Skip to main content

Full text of "Geschiedkundig onderzoek naar den waldenzischen oorsprong van de ..."

See other formats


Google 



This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project 

to make the world's books discoverablc onlinc. 

It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject 

to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 

are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover. 

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the 

publisher to a library and fmally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to 
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying. 
We also ask that you: 

+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for 
personal, non-commercial purposes. 

+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine 
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the 
use of public domain materials for these purposes and may be able to help. 

+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find 
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just 
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of 
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner 
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe. 

About Google Book Search 

Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web 

at |http: //books. google .com/l 



Google 



Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat 

doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. 

Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 

domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land 

verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van 

geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de 

lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op 
automaüsch zoeken. 
Verder vragen we u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het 
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is 
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit 
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken 

op het web via |http: //books .google .coml 



X 




r 



mmi^mm^m 



KUNDIG ONDERZOEK. 




1 



GESCHIEDKUNDIG ONDERZOEK. 



GESCHIEDKUNDIG ONDERZOEK 



NAAIl DEN 



WALDENZÏSCHEN OORSPRONG 



VAN DE 



NEDERLANDSCHE DOOPSGEZINDEN, 



DOOR 



.^^ 



S. BLAÜPOT TEN CATE. 



AMSTERDAM, 

FREDERIK MULLER. 

1844. 



v. 



BA 



GBDRCKT BIJ C. A. srilT. 



^A 






U 



VOORBERIGT. 

\ IVJLijne lezers onti^angen kier een Geschiedkundig Onr 

derzoeky waarmede ik mif reeds sedert geruimen tijd 
heb bezig gehouden. Het betreft ook immers een or^ 
derwerp y hetwelk ik volstrekt behandelen moest, indien 
ik , by de i^erdere ontwikkeling {fan de geschiedenis der 
Doopsgezinden in ons vaderland, wa/irmede ik^ nu tot 
Holland, 2^elaiid, Utrecht en Gelderland genaderd ben, 
niet reeds terstond bij denaanifang in het duister wilde 
laten rondtasten. Terwijl ik , bij de mededeeüng van 
die geschiedenis in Friesland > Groningen , Overijssel 
en Oost-Friesland , mijne gevoelens over dien IValden- 
zischen oorsprong y ten opzigte van die behandelde ge^ 
westen heb voorgesteld^ heb ik later steeds voortgezocht 
en aangeteekend y wat ik vond^ om zulks te doenstrek- 
ken tot eene inleiding bij de geschiedenis der Doops^ 



VI 



gezinden in Holland en de ouerige gewesten» Spoedig 
echter kreeg ik zooi^eel bouwstof y dat ik begon oi^er te 
hellen , om het aangeteekende afzonderlijk uit te geiden 
en alzoo te doen dienen tot een voorlooper ifan ge^ 
melde geschiedenis. 

Het i^erschijnen van de bekende Schets des heeren 
HALBERTSMA te Deveoter, tieeft mij in dit beshut beites" 
tigd* Want daar deze in gemelde Schets het insvendig 
bewijs ifoor de fValdenzische herkomst der Nederland^ 
sche Doopsgezinden heeft voorgesteld , als bestaande 
in de overeenkomst van leer en zeden ^ zoo kon ik nu 
mijn stuk ^ hetwelk het uitwendig of geschiedkundig be* 
wijs onderzoekt , in een zekeren zin tot een tegenhan" 
ger van zijn geschrift doen strekken^, Hoe men dan ook 
dit onderzoek beschouwe^ hetzij als een tegenhanger 
van gemelde Schets, — hetzif als een voorlooper van 
datgene j wat ik verder bif welzijn hoop te leveren y — 
hetzij als eene inleiding tot alles y wat ik omtrent de 
geschiedenis der Doopsgezinden moge mededeeleny — 
ik hoop y dat mijne geachte lezers zich niet geheel te 
leur gesteld mogen vinden , en dat zij tevens bedenken. 



VII 



hoe spoedig het gezegd maar hoe moeijelijk het in den 
striktêten zin te bimjzen is: de Doopsgezinden zyn 
afkomstig van de Waldenzen! 

fl 

Beneden^ op bladz. %en 496 ^ heb ik iets aangaande 
het beginsel Ïhj de Doopsgezinden gesproken , wa^ir- 
omtrent ik eenige opheldering verschuldigd ben. Het 
aldaar door mij genoemde beginsel: dat de H. Schrift 
de ëéoige regel is voor ons geloof en onzen wandel , 
drukt nog niets anders uit^ dan het formeel principe, 
hetwelk ook bij de overige Protestanten geldig is. fFy 
kunnen derhalve niét zeggen , dat wij juist daardoor 
alleen als Doopsgezinde Protestanten ons doen kennen. 
Er moet dus ook nog een ander materieel beginsel 
aanwezig zyn^ waaruit onze gevoelens omtrent doop 
en eed enz. kunnen worden afgeleid, fVelk beginsel is 
dat? Niet het mateneel^dogmatisch beginsel: dat wij 
gelooyen zalig te worden alleen door Gods genade in 
J. C, indien wij .trachten^ dit geloof door goede, Qiris- 
telijke werken te toonen. Want ofschoon dit het dog" 
maiisck beginsel bij de Doopsgezinden is^ ten minste 
zoo als het mij voorkomt ^ ook dit leerstellig beginsel 






VIII 



onderscheidt ons niet genoeg als Doopsgezinde Pro" 
testanten. Maar er is nog een derde ^ het materieel" 
Morele: dat wij streven , om het Godsrijk of de Chris- 
telijke Kerk in die zuiverheid op .aarde te herstellen , 
gelijk wij het voorschrift daarvan vinden hij J. G. en 
zijne Apostelen en in het voorbeeld van de eerste Apos- 
tolische Kerk. De hoogleeraar jeloyaakds heeft dU be» 
ginsel met regt bij de Doopsgezinden op den voor- 
grond geplaatst , in zijne Verhandeling over Begrip 
en Omvang van de Kerkhervorming enz,^ geplaatst in 
het Archief voor Kerkelijke Geschiedenis y XII^" dl. , 
bladz. 84. ff^el is het formeel beginsel ook bij ons 
in groote achting; wel gelooi^en wif' daarenboi^en met 
WEYDMAJNN, in Zijne Verhandeling hij teylers Godge- 
leerd Genootschap ^ XXXP^^ dl., bladz. 45^ dat het 
genoemde dogmatisch beginsel door de Doopsgezinden 
omhelsd wordt ^ maar wij beamen tevens ten volle y 
wat KOYAABBS zcgt .* dot de behoefte aan wedergeboorte 
der oorspronkelijke Christenheid zich inzonderheid bij 
de Doopsgezinden openbaarde , streng verbonden aan 
de praktijk der eerste Christenkerk ; dat de Doopsge- 



nc 



zinden streefden ^ om het Godsrijk op aarde te ifer» 
wezenl^ken^ en dat geestelijk Godsrijk^ ifooralifan des- 
zelf s zedelijke zijde , zonder vlek of rimpel te herstel'- 
len ; dat hieruit voortvloeiden {waarbij men echter het 
formeel beginsel niet vergete) de leerstellingen omtrent 
den do(^p der volwassenen , het eedzweren enz, ^. 

Hieruit laat het zich dan ook verklaren , dat het ge- 
voelen omtrent doop en eed bij ons genootschap meer is 
dan een uitlegkundig vraagstuk , maar dat hetzelve tot 
onze kenmerkende leerstukken behoort. Dit zou niet zoo 
zijn^ wanneer wij alleen steunden op het eerstgenoemde 
formeel beginsel; want wat zouden wij zeggen y als een 
andersdenkende Protestant betuigde :ik houd mij ook ann 
de H. Schrift^ maar ik leg de plaatsen, die beide leerstuk- 
ken betreffende^ anders uit? Zou men ons dan niet met 
eenigen schijn van regt te laste kunnen leggen^ dat wij te 
ver gaan , met een afzonderlijk genootschap daar te wil- 
len stellen^ wegens verschil in eene louter exegetische 
kwestie? Maar nu vinden wij een sterken steun voor onze 



' Men zal met veel voldoening nalezen, wat dooi' onzen hoogleeraar 
s. MULLER gezegd m m het Jaarboekje , uitg. 1840, blads. 84 enz. 



bewering in dat hatstgenoemde moreel beginsel. IFillen 
wij alles tot de zuiverheid d£r Apostolische Kerk trachten 
terug te brengen^ dan moet datgene uenf allen, watJater, 
buiten gezag van de H. Schnfi, is ingevoerd. Werpt 
men ons tegen , dat men daarin te ver kan gaan en 
dat de Doopsgezinden , bij voorbeeld ten opzigte van 
ban, mijding, ovefheids^ambt , wapendragen enz. wel 
eens te ver gegaan zijn, dan stemmen wij dit toe en 
belijden, dat sommigen onzer Vaderen dwaalden, wan- 
neer zij ons niet alleen tot den geest en de strekking 
maar ook tot den toestand der Apostolische Kerk te- 
rug wilden brengen; dewijl dit laatste, wegens de ver^ 
anderde betrekking tusschen Kerk en Staat en wegens 
den veranderden toestand van de veel uitgebreider ge^ 
wordene Christelijke maatschappij , onmogelijk wa^ ge- 
worden. Maar het was door die verandering van be- 
trekking en toestand niet onmogelijk geworden^ om in 
den Apostolischen geest te blijven voortwerken. In 
dezen geest houden wij vast aan óns gevoelen omtrent 
doop en eed; een gevoelen daarenboven , waardoor de 
Staat evenmin als de Kerk wordt benadeeld , en waar- 



XI 



bij mj het formeel beginsel tot een steun \fan het mo" 
rele meenen te bezitten. 

De Doopsgezinden hebben dit moreel beginsel altijd 
zeer hoog geschat en nevens het formele gesteld; zelfs 
heeft het zoopeel inphed op het dqgfnatische gehad ^ 
dat zij niet i^ergaten, hier bij te voegen: indien wq 
trachten^ dit geloof door goede , Christel^ke werken 
te toonen. Vandaar ^ de bijzonder projctische rigting 
bij de leden uan ons genootschap. Vandaar ^ dat zij 
veel minder geschil hebben gevoerd over afgetrokkene 
leerstukken van bespiegeling^ dan over tuchitvetten, le^ 
venswijze en zeden. Het zal vvelligt ook wegens die-- 
zelfde oorzaak zijn , dat ik voor mij althans zeer hui- 
verig beny om over meer duistere punten, bij voorbeeld 
over de drieeenheidy den duivel enz, te twisten en 
zulks altijd met leedwezen van geloofsgenooten hoor. 
Ofschoon ik daaromtrent wel degelijk mijn positief 
gevoelen heby moge een ander vrij in wijze van zien 
van my verschillen. Liever wijs ik op de beginselen 
der Doopsgezinden terug. Zoolang wij daaraan ge» 
trouw blijven , bezitten wij voorzeker een krachtig mid- 



XII 



► 



delpuntj ifanwaar wij uitguuin ^ en mogen ivij^ wan^ 
delende in Christelijke liefde^ het beste uoor ons ge^^ 
nootschap, ook in de toekomst ^ verwachten. 

Misschien kom ik nog ivel eens meer breedifoerig op 
het beginsel bij de Doopsgezinden tehug. Maar deze 
korte opheldering meende ik hier aan mijne lezers f^er- 
schuldigd te zijn, om geene aanleiding te geiden tot 
misiferstand ^ alsof ons genootschap niets anders dan 
dat algemeen formeel beginsel kennen zou. 

Mogten ook deze onderzoekingen strekken j om ons 
verder te brengen op het pad der waarheid. Naar 
deze waarheid te zoeken y zulks is ook hiermede mijn 
doel geweest. Zoo veel mogelijk , héb ik mij dus op 
naauwkeurigheid en onpartijdigheid toegelegd; terwijl 
ik het gaarne aan de beoordeeling van mijne lezers 
overlaat f in hoeverre mij dit streven gelukt moge zijn. 

Zaandam , 20 Mei 1844. 



aeaa 



GESCfflEDKÜNDIG ONDERZOEK, 



Meeds van zeer vroege tijden af, heeft zich tweederlei 
beginsel in de Christelijke Kerk doen kennen. Som- 
migen plaatsten eene redelijke overtuiging , waarmede 
men de H. Schriften vrijelijk onderzocht en dezelve tot 
een' regel van geloof en wandel verhief, op den voor- 
grond. Anderen, daarentegen, hebben zich, in zaken 
van de godsdienst , aan bepalingen van menschelijk ge- 
zag onderworpen. De pausen van Rome hebben meest 
altijd , en men moet erkennen met veel beleid en kracht, 
voor de laatste partij gestrede;Q , terwijl de hervormers 
in de XVI**® eeuw van het eerste beginsel bleken uit te 
gaan. Maar ook reeds vóór deze hervorming leefden 
er Christenen, die tegenover bijzondere personen, te- 
genover pausen , conciliën en synoden, het gezag van de 
H. Schriften en hunne Christelijke vrijheid in de gods- 
dienstige overtuiging zochten te handhaven*, ofschoon 
zij om deze reden door de heerschende Kerk werden 
vervolgd en verketterd. Reeds in de donkerste tijden 
van de middeleeuwen lagen de grondslagen hier en daar 
verspreid , op welke het gebouw van die hervorming 
zich later , over een groot gedeelte van Europa y verhief, 

1 



Het was de kracht des geloo& aan ket Evangelie, die 
lich eerst in schemerlicht , vervolgens in grootere xui- 
Terheid en algemeener vertoonde. Eln bijkans van eeu^ 
tot eeuw zien wij zoodanige nuuinen opstaan , wier lenze 
het was : ji staat dan in de vrijheid , waarmede camisTCs 
ons heeft Trijgemaakt!*' 

Tot de geestelijke nakomelingschap van deze Evan- 
geliejh^ezinde en vnjheidlievende Christenen Lehooren 
ook de Doopsgezinden, Die benaming van Doopsgezin- 
den dragen zij evenwel ten onregte , alsof andere Chris- 
tenen minder gezind zouden wezen, om des Heeren doop- 
bevel te volbrengen, dan zij ! En alsof het kenmerkende 
van hunne gezindte ceniglijk in hel vooralaan van den 
doop der bejaarden zou gelegen zjjn! Neen^ wel ver» 
dedigen z^ dezen doop der bejaarden en is dit gevoelen 
een kenmerk , waardoor zij zich van andere Christenen 
onderscheiden*, maar hel is niet hun beginsel. Hel is 
een gevoden , voortgevloeid uit hel beginsel , om het 
geng der H. Schriften te handhaven en om zich, vol- 
geus hunne overluiging, aan dit éénig gezag Ie houden ^. 

Zij , die dit ook vóór de hervorming beoogden , zij 
mogen al of niel ak ketters zijn veroordeeld en ver- 
volgd, moeien door de tegenwoordige Doopsgezinden 
als hunne geestelijke voorvaderen worden aangemerkt. 



m OpêhFfiÊMkmé^ 1 dl., bUils. 113* cns. — Of nMn moei deat^ 
>M»T*^— «H Tan OoofHcaind lód verklaroK, dat nj niet gedoopt wor- 
den , ¥ÓiVr lij er leWe geiind toe njn. Maar mbichien atm eigen- 
lijk de naam van EvangeliMrhen of Apontoliichen aan de Dottp*- 
f;etinden het inee«t Tivgen ; of^hoon Je benaming minder afdoet 
dan de laak leWe. 



— 3 — 

Wij stellen op deze geestelijke maagschap veel meer prijs, 
dan op elke ügchameUjke afstamming^ hoe eervol deze 
ook mogt bewezen worden te zijn. De taak blijft ech- 
ter den geschied-onderzoeker opgelegd , om tevens deze 
laatste na te sporen ; en is ook geene ligchamelijke af- 
stemming bewijsbaar, dan moet hij toch trachten te 
vinden 9 hoe de eerste Doopsgezinden in ons Vaderland, 
hoogst waarschijnlijker wijze , tot hunne begrippen en 
denkwijze zijn gekomen. 

Er komen hier bij mij slechts twee gevoelens in aan- 
merking; want dat de Doopsgezinden hun ontstaan niet 
aan menno simons^ dirk en obbe phOiIps, noch aan de 
oproerige Wederdoopers van Munster en elders te dan- 
ken hebben , is vroeger aangetoond ^. Zij zijn hun- 
nen oorsprong verschuldigd, óf aan het eigen onder- 
zoek der H. Schriften , waartoe zij door de omstendig- 
heden en den geest dier tijden werden aangespoord , en 
gelijk ik ten opzigte van Friesland meen te hebben aan- 
gewezen ^ \ óf aan de fValdenzen* Soms y als men zich 
in den toestend van die dagen der hervorming ver- 
plaatst , kan het zeer gelooi^aardig schijnen , dat de ^ 
kennis van Gods Woord , bij onderscheidene menschen 
en op verschillende plaatsen, zonder eenig overleg, toch 
geheel zamenstemmende gevoelens hebbe opgewekt. Wat 
van Friesland in het bijzonder gezegd is, zou men 
dan met veel grond op alle Noord-Nederlandsche ge- 
westen kunnen toepassen. Maar wij moeten hier ech- 
ter voorzigtig zijn , en mogen niet uit het oog verlie- 



* Gesch, der Doopsgezinden in Friesland, bl. 3 enz., 12 enz. 

* Hetzelfde werk, bl. 33 enz. 

1* 



— 4 — 

zen, wat er voor de afkomst der Doopsgezinden van 
de fValdenzen te zeggen valt. Reeds terstond moet ik 
verklaren, dat ik voor eene ligchamelijke afstamming 
geen' genoegzamen grond heb kunnen ontdekken \ maar 
dat er misschien wel wegen zijn te vinden, langs wel- 
ke men de komst van Waldenzische gevoelens hier te 
Lande toonen en bewijzen kan. 

Nog onlangs heeft de heer j. h. halbe&tsma de herkomst 
der Doopsgezinden van de Waldenzen trachten te sta- 
ven door eène vergelijking van beider leerstukken, be- 
ginsels en zeden. Maar men mag bij dit inwendig be- 
wijs , ook reeds, in meer algemeene omtrekken , door 
H. scHUN en anderen aangegeven , niet blijven stilstaan. 
Het hoofdbewijs is , gelijk halbertsm4 zelf betuigt , bij 
hem achtergebleven-, namelijk het bewijs voor de oogen, 
de geschiedkundige voorstelling. Het moge verre van 
mij zijn , dat ik mij vermeten zou te zeggen : ziet hier 
dan nu het hoofdbewijs duidelijk ontwikkeld! Want 
dit is niet zoo gemakkelijk uitgemaakt , en gaarne wil 
ik bekennen , dat er mij wel iets duistere overig blijft. 
Daar ik echter reeds sedert langen tijd deze zaak on- 
derzocht had, wil ik gaarne eens trachten te beproe- 
ven , tot hoeverroik het uitwendig bewijs voor de 
Waldenzische afkomst der Doopsgezinden in deze ge- 
westen zal kunnen brengen. De goedgunstige Lezer 
ovérwege de resultaten van dit onderzoek met die toe- 
geeflijkheid , welke ik bij zulk eene moeijelijke naspo- 
ring meen te mogen inroepen. 

Ook ïiALBERTSMA hccft dc mocijelijkhcid daarvan vol- 
komen ingezien en naar waarheid uitgedrukt. ))De 
Doopsgezinden bestonden eene reeks van eeuwen vóór 



— 6 — 

de reformatie /' z^t hij *, »maar toen was er geene ge- 
schiedenis van hen mogelijk. Inuners de eerste voor- 
waarde van hun bestaan was zich schuil te houden. 
Uitgesloten van alle kerkelijke en wereldlijke bedienin- 
gen f kunnen zij ook nei^ens in eenige ooriLonden van 
staat voorkomen. Alle stellingen en plegtigheden der 
Roomsche Kerk, die jbzus niet geboden had, looche- 
nende, verdween door dit ontkennend stelsel elk on- 
derscheid van plegtigheden, door welke sekten van sek- 
ten anders onderkend worden. Daar dan het koning- 
rijk Gods geheel in hunne boezems besloten was , en 
zich met geen uiterlijk gebaar hoegenaamd voordeed , 
bestonden zij bij honderd-duizendtallen als niet zijnde, 
en zij kwamen naauwel^ks tot de kennis der menschen, 
dan door de vervolgingen en vragen, welke de inqui- 
sitie t^en hen rigtte. Het is dus ongerijmd, eene 
reeks van historische waarheden te eischen, waardoor 
het bestaan der vro^ste Doop^ezinden bij de refor- 
matie aan dat hunner geestelijke vaders in de middel- 
eeuwen, onafgebroken vastgeknoopt wordt ^." 

Voegt men hierbij wat halbertsma teregt aanmerkt, 
dat deze sekte geen' aardschen stichter had , en dat wij 
wel PETRO Dl VALDO (of PETRUS WALDUs) als den stichter 



* HALBBRTSHA, de Doopsgezmden en hunne herkomst; Deventer, 1843, 
bl. 226 enz. Zoo had ook reeds a. m. ceambr, het Uwn en de ver- 
rigtmgen van mbnmo simons, bl. 19^ — 21 , op twee redenen gewezen, 
die de duisterheid hebben yeroorzaakt van die wegen , langs welke 
de leer der Waldenziache Doopsgezinden is uitgebreid; n. 1. de 
zware vervolgingen , waarvoor zij zich schuil hielden , en dat 
zij eene zaak voor hadden, die niet veel geruchts maakte. De 
schrijver verdient daar zelf nagelezen te worden. 



— 6 — 

der Waldenzen hooren noemen , schoon hy slechts 
eene roemruchtiger rol dan anderen onder de yye* 
raars dezer sekte hehbe gespeeld , dan moeten zooda- 
nige redenen zeker zwaar bij ons wegen; «waarder dan 
wat deze zelfde schrijver (ter aangehaalde plaatse, bladz. 
406) zegt: «dat het hoofdbewijs achterblyven moest, 
omdat het geene kracht van overtuiging kon hebben 
voor het geslacht ^ dat hem thans leest." Ja, kracht 
van overtuiging heeft het historische bew^ wel dege- 
lijk. Het is slechts de vraag, of wij eenig historisch 
bewijs kunnen vindoi. Bij de proeve van onderzoek , 
die ik daartoe in het werk zal stellen^ moeten wij in 
de eerste plaats letten op de oudheid der Waldenzen 
en op de oorzaken van hunne verspreiding uit de dalen 
van Piemont. Vervolgens zullen wij trachten op te spo^ 
ren, hoe de kennis aan hunne leerincen en begrippen 

vindt. 

De vraag naar de oudheid der Waldenzen is hier 
van meer belang, dan men oppervlakkig denken zou. 
Immers, wanneer zij afkomstig zijn van waldus, na 
het midden der XIP® eeuw , en men reeds in en sedert 
de XI*® eeuw Doopsgezinde gevoelens, zoowel in Vhum" 
deren als elders, ontdekt, dan zijn de zoodanige Doops- 
gezinden reeds vóór de Waldenzen geweest, en dan kan 
men niet z^gen , dat de eetsten aan de laatsten hunnen 
oorsprong verschuldigd zijn. Ik heb hier alleen bij te 
voegen , dat het voor mijn bijzonder gevoelen üiets af- 
doet , of de Waldenzen zich eerst van waldus of vroe- 
ger dagteekenen; daar ik voor mij overtuigd ben , dat 
de begrippen der Doopsgezinden alle eeuwen door , en 



7 — 



reeds van de Apostolische tijden af > bij een nu grooter 
dan kleiner gedeelte der Christenheid hebben geheerscht. 
Ik zou dit gevoelen geno^ kunnen staven *, maar dit leidt 
ons hier te veel van ons eigenlek doel af. Wij zullen echter 
ten opzigte van de oudheid der Waldenzen het een en an- 
der moeten mededeelen, omdat dit betrekking heeft tot de 
vraag, of de Doopsgezinden in deze gewesten hun ontstaan 
waarschqnlijkerwi}ze aan hen te danken hebben of niet. 
De Waldenzen y woonachtig in devalleijen \vnPie- 
moni^ tussdien Italië^ Frankrijk en Zivitserland, ion- 
den,volgens sommigen, reeds in de eerste eeuw na chwstüs 
hebben bestaan. Eenigen denken hierbij aan den Apos- 
tel PAULUS y die, zoo hij naar Spanje gereisd mogt hebben , 
gdUyk hij voornemens was (Romein. XY, vs. 38), den 
weg door deze valleijen zou genomen en ook aldaar het 
Evangelie verkondigd hebben. Deze gissing steunt ech- 
ter op zeer onzekere gronden. Anderen stellen dien 
oorsprong iets later , en willen , dat dezelve afgeleid 
moet worden van die Christenen , welke in de tweede 
eeuw de vervolgingen der Romeinsche Keizers , inzon- 
derheid van MA&cus AuasLius , antoninus en ssvEaus zijn 
ontvlugt, en zich uit Italië en Frankrijk tusschen de 
Alpische bergen hebben nedergezet , om eene veilige 
schuilplaats te bekomen*, of zij meenen > dat m£NA£us, 
in deze zelfde eeuw bisschop te Lyon^ op eene reis 
naar Ropne^ aan de dalbewon»^ het Evangelie predikte. 
Voorts worden er verschillende getuigenissen, zoo van 
vijanden als van vrienden bijgebragt, om zulk eene hooge 

* 

oudheid te staven. 

Het is nog al opmerkelijk , dat twee beroemde schrij- 
vers, die opzettelijk de geschiedenis der Waldenzen 



— 8 -- 

hebben onderzocht, zonder elkanders werk te kennen, 
namelijk ma&ten schagen en jacques b&ez (wiens ge- 
schiedenis door den beroemden gieselee als een hoofd- 
werk over de Waldenzen wordt aangemerkt), beide van 
dit gevoelen zijn. gieselee zelf volgt echter het gevoe- 
len van FÜszLi, en leidt hun ontstaan van waldus af. 
Anderen , bij voorbeeld de heer p. jas , gaan ip dit 
laatste spoor ^ hetwelk echter aan glasius , die eene hoo- 
gere oudheid stelt , niet aannemelijk voorkomt l. 

Die Waldenzische leeraars zelve, welke de geschie- 
denis van hunnen aanhang het beist beschreven heb- 
ben , stemmen ook meest allen voor eene hoogere oud- 
heid y dan de afkomst van waldus wezen zou. Zoo doet 
niet alleen de genoemde b&ez, maar ook de bekende 
LEGER y wiens gezag door den tegenwoordigen leeraar te 
Latour , chlebus bevestigd wordt met de getuigenis van 
den Engelschen geestelijke gilly uit Durham, gilly , 
die meermalen de Waldenzen in hunne dalen bezocht 
heeft , is thans bezig met het zamenstellen van een ge- 
schiedkundig werk over hen , en heeft onlangs^ op de 



^SCHAGBN, historie der Waldenzen, bl. 110 — 115; bbbz, histoire des 
Vaudois, torn. I, p. 40 etc; füszli, Kirchen- und Ketzerhistorie, 
Th. I, Seite 293; gibselbr, Kirchen-Geschichte , II B., Il Abth., 
S. 551; iks, de Valdensium secta ab Albigensibus bene distinguenda, 
pag. 4 et 55 ; n. g. van kahpbn en k. btbbandi , de valleden der 
Waldenzen, gesckkd- en aardrijkskundig geschüderd, bl. 8 enz.; 
GL48IU8, Kerkel. Geschiedenis , II dl., bl. 341 — 352 enz. In zqne 
Gesch, der Christel, kerk in de Nederlanden vóór de hervorming, 
(II dl., bl. 65) spreekt glasiüs eene zekere combinatie van de 
beide naams-afleidingen uit, als hij zegt: «Naar waldus werden 
zijne aanhangers Waldensen en naar dé valleijen, uit welke 
deze leer haren eersten oorsprong nam,' Valdensen genoemd.'' 



1 1 ip II — .»" w<B^>>v«^w^^^iw^^i^^««^^^^ivM^pipai^«ipHHa«««aH^n^pMi^ 



— 9 — 

bibliotheek te Dublin , bdangryke oorkonden gevonden ^ 
die ook reeds gedeeltelijk door legee gebezigd, maar 
naderhand vergeten waren. Uit deze oorkonden schijnt, 
volgens GHLEBUS f zeer duidelijk te blijken , dat de Wal* 
denzen reeds bij den aanvang der XP" eeuw bestaan 
hebben^ en dus vóór dat waldds het eerst te Lyon op- 
trad 1. . 

Ofschoon hier veel duisters blijve heerschen , zoo komt 
het mij echter het geloofelijkst voor y dat. de Walden- 
zen vóór waldus hebben bestaan. Deze verdienstelijke 
man is bekend geworden ongeveer het jaar i 1 75 , of^ 
volgens anderen^ ten minste niet vóór 1160. DeNoble 
Leycon nu , een Waldenzisch geschrift , belangrijk voor 
de kennis van hunne leer en zeden , is, volgens de woor- 
den van den schrijver zelven, opgesteld: ))nu duizend 
en honderd jaren geheel verloopen waren (ben ha mil 
et cent an compli entierement) *, derhalve ongeveer het 
jaar 1100 en althans 60 jaren vóór wajldus. Uit dit 
geschrift blijkt duidelijk, dat de steller met zijne ge- 
loofsgenooten toen reeds den naam van . Waldenzen 
droeg. „Want/'z^t hij: owofdt er iemand gevonden, 
die God bemint en chkistüs vreest , die niet wil vloe- 
ken, zweren of li^en, die geen overspel wil begaan 
of doodslag of dieverij , en die zich niet wil wreken op 
zijne vijanden , zoo zibggen zij , hij is een Waldens en 
waard om te sterven (illi dison quel es Yaudes è degne 



^ CIII.BB1I8, cfo Waldenaer,m bhbinwald's AUgem. Rqifertorium , A2 
Band, September-Heft, 1843, S. 275. — De tegenwoordige Room- 
sche bisschop van Pignerol, charyaz, een hevig vqand van de 
Protestanten, laat daarentegen de Waldenxen Tan waldus af- 
stammen in zijne: Hecherches historiques sur les Vaudois, 



— 10 — 

de morir) K" Opmerkelijk is het zeker wel, dat hunne 
eerste ea bitterste yijanden eene hoogere oudheid van 
hunnen aanhang nooit grondig wederlegd hebben, zoo 
als bij voorbeeld de inquisiteur aeineeius sacco , die hen 
met het zwaard en de pen heVig yenrolgde. 

Wanneer zijn zij dan ontstaan? Voor hunne afkomst 
uit de Apostolische tijden vind ik geen voldoend be- 
wijs. Evenmin voor hun ontstaan in de tijden van paus 
SYLVMTER en dus ongeveer het jaar 300. Als eene ge- 
loofwaardiger tijdsbepaling komt mij de Vm»»* eeuw 
voor. Zoo denkt ook leger, en volgens hem zegt feanc- 
KB , dat de Kerk der Waldenzen ten tijde van kaeel den 
Grooten en XiODewuk den Vromen ontstond. Toen leefde 
CLAüBnjs, aartsbisschop van Tunn^ onder wiens her- 
dediijk opzigt niet alleen de Piemontesche dalen , maar 
ook aan deze zijde van de Alpen uitgestrekte gedeelten 
YBnProi^encey Dauphiné ea Languedoc hékoordeïi. Hij 
tastte het gezag van den paus zeer stoutmoedig aan y 
was een ijverig verdediger van de Evangelische waar- 
heid en de Christelijke vrigheid, en sprak de heelden- 
dienst , de 'aanbidding van het kruis en van de over- 



*■ LEGER, hutoire des Vaudois, tome I, p. 16, 17. Over de 
echtheid yau de Noble LeyQOn zie men onder anderen brez, t. 
aangeh. pi., p. 42. gieseler moest, om zijne stelling te hand- 
hayen, dat de Waldenzen van Waiduê afkomstig zijn, eene 
andere tijdrekening yolgen, en zegt dan ook, dat men zeker 
niet van jezus geboorte af, maar welligt van het sqjuijyen der 
Openbaring van joannbs moet beginnen te tellen , en dat men 
dan tot het einde der XII^ eeuw komt,' t. a. pi., Th. II, 
Abtli> II, S. 560. Men zi^ ook van kampen en stbaanoi, bl. 11, 
waar mede dit stnk wordt aangehaald , tot staving , dat de Wal« 
denzen ouder dan waldvs zijn. 



— 41 — 

blijfselen der zoogenaamde heiligen, zoo ak ook de kracht 
der bedevaarten tot vei^eving van zonden , en andere 
misbruiken der Kerk, opentlijk tegen, gelijk genoeg be^ 
kend is. Velen noemen hem dan ook het eerste hoofd 
of den eersten leeraar van naam bij de vallei**bewo* 
ners K 

Maar hebben zij welligt reeds sedert desoi glav- 
nnis bestaan, hoe is het dan mogelijk geweest, dat i^ 
zoo langen t^d onbekend hebben kunnen blijven? 
Men neme in aanmerking, dat zij ^ch gedurende e&i 
tgd lang, wat het uitwendige betreft, niet formeel van 
de Roomsche Kerk hebben gescheiden, en de Kerk dus 
onkundig bleef van de afwijkende gevoelens , die s^ 
in haar' eigen boezem koesterde. Hunne kettery kwam 
eerst di^Lrdoor uit, dat zq, o&choon niet wettig tot 
priesters geordend zijnde, zich toch durfden bezig hou- 
den met het onderwijzen en prediken der Christelijke 
leer. Dew^l de aartsbisschop van L)ron hun dit ver- 
bood; zochten zij in 1179 de vergunning daartoe by 
paus ALEXANDEa III. Zij brakooi eerst opentlijk met de 
Kerk in 1184, toen paus Lucnis III den ban over hen- 
uitsprak, omdat zij volhielden, dat men god meer ge- 
hoorzamen moet dan de menschen. Zoo hadden zij zich 



' LMiB, t. a. pi., tome I, p. 187 etc; vrangkb, a&noldvon 
BftBSGiA und seme Zat, S. 46. ^ Voorts veiigelijke men nog over 
dit onderwerp: 8. hvai, bist. eccUt, Magddnarg., Basil^ 1624, t. 12, 
cap. 8, p. 547; thuani, }d»t, sui temporis^ Uber VI; umbobch, 
tast, mquisüionis, cap. 8, pag. 30; vbnema, kist. eccUsiaêt,, t. VI, 
p. 138; MABTiNET, KerktL geschiedenis der Waldensm, bl. 23; 
w. scHaPBB, Galerie der Reformatoren ^ Jtfeifen, 1838, Th. I, S. 
109 — 203; VAN kampen en sybranm, t. a. pi., bl. 9. 



— 12 — 

een* geruimen tijd schuil gehouden , en de toegang tot 
hunne verblij^laatsen was uiterst bezwaarlijk , door de 
belemmeringen, die de natuur hier in den weg had 
gesteld. 

Terwijl wij ons dus voor eene hoogere oudheid ver- 
klaren , voegen wij ons aan de zijde van hen , die hun- 
nen naain afleiden, niet van waldus, maar van hunne 
woonplaats , de vaUeijen (Vaux , Yaudoises , Yallenses, 
Valdenses,waaruit later Valdenzen en Waldenzen is ont- 
staan). Anderen gaan nog verder en z^gen , dat waldus 
eerst eigenlijkpiER&EBALDo of BALnoNzougeheeten hebhen. 
Dus zou dan waldus naar de Waldenzen zijn genaamd^ 
toen h^ > uit Lyon gevlugt , eene schuilplaats in de 
valleijen zocht en vond^. Dat het hun ook niet aan 
andere namen ontbrak, zien wij bij de meeste schrij- 
vers y die over hen gehandeld hebben. Dikwijls zijn 
zij met andere sekten verward en de benaming Wal- 
dens was in de middeleeuwen soms een algemeene ti- 
tel voor de ketters. 

Nevens de Waldenzen komen bij onze beschouwing 
inzonderheid de Albigenzen in aanmerking , zoo ge- 
noemd naar Albi^ eene stad in Languedoc (zuidelijk 
Frankrifi) en dus in de nabijheid van de eerstgenoem- 
den. Er is veel over getwist, of deze beide aanhan- 
gen dezelfde geweest zijn, dan of men ze moet on- 
derscheiden. Het komt mij voor, dat de heer jas, 
vooral op het spoor van limborch, dit laatste voldin- 
gend bewezen heeft , in zijne boven aangehaalde ver- 



' j. BASELius, de Nederl. Sulpitius, achter boxhorn's, Nederh 
historiën y bl. 168^ schagbn, t. a. pi., bl. 178 



— 13 — 

handeling. Echter bestond er bij hen veel overeen- 
komst, mede in het punt van doop en eed. De doop 
stond nogtans minder bij bdden op den voorgrond , 
dan dezelve naderhand door de Doopsgezinden ^ ge- 
plaatst is. Dit valt ook niet moeijelijk te verklaren. 
Immers y van de zijde der Roomsche Kerk hechtte men 
vooral op het gezag van den paus en van zijne gees- 
telijken. Betoonde men hun in het algemeen gehoor- 
zaamheid, dan was een bijzonder gevoelen omtrent 
den doop (en zoo ook omtrent den eed) slechts een 
ondergeschikt punt, vooral in een* tijd, toen er zoo be- 
paald gevraagd werd naar het oppergezag in zaken 
van de Godsdienst , of dit aan Christus en Zijn geschre- 
ven Woord , dan of het aan zijn' zoogen§amden ste- 
dehouder op aarde moest worden toegekend. Ook was 
de Kerk zelve het nog niet geheel eens , hoe men over 
het doopen van kinderen denken moest ^. Van de 
zijde der Waldenzen was het gezag der H. Schriften 
het hoofddenkbeeld, waarvan zij uitgingen. Dit ge- 
zag stelden zij boven de aanmatigingen van eiken ster- 
veling. De ware Kerk van Christus zochten zij daar, 
waar het Woord van God regt geloofd en heilig be- 
leefd werd. En dewijl de Roomsche Kerk deze eenige 
ware kenmerken miste, zonderden zij zich van deze 
af en stichtten eene andere , van welke , op grond van 
Gods Woord, alleen echte Christenen leden konden zijn *. 
Het baatte den Roomschen niet , dat zij zich , tot sta- 



• L. FLATHE, Gescfuckte der Vorlaufer der Reformatum; Th. I, 
S. 234, 301. 

* N. c. KIST, Verhandeling over de . Christel^ke Kerk op. aarde, 
bekroond dofor trylkr's Genootschap, 1830, bl. 191. 



— u — 

ving van hunne b^ippen en gebruiken , op overle- 
veringen beriepen-, want de Waldenzwi steunden op 
den Bijbel, als rigtsnoery en bleven dus alles verwer- 
pen ^ wat de Kerk leerde, wanneer sij in den Bijbel 
geen' grond daarvoor vonden *. 

