EET COPLICT GEKOMEN,
DOOK
Dï^ A. KÜYPER
Complot en RevolLitie.
-JL
Orv6 vrij BeVieex. \:i^èr^\^ cr^ V^eveiltd'J
M
ÜC y-re(ie\le-ven<ie-n'' m è^ Bee>turen,
AMSTERDAM,
J. II. K R U Y T.
1886.
^ ' '^ ó . 9 é
T^ PRINCETON, N. J. ^
11
BX9422.K8 C58 1886 v.1-3
c.2
Kuyper, Abraham, 1837-1920
Conflict gekomen /
HET CONFLICT GEKOMEN,
dooi:
J)^ A. KUYPER
Complot en Revolutie,
LIBRARY OF PRINCETON
THEOLOGICAL SEMINARS
AMSTERDAM,
J. II. K R U Y T.
1880.
<| :<l *'i Y ; 5 ,v / H *
^(J ^
ONZE FOUT.
We hebben een fout begaan; wij Geschorsten!
Nu van achteren ziet ieder in en ieder huilen onzen kring dat
met één oogopslag.
De feiten toonen het, we hadden aan die schorsing kunnen onl-
komen.
Zie maar op de n«e/-geschorsten !
Niet geschorst is Dr. Beklage, hoewel ieder in Amsterdam Aveet,
en hij er zelf eerlijk voor uitkomt, dat hij al de mysteriën van ons
geloof, op der Modernen wijs, verwerpt.
Niet geschorst is Ds. Posthumus Meyjes, die, toen er in den Ker-
ker aad gestemd wierd over de motie, „dat men bij strijd tusschen Gods
Woord en de Reglementen, Gods Woord te volgen had", tegenstemde.
Niet geschorst is Ds. Brummelkamp, noch ook Ds. Lütge, die eerst
toestemden, dat uitreiking der attesten aan deze moderne leerlingen
tegen Gods Woord streed, en later staande hielden, dat Gods Woord
het eischte.
Niet geschorst is Ds. Hogeezeil, die met zes verwerpers van den
Heere Jezus Christus in het Provinciaal Kerkbestuur optrad, en, in
één vierschaar met deze mannen gezeten, zijn broederen veroordeelt.
Ja, zelfs me/ geschorst is Ds. Krayenbelt, noch de heer Hessel, die
toch met ons aan het fatale artikel 41, als Kerkvoogden, hun stem gaven.
ONZE FOUT.
Niet geschorst zijn de predikanten van der Horst, Deetman en van
DER DussEN (om nu anderer namen maar liefst ongenoemd te laten),
die eerst met ons riepen: zoo iets gaat tegen Gods hoog gebod in!,
maar sinds meê uitgleden, en toezagen, dat anderen het tóch deden.
Maar ivel geschorst zijn zij, en zij alleen, die op één avond en
in één zelfde Kerkeraadsvergadering het bestonden, om èn in de Attesten-
quaestie voor Gods Woord pal te staan, èn tegelijk de zelfstandigheid
der Kerkvoogdij te versterken.
Hiermee is onze fout openbaar.
We hadden moeten doen als Ds. Krayenbelt ; moeten doen als
Ds. van der Horst c.s. ; moeten doen als Ds. Hogerzeil; moeten doen
als Ds. Brummelkamp en Lütge; moeten doen als Ds. Meyjes; moeten
doen als Dr. Berlage ; — en indien we dat maar gedaan hadden,
zou geen man in het Classikaal Bestuur aan schorsing hebben
gedacht.
Maar dat deden we niet.
We gingen uit van de veronderstelling, dat men als Kerkvoogd
en Kerkeraadslid geen tweeërlei geluid kan geven.
We meenden onnoozellijk, (anders dan Ds. Hogerzeil) dat kame-
raadschap met de loochenaars des Heeren den discipel van Jezus niel
betaamt.
We verkeerden in den waan, dat wie eens zegt : „Gods Woord- ver-
biedt het!" door geen dreigement v>jrt(y bewogen te worden, om zijn stem
om te zetten,
We dachten, anders dan Ds. Posthuiius Meyjes, dat menschelijke
ordonnantiën niet voor Gods Woord te laten wijken, openbare verlooche-
ning van het Protestantsche beginsel was.
En eindelijk, het scheen ons toe, dat te staan zooals Dr. Berlage
staat, in een Kerkeraad die den Christus belijdt, toch niet kan.
En dat nu is onze fout geweest.
Hadden we ons aangesteld, gelijk deze heeren zich aanstelden,
geen schorsing zou ons overkomen zijn ; want alle deze heeren zitten
nog op heden, in onverkorte en ongerepte eere, allerbroederlijkst naast
elkander in den Kerkeraad.
Protesteeren konden we zoo luide, prediken zoo rechtzinnig, bid-
den zoo wegslepend, vermanen zoo roerend het ons slechts geviel ;
om dit alles zou geen haar ons gekrenkt zijn.
Maar dat we weigerden de Waarheid onzes Heeren, toen het er
op aankwam, in de praktijk los te laten^ dat is ons tot doodzonde aan-
gerekend.
KARAKTERLOOS.
Dcit we niefc konden handelen zooals de H.H. Berlage c. s., dat
is de font, waarover we strnikelden.
Eene fout, die geen onzer, voorzoover hij eigen rust en vrede
boven de eere van Gods naam liefheeft, ooit had moeten begaan.
n.
KARAKTERLOOS.
Tegenover het scherp verwijt van deze fout staat een vriendelijke
vergoeding.
Een onzer felste tegenstanders erkent namelijk, dat onze houding
minder karakterloos was, dan die der wederpartij.
Bij de „karakterschaarschte", waarover Beets klaagde, een niet te
versmaden profijt.
Het was de Her vorming^ het orgaan der verstgaande Modernen,
die zoo sprak.
Met ons was het Classikaal Bestuur van oordeel, dat loochenaars
des Heeren tot het H. Avondmaal toe te laten, erge zonde voor God
zou zijn. Maar, zoo beweerde het, van deze „gedoopte kinderen der
gemeente" mag iets zoo schrikkelijks niet vermoed. Dus mogen we
hén vrij naar het Avondmaal helpen.
Zoo ongeveer als zeker afschaffer in Engeland, die een zoon had,
die sterk dronk, en met dien jongen voor de slijterij stond. „Vader,
vroeg de jongen, geef mij geld! Ik wou die herberg ingaan !''
En de vader gaf het geld, en de jongen verliederlijkte zich. Maar,
toen straks zijn vrouw hem verweet: „Hoe kondt ge dien jongen nu
ook geld geven, gij die nog al afschaffer zijt, daar ge toch zaagt, dat
hij er inging!" — toen antwoordde deze Teelolaler doodleuk: „Geld
aan mijn zoon te geven om zich te bedrinken, ware ongetwijfeld zeer
erge zonde voor God geweest. Maar van zoo zondige intentie was bij
mijn jongen op dat oogenblik niets positief gebleken."
En hiervan nu hoorend, riep het moderne orgaan uit, „moet ons de
belijdenis toch van het hart, dat de mannen van het Classikaal Bestuur
hiermee hun toevlucht namen „tot een jammerlijke uitiiuchf\ waarvan
ze zelven al het nietswaardige gevoelden", ja, „tot een dier gedrochtelij ke
fictién^ waarvan zij, die van Confessioneel standpunt wit de reglementen
IS ER DAN GEEN SCHULD.
willen handhaven, maar al te dikwijls genoodzaakt zijn zich te bedienen." ^)
Een oordeel aldns in de Hervorming gemotiveerd:
Hij die vast overtuigd is van dat alles, waaromtrent het Clas-
sikaal Bestuur in die woorden zijne overtuiging op den voorgrond
stelt, handelt Jdoeker, meer overeenkomstig zijne ivaardigheid^ als man
van karakter en ook — van geloof, indien hij verklaart: ik wil mij
op geenerlei wijze, ook niet zijdelings door het uitreiken van attesten,
mede schuldig stellen aan het bedrijven dier groote zonde, dan
wanneer hij aan het bedrijven van die zonde zich medeplichtig
maakt, door bij een anderen Kerkeraad de mogelijkheid er toe te
openen.
De tegenstelling is verrassend!
Bij het Classikaal Bestuur „jammerlijke uitvlucht" en „gedroch-
telijke fictie".
Bij de geschorsten meer „kloekheid van handelen" en een „hand-
haven van hunne waardigheid, als mannen van karakter en van geloof".
o, Fiolen van smaad zijn in de jongste weken over ons uitgegoten.
Diepe, schrijnende wonden heeft men ons toegebracht.
De pijlen hebben gesnord.
En daarom is het ons zacht als een oliedrop, hieruit van den
felsten vijand te vernemen, dat we althans voor karakterloosheid wierden
bewaard.
III.
IS ER DAN GEEN SCHULD?
Toch zij afgebeden alle verheffing; een zonde die bij elk ver-
drukte en vervolgde zoo na aan de deur ligt.
1) Letterlijk stond er: «Het Classikaal Bestuur laat in bedoeld schiij ven volgen, dat liet
ganschelijk niet overtuigd is, dat zij, die de getuigschriften aanvragen, »zulk eene zonde wil-
den bedrijven." O, wij zijn er van overtuigd, dat de mannen, die dit schreven, zelven moeten
gevoeld hebben, dat zij hier als handhavers der reglementen tot een janmierZy/ce regf/ewi«?i-
laire uitvlucht de toevlucht namen; tot eene dier ^edror/ifeZyA:ö//c<2es, waarvan zij, die van
confessioneel standpunt nit de reglementen willen handhaven, maar al te dikwijls ge-
noodzaakt zijn zich te bedienen. En het baat niet of tegenover Kuyper's beweren: het
Woord Gods verbiedt mij dit reglement op te volgen, al de andere bewering wordt ge-
steld : en mij gebiedt het Woord Gods juist dat reglement te gehoorzamen. Want het
Woord Gods is of de Heilige Schrift als zoodanig, die natuurlijk van geen kerkelijke
reglementen weet; óf wat de Heilige Schrift als Wooi^d Gods hun kenbaar maakt; en
dat is ten slotte wat de geest der heeren Kuyper en Hogerzeil zelven getuigt en hangt
niet af van wat hun confessie is, maar van wat hun eigen geweten van zoo eenvoudige dingen
als bijv. trouw, eerlijkheid, i^echtsehapenheid, billijkheid en waarheidsliefde hunvoorschrijft.
IS ER DAN 6EEN SCHULD.
'■ „Die dndere de o'ntroiiweii, ik die f rouwe mkul^^ Eii niet dat
zeggen gaat het liart naar bóvén, terwijl tocli alleen de nederige genade
ontvangt. .. , . .
Daarom bekennen wij als goed- Gereformeerden, en dies door het
Woord geleerd, dat ook deze vervolging ons uit Gods hand toekomt
en dat //()' het is, die deze plage over ons losliet.
Gelijk elke gebeurtenis in ons leven, die aangrijpt, zoo heeft ook
deze vervolging ons den polsslag sneller doen kloppen, ons besef ver-
diept, de zenuw van den ernst in ons geprikkeld.
En wel verre van de hand op- te heffen en te roepen: „Waarom
doet Gij deze dingen?" is er in onzen kring beleden, dat onze heilige
Heere wel moest toornen over zooveel ontrouw, als we zelven ons ten
schuld lieten worden. Een oordeel dat van het Huis Gods begint,
overmits op hen, die in dat Huis verkeeren, te zwaarder verantwoor-
delijkheid rust.
Eer als de „oy? trouwen" dan als de „ot'6'/"getrouwen" gevoelen we
ons dus tegenover de roerende liefde van dien God en de teederheid
van zijn goddelijk mededoogen.
o, Zooveel trad weer voor ons in zijn onheilig, leugenachtig licht,
dat ook wij anders vergoelijkten.
De Aveegschaal in het Heiligdom woog weer zuiver en overtuigde
ons van zooveel ongelijk.
Van een roepen dat God onrechtvaardig in zijn richten zou zijn,
viel geen sprake.
Zijn doen is majesteit.
Maar .... zich in de verborgenheid der ziele schuldig voor zijn
God te gevoelen, en dit saam met de broederen te belijden, is nog
iets zoo heel anders dan schuldig te staan aan het misdrijf, waarvan
menschen u aanklagen.
