Hofstede de Groot, Petrus
De zending in China
um
{''■^'4i'i
^ f "J i •* 'i •■? 'S ■?' «■?'<"'? t'i-('i'i' i (-i'i^i « % • « » 4,"« < »"< ♦' • i * '•'i'ttii * V » 4
B>E %«:.l[»I.lCiï 1\ lil II A.
VOLGlïS» r GEEN
t :: :h i
iii t*
,(i
D. R. (GÜTZIAFF,
1") AAK VAN TE GKONI^'GEN MEDEDEELDE.
beneven:? eemoe wooiaii:N ovEii ve NOODwiixniGUiiiü
UKK ZESÜING , VOORAL OVKU Dlls; IX CHINA.
JX ONZEN TIJD.
^s'^ U52^x>:s^^:s2ï>:s- ai^:^ ^'^^m.^'O-^'^*
ïe/t vopi'declM der Vervemf/my ÜA wUbreüüiuj
van het Cliridendoiu üi C/una^
(50 et.
<a 'é I
/.*!•*. vl -':..? r:->^& 1 *a»a* .t^ 1-.* ■
A
CP; VAN DER PEET
DE 2EIVDI1VG IN CHINA.
VOLGENS 't geen
\ ..
D\ K. OlJTZIiAFF,
DE1V 18 APRIL 1850,
DAARVAN TE GRONINGEN MEDEDEELDE.
tJÉNEVENS EENIGE WOORDEN OVER DE NOODWENDIGHEIO
DER ZENDING, VOORAL OVER DIE IN CHINA
IN ONZEN TIJD.
P. HOFSTEDE DE GROOT.
tEH VOORDEELE DER VEREENIGING TOT UITBREIDING
VAN HET CHRISTENDOM IN CHINA.
»l#^-
ÏE GRONINGEN, BlJ
1850.
342/
GfHir
Jxet Bestuur der Afdeellncr Groningen van het
Nederlandsche Zendelinggenootscliap gaf, bij berigt
in de Groningsche Couranten van den 16 April, aan
alle vrienden der Zending kennis , dat , naar alle
waarschijnlijkheid, de heer K. GützlafF den 19 en 20
April te Groningen zou optreden in eene godsdien-
stige en eene ^wetenschappelijke bijeenkomst, en eene
vergadering van Bestuurders en Medewerkende leden
des Zendelinggenootschaps verlangde bij te wonen. Dit
berigt werd gegeven ten gevolge van brieven , na-
mens den heer GützlafF, uit Kotterdam geschreven.
Doch woensdag den 17 April kwamen er des avonds
zeven uur twee brieven van hem , dat hij , dewijl
hij , door veranderde omstandigheden , den 23 April
's morgens te Parijs moest zijn , maar één dag hier
kon vertoeven , en nu een dag vroeger komen zou ,
donderdag den 18. Er werden dadelijk maatregelen
«renomen , om in de Stad alles nog in orde te bren-'
tre:i en zijne komst donderdag vroegtijdig bekend te
malden. Dit is volkomen gelukt; alles is goed voor
de Stad afgeloopen ; geen belangstellende burger van
Groningen heeft het te laat vernomen. Maar dit is
niet het geval met de vrienden der Zending, buiten de
Stad woonachtig. Er was geene mogeïijkheid, om hen,
behalve enkele nabijwonenden , te waarschuwen. He-
den, vrijdag den 19, is de stad vol van Evangelie-
dienaren en van andere ijverige bevorderaars der
Zending uit dit gewest en de omliggende streken,
zelfs uit Oostfriesland, op wier gelaat ik lees , ook zoo
hun mond het mij niet zegt: » Hoe zijn wij teleur-
o;esteld ! "
Wat te doeij? Gützlaff is reeds weder op de
stoomboot tusschen Kampen en Amsterdam. Hem
u vertoonen , Lieve teleurgestelde Vrienden van hem ,
van de Zending , van Christus ! — gaat boven mijne
magt. Maar zijn beeld kan ik u schetsen ; vertellen
kan ik u van hem ; eenigzins , hoe flaauw dan ook ,
kan ik u vergoeding schenken voor uw groot gemis
door u te verhalen, wat hier met hem voorviel, en u
den hoofdinhoud zijner toespraken en gesprekken mede
te deelen.
Ik gevoel mij daartoe opgewekt , dewijl hij aan mijn
huis dien éénen dag vertoefde en ik dus alles vollediger,
dan een ander, kan verhalen. Toch doe ik het met
schroom. Op het geheugen af zooveel te vertellen en
openlijk in druk te geven, is geene kleine zaak. Maar
ik heb verscheidene mijner vrienden verzocht, mijne
herinnering ter hulpe te komen ; en ik reken op uwe
bescheidenheid en op die van hen , die verder dez&
bladen lozen. Men zal van eene wel openlijke ,
maar toch vriendschappelijke medcdeeling, geene af-
gemetenheid en volledigheid eischcn. Alleen onge-
hoorde dingen zijn het ook niet , die ik kan verhalen ;
veel daarvan is algemeen bekend ; maar toch zal het
frissche en eigenaardige van 'tgeen een ooggetuige
zegt , ook hier zijne aangename kleur niet missen.
Herinneringen, wenken, opwekkingen, gedachten,
kunnen ook i'eeds nuttig zijn. Eti dat, bij 't on-
volledio;e en v/el doorgaans , maar misschien niet
altijd , woordelijke mijner mededeelingen , ik evenwel
niets op naam van Gützlafl' zal ter nederschrijven , dan
'tgeen door hem in dien geest en trant , en , wat het
denkbeeld betreft, juist zóó door hem is gezegd —
daarvoor durf ik instaan.
Gützlafï''s leven kan ik u niet juister schetsen, dau
het in onze Dagbladen is verhaald. Ware er tijd ge-
weest, ik zou hem gevraagd hebben, wat daarin niet
goe<l was. Doch de tijd ontbrak. Wel liet ik hem
zien , wat in meuer's Conversations-Lexicon over hem
staat. )) Och ," zeide hij , «lieeft men daarin over mij
geschreven!" Hij las 't eene en andere. »Ja, dat
is waar, dat niet geheel. — Ik zal wel genoodzaakt
zijn zelf eene schets van mijn leven te geven. Doch
dat doe ik eerst aan 't einde."
Dit weet men intusschen zeker , dat het levensbe-
rjgt, onlangs in onze Couranten geplaatst, over 't geheel
juist is, dat hij dus te Berlijn en te Rotterdam als Zen-
deling is opgeleid, in 1826 als Zendeling van ons Genoot-
schap naar Indiëging, zich al spoedig tot de Chiiiezeu
voelde getrokken , en nu (niet als Consul-generaal van
Groot-Brittanje , maar) als Chinesche Secretaris der
Eno-elsclie Ambassade en der Engelsche Kegering te
Hong-Kong, werkzaam is, doch tevens, en te beter,
in die betrekking, zijn Zendelingswerk voortzet. Ook
vernam ik van hem , dat hij tweemaal gelukkig , tel-
kens met eene Engelsche vrouw, was gehuwd, maar
nu ronder kind of gade alleen leeft. Hij is bijna
47 jaren.
Dit zij genoeg over zijne uiterlijke levensomstan-
diffhedon.
Een der brieven , welke ik woensdag avond van hem
ontving , meldde mij , dat hij dien avond met afzon-
derlijk rijtuig van Zwolle dacht te vertrekken , 's mor-
gens vroeg in Groningen hoopte te zijn, en mij over-
liet, om de uren voor alle bijeenkomsten te bepalen;
hij zou dien gansclien dag tot onze dienst zijn , mits
men zorgde, dat hij den avond van donderdag met
zijn rijtuig weder kon vertrekken, om vrijdag namid-
dag te Amsterdam te zijn.
Van zulk een ligchaam en hoofd hadden wij , die
hem tegemoet zagen, geen denkbeeld. Maar 't kwam
«)vereen met de vele, snelle, en elk ander mensch
afmattende en uitputtende togten , door hem in China
LU andere landen gedaan. Het was eene in 't oog
vallende bevestiging van het bijna ongeloofelijke , dat
hij in verre streken heeft verrigt.
Te tien uur, donderdag morgen, verscheen hij aan
mijn huis: een man van middelbare lengte, vrij ge-
zet , breed van schouders , donkerkleurig en vol van
gelaat, met gecstvollc , fijne en vrieiideHjk rondziende
oogen. Met liooge vreugde verwelkomden wij liem;
want enkele vrienden wachtten hem reeds aan mijne
woning. Het was mij eene groote eere , zulk een
man bij mij te ontvangen; 't was mij en den mijnen
bovenal eene onuitsprekelijke vreugde.
Eene opmerking over zijn voorkomen hebben allen
eenstemmig gemaakt, die ik over hem heb hooren
spreken: dat hij veel van een Chinees heeft, vooral in
zijne hoekig gewordene oogen. Ook aan hem wordt
bewaarheid, dat de gelaatstrekken van volken en men-
schen veranderen , naar gelang zij met deze of die
menschen en volken omgaan ; gelijk zelfs Negers ,
vooral de huis-Negers , iets van de trekken dier Euro-
peanen overnemen, onder wie zij verkeeren.
En GützlafF heeft niet alleen onder Chinezen ver-
keerd; hij is niet alleen in gewoonten, kleeding, leef-
wijze , aanneming tot zoon in eene Chinesche fami-
lie, Chinees geworden: hij is *t ook met hart en ziel.
Gelijk onze Heer, om op menschen te werken , ge-
heel on al waar mensch is geworden , zoo is hij , om
op Chinezen den regten invloed te kunnen hebben,
geheel en al waar Chinees geworden. Als hij van
ons volk, onze taal, onze geschiedschrijvers, onzen
Keizer spreekt , zijn het die van China. De liefde
heeft hem één gemaakt met het volk, waaraan hij zijn
leven heeft gewijd.
Veel werd er in den tijd van tien uur tot half één ,
waarop eene wetenschappelijke toespraak door Gütz-
laff zou gehouden worden , bij mij aan huis door hem
verhaald en op gedane vragen geantwoord. — Latev*
zal ik daarop terug komeit.
Om elf uur kwam er eene Commissie van Godge-
leertle Studenten , om den waardigen nuin eenen
welkomstgroet aan te bieden. Bij monde van den
heer C. Cammenga betuigde zij hare vreugde, hem
hier te mogen zien, die door zijn geheele leven
toonde, een waar dienaar van onzen Heer te zijn.
Gützlaff antwoordde onder anderen , dat men niet op
hem moest zien, maar op den Heer, wien het beliefde,
hem als zijn werktuig te bezigen; en dat hij hoopte,
ook hier te zullen vinden , die hem in zijn werk
zouden willen ondersteunen, jongelingen van vurige
liefde voor den Heer en van groots wetenschappelijke
bekwaamheid.
Intusschen kwamen er gedurig velen bij mij aan
huis Gützlaff zien en als eenen van ouds bekenden
vriend een warmen handdruk en Christelijken wensch
brengen. Men is spoedig met hem bekend en ge-
meenzaam.
Uit overdrukke gesprekken begaven wij ons ora half
één naar het Concerthuis , waar omstreeks vierhon-
derd hoorders, zoo Studenten, als andere inwoners,
onder wie ook een aantal Dames , hem vol belangstel-
ling wachtten.
Hier deelde Gützlaff het eene en andere mede uit
de Chinesche geschiedenis , waarvan ik het hoofdza-
kelijke met zijne woorden zal pogen weder te geven.
Hij had hierbij , gelijk altijd als hij met eenige in-
spanning spreekt , de oogen veelal half gesloten.
» Ik stond voor eenigo weken bij de Pyramiden en
^ndure gedenkteekenen der Egyptische Oudheid en
o
bescliouwde de veelvuldige afbeeldingen en inscliriften,
daar op te vinden. Ze zijn heerlijke blijken der
grootheid van het aloude Egyptische volk ; maar van
een volk, dat verdwenen is. De tegenwoordige be-
woners bekreunen zich niet om die monumenten; zij
gaan onverschillig daaraan voorbij , en laten 't aan
vreemdelingen over , ze te bew^onderen en uit te
leggen.
» Ik stond daarna te Londen tusschen de grootsche
overblijfselen van Ninivé; maar ook het volk , waarvan
deze gedenkstukken afstammen , is niet meer op aarde.
Weldra hoop ik in Ilereulaneum en Pompeji weder
de grootheid te aanschouwen eener van de aarde ver-
dwenen natie. Weldra hoop ik te Athene te zien,
hoe heerlijk eenmaal het volk was , dat ddilr bloeide.
» Maar terwijl zóó de beroemdste volken der Oud-
heid in deze meer westersche landen alleen in ge-
denkteekenen nog tot de wereld spreken , leeft er in
't verre Oosten eene natie , tot welke ik behoor, die van
de oudste tijden af eenen aaninerkelijken trap van be-
schaving heeft beklommen , en er zich nog op hand-
haaft , eene natie , welker geschiedenis in onafgebro-
kenen zamenhana; is beschreven c;edurende vele eeu-
wen, zoodat zij eene aanbeveling heeft van oudheid,
onveranderlijkheid en gelijkmatigheid, gelijk geene
andere.
))Uit hare geschiedenis wil ik 't eene en andere
mededeelen , 'twelk strekken kan , om uwe Christe-
lijke belangstelling in haar te wekken.
»Die geschiedenis begint met de vermelding van
den zondvloed. Er waren menschen uit het Westen in
China gekomen , toen er van het water , 'twelk tot boven
10
tle bcrn-en liad gestaan , nog veel in het land over
was. Dit af te leiden door kanalen , en het land dus
droo"- te maken , was het eerste werk geweest der
nieuwe bewoners.