Volgens dit schriftuurlijk gezag schijnen zij eerst 
vrij algemeen, zoo \Valdenzen als Albigenzen, kin- 
derdoop en eed te hebben verworpen^; maar allengs- 
kens gaven velen der Waldenzen hierin toe. Dit ge- 
schiedde vooral ten tijde der hervorming. Zij verston- 
den zich met zwingli, oECOLAMPAnius en bucerus, en 
het gevolg daarvan was eene nieuwe belijdenis des ge- 
looft, in 1 532 te ^/i^ogTi^ ontworpen. Evenwel hiel- 
den zich ni^t allen daaraan, en twee hunner leer^iars 
verklaarden, dat het beter geweest zou zijn, indien 
men zich hield aan de vromere belijdenissen, inzon- 
derheid aan die van het jaar 1100. Maar naderhand, 
toen er in de dalen behoefte aan leeraars ontstond, 
nam men zijne toevlugt vooral tot GenèifCy en hervormde 
leeraars predikten in de valleijen-, nu niet meer in de 
landtaal , die zij niet verstonden , maar in het Fransch. 
Deze leeraars prentten natuurlijk hunne begrippen aan 

^ j. H. STDFFKEN, Verhandeling over de Kerkel, Overlevering, be- 
kroond door hetzelfde Genootschap, 1840, bl. 270. 

* Men zie over hunne verwerping yan kinderdoop en eed: 
FLATHB, t. a. {^., Th. I, S. 357; fuszli, t. a. pi., Th. II, S. 116; 
STABGK, Gesdttchie der Taufe und Taufgesinnten, S. 119, 120; c. s. biat- 
THiES, Bapüsmatis expositio biblicay historica j dogmatica (praemio or- 
wüa), edit, 2«, Berolm 1840, p. 275 etc.; c. f. STauoLiN Geschichte 
vomEide, GÖUingen, 1824, S. 102 en de daar aangehaalde schrij- 
vers; p. JAS, t. a. pi., bl. 15, 16, 25, 129; halbbrtsha, t. a. 
pi., p. 269, 299, en anderen. 



— i6 — 

de Waldenzen in. De catechismus van ostertald werd 
eindelijk het handboek , waaruit de Christelijke geloofr- 
en zedeleer algemeen aan de Waldenzen werd onder- 
wezen *. Als kerk-orde volgden zij nu eens de oudere, 
dan weder de nieuwere agende van Genève y soms ook 
die van Lausann^ , totdat zij in 1839 op een synode 
besloten , om eene eigene algemeene agende op te stel- 
len V volgens den geest van hunne oude geloo&belijde- 
nissen '. 

Van daar , dat zij later niet meer zoodanige verwer- 
pers zijn van kinderdoop en eed, gelijk wel vroeger; 
en dat ook nu , terwijl zij de jonge lieden , die zich tot 
den geestelijken stand zullen vormen, meest naar de 
hoogescholen te Lausanne ^Genève ^ Montaubajif Straats- 
burg en Berlijn zenden , deze kenmerkende gevoelens 
van de Doopsgezinden in het bijzonder niet zoo zeer 
bij hen gevonden worden. 

De Albigenzen worden gedrukt door eene beschul- 



* BRBZ, t. a. pL, préface, p. 40 et p. 90; torn. II, p. 36, 44. 
Volgens hem was galvyn misschien zelf van Waldenzische afkomst; 
torn. I, p. 34. — Over die verandering van begrippen bij de 
Waldenzen, spreekt ook halbbrtsma, bl. 230, die tevens wenken 
geeft, waarom de doop naderhand grooter naam bij de Doopsge- 
zinden heeft gemaakt, bl. 303. Hierdoor schijnt mij eenigzins te 
worden opgehelderd eene twijfeling, door den Heer jas, pag. 63, 
$ 13 geopperd. 

* GiLLY en de overste becwtth hebben zich veel moeite gegeven , 
om hen aan de Anglicaansche Kerk te verbinden, en voerden er 
ook eene Fransche vertaling van het Common Prayer-Book in, 
'twelk echter niet in den smaak viel. Gunstiger slaagde onlangs 
eene poging van de Schotsche Kerk , om met hen in vriendschap- 
pelijke aanraking te komen. 



— 16 ^ 

diging , die men minder tegen de Waldenzen heeft aan- 
gevoerd , en welke beschuldiging inzonderheid heeft ge- 
strekt^ om deze heide aanhangen zoo scherp van el- 
kander te onderscheiden. De eersten zouden namelijk 
veel minder zuiver in hunne begrippen en leerstellin- 
gen geweest zijn, en niet weinig hebben overgenomen 
van de oostersche dwalingen der Manicheën en der 
Gnostieken in het algemeen. Men moet evenwel voor- 
zigtig wezen , dat men hier niet te ver ga. Het is eene 
waarheid, dat de Roomsche Kerk overal ijverig naar 
de sporen van zulke dwaalbegrippen zocht, om eene 
vrije hand in de vervolgingen te hebben , gelijk luther 
zelf later door het synode van Sens voor een Mani- 
cheër verklaard werd. Dat was een krachtig middel, 
om die menschen bij het volk gehaat te maken , het- 
welk dies te gretiger werd aangegrepen , omdat in het 
Roomsche rijk tegen zoodanige leeringen de straf des 
doods was bepaald. Daarenboven zijn deze ketterijen 
in de XP* en in het begin der XII*® eeuw bij de le- 
den der Westersche of Roomsche Kerk nog niet be- 
kend geweest i. 

• BEENARD vau Clain^üux , die groote vijand van alle 
ketters , welke in het midden en op het einde der XIP® 
eeuw leefde, onderscheidt de Apostolische ketters, waar- 
mede hij de Waldenzen, en misschien ook de Albi- 
genzen, zal hebben bedoeld , wel degelijk van de Ma- 
nicheën en zegt van de eersten: *)zij zijn landlieden., 
lekken , verachtelijk volkje. Welke ketterij had niet ha- 
reïi aartsketter? Maar bij welken naam zullen wij 



* Flathe, Th. 1, S, 221—242, 351, enz. 



— 17 — 

dezen noemen? Bij geenen, daar zij hunne ketterij niet 
van menschen ontvingen (denk echter ook aan geene 
openbaring van christus) , maar buiten allen twijfel van 
den duivel. Ik verneem , dat zij zich beroemen ; d«it 
zij y zij alleen , het ligchaam van chïlistus zijn en de 
opvolgers der Apostelen \ ook noemen zij zich jéposto- 
lischen *." 

Wij willen daarmede niet beweren , dat de Albigen- 
zen onbekend gebleven zijn met oostersche dwaalbe- 
grippen. Vooral door middel van de kruistogten naar 
Palestina schijnen zij zulks te zijn geworden. Ook is 
het zeer waarschijiidijk , dat de Grieken , die zich op 
de aanzienlijke marktplaatsen van Narborme en Tbu* 
louse lieten vinden ^ met de specerijen en zijden stof- 
fen uit het Oosten^ tevens stoute en fijn gesponnene 
stellingen, langen tijd. aan den ligtgeloovigen en on- 
wetenden westerling onbekend , derwaarts hebben over- 
gebragt. De academie te Toulouse, in 13S 3^ bevestigd, 
zal tot de verspreiding van zoodanige stellingen wel 
iets hebben bijgedragen 2. Maar ik blijf het er met 
GLASius voor houden , dat er veel door hunne .vijanden 
verdicht werd, om hén in het o^ der menigte zwart 
te maken -, en geloof met clarisse en * 7ïeani)e& , dat de 
Albigenzen en ook die oostersche secten , zoowel als de 
Waldenzen , een' zeer guï^tigen invloed hebben uitge- 
oefend op den geest der westersche Christenen en op de 
voorbereiding tot de groote hervorming 3.. 



j . 



* Breeder bij van kajipen en sicsBANm^ t. a^ f>L, bl. 10. 
' E. E. 81VAI.11B, de. c^wt^iideiieD omwenleHK^pBii ui' het paos* 
donif.bl. 24; xas^ t. a* pi., p. 102 etc. 

' «.ASivft, Gt»ch, dó- Chr. Kerk m. êt' fitéerU vé6r éé hervor- 

2 



— 18 — 

Men vond eclit«' in Albi en andere streken van Frank- 
rijk niet alleen de zoödanigen ^ die door oostersche 
dwaalleeringen waren besmet ^ maar ook volgers van 
lYALDus (les pauvres de Ljron). en echte Waldenzen, die 
Alhigenzen werden genoemd, omdat zij daaromtrent 
woonachtig waren ^. Ofschoon men deze secten, vooral 
volgens de aanwijzing van limborch, in zijne . medege* 
deelde acten van de inquisitie te Toulouse^ kunne on- 
derscheiden y zoo blijft het toch schiar onmogelijk, om 
vervolgens aan te wijzen, of de. Doopsgezinden van la- 
tere dagen aan de Waldenzen of Alhigenzen , aan de 
meer* óf minder zuivere soort van Apostolischen , hunne 
begtippoQ hebben ontleend*, indien zij die daaraan ont- 
leend hebben. Ik ben echter van oordeel , dat van 
diegenen , welke uit het Zuiden naar yiaanderen zijn 
afgezakt , het meerdere gedeelte tot de Waldenzen 
hebbe behoord. Niet alleen toch is waldus zelf eeni- 
gen tijd in FTaanderen geweest en heeft er de kennis 
aai» de H. Schrift gebragt*, maar de Ylaamsche Doops- 
gezinden zijn steeds van het --gezag dier Schrift uitge-< 
gaan> terwijl de Alhigenzen hunne stellingen meer uit 
de oostersche wijsb^eerte dan uit den Bijbel schijnen 
te hebben geput ^. En juist in het volgen van dit ver- 

ming, II« dl., bl. 65 enz.; j. clabissb, Encyclopaedia TheologicUy 
pag. 284; neandba, Ktrchengeschiehie y Th. YIII, S. 467. 

^ MHAiSEN, t. a. pi., bl. 326, 133 enz. Ook jas zegt> t. a. p]., 
pag. 85: »atqüi certissimum est, hoc Alhigensium nomine, ab 
initio expeditionis militaris et deinceps, haud raro comprehensos 
esse VaUlen8e&> qui in Albigeaio versarentur.'' 

^ LIMBORCH DBgt ook zelf , in zifne Historia inquiêüumis, pag. 37 : 
• videntur duae fuisse diyersae seotae. Speciatim Valdenses viden- 
tur hotni&es fuisse simplieioris vttae ac judicii , rodles et inéxerci- 



— 19 — 

schiUeod beginsel j de scfarift en de wijsbegeerte , heeft 
de heer ia» eoD kermerkend onderscheid tussehen de 
Waldenzen en Albigenzen gevoiiden ^. Maar hunne na<^ 
men zqn zoo dikw^ls met elkander en met andere sec- 
tennarmen verward , dat eene duidel^ke schifting onmo- 
gelijk blijft. Ik zal mij dus in het vervolg , even als 
in mijne vorige stukken, b^ de hoofdbenaming van 
Waldenzien blijven houden. 

Wij moeten nu nog met korte woorden den toestand 
der Waldenzen aanwijzen, zck> als dezelve was^ ten 
tijde als wij van hunne verspreiding in andere landen 
en ook van hunne gevoelens in Nederland hoeren^ dat 
is^ ongeveer de XI** en XIP* eeuw. Zij werden toen in 



tati; et, si dogmata et instituta ipsorum bene et sine praeju- 
dicio ezamineiitur , dkctulum videtür^ inter omnes quae hodie 
siint christiaiiorum aeictas, nullam majoreifi ^W^. ^P^i^ habere 
eonyenientiam , quam Ulam, quae MennonUarum ypcatur." 

* Nadat hij ze eerst heeft onderscheidep , wegens hunne af- 
komst uit verschillende landen , stelt hij t. a. pi., p. 106 etc, 
S. 12: >alterum discrimen Albigensium, quatenus Gathari erant , 
et Valdenttum, in principio cernitur, quo placita sua instruxe- 
runt, ut ilU ea peterent ex Philosophia, hi vero &^ lateris Sa- 
cris;" en heeft dit door vele aanhalingen gestaafd. Wat overi- 
gens de goede verstandhouding tussehen de Waldenzen en Al- 
bigenzen betreft, ik heb daar meer bewijzen vóór dan tegen* ge- 
vonden. Wat piucHDORp zegt: »Waldenses reprobant itno nause- 
ant Runcaros et Beghardos et a'lios diversos," dit getuigenis i^ 
niet alleen van lateren tijd, maar doelt ook op andere secien 
dan de Albigenzen, gelijk jas zelf toestemt, t. a. p)., pag. 6^. Ik 
geloof èigenl^, dat de Albigenzen' in zuiverheid vaü leer eerst 
niet van de Waldenzen' verschilden ,' maar dat er langzamerhand 
verbastering bij dé eerstgemeMen is ontstaan, gelijk ook de an- 
deren in het punt van doop en eed zich niet gelijk gebleven zijn. 

2* 



~ «o — 

hunne dalen niet weinig verontrust. De arme gemeen* 
ten durfden niet meer zoo als vroeger , de godsdienst 
die zij beleden, openlijk vieren. Om het Woord te 
verkondigen moesten de leeraars wijken op hooge ber- 
gen y in diepe wouden of naar de eenzaamste dorpen* 
Het dal St, Martin was toen eene toevlugt voor de ver- 
volgden, en daar predikten zij in en bij de dorpen 
Salse , Marcel , Rodoret en Prals; gelijk ook in het dal 
Perousêy te Talaky Pet/iy Grand-Diblon y Dormiglions^ 
Praroustin , St. Barthelemi^ Rocheplatte de li Gaudini\ 
in het dal van Luzerne te Angrogne (vooral zeer vast en 
bijkans ontoegankelijk) , Boby en Roras , en op het ge- 
bergte van Fachère, Zij vergaderden meestal bij nacht, 
soms zelfs in holen onder den grond *. Die vervolgin- 
gen maken dan ook eene hoofdoorzaak uit van hunne 
verspreiding. Er zijn echter nog andere oorzaken bij te 
voegen , waaruit het zich verklaren laat , dat hunne be- 
grippen zoo algemeen verspreid, bekend en omhelsd 
werden. Dewijl wij ons niet zoo volkomen kunnen ver- 
eenigen met de oorzaak, door bossüet en andere ver- 
dedigers van het Roomsche geloof aangegeven en ge- 
zocht in Gods raadsbesluit , om nu te vervullen , wat 
wij in de Openbaringen, hoofdst. XX, over de losla- 
ting van Satan lezen , aan wien wij deze ketterijen zou- 
den hebben toe te schrijven , zoo zullen wij naar an- 



* LEGER, t. a. pi., tome I, p. 159; fbanckb, Amold van Bres- 
da, S. 52. Men moet evenwel de eerste regelmatige veryolg^ 
tegen de vallei-bewoners later stellen; maar dat de Waldeozen 
ook in het laatst der XI« eeuw vijandig behandeld zijn, wordt 
mede bevestigd door de boven aangehaalde woorden uit de Noble 
Ley^on: >hij is een Waldens, hij is waard te sterven." 



— 2i — 

d«ffe oorzaken moeten zoeken ^. Het «zal niet öndien-*^ 
stig.z^n, deze oorzaken hier > in liet licht te ^llen; 
dewijl ik niet weet, dat zulks ooit .opzettel^k is gesdiied, 
en omdat rk hievdoor tev^ois hunne komst eni opneanii^ 
itt'deze gewesten o|>helderen kan. 

I. In de eerste piaats noem ik dus , ala eene tK>rzaa^ 
van hunfie verspreking y dezi^fore. pcrvolgingen , .4ie 
zij in* het 'zuiden van Frankrgk en 'Ook in de -dalen' 
zelve van PiemorU gedurig moesten ondergaan.. Die 
vervólgingea tegen de Waldenzen hebben eigenlijk de 
inquisitie in de wereld gebragt. Een Spaansch' priester, 
DOHiNicüs V kwam va Frmikrijk tegen :di8z6 ketters, pre**- 
dikèn en vestigde zioh te Touhussuy vanTmar hij spicm<r 
nen naar aUe naburige pbatsea Bond,i om wangttk»-; 
vigen te ontdekken* PanS g^scobius IX begkxse^ h<A 
groote voorded, dat zich uit zulke ijv«raaBs rtBekkien 
liet, en magtigde in 1335 de orde der DominieanèbyN 
om in Frankrijk onderzoek nakr het geloof /te Aoen^ 
gelijk hij dit in ItabëxAn de Franciscanen. ;Of)droeg<.M In 
de XIV* eeuw kwam de inquisitïe.echter gehed' in han«* 
den van de eersten^ daar men. dé Franciscanen, zelve 
niet zuiver genoeg in de leer bevond. De magt van 
dezeï inquisiteurs was ongemeen groot 9 daar zij zel& van 
alle jbisschoppel^ki gezag wccdcn ontdagen en door dak 



^ ftossusT, É^toire M varktUónS' éeê S(^ttseë ' Jhrótèsltanuê ;diu» stk 
OfuvKeSf tom^/XX, peg, M 89 ett. Ik beb.het)ftoeds e«n ib^^tNfi-^ 
<^r hlij)E. van G(^ds >>estuur ^^otidfp, dat jui^t, toen 4^, p;^i|Be- 
lijke magt haar hoogste toppunt bereikte, golijk b. v* uit de 
vernedering van keizer hendrik IV voor paus grbgobius VU te 
zien is, de W'aldenzen zich opeDDaaraen én den grond^ durfden 
I^to ttyt dt^deiMijning vtftf die magt.' ' ' ' 



— «2 — 

^vtereldlijken arm moesten ondersteund worden. Alles 
ging uit Tan Rome , waar hun hoofdzetel was^ en naar 
welks 'Voorbeeld te Turin. die bekende yeréeniging de 
propaganda fide et exttrpendis kaereticis werd opge- 
rigt y die nog heden ten dage onder de benaming van 
propaganda ■ bekend staat« Zoo sUi^erde me^i van . het 
noorden uit Toulouse , van het zuiden uit Tkrin,de 
bliksems ' van het vatiicaan op de arme Waldenzen 
. neder.. 

Het was wel de bedoeling der inquisiteurs niet, om 
sdiuldigen te vinden^ waar geene schuldigen waren; 
wij^ zullen dit ten minste, naar den aard der Christe*- 
lijke liefde, gelooven. Maar de Waldenzen en Albi- 
genzen hadden, hunne perfecH (volmaakten) , conso^ 
tati (vertroosten) en credentes (geloovigen). De vol- 
maakten en vertroosten ontveinsden hün geloof niet, 
zelÊ wanneer zij naar den brandstapel werden ge- 
sleurd. Moeijelijker bleef het echter^ om de geloo- 
vigen te onderkennen. Want dezen ontvingen de vrij- 
hdid , om uitwendig in den schoot der Roomsche Kerk 
te mogen blijven. Daar/ moest immers eerst een groot 
aantal menschen voor de zaak van het EuangeUe ge- 
wonnen zijn, vóór men openlijk de leer der Schrift 
verspreiden durfde. Men moest de nieuwe leden, zöo 
weinig mogelijk, aan vervolgingen bloot stellen en 
d«a voortgang der ketterij , zoo lang als doenlijk was^ 
verborgen hotiden. Terwijl dus de leeraars en de zen- 
delingéïi of geloofeboden doorgaans tot de volmaakten 
en getroosten behoorden , was een groot getal der le- 
den slechts geloovigen, voor het uitwendige soms de 
Roomsche kerkleer toegedaan en dus moeijelijk door 



— 23 — 

de iil<{uisiteur8 ap te, sporen. Van daar^ dat deze er 
toe ov^r gingen 9 iOUt ook honderden van'Roomftchen 
te Vatten en :te ^kwellen alsof ^itff ketters waren. Alles, 
wat slechts eenigzins verdacHt tsiaken kon , werd eene 
T<ddoende i^den ^ omdn hunne Wnden te geraken. En 
toen.paus^sniiocBm'ii^^iy m>A^i% de pijnbank aan de 
inq[fiisitie toestond , •wias'het'geen^woïider , dat men z66^ 
geiiaai^4^->^<)l^ttldigi9n'ig«hoeg «tffièekke^ kon, die-^ë 
gflld«iaiiisHe>^toigcniflS^r^flègdèïi vaïi ketterijen^ welke 
Bfstoil iÉL de' wézeui^kheid > het>ben beélaan ^. 
-iMjèo» de hoctfdbesehulcbgmg^' ckt "zij .zieh'in geesr 
tdqliei «akea^iaim^ bet '|]«ti0ekjk' gezag oiittrökka[i> bleef 
m^ volle vegt cegende Wald^nzen éü 'Atbigenzeh be^ 
staan ^ en zij ^ iraM^urdën da«röM' in grootén ^étéïë den 
Buocifcddood. De gë^hicdeni^ Van 'dié ?rénróïgi]&]^en zélve 
i&.^oealgemei^ bekeoden nog wederom -onlangs ^oo 
TOortx^elijk-door GLAsnjs voorgesteld*, dat ik bier üiet 
veel Van dezelvtê 'b^o^ te zegent. Ik h^ ^ slèdits èli^ 
eaa^ oorzaak tan hutme terspt^éiding. te beséhonwen. 
De eerste groote vervolging tegen de Albigéfizen be^ 
gon tn 1 IBQdv Men' z^t , é$it - door dezelve oügeveer 
70,000 menschen omgekomen zijn. De eerste alge- 
meeneN vervaging tegen ide Waldeozeü , die van- be* 
tii^enis Wias ,' is yan^ ket^jaat' iS33. Het is eene ger 
sfiliieiikbiidige da^zaak, door niemand betwijfeld of 
wedttsppokèh, dat déze sekten dsüaraoor over velelan**' 
ddUfvaiii£un)pit en inzonderheid óok nsLatt^'N^ord-FroFik'^^ 

^ FLATHB, Th^ I, S. 252—257, 263, 279, 450 etc.j ualbebtsma 
bl.*2i4. 

*'"ltk"i^he Tafisréelen vit' hei leven van tliritten-martelaars ] hl. 42 
eAzlü Ajknidroék swalvb, t; a. pI-V l>].-26 enz. ■' 



— 84 — 

rijk en naar Vlaanderen z^n verspreid. Maar in Vlaan-^ 
deren zelve werden, zij niet minder vervolgd, reeds 
vóór die algemeene iLrxtistogten tegen hen in de XIIP* 
eeuw, bij voorbeeld in "1188. 

Dit leidt ons tot de volgende opmerkingen. Vooreerst: 
zij zijn reeds in Vlaanderen geweest, vóór die algemeene 
vervcdgingen in Zuid'-iPranhijk en Piemont. Vervol- 
gens : zij zouden W3is^ien door die vervolgingen van 
1188 ia Vlaanderen vernietigd zi^n, hadden de latere 
verdrukkingen in Frankrijk enPlentoni h&a niet terug*^ 
gedreven of op nieuw Vlaanderen doen zo^dken. Ën ein- 
delijk: ofschoon velen de oorzaak van husoae veraprei*- 
ding alleen in die vervplgingei? stelW> zoo hebbén daar<^ 
toe echta: ook andere redenen medegew^kt^ wanneer 
zij in Vlaanderen geweest zijn, vóór zij van hunne eigetne 
woonplaatsen werden verdreven. Of men moest vootron- 
derstellen , dat hunne verdrukking in dje XI**® eeuw hen 
reeds zóó verre hebbe . verjaagd. Daar dit evenwel aan 
twijfel onderhevig is , neen^ ik dus pok andere oorzaken 
van die verspreiding aan*, oorzaken, die gedeeltelijk vóór, 
gedeeltelijk tijdens die algemeene vervolgijogen hebben 
gewerkt. r^ .. '. 

II. Hun eigen ij ver ^ om de Christelijke hew te ifet^ 
spreiden, mag onder dez^'OOrzaken geteld, worden. Zij 
zopden hunne g^Qo&boden uit. Hoogst wjar;Ursclii|nliJk 
zijn reeds de, leerlingen van. glaUpiüs te Turm éakx^ 
m.ede begonnen^ In de XP*" eeuw v|nden wij zulke 
geloofsboden meermalen. Als kooplieden . verklee4 , 
zochten zij toegang, ' niet alleen bij de geringeren,.maar 
ook bij de adellijken, en stalden hunne kostbaarhe- 
den uit. Maar, . wanneer . men vroeg, of zij nog niet 



_ 85 — 

andere dingen te koop hadden , dan betuigden zij, als 
de omstandigheden hiin geschikt toeschenen: ja.^ ik 
heb nog iets anders, kostbaarder dan alle goud en 
edelgesteente^ maar beloof m^ eerst, dat gij nuj:iiiet 
aan de priesters verraden zult. Nu was de nieuwsgie- 
righeid gespannen en men beloofde. Dan begonnen 
zij te spreken van den kóstbaarsten par^ , het Euan- 
gelie, en stelden dit tegenover ^i boTen de bi^ri^ 
pai van de heerschende Kerk. Of zij gaven zich het 
voorkomen, alsof zij zelve nog wel eenig onderrigt 
wUden ontvangen in twijfelachtige zstken, redetwistten 
over de leer , en l^den eindelijk hun gevoelen bloot» 
In de XIP^ eeuw trad m«a reeds stouter op en deden 
«ich vooral de afgezanten van vei^a de.'beuis en^ hck<^ 
DRiK vAN.LACSAifN£ door gehccl Frankrifi 'hoormBi:. Zi^ 
kwamen hu ni^t meer in het^didm^ maar trdkkénf^ 
steden openlijk bixuEien , door groote scharen gevolgd, 
en waar zij kwamen , daar wachtte reeds het volk met 
verlangen op hunne komst.. Een geroep van waar%- 
heid en heiligheid ging hun vooraf en bereidde hunne ver- 
schijning voor eü hield de gemoederen algemeen gespan- 
nen. Onder zulke gunstige voorteekenen begonnen dan 
de geloo&boden hunne prediking*, wat wonder, dat zij 
er de gunstige gevolgen van zagen? Greh^e scharen 
bekeerden zich tot het Apostolisch geloof eili ini deze 
zelfde XIP' eeuw was Frankrijk overal vol ketters '*. 
Niet weinige ijveraars kunnen hier met name wor- 
den aangegeven. Voorop staat berengabiu$ van tojur^, 
ongeveer 1045, aanold van. BR£saA volgt hf Hui ^< .met 



< rLATHB, Th. f, S. 230, 2S5, 257, 28!. 



— 86 — 

I 

PBTE& DE B&uis en HEND&UL VAN LACSANNE , iD den aan- 
vang der XIP* eeuw. Zij waren, buiten de valleijen, 
manhaftige verdedigers van de gevoelens der Walden- 
zen-, en , hetzij men hen voor hoofden van dez«Di aan* 
hang wil erkennen ^ hetzij men geloove dat zij zelfstan* 
digien onafhankelijk van hen hebben geweikt , zeker 
is het y dat zij derzelver leeringen krachtig hebben ver- 
spreid. 7a^ werden soms zel& als de.stichtera van hunne 
sekte genoemd èn déze naar hen Berengttrianen, Ar*- 
noidisteny Petro^Brusianen < en Hénrieianen geheeten*, 
natüiirlijk^ omdat de vervolgers deniband en den draad 
niet konden vatten van esne zamedspani^ing y die zich 
in de overtuiging en het geweten dier mensch^» ge- 
vestigd had ^. Ook BEiKEirs WAXDüs zelf (ah' ik hein 
zoo noemen imag> in vde opzigten de mbnno smoNS 
der Waldenzen), die zoowel in Piemont aljEr:in Vlaan- 
deren en. Bohemen w^kzaam i& geweest, waleen ijve- 
raar in het versprdden van zijne gevoelens. Met dit 
oc^gmerk .liet hjy deH: Schriften in de taal van zijn 



' Deze mannen wacen wel geene eigeiilij]|ejd|LU>^woiiers of Wal- 
denzen, maar zij standen, volgens lbgbb, fbangke, gilly en an- 
deren, met hen in verbindtenis en versterkten vooral de Albi- 
genzisché Waldenzen. Hunne gevoelens kwamen, althans in de 
hoofdptititèn , met elk-énder o>vereen , gelijk niét modjelijk vallet) 
«OU, Inrèeder èon te toon^i» Omdat *er' zich/Berengarisnen ook in 
Noord-JNederland hebben opgedaan, zuUen -wij hier alleen van 
BEBBNGABius zeggen , dat hij dikwijls tegen den oppermagtigen 
paus GBBGOEius VII (die hem anders hoog achtte) en tegen de 
besluiten van conciliën ijverde j dat hij zich openlijk verklaarde tegen 
do leer der verandering van het brood en den wijn bij het avond- 
maal, in het ligchaam en bloed van Christus, en dat-hij- de nood- 
zakelijkheid en kracht van den ^ kinderdoop ontkende. 



— 27 -^ 

land overbrengen 9 zond hij zijne leerlingai naar alle 
oorden uit, om het Euangelie te verkondigen, en reisde 
hij onophoudelijk van het eeneland naar het andere i. 
Toen de inquisitie het hoofd opst$ik , moest menna- 
tuurlijk in het verspreiden van de Euangelie-^leer voor- 
zigtiger worden» Maar evien weinig als hun Ijver ver- 
flaauwde, eveomiu mislukten hunne pogingen; en van 
dit laatste geeft onder anderen halbb&tsma zeer voldoen- 
de redenen op. De leeraars , die als geloofsboden van 
de Apostolische leer rondreisden, werden overal met 
gróote gastvrijheid door hunne brè>eders oMvangen. Zon-r 
der vaste bezoldiging, vonden zij huisveisting enrijkei^ 
1^ onthaal, waar zij kwamen. Onder een alledaags 
voorkomen, ontgingen zij vele gevaren en werden aij 
zelden verraden. Zij waren inderdaad {Js gasten en 
vreemdeling)^. op. aarde-, div waren zij xeèds uit be- 
ginsel; dóór faun toestand werden zy in dit b^insel ver^ 
sterkt. Hunne Hgtebewe^baarheid van.de ^ne plek naai* 
de andere maakte de ontdekking moeijelijk en er;wei^ 
den zoodanige maatregelen van v^orzigtigheid ini het 
werk gestdd, aiel& bij het overtijden van zulk een 
leeraar of geloofsbode opjde eoie of andere plaats^ dat 
zijne verdwijning eveUmin'ala zijne komst werd oj^e- 
merkt. Zoo doorreisden. :deze ijverige aendelingen half 
Europa y onb^Lend bij hunne vijanden; ja, dikwyls 
zelfs door hunne vrienden niet bij name gekend. Me- 



^ tAANCKS, ^LATBR) ecaiA6Bif, '6LA6III8, op vele plaatsen. — Be- 
lialve ABROLD VAM BRBSrciA. wosdeD Bt jiog dtié andere ARNéLo'^Sy 
aiSkt «tt.de XII«' eeuw^ als. ijTecige vflrspreiders van» de iiegnppen 
der Waldenzen geroemd. Zij zijn onderscheiden, aangegeven door 

FRANGKB) t. a. pi., S. 12. 



— 28 — 

liig aankomeliiig ontving den doop door de hand van 
een man y wiens naam hem nooit ter ooren gekomen is, 
opdat hij voor de inquisiteurs naar waarheid zou kun- 
nen zeggen, dat hij zijn leeraar niet wist te noemen. 
Tegen zulk eene sekte moesten de pogingen der Intter- 
ste vijanden wel te leur gesteld worden ^. 

III. Als eene derde oorzaak van hunne versprriding 
meen ik te m^ogen noemen de ligging van hun land en 
de laai die daar gesproken werd. Dat land ligt als (^ een 
middelpunt ,.hetwelk in dadelijke gemeenschap nüet Ita^ 
Hé ^Zivitzerlandy Frankrijk en Spanje stond. Het gebied 
van Languedoo was pok niet eens aan den .Franschen 
koning onderworpen , en terwijl de aanzienl^kste graven 
en baronnen den koning van Arragon als hun leenheer 
huldigden > genoten zij op huime burgten en kasteelen 
eene tamelijk ruime mate van onafhankelijkheid;. Waren 
dus de valleijen vaii Piemont minder toeganköijk, de 
Waldenzen konden zich echter vandaar in alle rigtin* 
gen verspreiden. Men vindt hen dan ook reeds in het 
b^in der XIP^ eeuw zoowel in Spanje als üa Frankrijk, 

Daar kwam nog iets bij, h^welkt^huxuie zaak zeer 
bevorderde. De ridderschap werd het eerst > in jLa/i- 
guedoc en Proifence bij dé Christenen .vian een zachte^ 
ren en milderen geest. Hier ,nam zij,.. -door eaii fijneren 
4Siiiaak 'VQor letteren en - dichtkunst, WorilioflGdhjkheid 



* HALBE&TSMA, t. a. pi., bl. 263, 289, 334_336. Opmerke- 
tijk is ook, wat aiBStibBR in zijne Kirchengesdacbu , B. 11^ Afath. 
II, S. 593,. mededeelt uit de predikatiën van den Frauciscaher 
BBETHOU»: •ez war ein yerworhter Ketcer,. der mabte lieder ron 
Ketzerfie , und lèrie sie diu Kint ander Straze> daz der Liute dei^ 
ter mêr in Ketzerie vielen.*' 



— 29 — 

* 

en liefde geleid , die beschaving aan , waajrdoor haar 
naam in de middel-eeuwen zoo beroemd is geworden. 
Hier vormde zij de eerste beschaafdere taal van Nieuwr 
Europa , het Provencaalsch of de langue d'Oc , die wel- 
dra van den Ebro tot aan de Loire en vai^ de. Atbintir 
sche tot aan deMiddellandscke Zee gesproken werd« Het 
waren echter niet alleen minnedichten en oorlogszai9gel|> 
de stukken ; die door de troubadours in deze taal lyer-^ 
den opgesteld. Immers, het is een verkeerd denkbeeld, 
dat zij niets anders zouden bezongen hebben. Neeuj 
voor die ridders en hunne dames was ook de houding 
van Rome tegenover de verdedigers van het zuivere 
Euangelie tot een gruwel geworden. In de scherpste 
satires hekelden zij den paus en zijne geestelijken en 
prezen zij de ongelukkige martelaren des geloofe. Ee^ 
groot gedeelte van. de werken dier troubadours d»a.i, 
terug op de woelingen, zoowel in he^ kerkdUjke aU 
in het staatkundige, die zij toen beleefde^v woelin- 
gen, zoo geschikt, om hunne geestdrift en veront- 
waardiging gaande te maken. Sonunigen hunner deel- 
den zelfs in die verdrukkingen , den Waldenzen aan- 
gedaan, of waf en hunüe medehelpers tegen den vijand. 
Zoo streden zij tegen Rome met pen en zwaard , en 
de indruk, door hunne geschriften op den geest van 
het volk gemaakt, was niet gering. . flene algemeene 
minachting voor den paus en de heerschende Kerk, 
medelijden en deelneming met de verdrukten, niet 
zelden overgang tot de kettersche leer , waren daarvan 
de onvermijdelijke gevolgen *. 



* MiLLOT, Histoire litteraire des troubadours, op yele plaatsen^ 



30 



IV. Hun groot getal ^ zoo in als buiten de dalen van 
Piemonty zal mede tot die verspreiding van hunne be- 
grippen niet weinig hebben bijgedragen. Reeds in de 
XII*® eeuw waren de valleijen te klein , om het aantal 
der Ëuangelie-belijders te bevatten. Zij bewerkstellig- 
den dus verhuizingen y trokken naar alle zijden over de 
Alpen en inzonderheid naar Languedoc en Italië, Men 
vond er zelfs te Romey den hoofdzetel van hunnen bit- 
tersten vijand* Zoo was het reeds vóór waldüs \ en toen 
nu deze , met velen van zijne aanhangers eene schuil- 
plaats in de valleijen was komen zoeken , werd hun aan- 
tal wederom van tijd tot tqd te groot voor de ruimte 
der plaats , die zij bewoonden. Honderd en vijftig ja- 
ren na hem werd er eene groöte verhuizing naar Pro^ 
vence begonnen, waar zij Cahrières, Merindol y Lor- 
marin en andere dorpen stichtten. Andere fioniliën y 
vooral uit de vallei van Luzerne y begaven zich naar 
Pixf9anne\ Pranghêm , Biokt én Bietonet , in het burg- 



45IB8BLER (die ook pTOeyen yan zoodanige satires aanhaalt), t. a. 
pL, n B., II Alittk. S. 256 etc.; qlasios, Qhmten-martéUiars ^ bl* 
68; swALOBy t. a. pi., bl. 23, 25 f CAPsnfiVE, Büst^e de Plulippe- 
Auguste, Brux. 18S0, t. III, p. 115, waar hij zegt: »les chants des 
Troubadours étaient populaires ; ils se récitaient dans les ch^teaux, 
au milieu des cités , et Ie peuple devait y puiser une licence de 
propos et dé pensee, en opposition avee les doctrines orthodoxes." — 
Dft troubadours 'wasen toen voor de Waldenzes, .yrat liüter deze- 
derijkers voor, de h^vormers in de XYI^ eeuw geworden zijn. — 
Zoo is ook een vertoog over den Antichrist, een stuk van het 
jaar 1120, waarin de redenen ontwikkeld worden, waarom de 
ketters zich van de Roomsche Kerk afscheiden, in het oude 
Zuid-Fransch of Provencaalsch geschreven; van kampen en sy- 
B^ANM, t. a. pi., bl. 11. 



— 31 — 

graafschap «^a/iicto; weer anderen van f^al^ClusonnaiSiT 
Méatie en MaiMas , bij Susa. Nog grootere verhuizin*- 
gen geschiedden naar Calabrie en Apuüê y en vele leer- 
aars hadden zelfs hunne huizen te Florence , Genua en 
Venetië. Gezwegen van dijenen ^ weU&e afzonderlijk 
vertrokken zijn , vooral noordwaarts op , door Frank-^ 
rgk heen» en langs den Ahijn. Languedoc vooral ^ dat 
tusschen zijne rijke graanvelden en wijnbergen vele rijke 
steden telde ^ die ieder een klein gemeenebest vom^ 
den; dat daarenboven bezaaid was met sterke burg^ 
ten , dié even zoo vele vorstelijke hoven schenen, was 
vol ketters. Ook door geheel Frankrijk verspreidden 
zij zich zoodanig , dat de geestelijkheid eindelijk met de 
zaak verlegen werd en de bisschop van Carcassone zelfs 
zijn ontslag van den paus yerzoeht., daar hij geen mid<^ 
del of raad -meev wist^ om de Waldenzen meester te 
worden. Ongeveer het midden van de-XV^' eeaw werd 
hun getal zoo groot, dat zij zelve durfden verklaren , 
zeer goed van Keulen naar Milaan te kunnen reizen, 
zonder anders dan bij een geloo^enoot hun nachtver*- 
bl^f te nemen. Zoo stuwden z^ elkander Toort gelijk 
de baren der zee^ en ook reeds op dezen grond kan het 
ons niet bevreemden, dat zij mede in Nederland geko- 
men zijn 1. 



