Full text of "De Ster"
il
1
li 1 ■
f -1 3
•r?f . 1=
* *>
i'
M
* . ' w>
i
1^1 ■ i
mJ Ij
■
1| ^ f P
Verslag 149ste oktoberconferentie
van de Kerk van Jezus Christus
van de Heiligen der Laatste Dagen
Mei 1980 • 80ste jaargang • Nummer 5
'^ P ^ü t
„^-^mf%S
Vr X'^
••^5*
r •*
t H.
Uitgave van De Kerk
van Jezus Christus van de
Heiligen der Laatste Dagen
Mei 1980
80ste jaargang
Nummer 5
Eerste Presidium: Spencer W. Kimball, N. Eldon Tanner, Marion G. Romney.
Raad der Twaalf: Ezra Taft Benson, Mark E. Petersen, Le Grand Richards, Howard W. Hunter,
Gordon B. Hinckiey, Thomas S. Monson, Boyd K. Packer, Marvin J. Ashton, Bruce R.
McConkie, L. Tom Perry, David B. Haight, James E. Faust.
Adviseurs: M. Russell Ballard, Rex D. Pinegar, Hugh W. Pinnock.
Redacteur kerkelijke tijdschriften: M. Russell Ballard.
Redactie De Ster: Larry A. Hiller, Carol Larsen, Roger Gylling, Henri J. Tenthof van Noorden,
Kerkelijk Vertaalbureau, Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht.
Nieuwsredacteur: Dirk van Boxel, Ringkantoor, postbus 84084, 2508 AB Den Haag.
149ste halfjaarlijkse conferentie
van de Kerk van Jezus Christus
van de Heiligen der Laatste Dagen
Alfabetische lijst van de sprekers
Ashton, Marvin J 99
Bangerter, W. Grant 14
Bradford, William R 56
Brockbank, Bernard P 95
Brown, Victor L 155
Didier, Charles 42
Faust, James E 161
Fyans, J. Thomas 149
Haight, David B 37
Hinckiey, Gordon B 10
Hunter, Howard W 105
Kikuchi, Yoshihiko 48
Kimball, Spencer W 5, 79, 132
Komatsu, Adney Y 113
McConkie, Bruce R 90
Monson, Thomas S 109
Packer, Boyd K 32
Perry, L. Tom 51
Petersen, Mark E 18
Pinnock, Hugh W 123
Richards, LeGrand 127
Romney, Marion G 24, 60, 167
Scott, Richard G 117
Smith, Barbara B 143
Stone, O. Leslie 120
Tanner, N. Eldon 29, 66, 82, 135
Tuttle, A. Theodore 45
Jaarabonnement:
Fl. 21,60 storten op Citibank Amsterdam, rekeningnummer 266041434,
De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
Bf. 330 storten op Citibank Antwerpen, rekeningnummer 570-0157-600-33,
De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
USA en Canada (niet per luchtpost): $ 10.00.
© 1980 by the Corporation of the President of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints.
All rights reserved.
Verlag Kirche Jesu Christi der Heiligen der Letzten Tage, PorthstraBe 5-7,
D-6000 Frankfurt am Main 50.
PB MA 0438 DU
jif^ö Inhoudsopgave
6 oktober 1979 - Vergadering van zaterdagmorgen
„Het is een luisterend oor waaraan wij behoefte hebben". Spencer W. Kimball 5
„Een engel van de Heer, die 't lange zwijgen brak". Gordon B. Hinckley 10
De stem des Heren is tot alle mensen gericht. W. Grant Bangerter 14
Amerika, Amerika. Mark E. Petersen 18
Het houden van een geestelijke instelling. Marion G. Romney 24
6 oktober 1979 - Vergadering van zaterdag
Het steunen van kerkelijke ambtenaren. N. Eldon Tanner 29
Gebeden en antwoorden. Boyd K. packer 32
Joseph Smith de profeet. David B. Haight 37
De taal: een goddelijke wijze om iets mede te delen. Charles Didier 42
Daarom werd ik onderwezen. A. Theodore Tuttle 45
Stuur zendelingen uit elke natie. Yoshihiko Kikuchi 48
6 oktober 1979 - Priesterschapsbijeenkomst
Neem de juiste beslissingen. L. Tom Perry 51
De regeerders. William R. Bradford 56
Geloof in de Here Jezus Christus. Marion G. Romney 60
Het bestuur van de kerk. N. Eldon Tanner 66
Onze zusters in de kerk. Spencer W. Kimball 79
7 oktober 1979 - Zondagmorgenvergadering
De bijdragen van de profeet Joseph Smith. N. Eldon Tanner 82
Het raadsel van het mormonisme. Bruce R. McConkie 90
Het gebed tot onze hemelse Vader. Bernard P. Brockbank 95
Vooruitgang door verandering. Marvin J. Ashton 99
Het lezen van de Schriften. Howard W. Hunter 105
7 oktober 1979 - Zaterdagmiddagvergadering
Pornografie, de dodelijke bacillendrager. Thomas S. Monson 109
„Na vele beproevingen komen de zegeningen". Adney Y. Komatsu 113
Geluk nu en voor eeuwig. Richard Scott 117
Geboden die wij moeten onderhouden. O. Leslie Stone 120
„Wij gaan met onze jongens en grijsaards". Hugh W. Pinnock 123
De gave van de heilige Geest. LeGrand Richards 127
„Geef mij daarom dit bergland". Spencer W. Kimball 132
6 oktober 1979 - Vergadering van de Welzijnszorg
Bestendigheid te midden van verandering. A^. Eldon Tanner 135
De rol van de Zustershulpvereniging in de priesterschapsraden. Barbara B. Smith 143
Het besturen van de welzijnszorg door de priesterschap. J. Thomas Fyans 149
De ene zegenen. Victor L. Brown 155
De kerk regelen: Welzijnszorgzendelingen zijn een belangrijke hulpbron. James E. Faust 161
De rol van de bisschop in het welzijnsprogramma van de kerk. Marion G. Romney 167
15 september 1979 - Haardvuuravond voor de zusters
De rol van rechtschapen vrouwen. Spencer W. Kimball 174
Onze meisjes onderwijzen. Naomi M. Shumway 180
Vrouwen voor de laatste dagen. Barbara B. Smith 187
5 oktober 1979 - Nieuws van de kerk
Hoogtepunten uit de instructievergadering voor regionale vertegenwoordigers. Marvin K. Gardner . 190
Verslag van de 149ste
halfjaarlijkse conferentie van
De Kerk van Jezus Christus van
de Heiligen der Laatste Dagen
De algemene conferenties van de afgelo-
penjaren zijn voor een deel gedenkwaar-
dig geweest door belangrijke aankondi-
gingen die van invloed waren op de
Schriften, de leringen of het kerkelijk
bestuur van Gods koninkrijk op aarde.
De algemene conferentie van oktober
1979 ging op deze manier voort met en-
kele belangrijke aankondigingen door
president N. Eldon Tanner tijdens de
algemene vergadering van zaterdag-
middag.
President Tanner zei: „Ten gevolge van
de grote toename van het aantal ringpa-
triarchen en de aanwezigheid van pa-
triarchale dienstverlening over de gehele
wereld, kunnen wij nu bekend maken
dat broeder Eldred G. Smith vanaf he-
den patriarch in ruste zal zijn, hetgeen
wil zeggen dat hij is ontheven van alle
plichten die betrekking hebben op het
ambt van patriarch van de kerk."
Volgend op deze aankondiging over de
patriarch, zei president Tanner: ,, Presi-
dent Kimball heeft mij ook gevraagd de
eervolle ontheffing aan te kondigen van
het algemeen presidium van de zondags-
school — bestaande uit de presidenten
Russell M. Nelson, WiUiam D. Oswald
en J. Hugh Baird, evenals het algemeen
presidium van de Jonge-Mannen — be-
staande uit president Neil D. Schaerrer,
Graham W. Doxey en Quinn G.
McKay. De conferentie zal opmerken
dat, als de namen worden voorgelezen,
en de nieuwe presidiums van de Zon-
dagsschool en de Jonge-Mannen wor-
den voorgesteld, dit leden van het Eerste
Quorum van Zeventig zullen zijn.
Aldus werd steun verleend als algemeen
presidium van de Zondagsschool aan de
volgende broeders: Broeder Hugh W.
Pinnock, president; broeder Ronald E.
Poelman en broeder Jack H. GoasUnd
jr. als raadgevers. Steun verleend als het
nieuwe algemeen presidium van de
Jonge-Mannen werden broeder Robert
W. Backman, president en broeder
Vaughn J. Featherstone en broeder Rex
D. Pinegar als raadgevers.
Hoewel hij slechts één maand geleden
een operatie aan zijn hoofd had onder-
gaan presideerde Spencer W. Kimball
alle vergaderingen. Zijn aanwezigheid
Toespraken en wat verder plaats vond in de Tabernakel op
Temple Square te Salt Lake City (Utah) op 6 en 7 oktober 1979
verhoogde op de conferentie in belang-
rijke mate de geest van de aanwezigen.
Alle vergaderingen werden geleid door
president N. Eldon Tanner, eerste raad-
gever, en president Marion G. Romney,
tweede raadgever. Alle algemene autori-
teiten van de kerk waren aanwezig met
uitzondering van broeder Gene R. Cook
en broeder F. Enzio Busche, die beiden
herstellend van een ziekte waren.
Gedeeltelijke of gehele vergaderingen
werden doorgezonden per televisie naar
152 zenders in de Verenigde Staten en
Canada, naar 1 3 andere zenders per TV
satelliet, naar 777 zenders via kabeltele-
visie en satelliet en naar 7 zenders via
kabeltelevisie en videotape; naar 63 ra-
diozenders in de Verenigde Staten; naar
71 radiozenders in Latijns Amerika (in
Spaans en Portugees); naar 1 radiozen-
der in Spanje en naar 63 radiozenders in
Australië; naar 535 plaatsen in de Vere-
nigde Staten en Canada alleen via een
gesloten audiocircuit; de vergadering
van de welzijnszorg alleen via een geslo-
ten audiocircuit naar 907 plaatsen en
naar Europa via videotape. De priester-
schapsvergadering via audiohulp-
middelen naar 1688 plaatsen in de Vere-
nigde Staten, Canada, Puerto Rico,
Australië, Nieuw-Zeeland, de Filippij-
nen en Korea. Ook werden vijf vergade-
ringen direct per televisiesatelliet uitge-
zonden naar negen plaatsen in de Vere-
nigde Staten door middel van een expe-
rimentele uitzending waarbij als proef
„aardstations met ontvangstschotels"
waren opgesteld.
Als toevoeging aan de algemene verga-
deringen werd vrijdag 5 oktober in het
kerkkantoor een studiebijeenkomst
voor regionale vertegenwoordigers
gehouden. De Uitgevers. D
6 oktober 1979
Vergadering van zaterdagmorgen
„Het is een luisterend
oor waaraan wij
behoefte hebben"
President Spencer W. Kimball
Mijn geliefde broeders en zusters over de
gehele wereld, deze morgen breng ik on-
ze groeten over aan de broeders Gene R.
Cook en F. Enzio Busche, die ziek zijn.
Ik groet u vanmorgen op deze, de o-
peningsvergadering van de wereldconfe-
rentie van De Kerk van Jezus Christus
van de Heiligen der Laatste Dagen, met
de diepste gevoelens van liefde en
dankbaarheid.
Sedert onze aprilconferentie, zes maan-
den geleden, zijn er veel dingen gebeurd,
zowel voor mij persoonlijk als in de
kerk. Ik werd tweemaal in een zieken-
huis opgenomen en ik ben hoogst dank-
baar dat ik in leven ben en gezond en wel
hier vandaag bij u. Ik dank u voor de
vele gebeden die u voor mij hebt op-
gezonden en ik ben dankbaar dat onze
hemelse Vader deze gebeden met zulk
een rijke overvloed aan zegeningen heeft
verhoord.
Broeders en zusters, andermaal vraag ik
uw aandacht voor het vierde gebod dat
de Heer aan Mozes gaf op de berg Sinaï:
,, Gedenk de sabbatdag, dat gij die hei-
ligt" (Exodus 20:8). Laten wij ons hier-
aan in onze gezinnen strikt houden. La-
ten wij ons onthouden van alle onnodige
arbeid. De zondag is geen dag om te
gaan jagen of vissen, zwemmen of pick-
nicken, zeilen of enige andere sport te
beoefenen. De winkels in de streken
waar wij in grote getalen aanwezig zijn
zouden niet lang op zondag open blijven
als de heiligen op die dag niet zouden
gaan inkopen. Onthoud dat de Heer
heeft gezegd:
,,En opdat gij uzelf meer onbesmet van
de wereld moogt bewaren, moet gij op
Mijn heilige dag naar het huis des gebeds
gaan en uw sacramenten opofferen:
Want voorwaar, dit is een dag, die u is
toegewezen om van uw arbeid uit te rus-
ten en de Allerhoogste uw toewijding te
betonen" (LV 59:9, 10).
En dan volgt die heerlijke belofte:
,,En voor zoverre gij dit doet met dank-
zegging, met een blijmoedig hart en ge-
laat, en niet met veel gelach — want dit is
zonde — doch met een vreugdevol hart
en een blijmoedig gezicht —
Voorwaar zeg Ik: Voor zoverre gij dit
doet, is de volheid der aarde de uwe"
(LV 59:15, 16).
Nogmaals uit ik mijn blijdschap over de
reactie op ons dringend verzoek vruch-
ten en groenten te gaan kweken. Als het
oogstseizoen ten einde loopt, zal het een
voldoening zijn de overvloed te vergaren
waarmee de Heer onze inspanningen
heeft gezegend.
In ditzelfde verband hebben wij waar-
dering voor de arbeid van hen die huizen
en schuttingen, schuren en werkplaatsen
hebben schoongemaakt, opgeknapt en
geverfd. Ga alstubheft door met dit goe-
de werk.
Ik houd van de lofzang, die ons onder
andere zegt: „Wat is 't gebed? D'op-
rechte wens, door ons tot God gericht,"
{Heilige lofzangen, nr. 191). Het gebed is
zulk een voorrecht — om tot onze Vader
in de hemel te spreken. Het was een ge-
bed, een zeer bijzonder gebed, dat deze
gehele bedeling opende. Het was het eer-
ste hardop uitgesproken gebed van een
jongeman. Ik hoop dat niet teveel van
onze gebeden in stilte worden uitgespro-
ken, alhoewel het goed is om als wij niet
hardop kunnen bidden een stil gebed in
ons hart en gedachte op te zenden.
Aarzel nooit om uw gezin voor een ge-
bed rond u te verzamelen, in het bijzon-
der in die tijden wanneer meer dan alleen
een gezinsgebed 's morgens en 's avonds
nodig is. Bijzondere noden vereisen bij-
zondere gebeden.
Uw kleintjes zullen leren hoe tot hun
Vader in de hemel te spreken door naar
hun ouders te luisteren. Zij zullen al
spoedig aanvoelen hoe oprecht en welge-
meend uw gebeden zijn. Als uw gebed
een gehaaste en ondoordachte routine
wordt, zullen zij dit ook zien.
Hoe moeilijk het ook lijkt, ik ben tot de
slotsom gekomen dat wanneer ik bid,
anders dan in persoonlijk en stil gebed,
het beter is ons eerder zorgen te maken
hoe ons Uefdevol en oprecht met God in
verbinding te stellen dan ons zorgen te
maken over wat de luisteraars kunnen
denken. De herhaling van het ,,amen"
door de luisteraars vormt het bewijs
voor hun instemming en goedkeuring.
Uiteraard moet met de inhoud van gebe-
den rekening worden gehouden. Dit is
een van de redenen waarom gebeden in
het openbaar of zelfs gezinsgebeden niet
het totaal van ons bidden kunnen zijn.
Over sommige dingen kunnen wij het
beste alleen bidden wanneer er met tijd
en vertrouwelijkheid geen rekening be-
hoeft te worden gehouden. Als wij ons in
deze bijzondere momenten van gebed
niet geheel tegenover de Heer uitspre-
ken, kan dit betekenen dat sommige ze-
geningen ons zullen worden onthouden.
Per slot van rekening komen wij met een
verzoek tot onze alwijze, hemelse Vader,
waarom zouden wij er dan ook ooit
maar aan denken om onze gevoelens of
gedachten onuitgesproken te laten die
betrekking hebben op onze behoeften en
zegeningen. Wij hopen dat onze mensen
overvloedig hun gebeden zullen
uitspreken.
Het zal ons ook niet schaden als wij aan
het einde van onze gebeden eens even
aandachtig luisteren — zelfs al is dit
maar een paar ogenbhkken — en om
altijd te bidden zoals de Zaligmaker
deed ,,niet mijn wil, maar de uwe ge-
schiede" (Lucas 22 : 42).
Ik houd van de wijsheid van Benjamin
Franklin (Amerikaans staatsman en fi-
losoof, 1706-1790), toen hij zei: „Werk
alsof je honderd jaar zult leven, maar bid
alsof je morgen zult sterven." (John
Bartlett, comp., Familiar Quotations,
blz. 422.)
En wanneer de dag ten einde is, alsook
wanneer deze begint, laat ons dan niet
vergeten te bidden, want zoals George
Herbert (Engels geestelijke en dichter,
1593-1633) opmerkte: ,,Wie naar bed
gaat en niet bid maakt twee nachten in
elke dag." (Familiar Quotations, blz.
323.)
Ik heb altijd zeer tedere gevoelens voor
het gebed, en de macht en zegeningen
daarvan. Tijdens mijn leven heb ik meer
zegeningen ontvangen dan waarvoor ik
ooit voldoende dank kan zeggen. De
Heer is zo goed voor mij geweest. Ik heb
zoveel in ziekte en gezondheid onder-
De president bespreekt het
heiligen van de sabbat, het
vurig gebed, het schrijven van
persoonhjke dagboeken,
reinheid en het Woord van
Wijsheid.
vonden, dat mij zonder enige twijfel in
mijn hart en in mijn verstand de zeker-
heid is gegeven dat er een God in de
hemel is, dat Hij onze Vader is en dat Hij
onze gebeden hoort en beantwoordt.
Laat mij nogmaals aan u allen in het
openbaar mijn diep en innig gevoel van
dankbaarheid uiten voor de vele gebe-
den die voor mij zijn opgezonden tijdens
mijn recente ziekte. Zij zijn een wonder-
baarlijke bron van rust, troost en gene-
zing voor mij en mijn gehefde Camilla
geweest. De Heer heeft uw smeekbeden
gehoord en als resultaat heb ik het voor-
recht om met u in deze grootse conferen-
tie aanwezig te zijn.
Bij meerdere gelegenheden heb ik de hei-
Hgen aangemoedigd persoonlijke dag-
boeken en familieverslagen bij te hou-
den. Ik herhaal deze vermaning. Wij
kunnen van mening zijn dat het van wei-
nig belang is hetgeen wij persoonlijk zeg-
gen of doen — maar het is opvallend, als
wij het eens goed nagaan, hoeveel van
onze gezinnen belangstellen in alles wat
wij doen en alles wat wij zeggen. Ieder
van ons is belangrijk voor hen die ons na
en dierbaar zijn — en als onze nakome-
lingen lezen over onze levenservaringen,
zullen ook zij ons leren kennen en lief-
hebben. En op die heerlijke dag als onze
gezinnen samen zullen zijn in de eeuwig-
heid, zullen wij elkaar reeds kennen.
Sinds onheuglijke tijden heeft de Heer
ons geraden een volk te zijn dat versla-
gen bijhoudt. In Exodus lezen wij: ,,En
Mozes schreef al de woorden des Heren
op." (Exodus 24 : 4.)
En vervolgens: „En het geschiedde, dat
de Here tot Mozes sprak, zeggende: Zie,
Ik openbaar u de dingen van dezen he-
mel en deze aarde; schrijf de woorden
op, die Ik spreek." (Mozes 2:1.)
Nephi zei tegen zijn broeders toen zij uit
de woestijn naar Jeruzalem terugkeer-
den om de koperen platen te bemachti-
gen: „En ziet, het is naar de wijsheid
Gods, dat wij deze verslagen moeten ver-
krijgen om de taal onzer vaderen voor
onze kinderen te bewaren." (1 Nephi
3:19.)
Toen de Zaligmaker dit werelddeel na
zijn opstanding bezocht, beval Hij de
Nephieten verslagen bij te werken,
zeggende:
„Geeft daarom acht op Mijn woorden;
schrijft de dingen op, die Ik u hebt ver-
teld . . .
En Jezus zeide tot hen: Hoe komt het,
dat gij dit niet hebt opgeschreven . . .
En Jezus gebood, dat het zou worden
opgeschreven; daarom werd het volgens
Zijn gebod te boek gesteld." (3 Nephi
23:4, 11, 13.)
En in onze dagen zei de Heer tot de
profeet Joseph Smith: „En laten verder
alle verslagen in orde worden gehouden,
opdat ze in de archieven van Mijn heilige
tempel mogen worden gebracht . . ."
(LV 127:9.)
Laat ons daarom doorgaan met dit be-
langrijke werk van dingen opschrijven
die wij doen, de dingen die wij zeggen, de
dingen die wij denken ten einde in over-
eenstemming te zijn met de leringen des
Heren. Voor degenen onder u die mis-
schien nog niet zijn begonnen met uw
gedenkboek en uw verslagen, stellen wij
voor dat u nog vandaag begint met uw
verslagen volledig bij te houden. Wij ho-
pen dat u dit zult doen broeders en zus-
ters, want dit is wat de Heer heeft
geboden.
Als wij om ons heen kijken zien wij dat er
vele machten aan het werk zijn om het
gezin te vernietigen, zowel in Amerika
als elders. De gezinsbanden worden ver-
nield door het steeds toenemend aantal
echtscheidingen, door toegenomen on-
trouw van de huwelijkspartners, door de
verfoeilijke zonde van abortus, die op
het punt staat een nationale schande te
worden en een zeer ernstige zonde is.
Nóg een aantasting van het gezin is de
ongeoorloofde en zelfzuchtige ge-
boortebeperking.
De versterking van de gezinsbanden be-
hoort overal een gemeenschappelijke
leuze voor de gezinnen van de heiligen
der laatste dagen te worden. Hiertoe be-
hoort ook de terugkeer naar de kuisheid,
ons waardevolste bezit. Kuisheid en
deugd zijn ,,het liefst en kostbaarst bo-
ven alles" (Moroni 9:9), waardevoller
dan robijnen of diamanten, dan kudden
vee, dan goud of zilver of auto's en land.
Maar, treurig genoeg, zijn zij in veel ge-
vallen in de goedkoopste winkels en te-
gen de laagste prijzen te koop.
Deze deugden kunnen niet met geld wor-
den gekocht, maar iedereen kan ervan
genieten, zowel zij van nederige afkomst
en bescheiden middelen als de rijken, net
zoveel door de leerling aan een school als
door de professoren aan de universiteit.
Iedereen kan van deze grote zegeningen
genieten door ernaar te leven.
Het gebrek aan kuisheid, trouw en
deugd worden zich snel over de gehele
wereld verspreidende zonden, waarvan
men zich moet bekeren — veroorzaakt
stromen van tranen, ontwricht ontelba-
re gezinnen, ontneemt ontelbare kinde-
ren hun ouders en bezorgt diepe teleur-
stelhng. Verlies van deugdzaamheid
heeft, zoals u bekend, vele naties en be-
schavingen ten val gebracht. Moreel ver-
val is een schurk en zijn voorhoofd is
gebrandmerkt met de woorden oneer-
lijkheid, omkoping, oneerbiedigheid, ego-
ïsme, immoraliteit, liederlijkheid en alle
vormen van seksuele afwijking.
Ieder van ons is een zoon of dochter van
God en heeft tot taak een volmaakt, aan
Christus gelijk leven van zelfbeheersing
te leiden om dan uiteindelijk in deugd-
zaamheid naar God terug te keren.
Ik ben van plan om vanavond tot de
broeders in de priesterschap te spreken,
die over honderden plaatsen in de gehele
wereld zijn vergaderd, en ik wil hen
eraan herinneren dat „wij allen in ons
leven zijn gezegend met bijzondere vrou-
wen die een diepe en blijvende invloed op
ons hebben. Hun bijdrage aan ons (broe-
ders) was en is iets dat van eeuwigduren-
de waarde voor ons zal zijn." (Zie Ensign
van november 1979, blz. 48.)
Ik wil vanmorgen de nadruk op deze
gedachte leggen. Ik kan het u niet sterk
genoeg op het hart drukken welk een
hoge plaats van eer en achting onze
vrouwen, moeders, zusters en dochters
in De Kerk van de Heiligen der Laatste
Dagen innemen.
,,En toch, in de Here is evenmin de
vrouw zonder man iets, als de man zon-
der vrouw." (1 Korintiërs 11:11.)
Broeders, wij kunnen geen verhoging
verwerven zonder onze vrouwen. Er kan
geen hemel zijn zonder rechtschapen
vrouwen.
Onze generatie, is evenals vroegere, een
volk van drinkers geworden. De rage
van drinken is vernietigend voor de ze-
den, veroorzaakt armoede en ellende en
8
is oorzaak van veel van de doden op
onze wegen. Hoe kunnen wij een einde
aan die slachting maken? Het evangelie
zal dit doen. De boodschap komt van de
Allerhoogste. Het is de wil van God en
bevat een belofte.
De Heer heeft gezegd; ,,En alle heiligen,
die deze woorden ter harte zullen nemen
en nakomen, en in gehoorzaamheid aan
de geboden zullen leven, zullen gezond-
heid in nun navel, en merg in hun been-
deren ontvangen.
En zij zullen wijsheid en grote schatten
aan kennis vinden, ja, verborgen schat-
ten;" (LV 89:18, 19).
De openbaring zegt ook: ,,Heb Ik u ge-
waarschuwd, en waarschuw Ik u van te
voren, door u dit woord van wijsheid
door openbaring te geven" (LV 89:4).
De gewoonte van het roken kan worden
afgeleerd door louter het Woord van
Wijsheid en de geboden des Heren na te
leven.
Door een volkomen kuis leven te leiden,
geen overspel of ontucht te bedrijven,
door in het huwelijk volkomen eerlijk
ten opzichte van elkaar te staan, en het
huwelijksverbond hoog te houden, zou
de wereld verlost kunnen worden van de
teistering van de gemene, pijnlijke en
kostbare geslachtsziekte. Dit zou de ge-
zinsbanden versterken en de noodzaak
uitschakelen van de ellende van een
ongeoorloofde abortus — een van de
grootste euvels van onze tijd.
Toen wijlen president J. Reuben Clark
jr, in 1948 vanaf dit spreekgestoelte de
heiligen toesprak, sprak hij over het heb-
ben van een profeet en een luisterend
oor. Hij las uit een brochure: ,,Wij heb-
ben een profeet nodig." Als antwoord
hierop gaf hij: „Neen, wij hebben al
meer dan honderd jaar hedendaagse
profeten gehad en zij hebben ons het
woord des Heren gegeven." Hij ging
voort: ,,De moeilijkheid met de wereld
is, dat zij geen profeet wil die gerechtig-
heid predikt. Zij willen een profeet die
hen vertelt dat hetgeen zij doen goed is,
ongeacht hoe verkeerd het ook mag zijn.
Een profeet heeft gesproken — een pro-
feet spreekt nu. Wij hebben geen behoef-
te aan nog een profeet. Het is een luiste-
rend oor waaraan wij behoefte hebben."
(Zie Conference Report van oktober
1948, blz. 79, 80.)
Ik bid dat wij niet alleen acht zullen ge-
ven op de woorden van president Clark,
maar dat wij mogen luisteren naar en de
raad opvolgen van hetgeen nu wordt ge-
geven zoals dit tot de hedendaagse pro-
feten komt door inspiratie en openba-
ring van de Heer zelf.
Ik besluit deze boodschap met het geven
van mijn plechtig getuigenis aan allen,
die binnen het bereik van mijn stem zijn,
dat het evangehe van Jezus Christus niet
alleen waar is, maar ook de enig afdoen-
de macht tot bestrijding van alle kwaad
en de oplossing van alle ziekten in de
wereld.
Het evangelie van Jezus Christus is voor
de gehele wereld. Het verspreidt zich
over dit land van vrijheid — een land
met een goddelijke bestemming — over
de gehele wereld zoals de grote steen, die
Daniël zag, één die zonder toedoen van
mensenhanden van de berg losraakte
(zie Daniël 2:45).
Broeders en zusters, dit is het werk des
Heren, het is waar. Dat de Heer ons in
onze gezinnen moge beschermen in ons
streven dichter tot Hem te komen en in
het onderhouden van zijn geboden. Wij
betrekken in hetzelfde gebed en in de-
zelfde zegening alle andere kinderen van
onze Vader, waar zij zich ook mogen
bevinden, en wij nodigen hen uit om te
komen en één met ons te zijn in het ware
koninkrijk des Heren op aarde.
Dit is mijn gebed en mijn getuigenis in de
naam van onze geliefde Zaligmaker, Je-
zus Christus. Amen. D
„Een engel van de Heer,
die 't lange
zwijgen brak"
(Lofzang 155)
Ouderling Gordon B. Hinckley
van de Raad der Twaalf
Dikwijls zingen wij in onze gemeenten
een geliefde lofzang — de woorden wer-
den meer dan honderd jaar geleden door
Parley P. Pratt geschreven (zie Heilige
lofzangen nr. 155). Zij vertegenwoordi-
gen zijn uitspraken over de wonderbaar-
lijke komst van een merkwaardig boek.
Deze herfst was het precies 150 jaar gele-
den dat dit boek voor het eerst in druk
werd gezet en op een pers in Palmyra,
New York, werd gedrukt.
Sta mij toe u te vertellen hoe Parley Pratt
kennis maakte met het boek waarover
hij deze woorden schreef: In 1830 reisde
hij als lekepriester van Ohio naar het
oostelijk deel van de staat New York. In
het aan het Eriekanaal gelegen Newark
verliet hij de boot en liep 16 kilometer
landinwaarts waar hij een diaken van de
baptistenkerk, Hamlin genaamd, ont-
moette. Deze vertelde hem ,,over een
boek," een vreemd boek, een HEEL
VREEMD BOEK! ... Hij zei dat werd
beweerd dat dit boek oorspronkelijk op
gouden of koperen platen zou zijn
geschreven door een zijtak van de stam-
men van Israël en dat het was ontdekt en
vertaald door een jongeman uit de om-
geving van Palmyra in de staat New
York. De vertaUng zou zijn verricht met
behulp van visioenen of de bediening
door engelen. Ik vroeg hem hoe en waar
het boek te verkrijgen was. Hij beloofde
mij dat ik het de volgende dag bij hem
thuis zou kunnen zien ... De volgende
morgen ging ik naar zijn huis waar ik
voor het eerst het „BOEK VAN
MORMON" aanschouwde — dat boek
der boeken . . . hetgeen het hoofdbe-
standdeel zou zijn, in de handen van
God, bij het leiden van de gehele verdere
loop in mijn toekomstig leven.
„Ik opende het met gretigheid en las het
titelblad. Ik las vervolgens het getuigenis
van de verschillende getuigen met be-
trekking tot de wijze waarop het was
gevonden en vertaald. Daarna begon ik
de inhoud achter elkaar te lezen. Ik las
de gehele dag; eten was bezwaarlijk, ik
had geen verlangen naar voedsel; slapen
was een bezwaar toen de avond viel,
want ik verkoos lezen boven slapen.
Terwijl ik las rustte de geest des Heren
op mij, en ik wist en begreep dat het boek
waar was, net zo gewoon en zo duidelijk
als iemand begrijpt en weet dat hij be-
staat." {Autobiography of Parley P.
Pratt, 3e ed., Salt Lake City: Deseret
Book Co., 1938, blz. 36, 37.)
Parley Pratt was toen drieëntwintig jaar.
Het lezen van het Boek van Mormon
had een dermate grote invloed op hem
dat hij spoedig als lid van de kerk werd
gedoopt en een van haar beste en krach-
tigste voorstanders werd. In de loop van
zijn bediening reisde hij van kust tot kust
door wat nu de Verenigde Staten zijn, hij
ging naar Canada en Engeland; hij
10
opende het werk op de eilanden van de
Stille Oceaan en hij was de eerste mor-
moonse ouderhng die de bodem van
Zuid-Amerika betrad. Toen hij in 1857
een zending in Arkansas vervulde werd
hij door een aanvaller in de rug gescho-
ten en gedood. Hij werd in een landelijke
omgeving in de nabijheid van de ge-
meente Alma, Arkansas, begraven en
heden ten dage geeft een blok gepolijst
graniet de plaats van zijn graf, in deze
rustige omgeving, aan. In de steen zijn de
woorden van nog één van zijn grootse en
profetische lofzangen gebeiteld waaruit
zijn begrip over het werk waarmede hij
zich bezighield tot uitdrukking kwam:
De morgen daagt, de nacht vliedt heen,
ziet, Zions vaandel wappert fier,
in glorie rijst die schone dag,
brengt vreugde voor Gods kindren hier.
De wolk van dwaling trekt nu heen,
't Licht van Gods waarheid drijft haar
voort.
De glans van deze laatste tijd, -f ai?"
beschijnt elk volk in ieder oord.
(Heihge lofzangen nr. 113.)
De ervaring van Parley Pratt met het
Boek van Mormon was niet op zichzelf
staand. Toen de exemplaren van de eer-
ste druk in omloop werden gebracht en
gelezen, werden honderden sterke man-
nen en vrouwen zo diep geroerd, dat zij
alles wat zij bezaten opgaven, en in de
jaren die volgden gaven zelfs velen hun
leven voor het getuigenis van de waar-
heid van dit merkwaardige boek, dat zij
in hun hart meedroegen.
Thans, anderhalve eeuw na zijn eerste
publikatie wordt het meer algemeen ge-
lezen dan in welke tijd in zijn geschiede-
nis ook. Terwijl er 5000 exemplaren in de
eerste druk verschenen, worden de he-
dendaagse edities in partijen van een
miljoen besteld, ook wordt het boek
thans in meer dan twintig talen gedrukt.
Zijn appèl is zo tijdloos als de waarheid,
zo universeel als de mensheid. Het is het
enige boek dat in zijn inhoud een belofte
bevat dat de lezer door goddelijke macht
met zekerheid kan weten dat het waar is.
Zijn oorsprong is wonderbaarlijk. Als
het verhaal van die oorsprong aan ie-
mand wordt verteld, die er niet mee op
de hoogte is, is het bijna niet te geloven.
Maar het boek is hier en wij kunnen het
betasten, en in onze handen nemen en
Het appèl van het Boek van
Mormon is „zo tijdloos als de
waarheid, zo universeel als de
mensheid."
het lezen. Niemand kan zijn aanwezig-
heid betwisten. Alle pogingen om zijn
oorsprong te verklaren, anders dan de
verklaring die Joseph Smith heeft gege-
ven, zijn van enige grond ontbloot ge-
weest. Het is een verslag van het oude
Amerika. Het bevat Schrift van de Nieu-
we Wereld, even zeker als de Bijbel dit
van de Oude Wereld bevat. Beide boe-
ken spreken over elkaar. Beide dragen
de geest van inspiratie, de macht om te
overtuigen en om te bekeren met zich.
Gezamenlijk worden zij tot twee getui-
gen, hand in hand, dat Jezus de Christus
is, de opgestane en levende Zoon van de
levende God.
Zijn verhaal is een kroniek van sedert
lang verdwenen naties. Maar in zijn be-
schrijving van de problemen van de he-
dendaagse maatschappij is het even ac-
tueel als onze dagbladen en definitiever,
geïnspireerder en meer inspirerend met
betrekking tot de oplossing van deze
problemen.
Mij is geen ander geschrift bekend dat
met zulk een duidelijkheid de tragische
gevolgen voor samenlevingen uiteenzet
11
die een koers volgen die tegengesteld is
aan de geboden van God. Zijn bladzij-
den gaan de geschiedenis na van twee
verschillende beschavingen die op het
westelijk halfrond bloeiden. Ieder begon
als een kleine natie en hun volkeren wa-
ren godvrezend. Maar met de welvaart
ontstond een groeiend kwaad. Het volk
bezweek voor de listen van eerzuchtige
en intrigerende leiders die hen zware be-
lastingen oplegden, die hen met holle
leuzen in slaap susten, die een losbandig
en wulps leven tolereerden en zelfs aan-
moedigden, die hen in verschrikkelijke
oorlogen betrokken die de dood van
miljoenen en de uiteindelijke totale uit-
roeiing van twee grote beschavingen in
twee tijdperken tot resultaat hadden.
Geen ander geschreven verslag illus-
treert zo duidelijk het feit dat wanneer de
mensen en de naties in de vreze voor
God wandelen en aan zijn geboden ge-
hoorzamen zij bloeien en groeien, maar
wanneer zij Hem en zijn woord veron-
achtzamen, volgt er een verval dat, tenzij
door gerechtigheid tot staan gebracht,
tot onmacht en dood leidt. Het Boek van
Mormon is een bevestiging van de
spreuk uit het Oude Testament: ,, Ge-
rechtigheid verhoogt een volk, maar
zonde is een schandvlek der natiën."
(Spreuken 14:34.)
Wij, in dit goede land Amerika, horen
thans vele discussies over een ontwerp-
verdrag dat ten doel heeft de waarschijn-
lijkheid van nucleaire aanvallen op dit
continent te verminderen. Er wordt veel
gesproken over een evenwicht in de
machtsverhoudingen en over een even-
wicht in intimidatie. Ik zou u gaarne
eens willen voorlezen wat de God des
hemels lang geleden over dit land heeft
gezegd hetgeen is opgetekend in het
boek waarover wij op het ogenblik
spreken:
,,Ziet, dit is een verkieslijk land, en welke
natie het ook zal bezitten, zal vrij zijn
van slavernij en van gevangenschap, en
van alle andere natiën onder de hemel,
indien zij slechts de God van het land wil
dienen. Die Jezus Christus is. . ." (Ether
2:12.)
Terwijl het met gezag de strijdvragen
beantwoordt die onze hedendaagse sa-
menleving beïnvloeden, is het grote en
veelbewogen hoofdthema van zijn
boodschap een getuigenis, vibrerend en
waar, dat Jezus de Christus is, de beloof-
de Messias, Hij die langs de stoffige we-
gen van Palestina wandelde en de zieken
genas en de leringen van zaligheid on-
derwees: die aan het kruis op de Calva-
rieberg stierf; die op de derde dag uit het
graf verrees en aan velen verscheen; en
die, voorafgaande aan zijn uiteindelijke
hemelvaart het volk van dit westelijk
halfrond bezocht, waarover Hij eerder
had gezegd: ,,Nog andere schapen heb
Ik, die niet van deze stal zijn; ook die
moet Ik leiden en zij zullen naar mijn
stem horen en het zal worden één kudde,
één herder." (Johannes 10:16.)
Gedurende eeuwen heeft de Bijbel alleen
gestaan als een geschreven getuigenis
van de goddelijkheid van Jezus van Na-
zaret. Nu staat naast de Bijbel een twee-
de en machtige getuige die is gekomen
„tot overtuiging van Jood en niet-Jood,
dat JEZUS de CHRISTUS is, de
EEUWIGE GOD. . . " (Boek van Mor-
mon, titelblad).
Zoals ik eerder heb gezegd, werd precies
150 jaar geleden ook in deze tijd van het
jaar de eerste uitgave van het Boek van
Mormon, dat was vertaald door ,,de ga-
ve en de macht Gods" in druk gezet en
op een kleine pers in Palmyra, New
York, gedrukt. Zijn publikatie ging
vooraf aan en was een voorbode van de
organisatie van De Kerk van Jezus
Christus van de Heiligen der Laatste Da-
gen, welke gebeurtenis op 6 april 1830
plaatsvond. Op 6 april 1980, zes maan-
den van nu, zullen wij de 150ste verjaar-
12
dag van die organisatie met een groots
jubileum vieren.
Vooruitlopend op die 150ste verjaardag
zou ik aan de leden van de kerk over de
gehele wereld en aan onze vrienden waar
dezen zich ook mogen bevinden, met
klem het verzoek willen richten om het
Boek van Mormon te lezen.
Er zijn tussen nu en 8 april nog 183
dagen waarin 239 hoofdstukken moeten
worden gelezen. Als u slechts iedere
werkdag een hoofdstuk leest en iedere
zondag drie hoofdstukken en de vijf
laatste hoofdstukken op 6 april, dan ein-
digt u op die historische dag met de
woorden van deze merkwaardige en
laatste uitdaging gegeven door de pro-
feet Moroni toen hij zijn verslag vijftien
eeuwen geleden voltooide. Hij zei:
„En ik vermaan u deze dingen te beden-
ken; want de tijd nadert snel, dat gij zult
weten, dat ik niet lieg, want gij zult mij
zien voor de rechterstoel Gods; en de
Here God zal tot u zeggen: Heb Ik Mijn
woorden niet aan u verkondigd, die door
deze man werden geschreven, gelijk een
roepende uit de doden, ja, als iemand,
die uit het stof spreekt?
En God zal u tonen, dat hetgeen ik heb
geschreven, waar is." (Moroni 10:27,
29.)
Mijn broeders en zusters, zonder voor-
behoud beloof ik u, dat als ieder van u
dit eenvoudige programma in acht wil
nemen, ongeacht hoeveel maal hiervoor
u misschien het Boek van Mormon hebt
gelezen, er in uw leven en in uw gezinnen
een grotere aanwezigheid van de Geest
des Heren zal zijn, een krachtiger vastbe-
radenheid om in gehoorzaamheid aan
zijn geboden te wandelen, en een sterker
getuigenis van de levende waarachtig-
heid van de Zoon van God. Deze plech-
tige belofte doe ik in zijn heilige naam, ja
de naam van Jezus Christus. Amen. D
De ouderlingen Petersen en Tuttle
13
De stem des Heren
is tot alle mensen gericht
Ouderling W. Grant Bangerter
van het presidium van het Eerste Quorum der Zeventig
President Kimball heeft geopperd dat de
dingen, die wij zeggen, hetgeen hij reeds
heeft verklaard, kunnen ondersteunen.
,, Nadat God eertijds vele malen en op
vele wijzen tot de vaderen gesproken had
in de profeten, heeft Hij nu in het laatst
der dagen tot ons gesproken in den
Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfge-
naam van alle dingen, door wie Hij ook
de wereld geschapen heeft." (Hebreeën
1:1,2.)
Een van de belangrijkste oogmerken van
deze algemene conferentie van de kerk is
om nogmaals te verkondigen dat God
een profeet heeft geroepen door middel
waarvan Hij zijn wil aan de volken van
de wereld bekendmaakt. Dit wil zeggen
dat de profeet niet alleen is gezonden
naar hen die zijn woorden aannemen,
maar dat hij ook in de naam van God tot
alle bewoners van de aarde spreekt. Hij
zegt, zoals een van de profeten uit vroe-
ger tijden deed: ,, Hoort, hemelen, en
aarde, neig uw oor, want de Here spreekt
. . ." (Jesaja 1:2.) Hij is in het bijzonder
gezonden voor u die niet in God of in
profeten geloven. Zou u niet willen we-
ten wat hij zegt? Hij zegt dat God het
oude evangelie in deze laatste dagen in
zijn volheid heeft hersteld en dat Hij een
nieuw verbond met al zijn volken wil
aangaan. Hij zegt dat Jezus Christus bin-
nenkort opnieuw naar de aarde zal ko-
men om de wereld te redden en te oorde-
len en dat wij allen gereed behoren te
zijn. Of u dit nu gelooft of niet, het is
wereldschokkend nieuws.
Het frappante feit aangaande profeten is
dat de meeste mensen niet naar hen luis-
teren. Het is daarom dat profeten soms
zo ongeduldig of zelfs boos lijken. Dat is
hoe de Heer zich voelt als wij niet luiste-
ren. Dat is hoe u zich voelt als uw kinde-
ren niet naar u luisteren.
Wij weten dat sommigen onder u zeggen
dat zij niet in God geloven. Sommigen
onder u zijn zelfs zo onverstandig ge-
weest om te zeggen dat God niet bestaat.
Zo'n uitspraak werpt enkele interessante
vragen op. Denkt u dat uw geloof enig
verschil uitmaakt? Hij gaat heus niet
weg alleen maar omdat u niet in Hem
gelooft. Het is bekend, dat toen Gahleï
(Italiaans sterrekundige en natuurkun-
dige, 1564-1642) in strijd met zijn weten-
schap werd gedwongen om te zeggen,
dat de aarde niet draaide, hij eraan toe-
voegde: „En toch draait zij;" (zie
CasseWs Book of Quotations, Proverbs
and Household Words, ed. W. Gurney
Benham, London Cassell and Co., 1914,
blz. 737.) Misschien hebt u gelijk als u
zegt dat God niet zo is als u is verteld,
maar hoe kunt u weten dat er geen God
is? Heeft Hij dit aan u geopenbaard?
Bent u daar geweest om u te overtuigen?
14
Alles wat u werkelijk kunt weten is dat u
niet weet of er een God is, en dat is een
erkenning van uw onwetendheid.
Twee Russen cirkelden met een ruimte-
capsule een paar maal rond de aarde en
zij verklaarden dat zij naar de hemel
waren gegaan en God er niet was. Dit is
een vrij zwak argument voor atheïsme.
Het is zelfs niet wetenschappelijk. Het
herinnert mij aan een godslasterlijke op-
merking van een schimpende kennis van
mijn broer die zei: „Ik droomde dat ik
God zag en Hij was een paard." Het
antwoord van mijn broer luidde: „Zeer
zeker, dat is heel logisch voor een ezel."
Alle bewijzen zijn aan onze zijde. Men
kan niet bewijzen dat God niet bij ons is.
Om te weten dat God niet bestaat zou
iemand overal heen moeten gaan en alles
weten.
De profeet verklaart dat God leeft en dat
Hij in deze laatste dagen tot ons spreekt.
Als getuigen weten wij dit. God is gezien,
gehoord en gevoeld. Met de verklaring
dat het evangelie hersteld is, gaat de be-
lofte samen dat de heilige Geest dit feit
aan u zal getuigen en dan zal u het weten.
Als dit niet gebeurt nadat u ernstig en
gebedsvol hebt geluisterd, dan bent u
van alle verplichtingen om te geloven
ontslagen.
En hoe staat het met u die in God gelo-
ven maar die niet in profeten of openba-
ring geloven? Waarom niet? Hoe kunt u
over God weten als er geen openbaring
is? Is het slecht om een profeet te heb-
ben? Bestaat er een of andere bepaling
die dit niet toestaat? Hebben wij geen
behoefte aan een profeet? Zou het, bij-
voorbeeld, geen geruststellende gedach-
te zijn als de president van de Verenigde
Staten een profeet zou zijn? Zou het niet
prachtig voor dit land zijn als God ons
precies zou vertellen wat wij behoren te
doen? In feite vertelt Hij dit ons. De
enige moeilijkheid is dat wij meestal niet
willen luisteren. Het is precies hetzelfde
als in vroeger tijden toen andere profe-
ten hebben gesproken. U pleegt liever o-
verspel, ontheiligt de sabbat, drinkt lie-
ver uw whisky en laat liever iemand an-
ders de problemen van onze samen-
leving en de wereld opknappen. God
probeert al deze dingen recht te zetten
door de woorden van zijn profeet. En
slechts wanneer u voldoende geloof hebt
„God had met heel wat
moeihjkheden te kampen opdat
u het evangehe kon ontvangen
— en nu verteh de profeet u
dat u goed doet hieraan de
nodige aandacht te besteden."
zal u in staat zijn de boodschap te horen.
Nu, het dwaaste van alles, degenen on-
der u die tot de kerk behoren en die
zeggen dat zij geen belangstelling heb-
ben. U zegt dat u niet godsdienstig bent
en dat u het niet prettig vindt om naar de
kerk te gaan. Sommige mensen die licha-
melijk ziek zijn houden ook niet van hun
medicijn, naar zij nemen het omdat zij
beter kunnen worden. Herinnert u zich
nog dat uw ouders u aanraadden uw
groenten op te eten? U doet nu precies
hetzelfde met uw kinderen. Laat mij u
nu eens iets over uw geestelijke groenten
vertellen. U bent in het licht opgevoed.
U weet over God. U weet over de Zalig-
maker. U weet dat Zij aan Joseph Smith
verschenen. U weet dat de engel Moroni
het Boek van Mormon aan Joseph
Smith gaf. U hebt het thuis. U gelooft in
de Bijbel. Dat is heel wat om weg te
gooien alleen maar om te kunnen gaan
vissen!
Ik heb een vriend die op een keer mee-
ging met een familie-uitstapje naar Yel-
15
lowstone Park. Omdat hij zo trouw was
aan zijn verplichtingen als een lid en lei-
der van de kerk, hadden enkele van zijn
familieleden de neiging om de draak met
zijn puriteinse strenge godsdienstige op-
vattingen te steken. Op een zondagmor-
gen haalden zij hem over om met hen in
een boot te gaan vissen. Plotseling stak
er een sterke wind op en op een gegeven
moment werd de toestand zo gevaarlijk
dat zij in levensgevaar verkeerden. Hun
schimpscheuten en twijfelzucht verdwe-
nen als sneeuw voor de zon. Met een
klagende eenstemmigheid wendden zij
zich tot mijn vriend en zeiden: „Zou jij
alsjeblieft voor ons willen bidden" Zij
hadden klaarblijkelijk weinig vertrou-
wen in hun eigen smeekbeden of mis-
schien voelden zij hun eigen onwaardig-
heid aan om goddelijke hulp te vragen.
De ironie van het geval wil dat mijn
vriend, die tegen beter weten in was ver-
leid om iets te doen wat de Heer niet
goedkeurde, over dit geval zei: ,,0p dat
moment kon ik niet bidden. Het enige
waaraan ik op dat ogenblik dacht was
een kop in de krant die zei: ,Ringpresi-
dent Verdrinkt Tijdens Vissen op Zon-
dag.'". . .
God had met heel wat moeilijkheden te
kampen opdat u het evangelie kon ont-
vangen, en nu vertelt de profeet u dat u
goed doet hieraan de nodige aandacht te
besteden omdat deze dingen voor uw
gelukzaligheid zijn en dat de ,, weder-
spanningen door vele smarten zullen
worden gefolterd" (LV 1:3).
Wij verheugen ons door in de kerk met
vuur de grootse lofzang ,,Wij danken U,
Heer, voor profeten" (Lofzang 176) te
zingen. Ik heb nu iets te zeggen tot hen
die zichzelf getrouw en toegewijd aan het
evangeUe beschouwen. Alhoewel zij
dankbaar zijn voor een profeet, zijn wij
dan ook zeker dat wij werkelijk hebben
geluisterd naar hetgeen hij heeft gezegd?
Ik weet dat wij geïnspireerd van iedere
conferentie naar huis gaan, dat wij onder
de indruk zijn van de boodschappen die
hij heeft gegeven en van de toespraken
van de algemene autoriteiten. De werke-
lijke proef op de som echter is wat wij
doen als wij weer thuis zijn.
President Kimball sprak vier jaar gele-
den op de slotvergadering van een alge-
mene conferentie en verklaarde hoe diep
hij onder de indruk was van de bood-
schappen en leringen die in de verschil-
lende toespraken waren gegeven. Hij
had een lijst gemaakt van alle dingen die
hij zich moest herinneren en dat hij van
plan was, om zodra hij thuis was, zich-
zelf te verbeteren overeenkomstig alles
wat gezegd was. (Zie Ensign van novem-
ber 1975, blz. 111 en „Uit het diepst van
hun hart" in De Ster van april 1976, blz.
99.) Waarom zouden wij dat niet alle-
maal doen? Hebt u een tuin? Voorziet u
voor het ogenblik en voor de toekomst
in de behoeften van uw gezin? Lost u uw
schulden af? Hoe is uw verhouding ten
opzichte van uw Zaligmaker? Bidt u?
Leest u de Schriften? Maakt u ruzie met
uw buren, of met uw vrouw, of met uw
kinderen?
Wij kunnen enkele bijzondere vragen
aan de leiders van de kerk stellen. Het
zou onbehoorlijk zijn om kritiek op u uit
te oefenen omdat wij uw toewijding en
opoffering kennen, maar laat mij u eens
vragen: Luistert u werkelijk naar wat de
profeet zegt? Wij weten dat sommigen
van u dit meer doen dan anderen. Het is
nu vijfjaar geleden dat hij heeft gezegd
dat elke jongen op zending behoort te
gaan (Zie Ensign van mei 1974, blz. 87 en
,, Doelbewuste voorbereiding op een rijk
leven " in De Ster van september 1974,
blz. 378.) Waarom zit de helft nog thuis?
Quorumpresidenten en huisonderwij-
zers: Waarom zijn er nog steeds zovelen
ziekelijk en ziek van geest? Waarom hebt
u niet ,,de zwakke versterkt, noch ... de
afgedwaalde teruggehaald, noch ... de
16
verlorene gezocht? (Ezechiël 34 : 4.) De
Heer heeft u bij monde van zijn profeet
geroepen. Luister naar hetgeen hij zegt.
De wijze waarop u naar de profeet luis-
tert bepaalt het onderscheid tussen een
Laman of Lemuël of een Nephi. Er zijn
enkele Lamans in de priesterschap van
de kerk.
Tot allen die ik heb opgenoemd — onge-
lovigen, niet-leden; leden van de kerk,
zowel getrouwen als zij die niet zo toege-
wijd zijn; en tot de leiders; tot allen die
dragers van het heilig priesterschap zijn
— verklaar ik als iemand die het weet en
het gezag bezit, dat Spencer W. Kimball,
president van De Kerk van Jezus Chris-
tus van de Heiligen der Laatste Dagen,
de profeet van God voor alle bewoners
van de aarde is. Hij is de rechtstreekse
opvolger van Jesaja, Maleachi, Petrus,
Jakobus en Johannes; en van Joseph
Smith en de anderen daarna. Hij is de
voornaamste apostel van Jezus Christus
op aarde en draagt het gezag om te ver-
kondigen dat het evangelie in deze laat-
ste dagen op aarde is hersteld ter voorbe-
reiding van de wederkomst en dat dit de
dagen zijn waarin wij ons moeten voor-
bereiden. Zijn stem is er een van blijheid
vanwege het heerlijke nieuws dat hij
brengt en een plechtige waarschuwing
tot ons allen. Ik getuig dit in de naam
van Jezus Christus. Amen. D
17
Amerika, Amerika
m Ouderling Mark E. Petersen
van de Raad der Twaalf
Na een van zijn reizen door Palestina,
kwam Jezus in zijn eigen stad en onder-
wees op de sabbatdag in de synagoge.
Zij die Hem hoorden, waren verbaasd
over zijn leer, maar zij ergerden zich er
ook aan.
Hij was hun buurman geweest en zijn
namen het Hem kwalijk dat Hij zich
aanmatigde hen te onderwijzen.
Ze zeiden: ,,Is dit niet de timmerman, de
zoon van Maria, en de broeder van Ja-
kobus en Jozef en Judas en Simon? En
behoren zijn zusters hier niet bij ons,"
(Marcus 6 : 3.)
Jezus werd verdrietig, omdat ze Hem
verwierpen en ,,Hij verwonderde Zich
over hun ongeloof." (Marcus 6 : 6.)
Toen zei Hij: ,,Een profeet is alleen in
zijn vaderstad en onder zijn verwanten
en in zijn huis ongeëerd." (Marcus 6 : 4.)
Maar Hij werd niet alleen in Nazaret
verworpen.
Aan het einde van zijn bediening, leek
het of bijna het gehele land zich tegen
Hem gekeerd had.
Toen Hij zijn verwerping in Jeruzalem
overdacht, keek Hij op de stad neer en
zei, „Jeruzalem, Jeruzalem . . . hoe dik-
wijls heb Ik uw kinderen willen vergade-
ren, gelijk een hen haar kuikens onder
haar vleugels vergadert, en gij hebt niet
gewild." (Matteüs 23:37.)
En toen voorspelde Hij het resultaat van
hun verwerping — een tragisch gevolg,
dat ze zichzelf zouden aandoen.
Hij zei, ,,Zie, uw huis wordt aan u over-
gelaten." (Matteüs 23:38.) En hoe verla-
ten was het!
Toen de Romeinse legers slechts een
paar jaar later door het Heilige Land
trokken en Jeruzalem wegvaagden, was
het zo'n ramp, dat het de voorspelling
van de Heiland volledig weergaf, toen
Hij zei: ,,Want er zal dan een grote ver-
drukking zijn, zoals er niet geweest is
van het begin der wereld tot nu toe en
ook nooit meer wezen zal." (Matteüs
24:21.)
Zoals Josephus (Joods historicus 37-100
n.Chr.) het in zijn geschriften beschrijft,
is het zelfs bijna tweeduizend jaar later
vreselijk hieraan te denken.
Generaties lang had Israël zich herhaal-
delijk tot de goden van zijn buurlanden
gewend, terwijl ze ook de profeten
verwierpen.
Alle twaalf stammen werden onder sla-
vernij gebracht.
Twee keerden terug, maar werden aan
Rome onderworpen.
De tien stammen gingen aan de wereld
verloren.
De resultaten van opstandigheid waren
inderdaad verwoesting.
II
En welke les schuilt er in dit alles?
Dat er géén volk God kan bestrijden en
tóch leven!
ledere natie zal lijden als zij de Heer des
Hemels de rug toekeert en zijn eeuwige
voorschriften schendt.
Wanneer ik deze dingen in de heilige
Schrift bestudeer, denk ik aan ons, die
vandaag leven.
Behoren wij tot dezelfde categorie als zij
van vanouds?
Accepteert of verwerpt onze moderne
wereld Jezus Christus?
En wanneer we Hem verwerpen, moeten
wij dan ook verwoesting verwachten?
Gehoorzamen de zogenaamde christelij-
ke naties Hem werkelijk?
Of verloochenen zij Hem wezenlijk door
hun misdaden en verdorvenheid, door te
„Ik vraag me af, of de Heer
tegen de hedendaagse mens op
dezelfde wijze zou zeggen:
, Engeland, Duitsland, Mexico,
Scandinavië, hoe dikwijls heb
Ik uw kinderen willen
vergaderen. . .'"
zeggen, dat zij Hem geloven en
aanvaarden.
Hij veracht huichelarij! Niemand maakt
zo ernstig bezwaar tegen huichelarij als
de Almachtige.
En aanvaarden onze christelijke naties
Hem dus werkelijk en gehoorzamen zij
Hem?
Wat is het bewijs?
De wereld eert zijn heilige sabbat niet
meer.
Overal wordt geweld gepleegd.
De ware betekenis van reinheid is bijna
uitgewist
Oneerlijkheid is voor miljoenen een ma-
nier van leven.
Zelfs in de kerken zijn zijn heilige veror-
deningen veranderd of weggelaten.
Goddelijke autoriteit is verloren gegaan.
De geloofsbelijdenis weerspiegelt de le-
ringen van de mens.
Het goddelijke zoonschap van Christus
wordt evenals zijn maagdelijke geboorte
in twijfel getrokken.
Velen geloven niet meer in zijn op-
standing.
Kan deze hedendaagse wereld dan naar
waarheid zeggen, dat zij Jezus Christus
aanvaardt?
Moet Hij zich niet verwonderen over het
ongeloof van vandaag, net als in het Na-
zaret van vanouds?
Zou de apostel Paulus zich niet ver-
wonderen over de verdeeldheid in het
moderne christendom, gezien in 't licht
van zijn verklaring dat Christus niet ver-
deeld is, maar dat de christenen allen
dezelfde mening zouden moeten zijn
toegedaan en dat er geen verdeling onder
hen zou moeten zijn.
Heeft Hij niet gezegd, dat christenen al-
len eenstemmig moesten zijn, vast aan-
eengesloten, één van zin en één van ge-
voelen, en scheuringen onder hen moes-
ten voorkomen? (Zie 1 Korintiërs 1.)
Zijn niet de verdeeldheid in het christen-
dom en de beroering binnen de christelij-
ke naties het bewijs van hun afwijken
van Christus? En hoe staat het met ons?
Hoe is het met ons als leden van zijn kerk
gesteld?
Hoe toegewijd zijn wij aan de zaak van
Christus?
Is er enig teken dat wij Hem verwerpen?
Als wij falen Hem te gehoorzamen, ver-
werpen wij Hem dan?
Wanneer we de doop ontvangen, sluiten
wij een verbond God te dienen. Wanneer
we deelnemen aan het avondmaal van de
Heer, sluiten we opnieuw een verbond
Hem te dienen, zijn geboden te onder-
19
houden en Hem steeds te gedenken.
Bij het avondmaal verzegelen wij ons
verbond door deel te nemen aan de heili-
ge symbolen van de kruisiging.
Beloven wij, bij het deelnemen hieraan,
dan niet letterlijk, elk gebod te onder-
houden en verzegelen we die belofte dan
niet door het eten van het gebroken
brood en het drinken uit de beker?
Wat stelt het gebroken brood voor?
Het verscheurde vlees van Christus!
Wat stelt de beker voor?
Zijn bloed, dat Hij aan het kruis vergoot
te midden van zijn oneindig groot lijden;
een lijden, dat Hemzelf, zelfs God, de
grootste van allen, deed sidderen van
pijn en uit iedere porie bloeden en zowel
lichamelijk als geestelijk deed lijden. (Zie
LV 19:18.)
De verzoening is het meest belangrijke,
dat ooit heeft plaatsgevonden.
Krachtens de verzoening, beloven wij
gehoorzaamheid aan onze Vader in de
hemel.
We beloven niet alleen het evangelie in
zijn algemeenheid te leven, maar in het
bijzonder de afzonderlijke geboden te
onderhouden.
Wanneer wij bijvoorbeeld van het ge-
broken brood nemen, zeggen wij dan
niet tegen God, dat wij door het nemen
van dit heilige symbool afspreken de
sabbatdag heilig te houden?
Of, zoals nog een voorbeeld, bevestigen
wij niet tegenover de hemel, dat wij hier
en nu beloven onze (volledige) tiende te
betalen en dan onze belofte te verzegelen
door het deelnemen aan het avondmaal?
Hebben onze verbonden zo'n specifieke
betekenis?
Ik vraag u, zouden zij iets minder kun-
nen betekenen?
Wij hebben een verbond gesloten om te
leven bij alle woord dat de mond van
God uitgaat en zijn heilige voorschriften
na te leven. Deze gehoorzaamheid moet
reinheid, matigheid, onkreukbaarheid,
eerlijkheid, zuiverheid, barmhartigheid,
gematigdheid, trouw, ijver in zijn dienst,
broederlijke genegenheid, geduld en
aanbidding inhouden.
En het moet een volledige aanvaarding
van zijn voorgeschreven verordeningen
inhouden.
Door gehoorzaamheid aan zijn gebo-
den, bewijzen wij onze hefde voor Hem.
Zei Hij niet: „Wanneer gij Mij hefhebt,
zult gij mijn geboden bewaren?" (Johan-
nes 14:15.)
En Hij maakte het ten overvloede duide-
lijk, dat wanneer we Hem niet gehoorza-
men, wij Hem niet liefhebben.
Nu wil ik u vragen, hoe verschillen wij
als heiligen der laatste dagen van de rest
van de wereld?
En ik vraag u zeer ernstig of de meeste
hedendaagse mensen in een staat leven,
dat zij Christus verwerpen, daar de
meesten van hen Hem niet dienen?
Riskeert onze hedendaagse wereld de-
zelfde soort verwoesting als over de oude
wereld kwam — en om dezelfde reden?
Maar Hij is barmhartig.
Ofschoon Hij in zijn tijd veracht werd,
bleef Jezus toch liefde en vergevingsge-
zindheid voor allen in 't vooruitzicht
stellen, zelfs voor zijn vijanden, als zij
zich wilden bekeren.
In deze zin sprak Hij tot hen en zei:
„Jeruzalem, Jeruzalem . . . hoe dikwijls
heb Ik uw kinderen willen vergaderen,
... en gij hebt niet gewild." (Matteüs
23:37.)
Bij het bestuderen van zijn woorden,
vraag ik me af, of de Heer op dezelfde
meedogende wijze tot de hedendaagse
mensheid zou spreken, en ik voel, dat
Hij dat zou doen, daar Hij geen aanne-
mer des persoons is. (Zie LV 1:35.)
Veronderstelt u dat Hij nu zou zeggen:
,, Amerika, Amerika, hoe menigmaal
heb Ik uw kinderen willen vergaderen,
gelijk een hen haar kuikens onder haar
vleugels vergadert." Of zou Hij mis-
20
schien zeggen: „Engeland, Engeland,
hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen
vergaderen?"
Of, ,, Duitsland,", of „Scandinavië", of
welk ander volk op aarde dan ook, „hoe
dikwijls heb Ik uw kinderen willen
vergaderen?"
Zou het minder erg zijn wanneer wij
Hem in deze moderne eeuw verwerpen,
dan de afval van oud Israël, toen het op
afgoderij overging?
Het is geen onbeduidend iets de almach-
tige God door onverschilligheid of op-
zettelijk te verwerpen.
De goddelijke woorden weerklinken nog
in onze oren: ,,Ga niet lichtzinnig met
heilige dingen om." (LV 6:12.)
Zijn geboden worden duidelijk uiteen-
gezet.
Zijn normen betreffende moraliteit, eer-
lijkheid en andere deugden zijn goed
bekend.
Maar jammer genoeg worden ze vaker
verworpen dan aanvaard.
Betekent dit, dat er een verwoesting over
ons zal komen?
Waarom zouden de wetgevende mach-
ten onzedelijkheid goed praten, of het nu
om homoseksualiteit of iets anders gaat?
Waarom zouden rijksambtenaren onze-
delijkheid goedpraten en zelfs bescher-
men?
Waarom zouden de makers van wetten
— waarom zouden gerechtshoven, zich
in de naam van de grondwet van dit
land, tegen gebed en het lezen van de
Schriften verzetten, waar we toch dage-
lijks bevestigen: ,,0p God is ons vertrou-
wen" (Oh say, can you see, Hymns, no.
131)?
Is men in dit christelijke land vóór of
tegen Christus?
Kan er met eerbied tegenover God, neu-
traliteit bestaan?
21
Christus zegt van niet!
We zijn of vóór of tegen Hem. (Zie
Matteüs 12:30.)
Waarom zouden wetgevende machten
een op grote schaal schenden van de sab-
batdag begunstigen en de wetten op de
zondagse sluitingstijden verwerpen?
Waarom zouden zogenaamd christelijke
volken dit toestaan?
Bijna zoals kinderen, winden wij ons op
over brandstoftekorten en andere onge-
makken.
We tonen ons gebelgd over de beperkin-
gen op onze pretjes.
Waarom erkennen wij als volwassen
mannen en vrouwen niet, dat het ver-
werpen van God, de wortel van al onze
moeihjkheden is?
Waarom weigeren wij de feiten in onze
toestand onder ogen te zien?
Waarom moeten wij ons bhndehngs in
ellende storten?
Zouden we geen rechtvaardige en juiste
stappen moeten nemen, om onze con-
flicten, onze misdaden en al onze verdor-
venheden te overwinnen?
Er is slechts één zekere en bepaalde weg:
Keer terug tot God!
En dat moet een oprechte aanvaarding
van de Heer Jezus Christus inhouden,
met volledige gehoorzaamheid aan zijn
voorschriften.
Wat zou Hij zelfs nu voor Amerika
doen, wanneer deze natie Hem oprecht
zou aanvaarden?
Wat zou Hij doen voor Engeland, voor
Mexico, voor Scandinavië, voor Duits-
land, voor het Oosten, voor Zuid-
Amerika en voor alle volken, als zij zich
tot Hem zouden wenden, zich van hun
overtredingen zouden bekeren en zijn
goddelijke uitnodiging zouden aan-
vaarden?
Hij zegt: „Komt tot Mij, allen, die ver-
moeid en belast zijt, en Ik zal u rust
geven;
neemt mijn juk op u en leert van Mij,
want Ik ben zachtmoedig en nederig van
hart, en gij zult rust vinden voor uw
zielen;
want mijn juk is zacht en mijn last is
licht." (Matteüs 11:28-30.)
Denk aan de last van oorlogen en de
kosten van krijgsvoorraad om de vrede
te handhaven. Denk aan de last van mis-
daad en van overstelpende schuld, zowel
persoonlijk als gemeenschappelijk.
Denk aan de zware persoonlijke lasten,
die we in deze wereld dragen.
En bedenk dan, wat een opluchting het
zou zijn, wanneer we ervan bevrijd zou-
den zijn. Dit kan bereikt worden, wan-
neer we de uitnodiging van Christus
aanvaarden.
In verhouding tot onze vasten van nu, is
zijn last inderdaad licht. Zijn juk is zacht
en in de warmte van zijn goddelijke hart
wil Hij elk bekeerd mens welkom heten.
Wij behoeven niet bang voor Hem te
zijn, want Hij is zachtmoedig en oot-
moedig van hart.
Luister! Kunt u zijn roep horen? Hij zegt
zelf nu: „Amerika, Amerika, hoe vaak
zal Ik u nog vergaderen — als u maar
wilt komen."
,, Engeland, Scandinavië, Mexico,
Duitsland, Japan, Korea en alle andere
landen. Kunt u het horen? Hij roept u —
nu vandaag.
Hij wil u zelfs nu vergaderen en u voeden
en u begunstigen en u vrede geven —
wanneer u maar in nederigheid en be-
rouw tot Hem wilt komen.
In de Verenigde Staten zingen we vaak:
,,God, zegen Amerika." Laten wij er
mee door gaan en het zingen als een
gebed.
Maar waarom zingen wij ook niet: „God
zegen Engeland en God zegen Scandina-
vië en God zegen Zuid-Amerika en
Mexico en het Oosten en God zegen
Australië en Nieuw-Zeeland en God ze-
gen alle andere landen? Hij zal iedereen
zegenen — wanneer zij zich met een vast-
22
beraden hart tot Hem willen keren.
Maar er is geen andere wijze.
Hij kan hun oorlogen, hun binnenlandse
conflicten, hun armoede, hun werke-
loosheid en hun behoefte aan uitkering
eindigen.
Hij kan hun misdaden, hun zedelijk ver-
val en al de ziekten, die ze met zich mee-
dragen ehmineren.
Hij kan hen vrede geven — echte vrede
— op mentaal, physiek, geestelijk, eco-
nomisch en politiek gebied. Maar zij
moeten de prijs van oprechte gehoor-
zaamheid aan het evangelie van de Heer
Jezus Christus betalen.
Waarom gebruiken wij ons gezond ver-
stand niet om het te begrijpen?
Waarom gebruiken wij ons gezond ver-
stand niet om ons dadelijk en blijmoedig
tot Hem te keren?
Is dit de enige veilige koers?
Het is geen nietszeggend betoog, dat we
hier vandaag bespreken. We spreken
hier over harde feiten, over de realiteit
van het leven.
Er was een tijd in oud Amerika, dat
dergelijke zegeningen over het land kwa-
men en er tweeduizend jaar bleven.
Vrede en voorspoed heerste overal.
Er waren tweehonderd jaar lang geen
oorlogen, geen misdaden, geen gevange-
nissen, geen armoede, geen zedelijke ver-
dorvenheid, geen van de ziekten, die
door zonden veroorzaakt worden.
Dit is géén verhaaltje uit een sprookjes-
boek. Het was pure realiteit.
Het was een belangrijk hoofdstuk in de
geschiedenis, dat plaats vond maar zich
nooit herhaald heeft.
Nochtans kan het nu in onze tijd, op
dezelfde voorwaarden herhaald worden.
De miljarden, die wij aan bewapening
besteden, zouden besteed kunnen wor-
den aan vreedzame doeleinden.
De miljarden, die aan misdaden verlo-
ren gaan, zouden aangewend kunnen
worden om het menselijk ras te verede-
len. Er zouden geen rasconflicten zijn,
geen stakingen, geen boycotts of uitslui-
tingen, geen legers of zeemacht en geen
kunstmaanoperaties voor spionage-
doeleinden.
Het ligt allemaal binnen ons bereik, als
een grote materiële realiteit.
De prijs hiervoor is veel lager, dan die we
nu betalen en de beloningen zijn onbe-
schrijflijk veel groter.
Jeruzalem, Amerika, Engeland en alle
andere landen!
De Heer zegt tot allen: ,,Komt tot Mij
... en Ik zal u rust geven;" (Matteüs
11:28).
In de naam van de Heer Jezus Christus.
Amen. D
23
Het houden van
een geestelijke
instelling
President Marion G. Romney
tweede raadgever van het Eerste Presidium
Mijn geliefde broeders en zusters, ik
zoek de Geest des Heren, als ik u een
boodschap wil brengen.
Ik heb gekozen om over een blijvende
geestelijke instelling te spreken. Dit on-
derwerp kwam in mijn gedachten, toen
ik de vermaning van Jakob, de broer van
Nephi, overdacht: ,, Bedenkt, dat vlese-
lijk gezind te zijn, de dood, en geestelijk
gezind te zijn het eeuwige leven bete-
kent." (2 Nephi 9 : 39.)
President McKay definieerde geestelijke
insteUing als ,,het bewustzijn van zelfo-
verwinning en omgang met het oneindi-
ge." ,, Geestelijke instelling," zei hij, „zet
ons aan tot het overwinnen van moei-
lijkheden en tot het verwerven van steeds
meer sterkte. Het is een van de meest
verheven ervaringen in het leven, te voe-
len, hoe uw mogelijkheden de kans krij-
gen zich te ontplooien en waarheid de
ziel verruimt." (David O. McKay, Step-
ping Stones to an Abundant Life, comp,
Llewelyn R. McKay, Salt Lake City:
Deseret Book Co., 1971, blz. 99.)
De Heer openbaarde de waarheid door
de profeet Joseph Smith, ,,alle geest is
stof, doch is fijner of reiner, en kan al-
leen door reinere ogen worden onder-
scheiden." (LV 131:7.)
Abraham zei: ,,De Here nu had aan mij,
Abraham, de intelligenties getoond die
waren georganiseerd, eer de wereld was,
En God zag deze zielen, dat zij goed
waren; . . . want Hij stond te midden van
hen die geesten waren, . . ." (Abraham
3:22, 23.)
Deze geesten waren het nageslacht van
God, die volgens Johannes ook een geest
is.
Hij, dat wil zeggen Johannes schreef:
,,God is geest en wie Hem aanbidden,
moeten aanbidden in geest en in waar-
heid." (Johannes 4:24.)
