Skip to main content

Full text of "De Ster"

See other formats


il 

1 

li  1   ■ 

f    -1  3 

•r?f     .  1= 

*         *> 

i' 

M 

*      .     '  w> 

i 

1^1     ■    i 

mJ    Ij 

■ 

1|    ^  f  P 

Verslag  149ste  oktoberconferentie 

van  de  Kerk  van  Jezus  Christus 

van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 

Mei  1980  •  80ste  jaargang  •  Nummer  5 


'^  P  ^ü  t 


„^-^mf%S 


Vr    X'^ 


••^5* 


r  •* 


t  H. 


Uitgave  van  De  Kerk 
van  Jezus  Christus  van  de 
Heiligen  der  Laatste  Dagen 


Mei  1980 
80ste  jaargang 
Nummer  5 


Eerste  Presidium:  Spencer  W.  Kimball,  N.  Eldon  Tanner,  Marion  G.  Romney. 

Raad  der  Twaalf:  Ezra  Taft  Benson,  Mark  E.  Petersen,  Le  Grand  Richards,  Howard  W.  Hunter, 
Gordon  B.  Hinckiey,  Thomas  S.  Monson,  Boyd  K.  Packer,  Marvin  J.  Ashton,  Bruce  R. 
McConkie,  L.  Tom  Perry,  David  B.  Haight,  James  E.  Faust. 

Adviseurs:  M.  Russell  Ballard,  Rex  D.  Pinegar,  Hugh  W.  Pinnock. 

Redacteur  kerkelijke  tijdschriften:  M.  Russell  Ballard. 

Redactie  De  Ster:  Larry  A.  Hiller,  Carol  Larsen,  Roger  Gylling,  Henri  J.  Tenthof  van  Noorden, 
Kerkelijk  Vertaalbureau,  Mauritsstraat  100,  3583  HW  Utrecht. 

Nieuwsredacteur:  Dirk  van  Boxel,  Ringkantoor,  postbus  84084,  2508  AB  Den  Haag. 


149ste  halfjaarlijkse  conferentie 
van  de  Kerk  van  Jezus  Christus 
van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 

Alfabetische  lijst  van  de  sprekers 


Ashton,  Marvin  J 99 

Bangerter,  W.  Grant 14 

Bradford,  William  R 56 

Brockbank,  Bernard  P 95 

Brown,  Victor  L 155 

Didier,  Charles 42 

Faust,  James  E 161 

Fyans,  J.  Thomas   149 

Haight,  David  B 37 

Hinckiey,  Gordon  B 10 

Hunter,  Howard  W 105 

Kikuchi,  Yoshihiko 48 

Kimball,  Spencer  W 5,  79,  132 

Komatsu,  Adney  Y 113 


McConkie,  Bruce  R 90 

Monson,  Thomas  S 109 

Packer,  Boyd  K 32 

Perry,  L.  Tom 51 

Petersen,  Mark  E 18 

Pinnock,  Hugh  W 123 

Richards,  LeGrand 127 

Romney,  Marion  G 24,  60,  167 

Scott,  Richard  G 117 

Smith,  Barbara  B 143 

Stone,  O.  Leslie 120 

Tanner,  N.  Eldon 29,  66,  82,  135 

Tuttle,  A.  Theodore 45 


Jaarabonnement: 

Fl.  21,60  storten  op  Citibank  Amsterdam,  rekeningnummer  266041434, 

De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen. 

Bf.  330  storten  op  Citibank  Antwerpen,  rekeningnummer  570-0157-600-33, 

De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen. 

USA  en  Canada  (niet  per  luchtpost):  $  10.00. 

©  1980  by  the  Corporation  of  the  President  of  The  Church  of  Jesus  Christ  of  Latter-day  Saints. 
All  rights  reserved. 

Verlag  Kirche  Jesu  Christi  der  Heiligen  der  Letzten  Tage,  PorthstraBe  5-7, 
D-6000  Frankfurt  am  Main  50. 


PB  MA  0438  DU 


jif^ö  Inhoudsopgave 


6  oktober  1979  -  Vergadering  van  zaterdagmorgen 

„Het  is  een  luisterend  oor  waaraan  wij  behoefte  hebben".  Spencer  W.  Kimball 5 

„Een  engel  van  de  Heer,  die  't  lange  zwijgen  brak".  Gordon  B.  Hinckley  10 

De  stem  des  Heren  is  tot  alle  mensen  gericht.  W.  Grant  Bangerter 14 

Amerika,  Amerika.  Mark  E.  Petersen 18 

Het  houden  van  een  geestelijke  instelling.  Marion  G.  Romney 24 

6  oktober  1979  -  Vergadering  van  zaterdag 

Het  steunen  van  kerkelijke  ambtenaren.  N.  Eldon  Tanner 29 

Gebeden  en  antwoorden.  Boyd  K.  packer 32 

Joseph  Smith  de  profeet.  David  B.  Haight 37 

De  taal:  een  goddelijke  wijze  om  iets  mede  te  delen.  Charles  Didier 42 

Daarom  werd  ik  onderwezen.  A.  Theodore  Tuttle 45 

Stuur  zendelingen  uit  elke  natie.  Yoshihiko  Kikuchi 48 

6  oktober  1979  -  Priesterschapsbijeenkomst 

Neem  de  juiste  beslissingen.  L.  Tom  Perry 51 

De  regeerders.  William  R.  Bradford 56 

Geloof  in  de  Here  Jezus  Christus.  Marion  G.  Romney  60 

Het  bestuur  van  de  kerk.  N.  Eldon  Tanner 66 

Onze  zusters  in  de  kerk.  Spencer  W.  Kimball 79 

7  oktober  1979  -  Zondagmorgenvergadering 

De  bijdragen  van  de  profeet  Joseph  Smith.  N.  Eldon  Tanner 82 

Het  raadsel  van  het  mormonisme.  Bruce  R.  McConkie 90 

Het  gebed  tot  onze  hemelse  Vader.  Bernard  P.  Brockbank 95 

Vooruitgang  door  verandering.  Marvin  J.  Ashton 99 

Het  lezen  van  de  Schriften.  Howard  W.  Hunter 105 

7  oktober  1979  -  Zaterdagmiddagvergadering 

Pornografie,  de  dodelijke  bacillendrager.  Thomas  S.  Monson 109 

„Na  vele  beproevingen  komen  de  zegeningen".  Adney  Y.  Komatsu  113 

Geluk  nu  en  voor  eeuwig.  Richard  Scott 117 

Geboden  die  wij  moeten  onderhouden.  O.  Leslie  Stone 120 

„Wij  gaan  met  onze  jongens  en  grijsaards".  Hugh  W.  Pinnock 123 

De  gave  van  de  heilige  Geest.  LeGrand  Richards 127 

„Geef  mij  daarom  dit  bergland".  Spencer  W.  Kimball 132 

6  oktober  1979  -  Vergadering  van  de  Welzijnszorg 

Bestendigheid  te  midden  van  verandering.  A^.  Eldon  Tanner 135 

De  rol  van  de  Zustershulpvereniging  in  de  priesterschapsraden.  Barbara  B.  Smith  143 

Het  besturen  van  de  welzijnszorg  door  de  priesterschap.  J.  Thomas  Fyans 149 

De  ene  zegenen.  Victor  L.  Brown 155 

De  kerk  regelen:  Welzijnszorgzendelingen  zijn  een  belangrijke  hulpbron.  James  E.  Faust 161 

De  rol  van  de  bisschop  in  het  welzijnsprogramma  van  de  kerk.  Marion  G.  Romney 167 

15  september  1979  -  Haardvuuravond  voor  de  zusters 

De  rol  van  rechtschapen  vrouwen.  Spencer  W.  Kimball 174 

Onze  meisjes  onderwijzen.  Naomi  M.  Shumway 180 

Vrouwen  voor  de  laatste  dagen.  Barbara  B.  Smith   187 

5  oktober  1979  -  Nieuws  van  de  kerk 

Hoogtepunten  uit  de  instructievergadering  voor  regionale  vertegenwoordigers.  Marvin  K.  Gardner  .  190 


Verslag  van  de  149ste 

halfjaarlijkse  conferentie  van 

De  Kerk  van  Jezus  Christus  van 

de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 


De  algemene  conferenties  van  de  afgelo- 
penjaren zijn  voor  een  deel  gedenkwaar- 
dig geweest  door  belangrijke  aankondi- 
gingen die  van  invloed  waren  op  de 
Schriften,  de  leringen  of  het  kerkelijk 
bestuur  van  Gods  koninkrijk  op  aarde. 
De  algemene  conferentie  van  oktober 
1979  ging  op  deze  manier  voort  met  en- 
kele belangrijke  aankondigingen  door 
president  N.  Eldon  Tanner  tijdens  de 
algemene  vergadering  van  zaterdag- 
middag. 

President  Tanner  zei:  „Ten  gevolge  van 
de  grote  toename  van  het  aantal  ringpa- 
triarchen  en  de  aanwezigheid  van  pa- 
triarchale dienstverlening  over  de  gehele 
wereld,  kunnen  wij  nu  bekend  maken 
dat  broeder  Eldred  G.  Smith  vanaf  he- 
den patriarch  in  ruste  zal  zijn,  hetgeen 
wil  zeggen  dat  hij  is  ontheven  van  alle 
plichten  die  betrekking  hebben  op  het 
ambt  van  patriarch  van  de  kerk." 
Volgend  op  deze  aankondiging  over  de 
patriarch,  zei  president  Tanner:  ,, Presi- 
dent Kimball  heeft  mij  ook  gevraagd  de 
eervolle  ontheffing  aan  te  kondigen  van 
het  algemeen  presidium  van  de  zondags- 


school —  bestaande  uit  de  presidenten 
Russell  M.  Nelson,  WiUiam  D.  Oswald 
en  J.  Hugh  Baird,  evenals  het  algemeen 
presidium  van  de  Jonge-Mannen  —  be- 
staande uit  president  Neil  D.  Schaerrer, 
Graham  W.  Doxey  en  Quinn  G. 
McKay.  De  conferentie  zal  opmerken 
dat,  als  de  namen  worden  voorgelezen, 
en  de  nieuwe  presidiums  van  de  Zon- 
dagsschool en  de  Jonge-Mannen  wor- 
den voorgesteld,  dit  leden  van  het  Eerste 
Quorum  van  Zeventig  zullen  zijn. 
Aldus  werd  steun  verleend  als  algemeen 
presidium  van  de  Zondagsschool  aan  de 
volgende  broeders:  Broeder  Hugh  W. 
Pinnock,  president;  broeder  Ronald  E. 
Poelman  en  broeder  Jack  H.  GoasUnd 
jr.  als  raadgevers.  Steun  verleend  als  het 
nieuwe  algemeen  presidium  van  de 
Jonge-Mannen  werden  broeder  Robert 
W.  Backman,  president  en  broeder 
Vaughn  J.  Featherstone  en  broeder  Rex 
D.  Pinegar  als  raadgevers. 
Hoewel  hij  slechts  één  maand  geleden 
een  operatie  aan  zijn  hoofd  had  onder- 
gaan presideerde  Spencer  W.  Kimball 
alle  vergaderingen.  Zijn  aanwezigheid 


Toespraken  en  wat  verder  plaats  vond  in  de  Tabernakel  op 
Temple  Square  te  Salt  Lake  City  (Utah)  op  6  en  7  oktober  1979 


verhoogde  op  de  conferentie  in  belang- 
rijke mate  de  geest  van  de  aanwezigen. 
Alle  vergaderingen  werden  geleid  door 
president  N.  Eldon  Tanner,  eerste  raad- 
gever, en  president  Marion  G.  Romney, 
tweede  raadgever.  Alle  algemene  autori- 
teiten van  de  kerk  waren  aanwezig  met 
uitzondering  van  broeder  Gene  R.  Cook 
en  broeder  F.  Enzio  Busche,  die  beiden 
herstellend  van  een  ziekte  waren. 
Gedeeltelijke  of  gehele  vergaderingen 
werden  doorgezonden  per  televisie  naar 
152  zenders  in  de  Verenigde  Staten  en 
Canada,  naar  1 3  andere  zenders  per  TV 
satelliet,  naar  777  zenders  via  kabeltele- 
visie en  satelliet  en  naar  7  zenders  via 
kabeltelevisie  en  videotape;  naar  63  ra- 
diozenders in  de  Verenigde  Staten;  naar 
71  radiozenders  in  Latijns  Amerika  (in 
Spaans  en  Portugees);  naar  1  radiozen- 
der in  Spanje  en  naar  63  radiozenders  in 
Australië;  naar  535  plaatsen  in  de  Vere- 


nigde Staten  en  Canada  alleen  via  een 
gesloten  audiocircuit;  de  vergadering 
van  de  welzijnszorg  alleen  via  een  geslo- 
ten audiocircuit  naar  907  plaatsen  en 
naar  Europa  via  videotape.  De  priester- 
schapsvergadering via  audiohulp- 
middelen  naar  1688  plaatsen  in  de  Vere- 
nigde Staten,  Canada,  Puerto  Rico, 
Australië,  Nieuw-Zeeland,  de  Filippij- 
nen en  Korea.  Ook  werden  vijf  vergade- 
ringen direct  per  televisiesatelliet  uitge- 
zonden naar  negen  plaatsen  in  de  Vere- 
nigde Staten  door  middel  van  een  expe- 
rimentele uitzending  waarbij  als  proef 
„aardstations  met  ontvangstschotels" 
waren  opgesteld. 

Als  toevoeging  aan  de  algemene  verga- 
deringen werd  vrijdag  5  oktober  in  het 
kerkkantoor  een  studiebijeenkomst 
voor  regionale  vertegenwoordigers 
gehouden.       De  Uitgevers.  D 


6  oktober  1979 

Vergadering  van  zaterdagmorgen 


„Het  is  een  luisterend 
oor  waaraan  wij 
behoefte  hebben" 


President  Spencer  W.  Kimball 


Mijn  geliefde  broeders  en  zusters  over  de 
gehele  wereld,  deze  morgen  breng  ik  on- 
ze groeten  over  aan  de  broeders  Gene  R. 
Cook  en  F.  Enzio  Busche,  die  ziek  zijn. 
Ik  groet  u  vanmorgen  op  deze,  de  o- 
peningsvergadering  van  de  wereldconfe- 
rentie van  De  Kerk  van  Jezus  Christus 
van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen,  met 
de  diepste  gevoelens  van  liefde  en 
dankbaarheid. 

Sedert  onze  aprilconferentie,  zes  maan- 
den geleden,  zijn  er  veel  dingen  gebeurd, 
zowel  voor  mij  persoonlijk  als  in  de 
kerk.  Ik  werd  tweemaal  in  een  zieken- 
huis opgenomen  en  ik  ben  hoogst  dank- 
baar dat  ik  in  leven  ben  en  gezond  en  wel 
hier  vandaag  bij  u.  Ik  dank  u  voor  de 
vele  gebeden  die  u  voor  mij  hebt  op- 
gezonden en  ik  ben  dankbaar  dat  onze 
hemelse  Vader  deze  gebeden  met  zulk 
een  rijke  overvloed  aan  zegeningen  heeft 
verhoord. 

Broeders  en  zusters,  andermaal  vraag  ik 
uw  aandacht  voor  het  vierde  gebod  dat 
de  Heer  aan  Mozes  gaf  op  de  berg  Sinaï: 
,, Gedenk  de  sabbatdag,  dat  gij  die  hei- 


ligt" (Exodus  20:8).  Laten  wij  ons  hier- 
aan in  onze  gezinnen  strikt  houden.  La- 
ten wij  ons  onthouden  van  alle  onnodige 
arbeid.  De  zondag  is  geen  dag  om  te 
gaan  jagen  of  vissen,  zwemmen  of  pick- 
nicken, zeilen  of  enige  andere  sport  te 
beoefenen.  De  winkels  in  de  streken 
waar  wij  in  grote  getalen  aanwezig  zijn 
zouden  niet  lang  op  zondag  open  blijven 
als  de  heiligen  op  die  dag  niet  zouden 
gaan  inkopen.  Onthoud  dat  de  Heer 
heeft  gezegd: 

,,En  opdat  gij  uzelf  meer  onbesmet  van 
de  wereld  moogt  bewaren,  moet  gij  op 
Mijn  heilige  dag  naar  het  huis  des  gebeds 
gaan  en  uw  sacramenten  opofferen: 
Want  voorwaar,  dit  is  een  dag,  die  u  is 
toegewezen  om  van  uw  arbeid  uit  te  rus- 
ten en  de  Allerhoogste  uw  toewijding  te 
betonen"  (LV  59:9,  10). 
En  dan  volgt  die  heerlijke  belofte: 
,,En  voor  zoverre  gij  dit  doet  met  dank- 
zegging, met  een  blijmoedig  hart  en  ge- 
laat, en  niet  met  veel  gelach  —  want  dit  is 
zonde  —  doch  met  een  vreugdevol  hart 
en  een  blijmoedig  gezicht  — 


Voorwaar  zeg  Ik:  Voor  zoverre  gij  dit 
doet,  is  de  volheid  der  aarde  de  uwe" 
(LV  59:15,  16). 

Nogmaals  uit  ik  mijn  blijdschap  over  de 
reactie  op  ons  dringend  verzoek  vruch- 
ten en  groenten  te  gaan  kweken.  Als  het 
oogstseizoen  ten  einde  loopt,  zal  het  een 
voldoening  zijn  de  overvloed  te  vergaren 
waarmee  de  Heer  onze  inspanningen 
heeft  gezegend. 

In  ditzelfde  verband  hebben  wij  waar- 
dering voor  de  arbeid  van  hen  die  huizen 
en  schuttingen,  schuren  en  werkplaatsen 
hebben  schoongemaakt,  opgeknapt  en 
geverfd.  Ga  alstubheft  door  met  dit  goe- 
de werk. 

Ik  houd  van  de  lofzang,  die  ons  onder 
andere  zegt:  „Wat  is  't  gebed?  D'op- 
rechte  wens,  door  ons  tot  God  gericht," 
{Heilige  lofzangen,  nr.  191).  Het  gebed  is 
zulk  een  voorrecht  —  om  tot  onze  Vader 
in  de  hemel  te  spreken.  Het  was  een  ge- 
bed, een  zeer  bijzonder  gebed,  dat  deze 
gehele  bedeling  opende.  Het  was  het  eer- 
ste hardop  uitgesproken  gebed  van  een 
jongeman.  Ik  hoop  dat  niet  teveel  van 
onze  gebeden  in  stilte  worden  uitgespro- 
ken, alhoewel  het  goed  is  om  als  wij  niet 
hardop  kunnen  bidden  een  stil  gebed  in 
ons  hart  en  gedachte  op  te  zenden. 
Aarzel  nooit  om  uw  gezin  voor  een  ge- 
bed rond  u  te  verzamelen,  in  het  bijzon- 
der in  die  tijden  wanneer  meer  dan  alleen 
een  gezinsgebed  's  morgens  en  's  avonds 
nodig  is.  Bijzondere  noden  vereisen  bij- 
zondere gebeden. 

Uw  kleintjes  zullen  leren  hoe  tot  hun 
Vader  in  de  hemel  te  spreken  door  naar 
hun  ouders  te  luisteren.  Zij  zullen  al 
spoedig  aanvoelen  hoe  oprecht  en  welge- 
meend uw  gebeden  zijn.  Als  uw  gebed 
een  gehaaste  en  ondoordachte  routine 
wordt,  zullen  zij  dit  ook  zien. 
Hoe  moeilijk  het  ook  lijkt,  ik  ben  tot  de 
slotsom  gekomen  dat  wanneer  ik  bid, 
anders  dan  in  persoonlijk  en  stil  gebed, 
het  beter  is  ons  eerder  zorgen  te  maken 


hoe  ons  Uefdevol  en  oprecht  met  God  in 
verbinding  te  stellen  dan  ons  zorgen  te 
maken  over  wat  de  luisteraars  kunnen 
denken.  De  herhaling  van  het  ,,amen" 
door  de  luisteraars  vormt  het  bewijs 
voor  hun  instemming  en  goedkeuring. 
Uiteraard  moet  met  de  inhoud  van  gebe- 
den rekening  worden  gehouden.  Dit  is 
een  van  de  redenen  waarom  gebeden  in 
het  openbaar  of  zelfs  gezinsgebeden  niet 
het  totaal  van  ons  bidden  kunnen  zijn. 
Over  sommige  dingen  kunnen  wij  het 
beste  alleen  bidden  wanneer  er  met  tijd 
en  vertrouwelijkheid  geen  rekening  be- 
hoeft te  worden  gehouden.  Als  wij  ons  in 
deze  bijzondere  momenten  van  gebed 
niet  geheel  tegenover  de  Heer  uitspre- 
ken, kan  dit  betekenen  dat  sommige  ze- 
geningen ons  zullen  worden  onthouden. 
Per  slot  van  rekening  komen  wij  met  een 
verzoek  tot  onze  alwijze,  hemelse  Vader, 
waarom  zouden  wij  er  dan  ook  ooit 
maar  aan  denken  om  onze  gevoelens  of 
gedachten  onuitgesproken  te  laten  die 
betrekking  hebben  op  onze  behoeften  en 
zegeningen.  Wij  hopen  dat  onze  mensen 
overvloedig  hun  gebeden  zullen 
uitspreken. 

Het  zal  ons  ook  niet  schaden  als  wij  aan 
het  einde  van  onze  gebeden  eens  even 
aandachtig  luisteren  —  zelfs  al  is  dit 
maar  een  paar  ogenbhkken  —  en  om 
altijd  te  bidden  zoals  de  Zaligmaker 
deed  ,,niet  mijn  wil,  maar  de  uwe  ge- 
schiede" (Lucas  22  :  42). 
Ik  houd  van  de  wijsheid  van  Benjamin 
Franklin  (Amerikaans  staatsman  en  fi- 
losoof, 1706-1790),  toen  hij  zei:  „Werk 
alsof  je  honderd  jaar  zult  leven,  maar  bid 
alsof  je  morgen  zult  sterven."  (John 
Bartlett,  comp.,  Familiar  Quotations, 
blz.  422.) 

En  wanneer  de  dag  ten  einde  is,  alsook 
wanneer  deze  begint,  laat  ons  dan  niet 
vergeten  te  bidden,  want  zoals  George 
Herbert  (Engels  geestelijke  en  dichter, 
1593-1633)  opmerkte:  ,,Wie  naar  bed 


gaat  en  niet  bid  maakt  twee  nachten  in 
elke  dag."  (Familiar  Quotations,  blz. 
323.) 

Ik  heb  altijd  zeer  tedere  gevoelens  voor 
het  gebed,  en  de  macht  en  zegeningen 
daarvan.  Tijdens  mijn  leven  heb  ik  meer 
zegeningen  ontvangen  dan  waarvoor  ik 
ooit  voldoende  dank  kan  zeggen.  De 
Heer  is  zo  goed  voor  mij  geweest.  Ik  heb 
zoveel  in  ziekte  en  gezondheid  onder- 


De  president  bespreekt  het 

heiligen  van  de  sabbat,  het 

vurig  gebed,  het  schrijven  van 

persoonhjke  dagboeken, 

reinheid  en  het  Woord  van 

Wijsheid. 


vonden,  dat  mij  zonder  enige  twijfel  in 
mijn  hart  en  in  mijn  verstand  de  zeker- 
heid is  gegeven  dat  er  een  God  in  de 
hemel  is,  dat  Hij  onze  Vader  is  en  dat  Hij 
onze  gebeden  hoort  en  beantwoordt. 
Laat  mij  nogmaals  aan  u  allen  in  het 
openbaar  mijn  diep  en  innig  gevoel  van 
dankbaarheid  uiten  voor  de  vele  gebe- 
den die  voor  mij  zijn  opgezonden  tijdens 
mijn  recente  ziekte.  Zij  zijn  een  wonder- 
baarlijke bron  van  rust,  troost  en  gene- 
zing voor  mij  en  mijn  gehefde  Camilla 
geweest.  De  Heer  heeft  uw  smeekbeden 
gehoord  en  als  resultaat  heb  ik  het  voor- 
recht om  met  u  in  deze  grootse  conferen- 
tie aanwezig  te  zijn. 
Bij  meerdere  gelegenheden  heb  ik  de  hei- 
Hgen  aangemoedigd  persoonlijke  dag- 
boeken en  familieverslagen  bij  te  hou- 
den. Ik  herhaal  deze  vermaning.  Wij 
kunnen  van  mening  zijn  dat  het  van  wei- 
nig belang  is  hetgeen  wij  persoonlijk  zeg- 
gen of  doen  —  maar  het  is  opvallend,  als 
wij  het  eens  goed  nagaan,  hoeveel  van 
onze  gezinnen  belangstellen  in  alles  wat 


wij  doen  en  alles  wat  wij  zeggen.  Ieder 
van  ons  is  belangrijk  voor  hen  die  ons  na 
en  dierbaar  zijn  —  en  als  onze  nakome- 
lingen lezen  over  onze  levenservaringen, 
zullen  ook  zij  ons  leren  kennen  en  lief- 
hebben. En  op  die  heerlijke  dag  als  onze 
gezinnen  samen  zullen  zijn  in  de  eeuwig- 
heid, zullen  wij  elkaar  reeds  kennen. 
Sinds  onheuglijke  tijden  heeft  de  Heer 
ons  geraden  een  volk  te  zijn  dat  versla- 
gen bijhoudt.  In  Exodus  lezen  wij:  ,,En 
Mozes  schreef  al  de  woorden  des  Heren 
op."  (Exodus  24  :  4.) 
En  vervolgens:  „En  het  geschiedde,  dat 
de  Here  tot  Mozes  sprak,  zeggende:  Zie, 
Ik  openbaar  u  de  dingen  van  dezen  he- 
mel en  deze  aarde;  schrijf  de  woorden 
op,  die  Ik  spreek."  (Mozes  2:1.) 
Nephi  zei  tegen  zijn  broeders  toen  zij  uit 
de  woestijn  naar  Jeruzalem  terugkeer- 
den om  de  koperen  platen  te  bemachti- 
gen: „En  ziet,  het  is  naar  de  wijsheid 
Gods,  dat  wij  deze  verslagen  moeten  ver- 
krijgen om  de  taal  onzer  vaderen  voor 
onze  kinderen  te  bewaren."  (1  Nephi 
3:19.) 

Toen  de  Zaligmaker  dit  werelddeel  na 
zijn  opstanding  bezocht,  beval  Hij  de 
Nephieten  verslagen  bij  te  werken, 
zeggende: 

„Geeft  daarom  acht  op  Mijn  woorden; 
schrijft  de  dingen  op,  die  Ik  u  hebt  ver- 
teld .  .  . 

En  Jezus  zeide  tot  hen:  Hoe  komt  het, 
dat  gij  dit  niet  hebt  opgeschreven  .  .  . 
En  Jezus  gebood,  dat  het  zou  worden 
opgeschreven;  daarom  werd  het  volgens 
Zijn  gebod  te  boek  gesteld."  (3  Nephi 
23:4,  11,  13.) 

En  in  onze  dagen  zei  de  Heer  tot  de 
profeet  Joseph  Smith:  „En  laten  verder 
alle  verslagen  in  orde  worden  gehouden, 
opdat  ze  in  de  archieven  van  Mijn  heilige 
tempel  mogen  worden  gebracht  .  .  ." 
(LV  127:9.) 

Laat  ons  daarom  doorgaan  met  dit  be- 
langrijke werk  van  dingen  opschrijven 


die  wij  doen,  de  dingen  die  wij  zeggen,  de 
dingen  die  wij  denken  ten  einde  in  over- 
eenstemming te  zijn  met  de  leringen  des 
Heren.  Voor  degenen  onder  u  die  mis- 
schien nog  niet  zijn  begonnen  met  uw 
gedenkboek  en  uw  verslagen,  stellen  wij 
voor  dat  u  nog  vandaag  begint  met  uw 
verslagen  volledig  bij  te  houden.  Wij  ho- 
pen dat  u  dit  zult  doen  broeders  en  zus- 
ters, want  dit  is  wat  de  Heer  heeft 
geboden. 

Als  wij  om  ons  heen  kijken  zien  wij  dat  er 
vele  machten  aan  het  werk  zijn  om  het 
gezin  te  vernietigen,  zowel  in  Amerika 
als  elders.  De  gezinsbanden  worden  ver- 
nield door  het  steeds  toenemend  aantal 
echtscheidingen,  door  toegenomen  on- 
trouw van  de  huwelijkspartners,  door  de 
verfoeilijke  zonde  van  abortus,  die  op 
het  punt  staat  een  nationale  schande  te 
worden  en  een  zeer  ernstige  zonde  is. 
Nóg  een  aantasting  van  het  gezin  is  de 
ongeoorloofde  en  zelfzuchtige  ge- 
boortebeperking. 

De  versterking  van  de  gezinsbanden  be- 
hoort overal  een  gemeenschappelijke 
leuze  voor  de  gezinnen  van  de  heiligen 
der  laatste  dagen  te  worden.  Hiertoe  be- 
hoort ook  de  terugkeer  naar  de  kuisheid, 
ons  waardevolste  bezit.  Kuisheid  en 
deugd  zijn  ,,het  liefst  en  kostbaarst  bo- 
ven alles"  (Moroni  9:9),  waardevoller 
dan  robijnen  of  diamanten,  dan  kudden 
vee,  dan  goud  of  zilver  of  auto's  en  land. 
Maar,  treurig  genoeg,  zijn  zij  in  veel  ge- 
vallen in  de  goedkoopste  winkels  en  te- 
gen de  laagste  prijzen  te  koop. 
Deze  deugden  kunnen  niet  met  geld  wor- 
den gekocht,  maar  iedereen  kan  ervan 
genieten,  zowel  zij  van  nederige  afkomst 
en  bescheiden  middelen  als  de  rijken,  net 
zoveel  door  de  leerling  aan  een  school  als 
door  de  professoren  aan  de  universiteit. 
Iedereen  kan  van  deze  grote  zegeningen 
genieten  door  ernaar  te  leven. 
Het  gebrek  aan  kuisheid,  trouw  en 
deugd  worden  zich  snel  over  de  gehele 


wereld  verspreidende  zonden,  waarvan 
men  zich  moet  bekeren  —  veroorzaakt 
stromen  van  tranen,  ontwricht  ontelba- 
re gezinnen,  ontneemt  ontelbare  kinde- 
ren hun  ouders  en  bezorgt  diepe  teleur- 
stelhng.  Verlies  van  deugdzaamheid 
heeft,  zoals  u  bekend,  vele  naties  en  be- 
schavingen ten  val  gebracht.  Moreel  ver- 
val is  een  schurk  en  zijn  voorhoofd  is 
gebrandmerkt  met  de  woorden  oneer- 
lijkheid, omkoping,  oneerbiedigheid,  ego- 
ïsme, immoraliteit,  liederlijkheid  en  alle 
vormen  van  seksuele  afwijking. 
Ieder  van  ons  is  een  zoon  of  dochter  van 
God  en  heeft  tot  taak  een  volmaakt,  aan 
Christus  gelijk  leven  van  zelfbeheersing 
te  leiden  om  dan  uiteindelijk  in  deugd- 
zaamheid naar  God  terug  te  keren. 
Ik  ben  van  plan  om  vanavond  tot  de 
broeders  in  de  priesterschap  te  spreken, 
die  over  honderden  plaatsen  in  de  gehele 
wereld  zijn  vergaderd,  en  ik  wil  hen 
eraan  herinneren  dat  „wij  allen  in  ons 
leven  zijn  gezegend  met  bijzondere  vrou- 
wen die  een  diepe  en  blijvende  invloed  op 
ons  hebben.  Hun  bijdrage  aan  ons  (broe- 
ders) was  en  is  iets  dat  van  eeuwigduren- 
de waarde  voor  ons  zal  zijn."  (Zie  Ensign 
van  november  1979,  blz.  48.) 
Ik  wil  vanmorgen  de  nadruk  op  deze 
gedachte  leggen.  Ik  kan  het  u  niet  sterk 
genoeg  op  het  hart  drukken  welk  een 
hoge  plaats  van  eer  en  achting  onze 
vrouwen,  moeders,  zusters  en  dochters 
in  De  Kerk  van  de  Heiligen  der  Laatste 
Dagen  innemen. 

,,En  toch,  in  de  Here  is  evenmin  de 
vrouw  zonder  man  iets,  als  de  man  zon- 
der vrouw."  (1  Korintiërs  11:11.) 
Broeders,  wij  kunnen  geen  verhoging 
verwerven  zonder  onze  vrouwen.  Er  kan 
geen  hemel  zijn  zonder  rechtschapen 
vrouwen. 

Onze  generatie,  is  evenals  vroegere,  een 
volk  van  drinkers  geworden.  De  rage 
van  drinken  is  vernietigend  voor  de  ze- 
den, veroorzaakt  armoede  en  ellende  en 


8 


is  oorzaak  van  veel  van  de  doden  op 
onze  wegen.  Hoe  kunnen  wij  een  einde 
aan  die  slachting  maken?  Het  evangelie 
zal  dit  doen.  De  boodschap  komt  van  de 
Allerhoogste.  Het  is  de  wil  van  God  en 
bevat  een  belofte. 

De  Heer  heeft  gezegd;  ,,En  alle  heiligen, 
die  deze  woorden  ter  harte  zullen  nemen 
en  nakomen,  en  in  gehoorzaamheid  aan 
de  geboden  zullen  leven,  zullen  gezond- 
heid in  nun  navel,  en  merg  in  hun  been- 
deren ontvangen. 

En  zij  zullen  wijsheid  en  grote  schatten 
aan  kennis  vinden,  ja,  verborgen  schat- 
ten;" (LV  89:18,  19). 
De  openbaring  zegt  ook:  ,,Heb  Ik  u  ge- 
waarschuwd, en  waarschuw  Ik  u  van  te 
voren,  door  u  dit  woord  van  wijsheid 
door  openbaring  te  geven"  (LV  89:4). 
De  gewoonte  van  het  roken  kan  worden 
afgeleerd  door  louter  het  Woord  van 
Wijsheid  en  de  geboden  des  Heren  na  te 
leven. 

Door  een  volkomen  kuis  leven  te  leiden, 
geen  overspel  of  ontucht  te  bedrijven, 
door  in  het  huwelijk  volkomen  eerlijk 
ten  opzichte  van  elkaar  te  staan,  en  het 
huwelijksverbond  hoog  te  houden,  zou 
de  wereld  verlost  kunnen  worden  van  de 
teistering  van  de  gemene,  pijnlijke  en 
kostbare  geslachtsziekte.  Dit  zou  de  ge- 
zinsbanden versterken  en  de  noodzaak 
uitschakelen  van  de  ellende  van  een 
ongeoorloofde  abortus  —  een  van  de 
grootste  euvels  van  onze  tijd. 
Toen  wijlen  president  J.  Reuben  Clark 
jr,  in  1948  vanaf  dit  spreekgestoelte  de 
heiligen  toesprak,  sprak  hij  over  het  heb- 
ben van  een  profeet  en  een  luisterend 
oor.  Hij  las  uit  een  brochure:  ,,Wij  heb- 
ben een  profeet  nodig."  Als  antwoord 
hierop  gaf  hij:  „Neen,  wij  hebben  al 
meer  dan  honderd  jaar  hedendaagse 
profeten  gehad  en  zij  hebben  ons  het 
woord  des  Heren  gegeven."  Hij  ging 
voort:  ,,De  moeilijkheid  met  de  wereld 
is,  dat  zij  geen  profeet  wil  die  gerechtig- 


heid predikt.  Zij  willen  een  profeet  die 
hen  vertelt  dat  hetgeen  zij  doen  goed  is, 
ongeacht  hoe  verkeerd  het  ook  mag  zijn. 
Een  profeet  heeft  gesproken  —  een  pro- 
feet spreekt  nu.  Wij  hebben  geen  behoef- 
te aan  nog  een  profeet.  Het  is  een  luiste- 
rend oor  waaraan  wij  behoefte  hebben." 
(Zie  Conference  Report  van  oktober 
1948,  blz.  79,  80.) 

Ik  bid  dat  wij  niet  alleen  acht  zullen  ge- 
ven op  de  woorden  van  president  Clark, 
maar  dat  wij  mogen  luisteren  naar  en  de 
raad  opvolgen  van  hetgeen  nu  wordt  ge- 
geven zoals  dit  tot  de  hedendaagse  pro- 
feten komt  door  inspiratie  en  openba- 
ring van  de  Heer  zelf. 
Ik  besluit  deze  boodschap  met  het  geven 
van  mijn  plechtig  getuigenis  aan  allen, 
die  binnen  het  bereik  van  mijn  stem  zijn, 
dat  het  evangehe  van  Jezus  Christus  niet 
alleen  waar  is,  maar  ook  de  enig  afdoen- 
de macht  tot  bestrijding  van  alle  kwaad 
en  de  oplossing  van  alle  ziekten  in  de 
wereld. 

Het  evangelie  van  Jezus  Christus  is  voor 
de  gehele  wereld.  Het  verspreidt  zich 
over  dit  land  van  vrijheid  —  een  land 
met  een  goddelijke  bestemming  —  over 
de  gehele  wereld  zoals  de  grote  steen,  die 
Daniël  zag,  één  die  zonder  toedoen  van 
mensenhanden  van  de  berg  losraakte 
(zie  Daniël  2:45). 

Broeders  en  zusters,  dit  is  het  werk  des 
Heren,  het  is  waar.  Dat  de  Heer  ons  in 
onze  gezinnen  moge  beschermen  in  ons 
streven  dichter  tot  Hem  te  komen  en  in 
het  onderhouden  van  zijn  geboden.  Wij 
betrekken  in  hetzelfde  gebed  en  in  de- 
zelfde zegening  alle  andere  kinderen  van 
onze  Vader,  waar  zij  zich  ook  mogen 
bevinden,  en  wij  nodigen  hen  uit  om  te 
komen  en  één  met  ons  te  zijn  in  het  ware 
koninkrijk  des  Heren  op  aarde. 
Dit  is  mijn  gebed  en  mijn  getuigenis  in  de 
naam  van  onze  geliefde  Zaligmaker,  Je- 
zus Christus.  Amen.  D 


„Een  engel  van  de  Heer, 
die  't  lange 
zwijgen  brak" 

(Lofzang  155) 

Ouderling  Gordon  B.  Hinckley 

van  de  Raad  der  Twaalf 


Dikwijls  zingen  wij  in  onze  gemeenten 
een  geliefde  lofzang —  de  woorden  wer- 
den meer  dan  honderd  jaar  geleden  door 
Parley  P.  Pratt  geschreven  (zie  Heilige 
lofzangen  nr.  155).  Zij  vertegenwoordi- 
gen zijn  uitspraken  over  de  wonderbaar- 
lijke komst  van  een  merkwaardig  boek. 
Deze  herfst  was  het  precies  150  jaar  gele- 
den dat  dit  boek  voor  het  eerst  in  druk 
werd  gezet  en  op  een  pers  in  Palmyra, 
New  York,  werd  gedrukt. 
Sta  mij  toe  u  te  vertellen  hoe  Parley  Pratt 
kennis  maakte  met  het  boek  waarover 
hij  deze  woorden  schreef:  In  1830  reisde 
hij  als  lekepriester  van  Ohio  naar  het 
oostelijk  deel  van  de  staat  New  York.  In 
het  aan  het  Eriekanaal  gelegen  Newark 
verliet  hij  de  boot  en  liep  16  kilometer 
landinwaarts  waar  hij  een  diaken  van  de 
baptistenkerk,  Hamlin  genaamd,  ont- 
moette. Deze  vertelde  hem  ,,over  een 
boek,"  een  vreemd  boek,  een  HEEL 
VREEMD  BOEK!  ...  Hij  zei  dat  werd 
beweerd  dat  dit  boek  oorspronkelijk  op 
gouden  of  koperen  platen  zou  zijn 
geschreven  door  een  zijtak  van  de  stam- 
men van  Israël  en  dat  het  was  ontdekt  en 
vertaald  door  een  jongeman  uit  de  om- 
geving van  Palmyra  in  de  staat  New 
York.  De  vertaUng  zou  zijn  verricht  met 
behulp  van  visioenen  of  de  bediening 
door  engelen.  Ik  vroeg  hem  hoe  en  waar 
het  boek  te  verkrijgen  was.  Hij  beloofde 
mij  dat  ik  het  de  volgende  dag  bij  hem 


thuis  zou  kunnen  zien  ...  De  volgende 
morgen  ging  ik  naar  zijn  huis  waar  ik 
voor  het  eerst  het  „BOEK  VAN 
MORMON"  aanschouwde  —  dat  boek 
der  boeken  .  .  .  hetgeen  het  hoofdbe- 
standdeel zou  zijn,  in  de  handen  van 
God,  bij  het  leiden  van  de  gehele  verdere 
loop  in  mijn  toekomstig  leven. 
„Ik  opende  het  met  gretigheid  en  las  het 
titelblad.  Ik  las  vervolgens  het  getuigenis 
van  de  verschillende  getuigen  met  be- 
trekking tot  de  wijze  waarop  het  was 
gevonden  en  vertaald.  Daarna  begon  ik 
de  inhoud  achter  elkaar  te  lezen.  Ik  las 
de  gehele  dag;  eten  was  bezwaarlijk,  ik 
had  geen  verlangen  naar  voedsel;  slapen 
was  een  bezwaar  toen  de  avond  viel, 
want  ik  verkoos  lezen  boven  slapen. 
Terwijl  ik  las  rustte  de  geest  des  Heren 
op  mij,  en  ik  wist  en  begreep  dat  het  boek 
waar  was,  net  zo  gewoon  en  zo  duidelijk 
als  iemand  begrijpt  en  weet  dat  hij  be- 
staat." {Autobiography  of  Parley  P. 
Pratt,  3e  ed.,  Salt  Lake  City:  Deseret 
Book  Co.,  1938,  blz.  36,  37.) 
Parley  Pratt  was  toen  drieëntwintig  jaar. 
Het  lezen  van  het  Boek  van  Mormon 
had  een  dermate  grote  invloed  op  hem 
dat  hij  spoedig  als  lid  van  de  kerk  werd 
gedoopt  en  een  van  haar  beste  en  krach- 
tigste voorstanders  werd.  In  de  loop  van 
zijn  bediening  reisde  hij  van  kust  tot  kust 
door  wat  nu  de  Verenigde  Staten  zijn,  hij 
ging   naar   Canada   en    Engeland;    hij 


10 


opende  het  werk  op  de  eilanden  van  de 
Stille  Oceaan  en  hij  was  de  eerste  mor- 
moonse  ouderhng  die  de  bodem  van 
Zuid-Amerika  betrad.  Toen  hij  in  1857 
een  zending  in  Arkansas  vervulde  werd 
hij  door  een  aanvaller  in  de  rug  gescho- 
ten en  gedood.  Hij  werd  in  een  landelijke 
omgeving  in  de  nabijheid  van  de  ge- 
meente Alma,  Arkansas,  begraven  en 
heden  ten  dage  geeft  een  blok  gepolijst 
graniet  de  plaats  van  zijn  graf,  in  deze 
rustige  omgeving,  aan.  In  de  steen  zijn  de 
woorden  van  nog  één  van  zijn  grootse  en 
profetische  lofzangen  gebeiteld  waaruit 
zijn  begrip  over  het  werk  waarmede  hij 
zich  bezighield  tot  uitdrukking  kwam: 
De  morgen  daagt,  de  nacht  vliedt  heen, 
ziet,  Zions  vaandel  wappert  fier, 
in  glorie  rijst  die  schone  dag, 
brengt  vreugde  voor  Gods  kindren  hier. 
De  wolk  van  dwaling  trekt  nu  heen, 
't  Licht  van  Gods  waarheid  drijft  haar 
voort. 

De  glans  van  deze  laatste  tijd,  -f  ai?" 
beschijnt  elk  volk  in  ieder  oord. 
(Heihge  lofzangen  nr.  113.) 
De  ervaring  van  Parley  Pratt  met  het 
Boek  van  Mormon  was  niet  op  zichzelf 
staand.  Toen  de  exemplaren  van  de  eer- 
ste druk  in  omloop  werden  gebracht  en 
gelezen,  werden  honderden  sterke  man- 
nen en  vrouwen  zo  diep  geroerd,  dat  zij 
alles  wat  zij  bezaten  opgaven,  en  in  de 
jaren  die  volgden  gaven  zelfs  velen  hun 
leven  voor  het  getuigenis  van  de  waar- 
heid van  dit  merkwaardige  boek,  dat  zij 
in  hun  hart  meedroegen. 
Thans,  anderhalve  eeuw  na  zijn  eerste 
publikatie  wordt  het  meer  algemeen  ge- 
lezen dan  in  welke  tijd  in  zijn  geschiede- 
nis ook.  Terwijl  er  5000  exemplaren  in  de 
eerste  druk  verschenen,  worden  de  he- 
dendaagse edities  in  partijen  van  een 
miljoen  besteld,  ook  wordt  het  boek 
thans  in  meer  dan  twintig  talen  gedrukt. 
Zijn  appèl  is  zo  tijdloos  als  de  waarheid, 
zo  universeel  als  de  mensheid.  Het  is  het 


enige  boek  dat  in  zijn  inhoud  een  belofte 
bevat  dat  de  lezer  door  goddelijke  macht 
met  zekerheid  kan  weten  dat  het  waar  is. 
Zijn  oorsprong  is  wonderbaarlijk.  Als 
het  verhaal  van  die  oorsprong  aan  ie- 
mand wordt  verteld,  die  er  niet  mee  op 
de  hoogte  is,  is  het  bijna  niet  te  geloven. 
Maar  het  boek  is  hier  en  wij  kunnen  het 
betasten,  en  in  onze  handen  nemen  en 


Het  appèl  van  het  Boek  van 

Mormon  is  „zo  tijdloos  als  de 

waarheid,  zo  universeel  als  de 

mensheid." 


het  lezen.  Niemand  kan  zijn  aanwezig- 
heid betwisten.  Alle  pogingen  om  zijn 
oorsprong  te  verklaren,  anders  dan  de 
verklaring  die  Joseph  Smith  heeft  gege- 
ven, zijn  van  enige  grond  ontbloot  ge- 
weest. Het  is  een  verslag  van  het  oude 
Amerika.  Het  bevat  Schrift  van  de  Nieu- 
we Wereld,  even  zeker  als  de  Bijbel  dit 
van  de  Oude  Wereld  bevat.  Beide  boe- 
ken spreken  over  elkaar.  Beide  dragen 
de  geest  van  inspiratie,  de  macht  om  te 
overtuigen  en  om  te  bekeren  met  zich. 
Gezamenlijk  worden  zij  tot  twee  getui- 
gen, hand  in  hand,  dat  Jezus  de  Christus 
is,  de  opgestane  en  levende  Zoon  van  de 
levende  God. 

Zijn  verhaal  is  een  kroniek  van  sedert 
lang  verdwenen  naties.  Maar  in  zijn  be- 
schrijving van  de  problemen  van  de  he- 
dendaagse maatschappij  is  het  even  ac- 
tueel als  onze  dagbladen  en  definitiever, 
geïnspireerder  en  meer  inspirerend  met 
betrekking  tot  de  oplossing  van  deze 
problemen. 

Mij  is  geen  ander  geschrift  bekend  dat 
met  zulk  een  duidelijkheid  de  tragische 
gevolgen  voor  samenlevingen  uiteenzet 


11 


die  een  koers  volgen  die  tegengesteld  is 
aan  de  geboden  van  God.  Zijn  bladzij- 
den gaan  de  geschiedenis  na  van  twee 
verschillende  beschavingen  die  op  het 
westelijk  halfrond  bloeiden.  Ieder  begon 
als  een  kleine  natie  en  hun  volkeren  wa- 
ren godvrezend.  Maar  met  de  welvaart 
ontstond  een  groeiend  kwaad.  Het  volk 
bezweek  voor  de  listen  van  eerzuchtige 
en  intrigerende  leiders  die  hen  zware  be- 
lastingen oplegden,  die  hen  met  holle 
leuzen  in  slaap  susten,  die  een  losbandig 
en  wulps  leven  tolereerden  en  zelfs  aan- 
moedigden, die  hen  in  verschrikkelijke 
oorlogen  betrokken  die  de  dood  van 
miljoenen  en  de  uiteindelijke  totale  uit- 
roeiing van  twee  grote  beschavingen  in 
twee  tijdperken  tot  resultaat  hadden. 
Geen  ander  geschreven  verslag  illus- 
treert zo  duidelijk  het  feit  dat  wanneer  de 
mensen  en  de  naties  in  de  vreze  voor 
God  wandelen  en  aan  zijn  geboden  ge- 
hoorzamen zij  bloeien  en  groeien,  maar 
wanneer  zij  Hem  en  zijn  woord  veron- 
achtzamen, volgt  er  een  verval  dat,  tenzij 
door  gerechtigheid  tot  staan  gebracht, 
tot  onmacht  en  dood  leidt.  Het  Boek  van 
Mormon  is  een  bevestiging  van  de 
spreuk  uit  het  Oude  Testament:  ,, Ge- 
rechtigheid verhoogt  een  volk,  maar 
zonde  is  een  schandvlek  der  natiën." 
(Spreuken  14:34.) 

Wij,  in  dit  goede  land  Amerika,  horen 
thans  vele  discussies  over  een  ontwerp- 
verdrag dat  ten  doel  heeft  de  waarschijn- 
lijkheid van  nucleaire  aanvallen  op  dit 
continent  te  verminderen.  Er  wordt  veel 
gesproken  over  een  evenwicht  in  de 
machtsverhoudingen  en  over  een  even- 
wicht in  intimidatie.  Ik  zou  u  gaarne 
eens  willen  voorlezen  wat  de  God  des 
hemels  lang  geleden  over  dit  land  heeft 
gezegd  hetgeen  is  opgetekend  in  het 
boek  waarover  wij  op  het  ogenblik 
spreken: 

,,Ziet,  dit  is  een  verkieslijk  land,  en  welke 
natie  het  ook  zal  bezitten,  zal  vrij  zijn 


van  slavernij  en  van  gevangenschap,  en 
van  alle  andere  natiën  onder  de  hemel, 
indien  zij  slechts  de  God  van  het  land  wil 
dienen.  Die  Jezus  Christus  is.  .  ."  (Ether 
2:12.) 

Terwijl  het  met  gezag  de  strijdvragen 
beantwoordt  die  onze  hedendaagse  sa- 
menleving beïnvloeden,  is  het  grote  en 
veelbewogen  hoofdthema  van  zijn 
boodschap  een  getuigenis,  vibrerend  en 
waar,  dat  Jezus  de  Christus  is,  de  beloof- 
de Messias,  Hij  die  langs  de  stoffige  we- 
gen van  Palestina  wandelde  en  de  zieken 
genas  en  de  leringen  van  zaligheid  on- 
derwees: die  aan  het  kruis  op  de  Calva- 
rieberg stierf;  die  op  de  derde  dag  uit  het 
graf  verrees  en  aan  velen  verscheen;  en 
die,  voorafgaande  aan  zijn  uiteindelijke 
hemelvaart  het  volk  van  dit  westelijk 
halfrond  bezocht,  waarover  Hij  eerder 
had  gezegd:  ,,Nog  andere  schapen  heb 
Ik,  die  niet  van  deze  stal  zijn;  ook  die 
moet  Ik  leiden  en  zij  zullen  naar  mijn 
stem  horen  en  het  zal  worden  één  kudde, 
één  herder."  (Johannes  10:16.) 
Gedurende  eeuwen  heeft  de  Bijbel  alleen 
gestaan  als  een  geschreven  getuigenis 
van  de  goddelijkheid  van  Jezus  van  Na- 
zaret.  Nu  staat  naast  de  Bijbel  een  twee- 
de en  machtige  getuige  die  is  gekomen 
„tot  overtuiging  van  Jood  en  niet-Jood, 
dat  JEZUS  de  CHRISTUS  is,  de 
EEUWIGE  GOD.  .  .  "  (Boek  van  Mor- 
mon, titelblad). 

Zoals  ik  eerder  heb  gezegd,  werd  precies 
150  jaar  geleden  ook  in  deze  tijd  van  het 
jaar  de  eerste  uitgave  van  het  Boek  van 
Mormon,  dat  was  vertaald  door  ,,de  ga- 
ve en  de  macht  Gods"  in  druk  gezet  en 
op  een  kleine  pers  in  Palmyra,  New 
York,  gedrukt.  Zijn  publikatie  ging 
vooraf  aan  en  was  een  voorbode  van  de 
organisatie  van  De  Kerk  van  Jezus 
Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Da- 
gen, welke  gebeurtenis  op  6  april  1830 
plaatsvond.  Op  6  april  1980,  zes  maan- 
den van  nu,  zullen  wij  de  150ste  verjaar- 


12 


dag  van  die  organisatie  met  een  groots 
jubileum  vieren. 

Vooruitlopend  op  die  150ste  verjaardag 
zou  ik  aan  de  leden  van  de  kerk  over  de 
gehele  wereld  en  aan  onze  vrienden  waar 
dezen  zich  ook  mogen  bevinden,  met 
klem  het  verzoek  willen  richten  om  het 
Boek  van  Mormon  te  lezen. 
Er  zijn  tussen  nu  en  8  april  nog  183 
dagen  waarin  239  hoofdstukken  moeten 
worden  gelezen.  Als  u  slechts  iedere 
werkdag  een  hoofdstuk  leest  en  iedere 
zondag  drie  hoofdstukken  en  de  vijf 
laatste  hoofdstukken  op  6  april,  dan  ein- 
digt u  op  die  historische  dag  met  de 
woorden  van  deze  merkwaardige  en 
laatste  uitdaging  gegeven  door  de  pro- 
feet Moroni  toen  hij  zijn  verslag  vijftien 
eeuwen  geleden  voltooide.  Hij  zei: 
„En  ik  vermaan  u  deze  dingen  te  beden- 
ken; want  de  tijd  nadert  snel,  dat  gij  zult 
weten,  dat  ik  niet  lieg,  want  gij  zult  mij 
zien  voor  de  rechterstoel  Gods;  en  de 


Here  God  zal  tot  u  zeggen:  Heb  Ik  Mijn 
woorden  niet  aan  u  verkondigd,  die  door 
deze  man  werden  geschreven,  gelijk  een 
roepende  uit  de  doden,  ja,  als  iemand, 
die  uit  het  stof  spreekt? 
En  God  zal  u  tonen,  dat  hetgeen  ik  heb 
geschreven,  waar  is."  (Moroni  10:27, 
29.) 

Mijn  broeders  en  zusters,  zonder  voor- 
behoud beloof  ik  u,  dat  als  ieder  van  u 
dit  eenvoudige  programma  in  acht  wil 
nemen,  ongeacht  hoeveel  maal  hiervoor 
u  misschien  het  Boek  van  Mormon  hebt 
gelezen,  er  in  uw  leven  en  in  uw  gezinnen 
een  grotere  aanwezigheid  van  de  Geest 
des  Heren  zal  zijn,  een  krachtiger  vastbe- 
radenheid om  in  gehoorzaamheid  aan 
zijn  geboden  te  wandelen,  en  een  sterker 
getuigenis  van  de  levende  waarachtig- 
heid van  de  Zoon  van  God.  Deze  plech- 
tige belofte  doe  ik  in  zijn  heilige  naam,  ja 
de  naam  van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


De  ouderlingen  Petersen  en  Tuttle 


13 


De  stem  des  Heren 

is  tot  alle  mensen  gericht 


Ouderling  W.  Grant  Bangerter 

van  het  presidium  van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


President  Kimball  heeft  geopperd  dat  de 
dingen,  die  wij  zeggen,  hetgeen  hij  reeds 
heeft  verklaard,  kunnen  ondersteunen. 
,, Nadat  God  eertijds  vele  malen  en  op 
vele  wijzen  tot  de  vaderen  gesproken  had 
in  de  profeten,  heeft  Hij  nu  in  het  laatst 
der  dagen  tot  ons  gesproken  in  den 
Zoon,  die  Hij  gesteld  heeft  tot  erfge- 
naam van  alle  dingen,  door  wie  Hij  ook 
de  wereld  geschapen  heeft."  (Hebreeën 
1:1,2.) 

Een  van  de  belangrijkste  oogmerken  van 
deze  algemene  conferentie  van  de  kerk  is 
om  nogmaals  te  verkondigen  dat  God 
een  profeet  heeft  geroepen  door  middel 
waarvan  Hij  zijn  wil  aan  de  volken  van 
de  wereld  bekendmaakt.  Dit  wil  zeggen 
dat  de  profeet  niet  alleen  is  gezonden 
naar  hen  die  zijn  woorden  aannemen, 
maar  dat  hij  ook  in  de  naam  van  God  tot 
alle  bewoners  van  de  aarde  spreekt.  Hij 
zegt,  zoals  een  van  de  profeten  uit  vroe- 
ger tijden  deed:  ,, Hoort,  hemelen,  en 
aarde,  neig  uw  oor,  want  de  Here  spreekt 
.  .  ."  (Jesaja  1:2.)  Hij  is  in  het  bijzonder 
gezonden  voor  u  die  niet  in  God  of  in 
profeten  geloven.  Zou  u  niet  willen  we- 
ten wat  hij  zegt?  Hij  zegt  dat  God  het 
oude  evangelie  in  deze  laatste  dagen  in 
zijn  volheid  heeft  hersteld  en  dat  Hij  een 
nieuw  verbond  met  al  zijn  volken  wil 
aangaan.  Hij  zegt  dat  Jezus  Christus  bin- 
nenkort opnieuw  naar  de  aarde  zal  ko- 


men om  de  wereld  te  redden  en  te  oorde- 
len en  dat  wij  allen  gereed  behoren  te 
zijn.  Of  u  dit  nu  gelooft  of  niet,  het  is 
wereldschokkend  nieuws. 
Het  frappante  feit  aangaande  profeten  is 
dat  de  meeste  mensen  niet  naar  hen  luis- 
teren. Het  is  daarom  dat  profeten  soms 
zo  ongeduldig  of  zelfs  boos  lijken.  Dat  is 
hoe  de  Heer  zich  voelt  als  wij  niet  luiste- 
ren. Dat  is  hoe  u  zich  voelt  als  uw  kinde- 
ren niet  naar  u  luisteren. 
Wij  weten  dat  sommigen  onder  u  zeggen 
dat  zij  niet  in  God  geloven.  Sommigen 
onder  u  zijn  zelfs  zo  onverstandig  ge- 
weest om  te  zeggen  dat  God  niet  bestaat. 
Zo'n  uitspraak  werpt  enkele  interessante 
vragen  op.  Denkt  u  dat  uw  geloof  enig 
verschil  uitmaakt?  Hij  gaat  heus  niet 
weg  alleen  maar  omdat  u  niet  in  Hem 
gelooft.  Het  is  bekend,  dat  toen  Gahleï 
(Italiaans  sterrekundige  en  natuurkun- 
dige, 1564-1642)  in  strijd  met  zijn  weten- 
schap werd  gedwongen  om  te  zeggen, 
dat  de  aarde  niet  draaide,  hij  eraan  toe- 
voegde: „En  toch  draait  zij;"  (zie 
CasseWs  Book  of  Quotations,  Proverbs 
and  Household  Words,  ed.  W.  Gurney 
Benham,  London  Cassell  and  Co.,  1914, 
blz.  737.)  Misschien  hebt  u  gelijk  als  u 
zegt  dat  God  niet  zo  is  als  u  is  verteld, 
maar  hoe  kunt  u  weten  dat  er  geen  God 
is?  Heeft  Hij  dit  aan  u  geopenbaard? 
Bent  u  daar  geweest  om  u  te  overtuigen? 


14 


Alles  wat  u  werkelijk  kunt  weten  is  dat  u 
niet  weet  of  er  een  God  is,  en  dat  is  een 
erkenning  van  uw  onwetendheid. 
Twee  Russen  cirkelden  met  een  ruimte- 
capsule een  paar  maal  rond  de  aarde  en 
zij  verklaarden  dat  zij  naar  de  hemel 
waren  gegaan  en  God  er  niet  was.  Dit  is 
een  vrij  zwak  argument  voor  atheïsme. 
Het  is  zelfs  niet  wetenschappelijk.  Het 
herinnert  mij  aan  een  godslasterlijke  op- 
merking van  een  schimpende  kennis  van 
mijn  broer  die  zei:  „Ik  droomde  dat  ik 
God  zag  en  Hij  was  een  paard."  Het 
antwoord  van  mijn  broer  luidde:  „Zeer 
zeker,  dat  is  heel  logisch  voor  een  ezel." 
Alle  bewijzen  zijn  aan  onze  zijde.  Men 
kan  niet  bewijzen  dat  God  niet  bij  ons  is. 
Om  te  weten  dat  God  niet  bestaat  zou 
iemand  overal  heen  moeten  gaan  en  alles 
weten. 

De  profeet  verklaart  dat  God  leeft  en  dat 
Hij  in  deze  laatste  dagen  tot  ons  spreekt. 
Als  getuigen  weten  wij  dit.  God  is  gezien, 
gehoord  en  gevoeld.  Met  de  verklaring 
dat  het  evangelie  hersteld  is,  gaat  de  be- 
lofte samen  dat  de  heilige  Geest  dit  feit 
aan  u  zal  getuigen  en  dan  zal  u  het  weten. 
Als  dit  niet  gebeurt  nadat  u  ernstig  en 
gebedsvol  hebt  geluisterd,  dan  bent  u 
van  alle  verplichtingen  om  te  geloven 
ontslagen. 

En  hoe  staat  het  met  u  die  in  God  gelo- 
ven maar  die  niet  in  profeten  of  openba- 
ring geloven?  Waarom  niet?  Hoe  kunt  u 
over  God  weten  als  er  geen  openbaring 
is?  Is  het  slecht  om  een  profeet  te  heb- 
ben? Bestaat  er  een  of  andere  bepaling 
die  dit  niet  toestaat?  Hebben  wij  geen 
behoefte  aan  een  profeet?  Zou  het,  bij- 
voorbeeld, geen  geruststellende  gedach- 
te zijn  als  de  president  van  de  Verenigde 
Staten  een  profeet  zou  zijn?  Zou  het  niet 
prachtig  voor  dit  land  zijn  als  God  ons 
precies  zou  vertellen  wat  wij  behoren  te 
doen?  In  feite  vertelt  Hij  dit  ons.  De 
enige  moeilijkheid  is  dat  wij  meestal  niet 
willen  luisteren.  Het  is  precies  hetzelfde 


als  in  vroeger  tijden  toen  andere  profe- 
ten hebben  gesproken.  U  pleegt  liever  o- 
verspel,  ontheiligt  de  sabbat,  drinkt  lie- 
ver uw  whisky  en  laat  liever  iemand  an- 
ders de  problemen  van  onze  samen- 
leving en  de  wereld  opknappen.  God 
probeert  al  deze  dingen  recht  te  zetten 
door  de  woorden  van  zijn  profeet.  En 
slechts  wanneer  u  voldoende  geloof  hebt 


„God  had  met  heel  wat 

moeihjkheden  te  kampen  opdat 

u  het  evangehe  kon  ontvangen 

—  en  nu  verteh  de  profeet  u 

dat  u  goed  doet  hieraan  de 

nodige  aandacht  te  besteden." 


zal  u  in  staat  zijn  de  boodschap  te  horen. 
Nu,  het  dwaaste  van  alles,  degenen  on- 
der u  die  tot  de  kerk  behoren  en  die 
zeggen  dat  zij  geen  belangstelling  heb- 
ben. U  zegt  dat  u  niet  godsdienstig  bent 
en  dat  u  het  niet  prettig  vindt  om  naar  de 
kerk  te  gaan.  Sommige  mensen  die  licha- 
melijk ziek  zijn  houden  ook  niet  van  hun 
medicijn,  naar  zij  nemen  het  omdat  zij 
beter  kunnen  worden.  Herinnert  u  zich 
nog  dat  uw  ouders  u  aanraadden  uw 
groenten  op  te  eten?  U  doet  nu  precies 
hetzelfde  met  uw  kinderen.  Laat  mij  u 
nu  eens  iets  over  uw  geestelijke  groenten 
vertellen.  U  bent  in  het  licht  opgevoed. 
U  weet  over  God.  U  weet  over  de  Zalig- 
maker. U  weet  dat  Zij  aan  Joseph  Smith 
verschenen.  U  weet  dat  de  engel  Moroni 
het  Boek  van  Mormon  aan  Joseph 
Smith  gaf.  U  hebt  het  thuis.  U  gelooft  in 
de  Bijbel.  Dat  is  heel  wat  om  weg  te 
gooien  alleen  maar  om  te  kunnen  gaan 
vissen! 

Ik  heb  een  vriend  die  op  een  keer  mee- 
ging met  een  familie-uitstapje  naar  Yel- 


15 


lowstone  Park.  Omdat  hij  zo  trouw  was 
aan  zijn  verplichtingen  als  een  lid  en  lei- 
der van  de  kerk,  hadden  enkele  van  zijn 
familieleden  de  neiging  om  de  draak  met 
zijn  puriteinse  strenge  godsdienstige  op- 
vattingen te  steken.  Op  een  zondagmor- 
gen haalden  zij  hem  over  om  met  hen  in 
een  boot  te  gaan  vissen.  Plotseling  stak 
er  een  sterke  wind  op  en  op  een  gegeven 
moment  werd  de  toestand  zo  gevaarlijk 
dat  zij  in  levensgevaar  verkeerden.  Hun 
schimpscheuten  en  twijfelzucht  verdwe- 
nen als  sneeuw  voor  de  zon.  Met  een 
klagende  eenstemmigheid  wendden  zij 
zich  tot  mijn  vriend  en  zeiden:  „Zou  jij 
alsjeblieft  voor  ons  willen  bidden"  Zij 
hadden  klaarblijkelijk  weinig  vertrou- 
wen in  hun  eigen  smeekbeden  of  mis- 
schien voelden  zij  hun  eigen  onwaardig- 
heid aan  om  goddelijke  hulp  te  vragen. 
De  ironie  van  het  geval  wil  dat  mijn 
vriend,  die  tegen  beter  weten  in  was  ver- 
leid om  iets  te  doen  wat  de  Heer  niet 
goedkeurde,  over  dit  geval  zei:  ,,0p  dat 
moment  kon  ik  niet  bidden.  Het  enige 
waaraan  ik  op  dat  ogenblik  dacht  was 
een  kop  in  de  krant  die  zei:  ,Ringpresi- 
dent  Verdrinkt  Tijdens  Vissen  op  Zon- 
dag.'". .  . 

God  had  met  heel  wat  moeilijkheden  te 
kampen  opdat  u  het  evangelie  kon  ont- 
vangen, en  nu  vertelt  de  profeet  u  dat  u 
goed  doet  hieraan  de  nodige  aandacht  te 
besteden  omdat  deze  dingen  voor  uw 
gelukzaligheid  zijn  en  dat  de  ,, weder- 
spanningen door  vele  smarten  zullen 
worden  gefolterd"  (LV  1:3). 
Wij  verheugen  ons  door  in  de  kerk  met 
vuur  de  grootse  lofzang  ,,Wij  danken  U, 
Heer,  voor  profeten"  (Lofzang  176)  te 
zingen.  Ik  heb  nu  iets  te  zeggen  tot  hen 
die  zichzelf  getrouw  en  toegewijd  aan  het 
evangeUe  beschouwen.  Alhoewel  zij 
dankbaar  zijn  voor  een  profeet,  zijn  wij 
dan  ook  zeker  dat  wij  werkelijk  hebben 
geluisterd  naar  hetgeen  hij  heeft  gezegd? 
Ik  weet  dat  wij  geïnspireerd  van  iedere 


conferentie  naar  huis  gaan,  dat  wij  onder 
de  indruk  zijn  van  de  boodschappen  die 
hij  heeft  gegeven  en  van  de  toespraken 
van  de  algemene  autoriteiten.  De  werke- 
lijke proef  op  de  som  echter  is  wat  wij 
doen  als  wij  weer  thuis  zijn. 
President  Kimball  sprak  vier  jaar  gele- 
den op  de  slotvergadering  van  een  alge- 
mene conferentie  en  verklaarde  hoe  diep 
hij  onder  de  indruk  was  van  de  bood- 
schappen en  leringen  die  in  de  verschil- 
lende toespraken  waren  gegeven.  Hij 
had  een  lijst  gemaakt  van  alle  dingen  die 
hij  zich  moest  herinneren  en  dat  hij  van 
plan  was,  om  zodra  hij  thuis  was,  zich- 
zelf te  verbeteren  overeenkomstig  alles 
wat  gezegd  was.  (Zie  Ensign  van  novem- 
ber 1975,  blz.  111  en  „Uit  het  diepst  van 
hun  hart"  in  De  Ster  van  april  1976,  blz. 
99.)  Waarom  zouden  wij  dat  niet  alle- 
maal doen?  Hebt  u  een  tuin?  Voorziet  u 
voor  het  ogenblik  en  voor  de  toekomst 
in  de  behoeften  van  uw  gezin?  Lost  u  uw 
schulden  af?  Hoe  is  uw  verhouding  ten 
opzichte  van  uw  Zaligmaker?  Bidt  u? 
Leest  u  de  Schriften?  Maakt  u  ruzie  met 
uw  buren,  of  met  uw  vrouw,  of  met  uw 
kinderen? 

Wij  kunnen  enkele  bijzondere  vragen 
aan  de  leiders  van  de  kerk  stellen.  Het 
zou  onbehoorlijk  zijn  om  kritiek  op  u  uit 
te  oefenen  omdat  wij  uw  toewijding  en 
opoffering  kennen,  maar  laat  mij  u  eens 
vragen:  Luistert  u  werkelijk  naar  wat  de 
profeet  zegt?  Wij  weten  dat  sommigen 
van  u  dit  meer  doen  dan  anderen.  Het  is 
nu  vijfjaar  geleden  dat  hij  heeft  gezegd 
dat  elke  jongen  op  zending  behoort  te 
gaan  (Zie  Ensign  van  mei  1974,  blz.  87  en 
,, Doelbewuste  voorbereiding  op  een  rijk 
leven  "  in  De  Ster  van  september  1974, 
blz.  378.)  Waarom  zit  de  helft  nog  thuis? 
Quorumpresidenten  en  huisonderwij- 
zers:  Waarom  zijn  er  nog  steeds  zovelen 
ziekelijk  en  ziek  van  geest?  Waarom  hebt 
u  niet  ,,de  zwakke  versterkt,  noch  ...  de 
afgedwaalde  teruggehaald,  noch  ...  de 


16 


verlorene  gezocht?  (Ezechiël  34  :  4.)  De 
Heer  heeft  u  bij  monde  van  zijn  profeet 
geroepen.  Luister  naar  hetgeen  hij  zegt. 
De  wijze  waarop  u  naar  de  profeet  luis- 
tert bepaalt  het  onderscheid  tussen  een 
Laman  of  Lemuël  of  een  Nephi.  Er  zijn 
enkele  Lamans  in  de  priesterschap  van 
de  kerk. 

Tot  allen  die  ik  heb  opgenoemd  —  onge- 
lovigen, niet-leden;  leden  van  de  kerk, 
zowel  getrouwen  als  zij  die  niet  zo  toege- 
wijd zijn;  en  tot  de  leiders;  tot  allen  die 
dragers  van  het  heilig  priesterschap  zijn 
—  verklaar  ik  als  iemand  die  het  weet  en 
het  gezag  bezit,  dat  Spencer  W.  Kimball, 
president  van  De  Kerk  van  Jezus  Chris- 
tus van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen, 


de  profeet  van  God  voor  alle  bewoners 
van  de  aarde  is.  Hij  is  de  rechtstreekse 
opvolger  van  Jesaja,  Maleachi,  Petrus, 
Jakobus  en  Johannes;  en  van  Joseph 
Smith  en  de  anderen  daarna.  Hij  is  de 
voornaamste  apostel  van  Jezus  Christus 
op  aarde  en  draagt  het  gezag  om  te  ver- 
kondigen dat  het  evangelie  in  deze  laat- 
ste dagen  op  aarde  is  hersteld  ter  voorbe- 
reiding van  de  wederkomst  en  dat  dit  de 
dagen  zijn  waarin  wij  ons  moeten  voor- 
bereiden. Zijn  stem  is  er  een  van  blijheid 
vanwege  het  heerlijke  nieuws  dat  hij 
brengt  en  een  plechtige  waarschuwing 
tot  ons  allen.  Ik  getuig  dit  in  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


17 


Amerika,  Amerika 


m     Ouderling  Mark  E.  Petersen 
van  de  Raad  der  Twaalf 


Na  een  van  zijn  reizen  door  Palestina, 
kwam  Jezus  in  zijn  eigen  stad  en  onder- 
wees op  de  sabbatdag  in  de  synagoge. 
Zij  die  Hem  hoorden,  waren  verbaasd 
over  zijn  leer,  maar  zij  ergerden  zich  er 
ook  aan. 

Hij  was  hun  buurman  geweest  en  zijn 
namen  het  Hem  kwalijk  dat  Hij  zich 
aanmatigde  hen  te  onderwijzen. 
Ze  zeiden:  ,,Is  dit  niet  de  timmerman,  de 
zoon  van  Maria,  en  de  broeder  van  Ja- 
kobus en  Jozef  en  Judas  en  Simon?  En 
behoren  zijn  zusters  hier  niet  bij  ons," 
(Marcus  6  :  3.) 

Jezus  werd  verdrietig,  omdat  ze  Hem 
verwierpen  en  ,,Hij  verwonderde  Zich 
over  hun  ongeloof."  (Marcus  6  :  6.) 
Toen  zei  Hij:  ,,Een  profeet  is  alleen  in 
zijn  vaderstad  en  onder  zijn  verwanten 
en  in  zijn  huis  ongeëerd."  (Marcus  6  :  4.) 
Maar  Hij  werd  niet  alleen  in  Nazaret 
verworpen. 

Aan  het  einde  van  zijn  bediening,  leek 
het  of  bijna  het  gehele  land  zich  tegen 
Hem  gekeerd  had. 

Toen  Hij  zijn  verwerping  in  Jeruzalem 
overdacht,  keek  Hij  op  de  stad  neer  en 
zei,  „Jeruzalem,  Jeruzalem  .  .  .  hoe  dik- 
wijls heb  Ik  uw  kinderen  willen  vergade- 
ren, gelijk  een  hen  haar  kuikens  onder 
haar  vleugels  vergadert,  en  gij  hebt  niet 
gewild."  (Matteüs  23:37.) 


En  toen  voorspelde  Hij  het  resultaat  van 
hun  verwerping  —  een  tragisch  gevolg, 
dat  ze  zichzelf  zouden  aandoen. 
Hij  zei,  ,,Zie,  uw  huis  wordt  aan  u  over- 
gelaten." (Matteüs  23:38.)  En  hoe  verla- 
ten was  het! 

Toen  de  Romeinse  legers  slechts  een 
paar  jaar  later  door  het  Heilige  Land 
trokken  en  Jeruzalem  wegvaagden,  was 
het  zo'n  ramp,  dat  het  de  voorspelling 
van  de  Heiland  volledig  weergaf,  toen 
Hij  zei:  ,,Want  er  zal  dan  een  grote  ver- 
drukking zijn,  zoals  er  niet  geweest  is 
van  het  begin  der  wereld  tot  nu  toe  en 
ook  nooit  meer  wezen  zal."  (Matteüs 
24:21.) 

Zoals  Josephus  (Joods  historicus  37-100 
n.Chr.)  het  in  zijn  geschriften  beschrijft, 
is  het  zelfs  bijna  tweeduizend  jaar  later 
vreselijk  hieraan  te  denken. 
Generaties  lang  had  Israël  zich  herhaal- 
delijk tot  de  goden  van  zijn  buurlanden 
gewend,  terwijl  ze  ook  de  profeten 
verwierpen. 

Alle  twaalf  stammen  werden  onder  sla- 
vernij gebracht. 

Twee  keerden  terug,  maar  werden  aan 
Rome  onderworpen. 
De  tien  stammen  gingen  aan  de  wereld 
verloren. 

De  resultaten  van  opstandigheid  waren 
inderdaad  verwoesting. 


II 


En  welke  les  schuilt  er  in  dit  alles? 
Dat  er  géén  volk  God  kan  bestrijden  en 
tóch  leven! 

ledere  natie  zal  lijden  als  zij  de  Heer  des 
Hemels  de  rug  toekeert  en  zijn  eeuwige 
voorschriften  schendt. 
Wanneer  ik  deze  dingen  in  de  heilige 
Schrift  bestudeer,  denk  ik  aan  ons,  die 
vandaag  leven. 

Behoren  wij  tot  dezelfde  categorie  als  zij 
van  vanouds? 

Accepteert  of  verwerpt  onze  moderne 
wereld  Jezus  Christus? 
En  wanneer  we  Hem  verwerpen,  moeten 
wij  dan  ook  verwoesting  verwachten? 
Gehoorzamen  de  zogenaamde  christelij- 
ke naties  Hem  werkelijk? 
Of  verloochenen  zij  Hem  wezenlijk  door 
hun  misdaden  en  verdorvenheid,  door  te 


„Ik  vraag  me  af,  of  de  Heer 
tegen  de  hedendaagse  mens  op 

dezelfde  wijze  zou  zeggen: 

, Engeland,  Duitsland,  Mexico, 

Scandinavië,  hoe  dikwijls  heb 

Ik  uw  kinderen  willen 

vergaderen.  .  .'" 


zeggen,     dat     zij     Hem     geloven     en 

aanvaarden. 

Hij  veracht  huichelarij!  Niemand  maakt 

zo  ernstig  bezwaar  tegen  huichelarij  als 

de  Almachtige. 

En  aanvaarden  onze  christelijke  naties 

Hem  dus  werkelijk  en  gehoorzamen  zij 

Hem? 

Wat  is  het  bewijs? 

De  wereld  eert  zijn  heilige  sabbat  niet 

meer. 

Overal  wordt  geweld  gepleegd. 

De  ware  betekenis  van  reinheid  is  bijna 

uitgewist 


Oneerlijkheid  is  voor  miljoenen  een  ma- 
nier van  leven. 

Zelfs  in  de  kerken  zijn  zijn  heilige  veror- 
deningen veranderd  of  weggelaten. 
Goddelijke  autoriteit  is  verloren  gegaan. 
De  geloofsbelijdenis  weerspiegelt  de  le- 
ringen van  de  mens. 
Het  goddelijke  zoonschap  van  Christus 
wordt  evenals  zijn  maagdelijke  geboorte 
in  twijfel  getrokken. 
Velen   geloven   niet   meer  in  zijn   op- 
standing. 

Kan  deze  hedendaagse  wereld  dan  naar 
waarheid  zeggen,  dat  zij  Jezus  Christus 
aanvaardt? 

Moet  Hij  zich  niet  verwonderen  over  het 
ongeloof  van  vandaag,  net  als  in  het  Na- 
zaret  van  vanouds? 

Zou  de  apostel  Paulus  zich  niet  ver- 
wonderen over  de  verdeeldheid  in  het 
moderne  christendom,  gezien  in  't  licht 
van  zijn  verklaring  dat  Christus  niet  ver- 
deeld is,  maar  dat  de  christenen  allen 
dezelfde  mening  zouden  moeten  zijn 
toegedaan  en  dat  er  geen  verdeling  onder 
hen  zou  moeten  zijn. 
Heeft  Hij  niet  gezegd,  dat  christenen  al- 
len eenstemmig  moesten  zijn,  vast  aan- 
eengesloten, één  van  zin  en  één  van  ge- 
voelen, en  scheuringen  onder  hen  moes- 
ten voorkomen?  (Zie  1  Korintiërs  1.) 
Zijn  niet  de  verdeeldheid  in  het  christen- 
dom en  de  beroering  binnen  de  christelij- 
ke naties  het  bewijs  van  hun  afwijken 
van  Christus?  En  hoe  staat  het  met  ons? 
Hoe  is  het  met  ons  als  leden  van  zijn  kerk 
gesteld? 

Hoe  toegewijd  zijn  wij  aan  de  zaak  van 
Christus? 

Is  er  enig  teken  dat  wij  Hem  verwerpen? 
Als  wij  falen  Hem  te  gehoorzamen,  ver- 
werpen wij  Hem  dan? 
Wanneer  we  de  doop  ontvangen,  sluiten 
wij  een  verbond  God  te  dienen.  Wanneer 
we  deelnemen  aan  het  avondmaal  van  de 
Heer,  sluiten  we  opnieuw  een  verbond 
Hem  te  dienen,  zijn  geboden  te  onder- 


19 


houden  en  Hem  steeds  te  gedenken. 
Bij  het  avondmaal  verzegelen  wij  ons 
verbond  door  deel  te  nemen  aan  de  heili- 
ge symbolen  van  de  kruisiging. 
Beloven  wij,  bij  het  deelnemen  hieraan, 
dan  niet  letterlijk,  elk  gebod  te  onder- 
houden en  verzegelen  we  die  belofte  dan 
niet  door  het  eten  van  het  gebroken 
brood  en  het  drinken  uit  de  beker? 
Wat  stelt  het  gebroken  brood  voor? 
Het  verscheurde  vlees  van  Christus! 
Wat  stelt  de  beker  voor? 
Zijn  bloed,  dat  Hij  aan  het  kruis  vergoot 
te  midden  van  zijn  oneindig  groot  lijden; 
een  lijden,  dat  Hemzelf,  zelfs  God,  de 
grootste  van  allen,  deed  sidderen  van 
pijn  en  uit  iedere  porie  bloeden  en  zowel 
lichamelijk  als  geestelijk  deed  lijden.  (Zie 
LV  19:18.) 

De  verzoening  is  het  meest  belangrijke, 
dat  ooit  heeft  plaatsgevonden. 
Krachtens  de  verzoening,  beloven  wij 
gehoorzaamheid  aan  onze  Vader  in  de 
hemel. 

We  beloven  niet  alleen  het  evangelie  in 
zijn  algemeenheid  te  leven,  maar  in  het 
bijzonder  de  afzonderlijke  geboden  te 
onderhouden. 

Wanneer  wij  bijvoorbeeld  van  het  ge- 
broken brood  nemen,  zeggen  wij  dan 
niet  tegen  God,  dat  wij  door  het  nemen 
van  dit  heilige  symbool  afspreken  de 
sabbatdag  heilig  te  houden? 
Of,  zoals  nog  een  voorbeeld,  bevestigen 
wij  niet  tegenover  de  hemel,  dat  wij  hier 
en  nu  beloven  onze  (volledige)  tiende  te 
betalen  en  dan  onze  belofte  te  verzegelen 
door  het  deelnemen  aan  het  avondmaal? 
Hebben  onze  verbonden  zo'n  specifieke 
betekenis? 

Ik  vraag  u,  zouden  zij  iets  minder  kun- 
nen betekenen? 

Wij  hebben  een  verbond  gesloten  om  te 
leven  bij  alle  woord  dat  de  mond  van 
God  uitgaat  en  zijn  heilige  voorschriften 
na  te  leven.  Deze  gehoorzaamheid  moet 
reinheid,  matigheid,  onkreukbaarheid, 


eerlijkheid,  zuiverheid,  barmhartigheid, 
gematigdheid,  trouw,  ijver  in  zijn  dienst, 
broederlijke  genegenheid,  geduld  en 
aanbidding  inhouden. 
En  het  moet  een  volledige  aanvaarding 
van  zijn  voorgeschreven  verordeningen 
inhouden. 

Door  gehoorzaamheid  aan  zijn  gebo- 
den, bewijzen  wij  onze  hefde  voor  Hem. 
Zei  Hij  niet:  „Wanneer  gij  Mij  hefhebt, 
zult  gij  mijn  geboden  bewaren?"  (Johan- 
nes  14:15.) 

En  Hij  maakte  het  ten  overvloede  duide- 
lijk, dat  wanneer  we  Hem  niet  gehoorza- 
men, wij  Hem  niet  liefhebben. 
Nu  wil  ik  u  vragen,  hoe  verschillen  wij 
als  heiligen  der  laatste  dagen  van  de  rest 
van  de  wereld? 

En  ik  vraag  u  zeer  ernstig  of  de  meeste 
hedendaagse  mensen  in  een  staat  leven, 
dat  zij  Christus  verwerpen,  daar  de 
meesten  van  hen  Hem  niet  dienen? 
Riskeert  onze  hedendaagse  wereld  de- 
zelfde soort  verwoesting  als  over  de  oude 
wereld  kwam  —  en  om  dezelfde  reden? 
Maar  Hij  is  barmhartig. 
Ofschoon  Hij  in  zijn  tijd  veracht  werd, 
bleef  Jezus  toch  liefde  en  vergevingsge- 
zindheid voor  allen  in  't  vooruitzicht 
stellen,  zelfs  voor  zijn  vijanden,  als  zij 
zich  wilden  bekeren. 
In  deze  zin  sprak  Hij  tot  hen  en  zei: 
„Jeruzalem,  Jeruzalem  .  .  .  hoe  dikwijls 
heb  Ik  uw  kinderen  willen  vergaderen, 
...  en  gij  hebt  niet  gewild."  (Matteüs 
23:37.) 

Bij  het  bestuderen  van  zijn  woorden, 
vraag  ik  me  af,  of  de  Heer  op  dezelfde 
meedogende  wijze  tot  de  hedendaagse 
mensheid  zou  spreken,  en  ik  voel,  dat 
Hij  dat  zou  doen,  daar  Hij  geen  aanne- 
mer des  persoons  is.  (Zie  LV  1:35.) 
Veronderstelt  u  dat  Hij  nu  zou  zeggen: 
,, Amerika,  Amerika,  hoe  menigmaal 
heb  Ik  uw  kinderen  willen  vergaderen, 
gelijk  een  hen  haar  kuikens  onder  haar 
vleugels  vergadert."  Of  zou  Hij  mis- 


20 


schien  zeggen:  „Engeland,  Engeland, 
hoe  dikwijls  heb  Ik  uw  kinderen  willen 
vergaderen?" 

Of,  ,, Duitsland,",  of  „Scandinavië",  of 
welk  ander  volk  op  aarde  dan  ook,  „hoe 
dikwijls  heb  Ik  uw  kinderen  willen 
vergaderen?" 

Zou  het  minder  erg  zijn  wanneer  wij 
Hem  in  deze  moderne  eeuw  verwerpen, 
dan  de  afval  van  oud  Israël,  toen  het  op 
afgoderij  overging? 

Het  is  geen  onbeduidend  iets  de  almach- 
tige God  door  onverschilligheid  of  op- 
zettelijk te  verwerpen. 
De  goddelijke  woorden  weerklinken  nog 
in  onze  oren:  ,,Ga  niet  lichtzinnig  met 
heilige  dingen  om."  (LV  6:12.) 
Zijn  geboden  worden  duidelijk  uiteen- 
gezet. 

Zijn  normen  betreffende  moraliteit,  eer- 
lijkheid en  andere  deugden  zijn  goed 
bekend. 


Maar  jammer  genoeg  worden  ze  vaker 
verworpen  dan  aanvaard. 
Betekent  dit,  dat  er  een  verwoesting  over 
ons  zal  komen? 

Waarom  zouden  de  wetgevende  mach- 
ten onzedelijkheid  goed  praten,  of  het  nu 
om  homoseksualiteit  of  iets  anders  gaat? 
Waarom  zouden  rijksambtenaren  onze- 
delijkheid goedpraten  en  zelfs  bescher- 
men? 

Waarom  zouden  de  makers  van  wetten 
—  waarom  zouden  gerechtshoven,  zich 
in  de  naam  van  de  grondwet  van  dit 
land,  tegen  gebed  en  het  lezen  van  de 
Schriften  verzetten,  waar  we  toch  dage- 
lijks bevestigen:  ,,0p  God  is  ons  vertrou- 
wen" (Oh  say,  can  you  see,  Hymns,  no. 
131)? 

Is  men  in  dit  christelijke  land  vóór  of 
tegen  Christus? 

Kan  er  met  eerbied  tegenover  God,  neu- 
traliteit bestaan? 


21 


Christus  zegt  van  niet! 
We  zijn  of  vóór  of  tegen  Hem.  (Zie 
Matteüs  12:30.) 

Waarom  zouden  wetgevende  machten 
een  op  grote  schaal  schenden  van  de  sab- 
batdag  begunstigen  en  de  wetten  op  de 
zondagse  sluitingstijden  verwerpen? 
Waarom  zouden  zogenaamd  christelijke 
volken  dit  toestaan? 
Bijna  zoals  kinderen,  winden  wij  ons  op 
over  brandstoftekorten  en  andere  onge- 
makken. 

We  tonen  ons  gebelgd  over  de  beperkin- 
gen op  onze  pretjes. 
Waarom  erkennen  wij  als  volwassen 
mannen  en  vrouwen  niet,  dat  het  ver- 
werpen van  God,  de  wortel  van  al  onze 
moeihjkheden  is? 

Waarom  weigeren  wij  de  feiten  in  onze 
toestand  onder  ogen  te  zien? 
Waarom  moeten  wij  ons  bhndehngs  in 
ellende  storten? 

Zouden  we  geen  rechtvaardige  en  juiste 
stappen  moeten  nemen,  om  onze  con- 
flicten, onze  misdaden  en  al  onze  verdor- 
venheden te  overwinnen? 
Er  is  slechts  één  zekere  en  bepaalde  weg: 
Keer  terug  tot  God! 
En  dat  moet  een  oprechte  aanvaarding 
van  de  Heer  Jezus  Christus  inhouden, 
met  volledige  gehoorzaamheid  aan  zijn 
voorschriften. 

Wat  zou  Hij  zelfs  nu  voor  Amerika 
doen,  wanneer  deze  natie  Hem  oprecht 
zou  aanvaarden? 

Wat  zou  Hij  doen  voor  Engeland,  voor 
Mexico,  voor  Scandinavië,  voor  Duits- 
land, voor  het  Oosten,  voor  Zuid- 
Amerika  en  voor  alle  volken,  als  zij  zich 
tot  Hem  zouden  wenden,  zich  van  hun 
overtredingen  zouden  bekeren  en  zijn 
goddelijke  uitnodiging  zouden  aan- 
vaarden? 

Hij  zegt:  „Komt  tot  Mij,  allen,  die  ver- 
moeid en  belast  zijt,  en  Ik  zal  u  rust 
geven; 
neemt  mijn  juk  op  u  en  leert  van  Mij, 


want  Ik  ben  zachtmoedig  en  nederig  van 
hart,  en  gij  zult  rust  vinden  voor  uw 
zielen; 

want  mijn  juk  is  zacht  en  mijn  last  is 
licht."  (Matteüs  11:28-30.) 
Denk  aan  de  last  van  oorlogen  en  de 
kosten  van  krijgsvoorraad  om  de  vrede 
te  handhaven.  Denk  aan  de  last  van  mis- 
daad en  van  overstelpende  schuld,  zowel 
persoonlijk  als  gemeenschappelijk. 
Denk  aan  de  zware  persoonlijke  lasten, 
die  we  in  deze  wereld  dragen. 
En  bedenk  dan,  wat  een  opluchting  het 
zou  zijn,  wanneer  we  ervan  bevrijd  zou- 
den zijn.  Dit  kan  bereikt  worden,  wan- 
neer we  de  uitnodiging  van  Christus 
aanvaarden. 

In  verhouding  tot  onze  vasten  van  nu,  is 
zijn  last  inderdaad  licht.  Zijn  juk  is  zacht 
en  in  de  warmte  van  zijn  goddelijke  hart 
wil  Hij  elk  bekeerd  mens  welkom  heten. 
Wij  behoeven  niet  bang  voor  Hem  te 
zijn,  want  Hij  is  zachtmoedig  en  oot- 
moedig van  hart. 

Luister!  Kunt  u  zijn  roep  horen?  Hij  zegt 
zelf  nu:  „Amerika,  Amerika,  hoe  vaak 
zal  Ik  u  nog  vergaderen  —  als  u  maar 
wilt  komen." 

,, Engeland,  Scandinavië,  Mexico, 
Duitsland,  Japan,  Korea  en  alle  andere 
landen.  Kunt  u  het  horen?  Hij  roept  u  — 
nu  vandaag. 

Hij  wil  u  zelfs  nu  vergaderen  en  u  voeden 
en  u  begunstigen  en  u  vrede  geven  — 
wanneer  u  maar  in  nederigheid  en  be- 
rouw tot  Hem  wilt  komen. 
In  de  Verenigde  Staten  zingen  we  vaak: 
,,God,  zegen  Amerika."  Laten  wij  er 
mee  door  gaan  en  het  zingen  als  een 
gebed. 

Maar  waarom  zingen  wij  ook  niet:  „God 
zegen  Engeland  en  God  zegen  Scandina- 
vië en  God  zegen  Zuid-Amerika  en 
Mexico  en  het  Oosten  en  God  zegen 
Australië  en  Nieuw-Zeeland  en  God  ze- 
gen alle  andere  landen?  Hij  zal  iedereen 
zegenen  —  wanneer  zij  zich  met  een  vast- 


22 


beraden  hart  tot  Hem  willen  keren. 
Maar  er  is  geen  andere  wijze. 
Hij  kan  hun  oorlogen,  hun  binnenlandse 
conflicten,  hun  armoede,  hun  werke- 
loosheid en  hun  behoefte  aan  uitkering 
eindigen. 

Hij  kan  hun  misdaden,  hun  zedelijk  ver- 
val en  al  de  ziekten,  die  ze  met  zich  mee- 
dragen ehmineren. 

Hij  kan  hen  vrede  geven  —  echte  vrede 
—  op  mentaal,  physiek,  geestelijk,  eco- 
nomisch en  politiek  gebied.  Maar  zij 
moeten  de  prijs  van  oprechte  gehoor- 
zaamheid aan  het  evangelie  van  de  Heer 
Jezus  Christus  betalen. 
Waarom  gebruiken  wij  ons  gezond  ver- 
stand niet  om  het  te  begrijpen? 


Waarom  gebruiken  wij  ons  gezond  ver- 
stand niet  om  ons  dadelijk  en  blijmoedig 
tot  Hem  te  keren? 
Is  dit  de  enige  veilige  koers? 
Het  is  geen  nietszeggend  betoog,  dat  we 
hier  vandaag  bespreken.  We  spreken 
hier  over  harde  feiten,  over  de  realiteit 
van  het  leven. 

Er  was  een  tijd  in  oud  Amerika,  dat 
dergelijke  zegeningen  over  het  land  kwa- 
men en  er  tweeduizend  jaar  bleven. 
Vrede  en  voorspoed  heerste  overal. 
Er  waren  tweehonderd  jaar  lang  geen 
oorlogen,  geen  misdaden,  geen  gevange- 
nissen, geen  armoede,  geen  zedelijke  ver- 
dorvenheid, geen  van  de  ziekten,  die 
door  zonden  veroorzaakt  worden. 
Dit  is  géén  verhaaltje  uit  een  sprookjes- 
boek. Het  was  pure  realiteit. 
Het  was  een  belangrijk  hoofdstuk  in  de 
geschiedenis,  dat  plaats  vond  maar  zich 
nooit  herhaald  heeft. 
Nochtans  kan  het  nu  in  onze  tijd,  op 
dezelfde  voorwaarden  herhaald  worden. 
De  miljarden,  die  wij  aan  bewapening 
besteden,  zouden  besteed  kunnen  wor- 
den aan  vreedzame  doeleinden. 
De  miljarden,  die  aan  misdaden  verlo- 
ren gaan,  zouden  aangewend  kunnen 
worden  om  het  menselijk  ras  te  verede- 
len. Er  zouden  geen  rasconflicten  zijn, 
geen  stakingen,  geen  boycotts  of  uitslui- 
tingen, geen  legers  of  zeemacht  en  geen 
kunstmaanoperaties     voor     spionage- 
doeleinden. 

Het  ligt  allemaal  binnen  ons  bereik,  als 
een  grote  materiële  realiteit. 
De  prijs  hiervoor  is  veel  lager,  dan  die  we 
nu  betalen  en  de  beloningen  zijn  onbe- 
schrijflijk veel  groter. 
Jeruzalem,  Amerika,  Engeland  en  alle 
andere  landen! 

De  Heer  zegt  tot  allen:  ,,Komt  tot  Mij 
...  en  Ik  zal  u  rust  geven;"  (Matteüs 
11:28). 

In  de  naam  van  de  Heer  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


23 


Het  houden  van 
een  geestelijke 
instelling 

President  Marion  G.  Romney 
tweede  raadgever  van  het  Eerste  Presidium 


Mijn  geliefde  broeders  en  zusters,  ik 
zoek  de  Geest  des  Heren,  als  ik  u  een 
boodschap  wil  brengen. 
Ik  heb  gekozen  om  over  een  blijvende 
geestelijke  instelling  te  spreken.  Dit  on- 
derwerp kwam  in  mijn  gedachten,  toen 
ik  de  vermaning  van  Jakob,  de  broer  van 
Nephi,  overdacht:  ,, Bedenkt,  dat  vlese- 
lijk gezind  te  zijn,  de  dood,  en  geestelijk 
gezind  te  zijn  het  eeuwige  leven  bete- 
kent." (2  Nephi  9  :  39.) 
President  McKay  definieerde  geestelijke 
insteUing  als  ,,het  bewustzijn  van  zelfo- 
verwinning  en  omgang  met  het  oneindi- 
ge." ,, Geestelijke  instelling,"  zei  hij,  „zet 
ons  aan  tot  het  overwinnen  van  moei- 
lijkheden en  tot  het  verwerven  van  steeds 
meer  sterkte.  Het  is  een  van  de  meest 
verheven  ervaringen  in  het  leven,  te  voe- 
len, hoe  uw  mogelijkheden  de  kans  krij- 
gen zich  te  ontplooien  en  waarheid  de 
ziel  verruimt."  (David  O.  McKay,  Step- 
ping Stones  to  an  Abundant  Life,  comp, 
Llewelyn  R.  McKay,  Salt  Lake  City: 
Deseret  Book  Co.,  1971,  blz.  99.) 
De  Heer  openbaarde  de  waarheid  door 
de  profeet  Joseph  Smith,  ,,alle  geest  is 
stof,  doch  is  fijner  of  reiner,  en  kan  al- 
leen door  reinere  ogen  worden  onder- 
scheiden." (LV  131:7.) 
Abraham  zei:  ,,De  Here  nu  had  aan  mij, 
Abraham,  de  intelligenties  getoond  die 
waren  georganiseerd,  eer  de  wereld  was, 


En  God  zag  deze  zielen,  dat  zij  goed 
waren; .  .  .  want  Hij  stond  te  midden  van 
hen  die  geesten  waren,  .  .  ."  (Abraham 
3:22,  23.) 

Deze  geesten  waren  het  nageslacht  van 
God,  die  volgens  Johannes  ook  een  geest 
is. 