* BRBS, t. II, p. 14, 16; GiPBnan, t. III, p, 115 etcf 
8GHA«BN, 1>L 370; OLASiofft, ChruUnrVMari^UmrB ^ bl. 67, 89; swa- 
LUB, bl. 22; rLATBB, Th. I, S. 235. De laatste bijzonderheid 
wordt ook medegedeeld door p. j. twisck, Chronyck vim den on- 
dergane der Tyrannen, I« dl., bl. 546, waar hij echter zegt, dat 
zulks reeds in de XIII« eeuw beleden werd door hunne marte- 
laren, die in het bisdom van Trier werden ter dood gebragt. 



— 32 ~ 

j Y. Elindelijk noemen wij nog , als eene oorzaak van 
den voortgang hunner leer , de BijbeUifertalingen , die 
zij in het werk hebben gesteld. Daar de H. Schrift 
de grondslag v^as, v^aarop zij steunden, moest deze 
derhalve zoo veel mogelijk bekend worden gemaakt. 
De Schrift zou dan ook daar zelfs voor hen spreken , 
waar huxine geloofsboden zelve niet konden komen; 
en waar zij gepredikt hadden, daar zou die hunne 
woorden bevestigen. Zoo protesteerden zij tegen den 
paus op grond van de Schriften*, en dit wapen voor- 
al heeft hen , 600 jaren lang vóór de hervorming 
van LUTHER , staande gehouden. Ook zonder dat zij 
elkander persoonlijk kenden, was de H. Schrift.de 
banier ; die hen vereenigde. De boeken van het N. 
* Verbond maakten inzonderheid het rigtsnoer uit voor 
hun geloof en wandel. Velen hunner kenden het ge- 
heel van buiten. Zel& de handwerksman , die des 
daags met zijn handen zijn sober brood moest win- 
nen , vergastte zich eenige uren van den nacht aan 
het brood des eeuwigen levens. 

Geen wonder dus, dat deRoomsche geestelijken waak- 
ten, zoo veel zij konden, om de verspreiding van de 
H. Schrift in de landtaal tegen te gaan. ))Zij leeren 
zelfs de kleine meisjes de Euangeliën en Brieven keue- 
nen, zeggen zij, om haar reeds van kindsbeen af aan 
de dwaling (l) te gewennen 1." Een synode, in 1229 
te Toulouse gehouden, verbood het vertalen der Schrift 
in het Romaansch en Provencaalsch uitdrukkelijk. Paus 
iNNOCENTiüs III, de oprigter van de inquisitie, wilde de 



* VLATHE, Th. I, S. 132. 



7^ 



— 33 — 

menschen afhouden van de Schrift, gelijk de kraëlie^ 
ten werden afgeweerd van den berg Sinaï^ en bedreigde 
de overtreders met den bliksem van Gods ongenoegeÉi' 
en met den bliksem van het Yaticaan. Een synode, te 
Tarraconay zamengeroepen in 1234, beval dat al zoo- 
danige vertalingen bizmen acht dagen aan de bisschop- 
pen moesten worden uitgeleverd, om, «ven als de ket- 
ters zelve, te worden verbrand. Van dien tijd afwas 
ieder leek, indien hjj slechts een Bijbd be«at, reeds 
door dit bezit half van ketterij overtuigd*, want de ver- 
volgers verklaarden zelve , dat die vertalingen gerekend 
moesten worden onder de magtigste oorzaken tot ver- 
spreiding der waldenzische begrippen. 

De Waldenzen lieten zich echter niet aÊchrikken% 
Ook toen zij in Nederland kwamen > zorgden zij, om 
de Schrift uit hunne taal in het Ylaamsch over te bren- 
gen, dewijl daarin , gelijk zij betuigden: »groote nut- 
schap was, no boerte, no fabulen, no tru£fe (bedrog), 
no faloerde (valschheid), men were woerd^i -," dat er 
hier en daar wel gevonden werd »een hmle coerste, 
mer dat het pit ende die soetheit der van goet en de 
«elicheit der in wel was te bekinnen." En zoo kwa- 
men zij ook hier, door Gods Woord gesteund K 



Men kan zich gemakkelijk voorstellen, wdik een 
weerklank zij bij de menschen van die dagen in het 
algemeen moesten vinden-, zoa wel wegens den toestand 



* FLATiB, Th. I, S..!225, 238, 268,327, 446; scHAfiCN, bl. 360; 
«LASius, Chnsten-marUlaars y bl. 40, 93; halbbbtsma, bl. 326. 

3 



— 34 — 

Tah Kerk en geestelijkheid^ als wegens hun eigen ge- 
drag en voorkomen. De pausen hadden zich wel, op 
het voetspoor van oregorius VII , in de XI*® eeuw , tot 
een trap van aanzien verheven, welken zij vroeger 
nooit hadden hereikt, maar het hof van Romeyr^s niet 
minder door allerlei ondeugden hezoedeld , dan het van 
tiitwendigen luister schitterde. Die zedelijke toestand 
werd steeds van kwaad tot erger. Schandelijk, maar 
ook tegelijk schadelijk voor het geloof aan de Godde- 
lijke instelling des pauselrjken bestuurs en aan de lei* 
, ding der pauselijke verkiezing door den H. Geest, was 
alles, wat er van eene pausin joanna aan de wereld ter 
oore gekomen was i. Schandelijk was ook het schouw- 
spel , hetwelk men in de XIV**** eeuw beleefde, dat twee 
pausen een tijd lang met twijfelachtigen titel regeerden 
en Europa van hunne smaadredenen en banvloeken de- 
den gewagen." Rorne schreeuwde tegen het bederf van 
Avignon^ yfvasct de tegenpaus zetelde, en Aifignon keer- 
de i^djne beschuldigingen tegen Rome, 
. Een beroeHid schrijver bij de Roomschgezinden , de 
Duitsche vrijheer von wxssENBEaG, erkent volmondig de 
veriiaslering y die toen in de Christelijke Kerk was bin- 
nengeslopen. Hij noemt onder de oorzaken daarvan het 
vormen van een priesterlijken stand ^ de overdrevene 
waarde en het goddelijk gezag , aan uitwendige vormen 
toegek^id', de heenschzucht der geestelijken en him on- 
gehuwd leven: de vermenging van het kerkelijke met 



* Dat deze geruchten niet van grond ontbloot zijn, heeft de 
hoogleeraar N. c. kist onlangs naauwkeurig en bondig aange- 
toond* in het Ilf» Aeel voor het N. Archief voor Kerkelijke 
Geichiedénis. 



— 35 — 

het staatkundige 9 de twisten en scheuringen in het 
leerstellige , welke de heiliging dés levens uit het oog 
dedejQt verliezen ; het overbrengen van vele dingen uit 
het Jodendom en Heidendom in de Christelijke Kerk*, 
maar bovenal de ontwikkeling van de pauselijke heer- 
schappij , waardoor e«i wereldsche en vleeschelijke zin 
en eene onbeperkte monarchie in de Kerk werd gehul- 
digd ^i Zoo ontaardde langzamerhand het geheele ge- 
loof -en deze ontaarding was de bron van het schrome- 
lijkst zedebederf, vooral bij de geestelijken, alle ran- 
gen door, 'ZOodat goede voorbeelden van de herders der 
kudde töt de uitzonderingen begonnen te behooren. Dit 
bederf was ' zoozeer al hare klassen doorgeslopen , dat 
NEANDEU hetzelve een aansluitingspunt vóór de ketters 
noemt , tot bestrijding van de heerschende Kerk en der- 
zelver sacramenten ^. De geestelijken werden dan ook 
Télerwege inet verachting en eindelijk zelfs met afkeer 
beschouwd ^ en in Languedoc en Provence was het tot 
een spreekwoord geworden : er b niets gemeener dan een 
priester , anders zou ik wel priester willen zijn. Gedu- 
rig Verloor het pausdom , onder alle standen , van zijn 
gezag *, zoowel bij de eenvoudigste landbouwers als bij 
de grootste leeiijieeren ^. En van de minachting der 
verkondigei:s van eene godsdienst-leer tot de minach- 



' X. tf. ykm' WKésfiNBKRG j -die grossen Kirchenversammlungen des 
If^ und 16^ Jafarhunderts , waar het geheele I* Deel aan de ont- 
iinkkeliBg'Van déze' oorzaken der verbastering wordt toegewijd. 

* NBAifDCR, Gescfichte der ckristi. Religi&n und Kirche, Th. VIÏI, 
S. 457. 

* FtAttfi, TTi. ÏT, S. 13 — 17 etc., 542; tbangke, S. 37, 154; 

SWALUB, hl. 21. 

3* 



— 36 — 

ting der leer^ die door hen verkondigd wordt, is de 
overgang steeds gemakkelijk. 

Vergeleek men daarmede de zeden en het gedrag van 
de leeraars en geloofsboden der Waldenzen^ dan vorm- 
de zulks eene scherpe t^enstelling. Hunne zinspreuk 
was: het licht schijnt in de duisternis y en zij bewezen 
de waarheid van die spreuk door hun eigen wandel K 
De inquisiteurs zelve beleden: »dat zij goed van zeden 
en gedrag waren, M«u«achtig in hunne woorden, één 
van hart en zin in de broederlijke liefde ^ en dat alleen 
hun geloof niet deugde en onverbeterlijk was," terwijl 
EEiNHuus sAGGo> die huu was a%evallen en hen later 
zoo bloedig vervolgde, daaruit voor een groot gedeelte 
de verbazende verspreiding van hunne leer zoekt te 
verklaren. Gelijk het schandelijk gedrag der priesters 
de menschen af keerig maakte van de Roomsche Kerk, 
zegt hij , zoo werden zij door de deugd van deze men- 
schen tot de ketterij overgehaald. Wel werden zij van 
geveinsdheid en huichelarij beschuldigd, omdat men 
geen ander wapen tegen hen vond^ maar de kalme 
standvastigheid, waarmede zijhun geloof bij de a%rij- 
selijkste folteringen en in den marteldood b^z^elden, 
weerlegde ü aarblijkelijk deze lastering ». 

^ Lux lueet m ten^ris was het omschrift bij eene fakkel, die, 
door zeven sterren omgeven , te midden van de zwaarste duister- 
nis helder brandde. Oorspronkelijk was dit het wapenschild van 
de Waldenzen in de vallei van Luzerne, 'twelk later tot hunne 
algemeene zinspreuk is aangenomen, besje, t. a. pi., 1. 1, p. 126, 
•n bij 8GH4GBN, de titelplaat. chablottb yon «lümsr, geb. sfohr, 
laat in haren historischen roman: de WaldenzenmBohemen, Anuu 
1839, bl. 312, hen ook aldaar dit zinnebeeld tot hun wapen nemen. 

* HAiBBHTSMA, bL 257 euz., 328 enz. 



-. 37 — 

Passen wij datgene^ wat wij van dien algemeeneff 
weerklank liunner gevoden» gezegd hebben , bijzonder 
op Nederland toe , dan merken wij bier voorzeker het* 
zelfde op. En zulks in geene geringe mate , als wij de 
geaardheid en den geest pan onze voorvaderen in aan-* 
merking nemen. )>In den boezem der Germaansche 
stammen speelde nog de jeugd van een krachtig men- 
schenras^ hetwelk van een zwervend tot een gezeteld 
volk was ovei^egaan. De godsdienst was de behoefte 
van ieders hart en de drijfveer van alle daden. De een- 
voud der Qiristelijke ëeredienst, ontdaan van tempelen, 
mensdbel^ke plegtigheden en optooisels, strookte won- 
der met den mannel^ken zin van het Grermaansche heb- 
dendom, hetwelk de godheid in hare eigene wouden, 
nooit in tempelen met menschen handen gemaakt , ge- 
diend had. Het eenigste, wat men oppervlakkig zoude 
zeggen, dat deze strijdzucht^e rassen niet kon beko- 
ren , was de leer van liefde en weerloosheid , welke de 
Waldenzen als bevel van jezus aandrongen ^. Doch 
deze krijgsltst woelde toen meer in de hoofden dan in 
de onderdanen, daar de vruchten der overwinning door 
de gebieders werden geoogst. Wat het Germanisme zui^- 
verder bestond , wat de refoFmatie spoediger en dieper 
doordrong, en wat het meer met het bloed der oude 
Romeinen, Iberiërs, Gelten of Sdavonen gemengd was, 
wat men zich meer op de eerdienst van Rome of By-- 



* Eerst In de XVII'* eeuw vatteden de eigenlijke Waldenzen 
de wapenen op, om hun laatste toeylugtsoord in Piemont te hand- 
haven. Vroeger waren sij weerloos, gelijk de eerste Doopsgezinden,, 
en het waren meer sommigen der Albigenzen in Zukt-Prankr^ ^ 
die geweld met geweld cocht^ te keéren. 



— 38 — 

zantium verliefd toonde. Verwonderea wij 9ns dus 
niet, dat het zaad. der Waldenziscbe leer, nit Fra^ccn 
Gaüién op Germanjes bodem geworpen, meteene yoor- 
beeldelooze vruclitbaarheid voorttierde ^." 

Ook de burgerlijke of staatkundige toestand ^^\iiet^ 
gelegenheid aan de ontkieming van dit zaad. Toen de 
groQte massa van het volk nog onder lijfeigenschap ge<- 
bukt ging, was zeker de zuivere leer des Euangelies, 
door de Waldenzen djangebragt, eene, rijke bron van 
vertroosting voor den onderdrukten, £n toen de bur~ 
gerstand ^ch vooral ten gevolge van de kruistogten be- 
gon te verheffen en m^gtiger werd, wilde ' voorzeker 
deze stand zich nog meer ongaarne ^ne leer laten ont- 
trdüi;^, waarvan men den heilzamen geest en invloed 
reeds eenigermate bij opdervinding kende. Nadat graaf 
wuOiSM II aan verscheidene Hollandsch^ en 'Zeeuwsche 
steden en aiBH ,Uf recht , in de Xl^IP' eeuw, zoo vele 
handvesten, keuren en privilegiën, geschonken had^ 
waardoor de poorters zich hoe laAger hoe meer tot een 
zekeren trap van bloei en aanzien, yerhieven, en ver- 
volgens de steden van Vlaanderen^ %^^ bekend is, 
zoo verbazend in rijkdom. en gezag, vooral door den 
handel $tegen , begon de menschelijke geest ook in het 
godsdienstige zich nog vr\jer te ontwikkelen* Het lijdt 
geen twijfel, of die. ontwikkeling van den burgerstand 
en die grootere verlichting van de vplksb^ippen heeft 



' HALBBBTSUA , bl. 324. — Gi^ASius, Gesck..^ Ned. Kerk vóór de 
hervorming^ 2^^ dl., bl. 454 eiu*, maakt oijui ook aandachtig op de 
bedaagde .beredenoerdheid , de voorouderlijke vroomheid en de 
onbedwingbare vrijheidszucht van onze vaderen» als bevordiBrlijk 
aan de voorbereiding der hervormii^g, . ' . ; ^ . . 



— 39 — 

eem Ymlyermo^ffod^ invloed op de ukbceidmg y^mi de 
Waldenzisclie le?r hier te lande gehad >. 

Hieir kw^^ hih dat het geenszins een gezuiverd Gms*^ 
tendom vt^aSf hetwelk onze ifoderen toen kenden, eo 
dat die leer hier nog slechts korten t^ was gevestigd 
geweest, toen d^ geloo&boden vaxi een zuiyerdet ge^ 
voelen laer vei^sc^^gten. Eer^t vso»: de, XP* eeuw hou. 
men d^ volkom/ene zegepraal, des Ghiei^endoniB ombt 
het Heidendom in deze gewesten rekenen.^ ea Eceds^i 
deze zelide eeuw verschijnen de ketters, zoo alswijsthtks 
zull^ zien. Wel w^i'ien de menaeheni dbor wvjiBWDAi», 
BONiFAaus en anderen. opgeleid tot volstrekte gelnooih- 
za^mheid aan Mpme-^ maar die hegnppeoL wave^i nog 
niet zoo veroudeird ea va&tgeworteld > ósiX. ze tüei ge- 
makkelijk eesiige wijz%iog. hadden kuiml^ oüdevgaan. 
De onkunde en zedeloosheid der volgende prie^ers 
werkte ook hier de ketlei;» in. de hand.. De dóóp.zdiV 
langen tijd het eenige. kenmerk van de aanneming dé^ 
Christendoms , werd dikwijls verwaarloosd of aan nieuwï 
bekeerden ^ h$ vergissing herhaalde malen toegediend^ 
terwijl sommige priesters het doopformuliér !niet eens 
goed konden uitspr^kai. Christelijke eo^dienst en Nbi- 
densche offerdienst werden soms. verwisseld en de l^er 



1 HEERBN, Gevolgen der Kruistogten, bl. 107, 215 enz.j 'wage» 
NAAB, Vaderl, Historie,. ll^« dl., bl. 39, 403 en?..; clasius, 't. a. 
pi., bl. 459. Hoe de staatkundige toestand ook in- F r a t ^ r ^k -tte 
de Waldena^i'ih de hand moest werken, wanneer 4Eij kwamen 
met de vertroostingen der H. Schrift, kan men opmaken liit de> 
▼oorsteUing van de burgerlijke ellende aldaar, bij dulaure, üü- 
tme de Paris,, t. Il, p. 154 — 160, en dbwez, Histoire géneraUh 
de la Belgique,'X.. 11,, 149 etc. 

' Invallende Noormannen. 



— 40 — 

der misse ademde veelal groote overeenkomst met de 
vroegere offeranden. Het Roomsche geloof stond dus 
tosschen het Heidei^che en Euangelische als een brug 
exï er had eene Irapswijze opklimming plaats. Ook gaf 
het slecht gedrag der priesters , hier te lande zoowel 
als elders 9 veel stoffe tot ergernis. Toen tanchelyn 
in de XIP^ eeuw opstond ^ was er te Antwerpen slechts 
één priester, en deze werd algemeen veracht, wegens 
aijne nalatigheid in de dienst en zijn openbaar ontuch- 
tig leven ^. Nemen w$ dit alles bij elkander dan be- 
staan er voorzeker redenen geno^, die ons de goede 
ontvangst der ketters verklaren. 

Wij zullen thans beproeven te ontwikkelen, hoe zij 
waarschijnlijk hier gekomen zijn, en onderzoeken, of wij 
ook ergens zekere en vaste sp<»ren van hen ontdekken. 
Ik neem hierbij meer dan ééne wijze hunner komst in 
aanmerking ) maar de eene wijze sluit de and^e niet uit. 
Zij geleiden ons meer, in eeneopvolgmg van tyd, al die 
eeuwen door , en z^*n als zoovele stroomen , die achter- 
eenvolgens vloeij^Q. Wij slaan dus die stroomen gade, 
zoo als zij derzelver rigting herwaarts genomen hebben : 

a. f^an de Fransch^Vlaamsche zijde. 

^. yan de Engelsche zijde. 

c. Van dei Baheemsche zijde^ 

d. Van de Zwitsersch-Duitsche zijde. 



^ De stuUen, bij het Koniukl. Nederl. Instituut bekroond, 
T«n ROYAABDS, Guch, d&T mvoermg en vestiging van het Christen» 
dom in Nederland ; bl. 325 , 329 enx. » en van ddut Lfncioii over het- 
zelfde onderwerp, bl. 139 — 152; h. w« ttpbbian, VerhandOing 
over TANCHELYN, m de Bedragen tot de beoefewng en Geschied, der 
GodgeU wetenschappen^ II^« dl., l*^*$tuk, bl, 9%. 



— u — 

a. VAN DE FMNSCH-YLiAMSCHE ZUDE. 

« 

Die hier het eerst, ea wel reeds uit de XI^* eeuw, 
in aanmerking komen, zijn de Gandulfianen. Naau- 
welijks had er eene zware ketter-vervolging plaats ge- 
had te Orleans (in 1093), waarhij ook twee der aan-* 
sdenlijkste geestelijken den dood niet ontkwamen, of 
men ^nd sporen van eene bijkans gehed gelijksoortige 
leer in Arras^ Kamerijk en in het LuikscAe. Deze 
ketters zeiden volgers te zijn van zekeren gandvlf, in 
Italië, en gedeeltelijk ook zelve van daar gevlugt 
te wezen. 

Benevens andere stellingen werd hun te laste ge- 
l^d, en dit was zeker in de oc^en der vervolgers de 
zwaarste beschuldiging: dat zij geen gezag erkenden 
buiten de H. Schrift en dat zij in alles hierbij wensch- 
ten te blijven. Op een sijnode, in 1035 te Arras 
over hen gehouden ^, wilden zij aanvankelijk niets be- 
lijden, maar gingen eerst na zware pijniging hiertoe 
over. Zij bekenden toen , dat hunne leer en hun le- 
ven aUeen op het EuangeHe steunde. Gelijk zij het 
avondmaal , zoo als dit in de Roomsche kerk gebruikt 
werd 9 verwierpen en de tegenwoordigheid van chbb-* 
Tus ligchaam daarb^ ontkenden, zoo koesterden z$ 



^ Attm en PiearéUê behoorden, zoowel als Vlaanderen^ tot het 
hertogdom BourgontHë, en werden eerst, na den dood van KiUiiL 
den Stouten, door den sluwen lodewuk XI, aan Frankryk toege- 
voegd. Het is van belang, om dit ten opzigte der Waldenzen 
in het oog te houden ; want zij schijnen overal onder den Bour»- 
^ndischen schepter eene toeylugt te hebben gezocht. 



1 



— 48 — 

ook andere begrippen omtrent den doop. Tegen de 
heilzame werking van den doop voerden zij aan : het 
slechte leven der geestelijken, die den doop verrigt- 
ten^ het slechte leven van de gedoopten zelve, en 
omdat hij kindéren ,^ aan welke de doop toegediend 
werd, niets van dat alles werd gevonden, waardoor 
eene goede werking kon veroorzaakt worden , namdiik 
geen bewustzijn, geen wil, geen geloof, geenébdij- 
denis. Ook deed de doop niets, tot afwassching van 
de erfzonde. Hunne zèdeleer kwam vooral hierop ne* 
der : dat zij de booze wereld moesten verlaten , het 
vleesch overwinnen, door handenarbeid het brood ver- 
dienen, niemand leed doen en allen liefhebben. 

Het schijnt , dat zij , uit vrees voor verdere marte- 
lingen , hunne stellingen hebben herroepen en tpt de 
Aoomsche kerk terug gekeerd zijn. Maar — men had 
ze niet allen kunnen vatten, en zij waren slechts voor- 
ai|^iger gemaakt, om hunne leer heimelijk voort te 
planten. Nog in deze zelfile eeuw kwamen zij we- 
derom bij Arras en Kamerijk te voorschijn, en een 
hmmer leeraars, met name aAMiEEu, werd door den 
aartsbisschop gerhaud H gegrepen en beschuldigd, dat 
hf met zijne ketterache gevoelens overal ingang zocht 
^» vderwege ook Tond, zoo bij mannen als vrouwen. 
^ij werd verbrand ; maar gelijk h:g bij zijn leven vele 
aanhangers had mogen tellen, zoo werd door zulk 
een dood de ijver voor zijne leer nog vermeerderd. 
V Zijne aanhangers,** zegt neandeh, » plantten zich in 
de steden van deze landstreek talrijk voort, tot zelfs in 
deXIP** eeuw, voornamelijk onder wevers." Dit laat- 
ste is zeker opmerkelijk^ daar de Waldenzen later 



— 43 — 

in Vlaanderen den naam van Tiss^rands (wevers) 
drogen ^." 

Wat eigenlijke waip^evoelens bij deze Gadadulfianen 
betreft^ wij moeten voor^igtig tijn, om niet te gretig 
te gelooven , w&t hun al door hunne bescliuldig^rs'werd 
te laste gelegd-, gel^k ook de hoogleeraar tydemak, ten 
(^igte van tanghelyn , me( regt aanmerkt. De é^nigiel 
wez^ijke Lron , ten aai^zien van de gevoelens der Gan- 
d^lfianen., z^n de boven aangdbaalde acta bij d'agheiiy. 
In die acta sselve beer^bt eenige verwarring. Eersl 
ontkent d^ ketter, die zpo voor de anderen als voor 
zicb.b^t wooxd voert, bfit'b^tang van allen doop-, ein- 
del^k v^rweipt bij alleen den kinderdoop en den do4^ 
dpor onwaardige priesters. Hier breekt zijne vord^iging 
plots^lingaf, en wij vinden gqen woord over bet avond- 
maal noch over bet buwelijk. Hunne denkbeelden over 
dezfB puntten moeden opgemaakt worden uit de zeer lange. 
wederlegg;ing van. de t^enpartiy •, terwjjl zij zelve niet 
weer aan het woord komen, om iets te verdedigen, te^ 
gen te preken of nader te ontwikkelen. Het. valt dus 
qtoedig in bet oog j dat men in die wederlegging ber 
schuldigen kon, zooveel men wilde*, eene kunstgreep, 
die men pok bij latere ketters in FJcumderen heeft aan-^ 
gewend. 

De gevoelens van, de Gieaidulfianen ontvingoi in de 



^ De Acta Syvodi Atrébatensis , in D'ACHsaY, Spicüeg.f tom. J, 
pag. 607 etc; gerdes Hist, Reformationis , tom. III, p* I9 2; scha- 
6Eif, bl. 175; GiESÈLER, Th. II, Abth. I, S. 360; neandeb, 
Th. Vin, S. 463—467. flathe, Th. I, S. 230, houdt hen 
TOQr leerlingen van claudiüs van tiirin; vergelijk ook S. 231 
en 233. 



— 44 — 

XI^* eeuw eene nieuwe sterkte door tanchelyn. Nu gaan 
wij niet alleen verder naar het noorden , maar wij hoo- 
ren ook Zeeland en Utrecht uitdrukkelijk genoemd. 
Niemand heeft meer licht over tanghelyn verspreid y 
dan de hoogleeraar tydeman , in zijne reeds gemelde ver- 
handeling. Het komt mij voor, dat deze het ware van 
het valsche wel heeft weten te scheiden *, en als wij de 
dotsom daarvan opmaken , dan bespeuren wij , dat tan- 
CHBLYN eigenlijk in de hoofdzaak hetzelfde heeft ver- 
kondigd y wat de Gandulfianen geleerd hadden. 

Hij leefde ongeveer ill3> en predikte in Zeeland 
(vooral op fFalchereri) , in FTaaHderen, te AntiPerpen 
en te Utrecht, Hij maakte een ongemeenen o{^ang. 
Zijne leer was zoo diep bij het volk geworteld, dat 
NOBBERT, de insteller van de Praemonstrater monni- 
ken met het weren en uitroeijen daarvan , zijne handen 
later zoo vol had , dat hij y volgens het schrijven van 
sommigen , zijn rang als Roomsch Kerk-heilige , wel 
daarmede verdiende. 

Er is aan tanchelyn , door ïijne vijanden , veel oh- 
vo^elijks te laste gel^d. Het getal zijner vijanden was 
trouwens ook even groot, en misschien grooter, dan 
dat van zijne aanhangers en vrienden. Maar wat men 
niet voorbij ga, en mede door ^lasius, die overigens 
dezen prediker veel ongunstiger beschouwt dan tyde- 
man, wordt to^estemd, onder al die vijanden worden 
volstrekt geene wereldlijke of burgerlijke personen ge- 
teld. Het zijn alleen de geestelijken , die dan ook ge- 
gronde redenen meenden te bezitten, om op hem ver- 
bolgen te zijn , daar hij hunne geestelyke heerschappij 
ongemakkelijk hard viel. Door deze heereh werd hij 



— 45 — 

Jbeschuldigd met al de bitterheid , die gekwetste eigen-* 
liefde en wereldsch bdhing slechts ingeven kunnen. 
«Hij was de slechtste van alle menschen, z^gen zij; 
een vijand van Gon en van al zijne sacramenten y een 
t^enspreker van alle godsdienst en van het Christelijk 
geloof y en dU ging zelfs zowerre (in tantum ut), dat 
hij de gehoorzaamhrid aan de bisschoppen en priesters 
weigerde." Omtr^it de punten van het avondmaal en 
den doop dacht hij even als de Gandulfianen ^. Hij 
zou eindel^k , volgens de meeste schrijvers ^ terwijl hg 
eigens te scheep was, door een priester verraderlijk zijn 
vermoord. 

SASEUDS betuigt , dat Nederland op tanchelyn geen 
minderen roem mag dragen dan Frankrijk op waldus, 
en z^: «welcke roem noch soo veel grooter is, als 
TANCHELYN oudcT als VALDUS is. Want alhoewel de 
oudheyd alleen de waerheyd niet bewijst, zoo is het 
echter dat, wanneer dezelve daarbijj komt, sy haer 
meer versiert en recommandeert." boxhoan houdt het 



^ Zijne beschuldigers sijn tevens zijne bitterste vijanden , na- 
melijk de mannen van de Utrechtsche Kerk en de lofredenaars 
van NOBBERT, te Antwerpen^ en sijn dus, gelijk ttdrman nader 
ontwikkelt > geenszins onpartijdig. Hunne grieven tegen hem 
worden gevonden in de éénige wezenl^ke bronnen over tANcn* 
ltn: Eputola Tn^eetensis EecUnae ad Freétriewn 9pÊ$eopum CoMSbir 
êem de Tanehebmo seduetare^ m: AcUt Sanct. mmm Jwaü^ torn. I* pag. 
845 etc.{ Yüa S. Norbertt^ auctore coaevo, in: ActisSancUfh cit., 
p, 843* etc. De bewijzen, die door glasius {Gesch, der Ckristt, 
Kerk in de NederL vóór de Hervorm.y H^ dl., hl. 50 enz.) voor der- 
xelver echtheid worden bijgebragt, komen mij meer voldoende 
Yoor, dan die voor denelver gelooiwaaid%heid wonkn opgege- 
ven, en ik blijf in desen meer op de zijde van tydiman. 



— 46 — 

er voor , dat de groote aanhang , dien de leer dër Wal^ 
denzen in Nederland yönd, inzonderheid aan de pre- 
diking van TANGHELYN IS toe te sehtijyen. Tj6o usp. óok 
Le long in zijne Beschrijving der Reformatie van Am- 
sterdam , dat tAnghelyn een goed fondament had ge- 
legd y om de leer ^et Waldenzen een' gróoten aanhang 
in de Nederlanden te dooi krijgen , en het gemeen ér 
smaak in vond y oiUdat de stellingen van den eenen en 
de anderen zoo overeenstemden. 

Vanwaar deze man , die geen geestel^ke maar een 
leek en waarschijnlijk een Vlaming of Utrechtenaar was^ 
zijne begrippen hebbe ontvangen , blijkt niet duide- 
lijk* BAAomus stelt hem volmaakt op ééne lijn met pe- 
ter DE H&uis en HENDEiK VAN LAusANNE , en meldt er van 
(als vijand van de niéuwe leer): »zeer gelijk aan fAN* 
CHELYN en hem ook gelijk in goddeloosheid, is geweest 
PETEH DE B&uiS; die in dezen zelfden tijd bijkans de- 
zelfde dwalingen heeft verspreid." Zoo schrijft ook de 
. beroemde abaelakd , hun tijdgenoot : S)onze tijd is door 
de ketters in zulk een gevaar gebragt, dat er geen 
grond meer voor het geloof erkend wordt. Hunne 
hoofden zijn êen zekere tanqüelinüs uit Vlaanderen 
en de presbijter petek (de b&uis) , die onlangs in Pro- 
pence. is opgetreden." mosheim zegt, dat tanchelyn in 
Braband opstond, terwijl de Henricianen hunne leer 
in Frankrijk voortplantten, hendro: moet echter iets 
later gesteld worden dan tanchelyn •, ofschoon het we- 
zen kon 9 dat deze een Petro-Brusiaan ware. Als men 
zijne gevoelens niet van de Gandulfiaj[ien of van zijn 
eigen (mderzocOs. der H. Schrift afleidt , dan komt het 
mij waarschijnlijk voor, dat hij met de Berengarianen 



-ïX> 



— 47 — 

in aanraking zij geweest. Deze volgers toch van wsr 
AENGAiuKJs vond men reeds in 1060 in Luikerland,iïSL'' 
dat zij door b&üno^ aartsbisschop van TWér waren var* 
dreven. Volgens van beagst waren er ook in 1106 
vier personen , die geen goed gevoelen omtrent den kin* 
derdoop en de trans-suhstantiatie hadden ^ uit Ttier 
verbannen; gdijk mede in het volgende jaar 1106 
eenige Berengarianen. Dit zou dos geschied wezen^ kort 
vóór TAivGHEtiYN. Yan braght voêgt er bij : )>maer dese 
van daer verstroyt zijnde^ weeken in Nederland j in 't 
land YaoOiLu^kf te Antwerpen en daer omtrent en zaejr- 
den overal waer sy quamen het goede zaed van haer 
rechtsinnig gevoelen." De ketters van TWér ontkenden 
het oppergezag van den paus en van de Roomsche Kerk, 
de t^enwoordigheid van ch&istus ligchaam bij het 
avondmaal en de noodzakelijkheid yan den kinderdoop 
ter zaligheid. 

Na tanckelyn's dood werd er te Antwerpen een 
kapittel van twaalf priesters opgerigt , om z^ne leer te 
dempen ; maar dezen waren er niet toe in staat. In 1 144 
werd No&BERT met dit zelfde doel derwaarts geroepen; 
en ofschoon het hem beter gelukte en hij ook de 
gewijde hostiën, die tien en vijftien jaren lang onge- 
bruikt en verborgen waren geweest , weer voor den 
dag mogt brengen, de gevoelens van den ketter wa- 
ren te zeer door het gansche land bekend geworden , 
dan dat ze geheel konden worden uitgeroeid. ))Deze 
ketterij is vervolgens zeer verspreid .en. heeft lang ge- 
duurd ," zeggen de Centuriat. MagdehurgenseSy p. 848. 

Onder zijne leerlingen en vrienden staat op den voor- 
grond zekere everwachea , vroeger een geestelijke , die 



— 48 — 

ook met hem eene reis naar Rome had gemaakt. Die 
reis schijnt op hunne denkbeelden gewerkt te hebken, 
gelijk eene latere reis van lüther, naar de pauselijke 
stad, op de gevoelens van dezen hervormer. Ook wa- 
ren zij op hunne terugtogt , te Keulen in de gevange- 
nis geraakt, op hevel van den aartsbisschop fj&ede- 
lUK III*, en met moeite warden zij , benevens een der- 
dei;! medehelper, zekeren ijzersmid manasse, daar uit 
bevrijd. Na den dood van tanchelyn zettede ev£&wach£& 
zich te Utrecht neder en verkondigde hier de nieuwe 
leer. Die verkondiging schijnt niet zonder invloed 
gebleven te zijn*, althans korten tijd daarna, in 1135, 
werden eenige zoogenaamde Berengarianen te Utrecht 
verbrand. Dit is het eerste voorbeeld van martelaar* 
schap om het geloof, door de Roomsche kerk in 
Noord-Nederland gegeven. In dit zelfde jaar worden 
er door baselius martelaren vermeld, zoo te Macks-" 
tricht als te Trier, van welke hij het tusschen beide 
laat , of zij volgers van tanghelyn of Petro-Brusianen 
zijn geweest ^. Het kan echter zijn, dat hij ze ver- 
wart met de ketters , die in 1163 naar Keulen afzakten. 
In deze eeuw kwamen er vele Waldenzen in Fïaan-- 
deren. Onder hen was ook petrus wai«dus zelf, een 
rijk handelsman te Ljron , die daar geheel in den geest 



^ Vooial TYDSMAN, t. a. pL, bl. 72 enz.; en verder BOxaoEN, 
Nederl. historie, bl. 47, enz.; i. baskliüs, de Nedkrl. SidpiUus (ach- 
ter boxhobn), bl. 158. 167; le long, Reformatie van Amsterdam, 
bl. 101 ; SGHA6BN, bl. 223; gbbdbs, t. UI , pag. 3; mosheim, TV^ dl., 
bl. 384; GiBSELBa, Th. II, Abth. II, S. 521; flathe, Th. I, S. 

316; .FBANCKB, S. 65; LBGBB, p. 154; VANBRA6HT, V^ dl., bl. 283, 

284; 6LA8IUS, Il^e dl., bl. 48 enz. 



- 49 — 

der Waldenzen had geleerd, vervolgens nakr de val- 
leijen van Piemont was gevlugt, en nu, volgens het 
berigt van den zeer gelooi^aardigen dü thoü , ook Pi- 
cardië en Nederland en eindelijk Bohemen opzocht, 
waar hij overleed. In welk jaar hij hier gekomen zij 
en hoe lang hij hier vertoefd hebbe, wordt niet ge- 
meld*, maar dat zich meer Waldenzen met hem naar 
Vlaanderen hebben begeven en dat zijne leer hier in- 
gang vond, lijdt geen twijfel. Zij schijnen zich met 
de volgers van tanchelyn vereenigd te hebben ^. 

Toen WALDus vertrokken was, bleven de geloofege- 
nooten van de dalen eene gedurige correspondentie hou- 
den met hunne broeders in de andere landen. Deze 
broeders werden door zoogenaamde geloofs-boden , die 
zich als pelgrims verkleedden, getrouw bezocht en in 
hunne gevoelens versterkt 2. 

Eene zware vervolging trof hen in Vlaanderenno^m 
deze zelfde eeuw (H 82). philips, graaf van den ElzaSy 



* THUANüS, HUtor, 8vi temporis y lib. XVI: vigitur Petrus Wal- 
dus, eorum anteslgnanus, patria reücta in Belgium venit atque 
in Picardia, quam hodie vocant, multos sectatores nactus , qunm 
inde in Germaniam transisset, per Vandalicas eivitates di- 
versatus est ac postremo in Bohemia consedit, ubi etiam hodie 
hi, qui eam döctrinam amplectuntur , Picardi eam ob causam 
appellantur." Over zijne bekeering heeft ook ya.n bbaght, !« dl., 
bl. 302. — In 1163 zakten er yan de ylaamsche ketters naar 
Keulen af, waar zij verbrand werden, tydsman heefit, t. a. pi., 
bl. 102, 104 — 106 met zijne gewone scherpzinnigheid onder- 
zocht, of deze eigenlijk volgers van tanchblyn geweest zijn. Ik 
geloof, dat men tusschen die secten de grenzen niet geheel naauw- 
keurig bepalen kan. — Verder gbbdbs, tom. IV, p. 4. 