Ofschoon Gods geest gekleed gaat in
„een lichaam van vlees en beenderen,
even tastbaar als dat van de mens;" (LV
130:22), is zijn lichaam tijdelijk noch
vleselijk, want Hij zegt:
,,alle dingen zijn Mij geestelijk" (LV
29:34) — „alle dingen die Ik ooit heb
geschapen door het woord Mijner
macht, de macht Mijns Geestes.
. . . zowel geestelijk als tijdelijk —
Eerst geestelijk, vervolgens tijdelijk, het-
geen het begin van Mijn werk is; en ver-
der, eerst tijdelijk en vervolgens geeste-
lijk, hetgeen het einde van Mijn werk is
. . . dat Mij alle dingen geestelijk zijn, en
nimmer heb Ik u een wet gegeven, die
tijdelijk was;" (LV 29:30-32, 34).Har-
moniëren met God, is gesstelijk zijn. De
mens is van nature geestelijk. Zijn geest
is een kind van God.
„De geesten van de bewoners van alle
24
werelden van Gode gewonnen zonen en
dochteren zijn." (LV 76:24.)
Verder, ,,En de Geest van de Heer —
geeft licht aan een ieder, die in de wereld
komt; en de Geest verlicht een ieder ge-
durende zijn aardse bestaan, die naar de
stem des Geestes luistert.
En een ieder, die naar de stem des Gees-
tes luistert, komt tot God, ja, tot de Va-
der." (LV 84:46, 47.)
,, ledere menselijke geest was in den be-
ginnen onschuldig; en omdat God de
mens van de val heeft verlost, werd de
mens wederom, in zijn kinderlijke staat,
onschuldig voor God.
En de boze komt, en neemt . . . licht en
waarheid . . . weg." (LV 93:38, 39.)
Dit verlies van geestelijke instelling be-
gon bij de kinderen van Adam en Eva,
„Harmoniëren met God, is
geestelijk zijn. De mens is van
nature geestelijk. Zijn geest is
een kind van God."
toen zij weigerden de leringen van hun
ouders te gehoorzamen.
U zult zich herinneren, dat Adam door
een engel het evangelie werd onderwe-
zen, (zie Mozes 5:6-8) en dat hij daarna,
„door den Geest des Heeren werd weg-
gevoerd," en hij werd gedoopt en ont-
ving de HeiUge Geest. " En aldus werd
hij uit den Geest geboren" (zie Mozes 6 :
64, 65; zie ook 5 : 10).
,,En Adam en Eva prezen de naam van
God, en zij maakten hun zonen en doch-
teren alles bekend.
En Satan kwam onder hen, die zonen en
dochteren zeggende: Ik ben ook een
zoon Gods. En hij gebood hun, zeggen-
de: Gelooft het niet. (Hier wordt be-
doeld, de leringen van hun ouders.) En
zij geloofden het niet; en zij hadden Sa-
tan liever dan God. En van die tijd af
begonnen de mensen vleselijk, natuur-
lijk en duivels te worden." (Mozes 5:12,
13.)
Een geestelijke instelling komt door ge-
loof, bekering, doop en het ontvangen
van de heihge Geest. Iemand, die in het
gezelschap van de heilige Geest verkeert
leeft in harmonie met God. Daarom
heeft hij een geestelijke instelling. Een
geestelijke instelling wordt in stand ge-
houden, door zo te leven, dat u in gezel-
schap van de heilige Geest blijft verke-
ren. Door te leren wat onze plichten zijn
en ze na te komen, bewandelen wij de
veilige weg om dit te bereiken. Zij hou-
den het nakomen van het eerste en twee-
de grote gebod in: ,,Gij zult de Here, uw
God, liefhebben met geheel uw hart en
met geheel uw ziel en met geheel uw
verstand," en
,,Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf."
(Matteüs 22 : 37, 39.)
Zij houden ook gehoorzaamheid in aan
de Tien Geboden en de Bergrede, het
nakomen van de Artikelen des Geloofs
en gebed. Met betrekking tot de belang-
rijkheid van gebed bij het behouden van
een geestelijke instelling, is het interes-
sant op te merken, dat het eerste opgete-
kende gebed, dat Adam en Eva na hun
verdrijving uit de hof ontvingen, was:
,,dat zij de Here, hun God, aanbaden."
(Mozes 5 : 5.)
Het volgende hemelse wezen, dat tegen
Adam sprak, was de engel die hem zei,
dat de offerande die hij offerde, een gelij-
kenis was van de offerande van de Enig-
geborene des Vaders . . . ,, Daarom zult
gij alles, wat gij doet, in de Naam des
Zoons doen, en gij zult u bekeren, en
God voor altoos in den Naam des Zoons
aanroepen." (Mozes 5:7, 8.)
Van toen tot nu, werd geen goddelijk
gebod zo vaak herhaald als het gebod, in
25
de naam van de Heer Jezus Christus te
bidden. Een van de indrukwekkendste
lessen, over de belangrijkheid van het
gebed, werd door de broeder van Jared
ontvangen, toen ,,De Here ... in een
wolk stond en met hem sprak. En de
Here sprak drie uren lang met de broe-
der van Jared, en bestrafte hem, omdat
hij niet indachtig was de naam des Heren
aan te roepen". En, zo gaat het verslag
verder, ,,de broeder van Jared bekeerde
zich van het kwaad, dat hij had bedre-
ven, en riep de naam des Heren aan voor
zijn broederen, die bij hem waren. En de
Here zei tot hem: Ik zal u en uw broede-
ren uw zonden vergeven; maar gij moet
niet meer zondigen, want gij moet be-
denken, dat Mijn Geest niet altijd met de
mens zal twisten;" (Ether 2 : 14, 15).
Niet lang daarna, bad de broeder van
Jared met zo'n geloof, dat de Heer Jezus
Christus, toen een voorsterfelijke geest,
aan hem verscheen en zei: „Zie Ik ben
Jezus Christus. . . dit lichaam dat gij nu
aanschouwt, is het lichaam van Mijn
geest. . . en zoals Ik er voor u in de geest
uitzie, zal Ik aan Mijn volk in het vlees
verschijnen." (Ether 3:14, 16.)
Nog een overtuigend bewijs van de
kracht van het gebed teneinde geestelijk
ingesteld te blijven is de verklaring die
Enos, de zoon van Jakob, gaf toen hij
schreef:
„En ik zal u van de strijd vertellen, die ik
voor God had, voordat ik vergeving mij-
ner zonden ontving.
Ziet, ik ging op wild jagen in de wouden;
en de woorden, die ik mijn vader dikwijls
had horen spreken aangaande het eeuwi-
ge leven en de vreugde der heiligen had
ik ter harte genomen.
En mijn ziel hongerde; en ik knielde
voor mijn Maker neder en riep Hem aan
in krachtig gebed en smeken voor mijn
ziel; en de ganse dag riep ik Hem aan; ja
toen de avond viel, verhief ik nog steeds
mijn stem ten hemel.
En er kwam een stem tot mij, die zeide:
Enos, uw zonden zijn u vergeven en gij
zult worden gezegend.
En ik, Enos, wist dat God niet kon liege-
n; daarom was mijn schuld uitgewist.
En ik zeide: Heer, hoe is het geschied?
En Hij zeide tot mij : Wegens uw geloof
in Christus, Die gij nooit te voren hebt
gehoord of gezien. En vele jaren zullen
voorbijgaan, voordat Hij Zich in het
vlees zal openbaren; ga daarom voort,
uw geloof heeft u gezond gemaakt.
Toen ik nu deze woorden had gehoord,
begon ik naar het welzijn van mijn broe-
deren, de Nephieten te verlangen; daar-
om stortte ik mijn ganse ziel in gebed tot
God voor hen uit.
En terwijl ik aldus in de geest streed, ziet,
toen klonk de stem des Heren opnieuw
in mijn gemoed, en zeide: Ik zal uw broe-
deren genadig zijn, naarmate hun ijver in
het onderhouden Mijner geboden."
(Enos 1:2-10.)
Het bestuderen van de Schriften helpt
ons bij het behouden van geestelijke
instelling.
Alma geeft hierover zijn getuigenis in
zijn verklaring van de wonderbaarlijke
vervulling van de zending van de zonen '
van Mosiah. „Zij waren sterk geworden
in de kennis der waarheid; "zei hij,
,,want zij waren mannen vam gezond
verstand en zij hadden de schriften ijve-
rig onderzocht, opdat zij het woord
Gods mochten weten.
Maar dit is niet alles; zij hadden veel
gebeden en gevast; daarom hadden zij de
geest der profetie en de geest der openba-
ring, en wanneer zij leerden, leerden zij
met kracht en gezag van God." (Alma
17:2, 3.)
Gebed en het bestuderen van de Schrif-
ten zijn hulpmiddelen, om een geestelij-
ke instelling te verkrijgen en te
behouden.
„Bid altijd", zei de Heer tegen de profeet
Joseph, ,, opdat gij als overwinnaar uit
26
de strijd te voorschijn moogt komen; ja,
dat gij Satan moogt overwinnen, en dat
gij moogt ontkomen aan de dienst-
knechten van Satan, die zijn werk onder-
steunen." (LV 10:5.)
Betreffende de Schriften, meldde Johan-
nes, dat Jezus zei: „Gij onderzoekt de
Schriften, want gij meent daarin het eeu-
wige leven te hebben, en deze zijn het
welke van Mij getuigen." (Johannes 5 :
39.)
Het doel van het avondmaal is, de in-
standhouding van een geestelijke instel-
ling te bevorderen.
De geopenbaarde gebeden over het
brood en het water, bevatten beide de
volgende zin, ,, opdat zij (die er van ne-
men). . . Zijn Geest met zich mogen heb-
ben." (Zie LV 20:77, 79.)
In een openbaring in afdeling 59 van de
Leer en Verbonden, gegeven op 7 augus-
tus 1831 door de profeet Joseph Smith,
tot bescherming van de heiligen die pas
in Jackson County, Missouri, aangeko-
men waren, openbaarde de Heer een lijst
instructies die noodzakelijk waren om
een geestelijke instelling te behouden.
Hij zei onder andere: ,,Ziet, gezegend
zijn zij, zegt de Heer, die overeenkomstig
Mijn geboden naar dit land zijn geko-
men met het oog alleen gericht op Mijn
eer.
Want zij, die leven, zullen de aarde beër-
ven, en zij die sterven, zullen van al hun
arbeid uitrusten, en hun werken zullen
hen volgen; en zij zullen zijn kroon ont-
vangen in de woningen Mijns Vaders,
die Ik voor hen heb bereid.
Ja, gezegend zijn zij, wier voeten op het
land Zion staan, en die Mijn evangelie
hebben gehoorzaamd; want zij zullen als
hun loon het goede der aarde ontvangen,
en deze zal met haar ganse kracht
voortbrengen.
En ook zullen zij worden gekroond met
zegeningen van omhoog, ja en met niet
weinig geboden, en met openbaringen in
hun tijd, zij die getrouw en ijverig voor
Mij zijn.
Daarom geef ik hun een gebod, aldus
luidende: Gij moet de Here, uw God,
liefhebben met uw ganse hart, en met uw
ganse macht, verstand en sterkte; en gij
moet Hem in de naam van Jezus Chris-
tus dienen.
Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.
Gij zult niet stelen, noch overspel bedrij-
ven, noch doden, noch iets dergelijks
doen. Gij moet de Here uw God, in alles
danken.
Gij moet de Here uw God, een offer in
gerechtigheid brengen, namelijk het of-
fer van een gebroken hart en een versla-
gen geest.
27
En opdat gij uzelf meer onbesmet van de
wereld moogt bewaren, moet gij op Mijn
heilige dag naar het huis des gebeds gaan
en uw sacramenten opofferen;
Want voorwaar, dit is een dag, die u is
toegewezen om van uw arbeid uit te rus-
ten en de Allerhoogste uw toewijding te
betonen;
Niettemin moeten uw geloften alle da-
gen en te allen tijde in gerechtigheid wor-
den opgeofferd.
Doch gedenkt, dat gij op deze, des Heren
dag uw offers en uw sacramenten de Al-
lerhoogste moet offeren, en uw zonden
voor uw broederen en voor de Here
belijden.
En op deze dag moet gij niets anders
doen dan alleen uw voedsel met eenvou-
digheid des harten bereiden, opdat uw
vasten volmaakt zij, of met andere
woorden, opdat uw vreugde volkomen
zij.
Voorwaar, dit is vasten en gebed, of met
andere woorden, verheuging en gebed.
En voor zoverre gij dit doet met dank-
zegging, met een blijmoedig hart en ge-
laat, en niet met veel gelach — want dit is
zonde — doch met een vreugdevol hart
en een blijmoedig gezicht — Voorwaar
zeg Ik: Voor zoverre gij dit doet, is de
volheid der aarde de uwe, de beesten des
velds en de vogelen der lucht, en hetgeen
in de bomen klimt en op de aarde loopt;
Ja, en het kruid, en het goede, dat de
aarde voortbrengt, hetzij voor voedsel of
voor kleding, of voor huizen, of voor
schuren, of voor boomgaarden, of voor
tuinen, of voor wijngaarden;
Ja, alles wat in zijn jaargetijde uit de
aarde voortkomt, is voor het welzijn en
gebruik van de mens geschapen, om zo-
wel het oog te behagen als het hart te
verblijden;
Ja, voor voedsel en kleding, voor smaak
en reuk, om het lichaam te versterken en
de ziel te verkwikken, En het behaagt
God, dat Hij de mens dit alles heeft
gegeven;
want het werd geschapen met het oog-
merk om met oordeel te worden ge-
bruikt, niet overmatig, noch mogen ze
onrechtmatig worden verkregen.
En in niets zondigt de mens tegen God,
dan alleen door Zijn hand niet in alles te
erkennen en Zijn geboden niet te ge-
hoorzamen; en tegen niemand anders is
Zijn toom ontstoken.
Ziet, dit is overeenkomstig de wet en de
profeten . . . daarom, . . . weet, dat hij,
die de werken der gerechtigheid doet,
zijn loon zal ontvangen, namelijk vrede
in deze wereld en het eeuwige leven in de
komende wereld.
Ik, de Here, heb het gesproken, en de
Geest geeft getuigenis." (LV 59:1-24.)
Een geestelijke instelling, broeders en
zusters, zal tot een ieder komen, die dit
voorbeeld zal volgen, want de Heer zelf
heeft gezegd: ,, Voorwaar, aldus zegt de
Here: Het zal geschieden, dat een ieder,
die zijn zonden verzaakt, en tot Mij
komt, Mijn naam aanroept. Mijn stem
gehoorzaamt, en Mijn geboden onder-
houdt. Mijn aangezicht zal zien, en we-
ten, dat Ik ben;
En dat Ik het ware Licht ben. Dat ieder
mens verlicht, die in de wereld komt;
en dat Ik in de Vader ben, en de Vader in
Mij is, en de Vader en Ik één zijn." (LV
93:1-3.)
Dit is een schema, om een geestelijke
instelling te behouden, mijn geliefde
broeders en zusters.
Dat wij er allen in mogen slagen, het te
bereiken en de Heer te behagen en Hem
te vinden, bid ik nederig, in de naam van
Jezus Christus. Amen. D
28
6. oktober 1979
Vergadering van zaterdagmiddag
Het steunen van
kerkelijke ambtenaren
President N. Eldon Tanner
Eerste Raadgever in het Eerste Presidium
Voordat ik de autoriteiten ter ondersteu-
ning aan de conferentie zal voorstellen,
heeft president Kimball mij gevraagd,
de volgende mededeling voor te lezen.
Door de grote toename van ringpatriar-
chen en de beschikbaarheid van patriar-
chale diensten in de gehele wereld, be-
noemen we ouderhng Eldred G. Smith
nu als Patriarch Emeritus, hetgeen bete-
kent, dat hij eervol ontslagen is van alle
plichten en verantwoordelijkheden, be-
horende tot het ambt van Patriarch van
de kerk.
President Kimball heeft me ook ge-
vraagd, de eervolle ontheffing bekend te
maken, met een woord van dank voor
hun uitstekende dienst, het Algemene
Zondagsschoolpresidium, bestaande uit
president Russell M. Nelson, William D.
Oswald en J. Hugh Baird. En het Alge-
mene Jonge- Mannenpresidium, be-
staande uit president Neil D. Schaerrer,
Graham W. Doxey en Quinn G.
McKay,
De conferentie zal opmerken, dat bij het
lezen van de namen, leden van het Eerste
Quorum van Zeventig voorgesteld wor-
den als nieuwe presidiums van de Zon-
dagsschool en de Jonge-Mannen. Allen
die hiermee instemmen, gelieven het be-
kend te maken; allen die ertegen zijn,
gebruik hetzelfde teken.
Wij stellen u voor president Spencer W.
Kimball te steunen als profeet, ziener en
openbaarder en president van De Kerk
van Jezus Christus van de HeiUgen der
Laatste Dagen.
Wie hiermee instemt, make dit bekend;
wie ertegen is gebruike hetzelfde teken.
Nathan Eldon Tanner, als eerste raadge-
ver in het Eerste Presidium en Marion
G. Romney als tweede raadgever in het
Eerste Presidium. Wie hiermee instemt,
make dit bekend. Wie ertegen is gebrui-
ke hetzelfde teken.
Wij stellen u voor als president van het
Quorum der Twaalf Apostelen: Ouder-
hng Ezra Taft Benson. Wie hiermee in-
stemt, make dit bekend. Wie ertegen is
gebruike hetzelfde teken.
Als het Quorum der Twaalf Apostelen:
Ezra Taft Benson, Mark E. Petersen,
29
LeGrand Richards, Howard W. Hunter,
Gordon B. Hinckley, Thomas S. Mon-
son, Boyd K. Packer, Marvin J. Ashton,
Bruce R. McConkie, L. Tom Perry, Da-
vid B. Haight en James E. Faust.
Allen die hiermee instemmen, maken dit
bekend. Wie ertegen is gebruike hetzelf-
de teken.
De raadgevers in het Eerste Presidium
en de Twaalf Apostelen als profeten, zie-
ners en openbaarders.
Allen die hiermee instemmen, geheven
dit kenbaar te maken. Zij die ertegen zijn
gebruike hetzelfde teken.
Spencer W. Kimball als trustee-in-trust
van De Kerk van Jezus Christus van de
Heiligen der Laatste Dagen.
Wie hiermee instemt, make dit bekend.
Zij die ertegen zijn gebruike hetzelfde
teken.
Als patriarch emeritus, Eldred G.
Smith. Wie hiermee instemt, make dit
bekend. Zij die ertegen zijn gebruike het-
zelfde teken.
Als presidium van het Eerste Quorum
der Zeventig en als leden van het Eerste
Quorum der Zeventig:
Franklin D. Richards, J. Thomas
Fyans, A. Theodore Tuttle, Neal A.
Maxwell, Marion D. Hanks, Paul H.
Dunn, W. Grant Bangerter. Allen die
hiermee instemmen, maken dit bekend.
Zij die ertegen zijn gebruike hetzelfde
teken.
Als overige leden van het Eerste Quorun
der Zeventig:
Theodore M. Burton, Bernard P. Broek-
bank, Robert L. Simpson, O. Leslie Sto-
ne, Robert D. Hales, Adney Y. Komat-
su, Joseph B. Wirthlin, Hartman Rector
jr., Loren C. Dunn, Rex D. Pinegar, Ge-
ne R. Cook, Charles A. Didier, WiUiam
R. Bradford, George P. Lee, Carlos E.
Asay, M. Russell Ballard, John H. Gro-
berg, Jacob de Jager, Vaughn J. Feather-
stone, Dean L. Larsen, Royden G. Der-
riek, Robert E. Wells, G. Homer Dur-
ham, James M. Paramore, Richard G.
Scott, Hugh W. Pinnock, F. Enzio Bu-
sche, Yoshihiko Kikuchi, Ronald E.
Poelman, Derek A. Cuthbert, Robert L.
Backman, Rex C. Reeve sr., F. Burton
Howard, Teddy E. Brewerton en Jack
H. Goaslind jr.
Als emeritus leden van het Eerste Quo-
rum der Zeventig:
Joseph Anderson, WiUiam H. Bennett,
James A. CulUmore, Sterhng W. Sill,
Henry D. Taylor, John H. Vandenberg
en S. Dilworth Young. Wie hiermee in-
stemt, make dit bekend. Wie er niet mee
instemt gebruike hetzelfde teken.
Als Presiderende Bisschap:
Victor L. Brown, presiderende bisschop:
H. Burke Peterson, eerste raadgever en
J. Richard Clarke als tweede raadgever.
Allen die hiermee instemmen, gelieven
dit kenbaar te maken. Wie ertegen is
gebruike hetzelfde teken. •
Als regionale vertegenwoordigers:
Alle regionale vertegenwoordigers die
nu als zodanig werkzaam zijn.
De Zondagsschool: Ouderling Hugh W.
Pinnock, president, Ronald E. Poelman,
eerste raadgever. Jack H. GoasHnd jr.
30
tweede raadgever en alle bestuursleden
die nu als zodanig werkzaam zijn.
De Jonge-Mannen:
Robert L. Backman, president, Vaughn
J. Featherstone eerste raadgever, Rex D.
Pinegar tweede raadgever en alle be-
stuursleden die nu als zodanig werk-
zaam zijn.
De Zustershulp vereniging:
Barbara Bradshaw Smith, presidente,
Marian Richards Boyer, eerste raad-
geefster, en Shirley Wilkes Thomas,
tweede raadgeefster en alle bestuursle-
den die nu als zodanig werkzaam zijn.
De Jonge- vrouwen:
Elaine A. Cannon, presidente, Arlene D.
Darger, eerste raadgeefster en Nor ma B.
Smith tweede raadgeefster en alle be-
stuursleden die nu als zodanig werk-
zaam zijn.
Het Jeugdwerk:
Naomi M. Shumway, presidente, Col-
leen B. Lemmon, eerste raadgeefster, en
Dorthea Lou C. Murdock als tweede
raadgeefster, en alle bestuursleden die
nu als zodanig werkzaam zijn.
Allen die hiermee instemmen, gelieven
het kenbaar te maken. Wie ertegen zijn
gebruike hetzelfde teken.
De Kerkelijke Onderwijsraad:
Spencer W. Kimball, N. Eldon Tanner,
Marion G. Romney, Ezra Taft Benson,
Gordon B. Hinckley, Thomas S. Mon-
son, Boyd K. Packer, Marvin J. Ashton,
Neal A. Maxwell, Marion D, Hanks,
Victor L. Brown en Barbara B. Smith.
Allen die hiermee instemmen, gelieven
dit kenbaar te maken. Zij die ertegen zijn
gebruike hetzelfde teken.
Het Kerkelijk Comité van Financiën:
Wilford G. Edhng, Harold H. Bennett,
Weston E. Hamilton, David M. Kenne-
dy, en Warren E. Pugh. -
Het Tabernakelkoor:
Oakley S. Evans, president, Jerold D.
Ottley, dirigent, Donald H. Ripplinger,
assistent-dirigent, Robert Cundick, Roy
M. Darley en John Longhurst taber-
nakelorganisten.
Allen die hiermee instemmen, gelieven
dit kenbaar te maken. Zij die ertegen zijn
gebruike hetzelfde teken.
President Kimball, de stemming ten
gunste van deze ambtenaren en algeme-
ne autoriteiten is eenparig geweest. D
Leden van het Eerste Quorum der Zeventig
31
Gebeden en
antwoorden
Ouderling Boyd K. Packer
van de Raad der Twaalf
Mijn broeders en zusters, wanneer ik tot
jonge mensen over gebed en de dingen
die na het gebed plaats vinden ga spre-
ken, bid ik om inspiratie.
Wij zijn er in de kerk, over het geheel
genomen, in geslaagd, onze leden te le-
ren bidden.
Zelfs onze kleintjes worden onderwezen,
hun handjes te vouwen, hun hoofdjes te
buigen en met fluisterende hulp van hun
ouders en van broers en zussen, leren zij
spoedig te bidden.
Er is één deel van het bidden — het
antwoord — dat wij misschien in meer
of mindere mate verwaarlozen.
Enkele dingen over antwoorden op het
gebed, kun je leren, wanneer je nog heel
jong bent en deze zullen u grote bescher-
ming bieden.
Op een zomeravond, vele jaren geleden,
liep John Burroughs, een natuurkenner,
door een druk bezocht park. Boven de
geluiden van het stadsleven uit hoorde
hij het fluiten van een vogel.
Hij stopte om ernaar te luisteren! De
mensen om hen heen hadden het niet
gehoord. Hij keek om zich heen. Nie-
mand anders had het opgemerkt.
Hij maakte zich er druk om dat iedereen
zo iets moois zou moeten missen. Hij
nam een geldstuk uit zijn zak en wierp
het in de lucht. Het kwam met een rinke-
lend geluid op het plaveisel neer, dat niet
harder klonk dan het gefluit van de vo-
gel. Iedereen keerde zich om; dat kon-
den zij horen!
Het is moeilijk, uit al de geluiden van het
stadsverkeer, het gefluit van een vogel te
onderscheiden. Maar u kunt het horen.
U kunt het duidelijk horen, als u zich
oefent ernaar te luisteren.
Een van onze zonen heeft zich altijd voor
radio's geïnteresseerd. Toen hij een kleine
jongen was, kreeg hij met kerstfeest een
eenvoudige radio-constructieset voor
beginners. Toen hij opgroeide, en wan-
neer we het ons konden veroorloven, en
hij het verdiende, kreeg hij meer inge-
wikkelde apparatuur.
In de loop der jaren heeft hij, zelfs zeer
recent, toen ik er bij was, regelmatig met
iemand in een verafgelegen deel van de
wereld gesproken.
Ik kon storende geluiden horen en af en
toe een woord opvangen, of soms meer-
dere woorden tegelijk.
Toch kan hij het verstaan, want hij heeft
zich geoefend de storing te negeren.
Het is moeilijk, de zachte stem van inspi-
ratie te onderscheiden van de wanorde
van het leven. Tenzij u zich afstemt zult u
het missen.
Antwoorden op gebeden komen onge-
merkt. De Schriften beschrijven die stem
van inspiratie als een stille, zachte stem.
Wanneer u het werkelijk probeert, kunt
u leren aan die stem gehoor te geven.
In het begin van ons huwelijk kwamen
32
onze kinderen kort na elkaar. Ouders
van kleine kinderen zullen weten, dat het
in die tijd iets geheel bijzonders is een
ononderbroken nachtrust te genieten.
Wanneer u een nieuwe baby hebt en nog
een peuter die tanden krijgt, of één met
koorts, kunt u misschien wel honderd
keer in de nacht uw bed uit. (Dit is na-
tuurlijk overdreven. Het is waarschijn-
lijk slechts twintig of dertig keer.)
Wij deelden onze kinderen in ,,zijn" en
„haar" kinderen voor de nachtelijke ver-
zorging. Zij zou opstaan voor de nieuwe
baby en ik zou hem verzorgen, die aan
het tanden krijgen was.
Op een dag begonnen wij ons te realise-
ren, dat ieder slechts het kind hoorde.
Ik ben tot de ontdekking
gekomen, dat de stem van
inspiratie, meer als een gevoel,
dan als een geluid komt . . .
dat aan hem of haar toegewezen was, en
heel vast sliep door het huilen van het
andere kind.
Wij hebben dit door de jaren heen opge-
merkt en zijn ervan overtuigd dat je je-
zelf kunt trainen te horen wat je wilt
horen, te zien en te voelen wat je wenst,
maar het vergt enige training.
Velen van ons gaan door het leven en
horen zelden of nooit die stem van inspi-
ratie, omdat ,,een ongeestelijk mens
aanvaardt niet hetgeen van de Geest
Gods is, want het is hen dwaasheid en hij
kan het niet verstaan, omdat het slechts
geestelijk te beoordelen is." (1 Korin-
tiërs 2:14.)
De Schriften geven ons veel lessen over
dit onderwijs. Lehi vertelde zijn zoons
van een visioen, maar Laman en Lemuël
weerstonden zijn leringen:
„Want waarlijk noemde hij hun vele
grote dingen, die moeilijk te begrijpen
waren, indien een mens de Heer niet
vroeg.
En zij hadden hun hart verstokt en
wendden zich niet tot de Here, zoals zij
behoorden te doen." (1 Nephi 15:3.)
Zij klaagden tegen hun jongere broer
Nephi, dat zij hun vader niet konden
begrijpen en Nephi stelde deze vraag:
,,Hebt gij de Here gevraagd?
En zij zeiden tot (hem): Dat hebben wij
niet gedaan, want de Here maakt ons
zulke dingen niet bekend." (1 Nephi
15:8, 9.)
Later waren zij van plan Nephi kwaad te
doen en hij zei tot hen:
Gij zijt haastig om ongerechtigheid te
doen, doch traag om de Here uw God te
gedenken. Gij hebt een engel gezien en
hij sprak tot u; ja, van tijd tot tijd hebt gij
Zijn stem gehoord. Hij heeft met zachte
inspraak tot u gesproken, doch gij waart
gevoelloos geworden, zodat gij Zijn
woorden niet hebt kunnen gevoelend (1
Nephi 17:45; cursivering toegevoegd.)
Ik ben erachter gekomen dat inspiratie
meer als een gevoel, dan als een geluid
komt.
Jonge mensen, blijft in de goede conditie
om aan inspiratie gehoor te geven.
Ik ben er ook achter gekomen, dat een
fundamenteel doel van het Woord van
Wijsheid met openbaring te maken
heeft.
Vanaf je jongste jaren, leren wij je thee,
koffie, sterke drank, tabak, narcotica en
al het andere, datje gezondheid schaadt,
te mijden.
En jullie weten dat wij erg bezorgd wor-
den, als we ontdekken, dat een van jullie
het met deze zaken niet zo nauw neemt.
Wanneer iemand „onder de invloed van
drugs of alcohol" staat, kan hij nauwe-
lijks naar gewone taal luisteren; hoe
kunnen zij dan gehoor geven aan geeste-
33
lijke ingevingen, die hun meest tere ge-
voelens beroeren?
Even waardevol als het Woord van Wijs-
heid is als een wet van gezondheid; kan
deze veel waardevoller voor u geestelijk
zijn dan lichamelijk.
Zelfs wanneer u het Woord van Wijsheid
onderhoudt, zijn er bepaalde dingen, die
u lichamelijk kunt overkomen, maar die
dingen schaden in 't algemeen u niet
geestelijk.
Wanneer u vader of moeder wordt, leeft
dan alstublieft niet zo, dat uw kinderen,
door gewoonten die u van inspiratie af-
houden, zonder leiding blijven.
De Heer heeft een manier om zuivere
intelligentie in onze geest uit te storten
om ons aan te sporen en te leiden, ons te
onderwijzen en ons te waarschuwen.
U kunt de dingen, die u nodig hebt, on-
middellijk weten.
Leer inspiratie te ontvangen.
Zelfs in uw jeugdactiviteiten is er iets,
dat met inspiratie te maken heeft, want
zij houden dienstbetoon aan anderen in.
Inspiratie komt sneller, wanneer we haar
nodig hebben om anderen te helpen, dan
wanneer wij over onszelf bezorgd zijn.
Nu weet ik dat sommige jonge mensen
het ons een beetje kwalijk nemen, wan-
neer wij opmerkingen maken over din-
gen als de buitensporige muziek, die te-
genwoordig geboden wordt.
Kunt u niet zien dat u niet veel inspiratie
zult krijgen, omdat uw gedachten er te
veel van vervuld zijn?
Aan de andere kant kan de juiste soort
muziek u voorbereiden inspiratie te
ontvangen.
Maar u moet ook weten dat er naast
storingen welke een uitzending kunnen
blokkeren, ook valse signalen zijn.
Ouderling Haight tijdens een pauze in gesprek met twee regionale vertegenwoordigers
34
Er zijn mensen die openbaringen ont-
vangen hebben en stemmen gehoord, die
met opzet door kwade bronnen gegeven
worden om de mens te verleiden.
U kunt leren ze te herkennen en ze toet-
sen als u dat wilt.
Hoe kunt u nu het verschil onder-
kennen?
Hoe kunt u weten of een ingeving een
inspiratie of een verleiding is?
Mijn antwoord hierop toont mijn groot
vertrouwen in jonge mensen.
Ik geloof dat jonge mensen, wanneer ze
juist onderwezen zijn, fundamenteel ver-
standig zijn.
In de kerk worden wij niet uitgesloten
van gezond verstand. In beginsel kunt u
weten dat u niet door een rechtvaardige
bron verleid zult worden te stelen, te
hegen, te bedriegen, met iemand mee-
doen, aan welk soort morele overtreding
dan ook. U hebt een geweten net als een
klein kind. Het zal u ingeven de dingen
die verkeerd zijn, te onderkennen.
Onderdruk het niet.
De Schriften zeggen ons nog iets.
Lees in het Boek van Mormon — Moro-
ni hoofdstuk 7.
Ik haal slechts één vers aan:
„Want ziet, mijn broederen, het is u ge-
geven om te oordelen, opdat gij goed
van kwaad zult kunnen onderscheiden;
en de wijze om te oordelen is even duide-
lijk als het verschil tussen het daglicht en
de duistere nacht, opdat gij met een vol-
maakte kennis zult kunnen onderschei-
den." (Moroni 7:15.)
Leest u het hele hoofdstuk. Het vertelt
over een manier zulke zaken te
beoordelen.
Wanneer u ooit in de war zult zijn en
voelt, dat u misleid wordt, ga naar uw
ouders en uw leiders om raad.
Jonge mensen, u zult deze kerk leiden,
morgen of overmorgen of overover-
morgen.
Wij zijn georganiseerd om u zo volledig
mogelijk, in kerkactiviteiten en be-
stuursaangelegenheden in te schakelen.
U hebt al geleerd te bidden.
Het is noodzakelijk voor u te weten hoe
antwoord te krijgen. Het is goed, wan-
neer u jong bent, te leren, dat geestelijke
zaken zich niet laten dwingen.
Soms kunt u met een probleem worste-
len en geen antwoord ontvangen.
Wat zou er fout zijn?
Het kan best zijn dat u niets verkeerds
doet.
Het kan zijn, dat u de juiste dingen niet
lang genoeg gedaan hebt.
Onthoudt dat geestelijke dingen niet
gedwongen kunnen worden. Soms zijn
we in de war, alleen maar omdat we geen
nee als antwoord willen hebben.
Bij verschillende gelegenheden, wanneer
een hd er op stond dat iets op zijn manier
gedaan zou worden, herinnerde ik mij
die grote les uit de kerkgeschiedenis.
Ik zei in gedachten tegen mijzelf:
Goed, Joseph, geef het manuscript aan
Martin Harris. Doe het maar op je eigen
manier en zie dan maar wat er van te-
recht komt. Wanneer je dan beschaamd
en in de war bent, kom dan terug en wij
zullen je op het pad zetten, dat je eerder
genomen zou hebben, als je nederig was
geweest en geluisterd had. Iemand
schreef:
Met gedachteloze en ongeduldige han-
den verwarren wij de plannen, die de
Heer heeft gesmeed voor zijn kind.
En als wij huilen van pijn, zal Hij zeggen:
,,Wees stil nu, terwijl ik de knopen
ontbind!"
Stop moeilijke vragen ver weg en ga
door met uw eigen leven. Overdenkt ze
en bidt er zachtjes en aanhoudend over.
Het antwoord zal niet komen als een
bliksemflits.
Het zal beetje bij beetje, als een kleine
inspiratie komen, ,, regel op regel, gebod
op gebod." (LV 98:12.)
35
Sommige antwoorden zullen komen
door het lezen van de Schriften, andere
door het horen van sprekers.
En, zo nu en dan, wanneer het belangrijk
is, zullen sommige door zeer directe en
krachtige inspiratie komen. De ingevin-
gen zullen duidelijk en niet mis te ver-
staan zijn. U kunt nu, in uw jeugd, leren
door de heilige Geest geleid te worden.
Als een apostel luister ik nu naar dezelf-
de inspiratie, die van dezelfde bron komt
en op dezelfde wijze, dan toen ik luister-
de als een jongen.
Het signaal is nu veel duidelijker.
En bij gelegenheden, wanneer het voor
zijn werk wordt vereist, bijvoorbeeld
wanneer wij leden tot hoge ambten in de
ringen roepen, kunnen wij een vraag in
gebed stellen en daarop een onmiddellij-
ke, directe openbaring ontvangen.
Geen boodschap werd meer in de Schrif-
ten herhaald, als de eenvoudige gedach-
te: „Bid, en gij zult ontvangen. . ." (LV
4:7.)
Ik vraag de Heer vaak om leiding. Ik wil
echter niet gewillig ingevingen aanvaar-
den van de een of andere onwaardige
bron. Ik weiger ze. Ik wil ze niet hebben,
en dat zeg ik ook.
Jonge mensen, draag altijd een gebed in
het hart. Laat de slaap iedere avond ko-
men, wanneer je geest in gebed verzon-
ken is.
Houdt het Woord van Wijsheid.
Lees de Schriften.
Luister naar je ouders en naar de leiders
van de kerk.
Blijf weg van plaatsen en dingen waar-
van je gezond verstand je zegt, dat ze
inspiratie in de weg staan.
Ontwikkel je geestelijke capaciteiten.
Leer de storende geluiden uit te
schakelen.
Ontwijk de surrogaten en de
vervalsingen.
Leer geïnspireerd en geleid te worden
door de heiUge Geest.
Het is lang geleden, maar ik heb het niet
vergeten, dat wij als piloten in de tweede
wereldoorlog niet die elektronische uit-
rusting hadden, als die van vandaag.
Onze hoop in een storm was een radio-
signaal te volgen.
Wanneer het een gelijkmatig signaal
was, was je op koers. Wanneer je naar
een kant van het gelijkmatige signaal
afweek, brak het af tot een ,,dit-da", de
morsecode voor de letter A. Wanneer je
naar de andere kant van het signaal af-
dwaalde, brak de lijn afin een ,,da-dit",
de morsecode voor N.
Bij stormachtig weer waren er altijd ge-
luidsstoringen. Maar het leven van me-
nig piloot heeft afgehangen van wat hij
boven het geraas van de machines en
door alle geluidsstoringen heen, hoorde
van dat soms zwakke signaal van een
afgelegen vliegveld.
Er is een geestelijke lijn, met een gelijk-
matig signaal. Wanneer u weet hoe u
moet bidden en hoe u moet luisteren,
geestelijk luisteren, kunnen wij in het
leven vooruitkomen, door helder weer,
door stormen, door oorlogen, door vre-
de en op orde blijven.
Gebed kan een zeer algemeen iets zijn.
Wij leren u vaak over gebed, over het
vragen.
Misschien hebben wij u niet voldoende
onderwezen over het ontvangen. Dit is
een zeer vertrouwelijk, een zeer persoon-
lijk iets, iets dat u zichzelf moet leren.
Begin nu, en als de jaren zich voor u
zullen ontvouwen, u die nog erg jong
zijt, zult u geleid worden. Die zachte,
kleine stem zal tot u komen, en dan zult
u zoals velen van ons te weten kunnen
komen dat de Heer leeft. Ik ken zijn
stem, wanneer Hij spreekt.
Ik weet, dat Jezus de Christus is, dat Hij
deze kerk leidt, dat Hij er heel dichtbij
staat, dat Hij zijn profeten, zijn leiders en
zijn volk en zijn kinderen leidt, in de
naam van Jezus Christus. Amen. D
36
Joseph Smith
de profeet
Ouderling David B. Haight
van de Raad der Twaalf
De eeuwige waarheden van het evangelie
worden door een gestadig toenemend
aantal gelovigen in de wereld aanvaard.
De inzet van onze lokale leden, die eens-
gezind met onze voltijdse zendelingen
samenwerken, resulteert in een snelle
uitbreiding van deze kerk.
Drie weken geleden was het mijn voor-
recht om nieuwe ringen in Lima (Peru)
te vormen.
Wij vergaderden in een colosseum met
meer dan 7.000 heiligen en onder-
zoekers.
Na deze bewogen, geestelijke ervaring,
werden we op de parkeerplaats met drie
verslaggevers van nieuwsbladen gecon-
fronteerd. Zij vroegen: ,, Waarom bent u
in Lima?"
„Hoeveel leden heeft uw kerk in Peru?"
,, Waarom groeit uw kerk zo snel?"
„Wat zijn de plannen van uw kerk voor
de toekomst?"
En toen vroeg een jonge verslaggeefster:
„Wat is het verschil tussen uw kerk en
andere kerken?"
De menigte was groot en drong zich om
ons heen en het verkeer was erg luid-
ruchtig. Wij hadden een krap
tijdschema.
Het was geen ideale omgeving, tenmin-
ste geen die ik gekozen zou hebben, om
het verschil tussen de kerk van de Heer
en andere uit te leggen.
Wij maakten echter van deze gelegen-
heid gebruik, door in 't kort de afval en
de herstelhng uit te leggen: de geschiede-
nis levert een groot bewijs van de afval
van de leerstelhngen zoals die door Jezus
en zijn apostelen werden onderwezen,
dat de organisatie van de oor-
spronkelijke kerk corrupt werd en dat
heilige verordeningen veranderd werden
om het gemak van de mens te dienen en
dat er vandaag over de gehele wereld
goede mensen in de war gebracht wor-
den door twistende godsdiensten, met
verschillende leerstellingen en aanbid-
dingsmethoden. De verslaggevers luis-
terden aandachtig.
Wij legden hen uit, dat er na een lange
tijd van duisternis een door de hemel
geleide herstelling van het ware evange-
lie van de Heiland was, dat een jonge-
man, Joseph Smith genaamd, gekozen
en opgeleid was om het instrument te
zijn, om de grondlegging te verrichten
voor het wonderbare werk dat God als
zijn kerk in deze laatste dagen tot stand
gebracht heeft. Toen wij in het kort van
de herstelling en van Joseph Smith ver-
telden, zag ik op zeer interessante wijze,
zijn profiel aan mijn geestesoog ver-
schijnen.
Terwijl het profiel van het gezicht van de
profeet in mijn geest verbleef, dacht ik:
„Indien deze verslaggevers en de wereld
slechts de hele geschiedenis en de beteke-
nis van de herstelling — van de eeuwige
37
zegeningen, die God voor allen beschik-
baar heeft gesteld, konden begrijpen.
Als zij maar konden voelen zoals ik voel.
Als zij maar konden weten wat ik weet,
als zij zich slechts de roeping en de rol
van de profeet konden reaUseren."
Ik voegde er mijn getuigenis aan toe, dat
Joseph Smith door God was aangesteld,
om het evangelie van Jezus Christus in
zijn volheid te herstellen, dat hij een pro-
feet van God was en is, dat hij God in
„Indien deze verslaggevers en
de wereld slechts de hele
geschiedenis van de herstelhng
van de eeuwige zegeningen, die
God voor allen beschikbaar
heeft gesteld, konden
begrijpen. . ."
gebed zocht en dat God tot hem sprak.
Hij deed het werk dat Jezus, de Zoon van
God hem geboden had te doen, en deze
kerk, die de profeet hielp organiseren,
bezit de sleutels en autoriteit van het
heilige priesterschap, en is belast met de
verantwoording, Gods plan van zalig-
heid aan al zijn aardse kinderen uit te
dragen.
De mens vroeg zich toen zowel als nu af:
„Is er een God? Kan Hij tot de mens
spreken? Houdt Hij zich bezig met de
persoonlijke noden van de mens?"
Een jongeman, die met het gebed ver-
trouwd was, en gehoor gaf aan zijn jeug-
dig geloof, ging in een bosje, en toen hij
zag, dat hij alleen was, knielde hij neer en
zond de verlangens van zijn hart op naar
God.
Het bosje werd buitengewoon licht, hel-
derder dan hij ooit gezien had.
Voor hem stonden twee glorierijke per-
sonen — die alle beschrijving te boven
gingen.
De een wees naar de ander en zei: „Dit is
Mijn geliefde Zoon — hoor Hem!"
De Zoon sprak tot de neergeknielde
jongen.
Aan Joseph werd gezegd, dat al de ker-
ken fout waren — zij hadden de leerstel-
lingen verdraaid en de verordeningen
veranderd en de autoriteiten van het
priesterschap verloren — en dat hij, on-
geschoold, maar nederig, het instrument
zou zijn, waardoor de Almachtige zijn
werk zou herstellen. (Zie Joseph Smith
2:15-20, Parel van Grote Waarde.)
De heersende godsdienstige leringen van
de wereld hadden in de harten van de
mensen God gereduceerd tot een zwak-
ke geest, die zich over het universum had
uitgespreid, nergens toch overal aanwe-
zig — vage theorieën en onzekere leer-
stellingen zowel ten opzichte van God
als de Godheid.
De waarheid was verdraaid.
Toen de jonge profeet uit het bosje
kwam, had hij geen twijfels — hij wist
het.
Hij had opgezien naar de Vader en de
Zoon.
Zij hadden hem bezocht en hem ge-
ïnstrueerd.
In de eigen woorden van de profeet: ,,Ik
had een visioen gezien, ik wist het, en ik
wist, dat God het wist, en ik kon het niet
ontkennen." (Joseph Smith 2:25.)
Joseph wist nu dat God de gestalte heeft
van een mens. Hij heeft een stem, Hij
spreekt, Hij is vriendelijk. Hij beant-
woordt gebeden.
Zijn Zoon lijkt op de Vader — maar is
een aparte en afzonderlijke persoon-
lijkheid.
Joseph ontdekte dat de Zoon gehoor-
zaam is aan de Vader en de middelaar
tussen God en de mens.
De Heer had een man, zo sterk als staal
nodig, één die zonder angst spot en so-
38
ciale en politieke druk weerstaat, één die
op Mozes lijkt en toch groter is.
Na verloop van tijd ontving de jonge
profeet nog meer bezoeken.
Joseph Smiths verklaring over het
voortkomen van het Boek van Mor-
mon, gepaard gaande met hemelse be-
zoekers, is in volledige overeenstemming
met de verschijning van God zelf aan de
profeet. Het Boek van Mormon, een ver-
slag van de bewoners van het oude Ame-
rika, werd vertaald met ,,de gave en
macht Gods" en beschikbaar gesteld
aan alle mensen.
Zijn bladzijden zijn ,,tot overtuiging van
Jood en niet-Jood, dat Jezus de Christus
is, de eeuwige God, die zich aan alle
natiën openbaart." (Zie titelblad van het
Boek van Mormon.) Het Boek van Mor-
mon is het meest juiste boek op aarde en
bevat het zuivere evangelie van Christus.
Het is het meest waardevolle boek dat de
mens ooit bezeten heeft.
Tijdens de veelbewogen jaren vanaf het
eerste visioen in 1820 tot de morgen in
juni 1844, toen twee wagens die de licha-
men van Joseph en Hyrum Smith mee-
voerden, langzaam de zes uur durende
tocht van Carthage naar Nauvoo maak-
ten, hadden de hemelen zich geopend:
het fundament voor dit grote werk en
koninkrijk in deze bedeling was gelegd.
Zijn kerk was als vanouds geor-
ganiseerd.
Apostelen hielden nu de benodigde sleu-
tels van het priesterschap.
Josephs werk was gedaan.
Hij, noch zijn trouwe metgezellen, twij-
felden aan zijn goddelijke roeping, want
hij had hun zijn geïnspireerde verklaring
duidelijk gemaakt.
De organisatie en het priesterschap van
de oorspronkelijke kerk van Christus is
hersteld met apostelen, profeten, evan-
gelisten, zeventigen, ouderlingen, bis-
schoppen, priesters, leraren en diakenen
— allen nodig voor het evangelie, dat
aan elke natie gepredikt zal worden, en
leden te sterken en hen tot het lichaam
van heiligen samen te voegen.
De kerk van Christus is weder opgericht
met leerstellingen, verordeningen en au-
toriteit, zoals door de Heiland, toen Hij
op de aarde was, was ingesteld.
Opnieuw is de mens geordend met
macht en autoriteit om zijn oogmerken
uit te dragen..
Onzekerheid is weggenomen, de kerk en
het werk van de Heiland hersteld.
De leer van het herstelde evangelie is
veelomvattend en volmaakt. Het leert
dat „de mens was . . . in den beginnen bij
God . . ." (LV 93:29; cursivering toe-
gevoegd).
Dat betekent, dat de mens leefde, voor-
dat hij naar deze aarde kwam.
Hij is een eeuwig wezen.
Joseph Smith gaf de wereld het ware
begrip van de oorsprong van de mens,
dat de mens naar de aarde komt met een
goddelijk en eeuwig oogmerk.
De geïnspireerde bijdragen van Joseph
Smith aan al Gods kinderen van de ware
betekenis van het leven, en de bestem-
ming van de mens ontvouwde zich beetje
bij beetje door de bediening van engelen
39
en anderen, die de Heer voor het werk
riep.
De gehele verklaring was zo glorierijk en
zo onverwacht, dat de meeste mensen uit
die tijd haar niet konden aanvaarden.
Openbaringen aan Joseph Smith verrui-
men de kennis van de mens, dat Jezus
Christus gekruisigd was om de wereld
van zonden te redden, dat door deze
daad van verlossing het gehele mensdom
uit het graf zal opstaan en de mogelijk-
heid zal worden gegeven eeuwig te leven
door gehoorzaamheid aan de
evangeUebeginselen.
We worden verder meer verhelderd on-
derwezen ten opzichte van de verklaring
van Jezus: ,,In het huis mijns Vaders zijn
vele woningen." (Johannes 14:2.)
We leren niet alleen van de graden van
heerlijkheid en wie daarvoor in aanmer-
king komen, maar dat de mens naar de
hoogste ,, hemel" zou moeten streven die
beschikbaar en haalbaar is door slechts
te gehoorzamen aan al Gods geboden.
President George Albert Smith zei:
„Een van de mooie dingen voor mij in
het evangelie van Jezus Christus is, dat
het ons allen op een gemeenschappelijk
niveau brengt.
Het is niet nodig voor een mens ringpre-
sident te zijn, of een hd van de Raad der
Twaalf om een hoge plaats in het celesti-
ale koninkrijk te verwerven.
Indien het nederigste lid van de kerk de
geboden van God onderhoudt, zal hij
een verhoging ontvangen net zo groot
als ieder ander mens in het celestiale
koninkrijk.
De schoonheid van het evangehe van
Jezus Christus is dat het ons gelijk
maakt . . .
Wanneer wij de geboden van de Heer
onderhouden . . . hebben wij gelijke mo-
gelijkheden voor verhoging." {Conferen-
tierapport van oktober 1933, blz. 25.)
Eén van de grootste beginselen van
Gods liefde voor zijn kinderen werd aan
Joseph Smith in 1836 in de tempel te
Kirtland geopenbaard.
In een visioen zag hij iemand, die bij zijn
leven geen gelegenheid had gehad het
evangelie te aanvaarden.
Een stem verklaarde, dat allen die ge-
storven zijn, zonder op aarde de gelegen-
heid gehad te hebben het evangelie te
horen en te aanvaarden, dat voorrecht in
40
de geestenwereld zullen hebben. Wan-
neer zij de gelegenheid gehad zouden
hebben en het zouden hebben aangeno-
men, zullen zij erfgenamen van het celes-
tiale koninkrijk zijn.
De Heer „zal alle mensen oordelen naar
hun werken naar de verlangens van hun
hart." (Joseph Smith — Visioen van het
celestiale koninkrijk, vers 9, Parel van
Grote Waarde, toevoeging.)
„Joseph Smith, de profeet en ziener des
Heren," schreef president John Taylor,
„heeft, Jezus alleen uitgezonderd, meer
voor de zaligheid des mensen in deze
wereld gedaan dan enig ander persoon,
die ooit op aarde heeft geleefd.
In de korte tijd van twintig jaren heeft hij
het Boek van Mormon het licht doen
zien, dat hij door de gave en macht Gods
heeft vertaald, en hij is het middel ge-
weest om het op twee vastelanden uit te
geven; hij heeft de volheid van het eeu-
wig evangelie, die het bevat, naar de vier
hoeken der aarde gezonden; hij heeft de
openbaringen en geboden, die dit boek
der Leer en Verbonden vormen, en vele
andere wijze geschriften en onderrich-
tingen voor het welzijn der mensenkin-
deren geschreven; hij bracht vele duizen-
den heiligen der laatste dagen bijeen,
stichtte een grote stad, en liet een naam
en een vermaardheid na, die niet kunnen
worden uitgewist. Hij was een groot
man, en hij stierf als een groot man in de
ogen van God en van zijn volk; en zoals
de meesten van de gezalfden des Heren
in oude tijden heeft hij zijn zending en
zijn werken met zijn bloed bezegeld."
(LV 135:3.)
Terwijl de heiligen over hun verlies
treurden, uitte William W. Phelps, een
trouwe metgezel, hun gevoelens toen hij
schreef:
Ere de man, tot wie sprak weer Jehova,
die tot profeet werd gezalfd door de
Heer,
hij was d'ontsluiter der laatste bedeling.
eens geven volk'ren en vorsten hem eer.
Groot is zijn glorie, zijn priesterschap
eind'loos,
eeuwig behoudt hij de sleut'len en
macht.
Eenmaal gekroond naast al d'oude
profeten,
treedt de getrouwe in het rijk dat hem
wacht.
{Heilige lofzangen 6.)
Nu de uiteindelijke herstelling heeft
plaatsgevonden, getuig ik tot u allen —
de herstelling aller dingen „waarvan
God gesproken heeft bij monde van zijn
heilige profeten, van oudsher" zijn vol-
bracht. (Handelingen 3:21.)
De gaven van de Geest, tekenen dat het
evangelie hersteld is, zijn bij de ware
heiligen.
De gave van de heilige Geest, door wiens
macht en invloed de mens de waarheid
en kennis van het plan van zaligheid
leert, is beschikbaar.
Tempels zijn gebouwd, waar de Heer
kan komen ,,en wederom datgene her-
stellen, dat voor u is verloren gegaan . . .
namelijk de volheid van het priester-
schap." (LV 124:28.)
De Heer zelf getuigde van de profeet
Joseph Smith, toen Hij in januari 1847
een openbaring aan de heiligen in Win-
ter Quarters gaf.
Hij zei: ,, Verwondert u daarom niet over
deze dingen . . . doch gij zult deze aan-
schouwen, indien gij getrouw blijft in het
nakomen van al Mijn woorden ... tot
Joseph Smith, die Ik door Mijn engelen
... en door Mijn eigen stem van uit de
hemelen heb geroepen om Mijn werk tot
stand te brengen;
Welks fundament hij heeft gelegd, en hij
was getrouw, en Ik nam hem tot Mij."
(LV 136:37, 38.)
Joseph was de profeet van de herstelling.
Ik getuig tot u van zijn goddelijkheid en
zijn grootheid, in de naam van Jezus
Christus. Amen. D
41
De taal:
een goddelijke
wijze om iets
mede te delen
Ouderling Charles Didier
van het Eerste Quorum der Zeventig
„Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw
naam worden geheiligd" (3 Nephi 13 :
9). Een groet wordt geuit vol eerbied,
liefde en gehoorzaamheid in deze inlei-
ding tot een modelgebed gegeven door
onze Zaligmaker zelf. Elk woord wordt
gekozen vanwege de bijzondere be-
tekenis en de inspirerende en nobele ge-
dachten ervan, die onze ziel omhoog hef-
fen tot een nieuw begripsniveau. Wij
hebben hier waarlijk een uitdrukking en
voorbeeld van goddelijke taal.
Woorden, zinnen, talen: Wat zijn deze?
Welke invloed hebben zij op ons, op on-
ze gezinnen en op onze hemelse Vader?
Eén woord — slechts een enkel, eenvou-
dig woord — kan een verscheidenheid
van gedachten en invloeden teweegbren-
gen. Een combinatie van woorden kan
betekenis hebben of kan iets uitdrukken
wat dwaas is. Eén woord kan goedkeu-
ring of afkeuring betekenen, een zegen
of een vloek, twijfel of wetenschap,
vriendschap of vijandschap. De wijze
waarop we een woord zeggen, de intona-
tie, kan liefde of haat veroorzaken.
Woorden kunnen scherp zijn, melo-
dieus, zacht gesproken, aankondigend
of zelfs luid geroepen worden. Zij kun-
nen voortrollen als een golf en enthou-
siast maken en overwinning en trots uit-
drukken. Wij lezen in Shakespeare:
„Wie is het uit de menigte die mij roept?
Ik hoor een stem scheller dan elke mu-
ziek roepen , Caesar'. " (Julius Caesar,
eerste bedrijf, tweede tafereel, regel 15-
17.) Woorden kunnen druppel voor
druppel doordringen als een vergif of
wegvreten als kanker. Zij kunnen gearti-
culeerd worden of gemompeld; maar ie-
dere keer als er een woord gezegd wordt,
pas dan op, want het kan nooit meer
teruggenomen worden. Het wordt mee-
gevoerd door de wind en is voor altijd
weg.
Gewoonlijk selecteren we onze woor-
den, soms gebruiken we een bijzondere
woordkeuze en gebruiken we zekere
woorden om hun bedoehng en de bete-
kenis die wij willen uitdrukken. Het ge-
bruik varieert afhankefijk ervan of we
vragen, iets verlangen, bidden, overre-
den, dwingen, beïnvloeden of onder-
werpen.
Woorden zijn een vorm van persoonlijke
uitdrukking. Zij tonen een verschil aan
tussen ons, net als vingerafdrukken dit
doen. Zij geven weer wat voor een per-
soon we zijn, delen iets mee over onze
achtergrond en schilderen onze wijze
van leven. Zij beschrijven zowel ons den-
ken als onze innerlijke gevoelens.
Maar waar komen ze vandaan en waar-
om is de taal zoiets bijzonders? Zij had
haar oorsprong in het begin, zoals we
lezen in Mozes 6:5, 6:
42
„En er werd een gedenkboek bijgehou-
den, waarin in de taal van Adam werd
geschreven, want het was gegeven aan
zovelen, als er God aanroepen, om door
de geest van inspiratie te schrijven;
En door hen werd hun kinderen geleerd
te lezen en te schrijven, een taal hebben-
de, die zuiver en onbedorven was."
De taal is van goddelijke oorsprong. Al-
leen de mens kan spreken (de vrouwen
vaak het beste) en hij doet dit vanwege
het doel waarvoor hij geschapen is. La-
ten wij luisteren naar Paulus toen hij zei:
,,A1 ware het, dat ik met de tongen der
mensen en der engelen sprak, maar had
de liefde niet, ik ware schallend koper of
een rinkelende cimbaal." (1 Korintiërs
Wij moeten spreken met
„woorden van liefde en
waardering tot onze geliefden
en onze buren, met een
verlangen om op een goddelijke
wijze iets mede te delen."
13:1.) Toen Anacharsis werd gevraagd
wat het beste deel van de mens was, ant-
woordde hij: ,,De tong." Toen hem ge-
vraagd werd wat het slechtste was, was
het antwoord hetzelfde: ,,De tong."
„Met haar loven wij de Here en Vader en
met haar vervloeken wij de mensen, die
naar de gelijkenis Gods geschapen zijn:
uit dezelfde mond komt zegening en ver-
vloeking voort. Dit moet, mijn broeders,
niet zo zijn.
Doet soms een bron uit dezelfde ader
zoet en bitter water opwellen? Kan
soms, mijn broeders, een vijgeboom olij-
ven of een wijnstok vijgen opleveren?
Evenmin kan een zilte bron zoet water
geven." (Jakobus 3:9-12.)
In het Boek van Mormon lezen we dat
,,het is noodzakelijk, dat er een tegen-
stelling in alle dingen is." (2 Nephi 2:11.)
Wij weten echter door ervaring wat een
tegensteUing in woorden voor mensen
kan doen als deze niet gecontroleerd
wordt. Als ons dus wordt aangeraden
een rechtvaardig volk te zijn, betreft dit
dan alleen ons handelen? Hoe staat het
met verdorven taal, smerige taal, laag bij
de grondse taal en woorden die kwaad,
vuiligheid en vernietiging van lichaam
en de ziel teweegbrengen? De naam van
de Godheid moet gebruikt worden om
het hart te beroeren en licht te geven;
deze moet niet ijdel gebruikt worden of
om te bespotten. Het schijnt dat dit
soort taal te vaak aantrekkelijk is voor
jonge mensen en manlijke volwassenen
omdat dit in hun ogen een wijze is waar-
op zij erkend worden en om hard en
manlijk te lijken. Zou dit betekenen dat
opvoeding en manieren, charme en eer-
bied, uitsluitend iets voor vrouwen is?
Hoe staat het met de taal van de zende-
lingen, waarin woorden en uitdrukkin-
gen gebruikt worden om hun collega's,
onderzoekers of leiders te beschrijven op
een wijze die niet alleen maar minach-
tend klinkt maar ook getuigt van gebrek
aan eerbied en liefde?
Woorden kunnen veel teweegbrengen,
beloften kunnen daardoor vervuld wor-
den of wonderen volbracht. Wij kunnen
door woorden tot tranen toe geroerd
worden of aan het lachen gebracht, we
kunnen ons diep ongelukkig voelen, ver-
heven of verdoemd. ,,. . . dat de mens
niet alleen van brood leeft, maar dat de
mens leeft van alles wat uit de mond des
Heren uitgaat." (Deuterononium 9:3.)
Woorden in een gebed zijn heihg, bij-
voorbeeld: ,,Onze Vader in de hemel";
of als wij een getuigenis met anderen
delen en van de waarheid getuigen: ,,En
nu na de vele getuigenissen, die van Hem
zijn gegeven, is dit het getuigenis, het
43
allerlaatste, dat wij van Hem geven; Dat
Hij leeft! Want wij zagen Hem, namelijk
ter rechterhand Gods; en wij hoorden de
stem, die getuigenis gaf, dat Hij de Enig-
geborene des Vader is — " (LV 76:22,
23); bij het aangeven van een toestand:
,,Ik ben een kind van God"; als we een
samenvatting geven van een zending:
,, Naastenliefde vergaat nimmer" (Mo-
roni 7:46); als wij onze gezinsleden onze
hefde betuigen: „Ik hou van je."
Woorden, geuit door profeten — door
een levende profeet zoals Spencer W.
Kimball — delen ons de wil en mening
van de Heer mee en zij zijn een voorbeeld
van goddelijke taal en volmaaktheid.
„Want mijn ziel schept behagen in dui-
delijkheid; want aldus werkt de Here
God onder de kinderen der mensen.
Want de Here God verlicht het verstand;
want Hij spreekt tot de mensen in hun
taal, zodat zij het verstaan." (2 Nephi
31:3.)
In een van zijn onlangs gehouden toe-
spraken legde president Kimball bij-
voorbeeld de nadruk op de noodzaak
om meer talen te leren dan alleen onze
eigen taal. ,,Wij hebben veel meer oplei-
ding in talen nodig. Wij hebben meer
mensen nodig die vloeiend Mandarijns
en Kantonees spreken." (Uit het semi-
narie voor regionale vertegenwoordigers
van 30 maart 1979.) Door andere talen
te bestuderen, kunnen wij ook de manier
verbeteren waarop wij de boodschap
van de herstelling van het evangehe aan
de wereld brengen. Het volk des Heren
moet zich onderscheiden van andere vol-
ken, niet alleen door hun roeping en ge-
drag, maar ook door de zuiverheid van
hun taalgebruik. In Deuteronomium le-
zen we: „Want gij zijt een volk, dat de
Here, uw God, heilig is; ü heeft de Here,
uw God, uit alle volken op de aardbo-
dem uitverkoren om zijn eigen volk te
zijn." (Deuteronomium 7:6.)
Taal is goddelijk. Sommigen weten dit
misschien, maar realiseren zich niet wat
de gevolgen ervan zijn in hun gezinsle-
ven. Liefde thuis begint met liefdevolle
taal. Deze behoefte is zo belangrijk dat,
zonder hefdevoUe woorden, sommigen
geestelijk uit hun evenwicht raken, ande-
ren emotioneel gestoord en sommigen
kunnen zelfs sterven. Geen maatschap-
pij kan overleven nadat het gezinsleven
ervan is ontaard en deze ontaarding is
altijd begonnen met een woord — een
enkel, eenvoudig woord.
Mijn gebed is, dat wij als kinderen van
onze hemelse Vader Hem en zijn zoon
Jezus Christus kunnen verheerlijken
door woorden van liefde en waardering
voor onze geliefden en onze buren, in
een taal die zuiver en onbesmet is en met
een verlangen om op een goddelijke wij-
ze iets mede te delen.
Onze hemelse Vader leeft: Zijn zoon is
Jezus Christus, onze Heiland en Verlos-
ser: zijn profeet op aarde is heden Spen-
cer W. Kimball; hij is de woordvoerder
van de Heer. Moge zijn gewijde naam
voor altijd en immer geheiUgd worden
door onze woorden, in de naam van Je-
zus Christus. Amen. D
44
Daarom werd
ik onderwezen
Ouderling A. Theodore Tuttle
van het presidium van het Eerste Quorum der Zeventig
Wij hebben een Internationale Zending
in de kerk waarover ouderling Carlos
Asay presideert. Deze draagt zorg voor
al de leden van de kerk die buiten de
grenzen van de normaal gevestigde rin-
gen en zendingsgebieden wonen. Hierbij
inbegrepen zijn de gezinnen die in ver
verwijderde landen wonen buiten de
centra van de kerk. Deze gezinnen zijn
daar over het algemeen in opdracht van
de regering of van het leger of werken
voor internationale handelsmaatschap-
pijen.
Typerend hiervoor is een gezin ver weg
in de Indische Oceaan op het eiland Réu-
nion. Er woont een gezin van acht perso-
nen in Benghazi in Lybië. Nog een gezin
van vijf personen woont in Karachi in
Pakistan. Voor deze en vele andere ge-
zinnen is er geen georganiseerde afdeling
van de kerk. Zij moeten hun eigen kinde-
ren onderwijzen.
Veel van deze gezinnen houden regelma-
tig ,,kerk"diensten. In werkelijkheid zijn
het „thuis"diensten. De moeder kan
misschien haar kleine kinderen om zich
heen vergaderen en jeugdwerk houden.
In dit geval dient zij als de jeugdwerkpre-
sidente, de raadgeefster, lerares — en
altijd als de conciërge. Als het gezin zo-
nen heeft in de priesterschapsleeftijd
smelten op de een of andere wijze alle
geregelde priesterschapsambten samen
in één — de vader — als hij hun hun
plichten onderwijst en zijn gezin dient.
In feite is het zo dat daar waar de kerk
volledig georganiseerd is, de priester-
schapsleiders en de leiders van de hulp-
organisaties ernaar streven dat de ou-
ders in ieder geval hun kinderen ook
onderrichten. Vaak ontvangen deze ver-
afgelegen families slechts weinig funda-
menteel materiaal van de kerk. Wij heb-
ben nu een uitstekend fundamenteel les-
boek ter beschikking voor de mannen en
jongens, één voor de moeders en doch-
ters, en één voor kleine kinderen en een
heel mooi fundamenteel boek Evangelie-
beginselen. Over het algemeen ontvan-
gen deze families de kerkelijke tijdschrif-
ten, hebben het gezinsavondlesboek en
wat het belangrijkste is, de standaard-
werken van de kerk ter beschikking. Er
worden activiteiten voorbereid en hun
gezin staat in het middelpunt ervan. Als
de ouders ondanks beperkt materiaal
hun kinderen het evangelie onderwijzen,
kunnen deze huisgezinnen gezegend
worden net als welke andere dan ook in
de kerk. De dingen die voor deze huisge-
zinnen onontbeerlijk zijn, zijn dit ook in
elk ander huisgezin. In feite kan het zelfs
een zegen zijn om veraf te wonen van de
georganiseerde kerk, omdat de gezinsle-
den dan nader tot elkander komen en
omdat zij de dingen niet kunnen delege-
45
ren aan de kerk, die een vader en moeder
zouden moeten doen, waar zij ook wo-
nen in de wereld.
De Heer organiseerde in het begin de
gezinseenheid. Het was zijn bedoeling
dat thuis het centrum van onderwijs zou
zijn — dat de vader en moeder de leraar
en lerares zouden zijn. Hij heeft een raad
gegeven die van toepassing is of het gezin
nu binnen of buiten de grenzen van een
georganiseerde kerkeenheid woont. Ik
citeer slechts een paar van de talloze
verzen:
„En zij moeten hun kinderen eveneens
leren te bidden en oprecht voor de Here
te wandelen." (LV 68 : 28.)
,,De heerlijkheid Gods is intelligentie, of
met andere woorden, licht en waar-
heid. . . Ik heb u geboden uw kinderen in
licht en waarheid groot te brengen." (LV
93:36, 40.)
„Maar gij zult hun leren om in de wegen
der waarheid en ingetogenheid te wan-
delen; gij zult hun leren elkander lief te
hebben en elkander te dienen." (Mosiah
4:15.)
,, Oefen de knaap volgens de eis van zijn
weg, ook wanneer hij oud geworden is,
zal hij daarvan niet afwijken." (Spreu-
ken 22:6.)
De Heer heeft gezinnen ingesteld om de
ouders meer invloed op kinderen te ge-
ven dan alle andere machten tezamen.
Dit is een veilige instelling. Het geeft de
ouders het voorrecht, het ontzagwekken-
de voorrecht, het leven en het karakter
van een kind te vormen, alhoewel mach-
ten van buitenaf invloed hebben. Het
ouderschap legt ons een bijzondere ver-
antwoordelijkheid op. Ouders moeten
kinderen niet alleen goede dingen bij-
brengen, maar wij moeten slechte din-
gen buiten houden. Daarom zijn we ge-
waarschuwd voor de onbeperkte in-
breuk die de media, zoals televisie, ra-
dio, tijdschriften en kranten op ons huis
doen. Terwijl sommige machten die in-
vloed op onze kinderen hebben, goed
zijn, zijn anderen dit niet. Ouders moe-
ten voortdurend waakzaam zijn. Be-
hoed uw kinderen voor degenen die pro-
beren hen te vernietigen. Ouders, hoe
zou u de proef doorstaan als uw gezin
geïsoleerd werd van de kerk en u moest
voorzien in de hele godsdienstige oplei-
ding? Bent u zo afhankelijk geworden
van anderen dat u weinig of niets thuis
doet? Vertel me eens: hoeveel zouden uw
kinderen van het evangelie weten als al-
les wat zij wisten datgenen was wat hun
thuis geleerd was? Denk hierover na. Ik
herhaal, hoeveel zouden uw kinderen
van het evangehe weten als alles wat zij
wisten datgene was wat hun thuis ge-
46
leerd was? Onthoud dit: de kerk bestaat
om het huisgezin te helpen. De goddelijke
opdracht om te onderwijzen is nooit ver-
anderd. Doe geen afstand van deze
plicht.
Ons is aangeraden om zelfstandig en
onafhankelijk te worden in aardse za-
ken. Dit is van geestelijk belang! Stel
voor dat de omstandigheden verander-
den. Stel voor dat u niet al de voorzienin-
gen op kerkelijk gebied zou kunnen ont-
vangen waaraan u gewend geraakt bent.
Stel voor dat er veel meer verantwoorde-
lijkheid op uw schouders gelegd werd
om te zorgen voor het geestelijk welzijn
van uw gezin. Zeker, u kunt de Schriften
niet bestuderen zonder te weten dat er
gevaarlijke tijden in aantocht zijn. Zult u
niet beïnvloed zijn?
Bereid u nu voor! Doet nu de nodige
stappen om uw gezin te versterken. Be-
steedt tijd aan gezellig samenzijn. Stelt
familietradities in en handhaaft deze
ook, want zij vormen blijde herinnerin-
gen. Handhaaft disciphne met billijke
regels en voorschriften. Betoont elkaar
onvoorwaardelijke liefde in woord en
daad. Ontwikkelt in een ieder een gevoel
van eigenwaarde en zelfrespect door
hem hef te hebben en in hem te geloven
en hem te tonen dat hij erbij hoort. Zorgt
voor een gevoel van zekerheid want kin-
deren hebben dit nodig. Dit zijn de waar-
den waaruit het leven bestaat. Vestigt
deze en dan zullen we ons geen zorgen
hoeven te maken over de uitspattingen
die ons zo vaak verontrusten. Terwijl de
profetische gebeurtenissen openbaar
worden, is één ding zeker — we zullen
meer op ons zelf moeten vertrouwen.
Wij zullen meer in ons eigen gezin moe-
ten onderwijzen. In het Boek van Mor-
mon vinden we enkele voorbeelden:
„Ik, Nephi, uit eerzame ouders geboren
en daarom enigermate in al de geleerd-
heid van mijn vader onderwezen. . ." (1
Nephi 1:1.) Ongetwijfeld werd Nephi in
de geestelijke dingen onderwezen — zijn
schrijven maakt dit openbaar. Hem wer-
den waarschijnlijk ook praktische din-
gen geleerd want hij was een heel
vindingrijk mens. Heden ten dage kan
zich die zoon gelukkig prijzen, die een
vader heeft, die hem enigermate on-
derwijst in alles wat hij moet leren.
Enos, de zoon van Jakob, was nog ie-
mand die zijn vader waardeerde:
„Ziet, ik, Enos, wist dat mijn vader een
rechtvaardig man was, want hij onder-
wees mij in zijn taal, en tevens in de
lering en vermaning van de Heer. Geze-
gend zij de naam mijns Gods daarvoor!
Ziet, ik ging op wild jagen in de wouden;
en de woorden, die ik mijn vader dikwijls
had horen spreken aangaande het eeuwi-
ge leven en de vreugde der heiligen had
ik ter harte genomen.
En mijn ziel hongerde; en ik knielde
voor mijn Maker neder en riep Hem aan
in krachtig gebed en smeken voor mijn
ziel . . ." (Enos 1:1, 3, 4.)
Deze grote geestelijke ervaring was de
spil waaromheen zijn leven van dienst-
baarheid draaide. Deze ervaring vond
plaats vanwege de woorden van zijn va-
der. Dit zijn prachtige voorbeelden. Het
zijn goede voorbeelden van de invloed
van onderwijs door de ouders. Één ding
is onontbeerlijk. Ouders en kinderen
moeten veel tijd met elkaar
doorbrengen.
Sommigen van ons ontvangen mis-
schien algemene toejuiching voor onze
daden. De meesten van ons zullen ons
leven betrekkelijk anoniem door-
brengen. Dit doet er niet toe. Dient uw
medemensen. Hebt uw kinderen lief en
onderwijst hen. Dan zult u op zekere dag
door hen geprezen worden en dit zal in
het eeuwige plan meer betekenen dan
roem of rijkdom:
„Ik ... uit eerzame ouders geboren en
daarom . . . onderwezen. " In de naam
van Jezus Christus. Amen. D
47
Stuur zendelingen
uit elke natie
Ouderling Yoshihiko Kikuchi
van het Eerste Quorum der Zeventig
„Broeders en zusters, we moeten het
licht van de wereld zijn. Er wacht ie-
mand op u."
