Skip to main content

Full text of "De zending in China, volgens 't geen K. Gützlaff, den 18 April 1850, daarvan te Groningen mededeelde. Benevens eenige woorden over de noodwendigheid der zending, vooral over die in China in onzen tijd"

See other formats


Hofstede  de  Groot,  Petrus 
De  zending  in  China 


um 


{''■^'4i'i 


^  f  "J  i  •*  'i  •■? 'S  ■?'  «■?'<"'?  t'i-('i'i'  i  (-i'i^i  «  %  •  «  »  4,"«  <  »"<  ♦'  •  i  *  '•'i'ttii  *  V  »  4 


B>E   %«:.l[»I.lCiï  1\  lil  II  A. 


VOLGlïS»     r  GEEN 


t ::  :h  i 


iii  t* 


,(i 


D.    R.  (GÜTZIAFF, 

1")  AAK  VAN   TE    GKONI^'GEN    MEDEDEELDE. 
beneven:?  eemoe  wooiaii:N  ovEii  ve  NOODwiixniGUiiiü 

UKK    ZESÜING  ,     VOORAL    OVKU    Dlls;    IX    CHINA. 
JX    ONZEN    TIJD. 


^s'^  U52^x>:s^^:s2ï>:s-  ai^:^  ^'^^m.^'O-^'^* 


ïe/t  vopi'declM  der    Vervemf/my  ÜA  wUbreüüiuj 
van  het   Cliridendoiu  üi   C/una^ 


(50  et. 


<a  'é  I 


/.*!•*.  vl  -':..?  r:->^&  1  *a»a*  .t^  1-.*  ■ 


A 


CP;  VAN  DER  PEET 


DE  2EIVDI1VG  IN  CHINA. 

VOLGENS    't  geen 
\  .. 

D\    K.    OlJTZIiAFF, 

DE1V   18   APRIL   1850, 

DAARVAN  TE   GRONINGEN   MEDEDEELDE. 

tJÉNEVENS   EENIGE    WOORDEN    OVER   DE   NOODWENDIGHEIO 

DER   ZENDING,   VOORAL    OVER   DIE   IN    CHINA 

IN    ONZEN   TIJD. 


P.  HOFSTEDE  DE  GROOT. 


tEH   VOORDEELE  DER   VEREENIGING   TOT  UITBREIDING 
VAN  HET   CHRISTENDOM   IN   CHINA. 


»l#^- 


ÏE    GRONINGEN,    BlJ 

1850. 


342/ 

GfHir 


Jxet  Bestuur  der  Afdeellncr  Groningen  van  het 
Nederlandsche  Zendelinggenootscliap  gaf,  bij  berigt 
in  de  Groningsche  Couranten  van  den  16  April,  aan 
alle  vrienden  der  Zending  kennis  ,  dat ,  naar  alle 
waarschijnlijkheid,  de  heer  K.  GützlafF  den  19  en  20 
April  te  Groningen  zou  optreden  in  eene  godsdien- 
stige en  eene  ^wetenschappelijke  bijeenkomst,  en  eene 
vergadering  van  Bestuurders  en  Medewerkende  leden 
des  Zendelinggenootschaps  verlangde  bij  te  wonen.  Dit 
berigt  werd  gegeven  ten  gevolge  van  brieven  ,  na- 
mens den  heer  GützlafF,  uit  Kotterdam  geschreven. 
Doch  woensdag  den  17  April  kwamen  er  des  avonds 
zeven  uur  twee  brieven  van  hem ,  dat  hij ,  dewijl 
hij  ,  door  veranderde  omstandigheden  ,  den  23  April 
's  morgens  te  Parijs  moest  zijn  ,  maar  één  dag  hier 
kon  vertoeven ,  en  nu  een  dag  vroeger  komen  zou , 
donderdag  den  18.     Er  werden  dadelijk  maatregelen 


«renomen ,  om  in  de  Stad  alles  nog  in  orde  te  bren-' 
tre:i  en  zijne  komst  donderdag  vroegtijdig  bekend  te 
malden.  Dit  is  volkomen  gelukt;  alles  is  goed  voor 
de  Stad  afgeloopen  ;  geen  belangstellende  burger  van 
Groningen  heeft  het  te  laat  vernomen.  Maar  dit  is 
niet  het  geval  met  de  vrienden  der  Zending,  buiten  de 
Stad  woonachtig.  Er  was  geene  mogeïijkheid,  om  hen, 
behalve  enkele  nabijwonenden ,  te  waarschuwen.  He- 
den, vrijdag  den  19,  is  de  stad  vol  van  Evangelie- 
dienaren en  van  andere  ijverige  bevorderaars  der 
Zending  uit  dit  gewest  en  de  omliggende  streken, 
zelfs  uit  Oostfriesland,  op  wier  gelaat  ik  lees  ,  ook  zoo 
hun  mond  het  mij  niet  zegt:  » Hoe  zijn  wij  teleur- 
o;esteld  ! " 

Wat  te  doeij?  Gützlaff  is  reeds  weder  op  de 
stoomboot  tusschen  Kampen  en  Amsterdam.  Hem 
u  vertoonen ,  Lieve  teleurgestelde  Vrienden  van  hem , 
van  de  Zending ,  van  Christus  !  —  gaat  boven  mijne 
magt.  Maar  zijn  beeld  kan  ik  u  schetsen  ;  vertellen 
kan  ik  u  van  hem  ;  eenigzins  ,  hoe  flaauw  dan  ook , 
kan  ik  u  vergoeding  schenken  voor  uw  groot  gemis 
door  u  te  verhalen,  wat  hier  met  hem  voorviel,  en  u 
den  hoofdinhoud  zijner  toespraken  en  gesprekken  mede 
te    deelen. 

Ik  gevoel  mij  daartoe  opgewekt ,  dewijl  hij  aan  mijn 
huis  dien  éénen  dag  vertoefde  en  ik  dus  alles  vollediger, 
dan  een  ander,  kan  verhalen.  Toch  doe  ik  het  met 
schroom.  Op  het  geheugen  af  zooveel  te  vertellen  en 
openlijk  in  druk  te  geven,  is  geene  kleine  zaak.  Maar 
ik  heb  verscheidene  mijner  vrienden  verzocht,  mijne 
herinnering  ter  hulpe  te  komen ;  en  ik  reken  op  uwe 
bescheidenheid   en  op  die   van  hen ,   die  verder  dez& 


bladen  lozen.  Men  zal  van  eene  wel  openlijke , 
maar  toch  vriendschappelijke  medcdeeling,  geene  af- 
gemetenheid en  volledigheid  eischcn.  Alleen  onge- 
hoorde dingen  zijn  het  ook  niet ,  die  ik  kan  verhalen ; 
veel  daarvan  is  algemeen  bekend ;  maar  toch  zal  het 
frissche  en  eigenaardige  van  'tgeen  een  ooggetuige 
zegt ,  ook  hier  zijne  aangename  kleur  niet  missen. 
Herinneringen,  wenken,  opwekkingen,  gedachten, 
kunnen  ook  i'eeds  nuttig  zijn.  Eti  dat,  bij  't  on- 
volledio;e  en  v/el  doorgaans  ,  maar  misschien  niet 
altijd  ,  woordelijke  mijner  mededeelingen ,  ik  evenwel 
niets  op  naam  van  Gützlafl'  zal  ter  nederschrijven ,  dan 
'tgeen  door  hem  in  dien  geest  en  trant ,  en ,  wat  het 
denkbeeld  betreft,  juist  zóó  door  hem  is  gezegd  — 
daarvoor  durf  ik  instaan. 


Gützlafï''s  leven  kan  ik  u  niet  juister  schetsen,  dau 
het  in  onze  Dagbladen  is  verhaald.  Ware  er  tijd  ge- 
weest, ik  zou  hem  gevraagd  hebben,  wat  daarin  niet 
goe<l  was.  Doch  de  tijd  ontbrak.  Wel  liet  ik  hem 
zien ,  wat  in  meuer's  Conversations-Lexicon  over  hem 
staat.  ))  Och  ,"  zeide  hij  ,  «lieeft  men  daarin  over  mij 
geschreven!"  Hij  las  't  eene  en  andere.  »Ja,  dat 
is  waar,  dat  niet  geheel.  —  Ik  zal  wel  genoodzaakt 
zijn  zelf  eene  schets  van  mijn  leven  te  geven.  Doch 
dat  doe  ik  eerst  aan  't  einde." 

Dit  weet  men  intusschen  zeker ,  dat  het  levensbe- 
rjgt,  onlangs  in  onze  Couranten  geplaatst,  over  't  geheel 
juist  is,  dat  hij  dus  te  Berlijn  en  te  Rotterdam  als  Zen- 
deling is  opgeleid,  in  1826  als  Zendeling  van  ons  Genoot- 
schap  naar  Indiëging,  zich  al  spoedig  tot  de  Chiiiezeu 


voelde  getrokken  ,  en  nu  (niet  als  Consul-generaal  van 
Groot-Brittanje ,  maar)  als  Chinesche  Secretaris  der 
Eno-elsclie  Ambassade  en  der  Engelsche  Kegering  te 
Hong-Kong,  werkzaam  is,  doch  tevens,  en  te  beter, 
in  die  betrekking,  zijn  Zendelingswerk  voortzet.  Ook 
vernam  ik  van  hem ,  dat  hij  tweemaal  gelukkig ,  tel- 
kens met  eene  Engelsche  vrouw,  was  gehuwd,  maar 
nu  ronder  kind  of  gade  alleen  leeft.  Hij  is  bijna 
47  jaren. 

Dit    zij  genoeg   over   zijne  uiterlijke  levensomstan- 
diffhedon. 


Een  der  brieven ,  welke  ik  woensdag  avond  van  hem 
ontving ,  meldde  mij ,  dat  hij  dien  avond  met  afzon- 
derlijk rijtuig  van  Zwolle  dacht  te  vertrekken ,  's  mor- 
gens vroeg  in  Groningen  hoopte  te  zijn,  en  mij  over- 
liet, om  de  uren  voor  alle  bijeenkomsten  te  bepalen; 
hij  zou  dien  gansclien  dag  tot  onze  dienst  zijn ,  mits 
men  zorgde,  dat  hij  den  avond  van  donderdag  met 
zijn  rijtuig  weder  kon  vertrekken,  om  vrijdag  namid- 
dag te  Amsterdam  te  zijn. 

Van  zulk  een  ligchaam  en  hoofd  hadden  wij ,  die 
hem  tegemoet  zagen,  geen  denkbeeld.  Maar  't  kwam 
«)vereen  met  de  vele,  snelle,  en  elk  ander  mensch 
afmattende  en  uitputtende  togten ,  door  hem  in  China 
LU  andere  landen  gedaan.  Het  was  eene  in  't  oog 
vallende  bevestiging  van  het  bijna  ongeloofelijke ,  dat 
hij  in  verre  streken  heeft  verrigt. 

Te  tien  uur,  donderdag  morgen,  verscheen  hij  aan 
mijn  huis:  een  man  van  middelbare  lengte,  vrij  ge- 
zet ,  breed  van  schouders ,  donkerkleurig  en  vol  van 
gelaat,  met  gecstvollc  ,  fijne  en  vrieiideHjk  rondziende 


oogen.  Met  liooge  vreugde  verwelkomden  wij  liem; 
want  enkele  vrienden  wachtten  hem  reeds  aan  mijne 
woning.  Het  was  mij  eene  groote  eere ,  zulk  een 
man  bij  mij  te  ontvangen;  't  was  mij  en  den  mijnen 
bovenal  eene  onuitsprekelijke   vreugde. 

Eene  opmerking  over  zijn  voorkomen  hebben  allen 
eenstemmig  gemaakt,  die  ik  over  hem  heb  hooren 
spreken:  dat  hij  veel  van  een  Chinees  heeft,  vooral  in 
zijne  hoekig  gewordene  oogen.  Ook  aan  hem  wordt 
bewaarheid,  dat  de  gelaatstrekken  van  volken  en  men- 
schen  veranderen ,  naar  gelang  zij  met  deze  of  die 
menschen  en  volken  omgaan ;  gelijk  zelfs  Negers  , 
vooral  de  huis-Negers ,  iets  van  de  trekken  dier  Euro- 
peanen overnemen,  onder  wie  zij  verkeeren. 

En  GützlafF  heeft  niet  alleen  onder  Chinezen  ver- 
keerd; hij  is  niet  alleen  in  gewoonten,  kleeding,  leef- 
wijze ,  aanneming  tot  zoon  in  eene  Chinesche  fami- 
lie, Chinees  geworden:  hij  is  *t  ook  met  hart  en  ziel. 
Gelijk  onze  Heer,  om  op  menschen  te  werken ,  ge- 
heel on  al  waar  mensch  is  geworden ,  zoo  is  hij ,  om 
op  Chinezen  den  regten  invloed  te  kunnen  hebben, 
geheel  en  al  waar  Chinees  geworden.  Als  hij  van 
ons  volk,  onze  taal,  onze  geschiedschrijvers,  onzen 
Keizer  spreekt ,  zijn  het  die  van  China.  De  liefde 
heeft  hem  één  gemaakt  met  het  volk,  waaraan  hij  zijn 
leven  heeft  gewijd. 


Veel  werd  er  in  den  tijd  van  tien  uur  tot  half  één , 
waarop  eene  wetenschappelijke  toespraak  door  Gütz- 
laff  zou  gehouden  worden ,  bij  mij  aan  huis  door  hem 
verhaald  en  op  gedane  vragen  geantwoord.  —  Latev* 
zal  ik  daarop  terug  komeit. 


Om  elf  uur  kwam  er  eene  Commissie  van  Godge- 
leertle  Studenten ,  om  den  waardigen  nuin  eenen 
welkomstgroet  aan  te  bieden.  Bij  monde  van  den 
heer  C.  Cammenga  betuigde  zij  hare  vreugde,  hem 
hier  te  mogen  zien,  die  door  zijn  geheele  leven 
toonde,  een  waar  dienaar  van  onzen  Heer  te  zijn. 
Gützlaff  antwoordde  onder  anderen ,  dat  men  niet  op 
hem  moest  zien,  maar  op  den  Heer,  wien  het  beliefde, 
hem  als  zijn  werktuig  te  bezigen;  en  dat  hij  hoopte, 
ook  hier  te  zullen  vinden ,  die  hem  in  zijn  werk 
zouden  willen  ondersteunen,  jongelingen  van  vurige 
liefde  voor  den  Heer  en  van  groots  wetenschappelijke 
bekwaamheid. 

Intusschen  kwamen  er  gedurig  velen  bij  mij  aan 
huis  Gützlaff  zien  en  als  eenen  van  ouds  bekenden 
vriend  een  warmen  handdruk  en  Christelijken  wensch 
brengen.  Men  is  spoedig  met  hem  bekend  en  ge- 
meenzaam. 

Uit  overdrukke  gesprekken  begaven  wij  ons  ora  half 
één  naar  het  Concerthuis ,  waar  omstreeks  vierhon- 
derd hoorders,  zoo  Studenten,  als  andere  inwoners, 
onder  wie  ook  een  aantal  Dames ,  hem  vol  belangstel- 
ling wachtten. 

Hier  deelde  Gützlaff  het  eene  en  andere  mede  uit 
de  Chinesche  geschiedenis  ,  waarvan  ik  het  hoofdza- 
kelijke met  zijne  woorden  zal  pogen  weder  te  geven. 
Hij  had  hierbij ,  gelijk  altijd  als  hij  met  eenige  in- 
spanning spreekt ,  de  oogen  veelal  half  gesloten. 


»  Ik  stond  voor  eenigo  weken  bij  de  Pyramiden  en 
^ndure    gedenkteekenen    der    Egyptische  Oudheid  en 


o 

bescliouwde  de  veelvuldige  afbeeldingen  en  inscliriften, 
daar  op  te  vinden.  Ze  zijn  heerlijke  blijken  der 
grootheid  van  het  aloude  Egyptische  volk ;  maar  van 
een  volk,  dat  verdwenen  is.  De  tegenwoordige  be- 
woners bekreunen  zich  niet  om  die  monumenten;  zij 
gaan  onverschillig  daaraan  voorbij ,  en  laten  't  aan 
vreemdelingen  over ,  ze  te  bew^onderen  en  uit  te 
leggen. 

» Ik  stond  daarna  te  Londen  tusschen  de  grootsche 
overblijfselen  van  Ninivé;  maar  ook  het  volk  ,  waarvan 
deze  gedenkstukken  afstammen ,  is  niet  meer  op  aarde. 
Weldra  hoop  ik  in  Ilereulaneum  en  Pompeji  weder 
de  grootheid  te  aanschouwen  eener  van  de  aarde  ver- 
dwenen natie.  Weldra  hoop  ik  te  Athene  te  zien, 
hoe  heerlijk  eenmaal  het  volk  was ,  dat  ddilr  bloeide. 

» Maar  terwijl  zóó  de  beroemdste  volken  der  Oud- 
heid in  deze  meer  westersche  landen  alleen  in  ge- 
denkteekenen  nog  tot  de  wereld  spreken  ,  leeft  er  in 
't  verre  Oosten  eene  natie ,  tot  welke  ik  behoor,  die  van 
de  oudste  tijden  af  eenen  aaninerkelijken  trap  van  be- 
schaving heeft  beklommen  ,  en  er  zich  nog  op  hand- 
haaft ,  eene  natie ,  welker  geschiedenis  in  onafgebro- 
kenen  zamenhana;  is  beschreven  c;edurende  vele  eeu- 
wen,  zoodat  zij  eene  aanbeveling  heeft  van  oudheid, 
onveranderlijkheid  en  gelijkmatigheid,  gelijk  geene 
andere. 

))Uit  hare  geschiedenis  wil  ik  't  eene  en  andere 
mededeelen ,  'twelk  strekken  kan ,  om  uwe  Christe- 
lijke belangstelling  in  haar  te  wekken. 

»Die  geschiedenis  begint  met  de  vermelding  van 
den  zondvloed.  Er  waren  menschen  uit  het  Westen  in 
China  gekomen  ,  toen  er  van  het  water ,  'twelk  tot  boven 


10 

tle  bcrn-en  liad  gestaan ,  nog  veel  in  het  land  over 
was.  Dit  af  te  leiden  door  kanalen ,  en  het  land  dus 
droo"-  te  maken ,  was  het  eerste  werk  geweest  der 
nieuwe  bewoners. 