Job hield die twee scherp uiteen.
In schuldbesef voor God wegzinkend, maar niettemin fier en vrij
de uitgebrachte beschuldiging afwerend, — aldus was steeds de positie
Van al wie om zijn pal staan voor zijns Heeren Naam, in moeite geraakte.
En daarom werpen ook wij ons, met heel de Kerke Gods, voor
Hem, die een Verterend Vuur is, in het stof ter neder, maar. . . de be-
schuldiging, te dezer zake door menschen, noch wel door broederen,
tegen ons geformuleerd, wijzen we, als vrije mannen, af.
Wat op 19 Januari dezes jaars een onzer Scheur kalenders te lezen gaf:
„Al de verdrukkingen en de vervolgingen, die de godzaligen
ontmoeten, komen hun over, omdat ze tot verdediging van de Waar-
DE ACTE VAN BESCHULDIGING.
heid opstaan. Indien ze slechts hunne belijdenis wilden verloochenen
en de liverei van Christus wegwerpen, niemand zoude hen tegenstaan.''''
is een diepgewortelde overtuiging, die ook wij niet van ons kunnen
zetten.
Lieten wij de eere van Gods Woord maar los, geen sterveling
zou ons deren.
IV.
DE ACTE VAN BESCHULDIGING.
Waarvan beschuldigt men ons?
Van niet minder en niets anders dan van een lang vooraf beraamd
Complot^ om te geraken tol een algemeene kerkelijke Revolutie^ door Roof
van geld en goed gesteund.
Revolutie, door Complot ingeleid, en door Roof gesterkt.
Dat is het gruwelijk bedrijf, waarvoor wij, Geschorsten, zullen te-
recht staan.
Want wel stikte het Classikaal Bestuur van Amsterdam door
deze toch reeds zoo donkere aanklacht, nog den zwarten draad van
^verregaande onrechtzinnigheuV^ ; maar, de Hervorming zei het immers,
dat Classikaal Bestuur doet in „gedrochtelijke fictiën", en bovendien
ook die „verregaande onrechtzinnigheid" zit in de Revolutie in.
Er is Complot gesmeed.
Gesmeed in dien infamen , Broederkring", waarin alles vooraf
wierd bedisteld.
Complot gesmeed blijkens het feit, dat in den Kerkeraad niet de ad-
viezen van de H. H. Hogerzeil, Vos, enz. wierden gevolgd, maar die
van hun tegensprekers.
Complot gesmeed, zooals blijkt uit „het geraas", waardoor de
min-gelukkige adviesgevers soms in hun redekavelingen gestoord
wierden.
Kortom, gecomplotteerd is er ; want er was een meerderheid, die
doorging, en een minderheid die de vlag moest strijken.
En dat kón natuurlijk niet. De /neerf/erheid had behooren te
zwichten.
Dat nu voorts heel dit Complot slechts een fijn gesponnen plan
was, om te komen tot Revolutie, is te zonneklaar om het te bewijzen.
Er was een Vrije Universiteit.
Die tobde, om haar leerlingen aan een kerk te helpen.
ONS ARME VADERLAND.
En toen is, „auj? grands maiix les grands remèdes^\ de goede
kerk onzer vaderen kort en goed aan die Universiteit opgeofferd.
Wild en rauwelings verbrak muitzucht de banden van het gezag !
En overmits nu zulk een bedrijf geld kost, en wij Geschorsten
dat niet hadden, is toen in den boozen kop van één onzer de demo-
nische gedachte gevaren, om de elf kerken van Amsterdam (met de
Koepelkerk incluis), en voorts met al den schat van het Grootboek,
door heimelijke list aan de Gemeente van Amsterdam te ontfutselen,
en, na gepleegden roof, alle HiV^-complotgenooten „naakt aan den dijk
te zetten."
Een driest bestaan, voor CaüUna'^s vermetelheid te nauwernood
onderdoende !
Een samenzwering, doelende op Roof en Revoluüe!
Of erger nog een „schijnheilige" samenrotting ! Want, weet ge,
al wat onzerzijds van de Altesten gerept wierd, was slechts schijnver-
tooning en bedrog.
V.
ONS ARME VADERLAND!
Toch zou het nog minder benard hebben gestaan, indien deze Oatilina,
een anderen Cromwell gelijk, het niet inog verder, tot over de kerkmuren,
op troon en kroon, op het landsgezag, gemikt had.
Maar ook die toeleg viel niet langer te verhelen.
Hij trad op in ons Parlement ; en liep er wel weer uit weg,
maar was er dan toch in geweest.
De omzichtige manieren van onze Portefeuille-bejagers waren wel
de zijnen niet ; maar het éénig vereischte, door de Grondwet gesteld,
om Eerste Minister te kunnen worden, bezat hij dan toch. Hij was
Nederlander.
Zijn partij in het Parlement bestond uit louter Chauvinisten^ Bee-
laerts niet uitgezonderd ; en al trok Rome zijn stemmen terug, toch
bleef aan al deze „Rondkoppen" hun zetel verzekerd.
Zelfs een soort „Waardgelders" scheen reeds in dienst genomen ;
Sappeiirs met zaag en bijl voorop ; Kater veldkornet ; Kortegaard {Corps
de garde): „de Gekroonde Valk"!
Vijf man waren reeds uitgerukt.
Tijd, hoog tijd wierd het dus, dat de politieke pers zich met het
boos geval ging moeien. Het ^caveant consules^ ne quid detrinienti
•10 ONS AKME VAüERLAND
caplal respiibÜmr ^) kwam in het Staatsblad. Eu toeii iiaiii het
Hamlelshlad het op voor het lieve vaderland. En het Dagldad zon
Teeds op nieuwe partijformatie. En artikel na artikel verscheen:
y,Wal wil Dl'. Kmjpcr lodiT^ En eindelijk, en dit deed de deur dicht,
zcnid een /wV^geschorst lid van den Gereformeerden Kerkeraad aan
het Roomsche blad De Tijd deze naïeve verklaring' in : -Ons streven,
ons werken, ons wenschen, is er uitsluitend op gericht, om aan Dr.
Kuyper zijn Waterloo te bezorgen. Hij inoel er onder l^"* ^
Let wel : Ons Hlrcveii. Ons werken. Ons wen.'ichen ! is, om een
broeder neer te sabelen!
Dat schrijft een Christen ! •
En dat ingezonden aan een Hooinscli ])lad!
Door een man, die ze(/l Protestant te zijn.
Het stond dan ook veeg.
Zoo veeg, dat men tot in de allerhoogaie kringen lont rook.
De Koning zelfs, zoo las men met veel vertoon, had zich door
het drijven van dezen would-üe Cromwell in zijn ruste laten storen.
Ten paleize kwam het tot ampele conferentiën.
Nu schreven we 1886, straks staat met 1889 het eeuwfeest der
Fransche Revolutie te komen.
Maar des kon men gewis zijn: Tenzij dit „staatsgevaarlijk" opzet
nog in de geboorte gestikt Avierd, liep het in 1889 niet malsch met
ons Nederland af.
Te minder malsch, (ds het eens gebeurde, dat inmiddels de
gaafheid der Synodale Hiërarchie bij de Hervormde gezindheid,
schade leed.
Want weet wel, in dagen als het volk redeloos en het land red-
deloos schijnt, komt het 'op mannen van karakter^ öp integriteit van
waarheidszin aan. En nu, wat kerk, of stichting, of genootschap is er,
dat zich, waar het om de insnijding van dege karakters, om inprenting
van weerzin tegen alle valsche verhoudingen, kortom, waar het om
vorming van mannen gaat, met ons onvolprezen Synodaal genootschap
durft meten?
Het is zoo!
Men heeft het wel eens boozelijk, „de kweekschool van stelsel-
matigen lengen'^ genoemd.
Maar die dit zei, lasterde!
^) ))Er dieigt gevaar voor den Staat. Dat de overheid wake" !
HET COMPLOT. 1 1
VI.
HET COMPLOT.
School er ook „overdrijving" in deze vreeze ?
Haast is men geneigd, het denkhaar te achten.
Vooral, zoo men iets naders van het famens Complot weet.
Wal weet ge ons dan van dit fameus Complot te verhalen?
/>/7, dat een complot gemeenlijk in het f/chelvi wordt gesmeed,
terwijl hier èn doel èn gang èn instrument van de daken gepredikt
en van de tinne des tempels nitgeroepen is.
Be Heraut was geen geheim hlad, maar een blad, dat zelfs in de
kiosken te koop is ; en die lleraut riep elke week ; en men gaf* toe,
dat zijn bazuin geen onzeker geluid gaf; en met een rondheid, die aan
het vermetele, met een openhartigheid, die aan het overmoedige grensde,
vertelde deze Heraut in alle stad en dorp, nu acht jaren lang, op welk
doel, langs wat weg, wierd aangestuurd.
Den „geheimzinnigen" hoofdtrek van elk complot vindt ge dus,
alvast niet.
Of school dat „geheimzinnige der samenzwering'' allicht in den
„Broederkring?" Schoon in naam, maar duivelsch in bedoelen!
Dit is uit te maken.
In den „Broederkring" wierd stipt notulen gehouden. Elk advies
"zelfs wierd opgeteekend. En die notulen Uggen desvereischt ter inzage
voor elk^ ujien het om tvaarheid bovenal gaat.
Laat ons er iets uit mededeelen.
Alles saam,' i vergaderde deze Broederkring in drie jaren tijds
19 malen. Eerst iets drukker. Later al slapper. In 1882 hield men
drie vergaderingen. In 1883 zes. In 1884 vijf. En ook in 1885 kwam
men niet meer dan vijf malen saam.
Wat dunkt u, lijkt dit veel op een rijpend complot ?
Maar er is meer van te zeggen.
Van deze 19 vergaderingen waren niet minder dan zeven lees- en
dispuut-avonden, waarin de beginselen van ons kerkrecht wierden be-
pleit, meest door Dr. Kuyper, een enkel maal door Dr. Rutgers.
En' wat daar dan wel verteld wierd?
Wel, dat zal dan nu het geheim moeten wezen, en daarom heeft
Dr. Kuyper dan zeker in zijn Tractaat van de Reformatie der Kerken,
de toen gehouden lezingen letterlijk doen afdrukken en doen rondzenden
aan het groot e publiek.
12 HET COMPLOT.
Denk er ook om, dat op de ledenrol vaii dezen „Broederkring" o. a.
ook de namen staan van de H.H. predikanten Krayenbelt, Deetman,
Geselschap, Van der Horst en Van der Dnssen; en dat de laatstge-
noemde, die zich thans bij de redders Van kerk en vaderland liet inlijven,
schier elke gewichtige vergadering, met name die over de Attesten-
quaestie, heeft bijgewoond.
Ook in dien „Broederkring" kan het Complot dus kwalijk ge-
hnisd hebben.
Die „Broederkring" was een allerordinairste Clubvergadering, zoo-
als men in elk Parlement Clubs formeert.
Onze Tweede Kamer telt maar 86 leden, en toch reeds dit aan-
tal bleek te groot, om, zonder voorafgaande bespreking van gedrags-
lijn, te geraken tot doeltreffend debat.
Ook onze Antirevolntionaire Kamerleden formeerden daarom een
Club ; en de Liberalisten hebben hün Club ; en de Roomschen hielden
óók saamkomsten ; alleen de Conservatieven waren er te klein in 't cijfer
voor.
Geen wonder dus, dat men voor onzen Kerkeraad, die voltallig
ruim 140 leden telt, óók vooraf samensprak.
Dat doet men in Parijs, in Londen, in Berlijn en in Brussel ! Waarom
zou men het ook niet in ons ordelievend Amsterdam doen?
Hoe ook bezien, in den „Broederkriug" kan dus het Complot niet
zitten ^).
^) Het vermakelijk eii potsierlijk verhaal, dat het Utrechtsch Btujhlad omtrent dit
complot mededeelde, is Ic pikant ora het hier niet af te drukken.
Het kwam hierop neer:
((Uit zeer vertroiiwbare bion kunnen we van de Amsterdamsche kerkelijke ({uaestie
de volgende interessante bijzonderheden mededeelen.
