This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non- commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's Information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at http : //books . google . com/|
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
1
THE LIBRARY
OF
THE UNIVERSITY
OF CALIFORNIA
PRESENTED BY
PROE CHARLES A. KOFOID AND
MRS. PRUDENCE W. KOFOID
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
JAVA
GEOGRAPHISCH, ETHNOLOGISCH , HISTORISCH.
Digitized by VjOOQIC
f*
i
Digitized by VjOOQIC
m w/ /i\.
ai
Geographisch , Ethnologisch , Historisch,
DOOB
P. J. VETH,
Hoogleeraar te Leiden.
DERDE DEEL.
HAARLEM. — DE ERVEN F. BOHN.
1882.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
V. "2»
VOORREDE.
Wederom zgn ruim vier jaren verloopen sedert het tweede
deel yan mgn „Java^ het licht zag. Het derde deel , dat eindelgk
de voltooiing van het geheel brengt, is lang onder handen geweest ,
maar heeft dan ook een groeten omvang erlangd; het beslaat
meer vellen drnks dan aanvankelijk voor het geheele werk
geraamd waren. Verklaart reeds de uitgebreidheid tot zekere
hoogte den langen tijddnur; zij is niet de eenige reden. In die
vier jaren heb ik ook nog eene andere groote taak te vervullen
gehad, het opzicht over de uitgave van het werk Midden- Sumutra^
de vrucht van de Expeditie naar Sumatra uitgerust door het
Aardrgkskundig Genootschap. Dat werk moest in hoofdzaak vol-
tooid worden eer de expeditie-leden zich weder verstrooiden;
de bewerking vorderde een zoodanigen spoed , dat daarbij alles
moest achterstaan. Wie een blik werpt op de zes thans voltooide
boekdeelen van genoemd werk , zal , geloof ik , mij de getuige-
nis geven dat ik niet heb ledig gezeten , al is de uitgave van mijn
„Java^ zeer langzaam voortgeschreden. Tot rechtvaardiging van
de groote uitgebreidheid van dit deel zal ik niets bgbrengen;
zg moet zich zelve rechtvaardigen door den rijkdom van den
inhoud. Ik wilde, zooals ik in de voorrede van het eerste deel
te kennen gaf, ,een algemeen en samenhangend overzicht geven
IViS JL6S73 Digitized by GoOglC
VI
van hetgeen wg thans van Java kannen weten. '^ Aan den eisch
dien ik mg gesteld had , heb ik in geen mindere rnimte knnnen
voldoen. Het werk is daardoor kostbaar geworden, ik erken het;
de vertraging die de voltooiing ondervond, is er ten deele door
veroorzaakt, ik kan het niet loochenen; maar de eischen van de
volledigheid golden mij hooger dan die van den spoed en de
goedkoopheid; en ik hoop dat zg dit ook bg mgne lezers zul-
len doen.
Vraagt men mij nu of ik met mijn werk tevreden ben, ik
moet volmondig ^neen'^ antwoorden. Het is vol leemten en gebre-
ken; vele heb ik er reeds erkend , een veel grooter aantal nog
zal langzamerhand aan het licht komen. Toch heb ik hethooge
doel geen oogenblik uit het oog verloren. Ik heb geleverd wat
ik kon, en ik heb mg dan ook niet te beklagen over de wijze
waarop mgn werk bg landgenoot en vreemde ontvangen en
gewaardeerd is. Had ik het zelf moeten beoordeelen , ik zou het
de onderscheidingen die er aan zijn ten deel gevallen, niet heb-
ben waardig gekeurd; ik heb ze echter met een goed geweten
kannen aannemen, gedachtig aan de oude spreuk : ut desint vires^
tamen est laudanda voluntas.
Ook mag ik mg zelven de getuigenis niet onthouden, dat de
gebreken die mijn werk aankleven, voor een groot deel onver-
mgdelgk waren; dat ook een schrijver, oneindig kundiger dan
ik , ze niet geheel had kunnen vermgden. In de tien jaren die
ik aan de bewerking van het geheel heb besteed, is onze ken-
nis van Java aanhoudend en belangrgk vooruitgegaan, en is in
de toestanden op Java veel gewgzigd. Ik heb niet bij elk onder-
werp, in mgn omvangrijk werk ter sprake gebracht, het resul-
taat van het nieuwste onderzoek kannen mededeelen , want dik-
wijls was mgne behandeling daaraan vooraf gegaan ; ik heb niet
bij alle bgzonderheden met de laatste veranderingen rekening
kannen houden, omdat zij mij dikwijls niet bekend waren.
De verbeteringen en aanvullingen die mgn boek behoeft, zgn
derhalve van drieërlei soort: dwalingen, waarin ik vervallen ben
door onkunde of overijling; verkeerdheden die aan het licht zgn
gebracht en leemten die zijn aangevuld door later onderzoek,
Digitized by VjOOQIC
VII
Tan welks uitkomsten ik niet meer of slechts ten deele kon
gebruik maken; verouderde mededeelingen , daaraan toe te schrij-
ven dat ik met de veranderingen op Java voorgevallen niet bekend
was en in vele gevallen niet bekend kon zijn.
Aan deze verschillende soorten van fouten en leemten heb ik
onder den voortgang van het werk mijne aandacht niet onthou-
den, en in de verbeteringen op het 1® en 2® deel, die achter de
voorrede van het tweede zgn opgenomen , heb ik reeds een niet
onbelangrgk getal aangewezen, terwgl ik in de noten bg het
derde deel dikwgls met een woord gewaagd heb van de fouten
die ik in de beide vorige had opgemerkt. Het was mijn voor-
nemen ook aan dit deel weder eene reeks van verbeteringen
toe te voegen, die zich ook over de beide eerste deelen zouden uit-
strekken ; maar er is in de laatste jaren door de vele van regee-
ringswege ingestelde onderzoekingen omtrent Javaansche toestan-
den, door hetgeen de Geographische dienst en het Mijnwezen
op het gebied van topographie, geologie en mineralogie hebben
geleverd, door de ijverige beoefening van Java^s talenen letter-
kunde, door de diepere kennis die wij verkregen hebben van
hei Boeddhisme, dat zoovele sporen op Java heeft achtergela-
ten, door de steeds aangroeiende belaugstelling in ethnologische
nasporingen, zooveel nieuw licht over Java opgegaan, dat het
onmogelgk is wat tot verbetering en aanvulling van mijn werk
zou moeten gezegd worden in weinige bladzijden samen te vat-
ten« 't Beste ware zeker dat dit alles in eene nieuwe verbe-
terde uitgave kon opgenomen en verwerkt worden; maar daar-
aan valt in den eersten tijd niet te denken , en mgne klimmende
jaren maken het niet waarschijnlijk, dat ik den dag zal beleven
waarop die mogelijk of wenschelijk wordt. Daarom ben ik reeds
begonnen een anderen weg in te slaan om mijne lezers op de
hoogte te brengen van hetgeen welwillende terechtwijzing of
raadpleging van de resultaten van nieuwer onderzoek mij om*
trent de gebreken van mgn werk geleerd heeft. De Bedactie van
het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Oenootschap heeft de
welwillendheid gehad mij reeds twee malen eenige plaats te ver-
leenen voor aanteekeningen op de reeds verschenen afleveringen
Digitized by VjOOQIC
VIII
van mgn derde deel (D. VI, bL 82—86 en bl. 114—120), en
heeft in n°. 10 der Bgbladen de belangrijke aanteekeningen op
het eerste deel, die ik yerscholdigd ben aan den kondigen regent
van Brebes; Baden Mas Adipati Ario Tjondro Negoro, wel in
haar geheel willen opnemen. In een der eerstvolgende nommers
van genoemd Tgdsohrift zal ik thans mgne eigene aanteekenin-
gen op het Eerste Deel aan het oordeel der lezers onderwerpen,
en ik stel mg voor op deze wijze voort te gaan met van tgd
tot tgd eenige aanvullingen te leveren , tot de pen voor altgd aan
mgne vingers ontvalt.
Een Begister is voor een werk van dezen aard een onmisbaar
toevoegsel* Zal het wezenigke diensten bewgzen, dan moet het
volledig zgn, en volledig kan het niet wezen zonder eene
belangrijke uitgebreidheid. De heer B. van Eek, leeraar aan
de Eon. Milit Akademie te Breda, heeft de welwillendheid
gehad zich met die moeielijke en langwijlige taak te belasten.
Er zgn echter twee redenen waarom het derde deel zonder
dit Begister verschijnt Ten eerste heeft het reeds een zooda-
nigen omvang, dat het onhandelbaar zou worden, indien er
nog meer aan werd toegevoegd; ten andere zou het onver-
antwoordelijk geweest zgn den lezer op de laatste aflevering
van den tekst te laten wachten tot ook het Begister gereed
was, dat natnurlgk wel voorbereid, maar niet ineengezet kon
worden, alvorens het geheel waartoe het betrekking heeft, is
afgedrukt. Het Begister zal dus, naar ik vertrouw zonder groote
vertraging, als een aanhangsel in een afzonderlgk bandje volgen.
Yoor het gemak van het raadplegen bg de verschillende deelen
heeft dit ook veel voor. Ean ik er den tgd voor vinden, dan
zal ik bg dat Begister eene beknopte samenvatting voegen van
de voornaamste bijzonderheden die in de bovengenoemde, reeds
uitgegeven of nog onuitgegeven, aanteekeningen op mijn werk
vervat zijn, en dus een vervolg leveren op de „Yerbeteringen*,
in het tweede deel opgenomen. Zoowel om den omvang van het
derde deel niet nog te vergrooten, als om daarbij te kunnen
opnemen wat vóór het verschijnen van het Begister nog ter
mgner kennis komt, heb ik die ,Yerbeteringen^ thans nog terug-
Digitized by VjOOQIC
IX
gehouden, en mg tot een Igst yan schrgf- en drukfouten in
het derde deel, waaronder er zgn die ik met den meesten spoed
onder de aandacht mijner lezers wensch te brengen^ bepaald.
Ik ben nog omtrent één punt verantwoording schuldig. Ik was
aanvankelijk yoomemens ook aan het derde deel een kaart toe te
Yo^en, eene reiskaart namelgk, zooals ik in de voorrede van het
eerste deel heb toegezegd. Van het leveren eener zoodanige kaart
heb ik moeten afzien. Mgne chorographische beschrgving van Java
is zoo uitvoerig geworden en treedt in zoovele details , dat zg
slechts kan gevolgd worden op eene zeer uitgebreide kaart, die den
prgs van dit werk, toch reeds aanzienlgk, tot nog veel grooter
hoogte sou opvoeren. Eene kaart op de schaal der kaarten in de
beide vorige deelen zou volkomen nutteloos wezen. Maarterwgl
vroeger^ welke verdienstelgke kaarten van Java wg ook in het ^
werk van de heeren van de Velde , Ie Clercq , Junghuhn en Versteeg . j^/
mochten bezitten , er geene bestond die ik als geheel geschikt tot
raadpleging bg mgn werk kon aanprgzen , bestaat er thans wel eene
zoodanige, die genoegzame uitvoerigheid en fraaiheid met betrek-
kelgke onkostbaarheid vereenigt, en op de uitkomsten der nieuwste
topographische onderzoekingen gebaseerd is. Ik bedoel de «Etappe-
kaart van Java en Madoera, op de schaal van 1 : 500,000,
onder de] leiding van den It. koL Havenga , chef van den Geogra-
phischen Dienst, samengesteld door den luitenant G. B. Hooyer.^
Die kaart geeft eene uitvoerige en klare voorstelling van het
terrein, een overzicht der wegen en eene aanwgzing derafistan-
den, — alles wat in eene reiskaart in de eerste plaats vereischt
wordt De uitvoering is bgzonder net en duidelgk, niet overladen
met bgzonderheden die het zoeken belemmeren. Zg beslaat wel
is waar vier groote bladen, en is dus van belangrgken omvang;
maar iedere kleinere zou ongenoegzaam zgn, en de prgs (/^ 10. —
voor het geheel) is uiterst matig gesteld. De volkomenheid heeft
zeker ook deze kaart niet bereikt: ik zou zel& aan de aanwgzing der |
gebreken die reeds door verschillende beoordeelaars geleverd is, nog {
wel het een en ander kunnen toevoegen ; maar die leemten nemen
niet weg dat zij van alle bestaande algemeene kaarten van Java de
beste en vooral voor raadpleging bij mijn werk de bruikbaarste
Digitized by VjOOQIC
is, en geacht kan worden dat onmisbaar aanhangsel bg mijne
beschrijying ; een duidelijke kaarf, beter te leveren dan het mijzel-
ven mogelgk zou zgn geweest.
Leiden. P. J. Veth.
12 Ootober, 1882.
Digitized by VjOOQIC
VERBETERINGEN.
BI. 64, noot 3, reg. 6 en 8 v. o. staat Thomtoriy lees Thom
„ 70, reg. 15 V. o. staat westelijke a f deeling y die welke zich oostwaarts ^
lees oostelijke afdeeling^ die welke »ich westwaarts
, 84, , 2 „ b. „ Goenong Salak ten westen en de Goenong Tji
Apoes ten oosten , lees Goenong Sdlak ten oosten
en de Goenong Tji Apoes ten westen
„ 95 , „ 5 „ „ „ westwaarts , lees oostwaarts
^ ^ , 7 » » » zuidwestwaarts y lees zuidoostwaarts
, « noot 2, staat bl. 40, lees bl. 67
„ 112, reg. 2 V. b. staat aninisme^ lees animisme
„ 121 , „ 2 , o. „ iwor^ , lees voert
„ 148, noot 2, r. 1 v. b. staat n». 42, lees n». 49
„ 160, reg. 13 V. o. staat Segala Harang , lees Segala Hérang
, 194, noot 1 , reg. 1 v. b. staat T, v, N, L 1857 , lees T. v. N L 1859
„ 232, reg. 18 V. b. staat dringen er, lees dringen en
, 234, noot 2, staat n^ 120, lees n^ 121
, 235, reg. 11 „ Tji Pedjak, lees Tji Pedjeh
„ 241, noot 8 „ JofJO, III, 513, lees Java^ IL 583
y, 299, reg. 7 V. o. staat hoornen ^ lees bronnen
p 856, , 11 a » « stand ^ lees «<ran^
„ 861 , noot 1 staat 765 meters ^ „ 756 meters
„ 369, reg. 2 V. b. staat vergunde hun^ lees vergunde hem
„ 374 , noot 4 , reg. 3 v. o. staat Nat. T. r. N. L XXXVIII , lees Nat.
T. V. N L XXXVII
9 9 j»ii»Innn vermeldt. ^ lees vermeldt
„ 875, noot, staat Nat. T. v, N. J., lees Nat. T. v. N. I.
„ 411, reg. 11 V. o. staat Tjilajap, lees Tjelatjap
,414, „ 14 „ b. „ Tjelatap, „ Tjelatjap
, 481, „ 2 „ o. „ Logang, „ Logoeng
„ 503, „ 8 en 10 y. b. staat Loesé^ lees Loesi
„ 506, „ 10 , 16 „ „ , Loe«^, „ Loew
„ 611 noot, reg. 2 v. o. staat Djodkjakarta ^ lees Djokdjakarta
, 618, reg. 5 y. b. staat kromme^ lee» lijnrechte
Digitized by VjOOQIC
BL 618, reg. 8 ▼. b. staat linkerhand, lees rechterhand
, , ,,11, „ „ rechterhand^ „ linkerhand
„ 619, „ 8 „ „ „ Bustenhurgy „ Vredéburg
„ 621 , noot 1 , reg. 1 y. b. staat hl, 568 , lees U, 578
„ 622, „ 1, , 4 , „ ^ Jg. 1850, „ Jg, 1859
„ 730, noot 2, staat XXXIII. 216, lees XXXIIL 176
„ 752, reg. 4 y. o. staat Kandawangan^ lees Kandangan.
„ 768 , noot , reg. 8 y. b. s^Aat btfdjd lomhan , lees hldd lomban
„ 814 , reg. 16 y. b. staat waar wij nog slechts enkele minuten van de grens
van Soerahaja verwijderd zijn^ lees waar wij
reeds enkele minuten de grens van Soerabaja
voorbij zijn
„ 816, ^ 12 „ „ „ Soerapringgi y lees Soerdpringgd
« n » 19 „ , „ pringgi, lees pn'nggS
„ 896, „ 4,0. „ Bangkalang ^ lees Bangkalan
„ 907, „ 5 „ „ 9 n^f^ {kadjang)^ lees matten (kadjang)
„ 926, „ 11 „ o. „ 3fatoA;an, lees Matikan
n n it ^ rt Jt fi ^^* Getem , lees Kali Oetem of Djantoeng
, 942, „ 2 „ b. „ djoeragaany lees djoeragans
„ 950, „ 14 „ „ „ van Poerwasari is zijne richting meer noord-
noordoost naar PoerwJdadij lees van Poerwadadi
is zijne richting meer noord-noordoost naar
Poerwasari
f, „ „16„„„ Poerwêdadi, lees PoerwSsari,
„ 955 , „ 1 „ o. „ p&ndêpd , lees pandSpd
„ 956 , „ 8 „ b. „ bodem en vloer , lees gewelf en vloer
„ 959, „ 17 „ „ f, district Pakis^ lees district Malang
, 969 , « 2 „ „ „ Kali Kdntd , lees Kali Kontoh
„ 980, 9 18 „ „ „ orer den Inddrdwati heen, lees om den Inddrd"
wati heen
„ 1008, noot 1 is tnsschen regel 17 en 18 y. b. nitgeyallen: 1880. J. H. W.
Bar. y. AyWa Rengers, Dagboek (Bgdr. tot de kennis der
Ned. en yr. koloniën, Jg. 1846, bl. 412—450).
„ 1034 reg. 8 y. b. staat in ergeren zin, lees in engeren zin
„ 1035 noot 1 reg. 4 y, b. staat T. v. N. I., lees N. T. v. N. L
Digitized by VjOOQIC
VIERDE BOEK.
CHOROGRAPHIE.
WEST-JAVA.
EERSTE HOOFDSTUK.
De Hoofdstad.
In 1858 werd door den hoofdingenieur yan den geographischen
dienst, Dr. J. A. C. OademanS; de astronomische bepaling der
ligging van Batavia, op grond deels van de in 1851 — 1854
door de heeren S. H. en G. A. de Lange verrichte, deels van
zijne eigene waarnemingen, aan eene nauwkeurige herziening
onderworpen. Er werd een verschil van één Duitsche mijl met
de vroeger aangenomen lengte aangewezen, wat eene fout gaf
van 16 seconden in de seinen der tijdklep, die bevonden werd
geplaatst te zijn op 106^ 48' 7.5'' beoosten Gieenwich. De
breedte van dit punt stelt de heer Oudemans op 6^ 7' 36.6"
bezuiden den Evenaar '). De tijdklep is opgericht bg den
') Vroeger stelde men de lengte van Batavia op 106^ 52' en de breedte op
&* 8'. Tolgens de astronomische waarnemingen van den predikant Johan
Maiirits Molir, gedaan op den tlums gesloopten sterrentoren in de kampong
Klinting, even buiten de stad, wordt door Horsburgh de ligging van Batavia
bepaald op lOG*' 51 V/ O. L. en 6° 9' Z. B. Zonderling dat anderen, met
beroep op diezelfde autoriteit , die ligging op 106° 50' O. L. en 6° 10' Z. B.
stellen. Zie T. y. N. I. TI. 4. 172. De heer Mohr moet een zeer rgk man
geweest zgn. Hg had zgn observatorium zelf gesticht en op vorstelijke vrgze
met de b€»te werktuigen tot het doen van waarnemingen toegerust. T. v. N.
I. Vn. 4. 270.
ni. 1
Digitized by VjOOQIC
zoogenaamden Uitkijk in het Noorden der oude stad, by de
Werf, en ia ongeveer een uar gaans yerwgderd yan het midden
van nieuw Batavia, waar Weltevreden op 6^ 10' 25,5" Z. B,
ligt ^). Zij bestaat in een beweegbaar rond vlak, door welks
overgang van den perpendioulairen tot den horizontalen stand
de middelbare middag te Batavia en, een weinig na één ure
des namiddags, het tijdstip dat met zes ure des morgens
van den middelbaren tijd te Greenwich overeenstemt, worden
aangewezen, opdat de ter reede liggende schepen hunne chro-
nometers, de inwoners hunne uurwerken daarnaar zouden kun-
nen regelen. De Uitkijk zelf is een kleine vierkante toren, dien
men beklimt om het uitzicht over stad en reede te genieten.
Er is een groot verschil tusschen het oude en het nieuwe
Batavia, maar zy die niet door eigen aanschouwing met de hoofd-
stad van Ned. Indiê bekend zijn, worden dikwyls in de war
gebracht door het dubbelzinnig spraakgebruik, dat nu eensmet
den naam „Batavia^ bepaaldelyk de oude stad aanwyst, dan weder
ook de verschillende wyken der nieuwe stad daaronder begrijpt,
ïïet is dus van belang dit verschil scherp in het oog te vatten.
Wij zullen ons aanvankelijk alleen met de oude stad bezig houden.
Beschouwen wy deze op zich zelve, dan heeft zy haren voor-
maligen luister schier geheel verloren en kan zy op den rang
van „Koningin van het Oosten,^ zooals men haar vroeger placht
te noemen, in het geheel geen aanspraak meer maken. Echter
wordt men, de stad doorwandelende, nog dikwyls getroffen door
de sporen harer voormalige grootheid. Huizen die nog slechts
als kantoren en pakhuizen dienst doen, vergunnen door de ge-
opende vensters niet zelden een blik op verguldsel en marmer,
op snij- en stukadoorwerk, zooals het de schoonste woningen op
de Amsterdamsche Heerengracht versiert.
Die oude stad is geheel op oud-Kederlandsche wijze gebouwd;
de huizen zijn van steen en staan als in gesloten gelederen , ter-
wijl de straten elkander grootendeels in rechte hoeken snijden.
Door de maatregelen van den Maarschalk Daendels, die het
voor de verdediging nutteloos geworden kasteel liet afbreken,
O Verhandelingen der Natuurk. Vereeniging in N, L, D. VII (1860).
Digitized by
GooQle
de maren en poorten deed slechten en onderscheidene grachten
liet dempen ^) , is de door wallen en bolwerken ingesloten , door tal
van kanalen doorsneden ; en aan de Noordoostpunt door een vier-
hoekig fort, met de bastions Diamant, Robijn, Safier en Parel,
verdedigde rechthoek, die het voormalige Batavia vormde, voor
een goed deel onkenbaar geworden ; maar toch is er nog genoeg
van over om ons een denkbeeld te geven van de verregaande
ongeschiktheid van haren aanleg om in het tropisch klimaat
tot verblijf eener talrijke bevolking te strekken. Reeds de keuze
van het terrein , eene door alluvium gevormde , lage , uit moeras
en kreupelbosoh bestaande vlakte, mocht niet gelukkig heeten.
Men kan zich echter begrijpen, dat, tgdens de stichting der stad ,
dat is in een tijd toen men nog weinig over de eischen der ge-
zondheidsleer had nagedacht,' het belang van den handel bg de
keuze der plaats van de hoofdstad van Nederlandsch Indië het
overwicht behield , en de schoonheid en veiligheid der reede de on-
gunstige bodemgesteldheid deed over het hoofd zien. Maar minder
begrgpelgk is het streven om den hoofdzetel van het Neder-
landsch gezag op Java in zijne geheele inrichting, zooveel de
omstandigheden gedoogden, tot het evenbeeld te maken van het
Nederlandsch Yenetië aan de boorden van IJ en Amstel. Het
is ons thans onverklaarbaar, dat men zich niet gedrukt en beangst
gevoelde in die öpeengehoopte huizen; in die dicht bemuurde
veste, welker wallen, alsof men den toegang aan de frissche lucht
met opzet wilde versperren, met tamarinde- en kanarieboomen
beplant waren; in die verpeste dampen, opstijgende uit de
talrgke grachten, waarin men, om de gansche stad van water
te voorzien , de haar midden door doelende Tji Liwong oostwaarts
en westwaarts had afgeleid, met dat gevolg dat de bij zijne
intrede in de stad nog snel vlietende stroom , zgne kracht gebro-
ken vindende, onvermogend was de uit het bovenland medege-
voerde vaste stofien naar zee te brengen, en ze deels reeds
in de grachten afzette, deels aan zijn mond liet vallen,
zoodat de zich daar bevindende bank gedurig verhoogd en ver-
groot werd. Hoe zeer ook die met heerlijk geboomte omzoomde
») Verg. D. I , bl. 576.
Digitized by VjOOQIC
grachten geroemd werden, toch kon men alras de daaraan ver-
bonden nadeelen , die door het gebrek van een behoorlgken afvoer
der ÜEiecale stoffen niet weinig werden verhoogd , bezwaarlijk
ontkennen. Bij al den lof aan de door die grachten , bg hoog water
althans, bevorderde frischheid der stad en aan de verkwikkende
schaduw der boomen toegekend , kon reeds Yalentgn het niet
verbergen, dat de bewoners verbazend veel last hadden van
de muskieten, die hier boven het drabbige water en in de lom-
mer der boomen veel weliger tierden dan in de straten, en van
de zoogenaamde „negen-uren bloemen ^ , d. i. van de met fiieoes
gevulde tobben, die de slaven gewoon waren des avonds ten
negen ure buitenshuis te brengen^ en die óf in die grachten,
welke, zooals genoemde schrijver zeer naïef zegt, „toch uitgebaggerd
moeten worden^ , óf in daartoe bestemde schuiten van Chineezen
werden uitgegoten '). Maar grachten en slooten schenen voor
hot comfort der Nederlanders van die dagen onmisbaar te zgn ,
en men besproeide zelfs de tuinen , die meer en meer ten westen
van de stad werden aangelegd, door kanalen die aan de ééne
zijde met de stads grachten, aan de andere met de Tji Angké
in verband stonden.
Men zou echter onbillijk handelen indien men de tot spreek-
woord geworden ongezondheid van het oude Batavia alleen aan
de ongunstige ligging van het gekozen terrein en aan de ver-
keerde inrichting der stad toeschreef. In de natuurlgke nadeelen
der ligging werd zelfs allengs eenige verbetering gebracht, door-
dien de moerassen en poelen, die aanvankelgk ook ten zuiden
der stad op vele plaatsen aangetroffen werden, en wier miasmen
de landwind over haar verbreidde, allengs in vruchtbare akkers
werden herschapen, en men zelfs het krijgsvolk voor het uit-
roeien der kreupelbosschen te werk stelde '). Doch natuurlijke
oorzaken^ die men tgdens de stichting der stad nog te weinig
doorgrondde; om te kunnen vooruitzien hoezeer zij tot hare
toenemende ongezondheid moesten bijdragen , verergerden het
>) Yalentijn FV. I. 232.
^ Bontius Hist. Kat. et Med. 1. I. dial. I.
») Valentijn IV. I. 243.
Digitized by VjOOQIC
5
kwaad in yeel hooger mate, dan het door de langzaam voortgaande
bebouwing van haren omtrek werd getemperd , en bedreigden zelfs
meer en meer de veiligheid, ja de bruikbaarheid der Bchoone
reede^ die wel de voorname aanleiding geweest was, om juist
deze plaats voor het algemeen rendez-vous der op Indië varende
schepen te kiezen. Ik heb reeds elders ') gewezen op de gedurige
verbreeding der alluviale strook die Java's Noordkust omzoomt.
Sterker dan elders heeft die plaats in de bocht, door de kust
van Java tusschen kaap OentoengDjawa en den hoek van Era wang
gevormd , omdat zich daarin eene menigte rivieren uitstorten , welke
aan haren mond gedurig de vaste deelen doen nederplofFen die
zij met hare zijtakken uit het bovenland afvoeren. Terwijl Ba-
tavia tgdens zgne stichting onmiddellijk aan zee was gelegen,
wordt het thans door een strook van 500 k 600 roeden van
haar gescheiden, en dit nieuwe, zich steeds uitbreidende
terrein biedt natuurlgk in ruime mate diezelfde voor de gezondheid
nadeelige verschijnselen aan , die zich vroeger meer aan de zuid-
zgde der stad vertoonden. Thans is het vooral de zeewind die de
miasmen naar de stad voert, en het is daarom eene gelukkige
omstandigheid te achten, dat die wind eerst doorkomt op een ge-
deelte van den dag, waarop de hooge temperatuur de moeras-
uitwasemingen meerendeels in den dampkring opgeheven en
verspreid heeft ').
Met de gewone, regelmatig voortwoekerende aanslibbing en
verslijking der rivieren gingen bovendien enkele malen buiten-
gewone gebeurtenissen in do natuur gepaard, die niet weinig
tot verergering van den toestand bgdroegen. Vooral moet hier
de hevige uitbarsting van den Salak met de daarmede gepaarde
aardbeving in den nacht tusschen den 4den en 5^^^ Januari 1699 ver-
meld worden '). De Tji Liwong en de Tji Dani werden door
een verbazende menigte van hunne wortels gerukte boomen en
door vervaarlijke massa's slijk, modder en zand zoozeer verstopt,
dat haar water de landerijen overstroomde en een anderen uit-
gang zocht; de stadsgrachten en andere vaarten werden geheel
») B. I , bl. 56. 2) Bleeker in T. y. N. I. V. 2. 288.
») VgL D. I, bL 76.
Digitized by VjOOQIC
6
onbruikbaar gemaakt; het water werd ondrinkbaar en de visschen,
bedwelmd door den schok, lieten zich bij bonderden met de
handen grijpen; de geulen eindelijk aan weerszijden van de
bank die voor den mond der Tji Liwong lag, werden zoozeer
opgevuld met modder, dat slechts met het hoogste water nog
een geladen vaartuig kon binnen komen en zij bjj laag water
zelfs voor gewone scheepssloepen niet langer bruikbaar waren ^).
Deze noodlottige gebeurtenis was het keerpunt in den toestand van
Batavia uit hygiënisch oogpunt. Zeker had het ook voor di^
tijd niet geheel aan klachten over de ongezondheid dier stad
ontbroken '); maar na dien tijd worden zij menigvuldiger, aan-
houdender, ernstiger, en leest men van ontzettende sterftecijfers ') ,
die ons echter wegens het vage der opgaven en onze onbekendheid
met het juiste bedrag der bevolking , geen gegrond oordeel over de
sterfteverhouding toelaten.
Twee gedeelten der bevolking hebben ongetwijfeld bgzonder
tot die ongunstige sterfteverhouding bijgedragen: de Chineezen
en de verpleegden in het Hospitaal. Terwijl de Europeesche
wijken althans ruim 'gebouwd, de huizen inwendig vrij goed
ingericht waren ^ en de inlanders zich in den omtrek der stad
in hunne kampongs verspreidden, ttras vooral het sedert 1740
opgekomen Chineesche kamp door zijne kleine bekrompen huizen ,
nauwe en bochtige straten, smalle en drabbige slooten en gebrek
aan zindelgkheid^ aan de koortsen en dysenteriën blootgesteld,
die de bevolking van Batavia teisterden. In het Hospitaal werden
voornamelijk de militairen verpleegd, die in dienst der Compa-
gnie waren krank geworden, — grootendeels een samenraapsel
uit het schuim aller natiën, voor wier ondermgnde krachten
een ernstige ziekteaanval, bij hoogst gebrekkige verpleging,
doorgaans noodlottig had moet^i zijn , zelfs al ware Batavia niet de
laatste plaats op Java geweest die men voor de vestiging van
een groot hospitaal had moeten kiezen.
*) A. Bogaerts, Historische reizen, B. I. bl. 171 t.
') Zie b. V. Bontius t. a. p.
3) Rafflos II, App. A; Verh. v. h. Bat. Oen. II, Berichten 60; Bleeker,
T. V. N. I. V. 2. 291 , noot 2 ; Stavorinus Voyages (vert. door "Wilcocke), III. 409.
Digitized by VjOOQIC
Daar de mond der Tji Liwosg tevens Batavia tot haven
diende, hangt de geschiedenis der havenvtrérken ten nauwste
samen met die der aanslibbing aan de nitmonding der rivier;
Terwgl men hare verslijking op gebrekkige wgze door uitbag-
gering trachtte tegen te gaan, was men te gelijker tijd genood-
zaakt de eigenlijke haven door den aanleg van sterke steenen
hoofden, die een eind ver in zee werden uitgebouwd, voor de
prauwvaart open te houden. De toenemende aanslibbing; die
Batavia verder en verder van het strand verwijderde, maakte
het noodig die hoofden telkens te verlengen, en zoo ontstond
het Havenkanaal, dat nog den toegang van de reede naar de
stad baant. De ingang van dit kanaal werd vroeger beschermd
door het aan de Westzijde gebouwde Waterkasteel; maar de
aardheuvel waarop het stond en waarop zich nog slechts een uit-
kgk en een bureau in verband staande met de heffing der rechten
bevinden^ is thans reeds op vrij aanmerkelijken afstand van het
strand gelegen. Daar de verlenging der havenhoofden geen afdoende
hulp bood, heeft men later een anderen weg ingeslagen, en het met
vaste deelen bezwangerde rivierwater, waar het buiten de stad
treedt, door een steenen dam van het havenkanaal afgesloten.
Sedert ontlast zich de rivier deels door de Ooster-uitwatering of
Moeara Heemraden, deels dooreen nieuwen of althans in nieuwer
tijd weer geopenden mond , een paar honderd roeden ten westen van
het kanaal, die Wester-uitwatering of Moeara Baroe genoemd wordt.
Maar in weerwil dezer belangrijke werken; in weerwil der in
1823 door den Gouverneur Oeneraal van der Capellen aanvan-
kelijk voor zes jaren verordende , later bestendigde en tot andere
havens uitgestrekte heffing van een additioneel recht van 5 pCt.
op de inkomende en uitgaande rechten te Batavia, bestemd om
een fonds te vormen waaruit de kosten van het onderhoud en de
verbetering der havenwerken en kustverlichting zouden bestreden
worden '); in weerwil van den in 1838 uit Nederland ontboden
moddermolen, waarinede men het kanaal op toereikende diepte
trachtte te houden; in weerwil van langdurige overwegingen^
*) Zie oyer de geschiedenis dier belasting v. d. Wijck, du Bus, 250.
Digitized by VjOOQIC
8
van tal van adviezen , van vele projecten om het kanaal en de
gemeenschap met de reede te verbeteren, bleef de toestand der
haven van Batavia steeds bedenkelgk. In de laatste jaren ^ waarin
zooveel ruimer sommen dan vroeger voor de publieke Virerken
in Indiê besteed werden, is zeker door het maken eener binnen-
haven voor de prauwen tegenover den Kleinen Boom, door den
aanleg van rails langs het kanaal voor het gemakkelijker ver-
voer van goederen, en door de voortdurende baggering die
het op de diepte van 3^4 meters beneden laag water
houdt, de bruikbaarheid van het kanaal zelf in vele opzichten
verbeterd. Maar de moeilijkheden aan het binnenkomen verbon-
den, zijn nog altijd groot. Wel heeft men, nevens de tambangans
of gehuurde roeisloepen , die passagiers en goederen van de op
de reede liggende schepen naar de stad plachten te brengen,
ijzeren stoomscheepjes in dienst gesteld van zoo geringen diep-
gang tot zij tot achter in het kanaal kunnen komen; maar men
heeft niet kunnen voorkomen, dat in den Westmoeson, vooral
wanneer op het midden van den dag de zeewind sterker opsteekt ,
op de bank vóór den nauwen ingang gelegen, eene zoo sterke
branding staat, dat het dreigend gevaar van om te slaan, niet
slechts voor de tambangans, maar zelfs voor de stoombootjes ,
het binnenkomen volstrekt ongeraden maakt. Maar al te vaak
moet de blauwe vlag van het Wachtschip en van het paleis te Welte-
vreden het sein geven, niet dat de zee te onstuimig is om ze
met sloepen te bevaren, maar dat de poging om het kanaal te
bereiken van levensgevaar vergezeld gaat. En wie, misleid door
de gemakkelijkheid waarmede men zich dan nog vaak op de
reede van het ééne schip naar het andere laat roeien , de waar-
schuwing dorst trotseeren, heeft maar al te vaak zyne onvoor-
zichtigheid met den dood in de golven geboet.
Maar niet slechts blijft het binnenkomen der haven bezwaar-
lijk; ook de reede is niet meer wat zij was in de dagen toen
Batavia gesticht werd. De geheele bocht waaraan de hoofdstad
van Nederlandsch-Indiê gelegen is, verliest ^ deels door den arbeid
der poljpen , deels en vooral door de aanslibbing, gedurig aan diepte
en omvang, en vroeger of later zal de tijd komen, waarop een
Digitized by VjOOQIC
9
deel der kleine eilanden die thans de reede dekken^ aan den
wal yan Java zal gehecht worden. Groote schepen kunnen niet
meer dicht onder den wal komen, maar blijven liggen op de
zoogenaamde Buitenreede, waar de diepte nog van 5 tot 12 va-
demen bedraagt^ maar de bodem toch ook bestaat uiteenweeke
blauwe modder , waarin de ankers al spoedig zoo diep indringen ,
dat men van tijd tot tijd tot verankeren genoodzaakt is. Yoor
de schepen die in ballast komen , is het uitwerpen daarvan alleen
nog op de Buitenreede geoorloofd, en men blijft daar ook bg
voorkeur liggen met het oog op de gezondheid ; want de Binnen-
reede deelt in ruime mate in de schadelijke gevolgen der ver-
pestende dampen^ die uit de strandmoerassen opstijgen, en des
morgens het gezicht van de reede op de stad veelal geheel on-
derscheppen ').
Men kan wel nagaan dat de aankomst te Batavia de verwach-
tingen der reizigers veelal teleurstelt. De moerassige kust, met
de gewone strandvegetatie bedekt; het land, naar alle zijden vlak
en alleen eenigszins belangwekkend door de verscheidenheid van
het groen ; terwgl men slechts bij helder weder de omtrekken
der Blauwe Bergen aan den horizon zich ziet afteekenen ; de stad ;
voor den eersten aanblik slechts vertegenwoordigd door een
vuurtoren , eenige aarden versterkingen en enkele steenen huizen
aan het einde van een kanaal, dat niet broeder is dan 30 k 40
voet en door steenen muren van vijf voet hoogte wordt ingesloten ;
dit alles levert niet de trekken van een tafereel waarin het oog
zich verlustigt en dat aan de verbeelding voedsel geeft. De las-
tige formaliteiten aan den Boom , waarover vele reizigers plachten
te klagen; de gedurige verwijzingen van den Qrooten Boom
naar den Kleinen en omgekeerd, waaraan onbekendheid met de
bestaande verordeningen den nieuw aangekomene bloot stelden,
zullen, naar ik vertrouw, in de laatste jaren, bij de vereenvoudi-
ging der tarieven en het algemeen streven om de communicatiên
gemakkelgker te maken ^ voor een minder omslachtig onderzoek
en een meer gereede toelating hebben plaats gemaakt.
*) Ygl. nog over de baai van Batavia D. I, bl. 28.
Digitized by VjOOQIC
10
Wij staan op het punt yan in gedachte de oude stad te be-
treden; maar misschien zou ik menigen lezer teleurstellen , indien
ik verzuimde hem eenigszins in te lichten omtrent de nieuwe
havenwerken die thans op eenigen afstand ten Oosten van Ba-
tavia in aanbouw zijn^ en door wegen en een vaart met
de stad zullen verbonden worden. Wanneer men onder het
woord „ haven ^ een ingesloten kom verstaat, waar de schepen
in stil water liggen en onmiddellijk aan den wal lossen kunnen ^
dan moet men vooralsnog aan geheel Nederlandsch Indië het
bezit eener haven ontzeggen. De nieuwe grootsche plannen die
in 1877 een begin van uitvoering hebben erlangd, zullen Bata-
via het eerst beschenken met zulk eene inrichting , die door de be-
langrijke uitbreiding der stoomvaart op Indië meer en meer
noodzakelijk is geworden. Drie plaatsen hebben aanvankelgk voor
den aanleg der nieuwe werken om den voorrang gedongen. Het
plan om de nieuwe haven nabij de eilanden Onrust en Kuiper
te plaatsen , werd het eerst opgegeven ; meer beval zich het ont-
werp aan om ze op een afstand van 1200 tot 1500 meters be-
oosten het tegenwoordige havenkanaal aan te leggen; maar ten
laatste heeft het denkbeeld gezegepraald, om Tandjong Priok,
den eersten vooruitspringenden landhoek dien men oostwaarts
van de Hoofdstad in de baai van Batavia ontmoet, voor het
groote werk uit te kiezen. Ofschoon de aanmerkelijke afstand
vele deskundigen tot het tweede plan deed overhellen, heeft ten
slotte de overtuiging den doorslag gegeven^ dat eene goede , niet
aan opslibbing blootgestelde haven alleen bij Tandjong Priok
zou te bouwen zijn. Ik kan echter niet ontveinzen dat ik omtrent
de gegrondheid dier overtuiging nog wel eens twijfel heb hooren
opperen, en dat nog de stemmen niet geheel verstomd zijn, die
het betreuren, dat een vroeger plan van den heer Maarschalk,
om een hoofd op ijzeren schroefpalen te doen uitbrengen, de
schepen daaraan vast te meren, ten einde ze zonder behulpvan
prauwen te doen laden en lossen, en het transport van en naar
de stad over rails met stoom te doen plaats hebben, bij de
latere onderzoekingen zoo geheel is ter zijde gesteld. Wèl heeft
men voldingend kunnen aantoonen, dat het plan op zich zelf niet
Digitized by VjOOQIC
11
toereikend was , omdat daarbij niet voor de veiligheid der schepen
in den Westmoeson was gezorgd; maar het blijft de vraag of
het niet^ aangevuld, zooals is voorgesteld, met den bouw van
een bescfauttenden zeebreker, met veel minder kosten eene vol-
doende verbetering zou hebben opgeleverd , onderhevig aan minder
gevaar dat de werking der natuur in hare worsteling tegen het
menschelijk genie (of — men vergeve mij de woordspeling —
de Nederlandsche genie) de overhand behoudt *).
Niemand kan vuriger dan ik wenschen dat de vrees der zwaar-
hoofden ongegrond blijke. In ieder geval neemt het plan der
haven te Tandjong Priok voor zich in door de grootschheid van
het ontwerp ^n de kracht waarmede de uitvoering is aangevat.
Men vergunne mij aan het jongste Begeeringsverslag over de
Koloniën (dat van 1877) een kort overzicht van de ontworpen
werken bij Tandjong Priok te ontleenen.
„Te Tandjong Priok zal moeten worden aangelegd eene voorhavon,
besloten tasschen twee zeehoofden , die te zamen 3728 meters lang zijn ;
Toorts eene binnenhaven ter lengte van 1300 meters en ter breedte van
175 meters, met twee loskaden, die te zamen 1388 meters lang zullen
zijn. Het haventerrein zal van de noodige inrichtingen, als entrepots,
loskranen , spoorwegen enz. moeten worden voorzien. Tusschen de haven
en de hoofdplaats Batavia zullen moeten worden aangelegd een spoor-
weg van bgna 8 kilometers met dubbel spoor, een rijweg breed 15
meters en een scheepvaartkanaal met jaagpad.
,De zeehoofden zullen zjjn samengesteld uit ongeveer 800,000 kubiek-
meters stortsteen, 64,100 kubiek-meters beton en 76,500 kubiek-meters
zand.
„Tot de vorming van de voorhaven en de binnenhaven zullen moeten
worden uitgebaggerd ongeveer 6,000,000 kubiek-meters specie en uit-
gegraven nagenoeg 400,000 kubiek-meters. Bovendien moeten voor
glooiingen nog worden 'verwerkt 10,000 kubiek-meters steen.
„Voor den bouw der loskaden worden vereischt 20,000 heipalen,
10; 000 kubiek-meters zand, 44,000 kubiek-meters beton en 14,000 ku-
biek-meters metselwerk.
„De kosten der verschillende inrichtingen op en bij het haventerrein
zgn op omstreeks f 1,000,000 geschat.
„Yoor den aanleg van den spoorweg, den rijweg en het jaagpad
*) Wie er nog belang in stelt dit plan te leeren kennen , kan daarover het
T. V. N. I. Jg. 1861, D. II, bl. 208 vv. raadplegen.
Digitized by VjOOQIC
12
tuBBchen Tan^jong Priok en de hoofdplaats Batavia moeten ploB minus
600,000 kubiek-meters grond verzet worden, en versoheidene Taste en
beweegbare bruggen zgn in die wegen noodig.
„Tot de vorming van het scheepvaartkanaal moeten 167,000 kubiek-
meters grond uitgegraven en 703,000 kubiek-meters uitgebaggerd worden.
„De ontzachlijke hoeveelheid natuurlijke steen , die blijkens het boven-
staande noodig is , zal ontleend worden aan de trachiet-rotsen te Merak ,
aan de straat Soenda gelegen ....
„Het baggerwerk in de voorhaven zal geschieden met drie bagger-
molens (stoomschepen) van bijzonder groot vermogen, die te Qlasgow
gebouwd worden . . • . • Deze worden ook gebruikt om de koraalriffen
in de voorhaven op te ruimen.
„De binnenhaven te Tandjong Priok moet geheel in de kttst worden
uitgegraven. Daar waar tot dusver klappertuinen werden aangetroffen,
op eene hoogte van 2 meters boven laagwater , zullen over eenige jaren
groote schepen moeten binnenvallen om te lossen en te laden langs
een gemetselde kade. Aanvankel^k zal de grond door handenarbeid
worden afgegraven, maar ook hier zullen machinale krachten worden
gebezigd, zoodra de voor het graaf- en baggerwerk in de binnen-
haven bestemde vaartuigen uit Europa zullen zgn aangekomen
Baggermolens van dezelfde soort zullen ook gebezigd worden voor het
tot stand brengen van het scheepvaartkanaal tusschen Tandjong Priok
en Batavia
„De kaaimuur langs de binnenhaven is niet het minst omvangrgke
werk dat uitgevoerd moet worden. De vele duizenden palen die daar-
voor benoodigd zgn, zullen worden ingeheid met Morrison's en Boeff's
stoomheien .....
„Ten einde de aanzienlgke hoeveelheid beton te verkrijgen , die voor
den kaaimuur en de zeehoofden benoodigd is, wordt een fabriek ge-
bouwd met vier stellen machines, die dagelgks in 10 uren tijds 240
kubiek-meters beton zullen kunnen leveren. Tan deze fabriek zullen
de betonblokken over een spoorweg naar de havendammen vervoerd
worden.
„Voorts zullen te Tandjong Priok kalk- en cementbrander|jen en
steenfabrieken moeten verrazen, en zal aldaar een uitgebreid atelier
moeten worden opgericht voor alle herstellingen aan het materiaal,
waarin dus een volledige bankwerkerij , smederij, ketelmakerij , koper-
gieterg en eene inrichting voor machinale houtbewerking eene plaats
moeten vinden; terwijl voorts een ijzeren drijvend dok is aangeschaft
om te allen tgde de noodige voorzieningen te kunnen aanbrengen aan
de 27 stoomvaartuigen en 30 kleinere vaartuigen die bij den haven-
bouw gebezigd worden.
„Het verbruik van steenkolen zal bij den havenbouw natuurlijk zeer
Digitized by VjOOQIC
13
a^jüzieDlffk zgn, daar de 27 stoomYaartuigen en tal van maoluiieriën
foortdurend gevoed moeten worden. Zeer groote depots moeten dan
ook daarvoor worden opgericht . . , . .
„Voordat met eenigen anderen arbeid begonnen werd, is een arte-
sische put te Tandljong Priok gegraven , die uitstekend drinkwater op-
levert , dat door eene leiding over het geheele werkterrein zal verspreid
worden.
„De verwachting mag gekoesterd worden , dat de Bataviasche haven-
werken, zooals zij thans zijn aangevat, binnen negen jaren voltooid
zullen zgn; voorzeker een kort tgdsbestek, in vergel^king met de ter-
mgnen die noodig zijn geweest voor de uitvoering van zeewerken van
minderen omvang in Europa.**
Na deze uitweiding keeren wy naar den Boom ^ anders gezegd
het Tolkantoor, terug. De reiziger, die hier zgne zaken heeft
afgedaan, zal, zoo hij niet door vrienden of bloedverwanten wordt
afgehaald, vermoedelgk plaats nemen in een der niet zeer schit-
terende huurrijtoigen , die bij de Nieuwe Stadsherberg , dicht
bg de landingsplaats^ gereed staan en hem door Chineesche
voerlieden voor 3 k 4 gulden per rit worden aangeboden,
om zich naar een der logementen van Molenvliet of Rijswijk
te laten brengen, terwijl hij zgne koffers aan de veilige hoede van
de Bataviasche koeli's toevertrouwt. Het zou echter ook kun-
nen zgn dat hij de voorkeur gaf aan het vervoer met den
spoorweg Batavia — Buitenzorg, die met een zijtak aan den Klei-
nen Boom verbonden is, en^ daar hij twee halten heeft in de
bovenstad, Noordwijk en Koningsplein geheeten, ook voor de
gemeenschap tusschen het oude en het nieuwe Batavia een groot
gemak oplevert. Het hoofdstation ligt achter het Stadhuis in het
midden der stad, aan een kanaal waar de zeeprauwen kunnen
laden en lossen. Binnen de stad en tot aan den post Meester
Comelis, die, op een afstand van 5.7 kilometer van het station
Koningsplein, met een zgtakje aan den weg verbonden is, en
welke plaats eigenlijk eerst als het eindpunt der woningen van de
Europeesche bevolking van Batavia kan beschouwd worden , loopen
zoogenaamde omnibustreineU; die zeer onkostbaar zijn ingericht;
een laag tarief hebben , veelvuldige gelegenheid tot in- en uit-
Btggen verleenen, en dien ten gevolge zeer geriefelijk zijn; maar
Digitized by VjOOQIC
14
weinig geschikt om een denkbeeld te geven van den spoed dien
het vervoer door stoomkracht kan bereiken. Nog kan men zich
voor de gemeenschap tusschen de oude en nieuwe stad bedienen
van den in 1869 tot stand gebrachten paardenspoorweg, die zijn
hoofdstation heeft bij de sociëteit de Harmonie in Rgswijk, en
welks lijnen zich vandaar uit naar de oude stad en zuidwaarts
over Bjramat tot Meester Comelis uitstrekken , terwijl de exploi-
tatie eener derde lijn in derichting van TanahAbang in 1870 we-
gens de nadeelige , resultaten werd opgegeven. Aanvankelgk werd
van den paardenspoorweg een ruim gebruik gemaakt en bleek
hij in eene diepgevoelde behoeftete voorzien, doch sedert in 1871
de spoorwegsectie van den Kleinen Boom tot het Koningsplein en in
1872 ook het gedeelte van het Koningsplein tot Meester Cornelis
voor het verkeer werd geopend , deed zich eene sterke verminde-
ring in het vervoer met den tramway gevoelen^ en in 1874 be-
gon men zelfs te duchten dat de geheele onderneming zou moeten
worden opgegeven. Nadat echter de exploitatie in dat jaar in andere
handen is overgegaan , en meer zorg aan de geheele onderneming
besteed is, zijn de uitkomsten weder gunstiger geworden en
schijnt geene staking meer te vreezen te zijn, ofschoon een van
de Eegeering gevraagd subsidie werd afgewezen. Merkwaardig is
het ook dat noch spoorweg noch tramway blijvende afbreuk
schijnen gedaan te hebben aan het vervoer der inlanders en
Chineezen met zoogenaamde „kar peer'' (karren op veeren). Dit
vervoer had reeds in 1865 zoodanigen omvang verkregen, dat
de ingenieur Henkett op éénen dag, voor de toko van den heer
Tentée op Molenvliet, 584 zoodanige karren in de richting naar
en 693 in de richting van de stad, te zamen 1277, bevattende
1707 personen, zag voorbijrijden ^). Ofschoon thans de stoom* en
paardenspoorweg met dit vervoermiddel concurreeren, zegt het
Koloniaal Yerslag over 1875, dat de kar peer nog gedurig in
aantal toenemen.
Ook wij willen ; al is onze reis slechts eene denkbeeldige,
ons naar de nieuwe stad spoeden, die het verre in aantrekke-
>) T. y. N. I. 1867. U. 341.
Digitized by VjOOQIC
15
l^kheid van het oude Batavia wint, maar toch niet voordat wg
althans een vluchtigen blik hebben geworpen op het vele merk-
waardige dat ook nu nog de oude stad aan den opmerkzamen
beschouwer aanbiedt en aan haren vroegeren luister herinnert.
Yan den boom het kanaal in zuidwaartsche richting volgende ,
komt men weldra aan een valbrug, gelegd over de gracht die
het voormalige kasteel omringde, en, de brug overgaande, op
het ruime plein, dat de plaats van het gesloopte kasteel
inneemt, en thans eene woeste, verlaten, slechts voor een
klein deel met pakhuizen bebouwde ruimte vormt, hier endaar
met waroe-boomen beplant , die geen zeer aantrekkelijk aanzien
hebben. Bg het sloepen van het kasteel heeft men de Pinang-
poort gespaard, die aan de zuidzijde, d. i. aan den kant
der esplanade, binnen de zoogenaamde Landpoort was ge-
bouwd, en nadat deze laatste wegens hare bouwvalligheid was
a%ebroken, den zuidelijken toegang tot het binnenplein van
het kasteel en de daarop uitkomende gebouwen vormde. Die
Pinangpoort, die vroeger, vooral aan de kooplieden, onder-
kooplieden en andere Compagnie's dienaren tot verzamelplaats
diende, om het nieuws van den dag te vernemen en te bespre-
ken, prijkt met acht witte zuilen, ieder eene zwarte vaas, om-
hangen met witte festons, dragende, en heeft aan weerszijden
groote nissen, met kolossale steenen beelden , die Mars en Minerva
voorstellen.
Tegenover de Pinangpoort ligt weder een valbrug, die den
weg baant naar het voormalige buitenplein van het kasteel of
de esplanade. Dit was in vroeger tijd beplant met onderschei-
dene rgen tamarindeboomen , die eene verkwikkende schaduw
gaven en waarvan de middelste zoo breed was, dat er drie
koetsen naast elkander konden rijden ^). Thans is er nog slechts
eene enkele vrij lommerrijke laan over, en wanneer men deze
doorrgdt om aan de andere zijde van het plein de voormalige
Prinsenstraat te bereiken, die lijnrecht naar het Stadhuisplein
voert, laat men aan zijn rechterhand, ongeveer in het midden,
») Valentgn IV, 1, 237.
Digitized by VjOOQIC
16
een kolossaal stak ijzeren geschut en daarachter weder eenige
pakhuizen liggen. Het kanon is voor de inlanders een voorwerp
van bgzondere vereering. De druif stelt ni^melijk eene gesloten
hand voor, waarvan de voorste vingers en de duim. in eene
houding zgn gebracht, die den Javaan het symbool der voort-
brengende natuurkracht, den lingga, herinnert ; en zoo zeer verkeert
nog de in naam Mohammedaansche inlander onder den invloed
van den voorvaderlgken natuurdienst, dat hier gedurig offers
van rijst, reukwerk en bloemen worden nedergelegd, en kinder-
looze vrouwen aan het hier uitgesproken gebed om vruchtbaar-
heid eene buitengewone kracht toekennen.
De Prinsenstraat heeft thans het karakter van een landweg
erlangd, die goed belemmerd en slechts hier en daar nog met
huizen omzoomd is. Evenwgdig met haar strekt zich aan de
linkerhand de Tijgersgracht uit, eenmaal de roem van het oude
Batavia. Yalentijn zegt, dat deze Ignrechte, sierlijk beplante
gracht alles overtrof wat Amsterdam te aanschouwen gaf ^), en
de Marre beschrijft haar in zgnen lofzang op Batavia ') , als een
kanaal dat
„Een reeks paleizen trotsch doet stijgen in de lucht
En prijkt ten einde toe met schoone bouwjuweelen ,
Wier witte moren en doorwrochte kapiteelen,
Verrijkt en opgesierd met lijstwerk en festoen,
Beschaduwd door een dreef Tan eeuwig lentegroen,
Den geest des vreemdelings verbazen door hun luister.*^
Maar sedert lang reeds was van dien luister niets overig, dan
een vuil, drabbig water, hier en daar overwulfd door verval-
len steenen bruggen, besloten tusschen kaden met ingestorte
beschoeiingen en met gras en ruigte bedekt, en omzoomd door
de puinhoopen der huizen, die eenmaal aan de rijkste burgers
van Batavia tot woonplaats strekten.
Het belangrijkste overblijfsel van het oude Batavia is ongetwg-
feld het Stadhuis , gelegen langs de zuidzijde van het Stadhuisplein
recht tegenover de Pinangpoort. Met de Stadsboeien, die er ter
») T. a. p. 232.
^ De Marre, Batavia, blz. 84.
Digitized by VjOOQIC
17
rechterzijde aan palen en Yoor de preventieve beohtenis van beschnl-
digden bestemd zijn, en een ander soortgelijk bijgebouw aan den
linkerkant; strekt het zich uit van de Nieuwpoortstraat links tot
aan de Tggersgracht rechts. De naam „Stadhuis' dien het nog
steeds in de wandeling draagt, brengt ons het vroeger bestuur
van het CoHegie van Schepenen over de hoofdstad van Neder-
landsêh Indie *) voor den geest, maar voegt minder bg de tegen-
woordige bestemming van het gebouw; want bg gemis van alle
municipale instellingen heeft Batavia geen stadhuis meer noodig ,
en het zijn thans de bureaux van den Resident die in zgne
ruime zalen gevestigd zijn. De Raad van Justitie die hier vroeger
ook zijne zittingen hield heeft sedert 1870 een eigen ruim gebouw
op het Stadhuisplein aan de oostzijde van het Stadhuis erlangd.
Het eerste stadhuis van Batavia, in 1652 gebouwd, werd in
1706 omvergehaald, omdat men het niet meer in overeenstem-
ming vond met het steeds toenemend aanzien der stad. Het
nog aanwezige gebouw werd in 1707 aangevangen en in 1710
voltooid, maar moet, te oordeelen naar het resultaat der verge-
lijking van de afbeeldingen bij Yale&tgn en Heydt met heden-
daagsche photographische, vooral wat het middendeel betreft,
nog al belangrijke veranderingen ondergaan hebben. Het recht-
Ignige, in verhouding tot zijne breedte lage gebouw heeft
namelgk een vooruitspringend, door vier zuilen gedragen mid-
delstuk, dat een ruim portaal vormt, met een broeden boog-
vormigen ingang, waartoe een stoep, die aan drie zijden
met vgf trappen opgaat^ den toegang geeft, en die aan weers-
zijden door een smalleren boog geflankeerd is. Boven het portaal
heeft dit middenstuk vier ramen, en daarboven een fronton ;
waorvAu het fries zonder eenig sieraad is, maar dat op de spits
een vrouwenbeeld draagt, de Gerechtigheid voorstellende, ter
vervanging van dat hetwelk vroeger in een nis midden in
een boven het portaal zich verheffend rondeel (de uitdrukking
is van Yalentijn) was geplaatst, en toen door het wapen der
Vereenigde Nederlanden, het wapen van Batavia (een uitgeto-
gen zwaard en een lauwerkrans dragende) ; en het bekende , mede
») Zie Dl. II, blz. 300, 529, 573, 599.
m. 2
Digitized by VjOOQIC
18
op een ws^enscbild geplaatste, merk der Compagnie (de letters
Y O C op eigenaardige wijze veriionden) waa omgeven ^). Zonderling
is het dat in eenige nieuwere besohr ij vingen nog steeds Yalentgns
Yoorstelling van dat halfcirkelvorniige , yan v/>ren vlakke , sooge*
naamde rondeel met zijne sieraden bijna woordelijk ia overgeno-
men '). Het overige van het gebouw schjjnt minder veraadering
ondergaan te hebben. Kog heeft het slechts ééne verdieping en
zoowel beneden als hoYen tien vierkante vensters , yi|f aan ieflere
zijde van het middelstuk , en nog verheft zich midden uit het dak een
koepelvormige toren ; maar het vrouwenbeeld met een zeil in de
ééne en een pijlbundel in de andere hand , dat vroeger als windwgzer
op den top van dien toren prijkte , heeft thans voor een zeer
alledaagschen windwijzer en een vlaggestok plaats gemaakt.
In de oude beschrijvingen wordt ook de schoonheid der ver-
trekken zeer geroemd en inzonderheid veel lof toegezwaaid aan
de rijke versiering van de raad- of jschepenkamer. Doph de heer
Gevers Deynoot^ die, op zjjne reis naar Oost-Indiê, hier vruch-
teloos naar eenig merkwaardig overblijfsel uit de^ tijd der Com-
pagnie zocht, zegt') dat hij het Stadhuis „inwendig slechts een
stevig, maar smakeloos gebouw der 17^e (lees het begin der
18de) eeuw vond.^ Zoowel naar oudere als nieuwere af beeldingen
te Qordeelen, zou ik geneigd zijn deze woorden ook op het uit-
wendig voorkomen van voorheen en thans toe te passen , en de
uitspraak van de Marre *) dat dit gebouw
„ukmnnt in den rang der prachtige gesiiehten
„Als Yenns in het heir der andre sterrenlichten/
op rekening der gewone grootspraak van de lofdichters te stellen.
Rechts van den weg dien wij van den Boom tpt bet Stadhuis
volgden, aan de Groote Rivier zelve, die als in een binnen
kaden besloten kanaal de stad midden doordeelt, vindt men de
voornaamste kantoren en handelsétablissementen. Yooral nemen
de Êiktorie en de magazgnen der Handelmaatschappg eene
1) Yalcntijn lY. I. 235; Heydt, Schauplatz Yon Afrioa and Ost-Indiën. 5.
2) Y. d. Aa, Ned. O.-Ind. II. 339; Plantinga's Oost-Indië, bl. 63.
3) Herinneringen cener reis naar Ned. O.-I. in 1862, bl. 20.
*) Batavia, bl. 85.
Digitized by VjOOQIC
19
groote ruimte in, en de daaryoor ingerichte oude gebouwen dra-
gen in hunne hechtheid en uitgestrektheid het bewgs, hoezeer
bier alles wat met den handel der Compagnie in yerband stond,
op ruime schaal was ingericht. Hier vindt men ook de magazijnen
der Marine en , neyens de visch* , koren- , hoender- en groentemark-
ten, de kantoren der stoomvaart* en assurantie-maatschappijen en
die der voornaamste handelshuizen , der advokaten en der nota-
rissen, — in één woord het middelpunt van alle zaken die nog
in het oude Batavia gedreven worden, dat, voor de hier geves-
tigde Europeanen, gelijk de City voor de bewoners van Londen,
alleen nog de stad van zaken is^ die zij zich haasten te ont-
vluchten, om rust, uitspanning en levensgenot in hunne luch-
tige en door heerlgke tuinen omringde woningen in de buiten-
wgken te zoeken.
De nog niet vermelde publieke gebouwen en grachten of straten
van Batavia bieden niets aan dat ons behoeft te weerhouden van
ten spoedigste dat voorbeeld te volgen; doch een bezoek aan
het Chineescfae kamp zal de vreemdeling die het eerst Batayia
betreedt, zeker niet licht verzuimen, en ook wij mogen daarom
niet nalaten er althans vluchtig onze aandacht aan te schenken.
Een enkel woord over de Chineezen op Java in het algemeen
moge voorafgaan.
Het Regeeringsreglement voor !N'ed.-Indië verdeelt in art. 109
de geiieele bevolking die in Insulinde onder het Nederlandsch
gezag staat, met het oog op haren rechtstoestand, in Euro-
peanen, Inlanders, met Europeanen gelijkgestelden, met Inlan-
ders gelijkgestelden. Deze laatste klasse wordt gevormd door
aUe niet-Europeanen en niet-Inlanders die Mohammedanen of
Heidenen zijn, met andere woorden, door hen die gewoonlijk
, vreemde Oosterlingen^ of ^Oostersche vreemdelingen^ genoemd
worden '). De bepalingen gemaakt voor Europeanen of Inlanders
zgn ook toepasselgk op de met hen gelijkgestelden ^ voor zoover
omtrent hen geene bgzondere wettelijke voorschriften bestaan. In
') Onder den naam „ vreemde Oosterlingen^ worden soms ook begrepen
personen nit andere deelen Tan den Archipel afkomstig en dus ware inlanders ,
maar die niet met de bevolking waaronder zij zich hebben nedergezet, ge-
2*
Digitized by VjOOQIC
20
art. 73 van het Reglement wordt voorgeschreven, dat de „vreemde
Oosterlingen^ zooveel doenlijk in afzonderlijke wijken vereenigd
zullen worden; onder de leiding van hoofden hunner eigen natie,
die door de zorg van den Gouverneur-Generaal van de vereischte
instructiën worden voorzien* Natuurlgk zijn die eigen hoofden steeds
ondergeschikt aan de hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur.
Wij behoeven ons hier niet te verdiepen in de rechtsquaestien
waartoe deze zeer vage bepalingen aanleiding geven, vooral met
het oog op de met Perzie, Marokko, Turkije en Siam gesloten
tractateh en op art. 1 van het Londensche tractaat van 1824; door
welke overeenkomsten aan velen die anders onder de ;,Oostersche
vreemdelingen^ zouden begrepen zijn , onbelemmerde toelating op
den voet der meest begunstigde natiën van Europa verzekerd is *).
In den jongsten bevolkingsstaat van Java (einde 1875) worden,
nevens eene bevolking van 28,299 Europeanen en 18,089,299
Inlanders, nog 195,384 Chineezen, 9,027 Arabieren en 13,839
andere vreemde Oosterlingen vermeld. De Arabieren zijn groo-
tendeels TurkschO; de andere vreemde Oosterlingen, vermoe-
delijk vooral Elingaleezen of Mooren ') en Bengaleezen , Britsch-
Indische onderdanen '). Hoofdzakelijk blgven alleen de Chineezen ,
amalgameerd zpn , zooals de Maleiers en Boegineezen op Java (Stbl. 1835,
n» 37), de Makassaren op Ternate (Stbl. 1859, n» 20). Daarentegen spreekt
de publicatie van 6 Juni 1866 (Stbl. n^ 56) van „Oostersche yreemdelingen
of met inlanders gelijkgestelde personen ^^^ als waren die uitdrukkingen Yolkomen
synoniem. Art. 73 van het Regeeringsreglement laat geheel in het midden,
in welken zin „vreemde Oosterlingen" moet worden opgevat.
>) Zie hierover T. v. N. L 1867. I. 141.
^) Zie D. II, bl. 150. De Portugeezen, gewoon in Europa te strgden met
de Mooren (Mauri, Mauritaniërs) , noemden ook hunne geloofsgenooten in
Indië „Mooren," en van hen is het gebruik om de Mohammedanen van de
kust van Eëling „Mooren" te noemen, tot de Nederlanders overgegaan.
*) Het is echter nauwelijks aan te nemen, dat op Java het aantal niet
met de inlandsche bevolking geamalgameerde Eb'ngaleezen en Bengaleezen
alleen bgna 14,000 zou bedragen. Hoe men tot dit betrekkelijk aanzieniyk
cgfer komt, behoort tot de vele raadselen der Indische Statistiek. Op oudere
bevolkingsstaten is het cijfer van „andere vreemde Oosterlingen" nog veel grooter.
Misschien telt men er hier en daar ook nog wel Boegineezen , Balineezen en an-
deren bg, die op Java als vreemdelingen kunnen worden aangemerkt,
ofschoon z{j in het Nederlandsch-Indisch rijk natuurlijk inlanders zgn. Ygl.
de noot op de vorige blz.
Digitized by VjOOQIC
21
d.i. verreweg de talrijkste klasse der vreemdelisgen , als onder-
worpen aan de bepalingen van art. 73 van het Regeeringsregle-
ment en de daarop gebaseerde verordeningen over. In 1871 ')
werd bepaald , dat de Gouverneur-Generaal de plaatsen zou aan-
wgzen, wjiar hij wijken voor Oostersche vreemdelingen wensche-
Igk achtte. Bg de daarop gevolgde werkelijke aanwijzing ') is
echter alleen aan wijken voor Chineezen gedacht, terwijl eerst
veel later, in 1875'), bg wijze van aanhangsel; eene aanwijzing
van wijken voor „andere vreemde Oosterlingen dan Chineezen^
gevolgd is.
Ofechoon er jaarlijks vele Chineezen uit het Hemelsche rijk
als immigranten naar Java komen, wordt de snelle aanwas van
het Chineesch element tegengewerkt zoowel door 'het verbod voor
vrouwen om uit China te emigreeren, als door het repatriëeren
van velen, die in het Vaderland van de overgewonnen rijkdom-
men wenschen te genieten. Maar daar staat tegenover dat de
meeste Chineezen op Java verbintenissen aangaan met inlandsche
vrouwen, waaruit eene niet onbeduidende bevolking van Chinee-
sche mestiezen is ontstaan. De kinderen uit die verbintenissen
worden echter in den regel op Chineesche wgze opgevoed , vol-
gen den godsdienst en de zeden van den vader en behouden de
Chineesche kleederdracht. Men noemt ze tot onderscheiding van
de gelmmigreerden , die doorgaans kee, d. i. gast, en als zij
pas zgn aangekomen sin-kee, d. i. nieuwgast, genoemd wor-
den, met den naam van peranakan-Tjina. In tegenstelling met
kee's behooren natuurlijk de peranakans tot beide seksen. De
mannelijke peranakans en de kee's vinden dus ook gelegenheid
om vrouwen te trouwen die reeds half van Chineeschen landaard
zijn, en wier afstammelingen bij vernieuwde kruising met kee's
meer en meer tot het oorspronkelgk type terugkeeren. Alle kin-
deren van Chineezen die zich niet in de inlandsche kampongs
O StbL nP 145. ^ Sibl. 1871 , n» 146.
'} Stbl. n^' 83. Terecht is in deze laatste verordening bepaald, dat in die
Tan 1871 , n^ 146 , in het eerste lid van het dispositief, in plaats van «Oos-
tersche vreemdelingen ,** moet gelezen worden „Chineezen". De aanwgzing van
Chineesche wgken in 1871 is sedert herhaaldelijk aangevuld, b. v. StbL 1872
n^ 9, 1875 n' 72, 1876 n® 183.
Digitized by VjOOQIC
22
yerliezen, maar als Chineezen worden opgevoed^ worden, in
weerwil hunner geboorte op Java, steeds tot de Chineesche be-
volking, en dus tot de Oostersche vreemdelingen ; gerekend. Hoe
talrijk onder de Chineezen op Java de peranakans en hunne
afstammelingen moeten wezen ^ kan men het best opmaken uit
het betrekkelijk geringe overwicht der mannelijke Chineesche
bevolking op de vrouwelijke, niettegenstaande de sin-kee's uit-
sluitend mannen zgn. Onder het bovengenoemd cgfer van 1 95,384
Chineezen op Java behooren 100,801 tot het mannelijke en dus
94,583 tot het vrouwelgk geslacht. Men zegt dat de peranakans
de energie der echte Chineezen missen , en daarom — ik spreek
hier van het standpunt der vroeger zooalgemeene, in den laatsten
tijd zeer getemperde Chinophobie — voor den Inlander minder
gevaarlijk en voor het Gouvernement minder te duchten zijn.
Reden te meer waarom het hard moest schijnen, dat zg nog
altijd als vreemdelingen beschouwd werden ; en, in bepaalden
strijd met hetgeen in zulk geval in ieder land van Europa zou
plaats grijpen, van geslachte tot geslachte van bet burgerrecht
bleven uitgesloten.
Het is intusschen ontegenzeggelijk, dat in een gewest waarin
eenige duizenden Europeanen over vele millioenen inlanders
heerschappij oefenen, en eene breede klove de rechten en plich-
ten van het overheerschend en het overheerscht ras vaneen
scheidt, het bestaan en de uitbreiding van zulk een vreemd
element; dat door godsdienst, taal, zeden en geaardheid van
beide even ver verwijderd blijft, en zich met geen van beide
verbroedert, tot moeilijke vragen aanleiding geeft. In het stre-
ven van de Compagnie en van het latere Cultuurstelsel naar
eene organisatie van den arbeid, waarbij aan ieder bestanddeel
der bevolking zijne eigene scherp afgebakende taak werd aan-
gewezen, werd ook aan het Chineesch element een bijzondere
werkkring voorbehouden ; en terwijl het binnen dien kring on-
misbaar werd geacht, werd naijverig gezorgd ^ dat het dien niet
overschreed. Men wilde niet meer Chineezen dan men noodig
had , en belemmerde hunne toelating of verzwaarde de voorwaar-
den van hun verblijf wanneer zij dreigden te talrijk of te machtig
Digitized by VjOOQIC
23
te worden. Men trok hen met de ééne hand tot zich en weerde
hen met de andere. Men trok partij van hunne werkzaamheid,
hunne schranderheid, hunne onderworpenheid aan het gezag
waarvan zij den ateun behoeven , maar waakte tegen hunne sluwheid
en hun oyermoed als zg eenmaal tot eer en aanzien zijn gekomen ^).
Maar men was niet strenger voor den Chinees dan voor den
Europeaan. Ook in de Europeanen verlangde men slechts gewil*
Iige dienaren van het gezag en van het stelsel dat het geroepen
was in het belang zgner meesters in Nederland te handhaven.
In sommige opzichten was aan den Chinees vrijheid van bewe*
ging gegund, waar de Europeaan aan sterke banden was gelegd,
en vaak hoorde men de klacht, die niet altijd ongegrond was,
dat de zonen der „Bloem van het Midden** boven de Nederland-
sche particulieren Werden begunstigd. De beperkingen waaraan
de Chineezen onderworpen waren, de hoofdgelden en de belas*
tingen op hunne spelen en op hunne levensbehoeften die hun
werden opgelegd, moeten niet beschouwd worden als het uit-
vloeisel van bgzondere vrees of vgandige gezindheid ; zij maakten
slechts een deel uit van de stelsels die voor de opdrgving der
dividenden of van het batig slot onmisbaar werden geacht.
Eerst toen het Cultuurstelsel in verval raakte , den Europeaan
vrijer beweging werd toegekend en de particuliere industrie de
vleugelen kon uitslaan, kregen de bepalingen die den Chinees
verhinderden met den Europeaan op gelijken voet te concurreeren ,
een bepaald repressief en eenigszins vijandig karakter. Vroeger
deelde hij, voor zoover zijne vrgheid belemmerd was, in het
algemeene lot; thans werd zgn toestand in sommige opzichten
exceptioneel. Terwijl de Europeanen zich meer en meer vrij
konden bewegen ; bleef de toegang tot de Preanger Regentschap-
pen , tot de Yorstenlanden en Madoera aan de Chineezen geweigerd ,
en werd hunne opsluiting in afzonderlgke wijken gehandhaafd;
en ofschoon zg een ruim aandeel hadden in het particulier
landbezit dat uit den verkoop van landen in den tijd der
') Eqü lezenswaardig OTerzicht yan de maatregelen sedert het herstel van
het Ned. gezag op Java tot 1S60 ten aanzien der Chineezen genomen, vindt
men in het Aardr. en 8tat. Wdbk. van Ned. Ind., art. Java, biz. 614—687.
Digitized by VjOOQIC
24
Compagnie en van Daendels en Raffles is ontstaan, werden zij
van bet huren van woesten grond in de GouTemementslanden
volgens de bepalingen van 1856 *), en van het huren van grond
in de Yorstenlanden ') bepaaldelijk uitgesloten.
Doch bij het meer en meer doordringen van liberale begrippen
is in de laatste jaren ook aan de Chineezen meer en meer vrij*
beid gegund. De vroeger voor hen gesloten gewesten zijn thans
op gelijken voet als alle andere voor hen geopend '); hunne
toelating is ongeveer op dezelfde wgze als die der Europeanen
geregeld *) ; de agrarische wet sluit hen geenszins buiten van de
verkrgging van gronden in erfpacht, waartoe zg het recht aan
allo ingezetenen van Ned. Indië toekent, en zelfs is, in overeen-
stemming daarmede, de ordonnantie op bet verhuren van woeste
gronden in 1877 ^) in dier voege gewijzigd, dat ook daarin de
uitsluiting der Chineezen vervallen is. Yan exceptioneele belas-
tingen op de Chineezen drukkende, kan ook nauwelijks meer
sprake zijn. Wanneer in de residentie Batavia en in de Yorsten-
landen nog steeds eeü hoofdgeld van Chineesche mannen van
14 tot 60 jaren geheven wordt, dan vervangt dit slechts de be-
lasting op het bedrijf, die overal elders ook door de Javanen,
met wie de Chineezen zijn gelijk gesteld, betaald wordt ^ voor
zoover zij zich met een tak van ng verheid bezig houden die niet
reeds door andere heffingen bezwaard is ^). Wanneer de heffin-
gen op het houden van speeltafels alleen op de Chineezen druk-
ken, dan staat dit in verband met het dubbelzinnig voorrecht
hun verleend, om zich door dobbelen te ruïneeren; want de
Javaan mag zelfs niet in den omtrek van de topbanen komen ').
Yan alle belangrijke exceptioneele bepalingen de vreemde
Oosterlingen en bijzonder de Chineezen betreffende ^ is dus alleen
») Stbl. no 64. Vgl. D. II. bl. 694.
s) Zie art 1 van het Reglement yan 1857, Stbl. n<> 116.
3) Stbl. 1870, no 80; 1871, n« 130.
*) Stbl. 1872, n» 40, 41.
») Stbl. n» 70.
*) Stbl. 1857, n** 99. De bedrij fsbelasting is tot heden in de residentie Ba-
tavia en de Yorstenlanden niet ingevoerd.
7) Op de topbanen of toptafels zgn nog altyd de bepalingen van Staatsbl.
1849, n^ 52, Lett. K, van toepassing.
Digitized by VjOOQIC
25
hei samenwonen in wgken onder hoofden van hun eigen land-
aard in stand gehouden, en dit is zelfs in later tijd zorgvuldiger
geregeld dan ooit te voren was geschied ^). Volgens de thans
geldige voorschriften wordt voor vestiging buiten die wjjken steeds
eene byzondere vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur
vereisoht; terwgl door de hoofden van gewestelijk bestuur ves-
tiging op andere plaatsen dan waar wijken zijn aangewezen, in
het belang van handel en nijverheid of van 's lands pachten en
openbare werken , tot wederopzegging toe kan verleend worden.
In het algemeen is echter bepaald , dat zg die op het tijdstip van
de uitvaardiging dezer verordening in dessa's , op dessagronden ,
op particuliere landerijen of waar ook buiten de plaatsen voor
de wyken aangewezen , gevestigd waren , aldaar bleven toegelaten ,
en dat die vergunning ook voor hunne afstammelingen of recht-
verkrijgenden by Versterf van kracht zou blijven. Yestiging buiten de
wyken anders dan met speciale vergunningof op grond van laatst-
gemelde clausule , werd met eene boete van ƒ 25 tot ƒ 100 strafbaar
gesteld, met bepaling tevens ; dat de overtreders, zoo zy niet op
de eerste aanzegging hunne woonplaats naar de wijken over*
brachten, door de openbare macht daartoe konden gedwongen
worden. By alle toegevendheid blijft dus een streven merkbaar
om veelvuldige rechtstreeksche aanraking van de Chineezen met
de inlandsohe bevolking tegen te gaan, en te zorgen dat zij in
de Maatschappij geen overwegenden invloed erlangen. En inder-
daad^ al mogen wij aannemen dat de schilderingen al te zwart
zijn die den Chinees voorstellen als onvatbaar voor alle hoogere
motieven , als in al zijne handelingen alleen door geldzucht en eigen-
baat bestuurd, als den vampyr van den Javaan, die zyne prooi
niet loslaat zonder hem den laatsten bloeddroppel te hebben af-
gezogen ') , — die voorzorgen schijnen mij door eene rechtma-
tige voorzichtigheid te zyn ingegeven. In het verhaal eener reis
over Java door een Engelschman, dien men zeker niet van
partijdigheid voor de Nederlandsche koloniale politiek mag ver-
») Kamelgk bij de ordonnantie van 1866 , Stbl. n® 57.
^ Zie b y. in Brnmund's Indiana , 2« 8t. bl. 136, het verhaal „de Chi-
neeBche muil^ getiteld.
Digitized by VjOOQIC
2Ö
denken, trof mij de uitdrukking, „dat de strengheid van bet Neder-
landsch gezag in zeker opzicht voor den Chinees zelven heilzaam is
te achten; want dat, tenzij eene sterke hand hem onderhoudt^
hg vaak zoo onbeschaamd en aanmatigend wordt, dat hg niet
te verdragen is^. En die schrijver spreekt zoo op grond der erva-
ring, die hij te Singapoera en Pinang had opgedaan, en komt
er voor uit dat de beleefde Chinees van Java, die opstaat als
een Europeaan hem voorbijrijdt, met de overmoedige grofheid
zijner landgenooten in de Engelsche koloniën een gunstig con-
trast vormt ^). Wie het wenschelgk acht de banden die de
Chineezen nog op Java in bedwang houden , geheel te slaken , zal,
dunkt mij, wel doen met aan zgne denkbeelden althans geen praktisch
gevolg te geven, alvorens de Chineezen-quaestie grondig te heb-
ben bestudeerd , zooals zjj zich thans in Califomiê voordoet ').
Maar in weerwil van alles wat tegen de Chineezen kan worden
ingebracht, is het niet vreemd dat zg hunne warme voorstanders
hebben; want hunne veelsoortige bruikbaarheid kan zelfs hun
grootste vijand niet ontkennen. Yroeger^toen de Europeanen op
Java met de Inlanders weinig in aanraking kwamen , achtten zij
de diensten der Chineezen als handwerkslieden onontbeerlijk,
en ofschoon later genoeg is gebleken, dat ook de Javaan een
zeer bruikbaar ambachtsman kan wezen, moet hij toch in be-
kwaamheid en gevatheid, zoowel als in lichaamskracht, voorden
Chinees onderdoen, wiens hulp nog altgd bij voorkeur door de
blanken wordt ingeroepen. Er is bijna geen industriêele onder-
neming, geene handelszaak die op Java zonder Chineezen gedreven
wordt. In de suikerfabrieken zijn zij mandoors of opzichters over
de verschillende gedeelten der bewerking , op de handelskantoren
bezigt men ze gaarne als kassiers. Dat zg niet minder geschikt
zijn voor den landbouw en den mijnarbeid, bewgzen hunne
gambier- en peperplantages op de eilanden vandeRiouw-groep,
I) D'Almeida, Life in Java (1864) I. 55, 57.
3) Wie de Traag of eene uitbreiding der Chineesche kolonie op Java al of niet
wenschel|jk is, bestudeeren wil , zal belangrgke bydragen daarvoor vinden in het
Tijdschr. v. Ned. Indië, 1878, D.I, blz. 56—73, van de hand van Mr. S.C.H.
Nederburgh.
Digitized by VjOOQIC
27
hunne exploitatie der goudgronden op Bomeo, en hun arbeid in
de tinm^nen van Bangka en Blitong in den dienst van het
Qouvernement en Tan de Blitong-Maatschappy. En zoolang het
Gouvernement een belangrgk deel zijner inkomsten blijft trekken
uit de verpachting van het opium-debiet en uit verschillende
andere middelen waarvan de heffing verpacht wordt, zijn de
Chineezen onmisbaar als handlangers van den fiscus; want geen
Europeaan of inlander zou in staat zijn die opbrengsten zoo
productief te maken, en dus zulk een hooge pachtsom te voldoen.
In Nederlandsch Indië zijn de Cbineezen op geen ander eiland
talrijker dan op Java, in geene Javaansche residentie talrijker
dan in de residentie Batavia^ in geen ander deel dier residentie
talrgker dan ter hoofdplaats. Hun aantal in de geheele residentie
bedraagt ruim 70,000, waaronder 84,000 vrouwen, en. ter
hoofdplaats kan men aannemen dat hun cijfer 17,000 k 18,000
beloopt *).
Ofschoon vele Chineezen in de oude stad verspreid wonen in
huizen die vroeger aan de Europeesche bevolking tot verblijf
strekten , is toch de groote massa dezer Chineesohe bevolking
samengedrongen in het dicht bebouwde en morsige Chineesche
kamp, dat het zuidwestelijk deel der oude stad uitmaakt, en in
inrichting en bouwwijze zoo geheel en al Chineesch is^ dat de
bezoeker schier wanen zou zich in eene wijk van Canton te
beyinden. Den geheelen dag heerschen hier eene drukte en
bedrgvigheid , ^s elders in de, vooral na zonsondergang dood-
») In Plantinga*8 Ned. O. Indië, uitgegeven in 1863, blz. 60, wordt de
geheele bevoUdng Tan Batavia op 120,000, de Earopeesche op 3000 en de
Chineesche op 25,000 zielen geraamd; maar deze cijfers zgn waarsohgniyk
overdreven, zooals ook blgkt uit hetgeen D. II, blz. 531 v., werd opgemerkt.
In Pijnappels Qeographie van Ned. Indië, uitgegeven in hetzelfde jaar,
wordt de geheele bevolking van Batavia op 60,000, de Europeesche op 3000,
de Chineesohe op ruim 16,000 geschat. In den tweeden druk van genoemd
werlg'e, in 1868 verschenen, zgn die cgfers onveranderd herhaald. De Hol-
lander's Land- ^n Volkenkunde, D. I. 3e druk, in 1874 verschenen, spreekt
(blz. 298) van ruim 63,000 inwoners, waaronder meer dan 17000 Chineezen,
wat, de waarschgnlijke vermeerdering der bevolking in 11 jaren tijds in
aanmerking genomen, goed met de cijfers van Pijnappel in 1863 overeen-
stemt. OftK)hoon ik niet weet op welk gezag deze cgfers rusten, pleit de
onderlinge verhouding daarvan voor hunne betrekkelijke juistheid.
Digitized by VjOOQIC
28
stille en als uitgeetorven oude stad^ slechts op som mige plaatsen
en tgden worden aangetroffen. Tot dit contrast draagt de eigen-
aardige laidrnchtigheid van de Chineezen zeker eyenyeel bg als
de bgzondere kalmte van de inlanders, die op hunne bloote
voeten bijna zonder eenig gerucht over de straten schuiven. In
het Chineesche kamp is ieder huis een winkel in de manier van
wat wg een , uitdragerij^ noemen ; allerlei rommel is er te koop ten
behoeve van Europeanen zoowel als Inlanders , zelfs Europeesche
boeken niet buitengesloten, en wanneer iemand bij den Chinee-
schen handelaar niet, vindt wat van zgne gading is , geeft deze
zich onverdroten moeite om het hem uit de magazijnen zgner
buren te verschaffen. Ook heeft het Chineesche kamp een eigen
visch- en groentemarkt, onder den naam van Pasar Gëlap bekend^
niet te verwarren met de reeds vermelde groente- en vischmarkten ,
die meer in het noorden der stad aan de Westzgde der Groote
rivier zijn gelegen, maar waar toch ook het meeste vertier door
de Chineezen wordt aangebracht
In dit kamp vindt men ruime gelegenheid om de zonderlinge
en eigenaardige gebruiken, bedrgven en vermaken van deze
merkwaardige natie gade te slaan. Zij zijn echter zoo algemeen
bekend en zoo dikwijls beschreven , dat het mij onnoodig schijnt
er bij stil te staan , om niet te zeggen dat men eene beschrijving
daarvan eer in een der zoo snel in aantal wassende werken over
China, dan in een boek over Java zal zoeken. Wij laten ons
dus thans geen oogenblik langer weerhouden van den blik naar
het nieuwe Batavia te richten.
De maatregelen van Daendels tot verbetering der oude stad
waren ongenoegzaam om Batavia tot een gezond en aangenaam
verblgf te herscheppen; zij werden aangevuld door de stichting
der nieuwe stad, waartoe hij den stoot gaf door op het terrein
van "Weltevreden nieuwe kasernes, nette oflScierswoningen en
een, oorspronkelijk voor den Gouverneur-Generaal bestemd, later,
zooals wij zien zullen, van bestemming veranderd, paleis te doen
optrekken. De Europeesche ingezetenen volgden dat voorbeeld als
om strijd. Vroeger waren reeds vele tuinen en lusthuizen in den
naasten omtrek van Batavia aangelegd^ en in de vorige eeuw had
Digitized by VjOOQIC
29 .
de weg die , ten zuidoosten der stad, naar het fort Jakatra voerde ^) ,
daarvoor eene groote vermaardheid. De buitenverblijven langs
dien weg beschrijft een werk van dien tijd als eene aaneensoha-
keling van aardsche paradgzen, door de aanzienlgkste burgers
en inwoners 'van Batavia, omdat de lucht daar veel beter werd
geacht dan in de stad; zoowel vermaaks- als gezondbeidshalve
gesticht, beschaduwd door de koele lommer van hoog geboomte
en besproeid door de wateren der Groote Rivier, die er in groote
uitgestrektheid kronkelend door heen dartelden en wier kristal-
helder vocht zich aan eene menigte vaarten en grachten mede-
deelde'). Doch van die heerlijkheid is thans niets meer overig,
en de tegenwoordige wyk Jakatra biedt weinig merkwaardigs aan
behalve een schilderachtigen rijweg, beplant met prachtige oude
boomen^ en aan het einde een uitgestrekt veld met Chineesche graven
bezaaid. Overigens ziet men er nog slechts den aan een witten muur
genagelden schedel van Pieter Erberveld, waaronder een blauwe
gedenksteen is geplaatst ; die in het Nederduitsch en in Javaansche
vertaling de volgende woorden bevat : „Uyt een verfoeyelijke gedag-
tenisse teegeu den gestraften landverraader Pieter Erberveld sal
niemand vermoogen te deeser plaatse te bouwen , timmeren , metse-
len ofte planten nu ofte ten eenigen daage. Batavia den 14<ien April
A*' 1722 ')." De tijdgenooten van Daendels schijnen, — en zeker
niet zonder reden , ~ van oordeel te zijn geweest, dat de weg naar
Jakatra nog niet ver genoeg van de verpestende dampen van Batavia
verwijderd was , en bouwden dus liever hunne villa's op nog wat
grooteren afstand van de stad. De verplaatsing der Europeesche
bevolking ging voort met verbazende snelheid. Reeds tijdens
het herstel van het Kederlandsch gezag in 1816 werd de oude
stad door de Europeanen slechts voor zaken bezocht, terwijl zij
in de wgken Molen vliet, Koordwgk, Rijswijk en Goenong Sahari
nieuwe, smaakvolle, luchtige en wijd uiteenstaande huizen be-
*) Batayia was toen aan de landzijde beschermd door een reeks van buitenwer-
ken, beginnende met Angké ten westen en zich voortschakelende indenYijf-
hoek, Rijswijk, Noordwij k en Jakatra, om ten oosten met Antjol te eindigen.
^ Batayia in deszelfs gelegenheid, I. 146.
=») Zie oyer Erberyeld D. II bl. 447 v. Vgl. Oevers Deynoot, Herinneringen
eener reis naar Ked, Indië, 29.
Digitized by VjOOQIC
30
woonden. Spoedig daarop werd nu ook de omtrek van het Konings-
plein bebouwd en verrezen talrijke woningen van Europeanen, op
nog grooteren afstand van de oude stad, te Tanah Abang^Para-
patan , Eramat en langs den weg naar Buitenzorg tot Struiswgk
en Meester Cornelis, welke beide laatste plaatsen echter niet
meer tot de Stad en Voorsteden van Batavia gerekend worden.
Deee woningen van Europeanen zijn over het algemeen naar het-
zelfde model gebouwd en verschillen slechts in grootte en pracht. Zij
liggen op ruime erven en zgn omgeven door schaduwrijk geboomte
en bloemperken, terwijl veelal het erf of de tuin omsloten wordt door
een steenen muurtje, waarop eich een traliehek verheft. Het
huis zelf heeft geene verdiepingen , dewijl hooge huizen bij aard-
bevingen aan meer gevaar zijn blootgesteld ^ en doorgaans een
pannen dak, o£9choon eene atap-bedekking , zooals de inlandsche
woningen hebben, het doordringen der warmte in het binnenste
der huizen veel beter zou afweren. Alle huizen hebben een meer
of min ruime voorgalerij of verandah , die met canapé^s , stoelen
en tafels rijkelijk gestoffeerd is, en des avonds schitterend ver-
licht placht te zijn met hanglampen, die thans veelal voor gaskroonen
hebben plaats gemaakt. Soms loopt deze galerg over het geheele
huis ; is dit het geval niet , dan is er toch schier altgd een ruime
achtergalerij, die zooveel mogelijk tegen het indringen der zon-
nestralen beschut is. Deze achtergalerij is de gewone huiskamer
over dag, waar men de verschillende maaltijden nuttigt; na
zonsondergang brengt en ontvangt men bezoeken in de voorgalerg.
Aan de voor- en aohtergalerg palen de binnen voor- en achter-
galerij, die zich mede langs de geheele breedte van het huis
uitstrekken, en verbonden zgn door de middengalerg of gang,
die het eigenlgke huis midden doordeelt en in groote huizen
een aanzienlgke breedte heeft en als kamer gemeubileerd is.
Op die midd^igalerij komen aan weérszgden de bijzondere ver-
trekken uit, die tot slaapkamers en kleedkamers dienen en waar-
onder ook vaak een boudoir voor de vrouw, een bureau of stu-
deerkamer voor den heer des huizes voorkomen. Uit- en inwendig
zgn wanden en pijlers eenvoudig met witte kalk bepleisterd,
waarvan de zuiverheid met veel zorg onderhouden wordt. De
Digitized by VjOOQIC
31
Tloeren bestaan bg mtzoDdering uit marmeren platen ^gewoonlgk
uit roode {davuizen; die met fraaie Cbineesobe of Palembangscbe
matten bedekt worden. De warmte, de vochtigheid der lucht
en de yemielende insecten ontraden het gebruik van tapijten
en behangsels; alleen vindt men soms een fraai karpet onder de
tafelf of is een kostbare alkatief *), zooals bier een voetkleedje
genoemd wordt , voor de oanapé gespreid.
Yan alles wat verder tot eene goed ingerichte Nederlandsche
woning b^oort^ is in de huizen van Nieuw Batavia weinig te vinden.
Kelders hebben zg zeer zelden, schoorsteenen of stookplaatsen nooit;
want de keuken^ waar men natuurlijk geen vuur ontberen kan, wordt
steeds gevonden in een der bggebouwen achter bet huis. Hier bevin-
den zich ook de woningen der bedienden, die niet zelden met hunne
buiagezinnen een kleine kolonie vormen op het erf van den Europee-
Bcben meester. Ook badkamers , stallen en koetshuizen behooren tot
deze bggebouwen, alsmede vertrekken die, onder den naam van
dispens, de plaats onzer kelders en provisiekamers innemen.
Naarmate de Europeanen zich in de omstreken der oude stad
verbreidden, volgden hen ook de inlanders en Chineezen, en
tusschen de Europeesche wgken zag men tal van inlandsche
kampongs verrijzen^ die, voor zoover zjj op lagen, vochtigen
bodem zgn gelegen, aan de gezondheid van het nieuwe Batavia
niet bevorderlijk zijn. „De gewoonte der inlanders'', zegt Dr.Bleeker
in zgne „medische topographie van Batavia^)'', om hunne huizen
met geboomte te omringen, doet hier vooral hare nadeelige
zyde kennen. De ongeplaveide, slgkerige, lage en ongelijke grond
vangt de piasregens op, zonder dat er gelegenheid voor den
gebeelen afloop van het water naar de rivier bestaat. De bodem ,
reeds met water verzadigd, kan niet meer absorbeeren, en de
dichte beplanting der kampongs met klapperpalmen en andere
boomen laat de inwerking niet toe van de zonnestralen, die
spoedig het overtollige water zouden kunneoi opheffen. Yandaar
O De naam stamt uit het Arabisch. Zie Dozy en Engebnann, Glossaire
des mots Espagnols et Portngais , dérivés de PArabe , p. 88 , en Dozy , Dict.
dét des noms des Yêtements chez les Arabes, p. 232.
«) T. V. N. I. V. 2. 299.
Digitized by VjOOQIC
32
de drabbige grond en wegen in de kampongs gedurende den
westmoeson; vandaar die stinkende plassen en poelen die eerst
gedurende den oostmoeson opdrogen; vandaar die ongezonde
kampongslucht, die door de exhalatie der boomen en planten
nog nadeeliger wordt, en die door de dichte bebouwing en
beplanting bovendien nog aan den invloed der hier toch reeds
zwakke winden wordt onttrokken.^ Men neemt deze ongunstige
verschijnselen vooral waar in de kampongs ten westen van Molen-
vliet en in die langs de Noord- en Oostzijde van Noordwijk,
waar, omstreeks de druk bezochte markt Pasar Baroe, talrijke
ordeloos verspreide inlandsche woningen tusschen minder aan-
zienlijke Europeesche huizen liggen. Dikwijls heerschen in die
kampongs hevige ziekten, die zich in de Europeesche wijken
niet of met een zeer goedaardig karakter vertoonen , en zonder
de matige en gezonde levens wg ze van den Inlander zouden de
gevolgen nog veel verderfelijker zijn, zooals blgkt uit het groot
aantal der slachtoffers onder de Chineezen, tot wier deugden
de soberheid niet kan gerekend worden.
Yan de Europeesche wijken van nieuw Batavia 'verkeert
Molenvliet in de minst gunstige omstandigheden; het is van
al die wijken de meest noordelgke, sluit zich nagenoeg aan
de zuider- voorstad van Oud-Batavia, en de weg waarlangs de
huizen zijn gelegen, kan als de voortzetting der Buiten-Nieuw-
poortstraat beschouwd worden. De bodem waarop zij ligt en die
haar omgeeft is nog laag en alluviaal. Echter worden die omstan-
digheden gunstiger, naarmate men zich verder van de oude
stad verwijdert; waarom dan ook de woningen in het zuiderdeel
der wijk de meest gezochte en dienvolgens ook de grootste en
fraaiste zijn. De naam Molenvliet is ontleend aan het lijnrechte,
zich een half uur ver langs den weg uitstrekkende kanaal, dat
in 1648 door den kapitein der Chineézen Bingam, met ruime
ondersteuning uit de kas der Compagnie ; in het belang van den
landbouw werd gegraven, en Molenvliet werd genoemd sedert
het aan het in beweging brengen van een aantal molens, waar-
onder vier buskruidmolens, werd dienstbaar gemaakt'). Het zal
') VgL D. I , blz. 76 , waar men echter in de woorden „en de in 1648
Digitized by VjOOQIC
33
uiet ondienstig zijn , hier den loop der Tji Liwong ^) en hare afleiding
in kanalen in het nieuwe gedeelte van Batavia nog door eenige
woorden te verduidelijken. Nadat zij , zich tusschen het Konings-
plein en het kampement van Weltevreden kronkelende, onder
de WiUemsbrug is doorgestroomd, waarover de weg Belle- Alli-
anee voert ^ die het Koningsplein met het Waterlooplein verbindt ,
verdeelt zij zich in twee armen , die het fort of de citadel Prins
Frederik omvatten. Beide armen zijn in hoofdzaak kanalen; den
ouden loop der rivier kan men nog volgen in de richting der
moerassen en plassen, die, ten noorden van Noordwijk en Pasar
Baroe, een groot deel van het reeds vermelde uitgestrekte veld
bedekken, dat onder den naam van de oude Chineesche begraafplaats
bekend i8.De linkerarm stroomt westwaarts^ tusschen Noordwijk en
Rijswgk door^ tot hij overgaat in het Molenvliet, dat zich in de
stad weder met de wateren der Tji Liwong vermengt; de rech-
ter-arm^ die als een rechtlijnige vaart langs de noordzijde van
Weltevreden oostwaarts loopt, als hij Goenong Sahari genaderd
is^ zich bgnc^ rechthoekig ombuigt, en daarna tot aan de Prin-
senlaan noordwaarts gaat, om vandaar weder in kronkelenden
noordwestwaartschen loop het zuidelijk einde der oude stad te
bereiken, wordt als de nieuwe, zij het dan kunstmatig geregelde,
loop der Tji Liwong beschouwd; doch het vrij diepe kanaal dat
westwaarts gaat , voert het grootste deel van het water af, want
de Tji Liwong wordt aan de Sluisbrug, gelegen nabij het punt
waar zij zich oostwaarts ombuigt, door eene slnis of valdeur
gedwongen, om den tak die tusschen Noordwijk en Rgswijk
loopt, zelfs te midden van den Oostmoeson^ van krachtig stroo-
mend water te voorzien.
Op eenigen afstand ten westen van het Molenvliet kronkelt
de rivier Krokot, die voor den afvoer van hout uit het bosch
van Depok in het Bnitenzorgsche district Parong wordt gebezigd ,
gegraven Molenvliet of Krokot*^ , de woorden of Krokot moet schrappen.
Krokoi is, wel is waar, de inlandsche naam vaxK^e wi^k Molenyliet, maarniet
van het hinaah Die inlandsche n€uun is ontleend aan do rivier Erokot , waar-
over straks nader. Voorts !sie men D. II , blz. 532, en WeitzePs Batavia, blz. 20.
O De Hollander sohrgft in den derden druk zyner Land- en Volkenkunde
Tji Liwëng.
UI. 3
Digitized by VjOOQIC
34
en die, na het Chineesche kamp besproeid te hebben, hare
wateren in de grachten der oude stad met die der Tji Liwong
vermengt Ook de loop der rivier Erokot is door kunst gewy-
zigd, zooals de sporen van den ouden loop ten westen van den
tegenwoordigen nog bewgzen. De inlanders geven den naam
Erokot ook aan de wgk Molen vliet De verlenging van den
Molenvlietschen weg, die naar Tanah Abang voert, behoudt nog
dé rechte richting totdat zij met eene brug over de Erokot
gaat^ en volgt dan een eind weegs den westelijken oever dier rivier.
Yan de stad af den Molenvlietschen weg naar Rijswgk vol-
gende, zien wg aanvankelgk niet veel anders dan de winkels
en werkplaatsen der talrgke hier wonende Chineezen, afgewis-
seld door eenige houtzaagmolens en fabrieken. Het Europeesche
element begint de overhand te krggen bij den goed bebouwden
gang (d. i. weg) Eetapang^ waaraan de in 1861 en 1862
gebouwde gasfiatbriek ligt, en die westwaarts afdraait, even
als de volgende gang Chaulan , waardoor men . komt op den
groeten postweg naar Serang. Hier heeft men het schoonste
gedeelte van Molenvliet bereikt Nevens vele andere fraaie
woningen liggen hier dicht bg elkander twee der voornaam-
ste hotels van Batavia, het Hotel des Indes, dat zich door
uitgestrekte vlengelbouwen onderscheidt, en het Marine-Hotel,
vlak over de brug die naar Noordwgk voert. Bij dit laatste punt
is men aan het einde van Molenvliet gekomen en betreedt men
het terrein van Rijswijk.
De naam dezer buurt is ontleend aan het hier in 1656 opge-
trokk^i fortje, welks plaats thans door het kavallerie-kampe-
ment wordt beslagen. Men zou geneigd zijn in dien naam Rijs-
wijk, even als in dien van Noordwijk; eene herinnering der
gelgknamige Nederlandsche dorpen te zien; doch de heer K P. van
den Berg heeft voor weinige jaren een brief van de Hooge Regeering
aan de Bewindhebbers der Compagnie in het Moederland van 31 Jan.
1657 aan het licht getogen, waarin gezegd wordt; dat het fort
gelegen is ,,in de rgsvelden^ aan de zuidzijde der stad ^ende
na deselve genoemd is Rijswijck^ '). Rijs was in die dagen de
~) T. v. T. L. en V. v. N. I. XVIII. 330.
Digitized by VjOOQIC
95
gewone spelling Toor het minder nauwkeurige rijst, dat in het
begin der 18<le eeuw in zwang kwam*). Eene toespeling op den
naam van het Nederlandsche dorp bhjft echter altijd mogelijk.
Ryswijk strekt zich uit yan de ri?ier Erokot tot aan de citadel
Prins Frederik, met Molenvliet en Noordwgk ten noorden en
het Koningsplein ten zuiden. De noordgrens wordt gevormd door
den reeds vermelden linker-arra der Tji Liwong *), langs welks
zuidelijken oever de weg loopt waarop de erven der voornaamste
woningen van Rijswijk met de voorzijde uitkomen ; terwijl de
achter-erven zich nog ten deele uitstrekken tot aan het Konings-
plein, ofschoon in den laatsten tgd ook naar die zijde vele
woningen zijn verrezen. Het gedeelte van Rjjswijk tusschen den
weg naar Tanah Abang en de rivier Krokot vormt het reeds met een
woord vermelde kavallerie-kampement, bij de inlanders bekend
onder den naam van »Djaga monjet" of de „Apenwacht,** een naam
ontleend aan de talrijke apenkolonie, die zich hierin ongestoorde
rust verheugde, aleer met de bebouwing van den omtrek der schans
t^ tijde van Daendels een aanvang werd gemaakt.
De ligging van Rijswijk is zeer gunstig voor de gezondheid.
De grond is droog, inlandsche kampongs zijn in de onmiddel-
Igke nabijheid niet te vinden, het Koningsplein biedt geene hin-
derpalen aan de vrije doorstrooming der frissche lucht, door den
landwiad aangevoerd. De eenige minder gunstige omstandigheid is
de nabjjhdd der algemeene Christenbegraafplaats. Zij ligt ten
westen van Rgswgk en het Koningsplein aan de overzijde van
de Krokot en aan den weg naar Tanah Abang, en vormt een
rechthoek van groote uitgestrektheid , door een fraai hek omgeven ,
en prgkende met schoone bloemen, trotsche boomen en eene
') De ^ komt niet voor in het Gr. en Lat. oryza, en evenmin in het Fr.
Eng. en Hgd. riz, rice, Reis.
^ Op eenige kaarten wordt ook de rij huizen aan de overzijde der Tji
Liwong , die met het firont naar de rivier gekeerd zijn , tot Rijswjjk gerekend ,
en daarentegen het oosteigk deel van Rgsw^k aan gene zjjde van de Secre-
tarielaan tot Koordwgk. Misschien ligt dit aan een verschil tusschen de
officiëele w^kverdeeling en het spraakgebruik. Ik houd mg aan Bleeker (T.
V N I. V. 2. 103) en den in 1866 te Batavia uitgegeven plattengrond van
Cronenberg, die nog altijd de nieuwste schgnt te zijn.
3*
Digitized by VjOOQIC
86
groote menigte grafteekens, waaronder men er eenige met Arme-
nische opschriften onderscheidt. De begraafplaats kan in yele
opzichten de vergelijking met den beroemden doodenakker van
Frankfort aan den Main doorstaan; maar monumenten als dat
van Thorwaldsen op het graf der familie Bethmann moet men
er niet zoeken. De kunstwaarde der talrijke gedenkteekenen is
gering; met eene enkele uitzondering hebben zg veel overeenkomst
met die welke men te Parijs in groote menigte bij de steen-
houwers in de Rue de la Roquette te koop vindt, geheel gereed
om naar de nabggelegen begraafplaats Père Lachaise te worden
overgebracht. Maar hoe gunstig de indruk van een bezoek dezer
begraafplaats in het algemeen ook wezen moge, de dampen die
in den vroegen morgen en in den vooravond als een wit floers
over haar hangen, zijn^ vooral bij westelijke winden, voor de
aangrenzende buurten even schadelijk als onaangenaam ').
De begraafplaats van Tanah Abang bevat geene monumenten
uit den tijd der Compagnie; zij is geheel van nieuwere dagtee-
kening, daar in de vorige eeuw te Batavia, even als in het
Moederland, slechts in en om de kerken begraven werd. Eenige
merkwaardige oude graven, waaronder dat van den Gouverneur-
Generaal Zwaardecroon , vindt men in of bij de Buitenkerk, die
dicht bij de oude stad aan het begin van den Jakatraschen weg
bij de Jassenbrug ligt. Toen de Groote Eerk, die in het oude
Batavia tusschen het Stadhuisplein en de Groote Rivier was gelegen,
ten tijde van Daendels werd afgebroken, heeft men de daar
aanwezige grafzerken naar een groot grasveld bij de houtstapel-
plaats, aan den oever der Stadsbuitengracht; overgebracht, waar
zg sedert , zonder dat iemand er naar omzag , aan den tand des
tijds bleven prijs gegeven *).
Op den noordwesthoek van Rijswijk; waar de weg die langs
het noorden van Rijswgk loopt met den Molenvlietschen weg
samenkomt, ligt de Sociëteit de Harmonie, waarvan de onder
Daendels aangevangen bouw eerst in 1814 voltooid werd. De
O Bleeker in T. v; N. I. V. 2. 802.
-) Zie het opstel „Graven" , door Jeronimug (W. R. v. Hoëvell) , in ï. v.
N. I. IV. 2. 191.
Digitized by VjOOQIC
37
ruime zalen dezer Sociëteit zijn dikwijls het tooneel Tan schitte-
rende bals en concerten. Inzonderheid plachten de prachtige
feesten beroemd te zijn die hier op 's Konings verjaardag, van
Qouvemementswege , aan de officieren , ambtenaren en andere aan-
zienlijke ingezetenen werden aangeboden '); maar het steeds
toenemend aantal der personen die op deze onderscheiding aan-
spraak hadden , heeft ten laatste die feesten doen staken. Achter
deze Sociëteit bevonden zich tot voor weinige jaren de lokalen
waarin het Bataviaasch Genootschap zijne vergaderingen hield en
zijne schatten bewaarde. De ongeschiktheid en slechte toestand
dier lokalen werkte echter samen met de uitbreiding der verzame-
lingen om de Regeering te nopen in 1862eenesom van/ 175,000
beschikbaar te stellen en een ontwerp te doen samenstellen voor
een gebouw dat, als het voltooid was, in onbezwaard vruchtge-
hmik aan hot Genootschap zou worden afgestaan. Het vervolg
onzer wandelingen door Nieuw-Batavia zal ons van zelf met het
thans voltooide nieuwe gebouw bekend maken; het oude zooge-
naamde Genootschapshuis bevat thans de verzameling van het
Gonvernements Mgnwezen.
Den Rjjswijkschen weg volgende, ziet men eene reeks van huizen
die tot de fraaiste van Batavia behooren , totdat men even voorbij
Ghmg PolonuB, het gewezen Hotel van den Gouverneur-Generaal
bereikt. Ieder weet dat de vertegenwoordiger des Eonings in
Ned. Indië zijn gewone verblijf heeft in het prachtige paleis te
fiuitenzorg. Het Hotel te Rgswrjk was dus slechts als een pied-
&-terre te beschouwen, wanneer hij zich ambtshalve naar Batavia
moest begeven. In den gevel prijkte een kolossaal wapen van Ne-
derland, en daar overigens het groote vierkante huis zich alleen
door omvang van de nabggelegen particuliere woningen onder-
scheidde, deed het wel eenigszins aan een paarden-posterij denken.
De vorm en inrichting van het gebouw, dat oorspronkelgk aan
een rgk particulier behoorde, hadden veel verloren toen de
bovenverdieping, uit vrees voor de hier zoo vaak voorkomende
aardbevingen , verlaagd en onbewoonbaar gemaakt werd. Inwendig
*) Zie de besohrgying van zulk een feest bij van Rees, , Herinneringen uit
de loopbaan van een Ind. officier,^ 3** dr. I. 170.
Digitized by VjOOQIC
88
waren de met marmer beTloerde galerijen of open ineenloopendé
zalen wel is waar met veel smaak ingericht ^ maar ten einde
de noodige ruimte te verkrijgen om aan de adjudanten en het
verder gevolg van den Gouverneur-Oeneraal, soms zelfs aan de
leden van zijn gezin, een onderkomen te versohaffen ^ had men
aan de bijgebouwen eene groote uitbreiding moeten geven. De
toch niet zeer aanzienlijke tuin, reeds vroeger voor een groot
gedeelte ingenomen door de bureaux der Algemeene Secretarie ^
was hierdoor nog bekrompener geworden, en het uitzicht uit
het hoofdgebouw had er zoozeer onder geloden ^ dat geen
ander man van fortuin en smaak te Batavia zich met eene
zoo ongunstig gelegen woning zou hebben willen behelpen. Om
in deze ongelegenheden te voorzien heeft men in de laatste
jaren een nieuw Hotel voor den Gouverneur-Generaal gebouwd,
grooter, fraaier en aanzienlgker dan het beschrevene, dat
sedert het vorige jaar door dien hoogen ambtenaar, wanneer
hg te Batavia vertoeJFt, wordt bewoond. De tuin van het
oude hotel heeft echter hiervoor een nieuw offer moeten brengen;
want het nieuwe hotel is opgetrokken aan de zuidzijde van het
erf, zoodat het front van het hotel naar de noordzijde van het
Koningsplein gekeerd is. Welke bestemming thans aan het oude
gebouw gegeven is, kan ik niet bepalen; maar ik acht het
waarschijnlgk dat althans de bijgebouwen grootendeels zullen zijn
afgebroken; en daardoor de tuin ten minste gedeelteljjk zal
herwonnen hebben wat hg door de oprichting van het nieuwe
paleis heeft verloren. Aan de westzijde van het erf vindt men
de in 1848 door het Gouvernement aangekochte woning van
den Algemeenen Secretaris.
Den groeten weg langs Rijswijk vervolgende, ziet men naast het
oude verblijf van den Gouverneur-Generaal het Hotel der Nederlan-
den verrgzen , terwgl nog wat verder , voorbij de Secretarie-laan , het
Java-hotel is gelegen. Deze beide met de vroeger genoemde aan den
Molen vlietschen weg vormen het viertal hotels van den eersten
rang die Batavia bezit. Tusschen die beide ligt nog het in 1832,
vooral door de bemoeiingen van den Engelschen Zendeling Medhurst,
gestichte Paparatan- weeshuis , voor de opneming, de verzorging
Digitized by VjOOQIC
39
en het onderricht ?an verlaten kinderen en weezen bestemd. Oor-
spronkelgk in de meer afgelegen buurt Parapatan tot stand ge-
komen, Terwisselde de stichting, zonder van naam te veranderen ,
haar nederig verblijf aldaar na eenige jaren met een ruim en
fraai gebouw te Rijswijk. Door het Gouvernement met eenejaar-
Itjksche bijdrage ondersteund, verleent zg aan ruim 60 kinderen
van beide seksen huisvesting én opvoeding.
Noordwijk is minder bevoorrecht dan Rgswijk. De lagere lig-
ging en de nabijheid van inlandsche kampongs zgn omstandig-
heden^ die genoegzaam verklaren, waarom de aristocratie liever
Rijsv^gk zoekt en Noordwijk meer aan de toko-houders overlaat.
De beste huizen van Noordwijk liggen aan de noordzijde der
rivier, tegenover Rijswijk. Aan het oosteinde van Noordwijk
voerteen slingerende weg ^ waaraan vele Europeesche ambtenaren
wonen, en waaraan ook een Protestantsche kerk paalt; in welke,
even als in de boven vermelde Buitenkerk, in het Nederduitsch
en Haleisch wordt gepredikt, naar de reeds genoemde drukke
marktplaats Pasar Baroe, omgeven door een steenen kampong,
een aantal minder aanzienlijke woningen en verspreide bam-
boezen hutten van Inlanders en Chineezen. De voortzetting van
dien weg leidt naar Goenong Sahari. De spoorweg die van de
stad naar Noordwgk gaat en aan het zuidoosteinde van deze
buurt, op 4.5 kilometer van het Stads-station^ eene halt of klein
station heeft, snijdt op zijn weg derwaarts de Tji Liwong en
de Prinsenlaan en loopt dan door of langs het lage terrein van
den ouden loop der Tji Liwong en de Chineesche graven , waarna
hij den zoo even beschreven weg naar Pasar Baroe kruist, welke
plaats hij aan zijne oostzijde laat liggen.
Yan het station Noordwijk gaat de spoorweg zuidwaarts langs
de oostzijde van het Koningsplein , totdat hij ; even voorbij den
zuidoosthoek van de aldus geheeten uitgestrekte vlakte , het station
Koningsplein, op 1.7 kilometer afstand van het station Noord-
wijk, heeft bereikt.
Als plein in eene stad beschouwd is het Koningsplein mis-
schien het grootste dat eenige stad heeft aan te wijzen. Het
overtreft den omvang van het Champ- de Mars te Parijs, zou
Digitized by VjOOQIC
40
de geheele stad Utrecht, voor zoover zij door hare singels om-
sloten wordt, kunnen bevatten, en vereischt een groot uur tgds
om het rond te wandelen. Maar mag het inderdaad een stadsplein
heeten P Eigenlijk even weinig als Nieuw-Batavia een ware stad is.
Het Koningsplein is een uitgestrekt groen veld in den vorm van een
trapezium, te midden van een uitgestrekt met villa's bezaaid
park. De schier onafzienbare vlakte doet de toch reeds lage
huizen en woningen die haar omringen, schier geheel in het
niet wegzinken, waardoor ze iets onbehagelijk ongezelligs krijgt.
Langs de huizen die haar omzoomen, loopen goede met hoornen
beplante wegen. De overige ruimte is grootendeels met de krui-
pende planten van Djoekoet kamaloean of Kruidje roer-me-niet
(Mimosa pudica) bedekt. Desniettemin is het Koningsplein ecne
geliefkoosde uitspanningsplaats voor den beau monde van Batavia ,
en wordt het vooral des avonds druk door equipages, ruiters
en wandelaars bezocht. De westzijde van het plein diende,
zoo lang de Bataviasche Race-club bestond, voor de door haar
gehouden wedloopen , en er stond toen op dat gedeelte eene op
palen gebouwde houten loods, op eenigen afstand omgeven door
eene groene heg, en voor de toeschouwers bestemd. Doch de
Race-club is den weg gegaan van al het ondermaansche en de
loods en renbaan zijn verdwenen. Ieder echter die , met schrijver
dezes , dit uitheemsche vermaak vervelend acht en voor het pijn-
lijk gezicht van afgejakkerde paarden en uitgemergelde jockey's
geene vergoeding vindt in de spanning^ door de daarmede verbon-
den weddenschappen veroorzaakt, zal gaarne toegeven dat het
Koningsplein voor dit gemis ruim is schadeloos gesteld door
het verrijzen, op de plaats der stallen van de Race-club , van het
reeds met een woord vermelde gebouw, voor de vergaderingen
en de rijke collectiën van het Bataviaasch Genootschap van
Kunsten en Wetenschappen bestemd.
Het Bataviaasch Genootschap is de oudste vereeniging voor de beoe-
fening der wetenschappen buiten Europa ; en mocht den Iste» Juni
1878, onder veelzijdige belangstelling der geleerde wereld^ het feest
van zijn honderdjarig bestaan op schitterende wijze vieren. Niet alle
perioden zijner langdurige werkzaamheid zijn even luisterr jjk geweest,
Digitized by VjOOQIC
41
en in het laatste treurige tgdperk der Compagnie was het ingedom-
meld en bleef slapen tot het door Raffles uit zgne sluimering werd
gewekt. Maar Tan dien tgd af heeft het eene ylucht genomen , zooals
door zijne stichters zelven gehoopt nochyoorzien kon worden. Hetisnu
21 jaren geleden, dat ik in eene reeks van artikelen in het Tijdschrift
„de GKds'' de lotgevallen van het Genootschap en zijne verdiensten
voor de kennis van den Indischen Archipel heb geschetst ^), en
niets zou mij aangenamer geweest zgn, dan wanneer ik het op
den dag zijner feestviering eene omgewerkte en tot den huldigen
dag bijgewerkte schets zijner lotgevaUen en verrichtingen als
feestgave had kunnen aanbieden. Zg ware het beste bewijs
geweest mgner erkentelijkheid voor hetgeen ik ook voor mijne
eigene studiën aan het Genootschap verplicht ben, de waardig-
ste hulde die het in mijne macht stond te bewijzen aan de
verdienstelijke mannen die de Verhandelingen en het Tijdschrift,
door het Genootschap uitgegeven, tot eeue onuitputtelijke voor-
raadschuur gemaakt hebben voor de kennis der Geographie,
Ethnologie, Geschiedenis, Antiquiteiten ^ Literatuur en Linguïstiek
van den Indischen Archipel , en onder welke de te vroeg ontslapen
Cohen Stuart als eene ster van de eerste grootte heeft geschitterd.
Ook de wijze zelfbeperking ^ die, sedert de oprichting der Natuur-
kundige Yereeniging te Batavia in 1850, het fiataviaasch Genoot-
schap zich allengs en eindelijk geheel van het terrein der Natuur-
kundige wetenschappen deed terugtrekken, om het aan de jongere
zuster over te laten, zou mijne erkenning en hulde verdiend
hebben; want ook op het gebied der wetenschappen is hooge
voortreffelijkheid slechts door verdeeling van den arbeid te bereiken.
Maar juist op het tijdstip waarop ik zoo gaarne aan dit denk-
beeld uitvoering had gegeven, was door eene noodlottige onge-
steldheid mijne hand verlamd , zoodat de pen aan mijne uitgeputte
vingeren ontgleed.
Hier is het zeker allerminst de plaats om over de geschiedenis
van het Genootschap in bijzonderheden te treden; maar wel mo-
gen wij eenige oogenblikken stilstaan bij zijn Museum , dat onder
O Gids voor 1857, D. I. 217. 356. 687 D. II. 375.
Digitized by VjOOQIC
42
de merkwaardigheden van het Nieuwe Batayia eene der eerste
plaatsen inneemt ^).
Ofschoon het gebouw, zooals het, na lange onderhandelingen
met de Regeering , in 1864 begonnen en in 1867 voltooid werd,
noch wat het emplacement, noch wat de beschikbare ruimte
betreft, geheel met de wenschen van het Bestuur des Genoot-
schaps overeenkwam; mag het toch zeker, zoowel om vorm en
inrichting, als om de rijke en belangwekkende collectiën, die,
na lang als in een pakhuis opeengestapeld te zijn geweest, hier
eindelijk eene harer waardige plaats vonden, als een sieraad
der hoofdstad van Ned. Indië beschouwd worden. Het geheel is
ontworpen in Grieksch-Dorischen stijl; doch inwendig is aan
het gedeelte voor het archaeologisch kabinet bestemd, om plaats
en inhoud met elkander in overeenstemming te brengen, een
Indisch karakter geven.
Het vooruittredend middendeel van den voorgevel heeft een
fronton door zes zuilen gedragen en geeft den toegang tot eene
vestibule, waarin op hunne affuiten de twee buitengewoon
fraaie en smaakvol versierde kanonnen, bekend onder den naam
van Sri Bandjar, geplaatst zgn, die^ tot aan de opheffing van
het Bandjarmassinsche Sultanaat , vóór den kraton te Martapoera
stonden , en , schoon van Nederlandsche afkomst , onder de voor-
naamste rijksinsigniën werden gerekend. Achter deze vestibule
opent zich de zaal voor de archaeologische verzameling, langs
welker wanden theatersgewijze trappen zijn aangebracht tot plaat-
sing der beelden en andere voorwerpen , zoodat men bij het
binnentreden onmiddellijk den rijken schat van beelden uit het
Hindoe-tijdvak in het bezit des Genootschaps kan overzien , waar-
onder vele tot de beste voortbrengselen der Javasche kunst
mogen gerekend worden. Een volledige catalogus van deze in hare
soort onovertroffen verzameling is onderhanden en zal zich niet lang
meer laten wachten ; de heeren van Hoêvell, Friederich en Brumund
hebben daarvoor in de Verhandelingen des Genootschaps ') reeds
*) Met opgetogenheid wordt over dit museum en zijne schatten gesproken
door J. Lehnert, üm die Erde (Wien 1878), s. 760.
«) D. XXI. 1, D. XXIII en D XXXIII.
Digitized by VjOOQIC
43
belangrijke bouwstoffen geleverd, terwijl men omtrent vele der
niet door hen beschreyen voorwerpen inlichting in de uitgege-
ven Notulen der Bestuursvergaderingen vinden kan.
Ter wederzijde van de vestibule openen dubbele deuren den
toegang; rechts tot het ethnologisch kabinet, links tot de bibli-
otheek. De ethnologisohe verzameling bestaat bjjna uitsluitend uit
voorwerpen van den Indischen Archipel, die zooveel mogelijk
naar de plaatsen van herkomst, en verder naar de klassen
kleeding, modellen van huizen, huisraad, nijver-
heid, wapenen enz., zijn gerangschikt Het belangrijkste
en leerzaamste gedeelte is de zeer volledige verzameling uit
de residentie Eadoe^ bijeengebracht en beschreven door de
Controleurs E. D. Levyssohn Norman en Harloff. Een aanhangsel
tot de ethnologische eoUectie vormen eenige relieken van het
Gompagnie's bestuur. Een uitstekende Catalogus van dit ge-
deelte werd in 1868 door Mr. H. D. Levyssohn Norman,
eene tweede veel verbeterde en vermeerderde uitgave daarvan
in 1877 door Mr. J. A. van der Chgs in het licht ge-
geven. De groote zaal voor deze verzameling komt met drie
deuren uit in twee langs den voorgevel zich bevindende kamers,
waarvan de kleinste, „de goudkamer^ genoemd, voor de bewa-
ring van regalia en pretiosa, de andere, die ook rechtstreeks
met de vestibule gemeenschap heeft, tot een succursaal voor de
ethnologische collectie bestemd is.
De andere vleugel is evenzoo ingericht. Aan de zaal voor de
ethnologische verzameling beantwoordt de bibliotheek^ aan de
kamer voor de pretiosa die voor het munt- en penningkabinet,
aan de succursaal de kamer voor de Yergaderingen des Genoot-
schaps bestemd. De bibliotheek heeft geen zeer aanzienlijken
omvang; maar is merkwaardig door hare rijke verzameling van
Eawische, JavaanschO; Maleische en Arabische handschriften. Yan
de Arabische zijn niet weinige van de Bantensche Sultans afkom-
stig en op hunnen last geschreven, in welk geval zij dikwijls
genealogische aanteekeningen bevatten, die voor de geschiedenis
niet zonder waarde zijn. De Catalogus der boeken werd het eerst
gedrukt in 1846, de latere uitgaven , van 185B en 1864, getuigen
Digitized by VjOOQIC
44
van belangrgken vooraitgang. Sedert was deze nog groeier,
zooals de yervolgen van 1872 en 1877 bewijzen. De Arabische
handschriften werden gedeeltelijk beschroTen door Friederich
in Deel XXV der Verhandelingen des Oenootschaps; later , in
1873, werd daarvan een yolledige catalogus door Mr. L. W. C.
van den Berg bezorgd. De Maleische, Javaansche en Eawische
handschriften werden door den heer Cohen Staart beschreven
in een aanhangsel tot den eersten Vervolg-catalogus. De door
de Regeering aan het Genootschap in bruikleen gegeven hand-
schriften, voornamelijk Maleische, door den heer von de Wall
nagelaten, beschreef Mr. L. W. C. van den Berg in 1877.
Eindelgk is ook nog een Alphabetische lijst der aan het Genoot-
schap behoorende kaarten in het licht verschenen.
De numismatische afdeeling bevatte, toen Mr. J. A. van der
Ghijs in 1869 een catalogus daarvan uitgaf, 2666 exemplaren
en is sedert aanzienlijk toegenomen.
Achter het hoofdgebouw werd bij het ontwerp nog eene ruimte
^gelaten voor het plaatsen van bijzonder groote en zware voor-
werpen, die door verschillende bijgebouwen, zooals een wagen-
loods; een woning voor den conciërge enz. omringd was. De
snelle toeneming der verzamelingen maakt het thans reeds ten
tweede male noodig een deel dier ruimte voor het bouwen van
nieuwe zalen te bestemmen. Men schijnt dus ook hier in de in
Nederland zoo gewone verkeerde zuinigheid vervallen te zijU;
van niet meer te doen dan de dadelijke behoefte vordert en de
eischen der toekomst uit het oog te verliezen.
De voorwerpen van natuurlijke historie, die vroeger aan het
Bataviaasch Genootschap behoorden , en daaronder de minerale-
gische collectie van den heer Junghuhn afkomstig, maken thans
niet langer deel van zyne verzamelingen uit. Deze laatste werd, te
gelijk met eenige boeken en tijdschriften tot de natuurkundige
wetenschappen betrekking hebbende , aan de Natuurkundige Ver-
eeniging afgestaan; de eenmaal zoo prachtige zoologische verza-
meling was, voor zoover zij nog in goeden staat verkeerde, reeds
in 1843 naar Europa gezonden.
Een gebouw dat aan de Natuurkundige Vereeniging en de
Digitized by VjOOQ IC
45
Nederlandsch-Indische Maatachappij yaD Nijverheid gezamenigk
behoort^ wordt aan de zuidzijde van het EoDingsplein , ongeveer
in het midden, gevonden, en bevat de vergaderzalen, de boeke-
rijen en de verzamelingen dier beide zoo ijverige Genootschappen,
die, zooals de nitgave hunner Tijdschriften bewijst, in zucht
voor de bevordering der wetenschappen bij de oudere zuster
niet achterstaan. De Maatschappij van Ng verheid werd in 1853
gesticht, als een uitvloeisel der toenmaals te Batavia gehouden
algemeene Tentoonstelling der Ng verheid van Insulinde. Hare
verzamelingen zijn grootendeels van deze en latere dergelijke
Tentoonstellingen afkomstig.
Bij den zuidwesthoek van het Koningsplein ligt aan Gang
Scott, die vandaar naar Tanah Abang voert, eene kleine doch
nette kerk, die door eenige vermogende te Batavia woonachtige
Armenische kooplieden ten behoeve van hun bijzonderen ritus
uit eigen fondsen gesticht is en onderhouden wordt. Men weet
dat een deel der Armenische kerk, die zich, ten gevolge der
monophysietische tvnsten, in de 6^ en 7^ eeuw van de Katho-
lieke kerk afscheidde , zich later met den Paus verzoend en hem
als opperhoofd der Kerk erkend heeft. Yan deze geünieerde
Armeniërs moet men de schismatische onderscheiden , die aan de
monophysietische leerstellingen trouw bleven, en wier geestelijk
opperhoofd , Katholikos genaamd , zijn zetel heeft in het klooster
Etsjmiadzin bij Eriwan in Russisch Armenië. De Bataviasche
Armeniërs behooren tot deze afgescheidenen en hadden daaraan
in het vorige jaar de overkomst van den Katholikos te danken ,
bg gelegenheid dat hij in Britsch lodië de Armenische gemeenten
bezocht. Tot de Regeering staat die Armenische gemeente in
geene betrekking; de dienstdoende geestelijke wordt door haar
zelve bezoldigd. Als een ander bewijs hoezeer de Bataviasche
Armeniërs het behoud hunner nationale en kerkelgke eigenaar-
digheden op prijs stellen, mag de door hen in 1855 op het erf
der kerk gestichte particuliere school worden aangevoerd , waar,
nevens de Nederlandsche en Engelsche talen , ook de Armenische
zou beoefend worden *).
>) Algemeen Verslag van het Schoolwezen in U. I. onderuit». 1855, bl. 7.
Digitized by VjOOQIC
46
Aan de oostzijde van het Koningsplein staat op eene uitsprin-
gende ruimte, die op zich zelve een plein kan genoemd worden ,
de in 1835 door de samenwerking der leden van het Hervormde
en van het Luthersche Kerkgenootschap voor beider gemeenschap-
pelijk gebruik gestichte Willemskerk. Deze en de reeds herhaal-
delijk vermelde Buitenkerk werden toen voor den dienst der beide
gemeenten bg afwisseling gebruikt, totdat, door de vereeniging
der Hervormden en Lutherschen tot ééne „Evangelische gemeente^
in 1854, aan den afzonderlijken predikdienst voor beide een
einde kwam. De Willemskerk prijkt met een koperen koepeldak
en werd in 1843 begiftigd met een fraai, door de heeren Batz
in Nederland vervaardigd orgel.
Yan de oostzijde van het Koningsplein voeren twee wegen
met bruggen over de Tji Liwong naar het kampement Weltevreden;
de zuidelijke begint achter de Willemskerk en gaat langs het
hotel van den legerkommandant, een der schoonste van Batavia,
naar den weg die van het Waterlooplein naar het G-root
Militair Hospitaal voert; de noordelijke^ de ons reeds bekende
weg Belle-AUiance , voert rechtstreeks naar het Waterlooplein,
dat het middelpunt van Weltevreden uitmaakt en waarom-
heen de officierswoningen en eenige der voornaamste gebouwen
van die buurt gelegen zijn. Het plein, ofschoon eene aan-
zienlijke oppervlakte beslaande, heeft nauwelijks een zesde
van de uitgestrektheid van het Koningsplein, en staat dus in
betere verhouding tot de omliggende gebouwen. Op het plein
bevinden zich drie monumenten, die even weinig met elkander
gemeen hebben in stijl als in beteekenis. In het midden verheft
zich , op een voetstuk van blauw arduin , een kolom van gebakken
steen, doch eveneens met arduin bekleed, en op den top een
leeuw van blauwen steen dragende, die met den rechtervoorpoot
den wereldbol omklemt '). Dit monument, onder het bestuur van
du Bus in 1828 opgericht, strekt ter herinnering van den slag
') Zie Brendonck, Mijne reize naar Ned. Ind. (Dordr. 1849), blz 34. Vol-
gens Gevers Deynoot, üerinneringen, bl. 31, zou het voetstuk en dekstuk van hout,
de zuil zelve van wit gekalkt steen zijn; doch dat de zuil zelve loodkleurig
is getuigt Dr. v. Rgckevorsel, Brieven uit Insulinde. 265.
Digitized by VjOOQIC
47
Yan Waterloo, zooals hot latijnsche opsofanfi; op eeu marmeren
plaat in het voetstuk in tamelijk brommenden stgl aanwpt^),
en heeft den naam van het geheele plein bepaald. Ongelakkig
18 dit monument, zoowel om de onbeduidendheid der afmetingen
in verhouding tot het kolossale plein ; als om den wanstaltigen
Torm van den leeuw, den meesten bezoekers van Batavia een
eigemis en een voorwerp van bespotting. De een spreekt van
een wit gekalkt kolommetje , prijkende met een leeuw die veel
gelgkenis beeft met een poedelhond , en wenscht dat dit monu-
ment hoe eer hoe beter worde weggeruimd ') ; de ander beschrgft
het als een loodkleurigen paal, dien men beleefdheidshalve „een
kolom ^ noemt, en waarop een klein gedrocht staat dat een
leeuw heet voor te stellen, maar alleen gelijkt op de wanstal-
tige figuren die soms de deksels van Chineesche pullen versie-
ren '); e&DL derde verklaart dat het geheel een zeer min voor-
komen heeft, en de gebeurtenis waarvan het de gedachtenis
moet levendig houden , geheel onwaardig is ^>.
Een vrij wat gunstiger indruk maakt het monument voor den
Generaal Miohels, den held van Sumatra. Het staat aan de
westzijde, op het punt waar de weg Belle-AUianoe op het
Waterlooplein uitkomt, — eene plaats die het naar de meening
van sommigen niet genoeg recht doet wedervaren. Het is een fraaie
Gothische pyramide van gegoten ijzer, met het eenvoudig opschrift:
„Hulde aan de nagedachtenis van den Generaal-Majoor A. Y.
Michiels, civiel en militair Gouverneur ter Westkust van Su-
*) Het opschrift luidt als volgt: In aetemam celeberrimi Diei, dnodeoimi
luste kalendas Jalii A. D MDCCCXY memoriain, quo fortitudine et strenui-
tate Belgarum eommque inclyti ducis Wilhelmi Frederici Georgii Lndovici,
principis aransiaci , post atrocissimum in campis Waterloae proelium , stratis et
imdiqne fïigatis Gallorum legionibus, Pax orbi reluxit, hoo monninentain , sub
sanuDo patricinio oeisissimi principis Wilhelmi Frederici Oaroli , sacrum facit
consociatio Waterloïca Batava, A. D. MDCCCXXYIII, primumque ejns
lapidem posoit Yir. Cl. rerum publicarum administer et h. t. in India Ori-
entali Begis vicem gerens, Leonardus coroes da Bus de Gisignies
*) Geyers Deynoot, t. a. p.
*) Rgckeyorsel, t. a. p.
*) De Zi^ke Reiziger or Rambles in Java, by a Bengal Givilian. London,
1853 p. 43.
Digitized by VjOOQIC
48
matra, geboren 30 April 1797 te Maastricht, gesneuyeld den
25 Mei 1849 te Easoemba op het eiland Bali.^
Het derde monument is het standbeeld van Jan Pieterszoon
Koen. Den 298ten Mei 1869 werd te Batavia, tijdens de feest-
viering Tan het 250jar]g bestaan der stad, door den Gonyemeur-
Generaal, in tegenwoordigheid van Prins Mangkoe Neg&r&, van
Pangéran Ngabèhi, zoon van den Soesoehoenan , en van eenige
andere aanzienlgke Javanen, de eerste steen gelegd voor een
voetstuk, bestemd om het standbeeld van den stichter van
Batavia te dragen. Het beeld zelf werd van gelden deels in
Indiê; deels in Nederland bijeengebracht, naar het model van
den heer Stracké door middel van galvanoplastiek in de &briek
van den heer van Kempen te Voorschoten vervaardigd ; maar het
duurde tot den 4<ien September 1876 eer het te Batavia plechtig
kon onthuld worden. Allen die het beeld, hetzij in model in het
atelier van den beeldhouwer, hetzij in afgietsel in de fabriek
van den heer van Kempen gezien hebben , vereenigden zich in den
lof der fiere , krijgshaftige gestalte , waarvan de indruk door de
schilderachtige kleeding uit den tijd van Koen, meesterlijk door
den beeldhouwer weergegeven , niet weinig wordt verhoogd. Echter
schijnt het beeld te Batavia minder indruk te maken dan men
mocht verwachten. Men wijt dit aan het emplacement vóór den
hoofdingang van het kolossale paleis te Weltevreden, waarbij
het , schoon van aanzienlijke grootte , als wegzinkt. Het valt zoo
weinig in het oog, dat velen die het Waterlooplein bezoeken,
het nauwelgks opmerken. Ook in een ander opzicht is op dit empla-
cement wel wat aan te merken. De ware plaats voor het stand-
beeld van Koen was geweest op de plek waar eenmaal het
fort stond , dat door zijn moed en beleid voor Nederland behou-
den en de kern van het oude Batavia werd. Doch het tegen-
woordig geslacht heeft alle sympathie voor de oude stad en hare
vroegere glorie geheel verloren, en in ieder opzicht moet Ond-
Batavia voor Nieuw-Batavia wijken.
Het paleis te Weltevreden is zeker het aanzienlijkste gebouw
van geheel Nederlandsch Indië. De oprichting werd in 1809 op
last van Daendels aangevangen, met het oogmerk om het, in
Digitized by VjOOQIC
49
plaats van het geheel door de witte mieren ondermijnde hotel
op het door hem aan de Begeering overgedane landgoed Welte-
vreden '), tot een „nieuw Goavernementaal hotel*' , ook tot woning
van den Gouverneur- Generaal zei ven bestemd, te doen strekken ').
Bij het vertrek van Daendels was het onder dak gebracht,
maar verre van voltooid. Onder zgne opvolgers bleef de bouw
gestaakt, totdat de Commissaris-Generaal du Bus dien weder
opvatte, maar nu met het bepaalde doel om het te doen strekken
tot vereeniging der verspreide bureelen van de verschillende De-
partementen van Algemeen Bestuur^ om daardoor de afdoening
van zaken te bespoedigen. Het hoofdgebouw heeft twee verdie-
pingen (iets wat zelden te Batavia voorkomt) en is aan weers-
zijden door een groot vierkant vleugelgebouw geflankeerd. In het
middendeel vindt men de Vergaderzaal der Hooge Begeeriug,
die hier den 28sten Januari 1828 hare eerste bijeenkomst hield«
De wanden prijkten toen , behalve met het afbeeldsel van Koning
Willem I, met de portretten van al de Gouverneurs-Generaals
die elkander van Pieter Both afhebben opgevolgd, — waarschijnlijk,
met uitzondering natuurlgk van die der Landvoogden sedert Daen-
dels^ die het Eüsteel liet sloepen ; dezelfde die vroeger de Yergader-
zaal der Hooge Regeering in het Kasteel hadden versierd. Sedert
is de verzameling bijgehouden, maar dat zich daaronder stukken
van groote kunstwaarde bevinden , is mg uit geene enkele getui-
genis gebleken. Zelfs de schelle loftrompet van de Marre wijdt
wel eenige klanken aan de hier afgebeelde staatslieden, maar zwijgt
over de kunstenaars die hunne trekken vereeuwigden. In dit ge-
deelte van het gebouw vindt men ook de Audiëntiezaal en een
kabinet van den Gouverneur-Generaal, alsmede de bureelen der
Directie van Financiën. Aan het Hoog Gerechtshof, dat hier vroe-
ger ook zijn zetel had, is later een afzonderlgk hotel aan de noord-
zijde van het paleis toegewezen, tevens voor de zittingen van
het Hoog Militair Gerechtshof bestemd. Ook aan andere bureelen
en administratiên moest; bij de gedurige uitbreiding der ver-
schillende takken van dienst , eene plaats buiten het Paleis wor-
den' aangewezen. Het Algemeen Postkantoor werd aan den weg
») Zie DL n, blz. 575. ») Daendels, Staat, blz. 87.
m. 4
Digitized by VjOOQIC
50
naar Goenong Sahari geplaatst , en kreeg een hulpkantoor in de
oude stad links van het Stadhuis; aan het Marine-departement
werd een afzonderlgk gebouw in de buurt Goenong Sahari zelve
aangewezen. De Algemeene Rekenkamer kreeg een lokaal achter
den noorderyleugel van het Paleis. Maar toch zgn nog de bu-
reelen der meeste Departementen van Algemeen Bestuur in dit
kolossale gebouw geplaatst, terwijl in den zuidelgken vleugel
zich ook de ruime werkplaatsen der Landsdrukkerg bevinden,
waar de Indische Staatsbladen, de Javasche Courant^ deRegee-
rings-almanak en alle stukken ten dienste van het Gt)uvemement
en zijne ambtenaren worden gedrukt.
Het Paleis van Weltevreden beslaat een groot deel der oost-
zijde van het Waterloo-plein. Ten zuiden paalt daaraan de So-
ciëteit Concordia, eigenlijk eene militaire sociëteit^ maar waar-
van ook ambtenaren en andere civiele personen lid kunnen zgn.
Hier worden vele schitterende partgen gegeven, die ik zeker niet
kan vermelden zonder dat daarbg mijnen lezers de levendige
tafereelen dezer feestvieringen voor den geest staan, waardoor
zoo menige bladzijde van ten Brinks „Oostindische dames en
heeren^ is opgeluisterd. Eiken Zaterdag-avond heeft men hier ge-
legenheid de militaire stafinuziek te hoeren. Des Zondags avonds
speelt deze op het Waterloo-plein zelf voor een grooter puUiiek.
Die stafinuziek is voor Batavia wat voor den Haag de kapel van
de Grenadiers is , en hare uitvoeringen worden er niet minder op
prgs gesteld en ook door vreemden ') geprezen.
In den noordwestelijken hoek van het Waterloo-plein staat de
aan de Heilige Maagd gewijde kerk der Roomsch-Eatholieken, die
tijdens den Burggraaf du Bus de Ghisignies gesticht en den 6<ien
Nov. 1829 ingewgd werd. Eerst onder Daendels was de vrije
uitoefening van den Roomsch-Eatholieken godsdienst te Batavia
toegestaan en had deze gezindheid op Pasar Snèn, aan den weg
van Weltevreden naar Eramat, een kerkje, dat sedert den op-
bouw der nieuwe kerk wegens zgn bouwvalligheid is afgebroken.
Yoor het overige is het Waterloo-plein van alle zgden omge-
ven door woningen waarin een groot deel der officieren van het
') Lehnert, t. a. p , S. 759.
Digitized by VjOOQIC
51
garnizoen van Regeeringswege zijn gehuisvest. Zuidwaarts van
het plein verrgzen een aantal militaire gebouwen, zooals kazer-
nee, magazgnen, tuighuizen, werkplaatsen enz. , doorsneden door
twee wegen , die aan den zuidwest- en zuidoosthoek van het plein
aanvangen, den Eazerneweg en den Trein weg. Langs eerstge-
noemden en zgne voortzetting^ den Arsenaalweg; begeven wg
ons thans naar het Geroot Militair Hospitaal ^ eene inrichting die
als de eer en kroon van Batavia mag beschouwd worden. Het
bestaat uit een aantal lange, lage gebouwen, die over een ter-
rein van aanmerkelijke uitgestrektheid verspreid liggen, terwgl
de tuBSchenruimten gebruikt zijn voor den aanleg van een smaak-
vol ingerichten botanischen tuin vol lommerrijke boomen en prach-
tige bloemen, en die deels voor de aankweeking van genees-
krachtige planten , deels tot wandelpark voor de herstellende zie-
ken bestemd is. De gebouwen zijn allen ruim en luchtig. In-
landers zijn van Europeanen, onder-ofBcieren van soldaten ge-
scheiden, en eene reeks van afzonderlijke kamers is voor kranke
officieren bestemd. Maar niet alleen voor militairen ^ voor personen
van lederen stand, ook vrouwen en kinderen niet uitgesloten, staat
het Hospitaal open; en daar de verpleging uitmuntend en het ta-
rief uiterst matig gesteld is, maken te Batavia schier alle lij-
dende Europeanen die de gelegenheid tot verpleging in eigen
gezin missen , bij voorkeur van deze inrichting gebruiL Aan dit
hospitaal zijn tevens de scholen tot vorming van inlandsche ge-
neeskundigen en inlandsche vroedvrouwen verbonden, die reeds
in een ander gedeelte van dit werk vermeld zijn ^).
Na ons bezoek aan het Hospitaal keeren wij langs denzelfden
weg terug , maar gaan nu den weg Belle Alliance en het monument
van den Generaal Michiels voorbg, om langs den Sluisweg de
reeds vermelde Sluisbrug te bereiken. Wg hebben nu aan onze
») Zie Dl. I, bl. 488. Vgl over het hospitaal Weitzel, Batavia. 33. De
meeste Treemdelingen die Batavia bezoeken, weiden uit in den lof dezer in-
richting. Men zie b v. Janghnhn, Beisen durch Java. 52;Ëpp, Schildemn-
gen.57; Steen BiUe, Reise der Galathea, I. 368; Ida Pfeiffer, zweite Welt-
reise, I. 185; Beise der Novara, II. 136; d'Almeida, Life in Java, I. 27;
Friedmann, Ostasiatische Inselwelt, I. 42; Bickmore, Travels. 39, en zelfs
Boitoni (die anders in Ned-Indiê niets goeds vindt) , Yan Genua naar Batavia. 129.
4*
Digitized by VjOOQIC
52
linkerzijde het oog op de Citadel van Weltevreden, Fort Prins
Frederik genaamd, waarvan de ligging reeds boven ') werd aan*
geduid. Het fort behoort tot het door den G-ouverneur-Generaal
van den Bosch voor de verdediging van Batavia ontworpen plan ,
dat echter nooit volledige uitvoering heeft erlangd. Yolgens dat
plan toch moesten de voornaamste wijken van Batavia: Molen-
vliet, Rijswgk, Noordwgk, Koningsplein, Weltevreden, Goe-
nong Sahari, te zamen door een gebastionneerden aarden wal
omsloten zijn en bij een aanval zooveel doenlijk door inundatiën
gedekt worden. Men begon met het fort , dat het middelpunt van
het geheel zou vormen. Den Sisten Augustus 1837 werd door
Prins Hendrik der Nederlanden, die toen als adelborst op het
oorlogsfregat de Maas eene reis door Nederlandsch-Indiê maakte,
de eerste steen daarvan gelegd. Ofschoon klein van omvang is
het goed versterkt, terwijl door bomvrije kazernes en een ar-
tesischen put de verdedigbaarheid zooveel mogelijk verhoogd is.
Maar toen het fort voltooid was, is de uitvoering van het plan
niet voortgezet. Men werd eerst door de verbazende kosten te-
ruggehouden en later veranderden de inzichten omtrent de doel-
matigheid van het geheele plan. Of het geïsoleerde fort, vooral
ook in verband met de groote veranderingen die de wijze van
oorlogvoeren in de laatste jaren ondergaan heeft, thans nog eenige
militaire waarde bezit, ben ik niet bevoegd te beoordeelen.
Tot de Sluisbrug genaderd gaan wij die niet over, maar slaan
rechtsaf den weg in die tusschen de noordzijde van Weltevre-
den en den rechteroever van den nieuwen loop der Tji Liwong
gaat. Het eerste gedeelte daarvan , Postweg geheeten , loopt langs
het Algemeen Postkantoor, waarvan hierboven reeds melding
werd gemaackt. Bij het Postkantoor liggen ook de gebouwen der
Gouvemements-Paardenposterij , waar de reiziger die zich bij
een huurkoetsier of logementhouder voor den gewonen prgs van
5 gulden per dag van een reiswagen heeft voorzien, tegen be-
taling volgens vast tarief de paarden bekomen kan waarmede hg
zgn reis over Java kan aanvangen.
Verderop bereikt men den Schouwburg, die in 1821 werd
») Blz. 83.
Digitized by VjOOQIC
53
opgebouwd uit de afbraak van het voormalige Chineesohe hos-
pitaal en bijgebouwen^ daartoe welwillend door de Regeering af-
gestaan, uitwendig heeft het gebouw niets aantrekkelijks, maar
het inwendige wordt wegens den goeden smaak en de doelma-
tigheid der inrichting geprezen. De zaal is ruim en luchtig en
ofischoon zg loges en galergen mist, maakt een Jonische ko-
lonnade een scheiding tusschen de allengs oploopende zitplaatsen
der heeren in de binnenruimte, en de eenigszins verheven zit-
plaatsen der doorgaans met groote luxe gekleede dames daar-
buiten. Het geheel lijkt meer op een concert- dan op een too-
neelzaal. Aanvankelijk werd deze schouwburg, gewoonlijk eens
in de maand, door liefhebbers onder het personeel der ambtena-
ren en officieren bespeeld. Thans geschiedt dit door tooneelspe-
lers van professie; maar men zou zich zeer vergissen als men
meende dat in dezen tempel der kunst nog de Nederlandsche
Tooneelmuze werd gehuldigd. Ware Java eene deensche kolonie ,
er zou in het theater door deensche tooneelspelers en zangers
deensch gesproken en deensch gezongen worden, maar daar het
aan Nederland behoort, wordt er natuurlijk aan fransche acteurs
de voorkeur gegeven. Men kan gemakkelgk nagaan ^ dat het juist
niet de uitstekendste kunstenaars zijn die zich zoo ver van huis
begeven om de fortuin na te jagen in een gewest dat de gezond-
heid der Europeanen met vele gevaren bedreigt, en dat er wel
eens perioden van langdurigen stilstand in de voorstellingen voor-
komen. Toch is het Bataviaasch tooneel meestal beter, dan men
verwachten zou; want men heeft er veel voor over en betaalt
aan een prima donna tot / 1500 i /1800 's maands. Vooral opera-
voorstellingen worden altijd goed bezocht; wanneer er echter al-
leen gesproken wordt, is de zaal dikwgls slecht gevuld. Muziek,
vooral wanneer zij niet te zwaar, niet te ernstig, maar vroolijk
en opwindend is, wordt door het Bataviaasch publiek zeer ge-
waardeerd en ook in den Schouwburg genoten, al kunnen velen
de woorden niet volgen. Waar echter spreken de hoofdzaak is,
moet men de taal verstaan om te kunnen genieten; en daaraan
schijnt het velen , in weerwil hunner voorliefde voor al wat &ansch
is, te haperen. De toegangsprgzen , vroegerhoog, maar later zeer
Digitized by VjOOQIC
54
gematigd, kuDnen alleen de groote kosten niet bestrijden; de
tekorten worden van tijd tot tijd door bet houden van lotergen
met toestemming der Regeerifig gedekt.
- Voorbij den schouwburg voert een dwarsweg aan de rechter-
hand naar het Waterloo-plein terug. Aan dien weg is de in
1838 gebouwde Yrijmetselaarsloge „de Ster in het Oosten '^ ge-
legen. De inlanders schijnen dien zetel van geheimzinnige samen-
komsten niet pluis te vinden; zij noemen dien roemah sètan
(duivelshuis).
In plaats van den genoemden dwarsweg in te slaan, gaanwg
recht door en volgen den Schoolweg, dus genoemd naar het in
1817 daaraan opgerichte gebouw ten behoeve van de eerste
Gouvemements lagere school voor kinderen van Europeanen , die
te Batavia gesticht werd. Vervolgens gaan wij de brug over,
gelegen bij het punt waar een afieidingskanaal der TjiLiwong,
dat, na Weltevreden doorsneden te hebben ; zich noordwaarts om-
buigt en genoemde voorstad van G-oenong Sahari of Sari scheidt, in
de Tji Liwong terugvloeit. Nu hebben wg recht voor ons den gang
EemajoraU; die op inlandsche kampongs en rijstvelden uitloopt;
rechts den grooten weg langs het genoemde kanaal, waaraan
de voornaamste Europeesche woningen van Goenong Sari gelegen
zijn; links het minder aanzienlijke gedeelte van Goenong Sari^
dat zich langs de oostzijde van Pasar Baroe uitstrekt, om noord-
waarts bij de Chineesche graven aan den weg van Jakatra *) te
eindigen. Eene weinig bekende merkwaardigheid, door den heer
Brumund aan het licht gebracht >), noopt ons om het eerst onze
schreden naar dit laatste gedeelte te richten. Aan die Chineesche
begraafplaatsen grensde hier eenmaal een landgoed aan den Gou-
verneur-Generaal van Imhoff behoorende, die er, waarschijnlijk
ter herinnering aan zgn bezoek te Prambanan '), eenige Javaansche
beelden bijeengebracht en vermoedelijk als tuinbeelden geplaatst
had. Dit landgoed werd later door de Chineezen gekocht en aan
hunne graven getrokken, en het ruime landhuis werd tot een
Chineeschen tempel ingericht. In een groot vertrek, rechts van
») Zie boven, blz. 29, 82, 33. ^) Yerhand. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 9.
») Zie DL U, bL 91, 477.
Digitized by VjOOQIC
55
de Yoor hunne eigenlijke godsdienstoefening bestemde ruimte ,
werden de beelden , negentien in getal , in twee rgen op altaren
geplaatst, waar zij met wierookoffers gehuldigd worden. Zij stellen
Boeddha's, Chmesa's en andere Indische godheden voor; sommige
zijn geheel verguld en alle met roode zijden sjaals omhangen.
Na het bezoek yan dezen tempel keeren wij terug om den
groeten weg langs het kanaal te volgen, waaraan wij, achter
het Paleis van Weltevreden, het hotel Willem II opmerken,
een logement van den tweeden rang, doch dat om zgne ligging
in de nabijheid van het kampement en om zijn matig tarief zeer
aan pas te Batavia aangekomen ofBcieren is aan te bevelen.
Waar de weg het kanaal verlaat, gaat Goenong Sari over in
Eampong Lama , welke volkrijke buurt zich tevens aan de zuidzijde
van Weltevreden aan8luit.Hier was vroeger een haveloozeinlandsche
kampong, maar die allengs geheel van gedaante is veranderd,
daar de bamboezen woningen door huizen van steen, de mod-
derige paden door regelmatige wegen vervangen zijn. Er wonen
hier ook eenige Europeanen en Chineezen, de laatsten misschien
het meest aangetrokken door de hier aanwezige marktplaats,
die onder den naam van Pasar Cransen , meer algemeen nog onder
dien van Pasar Snèn of de Maandagmarkt bekend is. Oostwaarts
grenzen aan Eampong Lama de rijstvelden van het land Tjampaka
PoetÜL Zuidwaarts bereikt men, den groeten weg volgende,
eerst Eramat, door zgne oude Chineesche begraafplaats en
de nabijheid van het eenmaal door den G-ouverneur-Generaal
Wiese bewoonde landgoed Struis wijk bekend; dan Salemba,
waar in 1860 op een van de Erven de Perez gekocht erf het
Gymnasium Willem UI werd gesticht, dat later in eene Hoogere
Burgerschool met eene afdeeling tot opleiding van ambtenaars
18 hervormd ; eindelgk Meester Comelis , dat wij als de hoofdplaats
der gelgknamige afdeeling in het volgende hoofdstuk nader zullen
leeren kennen. Al deze plaatsen met de aangrenzende landen,
o&choon van Kramat af niet meer tot de jurisdictie van Stad en
Voorsteden behoorende, en zelfs het nog voorbg Meester Cor-
neUs gelegene Bidara Tjina, het eerste poststation op den weg
van Batavia naar Buitenzorg, worden gewoonlijk nog tot de
Digitized by VjOOQIC
56
stad gerekend, daar langs dien gansohen, meer dan een mijl
langen en allengs heuvelachtig wordenden weg, de Europeesche
woningen en tuinen zich voortschakelen , en een niet gering deel
der ambtenaren die op het paleis te Weltevreden hunne bureelen
hebben, hier zijn gehuisvest.
Even voorbij Pasar Snèn scheidt zich van den postweg een
andere breede rijweg af, die over de Tji Liwong naar Parapatan
voert Voordat men de rivier bereikt, heeft men het gezicht
op den uitgestrekten doolhof van akkers en tuinen en onder
palmen verscholen inlandsche woningen waaruit de sterk bevolkte
kampong Ewitang bestaat, die van alle tot Batavia behoorende
kampongs wel den gunstigsten indruk maakt. Parapatan , eenmaal
de hoofdzetel der werkzaamheid van den beroemden Engelschen
zendeling Medhurst, heeft het door heiti gestichte Orphan Asy-
lum aan Rijswijk moeten afstaan^), maar bezit nog eene kleine
Engelsche kerk, die door de gemeente zelve onderhouden wordt.
Te Parapatan scheidt zich, even voorbij de Engelsche kerk,
van den groeten weg, die verder naar Eebon Sirih voert, zuid-
waarts een weg af, die onder den naam Gang Menteng bekend
is, omdat men, dien volgende, de kampongs^ klapperplantages
en sirihtuinen van Menteng bereikt. In de laatste jaren zijn ook
langs dien weg vele Europeesche woningen gebouwd, en ofschoon
hij vroeger slechts een bij nat weder nauw begaanbaar voetpad
vormde, is hij thans een druk bezochte rijweg geworden , waar-
langs men , over het land Tjekini , den daaraan palenden Dieren-
en plantentuin, eene geliefkoosde uitspanningsplaats der inwoners
van Batavia, bereikt.
De Dieren- en plantentuin beslaat een uitgestrekt terrein , dat
zich, links van den weg, tot aan en langs de Tji Liwong uit-
strekt, maar onderscheidt zich tot dusverre meer door de schoone
liggii^g ^^ <l6Q bevalligen aanleg, dan door het aantal of de
zeldzaamheid der dieren of de bijzondere belangrijkheid van het
plantsoen uit wetenschappelijk oogpunt. Het Societeitsgebouw bevat
een niet zeer groote, maar smaakvol ingerichte zaal , vooral bestemd
voor de bals, die de meest geliefkoosde uitspanning deringeze-
') Zie blz. 88.
Digitized by VjOOQIC
57
tenen van Batavia zijn. In de koelte van den vroegen morgen en des
avonds bij concert en illuminatie is deze tuin een bekoorlijke plek.
De aanleg van dezen tuin , welks stichting niet hooger dan tot
1864 opklimt, heeft plaats gehad onder het toezicht van den reeds
meermalen vermelden *) Javaanschen kunstschilder Raden Saleh,
die destgds eene prachtige villa in de onmiddellijke nabijheid van
het terrein bewoonde. De plans en teekeningen waren doorhem
zelven ontworpen , en zelf had hij den uitsluitend aan Javaansche
werklieden opgedragen bouw bestuurd. Het gebouw bestaat nog ,
maar in eenigszins verwaarloosden toestand; daar de Raden,
die destgds met eene rijke Europeesche dame gehuwd waS; se-
dert hij zich van haar heeft gescheiden, eene andere woning te
Buitenzorg in het dal van de Tji Dani, vlak achter het hotel
Bellevue , heeft betrokken. De villa aan den Gang Menteng werd
meermalen door vreemdelingen bezocht en soms door Europeesche
of Amerikaansche reizigers met vrg wat ophef beschreven , en haar
uitwendig voorkomen, dat in weerwil zijner fantastische koppeling
van modem Europeeschen en Moorschen stijl , een niet onbehagelij-
ken indruk maakt, is door photographiën en platen ook buiten Java
bekend geworden >). Het hoofdgebouw, uit een middenstuk met drie
gevelspitsen en twee kleine vleugels bestaande , is van alle zijden
door breede verandah's omgeven. De groote ingang, die een meer
Moorsch karakter heeft, baant den toegang tot een ovaalronde
zaal, die haar licht door een glazen koepel ontvangt, en waarvan
de wanden en paneelen met even kwistige als grillige sieraden
bedekt zijn. Uit deze zaal leiden deuren naar de zij vertrekken,
waarvan, toen de Raden nog de villa bewoonde, een tot stu-
deerkamer , een ander tot schilders-atelier was ingericht. De ver-
schillende vertrekken waren met fraaie in antieken stijl gesneden
stoelen en tafels, vergulde penanttafeltjes ; Brusselsche karpetten
en Europeesche staalgravuren rijk gestoffeerd. De studeerkamer
prijkte met een welvoorzien wapenrok, een prachtige schrjjftafel
ï) DL I, bl. 111, 449, Dl. H, bl. 43.
') Eene beschrijving en afbeelding yindt men in Biokmore's Trayels. 37;
eene andere beschrijying bij Gerdessen, Y§f jaar gedetacheerd. 30; f
tographie in de verzameling van den heer Meesaen.
Digitized by VjOOQIC
58
en een bonte verzameling ?an plans en kaarten, boeken en phy-
sische instrumenten. In het atelier zag men de stukken ^ deels
portretten^ deels landschappen, die de schilder onderhanden had;
en vóór het gebouw was de grond smaakvol aangelegd tot kleine
grasperken en bloembedden , in randen van roodbladerige struiken
gevat.
Maar het wordt tijd dat wij naar Parapatan terugkeeren, om
onzen ten einde spoedenden tocht door de buitenwgken van Ba-
tavia te voltooien. Ten zuiden van het Koningsplein liggen de
kampongs van Pejambon en nog wat meer zuidwaarts loopt een
nieuwe weg, aan de ééne zijde door fraaie, in de allerlaatste jaren
aangelegde Europeesche landhuizen , aan de andere door kampongs
en woeste gronden omzoomd, door de buurt Eebon Sirih. Dien
weg van Parapatan in westelijke richting volgende , komen wg uit
op den weg naar Tanah Abang. Hier slaan wij linksom en
bereiken weldra den uit roode klei bestaanden heuvel, waaraan
Tanah Abang (d. i. roode aarde) zijn naam te danken heeft;
en die eenmaal tot uitspanningsoord verstrekte voor den Gouver-
neur-Generaal van Riebeek *). Nog vindt men hier eenige goede
woningen van Europeanen en een weinig verder, bij den bekenden
pasar van Tanah Abang, een aantal huizen van Chineezen.
Reeds van 1745 af wordt hier driemaal in de week markt gehou-
den, en vooral des Zaterdags levert deze pasar een uiterst druk
en woelig tooneel op. Yan de marktplaats nog een eind west-
waarts gaande, zouden wg ook het gesticht voor verlaten kinderen
te Djati kunnen bezoeken, doch vermoeid van den langen tocht,
die ons zoo veel en velerlei te beschouwen gaf, keeren wij
liever naar Tanah Abang terug, om vandaar ; onder het genot
der heerlgke schaduw van de hooge tamarindeboomen, waarmede
de weg beplant is, de Christen-begraafplaats weder te bereiken,
waarbij wij reeds vroeger hebben stilgestaan ^).
De indruk dien Nieuw-Batavia op den bezoeker maakt, is in
hooge mate af hankelgk van zijn voorstellingen , verwachtingen en
wenschen; want zij is eene stad geheel eenig in hare soort, die
zeer veel mist van hetgeen de hoofdsteden van Europa aantrek-
») Valentijn, UI, 1. 243. -) BI. 35.
Digitized by VjOOQIC
59
kelijk maakt, om er veel voor in de plaats te geyen dat in geene
andere stad gevonden wordt. Op het gebied der kunst is zij be-
droevend arm. De publieke gebouwen, hoe doelmatig ook ingericht ,
missen, met zeldzame uitzondering, karakter en gepaste ver-
siering. De woningen, hoe vriendelgk en verlokkend zij er ook
uitzien, te midden der firaaie boomen en bloemperken die ze om-
geven, vooral wanneer des avonds uit de galergen en verandah's
een helder licht den weg bestraalt, missen alle verscheidenheid
van architectonische motieven , en laten alleen reeds door de
noodzakelijkheid van ze zoo min mogelijk boven den beganen
grond te doen rijzen, den bouwmeester van de gelegenheid ver-
stoken om het grootsche en indrukwekkende der monumentale
huizen van de groote steden van Europa op zijde te streven.
De enkele gedenkteekenen zijn onbeduidend of slecht geplaatst.
Openbare kunstverzamelingen en partikuliere kabinetten, of zelfs
maar de versiering der woningen met de schoone voortbrengselen
van beeldhouw- en schilderkunst, worden schier geheel gemist.
Yoor plaatsen van gezellige bgeenkomst en openbaar vermaak
is, hoewel in de laatste jaren veel daarvoor gedaan is, nog al-
tgd gebrekkig gezorgd. Yoor vele vakken van studie is men
grootendeels van goede hulpmiddelen verstoken. Het onderling
verkeer is maar al te dikwijls stgf en vormelgk , of zouteloos
en ver beneden het peil waarop de man van ware beschaving
het zou wensohen geplaatst te zien. Er is dus op den hooggeroemden
luister der „Koningin van het Oosten^ vrij wat af te dingen , en
vele bezoekers en bewoners sparen haar hunne aanmerkingen
niet. Maar hoeveel staat niet tegen deze nadeelen over! Welk
een vergoeding bieden niet aan den vriend van natuurschoon de
lommerrgke dreven, het weergaloos geboomte, de heerlijke bloe-
men^ de aanblik in één woord van een stad zonder straten,
die in haar geheelen omvang het karakter heeft van een park
dat in schoonheid de parken van alle hoofdsteden van Europa te
boven gaat! Welk een vergoeding biedt niet aan den denker en
den humorist de eindelooze verscheidenheid van het bontste volks-
leven dat men misschien ergens ter wereld aanschouwen kan!
Qeen wonder dan ook dat zij die voor zulke indrukken vatbaar
Digitized by VjOOQIC
60
zijn, bg het aanschouwen van dit oord vaak in eene lofrede
uitbarsten , waarin Batavia als de tuin eener toovergodin , als
een altgd groen paradijs wordt geschilderd ').
Wij laten ons noch door de bedillers, noch door de lofredenaars
medesleepen, maar willen tot besluit dezer schets van de hoofdstad
van Neêrlandsch Indië een oogenblik het oor leenen aan een
man die Batavia misschien beter dan iemand kende , en in hooge
mate de gaaf bezat om in weinige kernachtige woorden weer
te geven, wat hg met de onpartijdigheid van een ernstig geleerde
had waargenomen. Men vergunne mg eene enkele bladzijde uit
Bleeker^s Bijdragen tot de Geneeskundige Topographie van Ba-
tavia hier af te schrijven ').
„Wanneer gij het geheel van Batavia, zooals het thans is,
van eene hoogte overziet, zult gij, des onbewust ^ weinig vermoeden ;
dat de hoofdstad van Nederlandsch Indië daar aan uwe voeten ligt.
Niet die ineengedrongenheid van hooge huizen ^ niet die uit
tallooze schoorsteenspitsen opwalmende kolenrook van gonzende
fabrieken, niet die menigte van trotsche domkruinen en toren-
spitsen, niet dat verdoovend^ nimmer zwijgend geraas van uit de
holten der straten , niets van wat gg van een hoofdstad verwacht !
Stel u voor een uitgestrekten tuin van eenige uren omvang.
Verbeeld u dien bedekt met een net van hooger en lager geboomte ;
verbeeld u dat net met groote mazen, en stel u die mazen
voor als ruime pleinen, als begraafplaatsen, als moestuinen en
sawahs , en gij kunt in uwe voorstelling van het tegenwoordig
Batavia niet falen. — Maar de gebouwen P — Zij bevinden zich
daar; midden in ^t geboomte; zij verheffen er zich niet boven,
maar verbergen zich tusschen zijn lommer. Slechts enkele pu-
blieke gebouwen maken daarop een zeldzame uitzondering. Het
was ook het plan niet van Batavia's nieuwere bewoners hunne
huizen steedsch te bouwen , samengedrongen , met hooge , trotsche
gevels. De oostersche smaak was er tegen, en de zoo dikwijls
door binnenaardsche werkingen beroerde bodem verbood het bo-
vendien ook verdiepingen op verdiepingen te plaatsen, wilde
1) Zie b. T. de BeauYoir , Java , Siam, Canton. 4.
») Tijdschr. v. N. Indië, V. 2. 650.
Digitized by VjOOQIC
61
men zich niet roekeloos het gevaar der aardbevingen verhoogen.
Daarom ziet gg — wij spreken nu vooral van de nieuwe stad ,
— Batavia thans wel nederig, maar daarom toch niet minder
schoon en bevallig dan in vroeger dagen ; daarom ziet gij het
thans als een onafzienbaren lusthof voor u, niet als een dor
stelsel van grauwe daken.
9 . . . . En dan , die bevallige afwisseling van tooneelen , die
ons in en om de hoofdstad wachten. Het heeft iets bijzonder eigen-
aardigs, dat sa&mgevlochten zijn van de wijken der Europeanen
met die der Chineezen en Inlanders. Het heeft iets innemend bekoor-
lijks, die eenvoudige bamboezen woningen der Javanen zoo bescha-
duwd en beschermd te zien door vijge- en tamarinde-boomen , —
boomen die den Maleiers heilig zijn als hunne karbouwen, en
bemind als de sterkruinige kalappa's ^). Het heeft iets onuitspre-
kelijk bevalligs, het tooneel dat zich aan u voordoet, wanneer
gij even buiten de grenzen der stad het oog laat gaan over die
groenende rijstvelden, die u overal omringen, die eene onafzien-
bare zee voor u vormen, waaruit gij hier de ontelbare graf-
heuvels der Chineezen, ginds een kampong en elders een
landhuis zich als zoovele eilandjes ziet verheffen; altijd bedekt en
omringd met wat de vegetatie weelderigst en prachtigst aanbiedt^
altgd aantrekkelijk door de veelsoortigheid van vormen , door rijk
geschakeerd groen. Zoo is het vooral westelijk en oostelijk van
Batavia* Maar zuidwaarts weven zich de kampongs dicht ineen
en met hare toeneming is ook de plantenwereld des te rgker,
terwijl noordwaarts langs de reede de sporen van menschelijken
arbeid allengs verdwgnen en in en om de moerassen, waar de
natuur in hare samenstellingen en ontbindingen het werkzaamst
is, nieuwe rgen van plantenvormen zich vertoonen, die, wel is
waar, minder aanzienlijk zijn, maar toch op bodem en atmo-
sfeer den gewichtigsten invloed oefenen.''
^) Kokospalmen I Tiügo klappers.
Digitized by VjOOQIC
62
TWEEDE HOOFDSTUK.
De reeidentie Batavia.
Java is door het Nederlandsch gezag verdeeld in gewesten,
die den zonderlingen naam van Residentiën dragen ^ dewijl het
hoofd van gewestelgk bestuar door den zinledigen titel Residenti
d. i. verblg f houder, wordt aangeduid. Geen wonder dat die titel
door vreemdelingen dikwijls niet begrepen en in dien van Pre-
sident veranderd wordt. De Residentiën zgn tegenwoordig 23 in
getal, en de meeste zijn weder verdeeld in afdeelingen , waarover
een Assistent-resident is gesteld, behalve dat éene afdeeling
steeds, zonder de tusschenkomst van zulk een helper*), door
den Resident zelven bestuurd wordt. Yroeger waren er vier ge-
westen op Java benevens een paar in^de Buitenbezittingen , waar ,
hoe vreemd het ook klinken moge, het hoofd van gewestelijk
bestuur zelf den naam van Assistent-resident droeg, schoon
hg niemand als assistent was ter zijde gesteld, maar op zich
zelf stond. Hieruit is in de administratieve taal de naam van «op
zich zelf staande assistent-residentie^ ontstaan, die in ongergmd-
heid met het Engelsche man-midwife wedgvert, maar het in
omslachtigheid verre overtreft. Thans evenwel bestaan op Java die
„op zich zelf staande assistent-residentiën^ niet meer. Era wang en
Banjoewangi zgn tot residentiën verheven , Buitenzorg en Patjitan
als afdeelingen bij de residentiën Batavia en Madioen ingelijfd.
„Stad en Voorsteden", het voormaligeNoorderkwartier , maken de
eerste , onmiddellijk onder het bestuur van den Resident staande
afdeeling van de residentie Batavia uit. Het oude gebied van
Batavia's Ommelanden, vroeger verdeeld in Oester- Wester- en
Zuiderkwartier, is thans gesplitst in de afdeelingen Meester Cor-
1) Er zgn echter te Batavia, Samarang, Soerabaja en Bandoeng zooge-
noemde ^asBistent -residenten ter hoofdplaats**, doch die zgn bepaaldelgk met
de zorg Toor de politie belast. In Soerakarta en Jogjakarta, welke gewesten
niet in afdeelingen Terdeeld zgn, staat den Residenten in het geheele bestuur
een ter hoofdplaats gevestigde assistent-reBident ter zgde.
Digitized by VjOOQIC
63
nelis en ToDgeraii; waarvan de eerste het Ooster- en Zuider-,
de andere het Westerkwartier omvat. Buitenzorg maakt, ten
gevolge der zooeven gemelde , in 1866 genomen beschikking'),
thans de vierde afdeeling van de residentie Batavia uit. De ver-
deeling in Regentschappen, meestal gelgken tred houdende met
die in Afdeelingen, wordt in deze residentie niet aangetrof-
fen; want daar dit gansche gebied uit particuliere landergen
bestaat, die meest allen aan Europeanen of Ghineezen be-
hooren, en het bestuur er sedert lang meer op Europeeschen
voet geschoeid was , is er de inlandsche waardigheid van Regent
geheel verloren gegaan. Zg bestond echter tot 1864 nog in Bui-
tenzorg, als regentschap gewoonlgk met den inlandschen naam
Bogor genoemd , maar is ook daar in genoemd jaar ') opgeheven,
zonder dat eenig belang er door gekwetst werd. De onderschou-
ten of demangs, die in de residentie Batavia, behalve in „Stad
en Yoorsteden'^ , als een soort van districtshoofden fungeeren , zijn
er het eenige overblijfsel van inlandsch bestuur, maar worden
rechtstreeks door het Europeesch gezag benoemd, terwijl hun
werking schier geheel tot de handhaving der politie beperkt is.
Wg willen thans het eerst met de oostelijke afdeeling nadere ken-
nis maken ; en daar wij den groeten postweg tot Bidara Tjina reeds
hebben loeren kennen , nemen wij thans plaats aan de halt Konings-
plein en leggen vandaar per spoorweg in enkele minuten den afstand
van 5. 7 kilometer af naar het aan een zijtakje gelegen station van
Meester Cornelis, het eindpunt der zoogenaamde omnibustreinen.
Yoor den spoorweg van Batavia naar Buitenzorg is hier het depot
van het materieel, met reparatiewinkels , bureelen en magazgnen.
Meester Cornelis is eene merkwaardige plaats in de geschiedenis
van Nederlandsch Indië. Reeds in Yalentgns tgd had hier de
Compagnie een post of fortje, aanvankelijk bestemd om de
bevolking der Ommelanden in bedwang te houden, maar later
vooral tot herstellingsoord van zieke militairen dienende , waarom
het gewoonlgk slechts door invaliden bezet was '). Daendels koos
>) StftatsbL no 5 en 142. ^ Staatsbl. n^ 86.
*) Yalentgn UI. 1. 11; Batayia m deszelfiB gelegenheid, I. 121; Mjjerin
T. V. N. L n. 2. 249,
Digitized by VjOOQIC
64
in 1810 het terrein rondom dit fort, ten westen begrensd door
de Tji Liwong en ten oosten door de Eali Baroe of Selokan '),
voor den aanleg van het geretrancheerde kamp, dat hg tot
hoofdstelling voor de verdediging van Java, in geyal van een
aanval der Engelschen op Batavia, bestemde'). Hier had dan
ook den 26st6n Augustas 1811 de beslissende strijd plaats ; die
door de overwinning der Engelschen hun het bezit van Java
schonk. Eene daad van zelfopoffering, die van van Speyk zeer
nabij komende, verspreidde verderf en ontzetting onder den vijand,
zonder echter zijne zege te kunnen beletten. De redoute n° 2
sprong op het oogenblik dat de aanvallers er waren binnenge-
drongen, met een vreeselij ken knal in de lucht. De majoor der
artillerie Mulder, die er bevel voerde, had twee dagen te voren
aan zijne kameraden de plechtige verzekering gegeven, dat de
vijand hem nooit levend in handen zou krijgen en hij eerderde
brandende lont in het kruid zou werpen. Hij heeft woord gehouden^)!