» Daarna worden drie Keizers vermeld , tijdgenoo-
ten van Abraliam , Izaak en Jakob , en ook een hon-
gersnood van zeven jaren, door gebrek aan regen
veroorzaakt, ongeveer in Jozefs tijd. Deze hongers-
nood eindigde, door eene verootmoediging van den
Keizer , die , zonder vorstelijke praal , met zijne
Ministers in processie naar eenen berg gegaan , dadr
i\cn Hemel smeekte , de natie toch niet om zijne zon-
den te straffen. In 't geheel is dit de gewoonte ,
dat bij volksrampen de Keizer zich verootmoedigt en
bidt: » Laat de zonden des volks op mij rusten."
n De grootste persoon in onze geschiedenis is Kong-
foet-se , Confucius , ongeveer een tijdgenoot van Zo-
roaster en Solon , in de zesde eeuw vóór Christus. Hij
verzamelde de overleveringen en geschriften der Oud-
heid en vormde daarvan één geheel van geschiedenis ,
wetten en zedeleer.
» Zijne zedeleer is eene staatkundig-zedelijke. Al wat
over zuiver zedelijke beginselen in vele werken van hem
verspreid is, kan eigenlijk wel op drie of vier bladzijden
bijeen gebragt worden. De hoofJinhoud er van is: kin-
derlijke gehoorzaamheid te bewijzen aan de ouders, aan
de overheden van stad en gewest , en aan hem , die
aller vader is , den Keizer. Zulk een stelsel is voor
de staatkunde zoo voordeehg en gemakkelijk , dat het
van Regeringswege wordt ingescherpt, en men niets
tegen Confucius mag loeren. De uitwerking er van is dan
ook eene goede, in zoo verre er eene verwonderlijke
11
gelioorzaamlicid in Cliina bestaat , welke zclfls door vol-
wassene kinderen aan de ouders wordt bewezen , daar
ook getrouwde dochters , zelve moeders , zich nog
zonder verzet door hare moeders laten geeselen.
))Doch hieruit blijkt dan ook reeds, dat dit staat-
kundig-zedelijke stelsel een geest van slaafsche
onderworpenheid aan ouders , aan overheden en aan
den Keizer aankweekt, en eenen patriarchalen rege-
ringsvorm grondt, welke de wetten en beschaving
onbewegelijk vast doet staan , voor achteruitgang be-
veiligt , maar ook in vooruitcyan<]i; verhindert.
» Bovendien heeft Confucius geen denkbeeld van het
bederf van 's menschen hart. Hij kent geene zonde
dan overtreding der wetten, en deze komt uit het
kwade voorbeeld. Is er nu maar een goed voorbeeld,
dan gaat dit als een postbode de wereld door en brengt
de menschen tot deugd en gehoorzaamheid. Hier-
aan bleef hij vasthouden , ook hoewel hij zelf veel
ondankbaarheid en zonde ondervond.
» Eindelijk ontbreekt het hem geheel aan besef van
een volgend en beter leven ; 't is bij hem alles alleen
voor dit aardsche bestaan ; daarna is er niets , of komen
de menschen in eene onderwereld, waar het donker
is en honger en dorst wordt geleden. Toen hij stierf
zeide hij: ))De groote talk breekt; het huis stort
in ; de verstandige keert terug tot het stof."
» In Confucius tijd leefde er ook nog een ander
Wijze in China , Lao-tse , die een wijsgeerig stelsel
had van hooge speculatieve vlugt. Confucius , die hem
bezocht, verstond hem niet. En nog zijn er van
zijne aanhangers in China, met wie het redeneren
moeijelijk valt , dewijl zij veelal niet te begi-ijpen
12
7.\n\. — Confucius gevoelde zelf', dat jiocli Lao-tse ,
«och ook hij zelf aan de behoeften des volks vol-
deed ; hij sprak van een Heilige , die na hem zou
komen, in het Westen.
»In het jaar 69 na Jescus Clirist :s droomde een
Keizer, dat die Heilige was verschenen. Hij zond
gezanten naar de westersche landen. Deze kwamen
in Indië , waar de Boeddha-priesters zeiden , dat
Boeddha deze Heilige was ; waarop zij met eenige
dezer Priesters in China terugkeerden en de Boeddha-
dienst in China werd ingevoerd.
» In dien tijd was de welvaart reeds zoo algemeen ,
<lat , terwijl hier de Batavieren in holen leefden en
in becstenhuiden gingen, men in China zijde droeg
en behoorlijke woningen had. Toen bestond reeds
het grootste reuzen werk der bouwkunst, 't welk de
aarde draagt , het achtste wonder der wereld , de groote
Chinesche muur, die 25 voet hoog, 500 uren lang
over vlakten , stroomen en bergen , over bergen ook
van 6,000 voet , voortloopt, meestal enkel , hier en
daar dubbel of driedubbel, om China voor de inval-
len der Tartaren te beveilioi;en.
))In de derde eeuw na J. C. drongen de Hunnen
op de grenzen van China in en dreigden dit land
te ovei'heeren. Door goede woorden en geld wer-
den zij bewogen naar het Westen te gaan , waar
zij de Germanen opdrongen en oorzaak werden der
gi'oote volksverhuizing , die in de vijfde eeuw het
Westersche Romeinsche rijk sloopte.
»Zoo werkte China later ook middellijk mede tot
de slooping van het Oostersche Romeinsche Rijk ,
daar het de Turken , die in de elfde eeuw op China
jndrongcn , er opmerkzaam op maakte , dat zij in liet
Westen rijker en minder bevolkte landen zoudcm
vinden ; waarop de Turken het rijk der Califen en
voorts dat der Griekscli-Romeinsche Keizers ver-
overden.
» Eigenlijk is China altijd onverwinnelijk door de
ontzettende menigte en geestkracht zijner bewoners,
waarin elke veroverende natie zich verliest. Dit bleek
vóór twee eeuwen, toen China door de Mantschoe-
Tartaren werd in bezit genomen. Het keizerlijke luiis ,
dat nu regeert, is uit hen. Die Tartaren hebben het
gebied alleen daarom kunnen behouden , dewijl zij
geheel en al de Chinesche zeden hebben aangenomen
en Chinezen zijn geworden.
»De toestand van China was tot vóór weinigen tijd
als een versteende, onveranderlijk. Een zeker Ge-
leerde gaf voor een aantal jaren een woordenboek
uit, in welks voorrede hij (bij volkoraene persvrijheid,
gelijk het heet) opmerkte, dat de Ouden wel veel goeds
hadden geleerd , maar ook 't eene en andere , dat
aangevuld en verbeterd kon worden. De Keizer zeide
hem : » Gij zijt een wijs man , verre boven andere
menschen , maar gij zijt te wijs voor uwen tijd ; en
daarom laat ik u het hoofd afslaan."
»Nu wordt dit anders. Onlangs heeft het volk
beginnen te twijfelen aan de onfeilbaarheid des Kei-
zers en in vele verzoekschriften gevraagd , te mogen
weten , waartoe het geld , 'twelk het opbrengt ,
wordt gebezigd. De Keizer heeft geantwoord : » De
stemme des volks is de stemme des hemels," en toe-
gestaan , dat het volk mede zal werken tot het lands-
bestuur. Zelfs ook de meeningen der Communisten zijn
14
nu op eens in China voor den dag gekomen, zonder
dat zij uit Frankrijk en Duitscldand zijn overgewaaid.
Want in het hemelsche rijk bekommert men zich niet
over 'tgeen bij Barbaren (gehjk wij alle volkeren noe-
men , die niet tot ons behooren) mag geschieden ;
van al wat in 1 848 in Europa is gebeurd , weet men
er niets. Door dit alles is er nu gisting en zelfs ook
hier en daar regeringloosheid ; doch ook eene opene
deur voor 't Evangelie.
wHier komt bij, dat er volkomen drukpersvrijheid
is, ofschoon men gestraft wordt, zoo men tegen Con-
fucius , de tooverij of afgoderij schrijft. Maar daar
Confucius niets over God , over het geestelijke , de
behoeften des onsterfelijken menschen en het eeuwige
leven heeft vastgesteld, is er ruimte en vrijheid, om
over dit alles het licht des Christendoms te verspreiden.
»De Chinezen zijn een verstandig, werkzaam, nijver
en bedrijvig volk. En zoo het mogehjk ware door
menschelijk verstand 't hoogste goed te bereiken , dan
hadden zij het bereikt. Maar wat hebben zij ver-
kregen? Eene alge:neene beschaving ; geen man, of
hij kan lezen ; geen gehucht zoo klein , of er is eene
school; maar al het leeren en elke gedachte is gerigt
op het stoffelijke , op welvaart in dit leven. Ze zijn
slaven van 't aardsche ; alle dagen moeten zij wer-
ken; geen rust- of feestdag is er, dan één in 't jaar,
de Nieuwejaarsdag. Er is in 't geestelijke eene stomp-
heid en verdooving , die onbegrijpelijk ver gaat , zoo-
dat zij ook over 't eenvoudigste niet nadenken, als
het geen oogenblikkelijk voordeel geeft. Aan rigting
tot het hoogere , aan verheffing van den blik tot
het hemelsche is behoefte. Niets is er dan ook in
15
het Evangelie , dat lien meer treft , clan de liefde
van J. O. , die in den dood ging', om ons mcnsclien
een eeuwis: leven te schenken.
))Er is tegenwoordig een Genootscliaj) van Chinezen
tot uitbreiding van het Evangelie in China; ongeveer
30 leeraren zyn er van werkzaam ; ongeveer 100 wor-
den er toe opgeleid , en zijn op de proef reeds bezig ;
ongeveer 3000 Chinezen zijn lidmaten onzer Christelijke
Oemeente. Maar wsd is dit op 367 millioen inwoners!
Er zijn ten minste een zestig Zendelingen noodig, die
uit Europa moeten overkomen , om deze en andore
inlandsche predikers verder te vormen, en onder die
zestig ook eenige vrouwen , om op de Chinesche
vrouwen te werken. Vereischten daartoe j zijn : bo-
venal hartelijke liefde tot J. C. , voorts geschiktheid ,
om de moeijelijke Chinesche taal aan te loeren (doch
dilar te lande) , eindelijk algemeene , grondige , we-
tenschappelijke beschaving, om boven de Chinesche
leeraars te kunnen staan , en hun tot leidslieden te
verstrekken. Daartoe moet evenwel de Europeër ge-
heel Chinees worden en zich ook in de kennis van
de Classieke Letterkunde der Chinezen oefenen, om
hen geheel en al te kunnen vormen en leiden.
» Dat er dezulken ook uit Groningen komen ! En
ook hier eene vereeniging ontsta, om hunne uitzen-
ding te bekostigen , om voor hen en voor mijn volk
te bidden."
Dit is de hoofdinhoud der rede , welke Gützlaff
geheel uit het hoofd sprak. Zijne Nederduitsche taal
is met een sterk Duitsch accent, en niet vrij van
Hoogduitsche en Engelsche woorden en zamenvoe-
16
gingen ; maar tocli zeer verstaanbaar ; ja betvoncte-'
rensvvaardig vlug en goed, als men in aanmerking
neemt , dat hij haar in 24 jaar naauwelijks ooit heeft
kunnen spreken, en dat zij toen ook nog maar eene^
gedurende drie jaar , aangeleerde taal was. Tusschen
beide deelde hij ons ook een Chineesch gezegde
mede , 't welk hij dan woordelijk in het Latijn en
vrijer in het Nederduitsch overbragt. Zoo iemand in
onze dagen , dan heeft Gützlaff de gave der talen
ontvangen !
Keurig en welsprekend was zijne voordragt niet ;
maar krachtig , overtuigend en boeijend. Toen hij
anderhalf uur had gesproken, was het, alsof hij nog
niet één uur was bezig gevireest.
Na deze toespraak en het gebruik van het mid-
dagmaal begeerde Gützlaff toch eenige oogenblikken
stil te zitten. Sedert woensdag morgen vijf uur , toen
hij te Zwolle , na eene korte nachtrust , was opgestaan
en onophoudelijk werkzaam geweest, was het nu,
donderdag namiddag , de eerste maal , dat hij zich
afzonderde en op eene kanapé nederleide. Een uur
bleef hij liggen; toen werd hij gewekt, om naar de'
godsdienstige bijeenkomst te gaan.
Groot was de schare , die te vijf uur in onze
ruime Martini Kerk was verzameld ; zij wordt op
drie- tot vierduizend begroot. Er waren ook Koomsclï-
Catholieken, Afgescheidenen, Israëlieten. Elk begeer-
de den man te zien en te hooren , die de wereld
van zijne stoute en ongehoorde ondernemingen voor
het rijk van God doet gewagen.
17
Hij sprak met eciie krachtige en diiidelijiic stem,
Eoodat allen iets , de meesten alles konden verstaan.
Hij begon met te handelen over Joëls belofte , op den
Pinksterdag door Petrus toegepast , Hand. 2: 1 7, 18.
Ik zal pogen , met behulp van anderen , die hem
beter konden verstaan dan ik , daar ik wat ver van
den predikstoel zat , ook van deze rede den hoofd-
inhoud, met zijne woorden, weder te geven.
«Heerlijk was de Apostolische eeuw, waarin Gods
geest was uitgestort op alle vleesch, waarin man en
vrouw , jong en oud , aanzienlijk en gering door
dien geest bezield , vernieuwd en geheiligd werden.
Maar waarom zou men die belofte alleen tot de
Apostolische eeuw bepalen ? AVaarom niet verwach-
ten, dat zij ook in latere tijden is vervuld? AYaar-
om , dat zij ook nu niet kan volbragt worden , en
wordt volbragt? Gewis, z"j is eene belofte, die ook
ons geldt, die ook in onze dagen meer en meer vervuld
moet worden. Ook nu moet de uitstorting van den
geest des Heeren op alle vleesch plaats hebben, op-
dat die velen , welke nog in duisternis zitten , bestraald
worden met de zon der waarheid.