((Er is te Amsterdam eene veieeniging van kerkeraadsleden, welke geheel bestaat uit
volgelingen van Dr. Ku3^per. en die steeds, zoo dikwijls dit noodig is, vóór de openbare
kerkeraadsvergadering bijeenkomt en daar vaststelt, hoe men in den kerkeraad spreken
en stemmen zal. Aangezien de leden dezer vereeniging over de meerderheid in den kerke-
raad beschikken, zoo zijn de openbare vergaderingen slechts zittingen, waar de vonnissen
worden uitgesproken, die in die raadkamer zijn geveld.
lAVat was nu in (ie maand December in een dezer geheime vergaderingen besloten ?
Men zou aan de kerkvoogden de vi-ije beschikking geven over den dienst in de kerkge-
bouwen, zoodat zij van den predikstoel zouden kunnen weren, ieder die hun goeddacht;
de opdracht was, daarop niemand anders toe te laten, dan zulke predikanten,
die echt gereformeerd waren, volgens het gevoelen van Dr. Kuyper. Aangezien mi de
heer Kuyper c. s. zoowel in de kerkvoogdij als in den kerkeraad de macht in handen
liad, wilde men eenvoudig de macht van het laatste lichaam overbrengen bij het eerste
college, omdat de kerkvoogdij geen enkele autoriteit boven zich heeft, terwijl de kerke-
HET COMPLOT. 13
Maar zat het dan ook misschien in de Kerkeyaadsvergader'uu/ zelve V
Hoor toch, wat het Classikaal Bestuur ons in de Kerkelijke Cou-
rant naroept.
Drie dingen: 1. Ge zijt op het kantje van den reglenientairen wal
gaan loopen. 2. Ge hebt niet geluisterd naar de adviezen van wijzer
raad altijd onder de hoogere bestureu staat, en daardoor niet kon doen, wat de meer-
derheid wel wilde.
))Nu is er eene bepaling in liet reglement van den Amsterdamschen Kerkeraad, dat,
behalve de voorstellen, die op de agenda staan, ook onderwerpen mogen worden ter
tafel gebracht en afgedaan, die door een bepaald aantal leden worden voorgesteld.
))Wat was nn in eene geheime vergadering der bovengenoemde kerkeraadsleden
besloten ?
))0p de kerkeraadsvergadering, te houden op den 21sten Dec. onder voorzitterschap
van Ds. Vax der Horst zou, staande die vergadering, aan den voorzitter worden over-
handigd een couvert, waarin het bovengenoemde voorstel, om alle macht over kerken
en godsdienstoefeningen in handen te stellen van kerkvoogden. Het aantal onderteeke-
naars was meer dan voldoende en de meerderheid zou gereed staan, om alle voorstellen,
uit die enveloppe te voorschijn komende, dadelijk en hloc aan te nemen.
«Alvorens echter de leden dier geheime vergadering zoo de macht uit handen gaven,
hadden de kerkvoogden, die ook leden dier vereeniging waren, hun plan de campagne
aan hunne trawanten medegedeeld.
))De revolutie zou onmiddellijk beginnen. Aan de drie moderne predikanten te Am-
sterdam, de heeren Laurillard, Ternooy Apel en Berlage, zou dadelijk het recht ontzegd
worden, om als dienstdoende predikanten de kerkgebouwen binnen te treden. Zonder
complimenten zouden ze buiten de deur gezet worden.
))Iets beleefder zou men een 9tal andere heeren behandelen, die wel tot de orthodoxe
partij, maar meer tot de irenische richting behooren, waaronder de predikanten De Graaf,
Van Marken, Hogerzeil, Ten Kate, Vos, Adriani, Posthumus Meyjes en Westhoff.
»Men zou aan dezen kennis geven, dat men van hen liever niet meer gediend was,
en dat men hun daarom vriendelijk verzocht: zich voortaan te onthouden van het voor-
gaan bij godsdienstoefeningen, daar men op andere en betere wijze in die behoefte zou
voorzien. Dit waren er weer 9 op fatsoenlijke wijze aan den dijk gezet.
«Eindelijk zou aan eenige broeders, die wel gereformeerd zijn volgens het college
van kerkvoogden, maar toch niet als makke schapen den leidsman blindelings wilden
volgen, worden medegedeeld, dat ze in de kooi mochten blijven, mits absolutie vragende
voor hun zonden en gehoorzaamheid belovende aan vader Abraham. Hiertoe behooren
Ds. Van der Horst en Ds. Van der Dussen.
sMen zou dusdoende 12 predikanteii te kort komen, doch voor dezen waren reeds l'i
plaatsvervangers aangeworven uit buitengemeenten. De lijst dier heeren bestaat reeds
en wat meer is, zij hadden zich reeds bereid verklaai'd. dadelijk op te treden, wanneer
alles in orde zou zijn.
))Doch, o verdorvenheid van het menschdom, er was onder de schare, die in die ge-
heime vergadering dit plan zoo kunstig had ontworpen, één Judas, die zijne broederen
verried.
«Het geheim kwam ter oore van het Classicaal Bestuur, voordat de Kerkeraadsver-
gadering gehouden kon worden, en de Voorzitter, Ds. Van der Horst, was gewaarscliuwd,
welke dynamiet-bom voor hem zou worden neergelegd. Welke maatregelen genomen
waren, om të waken, dat de inhoud van dat gewichtige paket, dat zulk een gevaarlijke
14 lIÊl' COMPLOT.
lieereii. En 3. Ge liebt „geraas" gemaakt, toen wijzer lieeren u onder-
wijzen wilden.
Vreemde aanklacht !
Stelt, o Hoogmogende Classikalen, ge wont elk dezer drie pnnten,
wat steekt in elk dezer drie, of ook in deze drie saam, dan nog voor
schijn of schaduw van Complot ?
Ook in onze Tweede Kamer waagde Graaf van Lijnden van
Sandenburg zich met zijn afzetting van rechterlijke ambtenaren op het
kantje van den Grondwet-wal. Naar Groen's wijzer adviezen hebben de
Conservatieve heeren al bitter weinig gelnisterd. En wat „geraas"
aangaat, soms piasregende het interruptiën en dreunde het Binnenhof
van geschuifel, gegier en gelach !
Heeft nu iemand dit ooit „complot" genoemd ?
Neen, natuurlijk niet !
Maar weest gij dan ook niet o/aiatuurlijk en bazelt van uw „com-
plot" niet meer.
Wat is er in den Kerkeraad geschied?
Wel verre van op het kantje van den reglementairen wal te
gaan loopen, schonk men er steeds klaren wijn aan elk die vroeg, en
brandstof inhield, schadeloos zou blijven, is een geheim van het Classikaal Bestuur, want
fJs. Van dkr Hokst, de Voorzitter, pareerde den slag, door, toen op den bepaalden tijd
nog een enkel lid ontbrak aan het getal, vereischt, om wettige besluiten te nemen, de
vergadeiing onmiddellijk een week te verdagen.
»In dien tijd nam het Classikaal Bestuur de noodige maatregelen, om öei\ coup d'ctat
te verijdelen en de aanslag mislukte. Het bewuste besluit kon niet tot stand komen,
en de heeren ontwerpers werden geschorst. — De wereld werd daardoor, helaas, beroofd
\^n het treffend schouwspel om te zien: «één kudde, van gereformoerde dorniné's, en
één herder (vader Kuyper), grazende in de vette weiden der kerkelijke goederen van
Amsterdam." "
De Standaard teekende er op den kant o. a. bij aan :
))Er behoeft nauwelijks bijgezegd, dat dit gansche vtrhaal van het begin tot het eiuile
verzonnen, om niet te zeggen gelogen is.
))Noch zulk een couvert, rioch zulk een plan, noch zulk een afspraak, noch zulk een
entente-cordiale met Buitengemeenten, noeh iets van dit alles heeft ooit anders bestaan,
dan in de verbijsterde voorstelling van een of ander beangstigd Synodaal.
«Gelukkig, dat de stipt gehouden Notulen van den Broederkring den leugen bewijzen
kunnen.
))Die notulen liggen desvereischt, indien zich een waarheidlievend man aanmeldt, ter
inzage."
Van dit aanbod is door den Redacteur van De Amsterdammer en dien van Het Nieuws
van den Dag gebruik gemaakt. Beide bladen geven in hun nummer van "iS Januari
een uitvoeiig uittreksel dier Notulen, waaruit de volstrekte onwaarheid der «onthullingen"
van het Ütrechlsch Dagblad ten duidelijkste blijkt.
HET COMPLOT. IS
is steeds, is onverholen, is onbewimpeld uitgespi*oken: „Alle regle-
menten moeten desnoods wijken voor hef gezag van Gods Woord!''
En wat nn de adviezen van die „wijzer lieeren" aangaat, dan
blijkt uit de Notulen, P. dat de H.H. Vos, Hogerzeil, Brummelkamp
en Lütge eigener beweging nooit één enkelen stap hebben gedaan,
om een dam op te werpen tegen het veldwinnend ongeloof; 2^. dat
deze 'vier heeren. zich bijna altoos met hardnekkigheid verzet hebben
tegen eiken maatregel, door wien ook voorgesteld, om den bedreigden
dijk te kisten; en 8^. dat de argumenten, waarmee deze heeren hun
verzet poogden te rechtvaardigen, op alle punten, niet eenmaal, maar
tien malen, zakelijk, uitvoerig, en meest zonder toegeven hunnerzijds,
zijn weerlegd. '" ' ' " "' ■' '
• Of konden deze heeren, ook al wierden ze weerlegd, allicht aan-
spraak op een succes d'estimc doen gelden? ^)
Zijn deze vier dan mannen, die ge met een Beets, met een Van
Oosterzee, met een Doedes, met een Kohlbrügge onder de gesternten
van ee'fste grootte rekent?
Ds. Lütge ook? Die zoo weinig zelfs een man als Kohlbrügge
verstaat, dat hij o^igereformeerd elk zelfstandiger karakter eener
plaatselijke Kerk doemir, daar toch Kohlbrügge in Elberfeld in een
Kerk geleeraard heeft, die geheel op zkhzelve stofid, van alle Kerk-
verband was afgescheiden, en juist door dat kleine kerkje van Elber-
feld een zegen gespreid heeft tot in Bohemen ?
En komt men nu ten slotte op het „geraas," dan zij ook daarover
„kort recht" gedaan.
'Niet één enkel maal heeft de Voorzitter wegens „geraas" de
vergaderingen moeten schorsen.
Tien van de tAvaalf avonden gingen voorbij, zonder één enkele
interruptie zelfs.
Soms, als de heeren van- de oppositie al te veel van het geduld
vergden, waagde een twee» of drietal leden soms een interruptie.
- ' En voorts op een heel jaar kwam het misschien vier- of vijfmaal
voor, dat er een begin van een applaudissement te l)eluisteren viel,
maar om onmiddellijk weg te sterven. Of ook, dat er even een gegons
door de zaal ging en de ontevredenheid zich meedeelde aan de moto-
rische zenuwen; maar altoos zoo, dat er geen halve minuut om was,
of alles was weer ademloos stil.
Dat is al.
') l'at men om huns persoons \yille voor hen ^yijken moest.
16 HET OPENBAAR MINISTERIE.
En na dit kort relaas tarten we elk tegenstander, om ons uit heel
Europa en Amerika één vergadering van meer dan honderd leden te
noemen, waar liet zóó kalm, zóó statig, zóó bijna al te mak en leuk
toeging als in den Amsterdamsclien Kerkeraad.
Heel het „Complot" loopt dus op minder dan niets uit.
Daar mogen de heeren van gedroomd hebben.
Maar meer dan een „sprookje", laat het dan nu niet van Moeder
de Gans zijn, was het niet.
VIL
HET OPENBAAR MINISTERIE.
Wie zou in zoo netelig geding het „Openbaar Ministerie" waar-
nemen? ^)
Een pijnlijke taak!
Men liep zoo licht gevaar „verklager der broederen" te worden.
Toch trad er een naar voren, die ongevraagd dit hachelijk stuk
aandorst.
Het was Ds. H. V. Hogerzeil!
Aanvankelijk gaf dit een gevoel van verademing.
Een man als Hogerzeil, zoo dacht men, zal uit den Woorde Gods ;
zal uit de beginselen onzer Belijdenis; zal uit het karakter van het
Protestantisme; zal uit den historischen levenstoon onzer Gereformeerde
Kerken getuigen! Van niemand verder dan van hem al wat zweemt
naar chicane!