Het fortje, naar zijn vorm de Sterrenschans genoemd, is thans
ingericht tot gevangenis en kantoor voor den Onderschout die hier
met de politie belast is. In de nabijheid ligt de kazerne voor de
bezetting en op eenigen afstand van den weg een kruidmagazijn.
In 1857 is bij Meester Gomelis eene militaire school opgericht,
bestemd om onderofBcieren tot officieren bij infanterie, kaval-
lerie en militaire administratie op te leiden. Ook is er eene
geweermakersschool onder de leiding van een artillerie-kapitein.
Yroeger was hier ook de thee-inrichting van den heer Jacob-
8on^), wien de eer van de theecultuur op Java te hebben
ingevoerd , hoofdzakelijk toekomt. Deze inrichting is echter reeds
in 1851 ingetrokken.
Maar de grootste merkwaardigheid van Meester Cornelis is
») Zie Dl. I, bl. 76. ^) Zie Dl. II, bl. 550.
3) Sommige sohrgyers stellen de yreesolgke daad op gezamenlgke rekening
•van twee officieren , Mulder en Horsman , b v. Thornton, Conquest of Java, p. 59,
Y. d Aa, Ned O, Indië, II, 273. Ik houd mg aan de eenvoudige Toorstel-
ling yan Duc de Saxe-Weimar, Campagne de Java, p. 83. Deze nu spreekt
Tan Horsman in het geheel niet. Thornton en y. d. Aa noemen dien officier
Osman, welke naam mg reeds yerdaoht yoorkwam, voordat ik bg Mger,
T. y. K I. II. 2. 346, de schrgfwgze vond die ik yoor de ware hond.
*) Zie de besohrgying daaryan in T. v. N. I. III. 1. 25.
Digitized by VjOOQIC
66
ign in 1773 ingestelde pasar, en ofschoon de markten van Batavia
soortgelgke tooneelen opleveren, is er geen die in drukte en
woeligheid met den pasar kemis (Donderdag-markt) gelijk staat ,
zooals de pasar van Meester Gomelis gewoonlgk genoemd v^ordt,
hoewel er zoowel Zaterdag als Donderdag markt wordt gehou-
den. Tot marktplein dient eene groote opene ruimte aan de
oostzijde der plaats. Wanneer ik hier beproef eene schets van
zulk een pasar te geven, houde men in het oog, dat zij in het
algemeen op alle markten in de omstreken van Batavia toepas-
selgk is.
Reeds bij het aanbreken van den dag ziet men de boeren van
den omtrek met pak. en zak naar de markt heenstroomen. De
man is doorgaans van vrouw en kinderen verzeld: hij laat zijne
ega met den lichteren last voor zich uitstappen , maar niet zelden
voert zij bovendien in een op den rug gebonden doek een zui-
geling met zich, wiens armpjes haren hals omstrengelen. Het
marktplein waar zij hunne waren gaan te koop bieden , is grooten-
deels beslagen door overdekte galerijen, tenten van bamboe die
ak warongs dienst doen^), en kleine woningen van Ghineesche
handelaars. Tafels en stalletjes voor het ten toon leggen der koop-
waren zgn in ontelbare menigte voorhanden. Alles wat de landbouw
en de ng verheid der Javanen oplevert, wordt hier te koop geboden,
maar doorgaans toch nemen eet- en drinkwaren de voornaamste
plaats in. Hier ziet men allerlei vruchten: kokosnoten, pisangs,
doerians, mangostans, oranjeappelen, ananassen, watermeloenen
enz., in groote hoopen opgetast; daar ziet men oude vrouwen
in het zweet haars aanschgns verschillende soorten van kwee-kwee
bakken, die, in weerwil van den walmenden oliestank, met graagte
gekocht en genuttigd worden. Men hoort en ziet aan alle zgden
e^ie snappende, joelende, lachende, in bonte mengeling dooreen
dwarrelende menigte, waaronder men ook vele geriefelijke nimfen
kan opmerken, kenbaar aan den suikerrietstok dien zg in de
hond dragen, en waarvan een afgesneden stuk aan een jongen
man toegereikt , den zin heeft dat hg tot een rendez-vous wordt
genoodigd.
O Over de warong zie Deel I, bl. 615.
HL 6
Digitized by VjOOQIC
66
Desse drukte en pret duurt den ganschen dag, maar maakt
na zonsonderg^pg plaats voor een tooneel dat aan een pandemonium
doet denken. Bg ontstoken fakkels en het slaan op bekkens en
trommen, vertoonen de ronggèngs, onder het uitkrgsohen harer
liedjes, de leden-martelende lichaams verwringingen , die op Java
den naam van dansen dragen^); reizende kermistroepen verma-
ken de aanschouwers door onbegrijpelijke goocheltoeren en de
snakerjjen der topèng babakan ') ; de opiumkitten ') en speelhuizen
spreiden overal hunne verderfelijke verlokkingen ten toon, en
ooggetuigen ^) verklaren, dat het gezicht van een troep halfnaakte,
in een kring op den grond gezeten en door een schel lamp- of
fakkellicht beschenen Chineezen, die in de magere vingers een
paar smerige kaarten klemmen en, met een hoop koper- of
zil vermunt vóór zich, den loop van hefc spel met gloeiende blikken
bespieden, eene soort van bekoring op hen oefende , die het hun
schier onmogelijk maakte den blik af te wenden van een schouwspel,
dat hen met afgrijzen vervulde ').
Bij Meester Gornelis zondert zich van den groeten postweg oost-
waarts een rijweg af, die over Bekasi naar Erawang voert. Na
het riviertje Soenter ') gekruist te hebben , bereikt men Djati
Negara en volgt dan den rechteroever van het riviertje tot. de
marktplaats Poelo Gadong, waar de weg de Soenter verlaat,
om weldra de met haar bijna evenwijdig loopende Tji Akoeng
of Tjakoeng te snijden. Nu kruist hij de landen van Tjakoeng
en Oedjong Menting met gelijknamige kampongs, en zet zich,
>j Zie Dl. I, bl 481. ') Zie DL I, bl. 465, 467. ») ZieDl.I,bL619.
*) Beise der Novara. 194. Andere beschrg Tingen van een Batayiasohen
pasar kan men vinden bg Olivier, Land- en Zeetochten in K. I., I. 46;
Gh*einer, Over Landen Zee. 101; LavoUée , Yoyage en Ghine. 447; Steen
Bille, Beise der Galathea, I. 379.
*) De Chineesche speelhuizen worden toptafels of topbanen genoemd, raa
welk woord het eerste lid gevormd schgnt yan het Chineesche toe -po,
to-pok of to-pho, kansspellen spelen. Het recht om toptafels te houden
wordt door de Begeering verpacht (ygl. de noot op bl. 24). Gewoonlgk geeft
men in Ladiê den naam to-pho aan het Chineesche kaartspel, terwgl men
aan het dobbelspel dien van pho en aan een derde spel, waarbg tinnea
duiten of boonen in kopjes geteldof geworpen worden, dien yan taf ui toekent.
«) Dit is volgens Edeling, N. T. v. N. I. XXXL 288, de juiste schrgfwgze van
den naam die gewoonlgk Sontar wordt geschreven , zooals ook geschied is D. L 76.
Digitized by VjOOQIC
67
zindoostwaarts ombtugende, langs Pondok Oengoe en Eandong
voort tot aan de Tji Lingsi of riyier van Bekasi , aan welker andere
sgde Bekasi; yroeger de hoofdplaats van het Oosterkwartier ,
is gelegen. Bekasi is nog een plaats van eenige beteekenis,
heeft een landraad , ofschoon anders zulk eene rechtbank slechts
in de afdeelingshoofdplaatsen gevonden wordt ^ een gevangenis
en een in 1752 ingestelde pasar. In April 1869 had hier eene
ernstige nistverstoring plaats, die groote vrees verwekte voor
stoornis der ophanden feestviering bg gelegenheid van Batavia's
250]arig bestaan, maar gelukkig geen belangrijke gevolgen had.
Bgzondere merkwaardigheden levert Bekasi niet op, evenmin
als de verdere weg van daar over Nagrog, Tji Bidong, Oeloe,
Tji Tarik enz. naar de Tji Taroem , die de grensscheiding tusschen
de residentiën Batavia en Sjrawang uitmaakt.
Het land waardoor deze wegloopt, is laag, vlaken moerassig,
doorsneden van ontelbare kleine rivieren, die een moeilgk te
ontwarren watemet vormen , vooral ook omdat zg door zijtakjes
en troesans gedurig met elkander gemeenschap hebben. Eerst veree-
nigen zich de vooraf samengevloeide wateren van de Ealibaroeen de
Soenter met het riviertje Tji Loewar of Antjol, dat door de Antjolsche
vaart met Oud-Batavia verbonden is. Bg de uifcwatering dier vaart
in het riviertje, waar reeds ten tgde der Compagnie een versterking
was gebouwd , ligt nog heden een fort, dat met de batterg aan den
mond der Antjol (Moeara Antjol), een weinig ten westen van
Tandjong Priok, tot bescherming van Batavia tegen een aanval van
deze zgde bestemd is. De woningen van Ohineezen en inlanders,
zoowel die bg het fort als bg den riviermond, worden nog tot
de hoofdstad gerekend en vormen eene harer wgken. Maar de
Europeanen hebben sedert lang deze streek verlaten ^), die wegens
de uitwasemingen der moerassen van den met rhizophoren bedekten
modderbodem voor het ongezondste gedeelte van geheel Batavia
gehouden wordt Niets kan duidelgker toonen welke verande-
ringen in den loop der tgden de kustzoom langs de bocht van
Batavia heeft ondergaan , dan de vergelgking van den tegenwoor-
digen toestand dezer streek met de oude beschrgvingen van
O Zie reeds t. d. Bosch, K. O. I. bezittiiigen , U, 14
Digitized by VjOOQIC
68
den weg die yan Batavia naar Antjol Yoert. Heydt i) teekent
ons dien nog in 1744 als eene der heerlgkste wandelingen in
Batavia's omstreken, voerende door een onafgebroken rij van
bekoorlijke tuinen met sohoone landhuizen en een overvloed van
vruchten van allerlei soort. Wie aan een roeitochtje de voorkeur
gaf, vond daartoe te allen tijde op het kanaal de noodige vaartuigen ^
en te Antjol aangekomen, had men steeds de gewensohte gelegen-
heid zich aan verschen visoh of oesters van de bank aan de Maroenda
te vergasten. Tusschen het fort en den riviermond lag een tweede
reeks fraaie huizen en tuinen, die met een aangrenzend bosch,
dat een schoon terrein voor de jacht op wilde zwijnen bood,
onder den naam van Slingerland bekend waren.
Een weinig verder oostwaarts stroomt de Tjakoeng midden
door een moeras van groote uitgestrektheid, en omvat vervolgens
met de beide armen waarin zg zich splitst, en waarvan de linker
den naam van Tjakoeng behoudt en zich met twee monden.
Moeara Poetoes geheeten, in zee stort, de andere den naam van
rivier van Toegoe draagt • het ons door de nieuwe havenwerken
reeds bekende voorgebergte Tandjong Priok, waarbg ook vroeger
een landhuis was gelegen, dat men van Batavia, wegens den
grooteren afstand, niet licht te voet, maar per koets bezocht.
Aan de rivier van Toegoe ligt nog heden een gelijknamig dorp,
dat in de geschiedenis bekend is als het tooneel van het oproer
verwekt door den Ambonschen kapitein Jonker, die hier een
landgoed bewoonde ') , en zich onderscheidt door het bezit eener
kleine, in zeer vervallen toestand verkeerende gemeente van
Portugeesche Christenen, dochter der voormalige protestantsch-
Portugeesehe gemeente te Batavia, en thans de eenige in hare
soort in Nederlandsch Indië ').
Weder wat verder oostwaarts ligt het riviertje Maroenda,
saamgevloeid uit twee spruiten , de groote en kleine Maroenda ,
en waarmede ook het riviertje Eratan samenhangt, waarvan
1) Schauplatz, bl 77. Ygl Swaving, Batavia^s sanitaire geschiedenis. 65.
-) Zie boven D. II, bl. 413 De in noot 1 ald. yoorkomende uitdrukking
,, Toegoe aan de Maroenda** is niet Tolkomen juist.
') Van Bhijn , Reis door den I, Aroh. 569; Baddingh, Neerl O 1. 1. 27.
Digitized by VjOOQIC
69
men den mond nog meer oostwaarts ontmoet. Dan volgt de
meer belangrijke Tji Lingsi of rivier van Bekasi , die zich met
haren sterk kronkelenden loop^ hare talrgke voedingstakken en
hare mondingsarmen, over schier de geheele oostelijke helft der
afdeeling Meester Oornelis verbreidt. Het terrein tusschen de
uitwatering der Tji Lingsi en de Erawangsche door de Tji Taroem
gevormde grens, bestaat uit een bgna onafgebroken moeras^ door
de mondingsarmen der Tji Taroem en meer zuidwaarts door de rivier
Tji Earang doorsneden , welke laatste zich onder den naam van
Eomidjan hg het dorp Moeara Batoe Djaja in de Tji Taroem
ontlast. Alleen de oevers en mondingen der rivieren zgn hier
bewoond; al het overige terrein is drassige wildernis.
Ofschoon de boven beschreven Erawangsche weg over hooger
terrein voert en vooral aan zijn zuidkant de bodem zich allengs
begint te verheffen, treft men echter aan zijne beide zijden nog
een aantal rawa's aan, waarvan vele bepaalde namen dragen.
Van Tjakoeng af heeft men eerst aan zijne rechterzijde de Rawa
Oedjong Erawang en de Rawa Tembaga, wier naam ^kopermoeras^
beteekent en ontleend is aan de daar gevonden overblijfselen
van een schip — een afdoend bewijs van den jongen oorsprong
van den bodem — waarbij zich eenigkoperwerk bevond; daarna,
na Bekasi te zijn doorgegaan, heeft men aan de linkerhand de
Rawa Tjarawat, Gompol, Leleh, en op grooteren afstand van den
weg de Rawa Singkel^ Brengkok, Gading en Lintang. Men kan hieruit
wel nagaan dat over het algemeen bet schoonste en belangrijkste
deel van de afdeeling Meester Cornelis niet in het voormalige
Oosterkwartier, maar in den meer onmiddellijken omtrek van
Meester Cornelis of het oude Zuiderkwartier is te vinden.
De afdeeling Tangeran of het voormalige Westerkwartier is
in vele opzichten het evenbeeld' van het Oosterkwartier. Aan
den Erawangschen weg beantwoordt de aan het Molen vliet met
gang Cbanlan beginnende groote weg, die over Tangeran naar
Tji Eandiaan de Bantensche grens en zoo verder naar Serang voert;
aan Bekasi, de hoofdplaats Tangeran, die echter van meer gewicht
ia; aan de rivier van Antjol met de versterkingen aan haren mond,
de rivier van Angké, die, uit Buitenzorg komende, de grens
Digitized by VjOOQIC
70
tusBohen de afdeelingen Meester Oornelia en Tangeran beBcbrgfl:,
ook door een vaart of zijtak met de Tji Liwong verbonden ia en
ook aan haren mond een gelijknamig vissoheradorp en een
batterij voor de strand verdediging beeft, die het hier in den tyd
der Compagnie bestaan hebbend fort vervangt; aan de voorma-
lige huizen en tuinen langs de Antjolsche vaart, de thans evenzeer
verlaten lustplaatsen langs de Amanusgracht; aandeKaliBaroe,
de Mookervaart, die de Tji Dani met de Angké verbindt^);
aan de Tji Lingsi of rivier van Bekasi, de Tji Dani of rivier
van Tangeran, die even zoo de geheele afdeeling middendoor
sngdt, vele voedingstakken en een uitgestrekte delta bezit; aan
de Tji Taroem, de grensrivier met Erawang, de Tji Eandi,de
grensrivier met Banten; aan de kleinere rivieren tusschen de
Antjol en de Tji Taroem, de Eamal tusschen de Angké en de
Tji Dani en westwaarts van deze de Tji Rarap, wier rechter-
monding Moeara Maoek wordt genoemd , de Tji Leles en de uit
het Buitenzorgsche komende Mentjoeri (gewoonlijk Mentjereh
genaamd) met de mondingsarmen Banjawakan en Pasilian; aan
Tandjong Priok en den Hoek van Erawang, kaap Oentoeng
Djawa en Tandjong Eaïk'); aan de strandmoerassen langs de
kust der geheele westelijke afdeeling, die welke zich oostwaarts
van de hoofdstad tot Eramat, voorbg Tandjong Boeroeng, en
wederom van Moeara Maoek tot den mond der Tji Eandi uit-
strekken; eindelijk aan de rawa's langs den groeten weg naar
Elrawang, die in de nabijheid der Bantensche grens, waarvan
Rawa WanoengaU; Balèman^ Gelang en Waloe ten noorden en
Rawa Derian ten zuiden van den groeten weg naar Tji Eandi
gelegen zijn. Echter is in de afdeeling Tangeran de bodem over
het algemeen hooger en droger dan in het voormalige Ooster-
kwartier; zg is beter van wegen doorsneden en levert meer
afwisseling van tooneelen op.
Op den groeten postweg van Batavia naar Tji Eindi is het
eerste station Pising aan de Angké-rivier gelegen, op het punt
waar zij de Mookervaart opneemt. Yandaar volgt de weg eerst
de genoemde vaart in hare geheele lengte , en daarna, met zuid-
0 Zie Dl I, bl 75. «) Vgl Dl. I, bl. 26.
Digitized by VjOOQIC
71
waartsche ombuigiDg, den rechteroever der Tji Dani , welke riyier,
ofechoon in den drogen tijd ver beneden hare boorden blij vende,
die in het natte seizoen dikwijls oyerstroomt en den weg yernielt.
Het land waardoor de weg voert, is geheel vlak en biedt aan
de reohterzijde aan den blik des reizigers sleohts rgstvelden ,
schaars door geboomte afgewisseld , doch laat aan de linkerzgde
zgn oog rusten op de blauwe streep van het Buitenzorgsche
gebergte. Na van Batavia af 15 palen te hebben afgelegd, bereikt
men Tangeran, dat thans, als hoofdplaats eener afdeeling, de
zetel van een assistent-resident en een landraad is. Er is hier
gelegenheid tot verversohing en nachtverblgf.
Tangeran is een bijzonder levendig plaatsje. De Ohineesche
bevolking, die er onder een kapitein en twee luitenants staat,
bedraagt er meer dan 2000 zielen , en bewoont een met straten
doorsneden en met een tempel prijkende wgk, die zich langs de
oostzijde der Tji Dani uitstrekt. De pasar van Tangeran wordt
dan ook door gansche scharen van inlanders uit den omtrek bezocht,
tervrijl het veer over de Tji Dani, waarvan ieder die van Batavia
naar Banten reist gebruik moet maken , niet weinig tot de drukte
bgdraagt. Daarbg komt nog dat Tangeran het punt is waarvan
ook andere wegen in verschillende richting uitstralen. Yan de
plaats zelve, dus vóór men de rivier overgaat ^ loopt een weg eerst
langs den rechteroever der Tji Dani zelve , en daarna langs dien
van haren zgtak de Tji Litrang, naar Paroeng in het Buiten-
zorgsche. Op een uur afstands van Tangeran ligt aan dien weg
het landgoed Bergzicht, dat vroeger door Europeanen die te
Tangeran vertoefden , niet zelden bezocht werd , hetzij om er den
schoenen blik op het Buitenzorgsche gebergte te genieten , waaraan
de op een hoogte gelegen plaats haren naam ontleent, hetzij om
kennis te maken met de belangrijke indigofabriek , die hier in den
bloeitijd der indigocultuur aan vele Chineezen werk verschafte.
Thans is ook dit land, gelgk een zeer groot gedeelte der lande-
rgen in Batavia's Ommelanden, in handen van een Chineeschen
eigenaar, die er padi; klappers en katjang-tanah teelt, en zelfs
in offidëele stukken , zooals de Regeerings-almanak , is de naam
tot Bendgt verbasterd.
Digitized by VjOOQIC
72
Is men de rivier overgestoken, dan ziet men dadelijk twee
andere wegen zich van den postweg afzonderen, waarvan
de linker zuidwaarts naar Djasinga in Buitenzorg, de rechter
noordwestwaarts naar Eatapang aan het strand ten zuidwesten
van Tandjong Ecuk voert Yan Eetapang gaat dan weder links
een weg naar Tanara aan de Bantensche zijde derTjiEandi,en
rechts in noordoostelijke richting naar de kampongs Toasia en
Tandjong Eaïk^ die ook met een weg langs het strand over
. Eramat met de hoofdstad Batavia verbonden zijn.
Den groeten postweg zelven volgende rijdt men van Tangeran
met vele en sterke kronkelingen, die de afwisseling in de ver-
gezichten zeer bevorderen, over Betong, Tji Badak enSentoel,
naar het veer over de Tji Eandi. Waar de weg over hooger
terrein voert, opent zich bij sommige wendingen een schoon
vergezicht op de Bantensche bergen; waar hg door riviertjes
gesneden wordt, bereikt men den anderen oever over steenen
of overdekte houten bruggen. De bodem daalt weder wanneer
men het moerassig terrein langs de boorden der Tji Eandi nadert.
De overtocht geschiedt ook hier met een sasakh of veerpont;
die door middel van een zwaar rotantouw wordt o vergetrokken.
Gemakkelijk bij gemiddelden waterstand, wordt die overtocht
bezwaarlgk wanneer na langdurige droogte het water tot ver
beneden de oevers daalt, en hoogst gevaarlgk wanneer na zware
regens de wateren plotseling zwellen , en, de oevers in een oogenblik
overschrijdende, onder oorverdoovend bruisen , boomen ontwortelen
en alles medevoeren wat zij op hunnen weg ontmoeten. Maar het
zijn juist die bandjirs waaraan de rivier onderhevig is, die hier
het leggen eener brug hebben verhinderd.
Eeeren wij thans in gedachten naar Meester Oomelis terug,
en volgen wg den groeten weg naar Buitenzorg tot aan den.
eersten post Bidara Tjina , bij een gelijknamig landgoed gelegen.
Minder breed dan waar hij van Weltevreden naar Meester Gomelis
voert, vormt hij hier een aantal bekoorlgke kronkelingen. Eene
kleine daling noodzaakt weldra de paarden om de aanraking
met het achteraan rollend rgtuig door vliegenden ren te ontsnappen,
terwgl een oogenblik later een snerpend zweepgeklap, begeleid
Digitized by VjOOQIC
73
door het schril geschreeuw der inlanders , die, van de bank achter
den wagen gesprongen, met de paarden een dollen wedloop
schgnen te honden ; de arme dieren tegen de kleine hoogte opdrijft,
op wier top zij onder eene groote loods , die dwars OYer den weg
gebouwd is, den eindpaal yan hun arbeid hebben bereikt. Alle
poststations op Java zgn ongeveer op dezelfde wijze ingericht.
Wg behooren niet tot de reizigers die haast hebben , — anders
trouwens hadden wg den spoorweg genomen, die u, toch ook
nog zonder verontrustende haast, de 55 palen van het station
Batavia tot het station Buitenzorg in ongeveer anderhalf uur
doet afleggen. Wg gaan dus iets doen wat in Indiê slechts in
den smaak van weinigen valt. Wg gaan eene lange wandeling
in deze streek ondernemen, overtuigd dat een reiziger die over
de schoonheid der natuur van Java wil medepraten^ nog wat
anders te doen heeft dan zich zoo snel mogelgk over de groote
w^^n te laten rondvoeren i).
In de streek, waar wg ons bevinden ^ bestaat de bodem uit
roode klei, waarin door het van de bergen ten zuiden naar het
lage strand afistroomende water kleine dalen zgn uitgespoeld.
Yan die stroomen zijn de Tji Liwong, de Tji Pinang en de
Soenter nog overig en met de gegraven Eali Baroe verschaffen
zg het water aan een groot deel der sawahs, die thans den
voor de kuituur geëffenden bodem bedekken. De hoogere ruggen
die zich daar tusschen verheffen, en nog van de oorspronkelgke
ongelgkheid van den bodem getuigen, zijn deels met sawah
tadahhan, die alleen door regenwater bevochtigd worden <), deels
met in boschjes verscholen kampongs bedekt. De lucht is hier
reeds veel zuiverder en frisscher dan aan het strand en zelfs
beter dan te Weltevreden , waarom dan ook te Eampong Makasser ,
ruim zes palen verder dan Bidara Tjina rechts van den postweg
gel^^n, een particulier gezondheidsétablissement is gesticht,
waarvan veelvuldig wordt gebruik gemaakt.
') De wandeling die ik hier in hoofdtrekken besohrgf, is werkelgk yerricht
door den heer A. C. J. Edeling, chef yan den hjdrographisohen dienst in
K. I., en onder den ütel „botanische wandeling in den omtrek van Bidara-
Ijina,* beschreven in het N. T. y. K. I. XXXL 287.
s) Zie D. L 517.
Digitized by VjOOQIC
74
Wij Yolgen aan?ankelijk den grooten weg en kannen als voet-
gangers zijne gesteldheid beter opnemen, dan zij die er met den
reis wagen overheen ijlen. Het is een schoone en goed onder-
houden grintweg, maar daar hg vrg stoffig is, wandelen wg
liever over den grasrand die hem bezoomt en netjes aan
de kanten is a%estoken. Aan weerszijden van den rijweg zgn
heggen geplant en slooten voor den afvoer van het water ge-
graven, terwijl de uitgegraven grond aan de buitenzgde een soort
van lage borstwering vormt. De telegraafdraden die langs den
weg zgn gespannen, rusten op de horizontale takken van daar-
voor op regelmatige afstanden geplante kapokboomen. Hier de
Europeesohe beschaving, daarnaast een tooneel dat ons duidelgk
toont, hoe weinig hare weldaden nog tot den inlander zgn door-
gedrongen ! Aan onze linkerhand ligt langs den weg een strook van
omstreeks 15 schreden breedte, die de pedati- weg genoemd wordt;
want niettegenstaande de groote wegen door de heerediensten
der bevolking onderhouden worden, mogen de Javanen zelven
die niet met hunne pedati's bergden. Om dien karreweg bekom-
mert zich niemand; hg verkeert doorgaans in den ellendigsten
toestand en in het natte jaargetgde moet er de Javaansche kar-
revoerder vaak voortsukkelen door brcede en diepe modderplassen,
terwijl hij den Europeaan over effen baan daarnevens ziet voort-
snellen. Die stuitende ongelgkheid heeft menigen vreemdeling
harde woorden over de onmenschelijke behandeling der Javanen
door de I^ederlanders op de lippen gelegd. Gewoonlijk wordt
daarop geantwoord , dat de zware , plompe pedati's , welker raderen
uit eene enkele houten schijf bestaan , en die door logge buffels
tragelijk worden voortgesleept, de schoone wegen in korten tgd
zouden vernielen en onbruikbaar maken, en dat de Javaan, die
zoo aan zgn oud, gebrekkig voertuig gehecht is, dat hg elke
verbetering daarvan afwgst, zich dan ook maar getroosten moet
wegen te gebruiken, die in allen gevalle niet slechter zgn dan
die waarvan hg zich van oudsher bediend heeft; — in één woord,
dat de pedati en de pedati- weg bij elkander behooren en dat daarom
de Javaan zelf de zaak vindt zooals zg behoort. Zeker is hierin
veel waars, maar toegegeven dat de Javaansche kar van den
Digitized by VjOOQIC
75
grooten weg moet verbannen big ven , rijst toch de vraag of het
daarom noodig was den karreweg zoo geheel te verwaarloozen ^
als doorgaans op Java het geval is. Want de besohrijving hier
van den postweg naar Buitenzorg gegeven^ is in de hoofdzaak
op al de groote wegen van het eiland toepasselijk; en overal
ziet men den Javaan met zijn kar hortend en stootend door het
slgk plassen, terwgl zgn Europeesche meester over een weg veelal
zoo effen als een kolfbaan rgdt.
In de onmiddellijke nabijheid van het poststation van Bidara
Tjina is een zich allengs uitbreidende kampong gelegen , waarop
de erven van eenige Europeanen volgen, wier ingang door wit-
gekalkte paaltjes is aangewezen. Weldra vertoont zich een prachtig
tafereel. De weg loopt onder de breede bogen van een paar
kolossale waringins door, die, daar hg juist op dit punt eene
wending links maakt, het doorzicht gunnen op een kleinen aan-
plant van hoog oprgzende kokosboomen. Nu houden weldra de
Europeesche woningen op en ziet men slechts nu en dan inland-
sohe huisjes, door vruchtboomen of sirihtuinen omgeven, en
steeds door pagers van den weg afgesloten. Eene uitzondering
daarop maken alleen de warongs, die op vele plaatsen onmiddel-
Igk aan den weg zgn opgericht, en steeds druk bezocht zijn
door koeli's die hun pikolans (vrachten) daarbuiten hebben af-
gezet, en karrevoerders, wier pedati's veelal in een lange rij
bg de warongs staan te wachten.
Bg paal 9 verlaten wij den grooten weg en slaan rechtsaf
een pad in, om een blik te werpen op de Tji Inwong. Aan
den ingang van het pad staan een paar schoone asem- of tamarinde-
boomen; verder op is het aangenaam beschaduwd door doekoe-,
mangga- en andere vruchtboomen, waartusschen zich weldra
nogmaals een tamarindeboom verheft, die als een reus boven de
hem omgevende dwergen uitsteekt en wiens ruwe stam geheel
met de woekerplant djalamampang (Scindapsus pertusus) is bedekt,
van wier luchtwortels de inlanders touw draaien, terwgl zij de
bladeren als wormdrgvend middel aan de paarden geven. Het pad
dat wg volgen, loopt over een landtong, aan welker uiteinde de kam-
pong Lengkong aan de rivier is gelegen, en snijdt op eenigen afstand
Digitized by VjOOQIC
76
vandaar eene oude uitgraving, die eenmaal een boogvormige gracht
Yormde , links en rechts op de rivier steunende en uitmuntend ge-
schikt om tot verdediging der landtong te strekken. De overlevering
v^il dat zg het overblgfsel is eener benteng, hier door gevluchte
Chineezen na den moord van 1740 opgeworpen, maar door de
Hollanders vernield, en heeft zelfs den waarschijnlijk aan een
soort van vruchtboom ontleenden naam van het naburige Bidara
Tjina daarmede in verband gebracht, die door een kleine wijzi-
ging aan het bloed der hier verslagen Chineezen zou kunnen
doen denken ^). Wg dalen afin de gracht , aangelokt door de dichte
schaduw van een boschje, door eenige stoelen van bamboe andong
en eenige terep- en pangei-boomen ') gevormd, en de rijke ver.
scheidenheid van plantengroei die daar den voor de zonnestralen
beschutten, steeds vochtigen bodem bedekt. Nog een weinig
verder en wij zgn aan de schier het gansche jaar doorwaadbare
rivier, waarin zich een aantal inlanders, mannen en vrouwen,
met baden verlustigen. Het bed der rivier is diep uitgespoeld
in de roode klei, gevormd door de verwering der daaronder lig-
gende witte wadas ^), die hoofdzakelijk door trachietrolsteenen
is gevormd; de boorden verheffen zich hier en daar tot 40è.50
voet boven den waterspiegel. '
Om op den groeten weg terug te komen , loepen wij onder
vruchtboomen door over het erf van een inlander, die ons uit
de verte reeds zijn „tabé toewan ** (wees gegroet, mijnheer!) toe-
roept, dat, als wg nader komen ^ door een niet minder beleefd
„mampier toewan ^ (kom binnen, mgnheer!) gevolgd wordt. Wij
nemen de uitnoodiging aan , een schoone mat wordt op de balé-
balé gespreid , en wij gaan zitten omringd door de huisgenooten
en buren, die zich op een tweede balé-balé of gehurkt op den
grond nederzetten. Men moet bij zulke gelegenheden op zonder-
linge vragen verdacht zijn. Als gij b. v. een verrekijker bij u
hebt, is er alle kans dat men uwe hulp voor het opsporen van
O Bidara Tjina beieekent waarsohijnlijk de eene of andere bg de Chineezen
geliefde yersebeidenheid van Zizyphus jujuba (zie D. I. 572). Bedarah Tjina
zou in het Maleisch kannen beteekenen: met Ghineesch bloed bevlekt.
«) Zie DL I. 573. ») Zie Dl. I. 482.
Digitized by VjOOQIC
77
gestolen goederen inroept, en als gij yerklaart niet te kunnen
helpen, zal men dit niet aan onmacht maar aan onwil toeschrijven.
Wg komen een weinig verder op den groeten weg uit dan
wg dien verlaten hadden, wandelen terug tot aan het vroeger
ingeslagen voetpad, en slaan nu een pad aan de andere zgde
ia, dat ons met weinige* schreden aan de Kali Baroe brengt. Deze
gegraven vaart , die slechts ongeveer 5 meters breed is , ligt
veelal bgna geheel droog, daar het water ten behoeve der sa-
wahs wordt a%etapt. O&choon de bedding niet zoo diep ligt
als die van de Iji Inwong^ zgn de oevers steil en , daar ze elkan-
der zeer dicht naderen, op sommige plaatsen schier geheel voor
de zonnestralen beschut, .waarom men hier een rgke vegetatie
van struikgewas aantreft.
Een bamboebruggetje dat over de vaart ligt; brengt ons,
schoon onder onze voeten wankelend, aan de overzgde. Onze
weg is weder door pagers omzoomd ^ bgna geheel gevormd uit
omstreeks vgf voet boven den grond afgekapte sapanboompjes *),
die met de daartusschen hangende omgehouwen topeinden een
ondoordringbare omheining vormen. Straks wordt onze opmerk-
zaamheid getrokken door een luid geschreeuw. Door een nauwe
opening in de heg komen wij op een open, door mangga's,djam-
boe's; nangka's, ramboetan's *) en andere vruchtboomen omgeven
plek vóór een inlandsche woning, en bemerken nu dat de kreten
door een schaar inlanders geuit worden met het doel om een
oeloeng-oeloeng of kiekendief (Haliaëtus Indus); die met breede
vleugelslagen wgde kringen boven hun hoofd beschrgft^ te verjagen.
Die vogel is de gevreesde vgand van den hoenderhof; straks ver-
nemen wg dat hg een geroofd haantje nog levend uit zgn klau-
wen op het erf heeft laten vallen. Dit zal nu zeker met groote
zorg worden opgekweekt ; want na aan zoo ernstig gevaar ontkomen
te zgn , zal het een vechthaan wezen van buitengewone waarde.
Wg gaan verder en zien in de schaduw der heg veelvuldig
een vetplantje groeien , Ealanchoë acutifolia genaamd. Deze plant
onderscheidt zich door een bgna onverwoestelgke groeikracht.
Men kent voorbeelden dat een takje er van in een gesloten mail-
^) Zie Dl. I. 543. ») Zie Dl. I. 572-574.
Digitized by VjOOQIC
78
koffer naar Nederland oTergebraoht^ daar in een warme kamer
op vochtige aarde geplaatst, weder nieuwe blaadjes ontplooide.
Maar ons pad yoert ons allengs uit het geboomte. Tot dus-
verre wandelden wg in de schaduw der kampongbosohjes, thans
staan wg voor het open gebied der sawahs. Wg betreden het
twee k driehonderd meters breede , geheel geëffende dal , door de
Tji Pinang uitgespoeld ; slechts hier en daar erkent men tusschen
het welig groen der padi aan een zilverachtigen glans den zwak-
ken waterstraal van het stroompje. Het voetpad gaat naar den
overkant over een broeden dijk, dwars door de sawahs gelegd,
doch hier en daar afgebroken om het water den afloop te ver-
zekeren. De dus gescheiden deelen van het pad zgn verbonden
door vondertjes uit een enkelen boomstam bestaande, waarop
de blootsvoets gaande inlander zich vrg wat gemakkelgker staande
houdt dan de geschoeide Europeaan.
Onze wandeling wordt nog moeielgker nu wg ons pad met
de nauw een voet breede galengans ^) tusschen de sawahs verwisse-
len. Daar vertoont zich eensklaps aan onzen blik een gevaarlgke
slang, een Naja tripudians >) ; die als een schgf ligt opgerold.
Maar voor wg de plek bereikt hebben is zij in het water ver-
dwenen. De giftige slangen ontwijken den mensch en zgn slechts
gevaarlgk als men ze aangrijpt of er op trapt.
Zonder ongelukken zgn wg eindelgk de sawahs doorgekomen ;
wij gaan een zeer kunsteloos bruggetje over en bereiken eene
hoogte, waarop wg ons eenige oogenblikken nederzetten om uit
te rusten van den bezwaarlgken tocht Een heerlgk tooneel
breidt zich hier uit voor onzen blik. Het welige padi-groen ver-
toont zich aan onzen voet als een breede tweearmige stroom^
die een eiland omvat en zich daarna tusschen de kampongbosch-
jes verliest. Zoo ver het oog kan doordringen in de witte troebele
lucht ondekt het eene herhaling dier groene stroomen, dier eiland-
jes, dier boschjes; maar boven den nevel schijnen de kruinen van
den Gedé en den Megamendoeng als in de lucht te zweven , ea
aan het uitspansel trekken de stapelwolken met tragen gang
naar het gebergte, zwoegend onder den last des waters dat ftg
O Zie Dl. I. 518. =) Zie Dl. I. 228.
Digitized by VjOOQIC
79
Tan de zee naar het binnenland overbrengen , tot zij zich tegen
het gebergte te barsten stoeten. Maar aan dit schoone tooneel
schgnt leven en beweging te ontbreken. Ware het niet dat zich
enkele inlanders op den dgk met hengelen bezig hielden, dan
zouden de uit de kampongboschjes en sawahs hier en daar
opstijgende rookkolommen het eenige bewegelijke element in
dit tafereel vormen. Die rook stggt eohter zoo langzaam omhoog,
die visschers zijn zoo onbewegelijk aan hun plaats genageld,
dat zg de kalmte , de rust, die hier de geheele natuur ademt;
geen oogenblik verstoren.
Na ons eenige oogenblikken in dit schouwspel verlustigd te
hebben, zetten wg onzen weg langs de sawahs in zuidelijke richting
voort, slaan een pad aan de linkerhand in en volgen het tusschen
kampongboschjes en akkers, nu eens door het eentonig gezang
der cicaden , die vaak in groot aantal op eene struik bijeen zitten ,
dan door het schor geblaf van spitsoorige honden ') gestoord ,
tot wg, allengs rijzende, den hoogsten rug van den omtrek
bereiken, die, met braakliggende gronden en grasvelden bedekt ,
tot weide strekt van een aantal, door kleine kinderen bewaakte
buffels, op wier rug eenige vogels rustig nederzitten, die
hen van lastige acarieden bevrijden *). Na ons ook hier weder
een poos verlustigd te hebben in de bekoorlgke afwisseling van
fraaie boomgroepen en open plekken die het verschiet oplevert,
dalen wg weder van de hoogte af, en steeds de paadjes volgende
die zich tusschen den dichten, vaak doomigen plantengroei kron-
kelen, vinden wg ons eensklaps verrast door den aanblik eener
plek die geheel met varens en cyperaceeën bedekt is. Wij treden
nader en voelen dat de grond ons onder de voeten wegzinkt.
Wg hebben een plekje betreden door de inlanders Bawa Pondok-
tjempaka genoemd, het overblijfsel van een veen dat vroeger
het geheele hier uitgespoelde valleitje bedekte , maar steeds meer
en meer door den aanleg van sawahs beperkt wordt. Groote
pollen, door de ruikervormige opeenhooping van planten op de
hoogere plekken ontstaan , zgn a^ewisseld door met water gevulde
geulen, waarop eeiie vegetatie van gras en kleine cyperaceeën
^) Zie Dl. I. 188, Ö97. ^ Zie Dl. I. 242.
Digitized by VjOOQIC
80
drijft. Wanneer echter de droge moeson is gekomen, zal deze
plek allengB een geheel ander voorkomen erlangen. Als het gras
der vlakte verdord is en een bruine kleur heeft verkregen, zullen
de inlanders hun bu£Eels in de moerassen jagen, en dezen zullen spoe-
dig afscheren wat hun behaagt, en wat hun niet behaagt vertrappen
en vernielen. De turf dien deze ea dergelgke rawa's opleveren ,
is als brandstof van zeer geringe waarde.
Doch de zon begint reeds ter kimme te neigen en het wordt
hoog tgd dat wg op den terugtocht bedacht zgn. De dagvlinders
zijn reeds verdwenen; de kolossale Saturnia Atlas ^), die ons
enkele malen voorbjjfladdert , is reeds de voorbode der duisternis.
De frischheid neemt toe , de heerlijkste bloemengeuren verkwikken
ons. Wel verre van de vermoeienis onzer lange wandeling te
gevoelen, ademen wg zoo vrg en bewegen ons zoo licht, dat
wg schier ongemerkt de hoogte bg de Tji Pinang weder bereikt
hebben. Wij zien de zon zich nog als een groote vurige schgf
verheffen boven het geboomte dat de westerkim bepaalt, maar
weldra zinkt zij daarachter weg en verguldt nog slechts de toppen
der hooge palmen ten oosten. Om ons heen heerscht de diepste
stilte; geen twggje trilt, geen blaadje ritselt Donkere schaduwen
spreiden zich over ons pad, breede uit één punt uitstralende
lichtbundels teekenen zich aan de lucht, de verstrooid drijvende
wolken tooien zich met purper en goud. Nog een oogenblik en
het spel der kleuren is verdwenen ; de nachtvogels beg^nen ons
te omfladderen. Toch straalt van het uitspansel het zachte licht
van ontelbare sterren op ons pad, genoeg om ons den weg te
wgzen waarlangs in weinige oogenblikken Bidara Ijina weder
is bereikt.
Niet dikwgls zullen wg ons op onzen langen tocht over Java
de weelde van zulk een wandeling kunnen veroorloven. Wg
zouden dan gevaar loepen om, zooals eene duitsche spreekwgze
zegt, om den wille der boomen het bosch niet te zien. Toch
kan de vriend der natuur zich niet altgd met den indruk der
groote massa's tevreden stellen; hg gevoelt nu en dan de behoeft»
om ook bij de bgzonderheden stil te staan.
1) Zie DL I. 190.
Digitized by VjOOQIC
81
Den volgenden morgen snellen wg langs Rustenburg naar
Eampong Makasser , en vandaar naar het tweede poststation , dat
op het door zgn pasar bekende landgoed Tandjoeng Oost, op
eene hoogte van 56 mijlen boven het zeevlak, bg den IS^^opaal
is gelegen. Nog vier palen verder en wg hebben de grensschei-
ding der afdeeling Buitenzorg, de grootste en schoonste van de
residentie Batavia , bereikt. Wg hebben slechts den rit over den
postweg voort te zetten om na nog 19^ paal van de grens af te
hebben afgelegd , hare hoofdplaats te bereiken. Het derde poststation
is Tji Manggies; het vierde de districtshoofdplaats Tji Binoeng,
waar men reeds tot eene hoogte van 146 meters boven de zee
gestegen is, het vijfde Tji Loewar, reeds in het district Buitenzorg.
Yanhier wendt de weg zich een weinig westwaarts naar het
bed der Tji Liwong, dat hij weldra overschrijdt door middel
eener in 1822 gebouwde brug, die met stouten boog de rivier
overspant. Tot dusverre heeft de weg voor hem die reeds met
den sawahbouw gemeenzaam is, niet veel genot opgeleverd, be-
halve het vergezicht op het gebergte , dat steeds belangwekkender
wordt naarmate de omtrekken van den Salak en den steeds roo-
kenden Gedé zich duidelijker aan den gezichteinder beginnen te
teekenen. Lommerrijk geboomte was schaarsch en het scheen
wel dat op de landgoederen die hg langs of door reed, huizen
en parken zich met ngdig opzet aan zgn blik hadden onttrokken.
Maar hier aan de Iji Liwong verandert het landschap van gedaante.
Lizonderheid is het aan hare overzijde gelegen Eedoeng Badak
ab een der bekoorlijkste plekken van Java bekend. Op eene
hoogte ligt een groot Indisch huis met ruime zalen , een twintigtal
logeerkamers en koele buitengalerijen , en omgeven door een
heerlgk park van rozen, vanilleplanten, notemuskaat- en kanarie-
boomen. Dit huis is ingericht als een logement en verleent huis-
vesting aan Europeanen, die hier in de koele berglucht herstel
van krachten komen zoeken, ofschoon het voor Chineézen en
Inlanders zgne poorten sluit. Op dezelfde hoogte^ een weinig meer
naar voren, is een koepeltje gebouwd^ vanwaar men het heerlgkste
uitzicht geniet Ylak daarvoor breidt zich een kleine vallei uit
door een beek doorkronkeld , tot een grasperk aangelegd en afge-
in. «
Digitized by VjOOQIC
wiaseld door sohoone waterpartgen met yrolgk plassende fonteinen
en aardige roeischuitjes. Die vallei wordt begrensd door den post-
weg, herkenbaar aan de brug over de Tji Liwong en een tweede
meer verwijderde over een kleinen zijtak, aan de kapokboomen
die de telegraafdraden dragen, aan het donderend geratel der
rgtuigen en aan de ontelbare pedati's die dag en nacht over
den daarnaast loopenden karreweg heen en weer trekken. Aan
de overzijde van den weg toont de allengs rijzende grond de
heerlgkste afwisseling van grasperken, dessa's in 't geboomte
verscholen, klapperboschjes , suikerriet-plantsoenen, koffietninen
en rgstvelden, en altijd heffen daarachter met dezelfde majesteit de
Salak, de Gedé en de Pangerango hunne trotsche kruinen omhoog ').
Een weinig voorbij Eedoeng Badak vereenigt zich de groote
postweg met een tweeden rgweg van Batavia naar Buitenzorg,
den zoogenaamden Westerweg. Deze treft, van Tanabang uit-
gaande, met den spoorweg samen bij Pasar Mingo, de eerste
halt na Meester Cornelis. Yan hieraf loopt hij steeds naast den
spoorweg; nu eens ter rechter-, dan weer ter linkerzijde^ en
verbindt al dezelfde plaatsen die tevens halten voor den spoor-
weg zijn: Lenteng Agong; Pondok Tjina, de eerste plaats in
het Buitenzorgsche ; Depok aan de Erokot, bekend door zgn
bosch ') en door zijne gemeente van inlandsche Christenen , in
1744 gesticht door de op voorwaarde van bekeering bg testament
vrijverklaarde slaven van den Raad van Indiê Chasteleyn ^) ;
Tji Tajem op het land Pondok Terong, in de nabijheid der warme
koolzuurhoudende bronnen van het land Sawangan; BodjongOedé,
en eindelijk Tji Leboet, dat met zgn fraai gelegen landhuis
ook tot de schilderachtigste plekjes van Buitenzorg mag gerekend
worden. Tji Tajem kan men bovendien nog langs een derden
weg bereiken, die eigenlijk de voortzetting is van den Tana-
bangschen weg en over Grogol^ aan een gelijknamig riviertje dat
zich in de grachten van Batavia verliest, naar het landgoed
Simplicitas en de marktplaats Pasar Djoemahat (Yrgdagmarkt)
O Zie Groen, Mgnieringen in het koepeltje yan Eedoeng Badak. GKds,
1861, II 350.
=) Zie boven, bl. 33 3) Buddingh, N. O I I. öO; yan Rhgn, Reis. 56.
Digitized by VjOOQIC
83
Toert, die beide nog in de afdeeling Meester Cornelis aan de
Paaanggrahan, een voedingstak van de Tji Angké^ gelegen zijn.
De Buitenzorgsche grens spoedig daarna overschrijdende, volgt
de weg, bgna tot Tji Tajem toe, den rechteroever van het
genoemde riviertje in eenigszins zuidoostelijke richting.
Bij de laatste wending van den postweg, die vandaar over
eene lengte van twee k drie duizend schreden lijnrecht op Buiten-
zorg aanloopt, staat op een breed voetstuk een 60 voet hooge^ in
1839 opgerichte steenen obelisk, met het Nederlandsche wapen
versierd, en algemeen onder den naam „de Pilaar^ bekend.
Het wit gekalkte gedenkteeken , dat geen ander doel schijnt te
hebben dan de verfraaiing van het uitzicht dat de Gouverneur-
Generaal van zijn paleis geniet, steekt scherp af by den blauw-
groenen, door den Salak ge vormden achtergrond.
Wg hebben nu de wegen leeren kennen die naar Buitenzorg
voeren en zullen ons thans met de plaats zelve en haren onmid-
dellgken omtrek trachten bekend te maken. Zorgen wg echter
eerst voor een logement. De keuze kan niet twgfelachtig zijn.
Het Hotel Bellevue draagt niet slechts dien veel misbruikten
naam , maar verdient dien ook. Het uitzicht dat men geniet van
de achtel'galerij, waarop een groot deel der kamers uitkomen ^ is
trotsoh boven alle beschrgving. Men kan het echter meestal alleen
in den vroegen morgen ten volle genieten , daar zich reeds tegen
tien ore de wolken beginnen samen te pakken, die weldra de
toppen der bergen voor den vorschenden blik zullen verbergen ^).
Aan zgn voet ziet men het diep gegroefde dal van de TjiDani,
waarover een houten brug is geslagen. Het bruinachtige water
is van alle zijden ingesloten door groene loofwanden : voor u door
een kleine landtong, waar inlandsche huieges onder het geboomte
Bohnilen; rechts door een heuvel , door een groep palmen gekroond;
links door een rg hooge kokosboomen. De achtergrond wordt
gevormd door de indrukwekkende massa van den drietoppigen ,
tot in het diepst zijner ingewanden uiteengescheurden Salak,
wiens hellingen zich, sedert zijne vuren zijn uitgebluscht, met
de bekoorlgkste afwisseling van cultuur en bosch hebben getooid.
•) YgL D. I, bl. 20.
Digitized by VjOOQIC
84
Naast den hoogsten top, den Goenong Gtidjah, vertoont zich de
eigenlijke Goenong Salak ten westen, en de Goenong Tji Apoes
ten oosten; werkelgk zijn zij de drie hoogste punten van een
bergnok; die niets anders dan de oude kraterrand des vulkaans
is. De krater is noordwaarts verlengd in een diepe kloof, die aan het
daarin samengeloopen water een uitweg verschaft door de beek
Tji Apoes, die zich bruisend en schuimend met koene sprongen
over de rotsblokken een weg baant naar de vlakte, door welke
zg zich voortkronkelt tot zij zich dicht bij Tjampea met de Tji
Dani vereenigt. Rijstvelden en koflSetuinen bedekken de lagere
hellingen des bergs tot eene hoogte van 2000 k 3000 voet;
terwijl de weligste vegetatie van palmen en ander trotsch geboomte
vandaar tot aan zijne hoogste toppen opstijgt. Links van den
Salak ziet men op grooteren afstand den slanken regelmatigen
kegel van den Pangerango *) zijn kruin omhoog heffen. Hij is
de hoogste top van het omvangrijke stelsel van den Gedé, welke
naam in engeren zin gedragen wordt door de weinig minder hooge,
kale rotswanden van den gedurig lichte rookwolken omhoog zenden-
den krater, die daar achter voor onze verrukte blikken opdoemen.
Buitenzorg onderscheidt zich door een frisch en gezond klimaat ,
wat minder nog aan de hoogte zijner ligging — deze verheft zich
slechts 265 meters boven het zeevlak — dan aan de hier schier
dagelijks voorkomende regenvlagen en onweders is toe te schrgven.
Als afdeelings-hoofdplaats is het de zetel van een assistent resident
en van een landraad. De Chineezen, die er onder een kapitein
en twee luitenants staan, hebben er langs den weg naar denMe-
gamendoeng een uitgestrekt en bijzonder net kamp; de Europe-
anen vele fraaie huizen, een kerkje dat zoowel voor den room-
schen als den protestantschen eerdienst wordt gebruikt, een school,
een welingerichte kazerne en twee goede logementen ; de inlanders
een moskee, een school en een druk bezochte markt. Wat echter
te Buitenzorg vooral onze aandacht verdient, is het park met het
^) Dat de hoogste top van den Pangerango den naam van Mandala Wangi
zou dragen , zooals ik D. I. 74 , op gezag van Junghuhn mededeelde, 8ch{jnt
eene dwaling van dien schrijrer te zijn, waarover ik breeder gesproken heb
in het Tijdschrift van het Aardr. Oen. D, III, bl. 269.
Digitized by VjOOQIC
85
paleis dat de gewone verblijfplaats is van den Gouverneur-
Generaal , en waarmede ook de wereldberoemde botanische tuin
één geheel uitmaakt Het park vormt een zeer onregelmatigen ,
zich van het noorden naar het zuiden uitstrekkenden rechthoek,
die links van den postweg tot aan de Tji Liwong reikt. Be-
halve aan de oostzijde, waar het door de rivier bepaald wordt,
is het door eene levende haag omgeven, met drie ingangen: één
aan de west-, één aan de noord- en één aan de zuidzijde. De
noordelijke helft wordt door het paleis en het park, de zuidelijke
door den botanischen tuin ingenomen. Het terrein is grootendeels
vlak , met een zachte helling naar het oosten ; het wordt door
onderscheiden beken, die den aanleg van vijvers gemakkelijk
maakten, zg wegen en voetpaden doorsneden ; en is, met uitzon-
dering van een klein gedeelte in de onmiddellijke nabijheid van
het paleis, op de meest liberale wijze voor het publiek geopend.
Het paleis zelf verrijst tegenover den noordelijken of hoofd-
ingang, waarvan het gescheiden is door een uitgestrekte gras-
vlakte, aan de beide zgden door hoogstammig geboomte inge-
sloten, en waaraan eene talrijke kudde volkomen tamme Javaansche
herten leven en beweging schenkt. In het midden van dit grasperk
ligt een groote ovale vgver en daarachter rust de blik op het pa-
leis zelf, dat uit eene uitgestrekte aaneenschakeling van gebouwen
bestaat, waarvan de breedte in geene goede verhouding tot de
hoogte staat, daar men ook hier het aanbrengen van verdiepingen
heeft vermeden. Het oude paleis ^ waarop wèl eene verdieping
gebouwd was, werd den lO^en October 1834 door eene aardbeving
vernield, en men heeft bij den wederopbouw, om eene dergelijke
ramp zooveel mogelijk te voorkomen^ voor het gemis van hoogte
vergoeding moeten zoeken in de breedte der vleugels. Toch maakt
het geheel een grootschen indruk. Met een broeden trap van 17
marmeren treden stijgt men op naar het hoofdgebouw , waarvan
de kroonlgst door Jonische zuilen wordt gedragen, terwijl daar-
achter een met een koepel gedekt torentje verrijst, waarvan, als
de Gouverneur aanwezig is, steeds de Nederlandsche vlag waait ^).
O In de Rmnphia van Blume is het oude paleis afgebeeld op plaat 155 ,
bet nieawe op plaat 171. In de „Yues de Java*' van den beer van Braam
Tindt men niet aUeen de vóór-, maar ook de achter- of parkz{jde afgebeeld.
Digitized by VjOOQIC
86
De zuid- of parkzijde heeft een yooruitspringend, door zuilen
gedragen middendeel met fronton en aan weérazyden eene breede
galerij, waarran het dak eyeneens door zuilen geschraagd wordt
Het uitzicht dat men vanhier en ook uit de schoone en reus-
achtig groote eetzaal geniet, is nog schoener dan dat aan de
Yoorzgde. Een yijyer met zwanen beyolkt, yeel grooter dan die
aan de yoorzgde en een onregelmatigen driehoek yormende, na-
dert met zijne beide peeryormige yerlengingen tot dicht aan den
yoet yan het gebouw , terwgl men daarachter het oog laat weiden
oyer reusachtige boomen , heerlgke bloemperken , een yolière met
prachtig geyogelte, en in het verre verschiet weder op het blauwend
gebergte^ aan welks langzaam oprgzende hellingen dichte bosschen
en donkere ravijnen met dorpen en rijstvelden afwisselen. Nabij
het westeinde van den genoemden vgver is een tempeltje opgericht
met een cenotaaf ter eere van de in 1815 overleden gade van
den Luitenant-Gouverneur Raffles '). Maar het treffendst tooneel
levert de kleine begraafplaats op , die zich op eenigen afstand ten
westen van het slot bevindt. Hier vormen met zorg verpleegde
bamboestoelen natuurlijke zuilen en zuilengangen; die het beeld
van een machtigen Gothischen kerkbouw voor den geest roepen ').
Onder de personen wier grafsteden men hier wijst, grootendeels
in Indië gestorven familieleden van verschillende landvoogden,
verdienen de Gouverneur-Generaal de Eerens en vooral de jong
gestorven natuurkundigen Euhl, van Hasselt en Boie bijzondere
vermelding. Gelijk Euhl en van Hasselt gedurende hun leven
door gemeenschap van studiën en reizen en door de hartelgkste
vriendschap verbonden waren, zoo is ook op dezelfde plek voor
beider gebeente een rustplaats bereid.
De plantentuin is eene schepping van den Hoogleeraar Rein wardt,
die van 1816—- 1822 als Directeur voor de zaken van Landbouw,
Kunsten en Wetenschappen in Ned. Indië werkzaam was. De
Javasche Courant van 23 Januari, 1819 , verkondigde het eerst dat
deze schoone instelling was tot stand gekomen. A.anvankelgk was
*) Raffles is in 1817 in Engeland gehuwd met zgne tweede yronw, die hem
overleefd en de „Memoir of his life and services*' uitgegeven heeft.
') Ygl. de plaat n^ I in „Insulinde^ van de heeren de Chrgs en van Ees-
teren, en het daarbg door m|j vervaardigde bijsohrift.
Digitized by VjOOQIC
87
zij vooral bestemd om het nut op te sporen dat yan velerlei planten
kon getrokken worden, en proeven te nemen in het belang van
landbouw en industrie. Evenwel was de bevordering van de
wetenschappelijke kennis der plantenwereld van den aanvang af
niet buitengesloten , terwijl zij later meer en meer op den voorgrond
trad. De namen van schier allen die zich na Beinwardt met het
onderzoek der Indische plantenwereld hebben bezig gehouden ,
vooral die van Blume, Hasskarl, ZoUinger en Teysman, zijn
met dezen plantentuin verbonden, die de verzamelplaats werd
van alles wat door hen en andere wetenschappelijke reizigers
uit de plantenwereld van den geheelen Archipel werd samenge-
bracht. Alle planten van Insulinde die in onze kassen gekweekt
worden, prijken in den Buitenzorgschen plantentuin in de open
lucht en vertoonen er zich in een kracht en luister die aan onze
broeikasplanten maar al te zeer vreemd zijn.
In 1868 hebben de inrichting en het beheer van den planten-
tuin eene ingrgpende verandering ondergaan , waardoor de talrijke
beschrijvingen in vroegere reisverhalen niet recht op den tegen-
woordigen toestand passen. Bij besluit van 30 Juni is de tuin
geheel afgescheiden van het hertenkamp en het park van het
paleis, waarmede hij tot dat tijdstip één geheel uitmaakte. Om
een grootere wetenschappelijke waarde te verzekeren aan eene
inrichting die uit den aard der zaak alleen voor de kweeking
van planten uit de warme gewesten geschikt was, zijn er vijf,
gedeeltelgk reeds vroeger bestaande^ zoogenaamde bergtuinen
aan toegevoegd^ waarin planten uit kouder luchtstreek gekweekt
worden en die onder hetzelfde opperbeheer als de hoofdtuin zijn
gesteld. Die bergtuinen liggen verder zuidwaarts in het gebergte,
te Tji Panas, Tji Bodas, Tji Bërëm, Eandang Badak en op den
top van den Pangerango, op de hoogte van ongeveer 1050,
1290, 1460, 2370 en 3020 meters. Als directeur staat thans
aan het hoofd Dr. R. H. C. C. ScheflTer, wien de kundige hor-
tulanuB S. Binnendgk ter zijde staat, en die met de uitgave der
Jaarboeken van den tuin belast is ^). Een assistent-hortulanus,
') Hierran bestaat tot dnsTer sleohts één deel, in 1877 onder den titel van
^Annalea dn Jardin botanique de Bnitenzorg*' in het licht gegeven.
Digitized by VjOOQIC
88
een tuinman, een teekenaar, eenige honderden werklieden en
opzichters, die met hun gezinnen een klein dorp in den zuid-
oosthoek van den tuin bewonen, vormen het overige personeel.
In de nabijheid van den tuin is in 1875 een botanisch museum ,
waarvoor reeds sedert eenige jaren voorwerpen verzameld waren
en dat sedert aanzienlijk is uitgebreid , voor het publiek toegan-
kelijk gesteld. In hetzelfde jaar is ook een begin gemaakt om
een stuk grond van 100 bunders, Tji Eemah geheeten^ en
dicht bij den tuin gelegen , tot uitbreiding daarvan en inzonderheid
voor het nemen van cultuurproeven gereed te maken , en in ver-
band daarmede is in 1876 eene landbouwschool opgericht, bestemd
om deels aan aspirant-ambtenaars bij het binnenlandsoh bestuur
eenig onderwgs in cultuur-aangelegenheden , deels aan jeugdige
inlanders van aanleg eene algemeene opleiding tot kundige land-
bouwers te geven.
Een verslag van al de diensten door dezen tuin aan de weten-
schap bewezen, van de cultuurproeven daar op groote schaal
genomen, van de verstrekkingen van planten aan Fransche en
Engelsche autoriteiten, waardoor ook in vreemde koloniën de
cultuur van nuttige gewassen op de meest liberale wgze bevorderd
is, zou een boekdeel vorderen. Eene geschiedenis van den Bui-
tenzorgschen plantentuin is een desideratum in onze koloniale
literatuur: Nederlandsch Indiê heeft nauwelgks eene tweede
instelling aan te wijzen, waarop de Nederlander met zooveel recht
trotsch kan wezen.
Ofschoon de systematische rangschikking volgens familiën en
onder-familiën in den Buitenzorgschen plantentuin niet is verwaar-
loosd^ heeft zijne schoonheid daar niet onder geleden. Een botani-
sche tuin trouwens waarin hier groepen van palmen, uit alle tropi-
sche gewesten bijeengebracht, de trotsche kruin verheffen, ginds
de meest uiteenloopende vormen van het sierlijke bamboeriet tot
smaakvolle groepen zijn vereenigd, elders de groote bladeren en
schoone bloemen der nelumbiums en nymphaea's en van de reusach-
tige Victoria regia als drijvende eilanden vijvers bedekken, waarop
trotsche waringins hunne schaduw werpen; waarin lanen van het
prachtigste geboomte dichte loofgewelven vormen door welke geen
Digitized by VjOOQIC
89
zonnestraal kan heendringen , bevallige slingerpaden daartusschen
een eindeloozen rijkdom van wandelingen bieden, en op gunstig
gelegen punten paviljoens zijn gebouwd, die de schoonste land-
schappen der heerlijke omstreek beheerschen, — zulk een tuin laat
zich al zeer weinig met onze gewone botanische tuinen vergelijken.
Merkwaardig zgn in dezen tuin ook de op een kleine hoogte
verzamelde, maar uit Oost- Java afkomstige en dus alle waarde
voor de kennis der Soendasohe oudheid missende Hindoe-beelden,
waaronder vooral een Nandi opmerking verdient ^). Toch herinne-
ren zij ons dat wij^ ons hier bevinden op of nabij den zetel van
het oude rijk van Padjadjaran, waarvan meerdere overblgfselen
in dezen omtrek aanwezig zgn, zooals de Batoe toelis en de
Artja domas of achthonderd beelden ; waarover reeds vroeger
gehandeld is '). De Batoe toelis vordert hier echter nog een paar
opmerkingen. Weinige reizigers die Buitenzorg bezocht hebben,
verzuimen er van te gewagen; maar dikwijls is het niet recht
helder wat zg eigenlgk gezien hebben. De naam Batoe toelis, die
letterlgk ^ beschreven steen ^ beteekent, en dus in strikten zin slechts
wgst op den steen met de inscriptie die de hoeren Friedrich
en Holle ontcgferd hebben, wordt; naar een gewoon inlandsch
gebruik, ook overgedragen op de plek waar hij zich bevindt,
maar tevens bg uitbreiding toegepast op twee andere nabijgelegen
plekken, waar ook oudheden uit den tijd van Padjadjaran gevonden
worden. Op de eerstgenoemde plek ziet men, ter zijde van den
eigenlgken Batoe toelis, die ruw en vormloos, 6^ voet hoog,
4 voet breed en een halven voet dik is, een tweeden langwerpigen,
vgf voet hoogen steen , die van boven is afgerond en aan de ruwe
voorstelling van een lingga doet denken. Yóór den Batoe toelis
ligt een platte steen met twee voetindrukken. Eenige andere
steenen liggen in den omtrek verspreid, en dit alles te zamen
is met nog twee graven, waarschgnlgk van Mohammedaansche
») Die beelden beschrijft Brumund, Verh. v. h. Bat. Gen., XXXIII. 61. Zij
Bchgnen schier het eenige te zgn wat hier belang heeft ingeboezemd aan
Bastian, Beisen im Indischen Archipel. 105. Over den botanischen tuin yer-
dienen Tooral te worden nagelezen y. Bosenberg, der Malayische Archipel.
^7 ; Ryckevorsel , Brieyen uit Insolinde. 269.
^ D. n. 42. 147.
Digitized by VjOOQIC
90
geloofshelden, besloten binnen een pager, die de grens aanwijst der
als heilig beschouwde en als zoodanig zorgvuldig schoongehouden
ruimte. Die oyerblijfselen zijn, als alle soortgelijke, yoor de tegen-
woordige bevolking volkomen onverstaanbaar. Zij beweert dat de
Bato^ toelis door zekeren heilige ^ Eean Ansantang genaamd,
van Mekka werd medegebracht, dat de langwerpige steen zgn
versteende wandelstaf is , dat ook de overige steenen voorwerpen
zgn die hem hebben toebehoord, zijn kist, zijn mes, zijn zwaard
enz., en dat de voetsporen afkomstig zgn van zekeren Radja
Mantri, die zoolang in de lezing en bepeinzing van bet opschrift
Terdiept stond , tot zijne voeten zich in den steen hadden afgedrukt
De tweede groep oudheden schgnt het eigenlijk voorwerp te
zijn van de pelgrimage der meeste reizigers, en verdient dit dan
ook veel meer dan de eerste, niet om de oudheden zelve, die
slechts bestaan uit twee uiterst ruwe beelden van Padjadjaran-
type '), tusschen andere vormelooze steenen geplaatst en door een
hekwerk omgeven, maar om de weergalooze schoonheid der plek.
Deze ligt een paar palen ten zuidoosten van Buitenzorg aan eene
kromming van den postweg, waardoor deze dicht tot aan het dal
der Tji Dani nadert. Het panorama dat men hier geniet, is mis-
schien het bekoorlijkste van Buitenzorgs heerlijke omstreken. De
rivier huppelt schuimend en bruisend tusschen de steenen in hare
bedding, kinderen baden en plassen in het heldere water, een
ranke brug van bamboe is over den stroom gehangen, een groep
inlandsche woningen waaruit blauwe rookwolkjes opstijgen ligt
aan den anderen oever, welige bergweiden waarop tal van karbou-
wen grazen stijgen op langs de hellingen van het gebergte, en
de schoone lijnen van den Salak vormen den achtergrond. Eene
andere merkwaardigheid van deze plek is de reusachtige waringin ,
in wiens schaduw de oudheden zijn opgesteld. De stam van dien
boom , die zoo dik is dat onderscheidene menschen vereischt zouden
worden om hem te omvatten, is uit de dooreenge slingerde stammen
en luchtwortels van twee vijgeboomen van verschillende soort
(XJrostigma benjaminum en microcarpum) gevormd, zooals aan de
tweeerlei kleur van het loof duidelijk te onderscheiden is. Er is
>) Zie D. II. 146.
Digitized by VjOOQIC
91
niets onwaarschijnlijkB in de gissing dat deze stellig eeuwen oude
boom eenmaal de aloen-aloen van bet vorstelijk verblijf te Padja-
djaran heeft beschaduwd % De inlanders houden de beelden voor
versteende personen even als die van Artja domtts, en zien
daarin Sili Wangi's zoon Poerwa Eali met zijn volgeling Eadang
Penandjong.
De derde groep ligt iets verder op eene hoogte aan de over-
sgde van den weg en bestaat alleen uit het ompagerd en door
een op stijlen rustend pannen dak beschut graf van een Moham-
medaanschen heilige, dien de overlevering met den stichter van
de stad Padjadjaran verwart. Aan al de beelden en graven die
te zamen als de oudheden van Batoe toelis beschouwd worden,
brengen de Soendaneezen en niet zelden ook de Chineezen me-
nigvuldige bezoeken, met offers, geloften en gebeden gepaard^).
Yan Batoe toelis den postweg volgende; bereikt men over Bandar
Peté het poststation Wangoen , op vijf palen afstands van Buiten-
zorg, en na omstreeks een paal verder het door zijne zoute bron
bekende Sisipan te zgn voorbggegaan , den ingang van het schoone
landgoed Pondok Gedé, waarvan het omstreeks 550 meters bo-
ven het zeevlak gelegen landhuis reeds van verre als een helder
witte plek te midden der zee van groen in het oog valt. Hier
scheidt zich van den ouden postweg de nieuwe weg af, die over
den mg die den Salak met den Gedé verbindt, naar Tji Tjoeroeg
in de Preanger-regentschappen voert. Ook die weg biedt heer-
Igke gezichtspunten aan ; wg laten ons echter door de grootere
moeilgkheden niet afschrikken om den ouden weg over den top
van den Megamendoeng te volgen, en na een vluchtig bezoek
aan de oudheden van Artja domas, ongeveer anderhalf uur achter
het landhuis van Pondok Gede en een paar honderd meters
hooger dan dit in het bosch gelegen, onmiddellijk verder te gaan
naar den post Gadok, waar het bekende gezondheidsétablissement
ons tot een kortstondig oponthoud noopt. De post ligt op 12 palen
') Eene besohrgving en afbeelding van dezen boom geeft Blame , Bamphia ,
IL 17 en plaat 71.
*) De naawkenrigste besohryying dezer oudheden geeft Bnunund, Yerh.
T. h. Bat. Gen., XXXIU. 52.
Digitized by VjOOQIC
92
van Buitenzorg, 487 meters boven de zee, in een landstreek yer-
levendigd door de Bchuitnende wateren der Tji Liwong^ die bier
in de nabijbeid Tan baar ontstaan uit de vereeniging der wate-
ren die van den Megamendoeng afvloeien , nog gebeel bet karak-
ter beeft van een onstuimigen bergstroom. In den omtrek zijn
warme en koude bronnen, wier geneeskracbtige boedanigbeden
deze plaats aan vele Igders aanbevelen , ofscboon ook niet weinigen
baar bezoeken om, na aanvankelijk borstel van zware krankbeid,
bier in de frissobe berglucbt bun kracbten volkomen te berkrg-
gen. Het établissement is eene particuliere inricbting, maar wordt
door de Regeering gesubsidieerd.
De weg gaat nu verder over beuvelen en dalen, maar over
bet algemeen klimmende, langs de tbee- en koffietuinen van
Tji Kopo en bet tusseben onafzienbare sawabs gelegen landbuis
van Tji Seroa, naar bet poststation Toegoe, 17 palen van Buiten-
zorg. Het terrein wordt gedurig moeilijker; bier en daar scbieten
de kracbten der paarden te kort en krijgt men een voorspan
van twee of vier buffels. Tocb komt men tot Toegoe nog tame-
lijk snel voorwaarts, maar bier ziet men zicb geplaatst voor eene
verraarlijke steilte, die den verderen weg scbijnt te versperren.
Die steilte is de belling van den Megamendoeng, waarvan de
top tot 700 meters boven Tji Seroa en 1500 boven de zee stijgt.
Men verbaast zicb over de bardnekkigbeid van Daendels,
die zicb nocb door de vreeselijke sterfte onder bet werkvolk,
nocb door de zwarigbeden die het onderboud van zulk een weg
ook in bet vervolg zou met zicb voeren, liet terugbrengen van
bet eenmaal opgevatte plan om den postweg naar de Preanger
over dezen top te doen leggen, ofscboon zicb ten westen daar-
van de veel gunstiger gelegenbeid aanbood, die later voor den
reeds vermelden weg naar Tji Tjoeroeg is gebruikt. De gesta-
dige regens die, vooral in den westmoeson, bij stroomen langs
den in de bergwanden gebouwen weg nederstorten en de aan-
gebracbte aarde telkens weder wegspoelen, maken bet onder-
boud uiterst lastig en kostbaar. Maar ook voor reizigers die op
snel vervoer prgs stellen, levert deze weg groote bezwaren op.
Te Toegoe worden de paarden uitgespannen en door de loome
Digitized by VjOOQIC
98
kracht van vier tot acht buffels worden de rijtuigen met al
de langzaamheid eener Igkstaataie tegen de hoogte opgesleept.
De vriend der natuur ziet zich echter ruim schadeloos gesteld,
zoowel door het heerlijke woud dat hem omringt, als door
het onvergelijkelijke panorama waaraan zich , als de wolken het
niet verhinderen, zijne blikken op den top kunnen vergasten,
onder den van alle zijden open koepel die ten gerieve der rei-
zigers op het gunstigste punt is opgericht. Hier rust de blik
op de trotsche kegels van den Salak, den Pangerango en den
GFedé, ginds op valleien met welige rijstvelden bedekt^ waarvan
het zachte , malsche groen een liefelijk contrast met de donkere
wouden vormt; en terugziende op het afgelegde pad ziet men
de gansche door de uitloopers van het gebergte afgewisselde groene
vlakte voor zich, die zich van de blauwe bergen uitstrekt tot
aan Java's noorderstrand. Op ongeveer een kwartier afstand van
den koepel ligt in het dichte groen een meertje verscholen, dat,
al is het slechts door een moeilijk bergpad te bereiken, een be-
zoek overwaardig is. Het is de Telaga Warna, het door de In-
landers met eerbied begroete „Gekleurde meer^ , waaruit de Tji
Liwong haar oorsprong neemt. Een uitgebrande krater omsluit
een diepe kom van zoet en kristalhelder vocht, waarin eenige
vischjes dartelen, die de Soendanees als heilig vereert. Aan de
ééne zgde verheffen zich de trachietwanden van den ouden vuur-
kolk nog hoog boven den. stillen plas, die zgn naam dankt
aan de verschillende tinten, deels door de gesteldheid van den
bodem veroorzaakt, deels door de schaduwen van rotsen en
boomen er op geworpen. In de spleten en kloven der kraterwan-
den hebben zich waringins, wilde pisangs en hooge varens ge-
nesteld ^ en de gansche plek is zoodanig door ondoordringbare
loofwanden ingeperkt, dat zij geheel schijnt afgesloten van de
levende wereld, waaraan hier zelden zelfs de stem van een vo-
gel of het fladderen van een insect herinnert. Te meer treft bij
deze plechtige stilte de herhaalde terugkaatsing van het geluid,
wanneer de echo's van het woud, hetzij door de menschelgke
stem, het zg door den knal van een geweerschot worden gewekt.
Bg het hek dat op den top van den Megamendoeng de grens
Digitized by VjOOQIC
94
tusschen Buitenzorg en de Preanger aanwgst, staken wg voor
het oogenblik onzen denkbeeldigen tocht , en na te voet langs
bergpaden , die als door een in het groen uitgehouwen tunnel
voeren, tot Toegoe te zijn afgedaald, keeren wij langs den postweg
terug tot nabij Tji Binoengi om daar den zijweg in te slaan, die
in de eerste plaats naar het land Tji Trap voert. Dit land, waar-
van weder het huis een schoenen blik op den Pangerango en den
zich schier geheel daarachter verbergenden, maar toch aan zgn
rook zuil erkenbaren Gedé vergunt, omvat een groot deel van het
district Tji Binoeng en is merkwaardig om zijne minerale bron, die,
als zoovele andere, den naam draagt van Tji Panas, die eenvoudig
„warm water^ beteekent. Deze bron welt op uit eene kleine spleet
in het rotsgesteente op ongeveer de halve hoogte der noordelgke
helling van den Goenoeng Pantjar, een voorberg van den Mega-
mendoeng, in het zuiden van het district Tji Binoeng. De berg
is omstreeks 700 meters hoog, heeft den vorm van een suikerbrood
en is, behalve waar hg zich aan den Megamendoeng aansluit,
van alle kanten op groeten afstand zichtbaar. Het water dat in
zijn loop een bruinrood bezinksel; voomamelgk uit gzeroxyde
bestaande, achterlaat, wordt ten laatste opgevangen in een ge-
metselden bak, die als bad dienst doet, en waarbg ten behoeve
der Europeanen, die het even als de inlanders tegen rheu-
matische pijnen aanwenden, op last van den landheer een bad*
huis van planken is opgeslagen. Op een afstand van 33 ellen
loopt, evenwijdig met het warme water, een koude beek, wier
vocht in een afzonderlijken bak naast eerstgenoemden wordt ver-
zameld. Het water kan van den eenen bak in den anderen gela-
ten en alzoo steeds op de verlangde temperatuur gebracht worden ^).
Den naar het landhuis van Tji Trap leidenden weg , aan de
overzijde der Tji Lingsi, die de districten Tji Binoeng en Tji
Baroesa scheidt, in noordoostelijke richting vervolgende , komt men
eerst aan het land Eelapa Noenggal, bekend door de vogelnest-
grotten van den tot aan zijn top met zwaar geboomte bedekten
berg Earang, die een jaarlgksche opbrengst van 26 k 30 pikols
leveren ; en waaronder vooral de Goewa Ga^jah (Oli&nts-
1) Maier Ib N. T. y. N. I. XXIX. 73; vgl. ald. XX. 107.
Digitized by VjOOQIC
95
grot) Termaard is, wier naam ontleend is aan de gedaante van
een ruwen steen die in het diepst harer gewelven rust ^). Ver-
volgens komt men aan het land Tji Lingsi, vanwaar men óf, in
dezelfde richting voortgaande, bij Nagrog den Erawangschen weg>)
bereiken, óf, een westwaarts loopenden weg inslaande, de gelijk-
namige hoofdplaats van het district Tji Baroesa bezoeken kan.
Daarna, zich een weinig zuidwestwaarts wendende en de rivier-
tjes Tji Pamingkies en Tji Beet overgaande, nadert men Tegal
Waroe in Erawang. Sedert de Tegalwaroesche landen tot Era-
wang gebracht zgn, maakt de Tji Beet tot aan hare vereeniging
met de Tji Taroem, in plaats van deze ; de oostelijke grens van de
residentie Batavia tegen Erawang uit. Langs de Tji Beet, die voor
kleine prauwen of vlotten bevaarbaar is, en verder langs de Tji
Taroem zelve, worden groote hoeveelheden houtskool van deugdzame
hoedanigheid, uit de uitgestrekte bosschen van Tji Baroesa en het
verder zuidwaarts aan de hellingen van het gebergte gelegen Tji
Mapak verkregen, naar Batavia vervoerd. Zij worden vooral gewon-
nen van de hier zeer menigvuldige rengas-boomen (Gluta Benghas) ,
nevens welke ook de rasamala, arak, angriot') en andere deugd-
zaam timmerhout leverende boomen, zelfs de djatiboom niet uit-
gezonderd, in die grootendeels nog woeste streken voorkomen *).
Om ook met de westelgke districten van Buitenzorg, Paroeng
en het aan Banten grenzende Djasinga eenigszins kennis te ma-
ken, werpen wij ten slotte nog een vluchtigen blik op hetgeen
wg daarvan kunnen waarnemen, wanneer wij den weg volgen
O Oosterling, II. 2. 75; Olivier, Land en Zeetogten, I. 192.
3) Zie bl. 40.
*) Liqnidambar Altingiana, Yitex pabeBcens, Quercus lineata
*) De landen Kelapa Noenggal, Tji Lingsi, Tji Baroesa, Tji Pamangkies
en Nambo Tji Mapak bebooren tbans allen aan den heer J. W. Amold, die
dos eigenaar is van bet geheele diBtrict Tji Baroesa. Vroeger zijn zg nog
allen te zamen met Tji Trap Tereenigd geweest. Zie Teenstra, Ned. Overz.
Bezitt. 132. Het scbgnt dat bet land Nambo (of Denambo) , waarvan de naam
in den Begeerings-almanAk voor 1878, bl. 832, met dien van Tji Mapak yer-
bonden wordt, aan de overzijde van de Tji Beet en baren zgtak de Tji Omal
in bet Tegalwaroescbe is te zoeken. Wat ik echter bij Kosaendrager, Java.
66. 83, Teenstra, t. a. p. 132, 187, v. d. Aa, Ned. O. Indië, IIL 54, Aardr.
en Stat. Wdb. y. N. I. art. Dé Nam ba, over dat landgoed en voormalig
district lees, kan ik niet met elkander en met de bestaande kaarten rgmen.
Digitized by VjOOQIC
96
die Tan Buitenzorg westwaarts naar Djasinga voert Die weg
begint by het hotel Bellevue en loopt langs de landhoisSlBn van
Tji Omas en Dramaga naar Tji Ampea of Tjampea, op welk
landgoed wij eenige oogenblikken willen vertoeyen om er Ter-
schillende merkwaardigheden gade te slaan. Bg den raw gebeitel-
den en zwaar verminkten steenen olifant, die achter het landhuis
op het graf van een bg eea opstand gesneuvelden inlander ligt, en
onder de Buitenzorgsohe oudheden meer naam heeft dan hij sohgnt
te verdienen, zullen wg niet lang stil staan. Maar zeer merk-
waardig is de berg die niet ver van daar in al zgne oorspronke-
lijke woestheid, te midden van den overal ontgonnen en bebouwden
omtrek, omhoog rijst. Geen bglslag mag daar vallen, geen boom
mag daar gerooid worden; want dat zou stoornis brengen in den
rustigen arbeid der salanganen, die in de holen en gangen waarover
de berg zich welft, hunne eetbare nestjes bouwen *). Diep in zijne
ingewanden vertoont zich een snelvlietend beekje, waarvan noch
oorsprong noch uitgang te ontdekken zijn , maar dat waarschgnlgk
met de op kleinen afstand voorbgstroomende Tji Dani eene on-
deraardsche gemeenschap heeft. Op den top van den berg, Pasir
Sinala geheeten , die zich omstreeks 700 voet boven het landhuis
verheft, vindt men een groep van zes hoofiielooze beelden, geheel
verschillend van het Padjadjaran-type en duidelijk het Javaansche
type dragende^), maar zoo verminkt dat zg niet te herkennen
zijn. Verlaat men den top weder, dan kan men langs een door
dikke wortels én rotsblokken zeer bemoeilijkt pad de plaats be-
reiken waar men boven zijn hoofd den ingang ziet tot een vog^l-
nestgrot, — een spleet door welke met flambouwen gewapende
inlanders, met behulp van een meer dan 100 vademen lang touw^ in
de diepte afdalen, om den kostbaren buit op te brengen. Yervolgens
komt men op een dicht met zwaar geboomte begroeid, maar als door
menschenhanden geëffend plateau, aan welks helHng e^i kolos-
saal beeld van Javaansch type ligt, met twee doodshoofden tus-
schen de beenen, maar van onbekende beteekenis. De inlanders
. 9
^) De opbrengst is hier echter lang niet zoo groot als die Tan den 'berg Karang
op Kelapa Noenggal.
') Zie DL n. 146. ^) Vgl. D. U. 97, 110. ' ^
Digitized by VjOOQIC
• 97
yerbindeii aan dit beeld en aan die op den top de volgende
legende. In den bloeitgd van Padjadjaran vierde eenschoonevor-
stenzoon zgne bruiloft met een rijke en bekoorlijke prinses. Ge-
durende de feestviering ging de prinses een oogenblik naar buiten ,
maar keerde niet terug. Dit duurde zoolang dat angstige zorg
zich van het gezelschap begon meester te maken, toen een der
volgelingen van den prins hem in groote ontroering kwam mel-
den, dat de prinses ontvoerd en met haren schaker reeds verre
verwijderd was. De prins ijlt hen na door bosschen en over
bergen, maar kan hen niet achterhalen. Ook over den Sinala-
top voert zgn weg. Daar .zitten zes mannen bg elkander, die al-
len ontkennend antwoord geven op de vraag of zg de vluchte*
lingen ook gezien hebben. De prins slaat hun in woede het
hoofd af, verminkt hunne lijken en doet ze door zgn vloek verstee-
nen. Nu snelt hij naar het plateau waarbij nog het beeld ligt,
en achterhaalt daar de schuldigen. Ook dezen ondergaan dezelfde
straf, en hg plaatst hunne afgehouwen hoofden voor zich, om
zich in de aanschouwing van de slachtoffers zgner wraak te ver-
lustigen , tot hg zelf tegelijk met hen tot steen wordt *).
Tot de verdere merkwaardigheden van Tjampea behoort een ge-
heel van hout ontbloote heuvel van wit kalksteen, waarvan in een
in de nabgheid opgerichten oven een groote hoeveelheid goede,
zuivere kalk wordt gebrand. Deze kalksteenklip en kalkoven
hebben^ hunne wedergade in het verder noordwaarts aan de Tji
Dani gelegen land Eoeripan, dat ook in andere opzichten met
!rjampea wedgvert; want ook daar vindt men een groep oude
beelden op den berg Moenara, in welken tevens twee als heilig
beschouwde grotten worden aangewezen, waarvan de eene aan
een tapa tot verblgfylaats heeft gestrekt; de andere gehouden
wordt voor een stal van koeda sembrani's, bovennatuurlijke
paarden, waaromtrent vele fabelen in deze streken verspreid zijn.
Tjampea en het aangrenzende Sadeng, waartoe ook Djam-
boa en Leuwihliang behooren^ zgn uitgestrekte landen die zich
svldwaarts tot aan den Salak uitstrekken en doorsneden worden
diK>r onderscheidene riviertjes, die van genoemden berg noord-
1) Bmnnind , Yerh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 66 yy.
IIL 7
Digitized by VjOOQIC
98
waartB stroomen m zich met de Tji Dani vereenigeiL Beie
bergstroomen vormeo op Terschillende punten fraaie watenrallen ,
waarvan inzonderheid die onder den naam van Lootar Wk^id
en in het zuiden Tan Sadeng gelegen een bezoek OTerw«u>éig
is '). Men kan dien van het landhuis van Tjampea uit gedeelte-
Igk met rijtuig en verder te paard over een golvend en bekoor-
lijke gezichtspunten biedend terrein in 2^ it S uren bereiken. H^
wordt, gevormd door de Tji Antan, een der schoonste van B«*
tenzorgs rivieren. Het van den Salak afkomende water stuit aan
diens voet tegen een hoogen rotswand, en dringt sdch met on-
geloofelijke kracht door een spleet van drie h vier voet breedtei
om zich in eene enkele zuil ter diepte van honderd en vgf voet
neder te storten. Onder kreupelhout en heesters half verscholen, ver-
toont zich het schuimende water in den val als een kolom van wol*
lige sneeuw , waarin de zonnestralen in prachtige kleuren gebro-
ken worden, ter^gl het, de laagte bereikt hebbende, in nrillioenen
fijne droppels uiteenspat en met kracht weder omhoog wordt
gedreven, zoodat zich, even als bij den Riukan-foes inNoorvre-
gen, een uit de diepte opstggende kolom van rook schgnt te
vormen. De geheele omtrek is in de hoogste mate romantisch;
schier onmiddellijk na den val krijgt de Tji Antan van een andere
beek een ruimen toevoer van water, waarna zij huppelend over
keien en klippen haren ruischenden weg vervolgt.
Doch het wordt tijd dat v^p den weg van Tjampea naar Djaeinga
verder volgen. Kergens zgn misschien de sporen van de oude
geschiedenis en den ouden godsdienst der Soendaneezen ownig-
vuldiger dan in de streek die wg thans doortrekken; maar het
^) Id het Aardr. en Si Wdbk. wordt, soo het sohgnt, deielfde waterval
Tji Gamea genoemd, terwgl in „de Oosterling*^ Lontar en Tji Gamea als
verschillende waterrallen in de Tji Antan voorkomen. Ik kan bg deze gele-
genheid de klacht niet onderdrnkkeD over den eUendigen toestand «nser
kennis van dat deel van Java, dat uit particuliere landen bestaai. Wie een
denkbeeld wil hebben van den aard van het materiaal waarvan ik mij voor
de beschrgving der residentie Batavia heb moeten bedienen, vergelgke, wat
deze watervaUen betreft, het Aardr. en Stat. Wdbk. op de artikelen Lontar,
Sadeng Wètan, Tjampea, Tjiantang, Tjigamea; 8. Boorda van Eysinga,
Reizen en Lotgevallen, L 195; P. P. Roorda van üysinga. Land- en Yk. IIL
2. 306 ; Kussendrager , Java. 67 ; Budding , Ked. O. L 1. 46 ; Oosterliag:, U. 2. 88.
Digitized by VjOOQIC
99
soQ ▼«rmoeiend sgn daar telkens bg stil te staan. Eerst laten
urg aan de rechterhand den berg Galoega liggen, waarop een
Tan verre zichtbare koepel staat, en aan welks andere zgde
heilige steenen liggen, waaraan herinneringen omtrent zeke-
ren Bangga Ghtding^ een zeer ge vreesden geweldenaar uit
den tgd van Padjadjaran, verbonden zijn. Drie paal verder ligt bij
de kampong Tjomplang de daarnaar genoemde batoe Tjomplang ,
een andere heilige steen, die ook als een zetel van Rangga Ga-
ding wordt aangemerkt. Nu gaan wij de Tji Antan over en
bweiken den post Leuwihliang. Yervolgens de Tji Eaniki over-
trekkende, verwisselen wij bet district Paroeng met het district
Djasinga , waarin wg , in de nabijheid van den post Penjamboengan ,
den steen kunnen bezoeken , die de reeds vroeger vermelde ^)
inscriptie van Djamboe draagt. Wg komen vervolgens in het dal der
Tji Doerian, zooals de TjiKandi in haren bovenloop genoemd wordt;
welk dal hier de scheiding maakt tusschen het Eendeng-gebergte
en de zoogenaamde Gt)enoeng Séwoe of Sariboe (de Duizend
bergen), een veeltoppig, eenigszins geïsoleerd heuvelland^ dat
het middendeel der westelgke helft van het district Djasinga be*
slaat. Wg bevinden ons hier op het land Bolang, in Bolangilier en
Bolang oediek (beneden- en boven-Bolang) verdeeld, en vernemen
dat zich op het eerstgenoemde deel een heilige grot bevindt met
door de natuur gevormde banken, waarop de inlanders zich te
alapen leggen om in den droom ingevingen te ontvangen, die hun
tot richtsnoer hunner handelingen kunnen strekken. Een beeldje
van Padjadjaran-type is in het midden op een voetstuk geplaatst ^).
Op Bolang volgt het uitgestrekte land Djasinga ^ dat eenmaal
op het punt was van: in het bezit van den Maarschalk Daendels
te geraken '). Dit landgoed is nog grootendeels met zware wou-
den bedekt, waarin tggers en rhinocerossen rondzwerven. Het
>) D. n. 46.
*) Bnunimd, Yerh. t. h. Bot. Gen. XXXIII. 74, Yergist zioh stellig wan-
neer lig segt, dat die grot tegen den Salak ligt. Bolang ilier ligt (zooals hg
aelf aegt) rechts van den weg , en de grot is dus stellig in het Séwoe-gebergte
te loeken. Ia deae grot ook deielfde als de stalaktietgrot aan den weg Tan
Djasinga naar Paroeng, yermeld door Boorda Yan£ysinga,Beizen enLotgev.
m. 11, en Land- en Yolk. UI, 2. 397 ? ») Zie D. II. 575.
7*
Digitized by VjOOQIC
100
leverti even als Tji Baroesa, vele kostbare hoatsoorten. Evenwel
heeft ook hier de cultuur van rgst en ko£5e zich meer en meer
uitgebreid, üit geologisch oogpunt schgnt deze streek zeer be-
langrgk te zijn wegens de vele versteende overblgfiBelen van
planten en dieren, die er van den bodem der rivieren tot hoog
in het gebergte worden aangetroffen ^).
Op het land Djasinga ligt aan de Tji Doerian en op kleinen
afstand van de Bantensche grens, de gelgknamige hoofdplaats
van het district. De rivier heeft hier zeer hooge oevers en schuurt
over een bed van keisteenen, waardoor zg een ona%ebroken ge-
ruisch en geklater doet hooren. Overigens valt omtrent deze plaats
niets bijzonders op te merken, dan dat vandaar een weg over
de Bantensche grens naar Sadjira voert, die, zoo hg thans voor
rgtuigen bruikbaar is, eene aanmerkelgke verbetering moet on-
dergaan hebben sedert den tgd toen Ds. Buddingh hier zgn rg-
tuig, omdat paarden en buffels beide onbruikbaar bleken, door
uitgestrekte wouden , over steile bergspitsen en door diepe ravgnen
door een 30tal koeli's moest laten trekken, die telkens op een
afstand van ongeveer zes palen door andere werden afgewisseld ').
DERDE HOOFDSTUK.
Banton. ')
Wij hebben gezien dat het Bantensche rgk in 1808, ten ge-
volge der door Daendels gemaakte beschikkingen, ofschoon het
. ») Zie Rigg , Sketch of the geology of Jasinga in D, XVII der Verh. v.
het Bat. Gen., Roorda van Eysinga, Beiz. en Lotg. III. 14.
') Buddingh, Ned. O. Indië, I. 47.
') Van bgzondere reisverhalen door deze residentie hebben mg de volgende
ten dienste gestaan:
C. L. Blume, Gedachten op een reis door het znidoostelgk gedeelte der
resid. Bantam Ind. Mag. II. 2. 1. (1822).
Spanoghe, de Heidenen of Badoewinen van Bantam. T. v. K. I., L 2. 295 (1828).
J. C. van Hasselt, Verslag eener reis naar den Westhoek van Java. Ind.
Mag. II. 2. 85 (1823).
J. Th. Bik, Aanteekeningen op een reis door het westelgk gedeelte van
Digitized by VjOOQIC
101
slechts in naam bleef bestaan, toch ook nog in grondgebied be-
snoeid werd *). Wat overbleef werd sedert allengs in eene Ne-
derlandsche residentie heryormd, die de toenmalige grenzen
nagenoeg behouden heeft. Aan de Zuidkust wijst het in de
Wjjnkoopsbaai vallende riviertje Tji Barenoh hare grens aan
tegen de Preanger regentschappen; in het noorden is de Tji
Doerian, in haar benedendeel doorgaans Tji Kandi genoemd ,
van een weinig beneden Djasinga af hare grens tegen de resi-
dentie Batavia. Banten is thans verdeeld in vier regentschappen:
Serang of het Noorder-, Pandeglang of het Midden-, Tji Ringin
of het Wester-, Lebak of het Ooster-regentschap. Tot 1848
waren er slechts drie regentschappen, maar in genoemd jaar is,
in het belang van een geregeld bestuur en eene goede policie,
uit eenige aan elkander grenzende districten van de drie bestaande
het centrale regentschap Pandeglang gevormd en onder het be-
stuur gesteld van den patih van Serang, een zeer bekwaam
Javaan , al kon hg zich op geen hooge geboorte beroemen >). De
Bantam met van Hasselt en MeaureveH. T. t. T. L. en Yk. XYI. 260 (1828).
L. Horner, Verslag van eene mineralogiBche reia in de residentie Bantam.
Yerh, Tan het Bat. Gen., XVIL 31 (1836).
C. W. M. yan de Yelde, Reis door de residentie Bantam. 3e Hoofdst. der
Gerigten van N. I. (1838j.
J. E. Hasskarl, Bgdragen tot de kennis Tan Znid-Bantam. T. v. IS. L,
lY. 2, 221 (1841).
J. F. G. Bromnnd, Een reisje door de residentie Bantam. T. y. N. I., IJL
2. 687 (1841).
(P. Bleeker), Brieven over Java, Ie serie (Bantam). T. v. N. I , YII. I.
219, 253; 2. 383; 3. 1 (1844).
W. R. van Hoëvell, Bgdrage tot de kennis der BadoeTnen in het zuiden
der rendentie Bantam. T. v. N. I., YII. 4. 337 (1845)
8. Bnddingh» Neerl. O. Ind. Reizen over Java. I. 53 (1852).
D. Koorders, Aanteekeningen op eene reis door Zuid-Bantam. Bgdr. t. d.
Taal-, Land- en Yk. van N. I. 3e Yolgr. lY. 303—366 (1864).
Na 1864 -heeft, zooveel ik weet, geen reiziger iets omtrent zijne ontmoe-
tingen en waarnemingen in Banten medegedeeld; ook PoerwR LelünR liet
deze residentie onbezocht. De bestaande beschrg vingen , zooals van Roorda
van Kysinga, Kuasendrager, v. d. Aa, Uageman enz., zjjn allen meer of min
verouderd. Ik heb getracht de veranderingen die hebben plaats gehad, zoo-
veel mogelgk in de Regeeringsbescheiden na te gaan , maar ik zon nagenoeg
niets over Banten hebben kunnen mededeelen, indien ik mg had willen be-
palen tot hetgeen waaromtrent ik met zekerheid kon zeggen, dat mgne
beschrgving volkomen aan den tegenwoordigen toestand beantwoordt.
') DL IL 352. «) T. v. N L 1849. L 94
Digitized by VjOOQIC
102
yerdeeUng in afdeelingen Toor het Europeesoh beetuur stemt in
Banten in zooverre niet geheel met die in regentschappen overeen,
dat in het Noorder-regentschap nevens de afdeeling Serang, die
onder het onmiddellijk bestuur van den Resident is geplaatst,
uit de districten Anjer en Tji Legon eene afzonderlijke assistent-
residents-afdeeling is gevormd. De gezamenlgke regentschappen
of afdeelingen bevatten 22 districten, waarvan één, het district
Tji Eandi, uit particuliere landerijen van Europeanen bestaat,
terwijl in al de overige het individueele grondbezit der inlan-
ders heerscht.
Wij hebben reeds gezien dat men, den groeten postweg van
Batavia over Tangeran naar Serang volgend, zich over de Tji
Kandi met een veerpont uit de eene residentie in de andere moet
laten overbrengen. Men zet voet aan wal bg het dorp Tji Eandi, de
hoofdplaats van het gelijknamige district, en wanneer men van daar
zijn weg naar het zes palen verder gelegen station Onderandir voort-
zet , heeft men de particuliere landen van Tji Elandi ilier aan zgne
rechter- en die van Tji Kandi oediek aan zijne linkerhand* In
1845 was het laatstgenoemde landgoed, destgds aan den heer
P. J. Kamphuis toebehoorende , het tooneel van een gruwelijken
moord. De opheffing van het Sultansbestuur had in Banten vele
aanzienlijken in hunne belangen gekwetst, en jaren lang bleef
in dit gewest eene gisting heerschen, die zich telkens in beden-
kelijke verschijnselen openbaarde. Van elke ontevredenheid on-
der het volk maakten woelige hoofden gebruik om te trachten
het verlorene te herwinnen. Van 1815 tot 1819 werden de Ban-
tensche bovenlanden aanhoudend door roevers verontrust'); in
1822 werd een hevig oproer door zekeren Moerad verwekt*);
in 1825 zien wij Toemenggoeng Mohammed van Menes zich
aan het hoofd van een opstand plaatsen, waarvan de laatste vonken
eerst in 1829 werden uitgedoofd'); in 1832 moest de laatste
titulaire Sultan, als gevaarljjk voorde rust, verwijderd worden ^);
1) T. V. N. I. 1870. IL 322 v. ^ T. v. N. I., IV. I. 205.
») T. T. N. I., VIL 3. 90, en 1860, IL 881;Roorda vanEysinga, Ld-en
Vk., IIL 2. 818—315; v. d. Velde, Gezigten van Ned. IndiS. 11.
«) Zie DL IL 580.
Digitized by VjOOQIC
103
in 1834 viel de berachte Mas Zakaria (aitgesproken als Djakaria),
die reeds onder het Engelsche bestuur onlusten verwekt en
sedert nooit gemst had , in handen der Eegeering en betaalde zijn
Terset met den dood '); in 1836 braken onlusten uit waarbij
onder andere het heerenhnis van Tjikandi Uier een prooi der
yknunen werd '); in 1839 een nieuw oproer, waarbg zekere
Ejai Ctodé als aanvoerder genoemd werd ').
Aan dezelfde algemeene oorzaken die Banten zoo lang in
onrust hielden, moet ook het bloedig treurspel van Tji Kandi
oedidc worden toegeschreven , ofschoon het mogelgk is dat plaatse-
Igke omstandigheden daartoe hebben medegewerkt *). Hoe het zij ,
de landheer zelf, zijne vrouw envgf kinderen, de administrateur
Fes en de opziener Viering werden allen de slachtoflEers van een
even listig beraamden als met barbaarsche wreedheid volvoerden
aanslag, en toch had er dit zonderlinge verschijnsel bij plaats,
dat een der aanleggers, Bapa Sarientan, toen hij vgf kinderen
in kan bloed zag zwemmen , door ontferming over de drie overige
werd aangegrepen en hen onder den uitroep: „het is genoeg!
laat dezen met nistl' aan het zwaard der moordenaars ont-
trok. De moord was slechts het voorspel van een oproer, dat
met veel moeite onderdrukt werd. En toch was ook daarmede
Banten nog niet voor goed bevredigd. In 1850 brak nogmaals
een hevige opstand uit, waarvan de afdeeling Anjer het hoofdtooneel
was en die welhaast zulk een dreigend aanzien kreeg, dat de
Initenant-kolonel de Brauw met troepen van Batavia gezonden
werd en er zelfis eerst na bekomen versterking in slaagde, de
muiters uiteen te jagen en hunne hoofden grootendeels gevangen
ie nemen of te doeden. De aanvoerder Hadji Wachia ontsnapte
en vluchtte naar de LampongS; welk landschap hij zes jaren
») T. V. N. I. 1859, I. 144, 160, 157; Roorda van Eysinga, Ld. en Vk.
IIL 2. 313. 5) T. V. N. I. 1859, L 143.
*) L. Steitz, een woord ter zoivering Tan de blaam opgelegd aan P. J.
KamphniB (Utrecht, 1849), bl. 53; vgl. T. v. N. I 1859, I. 144.
*) De Traag in hooTorre de moord aan eenige onToorzichtigheid of hardheid
Tan den heer KamphniB zeWen of Tan zijn administrateur den heer Pes jegens
de opgeaelenen kim geweten worden , wordt behandeld , maar zonder stellige
utkomst, in de brochvre aangehaald in de Torige noot, en in twee artikelen
in het T, T. N. L, t. w. Jg. 1859, L 183 en Jg. 1860, I. 156.
Digitized by VjOOQIC
104
laDg in onrust hield, totdat hij m handen eener Nederlandsohe
kolonne viel en een krijgsraad hem ter dood veroordeelde '). Na
1850 zgn in Banten van tijd tot tijd nog wel samenspanningen
voorgekomen, maar zij zijn altijd tijdig ontdekt; ernstige mst-
verstoringen hebben niet meer plaats gehad, en de welvaart der
bevolking is langzamerhand veel vooruitgegaan en op hechter
grondslag gevestigd ').
Het dorp Tji E^mdi heeft langs de rivier gemeenschap met Tanara,
de hoofdplaats van het gelijknamige district, nabij den mond der
rivier, in een moerassige en ongezonde landstreek gelegen. Deze
plaats, vroeger bekend door hare zoutpannen en haar hoofddépot van
zout, heeft hare beteekenis grootendeels verloren, sedert de aan-
maak van zout ingekrompen en eindelijk tot Soemenep opMadoera')
beperkt werd. Thans is er nog slechts een gewoon pakhuis voor
den zoutverkoop onder een. Europeeschen pakhuismeester , terwijl
er eenige weinige Chineesche kooplieden gevestigd zgn. Ook het
Sultanskanaal , dat een weinig boven Tanara de gemeenschap der
rivier van Tji Eandi, aan haren mond ook rivier van Tanara
genoemd, met Pontang aan de rivier Tji Oedjoeng onderhield
en aan welks oevers eenmaal de stad Tirtajasa bloeide *) , heeft
alle beteekenis verloren en is zelfs sedert 1862 geheel voor de
scheepvaart gesloten ^). In het geheel is de vroeger zoo uitgebreide
handel van Banten in diep verval geraakt, de eenmaal zoo
bloeiende hoofdplaats zelve is ontvolkt en in puinhoopen ver-
keerd , de lage en ongezonde noordkust is grootendeels verlaten ,
en de betrekkelijke welvaart die thans in de residentie heerscht,
is zij niet aan het verkeer met overzeesche gewesten, maar aan
de ontwikkeling van haren landbouw verschuldigd.
Yan Tji Eandi voert de postweg naar Onderandir aan de Tji
Oedjoeng, welke rivier hier eene aanzienlijke breedte heeft. De
•) Van Rees. "Waohia, Taykong en Amir. 1—88.
«) Regeeringfiverelag 1869, bl. 8, 1871, bl. 8, 1872, bl. 2, 1878, bL 4,
1874, bl. 2, 1875, bl. 2.
') Zie D. I , bl. 628. Over den vroegeren zoutaanmaak in Banten ne
Bésomé, 32. *) Zie Dl. I, bl. 75, DL II, bL 892, 401.
*) Bésomé, 58.
Digitized by VjOOQIC
^ 105
OTertocht geschiedt op dezelfde wgze als op de Tji Eandi , daar
ook hier de soms zoo geweldige stroom het leggen eener brug
heeft verhinderd. Na nogmaals te Tji Tarap van paarden ver-
wisseld te hebben , bereikt men langs een aangenamen , over gol-
venden bodem loopenden en een fraai gezicht op de bergen van
Bantens noordwesthoek biedenden weg, het bevallige Serang,
door Daendek in 1808 tot hoofdplaats der residentie verheven ')
en langs den postweg 18 palen van Tji E^andi en 57 van Ba-
tavia verwgderd.
Serang is gelegen in het midden eener uitgestrekte vruchtbare
vlakte en heeft met zijne nederige daken en bekoorlijke plant-
soenen al het aanzien van een schoenen tuin. Het is op kleine
schaal het evenbeeld van Nieuw Batavia en staat tot de oude,
ruim zes palen verwgderde hoofdstad Banten in eene soortgelijke
verhouding als het nieuwe Batavia tot het oude, behalve dat
Banten nog veel meer dan dit laatste verlaten is. Ofschoon Serang
niet meer dan 31 meters boven de zee verheven is, ademt men
er een veel zuiverder lucht in dan aan het strand; het is
dan ook niet twgfelachtig of dit is de voorname reden van de
verplaatsing van den zetel des bestuurs der residentie geweest.
Er werd een ruim en smaakvol ingericht residentiehuis gebouwd ,
omgeven door een fraaien tuin. Daarnevens verrezen de door-
gaans zeer nette, deels steenen, deels houten huizen der Euro-
peanen , grootendeels ambtenaren en officieren , ofschoon ook enkele
particulieren zich hier vestigden. Meer en meer volgden ook
Chineezen en inlanders dat voorbeeld; van de bonte bevolking
die vroeger de handel naar Banten gelokt had, kwamen niet
wdnigen zich te Serang nederzetten, en hunne bamboezen woningen
werden er aangelegd in meer geregelde straten , dan bgna ergens
elders op Java het geval is.
Het middelpunt van Serang vormt een uitgestrekt plein of
aloen-aloen, omstreeks 200 meters breed en 320 meters lang, met
gras begroeid en beschadnwd door de breede takken van eenige
wariogins en door een reusachtigen tamarindeboom, onder den
naam van „boom van Daendels' bekend. Aan de noordzgde van
') Zie DL n , bL ÖÖ2.
Digitized by VjOOQIC
106
dit plein ligt de steenen woning van den Regent ^ waarom hel
plein zelf dikwgls het tooneel is van de tornooien, tggergevech-
ten en andere spelen waarop zulk een Javaanscb hoofd zgn
onderhoorigen onthaalt. Aan dezelfde zijde ligt ook de Christen*
kerk, waarvan zoowel katholieken als protestanten gebrnik ma-
ken; en voor welker opbouw reeds in 1837 gelden werden
verzameld, ofischoon [zij eerst den 20»^ Sept. 1846 kon worden
ingewijd. ') Aan de zuidzijde vindt men het kleine fort en de
gevangenis. Het eerste is een langwerpig vierkant, omsloten door
een gekreneleerden muur en aan beide uiteinden der diagonaal van
bastions voorzien , wier geschut den geheelen omtrek bestrijkt Het
garnizoen, 120 ^ 130 man artillerie en infimterie sterk, is in
het fortje gehuisvest, doch de offieieren wonen daarbuiten. Of
de gevangenis, over wier vervallen staat en onreinheid voor
eenige jaren zeer geklaagd werd, thans in beteren toestand is
gebracht; durf ik niet bepalen. Gh-oote levendigheid wordt aan
dit plein bijgezet door den postweg, die het aan zgne noordzgde
kruist en op het aan de westzijde verrgzende residentiehuis recht
aanloopt, om er zich vervolgens omheen te buigen. Hierdoor
ziet men reeds op groeten afstand de Nederlandsche vlag van
een hoogen mast boven het geboomte wapperen.
Ten zuiden van het fort en de gevangenis liggen aan den weg
naar Pandeglang de fraai aangelegde Christenbegraafylaats, die
met vele witgepleisterde tombes en grafhaalden prgkt; de infir^
merie, waarin 60 Igders kunnen verpleegd worden, en eene
kazerne, die vroeger bestemd was voor de Djajang Sekars, eea
door Daendels onder den naam van ,strikmiters*^ opgericht corps
inlandsche kavallerie, bestemd voor gewestelg ken dienst en onder
de bevelen van den Resident gesteld , om tot handhaving der open-
bare orde en rust behulpzaam te zgn. Doek in 1874 zgn dese
Djajang Sekars bij het regiment kavallerie ingelgfd, zoodat zg
thans deel van het leger uitmaken. In de residentiên waar zg
vroeger dienst deden, zijn zg thans vervangen door een deta-
chement der kavallerie van het leger, waarover de Reaident
^) Tan Hoëvell, Inwgding der Christenkerk te Serang (Batam, 1846)»
bL 15, 16.
Digitized by VjOOQIC
107
slechts door tusschenkomst der militaire autoriteiten beschikken
kan '). Yermoedelgk is de bedoelde kazerne thans voor het in
Banten dienstdoende detachement der kavallerie bestemd.
Terwgl de Earopeanen te Serang meestal om de aloen-aloen
of aan den groeten weg wonen , zgn de kampongs der inlanders
en Chineezen over ruimer terrein, vooral ten noorden derEuro-
peesche wgk, verspreid. Zg verlevendigen den schoenen omtrek
dezer bloeiende plaats, die overal prachtige gezichten oplevert.
Inzonderheid is het gezicht treffend dat men van de aloenaloen
zelve op den tot zijn top begroeiden berg Earang geniet. Ten
westen van Serang vloeit eene kleine rivier, waarover eene zoo-
genaamde Amerikaansche brug is geslagen ; zij is van djatihout
getimmerd, en hangt aan een houten vlechtwerk dat boven haren
bodem zweeft. Deze rivier werd vroeger in dit werk ') Tji
Pandan genoemd, welken naam zij draagt op de kaart van
Jmnghuhn, vanwaar die in verschillende boeken is overgegaan. Ik
aoht het thans echter waarschgnlijk, dat die naam slechts eene
verbastering is van Tji Banten , ontstaan uit het onvermogen van
het duitsche oor om b en p, d en t met juistheid te onderscheiden.
Daar deze rivier ook door de voormalige stad Banten stroomt,
wordt zg aan hare monding gewoonlijk Tji of E^li Banten, rivier
▼an Banten , genoemd. Hooger op echter is haar gewone naam Tji
Peteh. Hare bevaarbaarheid, toch reeds zeer beperkt door de
bsnk die vóór hare monding Ugt, heeft bij Serang nagenoeg
geheel opgehouden.
Het spreekt van zelf dat wij te Serang niet vertoeven zonder
van de gunstige gelegenheid gebruik te maken om de overblgf-
selen van het oude Banten te gaan opnemen. De breede maar
vervallen w^ voert langs den rechteroever der Tji Peteh , en de
bevallige omstreken van Serang maken langzamerhand plaats
▼oor eene wilde vegetatie, voornamelgk gekenmerkt door miUioe-
nen exemplaren van de heestergewassen bidoeri en baloentas ')
en tallooze andere strand- en moerasplanten , waartusschen hier
en daar eenige onaanzienlijke bamboezen hutten, door kokos- en
«) Sthl. ü« 168. ") DL I, bL 72.
*) Cabtropis giganiea en Conyia Indioa.
Digitized by VjOOQIC
108
andere Vruchtboomen beschaduwd, en eenige oyerblijfselen van
de steenen buitenmuren en de binnenpoort van het yerblijf van
een inlapdsohen groote yerspreid liggen *).
De weg loopt door tot aan de ruïnen van het fort Speelwgk,
dat in 1686 van eene enkel met palissaden omheinde ruimte tot
bescherming van den boom, in een meer regelmatige sterkte
met steenen muren herschapen werd '). Dit fort was gelegen
aan de zgde van het strand, en men doorkruist dus om het te
bereiken het geheele terrein der oude stad , welker grenzen men
echter lang overschreden heeft, voordat men iets van de oude stra-
ten en gebouwen herkennen kan. Het blijkt trouwens uit de
oude beschrijvingen der stad, dat zij eigenlijk slechts uit een
ordelooze verzameling van omheinde kampongs vol klappers en
andere vruchtboomen bestond^ en dat hare huizen uit de ge-
wone hoogst vergankelijke bouwstoffen der Javaansche woningen
waren opgetrokken. Die doolhoof werd doorsneden door drie
wegen , uitloopende op het groote plein waaraan ten westen de
kraton paalde, terwijl de groote moskee aan zgne noordzgde
aan ^t westeinde van een afzonderlijk, pleintje gelegen was. ') De
ruïnen van het fort Speelwijk , uit twee nauwelijks meer herken-
bare bastions en de zich daaronder bevindende donkere en vochtige
kasematten bestaande, een paar nog overeind gebleven steenen graf-
teekenen van de daaraan palende voormalige Europeesche begraaf-
plaats^ die overigens door de wortels der waringins geheel is omge-
woeld en vernield , de moskee en de daarvoor gebouwde menarah
O Met een woord wordt van die overblijfselen gewag gemaakt T. t. N. L
III. 2. 708 en YII. 1. 228 Yan de Velde, Gezigten van N. I., beeldt ze
af op plaat XII, maar ofschoon die het onderschrift: „Oyerblijfselen vanden
dalam der gewezen Sultans van Bantam ** draagt, wordt in den tekst, bl. 11,
tnsschen dat gebonw en den eigenleken in 1832 geheel geslechten dalam een
dnidelgk onderscheid gemaakt Desniettemin is in Buddingh's Neerl. O I.
een willekenrig gewijzigde kopie dezer afbeelding aan de beschrgving van
den eigenlgken kraton (I. 77, 78) toegevoegd.
3) In hetgen Dl. II, bl. 514, over die sterkte gezegd werd, is 1783 een
drukfout voor 1683, maar ook dat cgfer moet verbeterd worden naar Ya-
lentfln, lY. 1. 214.
s) Yalentgn, lY. 1. 214 v.; W. Schouten, Reistogt, II. 124 (uitgave van
1780); Stavorinus, Beize naar Batavia, I. 49 (Eng. vert. van Wiloook,Ld7).
Digitized by VjOOQIC
109
en de graTen der oade koDiDgen, ziedaar alles wat tbans nog
is oyergebleyen van eene stad, die eenmaal groot en beroemd
vas; al kon zij ook in haar besten tgd op den naam van stad
eigenlijk geen aanspraak maken.
Het zoo even vermelde groote plein , de aloen-aloen van den kra-
ton, door de Earopeesche sohrgvers gewoonlgk, maar ten on-
rechte, de pasjan genoemd '), prijkt nog met twee buitengewoon
omvangrgke waringins, die steeds voortgaan hunne honderden
stammen met nieuwe te vermeerderen. Yan den kraton zelven is
echter nauwelgks eenig spoor meer over. Yalentijn verhaalt, dat
hg in 1680 gebouwd was door Hendrik Lucaszoon Cardeel , met-
selaarsbaas in dienst der Compagnie , die acht of tien jaren te
voren naar Banten was weggeloopen , en , in gunst bg den Sultan
gekomen, den Islam omhelsd en den titel van Pangeran Wira
Ooena erlangd had, maar later tot de Compagnie en het Chris-
tendom teruggekeerd en in 1711 te Batavia gestorven is'). Dit
verhaal wordt bevestigd door Nikolaas de Graaf, die Banten in
1685 bezocht en met genoemden persoon , dien hij echter Hendrik
Laurens, geboortig van Steenwijk, noemt, en den titel van Orang
Kaja in plaats van dien van Pangeran geeft, onderscheiden ge-
sprekken hield'). Stavorinus zegt dat een opschrift in het Hol-
landsch op een boven de poort gemetselden steen den naam des
bouwmeesters vermeldde, en geeft dien op even als deOraaf^).
Later is om den kraton het fort de Diamant heen gebouwd,
waarin de Compagnie eene bezetting onderhield die den Sultan
in naam tot eere wacht strekte, maar inderdaad diende om hem
te bewaken *). De kraton , door de Bantonners in hooge eere
gehouden , heeft het door Daendels en Ra£9es gesloopte rgk nog
eenige jaren overleefd. Eerst toen in 1832 de laatste, maar bloot
O Paséban, dikw^ls verbasterd tot passeerbaan, is niet bet plein zeli^ maar
de open geboorzaal op de aloen-aloen waar de JavaanBohe ambtenaren ambis-
halve met bnnne boofden samenkomen en waar de tereebtzittingen g^ebou-
den worden. «) Yalentfjn, IV. 1. 215.
*) Yoyages de K. de Oraat 200. *) Beize naar Batavia. I. 53.
*) Zie DL U. 514. De kraton moet reeds lang voordat bg door den Hol-
landsohen renegaat verbouwd werd, onder den naam van Soeroesoean bestaan
bebben.
Digitized by VjOOQIC
110
titulaire Sultan Mohammed Tsafioe'd-dtn, in zgn aan yergiftiging
toegeschreven waanzin, in weerwil dat de heer Eöhler en de
Regent van Serang in 1830 ala zgn curatoren waren aangesteld,
eene houding aannam die het Gh>uvemement noopte hem door
list uit zijn dalam te lokken en met een oorlogsbrik naar Soe-
rabaja te doen vervoeren, werd het noodig geacht ook het paleis
te doen slechten, als een zichtbaar teeken dat voortaan van het
herstel van het Bantensche Sultanaat nimmer meer sprake zou
kunnen zgn. Er waren echter geene arbeiders te vinden die de
hand aan de heilige muren wilden slaan, totdat eenige daartoe
omgekochte priesters , na zeven dagen lang in den kraton gebe-
den te hebben, zelven de bevolking tot het sloepen daarvan
vermaanden. Toen was in weinige dagen de oude eerwaardige ver*
blijfplaats der Bantensche Sultans geheel geslecht; met uitzon-
dering van enkele rouurbrokken, die geheel door een wilde
vegetatie overwoekerd zgn ^).
De groote moskee van Banten, met haren broeden fraai be-
werkten frontmuur, hare voorhoven met reinigingsbaden , haar
eenvoudig sieraadloos innerlijk, waarin slechts de zuilen die
de zoldering dragen, de aandacht trekken, en haar ver over ds
muren afhangend , in vgf verdiepingen zich verheffend en allengs
toegespitst dak, staat nog overeind, evenab de vóór baar front
afzonderlgk staande ^ omstreeks honderd voet hooge, van twee
omgangen en een nauwen steenen wenteltrap tusschen de zwar^
muren voorziene menarah, van welke de oren des gebeds
worden uitgeroepen. De eenigszins moeilgke bestgging wordt
beloond door een heerlgk panorama. Den blik noordwaarts wen^
dende overziet men aUes wat nog van Banten overig is: de armzalige
woningen van eenige honderden inlanders, door een woud van
kokosboomen als bedolven; het kleine Ohineesche kamp aan de
Tji Feteh; de ondiepe, nauw 30 voet breede rivier; de ruïne
van het fort Speelwgk; de breede strook van moerassen die
het zuiden der baai omzoomt en Banten van de zee scheidt, en
achter dat alles de prachtige baai zelve, met lommerrgke eilandjes
bezaaid en wemelende van visschersprauwen. Noordwest- en west-
») T. v. N. L, Vn. 1. 234; v. d. Velde. Gezigten van N. I. 11.
Digitized by VjOOQIC
111
wMfis rutt het oog op de bergen T^n Btf Nikolaaspunt , op de
legere bergen Ten Anjer, en znidwaarts op het stelsel yan den
Kurang, altijd sohilderaobtig, van wat sgde het ook wordt gade
geslagen.
In de galergen der moskee en onder de schaduw der kam-
boclja's*); op een Jiaburig Told geplant, rost het stoiFelgk over*
schot van de Soltans Tan Banten en van velen hunner priesters
en groeten, bedekt door langwerpig vierkante steenen bed-
dingen, nu en dan met eenig bloem werk of ander ornement of
met een koranspreuk voorzien. De onbegrensde eerbied dien de
bevolking voor deze graven koestert, vooral voor die welke als
de graven harer Sultans bekend staan , is oorzaak dat vele door
kleine afdakjes en wit katoenen schutsels beschermd zijn, ter-
v^l het daarby nimmer aan offers van reukwerk en bloemen
ontbreekt ')
Een weinig oostwaarts van Banten, te Earang AntoO; is nog
een merkwaardigheid te zien, die ik niet geheel met stilzwggen
mag voorbggaan. Het is een naar bijzonder fraai model uit metaal
gegoten kanon van 14 voet lengte en aan den mond in doorsnede
14 duim wgdte^ en in het midden met vier stevige metalen
ringmi voorzien. Het lag vroeger onmiddellijk aan het strand, doch
is thanSf wegens de voortdurende aanslibbing van den bodem,
door een zoom van moeras daarvan gescheiden. De herkomst
▼aa dit kanon is onbekend; algemeen echter wordt aangenomen ,
dat het een geschenk der Portugeezen aan een der oude vorsten
van Banten is geweest ^ en dat het hier ontscbeept is, doch om
zgn verbazend gewicht niet is kunnen vervoerd worden.
De inlanders brengen dit kanon op e]g[enaardige wgze in ver*
band met een soortgelijk doch veel kleiner, vermoedelgk van
dezelfde herkomst, dat wij te Batavia leerden kennen '). Om hunne
voorstelling eenigszins begrijpelgk te makep ; moet men zich her-
1) Xie DL L 645.
*) Een Igst der Sultans die in de moskee of op het terrein rechts van haar
begraTen zgn , af lEomstig van een inlandeohen regent , komt Toor in het T.
v« T. L. ea Yk. XYI. 96. Die Igst is echter Terward en <mnanwkeiirig in
namen en detioM. *) Zie hoven, h). 16.
Digitized by VjOOQIC
112
inneren , dat in het Tolksgeloof der iDlanders vele sporen overig
zgn van het aninLime der natuurvolken *)• Met de toekenning
van een ziel aan levenlooze voorwerpen , gaat ook in vele gevallen
de toekenning van sexneel onderscheid gepaard. Wij zagen reeds
voorbeelden in het vroeger medegedeeld verhaal omtrent den
oorsprong der wajang karoetjil ') en in de padi penganten ').
De Dajaks kennen verschil van geslacht toe aan de bij hen in
zoo hoog aanzien staande koelpotten % De twee toppen van de
piek van Lobetobi op Floresworden als een echtpaar beschouwd').
Op gelijke wgze wordt het kanon te Batavia als de man, dat
van Banten als zijn vrouw aangemerkt. De overlevering zegt, dat
in lang vervlogen tijden twee Bantenners , terwijl zg zich baadden in
den mond van den arm der Tji Peteh die bij Earang Antoe in
zee valt, het kanon op het water zagen drgven, en toen zy in
hunne verbazing vroegen wat dit te beteekenen had, van de
kanonvrouw zelve ten antwoord kregen , dat zg Pandeglang ver-
laten had om zich naar Batavia te begeven en daar een bezoek
te brengen aan haren echtgenoot, naar wien zg zeer verlangde.
De Bantenners lieten echter het kanon zgne reis niet volbrengen ,
maar brachten het op den wal , waar het thans , even als het andere
kanon te Batavia, het voorwerp is van vereering, met geloften
en oiFers gepaard. Sommigen verbinden hiermede ook nog de
voorstelling , dat , wanneer ooit deze beide kanonnen bg elkander
komen, het met de heerschappij der vreemdelingen op Java voor
altgd zal gedaan zijn.
Wij keeren thans naar Serang terug om vandaar den weg
naar Anjer te vervolgen. Het eerstvolgend station is de distriots-
hoofdplaats Kramat Watoe. Het district , ofechoon bij de inlanders
reeds lang onder den naam zijner tegenwoordige hoofdplaats bekend,
heeft tot 1865 officieel den naam van Banten gedragen, niette-
genstaande de voormalige hoofdstad van dien naam tot het district
Serang gerekend werd '). Hoe het dus aan dien naam kwam, is
eenigszins duister; misschien lag daarin een herinnering aan
») Zie Dl. I. 313. ») Dl. I. 458. ») Dl. I. 624 t.
4) Perelaer, Ethnogr. beBohrgv. d. Digaks. 117. *) T. y. h. Aardr. den. 1. 184.
') Abl. voor 1865, n^. 71; BegeeringsTeralag van 1865, bl. 5.
Digitized by VjOOQIC
113
Banten girang (boveB-Banien) , dat de hoofdstad des rijks zou
geweest zgn, totdat het door Maulana Hasanoe'd-dtn werd yer-
overd en de zetel der regeering naar Banten ilier (beneden-
Banten) werd overgebracht. Yan boven-Banten worden op ongeveer
een paal afstands van Serang nog overblijÜBelen aangewezen ^).
Daar ik echter niet weet of zij binnen de grenzen van het tegen-
woordige district Eramat Watoe liggen ^ zou het gewaagd zijn
als stellig aan te nemen, dat zij iets met den vroegeren naam
daarvan te maken hebben.
Niet ver van den genoemden post rijst links van den weg de
Goenong Pinang op tot eene hoogte van omstreeks 300 meters. Hij
doet zich voor als geheel geïsoleerd , omdat hij zelf de lage heuvelen
bedekt die hem met het zuider-gebergte verbinden. De voet is
rgk bebouwd; de top biedt eene ruime vlakte aan, begroeid met
vele wilde vruchtboomen , die ten deele het graf van een hier
rustend Engelsch officier beschaduwen. De zachte hellingen maken
de beklimming uiterst gemakkelijk^ waarom de Europeesche inge-
zetenen van Serang gewoon zijn er hunne gasten heen te voeren , op-
dat zij zich verlustigen in het heerlijk panorama, dat straat Soenda
met hare bekoorlgke eilanden , de beroemde baai van Banten , de
rgke vlakte van Serang met hare ontelbare dorpen, boschjes
en sawahs, het stelsel der oude tweelingsvulkanen Earang en
Poelasari, de lagere reeks der Anjersche bergen en de op den
St Nikolaashoek verrijzende toppen van den Goenong Agoeng en
den Goenong Batoer beheersoht ').
Nabg het volgende station Tji Legon voert de weg over het
Anjersche gebergte heen en bereikt dus zgn hoogste punt; dat
natuurlgk ook de ruimste vergezichten biedt. Yan Tji Legon tot
Tji Gading is de daling aanmerkelgk : men betreedt hier het gebied
der uitgestrekte moerassen van het lage land , die gevormd zgn
door de aanslibbing welke het voormalige eiland Bodjo Negara,
dat in den St. Nikolaashoek eindigt, met den wal van Banten
heeft vereenigd, en langs welke de weg zich tot zijn eindpaal
Anjer voortzet Hier schieten tallooze rhizophoren, slechts a%e-
') y. Hoërell, Inwgding der Christenkerk te Serang. 8.
») Zie Dl. L 71.
m, 8
Digitized by VjOOQIC
114
wisseld door de Baloentas, hunne wortels tussohen de koraalblok-
ken die in den moerasmodder rusten^ en de inlandsche bevolking
heeft in het gebergte een toeyluoht gezocht, om de miasmen te
ontgaan, die tot zeer in de nabijheid van Anjer de lucht ver-
pesten, en zeker ook de yoorname oorzaak zgn van Anjers be*
ruchte ongezondheid ^).
Weinige plaatsen op Java zgn zoo algemeen bekend als Anjer,
want hare ligging aan het nauwst gedeelte van straat Soenda en
aan het voor de scheepvaart veiligste der beide kanalen waarin
deze hier door het eiland Dwars in den weg verdeeld wordt ^), is
oorzaak dat zg jaarlijks door honderden schepen wordt aangedaan,
die er zich van drinkwater en andere ververschingen komen
voorzien. Kabg het op last van Daendels aan het strand aange-
legde fort, dat veel te groot voor zijne tegenwoordige bezetting
en als strandbatterij niet zeer doelmatig ingericht is, staat een
steenen huisje, gebouwd over eengrooten gemetselden waterbak,
die door eene diep in het gebergte aanvangende leiding voort-
durend van versch water voorzien wordt en het overtollige naar
zee laat wegvloeien. Vooral aan deze inrichting heeft Anjer het
te danken, dat zoovele schepen — inzonderheid van vreemde
natiën, want de Nederlandsche zetten meestal de reis onmiddellgk
naar Batavia voort — op zijne reede ten anker komen en aan
zijne inwoners de ruimste gelegenheid tot een voordeeligai handel
in levensmiddelen en allerlei snuisterijen bieden. Yoorai de En-
gelschen moeten hier hunne zucht om een aandenken mede te
brengen van de vreemde plaatsen die zij bezoeken, niet zelden
duur bekoopen; want de Anjereezen verstaan uitnemend de kunst
om van de koopzucht en onervarenheid van den vreemdeling part§
te trekken.
Maar ook de enkel voorbijvarende schepen plachten te Anjer
niet ongemoeid te blijven. Nabij de ondiepe en nauwe, slechts
voor kleine vaartuigen bruikbare haven ^ die, tusschen het fort
en de waterplaats, zich met hare uit geheide palen bestaande
hoofden een eind weegs in zee voortzet ^ staat een hooge wan-
») T. T. N. L Vn. 1. 375 T. Vgl DL L 56 , 71.
8, Vgl. DL I, W. 5 en 25,
Digitized by VjOOQ IC
115
Bgin , in wiens krnin vroeger een hutje toBscIieD de takken door-
aohemerde, waartoe men met een bamboezen ladder opklom en
dat een vrij uitzicht over de geheele straat Soenda bood. Hier
hield een oppasser aanhoudend de wacht, om van alle in het
gezicht komende schepen bericht te geven , waarna de havenmees-
ter de schepen praaide om hunne namen en die der passagiers
te vernemen, en de brieven te ontvangen waarvan spoedige
bezorging verlangd werd. Yan die oogenblikken maakten de
Anjersche kadraaiers gebruik, om met hunne ranke^ uit een enkelen
•tam gemaakte vaartuigen, zoo vol geladen met ooft en gevogelte
en alles wat de begeerlgkheid van den matroos kan prikkelen,
dat er voor den schuitevoerder zelven nauw plaats in zijn prauwtje
overbleef, het schip van alle zgden te omstuwen. Daar kon de
vreemdeling zich dan verlustigen in het gezicht van de verbazende
behendigheid der halfnaakte Anjereezen , die , onvervaard wanneer
hun schuitje omver sloeg en de gansche lading overboord viel,
in een oogenblik de kano weder wisten overeind te helpen en van
water te bevrgden, het drgvende na te zwemmen en het ge-
zonkene al duikende uit de diepte op te brengen.
Dit schouwspel, dat door de verhalen van honderd reizigers
zeker den meesten mijner lezers in zoo scherpe trekken voor den
geest staat, dat zij nauw gelooven kunnen het niet zelven aan-
schouwd te hebben, wordt steeds minder op de reede van Anjer
vertoond, naarmate de zeilvaart voor de stoomvaart moet plaats
maken. De stoomboot zet haren snellen en statigen koers naar
Batavia voort zonder zich om de kadraaiers te bekreunen, en
brengt zelve de brieven sneller naar de hoofdstad dan dit van
Anjer uit zou kunnen geschieden. Ook in andere opzichten heeft
de geest des tgds verbeteringen aangebracht, wier waarde men
orkennen moet, al betreurt men dat er veel aan werd opge-
offerd , wat voor de verbeelding in een waas van poëzie was ge-
huld. De schilderachtige hut in den waringinboom is verdwenen
en vervangen door een seinpaal, in 1867 opgericht in de nabijheid
van den lichttoren, die in 1851 op Java's vierde punt*), niet
ver van Anjer werd gebouwd. Die lichttoren , van hout vervaardigd j
>) Zie DL I. 24.
8*
Digitized by VjOOQIC
116
is in 1865 YervangeB door een firaaien ateenen, waarvan het
Uoht zich 46 meiers boyen den waterspiegel verheft, enyanhet
dek van een gewoon schip op een afetand van vijf duitschemg-
len zichtbaar is ')• Bij den seinpost is ook een tgdbal geplaatst
voor de verificatie der chronometers ^ terwgl de lichtopzichter ook
met het beheer van tijdbal en seinpost belast is ^). Bovendien heeft
Anjer sedert 1869 , op het niteinde van het wester havenhoofd, een
ijzeren lantaarnpaal met rood staand licht, onder het toezicht
van een inlandschen lichtwachter. ')
Anjer is, met uitzondering van het oostelgk deel, dat zich
geheel als een gewone kampong voordoet, eenigszins in den vorm
van een stadje gebouwd; want de huizen, hoewel laag en onaan-
zienlijk , zgn in blokken vereenigd en door straten of wegen
gescheiden , die zel& van naambordjes voorzien zgn. De voor-
naamste straat, waarop ook de postweg uitkomt, loopt in het
noordelgk deel van Anjer langs het strand en splitst zich verder
op in den weg naar Tji Biugin en de laan die naar het monu-
ment van lord Cathcart voert. Dit is eene tien meters hooge
piramide met een latijnsch grafschrift, door Baf9es opgericht tot
vereering der nagedachtenis van den kolonel Charles lord Cath-
cart, die den 10 Juni 1788 op de reede van Anjer overleed/).
Bij helder weder geniet men te Anjer een heerlgk gezicht op
straat Soenda. Het groene, door het schuim op de riffen als door
een zilveren rand omzoomde eiland Dwars in den weg rgst on-
geveer 30 meters hoog uit de golven, en komt prachtig uit
tegen den achtergrond door Sumatra's Zuidoostkust gevormd,
waar de Badja Bassa zgne kruin tot een hoogte van 1840 meters
statig tot in de wolken verheft. Yerder westwaarts verliest zich
de blik in de diepte der Lampongbaai, wier ingang grootendeels
is bedekt door de hooge vulkanische eilanden Seboekoe en Sibesi.
Zuidwaarts van het laatste schgnt zich de wat naderbg gelegen
>) Regeeringsrenilag 1865, bL 288. >) Staatsbl. 1867, n\ 11.
') BegeeringSTerslag 1870, bL 81.
*) Eene afbeelding van dit monument en bet soboone landschap waarin
bet zich yerheft, yindt men in de „Memoir of tbe life and seryioes of Raf-
fles ,** terwgl de inscriptie wordt medegedeeld door Roorda van Eysinga , Rei-
zen en Lo^yallen, lY. 259,
Digitized by VjOOQIC
117
steil oprgzende eilandberg Bakata, van den voet tot den meer
dan 800 meters hoogen top met bossohen bewassen y op de baren
te wiegen.
Niet minder schoon is eene wandeling in het gebergte achter
Anjer, b. y. wanneer men de waterleiding tot aan haren oorsprong
▼ervolgt. Anjer is beroemd door zijne kokospalmen , die er uitge-
strekte plantsoenen vormen en nergens op Jaya weliger groeien.
Terwijl de zandbodem langs het strand bedekt is met millioenen
▼an de dichtopeengepakte stekelige kroonen der Teki laoet*),
▼aak opgeluisterd door de klokvormige bloemen van de zich
sierlgk er doorheen kronkelende Daoen katam *) en hier en daar
a%ewisseld door boschjes van Baloentas ') , vormen de kokosboo-
men den hoofdtrek in de vegetatie van Anjers landzgde ; doch
naarmate men langs de hellingen der bergen opstggt, worden zg
meer en meer afgewisseld door welige rijstvelden en tuinen , door
frissche en dartele bergstroomen doorkronkeld.
Dezelfde bekoorlgke verscheidenheid van gezichten naarmate
men den blik rechts naar de zee oflinks naar het gebergte wendt,
zooals ze als van zelf voor de verbeelding verrgst van ieder die
ooit den weg langs de Ligurische zee tusschen Nizza en Genua
heeft afgelegd, blijft den reiziger vergezellen die zich van Anjer
naar Tji Ringin begeeft. De weg, in 1828 aangelegd, en die
als een zijtak van den bg Anjer eindigenden postweg van Daendels
kan worden aangemerkt, is aanvankelgk met djatiboomen be-
plant , daarna door heggen van euphorbiaceeên bezoomd , voert bij
den post Sirih een eind weegs door het maagdelijk woud en wordt
vooral merkwaardig waar hg , voorbij den post Tawieng^ door de
in zee uitloopende trachietkammen der zacht afbellende bergen
wordt gedragen, niet het minst om de zonderlinge mengeling van
berg- en strandvegetatie, daar de trotsche kiara's en andere
woudboomen zich langs die ruggen tot den zeeoever voortzetten ,
zonder de heesters en kruiden wien dit gebied van rechtswege
toekomt, geheel te kunnen verdringen. Tusschen Tawieng en
Pasaoeran ligt aan de strandzgde van den weg eene 30 \ 40
voet hooge trachietmassa, waarin, zoo het schijnt, de golfslag
') Cypenis rotnndus. *) Ipomaea pee oaprae. *) Ck>njza indioa.
Digitized by VjOOQIC
118
eene opening heeft gebroken, die later door menschenhanden tot
eene omstreeks 30 voet breede en 10 voet hooge rotspoort is
verwijd. Boyen die opening yormt zij als het ware eene natuar-
lijke brag, die op het smalste punt niet veilig kan betreden
worden door wie Uoht aan duizeling onderhevig zijn. Om de
poort heen verheft zich zwaar geboomte, maar als men de
spleet doorgaat staat men plotseling aan het strand en wordt
men verrast door het gezicht eener schoone baai, waarvan
de oevers door half verweerde trachietmassa's gevormd zgn. In
de poort ligt een steen waarop de inlanders oiFeren , opdat hunne
ondernemingen gezegend zijn. Eene dergelijke maar kleinere poort
wordt aan denzelfden weg eenige minuten verder aangetroffen.
De weg die tussohen Tawieng en Pasaoeran wegens de sterke
golving hier en daar tot 30 voet diep in den bodem is ingekapt^
wordt weder vlak als men laatstgenoemde plaats voorbij is. Ook
loopt hg hier weder onmiddellijk langs het met de witbloemige
Bakoeng *) rgk getooide strand. Bij Tjarita verliest men echter
de zee uit het oog; maar men wordt rijkelijk schadeloosgesteld
door de heerlijk bebouwde vlakte die de weg middendoorsngdt,
en die ten noorden begrensd wordt door de tallooze klappers
waarin Tjarita verscholen ligt, ten westen door een strandbosch
van de zee gescheiden is, ten oosten in de met wilde vegetatie
getooide hellingen der lage voorbergen van de daarachter tot de
wolken oprijzende toppen Asapan en Eokosan overgaat , en zuid-
waarts den reiziger onder de palmen en vijgeboomen van het
vriendelgke Tji Ringin den eindpaal van zijn tocht doet begroeten.
Tji Bingin maakt op alle reizigers die het bezoeken , een aller-
aangenaamsten indruk. De Regent en de weinige Europeesche
ingezetenen wonen rondom eene aloen-aloen, die door keurige
netheid en fraaie beplanting uitmunt. Het is eene ruime, nage*
noeg vierkante vlakte , waarover eenige prachtige boomen in dier
voege verspreid zijn, dan men overal het geheel kan overzien,
en waaraan eenige eenvoudig maar smaakvol ingerichte woningen
palen, die door tuinen en erven van elkander gescheiden zijn.
In een hoek van het plein ligt het sedert 1875 niet meer bezette ')
') Griniun Asiaticum. ^) Kolon. Versl. 1876. 89.
Digitized by VjOOQIC
119
fortjoi waarvan de geheel met gras bekleede aarden wallen de
daarbinnen gelegen kazerne geheel yoor het oog plaohten te
bedekken. Ook de gevangenia, die mede aan dit plein gebouwd
it, onderscheidt zich bijzonder gunstig door hare zindelijkheid en
goede luchtverversching. De aloen-aloen met alle daaraan palende
gebouwen is yan alle zijden ingesloten door hoog en dicht geboomte ,
zoodat zg zich voordoet als ware zij te midden van het bosch
gelegen. Vroeger bevond zich hier in den tuin van den Assistent-
resident eene merkwaardige verzameling Javaansche beelden,
doch het is reeds elders door mij opgemerkt, dat zij naar het
Museum van het Bataviaasch Genootschap overgebracht is ')•
De Europeesche wijk is van de inlandsche kampong geschei*
den door het riviertje Tji Ringin, waarover een overdekte brug
is geslagen. Die kampong is bewoond door landbouwers en vis-
Bchers. Zij onderscheidt zich door niets bijzonders , behalve dat zg
doorsneden wordt door een breeden weg, die van de brug naar het
strand voert, 't welk hier eene bgzonder goede gelegenheid voor de
vischvangst aanbiedt ^ omdat het veel minder dan verder noord-
waarts tot Anjer door riffen omzoomd is^ zoodat de dorpelingen
hunne prauwen zonder moeite of gevaar in en uit zee kunnen
brengen. Tji Ringin dankt dan ook zgne welvaart voor een
goed deel aan de visscherij. Aan het strand is een koepel gebouwd,
waaruit men een schoon gezicht op de zee geniet; terwijl er de
geringe overblijfselen van het grootere door Daendels gebouwde ^
maar door de Engelschen vernielde fort aan steeds verder om zich
grgpende verwoesting zijn prgs gegeven.
Tji Ringin is de hoofdplaats van het uitgebreide Wester-
regentschap, dat zich uitstrekt tot aan het zuiderstrand en ook
het vroeger reeds vermelde schiereiland Oedjong Eoelon'), den zuid-
westhoek van Java, en het daartegenover liggende, 72 vierkante
palen groote» geheel met bosschen bedekte en slechts tijdelijk
door yisschers bewoonde Prinsen- eiland of Poelo Panaïtan om-
») DL IL 148.
^ DL L 28. OedljoDg Koeion is, volg^ens van Hasselt, Ind. Mag. II. 2. 90,
bg de inlanders de naam Tan het geheele schiereiland, terwgl Java's eerste
imnt, gewoonlgk op onze kaarten Tancfjong Eoelon geheeten, bg hen den
naam draagt van Tan^jong Gedé. Zie ook BikinT.y.T. L.enyk.Xyi. 266,
Digitized by VjOOQIC
120
vat ^). Doch alleen de twee kleine, in het noorden naast el-
kander liggende districten Tji Kingin en Menes — het laatste
ten oosten van het eerste tot aan de grens der afdeeling Pan-
deglang — zijn goed bevolkt en bebouwd. De ¥eel grootere
zuidelijke districten Panimbang en Tji Bilioeng bestaan schier
geheel uit onbewoonde en ontoegankelijke wildernis en bevatten
slechts eenige weinige, meest zeer armoedige dorpen. De ver-
houding in welvaart tusschen de verschillende districten kan
eenigszins blijken uit het aantal hunner kampongs. Dit bedraagt
voor Tji Ringin 125^ voor Menes 80, terwijl de districten
Panimbang en Tji Bilioeng slechts 38 en 33 kampongs tellen,
ofschoon hunne uitgestrektheid minstens driemalen die der beide
noordelijke bedraagt.
Yan Tji Ringin voeren twee wegen oostwaarts naar de
hoofdplaats van het regentschap Pandeglang. De noordelijke, een
groote rijweg, slingert zich door het dal tusschen de bergen
Earang en Poelasari; de zuidelijke, een binnenweg, gaat over
Dagotjarek, de vroegere hoofdplaats van het Wester-regentschap ,
naar de stille districtshoofdplaats Menes en zet zich vandaar
voort om den zuidelijken voet van den PoelasarL Men kan wel
nagaan dat beide wegen rgk zijn aan natuurschoon; voor het
oogenblik echter moeten wij den blik wenden naar minder be-
voorrechte streken, om later bij ons bezoek aan het Midden-re-
gentschap tot den heerlijken omtrek van Earang en Poelasari
terug te keeren.
Zuidwaarts gaat van Tji Ringin een weg die , zich langzamer-
hand meer en meer van het strand der Peper baai verwijderende ,
bij de kampongs Bama oediek — dus genoemd in tegenstelling
1) Zie Dl. I. 3, 5, 23 y., 117. Poelo Panaïtan was tgdens het Bantensch
Sultanaat een verbanningsoord. Aan do Kazuarisbaai , die diep in het zuidwes-
ten van het eiland doordringt, maar veel te open ligt om waarde voor de
scheepvaart te bezitten, moet in het laatst der vorige eeuw eene kampong
gelegen hebben, die Samadang werd genoemd en een paar honderd zielen
telde. Zie Roorda van Ëysinga , Ld. en Vk. III. 2. 274. Misschien zgn er in
de laatste jaren ook weder kampongs verrezen. Wg lezen ten minste bg
Koorders, bl. 351, dat de bevolking der Dl. I, bl. 28, vermelde kampong
Djoengkoelan aan de Meeuwenbaai weder verloopen en naar Poelo Panaïtan
verhuisd is.
Digitized by VjOOQIC
121
met het aan zee gelegen Moeara Barna — en Tji Boengoer, over
de riviertjes Tji Barna en Tji Boengoer voert en op 14| paal
afrtands van Tji Ringin de hoofdplaats van het district Panim-
bang bereikt^ die dikwijls ook zelve met den naam van het
district wordt genoemd, maar eigenlijk Perdana heet. Zij is een
onaanzienlijke kampong, gelegen aan de vischrgke Tji Liman
of rivier van Panimbang ') , en is ook te water te bereiken ,
want men kan de vrij breede rivier tot hiertoe en zelfs nog iets
hooger oproeien ; ofschoon daartoe , wegens den snellen stroom , vrij
wat krachtsinspanning noodig is. De oevers zijn geheel met bosch
bedekt, en zelden komen menschen de rust verstoren waarin
hier talrijke scharen van apen en fraaigevederde vogels hunne
dagen slijten. Eene enkele maal ziet men de sporen van een
bng verlaten hutje, schier geheel weder door den wilden plan-
tengroei overwoekerd. Onder de boomen die hier menigvuldig
voorkomen, verdienen de Sahadan en Langkap vermelding, pal-
men waarvan zich de eerstgenoemde door zgne aanzienlijke hoogte
en bgna eirkelronde waaierbladeren, de andere door eene sma-
kelijke kool onderscheidt ').
Van Perdana heeft men een afstand van 22 palen af te leggen
tot Soedimaniek, de hoofdplaats van het district Tji Bilioeng,
en ook weder zelve dikwijls door dien laatsten naam aangeduid.
Yoerde reeds de weg van Tji Ringin naar Perdana door meestal
onbebouwde streken, slechts hier en daar door een kleine gaga
a%ewisseld; en door dichte met vele tijgers bevolkte bosschen,
wier schaduw het opdrogen van het pad na den regentijd ver-
hindert, zoodat dit meestal een onafgebroken modderpoel is;
nog gebrekkiger wordt de weg die door schier onafgebroken
moerassen, omgeven door kreupelbosch en woeste alang-alang-
velden, en schaars door onbeduidende kampongs afgewisseld, tot
aan het Eendengsche gebergte voort, waarin Soedimaniek aan
een gelijknamig riviertje gelegen is. Dit riviertje vloeit een weinig
>) Zie DL I. 73.
^ Bik in T. t. T. L. en Yk. XYI. 265. De eerstgenoemde palm is waarsolign-
Ijjk LiTistonia subglobosa, die naar het oordeel van Miqael (Flora UI. 59)
yermoedel^k niet wezenlgk van L. rotnndifolia yerBchilt, de andere Arenga
obknsifolia (Miqnel, t a. p. 86).
Digitized by VjOOQIC
122
boven Soedimaniek samen met de Tji Bilioeng^ennahunneyer-
eeniging voeden zg te zamen de Tji Binoeangan, die aan de zuidkust
de grens vonnt tussohen de regentschappen Tji Bingift en Lebak.
Yan Soedimaniek zetten wg onzen weg zuidwaarts voort, om,
na nog 8 palen te hebben afgelegd, Patoedja, niet ver van het
zuiderstrand , te bereiken. Die weg is nog steeds even bezwaar-
lijk; want ook in het gebergte blgft hg moerassig. Dikwglszelft
zgn de valleien bedekt met kleine meren, waarvan het water
rgkelijk is bezwangerd met kalk, die rondom de boomenaande
kanten wordt a%ezet en vele overblijfselen van schelpen en zee-
dieren bevat. Maar heerlgk is de aanblik dien men geniet, wanneer
men langs de zuidelgke helling van den laatsten bergrug afdaalt.
Yan een aangeslibden kustzoom is hier geen spoor. De takken
van het Eendeng- gebergte naderen tot aan de zee, en van uit
den schoot der dalen, waarin men van alle zijden door het woud
omringd is, ziet men eensklaps den oceaan voor zich,zooabhg
hier met onstuimige kracht en onder oorverdoovend klotsen zgne
rollende golven op de steil afvallende rotsen te bersten stoot en
torenhoog doet opstuiven, ginds, waar in de plooien van het
gebergte het strand zacht oploopend terugwijkt^ zgne schuimende
branding voortstuwt tot het uiterste punt dat hare gestadig af-
nemende kracht bereiken kan.
Patoedja ligt een paar palen van den mond eener gelgknamige
rivier, die van de lagere toppen van het Eendeng-gebergte ten
noordwesten der kampong, door een breed doch ondiep bed , kris-
talhelder water naar zee voert, en in hare uitwatering met de
een weinig westelijker stroomende Hanojan samenvalt. Men
is hier nog ongeveer veertig palen van Java's uitersten westhoek
verwijderd, en die geheele uitgestrektheid bestaat uit eentonige,
onherbergzame, huiveringwekkende wildernis, met uiterst geringe
sporen van bevolking. Den besten weg levert nog het strand zelf ,
daar de kust over eene groote uitgestrektheid geene belangrgke
insngdingen heeft, en door geene beken van eenige beteekenis,
behalve de l?ji Ealedjetan, doorgroefd wordt. Na dat rivier^e te
zgn overgestoken bereikt men de vlakke landengte ^) die het
') Zie DL L 28.
Digitized by VjOOQIC
123
scbiereiland Oedjong Eoelon aan Java hecht. Het zand is hier
bmgs het strand tot duinen opgehoopt, die eene schrale, meest
vit pandanen bestaande vegetatie dragen; een liefelgken aanblik
Uedt echter het lage, als op den oceaan drijvende eiland Deli,
dat met een dicht woud van kokospalmen bedekt is. Aan
ontelbare kleine gleuven in het zand herkent men de plaatsen
waar de schildpadden hare eieren leggen; maar niet minder
menigvuldig zgn de sporen van haar geduchtsten vijand , den tijger.
Achter de duinen is de bodem zeer moerassig; maar met palmen,
calophyllen , eugeniën en barringtoniën welig begroeid. De laatste
baai die de kust vormt voordat men den westelijken uithoek
bereikt, wordt aan de oostzgde begrensd door den ver vooruit-
springenden landhoek Tandjong Térèleng, en draagt den naam
yan Pelaboean Tji Boenar^ naar een riviertje dat er zich in uit-
stort. Doch eer men dat stroompje bereikt, moet mendebreede
Tji Eensik Loehoer, de rivier van het Hooge Zand *), oversteken,
wat somtijds zeer gevaarlgk kan zgn. Het strand wordt hier hevig
door de golyen gebeukt; de kracht der branding is in deze baai
schier voorbeeldeloos.
Eindelijk bereikt men den voet van den Goenong Pajoeng,
den op zich zelf staanden bergtop die de uiterste punt van Java's
Westhoek bedekt, en al het grootsche wat steile, naakte rotswan-
den , afgewisseld door de rgkste vegetatie, te aanschouwen kunnen
geven , in de ruimste mate aanbiedt. Wij leerden zijne straalvormige
ribben en de steile naakte piramiden die hem als ten voormuur
verstrekken, reeds bij onze kustvaart rondom Java kennen. Bij
hetgeen er reeds toen over gezegd is, heb ik alleen nog te voe-
gen, dat deze rotspiramiden, waartusschen de kokende zee
woelt en opstuift, gedeeltelgk door groote spleten doorboord zijn,
en, even als vele rotsen aan den vasten wal, tal van vogelnest-
grotten bevatten. Door de weinige inlanders die hier wonen om de
nesten te bewaken en in te zamelen, worden zg als de zetels van
machtige geesten beschouwd en daarom met de namen van ver-
schillende Sanghjangs bestempeld^).
>) Zg wordt dus genoemd naar de voor haren mond liggende bank.
*) Vandaar ook de naam Tancyong Sanglgang Sirah, DL L 48, aan de
• Digitized by VjOOQIC
124
Wij keeren nu van onzen uitstap naar Java's Westhoek naar
Patoedja terug en trekken vandaar langs het strand naar Men-
tojong y aan den mond der gelgknamige rivier, en vervolgens , over
den zich hier tot een vrij uitgestrekte vlakte verbreedenden kust-
zoom , naar Binoeangan , dat aan de overzgde van de Tji Binoeangan
reeds in de afdeeling Lebak is gelegen. Deze afdeeling is nog
uitgestrekter dan het Wester-regentschap, maar even schaars
bevolkt en bebouwd. Yan hare vijf districten maken wg het
eerst kennis met Tji Langkahan, dat zich in het zuiden der
afdeeling langs het strand van den Oceaan uitstrekt. De hoofd-
plaats, mede Tji Langkahan geheeten, ligt nabij den mond van
een gelijknamige, breede en vischrijke rivier, die men met een
vlot overvaart, en niet ver van het uiteinde van den broeden ,
vlakken kustzoom , die bg Mentojong begint. Het plaatsje levert
niets bijzonders op , maar doet zich lachend en vriendelijk voor.
De aloen-aloen is omplant met schoone tamarinde-boomen en wordt
gesneden door een recht, breed pad, dat aan weerskanten door
klapperboomen belemmerd is. Echter heeft Tji Langkahan den
naam van zeer ongezond te zgn.
Het is hier dat in Augustus 1823 de natuurkundige van Has-
selt werd aangetast door eene ziekte, die hem noopte zoo spoedig
mogelijk naar Buitenzorg terug te keeren. Hg volgde op de reis
den weinig bekenden ') weg langs het zuiderstrand tot aan de
Tji Barénoh, die op dat oogenblik zoo gezwollen was, dat de
overtocht slechts met ongeloofelijke krachtsinspanning en groot
gevaar werd volbracht. Een vlot van bamboe werd daartoe gereed
gemaakt en vier inlanders waagden moedig het Igf aan den on-
stuimigen stroom , om al zwemmende het uiteinde van den langen
rotan waarlangs het vlot zou worden overgevoerd , naar den ad-
deren kant te brengen. De reeds uitgeputte zieke bracht er het
Palembang-pnnt gegeven. Het sohgnt evenwel dat men daarvoor Tg. Sanghjang
Iroeng moet Bchrijven , en dat daarentegen de eerste noordwestelgk van haar
gelegen rotspiramide Earang Sanglgang Sirah heet. Iroeng beteekent neus
en sirah hoofd,
1) De heer Koorders vernam in 1864 van den koewoe van Tji Barénoh',
dat hier nooit Europeanen geweest waren, met nitiondering eener dame, die
in 1856 van Soekaboemi naar Banten reisde.
Digitized by VjOOQIC
126
yeege leven af en bereikte zelfiei nog Bnitenzorg, maar bezweek
dm dag nadat hg daar was aangekomen.
Ook wij volgen om van Tji Langkahan naar Tji Barénoh aan de
gelgknamige grensrivier met dePreanger te komen , aanvankelgk
het strand , doorwaden de ondiepe Tji Pager, gaan verder over een
vlak, meest door laag kreupelhont, soms door hooge boomen
beschaduwd duinpad, op geringen afstand van de zee, en trek-
ken tal van rivier^'es over, waaronder de Tji Djompo dicht
bg den weg een kleinen y maar schilderachtigen waterval vormt
Nadat wg de l?ji Sidekan zgn overgegaan, begeeft ons het pad
en moeten wg een halven cirkel beschrgven over rotsbrokken
en klipspitsen , die bg hooge zee in het geheel niet te passeeren
zgn. Yervolgens komen wg aan de diepe, maar toch onbevaarbare
Tji Hara, wier broeden, helderen, door de klappers en ander
geboomte van een verlaten kampong belemmerden stroom wg
met een vlot overgaan. Aan de overzijde hebben wg den stellen ,
naar zee vooruitspringenden berg van Tandjong Tji Hara tebe-
stggen, en genieten van de hoogte een schoenen terugblik op
den afgelegden weg. Langs woeste en stoute klippartgen zetten
wg ons pad weder vlak langs zee voort, en bereiken weldra de
breede maar ondiepe Tji Mandiri, die wg, even als een menigte
kleinere stroompjes, zonder moeite of gevaar doorwaden. Nu
komen wg spoedig in het gebied van de grootere Tji Siïh , die
zich op kleinen a&tand van haren mond met de Tji Mantjak
vereenigt en daarna met verbazende snelheid naar zee stroomt,
zoodat de overtocht vaak slechts met veel moeite en beleid kan
volbracht worden. Ook de nu volgende Tji Madoer moeten wg
met een sasak overgaan, waarna wg aan de overzgde de
aanzienlgke in een kom gelegen kampong Bajah ') bereiken. Die
. kom wordt , op ongeveer een paal afstands van het strand, gevormd
*) Zoo noemt Koorden deze kAmpong, bL 809, 310 , in overeenstemming
met Jnnghnhn'B kaart Z^ is echter klaarblgkeljik dezelfde , die bg Bik , bl.
260, kampong Madoer wordt genoemd, en wier bevolking bg besohrgft als
eene kolonie nit het Bnitenzorgsche Sjasinga. De kaart van v. d. Yelde onder-
scheidt eoi kampong Bigah en een kampong Madoer, welke laatste bgna
vlak aan het strand zou gelegen zgn; maar Eoorders kent geene kampong
van dien naam, en met het Madoer van Bik komt de Ugging in het geheel
niet overeen.
Digitized by VjOOQIC
126
door het teragwgken van den Goenong Madoer, welke, daarna
weder tot de rivier naderende, een ver in zee vooruitstekenden
en welig begroeiden uithoek vormt. Yan dien uithoek overziet
men de geheele baai, tusschen Tandjong Madoer en Tandjong
Tji Hara besloten, waarbij de zich blauw tegen den horizon af-
teekenende lijnen van laatstgenoemd voorgebergte den achtergrond
vormen. Eene vaart op dé rivier van Madoer afwaarts tot aan
haren mond is zeer beloonend. De stroom is breed en kristal-
helder; de boorden zgn laag en groen en bedekt door de prach-
tigste boomgroepen, die zich over het water welven, hier en
daar afgewisseld door vreedzaam grazende buffels; het gebergte
dat de vallei begrenst, vooral de Goenong Madoer, levert met
zgne groene bekleeding de schilderachtigste gezichtspunten op, en
de woeste branding in de baai geeft een grootschen indruk van
den eeuwigen strgd der elementen.
Yoorbij dit punt valt niet veel bgzonders meer op te merken.
Alleen de in een schoon, doch woest oord gelegen kampongSa-
wama verdient nog vermelding. Zg ligt op eenigen afstand van
het strand aan een riviertje dat op zgn weg naar zee een aan-
eenschakeling van kalkholen bespoelt, waarin de salanganen on-
telbare nestjes hebben opgehangen. Overigens is de ruimte tusschen
Tji Madoer en Tji Barenoh schier geheel door den hoogen ,
langen, met schier ondoordringbaar en toch door onderscheiden voet-
paden doorsneden bosch begroeiden bergrug Pasir Mangga bedekt
Iets beter bekend dan de strandweg is de weg die van Tfi
Langkahan noordwaarts, over het dicht begroeide Eendengscbe
gebergte, naar het 26 palen verwgderde Lebak voert. Het geheele
gebergte heeft hier het karakter van een hoogland zonder uit-
stekende toppen, maar doorsneden van vele, in verschillende rich-
tingen loopende, meer of min diepe ravgnen en valleien, waardoor
kleinere en grootere rivieren in ontelbare kronkelingen noord* of
zuidwaarts gaan. Na de kampongs Eandang Sapi en Wangsak
Rama te zijn voorbggegaan , steekt men eerst de westwaarts
vloeiende Tji Liman, en daarna bg Poleng de noordwaarts stroo-
mende Tji Oe^joeng, de voornaamste der Bantensche rivieren '),
O Zie D. I. 78.
Digitized by VjOOQIC
127
over. Dicht bg dit pont verbindt een zgtakje den weg met
Goenoeng Eentjana, de hoofdplaats van het district Paroeng
Eoedjang, bekend aan de lezers van den ^Max Havelaar* als
de woonplaats van den Wadana die aan Saïdjah's vader zgne
buffels ontnam '). Yan Poleng wendt zich de weg west-noordwest-
waarts naar Lebak , mede eene districtshoofdplaats , vroeger ook
de hoofdplaats van het gansche regentschap dat nog gewoonlijk naar
baar genoemd wordt, maar in die waardigheid in 1843 vervangen
door Waroeng Goenoeng^ g^lgk dit weder eenige jaren later door
Rangkas Betoeng, beide meer noordwaarts nabij de grenzen der
afdeeUngen Pandeglang en Serang gelegen.
Lebak ligt prachtig in den schoot der vallei van de Tji Semoet
(juister Tji Siment, d. i. Sprinkhanen-rivier), den voomaamsten
zgtak van de Tji Oedjong. De rivier, die in sterk kronkelenden
loop over een steenachtige bedding mischt en bruist ^ slingert
zich bgna om het geheele plaatsje heen en knelt het als in hare armen.
De vallei, waaraan het zgn naam ontleent'), is ingesloten door
een gebergte dat 250 è 300 meters hoog is. Yooral is het gezicht
betooverend, wanneer men , van de laatste hoogte afdalende, neder-
blikt in het dal , dat met den heerlgksten plantengroei is getooid.
Ten zuiden van Lebak , op een afstand van 5 è 6 palen, liggen
in het dal van de Tji Oedjoeng de kolen velden van Bodjong Maniek ,
en wat meer zuidwestwaarts, bij den zijtak Tji Lajang, die van Bo-
djong Mangkoe, die wg beide reeds in het eerste boek van dit
werk leerden kennen '). Wg zullen er ons niet weder bg ophouden,
maar ons liever den langduriger en moeielgker tocht laten wel-
gevallen naar de dorpen der Badoewi's, een merkwaardigen
volksstam die het dal der Tji Oedjoeng veel hooger op, ten
zuidoosten van Lebak y bewoont. Wij gaan , den weg naar Tji Lang-
kahan een paar palen terug afleggende^ de steile hoogte weder
>) Het Terhaal had droevige waarheid ten grondBlag; de knevelarjjen van
het districishoofd gingen zoo ver, dat de Begeering, hoeveel weerzin zg ook
steeds aan den dag legt om het gezag der inlandBche hoofden aan te randen ,
den Wadana van zgne waardigheid ontzette. Zie Kol. Yersl. 1856. 22.
^ De naam is volledig Lehak Prahiang, d. L de vallei der demonen. Zie
Roorda van Eysinga, Ld. en Yk. IIL 2. 800. Aan dien naam zal ongetwg-
feld wel een legende verhonden zjin. ') I^ L 115 v.
Digitized by VjOOQIC
128
op, dooh slaan nu spoedig een zgpad in naar de kampong Tji
Boengoer, vanwaar wij den bezwaarlgken tocht in de richting
van de Tji Oedjoeng yervolgen door een wildernis yan alang-alang
en glagah, afgewisseld door kreupelhout, waar tusschen zich
hier en daar een reusachtige gomelastiekboom ') verheft. Bg
het doorwaden van de Tji Manoek verlustigen wij ons in
den aanblik van een kleinen, maar Uefelgken waterval, en te
midden van het hooge rietgras wgst men ons de grot Elarang
penganten, waarin geen inlander den moed heeft zich neder
te laten, omdat eene legende meldt, dat hier een jeugdig echtpaar
een droevigen dood vond. Den man kostte de poging het leven
om in die grot vogelnesten in te zamelen , en de trouwe gade door-
stak zich , als een andere Thisbe , bg het lijk van haren echtvriend.
De gewone weg naar de Badoewi's bereikt de Tji Oec^oeng bg
Bodjong Menteng en gaat vandaar verder naar Dangdang; het is
echter den vriend van natuurschoon aan te raden, alvorens hg
Bodjong Menteng bereikt, een zijpaadje rechts in te slaan , waardoor
hg het gebied van het district Paroeng Eoedjang betreedt, om
het een weinig lager aan de rivier gelegen Parakan Besi te bezoe-
ken , een levendige en welvarende kampong , met nette woningen ^
wuivende kokospalmen en prachtige rijstvelden, die u reeds bg
het afdalen in het dal door een heerlgken aanblik beloont, maar
slechts met moeite bereikt wordt over een smalle bamboebrug,
hoog boven de rivier gespannen, en aan de beide uitdnden
hangende op groote waroeboomen, die zich horizontaal over het
water welven. Yan Parakan Besi gaan wg vervolgens ^ berg op
berg af, door een prachtige boschstreek, tot zich eensklaps aan
onze linkerhand een wonderschoon berggezicht voor ons opent,
waar wij tot in een eindeloos verschiet heuvel aan heuvel en
bergtop aan bergtop zich met scherpe Ignen aan de lucht zien
teekenen. Nu volgt een lange, steile daling en het doorwaden
van de Tji Séké, waardoor wg het kleine plateau van Tji Awi
bereiken, dus genoemd naar het riviertje dat hier de grens der
districten Paroeng Eoedjang en Lebak en tevens van het gebied
der Badoewi's vormt.
^) Urostigma karet Zie DL L 152.
Digitized by VjOOQIC
129
Over de Badoewi's zou veel zijn mede te deelen. Met de over-
leveringen en gissingen omtrent hun naam en afkomst, met de
beschrgving en de poging tot verklaring hunner zonderlinge
begrippen en gebruiken, zou men een boekdeel kunnen vullen.
Doch het onderwerp is overbekend, alles wat men omtrent hen
weet en gist is tot vervelens toe herhaald, en slechts volledig-
heidshalve waag ik mij aan een uiterst vluchtige schets.
De Badoewi's zgn een levende antiquiteit. Zjj zijn echte Soenda-
neezen^ maar die den Islam niet hebben aangenomen , — een gering
overblgfsel van dat deel der bevolking dat zich tegen de nieuwe leer
zoo lang hardnekkig bleef verzetten en meer en meer naar de
diepste en ontoegankelijkste schuilhoeken van het gebergte terug-
week '). De naam Badoewi's wordt hun alleen door de buiten*
wereld gegeven , en schijnt niets anders te zijn dan het Arabische
badawi, ons bedowijn, dat de woestgnbewoners aanduidt, die
van vaste woonplaatsen verstoken zijn. Het is zeker niet onwaar-
schgnlgk dat de strijders voor den Islam, door Arabieren aan-
gevoerd, dien naam op de bewoners der zuidelijke wildernissen
hebben toegepast; in allen gevalle is deze verklaring van den
naam onder de tot nog toe voorgestelde de eenige die de ver*
werpelgkheid niet op het voorhoofd draagt. Zelven noemen zich
de Badoevri'S; volgens de meeste berichten, eenvoudig naar de
dorpen die zg bewonen en geven zij zich geen collectieven naam.
Yan Hoevell geeft echter als zoodanig d j él ë m a d an gka, Koor-
ders oerang parahiang op; beide namen kunnen beteekenen
gmenschen die de daemonen vereeren^ % Zeker is het althans
dat de Badoewi's werkelijk nog den godsdienst hunner heidensche
voorouderen belgden en den Islam verafschuwen, ofschoon zij
zgn invloed niet geheel hebben kunnen weren. In de geloofsbe-
Igdenissen die zij aan v. Hoëvell mededeelden , komt Allah als
hoogste godheid en ook de naam van Mohammed voor; maar
>) Zie DL IL 239 , 272 ; vgl. DL I. 351 , 356.
^ Dangka schgnt ongeveer hetzelfde ie beteekenen als het Jav. boetü * wat
ik opmaak uit de yergelgking der Woordenboeken van Geerdink en Rigg in y.
De laatste schgnt de uitdrukking djélema dangka te kennen , maar geeft den
indmk van te meenen, dat ook deze naam door de Mohammedanen aan de
Badoewi's gegeven wordt.
m. 9
Digitized by VjOOQIC
130
het zgn slechts namen en klanken , die zg wellicht alleen bezigmi
om hunne tegenstanders te misleiden, even als zg zich ook laten
besngden of voorgeven besneden te zgn, ten einde hunnen schimp
te ontgaan '). Inderdaad schijnt hun hoogste godheid Batara Toeng-
gal te zijn^ zoodat Allah voor hen slechts een andere naam is
waarin zg de attributen samenvatten die zij aan dien eenigen *)
toekennen. Doch, zooals dat bij de heidensche Javanenidgemeen
was, in de werkelijke gods vereering wordt in plaats van het
opperwezen, dat slechts een abstract begrip vertegenwoordigt,
een heirleger van uit dat wezen geboren of uitgestraalde geesten
gesteld, die ook bij de Badoewi's Sanghjangs genoemd worden,
terwijl met de vereering der natuurgeesten ook die van de
afgestorvene voorouders zoodanig verbonden wordt, dat zg daar-
mede geheel ineensmelt '). Het eigenaardigst wat ons van de
religieuse voorstellingen der Badoewi's wordt medegedeeld, is
dan ook, dat de zielen der gestorven boozen in de kraters der
vulkanen branden , maar dat die der vromen gaan naar de lemah
bodas, de witte plek ^), om daar in de zalige rust der voorouders
te deelen. Die zoogenaamde witte plek nu ligt hooger aan de
Tji Oedjoeng, op eenige palen afstands van hunne dorpen, te
midden van het dichte woud, en heeft met hare zich het een
boven het ander verheffende terrassen al het aanzien van een
oude bidplaats , zooals er zoovele op Java voorkomen '). Basalt-
blokken van verschillende gedaante en grootte, deels overeind
staande en door kleinere gesteund , en allen met eerwaardig mos
begroeid, liggen over die terrassen verspreid, en vertegenwoor-
digen voor de Badoewi's de verschillende Sanghjangs die de voor-
werpen hunner hulde en vereering zijn.
*) Yan Hoëvell gelooft dat alleen de ^j^l^iiis loear (zie beneden) besneden
zjjn; doch Eoordera, bl. 331 , Bohgnt te kennen te willen geven dat de besng-
denis bg de Badoewi*B algemeen is.
^ Toenggal beteekent e enig; Batara Toenggal of Bjang Toenggal komt
in de Jayaansche mythologie soms voor als de vader van Batara Goeroe. Zie
Cohen Stuart, Brüt^ Joed&, I, bl. III en 263.
') Zie Dl. I. 313—332. Yan die Sanglgangs der Badoewi's worden door y.
Hoëyell, bL 395, 400 t. een menigte opgenoemd.
*) Bodas beteekent wit, en lemah plek of grond, niet, zooals van HoS*
veil opgeeft, steenen. >) Dl. IL 104, 148.
Digitized by VjOOQIC
131
De Badoewi's hebben ook geesten of goden die hunne kampongs
beeehennen, in de manier van den danhjang des& der Javanen ^) ,
en ook zg honden ter eere dier goden offerfeesten. Deze feesten
heeton kawaloe en worden gevierd in de eerste, tweedeenderde
maand van het oogstjaar, dat natuorlijk een zonnejaar is, al is
het maanjaar hun niet onbekend. De feesten worden voorafgegaan
door een vastendag en gevierd met een maaltgd. Het voornaamste
feest is het laatste en wordt kawaloe toetoeg genoemd. Op dit
feest maakt in iedere kampong eene der voornaamste vrouwen
een beeldje van rgstemeel, ongeveer zoo groot als een pasgebo-
ren kind^ verwt het aangezicht geel, de oogen en wenkbrauwen
zwart en de lippen rood, en holt het lichaam in linnen. Dit
beeldje moet de bruid van den beschermgeest der kampong voor-
stellen. Inmiddels bereiden eenige andere vrouwen in een sangkoe
of metalen pot, die een heilig erfstuk van de voorvaderen is,
de offerspijze, laksa geheeten, en bestaande uit een soort van
vermicelli van rijstemeel, waarbij eenig vleesch van zeven ver-
schillende dieren: ree, dwerghert, schubdier , stekelvarken , eek-
hoorn , rivierslakken en garnalen ^) , moet gevoegd worden. Is
deze offerspgs gereed, dan wordt het beeldje door de zeven
oudste mannen naar zekere plaats in het boseh gebracht en in
zittende houding met den rug tegen een hoenderei op een matje
gezet. Daarna worden er zoovele mandjes met laksa als er per-
sonen en zooveel uit arèn-bladeren gesneden poppen als er vrouwen
in de kampong zgn, in een kring om het beeld geplaatst, en
daarom heen eenige arèn-stokken in den vorm van kleine lan-
sen, naar het aantal mannen , in den grond gestoken. Een bamboe
met azgn en een tweede met water worden aan een stok tus-
1) DL L 315.
*) De Boendaaohe namen zgn mën^èk, pen^ang, pensing, landak, boeSet,
soesoe of soesoeh en koerang, en zijn allen goed yerklaard in Oeerdinks
woordenboek, met uitzondering Tan soesoe, waarbij hg „naam van een visch^
sehrgft. Bigg verklaart soesoe: „a small monovalTe shellfisb oommon in the
Bonntain streams , Melania.*' Dit komt overeen met van HoêTell*s „slakken^ en
nog nauwkeuriger met „klein soort van rivierslak. Mal. belitjoeng^, in den
8oendan. tolk van Orashnis, bl. 86. Hoe de Hollander, Ld. en Yk. L 415,
aan „landkrabben* komt, kan ik niet nagaan. Eoorders, die, bL 339, opgeeft,
dat soesoe Tolgens Bigg een visohsoort is, sch^nt het onderscheid tusschen
Tissehen en weekdieren niet te kennen.
9*
Digitized by VjOOQIC
132
Bchen den kring der lansen opgehangen en een bos padistroo
wordt in brand gestoken; want azijn, water en vaar zijnnoodig
om het wild te bereiden, dat de bruidegom , als hij zgn bmid be-
zoekt, van de jacht zal medebrengen. Na dit alles yerwgderen de
zeven mannen zich en laten het beeld over aan de hoede van
een schorpioen en een spin, die er links en rechts als wachters
aan gebonden zijn. Bij de terugkomst der zeven mannen in de
kampong moeten alle vrouwen rgst stampen , en het feest wordt
met een offermaal besloten. Den volgenden dag worden de gra-
ven der voorouders door de mannen bezocht
Er zgn tallooze zaken die voor den Badoewi boejoet, dat wil
zeggen voor hem , om eene of andere fantastische reden , onheil*
spellend en hem daarom, vaak van oudsher, ontzegd zgn.
Ook deze vorm van bijgeloof is algemeen onder de heidensche
volken van den Archipel, en is op verre na niet uitgeroeid
onder de bekeerden tot den Islam '). Het verbod betreft in vele
gevallen het gebruik van zekere spijzen of dranken, dikwgls
ook het betreden van bepaalde plaatsen of het deelnemen aan
zekere handelingen , en het geldt nu voor sommige fistmiliën , dan
voor den gehéelen stam, nu onder bepaalde omstandigheden, dan
voor altgd. Bij de Badoewi's schgnt het boejoet zich buiten-
gemeen ver uit te strekken, misschien ook ten deele als een
middel om hunne afzondering van de omringende bevolking te
handhaven. Het is bg hen boejoet rijst anders dan op sawah's te
telen, in rijst te handelen, rgst buiten ^shuis te koken, sommige
spijzen gekookt te nuttigen, apen, herten, geiten en sapi^s te
eten en te slachten (terwgl daarentegen het vleesch vankidangS;
baotengs, buffels, kippen en eenden niet verboden is), te paard
te rgden, lastdieren te gebruiken, andere kleuren dan wit, zwart
en blauw te dragen, de legersteden met rotonmatten en groote
rolkussens te bespreiden, kleederen te dragen van stoffen die
niet door hen zelven vervaardigd zijn , tabak te roeken of te
^) Het boejoet is het taboe der Zuidzee-eilanden, het pali derDajaks,
het pamali der Boegineezen en Maleiers, het kasipalli der Makassaren,
het fadi der Malegassen, het roboe der Bataks, het Ie o der Timoreezen,
het posan der Alfoeren, het angker der Javanen en het sarebi der
Balineezen.