» Maar daartoe moet gebeden Avorden , vurig , aan-
houdend , geloovig , opdat de zegen des gebeds het
werk der Evangelieprediking vruchtbaar make. Ook
de Apostelen wachtten biddende af, dat zij aangedaan
wierden met de kracht uit der hoogte. Zulk bidden
is ook nu onmisbaar, zal de zaligheid in Christus
komen tot allen , die nog verre zijn. Tot zulk bid-
den drincr ik u uit naam van die vele millioenen f
2
18
die het oostelijk Azië bewonen, daar ik overtuigd
ben, dat, zoo de geheele Christenheid zich tot zulk
bidden vereenigt, ook China en al de omliggende
landen tot den Heere zullen worden toegebragt; maar
tevens overtuigd, dat bijaldien het gebed der Chris-
tenen niet met allen ijver en trouw voor deze groote
zaak wordt opgezonden, alle pogingen ter bereiking
van het heerlijk doel te vergeefs zullen zijn,
» Dewijl ik aan dat bidden om dien geest des Heeren
zoo veel hecht , ben ik gekomen , om er u toe op te
wekken ; en om u er te meer toe aan te moedigen ,
wil ik u verhalen , hoe de Heer mijne zwakke pogin-
gen reeds zegende en ook daar de deur des heils opende.
Ik doe dit te vrijmoediger , omdat ik , wel verre van
mij zelven daarover te willen verheffen (allerminst zou-
de mij dit hier in Groningen (*) voegen) , u er in tegen-
deel door wil opwekken , om dien God te verheerlij-
ken , die mij , een gering , nietswaardig werktuig
bezigen wilde, om zijne groote magt en liefde ook
onder de Heidenen te verheerlijken."
Als eene reeks van proeven, dat Gods geest ook
nu nog werkt in de harten der menschen en ook nu
nog vleesch in geest verandert , verhaalde hij daarop
in groote trekken cenige van zijne eigene onder-
vindingen, in Siam, in Annam, in Corea, in vele
oorden van het groote China.
» Mijne eerste gemeente in Siam ," zeide hij on-
der anderen , » bestond uit arme mclaatschen , men-
(*) Dit ziet daarop , dat de Senaat onzer Hoogeschool hem de»
20 Mei 1843 eershalvc tot Theologiac Doctor maakte, een eerbe-
wijs, 'twelk hij meermalen voor hem veel te hoog noemde.
19
schen , dio , van alle gemeenschap met anderen afge-
sneden , in den omtrek der dorpen rondzwierven ; Imn ,
door allen veracht en geschuwd , verkondigde ik de
groote barmhartigheden Gods , die ook voor hen za-
ligheid en vreugde had bereid , door de zending van
zijnen Zoon. Vol hcinelsche blijdschap werden zij,
toen zij het regt begrepen , dat voor zulke ellendige,
hulpelooze schepselen een Heiland op aarde was geko-
men en een eeuwig, zalig leven geopend was. Wel
bande mij later de Koning van Siam ; maar hij heeft
dit bevel niet kunnen uitvoeren, daar een heirleger
van mij omringende zieken , die mijne hulp als ge-
neesheer hadden gezocht, de krijgslieden verhinderde,
hunnen last tegen mij te volvoeren. Veel zou ik u
van die landen kunnen verhalen , en van den zegen
mij ddar geschonken. Dikwijls konde ik ook niet doen ,
wat ik wenschte. Eens geschiedde iets, waarover ik
nog in dit oogenblik levendige smart gevoel. Een vorst
was krijgsgevangen gemaakt , in eene ijzeren kooi
opgesloten en zag de olie koken, waarin hij zou wor-
den geworpen. Hij had gehoord , hoe ik bedroefden
en ellendigen vertroostte , en nu liet hij mij in de
ure van den angst tot zich roepen , of ik ook welligt
voor hem hulp , althans troost mogt hebben. Ik kon-
de op dat oogenblik niet tot hem gaan , en toen ik
den volgenden dag naar hem vernam , was hij reeds
onder de hand zijner beulen bezweken. Voor hem kon
ik toen niets meer doen ; maar het dringt mij te meer,
om te doen, wat ik nog kan voor anderen en aan elk
den troost te prediken , die in Christus is. Later ging
ik vrijwillig uit Siam weg , om China op te zoeken. Ik
gevoelde daartoe een onweerstaanbaren drang. God
2*
20
had mij er bij gezegend , daar Hij mij in korten tijd de
nioeijelijke Chinesche taal leerde verstaan. Nu stond
ik alleen; neen, niet alleen; de Heer was bij mij.
In een Cliineesch vaartuig werd ik onder gevaren
van stormen , zeeroovers , verraders , onder kanonscho-
ten , honger, gebrek, schipbreuken, bewaard; ja als
groote gevaren mij omringden , was het , alsof ik den
hemel naderbij was; ook vond ik doorgaans aan alle
kusten en havens eenige harten , waarin Gods geest
begon te werken. Alleen Japan kon ik niet aandoen.
Zeven Japanners , door mij uit eene schipbreuk gered ,
hadden mij hunne taal leeren kennen, zoodat ik een
deel der Heilige Schriften hierin overzette. Na lien
aanvankelijk met Christus bekend te hebben gemaakt,
wilde ik hen in liun vaderland terugbrengen ; maar
de Regering liet zware batterijen op ons losbranden ,
waar wij ook poogden te landen."
Aandoenlijk was het , den toon te hooren , waarin
hij dit zeide, en er bijvoegde, dat hij toch hoopte,
ook nog eens aan den drang van zijn hart voor dit
volk te zullen voldoen. Al de millioenen Chinezen
vervulden zijn hart nog niet zoo zeer, of er was ook
ruimte in , om geheel Japan te omvatten !
Nog sprak hij van het eiland Formosa, vroeger
eene Nederlandsche bezitting. »In de bergachtige
binnenlanden daarvan, zegt men," zoo verhaalde hij,
» leven nog <Teheel afgezonderd afstammelino-en der
vroegere Nederlandsche volkplanters. Te vergeefs
trachtte ik tot hen door te dringen; maar ik vlei mij,
dat mij ook dit nog wel eens zal gelukken."
Nadrukkelijk wekte hij eindelijk op , om het groote
werk , waarvan nog maar een klein , nietig beginsel
21
was te zien, krachtig voort te zetten door onze me-
dehulp. Daartoe was het thans de regte tijd. Vroe-
ger vond het Christendom in China eenigen ingang ,
maar het werd later vervolgd en schier uito-eroeid.
Op het omhelzen van hetzelve stond de doodstrafl
» De tegenwoordige Keizer," zoo vervolgde Gütz-
laff, )) een jong man van goeden wil, heeft zelf
het Nieuwe Testament gelezen en verklaard, dat
hetzelve , wel verre van schadelijk te zijn , tot
deugd opleidde, waarom hij dan ook de lezing vrije-
lijk aan al zijne onderdanen vergunde. Daarmede
is aan het Christendom de deur geopend. Zullen
wij dan niet acht nemen op de teekenen der tij-
den ? zelve den geest ontvangende , dien ook niet
voor China afbidden ? dien niet aan China prediken
en , door 's Heeren kracht , schenken ? Daartoe be-
hoeven wij Zendelingen, mannen en vrouwen, en geld,
om hen uit te rusten ; maar bovenal , als gij die twee
kunt geven , en ook als gij ze niet kunt geven , uwc>
gebeden. — Zoo gij dit bidden voor ons vergeet,
ach, dan zullen wij moeten wanhopen."
Dit laatste zeide hij in den diepst bewogen toon.
Blijkbaar kwam deze verzuchting en zijn altijd sterk
aandringen op het gebed (in zijn eerste briefje aan
mij , was het dadelijk : » Gedenk mijner in uwe ge-
beden") uit zijne diepe, volle overtuiging. Misschien
is zij niets dan eene krachtige uitdrukking van zijn
Christelijk gevoel. Maar zielkundig heeft hij onbe-
wust den besten greep gedaan. Christelijke Broeders
en Zusters ! Laat ons het maar beproeven I Laat
ons maar eiken dag bidden: »Heer uw rijk kojiie,
22
ook in China!" bidden uit volle, levendige, opregte
aandoening des gemoeds , en lu't zal er ook komen.
God zal , zoo wij bidden , aan ons schenken , wat Hij
ons niet kan geven, zoo wij niet bidden, en er dus
geen prijs op stellen. Hij zal werken , en ook wij
zullen werken. Die bidden , waarlijk bidden, kunnen
het werken niet nalaten.
Gützlaff's ongekunstelde, maar hartelijke en bezielde
rede werd met de grootste stilte aangehoord en maak-
te op het groote publiek eenen diepen indruk. Ook
nu ging alles uit het hootd , en uit het volle hart ,
zonder eenig schrift. Ook nu ontbrak het niet zelden
aan keur van woorden , maar de zaken vervulden
hem te zeer, dan dat hij aan deze kon denken.
Hij waagde zich aan het gebruik eener taal, aan
welke hij ontwend was , omdat hij , hij zelf het allen
moest toeroepen: Komt, helpt mij; er kan wat ge-
daan worden , wat groots voor den Heer !
Bovenal maakte nu, gelijk in de geheele verschijning
van Gützlaff, den sterksten indruk de vereenig-ins; in
hem van ootmoed en kracht in de hoogste mate. Van
velen hoorde ik de opmerking, die ik bij mij zelven
maakte : Nooit zag ik zoo veel ongekunstelde ne-
derigheid en geringacating van zich zelven bij zoo
veel kracht en stouten ondernemingsgeest. De moge-
lijkheid , dat er zoo veel kracht en nederigheid tege-
lijk in hem kan zijn , ligt , geloof ik , in zijn prijs
stellen op het gebed. » Als ik zwak ben , dan
ben ik magtig ," paste hij ook op zich zelven toe.
Po(»r 't gebed was hem de hemel open , do Heer
Uilbij, dit leven niets, dan middel om den Heer te
23
verkondigen. Intusschen had hij wel eens uitdruk-
kingen van zelfvernedering, die op zich zelve te
sterk zijn, gelijk deze (bij mij aan huis): »Ik
ben niets , dan een werktuig in 's Heeren hand.
Zult gij de pen prijzen wegens het gedicht , dat de
mensch er mede schreef?" Goedkeuren kan ik
zulk een gezegde niet. Paulus was ook zeer nede-
rig , maar noemde zich toch een medearbeider Gods.
En de mensch is toch ook waarlijk geen werktuig ,
maar een redelijk Avezen. Ware er tijd geweest , ik
zou gaarne er met hem over doorgesproken hebben.
Maar er zij zulk eene overdrijving. De natuur ver-
betert ook hier de leer; GützIafF zegt een werktuig
te zijn, en is een medewerker, in ijver en kracht een
tweede Paulus. En door die gedachte wordt hij
bewaard voor zelfverheffing ; hij heeft misschien bij
al den lof en al de bewondering , welke hem ten deele
vallen , eenige overdrijving hierin noodig , als een
sterken grendel , om voor een Engel des Satans zijn
hart gesloten te houden.
De grond van zijne geringe achting van zich zel-
ven ligt daarin, dat hij zich niet bij andere menschen,
maar bij den Heer vergelijkt. » Wat ben ik ," zeide
hij , » met den Heer vergeleken ? Die kwam uit den
hemel , en streed en leed , en ontledigde zich zel-
ven , geheel en al. Bij Hem ben ik niets , en wat
ik ben , ben ik door Hem." Philipp. 2: 6 en volgg. ,
dat hij aan mijn huis uit een Grieksch Testament ,
'twelk op tafel lag , met vervoering voorlas , was
blijkbaar zijn lievelingstekst.
24
Na de godsdienstoefening dachten \vij liem zeer
vermoeid te vinden. Maar neen ; liij sprak even vlug
en ijverig voort, alsof er niets gebeurd ware. En
hij had toch weder veel te spreken. Er was te ze-
ven uur in het Concerthuis eene bijeenkomst van
Bestuurders en Medewerkende Leden des Zendeling-
en Bijbelgenootschaps , en onder deze ook van eenige
Dames , die met deze zaak zeer zijn ingenomen. Hij
zelf was weder het middenpunt , die nu tot twee of
drie , doorgaans tot de vijftig of zestig , daar bijeen ,
te zamen , zijne rede ligtte. Ook hier verhaalde hij
veel over China, den gee-t en toestand der bevol-
king, den gang der Zending, enz. Dikwijls schil-
derde hij op de treffendste en aanschouwelijkste wijze
deze en die voorvallen uit de Chinesche geschiede-
nis , en stond hij daiir in dezen kleineren kring als
een volkomen orator en declamator.
Tusschen beide schreef hij nog, onder veel gesprek,
O]) een blad papier in 't Chineesch en Nederduitsch :
» AI de millioenen van het Middelrijk zijn nog over-
gegeven aan de afgodendienst en hebben zich niet be-
keerd. Wij verzoeken derhalve ernstig de Heeren ,
welke te Groningen wonen , om met ganscher harte
en vereenigde krachten ons te helpen , om het Evan-
gelie te verspreiden door het geheele Rijk.
K. Gützlaff."
Daarna rigtte hij opzettelijk in eene algemeene toe-
spraak het woord tot allen : het was , om ook hier
eene afdeeliiig van de Europesche Maatschappij op
|;e rigten tot bevordering van het Christendom in
y|ii|ia. De voorzitter onzer Afdeeliug van het Zen-?
delinggenootsclKip , Ds. van Herwerden , beant-
woordde hem , dankte liem op treffende wijze voor
zijne overkomst , prees God en onzen Heer over
hem, en gaf' hem de verzekering, dat er hier zulk
■eene AfUeeling zou tot stand komen.