' PLATHE, op art.: Glaubensboten; francke, S. 44. 

i 



— 50 — 

werd door den aarts-bisschop van Rlieiim aangezet^ om 
de steeds toenemende ketterij met geweld te keer te gaan. 
Verscheidene menschen werden omgebragt , die behalve 
van vele andere dwalingen ook beschuldigd werden : 
den » kinderdoop, het heilige sacrament des altaars en 
de Christelijke offerande der misse" Ce verachten. Die 
vertiehting van de sacramenten , zegt baseliijs , bestond 
in de verwerping van de vijf valsche en' in de verbe- 
tering van twee ware. Zij versmaadden daar en boven 
de beeldendienst en geloofden niet aan het vagevuur. 
Door deze vervolging opgeschrikt ^ verhuisden er vele 
naar Frankrijk \ maar de vreesselijke rampen , die hen 
hier in en na 1309 troffen, dreven hen naar Vlaanderen 
terug. Hier woedde echter van 1936 tot 1238 , kobert 
of BULGARUS , vTocgcr zelf een ketter , niet minder he* 
vig tegen hen. Deze Dominicaner maakte zich door 
aijne gruwel^ke wreedheid zoo berucht , dat de paus 
zelf hem terug moest roepen , en tot eene levenslange 
gevangenis liet yeroordeelen *. 



* BRU, tome II, p. ft etc; flathe, Th. I, S. 447 etc.; um- 
BOBca» A»i. mj^fü/dt^y p. 55; us, pag. 97. De laatste houdt hem 
voor een Bulgaar van afkoinst en oordeelt, dat hij een van die 
Bulgaren is , welke Gatharische of Oostersche ketterbegrippen ui 
Vlaanderen en Frankrijk hebben gebragt. Dit laatste is echter zoo 
zeker niet, daar deze naam niet zoo zeer de afkomst van land- 
aard als wel kettersche begrippen in het algemeen aanduidde, 
gelijk JAS zelf uit Uaitbaeus Parmus aanhaalt { vipBos autem no- 
mine vulgari Bogaros appellavit (RcssaTUs), sive essent Paterini, 
sive Jovimani, vel Albigenses, vel alüë Haerêsikus maculati. Ipse- 
met enim bobkrtus memoratua, antequam habitum religiotiis 
suscepisset, Bugarus exstiterat; quapropter omnes eorum com- 
plices noverat, et factus est eorum accusator, mollens et tnimi- 



— 51 — 

Van tijd tot tijd kvvam er wel eenige verademing 
in F'laanderen y maar de^e was niet duurzaam; iwant 
ook in de jarai 1369 , 1373, 1431 en vooral inli^O 
lezen wij van zoodanige vervolgingen; dit laatste jaar 
met name te Atrecht. Hier hadden zich nkedé Tcle 
aanzienlijken en zelfs adellijkao^ tót het nieuwe gelbof 
gevoed. Toen onderscheidene hunner gevangen werd^i 
genomen , vlngtten vele andere grooten vol sdbrik uit 
de stad. Men trachtte hen wel te achterhialea, maar kon 
hen niet op het spoor komen. Yólgiens boxboa» werd 
de plaats zoo berucht wegens Yauderie, dat men naau-^ 
welijks de kooplieden of iemand anders uit de stad 
ergens in Frankrijk durfde ontvangen, en dat de han«- 
delstand aldaar alle crediet verloor. iXe iets van hei 
te vorderen had, wilde terstond betaald z^n , uit vrees, 
dat hunne schuldenaars heden of morgen als WaldeU"^ 
zen gevat en hunne goederen verbeurd verklaérd mog*- 
ten worden. Deze vervolging duurde bij tttsschenpo* 
zen , nu met minder dan met meerdere woede , tot dan 
het jaar 1491 voort. 

Dat zij in Vlaanderen wel voor Waldenzeii bekend 
stonden i, getuigt ook zelfs de fiaam van FaudeHe 



cus familiaris.'' Taalkundig gesproken, slaat dat Bugarus exsti- 
terat, bij Matthaeus Parisius, hier meer op het gevoelen 'dan op 
de afkomst, en is het niet raUofkè maar sacté te yerstaan; want 
in het eerste geval zou hij altijd een Bulgaar gebleven zijn, al 
werd hij Pominicanler monnik , en ko6 de schrijver niet zeg|fen : 
nBugarus exstiterat antequam" etc. Men zie ook p. j. twisck, 
Chronyck, I dl., bl. 554. 

. *■ BOXHOEN, bl. 82 enz., 132 enz.^ basbuus, bl. 174; schagen, 
bl. 345; VAN lebuwkn, Batavia iUustrata^ bl. 538, 541 ; van BEAf«T, 

4* 



■""-" <j«rf — 

(Yaudois , Waldens) , die men daar algemeen nu eens 
aan huniie leer dan wéér aan de plaatsen van hunne 
^aihënkotnsl^efi gaf. ' Eïven. als Yroeger de Gandulfianen 
en TANCHStYN, zoo werden ook zij hevig door hunne 
vilden beschuldigd enbelasterd. Zoo werd bij voorbeeld 
het woord Yauder ie bij ktans in dezelfde beteekenis opge- 
nomen als tooverij« In geregtelijke Ylaamsche stukken 
komen zij voor als beschuldigd enoifertidgd^AaX zij in 
verbond staan met den duivel , die ^ hunne vergaderin- 
gen, nu eens. in de gedaajate^van een aap , dan wéér van 
een hond presideerde-, dat de duivel Godslasterlijke re- 
devoeringen voor hen hield en hun verbood, naar de 
kerk te gaan en de heilige sacramenten te ontvangen \ 
dat zij uit het bloed van [onge gedoode kinderen zalveU 
maakten, w'^a^rmede zij de gezondheid der menschen 
en de vruchtbaarheid der aarde bedierven ; dat zij aan 
de .zon helt Jicht benemen , schoon en onstuimig we- 
der v^rwdkken en in de lucht rijden konden^ en dui- 
zend ongerijmdheden meer 9 g^ijk men breeder bi^ 
' BOXHORN vinden kan. 
! .Intilsaehen was Vlaanderen ook noordelijker vol ket- 
ters;^' waalman velen onder de benaming van Lollarden 
mede in Noord^Nederland optraden. Deze benaming 
wordt door sommigen van zekeren persoon lollakd af- 
geleid) door anderen van het woord lollen y zacht zin- 
gen ^. Zij worden dikwijls voor dezelfden als de Wal- 



I dl., bl. 291, 362, S78. Ik ecoi liier veel breedvoeriger lun- 
nen zijn , maar moest mi} , wegens liet hoofddoel van dit onder- 
zoek, bekorten. 

* Men viadt van een lollaad: 

fl. In Engelanti (ongeveer 50 jaren vóór wiclift), als afkomstig 



— 63 — 

denzen gehouden en de Waldenzen Lolhanlen hetW 
teld. Ik geloof, gedeeltelijk met regt , gedeeltelijk ten 
onr^te. Zij* zullen wel niet geheel dezelide geweest 
zijn *, maar strekken tot een bewijs van den invloed der 
Waldenzische leer, ook bij Ro<»nschgezinden , dat is^ 
bij zoodanige personen , die soms uitwendig aan de Kerk 
getrouw bleven , maar toch in het wezenlijke van .de 
zaak zoo zeer met de Waldenzen ovareenstemden , dat 
men hen wel dikwijls met elkander ^verwarren. en voor 
dezelfden houden moest , en dat ook de aanhangers van 



uit de valleijen van Piemont en vervolgens de . Waldf nziiohe leei- 
in Engeland verspreid hebbende, tot dat hij- te Londen in eene 
toren werd opgesloten, naderhand naar hem de Lollards-toren 
genoemd j brez, Pré face, p. 23 j van kamp^ en sybramdi, t. a/ 
pL, bl. 15. 

b, In Ooêtemyky uitdnikkelijk een Waldens genoemdi diein 
süjn verhoor beleed, dat men alleen in Oaetenrijk ea Bohemen 
wel 80,000 menschen vinden zou , die in het . godsdienstige 
met hem gelijk dachten j p. J. twisck, Chronijck, ï dl^, bl. 657, 
op het jaar 1315. 

c. In Nederland y bij arnold, Hist, der Kerken en Ketteren, i« dl., 
bl. 694 en flatrk, Th. II, S. 151 een walter; door le.lÓng^ 
Reform, van Amt,^ b], 282 én HBAntif , Reform,, 1 dl:, bl. 27. een 
MATTHEUS geuoomd en voor een Waldens of Turlupiner gehouden. 
Volgens ARNOU) werd walter loxlabo in 1321 t^ Keulen verbrand^ 
nadat hij meest in Nederland geleerd had. In Utrecht vond men 
zeer vele van deze secte en ook in Braband maiikte zij "vee! aTtH- 
hang, zelfs onder aanzienlijke vrouwen, volgens a. HArrifABï, Ve- 
teris Aevi Analecta, torn. I, pag. 431. 

Zij worden ook dikwijls met de Begharden verward; flathe, 
t. a. pl.j werden soms aangevallen , soms weer op pauselijk bevel 
met rust gelaten; gieseler, Tb. Il, Abth. III, S. 207; schröckh, 
Christl. Kirchengeschickte , Th. XXXIV, S. 552, 559 rn zijne iï/r 
chengesch, seil der Reformatiotiy Th. II, S. 507. 



— 54 — 

wiGLiFF meest LoUarden werden geheeten. Zoo wilden 
zf| ook zielve gaarne worden genoemd , want de naam 
van WaMens was hatelijk geworden. Het is mLBscbien 
deeelfde zaieik , onder een anderen naam of vorm. En 
zoo is h^t . teljkens geweest , met die Waldenzen in iVis- 
derland* Als de naam van Gandulfianen niet langer 
gelden mogt , staat tangbelyn op en maakt eene sei;te*, 
worden de volgers van tah ghelyn te zeer benaauwd , 
dan sterven zij uit en steken het hoofd weer op, als 
Berengarianen ^ Petro»Brasianen en Waldenzen. Komt 
de Vauderie in verachting, dan wordt deze naam ge- 
schuwd en men schaart zich mede onder de banier van 
de Lollarden •, ofechoonmen nog liever onbekend blijft 
en geen naam draagt. De LoUarden wijdden zich in- 
zonderheid toe aan werken van barmhartigheid zpo als 
bij zieken en stervenden , en dachten al zeer ligtvaar- 
dig over het gezag van den paus en zijne geestelijken ; 
terwijl zij alles terugbragten naar het gezag derH. Schrift 
en de voortdurende werking van den H. Geest op het 
gemoed van den Christen. Zij genoten veel opgang, 
en in Utrecht vindt men nog de Lollestraat, naar hen 
genoemd ^. De geestelijken ^verden natuurlijk t^en 
hen, zoo veel zij konden*, en ongeveer 1380 deed de 
bisschop van Utrecht het lijk van zekeren mattheus, 
een Lollard, plegtig opgraven en openlijk en deftig voor 
zijn paleis verbranden. 

BERNHAKD VAN LUTZENBGKG getuigt vau deze Lollarden 
dat zij niets buiten de H. Schrift wilden aannemen , 



^ A. MATTHAEÏ, t. 3. pi., GRONBMAN , Diütribe in J, WicH/li triiam f 
ingenium, scripta; Traj. ad Hhemimy 1837, pag. 20. 



i 



— ^55 — 

legende dat alles wat daarbij gevoegd of daaraf geno- 
men werd , lastering en leugentaal was , terwijl hij ze 
houdt voor discipelien van wiguff ^. 

Zoo zien wij dus die Waldenzische b^rippen gedu- 
rig in flaanderen geplant en verspreid en van daar 
soms ook naar noordelijk Nederland ovei^ebragt, of* 

« 

schoo|i hiervan vöór de hervorming , slechts enkele spo- 
ren te vinden zijn , en de draad , als het ware, gedurig 
weer afgesneden wordt. Dit is echter ook geen wonder, 
en waren, er meer aaneenschakelingen te vinden, dan 
zou het niet zulk een betwist punt wezen , of de Doops- 
gezinden in Noord-Nedêrland van de Waldenzen af- 
komstig zijn. Maar ook als wij vragen naar de staat- 
kundige betrekking , die er in deze eeuwen tusschen 
Zuid- en Noord-Nederland bestond , niet alleen in oor- 
log maar ook in vrede , vooral door het handelsverkeer, 
dan moge die draad van gemeenschap , tusschen de 
regtgeloovigen hier en daar , vroeger en later , soms ge- 
heel onzigtbaar zijn, het bekomt dan toch grootere waar- 
sch^nlijkheid , dat dezelve wel bestaan heeft. Daaren- 
boven geraakte het grootste gedeelte der Nederlanden 
in de XV*' eeuw onder den Bourgondischen schepter, 
en ik jnoet met GLiisius betuigen, dat de verspreiding 
der Waldenzische denkbeelden daardoor bijkans onver- 
mijdelijk werd ^. Ook was de Ylaamsche taal, waarin 
de H. Schrift door de Waldenzen werd ovei^ebragt , 
(beandt zegt » in Neerduitsch rijm , volgens de gewoonte 
van die lijden) niet alleen in Vlaanderen maar mede in 



' B^ VAN LUTZBNiHJBG, Cotoiogus HaereiicoTum y Itb. IV, pag. 5. 
» «LASius, iVed. Ktrk vóór de Hen., II dl., bl. 69, 410, 411. 



— 56 — 

vele gewesten van Noor dr-Nederland de beerschende of 
ten minste zeer Lekend ^. 

Wij vragen nu naar nog meerdere en vastere sporen^ 
dan wij reeds van de Berengarianén en Tanchelijnen , in 
Utrecht en Zeeland^ gelgk later ook van de Lollarden , 
hebben aangetroffen. In de eerste plaats moet ik mei- 
dmg maken van een paar bewijzen , die mij niet geldig 
genoeg voorkomen , o&cboon dezelve wel eens worden 
aangehaald. Volgens k. van huuzen zijn er niet alleen 
Waldenzisehe begrippen maar zelfs geslachten tot Am- 
sterdam doorgedrongen , zoö als hij uit den oorsprong 
van vele aanzienlijke familiën zou kunnen bewijzen. 
Maar ongelukkig levert hij dit bewijs niet^ terwijl hij 
ook geen tijd van hunne overeenkomst bepaalt ^. Ik 
heb zelf wel^ naar den oorsprong en de overkomst van 
zoodanige geslachten onderzocht en zal daarvan belang- 
rijke uitkomsten kunnen mededeelen bij de vermel- 
ding van den aanwas der Doopsgezinden, in Holland^ 
vooral kort na het midden der XVP* eeuw, maar 
ik kan ze bij de ontwikkeling van derzelver oorsprong 
niet aanhalen en moet dus dit bewijs, hoewel ik aan 
VAN huyzen's geloofwaardigheid niet twijfel , laten va- 
ren 3. 



* BRANDT, Reformatie, I dl., bl. 21. Uit het boven (bl. 33) 
aangehaalde. cbarysia, blijkt inderdaad, dat die yertaltng.in het 
oud Nederduits^h is geschied. 

' Aangehaald in de Gesch, der Doopsgez. in Groningen enz. , 
I dl. , bl. 8. 

' Die berigten hebben inzonderheid betrekking op Amsterdam 
en Haarlem en zijn mij medegedeeld door de vriendelijkheid van de 
heeren J. habtsbn en a. de vries. 



i^tmm 



iP<Fn"9Hipavir^^v''**''i|nw«Mf!iPB 



— 67 — 



FéCÊL andere grond wordt er wel eens gezocht in de 
wooiden van oALENOS'iiHRAHAMSz: »dat er nog bij zijnen 
tijd binnen Leiden in de Waalsche tale ondei;die van 
onze gezindheid is gepredikt." En o. j. van&uswus, niet . 
onervaren in de geschiedenis der Doopsgezinden^ vo^ 
er bij , van k. van der horst , een onzer leeraars te 
Haarlem , gehoord te hebben en er ook zelf niet aan 
te tw^felen: » dat de t^nwom'dige kerk der Doopsge- 
zinden te Leiden de vergaderplaats was van die Fransch- 
Doopsgezinde gemeente. Te Haarlem heeft mede zulk 
eene Fransch-Doopsgezinde gemeente bestaan , die hare 
vergaderingen hield op de Oud^racht, tiisschen het 
Groots en Klein Heilig land; eene gemeente , die zeer 
talrijk was , doch die , zoodra hare leden met de in- 
boorlingen in naauwere betrekking kwamen en zich 
derhalve op de Hollandsche taal begonnen toe te leg- 
gen, bij hare godsdienstoefeningen hare moedertaal 
met de Hollandsche verwisselde en zich langzamer- 
hand naauwer vereenigde met de overige Doop^e- 
zjnden ^. 

Ik houd het er echter voor, dat zulks ten opzigte 
van de Waldenzische afkomst der Hollandsche Doops- 
gezinden volstrekt niets bewijst. Zijn die Fransche Doops- 
gezinden daar vóór of na menno simons tijden gekomen? 
Dit kan zelfs niet eens vast beantwoord worden. En 
als wij nu daarb^ in aanmerking nemen y dat er wel 
vele stukken van Nederlandsche Doopsgezinden in het 
Fransch zijn vertaald , hoogst waarschijnlijk ten dienste 



* 6. ABR4HAM$, Verdediging der Doopsgezinden, bl. 29; g. j. yan 
RIJSWIJK, Schets der Christelyke leercy 2^« druk, bl. 249. 



— 68 — 

van die gemeenten , maar dat deze vertalingen niet vóór 
1636 en daaromtrent bronnen ^9 dan komt het mij 
meer aannemelijk voor, dat deze Fransche Doopsgezin- 
den hebben behoord , of tot diegenen , welke in het mid- 
den der XVP* eeuw uit Flnanderen zijn gevlugt, of 
tot die^ welke zich gedurende het twaalfjarig bestand^ 
toen de staat hier zoo bijzonder begon te bloeijen, we- 
gens handelsbetrekkingen en meerdere vrijheid in het 
godsdienstige en staatkundige, uit de zuidelijke provin- 
ciën herwaarts hebben begeven. Of zijn ze uit Frank-- 
rijk zelf gekomen , dan is het ten minste nog niet be« 
wijsbaar , dat zij behooren tot die vroegere Waldenzen, 
die hier vóór of in het begin der XVI** eeuw zullen 
verschenen zijn. 

Bij BOXHOEN vinden wij in het breede verhaald , de 
geheele » maniere van inquisitie" tegen de Waldenzofi 
in Nederland y de vragen aan de ketta*s voorgestelden 
de eed y die hun door de kettermeesters werd opgelegd 
en afgeëischt y alsmede de wreede martelingen , die hun 
werden aangedaan ^. Gelijk men echter overal dezai 
schrijver y die ten opzigte van de Waldenzen wezenlijk 
zeer belangrijke berigten mededeelt , met eenige voor- 
zigtigheid moet raadplegen, zoo behooren wij inzonder- 
heid hier eenigzins behoedzaam te wezen, om deze daad- 
zaken niet te ruim op Noord^Ned^rland toe te passen 
en daaruit te besluiten, dat ar toen Waldenzen hier 
gevonden en gemarteld zijn. Opmerkelijk zijn zeker de 



' 8. MULLER, Jaarboekje voor de Doopsgezinde gemeenten, Amsi, 1840, 
bl. 64 j Geech, der Doopsg, in Friesland, bl. 380. 
' BOXHOBFi, t. a. p]., bl. 19 enz. 



— 59 — 

yroovdea wel, waarmede de lastgeving tot inquisitie 
begint: »ab in Nederland iemand den Reghter voor- 
komt , verdaght ende beschiüdight van ketterije" enz. 
Zoo ook bet formulier van den eed: »ick N.N. sweere 
eenen eed God almagbtigb, mijnen Heere (d«a bisscbop) 
van Utrecht (ofte anders) ende den tegenwoordigen 
Heeren in synder plaetse" enz. , en eene der vragen , 
die aan de ketters werd gedaan: nsyt gy een van die 
KtmdersF' want met dit woord , dat tocb zeer Neder- 
duitscb klinkt y werden de Waldenzen bedoeld, omdat 
zg dacbten meer kunde of kennis van de godsdienst te 
hebben , dan anderen. Maar bet bevreemdt mij tocb, dat 
BOXHOEN geene plaatsen in Noord-Nederland beeft ge- 
noemd, waar gemarteld is, terwijl bij van zoodanige mar- 
telingen in Zuid*Nederland zoo breedvoerig gewaagt l. 

* Volgens sommigen zou dit gelooÜsonderzoek ook in de Neder- 
landm sterk doorgedreven zijn door den inquisiteur gonraad yaki 
BIAIIP1JB6, van wien ik echter geloof, dat hij meer aan den Rhijn- 
kant gewoed heelt. Zoo liet hij bij voorbeeld in 1215 omtrent 
taditig Waldenzen te StraQtsbwrg verbranden, terwijl er in 1212 
ongeveer 100 waren vetbrand te dier zelMe plaatse, 39 te Bm- 
gen en 18 te Mentx. vah braabt, I dl., bl. 333—338. Mis- 
schien heeft WAOBNAAH, VaderU Historie, lï dl., bl. 370, nog 
al aanleiding gegeven tot het gevoelen, dat marpuba de Walden- 
zen in Noord-Nederland hebbe vervolgd, daar hij zegt: »de Domi- 
nicaner monnik, kobmbaa» van habtiiba, deed thans Mer te lande 
vele menschen om ketterij ten vure doemen ; doc^ nttar *t getui- 
genis zel& van kerkelijke schrijvers , die dezen tijd beleefd heb- 
ben, sommigen te regt, anderen ten onregt." Maar de hier door 
hem aangehaalde schrqver, Gesta Archiêpiscop, Trevirensis, m mart. 
et DUBAND. Vet, Momtmenta, tom. IV, cap. 242, zal zeker insgelijks 
meer den Rhijnkant hebben bedoeld. Ik heb nog geen nader be- 
wijs voor waabnaab's stelling kunnen vinden. 



— 60 — 

Dat er evenwel zoodanige ketters in Noord- Neder^ 
land gevonden werden y of dat men ze ten minste op 
het spoor trachtte te komen , blijkt uit bisschoppelijke 
besluiten van den stoel te Utrecht^ waarbij men in aan* 
merking nemen moet, dat geheel Noord^Nederland ^ 
uitgenomen weinige landstreken , aan de herderlijke 
zorg van den Utrechtschen prelaat was toevertrouwd. 
De bisschop johaiwes II verbood in 1394 uitdrukkelijk: 
»dat men aan geene vreemde en onbekende clerken, 
die zich voor priester , hetzij van onze eigene stad en 
bisdom 9 hetzij van een ander bisdom uitgeven, ver- 
lof zal hébben te geven om de heilige dienst te doen, 
ten zij dat zij goede blijken van hunne priesterschap 
toonen." Dit zelfde bevel werd in 1310 vernieuwd 
door den bisschop gihdo van aveknes, die er nog bij- 
voegde: »dat de priesters en regenten der kerken 
naauwkeurig moesten toezien, of er ook eenigen onder 
hunne parochie woonden , die niet ééns in het jaar ter 
biecht kwamen, en dat zij dezelve aan hem of aan 
zijnen officiaal moesten aanbrengen, om hen naar be- 
hooren te straffen. — En aangezien de zonde van ket^ 
terij onder alle zonden de verfoeijelijkste en voor de 
nadeeligste aan het Christen geloof wordt gehouden, 
zoo belasten en bevelen wij aan alle bewindhebbers 
en land dekens, zoodanige menschen zelve of door 
andere kerkh^ders zorgvuldig na te speuren. En in- 
dien zij een of meer personen vinden, die over deze 
misdaad geen al te goeden naam en faam mogten heb- 
ben, zullen zij dezelve, zoo ras als het mogelijk zal 
zijn , en zonder uitstel , aan ons of aan onzen officiaal 
aangeven en hunnen omgang naauwkeurig beschrij- 



^iVV^>V^PBVPHPH^iPiPH|i*BilHHW«W«PiMBHiWV«aW«i^^P^M^H*PVBM«iPi«V««H«ii^SP>^^ 



— el- 
ven ^." Dit kan toch hoogst waarschijnlijk op geene 
andere ketlersche gevoelens , dan op die der Walden- 
zen doelen. Want de Tempeliers, kort naderhand te 
Zierikzee , zoowel als door geheel Europa hen^i, om- 
gehragt, hadden hunne vaste preceptorijen en werden 
meer als in één slag nedergeveld. Tegen dezen wer- 
den ook geene edicten uitgegeven , vóór men zich on- 
voorziens en bij verrassing van hen verzekerd had *. 
HALBERTSMA zcgt , dat dc Waldcuzeu in de XIP* en 
XIIP* eeuw buiten Frankrijk gedreven zich in Picardië 
en Haanderenvesü^den. Het is zoo, en geschiedkundig 
bewijsbaar. Hij voegt er bij , dat zij door de vervol- 
ging van daar verder opgetrokken zijn naar die gewes- 
ten , die men als zakken kan beschouwen , in welke nie* 
mand opdringt , zonder te moeten terugkomen, en waar 
zij dus als het ware van den openbaren weg verwijderd 
veiliger dan elders voor het oog der inquisitie schuilen 
konden, namelijk naar Zeeland y Noord^Holland en 
Friesland 3. Dit is het juist, waarvan het bewijs ge- 
zocht moet wordeö , en- mijne lezers zullen reeds met 
mij gevoelen , dat dit bewijs niet gemakkelijk te geven 
is. Wij hebben üit de gemelde bisschoppel^ke beslui- 
ten gezien , dat er wel op de ketters werd gelet. Zijn 
zij door dezelve weer verdwenen of hebben zij zich schuil 
kunnen houden? Ik weet hierop geen antwoord te ge- 
ven. Vinden wij dan later geen spoor meer van Wal- 
denzische vlugtelingen, die van de Vlaamsche zijde 



^ BtuavkL Soera, I dl., bl. 238, 248, 251. 

* ADDisoN, Geschiedenis der Tempelridders , II dl., bl. 302. 

' HALBKRTSMA, t. a. pi., bl. 232. 



— 62 — 

aangekomen zijn? Dat vinden wij wel; de draad is af- 
gesneden maar niet geheel verloren. 

Ik beroep mij op hetgeen ik reeds meer gezegd heb; 
maar zal hier kort zijn , om door geene noodelooze her- 
halingen te vervelen. De Waldenzen in Vhumderen 
droegen dikwijls de benaming van TUserimds of wevers 
en de eerstte Doopsgezinden^ vooral in Oiferijssel^ yr^t" 
ren meest alle wevers. En dit niet alleen ; maar tus- 
schen 1520 en 1530, misschien ook vroeger, maar 
zoover strekken onze berigten niet , zijn er uit Haan- 
deren en Braband vele Doopsgezinden naar Twenihe 
overgekomen en hebben daar , bij voorbeeld te Almelo , 
Enschede ^ Borne en Hengelo , weefstoelen opgerigt, ge- 
lijk ook ter eerstgemelde plaatse , door de familie war- 
NAAjas of WA&NAES , de eerste linnen-M)riek uit Flaan- 
deren werd overgebragt. Zoo oefende mede de eerste 
bekende leeraar te Zaandam, klaas nome, die in 1543 
gevangen genomen werd , maar weer ontsnapte , bene- 
vens het boerenbedrijf, het weven uit. Eki volgens 
overleveringen zijn de linnen-weverijen te Krommenie 
van Ylaamschen of Franschen oorsprong en waren deze 
eerst meest alloa in handen van Doopsgezinden i< Hier- 



*■ Geschiedenis der Doopsg. in Groningen ^ enz., I dl., bl. 11 en 
mijne Rede ter gedachtenis aan het drtehomierd'jarig bestaan van eene 
Dfyopsgez. gemeente te Zaandam ^ bl. 19 en 45. Bij gemelde Rede 
heb ik rerkeerdelijk aangeteekend , dat het rolwever^en varen , te 
Krommenie uit Vlaanderen of Frankr^k gebragt. Het sijn Mnnenweve- 
ryen geweest, blijkens eene belangrijke meded^eling yan den heer 
c. AYI8 DZ., te Krommenie, die onlangs de yriendelijkheid heeft ge- 
had , mij zulks op te helderen. Daar deze opheldering overigens 
strekt ter bevestiging van de waarheid dier overlevering , kan ik 
niet nalaten, dezelve hier mede te deelen: » De overleveringen 



63 



bij mag zeker wel in aaomerking komen, wat ik later 
van de Zwitsers-Duitsche z^de , alsmede van de eerste 
martelaren te Krommenie-dijk , in 1587, zeggen zal. 



b. VAN DE ENGELSCHE ZIJDE. 

Het zij men spreekt van bekendheid met de WaU 
denzische leer , of van hunne persoonlijke overkomst 
en hun daardoor verwekten aanhang in Noord-Ne^ 
derland , doorgaans laat men hen den weg nemen al- 
leen van het zuiden naar het noorden , uit Frankrijk , 
Vlaanderen en van den Rhijn-kant. Deze weg, die 
de natuurlijkste is, zal ook wel het meest bewandeld 



zijn daaromtrent zee? bepaald, schrijft gemelde heer; soms wel met 
eenige afwijkingen, maar steeds daarop neder komende, dat de 
wegens het geloof vervolgden , zich hier hebben gevestigd en de 
eersten waren, die dit bedrijf uitoefenden. Zij waren echter geene 
Tol^of zeildoek maar linnen^wevers ; want tot aan 1697 werden de 
eerstgemelden noch hier, noch te Krommenie-d^k, noch te Krommenie- 
horn gevonden, gelijk ik uit een zeker manuscript kan toonen, 
waarin alle bedrijven, hier toen uitgeoefend, worden opgegeven. 
Geheel anders was het met de linnen-weverijen, die, benevens 
zeevaart en akkerwerk, eene hoofdbron van bestaan uitmaakten. 
Het getal wevers en spinners was te Krornmenie-d^k en Krommeni$' 
hom gipoter dan te Krommenie, niettegenstaande de gunstiger lig- 
ging van de laatste plaats. Ik heb daaruit voor mij zelven reeds 
vroeger de opmerking gemaakt, dat de vlugtelingen zich het eerst 
en in grooten getale, te Krommenie-dyk en hom hebben nedergezet. 
Misschien , dat zij zich op de meest verwijderde of vergetene plek- 
jes het veiligst dachten. Later hebben de rolwev^rijen derzelver 
oorsprong in de linnenweverijen gevonden." 



- 64 — 

zijn. Maar welligt is dezelve toch niet de éénige ge- 
weest en daarom heb ik mede yan Engeland melding 
gemaakt. Ik ben eerst op dit denkbeeld geraakt ^ door 
een gezegde von boxhohn : » niet alleen de opgemelde 
Vaudoisen, overgekomen in Nederland ende aldaer 
verbleven , bevoghten ende verminderden de agbtinge 
der Roomscbe godsdienst, maer oock de naeste aen- 
gelegen rijcken van Groot-Brittanniën , dewelcke door 
den handel en de wandel van de Nederlanders dage- 
lijcks besoght wierden. Aldaer dede sigh op omtrent 
den jare 1 383 eenen joan wiglef , Engelsman van 
geboorte y Godsgeleerde ende Leeraer in de Hooge 
Schole tot Oxford. Deze begonde al saghjes aen te 
preecken eene leere, die van de verhaelde der Vau- 
doisen niet veel en schilde. Dus wierde de aldaer 
sterck handelende Nederlander in desen oock meer 
ende meer onderrigt *." Wij zullen thans nader zien, 
in hoe verre wij het een en ander , door boxho&n hier 
gemeld^ kortelijks zouden kunnen toelichten. 

Dat er reeds in de XII*** en XIIP® eeuw Walden- 
zen in Engeland geweest zijn^ wordt door geloof- 
waardige schrijvers , bij voorbeeld door gulielmus neü- 
BRiGENSis gemeld* Bij van braght en schagen lezen wij 
van de vervolgingen , die zij daar toen hebben door- 
gestaan. FLATHE vooronderstelt nog al eenige bekend- 
heid van wiGLiFF met de Waldenzen, althans met 
hunne geloofsboden ^ die in Engeland rondreisden-, 
en BALTHASAR LYDius schijnt er geheel van overtuigd 



* BOUOEN, t. a. pi., bladz. 189; zoo ook brandt, Reformatie^ 
I dl., bladz. 28. 



— 6& — 

te zijn. H9 maakt zel& wicuff tot eene brug^ iai^ 
welke de gevoelens der Waldenzen tot de Bohemers 
zoaden gekomen wezen'., geonem an spreekt niet zoo 
ruim van die bekendheid. In de gescbriften van wicuff 
zelven zien wij, dat bij ten minste ééns , o&dioon in een 
zijner laatste stukken , melding van ben maakt, als van 
brave. menseben, die door de onregtvaardigbeid en ti*- 
rannij van den paus veel moesten lijden. Het is nog 
al opmerkelijk, dat bij twee jaren te Brugge in Flaanr\ 
deren beeft verkeerd en vaik daar terug gekomen is, 
met. nog grootenen ijver bezield t^en den paus , dien 
bij nu sel& den anticbrist, den trotscben wereldlijken 
priester van Rome en den slecbtsten roover begon te 
noemen ^. Hij reisde naar Vlaanderen y als lid van 

^ 6. mïOBBisxNSiSy Bisu AngUae, lib. ü, cap. 13: «in illis die- 
bus (1160) erronei quidam yenerunt in Angliam, ex eorum ut 
creditur genere,, quos vulgo Publicanos yocant. Hi nimirum ex 
Gasconia habentes originem, regionibus pluribus virus suae per- 
tinaciae infuderunt, quippe in latissimis Galliae, Itallae, Ger- 
maniaeque provincüs tam muhi ea peste infecti esse dicuntur, ut 
secmidum Prophetam multiplicati esse super numerum arcnae vide- 
aiitur.'' — VAN brackt, I dl., bl. 287, 332; scbagbn, bL 283, 
316; vtATU, Th. II, S. 162, 184, 196; 6E0nbman, pag. 18, 19, 
110, 117; R. VAUCUUN, the life and opmions of Johi de Wycliffe, 
hond, 1831, 2o ed. t. Il, pag 330. balthasar lydius stelt in 
tom. II zijner Waldenshtm tot opschrift van cap. 3 der Argvmenta : 
»Taboritae orti isunt a Waldensibus, fatentibus hoc aenba stlvio , 
BALEO, POLTDORO viRGiLio." In de Prolegomena zegt hij nader: »Pro- 
batur, Taboritas esse Waldenses religione. Idque h^c serie : Wal- 
denses docuerunt in Anglia; ex Anglia Wiclephu^ prodiit; ex 
BcripttB Wiclephi Husso innotuit veritas ; ab Husso orti sunt Ta- 
boritae." En. vervolgens: » vides, unde Wiclepho innotescere po- 
tuerit veritas, videlicet ex doctrina Petri Waldi, qui'ipse in 
Anglia docuit (?)* et suos sectatores habuit/' 

5 



~ 6« — 

een Engdsch geaantficbap^ om m^ den pansdüikea nun- 
dii& OFveff de belangoi der Kerk te onderhandden ^ in 
i374; terw^l er jukt in 1372 en 1373 wederom eene 
aUerlieirigste Tcrvolging tegen de Waldenzen in Vlaan^ 
deren , Henegouwen en uértois was losgebroken^ waar- 
van dus WKUFF niel onkundig Ui^ea kon K 

Hoe dit ten opsigte van den oorsprong it^ner gevoe* 
lens. ook gelegen zij , zeker is het , dat die gevoelens 
bijzonder veel overeenkomst met die der Waldenaten 
hadden^ en waar zij werden geleerd en omhelsd, tot 
een sXean voor de laatsten moesten verstrdkken. Zoo 
leiden dan ook de latere Baptisten of Doopsgezinden in 
Engeland hun ooraproog of van de Waldenzen of van 
WKLirr af ^. 

Wij kannen die gevoelens hier niet breed ontwikke- 
len j maar zullen alleen iets bijbrengen van zijne denk- 
beelden omtrent het gezag der H. Schrift, den doop en 
den eed. Hij trachtte eigenlijk de Kerk in de Kerk te 
hervormen en steunde daarbij geheel op het gezag van 
den Bijbel , vooral van het N. Verbond , zóodat men 
hem b^zonder alen EuangeUschen leeraar noemde, ter- 
wigl het hem in zooverre ev&x als luther ging, dat h$ 
door onberedeneerde t^enspcaak telkens van zachter tot 
ernstiger en heviger aanvallen tegen den paus gebragt 
werd. Gelijk de Waldenzen, zoo trachtte ook hij de 



^ CBONBMAN, pag. 108 etc.; van bbaght, I dl.y bl. 362. Het 
was vooral in dezen tijd, dat de Waldenzen in Vkumderen Tur- 
lupmen werden genoemd , daar aj ach meest achuU moesten hou- 
den in de bosschen bij de wolven. 

' ALBBBTi, Brkfe den Zustand der Relighn in Groshrittamiën be- 
treffend; Th. IV, S. 1088. 



— «r — 

kennis aan de Schriften hy kei 9%^9Eif«n te bevorderen 
en sloeg self de handen aan eene Biïbel-V:ertaling. Van 
ém doop Q^eelde hij , dat die -lot: vergeving van de 
erfzonde geensioDs Aoodig is. H^ spi%ekt dus den voor'- 
naamsten grond voor den kinderdcMop in die dagen te- 
gen. H\j keort ook ien eenen male af. > de stelling» dat 
de Jiinderen der geloovigen^ zonder gednopt te z$n 
stervende, niel; zalig acoudea kunnen worden. Voorts 
geloofde hij , dat het ong^oiloofd was , een )Qsd in hur-- 
gïerl^e en handejsnzaken af ti^ leggen. Ook in de ker 
van het avondmaal week hy iran de RoomscheKerkaf^. 



* Het zal niet ongepast zijn, hier de woorden bij te brengen 
van MATTfflBS, in zijne Baptismatis expositio biblica, ktsioricOy dog- 
matica, pag. 278, tioor aanhafingon nit de geschriften Tan wic- 
Lipp zelv€n gestaafd: »de muUis pköitis a^que iaprimis de sa- 
cramentis ipse wiolivos, Hussros, «siaawoB, schwsikkfsldii» , alü, 
unum fere et idem cum mystica ista Waldennum secta sentiebant. 
wiGLBFUS enim, catholica de sacramentis opinione superstitiosa 
rejecta, exterum aquae baptismum non iinprobat quidem, sed 
parW eum putat esse momenti, quia per se si spectetur, omni 
proisus careat dleetu salutari, nee ad salutem accapiendam aeter* 
nam nec^^^s^iius sit. TsipUi^ airtem statuto baptismate, fluminis 
videlicet, aanguinis et flaminis seu spiritus, hisce demum duo- 
bus spiritualibus perfici pU probique hominis Ghristiaiii regenera- 
tionem et beatitudinem posse censet, quapropter eos quoque S. 
S. locos, ^i bapdsmi necessitatem atttngunt, ad hoc flaminis sive 
spiritus «tttdet téSeme inptisma. Ex quo facile tntelligitur, cur 
wicLEFus, quum externi aquae baptismi djsfectum nulli esse de- 
trimente posse arbitretur, in£uxtes, eiiamsi baptismatis expertes 
mörtui nnt, a damnatione alienos et ipsius beatitodinis per Dei 
misericordiam participes putet. Ëjusdem sentientiae erant tum 
BDSSios^ Jiicet in XQultiii Jenius vna^o de sacramentis alUsve doe- 
trinis sentiret, tum finsomos." — c. f. wicuffi ipsius Triahgi et 
Dialog. lib. IV, cap. 11 et 12. Verder; van bra«ht, I dl., bl. 