Toch was deze kerkelijke Procureur-generaal te nauwernood even
aan het woord, of de kenner voelde reeds dat het misging.
Om tweeërlei reden.
Vooreerst, omdat hij een onwaar standpunt koos; en ten andere,
Avijl hij als gewezen rechter gewraakt moest.
Over elk dezer twee slechts een kort woord.
Hij nam een onwaar standpunt in, door zich aan te stellen alsof
/m; nu eens, geheel obiectief^ uitsluitend „onbetwistbare feiten" zou mede-
deelen. In hem zou men niet den „aanklager", maar zuiverlijk den
getrouwen verhaler te beluisteren krijgen.
Al wat anderen geschreven hadden was een „verdediging of afkeuring"
geweest, maar hij zou leveren „eene kalme uiteenzetting der feiten"
(I- P- 4).
1) Onder Openbaar Ministerie verstaat men den Officier van Justitie of den Procureur-
Generaal, die de beschuldiging in rechten staande houdt.
AXIOPISTIE. 17
Staat het nu echter vast, dat zelden in een kerkelijk geding een
zoo door en door partijdig, een voor de vervolgden derwijs beleedigend
en kwetsend requisitoir geleverd is ^), als de heer Hogerzeil in zijn drie
vliigschriftjes ter perse zond, — dan druischt het natuurlijk tegen alle
recht en billijkheid in, bij den verkoop van zulke waar nog het bordje
van ckn Onpartijdige uit te hangen. En wie zulks dan tóch doet,
neemt die wel iets anders in dan een valsclie positie?
Maar ook, de heer Hogerzeil nam een positie in, waarin hij als
„vroeger rechter" moest gewraakt.
Hij zelf toch had in het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-
Holland aan de behandeling der zaak deelgenomen, en, gelijk nu van
achteren, helaas, blijkt, met zijn Christus-loochenende ambtgenooten,
wel terdege tot het dwangbevel in zake de Attesten meegewerkt.
Dit nu maakte, dat van tweeen slechts één kon.
Hij had óf het bedrijf der Synodale Besturen onbesproken en dus
onverdedigd kunnen laten, en dan ware hij toe te laten geweest. Of
wel, hij kon pleiten gaan, als ingewijde in de geheimen der Besturen,
maar dan moest hij ook onmiddellijk gewraakt.
En toch, dat laatste bestond de heer Hogerzeil.
Al wat hij u biedt is één doorloopende aanklacht der broederen,
en één daarmee evenwijdig loopende verdediging van de Synodale Be-
sturen ; en dat wel als van iemand, die zelf in hun raad heeft aange-
zeten en op dien grond zegt te kunnen instaan voor wat ze bedoelen.
Het requisitoir moest dus misloopen; en liep dan ook mis. Vooral
toen er ook nog het goudzand „der vrome betuiging", overheen wierd
gesprenkeld. Hij, Hogerzeil, de man des vredes. Hij, de man die
niets zeggen zou, of het moest zeker of waarachtig zijn. Hij, de tee-
dere, de nauwe van conscientie! Aan zijn kant al het licht ! En voor óns,
vervolgden, niets dan de donkere schaduw!
VHI.
AXIOPISTIE.
En bleef het nog maar bij dit „onware", dit „valsche" van het
door hem ingenomen standpunt. Maar er is meer, er is erger. Ook zijn
axiopistie is volstrekt niet van verdenking vrij !
Schrik niet van dit vreemde woord, lezer !
1) Tot zelfs van eon „meenemen der Kerkelijke kas." dorst deze heer ons aanklagen.
Ditcli hierover later/
1 8 AXIOPISTIE.
Onder de godgeleerden, vooral uit de school van den heer Hoger-
zeil, is dit woord uiterst gemeenzaam ; want als er sprake viel van de ver-
dediging der H. Schrift, wierd men steeds in die school geleerd, o. a.
ook een onderzoek in te stellen naar de axiopistie der Bijbehc/irijvers,
d. w. z. naar „de geloofwaardigheid" van Apostelen en Profeten.
Was nu zulk onderzoek niet onkiesch, waar het de Heilige Apos-
telen en Profeten gold, wat zou ons dan weerhouden kunnen, om de
vraag der axiopistie, d. i. „der geloofwaardigheid"' ook bij den heer
Hogerzeil te stellen ?
Immers met die vraag staat of valt het zedelijk (/czay van zijn
betoog.
Wars van vitten, noch ooit gewoon spijkers op laag water te
zoeken, laat ik bij dit onderzoek alles rusten wat mis gegist, onnauw-
keurig voorgesteld, slordig behandeld, zelfs al hetgeen verzicef/eyi is, en
eerlijkheidshalve gezegd had moeten worden.
Bij „axiopistie" mag men niet over één nacht ijs gaan. Eu ik
bepaal er mij daarom toe, op een twaalftal punten de aandacht te
vestigen, die het vertrouwen in de axiopistie van den heer Hogerzeil
meer schokken dan ons lief is.
We geven ze op het cijfer af.
PUNT EEN.
Op blz. 10 van zijn eerste stukje schrijft de heer Hogerzeil :
De predikant alleen neemt niet aan; het is het werk van een
Kerke raadscommissie, welke bestaat uit een predikant en één of meer
ouderlingen. Vertrouwt men nu een lid van die commissie niet;
vreest men, dat hij leerlingen zal toelaten, die afgewezen moesten
worden, dan is het juist de dubbele plicht der anderen, om op hun
post te wezen.
Wat hier staat was waar tot op 1879. Maai na dit jaar is het
desbetreffend artikel yewijzigd, en thans eindigt dit artikel met deze,
alle dubbelzinnigheid afsnijdende woorden : „De aannemifig (fese/iiedt,
namens den Kerkeraad, door den predikant.''' 1)
Wist de heer Hogerzeil dit niet? Ik ben er zelf bij geweest,
toen het hem in den Kerkeraad tot driemalen toe herinnerd is.
') Wel heet het, dat »ter aanneming een predikant en een of meer ondeilingen
Wuiden afgevaardigd," maar de slotzinsneé kent het absolute recht tot de eigenlijke
aumieming, hij iiitsluitiiiii van de ouderlingen, alleen aan don predikant toe. Heel het
aitikoj staar afgediulit in f/rl nn-i(fr)i,( Con/lirt p. 15.
AXIOPISTIE. 19
Tocli schrijft hij in lijnrechten strijd hiermee, dat de aannemino-,
iiiH door den predikant, maar door een Commissie van drie leden
geschiedt.
Hoe dit te verantwoorden?
Te verantwoorden bovenal, waar men „voorlichting"' zegt aan te
bieden voor een aan den doolhof der Synodale reglementen gansch
ongew^end pnbliek ?
PUNT TWEE.
Op bladz. 5 van hetzelfde stnkje schrijft de heer Hogerzeil :
Nu bepaalt het huishoudelijk reglement van den Kerkeraad , dat
aan ieder der predikanten twee ouderlingen worden toegevoegd , die
met hem voor iedere kerkelijke wijk de wijk-com missie vormen.
Bij lederen officieelen arbeid in deze wijk, welke met de ouderlingen
of in hunne tegenwoordigheid verricht moet worden , moet de
predikant zich dus tot zijne wijk-ouderlingen wenden. Deze zijn
verplicht , en hebben dit ook op zich genomen, om hem ter
zijde te staan.
Ook deze voorstelling is onwaar.
Er worden geen onderlingen „toegevoegd", maar beide, predikanten
en onderlingen, worden even zelfstandig gecommitteerd. Zoo weinig
zijn ze „toegevoegd", dat de wijkcommissie bij vacature ook bestaan
kan uit enkel ouderlingen. In zoo sterken zin niet toegevoegd, dat bij
wisseling van predikanten de ouderlingen toch blijven. Ja, derwijs het
omgekeerde van toegevoegd, dat, bij de nieuwe wijkverdeeling, in 1884,
eerst de ouderlingen de wijken verdeeld hebben, en eerst later de pre-
dikanten voor de onderscheidene wijken zijn aangewezen.
Op zich genomen, om elk predikant, die in zulk een wijk mocht
komen, bij te slaan, hebben ouderlingen dan ook volstrekt niet.
Wel hebben ze plechtiglijk voor God en de Gemeente beloofd,
indien zulk een predikant „een wolf in schaapskooi" bleek, hem te
zullen bestrijden.
PUNT DRIE.
Op blz 11 schrijft de heer Hogerzeil:
Zegt men : „het tegenwoordig reglement maakt de ouderlingen
tot figuranten," dan antwoord ik: //dat maakt het den ouderling
dan niet alleen bij een modern , maar ook bij een orthodox predi-
kant." En een figurant moet een ouderling nooit willen wezen.
Gaat men nu wel onder dit reglement naar de orthodoxe predikanten,
oui met hen het werk der aanneming te verrichten, en is men dan
20 AXIOPISTIE.
geen figurant, maar een aan het gewichtig werk deelnemend ouder-
ling, laat men zich dan ook zóó in het andere geval gedragen.
De Amsterdamsche ouderlingen rekenen toch niet bij de orthodoxe
predikanten in de eerste plaats met hun plicht en roeping, en bij de
modernen met dit kerkelijk reglement?
Deze zinsnede is in strijd met de waarheid.
Bij niet één der orthodoxe predikanten wordt aangenomen naar den
regel van het thans vigeerend reglement. Zelfs is het een Kerkeraads-
beslnit dit niet te doen. Alle orthodoxe predikanten gunnen aan den
ouderling, desgevraagd, stem in het kapittel.
PUNT VIER.
Op blz. 12 schrijft de heer Hogerzeil:
Het komt mij voor, dat het niet goed gehandeld is, /irt den
Ifierlingen moeiehjh Ie mahen eti de leermeesters ongemoeid te laten. Men
zoude ook hier kunnen vragen : als er schuld is, wie zijn de schul-
digen ?
Deze klacht tegen de ouderlingen is ongegrond.
Vraag het aan de moderne predikanten maar, of zij niel schier hij
elke trede in hun ambtelijken gang bemoeielijkt zijn.
Juist aan de leenneeslers is medewerking geweigerd, niet aan de
leerUngen.
Slechts heeft men de leerlingen pogen te bewaren voor iets, waarvan
ook Ds. Hogerzeil toestemt, dal hel zonde voor Cod zo\i zijn.
Iemand nu bewaren voor zonde, is geen hemoeilijfien, maar helpen.
Liefde verbood anders te doen!
PUNT VIJF.
Op blz. 13 verklaart de heer Hogerzeil:
De leerlingen der predikanten Beklage, Ternooy ArÈL en Lau-
RiLLARD hebben door de daarvoor aangewezen commissie onderzocht
willen worden, om tot het heilig avondmaal toegelaten te worden ;
maar deze heeft hun dat geweigerd. De Kerkeraad heeft die wei-
gering goedg 'keurd, en daarmede het onderzoek naar de belijdenis
van deze leerlingen uit zijn hand gegeven.
Deze verklaring moet de heer Hogerzeil terugnemen.
Wie geen recht tot onderzoek heeft, kan ook geen onderzoek
iveigereti.
En overmits nu Art. 38 (gelijk al *s heeren Hogerzeirs eigen
geestverwanten toest(numeu) alle recht tot onderzoek naar de geloofs-
AXIOPISTIE. 21
belijdenis in volstrekten zin tian den Kerkeniad onlnam^ is liet
onwaaracliikj om den Kerkeraad aan te klagen, alsof hij afsloeg^ wat
de Synode zelf hem te doen verbood.
PUNT ZES.
Ojj blz 7 van zijn tweede brochnre schreef de heer Hogerzeil :
Weet de Gemeente wel , dat bijna alle predikanten der Ned.
Hervormde Kerk, ook die hier te Amsterdam werkzaam zijn, met
hunne handteekening beloofd hebben , nom door leer en voorbeeld,
bestuur en opzicht alles te doen, wat een Herder en Leer aar ^ overeenkom-
stig Gods Heilig Woord , volgens de verordeningen der Nederlandsclie
Hervormde Kerk , betaamt .'^'' Zulk een belofte beteekent toch wat.
De heer Hogerzeil zegt ook hiermee iets, dat hij niel kan ver-
antwoorden.