Eene hjst , hiertoe op staanden voet gereed ge-
maakt, verkreeg dadelijk een veertigtal namen.
Bij de stukken dezer Afdeeling zal GützlafT's in het
Chineesch en Nederduitsch gesehrevene opwekking
bewaard worden.
Tegen tien uur zat GützlafF met enkele vrienden
aan mijnen disch. Om elf uur kwam het rijtuig,
waarin hij met de heeren Vroom en Sluiter, die hem
van Zwolle hadden gebragt , derwaarts terugkeerde:
een man , niet van vleesch en beenen , maar van
koper en ijzer, door de liefde tot Christus, die alle,
alle dingen vermag.
Van 't geen GützlafF op dezen eenen dag hier meer
of min openlijk d^ed en sprak , heb ik u hiermede
een berigt gegeven , Waarde Lezers ! Maar voor zoo
verre gij hem niet hebt gezien , mist gij nog onuit-
sprekelijk veel. Eenige vergoeding wil ik u ook
daarvoor schenken , door u bovendien te verhalen ,
wat hij in gesprekken, 't zij bij mij aan huis, 't zij
's avonds in het Concerthnis ons mededeelde. Na-
tuurlijk heb ik niet alles onthouden, en is, onder
't geen ik onthield , ook veel , dat aangenaam en
leerzaam was te hooren , maar , door mij althans ,
niet in dien zamenhang' en met die levendigheid kan
verteld worden , dat ik waag het neder te schrijven.
Poch 't geen ik verhaal zal u belangrijk zijn , ver-
26
trouw ik , zoowel om de Zending in China , als om
Gützlaff' nader te leeren kennen. Nooit was hij be-
landTijker dan in die bijzondere gesprekken.
Ik zal deze mededeelingen , welke zeer afgebroken
en fragmentarisch zijn gegeven , tot eenige rubrieken
brengen.
Eerst verhaal ik dan , wat ons Gützlaff deed zien
van den Chine?chen geest en toestand , gelijk die
is buiten het Christendom.
Daarin is veel goeds, en veel gebrekkigs. Tot
het goede behoort , dat alle mannen kunnen lezen
en schrijven , ofschoon de taal zoo uiterst moeijelijk
is, dat niemand die geheel verstaat. Men zou daar-
toe 40,000 onderscheidene karakters , die elk een
woord van één lettergreep uitdrukken , moeten ken-
nen , 't geen het hoofd van ieder te boven gaat. Maar
ook die er 2,000 kent, kan zich reeds doorgaans
redden.
Op de vraag , hoe het mogelijk is , dat de lees-
kunst er zoo algemeen verspreid is , antwoordde
GützlafF , dat er geen gehucht van drie huizen is ,
of er is een e school , en dat men er die kan hou-
den , dewijl de Regering door groote belooningen
en eerbewijzen de beschaving en letterkunde aan-
moedigt , en dewijl men bovendien zonder letterkun-
dige kennis in China geene achting of bevordering
kan erlangen, en met haar tot de hoogste eereamb-
ten kan opklimmen.
Van dit schoolonderwijs zijn evenwel de vrouwen
uitgesloten ; onder de honderd vrouwen kan uaauwc-
lijks ééne lezen. De vrouwen worden dan ook in
27
China weinig of liever niet geteld. Op de vraag :
Hoe veel kinderen hebt gij? antwoordt de Chinees:
één, zoo hij één zoon heeft, al heeft hij vijf of tien
dochters. Vraagt een Europeaan , waarom zij hunne
dochters niet laten onderwijzen , dan verneemt hij het
spreekwoord : » Tijgers behoeven geene vleugels."
En toch zijn de Chinesche vrouwen over 't geheel be-
wonderenswaardige huislioudsters , en hebben zij ook
het bestuur des gezins geheel in hare handen. » Want
wij zijn ," zegt Gützlaff, » een verstandig en schran-
der volk."
Aanzienlijke dames zoeken zelfs in de letterkunde
eenigen roem. Zij maken gaarne een gedicht. Zit
men bij haar aan tafel, dan duurt het niet lang, of
een vers van hare hand gaat bij de gasten rond. Zij
hebben hulpmiddelen , om zelfs , als de geest niet
dichterlijk is, toch een fabriekvers te leveren. Er
bestaat een Gradus ad Parnassuni, een dichterlijk
woordenboek , van achthonderd deelen , met versre-
gels uit de beroemdste dichters. De dichters zijn
meest — zeer karakteristiek ! — sonnetten-schrijvers.
Er zijn evenwel enkele niet alleen zeer schandere,
maar ook zeer kundige vrouwen. Zoodanig eene was
de laatst overledene Keizerin. In China mas: seene
vrouw zich met de staatkunde bemoeijen , of zij wordt
ter dood gebragt. Maar zij stelde uitnemende wetten
en verordeningen , en kwam daarmede bij den Keizer,
sprak met hem over de zaak , en zeide dan , hem haar
opstel overreikende: »Zie, hoe ik in uw hart heb
gelezen ! Zet uw naam er maar onder." Als de
Ministers, wien het verveelde, altijd bevelen te ontvan-
gen , en niets zelve te kunnen verrigten , haar
28
soms over staatszaken wilden raadplegen , om haar
te vei-strikkcn en uit den weg te ruimen , zeide zij :
» Daar weet eene vrouw niet van. Wilt gij mijn
kippenbroedsel zien ? of van de zijdeteelt hooren ? "
Tot het goede in China behoort ook de zorg voor
de waarheid der eigene geschiedenis. De Keizer heeft
acht of tien schrijvers om zich , die zijne daden optee-
kenen op bladen papier, welke , van ieder schrijver
afzonderlijk , in ijzeren kisten komen , die eerst na
's Keizers dood worden geopend.
Tot het verkeerde in China moet men vooral reke-
nen den onuitstaanbaren hoogmoed, waardoor zij zich
voor de eenige beschaafden en alle andere volken voor
barbaren houden. Deze hoogmoed belet hen iets van
anderen te leeren en doet hen altijd op denzelfden trap
blijven staan. Nog zijn ze in zedeleer en staatkunde
niet verder dan Confucius was. » Zoo zegt de Wijze ,"
is 't geen de kinderen eiken dag van 's morgens zes
uur af in de school hooren. Zij leeren niet denken ,
maar overnemen.
Ouderdom is 't zelfde als wijsheid ; want hoe lan-
ger iemand heeft geleefd, des te meer kan liij van
buiten geleerd hebben. De Ministers zijn dikwijls
mannen van 70 tot 80 jaren.
Hunne aardrijkskundige boeken en kaarten vertoo-
nen nog altijd China als het groote raiddenrijk , een
vierkant , aan elke zijde door eene zee omgeven , ter-
wijl Afrika , Engeland , Holland kleine eilandjes zijn ,
met vorsten , aan het hemelsche rijk schatpligtig.
Schrijft Gützlaff een waar aardrijkskundig boek , dan
zcffffen de Chinesche Geleerden : » Men moet hem
die dwaasheid vergeven. Hoewel hij uit het knd der
29
barbaren tot onze wijsheid is komen vingten , lieeft hij
toch nog iets van die barbaarschheid." In een overzigt
van de algemeene geschiedenis liad Güt/Jaff den
inval van Julius Caesar en later dien van Willem den
Veroveraar in Engeland vermeld , die ruim elfhon-
derd jaren van één gescheiden zijn. Een Chineesch
Geleerde stelde hem bij den druk voor , daar liever
ééne gebeurtenis van te maken.
Waarom zouden ze 't zoo naauw nemen met de
oude gebeurtenissen van een land der barbaren ? Hun
hoogmoed leert hen wel stouter handelen ! Zij stel-
len den jongsten oorlog, waarin een handvol Engel-
schen hun de wet schreef en zware oorloo-sbelastino:
afperste, aldus voor: » De Barbaren kwamen, on-
voorzigtig aan 't dwalen geraakt , een heel eind in
't hemelsche rijk. Nu waren ze geheel verlegen ,
waarop de Keizer , naar zijne edelmoedigheid , hun
geld gaf, om rijst te koopen en naar hun land Ave-
der te keeren."
Een blijk van hoogmoed en onverstand ziet men
ook in 'tgeen er over stoombooten is voorgevallen.
GützlafF had het bezigen van stoombooten aangera-
den , al ware het alleen , om de schattingen , die nu
vele maanden onderweg zijn , spoedig over te bren-
gen en ze aldus spoedig te kunnen omzetten. Dit voor-
deel was voor de hebzuchtige Chinezen zoo in 't oog-
vallend , dat de Ministers er toe besloten. Maar de Kei-
zer vroeg: »Wie zullen die schepen bemannen?" —
» Barbaren." — » En die zullen mijne dienaren zijn ?" —
)) Gewis." — »En mijne meesters worden!" Hiermede
sprong dit af. Doch een der Staatslieden zeide , dat
zoo barbaren het verstonden, toch ook wel zonen
30
van 't hcmelsche rijk zulk een schip konden maken-
Nu werd een kundig werkmcester op eene Engelsche
stoomboot gezonden. ITij bootste alles na; geen spij-
ker ontbrak ; zelfs niet de naam van den Eugelschen
fabriekant. Niet weinig trotscli waren de zonen van
'themelsche rijk op dit pronkstuk hunner kunstvaar-
difheid; eindelijk was het schip afgewerkt; de proef-
vaart zou worden ondernomen. Alles werd bezien ,
het water tot stoom gebrngt; niets ontbrak, dan dat —
de raderen niet in beweging waren te krijgen.
Het treurigste in China is de rigting des geestes
alleen op het stoffelijke en aardsche. Er is geen we-
kelijksche dag, om het hart naar boven te heffen;
364 dagen zijn de Chinezen tot slaafschen arbeid ge-
doemd; alleen de eerste dag des jaars is een rustdag.
In Confucius is geen denkbeeld van God en onster-
felijkheid ; in de scholen is dus ook geenerlei gods-
dienstig onderwijs. Het verstand wordt ontwikkeld,
maar alleen om door dit leven- te komen, en hier
welvaart of rijkdom te verkrijgen, — Niet beter is
liet bij de weinige aanhangers van Lao-tse, die de
mensch gewordene rede aanbidden en velerlei bijge-
loof jegens talrijke afgoden oefenen. Niet beter ook
met den groeten hoop , die Boeddha , Boe of Fo ver-
eert en met hem duizende van afgoden dient. De
Boeddha-Priesters zijn veracht en arm.
Confucius schijnt vaak uitnemend te spreken; b. v.
» Eerst regeer u zelven , dan kunt gij een huisgezin ,
en hierop een land regeren. Hervorm eerst u zelven ,
dan uwe familie , hierna uwe regering en ten laatste
alles binnen de vier zeeën." Maar waarin bestaat
dat regeren en hervormen ? In het regelen van 't ge-
31
drag naar uiterlijke voorscliriften , in 't omzetten van
den wijzer, als 't uurwerk in do war is. De inner-
lijke mensch is door hem voorbijgezien en aan al zijne
verdorvenheid overgelaten. Een waar Chinees is een
volkomen , naar Confucius voorschriften in beweffins
gebragt, automaat. Er is bij dit volk geeMierlei zelf-
standigheid, ffeen eigen werk, alles is uitlego-inn: van
de ouden, navolging, nabootsing van anderen. In
eeuwen hebben zij geen oorspronkelijk schrijver gehad.
In hun gelaat is gebrek aan uitdrukking. Zij zijn
slaven van oude gewoonten, menschen , die schijn in
eere houden , die den uiterlijken vorm der deugd ont-
zien, haar innerlijk wezen haten. Ze zijn zonder ze-
delijken moed , bezigen daarom list voor kracht , leu-
gen voor eerlijkheid.
Voor zoo verre zij Goden eerbiedigen , denken zij
zich deze zeer laag en verachtelijk. Do hebzucht, bij
de menschen in China zoo algemeen, schrijven zij
ook aan hunne Goden toe. Die moeten ook gediend
worden , als alles behoevende. Ja , de Keizer zelf,
die ook als vader wordt voorgesteld , is tevens als
een draak, die alles voor zich wil verslinden. »Ik
ga naar den draak ," zegt hij , die den Keizer gaat
bezoeken. Op zijne kleederen heeft de Keizer dra-
ken; hij vereert den draak; en die draak wordt ook
w^el in pleglige omgangen in beeldtenis rondgedragen.
Gützlaff zag eens zulk een draak van zeer groote lengte
bij avond door eene stad voeren; hij was van katoen
en vol lantarens, zoodat hij als een vurige draak
daar heen gino-. Voor hem werden afbeeldingen van
de zon en maan gedragen, welke hij gedurig zocht te
verslinden , maar dan werden die afbeeldingen weder
32
verder afgehouden. Als er eene zons- of maansver-
duistering is, meenen zij dan ook, dat de draak de
zon of maan heeft gegrepen.
Bij zulk een ellendig denkbeeld over de Godheid
voegt de even jammerlijke voorstelling van 'tgeen na
dit leven plaats heeft. Geheel vergaan kan de menscli
niet; maar die onderwereld, waarin hij komt, is zoo
koud , eenzaam , doodsch , vervelend. De levenden
geven dus allerlei aan de dooden mede ; de kinderen
zetten vruchten en spijzen voor de gedenktafels , met
de namen der ouders voorzien, opdat die in de be-
nedenwereld zich aan de geuren er van verkwikken;
zij verbranden papieren huisjes , met allerlei meube-
len, wagentjes enz. en veel goudpapier, 't Avelk alles
dan daar beneden in werkelijke huizen , meubelen ,
wagens en goud wordt veranderd. Een groot geluk
voor die arme zielen , zoo er eene weder als kind
kan geboren worden ! Of zoo iemand voor grof
geld en vele missen (ook die hebben de Chinezen)
een zijner gestorvene vrienden uit de onderwereld
kan loskoopen. Want voor geld is alles veil.