Ik zoek vandaag de leiding van de heilige
Geest. President Kimball, president
Tanner, president Romney, president
Benson, alle broeders van de Twaalf, alle
andere algemene autoriteiten en broe-
ders en zusters, namens de heiligen in
Japan en Korea, zou ik graag onze war-
me en oprechte waardering willen uiten
voor de engelenstemmen van het Mor-
moons Tabernakelkoor. Gedurende
hun onlangs gemaakte reis naar Japan
en Korea werden zij luisterrijk ontvan-
gen door zowel leden als niet-leden. Hun
oprechte waardering blijkt uit de uitste-
kende commentaren en de recenties in
enkele van onze belangrijkste kranten.
Ik zou deze commentaren met u willen
delen.
Een recensent schreef: „Je kon schoon-
heid vinden en het diepe geluid van vol-
ledigheid of perfectie." (Uit: Yomiuri
Tokyo van 8 september 1979.) Een ande-
re schreef: ,,Zij gaven ons een voor-
proefje van de glorieuze kwaliteit en
macht van muziek." (Uit: Kobe News
van 10 september 1979.) En weer een
ander schreef: „Het koor vond zijn weg
tot de diepten van ons hart en heeft de
meest onbeschrijflijke zin voor schoon-
heid en gevoel bij ons achtergelaten."
(Uit: Kyoto News van 11 september
1979.) De president van de televisie-
maatschappij Chukyo, één van de be-
langrijkste organisators van de reis en
natuurlijk geen lid van de kerk, zei dat de
ogen van de koorleden zo mooi en rein
stonden waardoor een diepe indruk bij
hem en zijn assistenten achtergelaten
werd. Zoals onze geliefde profeet, presi-
dent Spencer W. Kimball ons al eerder
verteld heeft: „Als wij ons hart tot onze
hemelse Vader en zijn zoon, Jezus Chris-
tus neigen, horen wij een symfonie van
Heflijke muziek gezongen door hemelse
stemmen die het evangelie van vrede ver-
kondigen." ( Ensign van mei 1974, blz.
46.)
Broeders en zusters, vandaag zou ik
mijn waardering willen uiten voor de
vele zendelingen die naar ons land geko-
men zijn en naar het Land van de Mor-
genstilte. Als ik hun wonderbare werken
zie, gaat mijn hart uit naar hun ouders,
die hen gestuurd hebben en naar diege-
nen die zich grote opofferingen getroos-
ten zodat hun zoons en dochters nu op
zending kunnen gaan. Ik ontmoette een
moeder die in deze stad een baantje voor
halve dagen heeft als taxichauffeuse, zo-
dat ze haar zoon op zijn zending kon
sturen. Ze sprak op trotse wijze over
haar zoon, die op zijn zending was en
zijn hemelse Vader diende.
Mag ik met u een mooie zendeUngener-
varing delen die ik kortgeleden opdeed.
48
Ik zag een wonder dat volbracht werd
door een van uw zendelingenzoons die
veel liefde bezat voor een onderzoeker.
Ik ontmoette deze man op een bijzonde-
re haardvuuravond. Hij zei: ,,Ik heb die-
pe waardering voor de jonge mormoon-
se zendeling die mij het belangrijkste
ding in het leven geleerd heeft en die mij
gelukkig gemaakt heeft. Eens zou ik
mijn oprechte waardering willen uiten
aan de ouders die hem geleerd hebben
het evangelie zo na te leven.". Met tra-
nen in zijn ogen en terwijl hij mijn han-
den vasthield, zei hij: „Ouderling Kiku-
chi, ik dank onze hemelse Vader voor dit
glorierijke evangelie," en toen vertelde
hij het volgende verhaal: „Op zekere
dag, acht jaar geleden werd ik op mijn
weg van het werk naar huis aangereden
door een auto die daarna direct door-
reed. Elf dagen lang was ik buiten be-
wustzijn en twee jaar lang was ik in een
ziekenhuis. Toen ik eindelijk uit het zie-
kenhuis ontslagen werd, had mijn vrouw
mij verlaten en had de kinderen met zich
meegenomen. Vóór het ongeluk hadden
we een goed gezinsleven, maar mijn le-
ven werd een totale mislukking. Ik was
eenzaam en gedeprimeerd, want ik had
mijn kostbaarste bezit — mijn gezin —
verloren. Ik probeerde vele keren zelf-
moord te plegen. Mijn enige onderhoud
kwam van de sociale bijstand. Ik was
geestelijk en lichamelijk uitgeput; ik was
net een levende plant geworden. Ik kon
niet lopen dus bewoog ik mij voort door
over de vloer te rollen en te kruipen.
Op een avond ging ik naar het zieken-
huis om mijn dokter te bezoeken voor
het uiteindelijke resultaat van een serie
operaties. Hij vertelde mij dat er geen
hoop op beterschap was. Alhoewel ik
wel verwacht had dat hij dit zou zeggen,
was het toch een grote schok voor mij.
Alles was verloren. Op de terugweg van
de dokter naar huis huilde ik en zag ik
mijn gezicht weerkaatst in het natte weg-
dek. Het was een jammerlijk gezicht."
Broeders en zusters, net toen hij op het
punt stond zich voor een aanstormende
trein te werpen, ontmoette hij een van
uw zendlingenzoons.
Het doet mij denken aan wat de Heiland
zei: ,,Ik ben de goede herder en Ik ken de
mijne en de mijne kennen Mij." (Johan-
nes 10:14.) ,,Mijn schapen horen naar
mijn stem en Ik ken ze en zij volgen
Mij." (Johannes 10:27.)
Er werd direct begonnen met huisverga-
deringen. Hierin leerde mijnheer Sugiya-
ma dat het evangelie waar is, dat Jezus
Christus onze Heiland is, dat Joseph
Smith een profeet van God was en de
ware kerk van God in deze laatste bede-
ling was hersteld.
Zoals gewoonlijk nodigden zendelingen
hem uit om naar de kerk te komen; om-
dat hij echter niet lopen kon, zei hij, dat
hij niet in staat zou zijn te komen. Maar
op de sabbatmorgen werd hij vroeg wak-
ker en zette hij dapper koers naar de
kerk. Hoewel deze dichtbij was, kostte
het hem bijna drie uur om de afstand af
te leggen tussen zijn huis en het dichtst-
bijzijnde station naar de kerk in Yoko-
hama. De kerk in Yokohama is hoog op
een heuvel gelegen. Van het station naar
de kerk duurde bijna een uur, alhoewel
het iemand gewoonlijk slechts vijf minu-
ten zou kosten. Hij klemde zich dikwijls
aan de muur vast, viel op de grond om
slechts met moeite weer op de been te
komen. Tenslotte bereikte hij de kerk
waar het avondmaal aan de gang was.
De zendelingen hadden nooit verwacht
dat hij naar de kerk zou komen. Maar
broeder Sugiyana voelde de zuivere lief-
de van God door de zendelingen en le-
den, en voelde zichzelf daartoe aange-
trokken. De Heiland zei: „Een nieuw
gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt;
gelijk Ik u liefgehad heb." (Johannes
13:34.)
Kort daarop volgde broeder Sugiyana
49
het gebod van de Heer op door zich te
laten dopen.
De Heer zei: „. . . tenzij iemand geboren
wordt uit water en Geest, kan hij het
Koninkrijk Gods niet binnengaan." (Jo-
hannes 3:5.)
De morgen na zijn doop werd hij opge-
wekt en vroeg wakker. Hij strekte zijn
benen uit om zich zoals gewoonlijk om
te rollen. Maar deze keer broeders en
zusters, was er iets anders dan anders.
Hij voelde kracht in zijn benen en door
zijn hele lichaam stroomde sterkte. Hij
ging zitten en geleidelijk aan stond hij op
zijn voeten. Hij had al jaren lang niet
gestaan zonder andere hulpmiddelen.
Hij hep die morgen met gemak! Hij
merkte dat zijn lichaam gezond gemaakt
was.
De Heiland zei tegen iemand met soort-
gelijke problemen, die door geloof gene-
zen was: ,,. . . uw geloof heeft u behou-
den; ga heen in vrede." (Marcus 5:34.)
Broeder Sugiyama zei: „Ik ben door hef-
de genezen en ik wil in vrede de weg van
de Heer bewandelen." Broeders en zus-
ters, wonderen zijn niet de enige tekenen
van de ware kerk van God, maar we
kunnen veel leren van het wonder dat
door de Heer volbracht werd door mid-
del van een geweldige jonge mormoonse
zendeling die zoveel hefde bezat voor
zijn onderzoeker.
Liefde gaat aan het wonder vooraf. Lief-
de is een proces, het is geen programma.
De liefde van Christus kan welke zorgen
in ons leven dan ook te boven komen en
welke menselijke smart dan ook gene-
zen. Tot al mijn vrienden waar zij ook
mogen zijn, zeg ik, laten we tot Jezus
komen en ,, wordt geboren uit water en
Geest." (Johannes 3:5.) Want zoals de
Heer zei: „En zie, wie ook in Mijn woor-
den geloven, hen zal Ik met de open-
baarmakingen van Mijn Geest bezoe-
ken; en zij zullen uit Mij worden gebo-
ren, namelijk uit water en uit de Geest."
(LV 5:16.)
Hoe zeer waardeer ik mijn eigen zende-
lingen die mij de heerlijkste boodschap
onderwezen hebben die we ooit kunnen
horen. Ouderling Law en ouderling Por-
ter, ik dank u. Hoe vele zielen zijn getrof-
fen door zendelingen zoals deze? O, laat
ons toch doorgaan voortreffelijke zen-
delingen uit iedere natie te sturen, zoals
onze profeet ons gevraagd heeft. En mo-
gen wij leden van deze ware kerk genoeg
moed hebben om voor de wereld te staan
om deze verheven boodschap van het
eeuwige evangelie, het herstelde evange-
lie van Jezus Christus met ,,alle natiën,
geslachten, talen en volken" te delen.
(LV 77:8.) Broeders en zusters, we moe-
ten het licht van de wereld" zijn.
(Matteüs 5:14.) Er wacht iemand op u.
Ik geef u mijn getuigenis van de godde-
lijkheid van dit evangeUe. Ik weet dat
God leeft en dat Jezus Christus de Hei-
land van de hele wereld is. Er is onder de
hemel geen andere naam, waardoor wij
behouden kunnen worden (zie Hande-
lingen 4:12). Alleen door Jezus van Na-
zaret kunnen we gered worden.
Ik weet dat Joseph Smith een profeet
van God was en dat het Boek van Mor-
mon het ware woord van God bevat.
Deze kerk is waar. Ik weet dat president
Spencer W. Kimball — een moderne
Job — heden een levende profeet van
God is. Ik heb hem lief met mijn hele
hart en ondersteun hem met mijn hele
ziel. In de naam van onze Heiland, Jezus
Christus. Amen. D
50
Zaterdag 6 oktober 1979
Priesterschapsbijeenkomst
Neem de juiste
beslissingen
Ouderling L. Tom Perry
van de Raad der Twaalf
Toen ik de Tabernakel na de zaterdag-
middagbijeenkomst van de laatste con-
ferentie verliet, kwam ik onder de indruk
van de rijen die zich drie uur voor het
begin vormden om binnengelaten te
worden in de priesterschapsbijeen-
komst. Ik ben stil blijven staan om een
praatje te maken met degenen in de
rijen. Tot mijn verbazing was een groot
percentage van de wachtenden, jonge-
mannen, dragers van het Aaronische
priesterschap.
Vanavond bewijs ik jullie eer voor jullie
toewijding. Tot deze uitverkoren gene-
ratie van koninklijk priesterschap wil ik
in deze bijeenkomst van onze conferen-
tie mijn woorden richten.
Toen ik mijn opdracht ontving om in de
priesterschapsbijeenkomst te spreken,
vroeg ik ouderling Backman, de nieuwe
leider van het Jonge-Mannenpro-
gramma om suggesties voor een onder-
werp dat bijzonder de aandacht vraagt
van Aaronische priesterschapsdragers.
Binnen een paar dagen ontving ik een
korte brief van ouderling Backman met
zijn antwoord: ,, De jeugd staat aan het
begin van een hoogst interessante tijd
van hun leven. Zij zullen spoedig belan-
grijke beshssingen nemen, die hun toe-
komst zullen vormen, zoals zending,
studie, beroep, huwelijk enzovoort."
Zijn raad was te spreken over het nemen
van juiste beshssingen.
Bevestigd aan zijn briefje was een strip
van ,,Peanuts" waar Linus op afgebeeld
staat met een mooie, stevige sneeuwbal
in zijn hand als Lucy in het beeld ver-
schijnt. Ze neemt de toestand op en
plaatst de volgende opmerking tegen Li-
nus: ,,Het leven is vol keuzen. Als je wilt,
kun je die sneeuwbal naar mij gooien.
Als je wilt, kun je die sneeuwbal ook niet
naar mij gooien. Maar als je kiest om die
sneeuwbal naar mij te gooien, zal ik je
tegen de grond slaan! Als je die sneeuw-
bal niet naar mij gooit, zal je gespaard
worden."
Toen zei Linus, terwijl hij de sneeuwbal
met een blik van afkeer op zijn gezicht
wegwierp: „Het leven is vol keuzen,
maar ik krijg er nooit een."
51
Linus heeft gelijk, dat het leven vol keu-
zen is. Maar ik vond dat hij in het tweede
deel geen gelijk had. Beshssingen liggen
vóór ons bij iedere stap die we doen.
Richard L. Evans zei in de film 's Men-
sen zoeken naar geluk: „Het leven biedt
twee kostbare gaven. De ene is tijd, de
andere vrijheid van keuze — de vrijheid
om met uw tijd te kopen wat u wilt. U
bent vrij om uw aandeel van tijd in te
wisselen voor sensaties. U kunt deze rui-
len voor slechte verlangens. U kunt deze
investeren in hebzucht. U kunt er ijdel-
heid mee kopen; u kunt uw tijd besteden
aan het najagen van materiële dingen.
De vrijheid om te kiezen is aan u. Maar
dit zijn geen voordeeltjes, want daarin
vindt u geen blijvende voldoening."
(Cursivering toegevoegd.) Er staat een
prachtig verslag helemaal aan het begin
van het Boek van Mormon over een fa-
milie die enkele belangrijke beslissingen
moest nemen.
Stel je voor datje in die tijd leeft en je lid
van Lehi's gezin bent. Je woont in Jeru-
zalem in een heel gerieflijk huis, warm en
beschut, omringd door veel van de goe-
de dingen des levens. Op zekere morgen
als je opstaat, roept je vader de familie
bijeen voor een gezinsraad. Hij deelt
mee, dat hij de afgelopen nacht een
droom gehad heeft en doet jullie dan de
ontstellende mededeling: ,,Ga je slaap-
zakken en de tenten halen. Neem zoveel
proviand mee als we op onze rug kunnen
dragen. Maak je geen zorgen over het
goud en zilver en kostbaarheden. We
zullen daar geen plaats voor hebben. De
Heer heeft mij geboden om de wildernis
in te trekken." En in de Schrift staat
vermeld ,,En hij verliet zijn huis en het
land zijner erfenis en zijn goud, zijn zil-
ver en zijn kostbaarheden, en nam niets
anders mede dan zijn gezin en levens-
middelen en tenten, en trok de wildernis
in." (1 Nephi 2:4.)
Als je slechts een korte afstand afgelegd
hebt, heeft je vader nog een droom. Hij
roept je bij zich en zegt: „Zie, ik heb een
droom gehad, waarin de Here mij heeft
bevolen, dat gij en uw broeders naar Je-
ruzalem moeten terugkeren.
Want zie, Laban heeft het geschiedboek
van de Joden en ook een geslachtsregis-
ter van uw voorvaderen, en ze zijn op
koperen platen gegraveerd.
Daarom heeft de Here mij geboden, dat
gij en uw broeders naar het huis van
„Het leven biedt twee kostbare
gaven. De ene is tijd, de andere
vrijheid van keuze — de
vrijheid om met uw tijd te
kopen wat u wilt."
Laban moeten gaan, en de geschiedboe-
ken trachten te verkrijgen en ze hier in de
wildernis brengen." (1 Nephi 3 : 2-4.)
Dat was me even een zware taak die de
zonen was opgelegd, want Laban was
een zeer rijk en machtig man. Zij mop-
perden op hun vader en zeiden dat het
iets moeilijks was wat hij van hen vereis-
te. Maar één zoon zei tegen zijn vader:
„Ik zal heengaan en doen, wat de Here
heeft bevolen, want ik weet, dat de Here
geen geboden aan de kinderen der men-
sen geeft, zonder tevens de weg voor hen
te bereiden, zodat zij zullen kunnen vol-
brengen, wat Hij hun gebiedt." (1 Nephi
3 : 7.)
Deze jongemannen moesten verschillen-
de beslissingen het hoofd bieden toen zij
Laban benaderden om hem om de pla-
ten te vragen. Het is uiterst interessant
voor mij op te merken door welk proces
zij die beshssingen maakten. Eerst was
de beslissing het aan het toeval over te
laten. En zij lootten en het lot viel op
52
Laman. Hij ging naar het huis van La-
ban, en terwijl hij daar zat en met hem
sprak, zei hij dat hij de verslagen ver-
langde die op de koperen platen geschre-
ven waren. Dit verzoek beviel Laban
niet erg en hij werd boos en verdreef hem
uit zijn tegenwoordigheid en wilde niet
dat hij de geschiedboeken in handen
kreeg. Hij zei: ,,Zie, gij zijt een rover en
ik zal u doden." (1 Nephi 3:13.) Dat was
genoeg voor Laman; hij vluchtte, kwam
terug en meldde zijn broers dat het niet
doeltreffend was om de opdracht aan
het toeval over te laten.
Nephi moest nog een andere beshssing
nemen wat betreft het verkrijgen van de
verslagen. Hij dacht aan alle weelde die
ze thuis hadden achtergelaten, het goud
en zilver en alle soorten rijkdom. Hij
dacht eraan dat goud en zilver op te gaan
halen en zich te verlaten op de dingen
van de wereld om daarmee de verslagen
te kopen. Zo gingen zij naar het huis van
Laban, stalden het goud en zilver uit en
boden aan deze kostbare dingen te ruilen
voor de koperen platen. Toen Laban de
kostbaarheden zag en bemerkte dat ze
zeer waardevol waren, werd zijn begeer-
te ernaar opgewekt. Terwijl hij naar de
vier jongens keek tegenover al zijn
dienstknechten, was het gemakkelijk te
beslissen dat hij de platen zou behouden
en de rijkdom ook. Hij stuurde zijn
dienstknechtem achter de jongens aan
om hen te doden en zij moesten vluchten
en hun eigendommen achterlaten. Door
wereldse dingen konden ze de verslagen
niet verkrijgen.
Nu hadden de broers van Nephi bijna
tweemaal hun leven verloren terwijl ze
probeerden het verslag te verkrijgen en
daardoor waren ze niet erg met hem in-
genomen. Nephi wilde niet opgeven; hij
redeneerde met hen op de volgende wij-
ze: „Laat ons nogmaals naar Jeruzalem
gaan en getrouw zijn in het onderhouden
van de geboden des Heren, want ziet, Hij
is machtiger dan de gehele aarde, waar-
om dus niet machtiger dan Laban met
zijn vijftig of zelfs met zijn tienduizen-
den?" (1 Nephi 4:L) Wie kon er zo'n
logische beredenering tegenspreken?
Natuurlijk was de Heer machtiger dan
Laban en al zijn dienstknechten. Dus
leidde Nephi zijn broers 's nachts buiten
de muur van Jeruzalem. Hij kroop naar
binnen in de richting van het huis van
Laban en deze keer liet hij het niet aan
het toeval over of aan wereldse dingen,
maar hij ging erheen vol geloof. Hij zei:
„Ik werd door de Geest geleid, van tevo-
ren niet wetende, wat ik moest doen." (1
Nephi 4:6.)
Toen hij bij het huis van Laban kwam,
vond hij een man, die op de grond geval-
len was, dronken van wijn. Toen hij na-
derbij kwam, ontdekte hij, dat het La-
ban was. Laban was hem in zijn handen
gegeven. De Heer had de weg vrijge-
maakt om het verslag te verkrijgen.
Door het besluit te nemen op de Heer te
vertrouwen, had hij resultaat gehad. Wij
kunnen een belangrijke les leren uit de
wijze van beslissingen nemen van de
zoons van Lehi. Natuurlijk was de me-
thode om het besluit aan het toeval over
te laten niet erg aanvaardbaar.
Ik herinner me dat ik op een keer, toen ik
bij de mariniers was en gestationeerd
was in Pendleton in Californië, een be-
slissing aan het toeval overliet en mijzelf
bijna in een hoogst onplezierige situatie
bevond.
Mijn kameraden hadden er ieder week-
end bij mij op aangedrongen om met
hen naar een dancing in Los Angeles te
gaan om plezier te hebben. Elk week-end
werd ik aangemoedigd om mee te gaan.
Na hen een paar weken lang weerstaan
te hebben, omdat ik dacht dat dat niet de
juiste plaats voor mij was, besloot ik het
eenmaal aan het toeval over te laten om
te zien hoe het af zou lopen.
Ik vertrok met hen in de richting van
53
deze grote dancing in Los Angeles. Wij
gingen met de tram en terwijl deze ver-
derreed van halte tot halte, liep deze vol
met vele jonge dames. Zij waren niet het
type in wier gezelschap ik ooit tevoren
geweest was. Zij waren erg vrijpostig. Ik
voelde mij niet op mijn gemak in hun
gezelschap. Toen ze mij benaderden pas-
te ik een taktiek toe die een marinier
volkomen onbekend is. Ik trok mij
terug.
Op de achterste bank van de tram ont-
dekte ik vier jonge dames, die zich vol-
komen anders gedroegen. Ik vroeg hen
of ze naar het dansen gingen en hun
antwoord was: ,,Ja, maar niet naar de-
zelfde waar u heengaat." Toen zeiden ze:
„Wij gaan naar de Adams-wijk naar een
mormoonse dansavond. Weet u iets
over de mormoonse kerk?" Ik was ver-
baasd, en opgelucht en gewiUig ging ik
met hen de tram uit en ik had een heerlij-
ke avond in de Adams-wijk. Heb meer
zelfvertrouwen in plaats van je besHssin-
gen aan het toeval over te laten.
De besHssing door Nephi en zijn broers
genomen om hun vertrouwen te stellen
op de dingen van de wereld bleek niet
meer succes te hebben dan deze aan het
toeval over te laten. Tijdens het bijwo-
nen van een ringconferentie sprak ik met
een vader. Hij vertelde mij over de druk
waaronder zijn tienerdochter stond om
de gewoonten van de wereld te volgen en
hoe ze de beslissing gemaakt had haar
leven niet te laten beïnvloeden door die
druk.
In haar klas op school was zij het enige
lid van de kerk. Ze was een populaire
jonge dame bij de jongens en ze had veel
gelegenheden om gevraagd te worden
voor afspraakjes. De jongens in haar
klas leefden niet volgens de standaarden
die haar geleerd waren in onze kerk. Zij
nam het besluit om elke jongen die haar
voor een afspraakje vroeg te vertellen
volgens welke standaarden zij leefde. Als
zij met hun uit zou gaan, zou er van hen
verwacht worden dat zij zich zouden ge-
dragen in overeenstemming met haar
54
maatstaven. Ze wilde zo'n toezegging
van hen hebben voordat zij een af-
spraakje zou aannemen.
Op zekere dag kwam de grote voetbal-
held van de school, vóór de belangrijkste
dans van het hele jaar, naar haar toe en
zei: „Je weet dat ik je zou willen vragen
met mij naar het bal te gaan als je je
maatstaven alleen maar een beetje zou
willen verlagen."
Er klonk geen aarzeling in haar stem
toen ze antwoordde: „Als ik met jou uit
zou gaan, zou ik mijn standaarden verla-
gen." Wees sterk genoeg in je besluit om
de gewoonten van de wereld niet na te
volgen. Nephi had succes toen hij zijn
besluit nam om geloof te hebben in de
Heer en zijn wegen te bewandelen.
Een paar jaar geleden verscheen er in de
Church News een heel interessant artikel
over een jongeman die zijn besluit nam
om op de wegen van de Heer te vertrou-
wen. In het artikel staat:
President Spencer W. Kimball is een
voortdurende inspiratie voor de kerk.
Dit is niet alleen zo door wat hij zegt,
maar ook door wat hij doet. Toen hij de
gebiedsconferentie in Stockholm toe-
sprak, openbaarde hij het geheim van dit
succes. Hij zei:
„Als ik de koeien aan het melken was of
aan het hooien was, had ik tijd om na te
denken. Ik peinsde erover en nam dit
besluit: Ik, Spencer Kimball, zal nooit
enige vorm van sterke drank aanraken.
Ik, Spencer Kimball, zal nooit tabak
aanraken. Ik zal nooit koffie drinken,
noch zal ik ooit thee proeven — niet
omdat ik uit kan leggen waarom ik dit
niet zou doen, behalve dat de Heer ge-
zegd heeft het niet te doen. Hij zei dat
deze dingen een gruwel waren. Vele an-
dere dingen zijn dit ook en staan niet in
het Woord van Wijsheid. Maar ik nam
die beslissing.
Dat is wat ik probeer te bewijzen. Als
kleine jongen besloot ik toen: Ik zal die
dingen nooit aanraken. En dus, omdat
ik dit besloten had, was het makkelijk ze
te volgen, en ik bezweek niet. Er kwa-
men vele verzoekingen, maar ik analy-
seerde ze niet eens; ik stond er niet bij stil
ze te overwegen en te zeggen: Zal ik of
zal ik niet? Ik zei altijd tegen mezelf: Ik
heb toch besloten om het niet te doen.
Daarom doe ik het ook niet."
President Kimball vervolgt: ,,Ik zou al-
leen maar willen zeggen dat ik spoedig
een nieuw leven ga beginnen en dat ik
nog nooit thee, noch koffie, noch tabak,
noch welke soort sterke drank dan ook,
noch drugs geproefd heb. Dat mag u erg
aanmatigend klinken, maar ik probeer
alleen deze aanwijzing te geven: dat als
elke jongen en elk meisje — als hij of zij
wat volwassener begint te worden en wat
onafhankelijker van zijn vrienden en zijn
familie en van iedereen — als elke jongen
en elk meisje het besluit zou nemen: ,Ik
wil niet toegeven,' dan hindert het niet
wat voor verzoeking het is: Ik heb mijn
besluit genomen. Dat staat vast."
{Church News van 4 oktober 1975; lees
ook het Conferentierapport van de ge-
biedsconferentie voor Denemarken,
Finland, Noorwegen en Zweden van au-
gustus 1974, blz. 86, 87.)
Als wij allemaal zijn voorbeeld zouden
volgen bij het nemen van onze beshssin-
gen, gebaseerd op ons geloof in de Heer
Jezus Christus, wat zou dit dan een ver-
andering in ons leven teweegbrengen.
Jullie, jeugd van het edele geslacht, neem
hier vanavondje beslissing: ,,Ik zal heen-
gaan en doen, wat de Here heeft bevo-
len." (1 Nephi 3:7.)
Er ligt kracht in zijn wegen. Er is geen
grotere vreugde in dit leven dan om in
zijn dienst te staan. Ik geef jullie mijn
plechtige getuigenis dat een besluit om te
leven overeenkomstig zijn wet jullie eeu-
wig leven zal brengen. In de naam van
Jezus Christus. Amen. D
55
De regeerders
Ouderling William R. Bradford
van het Eerste Quorun der Zeventig
Mijn geliefde broeders, dit is een ontroe-
rend ogenblik. In geen andere tijd is er
een dergelijke verzameling geweest van
de uitverkoren zonen van God. Als het
niet door de macht van de Geest was,
kon ik het gewicht van dit ogenblik niet
verdragen.
Ik heb het sterke gevoel om u, mijn broe-
ders, mijn innige liefde te betuigen. Mijn
vertrouwen in u kan alleen maar vergele-
ken worden met mijn vertrouwen in de
Meester, die wij volgen. Te weten dat wij
broeders zijn, schenkt mij grote vreugde.
Ik zou u nooit bekritiseren, maar omdat
ik van u houd en omdat we inderdaad
broeders zijn, heb ik het gevoel dat ik
open en rechtstreeks tot u kan spreken.
Het feit dat u het priesterschap draagt, is
geen toeval. Het bewijst dat u door de
wateren van de doop bent gegaan. U
bent geïnterviewd door de rechters van
Israël en waardig bevonden om Gods
regeerders te zijn. Uw status als regeer-
ders is en blijft afhankelijk van het in
overeenstemming zijn met de voorwaar-
den die de Vader en zijn zoon, Jezus
Christus, in ons voorsterfelijk bestaan
hebben gesteld. U hebt die voorwaarden
toen aangenomen en door uw ordening
en tegenwoordige waardigheid hebt u
deze hier aangenomen. Hierbij is niets
toevallig. Het is een ernstige zaak. Het is
zo belangrijk dat Gods aangelegenheden
op aarde en de zaligheid van het hele
mensdom ervan afhangen.
Laat mij, opdat u beter kunt begrijpen
wat het betekent de regeerders te zijn,
verklaren hoe u betrokken bent bij het
regeren van de kerk en wel op drie gebie-
den; het individuele, het ge zins- en de
officieel ingestelde kerk.
U, als enkeling vormt de kerk. De Heer
sloot een verbond met zijn getrouwe zo-
nen, dat zij „de kerk en het koninkrijk,
en de uitverkorenen Gods" (LV 84 : 34;
cursivering toegevoegd) zouden worden.
U dan, door uw getrouwheid als pries-
terschapsdrager wordt de kerk. De kerk
zal bestuurd worden alleen als u uzelf
bestuurt.
Het meest fundamentele grondbeginsel
van waarheid waarop het hele plan van
God gebaseerd is, is de vrije wil. Als
enkeling hebt u het recht uzelf te bestu-
ren. Het is een goddelijke gave aan u, te
denken en te handelen volgens uw eigen
wens. Het is uw beslissing.
Er moet echter verklaard worden dat
hoewel u de vrije wil hebt om voor uzelf
te kiezen, u niet het recht hebt te kiezen
wat het resultaat zal zijn van uw beshs-
sing. De resultaten van wat u denkt of
doet worden door wetten bestuurd. Uit
het goede komt het goede voort; uit het
kwade het kwade. U bestuurt uzelf door
u te onderwerpen aan de orde van de
56
wet. Als u gehoorzaam bent aan Gods
wet blijft u vrij. U gaat vooruit en wordt
volmaakt. Als u ongehoorzaam bent
aan Gods wet bindt u zichzelf aan datge-
ne, wat uw vooruitgang tegenhoudt. U
wordt verontreinigd en onwaardig om
deelgenoot te zijn met degenen die reiner
en kuiser zijn.
Laat mij u tonen hoe dit beginsel van
zichzelf besturen uw leven beïnvloedt. Ik
geloof niet dat het u zou verbazen te
horen dat een heel groot aantal, zowel
Aaronische als Melchizedekse priester-
schapsdragers, evenals onze zusters hun
vrije wil op zo'n wijze uitoefenen dat zij
de gewoonte ontwikkeld hebben uren-
lang televisie te kijken. Velen hebben
twintig uur of meer per week bereikt.
Gods plan schrijft voor dat we onze tijd
op deze aarde besteden met werken.
Werk betekent zelf geestelijk en lichame-
lijk bezig zijn. Vele uren per week
geïndoctrineerd te worden door de tele-
visie, die veel duivelse dingen vertoont,
schijnt niet aan deze vereiste te voldoen.
Zelfs als de televisie niet vol dwaasheid,
geweld, onzedelijkheid en vuile taal stak,
zou de amusementswaarde nog steeds de
verspilhng van tijd niet rechtvaardigen.
U bent hier om te werken, om de zaken
van de Heer te besturen maar niet om
geamuseerd te worden. De apostel Pau-
lus sprak recht op de man aftoen hij aan
Titus schreef:
„Alles is rein voor de reinen, maar voor
hen, die besmet en onbetrouwbaar zijn,
is niets rein. Maar bij hen zijn zowel het
denken als het geweten besmet.
Zij belijden wel, dat zij God kennen,
maar met hun werken verloochenen zij
Hem, daar zij verfoeilijk en ongehoor-
zaam zijn en niet deugen voor enig goed
werk." (Titus 1:15, 16.)
Het priesterschap dragen betekent de
opdracht gekregen te hebben van de
Heer om te handelen zoals Hij zou han-
delen als Hij hier persoonlijk was. Is uw
gewoonte om televisie te kijken verenig-
baar met die heilige opdracht? Als u de
gewoonte hebt om twintig uur per week
televisie te kijken en u zich zou bekeren
en deze veranderen in een gewoonte om
het evangeUe te bestuderen, dan kon u in
één jaar het Boek van Mormon, de Leer
en Verbonden, de Parel van Grote
„Broeders, in enkele dingen
blijft er een vrij groot verschil
bestaan tussen wat we zijn en
wat we moeten worden."
Waarde en de hele Bijbel lezen. Boven-
dien kon u Jezus de Christus, De Artike-
len des Geloofs, Evangeliebeginselen, ba-
sislessen voor priesterschapsdragers, ba-
sislessen voor zusters, basislessen voor
kinderen, alle drie delen van De leer tot
zaligmaking. Het wonder der vergeving.
Evangelieleer en Zijn kerk hersteld lezen
en kon dan de Bijbel, het Boek van Mor-
mon, Leer en Verbonden en de Parel van
Grote Waarde herlezen. Dan heeft u ook
nog tijd over om De Ster te lezen. Dit is
gebaseerd op uw vermogen om slechts
tien bladzijden per uur te lezen. De
doorsnee mens kan twintig bladzijden of
meer per uur lezen. Als u tot de gemid-
delden behoort, hebt u nog tien uur per
week over om uzelf te brengen tot ande-
re activiteiten, die tot opbouw van het
koninkrijk zijn, zoals een persoonlijk
dagboek bijhouden, genealogie en tem-
pelwerk, meer huisonderwijs, welzijns-
zorgdiensten en het betrokken zijn bij
dingen die het burgerlijk leven en het
vaderland betreffen om onze vrijheid te
beschermen en nog veel meer. Ik her-
haal: „Alles is rein voor de reinen, maar
voor hen, die besmet en onbetrouwbaar
57
zijn, is niets rein. Maar bij hen zijn zowel
het denken als het geweten besmet.
Zij belijden wel, dat zij God kennen,
maar met hun werk verloochenen zij
Hem, daar zij verfoeilijk en ongehoor-
zaam zijn en niet deugen voor enig goed
werk." (Titus 1 : 15, 16.)
U allen bent lid van de meest fundamen-
tele eenheid van de kerk, het gezin. En-
kelen van u zijn nog geen vader, maar
bereiden zich voor om dit te worden. Als
vader hebt u het goddelijke recht en de
phcht uw gezin te besturen volgens een
voorbeeld dat de Heer gesteld heeft.
Omdat het gezin de fundamentele een-
heid van de kerk is, daarom is het zo dat,
zoals het gezin bestuurd wordt, zo wordt
de kerk bestuurd.
De Heer verwacht van u dat u een sys-
teem invoert om het evangelie na te le-
ven dat op het gezinsleven gericht is. De
oproep om het gezin te besturen bete-
kent om de leden ervan hef te hebben, te
onderwijzen en te motiveren zodat het
hun persoonlijke besluit zal , zijn zich te
verenigen met het gezamenlijke doel
voor ogen om Gods plan na te volgen.
Het is belangrijk hierbij om geloof in de
Heer Jezus Christus te ontwikkelen.
Zonder geloof kan niemand op positieve
wijze het levenspatroon volgen dat
Christus ons heeft bijgebracht.
Geloof in Christus wordt ontwikkeld
door vasten en bidden, waardoor een
geestelijke band ontstaat en door het
bestuderen van de leringen van Christus
zoals deze vervat zijn in de heihge Schrif-
ten. Als geloof zich begint te ontwikke-
len en iemand Christus' levenspatroon
begint te begrijpen, dan zal de noodzaak
om bekering te begrijpen en stappen in
die richting te doen, ook duidelijk
worden.
Omdat sommige besHssingen van de ge-
zinsleden verkeerd zullen zijn en hun
vooruitgang zullen tegenhouden en hun
zullen bezoedelen, moet er voor hun een
manier zijn om gereinigd te worden en in
de juiste koers teruggebracht te worden.
Zij zullen moeten weten hoe zij zonden,
zowel door deze te begaan als door te
verzuimen bepaalde dingen te doen,
kunnen herkennen, en geestelijk zo zui-
ver te zijn door hun geloof en vertrou-
wen in Christus, zodat zij berouw hebben
over die zonde. Zij moeten het proces
van belijden kennen en aangespoord
worden om de schade te vergoeden en te
besluiten de zonde na te laten.
Natuurlijk wil een persoon, die geloof in
Christus ontwikkelt en stappen doet in
de richting van bekering, ernaar streven
de geboden te onderhouden. De hande-
lingen in zijn leven zullen christelijker
worden. Een christelijk persoon zal zich
verenigen met de andere gezinsleden en
zal hen dienen. Hoe kunt u dan het gezin
besturen? Door de kracht van het pries-
terschap. ,,Door overreding, lank-
moedigheid, zachtmoedigheid, oot-
moed, en door ongeveinsde hefde;
Door vriendelijkheid en zuivere kennis,
die de ziel zonder huichelarij en zonder
bedrog grotelijks zal ontwikkelen —
Intijds met scherpe woorden bestraffen-
de, wanneer door de Heilige Geest daar-
toe gedreven." (LV 121 : 41-43.)
U onderwijst vasten en gebed. U onder-
wijst de leer die vervat is in de heilige
Schriften en moedigt hen aan persoon-
lijk en regelmatig te studeren. U bent zelf
ermee bezig en onderwijst tevens de
stappen tot bekering. U bent gehoor-
zaam aan de geboden en onderwijst de-
ze. U dient elkaar. Dan is het voorbeeld
gevestigd van een systeem om het evan-
geUe thuis in het gezin na te leven door:
geloof in Christus, bekering, het onder-
houden van de geboden en elkaar te die-
nen. Dit systeem voldoet aan alle we-
reldlijke en geestelijke noden van de ge-
zinsleden van welke leeftijd dan ook.
De oorspronkelijke organisatie van de
kerk bestaat uit een goddelijk, ordelijk
58
systeem waardoor wij persoonlijk en als
gezin op een georganiseerde wijze samen
kunnen komen om onderwezen te wor-
den in Gods plan voor onze zaligheid,
om verbonden te sluiten en de zaligma-
kende verordeningen aan elkaar te be-
dienen, gebruikmakende van de macht
en het gezag van het priesterschap.
Dit is de gevestigde kerk. Zij organiseert
de vrijwillige diensten van de leden van
de kerk door programma's en hulporga-
nisaties die bestemd zijn als hulpmiddel
voor enkelingen en gezinnen. Deze
programma's en hulporganisaties moe-
ten geleid worden door — en een hulp
zijn voor het priesterschap. Leden die
geroepen zijn hierin te dienen, moeten
zich onderwerpen aan deze leiding. Tn
deze programma's moet nooit eigen-
machtig gehandeld worden. Als dit ge-
beurt, scheppen wij een systeem om het
evangelie na te leven dat op de kerk ge-
richt is, in plaats van een systeem om het
evangelie na te leven dat op het gezin
thuis is gericht. Dit is niet de wijze van de
Heer. Hij heeft ons het proces geleerd.
Zijn opdracht is te onderwijzen, te ver-
manen, te dopen en over de kerk te
waken.
Bezoek het huis van ieder lid en spoor
hen aan hardop en in stilte te bidden en
alle huiselijke plichten na te komen.
Wees met hen en versterk hen en zie erop
toe dat er geen ongerechtigheid in de
kerk is, noch ongenoegen met elkaar,
noch leugen, noch lasteren, noch kwaad-
spreken. En toe te zien dat alle leden hun
plicht doen. (Zie LV 20:50, 51, 53-55.)
Deze plicht om te besturen, vergist u zich
niet, werd opgedragen aan het Priester-
schap. Wij houden van de hulporganisa-
ties en hebben deze nodig. Zij worden
geleid door grote en gelovige leiders.
Maar de eigenlijke naam die zij dragen is
hulporganisatie, hetgeen betekent dat zij
,,een hulp" zijn en dit zou ons duidelijk
moeten maken dat het volle gewicht van
het kerkbestuur direct op het priester-
schap rust.
Als een persoon of een gezin hulp nodig
heeft bij het tot stand brengen van hun
wereldlijke en geestelijke zaligheid, is het
de verantwoording van het priester-
schap. Als het priesterschap hulp nodig
heeft bij dit werk, en dat zal zeker, dan
zal deze zich wenden tot de hulp-
organisaties.
De tijd moet spoedig komen, dat wij als
bestuurders volledig onze verantwoor-
ding dragen als de herders van Israël.
Ons werk moet niet gedaan worden vol-
gens de klok of wanneer het in ons sche-
ma past, maar wanneer het noodzakelijk
is.
Broeders, in enkele dingen blijft er een
vrij groot verschil bestaan tussen wat we
zijn en wat we moeten worden.
Dat wij onze rol als de bestuurders mo-
gen begrijpen en vervullen door onze le-
vende profeet, die de woordvoerder van
God is, op de voet te volgen. Dit smeek
ik in de naam van Jezus Christus, onze
Meester. Amen. D
59
Geloof in de
Here Jezus Christus
President Marion G. Romney
Tweede raadgever in het Eerste Presidium
Broeders, ik heb besloten vanavond tot
u te spreken over „geloof in de Here
Jezus Christus," de profeet Joseph
Smith noemt dat ,,het fundamentele be-
ginsel . . . van het evangelie." (Vierde
Artikel des Geloofs.)
De Schriften laten geen twijfel bestaan
over de betekenis van een dergelijk ge-
loof. In het prille begin leerde een engel
die door de Here was gezonden Adam al
dat het offer ,,een gelijkenis" was ,,van
de offerande van de Eniggeborene des
Vaders, . . ."
„Daarom," voegde gij (de engel) eraan
toe, ,,zult gij alles, wat gij doet, in den
naam des Zoons doen, en gij moet u
bekeren en God voor altoos in den
Naam des Zoons aanroepen." (Mozes
5:7, 8.)
Nephi leerde zijn volk aldus:
,, Voorwaar, zeg ik u, zo zeker als . . . de
Here God leeft, ... er (is) geen andere
naam onder de hemel gegeven, waar-
door een mens zalig kan worden, dan
deze Jezus Christus. . ."(2 Nephi 25:20.)
Ongeveer vierhonderd jaar later ver-
klaarde koning Benjamin:
„En verder zeg ik u: Er zal geen andere
naam worden gegeven, noch enige ande-
re wijze, noch enig ander m\ddel, waar-
door de zahgheid tot de mensenkinderen
kan komen, dan alleen in en door de
naam van Christus, de Almachtige He-
re." (Mosiah 3:17.)
Toen de Sadduceeën Petrus en Johannes
vroegen: ,,Door welke kracht of door
welke naam" zij de lamme man hadden
genezen, „zeide Petrus, vervuld met de
heilige Geest, tot hen: Oversten van het
volk en oudsten, indien wij thans in ge-
hoor genomen worden ter zake van een
weldaad aan een ziekte, waardoor hij
gezond geworden is, dan moet aan u
allen en het ganse volk van Israël bekend
zijn, dat door de naam van Jezus Chris-
tus, de Nazareeër, die gij gekruisigd
hebt, maar die God heeft opgewekt uit
de doden, dat door die naam deze hier
gezond voor u staat ... En de behoude-
nis is in niemand anders, want er is ook
onder de hemel geen andere naam aan
de mensen gegeven, waardoor wij moe-
ten behouden worden." (HandeHngen
4:7-10, 12.)
Jezus verklaarde zelf aan de Farizeeën:
,, Indien gij niet gelooft, dat Ik het ben,
zult gij in uw zonden sterven." (Johan-
nes 8:24.)
En in deze laatste dagen verklaarde de
Heer tegenover de profeet Joseph Smith,
OUver Cowdery en David Whitmer:
,, Neemt de naam van Christus op u, en
spreekt de waarheid met ernst. En allen,
die zich bekeren en in Mijn naam die
Jezus Christus is, worden gedoopt, en
tot het einde toe volharden, zullen zalig
worden.
Ziet, Jezus Christus is de naam, die door
60
de Vader is gegeven, en er is geen andere
naam gegeven, waardoor de mens kan
zalig worden;
Daarom moeten alle mensen de naam
op zich nemen, die door de Vader is
gegeven, want met die naam zullen zij
ten laatsten dage worden geroepen;
Indien zij daarom de naam niet weten,
waarmede zij worden geroepen, kunnen
zij geen plaats hebben in het koninkrijk
Mijns Vaders." (LV 18:21-25.)
Ik veronderstel dat de voorgaande ver-
klaringen voldoende zijn om vast te stel-
len dat de Schriften leren dat geloof in de
Here Jezus Christus onmisbaar is voor
het verkrijgen van zaligheid.
Dit is het geval, omdat Jezus door zijn
verzoening en door zijn overwinning
over het graf de mogelijkheid voor de
mens schiep om zijn zonden vergeven te
krijgen en uit het graf opgewekt te
worden.
Met betrekking tot dit punt zegt de op-
gestane Jezus tegen de Nephieten: ,,Ziet,
Ik heb u Mijn evangelie gegeven, en dit is
het evangelie, dat Ik u heb gegeven, dat
Ik in de wereld ben gekomen om de wil
van Mijn Vader te doen, omdat Mijn
Vader Mij heeft gezonden.
En Mijn Vader heeft Mij gezonden op-
dat Ik aan het kruis zou worden verhe-
ven, en opdat Ik, nadat Ik aan het kruis
was verheven, alle mensen tot Mij mocht
trekken, en zoals Ik voor de mensen was
verheven, de mensen door de Vader zou-
den worden verheven om voor Mij te
staan en volgens hun werken te worden
geoordeeld, hetzij die goed of kwaad zijn
En hiertoe werd Ik verheven; daarom zal
Ik volgens de macht van de Vader, alle
mensen tot Mij trekken, opdat zij vol-
gens hun werken mogen worden
geoordeeld.
En het zal geschieden, dat een ieder, die
zich bekeert en in Mijn naam wordt ge-
doopt, (met de Heilige Geest) zal wor-
den vervuld; en indien hij tot het einde
toe volhardt, ziet, dan zal Ik hem schul-
deloos houden voor Mijn Vader ten da-
ge, dat Ik zal staan om de wereld te
oordelen.
En ook hij, die niet tot het einde toe
volhardt, wordt neergehouwen en in het
vuur geworpen, waaruit men wegens de
rechtvaardigheid van de Vader niet kan
terugkeren.
En niets onreins kan Zijn koninkrijk in-
gaan; daarom gaat niemand in Zijn rust
in, dan zij, die hun klederen in Mijn
bloed hebben gewassen, wegens hun ge-
loof, en de bekering van al hun zonden,
en hun getrouwheid tot aan het einde.
Welnu, dit is het gebod (de opgestane
Jezus spreekt hier): Bekeert u, al gij ein-
den der aarde, en komt tot Mij en wordt
in Mijn naam gedoopt, zodat gij door
het ontvangen van de Heilige Geest
moogt worden geheiligd, opdat gij ten
laatsten dagen vlekkeloos voor Mij
moogt staan.
Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u, dit is
Mijn evangelie." (3 Nephi 27:13-17, 19-
21.)
Dit is, natuurlijk, de volmaakte definitie
van het evangehe. Deze werd echter als
een soort samenvatting gegeven nadat
de opgestane Jezus dagen — misschien
zelfs weken — had besteed om de Ne-
phieten de beginselen en verordeningen
van het evangelie uit te leggen. Daarom
konden zij zijn samenvatting begrijpen.
Het evangelie is het plan en het pro-
gramma dat God, onze eeuwige Vader,
heeft aangenomen om zijn „werk en
heerlijkheid — de onsterfelijkheid en het
eeuwige leven van de mens tot stand te
brengen" te bereiken. (Mozes 1:39.)
De Here legde dit programma in de gro-
te raadsvergadering aan zijn geestelijke
kinderen voor; Abraham geeft ons hier-
van het volgende korte verslag:
„De Here nu had aan mij, Abraham, de
intelligenties getoond die waren georga-
61
niseerd, eer de wereld was; en onder al
deze waren er velen der edelen en groten;
En God zag deze zielen, dat zij goed
waren en Hij stond te midden van hen en
zeide: Dezen zal Ik tot Mijn regeerders
maken, want Hij stond te midden van
hen die geesten waren, en Hij zag dat zij
goed waren. En Hij zeide tot mij: Abra-
ham, gij zijt een hunner; gij waart geko-
zen, voordat gij werdt geboren.
En er stond Een in hun midden, die ge-
lijk God was, en Hij zeide tot hen die bij
Hem waren: Wij zullen nederdalen,
want er is ruimte daar, en wij zullen van
deze stoffen nemen, en wij zullen een
aarde maken waarop dezen kunnen
wonen;
En wij zullen hen hiermee beproeven om
te zien of zij alles zullen doen wat de
Here, hun God, hun ook zal gebieden.
En aan die hun eerste staat behouden,
zal meer worden gegeven; en zij die hun
eerste staat niet behouden, zullen geen
heerlijkheid ontvangen in hetzelfde ko-
ninkrijk met hen die wel hun eerste staat
behouden; en op het hoofd van die hun
tweede staat behouden, zal voor eeuwig
heerlijkheid vermeerderd worden.
En de Here zeide: Wie zal Ik zenden: En
Een, de Zoon des Mensen gelijk, ant-
woordde: Hier ben Ik, zend Mij. En een
ander antwoordde en zeide: Hier ben ik,
zend mij. En de Here zeide: Ik zal de
eerste zenden.
En de tweede was vertoornd en behield
zijn eerste staat niet; en te dien dage
volgden velen hem na." (Abraham 3:22-
28.)
Het evangeUeplan dat werd voorgelegd
en door een meerderheid van tweederde
van de geestelijke kinderen van God, die
daar vergaderd waren, werd aanvaard,
voorzag in alles dat in de hemel of op
aarde met betrekking tot die geesten is
voorgevallen of nog zal voorvallen.
Het bepaalde dat zij stoffelijke lichamen
zouden ontvangen en daarmee ervaring
zouden opdoen in de sterfelijkheid
waarbij zij een vrije wil zouden ontvan
gen, beïnvloed konden worden dooi
goed en kwaad, zij zouden zichzelf dar
waardig onwaardig tonen om in de te^
genwoordigheid van God terug te kerer
en voort te gaan in een eeuwige vooruit
gang tot volmaaktheid.
Het evangeUeplan voorzag in het ver-
bannen, uit de hemel van de Satan er
zijn volgelingen, het scheppen van deze
Zonder geloof in de Here is er
„voor ons geen hoop om de
zegeningen die het evangehe te
bieden heeft te ontvangen."
aarde, het plaatsen van Adam en Eva op
de aarde, het feit dat zij van de vrucht
van de boom der kennis van goed en
kwaad zouden nemen, het verbannen
van Adam en Eva uit de hof en het be-
volken van de aarde met hun nageslacht.
Het voorzag het duivelse werk dat de
Satan onder de mensen zou verrichten,
de verdorvenheid van de mens en zijn
dood, zowel stoffelijk als geestelijk.
Het voorzag de behoefte aan een Hei-
land om de dood te overwinnen, de ver-
zoening voor de zonde van Adam die de
dood in de wereld bracht en het zorgde
voor een middel waardoor de mens door
bekering vergeving voor zijn zonden
mocht ontvangen en weer in de tegen-
woordigheid van God worden
toegelaten.
In dit alles en in nog veel meer werd door
het evangelieplan voorzien. Wij kennen
dit plan als het evangelie van Jezus
Christus, omdat Hij er in die hemelse
raadsvergadering borg voor stond en het
in werking stelde door de verzoening,
62
Een blik in de Tabernakel
waartoe Hij zich in de grote raadsverga-
dering vrijwillig verplichtte en waartoe
Hij werkelijk naar de aarde kwam om
haar tot stand te brengen.
Het plan van de Vader was op het begin-
sel van de vrije wil gebaseerd. Lucifer
kwam met een tegenvoorstel waarin hij
dwang in de plaats van de vrije wil wilde
stellen en eer voor zichzelf zocht.
Jezus werd, natuurlijk, gekozen om de
Verlosser te zijn. Hij leidde tijdens de
oorlog in de hemel de strijd voor het plan
van de Vader, Hij schiep deze aarde. Hij
heeft sindsdien over de aarde gewaakt.
Zijn aandeel in het programma van
God- „de onsterfelijkheid en het eeuwige
leven van de mens" tot stand te brengen
(zie Mozes 1 :39) is in alle bedelingen aan
de mens geopenbaard. Het is in het begin
aan Adam geopenbaard. Het is geopen-
baard aan Henoch, aan Noach, aan
Abraham, aan Isaak en aan Jakob On-
geveer 2200 jaar voor zijn geboorte ver-
scheen Jezus aan de broeder van Jared
en zei:
,,Zie, Ik ben het. Die sedert de grondleg-
ging der wereld was bereid om Mijn volk
te verlossen. Zie, Ik ben Jezus Christus
... In Mij zal het ganse mensdom, na-
melijk zij, die in Mijn naam zullen gelo-
ven, licht hebben, en wel voor eeuwig; en
zij zullen Mijn zonen en Mijn dochteren
worden." (Ether 3:14.)
In het midden des tijds kwam Jezus,
door God, onze Eeuwige Vader, ver-
wekt, naar de aarde als het kindje uit
Betlehem, de zoon van Maria.
Door zijn geboorte uit een vrouw was
Hij onderworpen aan verleiding en de
zwakheden van het vlees. Als Eniggebo-
rene van de Vader erfde Hij de macht om
oneindig te blijven leven.
Daar Hij verleid werd, maar nooit aan
de zonde toegaf, was Hij in staat om zijn
63
leven te geven en voor de overtreding
van Adam te boeten, want door deze
overtreding werd de dood in de wereld
gebracht. Hij volbracht dit en daardoor
overwon Hij het graf en bracht Hij de
opstanding voor zichzelf en voor alle
mensen tot stand.
Hij overwon niet alleen het graf, maar
doordat Hijzelf zonder zonden was, en
de Zoon van God naar het vlees was en
van tevoren in de hemelen geordend was
om de Verlosser te zijn, nam Hij op een
of andere nanier die wij niet volledig
begrijpen ,,de zware last van de zonden
der mensheid op zich." Al is het voor ons
beperkt verstand ook verborgen hoe dit
verzoeningswerk tot stand kon komen,
toch heeft het voor ons de zaligheid
bewerkstelligd.
Van de folterende zielesmart die de Hei-
land doorstond toen Hij kreunde onder
het gewicht van deze schuldenlast . . .
heeft Hij (aldus aan ons geopenbaard) in
deze bedeling:
„Want zie. Ik, God," sprak Hij, „heb
deze dingen voor allen geleden, opdat zij
niet zouden lijden, indien zij zich wilden
bekeren;
Doch indien zij zich niet wilden bekeren,
moeten zij lijden zoals Ik;
Welk lijden Mij, God, de Grootste van
allen, van pijn deed sidderen en uit iedere
porie bloeden, en zowel lichamelijk als
geestelijk deed lijden, en Ik wenste, dat
Ik de bittere drinkbeker niet behoefde te
drinken, en kon terugdeinzen —
Niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk
de beker en voleindigde Mijn voorberei-
dingen voor de kinderen der mensen"
(LV 19:16-19). (James E. Talmage, De
Artikelen des Geloof s, derde Nederland-
se uitgave, blz. 87, 88.)
Jakob, de broer van Nephi, beschrijft de
hachelijke situatie waarin wij ons zou-
den bevinden indien de verlossing van
Christus niet zou plaatsvinden. Hij zei:
„O, de wijsheid Gods, Zijn barmhartig-
heid en genade! Want ziet, indien het
vlees niet weer zou opstaan, zouden onze
geesten aan die engel moeten worden
onderworpen, die uit de tegenwoordig-
heid van de Eeuwige God is gevallen en
de duivel werd; en zij zouden nimmer
herrijzen.
O, hoe groot is de goedheid van onze
God, die voor ons een weg tot ontko-
ming aan de greep van dit vreselijk mon-
ster bereidt, . . .
En op grond van het verlossingsplan van
onze God, de Heilige Israëls, zal deze
dood, waarvan ik heb gesproken en die
tijdelijk is, zijn doden opgeven; en deze
dood is het graf.
En deze dood, waarvan ik heb gespro-
ken, die de geestelijke dood is, zal zijn
doden opgeven; deze geestelijke dood is
de hel; daarom moeten dood en hel hun
64
President Benson en ouderling Petersen van de Raad der Twaalf
doden opgeven, en de hel moet haar ge-
vangen geesten opgeven en het graf zijn
gevangen Hchamen en de Hchamen en de
geesten der mensen zullen weder met el-
kander worden verenigd; en het ge-
schiedt door de kracht der opstanding
van de Heilige Israëls." (2 Nephi 9:8, 10-
12.)
Zonder het dienstbetoon van Jezus
Christus, het dienstbetoon dat Hij in de
grote raadsvergadering in de hemel heeft
aangeboden en dat Hij inmiddels heeft
volbracht, zou er voor ons geen hoop
zijn om de zegeningen die het evangelie
te bieden heeft te ontvangen. En nu zijn
wij nog geen kandidaat voor het ontvan-
gen van deze zegeningen, tenzij wij ge-
loof hebben in de Here Jezus Christus,
want zoals Hij tegen de Farizeeën zei:
„Indien gij niet gelooft, dat Ik het ben.
zult gij in uw zonden sterven." (Johan-
nes 8:24.) Dit is, zoals Paulus het noem-
de, volgens het evangehe „een kracht
Gods tot behoud." (Romeinen 1:16.)
Hier volgen enkele redenen om aan te
tonen waarom ,, geloof in de Here Jezus
Christus" het fundamentele beginsel van
het evangelie is. Ik getuig plechtig tot u
dat deze leerstellingen waar zijn en aan
de woorden van koning Benjamin wil ik
mijn eigen getuigenis toevoegen dat ik
weet dat er ,,geen andere naam (zal)
worden gegeven (dan Jezus Christus),
nog enig ander middel, waardoor de za-
ligheid tot de mensenkinderen kan ko-
men, dan alleen in en door de naam van
Christus, de Almachtige Here." (Mo-
siah 3:17.) Dit getuig ik tot u, mijn broe-
ders, en ik getuig het in de naam van
Jezus Christus, onze Verlosser. AmerfU
65
Het bestuur
van de kerk
President N. Ëldon Tanner
Broeders, ik voel me altijd heel nederig
als ik voor een grote groep mannen sta
die het priesterschap, de macht die God
aan de mens heeft gedelegeerd om in zijn
naam te handelen overeenkomstig het
ambt^at hij bekleedt, dragen. Wanneer
ik bedenk welke geweldige macht kan
worden uitgeoefend als elke man, die dat
priesterschap draagt, leeft overeenkom-
stig de leringen van het evangelie en het
verbond dat de Heer met de priester-
schapsdragers heeft gesloten, word ik er
bang van.
Het Aaronische priesterschap is in deze
laatste dagen hersteld door Johannes de
Doper, die zijn handen op het ,, hoofd
van Joseph Smith legde en het op hem
bevestigde. Zoals u weet is het Melchize-
dekse priesterschap bevestigd door het
opleggen van de handen van Petrus, Ja-
kobus en Johannes, die aan Joseph
Smith en OHver Cowdery verschenen
zijn. Welnu, u draagt allen het Melchize-
dekse priesterschap of u bereidt zich
erop voor. Laat mij de eed en het ver-
bond van het priesterschap eens voor u
herhalen:
„Want allen, die getrouw zijn, tot het
verkrijgen van deze twee priesterschap-
pen, waarvan Ik heb gesproken en in het
verheerlijken hunner roeping, worden
door de Geest geheiligd ter vernieuwing
hunner lichamen. Zij worden de zonen
van Mozes en van Aaron, en het nage-
slacht van Abraham, en de kerk en het
koninkrijk, en de uitverkorenen Gods.
En verder, allen, die deze priesterschap
ontvangen, ontvangen Mij, zegt de
Here;
Want Hij, die Mijn dienstknechten ont-
vangt ontvangt Mij;
En hij, die Mij ontvangt, ontvangt Mijn
Vader;
En hij, die Mijn Vader ontvangt, ont-
vangt mijn Vaders koninkrijk; daarom
zal alles, wat Mijn Vader heeft, aan hem
worden gegeven.
En dit is overeenkomstig de eed en het
verbond die tot het priesterschap
behoren.
Daarom ontvangen allen, die het pries-
terschap ontvangen, van Mijn Vader de-
ze eed en dit verbond, dat Hij niet kan
verbreken, en dat evenmin kan worden
weggenomen." (LV 84:33-40.)
Het priesterschap is de grootste macht
op aarde. De aarde en het heelal en alles
wat daarbij hoort zijn immers door de
macht van het priesterschap geschapen.
Deze kerk is door de macht van het
priesterschap georganiseerd, door ie-
mand die door middel van openbaring
door God is geroepen.
Wij weten dat God, de Vader, en zijn
Zoon, Jezus Christus, aan een jongen,
Joseph Smith, zijn verschenen en dat hij
van die tijd af voortdurend door open-
baring is geleid. Met betrekking tot het
66
organiseren van de kerk lezen we het
volgende:
„Het ontstaan van de kerk van Christus
in deze laatste dagen . . . door de wil en
geboden van God . . .
Welke geboden aan Joseph Smith jr.
werden gegeven, die van Godswege werd
geroepen en tot apostel van Jezus Chris-
tus werd geordend om de eerste ouder-
ling van deze kerk te zijn." (LV 20:1, 2.)
Wij lezen verder: ,,Zie, er zal onder u en
kroniek worden bijgehouden, en hierin
zult gij worden genoemd een ziener, ver-
taler, profeet, apostel van Jezus Chris-
tus, en ouderling der kerk door de wil
van God, de Vader, en de genade van uw
Here Jezus Christus." (LV 21:1.)
Laat mij u verzekeren, broeders, dat u
tot de kerk van Jezus Christus behoort
en dat de kerk door Jezus Christus wordt
geleid door middel van een profeet van
God, onze geliefde president Spencer W.
Kimball.
Ik zou u iets willen vertellen over de
wijze waarop de kerk vanuit het hoofd-
kantoor wordt bestuurd. Wij horen dik-
wijls naar de kerk verwijzen als een
democratie, terwijl de kerk in wezen —
in plaats van een lichaam dat door amb-
tenaren wordt bestuurd die door de le-
den zijn gekozen — een theocratie is,
waarin God zijn kerk leidt door verte-
genwoordigers die Hij gekozen heeft.
Ons vijfde Artikel des Geloofs luidt:
„Wij geloven dat men om het Evangelie
te prediken en de verordeningen ervan te
bedienen, van Godswege moet worden
geroepen, door profetie en door opleg-
ging der handen van hen die daartoe het
gezag bezitten."
Welnu, op deze wijze is Joseph Smith
door Heer tot president van zijn kerk
gekozen en aangesteld door diegenen die
van de Heer het gezag hadden ontvan-
gen om dat te doen.
Mijn getuigenis wordt altijd versterkt als
ik afdeling 109 uit de Leer en Verbonden
lees en zie hoe alle ambten van het pries-
terschap met de plichten die bij elk ambt
behoren voor Joseph Smith op een rijtje
worden gezet. Wij lezen:
,,Van de Melchizedekse Priesterschap
vormen drie presiderende Hogepries-
ters, gekozen door de groep, en tot dat
ambt aangesteld en geordend, en door
het vertrouwen, het geloof en het gebed
der kerk ondersteund, een raad van het
Presidentschap der Kerk. —
En verder is het de plicht van de Presi-
dent over de Hogepriesterschap om over
de ganse kerk te presideren, en gelijk
Mozes te zijn —
. . . ja, een ziener, openbaarder, vertaler
en profeet te zijn, en alle gaven Gods te
bezitten, die Hij aan het hoofd der kerk
schenkt." (LV 107:22, 91, 92.)
En nogmaals: „De twaalf reizende raads-
leden zijn geroepen de Twaalf Aposte-
len te zijn, of bijzondere getuigen van de
naam van Christus in de ganse wereld
En zij vormen een Raad, (dit is belang-
rijk), in gezag en macht gelijkwaardig
aan de drie eerder genoemde presiden-
ten." (LV 107:23, 24.)
Het volgende staat geschreven in Lerin-
gen van de profeet Joseph Smith: ,, Presi-
dent Smith ging er vervolgens toe over
de plicht van de Twaalf uiteen te zetten,
alsmede hun gezag, dat direct onder dat
van het huidige Presidium staat . . . Ook
zeide de Profeet, dat de Twaalf aan nie-
mand anders onderworpen zijn dan aan
het Eerste Presidium, . . ., als ik (hiermee
bedoelde hij de president van de kerk) er
niet ben, is er geen Eerste Presidium over
de Twaalf."' (Zie blz. 111, 112.)
Bij het overlijden van Joseph Smith wer-
den de Twaalf de presiderende raad van
de kerk, Brigham Young was president
van de Twaalf. Deze raad bestuurde de
kerk drieëneenhalf jaar. Toen werd Brig-
ham Young tot president van de kerk
gekozen en hij koos zijn raadgevers, or-
67
dende hen en stelde hen aan. Vervolgens
verliep er driejaar en twee maanden tus-
sen zijn dood en de dag waarop John
Taylor president van de kerk werd. Na
de dood van John Taylor ging er eenjaar
en negen maanden voorbij voordat Wil-
ford Woodruff tot president van de kerk
werd gekozen, geordend en aangesteld.
Sinds die tijd verliepen er na de dood van
de president slechts enkele dagen voor
de nieuwe president werd aangesteld en
de Twaalf presideren nog altijd na de
dood van elke president tot het nieuwe
Eerste Presidium is georganiseerd.
Ik zou u willen uitleggen wat er op 26
december 1973 precies gebeurde na de
onverwachte dood van president Harold
B. Lee. Ik was in Phoenix (Arizona) om
de kerstdagen bij mijn dochter en haar
gezin door te brengen, toen er een tele-
foontje kwam van Arthur Haycock, de
secretaris van president Lee. Hij zei dat
president Lee ernstig ziek was en dat hij
dacht dat ik me moest voorbereiden om
zo gauw mogelijk naar huis terug te ke-
ren. Een halfuur later belde hij op en zei:
„De Heer heeft gesproken. President
Lee is naar huis geroepen."
President Romney, de tweede raadge-
ver, leidde tijdens mijn afwezigheid de
zaken van de kerk en hij was met Spen-
cer W. Kimball, president van de Raad
der Twaalf, in het ziekenhuis. Onmid-
dellijk na het overlijden van president
Lee wendde hij zich tot president Kim-
ball en zei: „U bent nu verantwoorde-
lijk." Weet u nog dat de profeet Joseph
Smith had gezegd dat er geen Eerste Pre-
sidium boven de Twaalf stond als er
geen president was.
Er verliep nog geen minuut tussen het
moment dat president Lee stierf en het
moment waarop de Twaalf het presi-
derend gezag der kerk overnam.
Na de begrafenis van president Lee riep
president Kimball op zondag, 30 decem-
ber om 3 uur namiddag, alle apostelen bij
elkaar in de raadszaal van de tempel in
Salt Lake City. President Romney en ik
hadden de respectievelijke plaatsen, die
we naar onze anciënniteit in de raad had-
den, weer ingenomen, dus waren er veer-
tien raadsleden aanwezig.
Na een lied en een gebed door president
Romney bracht president Kimball in al-
le nederigheid zijn gevoelens onder
woorden. Hij zei dat hij de vrijdag in de
„Ik getuig dat de kerk via een
profeet van God door de Heer
zelf wordt geleid en ik bid
nederig dat wij dat allemaal
mogen waarderen."
tempel had doorgebracht sprekend met
de Heer, en dat hij vele tranen had vergo-
ten terwijl hij om leiding had gebeden bij
het aanvaarden van zijn nieuwe verant-
woordelijkheden en bij het kiezen van
zijn raadgevers.
In de kleding van het heilig priesterschap
hielden we een gebedskring; president
Kimball vroeg mij om deze te leiden en
nodigde ouderUng Thomas S. Monson
uit om het gebed uit te spreken. Hierna
zette president Kimball het doel van de-
ze vergadering uiteen en deed een beroep
op alle leden van de raad om naar an-
ciënniteit, en te beginnen met ouderling
Ezra Taft Benson, hun gevoelen uit te
spreken ten aanzien van het organiseren
van het Eerste Presidium op die dag of
het voortgaan als de Raad der Twaalf.
Elk van hen zij: „Wij moeten nu orga-
niseren," bovendien werden er nog vele
compHmenten aan het adres van presi-
dent Kimball en over zijn arbeid met de
Twaalf geuit.
Daarna droeg ouderhng Ezra Taft Ben-
68
son als president van de kerk Spencer W.
Kimball voor. Dit voorstel werd ge-
steund door ouderling Mark E. Petersen
en met algemene stemmen aangenomen.
Vervolgens droeg president Kimball N.
Eldon Tanner voor als eerste raadgever
en Marion G. Romney als tweede, bei-
den verzekerden gewillig te zijn de posi-
tie te aanvaarden en hun volledige tijd en
energie aan deze taak te willen wijden.
Zij ontvingen de eenparige goedkeuring.
Hierna droeg ouderling Mark E. Peter-
sen, de tweede van de Twaalf naar an-
ciënniteit Ezra Taft Benson, senior-lid
van de Twaalf, voor als president van de
Raad der Twaalf. Dit werd eenparig
goedgekeurd.
Op dit punt van de vergadering geko-
men legden alle aanwezige leden hun
handen op het hoofd van Spencer W.
Kimball, nadat president Ezra Taft Ben-
son als spreekbuis bij het uitspreken van
de zegen, de ordening en de aanstelling
had verricht was Spencer W. Kimball de
twaalfde president van De Kerk van Je-
zus Christus van de Heiligen der Laatste
Dagen geworden.
Daarna was president Kimball spreek-
buis bij de aanstelhng van N. Eldon Tan-
ner als eerste, en Marion G. Romney als
tweede raadgever in het Eerste Presi-
dium van de kerk. Volgens dezelfde pro-
cedure sprak hij de zegen en de aanstel-
ling uit van Ezra Taft Benson als presi-
dent van de Raad der Twaalf.
Inmiddels waren er nog maar elf leden
van de Twaalf en dit betekende dat er
behoefte was aan het roepen van een
nieuwe broeder om de opengevallen
plaats in de raad in te nemen. U wilt
misschien graag weten hoe algemene au-
toriteiten geroepen worden.
Zij worden door middel van inspiratie en
openbaring door de president gekozen,
hij bestudeert daarbij de namen van de-
genen die op zijn verzoek door de leden
van de Twaalf zijn voorgedragen en de
namen van degenen die hij misschien
zelf in aanmerking vindt komen.
Doordat er inspiratie en openbaring aan
te pas komen, wordt een algemene auto-
riteit in feite door God aangewezen en
wordt de voordracht vervolgens door de
Raad der Twaalf goedgekeurd voordat
hij wordt geroepen en aangesteld en later
door de algemene conferentie wordt
gesteund.
Om u te laten zien hoe dat in zijn werk
gaat wil ik u graag een ervaring vertellen
van president Heber J. Grant. Toen hij
hd van de Raad der Twaalf was, diende
hij herhaaldelijk de naam van een heel
goede vriend in, wanneer hij werd uitge-
nodigd om namen voor te dragen voor
personen die opengevallen plaatsen in de
Twaalf zouden kunnen innemen.
De man werd nooit gekozen en er is
gezegd dat president Grant eens heeft
gezegd dat hij, als hij ooit president van
de kerk zou worden en er een opengeval-
len plaats zou zijn, die man zou roepen
omdat hij er zo goed geschikt voor was.
Nadat hij president werd en het nodig
was om een opengevallen plaats op te
vullen, vertelde hij de Heer dat hij wel
wist wie hij wilde, maar dat hij de man
wilde kiezen die de Heer wilde. De naam
Meivin J. Ballard, die president Grant
wel kende, maar niet al te goed, kwam
toen in zijn gedachten en deze naam
bleef terugkomen om hem te laten weten
dat dat de man was die geroepen moest
worden. Hij werd door president Grant
voorgedragen en door de Twaalf goed-
gekeurd. Hij werd door het Eerste Presi-
dium en de Raad der Twaalf geordend
en aangesteld en de volgende algemene
conferentie aan de aanwezigen ter steun-
verlening voorgesteld.
Laat mij u een ervaring van mezelf ver-
tellen. Toen ik de kerk als president van
de ring Calgary in Alberta (Canada)
diende, woonde ik in oktober 1960 de
algemene conferentie in Salt Lake City
69
Ouderling David B. Haight
bij. Op vrijdagavond ontving ik in het
hotel Utah, waar ik logeerde, een tele-
foontje dat president McKay mij op za-
terdagmorgen — de volgende morgen
— wilde spreken. Natuurlijk sliep ik die
nacht erg weinig omdat ik niet wist wat
hij van mij wilde. Ik was op de afgespro-
ken tijd op zijn kantoor. Toen ik tegeno-
ver hem in een stoel zat, keek hij me
recht aan, legde zijn hand op mijn knie
en zei: ,, President Tanner, de Heer zou
graag zien dat u een roeping als algeme-
ne autoriteit, als assistent van de Twaalf,
zou aanvaarden." Daarna vroeg hij me
hoe ik erover dacht.
Ik weet niet precies wat ik gezegd heb, ik
probeerde hem te verzekeren dat ik mij
zeer vereerd, doch niet erg capabel, voel-
de; maar dat ik klaar stond en gewillig
was om een roeping te aanvaarden en al
mijn tijd en energie in dienst van de Heer
te besteden.
Die morgen werd mijn naam voorgele-
zen, gelijk met de namen van ouderlin-
gen Franklin D. Richards en Theodor
M. Burton, die ook ondersteund werden
als assistenten van de Twaalf en de ande-
re algemene ambtenaren van de kerk.