» Daarna  worden  drie  Keizers  vermeld ,  tijdgenoo- 
ten  van  Abraliam ,  Izaak  en  Jakob ,  en  ook  een  hon- 
gersnood van  zeven  jaren,  door  gebrek  aan  regen 
veroorzaakt,  ongeveer  in  Jozefs  tijd.  Deze  hongers- 
nood eindigde,  door  eene  verootmoediging  van  den 
Keizer ,  die ,  zonder  vorstelijke  praal ,  met  zijne 
Ministers  in  processie  naar  eenen  berg  gegaan ,  dadr 
i\cn  Hemel  smeekte  ,  de  natie  toch  niet  om  zijne  zon- 
den te  straffen.  In  't  geheel  is  dit  de  gewoonte , 
dat  bij  volksrampen  de  Keizer  zich  verootmoedigt  en 
bidt:     » Laat  de  zonden  des  volks  op  mij  rusten." 

n  De  grootste  persoon  in  onze  geschiedenis  is  Kong- 
foet-se  ,  Confucius ,  ongeveer  een  tijdgenoot  van  Zo- 
roaster  en  Solon ,  in  de  zesde  eeuw  vóór  Christus.  Hij 
verzamelde  de  overleveringen  en  geschriften  der  Oud- 
heid en  vormde  daarvan  één  geheel  van  geschiedenis  , 
wetten  en  zedeleer. 

»  Zijne  zedeleer  is  eene  staatkundig-zedelijke.  Al  wat 
over  zuiver  zedelijke  beginselen  in  vele  werken  van  hem 
verspreid  is,  kan  eigenlijk  wel  op  drie  of  vier  bladzijden 
bijeen  gebragt  worden.  De  hoofJinhoud  er  van  is:  kin- 
derlijke gehoorzaamheid  te  bewijzen  aan  de  ouders,  aan 
de  overheden  van  stad  en  gewest ,  en  aan  hem ,  die 
aller  vader  is ,  den  Keizer.  Zulk  een  stelsel  is  voor 
de  staatkunde  zoo  voordeehg  en  gemakkelijk ,  dat  het 
van  Regeringswege  wordt  ingescherpt,  en  men  niets 
tegen  Confucius  mag  loeren.  De  uitwerking  er  van  is  dan 
ook  eene  goede,  in  zoo  verre  er  eene  verwonderlijke 


11 


gelioorzaamlicid  in  Cliina  bestaat ,  welke  zclfls  door  vol- 
wassene kinderen  aan  de  ouders  wordt  bewezen  ,  daar 
ook  getrouwde  dochters ,  zelve  moeders ,  zich  nog 
zonder  verzet  door  hare  moeders  laten  geeselen. 

))Doch  hieruit  blijkt  dan  ook  reeds,  dat  dit  staat- 
kundig-zedelijke stelsel  een  geest  van  slaafsche 
onderworpenheid  aan  ouders ,  aan  overheden  en  aan 
den  Keizer  aankweekt,  en  eenen  patriarchalen  rege- 
ringsvorm grondt,  welke  de  wetten  en  beschaving 
onbewegelijk  vast  doet  staan ,  voor  achteruitgang  be- 
veiligt ,  maar  ook  in  vooruitcyan<]i;  verhindert. 

»  Bovendien  heeft  Confucius  geen  denkbeeld  van  het 
bederf  van  's  menschen  hart.  Hij  kent  geene  zonde 
dan  overtreding  der  wetten,  en  deze  komt  uit  het 
kwade  voorbeeld.  Is  er  nu  maar  een  goed  voorbeeld, 
dan  gaat  dit  als  een  postbode  de  wereld  door  en  brengt 
de  menschen  tot  deugd  en  gehoorzaamheid.  Hier- 
aan bleef  hij  vasthouden  ,  ook  hoewel  hij  zelf  veel 
ondankbaarheid  en  zonde  ondervond. 

» Eindelijk  ontbreekt  het  hem  geheel  aan  besef  van 
een  volgend  en  beter  leven  ;  't  is  bij  hem  alles  alleen 
voor  dit  aardsche  bestaan ;  daarna  is  er  niets ,  of  komen 
de  menschen  in  eene  onderwereld,  waar  het  donker 
is  en  honger  en  dorst  wordt  geleden.  Toen  hij  stierf 
zeide  hij:  ))De  groote  talk  breekt;  het  huis  stort 
in ;  de  verstandige  keert  terug  tot  het  stof." 

» In  Confucius  tijd  leefde  er  ook  nog  een  ander 
Wijze  in  China ,  Lao-tse ,  die  een  wijsgeerig  stelsel 
had  van  hooge  speculatieve  vlugt.  Confucius ,  die  hem 
bezocht,  verstond  hem  niet.  En  nog  zijn  er  van 
zijne  aanhangers  in  China,  met  wie  het  redeneren 
moeijelijk    valt ,    dewijl    zij    veelal    niet    te    begi-ijpen 


12 

7.\n\.  —  Confucius  gevoelde  zelf',  dat  jiocli  Lao-tse , 
«och  ook  hij  zelf  aan  de  behoeften  des  volks  vol- 
deed ;  hij  sprak  van  een  Heilige  ,  die  na  hem  zou 
komen,  in  het  Westen. 

»In  het  jaar  69  na  Jescus  Clirist  :s  droomde  een 
Keizer,  dat  die  Heilige  was  verschenen.  Hij  zond 
gezanten  naar  de  westersche  landen.  Deze  kwamen 
in  Indië ,  waar  de  Boeddha-priesters  zeiden ,  dat 
Boeddha  deze  Heilige  was ;  waarop  zij  met  eenige 
dezer  Priesters  in  China  terugkeerden  en  de  Boeddha- 
dienst   in  China  werd  ingevoerd. 

» In  dien  tijd  was  de  welvaart  reeds  zoo  algemeen , 
<lat ,  terwijl  hier  de  Batavieren  in  holen  leefden  en 
in  becstenhuiden  gingen,  men  in  China  zijde  droeg 
en  behoorlijke  woningen  had.  Toen  bestond  reeds 
het  grootste  reuzen  werk  der  bouwkunst,  't  welk  de 
aarde  draagt ,  het  achtste  wonder  der  wereld ,  de  groote 
Chinesche  muur,  die  25  voet  hoog,  500  uren  lang 
over  vlakten ,  stroomen  en  bergen  ,  over  bergen  ook 
van  6,000  voet ,  voortloopt,  meestal  enkel ,  hier  en 
daar  dubbel  of  driedubbel,  om  China  voor  de  inval- 
len der  Tartaren  te  beveilioi;en. 

))In  de  derde  eeuw  na  J.  C.  drongen  de  Hunnen 
op  de  grenzen  van  China  in  en  dreigden  dit  land 
te  ovei'heeren.  Door  goede  woorden  en  geld  wer- 
den zij  bewogen  naar  het  Westen  te  gaan ,  waar 
zij  de  Germanen  opdrongen  en  oorzaak  werden  der 
gi'oote  volksverhuizing ,  die  in  de  vijfde  eeuw  het 
Westersche  Romeinsche  rijk  sloopte. 

»Zoo  werkte  China  later  ook  middellijk  mede  tot 
de  slooping  van  het  Oostersche  Romeinsche  Rijk , 
daar  het  de  Turken  ,  die  in  de  elfde  eeuw  op  China 


jndrongcn ,  er  opmerkzaam  op  maakte ,  dat  zij  in  liet 
Westen  rijker  en  minder  bevolkte  landen  zoudcm 
vinden ;  waarop  de  Turken  het  rijk  der  Califen  en 
voorts  dat  der  Griekscli-Romeinsche  Keizers  ver- 
overden. 

» Eigenlijk  is  China  altijd  onverwinnelijk  door  de 
ontzettende  menigte  en  geestkracht  zijner  bewoners, 
waarin  elke  veroverende  natie  zich  verliest.  Dit  bleek 
vóór  twee  eeuwen,  toen  China  door  de  Mantschoe- 
Tartaren  werd  in  bezit  genomen.  Het  keizerlijke  luiis , 
dat  nu  regeert,  is  uit  hen.  Die  Tartaren  hebben  het 
gebied  alleen  daarom  kunnen  behouden ,  dewijl  zij 
geheel  en  al  de  Chinesche  zeden  hebben  aangenomen 
en  Chinezen   zijn   geworden. 

»De  toestand  van  China  was  tot  vóór  weinigen  tijd 
als  een  versteende,  onveranderlijk.  Een  zeker  Ge- 
leerde gaf  voor  een  aantal  jaren  een  woordenboek 
uit,  in  welks  voorrede  hij  (bij  volkoraene  persvrijheid, 
gelijk  het  heet)  opmerkte,  dat  de  Ouden  wel  veel  goeds 
hadden  geleerd ,  maar  ook  't  eene  en  andere ,  dat 
aangevuld  en  verbeterd  kon  worden.  De  Keizer  zeide 
hem :  » Gij  zijt  een  wijs  man ,  verre  boven  andere 
menschen ,  maar  gij  zijt  te  wijs  voor  uwen  tijd ;  en 
daarom  laat  ik  u  het  hoofd  afslaan." 

»Nu  wordt  dit  anders.  Onlangs  heeft  het  volk 
beginnen  te  twijfelen  aan  de  onfeilbaarheid  des  Kei- 
zers en  in  vele  verzoekschriften  gevraagd ,  te  mogen 
weten ,  waartoe  het  geld ,  'twelk  het  opbrengt , 
wordt  gebezigd.  De  Keizer  heeft  geantwoord :  » De 
stemme  des  volks  is  de  stemme  des  hemels,"  en  toe- 
gestaan ,  dat  het  volk  mede  zal  werken  tot  het  lands- 
bestuur.   Zelfs  ook  de  meeningen  der  Communisten  zijn 


14 

nu  op  eens  in  China  voor  den  dag  gekomen,  zonder 
dat  zij  uit  Frankrijk  en  Duitscldand  zijn  overgewaaid. 
Want  in  het  hemelsche  rijk  bekommert  men  zich  niet 
over  'tgeen  bij  Barbaren  (gehjk  wij  alle  volkeren  noe- 
men ,  die  niet  tot  ons  behooren)  mag  geschieden ; 
van  al  wat  in  1 848  in  Europa  is  gebeurd ,  weet  men 
er  niets.  Door  dit  alles  is  er  nu  gisting  en  zelfs  ook 
hier  en  daar  regeringloosheid ;  doch  ook  eene  opene 
deur  voor  't  Evangelie. 

wHier  komt  bij,  dat  er  volkomen  drukpersvrijheid 
is,  ofschoon  men  gestraft  wordt,  zoo  men  tegen  Con- 
fucius  ,  de  tooverij  of  afgoderij  schrijft.  Maar  daar 
Confucius  niets  over  God ,  over  het  geestelijke ,  de 
behoeften  des  onsterfelijken  menschen  en  het  eeuwige 
leven  heeft  vastgesteld,  is  er  ruimte  en  vrijheid,  om 
over  dit  alles  het  licht  des  Christendoms  te  verspreiden. 

»De  Chinezen  zijn  een  verstandig,  werkzaam,  nijver 
en  bedrijvig  volk.  En  zoo  het  mogehjk  ware  door 
menschelijk  verstand  't  hoogste  goed  te  bereiken ,  dan 
hadden  zij  het  bereikt.  Maar  wat  hebben  zij  ver- 
kregen? Eene  alge:neene  beschaving ;  geen  man,  of 
hij  kan  lezen ;  geen  gehucht  zoo  klein  ,  of  er  is  eene 
school;  maar  al  het  leeren  en  elke  gedachte  is  gerigt 
op  het  stoffelijke ,  op  welvaart  in  dit  leven.  Ze  zijn 
slaven  van  't  aardsche ;  alle  dagen  moeten  zij  wer- 
ken; geen  rust-  of  feestdag  is  er,  dan  één  in  't  jaar, 
de  Nieuwejaarsdag.  Er  is  in  't  geestelijke  eene  stomp- 
heid en  verdooving  ,  die  onbegrijpelijk  ver  gaat ,  zoo- 
dat zij  ook  over  't  eenvoudigste  niet  nadenken,  als 
het  geen  oogenblikkelijk  voordeel  geeft.  Aan  rigting 
tot  het  hoogere ,  aan  verheffing  van  den  blik  tot 
het  hemelsche  is  behoefte.     Niets    is   er  dan   ook   in 


15 

het  Evangelie  ,  dat  lien  meer  treft  ,  clan  de  liefde 
van  J.  O. ,  die  in  den  dood  ging',  om  ons  mcnsclien 
een  eeuwis:  leven  te  schenken. 

))Er  is  tegenwoordig  een  Genootscliaj)  van  Chinezen 
tot  uitbreiding  van  het  Evangelie  in  China;  ongeveer 
30  leeraren  zyn  er  van  werkzaam ;  ongeveer  100  wor- 
den er  toe  opgeleid ,  en  zijn  op  de  proef  reeds  bezig ; 
ongeveer  3000  Chinezen  zijn  lidmaten  onzer  Christelijke 
Oemeente.  Maar  wsd  is  dit  op  367  millioen  inwoners! 
Er  zijn  ten  minste  een  zestig  Zendelingen  noodig,  die 
uit  Europa  moeten  overkomen ,  om  deze  en  andore 
inlandsche  predikers  verder  te  vormen,  en  onder  die 
zestig  ook  eenige  vrouwen ,  om  op  de  Chinesche 
vrouwen  te  werken.  Vereischten  daartoe  j  zijn :  bo- 
venal hartelijke  liefde  tot  J.  C. ,  voorts  geschiktheid , 
om  de  moeijelijke  Chinesche  taal  aan  te  loeren  (doch 
dilar  te  lande)  ,  eindelijk  algemeene  ,  grondige ,  we- 
tenschappelijke beschaving,  om  boven  de  Chinesche 
leeraars  te  kunnen  staan  ,  en  hun  tot  leidslieden  te 
verstrekken.  Daartoe  moet  evenwel  de  Europeër  ge- 
heel Chinees  worden  en  zich  ook  in  de  kennis  van 
de  Classieke  Letterkunde  der  Chinezen  oefenen,  om 
hen  geheel   en  al  te  kunnen  vormen  en  leiden. 

» Dat  er  dezulken  ook  uit  Groningen  komen  !  En 
ook  hier  eene  vereeniging  ontsta,  om  hunne  uitzen- 
ding te  bekostigen  ,  om  voor  hen  en  voor  mijn  volk 
te  bidden." 


Dit  is  de  hoofdinhoud  der  rede ,  welke  Gützlaff 
geheel  uit  het  hoofd  sprak.  Zijne  Nederduitsche  taal 
is  met  een  sterk  Duitsch  accent,  en  niet  vrij  van 
Hoogduitsche    en   Engelsche  woorden   en   zamenvoe- 


16 

gingen ;  maar  tocli  zeer  verstaanbaar ;  ja  betvoncte-' 
rensvvaardig  vlug  en  goed,  als  men  in  aanmerking 
neemt ,  dat  hij  haar  in  24  jaar  naauwelijks  ooit  heeft 
kunnen  spreken,  en  dat  zij  toen  ook  nog  maar  eene^ 
gedurende  drie  jaar  ,  aangeleerde  taal  was.  Tusschen 
beide  deelde  hij  ons  ook  een  Chineesch  gezegde 
mede ,  't  welk  hij  dan  woordelijk  in  het  Latijn  en 
vrijer  in  het  Nederduitsch  overbragt.  Zoo  iemand  in 
onze  dagen ,  dan  heeft  Gützlaff  de  gave  der  talen 
ontvangen ! 

Keurig  en  welsprekend  was  zijne  voordragt  niet ; 
maar  krachtig ,  overtuigend  en  boeijend.  Toen  hij 
anderhalf  uur  had  gesproken,  was  het,  alsof  hij  nog 
niet  één  uur  was  bezig  gevireest. 


Na  deze  toespraak  en  het  gebruik  van  het  mid- 
dagmaal begeerde  Gützlaff  toch  eenige  oogenblikken 
stil  te  zitten.  Sedert  woensdag  morgen  vijf  uur  ,  toen 
hij  te  Zwolle ,  na  eene  korte  nachtrust ,  was  opgestaan 
en  onophoudelijk  werkzaam  geweest,  was  het  nu, 
donderdag  namiddag  ,  de  eerste  maal ,  dat  hij  zich 
afzonderde  en  op  eene  kanapé  nederleide.  Een  uur 
bleef  hij  liggen;  toen  werd  hij  gewekt,  om  naar  de' 
godsdienstige  bijeenkomst  te  gaan. 

Groot  was  de  schare ,  die  te  vijf  uur  in  onze 
ruime  Martini  Kerk  was  verzameld ;  zij  wordt  op 
drie-  tot  vierduizend  begroot.  Er  waren  ook  Koomsclï- 
Catholieken,  Afgescheidenen,  Israëlieten.  Elk  begeer- 
de den  man  te  zien  en  te  hooren  ,  die  de  wereld 
van  zijne  stoute  en  ongehoorde  ondernemingen  voor 
het  rijk  van  God  doet  gewagen. 


17 

Hij  sprak  met  eciie  krachtige  en  diiidelijiic  stem, 
Eoodat  allen  iets ,  de  meesten  alles  konden  verstaan. 
Hij  begon  met  te  handelen  over  Joëls  belofte ,  op  den 
Pinksterdag  door  Petrus  toegepast ,  Hand.  2:  1 7,  18. 
Ik  zal  pogen ,  met  behulp  van  anderen ,  die  hem 
beter  konden  verstaan  dan  ik ,  daar  ik  wat  ver  van 
den  predikstoel  zat ,  ook  van  deze  rede  den  hoofd- 
inhoud,  met  zijne  woorden,  weder   te  geven. 


«Heerlijk  was  de  Apostolische  eeuw,  waarin  Gods 
geest  was  uitgestort  op  alle  vleesch,  waarin  man  en 
vrouw  ,  jong  en  oud ,  aanzienlijk  en  gering  door 
dien  geest  bezield  ,  vernieuwd  en  geheiligd  werden. 
Maar  waarom  zou  men  die  belofte  alleen  tot  de 
Apostolische  eeuw  bepalen  ?  AVaarom  niet  verwach- 
ten, dat  zij  ook  in  latere  tijden  is  vervuld?  AYaar- 
om ,  dat  zij  ook  nu  niet  kan  volbragt  worden ,  en 
wordt  volbragt?  Gewis,  z"j  is  eene  belofte,  die  ook 
ons  geldt,  die  ook  in  onze  dagen  meer  en  meer  vervuld 
moet  worden.  Ook  nu  moet  de  uitstorting  van  den 
geest  des  Heeren  op  alle  vleesch  plaats  hebben,  op- 
dat die  velen ,  welke  nog  in  duisternis  zitten ,  bestraald 
worden  met  de  zon  der  waarheid. 