Digitized by VjOOQIC
133
kaunven, goud in ontvang te nemen, de schrgfkunst te beoefe-
nen, de hoizen anders dan met kirai ') te dekken en velerlei
andere zaken meer *). Ook is het den Badoewi's niet geoorloofd
te gelgk meer dan ééne vrouw te huwen. Is één der echtge-
nooten gestorven dan moet de overlevende drie jaren ongehuwd
big ven. Echtscheidingen zgn, zoo al niet onbekend, ten minste
hoogst zeldzaam.
Intusschen achten de Badoewi's het niet noodig, dat de strenge
eisohen van hunnen godsdienst en hunne eigenaardige gebruiken
door alle leden van hunnen stam worden in acht genomen. Zg
zgn teyreden wanneer zg slechts door een kleine kern volko-
men zuiver en ongeschonden bewaard worden , en gunnen aan de
overigen eene veel grootere mate van vrijheid. Hierop berust de
onderscheiding tusschen de djélëma dalem en de djélëma loe-
war, d. i. de binnen- en de buitenmenschen. De eersten mogen
slechts uit veertig gehuwde mannen met hunne huisgezinnen
bestaan; wordt dit aantal overschreden, dan gaan de overigen
over tot de djélëma loewar, die in de naburige dorpen gemengd
onder de Mohammedaansche bevolking leven en de voorschriften
van hunnen godsdienst slechts behoeven in acht te nemen , voor
zoover de omstandigheden dit gedoogen.De djélëma'dalem bewonen,
volgens de laatste berichten , de kampongs Tji Beo, Tji Eertawana
en Tji Samodor. Men kan echter niet zeker zijn dat dit nog heden
het geval is , daar verhuizingen onder de Badoewi's zeer dikwijls
voorkomen. Eanèkes^ Bawajan, Tji Eesik, in vroegere berich-
ten als woonplaatsen dezer lieden voorkomende, zgn het thans
niet meer; andere soms als zoodanig vermelde kampongs zijn het
slechts voor zoover ze gedeeltelijk door djélëma loewar bewoond
worden.
In de kampongs der djélëma dalem zijn alle huizen even groot
en geheel op dezelfde wijze op houten stglen eenige voeten boven
den grond gebouwd, terwijl het front onveranderlgk óf naar het
noorden óf naar het zuiden gericht is. De woning van het dorps-
>) DL L 665.
*) In de opgaven omtrent hetgeen boejoet is heerecht YeelYencliil,YOoral,
100 het 8ch|nt , omdat eenige BohrjjyerB aan sommige verbodsbepalingen eene
te wgde strekking geven.
Digitized by VjOOQIC
134
hoofd, Qirang poeöen geheeien, staat aan het zuidelijk uiteinde
der kampong, met de deur naar het noorden, en heeft de balé,
waar de kawaloe's gevierd worden, recht tegen zich over. Be-
noorden de balé is een loods , waar al de vrouwen van het dorp
in een lesoeng die meer dan 12 voet lang is, gezamenlijk de
rijst stampen. In de buurt dier loods vindt men al de rystschu-
ren in een groep bgeen staan. Zij zijn, even als de huizen, met
bgzondere zorg bewerkt.
De Girang poeöen wordt voor het leven gekozen; daar hg
echter gehuwd moet zijn en geen tweede huwelijk mag aangaan ,
verliest hij zgne waardigheid als zijne vrouw sterft. De GKrang
poeöen van Tji Beo sohgnt de voornaamste en eenigermate het
hoofd der geheele gemeente te zijn. Misschien is het aan hem
alleen, misschien ook aan de gezamenlijke girang poeöens op-
gedragen te beslissen, vrie, als het getal der djélëma dalem te
groot wordt, tot de djélëma loewar moet overgaan. Ook in de
buitendorpen ^ ten minste in een achttal, vindt men girang
poeöens, waarvan stellig gezegd wordt, dat zg aan dien van
Tji Beo ondergeschikt zijn. In de binnendorpen staat een tweede
hoofd, Girang serat genaamd en eveneens door de bevolking
gekozen ; den Girang poeöen ter zgde; hg schgnt vooral belast
te zijn met zaken waarbg de Badoewi's met de buitenwereld
in aanraking komen. Als de derde in rang wordt de oudste in
jaren , de pangasoeh kokolot ') aangemerkt.
De Badoewi's zgn zeer zindelgk en leiden een ingetogen leven ;
zg kenmerken zich door oprechtheid en goede trouw, begaan
schier nimmer misdrgven, brengen hunne landrenten geregeld
op, en zgn voor het Gt)uvemement de gehoorzaamste onderdanen ').
Yan onzen heerlgken uitstap in het gebergte koeren wg terug
*) Van kolot ^ oud.
3) Ik heb in deze schets zooveel mogelgk Eoorders gevolgd; want zgne
berichten z|jn de nieuwste en wegens zijne bekendheid met de Soendasche
taal en den geest van onderzoek die hem bezielde, het best te vertrouwen.
Maar ongelukkig zgn ze slechts ontleend aan losse aanteekeningen , na zgn
dood in zijne papieren gevonden, en die dikwijls maar half verstaanbaar zgn,
meer aanvulling en verbetering van vroegere berichten dan een zelfstandig
overzicht bedoelen , en de tegenstrgdige mededeelingen die hem ter oore kwa-
men onverzoend naast elkander plaatsen.
Digitized by VjOOQIC
135 J
naar Lebak, om yandaar den weg oostwaarts in te slaan die
naar Sadjira gaat. Die weg is niet gemakkelijk: hg voert over
heuyelaohtig terrein met vele steile hellingen; hij is meestal ook
niet fraai, daar hg weinig sporen van bevolking toont en veelal
door kreupelhout en glagah loopt. Eene uitzondering maakt ech-
ter de afstand van ongeveer een paal, dien men, alvorens kam-
pong Moentjang te bereiken, aflegt door een heerlgk maagdelijk
woud, met hoog opgaand, lommerrijk geboomte, verlevendigd
door het liefelijk gefluit van een gevederden zanger '). Yervol-
gens doorwaadt men de vrij breede Tji Minjak, een tak van de
Tji Semoet, en ziet aan den weg de gardoe en pasar van de
kampong Tji Minjak, die zelve in een niet zeer verwgderd ver-
schiet aan onze rechterhand opdoemt. Na nu nog de Tji Laki,
de grensrivier tusschen de districten Lebak en Sadjira ^ te zijn
overgestoken , heeft men nog 5 palen af te leggen om de gelgk-
namige aan de Tji Bèrang gelegen hoofdplaats van het laatste
te bereiken, welker verbinding met Djasinga in het Buitenzorgsche
wg reeds vroeger leerden kennen *).
Het district Sadjira, vooral het gedeelte dat zich zuidwaarts
van de hoofdplaats uitstrekt, behoort nog tot de minst bekende
gedeelten van Banton. Junghuhn toekent op zijn kaart in 1855
aan, dat het met bosschen bedekt, onbewoond en niet nader on-
derzocht is, en daar de topographische opneming van Java eerst
in 1878 tot Banton is gevorderd'), en nog tot geene verbetering
der kaarten geleid heeft, staat onze kennis nog ongeveer op
dezelfile hoogte. Wel is een niet onbelangrijk deel der woeste
gronden van Sadjira, gelijk ook, ofschoon in veel minder mate,
van de districten Lebak, Waroeng Goenoeng en Parakan Eoe-
djang, krachtens de agrarische wet, door de Regeering in erf-
0 EocNTdors, U. 824 (vgl. 345), spreekt slechts van „zangvogels^ , zonder
de soort te noemen; maar Junghuhn, Java, I. 532, toekent aan, dat hem
geen andere zangvogel op Java bekend is dan de manoek kaso of tekoesan,
die OTer het gansohe eiland wordt gevonden en dien men zonder moeite , reeds
by den eersten slag van zgn gezang herkent. Is mijne meening juist, dat
ook hier aan dien bergzanger moet gedaoht worden, dan moet hij niet zoo
uitaliiitend tot de derde zone beperkt zgn als Dl. I. 235, werd gezegd.
*) Boven, bL 100. *) Reg. versl. 1878. 47.
Digitized by VjOOQIC
pacht uitgegeven en vooral met koffie beplant ^), maar bij gebrek aan
voldoende kaarten is de ligging der perceelen niet na te gaan. Even-
min is de plaats nauwkeurig te bepalen van dein 1855 bekend ge-
worden warme bron, die in Sadjira op 8 palen afetands van de
grens van Djasinga en op eene hoogte van 1200 voet in een
dicht bosch gevonden wordt, en waarbij de heer Motman, ten
gerieve der inlanders, die er voor de genezing van sommige
ziekten veel vertrouwen in stellen, een bamboezen huisje heeft
laten opslaan '). Aan natuurlijk schoon kan het deze afdeeling
niet ontbreken; zeker is het althans dat men er op menig punt,
bij vrij uitzicht, een prachtigen blik moet hebben op den oost-
waarts zich verheffenden Salak '). Wij zullen ons echter in deze
onbekende gewesten , dewijl ons iedere gids daarvoor ontbreekt, niet
wagen , maar met de hoop dat de uitbreiding der particuliere land-
bou w-ondernemingen betere resultaten voor de productie van Banten
zal opleveren , dan er ooit door het cultuurstelsel verkregen zgn ,
den weg van de vrg onbeduidende kampong Sadjira naar Rang-
kas Betoeng , de hoofdplaats van het Regentschap Lebak , inslaan.
Deze weg is veel afwisselender en aangenamer dan die van
Lebak naar Sadjira en voert deels langs den linker- , deels langs
den rechteroever van de Tji Bèrang, die men met een vlot over-
steekt , nu eens door heerlgke sawah's , dan wéér over schuimende
bergstroomen , en gunt hier en daar een blik op schilderachtig
gelegen kampongs. Vooral bij den post Genteng, omstreekt 1^ paal
van Rangkas Betoeng, ontrolt zich, op een verheffing van den weg,
eensklaps een prachtig panorama voor onze oogen. Lachend en
vriendelijk ligt de kampong Genteng , omringd door groene heuvels ,
aan de boorden van de Tji Bèrang, en aan alle zijden rust de
blik in het verschiet op de schoone lijnen van den Doelang,
den Djasinga, den tweetoppigen Endoed, den Boetak en de
bergen waarin Lebak verscholen ligt en die zich hier slechts als
lage heuvelrijen voordoen. Om dit verheven punt te bereiken,
hebben wij echter een zeer lastigen en oneffen weg moeten af-
>) Reg. versl. 1878, Bp WW. 2 en Bgl. P. 1.
2) N. T. T. N. I. X. 462, XI. 217.
*) Zie b. y. pi. XYI in het plaatwerk „Java" van Salm en GreiTe.
Digitized by VjOOQIC
137
leggen, die, wegens de steile hellingen, voor vervoer per as ge-
heel ongeschikt is, en dit ongemak heeft in 1874 tot een gedeeltelijke
verlegging van den weg naar meer vlak terrein aanleiding ge-
geven ^), waarbg het maar te hopen is dat hij niet in schoonheid
verloren heeft, wat hg in gemak heeft gewonnen. Yan den post
Clenteng af is de weg vlak en effen, maar waterloos en verla-
ten , totdat wg de vrachtbare vlakte naderen waarin , bij de samen-
vloeiing van de Tji Bèrang met de Tji Semoet , Rangkas Betoeng
met sgn lange reeks van wgd verspreide, onder het groen ver-
scholen woningen, zijn keurig onderhouden, fraai beplanten
aloen-aloen en zgn even onbruikbaar als overbodig, sedert 1875
niet meer bezet') fortje gelegen is.
Yan Rangkas Betoeng hebben wg slechts vier palen af te leg-
gen en bg Tji Langkat, waar deze weg met den rechtstreeks
van Lebak noordwaarts voerenden samenkomt, met de veerpont
de Tji Oedjoeng over te gaan , om Waroeng Qt)enoeng te bereiken.
Ook deze plaats heeft een net voorkomen en fraaie omstreken
met schoone gezichtspunten, doch wg houden er ons niet op,
gedreven door het verlangen om eindelgk ook het kleinste, maar
schoonste der Bantensche regentschappen, Pandeglang of het
Midden-regentschap, te betreden. In dit regentschap verheft zich
de bodem der residentie in den Earang en den Poelasari tot zgn
grootste hoogte ') , terwijl tusschen den noordwestelijken voet
van den Earang en het Anjersche gebergte de merkwaardige
vlakte gelegen is die nog den naam van Dano draagt, omdat
zg eenmaal een uitgestrekt meer vormde, dat thans ten deele
voor de cultuur is veroverd, en wat het overgebleven deel be-
treft, eer een moeras dan een meer is te noemen *). Pandeglang
>) Reg. ▼ersL 1875. 2. «) Zie Eeg. versl. 1876 , bl. 39.
«) Zie DL L 68, 71.
*) Junghahn, Java. II. 7. Knssendrager, Java. 14. Roorda y. Eysinga Ld.
en Yk. II L 2. 280. Yolgens laatstgemelden zgn de pogingen tot droogleg-
ging in 1835 aangevangen en Btelde men zich voor 800 jonken voor den
rgstbonw te winnen, waarvan in 1886 werkelgk 131 jonken verkregen waren.
Yolgens Bnunund (1841), bL 691, was men er wel in geslaagd het niveau
van het water te verlagen, maar was de eigenlgke drooglegging mislukt.
Daar het mg niet blgkt dat de pogingen later hervat zgn, geloof ik dat wat
DL L 61 , over de droogmaking van duizenden bouws gezegd is , zeer over-
Digitized by VjOOQIC
138
is ook het eenige der Bantensche regentschappen, waarin zich
nog de Gouvemements-koffiecaltaar, schoon op kleine schaal,
heeft staandegehouden. Over het algemeen zijn de bodem en
de maatschappelgke toestand van Banten zoo ongeschikt ge-
bleken Yoor de Ch)aTernements -cultures , dat zij allen , met
deze uitzondering, langzamerhand zijn ingetrokken. In Pan*
deglang werden in 1877 nog ruim 8500 pikols koffie aan het
Gouvernement geleverd; zg waren echter gedeeltelijk verkregen
uit zoogenaamde merdika-tuinen , d. i. van landen aan inlanders
afgestaan om er voor eigen rekening koffie te telen ^ die echter
tegen de bepaalde prijzen aan het Gouvernement moet worden
geleverd. Hier in Pandeglang zijn namelijk van de nog in on-
derhoud zijnde koffiegronden van het Gouvernement omstreeks
100 bouws aan drie aanzienlijke inlanders afgestaan , onder voor-
waarde , dat zg gedurende minstens 20 jaar voor de koffiecultuur
zullen bestemd blijven ').
De hoofdplaats Pandeglang is slechts 6^ paal van Waroeng
Goenoeng verwgderd. De weg stijgt aanhoudend en wint gedurig
in schoonheid. Pandeglang zelf is gelegen in een bekoorlijke
omgeving, aan den oostelijken voet van den Earang en omstreeks
240 meters boven het zeevlak. Het klimaat is er koel en ge-
zond, doch de nachten zgn dikwijls koud. Wat aan Pandeglang
zekere levendigheid geeft, is de samenkomst op dit punt van
drie groote wegen, die het noordwaarts met Serang, westwaarts
met Tji Bingin, oostwaarts met Rangkas Betoeng verbinden.
Gelijk de overige afdeelingshoofdplaatsen van Banten heeft,
of had althans tot 1876'), ook Pandeglang een fort, — een her-
innering aan den tijd toen Bantens bevolking als bgzonder ge-
vaarlijk bekend stond; omdat de residentie gedurig verontrust
werd door de woelingen der hoofden die door de opheffing
dreven is te achten. Had men bereikt wat men zich heeft voorgesteld dan
zouden werkelijk omstreeks 3200 bouws voor den rgstbouw gewonnen zgn,
want een jonk is gelijk vier bouwB. Zie Dl. I. 492.
^} De lijdensgeschiedenis der Gbuvemements-cultures in Banten is kortelgk
uiteengezet Resumé. 180—226. Wat het hier gezegde omtrent den tegenwoor-
digen toestand der koffiecultuur in Banten betreft, vergelgkè men bL 211
ald. met Reg. versL 1878, bl. 182, en BgL QQ. bl. 2 en 8.
') In dat jaar is het opgeheven. Zie Reg. versL 1877 , bL 47.
Digitized by VjOOQIC
139
van het Sultanaat in eer en aanzien geleden hadden. Die reden
heeft thans opgehouden te bestaan. De Bantensche bevolking is
niet woeliger dan die van andere residentiên , en daar die forten
geen waarde hebben Yoor de defensie ^ zijn zg sedert 1875 en 1876,
met uitzondering van die te Serang en Anjer , niet meer bezet. Of zg
nu ook geslecht zgn, is mij niet gebleken. Om een inwendi-
gen ygand in bedwang te houden was overigens het fort te Pan-
deglang uitstekend gelegen, namelijk op eene ten zuiden van
het dorp vooruitspringende hoogte , die den geheelen omtrek be-
strgki Het uitzicht van dit punt is bijzonder schoon. Naar alle
zgden heefk men een heerlijk panorama van bergen en dalen,
bosschen en bouwlanden, en de horizon, aan de westzijde be-
paald door de weinig verwgderde toppen van Karang en Poe-
lasari, wordt aan de oostzijde gevormd door de Qt)enoeng Sewoe
van Buitenzorg, waarachter men echter bij helder weder ook
de grootsche bjnen van het Gedé-gebergte kan onderscheiden.
Wij slaan van Pandeglang den weg noordwaarts in , maar vol-
gen dien niet verder dan tot het 3 palen verwijderde Tjadas Sari, en
kiezen vandaar den weg westwaarts naar Anjer, die langs den
noordelijken voet van den Earang voert. Tot dicht aan deDano
genaderd, gaan wg een voetpad op dat zich door het kreupel-
hout slingert, om de districtshoofdplaats Tji Omas of Tjomaste
bereiken. Deze ligt aan de helling van den berg op eene hoogte
van ongeveer 400 meters , zoodat men er de vlakte van de Dano
aao zgne voeten heeft. De moeite wordt beloond door het heer-
Igkst vergezicht. De waterplas glinstert in de diepte tusschen
de schakeeringen van de donkere wouden en het zachte groen
der sawahs, die door beekjes doorkronkeld en door kleine groep-
jes woningen afgewisseld zijn. Aan de andere zijde der vlakte
teekenen zich de golvende spitsen der dicht begroeide Anjersche
bergen aan de lucht ').
") Te 'fli Omas besohrgven van de Velde in 1838 en Bnunnnd in 1841 een
bmtenverblgf voor den Resident van Banten , gelegen in een heerlgken tuin
en met een open koepel of pandopo vóór het woonhnis, vanwaar men dit
Bchoone panorama kon genieten. Ik vind het later nergens meer vermeld , en
twgfel seer of het nog bestaat Het gemis van nienwe naawkeorige berichten
over Banten doet zich bg eiken voetstap gevoelen.
Digitized by VjOOQIC
140
Maar er ia hier meer te genieten. Wij dalen af in de vlakte
om den heerlgken tjoeroeg (wateryal) gade te slaan, geyormd door
de Tji Betoeng, de beek waardoor zich de Dano ontlast, en die
ten zaiden van A.njer bij Pasang Tènang in zee yali Het pnnt
vanwaar de waterval goed kan worden gadegeslagen, is slechts
met veel moeite en inspanning te bereiken, maar men wordt
rijkelijk beloond door het gezicht der twee breede, langs schier
loodrechte rotswanden ter hoogte van 40 voet afrtortende stralen ,
die met hnn in damp verstuivend water een vochtig waas ver-
spreiden over het donker gebladerte der schoone boomgroepen
die van alle zgden het prachtig tooneel omgeven ').
Yan Tji Omas gaan wg vervolgens een pad op dat over de
westelijke helling van den Ejtrang ligt en uitkomt even voorbg
den post Pandat, op den groeten weg die, tusschen Earang en
Poelasari door, van Tji Bingin naar Pandeglang voert Pandat
is weder in een verrukkelgk oord gelegen. De postloods is
geplaatst op het hoogste deel van den genoemden weg, den
mg die den Poelasari met den Eokosan, een der voorbergen
van den Earang, verbindt. Die Eokosan met zgn veeltoppige,
scherpgetande kruin ligt ten noordwesten en kan den meer noord-
noordwestwaarts zich verhefiPenden , veel hoogeren Asapan , die ech-
ter voor den Ejtrang zelven onderdoet, slechts gedeeltelgk voor
onzen blik bedekken. Zuidwaarts vertoont zich de Poelasari als
een regelmatige kegel , die zich met zachte hellingen tot een broeden
voet uitbreidt. Wolken omkransen zijn kruin en onttrekken ons
het gezicht der rookkolommen die uit zijn nog niet geheel uit-
gedoofden krater opstggen.
Yan uit Pandat heeft men de beste gelegenheid om den Poelasari
te bestggen, een tocht die niet zonder moeilijkheid en zelfs niet
zonder gevaar is, maar den koenen reiziger door een grootsch
schouwspel beloont. Het pad dat zich door de dichte, donkere
bosscben, nu langs glibberige hellingen, dan langs gapende af-
gronden , naar boven slingert , biedt ten laatste slechts het gezicht
>) De waterval is afgebeeld op pL XX der „Gezigten uit N. I.'' vaa vaa
de Yelde. Hg noemt hem Tjiroek-Betong, ten gevolge eener ongelukkige
yerwarring of samensmelting van de woorden Tjoeroeg en TjL
Digitized by VjOOQIC
141
op Terdorde bladeren en half verkoolde, met asoh en modder
bedekte stammen en daarachter dikke rookkolommen, die met
verbazende kracht opwaarts dwarrelen. Eindelgk treedt men nit
het bosch en staat aan den rand van den krater. Een opeensta-
peling Tan lava- en traohietbrokken, overdekt met witte of blauw-
grgze modder, asch en glinsterende zwavelkristallen, vormt een
kom van geringe diepte en omtrent 800 schreden in doorsnede,
waarin nit een negental gaten de kokende modder en zwavel
met sissend gelaid opborrelen , en waar men in den omtrek van dien
krater een stok in den grond steekt, stijgt overal een verstik-
kende zwaveldamp op.
Op het pnnt waar men aan deze zgde den kraterrand bereikt ,
heeft men weinig nitzicht, daar men van alle kanten door woeste
lavamassa's is ingesloten; maar aan de overzgde heeft zich nit
de nitgeworpen steenen een hoogte van omstreeks honderd voet
boven den krater opgebouwd. Slechts door den krater heen is
zg te bereiken, maar de broze zwavelkorst, prgkende met de
levendigste kleuren, golft als een pas bevrozen water onder uwe
voeten en de hitte maakt het onmogelijk een oogenblik stil te
staan. Zonderling dat, op slechts een paar voet afstands van een
der grootste moddergaten, een bron van gskoud^ helder water
opwelt. Hebt gg eindelijk de hoogte aan de overzijde bereikt,
dan ligt een chaos van lavablokken en verkoolde boomen, een
vreeselgk beeld van dood en verwoesting, aan uwe voeten ; maar
ie sterker treft daarnaast het krachtige leven, dat de heerlgke
vegetatie langs de hellingen der ona&ienbare ravgnen ten toon
spreidt; of dat u bekoorlgk tegenlacht van de vruchtbare akkers
en tuinen, bosscben en velden, die duizend meters beneden u
aan den voet des bergs liggen uitgebreid.
Yan Pandat gaat de weg verder door een der schoonste val-
leien van Java. Eerst begint de Asapan zich vrger aan het oog
te vertooneu; terwgl zg aan de zuidzgde door den Poelasari en
een weinig verder door den Eju*ang begrensd wordt. Door de
westelgke opening doemen in het verre verschiet de nederige
kruinen der Buitenzorgsche Goenong Sewoe op.
Zoo bereikt men allengs den post Eadoe Boembang, waarbij
Digitized by VjOOQIC
142
op geringen afstand de distriotshoofdplaats Tji Manoek is gele-
gen. Die plaats was eenmaal in het bezit eener thee&briek^die
met de geheele tbeecultunr in Banten is te niet gegaan, en ook
hare ko£Sepakhuizen bezitten niet meer het yroeger gewicht.
Ook eene andere merkwaardigheid^ de Waringin Eoeroeng,
een boom van yerbazenden omvang en bgzondere heiligheid , die
niet Ter van Tji Manoek bg de kampong Eadoe Idjoe aan den
weg naar Pandeglang stond, is thans verdwenen. De Resident
Buyn achtte het bestaan van dien boom, wegens de overleve-
ring die er zich aan hechtte dat in zijne schaduw het groote
verbond was gesloten waarbg de Bantonners den Islam als
volksgodsdienst aannamen, eene voortdurende bedreiging voor
de rust der residentie, en slaagde er in hoofden en bevol-
king te bewegen, om op den Hden en 15^^ Januari 1846,
onder feestelgke plechtigheden, zonder de tegenwoordigheid van
een enkelen Europeaan ^ zelven den boom te vellen, die een
duizendtal menschen onder zgne schaduw vereenigen kon en de
getuige van zoo menige samenspanning tegen het Nederlandsche
Gouveniement was geweest ^). De te Tji Manoek op Gouvemements
kosten ingerichte en van galerijen en vele logeerkamers voorziene
pasanggrahan zal echter nog wel in stand zgn gehouden.
Wanneer wg nu nog den weg van Tji Manoek naar Pande-
glang, een afstand van zeven palen, hebben a^legd; hebben wg
de rondreis om den Earang volbracht Yooial op dit laatste ge-
deelte hebben wg gelegenheid de overeenkomst van dezen berg
met den Salak op te merken. Evenals deze is hg een kegel met
zacht a%looiende hellingen, evenals deze is hg door een ont-
zettende kloof tot diep in zgne ingewanden opgesobeurd en ver-
toont hij in verschillende toppen de overbl^feelen van een in-
gestorten kraterrand. De hoogte van den berg wordt geschat op
1900 meters. Yan bestggingen schijnt niets bekend te zgn; maar
men verhaalt dat hoog aan zgne hellingen een meertje gelegen
is, waarin een zilverkleurig vischje leeft, dat zonder eenige vrees
voedsel uit de hand des bezoekers komt aannemen en door den
Soendanees als heilig vereerd wordt, waarom hg deze plek met
>) T. V. N. L, 1869, L 166 v.
Digitized by VjOOQIC
143
oSera en gebeden nadert. De Poelasari vertoont zich van dit
gedeelte van den weg gezien geheel anders dan te Pandat en
mist den regeknatigen kegelvorm, daar zgn oostelgke rug veel
hooger is en minder steil afloopt dan de westelijke helling.
Zgne hoogte boven het zeevlak wordt op 1275 meters gesteld.
Naar het volksgeloof van den Bantonner heeft Hanoman, in
de bekende apengeetalte, eenmaal twee groote hoopen zand en
steen aangedragen, om daarmede straat Soenda te dempen, doch
ze in zgn toorn, omdat hg aan de aanwezigheid der eilanden
Bakata, Poelo Besi en Dwars in den weg bespeurde, dat een
andere geest hem was voorgeweest^ hier ter plaatse neergesme-
ten, waardoor de Ejtrang en Poelasari ontstaan zgn. De Earang
was toen zoo hoog, dat hij tot de sterren reikte. Verontwaar-
digd omdat de apen van die omstandigheid gebruik maakten om
tot de sterren op te klimmen en ze te verslinden , nam de vorst
Loerah Dalam een schaar ^ waarmede hg een groot stuk van
den berg afknipte. De lagere bergen die hem omgeven, werden
hieruit gevormd.
Behalve al het opgenoemde is er in de omstreken van Pan-
deglang nog veel bezienswaardigs, waaronder de warme bad.en
van Tji Panas en het drie uren vandaar gelegen zwavelbad
Tji Biok verdienen genoemd te worden.
Yan Pandeglang tot Serang bedraagt de afstand 14( paal. De
weg loopt over Tjadas Sari, de districtshoofdplaats Baroes en Tji
Lin^'ing. Hg voert door eene schoone met rijstvelden bebouwde
vlakte, maar kan ons weinig meer boeien na de aangrijpende
tooneelen die zich voor ons ontrold hebben. Te Serang terug-
gekeerd, hebben wg onze rondreis door Banton volbracht.
VIERDE HOOFDSTUK.
Srawang.
De tegenwoordige administratieve indeeling van het eiland
Java heeft de spwen der geschiedenis niet uitgewischt; de sa-
Digitized by VjOOQIC
144
meovoeging en soheiding der meeste grootere en kleinere groe*
pen heeft een historisoben grondslag. Bg Era wang wordt deze echter
geheel gemist. Geen ander gewest heeft zoovele willekenrige
veranderingen zijner grenzen aanschouwd, vereenigt in zich zulke
aan elkander vreemde bestanddeelen. In het historisch gedeelte
van dit werk zijn de lotgevallen die het ondergaan heeft tot aan
de reorganisatie der residentiën door Commissarissen Gteneraal
beschreven '). Bij hun besluit van 20 Juli 1818 ^) werd bepaald,
dat de benedenlanden van Erawang tusschen de Tji Taroem en
de Tji Manoek eene afeonderlgke residentie, residentie Erawang
genoemd, zouden vormen, maar dat de bovenlandsche districten
Gttndasoeli, Tji Noesa ^) en Wanajasa deel van de Preanger
Regentschappen zouden blgven uitmaken. Yolgens deze bepaling
bestond dus de residentie uit het tegenwoordige regentschap
Erawang, met uitzondering van het district Wanajasa, en uit
de uitgestrekte particuliere landen van Tji Asem, Pamanoekan,
Eandang Auer en Indramajoe West, verkocht tijdens het En-
gelsche tusschenbestuur ^), en de geheele ruimte tusschen de
rivieren Tji Lamaja *) en Tji Manoek beslaande. Doch reeds in
») DL IL, bL 886 t., 861, 378, 898—395, 418, 580 y., 595, 615.
«) Stbl. n« 58.
>) Tji Noesa was destgds het noordelgk deel van het tegenwoordige district
Gandasoeli, regentschap Bandong. Zie de kaart van Baffles en vergelgk die
Tan yan de Yelde.
*) Zie T. V. N. L, II. 116, 117.
*) Sedert het eerste deel van dit werk in het licht verscheen , heeft de to-
pographische kaart van Krawang, in 1877 uitgegeyen, ons eindelgk de ri-
yieren desser residentie, waaromtrent ik bg de samenstelling yan dat deel,
blgkens bL 88 noot , zeer in het onzekere yerkeerde , naawkenriger leeren ken-
nen. Ten opzichte der Tji Lamiga wordt daardoor de kaart in den Atlas yan
N. I. schier geheel in het gel|jk gesteld. Zg ontspringt op den Boerangrang,
doorsngdt de geheele residentie yan zuid tot noord en scheidt het land Iji
Asem van de districten Wanigasa, Sindang Kasih en Adiarsa. De noord-
westwaartsche ombuiging en gedeeltelgke ontlasting door de Tji Peraga op
de kaart yan Junghnhn (door de Hollander Ld. en Yk. I. 262 geyolgd) heb-
ben geen plaats. De mondingen yan l^i Peraga en Tji Lam%ja liggen yeel
yerder oostwaarts dan bg Junghnhn, nagenoeg ter plaatse waar zg in den
Atlas yan Ned. Indië zgn geteekend, en er bestaat tusschen de beide riyieren
yolstrekt geen yerbinding. Maar toch dwaalt de kaart yan Junghnhn yeel
minder yan de waarheid af dan de door mg in DL I geyolgde kaarten yan
yan de Yelde en Ie Glercq, die de uitwatering yan de 1^'i Lamiga selfli
ten westen yan den hoek yan Sedan plaatsen. De kaart ia den Atlas yan
Digitized by VjOOQIC
145
1823 ontnDg Krawang eene geheel andere gedaante: Eandang
Hawor en Indramajoe West werden bg Tjeribon gevoegd, waai^-
door ook deze residentie een aanhangsel van particuliere landen
kre^i en de Tji Séwoe, verder znidwaarts de Eüli Tjoepoe-
negara, de grens tnsschen Erawang en Tjeribon werd ^}. Te ge-
Igker tgd ontving Erawang vergoeding voor hetgeen het verloor ,
door de toevoeging der zoogenaamde Tegalwaroesche landen
tnsschen de Tji Taroem en de Tji Beet, die vroeger tot Buiten-
zorg behoorden^). In 1826 werd door den Commissaris-Generaal
du Bus^ als bezuinigingsmaatregel, de geheele residentie Era wang
bg Bnitenzorg gevoegd, in dier voege dat zij, onder den resi-
dent van Bnitenzorg, door een assistent-resident zou bestuurd
worden , bij wiens ressort nu ook het district Wanajasa weder ge-
voegd werd '). Maar nog in hetzelfde jaar ging de Commissaris-
Generaal * verder en vereenigde zoowel Bnitenzorg als Era wang
als assistent-residentiën met de residentie Batavia *). Die ver-
eeniging is echter kort van duur geweest. Door eene bepaling
in het besluit van 16 Augustus 1828, dat de assistent-resident
van Bnitenzorg en Erawang, of zoodanige ambtenaren als later
onder eene andere benaming met het bestuur aldaar mochten belast
worden, rechtstreeks met den Gouverneur-Generaal en de Hoofden
Ned. Indiê, ook op de kaart van Jaya van Semé gevolgd, zou vrij onbens-
pelgk zgn, indien maar die tamelgk groote, doch namelooze rivier die ongeveer
in het midden tnsBchen den hoek van Sedari en den mond der Tji Peraga
in zee valt, geheel was vreggelaten. Zg schgnt uit de verkeerde teekening
van de Tji Lamaja op vroegere kaarten ontstaan te zgn. Op de topographi-
8che kaart is niets daarvan te vinden.
>) Ook hier vfordt de kaart in den Atlas van Ned. Indiê, tegenover die
van Jusghnhn, door de topographische kaart in 't gelijk gesteld. Eerst zg
opgemerkt, dat men, in plaats van Tji Ponegara, volgens de topogr. kaart.
Kali l^oepoenegara schreven moet; vervolgens dat de Kali Tjoepoenegara
dezelfde is als de Tji Pamanoekan, die de oostelgke grens van Erawang
tegen de Preanger en Tjeribon vormt, tot zg zich, op 6<> 24' Z.B., nabg de
grens tassohen de districten Pagadèn en Pamanoekan , een weinig noord west-
waarts wendt, om langs de hoofdplaats van het laatstgenoemde in zee te
stroomen; en eindelgk, dat de Kali Séwoe slechts een kustrivier is, die niet
met de Ijoepoenegara samenhangt en eerst van 6^ 18' Z.B. af de grensrivier
wordt, om dit tot aan haren mond te blijven. Hiernaar is andermaal D. I , bl.
83, te verbeteren.
>) Staatsbh 1823, n<>. 42. Vgl. boven, bl. 95.
>) Staatsbl. 1826, n*. 24 en 31. *) Staatsbl. 1826, n«. f
m.
DigitJzed by VjOOQ IC
146
der Departementen zouden oorrespondeeren ') , werd de zel&tan-
digheid der beide afdeelingen feitelijk hersteld. Sedert sgn de
ambtenaren met het bestnur over Erawang belast als op noh
zelf staande assistent-residenten beschouwd *)^ ofschoon sommigen
bij uitzondering ook wel eens den titel van resident hebben ge-
voerd'), totdat, bij een ordonnantie van 20 Januari 1866 ^), die
met 1 Jan. 1867 in werking is getreden, de titel van resident
gelgkelijk aan alle hoofden van gewestelijk bestuur op Java
is toegekend. Inmiddels is in 1833 het district Wanajasa nog
eens weder van Erawang afgenomen '). Later is het er echter
op nieuw mede vereenigd '); doch van de beschikking waarbg
dit heeft plaats gehad, heb ik geen spoor in het Staatsblad kun-
nen vinden.
Na al deze verschillende wisselingen bestaat derhalve Erawang
thans uit tweebreede strooken van particuliere landen, de Tegal-
waroesche landen in het zuidwesten en de landen van Tji Asem
en Pamanoekan in het oosten, van elkander gescheiden door één
enkel zeer uitgestrekt regentschap. Era wang genaamd, ofschoon
de hoofdplaats Poerwakarta heet, en uit de districten Tjabang
Boengin, Adiarsa, Erawang, Sindang Easih en Wanajasa samen-
Nog altijd echter wordt Erawang, even als Banjoewangi, blg-
kens de regeling der inkomsten van den resident ^), als een
residentie van minderen rang beschouwd. Wat is daarvan
de reden?
In uitgestrektheid staat Erawang bg de overige residentiën
van West- Java achter, maar overtreft het daarentegen acht der
residentiën van Midden- en Oost-Java. Hierin kan dus de reden
niet gelegen zijn. Maar met uitzondering van Banjoewangi heeft
Erawang van alle residentiën het kleinste bevolkingscijfer en de
geringste bevolkingsdichtheid. En dan nog is het meerendeel dier
O StaatabL n^. 59, 2^ 1. >) Zie boven, bL 62.
») Zie Bgdr. t. d. T. L. en Vk. v. N. Ind. , 3« Volgr. UI, bl. 125.
*) StaatsbL n^ 5. ^) Staatsbl. n^ 41.
•) Zooals b. y. officieel blgkt uit den Staat, gevoegd by StaatsbL 1874, n^. 73.
7) StaatBbl. 1866, n<». 66.
Digitized by VjOOQIC
147
boYolkimg geveetigd op de particuliere landen '), met welke de
resident reel minder bemoeiingen heeft, omdat daar de landelgke
inkomsten door de landheeren ten eigen bate geheven, de heere-
diensten aan de landheeren bewezen en door hen geregeld, en
de inlandsche hoofden door de landheeren benoemd onbezoldigd
worden, zoodat voor den resident niet veel meer dan een alge-
meen toezicht overblijft*). Een groot gedeelte der residentie is
onbewoond en onbewoonbaar, daar ze nit moerassen en bosschen
bestaat. Het geheele district Tjabang Boengien is, met uitzondering
eener smalle strook langs de Tji Taroem , geheel ongeschikt voor
den landbouw, daar de gronden ziltig zijn en het zeewater bg
springvloed tot diep in het land dringt. Pakies, de meest be-
kende plaats in dat district ^ aan het strand gelegen ter plaatse
waar twee kleine oostelijke mondingstakken van de Tji Taroem ,
Soengei Gttlian en Soengei Mérah, na zich vereenigd te hebben,
onder den naam van Kali Pakies in zee uitwateren , was vroeger
bekend om zijne uitgestrekte zoutpannen, die eenmaal genoeg
opleverden om in de behoeften van Batavia en. zijne Ommelan-
den te voorzien; maar heeft, sedert de aanmaak van zout tot
Madoera beperkt werd^ zijne vroegere beteekenis verloren. Yan
de geheele kuststrook ten noorden van den weg die van Patjing
over Randoe en Tampoeran naar Tji Lamaja voert, en behalve
het distrikt Tjaboeng Boengien ook nog een belangrijk ge-
deelte van de dbtrikten Erawang en Adiarsa bevat, kan men
naar waarheid zeggen, dat zij het grootste gedeelte van het jaar
onder water staat en slechts na langdurige droogte toegankelijk
is. De lage landen van Iji Asem en Pamanoekan deelen natuur-
Igk in deze ongunstige voorwaarden, maar maken slechts een
betrekkelgk klein deel dier uitgestrekte landgoederen uit.
De bosschen, die hier, gelgk over geheel Java, als op woeste
O Volgens het Reg. Yeral. over 1873 bedroeg de bevolking van Krawang
op het einde van het afgeloopen jaar 241,393, terwijl, volgens bladz. 228
van het Verslag, de bevolking der particuliere landen 146,205 zielen bedroeg,
soodat slechts 95,088 voor het Gou vernemen ts-gebied overbleven.
^ Een duidelgk overzicht van de rechten door de landheeren , de opgezetenen
en den Staat op de particuliere landen geoefend, geeft de Louter, Handleiding,
2* druk. 357 vv.
10'
Digitized by VjOOQIC
148
gronden voorkomende j domein der Begeering zijn , hebben in de
Gouvernementslanden van Erawang een groote uitgebreidheid; maar
het zijn meest zoogenaamde wildhout-bosschen , onder welken naam
alle bosschen van welken aard ook begrepen worden , die niet ge-
heel of grootendeels uit djati-boomen bestaan. De djati-bosschen
bezitten verreweg de grootste waarde, en daarom is hun onder-
houd en exploitatie in de verordeningen omtrent het boschwezen
met bijzondere zorg geregeld. Geheel worden ook de djati-bosschen
in Erawang niet gemist; maar men vindt ze alleen in de hoogere
en drogere streken. In 1866 zijn door de Begeering in de districten
Sindang Easih en Adiarsa onderscheidene perceelen voor geregelde
exploitatie aangewezen^ en met de djati-bosschen in Tjeribon en de
Preanger voorkomende tot een afzonderlgk boschdistrict vereenigd ^).
Maar ook van de wildhoutbosschen in Era wang zijn een groot aantal
afgebakend, gemeten, in kaart gebracht en onder het beheer der
ambtenaren van het boschwezen gesteld. Beeds in 1871 is dat
geschied voor 52 boscbperceelen in de districten Tjabang Boe-
ngien, Erawang en Adiarsa, terwijl in 1878 nog drie wildhoutbos-
schen in Adiarsa en een in Wanajasa daaraan zijn toegevoegd '). Ook
in de particuliere landen van Erawang komen zoowel djati- als wild-
houtbosschen voor, maar zij behooren, gelijk overal op die soort
van landerijen^ aan den landheer, die alleen van het hout dat
hij uitvoert, eene recognitie aan het Gouvernement betaalt.
De betrekkelijk geringe beteekenis van Erawang is ook oor-
zaak, dat de groote postweg niet over deze residentie, maar om
hare zuidgrens heen door Tji Andjoer, Bandong en Soemedang
naar Tjeribon loopt En dit is dan weder eene reden, waarom zij
minder dan andere residentiën bereisd wordt en bekend is. Ech-
ter heeft zij rechtstreeks gemeenschap met Batavia langs den
ouden Erawangschen weg, die als zijtak van den groeten post-
weg te beschouwen is, en dien wij in het tweede hoofdstuk tot
aan de Tji Taroem, op dat punt de grensrivier, hebben leeren
») Staatsbl. 1866, n». 77.
3) Staatsbl. 1871 n^. 168, 1878 n». 42. Vgl. over de djati-bosschen D. I,
bL 148, en over het beheer en de exploitatie der bosschen de ordonnantie van
14 April, 1874 (Stbl. n». llOj, of het uitstekend overzicht by de Louter, Hand-
leiding, 410 vv.
Digitized by VjOOQIC
149
kennen *). Wij zullen nu , om met de natuurtooneelen en andere
merkwaardigheden die Erawang aanbiedt , nader bekend te wor-
den, dien wegen zgne voornaamste Tertakkingen door deze resi-
dentie Yolgen.
Na de Tji Taroem met de veerpont te zijn overgestoken , zetten
wg voet aan wal te Tandjoeng Poera, een punt dat in den
tijd der Compagnie bekend was door de veldscbans, daar opge-
worpen om de grenzen van Batavia te dekken '). Deze is eebter
in 1810 geslecht'], en daar hier niets bijzonders meer valt op
te merken , zetten wij dadelijk de reis voort naar de slechts 3^ paal
verder gelegen voormalige hoofdplaats der residentie , die den naam
Erawang met haar gemeen heeft. De weg derwaarts loopt langs
de Tji Taroem, zonder echter hare kronkelingen te volgen. Te
Erawang zijn eenige Chineesche handelaars gevestigd; overigens
heeft het plaatsje zgne beteekenis grootendeels verloren^ sedert
de zetel des bestuurs naar Poerwakarta is overgebracht. Doch
alvorens den groeten weg te vervolgen, willen wij vanhier een
uitstap doen naar de Tegalwaroesche landen. Yan Era wang gaat
een zijtak van den weg, de Tji Taroem snijdende, zuidwaarts,
naar het slechts twee palen verwijderde Teloek Djambi, de
hoofdplaats van het tot die landen behoorende district Soema-
dangan. Dit district vormt het noordelijk, gelgk Tji Ampel het
oostelijk , Tegal Waroe het westelijk en Eandang Sapi het zuide-
lijk deel dier uitgestrekte landen, die thans allen te zamen aan
den Chinees Tjoe Tek Hai behooren, of althans te zijnen name
staan. In de omstreken van Teloek Djambi is het terrein vlak.
De plaats ligt te midden van uitgestrekte suikervelden, die weder
door sawahs omringd zijn , en heeft op eenigen afstand ten westen
de rawa Tji Salak.
Van Teloek Djambi gaan twee, niet altijd of overal voor rijtuig
bruikbare wegen uit, de eene zuid westwaarts naar Tegal Waroe, de
andere zuidoostwaarts naar Tji Ampel, de hoofdplaatsen der gelijk-
namige districten. Het terrein begint zuidwaarts van Teloek Djambi
») Boven, blz. 67.
*) Dl. U, 898, 475; vgl. Batavia in deszelfs gelegenheid, I. 12.
») T. v. N. L n, 1. 439.
Digitized by VjOOQIC
• 150
allengs te rijzen en stijgt in den bergrug die het geheele gebied der
Tegalwaroesche landen bijna in rechte lijn van het westen naar bet
oosten doorsnijdt , schier geheel met bosch en alang-alang bedekt
is en ten zuiden van Tji Ampel in den Pasir Benteng eindigt,
tot eene hoogte van 600 k 800 voet. Na van Teloek Djambi in
de richting van Tegal Waroe 16^ paal afgelegd en den Goenoeng
Goeha of Grotberg, in wiens holen vogelnestjes worden ingeza-
meld, aan de rechterhand te hebben laten liggen , bereikt men
Pangkalan aan de Tji Beet. Van hier tot Tegal Waroe, een
afstand van 4^ paal, loopt de weg door eene waterrijke en
vruchtbare , met sawahs bedekte vlakte , die echter door de heuvelrij
Pasir Tji Salak doorsneden wordt. Van Tegal Waroe loopt een
weg noordwestwaarts , langs den noordervoet der genoemde heu-
velen, naar de Tji Beet, en kruist die rivier op het punt harer
yereeniging met de Tji Omas, welke zijtak vanhieraf zuidwaarts
de taak van haar overneemt om de grens der Tegalwaroesche
landen te bepalen. Gemelde weg gaat naar Tji Baroesa en is
dezelfde waarvan reeds vroeger in de beschrijving der afdeeling
Buitenzorg zelve sprake was ^). Een ander pad gaat van Tegal
Waroe znidwestwaarts naar de districtshoofdplaats Eandang Sapi ,
die in het dal der Tji Taroem zelve te midden van bosschen en
sawahs gelegen is. Dit pad slingert zich door de uitloopers en
voorbergen van het gebergte Dendeng Hari ^), die bijna het geheele
district Eandang Sapi en het zuidelijk deel van het district Tegal
Waroe bedekken , en waarin hier en daar kleine kofiBetuinen zyn
aangelegd. Dit gebergte bereikt zijn grootste hoogte in den Goe-
nong Sangga Boewana op de zuidgrens van Tegal Waroe, waar
het tot nagenoeg 1300 meters omhoog stijgt.
De weg van Teloek Djambi naar Tji Ampel volgt in het al-
gemeen den linkeroever der Tji Taroem , in welker dal laatstge-
noemde plaats op 10 palen afstands van eerstgenoemde gelegen
is. Een paar palen ten zuiden van deze plaats ligt , aan de noor-
1) Boven bl. 95. Op de topographische kaart van Krawang is ook een andere
weg naar het Buitenzorgsche geteekend , die van Tegal Waroe langs de Koid-
zyde van den Pasir Tji Salak loopt en de Tji Omas sngdt.
«) Zie Dl. I. bl. 75.
Digitized by VjOOQIC
151
delijke helling yan den Pasir Benteng, op 6 & 8 palen van zijn
kam , eene warme jodium-houdende bron. Zg welt op in een der
ravgnen die in dit sterk geaccidenteerd terrein door het regen-
water zijn uitgespoeld, en het opgevangen vocht aan de Tji
Taroem toevoeren. De bodem bestaat hier uit het diluvium,
afkomstig van het trachietische Dendeng Hari-gebergte ^ en on-
middellijk rustende op tertiaire klei. Het water der bron smaakt
zeer zout en riekt sterk naar zwavel waterstofgas^ welke reuk
zich mededeelt aan den onmiddellijken omtrek, die met de ba-
loentas ') en andere aan het zeestrand eigene planten bedekt
is, ofschoon die op eenigszins grooteren afstand nergens in deze
streek voorkomen. De inlanders zullen deze plaats nimmer vrg-
willig bezoeken: deels uit vrees voor de wilde dieren, tijgers
en rhinocerossen, wier sporen hier veelvuldig worden waarge-
nomen; maar vooral omdat zij zulk een pengasinan (ziltige plek)
als een verblijf van booze geesten wantrouwen. Volgens het on-
derzoek van den heer Altheer staat hetjodium-gehalte dezer bron
geheel gelijk met dat der wateren van Gebangan en Asinan *),
doch is zij veel rgker aan zouten^ vooral aan keukenzout^ zoodat
in verhouding tot de zoutmassa het jodium-gehalte natuurlijk veel
geringer is. Hij acht deze bron zoowel om hare geneeskracht als
om hare waarde voor de industrie van het grootste gewicht. In
het eerste opzicht staat zg niet achter bij het Gebangan-water ,
en hij berekent dat zg jaarlijks 1600 kilogrammen jodium en
meer dan 600,000 kilogrammen keukenzout zou kunnen opleve-
ren. Bij de overweging der vraag, in hoeverre het mogelijk zou
zgn de binnenlanden van Java door de exploitatie der aanwezige
zoutbronnen van het noodige zout te voorzien, komt natuurlijk
deze bron bgzonder in aanmerking. Indien echter die exploitatie
moest plaats hebben door verdamping boven vuur^ zou daarvan
eene groote verwoesting in de naburige bosschen te vreezen zijn ').
Wg verlaten thans de Tegalwaroesche landen, om den weg
van Erawang naar Poerwakarta te volgen. Deze voert eerst door
den broeden zoom van sawahs langs den rechteroever der Tji
>) Oomyxa Indioa. ^ Zie Dl. L 132.
») N. T. Y. N. I. X. 387, XXYL 401.
Digitized by VjOOQIC
152
Taroem^ weldra afgewisseld door bosschen waarin ook eenige
aanplant van djatihout gevonden wordt, en vervolgens langs de
voormalige kaneeltuinen van GKntoeng en Tamblang^), die, in
dienst van het Gouvernement aangelegd, later, eerst in buur en
in 1874 in erfpacht, aan particulieren zijn afgestaan, maar, omdat
de ondernemer in gebreke bleef de verschuldigde pacht te beta-
len en geen andere gegadigden zich voordeden, in Febr. 1878
weder ter beschikking der bevolking zijn gesteld *), zoodat thans
de kaneelcultuur op Java nagenoeg geheel verdwenen is te achten.
Anderhalven paal voorbg Gintoeng gaat, bij den post Eosambi^
een zijtak van den weg zuidwaarts naar Parakan Troes, waar
thans op van het Gouvernement gehuurde gronden, welker huur
nog niet in erfpacht is overgegaan, een suikerfabriek met een
niet onbelangrijken aanplant van riet wordt gedreven. Tgdens
het bestuur van den Commissaris-Generaal du Bus was hier
in 1828 een landbou w-établissement gevestigd, waar, onder de
leiding van den heer Diard, lid der Natuurkundige Commissie,
proeven werden genomen met vreemde tabak- en katoensoor-
ten en de teelt van zijdewormen, alsook tot verbetering van
suiker- en indigocultuur. Daar echter deze plaats gedurende den
westinoeson van tijd tot tijd was blootgesteld aan de overstroo-
mingen der Tji Taroem, aan wier oevers zij gelegen is, heeft
men al zeer spoedig het établissement naar Tji Langkap, acht
palen hooger aan de Tji Taroem, overgebracht. Hier kwam het
établissement onder het bestuur van den heer G. de Serière , die
tevens met de functiên van assistent-resident van Erawang be-
last werd. Het werk werd verricht door veroordeelden tot
dwangarbeid, onder de leiding van een directeur, een adjunct-
directeur, eenige opzieners en politiedienaars. De tabakscultuur,
de zijdewormenteelt gepaard met het af haspelen der cocons, de
cochenilleteelt, het weven van goenizakken^ de leerlooierij, la-
ter ook de aanplant op belangrijke schaal van thee en kaneel,
maakten er de voornaamste takken van nijverheid uit. ')
») Vgl. D. I, bl. 548.
') RegeeringBveralag 1878, bl. 97.
^ Bnddingh, NeerL O. I,, I. 117, en EosBendrager, Jara, I. 85, bgwel-
Digitized by VjOOQIC
153
OmtreBt de invoering der cochenilleteelt op Java heeft de
heer de Serière eenige bijzonderheden medegedeeld y die hier eene
plaats verdienen; want ofschoon een bijgebouw van het kasteel
te Baitenzorg het tooneel was van hetgeen ik nu ga verhalen,
is toch van nit het établissement te Erawang de cochenilleteelt
over Java verbreid. Reeds vroeger werd herinnerd dat het co-
chenille-insect (Cocons cacti) leeft op de nopalplant, de Opuntia
coccinellifera, die tot de cacteeën behoort. Om de cochenilleteelt
in te voeren, was dus noodig nopalplanten met insecten bevolkt
naar Java over te brengen. Uit Amerika was reeds deze teelt
naar Cadix overgebracht en nu werd aan kapitein Lutsenburg,
commandant van het fregat de Leie , de taak opgedragen om vandaar
bevolkte nopalplanten af te halen. Zes en twintig planten met
honderden insecten bevolkt werden doorhem aan boord genomen,
onder toezicht van een Spanjaard, Bisch geheeten, die op Java
de cochenilleteelt zou besturen. Ongelukkig hadden de zeereis en
de atmospheer op het schip op de planten een hoogst ongunsti-
gen invloed; hare opperhuid werd zoo hard^ dat de insecten
zich niet langer met hun teederen angel daaraan konden hechten
en langzamerhand afvielen zonder te hebben voortgeteeld. Yan
al de honderden insecten waren er slechts drie levend in den
proeftuin aangekomen. Daar bemerkt men dat één daarvan be-
gint te jongen. Nu scheen de schat behouden; vooral Bisch begon
zich aan uitbundige vreugde over te geven. Maar nu bleek het
dat de angel der jonge insecten nog veel minder dan die der
volwassene door de verharde huid der plant kon heendringen;
zg stierven bijna zoo spoedig als ze geboren waren Evenwel ,
er bleven nog twee zwangere insecten over ; kon men er in sla-
gen de nopalplanten, in verschen grond overgebracht, op nieuw
te doen uitspruiten en dan, zoo een der insecten tot het werpen
van jongen mocht komen, eenige dier mikroskopische diertjes met
een veertje op te vangen en op die nieuwe uitspruitséls over te
brengen, dan bleef er nog eenige hoop, dat de moeiten en kos-
ten niet geheel te vergeefis zouden geweest zgn. Bisch verwachtte
ken laatoten Parakan Troes tot Prakangtipies is verbasterd. Ygl. y.d.Wgck,
dn Bot. 142, 144.
Digitized by VjOOQIC
154
er Diets yan: te Cadix had men nooit zoo iets beproefd; maar
de heer de Serière liet zich niet daardoor afechrikken.
De nopalplanten maakten nieuwe uitspruitsels en een der twee
overgebleven insecten begon te baren. De Commissaris-Generaal ,
die in alles wat den landbouw betrof het levendigste belang stelde^
kwam zelf de proefneming bijwonen. Met een loup gewapend ge-
lukte het den heer de Serière al aanstonds met zijn veertje twee
insecten over te planten op een welig uitspruitsel ^ waaraan zij
zich dadelijk vasthechtten. Voortgaande had hg het geluk tien
uitspruitsels te bevolken, waarna de Commissaris-Generaal zich
verwijderde. Maar een aanwezig beambte, die de toedracht der
zaak nauwkeurig wilde gadeslaan , raakte, toen hij met het ver*
grootglas in de hand zich over de plant had heengebogen waaraan
het eenige nog gaaf overgeblevene volwassen insect gehecht was, die^
bij het opheffen van het hoofd , zoo krachtig aan met de klep der
muts waarmede hg gedekt was, dat hij het insect van de plant
sloeg. Hij bestierf het haast van schrik; maar gelukkig waren
de jongen der moeder die het eerst gebaard had, reeds in groeten
getale in veiligheid gebracht. Dien dag en den volgenden werden
een vyftig spruiten bevolkt en de cochenilleteelt was voor Java ver-
overd. Jammer dat men, nadat zg zich over het eiland verbreid had,
niet ook heeft kunnen bewerken dat de cochenille de aanvankelijk
zoo aanzieniyke handelswaarde op den duur behield. De cultuur is
langzamerhand weggekw jjnd en er is nauwelijks iets meer van over ').
In Mei 1832 werd het landbouw-établissement te TjiLangkap
door eene vreeselij ke ramp getroffen. De overdreven ijver van
den Gouverneur-Generaal van den Bosch om de productie van
Java in korten tgd tot eene aanzieniyke hoogte op te voeren,
had aanleiding gegeven dat omstreeks 360 Chineezen door schoone
beloften waren overgehaald om de reis naar Java aan te nemen,
ten einde daar bij verschillende landbouwondernemingen alsvrge
arbeiders in dienst te treden. De arme Chineezen vonden zich bg
hunne aankomst bedrogen: er was niets voor hunne ontvangst
voorbereid, geen enkele ondernemer was geneigd of gereed hen
zoo voetstoots in zgn dienst te nemen, in plaats van de 6 Spaan-
») Ygl D. I. 548.
Digitized by VjOOQIC
155
sdie matten ^s maands die han waren toegezegd, ontvingen zij
Tier gulden koper, en daar men geen anderen raad met hen wist^
werden zij met en nevens de tot dwangarbeid veroordeelde Javanen
in het établissement te Tji Langkap in dienst gesteld. De onte-
vredenheid die natuurlijk door hunne teleurstelling gewekt was,
werd nog vermeerderd door de strenge tucht waaraan zij hier
onderworpen werden. Eensklaps brak onder hen een hevig oproer
uit: zij ontsloten de gevangenisdeuren voor de dwangarbeiders,
plunderden en verbrandden zoowel de gebouwen van het établis-
sement als het residentiehuis te Poerwakarta , en vernielden aan-
zienlyke hoeveelheden takak, zijde en leder, en vele kostbare
papieren , waaronder al de bescheiden die de resident de Serière
voor een statistieke beschrgving van Java verzameld had^ en al
de aanteèkeningen van den heer Itfacklot^ lid der Natuurkundige
Commissie, die zelf, met onderscheidene andere Europeanen en
Inlanders , bij de poging om de woedende muiters te keer te gaan ,
den dood vond. De opstand, zonder eenig plan in arren moede
aangevangen, werd met ruwe hand onderdrukt; meer dan de
helft der Chineezen werden doodgeschoten, opgehangen of op
andere wijze om het leven gebracht, en zoo groot was de schrik,
dat zelfis een tiental Chineezen, die te Wanajasa bij de thee-
cultuur werkzaam en zeker aan den opstand volkomen onschul-
dig waren, de slachtoffers werden van den argwaan die door
hunne zoo natuurlijke ongerustheid werd opgewekt ^).
Het Erawangsche landbouw-établissement heeft zich niet weder
van dezen slag hersteld en is bij besluit van 14 Maart 1835
ingetrokken. De gronden zijn toen aan een particulier onderne-
mer verhuurd; alleen behield zich het Gouvernement de vrije
beschikking voor over den nopaltuin en zoodanig gedeelte gronds
als tot uitbreiding daarvan noodig mocht zijn ^. Deze uitzonderiug
is waarschijnlijk de reden dat men ook later het Erawangsche
landbouw-établissement wel eens als nog aanwezig vermeld vindt ').
') Zie het rapport Tan Mr. J. H. Tobias over dezen opstand in BgL XYII
Tan de Serière, Mgne loopbaan in Indië. Ygl. ook Tan DoTont^^ B|jdragen,
U. 840, 474 TT., Roorda van Eyginga, Ld. en Yk. III, 2. 406.
^} De Serière, Mgne loopbaan. 30 en Bgl. XX; Tan DeTenter , Bgdr. II. 745.
Ó B. T. Tan DeTenter, Bydragen, IIL 179.
Digitized by VjOOQIC
166
Van Tji Langkap yoert een zijweg naar Poerwakarta langs
den rechteroever der Tji Eao, welke op den BoerangraDg ont-
springende riyier de grens van de Erawangsche districten Wana-
jasa en Sindang Easih tegen het Bandongsche district Ganda-
soeli Yormt, en zich vereenigt met de Tji Taroem, juist op het
punt waar deze, na de andere zijde van Gandasoeli tegen het
Erawangsche Tji Ampel begrensd te hebben, de grensscheiding
begint te vormen tusschen de Tegalwaroesche landen en het
regentschap Erawang. Bij het vereenigingspunt liggen twee plaat-
sen die den naam van Tji Eao dragen, de eene aan de Bandongsche
zijde, de andere in Sindang Easih aan den Erawangschen kant.
In het Bandongsche Tji Eao liggen groote kofiBepakhuizen, waar-
heen al de Gouvemements-koffie gevoerd wordt, die in Eiawang
in het bergachtige district Wanajasa geteeld en in het inkoop-
pakhuis ter hoofdplaats Wanajasa verzameld wordt. Veel grooter
evenwel is de hoeveelheid koffie die hier uit de naastbijgelegen
deelen der Preanger wordt samengebracht. Al die koffie wordt
langs de Tji Taroem verscheept, die van hier voor zoogenaamde
tien-kojans *) prauwen bevaarbaar is. De vaart vereischt echter
veel behendigheid wegens de sterke kronkelingen der rivier, haren
snellen stroom en de vele droogten, rotsen, steenen en boomstam-
men die den doortocht belemmeren. In de laatste jaren heeft men
voor het transport van kleine stoombooten gebruik gemaakt. De
bovengemelde weg van Tji Langkap naar Poerwakarta is bg
Waroeng Boeah door een kleinen zgtak met het Erawangsche
Tji Eao en dit door een veer met het Bandongsche verbonden.
Wij willen evenwel thans niet van Tji Eao rechtstreeks naar
Poerwakarta gaan, maar terugkeeren tot den groeten weg van
Era wang naar die hoofdplaats, dien wij teEosambi verlieten. Dien
vervolgende overschrijden wij schier onmiddellijk de grens van het
district Adiarsa en, na nogvyf palen gedeeltelijk langs de voor-
malige kaneeltuinen van Tamblang te hebben afgelegd, de hoofd-
plaats van het district, Dawoean, die ook Nieuw- Adiarsa genoemd
wordt*). Deze plaats is weder, als gewoonlyk de grootere dorpen ,
O Een kojan =: 80 pikols. Zie Dl. I. 495 v.
3) Er ligt namelijk een ander Adiarsa aan de Tji Taroem, een weinig boven
Digitized by VjOOQIC
157
door natte en droge rgstvelden omringd; doch weldra komt men
op nieuw in boaschen en alang-alang- velden. Bij Tji Ampek, twee
palen vim Dawoean, zondert zich een rijweg in noordoostelijke
richting van den groeten weg af naar Tji Lamaja. Drie palen
verder bereikt men Djomin^ waar de groote weg een richting
bgna recht zuidwaarts neemt en in het district Sindang Easih
komt. De volgende post, vijf palen verder, is Garoengsang, en
na nog vijf palen in eenigszins zuidwestwaartsche richting te hebben
afgelegd, hebben wij Poerwakarta bereikt. Deze plaats is eerst
omstreeks den aanvang van het bewind van den Commissaris-Gene-
raal du Bus aangelegd en tot hoofdzetel van het gewestelijk be-
stuur van Erawang verheven. Zij ligt in een schoone met sawahs
bedekte vlakte, op den rechteroever der Tji Eao. De aloen-aloen^
waarop de weg uitkomt, is zeer uitgestrekt en heeft in het midden
een groeten vijver. Behalve den regent en een paar andere in-
landsche hoofden wonen aan dit plein de weinige Europeanen
der plaats. Het afgezonderd liggende residentiehuis maakt een
aangenamen indruk; voorts vindt men hier eenige pakhuizen, het
telegraafkantoor, de secretarie en al wat zoo al meer tot de hoofd-
plaats eener residentie behoort. Tusschen de aloen-aloen en de
rivier liggen de inlandsche kampongs, die sterk bevolkt zijn en
er vrij goed uitzien. Het Chineesche kamp ligt meer noordelijk,
evenals bet hospitaal. Noordwaarts van Poerwakarta lagen vroeger,
zoowel aan den weg naar Gtiroengsang als langs dien naar Wa-
roeng Boeah, uitgestrekte kaneeltuinen, die een schoon gezicht
opleverden, doch waarvan waarschijnlijk thans wel niets meer zal
over zgn '). In een gehucht nabij deze plaats wonen eenige Am-
bonsche Christenen, nakomelingen van veroordeelden wegens
deelneming aan den opstand in de Molukken in 1817, die
in 1829 als ballingen naar Erawang gedeporteerd zgn, om
Krawang en buiten de tegenwoordige grenzen van het district, waaraan het mis-
achien oorspronkelgk z[jn naam gaf.
^) Men vindt ze wel is waar nog aangeduid op de topographische kaart van
Krawang, maar in de staten van de particuliere landboawondememingen , in de
jongste regeeringsverslagen en regeeringsalmanakken voorkomende, is er geen
spoor van te vinden, terwgl de Gonvemements kaneelcoltuur sedert lang is
opgeheven. Zie DL II, bl. 696.
Digitized by VjOOQIC
158
bg het landbouw-établissement te werk gesteld te worden ^).
Yan Poerwakarta loopt een 13 1 paal lange weg, niet ver yan
den rechteroeyer der Tji Eao,naar Wanajasa, de hoofdplaats yan
het laatste district in de Gouyernementslanden yan Krawang. Zeer
spoedig na Poerwakarta yerlaten te hebben , bereikt men de grens
tnsschen Sindang Easih en Wanajasa^ en rijdt nu, allengs stggend^
oyer een door yele steile hellingen bemoeielgkt pad. Diepe sawahs
in de yalleien en terrasyormige langs de berghellingen, bossehen
en alang-alaDg-yelden ^ kampongs en kofiBetuinen , wisselen elkander
in bonte mengeling af; tot men het, op een hoogte yan 640 meters,
in een schoone yallei aan de noordelijke helling yan den Boe-
rangraog gelegen Wanajasa bereikt. Wanajasa is een aanzienlijke
negerie, door breede en zindelijke wegen doorsneden, en meteen
aantal yrij goede inlandsche woningen, door hoog geboomte en
sierlijke bamboestroiken beschaduwd. De omtrek is ryk aan na-
tuurschoon en oyertreft in dit opzicht alles wat Krawang ons nog
te aanschouwen gaf^ behalye het zuidelijkste deel der Tegalwaroesche
landen. Echter dankt Wanajasa zijne bekendheid yooral aan de
gewichtige rol die het bij de inyoering der thee-cultuur op Jaya
yeryuld heeft. Het is niet algemeen bekend , dat Jaya die cultuur
eigenlijk aan den Commissaris-Generaal du Bus yerschuldigd is.
Op zekeren dag dat de heer Diard hem op eene wandeling door
den plantentnin begeleidde^ werd zijne aandacht getroffen door een
prachtig bloeienden theeheester; en zoodra hg yernomen had, welke
plant het was die daar zoo welig groeide, kwam hy tot het be-
sluit theezaden uit Japan te ontbieden, waartoe de aanwezigheid
yan Dr. yon Siebold in dat land eene uitmuntende gelegenheid bood.
Aan het yerzoek werd onmiddellyk yoldaan, en reeds in het
yolgende jaar (1827) was een regelmatige plantage yan eenige thee-
heesters in den tuin te Buitenzorg aangelegd, waaryan in 1828
door een op Jaya wonenden Chinees de eerste Jaya-thee werd
bereid'). Met de zaden in die plantage yerkregen, werd in
Wanajasa de eerste theetuin op groote schaal aangelegd. Beeds
«) Baddingh, N. O. L, I. 114.
') De Serière, Mgne loopbaan. BgL XXL
Digitized by VjOOQIC
159
in 1831 telde men daar ruim honderdduizend heesters *).
Ongeveer drie palen ten noordoosten van Wanajasa worden,
Dabg de kampong Tji Ratjas, op eene hoogte van 1436 voet,
in een door zacht hellende heuvels ingesloten vallei, doorsneden
door een beekje dat zich op korten afstand in de Tji Lamaja
ontlast; wanne en koude minerale bronnen aangetroffeD. De warme,
wier water door den heer Maier scheikundig onderzocht is, worden
door de inlanders tegen rheumatisme en huiduitslag aangewend,
en wellen in het diepste van het dal, gedeeltelgk in de beek
zelve ; uit een kleiachtigen grond op, waarin koolstofzure en
zwavelzure kalk, kleiversteeningen , hier en daar beddingen van
zacht leisteen en geheele lagen versteend hout en bamboe worden
aangetroffen. De koude ijzerbevattende bronnen komen in de
nabgheid voor in minder kleiachtigen bodem, die, als hij tot eenige
diepte wordt uitgegraven , op een bedding van verbrokkeld bazalt
blijkt te rusten, dat vele gzerdeelen bevat').
De reiziger wien het er vooral om te doen is het schoonste
en belangwekkendste gedeelte van Erawang, de omstreken van
Tenger Agoeng en den vulkaan Tankoeban Prahoe te bezoeken ,
kan, als hg zich te Wanajasa bevindt ^ zich rechtstreeks vandaar,
te paard of per tandoe , langs een weg die negen palen lang is,
de Tji Lamaja sngdt en op zijn hoogste punt een verrukkelijk
gezicht op een klein , helder meer en een schoenen terugblik op
de negerie Wanajasa biedt, naarde gelgknamige hoofdplaats van
Segala Herang begeven. Yoor ons, die ons ten doel stellen zooveel
mogelgk een overzicht van de geheele residentie te verkrijgen,
is het beter terug te keeren tot nabij Garoengsang ^ om vandaar
den weg te volgen die over Tji Peundeui , aan de Tji-Asemsche zijde
der Tji Lamaja , naar Eali Djati voert. Minder aanbevelenswaardig
zou het zgn om terug te gaan tot Tji Eampek , ten einde vandaar
den reeds met een woord vermelden weg naar Tji Lamaja te volgen ;
want deze 17 palen lange weg loopt door het oostelijk deel van
Adiarsa, op geringen afstand van de rivier Tji Lamaja, dooreen
weinig aantrekkelijke landstreek, en hetjuist halverwegen gelegen
*) De Serière, Mgae loopbaan. 82 yt.; van DeTonter, BgdragoQ, II. 398.
^ Nahiiir- en Geneesk. Archief UI. 458; K. T. t. N. L, U. 4.
Digitized by VjOOQIC
160
Djati Ragas, waar, gelijk bij enkele kleinere dorpen, het oog,
yermoeid door het eentonig gezicht yan bosschen en wildernissen^
althans met welgevallen op het frissche groen der sawahs rosten
kan , is de eenige plaats van eenige beteekenis die men voorbgkomt.
Eindelijk zou ook Tji Lamaja, dat in het lage land op slechts
een paar palen afistands van het strand gelegen is, de moeite
van een bezoek nietloonen, terwijl wij genoodzaakt zouden zgn,
ten einde vandaar verder te komen , óf weer terug te gaan, óf wegen
te volgen die alleen voor voetgangers of ruiters bruikbaar zijn.
Doch eer wy de Tji Lamaja oversteken en dus de landen van
Tji Asem en Pamanoekan betreden , wil ik een enkel woord over
hunne algemeene gesteldheid doen voorafgaan. Zij behooren thans
aan de erven van den heer P. W. Hofland en worden door den heer
J. T. Hofland als dirigeerend eigenaar bestuurd, bevatten ongeveer
twee vijfden der residentie en houden in uitgestrektheid het
midden tusschen onze provinciën Zeeland en Limburg. Het geheele
prachtige landgoed is yerdeeld in acht districten, waarvan Tji
Asem , Malang en Kali Djati tusschen de Tji Lamaja en de Tji
Asem, Pamanoekan aan beide zijden van de Tjoepoenegara
tusschen de Tji Asem en deEali Séwoe, Pagadèn en TjiHerang,
ook Soebang genoemd, tusschen de Tji Asem en Tjoepoenagara,
Segala Harang en Batoe Sirap aan de bronnen en boventakken
der genoemde rivieren in het gebergte liggen. Dit gebied is
gedurende een reeks van jaren met beleid en verstandige zorg
voor de inlandsche bevolking bestuurd geworden , zoodat de bezoe-
ker; die uit de aangrenzende districten van het regentschap Era wang
in Tji Asem komt, getroffen wordt door den plotselingen over-
gang van betrekkelijke woestheid tot bloeiende orde *). De landheer
heeft voor verschillende cultures vrgwillige overeenkomsten met
de opgezetenen aangegaan, krachtens welke zij gedeeltelijk van
de hem verschuldigde opbrengsten vrggesteld zgn^ gedeeltelgk
in geld en rijst beloond worden'). Behalve padi; katjang en
klappers, door de bevolking voor haar eigen onderhoud aange-
plant, worden hier onderscheidene artikelen voor de Europeesche
*) J. ten Brink, Op de grenzen der Preanger. 8.
^ Kol. Tersl. 1877. 206, 1878. 195.
Digitized by VjOOQIC
161
markt op belangrijke schaal yerboawd. De opbrengst was in
1876: 24,087 pikols suiker ^ 18,638 pikols kofiSe, 44 pikols
maskaatnoten en 14 pikols foelie. In 1877 was de koffie-opbrengst
maar half soo groot (9,145 pik.), die yan suiker ongeyeer dezelfde
(de opgaye yan 28,059 pik. wordt onyolledig genoemd , daar nog
niet al het suikerriet yerwerkt was), die yan notemuskaat 126
en yan foelie 88 pik. , terwijl in dit jaar boyendien nog yermeld
worden: 2,692 kilo's kakao, 2,080 kilo's kina en 464 kilo's yanielje ').
Ejtli Djati, de hoofdplaats yan het gelijknamig district, ligt
ruim honderd meters boy en de zee, niet yer yan het riyiertje
Kali Bodas, een zijtakje yan de Tji Asem. Een groote rijweg
loopt yan daar noordwaarts, oyer een afistand yan 6 palen, naar
Poerwodadi , de hoofdplaats yan het district Malang, die nog slechts
51 meters boy en de zee yerheyen is. Het is daarom beyreemdend
dat men nog ten noorden yan Poerwodadi, in het allengs meer
en meer afbellend terrein, dat weldra geheel in de ylakte
oyergaat, een uitgestrekten koflBetuin aantreft >), al blijkt ook uit
het bekende yoorbeeld yan Eediri, dat de teelt yan den koffieheester
in de ylakte, zij het dan ook met minder goede uitkomst, althans
niet onmogelgk is. De weg, zich yerder noordwaarts yoortzettende,
sngdt dien ko£Setuin^ kruist het riyiertje Tji Djengkol, en bereikt
op een afistand yan 1 1 palen yan Poerwodadi de districtshoofdplaats
Tji Asem. Deze ligt te midden yan sawahs, aan de samenyloeiing
yan Tji Asem en Tji Djengkol, nog slechts 8 meters boyen de
zee en ongeyeer 5 palen yan het strand. De weg buigt zich hier
oostwaarts om en loopt, nagenoeg parallel met het strand^ naar
Pamanoekan aan de Tjoepoenegara, hier gewoonlgk riyier yan
Pamanoekan geheeten. Het laatste gedeelte yan den weg yoert
door een uitgestrekt plantsoen yan suikerriet , terwijl yan Pama-
noekan af, dat ook 8 meters boyen de zee ligt , langs de riyier
en tot hare uitwatering aan den ruim 7 palen yerwijderden hoek
yan Pamanoekan, een schier onafgebroken opyolging yan kampongs
en sawahs geyonden wordt. De weg zet zich yan Pamanoekan
oottwaarts yoort, totdat hij, op 8 palen afstands yandaar,
») KoL VewL 1878. 194.
*) Zie de iopographisohe kaart.
m. 11
Digitized by VjOOQIC
162
Séwoeaan de grensrivier met Tjeriboii; de Kali Séwoe, bermkt
Yan Pamanoekan gaat bovendien een weg zuidwaarts over
Eamarong of Pagadèn Baroe, de hoofdplaats van het district
Pagadèn, naar Soebang in het district Tji Herang. De geheele
afstand van Pamanoekan tot hier bedraagt 25 palen , en de weg is
allengs weer gestegen, daar Eamarong ruim 30 en het tien palen
verder liggende Soebang ruim 80 meters boven het zeevlak ver-
heven is. Soebang ligt reeds iets znidelijker dan Kali Djati,
waarmede het verbonden is door een weg die weder door een
koffietnin voert en daarna de Tji Asem kruist. Oostwaarts is die
weg voortgezet tot het drie palen van Soebang verwijderde
Wanaredja, dat thans de hoofdplaats van Tji Herang is. Al die
wegen, die de voornaamste dorpen in de groote noordelgke helft
der Tji Asem- en Pamanoekan-landen met elkander verbinden,
bieden weinig bgzonders aan, maar zgn toch geenszins onbeha-
gelgk. De vlakke streken die zg doorloopen, zgn overal groen:
grasveld en bosch , sawahs en tipars , suikervelden en ko£Setuinen
wisselen elkander gedurig af ^ en de hoog wuivende vederbossen
van in groepen vereenigde kokospalmen wgzen de kampongs der
inlanders aan, wier hutten van bamboe tusschen de tamarinden
en wariengieus gluren *).
Te Soebang, dat in een lachend dal is gelegen , begint het
landschap een belangwekkender voorkomen aan te nemen* Er is
hier een suikerfabriek met een belangrijken aanplant en eene
villa wier naar het gebergte gekeerde voorgalerg een bijzonder
liefelgk panorama te genieten geeft. Langs de zachtglooiende
lijnen der heuvels^ slechts hier en daar door geboomte of gebouwen
gebroken , weidt de blik over ona&ienbare rgstvelden , hier door
een lichtgroen gambierveld , daar door een wèl verzorgden vanielje-
tuin, ginds door een plantsoen van sierlgke kakaoboomen, elders
door een perk met jonge klappers bekooriyk afgewisseld ').
Yan Soebang naar Segala Herang bedraagt de afetand in zuid-
zuidwestelijke richting 14^ paal. De breede, goed onderhouden
weg slingert in zigzag over de hellingen en toppen der heuvelen
>) Ten Brink, t. a. p. 8.
^ Ten Brink, t. a. p. 13; Buddingh, N. O. I., I. 113.
Digitized by VjOOQIC
168
tnsBoheii yarens en reusachtig struikgewas, te midden waarvan
in menig raygn de nijvere hand des landroans een berghelling
aan de wildernis heeft ontwoekerd om ze met terrasvormigen
sawahboaw te tooien. De verre bergen teekenen hunne grijsblauwe,
in het azuur des hemels wegsmeltende golving in fijne, schuchtere
trekken aan den gezichteinder. Maar alles is stil en eenzaam, en
slechts hier en daar stijgt uit een dal, waarin zich een kampong
in het groen heeft genesteld, een lichtblauwe rookwolk omhoog,
of bestuurt een kleine knaap met een bamboerietje den tragen
gang van een weidenden buffel ^). Hadden wij verkozen van Soe-
bang eerst naar Eali Djati te reizen, wij hadden vandaar een
meer recht zuidwaarts loopenden, 15 palen langen wegnaar Segala
Herang kunnen volgen, waarbij het algemeen karakter van het
landschap weinig verschil zou hebben getoond. Wg zouden er
zeker eene gemakkelgke gelegenheid bij gewonnen hebben om
den waterval Tjoeroeg Agoeng te bezoeken; doch die is op zoo
geringen afstand van Segala Herang verwijderd, dat een rit van
weinig meer dan een uur ons in staat zal stellen, dien vandaar-
uit te bereiken.
Het bergland dat onze weg doorsneden heeft, wordt Goenong
Tembakan genoemd. Het wordt door een schoon en breed plateau
van het gebergte gescheiden dat zich op de grens van Elrawang
en de Preanger verheft, en uit den Tankoeban Prahoe en Boekiet
Toenggoel met hunne uitloopers en voorbergen bestaat. Op dit
plateau, op eene hoogte van meer dan 600 meters boven de zee,
Ugt, op kleinen afstand ten zuiden van Segala Herang, het heer-
Igke Tenger Agoeng, de gewone verblgfplaats van den landheer
der Tji Asem- en Pamanoekan-landen, dat met de schoonste gezichts-
punten de voordeelen van een Europeesch lente-klimaat vereenigt,
H welk zelfs soms bij nat en nevelig weder een vuurtje in het
woonvertrek niet onwelkom maakt. Het gezicht uit het landhuis
is zoowel naar de noord- als naar de zuidzijde betooverend. Aan
de noordzgde ligt, vóór het huis, een groot; cirkelrond grasperk^
rechts en links als omlgst door heerlijk geboomte, doch aan de
achterzgde het gezicht vrij latende op de groepen van vrucht-
^) Ten Brink, t. a. p. 31.
Digitized by VjOOQIC
164
boomen waarin de hutten yan het uitgestrekte Segala Herang
verscholen liggen. Daarachter wordt wel is waar de blik grooten-
deels door het Tembakan-gebergte onderschept, maar niet geheel ;
want tusschen de zacht glooiende hellingen der heuyels door opent
zich een onafzienbaar verschiet over de gansche, allengs naar zee
dalende vlakte. Natuurlijk smelten, naarmate de blik verder reikt,
bosch en veld te meer tot een grijskleurig geheel te zamen; maar
bij volkomen helderen hemel kan het gewapend oog vanhier zelfis
de zilveren golven der Javazee en den rook van een toevallig
voorbijvarend stoomschip onderscheiden.
Begeeft men zich daarentegen naar de zuidzgde van het ge-
bouw, dan opent zich, by een wolkeloozen hemel , een niet minder
verrukkelijk bergpanorama, en ziet men de heldergroene zee van
bosschen en beemden hare golven als het ware tegen den gestadig
rgzenden bodem opstuwen, tot zij het hoogste punt van den berg-
kam bereiken in de ruim 2000 meters hooge maar afgeplatte
kruin van den Tankoeban Prahoe, die door zijn vorm aan de
kiel eener omgekeerde prauw doet denken, zooals ook in zijn
naam is uitgedrukt^). Zijne hoogte valt weinig in het oog , dewijl
hij niet meer dan 300 k 350 meters uitsteekt boven de keten
waaruit hij zich verheft; zgne hellingen zgn zoo zacht , dat men
te paard bijna den hoogsten kraterrand bereiken kan, en vandaar
dat ook de kofiBetuinen hier tot eene hoogte van bgna 1500 me-
ters opstijgen, als eene schoone afwisseling in het donker woud
dat hem tot aan den top bedekt. Rechts verbindt hem een rug
van ruim 1300 meters hoogte met den hem in verheffing evena-
renden Boerangrang, links een lange keten met den meer kegel-
ronden en hem een paar honderd meters in hoogte overtreffenden,
maar eerst op aanmerkelijken afstand, aan de zuidgrens van het
district Batoe Sirap, oprgzenden Boekiet Toenggoel.
Yan het ontstaan der bergen waarop onze blikken hier rus-
ten, geeft op hare wijze eene Javaansche legende rekenschap; als
bijdrage tot de kennis van den volksgeest verdient zij een korte
vermelding.
In overoude tijden regeerde in het Tjeribonsche regentschap
1) Tankoeb beteekent In het Soendaasch omgekeerd liggen.
Digitized by VjOOQIC
165
Galoe een prins die een dochter had van zeldzame schoonheid,
Poetri Dajang Soembi geheeten. Zi) was een hartstochtelijke jageres
en versmaadde, met de jonkvrouwelijke fierheid eener Artemis,
de aanzoeken aller jongelingen die, door den roep harer schoonheid
aangelokt, naar Java stroomden, om te dingen naar hare hand.
Maar op zekeren morgen wachtten hare maagden vergeefs op
hare komst. Plotseling was zg verdwenen en ook haar groote
jachthond werd vermist. Na zes jaren keerde zij , tot algemeene
verbazing, terug, vergezeld door haren hond en een knaap. Sang
Eoeriang genaamd^ dien zij als haar zoon opvoedde, maar zonder
ooit van zijn vader te gewagen. Ook de zoon werd welhaast een
moedig jager ^ en vergezelde zijne moeder op hare zwerftochten,
om hert en ever op te sporen. Eens, reeds tot jongeling opge-
wassen, zette hij zich aan hare voeten en vroeg: «Moeder, zeg
mij wie mgn vader is.^ De kleur der prinses verschoot, zg boog
zich voorover en fluisterde haren zoon een woord in dat hem met
afgrijzen vervulde.
Den volgenden morgen toog Sang Eoeriang ter jacht zonder
zgne moeder, slechts door den trouwen hond vergezeld. Hjj keerde
niet weder. Den hond vond men dood met een kris tot aan 't
gevestin de zijde gestoken. Dajang Soembi herkende met schrik
de kris van haren zoon.
Yele jaren verliepen. Dajang Soembi had niets van hare schoon-
heid verloren; want Siwa had haar, meteen offer van zeldzame
bloemen gepaatd gebed verhoord, en haar voortdurende jeugd en
firischheid geschonken. Uit Galoe gevlucht had zij den berg Ea-
rang Penganten, in het Bandongsche distrikt Tji Lokotot, ten
zuiden van den Tankoeban Prahoe gelegen ; tot woonplaats ge-
kozen, waar zij in stille afzondering hare dagen aan het weefgetouw
doorbracht.
Daar vertoonde zich in die streken een vreemdeling, wiens hel-
denfeiten door de schelle faam luid werden uitgebazuind. Dajang
Soembi opende hem hare woning; hij zag haar en had van dat
oogenblik geen anderen wensch dan haar te bezitten. De moeder
bad haren zoon herkend; den zoon was het niet mogelijk in die
fiere schoone zijne moeder te herkennen. Zg verried zich niet en
Digitized by VjOOQIC
166
deelde als van oads met Sang EoeriaDg het genot der jacht. Op
zekeren dag; terwijl de jachtstoet ver verwijderd was, stond Sang
Eoeriang plotseling, bij eene kromming van den weg, voor het
aangezicht van Dajang Soembi en werd door hare verrukkelijke
schoonheid geheel aan zichzelven ontvoerd. Hij werpt zich aan
hare voeten en smeekt haar de zijne te worden. De prinses heft
de hand op en wgzende naar de vlakte die zich voor heo uitbreidt,
spreekt zij aldus: „Wanneer gij in éénen nacht, eer de dag aan-
breekt, deze vlakte in een meer herschept, en een vorstelijk vaar-
tuig bouwt, waarin gy mij afhaalt, om in dat meer te varen^
dan zal ik de uwe zijn.^
Sang Eoeriang had door de gunst der goden over wonderdadige
macht te beschikken. Wat Dajang Soembi geëischt had, omdat
het haar onmogelijk scheen, ging inderdaad zijn vermogen niet
te boven. Na twee dagen zendt hij een bode tot de prinses, die
haar de boodschap brengt: „Mgn heer heeft mij gelast u te ver-
konden, dat dezen nacht, vóór 't aanbreken van den dageraad, eene
vorstelijke prauw zal gereed liggen in het nieuwe meer dat op
zgn last zal ontstaan zgn.^ Dajang Soembi beefde van ontroering
en verzonk in gepeins en gebed. De nacht kwam. Daar verneemt
zg het geruisch van groote wateren: alle rivieren in den omtrek
worden uit hare bedding gestuwd en afgedamd en hare wateren
vloeien samen tot een uitgestrekt meer, van alle kanten door
bergen ingesloten. Zij gaat naar buiten om bij het heldere ster-
renlicht beter te overzien wat er gebeurd is. Nog een uur en de
zon zal aan de kimmen verrijzen en al de gestelde voorwaarden
vervuld vinden. Reeds nadert haar de prins om het loon van
zijn Hercules-arbeid te vragen. Nu strekt zij den arm uit naar
het oosten. Plotseling wordt het purperrood en rgst de zon boven
de kim. De prins ziet zijn arbeid te schande gemaakt en werpt
zich in wanhoop aan hare voeten. Daar brengt zg van onder haar
opperkleed de kris te voorschijn ^ waarmede hij den jachthond
gedood heeft. „Begraaf u,** roept ze^ „in den bodem van het
meer, gg kind der schande en des ongeluks. G^ hebt uwe moeder
ten huwelgk begeerd en met deze kris uwen vader van bet
leven beroofd.**
Digitized by VjOOQIC
167
Sang Eoeriang verdween en men heeft nooit meer van hem
vernomen. De onvoltooide prauw en wat hij verder had achter-
gelaten werden in bergen herschapen. De van kruin en takken
beroofde stam die het hout voor de prauw had geleverd, veran-
derde in den Boekiet Toenggoel ^) , den tronkberg; de afgehouwen
takken en bladeren, tot een hoop samengetast, vormden den Boe-
rangrang ^); de nog onvoltooide prauw^ die juist met de kiel naar
boven gekeerd lag om de naden te dichten, werd de Tankoeban
Prahoe; de dam die aan de noordzijde van het meer het afloopen
der wateren moest tegenhouden, werd Goenong Tembakan, het
damgebergte ').
Om de belangwekkendste merkwaardigheden van Tenger Agoengs
Bchoonen omtrek te leeren kennen, zullen wij eerst een rit
noordwaarts langs den weg naar Kali Djati ondernemen, teneinde
den waterval Tjoeroeg Agoeng te bereiken; daarna zal een tweede
ons zuidoostwaarts naar Tji Salak, de hoofdplaats van het district
Batoe Sirap, brengen, terwijl wij eindelijk onze verkenning dezer
Btreek met een tochtje zuidwaarts tot aan den krater van den
Tankoeban Prahoe zullen besluiten.
De weg naar den waterval slingert zich langs en over de hoogten
en biedt het genot der meest afwisselende gezichten op wilde berg-
stroomen, steile rotswanden, vruchtbare valleien en betoo verende
berg-perspektieven, tot hij voorbij Batoe Eapoer, bekend door zijne
minerale bron en door den fraaien waterval dien hier de Tji Nangka
1) Toenggoel beteekent den stomp of tronk van een boom.
*) Met toespeling op de beteekenis van rangrang: bet afvallen van bla-
deren en takken van de boomen.
') Er bestaan van deze legende twee zeer uiteenloopende lezingen, de eene
medegedeeld in het T. v. N. I., II. 1. 445, als ook door Buddingh,N. O. I.,
L 116, de andere door ten Brink, t. a. p. 41. Men zal mg niet euvel duiden ,
dat ik, om een zoo goed mogelgk samenhangend geheel te kqjgen, mij beur-
telings van de trekken der beide verhalen bediend heb. Het is duidelgk dat
de namen der bergen de fantasie hebben geprikkeld en het verhaal voortgebraclit ,
waarbg het op de verklaring dier namen is toegelegd. Ook de naam Earang
Penganten, d. i. de bruidspaarrots, vindt zgn verklaring in het verhaal,
en hetzelfde geldt van nog een aantal andere bergtoppen, die ik opzettelijk
niet genoemd heb , om den lezer niet met namen te overstelpen. Maar de ver-
klaring van den naam Boerangrang toont duidelgk, dat men het met zulke
etymologische legenden niet al te nauw moet nemen.
Digitized by VjOOQIC
168
bij bare uitwatering in de Tji Asem vormt ^), bet bed van laatstge-
noemde rivier bereikt. Die stroom baant zicb zijnen weg door een
ravijn, dat gebeel met sawabs bedekt is: aan onze reebterzijde
zien wij ze langs den beuvelrand opklim men ^ terwgl aan de lin-
kerzijde de bruisende stroom aan onze voeten spartelt. De weg
daalt steeds dieper, bij een kromming gaan wij een kleinen zijtak
over, wij booren bet water luid ruisoben, maar nog blgft de
oorzaak voor onze blikken verborgen. Bij een groep acacia's, die
de rivier gebeel voor ons bedekken , begint een steil en glibberig
voetpad, en terwijl wij onder bet dalen ons links wenden, zien
wij eensklaps een waterval voor ons. De rivier, allengs tusschen
twee steile rotswanden in een nauwe spleet samengeperst, drijft
bet sobuimende water met woeste kracbt over de grauwe steenen
en langs de wortels der acacia's, der wilde pisangs en der sier-
lijke boomvarens, die langs den beuvelrand tot in haar bed afdalen.
Plotseling daalt bare rotsbedding loodrecbt naar beneden, en tusscben
twee zwarte steengevaarten stort zicb bet licbtgele water met don-
derend geraas in den afgrond. Maar nog bebben wij den eigenljjken
Tjoeroeg Agoeng, den groeten waterval, niet gezien. In een oogen-
blik leggen onze inlandscbe begeleiders tal van stammen en takken
over de kloof die de twee rotsmuren scbeidt, stapelen er andere
takken en bamboestokken overbeen, spreiden een mat over den
vastgestampten bodem en improviseeren aldus een brug, die ons
veilig naar de overzijde voert. Nu volgen wg een poos den loop
der rivier en bereiken^ langs een stijgend voetpad, niet minder
steil en glibberig dan dat waarlangs wij afdaalden, eene hoogte
tegenover onze vroegere standplaats. Eerst bier vertoont zicb de
ware Tjoeroeg Agoeng. De val in bet acacia- bosch, ofschoon meer
romantisch door zijn omgeving, is slechts bet voorspel van een
grooteren en grootscheren. De rivierbedding is hier broeder, de heu-
velen langs bare oevers zijn minder steil, bet geboomte is minder
dicht, bet tooneel heeft zijn woestheid verloren, maar vol majesteit
stort zicb de breede stroom naar beneden, en bet is ons alsof hij
in een onpeilbare diepte verdwijnt '). Wij zijn getuige geweest
1) Maier in N. T. ▼. N. I., II. 48; Janghulm, Java, II. 59.
^) Ten Brink, t. a. p., 76 tv.; Jimghahn, Java, II. 57 , die aan den eersten
kleineren waterval den naam van Tjoeroeg Goöng geefl.
Digitized by VjOOQIC
169
yan de doorbraak der Tji Asem door den Goenong Tembakan,
den neptunischen yerhefBngsrand die het plateau van Segala
Herang aan de noordzijde begrenst.
Onze tweede tocht sngdt het plateaa zelf in oost- en znidoostelijke
richting. Het is de moeite wel waardig dat wij onzen Junghuhn
nog eens opslaan, om yan hem te yememen hoe het er hier vóór
80 jaren uitzag, en het toen met het thans te kunnen vergelgken.
jyDe yoortrap of het plateau van Segala Herang/ zoo lezen wg
bg hem,') „ligt binnen waarts yan dezen neptunischeh verheffings-
rand en stijgt met wijd uitgestrekte trappen zeer langzaam
naar den voet yan den vuurberg op. Hij is van het N. naar het
Z. 5 a 6 palen breed en yan het O. naar het W. 15 è 20 palen
lang, en bestaat in deze geheele uitgestrektheid uit banken van laya,
die, weleer yan den yulkaan afstroomende en tegen den yerhef-
fingsrand in het noorden stuitend, zich hier noodwendig moes-
ten ophoopen. Deze lava is zwart-blauw, bazaltisch, in horizon-
tale banken en platten gescheiden, op grootere diepte meestal
dicht, maar in hare bovenste lagen, en steeds meer naar de
oppervlakte toe, poreus en vol groote luchtblazen, die almede,
en wel parallel met de banken, in de lengte zgn uitgestrekt.
Honderden voeten hoog ziet men aan de wanden van vele klo-
ven de lavabanken op elkander liggen, men ziet ze naar boven
toe steeds poreuzer worden, terwijl zij eindigen in een vlakken
grond, die slechts daar waar hij ongelgk of golvende is, in zgne
diepten een weinig humus bevat, maar voor ^t overige naakt te
Toorschgn komt en op de meeste plaatsen met afgebroken stuk-
ken dezer lava van een duim tot een voet dikte bestrooid is.
Daarenboven is dit gesteente met ontelbare gaatjes doorboord
als een zeef, en slurpt dus al het regenwater op, dat op de
oppervlakte valt , zoodat het spoorloos in zijn ingewand verdwijnt.
Dit groote plateau gelijkt alzoo een afgekoeld en gestold lava-
meer, welks rotsachtige hobbelige oppervlakte dagreizen ver slechts
met alang-alang en glagah is begroeid en op de meeste plaat-
sen onbewoond, onbewoonbaar en bgna voor alle kuituur onge-
schikt is, — een rots- en graswoesteng waarin de reiziger geen
') Java, II. 56.
Digitized by VjOOQ IC
170
ander geluid hoort dan den doffen weerklank zijner voetstappen ^
zoo bedriegelijk hol, dat hij gelooft over een gewelf te gaan.''
Deze vlakte heeft zeker hare natuur ook thans nog niet ver-
loochend; en bestaat nog voor een groot gedeelte uit woeste
gronden en alang-veld. En toch beeft de industrie hier wonde-
ren gewrocht. Bg Djalantjagak voert de weg door een uitge-
strekten ko£Betuin, die zich zuid westwaarts uitstrekt in de richting
van de grot Tjoeroeg Rendeng, en nog geen paal verder langs
een groot notemuskaat-plantsoen, waarna hij weldra de grens
van Batoe Sirap en spoedig daarop het bed der Tjoepoenegara
bereikt, welke laatste verder noordoost waarts een tweede, maar
minder romantische doorbraak door den herhaaldelijk vermelden
verheffingsrand vormt. Yan de grens van Batoe Sirap af beant-
woordt het plateau bijna in het geheel niet meer aan Junghuhns
beschrijving. De weg voert langs schoone rijstvelden , en nu over
een met kort gras begroeiden heuvel , dan langs den benedenrand
vaneen groenen bergketen, naar de hoogte aan welker voet, 10^
paal van Segala Herang, de groote en volkrijke kampong Tji
Salak, de hoofdplaats van het district, verhuld door groote boom-
groepen, gelegen is. Een breede laan van reusachtige wariengiens
voert, langs een reeks van net gebouwde en sterk omheinde wonin-
gen, die de duidelijke bewijzen van de meer dan gewone welvaart
dezer kampong toonen, naar de fraaie aloen-aloen, waaraan ook
een verblijf voor den landheer is opgericht
De heer Hofland heeft veel voor de vermeerdering der wel-
vaart van deze streken gedaan, maar is daarin op uitnemende
wijze bijgestaan door twee achtereenvolgende Demangs of dis-
trictshoofden van Batoe Sirap , Raden Rangga Marta Joeda , en zijn
zoon Raden Madja Eoesoema. De eerste, in 1856 gestorven, had
bijzondere zorg gewgd aan den aanleg van wegen en waterleidin-
gen en was onder andere de aanlegger van den rgweg van
Boeka Negara, het zuidelijkste koffieétablissement van het dis-
trict, aan de helling van den Boekiet Toenggoel^ naar Bandong
inde Preanger, welke weg in 1847 geopend werd. De heuvel,
aan welks voet Tji Salak is gelegen, draagt op zgn top een
eenvoudig monument, door den landheer opgericht boven het
Digitized by VjOOQIC
171
gebeente van den troawen dienaar, die 40 jaren lang het dis-
trict tot welzijn der bevolking had bestuurd. Op een klein
terras van zorgvuldig gewitte baksteenen is een marmeren tafel
opgericht, die met een eenvoudig grafschrift in vergulde Javaan-
Bche karakters prgkt. De eerbied der bevolking openbaart zich
in de offers die hier gedurig op de trappen van het terras
worden nedergelegd. Een heerlijk panorama beloont bovendien
de beklimming van dezen heuveltop. Aan alle zijden wordt de
horizon door zacht glooiende bergen gevormd, en uit den kra-
ter van den Tankoeban Prahoe ziet men een helder wit wolkje
rgzen, dat onbeweeglijk zgn standplaats bewaart^).
Op den terugtocht naar Segala Herang willen wjj ook nog even
de straks vermelde grot bezoeken ^ die, zooals Jungbuhn zich
uitdrukt^ de ,lava-natuur^ van het plateau ^ in welks zuidwaarts
allengs oprijzende helling zij gevonden wordt, op het schoonst
openbaart Hier is een plaats waar de grond is opengebarsten
tot een spleet, die noord-noordoostwaarts zich verliest in een
hol, dat uit een boogvormig gewelf van 100 ^ 150 voet
diepte bestaat, en by den ingang eene hoogte van omstreeks
30 voet heeft, die allengs tot 15 en 10 voet vermindert. Zy
bestaat uit blau w-zwarte bazalt-lava, zooals overal in Segala
Herang wordt aangetroffen ^ maar van het gewelf hangen tal-
looze lava-stalaktieten , die de gedaante van lange spitsen^
kegels, druiventrossen en takken vertoonen, loodrecht naar be-
neden, klaarblykelgk ontstaan door de stolling die de door de
hitte verweekte lava onder het langzaam afdruipen onderging.
De naam dezer grot, Tjoeroeg Rendeug ^), beteekent „aaneen-
geschakelde watervallen,* waarschgnlijk omdat de stalaktieten
eenigermate het beeld van plotseling versteende watervalletjes
vertoonen.
Onze laatste tocht geldt den Tankoeban Prahoe, over welks
kruin de grens tusschen Erawang en Bandong gaat. In verband
met den Gouvernements-aanplant van kinaboomen aan zyne zui-
delyke hellingen, en inzonderheid ten gevolge der beklimming
«) Ten Brink, t. a. p. 103 yv.
^ Niet grinding, zooals Junghuhn schrgft, Java, II. 58.
Digitized by VjOOQIC
172
door den Gtoavernear^G^neraal Sloet van de Beele in 1863 '),
bij gelegenheid eener inspectie van de kina-plantsoenen, ia de
bestijging aan de Bandongsohe zgde eene vrg gewone en gemak-
kelgke zaak geworden. Dr. Oroneman alleen heeft, deels vóór,
deels na. dat jaar, den Tankoeban Prahoe meer dan 20 maal, maar
steeds van die zgde bestegen *) , en kon zioh daarbij in de laatste
periode bedienen van het gemakkelijke, zigzagswijze naar bo-
ven voerende pad , dat de bevolking in heeredienst voor den Toewan
besar had geëffend. Men kan thans zelfs te Lembang, volgens
een bepaald tarief, in drie talen in den pasanggrahan opgehan-
gen , paarden en gidsen voor den tocht erlangen , waarin , zoo men
verkiest, ook het bezoek van den krater begrepen is'). Ook aan
de Erawangsohe zijde, die tot zulk een aanzienlijke hoogte met
uitgestrekte koffietoinen beplant is, levert de beklimming, schoon
veel zeldzamer, geen bgzonder bezwaar op; zelfe denederdaling
in den krater, vroeger veelal met moeilgkheden en gevaren ge-
paard, is door stevige honten trappen gemakkelijk gemaakt ^).
De weg van Segala Herang, of zoo men wil van het land-
huis Tenger Agoeng, naar den vuurberg, loopt ^ ten westen van
het meergemelde plateau , door een allengs stijgende , schoon be-
bouwde streek, naar Panaroeban *), dat op eene hoogte van ruim
duizend meters aan de grens der kofBeplantsoenen gelegen is.
Yandaar den rand dier koffietuinen volgende, bereiken wij^ een hon-
1) Kol. Yersl. 1868. 4. Ygl. Groneman, Bladen uit het dagboek Tan een
Ind. Geneeeheer. 149 t.
') T. a. p. 160. De nityoerigste beschrgving Tan dezen berg en z|jne ge-
daanteyeranderingen danken wg dan ook aan genoemden geleerde , bl. 118—167.
») Bemelot Moena in N. T, t. N. I., XXVIII. 322.
*) Van yroegere beklimmingen zgn mg de Tolgende beschrijvingen bekend:
Horafield in Verhh. t. h. Bat. Gen. VIII. On the mineralogy of Java. 19
(1804); Roorda Tan Eysinga, Ld. en Vk. III. 2. 401 (1821); F. G. Valck,
T. T. N. I., V. 1. 174 (1823); de Wüde, de Preanger Regentschappen. 6
(vóór 1880); Tan Oort en Sal. MuUer, Verhh. t. h. Bat. Gen. iVI. 81 (1833);
Jnnghuhn, JaTa, H. 43 tt. (1837 en 1848); Bleeker, T. v. N. I., Vin. 2.
565 (1846); Bleeker en Maier, N. T. t. N. I., I. 154 en 305 (Ï850). De
laatste beklimming , waarvan mg een beschrgTing bekend is , is die van t.
RgckoTorsel, BricTcn. 328.
*) De topographisohe kaart schrgft Panoeban; doch daar ik oTeral elders
Panaroebiui Tind, meen ik dit Toor eene font te mogen honden.
Digitized by VjOOQIC
178
derd dertig meters hooger, de kampong Tji Atar of Tjatar, bekend
door een in hare nabijheid voorkomend gzererts, vervat in eene dikke,
harde, donkerroode eteeniaag, waarvan de verweerde gedeelten
een fraai roode aarde opleveren, die in deze streken als kleur,
stof voor het verwen van poorten en hekken gebezigd wordt ').
Ook vindt men, deels in de onmiddellgke nabijheid, deels op /
grooteren afstand, onderscheiden merkwaardige minerale bronnen,
waaronder die van Tji Pabela, omstreeks 40 meters lager dan
Tji Atar gelegen , te midden eener prachtige vegetatie van boomva-
rens en slingerplanten , uit drie openingen eener rots in milden over-
vloed te voorschijn komt , maar zoo moeilgk te bereiken is , dat men
haar zich ongestoord met het water der rivier Tji Pabela laat vermen-
gen *). Yan Tji Atar gaat de weg verder midden door het ko£Beplant-
soen tot men, na de cultuurgrens bereikt te hebben, zich plotse-
ling verplaatst vindt te midden der veelsoortige en majestueuse
reuzen van het oorspronkelgke woud, wier stammen en takken
met ontelbare parasieten prijken , terwgl daar beneden de bodem
Qiet mos en met millioenen varens bekleed is , straks afgewisseld
door Laurineeën en Pandanen en door de geurige bloemen der
Gbuidapoera '). Allengs echter worden de woudreuzen vervangen
door de dikke en krachtige stammen van ander geboomte, dat,
scheef en bochtig dooreen gegroeid, zich reeds een 20 k 30 voet boven
den grond tot breede, donkergroene loof kruinen vertakt. Nog
wat verder en men ontwaart slechts Yacciniums, Bhododendrons ,
Oaultheria's en andere struiken die zich gaarne groepswijze
vereenigen, en terwijl zg eigenlijk eerst op eene hoogte van bij
de 3000 meters te huis behooren, zich ook bg uitzondering op
veel lager standplaats vertoonen, waar de rotsige muren en ran-
den der kraters en de zwaveldampen die er uit opstggen, aan
andere gewassen den toegang versperren.
Wg bereiken den kraterrand aan zgn oost-noordoostelgk ge-
deelte, waar zgne wanden het steilst zgn en men in den acht-
') Nat. T. V. N. L, V. 219; vgl. XXX. 437.
*) Over de wateren Tan Tji Atar zie Jnnghuhn, Java, II. 59, enMaierin
N. T. Y. N. L, n. 293, 299, 637, 644.
*) AbelmoBchiu moecbatas.
Digitized by VjOOQIC
174
honderd h duizend voet diepen kolk met huivering en onisetting
neerziet. Het geheel ran den krater is aan de bovenste opening
bijna regelmatig ovaal, met een diameter van O. naar W. van
6000 en van N. naar Z. van iets meer dan 3000 voet, maar
hij wordt door een tussohenrog in twee bgkans kringvormige
ketels verdeeld, waarvan de oostelgke en diepste bg de inlan-
ders den naam van Eawa Ratoe, de westelgke en omvangrykste
dien van Eawa Oepas draagt. De machtige soheidsmuur, deels
uit vast, deels uit pninaohtig gesteente gevormd, daalt in bet
midden honderden voeten lager, zoodat hij aan weérszgden naar
den rand omhoog schijnt te klimmen. Sissend en bruisend rgzen
aan zijne beide zgden aanhoudend dampwolken uit de diepe
trechters op. De wand tusschen de beide helften is evenwel be-
groeid; het hoogere kreupelhout, van boven verbrand, spruit
gedurig van onder weder uit, een altgddurende worsteling van
het leven met den dood.
Plaatst men zich op den zuidelgken kraterrand, dan ziet men
over deze beide kolken en over den noordelijken muur op de
lagere bergen en vlakten van Erawang neder, en vormen de
scherpgeteekende lichtgrauwe of door den zwaveldamp wit ge-
kleurde lavarotsen en het donker geboomte dat ze omringt , een
heerlijk contrast met het in fijne amethystkleur wegsmeltend
verschiet, dat, bg onbewolkten hemel, eerst door de verre kim-
Igm der Javazee begrensd wordt
De Tankoeban Prahoe , schoon dtgd werkzaam , heeft slechts
zelden hevige uitbarstingen. Men kent in deze eeuw slechts die
van 1829 en 1846, en ook deze hebben hare verwoestende
uitwerking tot de kraters en hunne naaste omgeving bepaald.
Duizenden bg duizenden boomen werden door die uitbarstingen
gebroken en geblakerd en onder asch en modder begraven. De
kraters zelven, waartoe ook nog een minder belangrgke, meer
oostelijk en veel lager gelegene, de Eawa Badak, behoort, onder-
gaan bij die uitbarstingen soms belangrgke veranderingen. Uit
de vergelijking van Horsfields beschrgving met hetgeen hg zelf
zag, kwam Junghuhn tot het besluit, dat de tusschenmuur tusschen
Eawa Ratoe en Eawa Oepas eerst door de uitbarsting van 1829
Digitized by VjOOQIC
175
W18 ontotaan. Die van 1846 liet, volgens Bleekers waarnemin-
gen^ de hoofdvoroien onveranderd, maar bracht toch in den Ejiwa
Ratoe een belangrgke verandering te weeg. Later heeft zich,
sonder dat van bysonder hevige verschynselen blgkt, in dezen
laatsten krater een klein meer gevormd , dat eenige jaren later
weder is opgedroogd, en in September 1861 heeft de langen tijd
onveranderd gebleven Eawa Oepas begonnen dikkere en zwaar-
dere dampwolken te ontlasten, die bg onderzoek bleken op te
stggen uiteen nieuwen eruptiekegel; die zich in het diepst van den
kolk — een krater in een krater — gevormd had , ter plaatse waar
vroeger een enkele zware dampzuil uit een hoog opborrelenden
poel van heet water omhoog steeg.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Tjeribon.
De residentie Tjeribon beantwoordt in het algemeen aan het
oude Tjeribonsche rgk, dat echter in den loop zgner geschiede-
nis niet altgd dezelfde grenzen gehad heeft. Yolgens de laatste
organisatie van Tjeribon door Daendels ') kwam hei dusgenoemde
landdrostambt in uitgestrektheid overeen met de tegenwoordige
regentschappen Indramajoe (Oost) , Tjeribon , Madjalengka en Koe-
ningan , maar namen en indeeling verschilden. Gttloe dat , terwijl
Soekapoera en Limbangan met de Preanger-landen vereenigd
werden, van de vroegere suidelgke prefectuur alleen overbleef,
was bestemd om, volgens het traktaat van 1811, aan Jogjakarta
te worden overgegeven, en bleef dus voorloopig op zich zelf
•taan. Daar echter die overgave niet tot stand kwam, is Gdoe
sedert altgd als een deel van Tjeribon beschouwd. Daar de re-
aidentie Erawang, die Baffles had ingetrokken ^), door Commis-
sarissen Generaal, bg besluit van 20 Juli 1818, in dier voege
hersteld waa, dat zg zich, eveoals ten tgde van Daendels, oost-
') Zie DL U, bl. 557. «) Zie Dl. IL 595.
Digitized by VjOOQIC
176
waarts tot aan de Tji Manoek uitstrekte, en dus ook Eandang
Hawor en Indramajoe West') bevatte^ bleef Tjeribon, behoudens
eenig verschil vat de zuidelgke grens betreft^ in omvang gelgk
aan het gewest dat ten tgde van Raffles dien naam had gedra-
gen. De indeeling werd echter, bg besluit van 5 Jan 1819^)
meer met de tegenwoordige in overeenstemming gebracht. Slechts
de namen van twee der regentschappen verschillen daar nog van
de thans gebruikelgke : Indramajoe (Oost) heet nog dtijd Be-
ngawan wètan *)^ en het is jammer dat het dien naam, of liever
nog dien van enkel fiengawan, niet behouden heeft, omdat dan
de verwarring zou vermeden zgn die thans in vele geschriften,
en diensvolgens ook in vele hoofden, tusschen het regentschap
Indramajoe Oost en het particulier land Indramajoe West bestaat,
— eene verwarring die ook nog daardoor bevorderd wordt ^ dat
die woorden oost en west bgna nooit aan den naam Indra-
majoe worden toegevoegd. Deze naamsverandering is , zooveel ik
kan nagaan, nooit officieel voorgeschreven, maar allengs inge-
slopen; wat waarschgnlgk samenhangt met de hereeniging van
de landen van Eandang Hawor en Indramajoe West met Tjeribon ,
bg besluit van 23 Sept. 1823*). Voor Indramajoe West was de
naam Bengawan Eoelon, dien het vroeger gedragen had^ reeds
allengs in onbruik geraakt; men noemde het ^het land Indra-
majoe.^ Dit land, te zamen met Eandang Hawor, werd nu met het
regentschap Bengawan vereenigd tot eene assistent-residentie ^
waarvan het Europeesche opperhoofd zijn zetel had in de nege-
rie Indramajoe, die, terwgl zg zich langs beide oevers der Tji
Manoek uitstrekt, echter in haar geheel aan het (Gouvernement
behoort, zoodat haar westelijk deel eene Gouvemements-en-
dave in het particulier land vormt. Dit administratief geheel
werd nu Indramajoe genoemd, volgens de heerschende gewoonte
om een gewest en zijne hoofdplaats bij voorkeur met denzelfden
naam te noemen. Maar dat gewest wordt, wat de belangen van
het Gouvernement betreft , hoofdzakelijk slechts vertegenwoordigd
door het regentschap, dewgl de Gouvemements-ambtenaren met
de particuliere landen slechts zeer geringe bemoeiingen hebben.
-) Zie bl. 144. >) StbL, n^ 9. ') Zie Dl. U. 556 noot. <) Zie boven. 145.
Digitized by VjOOQIC
177
De asriBtent-residentie deelde dus hareo naam ook aan het regent-
schap mede. Daar de naam Bengawan geheel in onbruik is geraakt ,
zal ik echter in het vervolg, om verwarring te voorkomen, het
particuliere land steeds Indramajoe West, het regentschap Indra-
majoe Oost noemen. Sedert nu Tjeribon door de toevoeging van
de genoemde particuliere landen werd vergroot, had het den om-
vang dien het tot heden behield.
Het andere regentschap dat van naam veranderde, is Madja-
lengka. Dit heette lot 1840 enkel Madja^ terwijl de hoofdplaats
Sindang Easih werd genoemd. Bij besluit van 11 Febr. van
dat jaar is aan beide de naam Madjalengka gegeven *).
Eindelijk moet nog worden opgemerkt, dat het district Palima-
nang, bij besluit van 24 Mei, 1862'), van het regentschap Madja-
lengka naar het regentschap Tjeribon is overgebracht. In de geheele
residentie bedraagt het aantal districten 34, waarvan 8 tot de
particuliere, 26 tot de Gouvernementslanden behooren.
Om de residentie Tjeribon te leeren kennen , keeren wg in
gedachten uit het zuiden van Erawang terug naar Famanoekan
en volgen vandaar den ons reeds bekenden zijtak van den groo-
ten postweg, die verder naar Indramajoe voert. Na de Kali
Séwoe bij de kampong Séwoe te zijn overgegaan, bevinden wij
ons op het land Eandang Hawor (of Auer) , dat uit de districten
Leweng Malang, Eandang Hawor, Losarang en Lelea bestaat;
ongeveer zoo groot is als twee derden der provincie Utrecht, en aan
de heeren Mr. C. J. A. den Tex, burgemeester van Amsterdam , en
F. A. Yriese toebehoort, in wier naam het door den heer C.H.
van der.Yeen wordt geadministreerd ^).
Dit land behoort waarlijk niet tot de bevoorrechte deelen van
Java, noch wat natuurlijke schoonheid; noch wat geschiktheid
voor cultures betreft, en was dan ook tijdens den verkoop een
eenzame wildernis. Het ligt bijna geheel in de lage,heete, moe-
rassige strandvlakte en reikt zuidwaarts, waar het tot de Prc-
») Stbl. no. 7. •-) Sfcbl. n». 54.
') Ik bezit van dit land eene afzonderl^ke beschrgving door den heer J.
Glaser, met twee fraaie gravures. Zy Bohgnteen overdruk te zijn uit het een
of ander tijdschrift of jaarboekje, maar alle aanwgzing daaromtrent ontbreekt.
m. v2
Digitized by VjOOQIC
178
anger behoorende regentschap Soemedang tot aan zgne grenzen
tusschen Era wang en Tjeribon inschiet , lang niet zoo ver als de
Pamanoekan-landen , en slechts tot aan de laagste hellingen van
het centraal gebergte. Geschikte koffiegronden worden er niet
aangetroffen , en ook suikerriet wordt er niet door de landheeren
verbouwd; maar een stukje grond van 57 bouw is in 1870 door
hen afgestaan aan een Chineeschen huurder, die er op kleine schaal
en, als de opgaven omtrent de productie te vertrouwen zijn, met in
de laatste jaren steeds ongunstiger wordenden uitslag , de cultuur
van suiker en koffie drijft '). Ook de teelt van kokosnoten,
ofschoon de bodem daarvoor groote geschiktheid heeft, is op dit
land van weinig belang. De voorname waarde van deze bezit-
ting is gelegen in de rijstproductie, waarvan de landheeren een
tjoeké heffen ten bedrage van 10 percent, met vrijstelling van
hetgeen de velden meer dan 25 pikols per bouw opleveren ').
In sommige gedeelten van het uitgestrekte gebied zijn belangrgke
werken tot bevordering van den rijstbouw tot stad gebracht ^ vooral
om het water uit de kleine rivieren naar de sawah's af te leiden.
Inzonderheid merkwaardig is uit dit oogpunt het afvoerkanaal
van de Tji Fanas, een in Soemedang ontspringend riviertje,
dat, op de grens van Kandang Hawor gekomen , plotseling in zijn
loop noordwaarts door een heuvel gestuit werd, die het tot eene
oostwaartsche wending dwingt. Zyn water, dat van dit punt af
tot aan zijne vereeniging met de Tji Manoek de zuidgrens van
E^ndang Hawor vormt, ging voor den landbouw van dit gewest
geheel verloren. Doch aan de andere zijde van gemelden heuvel
had zich een soort van kreek of kom gevormd, Tji Telaga ge*
heeten, die met een noord-noordoostwaarts vloeiend en de vrucht-
baarste deelen van Kandang Hawor doorsnijdend stroompje in ver-
band staat. Men besloot een kanaal door den heuvel te graven ,
en zoo de Tji Fanas met de Tji Telaga te vereenigen. Jaren
lang duurde de reuzenarbeid, en toen hij eindelijk voltooid was,
») Kolon. Verl. 1872, bl. 176, 1876, bl. 190, 1878, bl. 194, 195. Volgens
die Yerslagen is de suikeroogst van 700 pikols in 1871 tot 8 pikoU in 1877 ,
de koffieoog8t van 166 pikols in 1875 tot 4 pikols in 1878 gevallen.
2) Kol. Verel. 1876, bl. 191.
Digitized by VjOOQIC
179
bleek het dat de Tji Panas zioh volstrekt niet gezind betoonde
het onde bed te verlaten* Zulk een bergstroom door afdamming
te dwingen een kunstmatig bed te volgen, was een taak aan
welker uitvoerbaarheid menigeen wanhoopte. Toch werd ze door
de bevolking met al het taai geduld van den Javaan volvoerd,
en toen de dam voltooid was, smaakte zij de voldoening, dat het
water met kracht door de nieuwe bedding stroomde en zelf den
in zgn weg gestelden hinderpaal versterkte door het medege-
voerde zand tegen den dam te werpen '). De rijst van Eandang
Hawor is niet slechts van voortreffelijke hoedanigheid, maar de
productie is ook zeer aanzienlgk en stijgt in gunstige jaren tot
300,000, enkele malen zelfs tot meer dan 500^000 pikols ').
Toch is slechts een betrekkelyk klein gedeelte van het uitgestrekte
land in cultuur gebracht, waarvan wij ons ten deele reeds over-
tuigen kunnen door hetgeen zich aan onze blikken aanbiedt,
wanneer wij den groeten weg volgen, die, niet ver van het strand,
achtereenvolgens de districten Leweng Malang, Eandang Hawor
en Losarang doorsnijdt
Door bosschen aan onze linkerhand van het strand gescheiden,
en aan de rechter, behalve bij de kampongs Mangsetan en Wa-
lini, waar eenige sawah's worden aangetroffen, slechts den blik op
onafzienbare moerassen biedend, loopt de weg door Leweng Ma-
lang. Een binnenweg van drie palen lengte verbindt hem met de
zuidwaarts gelegen desa Andjatan^ den zetel van den Demang,
die een prachtig huis aan de zuidzijde van de groote en vier-
kante aloen-aloen bewoont. Hier verlustigt zich het oog in een
aanzienlgke uitgestrektheid bebouwden grond, doch welke rich-
ting men ook verder moge volgen, overal ontmoet men niets dan
schier ondoordringbare wildernis. Den weg van Andjatan naar
O Glaser, t. a. p. 5—7.
*) De productie bedroeg yolgens de Kol. Yersl. 1872, bl. 176, en 1876,
U. 190:
in 1870 303,075 pikols
„ 1871 582,696 „
„ 1872 316,288 „
, 1873 221,800 „
Yan de laatate jaren zgn 6f geene 6f klaarblijkelijk hoogst onvolledige op-
gATen Terstrekt.
12*
Digitized by VjOOQIC
180
het acht palen verder gelegen Tji Pantjoe en het wederom zes
palen vandaar verwgderde Tjadas Ngampar kan men Bleohts te
paard of te voet afleggen. Hier maakt het eentonige , dioht met
bamboe begroeide moeras voor een nog eentoniger grasvlakte
plaats, totdat men, vier palen zuidelijker, de rivier Tji Eandong
overgaat, niet ver van de plaats waar zij zich in de Tjoepoe*
negara stort. Nu komt men in een bosch van hooge boomen,
waaronder vele djati-stammen , terwijl daarachter het bergachtig
geworden landschap de gewone bekoorlgke tafereelen van Java's
hoogere streken begint te vertoonen, tot men, zes palen bezniden
de Tji Eandong, in de steil oploopende hoogte Pasir Iwer-Iwer
de grens van Soemedang bereikt. Yan die hoogte ziet men , het aan-
gezicht zuidwaarts keerende, vóór zich den Tampomas, rechts
den Tankoeban Prahoe, links den Tjerimai hunne hooge top-
pen scherp tegen den azuren hemel teekenen ; maar den blik naar
het noorden wendende ziet men slechts grenzelooze wildernis,
waarin men geen spoor van bebouwing of bevolking kan ontwaren.
Doch keeren wij van dezen uitstap naar de zuidgrens terug
tot den groeten weg. Wg betreden nu spoedig het district Ean-
dang Hawor, het grootste der vier, dat zich evenzeer zuidwaarts
tot aan de grens van Soemedang uitstrekt. In de streek die de
weg doorsnijdt, is het district buitengewoon sterkt bevolkt De
negerie Eandang Hawor bestaat uit eene opeenvolging van dicht
saamgepakte desa's, waarin geen plaats voor geboomte is over-
gebleven en die door uitgestrekte rijstvelden omringd zgn. De
Demang woont hier in de desa Boelak , wier aloen-aloen door den
groeten weg gesneden wordt ^ — de eenige plaats van dit land
waar een pasar wordt gehouden. Maar zuidwaarts van deze
meer vruchtbare dan schoone plek is alles weder wildernis en
bosch ; terwijl men noordwaarts wel het geklots der Java-zee ver-
neemt, maar door het strandbosch, ofschoon dit hier slechts een
zeer smalle strook vormt , van het gezicht op hare golven verstoken
blijft. Do zoutaanmaak die vroeger in dit district voor rekening
der Regeering plaats vond, is reeds omstreeks 1850 gestaakt
Yan Eandang Hawor gaat de weg zuidoostwaarts en voert ons,
terwijl hij zich steeds verder van het strand verwgdert, naar het
Digitized by VjOOQIC
181
veel kleiner district Losarang. Dit district heeft langs de zee een
breeden zoom van bosoh, daarachter een uitgestrekt moeras, en
nog meer binnen waarts^ langs den weg, eene voortzetting der goed
bevolkte en met uitgestrekte sawah's bedekte vlakte, die reeds in het
vorige district aanving. Te midden der desa's van de negerie Losa-
rang ligt aan den groeten weg de woning van den administrateur
van Eandang Hawor, eene prachtige villa, door een fraai park en
nette bijgebouwen omringd, en in de nabijheid staan eenige goed ge-
bouwde pakhuizen en een rijstpelmolen, die door stoom wordt gedre*
ven. Een weinig verder gaat een zijtak van den weg zuidwaarts
en snijdt de desa Djanga, waarin de onaanzienlijke woning
van den Demang wordt aangetroffen. Yolgt men den groeten
weg verder , dan verwisselt men weldra Losarang met Lobener ,
het eerste district van het land Indramajoe West; volgt men daar-
entegen den zijtak, dan komt men, steeds langs desa's en rijst*
velden gaande, eerst uit Losarang in een oostwaarts uitspringenden
hoek van het district Eandang Hawor, en verbolgens in Lelea, het
schoonste en best bebouwde gedeelte van het geheele gebied.
De weg loopt zuidoostwaarts en eindigt bij de desa Toegoe,
die aan de grens der bebouwde vlakte met het bosch ten zuiden
is gelegen. Een schier lijnrechte weg gaat, midden door onaf-
zienbare sawah's, hier en daar afgewisseld door met prachtig
geboomte prijkende dorpen, ruim zeven palen ver in noord-noord-
oostwaartsche richting naar de negerie Lelea, waar de Demang
van het district een fraaie, op Europeesche wijze gebouwde wo-
ning heeft. Deze negerie zet zich in een reeks van kampongs
over een halven paal voort langs het vervolg van den weg,
die aan de noordgrens van het district ons weder op den ^ rake*
lings daarlangs gaanden, groeten weg brengt, doch op éénpunt
dat niet meer in het Eandang Haworsche land , maar in het dis-
trict Lobener van Lidramajoe West is gelegen.
Het land Indramajoe West heeft nog niet de helft der uitge-
strektheid van Eandang Hawor, maar is veel meer bebouwd en doet
dien ten gevolge, zoowel in bevolking als in rgstproductiO; slechts
weinig voor Eandang Hawor onder. Zich uitstrekkende langs de
geheele oostzgde van dit laatste, reikt het zoowel noord- als
Digitized by VjOOQIC
18-2
zuidwaarts verder, daar aan de zeezijde de kustlgn noord-oost-
waarts oploopt tot aan den boek van Indramajoe, en aan de
zuidzijde het district Djati Toedjoe zich gedeeltelijk om het
district Kandang Hawor heenslingert en zich bovendien^ door
de zuidoostwaartsche strekking der grenslijn tegen Soemedang,
verbreedt. Doch zelf aan zijne oostzijde door de Tji Manoek be-
grensd, vormt Indramajoe West van het noorden naar het zuiden
slechts eene smalle strook, en de vier districten waaruit het
bestaat, volgen elkander in dier voege op, dat alleen Pasekan
aan zee ligt; ten zuiden daarvan het door den groeten weg van
west naar oost doorsneden Lobener volgt, daaraan weder ten
zuiden Oedjoeng paalt, en eindelijk het zuidelijkst deel van het
geheele land door Djati Toedjoe gevormd wordt. De beide laatst-
genoemde districten zijn slechts goed bebouwd en bewoond langs
de boorden der Tji Manoek, waaraan ook hare hoofdplaatsen,
die dezelfde namen dragen, gelegen zijn. Al het overige terrein
is hier ook weder bosch en alang-veld, zonder noemenswaardige
terreinverheflSng; en waarin de bewoonde plekjes uitermate schaarsch
zgn. Lobener daar^ntegen is, met uitzondering van eenige moe-
rassen, waaronder de groote Bawa Arahan^ schier geheel be-
bouwd, en men kan ongeveer hetzelfde zeggen van Pasekan,
indien men de uitgestrekte strandbosschen uitzondert. De grens
van Pasekan met Lobener en een klein gedeelte van Losarang
wordt gevormd door de Eali Rambatan of rivier van Tjantigi^
den westelijken mondingsarm van de Tji Manoek ^ en Pasekan
beslaat de geheele delta van dezen stroom , zoozelfs dat het zijne
oostelijke grens niet in de Tji Manoek zelve, maar in een zeer
onbeduidende oostelijke uitwatering vindt ^ welke naar die zyde
als de eigenlijke grens der delta te beschouwen is.
Ook het land Lidramajoe West is bg uitnemendheid een rgst-
land. Behalve de tweede gewassen der inlanders, worden er geene
andere producten gekweekt. Maar die rijst is van uitmuntende hoe-
danigheid en de gemiddelde productie kan veilig op 300,000
pikols in het jaar geschat worden ').
>) De Koloniale Verslagen (1872, bl. 176, 1876, bl. 190) geven de toI-
gende cgfers op:
Digitized by VjOOQIC
1S3
De weg van Losarang naarLobener, een afstand van 10 palen,
loopt oostwaarts tot Legok, vanwaar een zijweg door de sawah's
langs den linkeroever der Tji Manoek zuidwaarts gaat naar Oe-
djoeng, den zetel van den Demang van het gelijknamig district, en
vandaar, een groote oostwaartsche kromming der rivier afsnij-
dende, meest door de wildernis naar Djati Toedjoe, de hoofdplaats
van het zuidelijk district, die weder aan de Tji Manoek te midden van
uitgestrekte rijstvelden gelegen is. De groote weg neemt bij Legok
een wending noordoostwaarts en brengt ons in weinige minuten
te Lobener. Ook deze plaats biedt niets dat ons kan ophouden,
en wij vervolgen dus dadelijk den groeten weg, die ons, langs
den linkeroever der Tji Manoek en met een overgang over de
Kali Rambatan, naar het district Pasekan en , nadat zes palen zijn
afgelegd, in de belangrijke handelsplaats Indramajoe brengt.
Indramajoe ligt aan beide zijden van de Tji Manoek , op onge-
veer 9 palen van het strand, en is niet slechts de hoofdplaats
van de geheele assistent-residentie en van het district Indrama-
joe, maar ook van het district Pasekan. Ofschoon toch ook het aan
den linkeroever der rivier gelegen gedeelte grootendeels aan het
Gouvernement behoort, en zelfs de woning van den assistent-resident
en het, trouwens sedert lang niet meer bezette, fortje aan dien
oever gelegen zijn, liggen echter eenige der Indramajoe omge-
vende en er toe gerekende kampongs der inlanders buiten het
Oouvememente-gebied , en in eene van deze, Sindang Iladji ge-
heeten, houdt de Demang van het district Pasekan zijn verblijf.
Ook hebben wij den administrateur van Indramajoe West, den
heer Jellinghaus, onder de bewoners der Europeesche wijk van
deze hoofdplaats te zoeken.
Indramajoe wordt, onder den naam van Dermayo, reeds in de be-
richten der Portugeezen en der vroegste Nederlandsche bezoekers
van Java vermeld '). Het was destijds zeker merkelijk dichter bij
de monding der rivier gelegen; want de aanhoudende aanslibbing
In 1870
280,976 pikols
n Ï871
409,041 ,
r, 1872
220,571 „
. 1873
299,330. „
0 Zie Dl n. 275, noot 4.
Digitized by VjOOQIC
184
beeft vele plaateen van Java's noordkust steeds verder van het
strand verwijderd, en was natuurlijk zeer sterk aan den mond van
een stroom als de Tji Manoek. In 1678 stichtte de Compagnie er
een pager om de invallen der Bantonners tegen te gaan, die zich
hier trachtten te nestelen; men noemde dien „deBantamsche bril,^
en wellicht stond hij reeds op dezelfde plaats als het later vaak
vermelde fortje, dat o. a. zwaar te lijden had van de aardbeving
die 17 Nov. 1847 alom in de residentie Tjeri bon zulke vreeselijke
schade aanrichtte *). Yalentijn noemt Indramajoe onder de voorname
plaatsen van Java. Ofschoon het, naar zijn zeggen, eer een open vlek
dan een stad was te noemen, bevatte het een groot aantal nette bam-
boezen en planken huizen , en was er een sterke handel en vaart,
vooral ook door de groote verzending van timmerhout, die langs de
Tji Manoek naar deze plaats en vandaar naar Batavia plaats had ^).
Later, toen de rijstproductie zoowel in Indramajoe Oost als West
zich zoozeer uitbreidde dat de hooggeroemde Indramajoe-rgst van
hier met scheepsladiugen kon verzonden worden; toen te Earang
Sambong (gelegen in Madjalengka, ter plaatse Waar de Tji Manoek
de grens tusschen dat regentschap en Soemedang begint te vormen,)
groote pakhuizen werden opgericht, waarin de koffie van een groot
deel der Preanger en Tjeribon werd samengebracht , om vervolgens
met prauwen naar Indramajoe en van Indramajoe over zee naar
Batavia gevoerd te worden; toen te dezer plaatse zoutpakhuizen
werden gevestigd, en de naar Earang Sambong terugvarende koffie-
prauwen hier een lading zout in ruil ontvingen, — wies Indramajoe
gedurig in beteekenis. Jammer maar dat de ontwikkeling van
Indramajoe wordt tegengehouden, zoowel door den slechten toestand
der reede, als door de neiging der Tji Manoek om hare wateren
bij voorkeur door de Kali Rambatan naar zee te voeren. De reede
ligt geheel open voor den westmoeson, zoodat men alleen in
den oostmoeson hier veilig kan laden en lossen; de negen palen
afstands die de laadprauwen van de pakhuizen in de stad naar
de reede hebben af te leggen , veroorzaken een aanzienlijk verlies
aan tijd en geld; de uitgestrekte zandbank voor den mond der
rivier valt bij laag water geheel droog en houdt de laadprauwen
») N. T. V. N. I. XVIIL 313. «) Valenten IV. 1. 19.
Digitized by VjOOQIC
185
^ totdat het water genoegzaam gewassen is; en bij dat alles
wordt nog het op zich zelf zeer bruikbare rivier bed; tot groote
sehade zoowel voor de scheepvaart als voor de irrigatie der rijst-
velden langs hare boorden, aanhoudend met schaarsohte van water
bedreigd. TV at de Regeering voor verbetering gedaan heeft, bepaalt
zich tot nog toe tot het laatstgenoemde euvel, waartegen zij van
1847 af aanhoudend, doch met onvoldoenden uitslag , heeft gewor-
steld. Het doel der werken was de Rambatan af te sluiten en
daardoor al het water der boven-rivier te dwingen zich door de
beneden-Tji Manoek te ontlasten, behoudens de constructie van
een overlaat, waardoor ^ bij bandjirs^ alleen het overtollige vocht
aan de Rambatan werd toegevoerd. Het water heeft evenwel den
overlaat herhaaldelgk vernield en zich een nieuwen weg naar
de Rambatan gebaand: Verschillende werken tot leniging van het
kwaad, waardoor veel van de arbeidskracht der bevolking gevergd
is^ hebben echter geen stand gehouden, totdat in 1875 het plan
ontworpen is tot een overlaat van zoodanige sterkte, dat geen
verdere vernieling was te vreezen. De kosten van dit werk werden
op bijna zes tonnen gouds begroot. De arbeid is in 1876 aangevangen^
en wordt, volgens het jongste Koloniaal Verslag (1878); nog altijd
ijverig voortgezet '). Overigens is de haven van Indramajoe ge-
rangschikt onder de havens der tweede klasse, d. i. de zoodanige
waar Europeesche schepen, zonder bijzondere vergunning, alleen
die goederen mogen lossen, die niet met invoerrecht of accijns
zgn bezwaard. Dat Indramajoe een landraad, een gevangenis en
een Chineesche wijk onder de bevelen van een luitenant heeft, behoeft
nauwelijks te worden opgemerkt; minder alledaagsch is het dat
er ook de Arbieren in eene wijk onder een luitenant hunner eigen
natie vereenigd zijn.
De groote weg van Indramajoe naar Tjeribon gaat, dwars door
de rgstvelden van het district Indramajoe, zuidoostwaarts tot de aan
zee, bg den mond van het riviertje Tjantel, gelegen desa Balo-
ngan, en vandaar zuid-znidooatwaarts, op kleinen afstand van het
strand, naar Earang Ampel, de hoofdplaats van het tweede district
>) Zie T. V. N. L 1859, II. 2Ö7; Kol. Yersl. 1876. 180, 1877. 144
1878. 132.
Digitized by VjOOQIC
186
des regentsohaps, die 14{ paal van Indramajoe yerwgderd is. Een
büiDenweg Tan 11 palen voert van Earang Ampel westwaarts
Daar het derde district Sleman en komt, na zijne voormalige ge-
lijknamige hoofdplaats gepasseerd te zijn, uit bij de tegenwoordige,
Djati Barang, die schuin tegenover Oedjoeng aan de Tji Manoek
gelegen en met een rpweg van ruim elf palen lengte langs den
dicht bevolkten en met onafizienbare sawah^s getooiden rechter-
oever der rivier, ook rechtstreeks met Indramajoe verbonden is.
Het terrein waardoor al deze wegen voeren, is geheel vlak; en
de aaneengeschakelde rgstvelden zijn slechts hier en daar door
eenige plekken bosch , graswildernis of moeras afgewisseld. Volgt
men van Earang Ampel den grooten weg verder zuidwaarts,
dan laat men links een breeden zoom van moerassen en strand-
bosschen liggen, die oostwaarts eindigt in den hoek Oedjoeng
Tanah. Doch allengs nadert de weg wéér tot de zee, terwgl
hij tevens, bijna zeven palen van Earang Ampel, de grenzen
van de afdeeling Indramajoe overschrgdt, en in Oegesik Lor,
het eerste district van de afdeeling Tjeribon komt, dat vooral
door de groote, zes palen westwaarts van den postweg gelegen
suiker-onderneming Ardja Winangon bekend is. Nog 14 palen
rgden wij verder, steeds door desa's en sawah's, en gedurig het
strand meer nabij komende, tot wy het van ouds beroemde en
nog altijd belangrijke Tjeribon bereiken.
Tjeribon ligt vlak aan zee, in een klein langs het strand der
Bocht van Tjeribon uitgestrekt district, dat denzelfden naam draagt
en van alle kanten is ingesloten door een grooter, Loewar Eota
(letterlijk: buiten de stad) genoemd, en dat ten noorden door Qegesik
Lor, ten westen door Palimanang en Ploembon wordt begrensd.
Kort nadat wg de grenzen van het district der hoofdstad be-
treden hebben, bereiken wij de desa Astana, aan een gelijkna-
mig riviertje gelegen. De naam, die uit het Sanskriet of Perzisch
stamt; beteekent in het Maleisch vorstelijke woning, in het
Soendaasch en Javaansch vorstelijke begraafplaats. Werkelgk
vindt men hier het graf van Tjeribons stichter, en wel op een
kleinen heuvel, die in de nabgheid van het strand plotseling uit
de aangeslibde vlakte oprijst. Die heuvel is de beroemde Qo^
Digitized by VjOOQIC
187
Qong Djati^ waaraan zich de legende omtrent de eerste prediking
Tan den Islam in deze streken en den oorsprong van Tjeribon
knoopt *}. De astana zelve verkeert in zeer vervallen toestand , maar
wordt nog steeds in hooge eere gehouden. In den omtrek krielt
het van bedelaars, die op de aalmoezen der graf bezoekers azen.
Een weinig verder, nog twee palen ten noorden der stad,
komt men door de desa Tangkil, waar de Residenten Secretaris
yerblijf houden en ook enkele andere Europeanen gevestigd zijn.
De ongezondheid van Tjeribon, waarover straks nader, heeft
ben de wijk doen nemen naar deze gunstiger plek. Het resi-
dentiehuis is zeer schoon gelegen. Aan de voorzijde heeft men
een vrg uitzicht op het blauwe vlak der Java-zee, terwijl men
aan de achterzgde den blik laat weiden over uitgestrekte groene
Telden en bosschen, tot aan de hellingen van den Tjerimai, wiens
trotsche kruin zich in de wolken verbergt. De kazerne en stallen
der Djajang Sekars, mede te Tangkil gelegen, zijn natuurlgk
bg de opheffing van het corps van bestemming veranderd ^).
In de nabyheid van Tangkil kan men ook nog eene door kunst
vervaardigde grot met vele kamers en kronkelgangen bezoeken,
bg welke ook een iraaie vijver met eilandjes ligt, die bg het
verlaten der grot een verrassend gezicht oplevert '). Yan Tang-
kil gaat, behalve den gewonen rij weg; die hier met een dubbele
rg prachtige tamarindeboomen beplant is, nog een tweede weg
naar de stad. Deze dichter langs het strand loopende weg voert
ons ook naar het aan zee gelegen logement.
De vestiging der Compagnie te Tjeribon was een uitvloeisel
Yan het met de Sultans in den aanvang van 1681 gesloten ver-
drag, waarin zg zich het recht bedong om er eene versterkte loge
te mogen bouwen *). Dat recht liet zij niet lang ongebruikt. Wel-
haast werden de grondslagen gelegd van een fort, dat hier onder
*) Zie Dl. II, bl. 191, waar deze astana reeds kortel|jk besebreven is. Zie
ook Roorda r. Eyainga, Reias. en Lotg. III. 68, Ld. en Vk. III. 2. 445; Oli-
Tier, Ld. od zeeto^en, I. 434; Baddingh, Ned. O. I., I. 138; t. Seven-
hoven in T. t. K. I., I. 256; EuBsendrager , Java. 135; t. BgckeYorsel,
Brieyen. 335. ') Zie boven, bk. 106.
*) Boorda van Eysinga, Beisen en Lotg. III. 69.
*) Zie DL n. bl. 399 ▼.
Digitized by VjOOQIC
188
den Daam tan „de Bescberiner' verrees en, behalve aan het
garnizoen, aan het hier door de Compagnie aangestelde opperhoofd
en zijne onderhoorigen tot huisvesting strekte. Langzamerhand
nam de Europeesche bevolking zeer toe en ontstond er eene
uitgebreide Europeesche wijk en de plaats werd destijds voor
zeer gezond gehouden. Doch in 1805 ,werd Tjeribon door eene
vreèselijke ramp getroffen. In het begin van dat jaar had eene
uitbarsting van den Tjerimai plaats , die , even als eene vroegere
uitbarsting in 1772, door eene kwaadaardige pestziekte in de
lagere landen der residentie gevolgd werd ^}. Om te bepalen of
er eenig verband tusschen de uitbarsting en de ziekte bestaan
kan hebben, zou men met den aard der uitgeworpen stoffen
moeten bekend zijn: doch daaromtrent schijnt niets in der tgd
te zijn opgeteekend ^). Hoe het zij , het schgnt dat vooral de
hoofdstad vreeselijk door die ziekte geteisterd werd en dat het
grootste deel zoowel der Europeesche als der inlandsche bevol-
king werd weggeraapt '). Maar ofschoon die ziekte slechts van
tijdelijken aard was^ heeft Tjeribon zijn voormaligen roem van
gezondheid nooit herkregen. Waarschgnlijk is die nooit geheel
verdiend geweest, maar alleen daaraan toe te schrijven, dat onze
voorouders schier uitsluitend aan de stranden van Java gevestigd
waren en de gezondere bergstreken nauwelijks kenden. In de
lage, alluviale strandgewesten waarin ook Tjeribon ligt, is de
hitte dikwgls onuitstaanbaar en het verblijf alles behalve heilzaam
voor den Europeaan. Maar ook bijzondere oorzaken, die alleen
voor de stad en b. v. niet voor Tangkil gelden, werken tot de
ongezondheid van Tjeribon mede. In berichten voor omstreeks
40 jaren geschreven , kan men daarvan treurige tafereelen vinden.
De inlandsche woningen waren te dicht opeengepakt, te bedompt,
>) Horsfield in Verhh. v. h. Bat. Gen. VIII, on the mineralogy of JftTS.
42; ▼. Hoëvell, Inwijdingsrede in de nieuwe kerk te Tjeribon. 8.
*) Junghubn, Java, II. 169. Indien het juist is wat een ander bericht
meldt, dat de ziekte in Tjeribon reeds in 1804 heerschte (zie Kussendrager,
Java. 128; Roorda van Eysinga, Ld. en Tk. III. 2.449; Teenstra, Ned.Overz.
Bez. 148), zou het overbodig zgn een verband te zoeken.
') Zie ook nog t. Seyenhoven in T. t. N. I., I. 254. Hg moet dezelfde
ziekte bedoelen, ofschoon hg ze jaren te vroeg stelt.
Digitized by VjOOQIC
189
te weinig voor vrgea luohtstroom toegankelijk; de Ohineesche
en Yooral de Arabische wgk waren uiterst morsig; de mod-
derbanji voor de stad besmette de lucht door hare verpestende
dampen^ en op vele plaatsen was het er niet uit te houden door
den afschuwelijken stank '). Door de verbeteringen die Tjeribon
in de laatste jaren ondergaan heeft, is dit alles zeer ten goede
veranderd; maar een gezond verblgf zal nog niemand het dur-
ven noemen.
De Europeesche bevolking, die na de pest waarvan zoo even
sprake was, zoozeer was verloopen, dat Daendels in 1809 de
instandhouding der kerk, die een 40 h 50 jaren vroeger mid-
den in het fort gebouwd was , en misschien voor de verdediging
daarvan bg een eventueelen aanval nadeelig werd geacht, over-
bodig oordeelde en haar slechten liet^ terwgl bg de steenen
tot puin gebruikte voor den aanleg van den groeten postweg ^}.
Het groote gewicht dat de residentie Tjeribon, door de me-
nigte producten die zij leverde , onder de werking van het
Cultuurstelsel verkreeg, is intusschen oorzaak geweest, dat zich
ook ter hoofdplaats na 1830 allengs weder meer Europeanen
gevestigd hebben , en dit heeft weder ten gevolge gehad dat veel
voor verfraaiing^ verlevendiging en luchtzuivering is gedaan. In
1841 telde er de Hervormde gemeente 145, de Boomsch-Eatho-
lieke omstreeks 20 zielen. De behoefte aan eene kerk werd zoo
levendig gevoeld , dat de gemeente zelve daartoe eene aanzienlijke
som bgeenbracht, waartoe ook de Regent van Tjeribon eene
goede bgdrage leverde, terwgl de Mohammedaansche geestelgken
eene groote hoeveelheid metselsteenen schonken. In 1842 was de
nieuwe kerk ^ die tevens voor den Protestantschen en den Katho-
lieken eeredienst wordt gebruikt, in zooverre voltooid, dat er
den 27Bteii Nov. de eerste godsdienstoefening kon gehouden wor-
den 'j. Het nette , schoon hoogst eenvoudige gebouwtje ligt aan
de aloen-aloen , op den hoek dien dit plein vormt met den daarop
uitkomenden groeten weg, langs welken de meeste woningen
^) Roorda v. Eysin^, Reiz. en Lotg, I. 221.
^) Van üoSvell, Inw^dingnrede. 8.
*) Van Ho6feU, t. a. p. 14 ▼.
Digitized by VjOOQIC
190
van Europeanen zich bevinden, oi^hoon ook eenige aan de
aloen-aloen zelve gebouwd zijn. Aan de andere zgde van de
kerk was, tijdens hare inwijding, een nieuwe dalam of woning
voor den Regent in aanbouw, die sedert voltooid is, even als de
nieuwe en fraaie moskee, die te geltjker tijd aan de westzgde
van de aloen-aloen is verrezen. In deze buurt vindt men ook het
residentie-kantoor; de sociëteit der Europeesche bewoners ligt vlak
aan het strand, zoodat zij aan de achterzijde door de zee bespoeld
wordt.
Het is wel niet als een blgvende ramp voor Tjeribon aan te
merken ; dat den 31 sten October 1835 het kruidmagazijn in het
fort de Beschermer, dat almede in de nabijheid van de aloen-aloen
stond, hetzij door een ongeluk of door boosaardig opzet (want dit is
niet uitgemaakt), in de lucht sprong, met dat gevolg dat de pak-
huizen^ de gevangenis en het oostelijke bastion schier geheel werden
vernield ^). Het gevolg was dat het fort, waarvan men den vorm
nog aan den platten grond bij Yalentijn onderkennen kan, werd
geslecht, en binnen de enceinte der gemetselde grachten ; welke nog
zgne plaats aanwijzen, drie ruime koffiepakhuizen, die ieder ruim
12000 pikols koffie bevatten kunnen, en een nieuwe gevangenis
gebouwd werden. Westelijk van het voormalige fort staan zoutpak-
huizen van groeten omvang ^).
Ook het inlandsche gedeelte van Tjeribon is eenigszins op Euro-
peesche wijze aangelegd en bestaat uit nauwe en onregelmatige
straten en stegen, deels ook van grachten doorsneden; maar de
huizen zijn allen op inlandsche wijze van bamboe gebouwd. In-
tusschen is ook in dit deel der stad meer ruimte gemaakt, waardoor
een betere luchtverversching is bevorderd. De waroengs zijn er
zeer menigvuldig; de aan het strand gelegen wijken zgn grootendeels
door visschers bewoond.
In de algemeene verfraaiing van Tjeribon hebben ook de Chi-
neesche en Arabische kampen gedeeld. Vooral de eerste is een
1) Roorda t. Eyn. Ld. en Yk. III. 2. 848; Kussendrager, Java. 129; Teeiwtra,
Lb. en Vk. Ned. Overz. Bez. 148. flet fort is dos niet in 1832 gesloopt, zoo-
als de een den ander telkens heeft nagesohreyen.
>) Eussendrager, Java. 129; v. Hoëvell, Reis, I. 75.
Digitized by VjOOQIC
#
191
bezoek o ver waardig. Zg is groot en sterk bevolkt, propvol winkels,
en bevat misschien den schoonsten klinting of Chineesohen tempel
van Java. Ook deze is ongeveer eene halve eeuw geleden nieuw
opgericht, en er zijn daarvoor een bouwmeester en schilder opzet-
telijk uit China ontboden. Het gebouw is bepleisterd en overvloedig
met bonte figuren bemaald; in een afzonderlijk vak zijn de namen
der stichters bevat % Nevens de Chineezen hebben ook de Ara-
bieren in het Tjeribonsche rijk vroeger een groote rol gespeeld.
Men kan zich te Tjeribon zoowel van den handelsgeest als van
de morsigheid van dat volk overtuigen, de talrijkheid hunner met
goud en edelgesteenten, zijden en sitsen stoffen prg kende toko's
bewonderen, het treurig levenslot hunner altgd iu donkere, vunzige
vertrekken opgesloten vrouwen en dochters beklagen, en medelijden
hebben met het veelvuldig lijden hunner oogen, dat zij echter wel
veelal aan hun eigen onzindelijkheid zullen te wijten hebben.
Tot de merkwaardigste bewoners van Tjeribon behooren de
afstammelingen der oude Sultans. Wij hebben in de geschiedenis
gezien , hoe het Tjeribonsche vorstenhuis trapsgewijze zijne macht
en zelfstandigheid verloor en eindelijk geheel gemediatiseerd werd.
Wg hebben ook gezien dat de laatste vorst die nog een schaduw
van gezag had geoefend, twee-en-dertigjaren nadat zijne vorstelijke
waardigheid tot een ledigen titel en een pensioen beperkt was,
in 1851 ten grave daalde 'j. Maar gelijk sedert lang twee Sultans
de macht gedeeld hadden, bleven ook nu twee van macht beroofde
Sultans het pensioen en den titel deelen, en beide bleven in Tjeribon
de oude vorstelgke verblgven, de kratons hunner voorgangers,
bewonen. Er zijn nog tot heden een Sultan Sepoeh en een Sultan
Anom. De Sultan Sepoeh die in 1845 stierf, werd opgevolgd door
een Sultan Sepoeh die in 1853 overleed en door zgn oudsten zoon
Torvangen werd, en deze laatste stierf den SlBtenMei 1875, nadat
hij vrg wat aan de Regeering te doen had gegeven. Hij voedde
een wrok tegen het Europeesch gezag, verliet zelden zijn kraton
en kwam de verplichtingen niet na die hij had op zich genomen.
») Roorda t. Eys. Ld. en Vk., III. 2. 448; v. Hoëvell , Reis , I. 75 ; Buddingh,
N. O. L, L 137.
«) DL n, bl. 371, 396, 4L4, 425, 452, 516, 556, 581.
Digitized by VjOOQIC
192
Hg stierf nog ten rechten tjjde; want twee dagen te voren had
de Indische regeering besloten hem tot straf toor zijn wangedrag
den Sultanstitel te ontnemen. Zgn dood voorkwam de straf; en
mstig kon weder een andere Saltan Sepoeh, de oudste broeder
ran den overledene, optreden, om den titel te voeren, het pensioen
te ontvangen en de familiegoederen te beheeren '). Yrg wat beter
hebben doh de Sultans Anom in hunnen nieuwen staat geschikt
De i^ 1851 overledene vrist zich te troosten met zijn wajangspel
door menschen vertoond, bedacht daarvan zelfs een nieuwen vorm,
dien echter de Tjeribonners als strijdig met de adat verwerpelijk
vonden, had in zgn kraton een soort van theater met zeer curieuse
decoraties en zag niet ongaarne dat de Europeesche ingezetenen
van Tjeribon en aanzienlgke vreemdelingen de vertooningen kwa-
men bg wonen >). Ook zijn opvolger, de tegenwoordige Sultan Ajiom;
is zeer geëmancipeerd, legt met zijne vier echtgenooten bezoeken
af bg den Resident en heeft een Hollandschen gouverneur bg zgne
kinderen ').
De kraton van Sultan Sepoeh is de voornaamste ^ de kraton bij
uitnemendheid. Een ringmuur van omstreeks 8 voet hoogte omsluit
eene ruimte van aanzienlijke uitgestrektheid, waarin, behalve de
eigenlgke woning van den vorst, die vrg goed ingericht en gemeu-
bileerd is, een groot aantal bggebouwen en tot kampongs vereenigde
woningenvoor zijne hovelingen, familie-leden en bedienden bevat
zijn. De andere kraton is kleiner, maar op dezelfde wijze in-
gericht In vergelijking met de kratons van Soerakarta en Jog-
jakarta hebben echter die van Tjeribon weinig te beteekenen ; maar
zij bevatten eenige eigenaardige merkwaardigheden. De Sultans
van Tjeribon schijnen eene bgzondere Kefhebbe^g te hebben
gehad voor kunstmatig grotwerk; wg zagen daarvan reeds een
proeve bij Tangkil en zullen er straks nog meer van vernemen.
Men vindt er ook overblgfsels van in de kratons , vooral in dien van
Sultan Anom. Vroeger stroomde daardoor water, dat er uit het
') EoL Yerel. 1876. 4. Ygl. v. RijokoTorsel , Brieren. 3B4.
«) Zie Bnddingh in T. v. N. I. IV. 2. 344 (ygl. D. I. 459 van dit werk)
en N. O. I., I. 186. In de waardeering van het decoratief blgft de schrgver
op die twee plaatsen zioh niet gelgk.
>) T. B^kevonel, t. a. p.
Digitized by VjOOQIC
198
gcftiergte heen was geleid. Eene andere merkwaardigheid dezer
kifitons zijn de vele door vorstelijke handen keurig uitgesneden
deurstglen, schermen en meubelen die men er aantreft. Het
schijnt dat de Tjeribonsche prinsen te allen tijde en nog heden
er steeds vermaak in vonden, zich van de drukkende staatszor-
gen door een weinig handenarbeid te verpoozen *).
De rivier van Tjeribon, de Tji Bebon of Ghirnalen-rivier, aan wier
monding werkelijk vele garnalen en kreeften gevangen worden >)
en die waarschijnlijk aan de hoofdplaats en het gewest haren naam
heeft gegeven, stroomt door de stad, maar heeft weinig waarde
voor het verkeer, daar zij zeer ondiep en slechts bij hoog water voor
kleine vaartuigen bruikbaar is. Zij doet aan de stad meer kwaad
door de reeds vermelde modderbank aan haren mond; dan zij
haar voordeel aanbrengt. Het ha venkanaal, dat gevormd wordt
door eene achttien meters breede geul van 277 meters lengte,
besloten tusschen wanden van koraalsteen op een door kaden
beschutte landtong, mist niet alleen genoegzame ruimte, maar
wordt door de daarin mondende rivier gedurig bedorven , zoodat het
slechts door aanhoudend baggeren in eenigszins bruikbaren staat
is te houden, en het uit- en invaren der laadprauwen dikwijls
groot bezwaar ondervindt. Dit is te meer te betreuren omdat
de reede van Tjeribon zeer veilig is en te allen tijde voor laden
en lossen goede gelegenheid biedt, en omdat de handel dezer
stad, die tot de havens der eerste klasse, d. i. de voor alge-
meenen in- en uitvoer opengestelde, behoort, in de laatste jaren
zeer is toegenomen en wegens den overvloed van producten ,
dien de residentie oplevert, voor groote ontwikkeling vatbaar is.
Men heeft reeds sedert eenige jaren het plan opgevat om de
uitwatering elders heen te leiden ; doch er is nog niets van ge-
komen, en men schijnt zelfs laatstelijk weder van inzicht ver-
anderd te zijn, daar men, na in Augustus 1877 weder/ 10,000
voor het baggeren eener geul uit de hand te hebben uitgegeven ,
toen bleek dat hiermede het doel niet bereikt werd, op het
O Van Sevenhoven, T. v. N. L, I. 254; v. Hoëvell, Reis, I. 76; Buddingh,
N. O. L, I. 186. V.
3) GÜTier, Ld. en Zeetochten, I. 134.
m. ^8
Digitized by VjOOQIC
194
aanschaffen van een stoombaggermolen Yoor Tjeribon is bedacht
geworden *)•
Wanneer men Tjeribon van de reede gadeslaat, vertoont zich
achter de stad de hooge berg Tjerimai, ook vaak de berg van
Tjeribon genoemd, die wel is waar zuidwaarts met Java's cen-
traal gebergte verbonden is, maar, daar hg naar het westen, noor-
den en oosten door zich tot aan het strand uitstrekkende en
slechts door enkele voorbergen en heuvelrijen afgebroken vlakten
omgeven is, alle gezichtspunten in de noordelijke helft der resi-
dentie beheerscht en veel naderbij schgnt te zyn, dan werkelgk
het geval is ').
Alvorens Tjeribon te verlaten hebben wij nog eene merk-
waardigheid in den omtrek te bezoeken, die zelden door de
reizigers wordt onbezien gelaten. Behalve den groeten postweg
die recht uit het westen van Karang Sambong naar Tjeribon gaat
en zich oost-zuidoostwaarts in de richting van Tagal voortzet,
heeft Tjeribon door den ons reeds bekenden noord-noordwestwaart-
Bchen weg verbinding met Indramajoe en door een zuid-zuidwest-
waartsxïhen met Eoeningan. Aan laatstgenoemden ligt, op twee
palen afstands van Tjeribon, bij de desa Soenja Ragi, een lust.
verblijf van Sultan Sepoeh, dat door de Javanen voor een won-
der van bouwkunst en tuinaanleg gehouden wordt. Men past er
zelfs het in honderd vormen bij allerlei gebouwen in de meest
verschillende streken van den aardbodem voorkomende sproo^e
op toe, dat den bouwmeester — in dit geval een vreemdeling
uit China — na de voltooiing de oogen zouden zijn uitgestoken ,
opdat hij buiten staat zou zgn een tweede zoodanig wonder te
stichten. Ofschoon ook deze vorstelgke lusthof, gelgk alles van
dien aard op Java, slechts gebrekkig onderhouden is, verdient
hij echter een bezoek om dezelfde reden waarom de vreemde-
>) T. V. N. I. 1857, II. 268; KoL versl. 1871. 118, 1872. 112, 1878. 149,
1874. 131, 1875. 184, 1876. 131, 1877. 147. 1878. 134.
^ Vandaar de onzinnige voorstelling van Tjeribon, van de reede gezien,
op eene plaat in J. C. Baane'B „Reis naar Oost- Indië,** waar de stad, die
er ook al heel zonderling uitziet , onmiddellijk aan den voet van den Tjerimai
gelegen schgnt , en men langs de helling en tot naby den top van den overi-
gens geheel kalen berg K. B. 23 boomen tellen kan.
Digitized by VjOOQIC
\
195
ÜDg die te Baden-Baden komt, zelden een ritje naar het lust*
slot Favorite zal verzuimen, — omdat het zoo wonderlijk en on-
gergmd ia. Eir is weinig op Java te zien dat zoo dikwgU en
zoo omstandig beschreven is *); — bewys genoeg dat het vreemd-
soortige zoowel zgn prikkel heeft als het schoone. Ook ik mag
er niet van zwggen , maar zal traohten zoo kort mogelijk te zgn.
Een rgpad voert van den groeten weg naar een vrij ruim
plein , waarop men tusschen de breedgetakte wariengienboomen
een aarden wal ontdekt met drie openingen. Gij gaat de mid-
delste binnen en bevindt u voor een vgver, niet veel meer dan
een modderpoel, maar met heerlgke lotusbloemen bedekt Uit
dezen vgver verrgst een rotsvormig gebouw , dat als voorportaal
kan beschouwd worden tot het deels van metselsteenen , deels
van hout opgetrokken, doch almede een rots nabootsend hoofd-
gebouw, waarvan het echter gescheiden is door een doolhof van
nauwe donkere gangen met kleine poorten en bamboezen brug-
getjes. De toegangen tot dien voorbouw worden gevormd door
twee smalle wenteltrappen, die langs een aaneenschakeling van
nagebootst grotwerk en kunstmatige stalaktiefcen voeren , hier met
mythologische monsters en Hindoe-tempeltjes in baksteen; ginds
met Europeesohe borden en Chineesche of Japansche bloempot-
ten in allerlei vorm^i versierd, een paar malen ook afgewisseld
door yertrekjes die met tichels van Delftsch aardewerk bekleed
zgn. De gangen en poortjes voeren deels naar onderaardsche
holen, deels naar het binnenste van het hoofdgebouw, deels
ook met trappen naar boven ^ waar op den top van het geheel
een zeer klein koepeltje is opgericht, nauwelijks groot genoeg
om aan twee personen te gelijk het genot van het schoone ver-
gezicht te schenken. Het hoofdgebouw, dat in drie afdeelingen
gesplitst is, bestaat uit een verbazend aantal kamertjes en don-
kere scbuilhoeken; waarin men hier en daar nog de overblgfsels
Tan rustbanken aantreft, die den Sultan, als hij hier met de
schoenen van zgn harem vertoefde, tot wellustig genot noodig-
I) Van Sevenboven in T. v. N. I , II. 1. 323; Junghuhn in Reisen duroh
JaYS. 239, en T. v. N. L, YL 2. 365; van Hoëvell, Reis, I. 76; fiuddingh,
N. O. L, L 134; V. Rgokevorsel, Brieven. 335.
13'
Digitized by VjOOQIC
196
den, Tooral toen nog de vele fonteinen in werking waren, die
thanfl geheel zgn opgedroogd, en nog een der talrgke waterral-
len zich in een broeden, donnen straal als een doorzichtig
gordijn YÓór eene der mstbanken afetortte. Overal is snijwerk
aan pglers en balken aangebracht, overalj ziet men de sporen
yan verguldsel en schitterende verw. Alleen zoekt men te ver-
geefs naar iets dat den gekuischten kunstzin bevredigen kan
en ergert men zich half dood aan de onbeschaamde bedelarg ,
waaraan men bij het verlaten van al dit moois ten prooi
is en waaraan Tjeribon sedert lang een onbengdbare beruchtheid
dankt.
Maar koeren wg naar de stad terug om vandaar thans den
postweg tot aan de grenzen van Tagal te volgen, totdat wg
stuiten tegen de Tji Sangaroeng of rivier van Losari, die tege^
lijk de grens tusschen twee residentie's en tusschen Soenda en
het eigenlijke Java is. Wel is hier de hoofdstad, evenals in San-
ten, door den invloed van het Hof in taal en zeden sterk geja-
vaniseerd *); maar toch blijft tot aan de grensrivier onder de
dorpsbewoners het Soendaasch karakter heerscbend , en men merkt
op dat dit zelfs nog in Brebes, het westelijkst regentschap van
Tagal, althans zeker tot aan de Tji Pamali, het geval is. Tusschen
de Tji Sangaroeng en Tji Pamali verstaat de bevolking beide
talen; maar het Javaansch wordt even weinig bewesten de eer-
ste, als het Soendaasch beoosten de laatste gehoord '). Misschien
is er eenige waarheid in de meening, dat eenmaal de Tji Pa-
mali de grens tusschen M&dj&pahit en Padjadjaran geweest is
en dat die later naar de Tji Losari is verlegd.
De ruim 22 palen lange weg gaat dicht langs het strand, is schier
onafgebroken door sawah's bezoomd , en biedt hier en daar links
den schoenen aanblik der zee en rechts dien der vlakte door
den heerlijken Tjerimai begrensd, maar is overigens kaal, ver-
moeiend en eentonig. Langs het strand is een smalle strook moeras,
waarin, tusschen enkele acacia-, cassia- en ficus-soorten, Conyza
indica en Delivaria ilicifolia in overvloed groeien'). Talrgke, van
') Vgl. D. I. 441. ') Van Hoëyell, Reis, I. 88.
3) Bleeker in T. v. N. I. 1849. IL 177.
Digitized by VjOOQIC
197
den Tjeriinai komende riviertjes doorsnijden den weg, maar zijn
te onbeduidend om op vermelding aanspraak te maken. Yan de
desa's die men doorkomt en die den reiziger maar al te vaak op
den stank van bedorven visch onthalen en hem tot lesscbing van den
dorst slechts brak en drabbig water bieden *), verdienen Moen-
doe, Pangerangan, Gebang en Losari, dat wij er een enkel woord
aan wijden. Moendoe, een welvarend visschersdorp, 4 palen ten
zuidoosten van de hoofdstad, in het district Loewar Kota, is vooral
bekend door de ikan proet (buikvisch), een visch ruim zoo
groot als onze kabbeljauw. In zekeren tijd des jaars vertoont deze
visch zich bij duizenden in de bocht van Tjeribon. Zij wordt door
de visschers van Moendoe gevangen, vooral om den buik, die
het lekkerste deel geacht wordt, af te snijden, in te zouten, te
drogen en als een gezocht artikel in den handel te brengen. Ten
tgde der Compagnie moesten de visschers een groot gedeelte
van hunne dus bereide vangst aan den Resident leveren, die
gewoon was daarvan geschenken te zenden voor de ontbijttafel
van den Gouverneur-Generaal en de leden der Hooge Regeering
te Batavia. Deze visch komt, zegt men, aan Java's noordkust
nooit anders voor dan in deze bocht; zij zon zich echter ook
op sommige plaatsen der zuidkust somtijds vertoonen. ') Tot
welk geslacht deze visch behoort en welken naam zij in de we-
tenschap draagt, is mij niet bekend; de heer Bleeker, dien ik er
lang geleden over raadpleegde, moest mij het antwoord schuldig
blijven, wat bij zijne verbazende kennis der Indische visschen
wel te verwonderen is , te meer daar hij op zijne veelvuldige
reizen over Java ook desa Moendoe niet onbezocht liet ').
Pangerangan ligt vijf palen verder, ten oost-zuidoosten van
Moendoe ; in het district Sindang laoet, en is door een zgweg
verbonden met zijne 4 palen verder zuidwaarts gelegen hoofd-
plaats Lemah Abang, die ook nog eene andere verbinding
heeft met de postroute, door een weg die dichter bij Tjeribon
daarop uitkomt. In deze streek vindt men uitgestrekte suiker-
>) Jnnghnlin, Jara. IL 601.
«) Van SeTenboTen, T. y. N. I., II. 1. 326.
Ó T. T. N. L 1849. IL 101.
Digitized by VjOOQIC
198
aanplantiDgen ; zg is een der hoofdzetels van de in Tjeribon
zoo belangrgke snikercaltuur. Men vindt hier de op contract
met het Gouvernement werkende ondernemingen Sindang laoet
en Éarang Samboeng, de eerste met een aanplant van 500, de
andere van 300 bouws. Een derde perceel, Blender geheeten
en 300 bouws groot, is aan een Chineesohen ondernemer in huur
afgestaan. Eenige kleinere ondernemingen berusten geheel op vrij-
willige overeenkomsten met de bevolking. Sindang laoet is de
eerste suikeronderneming geweest die bij de invoering van het
cultuurstelsel tot stand kwam.
Gehang ligt bijna 7 palen verder dan Pangerangan en is een
groote, volkrgke, welvarende, vlak aan zee gelegen desa, van
welke een goede Weg naar de bovenlanden gaat, die hg Paboeran
gesneden wordt door den weg van Lemah Abang naar de hoofd-
plaats van het district Losari, Tji Ledoek aan de Tji Sangaroeng,
en uitkomt een weinig verder op den weg van Tji Ledoek
naar Tji Awi Gehang. Er is te Gehang veel inlandsche handel
en er wonen eenige Chineezen. Zij was eenmaal de hoofdplaats
van het regentschap Gehang, dat in vroeger tgd als een eenigs-
zins zelfstandig vazalland van Tjeribon voorkomt ').
Losari eindelgk is aan beide oevers der Tji Sangaroeng gele-
gen, en behoort gedeeltelijk tot Tjeribon, gedeeltelijk tot Tagal,
gelijk er ook een Tjeribonsch en een Tagalsch district Losari
bestaat. Dit laatste behoort tot het regentschap Brebes en zgn
wed&n& heeft het oostelijk deel van het dorp Losari tot woon-
plaats. Losari ligt op twee k drie palen afstands van het strand
en mag onder de volkrijkste en welvarendste desa's van Java
genoemd worden.
Li het Tjeribonsche district Losari heeft de suikercultuur niet
veel minder omvang dan in het aangrenzende Sindang laoet. Men
heeft er de op contract met de Regeering werkende ondernemingen
Tersana en Tji Ledoek, de eerste met een aanplant van 400,
de tweede van 500 bouws. De grond die niet voor de desa's en
de suikerrietvelden is ingenomen , is , met uitzondering van het
») Van SeTenhoTen in T. v. TS. I., 11. 1. 827; vgl. boven Dl. IL 274, noot.
Digitized by VjOOQIC
199
moeras tasschen de desa Losari en het strand, schier geheel
met de ?ruchtbaarste sawah's bedekt. De indigocnltuur , die ook
eenmaal in deze streken een knnsfcmatigen bloei genoot, is ver-
yallen tegelijk met de contracten, sedert de Regeering erkend
heeft dat hare voordeelen niet evenredig waren aan de schade
die zij aan de bevolking berokkende.
De rivier de Tji Sangaroeng, die van Tji Ledoek af de grens
tusschen Tjeribon en Tagal uitmaakt, in dier voege dat hare
kleine delta geheel tot Tagal wordt gerekend, maar die wat haren
bovenloop betreft geheel tot Tjeribon behoort , is eene der merk-
waardigste rivieren van Java. Ontspringende aan de zuidelijke
helling van den Tjerimai, niet ver van Darma, doorkronkelt zij ,
met in het algemeen oostwaartschen loop , in ontelbare bochten
en tal van spruiten opnemende, het gebergte dat de afdeeling
Koeningan bedekt, stroomt langs de districtshoofdplaats Eadoe
Gedé en de regentschapshoofdplaats Koeningan , en is verder bene-
den waarts, dooreene stoute, in den rotsteen van den stellen oever
uitgekapte waterleiding, de Soera Eatiga geheeten, dienstbaar
gemaakt aan de bevochtiging der sawah's van Loerah Goeng en
Tji Awi Gebang. Na zich noordoostwaarts gewend te hebben,
komt de Tji Sangaroeng in eene diepe, door het gebergte omslo-
ten, vlakte, met aangeslibden bodem, en breekt daarna door de
kloof van Menangtang, om onmiddellijk daarop, tusschen Waled
en Tji Gt>bang, de vlakte van Losari te betreden.
De kloof van Menangtang levert niet alleen een schilderachtig
natuurtooneel op, zij is ook bijzonder merkwaardig door de re-
gelmatige en byna gelijkvormige glooiing harer beide zijden en
door de gelijke hoogte van haren kam aan weêrszgden van de
rivier. Die regelmatigheid, die bij den eersten opslag aan een
kunstmatigen oorsprong zou doen denken , is daaraan toe te
schrgven, dat wij hier ongetwijfeld met eene werkelijke door-
braak te doen hebben. De lage dalbodem, hoogerop aan de
rivier^ waarvan ik reeds gewaagde, is door waterpassing bevon-
den nog merkelijk lager te zijn dan de vlakte benoorden, en is
naar allen schijn eenmaal een meer geweest, welks wateren zich
een doortocht door de heuvelen gebaand hebben, die aan de
Digitized by VjOOQIC
200
grens tusschen Losari en het Koeningansch district Tji Awi
Oebang plotseling uit de vlakte oprijzen; zich, met eene hoogte
van 200 k 250 voet, nagenoeg evenwijdig met het strand, tot in
Tagal uitstekken, en vroeger de scheiding vormden tusschen het
meer en de zee. Die heuvelrug levert in menigvuldige, vaak
goed bewaarde overblijfselen van schelpdieren, die in een con-
glomeraat van verharde, blauwe strandmodder aan zijne noor-
delijke helling worden gevonden, het onwraakbaar bewijs, dat hg
eenmaal door de. zee werd bespeeld ').
De Tji Sangaroeng vervolgt nu haren kronkelenden loop oost-
noordoostwaarts door de vlakte van Losari, tot zij bij Tji Ledoek
zich vereenigt met de Tji Djankelok^ die het oostelijkst deel van
Eoeningan besproeit en , na ook door een smalle kloof in de Eoe-
ningansche heuvelen te zgn heengebroken , de grens tusschen het
Tjeribonsche en het Tagalsche Losari vormt, totdat zij te Tji
Ledoek die taak aan de Tji Sangaroeng overdraagt.
Yoor de scheepvaart heeft de Tji Sangaroeng geen waarde; zelfs
waar de postweg haar snijdt, is haar zandig, wijd uitgespoeld
en 15 tot 20 voet beneden dé doorsneden vlakte diep bed in
den drogen tijd zoozeer van water beroofd^ dat de rijtuigen er
door koeli's doorheen worden getrokken, en het meestal droog
liggende rivierbed, omdat de boorden heinde en ver met doorn-
bamboe begroeid zijn, door de bevolking als gemeenschapsweg
gebezigd wordt. In den natten moeson daarentegen is het bed
niet slechts geheel gevuld, maar overschrijdt het water aanmer-
kelijk de oevers '). In dien tijd is de rivier een drietal uren
opwaarts voor prauwen bevaarbaar.
Eene andere merkwaardigheid der Tji Sangaroeng^ die zij
echter met vele andere riviertjes in deze streken gemeen heeft,
is dat hare bedding, bijna tot aan hare bronnen toe, is opgevuld
met ontzachlijke tvachietblokken , die somtijds de zonderlingste
vormen hebben. Door het gebruik der bedding als weg is de
») Krajenbrink in T. v. N. I., VIII. 1. 55. vv. De kaart en plaat die bij
deise beschrijving der Tji Sangaroeng behooren, ontbreken in mgn exemplaar
van het Tgdschrift , en evenzeer in dat der Akad. Biblioth. te Leiden.
O Junghnhn, Java. II. 601; Wilsen in T. v. I. T. L. en Vk. IV. 148.