We werden door de conferentie aan-
vaard. Overal in de kerk worden ambte-
naren op hun niveau op bijna dezelfde
manier gekozen.
Nu zou ik de vraag kunnen beantwoor-
den over de behandeling van een steun-
onthouding. In de oktoberconferentie
van 1977 was er een. Sommigen van u
hebben dat meegemaakt en u zult zich
herinneren dat degene die zijn steun ont-
hield wilde dat dit genotuleerd werd.
Wij handelen als volgt wanneer er ie-
mand zijn steun onthoud: allen, behalve
degene die zijn steun onthield, hadden
dus laten blijken dat zij degenen die wer-
den voorgesteld ondersteunden, dus
70
vroeg ik hem om met een van de leden
van de Twaalf te spreken. Het doel van
het verzoek aan hem om met iemand te
spreken is hem de kans te geven te zeggen
waarom hij de voorgestelde ambtenaren
niet wilde ondersteunen. Dit stelt hem in
de gelegenheid om aan degene, die is
aangewezen om met hem te spreken, te
zeggen waarom een bepaald persoon
niet goed genoeg is om te worden onder-
steund, als hij daar een reden voor heeft;
deze persoon kan vervolgens het Eerste
Presidium adviseren.
Ik wil u een ervaring vertellen die ik heb
meegemaakt toen ik de opdracht kreeg
om naar Nieuw-Zeeland te gaan om
daar een ring te reorganiseren. Ik had
nog nooit iemand die in Nieuw-Zeeland
woonde ontmoet, behalve degene die op
dat moment nog president was. Ik vroeg
om een lijst met namen van de bisschop-
pen de leden van de hoge raad van die
ring in Nieuw-Zeeland en toen ik de lijst
doorlas, leek er één naam uit te springen.
Dat was de naam Campbell. ledere keer
als ik die lijst doornam, viel die naam mij
op. Bisschop Vandenberg was bij me, we
interviewden al die mensen nadat we om
leiding gebeden hadden.
Na alle interviews zei ik tegen broeder
Vandenberg: „Laten we de Heer om lei-
ding vragen." We deden het en toen we
opstonden vroeg ik: ,,Als u de verant-
woording zou dragen, wie zou u dan
kiezen om president over deze ring te
worden?"
Hij zei: „Bill Campbell." Ik had die
naam geen enkele maal hardop tegen
bisschop Vandenberg uitgesproken.
Ook hier lag een duidelijk bewijs dat de
Heer deze benoemingen leidt.
Alle zaken die betrekking hebben op het
bestuur van de kerk vallen onder de lei-
ding van het Eerste Presidium deze za-
ken zijn over het algemeen onderver-
deeld in drie categorieën:
Ten eerste de zaken die rechtstreeks on-
der het Eerste Presidium vallen; ten
tweede geestelijke zaken die onder lei-
ding van het Eerste Presidium door de
Twaalf worden afgehandeld; en ten der-
de materiële zaken die door de Presider-
ende Bisschap worden afgehandeld,
zoals hen opgedragen door het Eerste
Presidium. Laat mij enkele zaken noe-
men die rechtstreeks door het Eerste
Presidium worden afgehandeld: ge-
biedsconferenties; plechtige vergade-
ringen; de afdelingen begroting, onder-
wijs geschiedkundige- en personeelsza-
ken; tempels; verificatie; coördinerende
raad en de Welzijnszorg.
Laat mij nu een kort overzicht geven van
enkele taken van de Twaalf. Onder lei-
ding van het Eerste Presidium is de Raad
der Twaalf verantwoordelijk voor alle
geestelijke zaken van de kerk en voor het
beleid dat in de geestelijke zaken van de
kerk door het Eerste Quorum der Ze-
ventig wordt gevoerd.
Deze raad draagt de verantwoording
voor het opzetten van een schema voor
alle ringconferenties en het aanwijzen
van de algemene autoriteiten om die
conferenties te bezoeken. Het hele jaar
worden er wekelijks, behalve in juU,
ringconferenties gehouden.
71
Alle algemene autoriteiten streven er
oprecht naar zich voor te bereiden en de
programma's die zijn voorgeschreven
voor de zaterdagvond en voor de alge-
mene vergadering op zondag te gebrui-
ken, om zo de leden in de kerk te motive-
ren om beter te leven. Zij vergaderen met
het ringpresidium en met de leider van
de ring en bespreken met hen de vooruit-
gang die zij hebben gemaakt, en metho-
den en middelen om tot een nog beter
resultaat te komen. Van de algemene
autoriteiten wordt verwacht dat zij hun
gezinnen voor tenminste twee en soms
wel drie of vier dagen tot twee weken
achterlaten om aan conferentie-op-
drachten te voldoen, zendingsgebieden
te bezoeken, enzovoort.
Op het ogenblik zijn er vier afdelingen
die onder de Twaalf vallen. Elke afdeling
wordt onder leiding van de Twaalf door
drie of vier zeventigen met hun mede-
werkers bestuurd. Het gaat om de vol-
gende afdelingen: priesterschapszaken,
zendingswerk, genealogie en leer-
plannen. Ik wil proberen om later heel
kort iets over twee of drie van die afde-
lingen te vertellen.
De Raad der Twaalf is tevens verant-
woordelijk voor het voorbereiden van de
instructiebijeenkomsten voor nieuwe
zendingspresidenten en voor de halfjaar-
lijkse instructiebijeenkomsten voor re-
gionale vertegenwoordigers.
Wij zijn ons er allemaal van bewust dat
de twaalf deze zware taken niet alleen
zouden kunnen uitvoeren en dat er is
voorzien in de nodige assistentie. Zoals u
weet werden er nog enkele jaren geleden
assistenten van de Twaalf aangewezen
en dat onlangs, ten gevolge van de snelle
groei van de kerk en overeenkomstig de
leringen van Joseph Smith deze broeders
met nog anderen werden aangewezen
72
om lid te worden van het Eerste Quorum
der Zeventig. Hiermee begon het quo-
rum dat uitsluitend zeven presidenten
had, die over de ander quorums der ze-
ventigen in de kerk presideerden, in lede-
naantal te groeien.
Met betrekking tot de Zeventig lezen
wij:
,,De Zeventig moeten in de naam des
Heren, handelen onder aanwijzing van
de Twaalven of de reizende Hoge Raad
om de kerk op te bouwen, en alle aange-
legenheden er van onder alle natiën te
regelen, eerst bij de niet-Joden, en dan
bij de Joden." (LV 107:34.)
De leden van het Eerste Quorum der
Zeventig besturen de vier eerder-
genoemde afdelingen onder leiding van
de Twaalf.
De afdeling priesterschapszaken advi-
seert het te voeren beleid voor de Mel-
chizedekse priesterschap, de Aaronische
priesterschap en de hulporganisaties; zij
houdt toezicht op de
activiteitenprogramma's. De afdeUng
leerplannen zorgt voor opleidingsmate-
riaal, handboeken en dergelijke, is ver-
antwoordelijk voor de tijdschriften van
de kerk en coördineert de produktie van
alle kerkelijke publikaties.
De coördinatiestaf controleert al het
cursusmateriaal en de tijdschriften ten
aanzien van de leerstellige inhoud, enzo-
voort en brengt verslag uit aan het
coördinatiecomité, dat bestaat uit het
presidium van het Eerste Quorum der
Zeventig, de presiderende bisschop en de
algemeen inspecteur van onderwijs. Hier
wordt al het opleidingsmateriaal samen-
gevoegd met het oogmerk elk lid voor te
bereiden op tempelwerk, zendingswerk
en taken in de diverse organisaties van
de kerk en daardoor ook op het eeuwige
leven. Dit is de hele opzet van de kerk:
elk mens voorbereiden op het eeuwige
leven.
De afdeüng zendingswerk zorgt voor het
materiaal dat nodig is om het evangelie
te prediken, zowel voor de opleiding van
de toekomstige zendeHngen als voor het
gebruik in het zendingsveld. Zij helpt bij
de opdrachten met betrekking tot zen-
dingswerk en houdt toezicht op de werk-
zaamheden van de bezoekerscentra en
de andere zaken die betrekking hebben
op het zendingsprogramma.
Misschien wilt u graag weten hoe een
zendehng wordt geroepen. Een bisschop
behoort een toekomstige zendehng te in-
terviewen voor hij met de ouders over
een eventuele zending spreekt, zodat hij
het standpunt en de waardigheid kan
bepalen voor wie dan ook, dat er voor
een zendingsoproep voor hem of haar
wordt overwogen. Indien hij conclu-
deert dat deze persoon waardig is en
graag een zending wil vervullen, be-
spreekt hij dat met de ouders en daarna,
mits alles in orde is, beveelt de bisschop
hem of haar aan bij de ringpresident,
deze interviewt de bewuste persoon ook
ten aanzien van waardigheid en hou-
ding. Indien hij waardig en gewillig
wordt bevonden, wordt hij of zij bij het
Eerste Presidium aanbevolen.
Wanneer er bepaald wordt waar hij of zij
geroepen gaat worden om een zending te
vervullen, worden er verschillende pun-
ten in overweging genomen: de aanleg
van de bewuste persoon zoals die op de
aanbeveling wordt aangegeven en de
zendingsgebieden waar op dat moment
zendelingen nodig zijn. Daarna wordt
deze persoon door inspiratie gezonden
naar het zendingsveld waar hij of zij de
Heer het beste kan dienen. Hij of zij
ontvangt een zendingsoproep van de
president van de kerk en van elke zende-
ling wordt verwacht dat hij na ontvangst
van de zendingsoproep een schriftelijke
reactie aan de president stuurt.
Ik moet denken aan de geschiedenis van
een zendingsoproep die u misschien wel
interesseert en die aantoont hoe de inspi-
73
ratie van de Heer het werk leidt. Ik zou
wel een dozijn van zulke geschiedenissen
kunnen vertellen. De uitvoerend secreta-
ris van de afdeling zendingswerk ontving
eens na het verzenden van een serie zen-
dingsoproepen een telefoontje van de
moeder van een jongen die een zendings-
oproep had ontvangen voor het oosten
van de Verenigde Staten. De moeder
vertelde dat de vader van de jongen en zij
bijzonder teleurgesteld waren, omdat de
vader en de grootvader van de jongen in
Duitsland op zending waren geweest en
zij de wens hadden uitgesproken dat de
jongen ook naar Duitsland op zending
geroepen zou worden.
De secretaris vroeg de moeder hoe de
jongen erover dacht en zij antwoordde
dat hij op school was en dat zij de brief
had geopend daar hij er niet was. Hij
wist nog niet waarheen hij was geroepen.
De secretaris sprak zijn verbazing uit dat
de moeder de enige brief die de jongen
waarschijnlijk ooit van de president van
de kerk zou krijgen had geopend en stel-
de voor dat zij hem nog eens zou bellen
als de jongen de brief zelf had gelezen.
De volgende dag belde de moeder weer,
ze putte zich uit in verontschuldigingen
en zei dat de jongen volkomen tevreden
over de oproep was. Hij had in stilte
gebeden om niet naar het buitenland op
zending te hoeven.
Laat mij nu iets behandelen van het be-
stuur van de Presiderende Bisschap. Zij
zijn verantwoordelijk voor alle materiële
zaken die het Eerste Presidium aan hen
opdraagt. Dit omvat tevens het onroe-
rend goed, zij treden hierbij op als mid-
delaars bij de aankoop van land en het
bouwen en onderhouden van gebouwen
die door de afdeling voor de geestelijke
zorg worden gevraagd. Zij hebben ook
het toezicht op zaken die betrekking
hebben op financiën, lidmaatschaps-
kaarten, vastengaven, tienden, algeme-
ne aankopen, vertaling en distributie.
Bovendien dragen zij de zware verant-
woording voor het besturen van de afde-
ling Welzijnszorg, het programma en
beleid hiervan worden bepaald door het
comité Welzijnszorg. Dit comité is als
volgt samengesteld: het Eerste Presi-
dium, de Raad der Twaalf, de Presider-
ende Bisschap en het presidium van de
Zustershulpvereniging. Onder het pro-
gramma van de Welzijnszorg vallen de
Deseret Industries en hun dependances
overal ter wereld; de programma's voor
de Welzijnszorg in ringen, wijken en zen-
dingsgebieden de voorraadschuren van
de bisschop, enzovoort.
De enorme groei en uitbreiding die de
kerk overal ter wereld doormaakt, heeft
het nodig gemaakt dat het bestuur gede-
centraliseerd wordt, in het bijzonder op
het gebied van het organiseren en oplei-
den van de kerkleden in die delen van de
wereld waar veel nieuwe gemeenten, dis-
tricten, wijken en ringen zijn, die voor-
namelijk bestaan uit leden die nauwe-
lijks of geen ervaring hebben in het be-
sturen van kerkzaken.
Toen ik in 1976 bijvoorbeeld een bezoek
bracht aan Caracas (Venezuela) riep de
zendingspresident de leden bij elkaar. Er
waren er drie — of vierhonderd aanwe-
zig en geen van hen was langer dan vijf
jaar Hd van de kerk. Eenjaar later orga-
niseerden wij een ring in Caracas, degene
in die ring die het langste lid van de kerk
was, was maar zes jaar lid. Ik ben ervan
overtuigd dat het voor iedereen wel dui-
delijk is dat er in deze ontwikkelingsge-
bieden veel opleiding en hulp moet wor-
den gegeven aan dit soort organisatie.
^ Voor het bestuur van geestelijke zaken is
de wereld verdeeld in gebieden die wor-
den gepresideerd door uitvoerend be-
stuurders. Twaalf van die gebieden liggen
buiten de Verenigde Staten en Canada.
Alle uitvoerend bestuurders zijn lid van
het Eerste Quorum der Zeventig en als
zij buiten de Verenigde Staten en Cana-
74
da dienen, hebben zij de opdracht om in
hun gebied te wonen.
Om hen bij hun bestuurhjke taak te hel-
pen hebben we regionale vertegenwoor-
digers, ervaren en goed opgeleide man-
nen die gekozen zijn uit degenen die zo
dicht mogelijk bij of in dat gebied wo-
nen. Elke regionale vertegenwoordiger
werkt met verscheidene ringen en zen-
dingsgebieden. Dit maakt het voor de
leiders in de ringen en zendingsgebieden
mogelijk om regelmatig door middel
van de regionale vertegenwoordiger een
nauw contact met de uitvoerend be-
stuurder te onderhouden, in plaats van
regelrecht met het hoofdkantoor van de
kerk in contact te moeten treden, daar
dat veel tijdrovender is.
Om de materiële zaken buiten de Vere-
nigde Staten en Canada te kunnen be-
sturen, zijn daar bestuurders materiële
zaken aangesteld. Zij houden onder lei-
ding van de Presiderende Bisschap in de
gebieden waar zij voor het vervullen van
hun opdracht wonen, toezicht op deze
zaken. Hierdoor wordt het voor degenen
die ter plaatse wonen ook mogelijk om
onmiddellijk aandacht voor hun proble-
men te krijgen, terwijl er eveneens wordt
gezorgd voor de juiste opleiding op elk
bestuurlijk terrein.
Kortom al deze zaken staan onder lei-
ding van het Eerste Presidium. De nor-
male gang van zaken is dat het Eerste
Presidium elke dinsdag-, woensdag-,
donderdag- en vrijdagmorgen om acht
uur vergadert. Deze vergaderingen wor-
den door een secretaris bijgewoond, zo-
dat al het besprokenen wordt vastge-
legd. Een van de agendapunten is, alle
post die aan het Eerste Presidium is ge-
richt — deze post omvat van alles, varië-
rend van vragen over gaatjes in de oren
tot hoger beroep tegen beslissingen om-
75
trent excommunicatie uitgesproken
door het ringpresidium en de hoge raad.
Er zijn vragen over de normen voor ui-
terUjke verzorging, hypnose, sabbathei-
hging, uitlegging van de Schriften, ge-
sprekstherapie, verzegehngen, klachten
over plaatseUjke leiders, reincarnatie, de
donatie van lichaamsdelen aan de we-
tenschap of aan anderen, crematie,
transplantatie, wettelijke verwikkelin-
gen, enzovoort.
Hun besHssingen omvatten tevens het
kiezen van nieuwe tempelpresidiums
wanneer en waar er nieuwe tempels
moeten worden gebouwd en andere za-
ken die ter sprake moeten komen in een
vergadering met de Twaalf Apostelen en
de Presiderende Bisschap. Zij plannen
ook plechtige vergaderingen en gebieds-
conferenties over de hele wereld.
Dinsdagmorgen om tien uur vergaderen
zij met het uitgavencomité, dat bestaat
uit het Eerste Presidium, vier leden van
de Twaalf en de Presiderende Bisschap.
De hoofden van de verschillende afde-
lingen deponeren hier ter overweging de
berekeningen van hun onkosten, daarna
worden de definitieve bedragen toege-
wezen. Voorbeelden hiervan zijn de ver-
zoeken van de afdeling onroerend goed
over de aankoop van grond, en van ge-
bouwen zoals wijk- en ringgebouwen,
zendingshuizen, bezoekerscentra enzo-
voort en gesprekken over onderhouds-
kosten. De Presiderende Bisschap
brengt ook nog verzoeken om geld ter
bekostiging van projecten van de Wel-
zijnszorg naar voren.
Op woensdagmorgen worden de verga-
deringen van het Eerste Presidium ge-
bruikt om de rapporten te horen van de
hoofden van de verschillende afdelingen
die rechtstreeks onder het Eerste Presi-
dium vallen, zoals de geschiedkundige
76
afdeling, personeelszaken de afdeling
publieke communicatie. Er wordt even-
eens een afsprakenschema gemaakt
voor belangrijke gasten die op woens-
dagmorgen ontvangen kunnen worden.
Ik ben altijd onder de indruk van de
invloed die de president van de kerk op
deze bezoekers heeft, een en ander blijkt
uit de rechtstreekse reacties of uit de
schriftelijke rapporten of corresponden-
tie die wij hierover ontvangen.
Eenmaal per maand vergadert het Eer-
ste Presidium, op woensdagmorgen, te-
gelijkertijd met de kerkelijke Raad van
onderwijs en de Raad van Beheer om
alle zaken die betrekking hebben op de
universiteiten, hogescholen, instituten
en seminaries en ander kerkelijke scho-
len af te wikkelen.
Eveneens eenmaal per maand vergadert
het Eerste Presidium op een woensdag-
morgen met de Coördinerende raad, de-
ze bestaat uit het Eerste Presidium, de
Raad der Twaalf en de presiderende Bis-
schap. Hier bespreken zij het algemene
beleid en de bestuurlijke problemen, om
er op toe te zien dat alle facetten van de
verantwoordelijkheid worden opgehel-
derd en gecoördineerd. Hierna vergade-
ren zij met het welzijnscomité, dat al
eerder is genoemd.
Op donderdagmorgen om tien uur ver-
gaderen zij in de bovenzaal van de tem-
pel met de Raad der Twaalf die daar dan
al sinds acht uur heeft vergaderd. In deze
zaal zijn de leiders van de kerk, sinds de
tempel is gebouwd, door de Heer geleid.
In deze zaal heeft men een bijzonder
geestelijk gevoel en soms voelt men de
tegenwoordigheid van een van die grote
leiders, die van ons is heengegaan. De
portretten van de twaalf presidenten van
de kerk en van Hyrum Smith, de pa-
triarch, hangen er aan de muur. Er zijn
ook schilderijen van de Heiland aan het
Meer van Galilea toen Hij enkele apos-
telen riep en van zijn kruisiging en zijn
hemelvaart. Wij worden hier herinnerd
aan de vele grote leiders die in deze
raadszaal hebben vergaderd en die on-
der leiding van de Heer besluiten hebben
genomen.
Wanneer het Eerste Presidium deze zaal
op donderdagmorgen om tien uur be-
treedt, krijgen alle leden van de twaalf
eerst een hand, vervolgens trekken wij
onze priesterschapskleding aan. Wij zin-
gen, knielen voor een gebed en houden
vervolgens een gebedskring om het al-
taar, daarna doen wij onze priester-
schapskleding weer uit.
Na het bespreken van de notulen van de
vorige vergadering behandelen wij za-
ken zoals de goedkeuring van wijzigin-
gen en bisschappen die de ringpresiden-
ten hebben aanbevolen — en die in de
voorgaande vergadering van de Twaalf
besproken zijn. Misschien vindt u het
interessant om te weten dat wij in 1977
per week gemiddeld vijfentwintig tot
dertig van deze wijzigingen bespraken;
veranderingen in ring-, wijk-, zendings-
en tempelorganisaties voor de hele kerk,
dit omvat tevens veranderingen van
grenzen en ambtenaren; ambtenaren en
bestuursproblemen van de hulporgani-
saties; zaken die door de hoofden van de
verschillende afdeUngen naar voren zijn
gebracht en onze rapporten over de ring-
conferenties en de activiteiten die tijdens
de week hebben plaatsgevonden, zoals
begrafenissen, spreekbeurten enzo-
voort. In dit bestuurslichaam wordt elke
verandering van bestuur of beleid over-
wogen, en daarna wordt deze het officië-
le beleid van de kerk. Laat mij een erva-
ring uit een van deze besprekingen aan u
vertellen.
Ik herinner me nog heel goed dat er eens
een zaak werd besproken waar verschil-
lende leden van de Twaalf een verschil-
lend standpunt over hadden en dat ron-
duit naar voren brachten. Toen vatte
president McKay de bespreking samen
77
en zei: ,,Ik geloof dat we het zo moeten
doen." Ik sprak de broeder die naast mij
zat aan en zei: ,,Is het niet prachtig om
mee te maken hoe hij altijd met de juiste
oplossing voor de dag komt en hoe wij
dan allemaal schijnen te voelen dat dat
ook de juiste oplossing is?"
Mijn collega wendde zich tot mij en
sprak: „Je luistert naar een profeet van
God." Hierdoor weten we dat elke be-
slissing die genomen word, de unanieme
besUssing van de groep wordt, onver-
schilhg hoe elk lid van die groep er vóór
die beslissing ook over dacht.
Op de eerste donderdag van elke maand
vergadert het Eerste Presidium met alle
algemene autoriteiten — de leden van de
Twaalf, de Zeventig en de Presiderende
Bisschap. In deze vergadering worden
allen op de hoogte gesteld van elke ver-
andering in programma of beleid en
onderwezen met betrekking tot hun
plichten en verantwoordelijkheid. De
president wijst leden aan die hun getui-
genis mogen geven, daarna doen we alle-
maal onze priesterschapskleding aan,
nemen van het avondmaal en nemen
deel aan een gebedskring, waaraan alle
aanwezigen meedoen. Na afloop van dit
gebed mogen allen behalve de Raad,
gaan, degenen die achterblijven doen
hun priesterschapskleding uit en gaan
voort met de zaken die altijd op donder-
dagmorgen ter sprake komen. Een se-
cretaris maakt een verslag van alles wat
wordt gezegd en gedaan.
Elke donderdag gebruiken het Eerste
Presidium en de Twaalf na afloop van
hun vergadering samen de lunch in een
zaal die speciaal voor dat doel is. In deze
zaal hangt een prachtige plaat van het
laatste avondmaal. Dit is een periode
waarin wij ons kunnen ontspannen, en
waarin wij tijdens de tafelgesprekken er-
varingen uitwisselen en zaken waar we
allen belangstelling voor hebben ter tafel
brengen. Als ik daar de tijd voor zou
hebben, zou ik u daarover enkele inte-
ressante verhalen kunnen doen.
Op vrijdagmorgen vergadert de Presi-
derende Bisschap om negen uur met het
Eerste Presidium om rapport uit te bren-
gen en zaken te bespreken die belangrijk
zijn voor het bestuur.
Zoals u weet heeft de kerk ook zakelijke
belangen, zoals Bonneville International
Corporation (firma voor radio- en tele-
visieprodukties), Beneficial Life Insu-
rance Company (levensverzekerings-
maatschappij). Hotel Utah, Zions Secu-
rities Corporation (bank), Deseret News
(krant) en Deseret Mutual Benefit Asso-
ciation (bank) — deze firma's werken in
het belang van de kerk en dienen tevens
het algemeen belang. Bovendien heeft de
kerk aandelen in grote boerderijen.
Sommige mensen hebben de onjuiste in-
druk dat de kerk geen belasting betaalt.
Ik wil deze indruk graag wegnemen door
erop te wijzen dat alle instellingen van de
kerk evenveel belasting betalen als elke
andere vergelijkbare instelling in de
zakenwereld.
Wij hopen en bidden altijd — elke dag —
dat de kerk goed bestuurd wordt door
diegenen die op deze verantwoordelijke
posten — het Eerste Presidium, de Raad
der Twaalf, het Eerste quorum der Ze-
ventig en de Presiderende Bisschap —
zijn geplaatst en dat de plaatselijke
ambtenaren ook gezegend en geleid mo-
gen worden. Ik getuig dat de kerk via een
profeet van God door de Heer Zelf
wordt geleid en ik bid nederig dat wij dat
allemaal mogen waarderen, dat wij ons
lidmaatschap van de kerk mogen waar-
deren en dat wij er ijverig naar mogen
streven om onszelf op het eeuwige leven
voor te bereiden. In de naam van Jezus
Christus. Amen. D
78
Onze zusters
in de kerk
President Spencer W. Kimball
Geliefde broeders, het was heerlijk om te
luisteren naar de prachtige boodschap
van president Tanner, waarin hij vertel-
de hoe wij in deze kerk trachten het werk
des Heren te volbrengen. Ik ben ervan
overtuigd dat er veel mensen zijn die niet
weten wat er in de kerk omgaat. Ik ben
ervan overtuigd dat het gehoorde voor
heel veel mensen verhelderend heeft ge-
werkt.
Deze algemene priesterschapsvergade-
ring verschaft mij een prachtige gelegen-
heid om u, mannen en jongemannen van
de kerk, te bedanken voor alles wat u
doet om goed te leven en om het konink-
rijk van God op aarde op te bouwen. Wij
zijn u eeuwig dankbaar en wij zijn ons
ervan bewust dat God u nu op aarde
heeft geplaatst zodat uw talenten en toe-
wijding in deze belangrijke periode van
de geschiedenis van de mensheid en van
de geschiedenis van de kerk gebruikt
kunnen worden.
Vandaag drie weken geleden groepten
de vrouwen van de kerk, zowel jong als
oud, samen in deze prachtige tabernakel
en in dezelfde zalen waarin u vanavond
vergadert. Daar ik de vrouwenvereni-
ging niet persoonlijk kon bijwonen, heb
ik de gang van zaken bij die heerlijke
gebeurtenis op een speciale televisie van-
uit het ziekenhuis gevolgd. Mijn hart
vloeide over van dankbaarheid voor de
bijzondere zegen die de fijne zusters van
De Kerk van Jezus Christus van de Hei-
ligen der Laatste Dagen — Gods hemels
koninkrijk op aarde — betekenen. Mijn
geUefde eeuwige kameraad, Camilla,
heeft die lieve zusters toen mijn korte
boodschap voorgelezen.
In die boodschap heb ik de zusters ge-
zegd: ,,Wij hebben binnenkort een alge-
mene conferentie met haar priester-
schapsvergadering, daar zullen wij niet
minder hefdevol, noch minder duidelijk
tegen de broeders zijn, want onze raad
zal gelijkluidend zijn."
Nu ik tot u, broeders, spreek wil ik die
belofte aan de zusters nakomen. Wij zijn
in ons leven allemaal met bijzondere
vrouwen gezegend — vrouwen die een
diepgaande en blijvende invloed op ons
hebben. Hun bijdrage was en is uiterst
belangrijk voor ons en is iets dat een
eeuwigdurende waarde voor ons heeft.
Onze vrouwen, moeders, dochters en
vriendinnen zijn allemaal geestelijke
kinderen van onze hemelse Vader. Ik
hoop, dat wij dat altijd zullen bedenken,
broeders, wanneer het erom gaat hoe wij
onze vrouwen behandelen. Onder de
zusters van deze bedeling zijn veel van de
edelste dochters van onze hemelse Va-
der. Laten wij altijd bedenken dat God
geen aannemer des persoons is en dat Hij
ons allemaal — mannen en vrouwen.
79
jongens en meisjes — met een volmaakte
liefde liefheeft.
Zoals president Harold B. Lee dikwijls
heeft gezegd: ,,Het belangrijkste ker-
kwerk dat u ooit verricht, verricht u bin-
nen de muren van uw eigen huis." (Zie
Strengthening the Home, brochure,
1973, blz. 7.) Velen onder ons hebben
dat dikwijls herhaald.
Veel van dit bijzondere kerkwerk zal
„De vrouwen hebben in deze
kerk een taak, die hoewel zij
anders is, even belangrijk is als
de taak die wij verrichten."
worden beoordeeld naar de christelijke
wijze waarop wij de vrouwen van de
kerk die bij ons thuis wonen, dienen en
leiden. Ik zeg dienen en leiden omdat het
leiderschap van de man thuis moet lijken
op het leiderschap van Christus in de
kerk. Christus leidde door Uefde, door
zijn voorbeeld en door onzelfzuchtig
dienstbetoon. Hij offerde zich voor ons
op. Zo moet het zijn als wij in ons eigen
huis leidende dienaren en nederige pa-
triarchen zijn.
Wij moeten onzelfzuchtig zijn en dienen,
attent en edelmoedig zijn. Onze heer-
schappij dient een rechtvaardige heer-
schappij te zijn en onze kameraadschap
met onze eeuwige kameraad, onze
vrouw, moet een volwaardige kame-
raadschap zijn.
U, fijne ringpresidenten en bisschoppen
en uw raadgevers — wees alstublieft bij-
zonder bedacht op de zuster die — bui-
ten hun eigen schuld — nu niet de zegen
ontvangen hebben die samengaat met
het voor tijd en alle eeuwigheid verze-
geld zijn aan een waardige echtgenoot,
zodat zij zich onbewust buitengesloten
voelen als wij ons terecht op het gezinsle-
ven richten. Êeschouw hun aanwezig-
heid in uw midden niet als een last, maar
als een zegen.
Weest u altijd bewust van onze bijzonde-
re taak jegens de weduwen, de geschei-
den vrouwen, de andere vrouwen die
zonder echtgenoot zitten en in somnige
gevallen de jonge zusters die geen vader
hebben. Wij kunnen onze taak als man
Gods eenvoudig niet vervullen als wij de
vrouwen Gods veronachtzamen.
Soms horen we verontrustende rappor-
ten over de wijze waarop zusters worden
behandeld. Misschien is een dergelijke
gebeurtenis het gevolg van ongevoelig-
heid en nonchalance, maar, broeders,
het hoort niet voor te komen. De vrou-
wen hebben in deze kerk een taak die,
hoewel zij anders is, even belangrijk is als
de taak die wij verrichten. Hun werk is in
feite hetzelfde fundamentele werk dat
van ons gevraagd wordt — ook al spelen
wij een andere rol en al zijn onze op-
drachten anders.
Daar onze vrouwen zo geweldig belang-
rijk voor ons zijn, willen wij niet dat zij
naar de wereldse levenswijze afdalen. De
meesten van hen zijn sterk en goed en
trouw en dat zal nog toenemen wanneer
zij met liefde en respect worden behan-
deld en wanneer hun gevoelens op de
juiste waarde worden geschat en worden
begrepen.
Onze zusters verlangen geen verwenne-
rij, noch neerbuigende minzaamheid; zij
verlangen als onze zusters en gelijken te
worden gerespecteerd en als zodanig te
worden behandeld. Waarde broeders, ik
vestig op dit alles de aandacht, niet om-
dat de leer of de leerstellingen van de
kerk ten aanzien van vrouwen op enige
wijze in twijfel worden getrokken, maar
omdat ons gedrag in bepaalde gevallen
van twijfelachtige kwaliteit is. Deze za-
ken komen niet aan de orde omdat de
80
toestand alarmerend is, maar omdat on-
ze mensen in het koninkrijk over het
algemeen nog meer „anders" moeten
worden dan de mensen van de wereld.
Zoals de Heiland bij verschillende gele-
genheden zei, wij worden geoordeeld
naar mate wij elkander al dan niet lief-
hebben en elkander overeenkomstig
daarmee behandelen en naar mate wij
één van hart en één van geest zijn. Wij
kunnen de Heer niet toebehoren als wij
niet één zijn! (Zie LV 38:27.)
Wij zullen worden geoordeeld naar en
verantwoordelijk worden gehouden
voor de wijze waarop wij onze kerkelijke
opdrachten vervullen en ons rentmees-
terschap tijdens de sterfelijkheid zal op
geen enkel punt een kritischer onder-
zoek ondergaan dan naar de wijze waar-
op wij ons gezin en onze zusters en broe-
ders in de kerk hebben gediend en liefge-
had. President McKay maakte de wijze
opmerking: ,,Geen enkel succes weegt
op tegen falen in het gezin."
{Conference Report van april 1964, blz.
Wij houden van u, broeders, en wij hou-
den van de zusters. Wij vertrouwen u
volkomen. Wij verheugen ons over uw
geloof en over uw toewijding aan het
werk voor de Meester. Moge God u en
uw geliefden zegenen, wanneer u naar
hen terugkeert.
Ik weet dat God leeft, mijn broeders (het
is zo heerlijk om dat heel vaak te zeg-
gen), dat Christus, de Verlosser van de
wereld, onze Heer is en dat dit zijn kerk
is. De Kerk van Jezus Christus van de
Heiligen der Laatste Dagen heeft Chris-
tus als Hoofd. Ik geef u deze getuigenis,
mijn liefde en mijn zegen en ik wens u het
beste toe, in de naam van Jezus Christus,
onze Heer. Amen." D
Zuster Camilla Kimball en Freda Joan Lee
81
7 oktober 1979
Zondagmorgenvergadering
De bijdragen
van de profeet
Joseph Smith
President N. Eldon Tanner
Eerste raadgever in het Eerste Presidium
Vele jaren geleden woonde er in Noor-
wegen een jonge weduwe met twee
zoontjes, zij liet een schoenmaker een
paar schoenen lappen. Toen de gelapte
schoenen teruggebracht werden, keek de
vrouw verbaasd op, daar zij in elke
schoen een godsdienstige brochure
vond. De brochures maakten haar
nieuwsgierig en kort daarna Uep zij zelf
een halfuur naar de schoenmakerswerk-
plaats met een pakje waarin een paar
oude schoenen zat dat gelapt moest
worden.
Nadat zij haar zaken met de schoenma-
ker geregeld had, aarzelde ze even terwijl
ze de deurknop al in haar hand had,
hoewel schoorvoetend, wilde ze toch
naar de brochures vragen. In de tijd dat
zij aarzelde zei de schoenmaker: ,,Het
verbaast u misschien als ik u zeg dat ik u
iets veel waardevollers kan geven dan
zolen voor de schoenen van uw kind."
„Wat kunt u, een schoenmaker, mij ge-
ven dat meer waard is dan de zolen voor
de schoenen van mijn zoon? U spreekt in
raadselen," antwoordde ze.
De man aarzelde niet. ,,Als u naar mij
wilt luisteren, kan ik u het ware heilsplan
van de Heer voor zijn kinderen onder-
wijzen. Ik kan u onderwijzen hoe u in dit
leven gelukkig kunt worden, en hoe u
zich kunt voorbereiden op eeuwige
vreugde in het leven hierna. Ik kan u
vertellen waar u vandaan gekomen bent,
waarom u op aarde bent en waar u na de
dood heen zult gaan. Ik kan u de hefde
van God voor zijn kinderen onderwij-
zen, zoals u dat nog nooit hebt geleerd."
De woorden sneden door het hart van
Anna Widtsoe, wier man, John Ander-
sen Widtsoe, net eenjaar tevoren onver-
wachts was overleden. Haar oudste
zoon, John Andreas, was toen zes en
haar andere zoon, Osborne, was nog
maar twee maanden. Bij de begrafenis
stonden de jonge weduwe en haar oudste
zoon bij het open graf toen de koele
woorden van de begrafenisliturgie wer-
den uitgesproken: ,,Stof zijt gij en tot
stof zult gij wederkeren."
Er was geen belofte omtrent een ont-
moeting op een plaats die gelukkiger is
dan de aarde van deze mensen.
Haar leven was sindsdien eenzaam en
82
vol onbeantwoorde geestelijke vragen,
die door haar eigen godsdienst niet tot
tevredenheid werden beantwoord. Zij
stelde de schoenmaker een eenvoudige
vraag: ,,Wie bent u?" Hij antwoordde:
„Ik ben lid van De Kerk van Jezus
Christus van de Heiligen der Laatste Da-
gen — men noemt ons mormonen. Wij
hebben Gods waarheid."
Wanneer er gelapte schoenen werden te-
ruggebracht zat er altijd een nieuwe bro-
chure in en tenslotte werd zij zo nieuws-
gierig dat zij een mormoonse vergade-
ring bijwoonde. Anna Widtsoe was een
intelhgente vrouw. Zij kende haar Bij-
bel. Heel wat keren probeerde ze de
ouderlingen vast te zetten, maar het luk-
te haar nooit. Zij stond erop de leerstelli-
ge punten waarover zij twijfels had te
bespreken; en eindelijk was zij er welis-
waar met tegenzin, maar met een bid-
dend hart van overtuigd dat zij de eeuwi-
ge waarheid had gevonden.
Tenslotte werd zij iets meer dan twee
jaar nadat zij voor het eerst over het
evangelie had gehoord, op 1 april 1881,
als lid van de kerk gedoopt ... Er lag
nog een dun laagje ijs op het water bij de
oever van het fjord, dit moest worden
gebroken om te kunnen dopen. Het wa-
ter was ijskoud, toch heeft ze tot op haar
sterfdag volgehouden dat zij zich in haar
hele leven nooit warmer en prettiger
heeft gevoeld dan toen zij uit het doop-
water van dat goede ouwe Trondjems
fjord kwam. Het vuur binnenin haar was
ontstoken om nooit meer te worden
gedoofd."
Dit verslag komt uit het boek In the
Gospel Net (Salt Lake City: Improve-
ment Era van 1942, blz. 4 , 53-57), ge-
schreven door ouderhng John A. Widt-
soe, de oudste zoon van Anna, die later
apostel en hd van de Raad der Twaalf
van De Kerk van Jezus Christus van de
HeiUgen der Laatste Dagen is geworden.
Welke bijzondere samenloop van om-
standigheden heeft sinds het jaar 1830
overal ter wereld in het leven van vele
mensen een herhahng van dergelijke er-
varingen veroorzaakt?
Op 6 april 1830 werd De Kerk van Jezus
Christus van de Heiligen der Laatste Da-
gen overeenkomstig de goddelijke op-
dracht en in vervolg op een serie gebeur-
tenissen die volgde op een hemelse mani-
festatie aan Joseph Smith, een jonge
boerenknaap, officieel georganiseerd.
Er waren slechts zes personen aanwezig
en zij werden de eerste wettige leden.
Nadat er enkele andere handelingen in
verband met het organiseren waren ver-
richt, begaf men zich naar een rivier
waar nog enkelen werden gedoopt en tot
lid van de kerk bevestigd.
In april 1980 viert de kerk haar 150-jarig
bestaan en wij schatten dat de kerk tegen
die tijd meer dan 4.3000.000 leden heeft.
Wanneer ik nadenk over het ,, wonder-
lijk en wonderbaar" werk (zie Jesaja
29:14) dat dit tot stand heeft gebracht,
voel ik mij gedwongen God te prijzen en
lof toe te zwaaien aan Joseph Smith, de
profeet van de herstelling, en al Gods
heilige profeten en zijn kerk onder
goddelijke inspiratie hebben geleid.
Laten wij eens even naar de eerste le-
vensjaren van Joseph Smith kijken. Hij
werd op 23 december 1805 te Sharon in
Windsor County in de staat Vermout
geboren als de zoon van Joseph Smith
sr. en Lucy Mack Smith. In 1816 ver-
huisde de famiUe Smith naar Palmyra in
de staat New York en kort daarna naar
Manchester, ook in die omgeving. In die
plaats werd Joseph zich bewust van alle
godsdienstige opwekkingsbij-
eenkomsten en op zekere dag las hij een
tekst in de brief van Jakobus die luidt:
,, Indien echter iemand van u in wijsheid
te kort schiet, dan bidde hij God daar-
om, die aan allen geeft, eenvoudigweg en
zonder verwijs; en zij zal hem gegeven
worden." (Jakobus 1:5.)
83
Deze tekst sprak de geestelijk ingestelde
jongen enorm aan; en nadat hij over de
inhoud van de tekst nagedacht had en in
zijn hart wist dat hij Gods hulp nodig
had om te bepalen welke kerk van alle
kerken de juiste was, trok hij zich in het
bos terug om voor het eerst hardop te
bidden. Op een wijze die Joseph in zijn
eigen getuigenis levendig beschreef, ver-
schenen er boven hem in een pilaar van
licht twee personen en de Ene wees op de
„Het evangelie is een heerlijke
boodschap, een boodschap van
vrede en goede wil; de enige
boodschap die de wereld vrede
zal brengen."
Andere en sprak: ,, (Joseph,) Deze is
Mijn geliefde Zoon — hoor Hem!" (Jo-
seph Smith 2:17.)
In antwoord op zijn vraag werd hem
verteld dat hij zich bij geen enkele van de
bestaande kerken moest aansluiten, en
de redenen daartoe werden hem gege-
ven. Toen hij de anderen over zijn vi-
sioen vertelde, werd hij belachelijk ge-
maakt en beschimpt en er werd hem ge-
zegd dat gebeurtenissen als openbarin-
gen en visioenen niet bestonden — dat
dergelijke gebeurtenissen met de Apos-
telen waren verdwenen en dat zij niet
meer zouden voorvallen.
Hij ging nog drie jaar voort met zijn
gewone dagelijkse werk, in die tijd werd
hij zeer vervolgd omdat hij verteld had
dat hij een visioen had gehad. In septem-
ber 1 823 werd hij opnieuw door een he-
melse boodschapper bezocht, deze ver-
telde hem dat hij Moroni heette en dat
hij een taak voor Joseph had.
De engel vertelde hem over een boek dat
op gouden platen was geschreven en dat
in een heuvel in de buurt lag verborgen.
De platen bevatten een verslag over de
vroegere inwoners van het Amerikaanse
continent en ook over de volheid van het
eeuwige evangehe zoals dat door de Hei-
land aan dat oude volk was gegeven.
Joseph kreeg de opdracht de komende
vier jaar elk jaar de plaats waar de platen
lagen verborgen te bezoeken. Hij vol-
deed aan die opdracht en hij werd daar
elke keer ontvangen door de engel Mo-
roni, die hem ook onderricht gaf. Ein-
delijk was het zover dat hij gereed was
om de platen te ontvangen en te
vertalen.
Indien een van u de geschiedenis over het
verschijnen van het Boek van Mormon
nog niet kent, nodig ik u uit de gelegen-
heid te benutten om die geschiedenis te
leren kennen. Lees het boek, dat in het
laatste hoofdstuk deze belofte geeft:
„En wanneer gij deze dingen zult ont-
vangen, zou ik u willen vermanen, dat gij
God, de Eeuwige Vader, in de naam van
Christus zoudt vragen, of deze dingen
niet waar zijn; en indien gij zult vragen
met een oprecht hart en met een eerlijke
bedoeling, en geloof hebt in Christus, zal
Hij door de kracht des Heiligen Geestes
de waarheid ervan aan u bekendmaken.
En door de kracht des Heiligen Geestes
kunt gij de waarheid van alle dingen we-
ten." (Moroni 10:4, 5.)
Deze macht nu getuigt elk jaar aan hon-
derdduizenden bekeerlingen dat Joseph
Smith een profeet van God was en dat
het Boek van Mormon waar is, dat dat
boek een partner is van de Bijbel en dat
het een nieuwe en extra getuigenis geeft
over de goddelijkheid van Jezus Christus
en een verslag geeft over zijn bemoeienis
met de vroegere bewoners van Amerika.
Denk, indien u dat wilt, met mij mee
over de redenen voor de sterke getuige-
nis die in de boezem van de getrouwe, en
toegewijde miljoenen die lid zijn van de
84
kerk van Jezus Christus brandt. Denk
aan die veertienjarige jongen die de ware
kerk zocht, nadat hij in de war was ge-
raakt door de tegenstrijdige leersteUin-
gen die de geestelijken van verschillende
richtingen onderwezen. Ik verbaas me
over de wijze waarop hij in zijn eentje
stand hield en allerlei vervolging onder-
ging omdat hij het feit dat hij een visioen
had gezien niet kon ontkennen.
In zijn eigen verslag staat: ,,Ik heb sinds-
dien gedacht, dat het mij alleszins ging
als Paulus, die zich voor koning Agrippa
verdedigde, en zijn verhaal deed van het
visioen dat hij had, toen hij een licht zag
en een stem hoorde; maar er waren er
toch maar weinig die hem geloofden;
sommigen zeiden dat hij loog, anderen
zeiden dat hij waanzinnig was en hij
werd bespot en beschimpt. Maar dit al-
les deed de werkelijkheid van zijn visioen
niet teniet. Hij had een visioen gezien, en
hij wist het, en alle vervolging onder de
hemel kon dit niet veranderen; en hoe-
wel zij hem ten dode toe zouden vervol-
gen, wist hij, en zou hij tot zijn laatste
ademtocht blijven weten, dat hij een
licht had gezien en een stem tot zich had
horen spreken, en heel de wereld kon
hem er niet anders over doen denken, of
geloven." (Joseph Smith 2:24.)
Ik lijd met hem mee wanneer hij de pla-
ten krijgt en zich bewust wordt van de
enorme verantwoordelijkheid die het be-
schermen en vertalen van de platen met
zich meebrengt. Met de weinige echte
scholing die hij heeft ontvangen, heeft
hij de kolossale taak om een vreemde
taal te vertolken. Toch was de Heer met
hem en zo werd de weg geopend waarbij
de nodige schrijvers, een uitgever en het
geld verschaft werden.
In de New York Sun van 4 september
1843 stelde een schrijver:
85
„Die Joseph Smith mag wel als een bui-
tengewone figuur worden beschouwd,
een ,prophet-hero' (profetenheld) zou
Carleyle (Schots schrijver en geschied-
kundige, 1795-1881) hem misschien heb-
ben genoemd. Hij is een van de grote
mannen van deze eeuw en in de geschie-
denis van de toekomst zal hij worden
gerekend onder degenen die op een of
andere wijze een duidelijk stempel op de
maatschappij hebben achtergelaten."
(History of the Church, deel 6, blz. 3.)
In een boek dat Joseph Smith, An Ameri-
can Prophet (Joseph Smith, een Ameri-
kaans profeet) heet, heeft John Henry
Evans het volgende geschreven:
„Deze man werd de burgemeester van
de grootste stad in lUinois en de meest
vooraanstaande burger van de staat, de
bevelhebber van de grootste groep geoe-
fende soldaten in het land, buiten het
federale leger, de grondlegger van steden
en van een universiteit . . .
Hij schreef een boek (het Boek van Mor-
mon) dat de literaire critici al honderd
jaar verbijstert en dat tegenwoordig
meer gelezen wordt dan enig ander boek,
behalve de Bijbel. Op de drempel van
een eeuw waarin van alles werd georga-
niseerd stelde hij het maatschappelijke
systeem vast dat in deze moderne wereld
het dichtste tot volmaaktheid nadert en
ontwikkelde hij een godsdienstige filoso-
tie die een uitdaging is voor alles wat de
geschiedenis op dit gebied te bieden
heeft waar het volledigheid en samen-
hang betreft. Hij trof de voorbe-
reidingen voor een economisch systeem
dat de grootste vrees die in het hart van
de mens zetelt wegneemt — namelijk de
vrees om behoeftig te worden ten gevol-
ge van ziekte, de oude dag, werkeloos-
heid en gebrek." (New York:
MacMillan, 1946, blz. 4.)
Welke grote betekenis hebben de bijdra-
gen van Joseph Smith voor de wereld?
Laten we enkele van die bijdragen eens
in ogenschouw nemen. Misschien is de
belangrijkste het begrip van de Godheid.
Het Nieuwe Testament laat duidelijk
zien dat de Vader, de Zoon, en de heilige
Geest drie gescheiden en verschillende
Wezens zijn, toch zijn er velen in de
christelijke wereld die dit niet aanvaar-
den of die niet geloven in een persoonlijk
God naar Wiens beeld wij zijn gescha-
pen. De Vader en de Zoon zijn werkelijk
persoonlijk aan Joseph Smith versche-
nen om hun persoonlijkheid en beeld te
laten zien. Toen die jongen uit dat bos
kwam kende hij de feiten — God heeft
de vorm van een mens, Hij spreekt, Hij is
zorgzaam en vriendelijk, Hij beant-
woordt gebeden. Hij is een persoonlijk
God, want Hij noemde Joseph bij naam.
Zijn Zoon lijkt op Hem en is een geschei-
den Persoon en Hij is de Middelaar tus-
sen God en de mensen.
De gebeurtenis in het bos was in directe
tegenspraak met het begrip dat openba-
ring was opgehouden en dat God niet
meer met de mens sprak. De teksten van
het Oude en het Nieuwe Testament be-
vestigen herhaaldelijk de noodzaak van
voortdurende openbaring. Neem de
woorden van Amos in overweging:
„Voorzeker, de Here Here doet geen
ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn
knechten, de profeten." (Amos 3:7.)
Na de openbaringen die hij had ontvan-
gen onderwees Joseph Smith met gezag
vele waarheden die in de Bijbel waren
vastgelegd en die voor die tijd niet waren
begrepen. Enkele daarvan zijn: wij zijn
geestelijke kinderen van God, wij had-
den een voorsterfelijk bestaan, wij zijn in
de sterfelijkheid om ons waardig te beto-
nen en als wij trouw zijn kunnen wij
terugkeren om eeuwig in de tegenwoor-
digheid van God te wonen en om door
eeuwige vooruitgang als God te worden.
Een volgende leerstelling die nauw sa-
menhangt met het vaderschap van God
en het zoonschap van de mens is het
86
Ouderling en zuster Taylor
wezenlijke bestaan van Satan, de duivel.
Hij is er echt en hij is vastbesloten zoveel
mogelijk mensen als zijn gevangenen uit
de tegenwoordigheid van God weg te
leiden.
Joseph onderwees de leer van de vrije wil
- dat wij vrij zijn om zelf tussen goed en
kwaad te kiezen, met de daaruit voort-
vloeiende zegeningen of straffen. Wij le-
zen in 2 Korintiërs:
„Want wij moeten allen voor de rechter-
stoel van Christus openbaar worden, op-
dat een ieder wegdrage wat hij in zijn
lichaam verricht heeft, naardat hij ge-
daan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad." (2
Korintiërs 5:10.)
Hij gaf de wereld een nieuw begrip van
het priesterschap — het gezag door God
aan de mens gegeven om in zijn naam te
handelen. Door middel van openbaring
gaf Hij een duidelijke definitie van alle
ambten en plichten van de priesterschap
van diaken tot en met hogepriester; en
deze staan zo goed omschreven in afde-
ling 107 van de Leer en Verbonden dat
wij 144 jaar later nog altijd die instruc-
ties opvolgen bij het organiseren en be-
sturen van kerkzaken.
Dit is een extra bevestiging dat dit de
Kerk van Jezus Christus is met dezelfde
organisatie die Hij vroeger in zijn kerk
instelde en met dezelfde ambten.
Joseph Smith onderwees door openba-
ring een nieuw beginsel met betrekking
tot het menselijk lichaam — het taberna-
kel van de geest. Het lichaam van de
mens is heilig en mag niet worden veront-
reinigd. Elke opzettelijke beschadiging
is voor God een belediging en daarom
heeft de zorg voor het lichaam ook een
geestelijke betekenis. Joseph Smith ont-
ving een openbaring, die bekend staat
als het Woord van Wijsheid, om ons te
helpen ons hchaam als een geschikte
87
woonplaats voor onze geest te handha-
ven; indien wij deze wet gehoorzamen
zal dat grote zegeningen voor ons li-
chaam en voor ons verstand tot gevolg
hebben.
De profeet Joseph leerde de zaligmaking
voor de doden, die hoewel deze in het
Nieuwe Testament wordt geleerd sinds
de dagen der apostelen niet meer was
begrepen noch in praktijk was gebracht.
Deze leer werd tegelijkertijd onderwezen
met de beginselen: het gezin is een eeuwi-
ge eenheid en het tempelhuwelijk, dat is
een huwelijk voor tijd en alle eeu-
wigheid.
Wat geeft het een heerlijk tevreden ge-
voel als men weet dat God en Christus
werkelijk leven, dat Christus echt die
Persoon is Die in de Bijbel en de heden-
daagse Schriften wordt beschreven. Die
tussen het volk woonde en zowel voor
als na zijn kruisiging en opstanding de
mensen onderwees en de kinderen en de
zieken zegende, en dat Hij bij zijn reizen
van de ene stad naar de andere belang-
stelling had voor hun welzijn. Waarom
zou iemand Hem liever zien als een le-
gendarisch persoon of als een groot filo-
soof en Hem ontkennen als de letterlijke
Zoon van God?
Geloof in Christus is van wezenlijk be-
lang voor onze zaligheid en het doel van
zijn zending op aarde was ons te leren
wat wij beslist moeten doen. Hij zei her-
haaldelijk: ,, Bekeert u en wordt ge-
doopt." Hij gaf het voorbeeld door Zich
door Johannes de Doper te laten dopen.
Hij sprak in dat uur: ,,Laat Mij thans
geworden, want aldus betaamt het ons
alle gerechtigheid te vervullen."
(Matteüs 3:15.)
Zijn laatste instructies aan zijn discipe-
len luidden:
„Gaat dan henen, maakt al de volken tot
mijn discipelen en doopt hen in de naam
des Vaders en des Zoons en des heiligen
Geestes en leert hen onderhouden al wat
ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al
de dagen, tot aan de voleinding der we-
reld." (Matteüs 28:19, 20.)
Hij legde duidelijk uit dat alle zaHgma-
kende verordeningen moeten worden
verricht door degenen die door God zijn
aangesteld en die het gezag dragen om
het evangelie te prediken en de verorde-
ningen ervan te bedienen. Hij sprak over
de afval en de herstelling zoals deze door
de profeten van het Oude en het Nieuwe
Testament werden geprofeteerd. Johan-
nes de Openbaarder legde de volgende
belangrijke verklaring af:
„En ik zag een andere engel vliegen in
het midden des hemels en hij had een
eeuwig evangelie, om dat te verkondigen
aan hen, die op de aarde gezeten zijn en
aan alle volk en stam en taal en natie; en
hij zeide met luider stem: Vreest God en
geeft Hem eer, want de ure van zijn oor-
deel is gekomen, en aanbidt Hem, die de
hemel en de aarde en de zee en de water-
bronnen gemaakt heeft." (Openbaring
14:6, 7.)
Ik wil mijn getuigenis geven aan allen die
vanmorgen binnen het bereik van mijn
stem zijn dat die engel gevlogen heeft en
dat het eeuwig evangelie hersteld is en
dat de kerk van Jezus Christus opnieuw
op aarde is gevestigd en het gezag draagt
om haar verordeningen te bedienen.
Het gezag van het priesterschap, hetgeen
het gezag van God is dat aan de mens is
gedelegeerd om in zijn naam de verorde-
ningen van het evangelie te bedienen,
werd door de apostelen vanouds — Pe-
trus, Jakobus en Johannes — op Joseph
Smith en Oliver Cowdery bevestigd. De
hemelen zijn nu even open als in de da-
gen van Petrus en Jakobus en Johannes
en Paulus en alle andere apostelen
vanouds.
God beantwoordt nog altijd de gebeden
van de rechtvaardigen en openbaart nog
altijd door middel van een profeet zijn
wil aan de gevestigde kerk van Jezus
Christus. Evenals Adam en Noach en
Abraham en Mozes in de bedehngen
waarin zij leefden door God als zijn pro-
feten waren geroepen, is Joseph Smith in
deze laatste dagen door God gekozen en
geroepen als zijn profeet, ziener en open-
baarder. De kerk werkt aan de vervul-
ling van het uitdrukkelijk goddelijk ge-
bod om het evangelie aan elke natie, elke
stam, elke taal en elk volk te prediken.
Onze zendelingen, meer dan 28.000, pre-
diken dezelfde eenvoudige waarheden
die door Christus zijn onderwezen toen
Hij op aarde was, het eerste en grote
gebod, namelijk: ,,Gij zult de Here, uw
God, Hefhebben met geheel uw hart en
met geheel uw ziel en met geheel uw
kracht en met geheel uw verstand, en uw
naaste als uzelf." (Lucas 10:27.)
Wij onderwijzen dat de fundamentele
beginselen van het evangelie zijn: ,,ten
eerste, geloof in de Here Jezus Christus;
ten tweede, bekering; ten derde, doop
door onderdompeling tot vergeving der
zonden; ten vierde, oplegging der han-
den voor de gave des Heiligen Geestes."
(Vierde Artikel des Geloofs.)
Wij geloven dat God nog altijd met zijn
volk op aarde spreekt en dat de kerk
door een profeet van God — Spencer W
Kimball — wordt geleid en dat de Heer
door middel van hem spreekt. Het evan-
gelie is een heerlijke boodschap, een
boodschap van vrede en goede wil; de
enige boodschap die de wereld vrede zal
brengen, en zij biedt allen die haar aan-
vaarden zaligmaking en verhoging.
Moge deze getuigenis iedereen bereiken
die naar de waarheid zoekt is mijn ge-
bed, in de naam van Jezus Christus.
Amen. D
89
Het raadsel
van het mormonisme
Ouderling Bruce R. McConkie
Van de Raad der Twaalf
Ik zal als tweede getuige spreken over
hetgeen president Tanner zojuist wel-
sprekend en vurig heeft getuigd. Wij
hebben de wereld iets in het algemeen te
zeggen. Wij richten ons in het bijzonder
tot die onderzoekende geesten die een of
andere nieuwe leerstelling willen horen,
iets ongewoons willen zien (om als 't
ware) uit te pluizen wat een van de groot-
ste raadsels op godsdienstig gebied is —
namelijk het raadsel van het
mormonisme.
Wij zijn een bijzonder volk; wij zijn een
gemeente die bestaat uit mensen met een
echt geloof, mensen die uniek zijn en
anders dan alle anderen; wij zijn de heili-
gen van de Allerhoogste die zich in vele
landen vergaderen om Zion op te bou-
wen en - een volk voor te bereiden op de
wederkomst van de Zoon des Mensen.
Wij worden mormonen genoemd. Veel
mensen zien ons als een zonderHnge sek-
te daar zij uitkrijten: „Bedrog, valse pro-
feten, polygamie," zoals men vroeger al
deed; of ,, Racisten, tegenstanders van de
emancipatie, patriarchale dictators,"
zoals sommigen nu zeggen; of ,, Aanbid-
ders van Adam en loochenaars van
Christus en zijn genade," zoals anderen
valselijk beweren; of welke drogredenen
er op dat ogenblik ook mogen zijn om
het zaad van het vooroordeel te zaaien
bij degenen die anders misschien zouden
willen weten wie wij zijn en wat wij
geloven.
Soms schijnt het ons toe dat deze kreten
van mensen die niet doordenken én de
verklaringen die op eigen voordeel zijn
gericht van degenen die aanstoot nemen
aan onze snelle groei en toenemende in-
vloed op de wereld én de stemmen van
hen wiens maatschappelijke en pohtieke
gezichtspunten wij niet omhelzen slechts
een volgend bewijs zijn van de waarheid
en de goddelijkheid van het werk op
zichzelf. De duivel is niet dood, en zoals
zijn stem eens gehoord werd in de kre-
ten: ,, Kruisig Hem, kruisig Hem," zo
gilt deze nu in hysterisch gekrijs tegen
het volk van Christus.
Wij vinden dat het in deze eeuw vol ver-
lichting en open dialoog niet te veel ge-
vraagd is dat wij in de gelegenheid ge-
steld willen worden om zelf te vertellen
wie wij zijn, wat wij geloven en waarom
onze zaak zo wonderbaarlijk
vooruitgaat.
Wij gaan prat op onze bestemming als
een volk ten eigendom. Wij willen uniek
— anders dan andere mensen — zijn
omdat wij de wereld verzaakt hebben en
een verbond hebben gesloten om christe-
lijk te leven en het pad der waarheid en
deugd te bewandelen.
Wij hopen dat eens van ons wordt ge-
zegd wat Petrus eens van de ware gelovi-
90
gen van zijn tijd heeft gezegd: „Gij ech-
ter zijt een uitverkoren geslacht, een ko-
ninkUjk priesterschap, een heiUge natie,
een volk (Gode) ten eigendom, om de
grote daden te verkondigen van Hem,
die u uit de duisternis geroepen heeft tot
zijn wonderbaar licht." (1 Petrus 2:9.)
Daar wij een fatsoenlijk respect voor ge-
zichtspunten en zorgen van onze naasten
— zowel christenen als niet-christenen,
zowel jood als andersdenkende — op na
houden, zullen wij nu enkele punten
waarin wij geloven en waarvan wij weten
dat zij waar zijn uiteenzetten.
Onze levenswijze, de zekerheid en vreug-
de die onze ziel vervult en onze hoop op
zaligheid en eer hierna komen allemaal
„Mogen wij zeggen dat, wat de
mensen het mormonisme
noemen, nu precies het stelsel
van wetten en waarheden is dat
van de aarde een hemel en van
de mens een god maakt."
voort uit onze leerstellingen, uit onze
theologie, uit de waarheden die ons geo-
penbaard zijn. En als wij een betere le-
venswijze hebben, zullen degenen die een
eerlijk hart hebben zeker willen weten
wat wij geloven en hoe dat de mens ver-
andert en verheft.
En dus zeggen wij in eenvoudige
bewoordingen:
Er is een God in de hemel, een glorierijk
persoon, een heilige Man, Die alles weet.
Die alle macht heeft en Die oneindig en
eeuwig is.
Hij is de Allerhoogste, de eeuwige Op-
permachtige, de Schepper en Degene
Die werelden zonder einde heeft bevolkt.
Hij is onze Vader in de hemel en Hij leeft
in het gezinsverband.
Wij zijn zijn geestelijke kinderen; wij
woonden voor het fundament van deze
aarde werd gelegd allemaal in zijn eeuwi-
ge tegenwoordigheid; wij hebben zijn
aangezicht gezien, zijn stem gehoord en
zijn geest gevoeld.
Hij heeft de wetten waardoor zijn kinde-
ren vooruitgang konden maken en kon-
den worden zoals Hij verordineerd en
vastgesteld. Deze wetten vormen het
plan van zaligheid; zij zijn het evangelie
van God.
Dit heerlijke evangelie vroeg om de
schepping van deze aarde als plaats waar
de mens kon komen om een sterfelijk
lichaam op zich te nemen, en beproefd te
worden in een omgeving waar hij in ge-
loof moest wandelen.
De val van Adam stond op het program-
ma opdat de stoffelijke dood en de gees-
telijke dood op aarde konden komen en
op alle mensen konden worden over-
gebracht.
Er was ook een oneindige en eeuwige
verzoening nodig die gewrocht moest
worden door Iemand die de Eniggebore-
ne in het vlees zou worden en deze ver-
zoening zou de losprijs zijn die de mens
uit zijn gevallen staat zou verlossen.
De Here Jezus Christus, de Eerstgebore-
ne van de Vader, werd voor dit verheven
werk uitgekozen. Hij werd in he midden
des tijds uit Maria geboren en werd voor
de zonden van de wereld gekruisigd.
Aldus is er door Christus zaUgheid ge-
bracht; deze komt door zijn goedheid en
genade en omdat Hij als zoenoffer heeft
gediend; Hij kwam om ,,de onsterfelijk-
heid en het eeuwige leven van de mens
tot stand te brengen." (Mozes 1:39.)
Hij is onze Zahgmaker en Verlosser.
Zijn bediening bestond uit bemiddelen
en verzoenen; Hij volbracht het grote en
eeuwige plan der verlossing. Door Hem
kunnen wij gered worden om een eeuwi-
91
Het Jeugdwerkkoor
ge zaligheid deelachtig te worden. Hij is
onze God en wij zijn zijn volk en zingen
zijn heilige naam voor eeuwig lof toe!
Ons aandeel bestaat uit het volledig
onderschrijven van zijn verzoening en
het maken van aanspraak op de reini-
gende kracht van zijn bloed, wij moeten
in Hem en in zijn Vader geloven, ons van
onze zonden bekeren, in de wateren des
doops een verbond sluiten dat wij Hem
al onze dagen zullen liefhebben en die-
nen en daarna de gave van de heilige
Geest ontvangen.
Daarna moeten wij door die heilige
Raadgever geleid in het licht wandelen,
de geboden onderhouden en de wereld
overwinnen. Zo zit het plan van zaUg-
heid voor alle mensen uit alle eeuwen in
elkaar. Zo luidt dat plan dat van eeuw
tot eeuw is geopenbaard opdat de geval-
len mens met vreze en beven voor God
zijn behoudenis kan bewerken. (Zie Fi-
lippenzen 2:12.)
En luister nu toe, o, gij hemelen, en leen
uw oor, aarde — de grote God, Die de
Vader van ons allen is. Die al zijn kinde-
ren liefheeft en Die alle mensen smeekt
zich te bekeren en zich te laten redden, de
grote God boven in de hemel is aan de
beloofde herstelling van alle dingen
begonnen.
Hij spreekt: de stem van God wordt
weer gehoord. Hij verschijnt: de sterfelij-
ke mens aanschouwt opnieuw het aan-
gezicht van zijn Maker. Hij gebiedt: het
woord der waarheid, het evangelie van
zijn Zoon wordt opnieuw verspreid.
Zoals de Vader Zich in de vorige bede-
hng in Christus aan de wereld openbaar-
de, zo wordt de Zoon in onze dagen zijn
stem en getuige en openbaarder.
Deze is mijn geliefde Zoon — Hoor
92
Hem" sprak de Vader op die voorjaars-
morgen in 1820. (Zie Joseph Smith
2:17.) Vanaf dat ogenblik stroomt het
goddelijk woord over de wereld uit; zo
snel als de heiligen het kunnen verdragen
regel op regel, gebod op gebod.
Het Boek van Mormon is door de gave en
macht van God aan de wereld geopen-
baard en voor haar vertaald en uitgege-
ven. De waarheden van de Bijbel zijn
opnieuw bevestigd en er komen nieuwe
openbaringen die licht werpen op zaken
die sinds de grondlegging van de aarde
aan weinigen bekend waren.
Er komen ook dienende engelen. Zij be-
vestigen de sleutels en machten en pries-
terschappen op sterfelijke mensen.
Johannes de Doper heeft het Aaronisch
priesterschap met al zijn sleutels en
machten bevestigd. Petrus, Jakobus en
Johannes hebben het Melchizedekse
priesterschap teruggebracht evenals het
heilig apostelschap, de sleutels van het
koninkrijk en de goddelijke volmacht
om het evangelie aan elk schepsel te
prediken.
Mozes is gekomen en heeft Israël gebo-
den zich opnieuw te vergaderen. Elia
heeft de verzegelende macht gebracht
opdat de mens opnieuw kan binden en
ontbinden, zowel op aarde als in de
hemel.
En zo gaat het voort totdat het evangelie
in zijn eeuwige volmaaktheid is hersteld,
totdat De Kerk van Jezus Christus van
de Heiligen der Laatste Dagen volmaakt
is geworden, totdat het koninkrijk van
God op aarde is gevestigd en voortgaat:
stralend als de gloeiende zon, schoon als
de blanke maan en geducht als krijgs-
scharen. (Zie Hooglied 6:10.)
Dit heilig evangelie dient voor de zalig-
making van de levenden en de doden. Zij
mogen met ons erfgenamen van de zalig-
heid worden wanneer zij aan die eeuwige
wereld geloven en eraan gehoorzamen.
Het voorrecht om de ordeningen tot za-
ligheid als hun plaatsvervangers in heili-
ge tempels die met dat doel zijn gebouwd
te ondergaan, is aan ons.
Wij vergaderen Israël door de macht van
het evangelie, even letterlijk als Mozes
dat deed. Honderdduizenden bekeerlin-
gen hebben alles in het Egypte der we-
reld verlaten om met de heiligen een be-
loofd land te betreden.
In deze Kerk van Jezus Christus van de
Heiligen der Laatste Dagen aanbidden
we een God van wonderen. Die ons de-
zelfde gaven heeft geschonken waar men
zich vroeger over verheugde. Wij schep-
pen niet op, maar toch is het geen ge-
heim dat de blinde onder de gelovigen
zien, de doven horen, de lammen lopen
en de doden worden opgewekt.
Wij hebben ook dezelfde organisatie die
tijdens het koninkrijk op aarde in de
dagen van Jezus werd gebruikt. Aposte-
len en profeten spreken en bedienen
zoals dat vroeger ook plaatsvond.
De vrouwen en het gezinsverband wor-
den onder ons hoger aangeslagen dan
waar ook ter wereld. Onze moeders en
vrouwen en dochters ontvangen meer
eerbetoon, volbrengen verantwoordelij-
ker werk en ontwikkelen hun aan-
geboren talenten in grotere mate dan de
vrouwen waar ook ter wereld.
Het hele doel van het evangelie is met
recht om de mannen en vrouwen — in de
Heer verenigd tot één (lichaam) - in staat
te stellen zich in de eeuwigheid een ge-
zinsverband te scheppen. Een celestiaal
huwelijk bereidt ons voor op de grootste
vreugde en het grootste geluk dat sterfe-
lijke mensen kennen en op het eeuwig
leven in de koninkrijken van de
toekomst.
Mogen wij zeggen dat wat de mensen het
mormonisme noemen nu precies het
stelsel van wetten en waarheden is dat
van de aarde een hemel en van de mens
een god maakt.
Wat is nu het raadsel en het verbazende
93
rondom dit alles? Dit eeuwige evangelie,
dit volmaakte plan voor leven en zalig-
heid, dit raadsel der raadsels — dit mor-
monisme, zo u wilt — is de eeuwige
waarheid des hemels.
Het is een waarheid zo zuiver als dia-
mant. Het is de stem van God, die zijn
kinderen roept. Het omvat openbaring
en engelen en visioenen en gaven van de
Geest. Het is de heilige Geest die tot een
berouwvolle ziel getuigt. En het is dezelf-
de heilige Geest die de gehoorzamen rei-
nigt en heiUgt zodat zij kunnen komen
waar God en Christus zijn en voor eeu-
wig bij Hem in de hemelen kunnen
wonen.
Het kan voor de zinnelijk gerichte mens
een raadsel zijn, maar voor hen die uit de
Geest geboren zijn is het eenvoudig en
duidelijk, waardoor zij in staat worden
gesteld het koninkrijk van God te
aanschouwen.
Laten wij tot slot naar een profetenstem
luisteren:
Wij profeten — u hoort mijn stem, maar
hierin zijn de stemmen van al mijn broe-
ders verenigd — Wij profeteren dat het
geweldige werk der laatste dagen zal
triomferen, dat de grote God de bestem-
ming van zijn volk zal leiden, dat het
koninkrijk van God dat nu op aarde is
opgericht zal voortgaan totdat het ko-
ninkrijk des hemels zal komen, totdat de
Here Jezus Christus op de wolken des
hemels zal wederkomen om in glorie on-
der zijn heiligen der laatste dagen te
regeren.
En wij nodigen allen die willen komen en
deel willen hebben aan Gods goedheid
uit opdat zij in dit leven vrede mogen
vinden en in de toekomstige wereld erf-
genamen van het eeuwig leven zullen
worden.
In de naam van de Here Jezus Christus.
Amen. D
Ouderling en zuster Kikuchi
94
Het gebed tot
onze hemelse Vader
Ouderling Bernard P. Brockbank
van het Eerste Quorum der Zeventig
Godsdiensten en leerstellingen van men-
selijke oorsprong, kunnen een kind van
God geen verlossing brengen. De Heer
vertelt de mens in de Bijbel dat Gods
wegen niet van de mens komen. „Want
mijn gedachten zijn niet uw gedachten
en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt
het woord des Heren. Want zoals de he-
melen hoger zijn dan de aarde, zo zijn
mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn
gedachten dan uw gedachten." (Jesaja
55:8, 9.)
De gedachten en wegen van God ver-
schaffen de mens de grootste moge-
lijkheden zegeningen van dit leven.
De Heer gaf de mens een van de hoogste
doelen voor dit leven toen Hij zei: ,,Dit
nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen,
de enige waarachtige God, en Jezus
Christus, die Gij gezonden hebt." (Jo-
hannes 17:3.)
De Heer heeft de mens ook geboden —
en dat is bijna alle christenen bekend —
„Gij zult de Here, uw God, hefhebben
met geheel uw hart en met geheel uw ziel
en met geheel uw verstand." (Matteüs
22:37.) God te kennen en lief te hebben
zijn grote zegeningen. Een van de manie-
ren waarop wij God en Jezus Christus
kunnen leren kennen is door oprecht te
bidden.
De Heer gebiedt: „Bid altijd en Ik zal
zijn Geest op u uitstorten, en groot zal
uw zegen zijn — ja, groter zelfs, dan
indien gij in dezelfde mate aardse en ver-
gankelijke schatten zoudt verkrijgen."
(LV 19:38.)
In de Bijbel wordt ons geboden: „. . .
bidt zonder ophouden, dankt onder al-
les, want dat is de wil Gods in Christus
Jezus ten opzichte van u." (1 Tessaloni-
cenzen 5:17, 18.)
Het gebed tot God zal u de kracht geven
om boze machten en invloeden van Sa-
tan en deze wereld te onderwerpen en te
overwinnen. De Heer heeft gezegd:
,,Bidt altijd, opdat gij als overwinnaar
uit de strijd te voorschijn moogt komen;
ja, dat gij Satan moogt overwinnen, en
dat gij moogt ontkomen aan de dienst-
knechten van Satan, die zijn werk onder-
steunen." (LV 10:5.)
Het gebed tot God is een kostbare zegen.
De Heiland gaf de mens ook raad over
hoe te bidden. Zo kennen wij: Het Onze
Vader. De Heer zei: ,,Bidt gij dan aldus:
Onze Vader die in de hemelen zijt, uw
naam worde geheihgd; uw Koninkrijk
kome, uw wil geschiede, gelijk in de he-
mel alzo ook op de aarde. Geef ons he-
den ons dagelijks brood; en vergeef ons
onze schulden, gelijk ook wij vergeven
onze schuldenaren; en leid ons niet in
verzoeking, maar verlos ons van de bo-
ze. Want Uwer is het Koninkrijk en de
kracht en de heerlijkheid in der eeuwig-
heid. Amen." (Matteüs 6:9-13.)