Hij,  dat  wil  zeggen  Johannes  schreef: 
,,God  is  geest  en  wie  Hem  aanbidden, 
moeten  aanbidden  in  geest  en  in  waar- 
heid." (Johannes  4:24.) 
Ofschoon  Gods  geest  gekleed  gaat  in 
„een  lichaam  van  vlees  en  beenderen, 
even  tastbaar  als  dat  van  de  mens;"  (LV 
130:22),    is    zijn    lichaam    tijdelijk    noch 
vleselijk,  want  Hij  zegt: 
,,alle  dingen  zijn  Mij  geestelijk"  (LV 
29:34)  —  „alle  dingen  die  Ik  ooit  heb 
geschapen    door    het    woord    Mijner 
macht,  de  macht  Mijns  Geestes. 
.  .  .  zowel  geestelijk  als  tijdelijk  — 
Eerst  geestelijk,  vervolgens  tijdelijk,  het- 
geen het  begin  van  Mijn  werk  is;  en  ver- 
der, eerst  tijdelijk  en  vervolgens  geeste- 
lijk, hetgeen  het  einde  van  Mijn  werk  is 

.  .  .  dat  Mij  alle  dingen  geestelijk  zijn,  en 
nimmer  heb  Ik  u  een  wet  gegeven,  die 
tijdelijk  was;"  (LV  29:30-32,  34).Har- 
moniëren  met  God,  is  gesstelijk  zijn.  De 
mens  is  van  nature  geestelijk.  Zijn  geest 
is  een  kind  van  God. 
„De  geesten  van  de  bewoners  van  alle 


24 


werelden  van  Gode  gewonnen  zonen  en 
dochteren  zijn."  (LV  76:24.) 
Verder,  ,,En  de  Geest  van  de  Heer  — 
geeft  licht  aan  een  ieder,  die  in  de  wereld 
komt;  en  de  Geest  verlicht  een  ieder  ge- 
durende zijn  aardse  bestaan,  die  naar  de 
stem  des  Geestes  luistert. 
En  een  ieder,  die  naar  de  stem  des  Gees- 
tes luistert,  komt  tot  God,  ja,  tot  de  Va- 
der." (LV  84:46,  47.) 
,, ledere  menselijke  geest  was  in  den  be- 
ginnen onschuldig;  en  omdat  God  de 
mens  van  de  val  heeft  verlost,  werd  de 
mens  wederom,  in  zijn  kinderlijke  staat, 
onschuldig  voor  God. 
En  de  boze  komt,  en  neemt  .  .  .  licht  en 
waarheid  .  .  .  weg."  (LV  93:38,  39.) 
Dit  verlies  van  geestelijke  instelling  be- 
gon bij  de  kinderen  van  Adam  en  Eva, 


„Harmoniëren  met  God,  is 

geestelijk  zijn.  De  mens  is  van 

nature  geestelijk.  Zijn  geest  is 

een  kind  van  God." 


toen  zij  weigerden  de  leringen  van  hun 
ouders  te  gehoorzamen. 
U  zult  zich  herinneren,  dat  Adam  door 
een  engel  het  evangelie  werd  onderwe- 
zen, (zie  Mozes  5:6-8)  en  dat  hij  daarna, 
„door  den  Geest  des  Heeren  werd  weg- 
gevoerd," en  hij  werd  gedoopt  en  ont- 
ving de  HeiUge  Geest.  "  En  aldus  werd 
hij  uit  den  Geest  geboren"  (zie  Mozes  6  : 
64,  65;  zie  ook  5  :  10). 
,,En  Adam  en  Eva  prezen  de  naam  van 
God,  en  zij  maakten  hun  zonen  en  doch- 
teren alles  bekend. 

En  Satan  kwam  onder  hen,  die  zonen  en 
dochteren  zeggende:  Ik  ben  ook  een 
zoon  Gods.  En  hij  gebood  hun,  zeggen- 
de: Gelooft  het  niet.  (Hier  wordt  be- 


doeld, de  leringen  van  hun  ouders.)  En 
zij  geloofden  het  niet;  en  zij  hadden  Sa- 
tan liever  dan  God.  En  van  die  tijd  af 
begonnen  de  mensen  vleselijk,  natuur- 
lijk en  duivels  te  worden."  (Mozes  5:12, 
13.) 

Een  geestelijke  instelling  komt  door  ge- 
loof, bekering,  doop  en  het  ontvangen 
van  de  heihge  Geest.  Iemand,  die  in  het 
gezelschap  van  de  heilige  Geest  verkeert 
leeft  in  harmonie  met  God.  Daarom 
heeft  hij  een  geestelijke  instelling.  Een 
geestelijke  instelling  wordt  in  stand  ge- 
houden, door  zo  te  leven,  dat  u  in  gezel- 
schap van  de  heilige  Geest  blijft  verke- 
ren. Door  te  leren  wat  onze  plichten  zijn 
en  ze  na  te  komen,  bewandelen  wij  de 
veilige  weg  om  dit  te  bereiken.  Zij  hou- 
den het  nakomen  van  het  eerste  en  twee- 
de grote  gebod  in:  ,,Gij  zult  de  Here,  uw 
God,  liefhebben  met  geheel  uw  hart  en 
met  geheel  uw  ziel  en  met  geheel  uw 
verstand,"  en 

,,Gij  zult  uw  naaste  liefhebben  als  uzelf." 
(Matteüs  22  :  37,  39.) 
Zij  houden  ook  gehoorzaamheid  in  aan 
de  Tien  Geboden  en  de  Bergrede,  het 
nakomen  van  de  Artikelen  des  Geloofs 
en  gebed.  Met  betrekking  tot  de  belang- 
rijkheid van  gebed  bij  het  behouden  van 
een  geestelijke  instelling,  is  het  interes- 
sant op  te  merken,  dat  het  eerste  opgete- 
kende gebed,  dat  Adam  en  Eva  na  hun 
verdrijving  uit  de  hof  ontvingen,  was: 
,,dat  zij  de  Here,  hun  God,  aanbaden." 
(Mozes  5  :  5.) 

Het  volgende  hemelse  wezen,  dat  tegen 
Adam  sprak,  was  de  engel  die  hem  zei, 
dat  de  offerande  die  hij  offerde,  een  gelij- 
kenis was  van  de  offerande  van  de  Enig- 
geborene  des  Vaders  .  .  .  ,, Daarom  zult 
gij  alles,  wat  gij  doet,  in  de  Naam  des 
Zoons  doen,  en  gij  zult  u  bekeren,  en 
God  voor  altoos  in  den  Naam  des  Zoons 
aanroepen."  (Mozes  5:7,  8.) 
Van  toen  tot  nu,  werd  geen  goddelijk 
gebod  zo  vaak  herhaald  als  het  gebod,  in 


25 


de  naam  van  de  Heer  Jezus  Christus  te 
bidden.  Een  van  de  indrukwekkendste 
lessen,  over  de  belangrijkheid  van  het 
gebed,  werd  door  de  broeder  van  Jared 
ontvangen,  toen  ,,De  Here  ...  in  een 
wolk  stond  en  met  hem  sprak.  En  de 
Here  sprak  drie  uren  lang  met  de  broe- 
der van  Jared,  en  bestrafte  hem,  omdat 
hij  niet  indachtig  was  de  naam  des  Heren 
aan  te  roepen".  En,  zo  gaat  het  verslag 
verder,  ,,de  broeder  van  Jared  bekeerde 
zich  van  het  kwaad,  dat  hij  had  bedre- 
ven, en  riep  de  naam  des  Heren  aan  voor 
zijn  broederen,  die  bij  hem  waren.  En  de 
Here  zei  tot  hem:  Ik  zal  u  en  uw  broede- 
ren uw  zonden  vergeven;  maar  gij  moet 
niet  meer  zondigen,  want  gij  moet  be- 
denken, dat  Mijn  Geest  niet  altijd  met  de 
mens  zal  twisten;"  (Ether  2  :  14,  15). 
Niet  lang  daarna,  bad  de  broeder  van 
Jared  met  zo'n  geloof,  dat  de  Heer  Jezus 
Christus,  toen  een  voorsterfelijke  geest, 
aan  hem  verscheen  en  zei:  „Zie  Ik  ben 
Jezus  Christus.  .  .  dit  lichaam  dat  gij  nu 
aanschouwt,  is  het  lichaam  van  Mijn 
geest.  .  .  en  zoals  Ik  er  voor  u  in  de  geest 
uitzie,  zal  Ik  aan  Mijn  volk  in  het  vlees 
verschijnen."  (Ether  3:14,  16.) 
Nog  een  overtuigend  bewijs  van  de 
kracht  van  het  gebed  teneinde  geestelijk 
ingesteld  te  blijven  is  de  verklaring  die 
Enos,  de  zoon  van  Jakob,  gaf  toen  hij 
schreef: 

„En  ik  zal  u  van  de  strijd  vertellen,  die  ik 
voor  God  had,  voordat  ik  vergeving  mij- 
ner zonden  ontving. 
Ziet,  ik  ging  op  wild  jagen  in  de  wouden; 
en  de  woorden,  die  ik  mijn  vader  dikwijls 
had  horen  spreken  aangaande  het  eeuwi- 
ge leven  en  de  vreugde  der  heiligen  had 
ik  ter  harte  genomen. 
En  mijn  ziel  hongerde;  en  ik  knielde 
voor  mijn  Maker  neder  en  riep  Hem  aan 
in  krachtig  gebed  en  smeken  voor  mijn 
ziel;  en  de  ganse  dag  riep  ik  Hem  aan;  ja 
toen  de  avond  viel,  verhief  ik  nog  steeds 
mijn  stem  ten  hemel. 


En  er  kwam  een  stem  tot  mij,  die  zeide: 
Enos,  uw  zonden  zijn  u  vergeven  en  gij 
zult  worden  gezegend. 
En  ik,  Enos,  wist  dat  God  niet  kon  liege- 
n;  daarom  was  mijn  schuld  uitgewist. 
En  ik  zeide:  Heer,  hoe  is  het  geschied? 
En  Hij  zeide  tot  mij :  Wegens  uw  geloof 
in  Christus,  Die  gij  nooit  te  voren  hebt 
gehoord  of  gezien.  En  vele  jaren  zullen 
voorbijgaan,  voordat  Hij  Zich  in  het 
vlees  zal  openbaren;  ga  daarom  voort, 
uw  geloof  heeft  u  gezond  gemaakt. 
Toen  ik  nu  deze  woorden  had  gehoord, 
begon  ik  naar  het  welzijn  van  mijn  broe- 
deren, de  Nephieten  te  verlangen;  daar- 
om stortte  ik  mijn  ganse  ziel  in  gebed  tot 
God  voor  hen  uit. 

En  terwijl  ik  aldus  in  de  geest  streed,  ziet, 
toen  klonk  de  stem  des  Heren  opnieuw 
in  mijn  gemoed,  en  zeide:  Ik  zal  uw  broe- 
deren genadig  zijn,  naarmate  hun  ijver  in 
het  onderhouden  Mijner  geboden." 
(Enos  1:2-10.) 

Het  bestuderen  van  de  Schriften  helpt 
ons  bij  het  behouden  van  geestelijke 
instelling. 

Alma  geeft  hierover  zijn  getuigenis  in 
zijn  verklaring  van  de  wonderbaarlijke 
vervulling  van  de  zending  van  de  zonen  ' 
van  Mosiah.  „Zij  waren  sterk  geworden 
in  de  kennis  der  waarheid;  "zei  hij, 
,,want  zij  waren  mannen  vam  gezond 
verstand  en  zij  hadden  de  schriften  ijve- 
rig onderzocht,  opdat  zij  het  woord 
Gods  mochten  weten. 
Maar  dit  is  niet  alles;  zij  hadden  veel 
gebeden  en  gevast;  daarom  hadden  zij  de 
geest  der  profetie  en  de  geest  der  openba- 
ring, en  wanneer  zij  leerden,  leerden  zij 
met  kracht  en  gezag  van  God."  (Alma 
17:2,  3.) 

Gebed  en  het  bestuderen  van  de  Schrif- 
ten zijn  hulpmiddelen,  om  een  geestelij- 
ke instelling  te  verkrijgen  en  te 
behouden. 

„Bid  altijd",  zei  de  Heer  tegen  de  profeet 
Joseph,  ,, opdat  gij  als  overwinnaar  uit 


26 


de  strijd  te  voorschijn  moogt  komen;  ja, 
dat  gij  Satan  moogt  overwinnen,  en  dat 
gij  moogt  ontkomen  aan  de  dienst- 
knechten van  Satan,  die  zijn  werk  onder- 
steunen." (LV  10:5.) 
Betreffende  de  Schriften,  meldde  Johan- 
nes,  dat  Jezus  zei:  „Gij  onderzoekt  de 
Schriften,  want  gij  meent  daarin  het  eeu- 
wige leven  te  hebben,  en  deze  zijn  het 
welke  van  Mij  getuigen."  (Johannes  5  : 
39.) 

Het  doel  van  het  avondmaal  is,  de  in- 
standhouding van  een  geestelijke  instel- 
ling te  bevorderen. 

De  geopenbaarde  gebeden  over  het 
brood  en  het  water,  bevatten  beide  de 
volgende  zin,  ,, opdat  zij  (die  er  van  ne- 
men). .  .  Zijn  Geest  met  zich  mogen  heb- 
ben." (Zie  LV  20:77,  79.) 
In  een  openbaring  in  afdeling  59  van  de 
Leer  en  Verbonden,  gegeven  op  7  augus- 
tus 1831  door  de  profeet  Joseph  Smith, 
tot  bescherming  van  de  heiligen  die  pas 
in  Jackson  County,  Missouri,  aangeko- 
men waren,  openbaarde  de  Heer  een  lijst 
instructies  die  noodzakelijk  waren  om 
een  geestelijke  instelling  te  behouden. 
Hij  zei  onder  andere:  ,,Ziet,  gezegend 
zijn  zij,  zegt  de  Heer,  die  overeenkomstig 
Mijn  geboden  naar  dit  land  zijn  geko- 
men met  het  oog  alleen  gericht  op  Mijn 
eer. 

Want  zij,  die  leven,  zullen  de  aarde  beër- 
ven, en  zij  die  sterven,  zullen  van  al  hun 
arbeid  uitrusten,  en  hun  werken  zullen 
hen  volgen;  en  zij  zullen  zijn  kroon  ont- 
vangen in  de  woningen  Mijns  Vaders, 
die  Ik  voor  hen  heb  bereid. 
Ja,  gezegend  zijn  zij,  wier  voeten  op  het 
land  Zion  staan,  en  die  Mijn  evangelie 
hebben  gehoorzaamd;  want  zij  zullen  als 
hun  loon  het  goede  der  aarde  ontvangen, 
en  deze  zal  met  haar  ganse  kracht 
voortbrengen. 

En  ook  zullen  zij  worden  gekroond  met 
zegeningen  van  omhoog,  ja  en  met  niet 
weinig  geboden,  en  met  openbaringen  in 


hun  tijd,  zij  die  getrouw  en  ijverig  voor 
Mij  zijn. 

Daarom  geef  ik  hun  een  gebod,  aldus 
luidende:  Gij  moet  de  Here,  uw  God, 
liefhebben  met  uw  ganse  hart,  en  met  uw 
ganse  macht,  verstand  en  sterkte;  en  gij 
moet  Hem  in  de  naam  van  Jezus  Chris- 
tus dienen. 

Gij  moet  uw  naaste  liefhebben  als  uzelf. 
Gij  zult  niet  stelen,  noch  overspel  bedrij- 
ven, noch  doden,  noch  iets  dergelijks 
doen.  Gij  moet  de  Here  uw  God,  in  alles 
danken. 

Gij  moet  de  Here  uw  God,  een  offer  in 
gerechtigheid  brengen,  namelijk  het  of- 
fer van  een  gebroken  hart  en  een  versla- 
gen geest. 


27 


En  opdat  gij  uzelf  meer  onbesmet  van  de 
wereld  moogt  bewaren,  moet  gij  op  Mijn 
heilige  dag  naar  het  huis  des  gebeds  gaan 
en  uw  sacramenten  opofferen; 
Want  voorwaar,  dit  is  een  dag,  die  u  is 
toegewezen  om  van  uw  arbeid  uit  te  rus- 
ten en  de  Allerhoogste  uw  toewijding  te 
betonen; 

Niettemin  moeten  uw  geloften  alle  da- 
gen en  te  allen  tijde  in  gerechtigheid  wor- 
den opgeofferd. 

Doch  gedenkt,  dat  gij  op  deze,  des  Heren 
dag  uw  offers  en  uw  sacramenten  de  Al- 
lerhoogste moet  offeren,  en  uw  zonden 
voor  uw  broederen  en  voor  de  Here 
belijden. 

En  op  deze  dag  moet  gij  niets  anders 
doen  dan  alleen  uw  voedsel  met  eenvou- 
digheid des  harten  bereiden,  opdat  uw 
vasten  volmaakt  zij,  of  met  andere 
woorden,  opdat  uw  vreugde  volkomen 
zij. 

Voorwaar,  dit  is  vasten  en  gebed,  of  met 
andere  woorden,  verheuging  en  gebed. 
En  voor  zoverre  gij  dit  doet  met  dank- 
zegging, met  een  blijmoedig  hart  en  ge- 
laat, en  niet  met  veel  gelach  —  want  dit  is 
zonde  —  doch  met  een  vreugdevol  hart 
en  een  blijmoedig  gezicht  —  Voorwaar 
zeg  Ik:  Voor  zoverre  gij  dit  doet,  is  de 
volheid  der  aarde  de  uwe,  de  beesten  des 
velds  en  de  vogelen  der  lucht,  en  hetgeen 
in  de  bomen  klimt  en  op  de  aarde  loopt; 
Ja,  en  het  kruid,  en  het  goede,  dat  de 
aarde  voortbrengt,  hetzij  voor  voedsel  of 
voor  kleding,  of  voor  huizen,  of  voor 
schuren,  of  voor  boomgaarden,  of  voor 
tuinen,  of  voor  wijngaarden; 
Ja,  alles  wat  in  zijn  jaargetijde  uit  de 
aarde  voortkomt,  is  voor  het  welzijn  en 
gebruik  van  de  mens  geschapen,  om  zo- 
wel het  oog  te  behagen  als  het  hart  te 
verblijden; 
Ja,  voor  voedsel  en  kleding,  voor  smaak 


en  reuk,  om  het  lichaam  te  versterken  en 
de  ziel  te  verkwikken,  En  het  behaagt 
God,  dat  Hij  de  mens  dit  alles  heeft 
gegeven; 

want  het  werd  geschapen  met  het  oog- 
merk om  met  oordeel  te  worden  ge- 
bruikt, niet  overmatig,  noch  mogen  ze 
onrechtmatig  worden  verkregen. 
En  in  niets  zondigt  de  mens  tegen  God, 
dan  alleen  door  Zijn  hand  niet  in  alles  te 
erkennen  en  Zijn  geboden  niet  te  ge- 
hoorzamen; en  tegen  niemand  anders  is 
Zijn  toom  ontstoken. 
Ziet,  dit  is  overeenkomstig  de  wet  en  de 
profeten  .  .  .  daarom,  .  .  .  weet,  dat  hij, 
die  de  werken  der  gerechtigheid  doet, 
zijn  loon  zal  ontvangen,  namelijk  vrede 
in  deze  wereld  en  het  eeuwige  leven  in  de 
komende  wereld. 

Ik,  de  Here,  heb  het  gesproken,  en  de 
Geest  geeft  getuigenis."  (LV  59:1-24.) 
Een  geestelijke  instelling,  broeders  en 
zusters,  zal  tot  een  ieder  komen,  die  dit 
voorbeeld  zal  volgen,  want  de  Heer  zelf 
heeft  gezegd:  ,, Voorwaar,  aldus  zegt  de 
Here:  Het  zal  geschieden,  dat  een  ieder, 
die  zijn  zonden  verzaakt,  en  tot  Mij 
komt,  Mijn  naam  aanroept.  Mijn  stem 
gehoorzaamt,  en  Mijn  geboden  onder- 
houdt. Mijn  aangezicht  zal  zien,  en  we- 
ten, dat  Ik  ben; 

En  dat  Ik  het  ware  Licht  ben.  Dat  ieder 
mens  verlicht,  die  in  de  wereld  komt; 
en  dat  Ik  in  de  Vader  ben,  en  de  Vader  in 
Mij  is,  en  de  Vader  en  Ik  één  zijn."  (LV 
93:1-3.) 

Dit  is  een  schema,  om  een  geestelijke 
instelling  te  behouden,  mijn  geliefde 
broeders  en  zusters. 
Dat  wij  er  allen  in  mogen  slagen,  het  te 
bereiken  en  de  Heer  te  behagen  en  Hem 
te  vinden,  bid  ik  nederig,  in  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 


28 


6.  oktober  1979 

Vergadering  van  zaterdagmiddag 


Het  steunen  van 
kerkelijke  ambtenaren 


President  N.  Eldon  Tanner 
Eerste  Raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


Voordat  ik  de  autoriteiten  ter  ondersteu- 
ning aan  de  conferentie  zal  voorstellen, 
heeft  president  Kimball  mij  gevraagd, 
de  volgende  mededeling  voor  te  lezen. 
Door  de  grote  toename  van  ringpatriar- 
chen  en  de  beschikbaarheid  van  patriar- 
chale diensten  in  de  gehele  wereld,  be- 
noemen we  ouderhng  Eldred  G.  Smith 
nu  als  Patriarch  Emeritus,  hetgeen  bete- 
kent, dat  hij  eervol  ontslagen  is  van  alle 
plichten  en  verantwoordelijkheden,  be- 
horende tot  het  ambt  van  Patriarch  van 
de  kerk. 

President  Kimball  heeft  me  ook  ge- 
vraagd, de  eervolle  ontheffing  bekend  te 
maken,  met  een  woord  van  dank  voor 
hun  uitstekende  dienst,  het  Algemene 
Zondagsschoolpresidium,  bestaande  uit 
president  Russell  M.  Nelson,  William  D. 
Oswald  en  J.  Hugh  Baird.  En  het  Alge- 
mene Jonge-  Mannenpresidium,  be- 
staande uit  president  Neil  D.  Schaerrer, 
Graham  W.  Doxey  en  Quinn  G. 
McKay, 

De  conferentie  zal  opmerken,  dat  bij  het 
lezen  van  de  namen,  leden  van  het  Eerste 


Quorum  van  Zeventig  voorgesteld  wor- 
den als  nieuwe  presidiums  van  de  Zon- 
dagsschool en  de  Jonge-Mannen.  Allen 
die  hiermee  instemmen,  gelieven  het  be- 
kend te  maken;  allen  die  ertegen  zijn, 
gebruik  hetzelfde  teken. 
Wij  stellen  u  voor  president  Spencer  W. 
Kimball  te  steunen  als  profeet,  ziener  en 
openbaarder  en  president  van  De  Kerk 
van  Jezus  Christus  van  de  HeiUgen  der 
Laatste  Dagen. 

Wie  hiermee  instemt,  make  dit  bekend; 
wie  ertegen  is  gebruike  hetzelfde  teken. 
Nathan  Eldon  Tanner,  als  eerste  raadge- 
ver in  het  Eerste  Presidium  en  Marion 
G.  Romney  als  tweede  raadgever  in  het 
Eerste  Presidium.  Wie  hiermee  instemt, 
make  dit  bekend.  Wie  ertegen  is  gebrui- 
ke hetzelfde  teken. 

Wij  stellen  u  voor  als  president  van  het 
Quorum  der  Twaalf  Apostelen:  Ouder- 
hng Ezra  Taft  Benson.  Wie  hiermee  in- 
stemt, make  dit  bekend.  Wie  ertegen  is 
gebruike  hetzelfde  teken. 
Als  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen: 
Ezra  Taft  Benson,  Mark  E.  Petersen, 


29 


LeGrand  Richards,  Howard  W.  Hunter, 
Gordon  B.  Hinckley,  Thomas  S.  Mon- 
son,  Boyd  K.  Packer,  Marvin  J.  Ashton, 
Bruce  R.  McConkie,  L.  Tom  Perry,  Da- 
vid  B.  Haight  en  James  E.  Faust. 
Allen  die  hiermee  instemmen,  maken  dit 
bekend.  Wie  ertegen  is  gebruike  hetzelf- 
de teken. 

De  raadgevers  in  het  Eerste  Presidium 
en  de  Twaalf  Apostelen  als  profeten,  zie- 
ners en  openbaarders. 
Allen  die  hiermee  instemmen,  geheven 
dit  kenbaar  te  maken.  Zij  die  ertegen  zijn 
gebruike  hetzelfde  teken. 
Spencer  W.  Kimball  als  trustee-in-trust 
van  De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de 
Heiligen  der  Laatste  Dagen. 
Wie  hiermee  instemt,  make  dit  bekend. 
Zij  die  ertegen  zijn  gebruike  hetzelfde 
teken. 

Als  patriarch  emeritus,  Eldred  G. 
Smith.  Wie  hiermee  instemt,  make  dit 
bekend.  Zij  die  ertegen  zijn  gebruike  het- 
zelfde teken. 

Als  presidium  van  het  Eerste  Quorum 
der  Zeventig  en  als  leden  van  het  Eerste 
Quorum  der  Zeventig: 
Franklin    D.     Richards,    J.     Thomas 


Fyans,  A.  Theodore  Tuttle,  Neal  A. 
Maxwell,  Marion  D.  Hanks,  Paul  H. 
Dunn,  W.  Grant  Bangerter.  Allen  die 
hiermee  instemmen,  maken  dit  bekend. 
Zij  die  ertegen  zijn  gebruike  hetzelfde 
teken. 

Als  overige  leden  van  het  Eerste  Quorun 
der  Zeventig: 

Theodore  M.  Burton,  Bernard  P.  Broek- 
bank,  Robert  L.  Simpson,  O.  Leslie  Sto- 
ne,  Robert  D.  Hales,  Adney  Y.  Komat- 
su,  Joseph  B.  Wirthlin,  Hartman  Rector 
jr.,  Loren  C.  Dunn,  Rex  D.  Pinegar,  Ge- 
ne R.  Cook,  Charles  A.  Didier,  WiUiam 
R.  Bradford,  George  P.  Lee,  Carlos  E. 
Asay,  M.  Russell  Ballard,  John  H.  Gro- 
berg,  Jacob  de  Jager,  Vaughn  J.  Feather- 
stone,  Dean  L.  Larsen,  Royden  G.  Der- 
riek,  Robert  E.  Wells,  G.  Homer  Dur- 
ham,  James  M.  Paramore,  Richard  G. 
Scott,  Hugh  W.  Pinnock,  F.  Enzio  Bu- 
sche,  Yoshihiko  Kikuchi,  Ronald  E. 
Poelman,  Derek  A.  Cuthbert,  Robert  L. 
Backman,  Rex  C.  Reeve  sr.,  F.  Burton 
Howard,  Teddy  E.  Brewerton  en  Jack 
H.  Goaslind  jr. 

Als  emeritus  leden  van  het  Eerste  Quo- 
rum der  Zeventig: 

Joseph  Anderson,  WiUiam  H.  Bennett, 
James  A.  CulUmore,  Sterhng  W.  Sill, 
Henry  D.  Taylor,  John  H.  Vandenberg 
en  S.  Dilworth  Young.  Wie  hiermee  in- 
stemt, make  dit  bekend.  Wie  er  niet  mee 
instemt  gebruike  hetzelfde  teken. 
Als  Presiderende  Bisschap: 
Victor  L.  Brown,  presiderende  bisschop: 
H.  Burke  Peterson,  eerste  raadgever  en 
J.  Richard  Clarke  als  tweede  raadgever. 
Allen  die  hiermee  instemmen,  gelieven 
dit  kenbaar  te  maken.  Wie  ertegen  is 
gebruike  hetzelfde  teken.  • 

Als  regionale  vertegenwoordigers: 
Alle  regionale  vertegenwoordigers  die 
nu  als  zodanig  werkzaam  zijn. 
De  Zondagsschool:  Ouderling  Hugh  W. 
Pinnock,  president,  Ronald  E.  Poelman, 
eerste  raadgever.  Jack  H.  GoasHnd  jr. 


30 


tweede  raadgever  en  alle  bestuursleden 
die  nu  als  zodanig  werkzaam  zijn. 
De  Jonge-Mannen: 

Robert  L.  Backman,  president,  Vaughn 
J.  Featherstone  eerste  raadgever,  Rex  D. 
Pinegar  tweede  raadgever  en  alle  be- 
stuursleden die  nu  als  zodanig  werk- 
zaam zijn. 

De  Zustershulp  vereniging: 
Barbara  Bradshaw  Smith,  presidente, 
Marian  Richards  Boyer,  eerste  raad- 
geefster, en  Shirley  Wilkes  Thomas, 
tweede  raadgeefster  en  alle  bestuursle- 
den die  nu  als  zodanig  werkzaam  zijn. 
De  Jonge- vrouwen: 

Elaine  A.  Cannon,  presidente,  Arlene  D. 
Darger,  eerste  raadgeefster  en  Nor  ma  B. 
Smith  tweede  raadgeefster  en  alle  be- 
stuursleden die  nu  als  zodanig  werk- 
zaam zijn. 
Het  Jeugdwerk: 

Naomi  M.  Shumway,  presidente,  Col- 
leen  B.  Lemmon,  eerste  raadgeefster,  en 
Dorthea  Lou  C.  Murdock  als  tweede 
raadgeefster,  en  alle  bestuursleden  die 
nu  als  zodanig  werkzaam  zijn. 

Allen  die  hiermee  instemmen,  gelieven 


het  kenbaar  te  maken.  Wie  ertegen  zijn 
gebruike  hetzelfde  teken. 
De  Kerkelijke  Onderwijsraad: 
Spencer  W.  Kimball,  N.  Eldon  Tanner, 
Marion  G.  Romney,  Ezra  Taft  Benson, 
Gordon  B.  Hinckley,  Thomas  S.  Mon- 
son,  Boyd  K.  Packer,  Marvin  J.  Ashton, 
Neal  A.  Maxwell,  Marion  D,  Hanks, 
Victor  L.  Brown  en  Barbara  B.  Smith. 
Allen  die  hiermee  instemmen,  gelieven 
dit  kenbaar  te  maken.  Zij  die  ertegen  zijn 
gebruike  hetzelfde  teken. 
Het  Kerkelijk  Comité  van  Financiën: 
Wilford  G.  Edhng,  Harold  H.  Bennett, 
Weston  E.  Hamilton,  David  M.  Kenne- 
dy,  en  Warren  E.  Pugh.    - 
Het  Tabernakelkoor: 
Oakley  S.  Evans,  president,  Jerold  D. 
Ottley,  dirigent,  Donald  H.  Ripplinger, 
assistent-dirigent,  Robert  Cundick,  Roy 
M.  Darley  en  John  Longhurst  taber- 
nakelorganisten. 

Allen  die  hiermee  instemmen,  gelieven 
dit  kenbaar  te  maken.  Zij  die  ertegen  zijn 
gebruike  hetzelfde  teken. 
President  Kimball,  de  stemming  ten 
gunste  van  deze  ambtenaren  en  algeme- 
ne autoriteiten  is  eenparig  geweest.    D 


Leden  van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


31 


Gebeden  en 
antwoorden 


Ouderling  Boyd  K.  Packer 

van  de  Raad  der  Twaalf 


Mijn  broeders  en  zusters,  wanneer  ik  tot 
jonge  mensen  over  gebed  en  de  dingen 
die  na  het  gebed  plaats  vinden  ga  spre- 
ken, bid  ik  om  inspiratie. 
Wij  zijn  er  in  de  kerk,  over  het  geheel 
genomen,  in  geslaagd,  onze  leden  te  le- 
ren bidden. 

Zelfs  onze  kleintjes  worden  onderwezen, 
hun  handjes  te  vouwen,  hun  hoofdjes  te 
buigen  en  met  fluisterende  hulp  van  hun 
ouders  en  van  broers  en  zussen,  leren  zij 
spoedig  te  bidden. 

Er  is  één  deel  van  het  bidden  —  het 
antwoord  —  dat  wij  misschien  in  meer 
of  mindere  mate  verwaarlozen. 
Enkele  dingen  over  antwoorden  op  het 
gebed,  kun  je  leren,  wanneer  je  nog  heel 
jong  bent  en  deze  zullen  u  grote  bescher- 
ming bieden. 

Op  een  zomeravond,  vele  jaren  geleden, 
liep  John  Burroughs,  een  natuurkenner, 
door  een  druk  bezocht  park.  Boven  de 
geluiden  van  het  stadsleven  uit  hoorde 
hij  het  fluiten  van  een  vogel. 
Hij  stopte  om  ernaar  te  luisteren!  De 
mensen  om  hen  heen  hadden  het  niet 
gehoord.  Hij  keek  om  zich  heen.  Nie- 
mand anders  had  het  opgemerkt. 
Hij  maakte  zich  er  druk  om  dat  iedereen 
zo  iets  moois  zou  moeten  missen.  Hij 
nam  een  geldstuk  uit  zijn  zak  en  wierp 
het  in  de  lucht.  Het  kwam  met  een  rinke- 
lend geluid  op  het  plaveisel  neer,  dat  niet 
harder  klonk  dan  het  gefluit  van  de  vo- 


gel. Iedereen  keerde  zich  om;  dat  kon- 
den zij  horen! 

Het  is  moeilijk,  uit  al  de  geluiden  van  het 
stadsverkeer,  het  gefluit  van  een  vogel  te 
onderscheiden.  Maar  u  kunt  het  horen. 
U  kunt  het  duidelijk  horen,  als  u  zich 
oefent  ernaar  te  luisteren. 
Een  van  onze  zonen  heeft  zich  altijd  voor 
radio's  geïnteresseerd.  Toen  hij  een  kleine 
jongen  was,  kreeg  hij  met  kerstfeest  een 
eenvoudige  radio-constructieset  voor 
beginners.  Toen  hij  opgroeide,  en  wan- 
neer we  het  ons  konden  veroorloven,  en 
hij  het  verdiende,  kreeg  hij  meer  inge- 
wikkelde apparatuur. 
In  de  loop  der  jaren  heeft  hij,  zelfs  zeer 
recent,  toen  ik  er  bij  was,  regelmatig  met 
iemand  in  een  verafgelegen  deel  van  de 
wereld  gesproken. 

Ik  kon  storende  geluiden  horen  en  af  en 
toe  een  woord  opvangen,  of  soms  meer- 
dere woorden  tegelijk. 
Toch  kan  hij  het  verstaan,  want  hij  heeft 
zich  geoefend  de  storing  te  negeren. 
Het  is  moeilijk,  de  zachte  stem  van  inspi- 
ratie te  onderscheiden  van  de  wanorde 
van  het  leven.  Tenzij  u  zich  afstemt  zult  u 
het  missen. 

Antwoorden  op  gebeden  komen  onge- 
merkt. De  Schriften  beschrijven  die  stem 
van  inspiratie  als  een  stille,  zachte  stem. 
Wanneer  u  het  werkelijk  probeert,  kunt 
u  leren  aan  die  stem  gehoor  te  geven. 
In  het  begin  van  ons  huwelijk  kwamen 


32 


onze  kinderen  kort  na  elkaar.  Ouders 
van  kleine  kinderen  zullen  weten,  dat  het 
in  die  tijd  iets  geheel  bijzonders  is  een 
ononderbroken  nachtrust  te  genieten. 
Wanneer  u  een  nieuwe  baby  hebt  en  nog 
een  peuter  die  tanden  krijgt,  of  één  met 
koorts,  kunt  u  misschien  wel  honderd 
keer  in  de  nacht  uw  bed  uit.  (Dit  is  na- 
tuurlijk overdreven.  Het  is  waarschijn- 
lijk slechts  twintig  of  dertig  keer.) 
Wij  deelden  onze  kinderen  in  ,,zijn"  en 
„haar"  kinderen  voor  de  nachtelijke  ver- 
zorging. Zij  zou  opstaan  voor  de  nieuwe 
baby  en  ik  zou  hem  verzorgen,  die  aan 
het  tanden  krijgen  was. 
Op  een  dag  begonnen  wij  ons  te  realise- 
ren, dat  ieder  slechts  het  kind  hoorde. 


Ik  ben  tot  de  ontdekking 

gekomen,  dat  de  stem  van 

inspiratie,  meer  als  een  gevoel, 

dan  als  een  geluid  komt  .  .  . 


dat  aan  hem  of  haar  toegewezen  was,  en 
heel  vast  sliep  door  het  huilen  van  het 
andere  kind. 

Wij  hebben  dit  door  de  jaren  heen  opge- 
merkt en  zijn  ervan  overtuigd  dat  je  je- 
zelf kunt  trainen  te  horen  wat  je  wilt 
horen,  te  zien  en  te  voelen  wat  je  wenst, 
maar  het  vergt  enige  training. 
Velen  van  ons  gaan  door  het  leven  en 
horen  zelden  of  nooit  die  stem  van  inspi- 
ratie, omdat  ,,een  ongeestelijk  mens 
aanvaardt  niet  hetgeen  van  de  Geest 
Gods  is,  want  het  is  hen  dwaasheid  en  hij 
kan  het  niet  verstaan,  omdat  het  slechts 
geestelijk  te  beoordelen  is."  (1  Korin- 
tiërs  2:14.) 

De  Schriften  geven  ons  veel  lessen  over 
dit  onderwijs.  Lehi  vertelde  zijn  zoons 
van  een  visioen,  maar  Laman  en  Lemuël 
weerstonden  zijn  leringen: 


„Want  waarlijk  noemde  hij  hun  vele 
grote  dingen,  die  moeilijk  te  begrijpen 
waren,  indien  een  mens  de  Heer  niet 
vroeg. 

En  zij   hadden   hun   hart  verstokt  en 
wendden  zich  niet  tot  de  Here,  zoals  zij 
behoorden  te  doen."  (1  Nephi  15:3.) 
Zij  klaagden  tegen  hun  jongere  broer 
Nephi,  dat  zij  hun  vader  niet  konden 
begrijpen  en  Nephi  stelde  deze  vraag: 
,,Hebt  gij  de  Here  gevraagd? 
En  zij  zeiden  tot  (hem):  Dat  hebben  wij 
niet  gedaan,  want  de  Here  maakt  ons 
zulke  dingen  niet  bekend."  (1   Nephi 
15:8,  9.) 

Later  waren  zij  van  plan  Nephi  kwaad  te 
doen  en  hij  zei  tot  hen: 

Gij  zijt  haastig  om  ongerechtigheid  te 
doen,  doch  traag  om  de  Here  uw  God  te 
gedenken.  Gij  hebt  een  engel  gezien  en 
hij  sprak  tot  u;  ja,  van  tijd  tot  tijd  hebt  gij 
Zijn  stem  gehoord.  Hij  heeft  met  zachte 
inspraak  tot  u  gesproken,  doch  gij  waart 
gevoelloos  geworden,  zodat  gij  Zijn 
woorden  niet  hebt  kunnen  gevoelend  (1 
Nephi  17:45;  cursivering  toegevoegd.) 
Ik  ben  erachter  gekomen  dat  inspiratie 
meer  als  een  gevoel,  dan  als  een  geluid 
komt. 

Jonge  mensen,  blijft  in  de  goede  conditie 
om  aan  inspiratie  gehoor  te  geven. 
Ik  ben  er  ook  achter  gekomen,  dat  een 
fundamenteel  doel  van  het  Woord  van 
Wijsheid  met  openbaring  te  maken 
heeft. 

Vanaf  je  jongste  jaren,  leren  wij  je  thee, 
koffie,  sterke  drank,  tabak,  narcotica  en 
al  het  andere,  datje  gezondheid  schaadt, 
te  mijden. 

En  jullie  weten  dat  wij  erg  bezorgd  wor- 
den, als  we  ontdekken,  dat  een  van  jullie 
het  met  deze  zaken  niet  zo  nauw  neemt. 
Wanneer  iemand  „onder  de  invloed  van 
drugs  of  alcohol"  staat,  kan  hij  nauwe- 
lijks naar  gewone  taal  luisteren;  hoe 
kunnen  zij  dan  gehoor  geven  aan  geeste- 


33 


lijke  ingevingen,  die  hun  meest  tere  ge- 
voelens beroeren? 

Even  waardevol  als  het  Woord  van  Wijs- 
heid is  als  een  wet  van  gezondheid;  kan 
deze  veel  waardevoller  voor  u  geestelijk 
zijn  dan  lichamelijk. 
Zelfs  wanneer  u  het  Woord  van  Wijsheid 
onderhoudt,  zijn  er  bepaalde  dingen,  die 
u  lichamelijk  kunt  overkomen,  maar  die 
dingen  schaden  in  't  algemeen  u  niet 
geestelijk. 

Wanneer  u  vader  of  moeder  wordt,  leeft 
dan  alstublieft  niet  zo,  dat  uw  kinderen, 
door  gewoonten  die  u  van  inspiratie  af- 
houden, zonder  leiding  blijven. 
De  Heer  heeft  een  manier  om  zuivere 
intelligentie  in  onze  geest  uit  te  storten 
om  ons  aan  te  sporen  en  te  leiden,  ons  te 
onderwijzen  en  ons  te  waarschuwen. 
U  kunt  de  dingen,  die  u  nodig  hebt,  on- 
middellijk weten. 


Leer  inspiratie  te  ontvangen. 
Zelfs  in  uw  jeugdactiviteiten  is  er  iets, 
dat  met  inspiratie  te  maken  heeft,  want 
zij  houden  dienstbetoon  aan  anderen  in. 
Inspiratie  komt  sneller,  wanneer  we  haar 
nodig  hebben  om  anderen  te  helpen,  dan 
wanneer  wij  over  onszelf  bezorgd  zijn. 
Nu  weet  ik  dat  sommige  jonge  mensen 
het  ons  een  beetje  kwalijk  nemen,  wan- 
neer wij  opmerkingen  maken  over  din- 
gen als  de  buitensporige  muziek,  die  te- 
genwoordig geboden  wordt. 
Kunt  u  niet  zien  dat  u  niet  veel  inspiratie 
zult  krijgen,  omdat  uw  gedachten  er  te 
veel  van  vervuld  zijn? 
Aan  de  andere  kant  kan  de  juiste  soort 
muziek    u    voorbereiden    inspiratie    te 
ontvangen. 

Maar  u  moet  ook  weten  dat  er  naast 
storingen  welke  een  uitzending  kunnen 
blokkeren,  ook  valse  signalen  zijn. 


Ouderling  Haight  tijdens  een  pauze  in  gesprek  met  twee  regionale  vertegenwoordigers 


34 


Er  zijn  mensen  die  openbaringen  ont- 
vangen hebben  en  stemmen  gehoord,  die 
met  opzet  door  kwade  bronnen  gegeven 
worden  om  de  mens  te  verleiden. 
U  kunt  leren  ze  te  herkennen  en  ze  toet- 
sen als  u  dat  wilt. 

Hoe   kunt   u   nu    het   verschil    onder- 
kennen? 

Hoe  kunt  u  weten  of  een  ingeving  een 
inspiratie  of  een  verleiding  is? 
Mijn  antwoord  hierop  toont  mijn  groot 
vertrouwen  in  jonge  mensen. 
Ik  geloof  dat  jonge  mensen,  wanneer  ze 
juist  onderwezen  zijn,  fundamenteel  ver- 
standig zijn. 

In  de  kerk  worden  wij  niet  uitgesloten 
van  gezond  verstand.  In  beginsel  kunt  u 
weten  dat  u  niet  door  een  rechtvaardige 
bron  verleid  zult  worden  te  stelen,  te 
hegen,  te  bedriegen,  met  iemand  mee- 
doen, aan  welk  soort  morele  overtreding 
dan  ook.  U  hebt  een  geweten  net  als  een 
klein  kind.  Het  zal  u  ingeven  de  dingen 
die  verkeerd  zijn,  te  onderkennen. 
Onderdruk  het  niet. 
De  Schriften  zeggen  ons  nog  iets. 
Lees  in  het  Boek  van  Mormon  —  Moro- 
ni hoofdstuk  7. 
Ik  haal  slechts  één  vers  aan: 
„Want  ziet,  mijn  broederen,  het  is  u  ge- 
geven om  te  oordelen,  opdat  gij  goed 
van  kwaad  zult  kunnen  onderscheiden; 
en  de  wijze  om  te  oordelen  is  even  duide- 
lijk als  het  verschil  tussen  het  daglicht  en 
de  duistere  nacht,  opdat  gij  met  een  vol- 
maakte kennis  zult  kunnen  onderschei- 
den." (Moroni  7:15.) 
Leest  u  het  hele  hoofdstuk.  Het  vertelt 
over     een     manier     zulke     zaken     te 
beoordelen. 

Wanneer  u  ooit  in  de  war  zult  zijn  en 
voelt,  dat  u  misleid  wordt,  ga  naar  uw 
ouders  en  uw  leiders  om  raad. 
Jonge  mensen,  u  zult  deze  kerk  leiden, 
morgen  of  overmorgen  of  overover- 
morgen. 
Wij  zijn  georganiseerd  om  u  zo  volledig 


mogelijk,    in    kerkactiviteiten    en    be- 
stuursaangelegenheden  in  te  schakelen. 
U  hebt  al  geleerd  te  bidden. 
Het  is  noodzakelijk  voor  u  te  weten  hoe 
antwoord  te  krijgen.  Het  is  goed,  wan- 
neer u  jong  bent,  te  leren,  dat  geestelijke 
zaken  zich  niet  laten  dwingen. 
Soms  kunt  u  met  een  probleem  worste- 
len en  geen  antwoord  ontvangen. 
Wat  zou  er  fout  zijn? 
Het  kan  best  zijn  dat  u  niets  verkeerds 
doet. 

Het  kan  zijn,  dat  u  de  juiste  dingen  niet 
lang  genoeg  gedaan  hebt. 
Onthoudt  dat   geestelijke   dingen   niet 
gedwongen  kunnen  worden.  Soms  zijn 
we  in  de  war,  alleen  maar  omdat  we  geen 
nee  als  antwoord  willen  hebben. 
Bij  verschillende  gelegenheden,  wanneer 
een  hd  er  op  stond  dat  iets  op  zijn  manier 
gedaan  zou  worden,  herinnerde  ik  mij 
die  grote  les  uit  de  kerkgeschiedenis. 
Ik  zei  in  gedachten  tegen  mijzelf: 
Goed,  Joseph,  geef  het  manuscript  aan 
Martin  Harris.  Doe  het  maar  op  je  eigen 
manier  en  zie  dan  maar  wat  er  van  te- 
recht komt.  Wanneer  je  dan  beschaamd 
en  in  de  war  bent,  kom  dan  terug  en  wij 
zullen  je  op  het  pad  zetten,  dat  je  eerder 
genomen  zou  hebben,  als  je  nederig  was 
geweest    en    geluisterd    had.    Iemand 
schreef: 

Met  gedachteloze  en  ongeduldige  han- 
den verwarren  wij  de  plannen,  die  de 
Heer  heeft  gesmeed  voor  zijn  kind. 
En  als  wij  huilen  van  pijn,  zal  Hij  zeggen: 
,,Wees  stil  nu,  terwijl  ik  de  knopen 
ontbind!" 

Stop  moeilijke  vragen  ver  weg  en  ga 
door  met  uw  eigen  leven.  Overdenkt  ze 
en  bidt  er  zachtjes  en  aanhoudend  over. 
Het  antwoord  zal  niet  komen  als  een 
bliksemflits. 

Het  zal  beetje  bij  beetje,  als  een  kleine 
inspiratie  komen, ,, regel  op  regel,  gebod 
op  gebod."  (LV  98:12.) 


35 


Sommige  antwoorden  zullen  komen 
door  het  lezen  van  de  Schriften,  andere 
door  het  horen  van  sprekers. 
En,  zo  nu  en  dan,  wanneer  het  belangrijk 
is,  zullen  sommige  door  zeer  directe  en 
krachtige  inspiratie  komen.  De  ingevin- 
gen zullen  duidelijk  en  niet  mis  te  ver- 
staan zijn.  U  kunt  nu,  in  uw  jeugd,  leren 
door  de  heilige  Geest  geleid  te  worden. 
Als  een  apostel  luister  ik  nu  naar  dezelf- 
de inspiratie,  die  van  dezelfde  bron  komt 
en  op  dezelfde  wijze,  dan  toen  ik  luister- 
de als  een  jongen. 
Het  signaal  is  nu  veel  duidelijker. 
En  bij  gelegenheden,  wanneer  het  voor 
zijn  werk  wordt  vereist,  bijvoorbeeld 
wanneer  wij  leden  tot  hoge  ambten  in  de 
ringen  roepen,  kunnen  wij  een  vraag  in 
gebed  stellen  en  daarop  een  onmiddellij- 
ke, directe  openbaring  ontvangen. 
Geen  boodschap  werd  meer  in  de  Schrif- 
ten herhaald,  als  de  eenvoudige  gedach- 
te: „Bid,  en  gij  zult  ontvangen.  .  ."  (LV 
4:7.) 

Ik  vraag  de  Heer  vaak  om  leiding.  Ik  wil 
echter  niet  gewillig  ingevingen  aanvaar- 
den van  de  een  of  andere  onwaardige 
bron.  Ik  weiger  ze.  Ik  wil  ze  niet  hebben, 
en  dat  zeg  ik  ook. 

Jonge  mensen,  draag  altijd  een  gebed  in 
het  hart.  Laat  de  slaap  iedere  avond  ko- 
men, wanneer  je  geest  in  gebed  verzon- 
ken is. 

Houdt  het  Woord  van  Wijsheid. 
Lees  de  Schriften. 

Luister  naar  je  ouders  en  naar  de  leiders 
van  de  kerk. 

Blijf  weg  van  plaatsen  en  dingen  waar- 
van je  gezond  verstand  je  zegt,  dat  ze 
inspiratie  in  de  weg  staan. 
Ontwikkel  je  geestelijke  capaciteiten. 
Leer    de     storende     geluiden     uit     te 
schakelen. 

Ontwijk  de  surrogaten  en  de 
vervalsingen. 

Leer  geïnspireerd  en  geleid  te  worden 
door  de  heiUge  Geest. 


Het  is  lang  geleden,  maar  ik  heb  het  niet 
vergeten,  dat  wij  als  piloten  in  de  tweede 
wereldoorlog  niet  die  elektronische  uit- 
rusting hadden,  als  die  van  vandaag. 
Onze  hoop  in  een  storm  was  een  radio- 
signaal  te  volgen. 

Wanneer  het  een  gelijkmatig  signaal 
was,  was  je  op  koers.  Wanneer  je  naar 
een  kant  van  het  gelijkmatige  signaal 
afweek,  brak  het  af  tot  een  ,,dit-da",  de 
morsecode  voor  de  letter  A.  Wanneer  je 
naar  de  andere  kant  van  het  signaal  af- 
dwaalde, brak  de  lijn  afin  een  ,,da-dit", 
de  morsecode  voor  N. 
Bij  stormachtig  weer  waren  er  altijd  ge- 
luidsstoringen. Maar  het  leven  van  me- 
nig piloot  heeft  afgehangen  van  wat  hij 
boven  het  geraas  van  de  machines  en 
door  alle  geluidsstoringen  heen,  hoorde 
van  dat  soms  zwakke  signaal  van  een 
afgelegen  vliegveld. 

Er  is  een  geestelijke  lijn,  met  een  gelijk- 
matig signaal.  Wanneer  u  weet  hoe  u 
moet  bidden  en  hoe  u  moet  luisteren, 
geestelijk  luisteren,  kunnen  wij  in  het 
leven  vooruitkomen,  door  helder  weer, 
door  stormen,  door  oorlogen,  door  vre- 
de en  op  orde  blijven. 
Gebed  kan  een  zeer  algemeen  iets  zijn. 
Wij  leren  u  vaak  over  gebed,  over  het 
vragen. 

Misschien  hebben  wij  u  niet  voldoende 
onderwezen  over  het  ontvangen.  Dit  is 
een  zeer  vertrouwelijk,  een  zeer  persoon- 
lijk iets,  iets  dat  u  zichzelf  moet  leren. 
Begin  nu,  en  als  de  jaren  zich  voor  u 
zullen  ontvouwen,  u  die  nog  erg  jong 
zijt,  zult  u  geleid  worden.  Die  zachte, 
kleine  stem  zal  tot  u  komen,  en  dan  zult 
u  zoals  velen  van  ons  te  weten  kunnen 
komen  dat  de  Heer  leeft.  Ik  ken  zijn 
stem,  wanneer  Hij  spreekt. 
Ik  weet,  dat  Jezus  de  Christus  is,  dat  Hij 
deze  kerk  leidt,  dat  Hij  er  heel  dichtbij 
staat,  dat  Hij  zijn  profeten,  zijn  leiders  en 
zijn  volk  en  zijn  kinderen  leidt,  in  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.       D 


36 


Joseph  Smith 
de  profeet 


Ouderling  David  B.  Haight 

van  de  Raad  der  Twaalf 


De  eeuwige  waarheden  van  het  evangelie 
worden  door  een  gestadig  toenemend 
aantal  gelovigen  in  de  wereld  aanvaard. 
De  inzet  van  onze  lokale  leden,  die  eens- 
gezind met  onze  voltijdse  zendelingen 
samenwerken,  resulteert  in  een  snelle 
uitbreiding  van  deze  kerk. 
Drie  weken  geleden  was  het  mijn  voor- 
recht om  nieuwe  ringen  in  Lima  (Peru) 
te  vormen. 

Wij  vergaderden  in  een  colosseum  met 
meer  dan  7.000  heiligen  en  onder- 
zoekers. 

Na  deze  bewogen,  geestelijke  ervaring, 
werden  we  op  de  parkeerplaats  met  drie 
verslaggevers  van  nieuwsbladen  gecon- 
fronteerd. Zij  vroegen: ,, Waarom  bent  u 
in  Lima?" 

„Hoeveel  leden  heeft  uw  kerk  in  Peru?" 
,, Waarom  groeit  uw  kerk  zo  snel?" 
„Wat  zijn  de  plannen  van  uw  kerk  voor 
de  toekomst?" 

En  toen  vroeg  een  jonge  verslaggeefster: 
„Wat  is  het  verschil  tussen  uw  kerk  en 
andere  kerken?" 

De  menigte  was  groot  en  drong  zich  om 
ons  heen  en  het  verkeer  was  erg  luid- 
ruchtig. Wij  hadden  een  krap 
tijdschema. 

Het  was  geen  ideale  omgeving,  tenmin- 
ste geen  die  ik  gekozen  zou  hebben,  om 
het  verschil  tussen  de  kerk  van  de  Heer 
en  andere  uit  te  leggen. 
Wij  maakten  echter  van  deze  gelegen- 


heid gebruik,  door  in  't  kort  de  afval  en 
de  herstelhng  uit  te  leggen:  de  geschiede- 
nis levert  een  groot  bewijs  van  de  afval 
van  de  leerstelhngen  zoals  die  door  Jezus 
en  zijn  apostelen  werden  onderwezen, 
dat  de  organisatie  van  de  oor- 
spronkelijke kerk  corrupt  werd  en  dat 
heilige  verordeningen  veranderd  werden 
om  het  gemak  van  de  mens  te  dienen  en 
dat  er  vandaag  over  de  gehele  wereld 
goede  mensen  in  de  war  gebracht  wor- 
den door  twistende  godsdiensten,  met 
verschillende  leerstellingen  en  aanbid- 
dingsmethoden. De  verslaggevers  luis- 
terden aandachtig. 

Wij  legden  hen  uit,  dat  er  na  een  lange 
tijd  van  duisternis  een  door  de  hemel 
geleide  herstelling  van  het  ware  evange- 
lie van  de  Heiland  was,  dat  een  jonge- 
man, Joseph  Smith  genaamd,  gekozen 
en  opgeleid  was  om  het  instrument  te 
zijn,  om  de  grondlegging  te  verrichten 
voor  het  wonderbare  werk  dat  God  als 
zijn  kerk  in  deze  laatste  dagen  tot  stand 
gebracht  heeft.  Toen  wij  in  het  kort  van 
de  herstelling  en  van  Joseph  Smith  ver- 
telden, zag  ik  op  zeer  interessante  wijze, 
zijn  profiel  aan  mijn  geestesoog  ver- 
schijnen. 

Terwijl  het  profiel  van  het  gezicht  van  de 
profeet  in  mijn  geest  verbleef,  dacht  ik: 
„Indien  deze  verslaggevers  en  de  wereld 
slechts  de  hele  geschiedenis  en  de  beteke- 
nis van  de  herstelling  —  van  de  eeuwige 


37 


zegeningen,  die  God  voor  allen  beschik- 
baar heeft  gesteld,  konden  begrijpen. 
Als  zij  maar  konden  voelen  zoals  ik  voel. 
Als  zij  maar  konden  weten  wat  ik  weet, 
als  zij  zich  slechts  de  roeping  en  de  rol 
van  de  profeet  konden  reaUseren." 
Ik  voegde  er  mijn  getuigenis  aan  toe,  dat 
Joseph  Smith  door  God  was  aangesteld, 
om  het  evangelie  van  Jezus  Christus  in 
zijn  volheid  te  herstellen,  dat  hij  een  pro- 
feet van  God  was  en  is,  dat  hij  God  in 


„Indien  deze  verslaggevers  en 

de  wereld  slechts  de  hele 

geschiedenis  van  de  herstelhng 

van  de  eeuwige  zegeningen,  die 

God  voor  allen  beschikbaar 

heeft  gesteld,  konden 

begrijpen.  .  ." 


gebed  zocht  en  dat  God  tot  hem  sprak. 
Hij  deed  het  werk  dat  Jezus,  de  Zoon  van 
God  hem  geboden  had  te  doen,  en  deze 
kerk,  die  de  profeet  hielp  organiseren, 
bezit  de  sleutels  en  autoriteit  van  het 
heilige  priesterschap,  en  is  belast  met  de 
verantwoording,  Gods  plan  van  zalig- 
heid aan  al  zijn  aardse  kinderen  uit  te 
dragen. 

De  mens  vroeg  zich  toen  zowel  als  nu  af: 
„Is  er  een  God?  Kan  Hij  tot  de  mens 
spreken?  Houdt  Hij  zich  bezig  met  de 
persoonlijke  noden  van  de  mens?" 
Een  jongeman,  die  met  het  gebed  ver- 
trouwd was,  en  gehoor  gaf  aan  zijn  jeug- 
dig geloof,  ging  in  een  bosje,  en  toen  hij 
zag,  dat  hij  alleen  was,  knielde  hij  neer  en 
zond  de  verlangens  van  zijn  hart  op  naar 
God. 

Het  bosje  werd  buitengewoon  licht,  hel- 
derder dan  hij  ooit  gezien  had. 
Voor  hem  stonden  twee  glorierijke  per- 


sonen —  die  alle  beschrijving  te  boven 
gingen. 

De  een  wees  naar  de  ander  en  zei:  „Dit  is 
Mijn  geliefde  Zoon  —  hoor  Hem!" 
De  Zoon  sprak  tot  de  neergeknielde 
jongen. 

Aan  Joseph  werd  gezegd,  dat  al  de  ker- 
ken fout  waren  —  zij  hadden  de  leerstel- 
lingen verdraaid  en  de  verordeningen 
veranderd  en  de  autoriteiten  van  het 
priesterschap  verloren  —  en  dat  hij,  on- 
geschoold, maar  nederig,  het  instrument 
zou  zijn,  waardoor  de  Almachtige  zijn 
werk  zou  herstellen.  (Zie  Joseph  Smith 
2:15-20,  Parel  van  Grote  Waarde.) 
De  heersende  godsdienstige  leringen  van 
de  wereld  hadden  in  de  harten  van  de 
mensen  God  gereduceerd  tot  een  zwak- 
ke geest,  die  zich  over  het  universum  had 
uitgespreid,  nergens  toch  overal  aanwe- 
zig —  vage  theorieën  en  onzekere  leer- 
stellingen zowel  ten  opzichte  van  God 
als  de  Godheid. 
De  waarheid  was  verdraaid. 
Toen  de  jonge  profeet  uit  het  bosje 
kwam,  had  hij  geen  twijfels  —  hij  wist 
het. 

Hij  had  opgezien  naar  de  Vader  en  de 
Zoon. 

Zij  hadden  hem  bezocht  en  hem  ge- 
ïnstrueerd. 

In  de  eigen  woorden  van  de  profeet:  ,,Ik 
had  een  visioen  gezien,  ik  wist  het,  en  ik 
wist,  dat  God  het  wist,  en  ik  kon  het  niet 
ontkennen."  (Joseph  Smith  2:25.) 
Joseph  wist  nu  dat  God  de  gestalte  heeft 
van  een  mens.  Hij  heeft  een  stem,  Hij 
spreekt,  Hij  is  vriendelijk.  Hij  beant- 
woordt gebeden. 

Zijn  Zoon  lijkt  op  de  Vader  —  maar  is 
een  aparte  en  afzonderlijke  persoon- 
lijkheid. 

Joseph  ontdekte  dat  de  Zoon  gehoor- 
zaam is  aan  de  Vader  en  de  middelaar 
tussen  God  en  de  mens. 
De  Heer  had  een  man,  zo  sterk  als  staal 
nodig,  één  die  zonder  angst  spot  en  so- 


38 


ciale  en  politieke  druk  weerstaat,  één  die 
op  Mozes  lijkt  en  toch  groter  is. 
Na  verloop  van  tijd  ontving  de  jonge 
profeet  nog  meer  bezoeken. 
Joseph  Smiths  verklaring  over  het 
voortkomen  van  het  Boek  van  Mor- 
mon,  gepaard  gaande  met  hemelse  be- 
zoekers, is  in  volledige  overeenstemming 
met  de  verschijning  van  God  zelf  aan  de 
profeet.  Het  Boek  van  Mormon,  een  ver- 
slag van  de  bewoners  van  het  oude  Ame- 
rika, werd  vertaald  met  ,,de  gave  en 
macht  Gods"  en  beschikbaar  gesteld 
aan  alle  mensen. 

Zijn  bladzijden  zijn  ,,tot  overtuiging  van 
Jood  en  niet-Jood,  dat  Jezus  de  Christus 
is,  de  eeuwige  God,  die  zich  aan  alle 
natiën  openbaart."  (Zie  titelblad  van  het 
Boek  van  Mormon.)  Het  Boek  van  Mor- 
mon is  het  meest  juiste  boek  op  aarde  en 
bevat  het  zuivere  evangelie  van  Christus. 
Het  is  het  meest  waardevolle  boek  dat  de 
mens  ooit  bezeten  heeft. 
Tijdens  de  veelbewogen  jaren  vanaf  het 
eerste  visioen  in  1820  tot  de  morgen  in 
juni  1844,  toen  twee  wagens  die  de  licha- 
men van  Joseph  en  Hyrum  Smith  mee- 
voerden, langzaam  de  zes  uur  durende 
tocht  van  Carthage  naar  Nauvoo  maak- 


ten, hadden  de  hemelen  zich  geopend: 
het  fundament  voor  dit  grote  werk  en 
koninkrijk  in  deze  bedeling  was  gelegd. 
Zijn  kerk  was  als  vanouds  geor- 
ganiseerd. 

Apostelen  hielden  nu  de  benodigde  sleu- 
tels van  het  priesterschap. 
Josephs  werk  was  gedaan. 
Hij,  noch  zijn  trouwe  metgezellen,  twij- 
felden aan  zijn  goddelijke  roeping,  want 
hij  had  hun  zijn  geïnspireerde  verklaring 
duidelijk  gemaakt. 

De  organisatie  en  het  priesterschap  van 
de  oorspronkelijke  kerk  van  Christus  is 
hersteld  met  apostelen,  profeten,  evan- 
gelisten, zeventigen,  ouderlingen,  bis- 
schoppen, priesters,  leraren  en  diakenen 
—  allen  nodig  voor  het  evangelie,  dat 
aan  elke  natie  gepredikt  zal  worden,  en 
leden  te  sterken  en  hen  tot  het  lichaam 
van  heiligen  samen  te  voegen. 
De  kerk  van  Christus  is  weder  opgericht 
met  leerstellingen,  verordeningen  en  au- 
toriteit, zoals  door  de  Heiland,  toen  Hij 
op  de  aarde  was,  was  ingesteld. 
Opnieuw  is  de  mens  geordend  met 
macht  en  autoriteit  om  zijn  oogmerken 
uit  te  dragen.. 

Onzekerheid  is  weggenomen,  de  kerk  en 
het  werk  van  de  Heiland  hersteld. 
De  leer  van  het  herstelde  evangelie  is 
veelomvattend  en  volmaakt.  Het  leert 
dat  „de  mens  was  .  .  .  in  den  beginnen  bij 
God  .  .  ."  (LV  93:29;  cursivering  toe- 
gevoegd). 

Dat  betekent,  dat  de  mens  leefde,  voor- 
dat hij  naar  deze  aarde  kwam. 
Hij  is  een  eeuwig  wezen. 
Joseph  Smith  gaf  de  wereld  het  ware 
begrip  van  de  oorsprong  van  de  mens, 
dat  de  mens  naar  de  aarde  komt  met  een 
goddelijk  en  eeuwig  oogmerk. 
De  geïnspireerde  bijdragen  van  Joseph 
Smith  aan  al  Gods  kinderen  van  de  ware 
betekenis  van  het  leven,  en  de  bestem- 
ming van  de  mens  ontvouwde  zich  beetje 
bij  beetje  door  de  bediening  van  engelen 


39 


en  anderen,  die  de  Heer  voor  het  werk 
riep. 

De  gehele  verklaring  was  zo  glorierijk  en 
zo  onverwacht,  dat  de  meeste  mensen  uit 
die  tijd  haar  niet  konden  aanvaarden. 
Openbaringen  aan  Joseph  Smith  verrui- 
men de  kennis  van  de  mens,  dat  Jezus 
Christus  gekruisigd  was  om  de  wereld 
van  zonden  te  redden,  dat  door  deze 


daad  van  verlossing  het  gehele  mensdom 
uit  het  graf  zal  opstaan  en  de  mogelijk- 
heid zal  worden  gegeven  eeuwig  te  leven 
door  gehoorzaamheid  aan  de 
evangeUebeginselen. 
We  worden  verder  meer  verhelderd  on- 
derwezen ten  opzichte  van  de  verklaring 
van  Jezus:  ,,In  het  huis  mijns  Vaders  zijn 
vele  woningen."  (Johannes  14:2.) 
We  leren  niet  alleen  van  de  graden  van 
heerlijkheid  en  wie  daarvoor  in  aanmer- 
king komen,  maar  dat  de  mens  naar  de 
hoogste ,, hemel"  zou  moeten  streven  die 
beschikbaar  en  haalbaar  is  door  slechts 
te  gehoorzamen  aan  al  Gods  geboden. 
President  George  Albert  Smith  zei: 
„Een  van  de  mooie  dingen  voor  mij  in 
het  evangelie  van  Jezus  Christus  is,  dat 
het  ons  allen  op  een  gemeenschappelijk 
niveau  brengt. 

Het  is  niet  nodig  voor  een  mens  ringpre- 
sident  te  zijn,  of  een  hd  van  de  Raad  der 
Twaalf  om  een  hoge  plaats  in  het  celesti- 
ale  koninkrijk  te  verwerven. 
Indien  het  nederigste  lid  van  de  kerk  de 
geboden  van  God  onderhoudt,  zal  hij 
een  verhoging  ontvangen  net  zo  groot 
als  ieder  ander  mens  in  het  celestiale 
koninkrijk. 

De  schoonheid  van  het  evangehe  van 
Jezus  Christus  is  dat  het  ons  gelijk 
maakt  .  .  . 

Wanneer  wij  de  geboden  van  de  Heer 
onderhouden  .  .  .  hebben  wij  gelijke  mo- 
gelijkheden voor  verhoging."  {Conferen- 
tierapport van  oktober  1933,  blz.  25.) 
Eén   van   de   grootste   beginselen   van 
Gods  liefde  voor  zijn  kinderen  werd  aan 
Joseph  Smith  in  1836  in  de  tempel  te 
Kirtland  geopenbaard. 
In  een  visioen  zag  hij  iemand,  die  bij  zijn 
leven  geen  gelegenheid  had  gehad  het 
evangelie  te  aanvaarden. 
Een  stem  verklaarde,  dat  allen  die  ge- 
storven zijn,  zonder  op  aarde  de  gelegen- 
heid gehad  te  hebben  het  evangelie  te 
horen  en  te  aanvaarden,  dat  voorrecht  in 


40 


de  geestenwereld  zullen  hebben.  Wan- 
neer zij  de  gelegenheid  gehad  zouden 
hebben  en  het  zouden  hebben  aangeno- 
men, zullen  zij  erfgenamen  van  het  celes- 
tiale  koninkrijk  zijn. 
De  Heer  „zal  alle  mensen  oordelen  naar 
hun  werken  naar  de  verlangens  van  hun 
hart."  (Joseph  Smith  —  Visioen  van  het 
celestiale  koninkrijk,  vers  9,  Parel  van 
Grote  Waarde,  toevoeging.) 
„Joseph  Smith,  de  profeet  en  ziener  des 
Heren,"  schreef  president  John  Taylor, 
„heeft,  Jezus  alleen  uitgezonderd,  meer 
voor  de  zaligheid  des  mensen  in  deze 
wereld  gedaan  dan  enig  ander  persoon, 
die  ooit  op  aarde  heeft  geleefd. 
In  de  korte  tijd  van  twintig  jaren  heeft  hij 
het  Boek  van  Mormon  het  licht  doen 
zien,  dat  hij  door  de  gave  en  macht  Gods 
heeft  vertaald,  en  hij  is  het  middel  ge- 
weest om  het  op  twee  vastelanden  uit  te 
geven;  hij  heeft  de  volheid  van  het  eeu- 
wig evangelie,  die  het  bevat,  naar  de  vier 
hoeken  der  aarde  gezonden;  hij  heeft  de 
openbaringen  en  geboden,  die  dit  boek 
der  Leer  en  Verbonden  vormen,  en  vele 
andere  wijze  geschriften  en  onderrich- 
tingen voor  het  welzijn  der  mensenkin- 
deren geschreven;  hij  bracht  vele  duizen- 
den heiligen  der  laatste  dagen  bijeen, 
stichtte  een  grote  stad,  en  liet  een  naam 
en  een  vermaardheid  na,  die  niet  kunnen 
worden  uitgewist.  Hij  was  een  groot 
man,  en  hij  stierf  als  een  groot  man  in  de 
ogen  van  God  en  van  zijn  volk;  en  zoals 
de  meesten  van  de  gezalfden  des  Heren 
in  oude  tijden  heeft  hij  zijn  zending  en 
zijn  werken  met  zijn  bloed  bezegeld." 
(LV  135:3.) 

Terwijl  de  heiligen  over  hun  verlies 
treurden,  uitte  William  W.  Phelps,  een 
trouwe  metgezel,  hun  gevoelens  toen  hij 
schreef: 

Ere  de  man,  tot  wie  sprak  weer  Jehova, 
die  tot  profeet  werd  gezalfd  door  de 
Heer, 
hij  was  d'ontsluiter  der  laatste  bedeling. 


eens  geven  volk'ren  en  vorsten  hem  eer. 
Groot  is  zijn  glorie,  zijn  priesterschap 
eind'loos, 

eeuwig  behoudt  hij  de  sleut'len  en 
macht. 

Eenmaal  gekroond  naast  al  d'oude 
profeten, 

treedt  de  getrouwe  in  het  rijk  dat  hem 
wacht. 

{Heilige  lofzangen  6.) 
Nu  de  uiteindelijke  herstelling  heeft 
plaatsgevonden,  getuig  ik  tot  u  allen  — 
de  herstelling  aller  dingen  „waarvan 
God  gesproken  heeft  bij  monde  van  zijn 
heilige  profeten,  van  oudsher"  zijn  vol- 
bracht. (Handelingen  3:21.) 
De  gaven  van  de  Geest,  tekenen  dat  het 
evangelie  hersteld  is,  zijn  bij  de  ware 
heiligen. 

De  gave  van  de  heilige  Geest,  door  wiens 
macht  en  invloed  de  mens  de  waarheid 
en  kennis  van  het  plan  van  zaligheid 
leert,  is  beschikbaar. 
Tempels  zijn  gebouwd,  waar  de  Heer 
kan  komen  ,,en  wederom  datgene  her- 
stellen, dat  voor  u  is  verloren  gegaan  .  .  . 
namelijk  de  volheid  van  het  priester- 
schap." (LV  124:28.) 
De  Heer  zelf  getuigde  van  de  profeet 
Joseph  Smith,  toen  Hij  in  januari  1847 
een  openbaring  aan  de  heiligen  in  Win- 
ter Quarters  gaf. 

Hij  zei: ,, Verwondert  u  daarom  niet  over 
deze  dingen  .  .  .  doch  gij  zult  deze  aan- 
schouwen, indien  gij  getrouw  blijft  in  het 
nakomen  van  al  Mijn  woorden  ...  tot 
Joseph  Smith,  die  Ik  door  Mijn  engelen 
...  en  door  Mijn  eigen  stem  van  uit  de 
hemelen  heb  geroepen  om  Mijn  werk  tot 
stand  te  brengen; 

Welks  fundament  hij  heeft  gelegd,  en  hij 
was  getrouw,  en  Ik  nam  hem  tot  Mij." 
(LV  136:37,  38.) 

Joseph  was  de  profeet  van  de  herstelling. 
Ik  getuig  tot  u  van  zijn  goddelijkheid  en 
zijn  grootheid,  in  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  D 


41 


De  taal: 
een  goddelijke 
wijze  om  iets 
mede  te  delen 


Ouderling  Charles  Didier 

van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


„Onze  Vader,  Die  in  de  hemelen  zijt,  Uw 
naam  worden  geheiligd"  (3  Nephi  13  : 
9).  Een  groet  wordt  geuit  vol  eerbied, 
liefde  en  gehoorzaamheid  in  deze  inlei- 
ding tot  een  modelgebed  gegeven  door 
onze  Zaligmaker  zelf.  Elk  woord  wordt 
gekozen  vanwege  de  bijzondere  be- 
tekenis en  de  inspirerende  en  nobele  ge- 
dachten ervan,  die  onze  ziel  omhoog  hef- 
fen tot  een  nieuw  begripsniveau.  Wij 
hebben  hier  waarlijk  een  uitdrukking  en 
voorbeeld  van  goddelijke  taal. 
Woorden,  zinnen,  talen:  Wat  zijn  deze? 
Welke  invloed  hebben  zij  op  ons,  op  on- 
ze gezinnen  en  op  onze  hemelse  Vader? 
Eén  woord  —  slechts  een  enkel,  eenvou- 
dig woord  —  kan  een  verscheidenheid 
van  gedachten  en  invloeden  teweegbren- 
gen. Een  combinatie  van  woorden  kan 
betekenis  hebben  of  kan  iets  uitdrukken 
wat  dwaas  is.  Eén  woord  kan  goedkeu- 
ring of  afkeuring  betekenen,  een  zegen 
of  een  vloek,  twijfel  of  wetenschap, 
vriendschap  of  vijandschap.  De  wijze 
waarop  we  een  woord  zeggen,  de  intona- 
tie, kan  liefde  of  haat  veroorzaken. 
Woorden  kunnen  scherp  zijn,  melo- 
dieus, zacht  gesproken,  aankondigend 
of  zelfs  luid  geroepen  worden.  Zij  kun- 
nen voortrollen  als  een  golf  en  enthou- 
siast maken  en  overwinning  en  trots  uit- 
drukken. Wij  lezen  in  Shakespeare: 
„Wie  is  het  uit  de  menigte  die  mij  roept? 


Ik  hoor  een  stem  scheller  dan  elke  mu- 
ziek roepen  , Caesar'.  "  (Julius  Caesar, 
eerste  bedrijf,  tweede  tafereel,  regel  15- 
17.)  Woorden  kunnen  druppel  voor 
druppel  doordringen  als  een  vergif  of 
wegvreten  als  kanker.  Zij  kunnen  gearti- 
culeerd worden  of  gemompeld;  maar  ie- 
dere keer  als  er  een  woord  gezegd  wordt, 
pas  dan  op,  want  het  kan  nooit  meer 
teruggenomen  worden.  Het  wordt  mee- 
gevoerd door  de  wind  en  is  voor  altijd 
weg. 

Gewoonlijk  selecteren  we  onze  woor- 
den, soms  gebruiken  we  een  bijzondere 
woordkeuze  en  gebruiken  we  zekere 
woorden  om  hun  bedoehng  en  de  bete- 
kenis die  wij  willen  uitdrukken.  Het  ge- 
bruik varieert  afhankefijk  ervan  of  we 
vragen,  iets  verlangen,  bidden,  overre- 
den, dwingen,  beïnvloeden  of  onder- 
werpen. 

Woorden  zijn  een  vorm  van  persoonlijke 
uitdrukking.  Zij  tonen  een  verschil  aan 
tussen  ons,  net  als  vingerafdrukken  dit 
doen.  Zij  geven  weer  wat  voor  een  per- 
soon we  zijn,  delen  iets  mee  over  onze 
achtergrond  en  schilderen  onze  wijze 
van  leven.  Zij  beschrijven  zowel  ons  den- 
ken als  onze  innerlijke  gevoelens. 
Maar  waar  komen  ze  vandaan  en  waar- 
om is  de  taal  zoiets  bijzonders?  Zij  had 
haar  oorsprong  in  het  begin,  zoals  we 
lezen  in  Mozes  6:5,  6: 


42 


„En  er  werd  een  gedenkboek  bijgehou- 
den, waarin  in  de  taal  van  Adam  werd 
geschreven,  want  het  was  gegeven  aan 
zovelen,  als  er  God  aanroepen,  om  door 
de  geest  van  inspiratie  te  schrijven; 
En  door  hen  werd  hun  kinderen  geleerd 
te  lezen  en  te  schrijven,  een  taal  hebben- 
de, die  zuiver  en  onbedorven  was." 
De  taal  is  van  goddelijke  oorsprong.  Al- 
leen de  mens  kan  spreken  (de  vrouwen 
vaak  het  beste)  en  hij  doet  dit  vanwege 
het  doel  waarvoor  hij  geschapen  is.  La- 
ten wij  luisteren  naar  Paulus  toen  hij  zei: 
,,A1  ware  het,  dat  ik  met  de  tongen  der 
mensen  en  der  engelen  sprak,  maar  had 
de  liefde  niet,  ik  ware  schallend  koper  of 
een  rinkelende  cimbaal."  (1  Korintiërs 


Wij  moeten  spreken  met 

„woorden  van  liefde  en 

waardering  tot  onze  geliefden 

en  onze  buren,  met  een 

verlangen  om  op  een  goddelijke 

wijze  iets  mede  te  delen." 


13:1.)  Toen  Anacharsis  werd  gevraagd 
wat  het  beste  deel  van  de  mens  was,  ant- 
woordde hij:  ,,De  tong."  Toen  hem  ge- 
vraagd werd  wat  het  slechtste  was,  was 
het  antwoord  hetzelfde:  ,,De  tong." 
„Met  haar  loven  wij  de  Here  en  Vader  en 
met  haar  vervloeken  wij  de  mensen,  die 
naar  de  gelijkenis  Gods  geschapen  zijn: 
uit  dezelfde  mond  komt  zegening  en  ver- 
vloeking voort.  Dit  moet,  mijn  broeders, 
niet  zo  zijn. 

Doet  soms  een  bron  uit  dezelfde  ader 
zoet  en  bitter  water  opwellen?  Kan 
soms,  mijn  broeders,  een  vijgeboom  olij- 
ven of  een  wijnstok  vijgen  opleveren? 
Evenmin  kan  een  zilte  bron  zoet  water 
geven."  (Jakobus  3:9-12.) 


In  het  Boek  van  Mormon  lezen  we  dat 
,,het  is  noodzakelijk,  dat  er  een  tegen- 
stelling in  alle  dingen  is."  (2  Nephi  2:11.) 
Wij  weten  echter  door  ervaring  wat  een 
tegensteUing  in  woorden  voor  mensen 
kan  doen  als  deze  niet  gecontroleerd 
wordt.  Als  ons  dus  wordt  aangeraden 
een  rechtvaardig  volk  te  zijn,  betreft  dit 
dan  alleen  ons  handelen?  Hoe  staat  het 
met  verdorven  taal,  smerige  taal,  laag  bij 
de  grondse  taal  en  woorden  die  kwaad, 
vuiligheid  en  vernietiging  van  lichaam 
en  de  ziel  teweegbrengen?  De  naam  van 
de  Godheid  moet  gebruikt  worden  om 
het  hart  te  beroeren  en  licht  te  geven; 
deze  moet  niet  ijdel  gebruikt  worden  of 
om  te  bespotten.  Het  schijnt  dat  dit 
soort  taal  te  vaak  aantrekkelijk  is  voor 
jonge  mensen  en  manlijke  volwassenen 
omdat  dit  in  hun  ogen  een  wijze  is  waar- 
op zij  erkend  worden  en  om  hard  en 
manlijk  te  lijken.  Zou  dit  betekenen  dat 
opvoeding  en  manieren,  charme  en  eer- 
bied, uitsluitend  iets  voor  vrouwen  is? 
Hoe  staat  het  met  de  taal  van  de  zende- 
lingen, waarin  woorden  en  uitdrukkin- 
gen gebruikt  worden  om  hun  collega's, 
onderzoekers  of  leiders  te  beschrijven  op 
een  wijze  die  niet  alleen  maar  minach- 
tend klinkt  maar  ook  getuigt  van  gebrek 
aan  eerbied  en  liefde? 
Woorden  kunnen  veel  teweegbrengen, 
beloften  kunnen  daardoor  vervuld  wor- 
den of  wonderen  volbracht.  Wij  kunnen 
door  woorden  tot  tranen  toe  geroerd 
worden  of  aan  het  lachen  gebracht,  we 
kunnen  ons  diep  ongelukkig  voelen,  ver- 
heven of  verdoemd.  ,,.  .  .  dat  de  mens 
niet  alleen  van  brood  leeft,  maar  dat  de 
mens  leeft  van  alles  wat  uit  de  mond  des 
Heren  uitgaat."  (Deuterononium  9:3.) 
Woorden  in  een  gebed  zijn  heihg,  bij- 
voorbeeld: ,,Onze  Vader  in  de  hemel"; 
of  als  wij  een  getuigenis  met  anderen 
delen  en  van  de  waarheid  getuigen:  ,,En 
nu  na  de  vele  getuigenissen,  die  van  Hem 
zijn  gegeven,  is  dit  het  getuigenis,  het 


43 


allerlaatste,  dat  wij  van  Hem  geven;  Dat 
Hij  leeft!  Want  wij  zagen  Hem,  namelijk 
ter  rechterhand  Gods;  en  wij  hoorden  de 
stem,  die  getuigenis  gaf,  dat  Hij  de  Enig- 
geborene  des  Vader  is  — "  (LV  76:22, 
23);  bij  het  aangeven  van  een  toestand: 
,,Ik  ben  een  kind  van  God";  als  we  een 
samenvatting  geven  van  een  zending: 
,, Naastenliefde  vergaat  nimmer"  (Mo- 
roni 7:46);  als  wij  onze  gezinsleden  onze 
hefde  betuigen:  „Ik  hou  van  je." 
Woorden,  geuit  door  profeten  —  door 
een  levende  profeet  zoals  Spencer  W. 
Kimball  —  delen  ons  de  wil  en  mening 
van  de  Heer  mee  en  zij  zijn  een  voorbeeld 
van  goddelijke  taal  en  volmaaktheid. 
„Want  mijn  ziel  schept  behagen  in  dui- 
delijkheid; want  aldus  werkt  de  Here 
God  onder  de  kinderen  der  mensen. 
Want  de  Here  God  verlicht  het  verstand; 
want  Hij  spreekt  tot  de  mensen  in  hun 
taal,  zodat  zij  het  verstaan."  (2  Nephi 
31:3.) 

In  een  van  zijn  onlangs  gehouden  toe- 
spraken legde  president  Kimball  bij- 
voorbeeld de  nadruk  op  de  noodzaak 
om  meer  talen  te  leren  dan  alleen  onze 
eigen  taal.  ,,Wij  hebben  veel  meer  oplei- 


ding in  talen  nodig.  Wij  hebben  meer 
mensen  nodig  die  vloeiend  Mandarijns 
en  Kantonees  spreken."  (Uit  het  semi- 
narie voor  regionale  vertegenwoordigers 
van  30  maart  1979.)  Door  andere  talen 
te  bestuderen,  kunnen  wij  ook  de  manier 
verbeteren  waarop  wij  de  boodschap 
van  de  herstelling  van  het  evangehe  aan 
de  wereld  brengen.  Het  volk  des  Heren 
moet  zich  onderscheiden  van  andere  vol- 
ken, niet  alleen  door  hun  roeping  en  ge- 
drag, maar  ook  door  de  zuiverheid  van 
hun  taalgebruik.  In  Deuteronomium  le- 
zen we:  „Want  gij  zijt  een  volk,  dat  de 
Here,  uw  God,  heilig  is;  ü  heeft  de  Here, 
uw  God,  uit  alle  volken  op  de  aardbo- 
dem uitverkoren  om  zijn  eigen  volk  te 
zijn."  (Deuteronomium  7:6.) 
Taal  is  goddelijk.  Sommigen  weten  dit 
misschien,  maar  realiseren  zich  niet  wat 
de  gevolgen  ervan  zijn  in  hun  gezinsle- 
ven. Liefde  thuis  begint  met  liefdevolle 
taal.  Deze  behoefte  is  zo  belangrijk  dat, 
zonder  hefdevoUe  woorden,  sommigen 
geestelijk  uit  hun  evenwicht  raken,  ande- 
ren emotioneel  gestoord  en  sommigen 
kunnen  zelfs  sterven.  Geen  maatschap- 
pij kan  overleven  nadat  het  gezinsleven 
ervan  is  ontaard  en  deze  ontaarding  is 
altijd  begonnen  met  een  woord  —  een 
enkel,  eenvoudig  woord. 
Mijn  gebed  is,  dat  wij  als  kinderen  van 
onze  hemelse  Vader  Hem  en  zijn  zoon 
Jezus  Christus  kunnen  verheerlijken 
door  woorden  van  liefde  en  waardering 
voor  onze  geliefden  en  onze  buren,  in 
een  taal  die  zuiver  en  onbesmet  is  en  met 
een  verlangen  om  op  een  goddelijke  wij- 
ze iets  mede  te  delen. 
Onze  hemelse  Vader  leeft:  Zijn  zoon  is 
Jezus  Christus,  onze  Heiland  en  Verlos- 
ser: zijn  profeet  op  aarde  is  heden  Spen- 
cer W.  Kimball;  hij  is  de  woordvoerder 
van  de  Heer.  Moge  zijn  gewijde  naam 
voor  altijd  en  immer  geheiUgd  worden 
door  onze  woorden,  in  de  naam  van  Je- 
zus Christus.  Amen.  D 


44 


Daarom  werd 
ik  onderwezen 


Ouderling  A.  Theodore  Tuttle 

van  het  presidium  van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


Wij  hebben  een  Internationale  Zending 
in  de  kerk  waarover  ouderling  Carlos 
Asay  presideert.  Deze  draagt  zorg  voor 
al  de  leden  van  de  kerk  die  buiten  de 
grenzen  van  de  normaal  gevestigde  rin- 
gen en  zendingsgebieden  wonen.  Hierbij 
inbegrepen  zijn  de  gezinnen  die  in  ver 
verwijderde  landen  wonen  buiten  de 
centra  van  de  kerk.  Deze  gezinnen  zijn 
daar  over  het  algemeen  in  opdracht  van 
de  regering  of  van  het  leger  of  werken 
voor  internationale  handelsmaatschap- 
pijen. 

Typerend  hiervoor  is  een  gezin  ver  weg 
in  de  Indische  Oceaan  op  het  eiland  Réu- 
nion.  Er  woont  een  gezin  van  acht  perso- 
nen in  Benghazi  in  Lybië.  Nog  een  gezin 
van  vijf  personen  woont  in  Karachi  in 
Pakistan.  Voor  deze  en  vele  andere  ge- 
zinnen is  er  geen  georganiseerde  afdeling 
van  de  kerk.  Zij  moeten  hun  eigen  kinde- 
ren onderwijzen. 

Veel  van  deze  gezinnen  houden  regelma- 
tig ,,kerk"diensten.  In  werkelijkheid  zijn 
het  „thuis"diensten.  De  moeder  kan 
misschien  haar  kleine  kinderen  om  zich 
heen  vergaderen  en  jeugdwerk  houden. 
In  dit  geval  dient  zij  als  de  jeugdwerkpre- 
sidente, de  raadgeefster,  lerares  —  en 
altijd  als  de  conciërge.  Als  het  gezin  zo- 
nen heeft  in  de  priesterschapsleeftijd 
smelten  op  de  een  of  andere  wijze  alle 
geregelde  priesterschapsambten  samen 


in  één  —  de  vader  —  als  hij  hun  hun 
plichten  onderwijst  en  zijn  gezin  dient. 
In  feite  is  het  zo  dat  daar  waar  de  kerk 
volledig  georganiseerd  is,  de  priester- 
schapsleiders en  de  leiders  van  de  hulp- 
organisaties ernaar  streven  dat  de  ou- 
ders in  ieder  geval  hun  kinderen  ook 
onderrichten.  Vaak  ontvangen  deze  ver- 
afgelegen families  slechts  weinig  funda- 
menteel materiaal  van  de  kerk.  Wij  heb- 
ben nu  een  uitstekend  fundamenteel  les- 
boek ter  beschikking  voor  de  mannen  en 
jongens,  één  voor  de  moeders  en  doch- 
ters, en  één  voor  kleine  kinderen  en  een 
heel  mooi  fundamenteel  boek  Evangelie- 
beginselen. Over  het  algemeen  ontvan- 
gen deze  families  de  kerkelijke  tijdschrif- 
ten, hebben  het  gezinsavondlesboek  en 
wat  het  belangrijkste  is,  de  standaard- 
werken van  de  kerk  ter  beschikking.  Er 
worden  activiteiten  voorbereid  en  hun 
gezin  staat  in  het  middelpunt  ervan.  Als 
de  ouders  ondanks  beperkt  materiaal 
hun  kinderen  het  evangelie  onderwijzen, 
kunnen  deze  huisgezinnen  gezegend 
worden  net  als  welke  andere  dan  ook  in 
de  kerk.  De  dingen  die  voor  deze  huisge- 
zinnen onontbeerlijk  zijn,  zijn  dit  ook  in 
elk  ander  huisgezin.  In  feite  kan  het  zelfs 
een  zegen  zijn  om  veraf  te  wonen  van  de 
georganiseerde  kerk,  omdat  de  gezinsle- 
den dan  nader  tot  elkander  komen  en 
omdat  zij  de  dingen  niet  kunnen  delege- 


45 


ren  aan  de  kerk,  die  een  vader  en  moeder 
zouden  moeten  doen,  waar  zij  ook  wo- 
nen in  de  wereld. 

De  Heer  organiseerde  in  het  begin  de 
gezinseenheid.  Het  was  zijn  bedoeling 
dat  thuis  het  centrum  van  onderwijs  zou 
zijn  —  dat  de  vader  en  moeder  de  leraar 
en  lerares  zouden  zijn.  Hij  heeft  een  raad 
gegeven  die  van  toepassing  is  of  het  gezin 
nu  binnen  of  buiten  de  grenzen  van  een 
georganiseerde  kerkeenheid  woont.  Ik 
citeer  slechts  een  paar  van  de  talloze 
verzen: 

„En  zij  moeten  hun  kinderen  eveneens 
leren  te  bidden  en  oprecht  voor  de  Here 
te  wandelen."  (LV  68  :  28.) 
,,De  heerlijkheid  Gods  is  intelligentie,  of 
met  andere  woorden,  licht  en  waar- 
heid. .  .  Ik  heb  u  geboden  uw  kinderen  in 
licht  en  waarheid  groot  te  brengen."  (LV 
93:36,  40.) 

„Maar  gij  zult  hun  leren  om  in  de  wegen 
der  waarheid  en  ingetogenheid  te  wan- 
delen; gij  zult  hun  leren  elkander  lief  te 
hebben  en  elkander  te  dienen."  (Mosiah 
4:15.) 

,, Oefen  de  knaap  volgens  de  eis  van  zijn 
weg,  ook  wanneer  hij  oud  geworden  is, 
zal  hij  daarvan  niet  afwijken."  (Spreu- 
ken 22:6.) 

De  Heer  heeft  gezinnen  ingesteld  om  de 
ouders  meer  invloed  op  kinderen  te  ge- 
ven dan  alle  andere  machten  tezamen. 
Dit  is  een  veilige  instelling.  Het  geeft  de 
ouders  het  voorrecht,  het  ontzagwekken- 
de voorrecht,  het  leven  en  het  karakter 
van  een  kind  te  vormen,  alhoewel  mach- 
ten van  buitenaf  invloed  hebben.  Het 
ouderschap  legt  ons  een  bijzondere  ver- 
antwoordelijkheid op.  Ouders  moeten 
kinderen  niet  alleen  goede  dingen  bij- 
brengen, maar  wij  moeten  slechte  din- 
gen buiten  houden.  Daarom  zijn  we  ge- 
waarschuwd voor  de  onbeperkte  in- 
breuk die  de  media,  zoals  televisie,  ra- 
dio, tijdschriften  en  kranten  op  ons  huis 
doen.  Terwijl  sommige  machten  die  in- 


vloed op  onze  kinderen  hebben,  goed 
zijn,  zijn  anderen  dit  niet.  Ouders  moe- 
ten voortdurend  waakzaam  zijn.  Be- 
hoed uw  kinderen  voor  degenen  die  pro- 
beren hen  te  vernietigen.  Ouders,  hoe 
zou  u  de  proef  doorstaan  als  uw  gezin 
geïsoleerd  werd  van  de  kerk  en  u  moest 
voorzien  in  de  hele  godsdienstige  oplei- 
ding? Bent  u  zo  afhankelijk  geworden 
van  anderen  dat  u  weinig  of  niets  thuis 
doet?  Vertel  me  eens:  hoeveel  zouden  uw 
kinderen  van  het  evangelie  weten  als  al- 
les wat  zij  wisten  datgenen  was  wat  hun 
thuis  geleerd  was?  Denk  hierover  na.  Ik 
herhaal,  hoeveel  zouden  uw  kinderen 
van  het  evangehe  weten  als  alles  wat  zij 
wisten  datgene  was  wat  hun  thuis  ge- 


46 


leerd  was?  Onthoud  dit:  de  kerk  bestaat 
om  het  huisgezin  te  helpen.  De  goddelijke 
opdracht  om  te  onderwijzen  is  nooit  ver- 
anderd. Doe  geen  afstand  van  deze 
plicht. 

Ons  is  aangeraden  om  zelfstandig  en 
onafhankelijk  te  worden  in  aardse  za- 
ken. Dit  is  van  geestelijk  belang!  Stel 
voor  dat  de  omstandigheden  verander- 
den. Stel  voor  dat  u  niet  al  de  voorzienin- 
gen op  kerkelijk  gebied  zou  kunnen  ont- 
vangen waaraan  u  gewend  geraakt  bent. 
Stel  voor  dat  er  veel  meer  verantwoorde- 
lijkheid op  uw  schouders  gelegd  werd 
om  te  zorgen  voor  het  geestelijk  welzijn 
van  uw  gezin.  Zeker,  u  kunt  de  Schriften 
niet  bestuderen  zonder  te  weten  dat  er 
gevaarlijke  tijden  in  aantocht  zijn.  Zult  u 
niet  beïnvloed  zijn? 

Bereid  u  nu  voor!  Doet  nu  de  nodige 
stappen  om  uw  gezin  te  versterken.  Be- 
steedt tijd  aan  gezellig  samenzijn.  Stelt 
familietradities  in  en  handhaaft  deze 
ook,  want  zij  vormen  blijde  herinnerin- 
gen. Handhaaft  disciphne  met  billijke 
regels  en  voorschriften.  Betoont  elkaar 
onvoorwaardelijke  liefde  in  woord  en 
daad.  Ontwikkelt  in  een  ieder  een  gevoel 
van  eigenwaarde  en  zelfrespect  door 
hem  hef  te  hebben  en  in  hem  te  geloven 
en  hem  te  tonen  dat  hij  erbij  hoort.  Zorgt 
voor  een  gevoel  van  zekerheid  want  kin- 
deren hebben  dit  nodig.  Dit  zijn  de  waar- 
den waaruit  het  leven  bestaat.  Vestigt 
deze  en  dan  zullen  we  ons  geen  zorgen 
hoeven  te  maken  over  de  uitspattingen 
die  ons  zo  vaak  verontrusten.  Terwijl  de 
profetische  gebeurtenissen  openbaar 
worden,  is  één  ding  zeker  —  we  zullen 
meer  op  ons  zelf  moeten  vertrouwen. 
Wij  zullen  meer  in  ons  eigen  gezin  moe- 
ten onderwijzen.  In  het  Boek  van  Mor- 
mon  vinden  we  enkele  voorbeelden: 
„Ik,  Nephi,  uit  eerzame  ouders  geboren 
en  daarom  enigermate  in  al  de  geleerd- 
heid van  mijn  vader  onderwezen.  .  ."  (1 
Nephi  1:1.)  Ongetwijfeld  werd  Nephi  in 


de  geestelijke  dingen  onderwezen  —  zijn 
schrijven  maakt  dit  openbaar.  Hem  wer- 
den waarschijnlijk  ook  praktische  din- 
gen geleerd  want  hij  was  een  heel 
vindingrijk  mens.  Heden  ten  dage  kan 
zich  die  zoon  gelukkig  prijzen,  die  een 
vader  heeft,  die  hem  enigermate  on- 
derwijst in  alles  wat  hij  moet  leren. 
Enos,  de  zoon  van  Jakob,  was  nog  ie- 
mand die  zijn  vader  waardeerde: 
„Ziet,  ik,  Enos,  wist  dat  mijn  vader  een 
rechtvaardig  man  was,  want  hij  onder- 
wees mij  in  zijn  taal,  en  tevens  in  de 
lering  en  vermaning  van  de  Heer.  Geze- 
gend zij  de  naam  mijns  Gods  daarvoor! 
Ziet,  ik  ging  op  wild  jagen  in  de  wouden; 
en  de  woorden,  die  ik  mijn  vader  dikwijls 
had  horen  spreken  aangaande  het  eeuwi- 
ge leven  en  de  vreugde  der  heiligen  had 
ik  ter  harte  genomen. 
En  mijn  ziel  hongerde;  en  ik  knielde 
voor  mijn  Maker  neder  en  riep  Hem  aan 
in  krachtig  gebed  en  smeken  voor  mijn 
ziel  .  .  ."  (Enos  1:1,  3,  4.) 
Deze  grote  geestelijke  ervaring  was  de 
spil  waaromheen  zijn  leven  van  dienst- 
baarheid draaide.  Deze  ervaring  vond 
plaats  vanwege  de  woorden  van  zijn  va- 
der. Dit  zijn  prachtige  voorbeelden.  Het 
zijn  goede  voorbeelden  van  de  invloed 
van  onderwijs  door  de  ouders.  Één  ding 
is  onontbeerlijk.  Ouders  en  kinderen 
moeten  veel  tijd  met  elkaar 
doorbrengen. 

Sommigen  van  ons  ontvangen  mis- 
schien algemene  toejuiching  voor  onze 
daden.  De  meesten  van  ons  zullen  ons 
leven  betrekkelijk  anoniem  door- 
brengen. Dit  doet  er  niet  toe.  Dient  uw 
medemensen.  Hebt  uw  kinderen  lief  en 
onderwijst  hen.  Dan  zult  u  op  zekere  dag 
door  hen  geprezen  worden  en  dit  zal  in 
het  eeuwige  plan  meer  betekenen  dan 
roem  of  rijkdom: 

„Ik  ...  uit  eerzame  ouders  geboren  en 
daarom  .  .  .  onderwezen.  "  In  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


47 


Stuur  zendelingen 
uit  elke  natie 


Ouderling  Yoshihiko  Kikuchi 

van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


„Broeders  en  zusters,  we  moeten  het 
licht  van  de  wereld  zijn.  Er  wacht  ie- 
mand op  u." 

Ik  zoek  vandaag  de  leiding  van  de  heilige 
Geest.  President  Kimball,  president 
Tanner,  president  Romney,  president 
Benson,  alle  broeders  van  de  Twaalf,  alle 
andere  algemene  autoriteiten  en  broe- 
ders en  zusters,  namens  de  heiligen  in 
Japan  en  Korea,  zou  ik  graag  onze  war- 
me en  oprechte  waardering  willen  uiten 
voor  de  engelenstemmen  van  het  Mor- 
moons  Tabernakelkoor.  Gedurende 
hun  onlangs  gemaakte  reis  naar  Japan 
en  Korea  werden  zij  luisterrijk  ontvan- 
gen door  zowel  leden  als  niet-leden.  Hun 
oprechte  waardering  blijkt  uit  de  uitste- 
kende commentaren  en  de  recenties  in 
enkele  van  onze  belangrijkste  kranten. 
Ik  zou  deze  commentaren  met  u  willen 
delen. 