Wat is er nu gedaan , om aan al die ellende een einde
te maken ? De Grieksche Christenen hebben zich reeds
voor vele eeuwen bevlijtigd, om er het woord Gods
en door Christus leven en beweging te brengen; maar
zonder veel gevolg. Meer werkten de zendingen der
Roomsch-Cathülieken uit; in het bijzondere die der
Jezuïten , wien het noch aan geleerdheid , noch aan
fijnheid, noch aan zelfverloochening ontbrak. Wis-
kundio-e bekwaarahoden verschaften hun de achtins van
dit bij uitstek verstandige volk. Zoodanig een was de
Duitsche Jezuïet Adam Schall , die omstreeks 1628
in China kwam. Magtig werd zijn invloed , toen in
1644 de Mandsdioe-Tartarcn China grooteiideels had-
den veroverd , en de Keizer uit dezen stam Schall
om raad vroeg, hoe zich meer daarin vast te zetten.
Schall vereenigde zachtmoedigheid met kracht , gaf
doelmatige , liet volk aangename verordeningen , waar
beleid en toegevendheid konden baten , en tastte door,
waar geweld noodig was. In IGGl stierf deze Keizer
en werd opgevolgd door een minderjarigen zoon. Het
Kegentschap , dat in zijn naam het rijk bestuurde , kon
uit ijverzucht de gunstelingen des vorigen Keizers
niet dulden. Met ketenen beladen werden zij ^'oor en
na in den kerker geworpen; in 1664 trof dit lot ook
den grijzen Adam SchaU. De jonge Keizer was in-
tusschen een man van uitstekenden aanleo; , de OToot-'
ste van alle Chinesche Vorsten. Hij zag nu alles
achteruitgaan , en besloot er een einde aan te maken.
Hoewel nog maar omstreeks veertien jaren oud ,
plaatste hij zich op den troon , verklaarde zich voor
meerderjarig en het Kegentschap ontbonden. De aan
slaafsche gehoorzaamheid gewende hovelingen stieten,
naar lands gewoonte, negenmaal hunne hoofden ter
aarde , hij was de erkende Keizer. Nu vroeg hij :
«Waar is Adam Schall?" Geen antwoord. "Wederomen
wederom vroeg hij. Eindelijk zeide een lagere Man-
darijn, die er niet bij te verliezen had: ))In de gevani
nis." — «Haalt hem!" — Schall kwam, door ouderdom
en lijden gebogen , met een langen baard , in een ruw
kleed, van binnen met spijkers voorzien. «Adam Schall!
3
Wie zijn uwc vijanden, die ii dus niishandeld hebben?"
))Ik weet hunne namen niet. Mijn werk is niet aanklager
te zijn. Wist ik ze , ik zou ze noemen , om vergeving
voor hen te vragen." — 'Wlk weet die namen wel," sprak
de Keizer, en beval, drie der aanzienlijkste leden van het
llegentschap gevangen te nemen , en , hoewel Schall
vero-evino; vroeg, te dooden. Nu cjeschiedde alles we-
der naar den raad van Schall , en , toen hij door ou-
derdom en gevangenis uitgeput, in 't volgende jaar
stierf, naar dien zijner ordegenooten. Nog zeven en
vijftig jaren regeerde deze Keizer, Kang-hi geheeten ,
een zegen voor China. Onder hem kwamen vele ge-
leerde Jezuïten in het rijk en breidde zich het Chris-
tendom naar hunne prediking heinde en verre uit. Zij
bekwamen het grootste huis biimen de ringniuren van
het keizerlijk paleis te Peking en mogten op een plein
daarbij eene ruime kerk bouwen. ' Zoo scheen China
Roomsch-Catholiek te zullen worden. Doch alles werd
bedorven door de twisten , die tusschen de Jezuïten
en andere Roomsche Zendelingen ontstonden en den
daaruit ontstaanden eisch, om zich bij voorkomende
twisten aan den Paus , als hun opperhoofd , te on-
derwerpen. Toen iets hiervan luide werd, vroeg
dezelfde verstandige Keizer, of de Paus in zijn
land woonde. »Neen, te Rome." Nu liet hij zich
op de kaart wijzen, waar Rome lag, en vroeg
hij , of de Paus vorst van Italië was. »Neen , van
dat middenste deel van Italië!" — «En die man
wil in mijn land i'egeren! Ik wil hem eenige Pries-
ters uit China zenden , en , als die eenige zijner onder-
danen bekeerd hebben , zeggen , dat die nu mijne
onderdanen zijn!"
35
Hierdoor hebben de Roomschc-Cathobeke Zende-
lingen hunnen invloed in China verspeeld. Gedurig zijn
ze naderhand vervolgd , dikwijls zeer wreed , maar
niet als Christenen^ neen, als ongehooi'zame burgers,
als Roomschen , als onderdanen van een vreemd vorst,
die in China wilde mederogeren.
Toch zijn er in 't geheim vele Roomsche Zende-
lingen , die , zonder veel in de Chinezen te veranderen ,
hen evenwel doopen. Hunne bekeerlingen zullen nu
misschien 150,000 bedragen. Voor een goed deel
hebben zij deze gewonnen door fraaijer Heiligen beel-
den , dan de leelijke Chinesche afgoden zijn.
» Met dat al geven ons ," zeide Gützlaff , » nu nog
de Roomsche Zendelingen en de Zusters van Liefde in
China een heerlijk voorbeeld van zelfverloochening en
geloofsmoed; uiets ontzien zij; geene gevaren, geen
honger, geene hitte, geene afschuwelijke ziekten,
geen marteldood. En kunnen zij dit met een Maria-
beeld voor oogen en een rozenkrans in de hand :
wat kunnen wij dan niet, met het kruis voor ons en
den levenden Christus in ons ! "
Wat wij kunnen , toont GützlaflP zelf. In de schets
van de Chinesche geschiedenis hoorden wij reeds van
de Chinesche vereeniging tot uitbreiding van 't Evan-
gelie door hem gesticht , en in die zijner leerrede van
'tgeen hij geleden en doorgestaan heeft, eer hij het
zoover bragt. Nu wil ik nog eenige bijzonderheden
mededeelen van de wijze , waarop hij voor het Evan-
gelie de baan breekt , en den geest , waarin hij het
doet.
3*
36
Een der eerste middelen, om voor 't Evangelie
rngang te vinden, was de Bijbelvertaling te herzien
en te verbeteren], en in vele afdrukken te verspreiden.
Hij zelf heeft hiertoe veel van het Oude Yei'bond na-
gezien of vertaald , maar ook deelen van het Nieuwe.
Het Nieuwe Testament is nu zestienmaal gedrukt er*
telkens weder nagezien , achtmaal met den Griekschen
tekst vergeleken , en altijd met het taaieigen der Chi-
nezen. Dit laatste doen Chinesche geleerden, het
eerste Gützlaff en andere Europeanen. Als hulpmid-
del voor zich , om den Bijbel te verstaan , bezigen
deze laatsten vooral de Bijbeluitlegging van Richter ,
Toor weinige jaren als Inspector van het Zendeling-
huis te Barmen overleden. Op deze overzetting wordt
zoo veel werk gedaan , dewijl de Chiijezen zeer keurig
op hunne taal zijn, en deze taal zeer rijk is, zoodat
men er alles in kan wedergeven. Ook is het maar
ééne schrijftaal voor al de millioenen inwoners, maar
niet ééne spreektaal of één tongval, daar .dezelfde
karakters zeer verschillend worden uitgesproken ;:
gelijk de Europeanen ook eenerlei cijfers hebben- ^
hoewel zij ze op verschillende wijzen benoemen.
De Bijbelvertaling, en met name die des Nieuwen
Verbonds, is zeer goedkoop; zij is op vaste of ste-
reotype platen, door het Bijbelgenootschap bekostigd,
overgebragt , w^aardoor een exemplaar van het N. T. ,
in China gedrukt , maar tien cent kost. Nu heeft ech-
ter het geld in China meer waaixle dan bij ons. Een
klein burger leeft er voor ƒ 6,00 in de maand.
De Bijbelvertaling wordt veel vei-spreid ; maar ook
gebezigd als het voorname middel, om Chinezen toS
Predikers op te leiden. Men leert hen uit de ge-
37
isclnedenis der EvangelieGn bovenal den lleiir kennen.
In velerlei andere bijzonderheden knn men niet gaan.
De Bergrede dient, om een algemeenen indruk van
<le zedelijke strekking des Evangelies te geven , liet
gesprek met Nicodemus , om de noodzakelijkheid
der wedergeboorte te doen gevoelen, Rom. 8 om de
werking des.^eestes ia den mensch te leeren beseffen ,
Eph. 1 en 3 om de heerlijkheid van Christus te zien.
Zulke plaatsen worden voor hen uitgelegd, door hen
gelezen en door hen , naar Chinesche gewoonte , van
buiten geleerd. Zij beproeven , zelve nog leerende,
al spoedig hiinne kracht en geschiktheid; velen too-
nen weldra, dat er een nieuw leven in hen is ont-
waakt ; menigeen schrijft voortreffelijke boekjes , om
zijne landgenooten op Christus opmerkzaam te ma-
ken. Onder deze behoort eene verklaring der Berg-
rede en een boekje over een Chineesch gezegde:
» Geen geloof, geen geluk."
Hoe Gützlaff eu zijne leerlingen met de Chinezen
spreken, werd ons duidelijk uit menig, treffend voor-
gesteld, voorbeeld.
Zij nemen tot tekst een voorwerp van natuur of
kunst , of een voorval , dat daar voor hunne oogen
geschiedt. Ze gaan twee of drie zamen uit, weven als
de Apostelen," zeide Gützlaff* er bij. Een hunner vat
b. V. een glas aan en vraagt er over : » Wat is dit ? " —
» Een wijnglas." — » Hoe mag dit ontstaan zijn ? Is
het zoo op aarde gevonden ? Of is het zoo geworden ?
Bestaat het niet uit zand en salpeter , die zamen ge-
smolten zijn ? Welnu , zijn zand en salpeter van zelve
bijeengekomen , gesmolten en glas geworden ? " — •
38
» Wel neen , een mensch heeft ze te zamen gesmolten ,
geblazen, geslepen." — »Maar hoe? kan zulk een
nietio- dino; , als dat glas , niet van zelve ontstaan , en
zijn dan hemel en aarde wel van zelve zamen geko-
men , om deze planten en dieren en menschen te vor-
men , de;re aarde en die zon ? "
Dan gaat er een licht op in hunne ziel. Alleen er
op uit , om veel geld te winnen , en gedachteloos over
*t hoogste , hebben zij de Pantheïstische denkbeelden
of klanken hunner Wijzen over de wording der we-
reld aangehoord en nagezegd. «Want ach, de wijste
van hen," zegt Gützlaff, »is nog niet zoo verstandig
als een kind onder ons , is nog niet zoo ver als Ge-
nesis 1 vers 1." Door zulk een voorstel beginnen
nu evenwel ook de eenvoudigen te begrijpen , dat
het dwaze en ijdele klanken zijn , welke hunne Wijzen
hen leeren.
Nu neemt een tweede Prediker het woord. «Neen,
niet uit zich zelve konden hemel en aarde ontstaan.
Een glas heeft reeds een mensch tot maker noodig.
Dan ten minste zon en aarde. Maar welk mensch
zou deze gemaakt hebben ? Kent gij iemand , daartoe
wijs en magtig genoeg?" — «Neen, dien kennen
wij niet." — » Nu , die is er ook niet. Niet een
mensch, maar die veel meer dan mensch is, God,
de hemelsche Vader, heeft dat alles gemaakt. En
ITij heeft nog veel meer gedaan , dan dit alles aan
ons geven. Ook zijnen Zoon heeft Hij ons geschon-
ken , om ons gelukkig te maken , hier in dit leven ,
en ook als dit leven eindigt." Zoo wordt hun de
liefde Gods , de zending van Christus en het eeuwige
loven in groote omtrekken voorgesteld.
39
Dan spreekt een derde Prediker, die vraagt, of
men dit nu maar zoo mag hooren en weder verge-
ten ? Of men 't moet onthouden ? En wat dan ver-
rigten ?
Het vragen en het afwisselen der sprekers houdt
de aandacht gaande en baant een weg tot het bin-
nenste der ziek Ook naar het verhalen van 's Hee-
ren gelijkenissen , zoo geheel voor kinderlijke men-
schen en Oostersche volken geschikt , luisteren zij
met de grootste opmerkzaamheid.
Vooral maakt Gützkiff ook gebruik van de bena-
ming, die zij aan hun rijk geven, van henielsch rijk.
» Is ons rijk het hemelsche ," zegt hij , » wel nu , dan
moeten wij ook het hemelsche boek kennen , 'twelk
de Vader in den hemel ons geeft, en den Heer des
hemels, Gods Zoon, Jezus Christus; dan moeten wij
een hemelseh leven leiden, en na dit leven in den
hemel worden opgenomen."
» Jezus Christus," wordt hem dikwijls gevraagd,
»is dan de Confucius der Engelschen en Hollan-
ders?" — »"Wat is die zon daar," vraagt hij dan
weder. »Is zij eene Engelsche of Hollandsche zon?