Digitized by VjOOQIC
201
bevolking met die steenen bekend, en als hunne gedaante aan
eenig inhareoogen eerbiedwaardig voorwerp herinnert of ze door
het water naar eenige in aanzien staande of verdachte plaats
zgn gevoerd, verbindt er zich voor den Soendanees het denk-
beeld aan van een geheimzinnige, bovenaardsche macht. Het
landschap te midden waarvan die steenen worden aangetroffen,
heeft dikwijls op zich zelf reeds iets huiveringwekkends. De diep
ingesneden bedding, het ondoordringbare bamboebosch, de hier
en daar opschietende reusachtige boomen, de schelle kreet van
gevreesde dieren die zich in de wildernis laat hooren , vervullen den
bijgeloovigen inlander met een mysterieusen angst, die hem be-
scherming doet zoeken bij de hoogere machten^ die zulke stee-
nen voor zijne verbeelding vertegenwoordigen. Merkwaardig is
het, dat hg nog heden bij voorkeur die steenen vereert, wier
vorm hem den lingga of de joni, de symbolen der voortbren-
gende natuurkracht herinnert. Steenen die zekere vermaardheid
erlangd hebben, worden gaarne bij den aanleg eener nieuwe desa
daarheen overgebracht, om begraven te worden onder den warie-
ngien of tamarindeboom die op de aloen-aloen wordt geplant.
Op vele andere plaatsen in Eoeningan vindt men dergelijke
steenen opeengestapeld in de schaduw van den boom die altijd
het midden der aloen-aloen versiert. Zij zijn dan omgeven door
een hekje van bamboe of steen , en doorgaans hebben zij in de
oogen van den Europeaan zoo weinig opmerkelijks , dat hij niet
licht op bet denkbeeld zou komen daarin een voorwerp van re-
ligieuse vereering te begroeten, indien niet de steeds daarom
heen gestrooide versche bloemen de hand van den offeraar
verraadden ').
Yan Losari gaat een weg van 7^ paal lengte langs den lin-
keroever der Tji Sangaroeng over Sidaresrai naar Tji Ledoek.
Van Tji Ledoek naar Tji Awi Gehang bedraagt de afetand
15 palen, waarvan nog ongeveer een derde door de eentonige
vlakte, het overige, nadat de beschreven heuvelrij overschre-
den is, door de meer afwisselende landschappen van de af-
») Witeen, t a. p. 147, 149.
Digitized by VjOOQIC
202
deeliog EoeDingan voert. Door eene schoooe, volkrijke, breede
vallei, bedekt met sawah's, die op wat grooteren afstand ook
terrasvormig langs de hellingen der heuvelen opstijgen, met
de indrukwekkende massa van den Tjerimai bijna recht voor
zich, en met het oog aan de linkerzijde op het met koffietuinen
als bezaaide gebergte dat het zuidelijk deel van het regentschap
bedekt en waarvan de kam, nog eens weder onder den zoo vaak
terugkeerenden naam van Kendang-gebergte bekend, de grens van
Koeningan met de residentie Banjoemas vormt, bereikt men van
Tji Awi Gehang, na 9^ paal te hebben afgelegd, de hoofdplaats
Koeningan, die op den zuidoostelijken voet van den Tjerimai,
op eene hoogte van 532 meters boven het vlak der zee, gelegen
is. Twee palen voorbij Tji Awi Qebang zondert zich van dezen
weg een andere af, die bijna recht oostwaarts gaat en op vier
palen afstand» van het genoemde punt de disfcrictshoofdplaats
Lebak Wangi bereikt, die in den bloeitijd van het cultuurstelsel
door hare indigofabriek bekend was, en nog drie palen verder
eindigt bg Loerah Goeng, juister Loerah Agoeng, de reeds
vermelde districtshoofdplaats, welker sawah's zich uitstrekken tot
aan de Tji Sangaroeng, die op kleinen afstand voorbij stroomt.
Uit het weinig bekende en schaarsch bezochte bergland dat zich
ten oosten en zuiden van Loerah Goeng over het geheele district
van dien naam uitstrekt en dat op vele plaatsen met koffietuinen
bedekt is, maar slechts weinige verspreide desa's telt, verrijst,
recht oostwaarts van de genoemde hoofdplaats en op een afstand
vandaar van hoogstens zeven palen, de lange, halveroaanvor-
mige, van west naar oost gestrekte bergrug, die met den
ons uit het vorige hoofdstuk bekenden vulkaan op de grenzen
der Preanger den naam Tankoeban Prahoe gemeen heeft. Zijn
hoogste top stijgt tot 2020 meters, en hij is na den 3044
meters hoogen Tjerimai de hoogste berg van Tjeribon, daar de
Sawal zich slechts tot eene hoogte van 1761 meters verheft. Onder
de desa's in dit uitgestrekte bergland zijn Lebak Herang en
Legok Herang; voor zoover bekend is, de merkwaardigste. Om
de eerste te bereiken gaan wij van Loerah Goeng zuidwaarts
naar Tji Gedang, kruisen daar de rivier Tji Sangaroeng, dicht
Digitized by VjOOQIC
203
bij hare vereeniging mefc de Tji Taal, en volgen dan het met
sawah's bedekte dal dezer laatste tot Tji Waroe. Nu gaat de weg
rechtBaf het gebergte in, tot wij, na twee of drie palen te hebben
afgelegd, aan den zuidelgken voet van den berg Raboek de on-
aanzienlijke desa aantreffen die het doel van onzen tocht is. In
bet enge dal tnsschen den Raboek en het aan de andere zijde
oprgzende hoogland van Patala is slechts ruimte voor de vor-
ming van een beek door de van beide zijde afstroomende wate-
ren; de arme dorpbewoners hebben niet zonder veel moeite aan
hare oevers hier en daar een 'kleine plek voor hunne rijstvelden
ontwoekerd, die echter steeds gevaar loopt in den regentijd door
een bandjir vernield te worden. Moeilijk is een reden te beden-
ken, waarom een plek voor een vestiging van menschen is uitge-
kozen die zich noch door vruchtbaarheid^ noch door schoonheid
onderscheidt, en waar zelfs geen plaats voor een weg is, zoodat het
rivierbed als zoodanig dienst doet. Slechts het voorkomen in deze
streek van een soort van slijpsteen van uitstekende hoedanigheid
kan het ontstaan der nederzetting verklaren. Op honderd passen
afetands vftn de desa is een kleine heuvel, geheel en al bedekt door
den zwaren stam en de ontelbare wortels van een reusachtigen wa-
riengien-boom. De afhangende wortels vormen als een doolhof van
op verwonderlijke wys dooreengeslingerde armen, die de gewijde
overblijfselen omkronkelen op dezen heuvel bewaard; want die
plek, Uoeloe Dajeuh (hoofd der desa) genaamd, is het heiligdom
van het dorp en draagt twee linggavormige cylinders van thon-
schiefer, lang verweerd en slechts door de boom wortels te zamen
gehouden, en eenige wonderlijk gevormde, grijze of geelachtige
steenen, specimina van den slijpsteen, waaraan het dorp zijn
ontstaan te danken heeft. Zij zijn waarschijnlijk te beschouwen
als een offer aan de godheid door den lingga-cylinder vertegen-
woordigd, even als in de mijndistricten van Europa de bergman
een stuk zilver of ander metaal vóór het altaar of het beeld van
den heilige ophangt, aan wiens gunst hij het gelukkig slagen van
zgn arbeid dank weet *).
») Wilsen T. v. T. Ld. en Vk. v. N. I.. VI. 76 w. Wüsen noemt ook deze
Digitized by VjOOQIC
204
Den weg dien wij naar Lebak Herang volgden , omstreeks een
paal ver teruggaande, komt men aan het dal der Tji Golok, waar-
door een zuidwaarts voerende weg ligt, die verderop dwars door
het gebergte naar de desa Boenger Beres en vandaar door de
koffietuinen langs de hellingen der op de grens van Banjoemas
verrijzende bergen Poelasari en Soebang voert. Wij komen zoo
in de nabijheid van Legok Herang, de hoogst gelegen plaats in
Koeningan waar zich menschen hebben nedergezet. De Soebang
verheft zich met steile, van verre herkenbare rotswanden tot eene
hoogte van omstreeks 1600 meters en verbreedt zich naar de
westzydO; 200 & 300 meters ver, zoodat een klein plateau gevormd
wordt, waarop de genoemde desa ligt. Bezwaarlijk zal men een
bewoond plekje vinden dat moeielijker te bereiken is; want het
geheele omliggende bergland tot aan de Tji Djolang, de grens-
rivier tusschen Eoeningan en Galoe en later tusschen Gttloe en
Banjoemas^ is van talrijke, diepe en steile ravgnen doorsneden.
Het is onmogelijk hier een behoorlijken weg aan te leggen en de
kleine gehuchtjes en hare sawah's zijn slechts verbonden door
schier onbruikbare voetpaden. In den regentgd, als zich uit honderd
ravijnen en kloven bruisende riviertjes met hooggeel gekleurd
water afstorten, is Legok Herang niet zonder levensgevaar te
bezoeken. In geheel Koeningan staat dit dorp in slechten reuk;
men verklaart er uit éénen mond dat, zoo een Europeesch of
inlandsch ambtenaar het wagen mocht, daar een nacht door te
brengen, een zeker onheil hem treffen zou. De heer Wilsen trot-
seerde het vooroordeel en vond den tocht bezwaarlijk genoeg,
maar bleef van slechte gevolgen verschoond, ofschoon hg zelfs de
vermetelheid had de kaboejoetan (de heilige, ontoegankelijk plaats)
te bezoeken die dicht bij het dorp is gelegen, ter plaatse waar
de Soebang zich aan de grens van het plateau weder omhoog
heft. Ook hier weder is, midden in het dichtste bosch, een om-
heinde plek, die twee lingga-cylinders en een wonderlijk bekrasten
steen bevat, waarop sommige figuren aan letters doen denken.
desa Legok Herang, eTenals de andere; dooh de topographiBche kaart noemt
deze eerste Lebak Herang. Lebak en legok beteekenen beide laagte,
diepte; maar met eenig yerschil in het gebruik.
Digitized by VjOOQIC
205
Deze plek beet de mannelijke kaboejoetan, en een twintig
passen verder ligt een tracbietblok , in den yorm van een joni
bewerkt, dat als vroawelgke kaboejoetan beschouwd wordt;
wederom dus de stereotype herinnering aan de Siwaïetiscbe na-
taurkraohten. Nog 1 1 paal verder ligt, tusschen de bergen Soebang
en Poelasari, vlak aan de grens van Banjoemas^ een plateau,
Lowong Datar geheeten, waar men een kleinen vgver vindt en
eenige buishoudelgke voorwerpen van vrg hoogen ouderdom, die
waarschgnlijk maken dat hier eenmaal een kluizenaar zijn verblgf
hield. De vrouwen en nieisjes van Legok Herang onderscheiden
zich door de anders op Java niet voorkomende gewoonte, om
ook onder de gewone bezigheden armbanden te dragen , en blijven
daaraan trouw als zg naar elders worden uitgehuwelijkt *).
EoeningaU; om thans tot deze hoofdplaats terug te koeren^
heeft een aangenaam en gezond klimaat en heerlijke omstre-
ken; het wordt beschaduwd door ontelbare kokosboomen, en in
zgne sawah's worden verschillende soorten van slingerende katjang-
soorten gekweekt, die, aan lange staken opklimmende ^ aan de
akkers een voorkomen geven dat aan onze hopaanplantingen
doet denken '). In de omstreken van Eoeningan vindt men op
verschillende plaatsen warme bronnen. De voornaamste ligt op
ruim een halven paal zuid-zuidoostelijk van Koeningan, in een
terrein waaruit de heuvelen Tanjakan Malang, Pasir Eosambi
en Pasir Goela oprgzen. Zg ontspringt in een wadasachtig ge-
steente, dat op kalk bevattenden zandsteen rust, en heeft daarin
eene spleet gevormd, door welke haar water wegloopt in de op
kleinen afstand voorbgstroomende Tji Sangaroeng, boven wier
gewonen waterspiegel zij zoo weinig verheven is^ dat bij bandjir
het rivierwater dikwgls tot in het de .bron overgevende, langwer-
pig vierkant gemetselde bekken dringt. Het water welt op onder
sterke ontwikkeling van koolzuurgas, waarom het gevaarlgk is
tot op 1 i k £ voet boven de opening neer te bukken. Somtijds is
de ophooping daarvan zoo groot^ dat Javanen die zich hier baden
wilden, gestikt zgn. De inlanders drinken het water als versterkend
') Wilsen in T. v. L T. Ld. en Vk. VI. 92. tv.
^) Jnnghohn, Beisen darch Java. 241.
Digitized by VjOOQIC
206
geneesmiddel en gebruiken het uitwendig bg yerschillende huid-
ziekten, waarom zg boven het bekken een bamboezen huisje en
daarnaast een pand&p& gebouwd hebben. Het gzergehalte van dit
water is zoo groot, dat alles waarmede het in aanraking komt,
spoedig met een okerachtig afzetsel is omgeven. De bron sohgnt
geen anderen naam te dragen dan dien van Ajer panas, wat een-
voudig „warm water'' beteekent. Een tweede minerale bron, Sisi-
pan geheeten, welt op { paal afstands van de vorige, aan den
anderen oever der rivier, onder zwakke gasont wikkeling op, in
een terrein dat uit een trachietachtig conglomeraat bestaat, waar-
van groote, in de rivier liggende blokken een aantal kleine wa-
tervallen doen ontstaan ').
Twee andere minerale bronnen worden zeer nabij elkander
gevonden op ruim 7 paal afstands van Eoeningan , een weinig
ten oosten van den weg die van Eoeningan over Tji Lemoes,
de hoofdplaats, en Beber, de tweede desa van het district Beber,
naar de stad Tjeribon voert. De geheele afstand van Eoeningan
tot de hoofdstad bedraagt langs dezen weg 22} paal; tot aan Tji
Lemoes, een afstand van 9 palen, loopt hij over den oostelgken
voet van den Tjerimai , waarvan hg zich verderop in meer of
min oostwaartsche strekking allengs verwijdert De minerale
bronnen liggen omtrent 470 meters boven den zeespiegel bg de
desa Sankanoerip, over de grens der afdeelingen Eoeningan en
Tjeribon, vlak ten oosten des kraters van den Tjerimai en in de
onmiddellgke nabijheid der bedding van de beek Tji Ambar.
De bronnen wellen op uit vulkanische puinbrokken en hebben
warm, walgelijk smakend en naar zwavelwaterstofgas riekend
water. Ook hier hebben de inlanders rondom de bronnen ruime
bekkens gegraven, zoodaj men er zich gemakkelgk baden kan.
Over de zuidelijkste is bovendien ook hier een huisje van bamboe
gebouwd, met eene kleine pand&p& daarover, daar de inlanders
deze bron zeer heilzaam achten tegen zekere huidziekten >).
Van geheel anderen aard is de modder- en gasbron , Tji Oejah
O N. T. V. K I IV. 404, XXL 1—12. Junghuhn, Java. IL 1344.
s) Junghuhn, Reise doroh Java. 241, eD Java, IL 1343; N. T. v. N. L
XXIU. 390.
Digitized by VjOOQIC
207
(d. i. zout water) geoaamdi die in een zeer merkwaardig ge-
deelte der afdeeling Eoeningan, ten zuiden van hare hoofdplaats,
wordt aangetroffen '). Reeds aan de oevers van de Tji Sanga-
roeng hoadt het vulkanische terrein op en maakt plaats voor
neptunische bergketenen, uit fijn, blauwachtig grgs kalkzand-
steen bestaande. Onderscheidene zoodanige bergketenen vullen
de tussehenruimte tusschen den Tjerimai en den Sa wal, welke
laatste berg met zijne uitloopers een groot deel van Galoe, bet
zuidelijkste regentschap van Tjeribon, bedekt. De eerste dezer
ketenen, van den Tjerimai af gerekend, die bijzonder rgk is
aan koffieaanplantingen ^ kunnen wij Pasir Salam, de tweede
Gh>enoeng Poegak heeten, mits wij in bet oog houden dat de
inlanders deze namen slechts aan bijzondere gedeelten of toppen
der lange ketenen schenken '). Tusschen deze twee ketens strekt
zich een wijd, trogvormig dal uit, dat in de richting van noord ten
westen naar zuid ten oosten gekruist wordt door den weg van
Eoeningan naar Bambatan en Tji Niroe. Op dien weg komt men
over drie beken, de Tji Songo, Tji Awi en Tji Badak '), die,
in de bovenhelft van het dal door kleine bodemverhefiingen
gescheiden, oostwaarts samenvloeien in den vlakken dalbodem,
die een eenigszins bol grasland vormt, dat hier en daar met
op zich zelf staande bamboeboschjes is afgewisseld. Ongeveer
i paal oostwaarts van den weg die van Bambatan naar Tji Niroe
voert, ligt de poel van ziltig modderwater, dien de inlanders
door den naam Tji Oejah aanduiden. Deze wordt dus gevonden
in een streek van zuiver neptunische vorming, tusschen deelen
van het bg wgze van schotsen in lange ketenen opgerichte ter-
tiaire gebergte, in een dal dat hier ter plaatse ongeveer 250
meters hooger is dan de zeespiegel, en waarin de top van den
Tjerimai van eene hoogte van meer dan 3000 meters nederblikt.
Wanneer men van Bambatan uitgaat, voert bet pad naar Tji
Oejah in zuid-zuidoostelgke richting over kleine kronkelende be-
') JoDghalm, Jaya. ü. 1172.
'; Ik Tolg hier Jtmghuhn; dooh heb in plaaU Tan zgn „Goenoeng Sela''
den naam Pasir Salam van de topographische kaart overgenomen.
') Jonghohn noemt de eerste Tji Sampi en de laatste Tji Petak. Ik volg
de namen van de topographische kaart.
Digitized by VjOOQIC
208
ken^ in welker bed oden tallooze puinbrokken van straalyormige
kaikspaatb vindt, vermengd met vulkanische rolateenen die met
een korst van kaikspaatb overdekt zgn. Die kalkspaatb-brokken,
1 k 2 duim dik, zijn fragmenten van lagen of korsten van
deze stof, die alom in den omtrek dezer plaats zgn a^zet, en
nu eens gebeel bloot liggen, dan weder met een dunne aardkorst
of een schraal grasbekleedsel bedekt zyn. Oeboomte of struikgewas
wordt bier, met uitzondering van enkele groepen bamboe, geheel
gemist. Te midden nu van een aantal andere^ kleine plassen of moe-
rassen ligt hier de bedoelde poel, welks ziltige natuur zich aan-
stonds te kennen geeft door het welig tieren in zgn omtrek van
eene varensoort die gewooalijk slechts aan de moerassen langs de
zeekust voorkomt, de pakoe kajakas ^). De spiegel van het water,
slechts 10 meters breed, heeft de gedaante eener halve maan van
zeer regelmatigen vorm. Duidelijk laat zich een thans droog ge-
worden bed onderkennen, dat eenmaal de halve mttan aanvulde
tot een cirkelvormigen kring van water, die, als de gracht eener
vesting, een stukje centraal land omgaf, dat zich dus vroeger als
een eiland te midden van een rond meertje moet vertoond hebben
en waarschijnlijk door opgestuwde modder gevormd was. Dit
middenstuk is thans door bet weligste woudgeboomte beschaduwd,
dat met de kale omstreken van den ring een sterk in het oog
loopend contrast vormt. In het droog geworden gedeelte zijn toch
nog vele bekkens en gaten over, waaruit water^ deels van zuur-,
deels van zoutachtigen smaak opwelt. Het water der Tji Oejah
zelve is koud, met modder tot een dunne pap gemengd, helder
geelachtig grijs van kleur en ziltig van smaak, en wordt in het
diepste gedeelte van den poel aanhoudend in eene zacht golvende
beweging gehouden door gasbellen, die zonder geruisch gedurig
naar de oppervlakte opstijgen. Men zegt dat het water der beken
waarin dat der Tji Oejah uitloopt, zeer ongezond is en aan vele
bewoners der naburige dorpen, die het als drinkwater gebruiken,
slepende longziekten berokkent.
Den oudheidkundige is een andere uitstap in den omtrek van
Eoeningan aan te raden. Hij sla daartoe in noordwestelgke richting
^) Acrostichum inctequale.
Digitized by VjOOQIC
200
den negen palen langen weg in naar den berg Serang Lemo ^),
een 5000 voet hoogen voortop van den Tjerimai, waarvan hij
door de kleine vallei van Paboetoengan, die op eene hoogte van
omstreeks 4000 voet ligt, gescheiden is. Twee derden van den
Serang Lemo zijn door de koffiecultuur ingenomen, terwijl het
overige met zwaar bosch bedekt en door vele rhinocerossen
bewoond is , waartegen de koffieplantaoenen door een diepe gracht
beveiligd zijn. Aan de grens van het bebouwde gedeelte, en wel
op den zadelrug van een zijner vertakkingen, vindt men eene
geheiligde plaats, Sanghjang Tjomot geheeten, waar, in het midden
van eene kleine vierkante ophooging van aarde en lavabrokken ,
door een heg van andjoewang ') omtuind, en onder het dichte
loof van een zeer ouden djamboeboom, eenige steenplaten lig-
gen, waarvan een deel tot voetstuk dienen voor twee andere
steenen voorwerpen, wier gedaante aan lingga en joni doet denken.
De offeraar gebruikt het tweede dezer voorwerpen als vijzel,
waarin hij eenige medegebrachte ingrediënten tot poeder wrijft
met een afgebroken stuk van het eerste, om het als krachtig
werkzaam middel mede naar huis te nemen, en tracht daarna
een groot, vormeloos trachietblok , dat in de nabijheid ligt, de
eigenlijke Sanghjang Tjomot, zoodanig met de vingers van ééne
hand te omspannen, dat hij het van zijne plaats licht. Gelukt
hem dit, dan beschouwt hij zijn gebed als verhoord. Nog grooter
waarborg vindt hij echter in de herhaling van zjjn offer en bede
op eene nog wat hooger gelegen plaats, Pasir Aki- Aki gehee-
ten, waar een achttal zeer ruwe beelden van Padjadjaran-type
met eenige steenen ertusschen, in twee rijen, met een groeten
platten steen, die als offertafel dient, er voor, geplaatst zijn bin-
nen een bamboezen omheining, te midden van een ouden koffietuin.
Bij Pasir Poerna Djiwa, niet ver van Pasir Aki- Aki, maar
over de grenzen van het district Eadoe gedé, vindt men ook nog
eenige overbiyfiaelen van een oud bouwwerk, en daarbij een
') Op de kaart van Junghuhn G. Sira. Zonderling dat noch van Serang
Lemo, noch van Sanghjang Tjomot, noch van Pasir Aki-Aki, noch Tan
Pasir Poema Djiwa eenig spoor op de topographische kaart is te vinden.
^CcUodracon Jacquinii, Vgl. D. I. 645.
m.
Digitized by VjOOQIC
210
afgebroken Tierkante zuil op achtkant voetstuk en het geschonden
beeld yan een dier, door de inlanders, blijkens den naam badak
dien zij er aan geven, als een rhinoceros beschouwd. Bij den terug-
tocht naar Eocningan kan men ook nog op twee palen afstands
vandaar, in de desa Tji Galoegoe, een vijf voet langen heiligen steen
bezoeken, die achter den boom op de aloen-aloen ligt, en veelal
met boreh besmeerd is *).
Yan Eoeningan naar de districtshoofdplaats Eadoe gedé gaat
de weg zuid westwaarts om den zuidelijken voet van den Tjeri-
mai heen. De afstand bedraagt 3 palen, en 6 palen verder ligt
Darma, nabij de westelijke grens der afdeeling Eoeningan tegen
de afdeeling Madjalengka. Darma is wederom bekend door een
dier rots werken die de Sultans van Tjeribon op zoovele plaat-
sen door Chineesche bouwmeesters hebben doen aanleggen. Het
werd omstreeks 40 jaren geleden door den heer van Sevenhoven
beschreven als bestaande uit eene door hooge en dicht begroeide
rotsen ingesloten plek, die men bereikte door ingangen van ruwe
steenen gevormd, en -waarin een vgver, uit welks midden een
zware waterstraal opsprong, het geheele tooneel in zijn kristal-
helder water weerkaatste. Het water, van visschen wemelende,
was in kanaaltjes in alle richtingen heengeleid en bracht onder
de talrijke bruggetjes raderen in beweging, die, tegen bamboezen
van onderscheiden dikte slaande, daaraan welluidende tonen
ontlokten. Bondom de geheele plek waren langs de rotsen fraaie
boomen en heesters met schitterend gekleurde bloemen geplant ').
Of thans nog iets van deze heerlijkheid overig is, durf ik niet
bepalen.
Wij willen thans in de eerste plaats het zuidelijkste regent-
schap van Tjeribon, het zuidwaarts vooruitspringende, ten westen
en zuiden door Soemedang en Soekapoera, beide tot de Preanger
behoorende^ en ten oosten door de residentie Banjoemas begrensde
Galoe bezoeken, en volgen daartoe den 16^ paal langen weg,
die van Darma, in over het algemeen zuid westwaartsche richting,
») Wilsen in T. v. Ind. T. Ld. en Vk. IV. 150 vv., 164 v. Brumund in
Verh. V. h. Bat. Gen. XXXIII. 131 ▼.
^ T. V. N. I., I. 1. 255.
Digitized by VjOOQIC
211
naar Pendjaioe gaat. Men doorsnijdt eerst langs uitgestrekte su-
wah's den zuidoostelyken hoek van het regentschap Madjalengka
en stuit vervolgens tegen den bergrug Tjendana^ welks kam de
grens tusschen Madjalengka en Qaloe aanwijst. In de nog tot
Madjalengka behoorende desa Tjendana, een weinig rechts van
den groeten weg gelegen, vindt men alweder oude overblgfselen,
bestaande uit eenige zeer fraaie offer bellen, die, blykens de daarop
aangebrachte sieraden , tot den Siwaietischen eerdienst behoorden ,
en hier met eenige olie- of waterkruiken onder een bamboezen
pandapa geplaatst zijn, terwijl bij den ingang ruwe uit trachiet
gehouwen watervaten staan. A.an een der paden die naar de
kampong voeren, vindt men nog, midden in de alang-alang, een
beeldje, Sanghjang monjet geheeten, en werkelijk de gedaante
van een aap vertoonende, waardoor men van zelf genoopt wordt
aan eene voorstelling van Hanoman te denken. Meer andere
oude en heilig geachte overblgfselen liggen op grooteren afstand
in dezen omtrek verspreid *}.
Wij overschrijden den bergrug Tjendana, komen bij Tji Eolé
in het met sawah's bedekte dal van de Tji Pahara, overstggen
nogmaals een rgk met kofiSe beplanten bergrug , Goenong Poetri
genaamd, en dalen van zjjne kamhoogte 6 a 7 honderd voet om
het heerlijke Tasik *) Lengkong te bereiken, aan welks zuidelgken
oever de districtshoofdplaats Pendjaioe gelegen is, naar welke het
gewoonlijk ,het meer van Pendjaioe^ wordt genoemd. Wij weten
reeds '), dat de vallei waarin dit meer ligt, even als de vallei
der Tji Pahara, slechts een wat diepere insngding vormt in den
verbindingsrug tusschen den Tjerimai en den uiteengeslagen vul-
kaan Sa wal, die zich in het zuidwesten van Galoe verheft. De
pasanggrahan van Pendjaioe, die omstreeks 20 meters hooger
staat dan de oppervlakte van het meer, is omstreeks 800 me-
ters boven het zeevlak verheven.
Stellen wij ons voor, opdat wij ons een der heerlgkste na-
tuurtooneelen die Java te genieten geeft, voor den geest bren-
gen, dat wij bij ondergaande zon van den Goenong Poetri afdalen ,
') Wilsen en de Seyff in T. v. Ind. T. Ld. en Vk. IV. 489 v. VU. 385. v.
5) Soend. voor ^meer.'* ») Zie Dl. I. 86.
14*
Digitized by VjOOQIC
212
en den helderen waterspiegel van het meer, die een met prachtig
geboomte bedekt eiland omvat, zijn golvende oevers door rijk
bebouwde heuvelen omzoomd, de talrijke dorpen van zgn om-
trek in hunne bekoorlijke boscbjes van vruchtboomen verscholen
en door rijst* en grasvelden afgewisseld, aan onze voeten zien
uitgebreid, alles door de laatste stralen der dagtoorts met een
schitterenden gloed overgoten. Langer en langer worden de scha*
duwen die de trotsche boomen van het eiland over het meer
werpen; blauwe rookwolkjes stijgen uit de woningen, in de
dorpsboschjes verborgen , schier lijnrecht omhoog ; in den troebe-
len; melkachtigen damp, die, schoon de hemel wolkeloos is, de
meer verwijderde voorwerpen als met een uiterst fijn gaas van
blauwachtig witte kleur omhult, ontwaren wi) in het verschiet
de zich naar alle zijden uitbreidende jukken van den Sawal en
bespeuren wij, den blik wat «eer rechts latende afdwalen, over
de Soemedangsche grens heen, de dreigende kruin van den ver-
derf brakenden Galoenggoeng , wiens kraterspleet wij nog duister
en flauw bij het wegzinkend licht onderkennen *).
De boomen op het eilandje beschaduwen heilige graven, waaraan
ongetwijfeld overleveringen verbonden zijn, die ik echter nergens
vermeld vind. In het meer leven velerlei visschen, waaronder de
goerami, de tambra en de goudvisch voor omstreeks veertig jaren
opzettelijk daarheen zijn overgebracht *). De desa zelve is be-
roemd om hare oudheden, die er in een heilig huisje, ter zijde der
woning van den WadILna , bewaard worden. Dit huisje, door een
zeven voet hoogen heining van bamboe omringd, staat op palen
en is inwendig met wit katoen behangen. Yan den zolder dalen
twee hangmatjes af, door gordijnen beschut. De twee voornaamste
relieken: een ijzeren zwaard, drie voet vier duim lang, met naar
buiten gebogen en met lofwerk besneden greep, en een ijzeren
tweetandige lanspunt, twee voet drie duim lang, worden daarin
bewaard, in vele stukken grof linnen gewikkeld. Bondom de
wanden staan kleine gevlochten mandjes, waarin eenige andere
») Junghuhn, Java, II. 159; Buddingh, N. O. L, I. 130.
^) N. T. V. N. I., XUI. 256. Zie over de hier genoemde vischsoorten D.
I. 212, 219.
Digitized by VjOOQIC
213
vodden bewaard worden: een vierkant blikken lampje, een ronde
koperen doos met deksel, eenige aarden potjes, zooals men op
lederen pasar koopen kan, een paar oude linnen priesterkappen.
Het eenige voorwerp dat wezenlijk merkwaardig mag genoemd
worden, is eene offerscbel, die door sierlijke bewerking uitmunt.
Van Pendjaloe begeven wij ons langs een weg die zich door
schoone sawah's om den voet van den Sawal hèenslingert ^ naar
Ewali, de hoofdplaats van het tweede district dezer afdeeling,
negen palen van Pendjaloe verwijderd en omstreeks 400 meters
boven het oppervlak der zee verheven. Deze plaats is ons reeds
bekend door de daar gevonden inscripties , die doen vermoeden ,
dat zij 5f zelve de oudere zetel van Padjadjaran waS; 6f door
een leenman van Padjadjaran werd bestuurd *). Hoe dit zij , ze-
ker is het, dat Ewali bgzonder rijk is aan overblijfselen der
oudheid, waarvan sommige wel waard zijn dat wij er nog eenige
oogenblikken bij stilstaan, al wordt de rijkdom der zuidelijke
districten van Tjeribon aan dergelijke, meest op hetzelfde neder-
komende merkwaardigheden wel een weinig vermoeiend.
Even als Pendjaloe heeft ook Ewali een heilig huisje , waarin
tal van oude voorwerpen, op soortgelijke wijze ingewikkeld, be-
waard worden , — een klein museum van antiquiteiten. Den vreem-
deling worden zg slechts schoorvoetend en alleen op bepaalde
dagen en na vrij wat ceremonieel vertoond. De heer Brumund
dankte het aan de tusschenkomst van den Regent, dat hij alles
te zien kreeg en alles ontwikkeld vond bg zijne komst. Hij
bleef dus bewaard voor de teleurstelling van, na langzame, het
geduld op zware proef stellende^ loswikkeling , in vele gevallen
slechts wat oud roest voor den dag te zien brengen. De merk-
waardigste voorwerpen zijn: een koperen lamp in den vorm van
een haan, die een hagedis in den snavel houdt; een bel van
gegoten rood koper; bewerkt in den vorm van een broodvrucht ^);
een oude lans van zeer hard koper, Prangkolan genaamd; een
fraai bewerkt, vier duim hoog metalen beeldje met vier armen
>) Zie Dl. II. bl. 44.
*) Soekoen, Artocarpua laevis. Zie Dl. I. 573.
Digitized by VjOOQIC
214
6D een ronde glorie met vlammen als ruggestuk, en twee zodiak-
bekers ^). Het overige zijn onbeduidende prullen, die alleen be-
wijzen, met welk een onbegrensde zucht de bewoners van Ewali
bezield zijn, om alles te bewaren wat hun door ouderdom eer-
waardig schijnt.
Merkwaardiger dan de schat van het heilige huisje is de Astana
gedé, de groote begraafplaats van Ewali. Zij ligt op ongeveer
een kwartier afstands van het dorp en bestaat uit eene vier-
kante , met bamboe omheinde plek , 48 schreden lang en 45 breed.
De eerwaardige kruin van een machtigen wariengien verrijst in
bet midden en welft zich met die van eenig ander zwaar ge-
boomte over de oude graven. Dicht bij den ingang rust op eenige
andere steenen een onregelmatig vierkante tafelsteen^ in verschil-
lende richtingen gebarsten, die waarschijnlijk reeds vóór de in-
voering van den Islam als offersteen dienst deed. Een tweede,
langwerping platte, overeind geplaatste steen staat er achter.
Beide zijn gebleven zooals zij uit de werkplaats der natuur
zijn te voorschijn getreden, en te zamen door een heg van
andjoewangs omplant. Een weinig verder vindt men de beide
steenen die de reeds besproken opschriften dragen, den eenen
vlak op den grond liggende, den anderen opgericht. Nog een
andere steen, met een in ruiten verdeeld vak en hand- en voet-
indrukken , werd ook reeds vroeger vermeld '). Brumund gist
dat de negen maal vijf ruiten moesten dienen om door telling eene
uitspraak over twijfelachtige gevallen te erlangen, zooals ook
wij Europeanen doen door middel der roksknoopen of door het
ontbladeren eener roos. Naast den steen met ruiten staan nog
een paar lingga-cylinders. Hoe men overigens over den ouder-
dom dezer begraafplaats moge oordeelen, de graven die men or
thans aantreft^ behooren allen tot het Mohammedaansche tijdvak
en zijn gedeeltelijk zelfs van zeer jonge dagteekening. Naast
het beschreven vak ligt nog een tweede afdeeling der Astana
gede^ door een opening in den pagar en een daaraan sluitend
paadje met de eerste verbonden. Ook bier vindt men graven in
») Dl. II. bl. 45.
Digitized by VjOOQIC
215
de Bobaduw van zwaar geboomte en nevens eenige onbeschreven
ook twee met enkele woorden beschreven eteenen. Op een daar-
aan meende Friederich een duidelyk spoor van den lingga-dienst
te ontdekken ^).
Soortgelijke overblgfselen als wij te Pendjaloe en Ewali von-
den, worden in schier elke belangrijke desa van Galoe, maar
vooral in den naasten- omtrek van Ewali aangetroffen. Te Daja
Loehoer, één paal noordoost van Ewali, worden eenige gekleurde
steentjes, zooals men ze overal van den grond kan oprapen,
een kanonnetje , eenige oude wapens , potjes en schellen als hei*
lige zaken vereerd. Te Tji Pakoe^ vijf palen zuidwest van Ewali,
vindt men een beeldje van Padjadjaran-type , een steen met zeer
kleine voetindrukken en eenige lingga-cylinders. Te Radja-desa,
5 palen oost van Ewali, in het district Rantja, bewaart de koe-
woe, in een kist op zijn zolder, eenige oude watervaten en kruiken,
allen van gebakken aarde en verglaasd^ zooals bij den Siwaïe-
tischen offerdienst in gebruik waren '). Wij laten ons door dit
en nog zooveel ander fraais niet verlokken , maar slaan van Ewali
den weg zuidwaarts in naar bet 13 palen verwijderde Tji Amies,
waar ons trouwens ook al weder dergelijke overbbjfselen wachten.
Tji Amies, de hoofdplaats van het regentschap, ligt in eene
schoone, vruchtbare en gezonde streek, op slechts een paar
palen afstands van de grens met de Preanger , gevormd door de
Tji Tandoewi , die geheel Galoe aan de west- en zuidzijde omzoomt
en zich aan zijn zuidoosthoek vereenigt met de Tji Djolang,
die wij reeds als de oostelgke grensrivier leerden kennen. De
regent die te Tji Amies zetelt, is in het bezit van een ouden
staf, li meter lang, met zilveren beslag, en waaruit, als een
zilveren plaatje is opgelicht en men er mede van zich afslaat, een
driepuntig wapen te voorschijn springt, alsmede van een paar oude
zadels, zeer gelijk aan de nog heden bij tomooien gebruikelijke,
en die, toen Galoe nog onder Mataram stond, zijne voorgangers.
1) Wilgen in T. v. T. Ld. en Vk. v. N. I.. IV ff, ald.
VIL 882; Brumund in Verhh. v. h. Bat. Gen. XXX
») Brnmund, Verhh. v. b. Bat. Gen. XXXIII. ^nd.
T. Ld. en Vk. VL 57, 65.
Digitized by VjOOQIC
216
bij hunne jaarlijksche hofbezoeken, verplicht waren naar de
hoofdstad mede te nemen ^ om ze bij de daar gevierde feesten
te gebruiken Wilden wij nu van Tji Amies naar Pendjaloe
terugkeeren, langs den weg die tusschen de Tji Tandoewi en
de zuid- en westzijde van den Sawal is aangelegd, dan zouden
wij te LengO; 9 paal west-noordwest van Tji Amies en een paal
rechts van den weg ^ weder een heilige plek kunnen bezoeken ,
waarop weder twee beeldjes van Padjadjaran-type en eenige andere
steenen gevonden worden, of nog eenige palen verder langs een
der jukken van den Sawal kunnen opstijgen naar de oude bid-
plaats van Indit-Inditan ; waarbij ook nog het een paal hooger,
te Sedaloe Marap, gelegen graf behoort, waar de vrome klui-
zenaar begraven heet, wien Indit-Inditan tot boeteplaats ver-
strekte *). Wij volgen echter liever dien weg in tegenoverge-
stelde richting, om ook Rantja^ het vierde en laatste district
van Galoe te leeren kennen. Langs een weg die in het algemeen
de richting van de Tji Tandoewi op geringen afstand volgt, be-
reiken wij het 16 palen van Tji Amies verwijderde Siloeman,
het hoofddorp van Bantja en het zuidelijkste punt der gelieele
residentie Tjeribon, omkronkeld door een zuidwaarts gekeerde
bocht van de Tji Tandoewi en slechts drie palen van het dorp
Madoera, even over de grens van Banjoemas, verwijderd. Een
weinig ten noorden van Siloeman strekt zich langs de Tji Djolang
een uitgestrekt moeras uit, de Bawa Anam geheeten.
Yan Siloeman voert over bergen en door dalen en voor een
groot deel langs koffietuinen een slingerende, meer dan 20
palen lange en slechts te paard berijdbare weg noordwaarts naar
de voormalige districtshoofdplaats Bantja. Deze desa ligt op een
uitgestrekt plateau, Lowong gedé genaamd, dat 30 jaren geleden
nog met eene prachtige boschvegetatie prijkte, maar thans
herschapen is in een zee van sawahvelden, waaruit slechts
hier en daar kleine heuvels als eilandjes omhoog rgzen. Op
één dier heuvels, op een kwart paal afistands ten westen der
desa gelegen en Pasir Sanghjang Doas geheeten, heeft men, toen
'} Brumund. t. a. p. 105 vv.
Digitized by VjOOQIC
217
het bosch werd opgeruimd , bij het vellen yan een boom onder-
scheiden Toorwerpen opgedolven , die tot de merkwaardigste oud-
heden van Tjeribon behooren en die men op de plaats zelve
waar zg gevonden zijn , heeft laten liggen , maar met een pagar
van andjoewang omplant. Er is dus een nieuwe heilige plek ge-
vormd, waar voorwerpen vreedzaam bijeen liggen, die oudtijds
aan de meest verschillende vormen van Hindoeschen eerdienst
behoorden: een nieuw bewijs trouwens hoe broederlgk die ne-
vens elkander op Java bestaan hebben. Men vindt er een
zuiver bewerkte lingga-zuil van fijnkorrelige trachiet, 32 centi-
meters hoog, en vier beeldjes van rood koper gegoten , van 15
tot 18 centimeters hoog, verschillend zoowel in ouderdom als
in kunstwaarde, waarvan één Boeddha, een tweede Brahma,
de beide andere Doerga of Parwati, de echtgenoot van Siwa,
schijnen voor te stellen. Yan de beide laatste is het ééde eigen -
Igk meer een ornament, waarvan het beeld der godin slechts
het hoofdbestanddeel uitmaakt ^).
De desa Rantja ligt 4 & 5 palen ten zuiden en westen van het
dal der Tji Djolang, die de noord- en oostgrens van Galoe uit-
maakt en waarnaar het Rantja-plateau over het algemeen met
zeer steile hellingen afdaalt. De Tji Djolang ontspringt op den Goe-
nong Tji Djolang op de noordgrens van bet district Ewali en
vormt, schier van haren oorsprong af, met in het algemeen zuid-
oostwaartschen loop, de grens tusschen de afdeelingen Galoe en
Eoeningan. Bij het dorp Tjoeroeg, ten noorden van het Rantja-
plateau, neemt zg echter een meer zuidwaartsche richting aan
en behölidt die, schoon met zeer sterke kronkelingen, tot zij,
na nog omstreeks drie palen te hebben afgelegd, eene doorbraak
vormt door het Eendan g- gebergte, waar haar water zich als
door eene nauwe poort van torenhoog op elkander neergestorte
puinbrokken van zandsteenlagen met donderend geweld al schui-
mend een doortocht baant. Hoogst met k waardig uit geologisch
oogpunt is de ligging der ontbloote lagen , die ''e rivier
vertoonen, wanneer men het droge gedeelt ^ed,
») Wilaen in T. v. I. T. Ld. en Vk. VI. 62.
Digitized by VjOOQIC
218
dat zich naast de met water gevulde gleuf uitstrekt; tot pad
kiezende, haren loop van Tjoeroeg tot aan de doorbraak
volgt. Met volkomen regelmatigheid staan de lagen, afwis-
selend uit zandsteen en klei bestaande, maar ten innigste met
elkander vereenigd^ in bijna verticalen stand als naast elkan-
der geplaatste planken, een merkwaardig voorbeeld eener als
omgekantelde formatie, waarbij de vlotten om zoo te zeggen op
het hoofd staan. Ofschoon wij de geologische verklaring van dit
zonderling verschijnsel aan meer bevoegden moeten overlaten,
levert het zulk een indrukwekkend natuurtooneel op , dat wij gaarne
de moeilijkheden trotseeren , die aan het afdalen naar het diepe ri-
vierbed verbonden zijn, te meer dewijl wij de kans hebben van onze
moeite ook nog door een rijken oogst van in de rivier levende
schelpdieren beloond te zien '). Ook ligt hier, maar op een moei-
lijk te vinden en niet zonder gevaar te bereiken punt, een ba-
toe toelies of beschreven steen , dien de heer Wilsen , wien wg er
een afbeelding van verschuldigd zijn, welke hij echter zelf „zeer
onvolkomen^ noemt, naar de naastbg gelegen desa „batoe toelies
van Tji Tapen ^ genoemd heeft. Het rotsbrok dat de inge-
sneden figuren draagt, is 24 meters breed en nagenoeg even
hoog. Het benedendeel bestaat^ tot een hoogte van vijf meters,
uit grofkorrelige trachiet; het overige is een conglomeraat van
groote en kleine trachietstukken, door koolzure kalk verbonden ,
en doet hier en daar aan druipsteenvorming denken. Het geheel is
door dichten plantengroei omsponnen. Het benedendeel is bezaaid
met inkervingen van menschenhand ^ zonder eenige orde dooreen
geworpen. Sommige figuren schijnen ruwe menschelijke gestalten
te zijn, andere wekken het vermoeden van letterteekens te we-
zen, tot een nog onbekend alphabet behooreud. Ofschoon de
steen reeds in 1857 bekend was, blijkt mij niet dat hij tot
dusver het voorwerp van nader onderzoek is geweest ').
Van Tjoeroeg in het dal der Tji Djolang voert een berg-
pad, te voet of te paard bruikbaar en 12 it 15 palen lang, naar
de voormalige indigofabriek bij Paboearan in het dal der Tji
*) Zie daarover Junghuhn, Java, III. 40. — 45.
') Wilsen in T. v. I. T. Ld. en. Vk. VI. 58.
Digitized by VjOOQIC
219
Sangaroeng. Vandaar kunnen wij ons óf rivieropwaarts naar Koe-
ningan , óf rivierafwaarts naar Tji Ledoek begeven. Van beide
plaatsen vinden wij gemakkelijke ons reeds bekende wegen ^ om
naar Tjeribon terug te keeren. Wij moeten thans nog het meest
bekende en het meest bereisde middendeel der Residentie be-
zoeken, dat van de hoofdplaats tot Earang Sambong op de
Preangergrens door den grooten postweg overdwars gesneden
wordt.
Wij volgen dien weg en rijden westwaarts door de vruchtbare,
dicht bebouwde en verbazend volkrijke vlakte, eerst naar Te-
Dgah Tani, ook Loewar Kota genoemd naar het district waarvan
zij de hoofdplaats is , en vandaar naar eene andere districtshoofd-
plaats, Ploembon geheeten, 7i paal van de stad Tjeribon ver-
wijderd en bekend door de suikeronderneming Soerawinangon ,
die hier een aanplant heeft van 400 bouws. Een zijweg van
9^ paal gaat van Ploembon zuidwaarts naar Mandi Rantja,
mede de hoofdplaats van een gelijknamig district, en gelegen
op eene hoogte van ongeveer 330 meters op de noord-oostelijke
helling van den Tjerimai. Daar er, behalve een in het bosch
liggend Hindoebeeld *) , van welke soort van merkwaardigheden
wij voorjoopig genoeg hebben, niets bijzonders gevonden wordt,
laten wij dien weg liggen en rijden door naar Palimanang, 3J
paal verder aan den postweg, en de hoofdplaats van het weste-
lijkste district der afdeeling Tjeribon, vroeger tot Madjalengka
gerekend '). Palimanang is eene gewichtige plaats en verdient
dat wij er eenige oogenblikken verwijlen.
De bevolking van Tjeribon werd vroeger, even als die van
Banten , voor zeer onrustig en woelziek gehouden. In beide resi-
dentiën was dit aan dezelfde oorzaak toe te schrijven: den onwil
van vorsten en grooten, wier invloed op de bevolking onbereken-
baar is, om zich te schikken in het verlies van hun gezag bij
de opheffing van het voormalige sultansbestuur. Nog in 1818
werden Palimanang en de aangrenzende Madjalengkasche districten.
») Wiken in T. v. J. T. Ld. en Yk. IV. 491.
*) Zie blz. 107.
Digitized by VjOOQIC
220
Djati Wangi en Radja Galoe, verontrust door een oproer ^ waarbij
een rooverhoofd, Bagoes Serriet geheeten, in naam de voorganger
was, maar dat ongetwijfeld veel dieper liggende oorzaken had dan
de zucht om zich door plundering te verrijken. De muiters begonnen
hunne taak met het verbranden der desa's Radja Galoe , Palimanang
en BandjaraU; en de Resident en twee welgezinde inlandsche
hoofden werden de slachtoffers van hun ijver om den euvelmoed
der opstandelingen te betoomen. In allerijl werd eene militaire
expeditie uitgerust, en te Palimanang een kampement voor de
troepen ingericht. Het oproer werd spoedig onderdrukt en Bagoes
Serriet, na uitloving eener premie aan de onzen overgeleverd,
onderging de doodstraf*); maar desniettemin werd besloten te
Palimanang, dat juist in het middelpunt der residentie gelegen
is, eene kleine redoute te bouwen, sterk genoeg om een inlandschen
vijand in bedwang te houden. Zij werd in 1821 voltooid en met
vier stukken bewapend. Dit verhinderde echter niet, dat in 1830
in dezelfde streken weder onlusten uitbraken , over welker oorzaak
veel is getwist, doch waarvan de ware reden ongetwijfeld wel
daarin is te zoeken, dat eenige leden der vorstelijke familie,
naar herstel van het verloren gezag strevende, gebruikmaakten
van de ontevredenheid die bij de bevolking door de yivoering
der indigo-cultuur opgewekt was '). Palimanang werd ook nu als
het broeinest der ongeregeldheden beschouwd en een drietal hoofden
dier afdeeling werden, bij het dempen der onlusten, tijdelijk of
levenslang naar Banda gebannen. Nog heden sohgnt men het
noodig te achten de redoute te Palimanang in stand te houden,
ofschoon in de laatste jaren een groot deel der versterkingen,
die met soortgelijk doel op verschillende punten van Java zgn
opgericht, langzamerhand verlaten zijn. Merkwaardig is het dat
de resultaten der verpleging van zieke militairen in het hospitaal
te Palimanang geroemd worden, in weerwil der groote warmte
die deze plaats met de geheele vlakte van Tjeribon gemeen heeft.
Men schgnt dit aan de goede ligging van het hospitaal, de
») T. V. N. L, III. 2. 364. 1854, I. 316.
«) Van Deventer, Bijdr. II. 195. v., 224. 227, 268 vv.. 294 v., 310 w.
Digitized by VjOOQIC
221
betrekkelijke droogte der lucht en het aitmuntend drinkwater te
moeten toeschrijven ').
Palimanang heeft twee op contract met het Gouvernement
werkende suikerondernemingen: Glagamidang, met een aanplant
van 324, en Geropol, met een aanplant van 400 bouws.
Wat echter te Palimanang het meest onze aandacht yerdient;
zijn de natuurmerkwaardigheden die in zijn omtrek worden geTon-
den. De desa ligt namelijk op geringen afstand van het zich aan
hare zuidwestzgde verheffende kalkgebergte , Goenong Eromong,
in oudere berichten „het gekartelde gebergte'' ') genoemd. Jung-
huhn had de voorstelling dat dit gebergte zich onmiddellijk aan
den Tjerimai aansloot en zegt dat het bijna het voorkomen heeft
van eene noord waartsche verlenging der trachietribben die van
dezen kegelberg- afdalen. Die voorstelling, waaraan zijne kaart
geheel beantwoordt, is echter eenigszins misleidend; want het
Eromong-gebergte is van den Tjerimai gescheiden door een vrij
diepe insnijding, het zadelvormig dal waardoor de Tji Bèbèr stroomt
en de rijweg loopt die van Ploembon naar Radja Galoe en Madja-
lengka voert. In dat dal ligt ook, aan den voet van den Tjerimai,
de desa Lengkong^ die Junghuhn te veel naar de oostzijde van het
Eromong-gebergte en te dicht bij Palimanang heeft geplaatst '}.
Het Eromong-gebergte, ofschoon in zijn onregelmatige splijting,
zgn hoekigen gekartelden vorm, zijn verbrokkeling in vele steile
rotspieken, de gaten en kloven waarmede het overal doorboord
of opengescheurd is, niet veel verschillend van andere dergelgke
kalkgebergten op Java, treft ons echter meer dan gewoonlijk,
omdat het van alle kanten, behalve de zuidzijde, met zijn woeste,
met bosch bedekte oppervlakte uit eene uitgestrekte vlakte oprijst,
terwijl bet zich in zijne hoogste spits tot 585 meters verheft.
Het bestaat uit witachtig gelen en dichten kalksteen, die vele
zeeschelpen en koralen bevat, en vormt op vele plaatsen op zich
zelf staande rotswanden, van 50 tot 100 voet hoogte, en veelal
als met trappen uitspringende. Maar vooral merkwaardig zijn de
') Roorda v. Eys. , Reizen en Lotg. I. 217.
') Koorda v. Eys., Ld. en Vk. III. 2. 443.
') Zie de topograpbische kaart van Tjeribon.
Digitized by VjOOQIC
222
sporen van vulkanische inwerking, die het in groot aantal, bier
in minerale bronnen, ginds in aardoliewellen , elders in mofetten
of stikgrotten, vertoont.
Yan de minerale bronnen ligt de meest bekende, 1^ paal west
van Palimanang en ^ paal zuid van den postweg, aan de noord-
oostelijke belling van het kalkgebergte, op een hoogte van
omstreeks 150 voet boven de zee. Uit talrijke openingen welt
stoomend water naar boven, dat eenigermate naar waterstofgas
riekt, onaangenaam zoutachtig smaakt, en een temperatuur heeft
van 63.8^ Cels. Dit water zet verbazende hoeveelheden kalkspaath
en kalktuf af, en door het bezinksel dezer stoffen zgn van de
bovenste bronwei af, over een omtrek van meer da^ honderd
voet doorsnede^ als het ware een reeks van trappen gevormd,
op de wijze waarop, in den winter van kouder klimaat ^ in
den omtrek van bronnen trapsgewijs en kringvormig afdalende
terrassen uit ijslagen gevormd worden. Het water « over die
trappen heenstroomend, vereenigt zich ten laatste tot een beek,
die op 300 voeten afstands van de bron nog een temperatuur
van 51.7° Cels. behoudt. Alle voorwerpen die in het water
geworpen worden, zyn in weinige oogenblikken met een harde
witte korst overtogen. Koolzure kalk in de meest verschillende
vormen, zwavel en fraaie kalkspaathkristallen liggen overvloedig
op den bodem verspreid. De geheele plek is vrij van geboomte
en trekt reeds op een afstand het oog; vooral door de geelachtig
witte kleur der bronwei, die in het zonlicht schittert met ver-
blindenden glans ^).
Een weinig dichter by den voet des bergs, maar op een wat
hoogeren rug, is een plek waar, in eenige holten inde aardkorst
die den kalkbodem bedekt, aardolie uit den grond sgpelt. De
hoeveelheid die hier door de inlanders wordt verzameld ; is echter
gering en wordt slechts op ongeveer een pikol in het jaar begroot ').
Nog een weinig hooger, omstreeks 200 voet boven het zee vlak,
h Junghuhn, Java, II. 1342 y. en Reise. 242; Maier in N. T. y. N. I , V.
266,481; v. Se venhoven in T. v. N. L. I. 1. 224; v. Hoëvell, Reis. I. 81.
') Junghuhn, Java, II. 162 en 1298; de Greve in T. v. Ngv. en Landb. in
N. I. XI. 338.
Digitized by VjOOQIC
223
vinden wij in een rotswand van ongeveer 100 voet hoogte den
ingang tot eene stikgrot^ die bij de inlanders onder den naam
van Goeha djagalan of padjagalan, d. i. slachthol ^), bekend is.
De opening der grot ligt onder een voorwaarts springend gewelf,
en in het rotsdak zgn twee breede, lynreoht naar beneden loopende
spleten, waardoor het daglicht in de grot doordringt. Wortels
van zwaar geboomte slingeren zich zoowel door deze spleten als
langs den rotswand benedenwaarts. Het schijnt dat aan de grot
een zekere heiligheid wórdt toegekend; zij is althans met een
deur gesloten en wordt door priesters bewaakt. Het koolzuurgas
dat de grot vervult, maakt dat men het er slechts weinige
oogenblikken in kan uithouden, waarom den bezoeker een touw
om het lijf wordt gebonden , ten einde hem , als hij bedwelmd raakt,
onmiddellijk terug te trekken. Doorgaans wordt ook een proef
met een kip genomen y die , na eenige sekonden in de grot te
hebben doorgebracht, stuiptrekkingen krijgt en schijndood wordt
teruggetrokken ; maar na eenigen tijd weder bijkomt. Op nog
eene andere vertooning van vermakelijker aard wordt de reizi-
ger onthaald, als de bewakers met een stok op de groote, van
binnen geheel holle stalaktieten slaan, die vóór den ingang
van het hol afhangen. Op dit geluid volgt onmiddellgk een sterk
geritsel in het loof der omstaande boomen , en een groot aan-
tal half getemde grijze apen '), ouden en jongen, springen van
tak tot tak naar beneden , en naderen zonder eenigen schroom
om den maaltijd te genieten , uit rijst en pisang bestaande , die
hun aan den ingang der grot in korQes wordt aangeboden ').
Eien ander niet minder merkwaardig vulkanisch verschijn-
sel wordt in hetzelfde gebergte op grooteren afstand van Palima-
nang gevonden. Wanneer men een dwarsweg die zuidwaarts vandaar
naar Babas voert en den postweg met den boven beschreven
weg van Ploembon naar Uadja Galoe verbindt, vier palen ver is ge-
volgd, komt men aan eene smalle, bijna twee palen lange vaUei^
>) Van het Jav. en Soend. djagal. Junghuhn verminkt den naam tot galang ,
wat niets beteekent. Zie de Hollander, Ld. en Yk. I. 236.
') Macacus Cynomolgus, Zie D. L 258.
') Junghuhn Java, II. 1800; Reise. 243.
Digitized by VjOOQIC
224
die door twee ruggen van het Kromong-gebergte gevormd wordt,
de gedaante heeft van een zeer scherphoekigen driehoek en het
bed vormt van de aan haar hoofd ontspringende beek Tji Eedong-
dong. De kleine ruimte der vallei bevat twee desa's en drie
tjantilans of gehuchten, en is overigens geheel met rgstvelden
bedekt. Nadat men de vallei een eind weegs is ingereden,
bespeurt men in het afbellend vlak van hare zuidzgde een spleet
die door verblindend witte rotsblokken en helder gele zwavelkris-
tallen omringd is, de nabijheid eener vulkanische werkplaats
met onmiskenbare zekerheid aanduidend. Om haar te bereiken
slaat men bij de desa Tji Panas een smal voetpad in , dat over
een moerassig grasland naar een smal en dicht begroeid ravijn
voert. Hier opent zich de breede scheur die Eawa gedé (groote
krater) genoemd wordt en in wier nabijheid zich in de dikke
korst van neêrgeplofte kalk onderscheidene gaten vertoonen,
waaruit een dof maar aanhoudend geluid voortkomt, dat door
kokende vochten schijnt te worden voortgebracht, ofschoon er
geen heet water uit opborrelt. De zwavelreuk is sterk en in
de nabijheid der openingen is de bodem zeer heet en hangen
zich aan de takken en bladeren, door de inlanders met opzet
hier nedergelegd , glinsterende zwavelkristallen, die met zorg wor-
den ingezameld. Op grooteren afstand liggen ontelbare helder
witte krijtachtige brokken en kalkspaathkristallen en langs de
openingen vloeit een kleine beek, die vervolgens in de breede
spleet verdwijnt, en die, schoon over zoo sterk verwarmden bodem
vloeiende, kristalhelder koud water medevoert. Onmiskenbaar
bevinden wij ons hier aan den uitgang van een dier onderaard-
sche kanalen, waardoor zich de gasstroomen van den vuurhaard
des Tjerimai's ontlasten en waardoor eenmaal ook eene massa
heet water werd uitgedreven, die een beek vormde, waaraan
de oabijgelegen desa Tji Panas ') haren naam verschuldigd is.
Die beek, van wier vroeger aanwezen de hier nedergeplofte
stoffen getuigenis geven, schijnt thans geheel verdwenen te zijn
of zich onder de aardkorst een anderen weg gebaand te hebben.
') De naam beteekent „heet wator**.
Digitized by VjOOQIC
225
Merkwaardige natuurverschijnselen, als ik hier heb geschetst,
zgn zelden zonder invloed gebleven op het bijgeloovig gemoed
van den Soendanees. Ook bij den Eawa gedé vindt men een
kleine bidplaats in het kalkpaathgesteente gehouwen , en getuigen
de daar nedergelegde offergaven , dat de Dewa van dezen krater
wordt gehuldigd als een machtige geest, die weldaden schenken
of hen die zijn dienst verwaarloozen met ziekten en onheilen
straffen kan ').
Doch keeren wg naar Palimanang terug om den groeten postweg
verder te volgen. Na nog vier of vijf palen steeds om den noorde-
lijken voet van den Eromong heen te hebben afgelegd, bereiken
wij de grens der afdeeling Madjalengka, de laatste van Tjeribon
waarmede wij hebben kennis te maken. Wij betreden nu het
district Radja Galoe , en zoo wij thans reeds de residentie Tjeribon
verlaten wilden , zonden wg onzen weg langs een afwisseling van
boBch , sawahs en suikertuinen voortzetten door het district Djati
Wangi, en zijne gelgknamige hoofdplaats doortrekken , die 13^ paal
van Palimanang en nog 9 ^ paal van het ons reeds bekende Earang
Sambong^) verwijderd is. Ons plan brengt echter met zich, dat
wij , alvorens het reeds vermelde dorp Bandjaran te bereiken ,
een linksaf voerenden weg inslaan, die ons, langs de westelijke
hellingen van het Eromong- gebergte, eerst naar de tegenwoordige
hoofdplaats van het district, Lenwi Moending, en vervolgens,
grootendeels langs de suikerrietvelden der onderneming Paroeng
Djaja^ naar het voormalige hoofddorp Radja Galoe brengt. De
tooneelen die de weg daarheen , door een vruchtbare en volkrijke
streek loopende , ons aanbiedt , zijn aangenaam , maar missen het
bekoorlijke der nieuwheid; Radja Galoe zal ons een merkwaar-
digheid te beschouwen geven die ons nog geheel nieuw zou
zgn, zoo wij niet iets dergelijks^ maar op kleinere schaal, bij
de stikgrot te Palimanang ontmoet hadden.
In de nabijheid van Radja Galoe is een heilige plek, vol her-
inneringen uit den grijzen voortijd, een kaboejoetan ^). Een boschje
») Wilaen in T. t. I. T. Ld. en Vk. VII. 54 vy.
') Zie boYen bl. 184.
') Dit woordt hangt samen met boejoet; zie boven bl. 132. De eigen-
Digitized by VjOOQIC
226
van zwaar geboomte, in welks kille ea sombere schaduw u eea
gevoel Tan boiveriDg overvalt, omvat een vierkante open plek,
waar, te midden van eenige andere heilige steenen , een grootere
steen van ongeveer een meter hoogte is opgericht. De overlevering
zegt dat een der vorsten van Guloe (een Radja Gaioe dus, zoo
dat dit verhaal met den naam der plaats samenhaagt,) in den
strijd tegen den eersten verkondiger van den Islam in deze stre-
ken, den Soesoehoenan Goenong Djati, op deze plaats, op het
oogenblik dat hij als krijgsgevangene in 's vgands hand zou val-
len, plotseling verdween en de steen ter gedachtenis dier gebeur-
tenis hier geplaatst is. Ook op deze gewyde plek vinden wij
een kolonie van tamme apen ') ; het is trouwens een algemeene
trek bij de volken van Maleischen stam, dat getemde ^ en dus
eenigszins menschelijk geworden dieren, met eerbied en onder-
scheiding behandeld en op gewijde plaatsen onderhouden en ge-
voed worden, misschien wel omdat men gelooft dat de zielen
der voorvaderen er in gevaren zijn *). Europeanen krijgen echter
zonder moeite den toegang en het is hun vergund om zelven
de apen te voederen. De bewaker van het heiligdom slaat, na
een gebed te hebben gepreveld , met een stuk hout op een ouden
hollen boomstam; en het is dan of er plotseling een wind*
bui door de takken vaart. Honderden grgze apen dalen in een
oogwenk uit het geboomte en verzamelen zich op het vierkant
rondom de steenen. Onder hen is er één die in grootte en kracht
uitmunt, de apenkoning, door de inlanders de k o e w o e geheeten ,
lljke beteekeniB van b o e j o e t ïb voorouders , en vandaar is k a b o e j o e t an een
plaats aan de voorouders gewgd, of heilig door herinneringen van den voortgd.
Als a(yeotief beteekent boejoet yooronderlgk , van de voorouders af kom8%,
on, speciaal bg de Soendaneezen , wat op voorvaderlgk gezag verboden is.
*) Zulke apenkoloniên worden op vele plaatsen van Java gevonden. Die
van Radja Qaloe is echter wel de meest bekende en onder andere uitvoerig
beschreven door y. Sevenhoven in T. v. N. I., I. 1. 252; y. Hoevell, uit het
Ind leven. 43; Buddingh, N. O I., L 181. Van Rijckevorsel , Brieven. 386,
beschrijft, zoo het schijnt, een andere, meer in de onmiddellijke nabijheid
van de hoofdstad te zoeken.
^) Men denke b. v. aan de eekhor ens by een heilig graf te Palerabang
(Wallace, Insulinde, I. 219), of aan de krokodillen in het meer van Grati,
waarover beneden nader. Boven blz- 142 kwam ons reeds een voorbeeld van
heilige visschen voor.
Digitized by VjOOQ IC
227
en deze kiest zgn zetel op den hoogen steen , die als het ware
sgn troon is, en waarop, zegt men, geen der andere apen zou
durven plaats nemen. Ook wanneer het voedsel gestrooid wordt ,
wachten de anderen eerbiedig tot de koning verzadigd is, of
worden door zijn dreigend gebaar op een afstand gehouden. Als
de grijze apen of monjets, steeds de handigste en vrijmoedigste
van hun geslacht, verzadigd en weder in de boomen verdwenen
zgn, komt een troepje zwarte apen of loetoengs uit een ander ge-
deelte van het boschje aansnellen, om zich aan het overschot te
vergasten; maar over dit Israël is geen koning, een iegelijk
doet wat goed is in zijne oogen.
Van Badja Galoe rijdt men 9^ paal ver, in west-zuid west-
waartsche richting, naar Madjalengka, voormaals Sindang kasih ,
de hoofdplaats van het gelijknamige district en van het geheele
regentschap, 144 meters boven het zeevlak gelegen. De Regent
heeft een zeer fraaien dalem; overigens levert de plaats niets
bgzonders op; maar wij kunnen in het voorbijgaan opmerken,
dat in de districten Radja Galoe en Madjalengka drie perceelen
woesten grond door de Regeering in erfpacht uitgegeven en
thans met suiker en koffie beplant zijn, — tot dus ver de
eenige in deze residentie.
Van Madjalengka naar Madja, het hoofddorp van het vol-
gende district, bedraagt de afstand 7| palen, in zuidoostelijke
richting, over gedurig rijzend terrein. De plaats ligt op den wes-
telgken voet van den Tjerimai , die gewoonlijk van hieruit be-
stegen wordt. Doch eer ook wij ons daartoe aangorden, willen
wij nog een kort bezoek brengen aan Telaga , het merkwaardige
hoofddorp van het zuidelijkste der Madjalengkasche districten.
De weg derwaarts gaat bijna recht zuid, negen palen ver, en
waar hij het riviertje Tji Bodas, een zijtakje van de Tji Loe-
toeng, kruist^ worden een weinig oostwaarts aardoliewellen aan-
gewezen, die bij de ruwe exploitatie der inlanders omstreeks 8 J
pikol 's jaars opleveren *).
Telaga ligt aan de rechter- of noordzijde van de rivier Tji
») Junghuhn, Reise. 240; Kr^enbrink in T. v. N. L, VUL 1. 52; de
Qre?e in T. v. Ngv. en Landb. in N. L, XI. 387.
15*
Digitized by VjOOQIC
228
Loetoeng; die op de zuidoostelgke helling van den Tjerimai
ontspringt, en, een groot deel der wateren van de districten Madja
en Tegala in haren westwaartschen loop opnemende , als zij tot
de grenzen der Freanger genaderd is, zich noordwaarts wendt
en de grensscheiding tusschen de regentschappen Madjalengka en
Soemedang vormt, tot zij zich bg Earang Sambong met de
Tji Manoek yereenigt.
Telaga is eene aanzienlijke negerie, die vooral de belangstel-
ling verdient van de beoefenaars der Javaansche oudheid en van
wat steeds onafscheidelijk daarmede verbonden is, het Javaansche
bijgeloof. Telaga heeft een zeer fraaie pasanggrahan, maar tegen-
over dien vriendelijken tempel der herbergzaamheid verheffen
zich reusachtige wariengienboomen, die eene reeks van oude gra-
ven beschaduwen en eene vrij uitgestrekte plek in schier nach-
telijk duister hullen. Die plek jaagt den inlander groote vrees
aan; want ofschoon er geen enkel huis op staat, en dus ook
geen enkele huisvrouw er de weefgetouwen hanteeren kan, kan
men er des nachts duidelijk de tonen hooren, door in wer-
king zijnde weefstoelen voortgebracht. Dit is natuurlijk het werk
der geesten en de legende is om eene verklaring niet verlegen.
Te Telaga woonde eenmaal een prinses, berucht wegens de
wreedheid waarmede zij hare vrouwelijke bedienden behandelde
en tot harden arbeid dwong. Men schrijft haar gruwelen toe,
waarvan het verhaal de haren doet te berge rijzen; tot hare
straf moet zij hier thans met eigen handen, te midden harer
slachtoffers, eiken nacht den weversspoel door de kettingdraden
steken *j.
Over die prinses van Telaga moeten wg ons niet te zeer ver-
wonderen ; de plaats schijnt werkelijk eenige historische beteeke-
nis gehad te hebben. De heer Brumund zegt ons, op welk gezag
weet ik niet, dat de regenten yan Telaga eenmaal heerschten
over een groot deel van Tjeribon's binnenlanden, als vazallen
nu eens van Tjeribon , dan van Mataram.
Met het geheele Tjeribonsche rijk kwam ook Telaga onder
») Wilsen in T. y. I. T. Ld. en Vk., VI. 84.
Digitized by VjOOQIC
229
de Compagnie; maar de afstammelingen der oude regenten wonen
nog in deze plaats, voeren den titel van Raden en zijn met de
voornaamste inlandsche ambten bekleed. Met dit bericht is zoowel
de bijzondere uitgestrektheid van de aloen-aloen in overeenstem-
ming, als de aanwezigheid van graven, waarin de oude vorsten
van Telaga rusten , op eene plaats vier palen ten noordoosten der
negerie, en hoog aan de helling van den Tjerimai, onder den
naam van Taman Sanghjang (lusthof der Sanghjangs) bekend.
Er is bier een lief meertje met eilandjes, waarvan ook Junghuhn
gehoord had, toen hij dit gedeelte van Java bereisde; hij kon
echter, tot zijn groote ergernis, van den Controleur geen verlof er-
langen om het te bezoeken, dewijl het, natuurlijk om den wille
der graven, door priesters bewaakt werd en voor ongeloovigen
ontoegankelijk verklaard was *).
Telaga bezit een aantal relieken uit den voortijd, die in twee
heilige huisjes bewaard worden. Slechts op maandag en donder-
dag wordt hier den vreemdeling toegang verleend en men maakt
groote zwarigheid om zelfs dan de heilige voorwerpen naar bui-
ten te dragen , ofschoon men er in de duisternis der bewaarplaat-
sen zoo goed als niets van zien kan. Met veel moeite slechts
is het aan de heeren Wilsen en Brumund gelukt, zich met de
schatten van Telaga behoorlijk bekend te maken. Een groot deel
dier relieken, uit oude potten en flesschen, vermolmde fragmen-
ten van lansstekken en bogen, een hoop oud roest, een kist met
steenen, resten van Chineesche potjes en allerlei lorren bestaande,
is zeker de moeite niet waardig die deze oudheidkenners er
voor over hadden; maar er zijn toch ook werkelijk belangwek-
kende zaken onder. Daartoe behooren een groot aantal half ver-
oxydeerde veldslangen en falconetten en eenige maliënkolders,
grootendeels zeker van Hóllandsche afkomst. De bewaarders even-
wel beschouwen ze met groeten eerbied. Yoor hen zijn ze aikomstig
van zekeren Poetjoek-oemoen van Padjadjaran , die met de dochter
van Soenan Paroeng, derden vorst van Telaga, huwde en hem na
zgn dood opvolgde. Vooral echter verdienen eenige Hindoe-beelden
1) Junghuhn, Reise. 241; Java. II. 161. De ligging van het meer kan
men kennen uit de topographieche kaart van Tjeribon.
Digitized by VjOOQIC
230
de aandacht, bestaande uit Boeddha's van geel of rood koper,
die door eenige eigenaardigheden eene Siaroeesche afkomst schij-
nen te verraden, voorts een prachtig bewerkt beeldje, 15 centi-
mers hoog, met drie hoofden en zes armen, misschien een Tri-
moerti voorstellende, en nog vijf andere beeldjes, waaronder drie
van groote kunstwaarde, die geheel onbekende mythologische
personen vertegenwoordigen. Doch ook die beelden , met alles wat
hier voorkomt, zouden door Poetjoek-oemoen als huwelijksglft van
Padjadjaran zijn medegebracht, en de namen , thans aan de
beelden gegeven , zijn meerendeels aan de Padjadjaransche over-
levering ontleend. In de negerie zelve toont men het huis, de
padischuur en de gehoorzaal van Poetjoek-oemoen, welk alles hij
ook al van Padjadjaran moet hebben medegevoerd , zoowel als de
deur van de moskee. Die deur is, evenals de djatihouten pila-
ren en daarop rustende dwarsbalken van het huis en de gehoor-
zaal, inderdaad een merkwaardige proeve van keurig snijwerk,
maar stellig niet van vóór-Mohammedaanschen tijd *).
De theeonderneming Tjarennang, groot 300 bouws, op van
het Gouvernement gehuurden grond in het Tjarennang-gebergte,
is den zuidwesthoek van het district Telaga aangelegd '), zou
wellicht ook nog een bezoek waardig zgn ; doch wij spoeden ons
om naar Madja terug te keereO; ten einde van daar uit onze
tochten door Tjeribon met de beklimming van den Tjerimai ')
te besluiten.
Te Madja gekomen verwisselen wij onzen wagen met rijpaar-
den en slaan den weg oostwaarts naar Argalinga in. Wij begin-
nen de koele en verfrisschende berglucht in te ademen , terwgl
het smalle kronkelende pad, nu door diepe ravgnen en darte-
lende bergstroomen , dan langs steile afgronden , ons steeds hooger
en hooger doet stijgen, tot wij , op eene hoogte van omstreeks 1200
meters boven de zee , den in het midden van schoone koffietuinen
gelegen pasanggrahan te Argalinga bereiken. Het is een heerlijke
plek, waar de reiziger, bij een frisch klimaat en een versterkende
») Wüsen, T. v. I. T. Ld. en Vk., VI. 155; Bruraund, Verhh. v. h. B*t
G., XXXIII. 123; Buddingh, N. O. L, I. 127.
*) Vgl. D. I. 548. ") Vgl over dezen berg D. I. 87.
Digitized by VjOOQIC
231
berglucht, in het goed gebouwde planken buis, voor zijne ont-
vangst bereid, alle gemakken, en in den tuin die bet omgeeft,
een keur van Europeescbe groenten en vrucbten voor zijn
discb vinden kan.
Deze bekoorlijke plek wordt dikwgis door de ambtenaren roet
het toezicht op de koffiecultnur belast en door hunne vrienden
en gasten bezocht; maar slechts weinigen hebben den moed om
de bezwaren te trotseeren, die aan een tocht tot de nog 2100
meters hoogere kruin van den Tjerimai verbonden zijn *). Wel
behoort deze berg niet tot de ontoegankelgkste; maar toch vor-
dert de beklimming meer krachtinspanning, en stelt zg bloot
aan meer gevaar, dan den meesten welkom is die niet door
de zucht naar kennis of eene meer dan gewone liefde voor de
Natuur genoopt worden om zulke bezwaren gering te achten.
Wanneer men den gordel der geregelde kofFietuinen voorbij
is, ziet men zich weldra omgeven door de duisternis van het
ondoordringbaar woud , en volgt men met kloppend hart het slin-
gerend pad, ter breedte van ongeveer een meter in de rots
uitgehouwen , en aan de éene zijde door steile wanden, aan de ande-
re door den afgrond begrensd. Zoo stijgt men eenige honderden me-
ters omhoog. Ten laatste verlaat men den rand des afgronds en gaat
meer rechtstreeks naar boven; het pad wordt steeds smaller,
steeds steiler, steeds moeilijker, het woud steeds dichter, steeds
krachtvoller. Men vindt zich beloond door den aanblik van schil-
derachtige boomgroepen, van schitterende bloemen, van klate-
rende bergstroomen , van verrukkelijke vergezichten , maar
haakt toch naar het oogenblik dat de zware taak is volbracht.
Welhaast is men de kruin tot op 500 meters genaderd. Nu
neemt de krachtige vegetatie af; verschrompelde heesteps en
alang-alang nemen de plaats in der woudreuzen; eindelijk, als
>) De bekende beklimmingen yan den Tjerimai zijn slecbts zeer weinige
in getal. Blnme besteelt den berg in 1825 (Ind. Magaz. 2e twaalft. II. 102),
Jungbnbn met Dr. Fritze in 1837 (Reise. 230; vgl Java, H. 168), van
HoëTell in 1844 (althans in dat jaar gaf btj in bet T. v. K. I., TL 3.
325, bet eerst een verbaal van dien tocbt in bet licbt, later berdmkt
in „Uit bet Indiacbe leven^. 43.) Ik kan niet gelooven dat de berg later
niet meer zon bestegen zijn ; maar bescbrjj vingen er van zijn mg niet bekend
Digitized by VjOOQIC
232
men nog slechts een 100 Ji 150 meters van den top verwijderd
is, houdt alle plantengroei geheel op en klinken de hoeven
der paarden op de trachietrotsen , naaw door een paar centi-
meters aarde bedekt. Nu wordt het onmogelijk in den zadel
te blijven ; soms moet men op handen en voeten voortkruipen ,
tot men de zonderlinge paden bereikt, die ook hier, volgens
hunne gewoonte, de rhinocerossen om den rand van den krater
hebben uitgeschuurd ').
Steeds klimmend en kleuterend en nu en dan over de rotsblok-
ken struikelend , staat men eindelijk aan den rand van den kra-
ter, een ontzachlijk, trechtervormig gat van eironde gedaante,
waarvan de grootste doorsnede, die van west-zuidwest naar oost-
noordoost is gericht, 600 a 700 meters bedraagt. De wanden, ge-
vormd door opeengestapelde rotsstukken , die aan een muur met on-
telbare spleten doen denken, hellen naar binnen vrij steil, op enkele
plaatsen loodrecht af; het oog kan zich slechts langzaam gewennen
om tot op den omstreeks 150 meters diepen kraterbodem door te
dringen er de steenbrokken te onderscheiden die hem bedekken.
Alles bestaat uit grauwkleurig trachiet , alles schier is kaal en van
plantbekleeding verstoken. De kraterbodem is door een dwars-
rug in twee deelen gescheiden, waarvan het noordoostelijke
zich als het diepste vertoont. Sporen van hevige vulkanische wer-
king zijn nergens meer te zien; alleen uit dien tusschenrug,
die niet hooger dan 10 k 12 meters schijnt te zgn, en slechts
uit onsamenhangend puin en gruis is gevormd;, stggen nu en
dan nog witte dampwolken omhoog, die het u verkondigen dat
het onderaardsche vuur hier nog smeult, en de diepe stilte die
hier heerscht, nog altijd niet volkomen te vertrouwen is. Echter
is na 1805 geene uitbarsting van den Tjeriroai meer voorgekomen *).
Het afdalen in den krater zou met behulp van ladders misschien
mogelijk wezen. Niet daaryan voorzien, deinsde zelfs Junghuhn
terug voor het vermetel pogen, hg, de stoutste bergbeklimmer
die nog Java's grond heeft betreden.
De legenden der Soendaneezen brengen het ontstaan van den
1) Vgl. D. I. 248. «) Zie boven, bl 188.
Digitized by VjOOQIC
233
krater alweder in verband met den Soesoehoenan Gocnoeng
Djati, den eersten verkondiger van den Islam in hun gewest.
De wali^s die hem in zijne taak behulpzaam waren, door gees-
telijken hoogmoed bedwelmd, weigerden hem de hulde waarop
hrj aanspraak had. Op een dag door den Scheikh voor eene samen*
komst op den top van den Tjerimai bepaald, waren alle toebereidselen
voor zgne ontvangst verwaarloosd, werden hem alle eerbewgzen
onthouden. Eene gevoelige terechtwijzing was dubbel verdiend.
Eensklaps stort de berg ineen en ontstaat de vreeselijke diepte,
waarin wij een krater meenen te zien. Ongedeerd zitten de wali's
op den bodem van den afgrond, en zegepralend ziet de Scheikh
van den rand des kuils op hen neder.
Maar het is niet enkel om in denr krater neer te blikken ,
dat wg den Tjerimai bestegen hebben; het is ook om, voordat
wg van Tjeribon afscheid nemen, de residentie van dit haar
hoogste punt nog eens in haar geheel te overzien. Het oog
beheerscht er eene onmetelijke uitgestrektheid en weidt over
een der schoonste gedeelten van den aardbodem. Onvergelijkelijk
is het parorama van bosschen en sawahs , van dorpen en weiden ,
van heuvels en vlakten , van stroomen en meren , van de blauwe
zee en het verre verschiet. Eene beschrijving is overbodig; wij
hebben de residentie in alle richtingen doorkruist; wij hebben
overal getracht ons hare terreingesteldheid zoo duidelijk mogelijk
voor den geest te stellen; hier zien wij ze in haren geheelen
omvang als een landkaart aan onze voeten uitgebreid.
ZESDE HOOFDSTUK.
De Freanger Begentsohappen*
Wij zgn genaderd tot de grootste en gewichtigste residentie van
West- Java, de Freanger Begentschappen. Men zou ze ook de
meest typische kunnen noemen, omdat wat West- Java van het
overige des eilands onderscheidt, zoo wel wat de natuur als
Digitized by VjOOQIC
234
wat de bevolking betreft; zich hier duidelijker en scherper dan in
de andere residentiên vertoont. Dit is dan ook de reden ; waarom
deze uitgestrekte en schoone residentie eene groote plaats moest
innemen in de algemeene beschrgving van Java^s natuur en
bevolking in ons eerste deel, en tegelgk, waarom wij thans
bij haro beschouwing, zoo wij niet in herhalingen willen vallen,
betrekkelijk kort zijn en ons grootendeels tot lokale bijzonder-
heden bepalen mogen *)
De uitgestrektheid der Preanger Regentschappen is nog ruim
60 geographische mijlen grooter, dan die van Batavia, Krawang
en Tjeribon te zamen; maar daarentegen bedraagt het bevol-
kingscijfer dezer drie residentiên nagenoeg het dubbel van dat
der Preanger Regentschappen. Terwijl Batavia, Krawang en Tje-
ribon, in het algemeen genomen, door den kam van het Cen-
traal-gebergte van de Preanger gescheiden zijn, en dus uit de
noordelijke hellingen en voorbergen en de zich vandaar tot aan
zee uitstrekkende alluviale vlakten bestaan , vormen de Preanger
van de zuidelijke hellingen van het Centraal-gebergte tot aan den
zuidelijken oceaan een uitgestrekt massief bergland, slechts hier
en daar door hoogvlakten afgewisseld.
De Preanger bestaan uit vijf regentschappen, waarvan het wes*
telijkste, Tji Andjoer, ongeveer een derde der geheele residentie
beslaat, en zoo groot is als geheel Tjeribon, maar uitgestrekte
woeste gronden met zeer schaarsche bevolking bevat. Bg de
reorganisatie der Preanger in 1870 *) werd het gesplitst in
twee assistent-residents-afdeelingen : Tji Andjoer en Soeka-
boemi. Deze laatste beslaat de grootste westelijke helft, bestaande
uit de districten: Goenong Parang, Tji Mahi, Tji Heulang,
Tji Tjoeroeg, Pelaboean, Djampang Koeion en Djampang Te-
ngah. De overige districten: Tji Kalong, Tji Blagoeng, Tji Poe-
tri, Bajabang , Tji Andjoer, Maleber^ Tji Kondang, Pesser,
*) De hoofdpunten van de geschiedenis der Preanger zgn behandeld in DL
II van dit werk, bl 275 v., 316 v , 324, 329 v., 336, 361, 393 v., 405 v.,
425 Y.. 438, 474 v. , 517, 530 v., 535-537. 556 V..569 v., 573,595,606,
610, 618, 623 Y., 629-631, 682, 700.
2) Stbl n". 120.
Digitized by VjOOQIC
235
Djampang Wetan en Tji Damar, vormeo de afdeeling Tji Andjoer.
Ten Oosten grenst aan Tji Andjoer het regentschap Bandong,
ongeveer ^ van de uitgebreidheid van Tji Andjoer beslaande,
maar grootendeels sterker bevolkt. Ook dit regentschap werd in
1870 in twee afdeelingen verdeeld: Bandong, onder het onmid-
dellijk bestuur van den Resident, en uit de westelijke helft des
regentschaps of de districten Gbndasoeli , Radjamandala , Tji Lo-
kotot, Oedjong-broeng Wetan^ Oedjoeng-broeng Koeion, Tji Hea,
Ronga, Kopo, Tji Sondari en Bandjaran bestaande; én Tji
Tjalengka onder een assistent-resident, gevormd uit de oostelijke
districten Tji Pedjah, Madjalaja, Tji Tjalengka, Baloeboer-Lim-
bangan, Tji Eemboelan en Timbang Anten.
In den Noordoosthoek der residentie ligt het veel kleinere,
maar veel volkrijkere regentschap Soemedang. Zijne noordelijke
helft, die zich tusschen Era wang en Tjeribon inschuift, vormt
de afdeeling Soemedang, die uit de districten Tji Beurum,
Tjongeang, Derma-wangi, Tandjoeng Sari, Soemedang en Der-
ma-radja bestaat. De overige districten: Malarobong, Tji Awi,
Indihiang, Singapama en Tasik Malaja, die de afdeeling Tasik
Malaja vormen, liggen verder zuidwaarts langs de oostelijke grens
van Tjeribon en zijn van Bandong gescheiden door het kleine
regentschap Limbangan , dat slechts ééne afdeeling uitmaakt en
slechts de vier districten Wanakarta, Wanaradja, Panembong
en Soetji bevat.
Het regentschap Soekapoera eindelijk is ongeveer zoo groot
als Bandong, en strekt zich van het Tji Andjoersche district
Tji Damar langs den zuider-ooeaan uit tot aan de Oostgrens
der Preanger, gevormd door de Tji Tandoewi, terwijl het ten
noorden begrensd wordt door de regentschappen Bandong, Lim-
bangan en Soemedang, die het geheel van de zee afsluit. Ook
Soekapoera is in 1870 in twee assistent- residents -afdeelingen
gesplitst. De eerste, die den naam Soekapoera Kolot (d. i. Oud-
Soekapoera) gekregen heeft, bevat de districten Eandang-wesi ,
Nagara, Batoe-wangi, Panjeredan, Tradjoe, Salatjaoe en Earang,
die de westelijke helft van het regentschap uitmaken. De ooste-
Igke districten Paroeng, Mandala, Pasir pandjang, Bandjar,
Digitized by VjOOQIC
236
Kawasen, Tji Djoelang, Prigi, Tji Kemboelan en Kali Poe-
tjang, Yormen de tweede, oostelijke afdeeling, die den naam
Soekapoera behouden heeft.
Ik moet den lezer verschooning vragen voor deze dorre details,
die mij onvermijdelijk voorkwamen , omdat wij nog geene kaarten
of handboeken bezitten, waardoor de in 1870 ingevoerde ver-
deeling van de Preanger in negen afdeelingen genoegzaam duide-
lijk wordt gemaakt. Thans gaan wy onverwijld onzen tocht door
deze residentie aanvangen. Wij stellen ons daarbij voor dat wg,
uit Tjeribon komende , de Tji Manoek bij Karang Sambong over-
gaan, zoodat wij het eerst het regentschap Soemedang, en wel
het district Derma-wangi. betreden. Karang Sambong is verdeeld
in Karang Sambong Wètan, het eigenlijke dorp, op den Tjeri-
bonschen oever der rivier, en Karang Sambong Koe Ion, een
gehucht op den Preanger-oever , waartoe het fortje Tomo be-
hoort, dat vroeger door 12 k 20 man bezet werd, de eenige
krijgsmacht die in de gansche uitgebreide residentie der Prean-
ger werd gevonden. En dat zelfs deze overbodig werd geacht,
blijkt uit het in 1875 genomen besluit om ook dit fortje te laten
vervallen. De voornaamste pakhuizen voor het koffie-transport *)
zijn aan don Preanger-oever, waar ook de met het opzicht belaste
pakhuismeester verblijf houdt.
Van Karang Sambong loopt de groote postweg door de dis-
tricten Derma-wangi , Tjongeang en Tji Beurum naar de
hoofdplaats Soemedang. De hoofddorpen der drie districten zyn
aan den postweg gelegen: Pakemitan (d. i. het Wachthuis), zoo-
als de hoofdplaats van Derma-wangi genoemd wordt, zeer dicht
bij Karong Sambong; Tjongeang op een afstand van 8, Tji
Beurum op een afstand van 20 palen. Hal verwegen tusschen
Tjongeang en Tji Beurum ligt het dorp Tji Anda, aan den
zuidoostelijken voet van den Tampomas, en tusschen Tji Anda
en Tji Beurum loopt de weg^ die van den oever der Tji Manoek
af langzamerhand gestegen is, over eene aanzienlijke hoogte,
door een voorberg van den Tampomas gevormd, vanwaar men,
1) Zie boven, bl. 184.
Digitized by VjOOQIC
237
by helder weder ^ eea heerlijk panorama geniet, dat zich over de
geheele vlakte van Tjeribon aitstrekt. Vooral schoon zijn op
Java zulke gezichtspunten, wanneer men het oogenblik treft
waarop de dampen^ die zoo vaak ais een witte nevelzee het land-
schap bedekken, langzaam optrekken en, naarmate de gordijn
wordt weggeschoven^ de blik steeds verder en verder mag door*
dringen in het onafzienbaar verschiet ').
Yan Tji Beurum hebben wij nog 5 palen af te leggen om Soe-
medang te bereiken, dat juist aan de grens van het gelgknamig
district met Tji Beurum is gelegen. Soemedang is een aller-
liefste plaats, met een gezond en aangenaam klimaat en eene
bijzonder schoone ligging. De heerlijk bebouwde en met dorpen
bezaaide vlakte, die zich vooral ten westen en noordwesten van
haar uitbreidt^ werd reeds vroeger beschreven *); een vreemde
bezoeker heeft er den bekenden Italiaanschen dichtregel op toe-
gepast:
Un pezzo di cielo caduto in terra ^).
Waarheen men ook de blikken wendt, biedt de omtrek de
bekoorlijkste gezichtspunten aan, westwaarts begrensd door den
2200 meters hoogen Boekiet Toeuggoel, noord^noordoostwaarts
door den ter hoogte van 1630 meters rijzenden Tampomas,
zuidwaarts door den Sembilan en het Gerimbi-gebergte, terwijl
de derwaarts allengs oploopende en tot met bosch bedekte berg-
ketenen aangroeiende heuvelen hier den blik bieden op tipars en ka-
tjang-tuinen , ginds op weiden met grazende buffels. Uit de vlakte
zelve ; om den zuid-zuid westelijken hoek van den Tampomas heen ,
stijgen eenige zonderlinge, geïsoleerde bergtoppen omhoog, die
zich; van Soemedang gezien, langzaam verheffen, maar aan de
zijde van den Tampomas als steile rotswanden afdalen.
Soemedang heeft het aanzien van een even volkrijke ais wel-
varende plaats. De aloen-aloen is groot en fraai, de moskee
zorgvuldig gepleisterd , de dalem of woning van den Regent roet
O Buddingh, N. O. I., I. 106.
-)D. I,bl. 85.
') De zieke reiziger or rambles in Java. 71.
Digitized by VjOOQIC
^38
de Yele bggebouwen ruim ea weliagericht , het logement goed
gelegen en goed onderhouden , de woning van den Assistent-resident
welgebouwd en de meeste Europeesohe woningen net en bevallig
van voorkomen. Zoowel de zijwegen en voetpaden als de hoofd*
weg zijn aan beide zgden omzoomd door heggen van rozenstrui-
ken, van gandaroesa, van beioentas *) en andere bloeiende heesters.
Aohter deze keurig onderhouden heggen staan de nette bamboe-
huisjes der inlanders, ieder door zgn tuintje omgeven, regelmatig
in rijen geschaard. Langs de noordzijde van de negerie stroomt
door haar diep ingesneden bed de bruisende Tji Pèlès, die
Soemedang van heerlgk drinkwater voorziet , en langs hare boor-
den loopt een fraaie wandeldreef, die door de fijne vederen
van het spichtige bamboeloof wordt beschaduwd. De bevolking
heeft een gunstig voorkomen en men zegt dat de vrouwen van Soe-
medang de schoonste van Java zijn ').
Maar ook het heerlgke Soemedang is niet verschoond van de
ellenden des levens ; de plaaggeesten die het den Javanen zoo bit-
ter maken , kiezen ook hier soms hun zetel. Bekend is de geest
Gandaroewa^ dien do inlanders zich voorstellen als een lang en
gezet man , met z waren witten baard en knevels, die zich ophoudt
in de hoogste bpomen en soms ook zgn intrek neemt in de
woonerven, en er dan vermaak in schept , onzichtbaar voor het oog
der menschen, met steenen te werpen en sirih te spuwen. Qelukkig
is hij bijzonder bevreesd voor z wijnen vleesch, zoodat men door een
stuk daarvan in de nabijheid op te hangen, hem uit zijn schuil-
hoek verdrijven kan '). Maar dit middel schijnt niet algemeen
bekend te zijn , daar het blijkt dat men in sommige gevallen
tot het afbreken der door het spook bezochte woning moest
overgaan, als eenig middel om er van bevrijd te raken.
In 1831 heeft een zeer merkwaardig geval van dien aard te
Soemedang plaats gehad, waarvan vele verhalen met allerlei
*) Gandaroesa -=1 Gendarussa vulgaris; bdoentas = Conyza indica.
') De Wilde, Preanger Begentsoh. 35; Roorda van Eys. , Reiz. en Lotg. III.
66; V. Hoêvell. Reis, I. 52; Buddingh, Ned. O. L, I. 103; v. d. Bosch,
Ned. Bezitt. IL 7.
») Wiseüu» in T. v. N. I. 1872. U. 26.
Digitized by VjOOQIC
239
afwijkiogen in omloop zgn. Het nel voor ten huize van den
assistent-resident von Eessinger; vooral was het een elQarig in-
landscb meisje dat door deze piagerg vervolgd werd. Veertien om en
in het huis gestelde inlandsche wakers hadden dagen lang te ver-
geefs beproefd de oorzaak van het aanhoudend steenen werpen te
ontdekken^ totdat eindelijk de sedert zoo bekend geworden generaal,
destijds luitenant-kolonel aide-decamp, Michiels, die toevallig
te Soemedang kwam en bij den Controleur afstapte, zich in
persoon met een onderzoek belastte. De resultaten bleven onbevredi-
gend; de Qeneraal sprak er later niet gaarne over, onder ver-
trouwde vrienden evenwel liet hij zich soms bijzonderheden ont-
vallen, die toonden hoe diepen indruk het gebeurde op hem
gemaakt had. Eens had hij zich met het genoemde kind, dat
steeds door steenen vervolgd werd, in eene kamer opgesloten , terwijl
niemand óf daar binnen óf zelfs in de nabijheid werd toegelaten.
Met bet kind tusschen de beenen geklemd, plaatste hij zich voor
den muur van de kamer, met de voeten daartegen steunende,
en bleef in die houding uren lang zitten, om het vallen der
steenen waar te nemen. Steeds werden de steenen menigvuidi-
ger, en dit te meer naarmate hij zijne aandacht te meer op het
kind gevestigd hield. Nagenoeg loodrecht vielen zij om het meisje
neder, zonder het te bezeereii of zelfs te raken ^ en het kind
zelf scheen over het ongewone verschijnsel niet verwonderd noch
daarvoor bevreesd te zijn.
Men heeft het destijds zelfs de moeite waardig gevonden een
rapport aan den Gouverneur-Generaal over deze zaak op te ma-
ken, dat door den heer von Kessinger geteekend werd, en
waaruit ik hier het voornaamste laat volgen.
„Op den 4den Febr. 1831 , zgnde de eerste dag der Javasche maand
poeasa, van eene gedane inspectie naar huis keerende, ontwaarde ik op
eenigen afstand van mijn huis , dat het door een groot aantal menschen
omringd wus. Daar ik niet kon begrijpen wat dat beteekende , verhaalde
mij mijne vrouw, dat er in de binnengalerij en de binnenkamer van
het huis steenen vielen, zonder dat men kon ontwaren waar zij van-
daan kwamen. Dit hoerende werd ik eenigszins vergramd en zeide,
dat een mensoh met gezonde oogen toch wel zien kon, door wien de
Digitized by VjOOQIC
240
Bteenen geworpen werden. Daarop plaatste ik mg midden in de binnen-
galerg , waar het meerendeel der steenen nodervielen ; maar overtoigde
mg spoedig , dat dit niet door menschenhanden kon geschieden, daar
de steenon, soms vlak voor mijne voeten, loodrecht naar beneden vie-
len zonder zich te bewegen en zonder dat iemand in de nabgheid was.
„Ik onderzocht toen de planken der zoldering één voor één en bevond
dat zg allen vast en zonder eenige tnssohenruimte na^t elkander la-
gen. Hierop liet ik al de menschen die hetzg in of bg het huis woon-
den, zich op een vrge plaats vóór het huis verzamelen en door eenige
policiedienaren bewaken, en begaf mg vervolgens , na vooraf al de luiken
en deuren gesloten te hebben , alleen door mgne vrouw vergezeld, binnens-
huis. Maar toen was het nog veel erger en kwamen de steenen van alle kan-
ten aanvliegen, zoodat ik spoedig genoodzaakt werd om de deuren en luiken
weder te openen. Dit hield zoo gedurende zestien dagen gestadig aan, zoodat
op éénen dag wel duizend steenen vielen , waaronder er waren van
negen pond zwaarte. Hierbg moet ik niet vergeten te zeggen , dat mgn
huis een planken huis is, gebouwd van droog 4jati-hout, en dat de
vensters voorzien zgn van omstreeks 2 duim van elkander verwijderde*
houten tralies, en voorts dat het werpen ^smorgens te 5 ure begon en
aanhield tot 11 ure des avonds.
„De bijzonderheid dat de steenen meestal in de nabgheid van een
elfjarig meisje vielen, ja dat kind zelfs schenen te vervolgen, ga ik
mot stilzwggen voorbg, omdat zij minder ter zake doet, en ik dit ver-
slag niet te uitvoerig wensch te maken ^).<*
Hoe de afloop dezer geschiedenis geweest is , wordt in de
authentieke bescheiden niet gemeld, maar de overlevering te Soe-
medang is , dat de Regeering er een einde aan gemaakt heeft door
het huis te laten afbreken '). De dader is evenwel in dit geval
niet ontdekt. Gelukkig echter zgn er ook gevallen aan te wijzen,
waarin al de behendigheid der Javaansche goochelaars, die zich
>) Een verhaal van den ooggetuige Dornseiff, herbergier te Soemedang,
komt voor in het tijdschrift Biang Lala , Jaarg. II, D. I,bl. 183; het officieel
verslag van den heer v. Kessinger is medegedeeld in T. v. N. I., Jg. 1872,
II. 495; terwijl de mededeeler. Generaal van Swieten, daaraan laat vooraf-
gaan wat hij zelf uit den mond van Generaal Michiels had vernomen. Uit de-
zelfde stukken is ook het verhaal geput gegeven door den heer Vorderman
in N. T. V. N. I., XXXVII. 61. Hetzelfde geval moet bedoeld zgn in de
zeer afwgkende verhalen van Buddingh, N. O. I., I. 104, en Ida Pfeifer,
zweite Weltreise, II. 278, welke laatste zelfis het tooneei der gebeurtenis
naar Tjeribon verplaatst.
>) Zoo verhalen zoowel de heer Buddingh als Ida Pfeifer.
Digitized by VjOOQIC
241
in het werpen van Bteenen en andere Yoorwerpen yermeidden,
hen niet voor den scherpen blik van Europeesche waarnemerB
heeft kunnen vrijwaren. Dr. Yorderman verhaalt een geval, dat
in de desa Tji Anting, in het Bandongsche district Gandasoeli,
heeft plaats gegrepen en waarbij het hem gelukte de inlandsche
vrouw Ebbot; die zich zelve als het slachtoffer der boosaardig-
heid van Gandaroewa voordeed, ten laatste zelve op de daad van
het werpen van een stuk klappernoot te betrappen '). In het geheel
schijnt dit onzichtbaar steenen werpen, ofschoon het ook in Europa
wel eens is voorgekomen, geene andere conclusie toe te laten,
dan die waartoe ons ook de goocheltoeren der Javanen brengen ') :
dat de inlanders kunstgrepen kennen en eene snelvingerigheid
bezitten, die het begrip der Europeanen verre te boven gaan.
Wij mogen van Soemedang geen afscheid nemen, zonder een
enkel woord over den Tampomas, die nog altijd tot de minst-
bekende vulkanische bergen van Java behoort. De eenige bestaande
uitvoerige beschrijving eener beklimming van den Tampomas dan-
ken wg aan Junghuhn '). Wel zegt die schrijver, dat de Tam-
pomas te Soemedang slechts als een kleine berg gold, en men
hem verzekerde dat men te paard tot op de kruin kon komen
en dat verscheidene heeren dien wandelrit gemaakt hadden \ maar
zijne eigene ervaring heeft hem geleerd dat die voorstelling ge-
heel bezijden de waarheid is, en hem de overtui^ng gegeven
dat nog geen Europeaan vóór hem den waren top had bereikt.
Junghuhn begon te drie ure in den nacht bij fakkellicht de
bestijging bij den pasanggrahan tusschen Tji Beurum eil Tji Andja
en werd door zijne inlandsche gidsen eerst langs koffietuinen, ver-
volgens over een steenachtigen, drogen, met alang- en glagah-
wildernis bedekten bodem, daarna door kreupelhout, en einde-
lijk door hooge bosschen , waarin de woudreuzen door rotans
omstrengeld en door wilde pisangs afgewisseld en de vermolmde
stammen met ontelbare, gedeeltelijk phosphoresceerende padde-
stoelen bedekt waren , tot aan een punt gevoerd dat zich wel is
waar als een bergtop voordeed , maar waarvan men neerzag in
>) N. T. v. N. I. XXXVII. 55 vv. -) Zie D. I. 467. ») Java, UI. 518.
IEL lö
Digitized by VjOOQIC
342
6en dal aan welks oyerzgde een hoogere berg verrees. Hy her-
kende weldra in de eerste berghoogte het overblg&el van een
voormaligen kratermuur, waarvan dan ook de kringvormige ge-
daante, sohoon op vele punten verstoord , nog duidelijk te erken-
nen was , en in den binnen waarts gelegen door dien kring omsloten
berg, een nieuwen ; uit enkel puin brokken of slakken opgebouw-
den eruptie-kegel, die den krater bijna geheel had opgevuld.
Den schedel van dezen kegel bevond hg 330 meters hooger
dan den rand en 400 meters hooger dan den naar binnen ge-
keerden voet van den kratermuur. Hij had dus eerst aan diens
binnenzijde af te dalen, om daarna weder den uit het tusschendal om-
hoog stijgenden eruptie-kegel te beklimmen , die eerst eenige breede
trappen of voorsprongen vormt, maar boven het midden der hel-
ling zich steiler en rotsachtiger tot den afgeronden top omhoog
heft. Die stompe schedel vertoont zich als het segment van een
kogel of als een koepelvormige kap die den geheelen berg kroont De
samenstelling van den eruptie-kegel uit millioenen opeengestapelde
lavabrokken van hoekigen en onregelmatigen vorm heeft op Java
hare wedergade slechts in den kegel van den Merapi. De tallooze
spleten en kloven in den slakkenkegel maken zijne beklimming
even gevaarlijk als bezwarend. Toch was het Junghuhn met
groote inspanning gelukt den top te bereiken vóór de zon aan de
kim verrec^. Het vergezicht heeft een verbazenden omvang; de
blik beheerscht noordwaarts de geheele vlakte tot aan de Javazee,
wordt oostwaarts bepaald door den Tjerimai, en reikt west- en
zuidwaarts' over alle tusschenliggende bergen en vlakten , tot aan
den hoek van het GFedé-gebergte, den Patoeha en den Tjikorai.
Onder de duizenden, 10 en meer voeten diepe kloven^ die den
schedel van den berg doorgroeven, onderscheidt men een enkele
grootere kloof, een hoofdspleet ^ die, hier wgdgapend, ginds half
dichtgevallen, van het westen naar het oosten over de gansche
kruin loopt, tot zij zich op zeker punt ter diepte van honderd
voet loodrecht naar beneden stort, om te eindigen in een hol.
Die opening was waarschijnlijk de laatste krater of uitbarstings-
spleet van den eruptie-kegel; bij gemis van ladders was het
Junghuhn onmogelijk er in af te dalen»
Digitized by VjOOQIC
248
Merkwaardig is het dat aan de zuidweetzijde van den top ,
waar men over de vlakte van Soemedang naar Bandong heen
riet , een vierkant plekje is geëffend , waarop een langwerpig
vierkante offersteen is opgericht. Junghahn's volgers knielden
daarbg neder en ontstaken wierook, terwijl hy tevens vernam dat
die heilige steen vele bedevaartgangers naar den bergtop lokte.
Nog een paar andere offersteenen worden op andere punten van
den bergtop aangetroffen.
Junghuhn schijnt den Tampomas als een geheel uitgebranden
vulkaan te beschouwen ; latere onderzoekers hebben echter eenige
sporen van voortdurende werkzaamheid ontdekt. De heeren Ein-
der de Camarecq en van Es, die den berg in 1857 bestegen,
vonden de meening van sommigen, dat uit een der kloven van
den top nog rookwolken zouden voortkomen , niet bevestigd , maar
ontdekten daarentegen op de zuidoostelijke helling van den berg,
op ongeveer de helft zgner hoogte ; een terrein waarop uit een
aantal gaten verstikkende zwavelzure dampen opstggen, ter-
wgl de geheele omtrek sterk met zwavel bezwangerd is '). Ook
heeft men aan den noordoostelijken voet van dezen berg twee
minerale bronnen ontdekt: eene heete zoet- en eene heete zout-
waterbron, in elkanders nabijheid op ongeveer 2 4 paal afistands
van de desa Tji Anda gelegen ').
Yan Soemedang naar Bandong, de hoofdplaats der Preanger,
bedraagt de afstand 29 palen. De weg is zeer afwisselend en
slingert rich eerst door de Soemedangsche vlakte , waarbij men aan
zgne rechterhand het oog heeft op het zonderlinge terrasvormige ,
maar slechts weinig verheven terrein dat den Tampomas met den
Boekiët Toenggoel verbindt; en een vlak goifvormigen, broeden band
vormt, door vier volkomen ronde , ketel vormige , met vocht gevulde
gaten doorboord, — raadselachtige meertjes, waar noch water he^i-
noch water uitvloeit. Door de vlakte zelve kronkelt zich , evenzeer
aan onze rechterhand, de Tji Pèlès, en na vier k vgf palen van
Soemedang af te hebben afgelegd, komen wg aan de helling
van het diepe ravgn dat haar tot bed strekt en in conglome-
>) N. T. v. N. L Xm. 281. ^ N. T. v. N. L Xm. 275.
16*
Digitized by VjOOQIC
244
raten en losse puinbrokken tot eene diepte van 100 en meer
voeten is uitgespoeld. Bij het verlaten der bergen die de
Soemedangsche vlakte ten zuiden begrenzen, zien wij haar hier
een fraaien, in twee armen gesplitsten waterval vormen, die
zich over een wand van aanzienlijke hoogtenaar beneden stort ').
Na de Tji Pèlès te zijn overgestoken^ komt men in het weste-
lijkste district van Soeniedang, Tandjong Sari, en wel in de
eerste plaats aan den post Tji Ledoek, die naby den rand van
het ravijn op eene hoogte van meer dan 600 meters boven de zee
gelegen is. De weg doorsnijdt nu van hier af tot Tji Noenoek ,
de eerste belangrijke plaats in het Bandongsche, het zeer onef-
fen en hobbelig, hier en daar tot aanzienlgke hoogte stijgend
terrein, dat de vlakte van Soemedang van de veel uitgebreider
vlakte van Bandong scheidt. Yoor het aanleggen van een rijweg
over de steil ten en ravgnen van deze schilderachtige streek
zijn nu eens zware uitkappingen in de rotsen, dan weder ko-
lossale aanvoeringen van grond tot demping der kloven noodig
geweest, en telkens vindt zich de reiziger geplaatst tusschen
loodrechte rotswanden ter eene ; en duizelingwekkende afgronden
ter andere zijde. De reusachtige boomen die uit de diepte
der ravijnen omhoog schieten, bereiken vaak met hunne hooge
knünen nog niet den rand van den weg, en het sneQe vier-
span dat nu en dan in vliegende vaart van de hellingen schgnt
af te storten^ heeft op andere punten de hulp van karbouwen
noodig, om tegen de gevaarlijke steilte te worden opgetrokken.
Yooral de steile berg Pola^ tusschen Tji Ledoek en Tji Gentel;
legde aan den aanleg van den weg, die over eenige palen in
zijne zgden is uitgehouwen, groote bezwaren in den weg. Op
eene plaats waar die weg vroeger over eene belangryke steilte
liep, heeft men in 1822; onder bet bestuur en opzicht van den
Resident R. baron van der Capellen, eene rots door kruid laten
springen, doch in dier voege dat ook aan de andere zijde van
den weg een zwaar rotsblok is blyven staan. De reiziger gaat
dus nu door een soort van rotspoort, wel eenigszins te vergelyken
met die der bekende Roche Bayard aan de Maas een weinig
O Junghuhn, Java. IL 560; Buddingh, N. O. I. I. 103.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
246
Eoelon (West OedjoeDg-Broeng) , maar in allen geyalle met
uitzondering van de thans in laatstgemeld district gelegen hoofd-
plaats Bandong met haren onmiddellijken omtrek, werden gedu-
rende het Engelsche Bestuur verkocht en vormden toen , onder den
naam Oedjoeng-Broeng, een landgoed van verbazende uitgestrekt-
heid, waarvan in 1815 ongeveer twee vijfden gecultiveerd wa-
ren ^), maar dat in 1821 door de Regeering werd teruggekocht ') 9
waarna het weder op den tegenwoordigen voet bij de Bandong-
sche districten werd ingelgfd ').
Yan Oedjoeng-Broeng zet zich de postweg voort langs den
Toet der bergen die het plateau van Bandong aan de noordzijde
begrenzen. Men heefl nog twee palen af te leggen tot Sindang
Laja en van daar zes palen tot aan de hoofdplaats. Bevreemdend
is het dat de weg, die van Tji Noenoek tot Bandong over het
vlakke terrein van het plateau met aanmerkelijke bekorting in
rechte Ign kon zijn aangelegd, zonder eenige noodzakelijkheid
zich in tallooze bochten langs den voet van het gebergte slin-
gert. De overlevering verklaart dit feit uit de gramschap van
den gevreesden Daendels omdat de Ingenieur, die met den aan-
leg van den weg tusschen Tji Andjoer en Bandong was belast,
dien eerst over steile hellingen had getraceerd. De Maarschalk zou ,
op zgne eigenaardige wijze, gedreigd hebben „den vent te la-
ten doodschieten,'' indien hij den weg niet al slingerend langs
de hellingen liet aanleggen. De regent van Bandong, wien het
maken van den weg van Bandong naar Soemedang tot aan de
grenzen van zijn regentschap was opgedragen, zou nu ook voor
dit gedeelte het voorschrift van den Maarschalk letterlgk heb-
ben opgevolgd, om zich tegen de gevolgen van zyn toorn te
vrijwaren *).
Maar in plaats van den postweg van Oedjoeng-Broeng naar
Bandong te volgen, willen wij de laatstgenoemde plaats bereiken
1) Zie over den toenmaligen staat van dat land Roorda van Eysinga, Reizen
en Lotg. I. 207 vv.
«) Zie Dl. II. 629. By v. d. Aa, N. O. I. III. 191, wordt het 30 jaren
later (1851) nog als een uitgebreid particulier landgoed beaohreven.
') de Wilde, Preang. Regentsch. 33.
4) Yan HoSveU, Reis. I. 51.
Digitized by VjOOQIC
247
langs een omweg die meer afwisseling aanbiedt en ons gele-
heid geeft met verschillende merkwaardigheden kennis te maken.
Het grensgebergte tnsschen de Pamanoekan- en Tji Asem-lan-
den in Era wang en de Preanger, door den Boekiet Toenggoel,
Tankoeban Prahoe en Boerangrang gevormd y leerden wij vroeger
kennen *), maar ook de zuidelijke hellingen en . uitloopers dier
bergen, die zich tot aan het Bandong- plateau uitstrekken , zijn
een bezoek overwaardig. Wij stijgen dus te Oedjong-Broeng
te paard om aan eenige der belangrgkste punten een kort bezoek
te brengen.
Oedjoeng-Broeng ligt bjjna recht ten zuiden van den Boekiet
Toenggoel; een weinig ten oosten van de Ign die het dorp
met den top van den berg verbindt; liggen , op de grenzen van
Soemedang en Bandong, de bergen Menglajang en Poelasari,
welke laatste, zich westwaarts in den Goenoeng Easoer voorzet-
tende, van het Krawangsche grensgebergte gescheiden is door de
romantische kloof die tot bed verstrekt aan de Tji Eapoendoeng.
Yan de ribben die zich van den Menglajang en den Easoer
naar de vlakte van Bandong uitstrekken , zijn de voornaamste de
Pasir Tji Pangsaloe en de Pasir Pamojanan, die van elkander
gescheiden zijn door de kloof waardoor het riviertje Tji Pangsaloe
stroomt, dat later de sawahs van Oedjoeng-Broeng besproeit en
zich nog wat verder zuidwaarts in de Tji Taroem stort. Deze berg-
streek was veertig jaren geleden geheel bedekt met ondoordring-
baar bosch en door tal van tijgers bewoond, en dankt veiligheid^
vruchtbaarheid en bruikbare wegen vooral aan de uitbreiding der
koSBecultuur; maar nog vindt men er de overblgfselen der vroe-
gere wouden in eene heerlijke vegetatie van Epicharis-soorten en
Emblica's, van Acacia's en Scitamineeên , en bij de romantische
tooneelen die de ravijnen en bergstroomen aanbieden, geniet
men er de heerlijke vergezichten die het goddelgk schoone pla-
teau van Bandong en de krans van trotsche berggevaarten daar-
omheen opleveren. Ook aan heilige plaatsen die vroeger het too-
neel waren van den eeredienst der Soendaneezen, is in deze
>) Bh. 164.
Digitized by VjOOQIC
248
streken geen gebrek. Reeds vroeger heb ik gewag gemaakt van
eenige merkwaardige Hindoe^beelden die in 1843 door Junghuhn,
deels op den Pasir Tji Pangsaloe, deels op den Pasir Pamojanan?
zgn ontdekt '). Deze beelden zijn later overgebracht naar den
pasanggrahan te Negara Wangi, aan de helling van den Pasir
Pamojanan en op nagenoeg gelijken afstand van de beide bidplaatsen
gelegen. Thans liggen daar alleen nog een zeer ruwe en zwaar
beschadigde Nandi, een hoofdelooze Ganesa en de romp van eene
in Boedda-houding zittende figuur; de overige beelden , waaronder
ook de door Junghuhn zoo hoog geprezen Doerga, zijn weder
verstrooid geraakt. Wat er van geworden is, schijnt niet met
zekerheid bekend te zyn , ofschoon men mag aannemen dat ze
ten deele worden weergevonden in eenige beelden die^ deels te Tji
Andjoer, deels te Bandong, den tuin van het Residentiehuis ver-
sieren.
Ook van de open bid plaats op den top van den Boekiet Toeng-
goel is reeds met een enkel woord gewag gemaakt'). Zij ver-
dient echter om haren eigenaardigen vorm, dat wij er nog een
oogenblik bij stil staan. Men vindt er namelijk de overblijfselen
van aarden wallen, die zich zoodanig aan elkander sloten, dat
zij een groot vierkant vormden, met dergelijke kleinere vier-
kanten aan weerszijden. Ofschoon het niet blijkt dat zich in die
vierkanten Tjandi's verhieven ^ doet toch deze inrichting denken
aan de wijze waarop de hoofdtempels van den Diëng of van
Tjandi Sewoe door kleinere omgeven zijn, even als de zich tel-
kens boven elkander verheffende terrasvormige omgangen, die
wij later op den Tjikorai zullen gadeslaan, ons den aanleg van
Bkrk Boedoer voor den geest roepen '). Jammer dat, althans
voor zoover mij bekend is, tot dusverre geene opgravingen op
den Boekiet Toenggoel hebben plaats gehad. Wellicht zal een-
maal een nauwkeuriger onderzoek nog nieuw licht over die
omwallingen doen opgaan.
^) De Doerga waarvan Junghuhn met zooveel ophof gewaagt , is waarechijnlgk
die te Bandong, niet die te Tji Andjoer. Zie Brumund, Verhh. v h. Bat. Gen-,
XXXIII. 92. Dit tot verbetering van het geen Dl. II, bl. 148, gezegd werd.
') Dl. II, bl. 148. ») G. A. de Lange in N. T. v, N. I., XL 79.
Digitized by VjOOQIC
249
Yan den Boekiet Toenggoel afdalende, volgen wij het dal van
de Tji E^poendoeng en bereiken na een paar uren rijdens Lem-
t^^^S? ^P ^^^ klein plateau aan de zuidelijke helling yan den
Tankoeban Prahoe. Deze plaats, vroeger de hoofdplaats van het
district Oedjoeng-Broeng Eoelon, ligt op eene hoogte van 1250
meters in eene verrukkelijk schoone streek, roet een heerlijk
koel klimaat, een zuivere lucht, frisch en helder bronwater en
een vruchtbaren bodero, door woeste ravijnen en dichtbegroeide
bergkloven begrensd, en omgeven door donkere wouden en ont-
zettende bergge vaarten. In dit oord vestigde Junghuhn zijne
woonplaats, kort nadat hij in 1855, als ambtenaar voor natuur-
kundig onderzoek , met den titel van Inspecteur, uit Europa was
teruggekeerd. Zijne woning, door hooge boomen beschaduwd,
half verscholen in heesters met geurige bloemen en omringd door
een tuin vol keurige vruchten en groenten, lokte, hoe afgelegen
ook, niet zelden vreemde bezoekers, die persoonlijk den man
wilden leeren kennen die meer dan iemand anders voor de ken-
nis van Java gedaan had. Junghuhn had hier een proeftuin voor
de kina-cultuur^), die meer bijzonder aan zijne zorgen was toe-
vertrouwd, en het was hier dat hg den 248ten April 1864, terwgl
hij juist op het punt stond om , met een tweejarig verlof, herstel
van gezondheid in Europa te gaan zoeken, aan zijn gezin en aan
de wetenschap werd ontrukt. Bekend is het dat Junghuhn met
de kina-cultuur niet gelukkig is geweest en dat zijne opvolgers,
de heeren W. K. van Gorkom en J. C. Bemelot Moens, door
eene andere wijze van behandeling en door zich op de kweeking
van andere soorten van Cinchona toe te leggen, veel gunstiger
resultaten hebben verkregen, die zich bij toeneming zoowel in
de hoeveelheid als in de hoedanigheid der in den handel gebrachte
kinaschors van Java openbaren. Men kan dit erkennen, zonder
Junghuhn's groote verdiensten ook omtrent de kina-cultuur
voorbg te zien. Op het einde van 1875 bevatte de tuin te Lem-
bang 164,000, en de hooger aan de helling van den Tankoeban
Prahoe, 1625 meters boven de zee gelegen en door drie diepe
») Vgl. D. I. 551.
Digitized by VjOOQIC
250
raviJDen van Lembang gescheiden tuin te Nagrak 321,000 kina-
planten. Naast deze Gouvernementstuinen zgn thans in deze
streken ook de aan particulieren in erfpacht afgestane perceelen
Djajagiri, Pasir Ipis en Lembang met kina beplant. Men mag
echter vermoeden dat de kina-cultuur, daar de boomen eerst na
yele jaren van aanhoudende zorg renten beginnen af te werpen,
wel altijd de behartiging der Regeering zal vereischen om niet
in verval te geraken. Deze cultuur wordt thans uitsluitend door
betaalden, vrij willigen arbeid der inlanders gedreven.
De kina-cultuur is niet alleen van onberekenbaar nut; zy zal
ook , bij toenemende uitbreiding, evenzeer als de kofBeteelt, eene
nieuwe schoonheid aan het Javaansche landschap bijzetten. De
Cinchona^s zyQ prachtige boomen, en het gebladerte der ver-
schillende soorten is zoo verschillend van vorm, dat een oninge-
wijde niet licht op het denkbeeld zou komen ze tot hetzelfde
geslacht te brengen. Deze hebben groote, gene zeer kleine, som-
mige breede en ronde, andere lange en smalle bladeren. Sommige
soorten groeien op tot groote boomen, terwgl andere niet meer
dan struiken mogen genoemd worden.
Ten slotte moet ik van Lembang nog vermelden, dat er lagen
van yzererts gevonden worden, die echter, naar men meent^ de
kosten en moeite der bewerking niet zouden loonen, en dat 4
palen ten W.N.W. van die plaats, nabij de grens van het district
Tji Lokotot, eene warme minerale bron wordt aangetroffen, die
de heer Philippeau, indertijd eigenaar van een te Lembang ge-
vestigd établissement voor de West-Indische kofBebereiding of
zoogenaamde natte pelling, ten gerieve der bevolking op eigen
kosten heeft doen indijken en met eene keurig nette badinrich-
ting heeft toegerust ^). Lembang is ook de plaats vanwaar de
Tankoeban Prahoe het meest en het gemakkelijkst beklom-
men wordt. De geheele weg kan te paard worden a%elegd en
voert eerst door de kina-tuinen en langs Junghuhns graf, waarop
1) Zie over Lembang en de kina-cultuur aldaar, Groneman, Bladen uit het
Dagboek enz. 110 y.; y. RgckeTorsel, Brieven. 324; Beise der Novara, II.
172 y.; Maier in N. T. v. N. I., III. 471 vv.; Teysmann. ald. VIII. 202;
de jaarlgksche verslagen over de kina-cultuur in hetzelfde tijdsohrift, en het
Kol. Verslag van 1878, Bjjlage SS en WW.
Digitized by VjOOQIC
251
eenige zijner vereerders eene witte zuil met een aan zijne nage-
dachtenis gewgd opschrift hebben doen plaatsen. Later komt men
door het prachtigste maagdelyke woud; maar wanneer men den
kraterrand nadert, vertoonen zich hier en daar plekken waar de
boomen, onder de inwerking der vulkanische dampen, al hun gebla-
derte verloren hebben. Deze invloed openbaart zich evenwel zoo
ongelgkmatig, dat somtgds geheel bladerlooze boomen van alle
zijden omringd zgn door planten die in vollen bloem- en blader-
tooi prgken *). Doch wij behoeven dezen tocht niet vorder voort
te zetten, daar wy den zoo roerkwaardigen krater reeds van de
zijde van E>awang hebben bezocht ^).
Yan Lembang gaat een goede rijweg, negen palen lang, bijna
recht zuidwaarts naar Bandong. In den donkerkleurigen bodem
schitteren duizenden uiterst fijne ijzerkristallen in zwarte massa's
opeengehoopt. Oude en verwilderde koffietuinen, naast andere die
nog rijke vruchten dragen, overvloedig bewaterde sawah's, bieren
daardoor djagong-, tabak- en koolvelden afgewisseld, dichte bundels
van geelgestreepte bamboestengels; wier lichtgroene looffestoenen
op het flauwste zuchtje wiegelen, steile ravgnen uit wier diepte
nu en dan dicht begroeide rotsen als kleine eilanden oprijzen , en
de heerlijke vergezichten op de Bandong-vlakte en de hooge
bergketenen die haar ten zuiden begrenzen, leveren de bekoor-
lijkste verscheidenheid van tooneelen, gestoffeerd door mannen
en vrouwen, die producten of levensbehoeften naar beneden dra-
gen en zich nu en dan verkwikken door een straal bergwater,
naar den weg geleid door een in den stellen kant gestoken
bamboe. De donkere arèn-palmen, zoo overvloedig in de hoogere
bergstreken^ maken meer en meer plaats voor het heldere groen
der klapperS; naarmate wg de grens van het Neptunische voor-
gebergte naderen^ totdat de bevallige theeplantsoenen van het
buurland Tji Oemboeloeït ons verkondigen, dat wij weldra den
») Bernelot Moens in N. T. v. N. I. XXVIII. 322 v ; Reiae der Novara ,
IL 178; Croookewit, Zes weken in de Preanger Regentsoh., Gids, 1866, III.
304 TV.
5) Zie boTen, bl. 172 tv. Ik verzuimde daar de afbeeldingen van den Tan-
koeban Prahoe en zijne kraters te vermelden in Yerhh. o. d. Nat. Gesch. d<
N. I. Bez., Afd. Ld. en Vk., pL 74-77.
Digitized by VjOOQIC
262
rand der vlakte zullen bereiken. Yooraf echter maken wg
een kiemen uitstap^ links van den weg, om den beroemden wa-
terval te bezoeken dien de Tji Kapoendoeng vier palen ten
noorden van Bandong vormt. De stroom die tot hiertoe in een
breed bed tusschen trachietsteenen murmelde, wordt eerst plot-
seling door een smalle ^ een half uur lange^ slechts weinig hel-
lende rotsspleet geperst, en stort zich daarna, van de hoogte van
40 voet, loodrecht in eeu kringvormig, 20 voet diep, door don-
kere, ten deele kale rotswanden begrensd , bekken Heerlgk steekt
de witte, schuimende waterval af tegen de zwarte basaltrotsen
der omgeving. Zware boomen overschaduwen het indrukwekkend
tooneel en sommige, door den stroom ontworteld, schijnen in den
afgrond met het water te worstelen *). Van dezen uitstap naar
den groeten weg teru^ekeerd, bevinden wij ons weldra in de
tegenwoordige distriotshoofdplaats van Oedjoeng-Broeng Eoelon,
Tji Paganti genaamd. Op i paal afstands west van deze plaats,
bij kampong Tji Kaka, vindt men eenige ruwe en zwaar bescha-
digde Hindoeoverblijfselen, waaronder een Ganesa en een Joni
te onderscheiden zgn. Na van Tji Paganti af nog twee palen te
hebben afgelegd , rijden wij de fraaie hoofdnegerie der geheele
Residentie binnen ').
In de Preanger-regentschappen bestaat het kenteeken dat men
eene inlandsche stad; eene dajuh of nëglLr&'), bereikt heeft, in
een wit steenen hek of soort van poort, die overal denzelfden
vorm heeft. Ook Bandong rijdt men door zulke afsluitingen bin-
nen. De hoofdstraat, die eigenlijk een deel is van den postweg,
is een prachtige, breede en rechtlijnige grintweg, zoo effen als
een kolf baan, aan weerszijden bezoomd met aaneengeschakelde
warongs en toko's, waarboven de kokospalmen hunne sierlijke
kruinen verheflFen. Het aantal dier toko's of winkeltjes, die van
hout en bamboe gebouwd zgn, en waarvan de vloer een weinig
O De beste beschrgying geeft Groneman, Bladen enz., 24 tv. Zie ook
Junghuhn, Reise, 193; Ida Pfeifer, Zweite Weltreise, I. 207; de Zieke Rei-
ziger, 58; Roorda t. Eys., Ld. en Vk., III. 2. 424; Buddingh, N. O. L, I.
102; Croookewit in Gids, 1866, III, bl. 306.
^ Groneman, t. a. p. 108 vv. ») Zie D. I, bL 600.
Digitized by VjOOQIC
258
boven den grond yerheven is, zoodat men met een trapje van
twee of drie treden daarnaar opklimt, bedraagt te Bandong hon-
derden. Doorgaans is er van alles wat de inlander behoeft,
huisraad, kleedingstukken, landbouw-werktuigen enz., en dus ook
overal ongeveer hetzelfde, te koop» en zit de tokohouder midden
op den grond, omgeven door zijne om hem heen gestapelde waren.
Achter die gaarkeukens en winkels vertoonen zich de zeven of
acht voet hooge, van bamboe gevlochten pagers, die de onzicht-
bare, door vrucht- en bloemboomen als bedolven woningen der
inlanders van den groeten weg scheiden ^).
Na dezen weg eenige minuten bewandeld te hebben, komt
men aan de aloen-aloen, een groot grasplein, met schoone warie-
ngiens beplant, en met een steenen pandopo in het midden, die tien
ii twaalf voet boven den grond verheven is. Aan den westkant
staat, een weinig ter zijde, op een afzonderlijk pleintje , de fraaie
moskee, die in 1850 op kosten der Regeering gebouwd is'). Aan
de zuidzijde verheft zich, achter een witten muur, de dalem van
den Regent, een der grootste en fraaiste van Java. Een langwer-
pig bijgebouw ; uit een groote voorzaal met glasvensters, eenige
op Ihiropeesche wijze gemeubileerde kamers en een open achterzaal
met het uitzicht op een fraaien, met goerami's en andere fijne
visschen bevolkten vyver bestaande, is geheel voor de ontvangst
van aanzienlijke Europeanen ingericht '). De in 1874 overleden
regent, Raden Adipati Wira Nata Eoesoëma, was beroemd
wegens zgne gastvrgheid en hoffelijkheid, en menig Europeesch
ambtenaar en reiziger weet te verhalen van de schitterende ont-
vangst die hem in den dalem te Bandong ten deel viel, waarbij
de oostersche pracht der van diamanten schitterende kleeding in
welke de Regent optrad , en de volgelingen die zich met zijn stok
en krissen, zijn hoed en sigaarkoker, zijn sirihdoos en spuwbekken,
op de knieën achter hem voortsleepten , schier het eenige waren wat
') Croookewit, Zes weken in de Preanger, bL 302; de Zieke Reiziger, 55;
d'Almeida, Life in Java, 11. 252.
«) Kol. Versl. oTer 1850, uitg. Kemink, bL 83. Eene afbeelding dezer
moskee vindt men in „de Zieke Reiziger**, tegenover bL 55.
») Roorda v. Eys., Ld, en Volk., m. 2. 436.
Digitized by VjOOQIC
254
den bezoeker herinnerde, dat hij zich in een Aziatisch vorsten verbly f
bevond ^). De Regent was een groot liefhebber van paarden en had
niet weinig op met zyn welgOYulde stallen, met Arabische, Perzi-
sche en Bimaneesche kleppers prijkende. Gaarne hield hg die groote
dry jachten op herten waarvoor de Bandongsche vlakte zalk een
geschikt terrein biedt '), en vele Europeanen plachten daaraan
deel te nemen, even 'als zij hunne paarden in den wedloop te-
gen die van den Regent lieten rennen ^). Niet zelden onthaalde
hij ook zijne gasten op de dansen zgner rijk gekleede bedaja's ^),
terwijl bij feestelijke gelegenheden de aloen-aloen het tooneel
was van allerlei spelen en volksvermaken. Behalve de senènans
of tomooien ') verdient daaronder vermelding een soort van
ballet, op een matje uitgevoerd door een zestal als Europeesche
vrouwen gekleede popjes van omstreeks een halven voet hoogte,
die, door een verborgen mechaniek in beweging gebracht, tot
verbazing der toeschouwers, de Europeesche danskunst door hun
sprongen en buitelingen parodieerden ^). Ook zag men er vaak,
onder de leiding van hadji's of santri's, het dëboes of gëdëboes ^),
een vertoon van zoogenaamde onkwetsbaarheid, daarin bestaande,
dat eenige ingewgden, onder aanroeping van den Profeet en den
Scheikh Abdoe'l-Eadier Djilani, zich onder woeste gebaren en dan-
sen scherpe ijzeren priemen schijnbaar in het lichaam staken, maar
zonder daarvan, vermoedelijk omdat de punt door een onzichtbare
veer naar binnen ging, eenig letsel te ondervinden. Doorgaans wed-
ijverde de Resident met den Regent om aan deze feesten den mees-
ten luister bij te zetten. Maar het mag hierbij niet onopgemerkt blg-
ven, dat de regent van Tji Andjoer zoowel in gastvrijheid en praoht-
liefde, als in rang en rijkdom, voor zijn ambtgenoot van Bandong
*) Reise der Novara, II. 171. Vgl. v. Rjjckevorsel , Brieven. 330.
«i Zie Dl. I, bL 250.
*) Money, Java, I. 31; d'Almeida, Life in Java, II. 257.
*) Money, t. a. p. 30. Vgl. over de bëdiga*8 boven, D. L, bl. 482.
*) Zie Dl. I , bl. 585.
^) Yan Hoëvell, Reis, I. 24, noemt dat spel tjémin; maar in geen Ma-
leisch, 8oendaneeBoh of Javaansch woordenboek kan ik dit woord vinden.
7) Yan Hoëvell, t. a. p. 25, besohryft het uitvoerig onder den foutieven
naam kêdeboes. De woordenboeken van Rigg en Ctoerdink schrgven gëdë-
boes; het laatste kent ook den vorm de boes.
Digitized by VjOOQIC
255
niet onderdeed '). Tji Andjoer , dat in alles zooveel overeenkomst
met BandoDg heeft ^ dat het bijna met dezelfde woorden kan
beschreven worden, betwist het zelfs bijna den rang van hoofd-
plaats, en was werkelijk de verblijfplaats van den Resident tot
1864, toen eindelgk uitvoering gegeven werd aan het reeds in
1856 genomen besluit, om, in het belang der administratie en
wegens strategische redenen , den zetel van het gewestelgk bestuur
naar Bandong te verplaatsen '). Sedert dien tijd is Bandong in
sommige opzichten veel vooruitgegaan en geeft Tji Andjoer wel
eenigszins den indruk van een gevallen grootheid , daar er, .door
het afbreken van vele gouvernementsgebouwen, in de anders
volkrgke plaats vele open vakken ontstaan zgn '). Maar als regent-
schapshoofdplaatsen staan Bandong en Tji Andjoer gelijk , of liever
heeft laatstgenoemde plaats op dit oogenblik iets voor, daar de
Regent over ruimer middelen beschikt om den luister zijner hof-
houding op te houden. Bg de hervorming van het Preanger
stelsel in 1870 verloren de Regenten het recht van belasting-
heffing en willekeurige beschikking over de bevolking, waaraan
zij de met hun ambt verbonden inkomsten en voordeden uitslui-
tend ontleenden. Bij een besluit van den Gouv. Gen. van 10 Sept *)
werd daarop bepaald, dat de Regenten van Bandong^ Tji Andjoer
en Soemedang, behalve het vast tractement van ƒ 20,000 , dat
ook aan die van Limbangan en Soekapoera werd toegelegd, eene
persoonlijke toelage zouden genieten elk ten bedrage van
f 24,000, terwgl bovendien alle Preanger- regenten een gulden
zouden ontvangen voor eiken uit hun regentschap aan het Gou-
vernement geleverden pikol koffie, behoudens een maximum dat
voor Bandong op niet minder dan ƒ82,000, voor Tji Andjoer en
Soemedang beiden op ƒ 80,000, voor Limbangan op ƒ 10,000 en
voor Soekapoera op ƒ 6,000 gesteld werd. Hieraan was evenwel
de voorwaarde verbonden, dat, bij vervanging der tegenwoor-
dige functionarissen, de inkomsten hunner opvolgers nader
') Zie OTer dergoljjke feesten te Ijl Andjoer v. Hoëvell , Reis , I. 28 : Mo-
ney, JsYS, I. 25; Reise der Noyara, II. 184 vt.
») Kol. Yersl. over 1864, bl. 5. ') Yan Rgokeyoreel, Brieren. 308,
*) StbL, n\ 124.
Digitized by VjOOQIC
256
zoaden worden geregeld. De regent van Tji Andjoer, Raden
Tuemenggoeng Prawira Di Redja, die zijne waardigheid in
1864 aanvaardde, is nog in het bezit der hem in 1870 toege-
kende inkomsten; maar voor Raden Toemenggoeng EoesoemaDi
Laga, die in 1874 Wira Nata Eoesoema als regent van Bandong
opvolgde, is bij die gelegenheid de personeele toelage vervallen
en de koffiepremie tot een halven gulden per pikol met een
maximum van / 40,000 teruggebracht '). Men heeft in de laatste
jaren van de schitterende hofhouding der Preanger-regenten,
van die feesten^ die jachten, die wedrennen, weinig meer ge-
hoord. Het is zeer de vraag of de regent van Bandong nog de
middelen bezit om de vroegere staatsie op te houden, en de eenigs-
zins gunstiger toestand van dien van Tji Andjoer is slechts
tijdelijk^ terwijl de machtige prikkel van den nayver ontbreekt.
Het Europeesche gezag heeft te Bandong gewonnen wat het
iulandsche verloren heeft. Voor den Resident, die bij de ver-
heffing van Bandong tot hoofdplaats zich aanvankelijk met het
tegenover den dalem gelegen, niet zeer aanzienlijke huis van den
vroegeren Assistent-resident moest behelpen^ is elders een nieuwe
meer met zijn rang overeenstemmende woning gebouwd, die in
1867 voltooid is ^).
Ofschoon Bandong, gelijk de meeste inlandsche plaatsen die
aan den groeten weg liggen, zich ver in de lengte daarlangs
uitstrekt^ heeft het toch ook zij- en dwarsstraten^ die elkander
en den groeten weg onder rechte hoeken snijden. Al die wegen
zijn breed en goed onderhouden , de inlandsche woningen zijn hier
voor een groot deel met pannen gedekt, en de geheele plaats heeft
een voorkomen van welvaart, dat een aangenamen indruk geeft ').
Bandong onderscheidt zich van Tji Andjoer vooral door een veel
talrijker Europeesche bevolking, en dit niet slechts omdat het
de zetel is van het Bestuur, maar waarschijnlijk als een gevolg
van het aangenaam, koel klimaat; want men kon reeds dezelfde
opmerking maken, eer Bandong de hoofdplaats der Residentie
werd *). Natuurlgk is echter met die verandering het aantal
•) Kol. Verslag, 1875, bh 75. -) Kol. Yertlag, 1869, BgL S.
') De Zieke Reiziger, 55. <) D'Almeida, II. 262.
Digitized by VjOOQIC
257
Europeanen zeer toegenomen. Er is een asBistent-resident voor
de politie^ tevens voorzitter van den Landraad '); er zijn een
residentie-secretaris, eenige kommiezen, een notaris, een hoofd-
ingenieur van den Waterstaat met het hem ondergeschikt personeel^
een civiel geneesheer met toelage van het Gouvernement, een
zestal Europeesche onderwijzers aan dein 1866 geopende kweek-
school van inlandsche onderwijzers voor de Soenda-landen , enz.
De doorgaans bevallige Europeesche woningen, die het sieraad
van Bandong uitmaken, liggen meerendeels aan den postweg^
maar ten deele ook aan de lommerrijke achterwegen en aan den
weg naar Lembang, aan welken laatsten ook de zoo even gemelde
kweekschool gebouwd werd'j. In deze school bereikte in den
cursus 1877-78 het aantal der leerlingen het bij de formatie
bepaalde maximum van honderd ').
Ik moet nog een oogenblik bij het logement te Bandong stil
staan, niet omdat het zooveel beter of slechter is dan andere
Indische logementen — zij laten allen, vooral wat de tafel be-
treft, zeer veel te wenschen overig *) — maar omdat er zich de
herinnering aan verbindt van een der meest bekende en merkwaar-
digste personen, die ooit in Nederlandsch Indiê hunne tenten hebben
opgeslagen. Wie zich de vele, natuurlgk wel wat sterk gekleurde
verhalen der reizigers van het leven en de eigenaardigheden van
Moeder Hauer ') herinnert, kan zich het logement te Bandong
bijna niet zonder haar denken, en ziet haar in de verbeelding
nog altijd daar den schepter zwaaien. In hare jeugd moet zij als
marketentster den slag van Waterloo hebben bijgewoond, en in
meer dan tachtigjarigen leeftijd stierf zij te Bandong als weduwe
van haar zevenden echtgenoot. Hare lengte wordt op zes voet
») StbL 1871, No. 169. «) Croookewit, bl. 303. ») Kol. Versl. 1878. bl. 110.
*) De logementen worden in Indi§ meestal yan Regeeringswege gesubsidi-
eerd, maar daarentegen zijn ook de tarieven door bet openbaar gezag vast-
gesteld. Ofschoon in de laatste jaren de prijzen van alle levensbehoeften ook in
Indie geweldig gestegen zijn, heeft men die tarieven ongewgzigd gelaten. Menige
reiziger zou zeker liever wat meer betalen , om het recht te hebben een beter
onthaal te vorderen.
*) Als Toorbeelden citeer ik „de Zieke Reiziger. '^ 59; Croookewit, bl. 303;
y. Rgokevorsel, Brieven. 319.
HL 17
• Digitized by VjOOQ IC
25S
geschat, en zij was in later jaren gezet naar evenredigheid. Zij
was gewoon lang en veel op de courant te turen; ondeugende
reizigers maakten echter wel eens de opmerking, dat zij die
omgekeerd voor zich hield. In vroegere jaren was zij zeer behulp-
zaam en voorkomend en bewees aan vele jonge ambtenaren
goede diensten ; maar eene allengs zeer toegenomen doofheid ver-
bitterde in de laatste jaren haar humeur in die mate, dat zij
geheel onhandelbaar werd. Het geluid dat zij liet hooren had veel
van het gebrom van een tijger; wie haar niet beviel, wist zij,
zoo zij hem al niet uit haar hotel zette, het leven zoo ondrage-
lijk te maken, dat hij het wel ontwijken moest; ofschoon Bandong
hem geene andere toevlucht bood. Hare geheime geschiedenis zou
vermoedelijk meer merkwaardig dan stichtelijk wezen, en het
is wellicht maar goed dat zij nooit zal geschreven worden.
Het plateau waarop Bandong gelegen is, werd in het eerste
deel van dit werk in eenige groote trekken beschreven *). Zijne
algemeene strekking is van W.N.W. naar O.Z.0. , en het heeft van
Tji Padalarang, aan den rand van het kalkgebergte dat de vlakte
van Bandong van die van Radja Mandala scheidt, tot Tji Tja-
lengka^ aan den voet van den Roejoeng, eene lengte van onge-
veer 25 geogr. minuten. Eene lijn van Bandjaran, aan de zuid-
grens van het Bandong-plateau in dier voege tot aan den voet der
voorbergen van den Boekiet Toenggoel getrokken, dat zij de
lengteas rechthoekig snijdt, zal vrij nauwkeurig de grootste
breedte van het plateau aanwijzen en 10^ geogr. minuten lang
zijn. De uitgestrektheid zal die van de helft der provincie Utrecht
zeer nabij komen "). De hoogte Tan het plateau boven het zee-
vlak bedraagt ruim 700 meters. Uit geologisch oogpunt schgnt
de aard en oorsprong dezer van alle zijden door hoogere bergen
omsloten hoogvlakte nog vrij problematiek. Ik heb reeds elders
») BI. 69, 79-81.
^) Yan Hoëyell is dus niet vrg yan grootspraak als hg (Reis, I. 38) aan
het plateau eene oppervlakte toekent ongeveer zoo groot als eene der klei-
nere provinciën van ons vaderland. Kog erger maakt het de Hollander, als
h^, in Ld. en Yk. II. 229 ^ zegt, dat deze vlakte het grootste deel der Af-
deeling Bandong uitmaakt.
Digitized by VjOOQIC
259
opgemerkt ^), dat het onmogelijk sohgnt^ tegenover de naspo-
ringen van latere geologen, de meening van Junghuhn vol te
honden, waaraan ik in de geologische schets van Java in het
eerste deel van dit werk nog vasthield ^ dat de gansche tertiaire
formatie op dit eiland tot hetzelfde geologisch tijdvak behoort.
Men moet daar, volgens de uitkomsten van later onderzoek,
nevens het zandsteen met kolen, de mergel en de kalk van
eoceene formatie, ook jongere tertiaire lagen van mioceenen en
plioceenen oorsprong onderscheiden, waartoe ook een deel van
Java's kolenbeddingen , met name de bruinkolen van Bodjong
Manik en Bodjong Mangkoe in Banten ') , die slechts een kool-
stofgehalte van 51.6 pet. bezitten, ongetwijfeld behooren. Maar
waarschijnlijk moet men nog verder gaan^ en ook het door
Junghuhn geheel geloochend bestaan van quartaire lagen of
diluvium op Java erkennen. Nadat reeds Staring, in zijn
verhandeling „sar Texistence du terrain diluvien k Java^ , op
sporen van diluviale vorming, vooral op het vinden van kiezen
van Mastodon elephantoïdes in zwarten kalkmergel tusschen Sa-
marang en Rembang gewezen had '), heeft inzonderheid de
als uitstekend geoloog bekende mijn-ingenieur R. D. M. Verbeek
de meening voorgestaan, dat sommige horizontale trachiet- en
puimsteentuifen en conglomeraatlagen van Java, met name het
in horizontale lagen afgezette materiaal dat de hoogvlakte van
Bandong heeft opgevuld, en de witte kleiachtige tuf met losse
kwartskristallen en magneetgzererts van hét binnenland van
Banten, tot het diluvium moeten gerekend worden *).
De vlakte van Bandong wordt besproeid door de Tji Taroem ,
die in noordwaartschen loop hare zuidzijde bij de districtshoofd-
plaats Madjalaja betreedt, en spoedig daarna, zich westwaarts
ombuigende ; haar in tallooze bochtem van het oosten naar het
westen doorkronkelt; tot zij, vijf è zes palen ten zuidwesten van
M Zie de Voorrede van Dl. U, bl. IX.
3) Dl. I, bl. 116. Dl m, bl. 127.
S) Archiyes Keêrlandaises. 1867.
*) Geologie van Java (in T.y. h. Aardr. Gen., D. I,) bl. 296 , 298. Vgl. J.
Lorié, Bgdrage'tot de kennis der Jav. eruptie^esteenten (Bott. 1879) , bl. 8.
17»
Digitized by VjOOQIC
260
Bandong, door een noordwaarts in bet plateau vooruitdringend
dioriet-porfiergebergte breekt, en in hare diep ingesneden dal-
kloof kort na elkander de fraaie watervallen Tjoeroeg Eapak ,
Tjoeroeg Lanang en Tjoeroeg Djombong vormt ^). In baren
loop door bet plateau neemt de Tji Taroem een verbazend aan-
tal zijrivieren en beken op, waarvan aan de reebterzijde de Tji
Tarik, Tji Pangsaloe, Tji Saranten, Tji Eapoendoeng en Tji
Mahi, aan de linker- de Tji Kasea, Tji Sangkoewi en Tji Widai
vermelding verdienen. Elders rust het oog met wellust op den
spiegel van kleine meren, zooals Sitoe Makolaug en Sitoe Tji
Leloï; die tusschen de groene heuvelen glinsteren, en wier
water door indijking aan de besproeiing der rijstvelden is
dienstbaar gemaakt. De zoo rijk bewaterde en uit roode vette
leemachtige aarde bestaande bodem is bij uitnemendheid vrucht-
baar en wegens de hooge ligging en het koele klimaat niet
alleen voor den rijstbouw en de koffieteelt, maar voor allerlei
Europeesche graansoorten, groenten en vruchten geschikt. En
toch ligt dit heerlijk terrein , vooral in het noorden , nog grooten-
deels onbebouwd. Wèl heeft men, als men eene der hoogten
in de nabijheid der hoofdplaats bestggt, naar alle zijden een
heerlijken blik op de sawahs en koffietuinen die langs de hel-
lingen der bergen oprijzen; wèl voert de groote weg grooten-
deels langs aaneengeschakelde rijstvelden, en was de onmiddel-
lijke omtrek van Bandong sedert lang bekend door zijn menig-
vuldige koffieplantsoenen, door dichte hagen van waroe ')
omzoomd; maar toch zou er waarschijnlijk ook nog ruime
plaats overig zyn voor eene Europeesche landbouwkolonie,
waarvoor van Hoëvell in 1847 deze vlakte boven alle andere
streken van Java^ ja van geheel Ned. Indië, geschikt oor-
0 Reifle der Novara, II, lé2.
*) Hibiëcus, Zie over deze hagen ,,de Zieke Reiziger'»^ 56,71. Deschrgyer van
dit curieuBe boek is opgetogen over het heerlgk klimaat van Bandong . waar
de thermometer nooit hooger rjjit dan 75** Fahr. en waar zelden twee dagen
achtereen voorbijgaan zonder een verkwikkende regenvlaag, die meestal niet
langer dan een paar uren aanhoudt. Hg noemt Bandong het Montpellier van
Java. Daarentegen zegt Teenstra, Ned. Overz. Bez. I. 44, dat de lucht te
Bandong zoeler en vochtiger dan te Tji An^joer en dat het er dikwgls zeer
miBtig is.
Digitized by VjOOQIC
261
deelde *). Zijne aanbeveling heeft indertijd veel bijval gevonden ;
maar zonder hier in het ingewikkelde vraagstuk omtrent bet
mogelgke en wenschelijke van zulke koloniën in de tropische
gewesten te willen treden, kom ik er gaarne voor uit, dat ik
in ieder geval de plaats daarvoor wel het laatst op Java zou
zoeken.
De omstreken van Bandong zijn zoo rijk aan schoone en merk-
waardige natuurtooneelen , dat men verlegen staat waarheen het
eerst de schreden te wenden. Een der leerzaamste, maar tevens
een der bezwaarlijkste tochten die men hier ondernemen kan , is
zeker wel die waarvoor Junghuhn het plan ontwierp ten behoeve
van den geoloog der No vara expeditie, baron von Hochstetter.
Den vreemden j door geboorte en wetenschappelijke verdiensten
uitblinkenden reiziger werd de tocht van regeeringswege zoo
gemakkelijk mogelijk gemaakt; voor hem die aan eigen middelen
is overgelaten, is hij zoo bezwaarlijk, dat zelfs het glanspunt,
de waterval Tjoeroeg Halimoen , de grootste van Java , uiterst
zelden bezocht wordt, en v. Hochstetter zelf er niets vreemds
in vond , dat Junghuhn zich nog in 1854 voor den eenigen Europe-
aan kon houden die deze plek had betreden '). Wy zullen den
heer von Hochstetter in gedachte vergezellen op zijn leerzamen
tocht en verplaatsen ons te dien einde met hem bij het reeds
beschreven punt, waar de Tji Taroem zich tijdelijk als in het
gebergte verliest^ om weldra in een door diepe beekkloven doorgroef-
den zuidwestelijken voorsprong of zich om het gebergte heenbui-
gend aanhangsel der Bandong- vlakte weder te voorschijn te treden.
In plaats echter van het bed der rivier te volgen , ging van hier
de tocht zuidwestwaarts naar den uit machtige zuilen van dioriet-
porfier gevormden rotskegel Batoe Soesoen, aan de helling van den
Ooenoeng Boeloet. Des avonds van dienzelfden dag werd het door
zijne zoutbronnen ^) bekende Tji Lilin, de hoofdplaats van het
district Rongga, bereikt. De mergelachtige zandsteensoorten van
het gebergte dat hier den voorsprong der Bandong-vlakte aan de
») Reis, I. 39 vy.
>) Reise der No vara, II. 183. Vgl. BuddiDgh, N. O. I., I. 102.
') Nat. T. V. N. I. XIV. 212.
Digitized by VjOOQIC
262
zuidzgde begrenst, bevatten een buitengewonen rijkdom van goed
bewaarde fossiele overblijfselen *). Yon Hochstetter was aangenaam
verrast, toen het bleek dat de Wedana hem niet alleen een rijkelijk
avondmaal in den pasanggrahan bereid, maar ook eene groote
verzameling petrefacten en steeuen bijeengebracht had, die hg
hem met eene door hemzelven geteekende kaart der streek ten
geschenke aanbood. Den volgenden morgen vroeg trokken de
reizigers yerder zuid westwaarts naar Leo Tji Tjangkang, waar,
door het breken van kalksteen ten behoede eener daar aanwezige
kalkbranderij , eene rijk met petrefacten dooraderde koraalbank
op den top van een heuvel was bloot gelegd. Vandaar trokken
zij in dezelfde richting nog dieper het woeste , hier geheel van
zijne oorspronkelijke woudbekleeding beroofde en slechts met
alang-alang bedekte gebergte in , niet echter om jacht te maken
op de vele tggers die daarin huizen , maar om het honderd voet
diep in zacht puimsteen en trachiettuf ingesneden bed van de
Tji Lanang, een linkerzijtak der Tji Taroem, en van de vele
beken die zich in haar uitstorten , te onderzoeken. Bij de samen-
vloeiing van de Tji Boerial en Tji Tangkil vonden zij vele goed
bewaarde conchyliën, maar een plotseling opkomend onweder
noodzaakte hen in aller ijl te rijden naar het bergdorp Qoenoeng
Haloe , gelegen aan de Tji Dadap , een zijtak der Tji Sokan , van
welker meer zuidwaarts liggend en op dit punt de grens tusschen
Rongga en het Tji Andjoersche district Tji Kondang vormend bed,
zij hier door een bergreeks gescheiden is, die tot de oostelijke
Ken den g-keten ') behoort.
Den volgenden dag werd nu het onderzoek der Tji Lanang
hervat, die in het algemeen een noordoostelijken loop heeft. Het dal
stroomafwaarts volgende nam men een nieuwe rijke vindplaats van
petrefacten waar in den zandsteenmuur Qoenoeng Sela, waar de fos*
siele overblijfselen in hunne oorspronkelijke ligplaats kunnen worden
gadegeslagen. Kort daarna werd het dal der Tji Lanang met dat
der Tji Tjamo, den volgenden linkerzijtak der Tji Taroem, ver-
wisseld , en de uit kalkbrecciên bestaande Batoe Eakapa onderzocht.
O Junghuhn, Java, III. UO. ï) Dl. I, bl. 78:
Digitized by VjOOQIC
263
Eindelijk werd naar het bergdorp Tji Tjabang opgebroken, dat
uit de hoogte op de kloof der Tji Taroem nederziet.
Wij Blaan hier de Tji Taroem gade in dat merkwaardig gedeelte
van haren loop waarin zij heenbreekl door het uit dioriet-porfier ,
trachiet-basalt en steil opgerichte kalkbanken bestaande gebergte
dat de vlakte van Bandong van die van Radja Mandala scheidt,
en in een meer dan duizend voet diepe, nauwe rotskloof de
trotschte doorbraken en watervallen van geheel Java vormt,
om kort daarna, wanneer zy dit gebergte verlaten heeft, haren
loop kalm en rustig als bevaarbare rivier voort te zetten. In
deze woeste, huiveringwekkende, met oorspronkelijk woud bedekte
en door verscheurende en vergiftige dieren bewoonde rotskloven
openbaart zich de volle grootschheid der Javaansche natuur. Drie
merkwaardige punten, de doorbraak Tjoekang Raoen , de waterval
Tjoeroeg Halimoen en de doorbraak Sanghjang Heloet, liggen hier
op geringen afstand van elkander ^ maar wil men- ze allen bezoe-
ken, dan moet men telkens naar Tji Tjabang terugkeeren, om
van het bergplateau telkens van 1000 tot 1600 voet diep in de
kloof af te dalen. Op het eerste punt wringt zich de gansche wa-
termassa, onder ontzettend koken en bruisen, door een rotspoort
van slechts 12 voet breedte. Van de schommelende bamboebrug
die de loodrecht dalende wanden der kloof verbindt en waaraan
deze plek den naam van Tjoekang Raoen ontleent *), ziet men
duizelend in de ijzingwekkende diepte neder. Op het tweede punt
stort zich de ontzettend breede waterkolom van een veertig voet
hoogen dioriet-rotswand naar beneden^ met zulk een bulde-
rend geloei dat de geheele omstreek aanhoudend dreunt en het
geraas tot op groeten afstand vernomen wordt. Op het derde moet
zich de Tji Taroem, vlak bij den stellen breukrand die het
tertiaire gebergte tegep het terras van Radja Mandala begrenst^
tuBBchen de slechts tien voet van elkander verwijderde wanden
van loodrecht oprijzende zandsteenbanken , met donderend ge-
weld haren weg banen, om zich onmiddellijk daarna met onbe-
grijpelijke vaart in een ontzachlijke diepte neder te storten ^).
') Tjoekang beteekent een vlonder of bruggetje voor voetgangers.
^ Reise der Novara, II. 184. Zie ook Yerhh. o. d. Kat. Gesch., Afd. Ld.
Digitized by VjOOQIC
264
De tocht werd nu voortgezet naar het dorpje Goea , gelegen
aan den zuidelijken voet van den Goenoeng Noengnang, eene
vervaarlijke massa van kalkrots, die met hare loodrecht opgerichte
banken een deel van den zoo even gemelden breukrand vormt. De
berg is doorgroefd van talrijke spleten en holen, waaruit de
inlanders^ vaak niet zonder geVaar, vele eetbare vogelnestjes te voor-
schijn brengen. Ten noorden van dezen berg is ook nog de kalkgrot
Sanghjang . Tikoro bezienswaardig, daar zij zich welft over een
beek die in deTjiTaroem valt^ nadat deze door het kalkgebergte
is heen gebroken. Men kan zich in de bedding dezer beek over-
tuigen, dat de vlakte van Radja Mandala bestaat uit horizontaal
liggende kalkbanken van dezelfde soort als die welke in lood-
rechten stand het steile grensgebergte vormen. Yan dit punt
begaven zich de reizigers naar Radja Mandala en keerden van-
daar naar Bandong terug, langs een gedeelte van den postweg
dat wg bij de reis van Bandong naar Tji Andjoer nader zullen
leeren kennen.
Uit wetenschappelijk oogpunt is de hier beschreven tocht van
V. Hochstetter bgzonder merkwaardige omdat de weinige dagen
op dit zoo gunstig terrein doorgebracht, genoegzaam waren om den
scherpzinnigen waarnemer te doen inzien, dat Junghuhn, door
geen onderscheid te maken tusschen de oudere en de jongere
tertiaire sedimenten van Java, door voor alle kalklagen denzelfden
ouderdom aan te nemen ^ en door de leer te verkondigen dat de
kalklagen altijd als het jongste lid der tertiaire sedimenten optreden
en dus nooit door andere lagen van tertiairen oorsprong bedekt
worden, in een reeks van onderling nauw samenhangende dwa-
lingen was vervallen. Von Hochstetter onderscheidt oudere kalken ,
die vele orbitoieden en nummulieten bevatten en de bovenste laag der
eoceene formatie vormen , en jongere kalklagen , die gedeeltelgk in
de mioceene, en ten deele, zoo het schijnt^ in de nog jongere of
plioceene formatie te huis behooren *), en zijne resultaten zijn door
en Vk. , bl. 456, en de afbeelding ald. op pi. 79, envgl. de Wilde, Preangcr
RegentBchappen , 139, die Sangbjang Heloet en Sangbjang Tikoro Bcbijnt
te verwarren.
') Zie Reise der Novara, Oeol. Tbeil, II (1866) , 8. 113-152. Vgl. Verbeek ,
Qeol. van Java. 291; Lorié, Bijdr. t. d. kenniB der Jay. eruptiefgesteenten. 10.
Digitized by VjOOQIC
265
hetgeen later is aan het licht gekomen, meer en meer bevestigd.
Wg hebben thans het znidwestelijk deel der afdeeling Ban-
dong of het district Rongga leeren kennen; een tweede tocht
sal ons rondvoeren door de zaidelgke districten Eopo , Tji Soen-
dari en Bandjaran, waarin de bergen Patoeha; Tiloe en Mala-
bar gelegen zijn ^). Tot dat einde slaan wij den weg in die van
Bandong zuid-znidoostwaarts loopt en rijden dwars over de vlakte
tot het op vijf palen van de hoofdplaats verwijderde Bandong
kolot of oud-Bandong, waar, tusschen de monden der Tji Ka-
poendoeng en Tji Sangkoewi, een veer is over de Tji Taroem.
Oad-Bandong ligt tegenover het noordelijk voorgebergte van den
Halabar, achter welks breede, met wildernis bedekte schouders
de donkere ribben en ravijnen van den ouden vulkaan naar zijn
met eeuwige wouden bekleede kruinen omhoog stijgen. Na de
rivier te zijn overgestoken hebben wij nog vijf palen in zuid-
zuidwestwaartsche richting^ met de Tji Sangkoewi aan de rech-
terhand, af te leggen, om, onder 't genot van treffende vergezichten
op den beurtelings wegschuilenden en in vollen luister te voor-
schijn tredenden Malabar, Bandjaran , de hoofdplaats van het
gelijknamig district, te bereiken. Dit dorp, net en welvarend
en met een fraaie aloen-aloen prijkend, ligt ruim 700 meters
boven de zee , op den noordwestelij ken voet van dien eenmaal ge-
duchten , maar sedert eeuwen slapenden vuurberg. Yan Bandjaran
gaat de weg westwaarts naar het 6 palen verder gelegen Seréang,
districtshoofdplaats van Kopo, en gewoonlijk met den naam van
het district genoemd. Deze plaats ligt aan de Tji Widai , wier dal
wij stroomopwaarts volgen ^ om , na nog 8 palen te hebben afgelegd,
Widai te bereiken, doorgaans Tji Soendari genoemd naar het dis-
trict waarvan het de bestuurszetel is en dat zijn naam ontleent aan
') Mijn voornaamste leidsman op dezen tocht is Qroneman, Bladen enz.
168 yv. Jammer dat zijn tocht door dit gebergte reeds van 1859 dagteekent.
Evenals Groneman behoud ik ook de gewone schrijfwijze Patoeha en Mala-
bar, ofschoon Dr Bleeker ons, in N. T. v. N. I. VI . 360 , leert, dat denamen
Pa toewa en Ma lébar moeten luiden, en Oude oader, Breede moeder betee-
kenen In de Soendasche taal wordt oud door holot of sepoehy breed door
roebak uitgedrukt. De woorden toewa en lébar zijn Maleisch , en kunnen toch
bezwaarlijk voorkomen in Soendasche namen.
Digitized by VjOOQIC
266
een riviertje dat zich twee ^ drie palen beneden die plaats met de
Tji Widai vereenigt. Widai of Tji Soendari ligt aan den voet
van den Patoeha, meer dan 1100 meters boven het zee vlak , om-
geven door sawah's en kofBetuinen. Na hier den nacht in den
pasanggrahan te hebben doorgebracht, stijgen wij vroeg in den
morgen te paard, om den vermoeienden tocht naar den top van
den Patoeha te aanvaarden. Eerst gaat de weg door opklim-
mende sawah-terrasBen , doch reeds na een paar palen bereiken
wg do woudgrenzen en klinkt ons van onder het koepeldak
der „kerk van ongekorven hout" het liefelijk gekweel van den
Javaanschen bergzanger,
Een zingend vedertjen en een gewiekt geluid,
te gemoet. Dichter en dichter wordt het loofgewelf en steeds
schaarscher worden de openingen waardoor een zonnestraal dringt
of het azuur des hemels op ons nederblikt. Een wildernis van
opeengepakte knoopige strobilanthes-stengels geeft hier een eigen-
aardige eentonigheid aan de heesterbosschen , die den voet aller
stammen aan het oog onttrekken, en waarboven slechts nu en
dan de breede lichtgroene bladeren der zingiberaceeën en de
fijne vederschermen der boomvarens uitsteken. Maar hoog boven
alles rijzen de reusachtige rasamala's, die, met een wereld van
mossen en varens en heerlijk bloeiende orchideeën beladen,
omkronkeld, zijn door ranke lianenkoorden , die, in de sier-
lijkste bochten afhangende ^ zich van stam tot stam, van tak
tot tak slingeren. Menige bergstroom wordt overgetrokken , die
in bruisenden val naar beneden stort of tusschen zware rol-
steenen klotsend voortschrijdt, totdat ^ als meer dan drie uren
door het woud zijn afgelegd, zijn verminderende rijkdom ver-,
kondigt dat de groote zijkrater van den Patoeha niet ver meer
verwijderd is.
Na eenigen tijd onzen tocht tusschen ruwe en grillig gekron-
kelde, met karig loof begroeide en met lange baardmossen
behangen stammen en takken door lagere kreupelbosschen te
hebben voortgezet, waarbij wij aan de rechterhand het pad laten
liggen dat zich naar den hoogsten bergtop slingert, bereiken wij ,
Digitized by VjOOQIC
267
door middel van een vyftig schreden over een hobbeligen, witkleuri-
gen Bteengrond, den lageren noordelijken rug van den rand des
zijkraters, vanwaar zich een onvergehjkelijk schoon natuurtooneel
voor onze blikken ontrolt. Beneden ons ligt de ruime vlakte van den
kraterbodem, grootendeels bedekt door den groenachtig gelen spiegel
van een bijna rond zwavel- of aluinmeer ^), dat 230 meters in
doorsnede heeft. Aan de noord- en oostzijde grenst daaraan een
oevervlakte met spleten en scheuren doorgroefd en wit als ware
^ij met sneeuw bedekt. Aan den zuidelijken en westelijken oever
vormen verbrokkelde witte of witgele steenen kleine schiereilan-
den in den vorm van puinbanken. Om den oostelijken rand der
vlakte loopt een zacht hellende met vacciniums begroeide bergrug,
maar in 't zniden rijst, tot eene hoogte van ongeveer 240 meters
boven ons hoofd, een loodrechte, bruiograuwe rotswand op, ge"
kloofd met menigvuldige spleten, waardoor de donkere bosschen
van zijn overhangenden rand tot den diepen afgrond nederdalen.
Die rotswand is de afgebroken oostzijde van den Taman Saat,
den eigenlijken bergtop, de hoogste spits van de bergketen die
de vlakte van Bandong aan de zuidzijde omgeeft.
Men kan over een steenig pad langs den gloeienden binnen-
wand van den krater tot op zijn vlakken bodem afdalen, wat
evenwel, wegens de papachtige natuur van den bodem, opsom-'
mige plekken veel voorzichtigheid vereischt. Den geoloog biedt
die afdaling een ruim veld van onderzoek ^), maar wij moeten
ons voortspoeden naar den ouden kratertop; want de Taman Saat
is niets anders dan de schacht van den voormaligen centraalkrater ,
stellig ouder dan die in welken zich, door de samenvloeiing van
atmospherisch water en de uit den bodem des ketels daarin opstij-
gende zwaveligzure dampen, het beschreven zwavelmeer gevormd
heeft De weelderigste plantengroei overwelft het pad en spartelt
over den bodem. Inzonderheid treft ons het gezicht eener hier
') Zie Dl. I, bl. 62.
') Vgl. ook wat Maier, in N. T. v. K I, XV. 325, over zgn onderzoek
yan water en zwayelmelk uit dezen krater mededeelt. Afbeeldingen van den
Patoeha en zijn krater vindt men in de Verhh. over de Nat. Gesch. d.
N. O. I. Bez., Aid. Land- en Vk., pi. 70 en 71, met korte beschrijving:, bl.
451.
Digitized by VjOOQIC
268
veelvuldig voorkomende fraaie bekerplant '), dewijl dit merk-
waardig geslacht op Java slechts schaarsch vertegenwoordigd is.
In de schaduw der dichte bosschen al hooger en hooger klim-
mende, bereiken wij eindelijk den smallen oostelijken rand van
den bergtop, vanwaar wij, tusschen het geboomte door^ in de
ontzachlijk steile diepte van den krater nederzien. Vandaar over
den oostelijken en zuidelijken rand, nu rijzend dan dalend , voort-
gaande, kómen wij ten laatste op den hoogsten top^ waar de seinpaal
voor de geographieche opmetingen is opgericht, 2430 meters boven
het zeevlak. Onvergelijkelijk schoone en woeste vergezichten doen
zich hier aan alle zijden op. Langzaam en trapsgewijs dalen bergen
en berghellingen in onafzienbare reeks in de verre diepte af. De
chaos van woest dooreengeworpen ruggen en toppen, ravijnen en
daleu, overal prijkend met een prachtig kleed van groene bosschen
en met een eindelooze verscheidenheid van kleuren en tinten en
het bekoorlijkst spel van licht en schaduw getooid, smelt allengs
weg in zwakker, doffer tonen en verliest zich ten laatste in den
lichtblauwen nevel die den horizon schijnt te omzweven. Hier en
daar blikt tusschen het groen de bruine spiegel van een uitge-
strekte rawa of trekken sneeuwwitte wolkenmassa's zich samen
boven de peillooze groene diepten. In het heerlijke Telaga Patengan,
hel schoone bergmeer met zijne lichtgroene oevers en eilandjes,
dat, op slechts weinige palen afstands van hier, vijftienhonderd
meters boven de zee, aan de zuidwestelijke helling van het ge-
bergte schittert, weerspiegelt zich het diep azuur van den helderen
hemel, en daarachter doemt in de blauwe verte een zwakke licht-
streep op, de flikkering der baren van den zuider Oceaan.
Slechts met weerzin wendt men van dit heerlijk panorama den
blik af naar de peillooze, sombere diepte van den uitgestorven
krater, waarin nog niemand het gewaagd heeft af te dalen. Hij
doet zich voor als een zeer regelmatige trechter in den vorm van
een omgekeerde piramide, waarvan de spits is afgeslagen. De
nauwe benedengrond, voor zoover men dit door de duizeling-
*) Nepenthes melamphora. Zie Miquel, Flora Tan N. 1. 1*. 1072. Vgl. boven
D. I, bl. 151.
Digitized by VjOOQIC
269
wekkende hoogte waarvan men dien gadeslaat, kan beoordeelen ,
is vlak en met gras begroeid; maar gelijk de geheele berg tot
aan zijn hoogste spits met het groen van weelderig loof en mos-
zoden getooid is, zoo heeft dit zich ook voortgezet tot in den
diepsten bodem van den afgrond; — een beeld van het nieuwe
leven, gedurig ontkiemend uit den dood *).
Na vijf palen rijdens door de bosschen van het hooggebergte
bereiken wij den weg die van Tji Soendari naar den Goenoeng Tji
Widai is aangelegd, en als wij dan dien weg nog twee palen ge-
volgd zijn, bevinden wij ons op de breede kruin van dien berg,
vanwaar de bodem aan de oostzijde vrij steil afdaalt naar de plek waar
de merkwaardige solfatara Eawah Tji Widai gelegen is, terwijl
ten noordwesten de Goenoeng Oeroeg zijn stompen, woudrijken
top opheft tot eene wat grooter hoogte dan het punt waarop wij
ons bevinden. Weinige minuten zijn toereikend om ons vanhier
langs een klein voetpad tusschen hoog geboomte te doen afdalen tot
de open plek, waar wolken van stoom en de opeengedrongen
vacciniums en erica's de aanwezigheid der solfatara aanwijzen.
De Eawah Tji Widai is een zoogenaamde explosie krater, mid-
den door zandsteen-lagen uitgebroken, — een t rog vormige diepte,
wier randen zich niet boven den vlakken bodem van den omtrek
verheffen en die een chaos vertoont van verbrokkeld gesteente,
als ijsschotsen opeengestapeld, en bij duidelijk bewaarde strati-
ficatie op merkwaardige wijze verteerd^ verweekt, van zwavelzuur
doortrokken en met zwavel en aluin bezet Met een sissend ge-
luid stijgen uit ontelbare spleten zwavelzure dampen, zwavel-
waterstofgas en waterdampen op en vereenigen zich tot een roek-
en nevelwolk, die onveranderlijk blijft hangen boven de door 4e
prachtigste bosschen nauw ingesloten ruimte en de temperatuur
zoodanig verhoogt, dat daardoor, op een hoogte van ruim 1800
meters, eene verwonderlijk weelderige vegetatie aan den bodem
wordt ontlokt. Kokend heete modderpoelen van zure klei en nieuw
gevormde aluin vullen de ruimte tusschen de steenblokken aan
en vormen aan de oppervlakte een onzekere, bedriegelijke korst.
>) Junghuhn , Java , II. 62.
Digitized by VjOOQIC
270
die de zonderlingste uit aluin en andere bestanddeelen gevormde
grauwkleurige efBorescentiên draagt^ nu op bloemkool, dan op
korstmossen, dan weder op takkige koralen gelijkende. Het
overtollige water van dezen ketel ontlast zich door eene zwavelig-
zure beek in de Tji Widai, die wg reeds als een zgrivier van
de Tji Taroem leerden kennen *).
Van den Kawah Tji Widai trekken wg door schier nooit
betreden wildernissen met onvergelgkelgk forschen plantengroei,
alleen op de aanwijzing van het kompas en onder aanhoudend rijzen
en dalen ; over hooge bergkammen en langs steile kanten naar
den Goenoeng Wariengien, den zuidoostelgken hoektop van het
Pengalengan-gebergte *), weder in het district Bandjaran gelegen.
Midden op de kruin is ten dienste der geographische opnemingen
een deel van het bosch weggekapt, zoodat noord- en zuidwaarts
het gezicht vrij is. Noordoostwaarts ligt de kleine bergvlakte van
Pengalengan voor ons, aan de westzgde begrensd door den
Goenoeng Tiloe, een ouden afgeronden vulkaan, die met zijn
golvende zij ribben en bij toppen den voorgrond grootendeels be-
dekt. Yan welke zijde men den berg ook gadeslaat, altijd zijn
met den boofdtop twee bijtoppen zichtbaar, en het is daaraan
dat de berg den naam van Goenoeng Tiloe, d. i. Driebergen,
verschuldigd is. Yan zijne hellingen storten zich langs steile
wanden en over donkere rolsteenbeddingen woeste bergstroomen
af, die zich straks verliezen in eene diepe rotskloof , het bed der
onstuimige Tji Sangkoewi, welke de eenige afwatering van het
plateau vormt en tusschen den Tiloe en den Malabar doorbreekt
om haren weg naar de vlakte van Bandong en naar de Tji
Taroem te zoeken. Wat verder oostwaarts, aan de overzgde der
vlakte, doorboren de hooge kruinen van den Malabar de blanke
») BI. 260. Zie over den Kawah Tji Widai, Groneman, t. a. p. 200;
Junghuhn, Java. II. 62. •
2) Zie Dl. I, bl. 80. De G. "Waringien komt op onze kaarten niet voor.
Groneman noemt hem „den zuidoostelgken hoektop van het Kendeng-gebergte^,
wat ik meen te moeten toeschrjjven aan de onzekerheid in het gebruik der
namen Brengbreng en Kendeng. Dat het Pengalengan-gebergte , „de laatste
uitlooper van den G. Brengbreng*^ , bedoeld is, kan voor den opmerkzamen
lezer aan geen twgfel onderhevig zijn.
Digitized by VjOOQIC
271
wolken die als een mantel om zijne breede schouders hangen.
Aan de oostzijde zien wij als grens der vlakte de drie hooge en
breede, door lagere zadels verbonden ruggen van het Wajang-
gebergte verrijzen , en ter halver hoogte van den middelsten rug
bespeuren wij een krater kloof, waaruit een sneeuwwitte dampzuil
naar de wolken stijgt en wonderschoon afsteekt tegen den donkeren
achtergrond van blauwgroene bergwouden. Tusschen al die bergen
ligt het kleine maar scboone plateau van Pengalengan ingesloten,
de thans droogliggende bodem van een voormalig bergmeer. Het
was Junghuhn die , door de ligging en de prachtige wouden van
dit plateau bekoord, in 1839 het eerst de aandacht vestigde op
zijne uitnemende geschiktheid voor de koffiecultuur. Weldra werd
nu eene oppervlakte bosch van drie palen middellijn geveld; een
pasanggrahan werd gebouwd ^) en er ontstond een nederig dorp ,
dat den naam van Pengalengan ontving; en thans steekt er het
donkere loof van honderdduizenden koffieheesters heerlijk af tegen
het lichtgroen gebladerte der tweemaal zoo hooge dadapboomen
die ze overschaduwen, terwijl de uit beide samengestelde tuinen
slechts kreupelboschjes schijnen, vergeleken met de honderd voet
hooge wouden die ze van alle zijden omringen.
Wenden wij van den Goenoeng Wariengien den blik zuid- en
zuidwest waarts, dan genieten wij een niet minder schoon gezicht
over de woudrijke ribben van het Brengbreng-gebergte, afdalende
tot in de geheimzinnige diepten van het dal der Tji Laki, die
hier het Tji Andjoersche district Tji Damar doorstroomt, terwijl
de rotsgebergten der Zuidkust^ door welker kloven en ravijnen
die rivier zich den weg naar zee baant, den onmetelijken gezichts-
kring begrenzen ').
Van de hoogte van den Goenoeng Wariengien voert een hier
en daar steile ^ maar vrij breede en gemakkelijke bergweg, midden
door de lommer der maagdelijke wouden naar het dorp Pengaleng-
an, reeds van den top te herkennen aan een paar roode stippen
en grauwe punten te midden der zee van groen. Het zijn de
pannen daken van de pasanggrahan en de nederige bamboehutten
van het daarom heen verrezen bergdorp. Een ander schoon en
*) Nat. T. v. N. I. XV. 34. «) Groneman, t. a. p. bL 220 yv., 234,
Digitized by VjOOQIC
272
breed bergpad voert van het dorp door de weelderige koffietuinen
die het omgeven, naar den zuid westelijken voet van den Malabar.