Een  recensent  schreef:  „Je  kon  schoon- 
heid vinden  en  het  diepe  geluid  van  vol- 
ledigheid of  perfectie."  (Uit:  Yomiuri 
Tokyo  van  8  september  1979.)  Een  ande- 
re schreef:  ,,Zij  gaven  ons  een  voor- 
proefje van  de  glorieuze  kwaliteit  en 
macht  van  muziek."  (Uit:  Kobe  News 
van  10  september  1979.)  En  weer  een 
ander  schreef:  „Het  koor  vond  zijn  weg 
tot  de  diepten  van  ons  hart  en  heeft  de 
meest  onbeschrijflijke  zin  voor  schoon- 
heid en  gevoel  bij  ons  achtergelaten." 
(Uit:   Kyoto  News  van   11    september 


1979.)  De  president  van  de  televisie- 
maatschappij Chukyo,  één  van  de  be- 
langrijkste organisators  van  de  reis  en 
natuurlijk  geen  lid  van  de  kerk,  zei  dat  de 
ogen  van  de  koorleden  zo  mooi  en  rein 
stonden  waardoor  een  diepe  indruk  bij 
hem  en  zijn  assistenten  achtergelaten 
werd.  Zoals  onze  geliefde  profeet,  presi- 
dent Spencer  W.  Kimball  ons  al  eerder 
verteld  heeft:  „Als  wij  ons  hart  tot  onze 
hemelse  Vader  en  zijn  zoon,  Jezus  Chris- 
tus neigen,  horen  wij  een  symfonie  van 
Heflijke  muziek  gezongen  door  hemelse 
stemmen  die  het  evangelie  van  vrede  ver- 
kondigen." (  Ensign  van  mei  1974,  blz. 
46.) 

Broeders  en  zusters,  vandaag  zou  ik 
mijn  waardering  willen  uiten  voor  de 
vele  zendelingen  die  naar  ons  land  geko- 
men zijn  en  naar  het  Land  van  de  Mor- 
genstilte. Als  ik  hun  wonderbare  werken 
zie,  gaat  mijn  hart  uit  naar  hun  ouders, 
die  hen  gestuurd  hebben  en  naar  diege- 
nen die  zich  grote  opofferingen  getroos- 
ten zodat  hun  zoons  en  dochters  nu  op 
zending  kunnen  gaan.  Ik  ontmoette  een 
moeder  die  in  deze  stad  een  baantje  voor 
halve  dagen  heeft  als  taxichauffeuse,  zo- 
dat ze  haar  zoon  op  zijn  zending  kon 
sturen.  Ze  sprak  op  trotse  wijze  over 
haar  zoon,  die  op  zijn  zending  was  en 
zijn  hemelse  Vader  diende. 
Mag  ik  met  u  een  mooie  zendeUngener- 
varing  delen  die  ik  kortgeleden  opdeed. 


48 


Ik  zag  een  wonder  dat  volbracht  werd 
door  een  van  uw  zendelingenzoons  die 
veel  liefde  bezat  voor  een  onderzoeker. 
Ik  ontmoette  deze  man  op  een  bijzonde- 
re haardvuuravond.  Hij  zei:  ,,Ik  heb  die- 
pe waardering  voor  de  jonge  mormoon- 
se  zendeling  die  mij  het  belangrijkste 
ding  in  het  leven  geleerd  heeft  en  die  mij 
gelukkig  gemaakt  heeft.  Eens  zou  ik 
mijn  oprechte  waardering  willen  uiten 
aan  de  ouders  die  hem  geleerd  hebben 
het  evangelie  zo  na  te  leven.".  Met  tra- 
nen in  zijn  ogen  en  terwijl  hij  mijn  han- 
den vasthield,  zei  hij:  „Ouderling  Kiku- 
chi,  ik  dank  onze  hemelse  Vader  voor  dit 
glorierijke  evangelie,"  en  toen  vertelde 
hij  het  volgende  verhaal:  „Op  zekere 
dag,  acht  jaar  geleden  werd  ik  op  mijn 
weg  van  het  werk  naar  huis  aangereden 
door  een  auto  die  daarna  direct  door- 
reed. Elf  dagen  lang  was  ik  buiten  be- 
wustzijn en  twee  jaar  lang  was  ik  in  een 
ziekenhuis.  Toen  ik  eindelijk  uit  het  zie- 
kenhuis ontslagen  werd,  had  mijn  vrouw 
mij  verlaten  en  had  de  kinderen  met  zich 
meegenomen.  Vóór  het  ongeluk  hadden 
we  een  goed  gezinsleven,  maar  mijn  le- 
ven werd  een  totale  mislukking.  Ik  was 
eenzaam  en  gedeprimeerd,  want  ik  had 
mijn  kostbaarste  bezit  —  mijn  gezin  — 
verloren.  Ik  probeerde  vele  keren  zelf- 
moord te  plegen.  Mijn  enige  onderhoud 
kwam  van  de  sociale  bijstand.  Ik  was 
geestelijk  en  lichamelijk  uitgeput;  ik  was 
net  een  levende  plant  geworden.  Ik  kon 
niet  lopen  dus  bewoog  ik  mij  voort  door 
over  de  vloer  te  rollen  en  te  kruipen. 
Op  een  avond  ging  ik  naar  het  zieken- 
huis om  mijn  dokter  te  bezoeken  voor 
het  uiteindelijke  resultaat  van  een  serie 
operaties.  Hij  vertelde  mij  dat  er  geen 
hoop  op  beterschap  was.  Alhoewel  ik 
wel  verwacht  had  dat  hij  dit  zou  zeggen, 
was  het  toch  een  grote  schok  voor  mij. 
Alles  was  verloren.  Op  de  terugweg  van 
de  dokter  naar  huis  huilde  ik  en  zag  ik 
mijn  gezicht  weerkaatst  in  het  natte  weg- 


dek. Het  was  een  jammerlijk  gezicht." 
Broeders  en  zusters,  net  toen  hij  op  het 
punt  stond  zich  voor  een  aanstormende 
trein  te  werpen,  ontmoette  hij  een  van 
uw  zendlingenzoons. 
Het  doet  mij  denken  aan  wat  de  Heiland 
zei:  ,,Ik  ben  de  goede  herder  en  Ik  ken  de 
mijne  en  de  mijne  kennen  Mij."  (Johan- 
nes  10:14.)  ,,Mijn  schapen  horen  naar 
mijn  stem  en  Ik  ken  ze  en  zij  volgen 
Mij."  (Johannes  10:27.) 
Er  werd  direct  begonnen  met  huisverga- 
deringen. Hierin  leerde  mijnheer  Sugiya- 
ma  dat  het  evangelie  waar  is,  dat  Jezus 
Christus  onze  Heiland  is,  dat  Joseph 
Smith  een  profeet  van  God  was  en  de 
ware  kerk  van  God  in  deze  laatste  bede- 
ling was  hersteld. 

Zoals  gewoonlijk  nodigden  zendelingen 
hem  uit  om  naar  de  kerk  te  komen;  om- 
dat hij  echter  niet  lopen  kon,  zei  hij,  dat 
hij  niet  in  staat  zou  zijn  te  komen.  Maar 
op  de  sabbatmorgen  werd  hij  vroeg  wak- 
ker en  zette  hij  dapper  koers  naar  de 
kerk.  Hoewel  deze  dichtbij  was,  kostte 
het  hem  bijna  drie  uur  om  de  afstand  af 
te  leggen  tussen  zijn  huis  en  het  dichtst- 
bijzijnde station  naar  de  kerk  in  Yoko- 
hama.  De  kerk  in  Yokohama  is  hoog  op 
een  heuvel  gelegen.  Van  het  station  naar 
de  kerk  duurde  bijna  een  uur,  alhoewel 
het  iemand  gewoonlijk  slechts  vijf  minu- 
ten zou  kosten.  Hij  klemde  zich  dikwijls 
aan  de  muur  vast,  viel  op  de  grond  om 
slechts  met  moeite  weer  op  de  been  te 
komen.  Tenslotte  bereikte  hij  de  kerk 
waar  het  avondmaal  aan  de  gang  was. 
De  zendelingen  hadden  nooit  verwacht 
dat  hij  naar  de  kerk  zou  komen.  Maar 
broeder  Sugiyana  voelde  de  zuivere  lief- 
de van  God  door  de  zendelingen  en  le- 
den, en  voelde  zichzelf  daartoe  aange- 
trokken. De  Heiland  zei:  „Een  nieuw 
gebod  geef  Ik  u,  dat  gij  elkander  liefhebt; 
gelijk  Ik  u  liefgehad  heb."  (Johannes 
13:34.) 
Kort  daarop  volgde  broeder  Sugiyana 


49 


het  gebod  van  de  Heer  op  door  zich  te 
laten  dopen. 

De  Heer  zei:  „. . .  tenzij  iemand  geboren 
wordt  uit  water  en  Geest,  kan  hij  het 
Koninkrijk  Gods  niet  binnengaan."  (Jo- 
hannes  3:5.) 

De  morgen  na  zijn  doop  werd  hij  opge- 
wekt en  vroeg  wakker.  Hij  strekte  zijn 
benen  uit  om  zich  zoals  gewoonlijk  om 
te  rollen.  Maar  deze  keer  broeders  en 
zusters,  was  er  iets  anders  dan  anders. 
Hij  voelde  kracht  in  zijn  benen  en  door 
zijn  hele  lichaam  stroomde  sterkte.  Hij 
ging  zitten  en  geleidelijk  aan  stond  hij  op 
zijn  voeten.  Hij  had  al  jaren  lang  niet 
gestaan  zonder  andere  hulpmiddelen. 
Hij  hep  die  morgen  met  gemak!  Hij 
merkte  dat  zijn  lichaam  gezond  gemaakt 
was. 

De  Heiland  zei  tegen  iemand  met  soort- 
gelijke problemen,  die  door  geloof  gene- 
zen was:  ,,.  .  .  uw  geloof  heeft  u  behou- 
den; ga  heen  in  vrede."  (Marcus  5:34.) 
Broeder  Sugiyama  zei:  „Ik  ben  door  hef- 
de  genezen  en  ik  wil  in  vrede  de  weg  van 
de  Heer  bewandelen."  Broeders  en  zus- 
ters, wonderen  zijn  niet  de  enige  tekenen 
van  de  ware  kerk  van  God,  maar  we 
kunnen  veel  leren  van  het  wonder  dat 
door  de  Heer  volbracht  werd  door  mid- 
del van  een  geweldige  jonge  mormoonse 
zendeling  die  zoveel  hefde  bezat  voor 
zijn  onderzoeker. 

Liefde  gaat  aan  het  wonder  vooraf.  Lief- 
de is  een  proces,  het  is  geen  programma. 
De  liefde  van  Christus  kan  welke  zorgen 
in  ons  leven  dan  ook  te  boven  komen  en 


welke  menselijke  smart  dan  ook  gene- 
zen. Tot  al  mijn  vrienden  waar  zij  ook 
mogen  zijn,  zeg  ik,  laten  we  tot  Jezus 
komen  en  ,, wordt  geboren  uit  water  en 
Geest."  (Johannes  3:5.)  Want  zoals  de 
Heer  zei:  „En  zie,  wie  ook  in  Mijn  woor- 
den geloven,  hen  zal  Ik  met  de  open- 
baarmakingen van  Mijn  Geest  bezoe- 
ken; en  zij  zullen  uit  Mij  worden  gebo- 
ren, namelijk  uit  water  en  uit  de  Geest." 
(LV  5:16.) 

Hoe  zeer  waardeer  ik  mijn  eigen  zende- 
lingen die  mij  de  heerlijkste  boodschap 
onderwezen  hebben  die  we  ooit  kunnen 
horen.  Ouderling  Law  en  ouderling  Por- 
ter,  ik  dank  u.  Hoe  vele  zielen  zijn  getrof- 
fen door  zendelingen  zoals  deze?  O,  laat 
ons  toch  doorgaan  voortreffelijke  zen- 
delingen uit  iedere  natie  te  sturen,  zoals 
onze  profeet  ons  gevraagd  heeft.  En  mo- 
gen wij  leden  van  deze  ware  kerk  genoeg 
moed  hebben  om  voor  de  wereld  te  staan 
om  deze  verheven  boodschap  van  het 
eeuwige  evangelie,  het  herstelde  evange- 
lie van  Jezus  Christus  met  ,,alle  natiën, 
geslachten,  talen  en  volken"  te  delen. 
(LV  77:8.)  Broeders  en  zusters,  we  moe- 
ten het  licht  van  de  wereld"  zijn. 
(Matteüs  5:14.)  Er  wacht  iemand  op  u. 
Ik  geef  u  mijn  getuigenis  van  de  godde- 
lijkheid van  dit  evangeUe.  Ik  weet  dat 
God  leeft  en  dat  Jezus  Christus  de  Hei- 
land van  de  hele  wereld  is.  Er  is  onder  de 
hemel  geen  andere  naam,  waardoor  wij 
behouden  kunnen  worden  (zie  Hande- 
lingen 4:12).  Alleen  door  Jezus  van  Na- 
zaret  kunnen  we  gered  worden. 
Ik  weet  dat  Joseph  Smith  een  profeet 
van  God  was  en  dat  het  Boek  van  Mor- 
mon  het  ware  woord  van  God  bevat. 
Deze  kerk  is  waar.  Ik  weet  dat  president 
Spencer  W.  Kimball  —  een  moderne 
Job  —  heden  een  levende  profeet  van 
God  is.  Ik  heb  hem  lief  met  mijn  hele 
hart  en  ondersteun  hem  met  mijn  hele 
ziel.  In  de  naam  van  onze  Heiland,  Jezus 
Christus.  Amen.  D 


50 


Zaterdag  6  oktober  1979 

Priesterschapsbijeenkomst 


Neem  de  juiste 
beslissingen 


Ouderling  L.  Tom  Perry 
van  de  Raad  der  Twaalf 


Toen  ik  de  Tabernakel  na  de  zaterdag- 
middagbijeenkomst van  de  laatste  con- 
ferentie verliet,  kwam  ik  onder  de  indruk 
van  de  rijen  die  zich  drie  uur  voor  het 
begin  vormden  om  binnengelaten  te 
worden  in  de  priesterschapsbijeen- 
komst. Ik  ben  stil  blijven  staan  om  een 
praatje  te  maken  met  degenen  in  de 
rijen.  Tot  mijn  verbazing  was  een  groot 
percentage  van  de  wachtenden,  jonge- 
mannen, dragers  van  het  Aaronische 
priesterschap. 

Vanavond  bewijs  ik  jullie  eer  voor  jullie 
toewijding.  Tot  deze  uitverkoren  gene- 
ratie van  koninklijk  priesterschap  wil  ik 
in  deze  bijeenkomst  van  onze  conferen- 
tie mijn  woorden  richten. 
Toen  ik  mijn  opdracht  ontving  om  in  de 
priesterschapsbijeenkomst  te  spreken, 
vroeg  ik  ouderling  Backman,  de  nieuwe 
leider  van  het  Jonge-Mannenpro- 
gramma  om  suggesties  voor  een  onder- 
werp dat  bijzonder  de  aandacht  vraagt 
van  Aaronische  priesterschapsdragers. 
Binnen  een  paar  dagen  ontving  ik  een 
korte  brief  van  ouderling  Backman  met 


zijn  antwoord:  ,, De  jeugd  staat  aan  het 
begin  van  een  hoogst  interessante  tijd 
van  hun  leven.  Zij  zullen  spoedig  belan- 
grijke beshssingen  nemen,  die  hun  toe- 
komst zullen  vormen,  zoals  zending, 
studie,  beroep,  huwelijk  enzovoort." 
Zijn  raad  was  te  spreken  over  het  nemen 
van  juiste  beshssingen. 
Bevestigd  aan  zijn  briefje  was  een  strip 
van  ,,Peanuts"  waar  Linus  op  afgebeeld 
staat  met  een  mooie,  stevige  sneeuwbal 
in  zijn  hand  als  Lucy  in  het  beeld  ver- 
schijnt. Ze  neemt  de  toestand  op  en 
plaatst  de  volgende  opmerking  tegen  Li- 
nus: ,,Het  leven  is  vol  keuzen.  Als  je  wilt, 
kun  je  die  sneeuwbal  naar  mij  gooien. 
Als  je  wilt,  kun  je  die  sneeuwbal  ook  niet 
naar  mij  gooien.  Maar  als  je  kiest  om  die 
sneeuwbal  naar  mij  te  gooien,  zal  ik  je 
tegen  de  grond  slaan!  Als  je  die  sneeuw- 
bal niet  naar  mij  gooit,  zal  je  gespaard 
worden." 

Toen  zei  Linus,  terwijl  hij  de  sneeuwbal 
met  een  blik  van  afkeer  op  zijn  gezicht 
wegwierp:  „Het  leven  is  vol  keuzen, 
maar  ik  krijg  er  nooit  een." 


51 


Linus  heeft  gelijk,  dat  het  leven  vol  keu- 
zen is.  Maar  ik  vond  dat  hij  in  het  tweede 
deel  geen  gelijk  had.  Beshssingen  liggen 
vóór  ons  bij  iedere  stap  die  we  doen. 
Richard  L.  Evans  zei  in  de  film  's  Men- 
sen zoeken  naar  geluk:  „Het  leven  biedt 
twee  kostbare  gaven.  De  ene  is  tijd,  de 
andere  vrijheid  van  keuze  —  de  vrijheid 
om  met  uw  tijd  te  kopen  wat  u  wilt.  U 
bent  vrij  om  uw  aandeel  van  tijd  in  te 
wisselen  voor  sensaties.  U  kunt  deze  rui- 
len voor  slechte  verlangens.  U  kunt  deze 
investeren  in  hebzucht.  U  kunt  er  ijdel- 
heid mee  kopen;  u  kunt  uw  tijd  besteden 
aan  het  najagen  van  materiële  dingen. 
De  vrijheid  om  te  kiezen  is  aan  u.  Maar 
dit  zijn  geen  voordeeltjes,  want  daarin 
vindt  u  geen  blijvende  voldoening." 
(Cursivering  toegevoegd.)  Er  staat  een 
prachtig  verslag  helemaal  aan  het  begin 
van  het  Boek  van  Mormon  over  een  fa- 
milie die  enkele  belangrijke  beslissingen 
moest  nemen. 

Stel  je  voor  datje  in  die  tijd  leeft  en  je  lid 
van  Lehi's  gezin  bent.  Je  woont  in  Jeru- 
zalem in  een  heel  gerieflijk  huis,  warm  en 
beschut,  omringd  door  veel  van  de  goe- 
de dingen  des  levens.  Op  zekere  morgen 
als  je  opstaat,  roept  je  vader  de  familie 
bijeen  voor  een  gezinsraad.  Hij  deelt 
mee,  dat  hij  de  afgelopen  nacht  een 
droom  gehad  heeft  en  doet  jullie  dan  de 
ontstellende  mededeling:  ,,Ga  je  slaap- 
zakken en  de  tenten  halen.  Neem  zoveel 
proviand  mee  als  we  op  onze  rug  kunnen 
dragen.  Maak  je  geen  zorgen  over  het 
goud  en  zilver  en  kostbaarheden.  We 
zullen  daar  geen  plaats  voor  hebben.  De 
Heer  heeft  mij  geboden  om  de  wildernis 
in  te  trekken."  En  in  de  Schrift  staat 
vermeld  ,,En  hij  verliet  zijn  huis  en  het 
land  zijner  erfenis  en  zijn  goud,  zijn  zil- 
ver en  zijn  kostbaarheden,  en  nam  niets 
anders  mede  dan  zijn  gezin  en  levens- 
middelen en  tenten,  en  trok  de  wildernis 
in."  (1  Nephi  2:4.) 
Als  je  slechts  een  korte  afstand  afgelegd 


hebt,  heeft  je  vader  nog  een  droom.  Hij 
roept  je  bij  zich  en  zegt:  „Zie,  ik  heb  een 
droom  gehad,  waarin  de  Here  mij  heeft 
bevolen,  dat  gij  en  uw  broeders  naar  Je- 
ruzalem moeten  terugkeren. 
Want  zie,  Laban  heeft  het  geschiedboek 
van  de  Joden  en  ook  een  geslachtsregis- 
ter  van  uw  voorvaderen,  en  ze  zijn  op 
koperen  platen  gegraveerd. 
Daarom  heeft  de  Here  mij  geboden,  dat 
gij  en  uw  broeders  naar  het  huis  van 


„Het  leven  biedt  twee  kostbare 

gaven.  De  ene  is  tijd,  de  andere 

vrijheid  van  keuze  —  de 

vrijheid  om  met  uw  tijd  te 

kopen  wat  u  wilt." 


Laban  moeten  gaan,  en  de  geschiedboe- 
ken  trachten  te  verkrijgen  en  ze  hier  in  de 
wildernis  brengen."  (1  Nephi  3  :  2-4.) 
Dat  was  me  even  een  zware  taak  die  de 
zonen  was  opgelegd,  want  Laban  was 
een  zeer  rijk  en  machtig  man.  Zij  mop- 
perden op  hun  vader  en  zeiden  dat  het 
iets  moeilijks  was  wat  hij  van  hen  vereis- 
te. Maar  één  zoon  zei  tegen  zijn  vader: 
„Ik  zal  heengaan  en  doen,  wat  de  Here 
heeft  bevolen,  want  ik  weet,  dat  de  Here 
geen  geboden  aan  de  kinderen  der  men- 
sen geeft,  zonder  tevens  de  weg  voor  hen 
te  bereiden,  zodat  zij  zullen  kunnen  vol- 
brengen, wat  Hij  hun  gebiedt."  (1  Nephi 
3  :  7.) 

Deze  jongemannen  moesten  verschillen- 
de beslissingen  het  hoofd  bieden  toen  zij 
Laban  benaderden  om  hem  om  de  pla- 
ten te  vragen.  Het  is  uiterst  interessant 
voor  mij  op  te  merken  door  welk  proces 
zij  die  beshssingen  maakten.  Eerst  was 
de  beslissing  het  aan  het  toeval  over  te 
laten.  En  zij  lootten  en  het  lot  viel  op 


52 


Laman.  Hij  ging  naar  het  huis  van  La- 
ban,  en  terwijl  hij  daar  zat  en  met  hem 
sprak,  zei  hij  dat  hij  de  verslagen  ver- 
langde die  op  de  koperen  platen  geschre- 
ven waren.  Dit  verzoek  beviel  Laban 
niet  erg  en  hij  werd  boos  en  verdreef  hem 
uit  zijn  tegenwoordigheid  en  wilde  niet 
dat  hij  de  geschiedboeken  in  handen 
kreeg.  Hij  zei:  ,,Zie,  gij  zijt  een  rover  en 
ik  zal  u  doden."  (1  Nephi  3:13.)  Dat  was 
genoeg  voor  Laman;  hij  vluchtte,  kwam 
terug  en  meldde  zijn  broers  dat  het  niet 
doeltreffend  was  om  de  opdracht  aan 
het  toeval  over  te  laten. 
Nephi  moest  nog  een  andere  beshssing 
nemen  wat  betreft  het  verkrijgen  van  de 
verslagen.  Hij  dacht  aan  alle  weelde  die 
ze  thuis  hadden  achtergelaten,  het  goud 
en  zilver  en  alle  soorten  rijkdom.  Hij 
dacht  eraan  dat  goud  en  zilver  op  te  gaan 
halen  en  zich  te  verlaten  op  de  dingen 
van  de  wereld  om  daarmee  de  verslagen 
te  kopen.  Zo  gingen  zij  naar  het  huis  van 
Laban,  stalden  het  goud  en  zilver  uit  en 
boden  aan  deze  kostbare  dingen  te  ruilen 
voor  de  koperen  platen.  Toen  Laban  de 
kostbaarheden  zag  en  bemerkte  dat  ze 
zeer  waardevol  waren,  werd  zijn  begeer- 
te ernaar  opgewekt.  Terwijl  hij  naar  de 
vier  jongens  keek  tegenover  al  zijn 
dienstknechten,  was  het  gemakkelijk  te 
beslissen  dat  hij  de  platen  zou  behouden 
en  de  rijkdom  ook.  Hij  stuurde  zijn 
dienstknechtem  achter  de  jongens  aan 
om  hen  te  doden  en  zij  moesten  vluchten 
en  hun  eigendommen  achterlaten.  Door 
wereldse  dingen  konden  ze  de  verslagen 
niet  verkrijgen. 

Nu  hadden  de  broers  van  Nephi  bijna 
tweemaal  hun  leven  verloren  terwijl  ze 
probeerden  het  verslag  te  verkrijgen  en 
daardoor  waren  ze  niet  erg  met  hem  in- 
genomen. Nephi  wilde  niet  opgeven;  hij 
redeneerde  met  hen  op  de  volgende  wij- 
ze: „Laat  ons  nogmaals  naar  Jeruzalem 
gaan  en  getrouw  zijn  in  het  onderhouden 
van  de  geboden  des  Heren,  want  ziet,  Hij 


is  machtiger  dan  de  gehele  aarde,  waar- 
om dus  niet  machtiger  dan  Laban  met 
zijn  vijftig  of  zelfs  met  zijn  tienduizen- 
den?" (1  Nephi  4:L)  Wie  kon  er  zo'n 
logische  beredenering  tegenspreken? 
Natuurlijk  was  de  Heer  machtiger  dan 
Laban  en  al  zijn  dienstknechten.  Dus 
leidde  Nephi  zijn  broers  's  nachts  buiten 
de  muur  van  Jeruzalem.  Hij  kroop  naar 
binnen  in  de  richting  van  het  huis  van 
Laban  en  deze  keer  liet  hij  het  niet  aan 
het  toeval  over  of  aan  wereldse  dingen, 
maar  hij  ging  erheen  vol  geloof.  Hij  zei: 
„Ik  werd  door  de  Geest  geleid,  van  tevo- 
ren niet  wetende,  wat  ik  moest  doen."  (1 
Nephi  4:6.) 

Toen  hij  bij  het  huis  van  Laban  kwam, 
vond  hij  een  man,  die  op  de  grond  geval- 
len was,  dronken  van  wijn.  Toen  hij  na- 
derbij kwam,  ontdekte  hij,  dat  het  La- 
ban was.  Laban  was  hem  in  zijn  handen 
gegeven.  De  Heer  had  de  weg  vrijge- 
maakt om  het  verslag  te  verkrijgen. 
Door  het  besluit  te  nemen  op  de  Heer  te 
vertrouwen,  had  hij  resultaat  gehad.  Wij 
kunnen  een  belangrijke  les  leren  uit  de 
wijze  van  beslissingen  nemen  van  de 
zoons  van  Lehi.  Natuurlijk  was  de  me- 
thode om  het  besluit  aan  het  toeval  over 
te  laten  niet  erg  aanvaardbaar. 
Ik  herinner  me  dat  ik  op  een  keer,  toen  ik 
bij  de  mariniers  was  en  gestationeerd 
was  in  Pendleton  in  Californië,  een  be- 
slissing aan  het  toeval  overliet  en  mijzelf 
bijna  in  een  hoogst  onplezierige  situatie 
bevond. 

Mijn  kameraden  hadden  er  ieder  week- 
end bij  mij  op  aangedrongen  om  met 
hen  naar  een  dancing  in  Los  Angeles  te 
gaan  om  plezier  te  hebben.  Elk  week-end 
werd  ik  aangemoedigd  om  mee  te  gaan. 
Na  hen  een  paar  weken  lang  weerstaan 
te  hebben,  omdat  ik  dacht  dat  dat  niet  de 
juiste  plaats  voor  mij  was,  besloot  ik  het 
eenmaal  aan  het  toeval  over  te  laten  om 
te  zien  hoe  het  af  zou  lopen. 
Ik  vertrok  met  hen  in  de  richting  van 


53 


deze  grote  dancing  in  Los  Angeles.  Wij 
gingen  met  de  tram  en  terwijl  deze  ver- 
derreed  van  halte  tot  halte,  liep  deze  vol 
met  vele  jonge  dames.  Zij  waren  niet  het 
type  in  wier  gezelschap  ik  ooit  tevoren 
geweest  was.  Zij  waren  erg  vrijpostig.  Ik 
voelde  mij  niet  op  mijn  gemak  in  hun 
gezelschap.  Toen  ze  mij  benaderden  pas- 
te ik  een  taktiek  toe  die  een  marinier 
volkomen  onbekend  is.  Ik  trok  mij 
terug. 

Op  de  achterste  bank  van  de  tram  ont- 
dekte ik  vier  jonge  dames,  die  zich  vol- 
komen anders  gedroegen.  Ik  vroeg  hen 
of  ze  naar  het  dansen  gingen  en  hun 
antwoord  was:  ,,Ja,  maar  niet  naar  de- 
zelfde waar  u  heengaat."  Toen  zeiden  ze: 
„Wij  gaan  naar  de  Adams-wijk  naar  een 
mormoonse  dansavond.  Weet  u  iets 
over  de  mormoonse  kerk?"  Ik  was  ver- 
baasd, en  opgelucht  en  gewiUig  ging  ik 
met  hen  de  tram  uit  en  ik  had  een  heerlij- 
ke avond  in  de  Adams-wijk.  Heb  meer 
zelfvertrouwen  in  plaats  van  je  besHssin- 
gen  aan  het  toeval  over  te  laten. 


De  besHssing  door  Nephi  en  zijn  broers 
genomen  om  hun  vertrouwen  te  stellen 
op  de  dingen  van  de  wereld  bleek  niet 
meer  succes  te  hebben  dan  deze  aan  het 
toeval  over  te  laten.  Tijdens  het  bijwo- 
nen van  een  ringconferentie  sprak  ik  met 
een  vader.  Hij  vertelde  mij  over  de  druk 
waaronder  zijn  tienerdochter  stond  om 
de  gewoonten  van  de  wereld  te  volgen  en 
hoe  ze  de  beslissing  gemaakt  had  haar 
leven  niet  te  laten  beïnvloeden  door  die 
druk. 

In  haar  klas  op  school  was  zij  het  enige 
lid  van  de  kerk.  Ze  was  een  populaire 
jonge  dame  bij  de  jongens  en  ze  had  veel 
gelegenheden  om  gevraagd  te  worden 
voor  afspraakjes.  De  jongens  in  haar 
klas  leefden  niet  volgens  de  standaarden 
die  haar  geleerd  waren  in  onze  kerk.  Zij 
nam  het  besluit  om  elke  jongen  die  haar 
voor  een  afspraakje  vroeg  te  vertellen 
volgens  welke  standaarden  zij  leefde.  Als 
zij  met  hun  uit  zou  gaan,  zou  er  van  hen 
verwacht  worden  dat  zij  zich  zouden  ge- 
dragen in  overeenstemming  met  haar 


54 


maatstaven.  Ze  wilde  zo'n  toezegging 
van  hen  hebben  voordat  zij  een  af- 
spraakje zou  aannemen. 
Op  zekere  dag  kwam  de  grote  voetbal- 
held  van  de  school,  vóór  de  belangrijkste 
dans  van  het  hele  jaar,  naar  haar  toe  en 
zei:  „Je  weet  dat  ik  je  zou  willen  vragen 
met  mij  naar  het  bal  te  gaan  als  je  je 
maatstaven  alleen  maar  een  beetje  zou 
willen  verlagen." 

Er  klonk  geen  aarzeling  in  haar  stem 
toen  ze  antwoordde:  „Als  ik  met  jou  uit 
zou  gaan,  zou  ik  mijn  standaarden  verla- 
gen." Wees  sterk  genoeg  in  je  besluit  om 
de  gewoonten  van  de  wereld  niet  na  te 
volgen.  Nephi  had  succes  toen  hij  zijn 
besluit  nam  om  geloof  te  hebben  in  de 
Heer  en  zijn  wegen  te  bewandelen. 
Een  paar  jaar  geleden  verscheen  er  in  de 
Church  News  een  heel  interessant  artikel 
over  een  jongeman  die  zijn  besluit  nam 
om  op  de  wegen  van  de  Heer  te  vertrou- 
wen. In  het  artikel  staat: 
President  Spencer  W.  Kimball  is  een 
voortdurende  inspiratie  voor  de  kerk. 
Dit  is  niet  alleen  zo  door  wat  hij  zegt, 
maar  ook  door  wat  hij  doet.  Toen  hij  de 
gebiedsconferentie  in  Stockholm  toe- 
sprak, openbaarde  hij  het  geheim  van  dit 
succes.  Hij  zei: 

„Als  ik  de  koeien  aan  het  melken  was  of 
aan  het  hooien  was,  had  ik  tijd  om  na  te 
denken.  Ik  peinsde  erover  en  nam  dit 
besluit:  Ik,  Spencer  Kimball,  zal  nooit 
enige  vorm  van  sterke  drank  aanraken. 
Ik,  Spencer  Kimball,  zal  nooit  tabak 
aanraken.  Ik  zal  nooit  koffie  drinken, 
noch  zal  ik  ooit  thee  proeven  —  niet 
omdat  ik  uit  kan  leggen  waarom  ik  dit 
niet  zou  doen,  behalve  dat  de  Heer  ge- 
zegd heeft  het  niet  te  doen.  Hij  zei  dat 
deze  dingen  een  gruwel  waren.  Vele  an- 
dere dingen  zijn  dit  ook  en  staan  niet  in 
het  Woord  van  Wijsheid.  Maar  ik  nam 
die  beslissing. 

Dat  is  wat  ik  probeer  te  bewijzen.  Als 
kleine  jongen  besloot  ik  toen:  Ik  zal  die 


dingen  nooit  aanraken.  En  dus,  omdat 
ik  dit  besloten  had,  was  het  makkelijk  ze 
te  volgen,  en  ik  bezweek  niet.  Er  kwa- 
men vele  verzoekingen,  maar  ik  analy- 
seerde ze  niet  eens;  ik  stond  er  niet  bij  stil 
ze  te  overwegen  en  te  zeggen:  Zal  ik  of 
zal  ik  niet?  Ik  zei  altijd  tegen  mezelf:  Ik 
heb  toch  besloten  om  het  niet  te  doen. 
Daarom  doe  ik  het  ook  niet." 
President  Kimball  vervolgt:  ,,Ik  zou  al- 
leen maar  willen  zeggen  dat  ik  spoedig 
een  nieuw  leven  ga  beginnen  en  dat  ik 
nog  nooit  thee,  noch  koffie,  noch  tabak, 
noch  welke  soort  sterke  drank  dan  ook, 
noch  drugs  geproefd  heb.  Dat  mag  u  erg 
aanmatigend  klinken,  maar  ik  probeer 
alleen  deze  aanwijzing  te  geven:  dat  als 
elke  jongen  en  elk  meisje  —  als  hij  of  zij 
wat  volwassener  begint  te  worden  en  wat 
onafhankelijker  van  zijn  vrienden  en  zijn 
familie  en  van  iedereen  —  als  elke  jongen 
en  elk  meisje  het  besluit  zou  nemen:  ,Ik 
wil  niet  toegeven,'  dan  hindert  het  niet 
wat  voor  verzoeking  het  is:  Ik  heb  mijn 
besluit  genomen.  Dat  staat  vast." 
{Church  News  van  4  oktober  1975;  lees 
ook  het  Conferentierapport  van  de  ge- 
biedsconferentie voor  Denemarken, 
Finland,  Noorwegen  en  Zweden  van  au- 
gustus 1974,  blz.  86,  87.) 
Als  wij  allemaal  zijn  voorbeeld  zouden 
volgen  bij  het  nemen  van  onze  beshssin- 
gen,  gebaseerd  op  ons  geloof  in  de  Heer 
Jezus  Christus,  wat  zou  dit  dan  een  ver- 
andering in  ons  leven  teweegbrengen. 
Jullie,  jeugd  van  het  edele  geslacht,  neem 
hier  vanavondje  beslissing:  ,,Ik  zal  heen- 
gaan en  doen,  wat  de  Here  heeft  bevo- 
len." (1  Nephi  3:7.) 

Er  ligt  kracht  in  zijn  wegen.  Er  is  geen 
grotere  vreugde  in  dit  leven  dan  om  in 
zijn  dienst  te  staan.  Ik  geef  jullie  mijn 
plechtige  getuigenis  dat  een  besluit  om  te 
leven  overeenkomstig  zijn  wet  jullie  eeu- 
wig leven  zal  brengen.  In  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 


55 


De  regeerders 


Ouderling  William  R.  Bradford 

van  het  Eerste  Quorun  der  Zeventig 


Mijn  geliefde  broeders,  dit  is  een  ontroe- 
rend ogenblik.  In  geen  andere  tijd  is  er 
een  dergelijke  verzameling  geweest  van 
de  uitverkoren  zonen  van  God.  Als  het 
niet  door  de  macht  van  de  Geest  was, 
kon  ik  het  gewicht  van  dit  ogenblik  niet 
verdragen. 

Ik  heb  het  sterke  gevoel  om  u,  mijn  broe- 
ders, mijn  innige  liefde  te  betuigen.  Mijn 
vertrouwen  in  u  kan  alleen  maar  vergele- 
ken worden  met  mijn  vertrouwen  in  de 
Meester,  die  wij  volgen.  Te  weten  dat  wij 
broeders  zijn,  schenkt  mij  grote  vreugde. 
Ik  zou  u  nooit  bekritiseren,  maar  omdat 
ik  van  u  houd  en  omdat  we  inderdaad 
broeders  zijn,  heb  ik  het  gevoel  dat  ik 
open  en  rechtstreeks  tot  u  kan  spreken. 
Het  feit  dat  u  het  priesterschap  draagt,  is 
geen  toeval.  Het  bewijst  dat  u  door  de 
wateren  van  de  doop  bent  gegaan.  U 
bent  geïnterviewd  door  de  rechters  van 
Israël  en  waardig  bevonden  om  Gods 
regeerders  te  zijn.  Uw  status  als  regeer- 
ders is  en  blijft  afhankelijk  van  het  in 
overeenstemming  zijn  met  de  voorwaar- 
den die  de  Vader  en  zijn  zoon,  Jezus 
Christus,  in  ons  voorsterfelijk  bestaan 
hebben  gesteld.  U  hebt  die  voorwaarden 
toen  aangenomen  en  door  uw  ordening 
en  tegenwoordige  waardigheid  hebt  u 
deze  hier  aangenomen.  Hierbij  is  niets 
toevallig.  Het  is  een  ernstige  zaak.  Het  is 
zo  belangrijk  dat  Gods  aangelegenheden 


op  aarde  en  de  zaligheid  van  het  hele 
mensdom  ervan  afhangen. 
Laat  mij,  opdat  u  beter  kunt  begrijpen 
wat  het  betekent  de  regeerders  te  zijn, 
verklaren  hoe  u  betrokken  bent  bij  het 
regeren  van  de  kerk  en  wel  op  drie  gebie- 
den; het  individuele,  het  ge  zins-  en  de 
officieel  ingestelde  kerk. 
U,  als  enkeling  vormt  de  kerk.  De  Heer 
sloot  een  verbond  met  zijn  getrouwe  zo- 
nen, dat  zij  „de  kerk  en  het  koninkrijk, 
en  de  uitverkorenen  Gods"  (LV  84  :  34; 
cursivering  toegevoegd)  zouden  worden. 
U  dan,  door  uw  getrouwheid  als  pries- 
terschapsdrager wordt  de  kerk.  De  kerk 
zal  bestuurd  worden  alleen  als  u  uzelf 
bestuurt. 

Het  meest  fundamentele  grondbeginsel 
van  waarheid  waarop  het  hele  plan  van 
God  gebaseerd  is,  is  de  vrije  wil.  Als 
enkeling  hebt  u  het  recht  uzelf  te  bestu- 
ren. Het  is  een  goddelijke  gave  aan  u,  te 
denken  en  te  handelen  volgens  uw  eigen 
wens.  Het  is  uw  beslissing. 
Er  moet  echter  verklaard  worden  dat 
hoewel  u  de  vrije  wil  hebt  om  voor  uzelf 
te  kiezen,  u  niet  het  recht  hebt  te  kiezen 
wat  het  resultaat  zal  zijn  van  uw  beshs- 
sing.  De  resultaten  van  wat  u  denkt  of 
doet  worden  door  wetten  bestuurd.  Uit 
het  goede  komt  het  goede  voort;  uit  het 
kwade  het  kwade.  U  bestuurt  uzelf  door 
u  te  onderwerpen  aan  de  orde  van  de 


56 


wet.  Als  u  gehoorzaam  bent  aan  Gods 
wet  blijft  u  vrij.  U  gaat  vooruit  en  wordt 
volmaakt.  Als  u  ongehoorzaam  bent 
aan  Gods  wet  bindt  u  zichzelf  aan  datge- 
ne, wat  uw  vooruitgang  tegenhoudt.  U 
wordt  verontreinigd  en  onwaardig  om 
deelgenoot  te  zijn  met  degenen  die  reiner 
en  kuiser  zijn. 

Laat  mij  u  tonen  hoe  dit  beginsel  van 
zichzelf  besturen  uw  leven  beïnvloedt.  Ik 
geloof  niet  dat  het  u  zou  verbazen  te 
horen  dat  een  heel  groot  aantal,  zowel 
Aaronische  als  Melchizedekse  priester- 
schapsdragers, evenals  onze  zusters  hun 
vrije  wil  op  zo'n  wijze  uitoefenen  dat  zij 
de  gewoonte  ontwikkeld  hebben  uren- 
lang televisie  te  kijken.  Velen  hebben 
twintig  uur  of  meer  per  week  bereikt. 
Gods  plan  schrijft  voor  dat  we  onze  tijd 
op  deze  aarde  besteden  met  werken. 
Werk  betekent  zelf  geestelijk  en  lichame- 
lijk bezig  zijn.  Vele  uren  per  week 
geïndoctrineerd  te  worden  door  de  tele- 
visie, die  veel  duivelse  dingen  vertoont, 
schijnt  niet  aan  deze  vereiste  te  voldoen. 
Zelfs  als  de  televisie  niet  vol  dwaasheid, 
geweld,  onzedelijkheid  en  vuile  taal  stak, 
zou  de  amusementswaarde  nog  steeds  de 
verspilhng  van  tijd  niet  rechtvaardigen. 
U  bent  hier  om  te  werken,  om  de  zaken 
van  de  Heer  te  besturen  maar  niet  om 
geamuseerd  te  worden.  De  apostel  Pau- 
lus  sprak  recht  op  de  man  aftoen  hij  aan 
Titus  schreef: 

„Alles  is  rein  voor  de  reinen,  maar  voor 
hen,  die  besmet  en  onbetrouwbaar  zijn, 
is  niets  rein.  Maar  bij  hen  zijn  zowel  het 
denken  als  het  geweten  besmet. 
Zij  belijden  wel,  dat  zij  God  kennen, 
maar  met  hun  werken  verloochenen  zij 
Hem,  daar  zij  verfoeilijk  en  ongehoor- 
zaam zijn  en  niet  deugen  voor  enig  goed 
werk."  (Titus  1:15,  16.) 
Het  priesterschap  dragen  betekent  de 
opdracht  gekregen  te  hebben  van  de 
Heer  om  te  handelen  zoals  Hij  zou  han- 
delen als  Hij  hier  persoonlijk  was.  Is  uw 


gewoonte  om  televisie  te  kijken  verenig- 
baar met  die  heilige  opdracht?  Als  u  de 
gewoonte  hebt  om  twintig  uur  per  week 
televisie  te  kijken  en  u  zich  zou  bekeren 
en  deze  veranderen  in  een  gewoonte  om 
het  evangeUe  te  bestuderen,  dan  kon  u  in 
één  jaar  het  Boek  van  Mormon,  de  Leer 
en    Verbonden,    de    Parel    van    Grote 


„Broeders,  in  enkele  dingen 

blijft  er  een  vrij  groot  verschil 

bestaan  tussen  wat  we  zijn  en 

wat  we  moeten  worden." 


Waarde  en  de  hele  Bijbel  lezen.  Boven- 
dien kon  u  Jezus  de  Christus,  De  Artike- 
len des  Geloofs,  Evangeliebeginselen,  ba- 
sislessen  voor  priesterschapsdragers,  ba- 
sislessen  voor  zusters,  basislessen  voor 
kinderen,  alle  drie  delen  van  De  leer  tot 
zaligmaking.  Het  wonder  der  vergeving. 
Evangelieleer  en  Zijn  kerk  hersteld  lezen 
en  kon  dan  de  Bijbel,  het  Boek  van  Mor- 
mon, Leer  en  Verbonden  en  de  Parel  van 
Grote  Waarde  herlezen.  Dan  heeft  u  ook 
nog  tijd  over  om  De  Ster  te  lezen.  Dit  is 
gebaseerd  op  uw  vermogen  om  slechts 
tien  bladzijden  per  uur  te  lezen.  De 
doorsnee  mens  kan  twintig  bladzijden  of 
meer  per  uur  lezen.  Als  u  tot  de  gemid- 
delden behoort,  hebt  u  nog  tien  uur  per 
week  over  om  uzelf  te  brengen  tot  ande- 
re activiteiten,  die  tot  opbouw  van  het 
koninkrijk  zijn,  zoals  een  persoonlijk 
dagboek  bijhouden,  genealogie  en  tem- 
pelwerk,  meer  huisonderwijs,  welzijns- 
zorgdiensten en  het  betrokken  zijn  bij 
dingen  die  het  burgerlijk  leven  en  het 
vaderland  betreffen  om  onze  vrijheid  te 
beschermen  en  nog  veel  meer.  Ik  her- 
haal: „Alles  is  rein  voor  de  reinen,  maar 
voor  hen,  die  besmet  en  onbetrouwbaar 


57 


zijn,  is  niets  rein.  Maar  bij  hen  zijn  zowel 
het  denken  als  het  geweten  besmet. 
Zij  belijden  wel,  dat  zij  God  kennen, 
maar  met  hun  werk  verloochenen  zij 
Hem,  daar  zij  verfoeilijk  en  ongehoor- 
zaam zijn  en  niet  deugen  voor  enig  goed 
werk."  (Titus  1  :  15,  16.) 
U  allen  bent  lid  van  de  meest  fundamen- 
tele eenheid  van  de  kerk,  het  gezin.  En- 
kelen van  u  zijn  nog  geen  vader,  maar 
bereiden  zich  voor  om  dit  te  worden.  Als 
vader  hebt  u  het  goddelijke  recht  en  de 
phcht  uw  gezin  te  besturen  volgens  een 
voorbeeld  dat  de  Heer  gesteld  heeft. 
Omdat  het  gezin  de  fundamentele  een- 
heid van  de  kerk  is,  daarom  is  het  zo  dat, 
zoals  het  gezin  bestuurd  wordt,  zo  wordt 
de  kerk  bestuurd. 

De  Heer  verwacht  van  u  dat  u  een  sys- 
teem invoert  om  het  evangelie  na  te  le- 
ven dat  op  het  gezinsleven  gericht  is.  De 
oproep  om  het  gezin  te  besturen  bete- 
kent om  de  leden  ervan  hef  te  hebben,  te 
onderwijzen  en  te  motiveren  zodat  het 
hun  persoonlijke  besluit  zal ,  zijn  zich  te 
verenigen  met  het  gezamenlijke  doel 
voor  ogen  om  Gods  plan  na  te  volgen. 
Het  is  belangrijk  hierbij  om  geloof  in  de 
Heer  Jezus  Christus  te  ontwikkelen. 
Zonder  geloof  kan  niemand  op  positieve 
wijze  het  levenspatroon  volgen  dat 
Christus  ons  heeft  bijgebracht. 
Geloof  in  Christus  wordt  ontwikkeld 
door  vasten  en  bidden,  waardoor  een 
geestelijke  band  ontstaat  en  door  het 
bestuderen  van  de  leringen  van  Christus 
zoals  deze  vervat  zijn  in  de  heihge  Schrif- 
ten. Als  geloof  zich  begint  te  ontwikke- 
len en  iemand  Christus'  levenspatroon 
begint  te  begrijpen,  dan  zal  de  noodzaak 
om  bekering  te  begrijpen  en  stappen  in 
die  richting  te  doen,  ook  duidelijk 
worden. 

Omdat  sommige  besHssingen  van  de  ge- 
zinsleden verkeerd  zullen  zijn  en  hun 
vooruitgang  zullen  tegenhouden  en  hun 
zullen  bezoedelen,  moet  er  voor  hun  een 


manier  zijn  om  gereinigd  te  worden  en  in 
de  juiste  koers  teruggebracht  te  worden. 
Zij  zullen  moeten  weten  hoe  zij  zonden, 
zowel  door  deze  te  begaan  als  door  te 
verzuimen  bepaalde  dingen  te  doen, 
kunnen  herkennen,  en  geestelijk  zo  zui- 
ver te  zijn  door  hun  geloof  en  vertrou- 
wen in  Christus,  zodat  zij  berouw  hebben 
over  die  zonde.  Zij  moeten  het  proces 
van  belijden  kennen  en  aangespoord 
worden  om  de  schade  te  vergoeden  en  te 
besluiten  de  zonde  na  te  laten. 
Natuurlijk  wil  een  persoon,  die  geloof  in 
Christus  ontwikkelt  en  stappen  doet  in 
de  richting  van  bekering,  ernaar  streven 
de  geboden  te  onderhouden.  De  hande- 
lingen in  zijn  leven  zullen  christelijker 
worden.  Een  christelijk  persoon  zal  zich 
verenigen  met  de  andere  gezinsleden  en 
zal  hen  dienen.  Hoe  kunt  u  dan  het  gezin 
besturen?  Door  de  kracht  van  het  pries- 
terschap. ,,Door  overreding,  lank- 
moedigheid, zachtmoedigheid,  oot- 
moed, en  door  ongeveinsde  hefde; 
Door  vriendelijkheid  en  zuivere  kennis, 
die  de  ziel  zonder  huichelarij  en  zonder 
bedrog  grotelijks  zal  ontwikkelen  — 
Intijds  met  scherpe  woorden  bestraffen- 
de, wanneer  door  de  Heilige  Geest  daar- 
toe gedreven."  (LV  121  :  41-43.) 
U  onderwijst  vasten  en  gebed.  U  onder- 
wijst de  leer  die  vervat  is  in  de  heilige 
Schriften  en  moedigt  hen  aan  persoon- 
lijk en  regelmatig  te  studeren.  U  bent  zelf 
ermee  bezig  en  onderwijst  tevens  de 
stappen  tot  bekering.  U  bent  gehoor- 
zaam aan  de  geboden  en  onderwijst  de- 
ze. U  dient  elkaar.  Dan  is  het  voorbeeld 
gevestigd  van  een  systeem  om  het  evan- 
geUe  thuis  in  het  gezin  na  te  leven  door: 
geloof  in  Christus,  bekering,  het  onder- 
houden van  de  geboden  en  elkaar  te  die- 
nen. Dit  systeem  voldoet  aan  alle  we- 
reldlijke en  geestelijke  noden  van  de  ge- 
zinsleden van  welke  leeftijd  dan  ook. 
De  oorspronkelijke  organisatie  van  de 
kerk  bestaat  uit  een  goddelijk,  ordelijk 


58 


systeem  waardoor  wij  persoonlijk  en  als 
gezin  op  een  georganiseerde  wijze  samen 
kunnen  komen  om  onderwezen  te  wor- 
den in  Gods  plan  voor  onze  zaligheid, 
om  verbonden  te  sluiten  en  de  zaligma- 
kende verordeningen  aan  elkaar  te  be- 
dienen, gebruikmakende  van  de  macht 
en  het  gezag  van  het  priesterschap. 
Dit  is  de  gevestigde  kerk.  Zij  organiseert 
de  vrijwillige  diensten  van  de  leden  van 
de  kerk  door  programma's  en  hulporga- 
nisaties die  bestemd  zijn  als  hulpmiddel 
voor  enkelingen  en  gezinnen.  Deze 
programma's  en  hulporganisaties  moe- 
ten geleid  worden  door  —  en  een  hulp 
zijn  voor  het  priesterschap.  Leden  die 
geroepen  zijn  hierin  te  dienen,  moeten 
zich  onderwerpen  aan  deze  leiding.  Tn 
deze  programma's  moet  nooit  eigen- 
machtig gehandeld  worden.  Als  dit  ge- 
beurt, scheppen  wij  een  systeem  om  het 
evangelie  na  te  leven  dat  op  de  kerk  ge- 
richt is,  in  plaats  van  een  systeem  om  het 
evangelie  na  te  leven  dat  op  het  gezin 
thuis  is  gericht.  Dit  is  niet  de  wijze  van  de 
Heer.  Hij  heeft  ons  het  proces  geleerd. 


Zijn  opdracht  is  te  onderwijzen,  te  ver- 
manen, te  dopen  en  over  de  kerk  te 
waken. 

Bezoek  het  huis  van  ieder  lid  en  spoor 
hen  aan  hardop  en  in  stilte  te  bidden  en 
alle  huiselijke  plichten  na  te  komen. 
Wees  met  hen  en  versterk  hen  en  zie  erop 
toe  dat  er  geen  ongerechtigheid  in  de 
kerk  is,  noch  ongenoegen  met  elkaar, 
noch  leugen,  noch  lasteren,  noch  kwaad- 
spreken. En  toe  te  zien  dat  alle  leden  hun 
plicht  doen.  (Zie  LV  20:50,  51,  53-55.) 
Deze  plicht  om  te  besturen,  vergist  u  zich 
niet,  werd  opgedragen  aan  het  Priester- 
schap. Wij  houden  van  de  hulporganisa- 
ties en  hebben  deze  nodig.  Zij  worden 
geleid  door  grote  en  gelovige  leiders. 
Maar  de  eigenlijke  naam  die  zij  dragen  is 
hulporganisatie,  hetgeen  betekent  dat  zij 
,,een  hulp"  zijn  en  dit  zou  ons  duidelijk 
moeten  maken  dat  het  volle  gewicht  van 
het  kerkbestuur  direct  op  het  priester- 
schap rust. 

Als  een  persoon  of  een  gezin  hulp  nodig 
heeft  bij  het  tot  stand  brengen  van  hun 
wereldlijke  en  geestelijke  zaligheid,  is  het 
de  verantwoording  van  het  priester- 
schap. Als  het  priesterschap  hulp  nodig 
heeft  bij  dit  werk,  en  dat  zal  zeker,  dan 
zal  deze  zich  wenden  tot  de  hulp- 
organisaties. 

De  tijd  moet  spoedig  komen,  dat  wij  als 
bestuurders  volledig  onze  verantwoor- 
ding dragen  als  de  herders  van  Israël. 
Ons  werk  moet  niet  gedaan  worden  vol- 
gens de  klok  of  wanneer  het  in  ons  sche- 
ma past,  maar  wanneer  het  noodzakelijk 
is. 

Broeders,  in  enkele  dingen  blijft  er  een 
vrij  groot  verschil  bestaan  tussen  wat  we 
zijn  en  wat  we  moeten  worden. 
Dat  wij  onze  rol  als  de  bestuurders  mo- 
gen begrijpen  en  vervullen  door  onze  le- 
vende profeet,  die  de  woordvoerder  van 
God  is,  op  de  voet  te  volgen.  Dit  smeek 
ik  in  de  naam  van  Jezus  Christus,  onze 
Meester.  Amen.  D 


59 


Geloof  in  de 

Here  Jezus  Christus 


President  Marion  G.  Romney 

Tweede  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


Broeders,  ik  heb  besloten  vanavond  tot 
u  te  spreken  over  „geloof  in  de  Here 
Jezus  Christus,"  de  profeet  Joseph 
Smith  noemt  dat  ,,het  fundamentele  be- 
ginsel .  .  .  van  het  evangelie."  (Vierde 
Artikel  des  Geloofs.) 
De  Schriften  laten  geen  twijfel  bestaan 
over  de  betekenis  van  een  dergelijk  ge- 
loof. In  het  prille  begin  leerde  een  engel 
die  door  de  Here  was  gezonden  Adam  al 
dat  het  offer  ,,een  gelijkenis"  was  ,,van 
de  offerande  van  de  Eniggeborene  des 
Vaders,  .  .  ." 

„Daarom,"  voegde  gij  (de  engel)  eraan 
toe,  ,,zult  gij  alles,  wat  gij  doet,  in  den 
naam  des  Zoons  doen,  en  gij  moet  u 
bekeren  en  God  voor  altoos  in  den 
Naam  des  Zoons  aanroepen."  (Mozes 
5:7,  8.) 

Nephi  leerde  zijn  volk  aldus: 
,, Voorwaar,  zeg  ik  u,  zo  zeker  als  .  .  .  de 
Here  God  leeft,  ...  er  (is)  geen  andere 
naam  onder  de  hemel  gegeven,  waar- 
door een  mens  zalig  kan  worden,  dan 
deze  Jezus  Christus.  .  ."(2  Nephi  25:20.) 
Ongeveer  vierhonderd  jaar  later  ver- 
klaarde koning  Benjamin: 
„En  verder  zeg  ik  u:  Er  zal  geen  andere 
naam  worden  gegeven,  noch  enige  ande- 
re wijze,  noch  enig  ander  m\ddel,  waar- 
door de  zahgheid  tot  de  mensenkinderen 
kan  komen,  dan  alleen  in  en  door  de 
naam  van  Christus,  de  Almachtige  He- 
re." (Mosiah  3:17.) 


Toen  de  Sadduceeën  Petrus  en  Johannes 
vroegen:  ,,Door  welke  kracht  of  door 
welke  naam"  zij  de  lamme  man  hadden 
genezen,  „zeide  Petrus,  vervuld  met  de 
heilige  Geest,  tot  hen:  Oversten  van  het 
volk  en  oudsten,  indien  wij  thans  in  ge- 
hoor genomen  worden  ter  zake  van  een 
weldaad  aan  een  ziekte,  waardoor  hij 
gezond  geworden  is,  dan  moet  aan  u 
allen  en  het  ganse  volk  van  Israël  bekend 
zijn,  dat  door  de  naam  van  Jezus  Chris- 
tus, de  Nazareeër,  die  gij  gekruisigd 
hebt,  maar  die  God  heeft  opgewekt  uit 
de  doden,  dat  door  die  naam  deze  hier 
gezond  voor  u  staat ...  En  de  behoude- 
nis is  in  niemand  anders,  want  er  is  ook 
onder  de  hemel  geen  andere  naam  aan 
de  mensen  gegeven,  waardoor  wij  moe- 
ten behouden  worden."  (HandeHngen 
4:7-10,  12.) 

Jezus  verklaarde  zelf  aan  de  Farizeeën: 
,, Indien  gij  niet  gelooft,  dat  Ik  het  ben, 
zult  gij  in  uw  zonden  sterven."  (Johan- 
nes 8:24.) 

En  in  deze  laatste  dagen  verklaarde  de 
Heer  tegenover  de  profeet  Joseph  Smith, 
OUver  Cowdery  en  David  Whitmer: 
,, Neemt  de  naam  van  Christus  op  u,  en 
spreekt  de  waarheid  met  ernst.  En  allen, 
die  zich  bekeren  en  in  Mijn  naam  die 
Jezus  Christus  is,  worden  gedoopt,  en 
tot  het  einde  toe  volharden,  zullen  zalig 
worden. 
Ziet,  Jezus  Christus  is  de  naam,  die  door 


60 


de  Vader  is  gegeven,  en  er  is  geen  andere 
naam  gegeven,  waardoor  de  mens  kan 
zalig  worden; 

Daarom  moeten  alle  mensen  de  naam 
op  zich  nemen,  die  door  de  Vader  is 
gegeven,  want  met  die  naam  zullen  zij 
ten  laatsten  dage  worden  geroepen; 
Indien  zij  daarom  de  naam  niet  weten, 
waarmede  zij  worden  geroepen,  kunnen 
zij  geen  plaats  hebben  in  het  koninkrijk 
Mijns  Vaders."  (LV  18:21-25.) 
Ik  veronderstel  dat  de  voorgaande  ver- 
klaringen voldoende  zijn  om  vast  te  stel- 
len dat  de  Schriften  leren  dat  geloof  in  de 
Here  Jezus  Christus  onmisbaar  is  voor 
het  verkrijgen  van  zaligheid. 
Dit  is  het  geval,  omdat  Jezus  door  zijn 
verzoening  en  door  zijn  overwinning 
over  het  graf  de  mogelijkheid  voor  de 
mens  schiep  om  zijn  zonden  vergeven  te 
krijgen  en  uit  het  graf  opgewekt  te 
worden. 

Met  betrekking  tot  dit  punt  zegt  de  op- 
gestane Jezus  tegen  de  Nephieten:  ,,Ziet, 
Ik  heb  u  Mijn  evangelie  gegeven,  en  dit  is 
het  evangelie,  dat  Ik  u  heb  gegeven,  dat 
Ik  in  de  wereld  ben  gekomen  om  de  wil 
van  Mijn  Vader  te  doen,  omdat  Mijn 
Vader  Mij  heeft  gezonden. 
En  Mijn  Vader  heeft  Mij  gezonden  op- 
dat Ik  aan  het  kruis  zou  worden  verhe- 
ven, en  opdat  Ik,  nadat  Ik  aan  het  kruis 
was  verheven,  alle  mensen  tot  Mij  mocht 
trekken,  en  zoals  Ik  voor  de  mensen  was 
verheven,  de  mensen  door  de  Vader  zou- 
den worden  verheven  om  voor  Mij  te 
staan  en  volgens  hun  werken  te  worden 
geoordeeld,  hetzij  die  goed  of  kwaad  zijn 

En  hiertoe  werd  Ik  verheven;  daarom  zal 
Ik  volgens  de  macht  van  de  Vader,  alle 
mensen  tot  Mij  trekken,  opdat  zij  vol- 
gens hun  werken  mogen  worden 
geoordeeld. 

En  het  zal  geschieden,  dat  een  ieder,  die 
zich  bekeert  en  in  Mijn  naam  wordt  ge- 
doopt, (met  de  Heilige  Geest)  zal  wor- 


den vervuld;  en  indien  hij  tot  het  einde 
toe  volhardt,  ziet,  dan  zal  Ik  hem  schul- 
deloos houden  voor  Mijn  Vader  ten  da- 
ge, dat  Ik  zal  staan  om  de  wereld  te 
oordelen. 

En  ook  hij,  die  niet  tot  het  einde  toe 
volhardt,  wordt  neergehouwen  en  in  het 
vuur  geworpen,  waaruit  men  wegens  de 
rechtvaardigheid  van  de  Vader  niet  kan 
terugkeren. 

En  niets  onreins  kan  Zijn  koninkrijk  in- 
gaan; daarom  gaat  niemand  in  Zijn  rust 
in,  dan  zij,  die  hun  klederen  in  Mijn 
bloed  hebben  gewassen,  wegens  hun  ge- 
loof, en  de  bekering  van  al  hun  zonden, 
en  hun  getrouwheid  tot  aan  het  einde. 
Welnu,  dit  is  het  gebod  (de  opgestane 
Jezus  spreekt  hier):  Bekeert  u,  al  gij  ein- 
den der  aarde,  en  komt  tot  Mij  en  wordt 
in  Mijn  naam  gedoopt,  zodat  gij  door 
het  ontvangen  van  de  Heilige  Geest 
moogt  worden  geheiligd,  opdat  gij  ten 
laatsten  dagen  vlekkeloos  voor  Mij 
moogt  staan. 

Voorwaar,  voorwaar,  zeg  Ik  u,  dit  is 
Mijn  evangelie."  (3  Nephi  27:13-17,  19- 
21.) 

Dit  is,  natuurlijk,  de  volmaakte  definitie 
van  het  evangehe.  Deze  werd  echter  als 
een  soort  samenvatting  gegeven  nadat 
de  opgestane  Jezus  dagen  —  misschien 
zelfs  weken  —  had  besteed  om  de  Ne- 
phieten de  beginselen  en  verordeningen 
van  het  evangelie  uit  te  leggen.  Daarom 
konden  zij  zijn  samenvatting  begrijpen. 
Het  evangelie  is  het  plan  en  het  pro- 
gramma dat  God,  onze  eeuwige  Vader, 
heeft  aangenomen  om  zijn  „werk  en 
heerlijkheid  —  de  onsterfelijkheid  en  het 
eeuwige  leven  van  de  mens  tot  stand  te 
brengen"  te  bereiken.  (Mozes  1:39.) 
De  Here  legde  dit  programma  in  de  gro- 
te raadsvergadering  aan  zijn  geestelijke 
kinderen  voor;  Abraham  geeft  ons  hier- 
van het  volgende  korte  verslag: 
„De  Here  nu  had  aan  mij,  Abraham,  de 
intelligenties  getoond  die  waren  georga- 


61 


niseerd,  eer  de  wereld  was;  en  onder  al 
deze  waren  er  velen  der  edelen  en  groten; 
En  God  zag  deze  zielen,  dat  zij  goed 
waren  en  Hij  stond  te  midden  van  hen  en 
zeide:  Dezen  zal  Ik  tot  Mijn  regeerders 
maken,  want  Hij  stond  te  midden  van 
hen  die  geesten  waren,  en  Hij  zag  dat  zij 
goed  waren.  En  Hij  zeide  tot  mij:  Abra- 
ham, gij  zijt  een  hunner;  gij  waart  geko- 
zen, voordat  gij  werdt  geboren. 
En  er  stond  Een  in  hun  midden,  die  ge- 
lijk God  was,  en  Hij  zeide  tot  hen  die  bij 
Hem  waren:  Wij  zullen  nederdalen, 
want  er  is  ruimte  daar,  en  wij  zullen  van 
deze  stoffen  nemen,  en  wij  zullen  een 
aarde  maken  waarop  dezen  kunnen 
wonen; 

En  wij  zullen  hen  hiermee  beproeven  om 
te  zien  of  zij  alles  zullen  doen  wat  de 
Here,  hun  God,  hun  ook  zal  gebieden. 
En  aan  die  hun  eerste  staat  behouden, 
zal  meer  worden  gegeven;  en  zij  die  hun 
eerste  staat  niet  behouden,  zullen  geen 
heerlijkheid  ontvangen  in  hetzelfde  ko- 
ninkrijk met  hen  die  wel  hun  eerste  staat 
behouden;  en  op  het  hoofd  van  die  hun 
tweede  staat  behouden,  zal  voor  eeuwig 
heerlijkheid  vermeerderd  worden. 
En  de  Here  zeide:  Wie  zal  Ik  zenden:  En 
Een,  de  Zoon  des  Mensen  gelijk,  ant- 
woordde: Hier  ben  Ik,  zend  Mij.  En  een 
ander  antwoordde  en  zeide:  Hier  ben  ik, 
zend  mij.  En  de  Here  zeide:  Ik  zal  de 
eerste  zenden. 

En  de  tweede  was  vertoornd  en  behield 
zijn  eerste  staat  niet;  en  te  dien  dage 
volgden  velen  hem  na."  (Abraham  3:22- 
28.) 

Het  evangeUeplan  dat  werd  voorgelegd 
en  door  een  meerderheid  van  tweederde 
van  de  geestelijke  kinderen  van  God,  die 
daar  vergaderd  waren,  werd  aanvaard, 
voorzag  in  alles  dat  in  de  hemel  of  op 
aarde  met  betrekking  tot  die  geesten  is 
voorgevallen  of  nog  zal  voorvallen. 
Het  bepaalde  dat  zij  stoffelijke  lichamen 
zouden  ontvangen  en  daarmee  ervaring 


zouden  opdoen  in  de  sterfelijkheid 
waarbij  zij  een  vrije  wil  zouden  ontvan 
gen,  beïnvloed  konden  worden  dooi 
goed  en  kwaad,  zij  zouden  zichzelf  dar 
waardig  onwaardig  tonen  om  in  de  te^ 
genwoordigheid  van  God  terug  te  kerer 
en  voort  te  gaan  in  een  eeuwige  vooruit 
gang  tot  volmaaktheid. 
Het  evangeUeplan  voorzag  in  het  ver- 
bannen, uit  de  hemel  van  de  Satan  er 
zijn  volgelingen,  het  scheppen  van  deze 


Zonder  geloof  in  de  Here  is  er 
„voor  ons  geen  hoop  om  de 

zegeningen  die  het  evangehe  te 
bieden  heeft  te  ontvangen." 


aarde,  het  plaatsen  van  Adam  en  Eva  op 
de  aarde,  het  feit  dat  zij  van  de  vrucht 
van  de  boom  der  kennis  van  goed  en 
kwaad  zouden  nemen,  het  verbannen 
van  Adam  en  Eva  uit  de  hof  en  het  be- 
volken van  de  aarde  met  hun  nageslacht. 
Het  voorzag  het  duivelse  werk  dat  de 
Satan  onder  de  mensen  zou  verrichten, 
de  verdorvenheid  van  de  mens  en  zijn 
dood,  zowel  stoffelijk  als  geestelijk. 
Het  voorzag  de  behoefte  aan  een  Hei- 
land om  de  dood  te  overwinnen,  de  ver- 
zoening voor  de  zonde  van  Adam  die  de 
dood  in  de  wereld  bracht  en  het  zorgde 
voor  een  middel  waardoor  de  mens  door 
bekering  vergeving  voor  zijn  zonden 
mocht  ontvangen  en  weer  in  de  tegen- 
woordigheid van  God  worden 
toegelaten. 

In  dit  alles  en  in  nog  veel  meer  werd  door 
het  evangelieplan  voorzien.  Wij  kennen 
dit  plan  als  het  evangelie  van  Jezus 
Christus,  omdat  Hij  er  in  die  hemelse 
raadsvergadering  borg  voor  stond  en  het 
in  werking  stelde  door  de  verzoening, 


62 


Een  blik  in  de  Tabernakel 


waartoe  Hij  zich  in  de  grote  raadsverga- 
dering vrijwillig  verplichtte  en  waartoe 
Hij  werkelijk  naar  de  aarde  kwam  om 
haar  tot  stand  te  brengen. 
Het  plan  van  de  Vader  was  op  het  begin- 
sel van  de  vrije  wil  gebaseerd.  Lucifer 
kwam  met  een  tegenvoorstel  waarin  hij 
dwang  in  de  plaats  van  de  vrije  wil  wilde 
stellen  en  eer  voor  zichzelf  zocht. 
Jezus  werd,  natuurlijk,  gekozen  om  de 
Verlosser  te  zijn.  Hij  leidde  tijdens  de 
oorlog  in  de  hemel  de  strijd  voor  het  plan 
van  de  Vader,  Hij  schiep  deze  aarde.  Hij 
heeft  sindsdien  over  de  aarde  gewaakt. 
Zijn  aandeel  in  het  programma  van 
God-  „de  onsterfelijkheid  en  het  eeuwige 
leven  van  de  mens"  tot  stand  te  brengen 
(zie  Mozes  1 :39)  is  in  alle  bedelingen  aan 
de  mens  geopenbaard.  Het  is  in  het  begin 
aan  Adam  geopenbaard.  Het  is  geopen- 
baard aan  Henoch,  aan  Noach,  aan 
Abraham,  aan  Isaak  en  aan  Jakob  On- 


geveer 2200  jaar  voor  zijn  geboorte  ver- 
scheen Jezus  aan  de  broeder  van  Jared 
en  zei: 

,,Zie,  Ik  ben  het.  Die  sedert  de  grondleg- 
ging der  wereld  was  bereid  om  Mijn  volk 
te  verlossen.  Zie,  Ik  ben  Jezus  Christus 
...  In  Mij  zal  het  ganse  mensdom,  na- 
melijk zij,  die  in  Mijn  naam  zullen  gelo- 
ven, licht  hebben,  en  wel  voor  eeuwig;  en 
zij  zullen  Mijn  zonen  en  Mijn  dochteren 
worden."  (Ether  3:14.) 
In  het  midden  des  tijds  kwam  Jezus, 
door  God,  onze  Eeuwige  Vader,  ver- 
wekt, naar  de  aarde  als  het  kindje  uit 
Betlehem,  de  zoon  van  Maria. 
Door  zijn  geboorte  uit  een  vrouw  was 
Hij  onderworpen  aan  verleiding  en  de 
zwakheden  van  het  vlees.  Als  Eniggebo- 
rene  van  de  Vader  erfde  Hij  de  macht  om 
oneindig  te  blijven  leven. 
Daar  Hij  verleid  werd,  maar  nooit  aan 
de  zonde  toegaf,  was  Hij  in  staat  om  zijn 


63 


leven  te  geven  en  voor  de  overtreding 
van  Adam  te  boeten,  want  door  deze 
overtreding  werd  de  dood  in  de  wereld 
gebracht.  Hij  volbracht  dit  en  daardoor 
overwon  Hij  het  graf  en  bracht  Hij  de 
opstanding  voor  zichzelf  en  voor  alle 
mensen  tot  stand. 

Hij  overwon  niet  alleen  het  graf,  maar 
doordat  Hijzelf  zonder  zonden  was,  en 
de  Zoon  van  God  naar  het  vlees  was  en 
van  tevoren  in  de  hemelen  geordend  was 
om  de  Verlosser  te  zijn,  nam  Hij  op  een 
of  andere  nanier  die  wij  niet  volledig 
begrijpen  ,,de  zware  last  van  de  zonden 
der  mensheid  op  zich."  Al  is  het  voor  ons 
beperkt  verstand  ook  verborgen  hoe  dit 
verzoeningswerk  tot  stand  kon  komen, 
toch  heeft  het  voor  ons  de  zaligheid 
bewerkstelligd. 

Van  de  folterende  zielesmart  die  de  Hei- 
land doorstond  toen  Hij  kreunde  onder 
het  gewicht  van  deze  schuldenlast  .  .  . 
heeft  Hij  (aldus  aan  ons  geopenbaard)  in 
deze  bedeling: 

„Want  zie.  Ik,  God,"  sprak  Hij,  „heb 
deze  dingen  voor  allen  geleden,  opdat  zij 
niet  zouden  lijden,  indien  zij  zich  wilden 
bekeren; 

Doch  indien  zij  zich  niet  wilden  bekeren, 
moeten  zij  lijden  zoals  Ik; 
Welk  lijden  Mij,  God,  de  Grootste  van 
allen,  van  pijn  deed  sidderen  en  uit  iedere 
porie  bloeden,  en  zowel  lichamelijk  als 
geestelijk  deed  lijden,  en  Ik  wenste,  dat 
Ik  de  bittere  drinkbeker  niet  behoefde  te 
drinken,  en  kon  terugdeinzen  — 
Niettemin,  ere  zij  de  Vader,  en  Ik  dronk 
de  beker  en  voleindigde  Mijn  voorberei- 
dingen voor  de  kinderen  der  mensen" 
(LV  19:16-19).  (James  E.  Talmage,  De 
Artikelen  des  Geloof s,  derde  Nederland- 
se uitgave,  blz.  87,  88.) 
Jakob,  de  broer  van  Nephi,  beschrijft  de 
hachelijke  situatie  waarin  wij  ons  zou- 
den bevinden  indien  de  verlossing  van 
Christus  niet  zou  plaatsvinden.  Hij  zei: 
„O,  de  wijsheid  Gods,  Zijn  barmhartig- 


heid en  genade!  Want  ziet,  indien  het 
vlees  niet  weer  zou  opstaan,  zouden  onze 
geesten  aan  die  engel  moeten  worden 
onderworpen,  die  uit  de  tegenwoordig- 
heid van  de  Eeuwige  God  is  gevallen  en 
de  duivel  werd;  en  zij  zouden  nimmer 
herrijzen. 

O,  hoe  groot  is  de  goedheid  van  onze 
God,  die  voor  ons  een  weg  tot  ontko- 
ming aan  de  greep  van  dit  vreselijk  mon- 
ster bereidt,  .  .  . 

En  op  grond  van  het  verlossingsplan  van 
onze  God,  de  Heilige  Israëls,  zal  deze 
dood,  waarvan  ik  heb  gesproken  en  die 
tijdelijk  is,  zijn  doden  opgeven;  en  deze 
dood  is  het  graf. 

En  deze  dood,  waarvan  ik  heb  gespro- 
ken, die  de  geestelijke  dood  is,  zal  zijn 
doden  opgeven;  deze  geestelijke  dood  is 
de  hel;  daarom  moeten  dood  en  hel  hun 


64 


President  Benson  en  ouderling  Petersen  van  de  Raad  der  Twaalf 


doden  opgeven,  en  de  hel  moet  haar  ge- 
vangen geesten  opgeven  en  het  graf  zijn 
gevangen  Hchamen  en  de  Hchamen  en  de 
geesten  der  mensen  zullen  weder  met  el- 
kander worden  verenigd;  en  het  ge- 
schiedt door  de  kracht  der  opstanding 
van  de  Heilige  Israëls."  (2  Nephi  9:8,  10- 
12.) 

Zonder  het  dienstbetoon  van  Jezus 
Christus,  het  dienstbetoon  dat  Hij  in  de 
grote  raadsvergadering  in  de  hemel  heeft 
aangeboden  en  dat  Hij  inmiddels  heeft 
volbracht,  zou  er  voor  ons  geen  hoop 
zijn  om  de  zegeningen  die  het  evangelie 
te  bieden  heeft  te  ontvangen.  En  nu  zijn 
wij  nog  geen  kandidaat  voor  het  ontvan- 
gen van  deze  zegeningen,  tenzij  wij  ge- 
loof hebben  in  de  Here  Jezus  Christus, 
want  zoals  Hij  tegen  de  Farizeeën  zei: 
„Indien  gij  niet  gelooft,  dat  Ik  het  ben. 


zult  gij  in  uw  zonden  sterven."  (Johan- 
nes  8:24.)  Dit  is,  zoals  Paulus  het  noem- 
de, volgens  het  evangehe  „een  kracht 
Gods  tot  behoud."  (Romeinen  1:16.) 
Hier  volgen  enkele  redenen  om  aan  te 
tonen  waarom  ,, geloof  in  de  Here  Jezus 
Christus"  het  fundamentele  beginsel  van 
het  evangelie  is.  Ik  getuig  plechtig  tot  u 
dat  deze  leerstellingen  waar  zijn  en  aan 
de  woorden  van  koning  Benjamin  wil  ik 
mijn  eigen  getuigenis  toevoegen  dat  ik 
weet  dat  er  ,,geen  andere  naam  (zal) 
worden  gegeven  (dan  Jezus  Christus), 
nog  enig  ander  middel,  waardoor  de  za- 
ligheid tot  de  mensenkinderen  kan  ko- 
men, dan  alleen  in  en  door  de  naam  van 
Christus,  de  Almachtige  Here."  (Mo- 
siah  3:17.)  Dit  getuig  ik  tot  u,  mijn  broe- 
ders, en  ik  getuig  het  in  de  naam  van 
Jezus  Christus,  onze  Verlosser.  AmerfU 


65 


Het  bestuur 
van  de  kerk 


President  N.  Ëldon  Tanner 


Broeders,  ik  voel  me  altijd  heel  nederig 
als  ik  voor  een  grote  groep  mannen  sta 
die  het  priesterschap,  de  macht  die  God 
aan  de  mens  heeft  gedelegeerd  om  in  zijn 
naam  te  handelen  overeenkomstig  het 
ambt^at  hij  bekleedt,  dragen.  Wanneer 
ik  bedenk  welke  geweldige  macht  kan 
worden  uitgeoefend  als  elke  man,  die  dat 
priesterschap  draagt,  leeft  overeenkom- 
stig de  leringen  van  het  evangelie  en  het 
verbond  dat  de  Heer  met  de  priester- 
schapsdragers heeft  gesloten,  word  ik  er 
bang  van. 

Het  Aaronische  priesterschap  is  in  deze 
laatste  dagen  hersteld  door  Johannes  de 
Doper,  die  zijn  handen  op  het  ,, hoofd 
van  Joseph  Smith  legde  en  het  op  hem 
bevestigde.  Zoals  u  weet  is  het  Melchize- 
dekse  priesterschap  bevestigd  door  het 
opleggen  van  de  handen  van  Petrus,  Ja- 
kobus en  Johannes,  die  aan  Joseph 
Smith  en  OHver  Cowdery  verschenen 
zijn.  Welnu,  u  draagt  allen  het  Melchize- 
dekse  priesterschap  of  u  bereidt  zich 
erop  voor.  Laat  mij  de  eed  en  het  ver- 
bond van  het  priesterschap  eens  voor  u 
herhalen: 

„Want  allen,  die  getrouw  zijn,  tot  het 
verkrijgen  van  deze  twee  priesterschap- 
pen, waarvan  Ik  heb  gesproken  en  in  het 
verheerlijken  hunner  roeping,  worden 
door  de  Geest  geheiligd  ter  vernieuwing 
hunner  lichamen.  Zij  worden  de  zonen 
van  Mozes  en  van  Aaron,  en  het  nage- 


slacht van  Abraham,  en  de  kerk  en  het 
koninkrijk,  en  de  uitverkorenen  Gods. 
En  verder,  allen,  die  deze  priesterschap 
ontvangen,  ontvangen  Mij,  zegt  de 
Here; 

Want  Hij,  die  Mijn  dienstknechten  ont- 
vangt ontvangt  Mij; 
En  hij,  die  Mij  ontvangt,  ontvangt  Mijn 
Vader; 

En  hij,  die  Mijn  Vader  ontvangt,  ont- 
vangt mijn  Vaders  koninkrijk;  daarom 
zal  alles,  wat  Mijn  Vader  heeft,  aan  hem 
worden  gegeven. 

En  dit  is  overeenkomstig  de  eed  en  het 
verbond  die  tot  het  priesterschap 
behoren. 

Daarom  ontvangen  allen,  die  het  pries- 
terschap ontvangen,  van  Mijn  Vader  de- 
ze eed  en  dit  verbond,  dat  Hij  niet  kan 
verbreken,  en  dat  evenmin  kan  worden 
weggenomen."  (LV  84:33-40.) 
Het  priesterschap  is  de  grootste  macht 
op  aarde.  De  aarde  en  het  heelal  en  alles 
wat  daarbij  hoort  zijn  immers  door  de 
macht  van  het  priesterschap  geschapen. 
Deze  kerk  is  door  de  macht  van  het 
priesterschap  georganiseerd,  door  ie- 
mand die  door  middel  van  openbaring 
door  God  is  geroepen. 
Wij  weten  dat  God,  de  Vader,  en  zijn 
Zoon,  Jezus  Christus,  aan  een  jongen, 
Joseph  Smith,  zijn  verschenen  en  dat  hij 
van  die  tijd  af  voortdurend  door  open- 
baring is  geleid.  Met  betrekking  tot  het 


66 


organiseren  van  de  kerk  lezen  we  het 
volgende: 

„Het  ontstaan  van  de  kerk  van  Christus 
in  deze  laatste  dagen  .  .  .  door  de  wil  en 
geboden  van  God  .  .  . 
Welke  geboden  aan  Joseph  Smith  jr. 
werden  gegeven,  die  van  Godswege  werd 
geroepen  en  tot  apostel  van  Jezus  Chris- 
tus werd  geordend  om  de  eerste  ouder- 
ling van  deze  kerk  te  zijn."  (LV  20:1,  2.) 
Wij  lezen  verder:  ,,Zie,  er  zal  onder  u  en 
kroniek  worden  bijgehouden,  en  hierin 
zult  gij  worden  genoemd  een  ziener,  ver- 
taler, profeet,  apostel  van  Jezus  Chris- 
tus, en  ouderling  der  kerk  door  de  wil 
van  God,  de  Vader,  en  de  genade  van  uw 
Here  Jezus  Christus."  (LV  21:1.) 
Laat  mij  u  verzekeren,  broeders,  dat  u 
tot  de  kerk  van  Jezus  Christus  behoort 
en  dat  de  kerk  door  Jezus  Christus  wordt 
geleid  door  middel  van  een  profeet  van 
God,  onze  geliefde  president  Spencer  W. 
Kimball. 

Ik  zou  u  iets  willen  vertellen  over  de 
wijze  waarop  de  kerk  vanuit  het  hoofd- 
kantoor wordt  bestuurd.  Wij  horen  dik- 
wijls naar  de  kerk  verwijzen  als  een 
democratie,  terwijl  de  kerk  in  wezen  — 
in  plaats  van  een  lichaam  dat  door  amb- 
tenaren wordt  bestuurd  die  door  de  le- 
den zijn  gekozen  —  een  theocratie  is, 
waarin  God  zijn  kerk  leidt  door  verte- 
genwoordigers die  Hij  gekozen  heeft. 
Ons  vijfde  Artikel  des  Geloofs  luidt: 
„Wij  geloven  dat  men  om  het  Evangelie 
te  prediken  en  de  verordeningen  ervan  te 
bedienen,  van  Godswege  moet  worden 
geroepen,  door  profetie  en  door  opleg- 
ging der  handen  van  hen  die  daartoe  het 
gezag  bezitten." 

Welnu,  op  deze  wijze  is  Joseph  Smith 
door  Heer  tot  president  van  zijn  kerk 
gekozen  en  aangesteld  door  diegenen  die 
van  de  Heer  het  gezag  hadden  ontvan- 
gen om  dat  te  doen. 
Mijn  getuigenis  wordt  altijd  versterkt  als 
ik  afdeling  109  uit  de  Leer  en  Verbonden 


lees  en  zie  hoe  alle  ambten  van  het  pries- 
terschap met  de  plichten  die  bij  elk  ambt 
behoren  voor  Joseph  Smith  op  een  rijtje 
worden  gezet.  Wij  lezen: 
,,Van  de  Melchizedekse  Priesterschap 
vormen  drie  presiderende  Hogepries- 
ters, gekozen  door  de  groep,  en  tot  dat 
ambt  aangesteld  en  geordend,  en  door 
het  vertrouwen,  het  geloof  en  het  gebed 
der  kerk  ondersteund,  een  raad  van  het 
Presidentschap  der  Kerk.  — 
En  verder  is  het  de  plicht  van  de  Presi- 
dent over  de  Hogepriesterschap  om  over 
de  ganse  kerk  te  presideren,  en  gelijk 
Mozes  te  zijn  — 

.  .  .  ja,  een  ziener,  openbaarder,  vertaler 
en  profeet  te  zijn,  en  alle  gaven  Gods  te 
bezitten,  die  Hij  aan  het  hoofd  der  kerk 
schenkt."  (LV  107:22,  91,  92.) 
En  nogmaals:  „De  twaalf  reizende  raads- 
leden zijn  geroepen  de  Twaalf  Aposte- 
len te  zijn,  of  bijzondere  getuigen  van  de 
naam  van  Christus  in  de  ganse  wereld 

En  zij  vormen  een  Raad,  (dit  is  belang- 
rijk), in  gezag  en  macht  gelijkwaardig 
aan  de  drie  eerder  genoemde  presiden- 
ten." (LV  107:23,  24.) 
Het  volgende  staat  geschreven  in  Lerin- 
gen van  de  profeet  Joseph  Smith: ,, Presi- 
dent Smith  ging  er  vervolgens  toe  over 
de  plicht  van  de  Twaalf  uiteen  te  zetten, 
alsmede  hun  gezag,  dat  direct  onder  dat 
van  het  huidige  Presidium  staat .  .  .  Ook 
zeide  de  Profeet,  dat  de  Twaalf  aan  nie- 
mand anders  onderworpen  zijn  dan  aan 
het  Eerste  Presidium, .  .  .,  als  ik  (hiermee 
bedoelde  hij  de  president  van  de  kerk)  er 
niet  ben,  is  er  geen  Eerste  Presidium  over 
de  Twaalf."'  (Zie  blz.  111,  112.) 
Bij  het  overlijden  van  Joseph  Smith  wer- 
den de  Twaalf  de  presiderende  raad  van 
de  kerk,  Brigham  Young  was  president 
van  de  Twaalf.  Deze  raad  bestuurde  de 
kerk  drieëneenhalf  jaar.  Toen  werd  Brig- 
ham Young  tot  president  van  de  kerk 
gekozen  en  hij  koos  zijn  raadgevers,  or- 


67 


dende  hen  en  stelde  hen  aan.  Vervolgens 
verliep  er  driejaar  en  twee  maanden  tus- 
sen zijn  dood  en  de  dag  waarop  John 
Taylor  president  van  de  kerk  werd.  Na 
de  dood  van  John  Taylor  ging  er  eenjaar 
en  negen  maanden  voorbij  voordat  Wil- 
ford  Woodruff  tot  president  van  de  kerk 
werd  gekozen,  geordend  en  aangesteld. 
Sinds  die  tijd  verliepen  er  na  de  dood  van 
de  president  slechts  enkele  dagen  voor 
de  nieuwe  president  werd  aangesteld  en 
de  Twaalf  presideren  nog  altijd  na  de 
dood  van  elke  president  tot  het  nieuwe 
Eerste  Presidium  is  georganiseerd. 
Ik  zou  u  willen  uitleggen  wat  er  op  26 
december  1973  precies  gebeurde  na  de 
onverwachte  dood  van  president  Harold 
B.  Lee.  Ik  was  in  Phoenix  (Arizona)  om 
de  kerstdagen  bij  mijn  dochter  en  haar 
gezin  door  te  brengen,  toen  er  een  tele- 
foontje kwam  van  Arthur  Haycock,  de 
secretaris  van  president  Lee.  Hij  zei  dat 
president  Lee  ernstig  ziek  was  en  dat  hij 
dacht  dat  ik  me  moest  voorbereiden  om 
zo  gauw  mogelijk  naar  huis  terug  te  ke- 
ren. Een  halfuur  later  belde  hij  op  en  zei: 
„De  Heer  heeft  gesproken.  President 
Lee  is  naar  huis  geroepen." 
President  Romney,  de  tweede  raadge- 
ver, leidde  tijdens  mijn  afwezigheid  de 
zaken  van  de  kerk  en  hij  was  met  Spen- 
cer W.  Kimball,  president  van  de  Raad 
der  Twaalf,  in  het  ziekenhuis.  Onmid- 
dellijk na  het  overlijden  van  president 
Lee  wendde  hij  zich  tot  president  Kim- 
ball en  zei:  „U  bent  nu  verantwoorde- 
lijk." Weet  u  nog  dat  de  profeet  Joseph 
Smith  had  gezegd  dat  er  geen  Eerste  Pre- 
sidium boven  de  Twaalf  stond  als  er 
geen  president  was. 

Er  verliep  nog  geen  minuut  tussen  het 
moment  dat  president  Lee  stierf  en  het 
moment  waarop  de  Twaalf  het  presi- 
derend gezag  der  kerk  overnam. 
Na  de  begrafenis  van  president  Lee  riep 
president  Kimball  op  zondag,  30  decem- 
ber om  3  uur  namiddag,  alle  apostelen  bij 


elkaar  in  de  raadszaal  van  de  tempel  in 
Salt  Lake  City.  President  Romney  en  ik 
hadden  de  respectievelijke  plaatsen,  die 
we  naar  onze  anciënniteit  in  de  raad  had- 
den, weer  ingenomen,  dus  waren  er  veer- 
tien raadsleden  aanwezig. 
Na  een  lied  en  een  gebed  door  president 
Romney  bracht  president  Kimball  in  al- 
le nederigheid  zijn  gevoelens  onder 
woorden.  Hij  zei  dat  hij  de  vrijdag  in  de 


„Ik  getuig  dat  de  kerk  via  een 

profeet  van  God  door  de  Heer 

zelf  wordt  geleid  en  ik  bid 

nederig  dat  wij  dat  allemaal 

mogen  waarderen." 


tempel  had  doorgebracht  sprekend  met 
de  Heer,  en  dat  hij  vele  tranen  had  vergo- 
ten terwijl  hij  om  leiding  had  gebeden  bij 
het  aanvaarden  van  zijn  nieuwe  verant- 
woordelijkheden en  bij  het  kiezen  van 
zijn  raadgevers. 

In  de  kleding  van  het  heilig  priesterschap 
hielden  we  een  gebedskring;  president 
Kimball  vroeg  mij  om  deze  te  leiden  en 
nodigde  ouderUng  Thomas  S.  Monson 
uit  om  het  gebed  uit  te  spreken.  Hierna 
zette  president  Kimball  het  doel  van  de- 
ze vergadering  uiteen  en  deed  een  beroep 
op  alle  leden  van  de  raad  om  naar  an- 
ciënniteit, en  te  beginnen  met  ouderling 
Ezra  Taft  Benson,  hun  gevoelen  uit  te 
spreken  ten  aanzien  van  het  organiseren 
van  het  Eerste  Presidium  op  die  dag  of 
het  voortgaan  als  de  Raad  der  Twaalf. 
Elk  van  hen  zij:  „Wij  moeten  nu  orga- 
niseren," bovendien  werden  er  nog  vele 
compHmenten  aan  het  adres  van  presi- 
dent Kimball  en  over  zijn  arbeid  met  de 
Twaalf  geuit. 
Daarna  droeg  ouderhng  Ezra  Taft  Ben- 


68 


son  als  president  van  de  kerk  Spencer  W. 
Kimball  voor.  Dit  voorstel  werd  ge- 
steund door  ouderling  Mark  E.  Petersen 
en  met  algemene  stemmen  aangenomen. 
Vervolgens  droeg  president  Kimball  N. 
Eldon  Tanner  voor  als  eerste  raadgever 
en  Marion  G.  Romney  als  tweede,  bei- 
den verzekerden  gewillig  te  zijn  de  posi- 
tie te  aanvaarden  en  hun  volledige  tijd  en 
energie  aan  deze  taak  te  willen  wijden. 
Zij  ontvingen  de  eenparige  goedkeuring. 
Hierna  droeg  ouderling  Mark  E.  Peter- 
sen, de  tweede  van  de  Twaalf  naar  an- 
ciënniteit Ezra  Taft  Benson,  senior-lid 
van  de  Twaalf,  voor  als  president  van  de 
Raad  der  Twaalf.  Dit  werd  eenparig 
goedgekeurd. 

Op  dit  punt  van  de  vergadering  geko- 
men legden  alle  aanwezige  leden  hun 
handen  op  het  hoofd  van  Spencer  W. 
Kimball,  nadat  president  Ezra  Taft  Ben- 
son als  spreekbuis  bij  het  uitspreken  van 
de  zegen,  de  ordening  en  de  aanstelling 
had  verricht  was  Spencer  W.  Kimball  de 
twaalfde  president  van  De  Kerk  van  Je- 
zus Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste 
Dagen  geworden. 

Daarna  was  president  Kimball  spreek- 
buis bij  de  aanstelhng  van  N.  Eldon  Tan- 
ner als  eerste,  en  Marion  G.  Romney  als 
tweede  raadgever  in  het  Eerste  Presi- 
dium van  de  kerk.  Volgens  dezelfde  pro- 
cedure sprak  hij  de  zegen  en  de  aanstel- 
ling uit  van  Ezra  Taft  Benson  als  presi- 
dent van  de  Raad  der  Twaalf. 
Inmiddels  waren  er  nog  maar  elf  leden 
van  de  Twaalf  en  dit  betekende  dat  er 
behoefte  was  aan  het  roepen  van  een 
nieuwe  broeder  om  de  opengevallen 
plaats  in  de  raad  in  te  nemen.  U  wilt 
misschien  graag  weten  hoe  algemene  au- 
toriteiten geroepen  worden. 
Zij  worden  door  middel  van  inspiratie  en 
openbaring  door  de  president  gekozen, 
hij  bestudeert  daarbij  de  namen  van  de- 
genen die  op  zijn  verzoek  door  de  leden 
van  de  Twaalf  zijn  voorgedragen  en  de 


namen  van  degenen  die  hij  misschien 
zelf  in  aanmerking  vindt  komen. 
Doordat  er  inspiratie  en  openbaring  aan 
te  pas  komen,  wordt  een  algemene  auto- 
riteit in  feite  door  God  aangewezen  en 
wordt  de  voordracht  vervolgens  door  de 
Raad  der  Twaalf  goedgekeurd  voordat 
hij  wordt  geroepen  en  aangesteld  en  later 
door  de  algemene  conferentie  wordt 
gesteund. 

Om  u  te  laten  zien  hoe  dat  in  zijn  werk 
gaat  wil  ik  u  graag  een  ervaring  vertellen 
van  president  Heber  J.  Grant.  Toen  hij 
hd  van  de  Raad  der  Twaalf  was,  diende 
hij  herhaaldelijk  de  naam  van  een  heel 
goede  vriend  in,  wanneer  hij  werd  uitge- 
nodigd om  namen  voor  te  dragen  voor 
personen  die  opengevallen  plaatsen  in  de 
Twaalf  zouden  kunnen  innemen. 
De  man  werd  nooit  gekozen  en  er  is 
gezegd  dat  president  Grant  eens  heeft 
gezegd  dat  hij,  als  hij  ooit  president  van 
de  kerk  zou  worden  en  er  een  opengeval- 
len plaats  zou  zijn,  die  man  zou  roepen 
omdat  hij  er  zo  goed  geschikt  voor  was. 
Nadat  hij  president  werd  en  het  nodig 
was  om  een  opengevallen  plaats  op  te 
vullen,  vertelde  hij  de  Heer  dat  hij  wel 
wist  wie  hij  wilde,  maar  dat  hij  de  man 
wilde  kiezen  die  de  Heer  wilde.  De  naam 
Meivin  J.  Ballard,  die  president  Grant 
wel  kende,  maar  niet  al  te  goed,  kwam 
toen  in  zijn  gedachten  en  deze  naam 
bleef  terugkomen  om  hem  te  laten  weten 
dat  dat  de  man  was  die  geroepen  moest 
worden.  Hij  werd  door  president  Grant 
voorgedragen  en  door  de  Twaalf  goed- 
gekeurd. Hij  werd  door  het  Eerste  Presi- 
dium en  de  Raad  der  Twaalf  geordend 
en  aangesteld  en  de  volgende  algemene 
conferentie  aan  de  aanwezigen  ter  steun- 
verlening voorgesteld. 
Laat  mij  u  een  ervaring  van  mezelf  ver- 
tellen. Toen  ik  de  kerk  als  president  van 
de  ring  Calgary  in  Alberta  (Canada) 
diende,  woonde  ik  in  oktober  1960  de 
algemene  conferentie  in  Salt  Lake  City 


69 


Ouderling  David  B.  Haight 


bij.  Op  vrijdagavond  ontving  ik  in  het 
hotel  Utah,  waar  ik  logeerde,  een  tele- 
foontje dat  president  McKay  mij  op  za- 
terdagmorgen —  de  volgende  morgen 
—  wilde  spreken.  Natuurlijk  sliep  ik  die 
nacht  erg  weinig  omdat  ik  niet  wist  wat 
hij  van  mij  wilde.  Ik  was  op  de  afgespro- 
ken tijd  op  zijn  kantoor.  Toen  ik  tegeno- 
ver hem  in  een  stoel  zat,  keek  hij  me 
recht  aan,  legde  zijn  hand  op  mijn  knie 
en  zei:  ,, President  Tanner,  de  Heer  zou 
graag  zien  dat  u  een  roeping  als  algeme- 
ne autoriteit,  als  assistent  van  de  Twaalf, 
zou  aanvaarden."  Daarna  vroeg  hij  me 
hoe  ik  erover  dacht. 
Ik  weet  niet  precies  wat  ik  gezegd  heb,  ik 
probeerde  hem  te  verzekeren  dat  ik  mij 
zeer  vereerd,  doch  niet  erg  capabel,  voel- 
de; maar  dat  ik  klaar  stond  en  gewillig 
was  om  een  roeping  te  aanvaarden  en  al 
mijn  tijd  en  energie  in  dienst  van  de  Heer 
te  besteden. 


Die  morgen  werd  mijn  naam  voorgele- 
zen, gelijk  met  de  namen  van  ouderlin- 
gen Franklin  D.  Richards  en  Theodor 
M.  Burton,  die  ook  ondersteund  werden 
als  assistenten  van  de  Twaalf  en  de  ande- 
re algemene  ambtenaren  van  de  kerk. 
We  werden  door  de  conferentie  aan- 
vaard. Overal  in  de  kerk  worden  ambte- 
naren op  hun  niveau  op  bijna  dezelfde 
manier  gekozen. 