Wij behoren tot onze hemelse Vader te
95
bidden met een rein hart; wij behoren te
bidden dat zijn koninkrijk zal komen, en
door dit te doen verphchten wij onszelf
te helpen met het opbouwen van het ko-
ninkrijk Gods op aarde. Als wij bidden
dat de wil van God op aarde gelijk in de
hemel zal geschieden, verplichten wij
ons zelf de wil van God te doen.
Wij behoren God te danken voor ons
dagelijks brood en Hem te vragen ons te
helpen in onze levensbehoeften te voor-
zien. Wij behoren onze Vader vergeving
te vragen voor onze zonden en onze
zwakheden en ons te verplichten dat wij
ons zullen bekeren en dat wij ons naar
zijn beeld geschapen verstand en h-
Het is voor ons allen nodig dat
onze zonden en zwakheden
weggevaagd worden door
bekering, belijdenis en oprecht
gebed
chaam op een reine wijze zullen voeden
en verbeteren.
Wij behoren onze Vader te vragen ons te
helpen de verleidingen van dit leven te
weerstaan en ons te verlossen van het
kwade. Wanneer wij met ons hart bid-
den en zeggen: „Want Uwer is het Ko-
ninkrijk en de kracht en de heerlijkheid
in der eeuwigheid" verplichten wij ons.
Vergeet niet dat in dit leven het konink-
rijk Gods, de macht Gods, de heerlijk-
heid Gods tot de dierbaarste en belang-
rijkste zegeningen en doelen van de mens
behoren.
Zo belangrijk is het te bidden dat de
profeet Nephi leerde: ,,. . . dat gij steeds
moet bidden en niet versagen; dat gij
niets voor de Here moet doen, tenzij gij
in de eerste plaats de Vader in de naam
van Christus vraagt, of Hij uw handeling
voor uw welzijn wil zegenen, opdat uw
handeUng voor het heil van uw ziel moge
zijn." (2 Nephi 32:9.)
Om op een zinvolle manier te bidden is
het nodig dat men voor zover dit moge-
lijk is de ware aard van God kent. Zoals
reeds eerder gezegd, is ons geboden God
te kennen. Het gebed leidt ons naar ver-
lossing, en gebrek aan kennis is een hin-
derpaal op onze weg naar dat doel.
Jezus Christus belooft de mens volledige
vergeving als hij zich bekeert, zijn zon-
den belijdt en verzaakt. Jezus zei deze
troostende woorden tot hen die zich be-
keren. Hij zei ,,Ziet, hij, die zich van zijn
zonden heeft bekeerd, ontvangt verge-
ving, en Ik, de Here, gedenk ze niet meer.
Hierdoor moogt gij weten of iemand
zich van zijn zonden bekeert: Ziet, hij zal
ze belijden en verzaken." (LV 58:42, 43.)
Wij behoren die boodschap in ons hart
op te nemen, en ons verstand en lichaam
te reinigen en op te bouwen op een ma-
nier die God welgevallig is door voort-
durend te bidden, door te gehoorzamen
en door ons te bekeren. Daar het gebed
een zeer belangrijk onderdeel van het
belijden is, behoren wij onze schulden
zowel aan God als aan anderen te be-
lijden.
De Heiland heeft antwoorden en zege-
ningen beloofd als beloning voor het
oprechte gebed. Hij onderwees en be-
loofde: ,,Bidt en u zal gegeven worden;
zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal
opengedaan worden. Want een ieder, die
bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en
wie klopt, hem zal opengedaan wor-
den." (Matteüs 7:7, 8.)
Wij behoren met een gebed in ons hart te
leven en te werken, waakzaam te zijn en
te wachten, en ons voortdurend te beke-
ren en ons doel voor ogen te houden.
Een profeet van God heeft de mens met
deze woorden aangeraden steeds te
bidden:
96
„En nu, mijn geliefde broederen, be-
merk ik, dat gij nog in uw hart overlegt;
en het doet mij leed, dat ik hierover moet
spreken. Want indien gij naar de Geest
zoudt willen luisteren, Die de mens leert
te bidden, dan zoudt gij weten, dat gij
moet bidden; want de boze geest leert
een mens niet te bidden, maar leert hem,
dat hij niet moet bidden.
Doch ziet, ik zeg u, dat gij steeds moet
bidden en niet versagen; dat gij niets
voor de Here moet doen, tenzij gij in de
eerste plaats de Vader in de naam van
Christus vraagt, Hij uw handeling voor
uw welzijn wil zegenen, opdat uw hande-
ling voor het heil van uw ziel moge zijn."
(2 Nephi 32:8, 9.)
Enos, een dienstknecht van de Heer —
en het is al een of twee keer aangehaald
in deze conferentie, omdat de Heer blijk-
baar wenst dat hier de nadruk op gelegd
wordt — Enos spreekt over de macht
van het oprechte gebed: „En ik zal u van
de strijd vertellen, die ik voor God had,
voordat ik vergeving mijner zonden
ontving.
Ziet, ik ging op wild jagen in de wouden;
en de woorden, die ik mijn vader dikwijls
had horen spreken aangaande het eeuwi-
ge leven en de vreugde der heiligen had
ik ter harte genomen.
En mijn ziel hongerde; en ik knielde
voor mijn Maker neder en riep Hem aan
in krachtig gebed en smeken voor mijn
ziel; en de ganse dag riep ik Hem aan; ja,
toen de avond viel, verhief ik nog steeds
mijn stem ten hemel.
En er kwam een stem tot mij, die zeide:
Enos, uw zonden zijn u vergeven en gij
zult worden gezegend.
En ik, Enos, wist dat God niet kon lie-
gen; daarom was mijn schuld uitgewist."
(Enos 1:2-6.)
Het is voor ons allen, evenals voor Enos,
nodig dat onze zonden en zwakheden
voortdurend weggevaagd worden door
bekering, belijdenis en oprecht gebed. Ik
herhaal de belofte des Heren: „Ziet, hij,
die zich van zijn zonden heeft bekeerd,
ontvangt vergeving, en Ik, de Here, ge-
denk ze niet meer.
Hierdoor moogt gij weten of iemand
zich van zijn zonden bekeert: Ziet, hij zal
ze belijden en verzaken." (LV 5:42, 43.)
Bekering zal het verstand en het lichaam
reinigen en zuiveren en plaats maken
voor grotere volmaaktheid.
Toen koning Benjamin tot zijn volk
sprak over gebed en bekering, gaf hij
hun waardevolle raadgevingen over het
ontvangen van antwoorden van God.
Hij zei: „Gelooft in God; gelooft, dat
Hij bestaat en dat Hij alle dingen heeft
geschapen, zowel in de hemel als op de
aarde; gelooft, dat Hij alle wijsheid en
kracht heeft, zowel in de hemel als op de
aarde; gelooft, dat de mens niet alle din-
gen begrijpt, die voor de Here begrijpe-
lijk zijn.
En verder, gelooft, dat gij u moet beke-
ren van uw zonden, en ze moet nalaten
en u voor God vernederen, en in oprech-
theid des harten bidden, dat Hij u moge
vergeven; en nu, indien gij al deze dingen
gelooft, ziet, dat gij ze volbrengt.
En wederom zeg ik u, zoals ik eerder heb
gezegd, dat zo gij kennis hebt verkregen
van de heerlijkheid Gods, zo gij met Zijn
goedheid bekend zijt geworden en van
Zijn liefde hebt gesmaakt, en vergeving
van uw zonden hebt ontvangen, hetgeen
zulk een grote vreugde in uw ziel veroor-
zaakt, zo zou ik willen, dat gij die groot-
heid Gods ... en Zijn goedheid en lank-
moedigheid jegens u . . . zoudt gedenken
en altijd in herinnering houden, en u
vernederen in de diepste ootmoet, en da-
gelijks de naam des Heren aanroepen,
standvastig staande in het geloof in wat
te komen staat, en door de mond des
engels is gesproken.
Ziet, ik zeg u, dat, indien gij dit zult
doen, gij u altijd zult verblijden en van de
liefde Gods vervuld zult zijn, en altijd
97
Tfl
0^
S
ÖX
>^
cl
C/5
Q
XII
c«
s
s
o 0^
1
ï^
Un
O)
Cu
^i
0^
^ ^
53
S 0^
Alge
DeK
0^
c
^
c«
fi
^
c«
vergeving van uw zonden zult behouden;
en gij zult toenemen in de kennis der
heerlijkheid van Hem, Die u heeft ge-
schapen, of in de kennis van hetgeen
rechtvaardig en waar is." (Mosiah, 4:9-
12.)
De Schriften geven ons vele beloften met
betrekking tot de kracht en de noodzaak
van het persoonlijk gebed. Jezus Chris-
tus gebood de mens: ,,. . . gij moet altijd
waken en bidden, opdat gij niet door de
duivel wordt verzocht en door hem ge-
vankelijk weggevoerd.
En zoals Ik te midden van u heb gebe-
den, zo zult gij in Mijn kerk bidden,
onder Mijn volk, dat zich bekeert en in
Mijn naam wordt gedoopt. Ziet, Ik ben
het Licht; Ik heb u een voorbeeld gege-
ven." (3 Nephi 18:15, 16.)
„Ziet, voorwaar, voorwaar, zeg Ik u, gij
moet altijd waken en bidden, opdat gij
niet in verzoeking valt; want Satan be-
geert u te bezitten, opdat hij u als tarwe
moge ziften.
Daarom moet gij altijd in Mijn naam tot
de Vader bidden;
En wat gij ook de Vader in Mijn naam
zult vragen, wat goed is, gelovende, dat
gij zult ontvangen, ziet, het zal u worden
gegeven." (3 Nephi 18:18-20.)
Jezus Christus raadt de mensen aan ge-
zinsgebeden te hebben. Hij zei: ,,Bidt in
uw gezinnen altijd in Mijn naam tot de
Vader, opdat uw vrouwen en uw kinde-
ren mogen worden gezegend." (3 Nephi
18:21.)
Er zijn maar weinig mensen die teveel
bidden. Het is niet een van onze
zwakheden.
Ouders hebben de heihge verantwoor-
ding hun kinderen het belang en de
waarde van het gebed te onderwijzen en
de verantwoordelijkheid hun kinderen
te leren bidden. In sommige gezinnen,
zelfs in sommige van de beste gezinnen
wordt het gebed verwaarloosd of geheel
nagelaten. Het gebed is heihg en Jezus
heeft gezegd: „Ga niet lichtzinnig met
heilige dingen om." (LV 6:12.)
Een andere zegen die door gebed ons
deel kan worden is de hefde Gods in ons
hart en ziel te voelen. Wij hebben in de
Schriften deze heilige belofte: ,, Daarom,
mijn gehefde broederen, bidt tot de Va-
der met alle kracht van uw hart, dat gij
met deze hefde moogt worden vervuld,
die Hij op allen, die oprechte volgehngen
zijn van Zijn Zoon, Jezus Christus, heeft
uitgestort, opdat gij de zonen van God
moogt worden, en wij aan Hem gelijk
zullen zijn, wanneer Hij zal verschijnen,
want wij zullen Hem zien, zoals Hij is,
opdat wij deze hoop mogen hebben, en
mogen worden gereinigd, gelijk Hij rein
is." (Moroni 7:48.)
Als zonen en dochters van een levende
God, een levende Vader in de hemel,
behoren wij dicht bij Hem te blijven
door nederig gebed. Wij behoren dicht
bij Hem te blijven door een rein leven te
leiden, opdat ons hart vrede moge vin-
den in alle heihge mogelijkheden en
zegeningen van het leven. Dat dit zo mo-
ge zijn is mijn gebed in de naam van
Jezus Christus. Amen. D
Vooruitgang door
verandering
Ouderling Marvin J. Ashton
van de Raad der Twaalf
Toen een bijzondere mooie plant begon
te kwijnen, besloot een jonge vriend van
ons deze over te planten in een grotere
pot omdat hij dacht dat de wortels waar-
schijnlijk niet voldoende ruimte meer
hadden. Voorzichtig lichtte hij de plant
uit de pot en zette haar in een grotere en
probeerde daarbij de wortels en de
grond zo weinig mogelijk te verstoren.
De onervaren tuinder verzorgde zijn
plant en wachtte enige tijd. Tot zijn ver-
bazing bleef de plant kwijnen. Onze
vriend vertelde zijn ervaring aan een er-
varen tuinder die hem zijn hulp aan-
bood. Toen de plant overhandigd werd
aan de tuinder, draaide hij de pot onder-
steboven, trok de plant eruit, schudde de
grond van de wortels af, en knipte en
trok alle uitschieters van het wortelstel-
sel af. Toen hij de plant weer in de pot
deed, drukte hij de grond stevig rond de
plant aan. Spoedig leefde de plant op en
begon weer te groeien.
Hoe vaak raken onze wortels niet be-
klemd in de sleur van het leven en
groeien niet verder. Misschien behande-
len wij onszelf te zachtaardig en laten
niet toe dat iemand anders de grond ver-
stoort en ons wortelstelsel snoeit. Onder
dergelijke omstandigheden hebben wij
ook moeite vooruitgang te maken. Och
ja, verandering is hard! Verandering kan
moeilijk zijn.
De Heer wil niet dat zijn kerk vastgewor-
teld raakt in een sleuren stilstaat. Voort-
durende openbaring door de profeten is
nodig voor de groei van zijn koninkrijk.
Er is niets zo onveranderlijk, zo onver-
mijdbaar als verandering zelf. De dingen
die wij zien, aanraken en voelen veran-
deren voortdurend. De verhouding tus-
sen vrienden, man en vrouw, vader en
zoon, broer en zuster zijn aan verande-
ringen onderhevig. Er is echter iets dat
onveranderlijk is en dat ons in staat stelt
verandering aan te wenden voor ons ei-
gen bestwil, en dat is de geopenbaarde
eeuwige waarheid van onze hemelse
Vader.
Wij hoeven niet te denken dat wij voor
altijd zullen blijven wat wij nu zijn. Er is
een neiging om over verandering te den-
ken als over een vijand. Velen staan ach-
terdochtig tegenover verandering en ver-
zetten zich er dikwijls tegen zelfs voordat
zij de werkelijke gevolgen ervan hebben
ontdekt. Als over verandering zorgvul-
dig wordt nagedacht, kan zij de meest
lonende en diepgaande ervaringen met
zich meebrengen. De veranderingen die
wij aanbrengen moeten echter wel over-
eenkomen met de doelen en het plan van
de Heer.
Als er zich een gelegenheid tot verande-
ren voordoet in ons leven, wat altijd zal
gebeuren, dan moeten wij ons afvragen:
99
„In welk opzicht moet ik mij nog ont-
wikkelen? Wat verlang ik van het leven?
Waar wil ik naar toe? Hoe kan ik daar
komen?" De alternatieve mogelijkheden
moeten met zorg overwogen worden als
wij onze plannen veranderen. In Gods
plan zijn wij gewoonlijk vrij de verande-
ringen die wij zelf in ons leven willen
aanbrengen te kiezen en wij zijn altijd
vrij in de wijze waarop wij reageren op
veranderingen die ons van buitenaf wor-
den opgelegd. Wij behoeven onze vrij-
heid niet op te geven. Maar evenals een
kompas erg nuttig is om ons uit een dicht
bos te, leiden, zo wijst het evangelie ons
de weg op het pad des levens.
CS. Lewis, een Engels schrijver merkte
eens op — toen hij schreef over Gods
verwachtingen van zijn kinderen — dat
veranderingen dikwijls gepaard gaan
met pijn. „Stelt u eens voor dat u een
levend huis bent. God komt om dat huis
te verbouwen. In het begin kunt u mis-
schien nog begrijpen wat Hij aan het
doen is. Hij brengt de riolering in orde en
maakte de gaten in het dak dicht, enzo-
voorts. Je wist dat deze karweitjes ge-
beuren moesten en je verbaast je niet.
Maar dan begint Hij het huis af te bre-
ken op een manier die verschrikkelijk
pijn doet en u begrijpt er niets meer van.
Wat is Hij in vredesnaam aan het doen?
Het antwoord is dat Hij een huis aan het
bouwen is dat heel anders is dan het huis
waar u aan dacht, hier wordt een nieuwe
vleugel aangebouwd, daar komt een ex-
tra verdieping bij, er worden torens ge-
bouwd en er komt een binnenplaats. U
dacht dat er van u een aardig klein land-
huisje gemaakt zou worden: maar Hij
bouwt een paleis," (CS. Lewis Mere
Christianity , blz. 160.)
Ja, verandering brengt pijn teweeg,
maar er is ook grote voldoening als men
merkt dat er vooruitgang is. Het leven is
een opeenvolging van heuvels en dalen
en de meeste groei vindt dikwijls plaats
in de dalen. Verandering is een zinvol
onderdeel van bekering. Sommige men-
sen zijn niet in staat zich te bekeren om-
dat zij zich niet willen veranderen.
Ik woonde onlangs de plechtigheid bij
toen de eerste spade in de grond gesto-
ken werd voor een kapel bij de Utah
Staatsgevangenis. Na de plechtigheid
nodigde directeur Morris gouverneur
Matheson en mij uit de gevangenis te
,,De Heer wil niet dat zijn kerk
vastgeworteld raakt in een sleur
en stilstaat. Voortdurende
openbaring door de profeten is
nodig voor de groei van zijn
koninkrijk"
bezoeken. Het viel ons op dat er bijzon-
der veel zorg besteed was om het terrein
rond het maximum-veihgheidsgebouw
er prettig uit te doen zien. Toen wij de
directeur vroegen wie dat gedaan had,
vertelde hij ons dat twee gevangenen toe-
stemming hadden gekregen om enige
tijd buiten hun cellen door te brengen
om te tuinieren. Wij vroegen of wij de
twee mannen mochten ontmoeten en wij
werden het gebouw binnengeleid. De
twee mannen kwamen op ons toelopen
met een uitdrukking op hun gezicht als-
of ze dachten: ,,Wat hebben wij nu weer
verkeerd gedaan?"
,,Wij wilden u een compliment maken
voor het werk dat u gedaan hebt in de
tuin," zeiden wij, ,,de bloemperken en de
groentebedden zien er prachtig en goed
verzorgd uit. Gefeliciteerd, dat is goed
werk."
De verandering van de uitdrukking op
hun gezicht was prachtig om te zien. De
onverwachte lofbetuigingen vijzelden
100
hun eigendunk op. Iemand had gemerkt
dat hun inspanningen een steenachtig erf
vol onkruid veranderd hadden in een
prachtige tuin. Jammer genoeg waren zij
er niet in geslaagd productieve tuinen te
maken van de rotsachtige velden vol on-
kruid in hun eigen levens. Maar wij heb-
ben nog hoop voor mannen, die de
noodzaak voor verandering op een ge-
bied konden inzien en daar ook wat aan
deden. Misschien zal hun aandeel in het
veranderen van die tuinen de aanleiding
worden dat zij hun eigen levens
verbeteren.
William James, een Amerikaanse psy-
choloog en filosoof, zei eens: ,,De groot-
ste ontdekking van mijn generatie is dat
President Spencer W. Kimball
(wij onze) omstandigheden kunnen ver-
anderen door (onze) geesteshouding te
veranderen." {Vital Quotations, blz. 19.)
Jezus Christus hielp mensen met allerlei
achtergronden hoogten te bereiken
waarvan zij nooit gedroomd hadden
door ze te leren op nieuwe, veilige paden
te wandelen.
Velen beginnen hun leven in zulke on-
gunstige omstandigheden dat ver-
andering onmogelijk lijkt. Laat mij u
een paar voorbeelden vertellen van men-
sen die zo'n moeilijke jeugd hebben
gehad.
Het eerste voorbeeld is een kind dat een
uitzonderlijk ongelukkig gezinsleven
leed. Zijn familie verhuisde van de ene
staat naar de andere totdat hij acht jaar
oud was. Hij werd dikwijls geslagen
door zijn vader, die of te streng of niet
streng genoeg was al naar de stemming
waarin hij zich bevond. De jongen
bracht een groot deel van zijn jeugd door
slapende in bussen, spoorwegstations en
goedkope hotels. Toen hij veertien was
liep hij van huis weg en werd door de
politie aangehouden. Zijn familieleden
en vrienden noemden hem onbetrouw-
baar, dikwijls gewelddadig en een
eenhng.
Het tweede voorbeeld is een jongen die
erg zwak was toen hij geboren werd. Ge-
durende zijn hele jeugd bleef hij erg zie-
kelijk. Zijn tenger lichaam leek niet in
staat zijn te groot hoofd te dragen. Zijn
vader maakte zich zorgen dat de mensen
zouden denken dat zijn zoon debiel was
en eens heeft hij de jongen in het open-
baar geslagen. Nadat zijn moeder drie
kinderen die voor hem geboren waren
verloren had, kleedde zij zich in het
zwart en trok zich in zichzelf terug.
In het derde voorbeeld gaat het om een
jongeman die in omstandigheden ge-
leefd heeft die aan de grens van armoede
lagen. Zijn familie was wegens financiële
moeilijkheden meer dan eens genood-
101
Het Jeugdwerkkoor onder leiding van Carolyn O. Welling
zaakt te verhuizen. Hij had weinig of
helemaal geen schoolopleiding. Zijn
moeder vertelde dat hij minder neiging
tot lezen en studeren had dan één van de
andere kinderen. Omdat de buren vele
van zijn gewoonten en ideeën vreemd
vonden, werd hij genegeerd door zijn
leeftijdsgenoten. Zijn hele leven werd hij
door de wet vervolgd en verkeerde hij
voortdurend in moeilijkheden.
Bepaalde stappen kunnen ons helpen
constructieve, waardevolle veran-
deringen in ons leven aan te brengen.
,,Als men een ladder wil bekhmmen,
moet men onderaan beginnen, en trede
voor trede naar boven klimmen, totdat
men aan de top is; en zo is het met de
beginselen van het evangelie." {History
of the Church, deel 6, blz. 306, 307.) Om
tot zinvolle veranderingeain ons leven te
komen moeten wij onze Vader in de he-
mel en zijn waarheden accepteren. De
profeet Alma — uit het Boek van Mor-
mon — zei: ,,Zijt gij geestelijk uit God
geboren? Hebt gij Zijn beeld in uw gelaat
ontvangen? Hebt gij deze grote verande-
ring in uw hart ondervonden?" (Alma 5 :
14.)
Laat mij u vier belangrijke stappen
voorstellen waardoor wij veranderingen
tot een belangrijk werktuig in ons leven
kunnen maken:
Ten eerste moeten wij de noodzaak van
verandering inzien. Een leven dat niet
onderzocht wordt is niet de moeite
waard geleefd te worden. Een nieuwe
bisschop vertelde mij eens over een frus-
trerende ervaring. Er was een jonge
vrouw in zijn wijk die niet leefde zoals zij
behoorde te leven. Als hij haar hierover
aansprak werd zij nijdig en zei dat hij
bereid moest zijn haar te nemen zoals zij
was. Zij wilde het feit dat ,, zoals zij was"
gewoon niet goed genoeg was voor haar
102
bisschop, haar hemelse Vader en het be-
langrijkste voor haarzelf niet aanvaar-
den. Zich bewust zijn van het gebrek en
de noodzaak van verandering is een zeer
belangrijke stap. De erkenning dat veran-
dering noodzakelijk is moet een grotere
kracht zijn dan de luxe dezelfde te blijven.
Ten tweede moeten onze feiten echt zijn.
Wij moeten weten hoe, wat, waar en
waarom wij ons moeten veranderen.
Het evangelie van Jezus Christus kan
ons helpen op korte termijn, op iets lan-
gere termijn en op lange termijn ons
doelen te stellen doordat het ons leert
wie wij zijn, waar wij vandaan komen,
waarom wij hier zijn, en waar wij naar
toe gaan.
Met deze kennis zal iemand grotere
kracht hebben om zich te verbeteren.
Ten derde, moet er een systeem om te
veranderen vastgesteld worden. Emer-
son, een Amerikaanse schrijver, zei eens
dat de man die ,,op het kussen van voor-
delen zit, inslaapt. Als hij geduwd, ge-
plaagd, verslagen is, leert hij zijn ver-
stand te gebruiken . . . Hij leert matig-
heid en echte bekwaamheid."
Onze verandering moet gepland worden
en systematisch zijn. Als ons systeem is
vastgesteld moeten wij er ons aan hou-
den totdat de verandering voltooid is
zelfs als het zou betekenen dat wij ons
wortelstelsel moeten verstoren.
Ten vierde moeten wij onze volle aan-
dacht geven aan ons plan ons te verande-
ren. Een Chinees spreekwoord zegt:
„Grote zielen hebben een wil; zwakke
zielen hebben slechts wensen." Ten zij
wij de wil hebben ons te verbeteren, zul-
len alle andere stappen om ons te veran-
deren voor niets zijn. Deze laatste stap
scheidt de winnaars van de verliezers.
Eerder in mijn toespraak heb ik drie
voorbeelden genoemd van mensen die in
moeilijke omstandigheden leefden. Het
leven van de eerste jongeman werd een
opeenvolging van arrestaties voor van
alles en nog wat van landloperij tot ge-
wapende overval en moord toe. Daar hij
nooit de noodzaak van verandering in-
zag, werd hij op een dag veroordeeld
wegens moord.
Het tweede voorbeeld was een beschrij-
ving van de jeugd van de uitvinder Tho-
mas A. Edison. Van een begin dat bijna
te moeilijk leek om er iets van te maken,
was hij in staat te veranderen en op te
bouwen. Hoewel men eens van hem zei
dat hij achterlijk was, werd hij een van de
grootste uitvinders aller tijden. Zijn per-
soonlijke inzet veranderde de hele we-
reld ten goede.
Het derde voorbeeld is de geschiedenis
van een jongeman en zijn jeugd in het
noordoostelijk deel van dit land. Hij
werd geboren in 1805 tijdens een strenge
koude winter in Vermout. Zijn naam is
Joseph Smith. Zijn begin was moeilijk.
Zijn leven werd een opeenvolging van
strijd, niet alleen Hchamelijk maar ook
emotioneel en geestelijk. Maar hij was
een jongeman die de noodzaak van ver-
betering door verandering inzag en zich
onderwierp aan een gezag dat groter was
dan hijzelf. Vanuit een ontzaglijk moei-
lijk begin streefde hij naar verandering
en leidde de laatste bedeling in. Zijn ge-
loof, gebeden, en werken brachten de
wereld de grootste en diepste verande-
ringen van de laatste dagen.
Er is eens gezegd door Bruce Barton:
,,Als wij niet meer tegen verandering
kunnen, dan heeft het leven geen zin
meer. Wij zijn nooit te jong ofte oud om
te veranderen. Misschien zijn wij pas
werkelijk oud als wij het recht, de uitda-
ging, de vreugde van verandering opge-
ven. Wij behoren bereid te blijven iets te
leren. Het is zo gemakkelijk om in een
sleur te raken. Wij moeten bereid zijn
om onszelf doelen te stellen of wij zestig,
zeventig, vijftig of vijftien zijn. Zorgt dat
u plezier in het leven houdt. Er mag
nopit een tijd komen dat wij niet meer
103
bereid zijn onszelf te verbeteren door
zinvolle verandering.
Voor vele leden van de kerk is het di-
kwijls moeilijk om verandering van lei-
derschap te aanvaarden. Op wijk en
ringniveau zijn die veranderingen nood-
zakelijk, maar soms gebeurt het te di-
kwijls voor ons gemak. Sommige van
ons zijn geneigd om aanstoot te nemen
en zich te verzetten tegen dergelijke ver-
anderingen. „Waarom kunnen zij hem
daar niet laten?" of „Waarom moeten
wij haar krijgen," of „Waarom moet on-
ze wijk nou verdeeld worden?" Ons in-
zicht is misschien beperkt. Zelden wor-
den er veranderingen gemaakt die geen
vooruitgang met zich meebrengen voor
iemand of een bepaalde situatie. Hoe
vaak hebben wij achteraf gezien niet ge-
dacht: „Ik begreep niet waarom die ver-
andering in dat programma gemaakt
werd of waarom die persoon geroepen
werd, maar nu kan ik zien dat het precies
was wat er nodig was op dat ogenblik."
Tijdens de overgangsperiode — en er
zijn altijd overgangsperioden in onze
kerk — zijn geduld, Uefde en lankmoe-
digheid nodig. ,, Erger je nooit aan ie-
mand die bezig is zijn werk te leren
doen," behoort een permanent onder-
deel van onze levenshouding te zijn.
Verandering in onze eigen opdrachten in
de kerk kunnen nog veel storender zijn.
Dikwijls als wij de wens uitspreken dat
wij die roeping nooit zullen krijgen, zal
de bisschop of de ringpresident ons de
zegeningen van juist die roeping aanbie-
den. Bij dergelijke gelegenheden is het
goed ons de woorden van Paulus te her-
inneren toen hij lijdend aan vele kwalen
zei: ,,Ik vermag alle dingen in Hem, die
mij kracht geeft." (Filippenzen 4:13.)
Als kerk met een lekenleiding, ervaren
wij dikwijls de zegeningen van verande-
ringen. Weinigen onder ons voelen zich
in staat die veranderingen met onze ei-
gen talenten het hoofd te bieden. Hoe
dankbaar moeten wij zijn voor de kracht
van Jezus Christus die ons helpt met de
veranderingen die veroorzaakt worden
door nieuwe roepingen en meer
verantwoordelijkheid.
De verandering van dit leven tot een le-
ven met Hem die onze hemelse Vader is,
is het einddoel waar zinvolle verande-
ring ons kan brengen. Ik bid dat wij er
allen naar zullen streven gezonde, orde-
lijke veranderingen die ons leven kunnen
verbeteren te aanvaarden. Dit bid ik ne-
derig in de naam van Jezus Christus.
Amen. D
104
Het lezen van
de Schriften
Ouderling Howard W. Hunter
van de Raad der Twaalf
Als wij de raad van onze leiders de
Schriften te lezen en te bestuderen vol-
gen, zullen wij er baat bij vinden en er
allerlei zegeningen door ontvangen. Het
is de heilzaamste van alle studies, waar
wij ons mee bezig kunnen houden. Het
gedeelte van de Schriften dat bekend
staat als het Oude en het Nieuwe Testa-
ment behoort tot de grote literatuur van
de wereld. Deze boeken worden be-
schouwd als wetenschappelijke verhan-
delingen, als filosofische betogen, als ge-
schiedkundige verslagen; maar als wij
het ware doel van deze en de andere
Schriften begrijpen beseffen wij dat zij in
werkelijkheid de fundamentele litera-
tuur voor de godsdienst zijn.
De Schriften bevatten de fundamentele
verklaringen betreffende God en zijn
kinderen en de verhouding tussen hem.
Door deze boeken heen, is er een oproep
om te geloven en vertrouwen te hebben
in God de Eeuwige Vader, en in zijn
Zoon, Jezus Christus, en van de eerste
tot de laatste bevatten deze boeken een
aanmaning om Gods wil te doen en zijn
geboden te onderhouden.
De Schriften bevatten het verslag van de
zelfopenbaring van God, en door hen
spreekt God tot de mensen. Hoe zou
men beter zijn tijd kunnen besteden dan
door in de Schriften de literatuur te lezen
die ons leert God te kennen en onze ver-
houding tot Hem te begrijpen. Tijd is
altijd kostbaar voor mensen die het druk
hebben, en wij verknoeien tijd als wij
haar besteden met het lezen van of het
kijken naar lichtzinnige en waardeloze
dingen. Leesgewoonten verschillen in
grote mate. Er zijn snelle lezers, en lang-
zame, sommigen lezen slechts kleine
stukjes tegelijk en anderen zetten door
totdat het boek uit is. Zij die zich verdie-
pen in de Schriften, bemerken echter dat
om ze te begrijpen meer nodig is dan
oppervlakkig lezen of doornemen — het
vereist geconcentreerde studie. Het is ze-
ker dat degene die iedere dag de Schrif-
ten bestudeert, meer bereikt dan iemand
die erop een dag veel tijd aan besteedt en
dan dagen voorbij laat gaan zonder er
iets aan te doen. Wij zouden niet alleen
iedere dag moeten studeren, maar zou-
den ook een bepaalde tijd moeten vast-
stellen waarop wij ons kunnen concen-
treren zonder gestoord te worden.
Er is niets zo nuttig als het gebed om ons
te helpen de Schriften te begrijpen. Door
het gebed kunnen wij ons verstand open
stellen om antwoorden te zoeken op on-
ze vragen. De Heer heeft gezegd: ,,Bidt
en u zal gegeven worden; zoekt en gij
zult vinden; klopt en u zal opengedaan
worden." (Lucas 11:9.) Dit is Christus'
verzekering dat als wij vragen, zoeken,
en kloppen, de heilige Geest ons ver-
105
stand zal leiden als wij bereid zijn en
willen ontvangen.
Velen vinden dat de beste tijd om te
studeren 's morgens is nadat de nach-
trust ons verstand heeft vrijgemaakt van
de vele zorgen die onze gedachten sto-
ren. Anderen geven de voorkeur aan de
rustige uren als het werk en de zorgen
van de dag voorbij zijn en vergeten kun-
nen worden, zodat zij de dag in de vrede
en rust die ontstaat als men zich verdiept
in de Schriften kunnen beïndigen.
Belangrijker dan het uur van de dag is
dat er een vaste tijd gereserveerd wordt
voor die studie. Het zou ideaal zijn als
men er iedere dag een uur aan zou kun-
nen besteden, maar als dat niet mogelijk
is zou een half uur al tot zeer gunstige
resultaten leiden. Een kwartier is niet
veel maar het is verbazend hoeveel in-
zicht en kennis er in die tijd nog over zo'n
belangrijk onderwerp verkregen kan
worden. Het belangrijkste is dat wij ons
nooit door iets van onze studie af laten
houden.
Sommige mensen studeren liever alleen,
maar samen studeren kan ook nuttig
zijn. Gezinnen worden ten zeerste geze-
gend als verstandige vaders en moeders
hun kinderen om zich heen verzamelen,
samen de Schriften lezen en dan openlijk
de prachtige verhalen en gedachten be-
spreken, rekening houdend met de ont-
wikkeling van iedereen. Dikwijls hebben
jonge en kleine kinderen verbazend veel
inzicht en waardering voor de standaard
literatuur van de godsdienst.
Wij behoren niet zo maar lukraak iets te
lezen maar een bepaald systeem voor
onze studie te ontwikkelen. Er zijn men-
sen die een bepaald aantal bladzijden of
een bepaald aantal hoofdstukken per
Leden van de Raad der Twaalf betuigen hun steun aan de kerkleid(st)ers
Zaterdagmiddagvergadering
106
dag of per week lezen. Dit kan volkomen
gerechtvaardigd zijn en kan heel bevre-
digend zijn als men voor zijn plezier
leest, maar het is dan géén zinvol stude-
ren. Het is beter om iedere dag een be-
paalde tijd te wijden aan het bestuderen
van de Schriften dan een bepaald aantal
hoofdstukken te lezen. Soms zullen wij
merken dat de studie van een enkel vers
een hele tijd in beslag zal nemen.
Het leven, de daden en leringen van Je-
zus kunnen snel gelezen worden. De ver-
halen zijn meestal eenvoudig en zijn ook
op een eenvoudige manier geschreven.
De Meester gebruikte weinig woorden
bij zijn onderwijs, maar ieder woord is
zo vol betekenis dat zij tezamen de lezer
een duidelijk beeld geven. Soms kunnen
echter vele uren besteed worden aan het
overpeinzen van diepe gedachten, uitge-
drukt in een paar eenvoudige woorden.
Er is een voorval in het leven van de
Heiland dat in Matteüs, Marcus en Lu-
cas wordt vermeld. Een belangrijk deel
van het verhaal wordt door Marcus in
twee korte verzen en zes woorden van
het volgende vers verteld. Laat mij ze u
voorlezen:
„En er kwam een van de oversten der
synagoge, genaamd Jaïrus, en toen deze
Hem zag, wierp hij zich neder aan zijn
voeten, en hij smeekte Hem dringend,
zeggende: Mijn dochtertje ligt op haar
uiterste; kom toch en leg haar de handen
op, dan zal zij behouden worden en in
leven blijven. En Hij ging met hem me-
de. . ." (Marcus 5 : 22-24.)
Men heeft ongeveer dertig seconden no-
dig om dat stukje te lezen. Het is kort en
niet ingewikkeld. Het visuele beeld is
duidelijk en zelfs een kind zou het zonder
moeite kunnen herhalen. Maar als wij
tijd nemen om erover na te denken kun-
nen wij het pas goed begrijpen en krijgt
dit schriftgedeelte een diepe betekenis.
Dan komen wij tot de conclusie dat dit
meer is dan een eenvoudig verhaal over
een klein meisje dat ziek was en waar
Jezus naar toe ging om haar de handen
op te leggen. Laat mij deze woorden nog
eens voorlezen:
,,En er kwam een van de oversten der
synagoge," Jezus en zij die bij Hem wa-
ren, waren juist van de andere kant van
het meer van Galilea gekomen, en een
menigte die op Hem had staan wachten
kwam Hem daar tegemoet. Plotseling en
Het is beter om iedere dag een
bepaalde tijd te wijden aan het
bestuderen van de Schriften
dan een bepaald aantal
hoofdstukken te lezen.
onverwachts kwam er uit die menigte
een overste van de synagoge. De grotere
synagogen van die tijd werden bestuurd
door groepen ouderlingen onder leiding
van een hoofd of een overste. Dit was
iemand van stand en aanzien voor wie de
joden veel achting hadden.
Matteüs noemt de naam van deze overs-
te niet, maar Marcus vermeldt zijn naam
door achter zijn titel de woorden te
schrijven: ,, genaamd Jaïrus." Nergens
anders in de Schriften wordt zijn naam
genoemd, maar zijn herinnering leeft in
de geschiedenis voort door dit korte con-
tact met Jezus. Vele, vele levens, die an-
ders in vergetelheid geraakt zouden zijn,
zijn door de invloed van de Meester ge-
denkwaardig geworden. Deze invloed
had een grote verandering in gedachten
en daden en een nieuw en beter leven
teweeg gebracht.
„En toen deze (Jaïrus) Hem zag, wierp
hij zich neder aan zijn voeten." Dit was
een ongebruikelijk iets; een man van
stand en aanzien, een overste van de sy-
107
nagoge, die voor Jezus' voeten knielde
— voor de voeten van iemand die als een
rondreizende leraar werd gezien met een
gave om de mensen te genezen. Vele an-
dere geleerden en mensen van aanzien
zagen Jezus ook maar negeerden Hem.
Zij waren niet ontvankelijk. Heden ten
dage is het nog precies eender; er zijn
hindernissen die velen verhinderen Hem
te aanvaarden.
En hij (Jaïrus) smeekte Hem dringend,
zeggende: „Mijn dochtertje ligt op haar
uiterste." Dit is een typisch voorbeeld;
het gebeurt dikwijls dat iemand tot
Christus komt, niet zo zeer voor zijn
eigen nood, maar vanwege de wanhopi-
ge toestand van iemand die hem dier-
baar is. De beving die wij in Jaïrus stem
horen als hij over ,,zijn dochtertje"
spreekt vult onze harten met medelijden
als wij denken aan deze man van aanzien
op zijn knieën voor de Heiland.
Dan komt er een grootse geloofsbelijde-
nis: ,,Kom toch en leg haar de handen
op, dan- zal zij behouden worden en in
leven blijven." Dit is niet alleen de ge-
loofsbétuiging van een vader die ver-
scheurd wordt door verdriet, het is een
herinnering voor ons dat datgene waar
Jezus zijn handen op legt, zal leven. Als
Jezus zijn handen op een huwelijk legt,
zal het huwelijk leven. Als Hij in staat
gesteld wordt zijn handen op een gezin te
leggen, zal het gezin blijven leven.
De woorden: ,,En Hij ging met hem me-
de" volgen dan. Wij veronderstellen niet
dat deze gebeurtenis deel uitmaakte van
zijn plannen voor die dag. De Meester
was van de andere kant van het meer
teruggekomen en de menigte stond aan
de oever op Hem te wachten om onder-
wezen te worden. En plotseHng en on-
verwachts werd hij onderbroken door
het smeken van een vader. Hij had het
verzoek kunnen negeren, omdat zo vele
anderen op Hem wachtten. Hij had te-
gen Jaïrus kunnen zeggen dat Hij zijn
dochter de volgende dag wel zou komen
bezoeken, maar Jezus ging met hem
mee. Kunnen wij het ooit te druk hebben
om de noden van onze medemensen te
negeren als wij in de voetstappen van de
Meester willen treden?
Het is niet nodig om u de rest van het
verhaal voor te lezen. Toen zij bij het
huis van de overste van de synagoge aan-
kwamen, vatte Jezus het meisje bij de
hand en wekte haar op uit de dood. Op
dezelfde wijze zal Hij iedere man die
Hem toestaat hem bij de hand te vatten
tot een nieuw en beter leven opwekken.
Ik ben dankbaar voor de Schriften.
Door toegewijde studie van deze boeken
kunnen wij een grotere kennis van Jezus
Christus krijgen. Ik ben dankbaar dat
wij naast het Oude en Nieuwe Testament
andere geopenbaarde Schriften van de
Heer hebben ontvangen door de Profe-
ten van De Kerk van Jezus Christus van
de HeiUgen der Laatste Dagen, als aan-
vullende getuigen van Christus — het
Boek van Mormon, de Leer en Verbon-
den en de Parel van Grote Waarde —
alle boeken waarvan ik weet dat zij het
woord vam God zijn. Deze getuigen er-
van dat Jezus de Christus is, de Zoon van
de levende God.
Moge de Heer ons zegenen bij onze stu-
die en bij ons rechtvaardig streven Hem
te vinden, bid ik in de naam van Jezus
Christus. Amen. D
108
7 oktober 1979
Vergadering op zondagmiddag
Pornografie,
de dodelijke
bacillendrager
Ouderling Thomas S. Monson
van de Raad der Twaalf
Deze week, mijn broeders en zusters,
zullen de houthakkers hun elektrische
zagen ter hand nemen, en hun bijlen aan
de wortels van de statige en eens machti-
ge iepen leggen die het landschap ron-
dom London en de Engelse luchthaven
Heathrow sierden.
Er wordt gezegd dat sommige van deze
majestueuze bomen meer dan honderd
jaar oud zijn. Men vraagt zich af hoeveel
mensen hun schoonheid hebben bewon-
derd, hoeveel picknicks er gehouden zijn
in hun schaduw, hoeveel generaties
zangvogels de lucht met muziek hebben
gevuld terwijl zij rond de uitgestrekte
weelderige takken fladderden.
De patriarchale iepen zijn nu dood. Dit
was niet het gevolg van ouderdom, van
langdurige droogte, of de krachtige win-
den die dit gebied soms teisteren. De
schuldige ziet er heel wat minder gevaar-
lijk uit, en toch is hij dodelijk. Wij weten
dat de schuldige de iepenspintkever is,
die de drager is van de dodelijke iepziek-
te. Deze ziekte heeft grote wouden van
iepen door heel Europa en Amerika ver-
nietigd. En de ziekte breidt zich nog
steeds ongeremd uit. Alle pogingen om
de ziekten te beperken hebben tot nu toe
gefaald.
De iepziekte begint gewoonlijk met het
verwelken van de jongere bladeren in het
bovenste gedeelte van de boom. Later
worden ook de bladeren aan de lagere
takken aangetast. In het midden van de
zomer worden de bladeren geel, ze
krullen op, en vallen af. Het leven vloeit
weg. De dood nadert. Een bos wordt
vernietigd. De iepenkever heeft zijn tol
geëist.
Wat lijkt de mens op een iep. Van een
heel klein zaadje groeien wij volgens een
goddelijk plan, wij worden gevoed, en
worden volwassen. De heldere zonne-
schijn van de hemel en de rijke zegenin-
gen van de aarde zijn van ons. In ons
eigen bos van familie en vrienden is het
leven lonend en vol schoonheid. Dan
plotseling verschijnt er voor ons in deze
generatie een boosaardige en duivelse
vijand — pornografie. Evenals de ie-
penspintkever is het de drager van een
109
dodelijke ziekte. Ik zal het „verderfelijke
toegeeflijkheid" noemen.
In het begin merken wij nauwelijks dat
wij besmet zijn. Wij lachen en maken
luchthartige opmerkingen over het on-
zedelijke verhaal of de knappe spot-
prent. Met evangelische ijver verdedigen
wij de zogenaamde rechten van hen die
de wereld willen bezoedelen met vuile
taal en alles willen vernielen wat waarde-
vol en heilig is. De kever van de porno-
grafie doet zijn dodelijke taak — onder-
graaft onze wil, vernietigt onze weer-
stand, en verstikt datgene in ons dat
naar boven wil reiken.
Zou dit werkelijk waar zijn? Deze zoge-
naamde „verderfelijke toegeeflijkheid"
is toch zeker niet zo ernstig. Wat zijn de
feiten? Laten wij die eens bekijken! La-
ten wij eens luisteren! En laten wij er dan
iets aan doen!
Pornografie, de bacillendrager, is belan-
grijker geworden in de zakenwereld. Het
is een produkt van de Maffia. Het is
besmettelijk. Het is verslavend. De FBI
(het Federaal Bureau van Onderzoek)
schatte dat de Amerikanen verleden jaar
2,4 miljard dollar uitgegeven hebben
aan harde pornografie. Andere schattin-
gen gaan zelfs zover als vier miljard —
een fortuin dat overgeheveld is van no-
bele bestedingen naar duivelse
doeleinden.
Apathie tegenover pornografie ontstaat
meestal door de wijd verbreide openbare
houding dat het een misdaad zonder
slachtoffers is en dat de politie beter ge-
bruikt kan worden op andere gebieden.
Vele landelijke en plaatselijke verorde-
ningen zijn vruchteloos, de straffen voor
overtredingen zijn licht, en de enorme
verdiensten zijn veel groter dan de
risico's.
De FBI wijst er op dat pornografie
rechtstreeks verband kan houden met
seksuele misdaden. „In een grote stad in
het westen," zo meldt een agentschap.
,,vond de zedenpolitie dat tweeënzeven-
tig procent van de mensen die voor ver-
krachting of zedendelicten met kinderen
gearresteerd werden een of ander porno-
grafisch materiaal in hun bezit hadden."
Sommige uitgevers en drukkers onteren
hun persen door per dag miljoenen stuks
pornografie te drukken. Geen kosten
worden gespaard. Het mooiste papier,
het volle kleurenspectrum worden ge-
combineerd om iets te produceren dat
zeker gelezen en herlezen zal worden. En
ook de filmmakers, de televisieprogram-
mamakers, en de anderen die zich met
amusementsprogramma's bezighouden
zijn niet vrij van schuld. De zelfbeheer-
sing van vroeger is verdwenen. Het zoge-
naamde reahsme is in.
Een van de hoogst betaalde filmsterren
van de laatste tijd klaagde: ,,De grenzen
van wat er mag zijn tot het uiterste uitge-
rekt. De laatste film die ik gemaakt heb
was smerig. Ik vond het smerig toen ik
de script las, en ik vind het nog smerig:
maar de film werd luid toegejuicht door
de toeschouwers toen men hem proef-
draaide op een vrijdagavond."
Een andere filmster verklaarde: ,, Film-
makers, evenals uitgevers doen zaken
om geld te verdienen, en zij verdienen
geld door de mensen te geven wat zij
verlangen."
Sommige mensen maken het zich moei-
lijk door te proberen verschil te maken
tussen wat zij zachte en harde pornogra-
fie noemen. In feite leidt de een naar de
andere. Hoe toepasselijk is het volgende
gedeelte uit Alexander Pope's „Essay on
Man" (Verhandehng over de mens):
Onzedelijkheid is een monster dat er zo
verschrikkelijk uitziet, dat we het slechts
hoeven te zien om het te haten;
maar als we het te dikwijls zien, en er
vertrouwd mee worden, verdragen wij het
eerst, krijgen dan medelijden, en omhel-
zen het tenslotte^
De voortdurende, vernietigende opmars
110
van de pornografiekever besmet zowel
hele gemeenschappen als mensenlevens.
Sommigen worden wel heel erg met litte-
kens bedekt als zij met deze arglistige
vijand in aanraking komen.
Gaat u eens voor een ogenblik met mij
mee naar een veel bezongen plek, die een
grote plaats inneemt in de harten van de
„Deze verderfelijke
toegeeflijkheid aan
zedeloosheid is zeker ernstig.
Wat zijn de feiten? Laten wij
die eens bekijken! Laten wij
eens luisteren! En laten wij er
dan iets aan doen."
Amerikanen, een welbekend punt in de
city van New York, Broadway en de
vijfenveertigste straat. Daar staat als
verloren op een klein eilandje midden in
de drukte van het verkeer een groot
standbeeld van vader Francis P. Duffy,
een bekende veldprediker van de
negenenzestigste gevechtseenheid uit de
eerste wereldoorlog. Hij draagt het uni-
form van het slagveld. Hij draagt een
veldfles om de lichamelijke nood van de
gewonden te lenigen en een Bijbel om
geestelijke troost te brengen aan de
stervenden.
Als wij naar dit prachtig standbeeld kij-
ken gaan er allerlei oude hederen door
ons hoofd die toen gezongen werden.
Als deze gevallen krijgers, die deze liede-
ren kenden en met liefde terugdachten
aan Broadway en de vijfenveertigste
straat terug zouden keren en naast ons
zouden komen staan, bij het standbeeld
van vader Duffy, wat zouden zij en wij
dan zien? Aan alle kanten zogenaamde
massageinstituten, sekswinkels, porno-
grafische films — en neonlichten die aan
hun lokkende gevels aan- en uitfiitsen.
Het standbeeld van vader Francis P.
Duffy staat in het midden van de zonde
en wordt omspoeld door het kwaad. De
kever van de pornografie heeft dit gebied
al zo ongeveer vernietigd. Hij nadert op
een meedogenloze wijze uw stad, uw
omgeving, en uw gezin.
Een onheilspellende waarschuwing werd
door Laurence M. Gould, emeritus pre-
dikant van de Carleton Universiteit,
uitgesproken:
„Ik geloof niet dat het grootste gevaar in
de toekomst de bommen of geleide pro-
jectielen zullen zijn. Ik geloof niet dat
onze beschaving zo zal sterven. Ik geloof
dat zij zal sterven als wij ons nergens
meer wat van aantrekken. Arnold Toyn-
bee, Engels historicus, heeft er op gewe-
zen dat negentien van de twintig bescha-
vingen van binnenuit vernietigd werden
en niet door overwinningen van buiten-
af. Er waren geen muziekkorpsen, die
speelden en geen vlaggen, die wapperden
toen deze beschavingen vergingen. Het
gebeurde langzaam, rustig in het donker
en niemand was er zich van bewust."
Deze maand nog las ik een recensie van
een nieuwe film. De hoofdrolspeelster
vertelde de verslaggever dat zij eerst be-
zwaar had gehad tegen de script en de rol
die zij zou moeten spelen. Die rol stelde
haar voor als de seksuele partner van een
veertienjarige jongen. Zij had eerst ge-
zegd dat zij daar nooit in toe zou
stemmen.
Maar haar werd de verzekering gegeven
dat de moeder van die jongen aanwezig
zou zijn bij alle intieme scènes, en toen
had zij erin toegestemd."
Ik zou willen vragen: ,,Zou een moeder
erbij staan en toekijken als haar zoon
omhelsd werd door een brilslang? Zou
zij hem rattenkruid of strychnine laten
proeven? Moeders, zoudt u dat doen? En
u, vaders?
111
Vanuit het verre verleden horen wij de
echo die zo toepasseUjk is heden ten
dagen:
„Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten
doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn,
hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen
vergaderen, gelijk een hen haar kuikens
onder haar vleugels, en gij hebt niet ge-
wild. Zie, uw huis wordt aan u overgela-
ten." (Lucas 13 : 34, 35.)
Wij maken een wedergeboorte mee van
het oude Sodom en Gomorra. Vanuit
zelden gelezen bladzijden uit stoffige Bij-
bels komen zij tot ons over als echte
steden in een echte wereld, die een echte
ziekte voorstellen — verderfelijke
toegeeflijkheid.
Wij hebben de bekwaamheid en de ver-
antwoordelijkheid om als een bolwerk te
staan tussen hen die ons dierbaar zijn en
de dodelijke besmetting van de porno-
grafische kever. Mag ik u drie stappen
voorstellen in ons gevecht tegen dit
gevaar:
Ten eerste, een terugkeer tot gerechtig-
heid. Een goed begrip van wie wij zijn en
wat God van ons verwacht dat wij wor-
den, zal ons aanmoedigen te bidden, als
persoon en als gezin. Zo'n terugkeer
naar gerechtigheid zal de eeuwige waar-
heid: ,, Goddeloosheid bracht nimmer
geluk" (Alma 41 : 10) openbaren. Laat
de boze u er niet van afbrengen. Wij
kunnen nog steeds geleid worden door
die stille, zachte stem — die zich nooit
vergist en wiens invloed almachtig is.
Ten tweede, een zoeken naar het goede
leven. Ik spreek niet over een leven vol
plezier, over het mondaine of het popu-
laire leven. Ik dring er eerder bij een
ieder op aan te streven naar het eeuwige
leven — het eeuwige leven met moeder,
vader, broeders, zusters, echtgenoten,
vrouwen, zonen en dochters, voor eeu-
wig en eeuwig tezamen.
Ten derde, een belofte een oorlog te voe-
ren en te winnen tegen de verderfelijke
toegeeflijkheid. Als wij die boze bacillen-
drager, de kever van de pornografie te-
genkomen, laten wij dan onze banier en
de banier van onze gemeenschap ophef-
fen en daarin de bekende leus van het
vroegere Amerika schrijven, „Don't
tread on me." (Loopt niet over mij
heen).
Laten wij instemmen met de vurige ver-
klaringen van Jozua: ,, Kiest dan heden,
wien gij dienen zult; . . . Maar ik en mijn
huis, wij zullen de Here dienen!" (Jozua
24 : 15.)
Laten wij ervoor zorgen dat onze harten
rein zijn. Laten wij ervoor zorgen dat
onze levens rein zijn. Laten wij ervoor
zorgen dat onze stemmen gehoord wor-
den. Laten wij ervoor zorgen dat onze
daden gevoeld worden. Dan zal de kever
van de pornografie tegengehouden kun-
nen worden in zijn dodelijke opmars. De
verderfelijke toegeeflijkheid zal versla-
gen worden door iets dat sterker is. En
wij zullen met Jozua veilig de Jordaan
overtrekken naar het beloofde land, ja,
het eeuwige leven in het celestiale ko-
ninkrijk van onze God.
Dat wij dit mogen doen is mijn oprecht
gebed in de naam van Jezus Christus.
Amen. □
112
„Na vele
beproevingen komen
de zegeningen''
Ouderling Adney Y. Komatsu
van het Eerste Quorum der Zeventig
Dertien jaar geleden, toen ik zendings-
president was in Japan, kreeg ik bezoek
van de jonge vrouw van een militair die
mij wilde spreken. Haar man, een piloot
bij de luchtmacht, was zojuist neerge-
schoten en omgekomen in de oorlog in
Vietnam. Toen zij binnengelaten werd in
mijn kantoor zag ik, dat zij een grote
foto tegen zich aan klemde. Wij zetten
ons neer om te praten en zij liet mij de
foto van haar man zien, een knappe pi-
loot met zijn helm in zijn handen, die
trots naast zijn jet-jachtvliegtuig stond.
Snikkend vertelde zij hoeveel zij van
hem hield en dat zij niet kon geloven dat
hij voorgoed weg was. Zij vertelde ver-
der dat zij bijna twee jaar geleden be-
keerd was. Zij had haar man op de
universiteit ontmoet en hij had haar over
het evangelie verteld. Later werd zij ge-
doopt en werden zij verzegeld in de tem-
pel voor tijd en alle eeuwigheid.
Haar leven met hem was geweldig ge-
weest en alles wat iemand zich maar
wensen kon. Zij had de toekomst met
vreugde en veel verwachting tegemoet
gezien. Maar nu, maar al te spoedig, was
er een eind aan dat alles gekomen.
Zij zou zich moeten aanpassen aan de
nieuwe situatie in haar leven en wilde
verzekerd worden dat alles goed zou ko-
men. Welke raad zou u haar gegeven
hebben?
De Heer heeft gezegd:
„Want voorwaar zeg Ik u: Gezegend is
hij, die Mijn geboden onderhoudt, hetzij
in leven of in de dood; en de beloning
van hem, die in beproevingen getrouw is,
is in het koninkrijk der hemelen groter.
Op het ogenblik kunt gij met uw natuur-
lijke ogen het plan niet zien van uw God
met betrekking tot de dingen, die hierna
zullen komen, en de heerlijkheid, die op
vele beproevingen zal volgen.
Want na vele beproevingen komen de
zegeningen." (LV 58 : 2-4.)
Als wij door deze sterfelijke proeftijd
gaan, doen wij veel ervaringen op. Deze
ervaringen gaan gepaard met proble-
men, moeilijkheden, tegenspoed, ver-
driet en beproevingen. De Heer zei eens
tot de profeet Joseph Smith na een pe-
riode van grote beproevingen, ,,Weet
dan. Mijn zoon, dat dit alles u ondervin-
ding zal geven, en voor uw welzijn zal
wezen." (LV 122 : 7.)
De vroegere leden en leiders van de kerk
ondergingen veel moeilijkheden, tegen-
spoed en beproevingen. Velen gaven
zelfs hun leven voor hun geloof en getui-
genis van het evangehe. Tijdens de lange
trek naar het westen werden vele kinde-
ren en volwassenen begraven langs de
weg.
Wij hebben de belofte van de Heer: „En
het zal geschieden, dat zij, die in Mij
113
President Benson en ouderling Petersen
sterven, de dood niet zullen smaken,
want deze zal hun zoet zijn.
En zij, die niet in Mij sterven, wee hun,
want hun dood is bitter.
Gij moet zo in liefde te zamen leven, dat
gij het verlies van hen, die sterven, moet
bewenen, en vooral dat van hen, die geen
hoop hebben op een heerlijke opstan-
ding." (LV 42 : 46, 47.)
Ik woonde onlangs de begrafenis bij van
een trouw lid van de kerk op het afgele-
gen eiland Vava'u in Tonga. Deze broe-
der was geliefd bij de mensen van zijn
dorp en werd gerespecteerd door niet-
leden en leden van de kerk.
Toen de begrafenisstoet zijn huis verliet
om naar de begraafplaats te gaan volgde
het hele dorp en verzamelde zich tenslot-
te op een heuveltje dat uitkeek over een
vredige baai. De mensen schaarden zich
om het graf en de bisschop en zij die aan
de plechtigheid deelnamen, stonden te-
genover de familie. Het viel mij op dat
terwijl velen door droefheid overmand
waren en weenden tijdens de dienst, de
weduwe kalm was.
Ik wist dat zij op de hoogte was van de
opstanding en het plan van zaligheid. Ik
hoorde later dat zij en haar man naar
Nieuw-Zeeland waren geweest en voor
tijd en eeuwigheid aan elkaar verzegeld
waren. In haar leven was dit geen algehe-
le ramp maar eerder een deel van Gods
plan. Zij had over zich een uitdrukking
van vrede en waardering voor het
evangehe.
President Kimball verklaarde eens: ,,De
Heer heeft ons niet beloofd dat wij vrij-
gesteld zullen worden van tegenspoed en
verdriet. In plaats daarvan heeft Hij ons
het communicatiemiddel dat bekend
staat als gebed gegeven, waardoor wij
114
ons kunnen vernederen en zijn hulp en
leiding kunnen vragen, opdat wij een
huis des gebeds kunnen oprichten."
President Kimball heeft ook nog gezegd:
„Zij die naar beneden reiken in de diep-
ten van het leven waar in de stilte de stem
van God wordt gehoord, hebben de sta-
biliserende macht die ze evenwichtig en
rustig door de orkaan van moeilijkhe-
den zal leiden." (Ensign van mei 1979,
blz. 6.)
President Harold B. Lee zei tijdens de
algemene conferentie in 1965: ,, Evenals
een door schijnwerpers verlichte tempel
nog prachtiger is in een harde storm of in
een dikke mist, zo is het evangelie van
Jezus Christus heerlijker in tijden van
innerlijke storm en persoonlijk verdriet
en kwellende strijd." (Conference Report
van april 1965, blz. 16.)
Mag ik u nog een andere ervaring vertel-
len? Enkele jaren geleden werd er in Ja-
pan een ring georganiseerd van een zen-
dingsdistrict. Tijdens een interview ver-
telde de districtspresident dat hij binnen-
kort naar een andere stad zou verhuizen
waar hij de directeur van het grootste
filiaal van zijn firma zou worden. Voor
hem was dit een goede promotie. Maar
de Heer wilde deze man hebben als nieu-
we ringpresident. Hij werd bij de alge-
mene autoriteiten geroepen die hem
vroegen of zijn directeurs zijn benoe-
ming zouden willen herzien en hem in
deze stad zouden willen laten opdat hij
deze belangrijke taak in de kerk zou
kunnen vervullen.
De districtspresident zei toen onmiddel-
lijk dat hij zijn directie zijn woord al had
gegeven en dat zij al wijzigingen hadden
aangebracht in alle fihalen, behalve in
het fihaal waar hij de leiding zou nemen.
Hij had gevraagd om zijn benoeming uit
te stellen, totdat de ring georganiseerd
zou zijn.
Ondanks deze uitleg vroeg de algemene
autoriteit de districtspresident contact
op te nemen met zijn directie en hen zijn
verzoek voor te leggen en hem dan het
resultaat te laten weten.
Later die avond werd ik opgebeld door
de districtspresident. Zijn werkgever
was vanzelfsprekend verbaasd geweest
over zijn verzoek om in de stad te mogen
blijven en van zijn promotie af te zien.
De directie had hem gevraagd nog eens
serieus zijn verzoek te overwegen en hen
„Het is door verdriet en lijden,
inspanning en beproevingen dat
wij de opvoeding krijgen
waarvoor wij hier zijn
gekomen."
dan over vijf minuten terug te bellen. In
die korte tijdsperiode werd hij gedwon-
gen een besluit te nemen die de rest van
zijn leven zou beïnvloeden. Op dat ogen-
blik vroeg hij mij om raad.
Mijn antwoord was dat de Heer een van
zijn apostelen gezonden had om een ring
in Japan te organiseren. Als hij het ant-
woord aan de Heer zelf moest geven, zou
dat enig verschil uitmaken? Hij bedank-
te mij en belde toen zijn werkgever op.
Al vroeg de volgende morgen kwam hij
naar het zendingskantoor en werd offi-
cieel geroepen als de nieuwe ringpresi-
dent. Toen de algemene autortiteit hem
vroeg hoe het stond met zijn werk in de
firma, antwoordde de districtspresident
dat zijn promotie geannuleerd was en
dat hij gewoon zou moeten accepteren
wat zij ook besloten hem te laten doen.
Voordat hij vertrok zegende de algeme-
ne autoriteit deze man en verklaarde dat
hoewel hij enige tijd beproevingen en
moeilijkheden op zijn werk zou onder-
vinden, de tijd zou komen dat hij door
115
zijn werkgever gevraagd zou worden te
helpen bij het nemen van grote en
belangrijke beslissingen voor de firma,
omdat hij besloten had liever de Heer te
dienen dan er zelf in materieel opzicht op
vooruit te gaan.
Enkele jaren later werd deze man — nog
altijd ringpresident — de assistent van
de directeur, en op deze wijze werd de
belofte van de apostel des Heren ver-
vuld. Hoe groot is onze beloning als wij
getrouw de bezoekingen en het lijden
van dit leven verdragen!
Ons wordt beloofd, evenals aan de pro-
feet Joseph Smith werd beloofd: ,,Uw
tegenspoed en smarten zullen slechts
kort van duur zijn; En dan, indien gij het
goed verdraagt, zal God u ten hemel
verheffen; gij zult over al uw vijanden
zegevieren." (LV 121 : 7, 8.)
Orson F. Whitney heeft eens gezegd:
„Geen pijn die wij lijden, geen beproe-
ving die wij ondervinden gaat verloren.
Zij behoren tot onze opvoeding, tot de
ontwikkeling van eigenschappen zoals
geduld, geloof, geestkracht, en nederig-
heid. Alles wat wij lijden en alles wat wij
ondergaan, vooral als wij het geduldig
verdragen vormt ons karakter, reinigt
ons hart, vergroot onze ziel, en maakt
ons zachter en milder, meer waardig de
kinderen van God genaamd te worden
... en het is door verdriet en lijden, ins-
panning en beproevingen dat wij de op-
voeding krijgen waarvoor wij hier zijn
gekomen, en die ons meer zal doen lijken
op onze Vader en Moeder in de hemel."
(Faith Precedes the Miracle, blz. 98.)
President Kimball heeft gezegd: „Het
lijden kan van mensen heihgen maken
als zij geduld leren, lankmoedigheid en
zelfbeheersing. Het lijden van onze Hei-
land was een deel van zijn opvoeding. . .
Hoewel Hij de Zoon was, de gehoor-
zaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft
geleden, en toen Hij het einde had be-
reikt, is Hij voor allen, die Hem gehoor-
zamen, een oorzaak van eeuwig heil ge-
worden. " (Hebreeën 5 : 8, 9.)
Dat wij onze beproevingen en ons lijden
goed mogen verdragen. Dat wij naar de
Heer mogen uitzien en vertrouwen stel-
len in zijn rechtvaardig oordeel is mijn
gebed, in nederigheid en in de naam van
Jezus Christus. Amen. D
116
Geluk nu en
voor eeuwig
Ouderling Richard Scott
van het Eerste Quorum der Zeventig
Wat zoudt u denken van iemand die een
prachtige vleugel in stukken zou hakken
om er brandhout van te maken, of een
dure rekenlineaal zou gebruiken om een
lade van een bureau open te peuteren?
Zo'n verschrikkelijk misbruik van waar-
devolle voorwerpen is ondenkbaar, en
toch zijn er velen in de wereld heden ten
dage die hun verstand, lichaam en geest,
die van onschatbare waarde zijn, op een
nog tragischer wijze misbruiken.
Als iedere dag weer onbevredigend en
zonder zin lijkt, als de dingen waar u het
meest naar verlangt in het leven onbe-
reikbaar lijken, of als u zich in wanhoop
gewend hebt tot de verkeerde dingen in
een poging geluk en gezelschap te vin-
den, dan hebben wij voor u een bood-
schap van hoop en zekerheid. Verwerpt
hem niet, hoewel hij gebaseerd is op
godsdienstige beginselen die u op het o-
genblik misschien niet helemaal be-
grijpt, want met de overtuiging van mijn
hele ziel weet ik dat het u zal geven, waar
u het meest naar verlangt.
De Heer inspireerde eens een profeet te
verklaren: ,,De mensen zijn, opdat zij
vreugde mogen hebben" (2 Nephi 2 :
25), dat houdt in, geluk nu en voor eeu-
wig. Maar u zegt: „Hoe kan men het
geluk vinden? Er wordt door zovelen
raad gegeven, maar dikwijls is het ver-
warrend en drukken zij zich uit in ter-
men en begrippen die ik niet begrijp."
God wist dat zijn kinderen met dit pro-
bleem geconfronteerd zouden worden,
daarom verschafte Hij ze een onfeilbare
manier om zijn waar plan voor geluk te
herkennen.
Ik zal deze manier illustreren door een
eenvoudig voorbeeld. Deze doos stelt de
wereld voor. Ik heb er twee magneten in
verborgen, de ene stelt de waarheid
voor, de andere bedrog. Er gaat een
krachtige invloed uit van de twee mag-
neten, maar u kunt het niet zien noch
voelen, evenmin als wij met onze ogen of
met onze handen het verschil kunnen
voelen tussen waarheid en bedrog. Als ik
nu een derde magneet gebruik als detec-
tor, kan ik zonder falen de magneet die
de waarheid voorstelt vinden. De detec-
tor wordt er door aangetrokken. Op de-
zelfde wijze kan ik de magneet die het
bedrog voorstelt vinden, omdat de de-
tector erdoor afgestoten wordt.
Ieder mens die op aarde geboren wordt
heeft het vermogen gekregen om de
waarheid van bedrog te onderscheiden.
Dit is een gave van God. Wij noemen het
ons geweten. God noemt het de Geest
van Christus. Als wij deze gave op de
juiste wijze gebruiken worden wij op na-
tuurlijke wijze aangetrokken tot de
waarheid en afgestoten van bedrog.
De Satan wil niet hebben dat wij deze
goddelijke gave gebruiken. Hij verbergt
zijn ware bedoelingen achter aanlokke-
117
lijke verleidingen. Zijn bedoeling is het
om onze belangstelling op onszelf te
richten. Hij wil dat wij zo opgaan in onze
pogingen om persoonlijke begeerten en
verlangens te bevredigen dat wij de
waarheid om waarheid van bedrog te
onderscheiden, verliezen. Zulk een leven
zal nooit, kan nooit, geluk brengen.
Als wij onze detector nu afschermen
kunnen wij geen onderscheid meer ma-
,,Wij moeten leren onszelf niet
te beoordelen naar wat wij zijn,
maar naar wat wij onder
invloed van de Heer kunnen
worden."
ken tussen de invloeden van de magne-
ten die de waarheid of het bedrog voors-
tellen. Op dezelfde wijze kunnen wij een
afscherming rond ons geweten opbou-
wen en zijn doeltreffendheid opheffen
door aan verleidingen toe te geven en
Gods geboden niet te gehoorzamen
door onverschilligheid of ongeloof. Dan
wordt het moeilijk en uiteindelijk onmo-
gelijk om de waarheid van het bedrog te
onderscheiden.
De Heer heeft zijn leven gegeven opdat
een ieder van ons, door het wonder der
vergeving, de versperring van de zonden
zou kunnen wegnemen en ons geweten
weer gevoelig maken voor waarheid en
bedrog.
Nu zou ik nog een andere goddelijke
gave met u willen bespreken. Zij heeft
mogelijkheden die oneindig gevoeliger
en krachtiger zijn dan ons geweten.
Door deze gave kunnen wij zuivere
waarheid ontvangen om ons leven te lei-
den, goddelijke raad om onze proble-
men op te lossen, en zelfs de macht Gods
om hindernissen te overwinnen. Het is
de gave van de heilige Geest.
Mag ik u vertellen hoe u deze kostbare
gave kunt verkrijgen, of als u ze reeds
hebt hoe u ze meer kunt gebruiken? De
Heer heeft gezegd: ,,Bid, en gij zult ont-
vangen; klop, en u zal worden opgege-
daan." (LV 4:7.) Als u in alle oprech-
theid vraagt, zult u niet te loochenen
indrukken krijgen die u naar grotere
waarheden zullen leiden. U zult de gele-
genheid krijgen, bijvoorbeeld door de
geïnspireerde boodschappen van deze
conferentie, de enige ware kerk van Je-
zus Christus te vinden, en u zult die kerk
herkennen.
Door studie, gebed en gehoorzaamheid
kunt u zich gereed maken om gedoopt te
worden tot lid van de kerk van Jezus
Christus en de gave van de heilige Geest
te ontvangen door handoplegging.
De Heiland heeft gezegd: ,,Doch u is
geboden God, Die mildelijk geeft, in alle
dingen te vragen; en hetgeen de Geest tot
u getuigt, wilde Ik, dat gij met alle heilig-
heid des harten zoudt doen, terwijl gij
oprecht voor Mij wandelt, het doeleinde
uwer zaligheid in het oog houdt, alle
dingen met gebed en dankzegging doet,
opdat gij niet moogt worden verleid
door boze geesten, of leerstellingen van
duivelen, of door de geboden van men-
sen." (LV 46 : 7.)
God heeft ons niet op aarde geplaatst
om het slachtoffer te worden van om-
standigheden. Hij gaf ons een plan dat
ons zeker succes zou brengen — zijn
evangelie — het volmaakte plan om ge-
lukkig te worden.
Wij moeten leren onszelf niet te beoor-
delen naar wat wij zijn, maar naar wat
wij onder invloed van de Heer kunnen
worden. Wij hoeven onze mogelijkhe-
den tot succes niet slechts te meten met
de ons bekende bekwaamheden. Wij
kunnen rekenen op Gods macht en zijn
versterkende invloed op ons leven. Wij
118
kunnen weten dat onze bekwaamheid en
kracht vergroot kunnen worden, zodat
wij in staat zijn alle moeilijkheden die wij
tegenkomen te overwinnen.
Als wij de gave van de heilige Geest ont-
vangen moeten wij ernaar streven steeds
gevoeliger te worden voor zijn invloed in
ons leven. Het gebed is ons communica-
tiemiddel met God. Hij beantwoordt
oprechte gebeden door de heilige Geest,
die inspiratie, leiding en kracht in ons
leven brengt.
Wij zien de wegwijzers in ons leven altijd
duidelijker als wij ze voorbijgelopen zijn
en een hogere uitkijkpost hebben be-
reikt. Als wij beter opletten op de influis-
teringen van de heilige Geest, zouden wij
ze zien voordat wij ze bereiken en doel-
matiger geleid worden. Dit te leren ver-
eist zelfbeheersing en een hart dat bereid
is verandering te aanvaarden.
De zaligheid is een eeuwig doel dat wij
bereiken door een proces van voortdu-
rende opwaartse veranderingen. Twijfel
is geestelijk vergif dat de eeuwige groei
remt. Wij moeten eerst onze weg aftas-
ten voordat wij de richting duidelijk
zien. Wij kunnen onszelf bewijzen door
een aantal goede beslissingen te nemen
zonder helemaal zeker ervan te zijn; dan
komt grotere kennis en zekerheid, niet
eerder.
Geluk wordt gemaakt. Liefde is het mid-
delpunt ervan. De belangrijkste bes-
tanddelen zijn oprecht geloof, oprechte
bekering, volledige gehoorzaamheid en
onzelfzuchtig dienstbetoon.
Evenals de magneet in mijn voorbeeld
aangetrokken werd door de invloed die
de waarheid voorstelde, zo kunt u door
geloof en gebed het koninkrijk van God
op aarde duidelijk herkennen.
Zoekt een lid van De Kerk van Jezus
Christus van de Heiligen der Laatste Da-
gen op, een mormoon, en vraag hem
naar de herstelde waarheid. Schaft u een
Boek van Mormon aan, leest het, en
denkt er over na. Past de beginselen die
erin staan toe, en u zult het geluk vinden
nu en voor eeuwig.