Maar zij schijnt toch in Holland en Engeland en overal,
even als hier. Wel nu , dat is eTezus Christus voor
geheel het menschdom, wat die zon is voor geheel
de aarde. Hij is de Heer , de Heiland , de Redder
van Engelschman en Hollander , van allen , en dan
vooral van u, zonen van 't hemelsche rijk."
Men merkt uit deze voorbeelden , dat de prediking
van Gützlalf eene Christus-verkondiging is. Hij be-
cint van Christus, van de liefde Gods in Christus
40
zending geopenbaard, van de liefde des Heeren, die
Hij hier op aarde vroeger betoond heeft en nog
altijd betoont , van het eeuwige leven , dat zijne
liefde aan allen schenkt. Hiervan is Gützlaff zich
zelven ook volkomen bewust. Ik heb hem deze eigene
woorden wel tienmaal tot verschillende menschen hoe-
ren herhalen : » Gods liefde is onze prediking."
Eenige vatbaarheid hebben de Chinezen, om deze
liefde Gods te begrijpen, dewijl zij zich hun Keizer
als vader voorstellen, die alleen uit liefde straft,
ook als hij iemand beveelt te dooden.
Op de uitdrukkelijke vragen van eenigen, of hij
ook beo-on van het gevoel van zonde en de behoefte
aan schuldvergeving , zeide hij : » Xeen , daarvoor zijn
de Chinezen niet vatbaar. Er zijn wel in onze taal
alle woorden , om zonde , overtreding , misdaad , zelfs
het onderscheid van itaoaitTojiia en nagd^ccais, aan te
duiden; maar zij gevoelen er niets bij, dan dat het
schending van rijkswetten is. Van het wezen der
zonde hebben zij geen besef."
Op de vraag, of Jezus Christus door zijne zede-
lijke volkomenheiden geheel zondelooze heiligheid geen
diepen indruk op de Chinezen maakte, daar zij door
Confucius aan eene zekere zedelijkheid zijn gewend, was
het antwoord van Gützlatf : » Neen , daartoe zijn ze ze-
delijk niet ontwikkeld genoeg. Confucius leeringen klin-
ken wel schoon, mnar doen, behalve door het inscher-
pen der kinderlijke gehoorzaamheid , geen nut ter zede-
lijke ontwikkeling. Christus voorbeeld vooi'opgezet ver-
staan zij niet. Het moet bij hen door 's Heeren bloed
liaar 's Heeren voorbeeld'^ Een kort gesprek over Ull-
in^^nn's heerlijk boek, Die Siuidlosir/keit Jesu, verlet
41
vendigdc de overtuiging , dat zulk een denkbeeld eerst
bij veel ontwikkelden verstaanbaar is, en dus |ook
eerst in de negentiende eeuw kon ontwikkeld 'wor-
den ; ofschoon de eenige lieer ook dit reeds had
en' uitsprak , Joh. 8: 46.
Op de vraag, of er dan niet andere dingen zijn in
het leven der Chinezen, waar de Zendeling zijne
Christus-prediking aansluit , zeide hij , dat zulke din-
gen nu en dan voorkomen. Zoo is het geene zeldzaam-
heid, dat een ter dood veroordeelde een ander koopt,
die zegt, de schuldige te zijn en dan in zijne plaats
sterft. Zoo iets geeft dan wel geene juiste vergelijking
met Jezus Christus, die, om ons van den dood te
bevrijden, vrijwillig in den dood ging; maar het hel-
dert voor bekrompene menschen de zaak toch aan-
vankelijk eenigzins op.
Ook is er nog al 'teene en andere in de oude
schriften en overleveringen der Chinezen omtrent de
schepping , den zondvloed , enz. , waaraan men het
Christendom kan aanknoopen. Een groot Geleerde,
die het Evangelie had aangenomen en daarover werd
aangevallen , verdedigde zich , door in een opzette-
lijk geschrift aan te wijzen , dat hij hierdoor was
teruggekeerd tot het oudste geloof van zijn volk.
Op de vraag , of hij zich aan de Heidensche afgo-
den ook wel aansloot, of er zich tegen stelde, was
het antwoord: » Nooit schimpen of vernederen wij
opzettelijk ; wij prediken de liefde van God en Gods
Zoon. Maar om deze te doen uitkomen , spreken wij
de Chinezen wel eens aan in hunne afgodentempels,
en zeggen: Zijn dat nu regte Goden, die alles van
u nemen , en u niets geven ? die ook nog van det
42
armste gaven willen hebben? Wij prediken u den waren
God, die niets van u vraagt, maar u alles geeft, en
van u alleen uwc liefde, uw liart, terug verlangt."
Het blijkt uit dit alles , dat Gützlaff zich weinig
om bijzondere leerstellingen bekommert; hij heeft de
zijne; maar acht het (o, mogten allen zoo denken!)
van minder belang, of ze dus of zoo gewijzigd zijn.
Hij ontwijkt de gelegenheden , die tot botsing over
leerstellingen aanleiding kunnen geven , vaak met
diplomatieke behendigheid ; en vaak zegt hij ronduit :
» Daartoe kunnen wij nog in lang niet komen ; op
de hoofdzaak komt alles aan; op den geest van
Christus in ons ; den geest van Christus te hebben is
bij mij orthodoxie."
Op de vragen , of het niet mogehjk zou zijn in de
taal der Chinezen beweging te brengen; of zij an-
ders niet eene blijvende hindernis voor de eigene ont-
wikkeling des volks zou zijn ; en of het nieuwe
Christendom niet tot zulk eene vernieuwing , zoowel
van taal als volk , moest leiden , bij de Chinezen ge-
lijk bij andere natieën : — antwoordde Gützlaff, dat
liij wel wenschte , dat het buigzame Grieksch de taal
der wereld wierd; maar eene vernieuwing der Chine-
sche taal, ten minste vooreerst, onmogelijk achtte.
Beproefde men die vernieuwing , dan zou zij dade-
lijk haar nu geheel eenig voorregt van ééne taal voor
honderdo millioenen te zijn, verliezen.
Wat Gützlaff door zijne rondreizen , toespraken en
opwekkingen bedoelt, heb ik reeds meermalen met
zijne woorden verhaald : eene Europcschc maatschappij
43
stichten, om 't werk, dat hij begonnen heeft, voort
te zetten. Wat hij heeft gedaan , verklaarde hij meer-
malen , is nog niets dan een klein begin van eene on-
metelijk groote zaak ; » 't is ," zcide hij eens , » alsof
men meende dat 100 Predikanten genoeg waren, om
een Ileidensch Europa te bekoeren." Hij wenscht
dus vooreerst een aantal Zendelingen , om , gelijk ik
reeds meldde , leeraars van do Chinesche leeraars
te worden.
Doch waarom hij ook juist eenige vrouwen van
Looge beschaving en grooten geloofsmoed wenschte,
was uit zijne algemeene gezegden niet duidelijk ge-
noeg geworden. Op navraag daaromtrent zeide hij,
dat de Chinesche vrouwen, hoe voortreffelijke huis-
houdsters ze zijn, en hoe goede vrouwen en moeders,
evenwel het fijnere gevoel missen, dat in Europa het
grootste sieraad der vrouwen is. Het zien van ellende,
waarbij ons 't hart zou breken , laat haar doorgaans
ongeroerd. Zij trouwen , zonder hare mannen misschien
ooit gezien te hebben. Hare zenuwen zijn grof. Aan
hare opvoeding is niets gedaan. Confucius zelf ver-
stiet zijne vrouw , en in zijne geschriften spreekt hij
met verachtino; van de vrouwen. «Nooit zal er eene
wedergeboorte van China kunnen plaats hebben ," zeide
Gützlaff , ))zoo er niet afzonderlijk op de vrouwen wordt
gewerkt door vrouwen , die haar tot menschen vor-
men, en in de zamenleving haar uiterlijk eene eere-
plaats doen innemen , ten gevolge van hare innerlijke
beschaving."
Wat er eens van China kan worden , is nog niet te
berekenen ; veel in het volkskarakter is voor de hoog-
ste veredeling vatbaar ; waarschijnlijk zal deze natie ,
44
als zij eens tot Christus is bekeerd , een hoogen rang
onder de Christelijke volken innemen.
Maar daartoe moeten er vrouwen als Zendelingen
heengaan , vrouwen va,n groot geloof en vurige liefde
voor den Heer, die geheel en al Chinezen willen wor-
den en er dus niet aan denken naar Europa terug
te keeren.
Hiertoe moet het oog ten hemel gerigt zijn. "Wat
is ook dit leven waard, als ons de hemel niet open
staat ? — Op de vraag , of er ook gevaar voor vervol-
ging in China is te wachten , antwoordde hij : » Niet
veel ; maar wel eenig. Enkele dienaren des Heeren
^iullen nog wel moeten vallen. Maar juist als men
een Stephanus wordt , ziet men ook den hemel open ,
en Gods Zoon aan 's Vaders regterhand. Iemand ,
die zou willen medegaan, mits hij in geen levensge-
vaar kwam , zou een soldaat zijn , die bij de aanne-
ming- in de dienst den officier de belofte wilde afne-
men, dat hem geen kogel zou treffen. Is een goed
soldaat bang , op 't slagveld te sneuvelen ? Moet hij
op zijn bed sterven? Wij zijn soldaten van Christus;
zonder strijd , geene overwinning. En wat is 't voor
ons , die een eeuwig leven voor ons hebben , of loij
vallen, als onze zaak maar zegepraalt?"
Zietdaar 't voornaamste , dat er door hem is ge-
sproken. Gij merkt daaruit , "VYaarde Lezers ! hoe-
veel er door den onvermoeiden man is behan-
deld. Zag ik op zijne bezigheid , die nooit rustte ,
dan dacht ik meer dan eens : » Gij zijt in den cdul-
Bten zin een Nimrod , eeji geweldig jager voor den
45
Heer.'^ Hij zelf sprak niot van drukte of werk. Ilicf
was 't niets, zeido hij, liier , waar goede wegen eil
rijtuigen waren ; liij behoefde niet 's nachts te bed te
liggen; hij kon altijd slapen, als hij maar een plankje
onder zich had. Hij bleek , als Paulus , zijn lig-
chaam gebragt te hebben tot gehoorzaamheid aan
den geest. Evenwel was zijn gang moeijelijk , als
van iemand , die aan podagra lijdt. Zijne dage-
lijksche kwaal was geweldige kramp in de beenen ,
voorzeker een gevolg van al de koude , bij schip-
breuken en zeereizen uitgestaan en bij wandelingen ,
ook wel zonder schoenen , door sneeuw en moeras
gedaan. Ook bleek het, dat ondor de redenen voor
zijne overkomst naar Europa eene was , zijne ge-
knakte gezondheid te herstellen.
Maar van geschokte gezondheid sprak hij opzette^
lijk niet ; dit mogt den schijn van roemen hebben ,
en zijn ootmoed was altijd aan zijne kracht gelijk.
En zijne kracht scheen bij eiken hinderpaal toe te
nemen. Toen hij het Chineesch had willen leeren ,
had eene Dame hem gezegd : » Dat leert gij nooit."
Maar juist door haar woord had hij het spoedig ge-
leerd , zeide hij ; » want dit is mijne natuur ; 't geen
ligt is , boezemt mij geen belang genoeg in ; wat
zwaar is , vat ik met ijver aan." Elk , die hem van
naderbij gadesloeg , stond versteld over zulk een
mensch. » Wat worden wij klein tegenover hem j
wat is ons werk met het zijne vergeleken !" zeiden
velen meer dan eens. » Welk een mensch ," riep
een ander; «hoe nietig word ik!" — »Maar toch
ook hij is een mensch ," hernam een derde ; » en wat
hij nu is, kunnen wij worden, zoo niet hier, dan ginds,"
46
Al deze kracht had evenwel niets afstootends.
Intejrendeel aanorenaam was tevens de indruk, dien
hij maakte. Hij was open , gul , vrolijk , tot scherts
geneigd. Zijne nederiglieid , hoe overdreven bij
't eerste hooren , was blijkbaar opregt en ongekunsteld.
Klaar konden wij ons voorstellen , dat hij , als Mandarijn
in dienst van het Chinesche Bestuur, een tijdlang
het bewind over een m*oot gewest tot aller genoegen
had gevoerd, en dat Bestuur hem gaarne over eene
veel grootere provincie van drie millioenen inwoners
had willen stellen , om door zijne zachtmoedigheid
en algemeene bemindheid de daar gestoorde orde te
herstellen. Klaar ook begrijpen , Avat Chinesche
Heidensche kooplieden in een afscheids-adres , bij
zijne afi-eize naar Europa , hadden gezegd : » Ach ,
wij moeten achterblijven. Waren wij wilde eendtjes ,
wij zwommen u na."
Wat zal nu de invloed van zijne overkomst en
toespraken in Europa, in Nederland, in Groningen
zijn ? . . . . Wij mogen hopen deze , dat de zaak der
Zending, en met name van die in China, veel meer
ingang vindt , nu zij door zulk een krachtvol voor-
stander is aanbevolen en als persoonlijk voor onze
oogcn zigtbaar geworden.