Nu  zou  ik  de  vraag  kunnen  beantwoor- 
den over  de  behandeling  van  een  steun- 
onthouding.  In  de  oktoberconferentie 
van  1977  was  er  een.  Sommigen  van  u 
hebben  dat  meegemaakt  en  u  zult  zich 
herinneren  dat  degene  die  zijn  steun  ont- 
hield wilde  dat  dit  genotuleerd  werd. 
Wij  handelen  als  volgt  wanneer  er  ie- 
mand zijn  steun  onthoud:  allen,  behalve 
degene  die  zijn  steun  onthield,  hadden 
dus  laten  blijken  dat  zij  degenen  die  wer- 
den   voorgesteld    ondersteunden,    dus 


70 


vroeg  ik  hem  om  met  een  van  de  leden 
van  de  Twaalf  te  spreken.  Het  doel  van 
het  verzoek  aan  hem  om  met  iemand  te 
spreken  is  hem  de  kans  te  geven  te  zeggen 
waarom  hij  de  voorgestelde  ambtenaren 
niet  wilde  ondersteunen.  Dit  stelt  hem  in 
de  gelegenheid  om  aan  degene,  die  is 
aangewezen  om  met  hem  te  spreken,  te 
zeggen  waarom  een  bepaald  persoon 
niet  goed  genoeg  is  om  te  worden  onder- 
steund, als  hij  daar  een  reden  voor  heeft; 
deze  persoon  kan  vervolgens  het  Eerste 
Presidium  adviseren. 
Ik  wil  u  een  ervaring  vertellen  die  ik  heb 
meegemaakt  toen  ik  de  opdracht  kreeg 
om  naar  Nieuw-Zeeland  te  gaan  om 
daar  een  ring  te  reorganiseren.  Ik  had 
nog  nooit  iemand  die  in  Nieuw-Zeeland 
woonde  ontmoet,  behalve  degene  die  op 
dat  moment  nog  president  was.  Ik  vroeg 
om  een  lijst  met  namen  van  de  bisschop- 
pen de  leden  van  de  hoge  raad  van  die 
ring  in  Nieuw-Zeeland  en  toen  ik  de  lijst 
doorlas,  leek  er  één  naam  uit  te  springen. 
Dat  was  de  naam  Campbell.  ledere  keer 
als  ik  die  lijst  doornam,  viel  die  naam  mij 
op.  Bisschop  Vandenberg  was  bij  me,  we 
interviewden  al  die  mensen  nadat  we  om 
leiding  gebeden  hadden. 
Na  alle  interviews  zei  ik  tegen  broeder 
Vandenberg:  „Laten  we  de  Heer  om  lei- 
ding vragen."  We  deden  het  en  toen  we 
opstonden  vroeg  ik:  ,,Als  u  de  verant- 
woording zou  dragen,  wie  zou  u  dan 
kiezen  om  president  over  deze  ring  te 
worden?" 

Hij  zei:  „Bill  Campbell."  Ik  had  die 
naam  geen  enkele  maal  hardop  tegen 
bisschop  Vandenberg  uitgesproken. 
Ook  hier  lag  een  duidelijk  bewijs  dat  de 
Heer  deze  benoemingen  leidt. 
Alle  zaken  die  betrekking  hebben  op  het 
bestuur  van  de  kerk  vallen  onder  de  lei- 
ding van  het  Eerste  Presidium  deze  za- 
ken zijn  over  het  algemeen  onderver- 
deeld in  drie  categorieën: 
Ten  eerste  de  zaken  die  rechtstreeks  on- 


der het  Eerste  Presidium  vallen;  ten 
tweede  geestelijke  zaken  die  onder  lei- 
ding van  het  Eerste  Presidium  door  de 
Twaalf  worden  afgehandeld;  en  ten  der- 
de materiële  zaken  die  door  de  Presider- 
ende Bisschap  worden  afgehandeld, 
zoals  hen  opgedragen  door  het  Eerste 
Presidium.  Laat  mij  enkele  zaken  noe- 
men die  rechtstreeks  door  het  Eerste 
Presidium  worden  afgehandeld:  ge- 
biedsconferenties; plechtige  vergade- 
ringen; de  afdelingen  begroting,  onder- 
wijs geschiedkundige-  en  personeelsza- 
ken; tempels;  verificatie;  coördinerende 
raad  en  de  Welzijnszorg. 
Laat  mij  nu  een  kort  overzicht  geven  van 
enkele  taken  van  de  Twaalf.  Onder  lei- 
ding van  het  Eerste  Presidium  is  de  Raad 
der  Twaalf  verantwoordelijk  voor  alle 
geestelijke  zaken  van  de  kerk  en  voor  het 
beleid  dat  in  de  geestelijke  zaken  van  de 
kerk  door  het  Eerste  Quorum  der  Ze- 
ventig wordt  gevoerd. 
Deze  raad  draagt  de  verantwoording 
voor  het  opzetten  van  een  schema  voor 
alle  ringconferenties  en  het  aanwijzen 
van  de  algemene  autoriteiten  om  die 
conferenties  te  bezoeken.  Het  hele  jaar 
worden  er  wekelijks,  behalve  in  juU, 
ringconferenties  gehouden. 


71 


Alle  algemene  autoriteiten  streven  er 
oprecht  naar  zich  voor  te  bereiden  en  de 
programma's  die  zijn  voorgeschreven 
voor  de  zaterdagvond  en  voor  de  alge- 
mene vergadering  op  zondag  te  gebrui- 
ken, om  zo  de  leden  in  de  kerk  te  motive- 
ren om  beter  te  leven.  Zij  vergaderen  met 
het  ringpresidium  en  met  de  leider  van 
de  ring  en  bespreken  met  hen  de  vooruit- 
gang die  zij  hebben  gemaakt,  en  metho- 
den en  middelen  om  tot  een  nog  beter 
resultaat  te  komen.  Van  de  algemene 
autoriteiten  wordt  verwacht  dat  zij  hun 
gezinnen  voor  tenminste  twee  en  soms 
wel  drie  of  vier  dagen  tot  twee  weken 
achterlaten  om  aan  conferentie-op- 
drachten te  voldoen,  zendingsgebieden 
te  bezoeken,  enzovoort. 
Op  het  ogenblik  zijn  er  vier  afdelingen 
die  onder  de  Twaalf  vallen.  Elke  afdeling 
wordt  onder  leiding  van  de  Twaalf  door 
drie  of  vier  zeventigen  met  hun  mede- 


werkers bestuurd.  Het  gaat  om  de  vol- 
gende afdelingen:  priesterschapszaken, 
zendingswerk,  genealogie  en  leer- 
plannen. Ik  wil  proberen  om  later  heel 
kort  iets  over  twee  of  drie  van  die  afde- 
lingen te  vertellen. 

De  Raad  der  Twaalf  is  tevens  verant- 
woordelijk voor  het  voorbereiden  van  de 
instructiebijeenkomsten  voor  nieuwe 
zendingspresidenten  en  voor  de  halfjaar- 
lijkse instructiebijeenkomsten  voor  re- 
gionale vertegenwoordigers. 
Wij  zijn  ons  er  allemaal  van  bewust  dat 
de  twaalf  deze  zware  taken  niet  alleen 
zouden  kunnen  uitvoeren  en  dat  er  is 
voorzien  in  de  nodige  assistentie.  Zoals  u 
weet  werden  er  nog  enkele  jaren  geleden 
assistenten  van  de  Twaalf  aangewezen 
en  dat  onlangs,  ten  gevolge  van  de  snelle 
groei  van  de  kerk  en  overeenkomstig  de 
leringen  van  Joseph  Smith  deze  broeders 
met  nog  anderen  werden  aangewezen 


72 


om  lid  te  worden  van  het  Eerste  Quorum 
der  Zeventig.  Hiermee  begon  het  quo- 
rum dat  uitsluitend  zeven  presidenten 
had,  die  over  de  ander  quorums  der  ze- 
ventigen in  de  kerk  presideerden,  in  lede- 
naantal te  groeien. 

Met  betrekking  tot  de  Zeventig  lezen 
wij: 

,,De  Zeventig  moeten  in  de  naam  des 
Heren,  handelen  onder  aanwijzing  van 
de  Twaalven  of  de  reizende  Hoge  Raad 
om  de  kerk  op  te  bouwen,  en  alle  aange- 
legenheden er  van  onder  alle  natiën  te 
regelen,  eerst  bij  de  niet-Joden,  en  dan 
bij  de  Joden."  (LV  107:34.) 
De  leden  van  het  Eerste  Quorum  der 
Zeventig  besturen  de  vier  eerder- 
genoemde afdelingen  onder  leiding  van 
de  Twaalf. 

De  afdeling  priesterschapszaken  advi- 
seert het  te  voeren  beleid  voor  de  Mel- 
chizedekse  priesterschap,  de  Aaronische 
priesterschap  en  de  hulporganisaties;  zij 
houdt  toezicht  op  de 

activiteitenprogramma's.  De  afdeUng 
leerplannen  zorgt  voor  opleidingsmate- 
riaal, handboeken  en  dergelijke,  is  ver- 
antwoordelijk voor  de  tijdschriften  van 
de  kerk  en  coördineert  de  produktie  van 
alle  kerkelijke  publikaties. 
De  coördinatiestaf  controleert  al  het 
cursusmateriaal  en  de  tijdschriften  ten 
aanzien  van  de  leerstellige  inhoud,  enzo- 
voort en  brengt  verslag  uit  aan  het 
coördinatiecomité,  dat  bestaat  uit  het 
presidium  van  het  Eerste  Quorum  der 
Zeventig,  de  presiderende  bisschop  en  de 
algemeen  inspecteur  van  onderwijs.  Hier 
wordt  al  het  opleidingsmateriaal  samen- 
gevoegd met  het  oogmerk  elk  lid  voor  te 
bereiden  op  tempelwerk,  zendingswerk 
en  taken  in  de  diverse  organisaties  van 
de  kerk  en  daardoor  ook  op  het  eeuwige 
leven.  Dit  is  de  hele  opzet  van  de  kerk: 
elk  mens  voorbereiden  op  het  eeuwige 
leven. 
De  afdeüng  zendingswerk  zorgt  voor  het 


materiaal  dat  nodig  is  om  het  evangelie 
te  prediken,  zowel  voor  de  opleiding  van 
de  toekomstige  zendeHngen  als  voor  het 
gebruik  in  het  zendingsveld.  Zij  helpt  bij 
de  opdrachten  met  betrekking  tot  zen- 
dingswerk en  houdt  toezicht  op  de  werk- 
zaamheden van  de  bezoekerscentra  en 
de  andere  zaken  die  betrekking  hebben 
op  het  zendingsprogramma. 
Misschien  wilt  u  graag  weten  hoe  een 
zendehng  wordt  geroepen.  Een  bisschop 
behoort  een  toekomstige  zendehng  te  in- 
terviewen voor  hij  met  de  ouders  over 
een  eventuele  zending  spreekt,  zodat  hij 
het  standpunt  en  de  waardigheid  kan 
bepalen  voor  wie  dan  ook,  dat  er  voor 
een  zendingsoproep  voor  hem  of  haar 
wordt  overwogen.  Indien  hij  conclu- 
deert dat  deze  persoon  waardig  is  en 
graag  een  zending  wil  vervullen,  be- 
spreekt hij  dat  met  de  ouders  en  daarna, 
mits  alles  in  orde  is,  beveelt  de  bisschop 
hem  of  haar  aan  bij  de  ringpresident, 
deze  interviewt  de  bewuste  persoon  ook 
ten  aanzien  van  waardigheid  en  hou- 
ding. Indien  hij  waardig  en  gewillig 
wordt  bevonden,  wordt  hij  of  zij  bij  het 
Eerste  Presidium  aanbevolen. 
Wanneer  er  bepaald  wordt  waar  hij  of  zij 
geroepen  gaat  worden  om  een  zending  te 
vervullen,  worden  er  verschillende  pun- 
ten in  overweging  genomen:  de  aanleg 
van  de  bewuste  persoon  zoals  die  op  de 
aanbeveling  wordt  aangegeven  en  de 
zendingsgebieden  waar  op  dat  moment 
zendelingen  nodig  zijn.  Daarna  wordt 
deze  persoon  door  inspiratie  gezonden 
naar  het  zendingsveld  waar  hij  of  zij  de 
Heer  het  beste  kan  dienen.  Hij  of  zij 
ontvangt  een  zendingsoproep  van  de 
president  van  de  kerk  en  van  elke  zende- 
ling wordt  verwacht  dat  hij  na  ontvangst 
van  de  zendingsoproep  een  schriftelijke 
reactie  aan  de  president  stuurt. 
Ik  moet  denken  aan  de  geschiedenis  van 
een  zendingsoproep  die  u  misschien  wel 
interesseert  en  die  aantoont  hoe  de  inspi- 


73 


ratie  van  de  Heer  het  werk  leidt.  Ik  zou 
wel  een  dozijn  van  zulke  geschiedenissen 
kunnen  vertellen.  De  uitvoerend  secreta- 
ris van  de  afdeling  zendingswerk  ontving 
eens  na  het  verzenden  van  een  serie  zen- 
dingsoproepen  een  telefoontje  van  de 
moeder  van  een  jongen  die  een  zendings- 
oproep  had  ontvangen  voor  het  oosten 
van  de  Verenigde  Staten.  De  moeder 
vertelde  dat  de  vader  van  de  jongen  en  zij 
bijzonder  teleurgesteld  waren,  omdat  de 
vader  en  de  grootvader  van  de  jongen  in 
Duitsland  op  zending  waren  geweest  en 
zij  de  wens  hadden  uitgesproken  dat  de 
jongen  ook  naar  Duitsland  op  zending 
geroepen  zou  worden. 
De  secretaris  vroeg  de  moeder  hoe  de 
jongen  erover  dacht  en  zij  antwoordde 
dat  hij  op  school  was  en  dat  zij  de  brief 
had  geopend  daar  hij  er  niet  was.  Hij 
wist  nog  niet  waarheen  hij  was  geroepen. 
De  secretaris  sprak  zijn  verbazing  uit  dat 
de  moeder  de  enige  brief  die  de  jongen 
waarschijnlijk  ooit  van  de  president  van 
de  kerk  zou  krijgen  had  geopend  en  stel- 
de voor  dat  zij  hem  nog  eens  zou  bellen 
als  de  jongen  de  brief  zelf  had  gelezen. 
De  volgende  dag  belde  de  moeder  weer, 
ze  putte  zich  uit  in  verontschuldigingen 
en  zei  dat  de  jongen  volkomen  tevreden 
over  de  oproep  was.  Hij  had  in  stilte 
gebeden  om  niet  naar  het  buitenland  op 
zending  te  hoeven. 

Laat  mij  nu  iets  behandelen  van  het  be- 
stuur van  de  Presiderende  Bisschap.  Zij 
zijn  verantwoordelijk  voor  alle  materiële 
zaken  die  het  Eerste  Presidium  aan  hen 
opdraagt.  Dit  omvat  tevens  het  onroe- 
rend goed,  zij  treden  hierbij  op  als  mid- 
delaars bij  de  aankoop  van  land  en  het 
bouwen  en  onderhouden  van  gebouwen 
die  door  de  afdeling  voor  de  geestelijke 
zorg  worden  gevraagd.  Zij  hebben  ook 
het  toezicht  op  zaken  die  betrekking 
hebben  op  financiën,  lidmaatschaps- 
kaarten,  vastengaven,  tienden,  algeme- 
ne aankopen,  vertaling  en  distributie. 


Bovendien  dragen  zij  de  zware  verant- 
woording voor  het  besturen  van  de  afde- 
ling Welzijnszorg,  het  programma  en 
beleid  hiervan  worden  bepaald  door  het 
comité  Welzijnszorg.  Dit  comité  is  als 
volgt  samengesteld:  het  Eerste  Presi- 
dium, de  Raad  der  Twaalf,  de  Presider- 
ende Bisschap  en  het  presidium  van  de 
Zustershulpvereniging.  Onder  het  pro- 
gramma van  de  Welzijnszorg  vallen  de 
Deseret  Industries  en  hun  dependances 
overal  ter  wereld;  de  programma's  voor 
de  Welzijnszorg  in  ringen,  wijken  en  zen- 
dingsgebieden  de  voorraadschuren  van 
de  bisschop,  enzovoort. 
De  enorme  groei  en  uitbreiding  die  de 
kerk  overal  ter  wereld  doormaakt,  heeft 
het  nodig  gemaakt  dat  het  bestuur  gede- 
centraliseerd wordt,  in  het  bijzonder  op 
het  gebied  van  het  organiseren  en  oplei- 
den van  de  kerkleden  in  die  delen  van  de 
wereld  waar  veel  nieuwe  gemeenten,  dis- 
tricten, wijken  en  ringen  zijn,  die  voor- 
namelijk bestaan  uit  leden  die  nauwe- 
lijks of  geen  ervaring  hebben  in  het  be- 
sturen van  kerkzaken. 
Toen  ik  in  1976  bijvoorbeeld  een  bezoek 
bracht  aan  Caracas  (Venezuela)  riep  de 
zendingspresident  de  leden  bij  elkaar.  Er 
waren  er  drie  —  of  vierhonderd  aanwe- 
zig en  geen  van  hen  was  langer  dan  vijf 
jaar  Hd  van  de  kerk.  Eenjaar  later  orga- 
niseerden wij  een  ring  in  Caracas,  degene 
in  die  ring  die  het  langste  lid  van  de  kerk 
was,  was  maar  zes  jaar  lid.  Ik  ben  ervan 
overtuigd  dat  het  voor  iedereen  wel  dui- 
delijk is  dat  er  in  deze  ontwikkelingsge- 
bieden veel  opleiding  en  hulp  moet  wor- 
den gegeven  aan  dit  soort  organisatie. 
^  Voor  het  bestuur  van  geestelijke  zaken  is 
de  wereld  verdeeld  in  gebieden  die  wor- 
den gepresideerd  door  uitvoerend  be- 
stuurders. Twaalf  van  die  gebieden  liggen 
buiten  de  Verenigde  Staten  en  Canada. 
Alle  uitvoerend  bestuurders  zijn  lid  van 
het  Eerste  Quorum  der  Zeventig  en  als 
zij  buiten  de  Verenigde  Staten  en  Cana- 


74 


da  dienen,  hebben  zij  de  opdracht  om  in 
hun  gebied  te  wonen. 
Om  hen  bij  hun  bestuurhjke  taak  te  hel- 
pen hebben  we  regionale  vertegenwoor- 
digers, ervaren  en  goed  opgeleide  man- 
nen die  gekozen  zijn  uit  degenen  die  zo 
dicht  mogelijk  bij  of  in  dat  gebied  wo- 
nen. Elke  regionale  vertegenwoordiger 
werkt  met  verscheidene  ringen  en  zen- 
dingsgebieden.  Dit  maakt  het  voor  de 
leiders  in  de  ringen  en  zendingsgebieden 
mogelijk  om  regelmatig  door  middel 
van  de  regionale  vertegenwoordiger  een 
nauw  contact  met  de  uitvoerend  be- 
stuurder te  onderhouden,  in  plaats  van 
regelrecht  met  het  hoofdkantoor  van  de 
kerk  in  contact  te  moeten  treden,  daar 
dat  veel  tijdrovender  is. 
Om  de  materiële  zaken  buiten  de  Vere- 
nigde Staten  en  Canada  te  kunnen  be- 
sturen, zijn  daar  bestuurders  materiële 
zaken  aangesteld.  Zij  houden  onder  lei- 


ding van  de  Presiderende  Bisschap  in  de 
gebieden  waar  zij  voor  het  vervullen  van 
hun  opdracht  wonen,  toezicht  op  deze 
zaken.  Hierdoor  wordt  het  voor  degenen 
die  ter  plaatse  wonen  ook  mogelijk  om 
onmiddellijk  aandacht  voor  hun  proble- 
men te  krijgen,  terwijl  er  eveneens  wordt 
gezorgd  voor  de  juiste  opleiding  op  elk 
bestuurlijk  terrein. 

Kortom  al  deze  zaken  staan  onder  lei- 
ding van  het  Eerste  Presidium.  De  nor- 
male gang  van  zaken  is  dat  het  Eerste 
Presidium  elke  dinsdag-,  woensdag-, 
donderdag-  en  vrijdagmorgen  om  acht 
uur  vergadert.  Deze  vergaderingen  wor- 
den door  een  secretaris  bijgewoond,  zo- 
dat al  het  besprokenen  wordt  vastge- 
legd. Een  van  de  agendapunten  is,  alle 
post  die  aan  het  Eerste  Presidium  is  ge- 
richt —  deze  post  omvat  van  alles,  varië- 
rend van  vragen  over  gaatjes  in  de  oren 
tot  hoger  beroep  tegen  beslissingen  om- 


75 


trent  excommunicatie  uitgesproken 
door  het  ringpresidium  en  de  hoge  raad. 
Er  zijn  vragen  over  de  normen  voor  ui- 
terUjke  verzorging,  hypnose,  sabbathei- 
hging,  uitlegging  van  de  Schriften,  ge- 
sprekstherapie,  verzegehngen,  klachten 
over  plaatseUjke  leiders,  reincarnatie,  de 
donatie  van  lichaamsdelen  aan  de  we- 
tenschap of  aan  anderen,  crematie, 
transplantatie,  wettelijke  verwikkelin- 
gen, enzovoort. 

Hun  besHssingen  omvatten  tevens  het 
kiezen  van  nieuwe  tempelpresidiums 
wanneer  en  waar  er  nieuwe  tempels 
moeten  worden  gebouwd  en  andere  za- 
ken die  ter  sprake  moeten  komen  in  een 
vergadering  met  de  Twaalf  Apostelen  en 
de  Presiderende  Bisschap.  Zij  plannen 
ook  plechtige  vergaderingen  en  gebieds- 
conferenties over  de  hele  wereld. 
Dinsdagmorgen  om  tien  uur  vergaderen 
zij  met  het  uitgavencomité,  dat  bestaat 


uit  het  Eerste  Presidium,  vier  leden  van 
de  Twaalf  en  de  Presiderende  Bisschap. 
De  hoofden  van  de  verschillende  afde- 
lingen deponeren  hier  ter  overweging  de 
berekeningen  van  hun  onkosten,  daarna 
worden  de  definitieve  bedragen  toege- 
wezen. Voorbeelden  hiervan  zijn  de  ver- 
zoeken van  de  afdeling  onroerend  goed 
over  de  aankoop  van  grond,  en  van  ge- 
bouwen zoals  wijk-  en  ringgebouwen, 
zendingshuizen,  bezoekerscentra  enzo- 
voort en  gesprekken  over  onderhouds- 
kosten. De  Presiderende  Bisschap 
brengt  ook  nog  verzoeken  om  geld  ter 
bekostiging  van  projecten  van  de  Wel- 
zijnszorg naar  voren. 
Op  woensdagmorgen  worden  de  verga- 
deringen van  het  Eerste  Presidium  ge- 
bruikt om  de  rapporten  te  horen  van  de 
hoofden  van  de  verschillende  afdelingen 
die  rechtstreeks  onder  het  Eerste  Presi- 
dium vallen,  zoals  de  geschiedkundige 


76 


afdeling,  personeelszaken  de  afdeling 
publieke  communicatie.  Er  wordt  even- 
eens een  afsprakenschema  gemaakt 
voor  belangrijke  gasten  die  op  woens- 
dagmorgen ontvangen  kunnen  worden. 
Ik  ben  altijd  onder  de  indruk  van  de 
invloed  die  de  president  van  de  kerk  op 
deze  bezoekers  heeft,  een  en  ander  blijkt 
uit  de  rechtstreekse  reacties  of  uit  de 
schriftelijke  rapporten  of  corresponden- 
tie die  wij  hierover  ontvangen. 
Eenmaal  per  maand  vergadert  het  Eer- 
ste Presidium,  op  woensdagmorgen,  te- 
gelijkertijd met  de  kerkelijke  Raad  van 
onderwijs  en  de  Raad  van  Beheer  om 
alle  zaken  die  betrekking  hebben  op  de 
universiteiten,  hogescholen,  instituten 
en  seminaries  en  ander  kerkelijke  scho- 
len af  te  wikkelen. 

Eveneens  eenmaal  per  maand  vergadert 
het  Eerste  Presidium  op  een  woensdag- 
morgen met  de  Coördinerende  raad,  de- 
ze bestaat  uit  het  Eerste  Presidium,  de 
Raad  der  Twaalf  en  de  presiderende  Bis- 
schap.  Hier  bespreken  zij  het  algemene 
beleid  en  de  bestuurlijke  problemen,  om 
er  op  toe  te  zien  dat  alle  facetten  van  de 
verantwoordelijkheid  worden  opgehel- 
derd en  gecoördineerd.  Hierna  vergade- 
ren zij  met  het  welzijnscomité,  dat  al 
eerder  is  genoemd. 

Op  donderdagmorgen  om  tien  uur  ver- 
gaderen zij  in  de  bovenzaal  van  de  tem- 
pel met  de  Raad  der  Twaalf  die  daar  dan 
al  sinds  acht  uur  heeft  vergaderd.  In  deze 
zaal  zijn  de  leiders  van  de  kerk,  sinds  de 
tempel  is  gebouwd,  door  de  Heer  geleid. 
In  deze  zaal  heeft  men  een  bijzonder 
geestelijk  gevoel  en  soms  voelt  men  de 
tegenwoordigheid  van  een  van  die  grote 
leiders,  die  van  ons  is  heengegaan.  De 
portretten  van  de  twaalf  presidenten  van 
de  kerk  en  van  Hyrum  Smith,  de  pa- 
triarch, hangen  er  aan  de  muur.  Er  zijn 
ook  schilderijen  van  de  Heiland  aan  het 
Meer  van  Galilea  toen  Hij  enkele  apos- 
telen riep  en  van  zijn  kruisiging  en  zijn 


hemelvaart.  Wij  worden  hier  herinnerd 
aan  de  vele  grote  leiders  die  in  deze 
raadszaal  hebben  vergaderd  en  die  on- 
der leiding  van  de  Heer  besluiten  hebben 
genomen. 

Wanneer  het  Eerste  Presidium  deze  zaal 
op  donderdagmorgen  om  tien  uur  be- 
treedt, krijgen  alle  leden  van  de  twaalf 
eerst  een  hand,  vervolgens  trekken  wij 
onze  priesterschapskleding  aan.  Wij  zin- 
gen, knielen  voor  een  gebed  en  houden 
vervolgens  een  gebedskring  om  het  al- 
taar, daarna  doen  wij  onze  priester- 
schapskleding weer  uit. 
Na  het  bespreken  van  de  notulen  van  de 
vorige  vergadering  behandelen  wij  za- 
ken zoals  de  goedkeuring  van  wijzigin- 
gen en  bisschappen  die  de  ringpresiden- 
ten  hebben  aanbevolen  —  en  die  in  de 
voorgaande  vergadering  van  de  Twaalf 
besproken  zijn.  Misschien  vindt  u  het 
interessant  om  te  weten  dat  wij  in  1977 
per  week  gemiddeld  vijfentwintig  tot 
dertig  van  deze  wijzigingen  bespraken; 
veranderingen  in  ring-,  wijk-,  zendings- 
en  tempelorganisaties  voor  de  hele  kerk, 
dit  omvat  tevens  veranderingen  van 
grenzen  en  ambtenaren;  ambtenaren  en 
bestuursproblemen  van  de  hulporgani- 
saties; zaken  die  door  de  hoofden  van  de 
verschillende  afdeUngen  naar  voren  zijn 
gebracht  en  onze  rapporten  over  de  ring- 
conferenties  en  de  activiteiten  die  tijdens 
de  week  hebben  plaatsgevonden,  zoals 
begrafenissen,  spreekbeurten  enzo- 
voort. In  dit  bestuurslichaam  wordt  elke 
verandering  van  bestuur  of  beleid  over- 
wogen, en  daarna  wordt  deze  het  officië- 
le beleid  van  de  kerk.  Laat  mij  een  erva- 
ring uit  een  van  deze  besprekingen  aan  u 
vertellen. 

Ik  herinner  me  nog  heel  goed  dat  er  eens 
een  zaak  werd  besproken  waar  verschil- 
lende leden  van  de  Twaalf  een  verschil- 
lend standpunt  over  hadden  en  dat  ron- 
duit naar  voren  brachten.  Toen  vatte 
president  McKay  de  bespreking  samen 


77 


en  zei:  ,,Ik  geloof  dat  we  het  zo  moeten 
doen."  Ik  sprak  de  broeder  die  naast  mij 
zat  aan  en  zei:  ,,Is  het  niet  prachtig  om 
mee  te  maken  hoe  hij  altijd  met  de  juiste 
oplossing  voor  de  dag  komt  en  hoe  wij 
dan  allemaal  schijnen  te  voelen  dat  dat 
ook  de  juiste  oplossing  is?" 
Mijn  collega  wendde  zich  tot  mij  en 
sprak:  „Je  luistert  naar  een  profeet  van 
God."  Hierdoor  weten  we  dat  elke  be- 
slissing die  genomen  word,  de  unanieme 
besUssing  van  de  groep  wordt,  onver- 
schilhg  hoe  elk  lid  van  die  groep  er  vóór 
die  beslissing  ook  over  dacht. 
Op  de  eerste  donderdag  van  elke  maand 
vergadert  het  Eerste  Presidium  met  alle 
algemene  autoriteiten  —  de  leden  van  de 
Twaalf,  de  Zeventig  en  de  Presiderende 
Bisschap.  In  deze  vergadering  worden 
allen  op  de  hoogte  gesteld  van  elke  ver- 
andering in  programma  of  beleid  en 
onderwezen  met  betrekking  tot  hun 
plichten  en  verantwoordelijkheid.  De 
president  wijst  leden  aan  die  hun  getui- 
genis mogen  geven,  daarna  doen  we  alle- 
maal onze  priesterschapskleding  aan, 
nemen  van  het  avondmaal  en  nemen 
deel  aan  een  gebedskring,  waaraan  alle 
aanwezigen  meedoen.  Na  afloop  van  dit 
gebed  mogen  allen  behalve  de  Raad, 
gaan,  degenen  die  achterblijven  doen 
hun  priesterschapskleding  uit  en  gaan 
voort  met  de  zaken  die  altijd  op  donder- 
dagmorgen ter  sprake  komen.  Een  se- 
cretaris maakt  een  verslag  van  alles  wat 
wordt  gezegd  en  gedaan. 
Elke  donderdag  gebruiken  het  Eerste 
Presidium  en  de  Twaalf  na  afloop  van 
hun  vergadering  samen  de  lunch  in  een 
zaal  die  speciaal  voor  dat  doel  is.  In  deze 
zaal  hangt  een  prachtige  plaat  van  het 
laatste  avondmaal.  Dit  is  een  periode 
waarin  wij  ons  kunnen  ontspannen,  en 
waarin  wij  tijdens  de  tafelgesprekken  er- 
varingen uitwisselen  en  zaken  waar  we 


allen  belangstelling  voor  hebben  ter  tafel 
brengen.  Als  ik  daar  de  tijd  voor  zou 
hebben,  zou  ik  u  daarover  enkele  inte- 
ressante verhalen  kunnen  doen. 
Op  vrijdagmorgen  vergadert  de  Presi- 
derende Bisschap  om  negen  uur  met  het 
Eerste  Presidium  om  rapport  uit  te  bren- 
gen en  zaken  te  bespreken  die  belangrijk 
zijn  voor  het  bestuur. 
Zoals  u  weet  heeft  de  kerk  ook  zakelijke 
belangen,  zoals  Bonneville  International 
Corporation  (firma  voor  radio-  en  tele- 
visieprodukties),  Beneficial  Life  Insu- 
rance Company  (levensverzekerings- 
maatschappij). Hotel  Utah,  Zions  Secu- 
rities  Corporation  (bank),  Deseret  News 
(krant)  en  Deseret  Mutual  Benefit  Asso- 
ciation  (bank)  —  deze  firma's  werken  in 
het  belang  van  de  kerk  en  dienen  tevens 
het  algemeen  belang.  Bovendien  heeft  de 
kerk  aandelen  in  grote  boerderijen. 
Sommige  mensen  hebben  de  onjuiste  in- 
druk dat  de  kerk  geen  belasting  betaalt. 
Ik  wil  deze  indruk  graag  wegnemen  door 
erop  te  wijzen  dat  alle  instellingen  van  de 
kerk  evenveel  belasting  betalen  als  elke 
andere  vergelijkbare  instelling  in  de 
zakenwereld. 

Wij  hopen  en  bidden  altijd  —  elke  dag  — 
dat  de  kerk  goed  bestuurd  wordt  door 
diegenen  die  op  deze  verantwoordelijke 
posten  —  het  Eerste  Presidium,  de  Raad 
der  Twaalf,  het  Eerste  quorum  der  Ze- 
ventig en  de  Presiderende  Bisschap  — 
zijn  geplaatst  en  dat  de  plaatselijke 
ambtenaren  ook  gezegend  en  geleid  mo- 
gen worden.  Ik  getuig  dat  de  kerk  via  een 
profeet  van  God  door  de  Heer  Zelf 
wordt  geleid  en  ik  bid  nederig  dat  wij  dat 
allemaal  mogen  waarderen,  dat  wij  ons 
lidmaatschap  van  de  kerk  mogen  waar- 
deren en  dat  wij  er  ijverig  naar  mogen 
streven  om  onszelf  op  het  eeuwige  leven 
voor  te  bereiden.  In  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  D 


78 


Onze  zusters 
in  de  kerk 


President  Spencer  W.  Kimball 


Geliefde  broeders,  het  was  heerlijk  om  te 
luisteren  naar  de  prachtige  boodschap 
van  president  Tanner,  waarin  hij  vertel- 
de hoe  wij  in  deze  kerk  trachten  het  werk 
des  Heren  te  volbrengen.  Ik  ben  ervan 
overtuigd  dat  er  veel  mensen  zijn  die  niet 
weten  wat  er  in  de  kerk  omgaat.  Ik  ben 
ervan  overtuigd  dat  het  gehoorde  voor 
heel  veel  mensen  verhelderend  heeft  ge- 
werkt. 

Deze  algemene  priesterschapsvergade- 
ring verschaft  mij  een  prachtige  gelegen- 
heid om  u,  mannen  en  jongemannen  van 
de  kerk,  te  bedanken  voor  alles  wat  u 
doet  om  goed  te  leven  en  om  het  konink- 
rijk van  God  op  aarde  op  te  bouwen.  Wij 
zijn  u  eeuwig  dankbaar  en  wij  zijn  ons 
ervan  bewust  dat  God  u  nu  op  aarde 
heeft  geplaatst  zodat  uw  talenten  en  toe- 
wijding in  deze  belangrijke  periode  van 
de  geschiedenis  van  de  mensheid  en  van 
de  geschiedenis  van  de  kerk  gebruikt 
kunnen  worden. 

Vandaag  drie  weken  geleden  groepten 
de  vrouwen  van  de  kerk,  zowel  jong  als 
oud,  samen  in  deze  prachtige  tabernakel 
en  in  dezelfde  zalen  waarin  u  vanavond 
vergadert.  Daar  ik  de  vrouwenvereni- 
ging niet  persoonlijk  kon  bijwonen,  heb 
ik  de  gang  van  zaken  bij  die  heerlijke 
gebeurtenis  op  een  speciale  televisie  van- 
uit het  ziekenhuis  gevolgd.  Mijn  hart 
vloeide  over  van  dankbaarheid  voor  de 


bijzondere  zegen  die  de  fijne  zusters  van 
De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de  Hei- 
ligen der  Laatste  Dagen  —  Gods  hemels 
koninkrijk  op  aarde  —  betekenen.  Mijn 
geUefde  eeuwige  kameraad,  Camilla, 
heeft  die  lieve  zusters  toen  mijn  korte 
boodschap  voorgelezen. 
In  die  boodschap  heb  ik  de  zusters  ge- 
zegd: ,,Wij  hebben  binnenkort  een  alge- 
mene conferentie  met  haar  priester- 
schapsvergadering, daar  zullen  wij  niet 
minder  hefdevol,  noch  minder  duidelijk 
tegen  de  broeders  zijn,  want  onze  raad 
zal  gelijkluidend  zijn." 
Nu  ik  tot  u,  broeders,  spreek  wil  ik  die 
belofte  aan  de  zusters  nakomen.  Wij  zijn 
in  ons  leven  allemaal  met  bijzondere 
vrouwen  gezegend  —  vrouwen  die  een 
diepgaande  en  blijvende  invloed  op  ons 
hebben.  Hun  bijdrage  was  en  is  uiterst 
belangrijk  voor  ons  en  is  iets  dat  een 
eeuwigdurende  waarde  voor  ons  heeft. 
Onze  vrouwen,  moeders,  dochters  en 
vriendinnen  zijn  allemaal  geestelijke 
kinderen  van  onze  hemelse  Vader.  Ik 
hoop,  dat  wij  dat  altijd  zullen  bedenken, 
broeders,  wanneer  het  erom  gaat  hoe  wij 
onze  vrouwen  behandelen.  Onder  de 
zusters  van  deze  bedeling  zijn  veel  van  de 
edelste  dochters  van  onze  hemelse  Va- 
der. Laten  wij  altijd  bedenken  dat  God 
geen  aannemer  des  persoons  is  en  dat  Hij 
ons  allemaal  —  mannen  en  vrouwen. 


79 


jongens  en  meisjes  —  met  een  volmaakte 
liefde  liefheeft. 

Zoals  president  Harold  B.  Lee  dikwijls 
heeft  gezegd:  ,,Het  belangrijkste  ker- 
kwerk dat  u  ooit  verricht,  verricht  u  bin- 
nen de  muren  van  uw  eigen  huis."  (Zie 
Strengthening  the  Home,  brochure, 
1973,  blz.  7.)  Velen  onder  ons  hebben 
dat  dikwijls  herhaald. 
Veel  van  dit  bijzondere  kerkwerk  zal 


„De  vrouwen  hebben  in  deze 

kerk  een  taak,  die  hoewel  zij 

anders  is,  even  belangrijk  is  als 

de  taak  die  wij  verrichten." 


worden  beoordeeld  naar  de  christelijke 
wijze  waarop  wij  de  vrouwen  van  de 
kerk  die  bij  ons  thuis  wonen,  dienen  en 
leiden.  Ik  zeg  dienen  en  leiden  omdat  het 
leiderschap  van  de  man  thuis  moet  lijken 
op  het  leiderschap  van  Christus  in  de 
kerk.  Christus  leidde  door  Uefde,  door 
zijn  voorbeeld  en  door  onzelfzuchtig 
dienstbetoon.  Hij  offerde  zich  voor  ons 
op.  Zo  moet  het  zijn  als  wij  in  ons  eigen 
huis  leidende  dienaren  en  nederige  pa- 
triarchen zijn. 

Wij  moeten  onzelfzuchtig  zijn  en  dienen, 
attent  en  edelmoedig  zijn.  Onze  heer- 
schappij dient  een  rechtvaardige  heer- 
schappij te  zijn  en  onze  kameraadschap 
met  onze  eeuwige  kameraad,  onze 
vrouw,  moet  een  volwaardige  kame- 
raadschap zijn. 

U,  fijne  ringpresidenten  en  bisschoppen 
en  uw  raadgevers  —  wees  alstublieft  bij- 
zonder bedacht  op  de  zuster  die  —  bui- 
ten hun  eigen  schuld  —  nu  niet  de  zegen 
ontvangen  hebben  die  samengaat  met 
het  voor  tijd  en  alle  eeuwigheid  verze- 
geld zijn  aan  een  waardige  echtgenoot, 


zodat  zij  zich  onbewust  buitengesloten 
voelen  als  wij  ons  terecht  op  het  gezinsle- 
ven richten.  Êeschouw  hun  aanwezig- 
heid in  uw  midden  niet  als  een  last,  maar 
als  een  zegen. 

Weest  u  altijd  bewust  van  onze  bijzonde- 
re taak  jegens  de  weduwen,  de  geschei- 
den vrouwen,  de  andere  vrouwen  die 
zonder  echtgenoot  zitten  en  in  somnige 
gevallen  de  jonge  zusters  die  geen  vader 
hebben.  Wij  kunnen  onze  taak  als  man 
Gods  eenvoudig  niet  vervullen  als  wij  de 
vrouwen  Gods  veronachtzamen. 
Soms  horen  we  verontrustende  rappor- 
ten over  de  wijze  waarop  zusters  worden 
behandeld.  Misschien  is  een  dergelijke 
gebeurtenis  het  gevolg  van  ongevoelig- 
heid en  nonchalance,  maar,  broeders, 
het  hoort  niet  voor  te  komen.  De  vrou- 
wen hebben  in  deze  kerk  een  taak  die, 
hoewel  zij  anders  is,  even  belangrijk  is  als 
de  taak  die  wij  verrichten.  Hun  werk  is  in 
feite  hetzelfde  fundamentele  werk  dat 
van  ons  gevraagd  wordt  —  ook  al  spelen 
wij  een  andere  rol  en  al  zijn  onze  op- 
drachten anders. 

Daar  onze  vrouwen  zo  geweldig  belang- 
rijk voor  ons  zijn,  willen  wij  niet  dat  zij 
naar  de  wereldse  levenswijze  afdalen.  De 
meesten  van  hen  zijn  sterk  en  goed  en 
trouw  en  dat  zal  nog  toenemen  wanneer 
zij  met  liefde  en  respect  worden  behan- 
deld en  wanneer  hun  gevoelens  op  de 
juiste  waarde  worden  geschat  en  worden 
begrepen. 

Onze  zusters  verlangen  geen  verwenne- 
rij, noch  neerbuigende  minzaamheid;  zij 
verlangen  als  onze  zusters  en  gelijken  te 
worden  gerespecteerd  en  als  zodanig  te 
worden  behandeld.  Waarde  broeders,  ik 
vestig  op  dit  alles  de  aandacht,  niet  om- 
dat de  leer  of  de  leerstellingen  van  de 
kerk  ten  aanzien  van  vrouwen  op  enige 
wijze  in  twijfel  worden  getrokken,  maar 
omdat  ons  gedrag  in  bepaalde  gevallen 
van  twijfelachtige  kwaliteit  is.  Deze  za- 
ken komen  niet  aan  de  orde  omdat  de 


80 


toestand  alarmerend  is,  maar  omdat  on- 
ze mensen  in  het  koninkrijk  over  het 
algemeen  nog  meer  „anders"  moeten 
worden  dan  de  mensen  van  de  wereld. 
Zoals  de  Heiland  bij  verschillende  gele- 
genheden zei,  wij  worden  geoordeeld 
naar  mate  wij  elkander  al  dan  niet  lief- 
hebben en  elkander  overeenkomstig 
daarmee  behandelen  en  naar  mate  wij 
één  van  hart  en  één  van  geest  zijn.  Wij 
kunnen  de  Heer  niet  toebehoren  als  wij 
niet  één  zijn!  (Zie  LV  38:27.) 
Wij  zullen  worden  geoordeeld  naar  en 
verantwoordelijk  worden  gehouden 
voor  de  wijze  waarop  wij  onze  kerkelijke 
opdrachten  vervullen  en  ons  rentmees- 
terschap tijdens  de  sterfelijkheid  zal  op 
geen  enkel  punt  een  kritischer  onder- 
zoek ondergaan  dan  naar  de  wijze  waar- 
op wij  ons  gezin  en  onze  zusters  en  broe- 
ders in  de  kerk  hebben  gediend  en  liefge- 
had. President  McKay  maakte  de  wijze 


opmerking:  ,,Geen  enkel  succes  weegt 
op  tegen  falen  in  het  gezin." 
{Conference Report  van  april  1964,  blz. 

Wij  houden  van  u,  broeders,  en  wij  hou- 
den van  de  zusters.  Wij  vertrouwen  u 
volkomen.  Wij  verheugen  ons  over  uw 
geloof  en  over  uw  toewijding  aan  het 
werk  voor  de  Meester.  Moge  God  u  en 
uw  geliefden  zegenen,  wanneer  u  naar 
hen  terugkeert. 

Ik  weet  dat  God  leeft,  mijn  broeders  (het 
is  zo  heerlijk  om  dat  heel  vaak  te  zeg- 
gen), dat  Christus,  de  Verlosser  van  de 
wereld,  onze  Heer  is  en  dat  dit  zijn  kerk 
is.  De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de 
Heiligen  der  Laatste  Dagen  heeft  Chris- 
tus als  Hoofd.  Ik  geef  u  deze  getuigenis, 
mijn  liefde  en  mijn  zegen  en  ik  wens  u  het 
beste  toe,  in  de  naam  van  Jezus  Christus, 
onze  Heer.  Amen."  D 


Zuster  Camilla  Kimball  en  Freda  Joan  Lee 


81 


7  oktober  1979 

Zondagmorgenvergadering 


De  bijdragen 
van  de  profeet 
Joseph  Smith 


President  N.  Eldon  Tanner 
Eerste  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


Vele  jaren  geleden  woonde  er  in  Noor- 
wegen een  jonge  weduwe  met  twee 
zoontjes,  zij  liet  een  schoenmaker  een 
paar  schoenen  lappen.  Toen  de  gelapte 
schoenen  teruggebracht  werden,  keek  de 
vrouw  verbaasd  op,  daar  zij  in  elke 
schoen  een  godsdienstige  brochure 
vond.  De  brochures  maakten  haar 
nieuwsgierig  en  kort  daarna  Uep  zij  zelf 
een  halfuur  naar  de  schoenmakerswerk- 
plaats met  een  pakje  waarin  een  paar 
oude  schoenen  zat  dat  gelapt  moest 
worden. 

Nadat  zij  haar  zaken  met  de  schoenma- 
ker geregeld  had,  aarzelde  ze  even  terwijl 
ze  de  deurknop  al  in  haar  hand  had, 
hoewel  schoorvoetend,  wilde  ze  toch 
naar  de  brochures  vragen.  In  de  tijd  dat 
zij  aarzelde  zei  de  schoenmaker:  ,,Het 
verbaast  u  misschien  als  ik  u  zeg  dat  ik  u 
iets  veel  waardevollers  kan  geven  dan 
zolen  voor  de  schoenen  van  uw  kind." 
„Wat  kunt  u,  een  schoenmaker,  mij  ge- 
ven dat  meer  waard  is  dan  de  zolen  voor 
de  schoenen  van  mijn  zoon?  U  spreekt  in 
raadselen,"  antwoordde  ze. 
De  man  aarzelde  niet.  ,,Als  u  naar  mij 


wilt  luisteren,  kan  ik  u  het  ware  heilsplan 
van  de  Heer  voor  zijn  kinderen  onder- 
wijzen. Ik  kan  u  onderwijzen  hoe  u  in  dit 
leven  gelukkig  kunt  worden,  en  hoe  u 
zich  kunt  voorbereiden  op  eeuwige 
vreugde  in  het  leven  hierna.  Ik  kan  u 
vertellen  waar  u  vandaan  gekomen  bent, 
waarom  u  op  aarde  bent  en  waar  u  na  de 
dood  heen  zult  gaan.  Ik  kan  u  de  hefde 
van  God  voor  zijn  kinderen  onderwij- 
zen, zoals  u  dat  nog  nooit  hebt  geleerd." 
De  woorden  sneden  door  het  hart  van 
Anna  Widtsoe,  wier  man,  John  Ander- 
sen  Widtsoe,  net  eenjaar  tevoren  onver- 
wachts was  overleden.  Haar  oudste 
zoon,  John  Andreas,  was  toen  zes  en 
haar  andere  zoon,  Osborne,  was  nog 
maar  twee  maanden.  Bij  de  begrafenis 
stonden  de  jonge  weduwe  en  haar  oudste 
zoon  bij  het  open  graf  toen  de  koele 
woorden  van  de  begrafenisliturgie  wer- 
den uitgesproken:  ,,Stof  zijt  gij  en  tot 
stof  zult  gij  wederkeren." 
Er  was  geen  belofte  omtrent  een  ont- 
moeting op  een  plaats  die  gelukkiger  is 
dan  de  aarde  van  deze  mensen. 
Haar  leven  was  sindsdien  eenzaam  en 


82 


vol  onbeantwoorde  geestelijke  vragen, 
die  door  haar  eigen  godsdienst  niet  tot 
tevredenheid  werden  beantwoord.  Zij 
stelde  de  schoenmaker  een  eenvoudige 
vraag:  ,,Wie  bent  u?"  Hij  antwoordde: 
„Ik  ben  lid  van  De  Kerk  van  Jezus 
Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Da- 
gen —  men  noemt  ons  mormonen.  Wij 
hebben  Gods  waarheid." 
Wanneer  er  gelapte  schoenen  werden  te- 
ruggebracht zat  er  altijd  een  nieuwe  bro- 
chure in  en  tenslotte  werd  zij  zo  nieuws- 
gierig dat  zij  een  mormoonse  vergade- 
ring bijwoonde.  Anna  Widtsoe  was  een 
intelhgente  vrouw.  Zij  kende  haar  Bij- 
bel. Heel  wat  keren  probeerde  ze  de 
ouderlingen  vast  te  zetten,  maar  het  luk- 
te haar  nooit.  Zij  stond  erop  de  leerstelli- 
ge punten  waarover  zij  twijfels  had  te 
bespreken;  en  eindelijk  was  zij  er  welis- 
waar met  tegenzin,  maar  met  een  bid- 
dend hart  van  overtuigd  dat  zij  de  eeuwi- 
ge waarheid  had  gevonden. 
Tenslotte  werd  zij  iets  meer  dan  twee 
jaar  nadat  zij  voor  het  eerst  over  het 
evangelie  had  gehoord,  op  1  april  1881, 
als  lid  van  de  kerk  gedoopt  ...  Er  lag 
nog  een  dun  laagje  ijs  op  het  water  bij  de 
oever  van  het  fjord,  dit  moest  worden 
gebroken  om  te  kunnen  dopen.  Het  wa- 
ter was  ijskoud,  toch  heeft  ze  tot  op  haar 
sterfdag  volgehouden  dat  zij  zich  in  haar 
hele  leven  nooit  warmer  en  prettiger 
heeft  gevoeld  dan  toen  zij  uit  het  doop- 
water van  dat  goede  ouwe  Trondjems 
fjord  kwam.  Het  vuur  binnenin  haar  was 
ontstoken  om  nooit  meer  te  worden 
gedoofd." 

Dit  verslag  komt  uit  het  boek  In  the 
Gospel  Net  (Salt  Lake  City:  Improve- 
ment  Era  van  1942,  blz.  4  ,  53-57),  ge- 
schreven door  ouderhng  John  A.  Widt- 
soe, de  oudste  zoon  van  Anna,  die  later 
apostel  en  hd  van  de  Raad  der  Twaalf 
van  De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de 
HeiUgen  der  Laatste  Dagen  is  geworden. 
Welke  bijzondere  samenloop  van  om- 


standigheden heeft  sinds  het  jaar  1830 
overal  ter  wereld  in  het  leven  van  vele 
mensen  een  herhahng  van  dergelijke  er- 
varingen veroorzaakt? 
Op  6  april  1830  werd  De  Kerk  van  Jezus 
Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Da- 
gen overeenkomstig  de  goddelijke  op- 
dracht en  in  vervolg  op  een  serie  gebeur- 
tenissen die  volgde  op  een  hemelse  mani- 
festatie aan  Joseph  Smith,  een  jonge 
boerenknaap,  officieel  georganiseerd. 
Er  waren  slechts  zes  personen  aanwezig 
en  zij  werden  de  eerste  wettige  leden. 
Nadat  er  enkele  andere  handelingen  in 
verband  met  het  organiseren  waren  ver- 
richt, begaf  men  zich  naar  een  rivier 
waar  nog  enkelen  werden  gedoopt  en  tot 
lid  van  de  kerk  bevestigd. 
In  april  1980  viert  de  kerk  haar  150-jarig 
bestaan  en  wij  schatten  dat  de  kerk  tegen 
die  tijd  meer  dan  4.3000.000  leden  heeft. 
Wanneer  ik  nadenk  over  het  ,, wonder- 
lijk en  wonderbaar"  werk  (zie  Jesaja 
29:14)  dat  dit  tot  stand  heeft  gebracht, 
voel  ik  mij  gedwongen  God  te  prijzen  en 
lof  toe  te  zwaaien  aan  Joseph  Smith,  de 
profeet  van  de  herstelling,  en  al  Gods 
heilige  profeten  en  zijn  kerk  onder 
goddelijke  inspiratie  hebben  geleid. 
Laten  wij  eens  even  naar  de  eerste  le- 
vensjaren van  Joseph  Smith  kijken.  Hij 
werd  op  23  december  1805  te  Sharon  in 
Windsor  County  in  de  staat  Vermout 
geboren  als  de  zoon  van  Joseph  Smith 
sr.  en  Lucy  Mack  Smith.  In  1816  ver- 
huisde de  famiUe  Smith  naar  Palmyra  in 
de  staat  New  York  en  kort  daarna  naar 
Manchester,  ook  in  die  omgeving.  In  die 
plaats  werd  Joseph  zich  bewust  van  alle 
godsdienstige  opwekkingsbij- 

eenkomsten en  op  zekere  dag  las  hij  een 
tekst  in  de  brief  van  Jakobus  die  luidt: 
,, Indien  echter  iemand  van  u  in  wijsheid 
te  kort  schiet,  dan  bidde  hij  God  daar- 
om, die  aan  allen  geeft,  eenvoudigweg  en 
zonder  verwijs;  en  zij  zal  hem  gegeven 
worden."  (Jakobus  1:5.) 


83 


Deze  tekst  sprak  de  geestelijk  ingestelde 
jongen  enorm  aan;  en  nadat  hij  over  de 
inhoud  van  de  tekst  nagedacht  had  en  in 
zijn  hart  wist  dat  hij  Gods  hulp  nodig 
had  om  te  bepalen  welke  kerk  van  alle 
kerken  de  juiste  was,  trok  hij  zich  in  het 
bos  terug  om  voor  het  eerst  hardop  te 
bidden.  Op  een  wijze  die  Joseph  in  zijn 
eigen  getuigenis  levendig  beschreef,  ver- 
schenen er  boven  hem  in  een  pilaar  van 
licht  twee  personen  en  de  Ene  wees  op  de 


„Het  evangelie  is  een  heerlijke 
boodschap,  een  boodschap  van 

vrede  en  goede  wil;  de  enige 

boodschap  die  de  wereld  vrede 

zal  brengen." 


Andere  en  sprak:  ,, (Joseph,)  Deze  is 
Mijn  geliefde  Zoon  —  hoor  Hem!"  (Jo- 
seph Smith  2:17.) 

In  antwoord  op  zijn  vraag  werd  hem 
verteld  dat  hij  zich  bij  geen  enkele  van  de 
bestaande  kerken  moest  aansluiten,  en 
de  redenen  daartoe  werden  hem  gege- 
ven. Toen  hij  de  anderen  over  zijn  vi- 
sioen vertelde,  werd  hij  belachelijk  ge- 
maakt en  beschimpt  en  er  werd  hem  ge- 
zegd dat  gebeurtenissen  als  openbarin- 
gen en  visioenen  niet  bestonden  —  dat 
dergelijke  gebeurtenissen  met  de  Apos- 
telen waren  verdwenen  en  dat  zij  niet 
meer  zouden  voorvallen. 
Hij  ging  nog  drie  jaar  voort  met  zijn 
gewone  dagelijkse  werk,  in  die  tijd  werd 
hij  zeer  vervolgd  omdat  hij  verteld  had 
dat  hij  een  visioen  had  gehad.  In  septem- 
ber 1 823  werd  hij  opnieuw  door  een  he- 
melse boodschapper  bezocht,  deze  ver- 
telde hem  dat  hij  Moroni  heette  en  dat 
hij  een  taak  voor  Joseph  had. 
De  engel  vertelde  hem  over  een  boek  dat 


op  gouden  platen  was  geschreven  en  dat 
in  een  heuvel  in  de  buurt  lag  verborgen. 
De  platen  bevatten  een  verslag  over  de 
vroegere  inwoners  van  het  Amerikaanse 
continent  en  ook  over  de  volheid  van  het 
eeuwige  evangehe  zoals  dat  door  de  Hei- 
land aan  dat  oude  volk  was  gegeven. 
Joseph  kreeg  de  opdracht  de  komende 
vier  jaar  elk  jaar  de  plaats  waar  de  platen 
lagen  verborgen  te  bezoeken.  Hij  vol- 
deed aan  die  opdracht  en  hij  werd  daar 
elke  keer  ontvangen  door  de  engel  Mo- 
roni, die  hem  ook  onderricht  gaf.  Ein- 
delijk was  het  zover  dat  hij  gereed  was 
om  de  platen  te  ontvangen  en  te 
vertalen. 

Indien  een  van  u  de  geschiedenis  over  het 
verschijnen  van  het  Boek  van  Mormon 
nog  niet  kent,  nodig  ik  u  uit  de  gelegen- 
heid te  benutten  om  die  geschiedenis  te 
leren  kennen.  Lees  het  boek,  dat  in  het 
laatste  hoofdstuk  deze  belofte  geeft: 
„En  wanneer  gij  deze  dingen  zult  ont- 
vangen, zou  ik  u  willen  vermanen,  dat  gij 
God,  de  Eeuwige  Vader,  in  de  naam  van 
Christus  zoudt  vragen,  of  deze  dingen 
niet  waar  zijn;  en  indien  gij  zult  vragen 
met  een  oprecht  hart  en  met  een  eerlijke 
bedoeling,  en  geloof  hebt  in  Christus,  zal 
Hij  door  de  kracht  des  Heiligen  Geestes 
de  waarheid  ervan  aan  u  bekendmaken. 
En  door  de  kracht  des  Heiligen  Geestes 
kunt  gij  de  waarheid  van  alle  dingen  we- 
ten." (Moroni  10:4,  5.) 
Deze  macht  nu  getuigt  elk  jaar  aan  hon- 
derdduizenden bekeerlingen  dat  Joseph 
Smith  een  profeet  van  God  was  en  dat 
het  Boek  van  Mormon  waar  is,  dat  dat 
boek  een  partner  is  van  de  Bijbel  en  dat 
het  een  nieuwe  en  extra  getuigenis  geeft 
over  de  goddelijkheid  van  Jezus  Christus 
en  een  verslag  geeft  over  zijn  bemoeienis 
met  de  vroegere  bewoners  van  Amerika. 
Denk,  indien  u  dat  wilt,  met  mij  mee 
over  de  redenen  voor  de  sterke  getuige- 
nis die  in  de  boezem  van  de  getrouwe,  en 
toegewijde  miljoenen  die  lid  zijn  van  de 


84 


kerk  van  Jezus  Christus  brandt.  Denk 
aan  die  veertienjarige  jongen  die  de  ware 
kerk  zocht,  nadat  hij  in  de  war  was  ge- 
raakt door  de  tegenstrijdige  leersteUin- 
gen  die  de  geestelijken  van  verschillende 
richtingen  onderwezen.  Ik  verbaas  me 
over  de  wijze  waarop  hij  in  zijn  eentje 
stand  hield  en  allerlei  vervolging  onder- 
ging omdat  hij  het  feit  dat  hij  een  visioen 
had  gezien  niet  kon  ontkennen. 
In  zijn  eigen  verslag  staat:  ,,Ik  heb  sinds- 
dien gedacht,  dat  het  mij  alleszins  ging 
als  Paulus,  die  zich  voor  koning  Agrippa 
verdedigde,  en  zijn  verhaal  deed  van  het 
visioen  dat  hij  had,  toen  hij  een  licht  zag 
en  een  stem  hoorde;  maar  er  waren  er 
toch  maar  weinig  die  hem  geloofden; 
sommigen  zeiden  dat  hij  loog,  anderen 
zeiden  dat  hij  waanzinnig  was  en  hij 
werd  bespot  en  beschimpt.  Maar  dit  al- 
les deed  de  werkelijkheid  van  zijn  visioen 
niet  teniet.  Hij  had  een  visioen  gezien,  en 


hij  wist  het,  en  alle  vervolging  onder  de 
hemel  kon  dit  niet  veranderen;  en  hoe- 
wel zij  hem  ten  dode  toe  zouden  vervol- 
gen, wist  hij,  en  zou  hij  tot  zijn  laatste 
ademtocht  blijven  weten,  dat  hij  een 
licht  had  gezien  en  een  stem  tot  zich  had 
horen  spreken,  en  heel  de  wereld  kon 
hem  er  niet  anders  over  doen  denken,  of 
geloven."  (Joseph  Smith  2:24.) 
Ik  lijd  met  hem  mee  wanneer  hij  de  pla- 
ten krijgt  en  zich  bewust  wordt  van  de 
enorme  verantwoordelijkheid  die  het  be- 
schermen en  vertalen  van  de  platen  met 
zich  meebrengt.  Met  de  weinige  echte 
scholing  die  hij  heeft  ontvangen,  heeft 
hij  de  kolossale  taak  om  een  vreemde 
taal  te  vertolken.  Toch  was  de  Heer  met 
hem  en  zo  werd  de  weg  geopend  waarbij 
de  nodige  schrijvers,  een  uitgever  en  het 
geld  verschaft  werden. 
In  de  New  York  Sun  van  4  september 
1843  stelde  een  schrijver: 


85 


„Die  Joseph  Smith  mag  wel  als  een  bui- 
tengewone figuur  worden  beschouwd, 
een  ,prophet-hero'  (profetenheld)  zou 
Carleyle  (Schots  schrijver  en  geschied- 
kundige, 1795-1881)  hem  misschien  heb- 
ben genoemd.  Hij  is  een  van  de  grote 
mannen  van  deze  eeuw  en  in  de  geschie- 
denis van  de  toekomst  zal  hij  worden 
gerekend  onder  degenen  die  op  een  of 
andere  wijze  een  duidelijk  stempel  op  de 
maatschappij  hebben  achtergelaten." 
(History  of  the  Church,  deel  6,  blz.  3.) 
In  een  boek  dat  Joseph  Smith,  An  Ameri- 
can Prophet  (Joseph  Smith,  een  Ameri- 
kaans profeet)  heet,  heeft  John  Henry 
Evans  het  volgende  geschreven: 
„Deze  man  werd  de  burgemeester  van 
de  grootste  stad  in  lUinois  en  de  meest 
vooraanstaande  burger  van  de  staat,  de 
bevelhebber  van  de  grootste  groep  geoe- 
fende soldaten  in  het  land,  buiten  het 
federale  leger,  de  grondlegger  van  steden 
en  van  een  universiteit  .  .  . 
Hij  schreef  een  boek  (het  Boek  van  Mor- 
mon)  dat  de  literaire  critici  al  honderd 
jaar  verbijstert  en  dat  tegenwoordig 
meer  gelezen  wordt  dan  enig  ander  boek, 
behalve  de  Bijbel.  Op  de  drempel  van 
een  eeuw  waarin  van  alles  werd  georga- 
niseerd stelde  hij  het  maatschappelijke 
systeem  vast  dat  in  deze  moderne  wereld 
het  dichtste  tot  volmaaktheid  nadert  en 
ontwikkelde  hij  een  godsdienstige  filoso- 
tie  die  een  uitdaging  is  voor  alles  wat  de 
geschiedenis  op  dit  gebied  te  bieden 
heeft  waar  het  volledigheid  en  samen- 
hang betreft.  Hij  trof  de  voorbe- 
reidingen voor  een  economisch  systeem 
dat  de  grootste  vrees  die  in  het  hart  van 
de  mens  zetelt  wegneemt  —  namelijk  de 
vrees  om  behoeftig  te  worden  ten  gevol- 
ge van  ziekte,  de  oude  dag,  werkeloos- 
heid en  gebrek."  (New  York: 
MacMillan,  1946,  blz.  4.) 
Welke  grote  betekenis  hebben  de  bijdra- 
gen van  Joseph  Smith  voor  de  wereld? 
Laten  we  enkele  van  die  bijdragen  eens 


in  ogenschouw  nemen.  Misschien  is  de 
belangrijkste  het  begrip  van  de  Godheid. 
Het  Nieuwe  Testament  laat  duidelijk 
zien  dat  de  Vader,  de  Zoon,  en  de  heilige 
Geest  drie  gescheiden  en  verschillende 
Wezens  zijn,  toch  zijn  er  velen  in  de 
christelijke  wereld  die  dit  niet  aanvaar- 
den of  die  niet  geloven  in  een  persoonlijk 
God  naar  Wiens  beeld  wij  zijn  gescha- 
pen. De  Vader  en  de  Zoon  zijn  werkelijk 
persoonlijk  aan  Joseph  Smith  versche- 
nen om  hun  persoonlijkheid  en  beeld  te 
laten  zien.  Toen  die  jongen  uit  dat  bos 
kwam  kende  hij  de  feiten  —  God  heeft 
de  vorm  van  een  mens,  Hij  spreekt,  Hij  is 
zorgzaam  en  vriendelijk,  Hij  beant- 
woordt gebeden.  Hij  is  een  persoonlijk 
God,  want  Hij  noemde  Joseph  bij  naam. 
Zijn  Zoon  lijkt  op  Hem  en  is  een  geschei- 
den Persoon  en  Hij  is  de  Middelaar  tus- 
sen God  en  de  mensen. 
De  gebeurtenis  in  het  bos  was  in  directe 
tegenspraak  met  het  begrip  dat  openba- 
ring was  opgehouden  en  dat  God  niet 
meer  met  de  mens  sprak.  De  teksten  van 
het  Oude  en  het  Nieuwe  Testament  be- 
vestigen herhaaldelijk  de  noodzaak  van 
voortdurende  openbaring.  Neem  de 
woorden  van  Amos  in  overweging: 
„Voorzeker,  de  Here  Here  doet  geen 
ding,  of  Hij  openbaart  zijn  raad  aan  zijn 
knechten,  de  profeten."  (Amos  3:7.) 
Na  de  openbaringen  die  hij  had  ontvan- 
gen onderwees  Joseph  Smith  met  gezag 
vele  waarheden  die  in  de  Bijbel  waren 
vastgelegd  en  die  voor  die  tijd  niet  waren 
begrepen.  Enkele  daarvan  zijn:  wij  zijn 
geestelijke  kinderen  van  God,  wij  had- 
den een  voorsterfelijk  bestaan,  wij  zijn  in 
de  sterfelijkheid  om  ons  waardig  te  beto- 
nen en  als  wij  trouw  zijn  kunnen  wij 
terugkeren  om  eeuwig  in  de  tegenwoor- 
digheid van  God  te  wonen  en  om  door 
eeuwige  vooruitgang  als  God  te  worden. 
Een  volgende  leerstelling  die  nauw  sa- 
menhangt met  het  vaderschap  van  God 
en  het  zoonschap  van  de  mens  is  het 


86 


Ouderling  en  zuster  Taylor 


wezenlijke  bestaan  van  Satan,  de  duivel. 
Hij  is  er  echt  en  hij  is  vastbesloten  zoveel 
mogelijk  mensen  als  zijn  gevangenen  uit 
de  tegenwoordigheid  van  God  weg  te 
leiden. 

Joseph  onderwees  de  leer  van  de  vrije  wil 
-  dat  wij  vrij  zijn  om  zelf  tussen  goed  en 
kwaad  te  kiezen,  met  de  daaruit  voort- 
vloeiende zegeningen  of  straffen.  Wij  le- 
zen in  2  Korintiërs: 

„Want  wij  moeten  allen  voor  de  rechter- 
stoel van  Christus  openbaar  worden,  op- 
dat een  ieder  wegdrage  wat  hij  in  zijn 
lichaam  verricht  heeft,  naardat  hij  ge- 
daan heeft,  hetzij  goed,  hetzij  kwaad."  (2 
Korintiërs  5:10.) 

Hij  gaf  de  wereld  een  nieuw  begrip  van 
het  priesterschap  —  het  gezag  door  God 
aan  de  mens  gegeven  om  in  zijn  naam  te 
handelen.  Door  middel  van  openbaring 
gaf  Hij  een  duidelijke  definitie  van  alle 
ambten  en  plichten  van  de  priesterschap 


van  diaken  tot  en  met  hogepriester;  en 
deze  staan  zo  goed  omschreven  in  afde- 
ling 107  van  de  Leer  en  Verbonden  dat 
wij  144  jaar  later  nog  altijd  die  instruc- 
ties opvolgen  bij  het  organiseren  en  be- 
sturen van  kerkzaken. 
Dit  is  een  extra  bevestiging  dat  dit  de 
Kerk  van  Jezus  Christus  is  met  dezelfde 
organisatie  die  Hij  vroeger  in  zijn  kerk 
instelde  en  met  dezelfde  ambten. 
Joseph  Smith  onderwees  door  openba- 
ring een  nieuw  beginsel  met  betrekking 
tot  het  menselijk  lichaam  —  het  taberna- 
kel van  de  geest.  Het  lichaam  van  de 
mens  is  heilig  en  mag  niet  worden  veront- 
reinigd. Elke  opzettelijke  beschadiging 
is  voor  God  een  belediging  en  daarom 
heeft  de  zorg  voor  het  lichaam  ook  een 
geestelijke  betekenis.  Joseph  Smith  ont- 
ving een  openbaring,  die  bekend  staat 
als  het  Woord  van  Wijsheid,  om  ons  te 
helpen  ons  hchaam  als  een  geschikte 


87 


woonplaats  voor  onze  geest  te  handha- 
ven; indien  wij  deze  wet  gehoorzamen 
zal  dat  grote  zegeningen  voor  ons  li- 
chaam en  voor  ons  verstand  tot  gevolg 
hebben. 

De  profeet  Joseph  leerde  de  zaligmaking 
voor  de  doden,  die  hoewel  deze  in  het 
Nieuwe  Testament  wordt  geleerd  sinds 
de  dagen  der  apostelen  niet  meer  was 
begrepen  noch  in  praktijk  was  gebracht. 
Deze  leer  werd  tegelijkertijd  onderwezen 
met  de  beginselen:  het  gezin  is  een  eeuwi- 
ge eenheid  en  het  tempelhuwelijk,  dat  is 
een  huwelijk  voor  tijd  en  alle  eeu- 
wigheid. 

Wat  geeft  het  een  heerlijk  tevreden  ge- 
voel als  men  weet  dat  God  en  Christus 
werkelijk  leven,  dat  Christus  echt  die 
Persoon  is  Die  in  de  Bijbel  en  de  heden- 
daagse Schriften  wordt  beschreven.  Die 
tussen  het  volk  woonde  en  zowel  voor 
als  na  zijn  kruisiging  en  opstanding  de 
mensen  onderwees  en  de  kinderen  en  de 
zieken  zegende,  en  dat  Hij  bij  zijn  reizen 
van  de  ene  stad  naar  de  andere  belang- 
stelling had  voor  hun  welzijn.  Waarom 
zou  iemand  Hem  liever  zien  als  een  le- 
gendarisch persoon  of  als  een  groot  filo- 
soof en  Hem  ontkennen  als  de  letterlijke 
Zoon  van  God? 

Geloof  in  Christus  is  van  wezenlijk  be- 
lang voor  onze  zaligheid  en  het  doel  van 
zijn  zending  op  aarde  was  ons  te  leren 
wat  wij  beslist  moeten  doen.  Hij  zei  her- 
haaldelijk: ,, Bekeert  u  en  wordt  ge- 
doopt." Hij  gaf  het  voorbeeld  door  Zich 
door  Johannes  de  Doper  te  laten  dopen. 
Hij  sprak  in  dat  uur:  ,,Laat  Mij  thans 
geworden,  want  aldus  betaamt  het  ons 
alle  gerechtigheid  te  vervullen." 
(Matteüs  3:15.) 

Zijn  laatste  instructies  aan  zijn  discipe- 
len luidden: 

„Gaat  dan  henen,  maakt  al  de  volken  tot 
mijn  discipelen  en  doopt  hen  in  de  naam 
des  Vaders  en  des  Zoons  en  des  heiligen 
Geestes  en  leert  hen  onderhouden  al  wat 


ik  u  bevolen  heb.  En  zie,  Ik  ben  met  u  al 
de  dagen,  tot  aan  de  voleinding  der  we- 
reld." (Matteüs  28:19,  20.) 
Hij  legde  duidelijk  uit  dat  alle  zaHgma- 
kende  verordeningen  moeten  worden 
verricht  door  degenen  die  door  God  zijn 
aangesteld  en  die  het  gezag  dragen  om 
het  evangelie  te  prediken  en  de  verorde- 
ningen ervan  te  bedienen.  Hij  sprak  over 
de  afval  en  de  herstelling  zoals  deze  door 
de  profeten  van  het  Oude  en  het  Nieuwe 
Testament  werden  geprofeteerd.  Johan- 
nes de  Openbaarder  legde  de  volgende 
belangrijke  verklaring  af: 
„En  ik  zag  een  andere  engel  vliegen  in 
het  midden  des  hemels  en  hij  had  een 
eeuwig  evangelie,  om  dat  te  verkondigen 
aan  hen,  die  op  de  aarde  gezeten  zijn  en 
aan  alle  volk  en  stam  en  taal  en  natie;  en 
hij  zeide  met  luider  stem:  Vreest  God  en 
geeft  Hem  eer,  want  de  ure  van  zijn  oor- 
deel is  gekomen,  en  aanbidt  Hem,  die  de 
hemel  en  de  aarde  en  de  zee  en  de  water- 
bronnen gemaakt  heeft."  (Openbaring 
14:6,  7.) 

Ik  wil  mijn  getuigenis  geven  aan  allen  die 
vanmorgen  binnen  het  bereik  van  mijn 
stem  zijn  dat  die  engel  gevlogen  heeft  en 
dat  het  eeuwig  evangelie  hersteld  is  en 
dat  de  kerk  van  Jezus  Christus  opnieuw 
op  aarde  is  gevestigd  en  het  gezag  draagt 
om  haar  verordeningen  te  bedienen. 
Het  gezag  van  het  priesterschap,  hetgeen 
het  gezag  van  God  is  dat  aan  de  mens  is 
gedelegeerd  om  in  zijn  naam  de  verorde- 
ningen van  het  evangelie  te  bedienen, 
werd  door  de  apostelen  vanouds  —  Pe- 
trus, Jakobus  en  Johannes  —  op  Joseph 
Smith  en  Oliver  Cowdery  bevestigd.  De 
hemelen  zijn  nu  even  open  als  in  de  da- 
gen van  Petrus  en  Jakobus  en  Johannes 
en  Paulus  en  alle  andere  apostelen 
vanouds. 

God  beantwoordt  nog  altijd  de  gebeden 
van  de  rechtvaardigen  en  openbaart  nog 
altijd  door  middel  van  een  profeet  zijn 
wil  aan  de  gevestigde  kerk  van  Jezus 


Christus.  Evenals  Adam  en  Noach  en 
Abraham  en  Mozes  in  de  bedehngen 
waarin  zij  leefden  door  God  als  zijn  pro- 
feten waren  geroepen,  is  Joseph  Smith  in 
deze  laatste  dagen  door  God  gekozen  en 
geroepen  als  zijn  profeet,  ziener  en  open- 
baarder. De  kerk  werkt  aan  de  vervul- 
ling van  het  uitdrukkelijk  goddelijk  ge- 
bod om  het  evangelie  aan  elke  natie,  elke 
stam,  elke  taal  en  elk  volk  te  prediken. 
Onze  zendelingen,  meer  dan  28.000,  pre- 
diken dezelfde  eenvoudige  waarheden 
die  door  Christus  zijn  onderwezen  toen 
Hij  op  aarde  was,  het  eerste  en  grote 
gebod,  namelijk:  ,,Gij  zult  de  Here,  uw 
God,  Hefhebben  met  geheel  uw  hart  en 
met  geheel  uw  ziel  en  met  geheel  uw 
kracht  en  met  geheel  uw  verstand,  en  uw 
naaste  als  uzelf."  (Lucas  10:27.) 
Wij  onderwijzen  dat  de  fundamentele 
beginselen  van  het  evangelie  zijn:  ,,ten 


eerste,  geloof  in  de  Here  Jezus  Christus; 
ten  tweede,  bekering;  ten  derde,  doop 
door  onderdompeling  tot  vergeving  der 
zonden;  ten  vierde,  oplegging  der  han- 
den voor  de  gave  des  Heiligen  Geestes." 
(Vierde  Artikel  des  Geloofs.) 
Wij  geloven  dat  God  nog  altijd  met  zijn 
volk  op  aarde  spreekt  en  dat  de  kerk 
door  een  profeet  van  God  —  Spencer  W 
Kimball  —  wordt  geleid  en  dat  de  Heer 
door  middel  van  hem  spreekt.  Het  evan- 
gelie is  een  heerlijke  boodschap,  een 
boodschap  van  vrede  en  goede  wil;  de 
enige  boodschap  die  de  wereld  vrede  zal 
brengen,  en  zij  biedt  allen  die  haar  aan- 
vaarden zaligmaking  en  verhoging. 
Moge  deze  getuigenis  iedereen  bereiken 
die  naar  de  waarheid  zoekt  is  mijn  ge- 
bed, in  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


89 


Het  raadsel 

van  het  mormonisme 


Ouderling  Bruce  R.  McConkie 

Van  de  Raad  der  Twaalf 


Ik  zal  als  tweede  getuige  spreken  over 
hetgeen  president  Tanner  zojuist  wel- 
sprekend en  vurig  heeft  getuigd.  Wij 
hebben  de  wereld  iets  in  het  algemeen  te 
zeggen.  Wij  richten  ons  in  het  bijzonder 
tot  die  onderzoekende  geesten  die  een  of 
andere  nieuwe  leerstelling  willen  horen, 
iets  ongewoons  willen  zien  (om  als  't 
ware)  uit  te  pluizen  wat  een  van  de  groot- 
ste raadsels  op  godsdienstig  gebied  is  — 
namelijk  het  raadsel  van  het 
mormonisme. 

Wij  zijn  een  bijzonder  volk;  wij  zijn  een 
gemeente  die  bestaat  uit  mensen  met  een 
echt  geloof,  mensen  die  uniek  zijn  en 
anders  dan  alle  anderen;  wij  zijn  de  heili- 
gen van  de  Allerhoogste  die  zich  in  vele 
landen  vergaderen  om  Zion  op  te  bou- 
wen en  -  een  volk  voor  te  bereiden  op  de 
wederkomst  van  de  Zoon  des  Mensen. 
Wij  worden  mormonen  genoemd.  Veel 
mensen  zien  ons  als  een  zonderHnge  sek- 
te daar  zij  uitkrijten:  „Bedrog,  valse  pro- 
feten, polygamie,"  zoals  men  vroeger  al 
deed;  of ,, Racisten,  tegenstanders  van  de 
emancipatie,  patriarchale  dictators," 
zoals  sommigen  nu  zeggen;  of ,, Aanbid- 
ders van  Adam  en  loochenaars  van 
Christus  en  zijn  genade,"  zoals  anderen 
valselijk  beweren;  of  welke  drogredenen 
er  op  dat  ogenblik  ook  mogen  zijn  om 
het  zaad  van  het  vooroordeel  te  zaaien 
bij  degenen  die  anders  misschien  zouden 


willen  weten  wie  wij  zijn  en  wat  wij 
geloven. 

Soms  schijnt  het  ons  toe  dat  deze  kreten 
van  mensen  die  niet  doordenken  én  de 
verklaringen  die  op  eigen  voordeel  zijn 
gericht  van  degenen  die  aanstoot  nemen 
aan  onze  snelle  groei  en  toenemende  in- 
vloed op  de  wereld  én  de  stemmen  van 
hen  wiens  maatschappelijke  en  pohtieke 
gezichtspunten  wij  niet  omhelzen  slechts 
een  volgend  bewijs  zijn  van  de  waarheid 
en  de  goddelijkheid  van  het  werk  op 
zichzelf.  De  duivel  is  niet  dood,  en  zoals 
zijn  stem  eens  gehoord  werd  in  de  kre- 
ten: ,, Kruisig  Hem,  kruisig  Hem,"  zo 
gilt  deze  nu  in  hysterisch  gekrijs  tegen 
het  volk  van  Christus. 
Wij  vinden  dat  het  in  deze  eeuw  vol  ver- 
lichting en  open  dialoog  niet  te  veel  ge- 
vraagd is  dat  wij  in  de  gelegenheid  ge- 
steld willen  worden  om  zelf  te  vertellen 
wie  wij  zijn,  wat  wij  geloven  en  waarom 
onze  zaak  zo  wonderbaarlijk 
vooruitgaat. 

Wij  gaan  prat  op  onze  bestemming  als 
een  volk  ten  eigendom.  Wij  willen  uniek 
—  anders  dan  andere  mensen  —  zijn 
omdat  wij  de  wereld  verzaakt  hebben  en 
een  verbond  hebben  gesloten  om  christe- 
lijk te  leven  en  het  pad  der  waarheid  en 
deugd  te  bewandelen. 
Wij  hopen  dat  eens  van  ons  wordt  ge- 
zegd wat  Petrus  eens  van  de  ware  gelovi- 


90 


gen  van  zijn  tijd  heeft  gezegd:  „Gij  ech- 
ter zijt  een  uitverkoren  geslacht,  een  ko- 
ninkUjk  priesterschap,  een  heiUge  natie, 
een  volk  (Gode)  ten  eigendom,  om  de 
grote  daden  te  verkondigen  van  Hem, 
die  u  uit  de  duisternis  geroepen  heeft  tot 
zijn  wonderbaar  licht."  (1  Petrus  2:9.) 
Daar  wij  een  fatsoenlijk  respect  voor  ge- 
zichtspunten en  zorgen  van  onze  naasten 
—  zowel  christenen  als  niet-christenen, 
zowel  jood  als  andersdenkende  —  op  na 
houden,  zullen  wij  nu  enkele  punten 
waarin  wij  geloven  en  waarvan  wij  weten 
dat  zij  waar  zijn  uiteenzetten. 
Onze  levenswijze,  de  zekerheid  en  vreug- 
de die  onze  ziel  vervult  en  onze  hoop  op 
zaligheid  en  eer  hierna  komen  allemaal 


„Mogen  wij  zeggen  dat,  wat  de 

mensen  het  mormonisme 

noemen,  nu  precies  het  stelsel 

van  wetten  en  waarheden  is  dat 

van  de  aarde  een  hemel  en  van 

de  mens  een  god  maakt." 


voort  uit  onze  leerstellingen,  uit  onze 
theologie,  uit  de  waarheden  die  ons  geo- 
penbaard zijn.  En  als  wij  een  betere  le- 
venswijze hebben,  zullen  degenen  die  een 
eerlijk  hart  hebben  zeker  willen  weten 
wat  wij  geloven  en  hoe  dat  de  mens  ver- 
andert en  verheft. 

En  dus  zeggen  wij  in  eenvoudige 
bewoordingen: 

Er  is  een  God  in  de  hemel,  een  glorierijk 
persoon,  een  heilige  Man,  Die  alles  weet. 
Die  alle  macht  heeft  en  Die  oneindig  en 
eeuwig  is. 

Hij  is  de  Allerhoogste,  de  eeuwige  Op- 
permachtige, de  Schepper  en  Degene 
Die  werelden  zonder  einde  heeft  bevolkt. 


Hij  is  onze  Vader  in  de  hemel  en  Hij  leeft 
in  het  gezinsverband. 
Wij  zijn  zijn  geestelijke  kinderen;  wij 
woonden  voor  het  fundament  van  deze 
aarde  werd  gelegd  allemaal  in  zijn  eeuwi- 
ge tegenwoordigheid;  wij  hebben  zijn 
aangezicht  gezien,  zijn  stem  gehoord  en 
zijn  geest  gevoeld. 

Hij  heeft  de  wetten  waardoor  zijn  kinde- 
ren vooruitgang  konden  maken  en  kon- 
den worden  zoals  Hij  verordineerd  en 
vastgesteld.  Deze  wetten  vormen  het 
plan  van  zaligheid;  zij  zijn  het  evangelie 
van  God. 

Dit  heerlijke  evangelie  vroeg  om  de 
schepping  van  deze  aarde  als  plaats  waar 
de  mens  kon  komen  om  een  sterfelijk 
lichaam  op  zich  te  nemen,  en  beproefd  te 
worden  in  een  omgeving  waar  hij  in  ge- 
loof moest  wandelen. 
De  val  van  Adam  stond  op  het  program- 
ma opdat  de  stoffelijke  dood  en  de  gees- 
telijke dood  op  aarde  konden  komen  en 
op  alle  mensen  konden  worden  over- 
gebracht. 

Er  was  ook  een  oneindige  en  eeuwige 
verzoening  nodig  die  gewrocht  moest 
worden  door  Iemand  die  de  Eniggebore- 
ne  in  het  vlees  zou  worden  en  deze  ver- 
zoening zou  de  losprijs  zijn  die  de  mens 
uit  zijn  gevallen  staat  zou  verlossen. 
De  Here  Jezus  Christus,  de  Eerstgebore- 
ne van  de  Vader,  werd  voor  dit  verheven 
werk  uitgekozen.  Hij  werd  in  he  midden 
des  tijds  uit  Maria  geboren  en  werd  voor 
de  zonden  van  de  wereld  gekruisigd. 
Aldus  is  er  door  Christus  zaUgheid  ge- 
bracht; deze  komt  door  zijn  goedheid  en 
genade  en  omdat  Hij  als  zoenoffer  heeft 
gediend;  Hij  kwam  om  ,,de  onsterfelijk- 
heid en  het  eeuwige  leven  van  de  mens 
tot  stand  te  brengen."  (Mozes  1:39.) 
Hij  is  onze  Zahgmaker  en  Verlosser. 
Zijn  bediening  bestond  uit  bemiddelen 
en  verzoenen;  Hij  volbracht  het  grote  en 
eeuwige  plan  der  verlossing.  Door  Hem 
kunnen  wij  gered  worden  om  een  eeuwi- 


91 


Het  Jeugdwerkkoor 


ge  zaligheid  deelachtig  te  worden.  Hij  is 
onze  God  en  wij  zijn  zijn  volk  en  zingen 
zijn  heilige  naam  voor  eeuwig  lof  toe! 
Ons  aandeel  bestaat  uit  het  volledig 
onderschrijven  van  zijn  verzoening  en 
het  maken  van  aanspraak  op  de  reini- 
gende kracht  van  zijn  bloed,  wij  moeten 
in  Hem  en  in  zijn  Vader  geloven,  ons  van 
onze  zonden  bekeren,  in  de  wateren  des 
doops  een  verbond  sluiten  dat  wij  Hem 
al  onze  dagen  zullen  liefhebben  en  die- 
nen en  daarna  de  gave  van  de  heilige 
Geest  ontvangen. 

Daarna  moeten  wij  door  die  heilige 
Raadgever  geleid  in  het  licht  wandelen, 
de  geboden  onderhouden  en  de  wereld 
overwinnen.  Zo  zit  het  plan  van  zaUg- 
heid  voor  alle  mensen  uit  alle  eeuwen  in 
elkaar.  Zo  luidt  dat  plan  dat  van  eeuw 
tot  eeuw  is  geopenbaard  opdat  de  geval- 
len mens  met  vreze  en  beven  voor  God 


zijn  behoudenis  kan  bewerken.  (Zie  Fi- 
lippenzen  2:12.) 

En  luister  nu  toe,  o,  gij  hemelen,  en  leen 
uw  oor,  aarde  —  de  grote  God,  Die  de 
Vader  van  ons  allen  is.  Die  al  zijn  kinde- 
ren liefheeft  en  Die  alle  mensen  smeekt 
zich  te  bekeren  en  zich  te  laten  redden,  de 
grote  God  boven  in  de  hemel  is  aan  de 
beloofde  herstelling  van  alle  dingen 
begonnen. 

Hij  spreekt:  de  stem  van  God  wordt 
weer  gehoord.  Hij  verschijnt:  de  sterfelij- 
ke mens  aanschouwt  opnieuw  het  aan- 
gezicht van  zijn  Maker.  Hij  gebiedt:  het 
woord  der  waarheid,  het  evangelie  van 
zijn  Zoon  wordt  opnieuw  verspreid. 
Zoals  de  Vader  Zich  in  de  vorige  bede- 
hng  in  Christus  aan  de  wereld  openbaar- 
de, zo  wordt  de  Zoon  in  onze  dagen  zijn 
stem  en  getuige  en  openbaarder. 
Deze  is  mijn  geliefde  Zoon  —  Hoor 


92 


Hem"  sprak  de  Vader  op  die  voorjaars- 
morgen in  1820.  (Zie  Joseph  Smith 
2:17.)  Vanaf  dat  ogenblik  stroomt  het 
goddelijk  woord  over  de  wereld  uit;  zo 
snel  als  de  heiligen  het  kunnen  verdragen 
regel  op  regel,  gebod  op  gebod. 
Het  Boek  van  Mormon  is  door  de  gave  en 
macht  van  God  aan  de  wereld  geopen- 
baard en  voor  haar  vertaald  en  uitgege- 
ven. De  waarheden  van  de  Bijbel  zijn 
opnieuw  bevestigd  en  er  komen  nieuwe 
openbaringen  die  licht  werpen  op  zaken 
die  sinds  de  grondlegging  van  de  aarde 
aan  weinigen  bekend  waren. 
Er  komen  ook  dienende  engelen.  Zij  be- 
vestigen de  sleutels  en  machten  en  pries- 
terschappen op  sterfelijke  mensen. 
Johannes  de  Doper  heeft  het  Aaronisch 
priesterschap  met  al  zijn  sleutels  en 
machten  bevestigd.  Petrus,  Jakobus  en 
Johannes  hebben  het  Melchizedekse 
priesterschap  teruggebracht  evenals  het 
heilig  apostelschap,  de  sleutels  van  het 
koninkrijk  en  de  goddelijke  volmacht 
om  het  evangelie  aan  elk  schepsel  te 
prediken. 

Mozes  is  gekomen  en  heeft  Israël  gebo- 
den zich  opnieuw  te  vergaderen.  Elia 
heeft  de  verzegelende  macht  gebracht 
opdat  de  mens  opnieuw  kan  binden  en 
ontbinden,  zowel  op  aarde  als  in  de 
hemel. 

En  zo  gaat  het  voort  totdat  het  evangelie 
in  zijn  eeuwige  volmaaktheid  is  hersteld, 
totdat  De  Kerk  van  Jezus  Christus  van 
de  Heiligen  der  Laatste  Dagen  volmaakt 
is  geworden,  totdat  het  koninkrijk  van 
God  op  aarde  is  gevestigd  en  voortgaat: 
stralend  als  de  gloeiende  zon,  schoon  als 
de  blanke  maan  en  geducht  als  krijgs- 
scharen.  (Zie  Hooglied  6:10.) 
Dit  heilig  evangelie  dient  voor  de  zalig- 
making van  de  levenden  en  de  doden.  Zij 
mogen  met  ons  erfgenamen  van  de  zalig- 
heid worden  wanneer  zij  aan  die  eeuwige 
wereld  geloven  en  eraan  gehoorzamen. 
Het  voorrecht  om  de  ordeningen  tot  za- 


ligheid als  hun  plaatsvervangers  in  heili- 
ge tempels  die  met  dat  doel  zijn  gebouwd 
te  ondergaan,  is  aan  ons. 
Wij  vergaderen  Israël  door  de  macht  van 
het  evangelie,  even  letterlijk  als  Mozes 
dat  deed.  Honderdduizenden  bekeerlin- 
gen hebben  alles  in  het  Egypte  der  we- 
reld verlaten  om  met  de  heiligen  een  be- 
loofd land  te  betreden. 
In  deze  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de 
Heiligen  der  Laatste  Dagen  aanbidden 
we  een  God  van  wonderen.  Die  ons  de- 
zelfde gaven  heeft  geschonken  waar  men 
zich  vroeger  over  verheugde.  Wij  schep- 
pen niet  op,  maar  toch  is  het  geen  ge- 
heim dat  de  blinde  onder  de  gelovigen 
zien,  de  doven  horen,  de  lammen  lopen 
en  de  doden  worden  opgewekt. 
Wij  hebben  ook  dezelfde  organisatie  die 
tijdens  het  koninkrijk  op  aarde  in  de 
dagen  van  Jezus  werd  gebruikt.  Aposte- 
len en  profeten  spreken  en  bedienen 
zoals  dat  vroeger  ook  plaatsvond. 
De  vrouwen  en  het  gezinsverband  wor- 
den onder  ons  hoger  aangeslagen  dan 
waar  ook  ter  wereld.  Onze  moeders  en 
vrouwen  en  dochters  ontvangen  meer 
eerbetoon,  volbrengen  verantwoordelij- 
ker  werk  en  ontwikkelen  hun  aan- 
geboren talenten  in  grotere  mate  dan  de 
vrouwen  waar  ook  ter  wereld. 
Het  hele  doel  van  het  evangelie  is  met 
recht  om  de  mannen  en  vrouwen  —  in  de 
Heer  verenigd  tot  één  (lichaam)  -  in  staat 
te  stellen  zich  in  de  eeuwigheid  een  ge- 
zinsverband te  scheppen.  Een  celestiaal 
huwelijk  bereidt  ons  voor  op  de  grootste 
vreugde  en  het  grootste  geluk  dat  sterfe- 
lijke mensen  kennen  en  op  het  eeuwig 
leven  in  de  koninkrijken  van  de 
toekomst. 

Mogen  wij  zeggen  dat  wat  de  mensen  het 
mormonisme  noemen  nu  precies  het 
stelsel  van  wetten  en  waarheden  is  dat 
van  de  aarde  een  hemel  en  van  de  mens 
een  god  maakt. 
Wat  is  nu  het  raadsel  en  het  verbazende 


93 


rondom  dit  alles?  Dit  eeuwige  evangelie, 
dit  volmaakte  plan  voor  leven  en  zalig- 
heid, dit  raadsel  der  raadsels  —  dit  mor- 
monisme, zo  u  wilt  —  is  de  eeuwige 
waarheid  des  hemels. 
Het  is  een  waarheid  zo  zuiver  als  dia- 
mant. Het  is  de  stem  van  God,  die  zijn 
kinderen  roept.  Het  omvat  openbaring 
en  engelen  en  visioenen  en  gaven  van  de 
Geest.  Het  is  de  heilige  Geest  die  tot  een 
berouwvolle  ziel  getuigt.  En  het  is  dezelf- 
de heilige  Geest  die  de  gehoorzamen  rei- 
nigt en  heiUgt  zodat  zij  kunnen  komen 
waar  God  en  Christus  zijn  en  voor  eeu- 
wig bij  Hem  in  de  hemelen  kunnen 
wonen. 

Het  kan  voor  de  zinnelijk  gerichte  mens 
een  raadsel  zijn,  maar  voor  hen  die  uit  de 
Geest  geboren  zijn  is  het  eenvoudig  en 
duidelijk,  waardoor  zij  in  staat  worden 
gesteld  het  koninkrijk  van  God  te 
aanschouwen. 


Laten  wij  tot  slot  naar  een  profetenstem 
luisteren: 

Wij  profeten  —  u  hoort  mijn  stem,  maar 
hierin  zijn  de  stemmen  van  al  mijn  broe- 
ders verenigd  —  Wij  profeteren  dat  het 
geweldige  werk  der  laatste  dagen  zal 
triomferen,  dat  de  grote  God  de  bestem- 
ming van  zijn  volk  zal  leiden,  dat  het 
koninkrijk  van  God  dat  nu  op  aarde  is 
opgericht  zal  voortgaan  totdat  het  ko- 
ninkrijk des  hemels  zal  komen,  totdat  de 
Here  Jezus  Christus  op  de  wolken  des 
hemels  zal  wederkomen  om  in  glorie  on- 
der zijn  heiligen  der  laatste  dagen  te 
regeren. 

En  wij  nodigen  allen  die  willen  komen  en 
deel  willen  hebben  aan  Gods  goedheid 
uit  opdat  zij  in  dit  leven  vrede  mogen 
vinden  en  in  de  toekomstige  wereld  erf- 
genamen van  het  eeuwig  leven  zullen 
worden. 

In  de  naam  van  de  Here  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


Ouderling  en  zuster  Kikuchi 


94 


Het  gebed  tot 
onze  hemelse  Vader 


Ouderling  Bernard  P.  Brockbank 

van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


Godsdiensten  en  leerstellingen  van  men- 
selijke oorsprong,  kunnen  een  kind  van 
God  geen  verlossing  brengen.  De  Heer 
vertelt  de  mens  in  de  Bijbel  dat  Gods 
wegen  niet  van  de  mens  komen.  „Want 
mijn  gedachten  zijn  niet  uw  gedachten 
en  uw  wegen  zijn  niet  mijn  wegen,  luidt 
het  woord  des  Heren.  Want  zoals  de  he- 
melen hoger  zijn  dan  de  aarde,  zo  zijn 
mijn  wegen  hoger  dan  uw  wegen  en  mijn 
gedachten  dan  uw  gedachten."  (Jesaja 
55:8,  9.) 

De  gedachten  en  wegen  van  God  ver- 
schaffen de  mens  de  grootste  moge- 
lijkheden zegeningen  van  dit  leven. 
De  Heer  gaf  de  mens  een  van  de  hoogste 
doelen  voor  dit  leven  toen  Hij  zei:  ,,Dit 
nu  is  het  eeuwige  leven,  dat  zij  U  kennen, 
de  enige  waarachtige  God,  en  Jezus 
Christus,  die  Gij  gezonden  hebt."  (Jo- 
hannes  17:3.) 

De  Heer  heeft  de  mens  ook  geboden  — 
en  dat  is  bijna  alle  christenen  bekend  — 
„Gij  zult  de  Here,  uw  God,  hefhebben 
met  geheel  uw  hart  en  met  geheel  uw  ziel 
en  met  geheel  uw  verstand."  (Matteüs 
22:37.)  God  te  kennen  en  lief  te  hebben 
zijn  grote  zegeningen.  Een  van  de  manie- 
ren waarop  wij  God  en  Jezus  Christus 
kunnen  leren  kennen  is  door  oprecht  te 
bidden. 

De  Heer  gebiedt:  „Bid  altijd  en  Ik  zal 
zijn  Geest  op  u  uitstorten,  en  groot  zal 
uw  zegen  zijn  —  ja,  groter  zelfs,  dan 


indien  gij  in  dezelfde  mate  aardse  en  ver- 
gankelijke schatten  zoudt  verkrijgen." 
(LV  19:38.) 

In  de  Bijbel  wordt  ons  geboden:  „.  .  . 
bidt  zonder  ophouden,  dankt  onder  al- 
les, want  dat  is  de  wil  Gods  in  Christus 
Jezus  ten  opzichte  van  u."  (1  Tessaloni- 
cenzen  5:17,  18.) 

Het  gebed  tot  God  zal  u  de  kracht  geven 
om  boze  machten  en  invloeden  van  Sa- 
tan en  deze  wereld  te  onderwerpen  en  te 
overwinnen.  De  Heer  heeft  gezegd: 
,,Bidt  altijd,  opdat  gij  als  overwinnaar 
uit  de  strijd  te  voorschijn  moogt  komen; 
ja,  dat  gij  Satan  moogt  overwinnen,  en 
dat  gij  moogt  ontkomen  aan  de  dienst- 
knechten van  Satan,  die  zijn  werk  onder- 
steunen." (LV  10:5.) 
Het  gebed  tot  God  is  een  kostbare  zegen. 
De  Heiland  gaf  de  mens  ook  raad  over 
hoe  te  bidden.  Zo  kennen  wij:  Het  Onze 
Vader.  De  Heer  zei:  ,,Bidt  gij  dan  aldus: 
Onze  Vader  die  in  de  hemelen  zijt,  uw 
naam  worde  geheihgd;  uw  Koninkrijk 
kome,  uw  wil  geschiede,  gelijk  in  de  he- 
mel alzo  ook  op  de  aarde.  Geef  ons  he- 
den ons  dagelijks  brood;  en  vergeef  ons 
onze  schulden,  gelijk  ook  wij  vergeven 
onze  schuldenaren;  en  leid  ons  niet  in 
verzoeking,  maar  verlos  ons  van  de  bo- 
ze. Want  Uwer  is  het  Koninkrijk  en  de 
kracht  en  de  heerlijkheid  in  der  eeuwig- 
heid. Amen."  (Matteüs  6:9-13.) 
Wij  behoren  tot  onze  hemelse  Vader  te 


95 


bidden  met  een  rein  hart;  wij  behoren  te 
bidden  dat  zijn  koninkrijk  zal  komen,  en 
door  dit  te  doen  verphchten  wij  onszelf 
te  helpen  met  het  opbouwen  van  het  ko- 
ninkrijk Gods  op  aarde.  Als  wij  bidden 
dat  de  wil  van  God  op  aarde  gelijk  in  de 
hemel  zal  geschieden,  verplichten  wij 
ons  zelf  de  wil  van  God  te  doen. 
Wij  behoren  God  te  danken  voor  ons 
dagelijks  brood  en  Hem  te  vragen  ons  te 
helpen  in  onze  levensbehoeften  te  voor- 
zien. Wij  behoren  onze  Vader  vergeving 
te  vragen  voor  onze  zonden  en  onze 
zwakheden  en  ons  te  verplichten  dat  wij 
ons  zullen  bekeren  en  dat  wij  ons  naar 
zijn   beeld   geschapen   verstand   en   h- 


Het  is  voor  ons  allen  nodig  dat 

onze  zonden  en  zwakheden 

weggevaagd  worden  door 

bekering,  belijdenis  en  oprecht 

gebed 


chaam  op  een  reine  wijze  zullen  voeden 
en  verbeteren. 