Met alle oprechtheid van mijn ziel, in
alle nederigheid, getuig ik plechtig dat
God de Vader, door zijn Zoon Jezus
Christus de volheid van zijn waarheid
heeft hersteld. Hij heeft zijn priester-
schap hersteld, het gezag om de nodige
verlossende verordeningen in zijn naam
te verrichten. President Spencer W.
Kimball is zijn profeet. Ik houd van hem
en steun hem met heel mijn hart. Ik ge-
tuig dat dit, De Kerk van Jezus Christus
van de Heiligen der Laatste Dagen, de
enige plaats op aarde is waar deze vol-
heid van waarheid en priesterlijk gezag
gevonden kan worden. In de naam van
Jezus Christus. Amen. D
119
Geboden die wij
moeten houden
Ouderling O. Leslie Stone
van het Eerste Quorum der Zeventig
De leringen van onze Heiland en de vele
wonderbaarlijke dingen die Hij de we-
reld gegeven heeft zijn een inspiratie
voor ons allen. Hij leefde lang voor de
geschiedenis van onze wereld begon. Hij
was aanwezig in de grote raadsvergader-
ing in de hemel — Hij hielp zijn Vader bij
het scheppen van de hemelen, bij het
scheppen van de aarde, en van de mens,
tengevolge van de opdracht van de Va-
der; ,,Laat Ons ... de mens vormen naar
Ons beeld, naar Onze gelijkenis." (Abra-
ham 4 : 26.)
In tegenstelling tot Satans plan dat
dwang inhield, steunde Hij het plan van
de Vader om de vrije wil te handhaven,
waardoor het recht om te kiezen, dat
zoveel voor ons betekent, zou blijven
bestaan.
Hij leefde op aarde in het midden der
tijden in het beloofde land. Hij werd ver
van huis geboren en werd neergelegd in
een kribbe. Hij trok rond lerende en
goeddoende. De mensen volgden Hem,
niet voor aardse rijkdommen maar om
schatten in de hemel te verkrijgen.
Hij stelde een nieuwe gedragslijn op —
elkander lief te hebben, zelfs onze vijan-
den. Hij vermaande ons niet te oordelen,
maar te vergeven, en alle mensen een
tweede kans te geven.
Stelt u eens voor welk een verandering
dit in deze wereld zou maken als wij als
personen en als volken volgens deze ge-
dragslijn zouden leven. Wij hebben di-
kwijls mensen horen zeggen: ,,Nou, ik
wil wel vergeven, maar vergeten doe ik
het niet," wat natuurlijk betekent dat zij
niet vergeven.
In de Leer en Verbonden 64 : 8-11 zegt
de Heer ons dat het onze plicht is elkan-
der te vergeven, en dat hij die zijn broe-
der niet vergeeft, veroordeeld staat en de
grootste zondaar van de twee is.
In Matteüs 22 : 36-39 lezen wij dat Chris-
tus eens benaderd werd door een van de
leidende wetgeleerden van zijn tijd die
Hem vroeg:
,, Meester, wat is het grote gebod in de
wet? Hij zeide tot hem: Gij zult de Here,
uw God, liefhebben met geheel uw hart
en met geheel uw ziel, en met geheel uw
verstand. Dit is het grote en eerste ge-
bod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij
zult uw naaste Uefhebben als uzelf."
Kan iemand het celestiale koninkrijk be-
reiken als hij zijn naaste niet liefheeft als
zichzelf? Toen Jezus het tweede gebod
noemde, zei Hij dat het aan het eerste
gelijk was, en Hij voegde eraan toe:
,,Aan deze twee geboden hangt de ganse
wet en de profeten." (Matteüs 22 : 40.)
Hij maakte ze erg belangrijk — zo be-
langrijk dat alle andere wetten en gebo-
den erop berusten.
Laten wij een andere vraag stellen: Kan
120
iemand het eerste en het grote gebod
houden als hij het tweede gebod niet
houdt? In andere woorden, kan hij God
liefhebben met zijn gehele hart als hij
zijn naaste niet liefheeft? Het antwoord
is duidelijk.
Johannes de apostel zei: „Indien iemand
zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder
haat, dan is hij een leugenaar; want wie
zijn broeder, die hij gezien heeft, niet
liefheeft, kan (ook) God, die hij niet ge-
zien heeft, niet hefhebben. En dit gebod
hebben wij van Hem: Wie God liefheeft,
moet ook zijn broeders liefhebben." (1
Johannes 4 : 20, 21.)
In 3 Nephi 11 : 29, 30 vinden wij deze
verklaring:
„Want voorwaar, voorwaar zeg Ik u:
Hij, die de geest van twisten heeft, is niet
„De Heer verlangt van hen die
bij Hem wonen dat zij in staat
zijn zwakheden en
onvolmaaktheden te
overwinnen."
van Mij, maar is van de duivel, die de
vader van twisten is, en hij hitst het hart
der mensen op om in toorn met elkander
te twisten.
Ziet, het is niet Mijn leer om het hart der
mensen tot toorn tegen elkander op te
hitsen; maar dit is Mijn leer, dat zulke
dingen zullen worden weggedaan."
Met al deze verklaringen moet het voor
iedereen volkomen duidelijk zijn dat de
Heer van ons verlangt dat wij elkander
liefhebben en vergeven. Het past ons al-
len, onze trots te overwinnen en ons zo-
veel mogelijk in te spannen alle geschil-
len met onze naasten bij te leggen. Zoals
net geciteerd uit 3 Nephi, zijn twisten en
ruzies uit de boze en worden niet goedge-
keurd door onze hemelse Vader. Onze
naasten liefhebben als onszelf zal vreug-
de en geluk in ons leven brengen.
Christus leefde om te 'zegenen, te gene-
zen en te herstellen. Hij was een vredes-
tichter. Bij vele gelegenheden genas Hij
de zieken, de lammen en de blinden. Ja,
zoals wij eerder vandaag gehoord heb-
ben, wekte Hij zelfs de doden op. Na dit
alles gedaan te hebben, werd Hij ged-
wongen zijn eigen kruis naar Golgota te
dragen. Hij vergaf hen die zijn leven wil-
den nemen. Op het ogenblik dat Hij het
meest moest lijden zei Hij: „Vader, ver-
geef het hun, want zij weten niet wat zij
doen." (Lucas 23:24.) Hij stierf opdat
wij het eeuwige leven mochten hebben.
In Johannes 1 1 :25, 26 staat geschreven
dat Hij eens verklaarde: ,,Ik ben de op-
standing en het leven; wie in Mij gelooft,
zal leven, ook al is hij gestorven, en een
ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in
eeuwigheid niet sterven. "
Hij rees van het graf en triomfeerde over
de dood en schonk de wereld de zegen
van de opstanding.
Het evangelie verschaft ons een prachtig
plan van zaligheid. Wij weten dat wij
naar de aarde komen om een lichaam te
krijgen, om kennis op te doen, en onze
bekwaamheden en ons karakter te ont-
wikkelen. Wij komen hier om te leren
het kwade te overwinnen en te zien of wij
trouw kunnen blijven en ijverig en ge-
hoorzaam genoeg aan de geboden zijn
om waardig, weer in zijn tegenwoordig-
heid, terug te keren.
Als ik aan de vele, vele zegeningen denk
die ons gegeven zijn, dan komen mij de
woorden van koning Benjamin uit het
Boek van Mormon te binnen, toen hij
nadat hij de zegeningen die op zijn volk
uitgestort waren had opgenoemd, zei:
,,En ziet, alles wat Hij van u verlangt, is
Zijn geboden te onderhouden." (Mosiah
2 : 22.)
121
Ja, het enige wat de Heer van ons ver-
langt is dat wij zijn geboden houden. Dit
kUnkt betrekkeHjk eenvoudig, niet
waar? Maar wij weten allen dat het niet
eenvoudig is, en het is ook nooit de be-
doeling geweest. Want waar veel gege-
ven is, wordt veel vereist. (Zie LV 82 : 3.)
De Heer verlangt van hen die bij Hem
wonen dat zij in staat zijn hun zwakhe-
den en onvolmaaktheden te overwin-
nen. Hij vereist zelfverloochening en
zelfbeheersing. Neen, het is niet eenvou-
dig, maar de Heer heeft ons vele wenken
en aanwijzingen gegeven om ons te hel-
pen zijn geboden te houden.
Sommigen van ons zullen zo nu en dan
wel denken dat enkele van zijn geboden
beletsels zijn om gelukkig te worden in
dit leven, maar dit is niet zo, en diep in
ons hart weten wij allen dat zo lang wij
deze geboden naleven, wij, zo zeker als
de nacht op de dag volgt, de zegeningen
zullen oogsten die beloofd zijn aan de
getrouwen. Vergeet niet dat de Heer ge-
zegd heeft: „Ik, de Here, ben gebonden,
wanneer gij doet, wat Ik zeg; maar wan-
neer gij niet doet, wat Ik zeg, hebt gij
geen belofte." (LV 82 : 10.)
Soms zal de wijze waarop dit wordt ver-
vuld niet zichtbaar voor ons zijn, maar
wij kunnen er van verzekerd zijn dat het
werkelijk vervuld zal worden.
Hoevelen van ons zouden het prettig
vinden om op de dag des oordeels te
moeten horen dat wij hebben nagelaten
ons deel te doen — dat wij onwaardige
dienstknechten van de Heer geweest
zijn, omdat ons leven zo'n slecht voor-
beeld is geweest? In Matteüs 5:16 geeft
de Heer ons een zeer belangrijke
boodschap:
„Laat zo uw licht schijnen voor de men-
sen, opdat zij uw goede werken zien en
uw Vader, die in de hemelen is,
verheerlijken."
De geboden van de Heer niet houden
brengt niet alleen veroordeling met zich
mee, maar het berooft ons ook van vele
zegeningen hier op aarde, om maar te
zwijgen over de eeuwige zegeningen
waar wij allen naar streven. In 1 Korin-
tiërs 2 : 9 lezen wij het volgende: „Wat
geen oog heeft gezien en geen oor heeft
gehoord en wat in geen mensenhart is
opgekomen, al wat God heeft bereid voor
degenen, die Hem liefhebben.''''
En tenslotte de grote belofte die aan alle
mensen gegeven is:
,,En indien gij Mijn geboden onder-
houdt, en tot het einde toe volhardt, zult
gij het eeuwige leven hebben, welke gave
de grootste van alle gaven Gods is." (LV
14 : 7.)
Tenslotte zou ik u mijn getuigenis willen
geven dat de Vader en de Zoon werkelijk
aan Joseph Smith zijn verschenen en
hem aanwijzingen hebben gegeven met
betrekking tot het ware evangelie van
Jezus Christus. Ik getuig ook tot u dat
onze leider heden ten dage, president
Spencer W. Kimball en zijn raadgevers
ware profeten van God zijn. Wij zouden
er allen goed aan doen hen te volgen op
het pad der waarheid en gerechtigheid.
Ik bid dat deze broeders ten alle tijde
gezegend mogen worden met inspiratie,
dat onze hemelse Vader hen de gezond-
heid en de kracht zal geven om hun zwa-
re verantwoordelijkheden te dragen, en
dit doe ik in de naam van Jezus Christus.
Amen. D
122
^^Wij gaan met
onze jongens
en grijsaards"
Ouderling Hugh W. Pinnock
van het Eerste Quorum der Zeventig
Tijdens een vlucht van Erie naar Pitts-
burgh in Pennsylvania, enkele jaren ge-
leden, zat ik naast de predikant van een
grote protestantse kerk. Hij droeg de
kleding van een geestelijke, zodat dit
gemakkelijk te zien was. Nadat ik mij
voorgesteld had als lid van De Kerk van
Jezus Christus van de Heihgen der Laat-
ste Dagen, vroeg hij: „Weet u waar wij
predikanten over praten als wij tezamen
komen? Wij praten over de mormonen.
Wij zien de jongen en de ouden, de tie-
ners, de kleine kinderen, en de pas-
getrouwden zich verdringen in uw ker-
ken, ledere leeftijdsgroep lijkt op zijn
gemak en blij tezamen te zijn in uw
kerk." Ik legde hem uit dat wij
geïnteresseerd zijn in mensen van alle
leeftijden.
Die ervaring herinnerde mij aan de
moeite die Mozes had om de Farao over
te halen de Israëlieten uit Egypte te laten
trekken. De ene plaag volgde na de an-
dere, totdat de Egyptische heerser ten-
slotte toegaf. Nadat hij bedreigd was ge-
weest met zwermen sprinkhanen, stemde
Farao erin toe dat de mannen zouden
gaan als Mozes de vrouwen, de kinderen
en de bejaarden achter zou laten. (Zie
Exodus 10:3-11.)
Mozes stond er echter op dat allen zou-
den gaan. Hij zei: ,,Wij gaan met onze
jongens en grijsaards, wij gaan met onze
zonen en dochters, met ons kleinvee en
onze runderen." (Exodus 10:9.) Mozes
weigerde om het volk van God te
verdelen.
Alle leeftijden behoren de avonturen en
gevaren samen het hoofd te bieden even-
als onze eigen pioniers dit 132 jaar gele-
den hebben gedaan tijdens hun grote
exodus. De solidariteit van mensen van
alle leeftijden is de manier, waarop God
het doet. Het is onze manier, omdat het
zijn manier is.
Het leven is niet een stilstaand iets. De
seconden, de minuten, de uren, de da-
gen, de weken, de maanden en de jaren
gaan voorbij, en even snel voor iedereen.
Geen enkele leeftijdsgroep kan
geïsoleerd worden. Geen van ons kan
voorgoed kind, jong, van middelbare
leeftijd, of bejaard blijven. Wij worden
allen ouder, en dit kan tussen twee haak-
jes spannend zijn als wij blijven groeien
naarmate wij ouder worden. „Maar al
vervalt ook onze uiterlijke mens," zei
Paulus, „nochtans wordt de innerlijke
van dag tot dag vernieuwd." (2 Korin-
tiërs 4 : 16.)
Ik kan niet over mijn eigen leven denken
zonder een diepe dankbaarheid te voelen
voor de oudere mensen die met mij ge-
wandeld en gepraat hebben. Een oud-
tante heeft mij vele lessen geleerd op
haar eigen fijngevoelige wijze. Een dier-
123
bare grootmoeder heeft niet alleen haar
eigen kleinkinderen beïnvloed, maar
ook vele van hun vrienden. Een pa-
triarch veranderde het leven van een jon-
geman door rechtvaardig te leven en
door hem een prachtige zegen te geven.
De krachtige stem en het getuigenis van
broeder LeGrand Richards heeft de
waarheid van het evangelie aan allen ge-
Acht wenken voor bejaarde
heiligen der laatste dagen opdat
vreugde en geluk hun metgezel
zullen zijn.
bracht die wilden luisteren en aan enkele
anderen daarnaast. Onze grote profeet
en leider, president Kimball, heeft velen
van ons beïnvloed door zijn toewijding
en ongelooflijke energie.
Iedereen is nodig: iedereen behoort te
dienen. Degenen onder u met ervaring
en ontwikkeling, die de grote depressie
hebben meegemaakt, de vernielingen
van twee oorlogen hebben gezien, die
gezien hebben hoe de maatschappij zich
ontwikkeld heeft van het paard en wa-
gen tijdperk tot onze tijd met zijn zilve-
ren Concordes die door de lucht schieten
met een vaart van meer dan tweeduizend
kilometer per uur, hebben zoveel te bie-
den. Het is tot u, bejaarden, dat ik mijn
korte opmerkingen wil richten.
Over weinig mensen van wie de naam in
het Nieuwe Testament wordt genoemd
wordt zo weinig gezegd als over Mna-
son. Zijn naam komt slechts een keer
voor: ,,een zekere Mnason van Cyprus,
een der eerste discipelen, wiens gasten
wij zouden zijn." (Handelingen 21 : 16.)
Terwijl de vroegere zendelingen rond-
reisden, wensten zij bij een oudere dis-
cipel te wonen, bij iemand waar zij zich
op hun gemak zouden voelen. Blijkbaar
zochten zij zijn wijsheid en zijn kennis.
„Maar wat kunnen wij dan doen?'' Ik kan
sommige oudere leden van de kerk dit
bijna horen vragen.
Ten eerste, neem tijd voor de Heiland.
Als u denkt dat u Hem nog niet kent,
denk dan dikwijls aan Hem. Lees over
Hem, nodig Hem uit. Het is nooit te laat
om een vriend te maken, en Hij is de
beste vriend die u ooit zult hebben.
Ten tweede, vertel over de afgelopen
tientallen jaren, toen het leven anders
was dan nu. Zorg dat de herinnering aan
uw gezwoeg levendig blijft en dat niet
vergeten wordt wat u bereikt hebt.
Neem de tijd om te spreken over de
waarheden die nooit veranderen. Toon
hoe oplossingen voor problemen zestig,
zeventig en tachtig jaar geleden nu nog
evengoed dienst kunnen doen. Wij kun-
nen veel van u leren.
Ten derde, kijk naar uw voorouders. De
tempeldeuren staan open en heten u wel-
kom. Er zijn er zovelen die u nodig heb-
ben, om hun aardse verordeningen voor
hen te doen. Zij wachten op u.
Ten vierde, er is zoveel te doen voor u in
het zendingsveld, als echtpaar of als u
alleen bent als ouderling of als zuster
zendeling. U zult wel niet helemaal zoals
de jonge zendelingen de deuren langs
kunnen gaan, of in alle geval niet zo
lang, maar u kunt de inactieve leden
beïnvloeden, instructie geven op het ge-
bied van de Welzijnszorg, dienst doen in
onze bezoekerscentra, de burgerlijke au-
toriteiten bezoeken, en diegenen helpen
die uw voorbeeld in het leiding geven,
uw wijsheid en uw bekwaamheid als le-
raar nodig hebben. Onderzoekers in
Stuttgart, West-Duitsland; in Hermosil-
lo, Mexico; in Williamsport, Pennsylva-
nia; en in Rocky Fort, Colorado zullen
naar u luisteren en, ja, door u, gedoopt
worden.
124
President Tanner leidt de steunverlening aan de kerkleid(st)ers
Ten vijfde, besef dat u werkelijk nodig
bent en dat men van u houdt en dat u op
zovele positieve manieren nuttig kunt
zijn. Maar al te vaak zal een bejaarde
zich terugtrekken en zich ongewenst en
buitengesloten voelen of nog erger. Ge-
woonlijk is niets verder van de waarheid.
Wees open tegenover uw omgeving zo-
dat wij kunnen weten hoe u zich voelt.
Ten zesde, houdt gezinsavonden. Als u
nu alleen bent, nodig dan vrienden uit op
maandagavond. Als u zich eenzaam
voelt, zullen er waarschijnlijk anderen
zijn die zich ook zo voelen. Eenzaam-
heid kan alleen opgelost worden door
anderen te helpen zich minder eenzaam
te voelen. De gezinsavond is een ideale
gelegenheid om samen iets te doen, sa-
men de Heer te dienen en te genezen.
Ten zevende, ga als het enigszins moge-
lijk is iedere dag een eind lopen. Geniet
van de prachtige wereld die de Heiland
ons heeft gegeven en nodig anderen uit
met u mee te gaan wandelen en met u te
genieten van de schoonheid en het won-
der van de natuur. ,,Voeg leven aan uw
jaren toe, niet slechts jaren aan uw le-
ven." (The Problem of Old Age, Time,
23juH 1966.)
Ten achtste, vergeet, vooral de dingen
waar u spijt van hebt. De vele jaren die u
geleefd hebt zijn vervuld geweest met
succes en met dingen die u zoudt willen
veranderen als u het kon. Maar u kunt
het niet. Zet daarom een punt achter alle
droefheid en wanhoop die u zichzelf
oplegt. Toen de Heiland zei; ,, Oordeelt
niet," sprak Hij ook over uw verhouding
tot uzelf (zie Matteüs 7:1). Leef het
berouwvolle leven gelukkig. De tekst
,,de mensen zijn, opdat zij vreugde mo-
gen hebben," (2 Nephi 2 : 25) is op dit
ogenblik op u van toepassing.
Bernard Baruch zei op zijn vijfentachtig-
125
ste verjaardag, volgens een nieuwsbe-
richt van 20 augustus 1955, dat de ou-
derdom voor hem altijd vijftien jaar ou-
der was, dan hij was. Ja, er is zoveel voor
u te doen.
Als wij het nu van een andere kant bekij-
ken, misschien vragen de jongeren wel,
wat zij in dit verband kunnen doen.
Ten eerste is het zeker onze plicht om
met u, onze ouders, grootouders en ou-
dere vrienden in contact te blijven, ze op
te zoeken en onze dankbaarheid uit te
spreken voor hun invloed. Misschien
zouden wij ze vanmiddag moeten bellen
of een briefschrijven om even te zeggen:
,,Weet u nog dat u toen . . ." en dan,
dank u vader, moeder, bisschop, leraar
of vriend.
Ten tweede, wij moeten leren als part-
ners met u te werken daar dit ons allen
zal helpen beter te dienen in het konink-
rijk. U ringpresidenten, bisschoppen,
quorumpresidenten, en leiders van de
hulporganisaties behoren onze oudere
leden te roepen voor zinvolle taken. Kan
iemand van ons zich voorstellen wat de
algemene autoriteiten zouden zijn zon-
der die bewonderenswaardige mannen
in de tachtig en in de negentig die inspi-
reren, leren, en helpen het koninkrijk op
te bouwen?
Ten derde, wij moeten goed luisteren
naar wat u, ouders en wijzere mensen te
zeggen hebben. Een hart dat luistert is
een hart dat liefheeft. Vergeef toch ons
ongeduld en dat wij ons op uw raad
mogen concentreren.
Ten vierde, wij behoren er zeker van te
zijn als wij ons door het leven haasten,
dat wij voor u zorgen zoals u gedurende
tientallen jaren van geduld en liefde voor
ons gezorgd hebt. Dat wij uw tranen
mogen wegvegen zoals u de onze be-
kwaam en liefdevol hebt weggeveegd.
Tot slot zou ik tot u willen zeggen onze
oudere leidsHeden, onze voorbeelden,
enkele van onze dierbaarste vrienden —
dank u, en mogen wij een zijn, zoals de
Vader en de Zoon een zijn. Dit bid ik in
de gezegende naam van Jezus Christus.
Amen. D
J=Q
126
Programma laat meer tijd over
voor gezinsactiviteiten
EEN NIEUW
VERGADERROOSTER
Een nieuw geconsolideerd vergaderrooster
- dat de nadruk legt op meer tijd waarin het
gezin samen kan zijn - zal over de hele kerk
in de loop van de volgende drie maanden
in werking worden gesteld, kondigde het
Eerste Presidium aan op 1 februari.
Het nieuwe rooster zal in de Verenigde
Staten en Canada op 2 maart van start
■ gaan en in de overige delen van de wereld
op 4 mei.
Onder dit programma - dat in 1 5 ringen is
beproefd - zal er korter worden vergaderd.
Er zullen belangrijke veranderingen komen
in de bezetting van een aantal organisaties,
met name in de Zondagsschool.
Het plan vereist dat de vergaderingen van
de priesterschap, de Zondagsschool, de ver-
gaderingen van de hulporganisaties die
voorheen op een doordeweekse dag
plaatsvonden, en de avondmaalsvergade-
ring, worden gepland binnen een tijds-
bestek van drie uur op de zondag.
Dit is een belangrijke afwijking van
hetgeen voorheen plaatsvond. Er zal op
deze manier meer tijd zijn waarin ge-
zinnen gezamenlijk iets kunnen onder-
nemen. Zij zullen tevens grotere verant-
woordelijkheid dragen voor het onder-
wijzen van het evangelie en voorde gepaste
viering van de sabbat.
In een boodschap voor de leiders van de
kerk op alle niveaus, zei het Eerste
Presidium dat het nieuwe programma wordt
ingesteld „ten einde te zorgen voor meer tijd
die kan worden besteed aan het gezin,
persoonlijke studie, zelfverbetering en
christelijk dienstbetoon.
Wij verwachten dat het geconsolideerde
vergaderrooster tevens bij zal dragen aan
de energiebesparingen en de leden zal
helpen de kosten, verbonden aan het reizen
naar vergaderingen en andere activiteiten,
te verlagen. Het energieverbruik in kerkge-
bouwen moet worden verminderd.
De individuele leden en de gezinnen zullen
een grotere verantwoordelijkheid dragen
voor een gepaste sabbatviering. Er zal meer
tijd beschikbaar zijn voor persoonlijke studie
van de Schriften en voor het bestuderen van
het evangelie in gezinsverband.
Andere gepaste zondagse activiteiten, zo-
als het versterken van de familiebanden, het
bezoeken van zieken en aan huis gebonde-
nen, het dienen van de medemens, het
schrijven van persoonlijke- en familiege-
schiedenissen, genealogie en zendings-
werk, dienen zorgvuldig te worden gepland
en uitgevoerd.
Verwacht wordt dat deze nieuwe indeling
van de vergaderingen en activiteiten een
grotere geestelijke groei van de leden van
de kerk tot gevolg zal hebben, leder thuis
waar heiligen der laatste dagen wonen
hoort een plek te worden waar de gezins-
leden graag vertoeven, waar zij hun leven
kunnen verrijken en wederzijdse liefde,
steun, waardering en bemoediging onder-
vinden.
Dit rooster zal de gezinsleden tevens
voorzien van meer tijd doordeweeks om
als burgers bij te dragen aan de verbe-
tering van hun leefgemeenschap en aan
het versterken van die processen aan de
hand waarvan onkreukbare mensen tot
openbare ambten worden gekozen.
Het Eerste Presidium zei dat het geconso-
lideerde programma „een gelegenheid
verschaft om de minder actieve leden en
niet-leden uit te nodigen om deel te nemen
in het nieuwe zondagse vergaderrooster."
Individuele leden van de kerk, gezinnen en
kerkleiders dienen de verschillende verga-
deringen van de kerk, de gezinsraden en
de gezinsavonden te benutten „om te con-
centreren op het brengen van het evange-
lie in het leven van hun eigen gezin even-
goed als in het leven van anderen - zowel
leden als niet-leden," zei het Eerste
Presidium.
De vijftien ringen waarin het programma al
is uitgeprobeerd melden unaniem dat de
leden zich „op overstelpende wijze ten
gunste van het nieuwe vergaderrooster
hebben uitgesproken." Ongeveer 98
procent van de leden zijn ingenomen met
de geconsolideerde vergaderingen.
De opkomst in de wijken met het nieuwe
.rooster is tussen de vijf en de tien procent
toegenomen en de leden melden een
meer eerbiedige sfeer, betere voorberei-
ding door de leerkrachten en een algemene
verhoging in de kwaliteit van de vergade-
ringen.
„De sabbatdag is niet langer zomaar een
vergaderdag. Alles gaat veel rustiger en er
is ruimschoots gelegenheid om de Heer
thuis te aanbidden," meldden de leiders
van een van de proefringen.
Een aantal priesterschapsleiders zei dat zij
„voor het eerst in jaren" een gedeelte van
de zondag bij hun gezin door hadden
kunnen brengen. Velen van hen konden
samen met hun gezin naar de kerk gaan in
plaats van bezig te zijn met andere ver-
gaderingen.
„Dit legt de verantwoordelijkheid van de
geestelijke vooruitgang van het gezin op
de leden zelf in plaats van op de
programma's van de kerk," zeiden de ring-
ambtenaren.
Materiaal met bijzonderheden over het
geconsolideerde vergaderrooster, met in-
begrip van richtlijnen voor doordeweekse
activiteiten, zal binnenkort worden ver-
stuurd aan de ring- en districtspresiden-
ten, bisschoppen en gemeentepresiden-
ten.
,,Geen enkele wijk of gemeente dient eer-
der dan 2 maart (of 4 mei voor gebieden
buiten de Verenigde Staten en Canada)
met het geconsolideerde vergaderrooster
te beginnen, en niet voordat zij de nood-
zakelijke materialen en instructies van hun
ring- of districtspresidiums hebben ont-
vangen," zei het Eerste Presidium.
Het vergaderrooster op zondag zal vanaf 4
mei a.s. als volgt zijn:
Er wordt begonnen met gelijktijdige verga-
deringen en klassen van de priesterschaps-
quorums, de Zustershulpvereniging en de
Jonge-Vrouwen.
De Priesterschapsvergadering duurt 50
minuten, maar kan desgewenst onder lei-
ding van de bisschap een opening van 10
minuten omvatten. De Jonge-Vrouwen
openen in de verschillende klassen.
De kinderen van 18 maanden tot en met
1 1 jaar komen tezamen voor de opening
van het Jeugdwerk of in de kinderkamer.
Deze opening duurt 20 minuten, waarna de
kinderen naar hun diverse klassen gaan.
Na bovenstaande vergaderingen en klas-
sen volgt de Zondagsschool. Het Zondags-
schoolprogramma duurt 40 minuten en een
pauze van 10 minuten. Zij, die de Zondags-
school bijwonen (de opgroeiende jeugd
vanaf 12 jaar en de volwassenen) gaan
regelrecht naar hun klas, daar er geen
opening van de Zondagsschool is.
Tussen de Zondagsschool en de Avond-
maalsvergadering is er een pauze van
10 minuten. De duur van de Avondmaals-
vergadering is bepaald op 70 minuten.
DE INDIANEN - DE MENSEN VAN HET
BOEK VAN MORMON
Dit zijn de inleidende woorden waarmee
momenteel ter kennis van het Neder-
landse publiek wordt gebracht dat het
verleden van de Amerikaanse Indianen
beschreven wordt in het Boek van
Mormon.
De afgelopen maanden is reeds in ver-
schillende steden op openbare plaatsen
door zendelingen en leden de aandacht
van veel voorbijgangers getrokken naar
een originele Indianen-wigwam, waarin
Indiaanse handwerken worden tentoon-
gesteld. Er wordt ook door enkele echte
Indianenkledij gedragen. Er wordt een
toepasselijke korte film vertoond en aan
belangstellenden wordt in grote trekken
verteld wat het Boek van Mormon over de
voorouders van de roodhuiden te zeggen
heeft.
Er zijn reeds wigwam-acties gehouden in
Assen, Groningen, Leiden, Leeuwarden,
Lelystad, Rotterdam, Bussum, 's Grave-
land, Haarlem en Schiedam.
Ouderling Daniël Muller, die belast is met
de organisatie van dit z.g. Wigwam-project,
heeft ons gezegd dat er reeds aanzienlijk
succes is geboekt.
Zo werden in Leeuwarden in vierdagen tijd
een honderdtal exemplaren van het Boek
van Mormon geplaatst en heeft men veel
serieuze belangstellenden gevonden.
Het programma voor april en de eerste
helft van mei is als volgt:
31 maart tot en met 4 april: Utrecht (bij het
Kerkgebouw)
4 en 5 april: Vlissingen en Middelburg
14 t/m 19 april: Amsterdam (Damplein)
24 t/m 26 april: Arnhem
28 april t/m 1 mei: Groningen
2 en 3 mei: Nijmegen
9 en 10 mei: Leiden
Op Hemelsvaartsdag (15 mei) wordt in
Hilversum een algemene fietstocht ge-
organiseerd. De wigwam wordt dan in het
bos opgezet.
Ouderling Mülleriszeererkentelijk voorde
medewerking die hij tot nu toe van de
leden gekregen heeft.
Bij het verkrijgen van de nodige vergun-
ningen, alsmede goede plaatsen voor het
opzetten van de wigwam en het té woord
staan van belangstellenden kunnen de
leden een groot deel tot het welslagen van
deze zendingspoging bijdragen.
Ouderling
Dorrell
C. Vickers
Broeder
en
zuster
VICKERS
Sedert oktober j.l. treedt ouderling Dorrell
O. Vickers op als regionaal vertegenwoor-
diger van de Raad der Twaalf in Nederland
en Nederlandstalig België.
Wij hebben hem en zijn echtgenote, wier
meisjesnaam Margery Garner is, opge-
zocht in hun gezellige woning te Zeist,
waar broeder Vickers ons onder meer het
volgende vertelde:
Evenals mijn vrouw ben ik in Utah
geboren. In 1939, ik was toen 22 jaar,
kwam ik voor een zending naar Nederland
(waar ik president Limburg als medezen-
deling leerde kennen), maar in verband
met het uitbreken van de Tweede Wereld-
oorlog in september van dat jaar werden
wij naar Amerika teruggeroepen, waar ik
mijn zending voltooide. Het is wel frappant
dat president Limburg en ik na 41 jaar
weer samen in dit gebied werkzaam zijn.
Na mijn zending studeerde ik aan de
Universiteit van Utah biologie en schei-
kunde. Toen die studie klaar was ging ik in
militaire dienst en werd piloot op B 29 toe-
stellen in India en China.
In 1952 trad ik in Salt Lake City in over-
heidsdienst en werd ik inkoper voor een
staats-proefstation. Mijn volgende positie
was die van inkoper van helikopters in
Washington en in 1 970 verliet ik de staats-
dienst en vestigde ik mij met mijn gezin in
Idano. Twee jaar later verhuisde ik naar
Texas, waar ik bij een groep particuliere
scholen werkzaam was.
Wat mijn kerkelijke functies betreft, ik ben
onder andere bisschop geweest, lid van
een hoge raad en ringpresident.
Vraag: Wat ziet u als uw voornaamste
taken in uw huidige functie?
Ouderling Vickers: Het presideren over de
ringen in de regio Nederland/Vlaanderen
en het opleiden van plaatselijke leiders.
Zoals u weet ressorteert het zendingswerk
in deze regio rechtstreeks onder de
uitvoerend bestuurder voor Europa, ouder-
ling Robert D. Hales. Toch wil ik meewerken
aan het meer effectief maken van het
zendingswerk. Een voornaam punt hierbij
is de betrokkenheid van de leden.
Verder wil ik de kerkelijke activiteit van
onze leden opvoeren en vooral het volume
en de kwaliteit van het huisonderwijs, dat
in Europa over het algemeen niet bevredi-
gend is.
Ook het activeren van de Aaronische
priesterschap beschouw ik als een
dringende zaak.
Vraag: Ziet u een verschil in benadering
tussen de Nederlandse en bijvoorbeeld de
Amerikaanse kerkleden ?
Ouderling Vicl<ers: Ik zou zeggen dat de
Nederlanders over het algemeen conser-
vatiever zijn. De Amerikaanse leden staan
meer open voor wijziging in methoden
van aanpakken.
Vraag: Wat denkt u van het imago van onze
kerk in Nederland?
Ouderling Vickers: Dat kan en moet aan-
zienlijk verbeterd worden. Het is immers
een belangrijke factor bij de verkondiging
van het herstelde evangelie, en vooral
onze afdeling Publieke Communicaties
heeft hier een taak. Om u een indruk te
geven: In Nederland hebben wij gemid-
deld vijftien bekeerlingen per maand,
terwijl in de V.S. een ring (met ongeveer
hetzelfde aantal leden) meer dan het
dubbele aantal leden per maand heeft.
Ik herhaal dat de plaatselijke leden meer
betrokken dienen te worden bij het
zendingswerk.
Zuster
Margery
Vickers
Ook met zr. Vickers, de echtgenote van
onze regionale vertegenwoordiger, hebben
wij een praatje gemaakt.
Vraag: Vertel u eens iets over uzelf.
Zr Vickers: Ik ben opgegroeid in het dorp
Payson in Utah, waar ik als jonge vrouw
een tijd op het postkantoor werkte. In de
kerk heb ik functies vervuld in het Jeugd-
werk en in de ZHV., maar het Jeugdwerk
heeft mij toch het meest aangetrokken.
Verder heb ik in Oost-Canada een zending
vervuld.
Vraag: Hoe groot is uw gezin ?
Zr Vickers: Wij hebben vijf kinderen en
veertien (met een lachje) bijna vijftien
kleinkinderen.
Vraag: Hoe vond u het om naar Europa te
gaan?
Zr. Vickers: Ik was nog nooit in Europa
geweest en deze roeping was bovendien
voor ons een volkomen verrassing.
Vraag: Hoe vindt u de Nederlanders in het
algemeen?
Zr Vickers: Ach, ik had verwacht dat ze wat
vriendelijker tegenover vreemdelingen
zouden zijn. Maar ik ben ervan overtuigd
dat ik hier heel prettig met Nederlandse
kerkleden zal kunnen samenwerken.
Eén van mijn eerste zorgen is natuurlijk het
leren van de taal. Ik ben blij dat ik hier
gekomen ben.
En namens alle kerkleden in Nederland en
Vlaanderen wenst de nieuwsredactie van
De Ster broeder en zuster Vickers een
gezegend verblijf in deze regio.
De gave van de
heilige Geest
Ouderling LeGrand Richards
van de Raad der Twaalf
Ik bid nederig dat de Geest des Heren
mij zal steunen als ik vanmiddag tot u
spreek over een verklaring van de pro-
feet Joseph Smith aan president Van Bu-
ren, president van de Verenigde Staten.
De president vroeg de profeet welk ver-
schil er was tussen de kerk van de profeet
en de andere kerken van de wereld. De
profeet antwoordde: ,,Wij hebben de
juiste wijze van dopen, en de gave van de
heiUge Geest door het opleggen der han-
den." Toen zei hij: „Wij zijn van mening
dat alle andere verschillen vallen onder
de gave van de heilige Geest." (Zie His-
tory of the Church, deel 4, blz. 42.)
Ik zou slechts een paar dingen willen
noemen die in mij opkomen en die wij te
danken hebben aan de heilige Geest, die
wij allen als leden van de kerk hebben
ontvangen door het opleggen der han-
den door iemand die het gezag heeft deze
gave te bedienen.
Volgens mij is de gave van de heilige
Geest even belangrijk voor de mens als
zonneschijn en water voor de planten.
Neemt ze weg en de planten sterven.
Neemt de heilige Geest uit deze kerk en
zij zou niet anders meer zijn dan welke
andere kerk ook. En dit is duidelijk te
zien in de levens en de toewijding van de
leden van de kerk.
Kort geleden tijdens een gebiedsconfe-
rentie in Toronto zei de eerste minister
van Canada tegen president Tanner: „Ik
begrijp niet hoe u de mensen zoveel kunt
laten doen zonder ze te betalen."
Als ik denk aan alles wat onze mensen
doen in onze kerk zonder betaald te wor-
den voor wat zij doen, dan weet ik dat
dat een geweldig iets is. Neemt u de alge-
mene autoriteiten die hier op het po-
dium zitten. Toen zij voor hun taak ge-
roepen werden, is er niets gezegd over
een eventuele toelage die zij zouden krij-
gen om van te leven. Ik herinner mij dat
ik in Washington was, kort nadat presi-
dent Benson geroepen was om lid van de
Twaalf te worden en hij nog niet naar het
westen was geweest om geordend en
aangesteld te worden. Ik was toen presi-
derend bisschop en woonde zijn ring-
conferentie bij. Hij vroeg mij: „Bisschop
wordt er iets gedaan zodat wij ervan
kunnen leven; terwijl wij tot de algemene
autoriteiten van de kerk behoren? " Ik
zei: ,,Ja, er is een kleine toelage. Maar u
zult wel anders moeten leven dan u hier
gedaan hebt, tenzij u geld gespaard
hebt." Ik weet dat hem een aanbod ge-
daan werd terwijl hij op het ministerie
van landbouw werkte dat, in die dagen,
een geweldig aanbod was. Hij bedankte
ervoor zodat hij hier kon komen en lid
van de Raad worden, zonder de zeker-
heid te hebben dat er een toelage aan
verbonden was.
127
Ik denk aan president Tanner, toen hij
geroepen werd om een van de algemene
autoriteiten te worden. President
McKay vertelde ons eens dat hij eerste
minister van Canada had kunnen wor-
den en dat hij aan het hoofd stond van
verschillende grote industriële onderne-
mingen in Canada. Ik weet zeker dat als
hij hier nu stond, hij u zou vertellen dat
toen president McKay hem vroeg een
van de algemene autoriteiten te worden
hij niet met hem de toelage heeft bespro-
ken die hij zou krijgen.
Ik zou verder kunnen gaan en u vertellen
hoe een ieder van deze mannen hun za-
ken en beroep hebben opgegeven. Waar-
om hebben zij het gedaan? Omdat zij de
gave van de heilige Geest hadden ont-
vangen die ze in staat stelde te doen wat
Jezus aanraadde: „Maar zoekt eerst Zijn
Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit
alles zal u bovendien geschonken wor-
den." (Matteüs 6 : 33.)
Toen ik de presiderende bisschop was en
een van mijn raadgevers bisschop Ash-
ton stierf, vroeg ik om broeder T.B.
Isaacson. Hij stond toen aan het hoofd
van een grote verzekeringsmaatschappij
waarvan hij de eigenaar was. Toen presi-
dent George Albert Smith hem vroeg of
hij bereid was mijn raadgever te zijn, zei
hij: ,,Ja, maar ik wil wel even naar het
oosten gaan en met mijn firma regelen
dat zij een bedrijfsleider benoemen,
want u weet dat in de verzekeringswereld
veel afhangt van vernieuwingen. Als zij
het niet goed vinden," zei hij verder,
,,dan zeg ik ze wel dat ze mijn zaak maar
over moeten nemen." Ik weet toevallig
dat de tiende die hij betaalde ongeveer
overeenkwam met de toelage die hij
kreeg als raadgever in de bisschap! En
dat is niet alles, want de eerste maanden
nadat hij zijn toelage kreeg, heeft hij de-
ze weer teruggegeven aan de kerk. Hij
zei: „Ik ben nooit op zending geweest,
het wordt tijd dat ik eens iets doe."
U moest eens van een ieder van deze
mannen kunnen horen! Ik had bij-
voorbeeld een zaak met tien mannen en
twee meisjes die voor mij werkten, toen
de president van de kerk mijn vader naar
mij toe zond om te vragen hoe ik er over
zou denken om president van de Holly-
wood — ring te worden. Ik zal u niet alle
details vertellen, maar binnen zestig da-
gen had ik mijn zaak verkocht, mijn
prachtig huis en was ik met mijn gezin
verhuisd naar California zonder een toe-
„ Volgens mij is de gave van de
heilige Geest even belangrijk
voor de mens als zonneschijn
en water voor de planten."
lage om van te leven. Ik moest van voren
af aan beginnen.
En toen ik in zaken was hier in Salt Lake
en president Heber J. Grant om duizend
zendelingen vroeg die een korte tijd op
zending wilden gaan, voegde hij eraan
toe: Bisschoppen en ringpresidenten
worden niet uitgesloten." Ik was toen
bisschop, ik kwam terecht in New Eng-
land en mijn vrouw en zeven kindertjes
bleven achter terwijl mijn zwager voor
mijn zaak zorgde. Zulke dingen doe je
niet met normale mensen! Er zijn men-
sen voor nodig die door de heilige Geest
geïnspireerd worden.
Wij hebben 28.000 zendeHngen in de we-
reld vandaag, die de kosten zelf betalen
en voor zichzelf zorgen, en er zijn er
honderdduizenden geweest sinds de
kerk georganiseerd werd en de enige re-
den dat zij het doen is dat zij de gave van
de heilige Geest hebben. De meesten van
hen hebben sinds hun jeugd uitgekeken
naar de dag dat zij op zending zouden
gaan.
128
Ik denk aan een klein verhaaltje dat pre-
sident Benson ons kortgeleden vertelde.
Tijdens een diner in het oosten van het
land zat hij eens naast een predikant.
Deze zei: ,,Mr. Benson, ik zou u graag
even spreken na het diner." Zij gingen
dus naar een ander deel van het gebouw
en hij zei: „Er zijn twee dingen in uw
kerk die wij graag na zouden doen."
Broeder Benson vroeg: ,,En wat zijn die
twee dingen?"
„Wel, de eerste is uw zendelingensys-
teem," zei hij. ,,U stuurt uw zendehngen
over de gehele wereld. U betaalt ze niet;
u laat ze zelf hun reis naar het zendings-
veld betalen, voor zichzelf zorgen terwijl
zij daar zijn, en alles wat de kerk doet is
hun terugreis betalen." Hij vervolgde:
„In onze kerk hebben wij een zendings-
fonds, wij zijn bereid de reis te betalen
naar het zendingsgebied, ze te onder-
houden terwijl zij er zijn en de reis terug
te betalen, maar wij kunnen niemand
vinden die wil gaan."
Dat is het verschil als je werkt in het
koninkrijk van de mens en het konink-
rijk van God. Hij is de enige die zijn
heilige Geest in de harten van de mensen
kan geven.
Niemand in de wereld zou na kunnen
doen wat wij hier gisteravond hebben
gedaan, toen wij een conferentie hielden
van de priesterschap van de kerk. De
vergadering werd uitgezonden naar
1 .700 verschillende gebouwen en ik denk
dat wij zo'n tweehonderdduizend man-
nen en jongens als toehoorders hadden,
die allen het priesterschap van God dra-
gen. Geen wonder dat Petrus zei: ,,Gij
echter zijt een uitverkoren geslacht, een
koninklijk priesterschap, een heilige na-
tie, een volk (Gode) ten eigendom, om
de grote daden te verkondigen van Hem,
die u uit de duisternis geroepen heeft tot
zijn wonderbaar licht." (1 Petrus 2:9.)
Denkt eens aan het koor hier achter dat
zo prachtig voor ons gezongen heeft.
Dat hebben zij nu al meer dan vijftig jaar
gedaan. (Ik neem aan dat zij dat niet
allen gedaan hebben, maar het koor in
alle geval wel.) En wij hoeven ze niets te
betalen — driehonderdenvijftig zijn het
er die week na week hier samenkomen
om te oefenen en dan voor ons te zingen.
In het zuiden, toen ik daar zendingspre-
sident was ging ik eens naar een prachti-
ge nieuwe kapel — niet een van onze
kerk — en de predikant leidde ons rond.
De grond was afgegraven zodat het sou-
terrain bovengronds was, en ik maakte
de opmerking tegen de geestelijke:
„Weet u wat wij zouden doen als wij het
zo hadden?"
„Nou?" vroeg hij.
„Wij zouden het opknappen en het ge-
bruiken voor de recreatie van onze
jeugd."
,,Ja, mijnheer Richards", zei hij, ,,dat
kunt u doen. U hebt getrainde leiders, u
hoeft ze niet te betalen. Maar die hebben
wij niet en wij kunnen ons niet veroorlo-
ven ze te betalen." Ik wist dat hij het niet
zou kunnen, want een van onze leden
zong iedere week in zijn koor en werd
door de predikant betaald voor het zin-
gen in het koor.
Stelt u voor dat wij al deze mensen moes-
ten betalen, en dan al onze wijkkoren, en
alle hulporganisaties. En stelt u voor —
op vrijdag was er een vergadering van de
regionale vertegenwoordigers van de
Twaalf. Ik herinner mij niet hoeveel er
precies waren, maar ik denk ongeveer
190. Dat zijn zakenmensen, leidende
ambtenaren en mensen uit de vrije be-
roepen. Zij reizen het hele land door om
het koninkrijk op te bouwen zonder eni-
ge vergoeding voor hun werk. God zij
dank voor de gave van de heilige Geest!
Geen wonder dat de profeet zei dat alle
andere verschillen onder de gave van de
heilige Geest vallen.
Een van de mooiste illustraties van wat
de heilige Geest voor iemand kan doen
129
vinden wij in de Schriften in het verhaal
van Petrus. U zult zich herinneren dat
toen Jezus met de discipelen het laatste
avondmaal gebruikte hij ze vertelde dat
een van hen hem zou verraden. Petrus
zei toen zo iets als: „Al zouden allen
aanstoot aan U nemen, ik nooit!" En:
„Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal
U voorzeker niet verloochenen." En Je-
zus zeide: ,,Eer de haan kraait, zult gij
Mij driemaal verloochenen." (Zie
Matteüs 26 : 33-35.) Nadat Jezus gevan-
gen genomen was zat Petrus buiten in de
hof en twee verschillende vrouwen kwa-
men naar hem toe en zeiden: ,,Ook gij
waart bij Jezus," (Matteüs 26 : 69), en hij
ontkende het zeer beshst. Toen kwam er
een man en hij ontkende het zelfs met
vloeken. En toen hij dat gedaan had
hoorde hij de haan kraaien en ,,hij ging
naar buiten en weende bitter." (Matteüs
26 : 75.) Wel, dat was Petrus voordat hij
de heilige Geest had ontvangen.
Jezus gebood zijn discipelen in Jeruza-
lem te blijven totdat zij met de heilige
Geest begiftigd zouden worden; Hij zei
dat het nodig was dat Hij wegging om-
dat anders de Trooster niet zou kunnen
komen. En Hij zei: „Maar de Trooster
. . . zal u alles leren en u te binnen bren-
gen al wat Ik u gezegd heb " (Johannes
14 : 26.)
Kijkt u nu eens naar Petrus nadat hij de
heilige Geest ontvangen had en toen hij
door de hogepriesters geboden werd
Christus niet te prediken in de straten
van Jeruzalem. Hij zei: ,,Men moet Go-
de meer gehoorzamen dan de mensen."
(Handelingen 5 : 29.) Hij was zo onbe-
vreesd als een leeuw.
Enkele jaren geleden maakte ik een ron-
dreis door de Midden-Amerikaanse zen-
dingen met de zendingspresident. Wij
zijn een van de grote kathedralen die
daar zijn binnengegaan en op een van de
muren waren olieverfschilderijen van de
130
eerste twaalf apostelen, waarop de wijze
waarop zij de dood gevonden hebben
werd afgeschilderd. Paulus werd ont-
hoofd te Rome onder Nero. Petrus
werd gekruisigd met zijn hoofd naar be-
neden omdat hij zich niet waardig vond
op dezelfde wijze gekruisigd te worden
als zijn Heer. Dat is Petrus nadat hij de
gave van de heilige Geest had ontvan-
gen. Vergelijk dat met, toen hij de Hei-
land verloochende.
En zo gaat het met al onze mensen, en
met al het werk in de kerk. Per dag wij-
den wij gemiddeld een kapel in, in de
gehele kerk en de mensen geven er hun
bijdragen voor. Hun tienden en hun of-
feranden maken het mogelijk deze ker-
ken te bouwen, en zij doen het vanwege
de heilige Geest die zij gekregen hebben
door het opleggen der handen als zij lid
van de kerk worden.
Nog dit ter illustratie: Toen ik in het
zuiden woonde, was er eens een rondrei-
zende prediker die ook Atlanta bezocht
en de leiders van de kerken vertelde hoe
zij uit de schulden konden komen. Hij
haalde de woorden van Maleachi aan:
„Beproeft Mij toch daarmede ... of Ik
dan niet voor u de vensters van de hemel
zal openen . . ." (Maleachi 3 : 10.) En hij
vertelde die mensen dat, als zij tien
maanden lang hun tienden zouden beta-
len zij uit de schulden zouden zijn. Later
sprak ik met hem, en zei: ,, Eerwaarde, ik
zou u mijn getuigenis willen geven dat u
dicht bij de waarheid komt. Wij hebben
ons hele leven tiende betaald." Toen zei
ik: ,,Er is slechts een ding dat ik niet
begrijp. U zegt dat het de wet des Heren
is om de mensen te zegenen, en als dit zo
is, zou het dan niet beter zijn dat zij hun
hele leven gezegend worden in plaats van
maar tien maanden,"
Hij antwoordde: „O, mijnheer Ri-
chards, zo ver kunnen wij nog niet
gaan."
Wij zouden deze prachtige gebouwen
niet kunnen bouwen en het prachtige
programma van de kerk niet uitvoeren
als het rustte op de schouders van men-
sen met hun eigen bekwaamheden en
mogelijkheden.
Ik zie dat ik moet ophouden met
spreken!
God zegene u allen. Ik dank Hem met
heel mijn hart en ziel voor de herstelling
van het evangelie, voor de herstelling
van het heilige priesterschap, voor alle
gaven en zegeningen die wij daardoor
ontvangen met inbegrip van de gave van
de heilige Geest. Toen ik tot lid van de
Twaalf werd benoemd heb ik van dit
podium af gezegd dat ik liever had dat
mijn kinderen het gezelschap van de hei-
lige Geest hadden dan van wie dan ook
in de wereld, en zo denk ik er nu nog
over, voor hen, voor mij, en voor u allen.
Ik laat u mijn liefde en zegen in de naam
van de Heer Jezus Christus. Amen. D
131
„Geef mij daarom
dit bergland"
President Spencer W. Kimball
Geliefde broeders en zusters,
Is er iemand onder u die broeder
LeGrand Richards, die zojuist ge-
sproken heeft, niet kent? Is er iemand die
niet weet welk een groot zendeling hij
geweest is? Toen ik een lid van het ring-
presidium van Arizona was, kwam broe-
der Richards eens naar onze ring. Na al
de duizenden goede dingen die hij ons
gegeven had, herinner ik mij nog goed
dat wij samen naar Miami, Arizona, gin-
gen voor de laatste conferentie, en wij
hebben daar gezeten en een groot deel
van de avond over het evangelie gespro-
ken. Ik weet niet of hij het zich kan her-
inneren, maar het heeft een diepe indruk
op mij gemaakt.
Het Eerste Presidium en enkele van de
algemene autoriteiten ging onlangs naar
een gebiedsconferentie in Nieuw Mexico
en wij hadden ergens vertraging doordat
een vliegtuig defect was. Er moesten en-
kele onderdelen uit Denver, Colorado,
komen. Terwijl de anderen zaten te
wachten begon broeder Richards met de
piloot en de stewardess te praten en on-
derwees hen het evangelie. Zo'n zende-
hng is hij!
Ik geloof dat hij sprak over 28.000 zen-
delingen, maar ik geloof dat er nu 29.000
en meer zijn. In alle geval zijn wij broe-
der Richards en alle andere broeders die
zo getrouw geweest zijn als hij in zijn
toespraak vertelde, zeer, zeer dankbaar.
Het is een prachtige conferentie geweest!
Het is voor ons allen goed geweest hier te
zijn. Ik ben dankbaar voor de woorden
die de broeders hebben gesproken. De
Heer heeft hun gebeden om goddelijke
hulp bij het voorbereiden en het uitspre-
ken van de toespraken verhoord.
Ik zou mijn waardering uit willen spre-
ken voor u allen die zo ver hebben moe-
ten reizen om hier te zijn. Enkelen van u
hebben er zich grote offers en ongemak
voor moeten getroosten. Wij zijn dank-
baar voor uw toewijding en vragen de
Heer u te zegenen zodat de bood-
schappen die u gehoord hebt nog lang
nadat wij de liederen gezongen hebben
en het laatste amen hebben uitgesproken
uw hart zullen blijven roeren. Wij besef-
fen dat veel afhangt van wat u als leiders
doet met de mensen in uw ringen en
wijken en gezinnen, nadat u weer naar
huis bent teruggekeerd.
Ik zou iets willen zeggen over dat mooie
verhaal van de exodus van de kinderen
Israëls uit Egypte naar het beloofde
land. In die geschiedenis wordt een spe-
ciaal iemand genoemd die mij aan-
spreekt en motiveert en inspireert. Zijn
naam is Kaleb.
Kort nadat Mozes Israël uit de slavernij
in Egypte had weggeleid, zond hij twaalf
mannen uit om het beloofde land te ver-
132
kennen en om bij hun terugkeer iets te
vertellen over de levensomstandigheden
daar. Kaleb en Jozua maakten deel uit
van de groep. Nadat zij veertig dagen
aan hun opdracht hadden besteed keer-
den de mannen terug. Zij brachten vij-
gen met zich mee en granaatappelen en
een tros druiven die zo groot was dat er
twee mannen voor nodig waren om hem
tussen hen in, aan een paal te dragen.
De meeste leden van de groep brachten
een zeer ontmoedigend verslag uit van
het beloofde land en zijn bewoners. Hoe-
wel zij een land gevonden hadden dat
prachtig en begeerlijk was en dat over-
vloeide van melk en honing, hadden zij
ontdekt dat de steden ommuurd en
ontzagwekkend waren en dat de men-
sen, de zonen van Anak, wel reuzen le-
ken. De Israëlische verspieders zeiden
dat zij het gevoel hadden gehad dat zij
sprinkhanen waren in vergelijking met
hen. Kaleb zag de dingen echter een
klein beetje anders, met wat de Heer
,,een andere geest" noemt en zijn verslag
van de reis en zijn raad was heel anders.
Hij zei: ,,Laat ons gerust optrekken en
het in bezit nemen, want wij zullen het
zeker kunnen vermeesteren." (Numeri
13:30.)
Jozua en Kaleb waren mannen met een
groot geloof, en samen drongen zij erop
aan dat de Israëlieten onmiddellijk het
beloofde land binnen zouden gaan,
zeggen:
„Indien de Here welgevallen aan ons
heeft, dan zal Hij ons in dit land brengen
en het ons geven, een land, dat vloeit van
melk en honing. Alleen, weest dan niet
opstandig tegen de Here, en gij, vreest
het volk van het land niet, want ... de
Here is met ons, vreest hen niet." (Nu-
meri 14:8, 9.)
Maar de lafhartige Israëlieten herinner-
den zich de veiligheid van hun Egypti-
sche slavernij en hadden geen vertrou-
wen in God. Zij verwierpen Kaleb en
Jozua en probeerden ze zelfs te stenigen.
Wegens hun gebrek aan geloof werden
de kinderen Israëls gedwongen veertig
jaar rond te zwerven in het stof van de
woestijn, terwijl zij van de melk en de
honing hadden kunnen genieten.
De Heer besliste dat voordat Israël het
land Kanaan mocht binnen trekken het
gehele ongelovige geslacht dat uit de sla-
„Alleen, weest dan niet
opstandig tegen de Here, en gij,
vrees het volk van het land
niet, want , . . de Here is met
ons; vreest hen niet."
vernij verlost was sterven moest — de
eeuwigheid ingaan — allen, behalve Jo-
zua en Kaleb. Wegens hun geloof werd
hen beloofd dat zij en hun kinderen zou-
den leven en het beloofde land bewonen.
Vijf en veertig jaar nadat de mannen te-
ruggekeerd waren van hun verkenning-
stocht door het beloofde land, toen de
nieuwe generatie Israëlieten onder de lei-
ding van Jozua de verovering van
Kanaan voltooide, sprak Kaleb tot
Jozua:
,, Veertig jaar was ik oud, toen Mozes, de
knecht des Heren, mij van Kades-
Barnea uitzond, om het land te verspie-
den: en ik bracht hem nauwgezet verslag
uit. Terwijl mijn broeders, die met mij
opgetrokken waren, het hart van het
volk deden versmelten, bleef ik volko-
men trouw aan de Here, mijn God . . .
Welnu, zie, de Here heeft mij in het leven
behouden, zoals Hij beloofd heeft. Het is
nu vijfenveertig jaar, sedert de Here dit
woord tot Mozes gesproken heeft, gedu-
rende welke tijd Israël in de woestijn
rondgetrokken heeft. Welnu, zie, ik ben
133
heden vijfentachtig jaar oud; ik ben
thans nog even sterk als toen Mozes mij
uitzond; de kracht, die ik nu bezit is
dezelfde als die ik toen had, kracht om te
strijden en om uit en in te gaan." (Jozua
14 : 7, 8, 10, 11.)
Van Kalebs voorbeeld leren wij belan-
grijke lessen. Evenals Kaleb moest strij-
den en oprecht en trouw blijven om zijn
erfdeel te verkrijgen, zo moeten ook wij
niet vergeten dat hoewel de Heer ons een
plaats in zijn koninkrijk heeft beloofd,
wij er voortdurend en getrouw naar
moeten streven de beloning waardig te
zijn.
Kaleb besloot zijn ontroerende verkla-
ring met een verzoek en een uitdaging
waar ik met mijn gehele hart mee kan
instemmen. De Enakieten, de reuzen,
bewoonden nog steeds het beloofde land
en zij moesten overwonnen worden. Ka-
leb, nu vijfentachtig jaar oud zei: ,,Geef
mij daarom dit bergland." (Jozua 14 :
12.)
Dit is ook hoe ik mij voel tegenover het
werk op het ogenblik. Er liggen grote
uitdagingen voor ons, geweldige moge-
lijkheden waar wij gebruik van moeten
maken. Ik ben blij met dat spannende
vooruitzicht en ben geneigd om nederig
tot de Heer te zeggen: Geef mij daarom
dat bergland, geef mij die uitdagingen."
Nederig beloof ik de Heer en u, mijn
geliefde broeders en zusters, medewer-
kers in deze heilige zaak van Christus,
dat ik voorwaarts zal gaan, met geloof in
de God van Israël, in de wetenschap dat
Hij ons zal leiden en besturen, totdat
tenslotte zijn doeleinden bereikt zijn en
wij het beloofde land binnen mogen
gaan en de beloofde zegeningen mogen
ontvangen.
„Maar Jezus zeide (tot hem): Niemand,
die de hand aan de ploeg slaat en ziet
naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt
voor het Koninkrijk Gods." (Lucas 9 :
62.)
Ik zal de Here, mijn God, volkomen
trouw blijven, en mijn energie en be-
kwaamheid hier ten volle aan besteden.
Ernstig en dringend raad ik u allen aan
deze zelfde belofte te maken en u ook in
te spannen — iedere priesterschapslei-
der, iedere vrouw in Israël, elke jonge-
man, iedere jonge vrouw, iedere jongen
en meisje.
Mijn broeders en zusters ik getuig tot u
dat dit het werk des Heren is en dat het
waar is. Wij hebben een opdracht van de
Heer. Dit is zijn kerk en Hij staat aan het
hoofd en is er de hoeksteen van. Deze
getuigenis laat ik met u, in alle oprech-
theid, met mijn liefde en zegen, in de
naam van Jezus Christus. Amen. D
134
Zaterdag, 6 oktober 1979
Vergadering van de Welzijnszorg
Bestendigheid te
midden van verandering
President N. Eldon Tanner
Eerste Raadgever in het Eerste Presidium
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
schreef een lid van de Raad der Twaalf,
ouderling Albert E. Bowen, een boek
samengesteld uit een reeks radiotoespra-
ken, dat hij Constancy amid Change
(bestendigheid te midden van verande-
ring) noemde (Salt Lake City: Deseret
News Press, 1944). De boodschappen
van deze toespraken waren uitermate
toepassehjk voor de tijd waarin zij ge-
houden werden. Wij hadden een wereld
vol conflicten en overal op aarde hadden
mensen behoefte aan een boodschap van
zekerheid, zelfvertrouwen en stabiliteit.
Er schijnen vele overeenkomsten te zijn
tussen het huidige tijdperk en die roerige
oorlogsjaren. Wij worden vandaag de
dag geconfronteerd met vele verbijste-
rende problemen. Naast belangrijke po-
litieke problemen op internationaal ni-
veau, maken we ook een van de moei-
lijkste economische perioden mee die we
in vele tientallen jaren 't hoofd hebben
moeten bieden — het probleem van in-
flatie en het persoonlijk financieel
beleid.
Ik wil graag de titel van oudeding Bo-
wens boek lenen en u laten delen in een
aantal van zijn eigen ervaringen en over-
tuigingen geput uit de zestig jaar dat ik
gewerkt heb. Ik heb iedere fase van de
economische cyclus meegemaakt. Ik heb
persoonlijke malaise gekend. Ik heb een
nationale en internationale malaise ge-
kend, evenals perioden van recessie en
inflatie. Ik heb zogenaamde oplossingen
met iedere verandering in de economi-
sche cyclus zien komen en gaan. Deze
ervaringen hebben mij tot dezelfde over-
tuiging gevoerd als die van Robert
Frost, die eens zei:
De meeste verandering die we menen te
zien in het leven
Is te wijten aan waarheden die in en uit de
gunst zijn.
(„The Black Cottage," in The Poetry of
Robert Frost, ed. Edward Connery La-
than, New York: Holt, Rinehart and
Winston, 1969, blz. 58.)
Waarin ik u vandaag wil laten delen zijn
mijn waarnemingen van de bestendige
en fundamentele beginselen die, wan-
135
neer zij worden opgevolgd, onder alle
economische omstandigheden tot finan-
ciële zekerheid en gemoedsrust zullen
voeren.
Ten eerste wil ik een fundering leggen en
een perspectief vaststellen, binnen de-
welke deze econonische beginselen moe-
ten worden toegepast.
Op zekere dag zei een van mijn klein-
zoons tegen mij: ,,Ik heb u en andere
geslaagde mannen gadegeslagen en ik
heb besloten een succes te worden in het
leven. Ik wil een vraaggesprek hebben
met zoveel mogelijk geslaagde mensen
om te bepalen wat hen deed slagen. Als u
nu terugkijkt op uw ervaringen, opa, wat
is dan volgens u het belangrijkste bes-
tanddeel van succes?"
Ik vertelde hem dat de Heer ons de beste
formule voor succes had gegeven die ik
kende: „Maar zoekt eerst Zijn Konink-
rijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal
u bovendien geschonken worden."
(Matteüs 6 : 33.)
Er zijn mensen die redeneren dat somni-
ge mannen financieel voorspoedig zijn
die niet eerst het koninkrijk zoeken. Dat
is waar. Maar de Heer belooft ons niet
louter stoffelijke rijkdom als wij eerst het
koninkrijk zoeken. Uit mijn eigen erva-
ring weet ik dat dit niet het geval is. Om
met de woorden van Henrik Ibsen te
spreken: ,,Geld kan dan wel de bolster
van vele dingen zijn, maar niet de kern.
Het brengt je eten, maar geen eetlust;
geneesmiddelen, maar geen gezondheid;
kennissen, maar geen vrienden; bedien-
den, maar geen trouw; vreugdevolle da-
gen, maar geen vrede of geluk." (Uit The
Forbes Scrapbook ofThoughts on the Bu-
siness of Life, New York: Forbes, Inc.,
1968, blz. 88.)
Stoffelijke zegeningen zijn een onderdeel
van het evangelie indien zij worden ver-
kregen op de juiste manier en voor het
juiste doel. Dat doet mij denken aan een
ervaring van president Hugh B. Brown.
Als een jong soldaat in de Eerste Wereld-
oorlog bracht hij eens een bezoek aan
een bejaarde vriend die in het ziekenhuis
lag. Deze tachtigjarige was meerdere
malen miljonair en lag op sterven. Noch
de vrouw waarvan hij gescheiden was,
noch wie dan ook van zijn vijf kinderen
gaven genoeg om hem, om hem in het
ziekenhuis te komen opzoeken. Terwijl
president Brown nadacht over de dingen
Wanneer zij worden opgevolgd
zullen deze vijf beginselen van
economische bestendigheid,
onder alle economische
omstandigheden „tot financiële
zekerheid en gemoedsrust
voeren."
die zijn vriend ,,was kwijtgeraakt die niet
voor geld te koop waren en van zijn
tragische omstandigheden en de diepte
van zijn ellende opmerkte," vroeg hij
zijn vriend wat hij zou veranderen in zijn
leven als hij het nog eens over mocht
doen.
De oude heer, die een paar dagen later
overleed, zei: ,, Wanneer ik terugdenk
aan mijn leven, dan is het belangrijkste
en waardevolste bezit dat ik had kunnen
hebben, maar dat ik in het proces van
het vergaren van mijn miljoenen ver-
loor, het eenvoudige geloof dat mijn moe-
der had in God en in de onsterfelijkheid
van de ziel.
... Je vroeg mij wat het waardevolste is
in het leven. Ik kan je met geen betere
woorden antwoorden, dan die van de
dichter." Hij verzocht president Brown
hem een boekje uit zijn aktentas aan te
reiken, waaruit hij een gedicht las geti-
teld ,,rm an Alien" (Ik ben een
vreemdehng).
i36
Ik ben een vreemdeling voor het geloof dat
mijn moeder mij leerde.
Ik ben een vreemdeliirg voor de God die het
geschrei van mijn moeder hoorde.
Ik ben een vreemdeling voor de troost die het
avondgebed mij bracht.
'•' Voor de eeuwige armen die mijn vader omvat-
ten toen hij stierf.
j Toen de stem van de grote wereld mij kwam
roepen, verliet ik alles en volgde haar.
In mijn blindheid merkte ik niet dat ik mijn
hand uit de Zijne had laten glippen.
In mijn verdwazing had ik er geen idee van dat
'V roem, net als een zeepbel, hol is.
Dat de rijkdom van goud slechts schijn is,
zoals ik sindsdien heb geleerd.
Ik heb een leven besteed aan het zoeken naar
dingen die ik versmaadde zodra ik ze gevonden
had.
Ik heb gevochten voor vele winnende zaken en
mijn beloning ervoor ontvangen.
Maar ik zou het allemaal geven, roem en rijk-
dom en de genoegens die ermee gepaard gaan,
: Als ik maar het geloof bezat dat mijn moeder
maakte tot hetgeen zij was.
„Dat was op zijn sterfbed het getuigenis
van een man die in de kerk was geboren
maar die ervan vervreemd was geraakt.
Dat was de smartelijke kreet van een
eenzaam man die zich alles kon permit-
teren wat voor geld te koop was, maar
die de belangrijkste dingen van het leven
had verspeeld om de goederen van deze
wereld te vergaren." {Continuing the
Quest, Salt Lake City: Deseret Book
Co., 1961, blz. 32-35; cursivering toege-
voegd).
In het Boek van Mormon geeft de pro-
feet Jakob ons een belangrijke raad over
dit onderwerp:
„Maar zoekt het koninkrijk Gods, voor-
dat gij rijkdommen zoekt.
En nadat gij hoop in Christus hebt ver-
kregen, zult gij rijkdommen verkrijgen,
indien gij er naar streeft, en er naar streeft
met het voornemen om goed te doen —
de naakten te kleden en de hongerigen te
voeden, de gevangenen te bevrijden en
de zieken en lijdenden bij te staan." (Ja-
kob 2:18, 19; cursivering toegevoegd.)
De fundering en het perspectief zijn dus
als volgt: ,,Wij moeten eerst het konink-
rijk zoeken, werken en plannen maken
en met wijsheid besteden, plannen ma-
ken voor de toekomst, en de rijkdom
waarmee wij gezegend zijn aanwenden
om dat koninkrijk te helpen opbouwen.
Wanneer wij worden geleid door dit eeu-
wig perspectief en door het bouwen op
deze vaste fundering, dan kunnen we on-
ze dagelijkse taken en ons levenswerk,
die zorgvuldig moeten worden gepland
en ijverig nagestreefd, vol vertrouwen
voortzetten.
Het is binnen dit raamwerk dat ik vijf
beginselen van economische bestendig-
heid uiteen wil zetten.
Bestendigheid nummer 1: Betaal een eer-
lijke tiende. Ik vraag me dikwijls af of wij
beseffen dat onze tiende betalen niet het
overhandigen van geschenken aan de
Heer en de kerk voorstelt. Tiende beta-
len is het kwijten van een schuld aan de
Heer. De Heer is de bron van al onze
zegeningen, waaronder het leven zelf.
Het betalen van tienden is een gebod, en
wel een gebod met een belofte. Wanneer
wij dit gebod onderhouden wordt ons
beloofd dat wij ,, voorspoedig (zullen)
zijn in het land." Deze voorspoed be-
staat uit meer dan aardse goederen —
het kan ook het genieten van een goede
gezondheid en een onvermoeibaar ver-
stand betekenen. Het omvat
gezinssolidariteit en geestelijke toena-
me. Ik hoop dat zij die op 't ogenblik
geen volledige tiende betalen zullen stre-
ven naar het geloof en de kracht om dit
te gaan doen. Wanneer u deze plicht je-
gens uw Schepper nakomt zult u een
grote, grote vreugde ondervinden, die
slechts door hen die getrouw zijn aan dit
gebod wordt ervaren.
Bestendigheid nummer 2: Leef van min-
der dan u verdient. Ik heb ontdekt dat er
geen enkele manier is om ooit meer te
verdienen dan u uit kunt geven. Ik ben
ervan overtuigd dat het niet zozeer de
137
hoeveelheid geld is die iemand verdient
die gemoedsrust schenkt, als het goed
kunnen beheren van zijn geld. Geld kan
een gehoorzame dienstknecht zijn,
maaar ook een harde leermeester. Zij die
hun levensstandaard zo structureren dat
er wat ruimte is, beheersen hun omstan-
digheden. Zij die net wat meer uitgeven
dan zij verdienen worden door hun om-
standigheden beheerst. Zij zijn in slaver-
nij. President Grant heeft eens gezegd:
,,Als er één ding is wat rust en tevreden-
heid het menselijk hart en het gezin zal
schenken, dan is dat het zetten van de
tering naar de nering. En als er één ding
is wat afmattend en ontmoedigend is,
dan is dat het hebben van schulden en
verplichtingen waaraan men niet kan
voldoen." {Gospel Standards, Salt Lake
City: Improvement Era, 1941, blz. (111.)
De sleutel tot het minder besteden dan
wij verdienen is heel eenvoudig — hij
heet discipline. Vroeg of laat in het leven
moeten wij allemaal leren onszelf, onze
begeerten en onze economische ver-
langens te disciphneren. Degene die leert
minder te besteden dan hij verdient en
iets opzij te leggen voor slechtere dagen
is uitermate gezegend.
Bestendigheid nummer 3: Leren onder-
scheid te maken tussen behoeften en ver-
langens. Consumentenverlangens wor-
den door de mens geschapen. Ons sys-
teem van vrije onderneming met alle
concurrentie vandien produceert een on-
beperkt aantal goederen en diensten ten
einde ons verlangen naar meer gemak-
ken en weelde-artikelen te stimuleren. Ik
breng geen kritiek uit op het systeem of
op de beschikbaarheid van deze goede-
ren of diensten. Het gaat mij er alleen
om dat onze mensen hun gezond ver-
stand gebruiken bij hetgeen zij aanschaf-
fen. Wij moeten leren dat het brengen
van offers een onontbeerlijk onderdeel is
van onze eeuwige discipline.
In dit en vele andere landen hebben vele
ouders en kinderen die na de Tweede
Wereldoorlog werden geboren alleen
maar een toestand van voorspoed ge-
kend. Velen zijn erop ingesteld dat al
hun verlangens onmiddellijk worden be-
vredigd. Er is steeds werkgelegenheid te
over geweest voor allen die konden wer-
ken. De weelden van gisteren worden
vandaag als noodzakelijkheden
beschouwd.
Typerend hiervoor zijn de jonge echtpa-
ren die verwachten hun huis en zichzelf
aan het begin van hun huwelijk te voor-
zien van een luxe die hun ouders zich
slechts na vele jaren werken en offeren
konden permitteren. Door te veel te snel
te willen hebben is er het risico dat jonge
echtparen zullen bezwijken voor grif
verstrekte persoonlijke leningen en zich
daarmee in de schulden steken. Dit zou
beletten dat zij beschikken over de nood-
zakelijke middelen om gevolg te geven
aan de suggesties van de kerk inzake de
jaarvoorraad en andere
veiHgheidsprogramma's.