Deze kolossale berg heeft geene kegelvormige kruin, maar bestaat
uit twee zich ver uitstrekkende lange ruggen, die eene bgna
driehoekige ruimte insluiten en aan de oostzijde in een spitsen
hoek samenkomen, welke zuidoostwaarts uitloopt in een afgeronde
kruin van kleinen omvang, den hoogsten top van het gansche
gevaarte. De steile afdaling der beide bergruggen naar de binnen-
zijde kenmerkt hen als een kratermuur, in westnoordwestelyke
richting doorbroken door een wijde, kloofachtige opening, aan
welker beide zyden de bergruggen in steile toppen eindigen.
Daar alle wanden, kloven en ravijnen van den berg met ondoor-
dringbaar bosch bekleed zijn , is het onmogelyk te bepalen of de
oude kraterbodem nog sporen van vulkanische werking in fuma-
rolen en heete modderpoelen vertoont; de eenige nog herkenbare
bewijzen van het vulkanisch karakter des bergs zijn twee warme
bronnen aan zijne zuidelijke helling. Midden over den Malabar
loopt de grens tusscben de districten Bandjaran en Tji Pëdjeh
(of Peudjeh), waarvan het eerste tot de afdeeling Bandong, het
andere tot de afdeeling Tji Tjalengka behoort. De hoogste,
oostelijke top, door Metzger op 2318 meters bepaald, en niet
veel minder dan 1000 meters boven het diepst van den krater-
bodem stijgende, behoort tot Tji Pedjeh. In het belang van den
geographischen dienst zijn de bosschen geveld^ die hem vroeger
bekleedden, en steeds worden, om het uitzicht naar alle zgden
vrij te houden , alle hoogere heesters en struiken door het kapmes
weggeruimd.
Vanuit Tji Parai, de hoofdplaats van het district Tji Pëdjeh,
werd de berg in 1839 door Junghuhn aan de oostzijde bestegen.
Hij moest toen eenige mannen vooruitzenden om de rhinoceros-
paden op te sporen en verder den weg te banen door het kappen
van bet struikgewas '). Thans wordt de berg gewoonlijk van-
uit Pengalengan beklommen, omdat de beide aan de hellingen van
') Uitstapje naar de bosschen Tan de gebergten Malabar , Wajang en Tilu
op Java (overdruk uit het T[jd8ohr. t. Nat. Gesoh. en Phjs , D. VUI).
bl. 18 V.
Digitized by VjOOQIC
273
den Malabar gelegen kinaplantdoenen, Tji Niroean en Tji Bërem
(Beurem), door goede wegen met die plaats verbonden zijn. De
kina-aanplanting van Tji Bërem, in 1877 324,000 planten be-
vattende, ligt verder oostwaarts aan de helling van den Malabar,
op eene hoogte van 1560 meters; wij volgen het breede en
gemakkelijke, de steilere deelen in bevallige kronkelingen om-
slingerende pad , dat van den zuidwestelijken voet naar de kina-
aanplanting van Tji Niroean voert. In 1855 door Junghuhn aan-
gelegd, is zij de oudste in deze streken, en bevatte in 1877
394,000 kinaplanten^ deels in den vollen grond, deels nog in
kweekerijen verzorgd. Het établissement ligt op eene hoogte van
1566 meters, maar vele der tot Tji Niroean behoorende tuinen
zijn tot op veel grooter hoogte verspreid. In verband daarmede zijn
de wouden, die oorspronkelijk over den gansohen Malabar een
onafgebroken groen kleed spreidden , thans door tal van voetpaden
doorsneden, waardoor deze berg, zoo rijk in wonderen van de
plantenwereld, zich ook door de ongewone toegankelijkheid dier
schatten voor botanische wandelingen bijzonder aanbeveelt. Is
men de kinatuinen voorbij, dan worden de paden steiler en
smaller, maar toch kan men zonder gevaar, zelfs te paard, tot
den hoogsten, zuidoostelijken top opstggen.
Is men daar eenmaal aangekomen, dan geniet men bg helder
weder een vergezicht , dat zelfs op Java schaars zijne wedergade
heeft. Het schoone plateau van Pengalengan ligt aan onze voe-
ten, met het gansche traliewerk van bergen en bergketenen die
het ten oosten en westen insluiten. Oostwaarts zien wij, over de
bergreeks van den Wajang heen, in het boschrijke hoogdal
waarin de Tji Taroem haren oorsprong neemt ^ en waaraan ik
elders in dit werk ^) voorstelde ter onderscheiding den naam
van Plateau van Tegal Badoeng te geven. Aan de andere zijde
van dit plateau, ver in het zuidoosten, zien wij een dampzuil
uit den helder zwavelgeel gekleurden krater van den Pepandajan
omhoog dwarrelen. Yandaar noordwaarts op kan ons oog de
gansche keten volgen die den Pepandajan met den Bakoetak
>) D. I, bL 80.
HL 18
Digitized by VjOOQIC
274
verbindt, en de rookkolom van den Eawa Maooek achter de
dichtbegroeide toppen van den Poentjak Tjai zien omboog rijzen.
0?er den Rakoetak heen ontwaren wij in het oosten de blanke
dampzuil die uit den zwarten Qoentoer-top omhoog stjjgt, en
links van dezen den rook die boven de fumarolen en borre-
lende modderpoelen van den Eawa Earaha zweeft. Achter de
Pepandajan-keten, en .slechts gedeeltelijk er door bedekt, zien
wij van den spitsen top van den Tji Eorai de donker
blauwe ribben steeds verder uiteenwijkend naar beneden
dalen. Nog verder op den achtergrond onderscheiden wij^ een
weinig links van den Tji Eorai, den Greloenggoeng^ en meer
noordwaarts den Telaga Bodas en het Malembong-gebergte. Maar
zelfs over de grenzen der Preanger reikt het oog, en niet slechts
de Sa wal en de Tjerimai in het aangrenzende Tjeribon, maar
zelfs de ver verwijderde Slamat, de reus van Tegal, teekenen
zich tegen de lucht in het melkachtig troebele verschiet.
Wenden wg den blik westwaarts, dan is de gezichtskring
begrensd door andere reeksen van niet bosch begroeide bergkete-
nen, gekarteld door talrijke toppen ; waarvan de Patoeha de hoog-
ste is. Yóór dezen berg vertoont zich de slapende Tiloe , ofschoon
een aanzienlijke kegel, als een heuvel die tegen de belling van deÉ
Patoeha leunt, en van de grootere hoogte waarop wij ons bevinden,
zien wij neder op zijne steile ribben en zijn afgeronden top. Meer
naar het zuiden zien wij den kraterdamp van den Eawa Tji Widai
uit de eeuwige bosschen opstggen. Met den Tiloe is zuidoostwaarts
de Goenoeng Wariengien verbonden , van wiens top wij vroeger
het plateau van Pengalengan hebben gadegeslagen.
Zien wg naar het zuiden, dan laten wij den blik langs de
schoone keten van den Wajang en den zuidwest waarts daarmede
verbonden Windoe glijden, om tusschen dezen enden G*. Warie-
ngien heen door te dringen in het eenzame geheimzinnige berg-
land van het zuiden , van Tji Damar en Ei.ndang Wesi , met zijn
woeste rotsgevaarten, zijn steile rivierkloven en zgn ongerepte
wildernissen.
Eeeren wij ons eindelijk ook naar het noorden, dan overzien wg
een deel der 700 meters beneden ons liggende vlakte van Bandong,
Digitized by VjOOQIC
275
met hare lichtgroene sawahs en talrijke dorpen het tegenbeeld
van het woeste boschlandschap aan de zuidzijde. Een ander deel
wordt echter door de noordelijke en noordoostelyke jukken van
het gebergte aan onzen blik onttrokken. Maar ook hier yerrijzen
trotsche berggevaarten in alle richtingen aan den horizon. Ginds
ver in het westen heft de machtige Gede, de omyangrgkste
der Preanger vulkanen, zijne donkerblauwe toppen in de lucht;
dan volgen naar het oosten de steile kalkrotsen van Gandasoeli
(of Plèrèd), die de laaglanden van Era wang van de Preanger schei-
den, de verbrijzelde toppen van den Boerangrang, de breede rug
van den Tankoeban Prahoe, de massieve kegel van den Boekiet
Toenggoel, voorts, op de grenzen van Bandong met Soemedang ,
de Poelasari en slanke Menglajang, en ver daarachter de kale
hellingen van den Tampomas ^).
Ik heb niet veel meer kunnen doen dan de hoofdtrekken van
het skelet' der hier zichtbare bergreeksen aanwijzen, en moet
het aan den lezer overlaten het met stroomen te dooraderen,
met het rijkste plantenkleed te bedekken en met het heerlijk
licht der tropische zon te overstorten, door een beroep op zijne
verbeelding. Thans noodig ik hem uit langs de zuidelijke helling
van den Malabar , die bedekt is met schoone koffietuinen, in de
schaduw van oude woudboomen aangelegd en door breede paden
doorsneden, weder naar het plateau van Pengalengan af te dalen,
tot wij aan onze linkerhand een bergpad ontmoeten, H welk ons
de gelegenheid biedt door het dichte woud, dat zich bier meer
door zware en laag vertakte, dan door hooge en slank oprg-
zende stammen kenmerkt, de solfatara van den Wajang te berei-
ken. Dit gebergte vormt den oostelyken rand van het plateau van
Pengalengkn en begrenst tevens het district Bandjaran tegen
de tot de afdeeling Tji Tjalengka behoorende districten Tji Pë-
djeh en Madjalaja, wier onderlinge grenslijn mede op den Wajang
*) Over den Malabar is Jun^huhn in zijn Java (II. 66) bijzonder kort,
daar hg den berg reeds uitvoerig in het boven (bl. 272, noot 1) vermelde
artikel beschreven had. Later gaf hg yele nieuwe bijzonderheden in Nat. T.
T. N. I. XY. 38 vT. Niet minder uitvoerig beschrijft Groneman zgn beklim-
ming van den Malabar in Bladen enz., bL 249 tt,
18*
Digitized by VjOOQIC
276
uitkomt. Ook het Wajang-gebergte is in de laatste jaren y evenals
de Goenoeng Tiloe en Goenoeng Tji Widai, aan de uitbreiding
?an de kinacultuur dienstbaar gemaakt; in de aan zijne hellingen
op eene hoogte van ruim 1500 meters gelegen plantsoenen van
Tji Bitoeng worden volgens de laatste opgave 261,000 kinaplan-
ten verzorgd '). Doch de voornaamste bijzonderheid van dit
gebergte is de reeds vermelde solfatara^ die Junghuhn niet
aarzelt de merkwaardigste van geheel Java te noemen *).
Dat gedeelte van het gebergte waarin de solfatara gelegen is,
bestaat uit twee kleine, zich slechts weinig boven den bergkam
verheffende toppen, verbonden door een boogvormigen rug, waar-
van de holle zijde naar het westen , en dus naar het plateau , is
gekeerd. Op den steil afdalenden voet van dit gedeelte ligt de
solfatara, die Junghuhn beschouwt als het uitwerksel eener
secundair vulkanische uitbarsting en die te midden van in alle
richtingen zich mijlen ver uitstrekkende wouden het eenige kale
plekje vormt. Nadert men die plek door het dichte woud van
eiken en kastanjes, kambérong- en poespa-boomen '), hier en
daar afgewisseld door de reusachtige coniferen van het geslacht
Podocarpus ^), dan zou men wanen een witten muur, of lie-
ver nog een gaasachtigen witten doek, achter het geboomte ge-
spannen, voor zich te zien. Alle rotsen dier kale ruimte toch, van
de grootste blokken tot het kleinste brokje gruis, zijn verbleekt
tot een melkwitte kleur, ofschoon het oorspronkelijk grauw daar
overal doorheen schemert, terwijl bovendien de plek nog door
de witte dampen der solfatara beneveld is. De kawa vormt
een spleet die over een lengte van 700 voet van het zuidoosten
naar het noordwesten afdaalt en van het noordoosten naar het
zuidwesten ongeveer 500 voeten breed is, en vertoont zich als
een uiteengescheurd, met kloven doorsneden en van dampen
doorwoeld gedeelte der steile helling. De gewone verschijnselen
die zulke solfatara's overal aanbieden : verhitte bodem , — water-
damp, — zwavelzure dampen, die, hier sissend, ginds bruisend, uit
') Koloniaal yeral. van 1878, bgl. SS. >) Java, II. 69.
') ABtronia spectabilis en macrophylla , Schima Noronhae. *) Zie D. I. 164.
Digitized by VjOOQIC
27T
duizend spleten en gaten uitbreken , — zwavelkristallen en groote
hoeveelheden gesublimeerde zwavel rondom de openingen opge-
hoopt, — verbleekte ; verweekte, in alle graden van ontbinding
verkeerende rotsstukken van verschillende grootte, — op de diepere
plaatsen heete, troebele, steeds borrelende waterplassen, — en te
midden van dittooneel van veiwoesting de altijd groene, schoon
vaak met het aanzetsel der dampen overtogen vaccinieeën, die
juist bij voorkeur zulke standplaatsen zoeken, — geen van die
allen ontbreken ook hier; maar bijzonder merkwaardig is de
kawa van den Wajang door de zuid westwaarts uit haar afstroo-
mende zwavelzure beek Tji PanjeredaU; die eerst op 3J paal
afstands van den krater, na een aantal beken van zuiver water te
hebben opgenomen, den zuren smaak verliest, ofschoon een weiaoh-
tige melkkleur haar ook dan nog blijft kenmerken; door den
geiser die zich in de laagste kraterhelft aan den voet van een
gedeeltelijk verteerden rotswand heeft gevormd, en waarschijnlijk
ontstaan is doordien zich op den bodem van een waterpoel een
fumarole opende, wier werking het water in de vulkanische
spleten deed dringen en de mondingen der dampkanalen afsloot,
totdat de toenemende spankracht der dampen de drukking van
het water overwon en een deel daarvan, dat echter steeds in
het bekken terugkeert, met groote kracht in de hoogte wierp;
door de groote hoeveelheden zilverwitte pluimalnin, die door de
gedurige werking der zure dampen op de trachiet-lava gevori^d
worden ; en eindelijk door de groote fumarole van gloeiend heete
en veel opgelost kiezelzunr bevattende dampen , die in het noord*
oosten der kawa met sterk gedruis ontspringt, en uiteen breede,
in de diepte met water gevulde opening een heeten spatregen
om zich heen spreidt, die met den neêrslaanden waterdamp sa-
menvloeit tot een kleine zure beek welke zich later roet de Tji
Panjeredan vereenigt ').
De assistent-residentie Tji Tjalengka, die wij thans hebben betre-
den, is als een der hoofdzetels van de koffiecultuur te beschouwen.
*) Junghahn , Uitstapje enz. , bl. 45 w. , Java, II. 67 ty. ; Groneman , Bla-
den enz. , bL 235 tt. ; Rost van Tonningen in N. T. v. N, I. I. 187.
Digitized by VjOOQIC
278
Koffie 18 hier het yoornaamste en, voor zoover de Toor de Euro-
peesche markt bestemde artikelen betreft, nagenoeg het eenige
product. Op de vele perceelen die in deze afdeeling in huur
of erfpacht aan Europeesche ondernemers zijn afgestaan en die
o?er al hare districten verdeeld zijn, is tot dusver de koffieteelt
hoofdzaak, ofschoon ze ten deele ook voor den aanplant van
kina, thee en tabak zijn bestemd. Alle berghellingen dragen hier
een virelig koffieplantsoen , en in verband daarmede zijn thans in
deze afdeeling overal te voet en te paard begaanbare wegen en
de noodige pasanggrahans aangelegd , ten behoeve van de inspec-
tie-reizen der ambtenaren. Een bezoek van de schoonste en
merkwaardigste punten dezer afdeeling levert dus thans slechts
Weinig bezwaar op.
Wat de Gouvernements-koffiecultuur betreft, zgn vooral ook
in deze afdeeling de uitwerkselen zichtbaar van de nieuwe rege-
ling die in 1872 in de Preanger werd ingevoerd, en, toen deze
boven verwachting gunstige resultaten opleverde, na een in 1875
gehouden plaatselijk onderzoek, door den Gouverneur Generaal
over geheel Java werd uitgebreid , behoudens de bevoegdheid der
Residenten om, in overleg met den Hoofdinspecteur der koffie-
cultuur of den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, wegens bg-
zondere omstandigheden daarvan af te wijken '). De hoofdtrek-
ken van het nieuwe stelsel zijn , dat de aanleg van groote tuinen
op verren afstand van de woning der cultuurplichtigen vervan-
gen wordt door den aanplant van kleine tuinen in de nabijheid
der desa's; dat alleen de bezitters van bouwgronden en tuinerven
boven een bepaald minimum tot dienst in de koffietuinen ver-
plicht zjjn en oproeping der bevolking in massa daartoe verbo-
den is; dat om de desa's in de koffiedistricten een kring met een
straal van 12 palen getrokken wordt, buiten welken, zonder
*) De Preonger-regeling is vAstgesteld bg besluit Yan 29 Jan. 1872 (Bijbl. op
het Stbl. n° 2738); zij is oyer de overige koffie-produceorende gewesten van
Java , met uitzondering van Pasoeroean en het Tenger-gebergte, uitgebreid bij
besluit van 26 Mei, 1875 (Bijbl. op het Stbl. n® 3084), en ook op Pasoeroean
van toepassing verklaard bij besluit van 23 Sept. 1877 (Bijbl op het Stbl.
n'^ 3233). De gevolgen dezer bepalingen leert men kennen uit de Regeerings-
verslagen.
Digitized by VjOOQIC
279
uitdrukkelijke machtiging ?aD den Gouv. Gen. , geen koflSeaanplant
mag gevorderd worden, en binnen welken de woeste gronden
?oor de Goavernements-kofiSecultuur moeten gereserveerd blijven,
ten zij de Resident het noodig oordeelt ze voor den inlandschen
landbouw af te staan; dat van de bevolking bg de kofiSecultuur
ingedeeld^ niet meer gevergd mag worden dan een jaarlgksche
aanplant van 50 boomen voor lederen planter^ en zulks nog
wel alleen voor zoover de beschikbare werkkrachten hem ver-
oorloven die te onderhouden; en eindelgk, dat de bevolking,
zoowel desa'sgewgze als individueel, zich door vrg willigen aan-
plant en onderhoud van het voorgeschreven getal boomen van den
aanleg van nieuwe tuinen op last der Regeering kan ontslaan , ja
zich ook van de werkzaamheden in de reeds bestaande kan bevrijden,
wanneer deze laatste bij vrijwillige overeenkomst met medewer-
king van het Bestuur door meer nabijgelegen desa^s overgenomen
of wel aan gegoede inlanders voor geheel vrg willigen aanplant
afgestaan worden. Door deze bepalingen , die zoo kennelijk de strek-
king hebben om de bezwaren der verplichte cultuur te temperen ,
is tevens een weg voor de uitbreiding van vrgwilligen aanplant
geopend, die daarenboven ook door den aan het goedvinden der Re-
sidenten overgelaten afstand van woeste gronden aan inlanders, uit-
sluitend voor de koffiecultuur en tot een maximum van 50 bouws
aan denzelfden persoon, in hooge mate bevorderd wordt. Nevens
de reeds yroeger buiten bemoeienis der Regeering gebleven en
ook thans als geheel vrijwillige teelt gehandhaafde pager- en kam-
pong-koffie, is nu, ten gevolge dezer bepalingen^ vooral in de
Preanger, waar zij het langst in werking zijn geweest, een vrij-
willige kofiSecultuur in geregelde tuinen onder verschillende vormen
ontstaan, met dien verstande evenwel, dat alle vrijwillig door
inlanders geteelde koffie aan de verplichte levering aan het
Gouvernement tegen den bepaalden prijs onderworpen blijft. De
vrijwillige koffietuinen , wier aantal in de Preanger reeds zeer
groot is en jaarlijks toeneemt, worden in drie soorten onderschei*
den. De eerste soort zijn de m ar dika- tuinen (d. i. vrije tuinen).
Het zijn de tuinen die bg overeenkomst aan inlanders zijn afge-
staan, het zij omdat de cultuurplichtige bevolking ze minder
Digitized by VjOOQIC
280
voor baren arbeid gescbikt achtte en dus yerkoos elders te planten;
betzg omdat zg, Yolgens de nieuwe bepalingen omtrent den afstand
der tuinen van de desa's, als Gouvemementstuinen moesten vervallen
en afgeschreven worden. Zij worden dikwgls aangevraagd door
inlanders die in het bezit van eenig kapitaal zijn, inzonderheid
door hadji's, en men prijst de zorg waarmede zij onderhouden
worden, waartoe intusschen het van Qouvemementswege geoe-
fende toezicht zeker niet weinig bijdraagt. De tweede soort zijn
de sorangan-tuinen (privaat-tuinen). Het zyn de voor de kof-
fieteelt aan inlanders afgestane woeste gronden, waarvan het
aantal al mede gedurig toeneemt, daar de aanvragen zeer worden
aangemoedigd door de bepaling, dat de ondernemer, als hij
gedurende vijf jaren stipt aan alle voorwaarden voldaan heeft,
erfelijk individueel bezitter wordt, waardoor dan tevens, volgens
de bepalingen der Agrarische Wet, de weg tot overgang in vol-
len eigendom is geopend. Vervreemding van zulke tuinen aan
andere inlanders is slechts met vergunning van den Resident,
aan niet-inlanders in het geheel niet geoorloofd. De derde soort
eindelijk zijn de milik-tuinen (eigen tuinen), waardoor men
verstaat de tuinen die door cultuurplichtigen op hun eigen
(soms echter slechts gehuurden) grond zijn aangelegd en onder-
houden worden, boven en behalve den arbeid dien zij in de
Gouvernementstuinen te verrichten hebben. Deze vooral nemen
zeer sterk toe en schijnen nog wel de beste uitkomsten op te
leveren.
De opkomst dezer vrije cultuur dagteekent, zelfs in de Pre-
anger, nog van een te kort verleden, om met zekerheid over
de resultaten te oordeelen; blijft zij, gelijk tot dusver, stand
houden en zich uitbreiden , dan mag men in weinige jaren een
geheele hervorming der koffiecultuur in deze residentie te gemoet
zien. Reeds nu is de invloed op vele plaatsen merkbaar en wis-
selen in de koffiedistricten overal vrije tuinen de Gouvernements-
tuinen af *)•
O Een good overzicht van deze hervorming der koffiecultuur geeft de Louter,
Handleiding, 2« druk, blz. 398| vv.
Digitized by VjOOQIC
281
Wg bespeuren dit ook aan de koffieplantsoenen die de hellin-
gen van den Malabar en het daarmede samenhangend Wajang-
gebergte bedekken, maar niet minder ook« wanneer wij ^ van dit
laatste aan de Tji-tjalengkasohe zijde afdalende, de Tji Taroem
oTersteken om het gebergte te bezoeken dat zich, aan hare over-
zgde, van den Rakoetak tot den Pepandajan uitstrekt. Ik moet hier
den lezer herinneren dat tusschen deze beide bergreeksen de hoog-
ykkte ligt waarop de Tji Taroem ontspringt, en waarin de rawa^s
Gedé en Tegal Badoeng zich door haar Tan het overtollige
water ontlasten '). Die hoogvlakte, naar het zuiden meer uitge-
breid, is tnsschen den Wajang en de daar tegenover liggende
bergen Poentjak Tjai en Qoewa schier tot een hoogdal ver-
nauwd. Het is op dit punt dat wij haar overtrekken om in de
eerste plaats de weinig bekende solfatara te bezoeken, die den
naam van Eawa Manoek (Yogelkrater) draagt. Deze kawa ligt
in het district Timbang Anten, nabij zijne grens met Tji Pëdjeh,
op de oosteljjke helling van den Goenoeng Gt>ewa. Junghuhn zag
haar slechts in de verte, van den Goenoeng Goentoer af^ waar
hij hare dampen omhoog dwarrelen en den door hare werking
verbleekten grond door het woud zag schemeren ; maar zij werd
reeds in 1833 bezocht, beschreven en afgebeeld door de heeren
Muller en van Oort. In 1842 werd de kawa onderzocht door
den heer Hasskarl. Op hem volgde in 1844 de heer P. J.
Maier, die, toen hg in 1852 zgn bezoek in gezelschap van Dr.
Bleeker herhaalde, de opmerking maakte dat de solfatara in 10
jaren tgds aanzienlijk in omvang was toegenomen. Op vele plaatsen
in hare nabgheid, die vroeger een vasten bodem hadden ge-
vormd, hadden nieuwe instortingen plaats gehad, zoodat er nu
de vulkanische dampen ongestoord konden ontwijken en de ont-
leding van het gesteente gedurig voorzetten. De kawa heeft een
groeten omvangt minstens ^ paal in doorsnede, en bevat meer
') Zie Dl. I, blz. 80. Zeer zonderling is het dat ergens bg de bronnen van
de Tji Tjaroem , behaWe eenige steenen , — het overbljjfsel van een oud bouw-
werk,—een zeer yerminkt beeld, een groote steenen martavaan en een oud
stuk geschut geronden worden. Een curieuse yerzameling op die hoogte! Zie
T. V. N. I. 1871. II. 238.
Digitized by VjOOQIC
282
dan twintig modderpoelen van yerschillende grootte, meest allen
gevuld met kokend mineraalwater, waardoorheen, onder hevig
gedruiS; de gassen ontsnappen, die het water eenige voeten hoog
opwerpen. In de nabijheid dier poelen is het trachietachtig ge-
steente tot blauwachtige modder ontleed, en waar de rotsen nog
haren vorm behouden hebben, is toch de samenhang verbroken
en vallen zij bij lichte aanraking uiteen, zoodat het groote
voorzichtigheid eischt van den eenen poel tot den anderen te
komen *).
Op vier palen afstands oostnoordoost van de Eawa Manoek ligt
de pasanggrahan op den Pasir Eiamis , — een westelijken uitlooper
van den Goenoeng Eiamis ^ die ten noorden van den Eawa
Manoek verrijst. De weg naar den pasanggrahan , die weder voor
een deel door koffietuinen voert ^ is vooral merkwaardig door de
groote obsidiaan -blokken ; die hier in menigte verstrooid en zelfs
opgestapeld liggen en vermoedelijk door den Pepandajan
zijn uitgeworpen. Sommige dezer blokken, ofschoon den uiter-
lijken vorm van obsidiaan behoudende, zijn gemakkelijk tot
poeder te wrijven en vertoonen zich, waar de ontbinding nog
verder gevorderd is, als een schoone^ witte pij paarde. Te mid-
den van dit obsidiaan-terrein liggen, op een paal afstands
van den pasanggrahan, twee warme minerale bronnen , de eene
aan den linker-, de andere aan den rechteroever der rivier Tji
Bodas, die zich oostwaarts een weg baant naar de Tji Manoek.
Yan de eerste, wier water zich in eene ronde, kunstmatig ge-
vormde kom van 10 voet diameter verzamelt, wordt door de
inlanders veel als badplaats gebruik gemaakt '). Uit de achter-
galerg van den pasanggrahan geniet men een schoon gezicht op den
Pepandajan, in wiens dwarrelende witte rookwolken de berggeest
ons schijnt toe te wuiven, dat te midden zijner wildernissen de
') De literatuur over dezen krater beeiaat uit de beschrijying en afbeelding
door Muller en van Oort in Verhh. o. d. Nat. Gesch. Afd. Ld. en Yk. ,
bl. 457 en pi. LXXX , — de mededeelingen van Hasskarl in Junghuhn's Java,
D. Il (doch alleen in den tweeden druk, bl. 125 vt.), en een opstel yan den
Hoer Maier in Nat. T. v N. I. IX. 128, getiteld: „Scheikundig onderzoek
van het mineraalwater Yoorkomende in de solfatara Kawa Manuk**.
*) Maier in Nat T. v. N. I. VI. 301, XIV. 87.
Digitized by VjOOQIC
283
Natuur ous nieuwe geheimen ontsluieren zal. Dwars door het
district Timbang Anten rijden wij van den Pasir Eiamis naar
bet liefelijke Tji Soeroepan, dicht bij het punt waar de grenzen van
Tji Tjalengka , Limbangan en Soekapoera Eolot te zamen komen ;
want van die paradijsachtige plek is de beste gelegenheid om op te
stggen naar de helsche smidse ') waaruit zich , meer dan honderd
jaren geleden, eensklaps en onverwachts dood en verderf over
40 dorpen verspreidde.
Tji Soeroepan , aan de noordzijde van den zadel die den
Pepandajan en Tji Korai verbindt, op eene hoogte van ruim
1300 meters gelegen, biedt een aangenaam klimaat, een over-
vloed van groenten, bloemen en vruchten en heerlijke gezichts-
punten op de zuidelijkste vulkanen van Java, westwaarts op
den Pepandajan, oostwaarts op den Tji Eorai in de afdee-
ling Limbangan. Pruimeboomen uit gematigder zone groeien
hier naast pisangs en djeroeks ; aardappelen , kool en uien naast
tabak, rijst, kofiSe en thee; en fuchsia's, balsaminen, zonne-
bloemen en vooral een overvloed van heerlijke rozen naast de
bloemen die gewoonlijk de tuinen van Java versieren ^).
De Pepandajan, wiens hoogste punt, volgens Metzger, tot
2613 meters stijgt, verheft zich niet aanmerkelijk boven de gemid-
delde hoogte der bergketen , waarvan hij het zuidoostelijk uiteinde
vormt. Hij onderscheidt zich vooral door de verbazende grootte
zgns kraters, vnens bleeke en gedeeltelgk zwavelgele wanden
op groeten afstand zichtbaar zijn. Die steil oprijzende wanden
beschrijven om de zuidoostzijde van den krater een halven
kring , gevormd deels door den rechterbergwand van den Pepan-
dajan zelven, deels door de hellingen van twee kegelvormige
toppen, die in verband met den linkerrand der kloof steil en
puntig oprijzen , en waarvan de dichtst bij den Pepandajan gele-
gene Qoenoeng Kembang, de meer verwijderde, die nog twee
kleine bijspitsen heeft, G. Bobok genaamd wordt. De holle
*) Smidse of smederij is de juiste vertaling van den naam Pepandajan ,
die , zooals Junghuhn opmerkt , moeilijk in gepastheid zou te overtreffen zijn.
") MS. aanteekeningen van den heer Adema, een voormaligen leerling,
aan wien ik voor de kennis der afdeeling Tji Tjalengka veel verschuldigd ben.
Digitized by VjOOQIC
284
zijde van den kriDgvormigen wand gaat over in een lange, zeer
breede kloof, die eene allengs dieper wordende insnijdiDg vormt.
Deze kloof richt zich eerst lijnrecht noordwestwaarts, maar wendt
zich later naar het noorden , en verliest zich eindelijk in een gewone
rivierkloof, die langs de noordoostelijke helling van den berg afdaalt.
Hoog boven den krater zijn de wanden met dicht bosch bedekt,
waaruit de Tji Pepandajan te voorschijn treedt, wier aanvankelgk
zoet en kristalhelder water, in haren nederwaartschen loop door
de kloof, allengs troebel en door de dampen die aan haren oever
en in hare bedding opbruisen , sterk met zwavelig zuur bezwangerd
wordt. Waar echter de kraterkloof een gewone rivierkloof wordt,
verliest ook de beek gedeeltelijk haar karakter en wordt, onder
den naam van Tji Berem, een meer gewone rivier. De zeer
oneffen bodem der kloof bestaat uit een verscheidenheid van
vulkanische uitwerpselen , gedeeltelijk bedekt door de rotsbrokken
die door de verwering en ontbinding der wanden in ontelbare
menigte zijn afgestort en de beek op vele plaatsen tot het vor-
men van kleine watervallen dwingen. Schoone boomvarens en
tal van poespa-boomen bekleeden een groot deel zoowel van den
kraterbodem als van de rotsen die hem omgeven, en in den
krater verheffen zich, tot eene hoogte van twee è. drie voet,
een aantal moddervulkanen ofsalsen, — kleine regelmatige kegels
wier doorboorde top een kringvormigen rand heeft, welke met
tusschenpoozen van 20 k 25 seconden ^ onder een sterk gerommel,
door heet, modderachtig water overstroomd wordt. Dat de ver-
harding der op den rand blijvende modder deze salsen niet
allengs tot grootere hoogte opbouwt, is toe te schrijven aan de
hevige schudding die ze van tijd tot tijd weder doet instorten.
De Pepandajan had, voor zoover wg weten, tot 1772 in
volkomen rust verkeerd, toen in den nacht van den Uden op
den 12<ien Augustus van dat jaar eensklaps de uitbarsting plaats
had; die zijn naam, schoon geene latere ooit gevolgd is, voor
altijd heeft geducht gemaakt. De bewoners van het dal van
Garoet , dat zich ten oosten en noordoosten van den Pepandajan
uitstrekt '); werden omstreeks middernacht door een donderend
>) Zie Dl. I. 84.
Digitized by VjOOQIC
285
gerommel uit den slaap opgeschrikt, en zagen met ontzetting
nit den top des bergs een helderen vuurglans opflikkeren ,
terwijl verbazende hoeveelheden gloeiende puinbrokken, met
kracht in de lucht geslingerd, de streek ten noordoosten van
den berg in een onafzienbaar puinveld verkeerden, boven welks
oppervlakte zich thans nog millioenen puntige en scherphoekige
rotsbrokken verheffen. Een belangrgk deel van den berg sloeg
uiteen en zgne gedaante onderging eene ingrijpende verande-
ring. Men zegt dat door deze uitbarsting 40 dorpen verwoest
en bijna 3000 menschenlevens vernietigd werden. Hoogst merk-
waardig is bet dat in dienzelfden nacht ook uitbarstingen van den
Tjerimai en den Slamat hebben plaats gegrepen, terwgl het
zeer waarschijnlijk is dat de boven vermelde Eawa Manoek bij
dezelfde gelegenheid is ontstaan ^).
Het is in Indië noch gebruikelijk, noch raadzaam, moeilijke
borgtochten over een lang tijdverloop uit te strekken, dewijl
dan de last van het medesleepen der benoodigdheden te zwaar
wordt en omdat men in het tropische klimaat zich voor over-
matige vermoeienis moet wachten. Maar ook onze denkbeeldige
reis heeft behoefte aan rustpunten. Wij keeren dus in gedachten
van den Pepandajan naar Pengalengan en vandaar naar Bandong
terug, om vandaaruit op een nieuwen tocht de afdeelings-hoofd-
plaats Tji Tjalengka , den vulkaan Goentoer en eenige der voor-
naamste punten in de westelijke, tot deafdeeling Tji Tjalengka
behoorende helft van het plateau van Garoet te leeren kennen.
Met dat doel rijden wij over de Bandongsche vlakte langs
den Soemedangschen postweg terug, totdat, even voorbij Tji
*) In het eenige oorspronkelijke bericht van deze uitbarsting , af komstig van
den predikant Mohr en opgenomen in Dl. XIV der Verhh. van de Holl. Mij.
d. Wetensoh te Haarlem, bl. 88, wordt gezegd, dat „40 inlandsche dorpen
te gronde gegaan en verzonken of onder de vuarstoffen en poinhoopen
van den gesprongen berg begraven zgn**. Aan dit losweg gebruikte woord
verzonken is door latere schrijvers veelal te groot gewicht gehecht. Dat
geene verzinking of verzakking , maar daarentegen ophooging van het terrein
heeft plaats gehad, wordt aangetoond door Junghuhn, Java, II, bl. 112 der
eerste en, uitvoeriger en beter, bl. 133 der 2** uitgave. Latere beschrijvingen
van den Pepandajan geven Groneman, Bladen enz., bl. 42; Teysmann in
N..T. V. N. I. VIU 209; Croockewit in de Gids, 1866, III. 308 enz.
Digitized by VjOOQIC
286
Noenoek en 13 palen ten oosten van Bandong, een zijweg zich
van den hoofdweg afzondert , die langs den vdet van den Boekiet
Djarian, den Sembilan en het G-erimbi-gebergte ^) in zuidooste-
lijke richting naar het nog zeven palen verder gelegene Tji
Tjalengka voert. Die zijweg loopt weder grootendeels door het
Soemedangsche district Tandjoeng Sari en bereikt de genoemde
afdeelingahoofdplaats , die op eene hoogte van ruim 900 meters
boven het zeevlak gelegen is, zoodra hij de grens der afdee-
ling waartoe zij behoort, overschreden heefib. Die plaats heeft
sedert de reorganisatie der Preanger in 1870 veel in b^teekenis
gewonnen. Vroeger had zij reeds een zoutpakhuis, een koffiepakhuis
en een pasanggrahan ; thans is zij ook de zetel van een assistent-
resident, van een patih des Regents en van een landraad. Nog
meer zal zij in gewicht stijgen, wanneer zij, zooals het voor-
nemen is, door een spoorweg aan de ééne zijde met Bandong
en van daar over Tji Andjoer en Soekaboemi met de lijn Bui-
tenzorg-Batavia, aan de andere zijde in nog niet vastgestelde
richting met Tjëlatjap in de residentie Banjoemas zal verbonden
zgn. Nu de lijn Soerabaja-Pasoeroean-Malang voltooid is, mag
men hopen dat eerlang althans aan de eerstgenoemde zoo hoogst
belangrijke verbinding de hand zal geslagen worden.
Van Tji Tjalengka voort een weg in zuidwest waartsche rich-
ting naar de districtshoofdplaats Madjalaja (eigenlgk Tji Bodjo) ;
vanwaar men over Tegal Mantri den pasanggrahan te Patjet aan
de noordelijke helling van den Malabar , met een prachtig gezicht
op de Bandong-vlakte, bereiken kan. Deze weg zou ons echter
terugvoeren naar de reeds bezochte streken van den Malabar
en Wajang; wij slaan daarom den nog meer belangwekkenden
weg in die van Tji Tjalengka in zuid-zuidoostwaartsche richting
naar de hoogvlakte van Lèlès voert '). Men trekt hier over een be«
zwaarlijken bergpas, die tusschen den Goenoeng Boedjoeng en
*) Zie Dl. I, bl. 80 en 85, en DL III, bl. 237. De hier voorkomende
namen worden zeer verschillend geschreven Voor Sembilan vindt men ook
Sembilang en op de kaart in den Atlas van N. I. zelfs Sindoelong; voor
Gerimbi heeft genoemde kaart Karoembi en Groneman, bl. 29, Karêmbi*
') Zie DL I, bl. 83.
Digitized by VjOOQIC
287
den Goenoeng Mandalawangi *) zoo steil omboog klimt, dat zij
die zich van een wagen bedienen, op onderscheiden punten een
voorspan vao buffels behoeven. Maar de bezwaren van den weg
worden rgkeljjk opgewogen door de schoonste afwisseling van
berg- en dalgezichten, waarbij men nu eens den blik vestigt op
de aan de linkerzijde tot eene hoogte van ruim 1200 meters
omhoog rijzende geïsoleerde, koepelvormige^ tot aan den top
begroeide bergen Ealèdong en Haroemen^ dan weder in de hui-
veringwekkende diepte eener wildbegroeide kloof nederziet, die
nog op de ontoegankelijkste plaatsen met enkele van het vroeger
bergwoud overgebleven reuzenstammen getooid is. Eindelgk gaat
het veelal bergaf in pijlsnelle, duizelingwekkende vaart, tot men,
na meer dan twee uren in den bergpas te hebben doorgebracht,
het 13 palen van Tji Tjalengka verwijderde Lèlès, de hoofdplaats
van het district Tji Eemboelan, binnenrgdt ^).
De vlakte rondom dit dorp is bedekt met heerlijke rijstvelden
en een groeten aanplant van kokos- en pinang-palmen ; een kom
of vijver met helder bronwater, waarbij een pasanggrahan ge-
bouwd is, noodigt er den reiziger tot een verkwikkend bad, en
in de nabijheid van het dorp welt een milde bron, wier water
eene warmte van 25^ C. heeft, uit een spleet aan den voet van
een heuvel op en geeft het aanzgn aan de beek Tji Tjapar, die
zich tusschen trachietsteenen van allerlei grootte haren rui schen-
den weg baant ').
Wij hebben hier de zuidoostwaarts vooruitspringende dwarsketen
voor ons, die ten zuiden van Lèlès het plateau van Garoet ver-
nauwt en de vlakte van Lèlès eenigermate van zijn meer zui-
delijk deel afzondert. Die keten bereikt in den Goenoeng Agoeng
hare grootste hoogte, terwijl zij in den vulkaan Goen toer, den ge-
') Deze Goenoeng Mandalawangi moet niet verward worden met den door Jung-
hnhn roet denzelfden naam benoemden emptiekegel van den Pangerango
(zie Dl. I, bl. 65 en 74). In bet artikel Mandalawangi in bet Aardr. en Stat.
Woordenboek van N. I. zijn die beide bergen wonderlgk dooreengebaspeld.
Reeds in de noot op bl 84 van dit deel is opgemerkt, dat velen den naam
Mandalawangi voor den ernptiekegel van den Pangerango voor verkeerd
bonden. Ik kom daarop beneden nog terug.
') Gronemon, Bladen, bl. 29 yy. >) Juagbnhn , Beise. 196 ; Boddingh. I. 97,
Digitized by VjOOQIC
288
duchten Donderberg, eindigt*). Tusschen den Patengtëng ') , van-
waar deze d warsketen uitstraalt, en den GoenoengAgoeng ligt, te
midden van schier ondoordringbare wouden, de krater Kawa Earaha^
die ook Eawa Eiamis genoemd wordt, ofschoon die naam zeker
niets gemeens heeft met dien van den merkelijk zuidelijker gele-
gen Goenoeng Eiamis , dien wij bij ons bezoek van de Eawa
Manoek leerden kennen '). De Eawa Eiamis bevat eenig fuma-
rolen en borrelende modderpoelen , waarin zich de rhlnooerossen
en bantings dikwijls komen baden. Zoover mij bekend is , bleef
de heer Reinwardt, die in 1819 tot den krater doordrong, tot
dusver de eenige bezoeker. Voor den toerist staat zijne belang-
rijkheid zoo het schijnt in geene gunstige verhouding tot zijne
toegankelijkheid; doch dat hem eerlang een nader onderzoek van
een wetenschappelijk reiziger ten deel valle , is zeker zeer te
wenschen. Mocht deze krater zich allengs door zijne uitwerpselen
tot een berg ophoogeU; zooals, volgens Junghuhns meening,
met den Goentoer het geval is geweest, dan zou de Goenoeng
Agoeng aan weerszijden een eruptiekegel bezitten uit zijne hel-
lingen opgegroeid *).
Rijdt men van Lclès zuidwaarts naar het op zes palen afstand»
bekoorlijk tusschen bamboeboschjes en door tal van vischvgvers
omgeven Trogong ^), de hoofdplaats van het district Timbang
Anten, dan weidt het oog over een verscheidenheid van too-
neeleu die zelfs op Jèiva zelden geëvenaard wordt Bij het
verlaten van Lèlès ligt de woeste Goenoeng Agoeng, roet
zijne ontoegankelijk steile ribben en ravijnen, zijne deels met
woud begroeide, deels met halfverweerd lavapuin bedekte zg-
wanden voor ons en onttrekt den Goentoer zelven aan onzen
blik; maar nadat een voorspan van buffels onzen wagen door
de dikke vulkanische asch over de steile hellingen van den
Djoengkoer Paneng, een van den Agoeng afdalenden en zich
») Zie D. !• 83. «) Zie Dl. I. 79.
3) Zie boven, blx. 282. In het Aardr. en Stat. Wdbk. v. N. I., art Eiamis,
wordt de krater ten onrechte naar den Q. Kiamis verplaatst.
*) Jongbohn, Java, II, bL 107 der 1', 124 der 2« nitg.
*) Groneman, Bladen ^ bL 35, aohrgft Taro^goeog.
Digitized by VjOOQIC
289
tot ver in den dalgrond uitstrekkenden stroom van lavapuin,
heeft heengesleept, wordt onze blik als geboeid aan den Goen-
toer, die eensklaps in al zijn woeste dorheid voor ons oprijst
en uit zijn uitgetanden kratermond dreigende dampwolken
omhoog zendt. Geen grasbalm tooit zijne bellingen; kaal van
den top tot aan den voet vertoont hij zich in het somber kleed
zijner eigen zwartachtig-grijs gekleurde uitwerpselen als een
beeld van verwoesting en dood. Maar welk een contrast wan-
neer wij onzen blik van dit huiveringwekkend schouwspel naar
de bekoorlijke vlakte wenden, die door het bed der Tji Manoek
wordt doorsneden! Lachende velden, vriendelijke dorpen en
gehuchten, bekoorlijke kleine meren ^ zooals de SitoeBagendit ')
en de Sitoe Randjong, maken haar tot een bloeienden lusthof,
die echter ook aan de andere zijde van den bruisenden stroom
door trotsche berggevaarten begrensd wordt en steeds sidderend
opziet tot den vuurkolk, die zoo dikwgls de berghellingen met
gloeiende puinmassa's bedekte en ophoogde , en steeds de schoone
dorpen Lèlès, Trogong en het nabijgelegen Garoet met het lot
van een Herculanum en Pompeji bedreigt.
Ofschoon de hoogste top van den Goentoer, d. i. de noord-
westelijke kraterrand, eene hoogte van 1982 meters boven het
zeevlak bereikt, verheft hij zich slechts 1280 meters boven zij no
basis, het Garoet-dal. Echter is de beklimming hoogst moeilijk;
klein is het getal van die haar ondernamen , nog kleiner van
die haar volbrachten. Reinwardt beproefde haar in 1818 en
andermaal in 1819, maar moest beide keeren voor de onover-
komelijke zwarigheden wijken. Junghuhn was gelukkiger. Hij
bereikte den kraterrand in Juli 1837, in gezelschap van de
heeren Fritze en Nagel , en beklom den berg andermaal, nadat
inmiddels vier uitbarstingen hadden plaats gehad, waardoor
zijne gedaante groote veranderingen had ondergaan en de kra-
terrand aanmerkelijk in omvang was toegenomen, in Augustus
>) Geadohten op den oost- en westoeyer yan dit meer, het laatste met den
Goentoer op den achtergrond , komen voor bg Groneman , „de Preanger regent-
schappen, landschappen ^naar de natuur geteekend^ (Leiden, Kolff).
m. 1»
Digitized by VjOOQIC
290
1844, vergezeld door den heer P. J. Maier '). In Mei 1854 werd
de Goentoer beklommen door den heer J. E. Teysmann *), nog
wat later, in Aug. 1859, door den heer J. Groneman ^). Berichten
van latere bestijgingen zijn mij niet bekend. Aan het verhaal
van laatstgenoemden schrijver ontleen ik eenige vluchtige trek-
ken; want bij een aan zoovele veranderingen onderhevig terrein,
moet men zich bij voorkeur houden aan de jongste berichten.
De heer Groneman en zyne reisgenooten stegen in den vroegen
morgen te Trogong te paard, den weg inslaande die naar den
zuidoostelij ken voet van den Goenoeng Poetri voert. Deze zui-
delijke uitlooper van het Goentoer-gebergte bestaat uit twee
evenwijdige, door een breede kloof gescheiden ruggen, die met
gras en kreupelbosch bedekt zijn. Een reusachtige brandnetel,
Poeloes genaamd *) , die hier menigvuldig voorkomt , is de schrik
der reizigers, die bij den eersten aanblik van den*4ioom eene
ficus-soort vermoeden, maar bij aanraking zwaar voor hunne
dwaling gestraft worden. Na een uur rgdens langs een smal
bergpad werd de kloof bereikt die den wild begroeiden Poetri
van den kalen ^ donkeren puinhoop scheidt, die den naam van
Goentoer draagt en, waar men ook heen blikt, slechts een
grauwen bodem van vulkanische asch vertoont , waarop millioenen
lavabrokken in eindelooze verscheidenheid van grootte, kleur
en soort gestrooid zijn. Bij de grenskloof moet men de paarden
achterlaten, want de helling biedt geen spoor van een pad.
Aanvankelijk evenwel is het terrein wel zeer oneffen, maar
zonder sterke helling, doch in de richting van den krater voort-
klauterende , ziet men welhaast de steilte zoozeer toenemen , dat
men de helling op wel 45 graden schatten kan. De breede stroo-
men van grootere, door gruis en puin aangevulde lavabrokken,
die van den kratermond kronkelend afwaarts dalen en zich
van beneden gezien als donkere strepen vertoonen, bieden
echter den voet een beter steunpunt dan de dikke, door steenen
1) Jnnghuhn, Java, II, bL 105. Het verhaal der eerste beklimming vindt
men Reise. 194, dat der tweede Java, II. 522; vgl. Nat. T. v. N. I. IV. 41.
») Nat. T. V. N. I. VIII. 206. ») Bladen, 82.
^) Laportea crenulata of een verwante soort.
Digitized by VjOOQIC
291
afgewisselde aschlagen, ofschoon het aanhoadend klauteren over
de soherpkantige , vaak ellenhooge trachietbrokken een uiterst
vermoeiende taak is. Gelukkig dat de naar rust en verademing
hijgende reiziger, wanneer de uitgeputte longen en als verlamde
beenen hem een oogenblik tot stilstaan dwingen , verkwikt wordt
door den liefelijken aanblik van het dal met zijne duizenden^
hier droog liggende, daar met blanke waterspiegels bedekte
sawah's, zijn ontelbare kampongboschjes, zyn glinsterende meren,
de kronkelende zilverlinten zijner rivieren, en door de trotsche
lijnen aan den horizon gevormd, van waar de Pepandajan achter
den Poetri zijn gapenden krater toont, tot waarde TelagaBodas
achter de G-oentoer-helling verdwijnt. Schoon vooral is hier de
Tji Eorai, wiens prachtige kegel zich donkerblauw teekent tegen
het rein azuur des hemels, en wiens van den top afdalende
ribben , door zacht gebogen uitspoelingsdalen gescheiden , zich ,
steeds wijder vaneen wijkend, tot ver in de vlakte verlengen.
Steeds gevaarlgker wordt de tocht ^ steeds moeielijker de adem-
haling, tot men eindelijk, na drie uren klimmens over den kalen
puinhoop, eene reeks van kleine dampende openingen in den
sterk verhitten bodem ontwaart. Zij kondigen de nabijheid aan
van den zuidelijken kraterrand, van welken men weldra in den
gapenden afgrond nederziet. Tusschen, deels vnurroode, deels
bruingrijze, bijna loodrechte wanden^ uit wier tallooze spleten
en kloven vulkanische dampzuilen omhoog dwarrelen ^ blikt men
neder in de vreeselijke diepte. Van afdaling in dezen krater
kan geen sprake zijn; maar 't noordwestelijk deel van den
rand, waar de lavamassa tot een hoogeren bergkam oprgst,
verlokt tot een nieuwe poging. Hier is echter het gezicht in
den kraterbodem minder ruim, minder indrukwekkend, maar
kan men beter de eenigszins komvormig ingezakte vlakte waar-
nemen, die den kratertop verbindt met den Goenoeng Mesigit,
een wat hoogeren top dan de Goentoer, die de ruimte tusschen
dezen en den Agoeng aanvult. Vroeger waren de Goentoer en
de Agoeng door een diepe kloof gescheiden , doch de uitbarsting
van November 1843 heeft ze opgevuld met groote hoeveelheden
asch en lavapuin en haar door een oneffen puinveld vervangen,
Digitized by VjOOQIC
292
dat op vele punten niet zonder gevaar voor het afstorten der
steenbrokken kan betreden worden.
Junghuhn heeft de meening uitgesproken, dat de Goentoer,
die zich werkelijk voordoet als niet uit den hoogsten kant van
de bergketen, maar uit zijne zuidoostelijke helling uitgebarsten,
plotseling ontstaan is als een zijdelingsche spleet, wier uitwerp-
selen aan de buiten waar tsche hellingen den vorm van een halven
kegel gaven, en dus een bloote eruptiekegel is zonder ringmuur ').
Tegen deze meening is Dr. Bleeker nadrukkelijk opgekomen.
Hij wijst er op dat de bergen Poetri, Tjinde, A^goeng; Tin-
djoelaut en Handjawar ^) te zamen den Goentoer hoefijzervormig
omgeven, en dus klaarblijkelijk den ouden ringmuur vertegen-
woordigen , waarvan alleen het naar Trogong gekeerde gedeelte
is ingestort. Dit gevoelen krijgt groote waarschijnlijkheid , wan-
neer men bedenkt, dat de aanleuning der binnenzijde van den
Goentoer tegen den achter hem liggenden berg zeer wel door
opvulling der vroegere tusschenruimte door zijne vulkanische uit-
werpselen kan zijn teweeggebracht, eene opvulling waartoe nog
de uitbarsting van 1843, zooals ons bleek, aanmerkelijk heeft
bijgedragen ').
De geschiedenis der uitbarstingen van den Goentoer te be-
schrijven, behoort niet tot mijne taak. Alleen zij opgemerkt,
dat zij zeer menigvuldig waren in de eerste helft dezer eeuw,
waarin er 17 bekend zijn, de laatste in 1847. Yan dien tijd af
schijnt hij bijna geheel in rust te zijn gebleven. Als eene curi-
ositeit vermeld ik, dat Junghuhn de hoeveelheid der bg de
uitbarsting van Januari 1843 *) uitgeworpen asch of zand op
een gewicht van 330 millioen pikols (van 125 Amst. ponden)
begroot. Wie de gegevens voor zulk een berekening nagaat ,
zal wel moeten erkennen, dat men daarbij niet op ettelgke mil-
') Java, II. 74, 531.
*) De beide laatste , elders niet genoemde toppen weet ik niet aan te wgzen,
tenzy zy in de plaats komen van Janghahn's Djoengkoer Paneng.
') Zie Nat. T. v. N. I., VI. 360, 520. Een dergeljjk verschijnsel herhaalt zich
bg den berg Boeloerau, zooals Bleeker opmerkt en Stohr, die Provinz Ban-
juwangi, bl. 11, bevestigt.
*) Wel te onderscheiden van die van Kov. 1848.
Digitized by VjOOQIC
293
lioenen meer of min moet letten ; maar toch is zij niet geheel zonder
waarde, daar zij ons meer dan alle beschrijving te hulp komt in de
voorstelling, hoezeer zelfs nog in den jongsten tijd de bodemgesteld-
heid van Java door de uitbarstingen der vulkanen is gewijzigd ^).
Wij keeren thans nognMtals naar Bandong terug om ook aan
de noordwestelijke districten van het regentschap dat ons reeds
zoo lang bezig hield , aan Granda Soeli , Tji Lokotot , Kadja
Mandala en Tji Hea een bezoek te brengen. De drie laatst-
genoemde worden doorsneden door den groeten postweg van
Bandong naar Tji Andjoer, aan welken ook hunne hoofdplaatsen
gelegen zijn. Wg snellen eerst over het westelijk deel der Ban-
dong-vlakte naar Tji Mahi, de hoofdplaats van Tji Lokotot. Zij
heeft haren naam van het riviertje Tji Mahi, een zijtakje van
de Tji Taroem, dat op den Tankoeban Prahoe ontspringt en
aanvankelijk zijn loop neemt door het breede, boschrijke hoog-
dal tusschen dien vulkaan en den scherpkantigen rug van den
Boerangrang. Te midden van dit dal verbreedt zij zich tot het
fraaie, vaak door rhinocerossen en bantings bezochte en door
honderden watervogels verlevendigde meer Lembang Tji Mahi,
in welks heldere en kalme wateren zich de toppen van den
Boerangrang weerspiegelen. Na dit hoogdal verlaten te hebben
vormt zij onderscheiden watervallen, waarvan de Tjoeroeg
Penganten wel niet de hoogste, maar ongetwijfeld de schilder-
achtigste is. Hij dankt zgn naam aan de den inlander zoo ge-
meenzame voorstelling van een bruidspaar, waar het oog en de
verbeelding treffende, schoon levenlooze, voorwerpen gepaard
voorkomen-»); want zijne beide machtige, meer dan honderd voet
schier loodrecht nederstroomende waterstralen, gescheiden door
een met groen gekroond rotsblok, dat wellicht niet zeer lang
meer aan de ondermijnende kracht des waters zal weerstand
bieden, zijn als een bruid en bruidegom, die uit een heerlijke
zaal van loof en bloemen in vollen luister te voorschijn treden ').
^) YerschljnBelen als Deel II, bl. 52 en 131, ter sprake kwamen, worden
daardoor begrijpelijker.
5) Vgl. boven, bl. 112.
') Dege Bchoone waterval is beschreven en afgebeeld in Verhh* o, d. lï. O.
Digitized by VjOOQIC
294
Tji Mahi ligt zes palen van Bandong. Yijf palen verder
bereikt men den post Tji Padalarang, vanwaar een zijweg door
lange bergpassen en breede ravynen^ over schuimende bergstroo-
uïen en schommelende hangbruggen^ noordwaarts loopt naar de
wilde kalkrotsen van het Parang-gebergte en de diepe vallei
van Plèrèd. Grooter rijkdom van natuurschoon dan deze weg
aanbiedt, is nauw denkbaar. Tusschen de zich hier en daar
openende bergwanden blikken u rijkbe waterde valleien en zacht
glooi^de, met hoema's*) en schilderachtige boomgroepen bedekte
hellingen tegen, terwijl achter die heerlijke landschappen zich
de gekloofde ribben en wijkende ruggen en toppen van den
trotschen Boerangrang verheffen.
Wanneer men de Tji Somang, een kleine zijrivier van de
Tji Taroem , is overgestoken en daarmede den voet op het voor-
maals Tji-andjoersche, thans Bandongsche, distrikt Ganda Soeli
heeft gezet, klimt men door woeste graswildernissen tot het
hoogste punt van den bergpas op. Hier verandert eensklaps het
tooneel: aan weerszijden van den wég wijken de naakte berg-
wanden terug en er opent zich een vergezicht van on vergelijk-
baren rijkdom aan vormen en kleuren over de onafzienbare
vallei van Plèrèd, •— een paradijs in de wildernis, — die ten
laatste zich in de lage landen van Era wang verliest. En uit die
vallei stijgt aan de noordwestzijde de wild dooreengeworpen ,
veelvormige steenmassa van het Parang-gebergte omhoog. Een
chaos van ribben en ruggen, van kloven en kruinen rijst in
eindelooze verscheidenheid van lijnen op, terwijl hier en daar
donkere kalktorens, duizenden voeten hoog, met loodrechte wanden
boven den dalbodem opstijgen.
Op 23 palen afstands van Tji Padalarang liggen, aan den voet
van het gebergte, de verspreide woningen van het stille Plèrèd,
de hoofdplaats van het district, en na zich nog 10^ paal om
het gebergte te hebben heengekronkeld, bereikt de weg Tji
d. N. Overz. bez. Afd. Ld. en Vk. bl. 454 en T. v N. I. 1852, I, bl.425.
De boven , bl. 252 , beschreven waterval der Tji Kapoendoeng is afgebeeld in Gro-
neman's ,,Preanger-RegentBchappen , landschappen naar de natuur geteekend**.
>) Zie D. I, bl 116.
Digitized by VjOOQIC
296
Kao op de grenzen der Preanger, dat wij reeds als eene stapel-
plaats yan de koffie, die vandaar langs de Tji Tarocm wordt
afgevoerd, hebben leeren kennen *). De weg dien wij hier
bereden hebben, is een der voornaamste afvoer wegen van West-
Ja va en de eenige voor een groot deel der Preanger, en zal
dit blijven tot de spoorweg, die thans in bewerking is, aan dit
gewest een beter middel van gemeenschap verschafl; ').
Bg Tji Padalarang maakte de postweg oorspronkelijk eene
sterke bocht noordwaarts, ging de Tji Taroem over bij Bajabang,
jnist beneden het punt van hare vereeniging met de Tji Sokan ,
en boog zich dan om naar Soeka Mantri in het Tji-andjoersche
district Maleber, vanwaar hij weder met de tegenwoordige rich-
ting samenviel. Door de verlegging is een dubbele rivierovergang
noodzakelijk geworden , maar is de afstand van Tji Padalarang
tot Soeka Mantri zeven palen verkort '). Thans gaat de weg
van Tji Padalarang naar het 11 palen verder gelegen Radja
Mandala; de hoofdplaats van het gelijknamig distrikt, en voert
eerst door de steil opgerichte kalkbanken van het gebergte dat
aan deze zijde het plateau van Bandong begrenst, en dan over
de gelijksoortige, maar horizontaal liggende kalkbanken, die de
vlakte of het terras van Radja Mandala vormen *). Gelijk altijd
bieden ook hier weder de kalkbergen^ waaronder de toppen
Earang Paranten, Pawoeng, Tandjoeng^ Eentjana enz., de
schilderachtigste tooneelen op. Hier glinsteren zij met huniie
krijtwitte wanden u door het groene bosch te gemoet, elders
rijzen zij als bouwvallen van torens en paleizen boven het
geboomte op en roepen u de ruines der ridderkasteelen aan
Rgn en Moezel in het geheugen terug. Yooral merkwaardig is
de Goenoeng Mesigit, over wiens hellingen de weg heenvoert,
en wiens opeengestapelde rotsen aan eene reusachtige moskee
doen denken, zooals ook de naam te kennen geeft. De weg
>) Boven, bl. 156.
') Hier was schier miJn eenige gids Groneman, Bladen, bl. 304 tt.
') De Wilde, Preanger Regentschappen, 32. Yan Hoêvell's geheugen be-
droog hem toen hij meende nog in 1847 de Tji Taroem bij Bajabang te zgn
oyergegaan. Zie zijn Reis, I. 37.
*) Zie boyen, bl. 263 en 264.
Digitized by VjOOQIC
296
bereikt tuBschen deze rotsen eene hoogte van 800 meters boven
den zeespiegel en daalt daarna zigzagsgewgze naar de vlakte af.
Radja Mandala ligt op nog slechts twee palen afstands van
het diepe en breede ravijn waardoor de Tji Taroem vloeit. De
prachtig met bosch begroeide oevers verheffen zich tot 80 meters
boven het water, waarin een sterke pont, door een vloer van
bamboe op vier aaneen gebonden prauwen rustende gevormd,
gereed ligt om den zwaren reiswagen te ontvangen, die, voor-
zichtig naar beneden gelaten, het vaartuig onder zijn gewicht
doet buigen en kraken. Langs een dun, maar sterk rotantouw
wordt de pont, in weerwil van den woedenden stroom, veilig
naar de overzijde getrokken.
Na de Tji Taroem te zgn overgestoken hebben wij thans nog
8 palen over een zwak golvenden, grootendeels met alang-alang
en glagah bedekten bodem af te leggen, om de districtsplaats
Tji Hea, ook Tji Sokan wètan genoemd, te bereiken. Kort na
den overgang der Tji Taroem snijdt de weg de rivier Tji Hea,
die zich een weinig lager met eerstgenoemde vereenigt. De Tji
Hea doorstroomt het geheele naar haar genoemde district van
het zuiden naar het noorden , vormt niet ver van haren oorsprong
den waterval van Batoe Arahan en is bekend door de deugdzame
slijpsteenen die bij hare bronnen en boventakjes worden verza-
meld '). Het dorp Tji Hea ligt aan den rechteroever der Tji Sokan,
die hier de grensscheiding tusschen de regentschappen Bandong
en Tji Andjoer uitmaakt. De Tji Sokan stroomt door een soort-
gelijke kloof als die der Tji Taroem, maar omstreeks 30 meters
minder diep. De kloof heeft van boven wel 130 meters breedte,
maar de in haren diepsten grond stroomende rivier kan op niet
meer dan 16 ti 17 meters breedte geschat worden en is overspannen
door een overdekte Amerikaansche brug. De paarden worden
afgespannen, rotantouwen worden aan de wagenassen bevestigd
en, terwijl men die beurtelings om een der langs de helling ge-
plaatste palen slaat, laten een twaalftal koeli's het rijtuig lang-
zaam naar beneden, waarna zij het over de brug trekken, aan
ï) De Wilde, Preanger Regentsch. 137.
Digitized by VjOOQIC
297
welker overzijde de karbouwen gereed staan, om het voetje
voor voetje weder tegen de hoogte op te sleepen. Men betreedt nu,
bij het dorpje Tji Sokan koeion , de vruchtbare vlakte van Male-
ber, die zich, zacht hellend van het westen naar het oosten, over
den voet van den Gedé uitbreidt. Terwijl het oog met welgeval-
len rust op de kampongs onder vruchtboomen en bamboestoelen
verscholen^ de welige rgstvelden die ze omgeven, endetrotsche
lijnen der blauwe bergen op den achtergrond, bereikt men,
na 4 palen sedert den overgang van de Tji Sokan te hebben
afgelegd, het reeds genoemde Soeka Mantri. Bij deze plaats gaat
een vrij breede binnenweg, die de noordoostelijke districten van
Tji Andjoer, t. w. Tji Blagoeng en Tji Kalong, doorsnijdt,
langs hunne gelijknamige hoofdplaatsen naar het door zijne
koffiepakhuizen bekende Paroeng Eoleng aan de Tji Taroem ').
Deze rivier maakt hier de grensscheiding tusschen het district
Tji Ealong en de Bandongsche districten Radja Mandala en
Ckuda Soeli. Het dorp Tji Ealong ligt aan de rivier Tji Eoen-
doel, die, op den Gedé ontspringende, een diep dal in oost-
waartsche richting door het geheele district Tji Ealong heeft
gegroefd, en in de Tji Taroem valt ongeveer in het midden tus-
schen het punt waar zij zich met de Tji Sokan vereenigt, en
dat waar zij, op de plaats harer plotselinge wending om den
berg Tjantajan heen, de uit het oosten komende Tji Somang
opneemt '). De districten Tji Ealong en Tji Blagoeng zijn
bedekt door de zuidelijke hellingen en uitloopers van het Cen-
traal-gebergte ^ dat zich hier eerst, op de grenzen van Tji
Andjoer met Buitenzorg, in een lagere bergreeks voortzet, maar
op het punt waar de Erawangsche grens de Buitenzorgsche
vervangt, in den Dendeng-Hari weder tot een aanzienlijke hoogte
opstijgt ^). Tier palen verder dan Soeka Mantri rijdt men het
vriendelijke Tji Andjoer binnen *).
*) Buddingh N. O. I. I. 85. «) Zie Dl. I, bl. 81.
») Zie Dl. I, bl. 75, en Dl. III, bl. 150.
*) De weg van Bandong naar Tji Andjoer is oneindige malen beschreven.
Als voorbeelden citeer ik: van Hoeveil, Reis, I. 35 vv. ; Buddingh, Ned O.
I. L 88 vv. ; Croookewit in Gids voor 1866, III, 300 v ; van Rgokevorsel,
Brieven 317 vv. ; Heynen, Drie bergvlakten op Java (overdruk uit het
Digitized by VjOOQIC
298
De hoofdplaats van het grootste, maar in belangrijkheid eerst
het tweede der Preanger Regentschappen, vertoont zich op een
afstand gezien, door de rijke plantsoenen van klappers en pi-
sangs die haar omgeven of binnen hare kom groeien, als een
weelderig bosch te midden een er met sawahs bedekte vlakte.
Inwendig heeft zij rechte, breede, door netheid uitmuntende
straten, en op eene hoogte van bijna 500 meters boven het
zeevlak gelegen, heeft zij een gezond en aangenaam klimaat
Doch het zou overbodig zijn haar verder te beschrijven. Reeds
vroeger is op hare groote overeenkomst met Bandong gewezen
en zijn de voornaamste punten van verschil in het licht gesteld ').
Het regentschap Tji Andjoer kan alleen in de noordelijke aan
de helling van Java's Centraal -gebergte liggende districten in
rijkdom, volkrijkheid en belangwekkende natuurtooneelen met
Bandong wedijveren. Ook in overblijfselen van beelden en bid-
plaatsen uit den vóór-Mohammedaanschen tijd, ofschoon die
ook in Bandong schaarsch zijn, is Tji Andjoer nog armer; het
weinige van dien aard dat in het Regentschap te vinden was,
heeft nog veel van zijne waarde verloren, doordien het reeds
voor jaren grootendeels van zijne oorspronkelijke plaats wegge-
voerd werd, om in den tuin van het residentiehuis te Tji Andjoer
te worden verzameld ^). De vijf groote aan zee palende distrio-
ten, Pelaboean, Djampang koeion, tengah en wètan en Tji
Damar, bestaan grootendeels uit eentonige, schaarsch bevolkte
wildernis, waarover ook de geschiedenis van Java zwijgt Slechts
enkele punten vorderen er onze aandacht, terwijl voor dekennis
van het overige de algemeene beschrijving van de kust en van
het berg- en rivierstelsel van Java volstaat, die in het eerste
deel van dit werk is gegeven ').
De lezer zal zich herinneren, dat ik hem, bij de beschrijving
der residentie Batavia, langs den postweg tot op den top van
TjjdBchrift „de Wachter*). 99 ; Coolsma , Twaalf yoorlezingen over West-
Java. 222 v.
*) Zie boven, bl. 255 tv.
») Brumund, in Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXIII, 85 v.
») Zie ald. bl. 47, 74, 77^-79.
Digitized by VjOOQIC
299
den Megamendoeng bracht; waar een hek de grens tusschen ge-
noemde residentie en de Preanger-regentschappen aanwijst ').
Thans noodig ik hem uit met mij in gedachten eerst de 19
palen af te leggen ^ die Tji Andjoer nog van genoemd grenspunt
scheiden, en vervolgens de voornaamste punten van het Gedé-
gebergte te bezoeken ^ dat, door den Geger Bintang met den
Megamendoeng verbonden, in grootsche lijnen op de grens van
Bnitenzorg en Tji Andjoer omhoog rijst
De weg gaat van Tji Andjoer in noordwestelijke richting dwars
door het district Tji Poetri naar zijn hoofdplaats Patjet, een
afstand van 11 palen, en na nog een paal bereikt men den
post Tji PanaS; het beroemde lustoord van den Gouverneur-
Generaal, gelegen op eene hoogte van 1078 meters boven den
zeespiegel. Wij zijn dus van Tji Andjoer af reeds bijna 600
meters gestegen, ofschoon de weg over eene bekoorlijke afwis-
seling van bergen, vlakten en valleien gaat. De frissche berglucht,
de verscheidenheid van plantengroei, het beweeglijk kristal der
veelvuldige bergstroomen , de vriendelgke dorpen die door hunne
dichte boschjes gluren, het gewemel van voetgangers enpedati's
en grazende karbouwen en de woeste bergge vaarten op den ach-
tergrond maken dezen weg tot een der aangenaamste van Java.
Tji Panas ontleent zijn naam^ dien het met zoovele andere
plaatsen op Java gemeen heeft, aan het warme water dat hier
op drie verschillende plaatsen uit den bodem opwelt en zijne
hooge temperatuur en minerale bestanddeelen dankt aan den
vulkanischen bodem ^ gevormd door de lavastroomen van den
Gedé, die zich tot hier hebben uitgebreid. Te midden der tui-
nen is bij een dezer hoornen een badhuis opgericht '). Omringd
door de wilde en woeste natuur van het zich vóór den Gedc
uitstrekkend voorgebergte, waarop zij zijn aangelegd, leveren
die tuinen met hunne bijna meer Europeesche dan Indische vrucht-
boomen en gewassen en hunne welige grasperken een indruk-
wekkend schouwspel op. Moge ook de woning niet zeer aanzienlijk
zijn, het gezond en gematigd klimaat (in den vroegen morgen
') Boven, bl. 93, 94.
«) Maier in N. T. v. N. I III. 175; Junghuhn, Java, IL 1310.
Digitized by VjOOQIC
300
wijst de thermometer vaak minder dan 10^ C), de heerlijke
omstrekea, de geschiktheid voor de jacht maken Tji Panas tot
een aangenaam verblijf *). De tuinen zijn thans, voor zoover zij
als kweekplaats voor aan koeler klimaat eigen gewassen ge-
bezigd worden, als zoogenaamde „bergtuin^ met den plantentuin
van Buitenzorg onder hetzelfde bestuur vereenigd^ zooals reeds
* vroeger werd opgemerkt -). Er zijn vele fraaie boomen en heesters
geplant en er worden voor de tafel van den Gouverneur-Generaal
groote hoeveelheden Europeesche groenten gekweekt. Wallace
werd er bijzonder getroffen door eene kweekerij van orchideeën,
die langs een kleine rivier welke den tuin besproeit, aan de
stammen en takken der boomen gehecht waren '). Misschien zou
men ze thans te vergeefs zoeken; want zulke inrichtingen zijn
natuurlijk aan gedurige verandering onderhevig.
Indien Tji Panas een aangenaam oord van uitspanning aan
den Gouverneur en zijne gasten biedt, ook minderbe voorrechten,
die herstel van den afmattenden invloed der tropische warmte
zoeken^ kunnen daartoe in deze koele bergstreek gelegenheid
vindeq. Zij wordt hun een weinig voorbij Tji Panas geboden
in het bekende gezondheidsétablissement Sindang Laja, dat
zijn aanwezen dankt aan den vermaarden Doctor Ploem, en op
denzelfden voet als dat te Gadok in het Buitenzorgsche door
het Gouvernement wordt gesubsidieerd *). Het établissement
is geheel als een logement ingericht en men betaalt er dezelfde
prijzen als in andere logementen. De niet zeer schitterende voor-
loopige inrichting is in 1865 of 1866 door een ruim, fraai en
schoon gelegen huis vervangen, zoodat thans Sindang Laja aan
alle eischen van een uitspan niugsoord voldoet ^).
Nu begint zich de heerlijke vegetatie der rasamala's met hare
torenhooge kruinen , het schoonste sieraad der hellingen van den
Megamendoeng , te vertoonen '). Hier en daar ziet men ze zich
spiegelen in rosachtig gekleurde meertjes of plassen, door het
>) Van Hoêvoll, Reis I. 20; Heynen,Drie bergvlakten. 115; Croookewit. 323.
') Boven, bl. 87. ') Inaulinde. I. 188. ^) Zie boven, bl. 91.
*) Croockewit, bl. 324 v.; d'Almeida, Life in Java, II. 265.
«) Zie Dl. I, bl 158.
Digitized by VjOOQIC
301
bijeengeloopen bergwater gevormd; elders verheffen zg zich
achter het ondoordringbaar heestergewas dat beide zijden van
den weg omzoomt. Op drie palen afstands van Tji Panas wordt
de laatste post Tji Andjawar bereikt. Vandaar gaat het met
vervaarlijke steilte 5 palen ver tegen de hellingen van den
Megamendoeng omhoog, hier nog bezwaarlijker dan aan de Bui-
tenzorgsche zijde omdat de weg m?nder slingerend is aangelegd,
en bereikt men eindelijk den poentjak of top, waar het heerlgk
panorama den reiziger de gelegenheid biedt het treffend contrast
tusschen de trotsche en sombere tooneelen van het Preanger
landschap, en de zachte en liefelijke van het Buitenzorgsche op
te merken.
Doch keeren wg naar Tji Panas terug, om vandaar den in
1840 door den hortalanus van Buitenzorg, den heer Teysmann,
aangelegden weg naar den top van den Pangerango (juister
Pangrangoe), Junghuhn's Mandalawangi , in te slaan *). Langs
dien weg li^en de bergtuinen van Tji Bodas, Tji Berëm (of
Bcurem) en Eandang Badak geéchelonneerd , terwijl de hoogste
op den top zelven, 3022 meters boven den zeespiegel, wordt
aangetroffen '). Het eerste gedeelte van den weg is van hoog
bosch ontbloot; men rgdt langs met dorpjes bezaaide grasvlakten ,
vol weidende buffels, afgewisseld door tabak- en koffieplantsoe-
nen, en als mcSn Tji Bodas nadert, waar de eerste proeven met
de kinacultuur genomen, doch sedert lang gestaakt zijn, door
welige kweekbedden van artisjokken en aardbeziën. Men gaat ver-
volgens langs een dalkloof die tot aan den rand als met een meer
') De aanleg van den weg wordt yermeld in Junghahn's Java, II. 21. In
de beschrijving daarvan volg ik vooral de Reise der Novara, II. 156 vv.,
met vergelijking van Wallace. Insulinde, I. 188; d'Almeida, Life in Java,
II. 267; Buddingh, N. O. I., I. 82. In de besohrjjving van den berg zelven
volg ik Junghuhn's Java in de tweede uitgave, II. 16—25. Wij vinden daar
ook in hoofdzaak terug wat Junghuhn vroeger in zijne monographie „Streifzüge
durch die Waldgebirge G. Panggerango, Manellawangi und Gedé^ , geplaatst
achter zgn ^^Réisen durch Java*^. 412— 518 , over dezen berg had medegedeeld.
Over het geschil betreffende den Mandala wangi raadplege men de beneden,
bl. 313 noot, vermelde Kritische Aanmerkingen van Tojsmann en Junghuhn^s
antwoord.
') Vgl. boven, bL 87.
Digitized by VjOOQIC
302
van groen gevuld is, en weldra vangt ook hier het bosoh der
slanke, zuilvormige rasamala's aan, wier kroonen zich welven
boven een struikhout van sierlijke boom varens en musaceeên.
Zoo bereikt men den pasanggrahan van Tji Bërëm, opgericht
op een plateau door een allengs vlakker wordend dal gevormd.
Deze plaats is door den heer Teysmann meer bgzonder tot een
kweekerij van nuttige planten uit kouder hemelstreken bestemd.
In de nabijheid is op eenigen afstand van den weg eene plek ,
die eiken vriend der Natuur tot een bezoek uitlokt, al is zij
slechts te voet en met veel moeite te bereiken. In een woeste
ber^kloof, gedeeltelijk gevuld door het roskleurig water der
rawa Tji Bërem ^), die aan de plaats haren naam geeft, ziet
men zich aan weerszijden, te midden van prachtige boomen en
heesters, het water van een klaren bergstroom nederstorten. Die
ter rechter valt bijna loodrecht van een hoogte van 400 voet,
terwijl die ter linker zich als een pauwestaart uitbreidt over een
vooruitspringende rots, langs wier hellingen hij den bodem zocht.
Yan deze beken heet de eene Tji Panas, de andere is de Tji
Eoendoel , die op den Gedé ontspringt en die wij reeds in haren
verderen loop als de hoofdbeek van het district Tji Ejilong
leerden kennen '). Aan de oostzijde van de rawa is een fraai
gewelfde grot^ wier bodem ten deele door haar water bedekt is.
Van dezen kleinen uitstap keeren wg terug naar Tji Bërem,
vanwaar de smalle weg al slingerend door het woud naar boven
stijgt. Weldra vindt men zich geplaatst tusschen twee vervaar-
lijke rotsen, die, als de pijlers eener poort, slechts een nauwen
doortocht vrij laten. „Lawang Sakatoen^ is de naam dezer rots-
poort, die, naar luid der overlevering, hier aan den ingang van
het woud werd opgericht door een vorst van Padjadjaran, en
daarom door de inlanders met eerbied wordt begroet. Nog een
weinig verder wordt men verrast door het gemurmel en gekletter
der uit drie warme bronnen samengevloeide beek Tji 01ok,die,
dampend heete watervallen vormend, zich in de met heerlijke
boom varens getooide dalkloof der Tji Eoendoel nederstort. Een
») Tji Bérem beteekent „rood water " *) Boven bl. 297.
Digitized by VjOOQIC
300
smalle houten brag voert over de beek en na weinige schreden
gaat men op dezelfde wijze eene andere over met ijskoud water,
die met de eerste evenwijdig loopt en, even als zij, de tallooze
varens bedauwt die uit den a%rond waarin zij zich neerstort ,
opwaarts rijzen. Nog wat verder houdt het bosch op en loopt
de weg over een uitgestrekt veld van puin en steenen , getuigen
van de verwoestende kracht des nog steeds werkzamen kraters
van den nabijgelegen Gedé, die wel geen gloeiende lavastroomen
meer uitwerpt, maar nu en dan eene plek schijnt uit te kiezen,
om haren plantengroei onder massa's slijk en steenen te verstikken.
Thans bereiken wij weldra het derde station Eandang Badak
(de Rhinoceroskraal) , dusgenaamd omdat vroeger, toen de berg
nog schaarsch bezocht en ontoegankelijk was, deze kleine
vlakke plek eene geliefde verzamelplaats der rhinocerossen werd
geacht. De hier opgerichte pasanggrahan werd herhaaldelgk
door de uitbarstingen van den Gedé vernield. Ook hier is een
kleine plek in het bosch opengehakt, waar men beproefd heeft
kinapianten te kweeken en die met een aanplant van boomvarens
en andere gewassen prijkt. Op dit punt zondert zich van den
weg een vrij bezwaarlijk voetpad af^ waarlangs men den krater
van den Gedé kan bereiken. Den hoofdweg kan men te paard
tot aan den top van den Pangerango vervolgen; maar alleen
reeds aan zijne menigvuldige wendingen kan men erkennen,
dat men een op zich zei ven staanden, regelmatigen kegel
bestijgt. De reusachtige rasamala's laten zich nergens meer zien;
de boomen die hier nog voorkomen, zijn verschrompelde dwer-
gen, met lange baardmossen behangen. Doch wat het algemeen
karakter der vegetatie op de hoogste bergtoppen van Java
betreft, zij het mij vergund te verwijzen naar hetgeen in het
eerste deel van dit werk daarover gezegd is *). De top vormt
eene ovale, onregelmatig golvende en eenigermate uitgeholde,
door een lagen rand omzoomde, naar het zuidwesten hellende
en daar in een smalle kloof overgaande vlakte. Men vindt er
') 61. 166 vv De daar als aan den Pangerango bgzonder eigen vermelde
Primula imperialis {Cankrienia chryaantha de Vr.) is later ook naar andere
bergtoppen overgeplant.
Digitized by VjOOQIC
304
sedert 18i0 een aanplant van Earopeesche vruchtboomen en
aardbeziën, waarvoor een kleine plek van woudgeboomte ge-
zniverd is; en hoe gering dit gedeelte ook wezen moge, toch
meent Junghuhn de do9r hem opgemerkte vermindering der
watermassa die zich door de gemelde kloof in den vorm eener
beek ontlast, aan die ontwouding te moeten toeschrijven. Bij het
plantsoen is een pasanggrahan , die aan bezoekers van den
bergtop niet zelden een gewenscht toevluchtsoord biedt; want
doorgaans is het op die hoogte zoo nevelig of regenachtig, dat de
reiziger zich vergenoegen moet met de kennis van het terrein
die hij door de in de pasanggrahan hangende kaart verkrijgen
kan. Tevens is het hier zoo koud, dat in heldere, stille neushten
niet zelden rijp en eenig ijs wordt gevormd. Op het hoogste
punt der vlakte is een seinpaal ten behoeve der trigonometrische
opnemingen opgericht, en daar geniet men bg helder weder
natuurlijk een prachtig gezicht over het gansche grootsche
bergstelsel waarvan wij hier de hoogste spit^ hebben bereikt,
en over een ontzachlijk wijden omtrek, ten noorden door de
Java-zee, ten zuiden door den Indischen Oceaan begrensd.
De top dien wij hier bestegen hebben^ is niets anders dan
een jongere eruptiekegel , uitgebroken aan den oostrand van een
ontzettende kraterkolk, die door twee halfkringvormige berg-
ruggen wordt ingesloten , waarvan de noordelijke , volgens Jung-
huhn V de eigenlijke Pangerango, volgens Teysmann daarentegen
de ware Mandala wangi is , de zuidelijke den naam van Goenoeng
Sela draagt. De binnenwanden dezer bergruggen dalen loodrecht
af, de buitenwanden splitsen zich in smalle ribben die, naarmate
zij afdalen, als de baleinen van een geopend regenscherm, zich
gedurig verder van elkander verwijderen. De ribben van den
noordelijken kratermuur strekken zich zoover naar het west-
noordwesten uit, dat zij die van den Salak ontmoeten en zich
daarmede vereenigen in een vlakken tusschenrug of lagen berg-
zadel, dien wij straks nader zullen leeren kennen. Doch de
muur die door deze bergruggen om den krater gevormd wordt,
is niet geheel gesloten. De beide ruggen zijn in het zuidwesten
door een kloof gescheiden , welker loodrechte wanden ter diepte
Digitized by VjOOQIC
305
van 230 meters nederdalen. Door deze kloof ontlast zich het
water van den kraterketel ^ die anders reeds sinds lang in een
meer zon herschapen zijn. Het wordt afgevoerd door de beek
Tji Eoeripan, wier oorsprong op den top van den eruptiekegel
reeds vermeld is^ en die, haren loop in zuidwestelijke richting
voortzettende , hare wateren vermengt met die van de Tji Elang,
die zich weder in de Tji Djati^ een voedingstak der Tji Mandiri
uitstort. De krater zoowel als de hellingen van den eruptiekegel
zijn bedekt met dichte wouden , door tal van rhinocerossen
bewoond. De krater van den Pangerango is na die van den
Diëng en van den Tenger de uitgestrektste van Java. Maaralle
sporen van vulkanische werkzaamheid zijn hier sedert eeuwen
verdwenen en uit geen enkele fumarole stggt een dampwolk
omhoog.
Het is waarschijnlijk dat de Gede, de naam in ruimeren zin
voor het gansche gebergte genomen, reeds bij zijn ontstaan door
twee kraterkolken is doorboord geweest. Den eersten hebben
wij leeren kennen, de tweede is de Gedé in engeren zin, die
ten zuidoosten van den Pangerango ligt. De Gedé-krater is
ongeveer 2 kilometers van dien van den Pangerango verwijderd.
De gemakkelgkste wijze om hem te bereiken is, naar Eandang
Badak terug te gaan, vanwaar men hem aan de openliggende
noordzijde nadert. Hij vormt, evenals de Pangerango, een nieuwen
eruptiekegel uit een ouderen krater uitgebroken, maar heeft,
hierin ongelijk aan den Pangerango, een diepe nog werkzame
kraterschacht, waaruit gedurig gassen opstijgen, en die, schoon met
lange tusschenpoozen , soms ook vulkanische asch en steenen
uitwerpt Terwijl van 1761 tot 1832 geene uitbarsting was voor-
gekomen, hebben er in de 20 volgende jaren niet minder dan
zeven plaats gehad *), waarvan die van 1840 de langdurigste
en hevigste was. De nieuwe eruptiekegel verheft zich slechts
200 h 230 meters boven den bodem des ouden kraters en blijft
beneden de hoogte van het hoogste deel van diens rand, die
nagenoeg even hoog is als de kegel van den Pangerango. Een
*) In 1832, 1840, 1843, 1845 (tweemaal), 1847 en 1852.
HL 20
Digitized by VjOOQIC
306
der zuidoostelijke ribben van dea Pangerango-kegel^ buiten den
kring zijner kraterranden gelegen, gaat weldra over in den
zadelvormig uitgeholden verbindingsrug der beide kraters, Pasir
Alang, die, tot den Gedé genaderd, zich verliest in een cirkel-
Yormigen, maar aan de noordzgde verbrgzelden kraterrand, die
om e^ kraterbodem heenloopt van een paar duizend voet in
doorsnede , en , ofschoon smal ja zelfe scherp te noemen , toch
gelegenheid biedt om rondom den krater te wandelen, totdat
men, meer dan een halven cirkel beschreven hebbende, eene
kloof bereikt aan welker overzijde verder noordwaarts eene
yervaarlijke rotsmassa ligt , die zich aan drie zijden steil als een
toren verheft en alleen naar het noordoosten eene gewone berg-
helling heeft. Dit stuk, Goenoeng Roempang genaamd, is een
overblijfsel van het door een uitbarsting vernielde noordelijke
deel van den kraterrand. De kraterbodem van den Gedé ligt
dus naar de noordzijde geheel open, zoodat het oog van hem
die dezen van den top des Pangerango's gadeslaat, door geen
beletsel verhinderd wordt in zijne diepte neer te zien. De
kraterrand is in dit noordelijk deel verdrongen door den lava-
stroom die hem vernielde, en zich nu vertoont als eeh bergstrook
van ruim 300 meters breedte, die uit los opeengestapelde rots-
brokken is gevormd en, tusschen den Goenoeng Roempang ten
westen en het vóór den Pasir Alang liggende plateau van Ean-
dang Badak ten oosten, de steile helling van den Gedé-kegel
uitmaakt waarlangs de Tji Eoendoel afstroomt. De werkzame
kolk ligt naby den rand in den zuidoosteljjken hoek van den
krater bodem, en de uitbarstingen hebben rondom die kolk ook
weder een rand doen ontstaan, die, door voortdurende werkzaamheid
opgehoopt, ten laatste een nieuwen eruptiekegel in den nieuwen
krater zal vormen^ evenals die nieuwe krater een eruptiekegel
te midden van den ouden is.
De buitenhelling van den nieuwen krater is in het zuidoosten
van den hoogen muur of rand des ouden kraters gescheiden
door een kalen, vlakken, met puimsteen bedekten dalbodem,
die zijn naam van Aloen-aloen aan de gewone dorpspleinen ont-
leent. Deze is het overgebleven deel van den ouden kraterbodem,
Digitized by VjOOQIC
307
en de oade kraterrand omgeeft hem op dezelfde halfkringvormige
wjjze, als de nieuwere kratermuur den nieuweren l)odem, maar
in een ohtzachlijk veel grooteren omvang en veel aanzienlijker
breedte. De beide kratermnren zijn evenwijdig en concentrisch ,
en als men zich de beide uiteinden van den buitensten boog-
vormig verlengd denkt tot zg elkander ontmoeten, verkrijgt men
een cirkel die den omtrek des voormaligen kraters van den Gedé
aanduidt en weinig minder groot is dan de reusachtige krater-
kolk van den Pangerango. De wijdste kratermuur ^ welks naar
het zuidoosten gekeerde buitenhelling zich in een groot aantal
divergeerende ribben over een verbazenden omtrek verspreidt , is als
de zuidelijke helling van den ganschen, als één met twee krater-
kolken doorboorden kegel gedachten, Gedé te beschouwen. Die kra-
termuur bereikt zgn grootste hoogte in het middendeel, Goenoeng
Seda Ratoe geheeten, terwijl het westelijk uiteinde den naam
van Goenoeng Gemoeroe , het oostelijk dien van Goenoeng Soenja
Eoening draagt.
Ik heb getracht eenig denkbeeld te geven van den bouw van
het gansche zoo merkwaardige berggevaarte, dat in zijn geheel
weder als de ééne helft te beschouwen is van den tweelingsvul-
kaan, waarvan de Salak de wederhelft vormt. Den indruk te
schatten dien het woeste en sombere, maar onvergelijkelgk
grootsche tooneel op den beschouwer moet maken, wil ik aan
de verbeelding van den lezer overlaten. Laat mij er alleen nog
bijvoegen^ dat de rand om de thans nog werkzame kolk zonder
veel moeite te bestijgen is, en dat men dan nederziet in een
trechtervormigen afgrond van 250 voet diepte, waarvan de
bodem bedekt is met slijk en hier en daar met geelachtige
waterplassen. Slechts water en waterdampen, modder en puin
worden hier waargenomen^ maar van lavastroomen die door den
tegenwoordigen krater van den Gedé kunnen zijn uitgeworpen,
is geen spoor te ontdekken. De kracht om groote massa's stoffen
tot dien gloeienden^ vloeibaren toestand te brengen, waarin zg
langs de kraterhellingen afstroomen, alles vernielende en bedel-
vende wat zij op haren weg ontmoeten, is ook aan den Gedé
niet meer eigen; even als alle andere vulkanen van Java ver-
20*
Digitized by VjOOQIC
308
keert ook hg in de laatste periode zgner werkzaamheid en
Bchgnt hij het afsterven nabg *).
De Soendaneezen, altgd droomende van de heerlijkheid van het
oude Padjadjaran, waarvan de voorstellingen van de meest teugel-
looze verbeelding getuigen, beschouwen het Gedé-gebergte als de
puinhoopen van een paleis , dat Praboe Wangi , de zoon van Tjioeng
Wanara, den stichter des Padjadjaranschen rijks, hier zou hebben
opgericht. De Gedé zelf was het paleis , de zuidelgke kraterrand de
paséban, de Pangerango de moskee, terwijl de overige toppen de
woningen der vrouwen en der hof bedienden vertegenwoordigen ').
Niet minder dan vijf der Tji-andjoersche districten strekken
zich uit over de uitgestrekte zuiderhelling van den machtigen
Gedé, in den vorm van naar boven spits toeloopende en schier
in één punt te zamen komende, naar onder wijd uiteenloopende
strooken. Die districten zijn, van het oosten naar het westen^
Bajabang met de hoofdplaats Mangoen Eerta, Pesser met de hoofd-
plaats Ealiki, Goenoeng Parang met de hoofdplaats Soekaboemi,
Tji Mahi met de hoofdplaats Tji Saat en in het zuiden het dorp
Tji Eembar, vroeger de hoofdplaats van een afisonderlijk district,
en Tji Heulang met de hoofdplaats Earang tengah. Het kleine
district Tji Andjoer, dat alleen de negerie van dien naam en
haren onmiddellij ken omtrek bevat, wordt omsloten door het
reeds vermelde district Maleber, welks gelijknamige hoofdplaats
ten zuiden van den postweg en 2 palen ten zuidoosten van Tji
Andjoer ligt. De districten Goenoeng Parang, Tji Mahi en Tji
Heulang behooren reeds tot de assistent-residentie Soekaboemi;
de tweede der beide groote afdeelingen waarin het regentschap
*) VgL V. Hoohstetter in Reise der Novara, IL 163. Ook Wallace bezocht
den Gedé-krater (Insolinde, I. 190), en evenzoo de beer Croockewit (Gids,
t. a. p., bl. 826). M^n topographisohe schets van den berg berust vooral op
Jungbnhn^s beschrgving (Java, II, bl. 25—30 der 2de uitgave), en op zijne
graphische voorstellingen, vooral die op een karton zijner groote kaart van
Java. Wat 8. Muller in Verh. o. d. Nat. Gesch, d. N. O. I. B., Afd. Land- en
Yk., bl. 450 en 452, over den Gedé en den Pangerango zegt, is van weinig
beteekenis en heeft alleen waarde om de bggevoegde platen (LXII— LXIX,
LXXII en LXXIII) en de opgave der oudere literatuur.
') Oosterling, L 396.
Digitized by VjOOQIC
309
Tji Andjoer verdeeld is. Diezelfde districten ^ te zamen met het
westwaarts aan Tji Heulang grenzende Tji Tjoeroeg, vormden
eenmaal het uitgestrekte landgoed Soekaboemi, welks geschiede-
nis ik in het tweede deel van dit werk verhaald heb ^). Goenoeng
Parang en Tji Heulang worden ten zuiden begrensd door de
Tji Mandiri, aan welker anderen oever het zuidelijke Eendeng-
gebergte omhoog rijst *). Even als in het vroeger vermelde Tji-
andjoersche district Tji Poetri, zijn ook in de Soekaboemische
districten Tji Mahi, Tji Heulang en Tji Tjoeroeg een aantal
perceelen aan particulieren in huur of erfpacht afgestaan, Yoor-
namelijk, zooals uit de hooge ligging reeds is op te maken, voor
de cultuur van koffie en thee bestemd. In 1877 leverden de
buurlanden Sinagar en Tji Rohani, beide groot 300 bouws,
en beide tot Tji Heulang behoorende en door den heer A. Holle
geëxploiteerd, ieder 175,000 kilo's thee; terwijl het buurland
Parakan Salak in Tji Tjoeroeg, groot 291 bouws, behoorende
aan den heer A,W. Holle, 199,000 kilo's thee opbracht '). Daar-
nevens bestaat in deze schoone districten ook eene uitgebreide
Gouvernements koffiecultuur.
Van Tji Andjoer gaat een zgtak van den postweg naar Soe-
kaboemi, een afstand van 19 palen. De weg voert over golvend
terrein en met vele kronkelingen door een schoone bergstrcek
en biedt overal het gezicht op den stompen kegel van den Ged^,
tot aan zgn top met donkere wouden bedekt. Na Tji Andjoer
verlaten te hebben, snijdt men een hoekje van het district Tji
Kondang, dat over zijne geheele lengte door de Tji Sokan van
de Bandongsche districten Tji Hea en Rongga wordt geschei-
den, en ten noorden door Maleber, ten westen door Bajabang
en een stuk van Djampang tengah en ten zuiden door Djam-
pang wetan begrensd wordt. Op drie palen afstands van Tji
Andjoer zondert zich van den groeten weg een goede, zeven
palen lange rijweg af naar Tji Beber, de hoofdplaats van Tji
Kondang en aan de rivier Tji Eondang, een zgtak der Tji Sokan,
>) Blz. 680. ') D. I, bl. 77.
*) Koloniaal Verela^r 1878, BijL W.W.
Digitized by VjOOQIC
310
gelegen. Yan Tji Beber gaat dan de weg verder over het woeste
Eendeng-gebergte naar Soeka Negara, de hoofdplaats van Cjampang
wetan; doch dit 1 8 palen lange gedeelte kan slechts te voet of te paard
worden afgelegd of wordt, ten hoogste door een pedati bereden.
Zeven palen voorbij het punt waar de weg naar Tji Beber
afdraait, ligt het poststation Gekbron en twee palen verder de
districtshoofdplaats Ealiki, vanwaar men nog zeven palen tot
Soekaboemi, ook Tji Eolé genaamd, heeftaf te leggen. Dit is een
groot, regelmatig aangelegd en bijzonder net dorp, met een goede
aan de aloen-aloen gelegen pasanggrahan, die de plaats van een
logement kan vervullen '). Natuurlijk vindt men er het personeel
en de inrichtingen die met een afdeelingshoofdplaats onafschei-
delijk verbonden zijn. De hoogte van Soekaboemi boven den
zeespiegel bedraagt ongeveer 600 meters. De omstreken zijn be-
koorlijk. Terwijl ten noorden de QteAé langzaam oprijst, kenmerken
zij zich aan de zuidzijde door talrijke, veelvuldig vertakte, halvemaan-
vormig gebogen heuvelruggen, die op eenigen afstand van den voet
van den Gedé omhoog rijzen, zich uitstrekken tot aan den oever van
de Tji Mandiri en oostwaarts van Soekaboemi met boschjes van rasa-
mala getooid zijn, maar verder westwaarts hun witachtig ge-
steente hier en daar tusschen een graskleed laten doorschemeren.
Tusschen deze heuvelen zijn in den zuidwaarts dalenden bodem
diepe, ten deele ketelvormige kloven gegroefd, waardoor de van
den Ged^ afdalende beken hunne wateren naar de Tji Mandiri
voeren. Op den achtergrond vertoont zich in onafzienbare reeks
de Eendeng-keten, met scherpen en zeer oneven kam en talrijke
uitstralende ruggen , slechts hier en daar met boomgroepen , meestal
alleen met alang-alang en glagah bedekt In het terrein tusschen
Soekaboemi en de Tji Mandiri worden, ter plaatse waar de lava-
stroomen van den Gedé een einde nemen, twee warme bronnen
aangetroffen s).
Yan Soekaboemi gaan westwaarts twee belangrijke, allengs meer
divergeerende wegen uit. De zuidelgkste gaat naar Tji Eembar
en vandaar naar Pelaboean Ratoe, de noordelijkste over TjiSaat
^) Junghulin, Reisen. 167; Croookewit, Gids, t. a. p. 298.
^) Junghuhn, Reisen. 167, Java. II. 1311.
Digitized by VjOOQIC
311
naar Elarang tengah, waar hg zich noordwaarts ombuigt naar
Tji Tjoeroeg, om daar aan te sluiten aan den nieuwen weg van
Buitenzorg naar de Preanger, waarover reeds vroeger kortelijk
werd gesproken *). De net aangelegde districtshoofdplaats Karang
tengah is zes palen van Tji Saat en 9 van Soekaboemi ver-
wijderd. Zij is ook rechtstreeks met Pelaboean Ratoe verbonden
door een voetpad dat^zoodrahethetdistrict van dien naam bereikt
heeft, door het uitgestrekte thee- en koffieland Tji Salak voert. De
weg van Karang tengah naar Tji Tjoeroeg is nog 11 palen lang
en loopt op eenigen afstand langs de reeds vermelde thee-onder-
nemingen Sinagar en Parakan Salak, die, rechts en links van den
weg liggende ; ongeveer drie uren van elkander verwijderd zijn.
Beide zijn heerlijk gelegen te midden der schoonste afwisseling
van sawah's en klapperboscbjes , theeplantsoenen en bergstroo-
men. De nieuwe weg en de nieuwe cultures hebben bevolkingen
welvaart gebracht in deze vroeger eenzame streek. Vooral Parakan
Salak is door de bijzondere zorg van den onlangs overleden landheer
in een paradijs herschapen. Zoo heeft hij onder anderen in de na-
bijheid van zijn woonhuis, door een bergstroom naar een ravijn
te leiden, een bekoorlgk, door wariengien- en nangka-boomen om-
kransd meertje doen ontstaan, dat voor baden en visschen eene
heerlyke gelegenheid verschaft. Die landheer leverde ook het
zeldzaam voorbeeld van een Europeaan diede Javaanschemu/.iek
op prijs stelt, en heeft op de plantage zelve een gamelan doen
vervaardigen, die door schoonheid van toon en volledigheid uitmunt *).
Doch koeren wij terug naar den groeten weg en volgen wij
dien tot Tji Tjoeroeg, dat 11 palen van Earang tengah en nog
5 van de Buitenzorgsche grens verwijderd is. De plaats ligt op
den vlakken zadel, door het in elkander overgaan der westelijke
hellingen van den Pangerango en der oostelijke van den Salak
gevormd, en die tbt de laagste bergzadels tusschen twee vulka-
nen op Java behoort, daar de weg die er over voert, op zijn
hoogste punt, noordelgk van Tji Tjoeroeg, zich slechts 530 meters
boven den zeespiegel verheft. Het is duidelijk dat deze lage rug.
*) Boven, bl. 91. ^) Croockewit, bl. 294 w.
Digitized by VjOOQIC
312
die, in yerhoudiog tot de beide aan weêrszgden verrijzende berg-
gevaarten^ aan bet daartusschen liggende terrein bet karakter
eener vallei niet ontneemt, een oneindig beter punt voor een
gemeeDschapsweg tnsscben Buitenzorg en de Preaoger biedt, dan
de bezwaarlijke pas over den Megamendoeng. Het is even on-
begrijpelijk dat men dit in Daendels' tgd heeft voorbggezien , als
het natuurlijk is dat men voor den aanleg van den spoorweg
van Buitenzorg naar Tji Tjalengka de richting door de zooge-
naamde Salak- vallei en verder viaSoekaboemi, Tji Andjoer,Ban-
dong, heeft gekozen. De eenige richting die daarnevens eenigszins
is in aanmerking gekomen, die van Tji Baroesa door de vallei
van de Tji Beet ^) naar de Tji Sokan^ is bij een opzettelijk
onderzoek gebleken veel grooter zwarigheden op te leveren.
Dat een weg, die tusschen de hellingen van zulke kolossale
gebergten als de Salak en de Pangerango doorgaat, grootsche
gezichten moet opleveren, spreekt van zelf; zij hebben echter,
althans aan de zgde van den Pangerango, niets liefelijks. De
westelijke hellingen van dien berg zijn geheel onbewoond; men
zou er te vergeefs een koffietuin of desa of ook maar een enkele hut
zoeken. De woudgrens reikt tot dicht bij Tji Tjoeroeg , en de regel-
matig afdalende ribben hebben hier over eene groote uitgestrekt-
heid plaats gemaakt voor een chaos van woeste toppen en spit-
sen, getuigen van de ontzettende kracht die dit gedeelte van
den berg eenmaal vernielde en met puinbrokken van lava over-
dekte'). Misschien is de verlatenheid dezer streek en de woeste
natuur van haar terrein, die ook voor den aanleg van den tegen-
woordigen weg vele viaducten, steenen bruggen en andere kunst-
werken noodzakelijk heeft gemaakt, de voorname oorzaak geweest,
waarom zij voor den aanleg van den postweg niet in aanmer-
king is gekomen.
De Salak, die grootendeels in het Buitenzorgsche gebied is
gelegen, werd reeds vroeger door mij in hoofdtrekken beschre-
ven '). Hij kan echter ook aan de Preanger-zijde, van Tji Tjoe-
>) Zie boven, bl. 95. ^) Junghuhn, Java, 2e uitg., II. 24.
^) Boven blz. 83. Hoe weinig ik daar ook over den Salak gezegd heb (en
in dat weinige ben ik geheel Junghuhn gevolgd), toch vrees ik nog te veel
Digitized by VjOOQIC
313
roeg uit, zoowel als aan de Buitenzorgsche zijde ; hetz^ van
te hebben gezegd. De literatnnr over den Salak is nog al uitgebreid, maar
boe meer men er zich in verdiept , op hoe meer moeilijkheden men stoot. Ik
geef hier een oyerzicht van de bekende onderzoekingen en beklimmingen en
de Uteratnur daarover, waarna ik een paar opmerkingen laat volgen.
1817. Beklimming door Prof. Reinwardt en den heer de Wilde. — De Wilde,
Preanger Regentschappen, bl. 26—29.
1822. Botanische onderzoekingen op den Salak door Prof. Blnme. — CL.
Blume, Beschrijving van eenige gewassen, waargenomen op een tocht
naar den Salak , in Verhh. v. h. Bat. Gen. IX. 129.
1822. Beklimming door Knhl en van Hasselt. — Uittreksels nit brieven van
Euhl en van Hasselt aan Temminck en van Swinderen in Alg. Eonst-
en Letterb. 1823, n. 6—10.
1831. Beklimming door Macklot, Korthals, Mnller en van Oort. — S. Mal-
ler, Eenige oudheden van Java en Sumatra, in T. v. T. L. en Vk. v.
N.I., D. IV, bl. 112 vv. en PL V en VI. VgL Junghuhn in T,v.N.L,L
2. 492.
1838 Oct. Beklimming door Junghuhn. — F. J., Goenong Salak, in T. v.
N. I., I. 2. 486—507; Junghuhn's Java, II, bl. 11—16 der 2' uitgave.
VgL Teysmann, Kritische Aanmerkingen op Junghuhn, in T. v. N. I.,
V. 1, bl. 494, en Junghuhn's Kritiek op de Krit. Aanm. in een aan-
hangsel op hetzelfde deel, bl. 6.
1838 Nov. Beklimming door een gezelschap ongenoemde wetenschappelijke
mannen. — Uittreksel uit een brief medegedeeld door Junghuhn in T. v.
I. I. 2. 495-501.
1841 Nov. Beklimming door Schwaner, in gezelschap van ZoUinger , baron van
Lynden en Teysmann. — O. M. Schwaner , Geologische uitstapjes in de
omstreken van Buitenzorg, voornamelijk op den Salak. Nat. T. v. N. I.,
V. 369—426; ZoUinger's Monographie over den Salak, n» VH (Togt
naar de solfatara), T. v. N. L, VI. 2. 164—176.
1843 Nov. Beklimming door Zollinger, de eerste maal (2—4 Nov.) in gezel-
schap van Dr. Bleeker, baron van Lynden en Teysmann, de tweede
maal (15—19 Nov.) alleen. — H. Zollinger, Tocht naar den Salak, op
2—4 en 15—19 Nov. 1843, een monographie. T. v. N. I.. VI. 2. 141-
164, 3. 37—59.
Ik kan niet denken dat de Salak na 1843 niet meer beklommen is, of
liever, ik acht het ontwgfelbaar dat beklimming van dien bergtop, gelyk van
zoovele andere , in de laatste jaren , in verband met de werkzaamheden van
den geographischen dienst, eene gewone zaak is geworden. Maar er is niets
over gepubliceerd en zoolang de topographische kaart van de Preanger zich
nog laat wachten, zal, vrees ik, ook weinig van de resultaten bekend worden.
In de hier aangehaalde berichten is veel tegenstrijdigs en onvereenigbaars.
Een enkel voorbeeld: Junghuhn noemt den hoogsten top van den Salak
Goenoeng Gajak, of, naar een latere verbetering Goenoeng Gadjah (d. i. de
Olifantsberg) ; den Gagak, op de kaart van Raffles ten W. van den Perbakti
aangewezen , heeft hij te vergeefs gezocht , en hij vermoedt dat hier te gelgk
eene verwarring met den G. Gadjah en eene verbastering van den naam heeft
Digitized by VjOOQIC
314
Tjampea uit over Tji Bening, hetzij van Gadok uit over den
bergkam tusschen de groote en kleine Tji Idoeng, bereikt wor-
den. Welke weg verkieslijk is, hangt af van het punt waarmede
men in de eerste plaats wenscht kennis te maken. Wie b. v. de
solfatara aan de westelijke helling bezoeken wil^ waaruit nog,
door middel van kleine scheuren in den bodem, zwaveligzure
dampen sissend omhoog stijgen, en die thans nog het eenige
spoor van vulkanische werkzaamheid op dezen berg is^ zal wel doen
den weg van Tjampea uit te kiezen ; wil men den hoogsten top be«
reiken, dien Junghuhu vroeger Gajak, later Gadjah noemde, die
volgens Zollinger Gagak heet, en die volgens nog een ander gevoelen
geen bijzonderen naam draagt , maar in den algemeenen van Salak
begrepen is, dan is het verkieslijk, gelijk wij ons thans gereed
maken te doen, van Tji Tjoeroeg uit de zuidoostelijke helling
te bestijgen. Die hoogste top stijgt tot ongeveer 2200 meter,
vertoont op zijn kruin eenige merkwaardige oudheden, en biedt
den bezoeker van nabij en van verre de schoonste gezichten.
plaats gevonden. Zollinger zegt dat de hoogete top van den Salak, niet
Qajak of Qadjah , maar Gagak heet , doch hij stemt toe dat de op de kaart
van Baifies voorkomende Gagak niet bestaat. Teysmann beweert dat de in-
landers den ganschen berg Salak noemen, en dat Junghuhn den Gajak zelf
heeft uitgevonden, vermoedelijk door verwarring met den (dus als werkelgk
erkenden) Gagak van Kaffles* kaart. Schwaner leert, dat het Salak*gebergte
door de diepe vallei van de Tji Antan (zie boven bl. 98), als een op zich
zelf staand geheel , van het Kendeng-gebergte (nam. het noordelgke , uit Ban-
ton komende) gescheiden is , en dat het eerstgenoemde van het oosten naar
het westen bestaat uit de volgende toppen : Salak , Pitjoeng, de beide Petai ,
Perbakti en den zadelvormigen Gagak, zoodat de berg dien Junghuhn ner-
gens vinden kon , toch werkelijk , zooals op Raffles^ kaart , ten westen van
den Perbakti, maar, evenals deze, nauwer met den Salak verbonden dan
daar het geval is, zon voorkomen.
De heer Hageman heeft een andere grief tegen Junghuhn. In een opstel
„Over de beweerde uitbarsting van den Salak in 1699 ,** in Nat. T. f. N. I.,
D. XXX, bl. 343, tracht hg aan te toonen , dat die uitbarsting geheel on-
bewezen en door J, op hoogst lichtvaardige gronden aangenomen is. Werke-
lijk spijt het mij dat ik. Dl. II. 131, Dl. III. 5, Junghnhn's voorstelling zoo
onvoorwaardelijk heb onderschreven. Wel meen ik nog, dat het bericht van
Bogaert de meening begunstigt dat bg die gelegenheid do Salak werkzaam
was, maar of die uitbarsting op zich zelve de groote beteekenis had die
Junghuhn er aan toekent, is zeer te betwijfelen. YgL Dr. Swaving, Batavia's
sanitaire geschiedenis, bl. 78 tv.
Digitized by VjOOQIC
315
Wij kunnen van Tj^Tjoeroeg uit eenige palen te paard afleg-
gen f maar waar de helling steil begint te worden , moeten wij bet
oneffen , vaak glibberig pad , dat aanhoudend door zware bosschen
voert en waarop ons steeds het geruisch der van alle kanten
door de bergkloven afstortende beken verzelt, te voet vervolgen.
Geen andere berg van Java is zoo weelderig, zoo onafgebroken
met woud begroeid als de overal met een dikke humuslaag be-
dekte Salak. Om het gesteente te leeren kennen waaruit hij
gevormd is, moet men in de kloven afdalen^ waarin de bed-
dingen der beken met veelsoortig lavapuin zijn opgevuld. In de
lagere streken, tusschen 600 en 1200 meters ongeveer, heerscht ook
hier de rasamala; hoogerop worden de bosschen meer gemengd en
vindt men vooral eiken en kastanjes. De rug waarlangs wij op-
klimmen , wordt gedurig smaller , terwijl hij zich allengs verheft tot
de hoogte die volgens Junghuhn en Zollinger als de eigenlijke
Salak, in onderscheiding van den Gajak of Gagak, is te be-
schouwen. Die eigenlijke Salak is namelijk niets anders dan
een hoog uitstekend deel van den smallen rand tusschen
de zachte uitwendige helling van den berg en den bijna
loodrechten wand der groote kloof die hem middendoor deelt en
aan de tegenovergestelde; noordwestelijke zijde begrensd wordt
door den derden top, door Junghuhn en Zollinger beide Tji
Apoes genaamd. Terwijl de gemelde rand zich westwaarts in
de richting van den Gagak uitstrekt, gaat hij weldra eenige
honderden voeten naar beneden om aan de andere zijde der
dus gevormde kloof tot dezen hoogsten top van het geheele
gebergte op te rgzen; want de Tji Apoes, die slechts door een
nog veel dieper gelegen en zeer smallen kam met den Gagak
samenhangt, schijnt niet volkomen zijne hoogte te bereiken. De
naar de noordwestzgde openliggende en dus van uit Buitenzorg
zichtbare kloof, die zich in het bed der beek Tji Apoes noord-
waarts voortzet; heeft eene onafzienbare diepte, waarvoor onze
blik met huivering terugdeinst.
De kruin van den Gagak vormt een kleine vlakte van ruim
300 voet lengte en 36 voet breedte, waarvan de lengteas zich
van O.N.0. naar W.Z.W. uitstrekt. In het oostelgk deel onder-
Digitized by VjOOQIC
316
scheidt men een langwerpig vierkant; 36 yoet lang, 26 Toet
breed ^ en door een rand van twee h, drie voet hoogte omgeven.
Westwaarts van daar, nagenoeg in het midden van de kruin,
is een dergelijk kleiner vierkant met opgeworpen zijden, nog
eenige schreden westelijk een overdwarsche dam van eenige voeten
hoogte in den vorm van een borstwering, en eindelijk op het
westeinde der kruin een langwerpig vierkant van 30 bij 20 voet,
op welks midden eene verhooging rust, die zich tot 8 è 9
voet hoogte verheft en waarop eenige overeind staande steenen
verrijzen. Daaromheen staan boomen geplant van een hier anders
niet voorkomende soort. Deze plek wordt een a sta na genoemd
en schijnt werkelijk de grafheuvel te zijn van een in de oogen
der inlanders eerbiedwaardig persoon; want iedere Soendanees
die vreemde reizigers naar deze plek vergezelt, werpt zich hier
neder, zoo dat hij met het aangezicht schier den grond raakt,
en brengt zijne gaven en gebeden ten offer.
Doch het wordt tijd dat wij naar Tji Tjoeroeg en vandaar
naar Soekaboemi terugkeeren , om thans den weg naar Tji Eembar
en Pelaboean Ratoe in te slaan. Van Soekaboemi tot Tji Eembar
bedraagt de afstand 1 1 , van daar tot Pelaboean Ratoe 22 palen.
Het eerste gedeelte kan met een licht rijtuig, het laatste slechts
te voet worden afgelegd. Daarentegen is het eerste, zoo men den
blik in de diepe, romantische dalkloof der in tallooze kronke-
lingen tusschen trachietblokken schuimende Tji Pelang uit-
zondert, niet bijzonder belangwekkend; het tweede daarentegen
des te schoener. Men gaat genoemd riviertje, een tak van de
Tji Mandiri, door middel eener overdekte houten brug over, en
rgdt omstreeks vier palen verder het tegen een heuvelrij leu-
nende Tji Eembar binnen, dat even net is als de meeste hoofd-
dorpen der Preanger. Van hier bereikt men weldra de TjiDjati,
de grens van het district Pelaboean Ratoe, en dan gaat het
verder berg op berg af, tot men op eene hoogte komt vanwaar
de weg met sterke krommingen in een diep, breed dal afdaalt.
Het is het dal der Tji Mandiri, die vroolijk ruischt en spartelt
tusschen het loof van het welig geboomte dat hare oevers om-
zoomt, en waarboven zich op vele plaatsen de schoonO; waaier-
Digitized by VjOOQIC
317
vormige bladeren der lontarpabnen verheffen, die in schilder-
achtige groepen over het dal en de lagere hellingen verstrooid
zijn. Aan de andere zijde van het dal rgst in golvende lijnen
en ronde koppen de met even trotsoh als ondoordringbaar ge-
boomte bedekte keten van het Kendeng-gebergte omhoog. Wg
dalen echter niet af in het dal, maar volgen den weg die^ op
eenigen afstand van den rechteroever der hoofdrivier, over een
aantal van noord naar zuid stroomende^ door evenwijdige heu-
velreeksen gescheiden zij riviertjes voert. Yan de hoogten ziet men
zich van tgd tot tijd de kalme, vroolijk het zonlicht weerspiege-
lende zee tegenfiikkeren , en als men door de steeds woester
wordende streek den laatsten heuvelrug bereikt heeft, ziet men
de Pelaboean Ratoe (de vorstelijke ankerplaats), die aan het
geheele district en aan zijn hoofddorp haren Maleischen naam
heeft medegedeeld, aan zgne voeten uitgebreid, terwgl men de
Tji Mandiri zich in schilderachtige bochten tusschen hare steile
oevers ziet wringen, om zich, ten zuiden der aan het strand
liggende districtshoofdplaats, die wg nu ook weldra betreden, in
de baai uit te storten.
Over de Pelaboean Ratoe werd reeds vroeger bij de beschrij-
ving van Java^s kustbeloop gesproken '). De Europeanen noemen
haar Wijnkoopsbaai, waarvoor somtijds Wijnkoopersbaai wordt
geschreven'}. Het hier wgkende, ginds vooruitspringende strand
der baai rijst aan de noord- en zuidzgde' in steile, maar niet
loodrechte en meeest overal toegankelgke rotsen op, waarachter
zich hoogere, sterk gekartelde en gespleten, met zwaar bosch
») D. L, bl 47.
') Den oorsprong van dien zonderlingen naam heb ik niet kunnen opspo-
ren. Ik geloof echter dat hg niets met den w^nhandel te maken heeft, maar
aan een persoon, den Opperkoopman Jan Jaoobsz. Wgncoop (zie over hem
de Jonge, Opkomst enz., D. Y., bl. XI), is ontleend. Het schgnt dan
echter vreemd, daar die Wgnooop reeds omstreeks 1626 leefde, dat de naam
Wijnkoopsbaai op kaarten en in beschrgvingen van Java ouder dan Stavorinus
niet schgnt voor te komen; maar misschien is aan een nakomeling van ge-
noemden Wijncoop te denkeu. De Wgnkoopsbaai is in 1801 op last der
Indische Regeering opgenomen door Kapitein J. C. Baane, maar het resultaat
van dien arbeid is , zoo het schgnt , in de archieven nedergelegd en er nooit
uit te Yoorschgn gekomen. Zie Oosterling. I. 119; Eussendrager, Java. 101*
Digitized by VjOOQIC
S18
bedekte bergen verheffen. De oostzijde Tormt een zacht oploopend
zandstrand, maar het landen is wegens de hevige branding
slechts op één punt mogelijk, namelijk een weinig ten noorden
van de hoofdplaats, waar zich het riviertje Tji Gangsa in de baai
uitstort. Op dit punt bestond reeds een klein dorp dat den naam
der rivier droeg ^), toen er omstreeks 1835 pakhuizen voor het
aangevoerde Gouvemementszout en voor de af te voeren Gou-
vernementskoffie werden opgericht. Dit gaf natuurlgk aan de
Wijnkoopsbaai eenig vertier, maar sedert eenige jaren zijn die
pakhuizen weder opgeheven. Ook schijnt de bodem hier niet
zeer gunstig voor cultuur; de bevolking blijft gering en de om-
streken der Wijnkoopsbaai willen niet recht tot ontwikkeling
komen. Het hoofdbestaanmiddel is er de visscherij, en in het
dorp ziet men overal gedroogde visch hangen, terwijl bg den
maaltijd visch veelal schering en inslag is ^).
Men reist hier te voet of te paard; want voor rijtuig zgn de
wegen niet bruikbaar. Een dezer wegen voert naar Tji Gangsa
en van daar langs het strand over bergruggen en tal van rivier-
tjes naar de Tji Barenoh; die de grens tusschen Banten en de
Preanger vormt; en die wij vroeger van de Bantensche zijde
bereikten '). De bedoelde bergruggen zgn eigenlijk de tot hier
afdalende, maar zich hier en daar weder tot kleine kegelbergen
verheffende ribben van den machtigen Halimoen ^). Langs ééne
van deze klimmen wij op om een merkwaardige , maar zeer wei-
nig bekende plaats te bezoeken, die, volgens de legende, de
metropolis is van de negerie Soemedang. Deze plaats ligt dicht
bij de Bantensche grenzen, in den westwaarts vooruitspringenden
hoek dien het district Pelaboean Ratoe tusschen de Wijn-
koopsbaai en het regentschap Lebak vormt. Zg bestaat uit
een kleine tusschen hooge bergen ingesloten en met dichl^ bosch
begroeide vlakte, waarop eene armzalige kampong, Silak Tatar,
met hare sawah's en vruchtboomen gelegen is, terwijl onge-
») Bik in T. v. I. T. Ld. en Vk. , XVI. 275.
') Jnnghuhn, Beisen. 169; v. Rgckevoreel, Brieven. 110 v.
») Zie boven, bl. 124 vv.
*) Junghuhn, Java, U, 2» nitg., bl. 10. VgL boven D. I , bl. 72.
Digitized by VjOOQIC
M9
Teer een 40 oude grayen, geheel met mos begroeid, in den
omtrek verspreid zgn. Ook yindt men er de sporen van een
dalem, een paséban en een aloen-aloen, en aan die plek is de
bedoelde legende verbonden, die kortelijk aldus luidt:
Toen de Islam zioh naar deze streken verbreidde, lag te dezer
plaatse eene groote negerie^ Soemedang geheeten, waarover
zekere Praboe Lindoe Djaja uit naam van den landsvorst het
bestuur voerde. Tegen de strgders voor den Islam niet bestand,
nam dit hoofd met zijn gezin en de geheele bevolking de vlucht
naar de bosschen, gelgk ook zgn vorst de wijk had genomen
naar den berg Halimoen. Yan dien vorst heeft men sedert niets
meer vernomen. Praboe Lindoe Djaja verloor bij zgn vlucht de
gouden greep zijner kris; zij viel in het moeras en versteende
in hetzelfde oogenblik, en nog wordt hier een steen gewezen
die eenigermate den vorm van het genoemde voorwerp nabootst.
Praboe Lindoe Djaja en zijne volgelingen kwamen grootendeels
in het bosch om, hetzg door gebrek, hetzij omdat zij verscheurd
werden door de tggers, die nog heden zich in groote getale in
deze wildernissen ophouden. De overigen trokken verder oostwaarts
en werden de stichters van een ander Soemedang, dat tot veel
grooter aanzien dan het oude geraakte. Het oude Soemedang,
verwoest en verlaten, werd weder een wildernis, en gedurende
langen tijd bezocht schier niemand deze plek , eensdeels omdat
zij door de krachtige vegetatie ontoegankelgk was en door tijgers
onveilig werd gemaakt, maar vooral ook uit bggeloof; want
men beweerde dat hier steeds het slaan op de gamelan en het
dansen der ronggengs werd vernomen, ofschoon er geen spoor
van menschen was te vinden.
In de nabijheid van deze plek, op den berg Soekaramé, vindt
men nog een groot steenen beeld in priesterkleeding, dat gehou-
den wordt voor de versteening van een heilig man , die hier kwam
vasten en bidden. Maar merkwaardiger is een groot bekken van
heete bronnen, dat op ongeveer een paal afstands van deze plaats
wordt gevonden en den naam van Kawa (d. i. krater) draagt.
Het is een vlakke, kale plek, bezaaid met groote rotsblokken,
waaronder men het hevig koken van water kan vernemen ^
Digitized by VjOOQIC
320
dat dan ook hier overal uit den grond welt en gedeeltelgk uit
groote gaten met kracht naar buiten wordt geworpen. Het water
zet korsten van kalktuf af en heeft eene warmte van meer dan
65° C. Het verzamelt zich tot eene warme beek, Tji Panas ge-
heeten, die omstreeks een halven paal verder zich vereenigt
met de Tji Soekaramé, maar aan deze nog zooveel warmte mede-
deelt, dat zg zelve, op het puntharer samenvloeiing met de Tji
Madja, dat i paal verder ligt, nog ruim 88^ C. toekent ').
Een der beekjes die ten zuiden der Tji Mandiri in de Wijn-
koopsbaai vallen, de Tji Boeloen geheeten, wijst hier de grens
aan tusschen de districten Pelaboean Batoe en Djampang koeion
(West Djampang); want eerstgenoemd district overschrgdt op
dit punt de Tji Mandiri , die wat verder oostwaarts , van haar
zijriviertje Tji Boeboeni af, zelve de noordgrens van Djampang
koeion tegen Pelaboean en hooger op tegen Tji Mahi vormt.
In den hier beschreven boek van Pelaboean vereenigt zich de
Tji Mandiri dicht bij hare monding met de Tji Dadap. Volgt
men het dal van dat riviertje tot op een groot half uur van het
daarnaar genoemde dorp; dan bereikt men eene merkwaardige
warme bron, die aan den noordelijken voet van den breukrand
van het Neptunische Kendeng-gebergte met groote kracht en
overvloed van water opwelt uit een kalksteenrots, die zelve een
verhoogde temperatuur bezit en door het heete water dat door
hare spleten dringt, voor een deel verkiezeld is. Yerder oostwaarts
vindt men in het Djampangsche deel van het dal der Tji Man-
diri, in eene moerassige streek nabij het riviertje Tji Pitjoeng,
eene andere warme bron, die uit grgze, stinkende modder
ontspringt ').
Vervolgen wg, na de Tji Boeloen te zijn overgegaan , den weg
langs de baai tot aan de Tji Awar, dan bereiken virg een hoogst
merkwaardig terrein, waar de woeste natuur van Java's zuider-
strand het toppunt harer wilde, huiveringwekkende schoonheid
bereikt. De rotsen rijzen van de baai buitengewoon steil op naar
het hoogland, waarop de dorpen Tji Goeloesoer en Tji Djapoen
O Hasskarl in T. y. K. I., lY. 2. 126 w.; Junghuhn, Java, II. 1313.
') Janghahn, Java, II. 1811 y.
Digitized by VjOOQIC
321
zgn gelegen f en besproeid door de Tji Goeloesoer, die tusschen deze
beide dorpen, langs een reeks van kort op elkander Tolgende
steile rotstrappen, omstreeks 100 voet naar beneden daalt, en
vervolgens door eene kloof, diep in het grofkorrelig puingesteente
dezer streek ingesneden, haren weg voortzet naar de even diepe
kloof waardoor de Tji Mariendjoeng hare wateren naar de Tji
Eanté voert. Gaat men nu in westelijke richting van Tji Djapoen
weder naar de W^nkoopsbaai« dan komt men aan een punt
waar het plotseling een einde nemende hoogland ter diepte van
meer dan 550 meters afdaalt. De dcuirdoor gevormde rand,
scherp en gekarteld; loopt boogvormig om, aan de noordzijde
tot aan den mond der Tji Awar onder den naam van Goenoeng
Gedogan, aan de zuidzijde tot aan den mond der Tji Saar onder
den naam van Goenoeng Sangaranten. De ruimte die tusschen
de baai en den rand van het hoogland overblgft, is ingenomen
door een gebergte, dat in drie steile^ als een traliewerk onderling
verbonden jukken oprgst, van welke het binnenste en hoogste
Goenoeng Mesigit wordt geheeten. Tegenover den Goenoeng
Mesigit daalt het hoogland eerst, met de steilte van een muur,
270 meters naar beneden en zet dan smalle ribben af, die als
armen uit het benedendeel van den vervaarlijken wand uitsteken.
Doch slechts één van deze ribben reikt tot aan het binnenste
juk van het Mesigit-gebergte , daar de overige te diens opzichte
eene te schuinsche richting volgen. Door de wigvormige rib
die het hoogland met het bergjuk verbindt, wordt de afgrond
in twee deelen gesplitst; die ieder het aanzijn aan een beek
geven. De noordelijke, die weder Tji Pitjoeng heet, vereenigt
zich met de Tji Awar; de zuidelijke gaat onder den naam
van Tji Saar naar de baai. In geen ander gedeelte van «Tava
ziet men in zulk een klein bestek zulk een rijkdom van vormen
zoovele steile wanden, zulke duizelingwekkende kloven *).
Verder zuidwaarts wachten ons niet minder merkwaardige
tooneelen aan den zuidelijken inham der Wijnkoopsbaai, die onder
den naam van Tji Letoek- of Zandbaai bekend is. Wij hebben
"*) Junghulm, Java, IIL 160 yy.
m. 21
Digitized by VjOOQIC
322
reeds bg de besohrijyiDg van Java's kostlgn gezien, dat zich om
die baai heen eene ailuyiale vlakte uitstrekt^ omzoomd door den
plotseling omhoog rijzenden wand van het Linggoeng-gebergte ^);
maar wat ik daar nog niet heb opgemerkt, is, dat zich van dezen
muur niet minder dan zeven groote watervallen afstorten, de
hoogsten van Java en ten deele door vooruitspringende trappen
verdubbeld. Zg worden gevormd door even zoo vele rivieren,
die zich in de vlakte aan den voet van den rotsmuur tot twee
stroomen vereenigen, die de namen der grootste bovenarmen , Tji
Kante en Tji Letoek, behouden. Op de plaatsen waar de vallen
nederstorten ; springt de muur dieper in , daar hg door het water tctt
kloven is uitgeschuurd. Zelfs heeft het vliegende waterstof van een
dezer vidlen, den Tjoeroeg Sodong, eene overwelfde bocht of
grot in het gesteente uitgegroefd. Yan de sawah's van het dorp
Tji Atol, dat het naast aan den rand des muurs is gelegen , ziet
men van eene hoogte van 340 meters op de daken van het in
de vlakte liggende dorp Tji Eanté neder. Het verdient ook op-
merking, dat deze streek zich door eene zeer eigenaardige vegetatie
onderscheidt, waarin de vormen vermengd en vereenigd zijn
die anders tot zeer verschillend gebied behooren. Inzonderheid
komen er in de vlakte aan den rand van den muur geheele
boschjes van Boemboelan-boomen *) voor, die, ofschoon veel min-
der hoog, in hun voorkomen groote overeenkomst hebben met
den Djati-boom, en dan ook werkelijk met hem tot dezelfde
familie, die der Yerbenaceeên , behooren ').
Na ons bezoek der Tji Letoek-baai keeren wg over zee naar
Pelaboean Katoe terug, een tochtje waartoe een halve dag varens
toereikend is *). Van genoemde plaats gaat een pad, dat eerst niet
ver van bet strand der Wijnkoopsbaai, de Tji Mandiri nabij
hare monding snijdende, zuidwaarts loopt, zich daarna zuid west-
waarts ombuigt en 23 palen lang is, naar Pasawahan. Dit dorp,
*) DL I., bl. 47. *) Prenma iofttentosa,
») Junghuhn, Java, I. 315, III. 36, 81; Aquasie Boachi in Nat. T. v. N.
I. XL 461, en Huguenin ald. XII. 110. Beide deze ingenieurs schrgyen, in
plaats van Linggoeug, Lingkoeng of Lingkong. Over het resultaat van hun
onderzoek naar het aanwezen van steenkolen alhier, sprak ik met oen woord
P. I, bl. 118. *) V. Rjjckevorsel, Brieven, 818.
Digitized by VjOOQIC
323
Bagenoeg m het midden van het district Djampang koeion lig-
gende, is thans zgne hoofdplaats of pakemitan , in plaats van de
vroegere Bandar Sari, die aan de Tji Easo^ de westelijke grens-
rivier van Djampang koeion tegen Djampang tengab , gelegen is ')
£r is te Pasawahan een pakhuis voor de Gouvemementskoffie;
andere producten voor de Europeesche markt worden in dit
district, waar nog geen landen in huur of erfpacht zijn uitge-
geven, niet geteeld. Yan Pasawahan gaan paden uit in verschil-
lende richting, waarvan een de Tji Karang snijdt, die met uit-
zondering der grensrivieren de voornaamste van het district is, en
vervolgens zuidwaarts voert naar de monding van dien merkwaar-
digen stroom. Deze monding, die op een smallen zeearm gelijkt,
is 200 voet breed, diep en met half ziltig water gevuld. De
rivier sngdt midden door de kalkmergelbank, die zich tusschen
de Tji Pamaboean, welker mond vgf palen ten oosten van den
hoek van Genting >) ligt, en de Tji Waroe, die ongeveer half
zoo veel van den mond der Tji Easo verwijderd is, over de
geheele zuidkust tot diep landwaarts in uitstrekt Yan de Tji
Koeda Mara, een weinig ten oosten van de Tji Earang, af, is
echter de kalkbank in de nabgheid der zee vervangen door een
vlakke, droog geworden bocht, die in een zich langs de kust
uitstrekkend rif overgaat. Yoor 't overige vormt die bank aan
de zeezgde steile wanden met vele kleine in- en uitspringende
bochten. Met bruisend geweld klotsen de golven tegen dezen muur^
waarin ze op vele punten gewelven en holen hebben uitgespoeld,
in welke de salanganen hare eetbare nestjes ophangen. Dicht bij
de monding der Tji Karang rgzen, op eenigen afstand van de
kust; drie toren vormige, geheel geïsoleerde rotsen uit de baren,
terwgl daartegenover, in den kustmuur zelven^ de grotten Goea
Pandan en Goea Tji Karang de aandacht trekken. Yerder oost-
waarts, aan de andere zijde der vlakke bocht , is vooral de Goea
Oeroek merkwaardige welke grot door een overwelfd kanaal in
verband staat met een trechtervormig gat van 50 k 60 voet
diepte, waarin de zee haar water uitstort, dat er als in een ketel
') De Tji Kaso is uit geologisch oogpant zeer merkwaardig. Zie Junghahn,
Java, IIL 83, 70. ^ Zie D. I, bL 47.
21*
Digitized by VjOOQIC
324
kookt en bruist *). Doch genoeg van deze woeste ^ ofschoon
schilderachtige tooneelen. Laat ons thans in gedachten den 24 palen
langen weg inslaan die van Pasawahan in noordoostwaartsche rich-
ting naar Njalendoeng^ de pakemitan van Djampang tengah voert.
Njalendoeng is slechts 12 palen van Soekaboemi verwijderd
en er mede verbonden door een weg die over de Tji Mandiri
en het Kendengsche gebergte loopt. Yan Njalendoeng gaat een
pad zuidwaarts over Tji Awiteli naar Kramat, waar het zich
in twee takken splitst. De zuidwestelijke tak loopt naar de voorma-
lige pakemitan Sagaranten, niet ver van de Tji Easo^ die de
westelijke grens van het district vormt; de zuidoostelijke naar Tegal
hoü aan de Tji Balapoelang (bij Junghuhn Tji Palaboelan)^
die als oostelgke grensscheiding van Djampang tengah eerst
haren zgtak de Tji Bèbèr vervangt en daarna zelve door de
Tji Boeni, waarin zij uitmondt, vervangen wordt De weg naar
Sagaranten biedt weinig bekoorlijks, daar hij meest door alang-
alang en glagah voert, maar het groote, nette dorp maakt
door zijne vele vruchtboomen en de vele sawah's die het
omgeven ; — anders zoo schaarsch in deze strekeo, — een
aangenamen indruk. Tusschen Sagaranten en Tji Pamingkies
strekt zich de Goenoeng Bentang uit , en de weg die beide dorpen
verbindt; loopt over de westelijke helling en den voet van dat
gebergte. De streek waardoor hij voert, is gedeeltelijk met zwaar
bosch, verder zuidwaarts met bamboe en een verbazend aantal
wilde arènpalmen begroeid. Zij gold vroeger als zeer onveilig
door de menigvuldige tijgers; in de laatste jaren deed zich daarin
verbetering voor, die door de inboorlingen werd toegeschreven
aan de vestiging aldaar van zekeren Bapa Jejoet uit Djampang
wètan, die, zoo zij meenden ^ de talismans of bezweringen kende,
waardoor men de tijgers verjagen kon. De man zelf, daarover
ondervraagd, maakte volstrekt geen aanspraak op geheime we-
tenschap en wist alleen te zeggen, dat sedert hg daar gekomen
was, zich geene tijgers vertoond badden. Voor Bapa Jejoet was
de vrees die deze streek aan de bevolking inboezemde, zeer voor-
*) Jtmghnhn, Java, IIL 301 V.
Digitized by VjOOQIC
325
deelig, daar hij uit de arènpalmen in den omtrek zooTeel toewak
en suiker kon winnen als hij verkoos ^ zonder dat iemand hem
iets in den weg legde. Yan Tji Pamingkies gaat het pad zuid-
zuidwestwaarts naar Rambai, dat aan de Tji Boeni, niet ver
van haren mond^ is gelegen. Dat pad voert ten deele langs het
riviertje Tji Dolog, dat in zijn diep gegroefd en door dicht bosch
overschaduwd , uit kalkmergel en vulkanisch conglomeraat samen-
gesteld bed heerlijke watervallen vormt. Ook is deze streek
merkwaardig door het groot aantal holen en grotten dat er
wordt aangetroffen ^). Yan Rambai tot aan zee , een afstand van
8 (i 9 palen , is geen enkel pad ; alles is hier woeste , met dicht
bosch bedekte wildernis, waarin zich niet licht de inlanders wagen
te minder daar er overleveringen en geheimzinnige verwachtingen
aan verbonden zijn, die hen met bijgeloovige vrees vervullen.
Sedert onheugelijke tijden zijn de Djampang-landen^ naar de
meening der inlanders; het eigendom van zekeren Ejang, Soe-
soehoenan Djampang Manggoen genaamd, die met zijn broeder,
Ejang Dalem "Wangsakerti , verblijf houdt op den berg Patoeha,
nabij den oorsprong der Tji Djampang^ die een zijrivier van de
Tji Boeni is. Dalem Wangsakerti is verloofd aan de prinses Tji
Aweni, de dochter van Boros Ngora, die zijn verblijf heeft op
den berg Hioer, bij den oorsprong der Tji Easo. Deze rivier
stroomt thans, ter plaatse waar de weg tusschen Sagaranten en
Tji Pamingkies haar het dichtst nadert, door een nauwe kloof
tusschen hooge en rechtstandige rotswanden en stort zich van
eene belangrijke hoogte neder. Die kloof nu zal zich, naar de
voorstelling der inlanders, eenmaal sluiten, tengevolge van het
instorten der rotswanden. De Tji Easo zal dan genoodzaakt
worden haren loop te nemen langs de zuidelijke helling van den
reeds vermelden G. Bentang, en zoo de Tji Dolog opnemen,
ter plaatse waar zij den waterval vormt die onder den naam
Tjoeroeg Tji Aweni bekend is. Hier is het dat de bovengemelde
prinseS; in versteende gedaante, de komst van haren bruidegom
verbeidt, en op den dag waarop de Tji Easo haren loop ver»
*) Hoogeveen, het distriot Djampang tengah, in T. v. T., Ld. en Yk.,
V. N. I., VIII. 493 vY.i Junghuhn, Java, III. 172 vv.
Digitized by VjOOQIC
326
andert; zal Ejang Dalem Wangsakerti haar in pleohtigen optocht
komen afhalen^ en met haar en zijn gansche gevolg een fees-
telijken tocht over zee maken. Een weinig beneden Rambai ligt
in de Tji Boeni een eilandje , welks aan beide einden toegespitste
vorm wel eenigszins aan een prauw herinnert. Volgens de mee-
ning der inlanders rijst en daalt het met het water als een prauw,
en blijven tw^e hoornen die er^ te midden vui veel alang-alang, op
verrijzen , onveranderbjk in denzelfden toestand. Dat eiland zal
nu bij die gelegenheid werkelijk als vaartuig dienst doen,
met de beide boomen als masten. Zekere bultenaar, Batara
Bongkok, is door Ejaug Dalem Wangsakerti met de bewaking
van dit eiland-schip belast, en het geluid dat zich hier doet
vernemen wanneer het water met geweld tegen den steenigen
oever klotst, wordt veroorzaakt door een gamelan, die Batara
BoDgkok laat bespelen. Het vaartuig zal het bruidspaar over-
voeren naar den hoek van Tji Laoetèrèn in Soekapoera. Daar
en elders zullen zij zich eenigen tijd ophouden en zich eindelgk
nederzetten aan den zuidelijken voet van den berg Marioek , die zicli
in Tji Damar, aan het begin van de Brengbreng-keten , dicht bij
den mond der Tji Boeni, verheft, waar zij eene stad en een
rijk zullen stichten. In afwachting dezer gebeurtenissen heeft Boros
if^gora reeds vele toebereidselen gemaakt. Op iien berg Hioer
stelt een hol de steenen stalling voor van het voor zijne schoon-
dochter bestemde fraaie paard, dat wel is waar onzichtbaar is,
maar toch van tyd tot tgd zijn gehinnik doet hooren. Ook de
matrassen en kussens die haar de wateren der Tji Easo als
huwelijksgeschenk zullen toevoeren, liggen reeds lang gereed
in de gedaante van groote rotsblokken, waarlangs de rivier haren
nieuwen loop zal nemen. Voorts groeien op den berg Hioer allerlei
reusachtige gewassen, die de groenten voor het feestmaal zullen
leveren. Inzonderheid komen daarvoor de boros kaso, d. i. de
uitspruitsels van de glagah, in aanmerking, en zoowel om deze
bestemming, als omdat de vorst Boros Ngora zelf zich daarnaar
noemt, durven de inlanders in deze streken de uitspruitsels der
glagah niet eten en zelfs niet met den naam van boros kaso
noemen. Voor den laatsten stellen zij het synonieme hoemboet
Digitized by VjOÖQIC
327
kaeo in de plaats, en zij houden zich overtuigd dat wie deze
uitspruitaels eet; tot straf door een tijger zal verslonden worden *).
Doch genoeg van Djampang tengah, dat vooral merkwaardig
is in zoover het leven der Soendaneezen zich er vrijelijk naar
zgne eigenaardigheden ontwikkelt en den rechtstreekschen invloed
der Europeanen nog nauwelijks ondervonden heeft '). Landen
in huur of erfpacht zijn hier tot dusver niet uitgegeven, en in
dit opzicht onderscheidt het district zich bepaaldelijk van het
aangrenzende Djampang wètan (Oost-Djampang) , waar de Eu-
ropeesche landbouwngverheid zich krachtig begint te ontwikke-
len, vooral in den omtrek der nabij zijne noordgrens gelegen
en door een vroeger ') beschreven weg met Tji Andjoer verbonden
hoofdplaats Soeka Negara, alsook westwaarts van die plaats,
langs den weg die naar Soewoeng en Sitoe Wanggi loopt,
zich daarna noordoostwaar ts wendt tot Tji Loegan in Djampang
tengah, en verder noordwaarts gaat door het district Pesser, tot
hij zich tusschen Gekbron en Tji Andjoer aan den groeten weg
aansluit. Die ontwikkeling der landbouwn ij verheid belooft aan
het thans nog onbeduidende Soeka Negara in de naaste toekomst
een toenemenden bloei. Het plaatsje ligt aan de Tji Balapoe-
lang , die van hier af tot aan hare vereeniging met de Tji
Beber het district in zuidoostwaartsche richting doorsnijdt. Een
moeielijk bergpad gaat van Soeka Negara uit oostwaarts, tus-
schen den Patoeha en Toempak Roejoeng door^ naar Tji Soen-
dari en Bandong. De hoogste top van den Patoeha, vroeger door
ons bestegen ^), ligt juist op de grens van Djampang wetan
en Tji Soendari, en toen wij vandaar onze blikken richtten op
de zuidwestlijke hellingen en het meer Patengan, lieten wij
ze reeds weiden over de heuvels en dalen, de velden en stroo-
men van het eerstgenoemd district. Over het algemeen is dit
district een geheel binnenlandsch; slechts met eene lange, zeer
smalle strook langs den linkeroever der Tji Boeni reikt het aan
den Oceaan; want terwijl genoemde rivier de oostgrens van Djam-
pang tengah is, wijkt de west- of liever noordwestgrens van Tji
») Hoogeveen, t. a. p., bl. 509 vv. «) YgL echter Dl. I, bl. 450.
») BoYen, bl 309 v. ■•) Zie boven, bl, 268.
Digitized by VjOOQIC
328
Damar een weinig van haar terug en volgt den kam van
het Brengbreng-gebergte '), dat van hare oevers opstijgt en
zich in de richting van den Patoeha voortschakelt. De linker-
oever van de Tji Boeni, die op den Toempak Boejoeng ont-
springt^ behoort dus geheel tot Djampang wètan.
Eindelijk gaat nog een derde pad van Soeka Negara naarde
Zuidkust. Het loopt zuidoostwaarts naar Tji Pare, Bobakan, Tji
Limoes en Bodjong Peter, allen dicht bg elkander gelegen aan
de zoo even reeds vermelde Tji Djampang. Vervolgens sngdt
het het vulkanbche Soebuig-gebergte dat aan de noordzijde van
het smalle dal der Tji Boeni oprgst, overschrgdt genoemde rivier
en bereikt weldra daarna, langs de helling der Brengbreng-keten
opstijgende, de grens van Tji Damar, van welk punt het over Tji
Binoeng bijna recht zuidwaarts loopt naar Sindang Barang, de
pakemitan van Tji Damar , gelegen aan de Tji Sadéa, op geringen
afstand van hare monding in den Zuider-oceaan. De afstand
tusschen Soeka Negara en Sindang Barang, bedraagt 30 palen.
Een weinig links van het beschreven pad ligt, aan den voet van
het Brengbrengsche gebergte, in een kleine, uit een dikke
bank van vulkanische rolsteenen bestaande dalvlakte, tot welke
zich het enge rotskanaal waardoor de Tji Boeni stroomt, over
eene lengte van omstreeks duizend voet verbreedt ^ eene warme
minerale bron^ en op geringen afstand van deze rijst een rotsblok
omhoog, dat de gedaante van een toren heeft en geheel uit
jaspis- en agaatachtig kwartsgesteente bestaat ^j.
Tji Damar is het laatste der Tji-andjoersche districten die
langs den Zuider-oceaan gelegen zijn. Het strekt zich uit langs
de zuidzijde van Tji Soendari en Bandjaran en herhaaldelijk
mochten wij er een blik op werpen , toen wij het vergezicht
genoten dat zich op de toppen van den Patoeha, den Warie-
ngien en den Malabar voor ons uitbreidde '). Er worden in dit
district een aantal warme en zoute bronnen aangetroffen *) en het
wordt doorsneden door een aantal riviertjes met diep ingesneden
h Zie Dl. I, bl. 78. ') Junghuhn, Java, II. 1315.
3) Zie boven, bl. 268, 271, 274.
*) N. T. V. N. I. XIV. 221; Junghuhn, Java, IL 1317.
Digitized by VjOOQIC
829
kloven, waarvan de Tji Damar en Tji Laki de voornaamste
zijn. Over deze beide loopt een pad van Sindang Barang, even-
wijdig met het strand, in oostwaartsche richting naar de Tji
Pantjoeng, die de grensscheiding vormt tusschen Tji Damar en
Eandang Wesi, het eerste district van het regentschap Soeka-
poera en van de afdeeling Soekapoera Eolot, waarop wij den
voet drukken op onzen denkbeeldigen tocht.
In tegenstelling met de Djampangsche districten, waar het
strand slechts weinig bewoond is, liggen in Soekapoera een
groot deel der voornaamste dorpen dicht aan zee, onderling ver-
bonden door een meer of min bruikbaar pad dat zich van de Tji
Pantjoeng tot de Tji Tandoewi over de geheele lengte van het regent-
schap uitstrekt. Dien weg volgende en langs een der daarop uit-
komende dwarswegen een uitstap makende naar de meer noordelijke
districten, zullen wij een overzicht erlangen van het regentschap,
dat^ bij zijne geringe bevolking en bebouwing, in zijne waarde
niet kan erkend worden, zoolang het theeland Tji Eadjang,
waarvan de plantsoenen terrasgewijze langs de hellingen van
den zadel tusschen den Pepandajan en Tji Eorai opklimmen '),
in een gewest dat eene oppervlakte van omstreeks 8400 vier-
kante palen heeft, de eenige landbouwonderneming is die met
Europeesch kapitaal en Europeesche intelligentie gedreven wordt.
Nogtans moet worden opgemerkt, dat de bevolking van Soeka-
poera betrekkelijke welvaart geniet^ of althans geene armoede
kent, eU; getrouw aan de voorvaderlijke eenvoudigheid, in hare
afgelegene dorpjes een stil en tevreden leven leidt.
Het begin van den tocht door het district Eandang Wesi
schijnt mijne bewering omtrent de ligging der groote dorpen te
logenstraflFen. Wij vinden geen enkel voor wij het punt bereiken,
waar, dicht bij de monding der Tji Eadjang, zich een negen
palen lange zijweg noordwaarts afecheidt naar de tegenwoordige
pakemitan Boengboelan. Die weg kronkelt sterk en gaat, over
steile heuvels en woeste ravijnen, eerst door alang-alang en later
door prachtig woud, vol boschjes van reusachtige bamboe. Boeng-
boelan zelf biedt niets bijzonders, maar de weg die vandaar
^) Croockewit, Gids, 1866, III. 309; Groneman, Bladen. 39, 43.
Digitized by VjOOQIC
330
Doordoostwaarts , over een afstand van 16 palen, naar de voormalige
districtshoofdplaats Tji Manoek aan den voet van den Pepandajan
gaat, is een der schoonste, maar ook een der moeilykste van
Java. Men heefl tal van riviertjes te doorwaden^ tal van ver-
moeiende klimmingen en dalingen te volbrengen, maar wordt
meestal door het donker loof van maagdelijke bosschen tegen
den zonnegloed beschermd. Die bosschen zijn vol van arènpal*
men, en deze nuttige boomen hebben , schoon in het wild groeiende,
steeds een eigenaar wiens rechten geëerbiedigd worden. Het
schoonste punt op den weg is bij het riviertje Tji Boeta Roewa,
dat 25 voeten beneden de houten brug die het overspant ^ ont-
zettend kookt en schuimt, terwijl onmiddellijk aan de overzijde
een hooge, bgna loodrecht stijgende berg, bedekt met rasamala's
en andere woudreuzen^ den reiziger slechts door de slangvor-
mige uitkappingen in zijne helling gelegenheid biedt om, met
den gapenden afgrond aan zgne zgde, langzaam omhoog te
klimmen. Eindelijk wordt door deels nieuw aangelegde, deels
afgeschreven koffietuinen, het op eene hoogte van meer dan
1600 meters gelegen Tji Manoek bereikt, waar noch padi noch
klappers vruchten dragen, en dat dan ook, evenals het vroeger
door ons bezochte Pengalengan, alleen ten behoeve van de
kofiSecultuur is aangelegd. Yan Tji Manoek verder trekkende,
overschrijden wij de grenzen van Kandang Wesi, en terwijl wg
Tji Eadjang, de op een 1200 meters hoog, door de hellingen
van Pepandajan en Tji Eorai ge vonhd plateau gelegen pakemitan
van Negara, met haar reeds vermeld theeland , aan onze linkerhand
laten liggen ^ rijden wij door koffietuinen, bosschen en tegal-
velden , ten laatste sterk dalende , naar het in een kleine dal-
kom gelegen Bandjar Sari, de hoofdplaats van het district
Batoe Wangi ^). Allervriendelijkst is de aanblik van het dorp in
') Koordera , wiens „Reis door Soekapoera", in Bijdr t. d. T. Ld. en Vk.
V. N. L, Öe Volgr., Dl. IV, bl. 367—389, hier mijn voornaamste bron is,
schrijft den naam dezer plaats, bL 380, Bandjar Wangi, vermoedelijk een
eenvoudige schrijffout , uit verwarring met den districtsnaam Batoe "Wangi ont-
staan, en die hg zou verbeterd hebben indien hij zelf de uit zijn nalatenschap
gepubliceerde aanteekeningcn voor de pere bewerkt had. Junghuhn noemt
dit dorp Tji Qantoeng. Zie zgn Java, III. 279, vergeleken met zgne kaart.
Digitized by VjOOQIC
331
het kleine dal, waardoor zich bevallig de Tji EaëDgan kronkelt.
Wij merken hier een nette pasan^rahan op met een smaakvol aan-
gelegd voorpleintje , in welks midden een beerlijk rozenperk prijkt.
Yan Bandjar Sari zetten wij onze reis voort naar Dedel, de pake-
mitan van bet aan Batoe Wangi grenzende district Tradjoe. De
weg derwaarts, 14 palen lang, loopt door een doodsche, hobbe-
lige, eentonige, uit zeer slechten grond bestaande^ veelal met
glagah begroeide, maar overvloedig door beken besproeide land-
streek, en het kleine Dedel ligt in een verbazend engedalkom,
waarin men langs een vrij geleidelijke , maar sterke helling afdaalt.
Van Dedel gaat een weg noordwaarts naar Mangoen Redjo,
en een andere zuidoostwaarts naar Tji Balong. Mangoen Redjo
is het hoofddorp van het district Panjeredan,en is by de laatste
organisatie der Prednger de hoofdplaats geworden van de afdeeling
Soekapoera Eolot, en dus ook de zetel van den Assistent-resident.
Tji Balong is de pakemitan van het district Paroeng. Beide plaat- .
sen liggen aan de rivier Tji Woelan, die , op den berg Kratjak op de
oostgrens van het regentschap Limbangan ontspringende, om
het tot de afdeeling Tasik Malaja behoorende district Singaparna
heenloopt en het, na hare aanvankelyk zuidwaartsche richting
met eene oostwaartsche verwisseld te hebben ^ van Panjeredan
scheidt. Aan den noordoosthoek van Panjeredan wendt ze zich
zuidwaarts en vormt nu, over een korten afstand, de grens tus-
schen de districten Panjeredan en Tasik Malaja, en vervolgens
die tusschen Panjeredan en Paroeng ter linker- en Mandala ter
rechterzijde. Paroeng, waarvan Tji Balong de hoofdplaats is,
behoort reeds niet meer tot Soekapoera Eolot, maar tot Soeka-
poera. De Tji Woelan stroomt door eene steile kloof, die,
bigkens de ontblootingen die van de ^rens van Limbangan tot
Tji Balong de waarneming der bodemgesteldheid begunstigen,
uit vulkanisch puingesteente , tot een verbazend dikke laag
opgehoogd, gevormd is. Die puinbrokken zijn de uitwerpselen
van den Qaloenggoeng en gedeeltelijk eerst van zijne geduchte
uitbarsting in 1822, waarover straks nader, afkomstig *). De
^) Junghohn, Java, UI. 182.
Digitized by VjOOQIC
332
afstand van Dedel tot Mangoen Redjo bedraag slechts 9 palen,
en de tegenover elkander liggende hoofddorpen Mangoen Redjo
en Singaparna, tusschen welke een veer over de Tji Woelan
de gemeenschap onderhoudt, zijn slechts drie palen van elkander
verwijderd. De weg van Dedel naar Tji Balong daarentegen is
17 palen lang, en loopt door het district Salatjaoe over zgne
gelijknamige pakemitan. Die weg is geweldig hobbelig en voert
door een kale, doodsche streek^ uit eindelooze reeksen van
onbewoonde en onbebouwde berg- en heuvelruggen gevormd,
met roodkleurigen bodem en vol reusachtige steenbrokken , die
soms dreigend over het pad heenhangen. Salatjaoe zelf ligt
echter in eene uitgest1*ekte sawah-vlakte , en vandaar tot Tji
Balong, een afstand van vier palen, is de landstreek vriende-
lijker, meer bebouwd en meer bewoond. Bij Tji Balong ver-
eenigt zich de Tji Longgan, het voornaamste der talrijke
riviertjes die men op den weg doorwaden moet, met de op
kleinen afstand voorbg stroomende Tji Woelan. Van Tji Balong
hebben wij nu nog vier palen langs die verbazend snel stroo-
mende en bij hoog water gevaarlijke rivier af te leggen , en haar
met een èrètan (een soort van pont) over te steken ^ om bij
Tji Ealong, de pakemitan van Mandala, den strandweg weder
te bereiken.
Wij keeren thans in gedachten terug tot het punt waar wij
dien strandweg verlieten. Wij trekken de Tji Kandang over en
bereiken, na acht palen langs het strand te hebben afgelegd,
het dorp Tji Erih. Het ligt vlak aan zee, in een eentonig
grasland, en geen enkele boom of struik beschaduwt de bam-
boehutten der geringe bevolking. De pasanggrahan , een kleine,
op den vlakken grond gebouwde loods, biedt een ruim en schoon
uitzicht op den nabijzijnden Oceaan. Yan Tji Erih naar Pamëng-
pëk is daarentegen de weg zeer vriendelijk en loopt door eene
opvolging van sawahs^ waartusschen kleine kampongs bevallig
verspreid liggen. Nu krijgen wij allengs het gezicht op den ver
in zee vooruitstekenden hoek van Tji Laoetèrèn, en na het
riviertje van denzelfden naam te zijn overgestoken; rusten wij
welhaast uit in den pasanggrahan van Pamëngpëk, gelegen aan
Digitized by VjOOQIC
833
de aloen-aloen, die met een weelderig groenen wariengien prijkt.
Pamengpek is gelegen in een schoone, vruchtbare, slechta
weinig golvende vlakte, die, zoover het oog reikt ^ met sawahs
en kampongs bedekt is en u het plateau van Bandong voor
den geest terugroept. Vroeger de hoofdplaats van Negara ; heeft
Pamengpek die waardigheid in het belang der koffiecultuur aan
Tji Eadjang moeten afstaan. De afstand tusschen beide plaatsen
bedraagt niet minder dan 37 palen, en tooh is Pamengpek, waar
de padi in 4 k 4{ maand rijp is, de voorraadschuur van het
koude en nevelige Tji Eadjang, waar men zegt dat ze om te
rijpen volle 12 maanden behoeft.
Yan Pamengpek tot aan de Tji Eaêngan, de grensrivier
tusschen Negara en Karang, biedt de weg eigenaardige
schoonheden aan. Hij slingert zich nu eens langs het vreedzame
strand, dat uit goudgeel zand bestaat en waar de voeten vaak
door het kristalhelder water van den Oceaan genet worden 9
terwijl men op een afstand de branding hoort loeien; dan
weer door het prachtigste woud, waarin tal van reusachtige
njamploengs '] hunne donkere schaduwen spreiden. Alvorens
de Tji Eaëngan te kunnen overgaan, wordt de reiziger door het
steile voorgebergte dat hier in zee uitsteekt^ tot een zeer be-
zwaariyken omweg dieper landwaarts gedwongen, die hem
echter beloont met eenige heerlijke blikken op de zich in het
zonlicht badende zee. De Tji Eaëngan zelve is een nader onder-
zoek van haar bed overwaardig. Zg baant zich eenige palen
hoogerop haren weg door de rotskloof Tjoekang Batoe, waar
het dal aan de westzgde begrensd wordt door den bergwand
Boeroeng Agoeng, die door diepe spleten in eenige hoogst
schilderachtige, vier-, vijf- en zeshoekige, ter hoogte van torens
opstijgende, honderden voeten dikke en door dwarsche reten
in geledingen gescheiden pilaren verdeeld wordt, die uit eene
soort van porfier bestaan en wier vlakke schedel door prachtig
woudgeboomte wordt overschaduwd. Beneden het dorp Garoeng,
dat op een vlakken voorsprong van dezen wand, een weinig
*) CalophyUum Itwphyüum, Zie Dl. I, bl. 131.
Digitized by VjOOQIC
334
zuidwestwaarts yan de rotoengte, is gelegen, Ib een plaats
waar men in deze kloof kan afklimmen. Tallooze rotsblokken
yan yeryaarlgke grootte liggen daar in woeste wanorde opeen-
gestapeld, en het water yan het riyiertje yindt nu eens een
doortocht onder de steenen, waartusschen het schuimend en
bruisend te yoorschgn treedt, en stort elders in sprongen oyer
de rotsblokken heen , waardoor donderende wateryallen geyormd
worden. In een nauw gedeelte yan de rotsspleet waren yroeger
eenige afgestorte rotsblokken, door elkander onderyangen' en
gesteund, in dier yoege big yen hangen, dat zi) eene natuurlijke
brug, de eigenlijke „Tjoekang Batoe^ '), yormden; doch yoor
ruim 30 jaren is deze natuurlijke yerbinding der beide riyier-
oeyers door een bandjir yemield. Wat oyerigens aan dit woeste
tooneel nog de grootste schoonheid bijzet, zgn de reusachtige
woudboomen, wier kruinen zich trapsgewijs tot aan den hoog-
sten rand der kloof yerheffen, en de yijgensoorten die met hare
dooreengestrengelde wortelen een ondoorkomelgk netwerk oyer
het gesteente hebben gespreid.
Earang is het laatste district yan Soekapoera Eolot waardoor
onze weg yoert. Het pad loopt door eene zeer eenzame streek,
eerst oyer een breed strand, zoo glad als een kolfbaan, met geel,
yast zand bedekt en waarop weinig branding staat, yeryolgens
over wit schelpzand^ en eindelijk oyer zwart zand, beide zeer
rul en moeilijk yoor de paarden en een strand yormende yan
weinige yoeten bre^te, dat door een woest huilende branding
wordt bestookt. Men doorwaadt eenige riviertjes en yaart de
breede Tji Langla over, maar kampongs ontmoet men hier nergens,
en de pakemitan, mede E[arang geheeten^ ligt binnenslands
aan een 12 è 14 palen langen d warsweg, nabij den regteroever
der Tji Langla en op 8 palen afstands yan Salatjaoe. Na de,
hier breede, Tji Woelan te zijn overgeyaren, zetten wg den voet op
hot gebied yan Mandala^ het eerste district der afdeeling Soekapoera.
Tji Kalong, de pakemitan van Mandala, ligt op een paar palen af-
stands yan het strandpad, ongeveer 150 schreden links van de Tji
») Vgl boven, bl. 263, noot 1. ^ Jonghvlm, Java, III. 179 w.
Digitized by VjOOQIC
335
Woelan^ aan des zoom eener breede dalkom, waardoor de kronkelende
rivier sdch haren weg naar zee baant. Yan den binnenweg die
naar Tji Ealong yoert, tot aan de breede Tji Medang, loopt het
pad, niet ver van het strand, door de eentonigste, onherberg-
zaamste streek die zich denken laat, waarin alleen de sawahs
van de dorpen Tji Totok en Tjantigi eene kortstondige afwisse-
ling aanbrengen. Ter plaatse waar de Tji Medang wordt overge-
varen, ligt EalapaGenep, eene groote, welvarende plaats, Troeger
de zetel van het districtshoofd, die echter in 1850, ook weder
in het belang der koffieoultuur, naar Tji Ealong verplaatst is.
Tusschen de Tji Medang en de Tji Bening, de grensrivier tusschen de
districten Mandala en Tji Djoelang, ligt de weg over kleine stroomp-
jes en over steile, glibberige rotshellingen, die op vele plaatsen
ver in zee uitspringende voorgebergten vormen, hier dj od jong or
genoemd, en somtijds een omweg noodzakelijk maken. Op eenige
punten geniet men prachtige vergezichten, rechts over den Oceaan ,
links over onafzienbare reeksen van met woud gekroonde bergen.
Aan de overzijde der vrij breede Tji Bening, die wg met een
vaartuig oversteken, ligt een kleine, eenzame pasanggrahan , op
weinige ellen van het strand. De kampong ligt dieper landwaarts.
Ons pad door Tji Djoelang biedt soortgelijke tooneelen als de
reeds beschrevene; alles is eenvormige, armelijke, eenzame woes-
tenij , slechts hier en daar door een oase van sawahs om een kleine
kampong heen a^ebroken. Toch is ook hier de natuur niet zonder
eigenaardige schoonheid, waar zich diepe, uitgestrekte^ welig
begroeide ravijnen aan onze voeten openen, of opze blikken rusten
op de eindelooze aaneenschakeling van boschrijke heuvelen , terwijl
het hoogere Eendeng-gebergte in het noorden den horizon toekent
Vriendelijk wuiven ons een oogenblik de kokospalmen van Nagrog
toe, maar om weldra voor slechts te onherbergzamer wildernis
plaats te maken. En toch heeft de vlijt der inlanders geen enkel
hoekje, al heeft het slechts enkele voeten in het vierkant, ongebruikt
gelaten , waar humus genoeg gevonden wordt om een weinig tabak
of djagong te planten. Eindelijk bereiken wij de kampong Pa-
soeketan , wier bamboeboschjes zich bevallig wiegelen over de
kronkelende, breede, nooit doorwaadbare Tji Djoelang, een frisschen.
Digitized by VjOOQIC
336
viscbrijken stroom, maar wiens steenachtige bodem alle netten
vernielt. Nu bereiken wij meer bewoonde streken. Dekampongs
Barengkok en Tji Waroe aan de overzijde zijn als het ware de
voorsteden vkn de welvarende pakemitan Tji Djoelang^ die op
tien palen afetands van Tji Bening gelegen is. Na nu ook nog
de Tji Djaloe te zijn overgegaan , bevinden wg ons in het district
Prigi of Parigi. De Tji Djoelang kronkelt zich op eenigen afstand
om de zuidzijde van de naar haar genoemde kampong heen,
en loopt evenwijdig met het strand tot zij de Tji Djaloe ontmoet ,
waarna zij zich vereenigd in dat deel der Penandjoeng-baai storten ,
dat onder den naam van Dirk de Yries-baai bekend is *). Deze
baai bespeelt , landwaarts indringende, de oostzijde van het district
Tji Djoelang, terwijl de districten Prigi en Tji Eemboelan zich met
hun zeer beperkt kustgedeelte langs hare noordzijde uitstrekken.
De pakemitan Prigi, die zeer spoedig na de overvaart der Tji
Djaloe bereikt wordt, maakt door haar bloeiend voorkomen een
alleraangenaamsten indruk. Aan een fraaie aloen-aloen ligt een
nette pasanggrahan en vandaar loopt een breede, keurig onder-
houden weg, aan weerszijden door goede woningen en tuintjes
omzoomd, tot aan de meer dan een paal van elkander verwijderde
hekken of poorten van bamboe, die de grens van het dorp aanwijzen.
De grens van het district Prigi wordt langs den strandweg spoedig
bereikt. Na een smalle maar grasrijke kuststrook, waarop kudden
van honderden aan de volkrijke kampongs Tji Bendah en Karang
Bendah behoorende karbouwen grazen, te zijn doorgereden, ko-
men wij aan de Tji Eelewoeng, de grensrivier met het volgende
district, die zich op dergelgke wgze met de meer oostwaarts
vloeiende Tji Eemboelan vereenigt als de Tji Djoelang met de
Tji Djaloe. Nu zien wij de zee weder van zeer nabij en hoeren
het klotsen harer branding, varen daarna de Tji Eemboelan over op
het punt waar zg de Tji Tondjong opneemt, en rgden kort daarna
de pakemitan Tji Eemboelan of Goembar binnen, die zich alweder
door een welvarend voorkomen onderscheidt. Deze pakemitan ligt
10 palen van Prigi, dicht aan de grens van het district Kali
») Zie Dl. I, bl. 46.
Digitized by VjOOQIC
337
Poetjang en 12 palen van zijne gelijknamige hoofdplaats ^ die
aan een smal, zich tusschen bebouwde akkers slingerend riviertje
ligt, mede Kali Poetjang genaamd , 't welk zich weinige schreden
verder in de Tji Tandoewi, de oostelijke grensrivier der Preanger
Regentschappen, uitstort.
Het district Eali Poetjang vormt nabij zijne westgrens de rotsige^
ver in zee uitstekende landtong Penandjoeng^ waardoor de Penan-
djoeng-baai in twee deelen gescheiden wordt, en strekt zich verder
uit langs de noordzijde van haar oostelijk deel, dat door de zeevaren-
den Maurits-baai genoemd wordt. De streek waardoor de weg
van Tji Eemboelan naar de pakemitan Kali Poetjang loopt, is
aanvankelijk met kampongs bezaaid, en later, als men de kris-
talheldere, met oorverdoovend gebruis over hare rotsbedding schui-
mende Tji Panerèkèan nadert, met prachtig opgaand geboomte
bedekt; waartusschen zich een diep, welig begroeid ravijn opent,
dat den reiziger een blik gunt op den niet ver verwijderden
Oceaan. Maar dit liefelijk tooneel maakt op zijne beurt plaats
voor eenzame, met laag hout begroeide wildernis, terwijl de weg
met sterke golvingen langs een heuvelrug slingert, die Pasir
Panerèkèan genoemd wordt. De pakemitan zelve heeft een gun-
stig voorkomen, is met prachtige vruchtboomen beplant en door
welige sawah's omgeven; maar zij is een oasis in de wildernis.
De oevers van de Tji Tandoewi zijn hoogerop schier geheel
onbewoond en meest met vaalkleurige glagah begroeid, schaars
door hoog geboomte afgewisseld, dat bovendien aan de Soeka-
poerasche zijde slechts een smalle streep vormt, waarachter
uitgestrekte moerassen liggen. Het grootste dezer moerassen is
de bekende rawa Lakbok. Ten noorden daarvan ligt Sapoe Angin,
de eerste bewoonde plaats van eenige beteekenis die opwaarts
van Kali Poetjang aan de Tji Tandoewi wordt aangetroffen.
Sapoe Angin ligt in het district Bandjar en 22 palen van zijne
gelijknamige pakemitan, die hoogerop aan de Tji Tandoewi
gelegen is, ter plaatse waar zij niet meer de grens tusschen.
Soekapoera en Banjoemas, maar die tusschen Soekapoera en Tje-
ribon vormt Bandjar ligt in een kleine maar liefelijke, welig
met geboomte en sawahs prijkende vallei, en is thans de hoofd'
HL 22
Digitized by VjOOQIC
338
stapelplaats van de koffie die uit de Preanger langs de Tji Taa-
doewi wordt a%evoerd. De voormalige koffiepakhoizen te E^
Poetjang zijn evenals die te Tji Gangsa aan de Wgnkoopsbaai
ingetrokken. Bandjar is door een 33 palen langen weg ook recht-
streeks met Kali Poetjang verbonden. Deze weg loopt door het
district Eoeasèn of Eawasèn '), en over zijne hoofdplaats Tji
Langkap, die 17 palen van Eali Poetjang en 16 van Bandjar
verwgderd is. In dit district worden op verschillende plaatsen
minerale en zoute bronnen aangetroffen *).
Eindelgk voert van Bandjar een 20 palen lange weg over Tji
Maragas naar Manondjaja, de hoofdplaats van het regentschap
Soekapoera en de zetel van den Regent. Deze weg loopt over een
heuvelachtig , gedeeltelijk woest en eenzaam terrein, niet ver van
de Tji Tandoewi, en gunt op sommige punten een blik op de
smalle dalkom waardoor zij zich haren weg baant, terwgl aan
hare overzijde hooge bergen den horizon beschrgven, waaronder
de Tjerimai zich boven al de andere verheft. Manondjaja ligt
in het district Pasir pandjang, op kleinen afstand van de Tji
Tandoewi en van de grens van het district Tasik Malaja, het
eerste van de afdeeling van denzelfden naam, die de zuidelgke
helft van het regentschap Soemedang uitmaakt. Manondjaja biedt
niets bijzonders; want de kleine verzameling van een heilig man
te Bandjar afkomstige relieken, die er vertoond wordt, is te
onbeduidend om onze aandacht bezig te houden; maar op een
afstand van l paal van de negerie heeft de Kegent een niet
onaardig buitenverblijf ').
De afstand van Manondjaja tot de negerie Tasik Malaja be-
draagt slechts zeven palen. Ook op laatstgenoemde plaats wordt
een verzameling van relieken vertoond , die slechts den naam van
oud roest verdienen en met die van Manondjaja in onbeduidend-
heid wedijveren. Overigens bevinden wij ons hier in een welva-
») Vgl. D. II , bl. 406. 2) Nat. T. v. N. I. XIV. 225.
') Yoor Soekapoera z^n de aanteekenlngen van Eoorders in Bijdr. t. d. L
T. Ld. en Vk., 3« Volgr., IV, bl. 369, schier mgne eenige bron geweest.
Over de oudheden te Manondjaja zie Brumund, Yerhh. y. h. B. Gen.,
XXXIII. 105.
Digitized by VjOOQIC
339
rende en volkrijke streek, waarvan ook het verbazend drukke
verkeer op den pasar van Tasik Malaja getaigenis geeft. Het
landschap waardoor men rijdt , is vlak, vriendelijk en goed be-
bouwd. De weg is , gelijk in vele streken in het Soemedangsche;
met djati-boomen beplant, die hier tamelijk goed voortkomen. In
noordwestwaartsche richting zet zich van Tasik Malaja de weg
over drie palen afistands voort naar Indihiang^ de rijke pake-
mitan van het eerstvolgende, mede Indihiang genoemde district.
Deze plaats wordt door het riviertje Tji Patés , waarover een
steenen brug ligt, in twee deelen gescheiden en strekt zich uit
over eene lengfce van wel twee palen. Men vertoont er eene op
een koperen blad gekraste piagem, benevens een paar oude pa-
jongs en andere halfvergane prullen, als bewijzen der aanstel-
ling, door een vorst van Mataram aan een der voorvaderen van
het districtshoofd verleend. Belangryker zijn eenige overblijfiBelen
uit den Hindoetijd, waaronder een lingga de eerste plaats inneemt.
Zij liggen 2^ paal ten westen van dit dorp op den heuvel Wan-
kelang, die tevens een schoenen blik over den omtrek aanbiedt.
De districten der afdeeling Tasik Malaja, met uitzondering
van Siogaparna, waarover straks nader, volgen op elkander
in de richting van het zuiden naar het noorden. Het derde is
Tji Awi , weder met een gelijknamige hoofdplaats , die, ofschoon
de streek houtarm is, eenige goede houten huizen telt, en
weder door haar geheele voorkomen van de welvaart der bevol-
king getuigt. Op het punt waar de grens tusschen Tji Awi en
het ten noordwesten daaraan palende district Malambong op de schei-
ding tusschen de Preanger en Tjeribon uitkomt, ligt de berg Tjakra
Boewana, waarop de Tji Tandoewi ontspringt. Tji Awi en Indihiang
liggen dus in de groote westelijke helft der dal vlak te die zich ten zui-
den van den Tjakra Boewana uitstrekt en door de Tji Tandoewi
doorstroomd wordt. Aan de westzijde wordt die vlakte begrensd door
de laatste vulkanische dwarsketen van het oostelijke Eendeng-ge-
bergte, die aan den Roejoeng begint en dit dd van het ten westen
gelegen plateau van Qaroet scheidt. Bij den Telaga Bodas, die
ligt op het punt waar de grenslgn tusschen Tji Awi en
Indihiang aan zijn westelijk uiteinde tegen de oostgrens van
22*
Digitized by VjOOQIC
340
het LimbangaDsche distriot Wanaradja stuit , straalt van dit ge-
bergte de zijketen af aan welker einde, op de grens yan Tji
Awi met Singaparna, de krater van den Galoeoggoeng is gelegen.
De Telaga Bodas en de Galoeoggoeng behooren tot de merkwaar-
digste bergen der Preanger, en wij zullen ze, even als den Tji
Eorai en de oostelijke helft van het plateau van Garoet, op eene laatste
wandeling door deze, aan prachtige natuurtooneelen zoo onvergelijke-
Igk ri)ke residentie bezoeken, na vluchtig herinnerd te hebben ,
dat de weg van Malambong naar Soemedang tusschen Pawenang
en de districtshoofdplaats Derma Radja de Tji Manoek snydt,
om over Tji Kadoe, de pakemitan van het district Soemedang,
de hoofdplaats van het Regentschap te bereiken. Het district
Malambong wordt aan de westzijde tegen het Tji-tjalengkasche
district Baloeboer Limbangan, en vervolgens tegen het Soeme-
dangsche district Derma Radja, begrensd door genoemde rivier,
die tot bij Pawenang door een diepe, romantische kloof stroomt^
maar vandaar haren loop naar de Tjeribonsche grens in een
broeder stroomdal door een vlakke streek voortzet, zoo als reeds
uitvoeriger in het eerste deel van dit werk beschreven werd *).