»  Maar  daartoe  moet  gebeden  Avorden ,  vurig ,  aan- 
houdend ,  geloovig ,  opdat  de  zegen  des  gebeds  het 
werk  der  Evangelieprediking  vruchtbaar  make.  Ook 
de  Apostelen  wachtten  biddende  af,  dat  zij  aangedaan 
wierden  met  de  kracht  uit  der  hoogte.  Zulk  bidden 
is  ook  nu  onmisbaar,  zal  de  zaligheid  in  Christus 
komen  tot  allen ,  die  nog  verre  zijn.  Tot  zulk  bid- 
den   drincr  ik    u   uit   naam  van    die    vele  millioenen  f 

2 


18 

die  het  oostelijk  Azië  bewonen,  daar  ik  overtuigd 
ben,  dat,  zoo  de  geheele  Christenheid  zich  tot  zulk 
bidden  vereenigt,  ook  China  en  al  de  omliggende 
landen  tot  den  Heere  zullen  worden  toegebragt;  maar 
tevens  overtuigd,  dat  bijaldien  het  gebed  der  Chris- 
tenen niet  met  allen  ijver  en  trouw  voor  deze  groote 
zaak  wordt  opgezonden,  alle  pogingen  ter  bereiking 
van  het  heerlijk  doel  te  vergeefs  zullen  zijn, 

»  Dewijl  ik  aan  dat  bidden  om  dien  geest  des  Heeren 
zoo  veel  hecht ,  ben  ik  gekomen ,  om  er  u  toe  op  te 
wekken ;  en  om  u  er  te  meer  toe  aan  te  moedigen , 
wil  ik  u  verhalen  ,  hoe  de  Heer  mijne  zwakke  pogin- 
gen reeds  zegende  en  ook  daar  de  deur  des  heils  opende. 
Ik  doe  dit  te  vrijmoediger ,  omdat  ik ,  wel  verre  van 
mij  zelven  daarover  te  willen  verheffen  (allerminst  zou- 
de mij  dit  hier  in  Groningen  (*)  voegen) ,  u  er  in  tegen- 
deel door  wil  opwekken ,  om  dien  God  te  verheerlij- 
ken ,  die  mij ,  een  gering ,  nietswaardig  werktuig 
bezigen  wilde,  om  zijne  groote  magt  en  liefde  ook 
onder  de  Heidenen  te  verheerlijken." 

Als  eene  reeks  van  proeven,  dat  Gods  geest  ook 
nu  nog  werkt  in  de  harten  der  menschen  en  ook  nu 
nog  vleesch  in  geest  verandert ,  verhaalde  hij  daarop 
in  groote  trekken  cenige  van  zijne  eigene  onder- 
vindingen, in  Siam,  in  Annam,  in  Corea,  in  vele 
oorden  van  het  groote  China. 

» Mijne  eerste  gemeente  in  Siam ,"  zeide  hij  on- 
der anderen ,    » bestond  uit  arme  mclaatschen  ,  men- 


(*)  Dit  ziet  daarop ,  dat  de  Senaat  onzer  Hoogeschool  hem  de» 
20  Mei  1843  eershalvc  tot  Theologiac  Doctor  maakte,  een  eerbe- 
wijs, 'twelk  hij  meermalen  voor  hem  veel  te  hoog  noemde. 


19 

schen  ,  dio  ,  van  alle  gemeenschap  met  anderen  afge- 
sneden ,  in  den  omtrek  der  dorpen  rondzwierven  ;  Imn , 
door  allen  veracht  en  geschuwd ,    verkondigde  ik  de 
groote  barmhartigheden  Gods ,    die  ook  voor  hen  za- 
ligheid en  vreugde  had  bereid ,    door  de  zending  van 
zijnen    Zoon.      Vol   hcinelsche   blijdschap  werden  zij, 
toen  zij  het  regt  begrepen  ,  dat  voor  zulke  ellendige, 
hulpelooze  schepselen  een  Heiland  op  aarde  was  geko- 
men en  een  eeuwig,  zalig  leven  geopend  was.     Wel 
bande  mij  later  de  Koning  van  Siam ;  maar  hij  heeft 
dit  bevel  niet  kunnen   uitvoeren,   daar   een    heirleger 
van  mij  omringende   zieken ,    die  mijne    hulp  als  ge- 
neesheer hadden  gezocht,  de  krijgslieden  verhinderde, 
hunnen  last  tegen  mij   te   volvoeren.     Veel   zou  ik  u 
van  die  landen   kunnen   verhalen  ,  en  van  den  zegen 
mij  ddar  geschonken.    Dikwijls  konde  ik  ook  niet  doen , 
wat  ik  wenschte.     Eens  geschiedde  iets,  waarover  ik 
nog  in  dit  oogenblik  levendige  smart  gevoel.  Een  vorst 
was    krijgsgevangen    gemaakt ,    in    eene    ijzeren    kooi 
opgesloten  en  zag  de  olie  koken,  waarin  hij  zou  wor- 
den geworpen.     Hij  had  gehoord  ,  hoe  ik   bedroefden 
en    ellendigen   vertroostte ,    en    nu   liet  hij  mij   in  de 
ure  van  den  angst  tot  zich  roepen ,  of  ik  ook  welligt 
voor  hem  hulp  ,  althans  troost  mogt  hebben.    Ik  kon- 
de    op    dat  oogenblik  niet  tot  hem  gaan  ,  en  toen  ik 
den  volgenden  dag  naar  hem  vernam  ,  was  hij  reeds 
onder  de  hand  zijner  beulen  bezweken.    Voor  hem  kon 
ik  toen  niets  meer  doen ;  maar  het  dringt  mij  te  meer, 
om  te  doen,  wat  ik  nog  kan  voor  anderen  en  aan  elk 
den  troost  te  prediken ,  die  in  Christus  is.    Later  ging 
ik  vrijwillig  uit  Siam  weg  ,  om  China  op  te  zoeken.   Ik 
gevoelde  daartoe  een  onweerstaanbaren   drang.     God 

2* 


20 

had  mij  er  bij  gezegend ,  daar  Hij  mij  in  korten  tijd  de 
nioeijelijke  Chinesche  taal  leerde  verstaan.     Nu  stond 
ik  alleen;  neen,    niet   alleen;  de  Heer  was  bij  mij. 
In    een    Cliineesch   vaartuig    werd    ik    onder  gevaren 
van  stormen  ,  zeeroovers ,  verraders ,  onder  kanonscho- 
ten ,  honger,  gebrek,  schipbreuken,  bewaard;  ja  als 
groote  gevaren  mij  omringden ,  was  het ,  alsof  ik  den 
hemel  naderbij  was;  ook  vond  ik  doorgaans  aan  alle 
kusten  en  havens  eenige  harten  ,  waarin  Gods  geest 
begon  te  werken.    Alleen  Japan  kon  ik  niet  aandoen. 
Zeven  Japanners ,  door  mij  uit  eene  schipbreuk  gered , 
hadden  mij  hunne  taal  leeren  kennen,  zoodat  ik  een 
deel    der  Heilige  Schriften  hierin  overzette.     Na  lien 
aanvankelijk  met  Christus  bekend  te  hebben  gemaakt, 
wilde  ik  hen    in    liun  vaderland   terugbrengen ;   maar 
de  Regering  liet  zware  batterijen  op  ons  losbranden , 
waar  wij  ook  poogden  te  landen." 

Aandoenlijk  was  het ,  den  toon  te  hooren ,  waarin 
hij  dit  zeide,  en  er  bijvoegde,  dat  hij  toch  hoopte, 
ook  nog  eens  aan  den  drang  van  zijn  hart  voor  dit 
volk  te  zullen  voldoen.  Al  de  millioenen  Chinezen 
vervulden  zijn  hart  nog  niet  zoo  zeer,  of  er  was  ook 
ruimte  in  ,  om  geheel  Japan  te  omvatten ! 

Nog  sprak  hij  van  het  eiland  Formosa,  vroeger 
eene  Nederlandsche  bezitting.  »In  de  bergachtige 
binnenlanden  daarvan,  zegt  men,"  zoo  verhaalde  hij, 
» leven  nog  <Teheel  afgezonderd  afstammelino-en  der 
vroegere  Nederlandsche  volkplanters.  Te  vergeefs 
trachtte  ik  tot  hen  door  te  dringen;  maar  ik  vlei  mij, 
dat  mij  ook  dit  nog  wel  eens  zal  gelukken." 

Nadrukkelijk  wekte  hij  eindelijk  op ,  om  het  groote 
werk ,  waarvan  nog  maar  een  klein  ,    nietig  beginsel 


21 


was  te  zien,  krachtig  voort  te  zetten  door  onze  me- 
dehulp.  Daartoe  was  het  thans  de  regte  tijd.  Vroe- 
ger vond  het  Christendom  in  China  eenigen  ingang , 
maar  het  werd  later  vervolgd  en  schier  uito-eroeid. 
Op  het  omhelzen  van  hetzelve  stond  de  doodstrafl 
» De  tegenwoordige  Keizer,"  zoo  vervolgde  Gütz- 
laff,  ))  een  jong  man  van  goeden  wil,  heeft  zelf 
het  Nieuwe  Testament  gelezen  en  verklaard,  dat 
hetzelve ,  wel  verre  van  schadelijk  te  zijn ,  tot 
deugd  opleidde,  waarom  hij  dan  ook  de  lezing  vrije- 
lijk aan  al  zijne  onderdanen  vergunde.  Daarmede 
is  aan  het  Christendom  de  deur  geopend.  Zullen 
wij  dan  niet  acht  nemen  op  de  teekenen  der  tij- 
den ?  zelve  den  geest  ontvangende ,  dien  ook  niet 
voor  China  afbidden  ?  dien  niet  aan  China  prediken 
en ,  door  's  Heeren  kracht ,  schenken  ?  Daartoe  be- 
hoeven wij  Zendelingen,  mannen  en  vrouwen,  en  geld, 
om  hen  uit  te  rusten ;  maar  bovenal ,  als  gij  die  twee 
kunt  geven ,  en  ook  als  gij  ze  niet  kunt  geven ,  uwc> 
gebeden.  —  Zoo  gij  dit  bidden  voor  ons  vergeet, 
ach,  dan  zullen  wij  moeten  wanhopen." 

Dit  laatste  zeide  hij  in  den  diepst  bewogen  toon. 
Blijkbaar  kwam  deze  verzuchting  en  zijn  altijd  sterk 
aandringen  op  het  gebed  (in  zijn  eerste  briefje  aan 
mij  ,  was  het  dadelijk :  »  Gedenk  mijner  in  uwe  ge- 
beden") uit  zijne  diepe,  volle  overtuiging.  Misschien 
is  zij  niets  dan  eene  krachtige  uitdrukking  van  zijn 
Christelijk  gevoel.  Maar  zielkundig  heeft  hij  onbe- 
wust den  besten  greep  gedaan.  Christelijke  Broeders 
en  Zusters !  Laat  ons  het  maar  beproeven  I  Laat 
ons  maar  eiken   dag  bidden:     »Heer  uw  rijk  kojiie, 


22 

ook  in  China!"  bidden  uit  volle,  levendige,  opregte 
aandoening  des  gemoeds  ,  en  lu't  zal  er  ook  komen. 
God  zal ,  zoo  wij  bidden ,  aan  ons  schenken ,  wat  Hij 
ons  niet  kan  geven,  zoo  wij  niet  bidden,  en  er  dus 
geen  prijs  op  stellen.  Hij  zal  werken  ,  en  ook  wij 
zullen  werken.  Die  bidden ,  waarlijk  bidden,  kunnen 
het  werken  niet  nalaten. 

Gützlaff's  ongekunstelde,  maar  hartelijke  en  bezielde 
rede  werd  met  de  grootste  stilte  aangehoord  en  maak- 
te op  het  groote  publiek  eenen  diepen  indruk.  Ook 
nu  ging  alles  uit  het  hootd  ,  en  uit  het  volle  hart , 
zonder  eenig  schrift.  Ook  nu  ontbrak  het  niet  zelden 
aan  keur  van  woorden ,  maar  de  zaken  vervulden 
hem  te  zeer,  dan  dat  hij  aan  deze  kon  denken. 
Hij  waagde  zich  aan  het  gebruik  eener  taal,  aan 
welke  hij  ontwend  was ,  omdat  hij ,  hij  zelf  het  allen 
moest  toeroepen:  Komt,  helpt  mij;  er  kan  wat  ge- 
daan worden  ,  wat  groots  voor  den  Heer  ! 

Bovenal  maakte  nu,  gelijk  in  de  geheele  verschijning 
van  Gützlaff,  den  sterksten  indruk  de  vereenig-ins;  in 
hem  van  ootmoed  en  kracht  in  de  hoogste  mate.  Van 
velen  hoorde  ik  de  opmerking,  die  ik  bij  mij  zelven 
maakte :  Nooit  zag  ik  zoo  veel  ongekunstelde  ne- 
derigheid en  geringacating  van  zich  zelven  bij  zoo 
veel  kracht  en  stouten  ondernemingsgeest.  De  moge- 
lijkheid ,  dat  er  zoo  veel  kracht  en  nederigheid  tege- 
lijk in  hem  kan  zijn ,  ligt ,  geloof  ik ,  in  zijn  prijs 
stellen  op  het  gebed.  » Als  ik  zwak  ben ,  dan 
ben  ik  magtig ,"  paste  hij  ook  op  zich  zelven  toe. 
Po(»r  't  gebed  was  hem  de  hemel  open ,  do  Heer 
Uilbij,    dit  leven  niets,  dan  middel   om   den  Heer  te 


23 

verkondigen.  Intusschen  had  hij  wel  eens  uitdruk- 
kingen van  zelfvernedering,  die  op  zich  zelve  te 
sterk  zijn,  gelijk  deze  (bij  mij  aan  huis):  »Ik 
ben  niets ,  dan  een  werktuig  in  's  Heeren  hand. 
Zult  gij  de  pen  prijzen  wegens  het  gedicht ,  dat  de 
mensch  er  mede  schreef?"  Goedkeuren  kan  ik 
zulk  een  gezegde  niet.  Paulus  was  ook  zeer  nede- 
rig ,  maar  noemde  zich  toch  een  medearbeider  Gods. 
En  de  mensch  is  toch  ook  waarlijk  geen  werktuig  , 
maar  een  redelijk  Avezen.  Ware  er  tijd  geweest ,  ik 
zou  gaarne  er  met  hem  over  doorgesproken  hebben. 
Maar  er  zij  zulk  eene  overdrijving.  De  natuur  ver- 
betert ook  hier  de  leer;  GützIafF  zegt  een  werktuig 
te  zijn,  en  is  een  medewerker,  in  ijver  en  kracht  een 
tweede  Paulus.  En  door  die  gedachte  wordt  hij 
bewaard  voor  zelfverheffing ;  hij  heeft  misschien  bij 
al  den  lof  en  al  de  bewondering ,  welke  hem  ten  deele 
vallen ,  eenige  overdrijving  hierin  noodig ,  als  een 
sterken  grendel ,  om  voor  een  Engel  des  Satans  zijn 
hart  gesloten  te  houden. 

De  grond  van  zijne  geringe  achting  van  zich  zel- 
ven  ligt  daarin,  dat  hij  zich  niet  bij  andere  menschen, 
maar  bij  den  Heer  vergelijkt.  »  Wat  ben  ik  ,"  zeide 
hij  ,  »  met  den  Heer  vergeleken  ?  Die  kwam  uit  den 
hemel ,  en  streed  en  leed ,  en  ontledigde  zich  zel- 
ven  ,  geheel  en  al.  Bij  Hem  ben  ik  niets ,  en  wat 
ik  ben ,  ben  ik  door  Hem."  Philipp.  2:  6  en  volgg. , 
dat  hij  aan  mijn  huis  uit  een  Grieksch  Testament  , 
'twelk  op  tafel  lag ,  met  vervoering  voorlas ,  was 
blijkbaar  zijn  lievelingstekst. 


24 

Na  de  godsdienstoefening  dachten  \vij  liem  zeer 
vermoeid  te  vinden.  Maar  neen  ;  liij  sprak  even  vlug 
en  ijverig  voort,  alsof  er  niets  gebeurd  ware.  En 
hij  had  toch  weder  veel  te  spreken.  Er  was  te  ze- 
ven uur  in  het  Concerthuis  eene  bijeenkomst  van 
Bestuurders  en  Medewerkende  Leden  des  Zendeling- 
en Bijbelgenootschaps ,  en  onder  deze  ook  van  eenige 
Dames ,  die  met  deze  zaak  zeer  zijn  ingenomen.  Hij 
zelf  was  weder  het  middenpunt ,  die  nu  tot  twee  of 
drie ,  doorgaans  tot  de  vijftig  of  zestig ,  daar  bijeen , 
te  zamen ,  zijne  rede  ligtte.  Ook  hier  verhaalde  hij 
veel  over  China,  den  gee-t  en  toestand  der  bevol- 
king, den  gang  der  Zending,  enz.  Dikwijls  schil- 
derde hij  op  de  treffendste  en  aanschouwelijkste  wijze 
deze  en  die  voorvallen  uit  de  Chinesche  geschiede- 
nis ,  en  stond  hij  daiir  in  dezen  kleineren  kring  als 
een  volkomen   orator  en  declamator. 

Tusschen  beide  schreef  hij  nog,  onder  veel  gesprek, 
O])  een  blad  papier  in  't  Chineesch  en  Nederduitsch : 
»  AI  de  millioenen  van  het  Middelrijk  zijn  nog  over- 
gegeven aan  de  afgodendienst  en  hebben  zich  niet  be- 
keerd. Wij  verzoeken  derhalve  ernstig  de  Heeren , 
welke  te  Groningen  wonen  ,  om  met  ganscher  harte 
en  vereenigde  krachten  ons  te  helpen ,  om  het  Evan- 
gelie te  verspreiden  door  het  geheele  Rijk. 