Een teveel toegeven aan verlangens en
een slecht financieel beleid plaatsen een
zware druk op de huwelijksrelatie. De
meeste huwelijksproblemen schijnen op
het economische vlak te liggen — óf er is
onvoldoende inkomen om het gezin te
onderhouden, óf het inkomen wordt
verkeerd beheerd.
Een jonge vader kwam bij zijn bisschop
om financieel advies, en vertelde een veel
voorkomend verhaal: ,, Bisschop, ik heb
een goede opleiding gehad als ingenieur,
en ik verdien een goed salaris. Het lijkt
erop dat ik gedurende mijn opleiding wel
geleerd heb hoe geld te verdienen, maar
niet hoe het te beheren."
Hoewel wij het wenselijk achten dat ie-
dere leerling een consumentencursus
volgt, berust deze training toch in de
eerste plaats bij de ouders. Zij kunnen
dit belangrijke aspect van de opvoeding
niet aan het toeval overlaten of de ver-
138
President en zuster Benson
antwoordelijkheid overhevelen naar de
scholen en universiteiten.
Een belangrijk onderdeel van deze trai-
ning dient het uitleggen van schuld te
zijn. Voor de meesten onder ons zijn er
twee soorten financiële schuld- en ver-
bruikersschulden en investerings- of
zakenschulden. Verbruikersschuld slaat
op het kopen op krediet van de zaken die
wij in het dagelijks leven gebruiken of
consumeren. Voorbeelden hiervan zijn
het op afbetaling kopen van kleding,
huishoudelijke apparaten, meubelen en-
zovoort. Een verbruikersschuld wordt
gewaarborgd door het verhypothekeren
van onze toekomstige verdiensten. Dit
kan heel gevaarlijk zijn. Als we onze be-
trekking kwijtraken, invalide worden, of
't hoofd moeten bieden aan noodtoes-
tanden, zal het ons moeilijk vallen aan
onze verplichtingen te voldoen. Kopen
op afbetaUng is de duurste manier om
iets aan te schaffen. Bij de prijs van de
goederen die wij kopen moet ook nog
een hoge rente en afhandelingskosten
worden geteld.
Ik besef dat jonge gezinnen het soms
nodig achten op afbetaling te kopen.
Maar wij waarschuwen hen niet meer te
kopen dan werkelijk noodzakelijk is en
hun schulden zo snel mogelijk af te beta-
len. Wie krap zit moet de extra last van
bijkomende renten vermijden.
Investeringsschuld moet zo gewaar-
borgd worden dat de financiële zeker-
heid van het gezin niet wordt bezwaard.
Investeer niet in speculatieve onderne-
mingen. Er kan een verslavende werking
uitgaan van het speculeren. Fortuinen
zijn volkomen verloren gegaan vanwege
een onbeheerst verlangen steeds meer te
vergaren. Laten we leren van de fouten
uit het verleden en zorgen dat we onze
tijd, energie en algemene gezondheid
139
niet laten knechten door een gulzige be-
geerte naar steeds meer aardse goederen.
President Kimball heeft ons deze tot na-
denken stemmende raad gegeven: „De
Heer heeft ons (Amerikaanse) volk geze-
gend met een welvaart, die in het verle-
den zijns gelijke niet heeft gekend. De
hulpmiddelen waarover wij kunnen be-
schikken zijn goed, en we hebben ze no-
dig voor het volbrengen van ons werk
hier op aarde. Toch vrees ik dat velen
van ons met aardse rijkdommen zijn
overladen en deze als afgoden zijn gaan
dienen, zodat deze dingen macht over
ons hebben. Bezitten wij meer van het
goede dan ons geloof kan verdragen?
Velen besteden hun tijd merendeels in
dienst van het beeld dat zij van zichzelf
hebben gevormd. Dat houdt in dat ze
voldoende geld willen hebben, niet al-
leen een weivoorziene bankrekening,
maar ook een zeker kapitaal, belegd in
aandelen en andere waardepapieren, on-
roerende goederen, woninginrichting,
auto's en dergelijke om hun vleselijke
zekerheid, voor naar zij hopen, een lang
en gelukkig leven te waarborgen. Men
vergeet daarbij dat onze opdracht is die
vele hulpmiddelen in onze gezinnen en
priesterschapsquorums tot opbouw van
Gods koninkrijk te gebruiken." (,,De af-
goden die wij dienen," De Ster van au-
gustus 1977, blz. 3.)
Mag ik, bij wijze van getuigenis, het vol-
gende toevoegen aan de uitspraak van
president Kimball: Ik weet van geen en-
kele situatie waarin geluk en gemoeds-
rust met het vergaren van meer bezit dan
het gezin redelijkerwijs nodig had
toenam.
Bestendigheid nummer vier: Stel een be-
groting op en houd u eraan.
Een van mijn vrienden heeft een dochter
die onder auspiciën van de Brigham
140
Young Universiteit voor zes maanden in
het buitenland ging studeren. Ze schreef
steeds naar huis om meer geld. Dit ver-
ontrustte haar vader dermate dat hij
haar uiteindelijk opbelde en haar onder-
vroeg over haar behoefte aan meer geld.
Op een zeker punt in het gesprek zei de
dochter: „Maar papa, ik kan u precies
vertellen waaraan iedere cent die u mij
heeft gestuurd is besteed."
Hij antwoordde: ,,Je schijnt het niet te
begrijpen waar het om gaat. Ik stel be-
lang in een begroting — een bestedings-
plan — niet in een verslag van waar het
geld gebleven is."
Misschien moeten ouders meer zijn
zoals de vader van een student die een
telegram naar huis stuurde met de bood-
schap, ,,No mon, no fun, your son."
(Geen geld, geen pret, je zoon.) Zijn va-
der telegrafeerde terug, ,,How sad, too
bad, your Dad." (Wat jammer, pech ge-
had, je vader.)
Aan de hand van de vele gesprekken die
ik in de loop der jaren met mensen heb
gevoerd heb ik gemerkt dat veel te veel
mensen geen behoorlijke begroting heb-
ben en niet de zelfbeheersing kunnen op-
brengen om zich aan de bepalingen van
een begroting te houden. Veel mensen
denken dat een begroting hen van hun
vrijheid berooft. Integendeel, geslaagde
mensen hebben geleerd dat een begro-
ting werkelijke economische vrijheid
mogelijk maakt.
Het opmaken van een begroting en een
financieel beleid behoeven niet al te inge-
wikkeld te zijn of al te veel tijd te nemen.
Het verhaal wordt verteld van een
geïmmigreerde vader die zijn te betalen
rekeningen in een schoenendoos be-
waarde, zijn te innen rekeningen op een
spoel, en zijn geld in de kassa.
,,Ik snap niet hoe u uw zaak zo kunt
drijven," zei zijn zoon. ,,Hoe weet u nu
wat voor winst u heeft gemaakt?"
„Jongen," antwoordde de zakenman,
„toen ik van de boot afstapte, bezat ik
alleen de pantalon die ik aanhad. Nu is je
zuster tekenlerares, je broer arts en jij
bent accountant. Ik bezit een auto, een
huis en een goede zaak. Alles is betaald.
Dus tel je het allemaal bij elkaar op,
trekt de pantalon eraf, en daar heb je
m'n winst."
Wijze financiële raadgevers leren dat een
goede begroting vier verschillende ele-
menten omvat. Er moet ten eerste wor-
den gezorgd voor de fundamentele be-
hoeften zoals eten, kleding enzovoort;
ten tweede voor hypotheekkosten; ten
derde voor het opvangen van nood-
situaties door middel van spaargeld;
ziekte- en levensverzekering; en, ten vier-
de, voor verstandige investering en een
jaarvoorraad.
Sta mij toe over twee van deze onderde-
len nog wat op te merken. Niets schijnt
zo zeker te zijn in ons leven als het onver-
wachte. Met het stijgen van de kosten
voor medische hulp is een behoorlijke
ziekteverzekering de enige manier waar-
op de meeste gezinnen het hoofd kunnen
bieden aan ernstige ongevallen, ziekten
of bevallingskosten, in 't bijzonder wan-
neer het om een te vroeg geboren kind
141
gaat. Een levensverzekering zorgt voor
een voortzetting van het inkomen wan-
neer de kostwinner vroegtijdig komt te
overlijden. Ieder gezin moet zorgen voor
een goede ziekte- en levensverzekering.
Wanneer er voor deze fundamentele za-
ken is gezorgd, behoren we door zuinig
met ons geld om te gaan regelmatig wat
te sparen zodat we ook een bedrag op-
bouwen om te investeren. Ik heb ge-
merkt dat slechts weinig mensen, die niet
eerst de gewoonte hebben aangekweekt
om regelmatig te sparen, succes hebben
gehad met hun investeringen. Dit vergt
discipline en onderscheidingsvermogen.
Men kan op vele manieren investeren. Ik
kan u slechts aanraden uw financiële
raadsmannen goed te kiezen. Verzeker u
ervan dat zij uw vertrouwen verdienen
door steeds te kunnen wijzen op een suc-
cesvol investeringsbeleid.
Bestendigheid nummer 5: Wees eerlijk in
al uw financiële zaken. Het ideaal van de
onkreukbaarheid zal nooit uit de mode
raken. Het is van toepassing op alles wat
wij doen. Als leiders en leden van de kerk
behoren wij de belichaming van de on-
kreukbaarheid te zijn.
Broeders en zusters, door middel van
deze vijf beginselen, heb ik getracht u
een beeld te geven van hetgeen kan wor-
den gekenmerkt als het ware patroon
van het beheren van uw financiële en
andere middelen.
Ik hoop dat ieder van ons voordeel moge
ondervinden van het toepassen ervan. Ik
getuig dat zij waar zijn en dat de kerk en
het werk waarmee wij ons bezighouden
waar zijn. In de naam van Jezus Chris-
tus. Amen. D
142
De rol van de
Zustershulpvereniging
in de priesterschapsraden
door zuster Barbara B. Smith
algemeen presidente van de Zustershulpvereniging
U heeft zojuist de prachtige woorden
gehoord van het Ued „The Work of Lo-
ve" (Het werk van de hefde), uit het
toneelstuk van de Zustershulpvereni-
ging Because of Elizabeth (Vanwege Eli-
zabeth). De visuele boodschap en dit lied
doen mij denken aan de woorden van de
profeet Joseph Smith:
„Het is natuurlijk voor vrouwen om ge-
voelens van menslievendheid en welwil-
lendheid te koesteren" en „U bent nu in
omstandigheden geplaatst waarin u
kunt handelen overeenkomstig de ge-
voelens die God in u heeft gelegd." {His-
tory of the Church, deel 4, blz. 605.)
Een fundamentele reden voor het orga-
niseren van de Zustershulpvereniging
was, dat de zusters eendrachtig konden
optreden om de taak van de bisschop,
ten opzichte van het zorgen voor de hei-
ligen, uit te breiden en aldus konden bij-
dragen aan het opbouwen van het ko-
ninkrijk Gods op aarde.
Op de afgelopen algemene conferentie
zette president Benson ccn plan uiteen
waardoor het kerkelijk bestuur zal wor-
den versterkt door de werkzaamheden
van raden (zie De Ster van oktober 1979,
blz. 145).
Toen mij werd verzocht aan deze verga-
dering deel te nemen, gaf het Eerste Pre-
sidium mij de opdracht de rol van de
Zustershulpvereniging in de priester-
schapsraden uit te leggen. Wij zijn van
mening dat de leden van de kerk, en
vooral de leden van de Zustershulpvere-
niging, op de hoogte dienen te zijn van
nieuwe ontwikkelingen die de belang-
rijkheid van de rol van de Zustershulp-
vereniging in de kerk onderstrepen.
Hoewel betrekkelijk weinig ambtenares-
sen van de Zustershulpvereniging in ra-
den zitting hebben, is hun invloed door
heel de kerk heen merkbaar.
Laat ons dan de verschillende raden in
beschouwing nemen.
Het algemeen welzijnscomité is een van
de voornaamste raden van de kerk bij
het bepalen van het beleid. Het algemeen
presidium van de Zustershulpvereniging
heeft zitting in dit comité, alsook in het
uitvoerend comité daarvan.
Door de organisatie van de Zustershulp-
vereniging brengen wij naar deze verga-
dering een bekwaamheid om goedge-
keurde programma's te ontwikkelen, te
onderwijzen en ten uitvoer te leggen. Wij
brengen tevens een perspectief dat is ont-
staan uit onze persoonlijke ervaring en
uit onze omgang met zusters van de Zus-
tershulpvereniging over de gehele
wereld.
Enige tijd geleden, bijvoorbeeld, meldde
een ZHV-presidente op ringniveau, die
zitting heeft in een bestuurscommissie
van een voorraadschuur van de bis-
143
schop, dat zij die hulp ontvingen van de
welzijnszorg levensmiddelen aan het
verkwisten waren omdat de etiketten op
de produkten onvoldoende aanwijzin-
gen bevatten. Ze noemde de pannekoe-
kenmix als voorbeeld. Wij heten de mix
uitproberen en ontdekten dat de panne-
koeken hard en smakeloos waren. Bij
een tweede poging volgde degene die de
mix uitprobeerde de aanwijzingen op
„Hoewel betrekkelijk weinig
ambtenaressen van de
Zustershulpvereniging in raden
zitting hebben, is hun invloed
door heel de kerk heen
merkbaar."
van een eender handelsprodukt dat de
toevoeging vereiste van melk en eieren.
Deze keer had de proef heerlijke, luchti-
ge pannekoeken tot gevolg.
Wij deden de aanbeveling instructies en
eenvoudige recepten op de etiketten van
alle produkten van de voorraadschuur te
vermelden. Ons wordt gemeld dat de
nieuwe etikettering weldra voltooid zal
zijn. Allen die hulp van de welzijnszorg
ontvangen zullen hier voordeel uit
trekken.
Naargelang wij werkzaam zijn in het al-
gemeen welzijnscomité komen wij tot de
ontdekking dat wij niet alleen een nood-
zakelijk persperctief verschaffen, maar
ook een oogpunt ontvangen dat ons
helpt de cursussen van de Zustershulp-
vereniging zo in te richten dat zij ook
welzijnsbeginselen onvatten, zoals per-
soonlijke en gezinsparaatheid, en het be-
wustzijn onder de vrovwen van het be-
lang van het welzijnsprogramma doen
toenemen. Wij verwerven tevens een in-
zicht in de doelen van de welzijnszorg
dat ons helpt een verstandig gebruik
voor te schrijven van de hulpmiddelen
van de Zustershulpvereniging ter onder-
steuning van deze doelen.
Gebiedsraden
De gebiedsraad ontwikkelt plannen
voor een bepaald geografisch gebied.
Deze raad wordt gepresideerd door een
algemene autoriteit die de uitvoerend
bestuurder is voor dat gebied. Hij wordt
bijgestaan door regionale vertegenwoor-
digers en ander personeel.
De Zusters hulpvereniging is als volgt bij
deze raad betrokken:
1 . De uitvoerend bestuurder kan met het
algemeen presidium van de Zustershulp-
vereniging overleggen met betrekking
tot goedgekeurde gedragslijnen,
programma's, belangen of hulpbronnen
van de Zustershulpvereniging.
2. Een daartoe opgedragen lid van het
algemeen bestuur van de Zustershulpve-
reniging wordt uitgenodigd voor de ver-
gaderingen van de gebiedsraad wanneer
zij ten tijde van de algemene conferentie
in Salt Lake City worden gehouden. In
deze capaciteit wordt het bestuurslid een
deskundige die voor trainingsdoelein-
den kan worden ingezet door de uitvoe-
rend bestuurder.
3. Een ZHV-presidente op ringniveau
kan door de uitvoerend bestuurder wor-
den uitgenodigd om een vergadering van
de gebiedsraad te velde bij te wonen. Zij
dient zich op de hoogte te stellen van de
welzij nsaangelegenheden en de bijzon-
derheden van haar eigen gebied, zodat
zij van nut kan zijn bij het doornemen
van het moederplan van de welzijnszorg
vanuit het gezichtspunt van de vrouw.
Zij zou bijvoorbeeld weten, dat als de
plaatselijke ZHV-presidenten bezig wa-
ren, zij die hulp ontvingen van de wel-
zijnszorg aan te moedigen om hun eigen
brood te bakken, de voorraad meel en
144
President Spencer W. Kimball
andere ingrediënten die worden ge-
noemd op de begroting van de verbruik-
sartikelen, dienovereenkomstig moeten
worden aangepast. Zij zou op de hoogte
zijn van de praktische aspecten van pro-
jecten zoals energiebesparing thuis, of
hoe trainingsprogramma's op het gebied
van de gezondheidszorg, beroepsplan-
ning of financieel beheer ten uitvoer
kunnen worden gelegd. Bedenk dat zij
beschikt over gegevens van de aanwezige
verpleegsters en ander personeel in de
gezondheidssector.
Multiregionale raden
Multiregionale raden worden gewoon-
lijk daar opgericht waar zich faciliteiten
als de Deseret Industries, een voorraad-
schuur van de bisschop of misschien een
kantoor van de afdeling maatschappe-
lijk dienstbetoon van de kerk bevinden.
Ook de multiregionale raad staat onder
leiding van de uitvoerend bestuurder en
bestaat uit de regionale vertegenwoordi-
gers van de betroffen regio's en ander
priesterschapspersoneel naar behoefte.
Een ZHV-presidente op ringniveau uit
elke regio dient door de uitvoerend bes-
tuurder te worden aangewezen om zit-
ting te hebben in de raad wanneer wel-
zijnsaangelegenheden of zaken die de
vrouwen van de Zustershulpvereniging
betreffen worden besproken. De aange-
wezen ZHV-presidenten dienen gege-
vens te verzamelen van de andere ZHV-
presidenten op ringniveau in hun regio,
zodat zij een lijst van hun behoeften,
activiteiten en verantwoordelijkheden
bij zich heeft die mogelijk ter sprake
kunnen worden gebracht in de vergade-
ringen van de multiregionale raad.
Regionale raden
De regionale raad zorgt voor en
coördineert bestuurlijke aange-
legenheden die meerdere ringen raken.
145
Hij staat onder leiding van de regionale
vertegenwoordiger, die min of meer
functioneert zoals de uitvoerend bes-
tuurder dat doet in een multiregionale of
gebiedsraad. Een ZHV-presidente op
ringniveau neemt op aanwijzing van de
regionale vertegenwoordiger zitting in
deze raad wanneer welzijnsaangelegen-
heden worden besproken. Zo wordt ook
hier het vrouwelijke perspectief benut bij
zaken zoals het programma voor de
kunstnijverheid thuis van de Deseret In-
dustries, of de zorg voor ongehuwde
moeders, het vinden van pleeggezinnen
door de afdeling maatschappelijk
dienstbetoon van de kerk, of het ver-
schaffen van vrijwilligsters voor welke
dan ook van de welzijnsprogramma's.
In het geval van een bestuurscommissie
van een voorraadschuur van de bisschop
zal een ZHV-presidente bijzonder nuttig
werk kunnen doen door zich ervan te
verzekeren dat het naaiwerk van goede
kwaliteit is, dat de gebruikte patronen
elegant zijn en dat er wordt gezorgd voor
de juiste maten en hoeveelheden.
ZHV-presidenten die worden aangewe-
zen om in deze capaciteit op te treden
dienen mee te werken aan de planning
voor het trainen van vrouwen in welzijn-
saangelegenheden, en zij dienen nauw-
keurige gegevens te vergaren die het mo-
gelijk zullen maken een plan op te stellen
om tegemoet te komen aan de behoeften
van de mensen zoals zij werkelijk zijn.
Deze zuster heeft de verantwoordelijk-
heid om contact op te nemen met andere
ZHV-presidenten op ringniveau ten ein-
de hun aanbevelingen voor mogelijke
agendapunten te verkrijgen.
De besluiten en handelingen van de re-
gionale raad worden aan de verschillen-
de ZHV-presidenten op ringniveau
doorgegeven door de regionale verte-
genwoordiger en de ringpresident en niet
door de ZHV-presidente op ringniveau
die zitting heeft in de raad.
President Spencer W. Kimball
Een keer per jaar dient iedere ZHV-
presidente op ringniveau een regionale
raadsvergadering bij te wonen met het
doel training te ontvangen op het gebied
van de welzijnszorg en voor een jaarlijk-
se evaluatie van de doeftreffendheid
waarmee de welzijnszorg wordt uitge-
voerd in iedere wijk en ring.
Ring- en wijkraden
Zoals president Benson in april zei, blij-
ven de ring- en wijkraden en de welzijns-
comités ongewijzigd. Het volledige
ZHV-presidium heeft zitting in het wel-
zijnscomité, waarbij ieder lid bepaalde
taken heeft met betrekking tot een be-
paald aspect van de welzijnszorg. De
ZHV-presidente dient mogelijke agen-
146
dapunten voor te bereiden opdat het
perspectief van de Zustershulpvereni-
ging op adequate wijze naar voren kan
worden gebracht in de besprekingen van
deze raad.
De gezamenhjke inspanning van de
priesterschap en de Zustershulpver-
eniging in deze raden blijft een belangrij-
ke factor bij een geslaagde tenuitvoerleg-
ging van de welzijnszorg op wijk- en
ringniveau. Een dergelijke samenwer-
king werd onlangs getoond toen vele
huizen in een van de ringen te Ogden
(Utah) door een overstroming werden
geteisterd. De ringpresident vertelde,
„De ZHV-presidente van de ring wacht-
te niet af tot ik contact op zou nemen
met haar. Zij kwam gelijk naar mij toe."
Onder zijn leiding mobihseerde zij de
zusters en zorgde voor eten voor de
slachtoffers en hun redders. Zij organi-
seerde in allerijl mobiele „keukens" in
bestelauto's en stationcars, die warm
eten naar de plaatsen toe brachten waar
gewerkt werd. Naargelang het water
weer zakte, werkten mannen en vrou-
wen zij aan zij bij het schoonmaken van
de modderige muren en vloeren.
Zusters die geroepen worden om zitting
te hebben in welke dan ook van deze
belangrijke raden moeten zich bewust
zijn van de waarde van grondige voorbe-
reiding willen zij in staat zijn om goede
en nuttige agendapunten naar voren te
brengen en juiste suggesties om de vele
menselijke problemen op te lossen waar-
mee iedere wijk en ring te kampen heeft.
Wij willen alle ZHV-presidiums op wijk-
en ringniveau aanmoedigen om de ver-
antwoordelijkheid op zich te nemen
voor een zorgvolle en doordachte deel-
name in deze raden zoals in de handboe-
ken en bulletins van de kerk wordt
aangeduid.
Gezinsraden
President Benson sprak over nog een
raad waaraan ieder lid van de kerk deel
mag nemen — de gezinsraad. Dat is de
raad waarvoor alle andere bestaan.
Alle gezinnen behoren regelmatig raads-
vergaderingen te houden om zaken te
bespreken zoals het aanpassen van de
begroting zodat er nieuwe vloerbedek-
king voor de woonkamer kan worden
gekocht, het verdelen van de taken bij
het zorgen voor de tuin, plannen voor de
grote vakantie — zodat het gezin samen
verstandige oplossingen kan zoeken. Er
was eens een vader die een gezinsraad
bijeen riep op de avond dat zij hoorden
dat oma's been moest worden geampu-
teerd. Er vloeiden tranen en er werden
fijne herinneringen opgehaald over hoe
actief zij tot op dat moment steeds was
geweest.
Al heel snel besloot het gezin dat zij haar
wilde uitnodigen om bij hen te komen
wonen. Toen was het de moeder die met
veel wijsheid zei, ,,Als ze komt, laten we
haar dan als een koningin behandelen in
ons huis. We kunnen haar bed hier in de
kamer zetten, zodat ze alles mee kan
maken." De Hefdevolle houding van de
moeder drukte zijn stempel op dit gezin.
147
De andere gezinsleden volgden haar
voorbeeld, en het was een zegen voor de
grootmoeder zolang zij bij hen woonde,
wat zij deed tot zij stierf; het verrijkte het
leven van alle leden van dat gezin; er was
een grotere eenheid, meer samenwer-
king en meer saamhorigheid dan ooit
tevoren.
Het is in het gezin dat de vrouw altijd
haar meest doeltreffende invloed heeft
kunnen laten gelden. De fijngevoelighe-
den die zij thuis heeft ontwikkeld moe-
ten nodig ook in andere raden worden
toegepast, zodat de samenwerking tus-
sen mannen en vrouwen de beste resulta-
148
ten op kan brengen voor het welzijn van
de gehele mensheid.
De geschiedenis van ons volk kent
grootse momenten waarin wij van onze
,, overvloed" hebben genomen en zij, die
lijdende waren, hebben ondersteund.
Die momenten hebben ons de vreugde
leren kennen die gepaard gaat met het
lenigen van een nood.
De Heiland smeekt ons alles wat wij heb-
ben te geven aan dit werk. U zult zich wel
herinneren dat ons in het Nieuwe Testa-
ment wordt verteld hoe Jezus toekeek
terwijl de mensen hun gaven in de offer-
kist wierpen. Sommigen gaven uit hun
overvloed, en toen kwam er een arme
weduwe, ,,die er twee koperstukjes in
wierp." (Marcus 12 : 42.)
De Heer aanvaardde haar offer, want
Hij zei, „Voorwaar, Ik zeg u, deze arme
weduwe heeft het meeste in de offerkist
geworpen van allen, die er iets in gewor-
pen hebben.
Want allen hebben erin geworpen van
hun overvloed, maar zij heeft van haar
armoede erin geworpen, al wat zij had,
haar ganse levensonderhoud." (Marcus
12 : 43, 44.)
Hiermee wijst de Heer de weg voor de
zoons en dochters van God. Als wij die
geloven bereid zijn alles te geven wat wij
hebben, zal er een weg worden vrijge-
maakt, zodat wij in staat zijn lijden te
verlichten naarmate wij ervan op de
hoogte worden gesteld. Niemand van
ons is vrijgesteld van de noodzaak ons
leven aan dit beginsel te wijden.
Broeders, de ZHV-presidenten van de
kerk staan klaar om van hun overvloed
te geven, en zelfs hun ganse ,, levenson-
derhoud" naarmate u hen in een positie
plaatst waarin zij samen met u in de
priesterschapsraden van de kerk kunnen
optreden ten einde dit grote werk van
liefde met succes te volbrengen. Dit ge-
tuig ik in de naam van Jezus Christus.
Amen.
D
Het besturen van
de welzijnszorg
door de priesterschap
door ouderling J. Thomas Fyans
van het Eerste Quorum der Zeventig
Het is een zegen het aangename gezel-
schap te mogen genieten van de Zusters-
hulpvereniging, met hun door de hemel
ingegeven fijngevoeligheden, bij deze
grootse Samaritaanse onderneming.
Zuster Smith heeft gesproken over pries-
terschapsraden. Om ons te helpen bij het
besturen van de aangelegenheden van de
kerk, zijn er op gebieds-, regionaal, ring-
en wijkniveau priesterschapsraden
georganiseerd. Willen zij doeltreffend
zijn, dan moeten deze raden alle
programma's van de kerk vertegen-
woordigen, zodat er op alle niveaus een
coördinerendlicha.a.m. is dat besluiten kan
nemen. Wanneer deze raden naar beho-
ren zijn georganiseerd en goed functio-
neren, verzekeren zij een eendrachtige
aanpak van de geestelijke en stoffelijke
taak van de kerk om enkelingen en ge-
zinnen te zegenen.
Aan de hand van goedgekeurde richtlij-
nen en werkwijzen zal de gebiedsraad
ieder jaar de plannen voor de belangrijk-
ste doelen voor het gebied in ogen-
schouw nemen en ter goedkeuring
voorleggen.
Ik wil vanochtend graag bijzondere aan-
dacht schenken aan de belangrijke wel-
zijnstaak van deze raden als een onder-
deel van het besturen van de welzijns-
zorg door de priesterschap.
Het Eerste Presidium heeft de priester-
schapsleiders de raad gegeven zorgvul-
dig en gebedsvol een plan te ontwikkelen
waarbij de eenheden van de kerk worden
aangemoedigd om in eigen behoeften te
kunnen voorzien. Dit is belangrijk in het
licht van veranderende behoeften, de
snelle groei van de kerk, het ongewisse
van deze tijd en de opdracht van de Heer
om te zorgen voor de behoeftigen. (Zie
LV 52 : 40.)
Basisplanning
De basisplanning van de welzijnszorg is
het proces van (1) het ontwikkelen van
een plan voor het onderwijzen van evan-
geliebeginselen en praktijken met be-
trekking tot de welzijnszorg; (2) het
identificeren van de behoeften van de
armen en in nood verkerenden; en (3)
het aanwenden van de beschikbare hulp-
bronnen om aan die behoeften tegemoet
te komen.
Wanneer het plan volledig ten uitvoer is
gelegd zullen in dat gebied die bestand-
delen van het hulpsysteem van de voor-
raadschuur bestaan die onder verschil-
lende omstandigheden nodig zijn om de
bisschoppen te helpen bij hun zorg voor
de armen, de behoeftigen en de in nood
verkerenden.
De Schriften herinneren ons:
,,En gedenkt in alle dingen de armen en
de behoeftigen, de zieken en de lijden-
149
den, want hij, die deze dingen niet doet,
is Mijn discipel niet." (LV 52 : 40.)
Wij zijn uitermate verheugd over de eer-
ste rapporten die binnen zijn gekomen
aangaande uw vorderingen bij dit plan-
ningsproces. Wij verwachten niet dat al-
le componenten van het hulpsysteem
,,Het Eerste Presidium heeft de
priesterschapsleiders de raad
gegeven gebedsvol een plan te
ontwikkelen waarbij de
eenheden van de kerk worden
aangemoedigd om in eigen
behoeften te kunnen voorzien."
van de voorraadschuur in alle gebieden
van kracht zullen zijn, en evenmin ver-
wachten wij dat alle gebieden het sys-
teem in hetzelfde tempo ten uitvoer zul-
len leggen. Wegens de geografische ver-
schillen, verschillen in het aantal en de
verdeling van de leden en de verschei-
denheid aan andere kerkelijke prioritei-
ten die van invloed zijn op een bepaalde
regio of gebied, zullen sommige raden
meer tijd nodig hebben dan andere om
hun plannen voor te bereiden. Wij ver-
trouwen op de uitvoerend bestuurders,
in overleg met de ambtenaren voor ma-
teriële zaken, om het tempo, de omvang
en de kwaliteit van deze basisplanning te
regelen. Wij weten dat de Heer u zal
inspireren tot het plannen van die activi-
teiten die werkelijk nodig zijn in uw ge-
bied. Wij geven u de raad weloverwogen
en grondig te werk te gaan, zodat het
eindresultaat nog jarenlang een leidraad
zal zijn voor de tenuitvoerlegging van de
welzijnszorg. Een goed plan zal het op
ordelijke wijze en tijdig bijeenbrengen
van geld en het toewijzen van arbeidsu-
ren van de leden om het uitvoeren" van
alle programma's en activiteiten van de
kerk in evenwicht te houden
ver ge makkelij ken .
De rol van de persoon
Laten wij nu eens kijken naar de per-
soon. Wat is de rol van de individuele
personen en van de gezinnen met betrek-
king tot de materiële welzijnszorg? Een
paar fundamentele punten moeten in
overweging worden genomen:
1. Zorg voor een duidelijk plan voor het
lichamelijk, geestelijk en sociaal-
maatschappelijk welzijn.
2. Ontwikkel talenten door middel van
onderwijs en zorg voor financiële stabili-
teit door middel van beroepsopleiding.
Vermijd onnodige schuld.
3. Zorg voor een jaarvoorraad levens-
middelen, kleding, en waar mogelijk,
brandstof.
4. Wees bereid een offer te brengen door
middel van uw tijd, talenten en middelen
— en dat omvat een royale vastengave
en een volle tiende — ten behoeve van de
kerk, de gemeenschap en de behoeftigen.
Naargelang ieder persoon en ieder gezin
de beginselen van persoonlijke en ge-
zinsparaatheid toepast op deze belan-
grijke gebieden, zal ieder gezin grotere
zekerheid en meer gemoedsrust ont-
vangen.
Verzorgingsopdracht van
de bisschop
Er zullen mensen zijn die, ondanks hun
voorbereidingen, moeilijkheden te ver-
duren krijgen, die zij niet meteen zelf op
kunnen lossen. Wij zijn dankbaar dat de
Heer voor dergelijke gevallen voorzie-
ningen heeft getroffen.
Bisschoppen, u heeft een heilige op-
dracht om de armen, de behoeftigen en
de in nood verkerenden bij te staan. De
hulpbronnen van de quorums, de wijk,
de gemeenschap en de kerk staan u ter
150
beschikking en daaruit kunt u de juiste
hulp putten. Van oudsher hebben zij die
binnen bereik van een voorraadschuur
van de bisschop wonen levensmiddelen
en kleding kunnen krijgen door middel
van een goederenopdracht van de bis-
schop. U heeft echter deze zelfde metho-
de niet kunnen aanwenden voor het ver-
krijgen van de verzorging die mogelijk is
door middel van het door de kerk uitge-
voerde hulpsysteem van de voor-
raadschuur.
Het doet ons genoegen bekend te kun-
nen maken dat een verzorgingsopdracht
van de bisschop is goedgekeurd om te
worden gebruikt in gebieden waar
HLD-arbeidsbureau's, kerkelijke afde-
hngen voor maatschappelijk dienstbe-
toon en units van de Deseret Industries
bestaan. Deze nieuwe formulieren zullen
binnenkort aan alle desbetreffende rin-
gen worden uitgereikt. Door middel van
een schriftelijke opdracht kunnen de bis-
schoppen hun leden nu machtigen tot
het ontvangen van deze uiterst belangrij-
ke verzorging. Met slechts enkele wette-
lijke vereiste uitzonderingen, zullen de
leden deze verzorging alleen door mid-
del van deze schriftelijke opdracht kun-
nen verkrijgen.
Door middel van deze twee formulieren,
de goederenopdracht van de bisschop en
de verzorgingsopdracht van de bis-
schop, reageren alle aspecten van het
hulpsysteem van de voorraadschuur op
de behoeften van de leden zoals door u,
de plaatselijke bisschop, wordt bepaald.
U heeft de zeggenschap over hetgeen er
wordt toegediend, zij het goederen of
verzorging. Wegens de beperktheid van
de beschikbare hulpbronnen om tege-
moet te komen aan de steeds toenemen-
de behoefte aan verzorging, zullen deze
nieuwe gereedschappen verzekeren dat
151
zij wier behoeften het grootst zijn wor-
den geholpen. Wij willen benadrukken,
broeders, dat hoewel de bedrijfsmanage-
ment voor het verschaffen van deze goe-
deren en verzorging bij ambtenaren in de
materiële lijn berust, deze zaken slechts
kunnen worden aangewend wanneer u,
de bisschop, door middel van deze for-
mulieren daartoe opdracht geeft.
Jaarlijkse evaluatie van
de verzorging
De opdracht voor de bedrijfsmanage-
ment van de verschillende taken van de
welzijnszorg werd kortgeleden in han-
den van materiële ambtenaren gelegd.
Deze organisatorische verandering heeft
een zware en tijdvershndende last van de
schouders van de bisschoppen en ring-
presidenten afgenomen. Daar, echter,
deze werkzaamheden bestaan om tege-
moet te komen aan de behoeften van de
leden, zoals wordt bepaald door de gees-
telijke ambtenaren, blijven wij uitermate
geinteresseerd in de beschikbaarheid, de
kwaliteit, het reactievermogen en de pas-
sendheid van de goederen en verzorging
die verschaft worden. Ten einde een or-
delijke feedback van geestelijke leiders
naar materiële ambtenaren over hun
globale tevredenheid te vergemakkelij-
ken, zullen de voorzitter van de bis-
schoppenraad, ringpresidenten, regio-
nale vertegenwoordigers en, op aanwij-
zing van zuster Smith, de vertegenwoor-
digsters van de Zustershulpvereniging,
worden uitgenodigd om jaarlijks het
hulpsysteem van de voorraadschuur te
evalueren. Zij zullen een rapport uit-
brengen waarin wordt vermeld in hoe-
verre aan hun behoeften wordt voldaan
en de wijze waarop zij worden geholpen.
Deze formele evaluatie, tezamen met de
steeds voortgang vindende communica-
tie van gevoelens en behoeften die regel-
matig plaatsvindt in raadsvergaderin-
gen en bij andere contacten, zal een
waarborg zijn voor de harmonie en een-
heid die nodig zijn om de globale doels-
tellingen van de kerk te kunnen berei-
ken. Wij hopen dat alle priesterschaps-
leiders gebruik zullen maken van deze
gelegenheid wanneer deze hen door hun
regionale raad wordt geboden.
De betrekking van de hulpbronnen
van het gezin tot de hulpbronnen
van de kerk
De afgelopen maanden heb ik de stimu-
lerende gelegenheid gehad om de nieuwe
film van de kerk te zien die Welfare —
Another Perspective (Welzijnszorg - een
ander perspectief) heet. Deze film wordt
152
in deze tweede helft van 1979 in de En-
gelssprekende gebieden tijdens de ring-
conferenties vertoond. ledere keer dat ik
deze film zie, heb ik een steeds groter
gevoel van trots en dankbaarheid ten
opzichte van het welzijnssysteem van de
kerk, waaronder de verreikendheid en
de veelomvattendheid van het hulpsys-
teem van de voorraadschuur. Maar ik
acht het belangrijk, broeders en zusters,
om op te merken, dat de werkelijke wel-
zijnskracht van deze kerk niet zetelt in de
levensmiddelen die in onze voorraad-
schuren opgeslagen Hggen, noch in de
produktiecapaciteit van onze welzijns-
boerderijen, noch zelfs in de belangrijke
invloed die ons arbeidssysteem bezit in
het helpen vinden van betrekkingen
voor leden die werk zoeken.
De ware kracht van de kerk is in de
spaarrekeningen, de groententuinen, de
vaardigheden die voor een inkomen
kunnen zorgen, de voorraden thuis, de
veerkrachtigheid, de talenten en het ge-
tuigenis van de individuele leden van de
kerk en van het gezin waar ieder van ons
deel van uitmaakt. Laat ons steeds in-
dachtig zijn dat de grootste zegen van
het welzijnssysteem wordt verkregen
door de gevers en dat ieder van ons er-
naar dient te streven een onafhankelijk
gezin te zijn, dat in eigen behoeften voor-
ziet, ten einde in staat te zijn onze minder
fortuinlijke broeders en zusters te hel-
pen. Kortom, de persoonlijke en gezins-
paraatheid van ieder gezin is even
belangrijk als dit kolossale en wonder-
baarlijke welzijnssysteem. De ware
kracht van de kerk ligt uiteindelijk niet
in de reserves van de kerk, hetzij in geld,
hetzij in goederen, maar in de reserves en
kracht van ieder huisgezin. Sta mij toe
dit toe te lichten.
Veronderstel eens even dat de ruim vier-
miljoen leden van de kerk in een gebied
woonden met ongeveer de oppervlakte
van de staat Utah. En stel dat we ons
ongerust maakten over verscheurende
dieren die ons land konden binnendrin-
gen. We zouden dan niet veilig op straat
kunnen lopen, dus zouden we besluiten
ons te beschermen door middel van een
muur. Welnu, als wij alle reserves uit al
onze voorraadschuren namen en deze
goederen gebruikten om een muur om
ons gebied heen te bouwen, dan zou hij
over de lengte van negentienhonderd ki-
lometer dertig centimeter hoog en dertig
centimeter diep zijn — geen muur die
bescherming zou bieden tegen de wilde
dieren.
Maar stel nu dat wij aan die dertig centi-
meter hoge muur de voorraad toevoeg-
den die de leden zouden hebben als zij
153
genoeg in huis hadden voor een jaar.
Dan zouden we de muur met nogeens
dertig centimeter kunnen verhogen over
die negentienhonderd kilometer. En dan
nogeens dertig centimeter, en nogeens,
en nogeens, en nogeens, en zo door tot
we een ruim vier meter hoge muur
hadden.
De inwendige versterking van deze muur
zou het lichamelijk, geestelijk en sociaal-
maatschappelijk welzijn van de leden
zijn. Het anker en de hoekposten — onze
voorbereidingen op het gebied van on-
derwijs en beroepsopleiding voor finan-
ciële stabiliteit en het vermijden van on-
nodige schuld. De cement — onze be-
reidheid om tijd, talenten en middelen te
offeren voor het opbouwen van het
koninkrijk.
Ziet u, onze algehele bescherming kan
niet enkel en alleen worden verschaft
door de produktie van de welzijnspro-
jecten van de kerk. Deze kan slechts ver-
wezenlijkt worden naarmate wij die pro-
duktie combineren met de jaarvoorraad
van het gezin.
Moge wij een groter inzicht verkrijgen
van onze persoonlijke verant-
woordelijkheden bij dit grote werk. Mo-
ge wij daadwerkelijk en op consequente
wijze de beginselen van de welzijnszorg
toepassen die door de algemene autori-
teiten zijn vastgesteld. Mogen wij de kin-
deren van onze hemelse Vader omrin-
gem met deze materiële — nee, geestelij-
ke, bescherming, want ten slotte zijn alle
dingen geestelijk. (Zie LV 29:34.)
Ik geef u mijn getuigenis van de godde-
lijkheid hiervan en doe dat in de naam
van Jezus Christus. Amen. D
154
De ene zegenen
Bisschop Victor L. Brown
Ik bid dat mijn opmerkingen deze och-
tend weerklank zullen vinden in het hart
van hen die ze horen. Ik heb het onder-
werp gekozen „De ene zegene." Uiter-
aard heeft de Welzijnszorg grotendeels
te maken met het dagelijks leven —
daarom heeft president Kimball de
Welzijnszorg ook omschreven als het
evangehe in actie. Daar het evangeUe een
hulpbron is waaruit de mens put bij zijn
streven naar zijn of haar verhoging,
moet de Welzijnszorg ook zo'n hulp-
bron zijn.
Zoals u wellicht weet, draagt de Presi-
derende Bisschap de verantwoor-
delijkheid voor het besturen van de vele
materiële aangelegenheden van de kerk.
Dit omvat het toezicht op de werkzaam-
heden van het hulpsysteem van de voor-
raadschuur dat uitgaat van de Welzijns-
zorg. Hoewel dit een menigte activiteiten
en verantwoordelijkheden omvat, ben ik
ervan overtuigd dat onze grootste ver-
antwoordelijkheid in deze is het ons er-
van verzekeren dat deze kolossale on-
derneming zich uiteindelijk concentreert
op iedere persoon, zowel de gever als de
ontvanger, opdat de individu worde ge-
zegend, opgebouwd en geïnspireerd.
Hoe meer ik mij bewust word van de
inspanningen op het gebied van het wel-
zijnswerk van overheden en andere or-
ganisaties, waarvan er vele de allerhoog-
ste doelstellingen nastreven, hoe meer ik
met ontzag ben vervuld voor de metho-
de van de Heer voor het zegenen van de
noodlijdenden door hen te helpen zich-
zelf te helpen. Ik voel mij trots en vol-
daan wanneer ik zie hoe u, de plaatselij-
ke priesterschap en de ZHV-leidsters uit
vele delen van de wereld, door middel
van het welzijnsprogramma uw aan-
dacht concentreert op de individu. Vele
voorbeelden komen bij mij op, die in
vele wijken van de kerk over de hele
wereld plaatsvinden. In gedachten zie ik
een bisschop die op tactvolle wijze een
vertrouwelijk gesprek heeft met een lid
dat hulp ontvangt van de Welzijnszorg,
een quorumpresident die een lid bezoekt
dat net zijn betrekking is kwijtgeraakt,
een huisbezoekster die een maaltijd
brengt bij een jong gezin waarvan de
moeder in het ziekenhuis is opgenomen,
een hogeraadslid dat een prachtige,
Lamanitische jongeman aanmoedigt
om door te zetten ondanks de vele moei-
lijkheden die hij in de eerste maand op
zijn nieuwe school heeft ondervonden.
In ieder van deze gevallen gaat het de
leider van de kerk om het tot stand bren-
gen van tenminste drie dingen:
1. Het probleem begrijpen.
2. Helpen het probleem op te lossen door
de betrokken persoon te helpen zichzelf
te helpen.
3. Een nauwere band aanmoedigen tus-
sen de Heer en die persoon.
155
Ik wil u graag deelgenoot maken van
twee ware verhalen over hoe het helpen
op de manier van de Heer de ene heeft
gezegend — hoe de geest van liefde en
barmhartigheid waarvan de Welzijns-
zorg van de kerk doordrongen is uitein-
delijk inderdaad de individu verheft.
Voordat hij Ud werd van de kerk bestond
Richards leven voor een groot deel uit
uitkeringen van de sociale dienst, levens-
middelenbonnen (bonnen die iemand te-
gen een speciale prijs kan kopen en die
hem in staat stellen meer levensmiddelen
te kopen dan hij anders zou kunnen
doen, dankzij een subsidie van de over-
heid), gesprekken met maatschappelijke
werkers, bezoeken aan consultatiebu-
reaus voor de volksgezondheid en onbe-
taalde doktersrekeningen en rekeningen
van de openbare nutsbedrijven. Noch
Richard noch zijn vrouw konden met
geld omgaan, zelfs niet met kleine bedra-
gen. Richards bekering tot de kerk was
wonderbaarlijk, maar hij trad toe met
vele persoonlijke gebreken. Het kostte
hem de grootste moeite een baan te hou-
den. Hij werd door zijn bisschop naar de
Deseret Industries doorgestuurd voor
werk. Voor het eerst in van zijn leven als
volwassene begon hij regelmatig te ver-
dienen. Naarmate hij bij de Deseret In-
dustries werkte, begon Richard een ge-
voel van eigenwaarde te ontwikkelen.
Hij dook niet langer ineen als hij sprak.
Zijn vrouw en kinderen begonnen res-
pect voor hem te krijgen als patriarch
van het gezin.
De revalidatiecoördinator van de Dese-
ret Industries werkte nauw samen met
Richard, evenals zijn bisschop. Er werd
een bankrekening geopend in zijn naam.
Er werd een verstandige gezinsbegroting
opgesteld en goedgekeurd. Doktersreke-
ningen die er al meer dan een jaar lagen
werden betaald. Een elektriciteitsreke-
ning die er al tweeëneenhalve maand lag
werd betaald op de dag dat de stroom
zou worden afgesloten. Alle andere re-
keningen werden langzamerhand vol-
daan en voortaan op de juiste manier
afgehandeld.
Richards leven was aan 't veranderen.
Hij had een gevoel van eigenwaarde en
van richting. Begin juli van dit jaar
kwam de bedrijfsleider van een grote
„Wij moeten ons ervan
verzekeren dat deze kolossale
onderneming zich concentreert
op ieder persoon — de gever
en de ontvanger — opdat ieder
van hen moge worden
opgebouwd en geïnspireerd."
wasserij bij de Deseret Industries. Hij
zocht goede arbeidskrachten. Richard
zou de kans krijgen om te solliciteren.
Hij het weten dat hij heel erg tegen het
sollicitatiegesprek opzag. De
revalidatiecoördinator oefende keer op
keer met hem. Richard maakte een goe-
de indruk tijdens het gesprek en kreeg
een baan. Een nieuw soort leven stond
op het punt te beginnen.
Toen Richard Deseret Industries verliet
werd er een lunch voor hem gegeven. Bij
deze gelegenheid werd de volgende op-
name gemaakt:
,, Broeders en zusters, ik heb goed en
slecht nieuws voor u. Het goede nieuws
is dat ik op de arbeidsmarkt werk heb
gevonden waarmee ik meer geld ga ver-
dienen dan ik van mijn leven verdiend
heb. Voor het eerst zal ik in staat zijn om
voor mijn gezin te zorgen zoals onze
hemelse Vader dat van mij wil. Ik maak
vooruitgang, en daar gaat het om in het
leven. Het slechte nieuws, of hever, het
verdrietige nieuws, is dat ik u ga verla-
156
ten. Ik hou van u allemaal met heel mijn
hart. Ik ben heel dankbaar voor hetgeen
Deseret Industries voor mij heeft ge-
daan. Ik bid dat ieder van u even geluk-
kig zal worden als ik dat hier ben ge-
weest. Ik wil mijn bijzondere dank uit-
spreken aan Jim Wilson en aan mijn
bisschop, die beiden zoveel voor mij
hebben gedaan. In de naam van Jezus
Christus. Amen."
Richard overtrof zijn eigen verwachtin-
gen en die van zijn werkgever. Hij heeft
onlangs promotie gemaakt en een be-
hoorlijke opslag gekregen. Een ziel, een
mensenleven, is gezegend — waarschijn-
lijk zou niets anders teweeg hebben kun-
nen brengen wat een bisschop en een
revalidatiecoördinator van Deseret In-
dustries teweegbrachten.
En nu nog een voorbeeld. (Een aantal
van de namen van personen en plaatsen
zijn veranderd.) In maart 1978 ontving
de familie Wilson, die in Idaho woont,
een brief. Deze begon zo: ,, Lieve broeder
en zuster Wilson, Even een paar regeltjes
om te vragen hoe het met u gaat en u te
laten weten hoe het met mij is."
Dit briefje was geschreven door de La-
manitische pleegdochter van de familie
Wilson, Ceha Red Horse, waar ze enkele
jaren niets van gehoord hadden.
De kiem voor hun relatie was gelegd in
1965 tijdens een toespraak van broeder
Spencer W. Kimball, die toen een lid van
het Quorum der Twaalf was. Broeder
Wilson, die in die tijd bisschop was, was
erg onder de indruk van een tekst uit het
Boek van Mormon: „Toch zal Ik het
hart der niet-Joden verzachten, zodat zij
als een vader voor hen zullen zijn." (2
Nephi 10 : 18.) Naarmate de vergade-
ring vorderde werd broeder Wilsons
De ouderlingen Petersen en McConkie
157
waar zij een bijzondere band mee heb-
ben. Toen Celia's brief kwam, in 1978,
waren er elf jaar voorbijgegaan. Het ei-
gen gezin van de Wilsons was gegroeid
en telde nu tien eigen kinderen en zij
hadden de afgelopen twee jaar niet deel-
genomen aan het huisves-
tingsprogramma. Ik lees nu verder uit
Celia's brief:
„Op 't ogenblik werk ik als secretaresse
... Ik leg zoveel mogelijk van mijn sala-
ris opzij zodat ik mijn dochtertje in de
kleren kan zetten voordat zij ergens bij
een gezin wordt ondergebracht.
Het is nu een jaar of tien sinds ik u
allemaal heb gezien. Iedereen is natuur-
lijk erg veranderd. Al de kinderen zullen
intussen wel volwassen zijn en vertrok-
ken . . .
Ik heb een dochtertje. Zij heet Margaret.
Ze is zeven en zal deze herfst bij een gezin
158
worden geplaatst. Zij wil het graag ... Ik
heb haar alles over het programma ver-
teld. Zij is haar hele leven nog nooit van
huis geweest.
Herinnert u zich mijn broer David? Wel,
hij is al op zending geweest en studeert
nu aan de Brigham Young Universiteit.
Hij komt van de zomer naar huis om
Margaret te dopen. In december was hij
thuis voor de kerstvakantie en zegende
bij die gelegenheid het dochtertje van
mijn andere broer. Daarvoor heeft hij
twee andere familieleden gedoopt.
Hoe oud zijn Joy, Curt, Rhonda, Gary
en Jenny nu? Ik kan ze mij allemaal nog
zo goed herinneren — Joy met haar al-
lergie, Curt met zijn accordeon, Rhonda
met haar balletlessen, en hoe Gary als
een klein kikvorsje in het zwembad
rondspartelde. Ik zie Jenny met haar ro-
de haar nog voor me. Ze moeten nu wel
tieners zijn of nog ouder. Hoe maken ze
't allemaal?"
Celia vertelt in haar brief verder dat de
problemen van de hedendaagse jeugd op
het gebied van sterke drank en drugs in
het reservaat even ernstig zijn als in de
grote stad. Zij spreekt haar grote dank-
baarheid uit voor de kerk en haar leer-
stellingen, die de jonge mensen werkelijk
helpen de fouten die hun leeftijdsgeno-
ten maken te vermijden. Zij zegt ook dat
haar familie door de leringen van de
kerk veel hechter is en een grotere veilig-
heid kent. Zij vertelt ons dat de meeste
van haar kleine broertjes en zusjes dit
jaar bij pleeggezinnen zullen worden on-
dergebracht, en dan vraagt ze:
„Doet u nog mee aan het
huisvestingsprogramma?
Schrijf mij alstublieft en vertel me al het
nieuws. . .
Nu kan ik beter stoppen. Zorg goed voor
uzelf en moge de Heer u bij al uw recht-
vaardige ondernemingen zegenen. Veel
Hefs. . ."
Terwijl broeder en zuster Wilson deze
fijne brief van Celia lazen, kon broeder
Wilson zich nog vaag iets voor de geest
halen wat broeder Kimball twaalf jaar
daarvoor in zijn toespraak had gezegd.
,,Oudernng Kimball zei dat we geen suc-
ces zouden merken in de eerste genera-
tie, maar dat werkelijk succes in de twee-
de, derde, of vierde generatie zou ko-
men," herinnerde broeder Wilson zich.
„Toen deze woorden mij weer helder
voor de geest stonden, had ik het gevoel
dat wij CeUa's dochtertje moesten uitno-
digen om bij ons te komen wonen, want
dat zou de tweede generatie van dezelfde
familie in hetzelfde gezin zijn."
Er werd navraag gedaan door middel
van het huisvestingsprogramma of het
mogelijk zou zijn Margaret onder te
brengen bij de Wilsons. Toen Celia
hoorde dat dit inderdaad kon, ,, belde ze
ons gelijk op en vertelde, onder het ver-
gieten van tranen van blijdschap, hoe
geweldig zij het vond dat Margaret in het
gezin mocht komen waar zij ook eens
had gewoond," zei broeder Wilson.
Margaret bracht het schooljaar 1978-
1 979 bij de familie Wilson door en net als
haar moeder destijds, gaf zij evenveel
aan de Wilsons als zij van hen ontving.
,,Zij is heel vrijgevig," zei zuster Wilson.
,,Als iemand te kennen geeft dat hij een
van haar bezittingen mooi vindt, dan zal
Margaret het hem geven. Al onze kinde-
ren krijgen zakgeld, en daar wij Marga-
ret als een van hen beschouwen, krijgt
ook zij zakgeld.
Vorig jaar kerst kwam het idee naar vo-
ren als gezin iets te ondernemen om een
ander te helpen. Margaret had vrij veel
van haar zakgeld opgespaard en gaf dit
geld voor het gezinsproject.
Ze helpt met de huishoudelijke karwei-
tjes, net als alle andere leden van het
gezin. Eén avond in de week heeft zij
samen met Angela, die ook acht is, keu-
kendienst. Daarnaast hebben ze nog an-
dere taken in huis."
159
Broeder Wilson vertelde dat toen Mar-
garet eerst bij hen kwam, zij een heel stil
kind was dat zich niet erg goed uit kon
drukken. Haar moeder, Celia, had de
Wilsons verzocht Margaret te helpen zo-
dat ze zou leren beter te bidden en haar
gevoelens onder woorden te brengen.
Nu „vraagt ze zelf om dé zegen te mogen
vragen voor het eten of om voor te mo-
gen gaan bij andere gebeden," vertelt
broeder Wilson. ,,En wanneer zij bidt
luisteren we allemaal heel goed, want zij
heeft dikwijls hele goede gedachten."
Toen het eind van het schooljaar in zicht
kwam, nodigden de Wilsons CeHa uit
om bij hen te komen logeren en het werd
een hele bijzondere hereniging toen zij
samen met haar dochtertje weer bij haar
pleegouders was. Zij nam Margaret mee
naar huis en besloot, in overleg met de
familie Wilson, dat zij dit jaar thuis zou
blijven en de school in het reservaat
bezoeken.
Deze ervaring is een voorbeeld van de
zegeningen die gepaard gaan met geven
en ontvangen. Deze gevoelens werden zo
prachtig onder woorden gebracht door
president J. Reuben Clark jr. op een bij-
zondere vergadering voor ringpresiden-
ten op 2 oktober 1936:
„Het werkelijke doel op lange termijn
van het welzijnsplan is het vormen van
karakter bij de leden van de kerk, de
gevers en de ontvangers, het redden van
al het goede wat diep in hun hart opge-
sloten ligt en het tot bloei laten komen en
vrucht laten dragen van de verborgen
rijkdommen van de geest, hetgeen ten
slotte de zending, het doel en de bes-
taansreden is van deze kerk."
Het is mijn gebed, broeders en zusters,
dat wij allen, als leiders en ouders, er
steeds naar zullen streven de ene te ver-
heffen, te veredelen en te zegenen door
middel van de leringen van het evangeUe
van Jezus Christus. In de naam van Je-
zus Christus. Amen." D
160
De kerk regelen:
Welzijnszorgzendelingen
zijn een belangrijke
hulpbron
Ouderling James E. Faust
van de Raad der Twaalf
Dè Psalmist stelde de vraag, „Hoe zou-
den wij des Heren lied zingen op vreem-
de grond?" (Psalm 137 : 4.) In iedere tijd,
ook de onze, is de boodschap des Heren
naar landen gebracht die de boodschap-
pers vreemd waren. Zij hebben de rege-
ling nagestreefd van een Zion waar de
Heer God is.
Vanaf het begin van de geschiedenis van
onze bedeUng heeft de Heer, door mid-
del van de opeenvolgende openbaringen
die nu opgetekend staan in de Leer en
Verbonden, ernaar gestreefd zijn kerk te
regelen, ,, regel op regel, en gebod op
gebod; hier een weinig en daar een wei-
nig; zij gaven ons vertroosting door te
spreken over hetgeen zal komen, en ver-
sterkten onze hoop." (LV 128:21.)
Wij verzekeren u dat dit proces nog
steeds voortgang vindt, en wij weten dat
naarmate wij ons verder in de wereld
begeven, waartoe de Heer ons heeft aan-
gezet en hetgeen Hij ons heeft geboden,
wij 't hoofd zullen moeten bieden aan
bijzondere uitdagingen bij het regelen
van de kerk des Heren. Honderden mil-
joenen van de kinderen van onze hemel-
se Vader staan tegenover armoede en
analfabetisme en andere problemen —
zowel materieel als geestelijk — die ons
bevattingsvermogen haast te boven
gaan. President Kimball heeft over der-
gelijke mensen gezegd: ,, Geef deze men-
sen aan ons en wij zullen hun ogen ope-
nen voor een visioen van de eeuwigheid
en hen tonen hoe zij. naar de sterren kun-
nen reiken." (December 1974.)
Wij onderkennen dat het proces van het
regelen van de kerk van de Heer veel
meer omvat dan het dopen van mensen.
In het eerste hoofdstuk van het Boek
Alma in het Boek van Mormon vinden
we een leerzame reeks gebeurtenissen die
aangeven hoe de kerk van de Heer wordt
geregeld. Te beginnen met vers 26 lezen
wij: ,,De priesters hun handwerk verlie-
ten om het woord van God te verkondi-
gen aan het volk, ... En wanneer de
priester hun het woord Gods had mede-
gedeeld, togen allen wederom ijverig aan
de arbeid; ... en aldus waren zij allen
gelijk, en zij arbeidden allen, iedereen
volgens zijn krachten.
En iedereen deelde mede van zijn goede-
ren aan de armen, de behoeftigen, de
zieken en de noodlijdenden naar hetgeen
hij had; en zij droegen geen kostbare
kleding; nochtans waren zij net en liefe-
lijk." (Alma 1 : 26, 27.)
Laten we goed nota nemen van deze
gang van zaken:
In de eerste plaats worden de leerstellin-
gen onderwezen (zie vers 26).
In de tweede plaats, achten de leden el-
kander even hoog als zichzelf (zie vers
26).
161
In de derde plaats, werken zij allemaal;
zij arbeiden en verdienen hetgeen zij ont-
vangen (zie vers 26).
In de vierde plaats, delen zij mee van hun
goederen aan de minder bedeelden; zij
dienen elkander (zie vers 27).
Ten vijfde, disciphneren zij hun begeer-
ten en voorzien tegelijkertijd op de juiste
manier in hun eigen behoeften (zie vers
27).
Luister nu naar de verklaring van de
profeet:
,,0p deze wijze regelden zij de zaken der
kerk . . .
En daar de kerk zo bestendig was, be-
gonnen zij zeer rijk te worden en hadden
een overvloed van alles, wat zij maar
nodig hadden." (Alma 1 : 28, 29.)
Deze geweldige verandering vond
plaats, niet omdat de mensen dingen
kregen, maar omdat zij onderwezen
werden en begonnen zichzelf te helpen
en te zorgen voor de minder voorspoedi-
gen. Zodra zij van zichzelf gaven op de
manier van de Heer, begonnen hun om-
standigheden beter te worden.
Dit proces van het regelen van de kerk
kan overal van toepassing zijn. In die
gebieden van de wereld, echter, waar de
menselijke en andere hulpbronnen niet
toereikend zijn, hebben de
priesterschapsleiders wellicht behoefte
aan wat technische kennis om hun leden
te helpen in eigen behoeften te kunnen
voorzien. Deze steun wordt op een
grootse manier gegeven door een groep
toegewijde mensen die over verschillen-
de vaardigheden beschikken en wier
voornaamste bediening is het aankwe-
ken van praktisch dienstbetoon zoals
Christus die zou geven. Zij worden wel-
zijnszendehngen genoemd. Op dit mo-
ment zijn er meer dan zevenhonderd van
deze zendelingen, die in bijna zestig
zendingsgebieden van de kerk over de
gehele wereld de plaatselijke leiders hel-
pen bij het regelen van de kerk.
Een belangrijke taak van de welzij nszen-
delingen is de plaatselijke priesterscha-
psleiders te helpen bij het onderwijzen
van de grondbeginselen van de welzijns-
zorg. Onder leiding van de priesterschap
kunnen zij de leden ook leren hoe zij hun
manier van leven kunnen verbeteren.
Hoewel wij niet overal voorraadschuren
en produktieprojecten hebben, moeten
„Zij die in aanmerking komen
zijn echtparen en ongehuwde
vrouwen" met „een beroeps- of
vakopleiding" - en er is op 't
ogenbhk vraag naar
„vaardigheid in talen naast het
Engels."
wij er toch voor zorgen dat de funda-
mentele welzijnsbeginselen tot in de
kleinste gemeenten worden onderwezen
en toegepast. Zes evangeliebeginselen
staan centraal bij de welzijnszorg in de
kerk: Hefde, dienstbetoon, arbeid, in ei-
gen behoeften voorzien, rentmeester-
schap en toewijding (wat het brengen
van offers omvat). Deze beginselen on-
dersteunen de andere primaire aspecten
van de welzijnszorg, te weten de wet van
de vasten, dienstbetoon en hefdedien-
sten uitgaande van het quorum en de
Zustershulpvereniging, persoonlijke en
gezinsparaatheid en goed functioneren-
de welzijnscomités.
Deelnemen aan de activiteiten van fun-
damentele welzijnszorg stelt de leden in
de gelegenheid fundamentele evangelie-
beginselen in hun leven op te nemen.
Door, bijvoorbeeld, de wet van de vas-
ten na te leven leren de leden liefde en
onzelfzuchtigheid. Wanneer de huison-
derwijzers een gezin helpen bij het repa-
162
reren van hun omheining, of wanneer
ZHV-zusters een maaltijd klaarmaken
voor een zieke buurvrouw, ervaren zij
wat dienstbetoon werkelijk betekent. Bij
het streven naar individuele en gezinspa-
raatheid, leren de leden te werken en
voor zichzelf te zorgen. Het plaatselijke
welzij nscomité coördineert de taak van
de kerk bij deze aspecten van fundamen-
tele welzijnszorg.
Onder leiding van hun zendingspresi-
dent fungeren welzijnszendelingen als
hulpbron voor de plaatselijke priester-
schapsleiders die verantwoordelijk zijn
voor het verzetten van het werk. Door
gebruik te maken van hun ervaring en
training, kunnen de welzijnszendelin-
gen, als hulpbron voor de leiders en de
leden, manieren aangeven waarop de le-
den beter voor zichzelf kunnen zorgen.
Op hun beurt kunnen deze leiders de
leden helpen om een levenswijze in prak-
tijk te gaan brengen waarbij het evange-
Ue centraal staat.
Welzijnszendelingen zijn er dus niet al-
leen om welzijnsbeginselen te onderwij-
zen en op te volgen; zij vormen een heel
belangrijk onderdeel van het proces van
het regelen der kerk.
Ouderhng L. Tom Perry kwam verleden
maand terug uit Tonga en bracht het
volgende rapport uit:
„Ik was ook buitengewoon onder de in-
druk van de echtparen die fungeren als
welzijnszendelingen in Tonga. Ik sluit
een foto bij van broeder en zuster Duane
C. Thorn bij een aantal ovens van plaa-
tijzer die hij heeft gebouwd. Broeder
Thorn heeft over de honderd van deze
ovens gemaakt en zijn echtgenote heeft
de vrouwen geleerd hoe zij deze moeten
gebruiken boven een gelijkmatig vuurtje
om brood te bakken. Voor vele van deze
gezinnen is het de eerste keer dat zij be-
163
schikken over een voorziening waarmee
zij kunnen bakken. Broeder Thorn heeft
ook grote tobben gemaakt waarin zij
hun was kunnen doen, waardoor zij hun
hygiëne kunnen verbeteren.
Nog een ander echtpaar, Spencer gehe-
ten, heeft voortreffeUjk werk verzet bij
het verbeteren van de oogst op de boer-
derijen van Tonga. Broeder Spencer
heeft verschillende machines ontworpen
en de plaatselijke bevolking geleerd ze te
gebruiken, waaronder een tapastofma-
chine, die hen vele uren zware arbeid
heeft bespaard. Deze machine heeft ook
de aandacht getrokken van de koning,
met het gevolg dat broeder Spencer een
goede, persoonlijke vriend van hem is
geworden. Een maand lang reisde hij
zelfs als gast van de koning met hem en
zijn gezelschap naar al de eilanden voor
een agrarische jaarmarkt.
Deze beide echtparen komen binnen en-
kele weken naar huis."
Broeder Spencer heeft anderen opgeleid
zodat deze vaardigheden kunnen wor-
den voortgezet. Alle hulp die gegeven
wordt moet verstrekt worden op de ma-
nier van de Heer onder leiding van de
priesterschap, zoals wij lezen dat het ge-
beurde in de tijd van Alma. Wij hebben
een praktische godsdienst, gebaseerd op
het evangelie van werk, dat zowel het
lichaam als de geest verheft en voorspoe-
dig maakt.
De arbeid van de welzijnszendelingen is
een arbeid die steeds voortgang moet
vinden. Laat mij derhalve een aantal be-
langrijke punten met u doornemen:
Ten eerste, zij die in aanmerking komen
om als welzijnszendeHngen te arbeiden
zijn ook echtparen en ongehuwde vrou-
wen die voldoen aan de normale vereis-
ten voor het zendingswerk.
Ten tweede dienen zij een beroeps- of
vakopleiding te hebben ontvangen en er-
varing te hebben met het oplossen van
1«4
praktische problemen. Wij hebben be-
hoefte aan vakkundige zendelingen
zoals onder andere maatschappelijk
werk(st)ers, agrariërs, raadgevers bij de
beroepskeuze, vaklieden, huishoudkun-
digen en verpleegkundigen.
Ten derde, dienen bisschoppen of ring-
presidenten erop toe te zien dat echtpa-
ren of ongehuwde zusters met een oplei-
ding een kort overzicht toevoegen aan
hun zendingsaanvraag waarin zij hun
opleiding, hun ervaring, en hun hobby's
of andere talenten vermelden. U dient te
weten dat er op 't ogenblik vraag is naar
echtparen die vreemde talen spreken. De
grootste behoefte is aan mensen die
Spaans spreken.
Ten vierde, om welzijnszendelingen te
krijgen, moeten de priesterschapsleiders
materiële problemen onder hun leden
identificeren die niet door middel van
plaatselijke hulpbronnen kunnen wor-
den opgelost. Zij maken bekend welke
specifieke hulp zij willen hebben van de
welzijnszendelingen en overleggen ver-
volgens met hun regionale verte-
genwoordiger en zendingspresident.
Wanneer zij worden goedgekeurd door
de uitvoerend bestuurder worden zij
doorgestuurd naar de afdeling zendings-
werk. Zendehngen met bijzondere vaar-
digheden worden dan ingedeeld om aan
de aangeduide behoeften tegemoet te
komen.
Ten vijfde, is het welzijnssysteem van de
kerk ontworpen om het karakter te vor-
men en de mensen te leren zichzelf te
helpen. De kerk moet zich steeds bewust
zijn van de noodzaak om mensen mate-
rieel en geestelijk te verheffen. Het
klinkt paradoxaal, maar de beste manier
on iemand in nood te helpen, is door hen
in de gelegenheid te stellen anderen te
helpen.
Een sleutelfiguur bij het waarborgen dat
dit gebeurt is de uitvoerend bestuurder.
Het is zijn verantwoordelijkheid regel-
matig de vorderingen van het werk van
de welzijnszendelingen door te nemen
met de regionale vertegenwoordigers die
de ring- en zendingspresidenten ver-
tegenwoordigen, en met de andere lei-
ders die verantwoordelijk zijn voor ma-
teriële zaken in de gebiedsraad. In deze
raadsvergadering kan het werk van de
welzijnszendelingen worden opgenomen
in het basisplan voor het gebied ten aan-
zien van de welzijnszorg. Deze geplande,
verenigde aanpak zal zorgen voor orde
en bestendigheid naarmate wij voort-
gaan met het regelen van de kerk.
Wij hebben talrijke getuigschriften ont-
vangen van priesterschapsleiders die de
voordelen van deze waardevolle hulp-
bron hebben ondervonden. Een ge-
meentepresident schrijft:
„Ik weet dat ik mettertijd geen welzijns-
zendelingen meer nodig zal hebben,
want ik zal met de dag meer zelfvertrou-
wen krijgen. Ik moet de Heer om leiding
vragen en op Hem vertrouwen.
Ik weet dat de beginselen van de wel-
zijnszorg altijd hebben bestaan. Wij heb-
ben er alleen niet de juiste aandacht aan
besteed." (Angel Majia Ruiz, president
van de gemeente Huacho, Peru Lima
North Mission.)
Verder hebben de geestdrift en het zelf-
vertrouwen die de plaatselijke leiders
hebben opgedaan natuurlijk een uitwer-
king gehad op het zendingswerk. Naar-
mate de leden de weldaden ervaren van
fundamentele welzijnsactiviteiten in hun
leven, krijgen zij het verlangen hun zege-
ningen met anderen te delen.
In het kleine gehucht Ubon, in Thailand,
kreeg de famihe Tan, die lid is van de
kerk, onlangs te kampen met op het oog
welhaast onoverkomelijke problemen.
De vader was zijn baan kwijtgeraakt, ze
hadden geen geld, de kinderen waren
ziek en ondervoed. En men was bezig
hen te dwingen hun nederige woninkje
weg te halen van de overheidsgrond
165
waar het op stond, en ze konden nergens
heen.
Op dit moment kwam een geweldige
priesterschapsleider, die de welzijnszen-
delingen als hulpbron had gebruikt, tus-
senbeide en wendde af wat anders een
tragische situatie had kunnen zijn. On-
der zijn leiding, en met de hulp van alle
gemeenteleden, werd er voor een stukje
grond gezorgd, waarna het huisje van de
familie Tan werd afgebroken, vervoerd
en herbouwd. Broeder Tan begon de
grond te bebouwen en kreeg een tuin-
bouwbedrijf van de grond dat het nu
heel goed doet. Wat ingespannen arbeid,
toewijding en liefde van de plaatselijke
leiders en leden, toegevoegd aan de sug-
gesties van de welzijnszendelingen, zorg-
den voor een wonder voor één gezin en
een zeer leerzame en opbouwende erva-
ring voor een hele gemeente.
Tot u echtparen en ongehuwde zusters
die in de toekomst misschien willen hel-
pen, zeggen wij:
Bereid u beroepsmatig voor.
Studeer een taal. Het zal nuttig zijn, zelfs
al wordt u niet geroepen naar het gebied
waar die taal gesproken wordt.
Werk en zorg dat uw persoonlijke aan-
gelegenheden in orde zijn zodat u in aan-
merking komt voor een dergelijke
roeping.
Tegen de bisschoppen en ringpresiden-
ten die presideren over hen die waardig
en in staat zijn om te dienen, zeggen wij:
Nodig hen uit om zich voor te bereiden
en werf hun talenten als welzijnszende-
lingen bij deze grote onderneming om de
kerk te regelen.
Vergroot uw inspanningen bij het inter-
viewen en aanbevelen van hen die door
de profeet van God tot de dienst des
Heren kunnen worden geroepen.
Tegen uitvoerend bestuurders, ringpre-
sidenten en zendingspresidenten, en ma-
teriële leiders in gebieden waar de be-
hoefte het rechtvaardigen: zeggen wij:
Wees u bewust van de waardevolle hulp-
bron die de welzijnszendelingen voor
ons vormen.
Bepaal die materiële uitdagingen die de
geestelijke welvaart van uw leden in de
weg staan, en ga systematisch te werk
om hen te helpen manieren te vinden
waarop zij die struikelblokken kunnen
overwinnen en een vol leven gelijkend op
dat van Christus kunnen leiden.
Moge de Heer ons allen zegenen bij ons
streven de kerk te regelen. Moge wij le-
ren des Heren lied te zingen op vreemde
grond en de minder fortuinlijken helpen
,,hun ogen te openen voor een visioen
van de eeuwigheid en hen tonen hoe zij
naar de sterren kunnen reiken," (Spen-
cer W. Kimball, december 1974), bid ik
in de naam van Jezus Christus. Amen.
D
166
De rol van de
bisschop in het
welzijnsprogramma
van de kerk
door president Marion G. Romney
Tweede raadgever in het Eerste Presidium
Geliefde broeders en zusters, ik heb va-
nochtend de verantwoordeHjkheid de
rol van de bisschop in het welzijnspro-
gramma van de kerk met u te bespreken.