Wij  behoren  onze  Vader  te  vragen  ons  te 
helpen  de  verleidingen  van  dit  leven  te 
weerstaan  en  ons  te  verlossen  van  het 
kwade.  Wanneer  wij  met  ons  hart  bid- 
den en  zeggen:  „Want  Uwer  is  het  Ko- 
ninkrijk en  de  kracht  en  de  heerlijkheid 
in  der  eeuwigheid"  verplichten  wij  ons. 
Vergeet  niet  dat  in  dit  leven  het  konink- 
rijk Gods,  de  macht  Gods,  de  heerlijk- 
heid Gods  tot  de  dierbaarste  en  belang- 
rijkste zegeningen  en  doelen  van  de  mens 
behoren. 

Zo  belangrijk  is  het  te  bidden  dat  de 
profeet  Nephi  leerde:  ,,.  .  .  dat  gij  steeds 
moet  bidden  en  niet  versagen;  dat  gij 
niets  voor  de  Here  moet  doen,  tenzij  gij 
in  de  eerste  plaats  de  Vader  in  de  naam 


van  Christus  vraagt,  of  Hij  uw  handeling 
voor  uw  welzijn  wil  zegenen,  opdat  uw 
handeUng  voor  het  heil  van  uw  ziel  moge 
zijn."  (2 Nephi  32:9.) 
Om  op  een  zinvolle  manier  te  bidden  is 
het  nodig  dat  men  voor  zover  dit  moge- 
lijk is  de  ware  aard  van  God  kent.  Zoals 
reeds  eerder  gezegd,  is  ons  geboden  God 
te  kennen.  Het  gebed  leidt  ons  naar  ver- 
lossing, en  gebrek  aan  kennis  is  een  hin- 
derpaal op  onze  weg  naar  dat  doel. 
Jezus  Christus  belooft  de  mens  volledige 
vergeving  als  hij  zich  bekeert,  zijn  zon- 
den belijdt  en  verzaakt.  Jezus  zei  deze 
troostende  woorden  tot  hen  die  zich  be- 
keren. Hij  zei  ,,Ziet,  hij,  die  zich  van  zijn 
zonden  heeft  bekeerd,  ontvangt  verge- 
ving, en  Ik,  de  Here,  gedenk  ze  niet  meer. 
Hierdoor  moogt  gij  weten  of  iemand 
zich  van  zijn  zonden  bekeert:  Ziet,  hij  zal 
ze  belijden  en  verzaken."  (LV  58:42, 43.) 
Wij  behoren  die  boodschap  in  ons  hart 
op  te  nemen,  en  ons  verstand  en  lichaam 
te  reinigen  en  op  te  bouwen  op  een  ma- 
nier die  God  welgevallig  is  door  voort- 
durend te  bidden,  door  te  gehoorzamen 
en  door  ons  te  bekeren.  Daar  het  gebed 
een  zeer  belangrijk  onderdeel  van  het 
belijden  is,  behoren  wij  onze  schulden 
zowel  aan  God  als  aan  anderen  te  be- 
lijden. 

De  Heiland  heeft  antwoorden  en  zege- 
ningen beloofd  als  beloning  voor  het 
oprechte  gebed.  Hij  onderwees  en  be- 
loofde: ,,Bidt  en  u  zal  gegeven  worden; 
zoekt  en  gij  zult  vinden;  klopt  en  u  zal 
opengedaan  worden.  Want  een  ieder,  die 
bidt,  ontvangt,  en  wie  zoekt,  vindt,  en 
wie  klopt,  hem  zal  opengedaan  wor- 
den." (Matteüs  7:7,  8.) 
Wij  behoren  met  een  gebed  in  ons  hart  te 
leven  en  te  werken,  waakzaam  te  zijn  en 
te  wachten,  en  ons  voortdurend  te  beke- 
ren en  ons  doel  voor  ogen  te  houden. 
Een  profeet  van  God  heeft  de  mens  met 
deze  woorden  aangeraden  steeds  te 
bidden: 


96 


„En  nu,  mijn  geliefde  broederen,  be- 
merk ik,  dat  gij  nog  in  uw  hart  overlegt; 
en  het  doet  mij  leed,  dat  ik  hierover  moet 
spreken.  Want  indien  gij  naar  de  Geest 
zoudt  willen  luisteren,  Die  de  mens  leert 
te  bidden,  dan  zoudt  gij  weten,  dat  gij 
moet  bidden;  want  de  boze  geest  leert 
een  mens  niet  te  bidden,  maar  leert  hem, 
dat  hij  niet  moet  bidden. 
Doch  ziet,  ik  zeg  u,  dat  gij  steeds  moet 
bidden  en  niet  versagen;  dat  gij  niets 
voor  de  Here  moet  doen,  tenzij  gij  in  de 
eerste  plaats  de  Vader  in  de  naam  van 
Christus  vraagt,  Hij  uw  handeling  voor 
uw  welzijn  wil  zegenen,  opdat  uw  hande- 
ling voor  het  heil  van  uw  ziel  moge  zijn." 
(2  Nephi  32:8,  9.) 

Enos,  een  dienstknecht  van  de  Heer  — 
en  het  is  al  een  of  twee  keer  aangehaald 
in  deze  conferentie,  omdat  de  Heer  blijk- 
baar wenst  dat  hier  de  nadruk  op  gelegd 
wordt  —  Enos  spreekt  over  de  macht 
van  het  oprechte  gebed:  „En  ik  zal  u  van 
de  strijd  vertellen,  die  ik  voor  God  had, 
voordat  ik  vergeving  mijner  zonden 
ontving. 

Ziet,  ik  ging  op  wild  jagen  in  de  wouden; 
en  de  woorden,  die  ik  mijn  vader  dikwijls 
had  horen  spreken  aangaande  het  eeuwi- 
ge leven  en  de  vreugde  der  heiligen  had 
ik  ter  harte  genomen. 
En  mijn  ziel  hongerde;  en  ik  knielde 
voor  mijn  Maker  neder  en  riep  Hem  aan 
in  krachtig  gebed  en  smeken  voor  mijn 
ziel;  en  de  ganse  dag  riep  ik  Hem  aan;  ja, 
toen  de  avond  viel,  verhief  ik  nog  steeds 
mijn  stem  ten  hemel. 
En  er  kwam  een  stem  tot  mij,  die  zeide: 
Enos,  uw  zonden  zijn  u  vergeven  en  gij 
zult  worden  gezegend. 
En  ik,  Enos,  wist  dat  God  niet  kon  lie- 
gen; daarom  was  mijn  schuld  uitgewist." 
(Enos  1:2-6.) 

Het  is  voor  ons  allen,  evenals  voor  Enos, 
nodig  dat  onze  zonden  en  zwakheden 
voortdurend  weggevaagd  worden  door 
bekering,  belijdenis  en  oprecht  gebed.  Ik 


herhaal  de  belofte  des  Heren:  „Ziet,  hij, 
die  zich  van  zijn  zonden  heeft  bekeerd, 
ontvangt  vergeving,  en  Ik,  de  Here,  ge- 
denk ze  niet  meer. 

Hierdoor  moogt  gij  weten  of  iemand 
zich  van  zijn  zonden  bekeert:  Ziet,  hij  zal 
ze  belijden  en  verzaken."  (LV  5:42,  43.) 
Bekering  zal  het  verstand  en  het  lichaam 
reinigen  en  zuiveren  en  plaats  maken 
voor  grotere  volmaaktheid. 
Toen  koning  Benjamin  tot  zijn  volk 
sprak  over  gebed  en  bekering,  gaf  hij 
hun  waardevolle  raadgevingen  over  het 
ontvangen  van  antwoorden  van  God. 
Hij  zei:  „Gelooft  in  God;  gelooft,  dat 
Hij  bestaat  en  dat  Hij  alle  dingen  heeft 
geschapen,  zowel  in  de  hemel  als  op  de 
aarde;  gelooft,  dat  Hij  alle  wijsheid  en 
kracht  heeft,  zowel  in  de  hemel  als  op  de 
aarde;  gelooft,  dat  de  mens  niet  alle  din- 
gen begrijpt,  die  voor  de  Here  begrijpe- 
lijk zijn. 

En  verder,  gelooft,  dat  gij  u  moet  beke- 
ren van  uw  zonden,  en  ze  moet  nalaten 
en  u  voor  God  vernederen,  en  in  oprech- 
theid des  harten  bidden,  dat  Hij  u  moge 
vergeven;  en  nu,  indien  gij  al  deze  dingen 
gelooft,  ziet,  dat  gij  ze  volbrengt. 
En  wederom  zeg  ik  u,  zoals  ik  eerder  heb 
gezegd,  dat  zo  gij  kennis  hebt  verkregen 
van  de  heerlijkheid  Gods,  zo  gij  met  Zijn 
goedheid  bekend  zijt  geworden  en  van 
Zijn  liefde  hebt  gesmaakt,  en  vergeving 
van  uw  zonden  hebt  ontvangen,  hetgeen 
zulk  een  grote  vreugde  in  uw  ziel  veroor- 
zaakt, zo  zou  ik  willen,  dat  gij  die  groot- 
heid Gods  ...  en  Zijn  goedheid  en  lank- 
moedigheid jegens  u . . . zoudt  gedenken 
en  altijd  in  herinnering  houden,  en  u 
vernederen  in  de  diepste  ootmoet,  en  da- 
gelijks de  naam  des  Heren  aanroepen, 
standvastig  staande  in  het  geloof  in  wat 
te  komen  staat,  en  door  de  mond  des 
engels  is  gesproken. 
Ziet,  ik  zeg  u,  dat,  indien  gij  dit  zult 
doen,  gij  u  altijd  zult  verblijden  en  van  de 
liefde  Gods  vervuld  zult  zijn,  en  altijd 


97 


Tfl 

0^ 

S 

ÖX 

>^ 

cl 

C/5 

Q 

XII 

c« 

s 

s 

o   0^ 

1 

ï^ 

Un 

O) 

Cu 

^i 

0^ 

^    ^ 

53 

S    0^ 

Alge 
DeK 

0^ 

c 

^ 

c« 

fi 

^ 

c« 

vergeving  van  uw  zonden  zult  behouden; 
en  gij  zult  toenemen  in  de  kennis  der 
heerlijkheid  van  Hem,  Die  u  heeft  ge- 
schapen, of  in  de  kennis  van  hetgeen 
rechtvaardig  en  waar  is."  (Mosiah,  4:9- 
12.) 

De  Schriften  geven  ons  vele  beloften  met 
betrekking  tot  de  kracht  en  de  noodzaak 
van  het  persoonlijk  gebed.  Jezus  Chris- 
tus gebood  de  mens:  ,,.  .  .  gij  moet  altijd 
waken  en  bidden,  opdat  gij  niet  door  de 
duivel  wordt  verzocht  en  door  hem  ge- 
vankelijk  weggevoerd. 
En  zoals  Ik  te  midden  van  u  heb  gebe- 
den, zo  zult  gij  in  Mijn  kerk  bidden, 
onder  Mijn  volk,  dat  zich  bekeert  en  in 
Mijn  naam  wordt  gedoopt.  Ziet,  Ik  ben 
het  Licht;  Ik  heb  u  een  voorbeeld  gege- 
ven." (3  Nephi  18:15,  16.) 
„Ziet,  voorwaar,  voorwaar,  zeg  Ik  u,  gij 
moet  altijd  waken  en  bidden,  opdat  gij 
niet  in  verzoeking  valt;  want  Satan  be- 
geert u  te  bezitten,  opdat  hij  u  als  tarwe 
moge  ziften. 

Daarom  moet  gij  altijd  in  Mijn  naam  tot 
de  Vader  bidden; 

En  wat  gij  ook  de  Vader  in  Mijn  naam 
zult  vragen,  wat  goed  is,  gelovende,  dat 


gij  zult  ontvangen,  ziet,  het  zal  u  worden 
gegeven."  (3  Nephi  18:18-20.) 
Jezus  Christus  raadt  de  mensen  aan  ge- 
zinsgebeden te  hebben.  Hij  zei:  ,,Bidt  in 
uw  gezinnen  altijd  in  Mijn  naam  tot  de 
Vader,  opdat  uw  vrouwen  en  uw  kinde- 
ren mogen  worden  gezegend."  (3  Nephi 
18:21.) 

Er  zijn  maar  weinig  mensen  die  teveel 
bidden.  Het  is  niet  een  van  onze 
zwakheden. 

Ouders  hebben  de  heihge  verantwoor- 
ding hun  kinderen  het  belang  en  de 
waarde  van  het  gebed  te  onderwijzen  en 
de  verantwoordelijkheid  hun  kinderen 
te  leren  bidden.  In  sommige  gezinnen, 
zelfs  in  sommige  van  de  beste  gezinnen 
wordt  het  gebed  verwaarloosd  of  geheel 
nagelaten.  Het  gebed  is  heihg  en  Jezus 
heeft  gezegd:  „Ga  niet  lichtzinnig  met 
heilige  dingen  om."  (LV  6:12.) 
Een  andere  zegen  die  door  gebed  ons 
deel  kan  worden  is  de  hefde  Gods  in  ons 
hart  en  ziel  te  voelen.  Wij  hebben  in  de 
Schriften  deze  heilige  belofte: ,, Daarom, 
mijn  gehefde  broederen,  bidt  tot  de  Va- 
der met  alle  kracht  van  uw  hart,  dat  gij 
met  deze  hefde  moogt  worden  vervuld, 
die  Hij  op  allen,  die  oprechte  volgehngen 
zijn  van  Zijn  Zoon,  Jezus  Christus,  heeft 
uitgestort,  opdat  gij  de  zonen  van  God 
moogt  worden,  en  wij  aan  Hem  gelijk 
zullen  zijn,  wanneer  Hij  zal  verschijnen, 
want  wij  zullen  Hem  zien,  zoals  Hij  is, 
opdat  wij  deze  hoop  mogen  hebben,  en 
mogen  worden  gereinigd,  gelijk  Hij  rein 
is."  (Moroni  7:48.) 

Als  zonen  en  dochters  van  een  levende 
God,  een  levende  Vader  in  de  hemel, 
behoren  wij  dicht  bij  Hem  te  blijven 
door  nederig  gebed.  Wij  behoren  dicht 
bij  Hem  te  blijven  door  een  rein  leven  te 
leiden,  opdat  ons  hart  vrede  moge  vin- 
den in  alle  heihge  mogelijkheden  en 
zegeningen  van  het  leven.  Dat  dit  zo  mo- 
ge zijn  is  mijn  gebed  in  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 


Vooruitgang  door 
verandering 


Ouderling  Marvin  J.  Ashton 

van  de  Raad  der  Twaalf 


Toen  een  bijzondere  mooie  plant  begon 
te  kwijnen,  besloot  een  jonge  vriend  van 
ons  deze  over  te  planten  in  een  grotere 
pot  omdat  hij  dacht  dat  de  wortels  waar- 
schijnlijk niet  voldoende  ruimte  meer 
hadden.  Voorzichtig  lichtte  hij  de  plant 
uit  de  pot  en  zette  haar  in  een  grotere  en 
probeerde  daarbij  de  wortels  en  de 
grond  zo  weinig  mogelijk  te  verstoren. 
De  onervaren  tuinder  verzorgde  zijn 
plant  en  wachtte  enige  tijd.  Tot  zijn  ver- 
bazing bleef  de  plant  kwijnen.  Onze 
vriend  vertelde  zijn  ervaring  aan  een  er- 
varen tuinder  die  hem  zijn  hulp  aan- 
bood. Toen  de  plant  overhandigd  werd 
aan  de  tuinder,  draaide  hij  de  pot  onder- 
steboven, trok  de  plant  eruit,  schudde  de 
grond  van  de  wortels  af,  en  knipte  en 
trok  alle  uitschieters  van  het  wortelstel- 
sel  af.  Toen  hij  de  plant  weer  in  de  pot 
deed,  drukte  hij  de  grond  stevig  rond  de 
plant  aan.  Spoedig  leefde  de  plant  op  en 
begon  weer  te  groeien. 
Hoe  vaak  raken  onze  wortels  niet  be- 
klemd in  de  sleur  van  het  leven  en 
groeien  niet  verder.  Misschien  behande- 
len wij  onszelf  te  zachtaardig  en  laten 
niet  toe  dat  iemand  anders  de  grond  ver- 
stoort en  ons  wortelstelsel  snoeit.  Onder 
dergelijke  omstandigheden  hebben  wij 
ook  moeite  vooruitgang  te  maken.  Och 
ja,  verandering  is  hard!  Verandering  kan 
moeilijk  zijn. 


De  Heer  wil  niet  dat  zijn  kerk  vastgewor- 
teld  raakt  in  een  sleuren  stilstaat.  Voort- 
durende openbaring  door  de  profeten  is 
nodig  voor  de  groei  van  zijn  koninkrijk. 
Er  is  niets  zo  onveranderlijk,  zo  onver- 
mijdbaar als  verandering  zelf.  De  dingen 
die  wij  zien,  aanraken  en  voelen  veran- 
deren voortdurend.  De  verhouding  tus- 
sen vrienden,  man  en  vrouw,  vader  en 
zoon,  broer  en  zuster  zijn  aan  verande- 
ringen onderhevig.  Er  is  echter  iets  dat 
onveranderlijk  is  en  dat  ons  in  staat  stelt 
verandering  aan  te  wenden  voor  ons  ei- 
gen bestwil,  en  dat  is  de  geopenbaarde 
eeuwige  waarheid  van  onze  hemelse 
Vader. 

Wij  hoeven  niet  te  denken  dat  wij  voor 
altijd  zullen  blijven  wat  wij  nu  zijn.  Er  is 
een  neiging  om  over  verandering  te  den- 
ken als  over  een  vijand.  Velen  staan  ach- 
terdochtig tegenover  verandering  en  ver- 
zetten zich  er  dikwijls  tegen  zelfs  voordat 
zij  de  werkelijke  gevolgen  ervan  hebben 
ontdekt.  Als  over  verandering  zorgvul- 
dig wordt  nagedacht,  kan  zij  de  meest 
lonende  en  diepgaande  ervaringen  met 
zich  meebrengen.  De  veranderingen  die 
wij  aanbrengen  moeten  echter  wel  over- 
eenkomen met  de  doelen  en  het  plan  van 
de  Heer. 

Als  er  zich  een  gelegenheid  tot  verande- 
ren voordoet  in  ons  leven,  wat  altijd  zal 
gebeuren,  dan  moeten  wij  ons  afvragen: 


99 


„In  welk  opzicht  moet  ik  mij  nog  ont- 
wikkelen? Wat  verlang  ik  van  het  leven? 
Waar  wil  ik  naar  toe?  Hoe  kan  ik  daar 
komen?"  De  alternatieve  mogelijkheden 
moeten  met  zorg  overwogen  worden  als 
wij  onze  plannen  veranderen.  In  Gods 
plan  zijn  wij  gewoonlijk  vrij  de  verande- 
ringen die  wij  zelf  in  ons  leven  willen 
aanbrengen  te  kiezen  en  wij  zijn  altijd 
vrij  in  de  wijze  waarop  wij  reageren  op 
veranderingen  die  ons  van  buitenaf  wor- 
den opgelegd.  Wij  behoeven  onze  vrij- 
heid niet  op  te  geven.  Maar  evenals  een 
kompas  erg  nuttig  is  om  ons  uit  een  dicht 
bos  te, leiden,  zo  wijst  het  evangelie  ons 
de  weg  op  het  pad  des  levens. 
CS.  Lewis,  een  Engels  schrijver  merkte 
eens  op  —  toen  hij  schreef  over  Gods 
verwachtingen  van  zijn  kinderen  —  dat 
veranderingen  dikwijls  gepaard  gaan 
met  pijn.  „Stelt  u  eens  voor  dat  u  een 
levend  huis  bent.  God  komt  om  dat  huis 
te  verbouwen.  In  het  begin  kunt  u  mis- 
schien nog  begrijpen  wat  Hij  aan  het 
doen  is.  Hij  brengt  de  riolering  in  orde  en 
maakte  de  gaten  in  het  dak  dicht,  enzo- 
voorts. Je  wist  dat  deze  karweitjes  ge- 
beuren moesten  en  je  verbaast  je  niet. 
Maar  dan  begint  Hij  het  huis  af  te  bre- 
ken op  een  manier  die  verschrikkelijk 
pijn  doet  en  u  begrijpt  er  niets  meer  van. 
Wat  is  Hij  in  vredesnaam  aan  het  doen? 
Het  antwoord  is  dat  Hij  een  huis  aan  het 
bouwen  is  dat  heel  anders  is  dan  het  huis 
waar  u  aan  dacht,  hier  wordt  een  nieuwe 
vleugel  aangebouwd,  daar  komt  een  ex- 
tra verdieping  bij,  er  worden  torens  ge- 
bouwd en  er  komt  een  binnenplaats.  U 
dacht  dat  er  van  u  een  aardig  klein  land- 
huisje  gemaakt  zou  worden:  maar  Hij 
bouwt  een  paleis,"  (CS.  Lewis  Mere 
Christianity ,  blz.  160.) 
Ja,  verandering  brengt  pijn  teweeg, 
maar  er  is  ook  grote  voldoening  als  men 
merkt  dat  er  vooruitgang  is.  Het  leven  is 
een  opeenvolging  van  heuvels  en  dalen 
en  de  meeste  groei  vindt  dikwijls  plaats 


in  de  dalen.  Verandering  is  een  zinvol 
onderdeel  van  bekering.  Sommige  men- 
sen zijn  niet  in  staat  zich  te  bekeren  om- 
dat zij  zich  niet  willen  veranderen. 
Ik  woonde  onlangs  de  plechtigheid  bij 
toen  de  eerste  spade  in  de  grond  gesto- 
ken werd  voor  een  kapel  bij  de  Utah 
Staatsgevangenis.  Na  de  plechtigheid 
nodigde  directeur  Morris  gouverneur 
Matheson  en  mij  uit  de  gevangenis  te 


,,De  Heer  wil  niet  dat  zijn  kerk 
vastgeworteld  raakt  in  een  sleur 

en  stilstaat.  Voortdurende 

openbaring  door  de  profeten  is 

nodig  voor  de  groei  van  zijn 

koninkrijk" 


bezoeken.  Het  viel  ons  op  dat  er  bijzon- 
der veel  zorg  besteed  was  om  het  terrein 
rond  het  maximum-veihgheidsgebouw 
er  prettig  uit  te  doen  zien.  Toen  wij  de 
directeur  vroegen  wie  dat  gedaan  had, 
vertelde  hij  ons  dat  twee  gevangenen  toe- 
stemming hadden  gekregen  om  enige 
tijd  buiten  hun  cellen  door  te  brengen 
om  te  tuinieren.  Wij  vroegen  of  wij  de 
twee  mannen  mochten  ontmoeten  en  wij 
werden  het  gebouw  binnengeleid.  De 
twee  mannen  kwamen  op  ons  toelopen 
met  een  uitdrukking  op  hun  gezicht  als- 
of ze  dachten:  ,,Wat  hebben  wij  nu  weer 
verkeerd  gedaan?" 

,,Wij  wilden  u  een  compliment  maken 
voor  het  werk  dat  u  gedaan  hebt  in  de 
tuin,"  zeiden  wij,  ,,de  bloemperken  en  de 
groentebedden  zien  er  prachtig  en  goed 
verzorgd  uit.  Gefeliciteerd,  dat  is  goed 
werk." 

De  verandering  van  de  uitdrukking  op 
hun  gezicht  was  prachtig  om  te  zien.  De 
onverwachte    lofbetuigingen    vijzelden 


100 


hun  eigendunk  op.  Iemand  had  gemerkt 
dat  hun  inspanningen  een  steenachtig  erf 
vol  onkruid  veranderd  hadden  in  een 
prachtige  tuin.  Jammer  genoeg  waren  zij 
er  niet  in  geslaagd  productieve  tuinen  te 
maken  van  de  rotsachtige  velden  vol  on- 
kruid in  hun  eigen  levens.  Maar  wij  heb- 
ben nog  hoop  voor  mannen,  die  de 
noodzaak  voor  verandering  op  een  ge- 
bied konden  inzien  en  daar  ook  wat  aan 
deden.  Misschien  zal  hun  aandeel  in  het 
veranderen  van  die  tuinen  de  aanleiding 
worden  dat  zij  hun  eigen  levens 
verbeteren. 

William  James,  een  Amerikaanse  psy- 
choloog en  filosoof,  zei  eens:  ,,De  groot- 
ste ontdekking  van  mijn  generatie  is  dat 

President  Spencer  W.  Kimball 


(wij  onze)  omstandigheden  kunnen  ver- 
anderen door  (onze)  geesteshouding  te 
veranderen."  {Vital  Quotations,  blz.  19.) 
Jezus  Christus  hielp  mensen  met  allerlei 
achtergronden  hoogten  te  bereiken 
waarvan  zij  nooit  gedroomd  hadden 
door  ze  te  leren  op  nieuwe,  veilige  paden 
te  wandelen. 

Velen  beginnen  hun  leven  in  zulke  on- 
gunstige omstandigheden  dat  ver- 
andering onmogelijk  lijkt.  Laat  mij  u 
een  paar  voorbeelden  vertellen  van  men- 
sen die  zo'n  moeilijke  jeugd  hebben 
gehad. 

Het  eerste  voorbeeld  is  een  kind  dat  een 
uitzonderlijk  ongelukkig  gezinsleven 
leed.  Zijn  familie  verhuisde  van  de  ene 
staat  naar  de  andere  totdat  hij  acht  jaar 
oud  was.  Hij  werd  dikwijls  geslagen 
door  zijn  vader,  die  of  te  streng  of  niet 
streng  genoeg  was  al  naar  de  stemming 
waarin  hij  zich  bevond.  De  jongen 
bracht  een  groot  deel  van  zijn  jeugd  door 
slapende  in  bussen,  spoorwegstations  en 
goedkope  hotels.  Toen  hij  veertien  was 
liep  hij  van  huis  weg  en  werd  door  de 
politie  aangehouden.  Zijn  familieleden 
en  vrienden  noemden  hem  onbetrouw- 
baar, dikwijls  gewelddadig  en  een 
eenhng. 

Het  tweede  voorbeeld  is  een  jongen  die 
erg  zwak  was  toen  hij  geboren  werd.  Ge- 
durende zijn  hele  jeugd  bleef  hij  erg  zie- 
kelijk. Zijn  tenger  lichaam  leek  niet  in 
staat  zijn  te  groot  hoofd  te  dragen.  Zijn 
vader  maakte  zich  zorgen  dat  de  mensen 
zouden  denken  dat  zijn  zoon  debiel  was 
en  eens  heeft  hij  de  jongen  in  het  open- 
baar geslagen.  Nadat  zijn  moeder  drie 
kinderen  die  voor  hem  geboren  waren 
verloren  had,  kleedde  zij  zich  in  het 
zwart  en  trok  zich  in  zichzelf  terug. 
In  het  derde  voorbeeld  gaat  het  om  een 
jongeman  die  in  omstandigheden  ge- 
leefd heeft  die  aan  de  grens  van  armoede 
lagen.  Zijn  familie  was  wegens  financiële 
moeilijkheden  meer  dan  eens  genood- 


101 


Het  Jeugdwerkkoor  onder  leiding  van  Carolyn  O.  Welling 


zaakt  te  verhuizen.  Hij  had  weinig  of 
helemaal  geen  schoolopleiding.  Zijn 
moeder  vertelde  dat  hij  minder  neiging 
tot  lezen  en  studeren  had  dan  één  van  de 
andere  kinderen.  Omdat  de  buren  vele 
van  zijn  gewoonten  en  ideeën  vreemd 
vonden,  werd  hij  genegeerd  door  zijn 
leeftijdsgenoten.  Zijn  hele  leven  werd  hij 
door  de  wet  vervolgd  en  verkeerde  hij 
voortdurend  in  moeilijkheden. 
Bepaalde  stappen  kunnen  ons  helpen 
constructieve,  waardevolle  veran- 
deringen in  ons  leven  aan  te  brengen. 
,,Als  men  een  ladder  wil  bekhmmen, 
moet  men  onderaan  beginnen,  en  trede 
voor  trede  naar  boven  klimmen,  totdat 
men  aan  de  top  is;  en  zo  is  het  met  de 
beginselen  van  het  evangelie."  {History 
of  the  Church,  deel  6,  blz.  306,  307.)  Om 
tot  zinvolle  veranderingeain  ons  leven  te 
komen  moeten  wij  onze  Vader  in  de  he- 
mel en  zijn  waarheden  accepteren.  De 


profeet  Alma  —  uit  het  Boek  van  Mor- 
mon  —  zei:  ,,Zijt  gij  geestelijk  uit  God 
geboren?  Hebt  gij  Zijn  beeld  in  uw  gelaat 
ontvangen?  Hebt  gij  deze  grote  verande- 
ring in  uw  hart  ondervonden?"  (Alma  5  : 
14.) 

Laat  mij  u  vier  belangrijke  stappen 
voorstellen  waardoor  wij  veranderingen 
tot  een  belangrijk  werktuig  in  ons  leven 
kunnen  maken: 

Ten  eerste  moeten  wij  de  noodzaak  van 
verandering  inzien.  Een  leven  dat  niet 
onderzocht  wordt  is  niet  de  moeite 
waard  geleefd  te  worden.  Een  nieuwe 
bisschop  vertelde  mij  eens  over  een  frus- 
trerende ervaring.  Er  was  een  jonge 
vrouw  in  zijn  wijk  die  niet  leefde  zoals  zij 
behoorde  te  leven.  Als  hij  haar  hierover 
aansprak  werd  zij  nijdig  en  zei  dat  hij 
bereid  moest  zijn  haar  te  nemen  zoals  zij 
was.  Zij  wilde  het  feit  dat ,, zoals  zij  was" 
gewoon  niet  goed  genoeg  was  voor  haar 


102 


bisschop,  haar  hemelse  Vader  en  het  be- 
langrijkste voor  haarzelf  niet  aanvaar- 
den. Zich  bewust  zijn  van  het  gebrek  en 
de  noodzaak  van  verandering  is  een  zeer 
belangrijke  stap.  De  erkenning  dat  veran- 
dering noodzakelijk  is  moet  een  grotere 
kracht  zijn  dan  de  luxe  dezelfde  te  blijven. 
Ten  tweede  moeten  onze  feiten  echt  zijn. 
Wij  moeten  weten  hoe,  wat,  waar  en 
waarom  wij  ons  moeten  veranderen. 
Het  evangelie  van  Jezus  Christus  kan 
ons  helpen  op  korte  termijn,  op  iets  lan- 
gere termijn  en  op  lange  termijn  ons 
doelen  te  stellen  doordat  het  ons  leert 
wie  wij  zijn,  waar  wij  vandaan  komen, 
waarom  wij  hier  zijn,  en  waar  wij  naar 
toe  gaan. 

Met  deze  kennis  zal  iemand  grotere 
kracht  hebben  om  zich  te  verbeteren. 
Ten  derde,  moet  er  een  systeem  om  te 
veranderen  vastgesteld  worden.  Emer- 
son, een  Amerikaanse  schrijver,  zei  eens 
dat  de  man  die  ,,op  het  kussen  van  voor- 
delen zit,  inslaapt.  Als  hij  geduwd,  ge- 
plaagd, verslagen  is,  leert  hij  zijn  ver- 
stand te  gebruiken  .  .  .  Hij  leert  matig- 
heid en  echte  bekwaamheid." 
Onze  verandering  moet  gepland  worden 
en  systematisch  zijn.  Als  ons  systeem  is 
vastgesteld  moeten  wij  er  ons  aan  hou- 
den totdat  de  verandering  voltooid  is 
zelfs  als  het  zou  betekenen  dat  wij  ons 
wortelstelsel  moeten  verstoren. 
Ten  vierde  moeten  wij  onze  volle  aan- 
dacht geven  aan  ons  plan  ons  te  verande- 
ren. Een  Chinees  spreekwoord  zegt: 
„Grote  zielen  hebben  een  wil;  zwakke 
zielen  hebben  slechts  wensen."  Ten  zij 
wij  de  wil  hebben  ons  te  verbeteren,  zul- 
len alle  andere  stappen  om  ons  te  veran- 
deren voor  niets  zijn.  Deze  laatste  stap 
scheidt  de  winnaars  van  de  verliezers. 
Eerder  in  mijn  toespraak  heb  ik  drie 
voorbeelden  genoemd  van  mensen  die  in 
moeilijke  omstandigheden  leefden.  Het 
leven  van  de  eerste  jongeman  werd  een 
opeenvolging  van  arrestaties  voor  van 


alles  en  nog  wat  van  landloperij  tot  ge- 
wapende overval  en  moord  toe.  Daar  hij 
nooit  de  noodzaak  van  verandering  in- 
zag, werd  hij  op  een  dag  veroordeeld 
wegens  moord. 

Het  tweede  voorbeeld  was  een  beschrij- 
ving van  de  jeugd  van  de  uitvinder  Tho- 
mas A.  Edison.  Van  een  begin  dat  bijna 
te  moeilijk  leek  om  er  iets  van  te  maken, 
was  hij  in  staat  te  veranderen  en  op  te 
bouwen.  Hoewel  men  eens  van  hem  zei 
dat  hij  achterlijk  was,  werd  hij  een  van  de 
grootste  uitvinders  aller  tijden.  Zijn  per- 
soonlijke inzet  veranderde  de  hele  we- 
reld ten  goede. 

Het  derde  voorbeeld  is  de  geschiedenis 
van  een  jongeman  en  zijn  jeugd  in  het 
noordoostelijk  deel  van  dit  land.  Hij 
werd  geboren  in  1805  tijdens  een  strenge 
koude  winter  in  Vermout.  Zijn  naam  is 
Joseph  Smith.  Zijn  begin  was  moeilijk. 
Zijn  leven  werd  een  opeenvolging  van 
strijd,  niet  alleen  Hchamelijk  maar  ook 
emotioneel  en  geestelijk.  Maar  hij  was 
een  jongeman  die  de  noodzaak  van  ver- 
betering door  verandering  inzag  en  zich 
onderwierp  aan  een  gezag  dat  groter  was 
dan  hijzelf.  Vanuit  een  ontzaglijk  moei- 
lijk begin  streefde  hij  naar  verandering 
en  leidde  de  laatste  bedeling  in.  Zijn  ge- 
loof, gebeden,  en  werken  brachten  de 
wereld  de  grootste  en  diepste  verande- 
ringen van  de  laatste  dagen. 
Er  is  eens  gezegd  door  Bruce  Barton: 
,,Als  wij  niet  meer  tegen  verandering 
kunnen,  dan  heeft  het  leven  geen  zin 
meer.  Wij  zijn  nooit  te  jong  ofte  oud  om 
te  veranderen.  Misschien  zijn  wij  pas 
werkelijk  oud  als  wij  het  recht,  de  uitda- 
ging, de  vreugde  van  verandering  opge- 
ven. Wij  behoren  bereid  te  blijven  iets  te 
leren.  Het  is  zo  gemakkelijk  om  in  een 
sleur  te  raken.  Wij  moeten  bereid  zijn 
om  onszelf  doelen  te  stellen  of  wij  zestig, 
zeventig,  vijftig  of  vijftien  zijn.  Zorgt  dat 
u  plezier  in  het  leven  houdt.  Er  mag 
nopit  een  tijd  komen  dat  wij  niet  meer 


103 


bereid  zijn  onszelf  te  verbeteren  door 
zinvolle  verandering. 
Voor  vele  leden  van  de  kerk  is  het  di- 
kwijls moeilijk  om  verandering  van  lei- 
derschap te  aanvaarden.  Op  wijk  en 
ringniveau  zijn  die  veranderingen  nood- 
zakelijk, maar  soms  gebeurt  het  te  di- 
kwijls voor  ons  gemak.  Sommige  van 
ons  zijn  geneigd  om  aanstoot  te  nemen 
en  zich  te  verzetten  tegen  dergelijke  ver- 
anderingen. „Waarom  kunnen  zij  hem 
daar  niet  laten?"  of  „Waarom  moeten 
wij  haar  krijgen,"  of  „Waarom  moet  on- 
ze wijk  nou  verdeeld  worden?"  Ons  in- 


zicht is  misschien  beperkt.  Zelden  wor- 
den er  veranderingen  gemaakt  die  geen 
vooruitgang  met  zich  meebrengen  voor 
iemand  of  een  bepaalde  situatie.  Hoe 
vaak  hebben  wij  achteraf  gezien  niet  ge- 
dacht: „Ik  begreep  niet  waarom  die  ver- 
andering in  dat  programma  gemaakt 
werd  of  waarom  die  persoon  geroepen 
werd,  maar  nu  kan  ik  zien  dat  het  precies 
was  wat  er  nodig  was  op  dat  ogenblik." 
Tijdens  de  overgangsperiode  —  en  er 
zijn  altijd  overgangsperioden  in  onze 
kerk  —  zijn  geduld,  Uefde  en  lankmoe- 
digheid nodig.  ,, Erger  je  nooit  aan  ie- 
mand die  bezig  is  zijn  werk  te  leren 
doen,"  behoort  een  permanent  onder- 
deel van  onze  levenshouding  te  zijn. 
Verandering  in  onze  eigen  opdrachten  in 
de  kerk  kunnen  nog  veel  storender  zijn. 
Dikwijls  als  wij  de  wens  uitspreken  dat 
wij  die  roeping  nooit  zullen  krijgen,  zal 
de  bisschop  of  de  ringpresident  ons  de 
zegeningen  van  juist  die  roeping  aanbie- 
den. Bij  dergelijke  gelegenheden  is  het 
goed  ons  de  woorden  van  Paulus  te  her- 
inneren toen  hij  lijdend  aan  vele  kwalen 
zei:  ,,Ik  vermag  alle  dingen  in  Hem,  die 
mij  kracht  geeft."  (Filippenzen  4:13.) 
Als  kerk  met  een  lekenleiding,  ervaren 
wij  dikwijls  de  zegeningen  van  verande- 
ringen. Weinigen  onder  ons  voelen  zich 
in  staat  die  veranderingen  met  onze  ei- 
gen talenten  het  hoofd  te  bieden.  Hoe 
dankbaar  moeten  wij  zijn  voor  de  kracht 
van  Jezus  Christus  die  ons  helpt  met  de 
veranderingen  die  veroorzaakt  worden 
door  nieuwe  roepingen  en  meer 
verantwoordelijkheid. 
De  verandering  van  dit  leven  tot  een  le- 
ven met  Hem  die  onze  hemelse  Vader  is, 
is  het  einddoel  waar  zinvolle  verande- 
ring ons  kan  brengen.  Ik  bid  dat  wij  er 
allen  naar  zullen  streven  gezonde,  orde- 
lijke veranderingen  die  ons  leven  kunnen 
verbeteren  te  aanvaarden.  Dit  bid  ik  ne- 
derig in  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


104 


Het  lezen  van 
de  Schriften 


Ouderling  Howard  W.  Hunter 

van  de  Raad  der  Twaalf 


Als  wij  de  raad  van  onze  leiders  de 
Schriften  te  lezen  en  te  bestuderen  vol- 
gen, zullen  wij  er  baat  bij  vinden  en  er 
allerlei  zegeningen  door  ontvangen.  Het 
is  de  heilzaamste  van  alle  studies,  waar 
wij  ons  mee  bezig  kunnen  houden.  Het 
gedeelte  van  de  Schriften  dat  bekend 
staat  als  het  Oude  en  het  Nieuwe  Testa- 
ment behoort  tot  de  grote  literatuur  van 
de  wereld.  Deze  boeken  worden  be- 
schouwd als  wetenschappelijke  verhan- 
delingen, als  filosofische  betogen,  als  ge- 
schiedkundige verslagen;  maar  als  wij 
het  ware  doel  van  deze  en  de  andere 
Schriften  begrijpen  beseffen  wij  dat  zij  in 
werkelijkheid  de  fundamentele  litera- 
tuur voor  de  godsdienst  zijn. 
De  Schriften  bevatten  de  fundamentele 
verklaringen  betreffende  God  en  zijn 
kinderen  en  de  verhouding  tussen  hem. 
Door  deze  boeken  heen,  is  er  een  oproep 
om  te  geloven  en  vertrouwen  te  hebben 
in  God  de  Eeuwige  Vader,  en  in  zijn 
Zoon,  Jezus  Christus,  en  van  de  eerste 
tot  de  laatste  bevatten  deze  boeken  een 
aanmaning  om  Gods  wil  te  doen  en  zijn 
geboden  te  onderhouden. 
De  Schriften  bevatten  het  verslag  van  de 
zelfopenbaring  van  God,  en  door  hen 
spreekt  God  tot  de  mensen.  Hoe  zou 
men  beter  zijn  tijd  kunnen  besteden  dan 
door  in  de  Schriften  de  literatuur  te  lezen 
die  ons  leert  God  te  kennen  en  onze  ver- 


houding tot  Hem  te  begrijpen.  Tijd  is 
altijd  kostbaar  voor  mensen  die  het  druk 
hebben,  en  wij  verknoeien  tijd  als  wij 
haar  besteden  met  het  lezen  van  of  het 
kijken  naar  lichtzinnige  en  waardeloze 
dingen.  Leesgewoonten  verschillen  in 
grote  mate.  Er  zijn  snelle  lezers,  en  lang- 
zame, sommigen  lezen  slechts  kleine 
stukjes  tegelijk  en  anderen  zetten  door 
totdat  het  boek  uit  is.  Zij  die  zich  verdie- 
pen in  de  Schriften,  bemerken  echter  dat 
om  ze  te  begrijpen  meer  nodig  is  dan 
oppervlakkig  lezen  of  doornemen  —  het 
vereist  geconcentreerde  studie.  Het  is  ze- 
ker dat  degene  die  iedere  dag  de  Schrif- 
ten bestudeert,  meer  bereikt  dan  iemand 
die  erop  een  dag  veel  tijd  aan  besteedt  en 
dan  dagen  voorbij  laat  gaan  zonder  er 
iets  aan  te  doen.  Wij  zouden  niet  alleen 
iedere  dag  moeten  studeren,  maar  zou- 
den ook  een  bepaalde  tijd  moeten  vast- 
stellen waarop  wij  ons  kunnen  concen- 
treren zonder  gestoord  te  worden. 
Er  is  niets  zo  nuttig  als  het  gebed  om  ons 
te  helpen  de  Schriften  te  begrijpen.  Door 
het  gebed  kunnen  wij  ons  verstand  open 
stellen  om  antwoorden  te  zoeken  op  on- 
ze vragen.  De  Heer  heeft  gezegd:  ,,Bidt 
en  u  zal  gegeven  worden;  zoekt  en  gij 
zult  vinden;  klopt  en  u  zal  opengedaan 
worden."  (Lucas  11:9.)  Dit  is  Christus' 
verzekering  dat  als  wij  vragen,  zoeken, 
en  kloppen,  de  heilige  Geest  ons  ver- 


105 


stand  zal  leiden  als  wij  bereid  zijn  en 
willen  ontvangen. 

Velen  vinden  dat  de  beste  tijd  om  te 
studeren  's  morgens  is  nadat  de  nach- 
trust ons  verstand  heeft  vrijgemaakt  van 
de  vele  zorgen  die  onze  gedachten  sto- 
ren. Anderen  geven  de  voorkeur  aan  de 
rustige  uren  als  het  werk  en  de  zorgen 
van  de  dag  voorbij  zijn  en  vergeten  kun- 
nen worden,  zodat  zij  de  dag  in  de  vrede 
en  rust  die  ontstaat  als  men  zich  verdiept 
in  de  Schriften  kunnen  beïndigen. 
Belangrijker  dan  het  uur  van  de  dag  is 
dat  er  een  vaste  tijd  gereserveerd  wordt 
voor  die  studie.  Het  zou  ideaal  zijn  als 
men  er  iedere  dag  een  uur  aan  zou  kun- 
nen besteden,  maar  als  dat  niet  mogelijk 
is  zou  een  half  uur  al  tot  zeer  gunstige 
resultaten  leiden.  Een  kwartier  is  niet 
veel  maar  het  is  verbazend  hoeveel  in- 
zicht en  kennis  er  in  die  tijd  nog  over  zo'n 


belangrijk  onderwerp  verkregen  kan 
worden.  Het  belangrijkste  is  dat  wij  ons 
nooit  door  iets  van  onze  studie  af  laten 
houden. 

Sommige  mensen  studeren  liever  alleen, 
maar  samen  studeren  kan  ook  nuttig 
zijn.  Gezinnen  worden  ten  zeerste  geze- 
gend als  verstandige  vaders  en  moeders 
hun  kinderen  om  zich  heen  verzamelen, 
samen  de  Schriften  lezen  en  dan  openlijk 
de  prachtige  verhalen  en  gedachten  be- 
spreken, rekening  houdend  met  de  ont- 
wikkeling van  iedereen.  Dikwijls  hebben 
jonge  en  kleine  kinderen  verbazend  veel 
inzicht  en  waardering  voor  de  standaard 
literatuur  van  de  godsdienst. 
Wij  behoren  niet  zo  maar  lukraak  iets  te 
lezen  maar  een  bepaald  systeem  voor 
onze  studie  te  ontwikkelen.  Er  zijn  men- 
sen die  een  bepaald  aantal  bladzijden  of 
een  bepaald  aantal  hoofdstukken  per 


Leden  van  de  Raad  der  Twaalf  betuigen  hun  steun  aan  de  kerkleid(st)ers 
Zaterdagmiddagvergadering 


106 


dag  of  per  week  lezen.  Dit  kan  volkomen 
gerechtvaardigd  zijn  en  kan  heel  bevre- 
digend zijn  als  men  voor  zijn  plezier 
leest,  maar  het  is  dan  géén  zinvol  stude- 
ren. Het  is  beter  om  iedere  dag  een  be- 
paalde tijd  te  wijden  aan  het  bestuderen 
van  de  Schriften  dan  een  bepaald  aantal 
hoofdstukken  te  lezen.  Soms  zullen  wij 
merken  dat  de  studie  van  een  enkel  vers 
een  hele  tijd  in  beslag  zal  nemen. 
Het  leven,  de  daden  en  leringen  van  Je- 
zus kunnen  snel  gelezen  worden.  De  ver- 
halen zijn  meestal  eenvoudig  en  zijn  ook 
op  een  eenvoudige  manier  geschreven. 
De  Meester  gebruikte  weinig  woorden 
bij  zijn  onderwijs,  maar  ieder  woord  is 
zo  vol  betekenis  dat  zij  tezamen  de  lezer 
een  duidelijk  beeld  geven.  Soms  kunnen 
echter  vele  uren  besteed  worden  aan  het 
overpeinzen  van  diepe  gedachten,  uitge- 
drukt in  een  paar  eenvoudige  woorden. 
Er  is  een  voorval  in  het  leven  van  de 
Heiland  dat  in  Matteüs,  Marcus  en  Lu- 
cas wordt  vermeld.  Een  belangrijk  deel 
van  het  verhaal  wordt  door  Marcus  in 
twee  korte  verzen  en  zes  woorden  van 
het  volgende  vers  verteld.  Laat  mij  ze  u 
voorlezen: 

„En  er  kwam  een  van  de  oversten  der 
synagoge,  genaamd  Jaïrus,  en  toen  deze 
Hem  zag,  wierp  hij  zich  neder  aan  zijn 
voeten,  en  hij  smeekte  Hem  dringend, 
zeggende:  Mijn  dochtertje  ligt  op  haar 
uiterste;  kom  toch  en  leg  haar  de  handen 
op,  dan  zal  zij  behouden  worden  en  in 
leven  blijven.  En  Hij  ging  met  hem  me- 
de. .  ."  (Marcus  5  :  22-24.) 
Men  heeft  ongeveer  dertig  seconden  no- 
dig om  dat  stukje  te  lezen.  Het  is  kort  en 
niet  ingewikkeld.  Het  visuele  beeld  is 
duidelijk  en  zelfs  een  kind  zou  het  zonder 
moeite  kunnen  herhalen.  Maar  als  wij 
tijd  nemen  om  erover  na  te  denken  kun- 
nen wij  het  pas  goed  begrijpen  en  krijgt 
dit  schriftgedeelte  een  diepe  betekenis. 
Dan  komen  wij  tot  de  conclusie  dat  dit 
meer  is  dan  een  eenvoudig  verhaal  over 


een  klein  meisje  dat  ziek  was  en  waar 
Jezus  naar  toe  ging  om  haar  de  handen 
op  te  leggen.  Laat  mij  deze  woorden  nog 
eens  voorlezen: 

,,En  er  kwam  een  van  de  oversten  der 
synagoge,"  Jezus  en  zij  die  bij  Hem  wa- 
ren, waren  juist  van  de  andere  kant  van 
het  meer  van  Galilea  gekomen,  en  een 
menigte  die  op  Hem  had  staan  wachten 
kwam  Hem  daar  tegemoet.  Plotseling  en 


Het  is  beter  om  iedere  dag  een 

bepaalde  tijd  te  wijden  aan  het 

bestuderen  van  de  Schriften 

dan  een  bepaald  aantal 

hoofdstukken  te  lezen. 


onverwachts  kwam  er  uit  die  menigte 
een  overste  van  de  synagoge.  De  grotere 
synagogen  van  die  tijd  werden  bestuurd 
door  groepen  ouderlingen  onder  leiding 
van  een  hoofd  of  een  overste.  Dit  was 
iemand  van  stand  en  aanzien  voor  wie  de 
joden  veel  achting  hadden. 
Matteüs  noemt  de  naam  van  deze  overs- 
te niet,  maar  Marcus  vermeldt  zijn  naam 
door  achter  zijn  titel  de  woorden  te 
schrijven:  ,, genaamd  Jaïrus."  Nergens 
anders  in  de  Schriften  wordt  zijn  naam 
genoemd,  maar  zijn  herinnering  leeft  in 
de  geschiedenis  voort  door  dit  korte  con- 
tact met  Jezus.  Vele,  vele  levens,  die  an- 
ders in  vergetelheid  geraakt  zouden  zijn, 
zijn  door  de  invloed  van  de  Meester  ge- 
denkwaardig geworden.  Deze  invloed 
had  een  grote  verandering  in  gedachten 
en  daden  en  een  nieuw  en  beter  leven 
teweeg  gebracht. 

„En  toen  deze  (Jaïrus)  Hem  zag,  wierp 
hij  zich  neder  aan  zijn  voeten."  Dit  was 
een  ongebruikelijk  iets;  een  man  van 
stand  en  aanzien,  een  overste  van  de  sy- 


107 


nagoge,  die  voor  Jezus'  voeten  knielde 
—  voor  de  voeten  van  iemand  die  als  een 
rondreizende  leraar  werd  gezien  met  een 
gave  om  de  mensen  te  genezen.  Vele  an- 
dere geleerden  en  mensen  van  aanzien 
zagen  Jezus  ook  maar  negeerden  Hem. 
Zij  waren  niet  ontvankelijk.  Heden  ten 
dage  is  het  nog  precies  eender;  er  zijn 
hindernissen  die  velen  verhinderen  Hem 
te  aanvaarden. 

En  hij  (Jaïrus)  smeekte  Hem  dringend, 
zeggende:  „Mijn  dochtertje  ligt  op  haar 
uiterste."  Dit  is  een  typisch  voorbeeld; 
het  gebeurt  dikwijls  dat  iemand  tot 
Christus  komt,  niet  zo  zeer  voor  zijn 
eigen  nood,  maar  vanwege  de  wanhopi- 
ge toestand  van  iemand  die  hem  dier- 
baar is.  De  beving  die  wij  in  Jaïrus  stem 
horen  als  hij  over  ,,zijn  dochtertje" 
spreekt  vult  onze  harten  met  medelijden 
als  wij  denken  aan  deze  man  van  aanzien 
op  zijn  knieën  voor  de  Heiland. 
Dan  komt  er  een  grootse  geloofsbelijde- 
nis: ,,Kom  toch  en  leg  haar  de  handen 
op,  dan- zal  zij  behouden  worden  en  in 
leven  blijven."  Dit  is  niet  alleen  de  ge- 
loofsbétuiging  van  een  vader  die  ver- 
scheurd wordt  door  verdriet,  het  is  een 
herinnering  voor  ons  dat  datgene  waar 
Jezus  zijn  handen  op  legt,  zal  leven.  Als 
Jezus  zijn  handen  op  een  huwelijk  legt, 
zal  het  huwelijk  leven.  Als  Hij  in  staat 
gesteld  wordt  zijn  handen  op  een  gezin  te 
leggen,  zal  het  gezin  blijven  leven. 


De  woorden:  ,,En  Hij  ging  met  hem  me- 
de" volgen  dan.  Wij  veronderstellen  niet 
dat  deze  gebeurtenis  deel  uitmaakte  van 
zijn  plannen  voor  die  dag.  De  Meester 
was  van  de  andere  kant  van  het  meer 
teruggekomen  en  de  menigte  stond  aan 
de  oever  op  Hem  te  wachten  om  onder- 
wezen te  worden.  En  plotseHng  en  on- 
verwachts werd  hij  onderbroken  door 
het  smeken  van  een  vader.  Hij  had  het 
verzoek  kunnen  negeren,  omdat  zo  vele 
anderen  op  Hem  wachtten.  Hij  had  te- 
gen Jaïrus  kunnen  zeggen  dat  Hij  zijn 
dochter  de  volgende  dag  wel  zou  komen 
bezoeken,  maar  Jezus  ging  met  hem 
mee.  Kunnen  wij  het  ooit  te  druk  hebben 
om  de  noden  van  onze  medemensen  te 
negeren  als  wij  in  de  voetstappen  van  de 
Meester  willen  treden? 
Het  is  niet  nodig  om  u  de  rest  van  het 
verhaal  voor  te  lezen.  Toen  zij  bij  het 
huis  van  de  overste  van  de  synagoge  aan- 
kwamen, vatte  Jezus  het  meisje  bij  de 
hand  en  wekte  haar  op  uit  de  dood.  Op 
dezelfde  wijze  zal  Hij  iedere  man  die 
Hem  toestaat  hem  bij  de  hand  te  vatten 
tot  een  nieuw  en  beter  leven  opwekken. 
Ik  ben  dankbaar  voor  de  Schriften. 
Door  toegewijde  studie  van  deze  boeken 
kunnen  wij  een  grotere  kennis  van  Jezus 
Christus  krijgen.  Ik  ben  dankbaar  dat 
wij  naast  het  Oude  en  Nieuwe  Testament 
andere  geopenbaarde  Schriften  van  de 
Heer  hebben  ontvangen  door  de  Profe- 
ten van  De  Kerk  van  Jezus  Christus  van 
de  HeiUgen  der  Laatste  Dagen,  als  aan- 
vullende getuigen  van  Christus  —  het 
Boek  van  Mormon,  de  Leer  en  Verbon- 
den en  de  Parel  van  Grote  Waarde  — 
alle  boeken  waarvan  ik  weet  dat  zij  het 
woord  vam  God  zijn.  Deze  getuigen  er- 
van dat  Jezus  de  Christus  is,  de  Zoon  van 
de  levende  God. 

Moge  de  Heer  ons  zegenen  bij  onze  stu- 
die en  bij  ons  rechtvaardig  streven  Hem 
te  vinden,  bid  ik  in  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  D 


108 


7  oktober  1979 

Vergadering  op  zondagmiddag 


Pornografie, 
de  dodelijke 
bacillendrager 


Ouderling  Thomas  S.  Monson 

van  de  Raad  der  Twaalf 


Deze  week,  mijn  broeders  en  zusters, 
zullen  de  houthakkers  hun  elektrische 
zagen  ter  hand  nemen,  en  hun  bijlen  aan 
de  wortels  van  de  statige  en  eens  machti- 
ge iepen  leggen  die  het  landschap  ron- 
dom London  en  de  Engelse  luchthaven 
Heathrow  sierden. 

Er  wordt  gezegd  dat  sommige  van  deze 
majestueuze  bomen  meer  dan  honderd 
jaar  oud  zijn.  Men  vraagt  zich  af  hoeveel 
mensen  hun  schoonheid  hebben  bewon- 
derd, hoeveel  picknicks  er  gehouden  zijn 
in  hun  schaduw,  hoeveel  generaties 
zangvogels  de  lucht  met  muziek  hebben 
gevuld  terwijl  zij  rond  de  uitgestrekte 
weelderige  takken  fladderden. 
De  patriarchale  iepen  zijn  nu  dood.  Dit 
was  niet  het  gevolg  van  ouderdom,  van 
langdurige  droogte,  of  de  krachtige  win- 
den die  dit  gebied  soms  teisteren.  De 
schuldige  ziet  er  heel  wat  minder  gevaar- 
lijk uit,  en  toch  is  hij  dodelijk.  Wij  weten 
dat  de  schuldige  de  iepenspintkever  is, 
die  de  drager  is  van  de  dodelijke  iepziek- 
te.  Deze  ziekte  heeft  grote  wouden  van 
iepen  door  heel  Europa  en  Amerika  ver- 


nietigd. En  de  ziekte  breidt  zich  nog 
steeds  ongeremd  uit.  Alle  pogingen  om 
de  ziekten  te  beperken  hebben  tot  nu  toe 
gefaald. 

De  iepziekte  begint  gewoonlijk  met  het 
verwelken  van  de  jongere  bladeren  in  het 
bovenste  gedeelte  van  de  boom.  Later 
worden  ook  de  bladeren  aan  de  lagere 
takken  aangetast.  In  het  midden  van  de 
zomer  worden  de  bladeren  geel,  ze 
krullen  op,  en  vallen  af.  Het  leven  vloeit 
weg.  De  dood  nadert.  Een  bos  wordt 
vernietigd.  De  iepenkever  heeft  zijn  tol 
geëist. 

Wat  lijkt  de  mens  op  een  iep.  Van  een 
heel  klein  zaadje  groeien  wij  volgens  een 
goddelijk  plan,  wij  worden  gevoed,  en 
worden  volwassen.  De  heldere  zonne- 
schijn van  de  hemel  en  de  rijke  zegenin- 
gen van  de  aarde  zijn  van  ons.  In  ons 
eigen  bos  van  familie  en  vrienden  is  het 
leven  lonend  en  vol  schoonheid.  Dan 
plotseling  verschijnt  er  voor  ons  in  deze 
generatie  een  boosaardige  en  duivelse 
vijand  —  pornografie.  Evenals  de  ie- 
penspintkever is  het  de  drager  van  een 


109 


dodelijke  ziekte.  Ik  zal  het  „verderfelijke 
toegeeflijkheid"  noemen. 
In  het  begin  merken  wij  nauwelijks  dat 
wij  besmet  zijn.  Wij  lachen  en  maken 
luchthartige  opmerkingen  over  het  on- 
zedelijke verhaal  of  de  knappe  spot- 
prent. Met  evangelische  ijver  verdedigen 
wij  de  zogenaamde  rechten  van  hen  die 
de  wereld  willen  bezoedelen  met  vuile 
taal  en  alles  willen  vernielen  wat  waarde- 
vol en  heilig  is.  De  kever  van  de  porno- 
grafie doet  zijn  dodelijke  taak  —  onder- 
graaft onze  wil,  vernietigt  onze  weer- 
stand, en  verstikt  datgene  in  ons  dat 
naar  boven  wil  reiken. 
Zou  dit  werkelijk  waar  zijn?  Deze  zoge- 
naamde „verderfelijke  toegeeflijkheid" 
is  toch  zeker  niet  zo  ernstig.  Wat  zijn  de 
feiten?  Laten  wij  die  eens  bekijken!  La- 
ten wij  eens  luisteren!  En  laten  wij  er  dan 
iets  aan  doen! 

Pornografie,  de  bacillendrager,  is  belan- 
grijker geworden  in  de  zakenwereld.  Het 
is  een  produkt  van  de  Maffia.  Het  is 
besmettelijk.  Het  is  verslavend.  De  FBI 
(het  Federaal  Bureau  van  Onderzoek) 
schatte  dat  de  Amerikanen  verleden  jaar 
2,4  miljard  dollar  uitgegeven  hebben 
aan  harde  pornografie.  Andere  schattin- 
gen gaan  zelfs  zover  als  vier  miljard  — 
een  fortuin  dat  overgeheveld  is  van  no- 
bele bestedingen  naar  duivelse 
doeleinden. 

Apathie  tegenover  pornografie  ontstaat 
meestal  door  de  wijd  verbreide  openbare 
houding  dat  het  een  misdaad  zonder 
slachtoffers  is  en  dat  de  politie  beter  ge- 
bruikt kan  worden  op  andere  gebieden. 
Vele  landelijke  en  plaatselijke  verorde- 
ningen zijn  vruchteloos,  de  straffen  voor 
overtredingen  zijn  licht,  en  de  enorme 
verdiensten  zijn  veel  groter  dan  de 
risico's. 

De  FBI  wijst  er  op  dat  pornografie 
rechtstreeks  verband  kan  houden  met 
seksuele  misdaden.  „In  een  grote  stad  in 
het  westen,"  zo  meldt  een  agentschap. 


,,vond  de  zedenpolitie  dat  tweeënzeven- 
tig procent  van  de  mensen  die  voor  ver- 
krachting of  zedendelicten  met  kinderen 
gearresteerd  werden  een  of  ander  porno- 
grafisch materiaal  in  hun  bezit  hadden." 
Sommige  uitgevers  en  drukkers  onteren 
hun  persen  door  per  dag  miljoenen  stuks 
pornografie  te  drukken.  Geen  kosten 
worden  gespaard.  Het  mooiste  papier, 
het  volle  kleurenspectrum  worden  ge- 
combineerd om  iets  te  produceren  dat 
zeker  gelezen  en  herlezen  zal  worden.  En 
ook  de  filmmakers,  de  televisieprogram- 
mamakers, en  de  anderen  die  zich  met 
amusementsprogramma's  bezighouden 
zijn  niet  vrij  van  schuld.  De  zelfbeheer- 
sing van  vroeger  is  verdwenen.  Het  zoge- 
naamde reahsme  is  in. 
Een  van  de  hoogst  betaalde  filmsterren 
van  de  laatste  tijd  klaagde:  ,,De  grenzen 
van  wat  er  mag  zijn  tot  het  uiterste  uitge- 
rekt. De  laatste  film  die  ik  gemaakt  heb 
was  smerig.  Ik  vond  het  smerig  toen  ik 
de  script  las,  en  ik  vind  het  nog  smerig: 
maar  de  film  werd  luid  toegejuicht  door 
de  toeschouwers  toen  men  hem  proef- 
draaide  op  een  vrijdagavond." 
Een  andere  filmster  verklaarde:  ,, Film- 
makers, evenals  uitgevers  doen  zaken 
om  geld  te  verdienen,  en  zij  verdienen 
geld  door  de  mensen  te  geven  wat  zij 
verlangen." 

Sommige  mensen  maken  het  zich  moei- 
lijk door  te  proberen  verschil  te  maken 
tussen  wat  zij  zachte  en  harde  pornogra- 
fie noemen.  In  feite  leidt  de  een  naar  de 
andere.  Hoe  toepasselijk  is  het  volgende 
gedeelte  uit  Alexander  Pope's  „Essay  on 
Man"  (Verhandehng  over  de  mens): 
Onzedelijkheid  is  een  monster  dat  er  zo 
verschrikkelijk  uitziet,  dat  we  het  slechts 
hoeven  te  zien  om  het  te  haten; 
maar  als  we  het  te  dikwijls  zien,  en  er 
vertrouwd  mee  worden,  verdragen  wij  het 
eerst,  krijgen  dan  medelijden,  en  omhel- 
zen het  tenslotte^ 
De  voortdurende,  vernietigende  opmars 


110 


van  de  pornografiekever  besmet  zowel 
hele  gemeenschappen  als  mensenlevens. 
Sommigen  worden  wel  heel  erg  met  litte- 
kens bedekt  als  zij  met  deze  arglistige 
vijand  in  aanraking  komen. 
Gaat  u  eens  voor  een  ogenblik  met  mij 
mee  naar  een  veel  bezongen  plek,  die  een 
grote  plaats  inneemt  in  de  harten  van  de 


„Deze  verderfelijke 

toegeeflijkheid  aan 

zedeloosheid  is  zeker  ernstig. 

Wat  zijn  de  feiten?  Laten  wij 

die  eens  bekijken!  Laten  wij 

eens  luisteren!  En  laten  wij  er 

dan  iets  aan  doen." 


Amerikanen,  een  welbekend  punt  in  de 
city  van  New  York,  Broadway  en  de 
vijfenveertigste  straat.  Daar  staat  als 
verloren  op  een  klein  eilandje  midden  in 
de  drukte  van  het  verkeer  een  groot 
standbeeld  van  vader  Francis  P.  Duffy, 
een  bekende  veldprediker  van  de 
negenenzestigste  gevechtseenheid  uit  de 
eerste  wereldoorlog.  Hij  draagt  het  uni- 
form van  het  slagveld.  Hij  draagt  een 
veldfles  om  de  lichamelijke  nood  van  de 
gewonden  te  lenigen  en  een  Bijbel  om 
geestelijke  troost  te  brengen  aan  de 
stervenden. 

Als  wij  naar  dit  prachtig  standbeeld  kij- 
ken gaan  er  allerlei  oude  hederen  door 
ons  hoofd  die  toen  gezongen  werden. 
Als  deze  gevallen  krijgers,  die  deze  liede- 
ren kenden  en  met  liefde  terugdachten 
aan  Broadway  en  de  vijfenveertigste 
straat  terug  zouden  keren  en  naast  ons 
zouden  komen  staan,  bij  het  standbeeld 
van  vader  Duffy,  wat  zouden  zij  en  wij 
dan  zien?  Aan  alle  kanten  zogenaamde 
massageinstituten,  sekswinkels,  porno- 


grafische films  —  en  neonlichten  die  aan 
hun  lokkende  gevels  aan-  en  uitfiitsen. 
Het  standbeeld  van  vader  Francis  P. 
Duffy  staat  in  het  midden  van  de  zonde 
en  wordt  omspoeld  door  het  kwaad.  De 
kever  van  de  pornografie  heeft  dit  gebied 
al  zo  ongeveer  vernietigd.  Hij  nadert  op 
een  meedogenloze  wijze  uw  stad,  uw 
omgeving,  en  uw  gezin. 
Een  onheilspellende  waarschuwing  werd 
door  Laurence  M.  Gould,  emeritus  pre- 
dikant van  de  Carleton  Universiteit, 
uitgesproken: 

„Ik  geloof  niet  dat  het  grootste  gevaar  in 
de  toekomst  de  bommen  of  geleide  pro- 
jectielen zullen  zijn.  Ik  geloof  niet  dat 
onze  beschaving  zo  zal  sterven.  Ik  geloof 
dat  zij  zal  sterven  als  wij  ons  nergens 
meer  wat  van  aantrekken.  Arnold  Toyn- 
bee,  Engels  historicus,  heeft  er  op  gewe- 
zen dat  negentien  van  de  twintig  bescha- 
vingen van  binnenuit  vernietigd  werden 
en  niet  door  overwinningen  van  buiten- 
af. Er  waren  geen  muziekkorpsen,  die 
speelden  en  geen  vlaggen,  die  wapperden 
toen  deze  beschavingen  vergingen.  Het 
gebeurde  langzaam,  rustig  in  het  donker 
en  niemand  was  er  zich  van  bewust." 
Deze  maand  nog  las  ik  een  recensie  van 
een  nieuwe  film.  De  hoofdrolspeelster 
vertelde  de  verslaggever  dat  zij  eerst  be- 
zwaar had  gehad  tegen  de  script  en  de  rol 
die  zij  zou  moeten  spelen.  Die  rol  stelde 
haar  voor  als  de  seksuele  partner  van  een 
veertienjarige  jongen.  Zij  had  eerst  ge- 
zegd dat  zij  daar  nooit  in  toe  zou 
stemmen. 

Maar  haar  werd  de  verzekering  gegeven 
dat  de  moeder  van  die  jongen  aanwezig 
zou  zijn  bij  alle  intieme  scènes,  en  toen 
had  zij  erin  toegestemd." 
Ik  zou  willen  vragen:  ,,Zou  een  moeder 
erbij  staan  en  toekijken  als  haar  zoon 
omhelsd  werd  door  een  brilslang?  Zou 
zij  hem  rattenkruid  of  strychnine  laten 
proeven?  Moeders,  zoudt  u  dat  doen?  En 
u,  vaders? 


111 


Vanuit  het  verre  verleden  horen  wij  de 
echo  die  zo  toepasseUjk  is  heden  ten 
dagen: 

„Jeruzalem,  Jeruzalem,  dat  de  profeten 
doodt,  en  stenigt  wie  tot  u  gezonden  zijn, 
hoe  dikwijls  heb  Ik  uw  kinderen  willen 
vergaderen,  gelijk  een  hen  haar  kuikens 
onder  haar  vleugels,  en  gij  hebt  niet  ge- 
wild. Zie,  uw  huis  wordt  aan  u  overgela- 
ten." (Lucas  13  :  34,  35.) 
Wij  maken  een  wedergeboorte  mee  van 
het  oude  Sodom  en  Gomorra.  Vanuit 
zelden  gelezen  bladzijden  uit  stoffige  Bij- 
bels komen  zij  tot  ons  over  als  echte 
steden  in  een  echte  wereld,  die  een  echte 
ziekte  voorstellen  —  verderfelijke 
toegeeflijkheid. 

Wij  hebben  de  bekwaamheid  en  de  ver- 
antwoordelijkheid om  als  een  bolwerk  te 
staan  tussen  hen  die  ons  dierbaar  zijn  en 
de  dodelijke  besmetting  van  de  porno- 
grafische kever.  Mag  ik  u  drie  stappen 
voorstellen  in  ons  gevecht  tegen  dit 
gevaar: 

Ten  eerste,  een  terugkeer  tot  gerechtig- 
heid. Een  goed  begrip  van  wie  wij  zijn  en 
wat  God  van  ons  verwacht  dat  wij  wor- 
den, zal  ons  aanmoedigen  te  bidden,  als 
persoon  en  als  gezin.  Zo'n  terugkeer 
naar  gerechtigheid  zal  de  eeuwige  waar- 
heid: ,, Goddeloosheid  bracht  nimmer 
geluk"  (Alma  41  :  10)  openbaren.  Laat 
de  boze  u  er  niet  van  afbrengen.  Wij 
kunnen  nog  steeds  geleid  worden  door 
die  stille,  zachte  stem  —  die  zich  nooit 
vergist  en  wiens  invloed  almachtig  is. 
Ten  tweede,  een  zoeken  naar  het  goede 
leven.  Ik  spreek  niet  over  een  leven  vol 
plezier,  over  het  mondaine  of  het  popu- 
laire leven.  Ik  dring  er  eerder  bij  een 
ieder  op  aan  te  streven  naar  het  eeuwige 
leven  —  het  eeuwige  leven  met  moeder, 
vader,  broeders,  zusters,  echtgenoten, 
vrouwen,  zonen  en  dochters,  voor  eeu- 
wig en  eeuwig  tezamen. 
Ten  derde,  een  belofte  een  oorlog  te  voe- 
ren en  te  winnen  tegen  de  verderfelijke 


toegeeflijkheid.  Als  wij  die  boze  bacillen- 
drager, de  kever  van  de  pornografie  te- 
genkomen, laten  wij  dan  onze  banier  en 
de  banier  van  onze  gemeenschap  ophef- 
fen en  daarin  de  bekende  leus  van  het 
vroegere  Amerika  schrijven,  „Don't 
tread  on  me."  (Loopt  niet  over  mij 
heen). 

Laten  wij  instemmen  met  de  vurige  ver- 
klaringen van  Jozua:  ,, Kiest  dan  heden, 
wien  gij  dienen  zult; .  .  .  Maar  ik  en  mijn 
huis,  wij  zullen  de  Here  dienen!"  (Jozua 
24  :  15.) 

Laten  wij  ervoor  zorgen  dat  onze  harten 
rein  zijn.  Laten  wij  ervoor  zorgen  dat 
onze  levens  rein  zijn.  Laten  wij  ervoor 
zorgen  dat  onze  stemmen  gehoord  wor- 
den. Laten  wij  ervoor  zorgen  dat  onze 
daden  gevoeld  worden.  Dan  zal  de  kever 
van  de  pornografie  tegengehouden  kun- 
nen worden  in  zijn  dodelijke  opmars.  De 
verderfelijke  toegeeflijkheid  zal  versla- 
gen worden  door  iets  dat  sterker  is.  En 
wij  zullen  met  Jozua  veilig  de  Jordaan 
overtrekken  naar  het  beloofde  land,  ja, 
het  eeuwige  leven  in  het  celestiale  ko- 
ninkrijk van  onze  God. 
Dat  wij  dit  mogen  doen  is  mijn  oprecht 
gebed  in  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  □ 


112 


„Na  vele 

beproevingen  komen 
de  zegeningen'' 


Ouderling  Adney  Y.  Komatsu 

van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


Dertien  jaar  geleden,  toen  ik  zendings- 
president was  in  Japan,  kreeg  ik  bezoek 
van  de  jonge  vrouw  van  een  militair  die 
mij  wilde  spreken.  Haar  man,  een  piloot 
bij  de  luchtmacht,  was  zojuist  neerge- 
schoten en  omgekomen  in  de  oorlog  in 
Vietnam.  Toen  zij  binnengelaten  werd  in 
mijn  kantoor  zag  ik,  dat  zij  een  grote 
foto  tegen  zich  aan  klemde.  Wij  zetten 
ons  neer  om  te  praten  en  zij  liet  mij  de 
foto  van  haar  man  zien,  een  knappe  pi- 
loot met  zijn  helm  in  zijn  handen,  die 
trots  naast  zijn  jet-jachtvliegtuig  stond. 
Snikkend  vertelde  zij  hoeveel  zij  van 
hem  hield  en  dat  zij  niet  kon  geloven  dat 
hij  voorgoed  weg  was.  Zij  vertelde  ver- 
der dat  zij  bijna  twee  jaar  geleden  be- 
keerd was.  Zij  had  haar  man  op  de 
universiteit  ontmoet  en  hij  had  haar  over 
het  evangelie  verteld.  Later  werd  zij  ge- 
doopt en  werden  zij  verzegeld  in  de  tem- 
pel voor  tijd  en  alle  eeuwigheid. 
Haar  leven  met  hem  was  geweldig  ge- 
weest en  alles  wat  iemand  zich  maar 
wensen  kon.  Zij  had  de  toekomst  met 
vreugde  en  veel  verwachting  tegemoet 
gezien.  Maar  nu,  maar  al  te  spoedig,  was 
er  een  eind  aan  dat  alles  gekomen. 
Zij  zou  zich  moeten  aanpassen  aan  de 
nieuwe  situatie  in  haar  leven  en  wilde 
verzekerd  worden  dat  alles  goed  zou  ko- 
men. Welke  raad  zou  u  haar  gegeven 
hebben? 


De  Heer  heeft  gezegd: 
„Want  voorwaar  zeg  Ik  u:  Gezegend  is 
hij,  die  Mijn  geboden  onderhoudt,  hetzij 
in  leven  of  in  de  dood;  en  de  beloning 
van  hem,  die  in  beproevingen  getrouw  is, 
is  in  het  koninkrijk  der  hemelen  groter. 
Op  het  ogenblik  kunt  gij  met  uw  natuur- 
lijke ogen  het  plan  niet  zien  van  uw  God 
met  betrekking  tot  de  dingen,  die  hierna 
zullen  komen,  en  de  heerlijkheid,  die  op 
vele  beproevingen  zal  volgen. 
Want  na  vele  beproevingen  komen  de 
zegeningen."  (LV  58  :  2-4.) 
Als  wij  door  deze  sterfelijke  proeftijd 
gaan,  doen  wij  veel  ervaringen  op.  Deze 
ervaringen  gaan  gepaard  met  proble- 
men, moeilijkheden,  tegenspoed,  ver- 
driet en  beproevingen.  De  Heer  zei  eens 
tot  de  profeet  Joseph  Smith  na  een  pe- 
riode van  grote  beproevingen,  ,,Weet 
dan.  Mijn  zoon,  dat  dit  alles  u  ondervin- 
ding zal  geven,  en  voor  uw  welzijn  zal 
wezen."  (LV  122  :  7.) 
De  vroegere  leden  en  leiders  van  de  kerk 
ondergingen  veel  moeilijkheden,  tegen- 
spoed en  beproevingen.  Velen  gaven 
zelfs  hun  leven  voor  hun  geloof  en  getui- 
genis van  het  evangehe.  Tijdens  de  lange 
trek  naar  het  westen  werden  vele  kinde- 
ren en  volwassenen  begraven  langs  de 
weg. 

Wij  hebben  de  belofte  van  de  Heer:  „En 
het  zal  geschieden,  dat  zij,  die  in  Mij 


113 


President  Benson  en  ouderling  Petersen 


sterven,  de  dood  niet  zullen  smaken, 
want  deze  zal  hun  zoet  zijn. 
En  zij,  die  niet  in  Mij  sterven,  wee  hun, 
want  hun  dood  is  bitter. 
Gij  moet  zo  in  liefde  te  zamen  leven,  dat 
gij  het  verlies  van  hen,  die  sterven,  moet 
bewenen,  en  vooral  dat  van  hen,  die  geen 
hoop  hebben  op  een  heerlijke  opstan- 
ding." (LV  42  :  46,  47.) 
Ik  woonde  onlangs  de  begrafenis  bij  van 
een  trouw  lid  van  de  kerk  op  het  afgele- 
gen eiland  Vava'u  in  Tonga.  Deze  broe- 
der was  geliefd  bij  de  mensen  van  zijn 
dorp  en  werd  gerespecteerd  door  niet- 
leden  en  leden  van  de  kerk. 
Toen  de  begrafenisstoet  zijn  huis  verliet 
om  naar  de  begraafplaats  te  gaan  volgde 
het  hele  dorp  en  verzamelde  zich  tenslot- 
te op  een  heuveltje  dat  uitkeek  over  een 
vredige  baai.  De  mensen  schaarden  zich 
om  het  graf  en  de  bisschop  en  zij  die  aan 


de  plechtigheid  deelnamen,  stonden  te- 
genover de  familie.  Het  viel  mij  op  dat 
terwijl  velen  door  droefheid  overmand 
waren  en  weenden  tijdens  de  dienst,  de 
weduwe  kalm  was. 

Ik  wist  dat  zij  op  de  hoogte  was  van  de 
opstanding  en  het  plan  van  zaligheid.  Ik 
hoorde  later  dat  zij  en  haar  man  naar 
Nieuw-Zeeland  waren  geweest  en  voor 
tijd  en  eeuwigheid  aan  elkaar  verzegeld 
waren.  In  haar  leven  was  dit  geen  algehe- 
le ramp  maar  eerder  een  deel  van  Gods 
plan.  Zij  had  over  zich  een  uitdrukking 
van  vrede  en  waardering  voor  het 
evangehe. 

President  Kimball  verklaarde  eens:  ,,De 
Heer  heeft  ons  niet  beloofd  dat  wij  vrij- 
gesteld zullen  worden  van  tegenspoed  en 
verdriet.  In  plaats  daarvan  heeft  Hij  ons 
het  communicatiemiddel  dat  bekend 
staat  als  gebed  gegeven,  waardoor  wij 


114 


ons  kunnen  vernederen  en  zijn  hulp  en 
leiding  kunnen  vragen,  opdat  wij  een 
huis  des  gebeds  kunnen  oprichten." 
President  Kimball  heeft  ook  nog  gezegd: 
„Zij  die  naar  beneden  reiken  in  de  diep- 
ten van  het  leven  waar  in  de  stilte  de  stem 
van  God  wordt  gehoord,  hebben  de  sta- 
biliserende macht  die  ze  evenwichtig  en 
rustig  door  de  orkaan  van  moeilijkhe- 
den zal  leiden."  (Ensign  van  mei  1979, 
blz.  6.) 

President  Harold  B.  Lee  zei  tijdens  de 
algemene  conferentie  in  1965:  ,, Evenals 
een  door  schijnwerpers  verlichte  tempel 
nog  prachtiger  is  in  een  harde  storm  of  in 
een  dikke  mist,  zo  is  het  evangelie  van 
Jezus  Christus  heerlijker  in  tijden  van 
innerlijke  storm  en  persoonlijk  verdriet 
en  kwellende  strijd."  (Conference  Report 
van  april  1965,  blz.  16.) 
Mag  ik  u  nog  een  andere  ervaring  vertel- 
len? Enkele  jaren  geleden  werd  er  in  Ja- 
pan een  ring  georganiseerd  van  een  zen- 
dingsdistrict. Tijdens  een  interview  ver- 
telde de  districtspresident  dat  hij  binnen- 
kort naar  een  andere  stad  zou  verhuizen 
waar  hij  de  directeur  van  het  grootste 
filiaal  van  zijn  firma  zou  worden.  Voor 
hem  was  dit  een  goede  promotie.  Maar 
de  Heer  wilde  deze  man  hebben  als  nieu- 
we ringpresident.  Hij  werd  bij  de  alge- 
mene autoriteiten  geroepen  die  hem 
vroegen  of  zijn  directeurs  zijn  benoe- 
ming zouden  willen  herzien  en  hem  in 
deze  stad  zouden  willen  laten  opdat  hij 
deze  belangrijke  taak  in  de  kerk  zou 
kunnen  vervullen. 

De  districtspresident  zei  toen  onmiddel- 
lijk dat  hij  zijn  directie  zijn  woord  al  had 
gegeven  en  dat  zij  al  wijzigingen  hadden 
aangebracht  in  alle  fihalen,  behalve  in 
het  fihaal  waar  hij  de  leiding  zou  nemen. 
Hij  had  gevraagd  om  zijn  benoeming  uit 
te  stellen,  totdat  de  ring  georganiseerd 
zou  zijn. 

Ondanks  deze  uitleg  vroeg  de  algemene 
autoriteit  de  districtspresident  contact 


op  te  nemen  met  zijn  directie  en  hen  zijn 
verzoek  voor  te  leggen  en  hem  dan  het 
resultaat  te  laten  weten. 
Later  die  avond  werd  ik  opgebeld  door 
de  districtspresident.  Zijn  werkgever 
was  vanzelfsprekend  verbaasd  geweest 
over  zijn  verzoek  om  in  de  stad  te  mogen 
blijven  en  van  zijn  promotie  af  te  zien. 
De  directie  had  hem  gevraagd  nog  eens 
serieus  zijn  verzoek  te  overwegen  en  hen 


„Het  is  door  verdriet  en  lijden, 

inspanning  en  beproevingen  dat 

wij  de  opvoeding  krijgen 

waarvoor  wij  hier  zijn 

gekomen." 


dan  over  vijf  minuten  terug  te  bellen.  In 
die  korte  tijdsperiode  werd  hij  gedwon- 
gen een  besluit  te  nemen  die  de  rest  van 
zijn  leven  zou  beïnvloeden.  Op  dat  ogen- 
blik vroeg  hij  mij  om  raad. 
Mijn  antwoord  was  dat  de  Heer  een  van 
zijn  apostelen  gezonden  had  om  een  ring 
in  Japan  te  organiseren.  Als  hij  het  ant- 
woord aan  de  Heer  zelf  moest  geven,  zou 
dat  enig  verschil  uitmaken?  Hij  bedank- 
te mij  en  belde  toen  zijn  werkgever  op. 
Al  vroeg  de  volgende  morgen  kwam  hij 
naar  het  zendingskantoor  en  werd  offi- 
cieel geroepen  als  de  nieuwe  ringpresi- 
dent. Toen  de  algemene  autortiteit  hem 
vroeg  hoe  het  stond  met  zijn  werk  in  de 
firma,  antwoordde  de  districtspresident 
dat  zijn  promotie  geannuleerd  was  en 
dat  hij  gewoon  zou  moeten  accepteren 
wat  zij  ook  besloten  hem  te  laten  doen. 
Voordat  hij  vertrok  zegende  de  algeme- 
ne autoriteit  deze  man  en  verklaarde  dat 
hoewel  hij  enige  tijd  beproevingen  en 
moeilijkheden  op  zijn  werk  zou  onder- 
vinden, de  tijd  zou  komen  dat  hij  door 


115 


zijn  werkgever  gevraagd  zou  worden  te 
helpen  bij  het  nemen  van  grote  en 
belangrijke  beslissingen  voor  de  firma, 
omdat  hij  besloten  had  liever  de  Heer  te 
dienen  dan  er  zelf  in  materieel  opzicht  op 
vooruit  te  gaan. 

Enkele  jaren  later  werd  deze  man  —  nog 
altijd  ringpresident  —  de  assistent  van 


de  directeur,  en  op  deze  wijze  werd  de 
belofte  van  de  apostel  des  Heren  ver- 
vuld. Hoe  groot  is  onze  beloning  als  wij 
getrouw  de  bezoekingen  en  het  lijden 
van  dit  leven  verdragen! 
Ons  wordt  beloofd,  evenals  aan  de  pro- 
feet Joseph  Smith  werd  beloofd:  ,,Uw 
tegenspoed  en  smarten  zullen  slechts 
kort  van  duur  zijn;  En  dan,  indien  gij  het 
goed  verdraagt,  zal  God  u  ten  hemel 
verheffen;  gij  zult  over  al  uw  vijanden 
zegevieren."  (LV  121  :  7,  8.) 
Orson  F.  Whitney  heeft  eens  gezegd: 
„Geen  pijn  die  wij  lijden,  geen  beproe- 
ving die  wij  ondervinden  gaat  verloren. 
Zij  behoren  tot  onze  opvoeding,  tot  de 
ontwikkeling  van  eigenschappen  zoals 
geduld,  geloof,  geestkracht,  en  nederig- 
heid. Alles  wat  wij  lijden  en  alles  wat  wij 
ondergaan,  vooral  als  wij  het  geduldig 
verdragen  vormt  ons  karakter,  reinigt 
ons  hart,  vergroot  onze  ziel,  en  maakt 
ons  zachter  en  milder,  meer  waardig  de 
kinderen  van  God  genaamd  te  worden 
...  en  het  is  door  verdriet  en  lijden,  ins- 
panning en  beproevingen  dat  wij  de  op- 
voeding krijgen  waarvoor  wij  hier  zijn 
gekomen,  en  die  ons  meer  zal  doen  lijken 
op  onze  Vader  en  Moeder  in  de  hemel." 
(Faith  Precedes  the  Miracle,  blz.  98.) 
President  Kimball  heeft  gezegd:  „Het 
lijden  kan  van  mensen  heihgen  maken 
als  zij  geduld  leren,  lankmoedigheid  en 
zelfbeheersing.  Het  lijden  van  onze  Hei- 
land was  een  deel  van  zijn  opvoeding.  .  . 
Hoewel  Hij  de  Zoon  was,  de  gehoor- 
zaamheid geleerd  uit  hetgeen  Hij  heeft 
geleden,  en  toen  Hij  het  einde  had  be- 
reikt, is  Hij  voor  allen,  die  Hem  gehoor- 
zamen, een  oorzaak  van  eeuwig  heil  ge- 
worden. "  (Hebreeën  5  :  8,  9.) 
Dat  wij  onze  beproevingen  en  ons  lijden 
goed  mogen  verdragen.  Dat  wij  naar  de 
Heer  mogen  uitzien  en  vertrouwen  stel- 
len in  zijn  rechtvaardig  oordeel  is  mijn 
gebed,  in  nederigheid  en  in  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 


116 


Geluk  nu  en 
voor  eeuwig 


Ouderling  Richard  Scott 
van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


Wat  zoudt  u  denken  van  iemand  die  een 
prachtige  vleugel  in  stukken  zou  hakken 
om  er  brandhout  van  te  maken,  of  een 
dure  rekenlineaal  zou  gebruiken  om  een 
lade  van  een  bureau  open  te  peuteren? 
Zo'n  verschrikkelijk  misbruik  van  waar- 
devolle voorwerpen  is  ondenkbaar,  en 
toch  zijn  er  velen  in  de  wereld  heden  ten 
dage  die  hun  verstand,  lichaam  en  geest, 
die  van  onschatbare  waarde  zijn,  op  een 
nog  tragischer  wijze  misbruiken. 
Als  iedere  dag  weer  onbevredigend  en 
zonder  zin  lijkt,  als  de  dingen  waar  u  het 
meest  naar  verlangt  in  het  leven  onbe- 
reikbaar lijken,  of  als  u  zich  in  wanhoop 
gewend  hebt  tot  de  verkeerde  dingen  in 
een  poging  geluk  en  gezelschap  te  vin- 
den, dan  hebben  wij  voor  u  een  bood- 
schap van  hoop  en  zekerheid.  Verwerpt 
hem  niet,  hoewel  hij  gebaseerd  is  op 
godsdienstige  beginselen  die  u  op  het  o- 
genblik  misschien  niet  helemaal  be- 
grijpt, want  met  de  overtuiging  van  mijn 
hele  ziel  weet  ik  dat  het  u  zal  geven,  waar 
u  het  meest  naar  verlangt. 
De  Heer  inspireerde  eens  een  profeet  te 
verklaren:  ,,De  mensen  zijn,  opdat  zij 
vreugde  mogen  hebben"  (2  Nephi  2  : 
25),  dat  houdt  in,  geluk  nu  en  voor  eeu- 
wig. Maar  u  zegt:  „Hoe  kan  men  het 
geluk  vinden?  Er  wordt  door  zovelen 
raad  gegeven,  maar  dikwijls  is  het  ver- 
warrend en  drukken  zij  zich  uit  in  ter- 
men en  begrippen  die  ik  niet  begrijp." 


God  wist  dat  zijn  kinderen  met  dit  pro- 
bleem geconfronteerd  zouden  worden, 
daarom  verschafte  Hij  ze  een  onfeilbare 
manier  om  zijn  waar  plan  voor  geluk  te 
herkennen. 

Ik  zal  deze  manier  illustreren  door  een 
eenvoudig  voorbeeld.  Deze  doos  stelt  de 
wereld  voor.  Ik  heb  er  twee  magneten  in 
verborgen,  de  ene  stelt  de  waarheid 
voor,  de  andere  bedrog.  Er  gaat  een 
krachtige  invloed  uit  van  de  twee  mag- 
neten, maar  u  kunt  het  niet  zien  noch 
voelen,  evenmin  als  wij  met  onze  ogen  of 
met  onze  handen  het  verschil  kunnen 
voelen  tussen  waarheid  en  bedrog.  Als  ik 
nu  een  derde  magneet  gebruik  als  detec- 
tor, kan  ik  zonder  falen  de  magneet  die 
de  waarheid  voorstelt  vinden.  De  detec- 
tor wordt  er  door  aangetrokken.  Op  de- 
zelfde wijze  kan  ik  de  magneet  die  het 
bedrog  voorstelt  vinden,  omdat  de  de- 
tector erdoor  afgestoten  wordt. 
Ieder  mens  die  op  aarde  geboren  wordt 
heeft  het  vermogen  gekregen  om  de 
waarheid  van  bedrog  te  onderscheiden. 
Dit  is  een  gave  van  God.  Wij  noemen  het 
ons  geweten.  God  noemt  het  de  Geest 
van  Christus.  Als  wij  deze  gave  op  de 
juiste  wijze  gebruiken  worden  wij  op  na- 
tuurlijke wijze  aangetrokken  tot  de 
waarheid  en  afgestoten  van  bedrog. 
De  Satan  wil  niet  hebben  dat  wij  deze 
goddelijke  gave  gebruiken.  Hij  verbergt 
zijn  ware  bedoelingen  achter  aanlokke- 


117 


lijke  verleidingen.  Zijn  bedoeling  is  het 
om  onze  belangstelling  op  onszelf  te 
richten.  Hij  wil  dat  wij  zo  opgaan  in  onze 
pogingen  om  persoonlijke  begeerten  en 
verlangens  te  bevredigen  dat  wij  de 
waarheid  om  waarheid  van  bedrog  te 
onderscheiden,  verliezen.  Zulk  een  leven 
zal  nooit,  kan  nooit,  geluk  brengen. 
Als  wij  onze  detector  nu  afschermen 
kunnen  wij  geen  onderscheid  meer  ma- 


,,Wij  moeten  leren  onszelf  niet 

te  beoordelen  naar  wat  wij  zijn, 

maar  naar  wat  wij  onder 

invloed  van  de  Heer  kunnen 

worden." 


ken  tussen  de  invloeden  van  de  magne- 
ten die  de  waarheid  of  het  bedrog  voors- 
tellen. Op  dezelfde  wijze  kunnen  wij  een 
afscherming  rond  ons  geweten  opbou- 
wen en  zijn  doeltreffendheid  opheffen 
door  aan  verleidingen  toe  te  geven  en 
Gods  geboden  niet  te  gehoorzamen 
door  onverschilligheid  of  ongeloof.  Dan 
wordt  het  moeilijk  en  uiteindelijk  onmo- 
gelijk om  de  waarheid  van  het  bedrog  te 
onderscheiden. 

De  Heer  heeft  zijn  leven  gegeven  opdat 
een  ieder  van  ons,  door  het  wonder  der 
vergeving,  de  versperring  van  de  zonden 
zou  kunnen  wegnemen  en  ons  geweten 
weer  gevoelig  maken  voor  waarheid  en 
bedrog. 

Nu  zou  ik  nog  een  andere  goddelijke 
gave  met  u  willen  bespreken.  Zij  heeft 
mogelijkheden  die  oneindig  gevoeliger 
en  krachtiger  zijn  dan  ons  geweten. 
Door  deze  gave  kunnen  wij  zuivere 
waarheid  ontvangen  om  ons  leven  te  lei- 
den, goddelijke  raad  om  onze  proble- 
men op  te  lossen,  en  zelfs  de  macht  Gods 


om  hindernissen  te  overwinnen.  Het  is 
de  gave  van  de  heilige  Geest. 
Mag  ik  u  vertellen  hoe  u  deze  kostbare 
gave  kunt  verkrijgen,  of  als  u  ze  reeds 
hebt  hoe  u  ze  meer  kunt  gebruiken?  De 
Heer  heeft  gezegd:  ,,Bid,  en  gij  zult  ont- 
vangen; klop,  en  u  zal  worden  opgege- 
daan."  (LV  4:7.)  Als  u  in  alle  oprech- 
theid vraagt,  zult  u  niet  te  loochenen 
indrukken  krijgen  die  u  naar  grotere 
waarheden  zullen  leiden.  U  zult  de  gele- 
genheid krijgen,  bijvoorbeeld  door  de 
geïnspireerde  boodschappen  van  deze 
conferentie,  de  enige  ware  kerk  van  Je- 
zus Christus  te  vinden,  en  u  zult  die  kerk 
herkennen. 

Door  studie,  gebed  en  gehoorzaamheid 
kunt  u  zich  gereed  maken  om  gedoopt  te 
worden  tot  lid  van  de  kerk  van  Jezus 
Christus  en  de  gave  van  de  heilige  Geest 
te  ontvangen  door  handoplegging. 
De  Heiland  heeft  gezegd:  ,,Doch  u  is 
geboden  God,  Die  mildelijk  geeft,  in  alle 
dingen  te  vragen;  en  hetgeen  de  Geest  tot 
u  getuigt,  wilde  Ik,  dat  gij  met  alle  heilig- 
heid des  harten  zoudt  doen,  terwijl  gij 
oprecht  voor  Mij  wandelt,  het  doeleinde 
uwer  zaligheid  in  het  oog  houdt,  alle 
dingen  met  gebed  en  dankzegging  doet, 
opdat  gij  niet  moogt  worden  verleid 
door  boze  geesten,  of  leerstellingen  van 
duivelen,  of  door  de  geboden  van  men- 
sen." (LV  46  :  7.) 

God  heeft  ons  niet  op  aarde  geplaatst 
om  het  slachtoffer  te  worden  van  om- 
standigheden. Hij  gaf  ons  een  plan  dat 
ons  zeker  succes  zou  brengen  —  zijn 
evangelie  —  het  volmaakte  plan  om  ge- 
lukkig te  worden. 

Wij  moeten  leren  onszelf  niet  te  beoor- 
delen naar  wat  wij  zijn,  maar  naar  wat 
wij  onder  invloed  van  de  Heer  kunnen 
worden.  Wij  hoeven  onze  mogelijkhe- 
den tot  succes  niet  slechts  te  meten  met 
de  ons  bekende  bekwaamheden.  Wij 
kunnen  rekenen  op  Gods  macht  en  zijn 
versterkende  invloed  op  ons  leven.  Wij 


118 


kunnen  weten  dat  onze  bekwaamheid  en 
kracht  vergroot  kunnen  worden,  zodat 
wij  in  staat  zijn  alle  moeilijkheden  die  wij 
tegenkomen  te  overwinnen. 
Als  wij  de  gave  van  de  heilige  Geest  ont- 
vangen moeten  wij  ernaar  streven  steeds 
gevoeliger  te  worden  voor  zijn  invloed  in 
ons  leven.  Het  gebed  is  ons  communica- 
tiemiddel met  God.  Hij  beantwoordt 
oprechte  gebeden  door  de  heilige  Geest, 
die  inspiratie,  leiding  en  kracht  in  ons 
leven  brengt. 

Wij  zien  de  wegwijzers  in  ons  leven  altijd 
duidelijker  als  wij  ze  voorbijgelopen  zijn 
en  een  hogere  uitkijkpost  hebben  be- 
reikt. Als  wij  beter  opletten  op  de  influis- 
teringen van  de  heilige  Geest,  zouden  wij 
ze  zien  voordat  wij  ze  bereiken  en  doel- 
matiger geleid  worden.  Dit  te  leren  ver- 


eist zelfbeheersing  en  een  hart  dat  bereid 
is  verandering  te  aanvaarden. 
De  zaligheid  is  een  eeuwig  doel  dat  wij 
bereiken  door  een  proces  van  voortdu- 
rende opwaartse  veranderingen.  Twijfel 
is  geestelijk  vergif  dat  de  eeuwige  groei 
remt.  Wij  moeten  eerst  onze  weg  aftas- 
ten voordat  wij  de  richting  duidelijk 
zien.  Wij  kunnen  onszelf  bewijzen  door 
een  aantal  goede  beslissingen  te  nemen 
zonder  helemaal  zeker  ervan  te  zijn;  dan 
komt  grotere  kennis  en  zekerheid,  niet 
eerder. 

Geluk  wordt  gemaakt.  Liefde  is  het  mid- 
delpunt ervan.  De  belangrijkste  bes- 
tanddelen zijn  oprecht  geloof,  oprechte 
bekering,  volledige  gehoorzaamheid  en 
onzelfzuchtig  dienstbetoon. 
Evenals  de  magneet  in  mijn  voorbeeld 
aangetrokken  werd  door  de  invloed  die 
de  waarheid  voorstelde,  zo  kunt  u  door 
geloof  en  gebed  het  koninkrijk  van  God 
op  aarde  duidelijk  herkennen. 
Zoekt  een  lid  van  De  Kerk  van  Jezus 
Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Da- 
gen op,  een  mormoon,  en  vraag  hem 
naar  de  herstelde  waarheid.  Schaft  u  een 
Boek  van  Mormon  aan,  leest  het,  en 
denkt  er  over  na.  Past  de  beginselen  die 
erin  staan  toe,  en  u  zult  het  geluk  vinden 
nu  en  voor  eeuwig. 