Hij zelf toch weet nitnemend goed, dat de woorden, die hij afschreef,
volstrekt geen belofte behelzen, maar genomen zijn nit den beroepsbrief,
waarin alleen staat, „dat de gemeente zidks vertrouwt.'^
En hij weet ook, dat de eigenlijk gezegde belofte^ waarop alle
thans geschorste predikanten alhier bevestigd en aan de gemeente ver-
bonden zijn (en waarin de gemeente dus haar eigen beroepsbrief inter-
preteert) jnist otngekeerd inhoudt, dat de Bedienaren des Woords hun
ambt zullen bedienen „naar de voorzeide leer."
PUNT ZEVEN.
Op blz. 10 verzekert de heer Hogerzeil:
Daarom heeft de Algemeene Kerkeraad zich in een schrijven van
15 Februari 1869 tot de Gemeente gewend, en haar stem,gerechlig-
den leden de vraag voorgelegd : // Verlangt gij het behoud der tegen-
ivoordige ivijze van beheer?'' Op die vraag is met groote meerderheid
van stemmen //jV geantwoord.
De beteekenis van die stemming is duidelijk : De Gemeente
droeg den Algemeenen Kerkeraad op hare kerkelijke goederen en fondsen
te blijven beheereii. Men zie dit niet voorbij , want zoo terstond moeten
wij hierop terugkomen.
Deze voorstelling, alsof de Kerkelijke Commissie eenvoudig namens
den Kerkeraad beheerde, is op het standpunt van den heer Hogerzeil
ongerijmd.
In zijn eigen reglement, dat hij als Kerkvoogd beloofd heeft stipt
te zullen eerbiedigen, staat toch duidelijk in art. 1: Niet de Kerke-
raad, maar „de Commissie oefent (krachtens den last door den algemee-
nen Kerkeraad op haar verstrekt), in naam der Nederdiiilsche Hervormde
Gemeente het beheer uit.''
22 AXIOPISTIE.
En wat nog sterker sjireekt, juist de advocaat der tegenpartij,
(Ie heer Molster, heeft als toenmalig Kerkvoogd, bij breedvoerig rap-
port, in 1874 betoogd, dat ^de kerkelijke Commissie in 1869 haar
rechtsgeldig standpunt kreeg".
De toen door de tegenpartij geraadpleegde rechtsgeleerden, de
H. H. Mr. Philips c. s., oordeelden bij schriftelijk advies evenzoo.
En eindelijk in den brief aan de stemgerechtigden stond het met
even zoovele woorden, niet dat de Kerkeraad, maar dat de Kerkelijke
Coniïnissie door het Ja der gemeente haar rechtsgeldig standpunt won.
PUNT ACHT.
()]) blz. 17 durft de heer Hogerzeil stoutvveg schrijven:
//De weigering der attesten heeft met deze schorsing niets te
maken. '^
Een uitspraak, waarvan de onwaarheid blijkt uit de navolgende
feiten :
a. dat op 14 December in éénzelfde vergadering dezelfde perso-
nen én voor de Beh eerswijziging én tegen het afgeven der Attesten
stemden ;
h. dat volgens het eigen zeggen van het Classikaal Bestuur de
schorsing op 4 Januari om 12 uur moest ingaan, omdat het anders
's avonds te 7 ure tot een weigering der Attesten zou gekomen zijn ;
e. dat de versterking van het Vrij Beheer uitsluitend plaats greep
met het oog op het conflict in de Attestenquaestie ;
en d. dat er zonder het dwarujhevel van de H. H. Hogerzeil c. s.,
om de Attesten af te geven, noch reglementsverandering, noch con-
flict, noch schorsing zou gekomen zijn.
Of acht wellicht de heer Hogerzeil, dat men waarheidlievend man
kan blijven, en toch staande houden, dat de „moorderatie" in Alva's
dagen puur politiek was en niets te maken had met de trouw der
vervolgden aan hun Heer?
PUNT NEGEN.
Op blz. 12 van zijn derde vlugschrift bericht ons de heer
Hogerzeil :
En bovendien, het Classicaal Bestuur was wel verplicht, om
snel handelend op te treden. In verband met de gewraakte be-
palingen zijn er in den laatsten tijd ook in het huishoudelijk Re-
glement van den Kerkeraad allerlei veranderingen aangebracht.
AXIOPISTIE, 2o
Nog maar een paar veranderingen waren noodig, ouder anderen
in de instructie van den koster der Nieuwe kerk, en men was
vrij goed met alles gereed. Die veranderingen stonden als voor-
stellen op de Agenda voor de vergadering van den Bijzonderen
Kerkeraad op Donderdag 7 Januari, en zouden zeker zijn aangeno-
men, indien de vergadering had kunnen doorgaan, en niet Maandag
4 Januari, de voorloopige schorsing uitgesproken was. Het Classi-
caal Bes uur hield het daarom voor plicht^ kyachtig op te treden, voordat
men met alles gereed was en het dan misschien te laat zoude wezen.
Hier spreekt de heer Hogerzeil zichzelven vast.
Er moest snel gehandeld, en op 4 Januari des middags te
12 ure geschorst worden, om op 7 Januari, naar hij zegt, een
hesliüt te voorkomen!
Neen, heer Hogerzeil, dan ware schorsing op 7 Januari te 12 ure
lïog bijtijds geweest.
Bovendien hier weerspreekt ge uw Hoogere Besturen openlijk.
Zij zeggen : er kon (jvch ludvoi dmj worden gewacht !
Zoo praat men er zich in, altoos maar om de Attesten er 1) uiten
te houden.
PUNT TIEN.
Op blz. lo beweert de heer Hogerzeil:
Een voorloopige schorsing laat de eigenlijke schuld van iemand
onbeslist.
Het Reglement zegt het anders.
Het verklaart in art. 48, dat voorloopige schorsing alleen dan
mag uitgesproken, indien het „geruchtmakend bezwaar van ergerlijken
aard gegrond wordt bevonden.''
PUNT ELF.
Op blz. 14 verhaalt de heer Hogerzeil:
Maandagavond, toen 's middags om 13 uur de voorloopige
schorsing w^as ingegaan, hebben de meeste Kerkeraadsleden, op wie
deze maatregel was toegepast, in de officiëele vergaderzaal van den
Kerkeraad willen vergaderen. Het hielp niet, of de koster hun
zeide, dat er geen vergadering was, en hij hun de deur niet mocht
ontsluiten. Dr. F. L. Rütgers, een voorloopig geschorst ouderling,
beweerde, dat de koster aan hem als Kerkmeester van de Nieuwe
kerk had te gehoorzamen, en gelastte, dat hij de deur terstond
zoude ontsluiten.
24 AXIOPISTJE.
Ook hier is de voorstelling van den lieer Hogerzeil in strijd met
de stellige feiten:
Op 4 Januari was er wettiglijk, des avonds te 7 uur, Kerkeraad
saamgeroepen; en deze was niet afgezegd. iV/e^-gescliorste Kerkeraads-
leden kwamen daartoe op. En met deze n/'e(-gescliorsten meldden zich
ook de ?üe/-geschorsten aan, om te vragen, wat hun met dit zonderling
stuk van schorsing te doen stond. Wat is hier onwettigs in?
Voorts had de heer Ds. Renier reeds twee dagen te voren; dus
eer er van schorsing sprake was; te zes ure, eenige broederen in de
Ministeriekamer genoodigd, teneinde inlichtingen van hen te ont-
vangen. Waarom mocht dit niet? Ds. Renier was niet geschorst. En
schorsing sluit toch niet in, dat men iemand zelfs geen inlichting
mag komen geven?
Maar veel erger vergrijpt de heer Hogerzeil zich aan de waar-
heid met dat „beweerde". Dr. Rutgers, die „beweerde," dat de koster
hem te gehoorzamen had.
Ds. Hogerzeil's eigen handteekening staat toch voluit onder de
belofte, dat hij bij elke censuur beginnen zal met elk geschorst medelid
als nog in volle functie zijnde te erkennen.
Dat beloofde de heer Hogerzeil plechtiglijk.
En hoe doet hij?
PUNT TWAALF.
Op blz. 17 deelt de heer Hogerzeil aan zijne lezers mede:
En toch stelt zich de Kerkelijke Commissie op dezen oogenblik
aan , alsof haar het hoogste gezag was opgedragen.
Zij weigert aan de Predikanten den toegang tot hun wettige
vergaderzaal en het archief van het Ministerie, hetwelk aldaar wordt
bewaard. Iets, waarover zij niets heeft te zeggen.
Zij weigert aan den Algemeenen en Bijzonderen Kerkeraad den
toegang tot zijn wettige vergaderzaal en zijn atchief, hetwelk aldaar
aanwezig moet zijn. Iets, waarover zij niets heeft te zeggen.
Zij weigert aan de Diakenen den onbelem merden toegang tot
hunne wettige vergaderzalen en hetgeen aldaar wordt bewaard. Iets,
waarover zij nieis heeft te zeggen.
Zij weigert aan het Classicaal en Provinciaal Kerkbestuur in de
Nieuwe kerk, alwaar ook hunne archieven staan, te vergaderen,
hetgeen zij tot nog toe altijd gedaan hebben. Iets, waarover zij niets
heeft te zeggen.
Zoovele zinsneden, zoovele onjuistheden!
De toegang tot het archief van het ministerie (waar overigens
nooit iemand naar omzag) is niet geweigerd.
ZEDELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID. 25
Het archief van cleu Kerkeraad berust onder de lioodc van den
Archivaris, die bereid is, mits de Kerkeraad hem dit vergunt, aan elk
eerlijk man hiervan inzage te geven.
De Diaconie is zoo weinig bemoeilijkt, dat in haar midden het
Classikaal Bestuur zelfs brandkasten heeft kunnen openbreken, zonder
dat iemand dit belet heeft.
En eindelijk, over de vraag of het Classikaal en het Provinciaal
Bestuur al dan niet in de Nieuwe Kerk vergaderen zullen, hebben
Kerkvoogden alles te zeggen, en niemand iets buiten hen.
Ziedaar een twaalftal punten, licht nog met tal van andere
te vermeerderen.
Maar genoeg.
Over de axiopistie van dezen Procureur-generaal kan het oordeel
reeds geveld worden.
Liever dan zulk een voorlichting te volgen, blijf ik met de vingers
aan den wand tasten.
Valsch schijnsel brengt van den weg af!
IX.
ZEDELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID.
Ongeëvenaard hard, weergaloos fel is de heer Hogerzeil tegen
zijn vervolgde broederen geweest.
Niet in den vorm.
Van zijn cederen weefgetouw kwam niet anders dan satijn en fluweel.
Maar is het daarom minder hard, te hooren hoe de heer Hogerzeil
voor ieder een ontschuldiging vindt; voor ieder een goed woord ten
beste geeft; voor de Synodale Besturen; voor de Moderne predikanten;
voor de Moderne leerlingen ; voor al wie maar tecjen ons is ? Maar dat
voor óns, vervolgden, alleen, in zijn drie boekjes saamgenomen, elk
woord van mededoogen, van liefde, wat zeg ik, van gemeene welwillend-
heid zelfs ontbreekt?
Aanklacht op aanklacht wordt tegen ons opgehoopt. „De cerlijk-
lieid en goede trouw loopen bij ons gevaar." We „schenden beloften".
We brouwen revolutie. „Rechtsbesef en waarheidszin" zijn bij ons te
loor gegaan. Op roof uit, wilden we aan den haal gaan „viet de ker-
kelijke kas!'^
26 ZEDELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID.
Wonder haast, dat de lieusclie Procureur-generaal zulke onverlaten
niet crimineel vervolgd en preventief gezet lieeft!
Toch maken we op zoo streng-zedelijke opvatting geen inspraak.
Het zij dan zoo.
Der broederlijke liefde worde dan de hand op den mond gelegd,
en alleen de wettische Zedemeester sta tegen ons.
]\/[its — maar daar staan we dan ook onverzettelijk op — mits de
heer Hogerzeil zelf het fumlamcnl van alle zedelijkheid niet los wrikke.
Dat fundament ligt, ieder beaamt dit, in onze zedelijke veranl-
woordelijkJwid.