5* 



— 68 — 

Ik wil niet beweren ^ dat wigliff et^i als ook russ 
en VAN FBAA& de volgende eeuw in Bohemen^ geheel 
dezelfde gevoelens leerde als de Waldenzen*, ofschoon 
zij elkander in de treffendste punten ontmoeten. Vol- 
gens de meening van deze drie verlichte denkers moest 
de hervorming langzamerhand voortwerken. Zij wilden 
eerst de gro&te misbruiken w^nemen -, dan zou de ver- 
betering van het overige wel volgen. Daarom traden 
zij ook niet dadelijk uit de Kerk, zoo als vele Wal- 
denzen en van hunne eigene volgers , de WicMIten en 
Hussiten. Want zij hoopten^ dat het inzigt der Ëuan- 
gelische waarheid wel spoedig dieper zou doordringen 
en dat de paus dan wel onwillekeurig zou worden ge- 
dwongen, om zijne bedri^erijen te laten varen. Zij ken- 
den den geest van Rome, maar — nog niet genoeg! 

Wij behoeven van de lotgevallen des Engelschen her- 
vormers hier niet te gewagen. Nog bij zijn leven werd 
zijn aanhang ongemeen groot, i en een ooggetuige, 
KNYGHTON , schrijft vau hct jaar 138S, dat zijne volgers 
het geheele koningrijk vervulden. Zij werden toen nog 
in groote ^re gehouden , zegt walsingham en vermeer- 
derden zoo sterk , dat men naauwelijks twee menschen 
op weg kon ontmoeten , van welke er niet een tot zijne 
discipelen zou behooren. Zoowel hertogen , graven en 
ridders , als menschen uit den burgerstand , waren zijne 
ijverige vereerders. 

Bij deze aanhangers onderscheidden zich vooral de 
zoogenaamde LoUarden, die zich na 1377 aanmerke- 

367; VLATn, Th. II, S. 155" etc.; stabgk, Gesekichte der Tcatfe 
und Taufyethmtmf S. 126; clasius, Martelaren, bl. 106; oronk- 
NAN, paseim. 



— 69 — 

Ijjk in Engeland begonnen te vertoonen. Zij waren 
eenvoudige en zedige menschen^ verachtten den rijk- 
dom, en deden zich bijzonder opmerken door hunne 
matigheid, kuischheid, eenvoudige levenswijze en klee- 
ding. Zij zwierven door het gansche land en hielden 
niet zelden aanspraken en redenen tot het volk, ook 
onder de opene lucht. iZonder eenig priesterlijk ge- 
zag 9 kenden zij zich echter dit r^t , om te prediken, 
toe. Zij beriepen zich in h^ redetwisten tegen de 
geestelijken op geen anda: gezag dan op de H. Schrift. 
Voor het verwerpen van den kinderdoop kwamen zij 
openlijk uit : zoo dat tpey , wegens dit punt van ovar- 
eenkomst met de Doopsgezinden , deze als waarschijn- 
lijke afstammelingen beschouwt, niet alleen van de 
Waldenzen en Albigenzen, maar ook van de Widif- 
fiten, Moraviërs en Hussiten. mosqeim zegt, het voor 
onloochenbaar te houden, dat de Wicliffiten en Hus- 
siten niet zeer verschilden van de Waldenzen en de 
latere Doopsgezinden , vooral in hunne leer aangaande 
de Christelijke Kerk i. 

Daar en boven is het nog al opmerkelijk, dat zij 
den naam van LoUarden droegen. Het zij wij den- 
zelven in verband brengen met dien loixam, een 
Waldens , die volgens iiaEz in Engeland leerde en te 
Londen werd opgesloten*, hetzij wij dien afleiden van 
lollen (lallen , zacht zingen) en dus denkoDi aan hunne 



* 6B0NEMAN, pag. 21&— 220^ p. j. TWI8GK, Chronyck , I* dl., 
bl. 720; VAH BEAGBT, h dl., bl. 367; ypey, Kerkd. geschied, van 
de achttiende eeuw, IX« dl., bl. 87; mosueih, Kerkel. geschied., 
Vn« dl., bl. 235. Over de lotgevallen van wicliff en rijne vol- 
gers zie men ooIl glasius, Martelaren j bl,. 97 enz. 



— 70 ~ 

verwantflcliap met de NederlandscKe LoUarden, wij 
vinden dan of eenige verwantschap met de Walden- 
2se& of met de Nederiantbche ketters. 

Drie redenen bestaan er, om ons dit Laatste niet al- 
leen te doen geloovoi , maar ook de bekendheid van 
widJFp's gevoelens in Nederland waarsdhijnlyL te ma- 
ken. Vooreerst, de reeds door boxhoen gemelde han- 
delsgemeenschap tussdien onze gewesten en Engeland; 
daarenboven, de staatkundige betrekkingen tnsschen 
de bdde landen*, eindelijk, de vervolgingen, waaraan 
de WicUffiten in Engeland y sedert het b^in der XV'* 
eeuw, blootstonden en die hen konden overhalen, om 
naar onze noorddijke provinciën, waar nog minder 
van zoodanige vervolgingen werd bespeurd, te ver- 
huizen. 

Dat de handel , zoowel van Holland en Zeeland als 
van Fïaandereny in weerwil van gedurig tusschenko- 
mende botsingen , toen sterk op Engeland gedreven 
werd, is g^ioeg bekend. Men m^ zich hierbij wel 
herinneren, dat het in die da^en dikwijls eene ge- 
woonte van de kooplieden was, om zelve met hunne 
schepen de overvaart te doen en eenigen tijd te v^- 
toeven op de plaatsen , waar zij handel dreven. Neemt 
men nu in aanmerking, zoo als boven gezegd is, dat 
men in Engeland naauwel^ks twee personen op weg 
ontmoeten kon , waarvan niet de een tot de Widi£Süen 
behoorde, en dat deze zich niet ontzagen, om open- 
lijk te prediken, dan moet men het voor bijkans on- 
mogelijk houden, dat de Nederlandsche schippers en 
handelaars niet met hunne gevoelens zouden bekend 
zijn geworden. 



/ 



— 71 — 

Ook teMe gravin jtagoba vam stsiB&sav eéa aantal Ela- 
gels(^en in hare heirbenden , au vele kigesetenezi nit 
Holland, Zeebmd^ Utrecht en Geldetiandy onder w^e 
eenigen van Dordrecht^ Haariem^ Gouda, Rotterdam, 
Schiedam, Alkmaar, Monnikendam, Neusden, Middel^ 
burg, Zierikzee en andere plaatsen met name worden 
genoemd (en wel van Haarlem het meest), hielden zich, 
w^ens de goede verstandhouding in staaÜLundige be- 
trekkingen tusschen de beide landen , in den aanvang 
der XV^ eeuw , too te Londen als ^ers m Engeland 
op* Dit wordt ook door «lasics te regt aangemerkt, 
die daaniit tot Ae bekendh^d der leer van wigliep in 
Nederland besluit , en eegt : »het is bijna niet te den- 
ken , dat dé verschillende gevolgen van de denkwrfte 
des Oxfi)rdschen hoc^leeraars en deszel& meeningen 
hun (de Nederlanders) geheel onbekaad souden geble- 
ven zyn." 

Hier vo^ men bij de vervolging^i , Se, door mo- 
MAS AACNDEL vooral tegen de Wicliffiten aangestookt, 
met den aanvang der XY^ «euw begonnen; waardoor 
woLiAM SAVODTRB in 1401 ïijn leven op den brandsta- 
pel verloor, en in wiens ongelukkig lot vervolgens 
PB»n OLD-cASTiiB (lord cobkam) ^1 zoo vele anderen moes- 
ten (kdien. Nu kwam voor het eerst in Engeland de 
inquisitie in werking. De bisschoppen mogten naar 
willdkeur ieder in den kerker werpen, wien zij van 
ketterij slechts verdacht hielden; en velen wedervoer 
dit zelfs, alleen omdat zij een afschrift van wicliff's 
Bybelvertaling bezaten. De goederen der ketters wer- 
den ten behoeve des konings verbeurd verklaard. Dit 
alleen kan eene voldoende oorzaak voor sommige En- 



- 72 - 

gelschen geweest zijn ^ om het land te verlaten en hier 
eene schuilplaats te zoeken*, gelijk ook later in de XYP* 
eeuw, bij voorbeeld met den stamvader der tbviee's 
te Haarlem y is geschied ^. ^ 



e. VAN D£ BOHËËMSGHË ZIJDE. 

Wij wenden ons thans naar de Boheemsche zijde, om 
te onderzoeken , of wij ook van daar tot eenige aanra- 
king met de gevoelens der Waldenzen kunnen komen. 
Het is reeds gez^d, dat waldüs zelf zich eindelijk in 
Bohemen heeft nedergezet', terwijl hij waarschijnlijk ook 
aldaar gestorven b. Met hem begaven zich Picardiërs 
en na hem mede andere Waldenzen derwaarts, vooral 
in 1176 en 1193. E^n geruimen tijd lang mogten zij 
hunne godsdienst, hoewel in het geheim, echter onge^ 
stoord uitoefenen. Maar reeds in de XIIP** eeuw ver- 
zocht koning ottogar aan paus aiiEXAnder IY , om hem 
inquisiteurs te zenden, daar het land meer en meer 
met vrijzinnige begrippen vervuld werd. Sommigen 
z^gen, dat men er in 1316 meer dan 80,000 men- 
schen van de Waldenzische belijdenis telde. Hun aan- 
tal liep zoodanig in het oog en de vervolging begon, 
vooral in 1330, zoo hevig te worden, dat sommigen 
naar de valleijen van Piemont terugkeerden. 
. Zij werden echter geenszins uitgeroeid en voorzagen 

* WAfiBNAikR., VaderU historie y III« dl., bl. 189, 468, 499, 525; 
6LA81U8, Nederl. Kerkgesch. vóór de hei-vormmgj II* dl., bl. 412 enz.; 
dezelfde, Martelaren , bl. 118, 167. 



— 73 — 

« in hunne behoefte aan leeraars ^ door jonge lieden naar 
de yalleijen te zenden , tèn einde hier in de leer der 
H. Schrift te worden oademezen *, en zij vonden hoe 
langer hoe meer aanhangers onder het volk. Deze prae- 
dispositie of gunstige stenuning van BoheTnen, om de 
leer van huss te ontvangen ^ werd in de laatste helft 
der XIV** eeuw nog vermeerderd door de prediking van 
mannen als stycxna, milicz en de janou. 

fin toch zou huss zich misschien niet als zoodanig 
geopenbaard hebben , gelijk wij hem thans kennen , 
ware hij niet bekend geworden met de geschriften van 
wiGLiFF. Want wat de Waldenzen betreft, vooral in 
Bohemen werkten zij in stilte voort , zonder opzien te 
verwekken. Zij ijverden niet^ om dè martelaarskroon 
te verwerven 9 en lieten meer aan den tijd en de om- 
standigheden over, dan de Lollarden in Engeland. In 
Bohemen vormden zij dus geen vast genootschap*, maar 
hunne gevoelens werden van lieverlede ^ en vooral te- 
gen den tijd van huss , gevoelens van menschen , die 
soms uitwendig nog Roomschgezind bleven. Het lijdt 
echter geen twijfel en het wordt ook door de meeste 
geschiedschrijvers bevestigd^ dat men den ongemeenen 
opgang^ welken hüss in Bohemen maakte^ aan den stil- 
len aanhang der Waldenzen aldaar hebbe toe te schrij- 
ven K 



^ D. CS. VAN DBR H0B8T , Dtsputofio dé HutHvita^ pfaeserthnque iUius 
condemnaH causis; Amst., 1837, pag. 10 etc.; p. j. twisgk, Ckro- 
n^ck, !• dl.y bl. 764; van braobt, I« dl., bl. 361; martinüt, 
Geschied, der Waldenzen, bl. 35; biibz, Préface, pag.' 23, 25, 114; 
VLATHK, Tfa. n, S. 157 ena., 268; pranckb, S. 44; «lasiüS, 
Marielaren y bl. 88, 127 «nz.; swalub, bl. 31. 



— 74 ~ 

Op welke w^ze buss met de gesdiriften yan wiclipp 
bekend gewcMrden zij , doet hier minder ter zake. Ve- 
len beweren^ door midddi van ^n vriend, medehel- 
per en medemartelaar mEaomnns van ïsaag, die als 
Bob«emu9ch edelman uit een aanzienlijk geslaclit^te Ox'^ 
ford gesUideard had. Anderai noemen daarvoor een' 
ander^i^ en sommigen zeggen, dat aiwa, de g^tnalin 
van den Engelschcn koning bichaed II en zuster van 
doQ Boheemschen koning wencbslacs, ee&e zeer verlichte 
vorstin, dn zelve de Euangeliën in de Savcmische, 
Duitsche en Ekigelsdke taal gelezen had, veel invloed 
oefende op de invoering van wKLirr's gevoelens in £o- 
hemen. Hoe dit zij , zeker is het , dat mms niet alleen 
met zijne geschriften bekend werd, maar dezelve ook 
zoo zeer was to^edaan, dat zijne beschuldiging en 
veroordedüng mede daarop gerond werd K 

Huss kwam voorzeker in het hoofdpunt, het gezag der 
H. Schrift boven dat van den paus 'ai van elk ander 
mensch, geheel met de Waldenzen overeen. Dit was 
dan ook zeker de oorzaak, dat zich nog bij zijn lev«i 
vele Boheemsche Waldenzen met hem vereenigden. Na 
zijn dood, die zooveel verbittering verwekle, schqnen 
zij zich meer openlijk getoond te hebben. Althans reeds 
in 1417, en dus twee jaren na dien dood, nam de 
academie te Praag maatregelen t^en deze Picardiërs, 



^ YAM BBS iieiiST, pag. 20, 26, 31, 48, 06, 104^ olasius, Mar- 
iekaren^ U. 116, 129; van lbbuwsn, Batanna ülustrata, pog. 575. 
De Mötmsoh bij tan lsbuwen ts aeker dezelfde als haieonymus tan 
MAAO, Vin wien ik sc^er weet efgens geleKn te hebben (waar, 
dit is mij thans ontgaan), dat hi| nit het adellijk Bokeemsdt ge- 
slacht FavUUch was. 



— 76 — 

gt^ik meD hea noemde ^ omdat meH daar imüukdus uit 
PicanMëp en naeer Picardiërs m^ hem , had tieu hom- 
men. De rigting yan htume gevoeleiis adii^ vooral 
te bemerken b^ de Thaboritoi, S^vl^ ^^n gededte der 
Hntsiten; in tegensleUmg yan de Gdixtinen, werd ge^ 
noemd. Velen hunner yerwierpen den kinderdoop, of* 
schoon zg , even als de oude Wald^oxen , dit voor een 
ondergeschikt punt hielden en vooral het gezag der 
Schrift en de verwerping van den paus op den voor» 
grond stelden. Te midden van de hevigste vervolgin* 
gen vestten twee aanzienlijke vrouwen , van den Wal* 
denzisdun aanhang, caaisTiifA enHAA'mABOSKOWfrs, in 
het geheini een opvoedingsgesticht teJungbunzlau , het- 
welk men als eene kwedbehool kan beschouwen van 
de latere Doopsgezinden in die gewesten. /£bre bemoei* 
jingen golden vooral de ongelukkige weezen van ver* 
slagene en gemartelde broeders. Uit deze school ont* 
stond voor een groot gedeelte de vereenigde Broeder* 
Kerk*, misschien ook de vere^uging der Moravische 
Broeders en die Doop^ezinde aanhang , welke ten t^de 
der hervorming huttee en sgheeding tot hoofden had 
en in i63S eene bekende rekenschap des geloofs af* 
l^de. ^. 

< YAN BRACHT, I« dl., M. 389, 390 j H. scHTN, Geschtedenis der 
Jfenfumteen, I« dl., bl. 200 enz. f staick, S. 117, 128; ypey, Kerkel. 
fiutbkd, van de achttiende eeuw, IX« dl., bl. 87; b. lydiiis, Tabmita» 
eêse WaideneeSj in Prolegom, Waldensiumy torn. II; rüMu, Ktrchen^ 
mul Ketzerkisumê , Th. II, S. 116; flathb, Th. II, S. 167. Asmus 
•Ti,YiD8, m Historia Bohmn.^ cap. 51, verwart de gemelde Picar- 
daërt iliet de minder zoiyere Adamiten ; volgens de gewone sUat- 
knnde van het Roomsche hof, waarom aj ook later de Doops- 
gezinden liefet met de Weder doopers verwarden. Verder begaat 



— 76 — 

Maar hoe zouden nu zulke begrippen uit Bohemen 
herwaarts gekomen zijn? Toen paus maetinus Y eene 
algemeene kruistogt tegen de Hussiten prediken liet, 
vond zijne oproeping bijzonder in Holland veel gehoor. 
Edelen niet alleen , maar ook burgers togen in 1420 
uit , om die Boheemsche ketters , welke hun als de af- 
schuwelijkste Godverzakers en booswichten werden voor- 
gesteld , van de aarde te verdelgen. Menig vroom ge- 
moed hoopte zich aflaat van zonden door zulk een hei- 
lig werk te verwerven. Uit Dordrecht alleen trokken 
zesenvijftig van de voornaamste bui^ers op; zoo ook uit 
andare steden niet weinige. Maar, wat gebeurt er? 
In Bohemen gekomen zijnde , ontdekken zij , dat de ge- 
voelens der Hussiten hun geheel verkeerd en verdraaid 
zijn voorgesteld. Deze en gene komt van tijd tot tijd 
nader met hen in aanraking, en zij kunnen die ketterij 
niet meer zoo doemwaardig vinden. Zij beginnen te 
twijfelen aan hetgeen hun door de Kerk van Rome als 
de ware leer ter zaligheid wordt aangeprezen, en zij 
keeren , zelve met die ketterij besmet , naar het Vader- 
land terug. Niet slechts, dat zich bij deze menschen 
in het algemeen eene zucht naar verbetering in het 
godsdienstige begon te openbaren *, maar zij werden be- 



hij een groven misslag, daar hij de Picardiërs voorstelt als af^ 
konutig yan een zekeren persoon picgardus: »piogjlb]>u8 quidam 
ex GaUia Belgica in Bohemiam penetrayit , qui breyi tempore non 
parvam mulierum virorumque plebem ad se traxit," etc. — In 
de eerste dagen der hervorming trokken ook vele Doopsgezinden 
van elders naar Moratnë en Bohemen en HirrrsR yras een leerling 
van den Zwitserschen bubmeybr, volgens mbshoyivs, Bistor^ Ana- 
baptist* y pag. 46. 



— 77 — 



paalde aanhangers (o&choon zeker zooveel mogelijk iH 
betv geheim) van de nieuwe leer en openden de deur 
nog verder voor de zich steeds meer verspreidende ge- 
voelenSb der Waldenzen ^. 



Vóór wij met ons onderzoek vervolgen en dit ook 
naar de Zwitsersch-Duitsche zijde uitstrekken^ waarme- 
de wij tot de tijden der groote hervorming zelve na- 
daren , moeten wij hier een oogenblik stilstaan. Wat 
hebben wij nu^ op de wegen door onsnagespoord , ge- 
vonden? Dat is zeer veel, wat Vlcumderen betreft*, en 
voor NoordnlSederUmd moge dat bij vei^dijking min- 
der zijn y inzonderheid voor hem , die de afstammelin- 
gen der Waldenzen en hunne vergaderplaatsen als met 
name wenscht aangewezen te zien, ons onderzoek is 
echter niet zonder vrucht geweest. Niet alleen toch 
zijn wij bekend geworden met de wegen, langs welke 
of zij zelve of hunne b^rippen in deze gewesten kun- 
nen gekomen zijn, maar wij zien die begrippen ook 
eenigen vasten grond, bij voorbeeld in Zeeland en 
27/r»cA/, verkrijgen. Duidelijk is de reden, waarom wij 
niet meer van hen hooren gewagen. Want was het 
vooral om der vervolgingen wille, dat zij hier eene 



^ VAN LEEUWEN, bl. 604; BOiHORN, bl. 228 enz.; bbandt, Ie d)., 
bl. 29; 6LASIU8, Martelaren, bl. 168; «bbdbs , torn. III, pag 6, waar 
hij zegt: «evenit ut ipsa Hussi et Bohexnonim doctrina latius brevi 
temporis spatio per omne Belgium spargeretur , noyaque Walden- 
sibus ubivis delitescentibus aperiretur )anua prodeundi, cognitam- 
que et jam anlea professam sed oppréssam propemodum veri- 
tatem proferendi." 



_ 78 — 

schuilpkata aockten , dan zullen z^ zich ateedB zooveel 
mogel^k scbuil hebben gehouden , om niet ai& nieuwe 
vervolgingen ten dod te staan. Het is dus niet vreemd, 
dat wij niet meer ontdekken kunnen van zoodanige 
menschen, die zelve niet ontdekt wilden wezen en waar-« 
van sommigen zelfs den schijn aannamen^echte Roomsch- 
gezinden te z^, om zich niet bloot te stellen aan brand- 
stapd en schavot. 

Hoe liebben zij nogtans hunne begrippen levendig 
kunnen houden? Hoe zijn die als van ouders op kin- 
deren overgegaan 9 zonder een vast kerkelijk bestauir; 
zonder gdegenheid dikw^ y >om Grods Woord te hoo^ 
ren verkondigen? Daartoe kunnen bij de vroede Be- 
rengaiianen en Waldenzen, die toch in gevoelens meestal 
gelijk zijn , de latere opwekkingen van de zijde dar Wi- 
dif&ten, LoUarden en Hussiten hebben med^ewerkt. 
Ook was de geest tot een vrij onderzoek der H. Sehrif*- 
ten nu eenmaal bij hen ontwaakt en z^ hadden de 
waarde van een geloof , hetwelk hierop steunde , lee- 
ren schatten boven een geloof op mensdselijk gezag. 
De Bybel ^ in het Vlaamsch vertaald y door hen bezorgd, 
werd natuurlijk door hen in eere gehoudooi. Waar- 
sdiijnlijk mogen wij hier den goeden invloed van den 
Ripn-Bijhel^in de XIII^ eeuw door van mkwsllxtst ge- 
geven , bijvoegen , en mogen wij daarenboven letten op 
het Bijbel-licht, dat door geert gjloete en de Frater- 
huizen werd ontstoken. Toen kwam de uitvinding Aiex 
boekdrukkunst en nog vóór het emde van die zelfde 
XV*** eeuw werd er door de drukpers meer dan ééne 
Nederduitsche uitgave der H. Schrift, algemeen ge- 
maakt*, zoo als in 1477 te Delft y in 1479 te Gouda ^ 



■^ 



— re- 
in 1481 te Utrecht^ in 1486 te Haarlem , in 1487 te 
ZnvoUe, in 1493 Jte Deventer^ enz. Dat de uitgevers 
zicli daardoor aan den haat der Roomsche geestetijkheid 
blootstelden, kan niemand bevreemden en werd door 
hen zelve verwadit, blijkaas de voorrede (Prologus) van 
JAOOB JACosz. f in z$n Delftsehen Bijbel van 1477. Maar 
zij bereiktcxi hun oogm^li. Die herhaalde uitgaven be* 
mjzen, dat Gods Woord gdezen werd en weerklank 
vond in de harten der menschen. En voorzeker bij 
gecue meer > dan b^ die Waldenzen of Waldoizisch^ 
gezinden , die juist daarom vooral aan hunne kinderen 
het lezen en schryven leerden, opdat zij lach in de 
kennis der H. Schriften zouden oefenen *, die vervolgens, 
toen zij als Doopsgezinden meer openlijk optraden, vol* 
leerde Bijjbel-kenners bleken te zqn en zelfs , met ge* 
vaar van hun leven, toch zoo gaarne een exemplaar 
van dat kostbaar boek bij zich droegen-, gelijk men dit 
een en ander biü van ii&aght kan bevestigd vinden ^. 
Van de latere vertalingen , volgens de overzetting van 
LiiTHEa , behoeven wij hier niet eens te sprdLen ^. Het 
is ons geoo^ te hebben aangetoond , hoe de goede geest 
wakker kon blijven tot aan de dagen der hervorming-, 
dagen, waarin w^ ons nu verplaatsen, terwijl wij van 
de betrekking der Nederlandsche Doopsgezinden tot de 
Zvidtserseh^DuUsche moeten gewagen. 

«VAN BBAGHT, !!• dl., bl. 11, 77, 139, 140, 200, 207, 318 
ene. Men zie ook s. mülleb, Jaarboekje voor de Doopsgez. €e- 
meenteny 1837, bi. 54^ 89. 

* TPST en DBRMOOT, Ge^ck, der Berv. Kerky I® dl., bl. 110 enz.; 
6USIVS , Gesch. der Ned, Kerk vóór de herv» , III* dl., bl. 50 ens. 



— 80 — 
d. VAN DE ZWITSERSCH-DUITSGHE ZÜDE. 

Toen ABNOLD VAN B&ESGiA wegens de vervolgingen 
eerst Italië en later ook Frankrijk verlaten moest ^ 
kwam hij in Zwitserland en vond in den aartsbis^ 
schop HERMAN van Constanz een vriend en bescher- 
mer* Zoo hier als te Zurich verwierf hij zich een tal- 
rijken aanhang en daarom hield hij zich zes jaren lang, 
van il 39 tot 1146, in deze streken op. hageiïbach 
stemt het toe, dat sommigen reeds hier een begin van 
de Zwitsersche hervorming^eschiedenis meenen te vin- 
den; doch, zegt hij: »de achtergeblevene sporen van 
zijne verrigtingen in Zurich zijn niet zoo duidelijk, 
dat men uit dezelve grondige vermoedens zou kunnen 
afleiden/' Het is natuurlijk, dat ik aan dezen be- 
roemden Bazelschen geschiedkundige een zeer groot 
gezag toeken^ maar het zij mij toch geoorloofd, hier 
te wijzen op eenige bijzonderheden , die door arnold's 
levensbeschrijver faancke worden medegedeeld en die 
ons aan eenigen blijvenden invloed van dien Wal- 
denzischgezinden leeraar kunnen doen denken. In de 
laatste helft der XII^^ eeuw trokken de Zwitsersche 
kooplieden, volgens een schrijver van dien tijd, 
wijls naiax DuitschUmd en liedië. Zij kenden den Bij- 
bel uit het hoo£i, verwierpen de gewone kerkelijke 
gebruiken, die zij voor latere uitvindingen hielden-, 
zij wilden geene beelden vereeren , ontvlugtten de hei- 
lige dienst, aten veel groenten en weinig vleesch, wes- 
halve men ze voor Manicheën aanzag. In 1930 en 
1370 nam men daarenboven in Zmtserland, bij voor- 
beeld in Zurich, Lucern, Zug, Uri, Schwijtz en Un- 




— s^ — 

(erwalden, gestrenge maatregelen tegen de Roomficlie 
geestelijkheid^ waardoor hunne heerschappij aanmetr 
keiijk werd ingekort. 

lü het algemeen schijnt aknold aan de Zwitsers dien 
geest Van staatkundige en kerkelijke zelÊtandigheid te 
hebben ingeboezemd^ die zich later ^ in de tijden van 
WILLEM TELL CU vau zwiNGLi , ZOO beerlijk openbaarde^ 
of heeft hij ten minste op dezen geest eea heilzame» 
invloed uitgeoefend. Ook francke beschouwt dus de her- 
vorming van zwiNGLi als eene voortzetting yan die^ 
welke reeds door a&nold begonnen werd ; en nog on- 
langs heeft de Zuricher dicliter botmek hem, op dezep 
grond , tot hoofdpersoon in twee gescbiedkundigiQ too- 
neel stukken gekozen^ met het doel ^ om aan zijnei me^ 
deburgers hunnen eersten zwikgli, zoo als hij hem 
noemt^ in deszelfs groote waarde te leer^n kennen ^. 

Zooveel is althans zeker, dat er met AaN<^LD yAN 
BREsaA Waldenzische begrippen in Zwitserland gedron- 
gen zijn. Abnold zelfheeft in yereeniging gewerkt en 
geleerd met HENniOK van lausanne , en na den dood van 
dezen werd hij zulk een beroemd hoofd van dezen 
Waldenzische aanhang y dat zij zoowel Amoldisten als 
Hearicianen w«^en geheten ». In üoeverre na hen. 
niet slechts die algemeene vrijheidsgeest maar ook die 
bijzondere Waldenzische leerstellingen bij sommige 
Zwitsers zijn blijven beslaan , kan ik niet bepalen. 



^ FBANCKB, ARN. voN BftBSciA und sone ZeU., S. 125, 128, 137» 

178, 203; BOTMER, ARNOLD VON BRBSOA in Zuiick, en ABN. VON BRES' 

CIA in Rome ; hacbhbach , het Wezen en de Geschiedenis der hervor- 
ming, I* dl., bladz. 151. 
^ LEGER, torn. I, pag. 155. 



— 82 — 

IMldar vreemd zou het zeker niet zijn , als deze stel-* 
Uxigen door de bewoiters van de daar zoo nabijgelegene 
valleijen gedurig waren wakker gehouden. 

Eefie andere iiraag is het, of die Zwitsersche Doops- 
gezindeJti, welke ten t^de van zwmou leefden ^, zoo 

als HAtVS KOOR , LBONARD MEISTEH y MIGHIEL 8ATTLEA , IiBO- 
NA&t» KAIStE , GOEN&AAD G&EBEL y FELCK MANTZ y nJlOAAlV 

tiLAimóOK , BALTHASAjEi mnMEUEn eu anderen , hunne g^ 
Yoelens aan de Waldenzen hebben ontleend? Ik ge- 
loof dit wel, de Tier eersten althans, die door de Doop^ 
gerindén onder hunne uitstekendste martelaraDi worden 
gerekend , staan bekend als Waldenzen of van Wal- 
denzische afkomst. Hiuvs kogh en meister , werden in 
1 5S4 te Augsburg ter dood gebragt ; sattleii w«rd in 
1527 te Rotenkurgeik kaiser , ook bevriend met luther, 
die hem een troostbrief schreef , in datzelfde jaar fie 
Scherding verbrand *. Van de vier laatste schijnt al- 
leen GREBEL den marteldood ontgaan te zijn*, terwijl hantb 
in 1527 te Znriok werd veidronken, blaübogk in 1529 
in Tirol werd verbrand , gelijk hcbmeuer te fP^eenerif 
volgens sommigen in 1527, volgens anderen in 1542,. 
zijn leven in de vlammen liet '. 

Het schijnt echter , dat wij den Waldenzischen oor- 

^ Niet, dat deze allen Zwitsers Van geboorte waren, maar al- 
len waren er werkzaam of stonden met de Zwitsersche Doopsge- 
zinden in naauw verband. 

• VAN BRACHT, !• dl.^ bl. 392,' !!• dl., bl. 2, 7, 9. — 
cftAMKE yindt hier den oorsprong der Doopgeshndeny m 2911 Leven van 
'II. SIMONS, bl. 19. 

> OTitDs, Annalea Anabaptieiicae, pag. 16, 89^41, 100; van BaAGvr, 
Ile dl., bl. 82^ Geschied, der Doopsgez, in Gromnge» enz.,. I« di., 
bl. 34, 35. 



— 83 — 

I 

sprong van die vier eerstgemeldeii niet onmiddelijk in 
Piemont y maar 'in Bokemen en Moravie moeten zoe^ 
kxxk\ waarbij men niet vergete^ wat ik boven van de 
Wsddensen en later Doopsgezinden in deze landen 
gez^[d heb. Wij kómen töt dit besluite» op gezag van 
MEioiNiKi^, aangehaald door van braórt, V dl.,bladz. 
399. Mehkning zegt : )>uit déze Boheemsche en Me]bi^ 
adbe (fiforaTidche) oud'«Waldenzisehe broedersy zijn hier 
na voortgekomen eenige voortrefiEelijke mannen; afe 
o&der anderen kabs kogb en lbova&d m£3bteii ^ item ii:^ 
Cbskl SAITLKR, item LBONAftn KAISE&) aan den welken 
iftnvsa troostbrieven ih zijne gevangenis > geschreven 
heeft, sehoon kaisbh met hem in 't stuk des Kindsr- 
doops ni^ overeenstemde l." 

< Men heeft déze Zwitsersche Doopsgezinden dikwijls 
te zeer verward met de Zwickauer o|M^oerigen > tüomas 
MUNZEa en de zijnen , die in DuUschland den zoc^e- 
naamden. boerenkriig ondersteunden. Zoo £egt nog ha- 
fixmokCH^ dat deze secte uit Saksen ook tot in Zwit- 
serland door lomzEiL werd uitgebreid. Hast durft het 
niet beslissen, of oeebel en maMtz, die eenst met zwing^i 



* JACOBUS BiEHBNiNG, Baptismotia Histotia, T. II» pag. 748. — 
Dat men soms een groot man niet in alle kleine bijzonderheden 
kan vertrouwen 9 wat zoodanige geschiedkundige berigten betreft, 
bewijst L. RANKB, tkutsche Gesehkkte im Zeüxüttréer Hefotmaiiony 
'H^ B.y £l. 50» waar bij zegt: >wer kennt nicht den Namen des 
lUQglücklïcbeii BERNBAED KiSER? Et war nur damm von WitUnr- 
berg f in seine Heimath nach Schardmg gereist, um seinen todt- 
kranken yater zu bezuchen; hier aber ward er gar bald verra- 
tiieikii&il ergrüFelk, aofcleuSchrammenplatz zu Pasntu Terartheilt 
und btld datrauf verbrottnt.'^ ^ Eeo ongelukkige inval ^ te vragen, 
wie zi||n naam niet kent, als men zich zelf daarin vèi^ist. 

6* 



— 84 — 

in goede verstandhouding stonden^ munzek tot leermees- 
ter hadden , en door kennis aan de Saxische gebeur-- 
tenissen tot het voorstaan van den doop der heiaarden 
geraakt zijn , dan of zij dit aan hun eigen onderzoek 
hadden te danken-, maar beweert alleen, dat münzee 
aan de secte der Wederdoopers ook in Zwitserland ^ 
geest en strekking y kracht en leven gaf. Ik geloof^ dat 
zulks ten opzigte van de Zwitsersche Dóopsgezindoï 
in het algemeen moeijelijk te bewijzen zou z$n. Die 
Doopsgezinden zijn vroeger dan munzer en hebben zich 
daarenboven van oproer onthouden. Ik wil echter noch 
alle aanraking met hem, noch odt alle staatkundige 
rigting bdj de Doopsgezinden in Zmtserland geheel ont- 
kennen. Maar men weet immers geno^^ dat de groot- 
ste hervormers zelve wel met die doldriftige partijen 
in vriendschappelijke aanraking zijn geweest*, en hoe 
zouden de vrijheidlievende Zwitsers zich van alle staat- 
kundige rigting hebben kunnen onthouden? Zwingu 
zelf was zoowel een staatkundig als kerkelijk hérvormer 
en sneuvelde eindelijk in den strijd voor de regten van 
geloof en vaderland. Het is mij echter niet gebleken , 
dat de Doopsgezinden aldaar ooit de wapenen hebben 
opgevat •, en ook dit bewijst tegen de verwantschap met 
MUNZEK en pleit voor meer echt Doopsgezinde gevoelens *. 
Die verwarring met de Zwiekauers is van zooveel 
belang , ten opzigte van de zuiverheid der Zwitsersche 
Doopsgezinden, dat wij niet kunnen nalaten, eerst 
meer bijzonder ons bij dezen te bepalen, vóór wij tot 

* ukOBNiiACB, n« dU» bl. 182; iubt, Gesehichie der WiedgrUiufer, 
Munster j 18S6, S. IQB; Geschied* der Doopêget. m Groréngen énz.» 
I. dl., bl. 36, 37. ' 



— 8B — 

kunne betrekking met de Doopsgezinden in Nederland 
oTergaan. Wij zullen nader zien, wat er van hen ge- 
tuigd wordt. Het is zeker beklagenswaardig, dat wij 
geene andere wèKenlijke bronnen omtrent ben kunnen 
vinden dan bij hunne hevige v^anden , zwingu , Bcnr- 
UMGER en omcis; maar deze zullen ons dies te^j^oo- 
tere Waarborg zijn , dat wij geene te gunstige berigten* 
van hen geven. Wij zullen mede een enkel getuige-' 
nis Tsin een, ander daarbij voegen. 

HuBMEiiBa, doctor in de godgeleerdheid, een geleerd 
en welsprekend man, was reeds in 1516 tegen de 
Roomsche leer begozmen te pre^ken'^ maar blerf toen 
nog' ivc^rscheidene jaren zeer beviiend met zwingiiT. Ook 
in i&SS sdireefhi] nog uit fFaUshiU sotn joannesadbl- 
vttOA , geneesheer te Schaffhauêen , tegen het pausdom 
zander zich echter over den kinderdoop uit te laten. 
Maar in dit zelfde ^ar kregen g&bbbIi, een edelman, 
enitAivTZ, die beide de Latijnische, Grieksche en He- 
breeuwsohe taal verstonden, twist met zwingli over 
ditpuAt'en in 15S3>of 1524 schiji^t zich HimMBixEa aan 
hitnne edjde gevoed te hebben ^. 