Met  alle  oprechtheid  van  mijn  ziel,  in 
alle  nederigheid,  getuig  ik  plechtig  dat 
God  de  Vader,  door  zijn  Zoon  Jezus 
Christus  de  volheid  van  zijn  waarheid 
heeft  hersteld.  Hij  heeft  zijn  priester- 
schap hersteld,  het  gezag  om  de  nodige 
verlossende  verordeningen  in  zijn  naam 
te  verrichten.  President  Spencer  W. 
Kimball  is  zijn  profeet.  Ik  houd  van  hem 
en  steun  hem  met  heel  mijn  hart.  Ik  ge- 
tuig dat  dit,  De  Kerk  van  Jezus  Christus 
van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen,  de 
enige  plaats  op  aarde  is  waar  deze  vol- 
heid van  waarheid  en  priesterlijk  gezag 
gevonden  kan  worden.  In  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 


119 


Geboden  die  wij 
moeten  houden 


Ouderling  O.  Leslie  Stone 

van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


De  leringen  van  onze  Heiland  en  de  vele 
wonderbaarlijke  dingen  die  Hij  de  we- 
reld gegeven  heeft  zijn  een  inspiratie 
voor  ons  allen.  Hij  leefde  lang  voor  de 
geschiedenis  van  onze  wereld  begon.  Hij 
was  aanwezig  in  de  grote  raadsvergader- 
ing in  de  hemel  —  Hij  hielp  zijn  Vader  bij 
het  scheppen  van  de  hemelen,  bij  het 
scheppen  van  de  aarde,  en  van  de  mens, 
tengevolge  van  de  opdracht  van  de  Va- 
der; ,,Laat  Ons  ...  de  mens  vormen  naar 
Ons  beeld,  naar  Onze  gelijkenis."  (Abra- 
ham 4  :  26.) 

In  tegenstelling  tot  Satans  plan  dat 
dwang  inhield,  steunde  Hij  het  plan  van 
de  Vader  om  de  vrije  wil  te  handhaven, 
waardoor  het  recht  om  te  kiezen,  dat 
zoveel  voor  ons  betekent,  zou  blijven 
bestaan. 

Hij  leefde  op  aarde  in  het  midden  der 
tijden  in  het  beloofde  land.  Hij  werd  ver 
van  huis  geboren  en  werd  neergelegd  in 
een  kribbe.  Hij  trok  rond  lerende  en 
goeddoende.  De  mensen  volgden  Hem, 
niet  voor  aardse  rijkdommen  maar  om 
schatten  in  de  hemel  te  verkrijgen. 
Hij  stelde  een  nieuwe  gedragslijn  op  — 
elkander  lief  te  hebben,  zelfs  onze  vijan- 
den. Hij  vermaande  ons  niet  te  oordelen, 
maar  te  vergeven,  en  alle  mensen  een 
tweede  kans  te  geven. 
Stelt  u  eens  voor  welk  een  verandering 
dit  in  deze  wereld  zou  maken  als  wij  als 


personen  en  als  volken  volgens  deze  ge- 
dragslijn zouden  leven.  Wij  hebben  di- 
kwijls mensen  horen  zeggen:  ,,Nou,  ik 
wil  wel  vergeven,  maar  vergeten  doe  ik 
het  niet,"  wat  natuurlijk  betekent  dat  zij 
niet  vergeven. 

In  de  Leer  en  Verbonden  64  :  8-11  zegt 
de  Heer  ons  dat  het  onze  plicht  is  elkan- 
der te  vergeven,  en  dat  hij  die  zijn  broe- 
der niet  vergeeft,  veroordeeld  staat  en  de 
grootste  zondaar  van  de  twee  is. 
In  Matteüs  22  :  36-39  lezen  wij  dat  Chris- 
tus eens  benaderd  werd  door  een  van  de 
leidende  wetgeleerden  van  zijn  tijd  die 
Hem  vroeg: 

,, Meester,  wat  is  het  grote  gebod  in  de 
wet?  Hij  zeide  tot  hem:  Gij  zult  de  Here, 
uw  God,  liefhebben  met  geheel  uw  hart 
en  met  geheel  uw  ziel,  en  met  geheel  uw 
verstand.  Dit  is  het  grote  en  eerste  ge- 
bod. Het  tweede,  daaraan  gelijk,  is:  Gij 
zult  uw  naaste  Uefhebben  als  uzelf." 
Kan  iemand  het  celestiale  koninkrijk  be- 
reiken als  hij  zijn  naaste  niet  liefheeft  als 
zichzelf?  Toen  Jezus  het  tweede  gebod 
noemde,  zei  Hij  dat  het  aan  het  eerste 
gelijk  was,  en  Hij  voegde  eraan  toe: 
,,Aan  deze  twee  geboden  hangt  de  ganse 
wet  en  de  profeten."  (Matteüs  22  :  40.) 
Hij  maakte  ze  erg  belangrijk  —  zo  be- 
langrijk dat  alle  andere  wetten  en  gebo- 
den erop  berusten. 
Laten  wij  een  andere  vraag  stellen:  Kan 


120 


iemand  het  eerste  en  het  grote  gebod 
houden  als  hij  het  tweede  gebod  niet 
houdt?  In  andere  woorden,  kan  hij  God 
liefhebben  met  zijn  gehele  hart  als  hij 
zijn  naaste  niet  liefheeft?  Het  antwoord 
is  duidelijk. 

Johannes  de  apostel  zei:  „Indien  iemand 
zegt:  Ik  heb  God  lief,  doch  zijn  broeder 
haat,  dan  is  hij  een  leugenaar;  want  wie 
zijn  broeder,  die  hij  gezien  heeft,  niet 
liefheeft,  kan  (ook)  God,  die  hij  niet  ge- 
zien heeft,  niet  hefhebben.  En  dit  gebod 
hebben  wij  van  Hem:  Wie  God  liefheeft, 
moet  ook  zijn  broeders  liefhebben."  (1 
Johannes  4  :  20,  21.) 
In  3  Nephi  11  :  29,  30  vinden  wij  deze 
verklaring: 

„Want  voorwaar,  voorwaar  zeg  Ik  u: 
Hij,  die  de  geest  van  twisten  heeft,  is  niet 


„De  Heer  verlangt  van  hen  die 

bij  Hem  wonen  dat  zij  in  staat 

zijn  zwakheden  en 

onvolmaaktheden  te 

overwinnen." 


van  Mij,  maar  is  van  de  duivel,  die  de 
vader  van  twisten  is,  en  hij  hitst  het  hart 
der  mensen  op  om  in  toorn  met  elkander 
te  twisten. 

Ziet,  het  is  niet  Mijn  leer  om  het  hart  der 
mensen  tot  toorn  tegen  elkander  op  te 
hitsen;  maar  dit  is  Mijn  leer,  dat  zulke 
dingen  zullen  worden  weggedaan." 
Met  al  deze  verklaringen  moet  het  voor 
iedereen  volkomen  duidelijk  zijn  dat  de 
Heer  van  ons  verlangt  dat  wij  elkander 
liefhebben  en  vergeven.  Het  past  ons  al- 
len, onze  trots  te  overwinnen  en  ons  zo- 
veel mogelijk  in  te  spannen  alle  geschil- 
len met  onze  naasten  bij  te  leggen.  Zoals 
net  geciteerd  uit  3  Nephi,  zijn  twisten  en 


ruzies  uit  de  boze  en  worden  niet  goedge- 
keurd door  onze  hemelse  Vader.  Onze 
naasten  liefhebben  als  onszelf  zal  vreug- 
de en  geluk  in  ons  leven  brengen. 
Christus  leefde  om  te  'zegenen,  te  gene- 
zen en  te  herstellen.  Hij  was  een  vredes- 
tichter. Bij  vele  gelegenheden  genas  Hij 
de  zieken,  de  lammen  en  de  blinden.  Ja, 
zoals  wij  eerder  vandaag  gehoord  heb- 
ben, wekte  Hij  zelfs  de  doden  op.  Na  dit 
alles  gedaan  te  hebben,  werd  Hij  ged- 
wongen zijn  eigen  kruis  naar  Golgota  te 
dragen.  Hij  vergaf  hen  die  zijn  leven  wil- 
den nemen.  Op  het  ogenblik  dat  Hij  het 
meest  moest  lijden  zei  Hij:  „Vader,  ver- 
geef het  hun,  want  zij  weten  niet  wat  zij 
doen."  (Lucas  23:24.)  Hij  stierf  opdat 
wij  het  eeuwige  leven  mochten  hebben. 
In  Johannes  1 1 :25,  26  staat  geschreven 
dat  Hij  eens  verklaarde:  ,,Ik  ben  de  op- 
standing en  het  leven;  wie  in  Mij  gelooft, 
zal  leven,  ook  al  is  hij  gestorven,  en  een 
ieder,  die  leeft  en  in  Mij  gelooft,  zal  in 
eeuwigheid  niet  sterven.  " 
Hij  rees  van  het  graf  en  triomfeerde  over 
de  dood  en  schonk  de  wereld  de  zegen 
van  de  opstanding. 

Het  evangelie  verschaft  ons  een  prachtig 
plan  van  zaligheid.  Wij  weten  dat  wij 
naar  de  aarde  komen  om  een  lichaam  te 
krijgen,  om  kennis  op  te  doen,  en  onze 
bekwaamheden  en  ons  karakter  te  ont- 
wikkelen. Wij  komen  hier  om  te  leren 
het  kwade  te  overwinnen  en  te  zien  of  wij 
trouw  kunnen  blijven  en  ijverig  en  ge- 
hoorzaam genoeg  aan  de  geboden  zijn 
om  waardig,  weer  in  zijn  tegenwoordig- 
heid, terug  te  keren. 
Als  ik  aan  de  vele,  vele  zegeningen  denk 
die  ons  gegeven  zijn,  dan  komen  mij  de 
woorden  van  koning  Benjamin  uit  het 
Boek  van  Mormon  te  binnen,  toen  hij 
nadat  hij  de  zegeningen  die  op  zijn  volk 
uitgestort  waren  had  opgenoemd,  zei: 
,,En  ziet,  alles  wat  Hij  van  u  verlangt,  is 
Zijn  geboden  te  onderhouden."  (Mosiah 
2  :  22.) 


121 


Ja,  het  enige  wat  de  Heer  van  ons  ver- 
langt is  dat  wij  zijn  geboden  houden.  Dit 
kUnkt  betrekkeHjk  eenvoudig,  niet 
waar?  Maar  wij  weten  allen  dat  het  niet 
eenvoudig  is,  en  het  is  ook  nooit  de  be- 
doeling geweest.  Want  waar  veel  gege- 
ven is,  wordt  veel  vereist.  (Zie  LV  82  :  3.) 
De  Heer  verlangt  van  hen  die  bij  Hem 
wonen  dat  zij  in  staat  zijn  hun  zwakhe- 
den en  onvolmaaktheden  te  overwin- 
nen. Hij  vereist  zelfverloochening  en 
zelfbeheersing.  Neen,  het  is  niet  eenvou- 
dig, maar  de  Heer  heeft  ons  vele  wenken 
en  aanwijzingen  gegeven  om  ons  te  hel- 
pen zijn  geboden  te  houden. 
Sommigen  van  ons  zullen  zo  nu  en  dan 
wel  denken  dat  enkele  van  zijn  geboden 
beletsels  zijn  om  gelukkig  te  worden  in 
dit  leven,  maar  dit  is  niet  zo,  en  diep  in 
ons  hart  weten  wij  allen  dat  zo  lang  wij 
deze  geboden  naleven,  wij,  zo  zeker  als 
de  nacht  op  de  dag  volgt,  de  zegeningen 
zullen  oogsten  die  beloofd  zijn  aan  de 
getrouwen.  Vergeet  niet  dat  de  Heer  ge- 
zegd heeft:  „Ik,  de  Here,  ben  gebonden, 
wanneer  gij  doet,  wat  Ik  zeg;  maar  wan- 
neer gij  niet  doet,  wat  Ik  zeg,  hebt  gij 
geen  belofte."  (LV  82  :  10.) 
Soms  zal  de  wijze  waarop  dit  wordt  ver- 
vuld niet  zichtbaar  voor  ons  zijn,  maar 
wij  kunnen  er  van  verzekerd  zijn  dat  het 
werkelijk  vervuld  zal  worden. 
Hoevelen  van  ons  zouden  het  prettig 
vinden  om  op  de  dag  des  oordeels  te 
moeten  horen  dat  wij  hebben  nagelaten 
ons  deel  te  doen  —  dat  wij  onwaardige 
dienstknechten  van  de  Heer  geweest 
zijn,  omdat  ons  leven  zo'n  slecht  voor- 
beeld is  geweest?  In  Matteüs  5:16  geeft 
de  Heer  ons  een  zeer  belangrijke 
boodschap: 

„Laat  zo  uw  licht  schijnen  voor  de  men- 
sen, opdat  zij  uw  goede  werken  zien  en 
uw  Vader,  die  in  de  hemelen  is, 
verheerlijken." 

De  geboden  van  de  Heer  niet  houden 
brengt  niet  alleen  veroordeling  met  zich 


mee,  maar  het  berooft  ons  ook  van  vele 
zegeningen  hier  op  aarde,  om  maar  te 
zwijgen  over  de  eeuwige  zegeningen 
waar  wij  allen  naar  streven.  In  1  Korin- 
tiërs  2  :  9  lezen  wij  het  volgende:  „Wat 
geen  oog  heeft  gezien  en  geen  oor  heeft 
gehoord  en  wat  in  geen  mensenhart  is 
opgekomen,  al  wat  God  heeft  bereid  voor 
degenen,  die  Hem  liefhebben.'''' 
En  tenslotte  de  grote  belofte  die  aan  alle 
mensen  gegeven  is: 

,,En  indien  gij  Mijn  geboden  onder- 
houdt, en  tot  het  einde  toe  volhardt,  zult 
gij  het  eeuwige  leven  hebben,  welke  gave 
de  grootste  van  alle  gaven  Gods  is."  (LV 
14  :  7.) 

Tenslotte  zou  ik  u  mijn  getuigenis  willen 
geven  dat  de  Vader  en  de  Zoon  werkelijk 
aan  Joseph  Smith  zijn  verschenen  en 
hem  aanwijzingen  hebben  gegeven  met 
betrekking  tot  het  ware  evangelie  van 
Jezus  Christus.  Ik  getuig  ook  tot  u  dat 
onze  leider  heden  ten  dage,  president 
Spencer  W.  Kimball  en  zijn  raadgevers 
ware  profeten  van  God  zijn.  Wij  zouden 
er  allen  goed  aan  doen  hen  te  volgen  op 
het  pad  der  waarheid  en  gerechtigheid. 
Ik  bid  dat  deze  broeders  ten  alle  tijde 
gezegend  mogen  worden  met  inspiratie, 
dat  onze  hemelse  Vader  hen  de  gezond- 
heid en  de  kracht  zal  geven  om  hun  zwa- 
re verantwoordelijkheden  te  dragen,  en 
dit  doe  ik  in  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


122 


^^Wij  gaan  met 
onze  jongens 
en  grijsaards" 


Ouderling  Hugh  W.  Pinnock 

van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


Tijdens  een  vlucht  van  Erie  naar  Pitts- 
burgh  in  Pennsylvania,  enkele  jaren  ge- 
leden, zat  ik  naast  de  predikant  van  een 
grote  protestantse  kerk.  Hij  droeg  de 
kleding  van  een  geestelijke,  zodat  dit 
gemakkelijk  te  zien  was.  Nadat  ik  mij 
voorgesteld  had  als  lid  van  De  Kerk  van 
Jezus  Christus  van  de  Heihgen  der  Laat- 
ste Dagen,  vroeg  hij:  „Weet  u  waar  wij 
predikanten  over  praten  als  wij  tezamen 
komen?  Wij  praten  over  de  mormonen. 
Wij  zien  de  jongen  en  de  ouden,  de  tie- 
ners, de  kleine  kinderen,  en  de  pas- 
getrouwden zich  verdringen  in  uw  ker- 
ken, ledere  leeftijdsgroep  lijkt  op  zijn 
gemak  en  blij  tezamen  te  zijn  in  uw 
kerk."  Ik  legde  hem  uit  dat  wij 
geïnteresseerd  zijn  in  mensen  van  alle 
leeftijden. 

Die  ervaring  herinnerde  mij  aan  de 
moeite  die  Mozes  had  om  de  Farao  over 
te  halen  de  Israëlieten  uit  Egypte  te  laten 
trekken.  De  ene  plaag  volgde  na  de  an- 
dere, totdat  de  Egyptische  heerser  ten- 
slotte toegaf.  Nadat  hij  bedreigd  was  ge- 
weest met  zwermen  sprinkhanen,  stemde 
Farao  erin  toe  dat  de  mannen  zouden 
gaan  als  Mozes  de  vrouwen,  de  kinderen 
en  de  bejaarden  achter  zou  laten.  (Zie 
Exodus  10:3-11.) 

Mozes  stond  er  echter  op  dat  allen  zou- 
den gaan.  Hij  zei:  ,,Wij  gaan  met  onze 
jongens  en  grijsaards,  wij  gaan  met  onze 


zonen  en  dochters,  met  ons  kleinvee  en 
onze  runderen."  (Exodus  10:9.)  Mozes 
weigerde  om  het  volk  van  God  te 
verdelen. 

Alle  leeftijden  behoren  de  avonturen  en 
gevaren  samen  het  hoofd  te  bieden  even- 
als onze  eigen  pioniers  dit  132  jaar  gele- 
den hebben  gedaan  tijdens  hun  grote 
exodus.  De  solidariteit  van  mensen  van 
alle  leeftijden  is  de  manier,  waarop  God 
het  doet.  Het  is  onze  manier,  omdat  het 
zijn  manier  is. 

Het  leven  is  niet  een  stilstaand  iets.  De 
seconden,  de  minuten,  de  uren,  de  da- 
gen, de  weken,  de  maanden  en  de  jaren 
gaan  voorbij,  en  even  snel  voor  iedereen. 
Geen  enkele  leeftijdsgroep  kan 
geïsoleerd  worden.  Geen  van  ons  kan 
voorgoed  kind,  jong,  van  middelbare 
leeftijd,  of  bejaard  blijven.  Wij  worden 
allen  ouder,  en  dit  kan  tussen  twee  haak- 
jes spannend  zijn  als  wij  blijven  groeien 
naarmate  wij  ouder  worden.  „Maar  al 
vervalt  ook  onze  uiterlijke  mens,"  zei 
Paulus,  „nochtans  wordt  de  innerlijke 
van  dag  tot  dag  vernieuwd."  (2  Korin- 
tiërs  4  :  16.) 

Ik  kan  niet  over  mijn  eigen  leven  denken 
zonder  een  diepe  dankbaarheid  te  voelen 
voor  de  oudere  mensen  die  met  mij  ge- 
wandeld en  gepraat  hebben.  Een  oud- 
tante heeft  mij  vele  lessen  geleerd  op 
haar  eigen  fijngevoelige  wijze.  Een  dier- 


123 


bare  grootmoeder  heeft  niet  alleen  haar 
eigen  kleinkinderen  beïnvloed,  maar 
ook  vele  van  hun  vrienden.  Een  pa- 
triarch veranderde  het  leven  van  een  jon- 
geman door  rechtvaardig  te  leven  en 
door  hem  een  prachtige  zegen  te  geven. 
De  krachtige  stem  en  het  getuigenis  van 
broeder  LeGrand  Richards  heeft  de 
waarheid  van  het  evangelie  aan  allen  ge- 


Acht  wenken  voor  bejaarde 

heiligen  der  laatste  dagen  opdat 

vreugde  en  geluk  hun  metgezel 

zullen  zijn. 


bracht  die  wilden  luisteren  en  aan  enkele 
anderen  daarnaast.  Onze  grote  profeet 
en  leider,  president  Kimball,  heeft  velen 
van  ons  beïnvloed  door  zijn  toewijding 
en  ongelooflijke  energie. 
Iedereen  is  nodig:  iedereen  behoort  te 
dienen.  Degenen  onder  u  met  ervaring 
en  ontwikkeling,  die  de  grote  depressie 
hebben  meegemaakt,  de  vernielingen 
van  twee  oorlogen  hebben  gezien,  die 
gezien  hebben  hoe  de  maatschappij  zich 
ontwikkeld  heeft  van  het  paard  en  wa- 
gen tijdperk  tot  onze  tijd  met  zijn  zilve- 
ren Concordes  die  door  de  lucht  schieten 
met  een  vaart  van  meer  dan  tweeduizend 
kilometer  per  uur,  hebben  zoveel  te  bie- 
den. Het  is  tot  u,  bejaarden,  dat  ik  mijn 
korte  opmerkingen  wil  richten. 
Over  weinig  mensen  van  wie  de  naam  in 
het  Nieuwe  Testament  wordt  genoemd 
wordt  zo  weinig  gezegd  als  over  Mna- 
son.  Zijn  naam  komt  slechts  een  keer 
voor:  ,,een  zekere  Mnason  van  Cyprus, 
een  der  eerste  discipelen,  wiens  gasten 
wij  zouden  zijn."  (Handelingen  21  :  16.) 
Terwijl  de  vroegere  zendelingen  rond- 
reisden, wensten  zij  bij  een  oudere  dis- 


cipel te  wonen,  bij  iemand  waar  zij  zich 
op  hun  gemak  zouden  voelen.  Blijkbaar 
zochten  zij  zijn  wijsheid  en  zijn  kennis. 
„Maar  wat  kunnen  wij  dan  doen?''  Ik  kan 
sommige  oudere  leden  van  de  kerk  dit 
bijna  horen  vragen. 

Ten  eerste,  neem  tijd  voor  de  Heiland. 
Als  u  denkt  dat  u  Hem  nog  niet  kent, 
denk  dan  dikwijls  aan  Hem.  Lees  over 
Hem,  nodig  Hem  uit.  Het  is  nooit  te  laat 
om  een  vriend  te  maken,  en  Hij  is  de 
beste  vriend  die  u  ooit  zult  hebben. 
Ten  tweede,  vertel  over  de  afgelopen 
tientallen  jaren,  toen  het  leven  anders 
was  dan  nu.  Zorg  dat  de  herinnering  aan 
uw  gezwoeg  levendig  blijft  en  dat  niet 
vergeten  wordt  wat  u  bereikt  hebt. 
Neem  de  tijd  om  te  spreken  over  de 
waarheden  die  nooit  veranderen.  Toon 
hoe  oplossingen  voor  problemen  zestig, 
zeventig  en  tachtig  jaar  geleden  nu  nog 
evengoed  dienst  kunnen  doen.  Wij  kun- 
nen veel  van  u  leren. 
Ten  derde,  kijk  naar  uw  voorouders.  De 
tempeldeuren  staan  open  en  heten  u  wel- 
kom. Er  zijn  er  zovelen  die  u  nodig  heb- 
ben, om  hun  aardse  verordeningen  voor 
hen  te  doen.  Zij  wachten  op  u. 
Ten  vierde,  er  is  zoveel  te  doen  voor  u  in 
het  zendingsveld,  als  echtpaar  of  als  u 
alleen  bent  als  ouderling  of  als  zuster 
zendeling.  U  zult  wel  niet  helemaal  zoals 
de  jonge  zendelingen  de  deuren  langs 
kunnen  gaan,  of  in  alle  geval  niet  zo 
lang,  maar  u  kunt  de  inactieve  leden 
beïnvloeden,  instructie  geven  op  het  ge- 
bied van  de  Welzijnszorg,  dienst  doen  in 
onze  bezoekerscentra,  de  burgerlijke  au- 
toriteiten bezoeken,  en  diegenen  helpen 
die  uw  voorbeeld  in  het  leiding  geven, 
uw  wijsheid  en  uw  bekwaamheid  als  le- 
raar nodig  hebben.  Onderzoekers  in 
Stuttgart,  West-Duitsland;  in  Hermosil- 
lo,  Mexico;  in  Williamsport,  Pennsylva- 
nia;  en  in  Rocky  Fort,  Colorado  zullen 
naar  u  luisteren  en,  ja,  door  u,  gedoopt 
worden. 


124 


President  Tanner  leidt  de  steunverlening  aan  de  kerkleid(st)ers 


Ten  vijfde,  besef  dat  u  werkelijk  nodig 
bent  en  dat  men  van  u  houdt  en  dat  u  op 
zovele  positieve  manieren  nuttig  kunt 
zijn.  Maar  al  te  vaak  zal  een  bejaarde 
zich  terugtrekken  en  zich  ongewenst  en 
buitengesloten  voelen  of  nog  erger.  Ge- 
woonlijk is  niets  verder  van  de  waarheid. 
Wees  open  tegenover  uw  omgeving  zo- 
dat wij  kunnen  weten  hoe  u  zich  voelt. 
Ten  zesde,  houdt  gezinsavonden.  Als  u 
nu  alleen  bent,  nodig  dan  vrienden  uit  op 
maandagavond.  Als  u  zich  eenzaam 
voelt,  zullen  er  waarschijnlijk  anderen 
zijn  die  zich  ook  zo  voelen.  Eenzaam- 
heid kan  alleen  opgelost  worden  door 
anderen  te  helpen  zich  minder  eenzaam 
te  voelen.  De  gezinsavond  is  een  ideale 
gelegenheid  om  samen  iets  te  doen,  sa- 
men de  Heer  te  dienen  en  te  genezen. 
Ten  zevende,  ga  als  het  enigszins  moge- 
lijk is  iedere  dag  een  eind  lopen.  Geniet 
van  de  prachtige  wereld  die  de  Heiland 


ons  heeft  gegeven  en  nodig  anderen  uit 
met  u  mee  te  gaan  wandelen  en  met  u  te 
genieten  van  de  schoonheid  en  het  won- 
der van  de  natuur.  ,,Voeg  leven  aan  uw 
jaren  toe,  niet  slechts  jaren  aan  uw  le- 
ven." (The  Problem  of  Old  Age,  Time, 
23juH  1966.) 

Ten  achtste,  vergeet,  vooral  de  dingen 
waar  u  spijt  van  hebt.  De  vele  jaren  die  u 
geleefd  hebt  zijn  vervuld  geweest  met 
succes  en  met  dingen  die  u  zoudt  willen 
veranderen  als  u  het  kon.  Maar  u  kunt 
het  niet.  Zet  daarom  een  punt  achter  alle 
droefheid  en  wanhoop  die  u  zichzelf 
oplegt.  Toen  de  Heiland  zei;  ,, Oordeelt 
niet,"  sprak  Hij  ook  over  uw  verhouding 
tot  uzelf  (zie  Matteüs  7:1).  Leef  het 
berouwvolle  leven  gelukkig.  De  tekst 
,,de  mensen  zijn,  opdat  zij  vreugde  mo- 
gen hebben,"  (2  Nephi  2  :  25)  is  op  dit 
ogenblik  op  u  van  toepassing. 
Bernard  Baruch  zei  op  zijn  vijfentachtig- 


125 


ste  verjaardag,  volgens  een  nieuwsbe- 
richt van  20  augustus  1955,  dat  de  ou- 
derdom voor  hem  altijd  vijftien  jaar  ou- 
der was,  dan  hij  was.  Ja,  er  is  zoveel  voor 
u  te  doen. 

Als  wij  het  nu  van  een  andere  kant  bekij- 
ken, misschien  vragen  de  jongeren  wel, 
wat  zij  in  dit  verband  kunnen  doen. 
Ten  eerste  is  het  zeker  onze  plicht  om 
met  u,  onze  ouders,  grootouders  en  ou- 
dere vrienden  in  contact  te  blijven,  ze  op 
te  zoeken  en  onze  dankbaarheid  uit  te 
spreken  voor  hun  invloed.  Misschien 
zouden  wij  ze  vanmiddag  moeten  bellen 
of  een  briefschrijven  om  even  te  zeggen: 
,,Weet  u  nog  dat  u  toen  .  .  ."  en  dan, 
dank  u  vader,  moeder,  bisschop,  leraar 
of  vriend. 

Ten  tweede,  wij  moeten  leren  als  part- 
ners met  u  te  werken  daar  dit  ons  allen 
zal  helpen  beter  te  dienen  in  het  konink- 
rijk. U  ringpresidenten,  bisschoppen, 
quorumpresidenten,  en  leiders  van  de 
hulporganisaties  behoren  onze  oudere 
leden  te  roepen  voor  zinvolle  taken.  Kan 
iemand  van  ons  zich  voorstellen  wat  de 


algemene  autoriteiten  zouden  zijn  zon- 
der die  bewonderenswaardige  mannen 
in  de  tachtig  en  in  de  negentig  die  inspi- 
reren, leren,  en  helpen  het  koninkrijk  op 
te  bouwen? 

Ten  derde,  wij  moeten  goed  luisteren 
naar  wat  u,  ouders  en  wijzere  mensen  te 
zeggen  hebben.  Een  hart  dat  luistert  is 
een  hart  dat  liefheeft.  Vergeef  toch  ons 
ongeduld  en  dat  wij  ons  op  uw  raad 
mogen  concentreren. 
Ten  vierde,  wij  behoren  er  zeker  van  te 
zijn  als  wij  ons  door  het  leven  haasten, 
dat  wij  voor  u  zorgen  zoals  u  gedurende 
tientallen  jaren  van  geduld  en  liefde  voor 
ons  gezorgd  hebt.  Dat  wij  uw  tranen 
mogen  wegvegen  zoals  u  de  onze  be- 
kwaam en  liefdevol  hebt  weggeveegd. 
Tot  slot  zou  ik  tot  u  willen  zeggen  onze 
oudere  leidsHeden,  onze  voorbeelden, 
enkele  van  onze  dierbaarste  vrienden  — 
dank  u,  en  mogen  wij  een  zijn,  zoals  de 
Vader  en  de  Zoon  een  zijn.  Dit  bid  ik  in 
de  gezegende  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen.  D 


J=Q 


126 


Programma  laat  meer  tijd  over 
voor  gezinsactiviteiten 

EEN  NIEUW 
VERGADERROOSTER 


Een  nieuw  geconsolideerd  vergaderrooster 
-  dat  de  nadruk  legt  op  meer  tijd  waarin  het 
gezin  samen  kan  zijn  -  zal  over  de  hele  kerk 
in  de  loop  van  de  volgende  drie  maanden 
in  werking  worden  gesteld,  kondigde  het 
Eerste  Presidium  aan  op  1  februari. 
Het  nieuwe  rooster  zal  in  de  Verenigde 
Staten  en  Canada  op  2  maart  van  start 
■  gaan  en  in  de  overige  delen  van  de  wereld 
op  4  mei. 

Onder  dit  programma  -  dat  in  1 5  ringen  is 
beproefd  -  zal  er  korter  worden  vergaderd. 
Er  zullen  belangrijke  veranderingen  komen 
in  de  bezetting  van  een  aantal  organisaties, 
met  name  in  de  Zondagsschool. 
Het  plan  vereist  dat  de  vergaderingen  van 
de  priesterschap,  de  Zondagsschool,  de  ver- 
gaderingen van  de  hulporganisaties  die 
voorheen  op  een  doordeweekse  dag 
plaatsvonden,  en  de  avondmaalsvergade- 
ring,  worden  gepland  binnen  een  tijds- 
bestek van  drie  uur  op  de  zondag. 
Dit  is  een  belangrijke  afwijking  van 
hetgeen  voorheen  plaatsvond.  Er  zal  op 
deze  manier  meer  tijd  zijn  waarin  ge- 
zinnen gezamenlijk  iets  kunnen  onder- 
nemen. Zij  zullen  tevens  grotere  verant- 
woordelijkheid dragen  voor  het  onder- 
wijzen van  het  evangelie  en  voorde  gepaste 
viering  van  de  sabbat. 
In  een  boodschap  voor  de  leiders  van  de 
kerk  op  alle  niveaus,  zei  het  Eerste 
Presidium  dat  het  nieuwe  programma  wordt 
ingesteld  „ten  einde  te  zorgen  voor  meer  tijd 
die  kan  worden  besteed  aan  het  gezin, 
persoonlijke  studie,  zelfverbetering  en 
christelijk  dienstbetoon. 
Wij  verwachten  dat  het  geconsolideerde 
vergaderrooster  tevens  bij  zal  dragen  aan 
de  energiebesparingen  en  de  leden  zal 
helpen  de  kosten,  verbonden  aan  het  reizen 
naar  vergaderingen  en  andere  activiteiten, 
te  verlagen.  Het  energieverbruik  in  kerkge- 
bouwen moet  worden  verminderd. 


De  individuele  leden  en  de  gezinnen  zullen 
een  grotere  verantwoordelijkheid  dragen 
voor  een  gepaste  sabbatviering.  Er  zal  meer 
tijd  beschikbaar  zijn  voor  persoonlijke  studie 
van  de  Schriften  en  voor  het  bestuderen  van 
het  evangelie  in  gezinsverband. 
Andere  gepaste  zondagse  activiteiten,  zo- 
als het  versterken  van  de  familiebanden,  het 
bezoeken  van  zieken  en  aan  huis  gebonde- 
nen,  het  dienen  van  de  medemens,  het 
schrijven  van  persoonlijke-  en  familiege- 
schiedenissen, genealogie  en  zendings- 
werk, dienen  zorgvuldig  te  worden  gepland 
en  uitgevoerd. 

Verwacht  wordt  dat  deze  nieuwe  indeling 
van  de  vergaderingen  en  activiteiten  een 
grotere  geestelijke  groei  van  de  leden  van 
de  kerk  tot  gevolg  zal  hebben,  leder  thuis 
waar  heiligen  der  laatste  dagen  wonen 
hoort  een  plek  te  worden  waar  de  gezins- 
leden graag  vertoeven,  waar  zij  hun  leven 
kunnen  verrijken  en  wederzijdse  liefde, 
steun,  waardering  en  bemoediging  onder- 
vinden. 

Dit  rooster  zal  de  gezinsleden  tevens 
voorzien  van  meer  tijd  doordeweeks  om 
als  burgers  bij  te  dragen  aan  de  verbe- 
tering van  hun  leefgemeenschap  en  aan 
het  versterken  van  die  processen  aan  de 
hand  waarvan  onkreukbare  mensen  tot 
openbare  ambten  worden  gekozen. 
Het  Eerste  Presidium  zei  dat  het  geconso- 
lideerde programma  „een  gelegenheid 
verschaft  om  de  minder  actieve  leden  en 
niet-leden  uit  te  nodigen  om  deel  te  nemen 
in  het  nieuwe  zondagse  vergaderrooster." 
Individuele  leden  van  de  kerk,  gezinnen  en 
kerkleiders  dienen  de  verschillende  verga- 
deringen van  de  kerk,  de  gezinsraden  en 
de  gezinsavonden  te  benutten  „om  te  con- 
centreren op  het  brengen  van  het  evange- 
lie in  het  leven  van  hun  eigen  gezin  even- 
goed als  in  het  leven  van  anderen  -  zowel 
leden  als  niet-leden,"  zei  het  Eerste 
Presidium. 

De  vijftien  ringen  waarin  het  programma  al 
is  uitgeprobeerd  melden  unaniem  dat  de 
leden  zich  „op  overstelpende  wijze  ten 
gunste  van  het  nieuwe  vergaderrooster 
hebben  uitgesproken."  Ongeveer  98 
procent  van  de  leden  zijn  ingenomen  met 
de  geconsolideerde  vergaderingen. 


De  opkomst  in  de  wijken  met  het  nieuwe 
.rooster  is  tussen  de  vijf  en  de  tien  procent 
toegenomen  en  de  leden  melden  een 
meer  eerbiedige  sfeer,  betere  voorberei- 
ding door  de  leerkrachten  en  een  algemene 
verhoging  in  de  kwaliteit  van  de  vergade- 
ringen. 

„De  sabbatdag  is  niet  langer  zomaar  een 
vergaderdag.  Alles  gaat  veel  rustiger  en  er 
is  ruimschoots  gelegenheid  om  de  Heer 
thuis  te  aanbidden,"  meldden  de  leiders 
van  een  van  de  proefringen. 
Een  aantal  priesterschapsleiders  zei  dat  zij 
„voor  het  eerst  in  jaren"  een  gedeelte  van 
de  zondag  bij  hun  gezin  door  hadden 
kunnen  brengen.  Velen  van  hen  konden 
samen  met  hun  gezin  naar  de  kerk  gaan  in 
plaats  van  bezig  te  zijn  met  andere  ver- 
gaderingen. 

„Dit  legt  de  verantwoordelijkheid  van  de 
geestelijke  vooruitgang  van  het  gezin  op 
de  leden  zelf  in  plaats  van  op  de 
programma's  van  de  kerk,"  zeiden  de  ring- 
ambtenaren. 

Materiaal  met  bijzonderheden  over  het 
geconsolideerde  vergaderrooster,  met  in- 
begrip van  richtlijnen  voor  doordeweekse 
activiteiten,  zal  binnenkort  worden  ver- 
stuurd aan  de  ring-  en  districtspresiden- 
ten, bisschoppen  en  gemeentepresiden- 
ten. 

,,Geen  enkele  wijk  of  gemeente  dient  eer- 
der dan  2  maart  (of  4  mei  voor  gebieden 
buiten  de  Verenigde  Staten  en  Canada) 


met  het  geconsolideerde  vergaderrooster 
te  beginnen,  en  niet  voordat  zij  de  nood- 
zakelijke materialen  en  instructies  van  hun 
ring-  of  districtspresidiums  hebben  ont- 
vangen," zei  het  Eerste  Presidium. 
Het  vergaderrooster  op  zondag  zal  vanaf  4 
mei  a.s.  als  volgt  zijn: 
Er  wordt  begonnen  met  gelijktijdige  verga- 
deringen en  klassen  van  de  priesterschaps- 
quorums, de  Zustershulpvereniging  en  de 
Jonge-Vrouwen. 

De  Priesterschapsvergadering  duurt  50 
minuten,  maar  kan  desgewenst  onder  lei- 
ding van  de  bisschap  een  opening  van  10 
minuten  omvatten.  De  Jonge-Vrouwen 
openen  in  de  verschillende  klassen. 

De  kinderen  van  18  maanden  tot  en  met 
1 1  jaar  komen  tezamen  voor  de  opening 
van  het  Jeugdwerk  of  in  de  kinderkamer. 
Deze  opening  duurt  20  minuten,  waarna  de 
kinderen  naar  hun  diverse  klassen  gaan. 

Na  bovenstaande  vergaderingen  en  klas- 
sen volgt  de  Zondagsschool.  Het  Zondags- 
schoolprogramma duurt  40  minuten  en  een 
pauze  van  10  minuten.  Zij,  die  de  Zondags- 
school bijwonen  (de  opgroeiende  jeugd 
vanaf  12  jaar  en  de  volwassenen)  gaan 
regelrecht  naar  hun  klas,  daar  er  geen 
opening  van  de  Zondagsschool  is. 
Tussen  de  Zondagsschool  en  de  Avond- 
maalsvergadering  is  er  een  pauze  van 
10  minuten.  De  duur  van  de  Avondmaals- 
vergadering   is  bepaald   op  70   minuten. 


DE  INDIANEN  -  DE  MENSEN  VAN  HET 
BOEK  VAN  MORMON 

Dit  zijn  de  inleidende  woorden  waarmee 
momenteel  ter  kennis  van  het  Neder- 
landse publiek  wordt  gebracht  dat  het 
verleden  van  de  Amerikaanse  Indianen 
beschreven  wordt  in  het  Boek  van 
Mormon. 

De  afgelopen  maanden  is  reeds  in  ver- 
schillende steden  op  openbare  plaatsen 
door  zendelingen  en  leden  de  aandacht 
van  veel  voorbijgangers  getrokken  naar 


een  originele  Indianen-wigwam,  waarin 
Indiaanse  handwerken  worden  tentoon- 
gesteld. Er  wordt  ook  door  enkele  echte 
Indianenkledij  gedragen.  Er  wordt  een 
toepasselijke  korte  film  vertoond  en  aan 
belangstellenden  wordt  in  grote  trekken 
verteld  wat  het  Boek  van  Mormon  over  de 
voorouders  van  de  roodhuiden  te  zeggen 
heeft. 

Er  zijn  reeds  wigwam-acties  gehouden  in 
Assen,  Groningen,  Leiden,  Leeuwarden, 
Lelystad,  Rotterdam,  Bussum,  's  Grave- 
land,  Haarlem  en  Schiedam. 
Ouderling  Daniël  Muller,  die  belast  is  met 


de  organisatie  van  dit  z.g.  Wigwam-project, 
heeft  ons  gezegd  dat  er  reeds  aanzienlijk 
succes  is  geboekt. 

Zo  werden  in  Leeuwarden  in  vierdagen  tijd 
een  honderdtal  exemplaren  van  het  Boek 
van  Mormon  geplaatst  en  heeft  men  veel 
serieuze  belangstellenden  gevonden. 

Het  programma  voor  april  en  de  eerste 

helft  van  mei  is  als  volgt: 

31  maart  tot  en  met  4  april:  Utrecht  (bij  het 

Kerkgebouw) 

4  en  5  april:  Vlissingen  en  Middelburg 

14  t/m  19  april:  Amsterdam  (Damplein) 

24  t/m  26  april:  Arnhem 

28  april  t/m  1  mei:  Groningen 


2  en  3  mei:  Nijmegen 
9  en  10  mei:  Leiden 

Op  Hemelsvaartsdag  (15  mei)  wordt  in 
Hilversum  een  algemene  fietstocht  ge- 
organiseerd. De  wigwam  wordt  dan  in  het 
bos  opgezet. 

Ouderling  Mülleriszeererkentelijk  voorde 
medewerking  die  hij  tot  nu  toe  van  de 
leden  gekregen  heeft. 
Bij  het  verkrijgen  van  de  nodige  vergun- 
ningen, alsmede  goede  plaatsen  voor  het 
opzetten  van  de  wigwam  en  het  té  woord 
staan  van  belangstellenden  kunnen  de 
leden  een  groot  deel  tot  het  welslagen  van 
deze  zendingspoging  bijdragen. 


Ouderling 
Dorrell 
C.  Vickers 


Broeder 
en 

zuster 
VICKERS 

Sedert  oktober  j.l.  treedt  ouderling  Dorrell 
O.  Vickers  op  als  regionaal  vertegenwoor- 
diger van  de  Raad  der  Twaalf  in  Nederland 
en  Nederlandstalig  België. 
Wij  hebben  hem  en  zijn  echtgenote,  wier 
meisjesnaam  Margery  Garner  is,  opge- 
zocht in  hun  gezellige  woning  te  Zeist, 
waar  broeder  Vickers  ons  onder  meer  het 
volgende  vertelde: 


Evenals  mijn  vrouw  ben  ik  in  Utah 
geboren.  In  1939,  ik  was  toen  22  jaar, 
kwam  ik  voor  een  zending  naar  Nederland 
(waar  ik  president  Limburg  als  medezen- 
deling leerde  kennen),  maar  in  verband 
met  het  uitbreken  van  de  Tweede  Wereld- 
oorlog in  september  van  dat  jaar  werden 
wij  naar  Amerika  teruggeroepen,  waar  ik 
mijn  zending  voltooide.  Het  is  wel  frappant 
dat  president  Limburg  en  ik  na  41  jaar 
weer  samen  in  dit  gebied  werkzaam  zijn. 

Na  mijn  zending  studeerde  ik  aan  de 
Universiteit  van  Utah  biologie  en  schei- 
kunde. Toen  die  studie  klaar  was  ging  ik  in 
militaire  dienst  en  werd  piloot  op  B  29  toe- 
stellen in  India  en  China. 

In  1952  trad  ik  in  Salt  Lake  City  in  over- 
heidsdienst en  werd  ik  inkoper  voor  een 
staats-proefstation.  Mijn  volgende  positie 
was  die  van  inkoper  van  helikopters  in 
Washington  en  in  1 970  verliet  ik  de  staats- 
dienst en  vestigde  ik  mij  met  mijn  gezin  in 
Idano.  Twee  jaar  later  verhuisde  ik  naar 
Texas,  waar  ik  bij  een  groep  particuliere 
scholen  werkzaam  was. 

Wat  mijn  kerkelijke  functies  betreft,  ik  ben 
onder  andere  bisschop  geweest,  lid  van 
een  hoge  raad  en  ringpresident. 


Vraag:  Wat  ziet  u  als  uw  voornaamste 
taken  in  uw  huidige  functie? 

Ouderling  Vickers:  Het  presideren  over  de 
ringen  in  de  regio  Nederland/Vlaanderen 
en  het  opleiden  van  plaatselijke  leiders. 
Zoals  u  weet  ressorteert  het  zendingswerk 
in  deze  regio  rechtstreeks  onder  de 
uitvoerend  bestuurder  voor  Europa,  ouder- 
ling Robert  D.  Hales.  Toch  wil  ik  meewerken 
aan  het  meer  effectief  maken  van  het 
zendingswerk.  Een  voornaam  punt  hierbij 
is  de  betrokkenheid  van  de  leden. 
Verder  wil  ik  de  kerkelijke  activiteit  van 
onze  leden  opvoeren  en  vooral  het  volume 
en  de  kwaliteit  van  het  huisonderwijs,  dat 
in  Europa  over  het  algemeen  niet  bevredi- 
gend is. 

Ook  het  activeren  van  de  Aaronische 
priesterschap  beschouw  ik  als  een 
dringende  zaak. 

Vraag:  Ziet  u  een  verschil  in  benadering 
tussen  de  Nederlandse  en  bijvoorbeeld  de 
Amerikaanse  kerkleden  ? 

Ouderling  Vicl<ers:  Ik  zou  zeggen  dat  de 
Nederlanders  over  het  algemeen  conser- 
vatiever zijn.  De  Amerikaanse  leden  staan 
meer  open  voor  wijziging  in  methoden 
van  aanpakken. 

Vraag:  Wat  denkt  u  van  het  imago  van  onze 
kerk  in  Nederland? 


Ouderling  Vickers:  Dat  kan  en  moet  aan- 
zienlijk verbeterd  worden.  Het  is  immers 
een  belangrijke  factor  bij  de  verkondiging 
van  het  herstelde  evangelie,  en  vooral 
onze  afdeling  Publieke  Communicaties 
heeft  hier  een  taak.  Om  u  een  indruk  te 
geven:  In  Nederland  hebben  wij  gemid- 
deld vijftien  bekeerlingen  per  maand, 
terwijl  in  de  V.S.  een  ring  (met  ongeveer 
hetzelfde  aantal  leden)  meer  dan  het 
dubbele  aantal  leden  per  maand  heeft. 
Ik  herhaal  dat  de  plaatselijke  leden  meer 
betrokken  dienen  te  worden  bij  het 
zendingswerk. 


Zuster 

Margery 

Vickers 


Ook  met  zr.  Vickers,  de  echtgenote  van 
onze  regionale  vertegenwoordiger,  hebben 
wij  een  praatje  gemaakt. 

Vraag:  Vertel  u  eens  iets  over  uzelf. 
Zr  Vickers:  Ik  ben  opgegroeid  in  het  dorp 
Payson  in  Utah,  waar  ik  als  jonge  vrouw 
een  tijd  op  het  postkantoor  werkte.  In  de 
kerk  heb  ik  functies  vervuld  in  het  Jeugd- 
werk en  in  de  ZHV.,  maar  het  Jeugdwerk 
heeft  mij  toch  het  meest  aangetrokken. 
Verder  heb  ik  in  Oost-Canada  een  zending 
vervuld. 

Vraag:  Hoe  groot  is  uw  gezin  ? 
Zr  Vickers:  Wij  hebben  vijf  kinderen  en 
veertien   (met   een   lachje)   bijna  vijftien 
kleinkinderen. 

Vraag:  Hoe  vond  u  het  om  naar  Europa  te 
gaan? 

Zr.  Vickers:  Ik  was  nog  nooit  in  Europa 
geweest  en  deze  roeping  was  bovendien 
voor  ons  een  volkomen  verrassing. 
Vraag:  Hoe  vindt  u  de  Nederlanders  in  het 
algemeen? 

Zr  Vickers:  Ach,  ik  had  verwacht  dat  ze  wat 
vriendelijker  tegenover  vreemdelingen 
zouden  zijn.  Maar  ik  ben  ervan  overtuigd 
dat  ik  hier  heel  prettig  met  Nederlandse 
kerkleden  zal  kunnen  samenwerken. 
Eén  van  mijn  eerste  zorgen  is  natuurlijk  het 
leren  van  de  taal.  Ik  ben  blij  dat  ik  hier 
gekomen  ben. 

En  namens  alle  kerkleden  in  Nederland  en 
Vlaanderen  wenst  de  nieuwsredactie  van 
De  Ster  broeder  en  zuster  Vickers  een 
gezegend  verblijf  in  deze  regio. 


De  gave  van  de 
heilige  Geest 


Ouderling  LeGrand  Richards 
van  de  Raad  der  Twaalf 


Ik  bid  nederig  dat  de  Geest  des  Heren 
mij  zal  steunen  als  ik  vanmiddag  tot  u 
spreek  over  een  verklaring  van  de  pro- 
feet Joseph  Smith  aan  president  Van  Bu- 
ren, president  van  de  Verenigde  Staten. 
De  president  vroeg  de  profeet  welk  ver- 
schil er  was  tussen  de  kerk  van  de  profeet 
en  de  andere  kerken  van  de  wereld.  De 
profeet  antwoordde:  ,,Wij  hebben  de 
juiste  wijze  van  dopen,  en  de  gave  van  de 
heiUge  Geest  door  het  opleggen  der  han- 
den." Toen  zei  hij:  „Wij  zijn  van  mening 
dat  alle  andere  verschillen  vallen  onder 
de  gave  van  de  heilige  Geest."  (Zie  His- 
tory  of  the  Church,  deel  4,  blz.  42.) 
Ik  zou  slechts  een  paar  dingen  willen 
noemen  die  in  mij  opkomen  en  die  wij  te 
danken  hebben  aan  de  heilige  Geest,  die 
wij  allen  als  leden  van  de  kerk  hebben 
ontvangen  door  het  opleggen  der  han- 
den door  iemand  die  het  gezag  heeft  deze 
gave  te  bedienen. 

Volgens  mij  is  de  gave  van  de  heilige 
Geest  even  belangrijk  voor  de  mens  als 
zonneschijn  en  water  voor  de  planten. 
Neemt  ze  weg  en  de  planten  sterven. 
Neemt  de  heilige  Geest  uit  deze  kerk  en 
zij  zou  niet  anders  meer  zijn  dan  welke 
andere  kerk  ook.  En  dit  is  duidelijk  te 
zien  in  de  levens  en  de  toewijding  van  de 
leden  van  de  kerk. 

Kort  geleden  tijdens  een  gebiedsconfe- 
rentie in  Toronto  zei  de  eerste  minister 


van  Canada  tegen  president  Tanner:  „Ik 
begrijp  niet  hoe  u  de  mensen  zoveel  kunt 
laten  doen  zonder  ze  te  betalen." 
Als  ik  denk  aan  alles  wat  onze  mensen 
doen  in  onze  kerk  zonder  betaald  te  wor- 
den voor  wat  zij  doen,  dan  weet  ik  dat 
dat  een  geweldig  iets  is.  Neemt  u  de  alge- 
mene autoriteiten  die  hier  op  het  po- 
dium zitten.  Toen  zij  voor  hun  taak  ge- 
roepen werden,  is  er  niets  gezegd  over 
een  eventuele  toelage  die  zij  zouden  krij- 
gen om  van  te  leven.  Ik  herinner  mij  dat 
ik  in  Washington  was,  kort  nadat  presi- 
dent Benson  geroepen  was  om  lid  van  de 
Twaalf  te  worden  en  hij  nog  niet  naar  het 
westen  was  geweest  om  geordend  en 
aangesteld  te  worden.  Ik  was  toen  presi- 
derend bisschop  en  woonde  zijn  ring- 
conferentie  bij.  Hij  vroeg  mij:  „Bisschop 
wordt  er  iets  gedaan  zodat  wij  ervan 
kunnen  leven;  terwijl  wij  tot  de  algemene 
autoriteiten  van  de  kerk  behoren?  "  Ik 
zei:  ,,Ja,  er  is  een  kleine  toelage.  Maar  u 
zult  wel  anders  moeten  leven  dan  u  hier 
gedaan  hebt,  tenzij  u  geld  gespaard 
hebt."  Ik  weet  dat  hem  een  aanbod  ge- 
daan werd  terwijl  hij  op  het  ministerie 
van  landbouw  werkte  dat,  in  die  dagen, 
een  geweldig  aanbod  was.  Hij  bedankte 
ervoor  zodat  hij  hier  kon  komen  en  lid 
van  de  Raad  worden,  zonder  de  zeker- 
heid te  hebben  dat  er  een  toelage  aan 
verbonden  was. 


127 


Ik  denk  aan  president  Tanner,  toen  hij 
geroepen  werd  om  een  van  de  algemene 
autoriteiten  te  worden.  President 
McKay  vertelde  ons  eens  dat  hij  eerste 
minister  van  Canada  had  kunnen  wor- 
den en  dat  hij  aan  het  hoofd  stond  van 
verschillende  grote  industriële  onderne- 
mingen in  Canada.  Ik  weet  zeker  dat  als 
hij  hier  nu  stond,  hij  u  zou  vertellen  dat 
toen  president  McKay  hem  vroeg  een 
van  de  algemene  autoriteiten  te  worden 
hij  niet  met  hem  de  toelage  heeft  bespro- 
ken die  hij  zou  krijgen. 
Ik  zou  verder  kunnen  gaan  en  u  vertellen 
hoe  een  ieder  van  deze  mannen  hun  za- 
ken en  beroep  hebben  opgegeven.  Waar- 
om hebben  zij  het  gedaan?  Omdat  zij  de 
gave  van  de  heilige  Geest  hadden  ont- 
vangen die  ze  in  staat  stelde  te  doen  wat 
Jezus  aanraadde:  „Maar  zoekt  eerst  Zijn 
Koninkrijk  en  Zijn  gerechtigheid  en  dit 
alles  zal  u  bovendien  geschonken  wor- 
den." (Matteüs  6  :  33.) 
Toen  ik  de  presiderende  bisschop  was  en 
een  van  mijn  raadgevers  bisschop  Ash- 
ton  stierf,  vroeg  ik  om  broeder  T.B. 
Isaacson.  Hij  stond  toen  aan  het  hoofd 
van  een  grote  verzekeringsmaatschappij 
waarvan  hij  de  eigenaar  was.  Toen  presi- 
dent George  Albert  Smith  hem  vroeg  of 
hij  bereid  was  mijn  raadgever  te  zijn,  zei 
hij:  ,,Ja,  maar  ik  wil  wel  even  naar  het 
oosten  gaan  en  met  mijn  firma  regelen 
dat  zij  een  bedrijfsleider  benoemen, 
want  u  weet  dat  in  de  verzekeringswereld 
veel  afhangt  van  vernieuwingen.  Als  zij 
het  niet  goed  vinden,"  zei  hij  verder, 
,,dan  zeg  ik  ze  wel  dat  ze  mijn  zaak  maar 
over  moeten  nemen."  Ik  weet  toevallig 
dat  de  tiende  die  hij  betaalde  ongeveer 
overeenkwam  met  de  toelage  die  hij 
kreeg  als  raadgever  in  de  bisschap!  En 
dat  is  niet  alles,  want  de  eerste  maanden 
nadat  hij  zijn  toelage  kreeg,  heeft  hij  de- 
ze weer  teruggegeven  aan  de  kerk.  Hij 
zei:  „Ik  ben  nooit  op  zending  geweest, 
het  wordt  tijd  dat  ik  eens  iets  doe." 


U  moest  eens  van  een  ieder  van  deze 
mannen  kunnen  horen!  Ik  had  bij- 
voorbeeld een  zaak  met  tien  mannen  en 
twee  meisjes  die  voor  mij  werkten,  toen 
de  president  van  de  kerk  mijn  vader  naar 
mij  toe  zond  om  te  vragen  hoe  ik  er  over 
zou  denken  om  president  van  de  Holly- 
wood — ring  te  worden.  Ik  zal  u  niet  alle 
details  vertellen,  maar  binnen  zestig  da- 
gen had  ik  mijn  zaak  verkocht,  mijn 
prachtig  huis  en  was  ik  met  mijn  gezin 
verhuisd  naar  California  zonder  een  toe- 


„ Volgens  mij  is  de  gave  van  de 

heilige  Geest  even  belangrijk 

voor  de  mens  als  zonneschijn 

en  water  voor  de  planten." 


lage  om  van  te  leven.  Ik  moest  van  voren 
af  aan  beginnen. 

En  toen  ik  in  zaken  was  hier  in  Salt  Lake 
en  president  Heber  J.  Grant  om  duizend 
zendelingen  vroeg  die  een  korte  tijd  op 
zending  wilden  gaan,  voegde  hij  eraan 
toe:  Bisschoppen  en  ringpresidenten 
worden  niet  uitgesloten."  Ik  was  toen 
bisschop,  ik  kwam  terecht  in  New  Eng- 
land  en  mijn  vrouw  en  zeven  kindertjes 
bleven  achter  terwijl  mijn  zwager  voor 
mijn  zaak  zorgde.  Zulke  dingen  doe  je 
niet  met  normale  mensen!  Er  zijn  men- 
sen voor  nodig  die  door  de  heilige  Geest 
geïnspireerd  worden. 
Wij  hebben  28.000  zendeHngen  in  de  we- 
reld vandaag,  die  de  kosten  zelf  betalen 
en  voor  zichzelf  zorgen,  en  er  zijn  er 
honderdduizenden  geweest  sinds  de 
kerk  georganiseerd  werd  en  de  enige  re- 
den dat  zij  het  doen  is  dat  zij  de  gave  van 
de  heilige  Geest  hebben.  De  meesten  van 
hen  hebben  sinds  hun  jeugd  uitgekeken 
naar  de  dag  dat  zij  op  zending  zouden 
gaan. 


128 


Ik  denk  aan  een  klein  verhaaltje  dat  pre- 
sident Benson  ons  kortgeleden  vertelde. 
Tijdens  een  diner  in  het  oosten  van  het 
land  zat  hij  eens  naast  een  predikant. 
Deze  zei:  ,,Mr.  Benson,  ik  zou  u  graag 
even  spreken  na  het  diner."  Zij  gingen 
dus  naar  een  ander  deel  van  het  gebouw 
en  hij  zei:  „Er  zijn  twee  dingen  in  uw 
kerk  die  wij  graag  na  zouden  doen." 
Broeder  Benson  vroeg:  ,,En  wat  zijn  die 
twee  dingen?" 

„Wel,  de  eerste  is  uw  zendelingensys- 
teem," zei  hij.  ,,U  stuurt  uw  zendehngen 
over  de  gehele  wereld.  U  betaalt  ze  niet; 
u  laat  ze  zelf  hun  reis  naar  het  zendings- 
veld  betalen,  voor  zichzelf  zorgen  terwijl 
zij  daar  zijn,  en  alles  wat  de  kerk  doet  is 
hun  terugreis  betalen."  Hij  vervolgde: 
„In  onze  kerk  hebben  wij  een  zendings- 
fonds, wij  zijn  bereid  de  reis  te  betalen 
naar  het  zendingsgebied,  ze  te  onder- 
houden terwijl  zij  er  zijn  en  de  reis  terug 
te  betalen,  maar  wij  kunnen  niemand 
vinden  die  wil  gaan." 
Dat  is  het  verschil  als  je  werkt  in  het 
koninkrijk  van  de  mens  en  het  konink- 
rijk van  God.  Hij  is  de  enige  die  zijn 
heilige  Geest  in  de  harten  van  de  mensen 
kan  geven. 

Niemand  in  de  wereld  zou  na  kunnen 
doen  wat  wij  hier  gisteravond  hebben 
gedaan,  toen  wij  een  conferentie  hielden 
van  de  priesterschap  van  de  kerk.  De 
vergadering  werd  uitgezonden  naar 
1 .700  verschillende  gebouwen  en  ik  denk 
dat  wij  zo'n  tweehonderdduizend  man- 
nen en  jongens  als  toehoorders  hadden, 
die  allen  het  priesterschap  van  God  dra- 
gen. Geen  wonder  dat  Petrus  zei:  ,,Gij 
echter  zijt  een  uitverkoren  geslacht,  een 
koninklijk  priesterschap,  een  heilige  na- 
tie, een  volk  (Gode)  ten  eigendom,  om 
de  grote  daden  te  verkondigen  van  Hem, 
die  u  uit  de  duisternis  geroepen  heeft  tot 
zijn  wonderbaar  licht."  (1  Petrus  2:9.) 
Denkt  eens  aan  het  koor  hier  achter  dat 
zo  prachtig  voor  ons  gezongen  heeft. 


Dat  hebben  zij  nu  al  meer  dan  vijftig  jaar 
gedaan.  (Ik  neem  aan  dat  zij  dat  niet 
allen  gedaan  hebben,  maar  het  koor  in 
alle  geval  wel.)  En  wij  hoeven  ze  niets  te 
betalen  —  driehonderdenvijftig  zijn  het 
er  die  week  na  week  hier  samenkomen 
om  te  oefenen  en  dan  voor  ons  te  zingen. 
In  het  zuiden,  toen  ik  daar  zendingspre- 
sident was  ging  ik  eens  naar  een  prachti- 
ge nieuwe  kapel  —  niet  een  van  onze 
kerk  —  en  de  predikant  leidde  ons  rond. 
De  grond  was  afgegraven  zodat  het  sou- 
terrain bovengronds  was,  en  ik  maakte 
de  opmerking  tegen  de  geestelijke: 
„Weet  u  wat  wij  zouden  doen  als  wij  het 
zo  hadden?" 
„Nou?"  vroeg  hij. 

„Wij  zouden  het  opknappen  en  het  ge- 
bruiken voor  de  recreatie  van  onze 
jeugd." 

,,Ja,  mijnheer  Richards",  zei  hij,  ,,dat 
kunt  u  doen.  U  hebt  getrainde  leiders,  u 
hoeft  ze  niet  te  betalen.  Maar  die  hebben 
wij  niet  en  wij  kunnen  ons  niet  veroorlo- 
ven ze  te  betalen."  Ik  wist  dat  hij  het  niet 
zou  kunnen,  want  een  van  onze  leden 
zong  iedere  week  in  zijn  koor  en  werd 
door  de  predikant  betaald  voor  het  zin- 
gen in  het  koor. 

Stelt  u  voor  dat  wij  al  deze  mensen  moes- 
ten betalen,  en  dan  al  onze  wijkkoren,  en 
alle  hulporganisaties.  En  stelt  u  voor  — 
op  vrijdag  was  er  een  vergadering  van  de 
regionale  vertegenwoordigers  van  de 
Twaalf.  Ik  herinner  mij  niet  hoeveel  er 
precies  waren,  maar  ik  denk  ongeveer 
190.  Dat  zijn  zakenmensen,  leidende 
ambtenaren  en  mensen  uit  de  vrije  be- 
roepen. Zij  reizen  het  hele  land  door  om 
het  koninkrijk  op  te  bouwen  zonder  eni- 
ge vergoeding  voor  hun  werk.  God  zij 
dank  voor  de  gave  van  de  heilige  Geest! 
Geen  wonder  dat  de  profeet  zei  dat  alle 
andere  verschillen  onder  de  gave  van  de 
heilige  Geest  vallen. 
Een  van  de  mooiste  illustraties  van  wat 
de  heilige  Geest  voor  iemand  kan  doen 


129 


vinden  wij  in  de  Schriften  in  het  verhaal 
van  Petrus.  U  zult  zich  herinneren  dat 
toen  Jezus  met  de  discipelen  het  laatste 
avondmaal  gebruikte  hij  ze  vertelde  dat 
een  van  hen  hem  zou  verraden.  Petrus 
zei  toen  zo  iets  als:  „Al  zouden  allen 
aanstoot  aan  U  nemen,  ik  nooit!"  En: 
„Zelfs  al  moest  ik  met  U  sterven,  ik  zal 
U  voorzeker  niet  verloochenen."  En  Je- 
zus zeide:  ,,Eer  de  haan  kraait,  zult  gij 
Mij  driemaal  verloochenen."  (Zie 
Matteüs  26  :  33-35.)  Nadat  Jezus  gevan- 
gen genomen  was  zat  Petrus  buiten  in  de 
hof  en  twee  verschillende  vrouwen  kwa- 
men naar  hem  toe  en  zeiden:  ,,Ook  gij 
waart  bij  Jezus,"  (Matteüs  26  :  69),  en  hij 
ontkende  het  zeer  beshst.  Toen  kwam  er 
een  man  en  hij  ontkende  het  zelfs  met 
vloeken.  En  toen  hij  dat  gedaan  had 
hoorde  hij  de  haan  kraaien  en  ,,hij  ging 
naar  buiten  en  weende  bitter."  (Matteüs 
26  :  75.)  Wel,  dat  was  Petrus  voordat  hij 
de  heilige  Geest  had  ontvangen. 


Jezus  gebood  zijn  discipelen  in  Jeruza- 
lem te  blijven  totdat  zij  met  de  heilige 
Geest  begiftigd  zouden  worden;  Hij  zei 
dat  het  nodig  was  dat  Hij  wegging  om- 
dat anders  de  Trooster  niet  zou  kunnen 
komen.  En  Hij  zei:  „Maar  de  Trooster 
.  .  .  zal  u  alles  leren  en  u  te  binnen  bren- 
gen al  wat  Ik  u  gezegd  heb  "  (Johannes 
14  :  26.) 

Kijkt  u  nu  eens  naar  Petrus  nadat  hij  de 
heilige  Geest  ontvangen  had  en  toen  hij 
door  de  hogepriesters  geboden  werd 
Christus  niet  te  prediken  in  de  straten 
van  Jeruzalem.  Hij  zei:  ,,Men  moet  Go- 
de  meer  gehoorzamen  dan  de  mensen." 
(Handelingen  5  :  29.)  Hij  was  zo  onbe- 
vreesd als  een  leeuw. 
Enkele  jaren  geleden  maakte  ik  een  ron- 
dreis door  de  Midden-Amerikaanse  zen- 
dingen met  de  zendingspresident.  Wij 
zijn  een  van  de  grote  kathedralen  die 
daar  zijn  binnengegaan  en  op  een  van  de 
muren  waren  olieverfschilderijen  van  de 


130 


eerste  twaalf  apostelen,  waarop  de  wijze 
waarop  zij  de  dood  gevonden  hebben 
werd  afgeschilderd.  Paulus  werd  ont- 
hoofd te  Rome  onder  Nero.  Petrus 
werd  gekruisigd  met  zijn  hoofd  naar  be- 
neden omdat  hij  zich  niet  waardig  vond 
op  dezelfde  wijze  gekruisigd  te  worden 
als  zijn  Heer.  Dat  is  Petrus  nadat  hij  de 
gave  van  de  heilige  Geest  had  ontvan- 
gen. Vergelijk  dat  met,  toen  hij  de  Hei- 
land verloochende. 

En  zo  gaat  het  met  al  onze  mensen,  en 
met  al  het  werk  in  de  kerk.  Per  dag  wij- 
den wij  gemiddeld  een  kapel  in,  in  de 
gehele  kerk  en  de  mensen  geven  er  hun 
bijdragen  voor.  Hun  tienden  en  hun  of- 
feranden maken  het  mogelijk  deze  ker- 
ken te  bouwen,  en  zij  doen  het  vanwege 
de  heilige  Geest  die  zij  gekregen  hebben 
door  het  opleggen  der  handen  als  zij  lid 
van  de  kerk  worden. 
Nog  dit  ter  illustratie:  Toen  ik  in  het 
zuiden  woonde,  was  er  eens  een  rondrei- 
zende prediker  die  ook  Atlanta  bezocht 
en  de  leiders  van  de  kerken  vertelde  hoe 
zij  uit  de  schulden  konden  komen.  Hij 
haalde  de  woorden  van  Maleachi  aan: 
„Beproeft  Mij  toch  daarmede  ...  of  Ik 
dan  niet  voor  u  de  vensters  van  de  hemel 
zal  openen  .  .  ."  (Maleachi  3  :  10.)  En  hij 
vertelde  die  mensen  dat,  als  zij  tien 
maanden  lang  hun  tienden  zouden  beta- 
len zij  uit  de  schulden  zouden  zijn.  Later 
sprak  ik  met  hem,  en  zei: ,, Eerwaarde,  ik 
zou  u  mijn  getuigenis  willen  geven  dat  u 
dicht  bij  de  waarheid  komt.  Wij  hebben 
ons  hele  leven  tiende  betaald."  Toen  zei 
ik:  ,,Er  is  slechts  een  ding  dat  ik  niet 
begrijp.  U  zegt  dat  het  de  wet  des  Heren 
is  om  de  mensen  te  zegenen,  en  als  dit  zo 
is,  zou  het  dan  niet  beter  zijn  dat  zij  hun 
hele  leven  gezegend  worden  in  plaats  van 
maar  tien  maanden," 
Hij  antwoordde:  „O,  mijnheer  Ri- 
chards,  zo  ver  kunnen  wij  nog  niet 
gaan." 
Wij  zouden  deze  prachtige  gebouwen 


niet  kunnen  bouwen  en  het  prachtige 
programma  van  de  kerk  niet  uitvoeren 
als  het  rustte  op  de  schouders  van  men- 
sen met  hun  eigen  bekwaamheden  en 
mogelijkheden. 

Ik  zie  dat  ik  moet  ophouden  met 
spreken! 

God  zegene  u  allen.  Ik  dank  Hem  met 
heel  mijn  hart  en  ziel  voor  de  herstelling 
van  het  evangelie,  voor  de  herstelling 
van  het  heilige  priesterschap,  voor  alle 
gaven  en  zegeningen  die  wij  daardoor 
ontvangen  met  inbegrip  van  de  gave  van 
de  heilige  Geest.  Toen  ik  tot  lid  van  de 
Twaalf  werd  benoemd  heb  ik  van  dit 
podium  af  gezegd  dat  ik  liever  had  dat 
mijn  kinderen  het  gezelschap  van  de  hei- 
lige Geest  hadden  dan  van  wie  dan  ook 
in  de  wereld,  en  zo  denk  ik  er  nu  nog 
over,  voor  hen,  voor  mij,  en  voor  u  allen. 
Ik  laat  u  mijn  liefde  en  zegen  in  de  naam 
van  de  Heer  Jezus  Christus.  Amen.    D 


131 


„Geef  mij  daarom 
dit  bergland" 


President  Spencer  W.  Kimball 


Geliefde  broeders  en  zusters, 
Is  er  iemand  onder  u  die  broeder 
LeGrand  Richards,  die  zojuist  ge- 
sproken heeft,  niet  kent?  Is  er  iemand  die 
niet  weet  welk  een  groot  zendeling  hij 
geweest  is?  Toen  ik  een  lid  van  het  ring- 
presidium  van  Arizona  was,  kwam  broe- 
der Richards  eens  naar  onze  ring.  Na  al 
de  duizenden  goede  dingen  die  hij  ons 
gegeven  had,  herinner  ik  mij  nog  goed 
dat  wij  samen  naar  Miami,  Arizona,  gin- 
gen voor  de  laatste  conferentie,  en  wij 
hebben  daar  gezeten  en  een  groot  deel 
van  de  avond  over  het  evangelie  gespro- 
ken. Ik  weet  niet  of  hij  het  zich  kan  her- 
inneren, maar  het  heeft  een  diepe  indruk 
op  mij  gemaakt. 

Het  Eerste  Presidium  en  enkele  van  de 
algemene  autoriteiten  ging  onlangs  naar 
een  gebiedsconferentie  in  Nieuw  Mexico 
en  wij  hadden  ergens  vertraging  doordat 
een  vliegtuig  defect  was.  Er  moesten  en- 
kele onderdelen  uit  Denver,  Colorado, 
komen.  Terwijl  de  anderen  zaten  te 
wachten  begon  broeder  Richards  met  de 
piloot  en  de  stewardess  te  praten  en  on- 
derwees hen  het  evangelie.  Zo'n  zende- 
hng  is  hij! 

Ik  geloof  dat  hij  sprak  over  28.000  zen- 
delingen, maar  ik  geloof  dat  er  nu  29.000 
en  meer  zijn.  In  alle  geval  zijn  wij  broe- 
der Richards  en  alle  andere  broeders  die 
zo  getrouw  geweest  zijn  als  hij  in  zijn 


toespraak  vertelde,  zeer,  zeer  dankbaar. 
Het  is  een  prachtige  conferentie  geweest! 
Het  is  voor  ons  allen  goed  geweest  hier  te 
zijn.  Ik  ben  dankbaar  voor  de  woorden 
die  de  broeders  hebben  gesproken.  De 
Heer  heeft  hun  gebeden  om  goddelijke 
hulp  bij  het  voorbereiden  en  het  uitspre- 
ken van  de  toespraken  verhoord. 
Ik  zou  mijn  waardering  uit  willen  spre- 
ken voor  u  allen  die  zo  ver  hebben  moe- 
ten reizen  om  hier  te  zijn.  Enkelen  van  u 
hebben  er  zich  grote  offers  en  ongemak 
voor  moeten  getroosten.  Wij  zijn  dank- 
baar voor  uw  toewijding  en  vragen  de 
Heer  u  te  zegenen  zodat  de  bood- 
schappen die  u  gehoord  hebt  nog  lang 
nadat  wij  de  liederen  gezongen  hebben 
en  het  laatste  amen  hebben  uitgesproken 
uw  hart  zullen  blijven  roeren.  Wij  besef- 
fen dat  veel  afhangt  van  wat  u  als  leiders 
doet  met  de  mensen  in  uw  ringen  en 
wijken  en  gezinnen,  nadat  u  weer  naar 
huis  bent  teruggekeerd. 
Ik  zou  iets  willen  zeggen  over  dat  mooie 
verhaal  van  de  exodus  van  de  kinderen 
Israëls  uit  Egypte  naar  het  beloofde 
land.  In  die  geschiedenis  wordt  een  spe- 
ciaal iemand  genoemd  die  mij  aan- 
spreekt en  motiveert  en  inspireert.  Zijn 
naam  is  Kaleb. 

Kort  nadat  Mozes  Israël  uit  de  slavernij 
in  Egypte  had  weggeleid,  zond  hij  twaalf 
mannen  uit  om  het  beloofde  land  te  ver- 


132 


kennen  en  om  bij  hun  terugkeer  iets  te 
vertellen  over  de  levensomstandigheden 
daar.  Kaleb  en  Jozua  maakten  deel  uit 
van  de  groep.  Nadat  zij  veertig  dagen 
aan  hun  opdracht  hadden  besteed  keer- 
den de  mannen  terug.  Zij  brachten  vij- 
gen met  zich  mee  en  granaatappelen  en 
een  tros  druiven  die  zo  groot  was  dat  er 
twee  mannen  voor  nodig  waren  om  hem 
tussen  hen  in,  aan  een  paal  te  dragen. 
De  meeste  leden  van  de  groep  brachten 
een  zeer  ontmoedigend  verslag  uit  van 
het  beloofde  land  en  zijn  bewoners.  Hoe- 
wel zij  een  land  gevonden  hadden  dat 
prachtig  en  begeerlijk  was  en  dat  over- 
vloeide van  melk  en  honing,  hadden  zij 
ontdekt  dat  de  steden  ommuurd  en 
ontzagwekkend  waren  en  dat  de  men- 
sen, de  zonen  van  Anak,  wel  reuzen  le- 
ken. De  Israëlische  verspieders  zeiden 
dat  zij  het  gevoel  hadden  gehad  dat  zij 
sprinkhanen  waren  in  vergelijking  met 
hen.  Kaleb  zag  de  dingen  echter  een 
klein  beetje  anders,  met  wat  de  Heer 
,,een  andere  geest"  noemt  en  zijn  verslag 
van  de  reis  en  zijn  raad  was  heel  anders. 
Hij  zei:  ,,Laat  ons  gerust  optrekken  en 
het  in  bezit  nemen,  want  wij  zullen  het 
zeker  kunnen  vermeesteren."  (Numeri 
13:30.) 

Jozua  en  Kaleb  waren  mannen  met  een 
groot  geloof,  en  samen  drongen  zij  erop 
aan  dat  de  Israëlieten  onmiddellijk  het 
beloofde  land  binnen  zouden  gaan, 
zeggen: 

„Indien  de  Here  welgevallen  aan  ons 
heeft,  dan  zal  Hij  ons  in  dit  land  brengen 
en  het  ons  geven,  een  land,  dat  vloeit  van 
melk  en  honing.  Alleen,  weest  dan  niet 
opstandig  tegen  de  Here,  en  gij,  vreest 
het  volk  van  het  land  niet,  want  ...  de 
Here  is  met  ons,  vreest  hen  niet."  (Nu- 
meri 14:8,  9.) 

Maar  de  lafhartige  Israëlieten  herinner- 
den zich  de  veiligheid  van  hun  Egypti- 
sche slavernij  en  hadden  geen  vertrou- 
wen in  God.  Zij  verwierpen  Kaleb  en 


Jozua  en  probeerden  ze  zelfs  te  stenigen. 
Wegens  hun  gebrek  aan  geloof  werden 
de  kinderen  Israëls  gedwongen  veertig 
jaar  rond  te  zwerven  in  het  stof  van  de 
woestijn,  terwijl  zij  van  de  melk  en  de 
honing  hadden  kunnen  genieten. 
De  Heer  besliste  dat  voordat  Israël  het 
land  Kanaan  mocht  binnen  trekken  het 
gehele  ongelovige  geslacht  dat  uit  de  sla- 


„Alleen,  weest  dan  niet 

opstandig  tegen  de  Here,  en  gij, 

vrees  het  volk  van  het  land 

niet,  want  ,  .  .  de  Here  is  met 

ons;  vreest  hen  niet." 


vernij  verlost  was  sterven  moest  —  de 
eeuwigheid  ingaan  —  allen,  behalve  Jo- 
zua en  Kaleb.  Wegens  hun  geloof  werd 
hen  beloofd  dat  zij  en  hun  kinderen  zou- 
den leven  en  het  beloofde  land  bewonen. 
Vijf  en  veertig  jaar  nadat  de  mannen  te- 
ruggekeerd waren  van  hun  verkenning- 
stocht door  het  beloofde  land,  toen  de 
nieuwe  generatie  Israëlieten  onder  de  lei- 
ding van  Jozua  de  verovering  van 
Kanaan  voltooide,  sprak  Kaleb  tot 
Jozua: 

,, Veertig  jaar  was  ik  oud,  toen  Mozes,  de 
knecht  des  Heren,  mij  van  Kades- 
Barnea  uitzond,  om  het  land  te  verspie- 
den: en  ik  bracht  hem  nauwgezet  verslag 
uit.  Terwijl  mijn  broeders,  die  met  mij 
opgetrokken  waren,  het  hart  van  het 
volk  deden  versmelten,  bleef  ik  volko- 
men trouw  aan  de  Here,  mijn  God  .  .  . 
Welnu,  zie,  de  Here  heeft  mij  in  het  leven 
behouden,  zoals  Hij  beloofd  heeft.  Het  is 
nu  vijfenveertig  jaar,  sedert  de  Here  dit 
woord  tot  Mozes  gesproken  heeft,  gedu- 
rende welke  tijd  Israël  in  de  woestijn 
rondgetrokken  heeft.  Welnu,  zie,  ik  ben 


133 


heden  vijfentachtig  jaar  oud;  ik  ben 
thans  nog  even  sterk  als  toen  Mozes  mij 
uitzond;  de  kracht,  die  ik  nu  bezit  is 
dezelfde  als  die  ik  toen  had,  kracht  om  te 
strijden  en  om  uit  en  in  te  gaan."  (Jozua 
14  :  7,  8,  10,  11.) 

Van  Kalebs  voorbeeld  leren  wij  belan- 
grijke lessen.  Evenals  Kaleb  moest  strij- 
den en  oprecht  en  trouw  blijven  om  zijn 
erfdeel  te  verkrijgen,  zo  moeten  ook  wij 
niet  vergeten  dat  hoewel  de  Heer  ons  een 
plaats  in  zijn  koninkrijk  heeft  beloofd, 
wij  er  voortdurend  en  getrouw  naar 
moeten  streven  de  beloning  waardig  te 
zijn. 

Kaleb  besloot  zijn  ontroerende  verkla- 
ring met  een  verzoek  en  een  uitdaging 
waar  ik  met  mijn  gehele  hart  mee  kan 
instemmen.  De  Enakieten,  de  reuzen, 
bewoonden  nog  steeds  het  beloofde  land 
en  zij  moesten  overwonnen  worden.  Ka- 
leb, nu  vijfentachtig  jaar  oud  zei:  ,,Geef 
mij  daarom  dit  bergland."  (Jozua  14  : 
12.) 

Dit  is  ook  hoe  ik  mij  voel  tegenover  het 
werk  op  het  ogenblik.  Er  liggen  grote 
uitdagingen  voor  ons,  geweldige  moge- 
lijkheden waar  wij  gebruik  van  moeten 
maken.  Ik  ben  blij  met  dat  spannende 
vooruitzicht  en  ben  geneigd  om  nederig 
tot  de  Heer  te  zeggen:  Geef  mij  daarom 
dat  bergland,  geef  mij  die  uitdagingen." 
Nederig  beloof  ik  de  Heer  en  u,  mijn 
geliefde  broeders  en  zusters,  medewer- 
kers in  deze  heilige  zaak  van  Christus, 
dat  ik  voorwaarts  zal  gaan,  met  geloof  in 
de  God  van  Israël,  in  de  wetenschap  dat 
Hij  ons  zal  leiden  en  besturen,  totdat 
tenslotte  zijn  doeleinden  bereikt  zijn  en 
wij  het  beloofde  land  binnen  mogen 
gaan  en  de  beloofde  zegeningen  mogen 
ontvangen. 

„Maar  Jezus  zeide  (tot  hem):  Niemand, 
die  de  hand  aan  de  ploeg  slaat  en  ziet 
naar  hetgeen  achter  hem  ligt,  is  geschikt 
voor  het  Koninkrijk  Gods."  (Lucas  9  : 
62.) 


Ik  zal  de  Here,  mijn  God,  volkomen 
trouw  blijven,  en  mijn  energie  en  be- 
kwaamheid hier  ten  volle  aan  besteden. 
Ernstig  en  dringend  raad  ik  u  allen  aan 
deze  zelfde  belofte  te  maken  en  u  ook  in 
te  spannen  —  iedere  priesterschapslei- 
der, iedere  vrouw  in  Israël,  elke  jonge- 
man, iedere  jonge  vrouw,  iedere  jongen 
en  meisje. 

Mijn  broeders  en  zusters  ik  getuig  tot  u 
dat  dit  het  werk  des  Heren  is  en  dat  het 
waar  is.  Wij  hebben  een  opdracht  van  de 
Heer.  Dit  is  zijn  kerk  en  Hij  staat  aan  het 
hoofd  en  is  er  de  hoeksteen  van.  Deze 
getuigenis  laat  ik  met  u,  in  alle  oprech- 
theid, met  mijn  liefde  en  zegen,  in  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.       D 


134 


Zaterdag,  6  oktober  1979 


Vergadering  van  de  Welzijnszorg 


Bestendigheid  te 
midden  van  verandering 


President  N.  Eldon  Tanner 
Eerste  Raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


Tijdens  de  Tweede  Wereldoorlog 
schreef  een  lid  van  de  Raad  der  Twaalf, 
ouderling  Albert  E.  Bowen,  een  boek 
samengesteld  uit  een  reeks  radiotoespra- 
ken, dat  hij  Constancy  amid  Change 
(bestendigheid  te  midden  van  verande- 
ring) noemde  (Salt  Lake  City:  Deseret 
News  Press,  1944).  De  boodschappen 
van  deze  toespraken  waren  uitermate 
toepassehjk  voor  de  tijd  waarin  zij  ge- 
houden werden.  Wij  hadden  een  wereld 
vol  conflicten  en  overal  op  aarde  hadden 
mensen  behoefte  aan  een  boodschap  van 
zekerheid,  zelfvertrouwen  en  stabiliteit. 
Er  schijnen  vele  overeenkomsten  te  zijn 
tussen  het  huidige  tijdperk  en  die  roerige 
oorlogsjaren.  Wij  worden  vandaag  de 
dag  geconfronteerd  met  vele  verbijste- 
rende problemen.  Naast  belangrijke  po- 
litieke problemen  op  internationaal  ni- 
veau, maken  we  ook  een  van  de  moei- 
lijkste economische  perioden  mee  die  we 
in  vele  tientallen  jaren  't  hoofd  hebben 
moeten  bieden  —  het  probleem  van  in- 
flatie en  het  persoonlijk  financieel 
beleid. 


Ik  wil  graag  de  titel  van  oudeding  Bo- 
wens  boek  lenen  en  u  laten  delen  in  een 
aantal  van  zijn  eigen  ervaringen  en  over- 
tuigingen geput  uit  de  zestig  jaar  dat  ik 
gewerkt  heb.  Ik  heb  iedere  fase  van  de 
economische  cyclus  meegemaakt.  Ik  heb 
persoonlijke  malaise  gekend.  Ik  heb  een 
nationale  en  internationale  malaise  ge- 
kend, evenals  perioden  van  recessie  en 
inflatie.  Ik  heb  zogenaamde  oplossingen 
met  iedere  verandering  in  de  economi- 
sche cyclus  zien  komen  en  gaan.  Deze 
ervaringen  hebben  mij  tot  dezelfde  over- 
tuiging gevoerd  als  die  van  Robert 
Frost,  die  eens  zei: 

De  meeste  verandering  die  we  menen  te 
zien  in  het  leven 

Is  te  wijten  aan  waarheden  die  in  en  uit  de 
gunst  zijn. 

(„The  Black  Cottage,"  in  The  Poetry  of 
Robert  Frost,  ed.  Edward  Connery  La- 
than,  New  York:  Holt,  Rinehart  and 
Winston,  1969,  blz.  58.) 
Waarin  ik  u  vandaag  wil  laten  delen  zijn 
mijn  waarnemingen  van  de  bestendige 
en  fundamentele  beginselen  die,  wan- 


135 


neer  zij  worden  opgevolgd,  onder  alle 
economische  omstandigheden  tot  finan- 
ciële zekerheid  en  gemoedsrust  zullen 
voeren. 

Ten  eerste  wil  ik  een  fundering  leggen  en 
een  perspectief  vaststellen,  binnen  de- 
welke deze  econonische  beginselen  moe- 
ten worden  toegepast. 
Op  zekere  dag  zei  een  van  mijn  klein- 
zoons tegen  mij:  ,,Ik  heb  u  en  andere 
geslaagde  mannen  gadegeslagen  en  ik 
heb  besloten  een  succes  te  worden  in  het 
leven.  Ik  wil  een  vraaggesprek  hebben 
met  zoveel  mogelijk  geslaagde  mensen 
om  te  bepalen  wat  hen  deed  slagen.  Als  u 
nu  terugkijkt  op  uw  ervaringen,  opa,  wat 
is  dan  volgens  u  het  belangrijkste  bes- 
tanddeel van  succes?" 
Ik  vertelde  hem  dat  de  Heer  ons  de  beste 
formule  voor  succes  had  gegeven  die  ik 
kende:  „Maar  zoekt  eerst  Zijn  Konink- 
rijk en  Zijn  gerechtigheid  en  dit  alles  zal 
u  bovendien  geschonken  worden." 
(Matteüs  6  :  33.) 

Er  zijn  mensen  die  redeneren  dat  somni- 
ge  mannen  financieel  voorspoedig  zijn 
die  niet  eerst  het  koninkrijk  zoeken.  Dat 
is  waar.  Maar  de  Heer  belooft  ons  niet 
louter  stoffelijke  rijkdom  als  wij  eerst  het 
koninkrijk  zoeken.  Uit  mijn  eigen  erva- 
ring weet  ik  dat  dit  niet  het  geval  is.  Om 
met  de  woorden  van  Henrik  Ibsen  te 
spreken:  ,,Geld  kan  dan  wel  de  bolster 
van  vele  dingen  zijn,  maar  niet  de  kern. 
Het  brengt  je  eten,  maar  geen  eetlust; 
geneesmiddelen,  maar  geen  gezondheid; 
kennissen,  maar  geen  vrienden;  bedien- 
den, maar  geen  trouw;  vreugdevolle  da- 
gen, maar  geen  vrede  of  geluk."  (Uit  The 
Forbes  Scrapbook  ofThoughts  on  the  Bu- 
siness of  Life,  New  York:  Forbes,  Inc., 
1968,  blz.  88.) 

Stoffelijke  zegeningen  zijn  een  onderdeel 
van  het  evangelie  indien  zij  worden  ver- 
kregen op  de  juiste  manier  en  voor  het 
juiste  doel.  Dat  doet  mij  denken  aan  een 
ervaring  van  president  Hugh  B.  Brown. 


Als  een  jong  soldaat  in  de  Eerste  Wereld- 
oorlog bracht  hij  eens  een  bezoek  aan 
een  bejaarde  vriend  die  in  het  ziekenhuis 
lag.  Deze  tachtigjarige  was  meerdere 
malen  miljonair  en  lag  op  sterven.  Noch 
de  vrouw  waarvan  hij  gescheiden  was, 
noch  wie  dan  ook  van  zijn  vijf  kinderen 
gaven  genoeg  om  hem,  om  hem  in  het 
ziekenhuis  te  komen  opzoeken.  Terwijl 
president  Brown  nadacht  over  de  dingen 


Wanneer  zij  worden  opgevolgd 

zullen  deze  vijf  beginselen  van 

economische  bestendigheid, 

onder  alle  economische 

omstandigheden  „tot  financiële 

zekerheid  en  gemoedsrust 

voeren." 


die  zijn  vriend  ,,was  kwijtgeraakt  die  niet 
voor  geld  te  koop  waren  en  van  zijn 
tragische  omstandigheden  en  de  diepte 
van  zijn  ellende  opmerkte,"  vroeg  hij 
zijn  vriend  wat  hij  zou  veranderen  in  zijn 
leven  als  hij  het  nog  eens  over  mocht 
doen. 

De  oude  heer,  die  een  paar  dagen  later 
overleed,  zei:  ,, Wanneer  ik  terugdenk 
aan  mijn  leven,  dan  is  het  belangrijkste 
en  waardevolste  bezit  dat  ik  had  kunnen 
hebben,  maar  dat  ik  in  het  proces  van 
het  vergaren  van  mijn  miljoenen  ver- 
loor, het  eenvoudige  geloof  dat  mijn  moe- 
der had  in  God  en  in  de  onsterfelijkheid 
van  de  ziel. 

...  Je  vroeg  mij  wat  het  waardevolste  is 
in  het  leven.  Ik  kan  je  met  geen  betere 
woorden  antwoorden,  dan  die  van  de 
dichter."  Hij  verzocht  president  Brown 
hem  een  boekje  uit  zijn  aktentas  aan  te 
reiken,  waaruit  hij  een  gedicht  las  geti- 
teld ,,rm  an  Alien"  (Ik  ben  een 
vreemdehng). 


i36 


Ik  ben  een  vreemdeling  voor  het  geloof  dat 

mijn  moeder  mij  leerde. 

Ik  ben  een  vreemdeliirg  voor  de  God  die  het 

geschrei  van  mijn  moeder  hoorde. 

Ik  ben  een  vreemdeling  voor  de  troost  die  het 

avondgebed  mij  bracht. 

'•'      Voor  de  eeuwige  armen  die  mijn  vader  omvat- 
ten toen  hij  stierf. 

j       Toen  de  stem  van  de  grote  wereld  mij  kwam 
roepen,  verliet  ik  alles  en  volgde  haar. 
In  mijn  blindheid  merkte  ik  niet  dat  ik  mijn 
hand  uit  de  Zijne  had  laten  glippen. 
In  mijn  verdwazing  had  ik  er  geen  idee  van  dat 

'V     roem,  net  als  een  zeepbel,  hol  is. 

Dat  de  rijkdom  van  goud  slechts  schijn  is, 
zoals  ik  sindsdien  heb  geleerd. 
Ik  heb  een  leven  besteed  aan  het  zoeken  naar 
dingen  die  ik  versmaadde  zodra  ik  ze  gevonden 
had. 

Ik  heb  gevochten  voor  vele  winnende  zaken  en 
mijn  beloning  ervoor  ontvangen. 
Maar  ik  zou  het  allemaal  geven,  roem  en  rijk- 
dom en  de  genoegens  die  ermee  gepaard  gaan, 

:      Als  ik  maar  het  geloof  bezat  dat  mijn  moeder 
maakte  tot  hetgeen  zij  was. 

„Dat  was  op  zijn  sterfbed  het  getuigenis 
van  een  man  die  in  de  kerk  was  geboren 
maar  die  ervan  vervreemd  was  geraakt. 
Dat  was  de  smartelijke  kreet  van  een 
eenzaam  man  die  zich  alles  kon  permit- 
teren wat  voor  geld  te  koop  was,  maar 
die  de  belangrijkste  dingen  van  het  leven 
had  verspeeld  om  de  goederen  van  deze 
wereld  te  vergaren."  {Continuing  the 
Quest,  Salt  Lake  City:  Deseret  Book 
Co.,  1961,  blz.  32-35;  cursivering  toege- 
voegd). 

In  het  Boek  van  Mormon  geeft  de  pro- 
feet Jakob  ons  een  belangrijke  raad  over 
dit  onderwerp: 

„Maar  zoekt  het  koninkrijk  Gods,  voor- 
dat gij  rijkdommen  zoekt. 
En  nadat  gij  hoop  in  Christus  hebt  ver- 
kregen, zult  gij  rijkdommen  verkrijgen, 
indien  gij  er  naar  streeft,  en  er  naar  streeft 
met  het  voornemen  om  goed  te  doen  — 
de  naakten  te  kleden  en  de  hongerigen  te 
voeden,  de  gevangenen  te  bevrijden  en 
de  zieken  en  lijdenden  bij  te  staan."  (Ja- 
kob 2:18,  19;  cursivering  toegevoegd.) 
De  fundering  en  het  perspectief  zijn  dus 


als  volgt:  ,,Wij  moeten  eerst  het  konink- 
rijk zoeken,  werken  en  plannen  maken 
en  met  wijsheid  besteden,  plannen  ma- 
ken voor  de  toekomst,  en  de  rijkdom 
waarmee  wij  gezegend  zijn  aanwenden 
om  dat  koninkrijk  te  helpen  opbouwen. 
Wanneer  wij  worden  geleid  door  dit  eeu- 
wig perspectief  en  door  het  bouwen  op 
deze  vaste  fundering,  dan  kunnen  we  on- 
ze dagelijkse  taken  en  ons  levenswerk, 
die  zorgvuldig  moeten  worden  gepland 
en  ijverig  nagestreefd,  vol  vertrouwen 
voortzetten. 

Het  is  binnen  dit  raamwerk  dat  ik  vijf 
beginselen  van  economische  bestendig- 
heid uiteen  wil  zetten. 
Bestendigheid  nummer  1:  Betaal  een  eer- 
lijke tiende.  Ik  vraag  me  dikwijls  af  of  wij 
beseffen  dat  onze  tiende  betalen  niet  het 
overhandigen  van  geschenken  aan  de 
Heer  en  de  kerk  voorstelt.  Tiende  beta- 
len is  het  kwijten  van  een  schuld  aan  de 
Heer.  De  Heer  is  de  bron  van  al  onze 
zegeningen,  waaronder  het  leven  zelf. 
Het  betalen  van  tienden  is  een  gebod,  en 
wel  een  gebod  met  een  belofte.  Wanneer 
wij  dit  gebod  onderhouden  wordt  ons 
beloofd  dat  wij  ,, voorspoedig  (zullen) 
zijn  in  het  land."  Deze  voorspoed  be- 
staat uit  meer  dan  aardse  goederen  — 
het  kan  ook  het  genieten  van  een  goede 
gezondheid  en  een  onvermoeibaar  ver- 
stand betekenen.  Het  omvat 
gezinssolidariteit  en  geestelijke  toena- 
me. Ik  hoop  dat  zij  die  op  't  ogenblik 
geen  volledige  tiende  betalen  zullen  stre- 
ven naar  het  geloof  en  de  kracht  om  dit 
te  gaan  doen.  Wanneer  u  deze  plicht  je- 
gens uw  Schepper  nakomt  zult  u  een 
grote,  grote  vreugde  ondervinden,  die 
slechts  door  hen  die  getrouw  zijn  aan  dit 
gebod  wordt  ervaren. 
Bestendigheid  nummer  2:  Leef  van  min- 
der dan  u  verdient.  Ik  heb  ontdekt  dat  er 
geen  enkele  manier  is  om  ooit  meer  te 
verdienen  dan  u  uit  kunt  geven.  Ik  ben 
ervan  overtuigd  dat  het  niet  zozeer  de 


137 


hoeveelheid  geld  is  die  iemand  verdient 
die  gemoedsrust  schenkt,  als  het  goed 
kunnen  beheren  van  zijn  geld.  Geld  kan 
een  gehoorzame  dienstknecht  zijn, 
maaar  ook  een  harde  leermeester.  Zij  die 
hun  levensstandaard  zo  structureren  dat 
er  wat  ruimte  is,  beheersen  hun  omstan- 
digheden. Zij  die  net  wat  meer  uitgeven 
dan  zij  verdienen  worden  door  hun  om- 
standigheden beheerst.  Zij  zijn  in  slaver- 
nij. President  Grant  heeft  eens  gezegd: 
,,Als  er  één  ding  is  wat  rust  en  tevreden- 
heid het  menselijk  hart  en  het  gezin  zal 
schenken,  dan  is  dat  het  zetten  van  de 
tering  naar  de  nering.  En  als  er  één  ding 
is  wat  afmattend  en  ontmoedigend  is, 
dan  is  dat  het  hebben  van  schulden  en 
verplichtingen  waaraan  men  niet  kan 
voldoen."  {Gospel  Standards,  Salt  Lake 
City:  Improvement  Era,  1941,  blz.  (111.) 
De  sleutel  tot  het  minder  besteden  dan 
wij  verdienen  is  heel  eenvoudig  —  hij 
heet  discipline.  Vroeg  of  laat  in  het  leven 
moeten  wij  allemaal  leren  onszelf,  onze 
begeerten  en  onze  economische  ver- 
langens te  disciphneren.  Degene  die  leert 
minder  te  besteden  dan  hij  verdient  en 
iets  opzij  te  leggen  voor  slechtere  dagen 
is  uitermate  gezegend. 
Bestendigheid  nummer  3:  Leren  onder- 
scheid te  maken  tussen  behoeften  en  ver- 
langens. Consumentenverlangens  wor- 
den door  de  mens  geschapen.  Ons  sys- 
teem van  vrije  onderneming  met  alle 
concurrentie  vandien  produceert  een  on- 
beperkt aantal  goederen  en  diensten  ten 
einde  ons  verlangen  naar  meer  gemak- 
ken en  weelde-artikelen  te  stimuleren.  Ik 
breng  geen  kritiek  uit  op  het  systeem  of 
op  de  beschikbaarheid  van  deze  goede- 
ren of  diensten.  Het  gaat  mij  er  alleen 
om  dat  onze  mensen  hun  gezond  ver- 
stand gebruiken  bij  hetgeen  zij  aanschaf- 
fen. Wij  moeten  leren  dat  het  brengen 
van  offers  een  onontbeerlijk  onderdeel  is 
van  onze  eeuwige  discipline. 
In  dit  en  vele  andere  landen  hebben  vele 


ouders  en  kinderen  die  na  de  Tweede 
Wereldoorlog  werden  geboren  alleen 
maar  een  toestand  van  voorspoed  ge- 
kend. Velen  zijn  erop  ingesteld  dat  al 
hun  verlangens  onmiddellijk  worden  be- 
vredigd. Er  is  steeds  werkgelegenheid  te 
over  geweest  voor  allen  die  konden  wer- 
ken. De  weelden  van  gisteren  worden 
vandaag  als  noodzakelijkheden 
beschouwd. 