En ons grievendst bezwaar tegen zijn kastijden van de broederen
met erger dan schorpioenen, ligt dan ook, nog niet in zijn onwaar
standpunt; noch ook in het valschc licht, dat hij op den weg wierp; maar
veel meer nog in zijn doorsnijden van de zenuw der vcraniwooriloUjk-
hckl op zedelijk gebied.
Want dat, en niets minder deed de heer Hogerzeil.
Met de stukken kan het getoond!
Niet legale, maar zedelijke verantwoordelijkheid stelt u, naar de
aloude leer van alle Christenkerken, aansprakelijk: P. voor wat ge
rechtstreeks; 2P. voor wat ge zijdelings doet; en o^. oolc voor wat ge
in zedelijken zin zeker weet, ook al kondt ge het niet in rechten
bewijzen.
Ge zijt geweermaker, en verkoopt wapenen. In drift en opgewon-
denheid stuift plotseling iemand uw winkel l)innen, en in over-
spanning, . mét dat hij het geld op uw toonbank werpt, vraagt
hij u om een dolk. Gij, van uw zij, vraagt dien overspannen
mensch: y,Ge wilt toch geen moord begaan?'' Maar hij iveigert
te antwoorden. „Ge mist het recht", zoo beweert hij, „om mij zulk een
bekentenis af te vergen!" Maar juist dat zwijgen maakt uw onrust
nog te sterker gaande. Immers juist door dat zwijgen weet ge nu zoo
goed als zeker ^ dat het met dien man niet pluis is. En kortaf scheept ge
dien wilden kooper af met de stellige weigering : ^Een dolk geef ik u nietr
Nu zou elk ander zeggen: „Bravo van dien geweermaker! Ver-
koopen was hem winste ; niet verkoopen schade ; de man dreigde hem
nog op den koop toe!" En toch, hij mocht niet anders doen. Door
wel den dolk te geven, ware hij medeplichtig aan moord geworden.
Zoo leert het elk meester van Moraliën. De zedelijke verantwoor-
delijkheid beslist hier !
Maar hiermee nu is de heer Hogerzeil het volstrekt niet eens.
ZEDELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID. 27
Dat lijkt er niets naar!
Neen, zegt hij, tot die weigering had die winkelier col.strekl (jeeu
recht. Hij hondt winkel, en wie winkelt, moet leveren aan wie geld
biedt. En nn kan het wel zijn, dat die man op moord zon ; maar dat
gissen beteekent niets ; in zaken, tegenover een eerzaam kooper, niay
niemand op vermoedens afgaan. Hoe velen kochten geen dolk met het
eerzaamst bedoelen! En bovendien, die man hoefde aan dien winkelier
niet te zeggen, wat hij met dien dolk doen ging. Tot die vraag zelfs
was de verkooper niet gerechtigd !
Of op de aUeslen overgebracht!
Als men modern is naar het heilig Avondmaal te gaan, natnurlijk,
dat is doodelijke zonde. En als de Kerkeraad geweten had, dat de
leerlingen van de H.H. Berlage c. s. modem ivaren, zou het wel
God geklaagde schande geweest zijn, l^ijaldien de Kerkeraad hun ook
maar één attest had durven uitreiken. Maar. . . . dat wist de Kerke-
raad niet zeker!
Wel had het er al den schijn van!
Wel is er niemand in heel Amsterdam, die het anders gelooft.
Wel zou de heer Hogerzeil, als men zijn pink eens in de deur
klemde, zelf voor God moeten erkennen: „Ja, eigenlijk, Heere, mijn
God, geloof ik het zelf ook niet anders!"
Maar. , . . het is niet reglementair bewezen.
Hun is wel (jevraayd, of ze den Heere Jezus gingen belijden, en
wel hebben ze botweg op die vraag gezwegen; ir.aar dat mocht de
winkelier in attesten hun dan ook niet afvragen.
Wilden zij niet spreken, dan moest het begaan van zoo doodelijke
zonde hun vrij gelaten.
Hun die doodelijke zonde te willen beletten, (», het ware mis-
schien Christelijke liefde, maar in geen geval ware het j^stlpt regle-
mentair^ geweest!
Zeg zelf, eertijds soms zoo treffelijke Hogerzeil, hoort ge l)ij dit
uw casuïstisch beweren, het fundament zélf der zedelijkheid niet onder
uw voeten kraken ?
Een „gedrochtelijke fictie^\ een Jammerlijke uitvlucht,^^ noemde een
modern weekblad het.
En gij zijt Christenleer aar !
En den band zelf der zedelijke verantwoordelijkheid sneedt ge in
zijn fijner weefsel door!
28 IS REVOLUTIE ALTOOS ZONDE?
X.
IS REVOLUTIE ALTOOS ZONDE?
„Rebelleeren", „muiten^', „opstaan", „oproer in liet land ver-
wekken", is in den genieenen zin een gruwelijk, ganscli vermetel, van
God gevloekt bedrijf.
„Revolutie" is voor den man, die er scliuldig aan staat, een meest
doodelijk brandmerk.
Waar men ook de oogen voor sluite, voor den rebelleerder, den
oproermaker, den muiter geen pardon !
Hoe verbaast ge u dan nog, dat men ook over u, geschorste
Kerkeraadsleden, dat booze woord met voorliefde, dit schelle woord op
het luidst, dit verpletterend woord het aanhoudendst van allen kant
heeft uitgeroepen ?
De Haagsche Kerkeraad ging met zijn „Revolutionair" voorop!
Het Handelsblad volgde.
De Kroniek kwam achterna loopen.
Zelfs Recht voor allen deed iiieê.
En zoo ook deed de heer Hogerzeil!
Van het Complot viel niets te bewijzen. Daarover moest men dus
wel heenglijden; want puur, klinkklaar „liegen," gelijk in het Utrechtsch
Dagblad zeker correspondent dit deed, loopt toch al te zeer in deu kijk.
Maar de Revolutie, die beraamd en tot begin van uitvoering gekomen
Avas, dat is en blijft de horen, waarbij men deze koe wil aanvatten
en ... . naar het outer sleepen.
In die aanklacht van „Revolutie" ligt uw vonnis!
Daarom terstond, vóór alle verder debat, de categorische vraag:
Is Revolutie altoos zonde ?
Vloekt, veroordeelt ge alle Revolutie?
Sterker nog, laat zich nooit een geval denken, waarin ge de
Revolutie niet als infaatn vonnist, maar als heldenbedrijf looft?
7aq die vraag wel in de oogen.
Denk ze scherp in.
En geef geen antwoord, eer ge u deugdelijk bezonnen hebt.
Is Revolutie altoos zonde ?
En dan nieenen we ons te herinneren, dat ^eker klein land de
laatste twaalf jaren, slag op slag ; keer op keer ; nationale feesten
vierde. Jubilaeën van drie eeuwen her. Waarbij de rijmers van
„Oranje en Spanje'* zongen. En al de vreugd der kleinen was, om
af te geven op den Spanjool.
MAAR IN DE KERK ÜAN TOCH? 29
Aan die nobele feesten deed al wat nobel in den lande was mee,
Rome natnurlijk uitgezonderd. Maar anders beel de pers, alle gelet-
terde kring. .Ook onder ons alle richtingen. Ieder loofde, ieder prees,
ieder verlieerlijkte, wat de Geus en wat Marnix en wat Prins Willem
van Oranje tegen Filips en Alva hadden bestaan.
Men noemde dat : den Opsland tegen Spcwje^ en zong dat die
Opstand schoon, die Revolutie onze redding, dat Oiiiwenteleti van het
Slaatsbestnur de geboorte onzes volks was geweest.
In onze kerken, ook in de Haagsche kerken, heeft men er God
voor gedankt.
Ah, zoo! das is niet „alle" Revolutie zonde. Eer omgekeerd zijn
er dus ook Revolutiën, die moch':en, moesten; die plicht, en eer, en
vreeze Gods gebood.
Van 1688 leeren onze kleinen op hun tabelletje: „Engehc/ie
Revolutie. Willem III verdrijft de Stuarts:'
En nu, neem wat boekje van Nederlandsche historiën ge wilt, op
openbare en neutrale en bijzondere scholen, overal en allerwegen vindt
ge ook déze Revolutie als heldenstuk, als blijk van vroom bedoelen
in onzen Willem van Oranje geloofd.
Twee Revolutiën dus reeds, beide om het eerzaamst, en beide-
maal ineengevlochten met Oranjes schoonen naam.
Toch voegen we er nog een derde aan toe.
Ook met Oranje !
Toen in 1813 heel ons land tegen Fraukrijks satellieten opstond.
Ook een Revolutie, door den overkalmen Van der Palm in het
zangerigst proza bezongen.
Reeds drie Revolutiën dus voor ëe'n, die geen brandmerk, maar
eere brachten, en die met name door de deftiger leeraars, zoo hier
als overzee, steeds van den kansel zijn hoog gehouden.
Het antwoord op de vraag is er dus.
Is Revolutie altoos zonde?
Stellig neen!
XI.
MA. AR IN DE KERK DAN TOCH?
Nog houdt men aan.
Dan niet alle Revolutie zonde ; soms Revolutie zelfs blijk van
vreeze voor God; maar. . . . „dat ziet op politieke beroering; en
gij, geschorste Opzieners, hadt in de Kerk oproer gesticht."
30 CURA^AO.
„Op politiek erf vioel het soms tot Revolutie komen. Anders
litil een Vargas lialf ons land uitgemoord. Maar dit redt u niet.
Gij stondt op als muiters tegen „kerkelijke" reglementen. En dat nu is
het onvergeeflijke. Waut 'm de Kerk mag zoo iets nooit!"
Inderdaad ?
Mag in de Kerk zoo iets nomi?
Mag in de Kerk nooit een gemeente, een prediker, een kerklid
(jelworzaam/wid wehjeren aan wat een hooger Kerkbestuur gebiedt?
Dit vatten we niet.
We meenden toch op 31 October jarenlang van de ^yezef/ende
Kerkhervorminif' te hebben vernomen. We meenden, dat de Synode
zelve alle predikers tot gedachtenisviering van die „gezegende Kerkher-
vorming" had aangespoord. We meenden, dat men onder ons. Pro-
testanten, het verdoemen van Luther als oproermaker nog aan Rome
en haar aanhang overliet. We dachten zoo, dat onze martelaren zelfs
door ironisch-Irenische mannen, als Hogerzeil, met eere om huns bloede
wille herdacht wierden. Kortom, we leefden nog altoos in de inbeel-
ding voort, dat de kerkelijke Revolutie, die onze vaderen tegen de
toenmalige Hoogere Besturen in de Hiërarchie van Rome doorzetten,
niet met smaad overdropen, maar met een lauwer gekroond wierd.
Er staat l)ij de Leidsche barrière een Koepelkerk!
Die kerk dagteekent van 1878, toen Amsterdam jubileerde over
zijn kerkelijke Revolutie van voor drie eeuwen.
En de geestdrift voor dien kerkbouw, niomunenl van roe)nrijken
opstand leyeii kerkelijke fkslaren, is ontvonkt niet door een driftigen hoop,
maar door onnavolgbaar rustige burgers als onzen Hasebroek ; en voorts
door een Hogerzeil, een Vos, een Adriani; juist de mannen, die thans
al wat niet wil bukken, breken willen.
Komt het wellicht daar maar vandaan, dat hun kerkbouw niet
slagen wilde ?
Doch dat doet er niet toe.
Hoofdzaak is, dat óók de Reformatie openbaar verzet was tegen
wettig bestaande Hoogere Besturen; en dat niemand dezer heeren het
hart nog in 't lijf heeft, om openlijk te zeggen : De Relbrmatie keur ik af.
XH.
CURACAO.
Zoo blaast ge dan weer een veer van den mond.
Revolutie kan ook yeeu zonde; kan goed ; kan plicht voor God zijn.
CURA^AO. 31
Maar nu raak ik verward. Want nu zegt de Nihilist : » Dus ook
voor mij een vrijbrief!"' en de Communist begint Lutlier te loven.
Soïns kan Revolutie prijslijk zijn, maar daarom is nog niet elk
verzet tegen de bestaande Besturen goed te pleiten.
Er moet dus gekozen, geschift worden.
Eilieve, waar is uw maatstaf?
„Cura^ao is een eiland op Yenezuela's kust, dat toebehoort aan
Nederland, en staat onder onzen Koning.
//Maar "t ligt gevaarlijk.