^•OTni, Annales, pag. 10, 12, 16; Successio Anabapiisiica, Goh- 
rüae, 1612, pag. 19-^22. Ook p. vaji limborch stelt deze twist 
ih 1522^ en gaat vervolgens over op het gesprek in 1525, in zijn 
han^l^rift: Ref^rmatoruin ^ poena -fkiereticorum sexUenUay waarvan 
meA 'den 'belangrijken- inhoud vindt bij abr. dbs am. van der 
■ORVBii, Abt. fiLy in Diêsert, de PkÜSppoa Limborch , p. 146 etc. ; 
welk hiindscbrift mij vriendelijk ten gebruike werd verstrekt door 
den ' boógleerdar bij de Remonstranten , van der hoeven. In dit 
handschrift wordt ook hoornbeek, die in zijne Summa Controver^ 
sUarum, ed. 2», p. 338, 339, de Zwitsersche Doopsgezinden 
noemt: »a Muncero quidem ortos sed Muncerianis aliqoantum 



_ 86 — 

ZwiNGLi zelf betuigt van deze twist.: i>da£ die.eevr 
ste voorstanders van den wederdoop- dikw^la bi) hem 
aanhielden^ om zich eene afzonderlijke eigelie kerk te 
kieaen. Als z^ echter inzagen^ dat s&y zulks op gee* 
nerlei wijze van ons gedaan konden kiirijgen> hebben 
zij zich over het land van Zurieh verspreid, en zijn 
begonnoi bij de eenvoudige en onervarene menigte y 
buiten toestemming van overheid of kerk > van . bis^ 
schoppen of leeraars, op hun eigen gezag > inafgekft 
gene streken en in het geheim te leeren en Ie .her^ 
doopen« Het is eene verderfelijke secte \ want hoe dik-« 
wijls ook (n. 1. volgens zwiwgju's gevoelen) overtuigd^ 
niet alleen dat zij zich niet hdieeren, maat" «i| /heb*^ 
ben zich zelfs afgescheiden , niet van de goddebozen^ 
maar van de ware Christelijke Kerk en Broederschap^ 
en dit op geene andere wijze ^ dan dat zij volhofuden, 
dat mén herdoopt moet worden , terwijl de onzein vol*« 
strekt af keerig zijn van den wederdoop. Want vanwat 
belang is het» ook het overige daarbij te voegen, waavin 
z\j dwalen en alles jammerljük verwarren? Bij ,voor*« 
beeld, dat een Christen geen overheidsrambt bekleede 
en niet zweere ^ ?" Gelijk deze plaatsen niet onbelang^ 

i^od^stiores et valde pro Anabaptistica sua tumultuantee/' eenig- 
aiDs teregt gewjezen. Limbqbch betuigt: »ex poowBSKÜ iwrbis Ut 
<{uere videtur, seditioais crimen, cujus Anabaptistae H^j^^iü 
inficiebantur^ ruhü commtme Ao^ere cuiq motibus seditiosis MuiHï^i 
in GennaDia; sed quod sententiam suam disaeminara oonati «nl 
et contra magistratus edicta baptismum iterare continuaiifit.'' 

\ zwiNGtn, opera ^ tom. II, in initio responsionis ad libellum 
Balthasaris Hübmer et in Exegesi Eucbarist. negptii ad m. LUt 
THBRUM. Cf. dtiam Elenchus contra Gatabaptistas et E^istola ^ 
Berchtoldum et Franciscum, rauxistros Bernenses. 



- 87 — 

rijik zijn , om de opkomst der Boopsgesindeii in ümt^ 
serèand t^leévtxi kennen, zoo zien w^ er te^v^nsuit, 
dat zij door zwiihIu niet van wezenlek oproer^ worden 
besehnldigd. 

BuLUNGER. is een der vocMiiaanistó van die sohrijvers, 
welke ben g«heel op denaeelfden voet stellen met ie 
Zwidiaueirs. Ën tooli bescbuldigt hij ken iKei^ens vapi 
e|^x»er of «tmenrotting tegen de overheid. Te Zu^i0h 
Uelden zi^ in ^&9<& onderscheidene malen een gesprek 
teg<en swxngu en anderen , in tegenwoordigheid van 
den raad der stad. Omtrent het eerste gespr^ (dcati 
17^" Jannarij) teckent bulukcee aan , datzq uitwen* 
dig van een zedig en ingetogen gedrag waren ^ waar* 
door zij zich een groot^n aanhaQg Terwi^ven , . en é^t 
zij zich niet openlijk tegen de goddeloozen en* de ^yen^ 
heden verzetteden , om dezelve met «msoN's zwaavd, 
door oploop^ uit te roeijen. Bij verscheidene andere 
zamensprekingen , in Novemher van dit zelfde jaar te 
Zurick gehouden en waarbij vele Doopsgezinden, ook 
van dders tegenwoordig waren, werd wederom oveir 
dm doop gehandeld en worden de gedaagden van 
geene andere oproerigheid beschuldigd, dan dat zij 
niet willen a&taan van hun wangevoelen omUnent den 
doop. Gelijk er reeds in Januarij velai in de gev£in^ 
nis waren geworpen , zoo wwd er nu, den 30*^ No»- 
vember , een gestreng plakkaat tegen hen uitgevaardigd^ 
het eerste hetwelk van de zijde der Hervormden er- 
gens tegen de Doopsgezinden is gerigt. 

De aanhef van dit plakkaat luidt nog al oppierke- 
lijk : »Gij weet zonder twijfel en hebt van velen .wd 
gehoord , hoe dat nu over langen tijd sommige bij/.on-- 



— 88 — 

deren menschen , die zich zelve laten dunken geleerd 
te wezen, verbazend voortgekomen zijn, en zonder 
eeóige getuigenissen der H. Schrift bij de eenvoudige 
en vrome menschen voorgeven, gepredikt en zonder 
verlof en consent der Kerk verkondigd hebben, dat 
de kinderdoop niet uit god maar uit den duivel ge- 
groten is en dat hij daarom niet behoorde gebruikt te 
9Jjn. Deze hebben ook daarna een wederdoop verzon** 
nen ^." Hieruit blijkt, dat de Doopsgezinden te Za- 
rich en daaromtrent in 1625 reeds oper langen tijd 
zijn bekend geweest. Voorts zijn de eenige punten van 
beschiddiging in dit plakkaat hunne verwerping van 
den kinderdoop en het voorstaan van den^ wederdoop 
(namelijk bij personen , die als kinderen gedoopt war^i, 
hetgeen in de oogen van andersdenkenden wederdoop 
moest zijn), zonder verlof of consent van de Kerk. 

In het begin van 1526 had hubmeijëk nog eens weer 
zulk een gesprek tegen zwincli, waarin den eersten 
niets anders dan het voorstaan van den doop der be« 
jaarden en wederdoop werd te laste gelegd. Een ge- 
volg daarvan was, dat de raad te Zurick den weder- 
doop , om des algemeenen vredes en der gerustheid 
wille , zoo als het wordt uitgedrukt., op lij&-straffen 
verbood. Dit plakkaat werd echter niet voor 1530 
door den druk gemeen gemaakt '. 



^ BULLiNGERus, tegen de Wederdoopers , Nederd. uitgave van 
1569, bladz. 10 enz., maar met veranderde spelling. Dat zij 
den kinderdoop van den duivel afleiden, doet ons aan het exor- 
(ismus (daivelverbanning) bij de Roomschen denken, die door den 
èoop -dos duivels invloed meenden te verbreken. 

^ Over tfuBNBiJRB is onlangs uitgekomen: b. hobbibubii, Stifter 



— 89 — 

£r bestaan dus geene vaste beschuldigingen van op- 
roerigheid tegen de Doopsgezinden te Zurich. Even- 
min tegen die van Bazel en Bern , zoö als uit bulein-^ 
GER blijkt. Hij meldt ^ dat zij in iSib ook te 'Bazel 
oproeren en. scheuringen begonnen en . oecolampaihus 
aanvielen , gelijk zij xwmQLi te Zurich deden. Door 
zulke oproeren en scheuringen verstaat hij zeker huik 
voorstaan van deii doop der bejaarden. Ik wil niet 
ontkennen , dat bij sommige hunner eene zekere dweep- 
achtige rigting zigtbaar was; maar ook hast getuigt , 
dat zij zich hier ingetogen , onstrafFelijk van levenswan- 
del en zedig gedroegen.. Uit vrees en voorzigtigheid 
kwamen zij meestal des nachts te zamen, doopten^ zon- 
der eenigen opzien barenden toestel , lieten zich in volks- 
taal den Bijbel voorlezen en verklaren en baden ond^ 
eene diepe stilte van alle aanwezigen *. Wel is er in 
1535 onder Bazélsche landlieden een opstand voorge- 
vallen, maar HAGEnBACH, die de Zwitsersche Doopsge- 
zinden geenszins gunstig is , betuigt zelf ^ dat het zich 
niet naauwkeurig laat bepalen , in hoeverre deze op- 
stand met de Wederdoopers in betrekking stond ^. In 
den herfst van dit jaar hield oëcolampabios hier een ge- 
sfurek met hen y in tegenwoordigheid van den raad en 



der Wiedert&ufer auf dem SchwaTtzwalde-, im Tuschenbtich fOr Gesctdchte 
vnd AHertfmm m Süd-Deuttchiand , herausgegeb^i von h. schbbibbr, 
Freiburg m Br., 1839. Zie hier achter in de Bijlage. 

* HAST y 't. a. pi., S. 215 enz., waar ook het lezenswaardig 
gedpi«K tusBchen hem en oegolampadiüs voorkomt. Zij yoeren 
steeds het- gezag der H. Scbrift aan tegen de Kerkvaders, wti^rop 
dBOOLAMPADiDS zich beroept. 

' BA6KNBAGH. t. a. pi., II« dl., bl. 181.' 



— 98 — 

gten wandel hel>l>en bekeerd, ofschoon zij in hunne 
gevoelens dwalen« Eln £ij hebben geene kerken of ste- 
d«Bi ingenomen , noch zich verbonden tegen het geweld 
der overheden ^ noch iemand uit zijn land of goede- 
ren verdreven *." 



1 Aangehaald bij salenus ▲muHAMSZ., verdediging der Doopsge»n' 
den, bl. 32 j glasiüs, Gesch, der Ned* Kerk vóór de herv.y III« dl., 
bl. 66 en anderen. Door hagenbagh, t. a. pi., ïl^ dl., bl. 137, 
worden de Doopsgezinden (nadat hij eerst getoond heeft, 'dat er 
zich veel voor en tegen het verwerpen van den kinderdoop laat 
aanvoeren , op eene w^ , die ver van alle dweeperij is) beschal- 
digd: »van iets dweepachtig^eigenzinnigs en eenige over^anning, , 
omdat zij , wegens verschU van gevoelen hierin , de kerkelijke ge- 
meenschap met anderen verbraken en zich niet lieten bewegen, om 
zich aan een gebruik té onderwerpen, dat toch in den Bijbel 
niet wordt afgekeurd en dat toch in het algemeen niets ondirb- 
telijks in zich bevat; terwijl het toch niet op de letter der iiH* 
zetting aankomt y maar op den geest en de beteekenis, en de 
betrekkingen der kerk aanmerkelijk veranderd zijn.'' Gaarne 
eerbiedig ik ^ders overtuiging; maar dewijl zulk een beroemd 
en voortreffefijk man als hagenbach met zulk eene beschuldiging 
optreedt, zoo zij het mij geoorloofd, het volgende daartegen in 
overweging te gevm. 

1} De Apostelen konden den kinderdoop niet afkeuren, daar 
deze nog niet in gebruik was, evenmin als mis, aflaat enz. 

2) Het is niet genoeg , dat een gebruik niet onchristelijk zij ; 
zelfs wordt ér meer dan de nuttigheid vereischt , want ten op- 
zigte van de kerkelijke plegtigheden wordt gevraagd , hoe zij door 
oBRiSTOft^zijn ingesteld; en bij zijne instelling te blqven , is meer 
dan nuttigt is <^^ noodig. 

3) Dit neemt niet weg , dat wij op den geest zijner instellingen 
moeten letten. Op de vraag, wat de doop beteekent, antwoorden- 
wij: vergeving van zonden, wedergeboorte of heiliging en zelftoe- 
wijdingaan het rijk van Christus; en wij gelooven dus, dat de doop, 
wegens deszel6 beteekenis , voor allé geloovigen maar ook alleen 



— 93 — 

Belangrijk is het daarenboven op te merken, wat hast 
onlangs van die eerste Zwitsersche Doopsgezinden ge- 
schreven heeft. Hij haalt eerst veel aan, wat hun te 
laste werd gelegd , en waardoor men zich , hetzij zulke 
beschuldigingen waar of valsch waren, wel moest la* 
ten beween, om hunne verspreiding tegen te gaan. 
)>Maar, zegt hij, men vei^ete niet, wat er daarbij 
overdreven werd en dat ook zelfs de eerste Christen^i 
veel door de keizers werden belasterd, het lot van alle 
geheime gezelschappen. Eindelijk bedenke men te- 
vens, dat ook hunne hevigste vijanden zulk een blaam 
niet op hen geworpen hebben. Scultetus prijst hun 
godzalig en werkzaam Christendom. Wolfgang gapito 



voor gelooYigen geschikt is, en dat Wij alzoo naar den ^pattt des 
Euangelies handelen. 

4) De betrekkingen der Kerk veranderen nooit zoodanig, of 
wij moeten ons blijven houden aan dat, wat met den geest 
des Euangelies overeenkomt. Zoolang de doop die beteekenis hou- 
den blijft, moet dezelve alleen aan zoodanige personen worden 
toegediend , die wegens deszelfs beteekenis daartoe geschikt zijn; 
d. i. die vergiffenis noodig hebben en die zich vrijwillig kunnen 
en willen heiligen en toewijden aan god en ghbistus. 

5) Het is dus niet iets dweepachtig-eigenzinnigs noch overspan- 
ning, als de Doopsgezinden zich in dezen houden aan den geest 
der H. Schrift. Men zie nader mijn Handboekje over Doop en Doops- 
gezinden, 2^« druk, Leetnv.f 1834. 

|k verheug mij echter hartelijk, dat in weerwil van deze af- 
wijking de Protestanten alle hetzelfde formeel beginsel hebben, dat 
zij zich namelijk houden aan het gezag der H. Schrift boven 
alle menschelijk gezag; en dat zij dezelfde rigting volgen, om n.1. 
overeenkomstig de regelen eenet goede uitlegkunde , met eene vrije 
ontwikkeling van den menschelijken geest, die Schrift te leeren 
verstaan. 



^ U -^ 

betuigt , dat Yelen hunner godzalige en ware dienaren 
Gods waren , martelaren en getuigen van gheistds en 
Tan de regtgelooyige , Iteve broederen. 2Lelfs bbza kan 
dit niét t^enspreken^ en belqdt daarbij , dat eenigen 
hunner meer medelijden dan straf verdienden en dat 
men met regt onderscheid tusschen hen moest maken.'' 
Hoe dan echter de Hervormden zelve met zulk eene 
vervolgings^zucht tegen die Zwitsersche Doopsgezinden 
kondffitï woeda:!? Men denke aan den minder ver^ 
draagzamcm- geest van dien tijd in het algemeen en 
valle dus obk die vervolgers, nodi zwingli zelven te 
hard, al hebbe hij het zelfs gezegd: 3»qui iterum 
mei^it , mergatur ^ !*' Bij die vervolgingen zelve be- 
hoeven wij hier niet stil te staan. 

Giüisius betuigt (t. a. pL), dat het hem niet geble- 
ken is , of de leer der Wederdoopers uit Zi¥iiserland 
dan wel uit Saksen (van de oproerige boeren) alhier 
is bekend geworden ^ maar dat de gematigde en zacht- 
moedige denkwijze der eersten , die hier gestraft wer- 
den > hem doet overhellen , om te vermoeden, dat zij 
ttit het land der Alpen is overgebragt. HAGSNBJUai.zegt 
ook van de Zwitsersche Doopsgezinden, dat zij zich 
eerst wel langen tijd , niettegenstaande bedreigingen en 
straffen, in hun vaderland bleven ophouden, maar dat 
er tevens velen naar Beijeren gingen en dat later de 
meesten vertrokken naar fVestphalen en de omstreken 
van den Neder^Rkijn; dat Munster hunne verzamel- 
plaats werd en hier het fanatismuis ten top steeg •, ter- 



^ HA8T, S. 131, W8arraed« men yergelijke hoornbsSk^ Skmim 
Controversiarum , pag» 364* 



— 95 — 

wi)l hi| alzoo niet alleen van hen op eothmann, ian 
VAN LEIDEN en KNIPPERDOLLING oveTgaat y maar ze teyens 
voorstelt, als waren zij de bronnen, waaruit de laat*- 
sten hunne dolheid putteden l. Dat is te veel gezegd. 
Heeft Munster hare heroa*ingen aan de Zwitsers te 
danken? Mag Qien den overgebleven aanhang \an 
MVNZE& voorbijzien? Waren niet de eerste aanleggers 
van de omkeering der zaken te Munster Luthersgezind 
ën hechtte men zicdi daar niet eerst later aan het punt 
van den doop der bejaarden , om de voorstanders 
van dit gevoelen , waaronder zoo vele eenvoudige men*- 
schen zich bevonden, te verleiden en. te lokken ^. Ik 
heb bij eene vroegere gelegenheid op de vearsduUende 
afkomst en -zeer ongelijke oorzaken van ontstaan bij de 
Doopsgeadnden en Wederdoopers gewezen en ben daar-^ 
in op ^iéuw bevestigd , door de onderscheiding , die 
de Duitsche geschiedschrijver leokh.d bamke, ^angfr 
tussdien de strekking der twee partijen, welke beide- 
den doop der bejaarden vx>orstonden, heeft gemaakt 3. 
Het kan zeer wel bewezen worden , dat de Doops^ 
gezinden van Zsvitserlcmd af tot aan de Nederlanden^ 
steeds noordwaarts op en vooral langs den Rhijnkant , 
gedurig meer en meer bekend en vervolgd werden*, 



* AMSNBAüa, t. a. pi.; II* dl., bl. 197, 198. 

* Geschiede der Doopsgez, m Gronmgm eiatt.. Il* dl., bl. 221. 

' Geschied, der Daopsgez. in Friesland , bl. 12 eoï., in Gromnr 
gen enz., I* dl., bl. 32—^2; l. ranke, Deutsche GescMchte im 
Zeitalter der Reformation , IIt« Band, Berlin 1840, S. 504— 564 j 
waarmede vergeleken worde bensbn, Geschichte des Bauem Kriegs 
in Ostfranken^ Erlangen ^ 1840, en l. t. hbyd, vluch^ herzog von 
Wvrtemberg, Tid^ingen, 1841, Ier Band, Iller Abschnitt. 



— 96 — 

waartoe ook de prediking en het martelaarschap van 
hunne leeraars in Duitschlandj vooral van sattlea, 
fiUBMEUER en Bi^AUKOCK , niet weinig bijhragt. Maar het 
is eene andere vraag y of zij ook in Nederland zijn ge- 
komen-, of althans hunne gevoelens, reeds vóór menno 
en vóór de Wederdoppers, hier zijn bekend gewor- 
den? Ik meen, toestemmend daarop te kunnen ant- 
woorden; want volgens een brief, door de Zwitsersche 
Doopsgezinden van dien tijd geschreven, geraken wij 
tot het gevoelen, dat deze in eene zekere betrekking 
of :gemeenschap met de Doopsgezinden in Nederland 
hebben gestaan. 

Onlangs heb ik dezen brief, ook bij van gent te 
vinden, aangetroffen in het zeldzaam geworden boekje: 
Successie jinabaptistica, hetwelk ik, met anderen, lan- 
gen tijd voor geheel verloren had gehouden K In deze 
Successio wordt melding gemaakt van zulk een brief: 
»die de Switsersche broeders, tot de nederlStsche we- 
derdopers, van haren oorspronck gheschreven hebben, 
een jaer later. Anno 1522." Ik moet hier evenwel bij- 
voegen , dat VAN GENT niet van Nederlandsche Doops- 
gezinden spreekt, maar van hunne broedere bij Keu^ 
len. Dit woord bif Keulen is echter even onbepaald 
uitgedrukt als de woorden Nederlandsche fVederdoch- 
pers. Daar de Successio zelve te Keulen, ^edxukl is, 
ben ik van gedachte , dat men te dezen opzigte meer 
naauwkeurigheid verwachten kan bij den Keulenaar , 
dan bij den eenigzins van de plaats verwijderden van 



^ Het is mij in handen gekomen door de dienstvaardigheid 
van mijn vriend, de Wel. Ecrw. Heer a. dr vmss, te Haarlem^ 



— 97 — 

GENT. Daarenboven is de Successio ouder dan het stuk 
van den anderen. Het eerste namelijk is uitgegeven , 
sumptibus Bemardi Gualtheri , Coloniae , in klein 8°, 
1603 en ook in 12°, 1612-, terwijl van gent's geschrift 
eerst in 1668 volgens een oud manuscript werd afge- 
drukt. 

Bij VAN GENT wordt het jaar niet gemeld , waimeer 
deze brief zou geschreven zijn. Maar opmerkelijk zijn 
in de Successio de woorden : eenjaer UUer, Anno 1522. 
Dit slaat klaarblijkelijk terug op hetgeen de schrijver 
vroeger, bladzijde 14, van munzee heeft gezegd, dien 
hij in 1521 laat optreden. Dan vervolgt hij, kort vóór 
de mededeeling vanden brief: )>dusdanighe beghinselen 
hebben de sprinchanen der wederdoopers aenherecht" 
enz. oMaer die wederdoopers haer schamende van al 
sulcke oproerighe fundamenten" enz., beroepen zich 
op gemelden brief. En na deszelfs mededeeling ver-, 
volgt hij : Mwelcke van dese beyde beginsele voor de 
warachticliste aengenomen werde, is weynich aenghe- 
legen, dewiel zy beyde maer een jaer van de anderen 
verschillen : Ende gelijc de eene groote beroerte , op- 
loopen en rebellie int beginsel aenghenomen heeft, soo 
heeft de ander geen minder in haer voortganck toeghe- 
^telt." Het lasterlijke in deze beschuldiging tegen de 
laatsten daargelaten, zoo.kuimenwij hier toch opmerken, 
dat de zeer partijdige Roomschgezinde schrijver der Suc* 
cessio 1 , zijns ondanks aangehaald mag worden tot een 

^ Ik kan nift nalaten, een paar staaltjes van des schtijrets 
geest tegen alle Onroomschen mede te deelen. Reeds ' daideSijk 
in de Yoorredey bl. 4, geeft hij te kennen: dat hij het naakte 
beeld van het Doopsgezinde corpus (als het eigst bedorven), in 

7 



— 98 — 

bewijs voor een verscliillend beginsel of verschillendcsi 
oorsprong der Doop^ezinden en Wederdoopers. En 
wat ons bier het voornaamste is , uit bem blijkt , dat 
die Zwitserscben hebben geschreven in antwoord op 
een brief van hier. Want zij zeggen in dien brief: 
»nademael ghij ons hebt gebeden des beginsels hal- 
ven der Switscher broederen" enz. Dus bestonden er 
reeds in 1529 Doopsgezinden op die plaatsai, tot welke 
de brief was gerigt ^ en deze Doop^ezinden waren in 
bett^king met de Zwitserscben ^. 



al zijne leden, vooral die in Nederland gedomineerd hebben, wil 
voorstellen en van lid tot lid anatomizeren. Verder, op bladz. 
13, valt hij LUTUER aan, die door den vleesche verwonnen op 
Kersnacht met eene gewijde non uit het klooster liep en van 
zijn familiaren vriend satan den sleutel van de put des afgrond» 
had ontvangen. Deze, zegt hij, heeft met zijne a%rijs8elijke leer 
zulk een smoos verwekt, dat hij de zon der regtvaardigheid , 
CHRISTUS, en de maan, de heilige Kerk, meende te verduisteren. 
Uit dezen rook zijn voortgekomen verscheidene springhanen (dit 
woord bevalt hem overal bijzonder) , de Confessionisten , Zwingli- 
anen, Calvinisten en Mennisten of Wederdoopers , welke laatsten, 
als apen van de Catholieken, zich beroemen te hebben Succes- 
sionem Apostolicam. Met deze en dergelijke consorten heeft lu - 
THBB willen opbouwen eene toren van Babyion enz. 

* De briefis te vinden bij c. van gent, Gnmdliche Historie y 
S. 85 en ook bij moded, Grondich bericht van de eerste beghinselen 
der WederdoopschêSeckten, Middelburg, 1603, bl. 146. Deze zegt, 
dat de brief gezonden zou zijn aan nherdoopers, die woonen om- 
trent Cetden ende Aken^ ten tijde als daer twist was tusscben 
die Ylaminghen ende hbndbick nabldemans volk, die men den 
Dreckwagen noemt ," en toont dus ten opzigte van den tijd ge- 
heel in de war te zijn, weshalve mede op zijne vermelding van 
plaats niet is te rekenen, hooembbck schrijft, t. a. pi., pag. 389: 
nepistolam dederunt ad AnabaptiêUu Belgas," Ik zal den brief. 



— 99 - 

Nu is het de -vraag, of vn^ bewijzen kunnen, dat 
hier in 1593 Doopsgezinden geween zijn, aan welke 
de Zwitsers geschreven hebben? Wij hd3ben reeds ved 
gezegd van de Wald^ozische gevoelens in deze gewes- 
ten , uit Jn.aanderen , Engeland en Bohemen hier ge** 
bragt^ Maar om niet op losse vooronderstellingen te 
steunen , zidlen wij dat alles Toor dit oogenblik laten 
varen, en ook nog nietiil aanmerking nemen die Doops^ 
gezinde martelaren, welke slechts eenige jaren later, 
in 1587, alhier gedood zijn. Want gaarne zouden wij 
zel& de scherpziimigste twyfeling w^ willen nemen. 

Ik jAeegk yooreerst eenig bew^s te kunTKffi vinden bij 
WAGENAAA , in zijne Besckr^ving pan Amsterdam , 8° , 
IIP' Stuk, bl. 6^ 66, 111 en 115. Sedert het jaar 
1518 was daar schout geweé^ jan HmBEECHTSz. , die 
niet slechts de Onoroomschen in het algemeen een goed 
hart toedroeg, maar ookbij vcrschiMelide gelegenheden 
getoond had , de Wedevdoopers • ih lajne beschexsningi 
te nemen en t^en dreigende gevaren te waarschnwen^ 
Deze man w»rd in rl540 aangeklaagd en veroordeeld 
w^ens ketterij. »De Procureur-Greneraal hield den ra* 
den Toor, dat Mr. jan hitibreghtsz. in het jaar 1518 
schout van Amsterdam geworden was \ dat sedert dien 
tijd de gereprobeerde secten van Lutherije^ Sacramen- 
tisterije ende Herdooperie aldaar opgekomen en sterk 
toegenomen wioren." In de sententie zelve staat: »Ltt- 
terije, Sacramenti^er^e ende Herdoperie, mitten an* 
deven van dien , ende seer veel persoonen daer mede 

wegem éenèïh TenoAardlieid en iherkwatffdigheid , hier achter 
in eene Bijlage laten volgen, geüylt' dezelve TOorkomt in de Sue- 
cessie AnalM^iisUeay bladz. IS enz. 

7* 



— 100 — 

besmet geweest*/' alsmede » omtrent den jare XXV ^ 
hadde die DeËiillant wel geweeten , dat eenige persoe- 
nen vergadert waren geweest, ende haer toegang ge^ 
kad hadden tot suspecte persoonen van der Secten we- 
sende, 't welk hy geliengde ende deur de vinger sag^." 
Wij mogen nog iets verder gaan en niet alleen aan- 
nemen/ dat er toen gemeenschap tiisschen de Doops- 
gezinden in Zwitserland en déze gewesten bestond , 
maar ook , dat zij vervolgens uit Zwitserland hier ge- 
komen zijn. Ottius teekent aan op het jaar 1525, dat 
zij toen> zwervende door Zwitserland esa andere dee- 
len van DuUschUmd^ door de overheden van dwaling 
overtuigd en uitgeworpen ('t geen terugslaat op de ge- 
beurtenissen te Zurich en Bazel) y zich naar Neder-- 
Duitschlandy inzonderhdd naar Westphxüen^ Friesland ^ 
Holland enz., hebben begeven. Antwerpen wordt uit- 
drukkelijk door hem genoemd , en. het is genoeg be- 
kend, dat deze stad reeds vroeg eene vergaderplaats 
van de Doopsgezinden geweest is , werwaarts zij van el- 
ders de vervolgingen ontweken en vanwaar zij zich bij 
gelegenheid weer naar andere plaatsen verspreidden ^. 



^ Ook komt bij j. f. foppens, ia zijae BibUotheca Belgicüj 
BruorelliSf 1739, .tom. II, pag. 636 de volgende zinsnede voor: 
)>J0ANNES FABBR, Dayentrlëhsis , ex ordine f. f. praedicatorum , 
Thcologus Graece doctus, drca aimum 1520 celebriSy scriptis contra 
Ltttheranos et AnMbaptistas editis emlcuit atque ab Erasmo in Epis- 
tolis laudatur. Hic inter scriptores ordinis Praedicatorum praeter- 
mittitur.'' Ik wenschte wel naauwkeuriger te weten, of hij om* 
streeks dat jaar 1520 tegen de Doopsgezinden geschreven hebbe; 
daar zulks misschien mede tot een bewijs voor kun toenmalig be- 
staan in deze gewesten strekken zou. 

' orrn, AnnaleSf pag. 35. Een bewijs te meer,. dat de brief 



— 101 — 

Schagen meldt ook , op gezag van den Martelaers^ 
spiegel der Doopsgezinden y te Haarlem gedrukt^ op 
het jaar 1684 , dat eenigen van die Zwitsers zicli naar 
onze Nederlanden begaven , en voegt er Lij: »alwaer 
zij hunne geloofegenooten in stilte vonden^." Gemelde 
Martelaars-spiegel voert nc^ aan (inleydinge^ bladz.53) 
een getuigenis van de Bazelsche Cronyk: ))dat vóór 
den jare 1628 de Wederdoopèrs in loeide de overige 
{Zwitserland en Duiischland) en Nederduitsche landen 
met hoopen opgegaan zijn; gelijk ook getuigt zeker 
boekske van migsiel sattlbk, die gedood is anno 1637-, 
dat ec in zijnen tijd zekere handeling van gemeenten is 
geweest, hetwelk niet wel xou kunnen geschied zijn, 
indien ze op het jaar 1624 eerst begonnen waren." 

Wanneer wij nu dit alles bij elkander voegen, dan 
-kan het mijns achtens niet vreemd meer schijnen ,. dat 
dé Doopsgezinden ook in deze gewesten van dé Zwit- 
sers-Duitsche zijde versterking hebben ontvangen. Dan 
worden wij gedrongen , om het gevoelen te volgen van 
.KOENEI.IUS VAN HUTZEN , die zegt , dat de Doopsgezinden 
jnede in Zwitserland en den Elzas geene andere ge- 
boorte dan door de Waldenzen hebben, en dat de 
Doopsg^inden in Noord-Nederland hunne afkomst mo- 
gen rekenen niet alleen uit Braband en Vlaunderen , 



van de Zwitsersclie broeders vóór 1525 moet gesteld worden ; 
want zoodra hier eigenlijke Zwitsers waren gekomen, wordt het 
onwaarschijnlijker, dat de Nederlanders nog derwaarts schreven 
om inlichting wagens hunne opkomst. Zij konden het dan wel 
mondeling vernemen. 

' scBAGBN, dt Kerk der Nederlandscbe Doopsgexmden in derzeher 
Kt' formatie f hl. 22. 



— 102 — 

maar ook uit Zwitserland en den Elzas *. De grond 
langs de oevers yan den Wujn ^as ook wel zoodanig 
toebereid; dat het zaad des Euangelies in goede aarde 
kon ontvangen worden. Men herinnere zich; wat ik 
boven heb gezegd , dat een Waldens in de XV*' eeuw 
zeer goed van Keulen naar Milaan kon razen, zonder 
anders dan bij een geloofsgenoot zijn nachtverblijf 
te nemen. Ja, reeds in de XIH'* eeuw werden er te 
Metz bijeenkomsten gehouden^ waarin eene menigte van 
mannen en vrouwen met grooten ijver de H. Schriften, ^ 
in het oud-Fransch vertaald (denkelijk de overzetting 
van wALDUs); lazen ^. Zoo maakt ook ullm an ons aan- 
dachtig ^ dat de Waldenzen zich reeds sedert deXIIP' 
eeuw naar Duitschland hadden verspreid en dat men 
in Zwitserland , langs den Rhijn in Schwaben^ Tkurin" 
gen en Beijeren niet weinigen hunner vond. ))Zij had- 
den zich tot gezelschappen vereenigd, zegt hij , die 
onder elkander in verbindtenis stonden en hunne leer 
zochtten te verspreiden. B^zonder talrijk waren zij aan 
den Botfen-Rhifn , bij en te Straatsburg; echter vertoo- 
nen zij zich ook op andere plaatsen , in Mainz, Augs- 
burg , Dünkelsbühl; ontdekt , vervolgd , ter dood ge- 
bragt , blijven zij toch tcA in de XV** eeuw voortbe- 
staan. Nu treedt de Husótische beweging daar nog bij" 



^ K. VAN HUYZBN, HUtorttdtA verhondeUng van de opkwnst en 
voortgang der Doopsgezinden ^ U. 8; waar hij» er bijvoegt, dat hij 
deee afkomst der Nederlandsche Doopsgezinden , door de afstam- 
ming van vele aanzienlijke familiën y kan bewijsen. 

* M FBLicE, Essai sur fetprü et Ie but de l'InstUtUion Biblique, 
Paris, 1824, p. 242 



^ 103 — 

enz. ^. Dat ni^a»' lezers daarenboven van «racht op- 
slaan, en zij zullen zien, hoevele honderden van, Doops- 
gezinden er van de XIIP* tot de XVP' e©aw langs den 
Rhijnkant ganarteld zijn. En: in de dagen van dé groote 
hervorming zelve vond mssa wel 50 Doopsgezinde ge* 
meenten van den Eifel tot Morapië ^ reeds vöór 1630, 
van welke iedere gemeente 500 of 600 leden telde *, en te 
Straatsburg zoo men toen eeiis eene vergadering van 
meer dan 60 Doopsgezinde leeraars (misschien de ver- 
gadmng door sattlee genoemd) hebben, gehouden ^. 



Toen ik de geschiedenis der Doopsgezinden m Fries-- 
land beschreef, kon ik in dat gewest ge€3ie sporen van 
Waldenzen noch van bekendheid met hunne gevoe- 
lens vinden; gelijk ik daar breedvoeriger heb aai]^e- 
toond. Onze beroemde hoogleeraar hc^stede de a&ooT 
heeft daaruit begrepen, dat dus de Waldenzische af- 
komst van de oudste Doopsgezinden in Noordr-Neder- 
hmd niet bewijsbaar wezen zou. Ik heb daarop ge- 
antwoord, dat ik daarom niet zoo terstond van onze 
overige provinciën kon zeggen , wat ik van Friesland 



* c. ULLMANN , RefomuUoren vor der Reformation , Theil I, S. 372. 
Dezelfde schrijver geeft ook belangrijke wenken over de weten- 
schappelijke ontwikkeling langs de boorden van den Rhyn, en 
noemt de steden, welke hierin hebben uitgemunt, waaronder 
ook de zetels der vroegere Doopsgezinden ^ Bazel , Straatshwg , 
Motns , Trier en Keulen Th. I , S. 311 . Keulen was echter steeds in den 
Dominicaner geest van inquisitie en eene beschermplaats van ob- 
curantismus tegen voortgaande ontwikkeling; Th. I, S. 119: of- 
schoon wij er later vele Doopsgezinden ontmoeten. 

* HAST, t. a. pi., S. 159. 



— 104 — 

beweerde ^. En inderdaad, bij de behandeling van Gro^ 
ningen , Operyssel en Oost-Friesland meende ik ze wel 
te ontdekken-, vooral in de beide laatste gewesten. 
Want in 1609 werden er ook in Mecklenburg en Hol- 
stem 9 en dus aan de grenzen van Oost-Frieslandy Wal- 
denzen gemarteld. In dit laatste land, waar de her- 
vorming het eerst openlijk omhelsd en beschermd werd, 
was hun het binnenkomen zeker niet moeijelijk*, ter- 
wijl ook VAN HtJixzEN vele der voornaamste geslachten, 
bij de Doopsgezinden te Hamburg , AUona en Emb- 
den f van de Waldenzen afkomstig rekent 2. Men houde 
daarbij in het oog, wat ik reeds meer van de Tisse^ 
ronds in Vlaanderen en in Twenihe en Noord^Hol- 
land heb gezegd. 

Andere sporen van de Noord-Dultsche zijde heb ik 
niet ontdekt; of ik mogt misschien melding kunnen 
maken van de overblijfselen der kettersche Stadingersy 
die in de XIII** eeuw zoo gruwelijk zijn vervolgd. 
Toen vlugtten eindelijk velen hunner naar Friesland. 
Hier werden zij door de ingezetenen ondersteund, maar 
zij zelve zoowel als de Friezen door graaf floeis IY 
verslagen. Men weet echter te weinig van de gevoe- 
lens der Stadingers, die wegens hunne ongehoorzaam- 
heid aan de geestelijken niet weinig belasterd werden 
en niets minder dan dienaars van den duivel zouden 
geweest zijn (even als de Waldenzen in Vlaanderen), 



^ HOFSTBDB DR 6B00T , VerhondeUng m het Nederl, Archief voer 
Kerkel^ke Geschiedenis ^ van de hoogl. kist en rouaards, II« dl., 
1842, bl. 170; Geschiedenis der Doopsgez» in Groningen^ Overyssel 
en Oost-Friesland^ II« dl., bl. 220. 

' Geschiedenis der Doopsgezinden in Groningen enz., I« dl., bl 8. 



— 106 — 

om te durven zeggen y dat zij van afkomst of begrip^ 
pen Waldenzen zijn geweest. Want die overeenkomst 
in de duivels-dienst is toch een zwak bewijs. Wij kunnen 
dus evenmin vaststellen , dat zij Waldenzische begrip- 
pen hier te lande , of bepaaldelijk in Friesland^ heb- 
ben gebragt. Ik rekende mij echter verpligt, eenige 
melding van hen te maken ^ daar ook glasius betuigt, 
dat deze ketterij medewerkte y om langzamerhand ve- 
ler blinden oogen te openen ^. 

In Friesland heb ik het ontstaan der Doopsgezin- 
den hoofdzakelijk daaraan toegeschreven , dat de men- 
schen door de tijdsomstandigheden ^ zoowel in het gods- 
dienstige als in het staatkundige , . gedrongen werden 
tot het onderzoek der H. Schriften. Dit onderzoek houd 
ik ook in de andere Noord-Nederlandsche gewesten 
voor eene hoofdoorzaak , waaraan het genootschap der 
Doopsgezinden hier deszelfs aanzijn verschuldigd is. 
JVIaar als men vraagt^ of zij hierdoor bekendheid met de 
Waldenzen of Waldenzisch-gezinden , dan of zij door 
de tijdsomstandigheden tot dit onderzoek gekomen zijn, 
zoo meen ik te mogen gelooven , dat men de eerstge* 
melden niet moet vergeten , vooral wat Holland ^ Zee-- 
landy Utrecht en Oi^eryssel betreft. De Waldenzen 
hebben toch de Schrift niet alleen in het Ylaamsch 
vertaald, maar deze taal was zeker ook meer in de 
overige gewesten bekend, dan in Friesland , hetwelk 
toen in spraak en zeden niet minder nationaal of pro- 
vinciaal geweest zal zijn , dan tegenwoordig. Evenwel 



* WA6KNAAR, VüderL Historie, II« dl., bl. 373; glasius, Gesch. 
der NederL Kerk vóór de hervorming y II© dl., bl. 72. 