Pawenang ligt op slechts een halven paal afstands van de Tji
Manoek, geheel onder kokospalmen en andere vruchtboomen
verscholen. In noordwestelijke richting weidt vandaar de blik
over een schoon en volkrijk heuvelland tot aan de afgeronde
kruin van den Tampomas, terwijl in noordoostelijke en oostelijke
het land meer en meer afdaalt naar de vlakten van Tjeribon,
waarmede de schier recht ten oosten aan den horizon verrij-
zende kruin van den Tjerimai een trefiend contrast vormt. Vroeger
was Pawenang de hoofdplaats van een afzonderlijk district, doch dit
is later met Malambong vereenigd. Van de pakemitan Malambong tot
de pakemitan Derma Radja bedraagt de afstand 14 , van Derma Ra-
dja tot Tji Eadoe 8, eindelijk van Tji Eadoe tot de ons reeds bekende
hoofdplaats Soemedang nog 9 palen '). In het district Malam-
bong zijn sedert kort een paar perceelen land in erfpacht uit-
0 Blz. 84, 85.
-) Koorders, t. a. p. 367—869; Jnnghuhn, Reisen 226, 227, Java,
II. 570 — 582; Brumund, t. a. p. 103—105.
Digitized by VjOOQIC
341
gegeven, van welke Tji Moengkal Belah in 1877 6000 kilo's
thee opleverde.
Na een overzicht der verbinding van Tasik Malaja met Soe-
medang genomen te hebben , keeren wij terug naar oerstgemelde
plaats, om vandaar den 11 palen langen weg naar depakemitan
Singapama in te slaan , wier naam , om dit in het voorbijgaan
op te merken, niet, zooals men wel eens beweerd heeft, leeu-
wen plaats beteekent, maar eenvoudig ontleend is aan een voor-
malig hoofd, Singaprana geheeten, wiens naam door den heer
K. F. Holle in een ouden piagem , afkomstig van den Dipati van
Timbang Anten, is opgespoord '). De weg voert heen om den
zuidoostelgken voet van de boven vermelde keten, die in den
berg Galoenggoeng eindigt. Hier strekte zich, ruim eene halve
eeuw geleden, van de Tji Tandoewi tot de Tji Woelan, een
met rijstvelden bedekt, met dorpjes dicht bezaaid en roet tal
van wegen doorsneden terrein uit ^ dat^ schoon eigenlijk nog een
voortzetting der berghelling , in zgne zachte zuidwaartsche daling
te recht den naam van vlakte dragen kon.
Heerlijk wierp de middagzon van den Sfiten October 1822 hare
gouden stralen over het altijd groene landschap, waar alles vrede
en kalmte ademde, terwgl de landbouwers van den veldarbeid
rustten , op de balé-balé hunner kleine woningen uitgestrekt. Te
één ure na den middag deden zich eensklaps hevige schokken
gevoelen, die de bewoners uit hunne hutten dreven. Zij hoorden
een donderend geraas en zagen met ontzetting op naar den Ga-
loenggoeng, waaruit een zwarte rookzuil van verbazenden omvang
opsteeg, die, zich over het uitspansel verbreidende , den helderen
zonneschijn in weinige oogenblikken in stikdonkeren nacht deed
verkeeren. Vol angst en vertwijfeling doolden zij rond , en weinige
seconden later waren honderden hunner bedolven door de modder
die in ontzettende hoeveelheden uit de lucht nederviel, of ver-
zwolgen door den vloed van kokend water die^ met slijk en steenen
vermengd, mijlen ver in den omtrek alles overstroomde, alle
dorpen, velden en bosschen vernielde en de gansche vlakte in
een dampenden, blauwachtig-grauw gekleurden poel herschiep.
»} T. T. I. T., Ld. en Vk, XXIV. 177.
Digitized by VjOOQIC
342
Te vier ure verminderde de hevigheid der uitbarsting, te vrjf ure
was alles gedaan. De natuur scheen tot hare gewone kalmte
teruggekeerd. Daar begint in den avond van den 12den October de
Galoenggoeng andermaal te brullen. Wat de eerste uitbarsting
gespaard had , werd door de tweede verdelgd. De dorpsbewoners,
die in hunnen angst naar de heuvelen vluchtten die met de
graven hunner voorouders bedekt waren, zagen zich ook daardoor de
kokende golven van den steeds zwellenden stroom achterhaald,
en de heuvels zelven werden deels door het slijk overdekt,
deels door zijne drukking weggespoeld.
Nieuwe heuvels ontstonden , een nieuwe bodem werd gevormd,
waaronder de oude 40 tot 50 voet diep begraven ligt. Slechts
hier en daar stak de kruin van een hoogen boom boven den
nieuw gevormden grond uit^ en de weinige inboorlingen die aan
de verwoesting ontkomen waren, konden zelfs de plaats hunner
dorpen niet terugvinden. Het aantal der door beide uitbarstingen
vernielde kampongs wordt op 114, dat der omgekomene menschen
op 4011 geschat ').
Na meer dan 50 jaren is het leven teruggekeerd op dit tooneel
des doods; maar de sporen der aangerichte verwoesting zjjn niet
uitgewischt. Het vereischt echter het geoefend oog eens kenners om
te onderscheiden wat in de eigenaardige verschijnselen die de beschre-
ven vlakte kenmerken, aan deze jongste uitwerping moet geweten
worden; wat als het werk van vroeger uitbarstingen moet worden
beschouwd. Want het is stellig een dwaling^ wanneer men de
uitbarsting van den Gkiloenggoeng in 1822^ de eenige die bekend
is, ook voor de eenige houdt die ooit heeft plaats gehad. Het
meest in het oogloopend kenmerk der vlakte: de duizenden, schier
allen geheel op zich zelf staande heuvels die haar bedekken, kan
niet enkel uit de jongste uitbarsting verklaard worden. Allen
zijn zij gevormd uit hoekige vulkanische rotsklompen, getuigen
van de kracht die de stukken van den door zijne uitbarstingen
gedeeltelijk verbrijzelden berg in alle richtingen tot op verbazenden
afstand wegslingerde. Maar tusschen de oude steenheuvels en de
*) Junghuhn, Java, II. 125—130, 136—160; Kuggendrager, Java. 114—117.
van Hoëvell, Uit het Indische leven, blz. 104—110.
Digitized by VjOOQIC
343
in 1822 geyormd& is nog een kennelijk onderscheid, dat zich
evenzeer tot de vlakke deelen van het uitwerpingsterrein uitstrekt.
De oude grond is , ten gevolge der vergevorderde verwering, met
vruchtbare bruine aarde bedekt , die de hoeken tusschen het ge-
steente heeft aangevuld, en sedert lang met nieuwe bosschen of
oultuurgewassen getooid is, terwijl in de uitwerpselen van 1822
de verwering der steenen nog nauw is aangevangen en de ver-
harde donkergrauwe massa die als slijk van den berg afdaalde,
nog slechts een jongen plantengroei van alang-alang en glagah
en klein struikgewas draagt.
Omstreeks halverwegen tusschen Tasik Malaja en Singaparua
wordt de weg gesneden door de Tji Koenir, de voornaamste beek
der vlakte, die, uit de spleet van den Galoenggoeng afdalende,
zich in maeandrische kronkelingen door schier ondoordringbare
glagah-bosschen een weg baant naar de Tji Woelan, terwijl zg
vóór 1822 hare wateren naar de Tji Loseh voerde, die zich later
met de Tji Tandoewi vermengt. Ook de reiziger die den krater
van den Galoenggoeng bezoeken wil, heeft eene zware taak te
vervullen, en het kapmes eener inlandsche voorhoede moet hem
behulpzaam zijn, om den tocht binnen het bereik zijner krachten
te brengen. Daarentegen is de hoogte die bestegen moet worden ^
niet zeer aanzienlijk ; want terwijl de geheele berg zich niet verheft
boven de overige toppen der keten waartoe hij behoort, en die
zich nergens hooger dan 1800 meters schijnt te verheffen, ligt
de krater aanmerkelijk lager, in eene zijdelingsche spleet^ die ver
onder den hoogsten top van den berg een aanvang neemt. Die
spleet is aan beide zijden door een steilen rotswand begrensd
en loopt, gedurig in breedte toenemend, beneden waarts^ tot zij
zich in het vlakke land verliest. Het is of een langwerpig stuk
uit de helling van den berg is uitgescheurd ; maar de dus ont-
stane kloof is sedert lang weder van den bodem tot de randen
met dicht geboomte bedekt. Niets doet hier dus de aanwe-
zigheid van een krater vermoeden, dan alleen de bewegelijke,
bleeke nevelen , die men soms in de hoogste deelen der kloof uit
het donkere groen van het bosch ziet opstijgen , en die, daar zij
zich ook bij volkomen heldere lucht vertoonen, gemakkelijk als
Digitized by VjOOQIC
344
vulkanische dampen erkend worden. Elimt men door de kraterspleet
naar boven, dan ontmoet men werkelijk in hare hoogste streken ,
waar tevens de plantbekleeding ijler wordt, heete bronnen en twee
groote fumarolen , waardoor zich massa's waterdamp onder hevig
bruisen ontlasten, en nog een weinig hooger een rotsdam^ die
dwars door den bodem der kloof bijna hare geheele breedte
doorloopt, maar toch van hare zijwanden door dalkloven met
schuimende beken gescheiden blijft. Die rotsdam heeft al het
aanzien van een eruptiekegel en vormt het hoogste punt in de.
kraterspleet, door Junghuhn , met behulp van een barometer,
op eene verheffing van 1167 meters bepaald. Het gelukte name-
lijk dien koenen reiziger, door het klonteren over de vervaarlgke
lavabrokken van een ingestort gedeelte, dit hoogste punt te be-
reiken, ofschoon de rug van den dam onder zijne voetstappen
verbrokkelde. Overal sissen hier vulkanische dampen door tallooze
kleine openingen in den met zwavel bezwangerden grond. Aan
de binnenzijde is die rotsdam of eruptiekegel door een zacht
glooiend dal ^ op welks oneffen bodem u twee kleine groenachtig
blauwe meren tegen schitteren , gescheiden van den bergwand
die de geheele kraterspleet in het noordwesten sluit en als een
loodrechte muur zich ter hoogte van naar gissing 400 meters
tot aan de nok van den geheelen berg verheft. Uitstekende spit-
sen, die men als de overblijfselen des kraterrands van een voor-
maals kegelvormigen vulkaan zou kunnen aanmerken, zijn hier
nergens voorhanden, en voor zoover wij kunnen nagaan heeft
de Galoenggoeng nooit een anderen krater gehad dan die zijde-
lingsche spleetvormige , die door de uitbarsting van 1822 niet
ontstaan, maar zeer in omvang toegenomen is ').
De ligging van Singapama . Jeerden wij reeds vroeger kennen,
toen wij Mangoen Redjo bezochten '). Het is eene groote , welva-
*) Junghnhn beklom dezen krater in 1837 in gezelschap yan Dr. Fritze
en onderzocht het uitwerpingsterrein nogmaals in 1846. Tot mijne verbazing
zijn dit, zoover mij bekend is, de eenige onderzoekingen van dezen merk-
waardigen vulkaan dio ooit hebben plaats gehad. Teysmann beschrijft het
nitwerpingsterrein in vluchtige trekken in het verslag zijner botanische reis
van 1854, Nat T. v. N. I. VIII. 213 y.
') Zie boven, bl. 332.
Digitized by VjOOQIC
845
rende kampong, met een fraaien pasanggrahr.n. "Wie zich vandaar
naar Garoet begeven wil, gaat gemeenlijk, om moeilijke berg-
paden te vermijden , de Tji Woelan over naar Mangoen Redjo en
houdt den rechteroever dier rivier tot het punt waar zij de Tji
Eorai opneemt en de grenzen van Singaparna^ Penjeredan en
Soetji elkander ontmoeten , waarna men nog een eind weegs den
rechteroever van de Tji Korai volgt. Een groot deel van den
weg is langs deze rivier in de helling van een bergrug uitge-
kapt, zoodat men tusschen een loodrechten wand ter rechter en
een afgrond ter linker doorrijdt. Eindelijk, na de Tji Korai te
zijn overgestoken ; komt men in het eerste Limbangansche dis-
trict, Soetji. Het heuvelachtige terrein dat men nu doorreist, is
wel zeer romantisch, maar weinig geschikt voor cultuur, en
even arm aan hoog geboomte als aan kampongs. De eenige
plaats van eenige beteekenis die men doorkomt, is Pasanggrahan^
de tegenwoordige pakemitan van het district Soetji, dat echter
ook een gelijknamig dorp bevat, meer noordwaarts tusschen
Garoet en Tji Sangkang gelegen. De geheele afstand van Singa-
pama tot Garoet bedraagt langs dezen omweg 26 palen, t. w.
3 tot Mangoen Redjo, 19 vandaar tot Pasanggrahan en 4 van
Pasanggrahan tot Garoet, terwgl de werkelijke afstand in rechto
lijn maar 17 palen groot is. En toch is ook deze weg eigenlijk
slechts voor pedati's en ter nauwer nood voor rijtuigen geschikt,
welke laatste dikwijls door bufifels tegen de hellingen opgetrokken
en door menschenhanden weder nedergelaten moeten worden *).
Garoet ligt aan den rechteroever der Tji Manoek, op slechts
drie palen afstands van Trogong, welks schoone ligging niet
ver van den tegenovergestelden oever en aan den voet van den
berg Goentoer wij vroeger leerden kennen '). Het is de
hoofdplaats van het district Limbangan , dat zelf in de wande-
ling dikwijls Garoet genoemd wordt , en vormde vroeger met zijn
onmiddellijken omtrek een afzonderlijk district, dat thans by
Panembong, met Tji Gedoeg als pakemitan, is ingelijfd. De
pasar van Garoet is bijzonder druk en levendig; doch de woning
van den armen, diep in schulden stekenden Regent heeft veel
') Teysmann, t. a. p. 212 v. *) Boren, bl. 288 v.
Digitized by VjOOQIC
346
van een verkoophuis van oude Europeesche meubelen. Het dorp
is zeer regelmatig aangelegd^ met rechtlijnige straten^ die aan
beide zijden met aaneengeschakelde huizen bebouwd zijn. In
bekoorlijkheid van ligging en indrukwekkende grootschheid der
omgeving doet het voor Trogong niet onder, en als het middel-
punt der wegen van Limbangan is het de meest geschikte plaats
om tot uitgangspunt te dienen voor het bezoeken der voornaamste
merkwaardigheden waaraan het kleine regentschap zoo rijk is ^)*
Wij beginnen met het bezoek van twee merkwaardige dorpen,
Tji Ela en Tji Boeroei, beide in het district Panembong gelegen.
Om Tji Ela te bereiken volgt men den 13 palen langen weg
naar Tji Gedoeg, die een zuidwestelijke richting heeft, inaar
verlaat dien bij den T^en paal, waar een voetpad van een paal
lengte langs het kleine meer Tji Gember en om den voet van
een heuvel heen naar de kampong voert. Zij bevat slechts een
klein aantal huizen, evenwijdig tegenover elkander geplaatst,
maar onder deze trekt dadelijk eene woning de aandacht, omdat
zij zich onderscheidt door de opgehoogde aarde diehaar twee voet bo-
ven den grond verheft, door een met alang-alang bedekte voorpoort
en door een omheining van pluimriet en andjoewang >), die haar als
een gewijde plek kenmerkt. Het huis wordt bewoond door zekere Nji
(of Njai) Agëra, die als koentjen of bewaarster der oude overblijf-
selen of poesaka's, die er in een groote kist en twee doezen of
valiezen geborgen zijn, bij de bevolking in hoog aanzien staat.
Deze overblijfselen zijn afkomstig van zekeren regent van Tim-
bang Anten, die den titel van Soenan Lawas Djaja voerde, en
voor ongeveer drie eeuwen hier, vermoedelijk in naam als vazal
van Mataram, maar met bijna onafhankelijk gezag ƒ), het bestuur
in handen had! Tot zijn gebied behoorde, behalve het tegen-
woordige district Timbang Anten, ook het aangrenzende district
Panembong, waarin Tji Ela gelegen is. De hier aanwezige
poesaka's zijn: een geelkoperen kanonnetje, vier krissen, het
ijzer eener lans, een wimpel met het dubbele zwaard dzoe'1-
M Junghuhn, Java, II. 245; Croockewit in Gids voor 1866, II. 307.
«) Calodracon Jacquiniu Vgl. boven, bl. 209. ') Vgl. Dl. II. bl. 274 v.
Digitized by VjOOQIC
347
Ir ^) en eenige andere prullen; maar daaronder komt één
stuk voor dat zoowel voor de politieke als voor de cultuur-
geschiedenis van Java van zeer groot belang is. Het is een lap
grof katoen, waarop een kaart van West- Java tot aan Tjeribon
en de Segara Anakan geteekend is. Het gebied van Timbang
Anten neemt het middenvak der kaart in en is buiten alle ver-
houding groot. Trouwens alles is daarop zeer wanstaltig getee-
kend, maar toch kan den vervaardiger eene in vele opzichten
juiste kennis van het terrein niet ontzegd worden. Het is hier
de plaats niet om over dit merkwaardig overblijfsel der Javaan-
sche oudheid in nadere bijzonderheden te treden; de heer E.
P. Holle heeft het, door de uitgave van een fac-simile op | der
ware grootte, voor alle beoefenaars der Javaansche geschiedenis
en letterkunde toegankelijk gemaakt ').
Dit stuk placht voor de bewoners van Tji Ela en omstreken
een voorwerp van diepe vereering te zijn; het werd des avonds
vóór vrijdag door de koentjen, onder het prevelen van Arabische
gebeden en het branden van wierook, voor de oogen der buiten
het huis staande bevolking ontrold, en was overigens voor ieder,
wie hij ook zyn mocht, volstrekt ontoegankelgk, daar de Nji
Agëm de overtuiging wist levendig te houden, dat iedere tekort-
koming in eerbied voor de heilige poesaka's met zware rampen
zou gestraft worden. Zelve bevond zij zich zeer wel bij het ont-
zag dat zg wist in te boezemen. Haar huis en erf werden
kosteloos door de bevolking onderhouden en zij bezat een over-
vloed van huisraad, door geschenken bijeengebracht.
Maar ook in het afgelegen Tji Ela is de geest der nieuwere
tijden doorgedrongen. Het vroeger zoo woest en eenzaam oord
waarin het dorp ligt, is ^welvarend en volkrijk geworden , sedert
de heer Holle in 1862, in de onmiddellijke nabijheid dezer plaats, de
theeonderneming Waspada stichtte, die later door toevoeging
1) De dzoe^l-faqftr , het beroemde zwaard van AU, komt in denind. Archi-
pel dikwijls op vlaggen en dergelijke voor. Zie Jaynboll , „een Atjineesche
vlag," in T. v. N. I. 1873, II, bl. 331, 336.
*) Dit fao-simile komt voor in deel XXIV van het T. v. T. L. en Vk. v.
K. I. De toelichtende aanmerkingen van den heer Holle leest men aldaar,
bl. 168—176. De origineele kaart is 215 bij 90 centimeters groot.
Digitized by VjOOQIC
348
van nieuwe perceelen belangrijk is uitgebreid ^), en de reorga-
nisatie van bet Preanger-stelsel aan de bevolking meer tijd liet
om baar eigen belangen te bebartigen. De bekwame landheer,
beter dan iemand met de taal en het karakter der bevolking ver-
trouwd, ijverde, in vereeniging mot zijn vriend, den verlichten
hoofdpangoeloe van Limbangan '), met onverdroten volharding
aan de bevordering van haar welzgn en mocht zich den eernaam van
„de vriend der Soendaneezen" verwerven. De vroeger woeste streken
in dezen omtrek zijn thans allen bebouwd, hetzij met inlandsche
landbouwgewassen, hetzij met vrij willigen koffieaanplant. Nieuwe
kampongs zijn ontstaan, oude uitgebreid of verbeterd, en op de goed
onderhouden wegen ontmoet men thans de inlanders, waarvan vooral
het vrouwelijk deel zeer schamel placht gekleed te zijn '), in korte,
rood, paars of groen gekleurde badjoe's, lachend en kakelend van
den veldarbeid terugkeerende. Maar dit is niet de eenige verande-
ring. Ook het bijgeloof heefk een schok gekregen. De hoofdpriester
van Limbangan heeft daartoe het voorbeeld gegeven door zelf, in te*
genwoordigheid van een Europeaan , de woning van Nji Agëm te
betreden en de poesaka's te onderzoekeif. Eenige hoofden hebben,
schoon aanvankelijk niet zonder schroom, dat voorbeeld gevolgd,
en de heiligheid van Tji Ela is allengs aanmerkelijk gedaald,
vooral echter sedert de koentjen, die ook als doekoen raad placht
te geven, zelve in eene gevaarlijke ziekte de hulp van den heer
Holle heeft ingeroepen *).
Niet anders is het gegaan met de heiligheid van Tji Boeroei,
de tweede der bedoelde kampongs. Zij ligt verder zuidwaarts
dan Tji Ela, 12 palen van Garoet en 5 van Tji Gedoeg, opeen
afgezonderde plaats, hoog op de helling van den Tji Korai. Zij
is grooter dan Tji Ela en telt een honderdtal huisgezinnen. Ook
hier staat in H midden van een omheind, steeds met zorgschoon-
gehouden erf, een klein huis op palen , dat onder de hoede van
een koentjen, met erfelijke waardigheid, gesteld is. Hier bestaan
') Kolon. Versl. over 1878, Bijl. WW, bl. 8. Zie verder over Waspada
het „verslag betreffende de theeonderaeming Waspada onder uit*' Juni 1861*,
in T. V. N. I., 1868, II. 139; Croockewit, t. a. p., bl. 308.
*) Zie over hem D. I., bl. 445. ») Zie Dl. I. bl. 604.
*) Zie de reeds aangehaalde toelichtingen bjj de kaart, bl. 170, 172, 175.
Digitized by VjOOQIC
349
de poesaka'B alweder gedeeltelgk uit oude prullen, als een bril,
een tafelschel, een afgebroken drietand, maar anderdeels, gelukkig!
uit voorwerpen van groote waarde, nam. een verzameling van 13
oude handschriften, sommige in de Eawi-taal, andere in een
mengsel van Javaansch en Soendaasch vervat. Negen zijn met
Eawi-quadraatletter geschreven op reepen nipah-blad, waarvan
iedere zijde vier regels bevat en die met een koord zijn aaneen-
geregen. Zij zijn nog geheel ongeschonden en de inkt is gitzwart
gebleven. Nauwkeurig passen zij, ieder afzonderlgk, in verlakte,
deels effen roodbruine ^ deels met z wartachtige bloemen en krullen
versierde doozen, die ieder weder in een eigen zakje gestoken
en, zorgvuldig in vele stukken grof katoen gewikkeld, in twee
gesloten doozen verdeeld en met deze in twee inlandsche valiezen
geplaatst en vastgesnoerd worden. Al deze handschriften zijn
vóór-Islamisch en handelen over Boeddhistische theologie en zede-
leer, maar het verstand er van wordt door vele technische termen
bemoeilgkt. Van de vier andere zijn één op lontarblad en drie op
bamboestokjes gegriffeld in een kleiner of cursief Eawi-schrift. Het
handschrift op Ion tar- blad schijnt van soortgelgken inhoud als de
vorige, maar de bamboestokjes zijn vermoedelijk slechts voor horos-
kooptrekkerij bestemd geweest '). Het eerste is ook in een doos
besloten, terwijl van de laatste twee stellen in een kokertje, het
derde door een gevlochten ring worden bijeengehouden. Geen con-
servator van een museum kan angstvalliger voor zijne schatten
zorgen dan de inlander voor zijne kaboejoetans.
In de maand Moeharram wordt te Tji Boeroei, ter eere dezer
schatten, een feest gevierd. De geheele kampong met al hare
huizen en erven wordt schoon gemaakt, en de inwoners tooien
zich met nieuwe kleederen. Alle in de Preanger verspreide Tji-
boeroejers keeren op dien dag naar hun geboorteplaats terug om
aan de feestviering deel te nemen. De geesten der voorvaderen,
die op den top van den Tji Eorai wonen, en, zoo het schijnt;
ook die der oude, vóór-Mohammedaansche regenten van Tjeribon,
worden op dien dag door offermalen vereerd ').
O Deze handschriften z|jn een deel der in Dl. I, bl. 448, Termelde.
^ Brumund in Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXIIL 96 vv.
Digitized by VjOOQIC
360
Zelfb onder de oonseryatieve Soendaneezen is de vasthoudend-
heid der Tji-boeroejers; de jjtoekoeh Tji Boeroei", ten spreek-
woord geworden; en toch hebben ook hier nieuwe begrippen
zich doen gelden. De vroeger ontoegankelijke poesaka's zgn
herhaaldelijk aan Europeesche geleerden vertoond en zelfs tgde-
lijk ten onderzoek afgestaan, de toegang tot het dorp wordt
niet langer aan vreemdelingen geweigerd ^ de reuk van heiligheid
is sterk aan het a&emen, en men brandt er zelfs j^etroleum,
schoon de twijfelachtige weldaad van dat nieuwe licht er gekocht
werd door een brand die 30 huizen vernielde en aan vgf men-
schen het leven kostte ')•
Wij bevinden ons hier reeds een aanmerkelijk eind op weg
naar den top van den Tji Korai, op wiens grootsche verschij-
ning wij reeds zoo dikwijls den blik mochten richten. Wij zullen
de wandeling derwaarts voortzetten , na te hebben opgemerkt dat
de tegenwoordige districtsUoofdplaats van Panembong, Tji Gedoeg,
— de voormalige, zelve Panembong geheeten^ ligt nabg de Tji
Manoek, 4 ei 5 palen dichter bij G-aroet, — op den westelgken
voet van den Tji Eorai ligt; en door een weg over zijne helling
met het ons reeds bekende, op den zadel tusschen dezen berg
en den Pepandajan gelegen Tji E^djang ') verbonden is.
De Tji Eorai is een prachtige kegelberg, die van al de ber-
gen tusschen den Gedé en den Tjerimai de grootste hoogte,
namelijk die van 2813 meters, bereikt; maar een krater is aan
dezen berg niet meer duidelijk te onderscheiden. Hij is aan
zijne lagere hellingen met koffietuinen^ hooger op met de prach-
tigste bosBchen bedekt, die al de gewone verscheidenheid en
meer dan den gewonen luister der Javaansche bergwouden ten
toon spreiden. De kanaal vormige paden der rhinocerossen , die
elkander menigwerf kruisen , zijn ook hier den reiziger van veel
nut om gemakkelijker den top te bereiken. Die top vormt een
klein, rondachtig plat; 50 voet lang en 30 voet breed, en van
den scherp begrensden rand af steil naar de met woud bedekte
hellingen afdalende, behalve dat hij aan de west-zuidw^tzijde ,
O Holle in T. v. T. Ld. en Vk. v. N. I. XXIV. 175 v.
^) Zie boven, bis. 329, 330, 333.
Digitized by VjOOQIC
351
omstreeks 25 k 80 voet lager ^ nog een vry raimen voorsprong
heeft. Waarschijnlijk is de spits een deel Tan den voormaligen ,
naar het zuidoosten heen geheel verbrijzelden kratermuur, terwiji
de zijdelingsche spleet of kloof, die zich naar die zijde opent
en waaruit de meergemelde rivier Tji Korai afdaalt, wellicht een
vervorming van den voormaligen ketel is. Heerlgk is het uitzicht
dat zich op den liefelijken top , met zgne schoone Alpen-flora, naar
alle zgden opent. Uit vgf vuurmonden, de kraters van den Gedé,
den Goentoer, den ELawa Manoek, denPepandajanendenSlamat,
ziet men de damp wolken omhoog stijgen, terwijl daartusschen
zeven andere nog meer of min werkzame vulkanen verrgzen,
de Tankoeban Prahoe, de Tampomas '), de Patoeha, de Wa-
jang, de Telaga Bodas, de Galoenggoeng en de Tjerimai, wier
dampen vanhier niet zichtbaar zijn.
Ook op den top van den Tji Eorai worden, evenals op dien van
den Boekiet Toenggoel, den Tampomas ^ den Salak en andere
hooge kegelbergen, de sporen van kunstmatige bearbeiding aan-
getroffen. Die top is door menschenhanden gelijk gemaakt en
door omgangen in eenige boven elkander liggende terrassen ver-
deeld. Ook ziet men er eenige vierkante , drie k vier voet diepe,
regelmatig gevormde gaten, waarvan de bestemming niet récht
duidelijk is. Dat ook de top van den Tji Eorai den vromen zin
der Soendaneezen een geschikte bidplaats scheen aan te bieden,
is klaar, en niet onwaarschijnlijk is het, dat dit in eenig ver-
band staat met de vereering der daar wonende geesten der voor-
vaderen , die wij in het dorp Tji Boeroei aantroffen ').
Wij keeren thans naar Garoet terug, om van daar een laat-
sten uitstap in oostelijke richting te maken naar den top van
den Goenoeng Telaga Bodas, den Berg van het Witte Meer ^).
*) Zie boven, blz. 243.
*) Junghuhn spreekt in zijn ^Java,** U, bl. 119, over den Tji Korai Blechts
met een enkel woord, maar beschrijft aldaar, bl. 542—556, uitvoerig zijne
beklimming van dien berg in 1844. De geographische ingenieur G. A. de
Lange beklom den Tji Korai in 1855. Zie Nat. T. v. N. 1. XL 76, 79.
') De beklimmingen van dezen berg zjjn menigvuldig. Zie b. v. De Wilde ,
Preanger Reg. 114; Junghuhn, Reisen. 210, Java, IL 120; Nat. T. v. N. I.
lY. 141, YUI. 204; Jagor, BeiseBkizzen. 155; Groneman, Bladen. 64.
Digitized by VjOOQIC
352
W{j volgen daartoe den rijweg die van Garoet over Soetji noord-
oostwaarts gaat naar Tji Sangkang, het voormalige hoofddorp
van het district Wana Radja. Hier, op zeven palen afstands van
Garoet, splitst zich de weg. De ééne tak g:iat noordwaarts naar
Wanakerta, de voormalige pakemitan van hot gelyknamig district,
en van daar meer noordwestelijk en later westelyk over Baloe-
boer Limbangan naar Tji Tjalengka; doch op een paal afstands
van Tji Sangkang zondert zich daarvan eeo zijtak af naar het
tegenwoordige hoofddorp van Wanakerta, Tji Koelahan, dat in
het geheel 13 palen van Garoet verwijderd is. Tji Eoelahanligt
aan den zuid westelijken ; het dorp Wanakerta aan den westelgken
voet van den berg Sida Keling, en tusschen heide dorpen wordt
in den bodem van het Gttroet-dal eene warme bron aangetroffen *).
Doch om den Telaga Bodas te bereiken laten wij te Tji Sang-
kang den noordelijken weg aan de linkerhand liggen en volgen
den oostelijken naar Wana Seda, de tegenwoordige hoofdplaats
van het district Wana Radja, en daarom ook zelve dikwijls Wana
Radja genoemd. Wij bereiken die plaats na slechts twee palen
te hebben afgelegd, zoodat zij in het geheel negen palen van
Garoet verwijderd is. Bij Wana Seda voert rechls van den weg
die naar het meer leidt, een slingerpad naar een diep ravijn,
waardoor een kleine bergstroom vloeit. Wij slaan dit in, door-
waden de beek en gaan daarna steil tegen de helling van den berg
op, totdat wij, een paal beoosten Wana Seda, een dicht en som-
ber bamboebosch bereiken, waarin eene ompaggerde, zorgvuldig
schoon gehouden vierkante ruimte, met een door hagen van
andjoewang omzoomden toegang, de kaboejoetan van het dorpje
Tji Malaka aanwijst. Hier wordt in een op palen drie voet boven
den grond staand huisje, onder bewaring van een koontjeU; een
werkelijk belangwekkende verzameling van oudheden aangetrof-
fen. Men vindt er een beeldje in menscbelijke gestalte en twee
karbouwen, allen gevoegelijk tot het Javaansche type^) te bren-
gen, uit proenggoe of klokkenmetaal , een mengsel van vgf dee-
len zink met één deel rood koper, gegoten; voorts twee offerschellen.
») Junghuhn, Java, II. 1322. =) Zie Dl. U, bl. 146.
Digitized by VjOOQIC
353
twee goed bewerkte komforen, eenige fraaie metalen buikplaten
van vierkanten Torm , krissen , lanspnnten , een kanonnetje , aarden
potten en een verglaasd aarden leeuwtje van Chineeschen oorsprong,
en vele andere snuisterijen, waaronder ook een menigte duiten
yan vroegeren en tateren tyd. De koentjen, ofschoon dien post
bij erfenis bekleedende, weet niets yan den ouderdom en de
herkomst der yoorwerpen te zeggen. Niet ver van Tji Malaka,
maar door een ravijn daarvan gescheiden, stonden vroeger drie
ruwe beelden van Padjadjaran-type als voorwerpen van de ver-
eering der bevolking. Een gverig priester liet ze in het ravijn
werpen, waaruit later twee werden opgedolven, die thans te
Garoet op het erf der controleurs-woning bewaard worden. Van
het derde is geen spoor meer gevonden *).
Maar wij keeren terug tot den weg naar het meer, die weder, als
naar gewoonte , eerst door koffie tuinen, later door prachtige bos-
schen voert, en bij den terugblik heerlijke vergezichten aanbiedt.
Eindelijk kondigen eigenaardige plantenvormen de nabijheid aan
van een kratergebied en terwijl de zeer steile weg allengs vlak
is geworden , brengt ons een laatste bocht eensklaps voor den
bijna melkwitten spiegel van het schoone, kalme, rimpellooze kra-
termeer ^ dat, behalve aan de zijde waar wij het naderen, aan
alle kanten door, hier bijna loodrechte, ginds terrasvormige, maar
overal welig begroeide rotswanden omgeven is. De reiziger vindt
hier. steeds een kleine overdekte pont gereed liggen , om hem naar
den anderen oever te brengen. De spiegel van hei meer ligt 1696
meters boven het zeevlak en 986 meters hooger dan Garoet;
het laagste zuidelijke deel van zijne oevers wordt gesneden door
de beek Tji Bodas, die het overvloedige water van het meer,
nog lang met behoud zijner -witte kleur, naar de Tji Manoek
afvoert. De omtrek van het meer is bijna cirkelvormig, met eene
doorsnede van ongeveer 1200 meters. Zoowel uit zijn bekken als
uit vele punten zijner hooge oevers stijgen zwaveldampen op;
maar de plaats waar in 1837, toen Junghuhn voor het eerst
deze plek bezocht; de krachtigste dampzuil omhoog steegs vond
») Brumund, Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 98 w.
m.
Digitized by VjOOQIC
354
Groneman in 1859 geheel werkeloos. Groote massa's zwavel en
aluinaarde waren er vermengd met het puin van het gesteente ,
welks verwering alleen nog getuigde voor de werking die hier
door de vulkanische dampen was uitgeoefend. Zijne kleur is het
meer alleen verschuldigd aan den weerschijn van het bezinksel
van zuivere aluinaarde dat zijn bodem bedekt ^).
Ten noordwesten van het meer en een paar honderd meters
tager wordt, aan de helling van den berg, nog eene andere merk-
waardigheid aangetroffen. Zij bestaat uit een kale plek van
grauwachtig-gele kleur, waarvan de bodem uit grootendeels ver-
gane en uiteen gevallen steenmassa's bestaat. Die plek bevindt zich
bij den oorsprong van een klein dal en is rondom van houtgewas
omgeven. Men vindt in haren omtrek doorgaans eene menigte
doode dieren, vooral vlinders en kevers, maar toch ook vogels
en kleinere zoogdieren ^ enkele malen, naar men beweert, zelfs
tijgers en rhinocerossen , en vooral verdient het opmerking, dat
de beenderen dezer dieren spoedig vergaan , maar de zachte
deelen, haren en vederen in goeden staat bewaard blijven. De
inlanders geven ook aan deze plek den naam van Padjagalan,
d. i. slachtplaats *). Dat zich hier van tijd tot tijd gassen ont-
wikkelen die voor de ademhaling ongeschikt zijn , is onmisken-
baar, ofschoon het zeker is dat er ook tijden zijn waarin de
bodem dezer plek zonder gevaar kan betreden worden. Maar raad-
selachtig blijft het, wat steeds zoovele dieren naar dit gevaar-
lijke plekje lokt, waar zij voedsel noch drinkwater vinden; nog
raadselachtiger, waarom hier die deelen het spoedigst vergaan,
die elders het langst getuigenis geven dat een levend orga-
nisme tot ontbinding is overgegaan.
») Vgl. Dl. I, bl. 61. 2) Zie boven, bl. 223.
Digitized by VjOOQIC
VIERDE BOEK.
CHOROGRAPHIE.
MIDDEN-JAVA.
EERSTE HOOFDSTUK.
Tegal en Fekalongan.
Het smalle gedeelte van het eiland Java dat zich tusschen
Tjeribon en de Preanger ten westen, en Samarang, Eadoe en
Jogjakarta ten oosten uitstrekt, vormt door de eenvoudigheid zijner
terreinformatie een sterk contrast met het ingewikkeld stelsel van
bergen, dalen en hooge of lage vlakten, dat men zoowel ten
oosten als vooral ten westen daarvan aantreft. In hoofdzaak heeft
men hier slechts een enkele bergketen, Java's Centraalgebergte,
dat bijna midden over dit gedeelte des eilands loopt, en welks
uitloopers noord- en zuidwaarts zachtkens naar de vlakten afdalen
die hier aan beide zijden de zee begrenzen. De kam van dit
gebergte vormt eene waterscheiding die door geen enkele rivier
doorbroken wordt. Zuidwaarts heeft men het stroomgebied van
de Serajoe en de B&gaw&nta, noordwaarts een aantal kleine rivieren
die, in hoofdrichting eenigszins evenwijdig, van het gebergte met
weinig kronkelingen en zijtakken naar zee gaan. Over dien kam
is tevens de politieke grens getrokken die de residentiên der
noord- en die der zuidkust van elkander scheidt. Ten zuiden liggen
Banjoemas en Bagelen, die echter ten opzichte van elkander
eenigszins ingewikkelde verhoudingen toonen , welke ons het vol-
23*
Digitized by VjOOQIC
356
gend hoofdstuk zal leeren kennen; maar ten noorden liggen naast
elkander vijf regentschappen : Brebes^ Tegal, Pemalang, Peka«
longan en Batang, die allen van het Centraalgebergte tot het
strand reiken. Alleen moet worden opgemerkt dat het regent-
schap Tegal slechts wigvormig tusschen Brebes en Pemalang voor-
uitdringt, het Centraalgebergte alleen rakende met den scherpen
kant der wigge, die juist op den top van den Slamat, de
hoogste spits der keten , gericht is. Die vijf regentschappen vor-
men de twee kleine residentiên Tegal en Pekalongan, tezamen
weinig grooter dan Krawang en nagenoeg gelijk in omvang
aan Samarang. De drie eerstgenoemde regentschappen behooren
tot Tegal, de beide andere tot het nog veel kleinere Pekalongan,
dat van de 'geheele strook slechts ruim een derde beslaat. De
beide gewesten verkeeren uit physisch-geographisch oogpunt in
geheel gelijksoortige omstandigheden, en er is geen enkele
reden voor afzonderlijke behandeling, of het moesten de historische
betrekkingen zijn, die hier, gelijk elders zoo dikwgls, scheiden
wat van nature bijeen behoort, en vereenigen wat van nature
gescheiden is. Ik acht het in het belang mgner chorographische
schet-s, om ze als één geheel te beschouwen. De meeste aan-
zienlijke plaatsen dezer residentiên , t. w. al de regentschaps- en
onderscheidene districtshoofdplaatsen , liggen in de nabijheid van
het strand en zijn onderling verbonden door den groeten post*
weg, die somtijds schier rakelings langs het stand gaat en zich
nergens meer dan zes palen daarvan verwijdert. Wij zullen dus
in onze- denkbeeldige reis door dit gebied den groeten postweg
volgen ; en alleen waar het noodig is om met eenig belangwek-
kend punt dieper binnenslands of in het gebergte kennis te
maken, de daarop uitkomende zijwegen inslaan.
Onze reis door Tjeribon bracht ons in oostwaartsche richting
tot aan de Tj* Sangaroeng, ook Tji Losari geheeten '). Men
houdt deze rivier voor de grens tusschen de Soendalanden en
het eigenlijke Java, en die onderscheiding is zoo diep in het
spraakgebruik gedrongen, dat de vreemdeling te Batavia soms
») Zie boTen, bl. 198.
Digitized by VjOOQIC
357
de verrassende vraag moet hooren: „Gaat gij ook naar Java/
terwijl hij meent er reeds te zijn. Oude overleveringen leeren
echter dat niet de Losari, maar de Pamali, de rivier waaraan
Brebes ligt, de grens tusschen Madjapahit en Padjadjaran is
geweest. Ik kom op dit punt beneden nog terug; zeker is het
dat in de geheele strook lands tusschen de rivieren Sanga*
roeng en Pamali Soendasche taal en Soendasche zeden nog een
zeker overwicht hebben, ofschoon in de kuststreek de bevol-
king het Javaansch wel verstaat, wat vooral aan volkplantingen
van Javanen is toe te schrijven; die zich te midden der Soen*
daneezen gevestigd hebben. Men merkt op dat de lieden van
beide stammen afzonderlijke dorpen 'bewonen en zich niet ver-
eenigen. In het meer afgelegen, zich langs de grens vanBanjoe-
mas uitstrekkende bergdistrict Salem schijnt alles zuiver Soen-
daasch te zijn *).
Zoodra wij de Tji Sangaroeng zijn overgestoken, wat in den
regentijd met een pont pleegt te geschieden, bevinden wij ons
in het Tegalsche regentschap Brebes, waarvan het eerste district,
evenals het laatste Tjeribonsche , Losari heet. Wij zijn hier aan
het begin eener uitgestrekte vlakte, die tot aan de hoofdplaats
Tegal ongeveer de helft der breedte van de geheele residentie
beslaat, maar verder oostwaarts wat smaller wordt. Aan deze
vlakte ^hijnt de residentie haren naam verschuldigd te zijn;
want vlakte of vlak veld is de eigenlijke beteekenis van
het woord tegal ').
Yan de Tjeribonsche grens tot Brebes, de hoofdplaats van
het regentschap, bedraagt de afstand 17^ palen, terwijl van
Brebes tot Tegal, de hoofdplaats der residentie, nog 8; palen zijn
af te leggen. Over schier die gansche uitgestrektheid loopt de
weg op 2 èi 3 palen afstands van den zeeoever, en alleen waar
de hoek van Brebes in zee vooruitsteekt, wordt die afstand wat
grooter. Die weg is vrij vervelend. Al is de vlakte die men
») Zie Kussendrager, Java. 148.
«) V. Rijckevoreel , Brieven. 837; Bleeker in T. v. N.'I. 1849. II. 178; v.
Hoëvell,ReiB, I. 83; Buddingh, N. O. I., I. 144, 146; Roorda v. Eysinga,
Ld. en Vk. III. UI. 5, 13. Zie ook D. I. bl. 145, en dit deel, bl. 196.
Digitized by VjOOQIC
358
doorrijdt, grootendeels wèl bevolkt en in de nabijheid der dor-
pen met sawahs bedekt, toch is ze van eentonigheid niet vrij
te pleiten. In weerwil der allengs zeer uitgebreide cultuur, ont-
waart men aan de zeezijde nog steeds over groote uitgestrekt-
heden niets dan laag kreupelbosch , zich tën hoogste 30 voet
verheffend , uit rhamneeën , acacia- en cassiasoorten samenge-
steld, afgewisseld door grasplekken, en tal van kleine moeras-
sen en poelen onder zyne schaduw verbergend. Aan de andere
zijde ziet men niet veel meer dan dezelfde tooneelen, want
ofschoon men het Koembang- en het Pembarisan-gebergte M
en den verder oostwaarts zich uit het laatste plotseling tot ver-
vaarlijke hoogte verheffenden Slamat aan den horizon ziet afge-
teekend, bevinden zij zich op te groeten afstand, dan dat men
er iets meer dan de algemeene omtrekken van zou kunnen
herkennen. Men rijdt over tal van riviertjes, waarover doorgaans
houten bruggen liggen , maar ze vlieten langs lage boorden naar
zee en bieden niets schilderachtigs aan. Soms echter kan het
oog doordringen tot de golven der Ja va-zee, die van den hoek
van Losari tot aan den hoek van Brebes een vrij diepen inham
vormt, en kan men die bedekt zien door een vloot van majangs
of visscherspinken , behoorende aan de bewoners van eenige
kleine dorpen die men voorbijkomt, zooals Kloewoet aan deze en
Limbangan aan gene zgde van Brebes, in welke men op andere
tijden de netten in de zon kan zien te drogen hangen. Overigens
bestaat schier de eenige afwisseling in de wilde varkens die
nu en dan uit het kreupelhout, de geliefkoosde verblijfplaats
dier dieren, te voorschijn schieten, of in troepen tamme eenden
O Vgl. D. I, bl. 88. Ik zwgg echter hier opzettelijk van den Goenoeng
Bongkok; want ofschoon deze op de kaart van Junghuhn werkelgk op de
daar aangeduide plaats voorkomt, en het gezag van Bleeker, in T. v. N. I.,
1849, II. 177, hare voorstelling schijnt te bevestigen» ligt de G. Bongkok
volgens de topographische kaarten bijna tien minuten meer westelgk, op de
grens der afdeeling Tjelatjap met Eoeningan , vrg juist ter plaatse waar hg *
op de kaart van van de "Velde voorkomt. De naam Pembarisan voor het
Centraal gebergte is aan de kaarten van v. d. Velde en Ie Clercq en aan
Blecker t. a. p. ontleend ; doch de laatste spreekt hier zeker ten onrechte van
„trachietbergen.^
Digitized by VjOOQIC
359
(bêbek) die inlandsche hoeders als schapen voor zich uitdrijven *).
De eieren dezer eenden, die gezouten en overal heen verzonden
worden, leveren aan de bewoners van Tegal belangrgk voordeel op.
Het eerste station op dezen weg is Tandjoeng, tegenwoordig
de hoofdplaats van het district Losari, 4t paal van de voorma-
lige verwijderd ^). Een paal verder oostwaarts zondert zich een
zijweg af naar Lemah Abang en Ketanggoengan West, en nog
I paal verder een tweede, die met den vorigen evenwijdig loopt
naar Ketanggoengan Oost. Lemah Abang is eene suikerfabriek,
die op vrijwillige overeenkomst met de bevolking werkt, en
behoort aan den heer L. F. Gonsalves. Deze is tevens eigenaar
van Ketanggoengan West of Kersana, het eerste particuliere land
dat wij beoosten de Tji Manoek ontmoeten, en dus ook het
eerste welks rechtstoestand niet door het reglement op de landen
bewesten de Tji Manoek beheerscht wordt. Ver verwijderd van
het rayon waarin de overige particuliere landen van deze klasse
gelegen zijn , heeft Ketanggoengan bijzondere lotgevallen gehad.
Het vormde in November 1813, toen het door Raffles, niet,
gelijk zoovele andere grondstukken , verkocht , maar als een vrije
gift aan den Regent van Brebes geschonken werd , een stuk
land te midden der vlakte, van 4| paal in het vierkant, geheel
onbebouwd en onbewoond, en daarom ook waarschijnlijk aan
geenerlei voorwaarde bij den afstand onderworpen. Sedert bleef
het in het erfelgk bezit der familie van dien Regent, tot het in
1861 tusschen twee erfgenamen verdeeld werd, hetgeen de
Regeering gelegenheid gaf het ééne deel van den eigenaar
terug te koopen en weder onder haar eigen beheer te brengen.
Het overige, het thans nog bestaande landgoed, onderging bij
eene volgende successie eene nieuwe splitsing, maar in 1872
werden al de aandeelen achtereenvolgens door den heer Gonsal-
ves opgekocht. Het land is nu nog groot 3197 bouws, waarvan
») Junghuhn, Java, IL 6Ó2, 603; Buddingh, N. O. L, I. 144; Bleeker
in T. T. N. I., 1849, II. 177; Teysmann in N. T. v. N. I. VIII. 286.
') Op blz. 198 kende ik die waardigheid nog, in oyereensiemming met de
kaart van Jungliuhn en den Atlas van N. I. , aan Losari toe. Ik bemerkte
te laat mijne dwaling, maar de veranderingen in de districtshoofdplaatsen
zgn zoo menigvaldig, dat er geen oog op te houden; is.
Digitized by VjOOQIC
360
2417 met padi en suiker zijn beplant, en bevat 27 desa's
met een bevolking van ongeveer 11000 zielen. Daarvan planten
thans een 600tal, tegen eene belooning in belastingvrije sawah^s,
voor den landheer suikerriet, dat op de, een weinig bezijden
den weg van Tandjoeng hierheen gelegen fabriek LemahAbang
verwerkt wordt *). Het dorp Ketanggoengan , in Ketanggoengang
lor en kidoel (d. i. noord- en zuid-Eetanggoengan) verdeeld,
behoort niet tot het tegenwoordige landgoed , maar tot het door
de Regeering teruggenomen gedeelte. De tweede vermelde weg
loopt daarlangs en beide zijn zuidwaarts doorgetrokken tot zij
elkander bij Mandalajoe, 12^ paal van Tandjoeng, ontmoeten.
Dit dorp ligt nog in Losari, maar nabij de grens van Tjeribon
en van het district Salem, en aan het uiteinde der vlakte. Yan
hier begint de bodem allengs te rijzen en vertoont hij weder
die liefebjke en afwisselende tooneelen^ die alom de bergstreken
van Java onderscheiden, ofschoon het binnenland van Tegal in
dit opzicht doorgaans geacht wordt voor het aangrenzende Tje-
ribon onder te doen.
De verbinding van de bergen van Brebes en de aangrenzende
deelen van Banjoemas met die van Koeningan in Tjeribon,
waardoor ze dan weder met den Tjerimai samenhangen, wordt
gevormd door verschillende afzonderlijke st rocken van tertiair
gebergte, hoofdzakelijk uit kalk bestaande, en de gewone
romantische vormen, vol holen en grotten, der kalkgebergten
vertoonende. Prachtige bosschen tooien deze bergen , die meest
overal met een laag zwarte vruchtbare aarde bedekt zijn, welke
ze uitnemend geschikt maakt voor de koffiecultuur '). Zij berei-
ken hunne grootste hoogte in den Goenoeng Eoembang, een
bergreeks die van de grenzen van Eoeningan dwars door Brebes
gaat tot dicht bij het dal der rivier Pamali, waar zij weder
met de jukken van het Centraalgebergte samenloopt. Het Eoem-
bang-gebergte stijgt in zijn hoogste verheffing tot 1223 meters,
en is hier bij uitzondering hooger dan de kam van de Centraal-
>) Rapport omtrent de partio. landergen beoosten de Tji Manoek (Batavia,
1878), 123, 340 vv.
-) Junghuhn , Java ; II. 1 71 ; Hageman , Java. 133 ; Eussendrager , Java. 157,
Digitized by VjOOQIC
361
keten, over welken de grenslgn tusschen Tegal en Banjoemas
getrokken is, daar deze zioh van de grens van Koeningan tot
aan den pas van Petoegoeran, waarover de weg naar Banjoe-
mas loopt, nergens zelfs tot 800 meters verheft *). Tusschen het
Koembang- en het Centraal- of Pembarisscngebergte strekt zich
eene schoone, in verschillende richting door heuvelen doorsneden
hoogvlakte uit^ waarop Salem, het voormalige hoofddorp van
het gelijknamig district, op een afstand van 15^- palen van
Mandalajoe, is gelegen. De weg kan slechts te voet of te paard
gebruikt worden en is wegens de steile hellingen en diepe
ravijnen zeer bezwaarlijk, maar levert schilderachtige toonee-
len op *).
Dit Koembang gebergte ; beter bekend in Java's legendaire ge-
schiedenis, dan in de beschrijvingen van het eiland, die er nauwe-
lijks gewag van maken, wordt door de inlanders beschouwd als
de plaats van herkomst van een zeer gevreesden , vaak hevig uit
het zuidwesten waaienden wind, die, onder den naam van Angin
Koembang bekend is. Men zegt dat deze wind vaak de kracht
heeft om boomen te ontwortelen, en dat hij de ademhaling be-
lemmert en de borst beklemt '). Hoe met deze verschijnselen de
bewering strookt, dat de schadelijke invloed van dien wind
vooral is toe te schrijven aan de moerassen van Brebes^ durf ik
niet bepalen; maar het schijnt mij dat niet alleen de oorzaak,
maar ook de verschijnselen, aan een nader, wetenschappelijk
onderzoek groote behoefte hebben.
Van Salem naar Bantar Eawoeng, de tegenwoordige districts-
hoofdplaats, bedraagt de afstand IH palen. De weg voert over
eenige bergruggen, wier hellingen op vele plaatsen met koffie
beplant zijn , in oost-zuidoostelijke richting naar de vallei van de
Pamali , aan wier linker-oever het dorp gelegen is. De Tji Pamali
*) De G Pajoeng, die stellig een der hoogste toppen is , stijgt tot 765 meters
') Kussendrager , Java. 155, 157; Janghuhn, Reisen. 277, waar Rum-
bang een drukfout is voor Kam bang. Wat Hageman in Ind, Archief,
I. 246, van het Eoembang-gebergte zegt, is met de topographische kaart van
Tegal niet overeen te brengen.
') Kussendrager , Java. 147 ; Hageman , Ind, Arch. , 1. 246 ; Roorda v. Eysinga,
Ld. en Vk. III. III. 2, 13.
Digitized by VjOOQIC
362
of Kali Pamali (want als scheidsrivier tusschen de Soendaeohe
en Javaansche landen duldt zij zoowel het Soendasche Tji als
het Javaansche Kali vóór haren naam ')) ontspringt in het dis-
trict Boemi Ajoe op den Goenoeng Tiga, een der laatste weste-
lijke voorbergen van den Slamat. Die met zwaar bosch bedekte
voorbergen zijn eigenlijk de, een soort van keten vormende
toppen, uitstekende uit een zware rib die van de westzijde van
den Slamat uitgaat, en behouden de aanzienlijke hoogte van 1800
k 2100 meters, tot zij langzaam overgaan in de lage breede
tusschenruimte, die den pas van Petoegoeran vormt en tusschen
het systeem van den Slamat en de vroeger beschreven neptunische
bergen gelegen is. De hoogte van deze tusschenruimte boven
de alluviale vlakte zal nauwelijks 200 meters bedragen, zoodat
op dit punt, dat voor de gemeenschap tusschen Tegal en Ba-
njoemas de gunstigste gelegenheid biedt, de Centraalketen bijna
verbroken schijnt ').
De Kali Pamali sngdt deze tusschenruimte in westelgke richting
en wringt zich vervolgens in sterk kronkelenden, maar over het
algemeen noordwestelijken loop door een kloof van het neptunische
gebergte, die allengs in een schoone, breede vallei overgaat, te
midden van welke de rivier over eene groote uitgestrektheid de
grens beschrijft tusschen de districten Salem en Boemi Ajoe,
voorts de Eali Herang opneemt en na Bantar Eawoeng besproeid
te hebben, een noord waar tsche richting aanneemt, die zij, de
geheele residentie doorsnijdende, ofschoon zij sterke kronkelingen
vormt, in het algemeen tot hare monding behoudt.
Yan Bantar Eawoeng is niets bijzonders te vermelden, dan
dat ruim 8 palen zuidwaarts van deze plaats, in het bosch Pa-
ngebatan, eene warme bron wordt aangetroffen, met die in het
bosch Tji Soeroe, ruim 11 palen noord westwaarts vandaar, de
eenige bekende in het district '). Yan Bantar Kawoeng naar Boemi
Ajoe bedraagt de afstand 8{ palen. De weg gaat door rystvelden
en koffietuinen niet ver van den linkeroever der Pamali, over-
schrijdt de rivier en de districtsgrens bij Tandjoeng Sari, een
») Vgl. D. I, bl. 71. -) Zie Junghuhn, Java, II. 171, 186, 604.
») Nat. T. V. N. I. XX. 113.
Digitized by VjOOQIC
363
weinig boven de monding der Kali Herang, en volgt dan op
eenigen afstand den linkeroever van dit riviertje tot de groote,
bloeiende, schoon gelegen desa Boemi Ajoe bereikt wordt. Zij
wordt soms ook Eali Herang genoemd, daar dit uit bet westen
komende stroompje met nog een ander, Eali Eroeh geheeten, hare
rijstvelden besproeit. Die Eali Herang is eigenlijk de uitwate-
ring van het meertje Tel&g& Randjong, dat, in rechte richting
ruim 11 palen van Boemi Ajoe, op den westelijken voet van
den Slamat en nabij de grens van Banjoemas is gelegen ^).
Boemi Ajoe is een gewichtige plaats voor het verkeer met
Banjoemas; er gaat vandaar naar Adjibarang, de hoofdplaats
van een gelijknamig district in deze residentie, een postweg die
tot aan Petoegoeran op de Tegalsche grens 7| en vandaar tot
Adjibarang nog 6 palen lang is. Boemi Ajoe ligt in een kleine
dalkom, schier geheel door heuvels omringd, op eene hoogte van
omstreeks 780 meters ; en heeft ten gerieve der reizigers die
dezen weg volgen , een bijzonder goed ingerichte pasanggrahan ^).
De naam Boemi Ajoe, die liefelijk oord beteekent, is voor
deze plaats welverdiend.
Daar wij Banjoemas eerst later willen bezoeken, gaan wij
van Boemi Ajoe noordwaarts naar het 121 paal verwijderde
Margasari, dat door liefelijke tooneelen omgeven is, en waar
men nog de frissche berglucht inademt '). Maar nu heeft men
weldra den rand der noordelijke vlakte bereikt, en ofschoon
men nog eenige heuvelruggen kruist, is het grootste gedeelte
van den weg naar Djati Barang, de 121 paal verwijderde hoofd-
plaats van het district Brebes, weder even eentonig als al de
andere wegen die deze onafzienbare vlakte kruisen. Hier is zij
echter sterk bevolkt, zoodat de bosschen schier geheel ontbre-
ken, maar daarentegen de desa's en sawah's des te talrijker
zijn. Djati Barang heeft niets bgzonders, behalve de onder den-
') Yan dit meer spreekt Junghuhn, Java, II. 206, maar met zeer onvol-
doende kennis.
') Roorda van Eysinga, Ld. en Vk. III. 14; de Zieke Reiziger. 77; Ha-
geman in Ind. Arch.I.216; Losse aanteekeningen in T. v. N. I., 1860. 1. 175.
>) De Zieke Reiziger, t. a. p. De schrijver noemt de plaats verkeerdelijk
Mungal 8aroe.
Digitized by VjOOQIC
364
zelfden naam bekende suikeronderneming, met een aanplant
van 400 bouws; doch een weinig ten zuidoosten vandaar liggen
te Soera, naby de Eali Gangsa, die hier de grens tusschen
de regentschappen Brebes eh Tegal vormt, op eene dicht met
kreupelhout bewassen en door hoog geboomte overschaduwde
plek, graven die door de inlanders als heilig vereerd worden,
ofschoon de herinnering van de namen en daden dergenen wier
stof er rust, verloren schijnt te zijn gegaan. Een halve paal ver-
der vindt men op een dergelijke plek de graven der oude regen-
ten van Brebes, en in denzelfden omtrek, meer zuidwaarts, ligt
nog een plek die door de Javanen als tan ah angker '), d. i.
als een onheilspellende, slechts met groot gevaar te betreden
grond, beschouwd wordt, en daarom zorgvuldig wordt vermeden,
met het natuurlijk gevolg dat er zich vele apen en andere
dieren, soms zelfs tijgers, ophouden ').
Van Djati Barang begeven wij ons naar het 8^ paal verwij-
derde Brebes. Na 8 palen in noordwestelijke richting te hebben
afgelegd; bereiken wij den groeten postweg, slaan dan links
om en rijden, na dezen nog | paal gevolgd te hebben, de ge-
noemde hoofdplaats van het regentschap binnen. Zij ligt aan
den rechteroever der Eali Pamali en om haar van de westzijde
te naderen moet men de 50 meters lange houten brug overgaan,
die over deze breede rivier is geslagen. Ofschoon deze brug 12
meters boven den gewonen waterstand ligt en door 50 zware
balken wordt geschoord, heeft zij in den regentijd dikwijls veel
van den sterken stroom te lijden, en wordt zij wel eens geheel
weggeslagen. Brebes is eene vrij groote en volkrijke negerie ,
met een vriendelijk, net en welvarend voorkomen. De Regent
bewoont een zeer fraaien dalem en men vindt er een vry groot
aantal steenen huizen, terwijl in de Chineesche wijk veel drukte
en vertier heerscht.
Een weinig boven Brebes wordt de plaats aangewezen waar
het verdrag gesloten werd, dat deze rivier als grens tusschen
het gebied van Padjadjaran en Madjapahit aanwees. De legende
») Zie boven, bl. 132. «) Roorda van Eysinga, Ld. en Yk., III. III 8.
Digitized by VjOOQIC
^ 365
zegt dat bij die gelegenheid een boom opschoot, die zich ont-
wikkelde tot twee groote takken, waarvan de ééne naar het
oosten, de andere naar het westen wees. Een boom is op zich
zelf geen ^monumentum aere perennius,^ en in weerwil van
hetgeen sommige schrijvers er van verhalen, blijkt het niet
dat één hunner hem zelf gezien heef);, en sta ik er niet voor
in dat hij bij menschengeheugenis te zien is geweest. Maar bij
vergelgking met den paal of toegoe, niet ver van Samarang,
die, volgens een ander gevoelen, bedoelde grens zou aanwijzen,
heeft deze boom ten minste dit voor, dat hij op eene meer
aannemelijke plaats is verrezen ').
Noordwaarts van Brebes ligt aan de Tji Pamali hel dorp
Sawoe Djadjar, dat zijn naam mededeelt aan de beneden-rivier
en aan het kleine delta-eiland, gevormd door hare beide mondings-
armen, en dat het verst in zee vooruitstekend punt van den
hoek van Brebes vormt •).
Van Brebes den postweg vervolgende , hebben wg tot de hoofd-
stad Tegal een afstand van 8J palen af te leggen, en overschrijden
wij de grens tusschen de regentschappen waarvan zij de hoofd-
plaatsen zijn, door het overgaan der Eali Gangsa, die dikwijls
met de Kali Goeng of rivier van Tegal verward wordt. Ifa
^ dezen overgang wendt de weg zich eenigszins noordoostwaarts en
nadert zoowel daardoor, als door het op nieuw inspringen der
kustlijn oostwaarts van den hoek van Brebes, meer en meer
tot het strand, totdat hij door een kleine wending noordwaarts
de aan zee gelegen hoofdplaats Tegal bereikt.
Tegal behoort tot de aanzienlijkste steden van Java en is
door hare bedrijvigheid en scheepvaart van veel belang voor de
geheele residentie. Niet alleen worden er belangrijke hoeveel-
heden koffie en suiker verscheept^ maar ook de inlandsche han-
del en visscherij zijn er van groot belang, zoodat het op de
>) Vgl. ü. II, bl. 145.
') Zie over Brebes en de beneden-rivier Bieeker in T. v. N. L 1849. IL
179; V. Hoëvell, Reis, I. 83; Buddingh, N. O. I., I. 145 w.; Roorda v.
Eysinga, Ld. en Yk. IIL UI. 13; Planfcinga's O.-Indië. 129; T. v. N. L
1860, L 172.
Digitized by VjOOQIC
366
reede van grootere en kleinere prauwen wemelt Reeds Yalentijn
noemt Tegal „eene van de groote strandsteden , in welke wel
acht duizend huisgezinnen zijn', en geeft eene teekening van
het fort, hier door de Compagnie gesticht om tot verblgf te
strekken voor het garnizoen en de beambten, aan wier hoofd
een onderkoopman was gesteld '). De Regeering verschaft thans
in hare statistieke mededeelingen omtrent Java volstrekt geene
gegevens betre£fende de plaatselgke bevolking, en daar ook de
meeste andere berichten daarover zwijgen , heb ik tot dusver mij
schier nergens aan eene opgave van het bevolkingscgfer ook
der aanzienlijkste negeriên durven wagen. Dr. Bleeker heeft
echter op zijne reizen over Java zich in de hoofdplaatsen zooveel
mogelijk omtrent hare bevolking doen inlichten, en ofschoon
zijne cijfers reeds van 1845 of 1846 dagteekenen, kan het toch
nog nut hebben ze mede te deelen, omdat men daaruit het
betrekkelijk gewicht dier plaatsen althans bij benadering leert
kennen. Hij schatte de bevolking van Tegal op 29536 zielen,
bestaande uit 25889 Javanen, 1860 Arabieren, Bengaleezen en
Maleiers, 1579 Chineezen en 208 Europeanen. De grondvlakte
der stad berekent hij op 5 vierkante palen '). Indien de hoofd-
plaats in dezelfde verhouding als de geheele residentie in be-
volking mocht zijn toegenomen ^ zou thans haar zielental wel
80000 moeten bedragen. Er is echter veel reden om te gelooven
dat de ontwikkeling van de welvaart der hoofdstad door ongun-
stige omstandigheden is belemmerd, en daarom ook voor haar
de vermeerdering der bevolking geen gelijken tred met die in
de desa's heeft gehouden.
De min gunstige omstandigheden waarop ik het oog heb, zijn
inzonderheid gelegen in den slechten toestand der haven. De
reede van Tegal ligt geheel open , maar de E^li Goeng of rivier
van Tegal; die op den Slamat ontspringt en door het oostelyk
gedeelte der stad loopt, vormt aan hare uitwatering eene haven,
waarvan men in 1852 getracht had de bruikbaarheid door de
uitlegging van een zeehoofd te vergrooten. Dit werk sohgnt
») Valentijn, IV. 1. 25. =) Bleeker in T. v. N. L, 1849. IL 181.
Digitized by VjOOQIC
367
echter met weinig overleg tot stand te zgn gebracht Reeds in
1858 klaagde men dat het niet slechts veel van den westmoeson
en van den paalworm had te lijden; maar dat het ook door
verkeerde plaatsing de verzanding van deo mond der rivier had
te weeg gebracht, zoodat Tegal nu feitelijk zonder haven was.
De prauwen voor het laden en lossen moesten er op eenigen
afstand van den wal blijven liggen, en de goederen moesten
door koeli's over de bank en door de branding heen van en
naar den wal worden gedragen. Bg sterke branding stond het
verkeer dikwyls dagen achtereen geheel stil '). Zoo bleef de
toestand jaren lang, tot men in 1871 naar middelen van herstel
begon om te zien, bestaande in de vernieuwing en verbetering
der havenhoofden, het weren van het bandjirwater uit de haven
ten einde de verzanding tegen te gaan^ en het uitdiepen en
door het aanleggen van een kaaimuur verbeteren der binnen-
haven. Bij die werken werden echter allerlei tegenspoeden en
vertragingen ondervonden. De langzame voortgang werd jaarlijks
in de Begeeringsverslagen geschetst en betreurd^). In 1878 kon
echter getuigd worden, dat de werken die ten doel hadden het
bandjirwater buiten de haven te houden, voltooid waren, en dat
dien ten gevolge de baukvorming vóór den havenmond , zeer ten
gerieve van de kleine prauwvaart, sterk was afgenomen. Bg gemis
van een baggermolen had men echter aan het vaarwater nog niet
de vereischte diepte kunnen geven en voorloopig werd dus voor
de groote prauwen van een tijdelijk los- en laadhoofd gebruik
gemaakt. Het blijkt echter uit het verslag van 1879, dat einde-
Igk een stoombaggermolen beschikbaar was gekomen en de
haven nu behoorlijk op diepte kon gehouden worden '). Die
verbeteringen zijn echter nog te versch dan dat zij nu reeds
veel invloed kunnen geoefend hebben, en dat de treurige toe-
stand der haven gedurende eene lange reeks van jaren de ont-
wikkeling van den handel moet gestremd hebben , behoeft zeker
niet nader te worden aangetoond.
O T. V. N. I. 1859. IL 259.
') Zie de op blz. 194 , noot 1 , bij het spreken over de haven yan Tjeri-
bon aangehaalde plaatsen.
») KoL VersL 1878, bL 143, 1879 bl. 132.
Digitized by VjOOQIC
368
Tegal is zeer regelmatig aangelegd, met breede, goed be-
grinte, door witte muren omzoomde straten, die elkander onder
rechte hoeken kruisen en met tamarindeboomen en de uit Zuid-
Amerika naar Java overgebrachte Djati Waland& ') beplant zijn.
De woningen der Europeanen staan nabij het strand, gedeeltelijk
aan een langwerpig vierkant, met hoog geboomte beschaduwd plein,
waaraan ook het Gouvernements- of Residentiehuis en het fortje ge-
legen zijn. Het eerste is een fraai gebouw, op de grondslagen van het
oude Gouvernements-buis opgetrokken; het laatste heeft sedert
lang niet meer als versterking dienst gedaan, maar wordt ge-
deeltelijk als kazerne der pradjoerits, gedeeltelijk als gevan-
genis gebruikt. Achter het Residentiehuis ligt een tweede plein,
waarop de zware fundamenten van eene oude koepelkerk de
aandacht trekken. Tot den nienweren tijd behooren de mede aan
het strand liggende Gouvemements-pakhuizen. Yan het sombere,
onoogeiyke logement kan niet veel goeds gezegd worden. De
dalem van den Regent is geheel van steen en, behoudens de
vele muren die hem op Javaansche wijze omgeven, in Europee-
schen smaak ingericht. In den onmiddel lij ken omtrek der stad
verdienen de goed onderhouden , met vele monumenten prijkende
Christen-begraafplaats, en de fraaie zoogenaamde toerwegen, die
met een dubbele rij kanarie-, katapan- of tamarindeboomen
beplant zijn, onze opmerkzaamheid.
In weerwil van de bezwaren die den handel van Tegal druk-
ken, is er toch veel vertier, vooral in het fraaie Chineesche
kamp, dat aan de zuidzijde der stad gelegen is, ter plaatse
waar men haar langs den postweg binnenrijdt. Men beweert dat
de vestiging der Chineezen te Tegal de oudste op Java is. In
de tiende eeuw zou hier een Chineesch vaartuig gestrand zijn,
waarvan de schipbreukelingen zich over Tegal, Saraarang en
Djapara verspreidden. Een hunner wist de verbazing van het
inlandsch hoofd van Tegal op te wekken door de vertooning
van een wondersteen, waarmede men denkt dat een zeilsteen
bedoeld is, daar de Chineezen sedert lang met het kompas be-
') Gucusuma tomerUosa.
Digitized by VjOOQIC
369
kend zjjn. Yol eerbied voor een adept in zoo geheimnis volle
wetenschap, vergunde hun het hoofd zich met zijn gevolg te
Tegal neer te zetten '). De Chineezen hebben hier een groote
menigte toko's , en zopwel de handel met het binnenland als de
kusthandel virordt voornamelgk door hen gedreven. Maar ook
de inlanders hebben hier vele winkels, waarin vooral een over-
vloed van kleedingstukken voorhanden is. Tegal is gunstig bekend
om de bekwaamheid zijner steenhouwers, timmerlieden en sme-
den; en men beweert dat nergens op Java beter rood wordt
geverwd.
Deze stad had vroeger den naam van zeer ongezond te zijn ; maar
door het dempen der moerassen rondom het fort, schijnt de
toestand veel verbeterd te wezen. Dr. Bleeker bevond bij een onder-
zoek dat zich over vijfjaren uitstrekte, de sterfteverhoudingen
merkelijk gunstiger dan te Batavia. Zeker is het dat in de eerste helft
dezer eeuw Tegal herhaaldelijk door zware epidemiën is geteis-
terd, die zelfs tijdelijk tot eene verplaatsing van den zetel des
bestuurs naar Bandjaran, zes palen ten zuiden van de hoofd-
plaats, aanleiding hebbon gegeven ').
Wij slaan thans dien zuidwaartschen weg in, om andermaal eenige
der belangrijkste punten van het binnenland te bezoeken en de
omstreken van den Slamat te leeren kennen. De weg is over
eenige palen zoo dicht met desa's bebouwd, dat men nauwelijks
bemerkt de hoofdplaats verlaten te hebben. Geen plekje is hier
onbewoond gebleven en het voorkomen der bevolking getuigt van
welvaart. Op 3| paal afstand van Tegal passeeren wij de sui-
kerfabriek Pagongan. Schoon is vaak op dezen weg de blik naar
het gebergte heen , met den trotschen Slamat aan den gezichteinder.
Het reeds genoemde Bandjaran, het eerste poststation, is een
») Roorda van Eysinga, Ld. en Vk. III. III. 13.
") Zie over Tegal Roorda v. Eysinga, Reizen en Lotg. III. 74 vv. , Ld.
en Vk III. III. 9, en Aardrijksbeaohrjjving v. N. 1. 220; v. Serenho-
ven in T. v. N. L, II. 1. 328; Losse aanteeken., in T. r. N. 1. 1860,1. 177;
van Hoevell, Reis, L 84; Bleeker in T. v. N.I. 1849, II. 181 ; Buddingh,N.
O. L, I. 147, 149; van Rijckevorsel , Brieven. 337. De oudere berichten spre-
ken over een ruim en fraai stadhuis uit de dagen der Compagnie, met een
tuin met grotwerk; maar in de nieuwere vind ik het nergens vermeld.
m. 24
Digitized by VjOOQIC
370
groot en bloeiend dorp, ^besproeid door de rivier van Tegal,
met vele steenen huizen en een drukken pasar. Dicht bij deze
plaats ligt in de priesterlijke desa Pasarèan (d. i. rustplaats)
het nog door een jaarlijks gezantschap uit Soerakarta vereerde,
door een planken huisje overdekte, door onderscheiden muren
omgeven en door prachtig geboomte omplante graf van Soesoe-
hoenan Tegal Aroem, dien de geschiedenis van Java ons als
een bloeddorstig dwingeland heeft leeren kennen ').
Bij Bandjaran splitst zich de weg dien wij volgden, in drie takken.
Rechts gaat men naar Oedjoeng Roesi , de districtshoofdplaats van
Erangdon, slechts i palen van Bandjaran verwijderd, en deze is weder
met een 31 paal langen, in zuidwaartsche richting voerenden weg
verbonden met Slawi , het hoofddorp van het district Doekoe Wri-
ngin , gelegen tusschen de suikerfabrieken Eemanglen ten noorden
en Doekoe Wringin ten zuiden , beide ondernemingen die wegens
goede leiding en goede resultaten in de geschiedenis der suiker-
cultuur op Java een eervolle plaats innemen. Op het prachtige
landhuis te Eemanglen, omgeven door de vruchtbare vlakte,
die echter zuidwaarts spoedig in de voorbergen van den Slamat
overgaat, heeft men een bijzonder vrij gezicht op dezen reusach-
tigen vulkaan, die zich in het zuid-zuidoosten voordoet als een
massieve kegel, met schuins afgeknotten top en met steile hellingen
aan de oost- , veel zachtere aan de westzijde. Met eene hoogte van
8427 meters ; is hij na den Smèroe de hoogste bergtop van Java,
en wordt, zoowel uit dezen hoofde , als om zijn verbazenden omvang,
ook dikwijls Goenoeng Gede of de Groote berg genoemd*)
Links gaat van Bandjaran een weg naar Pangka en verder,
dien wij straks nader zullen leeren kennen. Wij volgen thans
den weg die, recht door^ over Eetapang naar Lebaksioe voert,
dat acht palen van Bandjaran verwijderd is. Van Eetapang, 3J paal
voorbij Bandjaran, gaan wederom dwarswegen uit, rechts over
de suikerfabriek Eemanglen , die in weinige minuten bereikt
») D. II» bl. 341-^368. Zie over dit graf v. Sevenhoven, T. t. N. L, II. 1.
830; Roorda t. Eysinga, Ld. en Yk. III. IIL 8; Hageman, Ind. Archief, I
247: T. Hoëvell, Reis, I. 85.
') Bleeker in T. v. N. I., 1849, II. 186 v.; van Rhgn, Reis. 88 w.
Digitized by VjOOQIC
371
wordt, Daar het ons reeds bekende Djati Barang *) y links over Boga-
res^ waar ook de weg over Pangka op uitkomt, naar Djati Negara,
het hoofddorp van het district Gantoengan, dat wij later door-
kruisen zullen.
Lebaksioe ligt 14 palen van de hoofdstad , even over de grenzen
van het regentschap Tegal, waarin hier het tot Brebes behoo-
rende district Lebaksioe een diep inspringenden hoek vormt
Reeds eer men deze plaats bereikt, begint de weg allengs te
stijgen: men heeft de vlakte achter zich, men is in het gebergte.
Lebaksioe biedt aan de bezoekers van Tegal de gelegenheid tot
een aangenamen uitstap, waarvan velen gebruik maken. Er is
een zeer goede pasanggrahan , waarachter men het bruisende , tot
een bad noodigende water van een kristalhelderen bergstroom
in de diepte ziet vloeien. Het klimaat is frisch en aangenaam
en de gezichten, zoowel in het gebergte, als over de schoone,
vruchtbare vlakte tot in zee , zijn vol bekoorlijke afwisseling ').
Yan Lebaksioe vervolgen wij onzen weg zuidwaarts, door het
district waarvan het het hoofddorp is , naar Eali Bakoeng, dat door
een zijweg rechts met het ons reeds bekende Margasari verbon-
den is, en vervolgens naar Boemi Djawa^ waar wij nog 14 pa-
len in zuidwestelijke richting van Boemi Ajoe verwijderd zijn. De
afstand van Lebaksioe tot Boemi Djawa bedraagt 10^ paal. In deze
bergstreken rijden wij dikwijls langs of door koffietuinen en steeds
hebben wij den machtigen Slamat vóór ons , als wij den blik een
weinig links af wenden. Eenige palen ten zuiden van Boemi
Djawa wordt, op de noordwestelijke helling van dien berg, in
het bosch Remboel en bij het gelijknamige dorp een warme
bron gevonden *j , gelijk er nog meerdere in dezen omtrek schij-
nen voor te komen. Om echter den berg dichter te naderen,
volgen wij van Boemi Djawa den weg oostwaarts naar Simpar,
gelegen in het weder tot het regentschap Tegal behoorende
district Gantoengan, in de spitse punt waarmede Tegal tusschen
») Boven, blz. 863.
') ▼. HoëveU, Reis, I. 87; Bleeker in T. v. N. I. , 1849. II. 187; Losse
aanteekeningen, in T. v. N. I., 1860. I. 175; Buddingh, N. O. L, I. 149.
») Nat. T v. N. I. XX. 112; Junghuhn, Java, II. 206.
24*
Digitized by VjOOQIC
372
de beide andere regentschappeD naar den Slamat vooruitdringt.
Vroeger waren hier Gouvernements -theetuinen , maar met de
gansche Gouvernements-theecaltuur zijn zij lang opgeheven '). De
pasanggrahan van Simpar ligt reeds hoog tegen den Slamat,
en als men vandaar nog een weinig h^ pad opwaarts volgt en
dan rechts afslaat, bereikt men een vierhoekige, 16 schreden
lange en 12 breede^ met andjoewang en andong *) omplante en
zorgvuldig schoon gehouden ruimte, die door de bewoners der
omringende desa's in hooge eere wordt gehouden en waar tot
zelfs de ronggengs zegen komen vragen op haar bedrijf. Toch
worden de machtige geesten wier bescherming onder o£fer8 van
wierook en bloemen wordt afgesmeekt, slechts vertegenwoordigd door
een hoop meestal ruwe , maar eenigszins kunstmatig gerangschikte
steenen. Eén is een lingga-pedestal; door menschenhanden ge-
vormd ').
Yan Boemi Djawanaar Simpar zijn 6 palen; verder oostwaarts,
6{ palen van Simpar, ligt Moga, de hoofdplaats van het district
Bongas, dat tot het regentschap Pemalang behoort. Dit dorp
met zijn pasanggrahan ligt aan den noord-noordoostelijken voet
vanden Slamat, op eene hoogte van 800 meters, van de alluvi-
aal-vlakte ten noorden gescheiden door onderscheidene zeer ro-
manesk gelegen dwarsche heuvelstrooken. Op kleinen afstand ten
westen en noorden van Moga stroomt de Tjomal , de grootste rivier
Van Tegal, die ten zuiden van Moga op den Slamat ontspringt,
en een weinig verder oostwaarts de grensscheiding vormt tus-
schen de districten Bongas en Mandi Radja. Dit laatste schijnt ge-
noemd te zijn naar het mot koel, kristalhelder water gevulde
bekken dat in de nabijheid van Moga de gelegenheid biedt tot
een heerlijk bid, 't welk onder den naam van Mandi Radja, d. i.
Koningtibfid , bekend is. Het is een van die baden, zooals er
^) Eene afbeelding dezer theeplantsoenen, met den diamat op den achter-
grond, komt voor in de Reis van v Hoëvell, tegenover bl 88 van D. I.
') Calodtacon Jacquinii en Calodracon terminalis In het gebruik der beide
iulandsobe namen schijnt verwisseling voor te komen van deze beide soorten
onderling en met Cordyline flexuoaa,
') Brumund in Verhh. t. h. Bat. Gen. XXXUI. 140.
Digitized by VjOOQIC
373
ook aan de Banjoemasche zijde van den Slamat voorkomen, welke
gevormd worden door het bergwater dat door de poreuse lava-
gesteenten langs onderaardsche kanalen afdaalt, om zich ten
laatste met geweld een uitweg te banen. Op de plaatsen waar
dit geschiedt, graven dan de inlanders een vierkanten bak of
vijver, waarin het water hoog opwelt en dien ze met goudvis-
schen en goerami's bevolken. Daar dit water snel uit de hoogere
streken afdaalt, zonder met de dampkringslucht in aanraking te
komen, is zijne temperatuur steeds een paar graden lager dan
de gemiddelde luchtwarmte der plaats waar het uitbreekt^ en
diensvolgens buitengewoon verfrisschend. Moga zelf wordt naar
dit bad ook wel Mandi Radja genoemd en was vroeger het
hoofddorp van het district Mandi Radja, terwijl het 24 J palen
van Moga verwijderde Bongas, in den zuidoostelijken uithoek
van Tegal gelegen, het hoofddorp van Bongas was. Maar de
grenzen tusschen die districten waren toen geheel anders dan
na. Mandi Radja was het zuidwestelijke en Bongas het zuidoos-
stelijke deel van het regentschap Pemalang en de Tjomal vloeide
tot Randoe Donkal midden door Mandi Radja, om eerst bij genoemde
plaats het gebied van Bongas te betreden ').
Ten zuidwesten van Moga worden , op een afstand van 3 en 4
palen, twee heilige plekken aangetroffen, die te eer onze aan-
dacht verdienen, daar Tegal aan deze soort van merkwaardig-
heden arm is. De eerste heet Gamboang, en men vindt er
eenige voorwerpen uit kalksteen gehouwen, t. w. een zeer ruwen
Ganesa van Javaansch type, een fragment van een tweeden
Ganesa en eenige meer of min geschonden lingga's; de tweede,
Goemilang geheeten, heeft bijna niets te toonen, dan een om-
streeks vier voet hoogen , in den grond bevestigden steen , waar-
van het boveneinde tot een zeer ruw hoofd is gevormd, terwijl
langs het lichaam zeer dunne handelooze armen afhangen. Men
noemt dit beeld, dat tot het Padjadjaran-type moet gerekend worden^
Eaki-Eaki, en brengt daaraan offers op een er voor liggenden
») Junghnhn, Java, IL 173; Bleeker in T. v N. I.» 1849, II. 189 .Kus-
sendrager , Java , bl. 49. Op do kaart van Tegal in den Atlas van Ned. Indië
is het bad Mandi Radja op yeel te groeten afstand van Moga geplaatst.
Digitized by VjOOQIC
374
tafelsteen van trachiet. Daarvoor staat nog een stuk van een
ander beeldje ^ en alles te zamen is met een vierkant van kei-
steenen omlegd *).
Yan beklimmingen van den Slamat is niet veel bekend, wat
eenigszins bevreemdend is, daar bij zoowel van Tegal als van
Banjoemas uit, zoo het schijnt, zonder bijzondere moeite kan beste»
gen worden. Wij zullen bij onze tochten door laatstgenoemde
residentie de op de oostelijke helling van den Slamat gelegen,
1200 meters hooge bergvlakte leeren kennen, waarop de desa
Priatin is gebouwd. Het is van dit punt dat de Slamat in 1847
door Junghuhn en den assistent-resident van Tjelatjap Noordziek
beklommen werd *); denzelfden weg volgde Jagor in 1858*),
en, nadat inmiddels op den top een geographisch signaal was
opgericht, ten bewijze dat ook de geographische dienst hier was
werkzaam geweest, de controleur Lange in 1875 *). Eene vroe-
gere bestyging door Junghuhn, in het gezelschap der heeren
Borst, secretaris van Tegal, Dr. Fritze en Dr. Holle, die in
A.ugustus 1838 plaats had, ging uit van Moga. De resident van
Tegal Varke visser had vooraf paden laten maken door het
openkappen van het woud , waarmede de berg tot op eene hoogte
van 2400 meters geheel bedekt is^ en had, zoowel op een
hoogte van omstreeks 1 200 meters , als op den top , voor de
reizigers hutten laten oprichten. Te paard vertrokken , togen
zij eerst in zuidwestwaartsche richting door een bamboerijke
streek, waarin zij verscheiden nieuw aangelegde dorpjes aantrof-
fen, en daarna tegen de noordelijke helling van den vulkaan
omhoog. Den nacht brachten zij door in de eerstvermelde hutten,
waar zij den volgenden morgen de paarden achterlieten , om
den tocht te voet voort te zetten. Reeds te één ure hadden
zij den top bereikt. Hier hadden de reizigers veel van den
scherpen oostenwind te lijden, zoodat zij een zeer kouden
•) Brumund, Verhli. r. h. Bat. Gen. XXXIII. 140 ▼.
-) Junghuhn, Java, IL 195, 203. ') ReiBeskizzen , 206.
*) Nat T. V. N. I. XXXVIII. 22 Bestijgingen van den Slamat in 1812 of
1813 door den Engelschen resident en den heer van Winkelman en in 1823
door den resident Besier vermeldt. Eassendrager, Java. 158.
Digitized by VjOOQIC
375
nacht doorbrachten, ofschoon de thermometer niet lager dan
5^ C. viel. Bij het afstijgen vonden zij den volgenden morgen , te
8 ure^ 1000 en meer meters beneden de kruin, nog rijp op in
de schaduw staande planten en struiken^ waaruit zij opmaakten
dat de temperatuur op den top door de vulkanische dampen
minstens 5.5^ C. was verzacht.
Terwijl de Slamat in zijne zuidelijke af helling naar het bed
der Serajoe eene reeks van uitgestrekte terrassen vormt ^ daalt
hij aan de noordzijde gelijkmatig glooiend tot bg Moga af. Aan
de oostzijde merkt men, op eene hoogte van omstreeks 2400
meters, een vooruitstekende punt op, die een overblijfsel is yan
een ouderen vorm van den vulkaan , toen zgne uitbarstingen hem
nog niet tot zgne tegenwoordige hoogte hadden opgebouwd.
Op de hoogte van 2400 meters houdt de vegetatie op den
Slamat schier geheel op. Uit de fraaie boschjes van Vaccinium-
en Yiburnum-soorten die de Javaansche Alpenflora kenmerken , be-
treedt men hier het geheel kale gebied van den bovensten koe-
pel van den Slamat^ waar geen grashalmpje meer groeit en
zwartachtig grauwe lavakorsten , grootendeels met zand en puin
overdekt, het eenige zijn wat zich aan onze blikken vertoont.
Junghuhn meende hier de sporen te vinden van de uitbarsting van
1885, van welke hem echter alleen door de mededeelingen eeniger
Europeesche ingezetenen van Tegal iets bekend was; maar toen
in 1875 de heer Lange den bergtop beklom, vond hij er alles
in ongeveer denzelfden toestand als die door Junghuhn was
beschreven, ofschoon in 1860 eene nieuwe uitbarsting had plaats
gehad, waarbij in de afdeeling Pemalang een aschregen neder-
viel »).
De kruin van den Slamat is van geringen omvang en grooten-
deels vlak, maar in het west-zuidwesten door een bjjoa cirkel-
vormigen krater doorboord. De grootste diameter van de kruin
loopt van het zuidwesten naar het noordoosten en bedraagt 600
meters , waarvan iets minder dan een derde op den krater komt.
Aan de zuidwest- en westzijde is de rand van den krater zeer smal,
') Nat. T. v. If. J. XXII, 136.
Digitized by VjOOQIC
376
en daar hij naar buiten onmiddellijk in de steile bergbelling
overgaat, geheel ontoegankelijk; maar aan de noord-noordoostzijde
is hij slechts de grens eener vlakte die met zeer fijn grauw zand be-
dekt is. Die vlakte wordt in noord-noordoostelijke richting allengs
smaller en gaat eindelijk over in een kloof die de bergkruin
doorsnijdt en als eene rivierbedding bergafwaarts loopt. Echter is
die bedding, geljjk de meeste dergelijke in de hoogere streken
van den Slamat, geheel droog, dewijl het water door de hoUig-
heden of luchtbellen in de lava doorsijpelt en langs verborgen
kanalen naar den voet gaat, zooals óns reeds vroeger gebleken is.
Ter wederzijde is die zandvlakte begrensd door rotsen, die uit over
elkander liggende en op vele plaatsen gespleten lavalagen bestaan
en zich van 60 tot 100 voet boven de vlakte verheffen. Zijsluiten
zich aan aan den smallen westrand des tegen woordigen kraters en
teekenen met dezen rand den omtrek van den ouden. Aan de zuid-
oostzijde zijn die rotsen eigenlijk slechts de afhollende grens eener
woeste bergvlakte, met lavabrokken van allerlei grootte bezaaid^
en het oostelijk deel van den bergtop vormend. Eerst zacht
naar het zuiden afloopende, gaat die vlakte welhaast in de steile
berghelling over^ terwijl zij in het noordoosten door eene smalle
zuidoostwaarts gerichte kloof , door het regenwater uitgegraven,
van een stompe bergnok gescheiden is , die zich nog ongeveer hon-
derd voet boven het midden der vlakte verheft en het hoogste
deel van de gansche kruin uitmaakt. Op die eenzame woeste
vlakte vertoont zich geen spoor van plantaardig of dierlijk leven;
niets breekt de doodsche stilte af, dan het onheilspellend gebul-
der van den krater.
Den bovensten rand van den krater noemde ik cirkelvormig;
hij heeft echter een menigte punten die hoekig en onregelmatig
naar binnen vooruitspringen. Schier loodrecht daalt de wand in
de ontzachlijk diepe kraterkolk af, uit welker ganschen omvang
een witte rookwolk opstijgt , die het den bezoeker slechts zelden
veroorlooft een blik in de diepte te werpen. Men hoort daarbij
steeds een geweldig bruisen als van een waterval. Wanneer een
goedgunstige windvlaag de rookwolk een oogenblik verdrijft
of verdeelt, ontwaart men dat de afgrond cilindervormig is en naar
Digitized by VjOOQIC
377
onder in omtrek afneemt, en dat de wanden door tallooze spleten
verdeeld zijn in teerlingvorroige, los op elkander gestapelde stuk-
ken van bleekgele kleur, wier hier en daar vooruitstekende
ribben ieder oogenblik met afbrokkeling schijnen bedreigd te
worden. De bodem der kolk vertoont zich, wanneer de blik er
een enkele maal in kan doordringen, grootendeels blinkend geel,
als ware hij met zwavel overdekt, en uit honderden spleten en
gaten worden hier de dampzuilen uitgebracht^ die^ zich in het
opwaarts stijgen vereenigende, de rookwolk vormen , welke gewoon-
lijk den ganschen ketel vervult. Aan den voet van het west-
noordwestelijke gedeelte van den wand bespeurde Junghuhn eene
inspringende gewelfde bocht, die tot op een derde der hoogte
van den muur reikte, en welker achterwand onderscheidene
groote fumarolen bevatte^ terwijl uit een gat in den ondersten ,
schuin en diep afloopenden linkerhoek dier bocht de dikste
dampzuil zich draaiend en met geweldig geraas verhief; doch
den heer Lange kwam het in 1875 voor, dat de hoofdope-
ning waaruit de dichtste rook opsteeg, niet aan de westzijde,
maar aan de noordoostzijde gelegen was. Het sissen en stoomen
der zich door de gaten wringende dampen brengt dat hevig
geloei te weeg, waarvan reeds hierboven gesproken is.
Men geniet van den Slamat , als men de woudgrens overschre-
den heeft, een prachtig gezicht. Noordwaarts ziet men zijne voor-
bergen zich verliezen in de vlakte van Tegal^ door de Javazee
omzoomd; zuidwaarts overziet men de heuvelen en vlakten van
Banjoemas^ begrensd door het onmetelijk gebied der RatoeLoro
Eidoel, de Vorstin van den zuider Oceaan; westwaarts ziet men
aan den horizon den Tjerimai de trotsche kruin hoog boven het
daarvoor liggend gebergte verheffen; oostwaarts rijst vulkaan
naast vulkaan, de Sindar& naast den Prahoe en den Soembing,
de Merapi naast den Merbaboe, tot eene hoogte opwaarts die
van 2500 tot 3300 meters afwisselt. Schoon vooral is de aanblik,
wanneer men , duizenden voeten beneden zich , de wolkenlaag
drijven en ontelbare stapelwolken hare scherpbegrensde scha-
duwen over bet onafzienbaar landschap werpen ziet *).
^) Jagor, ReiBeskizzen. 207.
Digitized by VjOOQIC
378
De keten die oostwaarts van den beschreven vulkaankegel tot
aan het Diëng-gebergte voortloopt, wordt van eerstgenoemden
of liever van het tegen hem leunend plateau van Priatin , geschei-
den door eene merkelijk lagere vlakke tusschenruimte , waarover
een tweede weg loopt die Tegal met Banjoemas verbindt. Wan-
neer wij van de bestijging des bergs naar Moga terugkeeren ^
kunnen wg dien weg bereiken, na langs een anderen, die zich
over de lagere hellingen van den Slamat in zuidoostelijke richting
langs en door de koffietuinen slingert, 10^ paal te hebben afge-
legd. Het punt der samenkomst is het dorp Belik, dat, op nog
2 palen afstands van de grens, aan de noordelijke helling van
den op het grenspunt tot 830 meters siijgenden pas, op eene
vooruitpringende, schotsvormige vlakte gelegen is. Aan de noord-
zijde rijst uit die 750 meters hooge vlakte de kolossale stompe
rots Mandelem weder tot 865 meters omhoog ^ om aan de andere
zijde honderden voeten naar de vlakte af te dalen. Langs den
westelijken voet dier rots gaat nu de weg noordwaarts naar Ran-
doe Dongkal, de tegenwoordige hoofdplaats van het district Mandi
Radja, wier uitgestrekte sawah's door de wateren der Eiili
Tjomal besproeid worden. Men is hier op 8 palen afstands van
Belik reeds tot 230 meters gedaald. In de nabijheid van Randoe
Dongkal worden twee zoutwaterbronnen gevonden, de eene 1^
paal ten noorden van zijn pasanggrahan bij het dorp Asinan of
Ngasinan, de andere drie palen oostwaarts vandaar bij het dorp
Semingkier. Het water is geel, zelfs eenigszins groenachtig van
kleur en wordt door het hoornvee en de paarden met graagte ge-
dronken. De hoeveelheid water die hier opwelt, is echter te
onbeduidend om voor den zoutaanmaak in aanmerking te komen >).
Yan Randoe Dongkal 7 palen iu west-noordwestelijke richting
afleggende , keeren wij uit het regentschap Pemalang terug in het
regentschap Tegal en bereiken, even over de grens, Djati Negara, het
1) Wanneer men de plaatsen in het N. T. v. N. I. waar van deze zoutbron-
nen wordt gewag gemaakt (IV. 899, XXII. 113, XXVI. 115), nauwkeu-
rig met elkander en met de kaarten vergeljjkt , zal men het , geloof ik , met
mg eens zgn, dat het bestaan van twee zoutbronnen in de nabijheid van
Bandoe Dongkal moet worden aangenomen.
Digitized by VjOOQIC
379
tegenwoordige hoofddorp van het district Gantoengan. Om tot deze
plaats te komen moet men de Elali Ramboet overgaan , die , aan de
noordelijke helling van den Slamat ontspringende, schier over hare
geheele lengte de grens tusschen de regentschappen Tegal en Pema-
lang vormt. Djati Negara ligt nabij den linkeroever der rivier en
heeft ten zuiden een heuvelreeks, die, in Lebaksioe aanvangende,
het district Gantoengan van west naar oost doorsnijdt, en bij
de Elali Ramboet eindigt. Over deze heuvelreeks loopt de weg
van Djati Negara naar het vroeger door ons bezochte Simpar,
een afstand van 10 1 paal. Het dorp Guntoengan, dat aan het
district zijn naam geeft, ligt aan de zuidelijke helling van de
gemelde heuvelen en wordt door den weg gesneden. Aan de
noordelijke helling liggen ^ tusschen Djati Negara en Lebak Wangi,
de bronnen der rivier Tjatjaban wetan (oost-Tjatjaban) , die de
noordelijke helft van Gantoengan in noordwestelijke richting
doorsnijdt, en bij Doekoe Djati, op de grens van Gantoengan
en Doekoe Wringin , zich vereenigt mot de uit Lebaksioe komende
Tjatjaban koeion (west-Tjatjaban). Na de vereeniging behoudt de
rivier den naam van Tjatjaban, verlaat spoedig weder het dis-
trict Doekoe Wringin, dat hier slechts met een punt tusschen
Gantoengan en Pangka inschiet, en vervolgt dan, als een vrij breede
stroom, door de districten Pangka en Maribaja haren weg naar zee.
In het laatstgenoemde district zullen wg haar straks weder ont-
moeten *).
Yan Djati Negara hebben wij 9} palen in noordwestelijke
richting af te leggen tot het reeds .vermelde wachthuis Bogares ')
en vandaar nog anderhalven paal noordwaarts naar Pangka, de
hoofdplaats van het gelijknamig district. Hier zijn wij weder
geheel tot de strandvlakte teruggekeerd, d. i. tot de streek die
het gunstigst is voor de suikercultuur. Bij Pangka ligt dan ook
eene, op contract met het Gouvernement werkende suiker-onder-
*) Met den loop der hier yermelde riyieren zjjn de kaarten van Jnnghahn
en in den Atlas van Ned. IndiS erg in de war; veel beter stemt de kaart
van Y. d. Velde met de topographische kaart overeen. Onderde besohryvingen,
die meestal ook van groote verwarring getuigen, onderscheidt zich gunstig
die van Kussendrager , Java, bl. 150 v.
^ Boven, bl. 371.
Digitized by VjOOQIC
380
neming, met een aanplant van 500 bouws, thans behoorende aan
den heer W. J. H. van Rijck. Zij is zeker eene der meest be-
kende suikerfabrieken van Java. Jammer dat ik er moet bijvoe-
gen: meer berucht dan beroemd! want zij dankt die bekendheid
niet aan bijzonder uitstekende werkwijze of buitengewone pro-
ductie, maar aan het ongunstig licht dat hare geschiedenis op het
cultuurstelsel heeft geworpen en aan de blaam die de handelingen
te haren opzichte in de Kamerzitting van 1860 — 1861 der Re-
geering hebben op den hals gehaald ^).
Wij brengen onzen tweeden uitstap naar het binnenland ten
einde door van Pangka over het 5 palen verwijderde Bandjaran
naar de hoofdstad terug te keeren en vervolgen thans vandaar
den strandweg in oostwaartsche richting naar de Pekalongansche
grens. De tooneelen die de weg aanbiedt; zijn ongeveer dezelfde
als op den weg van Losari naar Tegal, maar hij loopt, althans
tot aan de Eali Ramboet, veel dichter langs het strand, en aan
onze rechterzijde vertoont zich het gebergte op gedurig kleineren
afstand. Uit het district Tegal komt men "spoedig in Maribaja ,
waarvan de hoofdplaats Eramat 5[ paal van Tegal verwijderd
is. Spoedig nadat nien deze plaats voorbij is, gaat men met een goede
houten brug de hier ongeveer 100 voet breede Tjatjaban over.
Een weinig rechts van den weg ligt aan die rivier de desa
Maribaja ; de rivier zelve wordt hier dikwijls de Kali Maribaja
genoemd. Men beweert dat Maribaja eene samentrekking is van
Moeara boewaja, d. i. krokodillenmond '). Dit zou dan eigenlijk
de naam van den mond zijn, die op de geheele benedenrivier,
de desa die er aan ligt, en het district dat ze doorsnijdt, zou zijn
overgedragen.
Onderscheidene andere riviertjes worden, doorgaans over hou-
ten bruggen, gepasseerd, tot men eindelijk de Ramboet , de grens-
rivier tusschen de regentschappen Tegal en Pemalang; bereikt.
*) Zie, wat het eerste betreft, vooral «Pleitredenen voor den Hoogen Raad in
de zaak van H. P. Hoevenaar tegen de Regeering van N. Ind.** Zalt- Bom-
mel, 1854, en wat het tweede betreft, van HoSveil, Parlementaire redevoe-
ringen, IV. 107—127.
') Hageman in Ind. Archief, I. 247.
Digitized by VjOOQIC
381
Deze rivier wordt hier doorgaans Kali Palawangan genoemd '),
naar eene gelgknamige desa, die men bereikt zoodra men ook
bier de houten brug over den stroom is overgegaan. Sommigen
noemen haar ook „rivier van Pemalang'' '), maar anderen geven
dezen naam, zoo het schijnt, aan de kleine Eali Eoneng, die
even voorbij Palawangan in zee valt en dicBter langs de hoofd-
plaats Pemalang heengaat, of aan de nog kleinere Eali Tan-
djoeng Sari, die baar doorstroomt. Eort nadat men de Eali Eo-
neng is overgegaan, buigt de weg zich zuidoostwaarts om, en
weldra rijdt men de hoofdplaats van het regentschap binnen,
die 13^ paal van Eramat en 19 palen van Tegal verwijderd is.
De negerie Pemalang bekoort het oog van den reiziger door
haar netten aanleg. Zij strekt zich ruim een paal ver langs den
groeten postweg uit, die hier met steenen muren is afgezet en door
een heerlijke laan van hooge, breedgetakte tamarindeboomen wordt
beschaduwd. Achter die muren liggen de woningen der inlanders
in het groen verscholen. De Regent heeft er eene fraaie woning
aan een niet minder fraaie aloen-aloen. Op den pasar is veel
vertier en hij prijkt met een lange rij Chineesche en inlandsche
toko's '). Het Europeesch gezag wordt er, even als te Brebes,
vertegenwoordigd door een assistent-resident. Bijzondere merk-
waardigheden vindt men er niet, of het moest het graf zijn van
zekeren Arabischen heilige, een der medgezellen van Kaden
Pakoe *\ die zich van hem afscheidde om den Islam meer westwaarts
te verkondigen, en op zijnen tocht te Pemalang overleed *). Ook
I) B. V. op de kaarten van Junghubn en van de Velde, bij Bleeker in T.
V. N. I. 1849, II. 188, en bg Hageman, Ind. Arch. I. 247.
*' B V. de kaart in den Atlas v. N. Ind. en het Aardr. en Stat. Wdbk.
van Ned. Indiê op Pamalang. De reden waarom ik niet bepalen durf, of de
Pamalang, door Bleeker en Hageman t. a. pp. en door de kaart van van de Velde
van de Palawangan onderscbeiden, de K. Koneng of de K. Tandjoeng Sari der
topographische kaart is, ligt in de onnauwkeurigheid der voorstelling fan
de Tegalsche rivieren op alle oudere kaarten, die steeds van misstellingen
wemelen.
») Buddingh. N. O. I., I. 154; Bleeker, T. v. N. I. 1849, II. 189.
■*) Zie Dl II. bl. 189.
^) Hageman, Handl. II. 132, en Ind. Arch II. 219. Hg noemt dezen ge-
loofaheld Seijid Rakidien. Roorda v. Eysinga, Ld. en Vk. III. III SjSchqjft^
Saldi Prakidien.
Digitized by VjOOQIC
882
zegt men dat nergens op Java zulke fijne en smakelijke oesters
gevonden worden als de kleine soort die bier op de kust wordt
geviscbt *).
De omstreken van Pemalang zijn vruchtbaar en goed bebouwd.
Men vindt er o. a. op 4 palen afstands de suikerfabriek Bandjar
Dawa van den heef von Bultzingslöwen, werkende op contract
met het Gouvernement, met een aanplant van 400 bouws. Ook
ligt omstreeks tien palen ten zuid-zuidwesten van Pemalang,
naby den linkeroever der Eali Ramboet en nabij de grens van
het district Pemalang met Mandi Radja, eene merkwaardige rots,
de Qoenoeng Gadjah of Olifantsberg *) geheetcn. Zij ontleent dezen
naam aan een fantastische gelijkenis op een reusachtigen , lig-
genden olifant, en verheft zich tot eene hoogte van 316 meters,
in den vorm van een geknolten en half verbrijzelden kegel. De kolos-
sale, schuins overhangende rotsbrokken van dezen berg, die ieder
oogenblik dreigen neer te storten, doen vermoeden dat hij vroe-
ger een veel aanzienlijker hoogte heeft gehad. Hij is bijna geheel
kaal en slechts aan de zuidzijde, die alleen beklimbaar is, nog
eenigszins begroeid.
Yan Pemalang gaat de weg bijna recht oostwaarts naar Oeloe
Djami, gelegen aan de Eali Sragi of rivier van Oeloe Djami,
die de grens vormt tusschen Tegal en Pekalongan. De afstand
bedraagt 14 palen. Daar de kustlijn tot aan den hoek van Pema-
lang aanmerkelijk noordwaarts oploopt en zich aan de andere
zgde met veel zachter helling terugbuigt, is de afstand tusschen
den weg en het strand hier overal veel grooter dan in het
gedeelte van Tegal naar Pemalang. Na de geheele vlakte van
het district Pemalang doorreden te hebben, komen wij in het
gebied dat naar de Eali Tjomal genoemd wordt en in de districten
Tjomal lor en Tjomal kidoel (noord- en zuid-Tjomal) gescheiden
is. De weg zelf vormt hier, over een afstand van eenige palen,
») V. SeYenhoyen in T. y N. L, Il 1. 332.
-) Op de topographische kaart staat G. Gladjah, wat echter, bigkens den
Begeeringsalmanak y. 1879, Bijl Y, bl. CLXXYII, stellig slechts een Yersohrg-
ying is. Zie over dezen berg Roorda y. Ëysinga, Ld. en Yk. III. III. 11, en
Kussendrager , Jaya. 161.
Digitized by VjOOQIC
883
de grens iusschen die beide districten en kruist de Tjomal een
weinig benoorden het naar haar genoemde dorp, de hoofdplaats
van Tjomal kidoel. De rivier Tjomal, die wij in haren boven-
loop te Moga en Randoe Dongkal leerden kennen ^ doorstroomt,
na een eind weegs de grens tusschen de districten Bongas en
Mandi Radja beschreven te hebben, de oostelgke helft van het
laatstgenoemde met sterke kronkelingen in noordoostelijke rich-
ting, tot zij op de grens van Tjomal kidoel komt, waarna ze
nog een eind weegs de scheiding tusschen dit district met Mandi
Radja vormt. Op dit gedeelte is zij aan de linkerzijde nog door de laat-
ste uitloopers van het gebergte, aan de rechter reeds geheel door de
vlakte begrensd. Waar zij geheel in de vlakte komt, strekt Tjomal
kidoel zich langs hare beide oevers uit en besproeit zij weldra de
rgst- en suikerrietvelden van het hoofddorp Tjomal, waarbij
eene op contract met het Qouvernement werkende suikerfabriek,
met een aanplant van 300 bouws, thans behoorende aan de er-
ven Jhr. F. J. Th. van der Wijck, is gelegen. De fabriek is
van den post, die aan de snijding van den groeten weg door de
rivier ligt, nog IJ paal verwijderd; de rivier, die men met een
vlot van bamboe overgaat, is hier 150 voet breed, en de wel
20 voet hooge oevers zijn in den regentijd moerassig. Zij komt
nu in Tjomal lor en doorsnijdt dit , steeds kronkelende^ in noord-
westelijke richting, tot zij zijne grens met het district Pemalang
raakt, die zij dan verder volgt tot zij zich b{j den hoek van Pema-
lang in zee stort. Deze grootste der Tegalsche rivieren is tot
60 palen van hare monding voor visschersprauwen bevaarbaar ^).
Van den post Tjomal tot Oeloe Djami, de hoofdplaats van
Tjomal lor, is de afstand nog 3^ paal. Oeloe Djami was in den
tijd der Compagnie de hoofdplaats van een particulier land , ver-
huurd aan den Kapitein der Chineezen te Samarang >) ; zij werd
') Eussendrager, Java. 149. De naam der rivier wordt gemeenlek Tji
Omal geschreven ; maar de topographische kaart heeft Tjomal. De samentrek-
king van Tji Omal tot Tjomal zon niets yreemds zgn; maar het Soendasche
Tji past niet in de samenstelling van den naam* eener Javaansohe rivier.
Echter zgn wy hier nog niet zoo ver van de Soendasche grenzen, dat wg
haar bepaald onaannemelijk kunnen achten.
5) Zie Dl. IL 522.
Digitized by VjOOQIC
384
toen als eene der welvarendste plaatsen van Java geroemd. Nog
heden is zg bijna alleen door Chineezen bewoond, die er allen
steenen huizen hebben , en heerscht er groote drukte en levendig-
heid *). De Sragi, wier bovenloop in Pekalongan ligt, heeft hier
een aanzienlyke breedte. Na haar met een vlot te zgn over-
gestoken , bevinden wg ons in de residentie en in het regentschap
Pekalongan, en in het district Sragi, dat aan de rivier zijnen
naam ontleent, en dat zg in haren middenloop doorkronkelt tot
op het punt waar zij de grens bereikt en de Eali Toembal opneemt,
die tot dus ver de rol van grensrivier heeft vervuld.
De naam Pekalongan beteekent „verblijf der kalongs^, en is,
volgens het gewone gevoelen, werkelijk aan deze dieren ont-
leend, die men zegt dat nergens menigvuldiger dan in de om-
streken der hoofdstad voorkomen 2). In Hoog Javaansch wordt
dit gewest ook Pangasalan genoemd.
De afstand van Oeloe Djami, welk dorp gedeeltelijk op den
Pekalonganschen oever der rivier ligt , tot aan de hoofdstad Peka-
longan bedraagt 8J palen. De weg loopt steeds voort op 3 ^ 4
palen van het strand, snijdt de districten Sragi en WirMes^,
en buigt zich, in het district Pekalongan gekomen, een weinig
noordwaarts, om de nog geen twee palen van zee verwijderde
hoofdplaats te bereiken. Aan dezen weg liggen de post Peda wetan,
2\ paal van Oeloe Djami, en 1| paal verder de districts-hoofdplaats
Wiradesa , eene zeer oude desa , in de vorige eeuw de hoofdplaats
van een afzonderlijk regentschap 3). In den bloeitijd van het cul-
tuurstelsel was hier een indigofabriek. De teelt van indigo leverde
echter in Pekalongan, meer nog dan elders, treurige resultaten
en werd in 1858 in deze residentie finaal ingetrokken. De too-
») V. Sevenhoven in T. v. N. I., II. 333.
2) V. Sevenhoven, T. v. N. L, II. 1. 334; Roorda v. Eys., Ld.en Vk. III.
III. 16; Buddingh, N. O. L, I. 155; Hageman, Java. 126. Zie over de ka-
longs D. I, bl. 255.
5) Hageman in T. v. I. T. L. en Vk. IV. 373; Vgl. boven Dl. II. 522.
Op de kaart in den Atlas van N. I heet deze plaats Goomawang kidoel,
en op de topographische kaart van Pekalongan , Mritjan , waarschgnlyk omdat
ze uit verschillende kampongs is samengesteld, en de wad&n^ of het districts-
hoofd nu de eene, dan de andere bewoonde.
Digitized by VjOOQIC
885
neelen die hier de postweg aanbiedt, zgn geheel yan denzelfden
aard als in Tegal, behalve dat aan weerszijden van den weg
het bouwland nergens door bosch is afgebroken. Zelfs de groote
kudden tamme eenden ontbreken niet; want ofschoon men hier
minder werk maakt van het zouten harer eieren , worden zij des te
meer aangefokt om ze te rooken. De bebek asap of gerookte eenden
yan Pekalongan zijn over geheel Java vermaard en gezocht *).
De hoofdplaats Pekalongan behoort tot de aanzienlijke steden
van Java. De groote postweg zelf vormt hare voornaamste straat.
Hij is hier met een laan van tamarinden beplant en wordt ge-
sneden door de frissche en breede rivier van Pekalongan , die zich
kronkelend door de stad slingert en waarover hier ter plaatse
eene groote brug van djatihout is gelegd. Ylak bij dit punt
ligt het oude fort, dat bij zijn opbouw den naam van «de Be-
schermer'^ ontving. Het werd gesticht in 1753 en lag toen
aan het strand, terwijl het er thans van gescheiden is door een
ruim 1^ paai broeden zoom van aangeslibd en moerassig land,
dat echter gedeeltelijk bewoond en op yele plaatsen metnipah
beplant is. Het fort heeft steenen wallen en vier bastions, maar
doet thans uitsluitend dienst als gevangenis en kazerne van de
pradjoerits.
De Europeanen wonen voornamelijk aan den linker-oever der
rivier, deels langs den postweg, deels aan een groot vierkant
plein, door hooge waringins beschaduwd^ waaraan ook het
residentiehuis , de bureelen, het postkantoor en de in 1852
gebouwde protestantsche kerk gevonden worden. Evenwel worden
ook nog aan den rechter-oever ^ langs de voortzetting yan den
postweg, yele Europeesche woningen gevonden, en onder andere
ligt daar het logement. Vooral echter verdienen aan dezen oever
de dalem van den Regent met de ruime aloen-aloen, waaraan
ook als naar gewoonte een groote moskee is gebouwd, en de
uitgestrekte, uit nette steenen huizen bestaande Chineesche
wijk de aandacht Onder de Chineezen en inlanders ziet men hier
veel handel en bedrijvigheid, waarvan de pasar, die met een
») Buddingh. N. O. I., I. 154. -
m. 26
Digitized by VjOOQIC
386
groot aantal in rijen staande toko's en warongs bebouwd en
dicht bij de aloen-aloen gelegen is, natuurlijk het middelpunt
yormt. Onder de daar verhandelde waren verdienen de hier ter
plaatse geweven en gebatikte sarongs, de zoo gezochte kaïn Pe-
kalongan , bijzonder de aandacht Tusschen aloen-aloen , pasar en
Chineesche wijk liggen ook nog eenige ruim gebouwde inlandsche
wijken, en het hier beschreven geheel is bovendien nog aan alle
kanten door een gordel van inlandsche kampongs omslingerd. De
bevolking werd door Bleeker in 1848 op 15000 zielen geschat,
waaronder 250 Europeanen, 1900 Chineezen en 500 Arabieren,
Bengaleezen, Maleiers en Boegineezen; thans is zg ongetwijfeld
veel grooter. Wegens het aangenaam klimaat, zeer veel koeler
dan gewoonlijk aan de stranden door de frissche winden die van
het gebergte waaien, en wegens de goedkoopte der levensmiddelen
was Pekalongan sedert lang de geliefde verblijfplaats van ge-
pensioneerde ambtenaren en weduwen *).
Op het plein vóór het residentiehuis staan, zoo zij niet in de
laatste jaren als zoovele andere naar elders vervoerd zijn, de
nog voor Pekalongan bewaard gebleven beelden uit den Hindoe-
tgd, die bij verschillende gelegenheden van het Diëngplateau
derwaarts zgn overgebracht. Die beelden zijn natuurlgk alle van
het Indo-Eaukasisch type. Yroeger mocht Pekalongan op een
veel grooter aantal bogen, maar de meeste en beste zgn naar
elders verspreid, en sommige zelfs bg al dat heen en weer reizen
spoorloos verdwenen. Drie Ganesa's, ééne Doerga, vijf in Boeddha-
honding zittende en nog een paar staande beelden vormen het
overschot der verzameling, en slechts één dezer beelden, een
zittend met vier armen, maar dat zeer beschadigd is en onder
andere het hoofd heeft verloren, bezit eenige kunstwaarde ').
Aan de noordzijde van Pekalongan voert een goede rijweg
naar het strand, waar een uitkijk is gebouwd die een schoon
gezicht op dé reede en de Java-zee te genieten geeft. De reede
») V. Sevenhoven in T. v. N. I., IL I. 882/ Bleeker, T. r. N. I., 1849, II.
267; Buddingh, N. O. L, I. 155 t.; JuDghiüin, Reisen. 278; y. Hoe veil,
Reis, I. 90; Oosterling, I. 268.
s) Bramond, Yerhh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 142.
Digitized by VjOOQIC
387
is open en heeft van vier tot zeven vademen water, doch de
gemeenschap Tan de stad met de reede is hier al even onbevre-
digend als in al de havens van Ja?a's noordkust. Yan eene monding
der rivier kan nauwelijks sprake zijn; eene uitgestrekte zandbank,
die zich daarbg nog gedurig verplaatst en waarop voortdurend
een sterke branding staat, maakt het verkeer zelfs voor kleine
prauwen en scheepssloepen onzeker en gevaarlgk en in den noord-
westmoeson onmogelijk. In de laatste jaren tracht men door
baggeren uit de hand een geul open te houden, maar aan het
uitbrengen van een havenhoofd schijnt zelfs niet gedacht te worden,
niettegenstaande de stad, als een haven der tweede klasse ^),
voor den groeten handel is opengesteld >).
Wij willen thans een uitstap naar het binnenland maken en
aan eenige der voornaamste punten in het regentschap Pekalongan
een vluchtig bezoek brengen. Het einddoel van onzen tocht is
de berg Mg& Djambangan , de hoogste top in het gebergte dat
den Slamat met den Diëng verbindt, en de eenige berg in die
keten dien men om zijn zuiver kegelvormige gedaante bij den
eersten oogopslag als een vulkaan meent te kunnen begroeten. Wij
volgen den weg die van Pekalongan zuidwaarts, steeds door de
dicht bevolkte en dicht bebouwde vlakte, naar de suikerfabriek
W&n& PringgIL gaat, die 9^ palen van de hoofdstad verwijderd
is. Men komt voorbij Pasangan , waar vroeger een indigo-plantage
was en de zetel van den wadlinlL van het district Pekalongan,
doch dat thans geheel onbeduidend is, daar de indigo-cultuur is
ingetrokken en de wadlLn& in een der kampongs van de hoofdstad
woont. Na het district Pekadjangan bereikt te hebben, komt de
weg weldra aan een punt waar hij zich splitst in een recht zuid-
waarts doorloopenden tak, die eindigt hg Kedoeng Woeni, de
hoofdplaats van het district, ook al vroeger door de indigo-cultuur
bekend, en een tak die eerst een eind westwaarts gaat, maar zich
dan ook weder zuidwaarts ombuigt en ons weldra de genoemde
suikeronderneming te gemoet voert, die thans aan den heer D.
F. W. Lucassen behoort en een contract met het Gouvernement
') Zie boren, bl. 185.
^) T. T. N. I. 1859 , II. 259, en de koloniale verslagen der laatste jaren.
26«
Digitized by VjOOQIC
388
heeft voor een aanplant van 700 bouws. De velden voor de onderne-
ming beschikbaar liggen gedeeltelijk nog in het district Pekadjangan,
grootendeels reeds in het ten zuiden daaraan grenzende uitgestrekte
district Sawangan, dat met het ten westen daaraan palende dis-
trict Bandjar Goemiwang de grootste zuidelijke helft van hefe
regentschap beslaat. De suikertuinen strekken zich uit tot voorbjj
Earang Anjar, het hoofddorp van Sawangan, dat } paal van
WILn& Pringg^ in zuidwaartsche richting verwijderd is. Yoorbg
Earang Anjar heeft men spoedig het einde van de vlakte bereikt,
en naarmate men zich in het gebergte verdiept, wint het land-
schap in schoonheid wat het in vruchtbaarheid en volkrijkheid
verliest De desa's zijn hier dun gezaaid en de woeste gronden
hebben een groote uitgestrektheid , waarom reeds onderscheidene
perceelen in het district Sawangan in erfpacht zyn uitgegeven,
meest voor de cultuur van koffie bestemd ').
Yan Earang Anjar bereiken wy, na IO4 paal in zuid-zuidoos-
telijke richting te hebben afgelegd, de pasanggrahan Sedli.
Wij laten daarbij aan onze linkerhand den 450 meters hoogen
berg R&g& Manik of R^g& Sel& liggen^ op welks top eene
in drie nog goed aan elkander passende stukken gescheurde
trachietplaat moet liggen ; met een opschrift in oude, nog niet ont-
cijferde karakters. Onder de inlanders is de meening verspreid, dat
de inscriptie betrekking heeft op eenige heilige beelden, die de
Boeddhisten bij hunne vlucht voor de krijgers van den Islam
te dezer plaatse zouden begraven hebben. In 1819 liet de resident
van Palembang zich door deze praatjes verlokken om onder en
om den steen den grond tot eene diepte van 18 voet te laten
omwoelen, maar zonder dat iets gevonden werd. Aan den voet
van den berg ligt het graf van een Mohammedaanschen heilige,
door het volk Ejahi R&g& Sel& genoemd ').
Sed& ligt in een rijk bewaterde dalkom, die door een hoogen
bergrug is gescheiden van een kolossale kolk, den ingezakten
krater van een vulkaan van onmetelijken omvang. De bodem van
dezen krater, die wel zes k zeven kilometers in doorsnede heeft,
■) Regeerings-almanak 1879, bl. 810.
-) Brumond, Yerhlu v. h. Bat. Gen. XXXIIÏ. 142.
Digitized by VjOOQIC
889
ligt 840 meters boven de zee en bestaat uit verweerd trachiet,
met veel ijzer en kalk gemengd. De rand van den krater wordt
gevormd door twee booge bergruggen, waarvan de zuidelijke ge-
deeltelgk langs de Banjoemasehe grens gaat en zicb in den meer-
gemelden RILg& Djarobangan tot zijne grootste hoogte, die van
2177 meters, verheft. De kam van den noordelijken rug is slechts
weinig lager dan de hoofdkam en stijgt het hoogst in den Goe-
noeng Mr&ngg^ , die tegenover den Blgl Djambangan, maar wat
meer westelijk ligt. Slechts op één punt is de rotswand doorbro-
ken, te weten aan de westzijde, ten zuiden van den MrlLnggl:
de beide ruggen , ieder in een steilen top eindigend , naderen zoo
dicht tot elkander, dat er slechts even genoegzame ruimte is voor
den bergstroom die de wateren uit den krater afvoert. Deze
omstandigheden wettigen het vermoeden, dat de krater eenmaal
overdekt was door een meer, dat zich op deze plaats door een
doorbraak heeft ontlast.
Het inwendige van dezen krater levert schoone tooneelen op ,
die hem een bezoek overwaardig maken. Wij zetten ons daarom
te Sed& te paard .en rijden naar S&ng& Wedi , dat aan de zuide-
Igke binnenhelling van den krater op eene hoogte van 870 meters
is gelegen. Yandaar het riviertje Moentjar met zijn prachtigen
waterval , den Tjoeroeg Moentjar , in zijn loop door den kraterbodem
opwaarts volgende, bereiken wij den pasanggrahan Petoeng Kri-
j&n&, die recht over den R&g^ Djambangan aan de noordelijke
binnenhelling op eene hoogte van 960 meters ligt. Yan dit punt
heeft men een schoon gezicht op twee steile scherpgerande kloven,
die van den top van den R&g& Djambangan afdalen, en op onder*
scheidene, 200 k 300 voet hooge watervallen, die zich vanden
zuidelijken binnenwand naar beneden storten. Maar rondom deu
ganschen binnenwand gaat een hier en daar vrij moeilijk bergpad^
dat de verstrooide desa's verbindt die op de inspringende zijden
van dien wand gelegen zijn , en de gelegenheid biedt om de koffie*
tuinen te bezoeken die hier op vele punten, soms op schier
loodrechte hellingen, zijn aangelegd. Er zijn echter ook paden
waarlangs voetgangers dwars door den kraterbodem kunnen heen-
gaan, maar die te paard niet bruikbaar zijn. Waar *
Digitized by VjOOQIC
890
was is die bodem in sawah's herschapen , maar zij worden afge-
wisseld door eenige poelen, die den naam yan pakis dragen.
Nagenoeg in het midden is een gewgde plek, door de Javanen
Ant& Baj& genoemd, waar men een groot en eenige kleinere
altaren , eenige beeldjes en een lingga vindt. Hem die dezen laatsten
tusschen de armen kan opnemen, zal geluk ten deel vallen.
Noordwaarts gaat uit dezen krater een pad over de desa Mr&nggIL,
die een paar honderd meters beneden den top des bergs ligt,
naar den pasanggrahan Pekoeloeran en vandaar naar de desa
D^&, die aan den weg van Earang Anjar naar Bandar Sidajoe ,
de hoofdplaats van het Batangsche district van dien naam, is
gelegen. Yan laatstgemelde plaats is D^& 10, van Earang Anjar 5^,
van Petoeng Erij&n& 14 | palen verwijderd.
De merkwaardige plek die ik hier gepoogd heb te beschrgven ,
behoort tot een gedeelte van Java dat eerst in den laatsten tijd
wat beter is bekend geworden. Zelfs Junghuhn heeft deze streek
nooit bezocht, en wg wisten van den R&g& Djambangan niets,
dan dat de zoo vaak door mij vermelde *) Cornelius dien in 1790
bestegen had en er een solfatara met groote hoeveelheden zwavel
had aangetroffen '). Die solfatara schijnt tot nog toe niet te zyn
wedergevonden, doch dit is weinig te verwonderen, daar men
zich ook in later tijd om dien hoogsten top van den kraterrand
weinig bekommerd heeft. Maar ook de geheele kolossale krater
dien ik beschreven heb, is eerst sedert weinige jaren in zijn
ware] ^natuur erkend geworden^ en het is niet onwaarschijnlijk
dat juist zijn reusachtige grootte die heeft doen voorbgzien. De
zuivere kegelvorm van den B&g& Djambangan, die hem op een
afstand steeds voor een volledigen vulkaan heeft doen houden ,
schijnt; nu hij blijkt slechts een fragment van een kraterrand te zijn ,
als iets meer toevalligs te moeten beschouwd worden. De heer N.
A. T. Arriêns, resident van Pekalongan, was de eerste die in 1864
het licht der wetenschap over dit verwaarloosd terrein deed opgaan ').
») Dl. II. 54, 91.
») Horafield, on the Mineralogy of Java. 45 ( in D. VIII der Verhh. v. h. Bat. Gen.)
») Nat. T. T. N. 1. XXVIII. 197 vv. De topographische kaart van Peka-
longan heeft mij minder dienst bewezen om mjj de beschrijving van den heer
Arriëns te verduldelgken, dan ik gehoopt had.
Digitized by VjOOQIC
391
Ten oosten van den R&g& Djambangan ligt, in den zuidooste-
Igken hoek van het regentschap Pekalongan^ nog een andere
vulkanische berg, die Sikoetjang of Goenoeng Tel&g& Endr&,
d. i. de Berg van het meer van Tndra, genoemd wordt. De hoogte
van den bolvormigen top zal omstreeks 1900 meters bedragen.
Aan de Pekalongansche zijde dalen van den berg twee zich ver
uitstrekkende ribben af, dieeene hoefijzervormige kloof omvatten,
waarvan de steile wanden dicht begroeid, maar desniettemin
onbeklimbaar zijn. Aan het boveneinde der kloof ligt nabij den
steilen wand het meertje, dat vroeger veel grooter van omvang
was^ maar een kleine honderd jaar geleden door een aardstorting
grootendeels moet gedempt zgn en door eene herhaling van derge-
lijke gebeurtenissen op beperkter schaal gedurig kleiner wordt. Dit
meer is de oorsprong van de rivier van Pekalongan, die dus de
geheele residentie van zuid naar noord doorstroomt. De kloof
zelve is weder een doorgebroken krater , waarvan de hier en daar
heuvelachtige bodem, ten gevolge derzelfde aardbeving die het
meer heeft opgevuld, met het'puin van den verbrijzelden top
overdekt is *). In die kraterkloof ligt, ruim 1380 meters boven
de zee, de desa Mangoenan ^ welke door een weg die over Bermi
noordwaarts gaat en op den zoo even vermelden weg van D&r&
naar Bandar Sidajoe uitkomt, met deze plaatsen verbonden is,
terwijl een bergpad, dat als een vervolg van dien weg te beschouwen
is, eerst west- en dan zuidwaarts van Mangoenan naar de Banjoe-
masche grens loopt. Mangoenan is van DILr^ 164, ^^^ Bandar
Sidajoe 18, van de grens van Banjoemas 5? palen verwijderd.
Ten westen van den RILg& Djambangan schakelt het gebergte
zich voort in den Simeg^, wiens waaiervormige ribben zich in
vele takken over Pekalongan verspreiden. De westelijke tak
vormt echter den hoofdkam , maar voorbij den Goenoeng Joeng-
koeng daalt bij af tot een geringe hoogte, om zich in den Goe-
noeng Langiet weder tot ruim 1550 meters te verheffen, ofschoon
toch in het algemeen gesproken de hoogte der toppen van
het oosten naar het westen gedurig afneemt. Over het bedoelde
^) Arriêns , t. a. p. 195 y.
Digitized by VjOOQIC
892
lage gedeelte loopt weder een pad naar Banjoemas , terwgl juist
aan de grens eene^ zich over die residentie uitstrekkende,
met desa's en sawah's bedekte vlakte begint, die oorspron-
kelijk een meer of moeras was en Rawa Poetjang, of, naar een
nog tot Pekalongan behoorend dorp, Eawa Eali Genteng heette.
Maar hoe laag het gebergte op dit punt ook moge zgn^ het houdt
niet op de waterscheiding te vormen, en de rivier van Peninggaran,
waardoor dit voormalige moeras naar de noordzijde afwatert, komt
door onderaardsche kanalen, onder de waterscheiding door, naar
Pekalongan ').
Om het hier beschreven punt te bereiken, keeren wi) terug
naar Sed& en volgen van daar een bergpad, dat na een paar palen
uit het district Sawangan in het aangrenzende Bandar Goemiwang
komt, en vervolgens, het enge bed der Eali Loetoeng dicht bij
haren oorsprong overschrijdende, op 7 1 paal afstands van Sed& den
gemelden weg naar Banjoemas op nog 1^ paal van de grens
ontmoet. Daar wg ons onderzoek van het grensgebergte nog verder
willen voortzetten , gaan wij nu de rivier van Peninggaran over, die
in haar eng dal den voet van schier loodrecht opgeheven ruggen
schuurt en er nu en dan brokken van afscheurt, zoodat het terrein
uit hoopen van steenklompen bestaat, waard^oor de rivier soms
is opgedamd en gedwongen geworden zich met geweld een door-
tocht te banen. Na de rivier te zijn overgetrokken stuiten wij
tegen den voet van een bergrug die van den Goenoeng Langiet
afstraalt en, zoo het schijnt, uit geologisch oogpunt als de laatste
te beschouwen is die nog tot het verder oostwaarts gelegen Diêng-
gebergte behoort. Van dezen rug daalt men af in het dal der
rivier van Bodas, aan welks andere zijde de ruggen verryzen die
als uit een middelpunt of knoop uitstralen uit den Goenoeng
Tjoepoe, een weinig verder westwaarts op de grens van Tegal
met Banjoemas gelegen. Deze ruggen schijnen te bestaan uit zuiver
neptunische gesteenten , die wel opgeheven maar niet geheel door-
') Eali Genteng en de Rawa Poetjang zijn op de kaart van Junghnhn
geheel ten onrechte dicht b|j Bandar Ooemiwang geplaatst. Het blijkt trou-
wens uit zgn Java, II. 206, dat hem de nauwkeurige kennis der lokaliteit
ontbrak, die w|i aan Arriêns, t. a. p., bl. 204, yerschuldigd zgn.
Digitized by VjOOQIC
898
broken zgn , en yerliezen zich onder de machtige ribben die zich
yan den Slamat in alle richtingen verbreiden.
De desa Bodas ligt op eêne hoogte van omstreeks 450 meters,
in een terrein dat nit witachtig-grauwe en weinig samenhangende
klei bestaat, van melk witten kalkspaat dooraderd. Het woord bodas
beteekend wit, doch in de Soendasche taal; indien men dus den
naam van het dorp met de kleur van den bodem in verband wil
brengen, moet men hier een spoor van Soendaasch, te midden
van eene Javaansch-sprekende bevolking, erkennen ').
Het riviertje waaraan Bodas ligt, ontspringt verder zuidwaarts,
in den uitersten zuidelgken hoek van Pekalongan, uit een vallei
of kom die eenmaal een meer moet zijn geweest en nog den
naam draagt van Tel&g& Djadjar. De vallei beeft een oneffen
bodem, bestaande uit dezelfde soort van fijne, onvaste klei die
wij te Bodas aantroffen ; zij is van alle zijden ingesloten , behalve
op één punt aan de noordzijde , waar, wellicht ten gevolge eener
aardbeving, het meer eene uitwatering heeft gevonden door eene
doorbraak, die een enge kloof met zeer steile wanden in den
bergrug heeft gegraven , en allengs zoo diep is uitgespoeld, dat het
geheele meer is leeg geloopen. Grondverschuivingen hebben hier
gedurig plaats, en de desa Eelesem, die op een in de dalkom
vooruitstekend gedeelte van haren hoogen rand rust, heeft eene
zoo gevaarlijke ligging , dat zij ieder oogenblik met den onder-
gang bedreigd wordt. Naast de beschreven dalkom en door een
smallen bergrug daarvan gescheiden, ligt een tweede dalkom ge-
heel van denzelfden aard, eveneens met eene doorbraak, maar
die haar water naar Banjoemas afvoert. Hieruit verklaart zich
de naam van Tel&g& Djadjar, die met „aaneenliggende meren''
kan vertaald worden ').
De rivier van Bodas, wier oorsprong hier beschreven werd,
behoort tot het stroomgebied der Eali Sragi of rivier van Oeloe
Djarai, die wg reeds in haren benedenloop leerden kennen, en
is met haar verbonden door verschillende riviertjes, die zich
telkens het een in het ander storten en de taak van elkander
O Ygl. wat boven , bl. 383, noot, over den naam der rivier Tjomal gezegd is.
') Arriëns, t. a. p. 205 vv. ') Boven, bL 384.
Digitized by VjOOQIC
894
overnemen om de grens tusseben Tegal en Pekalongan te vormen *).
Langs de desa Bodas loopt een pad dat een derden gemeen-
scbapsweg tusseben Pekalongan en 'Banjoemas aitmaakt. Wij
volgen het eerst naar Sigoegoer, op 3| palen afstands van de
Banjoemasche grens , en van daar naar het 8} paal verder gelegen
Tempoeran. Hier splitst zich de weg in twee takken. De linker
gaat naar Eesesi, dat half op den Pekalonganschen, half op den
Tegalsohen oever der Ejtli Genteng, hier de grensrivier , is
gelegen. Deze weg is 8' palen lang en gaat nog grootendeels
door bet gebergte, overschrijdt de grens van de districten Bandar
Goemiwang en Sragi en brengt ons dicht bij Eesesi in de breede
vrachtbare vlakte terug, die de noordelgke helft van het regent-
schap Pekalongan uitmaakt.
De rechtertak gaat naar Eadjen, thans de districtshoofdplaats
van Bandar Goemiwang, die door een weg westwaarts, vier palen
lang, met Earang Anjar in Sawangan verbonden is, terwijl Goemi-
wang, de vroegere hoofdplaats van Bandar, l\ paal verder aan
den weg noordwaarts ligt. Yan Goemiwang hebben wij dan nog
9i paal in dezelfderichtingaf te leggen naar bétons reeds bekende
Wir&des^, zonder eenige plaats van beteekenis te ontmoeten.
De weg gaat eerst door het noordelijk deel van Bandar Goemi*
wang, een schaarsch bevolkt district, dat echter waarschgnlijk
meerdere ontwikkeling zal erlangen, sedert ook hier eenige
perceelen woeste grond, vooral voor de koffiecultuur , in erfpacht
zijn uitgegeven. Daarna komt hij tegelyk in de vlakte en in den
westhoek van het district Pekadjangan , welk laatste hg weldra
met WirSdesS verwisselt.
Van Kadjen voert eindelijk ook een weg westwaarts, die met
een groote bocht door de vruchtbare vlakte gaat en onderscheiden
riviertjes snijdt, welke grootendeels hare wateren aan de B^ali Sragi
toevoeren. Die weg nadert Eesesi tot op een paal afstands en is door
O Zoo moeten wij ons de zaak voor^teUen, als wg ons houden aan het
spraakgebruik, dat de rivier die zich door het district Sragi kronkelt, als de
hoofdriyier beschouwt. Maar met even veel , zoo niet meer recht houdt
Arriëns, t. a. p. bl. 205, de Kali Bodas voor dezelfde rivier die, na de Pe-
ninggaran en Loetoeng opgenomen en herhaaldelgk van naam verwisseld te
hebben, bg Oeloe Djami in zee valt.
Digitized by VjOOQIC
895
een zijweg daarmede verbonden. Yan het verbindingspunt gaat hij
noord-noordoostwaarts naar de distriotshoofdplaats Sragi, waarbg de
suikeronderneming der erven Yitalis, met een aanplant van 400
bouws, is gelegen. De afstand van Eadjen naar Sragi bedraagt langs
den beschreven weg 14f palen, en van Sragi naar Wir&des^ zijn nog
5i palen af te leggen, grootendeels langs een voortzetting van den-
zelfden weg, die tussohen Oeloe Djami en Peda wetan op den
groeten postweg uitkomt.
Wij spoeden ons thans terug naar de hoofdstad, om vandaar
den weg oostwaarts voort te zetten en ook een bezoek te brengen
aan het regentschap Batang, dat, vergeleken met bet westelijk
regentschap, zich veel verder langs de zee, maar lang zoo ver
niet langs de grens van Banjoemas uitstrekt. De hoofdplaats
Batang is langs den postweg slechts 5( paal van de hoofdstad
der residentie verwijderd , en is door niets bijzonders van andere
dergelijke regenten- en adsistent-resident-zetels onderscheiden.
De Eali Batang, die bg de zuidgrens der residentie op den G.
Boetak ontspringt, stroomt langs deze negerie naar zee , en tusschen
haar en het omstreeks 2^ paal verwijderde strand ligt de suiker-
onderneming Elidang, die op vrijwillige overeenkomst met de
bevolking berust. De strandvlakte is hier reeds veel smaller ge-
worden en neemt voorbij Batang zoo snel in breedte af, dat na
eenige weinige palen slechts een zeer smalle strook, vlak langs
zee, overblijfk, die nog op enkele plaatsen door heuvels wordt
afgebroken. Vroeger liep de postweg van Batang langs Elidang
naar den mond der rivier, en vandaar over de gemelde vlakke
strook tot aan de Samarangsche grens. De moerassigheid van het
terrein, de vrees voor aanvallen van zeeroovers, die hier soms,
zegt men , de reizigers besprongen , en de overweging dat een weg
door een onbewoonde en onbewoonbare streek aan de residentie
zelve geen voordeel kon brengen , schijnen de aanleiding tot een
verlegging te zijn geweest , die den tocht wel bezwaarlgker, maar
veel aangenamer voor de reizigers gemaakt heeft. De weg gaat
nu van Batang zes palen oost-zuidoostwaarts tot den post Toelis,
en vandaar met eenige slingeringen 21 1 palen oostwaarts, op 4
k 6 palen afstands van het strand. Hij voert door de wijduit-
Digitized by VjOOQIC
896
gestrekte bosschen die den in heuvelrijen nitloopenden voet van
het Diëng-gebergte bedekken, welke echter hier en daar door desa's
met haren kring van sawah's worden afgewisseld. De bossohen
bestaan nu eens uit djatiboomen, die alle andere boomen en
schier alle slingerplanten uit hunne nabijheid bannen, zoodat het
woud steeds iets ijls behoudt '); dan weder uit geboomte van
verschillende soort, waaronder reusachtige vijgeboomen de overhand
hebben ; en dat door lianen en spartelend struikhout tot een
ondoordringbare groene massa is samengepakt. Men rijdt over
heuvel en dal, vaak in de dichte schaduw der takken die den
weg overwelven , en telkens over de houten bruggen die de talrijke
kleine rivieren overspannen, wier bed veelal met rolsteenen van
trachiet is opgevuld. In zulke laag gelegen wildernissen, vaak
door plekken van alang-alang afgewisseld, levon doorgaans vele
tijgers, en dat zij ook hier niet ontbreken, wordt door hun besten*
digen medgezel den pauw ') of door het gezicht van tijgervallen
dikwgls aan de reizigers herinnerd. Echter is, ten gevolge der
toegenomen bevolking en bebouwing en der premiën voor gedoode
tijgers door de Regeering uitgeloofd, deze plaag aanmerkelijk
verminderd en weinig meer te duchten. Op vele plaatsen is deze
weg zoo moeielijk, dat men zich door een voorspan van trage
buffels tegen de hellingen moet laten opsleepen *). Gewoonlijk wordt
deze geheele boschstreek met den naam van ,bo8ch van Wiléri^
bestempeld. Deze naam is ontleend aan de desa Wiléri, die
aan de voortzetting van dezen weg in het Samarangsohe dis-
trict Eendal ligt, en was misschien gepast toen alles tot aan
en voorbij die plaats één onafgebroken woud vormde; maar past
weinig meer voor een uitgestrekte strook lands, waar bosch en
bouwland elkander gedurig afwisselen.
De beschreven weg loopt bijna geheel door de stranddistricten
Ba tang en Soebah.
Yan den post Toelis tot aan de twee palen verder gelegen
desa Simbang snijdt de weg een voormalig buurland, dat in de
») Zie D. I, bl. 148. «) Zie D. I, bl. 241.
') Junghuhn, Reisen. 278; v. Hoëvell, Reis, I. 95; Buddingh, N. O. I.,
I. 158; V. BiJokeToreel, Brieven. 339.
Digitized by VjOOQIC
397
geschiedenis van Nederlandsch Indiê een treurige vermaardheid
heeft erlangd. In 1828 werd door den Resident van Pekalongan ,
namens de Regeering, met den heer L. Petei een contract aan-
gegaan, waarbij aan dezen „de woeste landen van Simbang,
gelegen in het district Soebah, regentschap Batang^, voor 25
jaren in huur werden afgestaan. De uitgestrektheid bedroeg toen
niet minder dan 7590 bouws. Al aanstonds hadden de huurders
groote moeite om het noodige werkvolk voor de ontginning van
zoo uitgestrekte onbewoonde streken te verkrijgen; doch vooral
toen de opdrijving van het cultuurstelsel hel der bevolking schier
onmogelijk maakte bare arbeidskracht aan particulieren te verhuren ,
werd hunne taak eene uiterst ondankbare. Sommige eenigszins
dubbelzinnige bepalingen van het contract werden steeds in hun
nadeel uitgelogd. Eindelgk wendde zich in 1843 een latere huur-
der, de heer Herderschee, met een bezwaarschrift tot het Gouverne-
ment, en werkelijk werden hem nu veranderingen in het huurcontract
toegestaan die het hem mogelijk maakten zich, door het aanleggen
van nieuwe kampongs voor van elders aangeworven boedjangs,
een kern van vast werkvolk te verschaffen, dat niet tevens tot
het bewijzen van cultuur- en heerediensten aan de Regeering
verbonden was. Nu ging gedurende 17 jaren, van 1845—1862,
het land belangrijk vooruit, en schoon het den ondernemer nog
geene groote winsten opleverde , scheen het eene schoone toekomst
te gemoet te gaan. De ambtenaren en inlandsche hoofden zagen
echter met leede oogen , dat vele inlanders uit de Gouvernements-
districten vrijwillig naar het buurland begonnen te verhuizen. De
bevolking tegen den landheer op te ruien en de bewoners der
naburige desa's te beletten of te verbieden op Simbang te gaan
werken, waren de middelen die werden aangewend om de zaak
te bederven en den huurder tot het opgeven der onderneming
te nopen. De geschillen liepen zoo hoog, dat de Regeering een
plaatselgk onderzoek gelastte en als uitkomst daarvan den Resi-
dent van Pekalongan hare ontevredenheid betuigde over „de
hartstochtelijke wyze waarop hij, ten nadeele van de belangen
der bevolking en van den huurder van Simbang bg contract
verzekerde rechten ** was te werk gegaan ^ en dat hem als de
Digitized by VjOOQIC
398
uitdrukkelgke wil der Regeering werd te kennen gegeven , dat
bet contract zou worden nageleefd in den geest waarin het was
aangegaan. Ongelukkig stierf kort daarna de heer Herderschee;
de erven verlangden ontbinding van een zaak waarmede zy geen
raad wisten; de crediteuren, vertegenwoordigd door een Com*
missie van liquidatie, achtten voor het behoud der kapitalen in
Simbang gestoken eene toezegging van verlenging der huur na
afloop van het contract wenschelijk, doch konden niet meer ver-
Werven daneene belofte van eventueele voorkeur, later vervangen
door een verklaring, dat hun verzoek voorloopig buiten beschikking
zou blijven. De zaak werd jaren lang sleepende gehouden, en
zelfs na afloop van het contract werd het herhaaldelijk voor één
jaar verlengd, totdat eindelijk tot eene nieuwe verhuring, ingaande
1 Januari 1872, werd overgegaan, die echter beperkt werd tot
de ruim 1500 bouws die reeds voor koffie- en suikercultuur ont-
gonnen waren, en wel in twee perceelen, Simbang en Segajoeng,
waarvan het eerste G42, het andere 925 bouws groot is. De overige
6000 bouws zijn tot den gewonen rechtstoestand teruggekeerd *).
Yan Simbang den postweg verder volgend, bereiken wy,na5(
paal te hebben afgelegd, Soebah, het hoofddorp van het district
van dien naam. Omstreeks drie palen ten zuiden van die plaats
wordt, bg de desa Gombong, een fraaie waterval aangetroffen in
de Kali Oerang, die hier van den stellen rand van het gebergte
als met een vervaarlijken sprong naar de vlakte afdaalt '). Zes
en een hdlven paal voorbij Soebah overschrydt de postweg de
grenzen van het district Eali Salak , dat hier met een hoek noord-
waarts uitspringt, en na nog 1^ paal komen wij in het district
Eeboemen, dat zich langs de geheele oostgrens van Pekalongan
uitstrekt, terwijl nog een zestal palen verder ons brengen tot
Gringsing aan de 'Kali Eoetoe, welke rivier op de noordelijke
helling van den Prahoe ontspringt en zich grootendeels als
een woeste bergstroom door een klippig bed met steile oevers
') F. H. J. I^etscher, Recht en onrecht of de toestand der gewestel. besturen
in Indië tegenoTer de partic. industrie, *b Grav. 1864; (J. A. KrigenbrinJc), de laken
van het land Simbang nader toegelicht, *b Orav. 1866; Kolon. verslag 1868.
180, 1870. 183, 1871. 180. *) Arriëns in N. T. v. N. 1. XXVIU, 187.
Digitized by VjOOQIC
399
den weg naar zee baant. Zij heet echter in haren bovenloop
Eali Laropier en ontvangt eerst den naam van Eali Eoetoe nadat
zij zich met een aantal andere riviertjes; die van de noordelijke hel-
ling van den Prahoe komen, vereenigd heeft. Zij is tot op een halven
paal van haren mond bevaarbaar; bij zware regens kan haar water
geweldig zwellen en verwoestende bandjirs veroorzaken. Toen men
om den weg naar Samarang te vervolgen, de rivier nog met een
pont of sasak bij Gringsing moest oversteken , gebeurde het bij
zulke gelegenheden niet zelden, dat de voerlieden zich niet aan
den overtocht durfden wagen, en de reiziger in een inlandsch
huisje het oogenblik moest verbeiden waarop de woede van den
verbolgen stroom tot bedaren kwam; doch in 1856 heeft men
over deze rivier een Amerikaansche brug gelegd, die, althans
zoolang zij niet wordt weggeslagen, den reiziger een gemakke-
Igker overtocht verzekert '). De geheele afstand van Pekalongan
tot de plaats van overtocht bedraagt 33 i palen.
De binnenlandsche districten van Batang zijn schier geheel
bedekt met de uitloopers van het Diëng-gebergte, waarvan de hoogste
top, de Prahoe, in den zuidoosthoek van het regentschap is gelegen,
ter plaatse waar de grenzen van Pekalongan met die van Banjoemas
en Bagelen^ Eadoe en Samarang op één punt samenkomen. Yan
den Prahoe zet zich dan dit gebergte in. een reeks van kraters,
die wij gedeeltelijk reeds leerden kennen , westwaarts voort tot
nabij de grenzen van Tegal. Het merkwaardigste gedeelte van
het aan merkwaardigheden van natuur en kunst beide zoo einde-
loos rijke gebergte wordt echter gevonden in de meer onmid-
dellijke nabijheid van den Prahoe, en wel op de zuidelijke hel-
lingen, die tot de residentiêo Banjoemas en Bagelen behooren.
Ofschoon zeer vele reizigers het Diêng-plateau en de meren en
kraters die het omgeven , van Pekalongan uit bezoeken , en, daar
zij het overschrijden der grenzen niet vermelden, de lezers in
den waan brengen dat al die merkwaardigheden nog tot Pekalo-
ngan behooren , is het zeker voor ons verkieslijk, ten einde deze ver-
warring te vermijden, op onze denkbeeldige tochten het Diêng-plateau
») Roorda v. Eysinga, Ld. en Vk., III. III. 367; Bleeker, T. r.N.L, 1849,
II. 270; Baddingh, N. O. I., I. 160. w.
Digitized by VjOOQIC
400
en zijne omgeving van de zuidzijde te betreden, waartoe ons het
volgende hoofdstuk de gelegenheid bieden zal. Hier meen ik te
kunnen volstaan met de korte vermelding van nog enkele merkwaar-
dighedeU; die zich aan de noordelijke helling voordoen en dus bepaald
tot Pekalongan behooren. Misschien ware het verkieslijk geweest
het gansche gebergte onafhankelijk van alle politieke grenzen te
beschouwen en te beschrijven , doch dit liet zich nu eenmaal met
het plan van dit gedeelte van mijn werk niet overeenbrengen.
Ik verzoek dus mijne lezers zich in gedachten weder met my
te verplaatsen op den postweg, en wel in de desa Tamanan, die
3^ paal oostwaarts van Soebah ligt. Yan hier gaat een zijweg
zuidwaarts naar het slechts 2% palen verwijderde Eali Salak,
het hoofddorp van het uitgestrekte district van dien naam , dat
zich, evenals Eeboemen ten oosten en Bandar Sidajoe ten
westen, tot aan de zuidgrens uitstrekt. De uitgifte van landen in
erfpacht heeft zich in deze streken tot nu toe bepaald tot
eenige perceelen in Bandar Sidajoe en een klein perceel gedeel-
telgk in Eeboemen en gedeeltelijk in Soebah gelegen, in welk
laatste district, behalve de vroeger vermelde buurlanden, ook
nog een achttal perceelen, te zamen meer dan 2000 bouws groot;
voor de teelt van koffie, tabak en inlandsche gewassen in erf-
pacht zijn uitgegeven. Yan Bandar Sidajoe gaat de weg oostwaartsi
over het slechts J paal verwijderde Limpang, naar Ters&D&; het
hoofddorp van Eeboemen, 3{ paal van Limpang. Ters&n^ heeft
ook nog een andere verbinding met den postweg, namelijk door
een zijweg dien men bij den 28Bt6n paal inslaat; want overTer-
s^& kan men gemakkelgk bet bekende badétablissement Plan-
toengan bereiken. Het établissement zelf ligt, wel is waar^ op
den Samarangschen oever der grensrivier en zal dus eerst later
door ons bezocht worden; maar de vallei die door hare warme
bronnen zoo vermaard is geworden , wordt door die grensrivier in
dier voege gesneden, dat de bronnen over beide oevers verdeeld zijn
en niet de minst krachtige op den Pekalonganschen oever opwelt *).
*) Dr. Mandt, Topogr. geneesk. yeralag oTer de vallei van Plantoengan,
in Nat en Gen. Arch. II. 277 , 286 ; Bleeker in T. v. N. I. 1849 , IL 270}
Y. HoöTell , Reis , I. 97.
Digitized by VjOOQIC
401
De afstand van Ters^n^ tot aan de Samarangsche grens bij Plan-
toengan bedraagt nog 6{ paal. Vandaar gaan wij nu eerst 4}
paal zuid westwaarts en daarna 8 palen zuidwaarts, om de Ba-
njoemasche grens in de richting naar het Diêng-plateau te bereiken.
Omstreeks die laatste wending ligt het dorp Simbang Elawen^
waarbij, zooals ons vroeger is gebleken *), de sporen aanvangen
van de Boeddhawegen , die eenmaal ook uit Pekalongan over
den berg Pager Eentang, die zich ten westen aan den Prahoe
aansluit, naar de priesterstad op het Diëng-plateau voerden. Verder
westwaarts volgen op den Pager Eentang de toppen Eepakisan^
Tjimat, Alang, Timbang, Boedak; op welker zuidelijke hellingen
onder andere de kratermeren van Leri en Dringoe , onderscheiden
solfatara's en het bekende Doodendal of Pakaraman gelegen zijn;
doch aan wier noordzijde wij slechts de overblijfselen van één
enkelen krater aantreffen. Omtrent dat merkwaardig punt zijn wij
het eerst onderricht door den heer Mickler, ter gelegenheid zijner
opneming van het Diëng-gebergte in 1859i, terwijl het eenige
jaren later nader onderzocht en beschreven is door den Resident
van Pekalongan Arriëns *). Tusschen den berg Timbang ten
oosten en den berg Boedak ten westen ligt, ongeveer 210 meters
lager dan de top van laatstgenoemden, een plateau, dat door
die beide bergen en aan de zuidzijde door den Goenoeng Tegal
Terbes als door een ringmuur is omsloten , terwijl aan de laagste
of noordzijde het riviertje Terbes zich een doortocht heeft ge-
baand. Het plateau is als een groote kraterketel te be-
schouwen, welks rand een eivormige gedaante heeft, met een
omtrek van omstreeks 3000 meters. Stellig hebben wg ook hier
te doen met een voormalig kratermeer, dat zich door eene door-
braak ontlast heeft, ofschoon de bodem nog altijd zeer moerassig
is gebleven. Wellicht is dus, zooals de heer Arriëns gist, Tegal
Terbes verbasterd uit Tel&g& Terbes, ofschoon bet toch ook
') Dl. IL 57.
2) Zie Nat. T. t. N. I. XXm.'SS r. XXVni. 185, 195 tv. Mickler Bchrgft
Trepes, doch Tolgens Arriëns moet men Terbes lezen, dat in het Javaansch
doorzfjpelen zou beteekenen. Het Jav. Wdbk. van Prof. Roorda heeft
echter daarvoor den vorm Trabas.
IIL 26
Digitized by VjOOQIC
402
niet ongergmd is aan zulk een vlakte den naam van Tegal, d.
i. veld, toe te kennen. De bodem bestaat uit zeer vruchtbare
aarde en er groeiea in overvloed bramen en frambozen, van
welke laatsten de vruchten een aangenamen smaak hebben. Het
riviertje Terbes vereenigt zich met een ander, waardoor de Telaga
Dringoe uitwatert, om de Kali Simbang te vormen, welke nabij
bare monding in de Javazee, naar eene daaraan gelegen desa,
den naam van Kali Roban krijgt. Iets verder westwaarts ontspringt
aan den voet van den G. Eendang, den eerstvolgenden hoogen berg-
top, aan welken zich nog meer naar het westen de vroeger beschreven
Goenoeng Telag^ Eodra aansluit , de Eali Batang. De beide kali's
hebben een bijna parallellen loop noordwaarts tot bij Bandar Sidajoe ,
de reeds meer dan eens genoemde hoofdplaats van het gelijkna-
mig district. Tusschen die beide rivieren ligt een weg die van
Batoer ia Banjoemas noordwaarts naar Bandar Sidajoe gaat en
over een bergrug loopt die op één punt zoo smal is, dat hij geen
drie ruiters naast elkander doorlaat, en van welken men de rivier
rechts 600 en de rivier links 400 voet beneden zich ziet stroomen.
Ofschoon de weg gedeeltehjk in de rots is ingehouwen , blijft hij
tamelijk bezwaarlijk. Aan de Banjoemasclie grens is hij slechts
200 meters lager dan de top van den meer dan 1800 meters
hoogen Boedak. Van Gerlang, dat nog slechts een paal van de
Banjoemasche grens en evenver van het plateau van Tegal Terbes
verwijderd is, heeft men, langzaam dalende, lU paal tot Bandar
Sidajoe af te leggen. Hoe steil hij ook hier en daar wezen moge ,
heeft toch deze weg, als de voornaamste verbinding van Peka-
longan met de regentschappen Bandjar Negara in Banjoemas en
Wanusuba in Bagelen, gewoonlijk een drukke passage ^).
Bij Bandar Sidajoe buigt zich de Kali Batang noordwestwaarts
om^ terwijl de Kali Simbang haren noordwaartschen loop ver-
volgt. De weg wendt zich in dezelfde richting als de Kali Batang,
overschrijdt die rivier na eenige palen en komt dan in het district
Masin, waarvan het gelijknamige hoofddorp, op 10} palen afstands
van Bandar Sidajoe, aan de rivier van Pekalongan^ hier nog Kali
^) Arriens in N. T. v. N. I. XXIU. 194 v.
Digitized by VjOOQIC
403
Eoepang genoemd, gelegen is. Bij Masin splitst zich de weg. De
liiikscho tak, 4 palen lang, gaat naar de hoofdstad Pekalongan,
de rechtsche brengt ons, na 5^ paal te hebben afgelegd, te Ba-
tang terug, vanwaar wij ons spoeden om over den ons reeds be-
kenden postweg zoodra mogelijk de Samarangsche grens weder
te bereiken.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Banjoemas en Bagelón.
Yan den kam van het Centraal-gebergte tot aan het zuiderstrand
en van de Tji Tandoewi ten westen tot aan de B^gaw&nta ten
oosten, strekt zich dat gedeelte van Java uit, dat tot 1830 de
westelijke Muiitja-negara of buitenstreken van het gebied der
Vorstenlanden uitmaakte, en eerst in het genoemde jaar, ten
gevolge van den krijg met Dip& Negar&, aan het Nederlandsch
ge^zag overging *;. Er bestaat dus tusschen beide gewesten
een historisch verband, even als zij in natuurlijke gesteldheid
met elkander overeenkomen, in zooverre zij een vlakke, lage,
moerassige kuststrook, slechts nabij haar onderlinge grens door
het voorgebergte van Karang Bóloug afgebroken, en een in
het algemeen in de richting naar het Centraal-gebergte steeds
hooger rijzend binnenland met elkander gemeen hebben. De ver-
deeling van dit gebied tusschen de beide residentiên is echter
eene minder natuurlijke. In het noorden strekt zich Banjoemas
over de gansche zuidelijke helling van het Centraal- gebergte van
de Tjeribonsche grens tot aan den Prahoe uit, zoodat dit land-
schap langs de grens van Tegal en Pekalongan ongeveer dubbel
zoo breed is als aan het strand. Bagelèn daarentegen vormt
een eenigszins onregelmatigen driehoek , waarvan zich de breede
basis langs het strand uitstrekt, en die alleen met de spits
») Zie D. II, bl. 665.
26*
Digitized by VjOOQIC
404
van den tophoek, welke tusschen Banjoemas en Eadoe yooruit-
dringt, het Centraal-gebergte raakt. Die noordelijke punt yan
Bagelen wordt beslagen door bet schoone en rijke landschap
Ledoky dat oorspronkelgk niet tot Bagelen behoorde, maar een
aizonderiyk gewest onder het gezag van den Sultan had uitge-
maakt j en dien ten gevolge ook bij de inlijving in het Nederlandsoh
gebied aanvankelijk tot eene afzonderlijke residentie werd be-
stemd. Doch de kleine omvang van het gewest deed tot eene
verandering besluiten eer nog de reeds benoemde resident zijne
functiën aanvaard had. Ledok werd echter destijds bij Kadoe en
niet bij Bagelen gevoegd; eerst in 1832 is het tot een deel van
laatstgenoemde residentie verklaard *). Had men de aanwijzing
der natuur willen volgen, dan had men Ledok, dat een zeer
klein deel van de zuidelijke helling van het Centraal-gebergte
met de bronnen van de Kali Serajoe of rivier van Banjoemas bevat,
tot de residentie Banjoemas moeten brengen; hiertegen pleitte
echter dat deze toch reeds Bagelen aanmerkelijk in uitgebreidheid
overtrof, sedert het vroeger onder den naam Banjoemas bekende
landschap door toevoeging van het district Earang Eobar ^),
van het eiland Noes4 Kambangan, en van een paar kleine, tot
dusver tot Tjeribon en Tegal gerekende stukken vergroot en tot
zijn tegen woordigen vorm gebracht was.
De nieuwe residentiën Banjoemas en Bagelen werden, tegelgk
met de inlijving van Ledok bij laatstgenoemde, ieder in vier
regentschappen verdeeld. Herhaaldelijk is sedert zoowel in denamen
als in de grenzen dier afdeelingen verandering gebracht '). Thans
bevatten die residentiën ieder vijf regentschappen, waarvan in elke
één onder het onmiddellijk bestuur van den Resident staat, ter-
wjjl in de overige het Nederlandsoh gezag door een assistent-re-
sident wordt .vertegenwoordigd. In Banjoemas strekt zich het re-
gentschap Tjëlatjap uit over het westelijk deel der residentie
en het geheele strand. Het oostelijkste regentschap is Bandjar
Neg&r&. Tusschen Tjëlatjap en Bandjar Negar^ liggen Poerw^kerta
O Van Deventer, Bgdragen, IL 144, 434. ') Zie daaroTer D. II, bl.63».
*; Van Deventer, B|)dr. II. 144.
Digitized by VjOOQIC
405
en Poerb&Iingga langs de noordergrens. Het regenisobap Banjoemas
ligt tosschen beide laatstgenoemde en Tjëlatjap , docb dringt met
een spitse punt tussohen PoerwStkert& en Poerbllingg& tot aan
den Slaroat, en oostwaarts met een smalle strook tusschen Poer-
b&lingg& en Bandjar Neglr& ten noorden en de Bagelensche grens
ten zuiden vooruit. In Bagelen is het regentschap Ambal, dat
zich in een smalle strook langs het geheele zuiderstrand uitstrekte,
bg besluit van den Gouverneur Oen. van 17 Maart 1872 ingetrokken
en tusschen de regentschappen Karang Anjar, Keboemen enKoetI
Ardja verdeeld. Terwijl Ledok den geheelen noordelijken hoek en
Poerwaredj& het oostelijk deel der residentie beslaat, volgen thans
de drie eerstgenoemde regentschappen, over de geheele breedte tus-
schen het strand en de grenzen van Banjoemas en Ledok , in de
genoemde orde op elkander van het westen naar het oosten.
De naam Banjoemas beteekent goudwater en is, zoo men
wil, aan de hoofdplaats gegeven door haren stichter Aij^Soereng
Kini*), omdat het stofgoud, afgevoerd door de rivier Serajoe,
waaraan zij gebouwd werd, hem deze plek tot eene vestiging
deed kiezen. Volgens eene andere meening echter leverde niet
de Serajoe zelve het stofgoud op, maar een Eali Mas geheeten
riviertje, dat zich hier met haar vereenigt ').
De naam van Bagelen schijnt met den Siwa-dienst in verband te
staan. Wij vonden van dien dienst de duidelijke sporen in de tempel-
grotten van Koeta Ardj& ') ; ik mag er nog bijvoegen , dat in de desa
Bagelen (regentschap Poerwaredj&, district Tjangkreb), welke
baren naam aan de residentie heeft medegedeeld, eene steenen
lingga-zuil wordt aangetroffen, die thans van haar voetstuk afge-
worpen op den grond ligt, maar nog het voorwerp van de ver-
eering der bevolking is. Het lichaamsdeel door den lingga voorge-
steld, heet in het Kawi Pagëlèn, en de Javanen, die Pagelèn
en Bagelen, als naam der residentie, door elkander gebruiken,
beweren dat de eerste vorm de ware is. De desa heet dus ver-
moedelijk naar die lingga-zuil , te eerder daar het op Java niet onge-
woon is de desa's te noemen naar het een of ander merkwaardig
>) Zie D. II, bl. 336. ^ Hageman, Ind. Arch. IV. 163; Kussendrager, Java. 220.
5) DL II, bl. 67 V.
Digitized by VjOOQIC
406
voorwerp dat binnen haren kring of in haren omtrek gevonden
wordt. Er bestaat echter eene legende die van dezen naam een
geheel andere verklaring geeft en toch, merkwaardig genoeg, met
dezelfde lingga-zuil in verband wordt gebracht. Zij luidt als volgt.
Zekere Awoe-Awoe Langit zette zich, ofschoon van vorstelijke
afkomst, in het Eelir- gebergte, op de grens van Bagelèn en
Jogjakarta, als landbouwer neder en huwde er de Njai Roro
Benganis, meer bekend onder den naam van Njai Bagelèn, die
even hartstochtelijk het weven van kleedjes als hij zelf den veld-
arbeid beminde. Uit hun huwelijk sproten drie kinderen. Op een dag
dat Awoe-Awoe Langit met het vullen zijner padischuur onledig was,
vermiste de moeder twee harer kinderen , en toen zij vol bezorgdheid
haren man ondervroeg, kreeg zij tot antwoord, dat dit niet zou ge-
beurd zijn , indien zij zich , in plaats van met weven y met hare
kinderen had bezig gehouden. Beide gingen echter de kinderen zoe-
ken en vonden ze ten laatste in de rijstschuur onder de padi bedol-
ven en gestikt. De schuld lag dus blijkbaar aan den man, die de
kinderen, die daar gespeeld hadden en in slaap gevallen waren,
niet opgemerkt en met padi overdekt had. Hevige tooneelen hadden
nu tusschen de echtgenooten plaats, die daarmede eindigden , dat
Awoe-Awoe Langit zich met het eenig overgebleven kind naar
elders begaf en Roro Renganis in doffe neerslachtigheid verviel,
waaruit niets meer in staat was haar op te beuren totdat zij op
wonderdadige wijze in den hemel werd opgenomen '). Die beschreven
zielstoestand wordt in het Javaansch uitgedrukt door het woord
pëgël, waarvan Pagelèn of Bagelèn zou afstammen. De plaats
waar de lingga-zuil ligt, wordt door de inboorlingen voor de
offerplaats van Roro Renganis gehouden.
Zonderling is het dat men de patricische geslachten in Bagelèn,
die zich door den titel van ken tol onderscheiden, hoe weinig
dit ook in den samenhang der legende voegt , vaak als de afstam-
melingen van Roro Renganis voorstelt. Volgens een meer aan-
nemelijk gevoelen zijn de ken tol s, die nog in deze residentie in
>) Men w|JBt echter haar graf aan te Bedoek , in het district Tjangkreb.
Zie T. T. N. L 1860, I. 209, waar hare gansche geschiedenis geheel anders
verhaald wordt.
Digitized by VjOOQIC
407
hoog aanzien staan en daarom ook door het Gouvernement met on-
derscheiding behandeld worden , de afstammelingen der 40 mantri
domas, die eenmaal door den vorst van Demak met het bestuur
over even zoovele dorpen of distrieten in Bagelèn belast waren. De
overlevering weet nog al de desa's aan te wijzen waar deze hoofden
eenmaal hun zetel hadden ').
Onzen tocht door de residentie Banjoemas beginnen wij bij
Moeara, het punt waar de Tji Djolang, de grensrivier tusschen
Banjoemas en Tjeribon, zich uitstort in de Tji Tandoewi, de
grensrivier tusschen Banjoemas en de Preanger Regentschappen.
Dit punt is door een rijpad verbonden met het vroeger door ons
bezochte Bandjar in laatstgenoemde residentie ^), en als wij de
Tji Tandoewi zijn overgestoken, brengt ons de voortzetting van
dit pad , nadat wij zes palen door een heuvelachtige streek en langs
eenige koffietuinen hebben afgelegd, in de desa Madoera, aan
de rivier Tji Begandjing, die zich op geringen afstand vandaar
met de Tji Tandoewi vereenigt. Madoera met het omliggende land
werd vroeger tot Tjeribon gerekend, maar in 1830 bij het toen
pas voor Nederland verkregen Banjoemas gevoegd, om zijne grenzen
beter af te ronden. Het is nu een deel van het district Daja Loe-
hoer. Deze laatste naam duidde vroeger een van Banjoemas geheel
afgescheiden, aan den Soesoehoenau behoorend landschap aan,
ongeveer in omvang gelijk staande met de tegenwoordige districten
Daja Loehoer, Madjenang en Pegadingan. Met toevoeging van
den kustzoom (Tjëlatjap en Adiredj^) werd dit landschap, na de
inlijving van Banjoemas, een der regentschappen van die residentie;
het verwisselde echter later zijn naam met dien van Tjëlatjap, terwijl
Daja Loehoer slechts de naam bleef van bet westelijkste district ').
Dit district is zonderling samengesteld : het bevat twee in natuur-
lijke gesteldheid zeer onderscheiden gedeelten. Noordwaarts van
') A. van de Poel in T. t. N. I. YIII. 3. 173; K. F. Holle in T. v. T.
T. L. en Tk. XVI. 377. Vgl. boven D. I, bl. 666 noot, D. U, bl. 224, op
welke plaatsen ten onrechte, zoo bet ecbijnt, de titel van Kentol als uitge-
storven is voorgesteld. *) Zie bl. 337.
») Zie D. II. 485; van Deventer, Bijdragen, II. 144; G. A. de Lange,
Geodesische triangulatie van Banjoemas, bl. 15.
Digitized by VjOOQIC
408
de Tji Tandoewi en haren linker zijtak de Tji E^woeng^ die
zich eenige palen lager dan de Tji Djolang met haar vereenigt,
en tot aan de grenzen van Tjeribon, strekt zich een steeds hooger
stijgend, door de zuidelijke hellingen en dwarsjukken van het
Koeninganscbe Kendang-gebergte ') gevormd bergland uit, woest,
schaars bevolkt en zelden door reizigers bezocht Het voorma-
lige hoofddorp Daja Loehoer ligt, door sawahs omgeven, zeven
palen N. N. W. van Madoera, in een mild bewaterde vallei,
en is door rijpaden met Madoera (10^ paal) en met Bingking
op de grens van Tjeribon (8^ paal) verbonden. De zetel vanden
WadanI is eerst van Daja Loehoer naar Madoera en later van-
daar naar SoenuISj^ , thans WJinILredja genoemd , een weinig ten
oosten van Madoera verplaatst. Eeeds in dit noordelijk deel van
het district vindt men eenige moerassen in den onmiddellijken
omtrek der Tji Tandoewi, onder andere de Rawa Qedé, recht
ten westen van Madoera, waaruit zich de 118 meters hooge heu-
vel Fasir Lereng verheft ^); doch het gedeelte ten zuiden van
de Tji Eawoeng behoort nagenoeg geheel tot den breeden, on-
bewoonbaren moeraszoom die zich tot aan de Segara Anakan
langs den linker oever der Tji Tandoewi uitstrekt, en midden-
door gesneden wordt door de grenslijn die de districten Daja
Loehoer en Fegadingan van elkander scheidt. Yan de meer dan
20 palen lange en van 1 tot 4 palen breede strook van dit
moerasland die tot Daja Loehoer behoort, is niets te vermelden
dat onze aandacht waardig is.
Yan WIln&redjIL (3J paal van Madoera) gaat een weg noord-
oostwaarts naar Madjenang (7^ paal), de hoofdplaats van het
gelgknamig district, zuidwestwaarts naar Fegadingan (12 palen),
dat ook zijn naam aan een district gegeven heeft, maar zijn
rang als hoofddorp in de laatste jaren aan het zuidelijker gele-
gen Sid&redj& beeft moeten afstaan. Het noordelijk deel van het
district Madjenang bestaat uit de zuidelijke hellingen der bergen
die den Slamat met het Eocningansch gebergte verbinden ^).
>) Zie boven, bl. 202.
^) De Lasge, Verslag van de geodesische triangulatie van Banjoemas,
bl, 17. ») Zie boven, bl. 3öl.
Digitized by VjOOQIC
409
Het hoofddorp, omgeven door een breedeo zoom van sawahs,
die door de Tji Djaloe besproeid worden, ligt aan den voet van
het gebergte en aan den noordehjken rand eener uitgebreide,
zeer lage en schier geheel met moeras bedekte vlakte van ruim
elf palen lengte en vijf palen breedte. Die vlakte is aan de
zuidzijde begrensd door de Tji Eawoeng, in welke de wateren
samenvloeien van de verbazende menigte riviertjes die haar door-
snijden. Echter ligt ook nog aan de zuidzijde dier rivier de groote
rawa Tjiliwong Pandjang, die tot h^t district Pegadingan wordt
gerekend. Te zamen met dit aanhangsel is de bedoelde vlakte ook
aan de zuidzijde ingesloten door heuvelland , dat haar scheidt van
de veel grootere moerassige vlakte ten zuiden , welke zich allengs
in den onzekeren omtrek van de Segara Anakan verliest.
Van het district Pegadingan behoort de grootere noordooste-
lijke helft tot dit heuvelland, waarmede het ook nog voor een
klein deel tot de Tegalsche grens reikt, de kleinere zuidweste-
lijke tot de zoo even gemelde moerassige vlakte, die zich west-
waarts tot aan de Tji Tandoewi uitstrekt en zuidoostwaarts nog
een aanzienlijk deel van het district Tjëlatjap beslaat '). De moe-
rassen zijn veelal met kreupel- en wildhout begroeid en strekken
tot verblijf- en weideplaatsen aan vele bantings en rhinocerossen.
Het hoofddorp van Pegadingan, Sid&redja, ligt op den uitersten
rand dier moerasstreek, nog iets meer zuidwaarts vooruitgescho-
ven dan het meer bekende Sindéh, dat vroeger een tijdlang
de hoofdplaats van het district is geweest.
De bergstreken der drie Dajaloehoersche districten zijn, na aan-
vankelijke mislukking der koffiecultuur *), slechts op enkele plaat-
sen daaraan dienstbaar gebleven en worden dus zelden bezocht. Zij
zijn echter in 1856 bereisd door de geographische ingenieurs G. A.
de Lange en Dr. van Limburg Brouwer, die, onder andere, seinpalen
oprichtten op den berg Soebang, den boogsten top van het grens-
gebergte met Tjeribon, nabij de grens van Eoeningan met Galoeh,
en op den berg Mroejoeng, den hoogsten top op de grens met
het Tegalsche district Brebes. Zij beschrijven deze bergstreken
») Vgl. D. I, bl, 59. 2) Van Deventer, Bydr. II. 432 v.
Digitized by
Google
410
als volslagen wildernis, slechts op enkele punten afgewisseld
door kleine vlakten of plateaux voor rijstbouw geschikt en ver-
bonden door paden, die, wegens de onregelmatigheid van het
terrein, uiterst bezwaarlijk waren, vooral wanneer hevige regens
den grond glibberig hadden gemaakt. Niet genoeg konden zij de
deugd roemen van de paarden in deze bergstreken, die hen
tot hunne verbazing veilig over de moeilijkste punten brachten.
Den berg Soebang hebben wg reeds op onze tochten door Tje-
ribon leeren kennen *). De heeren de Lange en van Limburg
Brouwer vonden zijne beklimming van de Banjoemasche zijde
hoogst bezwaarlijk, ofschoon zij daarin geholpen werden door
ruwe houten trappen^ op de steilste punten aangebracht, endoor
in de rots over eene lengte van 40 ellen uitgehouwen treden
nabij den top. Deze inrichtingen staan in verband met de bede-
vaarten die ook de bewoners van Daja Loehoer naar dezen berg-
top verrichten. De heer de Lange vond dien top verdeeld in
vier om wallingen, die naar het noorden hooger opliepen, terwijl
in het midden der zuidelijkste omwalling het goed onderhouden
graf van een heilige gevonden werd. Dit graf kon naar zijn
oordeel niet veel meer dan 50 jaren oud zijn ; maar ofschoon
een weinig beneden den top nog de overblijfselen voorhanden
waren van de kleine woning en het huisraad , die naar de meening
der inlanders ten dienste van den daar wonenden kluizenaar gestrekt
hadden, plaatsten toch de Javanen, als naar gewoonte, zijn leeftijd
in de dagen van M^dj&pahit. Elaarblijkeiijk is dit een geheel andere
heilige plek dan die welke de heer Wilsen op denzelfden berg
in de nabijheid van bet dorp Legok Herang bezocht.