„Venezuela had het, o, zoo graag.
„En hier kan men zeker van zijn, bij de eerste l)otsing waarin
Nederland komt, pakt \^enezuela van de kust af ons Cura^ao in.
„Men mag dus wel toezien.
„Voor Cura9ao vertrouwde officieren, soldaten die niet zijn om
te koopen, en vooral .... een gouverneur waar men op aan kan !''
Zoo schreef een Nederlandsch diplomaat voor ettelijke jaren, toen
het met Venezuela spannen ging.
Sinds verliepen jaren.
Stel we zijn in 1900.
De vrede in Europa is verstoord. Ook ons htnd is in den krijg
gewikkeld. Geen schip van 's Konings marine kan meer naar de West.
En wat het ergste is, de Koning heeft zich in zijn Gouverneur bedrogen.
Met een vrouw van Spaansche herkomst gehuwd, liet hij zich, door
de Venezuelanen, in landverraad inwikkelen. De zaak is geklonken.
Een Venezuelaansch commissaris is reeds ten paleize aangekomen. Nog
de ééne moeilijkheid slechts, hoe met het garnizoen te doen, en Cu-
ragao is voor altijd verloren.
En nu gaat de ontrouwe gouverneur naar de kazerne ; zegt w^at
hij in 't zin heeft, en gelast 's Konings troepen de wapens neer te leggen
en zich over te geven aan den vreemden man.
Wat zullen die officieren ? Wat die soldaten doen ?
Fier weigeren ze gehoorzaamheid.
„Leve Oranje .'" is het luidkeels uitgegilde antwoord. „ Wij hlijven
trouw aan Koning Willem Drie T'
Hier was tweeërlei Revolutie.
De ééne van den gouverneur tegen zijn Koning. De andere van
het garnizoen tegen zijn wettigen gouverneur, aan wien het gehoor-
zaamheid beloofd had.
32 DE SOUVEREFNITEIT IN DE KERK.
En toch aarzelt ge niet.
Ge roept nit één mond : „Die gonvernenr Avas een valschaarrl !
maar het garnizoen fk^ed zijn pUcht gestand !"
En nn, hchl ge hiermee niet nw maatstaf?
XIII.
DE SOÜVEREINITEIT IN DE KERK.
Breng dit beekl van Cnra^ao op de Kerk van Christns over, en
ge zijt er immers.
Wie is voor de Kerk, wat voor Curarao Z. M. Koning Willem
ni is ?
En ge kunt immers niet anders antwoorden, dan : Konim/ Jezus,
niel in figuurlijken, maar in geheel ciyenlijkcu zin.
Dat verstaan de ongeloovigen niet.
Maar de geloovigen wel.
Wie gelooft, weet dat Koning Jezus al den dag en al den nacht,
ook als wij sluimeren; elke Kerk, in wat werelddeel ook gevestigd,
gadeslaat, verzorgt en daadwerkelijk regeerl.
Niet in zwaktver, maar in veel strenger zin, dan Koning Willem
III uit het paleis in 's-Gravenhage regeerl over Curarao, regeert Ko-
ning Jezus van uit het geducht paleis l)oven den Melkweg, élke Kerk,
en zoo óók zijn Kerk in Nederland.
Maar evenals Curarao heeft ook zijn Kerk in Nederland een
(jouverneur.
Die gouverneur is de Synode, en ónder die Synode heeft Koning
Jezus in elke plaatselijke kerk zijn ambtenaren en krijgsknechten; zijn
geestelijk garnizoen ; officieren en manschappen.
En wat is nu gebeurd?
Precies wat we van Curarao schetsten.
Die gouverneur, d. i., de Synode, laat zich verleiden tot lail-
verraad, en speelt de eigen bezitting vau Koning Jezus in handen
van diens vijand.
Nog slechts ééne moeilijkheid rest, en die schuilt in de plaatse-
lijke Kerken met henr bezetting.
En nu gelast ook déze ontrouwe gouverneur aan de plaatselijke
Kerk van Amsterdam, om de wapenen neder te leggen en meê af te
vallen van heur Koning en Heer!
Maar, God zij lof, dat weigert die Kerk.
GA EK ])AN uit! 33
Leve Koning Jezus ! is het driewerf lioerah, dat ze den trouwelooze
durft toeroepen: ,Wij weigeren gehoorzaamheid! We doen aan uw
verraad niet meê !"
Ook hier dus Iwceëdn Revokitie.
De ééne van de Synode, als gouverneur, tegen Koning Jezus ;
de andere van ons tegen dien ontrouwen bewindhebber.
En nu, zou uw oordeel nog twijfelachtig zijn?
Maar immers, ge kiuil niet aarzelen, en eer ge het wist, schoot
het uw lippen reeds over: „Vang dien trouwelooze, en eer die trouwe
dienstknechten !"
En dat nu is de zaak der Attesten geweest I
XIV.
GA ER DAN UIT !
T(;ch nog ééne vraag: Is er niet nog een derde!
Als de dappere soldaten van Cura^ao zich eens niet tegen den
gouverneur hadden verzet, maar óf onder protest hadden berust, of
in aller ijl eersteklas-passagiersplaatsen hadden besteld op de eerst-
vertrekkende mailboot, om maar van het eiland weg te komen, —
ware dat toch niet nóg nobeler houding geweest ?
Ik denk, onze Koning zou bij aankomst van de mailboot, man
voor man, die laffe vluchtelingen hebben opgevangen en in de boeien
geslagen, wegens desertie en schending van hun eed 1
Want met die fraaie passagiersbiljetten ware Cura^ao alvast weg
geweest !
Alleen stand houden op de plek zelf was naar plicht en eere!
En toch, hoe ongelooflijk het ook schijne, toch is zulk een „afreizen
met de mailboot*' de voorslag, dien meergemelde Ds. flogerzeil in
goeden ernst aan zijn medekrijgsknechten van Koning Jezus doen durft.
Lees maar op blz. 22 van zijn eerste brochure; daar staat het.
Ik zou zeggen, wanneer er in een Kerk als de onze dingen ge-
beuren, die men met Gods Woord en haar duidelijke belijdenis in
strijd acht, dan is het dure plicht op iedere wettige wijze daartegen
te protesteeren en te pogen er onder Gods zegen verandering in te
brengen, maar slaagt men niet, vindt men bij de wettige besturen
geen gehoor, dan blijft er niets anders over dan om of zulh een
Kerk te verlaten^ of onder protest er in te berusten^ hopende en
biddende, dat de Heere God het zelf wenden mag.
34
Oorspronkelijk was dit denkbeeld van den lieer Hogerzeil niet.
De heeren Donwes en Feitli, uitgevers van het „Kerkelijk Wet-
boek", beiden aarts-Synodalen, waren hem in deze prachtige vondst
vóórgeweest.
„Betaamde het niet", zoo vroegen deze op blz. X hunner In-
leiding, „betaamde het niet aan eerlijke mannen, aan zulken, van
wiemen verwachten mag dat ze het recht en den vrede liefhebben,. ...
óf te trachten om door alle wettige middelen „redres te krijgen'*,
óf, zoo men dit onmogelijk acht, en meent niet te mogen gehoor-
zamen, zijne heirekking als bestawder der kerk neer te leggen^ zoo
niet de kerk zelve te verlaten^ liever dan voort te gaan, haar te
beroeren".
Prof. Dr. J. J. van Toorenenbergen maakte in 1879 op deze woorden,
(met die van den heer Hogerzeil volmaakt eensluidend) deze scherpe
kantteekening: „Inderdaad dit is duidelijke taal. Rome kan er zieli hij
neerleggen.'"
We betuigen aan Dr. Van Toorenenbergen met deze kernachtige
maar scherpe critiek onze hartelijke instemming.
Onder Home moet men zoo spreken, maar wie Protestant heet
en zulk een advies durft geven, kwetst zijn eigen levensbeginsel.
Het zou wat fraais zijn!
Ge zijt van Gods wege in uw ambt geroepen. Plechtiglijk hebt ge
bij uw bevestiging beloofd, tegen het indringen van de wolven in de
kudde te zullen waken.
En nu komt de wolf, en hij spert zijn muil tegen u, en gij ....
zet het op een loopen.
Wat soort Kerkbegrip huldigt men toch?
Zonder dat er een geestelijke Synode is, die recht heeft in gees-
telijke zaken te beslisssen, zal men aan een ongeloovig Bestuurscollege
heel de Kerk van Amsterdam overlaten!
Uw Kerk zal met een zwemclub, een dierentuin, een sociëteit op
één lijn staan. Gevalt het u niet langer, dan bedankt ge voor uw lid-
maatschap. En uit is het!
Is er dan geen leer der Verbonden meer?
Verloor de Heilige Doop onzer kinderen dan zijn beduidenis ?
Ben ik dan in die kerk niet geboren?
Heeft dan de plant geen wortel, en die wortel geen vezelen meer ?
En rukt ge die dan maar los uit den bodem, op gevaar af dat straks
alles verdorre V
Ge leeft bij vader thuis; maar vader is, helaas, een verkeerde.
MAAK GE DL'IJFT DAN TOCH KEVOLUTIE? 35
Hij Avil dat ge dingen doet, die God zegt dat ge niel doen nioogt.
Moet moeder, moeten de kinderen nu maar hun ontslag uit het huis-
gezin nemen, hun biezen pakken en den breeden weg opgaan?
In trouwe, onze Gereformeerden denken er anders over.
Ook al zet men ze er uit, daarom zijn ze er nog niet uit. Ze
zullen (aai van vezelen blijken.
Van hun plek gaan ze niet I .
En een hond is sterk op eigen erf.
XV.
MAAR GE jyBIJFT DAN TOCH REVOLUTIE?
,Maar nu op den man af, gij, Weleerwaarde Heer Van Son, die
aan het hoofd der geschorsten staat, spreek, wees eerlijk, (/rj)'/? ge dan
toch geen Revolaüe?'^
Veilig durven we op die vraag, zoo in zijn naam, als in naam
van al de geschorste Dienaren Christi antwoorden : „Ja, waarlijk, dat
is ook zoo, en dat we deze Revolutie drijven, is ons een roem, is
onze eere!"
Doekjes voor het bloeden verachten we.
Voor bloempjes strooien en i'erbloemen is het de ure niet.
Weg met alle bemanteling!
Ja, gewisselijk, wat we bedoelen, is Revolutie, d. w. z. eene ont-
wenteling van ons kerkelijk Bestuur.
We wenschen, dat, gelijk de Arminianen het noemden, de wet in
onze Kerken zal verzet worden.
We prediken het van de daken, dat onderwerpincj aan de Hoo-
gere Besturen, waar ze tegen Gods Woord ingaan, voor de Kerke
Christi giftiger is dan de kanker die des daags voorteet, en dan de
pestilentie die des nachts verderft.
We verklaren niet in het geniep, maar midden op de markt,
dat we ons vastelijk hebben voorgenomen, in zulk geval niet te ge-
hoorzamen.
Luther deed het ook niet.
Calvijn paste er wel voor.
Onze martelaren lieten zich liever levend verbranden.
Revolutie, o, zeer zeker, revolutie in de Kerke Christi tegen elk
Christus verwerpend, zijn Majesteit hoonend, zijn Woord vertredend
gezag !
Om een Bestuur in onze Kerk roepen ook wij. De eenheid onzer
36 MAAK GE DRIJFT DAN TOCH REVOLUTIE.
vaderlaiidsclie Kerken is ons onlosmakelijk. Tucht smaden we niet;
we roepen ze juist in.
Alle Tndependentisme ligt ons verre!
Maar als er een man, of een macht opstaat, die tot Sadrach,
Mesach en Abed-nego zegt: Knielt!; of tot Daniël: Aanbid!; of tct
de Maccabeën : f^et zwijnenvleesch ! ; of tot de eerste Christenen : Wierookt
voor AiigiistHs!; of tot Calvijn: hm het eracifix! — dan bidt elk onzer
van den God der vaderen, den Machtige Jacobs, dat Hij ons geloofsmoed
en getrouw makende genade geve, om tegen zulk een dwingelandij der
conscientie nooit anders te verkeeren dan in staat van Revolutie.
In staat van diezelfde Revolutie, die van het paradijs af elk kind
van God gedreven heeft tegen den Overste der Wereld^ wien onze
Heer en Heiland door de goddelijke Revolutie van Golgotha zijn macht
en zijn geweld ontwrongen heeft.