K.  Gützlaff." 

Daarna  rigtte  hij  opzettelijk  in  eene  algemeene  toe- 
spraak het  woord  tot  allen  :  het  was ,  om  ook  hier 
eene  afdeeliiig  van  de  Europesche  Maatschappij  op 
|;e  rigten  tot  bevordering  van  het  Christendom  in 
y|ii|ia.     De  voorzitter  onzer  Afdeeliug  van  het  Zen-? 


delinggenootsclKip  ,  Ds.  van  Herwerden ,  beant- 
woordde hem  ,  dankte  liem  op  treffende  wijze  voor 
zijne  overkomst ,  prees  God  en  onzen  Heer  over 
hem,  en  gaf' hem  de  verzekering,  dat  er  hier  zulk 
■eene  AfUeeling  zou  tot   stand  komen. 

Eene  hjst ,  hiertoe  op  staanden  voet  gereed  ge- 
maakt, verkreeg  dadelijk  een  veertigtal  namen. 

Bij  de  stukken  dezer  Afdeeling  zal  GützlafT's  in  het 
Chineesch  en  Nederduitsch  gesehrevene  opwekking 
bewaard  worden. 

Tegen  tien  uur  zat  GützlafF  met  enkele  vrienden 
aan  mijnen  disch.  Om  elf  uur  kwam  het  rijtuig, 
waarin  hij  met  de  heeren  Vroom  en  Sluiter,  die  hem 
van  Zwolle  hadden  gebragt ,  derwaarts  terugkeerde: 
een  man ,  niet  van  vleesch  en  beenen ,  maar  van 
koper  en  ijzer,  door  de  liefde  tot  Christus,  die  alle, 
alle  dingen  vermag. 


Van  't  geen  GützlafF  op  dezen  eenen  dag  hier  meer 
of  min  openlijk  d^ed  en  sprak ,  heb  ik  u  hiermede 
een  berigt  gegeven  ,  Waarde  Lezers  !  Maar  voor  zoo 
verre  gij  hem  niet  hebt  gezien ,  mist  gij  nog  onuit- 
sprekelijk veel.  Eenige  vergoeding  wil  ik  u  ook 
daarvoor  schenken  ,  door  u  bovendien  te  verhalen , 
wat  hij  in  gesprekken,  't  zij  bij  mij  aan  huis,  't  zij 
's  avonds  in  het  Concerthnis  ons  mededeelde.  Na- 
tuurlijk heb  ik  niet  alles  onthouden,  en  is,  onder 
't  geen  ik  onthield ,  ook  veel ,  dat  aangenaam  en 
leerzaam  was  te  hooren ,  maar ,  door  mij  althans , 
niet  in  dien  zamenhang'  en  met  die  levendigheid  kan 
verteld  worden  ,  dat  ik  waag  het  neder  te  schrijven. 
Poch    't  geen  ik  verhaal    zal    u  belangrijk  zijn ,    ver- 


26 

trouw  ik  ,  zoowel  om  de  Zending  in  China ,  als  om 
Gützlaff'  nader  te  leeren  kennen.  Nooit  was  hij  be- 
landTijker  dan  in  die  bijzondere  gesprekken. 

Ik  zal  deze  mededeelingen  ,  welke  zeer  afgebroken 
en  fragmentarisch  zijn  gegeven  ,  tot  eenige  rubrieken 
brengen. 


Eerst  verhaal  ik  dan  ,  wat  ons  Gützlaff  deed  zien 
van  den  Chine?chen  geest  en  toestand ,  gelijk  die 
is  buiten  het  Christendom. 

Daarin  is  veel  goeds,  en  veel  gebrekkigs.  Tot 
het  goede  behoort ,  dat  alle  mannen  kunnen  lezen 
en  schrijven  ,  ofschoon  de  taal  zoo  uiterst  moeijelijk 
is,  dat  niemand  die  geheel  verstaat.  Men  zou  daar- 
toe 40,000  onderscheidene  karakters ,  die  elk  een 
woord  van  één  lettergreep  uitdrukken  ,  moeten  ken- 
nen ,  't  geen  het  hoofd  van  ieder  te  boven  gaat.  Maar 
ook  die  er  2,000  kent,  kan  zich  reeds  doorgaans 
redden. 

Op  de  vraag ,  hoe  het  mogelijk  is  ,  dat  de  lees- 
kunst er  zoo  algemeen  verspreid  is ,  antwoordde 
GützlafF ,  dat  er  geen  gehucht  van  drie  huizen  is , 
of  er  is  een  e  school  ,  en  dat  men  er  die  kan  hou- 
den ,  dewijl  de  Regering  door  groote  belooningen 
en  eerbewijzen  de  beschaving  en  letterkunde  aan- 
moedigt ,  en  dewijl  men  bovendien  zonder  letterkun- 
dige kennis  in  China  geene  achting  of  bevordering 
kan  erlangen,  en  met  haar  tot  de  hoogste  eereamb- 
ten  kan  opklimmen. 

Van  dit  schoolonderwijs  zijn  evenwel  de  vrouwen 
uitgesloten  ;  onder  de  honderd  vrouwen  kan  uaauwc- 
lijks    ééne    lezen.     De  vrouwen    worden    dan  ook    in 


27 

China  weinig  of  liever  niet  geteld.  Op  de  vraag : 
Hoe  veel  kinderen  hebt  gij?  antwoordt  de  Chinees: 
één,  zoo  hij  één  zoon  heeft,  al  heeft  hij  vijf  of  tien 
dochters.  Vraagt  een  Europeaan  ,  waarom  zij  hunne 
dochters  niet  laten  onderwijzen ,  dan  verneemt  hij  het 
spreekwoord :  » Tijgers  behoeven  geene  vleugels." 
En  toch  zijn  de  Chinesche  vrouwen  over  't  geheel  be- 
wonderenswaardige huislioudsters  ,  en  hebben  zij  ook 
het  bestuur  des  gezins  geheel  in  hare  handen.  »  Want 
wij  zijn ,"  zegt  Gützlaff,  » een  verstandig  en  schran- 
der volk." 

Aanzienlijke  dames  zoeken  zelfs  in  de  letterkunde 
eenigen  roem.  Zij  maken  gaarne  een  gedicht.  Zit 
men  bij  haar  aan  tafel,  dan  duurt  het  niet  lang,  of 
een  vers  van  hare  hand  gaat  bij  de  gasten  rond.  Zij 
hebben  hulpmiddelen ,  om  zelfs ,  als  de  geest  niet 
dichterlijk  is,  toch  een  fabriekvers  te  leveren.  Er 
bestaat  een  Gradus  ad  Parnassuni,  een  dichterlijk 
woordenboek ,  van  achthonderd  deelen  ,  met  versre- 
gels uit  de  beroemdste  dichters.  De  dichters  zijn 
meest  —  zeer  karakteristiek !  —  sonnetten-schrijvers. 

Er  zijn  evenwel  enkele  niet  alleen  zeer  schandere, 
maar  ook  zeer  kundige  vrouwen.  Zoodanig  eene  was 
de  laatst  overledene  Keizerin.  In  China  mas:  seene 
vrouw  zich  met  de  staatkunde  bemoeijen ,  of  zij  wordt 
ter  dood  gebragt.  Maar  zij  stelde  uitnemende  wetten 
en  verordeningen ,  en  kwam  daarmede  bij  den  Keizer, 
sprak  met  hem  over  de  zaak ,  en  zeide  dan ,  hem  haar 
opstel  overreikende:  »Zie,  hoe  ik  in  uw  hart  heb 
gelezen !  Zet  uw  naam  er  maar  onder."  Als  de 
Ministers,  wien  het  verveelde,  altijd  bevelen  te  ontvan- 
gen ,    en    niets    zelve     te    kunnen    verrigten  ,     haar 


28 

soms  over  staatszaken  wilden  raadplegen ,  om  haar 
te  vei-strikkcn  en  uit  den  weg  te  ruimen ,  zeide  zij  : 
» Daar  weet  eene  vrouw  niet  van.  Wilt  gij  mijn 
kippenbroedsel  zien  ?  of  van  de  zijdeteelt  hooren  ?  " 

Tot  het  goede  in  China  behoort  ook  de  zorg  voor 
de  waarheid  der  eigene  geschiedenis.  De  Keizer  heeft 
acht  of  tien  schrijvers  om  zich  ,  die  zijne  daden  optee- 
kenen  op  bladen  papier,  welke  ,  van  ieder  schrijver 
afzonderlijk ,  in  ijzeren  kisten  komen ,  die  eerst  na 
's  Keizers   dood  worden  geopend. 

Tot  het  verkeerde  in  China  moet  men  vooral  reke- 
nen den  onuitstaanbaren  hoogmoed,  waardoor  zij  zich 
voor  de  eenige  beschaafden  en  alle  andere  volken  voor 
barbaren  houden.  Deze  hoogmoed  belet  hen  iets  van 
anderen  te  leeren  en  doet  hen  altijd  op  denzelfden  trap 
blijven  staan.  Nog  zijn  ze  in  zedeleer  en  staatkunde 
niet  verder  dan  Confucius  was.  »  Zoo  zegt  de  Wijze  ," 
is  't  geen  de  kinderen  eiken  dag  van  's  morgens  zes 
uur  af  in  de  school  hooren.  Zij  leeren  niet  denken , 
maar  overnemen. 

Ouderdom  is  't  zelfde  als  wijsheid ;  want  hoe  lan- 
ger iemand  heeft  geleefd,  des  te  meer  kan  liij  van 
buiten  geleerd  hebben.  De  Ministers  zijn  dikwijls 
mannen  van  70  tot  80  jaren. 

Hunne  aardrijkskundige  boeken  en  kaarten  vertoo- 
nen  nog  altijd  China  als  het  groote  raiddenrijk ,  een 
vierkant ,  aan  elke  zijde  door  eene  zee  omgeven ,  ter- 
wijl Afrika ,  Engeland ,  Holland  kleine  eilandjes  zijn , 
met  vorsten ,  aan  het  hemelsche  rijk  schatpligtig. 
Schrijft  Gützlaff  een  waar  aardrijkskundig  boek  ,  dan 
zcffffen  de  Chinesche  Geleerden  :  »  Men  moet  hem 
die  dwaasheid  vergeven.     Hoewel  hij  uit  het  knd  der 


29 

barbaren  tot  onze  wijsheid  is  komen  vingten  ,  lieeft  hij 
toch  nog  iets  van  die  barbaarschheid."  In  een  overzigt 
van  de  algemeene  geschiedenis  liad  Güt/Jaff  den 
inval  van  Julius  Caesar  en  later  dien  van  Willem  den 
Veroveraar  in  Engeland  vermeld ,  die  ruim  elfhon- 
derd jaren  van  één  gescheiden  zijn.  Een  Chineesch 
Geleerde  stelde  hem  bij  den  druk  voor ,  daar  liever 
ééne  gebeurtenis  van  te  maken. 

Waarom  zouden  ze  't  zoo  naauw  nemen  met  de 
oude  gebeurtenissen  van  een  land  der  barbaren  ?  Hun 
hoogmoed  leert  hen  wel  stouter  handelen  !  Zij  stel- 
len den  jongsten  oorlog,  waarin  een  handvol  Engel- 
schen  hun  de  wet  schreef  en  zware  oorloo-sbelastino: 
afperste,  aldus  voor:  » De  Barbaren  kwamen,  on- 
voorzigtig  aan  't  dwalen  geraakt ,  een  heel  eind  in 
't  hemelsche  rijk.  Nu  waren  ze  geheel  verlegen , 
waarop  de  Keizer ,  naar  zijne  edelmoedigheid ,  hun 
geld  gaf,  om  rijst  te  koopen  en  naar  hun  land  Ave- 
der  te  keeren." 

Een  blijk  van  hoogmoed  en  onverstand  ziet  men 
ook  in  'tgeen  er  over  stoombooten  is  voorgevallen. 
GützlafF  had  het  bezigen  van  stoombooten  aangera- 
den ,  al  ware  het  alleen ,  om  de  schattingen ,  die  nu 
vele  maanden  onderweg  zijn  ,  spoedig  over  te  bren- 
gen en  ze  aldus  spoedig  te  kunnen  omzetten.  Dit  voor- 
deel was  voor  de  hebzuchtige  Chinezen  zoo  in  't  oog- 
vallend ,  dat  de  Ministers  er  toe  besloten.  Maar  de  Kei- 
zer vroeg:  »Wie  zullen  die  schepen  bemannen?"  — 
»  Barbaren."  —  »  En  die  zullen  mijne  dienaren  zijn  ?"  — 
))  Gewis."  —  »En  mijne  meesters  worden!"  Hiermede 
sprong  dit  af.  Doch  een  der  Staatslieden  zeide ,  dat 
zoo   barbaren   het   verstonden,    toch    ook    wel  zonen 


30 

van  't  hcmelsche  rijk  zulk  een  schip  konden  maken- 
Nu  werd  een  kundig  werkmcester  op  eene  Engelsche 
stoomboot  gezonden.  ITij  bootste  alles  na;  geen  spij- 
ker ontbrak  ;  zelfs  niet  de  naam  van  den  Eugelschen 
fabriekant.  Niet  weinig  trotscli  waren  de  zonen  van 
'themelsche  rijk  op  dit  pronkstuk  hunner  kunstvaar- 
difheid;  eindelijk  was  het  schip  afgewerkt;  de  proef- 
vaart  zou  worden  ondernomen.  Alles  werd  bezien  , 
het  water  tot  stoom  gebrngt;  niets  ontbrak,  dan  dat  — 
de  raderen  niet  in  beweging  waren  te  krijgen. 

Het  treurigste  in  China  is  de  rigting  des  geestes 
alleen  op  het  stoffelijke  en  aardsche.  Er  is  geen  we- 
kelijksche  dag,  om  het  hart  naar  boven  te  heffen; 
364  dagen  zijn  de  Chinezen  tot  slaafschen  arbeid  ge- 
doemd; alleen  de  eerste  dag  des  jaars  is  een  rustdag. 
In  Confucius  is  geen  denkbeeld  van  God  en  onster- 
felijkheid ;  in  de  scholen  is  dus  ook  geenerlei  gods- 
dienstig onderwijs.  Het  verstand  wordt  ontwikkeld, 
maar  alleen  om  door  dit  leven-  te  komen,  en  hier 
welvaart  of  rijkdom  te  verkrijgen,  —  Niet  beter  is 
liet  bij  de  weinige  aanhangers  van  Lao-tse,  die  de 
mensch  gewordene  rede  aanbidden  en  velerlei  bijge- 
loof jegens  talrijke  afgoden  oefenen.  Niet  beter  ook 
met  den  groeten  hoop ,  die  Boeddha ,  Boe  of  Fo  ver- 
eert en  met  hem  duizende  van  afgoden  dient.  De 
Boeddha-Priesters    zijn   veracht  en  arm. 

Confucius  schijnt  vaak  uitnemend  te  spreken;  b.  v. 
» Eerst  regeer  u  zelven ,  dan  kunt  gij  een  huisgezin , 
en  hierop  een  land  regeren.  Hervorm  eerst  u  zelven , 
dan  uwe  familie  ,  hierna  uwe  regering  en  ten  laatste 
alles  binnen  de  vier  zeeën."  Maar  waarin  bestaat 
dat  regeren  en  hervormen  ?    In  het  regelen  van  't  ge- 


31 

drag  naar  uiterlijke  voorscliriften ,  in  't  omzetten  van 
den  wijzer,  als  't  uurwerk  in  do  war  is.  De  inner- 
lijke mensch  is  door  hem  voorbijgezien  en  aan  al  zijne 
verdorvenheid  overgelaten.  Een  waar  Chinees  is  een 
volkomen  ,  naar  Confucius  voorschriften  in  beweffins 
gebragt,  automaat.  Er  is  bij  dit  volk  geeMierlei  zelf- 
standigheid, ffeen  eigen  werk,  alles  is  uitlego-inn:  van 
de  ouden,  navolging,  nabootsing  van  anderen.  In 
eeuwen  hebben  zij  geen  oorspronkelijk  schrijver  gehad. 
In  hun  gelaat  is  gebrek  aan  uitdrukking.  Zij  zijn 
slaven  van  oude  gewoonten,  menschen ,  die  schijn  in 
eere  houden  ,  die  den  uiterlijken  vorm  der  deugd  ont- 
zien, haar  innerlijk  wezen  haten.  Ze  zijn  zonder  ze- 
delijken  moed ,  bezigen  daarom  list  voor  kracht ,  leu- 
gen voor  eerlijkheid. 

Voor  zoo  verre  zij  Goden  eerbiedigen  ,  denken  zij 
zich  deze  zeer  laag  en  verachtelijk.  Do  hebzucht,  bij 
de  menschen  in  China  zoo  algemeen,  schrijven  zij 
ook  aan  hunne  Goden  toe.  Die  moeten  ook  gediend 
worden  ,  als  alles  behoevende.  Ja ,  de  Keizer  zelf, 
die  ook  als  vader  wordt  voorgesteld ,  is  tevens  als 
een  draak,  die  alles  voor  zich  wil  verslinden.  »Ik 
ga  naar  den  draak ,"  zegt  hij ,  die  den  Keizer  gaat 
bezoeken.  Op  zijne  kleederen  heeft  de  Keizer  dra- 
ken; hij  vereert  den  draak;  en  die  draak  wordt  ook 
w^el  in  pleglige  omgangen  in  beeldtenis  rondgedragen. 
Gützlaff  zag  eens  zulk  een  draak  van  zeer  groote  lengte 
bij  avond  door  eene  stad  voeren;  hij  was  van  katoen 
en  vol  lantarens,  zoodat  hij  als  een  vurige  draak 
daar  heen  gino-.  Voor  hem  werden  afbeeldingen  van 
de  zon  en  maan  gedragen,  welke  hij  gedurig  zocht  te 
verslinden  ,  maar  dan  werden  die  afbeeldingen  weder 


32 


verder  afgehouden.  Als  er  eene  zons-  of  maansver- 
duistering is,  meenen  zij  dan  ook,  dat  de  draak  de 
zon  of  maan  heeft  gegrepen. 

Bij  zulk  een  ellendig  denkbeeld  over  de  Godheid 
voegt  de  even  jammerlijke  voorstelling  van  'tgeen  na 
dit  leven  plaats  heeft.  Geheel  vergaan  kan  de  menscli 
niet;  maar  die  onderwereld,  waarin  hij  komt,  is  zoo 
koud ,  eenzaam ,  doodsch ,  vervelend.  De  levenden 
geven  dus  allerlei  aan  de  dooden  mede ;  de  kinderen 
zetten  vruchten  en  spijzen  voor  de  gedenktafels ,  met 
de  namen  der  ouders  voorzien,  opdat  die  in  de  be- 
nedenwereld  zich  aan  de  geuren  er  van  verkwikken; 
zij  verbranden  papieren  huisjes  ,  met  allerlei  meube- 
len, wagentjes  enz.  en  veel  goudpapier,  't  Avelk  alles 
dan  daar  beneden  in  werkelijke  huizen ,  meubelen , 
wagens  en  goud  wordt  veranderd.  Een  groot  geluk 
voor  die  arme  zielen ,  zoo  er  eene  weder  als  kind 
kan  geboren  worden !  Of  zoo  iemand  voor  grof 
geld  en  vele  missen  (ook  die  hebben  de  Chinezen) 
een  zijner  gestorvene  vrienden  uit  de  onderwereld 
kan  loskoopen.    Want  voor  geld  is  alles  veil. 