Ook op den berg Mroejoeng, die slechts tot eene hoogte van
736 meters stijgt, werd eene heilige plek door den heer Lange
gevonden, bestaande uit een aanplant van andong *) rondom
een bijzonder goed bewaarde joni. Hij verhaalt ons dat de in-
landers van hunne vereering dezer plek een geheim maakten,
^) Zie boven , bl. 204. Ik heb daar de hoo^e op omstreeks 1600 meters
gesteld, omdat de heer "Wileen daarvoor ± 5000 voet opgeeft. De heer de
Lange vond echter slechts 1201 meters.
^) Bl. 372, noot 2.
Digitized by VjOOQIC
411
maar dat bet geboomte, 'twelk voor de oprichting van het
signaal gekapt was, zorgvuldig opgeruimd werd gevonden, zon-
der dat men ontdekken kon door wien dit was geschied.
Wat wij van deze open bidplaatsen in het westelijk deel van
Banjoemas lezen , stemt geheel overeen met alles wat ons omtrent
den eenvoudigen en kunsteloozen eerdienst der Soendaneezen
door bet bezoek van talrijke heilige plekken in de Preanger en
Tjeribon bekend is. Inderdaad is dan ook de bevolking der
Dajaloehoersche districten nog geheel Soendasch '), evenals
die in de aangrenzende deelen van Tegal , en daaruit laat
zich onder andere verklaren, dat de rivieren nog het woord
Tji vóór haren naam dragen. De roeening ligt dus voor de hand
dat ook het eerste lid van Tjilatjap, zooals de naam der
bekende havenplaats op de zuidkust van Banjoemas, en van
het district en het regentschap waarin zij ligt, gewoonlijk door
de Europeanen wordt geschreven en uitgesproken, niets anders
zijn zal , dan dit bekende Soendasche woord. Er is echter in den
omtrek der bedoelde plaats geen spoor van een rivier Latjap
te vinden, de Javanen schrijven Tjëlajap en dat dit de ware
vorm is schijnt meer en meer te worden erkend ').
Yan Sindéh (3 palen van SidJiredja) gaat midden door het
district Tjëlatjap en over de heuvels die de oostzijde der moe-
rassen omzoomen , een te paard bruikbare weg naar de genoemde
hoofd- en havenplaats. Wil men haar echter per as bereiken, dan
moet men een groeten omweg nemen, zonder zekerheid evenwel
van ook dan den weg overal bruikbaar te vinden, vóórdat men
den 43 palen verwijderden post Sampang, aan den groeten weg van
Banjoemas naar Tjëlatlap, heeft bereikt. Men gaat dan eerst van
Sindéh over Karang Poetjang, dwars door het district Pega-
0 Bleeker in T. v. N. I. 1850. II. 98.
') Tjt^latjap, of Tjlatjap heeft den grammatischen vorm van een frequen-
tativum van tjatjap Zie Roorda, Jav. Gr. § 197. De grondbeteekenis
van tjatjap, zoowel in het Soendasch als Javaansch, schgnt te zijn: uit,
door en door. ten einde toe. Kan dua de naam ook samenhangen met
de ligging van Tjëlatjap op een uitersten landhoek ? Nu vind ik echter in
den jongsten Kegeeringsalmanak den vorm Têlatjap, dien ik meen ook wel
elders gelezen te hebben.
Digitized by VjOOQIC
412
dingan, naar Adjibarang in het regentschap Banjoemas (23) paal).
Dit is een belangrijke plaats, gelegen aan de Kali Tadjoem, een
zijtak der Serajoe-rivier, te midden van uitgestrekte sawahs. Zij
is de hoofdplaats van een gelijknamig district, en is door groote
wegen noordwaarts met Boemi Ajoe in Tegal, oostwaarts met
Poerw&kert& verbonden. Eerstgenoemden weg, die over den
westelijken voet van den Slamat loopt, leerden wij reeds vroeger
kennen tot nabij het punt waar hij bij Kranggan de Banjoemasche
grens bereikt '). Hij loopt vandaar verder door eene sohoone,
volkrijke, met rijstvelden bedekte vlakte, besproeid door de Kali
Ka wang, een zijtakje van de Tadjoem, dat door zijne bevallige
kronkelingen het landschap verlevendigt en telkens door den
reiziger moet worden overgestoken. De schoonheid der ligging van
Adjibarang en de goede inrichting van zijn pasanggrahan, zoowel
als het heerljjk uitzicht dat men van een heuvel in diens nabijheid
geniet, worden zeer geprezen. Bezoekers van deze plaats gaan
gewoonlijk ook de op een paal afstands gelegen 8a]k belah, ,de
gekloofde of gespleten rots*', bezien. Er is daarin den bodem een
onpeilbaar diepe spleet, ongeveer 40 voet lang en tien voet breed,
wier wanden uit afgebroken steenen en scherpe rotspunten gevormd
zijn. Aan deze, waarschijnlijk door een aardbeving gevormde kloof
is de herinnering verbonden, dat de Javaansche hoofden, die Ba-
njoemas, eer het Qouvernementsland werd, namens de Torsten
bestuurden, niet zelden personen die iets misdreven hadden of
hun hinderlijk waren, in stilte lieten opvatten en, met de han-
den tegen het lyf gebonden , in deze spleet werpen , om er een
jammerlijk uiteinde te vinden -).
Een weg van mindere klasse gaat van Adjibarang zuidwaarts
naar Djati La wang, hoofdplaats van' het district Djamboe (12?
palen). De weg volgt het dal van de Tadjoem, die zich een
doortocht heeft gegraven door de kalkheuvelen ten zuiden van
Adjibarang, maar komt, een weinig voorbij de hal verwegen ge-
legen desa Djamboe, die aan het district haren naam heeft ge-
geven, maar thans onbeduidend is, op nieuw in de vlakte.
») Boven, bl. 363.
2) T. V. N. I. 1855,11.251,1860.1 176; d' Almeida, Lifein Java, II. 245 v.
Digitized by VjOOQIC
413
Hier ligt Djati Lawang, eene groote desa, wier rijstvelden be-
sproeid worden door de Tadjoem, welke rivier, na baren loop
nog een eindweegs oostwaarts met sterke kronkelingen te hebben
voortgezet, zich op de grens der districten Djamboe en Adiredj&
met de Serajoe vereenigt. De Tadjoem heeft bij de samenvloeiing
eene breedte van 450 voet. De weg van Djati Lawang over Patik
R4dj& naar Poerw&kertIL nadert tot zeer dicht aan dit punt bij
Babakan, en is vandaar door een 2^ paal langen dwars weg, die
by Tjindaga over de Serajoe voert, verbonden met den post
Sampang, dicht bij de desa Djemblem, aan den grooten weg
van Banjoemas naar Tjëlatjap. De afstand van Djati Lawang tot
Sampang bedraagt 6} palen.
Wij volgen nu den grooten weg, die eerst in zuidwest-, dan
in meer zuidwaartsche richting, nu dichter bij, dan verder ver-
wijderd van den linkeroever der naar zee kronkelende Serajoe,
de vlakte van het stranddistrict Adiredj4 over een afstand van
9 palen doorloopt, aleer hij Adip^lu, de hoofdplaats van het ge-
noemde district; die ook zelve vaak Adiredja genoemd wordt,
bereikt. Deze plaats was in den bloeitijd van het cultuurstelsel
een middelpunt van de kaneelcultuur. Zij was door kaneeltuinen
omgeven, die zich ook langs een groot gedeelte van den weg
vanhier naar Tjëlatjap uitstrekten, en bezat een fabriek voor de
bereiding van het product *). Bij de intrekking der kaneelcultuur in
1865 zijn de daarvoor gebezigde gronden aan de bevolking
teruggegeven.
De weg van Adiredj^ naar Tjëlatjap is 13J paal lang en aan
beide zijden met djati hoornen beplant'), zooals dat langs vele
wegen in deze, overigens geene djati- bosschen bezittende residentie
het geval is ^), Deze geheele weg gaat door vlak, op vele plaatsen
moerassig land, waarin bosch en allang- allangvelden omstreeks
de weinige en kleine desa's met rijstcultuur afwisselen, op ge-
ringen afstand van- en evenwijdig met het strand der Schild-
paddenbaai. Op 2| palen van AdiredjIL moet men de Serajoe weder
») Aardr. en Stat. Wdbk. art. Adire<yo; Teysmann in N. T. v. N. I.
VIII. 225.
O Teysmann in N. T. y. N. I. VIU. 225. ») Ind. Archief. IV. 131.
Digitized by VjOOQIC
414
oversteken. Deze rivier heeft hier, nabij haren mond, eene aan-
zienlijke breedte, die op 600 voet wordt geschat. Men gaat haar
over met een drijvende brug tusschen Welahar en Selarang, een
weinig boven de plaats waar het kanaal begint dat haar met
de reede van Tjëlatjap vereenigt, en dat men, den weg naar die
hoofdstad verder volgende, steeds op eenigen afstand aan zijn
linkerhand heeft. In de monding ligt een eilandje, waardoor zij
in twee takken verdeeld wordt, maar er is ook nog een kleine
uitwatering door een oostelijken zijarm. Ofschoon niet zeer diep
is de Serajoe tot 12 palen boven de hoofdplaats Banjoemas be-
vaarbaar, maar daar haar mond door de sterke branding onbruik-
baar wordt gemaakt, zou zij ssonder het bedoelde kanaal voor
den afvoer der producten van weinig nut zijn *).
De ligging van Tjelatap, zoo bijzonder gunstig voor den han-
del en voor de verdediging van Java, gelijk reeds by onze
beschouwing van Java's kusten in het eerste deel van dit werk
werd uiteengezet '), is echter hoogst ongunstig uit een sanitair
oogpunt, ten gevolge van het modderachtige strand en den moe-
rassigen omtrek. Vooral in den westmoeson heerschen hier kwaad-
aardige koortsen, ofschoon in de laatste jaren door drooglegging
van een aanzienlijk deel van het moerassig terrein veel verbetering
is aangebracht. In den tijd toen Tjëlatjap nog onder de Javaan-
sche vorsten stond, was het een verbanningsoord, waar men
doorgaans van de ballingen niet lang last had.
Onder het Nederlandsch bestuur is Tjëlutjap al spoedig geheel
van gedaante veranderd en eene der fraaiste plaatsen van Java
geworden. Zij is door elkander rechthoekig snijdende wegen,
die veelal prachtige lanen vormen , in eenige langwerpige blok-
ken verdeeld, en wordt doorsneden door het meergemelde kanaal,
de Eali Sesoekan. Ten westen van dit kanaal heeft men de
eigenlijke stad. De groote pasar ligt hier vlak aan den kanaal-
oever en is omgeven door de Ghineesche wijk. Verder west-
waarts ligt de paséban met de woningen van den Assistent-
') Bleekor, T. v. N. I, 1850. 11. 95, 98; Teysmann, t. a. p. 225 V^l.
OTor de Serajoe en het kanaal D. I. 42, 91.
^) BI 41-43.
Digitized by VjOOQIC
415
reeident en enkele andere Europeanen, den pasanggrahan
en den dalam van den Regent. lolandsche kampongs ooiriagen
de gemelde pleinen en gebouwen ^). Aan de oostzijde van het
kanaal vindt men de Gouvernementspakhuizen en zijn twee ha-
venhoofden in de reede uitgebracht om het laden en lossen
gemakkelijk te maken. Ook liggen hier de gebouwen vereischt
voor de huisvesting en oefening van het talrijke garnizoen, dat
tevens in den dienst der op het eiland Noesa Kambangan te Earang
Bölong en Batoe Njapa opgeworpen versterkingen en van de in
1878 eindelijk voltooide kustbatterij op de landtong van Tjëiatjap ^),
eenige minuten van de stad , voorziet. De versterking van Earang
Bolong behoort tot de merkwaardigheden van Tjëiatjap en verdient
wel een enkel woord meer dan er in mijn eerste deel gevoegelijk
aan kon gewijd worden. Zij is gebouwd op de naar binnen ge-
keerde rotsige noordwestpunt van het eiland en bewapend met
granaatstukken van het zwaarste kaliber. Alle ruimten zijn in
de levende rots uitgehouwen en daardoor van zelve bomvrij.
Aan de zeezijde ongenaakbaar, is zij aan de landzijde tegen
overrompeling beschermd door een hechten toren op den top van
») Bleeker, t. a. p. 96 r.; Buddingh, N. O. I. I. 213.
^j Koloniaal verslag 1879, bl. 4. Ten gevolge eener opmerking van Prof.
de Hollander (vgl. zijne Land- en Volkenkunde , I, 3" druk , bl. 327), heb
ik in de verbeteringen op mgn eerste deel, die ik vóór het tweede plaatste,
den bl. 43 , reg. 2 v. b. , voorkómenden naam Karang Bólong in Karang
Baudong veranderd ; doch ik meen thans die verandering te moeten terug-
nemen. Het is mogelyk dat de geheele oostpunt van Noesa Kambangan eigen-
lek Karang Bandong heet, ofschoon de topographische kaart van Banjoemas
dien naam tot de zuidoostelyko spits beperkt, bg welke de D. I, bl. 45, ver-
melde rotsen gelegen zijn; maar dat er behalve Karang Bölong in Bagelèn
ook een Karang Bólong op Noesa Kambangan ligt, en wel ter plaatse waar de
bedoelde sterkte gebouwd is, wordt door zoovele schrijvers getuigd, dat ik
bet niet kan in twgfel trekken. Zie b. v. Bleeker, t. a. p. 97 ; Teysmann, t. a.
p. 213; de Yajnes van Brakell, de verdediging van Ned. lud., bl. 270 v.
(welke schrijver uitdrukkelijk onderscheidt tusschen „de twee gelijkvormige
kapen, Karang Bolong Bagelènven Karang Bölong Noesa Kambangan '*);d'A 1-
meida, Life in Java. IL 240 (die bovendien van den naam Karang Bölong eene
verklaring geeft , die met het oog op <ie beteekenis van bölong in 't Jav.
(namelijk gat), zeer aannemelijk is, waar hij zegt: „the name Karang Bolong is
derivedfrom a roche percée , which stands prominently in the sea, a short distance
from the fort**). Vgl. ook de Topographische kaart en de kaart van Junghuhn.
Doch laat het zijn dat de naam Karang Bölong voor deze plaats eigenlijk verkeerd
is , dan heeft hg toch door het algemeen gebruik recht van bestaan gekregen.
Digitized by VjOOQIC
416
de rots. Men heeft aan deze rotsbatterij dikwijls den naam van
, klein Gibraltar** gegeven, een eerenaam waarop hare ligging
en inrichting haar wel eenigszins aanspraak geven *).
Het schijnt echter dat de werken die later tot versterking der
positie van Tjëlatjap zijn aangelegd, in het grootsche karakter
van Karang Bólong niet deelen. Er wordt, naar het schijnt, door
velen thans minder gunstig over Tjëlatjap als militaire positie
gedacht; en het gevolg daarvan is, dat men aan de geprojecteerde
werken slechts tragelijk en met inkrimping der vroegere plan-
nen heeft gearbeid, terwijl het thans een pant van overweging
uitmaakt, of er nog iets meer tot bevestiging van deze stelling
zal worden gedaan.
Maar het zijn niet, althans niet in de eerste plaats, de merk-
waardige werken der genie, die zoovele bezoekers van Java naar
Tjëlatjap lokken ; het zijn veeleer de natuurwonderen , die in den
omtrek dezer plaats worden aangetroffen: de halfslachtige, door
rhizophoren omboorde Segara Anakan, met hare paaldorpen en
kjökkenmöddinger, en het daarvóór liggende rotseiland Noesa
Eambangan met zijne mofetten en druipsteenholen, zijne Patma'
én Widjaj& Eoesoema. Dat alles echter werd reeds in het
eerste deel, bij de beschrijving van Java's kusten, zoo uitvoerig
vermeld'), dat mij hier slechts overblijft daarnaar te verwijzen.
Alleen heb ik er nog bij te voegen ^ dat de naam Segara Ana-
kan, waarvan men, op grond der gewone vertolking door «Kin-
derzee" , wellicht geneigd zou zijn den oorsprong in eene legende
te zoeken, waarschijnlijk eenvoudig „kleine zee^ beteekent, — eene
zee die, om zoo te zeggen, in vergelijking met den Oceaan slechts
een kind is^). Op Noesa Kambangan verdient ook nog de door
zijn reusachtige randoe alas *) bekende post Banteng Mati op de
uiterste noord westspits vermelding. Een kleine bezetting, die
daar den toegang tot de Segara Anakan uit de Mauritsbaai be-
waakt, heeft door een, schier het gansche eiland in de lengte door-
>) De Vayneg Van Brakell, Verd. van Java, bl. 271.
') Bl. 41—46. ') Buddingh, t. a. p. 215; Teygmann. t. a. p. 223,
*) Salmalia Malabarica; zie D.I. 567.
Digitized by VjOOQIC
417
snijdend voetpad met de reede van Tjëlatjap gemeensohap ')•
Wg keeren thans van Tjëlatjap naar Adiredj& terag , om vandaar
in de eerste plaats den strandweg in oostelgke riohting te ver-
volgen en een bezoek te brengen aan het rotsig voorgebergte
Earang Bólong in Bagelèn. De weg van Adiredjil tot Djetis,
gelegen aan de rivier van denzelfden naam , die de grens tussohen
Banjoemas en Bagelèn uitmaakt, is 18i palen lang, en snijdt een
paar palen ten oosten van Adiredj& den wijden , bgna als een
zeeboezem te beschouwen mond van een kustrivier, ELali Benga*
wan geheeten, met behulp eener zeer lange, vlottende bamboezen
brug. Yerder gaat hij bijna Ignrecht door de strandvlakte, aan de
rechterzijde het gezicht biedende op den zandigen zeeoever, aan
de linker- op een moerassige streek, die gedeeltelgk in rgke
sawahs herschapen is. De opbrengst van rgst is hier zeer over-
vloedig en lokt in den snijtijd het landvolk van heinde en ver
naar dit oord *)• De Eali Djetis ontspringt op het gebergte dat,
ten zuiden der hoofdstad Banjoemas, de breede vallei van de
Serajoe van de strandvlakte scheidt, en soms ook al Eendaog-
gebergte genoemd wordt, maar hier in het vervolg door den
naam van Zuid Serajoe-gebergte zal worden aangeduid, dien
Junghuhn daaraan gegeven heeft '). Het hangt samen met de
uitloopers van den Soembing en beslaat eene breede strook lands
aan weêrszgden der grenzen tussohen Banjoemas en Bagelèn.
In dit gebergte ontspringen bijna al de rivieren die de strand-
vlakten van Banjoemas en Bagelèn besproeien. Het gebergte is
uit geologisch oogpunt zeer belangwekkend. Het geheel is ter-
tiair, laagsgewijs gevormd, maar bevat ontelbare traohietische
puinbrokken, die in andere gesteenten als ingekneed zijn, en
>) Zie OYer Noesa Kambangan en de Segara Anakan T. t. N. I., I. 2. 54 ;
Janghohn, Jaya. I. 259, 365; Bleeker, T. v. N. I. 1850. II. 97, 237;
Buddingh, N. O. L. I. 214-220; Teygmann, N. T. v.N. L VIU. 218-225,
IX. 849; Blame in Ind. Mag. 2e twaalftal, II. 179; de Hollander, Ld. en
Yk. I (3e druk). 327; Jagor, ReiseBkizzen. 193.
*) Teysmann, N. T. v. N. I., YIII. 125. Den naam Eali Bengawan ontleen
ik aan de topographisohe kaart van Banjoemas. Anderen noemen haar Eali
Adiredj^, en Teysmann, die haar als een zeeboezem besohrjjft, eenvoudig
„de Adirecyo.'^
') Junghuhn, Jara. IIL 409.
m, 27
Digitized by VjOOQIC
418
allerlei. metamorphische Tormingeni zelfe geheele bergen die uit
glimmerschiefer en jaspis bestaan. Het vormt talrjjke ketenen,
met groote afwisseling van karakter , en is door een menigte smalle
sterk vertakte dalen, met westelijke strekking, doorsneden').
De Djetis begint eerst de grens tussohen Banjoemas en Bagelèn
te vormen, nadat zij haren voornaamsten voedingstak, de Kali Idjo ,
heeft opgenomen, die tot op dat pnnt deze taak vervult. Uit Bagelèn
neemt zij slechts weinig water op, maar belangrijken toevoer
ontvangt zy nit de Banjoemasche moerassen. Echter heeft haar
bed, ofschoon breed (bij de monding wel 300 meters), slechts
geringe diepte. Tot op zes palen van hare uitwatering doet de
vloed zich bespeuren en tot zoover is zij ook bevaarbaar. Ofschoon
aan de Bagelènsche zijde, bij Ajah, dat tegenover Djetis ligt, en
verder zuidwaarts het Karangbólong-gebergte onmiddellijk aan
haren oever oprijst, wgkt dit een weinig ten noorden van Ajah
genoegzaam terug, om ook hier ruimte te laten voor een uitge-
strekte moerasstreek. Wegens het duinstrand aan de Banjoemasche
en het rotsgebergte aan de Bagelènsche zgde is de Djetis
de eenige afwatering voor het moerassig terrein daarachter;
maar de afvoer is ontoereikend en kan in het geheel geen plaats
hebben, wanneer de vloed het water in de rivier opstopt en
opdrijft '). Yan Ajah gaat over het zeewaarts vooruitspringend
gebergte ') een 8^ paal lange, voor rijtuig bruikbare weg naar
de desa Earang Bólong.
De naam Karang Bólong wordt, gelgk zoovele van dien aard,
in verschillende, deels engere, deels ruimere, beteekenissen ge-
bruikt. Ofschoon hij ook aan het geheele district wordt gegeven
en het gansche heuvelland tusschen de Djetis ten westen en
de Tjinting goeling, de uitwatering der Rawa Babah B&j&, ten
oosten, gewoonlijk het Earangbólong-gebergte (zeldzamer het
Ajah-gebergte) genoemd wordt, is toch de naam Earang Bólong,
in overeenstemming met zyne beteekenis van ^doorboorde rots^.
>) Junghuhn, Java, III. 194 vv., 409; Epp, T. v. N. I. 1849. IL 825 v.;
Schilderungen, 447 ; N. T. t. N. I. XXII. 128.
9) y. 8ohmidt auf Altenstadt, Atlas van Bagelèn, bl. 5; KoBsendrager, Java. 221«
>) Vgl. over dit voorgebergte D. I. bl. 40.
Digitized by VjOOQIC
419
oorspronkelgk slechts eigen aan eene enkele, door het water
niCgeholde rotspunt, die wg straks nader zallen leeren kennen,
terwijl hij in de eerste plaats is uif^breid tot het geheel
van het kleine bergstelsel, uit de rotsige kammen en spit-
sen bestaande die de slechts weinig boven het zeevlak ver-
heven eivormige dal vlakte omringen, waarop (en zie hier
nog weder eene andere beteekenis van denzelfden naam) het
dorp Earang Bólong is gelegen. Dit bergstelsel is waarschijnlijk
niets anders dan een uiteengeslagen, verbrijzelde vulkaan, de
uiterste grens eener zuidwaarts van de hoofdlijn der vulkanische
werkzaamheid divergeerende opheffing, die hier nogmaals tot
eruptie gekomen is. De vlakte die het dorp draagt , is de krater-
bodem, en de kammen en spitsen daaromheen zgn de overblijf-
selen van den kraterwand. Aan de zuidzijde draagt die wand
den naam van Earang Eoeda. Hij verheft zich daar slechts 181
meters boven het zeevlak, en aanhoudend door de woedende golven
bestookt, is hij sterk uitgehold^ zoodat hij niet slechts over het
water heen hangt, maar ook eene reeks van diepe holen bevat,
waarin de eypselus zijne eetbare nesten bouwt. Dit zijn de
zoo beroemde vogelnestklippen van Earang Bólong, waarvan
reeds meermalen in dit werk werd gewaagd '). Aan de zuidoost-
zijde is de kraterwand doorbroken door een beek , de Eali Mangis,
die een diepe , thans met duizenden kokospalmen bedekte spleet heeft
uitgespoeld, waardoor haar water naar zee gaat tot het, na nog
de uit een dwarsdal komende Eali Pelet te hebben opgenomen,
door de kokende branding als verzwolgen wordt. Aan de oostzijde
is over den kraterrand, die hier niet veel hooger dan 150 meters
stijgt, een weg gelegd, die naar Soewoek aan de Tjinting goeling
voert. Hij slingert zich gedeeltelgk door bosch en biedt op zgn
hoogste punt een heerlijk gezicht op het zuidelijk voorgebergte,
de bruisende zee en de velden der Bagelènsche vlakte. Het hoogst
is de kraterrand aan de westzijde, waar hg tot meer dan 300
meters stijgt, maar noordwaarts lager wordt tot hg in het noord-
westen, waar hem de weg naar Ajah snijdt, den gemakkelijk-
O D. I., bL 40, 818. Zie ook bL 240.
27*
Digitized by
GooQle
420
sten toegang tot den dalketel vormt '). In dien ketel zelven ligt ,
in de schaduw van kokospalmen en andere vruohtboomen , de
bevallige desa Earang Bólong, aan wier uiteinde de woning van
den opziener der vogelnestklippen is (of altiians voor korten tgd
was) gelegen, en op een kleine hoogfce een bamboesen koepel is
gebouwd, van welken men door de zuidoostelijke kloof het ge-
zicht heeft op den Oceaan. Bij deze woning bevindt zich ook
het pakhuis, bestemd voor de opberging der nestjes, die driemaal
in het jaar geplukt worden , en dat tevens het tooneel is van de
voorafgaande feestviering, waarbij het vroeger beschreven para-
debed der Ratoe Loro Eidoel wordt gespreid '). Op een heuvel nabg
het dorp, waarschijnlijk een jongere uit het dal uitgebroken erup-
tiekegel '), werd na 1830 een kleine driehoekige redoute gebouwd,
waarin 5 Europeanen en 20 inlanders, onder de bevelen van een
sergeant, garnizoen hielden, en die met twee stukken geschut be-
wapend was. Zij was zeer pitoresk gelegen en het verbljjf aldaar
werd voor bgzonder gezond gehouden, ook om de buitengewoon
*) Ik Tlod bg Dr. Epp, Sohildenmgen aas HoUAnd. Ost-Indiën, 452 , alsmede in
T. Y. N. I. YIII. 1. 314, de Yolgende namen Yoor de verschillende deelen of
spitsen van den kraterrand: Kiotto ten O., Pangarengan of Pangarangan ten
K. (of ook ten O.), Keboronbo of Koborando ten W., Badoeriko ten NW.
Geen dezer namen wordt gevonden op de topographisohe kaart van Bagelèn,
en zij zgn te onzeker of te zeer verminkt om er voor myne beschrgving ge-
bruik van te maken. Bovendien kan ik de tegenstrydigheden ten opzichte der
ligging niet oplossen. De Pangarangan ligt volgens het T. v. N. I. ten noorden en
ook Epp zegt , bl. 451 , „die nördliohe Kraterwand Pangarangan'^ ; maar daar-
entegen zegt hg , bl. 452 : „die noch stehenden Kraterwande sind östlich ^er
Pangarangan** enz. Ook begrgp ik niet hoe aan den voet van den noor-
delgken kraterrand zich een holle gang kan bevinden, waarin zich de
golven der zee uitstorten, zooals Epp, bl. 451, en T. v. N. I. 1849,11. 325,
zegt. Kwam het niet tweemaal, zoowel in zgn vroeger Hollandsch als in
zijn later Duitsch opstel voor, ik zou het voor een drukfout houden.
') Zie D. 1., bL 318, Eene uitvoerige beschrjjving der feestviering en van
den pluk geeft het T. v. N. L YIII. I. 315. De heer Buddingh, K. O. 1.,
1. 194, voegt er nog eenige bgzonderheden aan toe; maar wat hg aan het
hem door eene vriendelgke hand geboden HS. ontleent , is in hoofdzaak slechts
eene wat gewgzigde redactie van hetzelfde stuk. Ygl. voorts de dichterlijke
beschrgving van v. Höevell, Uit het Ind. leven, 110. en de zeer prozaïsche
van Carlier in T. v. T. Ld. en Yk. v. N. I., I. 304, en van Teysmann,
N. T. V. N. I. YIII. 227.
') Yolgens T. v. N. I. YIII. I. 314 KaUbelet geheeten.
Digitized by VjOOQIC
421
gunstige gelegenheid tot het gebruik van zeebaden, dié, zooals
wij straks zien znllen , Earang Bölong aanbiedt. De bezetting is
lang ingetrokken, maar de sporen der sterkte zelve zullen nog
wel voorhanden zgn.
Ofschoon de berg Earang Bólong geen fumarolen, solfataren^
mofetten of andere sporen van vulkanische werkzaamheid meer
aanbiedt , schgnt toch zgne vulkanische natuur uit zijn beschreven
vorm, die met dien van den Baloeran op Java^s noordoosthoek
veel overeenkomst heeft) veilig te kunnen worden opgemaakt.
Het Earangbölong-gebergte in ruimeren zin, ofschoon bgna geï-
soleerd^ hangt echter nog door lage heuvelruggen samen met het
Zuid Serajoe-gebergte, heeft dezelfde samenstelling en is in zijn
hoogst gelegen deelen met kalkbanken bedekt ; maar de vulkanische
berg waarin het eindigt, bestaat uitsluitend uit een conglomeraat van
veelal scherphoekige, trachietische , meer of min fijnkorrelige^ in ba-
salt overgaande steensoorten '). De plantengroei van dit gebergte is
zeer eigenaardig en leverde den botanicus Teysmann een rijken
oogst, waaronder vele exemplaren van de kolossale orchidee
Aerides subulatum , die ter lengte en breedte van meer dan een
vadem van het geboomte afhangt >).
Een tweetal kleine wandelingen zgn, ofschoon niet van dege-
makkelgkst^; bgzonder aan te bevelen aan den bezoeker van
Earang Bólong , die met de natuurlijke schoonheden dezer merk-
waardige plek meer van nabij wil kennis maken. De eerste gaat
van het dorp langs een over de steile hellingen aangelegd slingerpad
naar het strand, en brengt den wandelaar naareene aan den zuid-
oostelijken hoek van den berg in zee uitstekende rotsspits. Door
deze rots loopt een onderaardsche gang, die omstreeks 160 voet
lang is, en, terwijl de ingang aan de landzijde eene breedte
heeft van 60 voet, zich allengs tot 25 voet vernauwt en uitkomt
aan den oever der rivier Tjinting goeling, vlak bij haren wgden
1) Epp, T. Y. N. I. 1849. II. 825, 826, en SchildeniiigeD. 447.: Jnnghuhn
Java, III. 184; Atlas yan Bagelèn, bl. 8. Horsfield, On the mineralogy of
Java. 47, gewaagt van hier Toorhandene ^^immense piles ofcaloareonsrooks*',
en is door anderen nagesproken, maar schgnt in eene grove fout yeryaUen
te zijn.
O Teysmann, t. a. p. YIII. 226.
Digitized by VjOOQIC
422
mond^ waarin, bij onstuimige zee, de vloed met groote kracht
binnendringt. Wanden en bodem en de hooge gewelven zijn
gevormd uit opeengestapelde traohiet- conglomeraten en geven,
fantastisch door flambouwen verlicht, een tooveraohtig^i indruk.
Maar het treffendste is het donderend geraas der branding , die
hare schuimende golven tot diep in het hol drijft. Zij zgn
daar echter niet zeer te duchten, tenzij men bang is om nat te
worden ; want gebroken en getemperd door de voorliggende
klippen, hebben ze slechts genoegzame kracht behouden om
de ledematen van wie hier een zeebad zoekt, door zachte
bespoeling te verkwikken. Wacht men het oogenblik af waarop
het water weder terug vloeit, dan kan men zelfs zonder veel
moeite naar buiten komen en een der meer verheven rotspunten
bestijgen, die door de ziedende branding worden gebeukt. Maar
welhaast stijgt het water booger om ons heen en vervormt zich
het bestegen trachietblok tot een rotseiland. Wij zgn omgeven
door het woedend geklots der golven , die zich op de steile kust
te barsten stoeten en, verstuivend in millioenen sneeuwvlokken,
hoog boven ons tot het hart der rotsen opvliegen. In den rood-
grauweU; hier en daar met festoenen van groen getooiden rots-
wand; die zich van hier naar het westen uitstrekt, bespeuren
wg tal van kloven en holen die tot op en beneden den water-
spiegel afdalen, en waarin telkens de kokende golfslag binnen-
dringt, om straks weder met kracht te worden uitgedreven.
Te midden van het fijne waterstof vliegen de gierzwaluwen in
tallooze zwermen heen en weder om hunne nestjes aan de wanden der
spelonken vast te hechten , en boven hen zweeft in groote kringen
de zeearend , die zijne prooi met doordringende blikken bespiedt ').
De tweede wandeling voert ons van Earang Bólong langs een
1) y. HöoTell, t. a. p. UI y.; Junghuhn , Java III. 187; Ëpp, Sohilderongen.
452 V. — Teysmann , t. a. p. , bl. 226 , beschrgft een dergelijk tooneel » waarbjj
hg zgne standplaats had genomen op een andere doorboorde rots , die hg voor
de eigenlgke Karang Bólong schijnt te houden, maar waarvan de juiste ligging
niet door hem is aangeduid. Daar hg ook den onderaardsohen gang vermeldt ,
en daarbg in parenthesi de woorden „ook een Karang Bölong** voegt, sohgnt
werkelgk hier ergens nog een tweede doorboorde rots, in den vorm eener
kolossale poort, aanwezig te zgn.
Digitized by VjOOQIC
423
tamelgk steil , maar toch zelfs voor een Javaanschen klepper niet
onbegaanbaar pad naar den kam van den Earang £oeda, en
biedt ons , behalve den trotschen aanblik van den strijd der elementen
aan onze voeten en het onbelemmerd uitzicht over de strandvlakte ,
de gelegenheid om bekend te worden met de zware taak, den Javanen
opgelegd, die met den pluk der nestjes belast zijn. Langs een lange
rotanladder, die stevig aan een rotsspits bevestigd is en over den
afgrond hangt, dalen zg tot eene diepte van 200 voet naar be-
neden. Op de plaats der nederdaling staat een wachthuisje en
daarbg een waroeboom, die zijne takken over den rand der
rotsen uitstrekt. Hier verzamelen zich op het bestemde oogen-
blik een honderdtal plukkers, en na nogmaals voor het laatst bij
den waroeboom geofferd en een schietgebed tot de Njai Loro Eidoel
opgezonden te hebben, dalen zg, de een na den ander ^ langs
den loodrechten wand naar beneden. Genaderd tot het hol
waarin zij plukken willen, wachten zij het oogenblik af dat
de golfslag buiten is, en slingeren zich dan met een zwaai
naar binnen , om de stellingen van bamboe te bereiken , die
overal langs den wand der spelonken zijn bevestigd, en die
hun voet een steunpunt bieden, terwijl zg met de hand of
met lange haken den kostbaren buit naar zich toe halen. In-
middels dringen aan hunne voeten de golven elk oogenblik naar
binnen, om weder te worden uitgedreven in eindelooze opvol-
ging. Duizenden gevaren bedreigen hen: bij het afdalen langs
de rotanladder kan een duizeling hen bevangen; de vloed kan
opzetten en hen in het hol verzwelgen; het rotsbrok waaraan
de stellage bevestigd is, kan loslaten en in den afgrond verdwij-
nen: maar kalm en onbevreesd gaat de Javaan die gevaren
te gemoet^ vertrouwende op de bescherming der machtige godin van
den Oceaan aan wie hij zijne offers heeft gebracht, en gerust
dat hg niet zal sterven als de voorbeschikte dag nog niet ge-
komen is ').
De vogelnestklippen zijn op geheel Java, de Yorstenlanden
niet uitgezonderd, voor zoover zg niet op particuliere landen
voorkomen, een eigendom van den Staat, die ze exploiteert 5f
*) Van HoSvell en Epp t. a. pp.; Jagor, ReiBeakizzen. 198.
Digitized by VjOOQIC
424
in eigen bebeer, 6f door verhuring aan de bevolking, 6f door
verpachting aan de meestbiedenden. In het district Earang Bólong
was vroeger de bevolking tegen geringe betaling verplicht den
pluk te bezorgen; de daarvoor aangewezen personen waren van
heerediensten vrijgesteld. Later geschiedde de exploitatie eenige
jaren lang in vrgen arbeid; maar op 1 Augustus 1871 heeft
eene uitbesteding daarvan plaats gehad , tengevolge waarvan , te
beginnen mei 1 Januari 1872, de exploitatie is toegewezen
aan den hoogsten inschrgver voor een tijdvak van 25 jaren en
tegen een pachtschat van ƒ 37,100 *s jaars ').
Een weinig ten noorden van Karang Bólong wijkt bet gebergte
genoeg van den rechteroever der Tjinting goeling terug om bij
de desa Djladri een vlak terrein te vormen, dat bij vloed door
het zeewater overstroomd wordt, en daarom werd aangewend
tot den aanleg van vischvijvers , waaruit de visch eens ^ twee
malen 's jaars verkocht wordt, terwijl de opbrengst deels aan
het onderhoud der vijvers en sluizen besteed, deels onder de
bevolking van Soewoek en Djladri, die hier de wacht houdt,
verdeeld wordt*).
Wg steken thans de Tjinting goeling over, om de groote
Bagelènsche vlakte te doorkruisen , die zich van genoemden stroom
langs het strand uitstrekt tot aan de Bag&w&nta. Zij is te be-
schouwen als een voormalige zeeboezem, die eenmaal tot aan
den voet van het Zuid Serajoe-gebergte vooruitdrong, en links
en rechts door de daarmede samenhangende Earangbólong- en
Eelir-gebergten werd begrensd. Die vlakte heeft van west
naar oost eene lengte van 40 palen en van noord naar
zuid een breedte die van 10 tot 15 palen afwisselt. Bagelèn
behoort in het algemeen tot de sterkst bevolkte gedeelten van
Java; maar binnen den omvang der residentie hebben de dis-
tricten in deze vlakte gelegen weder verre de overhand boven
die in het gebergte. In dit opzicht staan de meer binnenwaarts
liggende, maar toch nog geheel tot de vlakte behoorende distrio-
O De Lonter, Haodl. 2e drok, 179; Epp, Schildeniogen. 454; Atlas vao
Bagelèn. 28; RegeeringBTenUg 1871. 67. «) T. t. N. L YIIL L 214.
Digitized by VjOOQIC
425
ten Poerw&redja en Eoet& Ardj& boven aan^ terwijl Djenar en
de vlak aan strand gelegen districten Petanahan en Ambal den
tweeden rang innemen. Met eene gezamenlijke uitgestrektheid
Tan 180 vierkante palen bevatten die 5 districten op 1 Januari
1870 eene bevolking van 262,000 zielen , of 1450 per vierkanten
paal, terwgl in de geheele residentie gemiddeld 677 zielen per
vierk. paal gevonden werden. Het allergrootst was het relatieve
cgfer in Poerw&redj&, waar het 1750 zielen per vierk. paal be-
droeg *). Met uitzondering van de smalle duinstrook, die het
strand van den Oceaan vormt, is hier bgna geen plekje over-
gebleven dat niet aan den landbouw is dienstbaar gemaakt,
terwijl bet Gouvernement bjjzondere zorg heeft gedragen om de
verdeeliog van het water tot bevloeiing der rijstvelden te regelen,
en den afvoer van bet overtollige , die door het duinzand geweerd
werd, te bevorderen. De grootsohe werken daartoe aangelegd,
vooral die tot verschaffing van een kunstmatigen mond aan de
Lo Oeloe of rivier van Eeboemen en tot drooglegging van het groot-
ste deel der Rawa Wawar, zijn zeker de belangrijkste merkwaar-
digheden die deze vlakte oplevert. Zij werden reeds in het eerste
deel ') van dit werk in eenige hoofdtrekken beschreven. Ik kan
er nu bijvoegen, dat ook sedert de verschijning van dat deel,
ijverig aan de voortzetting dezer werken door het leggen van
dijken en het graven van nieuwe kanalen is gearbeid, en dat
de toestand van Bagelèn met betrekking tot bevloeiing en
draineering gedurig beter wordt. Yan de oppervlakte van
7268 bonws, door de Rawa Wawar beslagen, waren in 1872
reeds 8900 voor den landbouw gewonnen, en men rekende
door de voortzetting der werkzaamheden dit getal tot 6000
te brengen. In het genoemde jaar werd het westelijk deel
der rawa afgesloten door een dijk van Gentang tot Wawar
en werd de watertoevoer door de Gebang geregeld door een
dam met sluis, even be westen Gentang in de rivier gelegd *).
In 1873 werd het Eeta wang- kanaal voltooid, waardoor aan het
water der rawa een uitweg naar zee langs de districtshoofdplaats
>) Atlas Ysn Bagelèn , bl. 8 en kaart lY.
=) Bl. 58 VT. Vgl. Atlas van Bagelèn, bl. 5—7. ») Kol, Verslag 1878. 208.
Digitized by VjOOQIC
42d
Ketawang werd gegeven '). Een dergelijk kanaal ^ meer west-
waarts bij Wawar, kwam gereed in 1874*). In 1875 werd een
dam in de Lo Oeioe gelegd , ten einde haar water op te stuwen
in de leiding Eedong Samah '). In de beide volgende jaren be-
paalden zich de werkzaamheden tot een sluis in de monding
der leiding Sedagaran , die ook al tot het groote plan der droog-
legging ^81^ i^ Rawa Wawar behoort ^). Het in 1878 opge-
vatte plan, om door het leggen van een dijk langs het Eeta wang-
kanaal van Seng&r& tot Patoet het nut van dat kanaal te ver-
meerderen en het water der rivier Djali buiten de rawa te sluiten,
zal vermoedelijk ook wel reeds een begin van uitvoering gekregen
hebben *). De vlakte van Bagelèn levert juist aan Nederlandsche
ingenieurs een bij uitnemendheid geschikt terrein om hunne
bekwaamheid in het ontwoekeren van land aan de macht der
watergoden te toonen. Eer Bagelèn Nederlandsch werd^ was
hier alles aan de krachten der natuur overgelaten; sedert de
inlijving wordt zijne vlakte door de werken der genie tot een
tweede Nederland gemaakt , en men heeft zich door de aanwinst
van uitstekende gronden voor den landbouw beloond gezien. Maar
ook hier blgft steeds het gevaar, dat de krachten der natuur,
verbolgen over den haar opgelegden dwang, zich losrukken
en vreeselgk wreken zullen.
De cultuur van indigo en kaneel, vroeger in de Bagelèn-
sche vlakte op last der Regeering gedreven, heeft opgehou-
den te bestaan; maar de Handelmaatschappg heeft er nog eene
indigo-onderneming, waarvoor de gronden in verschillende di-
stricten van de bevolking gehuurd worden. In 1875 werden 5956,
in 1876 9846, doch in 1877 slechts ongeveer 2500 kilogram-
men indigo verkregen. De te groote uitgebreidheid en verspreiding
der aanplantingen heeft in de laatste jaren tot aanmerkelijke
beperking geleid '). Wat den inlandschen landbouw betreft is
») KoL Verel. 1874. 182. «) Kol. Versl. 1875. 179. ») Kol. Versl. 1876. 129.
*) KoL Verel. 1877. 153; 1878. 181.
O Het Verelag over 1879, bl. 130, spreekt slechts in het algemeen over
verbeteringen aan de waterleidingen.
•) Kol. Versl. 1877. 205; 1878 193. Vgl. Atlas ran Bagelèn. 28.
Digitized by VjOOQIC
427
natuorljjk rgst het boofdproduot, maar daarnevens wordt op belang-
rijke Bobaal de cultuur van djagoeng, katjang, kedelé, katèla,
kapas, djarak en tabak ^) gedreven.
Het is evenzeer te verwaobten , dat in deze vlakte de soboonste
en volkrijkste desa's en negeriën van deze residentie zullen ge-
vonden worden, aU dat de natuur er weinig bijzonder opmer-
kenswaardigs zal opleveren. Yolgen wij den weg door de voor-
malige Ambalscbe districten, die op 1 & 1 ^ paal afstands tamelgk
evenwijdig met bet strand loopt, dan bereiken wy van Earang
Bólong uit de distriotsboofdplaatsen Poering en Petanaban na
6( en 11 palen te bobben afgelegd. Yan Petanaban naar de
voormalige regentscbapsboofdplaats Ambal bebben wg weder 11
palen af te leggen en gaan daarbij de Lo Oeloe of Kali Troen-
toeng ') over, door middel van de fraaie steenen boogbrug,
waarvan de bouw in 1871 aangevangen en in 1877 voltooid werd.
Eene barer bogen beeft eene spanning van 34 meters. Zelfs onder de
bruggen dezer residentie , waarvan verscbeidene als meesterstukken
van arcbitectuur geroemd worden , neemt zg eene eereplaats in *).
Ambal is een nette, stille plaats, met een groote aloen-aloen,
beplant met pracbtige waringins; zij drijft een belangrijken rgst-
bandel met Jogjakarta, docb biedt niets dat ons tot eenig op-
ontbond kan nopen. Wij reizen dus dadelijk door naar Eetawang,
de 12} paal verder gelegen districtsboofdplaats van W&n&r&t&.
Op weg derwaarts passeeren wg bet Wawar- kanaal, en daar aange-
komen kunnen wij dat van Eetawang leeren kennen. De voormalige
districtsboofdplaats W&n&rlLt& ligt nog 3^ paal verder, en vandaar
bebben wij nog 8v paal af te leggen , om bg Dj&g&baj&, en tegen-
over Tjongot of Semanggi, bet punt der vereeniging van de
Lerang met de B&g&w&nt& te bereiken. Het is eerst van dit
punt af en tot aan bare monding dat de B&g&w&nt&, die overi-
gens gebeel tot Bagelèn beboort, de grens tusscben die residentie
en Jogjakarta vormt. Opmerking verdient bet dat dit gedeelte,
niettegenstaande de Lerang zicb onder een nagenoeg reeb-
ten boek in de B%&w&nt& stort, door de inlanders als de
>) Zie over deze producten D. I. 532, 534, 585, 537, 545, 546.
«) Zie D. I, bl. 5». >) Kol. Versl. 1872. 111; 1874. 129 v.; 1878. 130.
Digitized by VjOOQIC
428
voortzetting van de laatste en niet Tan de eerste ^ en das de
B&g&w&nt& niet als de hoofd- maar als de bijrivier beschouwd
wordt. Zelfs op de topograpbische kaart van Bagelèn wordt de
mond Moeara Eali Lerang genoemd. De oorzaak is dat aan de
Mataramsche prinsen de overtooht der B&gaw&nt& , die noodlottig
was voor een hunner voorzaten, door de adat is ontzegd. Toen
nu Dip& Negar^, tegen het einde van den oorlog op Java, zich
genoodzaakt zag, ten einde het bepaalde roondgesprek met Generaal
de Eock te houden, de Bllg&w&nt& over te steken, werd
dit gedeelte voor den overtocht gekozen, nadat 's prinsen vol-
gelingen hadden uitgemaakt, dat men hier met de Lerang en niet
met de B&gaw&nta te doen had, en dus van den overgang hier
ter plaatse geen gevaar was te duchten *).
Ten noorden van Semanggi vormt de B&gaw&nt& niet langer
de grens tusschen de beide residentiën, maar tusschen de dis-
tricten Djenar en Poerwaredji ten westen en Tjangkreb ten
oosten, terwijl zij nog hooger midden door het district Loano
stroomt. Yolgens de tegenwoordige indeeling behoort Djenar nog
tot het regentschap Eoet& Ardj&, waartoe ook Wan&r&t& gebracht
is. De drie andere hier genoemde districten vormen het regent-
schap Poerw&redj&.
De groote weg van Jogjakarta naar PoerwS,redj&, de hoofdstad
van Bagelèn , loopt van Dj&g&b&jl op eenigen afstand van den
rechteroever der kronkelende B&gawant& over altijd vlak terrein ,
met rgstvelden en desa's bedekt. Ook de linkeroever der rivier,
in het district Tjangkreb, biedt dezelfde tooneelen aan, doch
de vlakte gaat hier naar het oosten al spoedig over in de hel-
lingen van het allengs hooger stggend Eelir-gebergte, dat het
grootste gedeelte van Tjangkreb en schier het geheele aangrenzende
district Nangoelan in Jogjakarta beslaat. De noordelijke voort-
zetting dezer bergen over de oostelijke streken van Loano en een
deel van het Jogjasche landschap Eali Bawang wordt het Tjatja-
bansche gebergte genoemd , en nog verder noordwaarts , omstreeks
de grenzen van Loano met Ledok en Eadoe, maakt deze naam
weder plaats voor dien van gebergte van Menoreh. Al deze namen
') KuBsendrager , Java. 217. Yg. boveR, D. ü, bl. 662.
Digitized by VjOOQIC
429
zgn intU88chen vaag en duiden slechts de Tersobillende onmerk-
baar in elkander ovei^aande deelen van een bergreeks aan, die,
Tan den Soembing uitstralende, zioh tot zeer nabij Semanggi, en
derhalve tot op een kleinen afstand van het zuiderstrand voortzet,
en dus de Bagelènsche vlakte aan de oostzijde omlgst, gelijk
het Earangbólongsche gebergte aan de wedtzijde. Over de hoogste
toppen van het Eelir- gebergte gaat de grenslyn van Bagelèn
met Eadoe en Jogjakarta. De Eoenir , op de grens van Loano met
het district Menoreh in Kadoe, stijgt tot 969, de Gepak, op de
grens van Tjangkreb met Nangoelan , tot 857 meters. Een weinig
ten noorden van laatstgenoemden berg verheft zich, evenzeer
op de grens, de Ot, Eelir, waaraan de naam van het gebergte
is ontleend, en die zelf, naar men beweert, zoo genoemd
wordt, omdat zijn steile kalkwand aan het wit katoenen
scherm doet denken, waarachter de wajang-poppen vertoond
worden *)• Wg zullen dezen berg en de druipsteengrotten in zijne
nabijheid nader leeren kennen, wanneer wij tot de residentie
Jogjakarta genaderd zijn , en dan ook zal ik over het geognostiach
karakter van het gebergte, dat alleen aan die zgde wat nader
onderzocht is, in eenige bijzonderheden treden. EUerzg het genoeg
op te merken, dat het grootendeels schijnt te bestaan uit over-
blijfselen van opgeheven koraalbanken , rustende op een basis
van trachiet^). De koffiecultuur is in het district Tjangkreb nogal
belangrijk, ofschoon niet in die mate als in Loano ^ dat, zoo wij
het regentschap Ledok uitzonderen, het rijkste ko£Bedistrict van
Bagelèn is. In Loano vindt men nog de zoute bron Banjoe Asin ,
die echter zeer weinig te beteekenen heeft ').
Tusschen den voet van het gebergte en den oever der Baga-
wanta loopt een te paard bruikbare weg, die bij Semanggi aan-
vangt en bij de districtshoofdplaata Tjangkreb uitkomt op den
weg die van Sent&l& en Jogjakarta dwars door het Eelir-gebergte
naar Poerwaredja voert. Aan dezen weg liggen o. a. de deEa's
>) Zie D. I. bl 452 v.
*) Ik Terwgs voorloopig over dit gebergte naar de berichten der mijn-
ingenieursAmtzenias en van Dijk. In N. T. v. K. I, l. XXVIII. 284—288,
en Jaarb. v. h. Mfjnwezen in K. I., I. 1. 168—187.
») N. T. V. N. I. XX 384, XXIL 128.
Diditized by VjOOQIC
430
Bedoek, Bagelèa en Gangeng. In de eerste wordt het graf der
Njai Bagelèn gewezen; de tweede^ naar hare lingga-iuil genoemd ,
gaf haren naam aan de geheele residentie; en te Gangeng ligt
Pangeran Dj&j& Eoesoemi begraven y een van het hof zgns vadera
gebannen M&dj&pahitache prins, die de stichter werd van het
rijkje Banjoe Oerip, waarvan wg straks de overblijfselen zullen
bezoeken '). Men is te Tjangkreb nog slechts 2( paal van de
hoofdplaats van Bagelèn verwgderd. Den vroeger vermelden weg
langs den anderen rivieroever volgende, bereikt men haar over
Poerwadadi, de tegenwoordige, en Djenar de voormalige hoofd«
plaats van het district Djenar, en heeft men Tan Djagabaja
naar Poerwadadi 6, vandaar naar Djenar 1, van Djenar tot
Poerwaredja 7 palen af te leggen.
Poerwaredja ligtaandeBagawanta^ over welke hier een fraaie
steenen brug ligt. Tijdens den Java-oorlog waren hier een paar
schansen gebouwd, Brenkelan en Gedong Eebo genaamd, waarbg
eene onregelmatige en gedeeltelgk vrij onoogelgke desa lag. Na
de inlijving van Bagelèn in het Nederlandsch gebied, werd deze
plaats, om hare schoone ligging in een vruchtbare vlakte en aan
een frissche rivier, tot de hoofdplaats der nieuwe residentie be-
stemd, en ontving zij den naam van Poerwaredja, „ontluikende
bloei ^ ')• De naam Gedong Eebo, veelal ten onrechte Eedong
Eebo uitgesproken, bleef echter eigen aan het ten zuiden der
stad aangelegde militair kampement, dat met casemes, cantines,
officierswoningen en hospitaal is toegerust, en waar ook in 1848
de pupiUenschool Toor onverzorgde kinderen van Europeesche
militairen werd gevestigd, doch, hoe goed ook overigens ingericht,
zoo slecht werd gehuisvest, dat op 12 Maart 1856 de drie ge-
bouwen, uitmakende de kaserne, gymnastie- en ambachtszaal
van het corps, bij een hevigen storm plotseling ineenzakten,
>) T. V. N. I. 1860, I. 207. Zie verder boven bl. 406 v.
3) PoerwHre^jii is de naam van onderscheidene plaatsen op Java. Hg is
ontleend aan het Sanskriet en schgnt eigenlgk „oostelgk rgk* te beteekenen
(xie Boorda, Jav. Wdbk. 187 b). De Javaan neemt hec echter met die Sans-
krietnamen zoo nauw niet, en hecht vrellicht inderdaad aan dien naam Poer-
ware<]ya de in den tekst vermelde en door verschillende sohrgvers opgegeven
beteekenis.
Digitized by VjOOQIC
431
loodat een sergeant en veracheidene pupillen ellendig omkwamen.
De overige leerlingen zouden , van alle woning verBtoken, onder
den blooten hemel hebben moeten bij) ven, zoo niet de offioie-
ren en andere Europeanen hen by troepen van 12 tot 14 onder
dak hadden genomen. De Gouverneur-Qeneraal, van de ramp
onderricht, gelastte de verplaatsing dezer nuttige inrichting naar
Qombong, waar wij haar op het vervolg van onzen tocht door
Bagelèn zullen aantreffen. Ofschoon Poerwaredja, tengevolge der
krygsgebeurtenissenin 1825 — 1830, een militair centrum gewor-
den waS; heeft men echter spoedig afgezien van het plan om
er belangryke versterkingen op te richten. Er is dan ook slechts
een klein fort of blokhuis nabg de rivier gebouwd, dat de wegen
naar Semanggi en Eeboemen bestrijkt Toch heeft Poerwaredja
nog altijd een tabgk garnizoen , wat waarschjjnljjk is toe te schrgven
aan de steeds voortdurende onzekerheid omtrent het voor Java
het best passende defensiestelsel. Men heeft er onder andere op
gewezen, dat^ in geval van een oorlog, Poerwaredja de meest
geschikte plaats zou zijn voor de vestiging van de Hooge Regee*
ring^ en dat het daarom raadzaam zou zjjn reeds in vredestijd
haar daarvoor in te richten. Zoolang men nu hiervan niet be-
paaldelijk heeft afgezien, is het natuurlijk dat men de zaken te
Poerwaredja laat zooals ze zgn, in de overtuiging dat, wel is
waar, de plaats waar het algemeen bestuur gevestigd is, bevrijd
moet blijven van het oorlogsrumoer en daarom geen hoofdpunt
der defensie mag wezen, maar dat zulk een plaats toch ook niet
geheel open en zonder wgkplaats mag gelaten worden.
Poerwaredja onderscheidt zich door een ruimen en grootschen
aanleg; door een groote aloen-aloen, waaraan tegenover den
dalem van den Regent een fraai en uitgestrekt residentiehuis is
gebouwd, terwgl aan datzelfde plein in 1837 een groote, steenen
moskee gesticht is; door onderscheidene breede en fraai beplante,
met levende heggen bezoomde wegen en dwars wegen; door nette
inlandsche kampongs, en door een grootendeels uit steenen
huizen bestaande Chineesche wijk. De woningen der Europeanen,
deels aan de aloen-aloen, deels langs de voornaamste wegen, hetzij
van steen of hout gebouwd, zijn wel is waar veelal eenvoudig,
Digitized by VjOOQIC
432
maar dit Terhindert niet dat Poerware^ja met zgne talrgke bevolking
tot de soiioonste plaatsen van Java behoort, gelgk bet ook tot
de ganstigBte voor de gezondheid gerekend wordt. In de kampong
Brenkelan aan de noordzgde der hoofdplaats, langs den weg
naar Loano, wordt des Zondags en Donderdags, en te Qedong
Eebo aan de zuidzgde wordt des Dinsdags en Yrgdags pasar
gehouden. Yooral de pasar van Brenkelan heeft een groeten
naam en wordt druk bezocht, daar hij door de vele takken van
inlandsche ng verheid die te Poerwaredja bloeien, rgkelgk voor-
zien wordt van al wat aantrekkelgk is in de oogen der bevol-
king. Weven ^ blauwverwen, batikken, touw slaan ^ netten breien,
matten vlechten, geelgieten, steenen en pannen bakken, meu-
belen maken, olie persen en vervaardiging van deloewang of Ja-
vaansch papier zijn de voornaamste takken van nijverheid die te
Poerwaredja worden uitgeoefend. De laatstgenoemde industrie is
hier, gelijk elders, schier geheel in handen der geestelgkheid ')•
Aan de reizigers die Poerwaredja bezoeken , is een uitstap
naar den 6 4 6 palen oostwaarts van daar in het Kelir-gebergte,
district Loano, gelegen Qoenoeng Wanggi bgzonder aan te bevelen.
Hij is een der hoogste toppen van dit gebergte en verheft zich tot
ongeveer 700 ii 800 meters. Men wgst er het graf van Raden
Djaroboe, een Mataramschen prins, die het eerst den Islam in
Bagelèn zou hebben verkondigd, en hier een tempel stichtte, waarvan
de plaats, ten westen van het graf, door twee groote steenen,
overschaduwd door heerlgk bloeiende boomen, is aangewezen*
Bij het graf bevinden zich nog twee kleinere, waarin de priesters
begraven liggen die Baden Djamboe in zgne taak behulpzaam
waren, en binnen de omheining van het graS werd ook het
stoffelgk overschot van Baden Toemenggoeng Pringgli Di Wira,
een vroom man uit Loano, op zgn eigen verlangen ter aarde
*) Ygl. over het inlandsche papier. D. L bl 591. De hier over Poerwaredja
medegedeelde bgzonderheden zijn getrokken uit Bleeker, T. y. N.I.ylSdO.II.
79 ; Buddingh , N. O. I., I. 1 87 , 189 ; Roorda yan Eywnga, Ld. en Vk. UI. S. 60;
Atlas van Bagelen. 34, 38; de Yaynes yan Brakell, yerdediging enz. 293
y.; Losse aanteekeningen in T. y. N. L, 1860. L 204, en wat de pupillen-
school betreft T. y. N. L 1850. U. 71; 1851. L 89; 1856. II. 133.
Digitized by VjOOQIC
433
besteld. «Goenoeng Wanggi^ wordt door de inlanders verklaard:
«berg waarvan de heilige geur des geloofs is uitgegaan.*
Eene andere merkwaardigheid van dezen berg bestaat daarin,
dat hy volgens de meening der Javanen de eenige plaats is
waar eene soort van waroeboom groeit, die onder den naam van
Waroe Goenoeng Wanggi bekend is^ en bgzonder geschikt
wordt geaobt voor het maken van lansschachten, zoodat eene en*
kele schacht van dit hout met 30 k 40 gulden betaald wordt.
De grootste stammen zijn 25 k 30 voet hoog en hebben 24 k
30 rijnl. duimen in omtrek. De stam groeit recht op en heeft
een gryswitte kleur en een sterk vertakten top; iedere stam
levert van 4 tot 8 schachten. Bij het kappen der boomen worden
zeer by zondere voorzorgen in acht genomen. Eerst wordt de kruin
afgehouwen en daarna de stam van onder tot boven in tweeën
gespleten, maar zorgvuldig met banden bgeengehouden, totdat
de ééne helft aan den voet is afgehakt , waarna zij met veel voor-
zichtigheid naar beneden wordt gelaten; want indien zij viel zou
zij alle waarde verloren hebben. Daarna wordt evenzoo met de
andere helft gehandeld. De schachten uit dit hout vervaardigd
worden ook steeds met denzeifden eerbied behandeld. In de
fitmilie der regenten van Poerw^edj^ worden er twee bewaard,
die met edelgesteenten bezet zijn en ieder hun eigen naam
hebben, zooals trouwens dikwgls bij in bijzondere achting staande
wapenen het geval is.
Een wonderiyke legende is met deze waroeboomen verbonden
en wordt als grond hunner heiligheid aangevoerd. In ouden tijd
zou een persoon, met bovennatuurlgke kracht begaafd (waarschgn-
lijk een sangt&p&), op dezen berg gewoond hebben. Eens was hg
door de hem vijandige bewoners van den omtrek in het nauw ge-
bracht en toen het hem aan middelen tot ver wering begon te falen,
liet hg een groote slang uit de lucht vallen, ving ze en hieuw ze in
tweeën, begroef het bovendeel, maar plantte den staart in den
grond. Deze schoot onmiddellijk wortel en bracht in een ommezien
een waroeboom voort, uit welks hout hg de lansschachten ver-
vaardigde waarmede hij zonder moeite zijn vijanden overwon ')•
•) T. V. N. I. 1860. I. 206 y.
HL 28
Digitized by VjOOQIC
434
Op 4 & 5 palen ten zuidwesten van Poerwaredja ligt de desa Banjoe
Oerip, die voor iiet overblijfsel gebonden wordt van den aiouden
zetel van een rijkje van dien naam, dat door een vazal van Madja-
pabit werd bestuard. Ook wordt een weinig westwaarts vandaar te
Mendiran het als heilig vereerde graf aangewezen van Ejai Ageng
Mendiran'; die^ volgens de overlevering, een zoon was van eene
door Amangkoe Rat II weggevoerde dochter van den in 1680
door hem ten val gebrachten Pangéran van Giri, en wiens naam
als bestuurder van deze streek bg de bevolking in gezegend
aandenken is gebleven ').
Wij willen thans van Poerwaredja naar Banjoemas terugkeeren
langs den grooten weg die de vlakte van Hagelen op grooteren
afstand van het strand doorsnijdt, en ons met de hoofdplaatsen
en eenige der aanzienlgkste desa's van de regentschappen Eoet&
Ardja, Eeboemen en Earang Anjar zal bekend maken. De
geheele weg, minder rechtlijnig dan die langs het strand,
ofschoon de afstand tusschen beide slechts van vijf tot
tien palen afwisselt, heeft van de hoofdstad van Bagelèn
tot aan de Banjoemasche grens een lengte van 47 i palen;
waarbij dan nog 18 4 palen komen voor den afstand van die
grens tot aan de Banjoemasche hoofdstad. Deze geheele wég, voor
zoo ver hij door Bagelèn gaat^ biedt ons weinig meer dan bet
gezicht op aaneengeschakelde desa's en sawah's, doch zal ons, bg
eenigszins langer verwijl in eenige der plaatsen die wij door-
trekken, de gelegenheid bieden om door kleine uitstapjes met
sommige merkwaardigheden kennis te maken.
Reeds op 7| paal afstands van Poerwaredja bereiken wij de
negeri Eoeta Ardj&of Eoet&Redj& '), gelegen aan de Djali-rivier,
die hier de regentschappen Poerwaredja en Eoeta Ardja vaneen
scheidt De plaats zelve heeft niets merkwaardigs ; maar ontleent
eene zekere vermaardheid aan de bekende tempelgrotten , die echter
wel in het regentschap Eoet& Ardja, maar op 8 è, 10 palen afstands
van de hoofdplaats, meerendeels in het district Eemiri, gelegen
zijn. Om ze te bereiken volgen wij den grooten weg nog 5 palen
>) T. V. N. I. 1860. I. 207. Vgl. boven, D. IL 388.
') Ardyü en Recy^ zgn woorden van ééne beteekenis.
Digitized by VjOOQIC
435
ver westwaarts en slaan dan een zijweg rechts in , die ons voert naar
het 3 palen verder gelegen Pitoeroeh, hoofdplaats van een district
van gelijken naam. Yan bier vervolgen wij den weg noordwaarts
en bereiken weldra bet einde der vlakte. Na de eerste lage
heavelrij overschreden te hebben, komen wij bg de desa Eali
Tepoes in het gebied der Eali Glagah , een sterk kronkelende, in den
westmoeson vrjj waterrijke rivier. In honderd bochten slingert
zich de weg door de diepe, vaak schilderachtige vallei, terwijl
telkens de rivier moet doorwaad worden tot men den dicht be-
groeiden bergrug Goenoeng Lawang bereikt *). Hier vindt men de
belangrijkste grottengroep ; de tweede, die van G. Tebasan, ligt
een paal verder noordwaarts en men volgt, derwaarts rijdende,
steeds hetzelfde riviertje. Om de grotten van Watoe Lawang te
bezoeken, moeten wij op onzen weg tot voorbij de desa Eali
Tepoes terugkeeren; terwijl die van Merden westwaarts vandaar,
deels bij , deels over de grens van Pitoeroeh met het Eeboemensche
district Premboen gelegen zijn '). Wij hebben die grotten zelve,
als merkwaardige gedenkteekenen van het Siwaïsme in deze
streken, reeds vroeger leeren kennen ').
Op den groeten weg, ter plaatse waar wij dien verlieten, terug-
gekeerd, hebben wij nog 3i paal af te leggen tot Premboen,
de gelijknamige hoofdplaats van het eerste district in het regent-
schap Eeboemen. Wij hebben echter even weinig reden om ons
hier op te houden, als bij de nu volgende districtshoofdplaats
Kedong Tawon , die weder ö| palen verder ligt , en eerst de nog 11
palen vandaar verwijderde regentschapshoofdplaats Eeboemen is
belangrijk genoeg om ons tot een kortstondig oponthoud te nopen.
Eeboemen ligt aan de Lo Oeloe, die ook wel rivier van
Eeboemen genoemd wordt. Deze stroom heeft bier pas het gebergte
verlaten en is zelfs aan de overzijde nog bezoomd door een heu-
velrij, die eerst tegenover Eeboemen eindigt. Hg voert uit het
gebergte eene groote verscheidenheid van trachietische rolsteenen
af, die dikwijls schoone kristallen van kwarts en veldspaatb
') Op de topographiBobe kaart staat G. Lanang.
Ó Kinder in T. v. L T. Li en Vk. I. 90 98 v.
») Zie D. II , bl. 67.
SI8*
Digitized by VjOOQIC
436
bevatten. De negerie Eeboemen ia ruim aangelegd en door-
sneden van goede wegen, die bier en daar met lommerrgk ge-
boomte prijken. De gebeele plaats heeft een aangenaam en vrien-
delijk voorkomen, ofschoon geen enkel gebouw er bijzondere
aandacht verdient, behalve den dalem van den Regent, waar-
voor een fraaie pand&p& prijkt, versierd met snywerk, rood en
verguld, en opschriften in gouden letters, en gestoffeerd met
groote spiegels en fraaie lampen ').
Een uitstap van Eeboemen in het Zuid Serajoe-gebergte is
niet van belang ontbloot Acht palen ten noorden van Eeboemen ,
bij de desa Samb&d^ , en drie palen oostwaarts vandaar bij Wadas .
Malang worden aan den oever der Lo Oeloe bronnen van zoutachtig
water aangetroffen, waaraan zich de karbouwen gaarne vergasten,
maar die bij hoogen waterstand geheel door het rivierwater over-
dolven worden '). Westwaarts van de rivier worden, by den ruim
400 meters hoogen berg Tjondong, twee plaatsen aangewezen waar
vroeger warme bronnen ontsprongen , die echter sedert omstreeks
30 jaren hebben opgehouden te vloeien. Het terrein waarop zij
voorkwamen, heeft het aanzien van een ingestorten kraterbodem.
Het is omgeven door reusachtige rotswanden en bezaaid met
soms 30 ellen hooge, los op den grond liggende brokken, die uit
een zeer hard trachiet-conglomeraat zijn gevormd ').
Voorbij Eeboemen wordt de weg aangenamer. Wel loopt hij
nog steeds door vlak en moerassig terrein, maar aan de rechterzijde
vertoonen zich meer en meer de vooruitdringende heuvelrijen
van het bergland dat zich noordwaarts tot aan het dal der Serajoe
uitstrekt. Aan de andere zijde der Lo Oeloe, op slechts { paal
afstands van Eeboemen, ligt Pedjagoan, de hoofdplaats van het
district Soka, het eerste van het regentschap Earang Anjar,
welks gelijknamige hoofdplaats wij zeven palen verder bereiken.
De negerie Earang Anjar ligt aan het riviertje Abang, dat,
*) Buddingh, N. O. I., I. 205; Bleeker, T. y. N. L 1850. II. 84: Kpp,
Sohilderangen. 447—449, en T. v. K. I. 1849. II. 326; T. t. K. I. 1860.
I. 208.
«) N. T. V. N. I. XX. 383, XXII. 131 v.; Junghuhn, Java. II. 1350.
») N. T. V. N. I. XX 384, XXU. 129.
Digitized by VjOOQIC
437
met zoovele andere, zijne wateren aan de Rawa Babah B&j4
toevoert. De plaats doet in vriendelijk voorkomen voor Keboemen
niet onder, al is zij minder aanzienlijk. De bevolking is vrij
talrgk en des dingsdags en vrijdags wordt er op de groote markt-
plaats een druk bezochte pasar gehouden ').
Wederom rijden wg 5 palen verder en bereiken de districts-
hoofdplaats Gombong, die vooral bekend is door de belangrijke
rol welke haar in het defensiestelsel van Java door den Gouv.
Gen. van den Bosch was toegedacht. Maar ook hier weder
bleek de veranderlijkheid der inzichten die zich zoo vaak in
Indische zaken , maar nergens meer dan in de militaire aangele-
genheden, doet gelden. Onder de directie van den Generaal van
der Wijck werd hier de aanvang gemaakt met het boawen van
een duchtige sterkte, die den naam van Generaal Cochius zou
dragen, ter herinnering aan een der helden van den Javaanschen
oorlog. In 1846 was het centrale gedeelte of zoogenaamde reduit,
een steenen achthoek, die door kenners bewonderd wordt , nagenoeg
voltooid, maar ontbraken nog al de buitenwerken, toen plotse-
ling de arbeid op hooger last gestaakt werd. De strijd over de
strategische waarde dezer plaats schgnt tot heden niet te zijn opgelost;
ten minste men heeft de versterkingen in statu quo gelaten.
Inmiddels is de pupillenschool, na de ramp die haar in 1856 te
G^dong Kebo overkwam, naar de sterkte te Gom bong verplaatst,
waar deze nuttige inrichting tot heden onder de waakzame zorg
der Begeering in stand is gehouden ').
De omstreken van Gombong bieden gelegenheid tot belang-
wekkende uitstapjes in dat gedeelte van het Zuid Serajoe-gebergte
dat meer bijzonder onder den naam van Karang-anjarsch gebergte
bekend is en langs de westzijde van Gombong heen in lage
hcuvelreeksen zuidwaarts uitloopt, tot het in het ons reeds bekende
Earangbólong-gebergte overgaat Terwgl in dit laatste trachiet
het hoofdgesteente is , vertoont zich van Bangkah aan de Tjinting
') Bloeker, T. v. N. I. 1850. H. 84.
«) Epp. Schilderungen. 449 v.; Bleeker , T. v. N. I. 1850. IL 85; Bnd-
dingh, K. O. I., I. 205; de Yaynes van Brakell, Yerdedigiog van N. L290;
de Louter, HandL 2e dr. 313.
Digitized by VjOOQIC
488
goeling noordwaarts voornamelgk kalk, die echter op tnawjhiet rust,
terwijl een groenachtige zandsteen als verbindend lid optreedt. De
kalkheuvelen spreiden de schilderachtigste rotspartijen ten toon, en
in de dalkloven ziet men, te midden van den praohtigsten plan-
tengroei , bruisende watervallen zich van kolossale trachietbrokken
afstorten. Waar men daarentegen een vrij uitzicht genieten kan,
ziet men steeds de reusachtige massa's van Slamat, Prahoe, Sind&ra
en Soembing aan den horizon verrijzen. In het kalkgesteente
vindt men vele druipsteengrotten, die aan tal van vledermuizen
en slangen, enkele malen zelfs aan tygers tot schuilplaats strekken;
vooral munt de grot van BJLg&d&n^^ omstreeks vijf palen zuid-
zuidwest van Gombong, door prachtige stalaktieten uit Slechts
op eenige weinige plaatsen vindt men koffietuinen en djati-
plantsoenen, maar over het algemeen wisselt het hooge woud
af met alang-velden en kreupelbosschen. Tygers komen nog dik-
wgls hier voor, en soms ontmoet men ook rhinocerossen enban-
tengs, die echter meer en meer wijken voor de zich allengs uit-
breidende cultuur. Aan vele localiteiten zijn ook hier legenden
verbonden, en vele overblijfselen der oudheid^ bronzen en
looden beeldjes, gouden ringen, eene klok van witkleurige com-
positie] en dergelijke, zijn in deze streken opgegraven*). Byzon-
dere vermelding verdient nog eene minerale bron nabij de desa
Sempoer, die zeven palen noord-noordwest van Gombong
aan den voet van den berg Marababoe is gelegen. Men wandelt
vandaar nog een paal verder langs den steilen rotswand van
den Wagir Soeroe, doorwaadt de rivier van Djati Negiri en
beklimt dan, dwars door het struikgewas en over losliggende
steenbrokken, den 150 voet hoogen G. Sangoel&rl, op welken
tusschen het gesteente het helder gekleurde, naar zwavel rie-
kende en zoutachtig smakende warme water uit den grond borrelt
en langs den rotswand afsijpelt. De inlanders vangen het in
bamboeleden op en gebruiken het tot wassching by huidziekten.
Ka zware regens is de weg naar deze bron geheel onbruikbaar *).
») Epp, Sohildenmgen, 447, 449 v. en T. v. N. I. 1849. II. 326; Atlas
yan Bagelen. 2.
«) N. T. V. N. I. XX. 328. XXII. 130; Epp, Schüdenmgen. 450.
Digitized by VjOOQIC
439
Yan Gombong naar de BaDJoemasche grens bedraagt de af-
stand nog 6 palen. De weg loopt door de rijstvelden van Sel&-
kert& en Bawang en over het laagste gedeelte der verbinding
tusschen het Zuid Serajoe- en Karangbólong-gebergte. Na het
grensriviertje Kali Idjo te zijn overgegaan, bevinden wg ons in
het district Ealiredj&, het zuidelijkste van het regentschap Ba-
njoemas. Het deel van het district dat aan onze linkerhand ligt ,
is laag en moerassig en behoort tot de strandvlakte; aan onze
rechterhand rijst, op kleinen afstand van den vireg, het Zuid Serajoe-
gebergte langzaam omhoog. Het ligt nog gedeeltelijk woest, maar
toch zijn er sedert de vestiging van het Nederlandsch gezag een
menigte nieuwe desa's verrezen en op vele plaatsen is het bosch
gekapt en het terrein voor den aanleg van sawahs en enkele
koffietuinen gezuiverd. Op 51 paal van de grens bereiken wij
het hoofddorp Ealiredj^, gewoonlijk Soempioeh geheeten, be-
sproeid door de Eali Djaring, die zich weldra in de moerassen
verliest, en bekend door zijn groote marktplaats. Zeven palen
verder, bij den post Boentoe, splitst de weg zich in twee tak-
ken. In west- noordwestelijke richting voortgaande zouden wij, na
5t paal te hebben afgelegd, het ons reeds bekende Sampang *)
bereiken; wg kiezen echter den weg die ons noordwaarts, dwars
door het heuvelland, over een juiBt even groeten afistand
naar de hoofdstad Banjoemas voert. De bergrug ') waar-
over deze weg gelegd is, stijgt tot ongeveer 180 meters en
bereikt zijn hoogste punt bij de desa Pager Alang, waar uitkap-
pingen van meer dan 50 voet diep zijn noodig geweest om hem
berijdbaar te maken. Heeft men, na een op vele punten steile
klimming, deze pashoogte bereikt, dan ziet men de bekoorlijke
vallei der Serajoe in de diepte voor zich. Onder het afdalen
trekken de Europeesche begraafplaats, met hare hooge witte
1) Zie boven, bl. 418.
^ Ik ben zeer onzeker omtrent den naam yan dezen bergrug. Bleeker (T.
y. K. I. 1850. II. 85), dien ik bier oyerigens yoomamelgk yolg. noemt
bem G. Kalongan, de kaart yan Jnngbubn O. Earang Raoe, de topogra-
pbiscbe kaart G. Blombangan. Ook komt op de laatste bier geen dorp Pager
Alang (Jnngb.) of Pagralen (Bleeker) voor. Zie oyer dezen weg ook nog
Teysroann in N. T. v. N. L VIII. 231.
Digitized by VjOOQIC
440
tomben y en daarachter het nog op vrij grooten afstand van de
stad gelegen, maar door een schoenen, rechten weg met haar
verbonden prachtige residentiehuis, met zijn fraaie bijgebouwen
en sierhjke tuinen, het oog, terwijl nog verder de regelmatige,
door ruime en fraai beplante rgwegen doorsneden vierkanten en
de nette Europeesche huizen van de stad zelve steeds duidehjker
te voorschijn treden.
Banjoemas is heerlijk gelegen in een met rgstvelden bedekte
vlakte of kom, waarvan de zuidelijke helfl; door het zoo vaak
reeds vermelde Zuid Serajoe-gebergte, de noordelijke door de
kronkelende Serajoe zelve wordt omsloten. Het is een vroolijke
en levendige plaats, ofschoon het bevolkingscijfer niet groot
is. De inlandsche kampongs bevatt'en nu een dertig jaren
geleden omstreeks 4000 Javanen, welk getal echter na dien
tijd zeker meer dan verdubbeld is. Dat der Chineezen, toen op
200 begroot, zal vermoedelijk ook belangrijk zijn toegenomen.
Overigens bevat de plaats zelve geene bijzondere merkwaardig-
heden, maar des te meer verdienen een paar uitstapjes aanbe-
veling, waartoe de schoone omstreken uitlokken ').
Het eerste tochtje ondernemen wij te water, in eene gemak-
kelijke tentprauw gezeten , om de schilderachtige tooneelen gade
te slaan die de kronkelende Serajoe aanbiedt, waar zij, na eerst
haren loop westwaarts langs den voet van het Zuid Serajoe-gebergte
te hebben voortgezet, zich omstreeks 6 palen beneden de hoofd-
stad, langs den stroom gerekend, zuid-zuid westwaarts wendt,
om door de kloof heen te breken, die het genoemd gebergte
scheidt van de ons reeds eenigermate bekende kalkheuvelen welke
ten zuiden van Adjibarang, langs de grens der districten Adjibarang
en Poerwakerta met Djamboe, de laatste uitloopers van het Dajaloe-
hoersche gebergte vormen '). Verder dan de desa Gambar Sari, waar
de rivier op omstreeks tien palen afstands van Banjoemas de kloof
verlaat, om haren weg naar het nog 10 palen verder gelegen
Selarang ') door de strandvlakte voort te zetten, willen wij onzen
tocht niet uitstrekken; want hier verliest de vaart het grootste
») Bleeker, T. v. N. I. 1850. II. 94. O Zie bl. 412 ») Boven, bl. 414.
Digitized by VjOOQIC
441
deel hirer bekoorlgkheid. Maar zoolang wg tnasohen het gebergte
blgTeo, weiden onze blikken over de schoonste landschappen
die men zich kan voorstellen. De kloof is op sommige ponten
nauwelgks een halven paal breed en is over hare geheele lengte
langs de rivieroevers met desa's getooid. Daarachter verhe£fen
zich links en rechts de tallooze koppen en koepels van het
gebergte, die tot ongeveer 300 meters boven het zeevlak oprg-
zen, na eens bedekt met het prachtigste plantenkleed , dan weder
de steile, witte wanden, nagenoeg naakt, prijs gevende aan het
brandende zonlicht, dat door den witten kalksteen in hellen
gloed wordt temggekaatst ').
Yan geheel anderen aard is een tweede uitstap dien wij van
Banjoemas uit ondernemen, met het oogmerk om het heerlgk pano-
rama te genieten dat zich voordoet aan den verrukten blik der
beklimmers van den berg Eoemawi, die 3 & 4 palen oost-zuidoost
van de hoofdstad, op de grenzen der districten Banjoemas en
Kaliredj& , zich boven alle omliggende toppen van het Zuid Serajoe-
gebergte verheft. Op de kruin is een pasanggrahan, die ons de
gelegenheid biedt om rustig den blik te laten weiden over de
onafzienbare landkaart aan onze voeten uitgespreid. De zware
nevel die, naar wij ons voorstellen, op het oogenblik onzer aankomst
nog het landschap bedekt, trekt langzamerhand op, en zoo wordt
het ons oog vergund zuidwestwaarts door te dringen tot Tjelatjap
en Noesa Eambangan en vandaar langs de gansche kustlijn de
branding op het strand te zien breken. West- en noord westwaarts
vertoont zich op den achtergrond het woeste Dajaloehoer-ge-
bergte, en langs den noordelijken voet der Zuid Serajoe-bergen,
in wier midden wij ons bevinden , zien wij de glinsterende wateren
der Serajoe kronkelen, omzoomd door het geboomte der desa's
die langs hare boorden elkander gedurig opvolgen, en gevoed
door de talrijke bergstroomen die van de hellingen van den
Slamat afdalen. Dat trotsche berggevaarte rijst in het noord-noord-
westen aan den gezichteinder omhoog. Yan den Slamat hebben
de lavastroomen zich in alle richtingen verspreid over het nep-
>) Bleeker T. v. N. I , 1850. II. 95.
Digitized by VjOOQIC
442
tanischeland aan zgn roet, zuidwaarts tot aao de diepe insngding
door het bed der Sersjoe geTormd, oostwaarts tot omstreeks
Poerbalinggi, waar de tertiaire gronden weder te voorschgn treden.
Zeer gelgkmatig gaat de Slamat aan de zaidzgde over in een
tameiyk effen en glooiend terrein , dat zich in een wgden haWen
kring over zgn voet uitbreidt, uitgestrekte golvende terrassen
vormende, die deze streek tot eene der vruchtbaarste en voor
den rgstbouw meest geschikte van Java maken. Tal van bloeiende
dorpen, van Adjibarang tot Poerbalinggu, zgn in boogvormige
rangschikking op dien zacht hellenden bodem gelegen en door goede
rijwegen verbonden, die wij straks nader zullen leeren kennen.
Slechts op één punt noordwest ten noorden van onze standplaats,
bg de desa Eemoetoek, vertoonen zich aan de helling van den
grooten berg een paar spitse, duidelijk begrensde voorgebergte-
koppen. Het gansche gebogen en afbellende vlak ligt voor ons
uitgespreid, en als wij den blik verder oostwaarts laten dwalen,
dan volgen wij steeds verder de slangvormige bochten van de
Serajoe en van haren voomaamsten , van den RagIL Djambangan
komenden, later bijna evenwijdig met haar loopenden zgtak, de
Pekatjangan, die echter, alvorens zich met haar te vereenigen,
op Javaansche manier zijn naam met dien van Eali Eelawèn
verwisselt , na een kleinen uit het noorden komenden stroom van
dien naam te hebben opgenomen. Verder oostwaarts verliest zich
de Serajoe voor ons oog in het diepland van Bandjar Neg&r&,
maar zien wij aan hare noordzijde het hoogland van Earang
Eobar verrijzen, terwijl aan den horizon de Prahoe, de Sind&r&
en de Soembing hunne hooge toppen tot in de wolken heffen.
Het glinsterend zilver der kronkelende rivieren, de bekoor-
lijke verscheidenheid van het groen en de omlijsting door het
blauwe gebergte vormen een geheel waaraan zich de blik niet
verzadigen kan ').
Omstreeks drie palen oostwaarts van den Eoemawi loopt de
grens tusschen de districten Banjoemas en Poerw&redj&, welk
laatste zich uitstrekt van de Serajoe , die zijne noordelijke grens
') T. V. N. I. 1860. I. 177, aangevuld uit Junghulin, Java. ü. 119.
Digitized by VjOOQIC
443
tegen Tjahj&D& en Bandjar uitmaakt, tot aan Kaliredja en het
Bagelènsche district Gombong. In Poerw&redja liggen een paar
heilige graven, die bij de bevolking in hoog aanzien staan. Het
eerste is het graf van den Panembahan Goemelem, dien men
voor den grootvader houdt van den Sen&pati, grondlegger van
het huis van Mataram. Het ligt even buiten de desa Goemelem,
waarvan de bevolking met het onderhoud van dit graf is belast.
Kiet ver van daar vindt men op een moeielijk toegankelijke bergspits
het graf van Djaja-ning-Rat Panembahan Girilangan, een M&-
dj&pahitschen prins die den Islam aangenomen en in deee streken
zou gepredikt hebben. Een langwerpig vierkante zerk, waar-
over een houten, door een steenen muur omgeven gebouwtje
is opgericht, is hier, gelijk gewoonlgk, alles wat de rustplaats
van zulke heiligen kenmerkt ^).
Na het bezoek dezer graven begeven wg ons naar de dis-
trictshoofdplaats Poerw&redj& , die aan de Serajoe ligt , ter plaatse
waar zg de Eali Sapi opneemt en hare bevaarbaarheid aanvangt.
Dit dorp is oostwaarts, door een weg langs de Serajoe, die 21 ^
paal lang is , met Bandjar Neg&ra verbonden. Wij zullen echter
die plaats langs een anderen weg bereiken ^ en keeren nu naar
Banjoemas terug, langs een elf palen langen, steeds door desa's
en rijstvelden voerenden weg, die eveneens den loop der rivier
volgt , maar op grooteren afstand en zoodat hij hare talrijke kron-
kelingen afsnijdt. De gansche weg van Banjoemas tot Bandjar
Negara is met djatiboomen beplant ^).
Te Banjoemas teruggekeerd, gaan wij de Serajoe over en
volgen den groeten weg die noordwaarts naar de 4$ palen verwij-
derde districtshoofdplaats Soekaredjl leidt. Deze ligt aan de Peloes ,
een der tallooze riviertjes van het stroomgebied der Serajoe , dat
zich echter niet rechtstreeks, maar door tusschenkomst van de
Eelawèn met haar vereenigt. Het district Soek&redj& strekt zich
met een lange , scherpe punt tusschen de districten Poerw&kert&
en Poerbalingga tot aan den top van den Slamat uit, en bevat
op de hoogere hellingen van dien berg de voor tabakscultuur
1) T. V. N. I. 1860. I. 178. ^) TeysmsDn in N. T. v. N. I. VUI. 282.
Digitized by VjOOQIC
444
beBtemde laoden van Tji Bèrèm, de eenige die tot nog toe in
Banjoemas in erfpacht zijn uitgegeven *). Te SoeklLredj& splitst zich
de groote weg in twee takken. De eene gaat westwaarts naar
Poerw&kert&, op een afstand van zes palen gelegen, de andere
noordoostwaarts naar Poerb&Iingg&, dat 8} paal verwijderd is.
Poerw&kert& is de hoofdplaats van het gelgknamig regentschap
en is een uitgestrekte, fraaie en belommerde plaats, met eenige
Europeesche huizen en een aloen-aloen die met zeer schoone
waringins beplant is '). Zg is, zooals reeds vroeger werd opge-
merkt, door een groeten weg met Adjibarang (11 1 palen) en
over deze plaats met de residentie Tegal verbonden '), en zij wordt
besproeid door de Kali Bandjaran of rivier van Poerw&kert&,
die, na zich met de Kali Logawan vereenigd te hebben, zich juist
aan den noordelijken ingang der boven beschreven kloof van de
Serajoe in deze uitstort. De weg van Poerw&kerta naar het
bij dit punt gelegen dorp Patik R&dj& werd reeds vroeger ver-
meld *). Hier kan er nog worden bijgevoegd, dat Patik Ridji
ook door een recht oostwaarts voerenden weg met den post Eali
Ori, op den weg van Banjoemas naar SoekSiredj&, verbonden is.
Poerb&lingga, 46 meters boven het zeevlak gelegen, is de hoofd-
plaats van een gelijknamig regentschap^ dat uit de districten Poerb&-
lingg& , Eert& Neg&r& en T]ahj&n& bestaat. De keurig nette hoofd-
negene, die eene fraaie woning voor den adsistent-resident bevat, is
bekoorlgk gelegen aan de ons reeds bekende Eelawèn, welke
rivier hier een vrij aanmerkelgke breedte heeft *).
Yan Poerb&l]ngg& rijden wij, langzaam stggende, noordwaarts
naar Bobot Sari , de hoofdplaats van het district Eert& Neg&r&.
Vandaar gaan hoofdzakelijk twee wegen uit, waarvan de eene
in noordwestelijke richting voert naar het tegen den Slamat leu-
nende plateau van Priatin, terwgl de andere, die meer recht
noordwaarts gaat, eene tweede, ons reeds bekende verbinding
van Banjoemas met Tegal vormt. De eerste weg is slechts te
voet of te paard bruikbaar en brengt ons in bijna recht west-
») Kol. Tersl. 1879. BgL YY. 24. «)Bud<iingh, N, O. I., I. 223.
») Boven, bl. 412. *) Boven, bl. 418. ») Bnddlngh, N. O. I., I. 228.
Digitized by VjOOQIC
445
waartscbe richtiog naar de desa Serajoe. Een weinig bezijden
het pad derwaarts kunnen wij hier de wording der Kali Aroes
gadeslaan, die ontstaat nit het, te midden van horizontale lava-
banken, met groote kracht te voorschgn dringende water eener
springbron, dat uit sommige gaten wel een halven voet hoog
opwelt. Het water is zoo overvloedig; dat de beek zich al aanstonds
over een bed van omstreeks vyf voet breedte uitbreidt. Dit ver-
schgnsel doet aan de springbronnen van Handi Radja in Tegal
denken, en moet, gelijk andere gelijksoortige aan de zuidzijde van
den Slamat, in den omtrek van Adjibarang en elders, op dezelfde
wijze verklaard worden ').
Niet minder merkwaardig is de schilderachtige waterval dien,
vlak bg Serajoe, een wat aanzienlijker beek, de Eali Sasso vormt.
Langs den rand van een dichtbegroeiden rotswand stort zich een
krachtige waterstraal af, die wordt opgevangen in een ondiep,
bijna kringvormig bekken, waarvan het middendeel een vijver
vormt, door slanke bamboestruiken beschaduwd. Hier vinden de
inlanders eene heerlijke koele badplaats. Een groot deel van het
water wordt echter door een soort van goot afgevoerd naar een
tweede bekken en vervolgens naar een diepen, ronden ketel, welks
donkere, uit tuf gevormde wanden dicht met varens begroeid zgn ').
Te Serajoe bevinden wij ons op een hoogte van 880 meters
boven het zeevlak; wij hebben dus tot het omstreeks 1250 meters
hooge plateau, overeen afstand van 7 & 8 palen hemelsbreedte,
nog meer dan 900 meters te stijgen, eer wg Priatin bereiken.
De weg gaat meest door koffietuinen , die op dit punt veel hooger
dan elders langs de hellingen van den Slamat opstijgen en ons
zelfs op het plateau niet verlaten. De grond dien wij overtrekken ,
is met eene dikke laag humus bedekt, behalve op de plaatsen
waar wg eene beekbedding kruisen. Tenzij na zware regens
zijn op de hellingen van den Slamat, boven een hoogte van 600
*) Jagor, Reiseekizzen. 205; Junghahn, Java. I£. 176. Zie over deyerkla-
ring boYen, bl. 372.
') Jagor, Reisoskizzen. 206-, Junghuhn, Java. U. 174; Roorda v.Ejs., Ld.
en Yk. III. 3. 69. Jagor noemt den naam der rivier niet; R v. £. noemt
haar Kali Sopo, Jongbahn Kali Sosso, eo de topographisohe kaart Kali Sasso.
Digitized by VjOOQIC
446
meters, de waterloopen doorgaans geheel droog en staat alleen in
de diepste hoUigheden eenig koffiekleurig rooht, zoodat de laya,
door wier luchtbellen het water heen sijpelt, bloot en glad ge-
spoeld aan den dag komt. Zg vertoont zioh als eene yaste, harde,
lichtgrauwe massa, waarin verheTenheden en gaten elkander
afwisselen.
Uit dezelfde lava zijn ook de heuvels en heuvelstrooken opge-
bouwd, die de bergvlakte van Priatin omgeven. In een dezer heuvels,
Djengkol geheeten, vindt men reohts van den weg, { paal van Pria-
tin, een klein hol aan den voet van een loodrechten rotswand,
door ontelbare vledermuizen bewoond. Het is vooral belangryk
voor den geoloog, die hier de poreuse, fraai gekroesde lava ge-
heel bloot liggende kan gadeslaan ')•
Het dorp Priatin zelf is alleen door zijne hooge ligging
merkwaardig: het strekt gewoonlijk tot station voor hen die den
Slamat van de Banjoemasche zijde willen beklimmen. Na in een
rit van ongeveer een kwartier in west-noordwestelyke richting
de schier geheel bebouwde bergvlakte doorkruist- te hebben,
ziet men zich verplaatst in een oorspronkelijk woud van zware
boomen, die een bg uitstek ruig en harig voorkomen hebben
door de ontelbare varens, mossen en orchideeën waarmede zij
behangen zyn. Inzonderheid onderscheidt men daaronder de
fraaie mossoort Meteorium speciosum, die, in ellen lange festoe-
nen van de takken afhangende, door het geringste zuchtje gewie-
geld wordt Eerst door droge beekkloven, hooger op, waar men
de paarden moet achterlaten, vooral door rhinocerospaden, ziet
men zich den weg naar de hoogte gebaand, naar de zone der
Javaansche alpenflora, die zich nergens schoener en weliger
dan op dezen bergtop vertoont Treft men hier een vroolijken
zonneschijn, dan vereenigen zich het hooge geurige gras, de
veelkleurige bloemen ; het gegons van ontelbare insecten , de zacht
glooiende helling, de reine lucht, om deze streek tot een lusthof
van Flora te maken, die echter, wanneer wg verder trekken,
maar al te spoedig in de woeste werkplaatsen van Yulcanus
*) Jonghahn, Java, IL 175, 176.
Digitized by VjOOQIC
447
overgaat. Op ongeveer 180 meters beneden de uiterste grens
van den plantengroei ziet men hier de dwarsohe rib van den
G. Lanang uitsteken als een kleine op den Slamat staande bgberg,
in welken wij reeds vroeger een overblijfeel van het oudere
geraamte des vulkaans meenden te herkennen '). Maar verder
willen wij onzen tocht thans niet voortzetten, daar wij top en
krater reeds van Tegal uit hebben bezocht.
De tweede verbindingsweg van Banjoemas met Tegal, dien wij
reeds aan de Tegalsche zijde leerden kennen '), heeft van Bobot
Sari tot aan de gi'ens nog eene lengte van 8 palen, en doorsnijdt
een door massa's lava overstroomd terrein , dat door den bovenloop
der Eali Eelawèn besproeid wordt. Dit riviertje vormt ten noorden
van Bobot Sari een merkwaardigen waterval, die de schoonste
rotsontblootingen te aanschouwen geeft. Tusschen 16 voet hooge
zijwanden stroomt de beek over een glad geschuurde bedding,
in welker midden zij een dieper kanaal heeft gegraven , tot zij zich
eensklaps van een veertig voet hoogen rotsmuur in een halfcirkel-
vormig bekken van omstreeks 1 50 voet diameter nederstort. De
zijwanden blijven in gelijke hoogte het bekken omgeven en loopen
dan verder oostwaarts, nu tot 55 voet boven den dalbodem stijgende.
De onderste helft van den wand waarlangs het water afstort, is
tot eene diepte van wel 10 voet uitgehold, zoodat men zonder
bezwaar achter den waterval door kan gaan. Men kan zich dus
hier gemakkelijk overtuigen, dat het naar binnen springende ge-
deelte van den wand uit eene lichter weg te spoelen ophooping
van vulkanische rolsteenen bestaat, en dat de bedding van harde
lava, ter dikte van 20 voet, op de rolsteenen rust en eenige voeten
vooruitspringt ').
Wij hebben hier tevens gelegenheid om van wat naderbij
een blik te werpen op het zeer eigenaardig gevormde gebergte,
dat zich aan de oostzijde van den pas waarover de weg loopt,
verheft en tot aan den R&g& Djambangan voortschakelt. De zuid-
zijde van dit gebergte vertoont zich geheel anders dan de noordzijde,
1) BoTen , bl. 375. Ik heb OTerigens hier nog een en ander aan Janghuhn^s
Java, n. 194 yv. ontleend.
') Boven, bl. 378. *) Jonghuhn, Java. II. 178.
Digitized by VjOOQIC
448
die wij in Tegai en Pekalongan waarnamen. De breede nok en
de noordei^ke helling van het gebergte bestaan uit valkanisohe
gesteenten; de zuidzyde vertoont sicb als de vaneen gereten
deelen van een neptuniscbe formatie, die door plotselinge vul-
kanische ophe£Bng werd verwrikt ea opgesohenrd. Die brok-
stukken, die de Tersehillende namen van G. Eelir, G. Plana,
G. Sitimar, G. Boetak,G. Lawit enz. dragen, hebben het aan-
zien van kolossale, van onderen zeer breede ; maar steeds smal-
ler en steiler wordende schotsen, die naar den kant der vulka-
nische nok schefp zijn afgeknot. Zij volgen op elkander in een
lange reeks, met sterk gekartelden kam , en gaan aan hun voet
vrij plotseling over in het terras wjj ze zachtkens naar de Serajoe
afbellende terrein, door de sawah's van Poerb&lingg& beslagen *).
Een dezer schotsvormige bergen, de Goenoeng Lawit, is voor
den geloovigen Javaan eene plaats der bedevaart; want op dien
berg ligt het graf van Pangéran DjamboeElarang, één der wali's
of heilige mannen die aan den Islam de zegepraal op Java
verschaft hebben.
Om deze plaats te bezoeken, stggen wg te Bobot Sari te paard
en rijden zes palen oostwaarts tot Eert& NeglLr&, aan het riviertje
T&mbrIL, dat hier de grens vormt tusschen de districten Eert&Neg&r&
en Tjahj&n&. Dit laatste is het derde district van het regentschap
Poerb&linggH en staat in naam en faam met de legende vanden
genoemden heilige in het nauwste verband. Men verhaalt name-
lijk dat Djamboe Earang een prins was van Padjadjaran, die
een nieuw rjjk in de omstreken van den Lawit stichtte, daar
in oorlog geraakte met 4e scharen van den Islam, door een
Arabisoben zendeling aangevoerd, en eene nederlaag leed; waarbij
zyne volgelingen geheel verstrooid werden. Dit bracht hem tot
nadenken, en terwijl h^ in het gebergte rondzwierf, openbaarde
zich heku de noerboeah of tjahj& kannabéan, de glans die van
den Profeet afstraalt') en het kenmerk is zijner goddelgke zen-
') Janghuhn Java, II. 171.
«) Junghuhn, Java IL 172; T. v. N. I. 1860, I. 178.
>) Het gebrekkige lieriohi dat ik genoodzaakt ben te volgen (T. v. N. I.
1860, I. 178), laat hem Pacyadjaran verlaten om de noerboeah te zoeken,
Digitized by VjOOQIC
t
449 . •
ding. Dit geschiedde op den heuvel die nog oQder den naam van
Gt>enoeng Tjahj&*)y berg van den liohtglans , bekend is, en daar
hij nu eed vurig aanhanger van den Islam werd, sneed hij zich,
als een teeken der aflegging van den ouden mensch, haren en
nagels af, die hij op den. genoemden heuvel begroe£ Nu begon
hij zelf de nieuwe leer te verkondigen eu gaf zijne dochter ten
huweiyk aan den Arabischen zendeling die hem de nederlaag
had toegebracht. Uit dit huwelijk sproten nieuwe helden en hei-
ligen, die den Islam in deze streken door leer en zwaard verbreidden,
reeds lang voor Madjapahit was ten val gebracht, "^ali Perkasa,
een achterkleinzoon van Pangéran Djamboe Earang, wordt ge-
noemd onder de acht heiligen die aan de stichting der moskee
van Demak behulpzaam waren, en werd door den Sultan van
dat rijk met het bestuur over het landschap Tjahjlina beleend,
welks naam de legende ongetwijfeld bedoelt met de tjahja of
den profetischen lichtglans in verband te brengen ^).
Nadat wij de Tambra zijn overgestoken, rijden wij 21 paal
verder oostwaarts tot aan de desa Pepedsui; aan den voet van
den heuvel Tjahja of Tjahjana , en vandaar noordoostwaarts , langs
den rechteroever van de Eali Earang, naar de perdikan-desa
Makam, aan welker bevolking het onderhoud van het graf van
Djamboe Earang en eenige zijner volgelingen is opgedragen. De
graven zelve leveren niets merkwaardigs op. Van een hoogen
die b|j Yond op den berg Lawit, en strijdt hg eerst daarna tegen den Islam.
Men gevoelt hoe ongergmd dit is en kan er een nieuw voorbeeld in zien
van de hopelooze verwarring in de verhalen die men uit den mond der
Javanen opvangt. Ik vlei mij door eenige wijziging van het verhaal den
oorspronkeljjken zin naderb|j te zgn gekomen» Noerboeah , noerboeat en noe-
boeah zyn de verschillende Javaansche vormen van het Arab. noeroe'n-naboeah ,
waarvan »tjalga kannabéan" de JaV. vertaling is. De profetische lichtglans
van Mohammed speelt eene groote rol in de' mystische theologie der Moslemen. '
Zie b. v. Niemann, Inleid, t. d. kennis van den Islam, bl. 355. Men kan
hieruit opmaken wat men te denken heeft van de volgende med»deeling in
het T. V. N. I. , t. a. p.: ^^^ij ging op reis om de tjahija noerboead
(een heilig vuur of vlam) te zoeken, 't welk hij meende dat hem gelukkig
zou maken. Dit vond hü op den berg Lawit.*^
*) Op de topographische kaart staat G. TjahjSnü.
2) Behalve in het T. v. N. I., t. a. p.,vind ik van Pangéran Djamboe Ka-
rang ook met een woord melding gemaakt bjj Junghuhn, Java, II. 175. De
plaats van zgn graf is op de kaart van Junghuhn aangewezen,
UI. 29
.•
Digitized by VjOOQIC
450
muur omgeven, liggen zg in stille donkere boscbages^ op moei-
lyk toegankelijke heavelspitsen. De bewoners der desa zijn in
bet bezit van een Javaansoh verbaal in pégon-sebrift, dat de gesobie-
denis van hnnnen held bevat ').
Yan bet bezoek dezer beilige plaats keeren wg terug naar
Pepedan, dat door verscbillende paden zuid westwaarts met Poer*
b&lingga (lOJ p.), zuidwaarts met Boek&tedj& (9} p.), oost-zuid-
oostwaarts met W&nadadi (15^ p.) verbonden is. Welk dezer
paden wij ook volgen , steeds moeten wij de Kali Qintoeng over-
steken , die van haren oorsprong af de grens vormt tusscben de
districten Tjabjan& en Bandjar, en dus ook tusscben de regent-
schappen Poerb&lingg& en Bandjar Neg&r&, maar een weinig
bezuiden Pepedan dwars door Tjabj&n& westwaarts gaat, om hare
wateren naar de Tambra en, vereenigd met deze, naar de Eelawèn te
voeren. Poerbalingga kennen wg reeds. Boekatédja is het tegenwoor-
dige hoofddorp van Tjabjana en ligt in de vlakte tusscben de Peka-
tjangan en Serajoe tegenover Poerw&redj&. De weg daarheen gaat
over Lamoek , dat aan de Pekatjangan is gelegen en vóór korten
tijd het hoofddorp yan Tjabjana was. Daar echter deze plaatsen
niets merkwaardigs aanbieden, slaan wij den weg in naar WIL-
n^adi, bet hoofddorp van Bandjar, hooger op aan de Peka-
tjangan gelegen. Om vanhier naar Bandjar Negara, het eigenlijk
doel van onzen tocht te komen, kunnen wij 6f een weg zuid-
waarts inslaan , die ons , na 2| paal afgelegd te hebben ^ waarbij wg
de Serajoe moeten oversteken, bij Mantri Anom op den groeten
weg tusscben Poerwaredja en Bandjar Negara brengt, óf het rijpad
volgen dat, over een afstand van 4 palen, naar de desa Bandjar
leidt, die baren naam aan het district heeft gegeven. Van
Bandjar gaat een zeer belangwekkende weg, dien wij nader zullen
leeren kennen, in noord-noordoostelijke richting naar EarangEobar ;
1) T T. N. I. 180. De naam der desa wordt daar niet genoemd; maar op
Janghnhn's kaart yindt men hier eene desa Makan aangeduid, met de bg-
Toeging «perdikan-desa. '* Op de topographische kaart Tan Bai^oemas heet zg
Makam, en dit is zonder twgfel de juiste sohrgfwgze; want het Arab. woord
m a k ó m (standplaats, plaats) is in het JaT. gebruikelgk in den zin van graf,
inzonderheid Tan heilig graf. De Toorberg Tan den Lawit waarop eigen-
lek het graf ligt , heet op de topographische kaart „G. Makam pan^ang.*
Digitized by VjOOQIC
451
dicht bg Easenet, 1^ paal voorbg Bandjar, leidt een sgtak
zuid-zuidoostwaarts, die ons^ nadat wg drie palen hebben afge-
legd, tegenover Bandjar Neg&r&^ aan de Serajoe brengt.
De ligging van Bandjar Neg&r& is zeer schoon. Onmiddellijk
achter de negerie stijgen de rijstvelden terraswijze langs de steile
bellingen van bet Zuid Serajoe-gebergte omhoog. Yoor zich ziet
men den sohuimenden vloed, waarover een schilderachtige bam*
boebrng ligt en met een dubbele rij bogen een waterleiding gaat
die de plaats van goed drinkwater voorziet en bijna aan een
Romeinschen bouw zou doen denken. Aan de overzgde strekt
zich het met desa's bezaaide Bandjar-neg&rlische diepland uit,
door de bergen van Earang-Eobar omgrensd, eo teekenen zich de
trotsche profielen van den BAgk Djambangan, den Prahoe, den
Sind&r& en den Soembing aan den horizon *). Maar de plaats zelve
maakt geen aangenamen indruk. Noch de ruime aloen*aloen,
noch de dalam van den Regent, noch de adsistent-residents woning
munten door fraaiheid uit; de Europeesche huizen zijn weinige
in getal, en de plaats heeft eensomberen verlaten voorkomen ').
Wij willen thans den tocht door het Serajoe-dal tot W&n&s&ba,
de hoofdplaats van Ledok, voortzetten en zullen dus weldra de
grenzen tusschen Banjoemas en Bagelèn weder overschrijden.
Wij vervolgen tot dat einde den grooten weg langs den
linkeroever der rivier eerst tot Singllmert& (3i paal), welke
plaats haren naam heeft gegeven aan het district van Bandjar
Neg&r^ waarin ook de hoofdplaats gelegen is. Even voorbij Si-
ngmert& valt de Eali Toelis, die van het Diëng-plateau komt, in
de Serajoe, nadat zg over hare geheele lengte de grens tusschen
de Banjoemasche districten Earang Eobar en Bandjar en de Ba-
gelènsche Eali Alang en Leks^n^ heeft uitgemaakt Yan het vereeni-
gingspunt af strekt zich echter het district Singamerta nog 7-^ paal
oostwaarts uit in een lap gronds , bijna in de gedaante van een recht-
hoek , die willekeurig uit het Ledoksche gebied schijnt uitgesneden.
De noordelgke grenslijn wordt gevormd door de Serajoe zelve.
>) Jagor, Reiseskizzen. 210.
') Bleeker in T. v. N. L 1850. H. 145; Buddingh, N. O. I. , I. 223 ; Teya-
mann, N. T. v. N. I. YIIL 282.
29*
Digitized by VjOOQIC
452
de zuidelgke door den kam van de noordelijkste keten der
Zuid Serajoe- bergen, die het hoogst stggt in den zich tot 1044 meters
verheffenden G. Midangan, naar welken een deel van die keten soms
het Midangan-gebergte genoemd wordt. De zuidelijke helling dier
bergen behoort gedeeltelgk tot het district Eeboemen^ maar juist
Tan den Midangan af, tot Eali Wir&, mede een district van Ledok.
De noordelgke en zuidelijke grens van dezen uithoek zijn van
twee tot drie palen van elkander verwijderd ; de oostelijke bestaat
uit eene geheel willekeurig van noord naar zuid bij de desa
Sawangan getrokken lijn. Vanhier af stroomt nu de Serajoe geheel
door Ledoksch gebied en maakt de scheiding tusschen de dis-
tricten Leksan^ ten noorden en Eali Wirli ten zuiden. De weg
splitst zich bij Sawangan in twee takken. De oude weg gaat
weldra de rivier over en bereikt op twee palen afstands van de grens
de districtshoofdplaats Leks&n^ aan den rechteroever der Serajoe ,
die hier de Eali Pring opneemt. Het district Leksana is bedekt
met tertiair gebergte, dat overal dicht tot den rechteroever
van de Serajoe nadert, zich het hoogst verheft in den tot 1335
nieters stijgenden Tjowet, en noordwaarts zich verliest onder de
hellingen van den 2363 meters hoogen Bisrn^, den zuidweste-
lijken top des onmetelijken kraterwands van het Diëng-gebergte.
Het dal van de Serajoe heeft zijn nauwste gedeelte tusschen
de samenvloeiing der rivier met de Toelis en met de Begaloe , welke
laatste { paal boven Leksana plaats heeft. Terwijl de bergen van
Leksana haar nauw aan den linkeroever insluiten, zet zich aan
hare andere zijde het Midangan-gebergte voort in een aangescha-
kelde reeks van toppen, die nagenoeg recht van west naar oost
loopt en wier hellingen tot aan haren rechteroever reiken. Te-
genover Leksana verheft het zich weder tot een aanmerkelijke
hoogte in den G. Beser, naar welken dat gedeelte soms het Beser-
gebergte genoemd wordt. Yerder oostwaarts schakelt zich dit
gebergte voort in den Tjindé , den Genteng , den Wedoes en den
Eoekoesan. Deze laatste is door een kleinen heuvelrug met een
uitlooper van den Soembiug verbonden, waardoor de scheiding tus-
schen het stroomgebied der Serajoe en dat der B&gHwanta voltooid
irordt. De Begaloe komt van den Soembing en stroomt aanvanke-
Digitized by VjOOQIC
453
lijk in WGBt-noordwesteljjke richting, twee h. drie palen ten noorden
van genoemde waterscheiding, en van den Eoekoesan afgezon-
derd door de voortoppen G. Rembet en G. Sirandil. Tot dicht
aan den G. Wodoes genaderd , verandert zij hare richting in een
recht westelijke en volgt na den voet van het Beser-gebergte
totdat de samenvloeiing met de Serajoe plaats heeft, juist op
het punt waar deze rivier haren tot nog toe zuid-zuidwestelijken
loop met een westelijken verwisselt, en waar haar de weg dien
wij van Leks&na af volgden, oversohrgdt, om zich te vereenigen
met den nieuwen weg, die , langs haren rechteroever voerende, om
tot die vereeniging te geraken, van zgnen kant de Begaloe overschre-
den moet Er is dus van hier af weder slechts één groote weg, die
den linkeroever der Serajoe op eenigen afstand volgt en, nadat
zes palen zgn afgelegd, de hoofdplaats van Ledok, het bekoorlijke
W&n&8Jib& , bereikt. Nog moet ik opmerken , dat boven de veree-
niging de Serajoe de grens vormt tusschen de districten Leksana
en W&n^Uba, terwijl de Begaloe , dit laatste eerst van £ali
Wiri en later gedeeltelijk, d. i. tot aan den voet van den G. Si-
randil, van Sapoeran scheidt.
Het bovendeel van het dal der Serajoe, tot aan het pnnt harer
westwaartsche ombuiging, is niet ten onrechte wel eens met
den naam van het Bagelènsche Tempé begroet '). Schoener
vereeniging van grootsche enliefelijketooneelen, dan dit aanbiedt,
is wel nauwelijks denkbaar. Aan de noordzijde daalt het af van
de hellingen van den trotschen Diëng; aan de oostzgde ziet er de
majestueuse, van woud ontbloote kegel van den Sindar^ op neder;
meer in het, zuidoosten verheft zich de even ontzagwekkende en
even naakte Soembing, en aan de westzijde reiken de bergen van
Leks&n& tot aan den rivieroever. De hooge, zuidwaarts afbellende
dalbodem, door deze gevaarten ingesloten, is als een toonbeeld van
leven en bloei. Yan de anders zoo schaarsche bevolking van Ledok
is een zeer aanzienlyk deel in deze vallei opgehoopt, die allerwegen
O Buddingh in T. v. N. I. , II. 1 . 855, en N. O I., I. 206. Ofschoon die schrgver
den naam van Tempé aan geheel Ledok toekent , bedoelde hy natuurlgk sleohtB
dat gedeelte dat werkelgk tot de rergelgking aanleiding geeft, en dat hij ook
alleen gezien had, nam. het dal van de Serajoe.
Digitized by VjOOQIC
454
met desa's en rgstvelden bedekt is. Daartussohen bieden de koffie-
tainen en maïsvelden eene bekoorlijke afwisseling; bloemen en
kruiden ontspruiten in eindelooze verscheidenheid den vruchtbaren
bodem, en de milde lucht wordt er met wellust ingeademd.
De vallei wordt, van het punt der vereeniging vanSerajoeen
Begaloe noordwaarts , nog eenigermate verengd door de lage heu-
velreeksen die zich in den hoek tusschen de beide rivieren ver-
beffen, maar opent zich wyd naar de oostzijde wanneer wij W&nli8&-
b& naderen. Terwijl zich de top van den Sind&r& juist in het
noordoosten vertoont , wijken zijne uitloopers vlak oost van W&n&8ab&
aanmerkelijk terug, en daar de Soembing, wiens kruin oost ten
zuiden van de hoofdplaats verrgst, merkelijk verder oostwaarts ligt
en de hellingen van beide bergen naar het westen heen een breede
kloof vrijlaten, die eerst langzamerhand opstijgt tot den hoogen
rug die beide verbindt, heeft men te W&n&sab^ vooral in zuid-
zuidoostelijke richting eene uitgestrektegolvende vlakte voor zich,
wier grootste breedte ongeveer acht palen bedraagt en die midden-
door wordt gesneden door den weg die , over Kretek en Semilir ,
'W&nlk8&b& met Sapoeran en het dal van de Bag&w&ntIL vereenigt.
Bjjna recht oost van W&nSs&b^ verliest zich de blik in de geheim-
zinnige spleet tusschen SindlLr& en Soembing, die, daar zij een
oost-noordoostwaartsche richting krijgt , al spoedig door den berg
Loehoer, een zuidwestelijken voortop van den Sind&r&, voor
ons oog wordt bedekt Vlak achter 'WSLn&8&b& stijgen de kalkbergen
van Leks&n& in den Tjowet tot hunne grootste hoogte op *).
Aan deze onvergelijkelgk schoone ligging beantwoordt het
vriendelijk voorkomen der negerie, die tot de aangenaamste en
gezondste plaatsen van Java mag gerekend worden. Z|j ligt op eene
hoogte van 800 meters boven de zee en heeft dus een koel klimaat ,
bij uitnemendheid geschikt voor de teelt van Europeesche groen-
ten en bloemen. De aloen-aloen is groot en van goede gebouwen
omgeven; achter de woning van den adsistent-resident is eene
uitmuntende badplaats met heerlijk koel water. Ten behoeve der
thee- en koffiecultuur zijn er groote pakhuizen gebouwd '). Het
>) Bleeker, T. v. N. I., 1850. II. 156 y; T. t. N L 1860. I. 188.
*) Buddingh, N. O. I., I. 206.
Digitized by VjOOQIC
455
fortje echter, uit den tijd van den Java-oorlog afkomstig, heeft,
schoon lang in stand gehouden, ten laatste den weg gevolgd van schier
alle versterkingen tot beteugeling van een inlandschen vijand op
Java gesticht , en is in 1875 uit de rij der fortificatiën weggevallen *).
Onder dei merkwaardigheden van W&n&s^b& nemen de sporen
der Boeddhawegen, die in den Hindoetgd naar de heilige pries-
terstad op het plateau van den Diëng voerden ^ en die reeds
een weinig ten noorden van deze negerie aanvangen ') , de eerste
plaats in. Ik heb echter in het tweede deel van dit werk over
alles wat in deze streken uit oudheidkundig oogpunt belangrijk
is zoo uitvoerig gesproken, dat ik thans, met verwijzing
daarheen'), mg tot de vermelding van eenige natuurlijke merk-
waardigheden die zich op den weg van W&n&s&bl naar het dorp
Diëng voordoen, wensch te bepalen. Ik zal echter dien 15^ palen
langen weg thans niet verder volgen dan tot aan de zuidelijke
buitenhelling van den veeltoppigen ouden kraterwand waaruit
het Diêng-gebergte eigenlijk bestaat, dewijl wg den onuitputte-
lijken rgkdom van merkwaardigheden die binnen dien wand
besloten liggen ^ straks van de Banjoemasche zijde over het hoog-
land van Karang Kobar zullen bereiken.
Nauwelijks hebben wij de hoofdplaats van Ledok verlaten, of
de weg overschrijdt de grens van het district Kali Alang^ het
noordelijkste en belangwekkendste van geheel Bagelèn. Lang-
zamerhand rgst de bodem van het dal, dat echter tot Mendjer
nog geheel met sawah's bedekt is, slechts hier en daar door
ko£Betuinen afgewisseld. De hellingen der bergen aan weerszijden
treden dichter naar elkander toe, de lijnen worden gedurig scherper
en grootscher. Menigvuldig , schoon meest nog weinig bekend ,
zijn in de vulkanische streek die wij doorreizen , de minerale en
warme bronnen. Men vindt er reeds eene bg Mangli , in den on-
middellijken omtrek van W&n&sab&; maar meer bekend is do
warme bron Kali Anget, die twee palen van de hoofdplaats
dicht bij den weg gevonden wordt in een kleine beekkloof , welke
in west-zuidwestelijke richting over den vlakken voet van den
') De Yaynes Tan Brakell, Y6rdedigiiig,bl. 295; Kol. Yersl. van 1876, bl 39.
2) D. n, bL 55. ») D. U, bl. 49-67.
Digitized by VjOOQIC
456
Sind4r& loopt. Het water beeft reuk ooch smaak en zet een geel-
achtig bezinksel af, uit ijzeroxjde bjdraat bestaande '). Nadat
wij nu Eali Beber, het voormalige hoofddorp van Eali Alang,
links van den weg hebben laten liggen, komen wij, op vgf palen
afstands van WILn&8&b&, op een punt waar de uitloopers van den
Bism& en den^ Sindlir^ voor den doortocht der Serajoe slechte
een smalle spleet overlaten, en waar ^ paal bewesten den weg,
bjj de desa Tegal Sari, onderscheiden warme, zwavelhoudende
bronnen opwellen, die bij den naam van Banjoe koening (geel
water) bekend zijn ^). Op 5| paal van Wanasaba bereiken wij
Garoeng^ het tegenwoordige hoofddorp van Kali Alang. Een kleine
paal verder gaat van den weg een pad aan de linkerzijde, eigenlijk
de oude weg naar Diêng, naar boven ^ dat door de rgstvelden
van Mendjer en Maron voert, dorpen die aan het zuidelijk uit*
einde van het meer van Mendjer gelegen zijn. Wij vinden dit
bekoorlijke meer op dat gedeelte der zuidelijke buitenhelling
van het Diêng-gebergte dat onder den naam van Goenoeng
Ser&dja bekend is; het vormt daar, op eene hoogte van 1100
meters boven de zee, een diepe kom, die de glooiing plotseling
afbreekt. Het meer is rond en heeft ruim 300 meters in door-
snede; de diepte verschilt van eenige voeten tot 50 vademen.
Het is omgeven door een rotswand , die deel uitmaakt van eene
van den Ser&dj& afdalende rib, welke zich, hoe lager zij komt,
in te meer vertakkingen splitst. Het volgt uit de ligging van het
meer in het midden eener sterke helling, dat de noordelijke
oever veel hooger is dan de zuidelijke. Terwijl de eerste 60
meters boven den waterspiegel stijgt, is er aan de zuidzijde een
punt waar de oever zich ter nauwer nood daarboven verheft.
Op dit punt is ook een spleet, waardoor zich het overtollige
water ontlast in een beek die naar de Serajoe afstroomt. Slaat
men bet meer van de hoogere hellingen van den Ser&dj& gade,
dan maakt de blauwe, rimpellooze spiegel van het vischrgke
water een liefelijken indruk. Wèl zgn de omringende rotswanden
>) Junghuhn, Java. II. 1849; N. T. t. N. I. XX. 884.
») N. T. T. N. I. XXII. 133.
Digitized by VjOOQIC
457
gedeeltelijk kaal of Blechts met grove grassoorten bedekt, maar
deels aan de west-, deels en vooral aan de oostzijde zijn zij
thans bedekt door de theetuinen van Tempoeran , en de duizenden
in regelmatige rijen geplante en in levendig, glanzig groen gedoste
heesters van de schoone CameUia-soort die ons den geliefden
volksdrank verschaft, blinken ons uit de verte vriendelijk tegen *).
De weg die ons tusschen de desa^s Maron en Tel4g& schier
in onmiddellgke aanraking met het meer bracht, loopt nu verder
langs zijne oostzgde midden door de theeplantsoenen van Tempoeran,
en verwgdert zich vervolgens van het meer in noord-noordooste-
lijke richting, om de theetuinen van Erio en Serang te kruisen.
Bij de desa Serang heeft men in het oost-noordoosten het gezicht
op den G. Telèrèp, het halfcirkel vormig overblijfsel van een
voormaligen, thans vernielden vulkaan ; wiens hellingen zoowel
noordwestwaarts met die van den Prahoe, als zuidoostwaarts
met die van den minder verwijderden Sind&r& een zadel vormen.
In zuidoostelijke richting geniet men hier een geheel vrijen blik
op den 8ind&r&, van zijn uit de vallei opstijgenden voet tot aan
zijn kegelvormigen, een weinig afgeknotten top, terwijl zijn veel
lagere voortop de G. Eembang, die op zij a zuidwestelijke helling
verrijst, nog grootendeels aan het oog onttrokken is. Bij de desa
Kedjadjar komen wij op den nieuwen rijweg naar Diëng terug,
dien wij een weinig voorbij Garoeng verlieten. Wg volgen dien
thans zuidwaarts langs den voet van den Telèrèp, in de eerste
plaats naar Tambi y waar wederom , nu ten oosten van den weg,
schoone theetuinen gelegen zijn , door welke zich het pad slingert
dat over den zadel tusschen Telèrèp en Sind&r& oostwaarts naar
Djoemprit, in de aangrenzende residentie Eadoe,gaat. Yoor het
dorp Sigedang, dat op eene hoogte van ruim 1800 meters, eenzaam,
slechts door djarak* heesters beschaduwd, op een plateauvormig
verbreeden, van den Telerep afgedaalden lavastroom gelegen is,
vormt deze weg het eenige middel tot gemeenschap met de
buitenwereld ^). Tambi is 3^ paal van de grens van Eadoe en
1) Zie over het meer Jungholm, Java. II. 229; Bleeker, T. y. N. I. 1850.
IL 156; Buddingh in T. v. N. I., IL 1. 335.
') Junghuhn, Java. IL 275, 279 y.; Bleeker T. y. N. I. 1850. IL 155.
Digitized by VjOOQ IC
458
2t paal van Garoeng verwyderd. Yan deze laatste plaats keeren
wg thans zonder oponthoud naar W&nis&b^ terug, om nu vandaar
in oost-zuidoostelijke richting, dwars door de Serajoe-?allei , den
weg naar het 5} paal verwijderde Eretek te volgen. Yan deze
plaats gaat oost-noordoostwaarts , over den rug die SindHriL en
Soembing verbindt, de groote weg naar Temangoeng in de resi*
dentie Eadoe. Ook deze weg voert weder door uitgestrekte thee-
plantsoenen te Djoerang djero en Retja en komt op Bj paal afstands
van Kretek aan den post Kledoeng, die op eene hoogte van 1405
meters boven het zeevlak, juist op de grens van Bagelèn met
Eadoe, is gelegen.
Yan Eretek tot de districtshoofdplaats Sapoeran hebben wg
nóg zes palen af te leggen. Het uitzicht wordt nu evenzeer door
den Soembing als tot dusver door den Sind&r& beheerscht. Even
voorbij Eretek overschrijden wij de grens tusschen de districten
WS.n&B&b^ en Sapoeran, daarop steken wij de Begaloe en vervol-
gens , bij de theetuinen van Semilir *), de reeds beschreven water-
scheiding tusschen Serajoe en BILg&w&nt& over. Ook het dal van
laatstgemelde biedt ons eene heerlijke verscheidenheid van
fichoone gezichten. Sapoeran zelf is alleen merkwaardig door de
in de nabijheid liggende theetuinen van Tandjong Sari en
door het graf van zekeren Ejai Goesti. Al de tot dusverre ver-
melde theeplantsoenen van Ledok zijn sedert eenige jaren onder
den naam van „Ledoksche tlieetuinen^ door de Regeering in huur
uitgegeven aan de heeren van den Berg, Holle en Jacobson,
en leverden in 1878 eene opbrengst van ongeveer 300,000 kilo-
grammen , op eene uitgestrektheid van 640 met thee beplante
bouws. Die uitkomst is zeker niet bijzonder schitterend, en daar
aan de theecultuur in Ledok het groote bezwaar verbonden is,
dat, bij gebrek aan bosschen , brandhout en houtskool slechts tot
hoogen prijs te bekomen zijn , heeft zij, om zich staande te houden,
behoefte aan groote productie en — wat in den laatsten tijd ook
al te wenscben heeft overgelaten — aan voordeeligen afeet.
') Op de topographisobe kaart staat Semitie, doch dit moet een font zgn.
Zie Atlas yan Bagelèn, kaart IX en bl. 22, en Begeerings- Almanak, 1879,
bl. 304.
Digitized by VjOOQIC
439
IntnsseheD loopt het oontnct in 1885 tm dnde, o& het blgkt
mg niet dat oyer Tenndering in erfjpacht onderhandeld is, waarooi
ik Trees dat de toekomst der Ledoksehe theetninen niet Tolko-
men Terzekerd is te achten *).
Wat nn het graf Tan Ejai €k>esti betreft^ men hondt desen
persoon Toor een legerhoofil Tan Midj&pahit, die, in den strgd met
Baden Patah oyerwonnen , zich in dese toen woeste streken Terborg
en er stierC Men bewaart bg het graf een ouden Chineeschen
schotel waaruit hg gegeten, en een oud zadel waarop hg
gereden zou hebben. De JaTanen houden dit zadel Toor onyergan-
keltjk. Het is inderdaad zeer zwaar en sterk en het maaksel
pleit Toor hoogen ouderdom *).
De weg gaat nu Terder zuidwaarts naar Loano , hoofddorp Tan
het district Tan dien naam, dat 20| palen Tan Sapoeran, maar
nog slechts 7 palen Tan PoerwJlredji, de hoofdstad Tan Bagelèn,
Terwjjderd is. De weg Tolgt den loop Tan de B&g&w&nt& en
leTcrt overal schoone gezichten op ; doch bgzondere merkwaardig*
heden worden ; zooTeel ik weet, nergens aangetroffen. Een paal
benoorden Loano komt deze weg samen met den groeten weg
Tan Poerw&redj& naar Magelang, en op dat punt is hg nog 7i
palen Tan de Eadoesche grens Terwtjderd.
Daar wij nog een toer Tan Bandjar Neg&r& uit naar het Dieng-ge-
bergte wenschen te ondernemen , Tolgen wij thans Tan Sapoeran een
pad dat ons over den met ko£Betuinen bedekten G. Koekoesan en langs
den Toet Tan den G. Wedoes tot dicht bij de boorden Tan de Begaloe
brengt. Wij rijden Tervolgens vanhier over de noordelijke hellingen
Tan het met ko£Betuinen omkranste Beser-gebergte , met de Begaloe
aan de rechter- en een bergstroompje, de Kali Poetih , dat zich bij
Sawangan in de Serajoe stort, aan de linkerhand. Etcu Toordat dit
rgpad, dicht bg de Tereeniging van Begalèn en Serajoe, de desa
Sein Neg&r& bereikt, wordt het gesneden door een zich van den
O Zie EoL versl. 1879, Bgl. YY, bl. 24; Atlas van Bagelèn, bl. 22. YgL
verder de belsngrgke verslagen over de Ledoksehe theetuinen van den
heer W. de Jong, in D. XVI en XYII (Nieuwe serie, D. XI en XII) van het
Tgdschr. v. Nijv. en Lbw. in N. I. ^
») T. V. N. I. 1860. I. 208.
Digitized by VjOOQIC
460
nieuwen v/eg afzonderenden zgtak, die eerst de Eali Poetih en daarna
den kam yan het Beser-gebergte overschrijdt, om aan diens andere
zijde af te dalen naar Eali Wir&, het hoofddorp van het gelijknamig
district. Deze desa is langs het bedoelde pad 3^ paal van den nieuwen
weg, 31 van zijne vereeniging met den ouden, en 4 palen van Lek-
san& verwgderd. Het district Eali Wir& is geheel met heuvelrgen tot
het Zuid Serajoe-gebergte behoorende bedekt en wordt doorkronkeld
door vele beken , die meest allen samenvloeien met de Eali Gehang,
welke op de zuidelijke uitloopers van het Beser-gebergte ontsprin-
gende rivier het district schier in zyne geheele lengte doorsnijdt
en later, in de Bagelènsche vlakte gekomen, zich in de Bawa
Wawar verliest. Daar Eali Wiri geene bijzondere merkwaar-
digheden schgnt op te leveren, laten wij ons niet tot afwijking
van het gevolgde pad verlokken, dat ons weldra, dicht bij de
Banjoemasche grens, op den groeten weg naar Bandjar Negara
terugvoert
Yan Bandjar Negara gaat nu onze weg over het algemeen
noordwaarts naar de 13 palen verwijderde districtshoofdplaats
Earang Eobar. Wij rijden aanvankelijk door de vlakte, maar
als wg den weg van Bandjar naar Earang Eobar dicht bij Easenet
bereikt hebben '), bevinden wg ons weldra aan den voet eener reeks
yan talrgke, steile en schilderachtige bergspitsen , die, om zoo te
zeggen, den zuidelgken grensmuur van het gebergte vormen en
plotseling uit het diepland oprijzen. Wij rijden rechtstreeks aan
op een dier toppen^ den 1250 meters hoogen Pawinian, en
ontdekken hier in den rotsmuur de poort die ons den toegang
naar het hoogland opent. Een kloof met steile wanden scheidt
den bergtop in twee spitsen. De merkwaardigste is die aan de
oostzgde, die bg de bevolking den naam van G. Lawéh draagt, een
ontzettende, kale rotsklomp, uit trachietmassa's gevormd, die in
concentrische, 6 tot 10 voet dikke lagen om en op elkander
liggen. Yan ter zijde gezien vertoont hg zich bijna als een pilaar,
maar naar het oosten is hij verlengd in een langgerekten kam^
die een loodrechten wand vormt. Wanneer wij, door dien bergpas
1) Zie boTen, bl. 450.
Digitized by VjOOQIC
461
opstijgende, teragzien, genieten wg een heerlgk panorama; want
het gansche Bandjar-negarasche diepland ligt voor ons, aan den
horizon door het Zuid Serajoe-gebergte begrensd *). Voor onsnit
weiden onze blikken, terwijl wij verder trekken , o?er ontelbare ,
sterk verbrokkelde, van diepe kloven doorsneden, in woeste wanorde
dooreenliggende , maar niet hooge bergtoppen, waartussohen de
Soeren en Mroewoe zich al bruisend een doortooht banen, en
die hier en daar met terrasgewgze oploopende sawahs en welige
koffietuinen prijken. Onder de bekoorlijkste afwisselingen die de
wilde natuur bieden kan, wordt ten laatste de desa Earang Kobar
bereikt.
De hutten van Earang Eobar liggen schilderachtig verstrooid
in een liefelijk, met sawahs bedekt dal, dat zich uitbreidt aan
den voet van den berg Tel&g^ Lèlè, die wellicht als een uitge-
brande eruptiekegel te beschouwen is. De berg verheft zich aan-
merkelijk boven zijn onmiddellijke omgeving; maar noordwaarts
vandaar, in de richting naar de hooge toppen die den R&g*^
Djambangan met den Diêng verbinden, rgst het terrein meer
regelmatig op tot een uitgestrekt hoogland, dat zich evenwel
door een zeer zonderling aanzien onderscheidt. De kam van het
centraal-gebergte daalt eerst van 300 tot 400 meters steil af en
gaat dan over in een soort van plateau , maar dat met ontelbare
kleine, door labyrinthisch kronkelende kloven gescheiden toppen
bezaaid is. Zg zijn kaal of met grauwkleurig gras begroeid,
en slechts op enkele punten wordt hun eentonig voorkomen
door de bruinkleurige hutten van een dorpje afgewisseld. Yoor
een 40tal jaren vond men tusschen Earang Eobar en den voet
van den Rlg& Djambangan, op eene hoogte van meer dan 1348
meters , de thans verlaten theetuinen van Pegoendangan ').
Yan Earang Eobar rgden wij ll| palen in over het algemeen
noordoostelijke richting naar Batoer , de hoofdplaats van het gelijk-
namig district, dat den uitersten oosthoek van Banjoemas vormt. De
') Janghabn, Java. II. 209, die G. Labet achrgft in plaate ran Gt, Laweh;
T. v. N. I. 1860. I. 180; Bleeker in T. v. N. I. 1850. II. 148; Jagor,
Reiseskizzen. 210.
•) Junghulm, Java. U. 210; T. v. N. I. 1860. L 181.
Digitized by VjOOQIC
462
weg biedt overal het gezicht op schoone bergprofielen , maar de
vegetatie is op deze hoogte schraal en vooral de hoornen zijn klein en
weinig tairgk. Hier en daar is echter de bodem met eene menigte Glei •
oheniaceeên en andere varens bedekt '). Bg Pr&djiw&, een aar voor-
dat men Batoer bereikt, zondert zich van den weg dien wg volgen,
het pad af dat over de westelijke helling van den Goenoeng Feta*
rangan naar Bandar Sidajoe in de residentie Pekalongan voert,
en dat wij, voor zoover het tot die residentie behoort, reeds vroeger
leerden kennen ').
Batoer ligt op eene hoogte van 1624 meters, aan den voet
van den achter het dorp steil opstijgenden , schier geheel van
geboomte beroofden G. Petarangan, die zich in zgn hoog-
sten top, den vroeger vermelden Goenoeng Boedak'), tot 2221
meters verheft. De plaats heeft een zeer eigenaardig aan*
zien; geboomte wordt er niet gevonden en zijne schaduw is
er ook minder gewenscht, daar zelden de zonnestralen dopr de
bewolkte lucht dringen. Daar er behalve de Gigantochloa Atter
geen bamboe gevonden wordt , zgn de huizen er meest al opger
trokken uit houten stijlen en beschotten van glaga-riet; de hetere
soort zijn met planken beschoten, doch daar het hout met veel
moeite van den Prahoe moet worden aangevoerd, is dit voor de mees-
te bewoners te kostbaar. Overal in den omtrek van Batoer zijn alle
boomen reeds lang voor het droogstoken der hier op groote
schaal geteelde tabak gekapt , zoodat men zich thans behelpen
moet met het brandhout van jonge boompjes en struiken, die
gelukkig op den vruchtbaren bodem welig opschieten. De hoofd-
straat is regelmatig in een rechte Ign gebouwd, maar er zijn
ook onderscheidene dwarsstraten, die een minder gunstig voor-
komen hebben. De bevolking, voor zoover zg uit Javanen bestaat,
is er uit verschillende streken samengevloeid, maar men vindt
er ook een groot aantal Chineezen, die er leven vanden handel,
inzonderheid van het opkoopen van tabak. Zoowel Javanen als
Chineezen onderscheiden zich door een gezond en krachtig voor-
komen en zel£s door een blozend gelaat ; het klimaat is hier trouwens
») Bleeker in T. v. N. I. 1850. n. 144
*) Zie bl. 402. ') Boven, bL 401.
Digitized by VjOOQIC
463
zoo weinig warm, dat men dikwgis Ctiineezen ontmoet die
zich tegen de koude in sobapenvellen gewikkeld hebben. Batoer
heeft een drak bezochten pasar en voor Enropeesohe reizigers
een goede en ruime pasanggrahan, van hout gebouwd met glazen
ramen en met tweegemetselde vuurhaarden^ die vooral des avonds
goede diensten bewgzen. De vloer is uit vierkante gehouwen
steenen gemetseld, die van het Diëng-gebergte zgn aangebracht,
en behalve de binnen- en voorzaal heeft men er een zestal logeer-
kamers. Yóór het gebouw staan, of stonden althans niet lang geleden,
eenige oud-Javaansche beelden van het Diëng-plateau afkomstig ').
Vele Europeesche groenten en vruchten komen hier goed voort
en worden ook door Chineesche kweekers verbouwd. Er ware
echter van het gunstige klimaat ongetwgfeld veel meer voordeel
te trekken, b. v. voor de teelt van tarwe, die het gemis der
hier niet meer groeiende rgst rgkelijk aan de bevolking zou ver-
goeden •).
Onder de merkwaardigheden die in de omstreken van Batoer
een bezoek verdienen , is in de eerste plaats de Te1&g& Dringo te
vermelden, een meer dat, ofschoon doorgaans tot de Diëng-meren
gerekend, toch strikt genomen nog niet tot den kring van het
Diëng-gebergte') behoort, zooals ook door Junghuhn erkend
wordt ^). Het ligt op eene hoogte van 1960 meters op den Goe-
noeng Dringo , een zuidwestelijken voortop van den zich tot 2205
•) Brumand Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXUI. 161; vgl. boven, D.II.bl. 67.
^ Teysmann, N. T. v. N. I. Vni. 234-238; BleekerinT.v.N.1. 1850. II.
144; T. T. N. I. 1860. I. 181; Jagor, Reiseskizzen. 210.
') Ik zal hier de Toornaamste literatuor over het Diëng-gebergte kortelij k
opgeven , en verder slechts bg enkele bgzonderheden , waar dit ter rechtvaar-
diging mguer voorstelling noodig schijnt, bijzondere aanhalingen voegen:
Horsfield, Verhh. v. h. Bat. Gen. D. YIII, Essay, p. 40, 142. — Buddingh,
T. V. N. L, II. 1. 315. — Junghuhn, Reisen durch Java. 316. — Junghuhn,
Java. II. 207. — Teysmann in N. T. v. N. I. VIÏI. 238. — Mickler in
N. T. V. N. L XXIU. 54. — Arriëns in N. T. v. N. I. XXVIII. 185. -
Bleeker in T, v. N. I. 1850. II. 144. — Losse aanteekeningen in T. v. N. I.
1860. I. 181. — Bmmund in Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXUI. 156. — Jagor,
Reisseskizzen. 210. — Heynen, Drie bergvlakten. 33. — T. ▼. h. Aardrgksk.
Gen. II. 859. — Notulen van het Bat. Gen. op de plaatsen in D. II van
dit werk, bL 55, aangehaald. -> G. Leemans in Versl. en Meded. d. K. Ak.
V. Wet. Afd. Letterkunde, D. VIII.
*) Jooghuhn, Java. IL 226.
Digitized by VjOOQIC
464
meters yerheffendeD Goenoeng Alang, en reikt met zijn noordelgken
rand joist tot aan de nok van den bergrug. Wg volgen om het te
bereiken, aanTankeiijk den weg van Batoer naar Diëng, maar slaan
weldra links af een zijpad in , dat langs het dorp Timbang naar het
meer voert. De bijna cirkelvormige kom van het meer heeft ongeveer
600 meters in doorsnede en is, met uitzondering eener diepere
plek in het midden, die ongeveer 150 meters middellgn heeft,
geheel bedekt met het geurige kalmoes-riet '), dat zijn Javaansohen
naam dringo aan het meer heeft medegedeeld. Honderden wilde
eenden hebben deze bekoorlijke plek tot hun verblgf gekozen.
De oevers van het meer stijgen met zachte glooiing tot omstreeks
70 meters omhoog en zijn aan de westzijde met gras, aan de
oostzijde met welig woud getooid. Aan de zuidzgde is in dien
wand een kleine spleet, waardoor een beekje vliet; doch de
voorname uitwatering van het meer heeft plaats naar de Peka-
longansche zgde door middel van een onderaardsch kanaal of
natuurlgken tunnel '). Nadafc dit water weder te voorschijn is
getreden^ vormt het, in vereeniging met de uitwatering van het
meer Terbes, de EaU Sim bang, zooals vroeger beschreven werd ').
Wanneer wij van het meer Dringo oostwaarts gaan , bereiken
wij spoedig de kloof waardoor het op den G. Alang ontspringende
riviertje Eali Poetih beneden waarts vloeit, tusschenden G. Dringo
en den oostwaarts daarmede verbonden G. Tjimat. In de bedding
van dit riviertje ligt, omstreeks 160 meters lager dan het meer,
de solfatara Eawah Dringo , een met troebel water gevuld bekken
van 15 il 20 voet in doorsnede, waaruit aanhoudend witte dam-
pen opstijgen , schilderachtig afstekende tegen het welig groen
der boomen en varenkruiden die den warmen, uit lapilli
en trachiet bestaanden bodem tooien. Het water wordt door den
damp in gedurige beweging gehouden en soms wel vier vijf voet
naar boven gestuwd. Lager in het dal ziet men onderscheiden
gaten , waaruit met hevig geraas dampen opstijgen , en kokend
water, opborrelend in eene tweede, gelijksoortige solfatara, die door
den naam van Eawah Seg&r&wedi wordt onderscheiden *). Zg
M Acorus Calamus. ') AmënB, t. a. p* 192.
>) Boven , bl. 402. *) Miokler, t a. p. 64.
Digitized by VjOOQIC
466
ontleent dien naam aan eene plek die^ op kleinen afetand, wat
lager gelegen is , en die , ofschoon veel minder bekend dan
het dal Pakaraman, dat wg straks zullen bezoeken, volgens
de inlanders in yroeger jaren, in nog hoogere mate dan dit, de
eigenschap moet bezeten hebben, menschen en dieren die er
zich in waagden, ja zelfs de er overheen vliegende vogels, door
de daaruit opstijgende gassen te dooden. Men zegt dat toen geen
halmpje hier tierde; de naam Seg&r&wëdi, die letterlijk z and-
zee beteekent, zal toen zeker meer gepast zijn geweest dan
thans, nu dit geheele door aard verzakking gevormde terrein
met welig gras en kreupelhout bedekt is ^).
Nog lager in hetzelfde dal af klimmende komen wij , dicht bij
het punt waar wij den weg van Batoer naar Diëng weder bereiken ,
aan de Soemoer DJ&1& Toend&. Het woord soemoer beteekent
put, en werkelijk heeft men hier eene nauwe, diepe, trechtervor-
mige verzakking met schier loodrechte wanden voor zich > op wier
bodem een plas water van omstreeks 150 meters in omtrek wordt
waargenomen. De wand is het laagst naar de zijde van den
groeten weg; plaatst men zich op dit punt, dan ziet men eene
wel 40 meters hooger stijgende helling tegenover zich en het
water diep onder zijne voeten. Even als het Eleurenmeer op den
Megamendoeng^) vertoont ook dit water gedurige kleurverandering,
waarschijnlijk door de breking der lichtstralen veroorzaakt. De
bijgeloovige inlander hecht eene gewichtige beteekenis aan de
kleur die het den bezoeker vertoont. Is die groen dan zal hem
dit geluk, is zij geel dan zal het hem ongeluk, is zij blauw
dan zal het hem gezondheid aanbrengen enz. Evenzeer is hij
overtuigd dat wassching met dit water aan het lichaam duurzame
jeugd en kracht verzekert ').
Noordwestelijk van Soemoer Dj&l& Toend& en wat hooger
aan de berghelling ligt nog eene dergelijke, geheel met water
gevulde aard verzakking, de Tel&g& Nil&,die een cirkelvormigen
omtrek heeft van 170 meters; wij laten die echter onbezocht;
daar gewichtiger verschijnselen ons tot voortzetting van den
>) Miokler t. a. p. bL 62 v. *) Zie boven bl. 93.
') Mickler t. a. p. bl 64; Jagor t. a. p. bL 211,
m 80
Digitized by VjOOQIC
466
tooht in andere richting aanmanen. Den grooten weg naar Diëng
verder volgende bereiken wij weldra het punt waar ons een
sgpad, flleobts { paal lang, aan de bemohte mofette Pakaraman
brengt, naar welke de G. Tjimat, aan wiens helling zg gevonden
wordt, ook G. Pakaraman ') genoemd wordt Men ziet hier een
min of meer kegelvormig bekken , waarvan de noordelgke rand
omstreeks 90, de zuidelijke omstreeks 30 meters hoog is, met wan-
den die vrij steil en met den sohoonsten plantengroei getooid zgn ;
maar waarvan de vlakke bodem, omstreeks 15 vierkante meters
groot, geheel kaal is, omdat zich hier^ gelgk op zoovele plaat-
sen op Java '), vrij koolzuur ontwikkelt, dat, zwaarder dan de
dampkringslucht, boven den bodem big ft hangen, vooral wanneer
het, zooals hier, schier geheel aan de inwerking van den wind is
onttrokken. De gasontwikkeling is op deze plek zeer onge-
lijkmatig en thans over het geheel van weinig beteekenis. Vroeger
moet zg veel belangrgker geweest zijn, zoodat men hier door-
gaans eene menigte gestikte dieren vond; maar tegenwoordig is
zg meestal zoo geringd dat de proeven die^ ten gevalle der
reizigers, met kippen of honden genomen worden, gewoonlijk
mislukken. De plek rech vaardigt dus geenszins de vreeselgke
schilderingen die men in vele reisverhalen er van aantreft. Men
houdt haar voor het beruchte Doodendal , waarvan de Javaansche
overlevering zooveel weet te berichten, en welks verschrikkingen,
door zekeren Foersch*), een chirurgijn in dienst der Oost-Indische
Compagnie, ten breedste uitgemeten, de grondslag zijn geworden
van de overdrevenste voorstellingen , en zelfs den Engelschen too-
neelschrijver Colman Jr. de stof hebben geleverd voor een, gelukkig
blgeindend! drama % De bgzondere toegankelgkheid van de
') B. T. door Horefield en Jonghahn.
^) Zie b. T. boyen bl. 228, 854.
*) Het verhaal van Foersch werd in Januari 1784 door zekeren Heydinger,
HoogduitBoh boekverkooper te Londen , medegedeeld in het „Uniyersid Maga-
line,'' en daaruit oTergenomen in de Nieuwe Ned. Bibliotheek, D. IV* St.
II, en in de Yaderlandsche Letteroefeningen, D. YI, St. IL De YoUedigste
xnededeeling omtrent alleB wat over het Doodendal geschreven is, gaf Prof G.
J. Mulder in het Natuur- en Scheikundig Archief, D. Y (Jaarg. 1837), bl. 242.
*) The Law of Java, het eerst opgevoerd in Co vent Garden Theatre, Mei
11, 1822.
Digitized by VjOOQIC
467
Pakaraman, die oorzaak is dat geen reiziger die den Diëng
betreedt, haar onbezocht Iaat, is zeker wel de reden waarom
hier het beruchte Doodendal bg voorkeur gezocht wordt. Eigenljjk
schijnt het mg, dat de hierboven vermelde mofette Seg&r4wëdi
op die onderscheiding al zooveel aanspraak heeft.
Het oudste mg bekende bericht omtrent de Doodenvallei wordt
aangetroffen in de Amoenitates exoticae van Eaempfer'), die de
Javaansche berichten welke klaarblgkelgk den grondslag van de
vreeselgke verhalen van Foersch uitmaken, in haren eenvou-
digsten vorm weergeeft. Reeds dit eerste bericht berust op de
verwarring van twee zaken: de opstgging van verstikkende gas-
sen in sommige holen en valleien van Java^ en de vergiftigende
kracht van het sap van den Javaanschen giftboom, Antiaristoxi-
caria '). De Doodenvallei wordt als de groeiplaats van den gift*
boom gedacht, en de doodende werking van het koolzuur
wordt voorgesteld als door de uitwasemingen van den gevaarlijken
boom teweeggebracht ^).
Wanneer wij, na dit bezoek aan de Stikvallei den weg naar
Diëng tusschen de hellingen van den Tjimat ten noorden en den
zuidwaarts oprijzenden Goenoeng Nag&sari vervolgen, hebben wij
weldra het gebied van den eigenlijken voormaligen verhefiSngs-
krater van den Diëng bereikt. Het zijn voornamelijk vgf hooge
bergtoppen, die met hunne verbindende ruggen de overblgfselen
van den verbrgzelden en verbrokkelden kraterrand vormen: de
Tjimat ten noordwesten, de Prahoe ten noordoosten, de Sr&dj&
ten zuidoosten, de Bism& ten zuidwesten en de N%&sari ten
>) Verschenen in 1712; zie ald. bl. 575. «) Zie D. I, bl. 152.
*) Eene historische bgzonderheid in D. II, bl. 504, medegedeeld omtrent
het vonnis aan eenige vroawen te Soorakarta door middel Tan het vergif van
Antiaris toxioaria voltrokken, steunt, zooals ik, tot mlJn spgt, te laat be-
merkte , in den grond slechts op het niet zeer vertrouwbaar gezag van Foersch.
Ik zie echter geen reden om daarom ook dat verhaal te verwerpen. Foersch
heeft vooral daarin gezondigd , dat h[j alles wat de Javanen verhaalden, voor
goede munt opgenomen en uit gdelheid als resultaat van eigen onderzoek en
aanschouwing medegedeeld heeft. Bovendien staat het bedoelde feit met de
verdichtselen aangaande de Doodenvallei in geen rechtstreeksch verband , en
zou Foersch zich , daar de Compagnie ook andere dienaren te Soerakarta had ,
door een verdicht verhaal van dien aard aan het gevaar hebben blootgesteld
van als leugenaar betrapt te worden.
80*
Digitized by VjOOQIC
468
westen. De Tjimat zet zich langs de noordzijde van den krater-
grond voort in den Eepakisan en den Pager Eëndëng, welke
laatste zich voordoet als een enkelvoadige bergrug, maar inder-
daad een eruptiekegel is, waarvan de kruin bestaat uit een
smallen rand, die een bijna volkomen cirkel beschrijft om een
ketelvormigen trechter van omstreeks 100 meters diepte. Op den
bodem van dien ketel ligt het dorp Pager Eendeng en zijne
hellingen zijn schier geheel bebouwd. Het water dat zich
hier verzamelt, breekt door den rand des ketels heen en
stort zich aan den voet des bergs in het meertje Tel&g& Leri,
dat tevens gÏBVoed wordt door menigvuldige warme beekjes, die
in zijn omtrek uit den poreusen en modderachtigen grond opbor-
relen '). Op den Pager Eendeng volgt de G. Tjitjing, die reeds
als een voortop van den Prahoe te beschouwen is en waarop de
Eali Toelis ontspringt, die, het plateau van Diêng middendoor
kruisende, de grens tusschen Banjoemas en Bagelèn vormt en
in het zuidwesten den kraterbodem verlaat, door het laagste
deel van den rand tusschen Bism& en Mgasari afvloeiende. In
den Prahoe, die een gebogen bergrug met zeer smalle nok en
binnenwaarts gekeerde holle zijde vormt , erkennen wij het hoogste
deel van den kratérrand, dat zich tot 2557 meters verheft. De
Prahoe is zuidoostwaarts verbonden met den Telèrèp en zuidwaarts
met den voormaligen eruptiekegel Pakoew&dj&, uit wiens verbrij-
zeling de thans door een kloof gescheiden toppen Eendil en
Pakoew&dj& zijn ontstaan^ zooals reeds elders in dit werk ')
uitvoeriger werd uiteengezet. Zich aansluitende aan den Pakoe-
w&dj& beschrijft de kringvormige Sr&dj& een halven cirkel rondom
het lage, duistere dal, waarin het meer Tjebong en aan zijnen
oever, op eene hoogte van 2078 meters, de desa Simboengan
wordt gevonden, met de reeds genoemde desa Pager Eendeng,
die ongeveer op dezelfde hoogte boven de zee ligt, het hoogste
dorp van Java. Met den SrlLdj& door den Pager Tipis verbonden ,
vormt eindelijk de Goenoeng BismlL den zuidwesthoek van het
geheele steliiel en verheft zich tot eene hoogte van 2363 meters ,
>) Mickler t. a. p, bl. 58 v. *). D. II, bl. 58.
Digitized by VjOOQIC
469
de grootste na die yan den in den tegenovergestelded Kuidoost-
hoek zijn toppunt bereikenden Prahoe , van welken de Bism^ in
rechte lijn door een afstand yan 7^ kilometer is gescheiden.
Ongeveer in het midden van den dus omlijsten kraterbodem
verheft zich nog een dubbel uitgeboorde eruptiekegel , die den
naam draagt van G. Panggonan. Hij vormt twee trechtervormige
ketels, die door een smallen stellen rand zgn gescheiden, en
waarvan de noordwestelijke en grootste, Merd&dSl geheeten, het
eivormige Tel&gJL Merd&d& bevat, na het Tel&gSl Mentjer het
grootste der Diêng-meren. Het ligt op eene hoogte van 2115
meters en wordt het gemakkelgkst bereikt door een voetpad dat
van de desa Earang tengah, aan den westelijken voet van den
berg, derwaarts opstijgt. Langs dit voetpad loopt eene waterleiding
die de desa uit het meer van goed water voorziet. De omtrek
van het meer, vroeger 2200 meters bedragende, is door den aanleg
der waterleiding tot 1700 meters verminderd. De tweede krater,
Tikel Panggonan, heeft eene meer vierkante gedaante , maar met
afgeronde hoeken. De binnenwanden , die van 60 tot 90 meters
hoog zijn, prijken met dicht boomgewas , dat zijne donkere schadu-
wen werpt over het welige gras dat den vlakken bodem bedekt.
Tusschen den Panggonan ten westen en den Prahoe ten
oosten, met den Pager Eendeng ten noord-noordwesten en den
Pakoew&dj& ten zuid-zuidoosten , strekt zich het met gras bedekte
plateau uit , waarop eenmaal de heilige priesterstad was gelegen,
wier nog van vroegeren luister getuigende overblijfselen elders
in dit werk uitvoerig beschreven zijn '). Naast die overblijfselen
der oudheid is er het heden vertegenwoordigd door een nieuw
dorp, Diëng geheeten en in Oost- en West-Diëng verdeeld.
Midden op het plateau vindt men het meertje Balé Eambang en
nabij zijn zuidoosteinde, doch er van afgezonderd door een dwar-
schen uitlooper of zijtak van den bergrug die de oostzgde van
het plateau begrenst >), de meertjes Wern& en Pengilon, die
slechts door een strook van moerassigen grond van elkander zijn ge-
scheiden. Te zamen zgn zg geheel door heuvelen omringd. Het
O D. II, bl. 50-67. 5) Zie D. II, bl. 60.
Digitized by VjOOQIC
470
meer Peng^on is donkerbruin gekleurd; het meer Wem& daar-
entegen vertoont eene merkwaardige kleursohakeering, hier
appelgroen, daar geel- en witachtig, waarschijnlijk ten gevolge
van een bezinksel op den bodem dat zijn oorsprong aan een
sol&tara verschuldigd is. Het stille, rimpellooze watervlak levert,
vooral in den avond, een heerlijk schouwspel, wanneer men het
gadeslaat van den bergrug ten oosten die met een der lengteribben
van den Prahoe samenhangt. Als de zonnestralen, door de
opstijgende dampen gebroken, door de wouden aan zijne west-
zijde heenschemeren , prijkt het met een heerlijk groen, dat de
kleur der jooge pisang-bladeren voor den geest roept.
Wat verder westwaarts, tusschen het plateau en den Panggonan,
ligt het meertje Troes, kleiner dan de beide vorige, schier geheel
bedekt met kalmoesriet en door tallooze eenden bewoond. De oevers
zgn zeer moerassig en door dicht woud begrensd en midden door het
meer stroomt de Eali Toelis, die vervolgens, wild bruisende
door een schilderachtig rotsbed, haren weg voortzet door den
breeden dalgrond die den Panggonan van den Pager Tipis en den
BismSl scheidt. In dezen dalgrond vindt men, dicht bij den voet
van den Panggonan, eed aantal solfatara's: de Eawah Tj&ndr& di
Moek&, door welken een pad ligt dat de dorpen Diêng en
Sikoenang verbindt, twee die den naam van Eawah Eidang dra-
gen , en eindelijk de Kawah Eaten en de Eawah Boentoe. Zy liggen
allen aau den rechteroever van de Eali Toelis. Nog verder
westwaarts ligt het dorp Boentoe aan de zuidwestelijke helling
van den Panggonan , die hier niet in lengteribben , maar in drie
boven elkander liggende , vlakke en met gras begroeide terrassen
naar den dalbodem afdaalt Boentoe ligt op het bovenste terras,
dat wel de beklimming waardig is^ om het zeer eigenaardig
gezicht dat men vandaar geniet. De blik weidt er over het gansche
hoogland van Elaraug Eobar met zgn tallooze rotsspitsen en de
dun gezaaide dorpen die met bruinen gloed op zijn vaalkleurigen
bodem uitkomen. In het zuidwesten is het gezicht gedeeltelijk
begrensd door de rotsmassa van den Goenoeng Lawé, maar kan
het oog toch ook doordringen tot een deel der vlakten die het hoog-
land van Earang Eobar van het Zuid Serajoe-gebergte scheiden,
Digitized by VjOOQIC
471
en zelft over die blauwende bergen heen tot in zee. In het verre
westen rijst, hoog boven de wolken die over de labyrinthische
dalen van Earang Eobar zweven ^ de Slamat in al zijne majes-
teit, in schemerig blauw gehuld en met een statig oprijzende
rookkolom, als met een witten vederbos, getooid.
De weg van Batoer naar Diëng, die in het geheel zeven palen
lang is, loopt, wanneer hij den kraterbodem van het Diëng-
gebergte heeft bereikt, door een anderen broeden dalgrond, die
zich uitstrekt tusschen den Tjimat en Pagar Eendeng ten noorden
en den N&g&sari en Panggonan ten zuiden. Dit dal wordt be-
sproeid door de Eali Dolog, die het aan zijn boveneinde door een
nauwe bergkloof betreedt en zich' aan zgn benedeneinde, tegenover
de mofette Pakaraman, door een even nauwe kloof bruisend
naar beneden stort. In het midden van het dal worden, niet ver
van het ons reeds bekende Earang tengah, eenige door au'd-
beving ontstane ketelvormige verzakkingen met bochtig uitge-
sneden rand aangetroffen, die, met water gevuld, allengs tot
een soort van meer, de Tel&g& Sewiwi, zijn samengeloopen, en
welig met waterkers ^) begroeid zgn.
Yan Diëng gaat de weg, die nu geheel door Bagelènsch gebied
naar W&n&s&b& voert, om den rand van het plateau heen naar
dedesaBadak Banteng, waar hij een anderen dalgrond bereikt,
zich uitstrekkende tusschen de hellingen van den Prahoe en een
reeds vermelden bergrug, die in zonderlinge kronkelingen een
der van den Prahoe afdalende lengteribben voortzet en aan
welks andere zijde het zuidelgk deel van het plateau en de meren
Wem& en Pension gelegen zgn. Vroeger liep de weg over de
op sommige punten uiterst smalle nok van dien bergrug; thans
is hij meer oostwaarts verlegd naar het liefelijk dal, dat de zachte
kleurenpracht ten toon spreidt eener weide met ranonkels en
viooltjes bezaaid. Op de plaats waar de hellingen van den Pakoe-
w&dj& en de van den Prahoe afdalende ribben elkander het
dichtst naderen, gaat dit dal over in een nauwe bergkloof , waar-
door de Serajoe, die tot dusverre met zacht gemurmel door zgn
') Nasturtmm officinaU.
Digitized by VjOOQIC
472
bodem ruiBchte, zich schaimend en klotsend naar beneden wentelt.
Wg bereiken na spoedig Eedjadjar tot waar wij van W&n&s&b^
uit onzen tocht naar den Diëng voortzett'en. Wij staken dus hier
onzen tocht door een gebergte dat ongetwijfeld de aan merk-
waardigheden rijkste plek van geheel Java vormt en terecht in
dit opzicht onuitputtelgk is genoemd. Een groot deel dier merk-
waardigheden moest ik onaangeroerd laten; slechts de hoofdzaken
mocht ik in vluchtige omtrekken schetsen. Onvermogend is mijne
pen — iedere bladzgde van dit werk getuigt het — om den
indruk dien de Javaansche natuur op het ontvankelijk gemoed
maakt; naar waarde weder te geven; maar waarschijnlijk ben
ik wel nergens verder beneden de waarde van mijn onder-
werp gebleven , als waar ik het waagde , in de weinige bladxgden
die ik te mijner beschikking had, de grootsche natuurwonderen
te schetsen die dit gebergte aan alle zgden aanbiedt.
DERDE HOOFDSTUK.
Samarang en Zadoe.
Op Pekalongan volgt aan Java's Noordkust de residentie
Samarang y in hoog Javaansch, volgens eene meermalen voorko-
mende verandering, Samawis geheeten ^). Zij strekt zich langs
de zee uit van de Kali Koetoe , de grensrivier tegen Pekalongan ,
tot aan de Kali Tangoel Angin, de grensrivier tegen Djapara. Onder
deze residentie door reikt zg nog omstreeks evenver oostwaarts
tot zij de grens van Bembang ontmoet. Hare gedaante doet aan
een vogel denken met een groeten vierkanten kop, naar rechts
en links breed uitgespreide vleugels en een korten, erg geha-
venden staart De kop ligt tegen Djapara aan en bestaat hoofd-
zakelijk uit de noordelijke helft van het regentschap Demak;
O Zoo heet ook Hataram in hoog Jar. Hatawis. Zie meer yoorbeelden bg
Boorda, Jav. Chramm. I. 104. f.
Googk
Digitizedby VjOOQ'
473
Eendal Tormt den linker- , Grobogan den rechtervleugel , Salatiga
den door Soerakarta begrensden «taart. Yan het lichaam maakt
het regentschap Samarang de aan Kendal grenzende westelijke,
het zuiderdeel van Demak de aan Grobogan grenzende oostelijke
helft uit. Tusschen den kop en linkervleugel beschrijft de Javazee
een bocht, beantwoordende aan die tusschen kop en rechtervleugel
door een deel van Djapara gevormd. Tusschen den rechtervleugel ,
en den staart schiet een westelijke uithoek van Madioen en
een deel van Soerakarta in, terwijl eindeljjk de residentie
Kadoe de ruimte tusschen den linkervleugel en den staart
inneemt. Het, van eenige hoeken en spitsen afgezien, eivormige
landschap Kadoe grenst verder ten westen aan Bagelèn, ten
zuiden aan Jogjakarta. Het is na Pekalongan de kleinste resi-
dentie van Java, en bestaat uit slechts twee regentschappen:
Temanggoeng, dat de noordelgke, en Magelang, dat de zuidelijke
helft beslaat. De stand van het ovaal is schuin, zoodat de as vrij
nauwkeurig naar het noordwesten en zuidoosten gericht is. De zuid-
westzijde van Eadoe grenst geheel aan Bagelèn , het zuidelijk einde
aan Jogjakarta; Soerakarta schuift zich met een kleinen hoek
aan de zuidoostpunt tusschen Samarang en Jogjakarta in. Eadoe
vormt eene natuurlijke eenheid: het stroomgebied der boven-
Pr&g&, en bestaat dus uit een enkele groote vallei met de daaruit op-
rjjzende hellingen. Indien de naam, gelijk men beweert, diep-
land beteekent *), is hij zeker bijzonder gepast. Desniettemin
was het vroeger in een Soerakartasch en een Jogjakartasch
gedeelte gesplitst, die tot het tegenwoordige gewest vereenigd
zijn , nadat beide door de Javaansche vorsten bg het contract van
1811 aan Daendels waren afgestaan, en de werkelijke overgave in
het volgende jaar door Raffles was afgedwongen. Aanvankelijk met
Pekalongan vereenigd, werd Eadoe in 1817 door Commissarissen-
Generaal tot een afzonderlgke residentie verheven '). Daarentegen
was Samarang een oude bezitting der Compagnie, maar het is
O Roorda v. Eya., Ld. en Vk. III. lil. 48. Vgl. het woord Këdoeng,
diepte in eene rivier.
^ Boven D. n, bl. 566, 586; Java Annnal Directory for 1816; Stbl. v.
N. I., 1817 n*. 18, 1819 n». 16.
Digitized by VjOOQIC
474
door Baffles yergroot geworden met de te gelijker tijd en op
dezelfde wgze als Eadoe verworven afdeeling Ghrobogan en daar-
door tot zijn tegenwoordigen omvang gebracht *).
Samarang is de eerste residentie beoosten de Tji Manoek
waarin wij weder particulier landbezit op eenigszins belangrgke
schaal aantreffen. Verreweg de meeste perceelen zijn verkocht
ten tijde van Daendels en Raffles, maar in enkele gevallen klimt
de vervreemding reeds tot vroeger tijdvak op. De meeste dezer
perceelen liggen in de afdeeling Samarang, die 361 desa's op
particuliere landen, tegen 475 Gouvernements-desa's telt. Het
district Samarang, of de onmiddellgke omtrek der hoofdplaats,
is bgna geheel in handen van particulieren , de districten Seron-
dol , Singen Eoelon en Grogol voor een niet onbelangrgk gedeelte.
Een drietal perceelen komen nog voor in dat gedeelte van het
regentschap Demak dat aan Grogol grenst. In de regentschappen
Salatiga en Grobogan liggen eenige kleine stukken lands die aan
Soerakarta behooren, doch geheel in Samarangsch gebied geen-
claveerd zijn. Vroeger werden de in Salatiga gelegene deels tot
Soerakarta, deels tot Jogjakarta gerekend. Daendels liet ze bij
de overeenkomsten met de vorsten van Januari 1811 aan het
Nederlandsch Gouvernement afstaan ') ; doch daar deze traktaten
geene uitvoering erlangden, dan voor zoover zg in 1812 door
Baffles vernieuwd werden , en bg die vernieuwing over die enclaves
niet meer gesproken werd , schijnt de oude toestand gebleven te
zijn, behalve dat deze grondstukken, bij de regeling der grenzen
van de beide rgken in 1830, in haar geheel tot Soekawati ge-
rekend en dus aan den Soesoehoenan toegekend werden '). Anders
is het gegaan met het landschap Sel& of Sesel^ Warong, dat in
Grobogan geëndaveerd ligt Dit landschap behoorde in 1811 aan
Jogjakarta en werd in het traktaat van dat jaar uitdrukkelijk
genoemd onder de landen die de Sultan aan Nederland moest
afstaan, terwijl men in 1812 van meening schijnt te zijn geweest,
dat Sel& in den afstand van Grobogan begrepen was. Maar in
1813 is het aan den Sultan, die er hoogen prgs op stelde omdat
>) Zie DL n, bL 521 t., 566, 586, 595.
«) Zie Dl. II, bL 566. ») DL^H, W. 664.
Digitized by VjOOQIC
475
daar de grayen van vele zijner voorouders lagen, teruggegeven
als een soort van vergoeding voor de landen die hij aan Prins
Pakoe Alam moest overgeven '). Bij de grensrejgeling van 1830
bleven de vorstelijke begraafplaatsen van Sel&, Pasar gedé en
Im&giri het gezamenlgk eigendom der beide vorsten, maar met
dien verstande, dat de Sultan het bestuur over de in zijneigen
rijk geënclaveerde landen van Pasar gedé en Im&giri, en de
Soesoehoenan het bestuur over het landschap Sel& erlangde ^).
Om met de voornaamste merkwaardigheden van Samarang en
Kadoe nadere kennis te maken, beginnen wij onzen denkbeeldi-
gen tocht door deze residentiën op het punt waar de groote
postweg de Eali Eoetoe overschrijdt, die wij als de grensrivier
tusschen Pekalongan en Samarang leerden kennen '). Aan den
Samarangschen oever der rivier ligt hier de desa Earang anom,
vanwaar wij nog slechts 2i paal hebben af te leggen om Wiléri
te bereiken. Reeds die kleine tocht geeft ons gelegenheid om
op te merken, dat de uitloopers van het Diëng-gebergte, die
zich aan gene zijde der rivier tot aan het strand voortzetten^
hier weder aanmerkelgk terugwgken. Tusschen den mond der
Kali Eoetoe en Eali Woengoe, waar op hunne beurt de uitloo-
pers van den Oengaran naar zee vooruitdringen, heeft zich een
breede alluviale kom gevormd, die met desa's en schoone rijst-
velden bedekt is, en nagenoeg het geheel der districten Troekoe ,
Eendal en Perboean beslaat. Yan het voormalige bosch van Wi-
léri ^) is te Wiléri zelf nagenoeg niets meer te bespeuren. De
sawah's van dit oord worden besproeid door de Eali Wiléri, die
hooger op den naam van Eali Damar draagt.
») Dl. II , bl. 587.
') Hageman, Java. II. 188, en GeBchied. y. d. oorlog op Java, bl. 421;
Nahuys , Offioiëele rapporten, 1, 218, waar echter, ten gevolge van een drukfout,
verkeerdelgk staat, dat de Sultan het land kreeg voor het onderhoud der gra-
yen van SelH, en de Soesoehoenan dat voor het onderhoud der graven in het
Mataramsche bestemd. Voor het overige hebben een aantal schrgvers de
lotgevaUen van Sel& verkeerd voorgesteld door het gebeurde in 1812 en 1830
met elkander te verwarren. Zoo b. v. Bleeker in T. v. N. 1 , 1850. I. 30 ;v.
Hoëvell, Reis, I. 120; Buddingh, N. O. L, I 171; de Hollander, Ld. en
Volk. 3e dr. I. 78 , noot 2.
>) Zie boven, bl. 399. *) Boven, bL 396.
Digitized by VjOOQIC
476
Eer wg den poetweg van Wiléri over de distrietBhoofilplaais
Troekoe naar Eendal TerrolgeD, willen wg het ten smdai aan
Troekoe grenzende district Selokaton bezoeken, dat op de toot-
bergen van Prahoe en Telèrèp, die het schier geheel bedekken ,
een bekoorlgke afwisseling ?an koffietninen, djati- en andere
bosschen en mild b^;roeide Talleien met terraswgze aangelegde
sawah's draagt. Beeds te Wiléri ziet men, op 2( paalabtands,
op een yoorbergrog van den Prahoe het dorp Sid&moekti Uggm,
met e^i gelgknamig kofBeland, dat, Troeger in haar, sedert
1877 in erfpacht bezeten, zich over 682 boaws aitstrekt en in
1878 1083 pikols koffie opbracht ').
Te Sid&moekti verwisselen wij de vlakte met het heavelland
en het gebied van Troekoe met dat van SelUuiton. Bg het land-
hais van Sid&moekti slaan wg een smal pad in, dat, op eene
hoogte van omstreeks 200 meters, in zoid-znidwestelgke richting
over een der voorbergen van den Prahoe naar de desa Gebangan
voert Dit kleine, eerst sedert 1838 opgekomen dorp heeft e^ie
verwonderlgk schoone ligging en een gezond en aangenaam kli-
maat. Het ligt op eene hoogte van omstreeks 250 meters en aan
den voet van een met vrachtboomen beplanten hen vel, die nog
een 30 meters hooger stggt. Yan die hoogte den blik latende
rondgaan, overziet men in alle richtingen heavelketens enravg*
nen met de rgkste schakeeringen van groen getooid, en als men
zich noordwaarts wendt, ziet men de vrachtbare golvende vlakte
begrensd door de blauwe wateren der zee, waarin m^n, o£9choon
de afttand omstreeks 9 palen bedraagt, bg helder wed» de
schepen ziet voorbgzeilen.
Op een halven paal afstands van het dorp, in zoidwestelgke
richting ligt de bron die het bekende joctiumhoudende Gebangan*
water oplevert *). Op den w^ daarheen ziet men tallooze blok*
ken trachiet-conglomeraat van allerlei grootte en vorm wild
en woest door elkander liggen, en hoort m^n in een diep ravgn
het rnischen eener onstoimige woadbeek, die zich over warme
rolsteenen den weg naar de Kali Damar baant Slechts een paar*
>) Kolon. YeraL 1879, BgL TT, bL 18. ^mD.l^hL 132.
Digitized by VjOOQIC
477
honderd Bchreden boven hare uitwatering kronkelt zich deze beek
in noordelijke richting om een heuyel heen, en het is op dit punt
dat het minerale water vlak aan haren oever opwelt. Het komt in
een kleine holte, die 1^ voet in doorsnede heeft en 3i voet diep is,
op vier plaatsen uit het trachiet-conglomeraat te voorschgn. Boven
deze holte steken aan de noordzgde een paar groote steenen uit^
en sedert de ontdekking der bron is dit natuurlijk begin eener
bekkenvorming door het aanbrengen van andere trachietstukken
voltooid, zoodat thans het water in een onregelmatig ronde,
meer of min vgf hoekige kom is besloten. Boven het water is een
dak op stijlen gebouwd, maar tenzg in den laatsten tijd verbe-
tering mocht zijn aangebracht, zgn de genomen voorzorgen
ontoereikend om het water bij zware regens voor vermenging en
verslapping te bewaren. Ook van het bouwen van een badhuis ^
waarover vroeger veel gesproken is, schgnt niets gekomen te zijn.
Het eigenaardig karakter van den Diëng, voor zoover dit in
een onuitputtelijken rgkdom van merkwaardige vulkanische ver-
schijnselen bestaat, verloochent zich ook niet op de noordelgke
buitenhelling van den Prahoe waarop wij ons thans bevinden.
Eene tweede niet minder merkwaardige minerale bron ligt zes
k zeven palen zuidoostwaarts van Gebangan. Wij bereiken haar
langs een weg die, afwisselend rijzend en dalend, over Soek&-
mangli naar de desa Kali Loempang voert, die op eene hoogte
van omstreeks 250 meters gelegen is. Yan hier daalt men aan-
houdend totdat men, na nog een paar palen te hebben afgelegd,
bg het gehucht Alas Asinan de minerale bron bereikt, die ook zelve,
wegens den zouten smaakdes waters, Asinan of Ngasinan genoemd
wordt. Zij ligt in een zwaar bosch van djati- , dadap- en cassia-
boomen , op eene hoogte van 70 k 80 meters boven het zeevlak,
en is kort na hare ontdekking , die in 1845 plaatshad, door
uitgraving van een ruimer bekken voorzien en door een boven
haar opgericht bamboezen hutje beschut. Het jodiumgehalte van
deze bron is nagenoeg geljjk aan dat van de bron te Gebangan ;
maar daar de bron van Ngasinan wel zesmaal zooveel water als die
te Gebangan oplevert^ zou er ook zesmaal meer jodium uit kunnen
bereid worden. De hoeveelheden die men jaarlijks uit beide bron-
Digitized by VjOOQIC
. 478
nen zou kannen yerkrggen, werden in 1 853 door den heer P. J. Maier
op 12 kilo Toor Gebangan , 73.7 kilo voor Ngasinan begroot ').
De waarde van deze beide bronnen werd, vooral in den eer-
sten tgd na de ontdekking, zooveel te hooger geschat, omdat
die ontdekking ongeveer samenviel met de oprichting van het
reeds vroeger vermelde bad-établissement te Plantoengan *),
waarvan zij slechts weinige uren verwyderd zgn.