Ik zal het ten eerste hebben over de alge-
mene opdrachten die in de hedendaagse
openbaringen en door de profeten van
deze tijd worden gegeven met betrekking
tot de zorg voor de armen; ten tweede,
over de manier waarop de bisschoppen
voor de armen dienen te zorgen; en, ten
derde, wat de leden van de kerk kunnen
en behoren te doen om de bisschop te
helpen bij het zorgen voor de armen.
De rol van de bisschoppen zoals
geopenbaard in de hedendaagse
Schriftuur
Reeds heel vroeg in deze bedeling zette
de Heer in talrijke openbaringen het
ambt en de plicht van de bisschop uiteen.
Tussen afdeling 20 en afdeUng 124, ge-
ven drieëntwintig verschillende afdelin-
gen van de Leer en Verbonden inzicht in
deze belangrijke materie. Zoals zij oor-
spronkelijk werden gegeven, kunnen de
opdrachten met betrekking tot het ambt
worden samengevat in vier
hoofdonderdelen.
Ten eerste, moest de bisschop de toege-
wijde eigendommen van de heiUgen in
ontvangst nemen en hun erflanden aan
hen toewijzen (zie LV 42 : 31-34, 71-73;
51 : 13; 58 : 35; 72 : 2-6; 78; 82; 85 : 1).
Ten tweede, moest de bisschop een rech-
ter zijn voor hét volk, waarbij hij hun
reputatie in de kerk zowel als hun mate-
riële behoeften moest beoordelen wan-
neer zij aanspraak konden maken op de
hulp van de kerk (zie LV 42 : 80-82; 58 :
17, 18; 72 : 17; 107 : 72).
Ten derde, moest de bisschop de armen
naar hun behoeften, zowel materieel als
geestelijk, bijstaan (zie LV 38 : 35; 42 :
33-35, 39, 71; 70 : 7, 8).
Ten vierde, moest de bisschop optreden
als zaakwaarnemer voor de kerk en alle
wereldlijke zaken afhandelen die hem
door de Heer middels het Eerste Presi-
dium waren opgedragen (zie LV 51 : 13,
14; 84 : 112, 113; 107 : 68, 71, 72).
Naarmate dat de kerk groeide en de hei-
hgen toenamen in ervaring, maakte de
Heer onderscheid tussen de verantwoor-
delijkheden van de presiderende bis-
schop en die van de plaatselijke bis-
schoppen. Heden ten dage zult u in de
verschillende handboeken van de pries-
terschap vier hoofdcategorieën van
plichten aantreffen die de plaatselijke
bisschoppen zijn opgedragen. Behalve
die plichten die alleen neerkomen op de
Presiderende Bisschap van de kerk en
degenen die buiten werking werden ges-
teld toen de formele wet van toewijding
werd opgeschort, is de rol van de bis-
167
schop in deze tijd in wezen dezelfde als
werd omschreven in deze vroege open-
baringen. Wel zijn de bisschoppen ver-
dere verantwoordelijkheden gegeven
voor de jeugd en als presiderende hoge-
priester van de wijk. Van alle opdrach-
ten van de bisschop, echter, is geen enke-
le belangrijker dan de zorg voor de
armen.
Er is slechts één rechter in iedere wijk,
slechts één man die gemachtigd is om de
behoeften van het volk waar te nemen,
slechts één priesterschapsdrager die als
vertegenwoordiger van de Heer optreedt
om de zwakke knieën te sterken en de
slap neerhangende handen te onder-
steunen (zie LV 81 : 5). De meest na-
drukkelijke en duidelijke samenvatting
van de opdracht van de bisschop om
voor de armen te zorgen werd wellicht
gegeven door president J. Reuben Clark
toen hij zei:
„Aan de bisschop worden alle gezag en
verantwoordelijkheden gegeven die de
Heer nadrukkelijk heeft voorgeschreven
in de Leer en Verbonden voor de zorg
voor de armen, hem worden de financië-
le middelen gegeven die daarvoor nodig
zijn, en hem worden de gaven en functie
geschonken die nodig zijn om deze taak
uit te voeren. Niemand anders is deze
plicht en verantwoordelijkheid opgedra-
gen, niemand anders is begiftigd met het
gezag en de functies die voor dit werk
nodig zijn.
. . . Aldus , volgens het woord van de
Heer, zetelt het uitsluitende mandaat
om voor de armen van de kerk te zorgen,
alsmede het uitsluitende oordeel daaro-
ver, in de bisschop, en tenzij hij overtre-
dingen begaat, kan niemand zijn optre-
den in twijfel trekken. Het is zijn plicht,
en alleen de zijne, om te bepalen aan wie,
wanneer, hoe en hoeveel hulp zal wor-
den gegeven aan enig lid van zijn wijk uit
de middelen van de kerk en als hulp van
de wijk.
Dit is zijn grote en plechtige taak, die
hem door de Heer zelf is opgelegd. De
bisschop kan niet aan deze plicht ontko-
men; hij kan zich er niet van afmaken;
hij kan haar niet op een ander afschuiven
en zich ervan ontheffen. Welke hulp hij
ook inroept, hij blijft verantwoorde-
lijk.'" (Uit een niet-gepubhceerd artikel.
„Van alle opdrachten van de
bisschop, echter, is geen enkele
belangrijker dan de zorg voor
de armen."
geschiedkundige afdeling van de kerk,
Salt Lake City, 9 juh 1941, blz. 3, 4;
cursivering toegevoegd.)
Deze uitspraak is gebaseerd op het
woord des Heren zoals opgetekend in de
Leer en Verbonden, getuige de volgende
aanhahngen.
Uit afdehng 42: ,,De bisschop . . . zal . . .
geven aan hen, die niet hebben." (LV 42 :
33.)
Uit afdehng 72: „Voorwaar, het woord
des Heren, dat, te zamen met de wet, die
is gegeven, de plicht bekendmaakt van
de bisschop, die in dit gedeelte van de
wijngaard over de kerk is aangesteld,
welke waarlijk is:
Om des Heren voorraadschuur te behe-
ren, en om de fondsen der kerk in dit
gedeelte van de wijngaard te ontvangen;
Om een rekening van de ouderlingen bij
te houden, zoals eerder is geboden, en in
hun behoeften te voorzien." LV 72 : 9-
11.)
Uit afdeling 84: De ,, bisschop . . . moet
rondreizen en alle gemeenten langs gaan
en navraag naar de armen doen om in
hun behoeften te voorzien door de rijken
en de trotsen te verootmoedigen." (LV
84 : 112.)
1(
En tenslotte uit afdeling 107: „Het ambt
van bisschop is om in alle tijdelijke aan-
gelegenheden te bedienen; . . . wanneer
hij door de Geest der waarheid kennis
hiervan heeft." (LV 107 : 68, 71.)
Ik hoop dat een ieder van u, bisschoppen
en ringpresidenten die bisschoppen
opleiden, het woord des Heren met be-
trekking tot de heilige roeping van bis-
schop zullen bestuderen en leren kennen.
Het welslagen van het welzijnssysteem
van de kerk hangt af van de doeltref-
fendheid waarmee de bisschoppen hun
taak uitvoeren. De manier waarop hulp
daadwerkelijk wordt gegeven aan de be-
hoeftigen bepaalt het welslagen of mi-
slukken van de welzijnszorg. In weerwil
van alle hulp die u ter beschikking wordt
gesteld door zowel de geestelijke als de
materiële lijn, moeten u, de bisschoppen
uiteindelijk zelf voor uw kudde zorgen.
Wa: een grote verantwoordelijkheid en
welk een geweldige gelegenheid om te
dienen zoals Christus diende!
Hoe bisschoppen dienen
te zorgen voor de armen
Hoe verricht een goede, zorgzame bis-
schop deze heilige taak? Hij moet enkele
fundamentele dingen doen die vanaf het
begin zijn onderwezen.
Ten eerste, dient iedere bisschop op de
hoogte te zijn van de algemene toestand
van de leden van zijn wijk. Dit verneemt
hij door middel van eigen waarneming,
door rapporten van de huisonderwijzers
en huisbezoeksters, door interviews, en
door de influisteringen van de Geest. De
kennis die de bisschop heeft van zijn le-
den behoren het gevolg te zijn van het
opvolgen van de raad van de Heer om
navraag te doen naar de armen.
De tweede stap in het hulpproces is eva-
luatie. Er dient een intelligente studie te
worden gemaakt van de omstandighe-
den van de persoon of het gezin dat hulp
nodig heeft. Een formulier ter analyse-
ring van de behoeften en hulpbronnen
wordt verschaft door de afdeling wel-
zijnszorg om deze evaluatie te vereen-
voudigen. De behoefte kan ontstaan
door allerlei omstandigheden zoals let-
sel, ziekte, werkloosheid, gebrek aan
opleiding, slecht beheer of lichamelijke
of geestelijke gebreken. Zonder te letten
op het soort of de omvang van de pro-
blemen, moet de bisschop de oorzaak
van de moeilijkheden ontdekken, hoe
ernstig deze is, en wie hulp kan bieden bij
het opheffen ervan.
In de meeste gevallen zal de bisschop de
hulp willen hebben van de ZHV-
presidente van de wijk bij deze studie. Zij
dient een rapport en een aanbeveling op
169
te stellen om de bisschop te helpen bij
zijn overwegingen. Met alle ter zake
doende feiten bij de hand, dient de bis-
schop, in zijn capaciteit van rechter, te
beslissen welke hulp moet worden
geboden.
Ten derde, dient de bisschop te beraad-
slagen met de persoon of het gezin in
kwestie.
Hij dient op een tactvolle en vriendelijke
manier de beoordeUng van de situatie te
verifiëren. Onderwijl dient hij de grond-
beginselen van hulp door de welzijns-
zorg van de kerk, waaronder het zichzelf
helpen, het helpen door de familie en de
verantwoordelijkheid van de kerk, te on-
derwijzen. Op een gepaste wijze dient de
bisschop vast te stellen of zij die direct by
de zaak betrokken zijn alles hebben ge-
daan wat redelijkerwijs kan worden ver-
wacht dat zij voor zichzelf doen. Hieron-
der valt het zich ervan vergewissen of
andere leden van het gezin en familiele-
den het hunne hebben gedaan om te
helpen.
Tenslotte, zoals geleid door de Geest,
dient de bisschop de nodige hulp te geven.
Daarbij legt hij de aard en de omvang
van de kerkelijke hulpbronnen uit die als
tijdelijke hulp zullen worden gegeven.
Dit kan hulp in contanten uit de vasten-
gaven omvatten; levensmiddelen, kle-
ding enzovoort uit de voorraadschuur;
of artikelen van de Deseret Industries.
Bepaalde problemen vergen misschien
de diensten van het arbeidssysteem of
van de afdeling maatschappelijk dienst-
betoon van de kerk. Deze goederen en
diensten moeten natuurlijk officieel
worden geautoriseerd door middel van
een door de bisschop ondertekende op-
dracht, die hijzelf of de ZHV-presidente
heeft klaargemaakt.
Bij het autoriseren van hulp heeft de bis-
schop, als rechter in Israël de verdere
verantwoordelijkheid om te bepalen
welke arbeid of diensten moeten worden
verricht door de ontvangers. Dit stelt
hen in de gelegenheid hun waardigheid
en zelfrespect te bewaren en tevens deel
te nemen aan het proces van het voort-
brengen van de hulpbronnen waar zij en
anderen gebruik van zullen maken. Bis-
schoppen moeten steeds waakzaam zijn
ten opzichte van dit punt: het werken
van de ontvangers voor de hulp die hen
gegeven wordt. Wij moeten ervoor zor-
gen dat het programma van de Heer niet
een systeem wordt van iets verkrijgen
zonder tegenprestatie, want „de luiaard
zal geen plaats hebben in de kerk, tenzij
hij zich bekeert en zijn wegen verbetert"
(LV 75 : 29). Wanneer iemand weigert
zijn aandeel te leveren door naar vermo-
gen te werken, heeft de bisschop het
recht de hulp op te schorten totdat de
houding van de toekomstige ontvanger
veranderd is.
Nadat hij het onmiddellijke probleem
heeft opgelost, kwijt de bisschop zich
van zijn laatste plicht door, samen met
het welzijnscomité van de wijk een reva-
lidatieplan uit te werken en uit te voeren.
Hiermee bedoelen wij het afrekenen met
de oorzaak van het probleem zodat de
persoon of het gezin weer in eigen be-
hoeften zal kunnen voorzien. Deze reva-
liderende handeling kan van korte duur
en eenvoudig zijn, zoals de kostwinner
helpen nieuw werk te vinden. Soms ver-
gen ernstige ongelukken of moeilijkhe-
den een langdurig revalidatieproces. In
deze gevallen dient het priesterschaps-
quorum waaronder de persoon valt het
initiatief te nemen en de stuwkracht te
verschaffen voor het plannen en uitvoe-
ren van de revalidatie.
Zoals in verschillende successievelijke
handboeken voor de welzijnszorg wordt
vermeld: ,,Bij zijn wereldlijke bedienin-
gen beschouwt de bisschop iedere be-
hoeftige die gezond van lijf en leden is als
een zuiver tijdelijk probleem, waarvoor
hij zorgt totdat hij in staat is voor zich-
170
zelf te zorgen. Het priesterschapsquo-
rum moet zijn behoeftige lid als een pro-
bleem van langere duur beschouwen tot-
dat niet alleen zijn materiële maar ook
zijn geestelijke noden gelenigd zijn. Als
concreet voorbeeld kunnen we het geval
nemen van een bisschop die hulp biedt
aan een vakman terwijl deze werkloos en
behoeftig is; een priesterschapsquorum
helpt hem bij het vinden van werk en om
weer zelfstandig te worden en actief op
het gebied van zijn priester-
schapsplichten. Bij de welzijnszorg van
de kerk is de geestelijke revalidatie van
quorumleden en hun gezin de eerste
verantwoordelijkheid van quorums die
als een quorum fungeren." (Welfare
Plan of The Church of Jesus Christ of
Latter-day Saints: Handbook of Ins-
tructions, 1952, blz. 20.)
Alle bisschoppen dienen te beseffen dat
zij alleen dan werkelijk zullen slagen in
het verheffen van levens wanneer zij deze
beginselen toepassen in de geest waarin
zij worden gegeven. Zoals president
Clark ons zo dikwijls voorhield, ,,De re-
gel van de bisschop bij deze zaken, is de
regel van de priesterschap - een regel van
vriendelijkheid, barmhartigheid, liefde,
(en) gerechtigheid." (J. Reuben Clark
jr., ongepubliceerd artikel, geschiedkun-
dige afdeling van de kerk, 9 juli 1941,
blz. 13.)
Wanneer bisschoppen problemen en uit-
dagingen op welzijnsgebied benaderen
met een gebed in hun hart en geleid door
een geest van vriendelijkheid en edel-
moedigheid, en waarlijk bereid zijn alles
te geven wat nodig is, dan weet ik zeker
dat deze geest zal worden overgedragen
op de ontvangers en dat zij als zodanig
dezelfde geest zullen voelen. Zij zullen
weten dat hetgeen zij ontvangen hen is
gegeven onder de inspiratie van de Heer.
171
Ik ben er volkomen van overtuigd dat de
Heer hun hart zal beroeren opdat zij
waardige ontvangers zullen zijn en het
verlangen zullen hebben al het mogelijke
te doen om hetgeen hen wordt gegeven
werkelijk te verdienen. Ik ben ervan
overtuigd dat het niet te veel is om te
geloven dat bisschoppen een verlangen
in hun hart hebben om alles te geven wat
nodig is, en soms zelfs meer, en dat tege-
lijkertijd onze mensen de ware christelij-
ke geest kunnen bezitten die hen ertoe
aanzet minder te aanvaarden dan hun
goede bisschop bereid is te geven. Dit
zeg ik niet zo maar. Ik geloof hier werke-
lijk in.
Met dit soort geest om u te leiden, bis-
schoppen, zult u in staat zijn door mid-
del van openbaring heel zeker de ant-
woorden te vinden op de zo dikwijls ges-
telde vragen van, Wie moet ik helpen?
Hoeveel hulp moet ik geven? Hoe di-
kwijls en hoe lang moet ik helpen? Er zal
nooit een vaste regel worden gegeven in
antwoord op deze vragen. Als rechter in
Israël moet u zo leven dat u waardig bent
om voor ieder apart geval een antwoord
te verkrijgen uit de enige bron die daar-
voor gegeven is — inspiratie uit de
hemel.
Hoewel wij ons steeds tot de bisschop-
pen hebben gericht, dienen wij te beden-
ken dat wij ook gemeentepresidenten
hebben die dezelfde verant-
woordelijkheid hebben om over de ar-
men en behoeftigen te waken als de bis-
schoppen in georganiseerde wijken.
Vanaf de aanvang van het programma
hebben onze gemeentepresidenten, hoe-
wel zij niet over het volledige welzijn-
sprogramma beschikten, toch de verant-
woordelijkheid gehad om de armen en
behoeftigen te zegenen en om in hun
noden te voorzien.
Wat betreft de plicht van de leden van de
kerk om onze bisschoppen en gemeente-
presidenten bij te staan in hun zorg voor
de armen, herinner ik ons allemaal
eraan, dat wij met het aanvaarden van
de doop de Heer beloofden te helpen
zorgen voor de middelen waaruit de bis-
schoppen moeten putten. Deze midde-
len omvatten de vastengaven (en deze
dienen royaal gegeven te worden), ar-
beidsuren op de verschillende bedrijven,
vrijwillig dienstbetoon, Deseret Indus-
tries, welzijnszorg en andere bijdragen.
Moge ieder van ons — leiders en leden,
gevers en ontvangers — een volledig in-
zicht krijgen in de beginselen en metho-
den van het welzijnsplan en deze ten vol-
le toepassen om ons voor te bereiden op
het bouwen van Zion in deze, de bede-
ling van de volheid der tijden, waarvan
de Heer in afdeling 82 van de Leer en
Verbonden zei: ,,Want Zion moet in
schoonheid en in heiligheid toenemen,
haar grenzen moeten worden uitgebreid,
haar ringen moeten worden versterkt,
ja, voorwaar zeg Ik u: Zion moet verrij-
zen en haar prachtgewaden aantrekken.
Daarom geef Ik u dit gebod, dat gij door
dit verbond verbindt, en het moet over-
eenkomstig de wetten des Heren worden
gedaan.
172
Ziet, hierin ligt eveneens Mijn wijsheid
voor uw welzijn.
En gij moet gelijk zijn, of met andere
woorden, gij behoort gelijke aanspraken
op de eigendommen te hebben, hetgeen
de regehng der aangelegenheden van uw
rentmeesterschappen ten goede zal ko-
men, en wel een ieder overeenkomstig
zijn behoeften en noden, voor zoverre
zijn behoeften gerechtvaardigd zijn —
En dit alles voor het welzijn van de kerk
van de levende God, opdat een ieder zijn
talent moge verbeteren, en andere talen-
ten moge verwerven, ja, zelfs honderd-
voudig, om in des Heren schathuis te
worden gebracht en het algemeen eigen-
dom der gehele kerk te worden.
Waarbij een ieder het belang van zijn
naaste betracht, en alle dingen doet met
het oog alleen gericht op de ere Gods.
Deze orde heb Ik aangewezen om voor
u, en voor uw opvolgers, een eeuwige
orde te zijn, voor zoverre gij niet zon-
digt." (LV 82 : 14-20.)
Dat wij voorwaarts mogen streven naar
deze vervulling, bid ik nederig in de
naam van Jezus Christus. Amen. D
173
toespraken op de
haardvuuravond ■
voor de zusters
De volgende vier toespraken werden gehouden ter gelegenheid van een haardvuuravond voor de zusters op vrijdag
15 september in de Tabernakel te Salt Lake City. De zusters van de kerk vanaf twaalf jaar kwamen op 1500
vergaderplaatsen bij elkaar om te luisteren naar boodschappen van president Spencer W. Kimball; zuster
Barbara B. Smith, algemeen presidente van de Zustershulpvereniging; zuster Elaine Cannon, algemeen presi-
dente van de Jonge- Vrouwen; en zuster Naomi Shumway, algemeen presidente van het Jeugdwerk. Daar
president Kimball ten tijde van de conferentie in het ziekenhuis lag, werd zijn boodschap voorgelezen door zijn
echtgenote, zuster Camilla E. Kimball. Vertalingen van de toespraken werden opgenomen en in de
desbetreffende talen naar de zusters van de kerk gestuurd die in de niet-Engelssprekende gebieden van de kerk
wonen. Banden van de conferentie werden naar alle gebieden gestuurd waarvoor geen directe lijnverbindingen
mogelijk waren.
De rol van
rechtschapen vrouwen
president Spencer W. Kimball
Voorgelezen door zijn echtgenote,
zuster Camilla Kimball
Lieve zusters: Maandenlang heb ik er
naar uitgekeken met u, mijn geliefde
zusters, weer te vergaderen in een we-
reldconferentie van de vrouwen van De
Kerk van Jezus Christus van de Heiligen
der Laatste Dagen. Helaas lig ik in het
ziekenhuis hier in Salt Lake City en zal
ik niet persoonlijk bij u kunnen zijn,
maar in de geest ben ik het wel. Ik zal
zelfs vanuit mijn kamer hier in het zie-
kenhuis kijken en luisteren naar uw
vergadering.
De raad die u op onze vergadering verle-
den jaar werd gegeven is nog steeds van
toepassing. ledere keer dat ik nadenk
over de heerlijke waarheden van het
evangelie, en dat is dikwijls, vraag ik mij
af of wij hetgeen daarin opgesloten Ugt
en eruit volgt zelfs maar beginnen te
beseffen.
174
Laten we met enkele voorbeelden
beginnen.
De Schriften en de profeten .hebben ons
duidelijk geleerd dat er bij God, wiens
rechtvaardigheid volmaakt is, ,,geen
aanneming des persoons is" (Handelin-
gen 10 : 34); Wij weten ook dat God
volmaakt is in zijn liefde voor ieder van
ons als zijn geestelijke kinderen. Wan-
neer wij, mijn zusters en medewerksters
in deze goddelijke zaak, deze waarheden
kennen, dient dit ons tot grote steun te
zijn naarmate wij in de wereld veel min-
der dan volmaakte liefde en volmaakte
gerechtigheid ondervinden. Wanneer
wij, in dit korte tijdsbestek, op een onge-
voelige en tactloze manier door anderen,
door onvolmaakte mannen en vrouwen,
worden behandeld, kan dit ons nog
steeds pijn doen, maar die pijn en die
teleurstelling vormen niet het gehele le-
ven. De wegen van de wereld zullen niet
triomferen, want de wegen van God zul-
len zegevieren.
Als zijn geestelijke kinderen waren wij
volkomen gelijk aan elkander. Als ont-
vangers van Gods volmaakte liefde voor
ieder van ons zijn wij ook gelijk. Wijlen
ouderhng John A. Widtsoe schreef:
,.Dc plaats van de vrouw in de kerk is
aan de zijde van de man, niet vóór hem
en evenmin achter hem. In de kerk be-
staat volledige gelijkheid tussen man en
vrouw. Het evangelie, wat de enige zaak
is van de kerk, werd door de Heer voor
de man én de vrouw bedacht." (Improve-
ment Era van maart 1942, blz. 161.)
Binnen deze grote zekerheden, echter,
hebben wij verschillende taken en op-
drachten. Dit zijn eeuwige verschillen —
waarbij de vrouwen vele geweldige ver-
antwoordelijkheden worden gegeven in
verband met het moeder- en zusterschap
en de mannen de geweldige verantwoor-
delijkheden van het vader- en priester-
schap worden gegeven — maar de man
is evenmin iets zonder de vrouw als de
vrouw zonder de man in de Heer (zie 1
Korintiërs 11:11). Zowel een rechtscha-
pen man als een rechtschapen vrouw zijn
een zegen voor allen met wie zij in aanra-
king komen.
Bedenk dat in het voorbestaan getrouwe
vrouwen bepaalde opdrachten kregen,
terwijl getrouwe mannen daar reeds
werden geordend tot zekere taken in het
priesterschap. Hoewel we ons op dit mo-
ment niet de bijzonderheden hiervan
herinneren, verandert dit niet de heerlij-
ke werkelijkheid van hetgeen waarin wij
eens toestemden. U bent ver-
antwoordelijk voor die dingen die lang
geleden van u werden verwacht, evenals
zij die wij steunen als profeten en aposte-
len dat zijn!
Ook al zijn de eeuwige rollen van de man
en de vrouw anders, zoals wij u eenjaar
geleden voorhielden, blijft er toch nog
veel over dat moet worden gedaan op
het gebied van de gelijklopende persoon-
lijke ontwikkeling — voor zowel de
mannen als de vrouwen. In dit verband
wil ik wederom de grote noodzaak on-
derstrepen voor iedere vrouw om de
Schriften te bestuderen. Wij willen dat
onze gezinnen worden gezegend met de
aanwezigheid van zusters die kennis
hebben van de Schriften — of u nu niet
of wel getrouwd bent, jong of oud, we-
duwe bent of in gezinsverband leeft.
Ongeacht uw persoonlijke omstandig-
heden, zult u, naarmate dat u steeds
meer vertrouwd raakt met de waarheden
van het evangelie, steeds beter worden in
het onderhouden van het tweede grote
gebod — het liefhebben van uw naaste
als uzelf. Wordt schriftgeleerden — niet
om anderen op hun plaats te zetten,
maar om ze te verheffen! Wie kan er,
tenslotte, een grotere behoefte hebben
aan het ,, verzamelen" van de waarheden
van het evangehe (waaruit zij kunnen
putten op de momenten dat zij ze nodig
hebben) dan de vrouwen en moeders die
175
zich zoveel bezig moeten houden met
opvoeden en onderwijzen?
Streef naar uitmuntendheid bij al uw on-
dernemingen en in alle aspecten van het
leven.
Bedenk, lieve zusters, dat de eeuwige ze-
geningen die de uwe zijn wegens uw lid-
maatschap in De Kerk van Jezus Chris-
tus van de Heiligen der Laatste Dagen,
veel, veel groter zijn dan welke andere
zegeningen ook die u zou kunnen ont-
vangen. Er kan u geen grotere erkentenis
in deze wereld te beurt vallen dan be-
kend te staan als een vrouw van God. Er
kan u geen hogere status worden ver-
leend dan een dochter van God te zijn
die ware zusterschap, de ware staat van
het gehuwd zijn en het ware moeder-
schap, of andere taken waarin zij levens
ten goede beïnvloedt, ervaart.
Er zijn weliswaar een aantal tijdelijke
verschillen en wat beperkende omstan-
digheden. Sommigen onder u hebben
hun echtgenoot verloren door de dood,
anderen door scheiding. Sommigen on-
der u hebben het grote voorrecht van het
huwelijk nog niet mogen smaken. Maar
geoordeeld naar de schaal van de eeu-
wigheid, zal het ontbreken van deze ze-
geningen ,, slechts kort van duur zijn"
(zie LV 121 : 7).
Nog anderen onder de zusters ondervin-
den de smart die dikwijls het proces van
het ouder worden vergezelt. Anderen
maken op dit moment de onzekerheid
mee van het jong zijn terwijl u uw plaats
in het eeuwige schema der dingen be-
peinsd. Maar hoe wezenlijk deze uitda-
dingen ook zijn, u moet allen de waarhe-
den van het evangelie gretig indrinken
over de eeuwige aard van uw individuele
identiteit en het unieke van uw persoon-
lijkheid. U heeft er steeds meer behoefte
aan om de volmaakte liefde die onze
hemelse Vader voor u koestert en hoe-
zeer Hij u op prijs stelt te voelen. Over-
peins deze grote waarheden, vooral op
die momenten (in de stilte van die be-
zorgdheid die u als persoon misschien
ervaart) wanneer u misschien verbaasd
staat of van uw stuk bent gebracht.
Bedenk ook, terwijl wij ons concentre-
ren op de heerlijkheid en de belangrijk-
heid van het gezinsleven hier op aarde,
dat wij allemaal deel uitmaken van het
eeuwige gezin van onze Vader in de
hemel.
Wees er ook van verzekerd, dat alle ge-
trouwe zusters die, door geen enkele
schuld van henzelf, tijdens hun tweede
staat niet het voorrecht hebben om aan
een waardige man te worden verzegeld,
die zegen in de eeuwigheid zullen sma-
ken. Wanneer u weleens hunkert naar
die aanvaarding en die genegenheid die
bij het gezinsleven hier op aarde horen,
wees er dan van overtuigd dat onze Va-
der in de hemel zich bewust is van uw
smart en dat Hij u op zekere dag zal
zegenen op een manier die u nu geeneens
onder woorden zou kunnen brengen.
Soms vergt het beproefd worden dat ons
tijdelijk iets wordt onthouden — maar
rechtschapen vrouwen en mannen zullen
op zekere dag alles — denk u dat eens in,
zusters — alles ontvangen wat onze Va-
der heeft! Het is niet alleen de moeite
waard erop te wachten, het is de moeite
waard ervoor te leven!
Intussen hoeft men niet getrouwd of een
moeder te zijn ten einde het eerste en het
tweede gebod te onderhouden — die van
het liefhebben van God en onze naaste
— waaraan, volgens Jezus, de ganse wet
en de profeten hangen.
Sommige vrouwen moeten, wegens om-
standigheden die zij niet in de hand heb-
ben, uit werken gaan. Wij begrijpen dat.
Wij begrijpen verder, dat naargelang het
gezin wordt grootgebracht, de talenten
die God u heeft gegeven en waarmee Hij
u gezegend heeft, dikwijls op doeltref-
fende wijze kunnen worden ingezet voor
aanvullend dienstbetoon aan het mens-
176
dom. Maak, echter, niet de fout u te
begeven in werkzaamheden op het twee-
de plan die u uw eeuwige opdracht, zoals
het leven schenken aan en het opvoeden
van de geestelijke kinderen van onze Va-
der in de hemel, doen verwaarlozen. Bid
zorgvuldig over al uw beslissingen.
Wij willen dat u die ontwikkeling nas-
treeft en bereikt die u zal uitrusten voor
de eeuwigheid, evenals voor volledig
dienstbetoon in de sterfelijkheid. Naast
de fundamentele en onmisbare vaardig-
heden in verband met de gezinsverzor-
ging, zijn er ook andere vaardigheden
die geschikt zijn om te ontwikkelen en
die uw doeltreffendheid in het gezin, in
de kerk en in de maatschappij zullen
verhogen.
Wederom moet u verstandig zijn in de
keuzen die u doet, maar wij willen niet
dat de vrouwen van de kerk slecht op de
hoogte of onbekwaam zijn. U zult betere
echtgenoten en moeders zijn, zowel in
dit leven als in de eeuwigheid, wanneer u
de vaardigheden die u zijn gegeven ont-
wikkelt en de talenten waarmee God u
heeft gezegend, aanwendt.
Er is geen groter en geen heerlijker reeks
beloften aan de vrouwen gegeven dan
die welke verband houden met het evan-
gelie en de kerk van Jezus Christus.
Waar anders kunt u leren wie u werkelijk
bent? Waar anders kunnen u de noodza-
kelijke uitleggingen en verzekeringen ge-
geven worden over de aard van het le-
ven? Uit welke andere bron kunt u over
uw eigen identiteit en over het unieke
van uw wezen leren? Van wie anders zou
u kunnen leren over het heerlijke plan
van onze Vader in de hemel om het geluk
van zijn kinderen te verzekeren?
De antwoorden van het evangelie zijn de
enige waarachtige antwoorden op de
vragen die vrouwen en mannen door de
177
eeuwen heen over zichzelf, over het leven
en over het universum hebben gesteld.
Wat is God goed voor ons allemaal ge-
weest dat Hij ons gezegend heeft met
deze antwoorden en verzekeringen —
ook al leggen deze waarheden ernstige
en eeuwige verplichtingen op onze
schouders.
Wat is het toch bijzonder dat de vrou-
wen van de kerk de verheven taken wor-
den gegeven die afkomstig zijn van onze
Vader in de hemel, vooral diegenen on-
der u die zo bevoorrecht zijn geweest om
in dit deel van deze laatste bedeling te
zijn geboren. Laat andere vrouwen ach-
teloos datgene najagen wat zij als hun
zelfzuchtige belangen zien. U kunt een
bron van liefde en waarheid en gerech-
tigheid op deze planeet zijn waar grote
behoefte aan is. Laat anderen op
egoïstische wijze valse waarden nastre-
ven, maar God heeft u de geweldige taak
gegeven om gezinnen, vrienden en buren
te verzorgen, evenals de mannen voor het
levensonderhoud moeten zorgen. Maar
beiden, de man èn de vrouw moeten ou-
ders zijn!
Mag ik u tot besluit, lieve zusters, iets in
overweging geven wat nog niet eerder is
gezegd, of althans niet helemaal op deze
manier. Veel van de belangrijke groei die
de kerk mee zal maken in de laatste da-
gen zal komen doordat vele van de goe-
de vrouwen van de wereld (in wie er
dikwijls zo'n innerlijk besef van het gees-
telijke leven is) in grote getalen zullen
toetreden tot de kerk. Dit zal gebeuren
in de mate dat de vrouwen van de kerk in
hun leven gerechtigheid en welsprekend-
heid weerspiegelen en in de mate dat de
vrouwen van de kerk worden gezien als
verschillend van en anders — op positie-
ve manieren — dan de vrouwen van de
wereld.
Onder de ware heldinnen in de wereld
die lid zullen worden van de kerk, zijn de
vrouwen die het belangrijker vinden om
rechtvaardig te zijn dan om zelfzuchtig
te zijn. Deze werkelijke heldinnen bezit-
ten ware nederigheid, die meer waarde
hechten aan onkreukbaarheid dan aan
opvallendheid. Bedenk dat het even ver-
keerd is dingen te doen alleen maar om
door vrouwen te worden gezien als om
dingen te doen om door mannen te wor-
den gezien. Grote vrouwen en mannen
zijn altijd meer verlangend om te dienen
dan om te heersen.
Bijgevolg zullen vrouwelijke toonbeel-
den van de kerk een macht van betekenis
zijn bij zowel de numerieke als de geeste-
lijke groei van de kerk in de laatste
dagen.
178
Geen wonder dat de tegenstander zelfs
nu tracht te voorkomen dat deze dingen
zullen gebeuren! Ongeacht wie er op een
gegeven moment de bijzondere aan-
dacht van de tegenstander ontvangt,
tracht hij steeds „alle mensen even ellen-
dig te maken als hij zelf is" (2 Nephi 2 :
27). Hij streeft zelfs naar „de ellende van
het gehele mensdom " (2 Nephi 2:18).
Hij wijkt niet van zijn doelen af en is
knap en meedogenloos bij zijn nastreven
ervan.
Naarmate wij de algemene conferentie
en de priesterschapsvergadering nade-
ren, zullen wij niet minder liefdevol of
openhartig met de broeders zijn, want
wij zullen hen dezelfde raad geven.
Zusters, wij houden van u. Wij hebben
vertrouwen in u. Wij verheugen ons over
uw toewijding. Wij zijn ten zeerste be-
moedigd door uw aanwezigheid, niet al-
leen vanavond, naar in dit deel van deze
bedeling, waarin uw talenten en uw
geestkracht zozeer nodig zijn.
Moge God u zegenen zodat alle zegenin-
gen die u zijn beloofd verwezenlijkt zul-
len worden in dit leven en in de wereld
die komen zal.
Ik weet dat God leeft, dat Jezus zijn
Eniggeboren Zoon is, de Verlosser van
de wereld, en dat dit de kerk van Jezus
Christus is, waar Hij het hoofd van is.
Dit getuigenis laat ik bij u achter, teza-
men met mijn liefde en mijn zegen, in de
naam van Jezus Christus. Amen. D
179
Onze meisjes
onderwijzen
Zuster Naomi M. Shumway
Algemeen presidente van het Jeugdwerk
President Tanner, president Romney,
president Benson en broeders van de al-
gemene autoriteiten die met ons zijn ver-
gaderd, ik wil graag mijn dank uitspre-
ken voor deze gezegende gelegenheid om
als vrouwen over de gehele wereld samen
te zijn, vergaderd om woorden van be-
moediging en aanwijzing te horen.
Daarnaast groet ik ieder van u, mijn
geliefde zusters. Ik hou van u allemaal.
Het besef van mijn ontzagwekkende ver-
antwoordelijkheid op deze avond maakt
dat ik mij nederig voel. Ik heb vurig
gebeden om te weten wat ik moest zeg-
gen. De Geest heeft mijn gedachten ges-
tuurd in de richting van kinderen —
vooral kleine meisjes.
Nog maar enkele weken geleden nam ik
de telefoon aan op mijn kantoor. Een
stem vol emotie aan de andere kant van
de lijn zei, ,,Oma?" Door de snikken
heen herkende ik de stem van mijn doch-
ter en opgetogen riep ik uit: ,,Ben ik echt
oma?" ,,Ja, heus," zei ze, „het is een
meisje!"
Er zijn geen woorden die onze gevoelens
op zo'n heilig moment uit kunnen druk-
ken. Mijn hart barstte haast uit elkaar
van dankbaarheid aan een Uefdevolle
Vader die vele gebeden had verhoord.
En toen ik vervolgens zag hoe onze
dochter zorgde voor die lieflijke geest die
nog maar zo kort geleden in de tegen-
woordigheid van onze Vader in de hemel
was geweest, kon ik haast de armen van
onze Heiland om mij heen voelen en was
ik mij bewust van hoe Hij zijn liefde voor
onze dochter toonde door deze nieuwe
geest aan haar tedere en liefdevolle zorg
toe te vertrouwen. Mijn ziel werd ver-
vuld van dankbaarheid. Ik weet zeker
dat alle grootmoeders het met mij eens
zullen zijn dat het evenwel niet gemakke-
lijk is om bij deze gezegende gelegenhe-
den nederig te zijn, vooral wanneer je de
grootmoeder bent van de mooiste kinde-
ren van de wereld.
Sinds dat gedenkwaardige moment heb
ik mij, wellicht meer dan ooit tevoren,
afgevraagd wat voor vrouwen onze drie
kleindochtertjes en alle andere kleine
meisjes eens zullen worden, en in wat
voor wereld zij zich zullen bevinden
wanneer het zover is.
Een groot gedeelte van het antwoord ligt
in onze handen — de uwe en de mijne en
die van andere vrouwen in de wereld. In
deze tijd van beroering, verwarring en
bezorgdheid moeten we bedenken dat
ook onze meisjes in deze periode, die
klopt van uitdaging en belofte en kansen
worden beproefd. Ze onderwijzen en op-
voeden is een ons door God toever-
trouwde taak en een ernstige
verantwoordelijkheid.
Louisa May Alcott (Amerikaanse
schrijfster 1832-1888) noemt meisjes
,,Little women" (,, kleine vrouwtjes")
180
(noot van de vertaalster De titel van
haar beroemde boek dat in het Neder-
lands verscheen als „Onder moeders
vleugels") en wij onderkennen ze als po-
tentiële leidsters in het koninkrijk van
onze Vader. Zij komen eerst in ons leven
als hulpeloze baby's met wie wij alras
sterke Uefdesbanden ontwikkelen. Het
begint met het vastbinden van slob-
broekjes en mutsjes. Enkele jaren later
binden we de strikken van de vlechten en
de schortjes vast. Daarna heb ik verder
gefantaseerd dat zij het patroon in hun
tienerjaren voortzetten door ons de han-
den te binden wanneer zij de telefoon, de
badkamer of de auto bezetten of een
beroep doen op onze beurs. Liefdevol
aanvaarden wij en genieten wij van de
jaren die ons zo snel bij het moment
brengen dat wij de leiband door moeten
knippen, zodat er een huwelijksband tot
stand kan komen. Gewoonlijk duurt het
dan niet lang voordat wij grootmoeders
worden en ervaren hoe er weer banden
met de nieuwe generatie ontstaan. En zo
begint er een nieuwe cyclus.
De universele ervaring van de kindertijd
wordt gekenmerkt door gemeenschap-
pelijke behoeften en ontwikkeling. Hoe-
wel zij slechts een klein onderdeel vor-
men van onze levensduur, is bewezen dat
deze de meest beslissende jaren bij het
bepalen en beïnvloeden van de loop van
ons leven als volwassen zijn. Wat is het
dan belangrijk om juist in deze beslissen-
de jaren de nadruk te leggen op gebed,
getuigenis en de vreugde die wordt te-
weeg gebracht door een rechtschapen le-
venswijze. Hoe dikwijls behoren wij dan
niet de bemoedigende woorden van de
Heer indachtig te zijn: „Verflauwt daar-
om niet in goeddoen, want gij legt het
181
fundament van een groot werk. En uit
het kleine komt het grote voort." (LV 64
: 33.)
Als uit onze meisjes van vandaag het
grote voort zal komen, en dat geloof ik
dan moeten wij hen in deze beslissende
jaren helpen begrijpen dat zij dochters
van een liefdevolle Vader zijn, dienst-
maagden van de Heer en erfgenamen
van de heerlijke zegen van het vrouw-
zijn.
Een van de prachtigste voorbeelden van
deze relatie is te vinden in het boek Lu-
cas in de verzen die bekend staan als de
lofzang van Maria. Maria had kort tevo-
ren het gezegende bezoek ontvangen van
de engel, die haar haar bijzondere aan-
deel in de „blijde boodschap" die onze
Vader in de hemel voor ons had bereid
had bekendgemaakt. Zij zou de moeder
zijn van Jezus Christus, onze Heiland!
De Schriften geven slechts een klein ge-
deelte weer van het gesprek tussen Maria
en haar hemelse bezoeker. Maar Maria's
uittingen van vreugde aan haar nicht
Elisabet vertellen ons dat het gezegende
plan van zahgheid werd ontvouwd en
dat zij begreep welke rol zij daarbij zou
spelen. Haar liefdevolle antwoord was,
,,Mijn ziel maakt groot de Here, en mijn
geest heeft zich verblijd over God, mijn
Heiland" (Lucas 1 : 46, 47).
Op dat moment wijdde Maria haar leven
aan het schenken van het sterfelijke le-
ven aan onze Heiland, en als heiligen der
laatste dagen weten wij, dat Hij zijn le-
ven reeds had gewijd aan het sterven
voor ons. Wanneer wij als vrouwen en
onze meisjes als dochters van onze he-
melse Vader dit ten volle begrijpen, dan
wordt het evangelie van Jezus Christus
niet een godsdienst van gewoonte, maar
een godsdienst van toewijding. Deze toe-
wijding kan ons vervolgens bevrijden
van de slavernij van angst en verwarring
en aarzeling waarin wij ons in deze moei-
lijke tijden soms bevinden. Wij kunnen
slechts dan zo sterk zijn als wij moeten
zijn wanneer wij werkelijk toegewijd
zijn.
Hoewel van ons als vrouwen wordt ver-
wacht dat wij onze kinderen voorgaan
op hun levensweg, zijn het dikwijls kin-
deren die ons de weg wijzen. Een voor-
beeld hiervan is het kleine meisje dat,
toen haar door een dominee werd ge-
vraagd van welke kerk zij lid was, trots
antwoordde, ,,Ik ben een mormoon."
,,Maar," vroeg hij weer, ,,als je nou eens
geen mormoon was, wat zou je dan
zijn?" Wat verlegen, maar met overtui-
ging antwoordde ze, ,,dan zou ik be-
schaamd zijn!"
Denk aan morgen. Onlangs hoorde ik
182
hoe dit met drie krachtige woorden werd
uitgedrukt: Morgen denken vandaag!
Morgen komt aanmarcheren op de voet-
jes van kleine kinderen. De kracht of
zwakte van morgen hgt in de handen van
onze kinderen. Een meisje is het enige
wat God heeft gemaakt dat een vrouw
kan worden.
En wat een heerhjke zegen is het niet een
vrouw te zijn, ongeacht onze opdracht,
onze roeping, onze leeftijd of omstan-
digheden, en ondanks hen die ernaar
streven ons af te leiden van het doel
waarvoor wij werden geschapen. Onze
geliefde profeet. Spencer W. Kimball,
drukte dit als volgt uit:
„Het is een grote zegen een vrouw in de
kerk te zijn in deze tijd. Het verzet tegen
gerechtigheid is nooit groter geweest,
maar de kansen om ons hoogste poten-
tieel te bereiken zijn ook nooit groter
geweest." ( ,,Introduction," Women,
Deseret Book, 1969, blz. 2.)
Ongeacht onze leeftijd of onze opdracht
in het leven, is het onze taak als vrouwen
in deze tijd om een voorbeeld te stellen,
onze kleine meisjes voor te gaan en als
nooit tevoren toegewijd te zijn aan het
vreugdevolle aanvaarden van onze rol
en onze verantwoordelijkheid als vrou-
wen. Dat wij als dochters van God voor-
waarts en opwaarts zullen streven naar
de vervulling van ons leven, bid ik in de
naam van Jezus Christus. Amen. D
183
Onze machtige zending
Zuster Elaine Cannon
Algemeen presidente van de Jonge- Vrouwen
De omvang van ons zusterschap treft
mij terwijl ik vanuit Temple Square over
de Engelssprekende wereld heen mij
adresseer tot u, de vrouwen die de Heer
Hefhebben en bij elkaar zijn gekomen
om meer te leren over Hem en hetgeen
Hij voor en van ons, als vrouwen, wil.
Ik denk ook aan onze vele niet-
Engelssprekende zusters en verlang naar
het moment dat we onder deze omstan-
digheden allemaal verbonden kunnen
zijn.
Moge een moment als dit uw hart ver-
vullen, uw geest verheffen, en u hoop
geven. Moge het u helpen uw gedachten
te ordenen en u sterken, zodat u zich
altijd aan de kant van de Heer zult bevin-
den in een wereld die erop gericht is
vrouwen een andere richting uit te
trekken.
Er is nu al enige tijd een geweldige druk-
te gemaakt over vrouwen, gedeeltelijk
dóór vrouwen ter ere van zichzelf. Wel-
nu, ik weet niet zeker of meisjes nu veili-
ger zijn op straat, of dat vrouwen geluk-
kiger zijn, of dat we doeltreffender zijn
in ons dienstbetoon — of dat we zelfs
mooier zijn — vanwege al deze ophef,
maar het is wel een interessante tijd
geweest.
Hoewel dit de dag van de vrouwen is,
breng ik hulde aan de mannen, die ons
leiden, die ons zegenen, die over ons en
met ons bidden, en die graag vaker hun
184 .
stem ter verdediging van de vrouw zou-
den willen verheffen, als wij hen maar de
kans zouden geven hun stem te ver-
heffen!
Het is spannend om als vrouw een actie-
ve deelneemster te zijn in alles wat er
door de broeders voor ons wordt ge-
daan. De vrouwen van de kerk zijn niet
alleen beschermd, ze zijn bevoorrecht;
en het leven is vol ongelooflijke en unie-
ke belofte voor ons.
Broeders, wij danken u. Wij hebben u
hef. Wij verwonderen ons over alles wat
u bent en alles wat u doet. Wij eren het
priesterschap van God wat u draagt en
hebben waardering voor uw
verantwoordelijkheden.
Wij vrouwen willen helpen, niet
hinderen.
Het is over een helpster zijn, zusters, en
wel voorbereide helpsters, dat ik het nu
wil hebben.
Paulus schreef iets aan de Tessalonicen-
zen wat mijn gevoelens uitdrukt voor u
allemaal, waar u zich ook moge bevin-
den en wie u ook bent:
,,Maar wij gedragen ons in uw midden
vriendelijk, zoals een moeder haar eigen
kinderen koestert.
Zo waren wij, in onze genegenheid voor
u, bereid u niet alleen het evangelie
Gods, maar ook ons eigen leven mede te
delen, daarom, dat gij ons hef geworden
waart." (1 Tessalonicenzen 2 : 7, 8.)
Wat wij dus vanavond zeggen, zeggen
wij in alle vriendelijkheid, maar niet zon-
der sterk gevoel. De vrouwen in deze
kerk moeten voorbereid zijn — persoon-
lijk voorbereid — ten eerste, om het
hoofd te bieden aan de golf van dwaling
die de wereld overspoelt, gezinnen be-
dreigt, en de macht van de mens uitscha-
kelt. Ten tweede, hoewel wij grote man-
nen hebben om ons te leiden, moeten we
voor onszelf weten wat dwaling en wat
waarheid is, zodat wij de dingen naar
waarde kunnen beoordelen. Hier hangt
zoveel van af. Ten derde, moeten we
groeien en ons ontwikkelen, zodat wij
voorbereid zijn om onze bijdrage te leve-
ren. Ieder van ons heeft een machtige
zending te vervullen. Misschien omvat
dit het huwelijk en het moederschap in
deze periode en misschien niet, maar on-
ze zending is er een van invloed.
Bedenk, zusters, dat een vrouw niet thuis
hoeft te blijven om in het gezin te zijn.
Noch hoeft een vrouw haar huis te verla-
ten om anderen te beïnvloeden. Wij zul-
len, echter, onze zending doeltreffender
kunnen vervullen wanneer wij het evan-
gelie hebben bestudeerd, onze vaardig-
heden hebben ontwikkeld, en verder en
hoger hebben gereikt dan de eerste din-
gen waarmee wij in aanraking kwamen.
Hoe eerder wij beginnen, hoe eerder wij
de hoogte in zullen gaan. De tijd gaat zo
vlug voorbij — het ene moment is het
zomer, en voor je 't weet is het kerstfeest
er weer. De ene dag een klein meisje —
de volgende een vrouw. Je bent nauwe-
lijks opgestaan, of je begeeft je alweer ter
ruste. Vandaag ben je nog maar twaalf
en plotseling ben je de veertig voorbij. Er
is geen tijd voor uitstel op het gebied van
persoonlijke verbetering. Behoorlijke
voorbereiding op het leven komt niet in
één nacht tot stand.
Onlangs stond ik naast zuster Camilla
Kimball terwijl president Kimball de
kleine kinderen begroette op een ge-
biedsconferentie. Een jonge aanstaande
moeder rende op ons af, sloeg haar ar-
men om zuster Kimball heen, omhelsde
haar innig en schreide hete tranen. Toen
ze wat rustiger was geworden zei ze, „O,
zuster Kimball, u bent zó mooi, zó se-
reen, en u staat uw man zó geweldig
terzijde." Weer werden haar emoties
haar teveel, en toen voegde zij eraan toe:
„O, zuster Kimball, mijn man zegt dat ik
precies zo hoor te zijn."
Zuster Kimball, die alles is wat die jonge
vrouw zei, en nog meer, zei rustig tegen
haar, ,,Dat komt wel. We moeten alle-
maal leren door ervaring."
De jonge aanstaande moeder ging ge-
troost heen. Het begin was niet het eind!
Vol hoop hief zij haar hoofd op, en ik
geloof dat wij dat allemaal moeten doen,
om gestadig voorwaarts te gaan in het
volste vertrouwen dat het eind beter kan
zijn dan het begin, waar dat beginpunt
ook moge zijn.
Ik ontken niet dat het een strijd is — het
is het wezen van de hof van Eden; maar
persoonlijke vooruitgang is waar het in
dit leven om gaat. Wij moeten ons le-
vensplan meteen in werking stellen en
bepalen aan wie en aan wat wij onze
grootste aandacht, onze hoogste trouw,
onze diepste toewijding zullen schenken.
En welke leiders wij zullen volgen.
Ik pleit voor een opwekking onder de
zusters van De Kerk van Jezus Christus
van de Heiligen der Laatste Dagen ten
behoeve van een intelligent en gebedsvol
voorbereiden en optreden die in overeen-
stemming zijn met hetgeen onze hemelse
Vader voor ons persoonlijk wil, en wat
Hij voor ons als vrouwen wil doen. Hij
leeft! Hij heeft ons Hef. Hij kent onze
behoeften en onze pijn. Het raakt Hem.
Hij zal ons helpen. Blijf dicht bij de Heer.
Hij heeft zijn kerk opgericht en een pro-
feet geroepen om ons te leiden. Blijf
dicht bij de profeet. President Kimball, u
luistert in het ziekenhuis, weet dat wij
185
van u houden en voor u bidden. Wij
missen u — maar uw speciale helpster is
voor ons allen een zegen.
Op de algemene conferentie in april
sprak president Kimball over mensen en
plateaus en de grote noodzaak voor ie-
der van ons om vooruitgang te maken,
om ons los te maken van onze beperkin-
gen en voorwaarts te gaan.
Heeft iemand ernaar geluisterd?
Maken we persoonlijk vooruitgang, net
als onze snelgroeiende kerk?
Of zouden wij in de tijd van Noach zijn
verdronken of zijn betrapt op het op-
poetsen van het gouden kalf samen met
het volk van Aaron?
Ons gebrek aan persoonlijke vooruit-
gang kan het werk van de Heiland
belemmeren.
Ik wil niet simpUstisch overkomen, zus-
ters, maar we moeten echt in beweging
komen.
Evenals onze broeders hebben ook wij
een eigen machtige zending. En deze ver-
eist onze groei, onze voorbereiding, en
een voortdurende inspanning om te le-
ren van de lessen van het leven, van onze
leiders, van de Heer.
Er is zoveel te doen.
Er zijn er velen die niet hebben wat wij
hebben, die niet weten wat wij weten.
Laat ons dus vriendelijk en hartelijk zijn
wanneer we, niet alleen het evangelie van
Jezus Christus, maar onze eigen ziel
schenken aan hen die daar behoefte aan
hebben.
Het is, tenslotte, de enige zaak die verhe-
ven genoeg is voor de kostbare krachten
van de vrouw. In de naam van Jezus
Christus. Amen. D
186
Vrouwen voor de
laatste dagen
Zuster Barbara B. Smith
Algemeen presidente van de Zustershulpvereniging
Ik ben dit koor zo dankbaar voor het zo
prachtig op muziek stellen van een van
de belangrijkste vragen die een vrouw in
de laatste dagen kan stellen: ,,0, God,
die mij het hart van een vrouw, het ver-
stand van een vrouw, de ziel van een
vrouw schonk, wat verlangt U van mij?"
Het is een eenvoudige vraag die vana-
vond wordt gesteld met het smeken van
vierhonderd stemmen, maar in stilte en
gebedsvol door ieder van ons wordt her-
haald, „Wat wilt U dat ik doe?"
De Schriften maken het antwoord van
één vrouw op diezelfde vraag bekend.
De vrouw: koningin Ester. Het moment
dat zij zichzelf die vraag stelde was moei-
lijk en eenzaam, toen haar oom, Morde-
kai, haar liet weten dat zij naar de ko-
ning moest gaan en hem smeken haar
volk te sparen voor de ondergang die
voor hen beraamd was. Hoewel zij ko-
ningin was, had Ester niet het recht naar
de koning toe te gaan tenzij -hij haar
ontbood. De macht van de koning was
absoluut. Zij had geen recht van beroep.
Maar zij was inderdaad de enige die de
mogelijkheid had om tot de troon van
zijn macht door te dringen. Haar oom
herinnerde haar eraan, „Wie weet, of gij
niet juist met het oog op deze tijd de
koninklijke waardigheid verkregen
hebt." (Ester 4 : 14.)
Ester bezat de kracht die het gevolg is
van goed te zijn onderwezen. Dit stelde
haar in staat te besluiten om al de joden
van het koninkrijk te vragen om samen
met haar te vasten en te bidden. En op
dat moment trof zij haar persoonlijke
voorbereiding door er op haar mooist
uit te zien toen zij naar binnen ging om
met de koning te spreken.
Bij iedere schrede moet zij zichzelf heb-
ben afgevraagd, ,,Zal hij mij de gouden
scepter toereiken?" ,,Zal hij mij ter dood
veroordelen? " ,,Zal hij mij in de armoe-
de en de vergetelheid storten?" Jong,
mooi en kalm stond zij voor hem, in het
besef dat zij volkomen kwetsbaar was.
Zij wist ook dat zij God om hulp had
gesmeekt en dat men op het punt stond
een groot zedelijk kwaad te begaan. Zij
moest zich kwijten van haar verant-
woordelijkheid jegens God, ongeacht de
sterfelijke gevolgen.
ledere vrouw in de huidige wereld heeft
verantwoordelijkheden die verwant zijn
aan degene waar Ester tegenover stond.
De omstandigheden van elk leven zijn
beduidend anders, maar toch moet iede-
re vrouw de uitdaging onder ogen zien
van het trouw zijn aan de beginselen van
het evangehe, wil zij de kwaliteit van
haar sterfelijk leven verbeteren en zich-
zelf waardig maken voor de gelegenheid
tot eeuwige vooruitgang. Zij dient te be-
ginnen door te begrijpen wie zij is en dat
187
zij een prachtig potentieel heeft als een
dochter van God. Haar doel dient dus
verheven te zijn. De Schriften zeggen:
„Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw
hemelse Vader volmaakt is." (Matteüs 5
: 48.) Ik wil u hierbij gelijk waarschuwen
dat dit geen doel is wat kan worden be-
reikt in één stap of één dag of één jaar.
Het vergt levenslange, bewuste inspan-
ning en worsteling om eeirheilige vrouw
te worden.
Eliza R. Snow zei in het jaar 1873, ,,De
apostel Paulus sprak in oude tijden over
heilige vrouwen. Ieder van ons heeft de
plicht een heilige vrouw te zijn. En als wij
dat zijn zullen wij verheven oogmerken
hebben. Wij zullen voelen dat wij geroe-
pen zijn tot het verrichten van belangrij-
ke taken. Niemand is daarvan vrij-
gesteld. Er is geen enkele zuster die zo
afgezonderd is of wier invloedssfeer zo
klein is, dat zij niet heel veel kan doen
om het koninkrijk van God op de aarde
te vestigen." {Womans Exponent, 15
september 1873, blz. 62.)
De methode die door de Heer wordt
aangegeven is om regel op regel, gebod
op gebod te leren. Stel realistische, be-
reikbare doelen, zodat u de vreugde kunt
smaken van het behalen van een over-
winning op uzelf.
Zo'n overwinning wordt behaald door
mijn vriendin die een groot gezin heeft
dat twaalf kinderen telt en die, hoewel zij
ook dagen van ontmoediging kent, over
het algemeen (1) vroeg op is om lichame-
lijke oefeningen te doen. Daar heeft zij
een hekel aan, dus zorgt ze dat het me-
teen uit de weg is. (2) De Schriften leest.
Daar geniet zij zo van dat zij zichzelf
moet dwingen er na het vastgestelde hal-
fuur mee op te houden. (3) Bidt, waarbij
zij de Heer deelgenoot maakt van haar
dankbaarheid en haar zorgen, en op de-
ze manier voelt zij de leiding van de
Heer, zelfs wanneer de dingen niet zo
gaan als zij zich had voorgesteld. (4) Een
positieve, opgewekte houding heeft bij
het begroeten van haar kinderen.
Ik wou dat wij ons allemaal van onze
plichten als huismoeder konden kwijten
met het inzicht van mijn vriendin. Zij
heeft stellig geen volmaaktheid bereikt
in haar gezin, maar zij beseft wel dat
zelfs al oefenen haar kinderen niet iedere
dag op de piano, zij tenminste het nodige
begrip zullen ontwikkelen om van mu-
ziek te houden en hun leven ermee te
verrijken als zij maar blijven oefenen. Zij
is vertrouwd met de uitdaging om niet
meer uit te geven dan haar man verdient,
maar zij weet ook hoe belangrijk het is
om van hem en van hun kinderen te
houden en samen met hen te lachen. Zij
weet misschien niet dat CS. Lewis heel
wijselijk heeft gezegd dat „het verzorgen
van het gezin in feite het belangrijkste
werk ter wereld is. Waar bestaan sche-
pen, treinen, mijnen, auto's, regeringen
enzovoort voor behalve om ervoor te
zorgen dat mensen gevoed, warm en vei-
lig zullen zijn in hun eigen huis? . . . Wij
voeren oorlog ten einde vrede te hebben,
wij werken ten einde vrije tijd te hebben,
-wij produceren voedsel ten einde het te
verorberen. Dus is het uw baan waar alle
andere voor bestaan." {Letters of CS.
Lewis, Warren H. Lewis, ed., Londen:
Geoffrey Bles Ltd., 1956, blz. 62.)
Als wij konden luisteren naar de vurige
smeekbeden van mijn vriendin, dan zou-
den wij waarschijnlijk ontdekken dat zij
veel lijken op de uwe en de mijne, ook al
ben ik mij er terdege van bewust dat niet
alle vrouwen thuis kunnen blijven, maar
een betrekking moeten zoeken om het
inkomen van het gezin te verdienen of
aan te vullen. Zij verdienen onze lof,
want het is geen gemakkelijke opgave,
maar wel van vitaal belang. Ik hoop dat
zij de Heer bidden voor zijn bevestiging
van hun besluit om, wanneer het nodig
mocht zijn, werk aan te nemen dat hen
weghaalt van hun kleine kinderen. Wan-
11
neer werk buitenshuis om de juiste rede-
nen wordt gezocht, dient een vrouw vol
zelfvertrouwen te zijn en met blijdschap
te dienen.
De vrouwen zijn geweldig! U doet wat
moet worden gedaan!
Ik werd diep getroffen door de gehoor-
zaamheid van de zusters die ik onlangs
ontmoette in een land waar oorlog
heerst. Ik hoorde hoe de ZHV-
presidente van de gemeente hen prees
voor hun toewijding aan het werk van de
Heer en aan elkander bij de gevaren die
zij iedere dag onder ogen moesten zien.
Zij zei: „Wanneer u uw deur uitgaat
weet u nooit of u door terroristen zult
worden aangevallen, maar toch doet u
uw huisbezoeken en woont u al uw ver-
gaderingen bij. U bent moedige vrouwen
die in een tijd als deze rustig een machtig
werk verrichten.
Net als Ester moeten wij ons versterken,
zodat wanneer er eenzame of moeilijke
momenten komen, wij God kunnen vra-
gen om zijn kracht, wijsheid en inzicht,
opdat wij in overeenstemming met
rechtvaardige beginselen kunnen
handelen.
De uitdaging van Mordekai klinkt ons
ook in deze tijd in de oren: ,,Wie weet, of
gij niet juist met het oog op deze tijd de
koninklijke waardigheid verkregen
hebt."
Wij kunnen ons verblijden in het vertoe-
ven onder hen die de Heer naar zijn ko-
ninkrijk heeft gestuurd om zijn werk tot
stand te brengen, om kinderen voor
Hem groot te brengen, om zijn evangelie
te verspreiden, om een generatie voor te
bereiden die Hem bij zijn wederkomst
zal begroeten.
Moge wij allen ons opgewassen tonen
tegen de uitdaging om heilige vrouwen
te zijn in deze laatste dagen, dat dit „uit-
verkoren geslacht . . . een heilige natie
... de grote dagen (moge) verkondigen
van Hem, die (ons) uit de duisternis ge-
roepen heeft tot zijn wonderbaar licht."
(1 Petrus 2 : 9.) Want Hij leeft en heeft
ons hef, hetgeen ik getuig in de naam van
Jezus Christus. Amen. D
189
Vrijdag, 5 oktober 1979
Nieuws van de kerk
Hoogtepunten uit de
instructievergadering
voor regionale
vertegenwoordigers
door Marvin K. Gardner
Assistent-redacteur
ken kunnen concentreren, meer christe-
lijk dienstbetoon kunnen bewijzen, en in
alle dingen een grotere doeltreffendheid
ten toon kunnen spreiden."
Vervolgens lichtte hij de kwaliteiten van
het leiderschap toe door zijn raadgevers
in het Eerste Presidium als goede voor-
beelden aan te prijzen. Hij prees presi-
dent N. Eldon Tanner voor zijn zuinige
President Spencer W. Kimball opende
de instructievergadering voor regionale
vertegenwoordigers op vrijdag, 5 okto-
ber, door zijn dank uit te spreken voor
de vele gebeden die te zijnen behoeve
waren opgezonden. „Ik ben zo dank-
baar dat de Heer die gebeden heeft ver-
hoord, " zei hij. ,,En nu wil ik het mijne
doen om de nieuwe golf van zegeningen
die mij ten deel vielen tijdens mijn laatste
ziekte waardig te zijn."
Hij sprak slechts enkele minuten, maar
zijn boodschap was duidelijk. Hij herin-
nerde de vergaderde algemene autoritei-
ten, regionale vertegenwoordigers en an-
dere leiders aan de huidige nadruk op
kerkelijke raden en op vereenvoudiging
en legde uit welke redenen er aan deze
maatregelen ten grondslag lagen: ,,Wat
wij voor ogen hebben is onze mensen zo
te plaatsen dat de heiligen der laatste
dagen meer aandacht kunnen schenken
aan het gezinsleven, zich meer op be-
paalde eenvoudige en fundamentele za-
190
gebruik van woorden, zijn inzichtelijke
bijdragen aan discussies, en zijn nederig-
heid. President Marion G. Romney, zei
hij, is zeer bedreven in het evalueren van
problemen en situaties in het licht van de
Schriften, en in het stellen van toepasse-
lijke, verduidelijkende vragen. Beiden
zijn ,,niet alleen mannen van goede wil,
maar ook mannen met een goed
humeur."
„Bovendien," zei president Kimball,
,,zijn wij niet alleen het Eerste Presi-
dium, wij zijn ook vrienden!"
Vervolgens waarschuwde president N.
Eldon Tanner voor het ten onrechte be-
schouwen van de vereenvoudigende
maatregelen als ,,een wat loslaten van
onze fundamentele doelstellingea en ver-
plichtingen wanneer, in feite, deze ver-
eenvoudigde inspanningen onze gang
langs het pad naar de gewenste resulta-
ten dienen te bespoedigen." Hij sprak de
hoop uit dat de leden de extra tijd die
hieruit voort zou vloeien goed zouden
benutten — ,,en hun tijd nog verstandi-
ger besteden dan hun geld."
Sprekende over de toekomstverwachtin-
gen van president Kimball in de vorm
van een belangrijke groei van de kerk,
weidde president Tanner uit over het be-
lang van het verwelkomen en liefhebben
van nieuwe leden: ,,De kerk is voor ,de
vervolmaking van de heiligen,"' zei hij,
„en niet alleen maar om de reeds vervol-
maakten te registreren! Dus naarmate
dat de kerk tienduizenden die waardig
en bereid zijn verwelkomt, zal ons ver-
mogen om anderen lief te hebben, te
aanvaarden en op te leiden steeds op-
nieuw worden beproefd . . . Wij moeten
er evenzeer in slagen al deze nieuwe
vrienden te omvatten in onze liefde en
vriendschap als wij erin slaagden hen
door ons zendingswerk lid te maken van
de kerk. Wij moeten even vlug zijn om
hen te verwelkomen als we dat zijn om te
getuigen over de kerk."
OuderUng J. Thomas Fyans, een lid van
het presidium van het Eerste Quorum
van Zeventig, legde uit hoe priester-
schapsraden kunnen helpen om de leden
van de kerk te sterken. Hij spoorde de
leiders aan om individuele personen en
gezinnen te helpen bij het selecteren van
en zich verbinden tot meetbare, bereik-
bare doelen op het gebied van zendings-
werk, genealogie en stoffelijk en geeste-
lijk welzijn — doelen in de richting van
persoonlijke ontwikkeling, de Hefde en
eenheid in het gezin, en het op eigen
benen kunnen staan.
Sprekend over de manieren waarop de
wijk gezinnen kan helpen, zei hij dat ho-
gepriesters dikwijls „niet op de juiste of
191
beste manier worden ingezet" en onders-
treepte dat „bisschoppen een beroep
kunnen doen op deze hogepriesters en
zeventigen om als huisonderwijzer op te
treden van inactieve leden van Melchize-
dekse priesterschapsquorums of van
toekomstige ouderlingen. Dit is geen
nieuw beleid, maar een die opnieuw
wordt benadrukt door het Eerste Presi-
dium en het Quorum der Twaalf."
Ouderling B. Tom Perry van de Raad
der Twaalf sprak over manieren waarop
het huisonderwijs kan worden verbe-
terd. Hij herinnerde leiders eraan dat
huisonderwijzers inderdaad worden ge-
roepen om onderwijzers te zijn — en dat
zij als zodanig een duidelijk begrip be-
horen te hebben van wie, hoe en wat zij
moeten onderwijzen. Zij hebben trai-
ning nodig op deze gebieden, zei hij,
„want een priesterschapsdrager is geen
kant-en-klare huisonderwijzer als ge-
volg van het feit dat hem het priester-
schap is verleend."
Ouderling Perry spoorde de leiders aan
om de leden middels hun huis-
onderwijzers boodschappen en aanwij-
zingen te geven, waardoor de rol van de
huisonderwijzer in de ogen van de henr
toegewezen gezinnen wordt versterkt.
Hij moedigde de leiders tevens aan om
het aantal gezinnen per huisonderwijzer
te beperken tot drie a vijf en om de wer-
klast onder de priesterschapsquorums te
verdelen: „Het is niet efficiënt om zeven-
tig of tachtig procent van de gezinnen
van de wijk toe te wijzen aan het ouder-
lingenquorum, tenzij zij de kracht heb-
ben en in staat zijn om het werk op doel-
treffende wijze te volbrengen." De bis-
schop kan toekomstige ouderlingen en
ongehuwde zusters toewijzen aan elke
van de drie Melchizedekse priester-
schapsquorums, zei hij — welke daar-
van ook „het beste in staat is om resulta-
ten te produceren."
Ouderling A. Theodore Tuttle van het
presidium van het Eerste Quorum van
Zeventig beval verschillende stappen
aan voor ,,het sterken van de minder
actieven," waaronder:
* Bepalen welke mannen het meest
ontvankelijk zijn en het eerst met hen
werken, waarbij u hen sterke huison-
derwijzers toewijst.
192
* Bij sommigen een directe benadering
gebruiken: „Waarschijnlijic zou tien
procent van de inactieve mannen een
oproep om zich op dit moment te
bekeren en ouderling te worden of in
de tempel te trouwen beantwoorden.
Wij moeten hen daartoe
uitnodigen."
* Bij anderen een meer indirecte bena-
dering gebruiken en door veel-
vuldige informele bezoeken een per-
soonlijke band te kweken. Als er een-
maal een goede communicatie be-
staat en „wanneer het juiste moment
waarom u gebeden heeft daar is,
kunt u van ziel tot ziel spreken over
de dingen Gods."
* Instructievergaderingen houden met
als thema heractivering en de tempe-
1; voor hen bidden; hen een opdracht
in de kerk geven; en doorgaan aan de
hand van een „eendrachtige, aan-
houdende inspanning."
Ouderling Mark E. Petersen van de
Raad der Twaalf sprak over de nood-
zaak om de leden van de kerk te leren
„een volle en eerlijke tiende te betalen.
„Het betalen van tienden," zei hij ,,is
altijd een belangrijke factor bij het ont-
wikkelen van geloof en getuigenis"; het
is ook de manier van de Heer om de
groei van zijn koninkrijk te financieren.
Vervolgens legde hij uit hoe leiders de
wet der tienden aan de leden kunnen
leren.
Ouderling Petersen zei dat het betalen
van tienden een wet van God is — dat
het „een schuld en een plicht is waarvan
allen zich moeten kwijten." Nadat hij
een aantal van de zegeningen had be-
sproken die voortvloeien uit gehoor-
zaamheid aan deze wet, gaf hij de vol-
gende samenvatting: de Heer ,,zal u be-
gunstigen en beschermen. Wat kunt u
nog meer verlangen?"
Ouderling Gordon B. Hinckley van de
Raad der Twaalf gaf een overzicht van
een aantal van de activiteiten die georga-
niseerd worden voor de viering van het
150-jarig bestaan van de kerk in 1980.
Hij noemde het ,,een geweldig vréugde-
feest voor het moderne Israël" en zei:
„Wij hopen dat de mensen door heel de
kerk heen zich bewust zullen worden van
hun geschiedenis en van de uitdagingen
van de toekomst — dat zij een tijd van
plezier en vreugdebetoon zullen hebben,
waarin zij uitdrukking kunnen geven
aan hun talenten en bekwaamheden."
Aan het slot van de vergadering maakte
president Ezra Taft Benson, onder wiens
leiding de instructievergadering plaats
193
had gevonden, bekend dat ,,er een proef-
project is goedgekeurd met betrekking
tot het consoHderen van
vergaderschema's . . . Aan het eind van
de proef zullen de bevindingen zorgvul-
dig worden gecompileerd en ge-
ëvalueerd. Ondertussen zullen er verder
dan dit proefproject geen activiteiten
worden ontplooid."
President Benson maakte tevens bekend
dat de volgende zeven broeders zijn ge-
roepen als voltijdse regionale vertegen-
woordigers, dat hun echtgenoten zullen
worden aangesteld als zendelingen, en
dat zij in de landen waartoe zij geroepen
zijn zullen wonen:
Edward L. Howard jr. uit Spokane
(Washington) is toegewezen aan Santia-
go, Chili; James A. Jesperson uit El Ca-
jon (CaHfornië) aan het Andesgebied;
Charles R. Lewis uit Clovis (Californië)
aan Santiago, ChiU; A. James Martin uit
Boise (Idaho) aan het west-Europees ge-
bied; Eugene F. Olson uit La Mesa (Ca-
lifornië) aan het Andesgebied; Dorrell
C. Vickers uit Longview (Texas) aan het
west-Europees gebied; en Lester B.
Whetten uit Provo (Utah) aan El
Salvador.
De volgende zeventien broeders werden
eveneens als nieuwe regionale vertegen-
woordigers aan de vergadering voorges-
teld: Carlos Humberto Amado uit Gua-
temala City, Guatemala; Lafayette R.
Anderson uit Monticello (Utah); Tufu-
ga Samuelu Atoa uit Apia, West-
Samoa; Raymond E. Beckham sr., uit
Provo (Utah); Juan Casanova uit Yute-
pec, Mexico; Frank W. Chamberlain uit
Salt Lake City (Utah); Eli K. Clayson
uit Provo (Utah); Eldon W. Cooley uit
Mesa (Arizona); Hugh A. Daysh uit
Auckland, Nieuw-Zeeland; Enrique
Moreno uit Cuernauaca, Mexico; Ru-
dolfo W. Ortensen uit Phoenix
(Arizona); Russel M. Nelson uit Salt La-
ke City (Utah); Sterling Nicolaysen uit
Fremont (CaHfornië); John F.
0'Donnal uit Campastre de Churubes-
co, Mexico; Boanerges Rubalcava uit
Atizapan, Mexico; Lee K. Udall uit
Thatcher (Arizona); en Keith W. Wilcox
uit Ogden (Utah).
Hiermee wordt het aantal in functie zijn-
de regionale vertegenwoordigers op 194
gebracht. □
194