Wat  is  er  nu  gedaan ,  om  aan  al  die  ellende  een  einde 
te  maken  ?  De  Grieksche  Christenen  hebben  zich  reeds 
voor  vele  eeuwen  bevlijtigd,  om  er  het  woord  Gods 
en  door  Christus  leven  en  beweging  te  brengen;  maar 
zonder  veel  gevolg.  Meer  werkten  de  zendingen  der 
Roomsch-Cathülieken  uit;  in  het  bijzondere  die  der 
Jezuïten ,  wien  het  noch  aan  geleerdheid ,  noch  aan 
fijnheid,    noch   aan  zelfverloochening  ontbrak.      Wis- 


kundio-e  bekwaarahoden  verschaften  hun  de  achtins  van 
dit  bij  uitstek  verstandige  volk.     Zoodanig  een  was  de 
Duitsche  Jezuïet  Adam  Schall ,  die   omstreeks   1628 
in   China  kwam.     Magtig  werd  zijn  invloed ,  toen  in 
1644  de  Mandsdioe-Tartarcn  China  grooteiideels  had- 
den veroverd ,    en   de   Keizer  uit   dezen   stam   Schall 
om  raad  vroeg,  hoe  zich  meer  daarin  vast  te  zetten. 
Schall    vereenigde    zachtmoedigheid  met    kracht ,  gaf 
doelmatige ,  liet  volk  aangename  verordeningen ,  waar 
beleid  en  toegevendheid  konden  baten ,  en  tastte  door, 
waar  geweld  noodig  was.     In  IGGl  stierf  deze  Keizer 
en  werd  opgevolgd  door  een  minderjarigen  zoon.  Het 
Kegentschap ,  dat  in  zijn  naam  het  rijk  bestuurde ,  kon 
uit   ijverzucht    de  gunstelingen    des    vorigen  Keizers 
niet  dulden.     Met  ketenen  beladen  werden  zij  ^'oor  en 
na  in  den  kerker  geworpen;  in   1664  trof  dit  lot  ook 
den  grijzen  Adam   SchaU.     De  jonge  Keizer  was  in- 
tusschen  een  man  van  uitstekenden  aanleo; ,  de  OToot-' 
ste    van    alle    Chinesche   Vorsten.     Hij    zag  nu  alles 
achteruitgaan ,  en  besloot  er  een  einde  aan  te  maken. 
Hoewel    nog   maar    omstreeks    veertien  jaren    oud , 
plaatste  hij  zich  op  den  troon ,  verklaarde  zich   voor 
meerderjarig  en  het  Kegentschap  ontbonden.     De  aan 
slaafsche  gehoorzaamheid  gewende  hovelingen  stieten, 
naar  lands  gewoonte,    negenmaal  hunne    hoofden  ter 
aarde ,    hij   was   de   erkende    Keizer.      Nu   vroeg  hij : 
«Waar  is  Adam  Schall?"  Geen  antwoord.  "Wederomen 
wederom  vroeg  hij.     Eindelijk  zeide  een  lagere  Man- 
darijn, die  er  niet  bij  te  verliezen  had:    ))In  de  gevani 
nis."  —  «Haalt  hem!"  —  Schall  kwam,  door  ouderdom 
en  lijden  gebogen ,  met  een  langen  baard ,  in  een  ruw 
kleed,  van  binnen  met  spijkers  voorzien.  «Adam  Schall! 

3 


Wie  zijn  uwc  vijanden,  die  ii  dus  niishandeld  hebben?" 
))Ik  weet  hunne  namen  niet.  Mijn  werk  is  niet  aanklager 
te  zijn.    Wist  ik  ze ,  ik  zou  ze  noemen ,  om  vergeving 
voor  hen  te  vragen." — 'Wlk  weet  die  namen  wel,"  sprak 
de  Keizer,  en  beval,  drie  der  aanzienlijkste  leden  van  het 
llegentschap  gevangen  te  nemen ,  en ,  hoewel  Schall 
vero-evino;  vroeg,  te  dooden.    Nu  cjeschiedde  alles  we- 
der  naar  den  raad  van  Schall ,  en ,  toen  hij  door  ou- 
derdom  en  gevangenis    uitgeput,    in  't  volgende  jaar 
stierf,  naar  dien  zijner  ordegenooten.     Nog  zeven  en 
vijftig  jaren  regeerde  deze  Keizer,  Kang-hi  geheeten  , 
een  zegen  voor  China.     Onder  hem  kwamen  vele  ge- 
leerde  Jezuïten  in  het  rijk  en  breidde  zich  het  Chris- 
tendom naar  hunne  prediking  heinde  en  verre  uit.    Zij 
bekwamen  het  grootste  huis  biimen  de  ringniuren  van 
het  keizerlijk  paleis  te  Peking  en  mogten  op  een  plein 
daarbij  eene  ruime  kerk  bouwen.  '  Zoo  scheen  China 
Roomsch-Catholiek  te  zullen  worden.    Doch  alles  werd 
bedorven   door   de  twisten  ,   die  tusschen  de  Jezuïten 
en  andere  Roomsche  Zendelingen   ontstonden  en  den 
daaruit  ontstaanden  eisch,    om  zich  bij  voorkomende 
twisten    aan  den  Paus ,    als   hun  opperhoofd ,  te  on- 
derwerpen.     Toen    iets   hiervan    luide    werd,    vroeg 
dezelfde    verstandige    Keizer,    of    de    Paus    in    zijn 
land    woonde.      »Neen,    te  Rome."    Nu  liet  hij  zich 
op   de    kaart    wijzen,     waar    Rome    lag,    en    vroeg 
hij  ,  of  de  Paus  vorst  van  Italië   was.      »Neen  ,    van 
dat    middenste   deel  van    Italië!"    —    «En    die  man 
wil  in  mijn  land  i'egeren!     Ik  wil  hem  eenige  Pries- 
ters uit  China  zenden  ,  en ,  als  die  eenige  zijner  onder- 
danen   bekeerd   hebben ,    zeggen ,   dat    die   nu   mijne 
onderdanen  zijn!" 


35 

Hierdoor  hebben  de  Roomschc-Cathobeke  Zende- 
lingen hunnen  invloed  in  China  verspeeld.  Gedurig  zijn 
ze  naderhand  vervolgd ,  dikwijls  zeer  wreed ,  maar 
niet  als  Christenen^  neen,  als  ongehooi'zame  burgers, 
als  Roomschen ,  als  onderdanen  van  een  vreemd  vorst, 
die  in  China  wilde  mederogeren. 

Toch  zijn  er  in  't  geheim  vele  Roomsche  Zende- 
lingen ,  die ,  zonder  veel  in  de  Chinezen  te  veranderen , 
hen  evenwel  doopen.  Hunne  bekeerlingen  zullen  nu 
misschien  150,000  bedragen.  Voor  een  goed  deel 
hebben  zij  deze  gewonnen  door  fraaijer  Heiligen  beel- 
den ,  dan  de  leelijke  Chinesche  afgoden  zijn. 

» Met  dat  al  geven  ons ,"  zeide  Gützlaff ,  »  nu  nog 
de  Roomsche  Zendelingen  en  de  Zusters  van  Liefde  in 
China  een  heerlijk  voorbeeld  van  zelfverloochening  en 
geloofsmoed;  uiets  ontzien  zij;  geene  gevaren,  geen 
honger,  geene  hitte,  geene  afschuwelijke  ziekten, 
geen  marteldood.  En  kunnen  zij  dit  met  een  Maria- 
beeld voor  oogen  en  een  rozenkrans  in  de  hand : 
wat  kunnen  wij  dan  niet,  met  het  kruis  voor  ons  en 
den  levenden  Christus  in  ons  ! " 


Wat  wij  kunnen  ,  toont  GützlaflP  zelf.  In  de  schets 
van  de  Chinesche  geschiedenis  hoorden  wij  reeds  van 
de  Chinesche  vereeniging  tot  uitbreiding  van  't  Evan- 
gelie door  hem  gesticht ,  en  in  die  zijner  leerrede  van 
'tgeen  hij  geleden  en  doorgestaan  heeft,  eer  hij  het 
zoover  bragt.  Nu  wil  ik  nog  eenige  bijzonderheden 
mededeelen  van  de  wijze ,  waarop  hij  voor  het  Evan- 
gelie de  baan  breekt ,  en  den  geest ,  waarin  hij  het 
doet. 

3* 


36 

Een  der  eerste  middelen,  om  voor  't  Evangelie 
rngang  te  vinden,  was  de  Bijbelvertaling  te  herzien 
en  te  verbeteren],  en  in  vele  afdrukken  te  verspreiden. 
Hij  zelf  heeft  hiertoe  veel  van  het  Oude  Yei'bond  na- 
gezien  of  vertaald ,  maar  ook  deelen  van  het  Nieuwe. 
Het  Nieuwe  Testament  is  nu  zestienmaal  gedrukt  er* 
telkens  weder  nagezien  ,  achtmaal  met  den  Griekschen 
tekst  vergeleken ,  en  altijd  met  het  taaieigen  der  Chi- 
nezen. Dit  laatste  doen  Chinesche  geleerden,  het 
eerste  Gützlaff  en  andere  Europeanen.  Als  hulpmid- 
del voor  zich ,  om  den  Bijbel  te  verstaan ,  bezigen 
deze  laatsten  vooral  de  Bijbeluitlegging  van  Richter , 
Toor  weinige  jaren  als  Inspector  van  het  Zendeling- 
huis  te  Barmen  overleden.  Op  deze  overzetting  wordt 
zoo  veel  werk  gedaan ,  dewijl  de  Chiijezen  zeer  keurig 
op  hunne  taal  zijn,  en  deze  taal  zeer  rijk  is,  zoodat 
men  er  alles  in  kan  wedergeven.  Ook  is  het  maar 
ééne  schrijftaal  voor  al  de  millioenen  inwoners,  maar 
niet  ééne  spreektaal  of  één  tongval,  daar  .dezelfde 
karakters  zeer  verschillend  worden  uitgesproken ;: 
gelijk  de  Europeanen  ook  eenerlei  cijfers  hebben- ^ 
hoewel  zij  ze  op   verschillende  wijzen  benoemen. 

De  Bijbelvertaling,  en  met  name  die  des  Nieuwen 
Verbonds,  is  zeer  goedkoop;  zij  is  op  vaste  of  ste- 
reotype platen,  door  het  Bijbelgenootschap  bekostigd, 
overgebragt ,  w^aardoor  een  exemplaar  van  het  N.  T. , 
in  China  gedrukt ,  maar  tien  cent  kost.  Nu  heeft  ech- 
ter het  geld  in  China  meer  waaixle  dan  bij  ons.  Een 
klein  burger  leeft  er  voor  ƒ  6,00  in  de  maand. 

De  Bijbelvertaling  wordt  veel  vei-spreid ;  maar  ook 
gebezigd  als  het  voorname  middel,  om  Chinezen  toS 
Predikers  op    te   leiden.     Men    leert   hen    uit  de  ge- 


37 

isclnedenis  der  EvangelieGn  bovenal  den  lleiir  kennen. 
In  velerlei  andere  bijzonderheden  knn  men  niet  gaan. 
De  Bergrede  dient,  om  een  algemeenen  indruk  van 
<le  zedelijke  strekking  des  Evangelies  te  geven ,  liet 
gesprek  met  Nicodemus ,  om  de  noodzakelijkheid 
der  wedergeboorte  te  doen  gevoelen,  Rom.  8  om  de 
werking  des.^eestes  ia  den  mensch  te  leeren  beseffen , 
Eph.  1  en  3  om  de  heerlijkheid  van  Christus  te  zien. 
Zulke  plaatsen  worden  voor  hen  uitgelegd,  door  hen 
gelezen  en  door  hen ,  naar  Chinesche  gewoonte ,  van 
buiten  geleerd.  Zij  beproeven  ,  zelve  nog  leerende, 
al  spoedig  hiinne  kracht  en  geschiktheid;  velen  too- 
nen  weldra,  dat  er  een  nieuw  leven  in  hen  is  ont- 
waakt ;  menigeen  schrijft  voortreffelijke  boekjes ,  om 
zijne  landgenooten  op  Christus  opmerkzaam  te  ma- 
ken. Onder  deze  behoort  eene  verklaring  der  Berg- 
rede en  een  boekje  over  een  Chineesch  gezegde: 
»  Geen  geloof,  geen  geluk." 

Hoe  Gützlaff  eu  zijne  leerlingen  met  de  Chinezen 
spreken,  werd  ons  duidelijk  uit  menig,  treffend  voor- 
gesteld, voorbeeld. 

Zij  nemen  tot  tekst  een  voorwerp  van  natuur  of 
kunst ,  of  een  voorval ,  dat  daar  voor  hunne  oogen 
geschiedt.  Ze  gaan  twee  of  drie  zamen  uit,  weven  als 
de  Apostelen,"  zeide  Gützlaff*  er  bij.  Een  hunner  vat 
b.  V.  een  glas  aan  en  vraagt  er  over :  »  Wat  is  dit  ? "  — 
» Een  wijnglas."  —  »  Hoe  mag  dit  ontstaan  zijn  ?  Is 
het  zoo  op  aarde  gevonden  ?  Of  is  het  zoo  geworden  ? 
Bestaat  het  niet  uit  zand  en  salpeter ,  die  zamen  ge- 
smolten zijn  ?  Welnu ,  zijn  zand  en  salpeter  van  zelve 
bijeengekomen  ,    gesmolten    en    glas    geworden  ? "  — • 


38 

»  Wel  neen ,  een  mensch  heeft  ze  te  zamen  gesmolten , 
geblazen,  geslepen."  —  »Maar  hoe?  kan  zulk  een 
nietio-  dino; ,  als  dat  glas ,  niet  van  zelve  ontstaan ,  en 
zijn  dan  hemel  en  aarde  wel  van  zelve  zamen  geko- 
men ,  om  deze  planten  en  dieren  en  menschen  te  vor- 
men ,  de;re  aarde  en  die  zon  ? " 

Dan  gaat  er  een  licht  op  in  hunne  ziel.  Alleen  er 
op  uit ,  om  veel  geld  te  winnen ,  en  gedachteloos  over 
*t  hoogste  ,  hebben  zij  de  Pantheïstische  denkbeelden 
of  klanken  hunner  Wijzen  over  de  wording  der  we- 
reld aangehoord  en  nagezegd.  «Want  ach,  de  wijste 
van  hen,"  zegt  Gützlaff,  »is  nog  niet  zoo  verstandig 
als  een  kind  onder  ons ,  is  nog  niet  zoo  ver  als  Ge- 
nesis 1  vers  1."  Door  zulk  een  voorstel  beginnen 
nu  evenwel  ook  de  eenvoudigen  te  begrijpen ,  dat 
het  dwaze  en  ijdele  klanken  zijn ,  welke  hunne  Wijzen 
hen  leeren. 

Nu  neemt  een  tweede  Prediker  het  woord.  «Neen, 
niet  uit  zich  zelve  konden  hemel  en  aarde  ontstaan. 
Een  glas  heeft  reeds  een  mensch  tot  maker  noodig. 
Dan  ten  minste  zon  en  aarde.  Maar  welk  mensch 
zou  deze  gemaakt  hebben  ?  Kent  gij  iemand ,  daartoe 
wijs  en  magtig  genoeg?"  —  «Neen,  dien  kennen 
wij  niet."  —  » Nu ,  die  is  er  ook  niet.  Niet  een 
mensch,  maar  die  veel  meer  dan  mensch  is,  God, 
de  hemelsche  Vader,  heeft  dat  alles  gemaakt.  En 
ITij  heeft  nog  veel  meer  gedaan  ,  dan  dit  alles  aan 
ons  geven.  Ook  zijnen  Zoon  heeft  Hij  ons  geschon- 
ken ,  om  ons  gelukkig  te  maken ,  hier  in  dit  leven , 
en  ook  als  dit  leven  eindigt."  Zoo  wordt  hun  de 
liefde  Gods  ,  de  zending  van  Christus  en  het  eeuwige 
loven  in  groote  omtrekken  voorgesteld. 


39 


Dan  spreekt  een  derde  Prediker,  die  vraagt,  of 
men  dit  nu  maar  zoo  mag  hooren  en  weder  verge- 
ten ?  Of  men  't  moet  onthouden  ?  En  wat  dan  ver- 
rigten  ? 

Het  vragen  en  het  afwisselen  der  sprekers  houdt 
de  aandacht  gaande  en  baant  een  weg  tot  het  bin- 
nenste der  ziek  Ook  naar  het  verhalen  van  's  Hee- 
ren  gelijkenissen ,  zoo  geheel  voor  kinderlijke  men- 
schen  en  Oostersche  volken  geschikt ,  luisteren  zij 
met  de  grootste  opmerkzaamheid. 

Vooral  maakt  Gützkiff  ook  gebruik  van  de  bena- 
ming, die  zij  aan  hun  rijk  geven,  van  henielsch  rijk. 
»  Is  ons  rijk  het  hemelsche  ,"  zegt  hij ,  »  wel  nu ,  dan 
moeten  wij  ook  het  hemelsche  boek  kennen ,  'twelk 
de  Vader  in  den  hemel  ons  geeft,  en  den  Heer  des 
hemels,  Gods  Zoon,  Jezus  Christus;  dan  moeten  wij 
een  hemelseh  leven  leiden,  en  na  dit  leven  in  den 
hemel  worden  opgenomen." 

» Jezus  Christus,"  wordt  hem  dikwijls  gevraagd, 
»is  dan  de  Confucius  der  Engelschen  en  Hollan- 
ders?" —  »"Wat  is  die  zon  daar,"  vraagt  hij  dan 
weder.  »Is  zij  eene  Engelsche  of  Hollandsche  zon? 
Maar  zij  schijnt  toch  in  Holland  en  Engeland  en  overal, 
even  als  hier.  Wel  nu ,  dat  is  eTezus  Christus  voor 
geheel  het  menschdom,  wat  die  zon  is  voor  geheel 
de  aarde.  Hij  is  de  Heer ,  de  Heiland ,  de  Redder 
van  Engelschman  en  Hollander ,  van  allen  ,  en  dan 
vooral  van  u,   zonen   van  't  hemelsche  rijk." 