In China is nu eene geopende deur. Het voor-
wendsel, elders wel eens aangevoerd, b. v. om de
prediking op Java te belemmeren , dat men Java
hierdoor van Nederland zal afscheuren, geldt hier
niet: hier bestaat zulk een gevaar noch Avezenlijk, noch
47
scliijnbaar. De moeijolijklicid bij nnvc stainmen nan-
wczig, om lien, vóór men hun Christus predikt,
eerst tot eenige beschaving te brengen , eerst land-
bouw en handwerken te leeren , eerst in steden en
dorpen te verzamelen, heerscht hier ook niet: Chinu
heeft die voorloopige beschaving. Ook kan hier niet
aangevoerd worden , wat velen ten onregte van woes-
tere volken zeggen, dat zij door 't Christendom wel
beschaafder, maar juist niet beter zullen worden:
China heeft eenige beschaving en vele ellende, China
toont , hoe luttel een volk in 't geestelijke en we-
zenlijke vermag, ook bij het uitnemendst verstand,
zonder hooger licht. Het is ook geen werk zonder
einde : indien eerst door krachtige Zendelino-en het
Evangelie ingang heeft gevonden , kan het zich daar
spoedig handhaven , even gelijk oudtijds in Grieken-
land, dewijl er dadelijk uit de inboorlingen inlandsche
verkondigers van Christus worden gevormd. Eindelijk
past hier ook de tegenwerping niet, dat de regte tijd
niet aanwezig is. Die is juist nu duur. Dusverre was
China als met koperen muren afgesloten; nu zijn inde
vijf vrijhavens vijf wijde poorten in die muren gebro-
ken, waardeerde toegang totdebinneidanden openstaat.
Eene natie vangroeten aanleg, honderde millioenen zie-
len sterk , die dusverre van de groote volkeren-verkee-
ring zoo goed als uitgesloten was , en door de zelfzuch-
tigste dwingelandij tot altijddurenden stilstand was ge-
doemd , is nu in de wereldbeweging ingetrokken , en
gaat eene nieuwe bestemming te gemoet. Ellendig
zal die bestemming zijn , zoo zij van de Europeanen
niets leert , dan uitgebreider wetenschap , schoener
kunst, voordeeliger bedrijf, en niet, waarom 't alleen
43
de moeite waardig is te leven , rigting des geestes
naar den hemel , overgave des harten aan God, hei-
liging van den innerlijken mensch , en , om dit alles
te verkrijgen , Jezus Christus , als die ook der Chi-
nezen Heiland en Heer is.
Daarom , nu of nooit het Christendom ingevoerd in
China; daarom nergens Christus gepredikt onder de
Heidenen , zoo niet in China I
» Maar wat men voor China geeft , onthoudt men
aan de Heidenen en Mohamedanen in onze kolo-
nieën , en aan de gedoopte Heidenen in ons Vader-
land!" zoo spreken velen; enkelen uit bekrompen-
heid , de meesten als voorwendsel , om zich aan China
en aan geheel de Zending , uitwendige en inwendige
beide , te onttrekken ; want zeer zelden hoort men
deze tegenwerping dan uit den mond van hen , die
niets doen aan de Evangelieprediking op Java en
Celebes , en niets aan die onder de gedoopte Heidenen
in Nederland.
Toch verdient de geheele Zending eene ernstige
bespreking. Elk voorwendsel , om er zich aan te
onttrekken , moet in zijne nietigheid worden ten toon
gesteld, de bekrompenheid teregt gebragt.
Ik wil daarover het eene en andere in het midden
brengen, en daartoe alleen wijzen op een woord des
Heeren , dat mij in deze dagen , bij de verwachte komst
van Gützlaff, dikwijls voor den geest stond, en mij ge-
schikt schijnt, om alle zwarigheden tegen de Zending
ingebragt , op te lossen. Ik meen het woord des
Heeren , tot zijne Apostelen , waaraan wij in deze
dagen tusschen Paschen en Hemelvaart als van zelf
49
clenken. » Gij 7Ailt ontvangen de kracht des heiligen
/ geestes , die over u komen zal, en gij zult mijne
getuigen zijn zoo te Jeruzalem , als in geheel Judea
en Samaria en tot aan het uiterste der aarde." Dit
woord slaat, dunkt mij, alle bedenkingen , tegen de
Zending ooit ingebragt, voor allen ter neder, die den
Heer willen gehoorzamen. Op de treffendste wijze
leert Hij zelf ons hier de Zending , de inwendige en
uitwendige , en beider verband kennen , Hij , die meer
is dan gij of ik , of ook dan een GützlafF. En
vinden wij , dat de Heer zulk eene werkzaamheid ,
als die nu voor China gevraagd wordt, van ons
eischt , wie zal dan terugblijven ?
Meent gij , dat de Zending in menschelijke wille-
keur haren grond heeft? dat zij dus geen dure pligt
is voor den Christen ?
Hier hoort gij , dat de Zending haren oorsprong
heeft in den wil des Heeren , daar Hij het is , die
aan zijne Apostelen den pligt oplegt , Hem te gaan
prediken van volk tot volk. Nu konden zij alleen
de setuigenis des Heeren niet breno;en tot alle na-
ts o o
tieën ; medestanders en helpers hadden zij noodig, en
opvolgers. En opvolgers zullen zij noodig hebben ,
zoo lang er nog een einde der aarde is, waar Chris-
tus naam nog niet wordt genoemd. Opvolgers van
hen moeten dus ook onder onze tijdgenooten zijn.
Twijfelt gij , of het mogelijk is , ééne godsdienst
tot die der aarde te maken ? Leert van den Heer ,
dat 't geen er te prediken is, bestaat in getuigenis
geven van Jezus Christus en ziet daarin tevens de
4
50
mogdijkheitl opgesloten , dat liet ChristendoTn de
godsdienst der geheele aarde kan worden. Hierover
wil ik een weinio; uitweiden , want daarin ligt tecc-
lijk de regtvaardiging van de wijze der Evangelie-
verkondiging, welke wij door Gützlaflf' en alle voor-
treffelijke Zendelingen zien bezigen.
De Heer verbindt naauw zamen : » Gij znit mijne
getuigen zijn van Jeruzalem tot aan het uiterste der
aarde f als of de Heer wilde zeggen: » Het Christen-
dom moet eene wereldgodsdienst Avorden, en het kan
die worden, dewijl de prediking er van bestaat in
eene getuigenis van mij." En waarlijk ; daarom heeft
onze godsdienst die eigenaardigheid , dat zij eene Zen-
ding bezit, welke niet vroeger kan of wil of zal
eindigen, dan nadat er geen volk, geen mensch meer
op aarde leeft, die niet tot haar behooren.
Zulk eene eigenaardigheid kon zij niet hebben , ware
zij in hare prediking iets anders dan getuigenis geven
van Jezus Christus. Ware zij b. v. eene zedelijk-gods-
dienstige wet, gelijk die van Mozes, dus eene Iierlia-
ling en volmaking van het Mozaïsmus: ja, dan kon' zij
onder eenige min beschaafde volken veel opgang ma-
ken, onder Joden, Syriërs, Egyptenaren; maar niet
onder volken van eene andere geestrigting; en zelfs
onder die natieën ook maar zoolang, als zij nog
niet waren gerijpt tot vrijheid des geestes. Bestond
onze godsdienst in wasschingen, opzeggingen van ge-
beden , vasten en aalmoezen geven , gelijk die van
Mohamed : ze zou voor Arabieren en dergelijke
volken voefren , zoolans; deze in den kindschen toe-
stand van ontwikkeling verkeerden , waarin zij nu nog
leven. Ware onze sodsdienst eene leer over God
51
fen goddelijke dingen, moest men, om Christen te
worden , een stelsel van godsdienstige cii wijsgeerigo
waarheid leeren kennen , beoordeelen en aannemen :
dan zouden de Grieken haar hebben kuimen begi-ijpen
en volgen, maar, belialve deze, welligt geen ander
volk der aarde. Ook ware 't menschdom weinig ge-
holpen geweest met eene nieuwe wet , met velerlei
plegtigheden , met eene fijn gespoimen leer. Eene
godsdienst , daarin bestaande , ware niet de moeite
waardig aan alle volken te ])rediken ; want de men-
schen wederbaren , levend maken , zalig doen zijn —
dit zou zij niet kunnen.
Maar nu, nu verdient zij en vermag zij door Zen-
ding van land tot land te wordeji voortgeplant , nu
hare prediking is — getuigenis van Jezus Christus. Zij
wordt gepredikt als eiinegetuigeiiis'v'dn gebeurde zaken,
van de geboorte , het leven , den dood , de opstanding
vati Jezus Christus: dat alles is verstaanbaar voor Jood ,
Arabier en Griek, voor elk volk der aarde, verstaanbaar
voor kind, volwassene en grijsaard, verstaanbaar voor
de meest en voor de minst ontwikkelden. Want
geschiedenis , geschiedenis van één enkel persoon , is
eenvoudig en duidelijk voor alle menschen in alle tij-
den. — En deze getuigenis is niet alleen verstaan-
baar; zij is oüli aanlokkelijk voor allen. Want 't is
eene getuigenis van Jezus Christus; van Hem, die
't land doorging goed doende , die dooven het ge-
hoor , kreupelen de kracht , dooden het leven weder
gaf, die kinderen zegende , die armen troostte , die
elk leerde, opwekte, volmaakte, elk weldeed, zoo
men zich maar niet van Hem afkeerde. Zulk een
liefderijk, wijs, weldadig, heilig, volmaakt mensch
• 4*
52
was er nooit op aarde. Geene levensbeschrijving zoo
aantrekkelijk voor al wat raensch heet , als de zij-
ne! — Bij het verstaanbare en aanlokkelijke dezer
getuigenis komt ook het belangrijke. Het is de getui-
genis aangaande Hem , die Gods en 's raenschen Zoon
is , die het afbeeldsel is van God , het voorbeeld voor
de menschen. Zoo ver brengt het de geleerdste niet ,
dat hij al de schatten der wijsheid doorvorscht, welke
in de getuigenis van Jezus Christus zijn bevat , dat
hij de wereld-geschiedenis vóór Jezus Christus en na
Hem geheel doorziet met dien Zone Gods en des
menschen als haar middenpunt , dat hij geheel door-
grondt uit Jezus Christus, wie God is en wat de
mensch is en worden kan. Zoo hoog ontwikkelt zich
de deugdzaamste niet, dat hij zich in geest en hart,
in wil en leven , in zwijgen en spreken , in handeling
en karakter niet nocj verder zou kunnen vormen naar
den eenigen Volmaakte, ons aller voorbeeld, dat hij
zich niet inniger zou kunnen aansluiten aan dien lief-
devollen raenschenvriend, ons aller Heiland, Hoofd
en Levensbron.
Waar men onze godsdienst misvormt, gelijk ook in
China door do Jezuïten gebeurde, ddar maakt zij"
geen duurzamen opgang ; maar als hare prediking
bestaat , gelijk zij moet , in de getuigenis van Jezus
Christus , dan kan onze godsdienst die der geheele
wereld worden, dewijl zij voor alle volken en alle
menschen in alle tijden verstaanbaar, aanlokkelijk en
boven alles belangrijk, ja allen zaligmakend is.
Zijt gij onzeker, hoe ver zich de Zending moet uit-
strekken , waar beginnen , waar eindigen 'r*
53
In liet bevel van Jezus is bcoin , voortgang en ein-
de der Zending naauwkeurig ondersclieiden. Niet bij
geval staat Jeruzalem vooraan. Vandaar moesten de
Apostelen hunne prediking aanvangen. Op eene an-
dere plaats wordt hun zelfs uitdrukkelijk door den
Heer ingescherpt : » Predikt onder alle volken ,
beginnende van Jeruzalem^ En waarlijk , dit eischte
des Heeren wijsheid, welke in Jeruzalem een mid-
denpunt der Kerk Avilde stichten ; dit eischte bovenal
de liefde des Heeren , die zijn volk het eerst rnct de
zaligheid wilde begunstigen. Van Jeruzalem moest
de prediking zich van zelve uitbreiden in de omlig-
gende streek, Judea. Vandaar moest zij verder gaan;
en wel eerst naar de Samaritanen , halve Joden ; en
dan al verder onder Joden en Heidenen , en niet
eindigen, dan waar de aarde eindigt.
Dikwijls wordt in onze dagen van imoendige Zending
gesproken , vooral na het heerlijke boek van wicheex
Die innere Mission. Men verstaat er onder de Evan-
gelieprediking aan verwaarloosden en ellen digen in
onze Christelijke Kerk, die niet uit zich zelve tot de
Gemeente komen, maar door afgezanten der Ge-
meente moeten opgezocht worden. Als deze dan de
binnenlandsche of inwendige Zending genoemd wordt,
heet die onder de Heidenen de %iitwendige. Ik wil
dit spraakgebruik hier volgen, en dan zeggen, dat bij
den Heer inwendige en wi^wendige Zending hand in
hand gaan , ja ééne en dezelfde zaak zijn. In éénen
adem worden zij genoemd; beide zijn getuigenis van
Hem; beide moeten door dezelfde personen worden
behartigd : » Gij zult mijne getuigen /.ijn van Jeruza-
lem tot aan het uiterste der aarde.^^
54
"Wel ging de Heer, zoolang Hij ligchamelijk op
aarde verkeerde, niet dan bij uitzondering buiten de
n-renzen van zijn land; want daar moest Hij zelf ook
beginnen; maar toen Hij daar een begin gemaakt
had , bleef Hij ook wel voor dit land zorgen , doch
breidde Hij tevens zijn rijk uit van volk tot volk.
Zijne trouwste dienaren volgden en dienden Hem
daarin op 't ijverigste. Hoe predikt Paulus te Jeru-
zalem en overal onder zijn volk, hoe liefdevol zorgt
lüj voor de Jei-uzalemsche armen , hij , die tevens
door geheel Klein-Azië, door Griekenland, tot in
Ivome het Evangelie predikte! Ziet dien Bisschop
Gregorius den Groote van Rome. Geen trouwer
herder voor zijne kudde daar rondom hem , en geen
ijveriger verbreider des Evangelies tot op de Britsche
eilanden ! Ziet Bonifacius , den Apostel van Duitsch-
land. Hij was de liefderijkste vriend voor zijne naaste
betrekkingen, en stelde zich, 75 jaren oud, nog aan
den marteldood bloot , dien hij onder de Friezen
ook onderging. Ziet dien Prediker Franke. Zijne
woning te Halle maakt hij tot een arm- en weeshuis,
en in Oost-Indlc predikt hij Jezus Christus door
leerlingen en vrienden , die hij bekwaam maakt , uit-
zendt, bemoedigt, door brieven en gebeden onder-
steunt. Ziet Oberlin , die het Steendal bij Straatsburg
ontgint en deszelfs woeste bewoners tot menschen ,
tot Christenen vormt, en intusschen zijn zilveren
tafelgereedschap verkoopt , om den slaven in West-
Indië Christus te doen verkondigen.