Typerend  hiervoor  zijn  de  jonge  echtpa- 
ren die  verwachten  hun  huis  en  zichzelf 
aan  het  begin  van  hun  huwelijk  te  voor- 
zien van  een  luxe  die  hun  ouders  zich 
slechts  na  vele  jaren  werken  en  offeren 
konden  permitteren.  Door  te  veel  te  snel 
te  willen  hebben  is  er  het  risico  dat  jonge 
echtparen  zullen  bezwijken  voor  grif 
verstrekte  persoonlijke  leningen  en  zich 
daarmee  in  de  schulden  steken.  Dit  zou 
beletten  dat  zij  beschikken  over  de  nood- 
zakelijke middelen  om  gevolg  te  geven 
aan  de  suggesties  van  de  kerk  inzake  de 
jaarvoorraad  en  andere 

veiHgheidsprogramma's. 
Een  teveel  toegeven  aan  verlangens  en 
een  slecht  financieel  beleid  plaatsen  een 
zware  druk  op  de  huwelijksrelatie.  De 
meeste  huwelijksproblemen  schijnen  op 
het  economische  vlak  te  liggen  —  óf  er  is 
onvoldoende  inkomen  om  het  gezin  te 
onderhouden,  óf  het  inkomen  wordt 
verkeerd  beheerd. 

Een  jonge  vader  kwam  bij  zijn  bisschop 
om  financieel  advies,  en  vertelde  een  veel 
voorkomend  verhaal:  ,, Bisschop,  ik  heb 
een  goede  opleiding  gehad  als  ingenieur, 
en  ik  verdien  een  goed  salaris.  Het  lijkt 
erop  dat  ik  gedurende  mijn  opleiding  wel 
geleerd  heb  hoe  geld  te  verdienen,  maar 
niet  hoe  het  te  beheren." 
Hoewel  wij  het  wenselijk  achten  dat  ie- 
dere leerling  een  consumentencursus 
volgt,  berust  deze  training  toch  in  de 
eerste  plaats  bij  de  ouders.  Zij  kunnen 
dit  belangrijke  aspect  van  de  opvoeding 
niet  aan  het  toeval  overlaten  of  de  ver- 


138 


President  en  zuster  Benson 


antwoordelijkheid  overhevelen  naar  de 
scholen  en  universiteiten. 
Een  belangrijk  onderdeel  van  deze  trai- 
ning dient  het  uitleggen  van  schuld  te 
zijn.  Voor  de  meesten  onder  ons  zijn  er 
twee  soorten  financiële  schuld-  en  ver- 
bruikersschulden en  investerings-  of 
zakenschulden.  Verbruikersschuld  slaat 
op  het  kopen  op  krediet  van  de  zaken  die 
wij  in  het  dagelijks  leven  gebruiken  of 
consumeren.  Voorbeelden  hiervan  zijn 
het  op  afbetaling  kopen  van  kleding, 
huishoudelijke  apparaten,  meubelen  en- 
zovoort. Een  verbruikersschuld  wordt 
gewaarborgd  door  het  verhypothekeren 
van  onze  toekomstige  verdiensten.  Dit 
kan  heel  gevaarlijk  zijn.  Als  we  onze  be- 
trekking kwijtraken,  invalide  worden,  of 
't  hoofd  moeten  bieden  aan  noodtoes- 
tanden, zal  het  ons  moeilijk  vallen  aan 
onze  verplichtingen  te  voldoen.  Kopen 
op  afbetaUng  is  de  duurste  manier  om 


iets  aan  te  schaffen.  Bij  de  prijs  van  de 
goederen  die  wij  kopen  moet  ook  nog 
een  hoge  rente  en  afhandelingskosten 
worden  geteld. 

Ik  besef  dat  jonge  gezinnen  het  soms 
nodig  achten  op  afbetaling  te  kopen. 
Maar  wij  waarschuwen  hen  niet  meer  te 
kopen  dan  werkelijk  noodzakelijk  is  en 
hun  schulden  zo  snel  mogelijk  af  te  beta- 
len. Wie  krap  zit  moet  de  extra  last  van 
bijkomende  renten  vermijden. 
Investeringsschuld  moet  zo  gewaar- 
borgd worden  dat  de  financiële  zeker- 
heid van  het  gezin  niet  wordt  bezwaard. 
Investeer  niet  in  speculatieve  onderne- 
mingen. Er  kan  een  verslavende  werking 
uitgaan  van  het  speculeren.  Fortuinen 
zijn  volkomen  verloren  gegaan  vanwege 
een  onbeheerst  verlangen  steeds  meer  te 
vergaren.  Laten  we  leren  van  de  fouten 
uit  het  verleden  en  zorgen  dat  we  onze 
tijd,  energie  en  algemene  gezondheid 


139 


niet  laten  knechten  door  een  gulzige  be- 
geerte naar  steeds  meer  aardse  goederen. 
President  Kimball  heeft  ons  deze  tot  na- 
denken stemmende  raad  gegeven:  „De 
Heer  heeft  ons  (Amerikaanse)  volk  geze- 
gend met  een  welvaart,  die  in  het  verle- 
den zijns  gelijke  niet  heeft  gekend.  De 
hulpmiddelen  waarover  wij  kunnen  be- 
schikken zijn  goed,  en  we  hebben  ze  no- 
dig voor  het  volbrengen  van  ons  werk 
hier  op  aarde.  Toch  vrees  ik  dat  velen 
van  ons  met  aardse  rijkdommen  zijn 
overladen  en  deze  als  afgoden  zijn  gaan 
dienen,  zodat  deze  dingen  macht  over 
ons  hebben.  Bezitten  wij  meer  van  het 
goede  dan  ons  geloof  kan  verdragen? 
Velen  besteden  hun  tijd  merendeels  in 
dienst  van  het  beeld  dat  zij  van  zichzelf 
hebben  gevormd.  Dat  houdt  in  dat  ze 
voldoende  geld  willen  hebben,  niet  al- 
leen een  weivoorziene  bankrekening, 
maar  ook  een  zeker  kapitaal,  belegd  in 


aandelen  en  andere  waardepapieren,  on- 
roerende goederen,  woninginrichting, 
auto's  en  dergelijke  om  hun  vleselijke 
zekerheid,  voor  naar  zij  hopen,  een  lang 
en  gelukkig  leven  te  waarborgen.  Men 
vergeet  daarbij  dat  onze  opdracht  is  die 
vele  hulpmiddelen  in  onze  gezinnen  en 
priesterschapsquorums  tot  opbouw  van 
Gods  koninkrijk  te  gebruiken."  (,,De  af- 
goden die  wij  dienen,"  De  Ster  van  au- 
gustus 1977,  blz.  3.) 
Mag  ik,  bij  wijze  van  getuigenis,  het  vol- 
gende toevoegen  aan  de  uitspraak  van 
president  Kimball:  Ik  weet  van  geen  en- 
kele situatie  waarin  geluk  en  gemoeds- 
rust met  het  vergaren  van  meer  bezit  dan 
het  gezin  redelijkerwijs  nodig  had 
toenam. 

Bestendigheid  nummer  vier:  Stel  een  be- 
groting op  en  houd  u  eraan. 
Een  van  mijn  vrienden  heeft  een  dochter 
die  onder  auspiciën  van  de  Brigham 


140 


Young  Universiteit  voor  zes  maanden  in 
het  buitenland  ging  studeren.  Ze  schreef 
steeds  naar  huis  om  meer  geld.  Dit  ver- 
ontrustte haar  vader  dermate  dat  hij 
haar  uiteindelijk  opbelde  en  haar  onder- 
vroeg over  haar  behoefte  aan  meer  geld. 
Op  een  zeker  punt  in  het  gesprek  zei  de 
dochter:  „Maar  papa,  ik  kan  u  precies 
vertellen  waaraan  iedere  cent  die  u  mij 
heeft  gestuurd  is  besteed." 
Hij  antwoordde:  ,,Je  schijnt  het  niet  te 
begrijpen  waar  het  om  gaat.  Ik  stel  be- 
lang in  een  begroting  —  een  bestedings- 
plan —  niet  in  een  verslag  van  waar  het 
geld  gebleven  is." 

Misschien  moeten  ouders  meer  zijn 
zoals  de  vader  van  een  student  die  een 
telegram  naar  huis  stuurde  met  de  bood- 
schap, ,,No  mon,  no  fun,  your  son." 
(Geen  geld,  geen  pret,  je  zoon.)  Zijn  va- 
der telegrafeerde  terug,  ,,How  sad,  too 
bad,  your  Dad."  (Wat  jammer,  pech  ge- 
had, je  vader.) 

Aan  de  hand  van  de  vele  gesprekken  die 
ik  in  de  loop  der  jaren  met  mensen  heb 
gevoerd  heb  ik  gemerkt  dat  veel  te  veel 
mensen  geen  behoorlijke  begroting  heb- 
ben en  niet  de  zelfbeheersing  kunnen  op- 
brengen om  zich  aan  de  bepalingen  van 
een  begroting  te  houden.  Veel  mensen 
denken  dat  een  begroting  hen  van  hun 
vrijheid  berooft.  Integendeel,  geslaagde 
mensen  hebben  geleerd  dat  een  begro- 
ting werkelijke  economische  vrijheid 
mogelijk  maakt. 

Het  opmaken  van  een  begroting  en  een 
financieel  beleid  behoeven  niet  al  te  inge- 
wikkeld te  zijn  of  al  te  veel  tijd  te  nemen. 
Het  verhaal  wordt  verteld  van  een 
geïmmigreerde  vader  die  zijn  te  betalen 
rekeningen  in  een  schoenendoos  be- 
waarde, zijn  te  innen  rekeningen  op  een 
spoel,  en  zijn  geld  in  de  kassa. 
,,Ik  snap  niet  hoe  u  uw  zaak  zo  kunt 
drijven,"  zei  zijn  zoon.  ,,Hoe  weet  u  nu 
wat  voor  winst  u  heeft  gemaakt?" 
„Jongen,"  antwoordde  de  zakenman, 


„toen  ik  van  de  boot  afstapte,  bezat  ik 
alleen  de  pantalon  die  ik  aanhad.  Nu  is  je 
zuster  tekenlerares,  je  broer  arts  en  jij 
bent  accountant.  Ik  bezit  een  auto,  een 
huis  en  een  goede  zaak.  Alles  is  betaald. 
Dus  tel  je  het  allemaal  bij  elkaar  op, 
trekt  de  pantalon  eraf,  en  daar  heb  je 
m'n  winst." 

Wijze  financiële  raadgevers  leren  dat  een 
goede  begroting  vier  verschillende  ele- 
menten omvat.  Er  moet  ten  eerste  wor- 
den gezorgd  voor  de  fundamentele  be- 
hoeften zoals  eten,  kleding  enzovoort; 
ten  tweede  voor  hypotheekkosten;  ten 
derde  voor  het  opvangen  van  nood- 
situaties door  middel  van  spaargeld; 
ziekte-  en  levensverzekering;  en,  ten  vier- 
de, voor  verstandige  investering  en  een 
jaarvoorraad. 

Sta  mij  toe  over  twee  van  deze  onderde- 
len nog  wat  op  te  merken.  Niets  schijnt 
zo  zeker  te  zijn  in  ons  leven  als  het  onver- 
wachte. Met  het  stijgen  van  de  kosten 
voor  medische  hulp  is  een  behoorlijke 
ziekteverzekering  de  enige  manier  waar- 
op de  meeste  gezinnen  het  hoofd  kunnen 
bieden  aan  ernstige  ongevallen,  ziekten 
of  bevallingskosten,  in  't  bijzonder  wan- 
neer het  om  een  te  vroeg  geboren  kind 


141 


gaat.  Een  levensverzekering  zorgt  voor 
een  voortzetting  van  het  inkomen  wan- 
neer de  kostwinner  vroegtijdig  komt  te 
overlijden.  Ieder  gezin  moet  zorgen  voor 
een  goede  ziekte-  en  levensverzekering. 
Wanneer  er  voor  deze  fundamentele  za- 
ken is  gezorgd,  behoren  we  door  zuinig 
met  ons  geld  om  te  gaan  regelmatig  wat 
te  sparen  zodat  we  ook  een  bedrag  op- 
bouwen om  te  investeren.  Ik  heb  ge- 
merkt dat  slechts  weinig  mensen,  die  niet 
eerst  de  gewoonte  hebben  aangekweekt 
om  regelmatig  te  sparen,  succes  hebben 
gehad  met  hun  investeringen.  Dit  vergt 
discipline  en  onderscheidingsvermogen. 
Men  kan  op  vele  manieren  investeren.  Ik 
kan  u  slechts  aanraden  uw  financiële 
raadsmannen  goed  te  kiezen.  Verzeker  u 
ervan  dat  zij  uw  vertrouwen  verdienen 
door  steeds  te  kunnen  wijzen  op  een  suc- 
cesvol investeringsbeleid. 


Bestendigheid  nummer  5:  Wees  eerlijk  in 
al  uw  financiële  zaken.  Het  ideaal  van  de 
onkreukbaarheid  zal  nooit  uit  de  mode 
raken.  Het  is  van  toepassing  op  alles  wat 
wij  doen.  Als  leiders  en  leden  van  de  kerk 
behoren  wij  de  belichaming  van  de  on- 
kreukbaarheid te  zijn. 
Broeders  en  zusters,  door  middel  van 
deze  vijf  beginselen,  heb  ik  getracht  u 
een  beeld  te  geven  van  hetgeen  kan  wor- 
den gekenmerkt  als  het  ware  patroon 
van  het  beheren  van  uw  financiële  en 
andere  middelen. 

Ik  hoop  dat  ieder  van  ons  voordeel  moge 
ondervinden  van  het  toepassen  ervan.  Ik 
getuig  dat  zij  waar  zijn  en  dat  de  kerk  en 
het  werk  waarmee  wij  ons  bezighouden 
waar  zijn.  In  de  naam  van  Jezus  Chris- 
tus. Amen.  D 


142 


De  rol  van  de 
Zustershulpvereniging 
in  de  priesterschapsraden 


door  zuster  Barbara  B.  Smith 

algemeen  presidente  van  de  Zustershulpvereniging 


U  heeft  zojuist  de  prachtige  woorden 
gehoord  van  het  Ued  „The  Work  of  Lo- 
ve"  (Het  werk  van  de  hefde),  uit  het 
toneelstuk  van  de  Zustershulpvereni- 
ging Because  of  Elizabeth  (Vanwege  Eli- 
zabeth).  De  visuele  boodschap  en  dit  lied 
doen  mij  denken  aan  de  woorden  van  de 
profeet  Joseph  Smith: 
„Het  is  natuurlijk  voor  vrouwen  om  ge- 
voelens van  menslievendheid  en  welwil- 
lendheid te  koesteren"  en  „U  bent  nu  in 
omstandigheden  geplaatst  waarin  u 
kunt  handelen  overeenkomstig  de  ge- 
voelens die  God  in  u  heeft  gelegd."  {His- 
tory  of  the  Church,  deel  4,  blz.  605.) 
Een  fundamentele  reden  voor  het  orga- 
niseren van  de  Zustershulpvereniging 
was,  dat  de  zusters  eendrachtig  konden 
optreden  om  de  taak  van  de  bisschop, 
ten  opzichte  van  het  zorgen  voor  de  hei- 
ligen, uit  te  breiden  en  aldus  konden  bij- 
dragen aan  het  opbouwen  van  het  ko- 
ninkrijk Gods  op  aarde. 
Op  de  afgelopen  algemene  conferentie 
zette  president  Benson  ccn  plan  uiteen 
waardoor  het  kerkelijk  bestuur  zal  wor- 
den versterkt  door  de  werkzaamheden 
van  raden  (zie  De  Ster  van  oktober  1979, 
blz.  145). 

Toen  mij  werd  verzocht  aan  deze  verga- 
dering deel  te  nemen,  gaf  het  Eerste  Pre- 
sidium mij  de  opdracht  de  rol  van  de 
Zustershulpvereniging   in   de   priester- 


schapsraden uit  te  leggen.  Wij  zijn  van 
mening  dat  de  leden  van  de  kerk,  en 
vooral  de  leden  van  de  Zustershulpvere- 
niging, op  de  hoogte  dienen  te  zijn  van 
nieuwe  ontwikkelingen  die  de  belang- 
rijkheid van  de  rol  van  de  Zustershulp- 
vereniging in  de  kerk  onderstrepen. 
Hoewel  betrekkelijk  weinig  ambtenares- 
sen van  de  Zustershulpvereniging  in  ra- 
den zitting  hebben,  is  hun  invloed  door 
heel  de  kerk  heen  merkbaar. 
Laat  ons  dan  de  verschillende  raden  in 
beschouwing  nemen. 
Het  algemeen  welzijnscomité  is  een  van 
de  voornaamste  raden  van  de  kerk  bij 
het  bepalen  van  het  beleid.  Het  algemeen 
presidium  van  de  Zustershulpvereniging 
heeft  zitting  in  dit  comité,  alsook  in  het 
uitvoerend  comité  daarvan. 
Door  de  organisatie  van  de  Zustershulp- 
vereniging brengen  wij  naar  deze  verga- 
dering een  bekwaamheid  om  goedge- 
keurde programma's  te  ontwikkelen,  te 
onderwijzen  en  ten  uitvoer  te  leggen.  Wij 
brengen  tevens  een  perspectief  dat  is  ont- 
staan uit  onze  persoonlijke  ervaring  en 
uit  onze  omgang  met  zusters  van  de  Zus- 
tershulpvereniging over  de  gehele 
wereld. 

Enige  tijd  geleden,  bijvoorbeeld,  meldde 
een  ZHV-presidente  op  ringniveau,  die 
zitting  heeft  in  een  bestuurscommissie 
van  een  voorraadschuur  van  de   bis- 


143 


schop,  dat  zij  die  hulp  ontvingen  van  de 
welzijnszorg  levensmiddelen  aan  het 
verkwisten  waren  omdat  de  etiketten  op 
de  produkten  onvoldoende  aanwijzin- 
gen bevatten.  Ze  noemde  de  pannekoe- 
kenmix  als  voorbeeld.  Wij  heten  de  mix 
uitproberen  en  ontdekten  dat  de  panne- 
koeken  hard  en  smakeloos  waren.  Bij 
een  tweede  poging  volgde  degene  die  de 
mix  uitprobeerde  de  aanwijzingen  op 


„Hoewel  betrekkelijk  weinig 

ambtenaressen  van  de 

Zustershulpvereniging  in  raden 

zitting  hebben,  is  hun  invloed 

door  heel  de  kerk  heen 

merkbaar." 


van  een  eender  handelsprodukt  dat  de 
toevoeging  vereiste  van  melk  en  eieren. 
Deze  keer  had  de  proef  heerlijke,  luchti- 
ge pannekoeken  tot  gevolg. 
Wij  deden  de  aanbeveling  instructies  en 
eenvoudige  recepten  op  de  etiketten  van 
alle  produkten  van  de  voorraadschuur  te 
vermelden.  Ons  wordt  gemeld  dat  de 
nieuwe  etikettering  weldra  voltooid  zal 
zijn.  Allen  die  hulp  van  de  welzijnszorg 
ontvangen  zullen  hier  voordeel  uit 
trekken. 

Naargelang  wij  werkzaam  zijn  in  het  al- 
gemeen welzijnscomité  komen  wij  tot  de 
ontdekking  dat  wij  niet  alleen  een  nood- 
zakelijk persperctief  verschaffen,  maar 
ook  een  oogpunt  ontvangen  dat  ons 
helpt  de  cursussen  van  de  Zustershulp- 
vereniging zo  in  te  richten  dat  zij  ook 
welzijnsbeginselen  onvatten,  zoals  per- 
soonlijke en  gezinsparaatheid,  en  het  be- 
wustzijn onder  de  vrovwen  van  het  be- 
lang van  het  welzijnsprogramma  doen 
toenemen.  Wij  verwerven  tevens  een  in- 


zicht in  de  doelen  van  de  welzijnszorg 
dat  ons  helpt  een  verstandig  gebruik 
voor  te  schrijven  van  de  hulpmiddelen 
van  de  Zustershulpvereniging  ter  onder- 
steuning van  deze  doelen. 

Gebiedsraden 

De  gebiedsraad  ontwikkelt  plannen 
voor  een  bepaald  geografisch  gebied. 
Deze  raad  wordt  gepresideerd  door  een 
algemene  autoriteit  die  de  uitvoerend 
bestuurder  is  voor  dat  gebied.  Hij  wordt 
bijgestaan  door  regionale  vertegenwoor- 
digers en  ander  personeel. 
De  Zusters  hulpvereniging  is  als  volgt  bij 
deze  raad  betrokken: 

1 .  De  uitvoerend  bestuurder  kan  met  het 
algemeen  presidium  van  de  Zustershulp- 
vereniging overleggen  met  betrekking 
tot  goedgekeurde  gedragslijnen, 
programma's,  belangen  of  hulpbronnen 
van  de  Zustershulpvereniging. 

2.  Een  daartoe  opgedragen  lid  van  het 
algemeen  bestuur  van  de  Zustershulpve- 
reniging wordt  uitgenodigd  voor  de  ver- 
gaderingen van  de  gebiedsraad  wanneer 
zij  ten  tijde  van  de  algemene  conferentie 
in  Salt  Lake  City  worden  gehouden.  In 
deze  capaciteit  wordt  het  bestuurslid  een 
deskundige  die  voor  trainingsdoelein- 
den kan  worden  ingezet  door  de  uitvoe- 
rend bestuurder. 

3.  Een  ZHV-presidente  op  ringniveau 
kan  door  de  uitvoerend  bestuurder  wor- 
den uitgenodigd  om  een  vergadering  van 
de  gebiedsraad  te  velde  bij  te  wonen.  Zij 
dient  zich  op  de  hoogte  te  stellen  van  de 
welzij nsaangelegenheden  en  de  bijzon- 
derheden van  haar  eigen  gebied,  zodat 
zij  van  nut  kan  zijn  bij  het  doornemen 
van  het  moederplan  van  de  welzijnszorg 
vanuit  het  gezichtspunt  van  de  vrouw. 
Zij  zou  bijvoorbeeld  weten,  dat  als  de 
plaatselijke  ZHV-presidenten  bezig  wa- 
ren, zij  die  hulp  ontvingen  van  de  wel- 
zijnszorg aan  te  moedigen  om  hun  eigen 
brood  te  bakken,  de  voorraad  meel  en 


144 


President  Spencer  W.  Kimball 


andere  ingrediënten  die  worden  ge- 
noemd op  de  begroting  van  de  verbruik- 
sartikelen,  dienovereenkomstig  moeten 
worden  aangepast.  Zij  zou  op  de  hoogte 
zijn  van  de  praktische  aspecten  van  pro- 
jecten zoals  energiebesparing  thuis,  of 
hoe  trainingsprogramma's  op  het  gebied 
van  de  gezondheidszorg,  beroepsplan- 
ning of  financieel  beheer  ten  uitvoer 
kunnen  worden  gelegd.  Bedenk  dat  zij 
beschikt  over  gegevens  van  de  aanwezige 
verpleegsters  en  ander  personeel  in  de 
gezondheidssector. 

Multiregionale  raden 

Multiregionale  raden  worden  gewoon- 
lijk daar  opgericht  waar  zich  faciliteiten 
als  de  Deseret  Industries,  een  voorraad- 
schuur  van  de  bisschop  of  misschien  een 
kantoor  van  de  afdeling  maatschappe- 
lijk dienstbetoon  van  de  kerk  bevinden. 
Ook  de  multiregionale  raad  staat  onder 
leiding  van  de  uitvoerend  bestuurder  en 


bestaat  uit  de  regionale  vertegenwoordi- 
gers van  de  betroffen  regio's  en  ander 
priesterschapspersoneel  naar  behoefte. 
Een  ZHV-presidente  op  ringniveau  uit 
elke  regio  dient  door  de  uitvoerend  bes- 
tuurder te  worden  aangewezen  om  zit- 
ting te  hebben  in  de  raad  wanneer  wel- 
zijnsaangelegenheden  of  zaken  die  de 
vrouwen  van  de  Zustershulpvereniging 
betreffen  worden  besproken.  De  aange- 
wezen ZHV-presidenten  dienen  gege- 
vens te  verzamelen  van  de  andere  ZHV- 
presidenten  op  ringniveau  in  hun  regio, 
zodat  zij  een  lijst  van  hun  behoeften, 
activiteiten  en  verantwoordelijkheden 
bij  zich  heeft  die  mogelijk  ter  sprake 
kunnen  worden  gebracht  in  de  vergade- 
ringen van  de  multiregionale  raad. 

Regionale  raden 

De  regionale  raad  zorgt  voor  en 
coördineert  bestuurlijke  aange- 
legenheden die  meerdere  ringen  raken. 


145 


Hij  staat  onder  leiding  van  de  regionale 
vertegenwoordiger,  die  min  of  meer 
functioneert  zoals  de  uitvoerend  bes- 
tuurder dat  doet  in  een  multiregionale  of 
gebiedsraad.  Een  ZHV-presidente  op 
ringniveau  neemt  op  aanwijzing  van  de 
regionale  vertegenwoordiger  zitting  in 
deze  raad  wanneer  welzijnsaangelegen- 
heden  worden  besproken.  Zo  wordt  ook 
hier  het  vrouwelijke  perspectief  benut  bij 
zaken  zoals  het  programma  voor  de 
kunstnijverheid  thuis  van  de  Deseret  In- 
dustries, of  de  zorg  voor  ongehuwde 
moeders,  het  vinden  van  pleeggezinnen 
door  de  afdeling  maatschappelijk 
dienstbetoon  van  de  kerk,  of  het  ver- 
schaffen van  vrijwilligsters  voor  welke 
dan  ook  van  de  welzijnsprogramma's. 
In  het  geval  van  een  bestuurscommissie 
van  een  voorraadschuur  van  de  bisschop 
zal  een  ZHV-presidente  bijzonder  nuttig 
werk  kunnen  doen  door  zich  ervan  te 
verzekeren  dat  het  naaiwerk  van  goede 
kwaliteit  is,  dat  de  gebruikte  patronen 
elegant  zijn  en  dat  er  wordt  gezorgd  voor 
de  juiste  maten  en  hoeveelheden. 
ZHV-presidenten  die  worden  aangewe- 
zen om  in  deze  capaciteit  op  te  treden 
dienen  mee  te  werken  aan  de  planning 
voor  het  trainen  van  vrouwen  in  welzijn- 
saangelegenheden,  en  zij  dienen  nauw- 
keurige gegevens  te  vergaren  die  het  mo- 
gelijk zullen  maken  een  plan  op  te  stellen 
om  tegemoet  te  komen  aan  de  behoeften 
van  de  mensen  zoals  zij  werkelijk  zijn. 
Deze  zuster  heeft  de  verantwoordelijk- 
heid om  contact  op  te  nemen  met  andere 
ZHV-presidenten  op  ringniveau  ten  ein- 
de hun  aanbevelingen  voor  mogelijke 
agendapunten  te  verkrijgen. 
De  besluiten  en  handelingen  van  de  re- 
gionale raad  worden  aan  de  verschillen- 
de ZHV-presidenten  op  ringniveau 
doorgegeven  door  de  regionale  verte- 
genwoordiger en  de  ringpresident  en  niet 
door  de  ZHV-presidente  op  ringniveau 
die  zitting  heeft  in  de  raad. 


President  Spencer  W.  Kimball 


Een  keer  per  jaar  dient  iedere  ZHV- 
presidente  op  ringniveau  een  regionale 
raadsvergadering  bij  te  wonen  met  het 
doel  training  te  ontvangen  op  het  gebied 
van  de  welzijnszorg  en  voor  een  jaarlijk- 
se evaluatie  van  de  doeftreffendheid 
waarmee  de  welzijnszorg  wordt  uitge- 
voerd in  iedere  wijk  en  ring. 

Ring-  en  wijkraden 

Zoals  president  Benson  in  april  zei,  blij- 
ven de  ring-  en  wijkraden  en  de  welzijns- 
comités  ongewijzigd.  Het  volledige 
ZHV-presidium  heeft  zitting  in  het  wel- 
zijnscomité,  waarbij  ieder  lid  bepaalde 
taken  heeft  met  betrekking  tot  een  be- 
paald aspect  van  de  welzijnszorg.  De 
ZHV-presidente  dient  mogelijke  agen- 


146 


dapunten  voor  te  bereiden  opdat  het 
perspectief  van  de  Zustershulpvereni- 
ging  op  adequate  wijze  naar  voren  kan 
worden  gebracht  in  de  besprekingen  van 
deze  raad. 

De  gezamenhjke  inspanning  van  de 
priesterschap  en  de  Zustershulpver- 
eniging  in  deze  raden  blijft  een  belangrij- 
ke factor  bij  een  geslaagde  tenuitvoerleg- 
ging van  de  welzijnszorg  op  wijk-  en 
ringniveau.  Een  dergelijke  samenwer- 
king werd  onlangs  getoond  toen  vele 
huizen  in  een  van  de  ringen  te  Ogden 
(Utah)  door  een  overstroming  werden 
geteisterd.  De  ringpresident  vertelde, 
„De  ZHV-presidente  van  de  ring  wacht- 
te niet  af  tot  ik  contact  op  zou  nemen 
met  haar.  Zij  kwam  gelijk  naar  mij  toe." 
Onder  zijn  leiding  mobihseerde  zij  de 
zusters  en  zorgde  voor  eten  voor  de 
slachtoffers  en  hun  redders.  Zij  organi- 
seerde in  allerijl  mobiele  „keukens"  in 
bestelauto's  en  stationcars,  die  warm 
eten  naar  de  plaatsen  toe  brachten  waar 
gewerkt  werd.  Naargelang  het  water 
weer  zakte,  werkten  mannen  en  vrou- 
wen zij  aan  zij  bij  het  schoonmaken  van 
de  modderige  muren  en  vloeren. 


Zusters  die  geroepen  worden  om  zitting 
te  hebben  in  welke  dan  ook  van  deze 
belangrijke  raden  moeten  zich  bewust 
zijn  van  de  waarde  van  grondige  voorbe- 
reiding willen  zij  in  staat  zijn  om  goede 
en  nuttige  agendapunten  naar  voren  te 
brengen  en  juiste  suggesties  om  de  vele 
menselijke  problemen  op  te  lossen  waar- 
mee iedere  wijk  en  ring  te  kampen  heeft. 
Wij  willen  alle  ZHV-presidiums  op  wijk- 
en ringniveau  aanmoedigen  om  de  ver- 
antwoordelijkheid op  zich  te  nemen 
voor  een  zorgvolle  en  doordachte  deel- 
name in  deze  raden  zoals  in  de  handboe- 
ken en  bulletins  van  de  kerk  wordt 
aangeduid. 

Gezinsraden 

President  Benson  sprak  over  nog  een 
raad  waaraan  ieder  lid  van  de  kerk  deel 
mag  nemen  —  de  gezinsraad.  Dat  is  de 
raad  waarvoor  alle  andere  bestaan. 
Alle  gezinnen  behoren  regelmatig  raads- 
vergaderingen te  houden  om  zaken  te 
bespreken  zoals  het  aanpassen  van  de 
begroting  zodat  er  nieuwe  vloerbedek- 
king voor  de  woonkamer  kan  worden 
gekocht,  het  verdelen  van  de  taken  bij 
het  zorgen  voor  de  tuin,  plannen  voor  de 
grote  vakantie  —  zodat  het  gezin  samen 
verstandige  oplossingen  kan  zoeken.  Er 
was  eens  een  vader  die  een  gezinsraad 
bijeen  riep  op  de  avond  dat  zij  hoorden 
dat  oma's  been  moest  worden  geampu- 
teerd. Er  vloeiden  tranen  en  er  werden 
fijne  herinneringen  opgehaald  over  hoe 
actief  zij  tot  op  dat  moment  steeds  was 
geweest. 

Al  heel  snel  besloot  het  gezin  dat  zij  haar 
wilde  uitnodigen  om  bij  hen  te  komen 
wonen.  Toen  was  het  de  moeder  die  met 
veel  wijsheid  zei,  ,,Als  ze  komt,  laten  we 
haar  dan  als  een  koningin  behandelen  in 
ons  huis.  We  kunnen  haar  bed  hier  in  de 
kamer  zetten,  zodat  ze  alles  mee  kan 
maken."  De  Hefdevolle  houding  van  de 
moeder  drukte  zijn  stempel  op  dit  gezin. 


147 


De  andere  gezinsleden  volgden  haar 
voorbeeld,  en  het  was  een  zegen  voor  de 
grootmoeder  zolang  zij  bij  hen  woonde, 
wat  zij  deed  tot  zij  stierf;  het  verrijkte  het 
leven  van  alle  leden  van  dat  gezin;  er  was 
een  grotere  eenheid,  meer  samenwer- 
king en  meer  saamhorigheid  dan  ooit 
tevoren. 

Het  is  in  het  gezin  dat  de  vrouw  altijd 
haar  meest  doeltreffende  invloed  heeft 
kunnen  laten  gelden.  De  fijngevoelighe- 
den  die  zij  thuis  heeft  ontwikkeld  moe- 
ten nodig  ook  in  andere  raden  worden 
toegepast,  zodat  de  samenwerking  tus- 
sen mannen  en  vrouwen  de  beste  resulta- 

148 


ten  op  kan  brengen  voor  het  welzijn  van 
de  gehele  mensheid. 
De  geschiedenis  van  ons  volk  kent 
grootse  momenten  waarin  wij  van  onze 
,, overvloed"  hebben  genomen  en  zij,  die 
lijdende  waren,  hebben  ondersteund. 
Die  momenten  hebben  ons  de  vreugde 
leren  kennen  die  gepaard  gaat  met  het 
lenigen  van  een  nood. 
De  Heiland  smeekt  ons  alles  wat  wij  heb- 
ben te  geven  aan  dit  werk.  U  zult  zich  wel 
herinneren  dat  ons  in  het  Nieuwe  Testa- 
ment wordt  verteld  hoe  Jezus  toekeek 
terwijl  de  mensen  hun  gaven  in  de  offer- 
kist  wierpen.  Sommigen  gaven  uit  hun 
overvloed,  en  toen  kwam  er  een  arme 
weduwe,  ,,die  er  twee  koperstukjes  in 
wierp."  (Marcus  12  :  42.) 
De  Heer  aanvaardde  haar  offer,  want 
Hij  zei,  „Voorwaar,  Ik  zeg  u,  deze  arme 
weduwe  heeft  het  meeste  in  de  offerkist 
geworpen  van  allen,  die  er  iets  in  gewor- 
pen hebben. 

Want  allen  hebben  erin  geworpen  van 
hun  overvloed,  maar  zij  heeft  van  haar 
armoede  erin  geworpen,  al  wat  zij  had, 
haar  ganse  levensonderhoud."  (Marcus 
12  :  43,  44.) 

Hiermee  wijst  de  Heer  de  weg  voor  de 
zoons  en  dochters  van  God.  Als  wij  die 
geloven  bereid  zijn  alles  te  geven  wat  wij 
hebben,  zal  er  een  weg  worden  vrijge- 
maakt, zodat  wij  in  staat  zijn  lijden  te 
verlichten  naarmate  wij  ervan  op  de 
hoogte  worden  gesteld.  Niemand  van 
ons  is  vrijgesteld  van  de  noodzaak  ons 
leven  aan  dit  beginsel  te  wijden. 
Broeders,  de  ZHV-presidenten  van  de 
kerk  staan  klaar  om  van  hun  overvloed 
te  geven,  en  zelfs  hun  ganse  ,, levenson- 
derhoud" naarmate  u  hen  in  een  positie 
plaatst  waarin  zij  samen  met  u  in  de 
priesterschapsraden  van  de  kerk  kunnen 
optreden  ten  einde  dit  grote  werk  van 
liefde  met  succes  te  volbrengen.  Dit  ge- 
tuig ik  in  de  naam  van  Jezus  Christus. 
Amen. 

D 


Het  besturen  van 
de  welzijnszorg 
door  de  priesterschap 


door  ouderling  J.  Thomas  Fyans 

van  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig 


Het  is  een  zegen  het  aangename  gezel- 
schap te  mogen  genieten  van  de  Zusters- 
hulpvereniging,  met  hun  door  de  hemel 
ingegeven  fijngevoeligheden,  bij  deze 
grootse  Samaritaanse  onderneming. 
Zuster  Smith  heeft  gesproken  over  pries- 
terschapsraden. Om  ons  te  helpen  bij  het 
besturen  van  de  aangelegenheden  van  de 
kerk,  zijn  er  op  gebieds-,  regionaal,  ring- 
en wijkniveau  priesterschapsraden 
georganiseerd.  Willen  zij  doeltreffend 
zijn,  dan  moeten  deze  raden  alle 
programma's  van  de  kerk  vertegen- 
woordigen, zodat  er  op  alle  niveaus  een 
coördinerendlicha.a.m.  is  dat  besluiten  kan 
nemen.  Wanneer  deze  raden  naar  beho- 
ren zijn  georganiseerd  en  goed  functio- 
neren, verzekeren  zij  een  eendrachtige 
aanpak  van  de  geestelijke  en  stoffelijke 
taak  van  de  kerk  om  enkelingen  en  ge- 
zinnen te  zegenen. 

Aan  de  hand  van  goedgekeurde  richtlij- 
nen en  werkwijzen  zal  de  gebiedsraad 
ieder  jaar  de  plannen  voor  de  belangrijk- 
ste doelen  voor  het  gebied  in  ogen- 
schouw nemen  en  ter  goedkeuring 
voorleggen. 

Ik  wil  vanochtend  graag  bijzondere  aan- 
dacht schenken  aan  de  belangrijke  wel- 
zijnstaak  van  deze  raden  als  een  onder- 
deel van  het  besturen  van  de  welzijns- 
zorg door  de  priesterschap. 
Het  Eerste  Presidium  heeft  de  priester- 


schapsleiders de  raad  gegeven  zorgvul- 
dig en  gebedsvol  een  plan  te  ontwikkelen 
waarbij  de  eenheden  van  de  kerk  worden 
aangemoedigd  om  in  eigen  behoeften  te 
kunnen  voorzien.  Dit  is  belangrijk  in  het 
licht  van  veranderende  behoeften,  de 
snelle  groei  van  de  kerk,  het  ongewisse 
van  deze  tijd  en  de  opdracht  van  de  Heer 
om  te  zorgen  voor  de  behoeftigen.  (Zie 
LV  52  :  40.) 

Basisplanning 

De  basisplanning  van  de  welzijnszorg  is 
het  proces  van  (1)  het  ontwikkelen  van 
een  plan  voor  het  onderwijzen  van  evan- 
geliebeginselen en  praktijken  met  be- 
trekking tot  de  welzijnszorg;  (2)  het 
identificeren  van  de  behoeften  van  de 
armen  en  in  nood  verkerenden;  en  (3) 
het  aanwenden  van  de  beschikbare  hulp- 
bronnen om  aan  die  behoeften  tegemoet 
te  komen. 

Wanneer  het  plan  volledig  ten  uitvoer  is 
gelegd  zullen  in  dat  gebied  die  bestand- 
delen van  het  hulpsysteem  van  de  voor- 
raadschuur  bestaan  die  onder  verschil- 
lende omstandigheden  nodig  zijn  om  de 
bisschoppen  te  helpen  bij  hun  zorg  voor 
de  armen,  de  behoeftigen  en  de  in  nood 
verkerenden. 

De  Schriften  herinneren  ons: 
,,En  gedenkt  in  alle  dingen  de  armen  en 
de  behoeftigen,  de  zieken  en  de  lijden- 


149 


den,  want  hij,  die  deze  dingen  niet  doet, 
is  Mijn  discipel  niet."  (LV  52  :  40.) 
Wij  zijn  uitermate  verheugd  over  de  eer- 
ste rapporten  die  binnen  zijn  gekomen 
aangaande  uw  vorderingen  bij  dit  plan- 
ningsproces. Wij  verwachten  niet  dat  al- 
le componenten  van  het  hulpsysteem 


,,Het  Eerste  Presidium  heeft  de 

priesterschapsleiders  de  raad 

gegeven  gebedsvol  een  plan  te 

ontwikkelen  waarbij  de 
eenheden  van  de  kerk  worden 

aangemoedigd  om  in  eigen 
behoeften  te  kunnen  voorzien." 


van  de  voorraadschuur  in  alle  gebieden 
van  kracht  zullen  zijn,  en  evenmin  ver- 
wachten wij  dat  alle  gebieden  het  sys- 
teem in  hetzelfde  tempo  ten  uitvoer  zul- 
len leggen.  Wegens  de  geografische  ver- 
schillen, verschillen  in  het  aantal  en  de 
verdeling  van  de  leden  en  de  verschei- 
denheid aan  andere  kerkelijke  prioritei- 
ten die  van  invloed  zijn  op  een  bepaalde 
regio  of  gebied,  zullen  sommige  raden 
meer  tijd  nodig  hebben  dan  andere  om 
hun  plannen  voor  te  bereiden.  Wij  ver- 
trouwen op  de  uitvoerend  bestuurders, 
in  overleg  met  de  ambtenaren  voor  ma- 
teriële zaken,  om  het  tempo,  de  omvang 
en  de  kwaliteit  van  deze  basisplanning  te 
regelen.  Wij  weten  dat  de  Heer  u  zal 
inspireren  tot  het  plannen  van  die  activi- 
teiten die  werkelijk  nodig  zijn  in  uw  ge- 
bied. Wij  geven  u  de  raad  weloverwogen 
en  grondig  te  werk  te  gaan,  zodat  het 
eindresultaat  nog  jarenlang  een  leidraad 
zal  zijn  voor  de  tenuitvoerlegging  van  de 
welzijnszorg.  Een  goed  plan  zal  het  op 
ordelijke  wijze  en  tijdig  bijeenbrengen 
van  geld  en  het  toewijzen  van  arbeidsu- 


ren van  de  leden  om  het  uitvoeren"  van 
alle  programma's  en  activiteiten  van  de 
kerk  in  evenwicht  te  houden 
ver  ge  makkelij  ken . 

De  rol  van  de  persoon 

Laten  wij  nu  eens  kijken  naar  de  per- 
soon. Wat  is  de  rol  van  de  individuele 
personen  en  van  de  gezinnen  met  betrek- 
king tot  de  materiële  welzijnszorg?  Een 
paar  fundamentele  punten  moeten  in 
overweging  worden  genomen: 

1.  Zorg  voor  een  duidelijk  plan  voor  het 
lichamelijk,  geestelijk  en  sociaal- 
maatschappelijk welzijn. 

2.  Ontwikkel  talenten  door  middel  van 
onderwijs  en  zorg  voor  financiële  stabili- 
teit door  middel  van  beroepsopleiding. 
Vermijd  onnodige  schuld. 

3.  Zorg  voor  een  jaarvoorraad  levens- 
middelen, kleding,  en  waar  mogelijk, 
brandstof. 

4.  Wees  bereid  een  offer  te  brengen  door 
middel  van  uw  tijd,  talenten  en  middelen 
—  en  dat  omvat  een  royale  vastengave 
en  een  volle  tiende  —  ten  behoeve  van  de 
kerk,  de  gemeenschap  en  de  behoeftigen. 
Naargelang  ieder  persoon  en  ieder  gezin 
de  beginselen  van  persoonlijke  en  ge- 
zinsparaatheid  toepast  op  deze  belan- 
grijke gebieden,  zal  ieder  gezin  grotere 
zekerheid  en  meer  gemoedsrust  ont- 
vangen. 

Verzorgingsopdracht  van 
de  bisschop 

Er  zullen  mensen  zijn  die,  ondanks  hun 
voorbereidingen,  moeilijkheden  te  ver- 
duren krijgen,  die  zij  niet  meteen  zelf  op 
kunnen  lossen.  Wij  zijn  dankbaar  dat  de 
Heer  voor  dergelijke  gevallen  voorzie- 
ningen heeft  getroffen. 
Bisschoppen,  u  heeft  een  heilige  op- 
dracht om  de  armen,  de  behoeftigen  en 
de  in  nood  verkerenden  bij  te  staan.  De 
hulpbronnen  van  de  quorums,  de  wijk, 
de  gemeenschap  en  de  kerk  staan  u  ter 


150 


beschikking  en  daaruit  kunt  u  de  juiste 
hulp  putten.  Van  oudsher  hebben  zij  die 
binnen  bereik  van  een  voorraadschuur 
van  de  bisschop  wonen  levensmiddelen 
en  kleding  kunnen  krijgen  door  middel 
van  een  goederenopdracht  van  de  bis- 
schop. U  heeft  echter  deze  zelfde  metho- 
de niet  kunnen  aanwenden  voor  het  ver- 
krijgen van  de  verzorging  die  mogelijk  is 
door  middel  van  het  door  de  kerk  uitge- 
voerde hulpsysteem  van  de  voor- 
raadschuur. 

Het  doet  ons  genoegen  bekend  te  kun- 
nen maken  dat  een  verzorgingsopdracht 
van  de  bisschop  is  goedgekeurd  om  te 
worden  gebruikt  in  gebieden  waar 
HLD-arbeidsbureau's,  kerkelijke  afde- 
hngen  voor  maatschappelijk  dienstbe- 
toon en  units  van  de  Deseret  Industries 
bestaan.  Deze  nieuwe  formulieren  zullen 
binnenkort  aan  alle  desbetreffende  rin- 
gen worden  uitgereikt.  Door  middel  van 


een  schriftelijke  opdracht  kunnen  de  bis- 
schoppen hun  leden  nu  machtigen  tot 
het  ontvangen  van  deze  uiterst  belangrij- 
ke verzorging.  Met  slechts  enkele  wette- 
lijke vereiste  uitzonderingen,  zullen  de 
leden  deze  verzorging  alleen  door  mid- 
del van  deze  schriftelijke  opdracht  kun- 
nen verkrijgen. 

Door  middel  van  deze  twee  formulieren, 
de  goederenopdracht  van  de  bisschop  en 
de  verzorgingsopdracht  van  de  bis- 
schop, reageren  alle  aspecten  van  het 
hulpsysteem  van  de  voorraadschuur  op 
de  behoeften  van  de  leden  zoals  door  u, 
de  plaatselijke  bisschop,  wordt  bepaald. 
U  heeft  de  zeggenschap  over  hetgeen  er 
wordt  toegediend,  zij  het  goederen  of 
verzorging.  Wegens  de  beperktheid  van 
de  beschikbare  hulpbronnen  om  tege- 
moet te  komen  aan  de  steeds  toenemen- 
de behoefte  aan  verzorging,  zullen  deze 
nieuwe  gereedschappen  verzekeren  dat 


151 


zij  wier  behoeften  het  grootst  zijn  wor- 
den geholpen.  Wij  willen  benadrukken, 
broeders,  dat  hoewel  de  bedrijfsmanage- 
ment voor  het  verschaffen  van  deze  goe- 
deren en  verzorging  bij  ambtenaren  in  de 
materiële  lijn  berust,  deze  zaken  slechts 
kunnen  worden  aangewend  wanneer  u, 
de  bisschop,  door  middel  van  deze  for- 
mulieren daartoe  opdracht  geeft. 

Jaarlijkse  evaluatie  van 
de  verzorging 

De  opdracht  voor  de  bedrijfsmanage- 
ment van  de  verschillende  taken  van  de 
welzijnszorg  werd  kortgeleden  in  han- 
den van  materiële  ambtenaren  gelegd. 
Deze  organisatorische  verandering  heeft 
een  zware  en  tijdvershndende  last  van  de 
schouders  van  de  bisschoppen  en  ring- 
presidenten  afgenomen.  Daar,  echter, 
deze  werkzaamheden  bestaan  om  tege- 
moet te  komen  aan  de  behoeften  van  de 
leden,  zoals  wordt  bepaald  door  de  gees- 
telijke ambtenaren,  blijven  wij  uitermate 
geinteresseerd  in  de  beschikbaarheid,  de 
kwaliteit,  het  reactievermogen  en  de  pas- 
sendheid van  de  goederen  en  verzorging 
die  verschaft  worden.  Ten  einde  een  or- 
delijke feedback  van  geestelijke  leiders 
naar  materiële  ambtenaren  over  hun 
globale  tevredenheid  te  vergemakkelij- 
ken, zullen  de  voorzitter  van  de  bis- 
schoppenraad, ringpresidenten,  regio- 
nale vertegenwoordigers  en,  op  aanwij- 
zing van  zuster  Smith,  de  vertegenwoor- 
digsters van  de  Zustershulpvereniging, 
worden  uitgenodigd  om  jaarlijks  het 
hulpsysteem  van  de  voorraadschuur  te 
evalueren.  Zij  zullen  een  rapport  uit- 
brengen waarin  wordt  vermeld  in  hoe- 
verre aan  hun  behoeften  wordt  voldaan 
en  de  wijze  waarop  zij  worden  geholpen. 
Deze  formele  evaluatie,  tezamen  met  de 
steeds  voortgang  vindende  communica- 
tie van  gevoelens  en  behoeften  die  regel- 
matig plaatsvindt  in  raadsvergaderin- 
gen en  bij  andere  contacten,  zal  een 


waarborg  zijn  voor  de  harmonie  en  een- 
heid die  nodig  zijn  om  de  globale  doels- 
tellingen van  de  kerk  te  kunnen  berei- 
ken. Wij  hopen  dat  alle  priesterschaps- 
leiders gebruik  zullen  maken  van  deze 
gelegenheid  wanneer  deze  hen  door  hun 
regionale  raad  wordt  geboden. 

De  betrekking  van  de  hulpbronnen 
van  het  gezin  tot  de  hulpbronnen 
van  de  kerk 

De  afgelopen  maanden  heb  ik  de  stimu- 
lerende gelegenheid  gehad  om  de  nieuwe 
film  van  de  kerk  te  zien  die  Welfare  — 
Another  Perspective  (Welzijnszorg  -  een 
ander  perspectief)  heet.  Deze  film  wordt 


152 


in  deze  tweede  helft  van  1979  in  de  En- 
gelssprekende gebieden  tijdens  de  ring- 
conferenties  vertoond.  ledere  keer  dat  ik 
deze  film  zie,  heb  ik  een  steeds  groter 
gevoel  van  trots  en  dankbaarheid  ten 
opzichte  van  het  welzijnssysteem  van  de 
kerk,  waaronder  de  verreikendheid  en 
de  veelomvattendheid  van  het  hulpsys- 
teem van  de  voorraadschuur.  Maar  ik 
acht  het  belangrijk,  broeders  en  zusters, 
om  op  te  merken,  dat  de  werkelijke  wel- 
zijnskracht  van  deze  kerk  niet  zetelt  in  de 
levensmiddelen  die  in  onze  voorraad- 
schuren  opgeslagen  Hggen,  noch  in  de 
produktiecapaciteit  van  onze  welzijns- 
boerderijen,  noch  zelfs  in  de  belangrijke 
invloed  die  ons  arbeidssysteem  bezit  in 
het  helpen  vinden  van  betrekkingen 
voor  leden  die  werk  zoeken. 
De  ware  kracht  van  de  kerk  is  in  de 
spaarrekeningen,  de  groententuinen,  de 
vaardigheden  die  voor  een  inkomen 
kunnen  zorgen,  de  voorraden  thuis,  de 
veerkrachtigheid,  de  talenten  en  het  ge- 
tuigenis van  de  individuele  leden  van  de 
kerk  en  van  het  gezin  waar  ieder  van  ons 
deel  van  uitmaakt.  Laat  ons  steeds  in- 
dachtig zijn  dat  de  grootste  zegen  van 
het  welzijnssysteem  wordt  verkregen 
door  de  gevers  en  dat  ieder  van  ons  er- 
naar dient  te  streven  een  onafhankelijk 
gezin  te  zijn,  dat  in  eigen  behoeften  voor- 
ziet, ten  einde  in  staat  te  zijn  onze  minder 
fortuinlijke  broeders  en  zusters  te  hel- 
pen. Kortom,  de  persoonlijke  en  gezins- 
paraatheid  van  ieder  gezin  is  even 
belangrijk  als  dit  kolossale  en  wonder- 
baarlijke welzijnssysteem.  De  ware 
kracht  van  de  kerk  ligt  uiteindelijk  niet 
in  de  reserves  van  de  kerk,  hetzij  in  geld, 
hetzij  in  goederen,  maar  in  de  reserves  en 
kracht  van  ieder  huisgezin.  Sta  mij  toe 
dit  toe  te  lichten. 

Veronderstel  eens  even  dat  de  ruim  vier- 
miljoen  leden  van  de  kerk  in  een  gebied 
woonden  met  ongeveer  de  oppervlakte 
van  de  staat  Utah.  En  stel  dat  we  ons 


ongerust  maakten  over  verscheurende 
dieren  die  ons  land  konden  binnendrin- 
gen. We  zouden  dan  niet  veilig  op  straat 
kunnen  lopen,  dus  zouden  we  besluiten 
ons  te  beschermen  door  middel  van  een 
muur.  Welnu,  als  wij  alle  reserves  uit  al 
onze  voorraadschuren  namen  en  deze 
goederen  gebruikten  om  een  muur  om 
ons  gebied  heen  te  bouwen,  dan  zou  hij 
over  de  lengte  van  negentienhonderd  ki- 
lometer dertig  centimeter  hoog  en  dertig 
centimeter  diep  zijn  —  geen  muur  die 
bescherming  zou  bieden  tegen  de  wilde 
dieren. 

Maar  stel  nu  dat  wij  aan  die  dertig  centi- 
meter hoge  muur  de  voorraad  toevoeg- 
den die  de  leden  zouden  hebben  als  zij 


153 


genoeg  in  huis  hadden  voor  een  jaar. 
Dan  zouden  we  de  muur  met  nogeens 
dertig  centimeter  kunnen  verhogen  over 
die  negentienhonderd  kilometer.  En  dan 
nogeens  dertig  centimeter,  en  nogeens, 
en  nogeens,  en  nogeens,  en  zo  door  tot 
we  een  ruim  vier  meter  hoge  muur 
hadden. 

De  inwendige  versterking  van  deze  muur 
zou  het  lichamelijk,  geestelijk  en  sociaal- 
maatschappelijk welzijn  van  de  leden 
zijn.  Het  anker  en  de  hoekposten  —  onze 
voorbereidingen  op  het  gebied  van  on- 
derwijs en  beroepsopleiding  voor  finan- 
ciële stabiliteit  en  het  vermijden  van  on- 
nodige schuld.  De  cement  —  onze  be- 
reidheid om  tijd,  talenten  en  middelen  te 
offeren  voor  het  opbouwen  van  het 
koninkrijk. 
Ziet  u,  onze  algehele  bescherming  kan 


niet  enkel  en  alleen  worden  verschaft 
door  de  produktie  van  de  welzijnspro- 
jecten  van  de  kerk.  Deze  kan  slechts  ver- 
wezenlijkt worden  naarmate  wij  die  pro- 
duktie combineren  met  de  jaarvoorraad 
van  het  gezin. 

Moge  wij  een  groter  inzicht  verkrijgen 
van  onze  persoonlijke  verant- 
woordelijkheden bij  dit  grote  werk.  Mo- 
ge wij  daadwerkelijk  en  op  consequente 
wijze  de  beginselen  van  de  welzijnszorg 
toepassen  die  door  de  algemene  autori- 
teiten zijn  vastgesteld.  Mogen  wij  de  kin- 
deren van  onze  hemelse  Vader  omrin- 
gem  met  deze  materiële  —  nee,  geestelij- 
ke, bescherming,  want  ten  slotte  zijn  alle 
dingen  geestelijk.  (Zie  LV  29:34.) 
Ik  geef  u  mijn  getuigenis  van  de  godde- 
lijkheid hiervan  en  doe  dat  in  de  naam 
van  Jezus  Christus.  Amen.  D 


154 


De  ene  zegenen 


Bisschop  Victor  L.  Brown 


Ik  bid  dat  mijn  opmerkingen  deze  och- 
tend weerklank  zullen  vinden  in  het  hart 
van  hen  die  ze  horen.  Ik  heb  het  onder- 
werp gekozen  „De  ene  zegene."  Uiter- 
aard heeft  de  Welzijnszorg  grotendeels 
te  maken  met  het  dagelijks  leven  — 
daarom  heeft  president  Kimball  de 
Welzijnszorg  ook  omschreven  als  het 
evangehe  in  actie.  Daar  het  evangeUe  een 
hulpbron  is  waaruit  de  mens  put  bij  zijn 
streven  naar  zijn  of  haar  verhoging, 
moet  de  Welzijnszorg  ook  zo'n  hulp- 
bron zijn. 

Zoals  u  wellicht  weet,  draagt  de  Presi- 
derende Bisschap  de  verantwoor- 
delijkheid voor  het  besturen  van  de  vele 
materiële  aangelegenheden  van  de  kerk. 
Dit  omvat  het  toezicht  op  de  werkzaam- 
heden van  het  hulpsysteem  van  de  voor- 
raadschuur  dat  uitgaat  van  de  Welzijns- 
zorg. Hoewel  dit  een  menigte  activiteiten 
en  verantwoordelijkheden  omvat,  ben  ik 
ervan  overtuigd  dat  onze  grootste  ver- 
antwoordelijkheid in  deze  is  het  ons  er- 
van verzekeren  dat  deze  kolossale  on- 
derneming zich  uiteindelijk  concentreert 
op  iedere  persoon,  zowel  de  gever  als  de 
ontvanger,  opdat  de  individu  worde  ge- 
zegend, opgebouwd  en  geïnspireerd. 
Hoe  meer  ik  mij  bewust  word  van  de 
inspanningen  op  het  gebied  van  het  wel- 
zijnswerk van  overheden  en  andere  or- 
ganisaties, waarvan  er  vele  de  allerhoog- 
ste doelstellingen  nastreven,  hoe  meer  ik 


met  ontzag  ben  vervuld  voor  de  metho- 
de van  de  Heer  voor  het  zegenen  van  de 
noodlijdenden  door  hen  te  helpen  zich- 
zelf te  helpen.  Ik  voel  mij  trots  en  vol- 
daan wanneer  ik  zie  hoe  u,  de  plaatselij- 
ke priesterschap  en  de  ZHV-leidsters  uit 
vele  delen  van  de  wereld,  door  middel 
van  het  welzijnsprogramma  uw  aan- 
dacht concentreert  op  de  individu.  Vele 
voorbeelden  komen  bij  mij  op,  die  in 
vele  wijken  van  de  kerk  over  de  hele 
wereld  plaatsvinden.  In  gedachten  zie  ik 
een  bisschop  die  op  tactvolle  wijze  een 
vertrouwelijk  gesprek  heeft  met  een  lid 
dat  hulp  ontvangt  van  de  Welzijnszorg, 
een  quorumpresident  die  een  lid  bezoekt 
dat  net  zijn  betrekking  is  kwijtgeraakt, 
een  huisbezoekster  die  een  maaltijd 
brengt  bij  een  jong  gezin  waarvan  de 
moeder  in  het  ziekenhuis  is  opgenomen, 
een  hogeraadslid  dat  een  prachtige, 
Lamanitische  jongeman  aanmoedigt 
om  door  te  zetten  ondanks  de  vele  moei- 
lijkheden die  hij  in  de  eerste  maand  op 
zijn  nieuwe  school  heeft  ondervonden. 
In  ieder  van  deze  gevallen  gaat  het  de 
leider  van  de  kerk  om  het  tot  stand  bren- 
gen van  tenminste  drie  dingen: 

1.  Het  probleem  begrijpen. 

2.  Helpen  het  probleem  op  te  lossen  door 
de  betrokken  persoon  te  helpen  zichzelf 
te  helpen. 

3.  Een  nauwere  band  aanmoedigen  tus- 
sen de  Heer  en  die  persoon. 


155 


Ik  wil  u  graag  deelgenoot  maken  van 
twee  ware  verhalen  over  hoe  het  helpen 
op  de  manier  van  de  Heer  de  ene  heeft 
gezegend  —  hoe  de  geest  van  liefde  en 
barmhartigheid  waarvan  de  Welzijns- 
zorg van  de  kerk  doordrongen  is  uitein- 
delijk inderdaad  de  individu  verheft. 
Voordat  hij  Ud  werd  van  de  kerk  bestond 
Richards  leven  voor  een  groot  deel  uit 
uitkeringen  van  de  sociale  dienst,  levens- 
middelenbonnen (bonnen  die  iemand  te- 
gen een  speciale  prijs  kan  kopen  en  die 
hem  in  staat  stellen  meer  levensmiddelen 
te  kopen  dan  hij  anders  zou  kunnen 
doen,  dankzij  een  subsidie  van  de  over- 
heid), gesprekken  met  maatschappelijke 
werkers,  bezoeken  aan  consultatiebu- 
reaus voor  de  volksgezondheid  en  onbe- 
taalde doktersrekeningen  en  rekeningen 
van  de  openbare  nutsbedrijven.  Noch 
Richard  noch  zijn  vrouw  konden  met 
geld  omgaan,  zelfs  niet  met  kleine  bedra- 
gen. Richards  bekering  tot  de  kerk  was 
wonderbaarlijk,  maar  hij  trad  toe  met 
vele  persoonlijke  gebreken.  Het  kostte 
hem  de  grootste  moeite  een  baan  te  hou- 
den. Hij  werd  door  zijn  bisschop  naar  de 
Deseret  Industries  doorgestuurd  voor 
werk.  Voor  het  eerst  in  van  zijn  leven  als 
volwassene  begon  hij  regelmatig  te  ver- 
dienen. Naarmate  hij  bij  de  Deseret  In- 
dustries werkte,  begon  Richard  een  ge- 
voel van  eigenwaarde  te  ontwikkelen. 
Hij  dook  niet  langer  ineen  als  hij  sprak. 
Zijn  vrouw  en  kinderen  begonnen  res- 
pect voor  hem  te  krijgen  als  patriarch 
van  het  gezin. 

De  revalidatiecoördinator  van  de  Dese- 
ret Industries  werkte  nauw  samen  met 
Richard,  evenals  zijn  bisschop.  Er  werd 
een  bankrekening  geopend  in  zijn  naam. 
Er  werd  een  verstandige  gezinsbegroting 
opgesteld  en  goedgekeurd.  Doktersreke- 
ningen die  er  al  meer  dan  een  jaar  lagen 
werden  betaald.  Een  elektriciteitsreke- 
ning die  er  al  tweeëneenhalve  maand  lag 
werd  betaald  op  de  dag  dat  de  stroom 


zou  worden  afgesloten.  Alle  andere  re- 
keningen werden  langzamerhand  vol- 
daan en  voortaan  op  de  juiste  manier 
afgehandeld. 

Richards  leven  was  aan  't  veranderen. 
Hij  had  een  gevoel  van  eigenwaarde  en 
van  richting.  Begin  juli  van  dit  jaar 
kwam  de  bedrijfsleider  van  een  grote 


„Wij  moeten  ons  ervan 

verzekeren  dat  deze  kolossale 

onderneming  zich  concentreert 

op  ieder  persoon  —  de  gever 

en  de  ontvanger  —  opdat  ieder 

van  hen  moge  worden 

opgebouwd  en  geïnspireerd." 


wasserij  bij  de  Deseret  Industries.  Hij 
zocht  goede  arbeidskrachten.  Richard 
zou  de  kans  krijgen  om  te  solliciteren. 
Hij  het  weten  dat  hij  heel  erg  tegen  het 
sollicitatiegesprek  opzag.  De 

revalidatiecoördinator  oefende  keer  op 
keer  met  hem.  Richard  maakte  een  goe- 
de indruk  tijdens  het  gesprek  en  kreeg 
een  baan.  Een  nieuw  soort  leven  stond 
op  het  punt  te  beginnen. 
Toen  Richard  Deseret  Industries  verliet 
werd  er  een  lunch  voor  hem  gegeven.  Bij 
deze  gelegenheid  werd  de  volgende  op- 
name gemaakt: 

,, Broeders  en  zusters,  ik  heb  goed  en 
slecht  nieuws  voor  u.  Het  goede  nieuws 
is  dat  ik  op  de  arbeidsmarkt  werk  heb 
gevonden  waarmee  ik  meer  geld  ga  ver- 
dienen dan  ik  van  mijn  leven  verdiend 
heb.  Voor  het  eerst  zal  ik  in  staat  zijn  om 
voor  mijn  gezin  te  zorgen  zoals  onze 
hemelse  Vader  dat  van  mij  wil.  Ik  maak 
vooruitgang,  en  daar  gaat  het  om  in  het 
leven.  Het  slechte  nieuws,  of  hever,  het 
verdrietige  nieuws,  is  dat  ik  u  ga  verla- 


156 


ten.  Ik  hou  van  u  allemaal  met  heel  mijn 
hart.  Ik  ben  heel  dankbaar  voor  hetgeen 
Deseret  Industries  voor  mij  heeft  ge- 
daan. Ik  bid  dat  ieder  van  u  even  geluk- 
kig zal  worden  als  ik  dat  hier  ben  ge- 
weest. Ik  wil  mijn  bijzondere  dank  uit- 
spreken aan  Jim  Wilson  en  aan  mijn 
bisschop,  die  beiden  zoveel  voor  mij 
hebben  gedaan.  In  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen." 

Richard  overtrof  zijn  eigen  verwachtin- 
gen en  die  van  zijn  werkgever.  Hij  heeft 
onlangs  promotie  gemaakt  en  een  be- 
hoorlijke opslag  gekregen.  Een  ziel,  een 
mensenleven,  is  gezegend  —  waarschijn- 
lijk zou  niets  anders  teweeg  hebben  kun- 
nen brengen  wat  een  bisschop  en  een 
revalidatiecoördinator  van  Deseret  In- 
dustries teweegbrachten. 
En  nu  nog  een  voorbeeld.  (Een  aantal 
van  de  namen  van  personen  en  plaatsen 


zijn  veranderd.)  In  maart  1978  ontving 
de  familie  Wilson,  die  in  Idaho  woont, 
een  brief.  Deze  begon  zo: ,, Lieve  broeder 
en  zuster  Wilson,  Even  een  paar  regeltjes 
om  te  vragen  hoe  het  met  u  gaat  en  u  te 
laten  weten  hoe  het  met  mij  is." 
Dit  briefje  was  geschreven  door  de  La- 
manitische  pleegdochter  van  de  familie 
Wilson,  Ceha  Red  Horse,  waar  ze  enkele 
jaren  niets  van  gehoord  hadden. 
De  kiem  voor  hun  relatie  was  gelegd  in 
1965  tijdens  een  toespraak  van  broeder 
Spencer  W.  Kimball,  die  toen  een  lid  van 
het  Quorum  der  Twaalf  was.  Broeder 
Wilson,  die  in  die  tijd  bisschop  was,  was 
erg  onder  de  indruk  van  een  tekst  uit  het 
Boek  van  Mormon:  „Toch  zal  Ik  het 
hart  der  niet-Joden  verzachten,  zodat  zij 
als  een  vader  voor  hen  zullen  zijn."  (2 
Nephi  10  :  18.)  Naarmate  de  vergade- 
ring vorderde   werd   broeder   Wilsons 


De  ouderlingen  Petersen  en  McConkie 


157 


waar  zij  een  bijzondere  band  mee  heb- 
ben. Toen  Celia's  brief  kwam,  in  1978, 
waren  er  elf  jaar  voorbijgegaan.  Het  ei- 
gen gezin  van  de  Wilsons  was  gegroeid 
en  telde  nu  tien  eigen  kinderen  en  zij 
hadden  de  afgelopen  twee  jaar  niet  deel- 
genomen aan  het  huisves- 
tingsprogramma. Ik  lees  nu  verder  uit 
Celia's  brief: 

„Op  't  ogenblik  werk  ik  als  secretaresse 
...  Ik  leg  zoveel  mogelijk  van  mijn  sala- 
ris opzij  zodat  ik  mijn  dochtertje  in  de 
kleren  kan  zetten  voordat  zij  ergens  bij 
een  gezin  wordt  ondergebracht. 
Het  is  nu  een  jaar  of  tien  sinds  ik  u 
allemaal  heb  gezien.  Iedereen  is  natuur- 
lijk erg  veranderd.  Al  de  kinderen  zullen 
intussen  wel  volwassen  zijn  en  vertrok- 
ken .  .  . 

Ik  heb  een  dochtertje.  Zij  heet  Margaret. 
Ze  is  zeven  en  zal  deze  herfst  bij  een  gezin 


158 


worden  geplaatst.  Zij  wil  het  graag ...  Ik 
heb  haar  alles  over  het  programma  ver- 
teld. Zij  is  haar  hele  leven  nog  nooit  van 
huis  geweest. 

Herinnert  u  zich  mijn  broer  David?  Wel, 
hij  is  al  op  zending  geweest  en  studeert 
nu  aan  de  Brigham  Young  Universiteit. 
Hij  komt  van  de  zomer  naar  huis  om 
Margaret  te  dopen.  In  december  was  hij 
thuis  voor  de  kerstvakantie  en  zegende 
bij  die  gelegenheid  het  dochtertje  van 
mijn  andere  broer.  Daarvoor  heeft  hij 
twee  andere  familieleden  gedoopt. 
Hoe  oud  zijn  Joy,  Curt,  Rhonda,  Gary 
en  Jenny  nu?  Ik  kan  ze  mij  allemaal  nog 
zo  goed  herinneren  —  Joy  met  haar  al- 
lergie, Curt  met  zijn  accordeon,  Rhonda 
met  haar  balletlessen,  en  hoe  Gary  als 
een  klein  kikvorsje  in  het  zwembad 
rondspartelde.  Ik  zie  Jenny  met  haar  ro- 
de haar  nog  voor  me.  Ze  moeten  nu  wel 
tieners  zijn  of  nog  ouder.  Hoe  maken  ze 
't  allemaal?" 

Celia  vertelt  in  haar  brief  verder  dat  de 
problemen  van  de  hedendaagse  jeugd  op 
het  gebied  van  sterke  drank  en  drugs  in 
het  reservaat  even  ernstig  zijn  als  in  de 
grote  stad.  Zij  spreekt  haar  grote  dank- 
baarheid uit  voor  de  kerk  en  haar  leer- 
stellingen, die  de  jonge  mensen  werkelijk 
helpen  de  fouten  die  hun  leeftijdsgeno- 
ten maken  te  vermijden.  Zij  zegt  ook  dat 
haar  familie  door  de  leringen  van  de 
kerk  veel  hechter  is  en  een  grotere  veilig- 
heid kent.  Zij  vertelt  ons  dat  de  meeste 
van  haar  kleine  broertjes  en  zusjes  dit 
jaar  bij  pleeggezinnen  zullen  worden  on- 
dergebracht, en  dan  vraagt  ze: 
„Doet  u  nog  mee  aan  het 
huisvestingsprogramma? 
Schrijf  mij  alstublieft  en  vertel  me  al  het 
nieuws.  .  . 

Nu  kan  ik  beter  stoppen.  Zorg  goed  voor 
uzelf  en  moge  de  Heer  u  bij  al  uw  recht- 
vaardige ondernemingen  zegenen.  Veel 
Hefs.  .  ." 
Terwijl  broeder  en  zuster  Wilson  deze 


fijne  brief  van  Celia  lazen,  kon  broeder 
Wilson  zich  nog  vaag  iets  voor  de  geest 
halen  wat  broeder  Kimball  twaalf  jaar 
daarvoor  in  zijn  toespraak  had  gezegd. 
,,Oudernng  Kimball  zei  dat  we  geen  suc- 
ces zouden  merken  in  de  eerste  genera- 
tie, maar  dat  werkelijk  succes  in  de  twee- 
de, derde,  of  vierde  generatie  zou  ko- 
men," herinnerde  broeder  Wilson  zich. 
„Toen  deze  woorden  mij  weer  helder 
voor  de  geest  stonden,  had  ik  het  gevoel 
dat  wij  CeUa's  dochtertje  moesten  uitno- 
digen om  bij  ons  te  komen  wonen,  want 
dat  zou  de  tweede  generatie  van  dezelfde 
familie  in  hetzelfde  gezin  zijn." 
Er  werd  navraag  gedaan  door  middel 
van  het  huisvestingsprogramma  of  het 
mogelijk  zou  zijn  Margaret  onder  te 
brengen  bij  de  Wilsons.  Toen  Celia 
hoorde  dat  dit  inderdaad  kon, ,, belde  ze 
ons  gelijk  op  en  vertelde,  onder  het  ver- 
gieten van  tranen  van  blijdschap,  hoe 
geweldig  zij  het  vond  dat  Margaret  in  het 
gezin  mocht  komen  waar  zij  ook  eens 
had  gewoond,"  zei  broeder  Wilson. 
Margaret  bracht  het  schooljaar  1978- 
1 979  bij  de  familie  Wilson  door  en  net  als 
haar  moeder  destijds,  gaf  zij  evenveel 
aan  de  Wilsons  als  zij  van  hen  ontving. 
,,Zij  is  heel  vrijgevig,"  zei  zuster  Wilson. 
,,Als  iemand  te  kennen  geeft  dat  hij  een 
van  haar  bezittingen  mooi  vindt,  dan  zal 
Margaret  het  hem  geven.  Al  onze  kinde- 
ren krijgen  zakgeld,  en  daar  wij  Marga- 
ret als  een  van  hen  beschouwen,  krijgt 
ook  zij  zakgeld. 

Vorig  jaar  kerst  kwam  het  idee  naar  vo- 
ren als  gezin  iets  te  ondernemen  om  een 
ander  te  helpen.  Margaret  had  vrij  veel 
van  haar  zakgeld  opgespaard  en  gaf  dit 
geld  voor  het  gezinsproject. 
Ze  helpt  met  de  huishoudelijke  karwei- 
tjes, net  als  alle  andere  leden  van  het 
gezin.  Eén  avond  in  de  week  heeft  zij 
samen  met  Angela,  die  ook  acht  is,  keu- 
kendienst. Daarnaast  hebben  ze  nog  an- 
dere taken  in  huis." 


159 


Broeder  Wilson  vertelde  dat  toen  Mar- 
garet  eerst  bij  hen  kwam,  zij  een  heel  stil 
kind  was  dat  zich  niet  erg  goed  uit  kon 
drukken.  Haar  moeder,  Celia,  had  de 
Wilsons  verzocht  Margaret  te  helpen  zo- 
dat ze  zou  leren  beter  te  bidden  en  haar 
gevoelens  onder  woorden  te  brengen. 
Nu  „vraagt  ze  zelf  om  dé  zegen  te  mogen 
vragen  voor  het  eten  of  om  voor  te  mo- 
gen gaan  bij  andere  gebeden,"  vertelt 
broeder  Wilson.  ,,En  wanneer  zij  bidt 
luisteren  we  allemaal  heel  goed,  want  zij 
heeft  dikwijls  hele  goede  gedachten." 
Toen  het  eind  van  het  schooljaar  in  zicht 
kwam,  nodigden  de  Wilsons  CeHa  uit 
om  bij  hen  te  komen  logeren  en  het  werd 
een  hele  bijzondere  hereniging  toen  zij 
samen  met  haar  dochtertje  weer  bij  haar 
pleegouders  was.  Zij  nam  Margaret  mee 
naar  huis  en  besloot,  in  overleg  met  de 
familie  Wilson,  dat  zij  dit  jaar  thuis  zou 
blijven  en  de  school  in  het  reservaat 
bezoeken. 


Deze  ervaring  is  een  voorbeeld  van  de 
zegeningen  die  gepaard  gaan  met  geven 
en  ontvangen.  Deze  gevoelens  werden  zo 
prachtig  onder  woorden  gebracht  door 
president  J.  Reuben  Clark  jr.  op  een  bij- 
zondere vergadering  voor  ringpresiden- 
ten  op  2  oktober  1936: 
„Het  werkelijke  doel  op  lange  termijn 
van  het  welzijnsplan  is  het  vormen  van 
karakter  bij  de  leden  van  de  kerk,  de 
gevers  en  de  ontvangers,  het  redden  van 
al  het  goede  wat  diep  in  hun  hart  opge- 
sloten ligt  en  het  tot  bloei  laten  komen  en 
vrucht  laten  dragen  van  de  verborgen 
rijkdommen  van  de  geest,  hetgeen  ten 
slotte  de  zending,  het  doel  en  de  bes- 
taansreden is  van  deze  kerk." 
Het  is  mijn  gebed,  broeders  en  zusters, 
dat  wij  allen,  als  leiders  en  ouders,  er 
steeds  naar  zullen  streven  de  ene  te  ver- 
heffen, te  veredelen  en  te  zegenen  door 
middel  van  de  leringen  van  het  evangeUe 
van  Jezus  Christus.  In  de  naam  van  Je- 
zus Christus.  Amen."  D 


160 


De  kerk  regelen: 
Welzijnszorgzendelingen 
zijn  een  belangrijke 
hulpbron 


Ouderling  James  E.  Faust 

van  de  Raad  der  Twaalf 


Dè  Psalmist  stelde  de  vraag,  „Hoe  zou- 
den wij  des  Heren  lied  zingen  op  vreem- 
de grond?"  (Psalm  137  : 4.)  In  iedere  tijd, 
ook  de  onze,  is  de  boodschap  des  Heren 
naar  landen  gebracht  die  de  boodschap- 
pers vreemd  waren.  Zij  hebben  de  rege- 
ling nagestreefd  van  een  Zion  waar  de 
Heer  God  is. 

Vanaf  het  begin  van  de  geschiedenis  van 
onze  bedeUng  heeft  de  Heer,  door  mid- 
del van  de  opeenvolgende  openbaringen 
die  nu  opgetekend  staan  in  de  Leer  en 
Verbonden,  ernaar  gestreefd  zijn  kerk  te 
regelen,  ,, regel  op  regel,  en  gebod  op 
gebod;  hier  een  weinig  en  daar  een  wei- 
nig; zij  gaven  ons  vertroosting  door  te 
spreken  over  hetgeen  zal  komen,  en  ver- 
sterkten onze  hoop."  (LV  128:21.) 
Wij  verzekeren  u  dat  dit  proces  nog 
steeds  voortgang  vindt,  en  wij  weten  dat 
naarmate  wij  ons  verder  in  de  wereld 
begeven,  waartoe  de  Heer  ons  heeft  aan- 
gezet en  hetgeen  Hij  ons  heeft  geboden, 
wij  't  hoofd  zullen  moeten  bieden  aan 
bijzondere  uitdagingen  bij  het  regelen 
van  de  kerk  des  Heren.  Honderden  mil- 
joenen van  de  kinderen  van  onze  hemel- 
se Vader  staan  tegenover  armoede  en 
analfabetisme  en  andere  problemen  — 
zowel  materieel  als  geestelijk  —  die  ons 
bevattingsvermogen  haast  te  boven 
gaan.  President  Kimball  heeft  over  der- 
gelijke mensen  gezegd:  ,, Geef  deze  men- 


sen aan  ons  en  wij  zullen  hun  ogen  ope- 
nen voor  een  visioen  van  de  eeuwigheid 
en  hen  tonen  hoe  zij. naar  de  sterren  kun- 
nen reiken."  (December  1974.) 
Wij  onderkennen  dat  het  proces  van  het 
regelen  van  de  kerk  van  de  Heer  veel 
meer  omvat  dan  het  dopen  van  mensen. 
In  het  eerste  hoofdstuk  van  het  Boek 
Alma  in  het  Boek  van  Mormon  vinden 
we  een  leerzame  reeks  gebeurtenissen  die 
aangeven  hoe  de  kerk  van  de  Heer  wordt 
geregeld.  Te  beginnen  met  vers  26  lezen 
wij:  ,,De  priesters  hun  handwerk  verlie- 
ten om  het  woord  van  God  te  verkondi- 
gen aan  het  volk,  ...  En  wanneer  de 
priester  hun  het  woord  Gods  had  mede- 
gedeeld, togen  allen  wederom  ijverig  aan 
de  arbeid;  ...  en  aldus  waren  zij  allen 
gelijk,  en  zij  arbeidden  allen,  iedereen 
volgens  zijn  krachten. 
En  iedereen  deelde  mede  van  zijn  goede- 
ren aan  de  armen,  de  behoeftigen,  de 
zieken  en  de  noodlijdenden  naar  hetgeen 
hij  had;  en  zij  droegen  geen  kostbare 
kleding;  nochtans  waren  zij  net  en  liefe- 
lijk." (Alma  1  :  26,  27.) 
Laten  we  goed  nota  nemen  van  deze 
gang  van  zaken: 

In  de  eerste  plaats  worden  de  leerstellin- 
gen onderwezen  (zie  vers  26). 
In  de  tweede  plaats,  achten  de  leden  el- 
kander even  hoog  als  zichzelf  (zie  vers 
26). 


161 


In  de  derde  plaats,  werken  zij  allemaal; 
zij  arbeiden  en  verdienen  hetgeen  zij  ont- 
vangen (zie  vers  26). 
In  de  vierde  plaats,  delen  zij  mee  van  hun 
goederen  aan  de  minder  bedeelden;  zij 
dienen  elkander  (zie  vers  27). 
Ten  vijfde,  disciphneren  zij  hun  begeer- 
ten en  voorzien  tegelijkertijd  op  de  juiste 
manier  in  hun  eigen  behoeften  (zie  vers 
27). 

Luister  nu  naar  de  verklaring  van  de 
profeet: 

,,0p  deze  wijze  regelden  zij  de  zaken  der 
kerk  .  .  . 

En  daar  de  kerk  zo  bestendig  was,  be- 
gonnen zij  zeer  rijk  te  worden  en  hadden 
een  overvloed  van  alles,  wat  zij  maar 
nodig  hadden."  (Alma  1  :  28,  29.) 
Deze  geweldige  verandering  vond 
plaats,  niet  omdat  de  mensen  dingen 
kregen,  maar  omdat  zij  onderwezen 
werden  en  begonnen  zichzelf  te  helpen 
en  te  zorgen  voor  de  minder  voorspoedi- 
gen.  Zodra  zij  van  zichzelf  gaven  op  de 
manier  van  de  Heer,  begonnen  hun  om- 
standigheden beter  te  worden. 
Dit  proces  van  het  regelen  van  de  kerk 
kan  overal  van  toepassing  zijn.  In  die 
gebieden  van  de  wereld,  echter,  waar  de 
menselijke  en  andere  hulpbronnen  niet 
toereikend  zijn,  hebben  de 
priesterschapsleiders  wellicht  behoefte 
aan  wat  technische  kennis  om  hun  leden 
te  helpen  in  eigen  behoeften  te  kunnen 
voorzien.  Deze  steun  wordt  op  een 
grootse  manier  gegeven  door  een  groep 
toegewijde  mensen  die  over  verschillen- 
de vaardigheden  beschikken  en  wier 
voornaamste  bediening  is  het  aankwe- 
ken van  praktisch  dienstbetoon  zoals 
Christus  die  zou  geven.  Zij  worden  wel- 
zijnszendehngen  genoemd.  Op  dit  mo- 
ment zijn  er  meer  dan  zevenhonderd  van 
deze  zendelingen,  die  in  bijna  zestig 
zendingsgebieden  van  de  kerk  over  de 
gehele  wereld  de  plaatselijke  leiders  hel- 
pen bij  het  regelen  van  de  kerk. 


Een  belangrijke  taak  van  de  welzij nszen- 
delingen  is  de  plaatselijke  priesterscha- 
psleiders te  helpen  bij  het  onderwijzen 
van  de  grondbeginselen  van  de  welzijns- 
zorg. Onder  leiding  van  de  priesterschap 
kunnen  zij  de  leden  ook  leren  hoe  zij  hun 
manier  van  leven  kunnen  verbeteren. 
Hoewel  wij  niet  overal  voorraadschuren 
en  produktieprojecten  hebben,  moeten 


„Zij  die  in  aanmerking  komen 

zijn  echtparen  en  ongehuwde 

vrouwen"  met  „een  beroeps-  of 

vakopleiding"  -  en  er  is  op  't 

ogenbhk  vraag  naar 

„vaardigheid  in  talen  naast  het 

Engels." 


wij  er  toch  voor  zorgen  dat  de  funda- 
mentele welzijnsbeginselen  tot  in  de 
kleinste  gemeenten  worden  onderwezen 
en  toegepast.  Zes  evangeliebeginselen 
staan  centraal  bij  de  welzijnszorg  in  de 
kerk:  Hefde,  dienstbetoon,  arbeid,  in  ei- 
gen behoeften  voorzien,  rentmeester- 
schap en  toewijding  (wat  het  brengen 
van  offers  omvat).  Deze  beginselen  on- 
dersteunen de  andere  primaire  aspecten 
van  de  welzijnszorg,  te  weten  de  wet  van 
de  vasten,  dienstbetoon  en  hefdedien- 
sten  uitgaande  van  het  quorum  en  de 
Zustershulpvereniging,  persoonlijke  en 
gezinsparaatheid  en  goed  functioneren- 
de welzijnscomités. 

Deelnemen  aan  de  activiteiten  van  fun- 
damentele welzijnszorg  stelt  de  leden  in 
de  gelegenheid  fundamentele  evangelie- 
beginselen in  hun  leven  op  te  nemen. 
Door,  bijvoorbeeld,  de  wet  van  de  vas- 
ten na  te  leven  leren  de  leden  liefde  en 
onzelfzuchtigheid.  Wanneer  de  huison- 
derwijzers  een  gezin  helpen  bij  het  repa- 


162 


reren  van  hun  omheining,  of  wanneer 
ZHV-zusters  een  maaltijd  klaarmaken 
voor  een  zieke  buurvrouw,  ervaren  zij 
wat  dienstbetoon  werkelijk  betekent.  Bij 
het  streven  naar  individuele  en  gezinspa- 
raatheid,  leren  de  leden  te  werken  en 
voor  zichzelf  te  zorgen.  Het  plaatselijke 
welzij nscomité  coördineert  de  taak  van 
de  kerk  bij  deze  aspecten  van  fundamen- 
tele welzijnszorg. 

Onder  leiding  van  hun  zendingspresi- 
dent fungeren  welzijnszendelingen  als 
hulpbron  voor  de  plaatselijke  priester- 
schapsleiders die  verantwoordelijk  zijn 
voor  het  verzetten  van  het  werk.  Door 
gebruik  te  maken  van  hun  ervaring  en 
training,  kunnen  de  welzijnszendelin- 
gen, als  hulpbron  voor  de  leiders  en  de 
leden,  manieren  aangeven  waarop  de  le- 
den beter  voor  zichzelf  kunnen  zorgen. 
Op  hun  beurt  kunnen  deze  leiders  de 
leden  helpen  om  een  levenswijze  in  prak- 


tijk te  gaan  brengen  waarbij  het  evange- 
Ue  centraal  staat. 

Welzijnszendelingen  zijn  er  dus  niet  al- 
leen om  welzijnsbeginselen  te  onderwij- 
zen en  op  te  volgen;  zij  vormen  een  heel 
belangrijk  onderdeel  van  het  proces  van 
het  regelen  der  kerk. 
Ouderhng  L.  Tom  Perry  kwam  verleden 
maand  terug  uit  Tonga  en  bracht  het 
volgende  rapport  uit: 
„Ik  was  ook  buitengewoon  onder  de  in- 
druk van  de  echtparen  die  fungeren  als 
welzijnszendelingen  in  Tonga.  Ik  sluit 
een  foto  bij  van  broeder  en  zuster  Duane 
C.  Thorn  bij  een  aantal  ovens  van  plaa- 
tijzer die  hij  heeft  gebouwd.  Broeder 
Thorn  heeft  over  de  honderd  van  deze 
ovens  gemaakt  en  zijn  echtgenote  heeft 
de  vrouwen  geleerd  hoe  zij  deze  moeten 
gebruiken  boven  een  gelijkmatig  vuurtje 
om  brood  te  bakken.  Voor  vele  van  deze 
gezinnen  is  het  de  eerste  keer  dat  zij  be- 


163 


schikken  over  een  voorziening  waarmee 
zij  kunnen  bakken.  Broeder  Thorn  heeft 
ook  grote  tobben  gemaakt  waarin  zij 
hun  was  kunnen  doen,  waardoor  zij  hun 
hygiëne  kunnen  verbeteren. 
Nog  een  ander  echtpaar,  Spencer  gehe- 
ten, heeft  voortreffeUjk  werk  verzet  bij 
het  verbeteren  van  de  oogst  op  de  boer- 
derijen van  Tonga.  Broeder  Spencer 
heeft  verschillende  machines  ontworpen 
en  de  plaatselijke  bevolking  geleerd  ze  te 
gebruiken,  waaronder  een  tapastofma- 
chine,  die  hen  vele  uren  zware  arbeid 
heeft  bespaard.  Deze  machine  heeft  ook 
de  aandacht  getrokken  van  de  koning, 
met  het  gevolg  dat  broeder  Spencer  een 
goede,  persoonlijke  vriend  van  hem  is 
geworden.  Een  maand  lang  reisde  hij 
zelfs  als  gast  van  de  koning  met  hem  en 
zijn  gezelschap  naar  al  de  eilanden  voor 
een  agrarische  jaarmarkt. 
Deze  beide  echtparen  komen  binnen  en- 
kele weken  naar  huis." 


Broeder  Spencer  heeft  anderen  opgeleid 
zodat  deze  vaardigheden  kunnen  wor- 
den voortgezet.  Alle  hulp  die  gegeven 
wordt  moet  verstrekt  worden  op  de  ma- 
nier van  de  Heer  onder  leiding  van  de 
priesterschap,  zoals  wij  lezen  dat  het  ge- 
beurde in  de  tijd  van  Alma.  Wij  hebben 
een  praktische  godsdienst,  gebaseerd  op 
het  evangelie  van  werk,  dat  zowel  het 
lichaam  als  de  geest  verheft  en  voorspoe- 
dig maakt. 

De  arbeid  van  de  welzijnszendelingen  is 
een  arbeid  die  steeds  voortgang  moet 
vinden.  Laat  mij  derhalve  een  aantal  be- 
langrijke punten  met  u  doornemen: 
Ten  eerste,  zij  die  in  aanmerking  komen 
om  als  welzijnszendeHngen  te  arbeiden 
zijn  ook  echtparen  en  ongehuwde  vrou- 
wen die  voldoen  aan  de  normale  vereis- 
ten voor  het  zendingswerk. 
Ten  tweede  dienen  zij  een  beroeps-  of 
vakopleiding  te  hebben  ontvangen  en  er- 
varing te  hebben  met  het  oplossen  van 


1«4 


praktische  problemen.  Wij  hebben  be- 
hoefte aan  vakkundige  zendelingen 
zoals  onder  andere  maatschappelijk 
werk(st)ers,  agrariërs,  raadgevers  bij  de 
beroepskeuze,  vaklieden,  huishoudkun- 
digen en  verpleegkundigen. 
Ten  derde,  dienen  bisschoppen  of  ring- 
presidenten  erop  toe  te  zien  dat  echtpa- 
ren of  ongehuwde  zusters  met  een  oplei- 
ding een  kort  overzicht  toevoegen  aan 
hun  zendingsaanvraag  waarin  zij  hun 
opleiding,  hun  ervaring,  en  hun  hobby's 
of  andere  talenten  vermelden.  U  dient  te 
weten  dat  er  op  't  ogenblik  vraag  is  naar 
echtparen  die  vreemde  talen  spreken.  De 
grootste  behoefte  is  aan  mensen  die 
Spaans  spreken. 

Ten  vierde,  om  welzijnszendelingen  te 
krijgen,  moeten  de  priesterschapsleiders 
materiële  problemen  onder  hun  leden 
identificeren  die  niet  door  middel  van 
plaatselijke  hulpbronnen  kunnen  wor- 
den opgelost.  Zij  maken  bekend  welke 
specifieke  hulp  zij  willen  hebben  van  de 
welzijnszendelingen  en  overleggen  ver- 
volgens met  hun  regionale  verte- 
genwoordiger en  zendingspresident. 
Wanneer  zij  worden  goedgekeurd  door 
de  uitvoerend  bestuurder  worden  zij 
doorgestuurd  naar  de  afdeling  zendings- 
werk. Zendehngen  met  bijzondere  vaar- 
digheden worden  dan  ingedeeld  om  aan 
de  aangeduide  behoeften  tegemoet  te 
komen. 

Ten  vijfde,  is  het  welzijnssysteem  van  de 
kerk  ontworpen  om  het  karakter  te  vor- 
men en  de  mensen  te  leren  zichzelf  te 
helpen.  De  kerk  moet  zich  steeds  bewust 
zijn  van  de  noodzaak  om  mensen  mate- 
rieel en  geestelijk  te  verheffen.  Het 
klinkt  paradoxaal,  maar  de  beste  manier 
on  iemand  in  nood  te  helpen,  is  door  hen 
in  de  gelegenheid  te  stellen  anderen  te 
helpen. 

Een  sleutelfiguur  bij  het  waarborgen  dat 
dit  gebeurt  is  de  uitvoerend  bestuurder. 
Het  is  zijn  verantwoordelijkheid  regel- 


matig de  vorderingen  van  het  werk  van 
de  welzijnszendelingen  door  te  nemen 
met  de  regionale  vertegenwoordigers  die 
de  ring-  en  zendingspresidenten  ver- 
tegenwoordigen, en  met  de  andere  lei- 
ders die  verantwoordelijk  zijn  voor  ma- 
teriële zaken  in  de  gebiedsraad.  In  deze 
raadsvergadering  kan  het  werk  van  de 
welzijnszendelingen  worden  opgenomen 
in  het  basisplan  voor  het  gebied  ten  aan- 
zien van  de  welzijnszorg.  Deze  geplande, 
verenigde  aanpak  zal  zorgen  voor  orde 
en  bestendigheid  naarmate  wij  voort- 
gaan met  het  regelen  van  de  kerk. 
Wij  hebben  talrijke  getuigschriften  ont- 
vangen van  priesterschapsleiders  die  de 
voordelen  van  deze  waardevolle  hulp- 
bron hebben  ondervonden.  Een  ge- 
meentepresident schrijft: 
„Ik  weet  dat  ik  mettertijd  geen  welzijns- 
zendelingen meer  nodig  zal  hebben, 
want  ik  zal  met  de  dag  meer  zelfvertrou- 
wen krijgen.  Ik  moet  de  Heer  om  leiding 
vragen  en  op  Hem  vertrouwen. 
Ik  weet  dat  de  beginselen  van  de  wel- 
zijnszorg altijd  hebben  bestaan.  Wij  heb- 
ben er  alleen  niet  de  juiste  aandacht  aan 
besteed."  (Angel  Majia  Ruiz,  president 
van  de  gemeente  Huacho,  Peru  Lima 
North  Mission.) 

Verder  hebben  de  geestdrift  en  het  zelf- 
vertrouwen die  de  plaatselijke  leiders 
hebben  opgedaan  natuurlijk  een  uitwer- 
king gehad  op  het  zendingswerk.  Naar- 
mate de  leden  de  weldaden  ervaren  van 
fundamentele  welzijnsactiviteiten  in  hun 
leven,  krijgen  zij  het  verlangen  hun  zege- 
ningen met  anderen  te  delen. 
In  het  kleine  gehucht  Ubon,  in  Thailand, 
kreeg  de  famihe  Tan,  die  lid  is  van  de 
kerk,  onlangs  te  kampen  met  op  het  oog 
welhaast  onoverkomelijke  problemen. 
De  vader  was  zijn  baan  kwijtgeraakt,  ze 
hadden  geen  geld,  de  kinderen  waren 
ziek  en  ondervoed.  En  men  was  bezig 
hen  te  dwingen  hun  nederige  woninkje 
weg  te   halen  van  de  overheidsgrond 


165 


waar  het  op  stond,  en  ze  konden  nergens 
heen. 

Op  dit  moment  kwam  een  geweldige 
priesterschapsleider,  die  de  welzijnszen- 
delingen  als  hulpbron  had  gebruikt,  tus- 
senbeide en  wendde  af  wat  anders  een 
tragische  situatie  had  kunnen  zijn.  On- 
der zijn  leiding,  en  met  de  hulp  van  alle 
gemeenteleden,  werd  er  voor  een  stukje 
grond  gezorgd,  waarna  het  huisje  van  de 
familie  Tan  werd  afgebroken,  vervoerd 
en  herbouwd.  Broeder  Tan  begon  de 
grond  te  bebouwen  en  kreeg  een  tuin- 
bouwbedrijf van  de  grond  dat  het  nu 
heel  goed  doet.  Wat  ingespannen  arbeid, 
toewijding  en  liefde  van  de  plaatselijke 
leiders  en  leden,  toegevoegd  aan  de  sug- 
gesties van  de  welzijnszendelingen,  zorg- 
den voor  een  wonder  voor  één  gezin  en 


een  zeer  leerzame  en  opbouwende  erva- 
ring voor  een  hele  gemeente. 
Tot  u  echtparen  en  ongehuwde  zusters 
die  in  de  toekomst  misschien  willen  hel- 
pen, zeggen  wij: 
Bereid  u  beroepsmatig  voor. 
Studeer  een  taal.  Het  zal  nuttig  zijn,  zelfs 
al  wordt  u  niet  geroepen  naar  het  gebied 
waar  die  taal  gesproken  wordt. 
Werk  en  zorg  dat  uw  persoonlijke  aan- 
gelegenheden in  orde  zijn  zodat  u  in  aan- 
merking   komt    voor    een    dergelijke 
roeping. 

Tegen  de  bisschoppen  en  ringpresiden- 
ten  die  presideren  over  hen  die  waardig 
en  in  staat  zijn  om  te  dienen,  zeggen  wij: 
Nodig  hen  uit  om  zich  voor  te  bereiden 
en  werf  hun  talenten  als  welzijnszende- 
lingen bij  deze  grote  onderneming  om  de 
kerk  te  regelen. 

Vergroot  uw  inspanningen  bij  het  inter- 
viewen en  aanbevelen  van  hen  die  door 
de  profeet  van  God  tot  de  dienst  des 
Heren  kunnen  worden  geroepen. 
Tegen  uitvoerend  bestuurders,  ringpre- 
sidenten  en  zendingspresidenten,  en  ma- 
teriële leiders  in  gebieden  waar  de  be- 
hoefte het  rechtvaardigen:  zeggen  wij: 
Wees  u  bewust  van  de  waardevolle  hulp- 
bron die  de  welzijnszendelingen  voor 
ons  vormen. 

Bepaal  die  materiële  uitdagingen  die  de 
geestelijke  welvaart  van  uw  leden  in  de 
weg  staan,  en  ga  systematisch  te  werk 
om  hen  te  helpen  manieren  te  vinden 
waarop  zij  die  struikelblokken  kunnen 
overwinnen  en  een  vol  leven  gelijkend  op 
dat  van  Christus  kunnen  leiden. 
Moge  de  Heer  ons  allen  zegenen  bij  ons 
streven  de  kerk  te  regelen.  Moge  wij  le- 
ren des  Heren  lied  te  zingen  op  vreemde 
grond  en  de  minder  fortuinlijken  helpen 
,,hun  ogen  te  openen  voor  een  visioen 
van  de  eeuwigheid  en  hen  tonen  hoe  zij 
naar  de  sterren  kunnen  reiken,"  (Spen- 
cer W.  Kimball,  december  1974),  bid  ik 
in  de  naam  van  Jezus  Christus.  Amen. 