Men  merkt  uit  deze  voorbeelden ,  dat  de  prediking 
van  Gützlalf  eene  Christus-verkondiging  is.  Hij  be- 
cint  van   Christus,    van    de    liefde    Gods    in   Christus 


40 

zending  geopenbaard,  van  de  liefde  des  Heeren,  die 
Hij  hier  op  aarde  vroeger  betoond  heeft  en  nog 
altijd  betoont ,  van  het  eeuwige  leven ,  dat  zijne 
liefde  aan  allen  schenkt.  Hiervan  is  Gützlaff  zich 
zelven  ook  volkomen  bewust.  Ik  heb  hem  deze  eigene 
woorden  wel  tienmaal  tot  verschillende  menschen  hoe- 
ren herhalen  :     »  Gods  liefde  is  onze  prediking." 

Eenige  vatbaarheid  hebben  de  Chinezen,  om  deze 
liefde  Gods  te  begrijpen,  dewijl  zij  zich  hun  Keizer 
als  vader  voorstellen,  die  alleen  uit  liefde  straft, 
ook  als  hij  iemand  beveelt  te   dooden. 

Op  de  uitdrukkelijke  vragen  van  eenigen,  of  hij 
ook  beo-on  van  het  gevoel  van  zonde  en  de  behoefte 
aan  schuldvergeving ,  zeide  hij  :  »  Xeen  ,  daarvoor  zijn 
de  Chinezen  niet  vatbaar.  Er  zijn  wel  in  onze  taal 
alle  woorden ,  om  zonde ,  overtreding  ,  misdaad ,  zelfs 
het  onderscheid  van  itaoaitTojiia  en  nagd^ccais,  aan  te 
duiden;  maar  zij  gevoelen  er  niets  bij,  dan  dat  het 
schending  van  rijkswetten  is.  Van  het  wezen  der 
zonde  hebben  zij  geen  besef." 

Op  de  vraag,  of  Jezus  Christus  door  zijne  zede- 
lijke volkomenheiden  geheel  zondelooze  heiligheid  geen 
diepen  indruk  op  de  Chinezen  maakte,  daar  zij  door 
Confucius  aan  eene  zekere  zedelijkheid  zijn  gewend,  was 
het  antwoord  van  Gützlatf :  »  Neen ,  daartoe  zijn  ze  ze- 
delijk niet  ontwikkeld  genoeg.  Confucius  leeringen  klin- 
ken wel  schoon,  mnar  doen,  behalve  door  het  inscher- 
pen  der  kinderlijke  gehoorzaamheid ,  geen  nut  ter  zede- 
lijke ontwikkeling.  Christus  voorbeeld  vooi'opgezet  ver- 
staan zij  niet.  Het  moet  bij  hen  door  's  Heeren  bloed 
liaar  's  Heeren  voorbeeld'^  Een  kort  gesprek  over  Ull- 
in^^nn's  heerlijk  boek,    Die   Siuidlosir/keit  Jesu,  verlet 


41 

vendigdc  de  overtuiging ,  dat  zulk  een  denkbeeld  eerst 
bij  veel  ontwikkelden  verstaanbaar  is,  en  dus  |ook 
eerst  in  de  negentiende  eeuw  kon  ontwikkeld  'wor- 
den ;  ofschoon  de  eenige  lieer  ook  dit  reeds  had 
en'  uitsprak ,  Joh.  8:  46. 

Op  de  vraag,  of  er  dan  niet  andere  dingen  zijn  in 
het  leven  der  Chinezen,  waar  de  Zendeling  zijne 
Christus-prediking  aansluit ,  zeide  hij ,  dat  zulke  din- 
gen nu  en  dan  voorkomen.  Zoo  is  het  geene  zeldzaam- 
heid, dat  een  ter  dood  veroordeelde  een  ander  koopt, 
die  zegt,  de  schuldige  te  zijn  en  dan  in  zijne  plaats 
sterft.  Zoo  iets  geeft  dan  wel  geene  juiste  vergelijking 
met  Jezus  Christus,  die,  om  ons  van  den  dood  te 
bevrijden,  vrijwillig  in  den  dood  ging;  maar  het  hel- 
dert voor  bekrompene  menschen  de  zaak  toch  aan- 
vankelijk eenigzins  op. 

Ook  is  er  nog  al  'teene  en  andere  in  de  oude 
schriften  en  overleveringen  der  Chinezen  omtrent  de 
schepping ,  den  zondvloed ,  enz. ,  waaraan  men  het 
Christendom  kan  aanknoopen.  Een  groot  Geleerde, 
die  het  Evangelie  had  aangenomen  en  daarover  werd 
aangevallen ,  verdedigde  zich  ,  door  in  een  opzette- 
lijk geschrift  aan  te  wijzen ,  dat  hij  hierdoor  was 
teruggekeerd  tot  het  oudste   geloof  van   zijn   volk. 

Op  de  vraag ,  of  hij  zich  aan  de  Heidensche  afgo- 
den ook  wel  aansloot,  of  er  zich  tegen  stelde,  was 
het  antwoord:  » Nooit  schimpen  of  vernederen  wij 
opzettelijk ;  wij  prediken  de  liefde  van  God  en  Gods 
Zoon.  Maar  om  deze  te  doen  uitkomen  ,  spreken  wij 
de  Chinezen  wel  eens  aan  in  hunne  afgodentempels, 
en  zeggen:  Zijn  dat  nu  regte  Goden,  die  alles  van 
u  nemen  ,    en  u  niets  geven  ?    die  ook  nog   van   det 


42 

armste  gaven  willen  hebben?  Wij  prediken  u  den  waren 
God,  die  niets  van  u  vraagt,  maar  u  alles  geeft,  en 
van  u  alleen  uwc  liefde,  uw  liart,  terug  verlangt." 

Het  blijkt  uit  dit  alles ,  dat  Gützlaff  zich  weinig 
om  bijzondere  leerstellingen  bekommert;  hij  heeft  de 
zijne;  maar  acht  het  (o,  mogten  allen  zoo  denken!) 
van  minder  belang,  of  ze  dus  of  zoo  gewijzigd  zijn. 
Hij  ontwijkt  de  gelegenheden ,  die  tot  botsing  over 
leerstellingen  aanleiding  kunnen  geven ,  vaak  met 
diplomatieke  behendigheid  ;  en  vaak  zegt  hij  ronduit : 
» Daartoe  kunnen  wij  nog  in  lang  niet  komen ;  op 
de  hoofdzaak  komt  alles  aan;  op  den  geest  van 
Christus  in  ons ;  den  geest  van  Christus  te  hebben  is 
bij  mij  orthodoxie." 

Op  de  vragen ,  of  het  niet  mogehjk  zou  zijn  in  de 
taal  der  Chinezen  beweging  te  brengen;  of  zij  an- 
ders niet  eene  blijvende  hindernis  voor  de  eigene  ont- 
wikkeling des  volks  zou  zijn ;  en  of  het  nieuwe 
Christendom  niet  tot  zulk  eene  vernieuwing ,  zoowel 
van  taal  als  volk ,  moest  leiden  ,  bij  de  Chinezen  ge- 
lijk bij  andere  natieën  :  —  antwoordde  Gützlaff,  dat 
liij  wel  wenschte  ,  dat  het  buigzame  Grieksch  de  taal 
der  wereld  wierd;  maar  eene  vernieuwing  der  Chine- 
sche  taal,  ten  minste  vooreerst,  onmogelijk  achtte. 
Beproefde  men  die  vernieuwing ,  dan  zou  zij  dade- 
lijk haar  nu  geheel  eenig  voorregt  van  ééne  taal  voor 
honderdo  millioenen  te  zijn,  verliezen. 


Wat  Gützlaff  door  zijne  rondreizen ,  toespraken  en 
opwekkingen  bedoelt,  heb  ik  reeds  meermalen  met 
zijne  woorden  verhaald :  eene  Europcschc  maatschappij 


43 

stichten,  om  't  werk,  dat  hij  begonnen  heeft,  voort 
te  zetten.  Wat  hij  heeft  gedaan ,  verklaarde  hij  meer- 
malen ,  is  nog  niets  dan  een  klein  begin  van  eene  on- 
metelijk groote  zaak  ;  » 't  is  ,"  zcide  hij  eens ,  »  alsof 
men  meende  dat  100  Predikanten  genoeg  waren,  om 
een  Ileidensch  Europa  te  bekoeren."  Hij  wenscht 
dus  vooreerst  een  aantal  Zendelingen  ,  om ,  gelijk  ik 
reeds  meldde  ,  leeraars  van  do  Chinesche  leeraars 
te  worden. 

Doch  waarom  hij  ook  juist  eenige  vrouwen  van 
Looge  beschaving  en  grooten  geloofsmoed  wenschte, 
was  uit  zijne  algemeene  gezegden  niet  duidelijk  ge- 
noeg geworden.  Op  navraag  daaromtrent  zeide  hij, 
dat  de  Chinesche  vrouwen,  hoe  voortreffelijke  huis- 
houdsters ze  zijn,  en  hoe  goede  vrouwen  en  moeders, 
evenwel  het  fijnere  gevoel  missen,  dat  in  Europa  het 
grootste  sieraad  der  vrouwen  is.  Het  zien  van  ellende, 
waarbij  ons  't  hart  zou  breken ,  laat  haar  doorgaans 
ongeroerd.  Zij  trouwen ,  zonder  hare  mannen  misschien 
ooit  gezien  te  hebben.  Hare  zenuwen  zijn  grof.  Aan 
hare  opvoeding  is  niets  gedaan.  Confucius  zelf  ver- 
stiet zijne  vrouw ,  en  in  zijne  geschriften  spreekt  hij 
met  verachtino;  van  de  vrouwen.  «Nooit  zal  er  eene 
wedergeboorte  van  China  kunnen  plaats  hebben  ,"  zeide 
Gützlaff ,  ))zoo  er  niet  afzonderlijk  op  de  vrouwen  wordt 
gewerkt  door  vrouwen ,  die  haar  tot  menschen  vor- 
men, en  in  de  zamenleving  haar  uiterlijk  eene  eere- 
plaats  doen  innemen ,  ten  gevolge  van  hare  innerlijke 
beschaving." 

Wat  er  eens  van  China  kan  worden  ,  is  nog  niet  te 
berekenen  ;  veel  in  het  volkskarakter  is  voor  de  hoog- 
ste veredeling  vatbaar ;  waarschijnlijk  zal  deze  natie , 


44 

als  zij  eens  tot  Christus  is  bekeerd ,  een  hoogen  rang 
onder  de  Christelijke  volken  innemen. 

Maar  daartoe  moeten  er  vrouwen  als  Zendelingen 
heengaan ,  vrouwen  va,n  groot  geloof  en  vurige  liefde 
voor  den  Heer,  die  geheel  en  al  Chinezen  willen  wor- 
den en  er  dus  niet  aan  denken  naar  Europa  terug 
te  keeren. 

Hiertoe  moet  het  oog  ten  hemel  gerigt  zijn.  "Wat 
is  ook  dit  leven  waard,  als  ons  de  hemel  niet  open 
staat  ?  —  Op  de  vraag ,  of  er  ook  gevaar  voor  vervol- 
ging in  China  is  te  wachten ,  antwoordde  hij :  »  Niet 
veel ;  maar  wel  eenig.  Enkele  dienaren  des  Heeren 
^iullen  nog  wel  moeten  vallen.  Maar  juist  als  men 
een  Stephanus  wordt ,  ziet  men  ook  den  hemel  open , 
en  Gods  Zoon  aan  's  Vaders  regterhand.  Iemand , 
die  zou  willen  medegaan,  mits  hij  in  geen  levensge- 
vaar kwam ,  zou  een  soldaat  zijn  ,  die  bij  de  aanne- 
ming- in  de  dienst  den  officier  de  belofte  wilde  afne- 
men,  dat  hem  geen  kogel  zou  treffen.  Is  een  goed 
soldaat  bang ,  op  't  slagveld  te  sneuvelen  ?  Moet  hij 
op  zijn  bed  sterven?  Wij  zijn  soldaten  van  Christus; 
zonder  strijd ,  geene  overwinning.  En  wat  is  't  voor 
ons ,  die  een  eeuwig  leven  voor  ons  hebben ,  of  loij 
vallen,  als  onze  zaak  maar  zegepraalt?" 


Zietdaar  't  voornaamste ,  dat  er  door  hem  is  ge- 
sproken. Gij  merkt  daaruit ,  "VYaarde  Lezers !  hoe- 
veel er  door  den  onvermoeiden  man  is  behan- 
deld. Zag  ik  op  zijne  bezigheid ,  die  nooit  rustte , 
dan  dacht  ik  meer  dan  eens  :  »  Gij  zijt  in  den  cdul- 
Bten  zin   een   Nimrod  ,  eeji   geweldig  jager  voor  den 


45 

Heer.'^  Hij  zelf  sprak  niot  van  drukte  of  werk.  Ilicf 
was  't  niets,  zeido  hij,  liier ,  waar  goede  wegen  eil 
rijtuigen  waren ;  liij  behoefde  niet  's  nachts  te  bed  te 
liggen;  hij  kon  altijd  slapen,  als  hij  maar  een  plankje 
onder  zich  had.  Hij  bleek ,  als  Paulus ,  zijn  lig- 
chaam  gebragt  te  hebben  tot  gehoorzaamheid  aan 
den  geest.  Evenwel  was  zijn  gang  moeijelijk ,  als 
van  iemand ,  die  aan  podagra  lijdt.  Zijne  dage- 
lijksche  kwaal  was  geweldige  kramp  in  de  beenen , 
voorzeker  een  gevolg  van  al  de  koude ,  bij  schip- 
breuken en  zeereizen  uitgestaan  en  bij  wandelingen , 
ook  wel  zonder  schoenen ,  door  sneeuw  en  moeras 
gedaan.  Ook  bleek  het,  dat  ondor  de  redenen  voor 
zijne  overkomst  naar  Europa  eene  was ,  zijne  ge- 
knakte gezondheid  te  herstellen. 

Maar  van  geschokte  gezondheid  sprak  hij  opzette^ 
lijk  niet ;  dit  mogt  den  schijn  van  roemen  hebben , 
en  zijn  ootmoed  was  altijd  aan  zijne  kracht  gelijk. 
En  zijne  kracht  scheen  bij  eiken  hinderpaal  toe  te 
nemen.  Toen  hij  het  Chineesch  had  willen  leeren , 
had  eene  Dame  hem  gezegd  :  » Dat  leert  gij  nooit." 
Maar  juist  door  haar  woord  had  hij  het  spoedig  ge- 
leerd ,  zeide  hij  ;  » want  dit  is  mijne  natuur ;  't  geen 
ligt  is ,  boezemt  mij  geen  belang  genoeg  in ;  wat 
zwaar  is  ,  vat  ik  met  ijver  aan."  Elk ,  die  hem  van 
naderbij  gadesloeg ,  stond  versteld  over  zulk  een 
mensch.  » Wat  worden  wij  klein  tegenover  hem  j 
wat  is  ons  werk  met  het  zijne  vergeleken  !"  zeiden 
velen  meer  dan  eens.  » Welk  een  mensch ,"  riep 
een  ander;  «hoe  nietig  word  ik!"  —  »Maar  toch 
ook  hij  is  een  mensch  ,"  hernam  een  derde  ;  » en  wat 
hij  nu  is,  kunnen  wij  worden,  zoo  niet  hier,  dan  ginds," 


46 

Al  deze  kracht  had  evenwel  niets  afstootends. 
Intejrendeel  aanorenaam  was  tevens  de  indruk,  dien 
hij  maakte.  Hij  was  open  ,  gul ,  vrolijk  ,  tot  scherts 
geneigd.  Zijne  nederiglieid ,  hoe  overdreven  bij 
't  eerste  hooren  ,  was  blijkbaar  opregt  en  ongekunsteld. 
Klaar  konden  wij  ons  voorstellen ,  dat  hij ,  als  Mandarijn 
in  dienst  van  het  Chinesche  Bestuur,  een  tijdlang 
het  bewind  over  een  m*oot  gewest  tot  aller  genoegen 
had  gevoerd,  en  dat  Bestuur  hem  gaarne  over  eene 
veel  grootere  provincie  van  drie  millioenen  inwoners 
had  willen  stellen ,  om  door  zijne  zachtmoedigheid 
en  algemeene  bemindheid  de  daar  gestoorde  orde  te 
herstellen.  Klaar  ook  begrijpen  ,  Avat  Chinesche 
Heidensche  kooplieden  in  een  afscheids-adres ,  bij 
zijne  afi-eize  naar  Europa ,  hadden  gezegd  :  » Ach , 
wij  moeten  achterblijven.  Waren  wij  wilde  eendtjes , 
wij  zwommen  u  na." 


Wat  zal  nu  de  invloed  van  zijne  overkomst  en 
toespraken  in  Europa,  in  Nederland,  in  Groningen 
zijn  ?  .  .  .  .  Wij  mogen  hopen  deze ,  dat  de  zaak  der 
Zending,  en  met  name  van  die  in  China,  veel  meer 
ingang  vindt ,  nu  zij  door  zulk  een  krachtvol  voor- 
stander is  aanbevolen  en  als  persoonlijk  voor  onze 
oogcn  zigtbaar  geworden. 