— 106 — 

wil ik den invloed der tijdsomstandigheden^ ook in 
deze overige gewesten , niet buiten sluiten. Maar de 
geest van dien tijd baarde hier zoowel eene geschikt- 
heid tot hervorming in het algemeen, als tot eene 
bepaald Doopsgezinde rigting. Zk)o zull^d bij voorbeeld 
de staatkundige rampen en de algemeene vrijheidszucht 
onzer vaderen , de zedeloosheid en het ijdel kerkgebaar 
der Roomsche priesters, de uitvinding der boekdruk- 
kunst, de pogingen van geert g&oete en zijne vol- 
gelingen den Doopsgezinden in de hadden hebben ge- 
werkt. Maar zal niet ieder daarvan uitgaan, die de 
opkomst ook van eenig ander Protestansch genootschap 
in ons vaderland beschrijft? 

Het kan eenigzins vreemd blijven schijnen , waarom 
wij, v6<ir de oproerigheden van de Munsterschen , hier 
nog niet meer vaste sporen van de eigenlijk Waldenzi- 
sche Doopsgezinden aantreffen. Dit laat zich echter wel 
verklaren. 

Vooreersty de Waldenzische Doopsgezinden waren 
uit hunnen aard still(»i in den lande , zoo als ik reeds 
meer heb aangemwkt. De Wederdoopers waren fana- 
tiek en vertoonden zich met het staal in de vuist. 

Verder y de Waldenzischen bleven lang stil , om der 
vervolgingen wille. Ook dit heb ik reeds boven ge- 
zegd en kan nader worden opgehelderd door het schrij- 
ven van den martelaar leonabd schoener , een leerling 
van HUBMEUER, in een brief van i528. »Wij zijn ver- 
strooid, zegt hij daar, gelijk schapen, die geen herder 
hebben , en moeten verlaten ons huis en hof, en zijn 
als nachtraven , die zich in de steenrotsen houden. In 
holen en klippen zijn onze kameren *, men staat naar 



— 107 — 

ons, als naar de vogelen , die in de lucht Tliegen. Wij 
gaan rond in de bosschen, men zoekt ons met de honden. 
Men voert ons als stomme lanmieren, die hunnen mond 
niet opdoen^ gevangen en gebonden. Men heeft de ge- 
loovigen aan boomen gehangen , geworgd , in stukken 
gehouwen^ heimelijk en openlijk verdronken. Niet alleen 
de mannen maar ook de vrouwen en maagden hebben 
hiermede de waarheid betuigt^ dat jezus chkistus de 
waarheid is en de éénige weg tot het eeuwige leven. Nog 
raast de wereld en rust niet en woedt als onzinnig. Zij 
versieren leugenen tegen ons^ houden niet op met bran- 
den en moorden •, zij maken ons de wereld te eng *.** In 
1529, toen zij door het edict van Spiers plegtig van 
den rijksvrede werden uitgesloten , gingen zij nog gevaar- 
voller toekomst te gemoet. En o&choon zij hun geloof 
liever hadden dan hun leven, dongen zij niet met dweep- 
achtigen ijver naarde martelaars-kroon, maar waren zelfs 
bekend door hunne voorzigdgheid , waarmede zij dik- 
wijls aan de gespannene strikken wisten te ontsnappen. 
Daarenboven zijn zeker niet alle Waldenzen, die 
hier kwamen , of alle die door middel van hen tot de 
Euangelische waarheid zich wendden. Doopsgezind ge* 
worden. Hoewel ook limbokch, die hunne gevoelens 
in de gedenkstukken van de inquisitie te Toulouse zoo 
naauwkeurig heeft onderzocht , van de Waldenzen ge- 
tuigt, dat geene Christenen grootere overeenkomst met 
hen schijnen te hebben , dan die, welke men Menno- 
nieten noemt (gelijk ik boven, bladz. i8, heb aange- 



^ VAN bhaght; IIo dl., bl. 4. Bij hem kan men zien, dat deze 
treffend welsprekende taal van s€hobnui niet overdreven i$. 



— 108 — 

haald); zoo meen ik echter te mogen gelooven^ dat 
hunne volgers hier in tweederlei rigting gevallen zijn, 
terwijl zij echter in het hoofdbeginsel eensgezind ble- 
ven. Ypey en dermont hebben reeds opgemerkt, dat 
de Nederlandsche Waldenzen, sedert de hervorming, 
waarschijnlijk in twee bijzondere takken zijn verdeeld, 
waarvan de een den kinderdoop voor geoorloofd hield, 
de ander voor niet geoorloofd-, dat tot den eersten tak 
de Waalsche Waldenzen of de leden van de Waalsch- 
Hervormde Kerk behoorden en tot den anderen , die^ 
welke in de noordelijke deelen der Nederlanden y zoo- 
wel in Holland en Friesland als in Fïaanderen woon- 
den , en daar Doopsgezinden werden genoemd ^. 

EindeUjk waren welligt sommige Doopsgezinden in 
naam Luthersch , eerst de algemeene benaming van de 
ketters , nadat luther opstond ^ en werden zij dus met 
de Lutherschen verward-, gelijk ik reeds bij hunne 
Geschiedenis in Friesland (bladz. 47 enz.) heb aan- 
geq[ierkt. Ook het straks aangehaalde uit wagenaaa , 
omtrent de zamenvoeging van Lutherije y Sacramentis- 
terije en Herdooperie , ^n uit foppens , die van joankes 
FABE& zegt , dat hij tegen de Lutheranen en Anabap- 
tisten schreef; kan ten minste voor de aanvankelijke 
verwantschap en betrekking tussehen beide genoot- 
schappen pleiten. Ik heb wel eenige twijfelingen van 
den oordeelkundigen diest loegion daartegen verno- 
men , maar heb ze toch niet van zoodanige aard gevon- 
den f dat ik door dezelve van gevoelen veranderd ben ^. 



* YPBY cn DERMONT, Gesch, der Nederl. Herv, Kerk^h dl., bl. 296. 

* DIKST LORGioN, Gescfóedenis der Hervorming in Friesland; aaa 



— 109 — 

Mij dunkt , de geheele loop der tijdsomstandigheden 
bragt het zoo mede , dat de Roomsche Kerk eerst me- 
nigeen Yoor Lutheraan schold^ die slechts afweek van 
de pausselijke leer^ ofschoon hij eigenlijk Doopsgezind 
ware •, gelijk later , integendeel , menigeen tol den aan- 
hang der Herdooperie werd gerekend, die toch niets 
anders dan een opregt volgeling van luther meende te 
zijn; juist, om hem dies te meer gehaat te makefi. 
De grenzen tusschen de zoogenaamde kettersche sec- 
ten waren toen nog niet zoo naauwkeurig afgebakend ^. 
LiTTBEA hield de banier in handen^ om welke zich 
aanvankelijk allen ^ op korteren of verderen afstand 
schaarden, zelfs tot de profeten van Zwickau toe. Ik 
wil gaarne gelooven^ dat vele Doopsgezinden , even als 
de Doopsgezinde martelaar leonard kaisek^ den groo- 
ten man van Wittenberg hoog hebben geschat en zel&, 
tot zoolang LUTHER zijne gevoelens nog niet meer in 
bijzondere punten geopenbaard had^ zich voor Lu- 
thersgezind hebben gehouden , of zelve niet r^ wis- 
ten, in hoeverre zij Luthersch waren. Abnoud heeft uit. 
geloofwaardige schrijvers , zoo als seckendorff , omus 



wien ik overigens , yoor zijne loffelijli^ vemielding mijner Guchied, 
der Doopsgezinden in Friesland^ hartelijk dank betuig, omdat ik 
op zijn oordeel prijs stel. 

' Vandaar, dat men de beide ketterijen wel eens nevens el- 
kander voegde , zoo al niet met elkander, verwarde ,* zoo als, om 
een enkel voorbeeld te noemen, gedaan wordt door MikTTUABua 
TYMPius, in Gatalogo episcop. Monast. op FBBDsaicu8 a wkda: »et 
sub hoc FREDERiGO, cujus frater hermanncs Archiëpiscopus Goloni- 
ënsis ob haeresin fuit exauthoratus , infelix lolium sequutus Lutheri 
et Anabaptistanim" etc. iCf. a. matthabÏ, VeL Aeti AnalectOf tom. 
V, pag 187. . 



— 110 — 

en scuLTETUs, eenige voorbeelden van personen en plaat- 
sen bijgebragt , waaruit blijkt, dat de eerste bervormeis 
omtrent bet punt van den doop, bij den aanvang nog 
zeer twijfelacbtig waren*, voorbeelden namelijk van me* 
LAiïCHTON , CAPITO , oEGox<AMPAmus en vau iiUTHEA zdlveu^ 
en van gemeenten als te NordUngen en WaUhhut , waar 
men ook die leden duldde, welke buime kinderen niet 
ter doop bragten maar ze alleen door oplegging der ban-» 
den en door een gebed den Heer wenscbten te bebben 
aanbevolen-, terwijl zij tocb tevens den kinderdoop uitoe^ 
fenden aan diegenen , welker ouders nog zwak waren ^^ 
Later werd de scheiding duidelijker, 2V)0wel tusschen de 
Lutberscben en Doopsgezinden , als tusschen ldther en 
zwiNGLi^ tusschen zwmGu en de Doopsgezinden in Zwii-^ 
seriand f zelfs tusschen zwingli, x^CTHsa en cALvmus. Toen 
werden de Doopsgezinden bevonden , het verst van de 
overigen af te staan^ bij zoo menig ond^ling versclxil in 
b^ipp^;!, bij de hervormers zelve. Toen echter zag 
men ook velen, die Luthersch heetten, nog meer naar 
de Doop^ezinde zyde afwijken. .» Waren teerst niet Lu- 
theranen en Lutherinnen, die hen nu herdoopen ?'' vraagt 
de tijdgenoote dier dagen,de beroemde anna byns*, en zij 
antwoordt daarop : » jaet al waert haer leet ^. Maar ook toen 
nog begeerden zij dikwijls veel liever als Lutberscben dan 
als Doopsgezinden bekend te staan. Dezen toch konden, 
onder den verachten naam van Wederdopers, bij de 
menschen niets oogsten , dan verachting bij de Hervorm- 
den en de zwaarste vervolging bij de Roomschgezinden. 



* AANOtDy Hi»t. öer Kerken en Keueren^ II«.dL, U. 491. 

* AjfNA BYNS, Kanstighe Refereynmj II« boek, bl. 47. 



— m — 

Zij zelven hielden zicli sclmil , zooveel zij konden^ maar 
eindelijk veroorzaakte de bloedige vaan van Munster 
ook hun eene overmaat van ellende en joeg hen dies 
te meer uit hunne schuilhoeken op ^. 



Bijkans overal Mrerden in dezen tijd Doop^ezinden 
waargenomen. In Zmtserland zelf bediende zidi de 
ijverige hallek vooral van hunne verschijning, om eene 
betere kerkep-orde in te voeren ^ daar zij inzonderheid 
het verkeerde levensgedrag vafi vele da: Hervormden 
berispten. Beijeren en Tirol leverden vele Doop^ezin- 
den op , die naar Moraviê verhuisden > vanwaar ande- 
ren weer naar Saxen en Pruiasen vlugtten. In Saxen 
vonden de kerkelijke visitatoren het Boven- Werrathal 
vol van hen , en in Pruissen genoten, zij een tijd lang 
de bescherming van een magtig man , fbiedrkb voh 
HEmEGK , die in groote gunst bij hertog albrxcbt stond , 
een paar Doopsgezinde leeraars uit Silezië medebragt ^ 
hunne boeken verspreidde en zelfs, een deel van den 



* Ook nu nog blijft immers de onderscheiding tusschen de 
eerste Lutherschen en Doopsgezinden eenigzins moeijelijk. Wie, 
die BELANi's Wittenberg en Rome gelezen heeft en daar leonabd 
KAïSER als een der hoofdpersonen ziet optreden, zal daarbij den- 
ken, dat die vriend van luthbr dezelfde is, welken de Doopsgezinden 
voor een' huimer beroemdste martelaren houden, niet alleen op 
grond yan Doopsgezinde schriJTers, zoo als twisck, yah braihit 
en anderen, maar ook yan yreemdeü, bij y oorbeeld ottius, 
HAST, voN REiswrrz en wadzeck? Of, om bij ons yaderland te 
blijven, wie durft het van wetnkbn glaas-dochtbb, die in 1527 
gemarteld is (zie beneden), vast bepalen, of zij Doopegefand of 
Lutherschgeziud was? 






— 112 — 

adel voor hen won. In Brandenburg en Anhalt legde 
men ook daarom doopregisters aan , ten einde de We- 
derdoopers te weren. In het JVirtembergsche werd 
hun een toevlugtsoord verleend door thümb von neü- 
BüKG , erf-inaarschalk van den hertog , die hun een tijd 
lang in zijne bezittingen van het Remsthal rust ver- 
gunde. Het Keulsche en Kleefsche land werd gedurig 
met troepen ligte ruiterij doortrokken , om himne za- 
menkomsten te verhinderen *. 

Gelijk vroeger (zie boven , bladz. 47) , zoo vinden 
wij mede tijdens de hervorming Doopsgezinden in het 
bisdom Luik. Er was ecne natuurlijke rede voor, want 
allen 9 die slechts tegen den paus en den bisschop 
spraken , vonden een steun in de verregaande onafhan- 
kelijkheids-zucht der Walen , die ook reeds in de vo- 
rige eeuw door jan van beueren en lodewijk van bour- 
bon wel onderdrukt , maar niet versmoord was. Deze 
bisschoppen waren niet zeer geschikt^ om de inwoners^ 
in zulk een ijver voor huime oude regten en vrijdom- 
men ontstoken , tot gehoorzaamheid aan de Kerk te 
buigen. De Doopsgezinden bleven er dus eenigen tijd 
ongemoeid, en zelÊ werd de rijksban van kabel V 
tegen lüther er eerst in 1527, en dus veel later dan 
in de andere Nederlandsche gewesten, afgekondigd. 
Nu verscheen er echter een inquisiteur , jamelot , die, 
nadat hij in 1534 zijne werkzaamheid terstond met 
hel verbranden van twee ketters begonnen had, kort 
daarop te Maastricht 21 personen , mannen en vrou- 



* L.BAifKB» Deutsche Geêchichie im ZduUter der l{^ormatMm,3er Band, 
S. 545 en de daar aangehaalde schrijvers. 



— 113 — 

wen, meest Doopsgezinden^ deels liet ontWofden , 
deels verbranden. De gevolgen daarvan waren een al- 
gemeen volksoproer en vervolgens een geregeld verzet 
tegen liet gezag van den bisschop. Of er ook vandaar 
toen misschien andere Doopsgezinden naar Noord-Ne-' 
derland zijn gevlugt^ is mij niet bewust^ maar wel 
waarschijnlijk. Onbekend zijn zij zeker niet gebleven-, 
want vele Nederlandsche edelen , waaronder de hooa-^ 

Ne's^ AREHBERG's, BARLAIMONt's , MEaODE'S; IiA LAINGS, 

hadden in het Luiksche hunne bezittingen. Maar ook 
hier zijn de Doopsgezinden niet uitgeroeid, daar wij in 
hunne martelaarsboeken wederom van slagtoffers vin- 
den te Maastricht in 1559 en 1569, en te Luik in 
1570 en 1595 K 

Terwijl de Doopsgezinden zich ook vöör 1530, zoo- 
veel mogelijk aan het vuur der vervolging zochten te 
onttrekken, gebeurde er plotseling iets, dat hun bestaan 
in 'Holland aan de wereld openbaarde en het treurig 
tooneel van martelaarschap in Noord-Nederland voor 
hen opende. In 1527 werden te Krommenie-dyi , in 
Noord-Holland y jan walen en twee zijner -medebroe- 
ders gevangen genomen. Zij waren alle drie daar ter 
plaatse woonachtig. Naar Haarlem en vervolgens naar 
V Granfenhage gebragt , werden zij scherp onderzocht 



*■ Essai Hisiorique et Critique mr k département de la Meuse infe- 
riettre et de la ville de Maestrieht; Maestrieht, 1803, page 329, 327; 
^Evna, Histoire du Pays de Liege,Ji^, II, pog. 137 — 141; €iura- 
AuviLLB, Gesta Ponüf, Leodiëns, T. III, pag. 319. Ik yermeld 
van die 21 martelaren te Maastricht- dies te meer, omdat men 
sulks als een toeyoegsel kan beschouwen op de Doopsgesinde 
martelaars-boeken, die er van zwijgen^ 

8 



— 114 — 

en eindelijk veroordeeld^ om met ketenen aan palen 
vastgeklonken door een langzaam brandend vuur te , 
worden gemarteld en gedood. Dit verschrikkelijk von- 
nis is aan hen voltrokken* Zij worden door alle schrij- 
vers van gezag onder de Doopsgezinde martelaren ge- 
teld K 

Ik heb mij wel eens afgevraagd j of er ook redenen 
Voor kunnen bestaan , dat wij die eerste Doopsgezinde 
martelaren juist te Krommeme'-dijk aantreffen. Ik ge- 
loof dit wel. Het moge zoo zijn, dat zich ook op volk- 
rijker plaatsen en als in het midden der wereld, bij 
voorbeeld te Antwerpen en te Amsterdam ^ vlugtende 
Waldenzen hebben gevestigd , hun verblijf te Krom- 
menie^dijk had vooral de afgelegenheid der plaats vóór 
zich. En juist dit , dat wij hen tusschen de moerassen 
van Noordr-HoUand ^ zoo als mede op de heidevelden 
van Twenthe vinden , is eene rede te meer , om te ge- • 
looven^ dat die eerste Doopsgezinden verdrevene en 
vlugtende Waldenzen zijn , en dat zij het eerste licht^ 
hetwelk in hunne zielen omtrent godsdienstige zaken 
opging 9 niet zoo geheel aan eigen onderzoek te danken 
hebben, maar dat het daar van buiten werd aange- 
bragt. In die dagen immers was de geest der landbe- 
woners op zulke plaatsen minder ontwikkeld en be- 
schaafd dan in de steden. Maar als er een Waldens 
met zijn Bijbel kwam en daar de leer van het Euan- 
gelie voor onbevooroordeelde gemoederen ontvouwde , 
dan waren die gemoederen niet minder genegen en ge- 

^ -viuv BAAGHTylI* dl., bl. 13,* . 8CIA6BN, cte Kerk der Nederland, 
OoQp999zmdeny bl. 22; orrivs, pag. 44. Zou de naam van hm 
WALEN ook YQor eene Waalacfae of Waldencuche afkomst pleiten? 



— 115 — 

reed 9 om de waarheid te omhelzen. Want ook die 
landlieden hadden zoowel toen als thans een zeer goed 
en natuurlijk gezond verstand *, misschien sommigen nog 
meer onbevangen en natuurlijk, dan bij velen in de 
steden *. 

Men mag er ook zeker wel op letten , dat jan van 
HENEGOUWEN 9 heer van Beaumont, zich met zijn hof- 
stoet dikwijls te Beperwgk y WesUzanen en Krommenie 
heeft opgehouden en deze plaatsen zoo zeer genegen 
was 9 dat hij ze in 1353 vrijdom van tollen verleende. 
DesEc, als de eerste heer van West^zanen genoemd , 
was afkomstig uit de streken , waar de Waldenzen 
zulk een aanmerkelijken voortgang hadden gemaakt , 
en de meeste van zijne maagschap zetelden in FJaan^ 
dereuj Henegouwen en Picardie. Het kan niet vreemd 
schijnen , dat sommigen zijner volgelingen en trawan-* 



^ Van een ander gevoelen is lb lono, Htformcuie van Amsterd., 
bl. 101. Hij zegt, dat de leer der Waldeozen alom in de Ne- 
derlanden een groot gerucht maakte, maar welligt niet te AtMter- 
dam verkondigd is, omdat de Waldenzen zich beter in degroote 
steden en onder het gewoel van vele menschen konden verbergen, 
dan op kleinere plaatsen , onder welke Aauterdam toen nog moest 
gerekend worden. De door hem bijgebragte redenen zijn geensans 
zoo verwerpelijk ; maar men dient toch in het oog te houden, dat 
de Waldenzen stellig ook wel op afgelegene plaatsen hebben rond< 
gezworven. Want dit blijkt uit bijnamen, die men aan deze 
secte gaf, zoó als Passagenes (landloopers) , Turïupmen (bij de 
wolven in de bosschen wonende) en Grubenheimers (holbewoners). 
LB LONG zegt ook, dat zij in Amsterdam qiet zoo teregt konden, 
omdat men hier meest van visscherij en zeevaart bestond, waar- 
van zij op hunne bergen niets geleerd hadden. Maar hierom 
welligt werdenhzij juist in Noord-Holland en TwaUhe wevers (7m* 
serandf) f gelijk zij ook in Vlaanderen meest waren. 

8* 



— 116 — 

ten de Waldenzische leer toegedaan zijn geweest. Dat 
men althans daar te lande ook aanzienlijken van Vau-' 
derie betichtte ^ blijkt uit de beschuldigingen, die men 
later t^en messire payen de beaufort, ridder en een 
der eerste edelen en der oudste baanderheeren van Ar-^ 
tois y tegen jan tacqüet, schepen van Atrecht^ insge- 
lijks een zeer vermogend man, en tegen andere aan- 
zienlijke heeren heeft ingebragt. En in 1542 vinden 
wij nog te Krommenie-dijk ^ benevens negen andere 
martelaren , als bloedgetuige voor het Doopsgezind ge~ 
loof 9 jonkheer dikk gerbitsz. van den busch , eigenaar 
van eèn slot en heerlijkheid aldaar, door Hollands 
graaf in 1 399 aan goede welgeboren mannen tegen een 
zekeren prijs afgestaan, en waartoe het oude zooge- 
naamde adderen-bosch schijnt te hebben behoord. Ook 
de begunstiging van dezen jonkheer kan daar meer 
anderen zijner geloofsgenooten hebben zamengebragt , 
gelijk wel waarschijnlijk is *. 

In datzelfde eerstgemelde jaar 1 627 , den 20***" No- 
vember , werd ook zekere weynken of wendelmoei Claas^ 
dochter van Monnikendam ^ te *s GraifenhagCj wegens 
haar geloof, ter dood gebragt. Van deze blijkt het 
echter zoo zeker niet , of zij tot de Doopsgezinden of 
tot de Lutherschen hebbe behoord. Het is wel waar, 
dat niet alleen Doopsgezinde schrijvers maar ook an- 
deren, bij voorbeeld ottiüs, haar tot de Doopsgezin- 
den rekenen. Maar gerdes komt hiertegen op, en uit 
haar verhoor en vonnis blijkt ook inderdaad niets an- 



* v. soiTBBOOM» Oudheden vrni Zacaüand enz., I« dl., bl. 312» 
317, 322, 325, 331; boxhorn, t. a. pK, bl. 76 enz. 



— 117 — 

ders, dan dat zij de tegenwoordigheid van gh&istus 
ligchaam bij het avondmaal ontkende *, dat zij ghkistus 
voor den éénigen Middelaar hield, van de vereering der 
heiligen niets wilde weten , noch van de aanbidding des 
kruises, noch van de heilige olie, en geeiji biechtva- 
der wilde ontvangen , maar wel vergeving wilde vra- 
gen aan alle menschen, die zij beleedigd had. 'Ik durf 
haar dus niet bijzonder tot de Doopsgezinden brengen, 
maar geloof, dat wij hieromtrent in het onzekere blij* 
ven. Want dat zij niet bepaald van Doopsgezinde ge- 
voelens beschuldigd is of zulke gevoel^is , zoo als het 
verw^pen van eed en kinderdoop, heeft uitgesproken, 
daaruit zou ik aan de andere zijde ook evenmin met 
GERDES het bewijs durven afleiden, dat zij niet Doops- 
gezind geweest is. Immers, ik lees nergens, dat zij 
daarnaar gevraagd werd \ terwijl zij niet eene volledige 
geloofsbelijdenis aflegt, maar alleen antwoordt op die 
punten, welke men bij haar onderzoekt ^. 

Deze vervolging van 1597 was zeker mede, gelijk 
ik reeds elders heb aangemerkt , eene oorzaak, waarom 
andere Doopsgezinden Holland verlieten en naar Oost-' 
Friesland vlugtten. Ten minste waren dezen, volgens 
EMMius en scHOTANOs , wcgeus vervolging uit Nederland 
gekomen en bronnen zij zich , zoo als benwga heeft ge- 
boekt, in 1B28 het eerst in Oost-Friesland te Yerioonea^. 



' Behalve twisck, vam bracht, schagkn en ottios, ook gbrdu, 
Hist. JieformaUonis j torn. III, pag. 63. Zij is zeker door de 
Doopsgezinden, misschien bij overlevering , vel voor eene geloofs- 
genoot gehouden, daar zij ook als zoodanig voorkomt in 'i Offer 
de* Heerertf HarHngen, 1599, bl. 11. 

* Geschied, der Doopsgez. in Groningen enz., !• dl., bl. 4. 



—^ 118 — 

Niet alle Doopsgezinden hebben echter om die reden 
HoUand verlaten. Want in 1529 werd er te Jlkmaar 
een vonnis uitgesproken tegen xekeren lahbeb^t duiksz. 
die bekende , dat hg onwetend Wederdoopcscs had ge- 
herbergd-, zonder daarvan , toen hij zulks te weten 
was gekomen, aan de roering kennis te geven. Hij 
werd dus veroordeeld , om op den eersten zondag in 
Februarij blootshoofds en barrevoets eene processie te 
doen , met eene brandende kaars in de hand , en om 
vervolgens alle zondagen tusschen dien tijd en paschen 
vromelijk de misse te hooren^ op straffe van anders 
gedurende een jaar gebannen te worden ^. Minder 
duidelijk is de aanwijzing bg leeghwater, dat er in 
de Rijp vele Doopsgezinden waren , die met kommer 
en benaauwdheid hunne predicatiën en vermaningen 
bij nacht in het veld moesten houden^ toen Holland 
nog Gatholijk was en andere gezindten daar nog niet 
vredig wonen mogten , sommige jaren inlar den troe^ 
bel ^. Ik ben te meer twijfelachtig of hier wel zulke 
vroede dagen worden bedoeld, daar van noo&EGEEST 
en POSJAGEa, in hunne beschrijving van de dorpen 
Schermer y Grafty Schermerkorn en de Rijp, wel 
spreken van de bekende Rijper martelaren in 1539 
en deze teregt vroeg in dea tijd der reformatie noe- 



1 j. KOK, VaderUxndsch Woordenboek, II« dl., bl. 641. Ook ca- 
TRYN JACOBS VAN MDN^BA, aldaar in 1539 gebannen, was vele 
)aren vroeger herdoopt, en maarten luykkns van bbverkn, toen 
te Alkmaar ak berdooper onthoofd, was uit Vkumderen geboortig; 
KOK , t. a. pi. 

* j. A. LEEGHWATBir, KW^n Crowjkjt achter 't Haarlemmer m eer* 
boek, bl. 13. 



— no- 
men, maar toch overigens niet van de tijden vóór 
MENNO gewagen ^. 

Verder dan tot het jaar 1630 zullen wij hier niet 
gaan, om ons onderzoek vrij te houden van de latere 
secte der eigenlijke Wederdoopers , zoo te Munster als 
dders , en opdat niemand kunne z^gen , dat de door 
mij aangevoerde Doopsgezinden zoowel van die We» 
derdoopers als van de Waldenzen afkomstig kunnen 
z^n4 Als wy van Doop^ezinden in Nederland kunnen 
spreken, die hier vóór dat gemelde jaar bestonden, 
dan is het althans zeker genoeg , dat men den oorsprong 
van dezen niet uit de Wederdoopers afleiden mag^ 

Ik heb nu van het uitwendig bewijs voor den Walden- 
zischen oorsprong der Doop^ezinde gevoelens in Noord'* 
Holland zooveel medegedeeld, als ik opsporen kon. 
Sommigen zullen er misschien meer van verwacht heb» 
ben en anderen welligt denken, dat er betrekkelijk 
nc^ al veel voor gez^d is. Ik voor mij zei ven bén van 
gevoelen , dat ik een nieuw bewijs geleverd heb voor de 
moeijelijkbeid , om geschiedkimdig te staven, wat wij 
anders , op grond van zooveel verwantschap in leerstuk- 
ken, beginselen en zeden, gedrongen worden te geloo- 
ven , dat namdijk de Doopsgezinden van de Waldenzen> 
zoo al niet ligchamelijk afkomstig zijn , dan toch hunne 
begrippen hebben ontleend. Ik mag niet ontkennen , 
dat deze geschiedkundige bewijsvoering door groote 
zwarigheden wordt gedrukt , welke , zoo als ik boven 
(bladz. 6 enz.) heb aangemerkt, onvermijdelijk waren. 



* B. A. YAS DOOftiABBST en G. A. P0SJA6BB , acKter den R^per 
Zee-Po8til, Amsterdam, 1699, bl. 332. 



— 190 — 

Die zwarigheden deden een resultaat verwachten, waar«« 
bij vele duisterheden overblijven. Wanneer iemand 
aan dien Waldenzischen oorsprong twijfelt , het spijt 
mij , dat ik die twijfelingen nog vermeerderen moet, 
door te herinneren, wat ik reeds vroeger dders heb 
gez^d. Maar de geschiedkundige onpartijdigheid en 
waarheidsliefde vordert het. Ik heb het namelijk, 
toen vooral met het oog op Friesland^ vreemd gevon- 
den, dat mannen als dikk pmups , memno simons , iaques 
n^AUCRY en aeitse aysesz. volstrekt niets van zulk eene 
Waldenzische afkomst schijnen te weten; dat cahel 
VAN GENT en de Protocollen pan Frankentkal, Embden 
en Leeuwarden ons niet verder terugwijzen dat tot de 
Zwitsers, in 1621 en 15S2. En de drie eerstgemelden 
hadden toch ook veel in onze andere gewesten ver- 
keerd \ d'aughy was zel& een Antwerpenaar. Ook daar 
scheen men dus van zulk eene afkomst niet te weten. 
Dat hier iets vreemds en onverklaarbaars overblijft, 
is zeker ^. 

B^ VAN BRAGfiT heb ik de berigten omtrent alle Doops- 
gezinde martelaren in Noord-Nederland doorgezocht 
en bij geene van dezelve eenige kennis aan de Wal- 
denzen gevonden. Maar hier moet ik er bij voegen , 
dat z^ ook nergens, voor zoover mij bekend is, naar 
de oudheid van hunne leer gevraagd worden*, wel naar 
dengenen , die hen gedoopt heeft , naar de plaats waar 



' Geschied, der Doopsgez. in Frietland^ bl. 6 enz., waar il 
daarenboven aandachtig daarop gemaakt heb, dat mknno vroeger 
ook yan geen doop der bejaarden geweten heeft , evenmin ak van 
Waldenzen. 



— 121 — 

zulks geschied is en andere omstandigheden méer^ maa^ 
niet naar hunne afkomst of hunnen oorsprong ^. 

HaiiBEetsma heeft (t. a. pi. , bladz. 239) , op deze 
zwarigheid ook wel gelet en het is niet onbelangrijk , 
te herinneren 9 hoe hij dezelye tracht te ontzenuwen. 
Nadat hij yerschillénde benamingen van den Wald^n-^ 
zischen aanhang heeft of^egeyen^ en gezegd heeft, dat 
de naam yan Waldens aan al die secten gemeen werd, 
terwijl toch alleen de afdeeling, die de hooge vallei- 
jen van Piemont beslo^ , of er onmiddelijk aan ont- 
sproot , oorspronkelijk dien naam voerde, zegt hij ver- 
der: ))de overigen 9 vervolgd en door de magten der 
wereld her- en derwaarts gekaatst, hier verdwijnende, 
daar opkomende , konden het oog der geschiedschr^- 
vers niet boeijen. De reden , dat men van de Yalden- 
sen bij uitsluiting spreekt, is geene andere, dan dat 
zij zich in den loop der eeuwen tusschen hunne on- 
to^angbare rotsen hebben weten te handhaven, en al- 
zoo denzelfden zetel met denzelfden naam behouden- 
de, eene soort van geschiedenis gemaakt hebben. — 
Tegen de afkomst der Doopsgezinden van de Yalden- 
sen heeft men steeds aangevoerd, dat de eersten hier 
te lande van zulk eenen oorsprong niets wisten, en 
den naam van Yaldens nooit genoemd hebben. De 
bovenstaande opmerking lost deze zwarigheid op. De 
secte had eigenlijk geenen naam. Ook herhaal ik hier 
den afkeer dezer secte van alle menschelijk gezag, en 
dat zij ge^Di anderen naam kenden dan dien van jezus; 



* Natuurlijk behalye wat ik t. a. pi. , van d'aoghy en yooral 
van REiTSB AY6B8Z. heb medegedeeld. 



-^ 138 — 

om te zwijgen^ dat de meesten den naam niet mogten 
weten van den man, die hen aangenomen Iiad." Wij 
laten het vóór en tegen , betreffende deze zwarigheid, 
bescheiden aan den lezer over. 

Hoe groot of gering men zich dezelve ook voorstelle, 
zoo heeft echter deze geschiedkundige bewijsroering 
eenige waarde. Al wilde men ook bij voorbeeld alle 
gevolgtrekking , wat die bekendheid met Waldenzische 
gevoelens van de Engelsche en Boheemsche zijde be- 
treft y laten varen -, al schreef men ook minder gewigt 
toe aan de Gandulfianen en de volgers van tanghelvn , 
men kan de belangrijkheid, die er overigens in het 
bewijs van de Fransch-Ylaamsche en later van de Zwit- 
sersch-Duitsche zijde gelegen is, niet onopgemerkt voorbij 
gaan. Hoedanig dan ook dit onderzoek moge uitge- 
vallen zijn, men vo^e deze geschiedkundige gronden 
bij het inwendig bewijs, dat in de overeenkomst van 
de Waldenzische en Doopsgezinde gevoelens en zeden 
bestaat. Mij dunkt , het zal ons dan toch nog waar- 
schijnlijker worden, dat de kiem van het geloof der 
Doopsgezinden door de Waldenzen hier is gebragt. 
Vraagt men nu: of de eerste Doopsgezinden in ons 
vaderland, ten tijde der hervorming, misschien zelve 
Waldenzen zijn geweest en alleen door de eene of an- 
dere omstandigheid van naam veranderende, toen We- 
derdoopers of Doopsgezinden werden genoemd? Het 
is waar , , dat kon alzoo met hen gebeurd z\jn , even 
als ik boven (bladz. 64) van zoodanige naamsverwis- 
seling bij de Waldenzen gesproken heb. Ik heb echter 
geen bewijs gevonden, krachtig geno^ , om op deze 
vraag in alle deelen toestemmend te antwoorden. Na 



— 123 — 

alles ^ wat geas^d is, wordt het wel hoogstwaarschijn* 
lijk, dat hier Waldenzen hebben gewoond, toen het 
licht van luthe&'s hervorming doorbrak* Maar al die 
eerste Doopsgezinden , waarvan wij na zijne verschij- 
ning duidelijk lezen, dat zij in Noord'Nederland he- 
stonden, sjjn zeker geene Waldenzen geweest en men 
zal er ook vele onder gevonden hebben, even als polk 
PBQjps, MBN190 en anderen, van het Roomsche geloof 
tot betere begrippen bekeerd. Zoo was het ook in 
Zwitserland het geval geweest met verscheidene onder 
de eerste Doopsgezinde hoofden, van welke wy Ie* 
zen , dat zij vromer Roomsche geestelijken geweest zijn. 
Hebben er toen echter hier te lande echte Waldenzen 
bestaan, deze zullen zich natuurlijk dadelgk bij die 
nieuw-bekeerden hebben aangesloten , of die nieuw- 
bekeerden zullen zich tot de Waldenzen hebben ge- 
voed; tot dat volk Gods, waarvan aeitse aysesz. ge^ 
tuigde : »dat het bestaan had sedert het b^in der wer 
reld, even als het volk des duivels*, dat het volk Gods 
door het laatste steeds onderdrukt is, omdat het van de 
wereld niet is , terwijl ook de wereld juist daarom dat 
volk van G<>d niet kent en meent, dat hetzelve nu 
eerst opgerezen is ^." Daartoe vermaande de vader den 
zoon, zoo als de martelaar JoaiAEN «monsz. , in 1557 
te Haarlem gedood. » Leef niet onder eenige secte, 
schrijft hij, die al bij mijne tijden vele waren, als 
Lutherschen , Zwingelschen en meer anderen , maar zie 
naar een klein hoopken, welks geheele regel des le- 
vens met de geboden Gods overeenkomt en wier sa- 



< >AN BRACHT, Il« dl., M B79 CD 680. 



— 124 — 

crament gelijkmatig het bevel van Christus en het ge- 
bruik der Apostelen is. Dat is de regte Gemeente van 
Christus. Deze hebben ook leeraars^ naar de leering 
van PAULUS 9 onstraffelijk in alles*, die gehoorzame kin- 
deren hebben en geloovige huisvrouwen , die van geen 
r^ten noch pleiten , van geen vloeken noch z weeren^ 
van geen haat noch nijd, van geen liegen noch be- 
driegen , en van geene onkuischheid noch overspel we- 
ten 1." 

Vraagt men verder : of de eerste Doopsgezinden hier 
hunne kenmerkende gevoelens en geheel hun godsdien- 
stig karakter van de Waldenzen hebben ontvangen, of 
door persoonlijke verkeering met hen of door geschrif- 
ten van hen? Ik geloof, als wij ons goed in die da- 
gen kunnen verplaatsen, dan zullen wij niet te veel 
scheiden. Dan zullen ^^ij van gevoelen zijn , dat som- 
migen hoogstwaarschijnlijk door persoonlijke verkee- 
ring , maar dat nog meerderen door hunne geschriften, 
bij voorbeeld door de Bijbel-vertaling , die de Walden- 
zen in Neêrduitsch rijm bezorgden , en later door ken- 
nis aan de Zwitsersche Doopsgezinden, met welke zij 
toch reeds in 15S8 brie^isseling voerden, tot de ken- 
nis der waarheid zijn gekomen. Maar ook menige Lu- 
thersche Bijbel zal wel die zelfde uitwerking hebben 
gehad. 