Zóó zijn juist zij de ijverigste bevorderaars der
uitwendige Zending , die ook het meeste werk doen
voor de inwendige. En dat kan niet anders ; de liefde ,
55
• die drijft tot de vreemden , zou gecnc ware liefde zijn ,
zoo huisgcnooten en buren er bij wierden vergeten.
Die dat eene doet, kan dit andere niet voorbijzien.
Mogelijk is het nog, dat een bekrompener zin alleen
voor inwendige Zending zorgt, zonder het besef te
hebben, dat ook de uitwendige pligt is. Maar onmo-
lijk, dat die niet uit huichelarij, maar uit liefde de
uitwendige behartigt , de inwendige kan vergeten.
Onmogelijk is het; want die liefdegloed is als het zon-
nelicht en de zonnewarmte , die zich niet tot verder
verwijderde planeten kan uitstrekken , zonder eerst
op de naderbij gelegene te stralen.
Daarom moeten hand aan hand gaan uitwendige en
inwendige Zending , als uitstralingen der ééne liefde-
zon.
Krachtig verklaarde zich ook hierover GützlafF:
» IJver voor de Zending onder de Heidenen en ver-
waarloozing van de onkundigen rondom ons," zeide
hij , » kunnen niet zamengaan. Hoe zoude iemand
liefde hebben voor 't verre China , en geene liefde
voor zijne buurt en zijn huis ? "
Of wilt gij zelfs wijzer zijn dan de Heer? Wilt gij
scheiden , wat Hij heeft vereenigd ? Wilt gij luisteren
naar die luidklinkende en niets zeggende stem: Eerst
moeten de Heidenen onder ons bekeerd zijn , en dan
de Heidenen in China ! — Dat ware de doodsteek
toe gebragt aan beide, aan de m'iwendige Zending en
aan de inwendige.
Aan de uitwendige. Wanneer denkt gij, dat de Hei-
denen onder ons zullen bekeerd zijn? Niemand wordt
als Christen geboren, elk als zinnelijk mensch, dus min
of meer als Heiden, en 't werk der Evangelieprediking
56
zal derhalve onder de zich telkens opvolgende ge-
slachten ook bij ons altijd nieuwe menschen vinden te
bekeeren. Bovendien zullen er , zoo niet altijd dan
nog lange, velen onder ons zijn, die hunne ooren
stoppen voor 't Evangelie. Zullen wij de zaligheid
des Evangelies aan smachtende Heidenen onthouden,
dewijl hier velen in arren moede haar verachten,
totdat zij gelieven zich te bekeeren ? Hadden de
Apostelen gedacht , gelijk die verwerpers der uit-
Avendige Zending onder ons , nog waren wij Heidenen ,
noo- ware het Christendom niet buiten Palestina*s
grenzen gebragt , nu nog niet in de negentiende eeuw.
Maar wat zeg ik : het ware daar in Palestina ook
reeds lang weder vergaan. Want de scheiding der
uitwendige Zending van de inwendige is ook doodelijk
voor "deze inwendige. Waar een volk alleen bij de
Kerk in zijn eigen midden blijft staan en zich niet in
liefde uitbreidt tot andere volken ; waar eene natie
't Evangelie zelve kan bezitten en 't niet aanbieden aan
alle anderen : daur verkwijnt de liefde , de geest ,
liet leven. Het is , alsof de hand wilde leven , afge-
scheiden van voet , van arm , van hart. Het is ,
alsof een huisgezin wilde bloeijen , bij afsluiting van
alle andere inwoners van stad of dorp. Het is, alsof
een staat wilde gelukkig zijn , door zijne grenzen voor
vreemdelingen te sluiten, en geen burger naar buiten
te laten gaan. Anders wilde het de opperste Wijsheid
en Liefde. Die heeft ons zóó geschapen, dat menschen
met menschen , gezinnen met gezinnen , volken met
volken moeten omgaan, om zich te ontwikkelen en te
volmaken. Ziet hoe verkeering, vereeniging, zamen-
werking wordt gezegend ! O, ziet het met eigene oogcn.
57
hoe 't werk dor liefde aan efava, aan Nieuw Zeeland , aan
Cliina besteed, met rijken zegen terugvloeit tot de
Europesche Christenen, die haar bewijzen. Zij geven,
ja, maar gevende ontvangen zij, schijnbaar worden
ze armer , inderdaad rijker. Di'idr zien ze de pre-
diking van Jezus Christus wortel vatten in 't hart
der Heidenen , dadr ontluikt voor hunne oogen het
geloof, ddar bloeit de hoop , daiir draagt de liefde
geurige vruchten ! Welk eene blijdschap , welk een
dank aan God, welk eene aanmoediging om voort to
gaan , voort te gaan in 't ander werelddeel , maar ook
in de eigene woonplaats , in 't eigen huis , in 't eigene
hart ! Hoe versterkt zich 't geloof, hoe verdubbelt
zich het geestelijk leven , hoe alles overwinnend en sterk
wordt de liefde!
Welke is dan de grens der Zending? Geene an-
dere dan die der aarde zelve. De Heer vereenigt in-
en uitwendige Zending. Zijne beste dienaren deden
het. Het kan niet anders; want de liefde dringt er
toe ; want scheiding is voor beide doodelijk.
Maar waarom houden dan nog zoo velen zich terug
van de medewerking tot de Zending ? Ach , 't is , omdat
het hun ontbreekt aan heiligen geest , aan kracht
uit der hoogte , die zij niet biddende afwachten , waar-
voor zij niet blijde hun hart openen.
Wie wil een Paulus , een Franke , een Oberlin
worden? Wie is tot 'tgeen zij deden, bekwaam? Ge-
wis niemand uit zich z elven. Er moet kracht zijn
uit der hoogte !
Zoo lang als zij deze Godskracht des .'heiligen gees-
tes niet in zich voelden leven en werken, w£ts het
58
niet mogelijk , dat zelfs Ju Apostelen als Jezus getuigen
optrndeii. Zij bezaten een eerste vereischte , aanschou-
welijke kennis van Jezus Christus en ondervinding van
zijne liefde en beminnelijkheid, zoodat zij getuigen van
Jezus konden zijn. Maar om het te durven zijn , om den
geest, den moed, de standvastigheid te hebben, van
Jezus Christus nu ook werkelijk overal te prediken:
daartoe behoefden zij nog dien geestesdoop, welke
hun op den Pinksterdag aanvankelijk werd geschonken ,
die opgewektheid van geest, die heilige geestdrift,
zonder welke ook de grootste gaven als eene doode
kracht , als cene gebondene warmte in den mensch
blijven sluimeren.
Nog zien wij, dat die kracht uit der hoogte en de
daaruit geboren heilige geestdrift bovenal noodig is bij
den echten getuige van Jezus Christus. Eenige kennis
moet er eerst zijn van het Christendom, Er moet ei-
gene aanschouwing, eigene ondervinding zijn van de
grootheid en liefde des Heeren , zal men van Hem
kunnen getuigen , hier in de Gemeente of daar ginds
onder de Heidenen. Doch wat moet daarbij komen?
Geleeixlheid , welsprekendheid , ligchaamskracht ? Wie
zou die goederen verachten? Is de vriend van Jezus
Christus geleerd , hij zal als een Paulus te beter Zen-
deling zijn , dewijl hij allen meer alles kan worden.
Is hij welsprekend, hij zal als een Chrysostoraus
ontelbare scharen aan zijne lippen doen hangen.
Heeft hij ligchaamskracht, hij zal de vermoeijenissen
van reizen, nachtwaken, ontberingen kunnen doorstaan.
]\Iaar dit alles maakt nog niemand tot een waren en
echten getuige van Jezus Christus. Ook zonder ge-
leerdheid, welsprekendheitl en ligchaamskracht kan
50
pion dat /ijii , maar niet zonder kracht uit der
hoogte, zonder heilige geestdrift. Eerst waar dezo
is , daar is een levensteeken , een levensbeginsel des
innerlijken menschen ; daar is spierkracht en veerr-
Icracht des geestes, waardoor hij werkzaam en on-
vermoeid werkzaam is ; daar is moed , om allerlei
gevaren onder de oogen te zien ; daar is ijver , om te
doen, wat Jezus Christus deed, te leven voor de eere
Gods en de zaliglieid des menschdoms ; daar is zelfver-
loochening , om alle gemakken , alle genietingen des
levens, ja 't leven zelf veil te hebben , zoo men God
kan verheerlijken , Jezus Christus volgen , menschen
behouden ; daar is liefde , moech'ge , vurige , ondoofbare
liefde, door geene zonde verlamd, door geene zeeën
gebluscht , door geen dood verschrikt.
Deze heilige geest leeft in eiken dienaar des Evan-?
gelies, zijnen naam waardig; deze leefde in de Apos-
telen krachtig en sterk; deze is het, die de in Chris-
tus Kerk groote mannen groot en onverwinnelijk
maakt en hen ten zegen des menschdoms doet
worden.
Waar de Zending niet mogelijk en voorspoedig is,
^ch , daar is het treurig met de Gemeente gesteld ;
daar ontbreekt het aan opgewektheid des geestes,
aan Gods heiligen geest in den mensch , dien God
wil schenken aan ieder, die Hem wil ontvangen.
Zou het daaraan nu ook in Nederland ontbre-»
ken ? . . . . Neen , ik wil , ik kan het niet denken.
Niet over de wenschelijkheid en noodwendigheid
der Zending , ook in China , zal verschil van meening
?5ijn; maar alleen over de wijze van uitvoering,
60
Er zullen b. v. zijn, die meenen, dat men om de
Zending in China te bevorderen, geene afzonderlijke
Maatschappij moet oprigten, gelijk Gützlaft'doet, maar
daartoe het Nederlandsche Zendelinggenootschap doen
werkzaam zijn.
Maar kan dit Genootschap ook nog de zorg voor
China op zich nemen ? Hebben Bestuurders niet
reeds meer dan genoeg te doen met voor hunne Zen-
delingen te zorgen? En vanwaar zullen zij voor
China geld genoeg bijeen brengen?
Komt er eeno afzonderlijke Maatschappij, dan kun-
nen zich frissche krachten hieraan wijden ; vele Leden
des Nederlandschen Zendelinggenootschaps zullen ook
hiervoor afzonderlijk bijdragen; velen, door Gützlaff's
persoonlijkheid gewekt, zullen, ofschoon niet voor het
Nederlandsche , wel voor dit Genootschap willen bij-
dragen.
» Maar welk eene schade zal dit zijn voor het
Nederlandsch Zendelinggenootschap I" Meent gij , scha-
de ? Ik meen , voordeel. De wereld rekent bij gul-
dens , en meent , dat geld de beweegkracht der din-
gen is ook in het koningrijk van God. Maar hier
behoort eene andere rekening te huis. Hier is liefde
de beweegkracht , en liefde vermindert niet door ge-
ven, gelijk een hoop guldens, maar neemt toe. Laat er
maar eene nieuwe liefdegloed ontbranden voor de Chi-
nesche zending, laten er maar duizende guldens heen-
vloeijen : wij zullen voor Java en Celébes geen pen-
ning minder ontvangen ; integendeel veel en veel meer.
De liefde, versterkt door hare werkzaamheid in China,
zal met grooteren ijver zich naar onze kolonieën wen-
den ; zij zal bidden zonder ophouden , dat Gods rijk
Gl
tocli meer kome; zij zal werken zonder paal en maat;
zij zal ongekende hulpmiddelen opsporen, nu nog
geslotcne beurzen openen, en, wat meer zegt, men-
schen winnen voor hare heilige zaak ; zij zal hart bij
hart veroveren, om mede te arbeiden voor de Evaiv-
gelieprediking op Java en overal.
Het werk voor China zal aan Java geen afbreuk ,
maar voordeel doen; gelijk Paulus reeds zag, dat de
Evangelieprediking aan de Heidenen Israël niet tot
schade, maar tot zaligheid strekte.
Och , mogt ook dit woord eenigen ontvlammen voor
eene heilige zaak ! Mogt aldus de teleurstelling van
velen , die Gützlaff niet hoorden , niet alleen niet
schaden aan de Zending, maar, door deze bladeren
te doen ontstaan , ook nog eenig voordeel aan haar
toebrengen ! Och , of elk persoonlijk medewerkte in
zijnen kring en in zijne mate , om de getuigenis van
Jezus Christus te verbreiden in ons midden en in
vreemde werelddeelen. Geeft daarvoor, Geliefden!
ook uwe bijdragen. Bidt er voor met ijver en har-
telijkheid. Ziet in de ZendeHngen van vorige dagen
en van de onze, van Petrus en Paulus af tot Boni-
facius en tot onze tijdgenooten toe , ziet in hen , wat
de liefde in Christus vermag. — En gaat henen....
en doet ook alzoo !
fZ^^'Z^
Si.f^-
1
BV
3^27
G8H6
Hofstede de Groot, Petrus
De zending in China
PLEASE DO NOT REMOVE
CARDS OR SLIPS FROM THIS POCKET
UNIVERSITY OF TORONTO LIBRARY