In  China  is  nu  eene  geopende  deur.  Het  voor- 
wendsel, elders  wel  eens  aangevoerd,  b.  v.  om  de 
prediking  op  Java  te  belemmeren ,  dat  men  Java 
hierdoor  van  Nederland  zal  afscheuren,  geldt  hier 
niet:  hier  bestaat  zulk  een  gevaar  noch  Avezenlijk,  noch 


47 

scliijnbaar.  De  moeijolijklicid  bij  nnvc  stainmen  nan- 
wczig,  om  lien,  vóór  men  hun  Christus  predikt, 
eerst  tot  eenige  beschaving  te  brengen  ,  eerst  land- 
bouw en  handwerken  te  leeren  ,  eerst  in  steden  en 
dorpen  te  verzamelen,  heerscht  hier  ook  niet:  Chinu 
heeft  die  voorloopige  beschaving.  Ook  kan  hier  niet 
aangevoerd  worden  ,  wat  velen  ten  onregte  van  woes- 
tere volken  zeggen,  dat  zij  door  't  Christendom  wel 
beschaafder,  maar  juist  niet  beter  zullen  worden: 
China  heeft  eenige  beschaving  en  vele  ellende,  China 
toont ,  hoe  luttel  een  volk  in  't  geestelijke  en  we- 
zenlijke vermag,  ook  bij  het  uitnemendst  verstand, 
zonder  hooger  licht.  Het  is  ook  geen  werk  zonder 
einde :  indien  eerst  door  krachtige  Zendelino-en  het 
Evangelie  ingang  heeft  gevonden  ,  kan  het  zich  daar 
spoedig  handhaven  ,  even  gelijk  oudtijds  in  Grieken- 
land, dewijl  er  dadelijk  uit  de  inboorlingen  inlandsche 
verkondigers  van  Christus  worden  gevormd.  Eindelijk 
past  hier  ook  de  tegenwerping  niet,  dat  de  regte  tijd 
niet  aanwezig  is.  Die  is  juist  nu  duur.  Dusverre  was 
China  als  met  koperen  muren  afgesloten;  nu  zijn  inde 
vijf  vrijhavens  vijf  wijde  poorten  in  die  muren  gebro- 
ken, waardeerde  toegang  totdebinneidanden  openstaat. 
Eene  natie  vangroeten  aanleg,  honderde  millioenen  zie- 
len sterk ,  die  dusverre  van  de  groote  volkeren-verkee- 
ring zoo  goed  als  uitgesloten  was ,  en  door  de  zelfzuch- 
tigste  dwingelandij  tot  altijddurenden  stilstand  was  ge- 
doemd ,  is  nu  in  de  wereldbeweging  ingetrokken ,  en 
gaat  eene  nieuwe  bestemming  te  gemoet.  Ellendig 
zal  die  bestemming  zijn  ,  zoo  zij  van  de  Europeanen 
niets  leert ,  dan  uitgebreider  wetenschap  ,  schoener 
kunst,  voordeeliger  bedrijf,  en  niet,  waarom  't  alleen 


43 

de  moeite  waardig  is  te  leven  ,  rigting  des  geestes 
naar  den  hemel ,  overgave  des  harten  aan  God,  hei- 
liging van  den  innerlijken  mensch  ,  en  ,  om  dit  alles 
te  verkrijgen ,  Jezus  Christus ,  als  die  ook  der  Chi- 
nezen Heiland  en  Heer  is. 

Daarom ,  nu  of  nooit  het  Christendom  ingevoerd  in 
China;  daarom  nergens  Christus  gepredikt  onder  de 
Heidenen ,  zoo  niet  in   China  I 

» Maar  wat  men  voor  China  geeft ,  onthoudt  men 
aan  de  Heidenen  en  Mohamedanen  in  onze  kolo- 
nieën  ,  en  aan  de  gedoopte  Heidenen  in  ons  Vader- 
land!" zoo  spreken  velen;  enkelen  uit  bekrompen- 
heid ,  de  meesten  als  voorwendsel ,  om  zich  aan  China 
en  aan  geheel  de  Zending ,  uitwendige  en  inwendige 
beide ,  te  onttrekken ;  want  zeer  zelden  hoort  men 
deze  tegenwerping  dan  uit  den  mond  van  hen  ,  die 
niets  doen  aan  de  Evangelieprediking  op  Java  en 
Celebes ,  en  niets  aan  die  onder  de  gedoopte  Heidenen 
in  Nederland. 

Toch  verdient  de  geheele  Zending  eene  ernstige 
bespreking.  Elk  voorwendsel ,  om  er  zich  aan  te 
onttrekken ,  moet  in  zijne  nietigheid  worden  ten  toon 
gesteld,  de  bekrompenheid  teregt  gebragt. 

Ik  wil  daarover  het  eene  en  andere  in  het  midden 
brengen,  en  daartoe  alleen  wijzen  op  een  woord  des 
Heeren ,  dat  mij  in  deze  dagen ,  bij  de  verwachte  komst 
van  Gützlaff,  dikwijls  voor  den  geest  stond,  en  mij  ge- 
schikt schijnt,  om  alle  zwarigheden  tegen  de  Zending 
ingebragt ,  op  te  lossen.  Ik  meen  het  woord  des 
Heeren ,  tot  zijne  Apostelen ,  waaraan  wij  in  deze 
dagen  tusschen  Paschen   en  Hemelvaart   als  van  zelf 


49 

clenken.  »  Gij  7Ailt  ontvangen  de  kracht  des  heiligen 
/  geestes ,  die  over  u  komen  zal,  en  gij  zult  mijne 
getuigen  zijn  zoo  te  Jeruzalem  ,  als  in  geheel  Judea 
en  Samaria  en  tot  aan  het  uiterste  der  aarde."  Dit 
woord  slaat,  dunkt  mij,  alle  bedenkingen  ,  tegen  de 
Zending  ooit  ingebragt,  voor  allen  ter  neder,  die  den 
Heer  willen  gehoorzamen.  Op  de  treffendste  wijze 
leert  Hij  zelf  ons  hier  de  Zending ,  de  inwendige  en 
uitwendige ,  en  beider  verband  kennen ,  Hij  ,  die  meer 
is  dan  gij  of  ik ,  of  ook  dan  een  GützlafF.  En 
vinden  wij ,  dat  de  Heer  zulk  eene  werkzaamheid , 
als  die  nu  voor  China  gevraagd  wordt,  van  ons 
eischt ,  wie  zal  dan  terugblijven  ? 

Meent  gij  ,  dat  de  Zending  in  menschelijke  wille- 
keur haren  grond  heeft?  dat  zij  dus  geen  dure  pligt 
is  voor  den  Christen  ? 

Hier  hoort   gij ,    dat    de  Zending  haren  oorsprong 

heeft  in   den    wil    des   Heeren ,    daar   Hij  het  is ,  die 

aan   zijne  Apostelen  den  pligt  oplegt ,    Hem  te  gaan 

prediken    van    volk  tot  volk.     Nu   konden  zij  alleen 

de  setuigenis    des    Heeren   niet  breno;en  tot  alle  na- 
ts       o  o 

tieën ;  medestanders  en  helpers  hadden  zij  noodig,  en 
opvolgers.  En  opvolgers  zullen  zij  noodig  hebben  , 
zoo  lang  er  nog  een  einde  der  aarde  is,  waar  Chris- 
tus naam  nog  niet  wordt  genoemd.  Opvolgers  van 
hen  moeten  dus  ook  onder  onze  tijdgenooten  zijn. 

Twijfelt  gij ,  of  het  mogelijk  is  ,  ééne  godsdienst 
tot  die  der  aarde  te  maken  ?  Leert  van  den  Heer , 
dat  't  geen  er  te  prediken  is,  bestaat  in  getuigenis 
geven  van  Jezus    Christus    en    ziet    daarin  tevens  de 

4 


50 

mogdijkheitl  opgesloten  ,  dat  liet  ChristendoTn  de 
godsdienst  der  geheele  aarde  kan  worden.  Hierover 
wil  ik  een  weinio;  uitweiden  ,  want  daarin  ligt  tecc- 
lijk  de  regtvaardiging  van  de  wijze  der  Evangelie- 
verkondiging, welke  wij  door  Gützlaflf'  en  alle  voor- 
treffelijke  Zendelingen   zien  bezigen. 

De  Heer  verbindt  naauw  zamen  :  »  Gij  znit  mijne 
getuigen  zijn  van  Jeruzalem  tot  aan  het  uiterste  der 
aarde  f  als  of  de  Heer  wilde  zeggen:  »  Het  Christen- 
dom moet  eene  wereldgodsdienst  Avorden,  en  het  kan 
die  worden,  dewijl  de  prediking  er  van  bestaat  in 
eene  getuigenis  van  mij."  En  waarlijk  ;  daarom  heeft 
onze  godsdienst  die  eigenaardigheid ,  dat  zij  eene  Zen- 
ding bezit,  welke  niet  vroeger  kan  of  wil  of  zal 
eindigen,  dan  nadat  er  geen  volk,  geen  mensch  meer 
op  aarde  leeft,  die  niet  tot  haar  behooren. 

Zulk  eene  eigenaardigheid  kon  zij  niet  hebben ,  ware 
zij  in  hare  prediking  iets  anders  dan  getuigenis  geven 
van  Jezus  Christus.  Ware  zij  b.  v.  eene  zedelijk-gods- 
dienstige  wet,  gelijk  die  van  Mozes,  dus  eene  Iierlia- 
ling  en  volmaking  van  het  Mozaïsmus:  ja,  dan  kon'  zij 
onder  eenige  min  beschaafde  volken  veel  opgang  ma- 
ken, onder  Joden,  Syriërs,  Egyptenaren;  maar  niet 
onder  volken  van  eene  andere  geestrigting;  en  zelfs 
onder  die  natieën  ook  maar  zoolang,  als  zij  nog 
niet  waren  gerijpt  tot  vrijheid  des  geestes.  Bestond 
onze  godsdienst  in  wasschingen,  opzeggingen  van  ge- 
beden ,  vasten  en  aalmoezen  geven ,  gelijk  die  van 
Mohamed :  ze  zou  voor  Arabieren  en  dergelijke 
volken  voefren ,  zoolans;  deze  in  den  kindschen  toe- 
stand  van  ontwikkeling  verkeerden  ,  waarin  zij  nu  nog 
leven.     Ware    onze    sodsdienst    eene    leer  over   God 


51 

fen  goddelijke  dingen,  moest  men,  om  Christen  te 
worden ,  een  stelsel  van  godsdienstige  cii  wijsgeerigo 
waarheid  leeren  kennen  ,  beoordeelen  en  aannemen  : 
dan  zouden  de  Grieken  haar  hebben  kuimen  begi-ijpen 
en  volgen,  maar,  belialve  deze,  welligt  geen  ander 
volk  der  aarde.  Ook  ware  't  menschdom  weinig  ge- 
holpen geweest  met  eene  nieuwe  wet ,  met  velerlei 
plegtigheden ,  met  eene  fijn  gespoimen  leer.  Eene 
godsdienst ,  daarin  bestaande ,  ware  niet  de  moeite 
waardig  aan  alle  volken  te  ])rediken  ;  want  de  men- 
schen  wederbaren ,  levend  maken ,  zalig  doen  zijn  — 
dit  zou  zij  niet  kunnen. 

Maar  nu,  nu  verdient  zij  en  vermag  zij  door  Zen- 
ding van    land   tot  land   te   wordeji   voortgeplant ,  nu 
hare  prediking  is  —  getuigenis  van  Jezus  Christus.   Zij 
wordt  gepredikt  als  eiinegetuigeiiis'v'dn  gebeurde  zaken, 
van  de  geboorte ,  het  leven ,  den  dood ,  de  opstanding 
vati  Jezus  Christus:  dat  alles  is  verstaanbaar  voor  Jood  , 
Arabier  en  Griek,  voor  elk  volk  der  aarde,  verstaanbaar 
voor  kind,  volwassene  en  grijsaard,  verstaanbaar  voor 
de    meest    en    voor    de    minst    ontwikkelden.      Want 
geschiedenis ,  geschiedenis  van  één  enkel  persoon ,  is 
eenvoudig  en  duidelijk  voor  alle   menschen  in  alle  tij- 
den. —  En  deze  getuigenis    is   niet    alleen   verstaan- 
baar;   zij  is  oüli  aanlokkelijk   voor  allen.     Want   't  is 
eene    getuigenis    van    Jezus   Christus;    van  Hem,    die 
't  land    doorging  goed  doende ,    die    dooven    het    ge- 
hoor ,    kreupelen  de  kracht ,  dooden  het  leven  weder 
gaf,    die    kinderen   zegende  ,  die  armen  troostte  ,  die 
elk  leerde,    opwekte,    volmaakte,    elk  weldeed,    zoo 
men  zich    maar    niet   van  Hem    afkeerde.     Zulk   een 
liefderijk,   wijs,    weldadig,    heilig,    volmaakt   mensch 

•       4* 


52 

was  er  nooit  op  aarde.  Geene  levensbeschrijving  zoo 
aantrekkelijk  voor  al  wat  raensch  heet ,  als  de  zij- 
ne! —  Bij  het  verstaanbare  en  aanlokkelijke  dezer 
getuigenis  komt  ook  het  belangrijke.  Het  is  de  getui- 
genis aangaande  Hem ,  die  Gods  en  's  raenschen  Zoon 
is ,  die  het  afbeeldsel  is  van  God ,  het  voorbeeld  voor 
de  menschen.  Zoo  ver  brengt  het  de  geleerdste  niet , 
dat  hij  al  de  schatten  der  wijsheid  doorvorscht,  welke 
in  de  getuigenis  van  Jezus  Christus  zijn  bevat ,  dat 
hij  de  wereld-geschiedenis  vóór  Jezus  Christus  en  na 
Hem  geheel  doorziet  met  dien  Zone  Gods  en  des 
menschen  als  haar  middenpunt ,  dat  hij  geheel  door- 
grondt uit  Jezus  Christus,  wie  God  is  en  wat  de 
mensch  is  en  worden  kan.  Zoo  hoog  ontwikkelt  zich 
de  deugdzaamste  niet,  dat  hij  zich  in  geest  en  hart, 
in  wil  en  leven  ,  in  zwijgen  en  spreken ,  in  handeling 
en  karakter  niet  nocj  verder  zou  kunnen  vormen  naar 
den  eenigen  Volmaakte,  ons  aller  voorbeeld,  dat  hij 
zich  niet  inniger  zou  kunnen  aansluiten  aan  dien  lief- 
devollen  raenschenvriend,  ons  aller  Heiland,  Hoofd 
en  Levensbron. 

Waar  men  onze  godsdienst  misvormt,  gelijk  ook  in 
China  door  do  Jezuïten  gebeurde,  ddar  maakt  zij" 
geen  duurzamen  opgang ;  maar  als  hare  prediking 
bestaat ,  gelijk  zij  moet ,  in  de  getuigenis  van  Jezus 
Christus  ,  dan  kan  onze  godsdienst  die  der  geheele 
wereld  worden,  dewijl  zij  voor  alle  volken  en  alle 
menschen  in  alle  tijden  verstaanbaar,  aanlokkelijk  en 
boven  alles  belangrijk,  ja  allen  zaligmakend  is. 

Zijt  gij  onzeker,  hoe  ver  zich  de  Zending  moet  uit- 
strekken ,  waar  beginnen  ,  waar  eindigen  'r* 


53 

In  liet  bevel  van  Jezus  is  bcoin ,  voortgang  en  ein- 
de der  Zending  naauwkeurig  ondersclieiden.  Niet  bij 
geval  staat  Jeruzalem  vooraan.  Vandaar  moesten  de 
Apostelen  hunne  prediking  aanvangen.  Op  eene  an- 
dere plaats  wordt  hun  zelfs  uitdrukkelijk  door  den 
Heer  ingescherpt :  » Predikt  onder  alle  volken , 
beginnende  van  Jeruzalem^  En  waarlijk  ,  dit  eischte 
des  Heeren  wijsheid,  welke  in  Jeruzalem  een  mid- 
denpunt  der  Kerk  Avilde  stichten ;  dit  eischte  bovenal 
de  liefde  des  Heeren ,  die  zijn  volk  het  eerst  rnct  de 
zaligheid  wilde  begunstigen.  Van  Jeruzalem  moest 
de  prediking  zich  van  zelve  uitbreiden  in  de  omlig- 
gende streek,  Judea.  Vandaar  moest  zij  verder  gaan; 
en  wel  eerst  naar  de  Samaritanen ,  halve  Joden ;  en 
dan  al  verder  onder  Joden  en  Heidenen ,  en  niet 
eindigen,  dan  waar  de  aarde  eindigt. 

Dikwijls  wordt  in  onze  dagen  van  imoendige  Zending 
gesproken ,  vooral  na  het  heerlijke  boek  van  wicheex 
Die  innere  Mission.  Men  verstaat  er  onder  de  Evan- 
gelieprediking  aan  verwaarloosden  en  ellen digen  in 
onze  Christelijke  Kerk,  die  niet  uit  zich  zelve  tot  de 
Gemeente  komen,  maar  door  afgezanten  der  Ge- 
meente moeten  opgezocht  worden.  Als  deze  dan  de 
binnenlandsche  of  inwendige  Zending  genoemd  wordt, 
heet  die  onder  de  Heidenen  de  %iitwendige.  Ik  wil 
dit  spraakgebruik  hier  volgen,  en  dan  zeggen,  dat  bij 
den  Heer  inwendige  en  wi^wendige  Zending  hand  in 
hand  gaan ,  ja  ééne  en  dezelfde  zaak  zijn.  In  éénen 
adem  worden  zij  genoemd;  beide  zijn  getuigenis  van 
Hem;  beide  moeten  door  dezelfde  personen  worden 
behartigd :  »  Gij  zult  mijne  getuigen  /.ijn  van  Jeruza- 
lem tot  aan   het  uiterste  der  aarde.^^ 


54 

"Wel  ging  de  Heer,  zoolang  Hij  ligchamelijk  op 
aarde  verkeerde,  niet  dan  bij  uitzondering  buiten  de 
n-renzen  van  zijn  land;  want  daar  moest  Hij  zelf  ook 
beginnen;  maar  toen  Hij  daar  een  begin  gemaakt 
had  ,  bleef  Hij  ook  wel  voor  dit  land  zorgen  ,  doch 
breidde  Hij  tevens  zijn  rijk  uit  van  volk  tot  volk. 
Zijne  trouwste  dienaren  volgden  en  dienden  Hem 
daarin  op  't  ijverigste.  Hoe  predikt  Paulus  te  Jeru- 
zalem en  overal  onder  zijn  volk,  hoe  liefdevol  zorgt 
lüj  voor  de  Jei-uzalemsche  armen ,  hij ,  die  tevens 
door  geheel  Klein-Azië,  door  Griekenland,  tot  in 
Ivome  het  Evangelie  predikte!  Ziet  dien  Bisschop 
Gregorius  den  Groote  van  Rome.  Geen  trouwer 
herder  voor  zijne  kudde  daar  rondom  hem ,  en  geen 
ijveriger  verbreider  des  Evangelies  tot  op  de  Britsche 
eilanden !  Ziet  Bonifacius ,  den  Apostel  van  Duitsch- 
land.  Hij  was  de  liefderijkste  vriend  voor  zijne  naaste 
betrekkingen,  en  stelde  zich,  75  jaren  oud,  nog  aan 
den  marteldood  bloot ,  dien  hij  onder  de  Friezen 
ook  onderging.  Ziet  dien  Prediker  Franke.  Zijne 
woning  te  Halle  maakt  hij  tot  een  arm-  en  weeshuis, 
en  in  Oost-Indlc  predikt  hij  Jezus  Christus  door 
leerlingen  en  vrienden  ,  die  hij  bekwaam  maakt ,  uit- 
zendt, bemoedigt,  door  brieven  en  gebeden  onder- 
steunt. Ziet  Oberlin ,  die  het  Steendal  bij  Straatsburg 
ontgint  en  deszelfs  woeste  bewoners  tot  menschen , 
tot  Christenen  vormt,  en  intusschen  zijn  zilveren 
tafelgereedschap  verkoopt ,  om  den  slaven  in  West- 
Indië  Christus  te  doen  verkondigen. 