Vraagt men eindelijk : of dat godsdienstig karakter 
bij de Doopsgezinden niet langzamerhand veranderd is? 
Ja voorzeker, wat bijzondere leerstellingen betreft; want 
dat kon niet anders bij die vrije ontwikkeling van den 



^ VAN BRACSUT , II' dl., bl. 181, 



~ 1^5 — 

mensclielijken geest en bij dat vrije onderzoek der H. 
Schriften , waarop de Doopsgezinden steeds zooveel prijs 
hebben gesteld. Maar neen voorzeker , ten opzigte van 
het beginsel , waarvan zij uitgingen , om geen mensche- 
lijk gezag in zaken van de godsdienst te laten gelden 
en om zich hierin aan die Schriften te houden. En 
ofschoon , van de dagen der hervorming af tot nu toe, 
velerlei invloed op den geest der Doopsgezinden is uit- 
geoefend door de leerstellingen der hervormers zelve, 
door vervolgingen, zelfs van Protestanten , door onder- 
linge twisten en scheuringen, door de stelsels van wijs- 
geeren, van steilgeloovigen en van dweepers, door 
meerdere aanraking met de wereld en den geest van 
iedere eeuw , zoo is de Doopsgezinde geest echter niet 
verloren gegaan en koesteren wij volstrekt geene vrees, 
dat die ooit verdwijnen zal , zoo slechts de Doopsge- 
zinden zelve met ijver en belangstelling voor hun ge- 
nootschap blijven bezield en zich , ieder naar zijne beste 
inzigten en elkander in liefde verdragende , blijven hou- 
den aan Gods Woord — want Gods Woord is de 
waarheid. 



B IJ L A 6 E. 



I. Brief van Zunisersche Doopsgezinden aan de broeders 
in Nederland geschreven attgeveer 1522*, en getrokken 
uit de Successio Anabnplistica ^ Coloniae^ sumptibus 
Bemardi Gualtheri, Anno 1612, 12o, black. 18 
enz 



ï)ljfods ghenade ende bannherlicheyt ende zynen eeuwigen 
vrede, wenschen wij u hartelijcken , lieve broederen, wan- 
neer het u alle hartelijcke welginghe, dat badden wy van 
herten ghaeme. 

Voorts lieve broeders Nademael ghy ons hebt gebeden des 
beginsels balven der Svritscher broederen : soo heeftet hem be- 
gheven onghevaerlyc om de tyt, als men telde 153S jarë, 

dat ULRIGH ZWINGLIUS, COENRABT GREBBE eê Edelman, FELIX HasCHER 

alle drie vast geleerde mannë, die in de Duytsche, Griene, 
Latynsche en Hebreeuwsche talê vervarë ware : en zyn da 
gecomen te spreken in geloo& saecken ende hebben gevonden 
dat de kinderdoop onnoodich zy, oock voor gheen doopsel 
ghekent. Ende daer hebbë de twee, coenraet en feux bekent 
ende gelooft, dat men moste en behoorde, nae Christelycke 
ordeninghe ghedoopt te worden: dewiel Christus seyt, wie ge- 
\oof\ en ghedoopt Wordt, die wort salich. Daer zyn dese 
drie oneens geworden : Wat ulrich swingel en Heeft niet met 



— 128 — 

baer ghewilt, segghende, het soode een groote oproer matec- 
ken. Dese Toorghenoemde mannen hebben daer leghen ghe- 
seydt, Godts bevel mach daerom niet achter ghelaten wor- 
den. Daerentuaschen ist geschiet, dat een paep. met namen 
jORuii Tan den huyse jaoobs , die ghenaemt wert jouaen blaü- 
BOCK om dat hij eenen Blauwen rock ghedraghen heeft, de- 
aelfde is ooc gecomen uyt eenen sonderlinghen yrer, die hy 
om Gods wille badde, hij worde voor een slecht ^ en een- 
Youdich paep gehoudê , maer door den Godlijcken yyer des 
geloofs, so beeft hy door Gods ghenaden (die hem gegeven ts) 
vronderlycke hierna gehidelt. Dese is tot swnfCüEL gheoomen. 
heeft van *t geloof tot hem gesproken, ende niet met allé 
uytgerecht. Doen worden hem gheseyt datter twee ander 
wari die meerder vierichz ^ badden als zwdicel: na dese is 
hy gegai , ende is by baer gecomen , te weten coenraet en 
PBLix , ende met baer eens geworden. En tis gheschiet nae 
dat zy byden anderen waren, seer benaut zynde, hebben God 
in den Hemel aengeroepen , dat hy doch bermherticheyt baer 
bewysen wilde. Doen is jorusm opghestaan, ende beeft aen 
coENRABDT om Gods willc gebeden, dat hy hem wilde doopen, 
twelck COENRABDT gbedaeu heeft , ende naemaels den anderen 3 
oock ghedoopt. Daer nae synder meerder Predicanten en 
andere luyden toegeoomen, die welcke het baeste met bari 
bloede betuycht hebben. Desen bovengenoêden fblix iiascHBR 
deweldte de eerste gbeweest is , worden tot Zurich verdron- 
ken A, woLTOANG ouia ^ , is tot WaUê verbrant ; en noch tbiC 
met hem sonderling zyn broeder die zyn medeghesel is ghe- 



* Dagelgki, gewoon. * IJver, heeft c. var gent. 

' FELIX MAHTZ. 

* vau geut veryolgt , na de woorden : betuycbt hebben , gelyck 
oock dese bovengenoemde fblix hamsch, die de eerste geweest is, 
dien beeft men, enz. 

' VLUkU, d. i. VAN VLIf. 



^ «29 — 

weest. Ende is ooc naer hë de feYêste geweest, een predi 
cant met name rans raBiLs, die ooc onse dioiaer int lat ge^ 
weest is, ende alsoo ist uytghebreyt geworden door yenrol* 
ginghe, als vichiel zadbnlir ende veel van zyn medegheaellen , 
als HBLGHioR TET dio JittiAi BLAUROc zjn medegcsel gheweest is, 
dewelcke tot Draehe verbrant is. 

Also hebt gby de gr5t hoe dattet hem in de beghin toege- 
draghen heeft. Naemaels ist ghesphiet, datter: yeel inordent- 
lyc geloopen hebbs, maer de vaste gront des waerheyts is 
ghebleven. De Heere bekent de syne, die di oaem des Hee- 
ren aenroept, die wyckt van de ongherechtieheyt. Ende aU 
dus hebt ghy hier tghetuygenissedes beginsels. Daerin en sult 
ghy gheen twyfel hebbè, want wij dit op talderghewiste 
hervaren hebbra/' 

II. leis ever de gevoelene van de eerete Zvnisertehe 
Doopsgezinden, 

Daar de Zwitsersche Doopsgezinden zoo onmiddellijk vöör 
de Nederlandsche in de XYI^® eeaw ten tooneele yersehijnen , 
daar zij niet alleen met de Nederlandsche in betrekking heb- 
ben gestaan, maar velen hunner toen hier te lande gekomen 
Etjn, terwijl zij echter soms met de Zwickauers en Munster- 
schen worden verward, kwam het mij niet ongepast voor, 
nog het een en ander omtrent hunne gevoelens bij te brepgen. 
Het is wel viraar^ die overeenltomst van gevoelen* behoort tot 
het inwendige bewijs , maar dewijl dit bewijs door den heer 
JULBKBTaiu meer in het algemeen is aangegeven en daar geene 
naauwkeurige aanwijzing van de begrippen der Waldenzisdien 
in Piemont en Zuidelijk Frankrijk, in Engeland en Bohemen, 
in Zwitserland en Duiisehland, in F laanderen en Soofd^Ne- 
derland fg&isKak is, zal misschien dit volgende eenigzins tot 
aanvulling, opheldering of bevestiging van zijne Schets kunr 

9 



— 130 — 

nen dienen. Dit tmtbreketi van etme bepaalde aanw^ing, bij 
mlBÉaisMA, bê^ bok in mijn Geachiedkandig OnderzDek rcr- 
obimakt, dat ik «Mm van de geY^Iena der hier te lande Ter- 
schijnende «eoten mocwt gewagen; en brengt mij nu mede tot 
het beiiait, de begrippen der eerste Zwitsersehe DoopageKin- 
den, voor zooverre die do<»r hunne eigene stukken bekend 
Kïjn, in het hoofdtakel^k mede te dtelen. 

AU «ersten m heofidèn van de Doopigetinden in Zmtser- 
iané noemt bèrenitaande brief Ond: «aebbl^ hanti, BLiimocK, 
VLVAN , vtüstLÈ^ BAtiiBR CU tBT. Behtire cmtEL, zijn we allen 
d«n marteldood geatorr^ü) ff^}^ ^^^ bij van BRAcmr kan zien. 
^Sémmigen hunner 2ijn ons alleen do<Mr hunne werkzaamhedai 
bt^end, anderen hebben daarenboven door vermaanbrieven, 
als anderzins, ons eene herinnering doen toekomen aan hunne 
leerstellige gevoelens. Tot deze laatsten, van welke men hier 
echter alles behalve eene volledige of stelselmatige geloofsbe- 
lijdenis verwachte, behoort vooreerst: 

FELIX MANTZ. 

Bij tikü MiAOffr , fl*« dl. ) bl. 3, vinden vfi) v&n hem e€«ie 
vermamng ain sijne gdoafigenooten , wiuoin voovgesteid wordt: 

I) dat bet £uangelie «ene leer van Gtaddidijke lieMe is, en 
dat het om giMdt tot liefde, vneemd van aQe haat en nijd; 

8) dat cnaMrua liefde bewijst mtt allenentthen , volgens de 
natimr van e^ iuinebefaen Vader; 

3) dat alleen de litüie door 4»at«tvs lot cat b«^taan en gel- 
den zal; dat vry 4ainti«nt allen baimhart^ moeten zijn, gelijk 
de hemekehe Vader batmlmrtig is in dat ciaisivb dienaars nie- 
mand haten; 

4) dat zij, die defee wereld beminnen, de fioddetijke liefde 
niet Miben; 

5) dat omiffw niemand dwingt tot zijne keerÜjklieid, maar 
alleen de wilügen en bereide kiest , die door het waaraeh- 



— 131 — 

tig geloof en doop daartoe komen. Wanneer een mensch regt- 
schapene vraditen der boelé toirifcl, bem ia de honel der 
eeuwige Treiigde uit ^«nodl» door cnuaii». gekocht «n Torwor- 
▼en, door zijn onacholdig hked-vergieten, waarmede ffi) ooa 
zijne liefde bewijat; en H^ begaaft ons met zijns Geesteskracht; 
en wie die ontvangt en nefcnt^ die wast en wordt Tdykomoa 
in 600. — De tweede is : 

JDRIAAN BLAÜROCK. 

Hq werd, Tolgens nn aaMn, bladz. 91 , veroordeeld we- 
gens de volgende artikelen: 

1) Omdat hij het priesterlijk ambt^ vroeger door hem be- 
kleed, verlaten had. 

3) Omdat hij niet vm den kinderdoop hield en de lieden 
een nieuwen doop leerde. 

3) Omdat hij niet hield van de miaK, noch van de biecht. 

4) Omdat hij beweerde» dat de moeder van caaisniB niet 
aangeroepen noch aangebeden moet worden. 

Ter strafplaats gekomen, wees hij het. volk ermtig op de 
H. Schrift. Ër bestaat nog van bem, een gebed m ^ene 
troostelijke vermaning, in welke laatste ten opngte van bel 
le»stellige voorkomt: »de Heere hiat nu zip GodÜjk Woord 
verkondigen en onderwijst de menscben, dat aij zicb aeuden 
van hun zondig leven bebeeren, in cnusros geloovcn., zich op 
dat geloove hten doopen en het £uangeihe gehooK:caam lijn; — 
dat flOD door mamxmmm de zonden vergeeft; ^-«dal be^gan* 
sche iwfnaehelijk ggdacbt «» moet vreezen «n lief hebben , z^n 
zoon Jisoa moet vdgen en .a|ne Godd#lqke leering oodeehott* 
den; --^ dat mxm om onaent wille geleden heeft} — dat ona 
de kroon bereid is, ala wij den loop voleindigd beUien, maar 
dat Goa ona uit genade herft verkoren.^' 

Breedvoeriger berigten worden ons door van aaMar, bbdi* 
5 enz., medegedeeld omtrent : 

9* 



— 132 — 

lOGfflEL SATTLER. 

Behalre dal hij geschriften heeft uitgegeveD over de vol- 
doening ▼«& cnum», OTer de broederlijke vereeniging, over 
de echtseheiding en over de booze voorstanders en het hoo- 
ren der valache profeten (dwaaMeeraars), vindt men tegen 
hem eenebescbuldigiBg, bestaande uit negen artikelen, waar- 
op hij veroordeeld b. Deze artikelen zijn de volgender 

1) Dat hij en zijne aanhangers tq;en des keizers gebod ge- 
handeld hebben. 

9} Dat hij geleerd, gehouden en geloofd heeft, dal het 
ligchaam en bloed van cnaisros niet in het Sacrament is. 

3) Dat de kinderdoop tot de zaligheid niet vorderlijk is. 

4) Dat zij het Sacrament des olies verwerpen. 

6) Dat zij de moeder Gods en de heiligen hebben veracht 
en versmaad. 

6) Dat hij gesegd heeft ; men mag der overheid niet zweren. 

7) Dat hij een nieuw ongehoord gd>ruik van des Heeren 
Avondmaal lieeft begonnen, leggende brood en wijn in een 
schotel, en heeft dat gegeten. 

8) Dat hij uit de orde is gegaan en eene echte vrouw 
heeft genomen. 

9) Dat hij gezegd heeft: men mag geen wederstand bieden, 
al kwam ook de Turk in het land ; en dat hij , als oorlogen 
regt was, liever tegen Ghristen^i wilde trekken. 

Toen hem deze beschuldigingen waren voorgelezen^ begeerde 
hij met zijne medegevangene broeders en zusters te spreken 
en antwoordde toen, mede in dezer naam, toestemmend op 
het tweede, derde, vierde^ zes^, zevende en achtste punt, 
welke hij ontvouwde , op grond van de leer der U. Schrift. 
Aangaande het eerste punt betuigde hij, met tegen des kei- 
zers gebod te handelen, daar deze bevokn had, niet volgens 
ujiiun, maar volgens het Euangelie en het Woord Gods te 
ieeren. Dat zij niet wisten, tegen het laatste gehandeld te 



— 133 — 

heMMH en dat h^ zich op de woorden Tan ciiusii» beriep. 
Ojmlrent het vijfde punt zeide'hij, dat hij de moeder van 
oimsrin boven alle vrouwen prees, 'maar dat hij. haar niet 
kende als middelares en voorspraak, daar ook nj adve BMt 
ons het 'oordeel verwacht; en dat men in het N. Verbeiid 
onder heiligen moest verstaan de geloovige Christenen, dk 
liuQ.geloof beleven, daar paüu» dikwijls schrijft: ooit de étf- 
minde heiU^en; maar dat zij de a%estorvenen in den gdoove 
voor zaligen hielden. In het laatste punt: dat men niet doo- 
den of wederstand bieden mogt , en dat hij bij v?iize van ver* 
gel^king over de Turken en Christenen gesproken had , om- 
dat een Turk, onbekend met het Christen geloof, een Turk 
naar den vleesché is, maar dat zij, die de vrome getuigen 
van Giausnn vervolgden, Christenen -wilden zijn 'en zidi op 
<aHU8m. beroemden ; terwijl zij Turken waren naar den geest. 

Uit zijne gevangenis sdireef hij nog een zendbrief aan de 
l^emeente te Horb^ waarin zijne zachtere gevoelens omtrent 
den ban doorstralen, nbklien gig den naasten lief hebt, zegt 
hij, zoo zult gq niet met ijver straffen of bannen, niet het 
uwe zoeken, niets kwaads gedenken, niet eergierig en niet 
opgeblazen z^n, maar goedertieren, geregtig, mild in alle 
gaven, ootmoedig en medelijdend met alle zwakken en onvol- 
komenen. Deze liefde is van sommige broeders (ik weet vrie 
ze zijn) vervalscht , en hebben niet willen door de liefde el- 
kander bouwen, maar zijn opgeblazen en onnut geworden 
met ^dde wetenschap en verstand der dingen, welke cod al- 
leen zich zelven verborgen hdoben wil» Ik straf noch verwerp 
niet de genade en opoobaring Gods, inaar bet hoogmoedig 
gebruik dezer openbaring;" enz. 

En verder: u gedenkt aan onze vergadering en wat daarin 
besloten is geworden 1. Volgt dat vlijtig na, en als u iets 

* Waarschijnlijk de vergadering, Ie Siraaisburg gehouden ; sie bo- 
ven, bladz. IÖ3. 



— 134 — 

vfarge^ka wm, aoo bidt den fie«re om versUmd. Zijt inild 
jegens «dien , die onder u gebrek hdjJwn , maar bijzonder je> 
^lÓB iien, die «uder u met het W«ord 4irbeiden en verjaagd 
%nirdHi «D wdlh «iet kunntan faim brood eeten ia sdlte tsa rust. 
Vergeet niet de vergadering, maar doel naaistigheid daartoe 
éat gij geelNidig te Kanoen komt en vereienigd wordt, in het 
-g«l>ed voer :alle .mexBcfaen^ en in het brood breken, en dat 
te Tigtiger^ omdat des Heeren dag nadedbt) igriBoaien is. in 
«dk lè ^aawD komen zult gij der valsche broederen barlen 
opinbair maken en zah hen xeer haast k^t woiden. --«- 
^t vénoaand 9 idkrlidMe lidmlitai des ligebaams van cBBBn», 
-«vat ik met dit gescbrift té kennen geiw^ en leeft daarnaar, 
is het, dat ik den He^re geofferd werde, kat n mijne edite 
«Qster berrelcn z^, s^ ik aelL De wede van jbbb gbrbidb 
en de UeSde des hemelschen Vaders, ook de genade van ham* 
tien <geest beboade u onbevlekt, zender zonde , <n stdle u 
tttet btijdsohap en rein voor de aanschouwinge hnnner heer- 
l^dieid, in de to^omst van onzen HeerejoBos oiRiifOB. — 
Wadit u voor de valsche broedeis, vrant de Beer zal m^ v^el- 
ügt tot zich roepen. Zoo zijt ^ewaarschu'wrd ! Ik vnicht op 
mijnen aoa. Bidt vooralle gemngenen, zonder ophouden. 60a 
^j net «I all^Ei! émen !** 

Onder de eeme hoefden van de Doopsgezinden in Zudtswland 
-behoort voerzeker ook geftdd 4e worden de reeds meer gemelde: 

BALTHASAR HÜBMEIJER 

flc ben m de gelegenheid , om van dezen beroemden man 
eoiige miwler beleende en niet onbdangrijke bijocmderhedcM 
mede te deelen uit het Tcuchadnich van Br. h. sciiBBiHn (bo- 
ven bladz. 88 azngehaaU) ; welke bijzonderheden d»or hem 
keoidzakelgk .zijn geput uit de stedelijke andiieven van Frei- 
hurg^ Baxely Waldshut^ Schaffhatuen en Zurich en het 
provinciaal archief van den Boven-Rkyn. 



_ 13* — 

w«rd iel3 ktiw dan 1480 geboren in hei Beleer* 
9chë stadje Frioéberg bi) AugMbwrg^ en yandaar gok. dikwi|la 
AiTtieêbeitger of Paanumianw gcooattd. De luurdiHial«|i 
aartsbiiadbop van Tekdo^ m savootal» voart bem bij den «kir 
dfix ¥m ftttboden^ boeken onder Titer ver$9biBfiiid9 natnenaini; 
n. L akBAi.raASA&BUMiiDRa, a. mbjcmmkd&p a. HeaHuiit, a< fAi»- 
HawuRm. Pa kardmaal Yónd er wal redenm toe^ oai coa angstig 
op dezen ketter te latten, daar de oensujinNaoiniaiss)o vande 
kerkviargaderiog te Treniê hem nevens umn^ vwimbu en eAMHHia 
stelde en mi bem alleen nog sonwBNCtnLD 1^ name aanvoert. 
Zip eerste leenaeestcr in de tiden op da hDegeschool te 
Pmkmrg was de naderiiand noo befaamd gnword^e «oa» 
üoaMsiJu wilde aieb eerat aan de geneeskunde toewijden, 
naar wendde ^ék eindel^ tot de gnd^pabeocUieid. Intttneken 
was hij zoo schaars van tijdelijke middelen veonden, dal ki$ 
eenigen lijd de boogeichobl vediaten moeaA, om te SehmffhjtU' 
#0n het ambt van achoojmewtor Ie bekleeden. In 1511 wei4 
fluamiiBii doecnt bij de tbeologiache faenlteit te Frmèurg en 
in 1&19 weid hij als professor in de godgeleerdbéid en eb 
pndiker bij de academiaeha fllaria-Ktfk aangesteld te Img^l^ 
Hiidt Hier bleef bij ruim drie jaren en werd toen ak 
prediker bij de DmnrKcrk te Mfigensèurg beraepen. Groot 
werd de faan van zijne welsprekendheid, en zoo sterk werkle 
de indruk van aijne redenen, die hij tegen den woeker-Jianr 
del der Joden hield, dat da keizer, op aandrang van de Jo- 
den, die zieh in 1518 op den rijlcsdag te Augsimrg over hem 
beklaagden, bem zoodanige prediking deed irerUeden. Maav 
toen de keizer in 1519 gestorven was, nam de regering van 
Rêgeiubuwg deae gelegenheid waar, om de Joden te verdrij- 
ven, de Synagoge te verwoesten en daarvoor eene kapel,, am 
de maagd mmua toegewijd, in de plaats te stellen. Onhescbcijfia- 
lijk. was de' geestdrift voor Hvaacuaa, den süehtsr derkaj^; 
maar — Hcnuujsa deelde in deze geestdrift niet meer. 



— «6 — 

Want hij was wU reeds eeoigiins van gevoelens veranderd 
<ai niet meer echt Roomschgeiiiid. Hij mogi dus den woe* 
ker d^ Joden veribeqeB, hij kon zidi evenmin met dien 
ijver 'Voor de dienst van mAWik vereenigen. En evenmin was 
hfij reeds tot die hdderheid van begrippen gekomen^dathij 
openlijk- de Roomsehe Kerk verlaten kon. In dien strijd zij- 
ner «iel verliet hij Regen^mrg en ging naar SehaffTumnn^ 
waar faij ak prediker te /Faldihut werd aangesteld. Daar 
ondersooht hij met vlijt de H. Schrift en kwam hq in aan* 
i^king met onderscheidene geleerden, cmder anderen met 
saASMs, die toen te Basel nch bevond, en van wien hij ge 
tuigt, dat deae geleerde vrijmoedig sprak, maar angstig 
schreef; gelqk hij berigtte in een brief aan zijn vriend» den 
geneesheer iobamn AMLraiJs, te S^uiffhatuen^ onder dagtae- 
kenittg van den 93*^*» Junij {58S. 

Intiisschen verlangde men hem te Regemburg terug, en 
luj ging ook werkelijk in ditzelfde jaar wederom derwaarts» 
onder voorwaarde, dat het eerste jaar van lijn verblijf slechts 
een proeQaar zou zijn. In dezen tijd (den 47^*" Januarij 1693) 
schreef hij aan zijn vriend sigiiard, stads physicus ie ülmy dat 
UiNeuret^rg slechts drie leeraars het Euangelie opregt vei^ 
kondigden , maar dat in Beijeren velen met hem , het zuivere 
Woord van cod verstonden en predikten. In Maart van 1593 
keerde hij naar Waldshui terug en in Hei van dat zelfde jaar 
bezocht hij zwimgu te Zurieh, met wien hij toen bijzonder 
bevriend was. Hij sprak met 'hem over allerlei onderwerpen, 
de verb^ermg van den toestand der Kerk betreffende, en wel 
inzonderheid over den kinderdoop. 

Van Zurieh begaf hij zich naar St, Crollen . waar hij on-^ 
der eene- verbazende toejuiching predikte. Hier geraakte hij 
in kennis met den beroemden Dr. joachu von watt (vadianus), 
naderhand burgemeester aldaar, wiens achting hij zoo zeer 
terwierf, dat deze in 1594 aan hem schreef: «het zeer te 



— 137 — 

betreuren, dat hij om des Euangdies wille vervolgd werd. 
Dat echter de groote leeraar, die nog veel meer had:geleden^ 
dit aan zijne jongerea had voorspeld; en hij derhalve vol« 
harden moest. Wierd het hem te Waldthut te bang, dan had 
hij slechts naar St Gallen te komen, waar men hem met 
het grootste verlangen verwachtte."* 

Tegen het einde van 4593 wocwde hubmbuba het groote en 
tweede religie-gesprdL i»Zurich}nj. (Tijdens het eerste, den 
99**^ Januari) van dat jaar, was hij nog te Begenshurg). In 
de tegenwoordigheid van ongeveer 900 personen, waaronder 
alle geestelijken van het caaton , stcmd hij daar aan de zijde 
van zwiNGu en hielp dezen de zaak der hervorming zoo krach- 
tig verdedigen, dat dezelve zegepraalde. Hmmuia sprak in- 
zonderheid tegen de beeldendienst en de misse. Yan dezen 
tijd af werd hij openlijk onder de voornaamste medehelpers 
van zw»6u geteld, tot dat vooral verschil van gevoelen om- 
trent den doop hto scheidde. 

Na den afloop van dit gesprek keerde hij naar Waldshut 
terug en rigtte in het begin van 1524. achttien stellingen aan 
alle ambtsbroeders van het kapittel, terwgl hij hen uitnóo- 
digde tot eene zamenkomst, om over dezelve te spreken en 
hij hea zc«ider een broedeiüjken maaltijd, op zijne eigene 
kosten , niet zou laten vertrekken. Deze stellingen waren de 
vdgende: 

i) Alleen het geloof regtvaardigt ons voor cod. 

9) Dit geloof bestaat in de kennis van Gods barmhartigheid, 
die hij ons door het geven van Zijn Zoon bewezen heeft. 

3) Dit gdoof mag niet ledig zqn , maar moet zich open- 
baren , jegens god in dankzegging en jegens de menschen in 
werken van broederlijke liefde. 

4) Slechts die werken «zijii goed , welke «od ons geboden 
heeft; slechts die zijn kwaad, welke Bij ons verboden heeft. 

5) De misse is geen offer maar eene gedachtenis-viering aan 



— 138 — 

anant» dood , weshalve ae niet toot doodcn noeh Toor ieveo- 
den mag geofierd wordeD. 

6) Zoo dikwijls als dese gedadilmia gevierd wordt, ad 
de dood des Heeren, oreral in verstaanbare, dat is in de 
landtaal, Terkondigd worden. 

7) Beelden zijn tot niets nut, en men nl dos votHiaan j 
geene onkosten besteden aan hout en steen, maar aan do le- 
vende beelden Gods, die lulks noodig hdbben. 

8) Gelijk ieder Christen voor zioh lelven gelooft ca gedoopt 
wordt, zoo zal ook ieder, volgens de Sdurift, aelf ooidee^ 
len, of hij door den herder i^ner ziele goed gespqiigd en 
gedrenkt wordt. 

9) Gelijk caaienis alleen voor onze zonden gestorven u en 
wij alleen in zijnen naam gedoopt aqn , aoo zal ook H§ at- 
leen, als voorikidder en middelaar, worden aangeroepen. 

10) Het is veel beter, aan het volk een mèui vers uit een 
Psalm te verklaren, in de landtaal, dan vijf gsheele Psdmen 
te zingen in eene taal , die de gemeente niet verstaat. 

11) Alle leer , die niet door goo «elven geplant is, is vruch- 
teloos en zal veigaan. 

li) Ëaas zal de tijd komen, en nu komtreeds die t^, 
dat niemand voor een priester gehouden werdt, dan die Godb 
Woord verkondigt. 

13). De geloofsgenooten zijn verschuldigd, diegenen bel^or- 
lijk met voedsel en kleeding te onderhouden en Ie bescher- 
men, wielke hun Gods Woord zuiver en dnïdeiiik prediken. 

14() Die het vagevuur zoekt ('t wék zoo langrai tijd is aan- 
gestookt door hen , wier buik hun God is) , die zoekt het graf 
van Homs; hij zal het nooit vinden. 

15) Aan de priesters het huwelijk te verbieden, maar 
vleeschelijke ontueht toe te staan, is zooved ak lAaAasAS los 
te laten en oaisies te dooden. 

16) Alleen door mensoheltjke krachten volkomene onthou- 



— 13» — 

ding te beboven, is niets «nden, dan te bektoven, xonder 
vteugelen over de see te vliegen. 

47) Die om tqdelijk voordeel Gods Woord Terlooohent of 
cwijgt, die verkoopt Gods zegen met laaiD, Toor een echotri 
mi^eB, en chmstob lal hem ook yerloodienen. 

18) "DiB lijn brood niet zoekt , in liet zweet zijns ansdiijns, 
die is in den ban en de spijze, die hij eet, niet -waardig. 

De vergadering van het kapittel -wtmA werkelijk phals in 
bet begin van i&B4. Alle kwamen met hem overeen, be* 
batve de jonker iobahn hbmbicb corjAaa, die RoomMhgezind 
bleeL Ifu traden ook de buigera van fFaidshui toe en na- 
Minui werd ak op de banden gedragen. De hoogere regering 
van Oostenrijk verzetlede zich echter tegen deie facrvoradng 
en bedreigde de stad zoodanig, dat hübmbubr den i7^*° Au^ 
gust» van dat jaar de wijk nam naar Sehaffhamten^ Hi) werd 
daartoe dies te meer gedvongen door een opstand van de boe- 
ren tegen hunne leenheeren, welke zich het eerrt bij de 
abdij iS^. BiuiiSn en op de goederen van den graaf soGinma 
TON LDPPBN, landgraaf te StiaMèngtn openbaarde. Homnm bad 
geene bvogerlijke omwenteling maar eene keifcelijke hervor- 
ming in het oog, en vreesde, dat zqne zaak met zoodanige 
wereldlijke bemoeijingen verward zou wolden. 

Hoewel bij aanvankelijk te Sefta/7*&(fitfenbesoiieniuaDgvond 
800 werd hij toch genoodzaakt, tegen het einde van Oetober 
weer naar WolMnU^ nu ook door de Zwruhen tegm de 
Roomschgezinden versterkt, terug te vHeden, daar men de 
Sekaffhaugers drong, om hem uit te leveren. Z^ eerste 
werk was, dat hij hier zijn voormaligen leermeester bck uit- 
noodigde tot een religie-gesprek, in welke nitnoodiging, van 
den ^<n November 1684, big zich onderieehcnt als: »zwbi«u s 
broeder in cBaisn»/' Deze uitnoodiging werd ecbler te ver- 
geels gedaan. 

Zeer korten t^d daarna is hij voor zijn gevoelen omtrent 



— 140 — 

iea doop openlijk uitgekomen. Den 16^«i> Janoar^ 1535 na- 
melijk schreef hij aan obcolahpadhis : »ik geloof en weet, dat 
het Christendom nooit in den regten zin opgang nemen xal , 
wanneer niet doop en avondmaal tot derzelver oorspronkelijke 
zuiverheid worden gebragt." Sterker nog spreekt hij zijn ge* 
voelen uit, in zijne twaalf artikelen des chri^lijken geloofe, 
in 1597 gedrukt te Nicolsburg. »o Mijn Heere nsos cnusreeü 
sterk weer de twee banden, doop en avondmaal, waarmede 
Gij Uwe bruid (de Kerk) uitwendig hebt omgord en gdM>n^ 
den. Want zoolang wij deze beide niet volgens Uwe instel- 
ling en verordening in gebruik hebben gebragt, hebben wij 
onder <ms geen geloof, liefde, kerkelijke gelofte, broeder*' 
lijke vermaning, ban of wijding; zonder welke Uwe. Kerk 
nooit staan kan.'* 

Van nu af was HoniBUBa geen medehelper van zwiii€u meer. 
Niet, alsof zwincli zooveel gewigt aan den kinderdoop hechtte. 
nOuch nit, dasz mir an der Kinder Touf so vil gelegen sye,"" 
zijn letterlijk de woorden van zwingli zelven. Maar deze was 
Voorzigtiger dan bobzeukr en vreesde nog meer dan hij,' dat 
zijne zaak met die van de oproerige boeren verward mogt 
wovden, welke ook den kinderdoop verwierpoi. 

Zij waren dus nu geene vrienden meer. Hun weg werd 
gescheiden en die voerde den eenen tot den dood, door het 
staal op het slagvdd , en. den anderen tot den dood , op den 
brandstapd. 2Loo bezegelden beide hun geloof, en zij waren 
beide groote mannen. 

Ten slotte zal ik \axs nog bijvoegen , wat Huninjia in 1594 
aan den raad te Sekaffhauten schreef. Nadat hij aangeboden 
heeft, nog een rdigie-gesprek te voeren, zegt hij: » waarom 
spredt ik hier zoolang over? Omdat ik meermalen door de 
overheid ben beschuldigd als een verleider des volks, als 
oproerig, Luthersch, als een ketter en met meer schddwoor- 
den ; omdat ook de goede stad fValdshut wegens mijne leer 



— 141 — 

zwaar verongelijkt wordt, wat mij zeer van harte leed is. 
Daarom is het mijne dringende en vriendelijke bede aan alle 
Christenen, dat voortaan niemand, hij zij geestelijk of we- 
reldlijk , mij of de stad JFaldshut verongelijke of benadeele, 
daar ik gewillig en gereed ben , om aan alle menschen reken* 
schap te geven van mijne leer, mijn geloof en mijne hoop, die ik 
nu twee jaren lang daar gepredikt heb. Heb ik regt geleerd, 
waarom slaat men mij en anderen om mijnent wille? Heb ik 
onregt geleerd en gedwaald , zoo roep ik alle Christenen op, 
om mij van die dwaling te overtuigen en mij met Gods 
Woord weder op den r^ten weg te helpen. Want dwalen 
kan ik; ik ben een mensch; maar een ketter kan ik niet zijn, 
want ik smeek om onderrigting. O&choon mij niet bewust 
is, dat ik gedurende deze twee jaren slechts een titel of jota 
geleerd heb, die niet in Gods Woord gegrond zijn. Dit be- 
ken ik echter ea hierin ben ik schuldig, dat ik niet alles zoo 
geheel en volkomen uitgesproken heb , zoo als ik het wist. 
Vk heb de zwakken in het geloof verschoond, daar ik ze met 
melk en niet met vastere spijze voeden moest. 

Daarom bid ik om der wille van eoD en het jongste ge- 
rigt (waarvoor toch ieder rekenschap moet geven van zijn 
werk), alle Christelijke keizers, koningen, vorsten, steden 
en heeren, inzonderheid het geëerde, achtbare en loffelijke 
eedgtenootschap , hetwelk nog niemand zonder regt heeft ge- 
laten, en den achtbaren wijzen burgemeester en raad te Sehaff- 
housen^ dat zij voortaan noch mij, noch andere Christelijke 
leeraars laten dringen en dwingen ; maar dat ze mij verhoo- 
ren ; dat ze mij stellen tegenover mijne partij , die mij zoo 
hatelijk aanklaagt; dat zij zonder eenig aanzien van .persoon 
regtvaardig rigten. Want het gerigt is van coo en de regters 
zijn slechts dienaren van Hem, terwijl zij hier op aarde 
tuüen zitten en regeren in zijne plaats. 

Indien echter aan deze mijne ernstige en hartelijke aanbie- 



— 142 — 

ding geen gevolg raogt gegeven worden, maar ik door ge- 
vangenis, marteling, zwaard, vuur of water andero genood- 
zaakt wierde, of god mij anders zijne genade onttrok, asoodat 
ik iets anders mogt spreken of belijden , dan ik thans door 
Gods verlichting gezind ben , dan protesteer ik hiermede en 
betuig voor goo, mijnen hemelschen Vader, en voor alle men- 
schen, dat ik als een Christen lijden en sterven wil, opdat 
£ch niemand aan mijn gedrag, zoo als god dat beschikt, 
moge ergeren. Moge god mij een moedigen, standvastigen, 
vorstelijken geest verleenen, opdat ik volstandig blijve bi} 
zijn Heilig Woord en* in een opregt Christelijk geloof mijn 
geest in zijne handen bevde/' 

Welk een kinderlijk vertrouwen , van den zviraar bedruk- 
ten man, op de zegepraal der waarheid en gerc^tigheid ! Hoe 
verwijderd van alle doldriftige dweepzucht, en toch teyens, 
hoe standvastig voor zijn geloof! De raad van Sehaffhausen 
toonde dan ook deszelfe goedkeuring daardoor, dat aan ie- 
der vrijheid werd verleend , om t^en Bunoajia op te treden, 
terwijl de doctor , in weerwil van vele verzoeken en bedrei- 
gingen, niet aan zijne vijanden werd uitgeleverd. 



Wil men nu hieruit stofFe zoeken voor het inwendig be- 
wijs , dan vergelijke men het bovenstaande met bekende stuk- 
ken van de latere Doopsgezinden ; b. v. met de werken van 
mtNKo SIMONS, DIRK FHiLvs en ADAM PASTOt; mot de belijdemssen 
van JAQUiB d'auchy, HBavAN nimuuiAN, aziTSE aysrsz., tbokas vam 

WBROBK , JACOB DB EOORB of KEBaSGBTKa , JAN W0DTBR8K. TAN EDYK, 

GHaiSTiAAN 6ASTETGER, BAaiHOLOMEDs PANTBN CU de betuigingen van 
andere martelaren des gekxifB, alsmede met de Protocollen 
van Frankenihal^ Embden en Leeuwarden en de bdijdenissen 

van HANS DS RUS, LUBIBRT fiBRRlTSZ, JAQOES OOTBRMAN enZ. 



INHOUD. 




Blz. 

Iwee b^mselen in de Christelijke Kerk. De geestelijke 
verwantschap der Doopsgezinden , hunne benaming en lig- 
chamelijjke afstamming. Twee gevoelens, ten opzigte van 
hun oorsprong* komen nog in aanmerking. Het inwendig 
bewijs voor hunne herkomst van de Waldenzen. Het uit- 
wendig of geschiedkundig bewijs en moeijelijkheid daarvan . . . l . 

Belangrijkheid van de vraag naar de oudheid der Waldenzen. 
Verschillende gevoelens daaromtrent. Zij hebben waarschijn* 
lijk vóór VALDDS bestaan en zijn misschien opgekomen door 
en na ciulviuos van Turm, Waarom zij een tijd lang on- 
bekend zijn gebleven. Naams-afleiding der Waldenzen. .. -6 

De Albigenzen. Zij zijn niet dezelfden als de Waldennen, 
maar hadden veel overeenkomst in sommige begrippen, b. v. 
omtrent doop en eed. Redenen, waarom de latere Wal- 
denzen van die b^ippen zijn a%egaan. Beschuld^ingen 
tegen de Albigenzen, voorzigtig te toetsen. Beide secten 
dikwijls verward en inderdaad moeijelijk te scheiden. De 
Doopsgezinden in Nederland hadden ook vroeger meer over- 
eenkomst met de Waldenzen dan met de Albigenzen. .. .12. 

Toestand van de Waldenzen , ten tijde van honne versprei- 
ding naar &ndiere landen .19 . 

Ootzaken van verspreidittg. L Zware vervolgingen ...... .21 . 

II. Htm eigen i}v«r, om de Christelijke l«er te vet«pireiden.24. 

III . De ligging van faun land en de taal die daar gespreken werd .18 . 

IV. Hun groot getal 80.