D 


166 


De  rol  van  de 
bisschop  in  het 
welzijnsprogramma 
van  de  kerk 


door  president  Marion  G.  Romney 

Tweede  raadgever  in  het  Eerste  Presidium 


Geliefde  broeders  en  zusters,  ik  heb  va- 
nochtend de  verantwoordeHjkheid  de 
rol  van  de  bisschop  in  het  welzijnspro- 
gramma van  de  kerk  met  u  te  bespreken. 
Ik  zal  het  ten  eerste  hebben  over  de  alge- 
mene opdrachten  die  in  de  hedendaagse 
openbaringen  en  door  de  profeten  van 
deze  tijd  worden  gegeven  met  betrekking 
tot  de  zorg  voor  de  armen;  ten  tweede, 
over  de  manier  waarop  de  bisschoppen 
voor  de  armen  dienen  te  zorgen;  en,  ten 
derde,  wat  de  leden  van  de  kerk  kunnen 
en  behoren  te  doen  om  de  bisschop  te 
helpen  bij  het  zorgen  voor  de  armen. 

De  rol  van  de  bisschoppen  zoals 
geopenbaard  in  de  hedendaagse 
Schriftuur 

Reeds  heel  vroeg  in  deze  bedeling  zette 
de  Heer  in  talrijke  openbaringen  het 
ambt  en  de  plicht  van  de  bisschop  uiteen. 
Tussen  afdeling  20  en  afdeUng  124,  ge- 
ven drieëntwintig  verschillende  afdelin- 
gen van  de  Leer  en  Verbonden  inzicht  in 
deze  belangrijke  materie.  Zoals  zij  oor- 
spronkelijk werden  gegeven,  kunnen  de 
opdrachten  met  betrekking  tot  het  ambt 
worden  samengevat  in  vier 
hoofdonderdelen. 

Ten  eerste,  moest  de  bisschop  de  toege- 
wijde eigendommen  van  de  heiUgen  in 
ontvangst  nemen  en  hun  erflanden  aan 
hen  toewijzen  (zie  LV  42  :  31-34,  71-73; 


51  :  13;  58  :  35;  72  :  2-6;  78;  82;  85  :  1). 
Ten  tweede,  moest  de  bisschop  een  rech- 
ter zijn  voor  hét  volk,  waarbij  hij  hun 
reputatie  in  de  kerk  zowel  als  hun  mate- 
riële behoeften  moest  beoordelen  wan- 
neer zij  aanspraak  konden  maken  op  de 
hulp  van  de  kerk  (zie  LV  42  :  80-82;  58  : 
17,  18;  72  :  17;  107  :  72). 
Ten  derde,  moest  de  bisschop  de  armen 
naar  hun  behoeften,  zowel  materieel  als 
geestelijk,  bijstaan  (zie  LV  38  :  35;  42  : 
33-35,  39,  71;  70  :  7,  8). 
Ten  vierde,  moest  de  bisschop  optreden 
als  zaakwaarnemer  voor  de  kerk  en  alle 
wereldlijke  zaken  afhandelen  die  hem 
door  de  Heer  middels  het  Eerste  Presi- 
dium waren  opgedragen  (zie  LV  51  :  13, 
14;  84  :  112,  113;  107  :  68,  71,  72). 
Naarmate  dat  de  kerk  groeide  en  de  hei- 
hgen  toenamen  in  ervaring,  maakte  de 
Heer  onderscheid  tussen  de  verantwoor- 
delijkheden van  de  presiderende  bis- 
schop en  die  van  de  plaatselijke  bis- 
schoppen. Heden  ten  dage  zult  u  in  de 
verschillende  handboeken  van  de  pries- 
terschap vier  hoofdcategorieën  van 
plichten  aantreffen  die  de  plaatselijke 
bisschoppen  zijn  opgedragen.  Behalve 
die  plichten  die  alleen  neerkomen  op  de 
Presiderende  Bisschap  van  de  kerk  en 
degenen  die  buiten  werking  werden  ges- 
teld toen  de  formele  wet  van  toewijding 
werd  opgeschort,  is  de  rol  van  de  bis- 


167 


schop  in  deze  tijd  in  wezen  dezelfde  als 
werd  omschreven  in  deze  vroege  open- 
baringen. Wel  zijn  de  bisschoppen  ver- 
dere verantwoordelijkheden  gegeven 
voor  de  jeugd  en  als  presiderende  hoge- 
priester van  de  wijk.  Van  alle  opdrach- 
ten van  de  bisschop,  echter,  is  geen  enke- 
le belangrijker  dan  de  zorg  voor  de 
armen. 

Er  is  slechts  één  rechter  in  iedere  wijk, 
slechts  één  man  die  gemachtigd  is  om  de 
behoeften  van  het  volk  waar  te  nemen, 
slechts  één  priesterschapsdrager  die  als 
vertegenwoordiger  van  de  Heer  optreedt 
om  de  zwakke  knieën  te  sterken  en  de 
slap  neerhangende  handen  te  onder- 
steunen (zie  LV  81  :  5).  De  meest  na- 
drukkelijke en  duidelijke  samenvatting 
van  de  opdracht  van  de  bisschop  om 
voor  de  armen  te  zorgen  werd  wellicht 
gegeven  door  president  J.  Reuben  Clark 
toen  hij  zei: 

„Aan  de  bisschop  worden  alle  gezag  en 
verantwoordelijkheden  gegeven  die  de 
Heer  nadrukkelijk  heeft  voorgeschreven 
in  de  Leer  en  Verbonden  voor  de  zorg 
voor  de  armen,  hem  worden  de  financië- 
le middelen  gegeven  die  daarvoor  nodig 
zijn,  en  hem  worden  de  gaven  en  functie 
geschonken  die  nodig  zijn  om  deze  taak 
uit  te  voeren.  Niemand  anders  is  deze 
plicht  en  verantwoordelijkheid  opgedra- 
gen, niemand  anders  is  begiftigd  met  het 
gezag  en  de  functies  die  voor  dit  werk 
nodig  zijn. 

.  .  .  Aldus  , volgens  het  woord  van  de 
Heer,  zetelt  het  uitsluitende  mandaat 
om  voor  de  armen  van  de  kerk  te  zorgen, 
alsmede  het  uitsluitende  oordeel  daaro- 
ver, in  de  bisschop,  en  tenzij  hij  overtre- 
dingen begaat,  kan  niemand  zijn  optre- 
den in  twijfel  trekken.  Het  is  zijn  plicht, 
en  alleen  de  zijne,  om  te  bepalen  aan  wie, 
wanneer,  hoe  en  hoeveel  hulp  zal  wor- 
den gegeven  aan  enig  lid  van  zijn  wijk  uit 
de  middelen  van  de  kerk  en  als  hulp  van 
de  wijk. 


Dit  is  zijn  grote  en  plechtige  taak,  die 
hem  door  de  Heer  zelf  is  opgelegd.  De 
bisschop  kan  niet  aan  deze  plicht  ontko- 
men; hij  kan  zich  er  niet  van  afmaken; 
hij  kan  haar  niet  op  een  ander  afschuiven 
en  zich  ervan  ontheffen.  Welke  hulp  hij 
ook  inroept,  hij  blijft  verantwoorde- 
lijk.'" (Uit  een  niet-gepubhceerd  artikel. 


„Van  alle  opdrachten  van  de 

bisschop,  echter,  is  geen  enkele 

belangrijker  dan  de  zorg  voor 

de  armen." 


geschiedkundige  afdeling  van  de  kerk, 
Salt  Lake  City,  9  juh  1941,  blz.  3,  4; 
cursivering  toegevoegd.) 
Deze  uitspraak  is  gebaseerd  op  het 
woord  des  Heren  zoals  opgetekend  in  de 
Leer  en  Verbonden,  getuige  de  volgende 
aanhahngen. 

Uit  afdehng  42:  ,,De  bisschop  .  .  .  zal .  .  . 
geven  aan  hen,  die  niet  hebben."  (LV  42  : 
33.) 

Uit  afdehng  72:  „Voorwaar,  het  woord 
des  Heren,  dat,  te  zamen  met  de  wet,  die 
is  gegeven,  de  plicht  bekendmaakt  van 
de  bisschop,  die  in  dit  gedeelte  van  de 
wijngaard  over  de  kerk  is  aangesteld, 
welke  waarlijk  is: 

Om  des  Heren  voorraadschuur  te  behe- 
ren, en  om  de  fondsen  der  kerk  in  dit 
gedeelte  van  de  wijngaard  te  ontvangen; 
Om  een  rekening  van  de  ouderlingen  bij 
te  houden,  zoals  eerder  is  geboden,  en  in 
hun  behoeften  te  voorzien."  LV  72  :  9- 
11.) 

Uit  afdeling  84:  De  ,, bisschop  .  .  .  moet 
rondreizen  en  alle  gemeenten  langs  gaan 
en  navraag  naar  de  armen  doen  om  in 
hun  behoeften  te  voorzien  door  de  rijken 
en  de  trotsen  te  verootmoedigen."  (LV 
84  :  112.) 


1( 


En  tenslotte  uit  afdeling  107:  „Het  ambt 
van  bisschop  is  om  in  alle  tijdelijke  aan- 
gelegenheden te  bedienen;  .  .  .  wanneer 
hij  door  de  Geest  der  waarheid  kennis 
hiervan  heeft."  (LV  107  :  68,  71.) 
Ik  hoop  dat  een  ieder  van  u,  bisschoppen 
en  ringpresidenten  die  bisschoppen 
opleiden,  het  woord  des  Heren  met  be- 
trekking tot  de  heilige  roeping  van  bis- 
schop zullen  bestuderen  en  leren  kennen. 
Het  welslagen  van  het  welzijnssysteem 
van  de  kerk  hangt  af  van  de  doeltref- 
fendheid waarmee  de  bisschoppen  hun 
taak  uitvoeren.  De  manier  waarop  hulp 
daadwerkelijk  wordt  gegeven  aan  de  be- 
hoeftigen  bepaalt  het  welslagen  of  mi- 
slukken van  de  welzijnszorg.  In  weerwil 


van  alle  hulp  die  u  ter  beschikking  wordt 
gesteld  door  zowel  de  geestelijke  als  de 
materiële  lijn,  moeten  u,  de  bisschoppen 
uiteindelijk  zelf  voor  uw  kudde  zorgen. 
Wa:  een  grote  verantwoordelijkheid  en 
welk  een  geweldige  gelegenheid  om  te 
dienen  zoals  Christus  diende! 

Hoe  bisschoppen  dienen 
te  zorgen  voor  de  armen 

Hoe  verricht  een  goede,  zorgzame  bis- 
schop deze  heilige  taak?  Hij  moet  enkele 
fundamentele  dingen  doen  die  vanaf  het 
begin  zijn  onderwezen. 
Ten  eerste,  dient  iedere  bisschop  op  de 
hoogte  te  zijn  van  de  algemene  toestand 
van  de  leden  van  zijn  wijk.  Dit  verneemt 
hij  door  middel  van  eigen  waarneming, 
door  rapporten  van  de  huisonderwijzers 
en  huisbezoeksters,  door  interviews,  en 
door  de  influisteringen  van  de  Geest.  De 
kennis  die  de  bisschop  heeft  van  zijn  le- 
den behoren  het  gevolg  te  zijn  van  het 
opvolgen  van  de  raad  van  de  Heer  om 
navraag  te  doen  naar  de  armen. 
De  tweede  stap  in  het  hulpproces  is  eva- 
luatie. Er  dient  een  intelligente  studie  te 
worden  gemaakt  van  de  omstandighe- 
den van  de  persoon  of  het  gezin  dat  hulp 
nodig  heeft.  Een  formulier  ter  analyse- 
ring van  de  behoeften  en  hulpbronnen 
wordt  verschaft  door  de  afdeling  wel- 
zijnszorg om  deze  evaluatie  te  vereen- 
voudigen. De  behoefte  kan  ontstaan 
door  allerlei  omstandigheden  zoals  let- 
sel, ziekte,  werkloosheid,  gebrek  aan 
opleiding,  slecht  beheer  of  lichamelijke 
of  geestelijke  gebreken.  Zonder  te  letten 
op  het  soort  of  de  omvang  van  de  pro- 
blemen, moet  de  bisschop  de  oorzaak 
van  de  moeilijkheden  ontdekken,  hoe 
ernstig  deze  is,  en  wie  hulp  kan  bieden  bij 
het  opheffen  ervan. 

In  de  meeste  gevallen  zal  de  bisschop  de 
hulp  willen  hebben  van  de  ZHV- 
presidente  van  de  wijk  bij  deze  studie.  Zij 
dient  een  rapport  en  een  aanbeveling  op 


169 


te  stellen  om  de  bisschop  te  helpen  bij 
zijn  overwegingen.  Met  alle  ter  zake 
doende  feiten  bij  de  hand,  dient  de  bis- 
schop, in  zijn  capaciteit  van  rechter,  te 
beslissen  welke  hulp  moet  worden 
geboden. 

Ten  derde,  dient  de  bisschop  te  beraad- 
slagen met  de  persoon  of  het  gezin  in 
kwestie. 

Hij  dient  op  een  tactvolle  en  vriendelijke 
manier  de  beoordeUng  van  de  situatie  te 
verifiëren.  Onderwijl  dient  hij  de  grond- 
beginselen van  hulp  door  de  welzijns- 
zorg van  de  kerk,  waaronder  het  zichzelf 
helpen,  het  helpen  door  de  familie  en  de 
verantwoordelijkheid  van  de  kerk,  te  on- 
derwijzen. Op  een  gepaste  wijze  dient  de 
bisschop  vast  te  stellen  of  zij  die  direct  by 
de  zaak  betrokken  zijn  alles  hebben  ge- 
daan wat  redelijkerwijs  kan  worden  ver- 
wacht dat  zij  voor  zichzelf  doen.  Hieron- 
der valt  het  zich  ervan  vergewissen  of 
andere  leden  van  het  gezin  en  familiele- 
den het  hunne  hebben  gedaan  om  te 
helpen. 

Tenslotte,  zoals  geleid  door  de  Geest, 
dient  de  bisschop  de  nodige  hulp  te  geven. 
Daarbij  legt  hij  de  aard  en  de  omvang 
van  de  kerkelijke  hulpbronnen  uit  die  als 
tijdelijke  hulp  zullen  worden  gegeven. 
Dit  kan  hulp  in  contanten  uit  de  vasten- 
gaven  omvatten;  levensmiddelen,  kle- 
ding enzovoort  uit  de  voorraadschuur; 
of  artikelen  van  de  Deseret  Industries. 
Bepaalde  problemen  vergen  misschien 
de  diensten  van  het  arbeidssysteem  of 
van  de  afdeling  maatschappelijk  dienst- 
betoon van  de  kerk.  Deze  goederen  en 
diensten  moeten  natuurlijk  officieel 
worden  geautoriseerd  door  middel  van 
een  door  de  bisschop  ondertekende  op- 
dracht, die  hijzelf  of  de  ZHV-presidente 
heeft  klaargemaakt. 
Bij  het  autoriseren  van  hulp  heeft  de  bis- 
schop, als  rechter  in  Israël  de  verdere 
verantwoordelijkheid  om  te  bepalen 
welke  arbeid  of  diensten  moeten  worden 


verricht  door  de  ontvangers.  Dit  stelt 
hen  in  de  gelegenheid  hun  waardigheid 
en  zelfrespect  te  bewaren  en  tevens  deel 
te  nemen  aan  het  proces  van  het  voort- 
brengen van  de  hulpbronnen  waar  zij  en 
anderen  gebruik  van  zullen  maken.  Bis- 
schoppen moeten  steeds  waakzaam  zijn 
ten  opzichte  van  dit  punt:  het  werken 
van  de  ontvangers  voor  de  hulp  die  hen 
gegeven  wordt.  Wij  moeten  ervoor  zor- 
gen dat  het  programma  van  de  Heer  niet 
een  systeem  wordt  van  iets  verkrijgen 
zonder  tegenprestatie,  want  „de  luiaard 
zal  geen  plaats  hebben  in  de  kerk,  tenzij 
hij  zich  bekeert  en  zijn  wegen  verbetert" 
(LV  75  :  29).  Wanneer  iemand  weigert 
zijn  aandeel  te  leveren  door  naar  vermo- 
gen te  werken,  heeft  de  bisschop  het 
recht  de  hulp  op  te  schorten  totdat  de 
houding  van  de  toekomstige  ontvanger 
veranderd  is. 

Nadat  hij  het  onmiddellijke  probleem 
heeft  opgelost,  kwijt  de  bisschop  zich 
van  zijn  laatste  plicht  door,  samen  met 
het  welzijnscomité  van  de  wijk  een  reva- 
lidatieplan uit  te  werken  en  uit  te  voeren. 
Hiermee  bedoelen  wij  het  afrekenen  met 
de  oorzaak  van  het  probleem  zodat  de 
persoon  of  het  gezin  weer  in  eigen  be- 
hoeften zal  kunnen  voorzien.  Deze  reva- 
liderende handeling  kan  van  korte  duur 
en  eenvoudig  zijn,  zoals  de  kostwinner 
helpen  nieuw  werk  te  vinden.  Soms  ver- 
gen ernstige  ongelukken  of  moeilijkhe- 
den een  langdurig  revalidatieproces.  In 
deze  gevallen  dient  het  priesterschaps- 
quorum waaronder  de  persoon  valt  het 
initiatief  te  nemen  en  de  stuwkracht  te 
verschaffen  voor  het  plannen  en  uitvoe- 
ren van  de  revalidatie. 
Zoals  in  verschillende  successievelijke 
handboeken  voor  de  welzijnszorg  wordt 
vermeld:  ,,Bij  zijn  wereldlijke  bedienin- 
gen beschouwt  de  bisschop  iedere  be- 
hoeftige die  gezond  van  lijf  en  leden  is  als 
een  zuiver  tijdelijk  probleem,  waarvoor 
hij  zorgt  totdat  hij  in  staat  is  voor  zich- 


170 


zelf  te  zorgen.  Het  priesterschapsquo- 
rum moet  zijn  behoeftige  lid  als  een  pro- 
bleem van  langere  duur  beschouwen  tot- 
dat niet  alleen  zijn  materiële  maar  ook 
zijn  geestelijke  noden  gelenigd  zijn.  Als 
concreet  voorbeeld  kunnen  we  het  geval 
nemen  van  een  bisschop  die  hulp  biedt 
aan  een  vakman  terwijl  deze  werkloos  en 
behoeftig  is;  een  priesterschapsquorum 
helpt  hem  bij  het  vinden  van  werk  en  om 
weer  zelfstandig  te  worden  en  actief  op 
het  gebied  van  zijn  priester- 
schapsplichten. Bij  de  welzijnszorg  van 
de  kerk  is  de  geestelijke  revalidatie  van 
quorumleden  en  hun  gezin  de  eerste 
verantwoordelijkheid  van  quorums  die 
als  een  quorum  fungeren."  (Welfare 
Plan  of  The  Church  of  Jesus  Christ  of 
Latter-day  Saints:  Handbook  of  Ins- 
tructions,  1952,  blz.  20.) 
Alle  bisschoppen  dienen  te  beseffen  dat 
zij  alleen  dan  werkelijk  zullen  slagen  in 


het  verheffen  van  levens  wanneer  zij  deze 
beginselen  toepassen  in  de  geest  waarin 
zij  worden  gegeven.  Zoals  president 
Clark  ons  zo  dikwijls  voorhield,  ,,De  re- 
gel van  de  bisschop  bij  deze  zaken,  is  de 
regel  van  de  priesterschap  -  een  regel  van 
vriendelijkheid,  barmhartigheid,  liefde, 
(en)  gerechtigheid."  (J.  Reuben  Clark 
jr.,  ongepubliceerd  artikel,  geschiedkun- 
dige afdeling  van  de  kerk,  9  juli  1941, 
blz.  13.) 

Wanneer  bisschoppen  problemen  en  uit- 
dagingen op  welzijnsgebied  benaderen 
met  een  gebed  in  hun  hart  en  geleid  door 
een  geest  van  vriendelijkheid  en  edel- 
moedigheid, en  waarlijk  bereid  zijn  alles 
te  geven  wat  nodig  is,  dan  weet  ik  zeker 
dat  deze  geest  zal  worden  overgedragen 
op  de  ontvangers  en  dat  zij  als  zodanig 
dezelfde  geest  zullen  voelen.  Zij  zullen 
weten  dat  hetgeen  zij  ontvangen  hen  is 
gegeven  onder  de  inspiratie  van  de  Heer. 


171 


Ik  ben  er  volkomen  van  overtuigd  dat  de 
Heer  hun  hart  zal  beroeren  opdat  zij 
waardige  ontvangers  zullen  zijn  en  het 
verlangen  zullen  hebben  al  het  mogelijke 
te  doen  om  hetgeen  hen  wordt  gegeven 
werkelijk  te  verdienen.  Ik  ben  ervan 
overtuigd  dat  het  niet  te  veel  is  om  te 
geloven  dat  bisschoppen  een  verlangen 
in  hun  hart  hebben  om  alles  te  geven  wat 
nodig  is,  en  soms  zelfs  meer,  en  dat  tege- 
lijkertijd onze  mensen  de  ware  christelij- 
ke geest  kunnen  bezitten  die  hen  ertoe 
aanzet  minder  te  aanvaarden  dan  hun 
goede  bisschop  bereid  is  te  geven.  Dit 
zeg  ik  niet  zo  maar.  Ik  geloof  hier  werke- 
lijk in. 

Met  dit  soort  geest  om  u  te  leiden,  bis- 
schoppen, zult  u  in  staat  zijn  door  mid- 
del van  openbaring  heel  zeker  de  ant- 
woorden te  vinden  op  de  zo  dikwijls  ges- 
telde vragen  van,  Wie  moet  ik  helpen? 
Hoeveel  hulp  moet  ik  geven?  Hoe  di- 
kwijls en  hoe  lang  moet  ik  helpen?  Er  zal 
nooit  een  vaste  regel  worden  gegeven  in 
antwoord  op  deze  vragen.  Als  rechter  in 
Israël  moet  u  zo  leven  dat  u  waardig  bent 
om  voor  ieder  apart  geval  een  antwoord 
te  verkrijgen  uit  de  enige  bron  die  daar- 


voor gegeven  is  —  inspiratie  uit  de 
hemel. 

Hoewel  wij  ons  steeds  tot  de  bisschop- 
pen hebben  gericht,  dienen  wij  te  beden- 
ken dat  wij  ook  gemeentepresidenten 
hebben  die  dezelfde  verant- 
woordelijkheid hebben  om  over  de  ar- 
men en  behoeftigen  te  waken  als  de  bis- 
schoppen in  georganiseerde  wijken. 
Vanaf  de  aanvang  van  het  programma 
hebben  onze  gemeentepresidenten,  hoe- 
wel zij  niet  over  het  volledige  welzijn- 
sprogramma  beschikten,  toch  de  verant- 
woordelijkheid gehad  om  de  armen  en 
behoeftigen  te  zegenen  en  om  in  hun 
noden  te  voorzien. 

Wat  betreft  de  plicht  van  de  leden  van  de 
kerk  om  onze  bisschoppen  en  gemeente- 
presidenten bij  te  staan  in  hun  zorg  voor 
de  armen,  herinner  ik  ons  allemaal 
eraan,  dat  wij  met  het  aanvaarden  van 
de  doop  de  Heer  beloofden  te  helpen 
zorgen  voor  de  middelen  waaruit  de  bis- 
schoppen moeten  putten.  Deze  midde- 
len omvatten  de  vastengaven  (en  deze 
dienen  royaal  gegeven  te  worden),  ar- 
beidsuren op  de  verschillende  bedrijven, 
vrijwillig  dienstbetoon,  Deseret  Indus- 
tries, welzijnszorg  en  andere  bijdragen. 
Moge  ieder  van  ons  —  leiders  en  leden, 
gevers  en  ontvangers  —  een  volledig  in- 
zicht krijgen  in  de  beginselen  en  metho- 
den van  het  welzijnsplan  en  deze  ten  vol- 
le toepassen  om  ons  voor  te  bereiden  op 
het  bouwen  van  Zion  in  deze,  de  bede- 
ling van  de  volheid  der  tijden,  waarvan 
de  Heer  in  afdeling  82  van  de  Leer  en 
Verbonden  zei:  ,,Want  Zion  moet  in 
schoonheid  en  in  heiligheid  toenemen, 
haar  grenzen  moeten  worden  uitgebreid, 
haar  ringen  moeten  worden  versterkt, 
ja,  voorwaar  zeg  Ik  u:  Zion  moet  verrij- 
zen en  haar  prachtgewaden  aantrekken. 
Daarom  geef  Ik  u  dit  gebod,  dat  gij  door 
dit  verbond  verbindt,  en  het  moet  over- 
eenkomstig de  wetten  des  Heren  worden 
gedaan. 


172 


Ziet,  hierin  ligt  eveneens  Mijn  wijsheid 
voor  uw  welzijn. 

En  gij  moet  gelijk  zijn,  of  met  andere 
woorden,  gij  behoort  gelijke  aanspraken 
op  de  eigendommen  te  hebben,  hetgeen 
de  regehng  der  aangelegenheden  van  uw 
rentmeesterschappen  ten  goede  zal  ko- 
men, en  wel  een  ieder  overeenkomstig 
zijn  behoeften  en  noden,  voor  zoverre 
zijn  behoeften  gerechtvaardigd  zijn  — 
En  dit  alles  voor  het  welzijn  van  de  kerk 
van  de  levende  God,  opdat  een  ieder  zijn 
talent  moge  verbeteren,  en  andere  talen- 
ten moge  verwerven,  ja,  zelfs  honderd- 


voudig, om  in  des  Heren  schathuis  te 
worden  gebracht  en  het  algemeen  eigen- 
dom der  gehele  kerk  te  worden. 
Waarbij  een  ieder  het  belang  van  zijn 
naaste  betracht,  en  alle  dingen  doet  met 
het  oog  alleen  gericht  op  de  ere  Gods. 
Deze  orde  heb  Ik  aangewezen  om  voor 
u,  en  voor  uw  opvolgers,  een  eeuwige 
orde  te  zijn,  voor  zoverre  gij  niet  zon- 
digt." (LV  82  :  14-20.) 
Dat  wij  voorwaarts  mogen  streven  naar 
deze  vervulling,  bid  ik  nederig  in  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.       D 


173 


toespraken  op  de 
haardvuuravond  ■ 
voor  de  zusters 


De  volgende  vier  toespraken  werden  gehouden  ter  gelegenheid  van  een  haardvuuravond  voor  de  zusters  op  vrijdag 
15  september  in  de  Tabernakel  te  Salt  Lake  City.  De  zusters  van  de  kerk  vanaf  twaalf  jaar  kwamen  op  1500 
vergaderplaatsen  bij  elkaar  om  te  luisteren  naar  boodschappen  van  president  Spencer  W.  Kimball;  zuster 
Barbara  B.  Smith,  algemeen  presidente  van  de  Zustershulpvereniging;  zuster  Elaine  Cannon,  algemeen  presi- 
dente van  de  Jonge- Vrouwen;  en  zuster  Naomi  Shumway,  algemeen  presidente  van  het  Jeugdwerk.  Daar 
president  Kimball  ten  tijde  van  de  conferentie  in  het  ziekenhuis  lag,  werd  zijn  boodschap  voorgelezen  door  zijn 
echtgenote,  zuster  Camilla  E.  Kimball.  Vertalingen  van  de  toespraken  werden  opgenomen  en  in  de 
desbetreffende  talen  naar  de  zusters  van  de  kerk  gestuurd  die  in  de  niet-Engelssprekende  gebieden  van  de  kerk 
wonen.  Banden  van  de  conferentie  werden  naar  alle  gebieden  gestuurd  waarvoor  geen  directe  lijnverbindingen 
mogelijk  waren. 


De  rol  van 
rechtschapen  vrouwen 


president  Spencer  W.  Kimball 

Voorgelezen  door  zijn  echtgenote, 
zuster  Camilla  Kimball 


Lieve  zusters:  Maandenlang  heb  ik  er 
naar  uitgekeken  met  u,  mijn  geliefde 
zusters,  weer  te  vergaderen  in  een  we- 
reldconferentie van  de  vrouwen  van  De 
Kerk  van  Jezus  Christus  van  de  Heiligen 
der  Laatste  Dagen.  Helaas  lig  ik  in  het 
ziekenhuis  hier  in  Salt  Lake  City  en  zal 
ik  niet  persoonlijk  bij  u  kunnen  zijn, 
maar  in  de  geest  ben  ik  het  wel.  Ik  zal 
zelfs  vanuit  mijn  kamer  hier  in  het  zie- 


kenhuis kijken  en  luisteren  naar  uw 
vergadering. 

De  raad  die  u  op  onze  vergadering  verle- 
den jaar  werd  gegeven  is  nog  steeds  van 
toepassing.  ledere  keer  dat  ik  nadenk 
over  de  heerlijke  waarheden  van  het 
evangelie,  en  dat  is  dikwijls,  vraag  ik  mij 
af  of  wij  hetgeen  daarin  opgesloten  Ugt 
en  eruit  volgt  zelfs  maar  beginnen  te 
beseffen. 


174 


Laten  we  met  enkele  voorbeelden 
beginnen. 

De  Schriften  en  de  profeten  .hebben  ons 
duidelijk  geleerd  dat  er  bij  God,  wiens 
rechtvaardigheid  volmaakt  is,  ,,geen 
aanneming  des  persoons  is"  (Handelin- 
gen 10  :  34);  Wij  weten  ook  dat  God 
volmaakt  is  in  zijn  liefde  voor  ieder  van 
ons  als  zijn  geestelijke  kinderen.  Wan- 
neer wij,  mijn  zusters  en  medewerksters 
in  deze  goddelijke  zaak,  deze  waarheden 
kennen,  dient  dit  ons  tot  grote  steun  te 
zijn  naarmate  wij  in  de  wereld  veel  min- 
der dan  volmaakte  liefde  en  volmaakte 
gerechtigheid  ondervinden.  Wanneer 
wij,  in  dit  korte  tijdsbestek,  op  een  onge- 
voelige en  tactloze  manier  door  anderen, 
door  onvolmaakte  mannen  en  vrouwen, 
worden  behandeld,  kan  dit  ons  nog 
steeds  pijn  doen,  maar  die  pijn  en  die 
teleurstelling  vormen  niet  het  gehele  le- 
ven. De  wegen  van  de  wereld  zullen  niet 
triomferen,  want  de  wegen  van  God  zul- 
len zegevieren. 

Als  zijn  geestelijke  kinderen  waren  wij 
volkomen  gelijk  aan  elkander.  Als  ont- 
vangers van  Gods  volmaakte  liefde  voor 
ieder  van  ons  zijn  wij  ook  gelijk.  Wijlen 
ouderhng  John  A.  Widtsoe  schreef: 
,.Dc  plaats  van  de  vrouw  in  de  kerk  is 
aan  de  zijde  van  de  man,  niet  vóór  hem 
en  evenmin  achter  hem.  In  de  kerk  be- 
staat volledige  gelijkheid  tussen  man  en 
vrouw.  Het  evangelie,  wat  de  enige  zaak 
is  van  de  kerk,  werd  door  de  Heer  voor 
de  man  én  de  vrouw  bedacht."  (Improve- 
ment  Era  van  maart  1942,  blz.  161.) 
Binnen  deze  grote  zekerheden,  echter, 
hebben  wij  verschillende  taken  en  op- 
drachten. Dit  zijn  eeuwige  verschillen  — 
waarbij  de  vrouwen  vele  geweldige  ver- 
antwoordelijkheden worden  gegeven  in 
verband  met  het  moeder-  en  zusterschap 
en  de  mannen  de  geweldige  verantwoor- 
delijkheden van  het  vader-  en  priester- 
schap worden  gegeven  —  maar  de  man 
is  evenmin  iets  zonder  de  vrouw  als  de 


vrouw  zonder  de  man  in  de  Heer  (zie  1 
Korintiërs  11:11).  Zowel  een  rechtscha- 
pen man  als  een  rechtschapen  vrouw  zijn 
een  zegen  voor  allen  met  wie  zij  in  aanra- 
king komen. 

Bedenk  dat  in  het  voorbestaan  getrouwe 
vrouwen  bepaalde  opdrachten  kregen, 
terwijl  getrouwe  mannen  daar  reeds 
werden  geordend  tot  zekere  taken  in  het 
priesterschap.  Hoewel  we  ons  op  dit  mo- 
ment niet  de  bijzonderheden  hiervan 
herinneren,  verandert  dit  niet  de  heerlij- 
ke werkelijkheid  van  hetgeen  waarin  wij 
eens  toestemden.  U  bent  ver- 
antwoordelijk voor  die  dingen  die  lang 
geleden  van  u  werden  verwacht,  evenals 
zij  die  wij  steunen  als  profeten  en  aposte- 
len dat  zijn! 

Ook  al  zijn  de  eeuwige  rollen  van  de  man 
en  de  vrouw  anders,  zoals  wij  u  eenjaar 
geleden  voorhielden,  blijft  er  toch  nog 
veel  over  dat  moet  worden  gedaan  op 
het  gebied  van  de  gelijklopende  persoon- 
lijke ontwikkeling  —  voor  zowel  de 
mannen  als  de  vrouwen.  In  dit  verband 
wil  ik  wederom  de  grote  noodzaak  on- 
derstrepen voor  iedere  vrouw  om  de 
Schriften  te  bestuderen.  Wij  willen  dat 
onze  gezinnen  worden  gezegend  met  de 
aanwezigheid  van  zusters  die  kennis 
hebben  van  de  Schriften  —  of  u  nu  niet 
of  wel  getrouwd  bent,  jong  of  oud,  we- 
duwe bent  of  in  gezinsverband  leeft. 
Ongeacht  uw  persoonlijke  omstandig- 
heden, zult  u,  naarmate  dat  u  steeds 
meer  vertrouwd  raakt  met  de  waarheden 
van  het  evangelie,  steeds  beter  worden  in 
het  onderhouden  van  het  tweede  grote 
gebod  —  het  liefhebben  van  uw  naaste 
als  uzelf.  Wordt  schriftgeleerden  —  niet 
om  anderen  op  hun  plaats  te  zetten, 
maar  om  ze  te  verheffen!  Wie  kan  er, 
tenslotte,  een  grotere  behoefte  hebben 
aan  het ,, verzamelen"  van  de  waarheden 
van  het  evangehe  (waaruit  zij  kunnen 
putten  op  de  momenten  dat  zij  ze  nodig 
hebben)  dan  de  vrouwen  en  moeders  die 


175 


zich  zoveel  bezig  moeten  houden  met 
opvoeden  en  onderwijzen? 
Streef  naar  uitmuntendheid  bij  al  uw  on- 
dernemingen en  in  alle  aspecten  van  het 
leven. 

Bedenk,  lieve  zusters,  dat  de  eeuwige  ze- 
geningen die  de  uwe  zijn  wegens  uw  lid- 
maatschap in  De  Kerk  van  Jezus  Chris- 
tus van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen, 
veel,  veel  groter  zijn  dan  welke  andere 
zegeningen  ook  die  u  zou  kunnen  ont- 
vangen. Er  kan  u  geen  grotere  erkentenis 
in  deze  wereld  te  beurt  vallen  dan  be- 
kend te  staan  als  een  vrouw  van  God.  Er 
kan  u  geen  hogere  status  worden  ver- 
leend dan  een  dochter  van  God  te  zijn 
die  ware  zusterschap,  de  ware  staat  van 
het  gehuwd  zijn  en  het  ware  moeder- 
schap, of  andere  taken  waarin  zij  levens 
ten  goede  beïnvloedt,  ervaart. 
Er  zijn  weliswaar  een  aantal  tijdelijke 
verschillen  en  wat  beperkende  omstan- 
digheden. Sommigen  onder  u  hebben 
hun  echtgenoot  verloren  door  de  dood, 
anderen  door  scheiding.  Sommigen  on- 
der u  hebben  het  grote  voorrecht  van  het 
huwelijk  nog  niet  mogen  smaken.  Maar 
geoordeeld  naar  de  schaal  van  de  eeu- 
wigheid, zal  het  ontbreken  van  deze  ze- 
geningen ,, slechts  kort  van  duur  zijn" 
(zie  LV  121  :  7). 

Nog  anderen  onder  de  zusters  ondervin- 
den de  smart  die  dikwijls  het  proces  van 
het  ouder  worden  vergezelt.  Anderen 
maken  op  dit  moment  de  onzekerheid 
mee  van  het  jong  zijn  terwijl  u  uw  plaats 
in  het  eeuwige  schema  der  dingen  be- 
peinsd.  Maar  hoe  wezenlijk  deze  uitda- 
dingen  ook  zijn,  u  moet  allen  de  waarhe- 
den van  het  evangelie  gretig  indrinken 
over  de  eeuwige  aard  van  uw  individuele 
identiteit  en  het  unieke  van  uw  persoon- 
lijkheid. U  heeft  er  steeds  meer  behoefte 
aan  om  de  volmaakte  liefde  die  onze 
hemelse  Vader  voor  u  koestert  en  hoe- 
zeer Hij  u  op  prijs  stelt  te  voelen.  Over- 
peins deze  grote  waarheden,  vooral  op 


die  momenten  (in  de  stilte  van  die  be- 
zorgdheid die  u  als  persoon  misschien 
ervaart)  wanneer  u  misschien  verbaasd 
staat  of  van  uw  stuk  bent  gebracht. 
Bedenk  ook,  terwijl  wij  ons  concentre- 
ren op  de  heerlijkheid  en  de  belangrijk- 
heid van  het  gezinsleven  hier  op  aarde, 
dat  wij  allemaal  deel  uitmaken  van  het 
eeuwige  gezin  van  onze  Vader  in  de 
hemel. 

Wees  er  ook  van  verzekerd,  dat  alle  ge- 
trouwe zusters  die,  door  geen  enkele 
schuld  van  henzelf,  tijdens  hun  tweede 
staat  niet  het  voorrecht  hebben  om  aan 
een  waardige  man  te  worden  verzegeld, 
die  zegen  in  de  eeuwigheid  zullen  sma- 
ken. Wanneer  u  weleens  hunkert  naar 
die  aanvaarding  en  die  genegenheid  die 
bij  het  gezinsleven  hier  op  aarde  horen, 
wees  er  dan  van  overtuigd  dat  onze  Va- 
der in  de  hemel  zich  bewust  is  van  uw 
smart  en  dat  Hij  u  op  zekere  dag  zal 
zegenen  op  een  manier  die  u  nu  geeneens 
onder  woorden  zou  kunnen  brengen. 
Soms  vergt  het  beproefd  worden  dat  ons 
tijdelijk  iets  wordt  onthouden  —  maar 
rechtschapen  vrouwen  en  mannen  zullen 
op  zekere  dag  alles  —  denk  u  dat  eens  in, 
zusters  —  alles  ontvangen  wat  onze  Va- 
der heeft!  Het  is  niet  alleen  de  moeite 
waard  erop  te  wachten,  het  is  de  moeite 
waard  ervoor  te  leven! 
Intussen  hoeft  men  niet  getrouwd  of  een 
moeder  te  zijn  ten  einde  het  eerste  en  het 
tweede  gebod  te  onderhouden  —  die  van 
het  liefhebben  van  God  en  onze  naaste 
—  waaraan,  volgens  Jezus,  de  ganse  wet 
en  de  profeten  hangen. 
Sommige  vrouwen  moeten,  wegens  om- 
standigheden die  zij  niet  in  de  hand  heb- 
ben, uit  werken  gaan.  Wij  begrijpen  dat. 
Wij  begrijpen  verder,  dat  naargelang  het 
gezin  wordt  grootgebracht,  de  talenten 
die  God  u  heeft  gegeven  en  waarmee  Hij 
u  gezegend  heeft,  dikwijls  op  doeltref- 
fende wijze  kunnen  worden  ingezet  voor 
aanvullend  dienstbetoon  aan  het  mens- 


176 


dom.  Maak,  echter,  niet  de  fout  u  te 
begeven  in  werkzaamheden  op  het  twee- 
de plan  die  u  uw  eeuwige  opdracht,  zoals 
het  leven  schenken  aan  en  het  opvoeden 
van  de  geestelijke  kinderen  van  onze  Va- 
der in  de  hemel,  doen  verwaarlozen.  Bid 
zorgvuldig  over  al  uw  beslissingen. 
Wij  willen  dat  u  die  ontwikkeling  nas- 
treeft en  bereikt  die  u  zal  uitrusten  voor 
de  eeuwigheid,  evenals  voor  volledig 
dienstbetoon  in  de  sterfelijkheid.  Naast 
de  fundamentele  en  onmisbare  vaardig- 
heden in  verband  met  de  gezinsverzor- 
ging, zijn  er  ook  andere  vaardigheden 
die  geschikt  zijn  om  te  ontwikkelen  en 
die  uw  doeltreffendheid  in  het  gezin,  in 
de  kerk  en  in  de  maatschappij  zullen 
verhogen. 

Wederom  moet  u  verstandig  zijn  in  de 
keuzen  die  u  doet,  maar  wij  willen  niet 
dat  de  vrouwen  van  de  kerk  slecht  op  de 
hoogte  of  onbekwaam  zijn.  U  zult  betere 


echtgenoten  en  moeders  zijn,  zowel  in 
dit  leven  als  in  de  eeuwigheid,  wanneer  u 
de  vaardigheden  die  u  zijn  gegeven  ont- 
wikkelt en  de  talenten  waarmee  God  u 
heeft  gezegend,  aanwendt. 
Er  is  geen  groter  en  geen  heerlijker  reeks 
beloften  aan  de  vrouwen  gegeven  dan 
die  welke  verband  houden  met  het  evan- 
gelie en  de  kerk  van  Jezus  Christus. 
Waar  anders  kunt  u  leren  wie  u  werkelijk 
bent?  Waar  anders  kunnen  u  de  noodza- 
kelijke uitleggingen  en  verzekeringen  ge- 
geven worden  over  de  aard  van  het  le- 
ven? Uit  welke  andere  bron  kunt  u  over 
uw  eigen  identiteit  en  over  het  unieke 
van  uw  wezen  leren?  Van  wie  anders  zou 
u  kunnen  leren  over  het  heerlijke  plan 
van  onze  Vader  in  de  hemel  om  het  geluk 
van  zijn  kinderen  te  verzekeren? 
De  antwoorden  van  het  evangelie  zijn  de 
enige  waarachtige  antwoorden  op  de 
vragen  die  vrouwen  en  mannen  door  de 


177 


eeuwen  heen  over  zichzelf,  over  het  leven 
en  over  het  universum  hebben  gesteld. 
Wat  is  God  goed  voor  ons  allemaal  ge- 
weest dat  Hij  ons  gezegend  heeft  met 
deze  antwoorden  en  verzekeringen  — 
ook  al  leggen  deze  waarheden  ernstige 
en  eeuwige  verplichtingen  op  onze 
schouders. 

Wat  is  het  toch  bijzonder  dat  de  vrou- 
wen van  de  kerk  de  verheven  taken  wor- 
den gegeven  die  afkomstig  zijn  van  onze 
Vader  in  de  hemel,  vooral  diegenen  on- 
der u  die  zo  bevoorrecht  zijn  geweest  om 
in  dit  deel  van  deze  laatste  bedeling  te 
zijn  geboren.  Laat  andere  vrouwen  ach- 
teloos datgene  najagen  wat  zij  als  hun 


zelfzuchtige  belangen  zien.  U  kunt  een 
bron  van  liefde  en  waarheid  en  gerech- 
tigheid op  deze  planeet  zijn  waar  grote 
behoefte  aan  is.  Laat  anderen  op 
egoïstische  wijze  valse  waarden  nastre- 
ven, maar  God  heeft  u  de  geweldige  taak 
gegeven  om  gezinnen,  vrienden  en  buren 
te  verzorgen,  evenals  de  mannen  voor  het 
levensonderhoud  moeten  zorgen.  Maar 
beiden,  de  man  èn  de  vrouw  moeten  ou- 
ders zijn! 

Mag  ik  u  tot  besluit,  lieve  zusters,  iets  in 
overweging  geven  wat  nog  niet  eerder  is 
gezegd,  of  althans  niet  helemaal  op  deze 
manier.  Veel  van  de  belangrijke  groei  die 
de  kerk  mee  zal  maken  in  de  laatste  da- 
gen zal  komen  doordat  vele  van  de  goe- 
de vrouwen  van  de  wereld  (in  wie  er 
dikwijls  zo'n  innerlijk  besef  van  het  gees- 
telijke leven  is)  in  grote  getalen  zullen 
toetreden  tot  de  kerk.  Dit  zal  gebeuren 
in  de  mate  dat  de  vrouwen  van  de  kerk  in 
hun  leven  gerechtigheid  en  welsprekend- 
heid weerspiegelen  en  in  de  mate  dat  de 
vrouwen  van  de  kerk  worden  gezien  als 
verschillend  van  en  anders  —  op  positie- 
ve manieren  —  dan  de  vrouwen  van  de 
wereld. 

Onder  de  ware  heldinnen  in  de  wereld 
die  lid  zullen  worden  van  de  kerk,  zijn  de 
vrouwen  die  het  belangrijker  vinden  om 
rechtvaardig  te  zijn  dan  om  zelfzuchtig 
te  zijn.  Deze  werkelijke  heldinnen  bezit- 
ten ware  nederigheid,  die  meer  waarde 
hechten  aan  onkreukbaarheid  dan  aan 
opvallendheid.  Bedenk  dat  het  even  ver- 
keerd is  dingen  te  doen  alleen  maar  om 
door  vrouwen  te  worden  gezien  als  om 
dingen  te  doen  om  door  mannen  te  wor- 
den gezien.  Grote  vrouwen  en  mannen 
zijn  altijd  meer  verlangend  om  te  dienen 
dan  om  te  heersen. 

Bijgevolg  zullen  vrouwelijke  toonbeel- 
den van  de  kerk  een  macht  van  betekenis 
zijn  bij  zowel  de  numerieke  als  de  geeste- 
lijke groei  van  de  kerk  in  de  laatste 
dagen. 


178 


Geen  wonder  dat  de  tegenstander  zelfs 
nu  tracht  te  voorkomen  dat  deze  dingen 
zullen  gebeuren!  Ongeacht  wie  er  op  een 
gegeven  moment  de  bijzondere  aan- 
dacht van  de  tegenstander  ontvangt, 
tracht  hij  steeds  „alle  mensen  even  ellen- 
dig te  maken  als  hij  zelf  is"  (2  Nephi  2  : 
27).  Hij  streeft  zelfs  naar  „de  ellende  van 
het  gehele  mensdom  "  (2  Nephi  2:18). 
Hij  wijkt  niet  van  zijn  doelen  af  en  is 
knap  en  meedogenloos  bij  zijn  nastreven 
ervan. 

Naarmate  wij  de  algemene  conferentie 
en  de  priesterschapsvergadering  nade- 
ren, zullen  wij  niet  minder  liefdevol  of 
openhartig  met  de  broeders  zijn,  want 
wij  zullen  hen  dezelfde  raad  geven. 


Zusters,  wij  houden  van  u.  Wij  hebben 
vertrouwen  in  u.  Wij  verheugen  ons  over 
uw  toewijding.  Wij  zijn  ten  zeerste  be- 
moedigd door  uw  aanwezigheid,  niet  al- 
leen vanavond,  naar  in  dit  deel  van  deze 
bedeling,  waarin  uw  talenten  en  uw 
geestkracht  zozeer  nodig  zijn. 
Moge  God  u  zegenen  zodat  alle  zegenin- 
gen die  u  zijn  beloofd  verwezenlijkt  zul- 
len worden  in  dit  leven  en  in  de  wereld 
die  komen  zal. 

Ik  weet  dat  God  leeft,  dat  Jezus  zijn 
Eniggeboren  Zoon  is,  de  Verlosser  van 
de  wereld,  en  dat  dit  de  kerk  van  Jezus 
Christus  is,  waar  Hij  het  hoofd  van  is. 
Dit  getuigenis  laat  ik  bij  u  achter,  teza- 
men met  mijn  liefde  en  mijn  zegen,  in  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.       D 


179 


Onze  meisjes 
onderwijzen 


Zuster  Naomi  M.  Shumway 

Algemeen  presidente  van  het  Jeugdwerk 

President  Tanner,  president  Romney, 
president  Benson  en  broeders  van  de  al- 
gemene autoriteiten  die  met  ons  zijn  ver- 
gaderd, ik  wil  graag  mijn  dank  uitspre- 
ken voor  deze  gezegende  gelegenheid  om 
als  vrouwen  over  de  gehele  wereld  samen 
te  zijn,  vergaderd  om  woorden  van  be- 
moediging en  aanwijzing  te  horen. 
Daarnaast  groet  ik  ieder  van  u,  mijn 
geliefde  zusters.  Ik  hou  van  u  allemaal. 
Het  besef  van  mijn  ontzagwekkende  ver- 
antwoordelijkheid op  deze  avond  maakt 
dat  ik  mij  nederig  voel.  Ik  heb  vurig 
gebeden  om  te  weten  wat  ik  moest  zeg- 
gen. De  Geest  heeft  mijn  gedachten  ges- 
tuurd in  de  richting  van  kinderen  — 
vooral  kleine  meisjes. 
Nog  maar  enkele  weken  geleden  nam  ik 
de  telefoon  aan  op  mijn  kantoor.  Een 
stem  vol  emotie  aan  de  andere  kant  van 
de  lijn  zei,  ,,Oma?"  Door  de  snikken 
heen  herkende  ik  de  stem  van  mijn  doch- 
ter en  opgetogen  riep  ik  uit:  ,,Ben  ik  echt 
oma?"  ,,Ja,  heus,"  zei  ze,  „het  is  een 
meisje!" 

Er  zijn  geen  woorden  die  onze  gevoelens 
op  zo'n  heilig  moment  uit  kunnen  druk- 
ken. Mijn  hart  barstte  haast  uit  elkaar 
van  dankbaarheid  aan  een  Uefdevolle 
Vader  die  vele  gebeden  had  verhoord. 
En  toen  ik  vervolgens  zag  hoe  onze 
dochter  zorgde  voor  die  lieflijke  geest  die 
nog  maar  zo  kort  geleden  in  de  tegen- 
woordigheid van  onze  Vader  in  de  hemel 


was  geweest,  kon  ik  haast  de  armen  van 
onze  Heiland  om  mij  heen  voelen  en  was 
ik  mij  bewust  van  hoe  Hij  zijn  liefde  voor 
onze  dochter  toonde  door  deze  nieuwe 
geest  aan  haar  tedere  en  liefdevolle  zorg 
toe  te  vertrouwen.  Mijn  ziel  werd  ver- 
vuld van  dankbaarheid.  Ik  weet  zeker 
dat  alle  grootmoeders  het  met  mij  eens 
zullen  zijn  dat  het  evenwel  niet  gemakke- 
lijk is  om  bij  deze  gezegende  gelegenhe- 
den nederig  te  zijn,  vooral  wanneer  je  de 
grootmoeder  bent  van  de  mooiste  kinde- 
ren van  de  wereld. 

Sinds  dat  gedenkwaardige  moment  heb 
ik  mij,  wellicht  meer  dan  ooit  tevoren, 
afgevraagd  wat  voor  vrouwen  onze  drie 
kleindochtertjes  en  alle  andere  kleine 
meisjes  eens  zullen  worden,  en  in  wat 
voor  wereld  zij  zich  zullen  bevinden 
wanneer  het  zover  is. 
Een  groot  gedeelte  van  het  antwoord  ligt 
in  onze  handen  —  de  uwe  en  de  mijne  en 
die  van  andere  vrouwen  in  de  wereld.  In 
deze  tijd  van  beroering,  verwarring  en 
bezorgdheid  moeten  we  bedenken  dat 
ook  onze  meisjes  in  deze  periode,  die 
klopt  van  uitdaging  en  belofte  en  kansen 
worden  beproefd.  Ze  onderwijzen  en  op- 
voeden is  een  ons  door  God  toever- 
trouwde taak  en  een  ernstige 
verantwoordelijkheid. 
Louisa  May  Alcott  (Amerikaanse 
schrijfster  1832-1888)  noemt  meisjes 
,,Little   women"   (,, kleine   vrouwtjes") 


180 


(noot  van  de  vertaalster  De  titel  van 
haar  beroemde  boek  dat  in  het  Neder- 
lands verscheen  als  „Onder  moeders 
vleugels")  en  wij  onderkennen  ze  als  po- 
tentiële leidsters  in  het  koninkrijk  van 
onze  Vader.  Zij  komen  eerst  in  ons  leven 
als  hulpeloze  baby's  met  wie  wij  alras 
sterke  Uefdesbanden  ontwikkelen.  Het 
begint  met  het  vastbinden  van  slob- 
broekjes  en  mutsjes.  Enkele  jaren  later 
binden  we  de  strikken  van  de  vlechten  en 
de  schortjes  vast.  Daarna  heb  ik  verder 
gefantaseerd  dat  zij  het  patroon  in  hun 
tienerjaren  voortzetten  door  ons  de  han- 
den te  binden  wanneer  zij  de  telefoon,  de 
badkamer  of  de  auto  bezetten  of  een 
beroep  doen  op  onze  beurs.  Liefdevol 
aanvaarden  wij  en  genieten  wij  van  de 
jaren  die  ons  zo  snel  bij  het  moment 
brengen  dat  wij  de  leiband  door  moeten 
knippen,  zodat  er  een  huwelijksband  tot 


stand  kan  komen.  Gewoonlijk  duurt  het 
dan  niet  lang  voordat  wij  grootmoeders 
worden  en  ervaren  hoe  er  weer  banden 
met  de  nieuwe  generatie  ontstaan.  En  zo 
begint  er  een  nieuwe  cyclus. 
De  universele  ervaring  van  de  kindertijd 
wordt  gekenmerkt  door  gemeenschap- 
pelijke behoeften  en  ontwikkeling.  Hoe- 
wel zij  slechts  een  klein  onderdeel  vor- 
men van  onze  levensduur,  is  bewezen  dat 
deze  de  meest  beslissende  jaren  bij  het 
bepalen  en  beïnvloeden  van  de  loop  van 
ons  leven  als  volwassen  zijn.  Wat  is  het 
dan  belangrijk  om  juist  in  deze  beslissen- 
de jaren  de  nadruk  te  leggen  op  gebed, 
getuigenis  en  de  vreugde  die  wordt  te- 
weeg gebracht  door  een  rechtschapen  le- 
venswijze. Hoe  dikwijls  behoren  wij  dan 
niet  de  bemoedigende  woorden  van  de 
Heer  indachtig  te  zijn:  „Verflauwt  daar- 
om niet  in  goeddoen,  want  gij  legt  het 


181 


fundament  van  een  groot  werk.  En  uit 
het  kleine  komt  het  grote  voort."  (LV  64 
:  33.) 

Als  uit  onze  meisjes  van  vandaag  het 
grote  voort  zal  komen,  en  dat  geloof  ik 
dan  moeten  wij  hen  in  deze  beslissende 
jaren  helpen  begrijpen  dat  zij  dochters 
van  een  liefdevolle  Vader  zijn,  dienst- 
maagden van  de  Heer  en  erfgenamen 
van  de  heerlijke  zegen  van  het  vrouw- 
zijn. 

Een  van  de  prachtigste  voorbeelden  van 
deze  relatie  is  te  vinden  in  het  boek  Lu- 
cas in  de  verzen  die  bekend  staan  als  de 
lofzang  van  Maria.  Maria  had  kort  tevo- 
ren het  gezegende  bezoek  ontvangen  van 
de  engel,  die  haar  haar  bijzondere  aan- 


deel in  de  „blijde  boodschap"  die  onze 
Vader  in  de  hemel  voor  ons  had  bereid 
had  bekendgemaakt.  Zij  zou  de  moeder 
zijn  van  Jezus  Christus,  onze  Heiland! 
De  Schriften  geven  slechts  een  klein  ge- 
deelte weer  van  het  gesprek  tussen  Maria 
en  haar  hemelse  bezoeker.  Maar  Maria's 
uittingen  van  vreugde  aan  haar  nicht 
Elisabet  vertellen  ons  dat  het  gezegende 
plan  van  zahgheid  werd  ontvouwd  en 
dat  zij  begreep  welke  rol  zij  daarbij  zou 
spelen.  Haar  liefdevolle  antwoord  was, 
,,Mijn  ziel  maakt  groot  de  Here,  en  mijn 
geest  heeft  zich  verblijd  over  God,  mijn 
Heiland"  (Lucas  1  :  46,  47). 
Op  dat  moment  wijdde  Maria  haar  leven 
aan  het  schenken  van  het  sterfelijke  le- 
ven aan  onze  Heiland,  en  als  heiligen  der 
laatste  dagen  weten  wij,  dat  Hij  zijn  le- 
ven reeds  had  gewijd  aan  het  sterven 
voor  ons.  Wanneer  wij  als  vrouwen  en 
onze  meisjes  als  dochters  van  onze  he- 
melse Vader  dit  ten  volle  begrijpen,  dan 
wordt  het  evangelie  van  Jezus  Christus 
niet  een  godsdienst  van  gewoonte,  maar 
een  godsdienst  van  toewijding.  Deze  toe- 
wijding kan  ons  vervolgens  bevrijden 
van  de  slavernij  van  angst  en  verwarring 
en  aarzeling  waarin  wij  ons  in  deze  moei- 
lijke tijden  soms  bevinden.  Wij  kunnen 
slechts  dan  zo  sterk  zijn  als  wij  moeten 
zijn  wanneer  wij  werkelijk  toegewijd 
zijn. 

Hoewel  van  ons  als  vrouwen  wordt  ver- 
wacht dat  wij  onze  kinderen  voorgaan 
op  hun  levensweg,  zijn  het  dikwijls  kin- 
deren die  ons  de  weg  wijzen.  Een  voor- 
beeld hiervan  is  het  kleine  meisje  dat, 
toen  haar  door  een  dominee  werd  ge- 
vraagd van  welke  kerk  zij  lid  was,  trots 
antwoordde,  ,,Ik  ben  een  mormoon." 
,,Maar,"  vroeg  hij  weer,  ,,als  je  nou  eens 
geen  mormoon  was,  wat  zou  je  dan 
zijn?"  Wat  verlegen,  maar  met  overtui- 
ging antwoordde  ze,  ,,dan  zou  ik  be- 
schaamd zijn!" 
Denk  aan  morgen.  Onlangs  hoorde  ik 


182 


hoe  dit  met  drie  krachtige  woorden  werd 
uitgedrukt:  Morgen  denken  vandaag! 
Morgen  komt  aanmarcheren  op  de  voet- 
jes van  kleine  kinderen.  De  kracht  of 
zwakte  van  morgen  hgt  in  de  handen  van 
onze  kinderen.  Een  meisje  is  het  enige 
wat  God  heeft  gemaakt  dat  een  vrouw 
kan  worden. 

En  wat  een  heerhjke  zegen  is  het  niet  een 
vrouw  te  zijn,  ongeacht  onze  opdracht, 
onze  roeping,  onze  leeftijd  of  omstan- 
digheden, en  ondanks  hen  die  ernaar 
streven  ons  af  te  leiden  van  het  doel 
waarvoor  wij  werden  geschapen.  Onze 
geliefde  profeet.  Spencer  W.  Kimball, 
drukte  dit  als  volgt  uit: 
„Het  is  een  grote  zegen  een  vrouw  in  de 


kerk  te  zijn  in  deze  tijd.  Het  verzet  tegen 
gerechtigheid  is  nooit  groter  geweest, 
maar  de  kansen  om  ons  hoogste  poten- 
tieel te  bereiken  zijn  ook  nooit  groter 
geweest."  (  ,,Introduction,"  Women, 
Deseret  Book,  1969,  blz.  2.) 
Ongeacht  onze  leeftijd  of  onze  opdracht 
in  het  leven,  is  het  onze  taak  als  vrouwen 
in  deze  tijd  om  een  voorbeeld  te  stellen, 
onze  kleine  meisjes  voor  te  gaan  en  als 
nooit  tevoren  toegewijd  te  zijn  aan  het 
vreugdevolle  aanvaarden  van  onze  rol 
en  onze  verantwoordelijkheid  als  vrou- 
wen. Dat  wij  als  dochters  van  God  voor- 
waarts en  opwaarts  zullen  streven  naar 
de  vervulling  van  ons  leven,  bid  ik  in  de 
naam  van  Jezus  Christus.  Amen.        D 


183 


Onze  machtige  zending 


Zuster  Elaine  Cannon 

Algemeen  presidente  van  de  Jonge- Vrouwen 


De  omvang  van  ons  zusterschap  treft 
mij  terwijl  ik  vanuit  Temple  Square  over 
de  Engelssprekende  wereld  heen  mij 
adresseer  tot  u,  de  vrouwen  die  de  Heer 
Hefhebben  en  bij  elkaar  zijn  gekomen 
om  meer  te  leren  over  Hem  en  hetgeen 
Hij  voor  en  van  ons,  als  vrouwen,  wil. 
Ik  denk  ook  aan  onze  vele  niet- 
Engelssprekende  zusters  en  verlang  naar 
het  moment  dat  we  onder  deze  omstan- 
digheden allemaal  verbonden  kunnen 
zijn. 

Moge  een  moment  als  dit  uw  hart  ver- 
vullen, uw  geest  verheffen,  en  u  hoop 
geven.  Moge  het  u  helpen  uw  gedachten 
te  ordenen  en  u  sterken,  zodat  u  zich 
altijd  aan  de  kant  van  de  Heer  zult  bevin- 
den in  een  wereld  die  erop  gericht  is 
vrouwen  een  andere  richting  uit  te 
trekken. 

Er  is  nu  al  enige  tijd  een  geweldige  druk- 
te gemaakt  over  vrouwen,  gedeeltelijk 
dóór  vrouwen  ter  ere  van  zichzelf.  Wel- 
nu, ik  weet  niet  zeker  of  meisjes  nu  veili- 
ger zijn  op  straat,  of  dat  vrouwen  geluk- 
kiger zijn,  of  dat  we  doeltreffender  zijn 
in  ons  dienstbetoon  —  of  dat  we  zelfs 
mooier  zijn  —  vanwege  al  deze  ophef, 
maar  het  is  wel  een  interessante  tijd 
geweest. 

Hoewel  dit  de  dag  van  de  vrouwen  is, 
breng  ik  hulde  aan  de  mannen,  die  ons 
leiden,  die  ons  zegenen,  die  over  ons  en 
met  ons  bidden,  en  die  graag  vaker  hun 

184         . 


stem  ter  verdediging  van  de  vrouw  zou- 
den willen  verheffen,  als  wij  hen  maar  de 
kans  zouden  geven  hun  stem  te  ver- 
heffen! 

Het  is  spannend  om  als  vrouw  een  actie- 
ve deelneemster  te  zijn  in  alles  wat  er 
door  de  broeders  voor  ons  wordt  ge- 
daan. De  vrouwen  van  de  kerk  zijn  niet 
alleen  beschermd,  ze  zijn  bevoorrecht; 
en  het  leven  is  vol  ongelooflijke  en  unie- 
ke belofte  voor  ons. 
Broeders,  wij  danken  u.  Wij  hebben  u 
hef.  Wij  verwonderen  ons  over  alles  wat 
u  bent  en  alles  wat  u  doet.  Wij  eren  het 
priesterschap  van  God  wat  u  draagt  en 
hebben  waardering  voor  uw 
verantwoordelijkheden. 
Wij  vrouwen  willen  helpen,  niet 
hinderen. 

Het  is  over  een  helpster  zijn,  zusters,  en 
wel  voorbereide  helpsters,  dat  ik  het  nu 
wil  hebben. 

Paulus  schreef  iets  aan  de  Tessalonicen- 
zen  wat  mijn  gevoelens  uitdrukt  voor  u 
allemaal,  waar  u  zich  ook  moge  bevin- 
den en  wie  u  ook  bent: 
,,Maar  wij  gedragen  ons  in  uw  midden 
vriendelijk,  zoals  een  moeder  haar  eigen 
kinderen  koestert. 

Zo  waren  wij,  in  onze  genegenheid  voor 
u,  bereid  u  niet  alleen  het  evangelie 
Gods,  maar  ook  ons  eigen  leven  mede  te 
delen,  daarom,  dat  gij  ons  hef  geworden 
waart."  (1  Tessalonicenzen  2  :  7,  8.) 


Wat  wij  dus  vanavond  zeggen,  zeggen 
wij  in  alle  vriendelijkheid,  maar  niet  zon- 
der sterk  gevoel.  De  vrouwen  in  deze 
kerk  moeten  voorbereid  zijn  —  persoon- 
lijk voorbereid  —  ten  eerste,  om  het 
hoofd  te  bieden  aan  de  golf  van  dwaling 
die  de  wereld  overspoelt,  gezinnen  be- 
dreigt, en  de  macht  van  de  mens  uitscha- 
kelt. Ten  tweede,  hoewel  wij  grote  man- 
nen hebben  om  ons  te  leiden,  moeten  we 
voor  onszelf  weten  wat  dwaling  en  wat 
waarheid  is,  zodat  wij  de  dingen  naar 
waarde  kunnen  beoordelen.  Hier  hangt 
zoveel  van  af.  Ten  derde,  moeten  we 
groeien  en  ons  ontwikkelen,  zodat  wij 
voorbereid  zijn  om  onze  bijdrage  te  leve- 
ren. Ieder  van  ons  heeft  een  machtige 
zending  te  vervullen.  Misschien  omvat 
dit  het  huwelijk  en  het  moederschap  in 
deze  periode  en  misschien  niet,  maar  on- 
ze zending  is  er  een  van  invloed. 
Bedenk,  zusters,  dat  een  vrouw  niet  thuis 
hoeft  te  blijven  om  in  het  gezin  te  zijn. 
Noch  hoeft  een  vrouw  haar  huis  te  verla- 
ten om  anderen  te  beïnvloeden.  Wij  zul- 
len, echter,  onze  zending  doeltreffender 
kunnen  vervullen  wanneer  wij  het  evan- 
gelie hebben  bestudeerd,  onze  vaardig- 
heden hebben  ontwikkeld,  en  verder  en 
hoger  hebben  gereikt  dan  de  eerste  din- 
gen waarmee  wij  in  aanraking  kwamen. 
Hoe  eerder  wij  beginnen,  hoe  eerder  wij 
de  hoogte  in  zullen  gaan.  De  tijd  gaat  zo 
vlug  voorbij  —  het  ene  moment  is  het 
zomer,  en  voor  je  't  weet  is  het  kerstfeest 
er  weer.  De  ene  dag  een  klein  meisje  — 
de  volgende  een  vrouw.  Je  bent  nauwe- 
lijks opgestaan,  of  je  begeeft  je  alweer  ter 
ruste.  Vandaag  ben  je  nog  maar  twaalf 
en  plotseling  ben  je  de  veertig  voorbij.  Er 
is  geen  tijd  voor  uitstel  op  het  gebied  van 
persoonlijke  verbetering.  Behoorlijke 
voorbereiding  op  het  leven  komt  niet  in 
één  nacht  tot  stand. 
Onlangs  stond  ik  naast  zuster  Camilla 
Kimball  terwijl  president  Kimball  de 
kleine  kinderen  begroette  op  een  ge- 


biedsconferentie. Een  jonge  aanstaande 
moeder  rende  op  ons  af,  sloeg  haar  ar- 
men om  zuster  Kimball  heen,  omhelsde 
haar  innig  en  schreide  hete  tranen.  Toen 
ze  wat  rustiger  was  geworden  zei  ze,  „O, 
zuster  Kimball,  u  bent  zó  mooi,  zó  se- 
reen, en  u  staat  uw  man  zó  geweldig 
terzijde."  Weer  werden  haar  emoties 
haar  teveel,  en  toen  voegde  zij  eraan  toe: 
„O,  zuster  Kimball,  mijn  man  zegt  dat  ik 
precies  zo  hoor  te  zijn." 
Zuster  Kimball,  die  alles  is  wat  die  jonge 
vrouw  zei,  en  nog  meer,  zei  rustig  tegen 
haar,  ,,Dat  komt  wel.  We  moeten  alle- 
maal leren  door  ervaring." 
De  jonge  aanstaande  moeder  ging  ge- 
troost heen.  Het  begin  was  niet  het  eind! 
Vol  hoop  hief  zij  haar  hoofd  op,  en  ik 
geloof  dat  wij  dat  allemaal  moeten  doen, 
om  gestadig  voorwaarts  te  gaan  in  het 
volste  vertrouwen  dat  het  eind  beter  kan 
zijn  dan  het  begin,  waar  dat  beginpunt 
ook  moge  zijn. 

Ik  ontken  niet  dat  het  een  strijd  is  —  het 
is  het  wezen  van  de  hof  van  Eden;  maar 
persoonlijke  vooruitgang  is  waar  het  in 
dit  leven  om  gaat.  Wij  moeten  ons  le- 
vensplan meteen  in  werking  stellen  en 
bepalen  aan  wie  en  aan  wat  wij  onze 
grootste  aandacht,  onze  hoogste  trouw, 
onze  diepste  toewijding  zullen  schenken. 
En  welke  leiders  wij  zullen  volgen. 
Ik  pleit  voor  een  opwekking  onder  de 
zusters  van  De  Kerk  van  Jezus  Christus 
van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen  ten 
behoeve  van  een  intelligent  en  gebedsvol 
voorbereiden  en  optreden  die  in  overeen- 
stemming zijn  met  hetgeen  onze  hemelse 
Vader  voor  ons  persoonlijk  wil,  en  wat 
Hij  voor  ons  als  vrouwen  wil  doen.  Hij 
leeft!  Hij  heeft  ons  Hef.  Hij  kent  onze 
behoeften  en  onze  pijn.  Het  raakt  Hem. 
Hij  zal  ons  helpen.  Blijf  dicht  bij  de  Heer. 
Hij  heeft  zijn  kerk  opgericht  en  een  pro- 
feet geroepen  om  ons  te  leiden.  Blijf 
dicht  bij  de  profeet.  President  Kimball,  u 
luistert  in  het  ziekenhuis,  weet  dat  wij 


185 


van  u  houden  en  voor  u  bidden.  Wij 
missen  u  —  maar  uw  speciale  helpster  is 
voor  ons  allen  een  zegen. 
Op  de  algemene  conferentie  in  april 
sprak  president  Kimball  over  mensen  en 
plateaus  en  de  grote  noodzaak  voor  ie- 
der van  ons  om  vooruitgang  te  maken, 
om  ons  los  te  maken  van  onze  beperkin- 
gen en  voorwaarts  te  gaan. 
Heeft  iemand  ernaar  geluisterd? 
Maken  we  persoonlijk  vooruitgang,  net 
als  onze  snelgroeiende  kerk? 
Of  zouden  wij  in  de  tijd  van  Noach  zijn 
verdronken  of  zijn  betrapt  op  het  op- 
poetsen van  het  gouden  kalf  samen  met 
het  volk  van  Aaron? 
Ons  gebrek  aan  persoonlijke  vooruit- 
gang  kan   het   werk   van   de   Heiland 
belemmeren. 
Ik  wil  niet  simpUstisch  overkomen,  zus- 


ters, maar  we  moeten  echt  in  beweging 
komen. 

Evenals  onze  broeders  hebben  ook  wij 
een  eigen  machtige  zending.  En  deze  ver- 
eist onze  groei,  onze  voorbereiding,  en 
een  voortdurende  inspanning  om  te  le- 
ren van  de  lessen  van  het  leven,  van  onze 
leiders,  van  de  Heer. 
Er  is  zoveel  te  doen. 
Er  zijn  er  velen  die  niet  hebben  wat  wij 
hebben,  die  niet  weten  wat  wij  weten. 
Laat  ons  dus  vriendelijk  en  hartelijk  zijn 
wanneer  we,  niet  alleen  het  evangelie  van 
Jezus  Christus,  maar  onze  eigen  ziel 
schenken  aan  hen  die  daar  behoefte  aan 
hebben. 

Het  is,  tenslotte,  de  enige  zaak  die  verhe- 
ven genoeg  is  voor  de  kostbare  krachten 
van  de  vrouw.  In  de  naam  van  Jezus 
Christus.  Amen.  D 


186 


Vrouwen  voor  de 
laatste  dagen 


Zuster  Barbara  B.  Smith 

Algemeen  presidente  van  de  Zustershulpvereniging 


Ik  ben  dit  koor  zo  dankbaar  voor  het  zo 
prachtig  op  muziek  stellen  van  een  van 
de  belangrijkste  vragen  die  een  vrouw  in 
de  laatste  dagen  kan  stellen:  ,,0,  God, 
die  mij  het  hart  van  een  vrouw,  het  ver- 
stand van  een  vrouw,  de  ziel  van  een 
vrouw  schonk,  wat  verlangt  U  van  mij?" 
Het  is  een  eenvoudige  vraag  die  vana- 
vond wordt  gesteld  met  het  smeken  van 
vierhonderd  stemmen,  maar  in  stilte  en 
gebedsvol  door  ieder  van  ons  wordt  her- 
haald, „Wat  wilt  U  dat  ik  doe?" 
De  Schriften  maken  het  antwoord  van 
één  vrouw  op  diezelfde  vraag  bekend. 
De  vrouw:  koningin  Ester.  Het  moment 
dat  zij  zichzelf  die  vraag  stelde  was  moei- 
lijk en  eenzaam,  toen  haar  oom,  Morde- 
kai,  haar  liet  weten  dat  zij  naar  de  ko- 
ning moest  gaan  en  hem  smeken  haar 
volk  te  sparen  voor  de  ondergang  die 
voor  hen  beraamd  was.  Hoewel  zij  ko- 
ningin was,  had  Ester  niet  het  recht  naar 
de  koning  toe  te  gaan  tenzij  -hij  haar 
ontbood.  De  macht  van  de  koning  was 
absoluut.  Zij  had  geen  recht  van  beroep. 
Maar  zij  was  inderdaad  de  enige  die  de 
mogelijkheid  had  om  tot  de  troon  van 
zijn  macht  door  te  dringen.  Haar  oom 
herinnerde  haar  eraan,  „Wie  weet,  of  gij 
niet  juist  met  het  oog  op  deze  tijd  de 
koninklijke  waardigheid  verkregen 
hebt."  (Ester  4  :  14.) 
Ester  bezat  de  kracht  die  het  gevolg  is 


van  goed  te  zijn  onderwezen.  Dit  stelde 
haar  in  staat  te  besluiten  om  al  de  joden 
van  het  koninkrijk  te  vragen  om  samen 
met  haar  te  vasten  en  te  bidden.  En  op 
dat  moment  trof  zij  haar  persoonlijke 
voorbereiding  door  er  op  haar  mooist 
uit  te  zien  toen  zij  naar  binnen  ging  om 
met  de  koning  te  spreken. 
Bij  iedere  schrede  moet  zij  zichzelf  heb- 
ben afgevraagd,  ,,Zal  hij  mij  de  gouden 
scepter  toereiken?"  ,,Zal  hij  mij  ter  dood 
veroordelen?  "  ,,Zal  hij  mij  in  de  armoe- 
de en  de  vergetelheid  storten?"  Jong, 
mooi  en  kalm  stond  zij  voor  hem,  in  het 
besef  dat  zij  volkomen  kwetsbaar  was. 
Zij  wist  ook  dat  zij  God  om  hulp  had 
gesmeekt  en  dat  men  op  het  punt  stond 
een  groot  zedelijk  kwaad  te  begaan.  Zij 
moest  zich  kwijten  van  haar  verant- 
woordelijkheid jegens  God,  ongeacht  de 
sterfelijke  gevolgen. 

ledere  vrouw  in  de  huidige  wereld  heeft 
verantwoordelijkheden  die  verwant  zijn 
aan  degene  waar  Ester  tegenover  stond. 
De  omstandigheden  van  elk  leven  zijn 
beduidend  anders,  maar  toch  moet  iede- 
re vrouw  de  uitdaging  onder  ogen  zien 
van  het  trouw  zijn  aan  de  beginselen  van 
het  evangehe,  wil  zij  de  kwaliteit  van 
haar  sterfelijk  leven  verbeteren  en  zich- 
zelf waardig  maken  voor  de  gelegenheid 
tot  eeuwige  vooruitgang.  Zij  dient  te  be- 
ginnen door  te  begrijpen  wie  zij  is  en  dat 


187 


zij  een  prachtig  potentieel  heeft  als  een 
dochter  van  God.  Haar  doel  dient  dus 
verheven  te  zijn.  De  Schriften  zeggen: 
„Gij  dan  zult  volmaakt  zijn,  gelijk  uw 
hemelse  Vader  volmaakt  is."  (Matteüs  5 
:  48.)  Ik  wil  u  hierbij  gelijk  waarschuwen 
dat  dit  geen  doel  is  wat  kan  worden  be- 
reikt in  één  stap  of  één  dag  of  één  jaar. 
Het  vergt  levenslange,  bewuste  inspan- 
ning en  worsteling  om  eeirheilige  vrouw 
te  worden. 

Eliza  R.  Snow  zei  in  het  jaar  1873,  ,,De 
apostel  Paulus  sprak  in  oude  tijden  over 
heilige  vrouwen.  Ieder  van  ons  heeft  de 
plicht  een  heilige  vrouw  te  zijn.  En  als  wij 
dat  zijn  zullen  wij  verheven  oogmerken 
hebben.  Wij  zullen  voelen  dat  wij  geroe- 
pen zijn  tot  het  verrichten  van  belangrij- 
ke taken.  Niemand  is  daarvan  vrij- 
gesteld. Er  is  geen  enkele  zuster  die  zo 
afgezonderd  is  of  wier  invloedssfeer  zo 
klein  is,  dat  zij  niet  heel  veel  kan  doen 
om  het  koninkrijk  van  God  op  de  aarde 
te  vestigen."  {Womans  Exponent,  15 
september  1873,  blz.  62.) 
De  methode  die  door  de  Heer  wordt 
aangegeven  is  om  regel  op  regel,  gebod 
op  gebod  te  leren.  Stel  realistische,  be- 
reikbare doelen,  zodat  u  de  vreugde  kunt 
smaken  van  het  behalen  van  een  over- 
winning op  uzelf. 

Zo'n  overwinning  wordt  behaald  door 
mijn  vriendin  die  een  groot  gezin  heeft 
dat  twaalf  kinderen  telt  en  die,  hoewel  zij 
ook  dagen  van  ontmoediging  kent,  over 
het  algemeen  (1)  vroeg  op  is  om  lichame- 
lijke oefeningen  te  doen.  Daar  heeft  zij 
een  hekel  aan,  dus  zorgt  ze  dat  het  me- 
teen uit  de  weg  is.  (2)  De  Schriften  leest. 
Daar  geniet  zij  zo  van  dat  zij  zichzelf 
moet  dwingen  er  na  het  vastgestelde  hal- 
fuur mee  op  te  houden.  (3)  Bidt,  waarbij 
zij  de  Heer  deelgenoot  maakt  van  haar 
dankbaarheid  en  haar  zorgen,  en  op  de- 
ze manier  voelt  zij  de  leiding  van  de 
Heer,  zelfs  wanneer  de  dingen  niet  zo 
gaan  als  zij  zich  had  voorgesteld.  (4)  Een 


positieve,  opgewekte  houding  heeft  bij 
het  begroeten  van  haar  kinderen. 
Ik  wou  dat  wij  ons  allemaal  van  onze 
plichten  als  huismoeder  konden  kwijten 
met  het  inzicht  van  mijn  vriendin.  Zij 
heeft  stellig  geen  volmaaktheid  bereikt 
in  haar  gezin,  maar  zij  beseft  wel  dat 
zelfs  al  oefenen  haar  kinderen  niet  iedere 
dag  op  de  piano,  zij  tenminste  het  nodige 
begrip  zullen  ontwikkelen  om  van  mu- 
ziek te  houden  en  hun  leven  ermee  te 
verrijken  als  zij  maar  blijven  oefenen.  Zij 
is  vertrouwd  met  de  uitdaging  om  niet 
meer  uit  te  geven  dan  haar  man  verdient, 
maar  zij  weet  ook  hoe  belangrijk  het  is 
om  van  hem  en  van  hun  kinderen  te 
houden  en  samen  met  hen  te  lachen.  Zij 
weet  misschien  niet  dat  CS.  Lewis  heel 
wijselijk  heeft  gezegd  dat  „het  verzorgen 
van  het  gezin  in  feite  het  belangrijkste 
werk  ter  wereld  is.  Waar  bestaan  sche- 
pen, treinen,  mijnen,  auto's,  regeringen 
enzovoort  voor  behalve  om  ervoor  te 
zorgen  dat  mensen  gevoed,  warm  en  vei- 
lig zullen  zijn  in  hun  eigen  huis?  .  .  .  Wij 
voeren  oorlog  ten  einde  vrede  te  hebben, 
wij  werken  ten  einde  vrije  tijd  te  hebben, 
-wij  produceren  voedsel  ten  einde  het  te 
verorberen.  Dus  is  het  uw  baan  waar  alle 
andere  voor  bestaan."  {Letters  of  CS. 
Lewis,  Warren  H.  Lewis,  ed.,  Londen: 
Geoffrey  Bles  Ltd.,  1956,  blz.  62.) 
Als  wij  konden  luisteren  naar  de  vurige 
smeekbeden  van  mijn  vriendin,  dan  zou- 
den wij  waarschijnlijk  ontdekken  dat  zij 
veel  lijken  op  de  uwe  en  de  mijne,  ook  al 
ben  ik  mij  er  terdege  van  bewust  dat  niet 
alle  vrouwen  thuis  kunnen  blijven,  maar 
een  betrekking  moeten  zoeken  om  het 
inkomen  van  het  gezin  te  verdienen  of 
aan  te  vullen.  Zij  verdienen  onze  lof, 
want  het  is  geen  gemakkelijke  opgave, 
maar  wel  van  vitaal  belang.  Ik  hoop  dat 
zij  de  Heer  bidden  voor  zijn  bevestiging 
van  hun  besluit  om,  wanneer  het  nodig 
mocht  zijn,  werk  aan  te  nemen  dat  hen 
weghaalt  van  hun  kleine  kinderen.  Wan- 


11 


neer  werk  buitenshuis  om  de  juiste  rede- 
nen wordt  gezocht,  dient  een  vrouw  vol 
zelfvertrouwen  te  zijn  en  met  blijdschap 
te  dienen. 

De  vrouwen  zijn  geweldig!  U  doet  wat 
moet  worden  gedaan! 
Ik  werd  diep  getroffen  door  de  gehoor- 
zaamheid van  de  zusters  die  ik  onlangs 
ontmoette  in  een  land  waar  oorlog 
heerst.  Ik  hoorde  hoe  de  ZHV- 
presidente  van  de  gemeente  hen  prees 
voor  hun  toewijding  aan  het  werk  van  de 
Heer  en  aan  elkander  bij  de  gevaren  die 
zij  iedere  dag  onder  ogen  moesten  zien. 
Zij  zei:  „Wanneer  u  uw  deur  uitgaat 
weet  u  nooit  of  u  door  terroristen  zult 
worden  aangevallen,  maar  toch  doet  u 
uw  huisbezoeken  en  woont  u  al  uw  ver- 
gaderingen bij.  U  bent  moedige  vrouwen 
die  in  een  tijd  als  deze  rustig  een  machtig 
werk  verrichten. 

Net  als  Ester  moeten  wij  ons  versterken, 
zodat  wanneer  er  eenzame  of  moeilijke 
momenten  komen,  wij  God  kunnen  vra- 
gen om  zijn  kracht,  wijsheid  en  inzicht, 
opdat    wij    in    overeenstemming    met 


rechtvaardige  beginselen  kunnen 
handelen. 

De  uitdaging  van  Mordekai  klinkt  ons 
ook  in  deze  tijd  in  de  oren:  ,,Wie  weet,  of 
gij  niet  juist  met  het  oog  op  deze  tijd  de 
koninklijke  waardigheid  verkregen 
hebt." 

Wij  kunnen  ons  verblijden  in  het  vertoe- 
ven onder  hen  die  de  Heer  naar  zijn  ko- 
ninkrijk heeft  gestuurd  om  zijn  werk  tot 
stand  te  brengen,  om  kinderen  voor 
Hem  groot  te  brengen,  om  zijn  evangelie 
te  verspreiden,  om  een  generatie  voor  te 
bereiden  die  Hem  bij  zijn  wederkomst 
zal  begroeten. 

Moge  wij  allen  ons  opgewassen  tonen 
tegen  de  uitdaging  om  heilige  vrouwen 
te  zijn  in  deze  laatste  dagen,  dat  dit  „uit- 
verkoren geslacht  .  .  .  een  heilige  natie 
...  de  grote  dagen  (moge)  verkondigen 
van  Hem,  die  (ons)  uit  de  duisternis  ge- 
roepen heeft  tot  zijn  wonderbaar  licht." 
(1  Petrus  2  :  9.)  Want  Hij  leeft  en  heeft 
ons  hef,  hetgeen  ik  getuig  in  de  naam  van 
Jezus  Christus.  Amen.  D 


189 


Vrijdag,  5  oktober  1979 

Nieuws  van  de  kerk 


Hoogtepunten  uit  de 
instructievergadering 
voor  regionale 
vertegenwoordigers 


door  Marvin  K.  Gardner 

Assistent-redacteur 


ken  kunnen  concentreren,  meer  christe- 
lijk dienstbetoon  kunnen  bewijzen,  en  in 
alle  dingen  een  grotere  doeltreffendheid 
ten  toon  kunnen  spreiden." 
Vervolgens  lichtte  hij  de  kwaliteiten  van 
het  leiderschap  toe  door  zijn  raadgevers 
in  het  Eerste  Presidium  als  goede  voor- 
beelden aan  te  prijzen.  Hij  prees  presi- 
dent N.  Eldon  Tanner  voor  zijn  zuinige 


President  Spencer  W.  Kimball  opende 
de  instructievergadering  voor  regionale 
vertegenwoordigers  op  vrijdag,  5  okto- 
ber, door  zijn  dank  uit  te  spreken  voor 
de  vele  gebeden  die  te  zijnen  behoeve 
waren  opgezonden.  „Ik  ben  zo  dank- 
baar dat  de  Heer  die  gebeden  heeft  ver- 
hoord, "  zei  hij.  ,,En  nu  wil  ik  het  mijne 
doen  om  de  nieuwe  golf  van  zegeningen 
die  mij  ten  deel  vielen  tijdens  mijn  laatste 
ziekte  waardig  te  zijn." 
Hij  sprak  slechts  enkele  minuten,  maar 
zijn  boodschap  was  duidelijk.  Hij  herin- 
nerde de  vergaderde  algemene  autoritei- 
ten, regionale  vertegenwoordigers  en  an- 
dere leiders  aan  de  huidige  nadruk  op 
kerkelijke  raden  en  op  vereenvoudiging 
en  legde  uit  welke  redenen  er  aan  deze 
maatregelen  ten  grondslag  lagen:  ,,Wat 
wij  voor  ogen  hebben  is  onze  mensen  zo 
te  plaatsen  dat  de  heiligen  der  laatste 
dagen  meer  aandacht  kunnen  schenken 
aan  het  gezinsleven,  zich  meer  op  be- 
paalde eenvoudige  en  fundamentele  za- 


190 


gebruik  van  woorden,  zijn  inzichtelijke 
bijdragen  aan  discussies,  en  zijn  nederig- 
heid. President  Marion  G.  Romney,  zei 
hij,  is  zeer  bedreven  in  het  evalueren  van 
problemen  en  situaties  in  het  licht  van  de 
Schriften,  en  in  het  stellen  van  toepasse- 
lijke, verduidelijkende  vragen.  Beiden 
zijn  ,,niet  alleen  mannen  van  goede  wil, 
maar  ook  mannen  met  een  goed 
humeur." 

„Bovendien,"  zei  president  Kimball, 
,,zijn  wij  niet  alleen  het  Eerste  Presi- 
dium, wij  zijn  ook  vrienden!" 
Vervolgens  waarschuwde  president  N. 
Eldon  Tanner  voor  het  ten  onrechte  be- 
schouwen van  de  vereenvoudigende 
maatregelen  als  ,,een  wat  loslaten  van 
onze  fundamentele  doelstellingea  en  ver- 
plichtingen wanneer,  in  feite,  deze  ver- 
eenvoudigde inspanningen  onze  gang 
langs  het  pad  naar  de  gewenste  resulta- 
ten dienen  te  bespoedigen."  Hij  sprak  de 
hoop  uit  dat  de  leden  de  extra  tijd  die 
hieruit  voort  zou  vloeien  goed  zouden 
benutten  —  ,,en  hun  tijd  nog  verstandi- 
ger besteden  dan  hun  geld." 
Sprekende  over  de  toekomstverwachtin- 
gen van  president  Kimball  in  de  vorm 
van  een  belangrijke  groei  van  de  kerk, 
weidde  president  Tanner  uit  over  het  be- 
lang van  het  verwelkomen  en  liefhebben 
van  nieuwe  leden:  ,,De  kerk  is  voor  ,de 
vervolmaking  van  de  heiligen,"'  zei  hij, 
„en  niet  alleen  maar  om  de  reeds  vervol- 
maakten te  registreren!  Dus  naarmate 
dat  de  kerk  tienduizenden  die  waardig 
en  bereid  zijn  verwelkomt,  zal  ons  ver- 
mogen om  anderen  lief  te  hebben,  te 
aanvaarden  en  op  te  leiden  steeds  op- 
nieuw worden  beproefd  .  .  .  Wij  moeten 
er  evenzeer  in  slagen  al  deze  nieuwe 
vrienden  te  omvatten  in  onze  liefde  en 
vriendschap  als  wij  erin  slaagden  hen 
door  ons  zendingswerk  lid  te  maken  van 
de  kerk.  Wij  moeten  even  vlug  zijn  om 
hen  te  verwelkomen  als  we  dat  zijn  om  te 
getuigen  over  de  kerk." 


OuderUng  J.  Thomas  Fyans,  een  lid  van 
het  presidium  van  het  Eerste  Quorum 
van  Zeventig,  legde  uit  hoe  priester- 
schapsraden kunnen  helpen  om  de  leden 
van  de  kerk  te  sterken.  Hij  spoorde  de 
leiders  aan  om  individuele  personen  en 
gezinnen  te  helpen  bij  het  selecteren  van 
en  zich  verbinden  tot  meetbare,  bereik- 
bare doelen  op  het  gebied  van  zendings- 
werk, genealogie  en  stoffelijk  en  geeste- 
lijk welzijn  —  doelen  in  de  richting  van 
persoonlijke  ontwikkeling,  de  Hefde  en 
eenheid  in  het  gezin,  en  het  op  eigen 
benen  kunnen  staan. 
Sprekend  over  de  manieren  waarop  de 
wijk  gezinnen  kan  helpen,  zei  hij  dat  ho- 
gepriesters dikwijls  „niet  op  de  juiste  of 


191 


beste  manier  worden  ingezet"  en  onders- 
treepte dat  „bisschoppen  een  beroep 
kunnen  doen  op  deze  hogepriesters  en 
zeventigen  om  als  huisonderwijzer  op  te 
treden  van  inactieve  leden  van  Melchize- 
dekse  priesterschapsquorums  of  van 
toekomstige  ouderlingen.  Dit  is  geen 
nieuw  beleid,  maar  een  die  opnieuw 
wordt  benadrukt  door  het  Eerste  Presi- 
dium en  het  Quorum  der  Twaalf." 
Ouderling  B.  Tom  Perry  van  de  Raad 
der  Twaalf  sprak  over  manieren  waarop 
het  huisonderwijs  kan  worden  verbe- 
terd. Hij  herinnerde  leiders  eraan  dat 
huisonderwijzers  inderdaad  worden  ge- 
roepen om  onderwijzers  te  zijn  —  en  dat 
zij  als  zodanig  een  duidelijk  begrip  be- 
horen te  hebben  van  wie,  hoe  en  wat  zij 
moeten  onderwijzen.  Zij  hebben  trai- 
ning nodig  op  deze  gebieden,  zei  hij, 
„want  een  priesterschapsdrager  is  geen 
kant-en-klare  huisonderwijzer  als  ge- 
volg van  het  feit  dat  hem  het  priester- 
schap is  verleend." 

Ouderling  Perry  spoorde  de  leiders  aan 
om  de  leden  middels  hun  huis- 
onderwijzers boodschappen  en  aanwij- 
zingen te  geven,  waardoor  de  rol  van  de 


huisonderwijzer  in  de  ogen  van  de  henr 
toegewezen  gezinnen  wordt  versterkt. 
Hij  moedigde  de  leiders  tevens  aan  om 
het  aantal  gezinnen  per  huisonderwijzer 
te  beperken  tot  drie  a  vijf  en  om  de  wer- 
klast onder  de  priesterschapsquorums  te 
verdelen:  „Het  is  niet  efficiënt  om  zeven- 
tig of  tachtig  procent  van  de  gezinnen 
van  de  wijk  toe  te  wijzen  aan  het  ouder- 
lingenquorum, tenzij  zij  de  kracht  heb- 
ben en  in  staat  zijn  om  het  werk  op  doel- 
treffende wijze  te  volbrengen."  De  bis- 
schop kan  toekomstige  ouderlingen  en 
ongehuwde  zusters  toewijzen  aan  elke 
van  de  drie  Melchizedekse  priester- 
schapsquorums, zei  hij  —  welke  daar- 
van ook  „het  beste  in  staat  is  om  resulta- 
ten te  produceren." 

Ouderling  A.  Theodore  Tuttle  van  het 
presidium  van  het  Eerste  Quorum  van 
Zeventig  beval  verschillende  stappen 
aan  voor  ,,het  sterken  van  de  minder 
actieven,"  waaronder: 

*  Bepalen  welke  mannen  het  meest 
ontvankelijk  zijn  en  het  eerst  met  hen 
werken,  waarbij  u  hen  sterke  huison- 
derwijzers toewijst. 


192 


*  Bij  sommigen  een  directe  benadering 
gebruiken:  „Waarschijnlijic  zou  tien 
procent  van  de  inactieve  mannen  een 
oproep  om  zich  op  dit  moment  te 
bekeren  en  ouderling  te  worden  of  in 
de  tempel  te  trouwen  beantwoorden. 
Wij  moeten  hen  daartoe 
uitnodigen." 

*  Bij  anderen  een  meer  indirecte  bena- 
dering gebruiken  en  door  veel- 
vuldige informele  bezoeken  een  per- 
soonlijke band  te  kweken.  Als  er  een- 
maal een  goede  communicatie  be- 
staat en  „wanneer  het  juiste  moment 
waarom  u  gebeden  heeft  daar  is, 
kunt  u  van  ziel  tot  ziel  spreken  over 
de  dingen  Gods." 

*  Instructievergaderingen  houden  met 
als  thema  heractivering  en  de  tempe- 
1;  voor  hen  bidden;  hen  een  opdracht 
in  de  kerk  geven;  en  doorgaan  aan  de 
hand  van  een  „eendrachtige,  aan- 
houdende inspanning." 

Ouderling  Mark  E.  Petersen  van  de 
Raad  der  Twaalf  sprak  over  de  nood- 
zaak om  de  leden  van  de  kerk  te  leren 
„een  volle  en  eerlijke  tiende  te  betalen. 
„Het  betalen  van  tienden,"  zei  hij  ,,is 
altijd  een  belangrijke  factor  bij  het  ont- 
wikkelen van  geloof  en  getuigenis";  het 
is  ook  de  manier  van  de  Heer  om  de 
groei  van  zijn  koninkrijk  te  financieren. 
Vervolgens  legde  hij  uit  hoe  leiders  de 
wet  der  tienden  aan  de  leden  kunnen 
leren. 

Ouderling  Petersen  zei  dat  het  betalen 
van  tienden  een  wet  van  God  is  —  dat 
het  „een  schuld  en  een  plicht  is  waarvan 
allen  zich  moeten  kwijten."  Nadat  hij 
een  aantal  van  de  zegeningen  had  be- 
sproken die  voortvloeien  uit  gehoor- 
zaamheid aan  deze  wet,  gaf  hij  de  vol- 
gende samenvatting:  de  Heer  ,,zal  u  be- 
gunstigen en  beschermen.  Wat  kunt  u 
nog  meer  verlangen?" 


Ouderling  Gordon  B.  Hinckley  van  de 
Raad  der  Twaalf  gaf  een  overzicht  van 
een  aantal  van  de  activiteiten  die  georga- 
niseerd worden  voor  de  viering  van  het 
150-jarig  bestaan  van  de  kerk  in  1980. 
Hij  noemde  het  ,,een  geweldig  vréugde- 
feest  voor  het  moderne  Israël"  en  zei: 
„Wij  hopen  dat  de  mensen  door  heel  de 
kerk  heen  zich  bewust  zullen  worden  van 
hun  geschiedenis  en  van  de  uitdagingen 
van  de  toekomst  —  dat  zij  een  tijd  van 
plezier  en  vreugdebetoon  zullen  hebben, 
waarin  zij  uitdrukking  kunnen  geven 
aan  hun  talenten  en  bekwaamheden." 
Aan  het  slot  van  de  vergadering  maakte 
president  Ezra  Taft  Benson,  onder  wiens 
leiding  de  instructievergadering  plaats 


193 


had  gevonden,  bekend  dat  ,,er  een  proef- 
project is  goedgekeurd  met  betrekking 
tot  het  consoHderen  van 

vergaderschema's  .  .  .  Aan  het  eind  van 
de  proef  zullen  de  bevindingen  zorgvul- 
dig worden  gecompileerd  en  ge- 
ëvalueerd. Ondertussen  zullen  er  verder 
dan  dit  proefproject  geen  activiteiten 
worden  ontplooid." 
President  Benson  maakte  tevens  bekend 
dat  de  volgende  zeven  broeders  zijn  ge- 
roepen als  voltijdse  regionale  vertegen- 
woordigers, dat  hun  echtgenoten  zullen 
worden  aangesteld  als  zendelingen,  en 
dat  zij  in  de  landen  waartoe  zij  geroepen 
zijn  zullen  wonen: 

Edward  L.  Howard  jr.  uit  Spokane 
(Washington)  is  toegewezen  aan  Santia- 
go, Chili;  James  A.  Jesperson  uit  El  Ca- 


jon  (CaHfornië)  aan  het  Andesgebied; 
Charles  R.  Lewis  uit  Clovis  (Californië) 
aan  Santiago,  ChiU;  A.  James  Martin  uit 
Boise  (Idaho)  aan  het  west-Europees  ge- 
bied; Eugene  F.  Olson  uit  La  Mesa  (Ca- 
lifornië) aan  het  Andesgebied;  Dorrell 
C.  Vickers  uit  Longview  (Texas)  aan  het 
west-Europees  gebied;  en  Lester  B. 
Whetten  uit  Provo  (Utah)  aan  El 
Salvador. 

De  volgende  zeventien  broeders  werden 
eveneens  als  nieuwe  regionale  vertegen- 
woordigers aan  de  vergadering  voorges- 
teld: Carlos  Humberto  Amado  uit  Gua- 
temala City,  Guatemala;  Lafayette  R. 
Anderson  uit  Monticello  (Utah);  Tufu- 
ga  Samuelu  Atoa  uit  Apia,  West- 
Samoa;  Raymond  E.  Beckham  sr.,  uit 
Provo  (Utah);  Juan  Casanova  uit  Yute- 
pec,  Mexico;  Frank  W.  Chamberlain  uit 
Salt  Lake  City  (Utah);  Eli  K.  Clayson 
uit  Provo  (Utah);  Eldon  W.  Cooley  uit 
Mesa  (Arizona);  Hugh  A.  Daysh  uit 
Auckland,  Nieuw-Zeeland;  Enrique 
Moreno  uit  Cuernauaca,  Mexico;  Ru- 
dolfo  W.  Ortensen  uit  Phoenix 
(Arizona);  Russel  M.  Nelson  uit  Salt  La- 
ke City  (Utah);  Sterling  Nicolaysen  uit 
Fremont  (CaHfornië);  John  F. 
0'Donnal  uit  Campastre  de  Churubes- 
co,  Mexico;  Boanerges  Rubalcava  uit 
Atizapan,  Mexico;  Lee  K.  Udall  uit 
Thatcher  (Arizona);  en  Keith  W.  Wilcox 
uit  Ogden  (Utah). 

Hiermee  wordt  het  aantal  in  functie  zijn- 
de regionale  vertegenwoordigers  op  194 
gebracht.  □ 


194