Zóó  zijn  juist  zij  de  ijverigste  bevorderaars  der 
uitwendige  Zending ,  die  ook  het  meeste  werk  doen 
voor  de  inwendige.    En  dat  kan  niet  anders ;  de  liefde , 


55 

•  die  drijft  tot  de  vreemden ,  zou  gecnc  ware  liefde  zijn , 
zoo  huisgcnooten  en  buren  er  bij  wierden  vergeten. 
Die  dat  eene  doet,  kan  dit  andere  niet  voorbijzien. 
Mogelijk  is  het  nog,  dat  een  bekrompener  zin  alleen 
voor  inwendige  Zending  zorgt,  zonder  het  besef  te 
hebben,  dat  ook  de  uitwendige  pligt  is.  Maar  onmo- 
lijk,  dat  die  niet  uit  huichelarij,  maar  uit  liefde  de 
uitwendige  behartigt ,  de  inwendige  kan  vergeten. 
Onmogelijk  is  het;  want  die  liefdegloed  is  als  het  zon- 
nelicht en  de  zonnewarmte  ,  die  zich  niet  tot  verder 
verwijderde  planeten  kan  uitstrekken ,  zonder  eerst 
op  de   naderbij  gelegene  te  stralen. 

Daarom  moeten  hand  aan  hand  gaan  uitwendige  en 
inwendige  Zending  ,  als  uitstralingen  der  ééne  liefde- 
zon. 

Krachtig  verklaarde  zich  ook  hierover  GützlafF: 
» IJver  voor  de  Zending  onder  de  Heidenen  en  ver- 
waarloozing  van  de  onkundigen  rondom  ons,"  zeide 
hij ,  » kunnen  niet  zamengaan.  Hoe  zoude  iemand 
liefde  hebben  voor  't  verre  China ,  en  geene  liefde 
voor  zijne  buurt  en  zijn  huis  ? " 

Of  wilt  gij  zelfs  wijzer  zijn  dan  de  Heer?  Wilt  gij 
scheiden ,  wat  Hij  heeft  vereenigd  ?  Wilt  gij  luisteren 
naar  die  luidklinkende  en  niets  zeggende  stem:  Eerst 
moeten  de  Heidenen  onder  ons  bekeerd  zijn ,  en  dan 
de  Heidenen  in  China !  —  Dat  ware  de  doodsteek 
toe  gebragt  aan  beide,  aan  de  m'iwendige  Zending  en 
aan  de  inwendige. 

Aan  de  uitwendige.  Wanneer  denkt  gij,  dat  de  Hei- 
denen onder  ons  zullen  bekeerd  zijn?  Niemand  wordt 
als  Christen  geboren,  elk  als  zinnelijk  mensch,  dus  min 
of  meer  als  Heiden,  en  't  werk  der  Evangelieprediking 


56 

zal  derhalve  onder  de  zich  telkens  opvolgende  ge- 
slachten ook  bij  ons  altijd  nieuwe  menschen  vinden  te 
bekeeren.  Bovendien  zullen  er ,  zoo  niet  altijd  dan 
nog  lange,  velen  onder  ons  zijn,  die  hunne  ooren 
stoppen  voor  't  Evangelie.  Zullen  wij  de  zaligheid 
des  Evangelies  aan  smachtende  Heidenen  onthouden, 
dewijl  hier  velen  in  arren  moede  haar  verachten, 
totdat  zij  gelieven  zich  te  bekeeren  ?  Hadden  de 
Apostelen  gedacht ,  gelijk  die  verwerpers  der  uit- 
Avendige  Zending  onder  ons ,  nog  waren  wij  Heidenen  , 
noo-  ware  het  Christendom  niet  buiten  Palestina*s 
grenzen  gebragt ,  nu  nog  niet  in  de  negentiende  eeuw. 
Maar  wat  zeg  ik  :  het  ware  daar  in  Palestina  ook 
reeds  lang  weder  vergaan.  Want  de  scheiding  der 
uitwendige  Zending  van  de  inwendige  is  ook  doodelijk 
voor  "deze  inwendige.  Waar  een  volk  alleen  bij  de 
Kerk  in  zijn  eigen  midden  blijft  staan  en  zich  niet  in 
liefde  uitbreidt  tot  andere  volken ;  waar  eene  natie 
't  Evangelie  zelve  kan  bezitten  en  't  niet  aanbieden  aan 
alle  anderen  :  daur  verkwijnt  de  liefde  ,  de  geest , 
liet  leven.  Het  is ,  alsof  de  hand  wilde  leven  ,  afge- 
scheiden van  voet ,  van  arm ,  van  hart.  Het  is , 
alsof  een  huisgezin  wilde  bloeijen  ,  bij  afsluiting  van 
alle  andere  inwoners  van  stad  of  dorp.  Het  is,  alsof 
een  staat  wilde  gelukkig  zijn ,  door  zijne  grenzen  voor 
vreemdelingen  te  sluiten,  en  geen  burger  naar  buiten 
te  laten  gaan.  Anders  wilde  het  de  opperste  Wijsheid 
en  Liefde.  Die  heeft  ons  zóó  geschapen,  dat  menschen 
met  menschen ,  gezinnen  met  gezinnen ,  volken  met 
volken  moeten  omgaan,  om  zich  te  ontwikkelen  en  te 
volmaken.  Ziet  hoe  verkeering,  vereeniging,  zamen- 
werking  wordt  gezegend !  O,  ziet  het  met  eigene  oogcn. 


57 

hoe  't  werk  dor  liefde  aan  efava,  aan  Nieuw  Zeeland  ,  aan 
Cliina  besteed,  met  rijken  zegen  terugvloeit  tot  de 
Europesche  Christenen,  die  haar  bewijzen.  Zij  geven, 
ja,  maar  gevende  ontvangen  zij,  schijnbaar  worden 
ze  armer ,  inderdaad  rijker.  Di'idr  zien  ze  de  pre- 
diking van  Jezus  Christus  wortel  vatten  in  't  hart 
der  Heidenen ,  dadr  ontluikt  voor  hunne  oogen  het 
geloof,  ddar  bloeit  de  hoop  ,  daiir  draagt  de  liefde 
geurige  vruchten  !  Welk  eene  blijdschap  ,  welk  een 
dank  aan  God,  welk  eene  aanmoediging  om  voort  to 
gaan ,  voort  te  gaan  in  't  ander  werelddeel ,  maar  ook 
in  de  eigene  woonplaats ,  in  't  eigen  huis ,  in  't  eigene 
hart !  Hoe  versterkt  zich  't  geloof,  hoe  verdubbelt 
zich  het  geestelijk  leven ,  hoe  alles  overwinnend  en  sterk 
wordt  de  liefde! 

Welke  is  dan  de  grens  der  Zending?  Geene  an- 
dere dan  die  der  aarde  zelve.  De  Heer  vereenigt  in- 
en  uitwendige  Zending.  Zijne  beste  dienaren  deden 
het.  Het  kan  niet  anders;  want  de  liefde  dringt  er 
toe ;  want  scheiding  is  voor  beide  doodelijk. 

Maar  waarom  houden  dan  nog  zoo  velen  zich  terug 
van  de  medewerking  tot  de  Zending  ?  Ach ,  't  is ,  omdat 
het  hun  ontbreekt  aan  heiligen  geest ,  aan  kracht 
uit  der  hoogte ,  die  zij  niet  biddende  afwachten ,  waar- 
voor zij  niet  blijde  hun  hart  openen. 

Wie  wil  een  Paulus  ,  een  Franke ,  een  Oberlin 
worden?  Wie  is  tot  'tgeen  zij  deden,  bekwaam?  Ge- 
wis niemand  uit  zich  z elven.  Er  moet  kracht  zijn 
uit  der  hoogte  ! 

Zoo  lang  als  zij  deze  Godskracht  des  .'heiligen  gees- 
tes  niet    in  zich  voelden  leven   en  werken,  w£ts   het 


58 

niet  mogelijk ,  dat  zelfs  Ju  Apostelen  als  Jezus  getuigen 
optrndeii.  Zij  bezaten  een  eerste  vereischte ,  aanschou- 
welijke kennis  van  Jezus  Christus  en  ondervinding  van 
zijne  liefde  en  beminnelijkheid,  zoodat  zij  getuigen  van 
Jezus  konden  zijn.  Maar  om  het  te  durven  zijn  ,  om  den 
geest,  den  moed,  de  standvastigheid  te  hebben,  van 
Jezus  Christus  nu  ook  werkelijk  overal  te  prediken: 
daartoe  behoefden  zij  nog  dien  geestesdoop,  welke 
hun  op  den  Pinksterdag  aanvankelijk  werd  geschonken , 
die  opgewektheid  van  geest,  die  heilige  geestdrift, 
zonder  welke  ook  de  grootste  gaven  als  eene  doode 
kracht ,  als  cene  gebondene  warmte  in  den  mensch 
blijven  sluimeren. 

Nog  zien  wij,  dat  die  kracht  uit  der  hoogte  en  de 
daaruit  geboren  heilige  geestdrift  bovenal  noodig  is  bij 
den  echten  getuige  van  Jezus  Christus.  Eenige  kennis 
moet  er  eerst  zijn  van  het  Christendom,  Er  moet  ei- 
gene aanschouwing,  eigene  ondervinding  zijn  van  de 
grootheid  en  liefde  des  Heeren ,  zal  men  van  Hem 
kunnen  getuigen  ,  hier  in  de  Gemeente  of  daar  ginds 
onder  de  Heidenen.  Doch  wat  moet  daarbij  komen? 
Geleeixlheid ,  welsprekendheid ,  ligchaamskracht  ?  Wie 
zou  die  goederen  verachten?  Is  de  vriend  van  Jezus 
Christus  geleerd ,  hij  zal  als  een  Paulus  te  beter  Zen- 
deling zijn  ,  dewijl  hij  allen  meer  alles  kan  worden. 
Is  hij  welsprekend,  hij  zal  als  een  Chrysostoraus 
ontelbare  scharen  aan  zijne  lippen  doen  hangen. 
Heeft  hij  ligchaamskracht,  hij  zal  de  vermoeijenissen 
van  reizen,  nachtwaken,  ontberingen  kunnen  doorstaan. 
]\Iaar  dit  alles  maakt  nog  niemand  tot  een  waren  en 
echten  getuige  van  Jezus  Christus.  Ook  zonder  ge- 
leerdheid,   welsprekendheitl    en    ligchaamskracht   kan 


50 

pion  dat  /ijii ,  maar  niet  zonder  kracht  uit  der 
hoogte,  zonder  heilige  geestdrift.  Eerst  waar  dezo 
is ,  daar  is  een  levensteeken  ,  een  levensbeginsel  des 
innerlijken  menschen ;  daar  is  spierkracht  en  veerr- 
Icracht  des  geestes,  waardoor  hij  werkzaam  en  on- 
vermoeid werkzaam  is ;  daar  is  moed ,  om  allerlei 
gevaren  onder  de  oogen  te  zien  ;  daar  is  ijver ,  om  te 
doen,  wat  Jezus  Christus  deed,  te  leven  voor  de  eere 
Gods  en  de  zaliglieid  des  menschdoms ;  daar  is  zelfver- 
loochening ,  om  alle  gemakken ,  alle  genietingen  des 
levens,  ja  't  leven  zelf  veil  te  hebben  ,  zoo  men  God 
kan  verheerlijken  ,  Jezus  Christus  volgen ,  menschen 
behouden ;  daar  is  liefde  ,  moech'ge ,  vurige ,  ondoofbare 
liefde,  door  geene  zonde  verlamd,  door  geene  zeeën 
gebluscht ,  door  geen  dood  verschrikt. 

Deze  heilige  geest  leeft  in  eiken  dienaar  des  Evan-? 
gelies,  zijnen  naam  waardig;  deze  leefde  in  de  Apos- 
telen krachtig  en  sterk;  deze  is  het,  die  de  in  Chris- 
tus Kerk  groote  mannen  groot  en  onverwinnelijk 
maakt  en  hen  ten  zegen  des  menschdoms  doet 
worden. 

Waar  de  Zending  niet  mogelijk  en  voorspoedig  is, 
^ch ,  daar  is  het  treurig  met  de  Gemeente  gesteld ; 
daar  ontbreekt  het  aan  opgewektheid  des  geestes, 
aan  Gods  heiligen  geest  in  den  mensch ,  dien  God 
wil  schenken  aan  ieder,  die  Hem  wil  ontvangen. 

Zou  het  daaraan  nu  ook  in  Nederland  ontbre-» 
ken  ?  .  .  .  .     Neen  ,  ik  wil  ,    ik  kan    het  niet  denken. 

Niet  over  de  wenschelijkheid  en  noodwendigheid 
der  Zending ,  ook  in  China ,  zal  verschil  van  meening 
?5ijn;  maar  alleen  over  de  wijze  van  uitvoering, 


60 

Er  zullen  b.  v.  zijn,  die  meenen,  dat  men  om  de 
Zending  in  China  te  bevorderen,  geene  afzonderlijke 
Maatschappij  moet  oprigten,  gelijk  Gützlaft'doet,  maar 
daartoe  het  Nederlandsche  Zendelinggenootschap  doen 
werkzaam  zijn. 

Maar  kan  dit  Genootschap  ook  nog  de  zorg  voor 
China  op  zich  nemen  ?  Hebben  Bestuurders  niet 
reeds  meer  dan  genoeg  te  doen  met  voor  hunne  Zen- 
delingen te  zorgen?  En  vanwaar  zullen  zij  voor 
China  geld  genoeg  bijeen  brengen? 

Komt  er  eeno  afzonderlijke  Maatschappij,  dan  kun- 
nen zich  frissche  krachten  hieraan  wijden ;  vele  Leden 
des  Nederlandschen  Zendelinggenootschaps  zullen  ook 
hiervoor  afzonderlijk  bijdragen;  velen,  door  Gützlaff's 
persoonlijkheid  gewekt,  zullen,  ofschoon  niet  voor  het 
Nederlandsche ,  wel  voor  dit  Genootschap  willen  bij- 
dragen. 

» Maar  welk  eene  schade  zal  dit  zijn  voor  het 
Nederlandsch  Zendelinggenootschap  I"  Meent  gij ,  scha- 
de ?  Ik  meen ,  voordeel.  De  wereld  rekent  bij  gul- 
dens ,  en  meent ,  dat  geld  de  beweegkracht  der  din- 
gen is  ook  in  het  koningrijk  van  God.  Maar  hier 
behoort  eene  andere  rekening  te  huis.  Hier  is  liefde 
de  beweegkracht ,  en  liefde  vermindert  niet  door  ge- 
ven, gelijk  een  hoop  guldens,  maar  neemt  toe.  Laat  er 
maar  eene  nieuwe  liefdegloed  ontbranden  voor  de  Chi- 
nesche  zending,  laten  er  maar  duizende  guldens  heen- 
vloeijen :  wij  zullen  voor  Java  en  Celébes  geen  pen- 
ning minder  ontvangen  ;  integendeel  veel  en  veel  meer. 
De  liefde,  versterkt  door  hare  werkzaamheid  in  China, 
zal  met  grooteren  ijver  zich  naar  onze  kolonieën  wen- 
den ;  zij  zal  bidden  zonder  ophouden ,  dat   Gods   rijk 


Gl 

tocli  meer  kome;  zij  zal  werken  zonder  paal  en  maat; 
zij  zal  ongekende  hulpmiddelen  opsporen,  nu  nog 
geslotcne  beurzen  openen,  en,  wat  meer  zegt,  men- 
schen  winnen  voor  hare  heilige  zaak ;  zij  zal  hart  bij 
hart  veroveren,  om  mede  te  arbeiden  voor  de  Evaiv- 
gelieprediking  op  Java  en  overal. 

Het  werk  voor  China  zal  aan  Java  geen  afbreuk , 
maar  voordeel  doen;  gelijk  Paulus  reeds  zag,  dat  de 
Evangelieprediking  aan  de  Heidenen  Israël  niet  tot 
schade,  maar  tot  zaligheid  strekte. 


Och ,  mogt  ook  dit  woord  eenigen  ontvlammen  voor 
eene  heilige  zaak !  Mogt  aldus  de  teleurstelling  van 
velen ,  die  Gützlaff  niet  hoorden ,  niet  alleen  niet 
schaden  aan  de  Zending,  maar,  door  deze  bladeren 
te  doen  ontstaan ,  ook  nog  eenig  voordeel  aan  haar 
toebrengen  !  Och ,  of  elk  persoonlijk  medewerkte  in 
zijnen  kring  en  in  zijne  mate  ,  om  de  getuigenis  van 
Jezus  Christus  te  verbreiden  in  ons  midden  en  in 
vreemde  werelddeelen.  Geeft  daarvoor,  Geliefden! 
ook  uwe  bijdragen.  Bidt  er  voor  met  ijver  en  har- 
telijkheid. Ziet  in  de  ZendeHngen  van  vorige  dagen 
en  van  de  onze,  van  Petrus  en  Paulus  af  tot  Boni- 
facius  en  tot  onze  tijdgenooten  toe ,  ziet  in  hen ,  wat 
de  liefde  in  Christus  vermag.  —  En  gaat  henen.... 
en    doet ook   alzoo ! 


fZ^^'Z^ 


Si.f^- 


1 


BV 

3^27 

G8H6 


Hofstede  de  Groot,   Petrus 
De   zending  in  China 


PLEASE  DO  NOT  REMOVE 
CARDS  OR  SLIPS  FROM  THIS  POCKET 


UNIVERSITY  OF  TORONTO  LIBRARY