Van even gelijke Revolutie, als waarmee de heilige Apostelen onzes
Heeren , wel verre van er uit te loopen , het Sanhedrin weerstaan
hebben.
Een tievolutie, die in het „Gode meer dan den menschen gehoor-
zamen'' haar onsterfelijke leuze ; in het namelooze lijden van alle edelen
van ons geslacht haar wijding ontving.
Die ons afscheidt van al de laffe en ontiere zwichters , in wier
horst nooit het vuur noch de gloed noch de goddelijke bezieling der
Vrijheid getinteld heeft.
Een Revolutie, die ons met alle strijders voor den Naam des Heeren,
in alle eeuw, onder alle volk, saam verbindt.
En vindt men dan goed, ons deswege „oproerlingen" te schelden,
dan laten we den Kerkeraad van 's-Gravenhaije uit zijn betere dagen
voor ons pleiten, die nog in 1879 uitriep:
Nu zegt Ge wel : Dat is oproer ! maar wie z()ó spreekt, geeft
zich geen rekenschap van wat oproer eigenlijk beteekent. Het is juist
gehoorzaamheid aan de hoogste macht, de eerste wet der Kerk. Elke
kerkeraad is allereerst gehoorzaamheid schuldig aan de Kerk, die hij
dient, d. w. z. aan den Heer der Gemeente, die hem geroepen heeft.
Ook de Synode staat in dit opzicht met den geringsten kerkeraad
gelijk.
Indien nu de Synode recht wil maken wat krom en krom wil
maken wat recht is, dan moet zij dat weten en verantwoorden ; —
maar dan wordt het plicht, d. w. z. getrouwheid aan de Kerk en gehoor-
zaamheid aan den Heer der Gemeente, voor ieder, die het gepleegde
onrecht inziet, te zeggen : Ik ga niet mede, rdt gehoorzaamheid.
Dat is geen oproer, geen geweld, geen revolutie ; want het is
DE REVOLUTIE GEREGLEMENTEERD. 37
het blijven staan voor het recht, het wezen en den grondslag der
Kerk, die wèl kunnen worden geschrapt uit een wetsartikel, maar
nimmer kunnen worden weggenomen, zelfs niet door de Si/node der
ISled. Herv. Kerk.
Of beter nog, dan roepen we als garant Dr. Van Toorenenbergen
op, die in datzelfde jaar in zijn bekend Advies zoo pittig getuigde:
//We zullen ons wel wachten, van oproer aan te klagen hen,
wier concientie getuigt, dat zij gebonden zijn aan Gods Woord!"
Of neen, noch achter den Haagschen Kerkeraad, noch achter Dr.
van Toorenenbergen willen wij schuilen.
Onzer is een beter schild, een treffender beukelaar !
ƒ///, in bewonderende aanbidding voor wien aller knie zich onder
de verlosten des Heeren nederbuigt, Hijzelf, de Leidsman en Vol-
einder onzes geloofs, is ook een „oproerling"' gescholden.
Zoo schelde men ons dan met Hem.
Den dienstknecht oja het niet anders, niet beter dan zijn Heer!
XVI.
DE REVOLUTIE GEREGLEMENTEERD.
En nu ten slotte dezelfde vraag nog ééns: Wie is eenig wettig,
door God gezalfde Koning óók in de Kerk van Nederland?
Is het Jeziis^ de levende Christus^ of is hij het niet ?
Zeg nu neen^ en ik staak met u alle verdere discussie. Maar ook
zegt ge, in de verrukking der ziele, met de geschorste Kerkeraads-
leden: „Ja, gewisselijk. Hij Koning, Hij eeniglijk , Hij eeuwiglijk,
óók in zijn Kerk .''* — dan eisch ik ook uw onbewimpelde en onvoor-
waardelijke bekentenis: dat onze Synodale Hiërachie in staat van
openlijke Revolutie tegen dien ivettigen Koning der Kerk verkeert.
De personen , die op de onderscheidene sporten van die Hiërarchie
hun voet zett'en, blijven daarbij buiten het geding. Er kunnen er
onder zijn, en er staan er zelfs op de hoogste sport, die voor hun
hart geen ander dan „Jezus tot hun Koning kozen !''
Maar dit spreekt de Hiërarchie niet vrij.
Zij , de Organisatie , is de schiddige !
En waar wij , geschorste en vervolgde Dienaren Christi , met
gretigheid uw aanklacht overnamen, er onze eer in stellend, dat we tegen
een ongoddelijk gezag, uit drang der consientie, wel waarlijk /?ei?o/i///V'
drijven; daar behoort dan nu ook het Synodaal bedrijf zijn echten
naam te voeren , als Revolutie tegen den Heere en zijn Gezalfde !
38 1>E REVOLUTIE GEREGLEMENTEERD.
„De Revolutie gereglementeerd!" noemde de heer Hogerzeil het,
wat de Kerkeraad van Amsterdam op 14 December aan de Kerk-
voogdij dorst gelasten. Nu, daarover voele hem een volgend vlug-
schrift aan den tand. Maar wat een , Vader in Christus" met terug-
slag op dien kwinkslag den heer Hogerzeil voor de voeten wierp, dit
dient thans reeds afgedaan ?
„Gij spreekt, zoo schreef die vrome, vroede man, gij spreekt, o,
heer Hogerzeil, van een revolutie, die de Kerkeraad van Amsterdam
zou gereglementeerd hebben; mag ik u eens, op uw conscientie af
vrao-en, of de Synode deze zeventig jaren in hoofdzaak wel iets
anders gedaan heeft y,da}i Revolutie ref/lenienteeren legen onzen Koning
en Ileerr
Die vraag sneed diep in.
Het was de diepe wonde der Concientie blootwoelen!
Altoos „reglementen'' en nogmaals „reglementen", en van iets
anders dan „reglementen" weten onze Synodalen niet
En wat is nu in heel dit „reglementen"-stel het logisch zich ont-
wikkelend beginsel? Wat zit er. in die „reglementen" voor zielf Wat
adem waait er u uit tegen? In wat richling, ter verwezenlijking van
welke moedergedaehle, veranderen, wijzigen en vervormen ze zich
gestadig?
En wie durft dan opstaan, en mij in het aangezicht weerspreken,
als ik zeg : //Dat heel deze Reglementen-bundel slechts op één doel
mikt, t. w. om vrijheid in de Kerk te verzekeren aan wie niet knielt
voor Christus als zijn Heer!
Te maken, dat een modern prediker altoos, een klagend belijder
van den Heere Jezus nimmer gelijk kreeg, is dat of is dat niet de
doorzichtige toeleg van heel dit Hiërarchisch weefsel geweest?
Versmalt zich van 1816 tot nu toe niet almeer de belijdende
rand waarmee het kunstig geheel aanvankelijk nog omzoomd was, en is
al de lijdensgeschiedenis onzer kerkde laatste vijftig jaren wel iets anders
geweest dan een gestadig wassen van de reglementaire macht, die den
Christus hoonen dorst ?
„Hij, de Christus, minder worden, en ik. Synode, wassen !" — is dat
niet het vermetel jEïccd^'iO/' geweest, waarmee dit Hiërarchisch Besturen-
stel naar telkens hooger machts-plateau opklom?
Is er ooit een loochenaar van den Christus uitgeworpen? En trof
niet elke banbliksem van dit machtig Lichaam onveranderlijk een
Dienstknecht des Heeren, één die Hem als Koning beleed?
„De Kerken van onder Jezus weg, en naar zich toe, en onder haar
DE REVOLUTIE GEREGLEMENTEERD. 39
maclit te trekken, is dat of is het niet, naar aller toegeven, het rns-
telooze kruien van dit Synodale oeverzand geweest?
o. God weet het, hoe zijn trouwe volk al deze vijftig jaren tegen
dit Synodaal Bestuur gezucht, tot den Heere geklaagd en om verlos-
sino: o'ebeden heeft.
Kon men onze verstorven vrienden, kon men een Cock, een
Scholten, een Witteveen, bovenal een man als Kohlbrügge nog eens
hooren klagen, als hij de bitterheid zijner ziel tegen dit ongoddelijk
Synodale wezen uitgoot!
Er is zoo vurig, zoo aan alle plaatsen des lands, zoo zonder
ophouden, om verlossing van dezen Ëgyptischen drijver gebeden.
Of liever, neen erger, dan ooit de drijver in Egypte, heeft deze
Synodale Hiërarchie der Kerke (jods de ziel benepen.
Want ze deed het niet ruw, ze deed het niet wild, ze deed het
niet in overmoed.
Neen, harer was het kalme stelsel van fijn gesponnen overleg;
van de voren met de ploegschaar lang te trekken; de onderdrukking
van den Naam des Heeren is door haar (jesfjstematiseerd.
Ge kreegt geen slag met de bijl, maar duizend speldeprikken.
En die speldeprikken drongen u in het aderweefsel met de keurigheid
van een kunstig borduurster.
De Revolutie tegen den Koning der Kerk te reglementeeren wierd
verheven tot een eere biedende, een talent vereischende kunst.
Als galeislaven mocht ge de riemen in de looden wateren doen plas-
sen, maar het rukken aan die riemen ging op 't maatgeluid van „arti-
kelen", het neerpiassen uaar de regelmaat van een u bedwelmende
„reglementaire" muziek.
Roi fainèanl, „nietsdoend Koning*" wilde men den Christus in zijn
Kerk doen worden, en de vileine Paladijn, die voor Hem neer moest
knielen, kroop in reglementairen waanzin zelf op zijn Troon.
Dit nu moest, 'tzij vroeg, 'tzij spa, tot botsing leiden.
Voor zulk een Hiërarchie en Jezus' trouwe krijgsknechten is in
één zelfde Kerk geen duurzaam saamverkeeren denkbaar.
Reeds lang dreigde er onweder. Maar telkens dreef de donkere
wolkenmassa weer over.
Het vuur schoot wel spranken tegen het grauwe zwerk, maar de
donderslag toefde nog.
Tot nu eindelijk in de Kerk van Amsterdam, na lang dreigen,
eindelijk de bliksem insloeg.
40 DE REVOLUTIE GEREGLEMENTEERD.
Het conflict dreigde^ en zie . . . Jiel is gekomen.
Schriklijk bang en op bitterlijk booze wijze gekomen, omdat broe-
deren, in zinsverbijstering, zich hebben opgemaakt om scherprechters-
dienst tegen broederen te verrichten!
Maar daarom vertsagen we niet.
Eerlang znllen velen van die broederen zich van hun verdwaasd-
heid ])ekeeren, en de hand van Benjamin zal niet langer tegen Jnda
zijn.
Reeds verijdelde machtiger Geest een gansch verraderlijken toeleg.
Want sluwelijk riep er één : „Val ze niet aan op de Altestenqwa^estie,
maar schuif er ijlings met geslepen handigheid de BehecrsqnsieHtie voor!"
o. Het volk, zoo dacht men, zou door die list zich verschalken
laten, en argeloos inzwemmen in de opgezette fuik.
Reeds ging het geroep van allen kant op: „Naar uw legertente
terug, o Israël, want nieU, niets heeft deze schorsing met de Waar-
heid Gods te maken. Die schorsing is alleen maar, wijl deze mannen
ambtelijke dieven zijn. Ze willen de kerkelijke kas medenemen! Het is
een schorsing voor roofV
En dat riep men zóó luide en zóó hard, dat metterdaad één
oogenblik de stemme des volks overschreeuwd wierd!
Maar zie, ook onder dat rumoer liet het volk des Heeren zich
door al dat sluw beramen toch geen oogenblik van de wijs brengen.
„Neen, roept het uit alle oorden des lands, maar ge tast die broe-
deren om anders niet aan, dan o)n hun pal-staan voor den Naam des
J/eeren,''
Nu dan, in dien Naam des Heeren zal al hun hulpe staan!
(Taylord Bros.
Makers
■^yracuse, N. Y.
PAT. JAN. 21. 1908
DATE DUE
|jt»*i3apss«t*i*j
^>fm^(B»^i
^-LiAf
T^Mi
%
d
1
1
CAYLORO
mii'n^^inri Im®,?'°?''=^' Seminary Libraries
1 10
2 01348 7188