Om van de bron Ngasinan derwaarts te komen, rijden wij eerst
over Kali Tjas naar Bedaka (3 palen) , en vandaar naar de vier
palen meer westwaarts gelegen desa Sel&katon. Op dezen laat-
sten weg passeert men, omstreeks hal verwegen, de districtshoofd-
plaats Soek&redj&, vanwaar een weg zuidoostwaarts gaat die na
3^ paal Bedjen op de grens van Eadoe bereikt. Twee palen
westwaarts van Soek&redj& ligt het dorp Sel&katon. In deze stre-
ken nemen de erfpachtslanden van Tjoeroek en Foetjoeng Sel&-
katon, beide hoofdzakelgk voor koffiecultuur bestemd, eene aanzien-
lijke ruimte is. De bodem bestaat overal uit heuvelen van trachiet,
die tot klei ontbonden of in humus overgegaan is, en spreidt
eene zoo uitnemende vruchtbaarheid ten toon, dat hij op een
onaCsienbaren tuin gelgkt. De desa Sel&katon ligt op eene hoogte
van ruim 600 meters; zg is volkrijk, maar onregelmatig gebouwd,
en heeft een fraaie moskee en een buiten het dorp onder prach-
tig geboomte verscholen marktplein. Het schoone plateau waar-
over men hier den blik laat weiden, vertoont de bekoorlijkste
afwisseling van koffietuinen, sawah's en tabaksvelden en biedt
meer naar het zuiden een heerlgken blik op de trotsche profielen
van Prahoe, 8ind&r& en Soembing. Bg het landhuis van Sel&-
katon staat eene verzameling Hindoe-beelden, 15 in getal, van
li tot 5 voet hoog, maar waarvan slechts enkele zich nog
in redelgken toestand bevinden. Men ziet er een Siwa als
asceet '), een Doorga, drie Ganesa's, een Yischnoe enz. Deze
») Maier in N. T. v. N. I. V. 265.
3) Boven bl. 401. De naam wordt nu eens Pelatoengan of Platoengan,
dan eens Pelantoengan of Plantoengan geschreven. Beide laat sdch verdedigen
omdat in het Javaansch de aardolie, waaraan de naam ontleend is, zoowel
lantoeng als latoeng genoemd wordt.
*; Zie D. n. 159.
Digitized by VjOOQIC
479
beelden zijn omstreeks 1850 door den toenmaligen landheer van
Sel&katon byeengebracht en deels van den Diêng afkomstig, deels
yan de desa's Djambean en Gedong, die verder zuidwaarts op
en over de grens van Eadoe zgn gelegen en, te oordeelen naar
de inlandsche verhalen , een nader onderzoek van oudheidkundi-
gen overwaardig zouden zijn ^).
Het badétablissement Pelantoengan wordt dikwgls Selakaton
genoemd , omdat het op het land van dien naam is gelegen, maar
is van de desa Sel&katon nog 5i paal in de richting van west
ten zuiden verwgderd. De weg beklimt nu eens heuvelruggen,
om straks af te dalen in ravijnen, waarin kristalheldere bergstroo-
men ruisohen. Ook hier is elke bruikbare plek met rijst, koffie
en tabak beplant, schoon de bebouwing natuurlgk bij die van
het boven beschreven plateau achterstaat. Heeft men, na vele wen-
dingen, bij de desa Wkai Eembang den laatsten bergrug beste-
gen die Sel&katon van het dal der Eali Koetoe , hier nog Kali
Lampier geheeten ^), scheidt, dan biedt zich een verrassend
gezicht aan. In het nauwe ravgn waardoor de rivier hier geperst
wordt, wijkt de oostelijke oever terug en vormt eene halfronde
ruimte, met een straal van omstreeks 300 meters, waarvan de
bodem een zacht naar de rivier afhollend vlak vormt. Yan
den steil afdalenden bergrug in de diepte neêrblikkende, ontwaart
men, te midden van grootsche natuurtooneelen, de nederige,
onregelmatig verstrooide gebouwen van het badétablissement met
hunne witte of gele muren en zwarte daken , en wordt daardoor
onweerstaanbaar herinnerd aan de huisjes van een Neurenberger
speeldoos, door de hand van een kind opgezet.
Men vindt ook eene minerale bron op den smallen Fekalong-
anschen rivieroever '); hier hebben wij ons echter alleen met
de bronnen aan de oostzijde bezig te houden. De geheele ooste-
Igke oeverrand is door het op wel twintig plaatsen opborrelend
water, dat overal eene belangrijke hitte heeft, ondermijnd, en
zelfs in het midden van het rivierbed stuit men bg het doorwa-
den op plekken waar de warmte voor den blooten voet zeer
») Bramimd in Verhli. v. h. Bat. Gen. XXXm. 144.
') Zie boyen, bL 899, *) Boren , bl. 400,
Digitized by VjOOQIC
480
gevoelig is. De meeste dezer wellen zijn echter van geringe be«
teekenis; alleen bij de hoofdbron willen wg nog een oogenblik
verwijlen. Zg ligt aan den voet van den heuvel die de znidelgke
grens der vallei vormt , en het op drie plaatsen uit den zandach-
tigen bodem opborrelende water vult eene kom die 10^ meter
in omtrek en omtrent 1 meter diepte heeft; terwgl het overtollige
vocht door eene opening in den rand naar de slechts 14 meters
verwijderde rivier afstroomt. De bron stoot veel koolzuurgas nit
en in haren omtrek bespeurt men een sterken reuk van jodium
en petroleum. Aardolie komt trouwens overal in deze vallei en
zelfs op zeer geringen afstand van de wel te voorscbgn , maar de
hoeveelheid is te gering en de hoedanigheid te slecht , om er
eenige waarde aan toe te kennen.
Het plan om te Plantoengan een badétablissement op te
richten 9 werd in 1842 door het militair departement opgevat en
in 1844 waren de gebouwen voltooid. De resultaten waren aan-
vankelgk zeer gunstig, en men meende dat zelfs melaatschen te
Plantoengan genezing van hunne afzichtige kwaal konden vinden.
Wel werd de onderneming in 1854 door Dr. Mandt, die haar
van den aanvang af bestuurd had, van de Regeering overgeno*
men en verder voor eigen rekening beheerd, maar er werden
niettemin de noodige schikkingen voor de verpleging van zieke
militairen getroffen en steeds werden ze in groeten getale naar deze
inrichting gezonden. Intusschen schgnt men de waarde der wateren
van Plantoengan aanvankelijk zeer overschat te hebben; van
jodium althans zgn er bg nauwkeurig onderzoek slechts zeer
geringe sporen in gevonden. Groote moeilijkheden beletten boven-
dien om Plantoengan, op de wgze der groote badplaatsen van
Europa, tot een vereenigingspunt der beau-monde te maken. De
aanwezigheid van zoovele zieke militairen, waaronder steeds
vele melaatschen , is weinig uitlokkend. Middelen om zich te
verstrooien ontbreken er bijna geheel, tenzij men een net aan-
gelegde bloemtuin met een vischvgver in het midden of het
schoone gezicht op den Prahoe daartoe wil rekenen; doch met
zoo weinig zijn de meeste badgasten op den duur niet tevreden.
De geheele inrichting heeft iets nederigs en primitiefr, dat alle
Digitized by VjOOQIC
481
vergelgking met plaatsen als Baden*Baden of Monaco buitensluit,
en zelfe over de geschiktheid van het klimaat bestaat groot
verschil yan meening. Desniettemin heeft de plaats als gezond-
heidsétablissement nog steeds een goeden naam en mag zij zich
in betrekkeljjken bloei verheugen ').
Yan Plantoengan keeren wg weder naar Sel&katon, om vandaar
den 10| palen langen weg te volgen, die eerst dwars over het
plateau en voorts, na veel klimmen en dalen over een hoogen
bergrug, van welks kam men het heerlgkste panorama geniet,
naar Sid&moekti en vandaar naar Wiléri terugvoert.
Te Wiléri zijn wg langs den groeten postweg, dien wij nu
weder volgen, 5 palen verwgderd van de distriotshoofdplaats
Troekoe en 11 i van Eendal, de in het gelgknamig district gele-
gen hoofdplaats van het regentschap. De weg gaat steeds door
de strandvlakte, eerst noordoost- en dan oostwaarts, en over-
sobrgdt; ongeveer in het midden tusschen Troekoe en Eendal, de
rivier Bodri, waarover eene brug van meer dan 40 meters lengte
is geslagen. De Bodri, dikwgls, maar zoo het schgnt ten onrechte ,
Eali Poetri ') genoemd, ontstaat^ op de grens van het regent-
schap Eendal met Eadoe, uit de samenvloeiing van de Eali
Logang en de Eali Loetoet, vormt grootendeels de grens tusschen
de districten Troekoe en Perboean en besproeit Pengadon, de
') De ligging der bronnen yan Ngasinan, Gebangan en Plantoengan is op de
kaarten van Jonghnhn en Versteeg hoogst gebrekkig aangewezen, zoodat de
lezer moet gewaarschuwd worden, die kaarten hier niet te gebruiken. De
literatanr over deze bronnen is nog al rgk en in de meeste stakken worden zij
gezamenlijk behandeld. Ik geef hier eenige der Toornaamste stukken op,
zonder te vermelden wat ik aan ieder afzonderlijk ontleen , wat veel te veel
ruimte Torderen zon. In het Nat. en Gen. Arch. schreven daaroTer de genees-
kundigen Bleeker, Mandt en Fromm, I. 149, 152, 827 (1844), II. 277, 362,
634, 694 (1845), III. 494, 513 (1846), IV. 170 (1847); in het T. v. N. I.
een ongenoemde, IV. 2. 122 (1842), Bleeker. 1850. I. 18; in het N.T.y.N.
I. Maier, I. 33, 115 (1851) en XXX. 413 (1868). Zie verder de brochures van
Prof. G. J. Mulder over Gebangan's en Asinan's water, Rott. 1845 en 1847;
Junghuhn's Java, n. 264, 1348; Buddingh, N. O. I. I. 159 ; Kol. Versl. 1854
(uitg. Kemink), bl. 60; Pr. P. A. v. d. Lith, Ned. O. I. 56
^) Fromm in Nat. en Gen. Arch. II. 494; Kussendrager, Java. 179 v. Uit
de vergelijking met de topographische kaart van Samarang ziet men dat ook
de loop dezer rivier op de vroegere kaarten geheel verkeerd was geteekend •
behalve op die van van de Velde.
in. 81
Digitized by VjOOQIC
482
hoofdplaats van het laatste. Zg Toert in den westmoeson eene
yrg groote watermassa klotsend en bnüsend door het ravgn
dat zg in de vlakte heeft uitgespoeld, en is dan selfs voor kleine
vaartuigen eenige palen ver bevaarbaar; maar in den oost-
moeson is zg soms bijna geheel droog.
Eendal is een fraaie en volkrgke negerie, op drie palen
afstands van zee gelegen , bgzonder net aangelegd, met breede door
hoog geboomte beschaduwde wegen en een sohoone aloen-aloen.
De regents woning, die bijna geheel als eene Enropeesche hee-
renhuizing in deze gewesten is ingericht, wordt ook om de pracht
en den goeden smaak waarmede zg gemeubileerd is, door vele
bezoekers geprezen '). Yoor de pend&p& vindt men ook biereen
aantal Hindoebeelden, geteerd of beschilderd ^ die althans ten
deele uit de ons reeds bekende desa's Djambean en Gedang af-
komstig zgn *)•
Yan E^dal gaat de weg zuidoostwaarts naar Ealiwoengoe (5
palen). Deze districtshoofdplaats ligt onmiddellijk aan den voet van
het gebergte, dat hier tot op 4 palen van het strand vooruitdringt.
Wat er zoo nog van de strandvlakte overblgft, bestaat grooten-
deels uit moeras. In de nabijheid ligt de suiker-onderneming Eali-
woengoe, met een aanplant van 500 bouws.
Yan Ealiwoengoe tot aan de hoofdstad Samarang hebben wg
nog 14 palen af te leggen, in over het algemeen oostelgke richting.
De weg gaat hier langs den voet of over de laatste uitloopers
der heuvelrgen, die uit traohiet gevormd en met blokken en rol-
steenen van trachiet bedekt zijn , is doorgaans zeer schilderachtig
en biedt aan de linkerhand het gezicht op schier onafgebroken
sawah's,aan de rechter op boscbjes, vooral van djatihont, en hier
en daar op koflSetuinen '). Zeven palen aan deze zijde van Samarang
staat dicht bg den weg de toegoe of paal dien de Javanen houden
voorde aanwgzing der grens tusschen Padjadjaran en Madjapabit;
wat hg werkelijk schijnt te zgn, is reeds elders aangeduid *).
») Buddingh, N. O. I. I. 161; Bleeker, T. v. N. I. 1860, I. 11; vanHoö-
Teil, Reis, I. 96 ; Tan SeTenhoTen, T. t. N. I. II. 1. 855.
3) Bnunund, Yerhli. t. h. Bat. Oen. XXXUI. 144, 146.
*) Fromm in Nat. en Gen. Arch. III. 494; Bleeker, in T. v. N. I. 1850.
I. 12. *) D. U, bl. 145.
Digitized by VjOOQIC
483
Thans ligt hier de grens tussohen de districten Ealiwoengoe en Bodja,
waaryan het laatste een gelgknamig hoofddorp heeft , dat, 12 palen
Tan Ealiwoengoe, ter hoogte van ruim 300 meters, op den noord-
westelgken voet van den Oengaran ligt. Slechts met een zeer
smalle strook reikt Bodja tot aan zee , zoodat wij reeds na weinige
oogenblikken de grens van het regentschap Samarang overschrgden.
Langs een aaneenschakeling ran desa's bereiken wg Bodjong^
dat, schoon nog 1} paal yan het stadhuis van Samarang verwg-
derd, als een voorstad dier hoofdplaats wordt aangemerkt. Het
eerst wat er in het oog valt is het zoogenaamde Huis van Bodjong,
een hoog en prachtig gebouw ^ voormaals het Hotel van den Gou-
verneur van Java's Noordoostkust O» thans de woning van den
Resident van Samarang. Yóór dat huis is een fraai, heerlgk
belemmerd, ofschoon niet zeer uitgestrekt voorplein, dooreenige
andere groote gebouwen omgeven , en achter het huis een schoon
aangelegde tuin, waarin zich van een kleine hoogte een ruischende
waterval naar beneden stort.
Het gedeelte van den postweg dat dit hotel met de eigenlgke
stad verbindt, is beplant met hooge kanarie- en tamarinde-boomen,
en zou de Lichten thaler-allee van Java mogen genoemd worden.
Aan weêrszgden van deze heerlijke laan liggen fraaie villa's, te
midden van smaakvol aangelegde parken en plantsoenen : het zijn de
woningen der meer aanzienigke en vermogende Europeesche bewo-
ners van Samarang, en steeds nemen zg in aantal toe , terwijl zg
de inlandsche kampongs meer en meer verdringen. Samarang — het
zal ons zoo aanstonds nader blgken — is schier nog meer onbewoon-
baar dan het oude Batavia, en wie kan ontvlucht hare hitte, haar
stof, haar stank en hare muskieten in eene der beter bedeelde
buiten wgken en bg voorkeur in Bodjong, terwijl hij de stad slechts
bezoekt voor zgne dagelgksche bezigheden, of voor de weinige
vermaken die zg oplevert Als de avond zijne in do tropische
gewesten zoo hoog gewaardeerde koelte brengt, wemelt het in de
Bodjongsche laan van fraaie equipages en van wandelaars te voet
of te paard, en zou men wanen zich in eene wgk van Nieuw-
Batavia verplaatst te zien.
>) Zie Dl. U, bl. 521.
81«
Digitized by VjOOQIC
4d4
De BodjoDgsche laan voert naar den linkeroever der Kali Nga-
ran of rivier van Samarang , aan welker overzijde de eigenlgke
stad ligt, en over welke, schoon zij niet veel beter is daneene
moddersloot, een kapitale brug is geslagen. Een gedeelte der
eigenlyke stad^ en wel het fraaiste , ligt echter nog aan de westzijde
van de rivier. Hetis hetgedeelt«datonderdennaamvan,dePaséban* .
bekend is, en bestaat uit de aloen-aloen, een groot langwerpig
vierkant plein, omringd door eenige der voornaamste gebouwen,
zooals de dalem van den Regent , de woning van den Patih ; de fraaie
moskee, het groot militair Hospitaal, het Stadhuis, de gouvemements
koj£e- en zoutpakhuizen , enz. Het tegenwoordige hospitaal was
mede vroeger een paleis van den Gouverneur der Noordoos&ust,
en is later gebruikt voor de in 1818 door den Hoogleeraar Beinwardt
gestichte, maar in 1826, in weerwil harer zeer geprezen resul-
taten, als een offer aan den afgod der bezuiniging gevallen
kadettenschool. Het groote en hooge, geheel vrijstaande en van
alle zijden door een tuin omringde gebouw staat aan de noordzgde
van de aloen-aloen, met het front naar de rivier, dicht bg de
brug en bevat beneden en boven ruime, zindelgke en doelmatig
ingerichte ziekenzalen, waarin 550 Europeesche Ijjders kunnen
verpleegd worden. Yoor inlandsche militairen is eene afzonder-
lijke ziekenzaal, gescheiden en verwijderd van het hoofdge-
bouw ingericht ').
Tegenover het Groote Hospitaal staat het nieuwe Stadhuis van
Samarang, opgericht ter vervanging van het in 1852 afgebrande,
dat op de markt in de oude stad stond. De bouw, in 1 854 aangevangen,
heeft wel tien jaren geduurd, wat tot groote ongelegenheden aanlei-
ding heeft gegeven, daar het nieuwe gebouw de verschillende resi-
dentie- en politie-bureaux, het post- en geldkantoor en de zalen voor
de zittingen van den Baad van Justitie binnen zgne wanden moest
bergen. In weerwil van den langen tijd aan den opbouw besteed,
is het nieuwe stadhuis voor Samarang geen sieraad geworden.
^) Zie oTer het hospitaal en alles wat gezondheid en ziekenyerpleging te
Samarang betreft Dr. M. J. £. Maller, Geneeskandige Torpog. van Sama-
rang, in Nat. en Geneesk. Archief U. 430; UI. 88, 257. (Ook overgedrukt
in T. V. N. I. Jg. VU, D. UL en Jg. VUI, D. I. en II.)
Digitized by VjOOQIC
485
Het mist allen stijl en karakter en kan het best vergeleken wor-
den met een groote fabriek ')•
Achter het hospitaal begint de Pontjolsohe weg, die door een dwars-
weg langs den ringmunr van dat gebouw met den Bodjongschen
weg vereenigd is. Hij loopt, ten noorden Tan laatstgenoemden ,
in het algemeen in dezelfde richting, doch zoo, dat hij zich over
zijne eerste helft steeds verder daarvan verwgdert, en dan , zich
ombuigend, dien meer en meer nadert, tot hij , dicht bg het voor-
malige Java-hdtel, thans het hotel van den Generaal Majoor,
kommandant der 2^« militaire afdeeling, van welke Samarang
de hoofdzetel is, weder op den Bodjongschen weg, tegenover het
residentiehuis, uitkomt Deze weg voert door de voorstad Pontjol,
die wel grootendeels, maar niet zoo uitsluitend als Bodjong, door
Europeanen wordt bewoond. Vroeger lagen hier de weinige steenen
huizen van Europeanen op groote erven, die meestal ook kleine
inlandsche kampongs bevatten , welker bewoners het recht om hier
te verblgven, betaalden met de verplichting om de erven en
huizen te bewaken en schoon te houden. Hierin is waarschijnlijk
thans veel verandering gekomen, daar in den laatsten tgd vele
nieuwe huizen op Pontjol verrezen zijn. In de onmiddellgke nabij-
heid van het hospitaal ligt, of lag althans nog voor weinige jaren,
eene grootere inlandsche kampong , Petikan geheeten.
Rechts van den Pontjolschen weg, op het punt waar deze zijne
van den Bodjongschen weg afwgkende richting met eene conver-
geerende verwisselt ^ ligt, te midden van rijstvelden die de be-
volking aan de strandmoerassen ontwoekerd heeft, het fort Prins
van Oranje.
In den tijd der Compagnie was de kom der stad Samarang
geheel omwald, hoofdzakelijk met het doel om haar tegen den
aanval van een inlandschen vijand te dekken. Deze versterking,
die zelfs tegenover een Europeeschen vijand niet te verachten
zou geweest zgn, bewees goede diensten in de belegering die
de stad in 1741 van de Chineezen en hunne Javaansche bond-
genooten te verduren had*). Men besloot echter in 1824 tot het
') Zie Mee886n*B photographiën, n^ 39; QeTers Deynoot, Beis, bL 90.
Ó Zie Dl. II. bL 459—468.
Digitized by VjOOQIC
486
slechten der wallen en dempen der grachten over te gaan; wat
later wel eens betreurd werd, daar nn, bij het uitbreken Tan
den krgg met Dip& Neg&r&, Samarang zonder eenig verdediginga-
middel voor een ygandelgken aanval blootstond. GMukUg werd
het niet aangetast!
De versterking die Bamarang aan den Generaal van den Bosch
verschuldigd is, staat met die vroegere gebeurtenissen in geen
verband, maar is slechts opgericht met het oogmerk om in een oorlog
te dezer plaatse vasten voet te kunnen houden , ten einde het rustig
bezit eener zoo aanzienlijke plaats aan den vijand te betwisten.
Het schgnt echter dat dit doel met eene minder kostbare en
tevens aan de algemeene verdediging van Java beter dienstbaar
te maken sterkte had kunnen bereikt worden. Er is inderdaad
zeer veel aan dit fort ten koste gelegd. Daar het op een moe-
rassigen, uiterst slappen bodem werd gesticht, is reeds bg den
opbouw op aanzienlgke verzakkingen gerekend. Dank zij dier voor*
zorg is het bomvrije kasteel, dat tot reduit dient, niettegenstaande
het wel een meier diep gezakt is, in zijn geheel gebleven , zon-
der schade van eenige beteekenis te Igden. Toch is de verzak-
king nog grooter geweest dan zg berekend was, en het gevolg
is dat de begane grond te laag is geworden , zoodat men in den
westmoeson soms veel last van het water heeft. Het fort heeft
vier bastions en een artesischen put ').
Ten noorden van de Paseiban ligt, langs den westelgken
rivieroever^ het zoogenaamde Maleische kamp, dat zich in een
nauwe bochtige hoofdstraat, waarop eenige dwarsstraatjes uitko-
men^ naar de reede en de strandbatterij uitstrekt. Deze wgk
bestaat uit lage, onoogelgke, aan elkander sluitende huisjes van
gebakken steen, met pannen gedekt, en bewoond door Maleiers,
Bengaleezen, Elingaleezen en Arabieren, tusschen welke zich echter
ook vele inlanders en Chineezen hebben gevestigd. Men vindt hier
een moskee met een in Moorschen trant gebouwd torentje, maar
overigens is er niets dat onze aandacht verdient, behalve de groote
drukte en levendigheid, die er nog den ganschen dag heerschen,
>) Roorda y. Eyringa, Ld. en Yk. IIL 8. 29, ft Y.;de Y aynes van BrakeU,
Yerded. y. N. I. 816.
Digitized by VjOOQIC
487
offlchoon de spoorweg en bet hayenkanaal oorzaak zijn dat in de
laatste jaren de groote drukte van het goederenvervoer naar de
oostzijde der stad is verlegd.
De Chineezen wonen echter slechts voor een klein deel in het
Maleische kamp; de groote massa heeft haar verblgf in het Chinee*
sohe kamp) dat zich ten zuiden van de Paseiban en van de oude
Europeesche stad, die geheel aan den rechter rivieroever ligt, en
dus langs beide oevers der Kali Samarang uitstrekt. Steenen poorten
scheiden dit kamp van de overige stadsdeelen. In deze door
deels rechte en vrg breede, deels smalle en bochtige straten
doorsneden wgk wonen eenige duizenden Chineezen, meest koop-
lieden en winkeliers, in veelal smalle, diep inloopende, donkere,
morsige en bedompte, van gebakken steen opgetrokken en met
pannen gedekte huizen. Echter steekt het algemeene voorkomen
van dit kamp gunstig af bg dat van het Chineesche kamp te Batavia.
De kapiteins en luitenants der Chineezen, die den Chineeschen
Baad vormen, en eenige andere vermogenden hebben er ruimere
en nettere huizen, met groote vertrekken en binnenplaatsen.
Enkele dier woningen zijn om de smaakvolle inrichting en de
fraaie tuinen de bezichtiging waard. De talrijke, steeds rustelooze
bevolking, die hare waren voor een groot deel tot ver op de
straat uitstalt, maakt dat de smallere stegen in deze wijk soms
nauwelgks te passeeren zgn.
Terwgl het Chineesche kamp aan de oostzjjde door den groe-
ten weg naar de Bovenlanden begrensd wordt, is het aan de
westzgde van Bodjong gescheiden door de minder aanzienlijke
voorstad Peloran, die door eenige weinige Europeanen en vele
Javanen bewoond wordt. Aan de zuidzijde zgn Peloran en het
Chineesche kamp door eene menigte Javaansche kampongs om-
zoomd, terwgl andere, hier en daar door Europeesche woningen
a%ewisseld, zich tot op aanmerkelijken afstand van de stad,
waartoe zij echter nog gerekend worden, aan beide zijden van
den genoemden weg naar de Bovenlanden uitstrekken.
De oude Europeesche stad, die nog altijd als de kern van
Samarang moet beschouwd worden, ligt in haar geheel aan den
linker rivieroever en heeft, sedert zij van hare wallen en. grach-
Digitized by VjOOQIC
488
ten beroofd is, geheel het aanzien yan een Nederlandsch land-
stadje. Ongeschikter bouwwgze met het oog op het tropische
klimaat) dan in dit gedeelte van Samarang wordt aangetroffen,
is nauwelijks denkbaar. De huizen, ongeveer 600 in getal, zijn
in 16 it 18 straten, die meestal rechtlgnig en yan 18 tot 30 voe*
ten breed zijn, dicht tegen elkander gebouwd. De voorzijde der
huizen komt vlak aan de straat uit; van achteren hebben zij een
klein erf, dat door de keuken, de verblijven der bedienden, de
stallen en de muren der belendende huizen van alle zgden is
ingesloten. Meestal hebben de huizen eene verdieping, of althans
onder het dak nog eenige zolderkamertjes. Yóór het huis ligt
een stoep , die den toegang geeft tot eene voorgalerg , welke de
geheele breedte van het huis beslaat, maar, daar vele huizen
uitermate smal zyn, zich dikwijls slechts als een ongeveer vierkant
vertrekje van 10 it 12 voet lengte en breedte vertoont. Een gang
verbindt de voorgalerij met de achtergalerg , en het is op dien gang
dat aan ééne of aan beide zgden de overige vertrekken uitkomen.
Het bovenhuis is veelal op dezelfde wijze verdeeld. De vloeren
bestaan gewoonlgk uit roode, slecht gebakken plavuizen , die, als
de bewoners welgesteld zijn, met rotan-matten bedekt worden.
Muren en vloeren geven overal bewgzen van de vochtigheid van
den bodem , die in sommige wgken in den regentijd onder water
staat. De niet of slecht geplaveide , maar uiterst drukke en woe-
lige straten zijn bij droog en warm weder even ondragelijk door
het stof, als bij regenweér onbegaanbaar door de modder. De
hitte is vaak ondragelgk, vooral daar alle schaduwgevend ge-
boomte gemist wordt, en de zonnestralen dubbel branden wgl
zg door de witgepleisterde gevels, die de geheele stad kenschet-
sen, fel worden teruggekaatst. De inrichting der latrienen is
hoogst gebrekkig; de afvoer van het vuile water uit keukens en
stallen door de vrg diepe open riolen, die zich doorgaans aan de
ééne zijde der straten bevinden, zeer onvolkomen, en vele oude,
lang verwaarloosde huizen zijn verpest door wandluizen, schor-
pioenen, duizendpooten, stinkmuizen en groote ratten, waar
echter tegenover staat dat van de plaag der witte mieren Sama-
rang schier geheel vrij is. Opmerking verdient het ook, dat
Digitized by VjOOQIC
48d
deze stad, blgkens de eryariog, niet zoo ongezon^ is als men
yan de vele vochtige, bekrompen en slecht ingerichte huisjes
zou verwachten.
De hier in hare hoofdtrekken beschreven oude stad is ver-
deeld in vgf wijken, die elk op zich zelve een klein en ge-
zamenlgk een groot vierkant vormen. Open pleinen van eenige
beteekenis zgn er geene, behalve de Paradeplaats , die ongeveer
honderd schreden lang en zestig breed is en het centrum
der stad vormt. Hier is het fraabte gedeelte der oude stad , maar
het heeft in 1852 veel geleden door het afbranden van het
oude stadhuis, een nog hecht en sterk gebouw uit de vorige
eeuw. Op dat plein bevindt zich een in 1841 tot eene diepte van
71 meters geboorde artesische put, die uitmuntend en overvloedig
drinkwater oplevert, dat niet alleen voor de bewoners der stad,
maar ook voor de ter reede liggende schepen een ware weldaad
is. Eene leiding voert het water naar een gemetseld reservoir
bij de Bodjongsche brug, dat eene gemakkelijke gelegenheid
biedt om de door prauwen derwaarts gebrachte ledige waterva-
ten van de schepen te vullen.
Langs de zuidzijde van het Faradeplein loopt de hoofdstraat
die de oude stad middendoor sngdt. Zg draagt den naam van
Heerenstraat en maakt een deel uit van den groeten postweg,
die zich dwars door de stad voortzet in de richting naar Demak.
Eenige schreden voorbg het plein ligt, mede aan de noordzijde,
de in 1794 gebouwde Protestantsche kerk, die een koepeldak,
twee torens en een goed orgel bezit, maar zich meer door
netheid dan door schoonheid onderscheidt. Nog wat verder vindt
men in dezelfde straat het Heerenlogement, dat ook al een
allesbehalve vroolgk en opwekkend voorkomen heeft. Trouwens
gebouwen die aan den gekuischten kunstsmaak voldoen, moet
men in het geheel in Samarang niet zoeken. De stad, die zoo
echt Nederlandsch is in het aantal en de goede inrichting harer
nuttige en liefdadige gestichten, zooals het oude mannen- of
proveniershuis, de weeshuizen der Hervormde en der Katholieke
gemeente, waarvan het laatste binnen zgn ringmuur zelfs een
eigen artesischen put bevat, het bedelaarsgesticht of lazaret.
Digitized by VjOOQIC
490
een uur buiten de stad^ voor arme inlanders die aan ongenees*
Igke en besmettelgke ziekten Igden, enz., — die stad verloochent
evenmin haar Nederlandsch karakter in de onverschilligheid voor
uitwendigen tooi en behagelijke vormen waarvan hare straten
overal getuigen en die haar alle aantrekkelijkheid voor den vreem-
deling zou doen missen, indien niet de natuur in vele opzichten
de tekortkomingen der kunst vergoedde.
Het gedeelte van Samarang dat in den laatsten tijd de meeste ver-
andering ondergaan heeft, is zeker wel de ten noorden der eigenlgke
stad gelegen voorstad, die bg den naam van «het Zeestrand^ bekend
is. Zij bestond eenige jaren geleden uit een aantal op groote,
meest als klappertuinen aangelegde erven gelegen huizen, die
de ruimte besloegen tusschen den rechter rivieroever en een op
het strand uitloopenden rgweg. De plaats van straten werd er
ingenomen door twee voor wagens bruikbare wegen en door
voetpaden die, te midden van stinkende slooten met brak water
en van de moerassen waaraan de tuinen ontwoekerd waren , van
het ééne erf naar het andere voerden. De woningen , veelal nog
vochtiger en vunziger dan die in de stad, hadden slechts weinig
voordeel van haren vrgen stand , daar zg doorgaans aan de ach-
terzijde eene geheel met muren afgesloten plaats hadden. De
met kreupelhout begroeide strandmoerassen, die onmiddellgk
achter deze wgk een aanvang namen^ verspreidden er hare ver-
pestende miasmen, millioenen muskieten maakten het schier
onmogelgk hier des avonds de vrge lucht te scheppen^ en in
den regentgd was deze buurt in hoogen graad aan overstroomin-
gen blootgesteld. In de dagen der Compagnie moeten juist in
deze wijk vele fraaie huizen en tuinen zgn gelegen geweest;
maar in een tgd die meer acht begon te geven op de eischen
der gezondheidsleer, werd zg meer en meer verlaten, en behield
zg als bewoners slechts eenige oudgasten, die, op de plaats
zelve geboren, voor de bezwaren die zg opleverde, door de
gewoonte ongevoelig waren.
In dit gedeelte van Samarang heeft de aanleg van den spoor-
weg die deze stad met de Yorstenlanden verbindt, in de laatste
jaren groote verandering aangebracht. Deze spoorwegverbinding,
Digitized by VjOOQIC
491
waarTOor in 1862 aan den heer W. Poolman c. s* eene oonoes-
flie werd verleend, die, na bg de wet yan 6 Juli 1863 bekrach-
tigd te zijn , in handen der naamlooze Tennootschap ^de Neder-
landsch-Indische Spoor wegmaatsohappy overging, erlangde een
begin van uitvoering in Maart 1864, terwgl den IT^en Jmii de
Gouverneur-Generaal baron Sloet van de Beele de eerste spade
voor de eerste sectie in den grond stak. Op het einde van 1872
was de geheele weg voltooid en den 2lBten Mei 1878 kon ook
de laatste sectie voor het publiek verkeer worden geopend. De
lengte van dezen weg bedraagt 202.1 kilometers. De eerste
sectie, lang 84.2 kilom., gaat van Samarang naar Kedoeng-
Djati, en kruist te Broemboeng, op 13.1 kilom. afstands van de
hoofdstad, den groeten weg die haar met Poerw&dadi verbindt.
Te Kedoeng-Djati splitst zich de spoorweg in twee takken. De
linkertak gaat oostwaarts tot Goendih en vandaar zuidwaarts
tot Soerakarta. Dit gedeelte vormt de tweede sectie en heeft eene
lengte van 73.9 kilometers. De verbinding van Soerakarta met
Jogjakarta, lang 57.6 kilom., wordt geacht de derde sectie uit te
maken. De vierde sectie eindelijk is de zgtak die van Kedoeng-
Djati in west-zuidwestelgke richting naar Ambarawa gaat^ en is
36.4 kilom. lang. De eerste en vierde sectie liggen geheel op
Samarangsch grondgebied, behalve dat laatstgenoemde een paar
kleine Solosche enclaves snijdt; de derde sectie betreedt afwisse-
lend Samarangsch en Soerakartasch grondgebied, totdat zg, op
ongeveer 12 kilom. a&tands van Goendih , het Samarangsch
grondgebied voor goed verlaat. Ofschoon wg op onze verdere
tochten door de Residentie ons liever van de gewone wegen
zullen bedienen, die ons gunstiger gelegenheid bieden om de
merkwaardigheden van natuur en kunst te leeren kennen, zullen
wg natuurlgk den spoorweg meermalen op onze reizen ontmoeten.
Het stationsgebouw te Samarang, dat in eenvoudigheid en
karakterloosheid niet onderdoet voor den gewonen stgl der Sa-
marangsche gebouwen O 9 ^^^^ opgericht in de nabgheid van
het strand, op een punt waar het met het havenkanaal, waar-
*) Zie MeeB8eii*B photographiën , n" 40
Digitized by VjOOQIC
492
over straks nader, gemakkelijk door een spoor kon verbonden
voorden, terwgl het door een ander spoor, door een afeon-
derlgken ondernemer gelegd en geëxploiteerd, in verband is ge-
bracht met de Gouvemements-pakhuizen. Natnurlgk heeft het
nieuw leven gebracht in de buurt waar het werd opgericht.
Ruime lokalen voor de bureaux van administratie en controle,
magazijnen voor goederen en materieel, werkplaatsen van vol-
doende uitgestrektheid en van alle vereischte werktuigen en
gereedschappen voor de vervaardiging van materieel en het
aanbroDgen van noodige herstellingen voorzien , verrezen rondom
het hoofdgebouw. In die werkplaatsen werden al dadelgk het
grootste deel der wagens en rgtuigen gebouwd, vele der uit
Nederland gezonden ijzeren bruggen ineengezet, en van het
ijzer- en houtwerk, voor de gebouwen vereischt, een belangrgk
gedeelte gereed gemaakt. Zij werden op zoo groote schaal in-
gericht, dat zg in het vervolg in de behoeften van alle even-
tueele verlengingen of zgtakken, ja van alle spoorweg-onderne-
mingen op Java en zelfs van de particuliere industrie kunnen
voorzien. Geen wonder dan ook dat het Zeestrand zich uit zgn
diep verval begon op te beuren, en zelfs vroeger geheel onbe-
woonde terreinen langzamerhand tot deze buurt getrokken werden ').
Niet minder heeft daartoe bggedragen de aanleg van het reeds
met een woord vermelde havenkanaal , waardoor men getracht heeft
verbetering te brengen in den ellendigen toestand waartoe de reede
van Samarang vervallen was ten gevolge der toenemende aanslib-
bing langs de kust en der verslgking van de rivier , die vroeger
hier de eenige gemeenschap met de reede vormde. Die rivier is
sedert lang niet meer dan een moddersloot, wier onvoldoende
breedte en diepte reeds op zich zelve een ramp voor de stad is,
daar zg het soms plotseling zwellende water niet behoorlijk kan
afvoeren en haar dus in den regentijd aan verwoestende over-
stroomingen ter prooi laat. Maar nog treuriger was het, vooral
in verband met den toenemenden handel van Samarang, dat
>) Zie over dezen spoorweg, behalve de Koloniale Yeralagen, Tooral het Yer-
Blag van den Baad yan Beheer der Ned.-Ind.-Spoorweg-Maatsohappg orer
het tiende boekjaar (1873).
Digitized by VjOOQIC
493
sedert lang de stapelplaats der produoten Tan bijna geheel
Midden*Java is en als eindpunt van den hierboven beschreven
spoorweg in de laatste jaren nog veel grooter gewicht heeft
erlangd, dat de gemeenschap tnsschen de stad en de schepen
op de reede onzeker en in den westmoeson; wanneer vaak een
sterke branding op de bank voor den riviermond staat, in
hooge mate gevaarlgk was. De traagheid en het gebrek aan
veerkracht waarmede de maatregelen tot verbetering van den
onhondbaren toestand zgn ontworpen en uitgevoerd, was jaren
lang een schande voor de Regeering, die destgds, uit vrees
van het batig slot te zien inkrimpen, ook tegenover de noodza*
kelgkste verbeteringen tot ellendige palliatieven de toevlucht
nam. Eindelijk is men er in 1858 toe overgegaan om hier (even*
als te Batavia veel vroeger geschied was) een van de« rivier
a%escheiden kanaal te graven, dat aan de prauwen die de ge-
meenschap van de stad met de reede onderhouden moeten ,
grootere veiligheid verschaffen zou. Maar toen dit kanaal bgna
tot aan zee gereed was, begon men twgfel te koesteren omtrent
de doelmatigheid van het werk, waarom, volgens besluit van den
Qouv. Qen., in Aug. 1864 de arbeid aan het havenkanaal voor-
loopig gestaakt werd, terwgl men daarentegen pogingen begon
aan te wenden om aan de rivier een tweeden mond te geven,
die, om de zandbank heen, meerdere diepte aan de vaartuigen
zou aanbieden. In 1867 is echter de arbeid aan het kanaal
hervat, terwgl, in afwachting zgner voltooiing^ de nieuwe geul
zooveel mogelgk op de vereischte diepte gebracht en gehouden
werd. In het Yerslag over 1873 kon de Regeering berichten ,
dat de meest vooruitspringende gedeelten of hoofden van het
kanaal, uit ruwe stortingen van kalksteen bestaande, die zooveel
mogelgk in verband gelegd en geprofileerd waren, in 1872 vol-
tooid waren, maar dat men de gemeenschap niet verzekerd
achtte wanneer men het kanaal in open verbinding met de rivier
bracht; waarom men in 1871 den bouw eener kapitale schut-
sluis had ter hand genomen. Bovendien had men nu weder in
de monding van het kanaal met gedurige neiging tot verzanding
te worstelen, waarom men een plan in overweging nam om de
Digitized by VjOOQIC
494
hoofden te yerlengen tot aan het pont waar eene diepte van vier
meters werd aangetrofEim , de dammen meer oostwaarts aan te
brengen en het westelgke hoofd 200 meters yoorbg het ooste-
Igke te doen schieten. Maar ofiM^hoon de schntslois in 1874
voltooid en het kanaal voortdurend uitgediept werd, scheen
het plan tot verlenging der hoofden het stadinm der overweging
alweder niet gemakkelgk te kunnen te boven komen. Een veel
grootscher plan drong sioh naar den voorgrond, en toonde op
nieuw boe vaak «Ie mieux Tennemi du bien' is. Niet slechts
de gemeenschap met de reede is te Samarang slecht, ook de
reede selve is in den westmoeson, waarvoor ase geheel opraligt,
in hooge mate onveilig. Men heeft dus het denkbeeld opgevat
om ook voor Samarang te doen wat thans door den aanleg der
havens te Tandjong Priok voor Batavia gedaan wordt. Eene com-
missie werd benoemd om te onderzoeken, of het mogelgk zou
zijn eene veilige havenkom , of althans eene goede aanlegplaats
voor groote zeeschepen te Samarang of op eenig geschikt punt
in de nabijheid, des noods zelfs te Djewana, aan te leggen,
en natuurlgk werd , terwgl dit omslachtig en langdurig onderzoek
in gang was, tot verbetering der reeds bestaande werken slechts
het allemoodigste verricht. Tegen het advies der Samarangsche
Kamer van Koophandel besloot men zelfs alle pogingen om
de rivier zelve voor de prauwvaart bruikbaar te houden, ge-
heel op te geven. In 1876 kwam de Commissie tot de oondu*
sie, dat, wegens de voortdurende veranderingen van den zeebo-
dem, te Samarang zelve de bouw van eene haven geschikt voor
groote schepen niet mogelgk was; zg zette echter haar onder-
zoek nog voort op andere, meer verwgderde punten van de kust;
en eerst in 1877 kwam men tot de overtui^g, dat Samarang langs
dezen weg in het geheel niet te helpen was. Dit had ten minste
het voordeel, dat nu met meer kracht aan de verbetering van
het bestaande werd gearbeid. Het Koloniaal Verslag van 1879
meldt, dat thans de verlenging van het westerhoofd voltooid en
het in- en uitvaren der prauwen daardoor veel veiliger gewor-
den is, en dat men, met hulp van een grooten uit Europa ont*
vangen baggermolen, er in geslaagd is, gedurende het a%6loo*
Digitized by VjOOQIC
495
pen jaar, den mond Tan het havenkanaal behoorlijk open te
honden, zoodat eene Torleng^g yan het oosterhoofd Tooreerst
niet noodig wordt geacht ^).
De reede yan Samarang heeft althans dit bg die yan Batayia
yoornit, dat zg een oneindig schoener gezicht opleyert. De stad
met hare boomrijke omstreken en de bergprofielen op den ach-
tergrond yormen een liefelijk panorama. In het zuidwesten yer-
heffen zich de Prahoe, de Sind&r& en de Soembing, en recht in het
zuiden rgst de Telem&j& omhoog, achter welken zich de breede,
yeeltoppige kruin yan den Merbaboe aan den horizon toekent.
Tusschen den Soembing en den Sind&r& treedt de Oengaran ')
aanmerkelgk meer naar yoren. Zgne schilderachtige , trachietische
en met trachietblokken bedekte yoorheuyels strekken zich uit tot
in de nabijheid der stad, en men kan yan de reede hunne ruwe
omtrekken , hunne breede afgeronde kruinen en hunne spaarzame
yegetatie met het ongewapende oog onderscheiden. Achter die
omstreeks 250 meters hooge heuyels stggt de Oengaran op met
zacht rgzende hellingen, allengs oyergaande in het donkergroen
zgner dichtbewassen kruin, die met maagdelijke bosschen be-
dekt is.
Nog bekoorlijker wordt de blik op dit schoone landschap wanneer
men het gadeslaat yan het koepeldak der in het midden yan het oude
Samarang gelegen protestantsche kerk , dewgl dan het oog ook de
stad met hare wit gepleisterde huizen, hare lachende kampongs,
') De geheele gesohiedeiuB dezer werken kan men in de Koloniale Versla-
gen vinden. In de vroegere werd daarover gehandeld onder het hoofd , Handel
en Scheepyaart'' , sedert 1866 onder dat van ^Openbare werken.*
*) EUgenlgk Ngaran, waarnaar ook de rivier van Samarang, die op dezen
berg ontspringt, bg de inlanders Kali Kgaran heet. Maar de Europeanen
spreken den voor hen lastigen naam met een voorslag „Oengaran* uit, wat
vervolgens in het bon nog beter mondende „Oenarang* verbasterd is. Zie
Friederioh in T. y. I. T., Ld. en Yk. XIX. éll. „Kgoenaran*, zooals
Hageman, Java II. 19, schrift, is denkelijk een andere verbastering; maar
dat bg Bleeker, T. v. K. I. 1850, I. 14 vv., herhaaldelgk „Kgoengroengan*
als naam van dezen berg voorkomt, sohgnt mg op een misverstand te be-
rusten. EuBsendrager » Java» bl. 180 en 186, spreekt van een gebergte „Kroen-
roengan*, dat hg den zuidelgksten bergrug van den „Oengaran* noemt. Ik
gis dat deze naam „Ngoengroengan* moet luiden, en door Bleeker tot het
gansohe gebergte is uitgebreid.
Digitized by VjOOQIC
496
hare woelige reede, hare van mensohen en lastdieren weme-
lende wegen, hare breede Bo^jongsche laan, de rgke sawahs
harer omstreken beheerscbt, en, terwgl bet zuidwaarts sgn ge-
zicbtskring door de reeds genoemde bergen begrensd adet, noord-
waarts onbelemmerd weiden kan over de tintelende golven der
Javazee.
Ook aan gelegenheid tot schoone wandelingen en rgtoeren is te
Samarang geen gebrek. Heeft men zich ten laatste zelfs'verzadigd aan
de heerlgke Bodjongsche laan ; waar bg zonsondergang bet getjilp
yan myriaden op het lommerrijke geboomte neêrstrgkende rgst-
vogeltjes de lucht vervult, dan kan men tot afwisseling den weg
bewandelen , die, evenwijdig met het havenkanaal, naar het strand
gaat en meer en meer met Europeesche woningen bezet raakt.
Oostwaarts van de stad voeren aangename wandelingen langs
Earang Bid&r& of Eebon Djait naar het Europeesche kerkhof,
dat door een hek omsloten is en met honderden grafoaalden en
tomben prgkt Laugs die begraafplaats bereikt men dan weldra
den postweg van Samarang naar Demak, die tot aan de kleine
opeengehoopte kampongs van Torbaja, op een paal afstands van
de stad op het gelgknamige land gelegen, schier geheel door
inlandsche woningen en erven bezoomd is. Onder de kampongs
langs den weg behooren het van ouds bekende Eali Gawé
dicht bij Torbaja , en Tawang vlak hg de stad. Het particulier
land Torbaja werd ten tgde van Baffles door den Begent van
Samarang gekocht, en is thans, ten gevolge van den af-
stand van een aanzienlgk terrein aan de Ned. Indische-Spoorweg^
Maatschappij in 1868, gesplitst in een westelijk deel dat tot het
disirict Samarang, en een oostelijk dat tot het aangrenzende
district Singen Eoelon gerekend wordt Beide behooren nog aan
de erfgenamen van den eersten kooper en worden door den Begent
van Samarang en een broeder van hem bestuurd. De rijstvelden
van westelijk Torbaja, die echter wegens den ziltigen bodem van
weinig beteekenis zgn, worden besproeid door de rivier van
Torbaja, ook de Elali Gawé genoemd, die op de oostzgde van
den Oengaran ontspringt. Vroeger ontlastte zij zich door ver-
schillende voor kleine prauwen bevaarbare mondingsarmen ; door
Digitized by VjOOQIC
welke de in den tijd der Compagnie nog al belangrijke *) handek-'
en viBschersplaatBen Torbaja en £ali Gawé gemeenschap met de
zee hadden. Doch het terrein schijnt hier deels door de aanslib-
bing, die deze plaatsen meer en meer van het strand verwijderde
en het vaarwater bedierf, deels ook in verband met den spoorweg-
aanleg, groote veranderingen ondergaan te hebben. Er is nu
slechts één bruikbare riviermond, die tevens de oostelgke grens
van de reede van Samarang bepaalt. De spoorweg passeert de
rivier met een brug tusschen Torbaja en het strand, en zij zelve
wordt nog slechts bezocht door de prauwtjes die aan de vis-
schers van Torbaja behooren; want daar de omstreek voor den
landbouw zoo weinig geschikt is, zoeken de bewoners van dit
dorp voornamelijk het levensonderhoud als koeli's, handwerkslie-
den of visschers en door den aanleg van vijvers voor kunstma-
tige vischteelt >).
Vooral echter is aan de bezoekers van Samarang de zooge-
naamde ^groote toer^ aan te bevelen , waarvoor men zich in de
stad, tot den matigen prgs van ƒ6. — (ten ware in den laatsten tijd
het tarief mocht verhoogd zijn), van een wagen met vier paarden
voorziet. Wij volgen nu den weg die langs de oostzijde der stad van
den postweg zuidwaarts voert naar de bovenlanden. Ik merkte reeds
op, dat ook die weg tot een aanmerkelijken afstand van de stad
met tot haar gerekende kampongs en hier en daar met Europeesche
woningen bezoomd is. Een groot deel dezer kampongs behoort
tot het particuliere land Paterongan, dat geheel binnen het
stadsgebied ligt, thans in het bezit is van den Chinees Beh Biauw
Tjoan, en met rijst en kokosboomen beteeld wordt. Als men het
dorp Paterongan even voorbij is, en alvorens men Djoemblang,
de hoofdplaats van het district Serondol, bereikt, buigt men vlak
aan de grens rechts om en vervolgt, over heuvelen en dalen en
O VgL D. n, bL 468.
*) Zie over het land Torbaja het Rapport omtrent de particuliere landerijen
beooBten de Iji Manoek , bL 273. De ligging van Torbaja en Kali Gawé is
aangeduid op de kaart van Samarang in den Atlas van N. I.; maar men
zoekt die plaatsen te vergeefs op de topographische kaart. Wat Kussendra-
ger, Java, bl. 180, over de rivier zegt, past, blijkens de kaarten, niet meer
op haren tegenwoordigen toestand.
m. 33
Digitized by VjOOQIC
498
onder het genot der schoonste gezichten , zijn weg langs het land
Tjandi, dat, na een tgdlang in Arabische handen te zgn geweest^
thans tot een Enropeeschen landheer is teruggekeerd. Dit land
dankt een zekere yermaardheid aan een vroegeren eigenaar,
den heer Johannes, nog algemeen bg den naam van Toewan
Johannes bekend, en wiens graftombe is geplaatst op de plek
▼anwaar men het sbhoonste gezicht geniet Ook was hier vroe-
ger een aangename badplaats, die echter, toen het land in het
bezit Tan een Arabier was gekomen, zeer in verval is geraakt
NvL gaat de weg verder langs tal van Chineesche graven en
eene Javaansche begraafplaats, totdat men uitkomt bg het huis
van Bodjong, vanwaar men langs de Bodjongsche laan naar de
stad terugkeert. Doch alvorens Bodjong te bereiken, kan men door
een kleinen uitstap nog eene grot bezoeken , die eene bgzondere
heiligheid bezit in de oogen der Chineezen. Zg is van een houten
voorbouw voorzien, die tevens tot verblgfplaats der bewakers strekt,
en alles is hier overvloedig met Chineesche karakters beschreven.
Men weet dat idle opgaven omtrent plaatselgke bevolkings-
cgfers in de mededeelingen der Regeering gemist worden, zoodat
men ook dat van Samarang slechts bg ruwe gissing kan bepalen.
Omstreeks 1850 werd de bevolking geschat op 28,000 & 30,000
zielen, en wel op ruim 20,000 Javanen, 4000 Chineezen, 1500
Makassaren en Maleiers en 850 Arabieren. Het aantal Europeanen
werd op 1500 k 1600 begroot ^). Als die cgfers eenigszins te
vertrouwen zgn , schgnt het mg niet gewaagd het tegenwoordige
bevolkingscijfer op minstens 50,000 zielen te schatten.
Samarang beeft geheel bet karakter eener aanzienlgke han*
delsplaats en de drukte van het verkeer drgft er een krachtigen
levensstroom door al de aderen der stad. Op de kantoren en in
debureauz is er de Europeesche bevolking rusteloos bezig, en de
') Teenstra, Ned. Oyerz. Bez., bl. 174; Roorda v. Eysioga, Ld. en Yk., III
8. 28. Beider opgaven komen vrg wel OTereen, behalve dat B. y. E. slecbts
Tan 600 Europeanen spreekt, waarvoor ik meen dat 1600 moet gelezen wor-
den. Wat het aantal Chineezen betreft stemt ook Bleeker, T. v. N. 1. 1850,
I. 18, hiermede overeen, en als hg op bl. 17 het aantal steenen huizen in de
oude stad op 600 begroot, mag men daaruit wel met zekerheid besluiten, dat
hg zich de Europeesche bevolking veel grooter dacht dan 600 zielen.
Digitized by VjOOQIC
499
inlandsohe ngverhmd staat er op een betrekkelijk zeer hoogen
trap. Men vindt er vele meubelmakers , metselaars; timmerlieden ^
kleermakers, schoen- en laarzenmakers, goud- en zilversmeden
en koperslagers, en de Samarangsohe sarongs genieten over
geheel Java een zekere vermaardheid. De inlandsohe ambachts-
lieden zien er welgesteld uit en bewonen nette, meest houten
huizen. Nevens de Arabieren en Chineezen onderscheiden er
zich ook de Eliogaleezen of zoogenaamde Mooren als wakkere
en rustelooze handelaars in ^t groot en klein, terwijl zij met
de Chineesche vrouwen wedgveren in 't stikken met goud- en
zilverdraad. De straten der stad wemelen onophoudelijk van
mannen die kasten en stoelen, zadels en tuigen, zweepen en
sporen, hoeden en met goud gestikte mutsen, knoopen en wan-
delstokken ^ ^arpoe's of Arabische muilen en rozenkransen,
katoenen en lakens, van vrouwen die sarongs en slendangs,
hoofd- en zakdoeken te koop bieden. Wel is waar zijn de meeste
artikelen niet zeer soliede, maar zij bevelen zich aan door een
gunstig uiterlijk en een lagen prgs. Handel in edelgesteenten
wordt vooral door Arabieren en Mooren gedreven. Het onop-
houdelgk vervoer van stapelproducten met karren die den weg
van de bovenlanden naar de stad, met prauwen die de rivier
van Samarang bedekken, heeft natuurlijk grootendeels voor ver-
voer langs den spoorweg en het ha venkanaal plaats gemaakt,
maar de drukke handelsbeweging is daardoor niet verminderd,
maar slechts naar het Zeestrand verplaatst ')•
Doch gelijk in niet weinige handelsplaatsen ook in Europa, is
te Samarang schaarsch te vinden wat het leven versiert en ver-
edelt. Een klein liefhebberg-tooneel, waarop met lange perioden
van stilstand nu en dan gespeeld wordt, en de harmonische tonen
van de harp , het lievelings-instrument der Samarangsohe nonna's,
die er u uit vele kleine huizen te gemoet klinken, — ziedaar wat er
de kunst vertegenwoordigt Yoor gezellig verkeer hebben er de
hoeren hun sociëteit, hun vrijmetselaarsloge, de burgerlieden en
kleurlingen hunne avondwandelingen in de begoten straten en
>) Bleeker, T. y. N. L 1850. I. 19; Buddingh, N. O. L, I. 163; ysq
Eees, Herimieringen (Se druk), I. 223.
82»
Digitized by VjOOQIC
50Ö
hunne praatjes op de stoep voor de dear der huizen, op oud*
yaderlandsche wijze, waarbij de nonna's zich gaarne yertoonen
in witte japonnetjes en met geurige bloemen in het haar ').
Zoo is het leven in Samarang, — althans zoo was het voor
weinige jaren. Maar ook in Indië leeft onze tijd snel en was Teel
wat eeuwen lang stand hield , in de laatste jaren aan yerbazende
veranderingen onderworpen. Wie durft hier zeggen, tenzg hij
kersversch uit Indië is teruggekeerd , hoe het thans met het leven
te Samarang gesteld is, en wie durft verzekeren, dat, als
deze dingen heden nog alzoo zjjn, zg ook morgen nog alzoo
zullen wezen P
Maar het wordt tgd dat wg van de hoofdstad afscheid nemen
en andere plaatsen in deze , aan merkwaardigheden zoo rgke ,
residentie bezoeken. Wij vervolgen daartoe den postweg in oost*
noordoostelijke richting en bereiken, na 171 paal te hebben af-
gelegd, het in Java's oude geschiedenis zoo beroemde Demak, de
hoofdplaats van het gelijknamig regentschap. Na te Tenggang , een
weinig voorbij Torbaja, het district Samarang verlaten te hebben,
doorsnijdt de weg de beide oostelgkste districten van het regent-
schap van dien naam , Singen Eoelon en Grogol , die geheel en al
vlak zijn en uit vruchtbaar alluvie-terrein bestaan , dat door vele
riviertjes doorsneden wordt en nagenoeg geheel door den rijst-
bouw is ingenomen. De hoofddorpen Genoek en Earang tengah,
die men op 4| en 13} palen afstands van Samarang passeert,
bieden niets bijzonders. Het grootste gedeelte van den weg loopt
langs of door particuliere landen , waaronder het uitgestrekte , met
Sajoeng en Batoe één geheel vormende Gemoelak in Singen Eoelon
vermelding verdient, omdat in den naam een spoor schijnt overig
te zgn van de schahbandarij Gemoelak of Goemoelak, die in
den tijd der Compagnie onder de handelsplaatsen in de nabgheid
van Samarang genoemd wordt ')• Is men even voorbg Earang
tengah de Eali Boejaran of Eali Eondang, een een weinig
O Van Bees, t a. p. 22é v.; Gerdessen, Ygf jaar gedetacheerd. 87.
^) Zie Dl. II., bl. 468. Ik moet evenwel hier herhalen wat ik aldaar in
de noot opmerkte , dat op oude kaarten (die yan Yalentgn en die in het VU*"
deel yan de Jongens ^Opkomst**) de riyier yan Gemoelak gelegen is ter
Digitized by VjOOQIC
501
hooger zich Tan de Kali SampaDgan afiMheidende mondiDgsarnii
OYei^estokeii , dan beTindt men nch in het district Demak en
doorkrnist het particulier land Eali Eondang , steeds door tooneelen
yan hetzelfde karakter omgeyen. Nog yerdient opmerking, dat
langs den postweg een kanaal loopt dat Samarang met Demak
verbindt en dat zich van Demak in dezelfde oost-noordoostelgke
richting voortzet tot Tangoel An^ aan de rivier van dien naam ,
die de grens tnsschen Samarang en Djapara vormt. Dit kanaal
dankt het aanzijn aan de in 1808, onder het bestuur van Daendels,
door den Regent van Demak verordende maatregelen om den
moerassigen bodem der vlakte van Demak droog te leggen en
duizenden bunders land voor den rgstbouw te winnen, door het
overtollige water naar de rivieren van Demak en Tangoel Angin
af te voeren. Het ongeveer 80 voet breede kanaal is in den
oostmoeson op onderscheiden plaatsen droog, maar in den west-
moeson is het voor zeer kleine prauwen bevaarbaar en bewgst
het aan den binnenlandschen handel niet onbelangrgke diensten,
vooral ook wijl de reis over zee dan minder veilig is ').
De tegenwoordige beteekenis der negerie Demak beantwoordt
niet aan hare historische vermaardheid; te minder behoeven wij
er lang bij stil te staan, daar de overblijfselen die aan de over*
levering omtrent de vroegere grootheid gezag bijzetten, slechts
weinige in getal zijn. De beroemde moskee van Demak, het
werk van haar eersten Sultan, is in 1845 verbouwd en heeft
van den ouden bouw slechts eenige met snijwerk versierde pila-
ren bewaard '). Op de plaats van het oude vorstenverblijf is
later het zontpakhuis verrezen '). Alleen de graven der drie
vorsten die te Demak geheerscbt hebben, PanembahanDjimboen^
Pangéran Sabrang Lor en Pangéran Trangg^&, worden nog in
de nabijheid der moskee aangewezen: dat van eerstgenoemden
plaatse waar op nieuwere de Eali Eondang Yoorkomt, die op de topogra-
pbische kaart van Samarang Eali Boejaran heet. Deze nu ligt merkelijk meer
oostwaarts dan bet tegenwoordige Gemoelak.
M Daendels, Staat. 112, gebruikt een wel wat sterke uitdrukking, als bjj
die moerassen een ,, binnenzee* noemt. Zie verder Eussendrager , Java, 181 y.;
Roorda y. Eys. Ld. en Vk. III. 3. 25; Bleeker in T. v. N. I. 1850, I. '
IlocbuBBen, Toelichting, 146. *} Zie Dl. II. 194. *) Dl. n.
Digitized by VjOOQIC
502
overdekt door een tombe van gebakken steen, die zich alleen
door grootere lengte van andere dergelgke onderscheidt, — die
zijner beide opyolgers te zamen met andere graven, boven welke
ze in geen enkel opzicht uitsteken , onder het dak van een plan-
ken graf huis; maar zelfs die graven zijn van twgfelachtige
authenticiteit, daar de begraafplaats latere veranderingen en her-
stellingen ondergaan heeft en opsohrifiken die hunne echtheid
waarborgen, geheel en al ontbreken ^).
Demak is thans niets meer dan eene gewone regentschaps-
hoofdplaats, die er niet onaardig uitziet en roet een firaaien
dalem prijkt, maar verder niets opmerkelgks oplevert. De oost-
zijde der negerie wordt besproeid door de rivier Sampangan,
die van hier af tot aan zee gewoonlijk den naam van Eali Demak
draagt. Aan den oever der rivier ligt de aanzienlgke marktplaats.
De Javanen gelooven dat in de rivier van Demak nog een witte
krokodil en een witte schildpad leven, welke voedsterlingen
waren van den eersten vorst van Demak. De prauw van dien
vorst was eenmaal op de rivier door een aantal krokodillen aan*
gevallen, die echter allen overwonnen werden. Sedert mogen ge-
wone krokodillen zich niet meer in de rivier ophouden; de witte
krokodil, die haar bewaakt, vergunt hun slechts eenmaal in ^t
jaar een kortstondig bezoek op den stroom ').
Het regentschap Demak heeft alleen bergen in zijn zuidelgk,
tusschen het Samarangsche district Singen koeion en hetGrobo-
gansche Poerw&dadi door, tot aan de grenzen der residentie met
Soerakarta reikende district Manggar. Daar wachten ons nieuwe
natuurwonderen ; doch de drie noordelijke districten van het
regentschap, Demak, Wedoeng, en Samboeng, vormen te zamen
eene uitgestrekte vlakte, die tot de minst aantrekkelijke deelen
van Java behoort. Wel is zij in alle richtingen met sawahs
bedekt, waarvoor de lage, moerassige bodem op zich zelf niet
») Bnimund. Verhh. v. h. Bat Gen. XXXIII. 1^8. Bleeker, T. v. N. I.
1850. I. 27 , plaatst de graven der Sultans één paal ten zuidoosten van Demak ,
nabjj den weg naar Poerw&dadi. Misschien bestaan daaromtrent yerscbiUendo
overleyeringen.
O Bleeker, T. v. N. I. 1850. U 27.
Digitized by VjOOQIC
603
ongescbikt is, maar in geen ander gedeelte van Java komen zoo
dikwijls en op zoo groote schaal wanoogsten voor. De voorname
schold daarvan draagt het gemis van een behoorlgke irrigatie;
want die sawahs zijn nu eens aan de vernieling van hevige
bandjirs blootgesteld, dan weder, door het gemis van besproeiings-
kanalen , in tgden van droogte van het noodige water verstoken.
Het middengedeelte van het aangrenzende regentschap Ghrobogan^
dat door de Loesé, den rechterarm der rivier van Tangoel Angin,
besproeid wordt, deelt in dezelfde bezwaren; want van Eoewoe
af bestaat de breede vallei van de Loesé uit een bodem van
geheel dezelfde gesteldheid als de vlakte van Demak, waar-
mede zg ten nauwste samenhangt De maatregelen in Daendels'
tijd genomen hebben de bebouwing der vlakte mogelijk gemaakt,
maar haar geene duurzame goede oogsten kunnen waarborgen.
Bg zware regens was de grond te sompig om te bewerken en
ging telkens het geplante verloren '), en het onvoldoende der
bestaande werken leidde tot hare verwaarloozing , terwgl de zorg
voor het batig slot van de kostbare werken terughield, voor een
afdoende verbetering gevorderd. Een plan daartoe, van den ingenieur
van Tiel afkomstig, strekte om de oude, verwaarloosde kanalen
door nieuwe te vervangen , waardoor eene voldoende draineering
verkregen zou worden, en tevens de rivier van Demak af te dammen,
om nit haar waterleidingen door de Demaksche landen te kunnen
aanleggen, die in droge seizoenen het noodige water aan den
rgstbouw zouden verschaffen >).
De Gouverneur-Generaal Bochussen schonk in 1847 zgne
aandacht aan dit plan en droeg den Besident van Samarangop,
het door den plaatselgken ingenieur te doen onderzoeken. De
nieuwe werken waren echter nauwelijks en op weinig doelmatige
wijze aangevangen, toen de jaren 1848 en 1849, die zich door
groote onregelmatigheid der moesons en buitengewone regens
kenmerkten , Java in een poel van ellende stortten. Geen gewesten
hadden echter meer daarvan te lijden dan Demak en Grobogan.
*) Engelhard, Bestuur yan Daendels. 283.
^} Bochussen» Toelichting. 147.
Digitized by VjOOQIC
504
In die ongelukkige regentschappen heerschte in 1849 een volslagen
hongersnood , die vele duizenden ten grave sleepte^). De Begeering,
die in voorzorg zoo zeer was te kort geschoten, spaarde thans
kosten noch inspanning om de ramp te lenigen : verbetering der
irrigatiên en intrekking van bezwarende cultures werden verordend
en de gevluchte bevolking keerde allengs terug. Tot eene alge-
meene , doortastende verbetering scheen echter de kracht te ont-
breken , en ofschoon voortdurend veel over den ongunstigen staat
van den landbouw in Demak en Grobogan gedacht, geschreven
en gesproken werd, bleek eerst het nieuwe, nog slechts met de
uiterste inspanning afgewend gevaar, dat deze gewesten in de laat-
ste maanden van 1872 en de eerste van 1873 bedreigde^ een
genoegzaam sterke prikkel om tot afdoende maatregelen te leiden.
In 1873 werd een brigade ingenieurs met opnemingen en technische
onderzoekingen in Demak belast , en nadat deze commissie onder
velerlei tegenspoeden hare taak in 1875 had ten einde gebracht,
deels zelfs voordat zij nog geheel gereed was , werden een nieuw
aftappingskanaal tot afvoer van het water dat het prauwvaart-
kanaal van de riviertjes Djadjar en Brandjangan ontving,
eene verlegging van den rechter Toentang-dijk van Goeboek
tot Djeketr&, het verbreeden van het bed der Djadjar gepaard
met een verlegging van haren mond, een nieuwe brug over de
rivier , en een dubbele schutsluis in het prauwvaartkanaal bij de
hoofdplaats Demak, achtereenvolgens ter hand genomen en in
1879 voltooid. Inmiddels is het onderzoek ook tot Grobogan
uitgebreid , en dit ligt thans voor de uitvoering der noodzakelijkste
werken aan de beurt. Het blijkt echter uit het koloniaal verslag
van 1879 dat ook in Demak het meeste nog te doen is en dat
de volkomen uitvoering der beraamde verbetering van wateraf-
voer en irrigatie in die afdeeling zeker nog vele jaren vorderen zal ').
Wij zullen den eentonigen, slechts door den blik op den
Moerj& of berg van Djapara verlevendigden rit langs den post-
>) Yan Soest, GeBchiedeniB van het Eultaurstelsel , III. 217.
«) Kol. Verel 1873, bl. 5 v.; 1876, bl. 128; 1877, bl. 143; 1878, bl. 130;
1879, bl. 129. Lezenswaardig zgn de beschouwingeu over de delta van Demak
van den heer van Wales in T. t. N. I. 1873. I. 396.
Digitized by VjOOQIC
505
weg van Demak tot Tangoel Angin niet afleggen. De weg is
13^ paal lang, schier yolkomen lijnrecht en over sijne gansche
lengte door het boven beschreven kanaal begeleid , en voert langs
geen enkele plaats van beteekenis totdat hg aan de rivier van Tan-
goel Angin, die de grens tusschen Demak en de residentie
Djapara vormt, de zooeven genoemde hoofdplaats van het district
Wedoeng bereikt, waaraan de rivier haren naam ontleent. Thans
wordt deze plaats veelal Earang Anjar geheeten.
Van Demak gaat, aanvankelgk in zuidoostelijke , later in oost-
zuidoostelijke richting, een uitstekende groote weg naar Poer-
w&dadi, de hoofdplaats van Grobogan. Op zes palen afstands
van Demak betreedt men het district Samboeng en een halven
paal verder zijne hoofdplaats Dempet. Vandaar rgdt men nog
zeven palen in dezelfde zuidoostelijke richting door tot Boegel,
de hoofdplaats van het district Manggar. Zij ligt onmiddellgk
aan de grens der beide districten en aan de rivier de Tangoel
Angin, die hier reeds de grens tusschen Samarang en Djapara
uitmaakt '). Te Boegel wonen vele Chineezen en er is een druk
1) Ik heb reeds D. I, bl. 60 en 93, het naar aanleiding yan Junghuhns
kaart vr|j algemeen geworden gebruik gevolgd, om deze rivier van Penawan.
gan af, dat is van het punt der vereeniging van de Serang met de Loesé,
de Tangoel Angin te noemen, zoodat de Serang en de Loesé beschouwd
worden als confluenten uit wier vereeniging de Tangoel Angin ontstaat. Ik
hond mg ook hier gemakshalve daaraan , hoewel stellig, volgens der Javanen
spraakgebruik, de naam Kali Tangoel Angin (d i. rivier van Tangoel Angin)
alleen toekomt aan het benedeneinde der rivier, van de desa Tangoel Angin
af, en zjj overigens na de vereeniging den naam van Serang behoudt,
zoodat de Loesé als een afBuent van de Serang beschouwd wordt. Deze
voorstelling strookt echter weinig met onze begrippen , en eer zouden wiJ
nog de Loesé als hoofd- en de Serang als bgrivier beschouwen. Ik moet
hier nog een woord bijvoegen over den naam Tji Doenan, mede volgens
Junghuhns kaart, D. I, bl. 93, als synoniem met Serang opgegeven. Beeds
het eerste lid Tji , dat tot de Soendasche taal behoort , bewijst dat wg hier
met een corrupten naam te doen hebben. De ware naam is echter niet moeie-
Igk op te sporen. Aan de Tangoel Angin ligt, op kleinen aÜBtand van haren
mond, eene desa Tedoenan , en vandaar krggt het riviergedeelte van Tedoenan
af tot aan zee soms ook wel den lokalen naam van Kali Tedoenan. Eussen-
drager, Java. 181, geeft den naam Tedoenan aan de geheele rivier die bg de
Javanen Serang en gedeeltelgk Tangoel Angin heet. Junghuhn, die de desa
Tedoenan niet kende , heeft , bij zjjne gebrekkige taalkennis , geen bezwaar
gezien daaruit Tji Doenan te maken , en terwgl hg , uitgaande van de mee-
ning dat de namen Tji Doenan en Serang synoniem waren , het gebruik van
Digitized by VjOOQIC
606
bezochte pasar. Te dezer plaatse vereenigt zich een binnenw^,
die yan Samarang over Broemboeng en Goeboek naar Boegel
gaat, met den groeten weg van Demak naar Poerw&dadL Langs
den grooten weg over Demak is Boegel 80-}, langs den binnen-
weg 29i paal van Samarang verwijderd.
Yan Boegel loopt de weg« op kleinen a&tand van de rivier,
maar Ignrecht, zoodat hare talrijke kronkelingen worden afge-
sneden, naar Penawangan (7| paal). De uit het zaiden komende
Serang, die zich bi) die plaats met de uit het oosten komende
Loesé vereenigt, vormt van hier opwaarts de grens tusschende
regentschappen Demak en Ghrobogan. Penawangan ligt nog aan
de Demaksche zijde, in het district Manggar; maarzoodra wij de
250 voet lange bonten brug die boven het vereenigingspont
over de Serang ligt, zgn overgegaan, bevinden wij ons in het
Grobogansche district Poerw&dadi. Het vervolg van den weg
(5i paal) voert ons door de vallei van de Loesé , op kleinen afstand
van den linkeroever dier sterk kronkelende rivier, naar de negerie
Poerw&dadi, de tegenwoordige hoofdplaats van het regentschap
Grobogan. De oude hoofdplaats, Grobogan, ligt aan de andere
zijde van de Loesé (die hier de grens tusschen de districten
Grobogan en Poerw&dadi aanwijst) en aan den voet van het kalk-
gebergte Goenoeng Tjingkal Séwoe, waarover de grens tusschen
het regentschap Grobogan en de residentie Djapara loopt Om
Grobogan te bezoeken gaat men te Poerw&dadi de Loesé over
en volgt eenige palen ver den weg die noordwaarts voert naar
Lemah Abang, juist op de Djaparasche grens. De a&tand van
Poerw&dadi tot Grobogan bedraagt 4|, die van Grobogan tot
Lemah Abang 5^ paal.
Zoo weinig als een bezoek aan Ghrobogan de moeite loonen
zou, zoo weinig kan ons ook Poerw&dadi tot een eenigszins
langer oponthoud nopen. Het plaatsje is net aangelegd, met
rechthoekige, door houten hekken afgezette straten, heeft eene
goed bevolkte Chineesche wijk en een fraaie woning voor den
Adsistent-resident, maar biedt verder niets opmerkelijks aan.
laatstgenoemden naam tot den linker boYenarm beperkte, diezelfde beper-
king ook op den naam Tji Doenan toegepast.
Digitized by VjOOQIC
607
De weg van Poerw&dadi naar Wir&sari, de hoofdplaats van
bet derde der Orobogansche districten, ligt aan den rechter of
Ghroboganschen rivieroeyer. Wg moeten dus de Loesé oyersteken
en een halven paal ver den weg naar Grobogan volgen, maar
slaan dan rechtsaf, om in bijna recht oostwaartsche richting de 13
nog overige palen tot Wir&sari af te leggen. Aanvankelgk voert
ons onze weg nog steeds door de met sawahs bedekte vlakte:
eene padizee, waarin de desa's en doekoeh's een archipel
van ontelbare eilanden vormen. Toch is hier in het Loesé-dal
die vlakte door de kalkheuvelen ten noorden en zuiden binnen
ved nanwer grenzen besloten , dan in de onafzienbare velden van
Demak,en wanneer wg de desa Majahan^ omstreeks vier palen
van Poerw&dadi, voorbij zgn, begint de weg zelfs min of meer
te golven, daar de noordelgke henvelenrij hare uitloopers tot
dicht bg het rivierbed uitzendt. Een halven paal voorbij Majahan
bevinden wg ons eensklaps op Soerakartasch grondgebied. Wg
hebben namelgk de enclave Sel& betreden, die, zooals wij reeds
zagen'), aan den Soesoehoenan bleef toebehooreu; ofschoon zg
van alle zgde door Qrobogansch gebied is ingesloten.
De hoofddesa Sel& ligt op een paal afstands rechts van den
weg, en ofschoon zij daarmede door een zijtakje verbonden is,
Bchgnt dit toch de voorname reden te zijn, waarom schier alle
reizigers deze plaats laten liggen zonder er eenige aandacht aan
te schenken. Men zegt dat te Sel& een merkwaardig doolhof
gevonden wordt, maar Bleeker, de eenige mij bekende schrgver
die het vermeldt , had geene gelegenheid het te bezichtigen. Aan
Brumund danken wg de wetenschap , dat het graf waarom Sel&
hoofdzakelijk in eere wordt gehouden, dat is van Ejai Ageng
Sel&, dien de inlandsche geslachtsregisters doen afstammen van
den laatsten vorst van M&dj&pahit , als den eersten van zijn geslacht
beschouwen die den Islam aannam , en tot kleinzoon den bekenden
Ejai Ageng Pamanahan geven , wiens zoon de stichter werd van het
Mataramsche rijk '). De Ejai rust bier nevens twee zijner vrouwen ,
in oen hoogst eenvoudige tombe, waarover een houten graf huis
is gebouwd , dat in een staat van diep verval verkeert. De moskee
>) Boven , bl. 474. «) Zie D. II. 258 w.
Digitized by VjOOQIC
sod
bij het graf is yan ruw, ongeschilderd boot gebouwd en adet er
uit als een oude stal; en de muren die het kerkhof omringen,
ofschoon van later tijd dagteekenende , dreigen in te storten.
Trouwens reeds in 1846 berichtte van Hoëyell, dat de graven van
Sel& zich in een zeer vervallen en armzaligen toestand bevonden,
dat de Soesoehoenan er zich niet veel aan liet gelegen zijn, en
meende genoeg te doen door eene jaarlgksche som van f 100
voor het onderhoud te betalen, zonder om te zien naar het gebruik
dat er van gemaakt werd. Yoor 't overige is Sel& niet het eenige
belangrgke dorp van dit district. Ruim een paal voordat men
aan den dwarsweg naar Sel& komt, laat men, evenzeer aan zijn
rechterhand en op ongeveer gelijken afstand van den weg, de
desa Dj&n& liggen , die bekend is door een druk bezochten pasar
en door eenige modderwellen , die veel ziltig water opwerpen,
waaruit door de inlanders keukenzout bereid wordt '). Op deze
laatste bijzonderheid kom ik zoo aanstonds terug.
Het district Wir&sari, dat wij thans weldra betreden, strekt,
even als ook het laatste district Eradénan, zich over de
geheele breedte der afdeeling Grobogan aan beide zijden van de
Loesé uit. De gelijknamige hoofddesa heeft eene talrijke Javaansche
en Chineesohe bevolking, en ook hier zijn de straten met witte
houten hekken afgezet De Loesé , die de sawahs van Wir&sari be-
sproeit, is hier nog een smal riviertje en het heuvelachtig terrein
strekt zich uit tot haren oever. De fossiele soorten van moUusken en
polypen die in deze heuvels worden aangetroffen en allen behooren
tot soorten die nog in de Javazee leven, getuigen van den jongen
oorsprong der* kalk waaruit zij bestaan. Waar het terrein niet
bebouwd is, wordt hier de vegetatie vooral door het menigvuldig
voorkomen van den Pl&s^-boom f) gekenmerkt, wiens als vurige
kolen gloeiende bloemen op vele plaatsen het sieraad der gras-
wildernissen van Midden-Java uitmaken.
>) Brunmnd, Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 173; van Hoë?ell, Reis I.
120; Bleeker in T. y. N. I. 1850 I. 30. In plaats Yan Djlin!l sobrijft Bleeker
Drftnü; de kleine Yerandering, die ik vertrouw dat een Yerbeteringifi, ontleen
ik aan de de topographiBobe kaart van Soerakarta.
=) Butea frondoaa. Zie D. I, bl. 143.
Digitized by VjOOQIC
5Ó9
In het gebergte ten noorden van Wirlisari, waaraan Boms de
naam van Goenoeng Soer&pati gegeven wordt; komen eenige
druipsteengrotten voor, die een bezoek o ver waardig zijn. De weg
voert over een oneffen terrein , begroeid met afwisselend struik-
gewas , dat weldra nu eens voor djati- dan eens voor aocacia-woud
plaats maakt *). Slechts enkele open plekken , voor sawahs ont-
gonnen en behoorende tot de desa's of doekoeh's Ngalian, Bekoe,
Siwalan, Gedangan, Babar, Tl&g& Manik, Widoeri en Batoer,
doen zich aan ons voor. Het terrein vertoont zich als een opvolging
van kleine bergvlakken , met brokken kalksteen van allerlei grootte
bezaaid en door klare bergstroomen , zooals de Eali Widoeri|
doorsneden. In de nabgheid der grotten is ten behoeve der reizigers
een soort van pasanggrahan gebouwd. Deze grotten zijn vier in
getal en daar zij driemaal 's jaars eene opbrengst van 4^5 kati's
vogelnestjes opleveren , worden zij voor eene som van ± f 200
aan de bevolking der desa Eemadoeh Batoer verpacht. Niet alle
zgn zij evenzeer toegankelijk en gedeeltelijk kunnen zij zelfs door
den Europeaan slechts met levensgevaar bezocht worden , waar-
om de reizigers zich veelal met het bezichtigen van één of twee
tevreden stellen. Het algemeen karakter dezer grotten, met hare
veelvuldige vertakkingen , hare boogvormige gewelven , hare
festoenen , draperiên , zuilen en kegels van druipsteen , in de gril-
ligste, eindeloos afwisselende vormen, komt zeer overeen met
hetgeen ons de grotten van Han, Tilf en Remouchamps in België
of de Banmanns- en Bielshöhle in het Harzgebergte bieden,
maar in de niet zoo dagelgks door &kkels berookte grotten van
Java hebben de stalaktieten vaak nog een witheid en frischheid
bewaard, waardoor zij het ver van de Europeesche winnen').
Yan Wir&sari gaan twee wegen naar de residentie Bembang:
de eene oostwaarts langs den rechteroever der Loesé , in de richting
van Blora, de andere zuidoostwaarts over Eoewoe naar de dis-
trictshoofdplaats Kradenan en vandaar mede oostwaarts in de
richting van Bandoe Blatoeng. De afstand tot aan de grens langs
den eersten weg bedraagt 11^ 9 die van Wir&sari tot Eradenan
»; Vgl. D. I, bL 147, 148.
') Dr. Fromberg, Yogelnest-grotten bg Wirosarie, in IncU Aroblef,!!. 158.
Digitized by VjOOQIC
510
7 en die van Eradenan tot de grens 8^ palen. Wg zullen ons
bepalen tot een rit van Wir&sari naar Eoewoe en ometreken ,
omdat wij daar binnen kleinen omtrek bet belangrijkste bgeen
vinden dat het district Eradenan onderscheidt.
Het terrein ten zuiden van Wir&sari is weder geheel vlak,
bedekt met desa's en sawah's. Wij steken de Loesé over, bereiken
na omstreeks drie palen te hebben afgelegd, de grenzen van Eradenan^
en laten schier onmiddellijk daarna met verbazing den blik weiden
over een kleine vlakte van het zonderlingst voorkomen, die in
de richting van Eoewoe, maar op nog een paal afstands van dat
dorp, is gelegen. Het is de zoogenaamde slgkvulkaan van Eoewoe,
door de Javanen Bledoeg genoemd. De naam slgkvulkaan is
echter even weinig als de ook soms gebezigde van modderwel
geschikt, om ons een juiste voorstelling te geven van het vreemde
verschijnsel dat zich hier voordoet. Het terrein der Bledoeg is nage-
noeg cirkelvormig en heeft omstreeks een halven paal in doorsnede ;
het bestaat uit blauwe of loodkleurige modder, waarvan de bolvor-
mige massa zich hoogstens 3 meters boven de omliggende vlakte
verheft. Die modder, steeds week en vochtig gehouden door
doorbrekende gassen en doorsijpelend water, biedt slechts een uiterst
zwakken steun voor den voet, zoodat dit terrein aan den omtrek
alleen met behulp van daarop gelegde bamboezen horden, maar
meer naar het midden , inzonderheid bg de hoofdpunten van eruptie,
in het geheel niet kan betreden worden. De uitbarstingen, die zich
openbaren in ontploffingen van witten damp , waarbg zwarte massa's
tot eene hoogte van 16 k 20 voet worden opgeworpen, hebben
op verschillende punten plaats , doch voornamelijk op twee. Voor-
dat eene ontploffing begint^ vertoont zich op die plekken een
kleine holte, die echter volstrekt niet den vorm van een trechter
of byis aanneemt; bg de ontploffing rgst de bodem omhoog, de
kleine holte zwelt over een omtrek van eenige voeten tot een
bolvormige massa aan , een doffe doch vaak op grooten afstand
hoorbare slag doet zich vernemen , het gas dat de opheffing ver*
oorzaakt, ontsnapt als witte damp, en de vloeibare modder valt
hoorbaar in de middenpunten van eruptie terug. Daar blgft zg
dan rustig liggen, totdat na weinige seconden nieuwe uit de
Digitized by VjOOQIC
511
diepte opstjlgende gassen kracht genoeg verkrijgen om den zwakken
weerstand der weeke massa te overwinnen, en hetzelfde verschijnsel
zich herhaalt.
Eene nauwkeurige waarneming der verschijnselen leert duidelgk
genoeg, dat hier geene eigenlijke uitwerping van modder of slijk
plaats heeft, maar dat het uit modder gevormde terrein zelf in
aanhoudende beweging is. Vandaar dan ook dat, ofschoon dit
versohgnsel volgens de inlandsche overleveringen reeds tot de
dagen van M&djipahit opklimt en wij uit de mededeelingen van
Horsfield weten dat het althans 70 jaren geleden zich reeds evenzoo
als thans vertoonde, van ophooging van het terrein geen zweem
is te bespeuren. De aanhoudende uitbarstingen boezemen dan ook
aan de inlanders niet de geringste onrust in. De omtrek van
het terrein is aan alle zgden bebouwd en bewoond. De pasang-
grahan van Eoewoe grenst er onmiddellgk aan, en de kokospalmen
waarin Grabagan verscholen ligt, strekken zich uit tot aan zijn
rand. Bondom de kale plek groeit in menigte de baloentas ^), een
aan de strandmoerassen eigen heester, die zijn weligen groei
in dit hem anders vreemde oord aan de bezwangering van den
bodem door het zout van het opwellend water te danken heeft.
Het zoutgehalte van dit water is inderdaad zeer aanmerkelijk,
en bedraagt meer dan 2^ percent. Eene eigenaardige industrie
is in deze streek daaruit ontstaan. De inlanders hebben verzamel-
bakken voor het met zout bezwangerde water gegraven en boven
of naast die bakken duizenden doorgekliefde bamboes op horizontale
rekken geplaatst. Hierover wordt het water aanhoudend uitgegoten ,
opdat het door de warmte der lucht verdampe en het zout achterlate.
Op deze eenvoudige en kunstelooze wijze worden jaarlijks belang*
rgke hoeveelheden zout verkregen. Hetzelfde geschiedt, mis-
schien zelfs op nog ruimer schaal, uit de reeds gemelde wellen
van Dj&n& in Sel4. Een derde plek, die insgelijks veel zout
water opgeeft, wordt gevonden by Tjrèwèk, 2^ paal tenZ. Z. W.
van Koewoe. Andere minder belangrijke wellen van dien aard
in denzelfden omtrek ga ik met stilzwijgen voorby. Bij de groote
gemakkelijkheid en de geringe kosten waarmede de bevolking
*) Coiiyza Indica.
Digitized by VjOOQIC
512
van Grobogan het haar noodige zout wint, kan men gemakkelgk
nagaan, dat het Gouyernements-zoutmonopolie in deze afdeeling
niet is te handhaven, te minder daar het ook niet in de Yorstenlanden
werkt en Se\& tot Soerakarta behoort. De aanmaak van zout uit
deze modderwellen is dan ook aan de bevolking bg uitzondering
toegestaan, maar van dat zout wordt een cijns geheven, ten
bedrage van een vijfde zgner waarde, naar den laatsten plaat-
selgken marktprgs berekend. Dit zout mag echter alleen naar
Soerakarta worden uitgevoerd; uitvoer naar elders b op straffe
van boete, gevangenis en verbeurdverklaring verboden ').
Er ligt in het district Kradenan nog eene andere merkwaardige
plek, omstreeks 6 palen recht oostwaarts van Eoewoe, zeer nabg
de grens van Blora. Ik bedoel de doekoeh Medang Eamoelan of
Mendang Kamoelan, die, naar de meening der Javanen, de plaats aan-
wijst waar de hoofdstad van het oude rijk van Mendang Eamoelan
was gelegen ^). Hoe onwaarschgnlijk die meening ook zgn moge,
de bewoners van den omtrek twgfelen geenszins aan hare juist**
hèid en verhalen van die streek allerlei wonderen. Vooral vervult
hen de voorstelling met vrees, dat deze plek bewaakt wordt door
een vervaarlgk groeten tijger, afstammende uit den tijd toen de
kraton van Mendang Eamoelan nog stondeen wiens pooten door
ouderdom zoo krom staan, dat hij op zgne enkels moet loepen.
Tusschen twee hoornen ligt hier een steen waarop offers aan de
geesten van dit oord gebracht worden. Doch afgescheiden van die
fantastische redenen voor belangstelling in 'deze plek, bestaan er
ook meer wezenlijke. De naam Mendang Bamèsan of Mendang
Paramèsan moge soms als synoniem met dien van Mendang Eamoe*
lan aan de geheele plek gegeven worden ^), meer bgzonder wordt
daardoor, volgens de getuigenis der reizigers, een ten westen
1) Zie over deze Terschgnselen Domis, Oosterling, U. 2. 45; Janghtthn,
Java, II. 349 en 1176; van Hoëvell, Reis. I. 121 ; Maier in N. T. y. N. I.,
I. 127; Yooral Bleeker, T. v. N. I. 1850. L 31. Over het Grobogansohe
zont zie de Waal, Aantt. over Kol. Onderw. III. 219, en Staatobl. v. N. I.
1876. n° 258.
^} Zie Dl. U, bL 89. De naam der daar rermelde desa Ngroeroet wordt
op de topographisohe kaart Ngroenoet gesohreyen.
^) Roorda Jay. Handwdbk., bl. 797 ^
Digitized by VjOOQIC
513
van die plaats liggend meertje aangewezen, dat een halven
paal in omtrek heeft en in welks midden het water schijnt
te koken en hoog opborrelt, omdat zich daaruit, vooral in
den regentgd, veel waterstofgas ontwikkelt, dat zich boven het
water laat ontvlammen. 0£9choon de bodem in den omtrek droog
is, verzekert men dat, waar men er ook een spade in den grond
steekt, het water onmiddellijk naar boven springt. Dioht bij dat
meertje wgst men ook nog een 6^7 voet diepen , door de natuur
gevormden put, Soemoer Oepas geheeten, die tien voet in doorsnede
heeft en steeds met water gevuld is, dat, hoeveel men er ook uit-
sohept, altijd weder tot dezelfde hoogte stijgt '). De weg van Koe-
woe naar Mendang Eamoelan voert bij afwisseling door sawah's en
djati-bossohen en is een aangename toer om te paard af te leggen.
Yan Eoewoe rgden-wij ruim een paal zuidwaarts tot Bandjar
Lor en komen daar op een bgna lijnrechten zijweg, die ons door
de vlakte aan den linker-oever der Loesé, na een rit van 15|
paal, aan het punt brengt waar hij den weg sngdt die van Lemah
Abang aan de Bembangsohe grens over Grobogan en Poerwlldadi
zuidwaarts naar de grens van Soerakarta gaat. De afstand van
die grens bedraagt op dit punt nog 13^ paal. Nog ruim vier palen
rijden wij voort in dezelfde westwaartsche richting, steken de
Serang over en bevinden ons weder in de vlakte van Manggar.
Omstreeks 14 palen ver rijden^g nu door deze schoone, geheel met
sawah's bedekte vlakte, tot aan den post Glapan nabij de rivier
de Toentang, die hier de grens vormt tusschen de districten Manggar
en Singen Eidoel. Yan Glapan hebben wg nog 5| paal af te
leggen, langs een boogvormigen, de kronkelingen van de Toentang
^) Omtrent de jaiste ligging van het meer^'e Mendang Bamèsan kan ik
geen zekerheid yerkrggen. "Wat in den tekst oyer de yerwisseling der namen
Mendang Eamoelan en Mendang Ramèsan gezegd is, noopt mg om het (even
als Jnnghuhn deed) in de onmiddellgke nabgheid yan het dorp te zoeken ; maar
de berichten yan y. Hoëvell, Bleeker en Hasskarl komen slechts daarin oyereen ,
dat het ergens aan den weg tusschen Eoewoe en Mendang Eamoelan ligt,
maar yerschillen zoozeer omtrent den onderlingen afstand , dat geen oyereen-
brenging mogeljjk is. Van het dorp Easonggo , waarbg eene modderbron liggen
zou , die Jnnghuhn yoor identisch houdt met het meertje Mendang Ramèsan,
heb ik in het geheel geen spoor kunnen yinden. Zie oyerigens y. Hoêyell,
Beis, 1. 123; Bleeker, T. y. N. I. 1850. L 84; Junghuhn, Java II. 350 en 1182.
Digitized by VjOOQIC
514
aan haren reohteroever in het groot volgenden; maar de kleine
bochten afsnijdenden weg, en ten laatste de rivier over te steken,
om het aan haren linkeroever leunende Goeboek, het hooMdorp
van Singen Kidoel, te bereiken. De geheele afstand van Eoewoe
tot Goeboek bedraagt langs dezen weg 41 palen en brengt ons
door geen enkele belangrijke of door iets bijzonders gedenkwaardige
plaats. Daarentegen biedt hij schier aanhoudend de heerlijkste
vergezichten, zooals men zich gemakkelijk kan voorstellen, wanneer
men zich herinnert, dat men door niet minder dan negen zich van
1600 tot 3400 meters verheffende vulkanen omringd is. In de vlakte
van Manggar heeft men den Moerji of berg van Djapara in het N. O.
ten N. en den Prahoe in het W. t. Z.; in het W. Z. W. verheft
zich, meer op den voorgrond, de breede Oengaran, terwgl
zich achter diens noordelijke helling een deel van den Sind&r& en
achter de zuidelijke , recht in het Z. W., de Soembing vertoont
Laat men den blik verder zuidwaarts glijden, dan rust hij in het
Z. W. t. Z. op den Tel&m§j&, in het Z. t. W. op den Merbaboe
en den daarachter te voorschijn tredenden Merapi, terwgl eindelijk
in het Z. O. t. Z. zich de reusachtige Lawoe verheft. De lage,
maar vriendelijke heuvelen van Grobogan vullen in het Oosten
de breede ruimte aan die tusschen de toppen van Moerj& en Lawoe
overblgft.
Wij hebben thans hoofdzakelijk jiog het regentschap Salatiga,
het schoonste gedeelte der residentie Samarang, te bezoeken; doch
moeten vooraf van Goeboek nog een kleinen uitstap maken , om
het merkwaardig verschijnsel te leeren kennen, dat onder den
naam van het „heilige^ of „eeuwige vuur,* bij de Javanen onder
dien van „Merapi'', bekend is. Wg volgen tot dat einde den weg
van Goeboek naar Dempet, totdat wg, op Si paal afstands van
eerstgenoemde plaats, aan onze rechterhand den dwarsweg naar
Boegel kunnen inslaan , die de grens tusschen de districten Sam-
boeng en Manggar volgt. Na nog een kleinen paal te hebben
afgelegd, bereiken wij aan de rechter- of Manggarsche zgde de
desa Melati darat. Midden in de sawahs dezer plaats wordt eene
opene plek zwarte aarde van ongeveer 20 voet diameter aange-
troffen , die door in het rond geplante bamboestoelen beschaduwd
Digitized by VjOOQIC
515
wordt Men viodt er doorgaanS; op kleine bakjes ofpisang-bladen,
rgst, Tisch, bloemen en dergelijke als offeranden geplaatst; want de
inlanders verhalen dat Soenan Kali Dj&g&, een der acht Wali's
die zich met Baden Patah verbonden om den Islam op Java te
doen zegevieren ^)y op zekeren tgd op reis zijndQ, hier door den
regen overvallen werd, en, zich verkleumd gevoelende, zyn stok in
den grond stak , waarop onmiddellgk vlammen opstegen , om hem
te verwarmen. Werkelijk zag de heer Hasskarl, toen hij deze
plek bezocht, uit eenige trechtervormige gaten in den grond, die
8 Ji 14 duim breed en omstreeks een voet diep waren, en in
wier gedeeltelijk met gebrande aarde bedekten bodem hij een
aantal kleine openingen bespeorde, een gas opstijgen, waarvan
hg, denkelijk wijl hij het brandende vond, aannam dat het door
de enkele aanraking met de dampkringsluoht ontvlamde, en dus,
uitgeblnscht zijnde^ dadelijk van zelf weder in brand vloog ^). Andere
reizigers hebben zich evenwel kunnen overtuigen, dat het gas,
wanneer de vlam is uitgedoofd, wat 6f door krachtig blazen, 6f
door stampen op de plaats van ontwikkeling, óf ook door het
opgieten van water geschieden kan, eerst bij vernieuwde aan-
raking met vuur weder ontvlamt Hierbg is nog op te merken,
dat, wanneer bij het stampen het rechte punt niet geraakt
wordt, de vlam juist des te levendiger opbrandt, gelijk ook ge-
schiedt wanneer men een bamboepijp in de opening steekt, als
wanneer het gas, verhinderd zich te verspreiden, met des te
meer kracht door de opening der pijp stroomt; en voorts, dat als de
vlam door water wordt uitgeblnscht, de gasontstroomiug daar-
door niet lang verhinderd wordt, maar na weinige oogenblikken
het gas weder in genoegzame hoeveelheid door het water is ge-
drongen, om bg de geringste aanraking met brandend stroo of
papier op nieuw te ontvlammen. In den regentgd ziet men de
vlam vaak tot e^n hoogte van een paar voet opschieten, maar
na lange droogte is zij veel zwakker en stggt slechts tot een
halven voet of minder, ja verdwgnt soms geheel, zoodat het, om
») Zie Dl. n, bl. 193.
^ Beise naoh dem Berge von Djaparaund den Schlamm-qiiellen von Koewoe,
in Flora, Botan. Zeitung, Regensburg, 1847, bl. 641,
83*
Digitized by VjOOQIC
516
eene nieuwe ontvlamming te verkrijgen, noodig is de bovenkorst
van den grond ter diepte van eenige duimen weg te graven.
Eenige schreden ten oosten van deze plek wordt een tweede der«
gelijke , doch kleinere aangetroffen , die door de inlanders doed& ,
d. i. weduwnaar, genoemd wordt. In de nabgheid dezer tweede
vuurbron is een stuk grond van 50 passen in den omtrek, dat
altijd schuimt en borrelt, maar zonder warm te zijn *).
Eenige palen ten zuiden van Goeboek bij Ngambok verdient nog
eene plaats onze opmerkzaamheid, waar, op een uitspringend kalk-
gebergte, vanwaar de blik den omtrek in groote uitgestrektheid
bebeerscht, de overblijfselen te vinden zijn eener bid- en offer-
plaats uit den Hindoetijd. Die plaats is kenbaar aao de roode gebak-
ken steenen, deels goed bewaard, deels vergruisd, die over een
omtrek van meer dan honderd schreden verspreid liggen, en waarbij
nog een zwaar beschadigde Ganesa en enkele andere fragmenten van
beeldhouwwerk worden aangetroffen. Ook een beeld dat te Goeboek
op het erf van den Wad&nl staat, is van Ngambok afkomstig ').
Wij keeren thans naar Goeboek terug, om ons vandaar naar het
omstreeks 8^ paal verwijderde spoorwegstation Kedoeng-Djati
te begeven, waar de zijtak naar Ambarawa een aanvang neemt.
Wq leggen vandaar bgna zeven kilometers af tot aan de halte
Teropoeran. Deze plaats ligt aan de Toentang, die hier het riviertje
Sintj§j& opneemt en over welke hier, een weinig boven de vereeniging,
een niet onbelangrijke spoorwegbrug met eene overspanning van
28 meters is geslagen. De Toentang vormt op dit punt de scheiding
tusschen het district Singen Kidoel , dat nog tot het regentschap
Demak behoort, en den noordelijken hoek van het dbtrict Sala-
tiga, dat tegenwoordig met het verder zuidwaarts gelegen Tengaran
de adsistent-residentie Salatiga vormt, terwijl de beide overige
meer westwaarts gelegen districten van het regentschap Salatiga,
t. w. Ambarawa en Oengaran, de adsistent-residentie Ambarawa
uitmaken. Wanneer wij aan de halte Tempoeran den spoortrein
voor eenige uren verlaten, is het alleen om de overblijfselen
O Van HoSveU. Reis I. 118; Bleeker, T. v. N. I. 1850. I. 34; Buddingh,
H. O. I., I. 170.
^) Brumund, Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXKI. 162.
Digitized by VjOOQIC
517
van een oud bouwwerk te leéren kennen, die, omstreeks drie
palen ten noordwesten van die plaats, in Singen Eidoel gOTonden
worden. Wij zetten ons te paard en rijden langs een moeielijk,
sterk kronkelend boschpad, totdat wij ondereen hoogen boom een
menigte ruwe steenen vinden opgestapeld. Het pad gaat hier naar
boven en brengt ons op de omstreeks 24 voet breede kruin van
een dijk, die zich in zeer ongelijke hoogte, van vier tot veertig
voet afwisselend, boven het omringend terrein verheft. Ofschoon
dit werk, dat wellicht tot den vóór-Demakschen tijd opklimt,
maar waaraan geene overlevering verbonden schijnt, grootendeels,
vooral door de kracht der tropische regens, verwoest en de dijk
zelfs op verscheiden plaatsen met zwaar geboomte begroeid ist
kan men toch nog duidelijk onderkennen, dat zoowel de kruin als
de zacht afloopende glooiingen aan weêrszgden met, wel is waar
niet behouwen , maar toch meer of min plaatvormige steenen zijn
bedekt geweest, zoodat men hier ongetwijfeld de overblijfselen
van een ouden heerweg aanschouwt^).
Wanneer wij op den spoorweg weder plaats nemen, bereiken
wij, 7.8 kilometers verder, de halte G&g& dalem, gelegen in het
midden eener uitgestrekte tot Soerakarta behoorende enclave. Een
weinig verder bevinden wij ons weer in een van alle kanten door
het gebied des Soesoehoenans ingesloten, bgna cirkelvormig stukje
grond dat tot Samarang gerekend wordt, maar om weldra stil te
houden aan de halte Bringin, die, op 5.4 kilometer afstands van
de vorige, wederom in het gebied van Soerakarta is gelegen.
Wij verlaten hier andermaal den trein, om den goeden, 5{ paal
langen rijweg te volgen, die vanhier in de richting van zuid
ten westen naar Salatiga voert. Yan dien weg loopen nog meer
dan twee derden over Soerakarta schen bodem, terwijl in den
omtrek nog onderscheidene, ten deele zeer kleine stukjes kei-
zerlijk grondgebied op de zonderlingste wgze tusschen de Gouver-
nementslanden verstrooid liggen.
Salatiga behoort tot de aangenaamste plaatsen van Java ; gelegen
op eene hoogte van omstreeks 580 meters, vereenigt het een heerlgk
') Brumund, Verhh y. h. B. G. XXXIII. 166.
Digitized by VjOOQIC
518
koel en gezond klimaat met de bekoorlijkste omstreken. Men
behoeft zich slechts de ligging dezer plaats voor den geest te
brengen , om te gelijker tijd overtuigd te zijn, dat ook de verschillende
wegen waarlangs men haar bereiken kan, aan alle zijden de grootste
verscheidenheid van trotsche en liefelijke gezichten opleveren.
Het zijn vooral twee bergkolossen , de Oengaran in het noordoosten,
de Merbaboe in het zuid-zuidwesten, die het karakter van het
landschap bepalen. De rechte afietand van Salatiga tot de kruin
van den Oengaran bedraagt omstreeks 13 , die tot de kruin van den
Merbaboe 8 geographische minuten. De eerste keert aan Salatiga
de buitenzijde toe van den boogvormig gekromden verbindings-
rug welke zijn noordoostelijken top, Soer&I&j&, die tot omstreeks
1800 meters opstggt, verbindt met den veel steileren zuidwes-
telijken top Soem^w^& , die zich tot 2048 meters verheft '). Zoowel
deze toppen als hunne helling zijn bedekt met een dikke laag
humus, die alle rotsen verbergt en waarop een buitengewoon welig,
dicht opeengepakt woud tiert. Aan dien milden plantengroei is het
ook toe te schrijven , dat op dezen berg; slechts een weinig beneden
den top, bijzonder rijke bronnen ontspringen, en dat, in weerwil
^) Er is verschil in de berichten omtrent de namen en de hoogte der ver-
schillende toppen van den Oengaran. Ka zorgvuldige vergelgking der ver-
schillende opgaven bg Junghnhn, Java, II. 331, Bleeker, T. v. N. I. 1850.
I. 250, en Friederich in T. v. T. L. en Yk. van N. I. XIX. 503, met de
topographische kaart en de hoogte-opgaven in den Regeeringsalmanak » meen
ik het volgende te mogen aannemen: 1® dat de hoogte door de Lange en
V. Asperen aan den SoerSlSjH toegekend, inderdaad de hoogte is van den
SoemHwSnR , zoodat verwisseling der beide namen heeft plaats gehad ; 2^ dat
de BoerSllijlL meer dan 200 meters lager is dan de SoemHwünA; 3^ dat de
derde door Junghnhn zeer losweg onder den naam van Samangli vermelde
top, dezelfde is die door de Lange en van Asperen Boetak wordt geheeten,
en dat Junghnhn dien ten onrechte veel lager noemt dan de beide andere ,
daar hg volgens de Lange en van Asperen tot 2029 meters reikt , en volgens
Friederich zelfs de hoogste van allen zou zgn; 4*^ dat de Boetak (waarvan
de naam kaalhoofd beteekent en wijst op het ontbreken van boschbeklee-
ding) weder in twee toppen onderscheiden wordt: Boetak Wetan (Oost-
Boetak) of Boetak Gadjah Moengkoer, en Boetak Eoelon (West-Boetak) of
Boetak Ngoengroengan ; en b^ dat de Boetak Ngoengroengan dus genoemd
wordt, omdat hij overgaat in den boschrgken zuidelgksten bergrog van den
Oengaran , Ngoengroengan geheeten. (Eerst na het afdrukken van het vorige
vel heb ik opgemerkt , dat mgne, bL 495, n. 2, omtrent den naam Ngoengroengan
geopperde gissing door Friederich, bl. 502, ten volle bevestigd wordt.)
Digitized by VjOOQIC
619
zijner betrekkelyk geringe boogte; zijne bovenhelft schier altijd
in wolken gehuld is, terwijl de van woud ontbloote Merbaboe ook
waterarm is en slechts door enkele, op eene hoogte van een paar
duizend meters langs zgne zijde zwevende wolken beschaduwd
wordt. Aan de helling van den Oengaran, in de richting van Bawen,
bespeurt men twee kleine , klokvormige kegels , die als tweelingen
met elkander verbonden zijn, en vandaar zuidwaarts vertoonen
zich eenige breede, zich in den vorm van platten uitstrekkende
en opvolgend lager wordende bergruggen , waarvan de afgebroken
top naar de kruin des bergs gericht is en aan die zgde steil
afdaalt. Daarna gaat de voet des vulkaans over in een oneffen
hoogland, waarop zich nogmaals eene op zich zelve staande heu-
velmassa verheft, die, evenals de genoemde tweelingskegels, tot
de trachietische voorbergen van den Oengaran behoort, zooals er bij
de meeste vulkanen van Java worden aangetroffen. Zuidoostwaarts
verlengt zich dat hoogland naar en voorbij Bawen , tot het met den
noordelgken voet van den Merbaboe samenloopt, waarop wat meer
naar het oosten Salatiga gelegen is. Westwaarts van het beschreven
hoogland ligt tusschen den zuid^zuidoostelijken voet van den Oenga-
ran en den noordelgken van den tot 1883 meters rijzenden TelamILjIi
en de overige daaraan palende voorbergen van den Merbaboe, op eene
hoogte van omstreeks 470 meters boven het zeevlak, de dalketel van
Ambarawa, die een meer zou vormen, wanneer niet de Kali Toentang
een groot deel der watermassa door de romantische rotskloof, waar-
door ze zich met een opvolging van grooter en kleiner watervallen
een doortocht gebaand heeft , afvoerde naar de vlakte van Demak ').
De zooeven vermelde TelamS.j& neemt het midden in van een uit-
gebreid voorgebergte aan de noordzijde van den Merbaboe, dat uit
verschillende kegelvormige spitsen bestaat, waarvan de westelijkste,
de Dj&k&pekik en Andong, tot ver in Eadoe reiken, terwijl de
oostelijkste , Eopèng ') genaamd , oost ten zuiden van Salatiga
») Vgl. D. L, bl. 60.
') Yolgens Junghahn, Java, II. 350 y., wordt ook de Kopeng soms Gadjah
Hoengkoer genoemd, wat tot een wonderlgke Yerwanïng Tan dezen berg met
den Boetak-Gadjah Moengkoer van het Oengaran-gebergte, in het Aardr. en
Stat, Wdbk. v. K. I., art. Oengaran, aanleiding heeft gegeven.
Digitized by VjOOQIC
520
zich steil, bijna in den vorm van een suikerbrood , boven de
gelijkmatig dalende oppervlakte der berghelling verheft. Het heeft
het aanzien alsof de lavastroomen van den Merbaboe tegen dezen
reeds bestaanden kegel aanvloeiden en dien van alle zijden omring*
den, terwgl zij zich allengs tot het om- en voorliggend hoogland
opbouwden. Het tusschenland tusschen deze voorbergspitsen en
den Merbaboe zal 1300 k 1400 meters hoog zijn, totdat het zich
in de berghelling zelve weder hooger begint te verheffen, en vormt
een vlak , rijk bebouwd plateau , uitnemend geschikt voor de teelt
van thee, tarwe en Europeesche groenten, en dat, als handelsbelang
niet zwaarder woog dan de voorschriften der gezondheidsleer,
bijzonder zou zijn aan te bevelen om eene Europeesche hoofdstad
voor Midden- Java te bouwen , ter vervanging van het zoo ongunstig
gelegen Samarang. Boven dit hoogland verheft zich , met breede
ribben en zacht glooiende hellingen , waarvan aan de noordoos-
telijke naar Salatiga gekeerde zgde de eerste regelmatiger gevormd ,
de andere eenigszins sterker zgn dan aan de overige zijden van den
berg, de breede kale kruin van den Merbaboe, die aan Salatiga
twee spitsen toekeert, door eene groote kloof of insngding in den
kraterwand gescheiden. Deze kloof daalt langs de noord-noord-
oostelijke helling benedenwaarts , is breed aan het begin, maar
loopt allengs smaller uit, en vormt een aan beide zgden door
een scherpen rand begrensde diepe spleet, die deze zijde des
bergs in rechtlijnige richting tot aan den voet doorsnijdt.
De omstreken van Salatiga kenmerken zich ook door groote
vruchtbaarheid en een bewonderenswaardigen rijkdom der vegetatie.
Overal prijken de berghellingen met het frissche groen der sawahs en
met het donkere, glanzige loof van onafzienbare koffietuinen, afgewis-
seld door djati- en andere wouden en door de bevallige dorpsboschjes,
onder wier milde schaduw zich de desa's en doekoeh's der Ja-
vanen verschuilen.
Men zegt dat de opkomst dezer plaats van 1628 dagteekent,
toen er de eerste pasanggrahans zouden zijn opgericht en er zich een
kleine bevolking onder een inlandsch hoofd zou verzameld hebben ;
maar, indien het waar is, gelijk andere overleveringen willen , dat
de naam, die eigenlijk Sel& tig&, d. i. drie steenen, moet luiden, wgst
Digitized by VjOOQIC
521
op drie steenen tempels, die hier vroeger gestaan hebben , maar van
wier afbraak in 1749 het thans gesloopte fort de Hersteller gebouwd
is , dan zal men wel moeten aannemen, dat dit oord reeds in den
voor-lslamietischen tijd de aandacht van Brahmaansche of Boeddhis-
tische priesters getrokken had. Die tempels moeten gestaan hebben
bij de beroemde badplaats, bekend onder den naam van Eali
Taman, die omstreeks een paal bezuiden het dorp gelegen ia.
Er welt daar uit verschillende bronnen een groote hoeveelheid
koud en kristalhelder water op, dat verzameld wordt in een
groeten gemetselden vijver, Ben&j& geheeten , omgeven door
een tuin vol geurige bloemen en waarbij een planken huisje ten
dienste der badenden is opgericht. De badplaats behoort thans
aan een der Europeesche ingezetenen van Salatiga; maar de toegang
wordt aan niemand geweigerd. Het overtollige water, door ver-
schillende kanalen uit den vjjver afgeleid, wordt voor de besproeiing
van rijstvelden gebruikt; een weinig meer oostwaarts vindt men
nog een tweede dergelgke badplaats, waarvan zich de mindere klasse
der inlandsche bevolking bedient ^).
In den bloeitgd van het Mataramsche rgk was , gelgk Oengaran
de eerste, zoo Salatiga de tweede rustplaats voor hen die als
gezanten, of tot het bewijzen van hulde, van Samarang naar de
Hofstad optogen , en waren de bewoners dier beide plaatsen ver-
plicht zonder betaling in al de behoeften der naar het Hof opgaande
reizigers te voorzien. Maar ook andere historische herinneringen
zijn aan Salatiga verbonden. Den 17<len Maart 1755 werd hier
door het beleid van Nikolaas Hartingh de overeenkomst tot stand
gebracht waardoor de langdurige strijd tusschen de leden van het
Mataramsche huis beëindigd en de algemeene vrede van Java
bezegeld werd'j, en den IS^®^ Sept 1811 toekende de Generaal
Janssens te Salatiga de capitulatie, waarbij Java en Onderhoo-
righeden aan de Engelschen werden overgegeven ^).
Salatiga wordt middendoor gesneden door den groeten weg van Sa-
marang naar Soerakarta , langs welken de nog al talrijke^ veelal van
») Domjs in Verhh. v. h. Bat. Gen. X. 108; Buddingh', N. O. I., I. 175;
Gerdessen , Yijf jaar gedetacheerd. 47.
*) D. II, bl. 494. ») Zie Dl. II, bl. 577.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
523
gCDs levert deze weg niet veel opmerkelgks; doch bij Tingkir, twee
palen ten zuiden van Salatiga, zondert zich aan de linkerband een
ruim twee palen lange en vrij hobbelige dwarsweg af naar Ploembon ,
mede eene Soerakartasche enclave, en mede aan een Europeeschen
landheer verhuurd. Dit land is bijna geheel aan de kofSecultuur
dienstbaar gemaakt en ook de weg derwaarts is grootendeels
door koffieaanplantingen bezoomd. Yan genoemden dwarsweg gaat,
op i paal afstands van Tingkir, een voetpad zuidwaarts naarde
desa Ngadiproew^, in welker nabgheid de badplaats SintjSj& ligt,
die bij de Javanen beroemd is om de kracht die er aan wordt toe-
gekend, om de daarin badende vrouwen vruchtbaar te maken.
Yele mgner lezers zullen zich herinneren, dat men niet verder
behoeft te gaan dan de Sauvenière te Spa, om in Europa sporen van
dergelijk bijgeloof te vinden , en zullen zich dus niet verwonderen,
dat het bad SintjSLtj& vooral door hooggeboren Javaanscbe vrou-
wen die naar kinderen verlangen, bezocht wordt '). Er zgn hier één
groot vierkant bekken en onderscheidene kleinere, waarvan de
bodem uit trachiet-conglomeraat en vulkanisch puin bestaat. De
meeste zgn bevat binnen een muurtje van opeengestapelde , vier*
kante, door geen cement verbonden trachietsteenen. Het kristal-
helder water is heerlijk om te drinken en voedt een groot aantal
barbeelen en zoetwatermoUusken van het geslacht Melania. Het
overtollige water wordt door onderscheiden beekjes naar do in de
nabgheid ruischende £ali Sintj&j& afgevoerd, en een rijke vegetatie
van boomen en struiken siert de bevallige plek. Men zegt dat
hier vroeger beelden gestaan hebben , doch sedert lang is daarvan
niets meer te vinden, behalve dat men soms metalen beeldjes,
zoo het schgnt tot den Boeddha-dienst in betrekking staande,
in de nabgheid der bekkens heeft opgedolven ')•
Yan dezen uitstap naar het zuiden te Salatiga teruggekeerd, gaan
wg den groeten weg naar Samarang in noordwestelijke richting
op tot aan het station Toentang, dat 9.9 kilometers verder ligt
1) Domis en Bnddingh in de op blz. 521, noot 1, aangehaalde plaatsen
yerhalen hetzelfde Tan het bad Kali Taman te Salatiga; doch daar schijnt
dit meer tot een vroeger tijdyak te behooren.
») Bleeker in T. v. N. I. 1850. I 810.
Digitized by VjOOQIC
524
dan de halte Bringin en waar weder eene groote brug, met
een overspanning van 20 meters, over de Eali Toentang is geslagen.
Op den weg naar Toentang passeert men de desa Pragoeman , in
welker nabijheid de overblijfselen worden gevonden van een Tjandi,
die naar het volksgeloof het graf is van den hond van wien de
Kalangs afstammen '). De Ealangs zijn een zwervende volksstam
op Java, die het voorwerp is van diepe minachting, welke zich
vooral ook uitspreekt in de legenden die over zijn oorsprong in
omloop zijn. Wij leerden ze reeds ter loops in de geschiedenis
van Java kennen *); maar bij de beschrgving der Yorstenlanden
zullen wg gelegenheid vinden over dit uit ethnologisch oogpunt
bij uitnemendheid belangwekkend deel der be?olking van Java
in eenige nadere bijzonderbeden te treden. Den vriend der natuur
is bijzonder aan te bevelen om bij Toentang af te dalen in de
diepe, romantische kloof der naar dat dorp genoemde rivier. Yan
de vele watervallen die zij vormt, is de schoonste de omstreeks
80 voet hooge en zeer breede val dien zg vormt bij de desa Soe-
soehan. Men merkt in deze kloof ook het graf op van een op
jeugdigen leeftijd gestorven genie- officier, wiens kameraden zich
beijverd hebben den door hem uitgesproken wensch te vervullen,
dat dit schoone oord zijne laatste rustplaats wezen zou ^).
Yan Toentang zijn met den spoorweg nog 6.4 kilometers af
te leggen om het eindstation van den zijtak bg de vesting Willem I
te bereiken. Dit gedeelte van den weg ligt weder bijna geheel
in eenè Soerakartasche enclave, maar die zich ook wederom in
handen van een Europeeschen huurder bevindt. Bgna de geheele
streek tusschen de Toentang en het dorp Bawen, dat wg straks nader
zullen leeren kennen , wordt namelijk ingenomen door het met dui«
zenden Javanen bevolkte landgoed Ngasinan, waarop een voormalige
huurder , de heer de la Brethonière, een fraai landhuis gebouwd
en uitgestrekte koffietuinen aangelegd heeft , maar dat thans onder
het beheer staat der liquidateuren van de Oost-indische Maat-
schappij van Administratie en Lijfrenten , wier geheel onverwachte
1) T. y. T. Ld. enVk. van N. I. XXIV. 437,
«) DL IL, bl. 835. ^) Bleeker, T. v. N. L 1850. I. 269.
Digitized by VjOOQIC
625
val Yoor eenige jaren aan de welvaart van velen, zoowel in het
Moederland als op Java, znlk eene diepe woncle heeft toegebracht.
De vesting Willem I , een regelmatig vierkant met vier reduits
binnen en vier bniten den aarden hoofdwal, fraaie kazernes, officiers-
woningen 9 hospitaal, sociëteit en wat verder tot zulk een établisse-
ment behoort, ligt in de westelgke helft van den dalketel van Ambara-
wa, dien wg reeds in een ander deel van dit werk *) als een vulkanische
bodemverzakking leerden kennen , wier diepste middendeel wordt
beslagen door een groot , ondoorwaadbaar , grootendeels met water-
planten bedekt moeras , de Rawa Pening.Het dal heeft de gedaante
van een halve maan , waarvan de bolle zgde naar noord ten oosten
gekeerd is ; het heeft eene lengte van 8 en eene breedte van 4 palen
en wordt door het nagenoeg eironde , van noord naar zuid bgna
drie palen lange, van oost naar west omstreeks 2 palen breede
moeras verdeeld in eene oostelijke en westelijke helft, die slechts
verbonden zijn door smalle strooken ten noorden en zuiden der
rawa, waarvan eerstgenoemde den spoorweg draagt. De vallei is
bevat tusschen de ribben die den Merbaboe en Tel&migll met
den Oengaran verbinden. Het hoogland dat haar ten oosten begrenst ,
werd boven reeds in zijne hoofdtrekken beschreven. Hooger is
het gebergte dat haar ten westen bepaalt en van Kadoe scheidt,
en onder den naam van Djamboe-gebergte zijn .afgeronde, met
grasvelden of koffieaanplantingen bedekte kruinen tot omstreeks
1000 meters boven de zee of 500 boven het dal verheft. Alle
wateren der omliggende hellingen, die zachtkens naar de vallei
afdalen, verzamelen zich in de rawa Pening, die zich op hare
beurt door de Toentang ontlast. De vallei is bij uitnemendheid
vruchtbaar en volkrijk. Met uitzondering van de rawa en het ter-
rein der vestingwerken vormt zij eene aaneenschakeling van desa's
en sawah's, en langs de boorden van de rawa streeft de landbouw
met aanhoudende inspanning naar uitbreiding van zgn terrein
ten koste van het watervlak.
In natuurlijke schoonheid en schilderachtige tooneelen behoeft
de vallei van Ambarawa nauwelijks voor eenig ander deel van
Java onder te doen. Zoo bekoorlgk als het is van de vallei uit
1) DL L, bl. 60.
Digitized by VjOOQIC
626
de veelvormige bergtoppen ea ruggen die haar omringen , met
hunne rgk geschakeerde vegetatie gade te slaan , zoo verrukkend
is het van die toppen en ruggen neder te zien op de waterrijke
vlakte met hare talrijke in de lommer van veelsoortige vrucht*
boomen bedolven dorpen, en op de ten haren opzichte veelal
scherp begrensde berghellingen die uit haar opstijgen. Het schoonst
is wellicht nog het gezicht dat men geniet van de platte daken
der vestinggebouwen, vanwaar men de geweldige trachietmassa's
der omliggende vulkanen misschien het best in al hare pracht
kan gadeslaan. Yooral trekt, als men den blik naar het zuiden
wendt, een zonderling gevormd deel van het Djamboe-gebergte ,
dat zich aan de noordwestzijde van den Tel&m&j& aansluit,
hier onwederstaanbaar ons oog. Twee toppen, waarvan de Ja-
vanen den oostelgken Goenoeng Wir&g&m& , den westelijken Goe<
noeng Eëlir noemen , vormen de beide uiteinden van een hoefgzer-
vormigen rug, die een wgde en diepe kloof omvat, welke echter
in de benedenhelft zich gedurig vernauwt en in den massieven
voet van den berg nog slechts een smalle spleet vormt. De gapende
kloof is naar den top toe bedekt met maagdelijk woud en draagt
in het midden enkele dorpen, te midden eener spaarzame boom-
vegetatie; maar de voet van den berg is alom mettalrgke desa's
en welige koffietuinen bedekt, terwijl zoowel de vormen der ruggen
die de kloof begrenzen, als de kleurschakeeringen harer plant-
bekleeding klaar en scherp zijn geteekend ').
Tegenover dit heerlijk natuurschoon, boezemt ons, als toeristen,
de vesting zelve slechts matige belangstelling in, vooral daar in
den laatsten tijd zich ook bij de mannen van het vak meer en meer
de overtuiging gevestigd heeft, dat hare strategische waarde niet
beantwoordt aan de grootsche verwachtingen die zij heeft opgewekt.
Met het bouwen dezer vesting werd in 1833 een aanvang gemaakt:
zij was door den Generaal van den Bosch tot het hoofdpunt der defen*
sie van geheel Java bestemd. Willem I ligt namelijk een weinig ten
zuidwesten van Ba wen, waar de groote weg, die van Sama-
rang zuidwaarts voert, zich splitst in een tak over Salatiganaar
de Yorstenlanden en een tak over Ambarawa naar Eadoe
») Bleeker in T. y. N. L 1850. I. 254 w.
Digitized by VjOOQIC
527
(Tan waar de bekende Maleische naam Tangan tiga of de „drie
armen '^), en beheerscht dus een der gewichtigste punten van Midden
Java. Ook biedt het terrein een belangrijk voordeel in de moge-
Igkheid om door inundatie de vesting in het oosten , zuiden en
zuidwesten voor den vijand ontoegankelijk te maken. Over eene
lengte van 4 en eene breedte van 2 k S kilometers kan het terrein
onder water worden gezet, in dier voege dat de geinundeerde bodem
zich onmiddellijk aansluit aan het moeras, dat ongeveer een
kilometer van de vesting verwgderd is. Tegen dat voordeel schijnt
echter oppervlakkig een groot nadeel over te staan; men zou
verwachten dat het garnizoen op zulk een terrein zeer aan ma-
laria-koortsen zou zijn blootgesteld en door groote sterfte zou
bezocht worden. Spotternijen van vreemdelingen over de kikvor-
schennatuur der Nederlanders , die bij voorkeur in de moerassen
huizen, zijn dan ook niet achterwege gebleven '). Echter
heeft de ervaring geleerd, dat, wel is waar, ziektegevallen te
Willem I zeer menigvuldig zijn, maar de sterfteverhouding er
niet ongunstig is. Men verklaart dit daaruit, dat het water in het
moeras door den gedurigen toevloed van de bergen en afvloed
door de Toentang, steeds in beweging is, en ook de sawahshet
grootste deel van het jaar met stroomend water bedekt zgn. Doch
er zijn andere nadeelen aan de positie verbonden , die het moeten
doen betreuren , dat er zoovele milloenen schats aan zijn ten koste
gelegd. „Zelfs leeken ,' zegt Dr. Epp, „moet het in het oog vallen ,
wat ook de generaal von Gagern vermoedde , dat dit bolwerk niet
houdbaar is.^ En indien men reeds in 1852 zoo oordeelde, wat
zal men er wel van zeggen sedert de jongste oorlogen geleerd
hebben, hoe weinig eene in de vlakte gelegen vesting vermag
tegen het getrokken geschut op de haar bestrijkende hoogten
geplant P Hierbij komt nog het gevaar van de aardbevingen, waar-
aan het terrein van Ambarawa in zoo hooge mate is blootgesteld.
In 1865 werd daardoor aan Willem I belangrijke schade toegebracht,
terwijl het kampement van Banjoe Biroe, uit officierswoningen
en kazernen samengesteld, en drie palen ten zuiden der vesting
gelegen, geheel vernield werd. Men heeft zich toen beijverd de
') £pp> Sobilderungen» 438.
Digitized by VjOOQIC
528
schade zooveel mogelijk te herstellen , doch in 1872 hebben zich
weder zware schokken doen gevoelen, die , ofschoon zij geen zeer
belangrijke verwoesting aanrichtten , toch op nieuw hebben getoond
hoe weinig men op het duurzaam bestaan dezer werken rekenen
kan. Maar ook al deze bezwaren daargelaten, schgnt de vraag
geoorloofd , of op een eiland als Java eene vesting in het middenpunt
des lands op groeten afstand van de hoofdplaats , op wier verdedi-
ging men naar het schijnt in de eerste plaats moet bedacht zyn,
wel ooit zoodanigen hinderpaal aan de bewegingen des vgands
kan in den weg stellen, dat men daardoor genoegzaam tegen vreemde
invasie gewaarborgd is. Het probleem der verdediging van Java
zal altgd een hoogst moeilijk blijven, zoolang de hoofdzetel der
Regeering te Batavia gevestigd blgft , en er heerscht tegenwoordig
vrij algemeen een weinig bemoedigende twijfel, of men in de oplos-
sing van het probleem wel gelukkig is geweest.
Ambarawa, de hoofdplaats der naar haar genoemde adsistent-
residentie, bestaat uit de aan elkander sluitende desa's Pandjang ,
Ambarawa, Losari en Eoepang, en ligt op nog geen paal afstands
ten noorden der vesting, aan den groeten weg van Bawen naar
Eadoe. Sedert de stichting der vesting is zoowel de bevolking
als het vertier er zeer toegenomen en wordt er een belangrijke
kleinhandel gedreven; doch behalve den groeten pasar levert de
plaats niets opmerkelijks op. In een a&onderlijke wgk, met vele
nette steenen huizen, wonen er eenige honderden Chineezen , ter-
wijl er ook eenige Arabieren, Moeren en Bengaleezen gevestigd
zgn. Het getal Europeanen te Ambarawa zal 400 k 500 bedragen.
Heeft Ambarawa /elf niets dat den reiziger bgzonder aantrekt,
des te overvloediger vindt hg het in de heerlijke omstreken, die
ook ons nopen , alvorens de residentie Samarang te verlaten , nog
eene denkbeeldige excursie te ondernemen naar de minerale wa-
teren van Banjoe Eoening, het reconvalescenten-gesticht te Oenga-
ran en den top van den berg van dien naam, die van Salatiga
gezien onze belangstelling reeds zoozeer gaande maakte.
Om de bronnen van Banjoe Eoening te bereiken kunnen wg ver-
schillende paden inslaan; ik mee^ het beste te kiezen door den
groeten weg naar Eadoe eerst een eindweegs te volgen en dan
Digitized by VjOOQIC
529
alvorens de desa Djamboe te bereiken, rechts afslaande een noord*
waarts loopend pad te volgen, dat met steile hellingen naar den
Eendil voort. Deze bergrug, die niet meer dan een paal hemelsbreedte
van Ambarawa verwgderd is en zich 300 k 350 meters boven de
vallei verheft , biedt een gezicht aan dat onder de schoonste mag
gerekend voorden die Java te genieten geeft. Het volkrijke Amba-
rawa, het kampement en de vesting ziet men aan zyne voeten
liggen, en daarachter den blik over de vallei latende weiden,
ziet men ze als een schaakbord in vakken verdeeld. Hier wordt
een veld door karbouwen voor een nieuwen oogst beploegd , ginds
prijkt een ander met het lichte groen der jonge padihalmen, daar is
een derde in het donkerder gewaad van het endere rijstgewas
gehuld, elders een vierde geel gekleurd door de onder hun rijpen
last bukkende aren. Boschjes van vruchtboomen , die de tot
doekoehs en desa's vereenigde woningen der inlanders verbergen ,
liggen als eilandjes daartusschen verstrooid. Blikt men dieper
den dalketel in, dan bespeurt men in zijn midden een uitge-
strekt grgsachtig veld, afgewisseld door groote waterplassen,
maar geheel van akkers en boschjes beroofd. Het is de rawa,
die door hare doodsche kaalheid evenzeer afsteekt bg de niet
minder rijk bebouwde en bevolkte streek die zich aan hare
andere zgde uitbreidt, dan bg die welke haar van Ambarawa
scheidt. Maar wat vooral dit gezicht zoo indrukwekkend maakt
zijn de grootsche bergprofielen die de overzijde van den dalketel
begrenzen; meer op den voorgrond de Eelir, de Wirlig&m& en
de Telllm4j&, en ver in het zuiden de breede kruin van den
trotschen Merbaboe ^).
Het pad vervolgende dat ons naar den Eendil voerde, komen
wg weldra uit op den voetweg van Ambarawa naar Taroekan,
die, terwijl hij ons steeds het genot van schoone vergezichten
biedt, zich over de lagere hellingen van het Djamboe-gebergte
kronkelt. Ook te Taroekan kan men zich weder in een heerlijk
vergezicht verlustigen: er bevindt zich een pasanggrahan vanwaar
men het geheele gedeelte van Midden-Java overziet dat beschre*
») Bleeker in T. v K. I 1850, I. 267.
m. öi
Digitized by VjOOQIC
530
yen wordt door eene Ign die van den Oengaran naar den Tel&m&j&
en Merbaboe, vandaar naar den Lawoe en van dezen naar de
Blorasche heuvelen getrokken wordt. Men heeft er den top
van den Oengaran in N. N. W., den Merbaboe in Z. Z. O.,
den Merapi, die gedeeltelijk achter den laatsten te voorschijn
treedt, in Z. Z. O. t. Z., en den Lawoe in O. Z. O., terwijl
men, in het Z. W., tusschen Oengaran en Tel&m3j& door en
over het DJamboe-gebergte heen, zich den majestaeusen Soem-
bing ziet verheffen. In dezelfde zuidwestelgke richting is Banjoe
koening omstreeks een paal van Taroekan verwijderd. Het ge-
zicht verandert gedurig, maar blijft steeds even schoon. De reeds
met een woord vermelde ^) trachietmassa die het dal van Am-
barawa aan de noordzijde afsluit, verbergt haar slechts ten deele
voor onzen blik, en noord westwaarts kan deze onbelemmerd weiden
over de gansche vlakte van Demak tot aan de heuvelen die
hare oostzijde begrenzen ^).
De wateren van Banjoe koening zijn de meest bekende onder
de talrijke minerale bronnen, die aan de hellingen van den
Oengaran allerwegen opwellen '). Zg komen voor in de onmid-
dellgke nabijheid der naar hen genoemde desa, hebben een warmte
van 22^ C. en mogen onder de krachtige zure staalbronnen ge-
rekend worden. Het aangename, frissche, heldere en reuklooze
water heeft veel overeenkomst met Selterswater en wordt door
sommige Europeanen te Ambarawa gedronken. Het welt over-
vloedig op uit een spleet van drie voet lengte en 1 voet breedte,
18 voet beneden het niveau van een traohietisch bekken dat 28
voet lang en 10 breed is en door fraai geboomte beschaduwd
wordt Het omliggende terrein, vooral de groeve waardoor zich
het water in het in de nabijheid vlietende sprui^'e Kali Pawan
ontlast, is geheel met ijzeroxyde bedekt; schijnbaar wordt het
water daardoor roodachtig geel gekleurd , en het is waarschijnlijk
daaraan dat de naam Banjoe koening (geel water) ontleend is *).
») Zie bl. 519. =) Bleeker in T. v. N. I. 1850, I. 254 en 250.
8) Zie Waitz, Ind. Mag., letwaalft., D. UI, bl. 253 tv.j Nat. T. v. N. L
VI. 526. vv., XX. 173 vv.: Junghulm, Java, II. 329 v., 344, 1347.
*) Zie behalve de schrövers in de vorige noot aangehaald, ook Bleeker in
T. V. N. I. 1850, 1. 251.
Digitized by VjOOQIC
531
Voorden toerist wordt de aantrekkelijkheid die deze minerale bron
aan Banjoe koening verleent , nog yerre overtroffen door die welke
het verschuldigd is aan de bouwvallen van negen Hindoe-tempels, die,
boven het dorp aan de helling van den Soem^wan^ gelegen, bij den
naam van Tjandi Sanga bekend zgn. Zij liggen op-, één zelfs over de
grens van Eadoe, dat hier met een kleinen uitspringenden hoek
tot aan den top van den berg reikt Wij zullen die tempels, hoe
belangrijk ook, thans met stilzwijgen voorbijgaan, wyl zij reeds
in een ander gedeelte van dit werk beschreven zgn ^).
Maar eer wij Banjoe koening verlaten willen wij nog even
een blik werpen in den vlakken dalgrond, die zich een wei-
nig bewesten die plaats begint te vormen en eene scheiding
maakt tusschen de westelijke hellingen van den Oengaran
en de voortzetting van het Djamboe-gebergte, dat hier, om
zoo te zeggen, zijne verbinding met den Oengaran latende varen,
zich op eenigen afstand daarvan in noordwestelijke en vervolgens
langs de noordgrens van Eadoe in westelijke richting voortzet
tot het zich verliest in de hellingen van den Prahoe. De kam
van dit Djam boe-gebergte zou eigenlijk de natuurlijke grens van
Eadoe zgn , dat alsdan ongeveer de gedaante zou hebben , die op de
kaart van Junghuhn, maar in strijd met de administratieve indeeling,
aan dat gewest gegeven is. Zelfs ligt in dezen hoek van Eadoe ,
nabij het begin van den genoemden dalgrond , het dorp Soem&wana ,
dat zijn naam aan het noordoostelijk district van die residentie
heeft gegeven , ofschoon dit thans Ealoran tot hoofddorp heeft. Het
dal is komvormig, maar heeft slechts geringe diepte, loopt in een
halven cirkel om den voet van den Oengaran en wordt besproeid
door de Eali Gètas , die al de wateren medevoert welke hier van den
Oengaran afvlieten. Aan den noordwestelijken voet van den berg
wordt echter de dalgrond vlakker, terwijl ook de noordwaarts
zich over het district Bodja verbreidende takken van het Djam-
boe-gebergte slechts een vlakken, nauwelijks 530 meters hoogen
bergwal vormen, die met zgne donkere djatibosschen de val-
lei ten westen begrenst De dalgrond is geheel met desa's en
sawah's bedekt en zgn fnsch groen steekt bekoorlijk af tegen
1) Dl U, bL 87 vv.
84»
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
533
Weinige plaatsen op Java genieten een beteren naam wat
gezondheid, aangenaam klimaat en Bchoone ometreken betreft,
dan het op eene hoogte van 313 meters gelegen Oengaran, de
hoofdplaats van het gelgknamig district. De nabijheid van Sama-
rang, waarvan het langs den groeten weg, die hier overal
verrukkelijk schoone uitzichten en een tooneel van verwonder-
lijke bedrijvigheid biedt, slechts 13^ paal verwijderd is, heeft
niet weinig tot die bekendheid bggedragen, daar zelden een be-
zoeker van die hoofdstad een uitstap naar Oengaran verzuimt.
De plaats was reeds belangrijk ten tijde van Yalentgn, en moest
toen , zooals reeds vroeger herinnerd werd '), kosteloos voorzien
in de behoeften der doortrekkenden die de hoft-eis naar Mataram
deden, maar was daarentegen dan ook van alle andere lasten
vrijgesteld '). In 1786 is er een fortje gebouwd, dat onmiddel-
lijk aan den groeten weg is gelegen en met steenen wallen en
twee bastions is toegerust. Toen in 1846 Dr. Bosch, destijds
Chef van den Geneeskundigen Dienst, eene plaats zocht, geschikt
voor een convalescenten^établissement en de behandeling van
chronische ziekten, had hg wel is waar aanvankelijk het oog
laten vallen op het een paar palen zuidelijker gelegen Kali Alang,
maar werd toch ten slotte de keuze op Oengaran bepaald, waar
het fort zonder groote kosten voor de verpleging van een TOtal
Igders, onder het opzicht van een officier van gezondheid van
het Nederlandsch-Indische leger, kon worden ingericht. De resul-
taten waren zoo gunstig, dat weldra ook een aantal ambtenaren
en particulieren, die aan de gewone Indische kwalen leden
en aan de stranden niet op hun verhaal konden komen, naar
Oengaran togen. Er verrees tegenover het fort een vrij vol-
doend logement en er vestigden zich zelfs eenige Europeesche
familiën met der woon, die met eenige tientallen Chineezen en
eenige honderden Javanen de bevolking van het plaatsje uit-
maken ').
») Boven, blz. 521. *) Valentgn, IV. I. 31.
^ Bleeker in T. v. N. I. 1850, I. 218; do Vaynes van Brakell, Verdedi-
ging, bl. 333.
Digitized by VjOOQIC
534
Yan Oeogaran blikt men in westzuidwestelijke riobting in een
kloof, door twee Tan den berg Oengaran afstralende ribben ge-
vormd, die by de namen van G-oenoeog Tjoeroeg en Goenoeng
Tjandi — den Watervalberg en den Tempelberg — bekend
zijn. In deze nauwe vallei stort zich van den top van eerst-
gemelden berg een riviertje naar beneden, dat in zijn bed van
trachietroteen met lava vermengd een aantal, grootendeels zeer
schoone watervallen vormt, waarvan sommige meer dan 100 voet
hoog zijn. Ter zijde van dezen bergstroom en nog geheel in
zijn rotsbed breken onderscheidene heete staalw ellen uit, waar-
van het omstreeks 52^ C. >warme water op sommige punten
straalsgewgs omhoog schiet. Op ééne plaats heeft zich een kom
in de gedaante van eene urne gevormd, van 1^ voet diameter
en 3 voet diepte, waarin het heete water met groote kracht
opborrelt. De bodem in den omtrek der rivier en der wellen is
veenachtig, met poreuse lava vermengd en met gzeroxydehydraat
overtogen, en overal in den omtrek der wellen is hij sterk
verhit , zelfs in het bed der koude rivier. De oorsprong der rivier
schijnt onbereikbaar, omdat de oevers met ondoordringbaar woud
omzoomd zgn en in het rotsige bed steüten voorkomen, die het
onmogelijk is te beklimmen. Ofschoon deze plek een in de hoogste
mate belangwekkend en schilderachtig schouwspel oplevert , schijnt
zij slechts zeer weinig bekend te zijn; misschien omdat zij niet
te bereiken is dan ten koste van meer inspanning dan meestal
den Europeeschen bewoner van Nederlandsch Indië lief is *).
Het pad dat van Oengaran over Lèrèb naar Indrlkil& gaat,
brengt tot dicht in hare nabijheid, maar er blijven dan nog
groote zwarigheden te overwinnen.
Indr&kil^, bij verkorting Derkil&, is het hoogst gelegen dorp
op de noordoostelijke helling van den Oengaran, en onderscheidt
zich door de groote brokken trachietlava welke hier nog onver-
weerd uitsteken uit den bruinrooden, leemachtigen bodem, die
al de hellingen van den Oengaran bedekt. Men heeft daar reeds
eene hoogte van meer dan 800 meters bereikt en is er dus reeds
O Waitz in Indisch Magazijn , Ie Twaalft. , Hl. 253.
Digitized by VjOOQIC
535
een aanmerkelijk eind op weg om tot de kruin op te klimmen ^).
Dat die zelden bezocht wordt en weinig onderzocht is, kan niet
zeer bevreemden; want het dicht saamgepakte, vochtige woud,
de doorweekte humusgrond, de wolkennevel, de oorverdoovende
insectenkoren en de duizenden springbloedzuigers maken er het
verblijf schier ondragelijk.
Vroeger heb ik reeds geschetst hoe zich de toppen van dezen
berg te Salatiga vertoonen , thans wil ik ook trachten in hoofd-
trekken te beschrijven, welke voorstelling men van den berg
krijgt als men hem van die toppen gadeslaat. De Soeril&j& en
Soem&w&n&, door een boogvormigen verbindingsrug vereenigd,
blijken alsdan een wijden dalgrond te omvatten , die, gelijk alles
wat hem omringt, met een dicht en donker woud is bedekt en
naar het noorden en noordwesten zachtkens afdaalt. De binnen*
helling van de toppen en hunnen verbindingswand is zeer steil
en vertoont nergens de naakte rots. Naar het westen is de dal-
grond begrensd door den meer geïsoleerden tweetoppigen Boetak.
Die verschillende toppen hebben geheel het aanzien van over-
blijfselen van een ringmuur, die eenmaal den krater omtoog. De
dalruimte schijnt dus de plaats van den krater aan te wijzen,
doch in dier voege, dat de noordelijke helft van zijn voormaligen
rand geheel is vernield. De oude trachietrotsen zijn overal ver-
vormd tot leem en klei, maar zóó dat men de schoonste gele-
genheid heeft om den trapsgewijzen overgang gade te slaan. Uit
zulke rotsen van trachiet en trachietlava, maar in de meest
verschillende graden van verweering en met schier onmerkbare
wijzigingen van de hardste rotsblokken in de weekste leemaarde
overgaande, zijn de talrijke heuvelen samengesteld, die den noor-
delijken, noordoostelijken en oosteljjken voet van den Oengar^n
hier en daar kransvormig omringen, en vooral aan de noord-
noordwestzgde zich uitstrekken tot schier in de onmiddellijke
nabijheid van het strand. Aan de zuidelijke helling van den
Oengaran stijgen^ nabij het hoogste westelijk gedeelte van de kruin,
nog dampen uit een solfatara op. Deze vormt het bovenste, ketel-
') Zooals Jnnghubn deed den 24»*«» April 1838, toen hij den nacht op den
SoerÜlUjli doorbracht. Zie zijn „Java", II. 338.
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
B37
die van andere riviertjes vermengende , ontlast de Eali Gëtas
zich bg Eendal in de Javazee.
Wij keeren na deze vermoeiende, maar rnim beloonde kruis-
tochten door het gebergte, naar Oengaran en vandaar naar Am-
barawa terug. Thans volgen wg geheel den groeten weg ^ die ons
eerst over Babadan en Merak Mati naar Ba wen voert; dat op
9{ paal afstands van Oengaran is gelegen. De geheele weg is
schoon en levert de liefelijkste tooneelen op, vooral wordt hij
belangwekkend waar hg langs de oostelijke helling gaat van de
reeds een paar malen vermelde *), domvormige en 791 meters
hooge trachietmassa, die door Junghuhn Tali S&t&, doorBleeker
en den Regeerings-almanak Eendali S&d& genoemd wordt ^). Bawen
is eene groote desa, maar die alleen door hare ligging aan den
driesprong merkwaardig is. Vandaar hebben wij nog slechts 2^
paal af te leggen om Ambarawa weder te bereiken.
Van Ambarawa hebben wij thans nog 7| palen langs den
groeten weg af te leggen, aleer wij de residentie Kadoe betreden.
De weg blijft nagenoeg vlak tot aan den post Djamboe, die op
omstreeks 3 palen van Ambarawa, op eene hoogte van 492
meters ; d. i. slechts 14 meters hooger dan het fort Willem I,
is gelegen. Hier begint hij echter vrij steil naar het Djamboe-
gebergte te stijgen ^ dat zijn vermoedelijk van de Europeanen
afkomstigen naam aan genoemde plaats te ontleenen schjjnt. De
weg gaat al kronkelend over het gebergte, waarin zich tusschen
de veelal boomlooze toppen wèlbebouwde en lachende valleien
slingeren. De desa's zijn niet menigvuldig, maar de aanplant
van koffie is belangrijk. Dicht bij den post Pingit, die op eene
hoogte van 686 meters legt, overschrijdt men de grens , en nu
bevindt men zich in de residentie die door hare bijnamen van
,tuin van Java' en „Javaasch Arcadië'' als eene der schoonste
wordt gekenmerkt. Nog 5 palen ver rijden wij door het Djam-
boe-gebergte, dat gedurig vriendelgker aanzien krggt, en hebben
^) Boven, bL 519 en 530.
*) Junghuhn. Java, II. 336; Bleeker, T. t. N. I. 1850, I. 250; Regee-
riugs-almanak Yoor 1880, bl. 240. Op de topographisohe kaart van 8aniarang
is geen naam daaraan gegeven.
Digitized by VjOOQIC
538
dan het op eene hoogte van 628 meters liggende Med&n& be-
reikt. Dit is de hoofdplaats van het district Prapak, waartoe
ook Pingit behoort, en ligt tusschen twee riyieren: de Kali
Moerang, een kleinen tak van de Prig&, ten noorden, en de Kali
El^ of E11&, de voornaamste zijrivier van dienzelfden stroom, ten
zuiden. De laatste ontstaat uit de samenvloeiing van onderschei-
den beken, die van de westelijke hellingen van het Djamboe-
gebergte en de voorbergen van den Merbaboe afstroomen, en
begint weldra daarna de grens te vormen tusschen de districten
Prapak en Ngasinan, waarvan het eerste tot het regentschap
Temanggoeng , het andere tot het regentschap Magelang behoort.
Daar Med&n& niets bijzonders oplevert, verwisselen wg er slechts
van paarden en vervolgen onmiddellijk den groeten weg tot het
een paal verder gelegen punt waar zich aan de rechterhand
een zijweg naar Kranggan, eene groote desa aan de route van
Magelang naar Temanggoeng, afzondert. Die d warsweg is 5^
paal lang, terwijl wij, van het punt waar hij aanvangt, tot den
driesprong bij Setjang doorrijdende en vandaar den weg naar
Temanggoeng volgende, zeven palen tot Kranggan zouden af te
leggen hebben. Op nog 3^ paal afstands van Ej*anggan in noord-
westelijke richting ligt Temanggoeng, de hoofdplaats van het
noordelgke, vroeger, maar met andere grenzen, Menoreh, thans
met den naam zijner hoofdplaats genoemd regentschap, en tevens
van het district Djetis, dat het zuidwestelijk deel daarvan uitmaakt ^).
Op ongeveer 2^ paal afstands van Temanggoeng passeert men
de Pr&g&, die Kadoe van het noorden naar het zuiden door-
sngdt. Zij heeft hier eene breedte van omstreeks 50 voet en
stuwt hare omstuimige wateren over een bed van trachiet-rolsteenen
voort. Sedert 1853 heeft de overgang plaats door middel eener
Amerikaansche brug *).
1) De veelyuldige veranderingen die de administratieYé indeeling van Kadoe
sedert het herstel van het Nederlandsch gezag ondergaan heeft, en die het
recht verstand der oudere berichten over dit gewest vaak in hooge mate
bemoeileken, zijn nauwkeurig uiteengezet en door acht schetskaarten toege-
licht in het zesde hoofdstuk van het werk: «de residentie Kadoe naar de
uitkomsten der statistieke opgave en andere officiëele bescheiden'^ (Batavia,
1871). ') Bleeker in T. v. N. I. 1850, II. 158; de residentie Kadoe, bl. 28.
Digitized by VjOOQIC
539
Het regentschap TemanggoeDg is kleiner, minder bevolkt en
in vele opzichten minder merkwaardig dan het regentschap Magelang,
maar niet minder vruchtbaar en rijk aan natuurschoon. Het is
thans verdeeld in de vijf districten Prapak, Djetis, Kadoe, Soe-
m&w&nlL en Lempoejang, terwgl Magelang er zeven telt. De tegen-
woordige regent van Temanggoeng , die in Dec, 1878 zijn eervol
ontslagen vader ^) opvolgde ; draagt den vreemd luidenden naam
Baden Temanggoeng Holland SoemlL Dirdj&. Daar zijn voor-
ganger Baden Adipati ArjSL Holland Soem& di Lhgk heette,
schijnt die naam Holland in de familie erfelijk te zijn. De
aanleiding tot het voeren van dien naam is zegt men deze, dat
de vorige regent geboren is op denzelfden dag waarop in 1816
de Commissarissen-Generaal ter reede van Batavia kwamen om
voor Holland het bestuur over Java weder te aanvaarden ').
Temanggoeng ligt in het midden van het dal van S[adoe,
nabg de noordgrens van het district Djetis, aan het riviertje Kali
Eoewas, dat zich met de Fr&g& vereenigt, en ruim een paal bewesten
laatstgenoemde rivier, die hier de districten S^adoe en Djetis van
Soem&w&n& en Prapak scheidt, op eene hoogte van 583 meters
boven de zee. Wanneer men eene rechte Ign van den top van
den Prahoe naar dien van den Merbaboe en eene tweede van
den top van den Soembing naar dien van den Oengaran trekt,
zullen zij elkander nagenoeg kruisen op het punt waar Temang-
goeng gelegen is. De eerste Ign zal ongeveer de richting hebben
van W. N. W. naar O. Z. O., de tweede van Z. W. t. W.
naar N^. O. t. O., en zij zullen elkander snijden onder een hoek
van omstreeks 56"". De rechte afstand van Temanggoeng tot den
top van den Prahoe bedraagt 30, tot dien van den OengaraQ
23, tot dien van den Merbaboe 34, tot dien van den Soembing
14 kilometers. De top van den Sind&r& ligt bijna recht Wr van
Temanggoeng, ter nauwer nood één graad meer noordelijk, en
is bijna evenver van den top van den Prahoe als van dien van
den Soembing, namelijk 14 kilometers van dien des eersten en
*) Uit het Kol. Versl. voor 1879, bl. 2, blijkt niet duidelijk in welke fa-
miliebetrekking hij tot zgn voorganger staat. Hg zou ook een jongere broeder
kunnen zijn. <) Buddingh, N. O. I., I. 186.
Digitized by VjOOQIC
540
ruim 12 van dien des anderen verwgderd terwgl zijn afstand
van Teroanggoeng 20 kilometers in rechte Ign bedraagt. Nagenoeg
recht ten noorden van Temanggoeng ligt de 898 meters hooge
kruin van den Goenoeng Erikil, een der hoogste toppen van
een gebergte welks golvende kamlijn zich van daar westwaarts
over den Banaran , Alap-alap , Moekoes ^ Tl&mp& en Pring Wedoes
naar den Prahoe, oostwaarts over den Djongol, Ngingrang,
Eatèr, Tjengken en Sapoe Angin naar den Oengaran uitstrekt,
en de vallei van Eadoe ten noorden afsluit. Dit gebergte is,
zooals reeds boven werd aangeduid , eene zich westwaarts ombui-
gende voortzetting van het verbindingsjuk tusschen den Oengaran
en den noordwestelgken voorberg van den Merbaboe, den Tel&m§j&,
dat wg reeds onder den naam van Djamboe-gebergte leerden kennen,
en dat op het punt dier ombuiging reeds van den Oengaran geschei-
den wordt door den dalgrond waarin het dorp Soem&wlLn& ligt. Al-
leen naar het zuiden toe ligt het dal van Eidoe meer open, o&choon
ook daar, maar eerst aan de zuidgrens der geheele residentie,
op een afstand van 38 meters van Temanggoeng, het kalkge-
bergte van Menoreh in het zuidwesten en de uitloopers van den
roet den Merbaboe samenhangenden Merapi in het zuid-oosten
zoo dicht tot elkander naderen , dat er slechts een geringe ruimte
voor den afvloed der wateren van het dal overblgft. Bij dit alles
herinnere men zich, dat de Soembing 3336, de 8ind^& 3124,
de Prahoe 2568, de Oengaran 2048, de Merbaboe 3116, de
' Merapi 2866 meters hoog zijn; dat de Soembing de gedaante
heeft van een stompen kegel, met schoone , omstreeks 850 meters
beneden de spits aanvangende , door kloven gescheiden, zich naar
beneden gedurig meer vertakkende ribben, de regelmatigste die
aan eenigen vulkaan van Java worden aangetroffen, en met een zuid-
oostwaarts verin het dal vooruitspringend trachietisch voor- gebergte,
de Goenoeug Gandoe '), dat recht ten zuiden van Temanggoeng
den blik volkomen onderschept; dat de kleinere, steilere Sind&r&,
de schoonste kegelberg van Java, nagenoeg geen kloven heeft,
en wat zgn top betreft een suikerbrood gelijkt, waarvan het
M Junghuhn, Java, II. 301, noemt het G. SelJi GrijK naar een daarop
gebouwden tjandl. Zie boven D. II. 69.
Digitized by VjOOQIC
641
bovenstuk is afgeslagen; dat de Prahoe aan de zuidoostzyde
grootendeels bedekt wordt door den daar voorliggenden , 1950
meters hoogen puinhoop van den verbrijzelden vulkaan Telèrèp,
terwgl wat meer noordelyk het Djamboe-gebergte zich met zgne
helling vereenigt en schijnt op te stggen naar zgn top; dat de
Oengaran, die van zijne toppen den Boetak en den Soem&w&nli
naar Eadoe toekeert, door het daarvoor liggende lagere Djam-
boe-gebergte slechts gedeeltelijk bedekt wordt; dat de Merbaboe
zgn ontzachlgk breede kruin verheft boven zijne kolossale tra-
chietische voorbergen')} die zelven zich voordoen in de grootsche
vormen van kegelbergen van den tweeden rang, van welker
toppen divergeerende ribben naar beneden loopen, en wier wes-
telijkste spitsen, de Qoenoeng Andong en de iets lagere , meer zuid-
waarts gelegen Goenoeng Tjelengan , met hunne hellingen in he^
dal van de Kali E1& afdalen; eindelgk dat langs de westzyde
van den Merbaboe in het verre verschiet de getande kruin van
zgn tweelingbroeder den Merapi nog even zichtbaar wordt. Ieder
die wel eens den blik over een hoog gebergte heeft laten weiden
en van de gave der verbeelding niet geheel verstoken is, zal
zelfs uit deze dorre topographische details een bergpanorama van
onvergelijkelijke grootschheid en schoonheid voor het oog zgns
geestes zien oprijzen.
Het is merkwaardig dat een groot deel der bergen die het
dal van Eadoe omringen , geheel van bosch is ontbloot. De zui-
delijke hellingen van het Diëng-gebergie , de hellingen van den
Telerep, den Sind^r^, den Soembing aan de west- en die van
den Merbaboe aan de oostzijde van Eadoe missen allen bijna
volkomen de woudbekleeding, met uitzondering van eenige steile
spitsen en ontoegankelgke kloven. Dat men dit niet aan vul-
kanische werking kan toeschrijven, is genoegzaam zeker , daar
de vernielende kracht van de lava's en gloeiende steenen, door
de kraters uitgeworpen, zich altgd tot de kruin bepaalt en niet
lager dan 500 meters daarbeneden afdaalt, en daarom ook niet
verhinderd heeft dat de Gedé, Slamat, Merapi, Smèroe en andere
') Zie boven blz. 519.
Digitized by VjOOQIC
542
tot de werkzaamste behoorende vulkanen van Java met ondoor-
dringbaar bosch bedekt zijn, waarboven slechts de woeste spits
zich boomloos verheft. En dat ook de Eadoesche bergen daarop
geene uitzondering maken , bewgst ten overvloede de aard van den
bodem op den geheelen Soembing en de benedenhelft van den
Sindar&, daar er de bovenste aardlaag nergens uit zand of ascb, maar
geheel uit vruchtbare , roodachtig bruine aarde bestaat. Het schijnt
dus dat wg hier aan eene ontwouding op groote schaal door de
hand des menschen te denken hebben, te verklaren uit de
behoefte aan bouwgrond, die zich sedert eeuwen in dit sterk
bevolkte gewest heeft geopenbaard. Tot op eene zeer aanzienlijke
hoogte zijn de Soembing en de Sind&r& bebouwd. Tot om-
streeks 950 k 1000 meters boven de zee vindt men er desa's
met uitgestrekte sawah's; hoogerop, tot ongeveer 1570 meters,
zag men er vroeger belangrijke tbeeplantsoenen, voornamelgk
bij Eledoeng *), op den verbindingsrug tusschen beide vulkanen;
doch deze kuituur is geheel vervallen sedert in Maart 1848 het
Gouvernement de hand er van aftrok^). Maar vooral merkwaar-
dig zijn de aanplantingen van tabak en groenten, inzonderheid kool
en uien, die tot op eene hoogte van 2200 meters, d. i. in eene
zone waar de ruwheid van het klimaat de kuituur van tropische
gewassen verbiedt, op groote schaal voorkomen. De grond die
niet bebouwd wordt, is in deze streken heinde en vermetalang-
alang bedekt; en eerst boven de 2200 meters vertoonen zich de
armelijke, vaak nog door de bgl gedunde Alpenboschjes ^ die
voomamelgk uit Dodonaea's en Yacciniums bestaan. Op den
waterrijkdom dezer hellingen heeft de ontwouding klaarblgkelijk
een allerongunstigsten invloed gehad. Terwijl van de met bosch
bekleede toppen van den Qedé, den Lawoe, den Merapi en
andere hooge kegelbergen, de stortbeken van eene hoogte van
2500 meters naar beneden bruisen , zijn de hellingen van Sind&r&
en Soembing boven de 1250 meters geheel waterloos, zoo zg
niet door den regen gedrenkt worden.
Eene herhaling derzelfde verschijnselen vindt men aan de oostzijde
1) Ygl. boven, bL 458. ^ De residentie Kadoe, bL 116.
Digitized by VjOOQIC
543
der vallei op de hellingen van den Mer baboe, die door de herschep-
pende menschenhand bijna nog meer van haren oorspronkelij ken
woudtooi beroofd zijn dan die van den Soembing, en meestal
slechts grasvelden vertoonen, die deels met alang-alang, glagah
en andere grove grassoorten begroeid zijn, deels door fijnere
grassen aan paarden en rundvee uitmuntende weiden bieden. Men
mag echter hierbij het verschil tusschen de oost- en westzijde der
bergen niet over het hoofd zien. Het is een natuurlgk gevolg van de
omstandigheden die het klimaat van Java beheerschen, dat de weste-
lijke berghellingen koeler en vochtiger zgn dan de oostelijke. G-elijk
by den Sind&r& en Soembing deBagelènsche zijde minder kaal is dan
deSladoesche, is daarentegen op den Merbaboe de Eadoesche zgde
minder volkomen van hare wouden beroofd dan de Soerakartasche,
en zijn er op eerstgenoemde in de streken boven de 1600 meters
nog eenige meer aaneengeschakelde boschjes overgebleven. Ove-
rigens is ook ten aanzien der kultuurgewassen en der schaarsch-
heid van water de Merbaboe het evenbeeld van den Soembing.
Ook hier zijn de lagere zonen tot op eene hoogte van ruim
1000 meters grootendeels met sawahs bedekt, waarop dan velden
van bergrijst, maïs en keukengroenten volgen; ook hier is de
theecultuur opgegeven, die vroeger vooral te Ledok Sewoe, op
het noordwestelijke voorland van den Merbaboe, gedreven werd.
Yan Temanggoeng zelf is niets bgzonders te vermelden. De
plaats is volkrijk^ en telt een 30 k 40 Europeesche gezinnen,
wier woningen aan de uitgestrekte aloen-aloen gelegen zijn. De
omstreken van Temanggoeng zijn mede sterk bevolkt, rgk in sawah's
en koffietuinen, en kenmerken zich door eene menigte rondach-
tige heuvels van 10 tot 30 meters hoogte, die zonder eenige
orde of samenhang in de rijstvelden verstrooid liggen en groo-
tendeels met gras begroeid zijn , terwijl op enkele graven worden
aangetroffen door Plumeria acutifolia ') beschaduwd. Deze heuve-
len liggen vooral ten westen van Temanggoeng in de vlakten
die den voet van den Soembing omringen , maar komen ook nog
aan de oostzgde van den Frkgi, voor. Zij bestaan uit steenklompen.
') Zie U. I, bl. 645.
Digitized by VjOOQIC
544
door zand en aarde tot eene massa samengepakt, en hebben veel
overeenkomst met de henvels welke wg vroeger aan den voet van den
Galoenggoeng opmerkten '). Ongetwgfeld zgn deze hoogten door
eene uitbarstmg van den Soembing gevormd en de verbrgzelde
noordoostzgde van zgn kratermuur wijst duidelgk op de plaats
van waar de steenen herkomstig zgn. In de oogen der Javanen
echter waren die steenhoopen eenmaal rgsthoopen, die door eene
vertoornde godheid in steenen veranderd zgn ').
Yan Temanggoeng voeren twee wegen naar het aan den noor-
delgken voet van den Soembing gelegen Parakan, de hoofdplaats
van het district Kadoe. De groote of militaire weg loopt over
het dorp Eadoe, dat aan het district zgn naam geeft , beschrgft
daardoor een boog en is 7 { paal lang; de tweede, die de koorde
van dien boog vormt, bekort den afstand tot 5 i paal. Parakan ligt
W. N. W. van Temanggoeng, aan den noordelgken voet van
den Soembing en dicht bg de grens van het district Djetis, en
is een aanzienlijke desa met schoone ligging, waterrijke rijst-
velden en talrijke bevolking. Yroeger was het dorp schier ge-
heel door Chineezen bewoond, die hunne huizen omringd hadden
met hooge muren , opgetrokken met de steenen die door de beken
worden afgevoerd , waardoor de Chineesche buurt uit kleine ves-
tingen samengesteld scheen '). Nog altijd is hier de Chineesche
bevolking talrijk en in een afzonderlijke kampong vereenigd. De
groote weg gaat van Parakan in zuidwestelijke richting, tusschen den
voet van SindlLr& en Soembing en over den rug die beide ver-
bindt, naar de grens van Eadoe met Bagelèn. De afstand be-
draagt 7i palen. Yooral bij den blik achterwaarts zijn de pano-
rama's die men geniet, boven alle beschrijving schoon en liefelijk.
Het vervolg van dien weg door de residentie Bagelèn leerden wij
reeds vroeger kennen ^).
Een tweede weg voert van Parakan in noordwestelijke richting
langs den voet van den Sind&rIL naar Ngadiredj&, vroeger het
hoofddorp van het district Eadoe (5i paal). Yan deze desa zet
1) Zie boven bL 342. >} Janghuhn , Relse , S. 324.
*) Janghuhn , Java , II. 293 ; de residentie Eadoe. 79.
V Zie boven, bL 458.
Digitized by VjOOQIC
545
zich de groote weg in nagenoeg noordwaarfceche richting over
Moentoeng voort tot Tjandi R^t& , het hoofddorp van het district
Lempoejang (5 palen), en van daar tot Bedjen aan de Samarang-
Bche grens , vanwaar men nog 8 ^ paal tot het ons reeds bekende
Sel&katon heeft af te leggen'). Deze weg, die van Moentoeng af
over het Djamboe-gebergte voert, is op sommige plaatsen moeilijk
met rijtuig te passeeren. Genoemd gebergte wordt hier in de
richting van Z.0. naar N.0. doorsneden door de valleien der
Kali Poepoe, Kali Loetoet en Kali Logoeng, die allen op de
hellingen van den Prahoe ontspringen. Laatstgenoemde maakt de
grens uit tusschen het district Lempoejang en het Eendalsche
district Sel&katon. De ten zuiden van haar stroomende Loetoet
beschrgft over de laatste helft van haren loop de zuidoostgrens
van een lange tot Kadoe behoorende landtong, die palen ver in
het gebied van Samarang vooruitdringt, en vereenigt zich aan de
uiterste spits daarvan met de Logoeng, om te zamen de vroeger be-
schreven Kali Bodri te vormen '). De Eali Poepoe eindelijk, de
zuidelijkste der drie, in wier te dezer plaatse aanmerkelijk verbreed
dal Tjandi R&t& gelegen is, vereenigt zich met de Eali Logoeng
bij de desa Tempoeran , ongeveer in het midden van dat gedeelte
van haren loop waarin zg, op de beschreven wijze, de grens
tusschen Eidoe en Samarang vormt. Op 7^ kilometer rechten
afstand ten westen van Tjandi Rat& ligt, tusschen de Logoeng en de
Loetoet, op de helling van den Prahoe, het dorp G-edong, van welks
oudheden reeds met een woord werd gesproken ^). Op een pla-
teau van eenigen omvang moeten er nog overblijfselen van eene
verzameling van beelden voorhanden zijn, ofschoon de belang-
rijkste stukken sedert lang naar Sel^katon, Eeodal en Temang-
goeng vervoerd werden. De Regent te Temanggoeng zal wellicht
nog in het bezit zgn van een Banaspati , door onze berichtgevers
met een Medusa-hoofd vergeleken , die van Oedong derwaarts is
overgebracht, en daar zulke Banaspati's doorgaans als kroonstuk-
ken boven een ingang of nis geplaatst werden, is het waar-
schijnlijk dat Qedong in vroeger tijden met een tjandi geprgkt
') Vgl. boven bl. 478. ^) Boven, bl. 481. ») Boven, bL 479,
ÜL 85
Digitized by VjOOQIC
546
heeft. Volgens de JavaaDsche oyerlevering heeft de Njai Dewi
Renganis , die , van eene hemelnimf of Wid&dari afstammende ,
zich evenzeer door wondermacht als door schoonheid , vroomheid
en reinheid van wandel onderscheidde, onder de vele lastver-
blijven die zg bezat, er ook een bewoond in de omstreken van
CFedong en Djambean, waarin zg verzeld werd door tygers,
bantings en rhinocerossen , die haar bewaakten en vertrouwelijk
met haar omgingen , gelgk zij ook met elkander in vrede leefden *).
Of er tusschen deze vrome Njai en de vroeger vermelde ') Roro
Renganis eenige betrekking bestaat, zou ik niet durven bepalen.
Yan Ngadiredj^, waarheen wij thans terugkeeren, gaan nog
twee wegen uit, die wy moeten loeren kennen. De eene voert
oostwaarts, langs en over den zuidelijken voet van het Djamboe-
gebergte en door de tot Lempoejang behoorende desa's Djoem^ en
Eebraman , naar Maleb& , in het district Soem&wlLn& op een zuidelij-
ken uitlooper van het genoemd gebergte gelegen, en vervolgens oost-
zuidoostwaarts , over Eendang en Pringtali naar Ejtloran, het hoofd-
dorp van SoemlLwlln&, dat 14^ paal van Ngadiredj& verwijderd en,
langs een weg die met vele slingeringen in noordoostelgke rich-
ting dwars door het gebergte gaat en 9 ^ paal lang is, met het dorp
Soem&w&n& aan den voet van den Oengaran verbonden is. Met den
groeten weg van Setjang naar Temanggoeng heeft Ealoran gemeen-
schap door een in zuid^zuidwestwaartsche richting voerenden en
6( paal langen rgweg, die bg het ons reeds bekende Elranggan
op genoemden weg uitkomt. De vallei waarin het dorp Soem&-
w&n& ligt, leerden wij reeds kennen '); zij is in het district van
dien naam het aantrekkelijkste punt. In het algemeen heeft het
Djamboe-gebergte, dat de districten Lempoejang en Soem&w&na
schier geheel bedekt, voor den reiziger minder aanlokkends dan
eenig ander gedeelte van Kadoe. Schier overal bestaat er de bodem
uit ijzerhoudende leem- en kleigronden, met schrale vegetatie,
en nergens in deze residentie is de bevolkingsdichtheid geringer
dan in deze districten. Misschien is echter verbetering in den
toestand dezer beide gewesten te verwachten van de uitgifte van
») Brumund, Verhh. v. h. B. Qt. XXXIII. Ui v. ») Boven, bl. 406.
*) Zie bl. 581.
Digitized by VjOOQIC
547
woeste gronden in huur of in erfpacht, die in de laatste jaren
hier nog al belangrijk is geweest, en zich op het einde van 1878
uitstrekte over 3580 bonws; schier uitsluitend voor de cultuur
van koffie bestemd ^).
Belangwekkender en schoener is de weg die van Ngadiredj&
zuidwestwaarts gaat en over den zadel tusschen den Telèrèp en
den Sind&r& naar de residentie Bagelèn voert '). De afstand van
Ngadiredj& tot aan de grens bedraagt 61 paal. Als men ruim een
paal op dien weg gevorderd is, zal men weldoen dien voor eenige
oogenblikken te verlaten voor eene wandeling naar het links van
den weg gelegen dorp Perot, waar de Tjandi Perot nog steeds
schilderachtig omklemd is door de tallooze luchtwortels van een
kolossalen vijgeboom, zoodat alles te zamen een zwaren cylinder
van steenen en stammen vormt, waartusachen ook de overblgfselen
van beeldhouwwerk &ntastisch te voorschijn komen '). Ongeveer hal-
verwegen tusschen Ngadiredj& en de grens ligt de desa Djoempriet ^),
in welker nabgheid een zeer merkwaardig natuur verschgnsel onze
aandacht vraagt. Op de noordoostelijke helling van den Sindar&
treedt, op eene hoogte van 1235 meters boven den zeespiegel, de
Pr&g& eensklaps als een waterrijke beek te voorschgn uit den
achtergrond eener grot, die aan den ingang zes meters hoog is^
doch. op een afstand van 9 tot 12 meters van de opening het
karakter krggt eener spleet, die geheel met het daarin met groote
kracht opwellende water is gevuld. De wanden dezer kloof zijn
gevormd uit een conglomeraat van lava- en trachietblokken ,
waarvan verschillende lagen over elkander liggen , de benedenste
meer uit grootere brokken, de bovenste uit fijnere, meer zand*
achtige stof gevormd, en vermoedelijk van verschillende uitbar*
stingen afkomstig. Deze merkwaardige en pittoreske plek wordt
O Koloniaal verslag voor 1879 , Bijl. YY , bl. 25 vv. *) Zie boven , bL 57.
^) Over dezen Tjandi en den nabijgelegen Tjandi Pringapoes sprak ik reeds
met een vroor d D. II, bL 68. Uit Jagor's Reiseskizzen , bl. 215, en de Re-
sidentie Eadoe, bl. 2, blgkt dat dit zonderlinge huweiyk van een levenden
boom met een onde tempelrnine althans tot voor zeer vreinige jaren nog niet
was ontbonden.
*) In het eerste deel van dit werk, bL 90, in navolging van Junghohn
minder jnist „I^ombret^ genoemd,
85'
Digitized by VjOOQIC
Digitized by VjOOQIC
549
aantal Javanen als gemzen door het kreupelbont zag springen,
die zijne bagage zonder vragen opnamen en in aller ijl naar den
bergtop voerden. Nu werd de tocht natuurlijk weder voortgezet,
waartegen ook de koeli's minder bezwaar maakten nu zij niets meer
te dragen hadden. Den top naderende , bleef Junghuhn van ver-
bazing stilstaan. Het is de moeite waard het tooneel in zijne
eigene woorden te schetsen. „Zag ik voor mijne oogen den woesten
top van den SindSlr&, of was het een bazar of een kermis welke
ik hier aanschouwde? Hier waren hutten opgeslagen, ginds
jBikkerden de vlammen van een aantal vuren omhoog; daar werd
gekookt en gebraden, terwijl verder op groepen van Javanen
waren gezeten, waarvan sommige zich met vroolijke gesprekken,
andere met spelen bezig hielden. Allen waren even lustig. Na
trad een wellevend districtshoofd nader en geleidde mg naareene
tafel, waarop Pomona's rijkste gaven prijkten en waarbg een
voorraad van den heerlijksten wijn niet vergeten was. Toen de
hoofdman mij hier in naam van zgn heer en meester welkom
heette, richtte ik onwillekeurig het oog naar het zuiden, 51^ ten
oosten, waar, beneden in het dal naast den kleinen berg Tidar,
de toovenaar woonde, die den top van den Sind&r& zoo schoon
herschapen had. — Leve Hartmann, Resident van Eadoe!^ ^)
Men zou werkelijk bgna aan tooverij denken, zoo Junghuhn
ons niet in het voorbijgaan gemeld had, dat hij aan den Resident
van zijn voornemen bericht had gegeven. In allen gevalle was
deze hulde aan den man der wetenschap den Resident waardig,
dien de dankbare Junghuhn zoo zeer prijst als den „werkzamen
ambtenaar, die zich met onvermoeiden ijver bezig hield met het
aanleggen van wegen en alles aanwendde wat strekken kon tot
bevordering van den aanbouw en tot verfraaiing zgner residentie ').
De Sind&r& stijgt uit de zacht glooiende vlakte tusschen Parakan
en Ngadiredjil zoo langzaam en gelijkmatig op, dat het niet
mogelijk is te bepalen waar de voet des bergs aanvangt. Eerst
op eene hoogte van 1400 è 1500 meters wordt de helling steiler
en stggt zij stouter omhoog naar de zich grootsch boven de
*) Junghuhn, Java, II . 295 y. *) Junghuhn, Java, U. 323.
Digitized by VjOOQIC
550
wolken verhefFende spits Tan dezen schoonsten kegelberg van
Java. Heeft men de hoogte van 2200 meters bereikt, dan
ziet men de hellingen bedekt met groote steenbrokken , dienaar
de spits toe steeds talrijker worden. Zg rusten op de oppervlakte
der eigenlijke lavastroomen, zgn nog niet verweerd en steken
zelfs tegen den karigen plantengroei die hen omringt, scherp door
hunne kaalheid af. Ook enkele bergkloven worden aangetro£Fen ,
die door de regens glad zgn uitgespoeld , maar alle oneffenheden zgn
onbeduidend in vergelgking van den omvang des ganschen bergtops
en doen op eenigen afstand in het minst geen afbreuk aan de
volkomen gelgkvormigheid der belling.
Heeft men den rand van de rondachtige kruin bereikt, dan
overziet men een met boomen en struiken bedekt plateau ; dat
zich vertoont als het plat eener dwarsohe kegelsnede, zoo vlak
dat, als men het van den top van den Soembing gadeslaat, zel&
het gewapende oog er geen oneffenheid in kan ontdekken. En toch
bevat dit plateau den bodem van twee meren en zelfs een krater;
doch dezen laatsten bespeurt men slechts als men tot zgn onmid-
dellijke nabgheid is genaderd, daar hij zeer klein, misschien de
kleinste van Java is, en eensklaps, zonder eenige randverheffing,
uit de vlakte in de diepte afdaalt Hij vormt een onregelmatig
ovaal van 100 meters lengte en 50 breedte, met grauwe, lood-
recht afdalende wanden en zeer ongelgke diepte. Alleen aan de
oost- en zuidoostzijde zgn die wanden met puinbrokken bedekt
en nemen zij daardoor een meer glooiende richting aan, die het
afdalen in den krater vergunt. De bodem bestaat uit zand, gruis
en halfvergane steenen; de wanden zgn deels uit naast elkander
liggende lavaplaten , deels uit verticaal naast elkander geplaatste
of elkander vooruitspringende zuilen van een paar meters door-
snede gevormd. Het diepste deel van den krater bestaat uiteen
bijna vierkante kloof, waardoor het regenwater wegloopt, ofSschoon
zich daarbg eene wat hooger gelegen kleine kom bevindt, waar-
uit het water geen uitloop heeft en die dus in den regentgd een
meertje vormt.
Yan de beide meerbodems ligt de eerste in het middendeel
van de kruin, die hier het hoogst is, maar zich toch nauw acht
Digitized by VjOOQIC
551
meters boven het laagste gedeelte verheft, en ten noordwesten
van den krater. Hij vertoont zich als een ovaalronde verzakking
van ongeveer drie meters diepte , die zich in het droge jaarge*
tijde als een zandvlakte, in den regentijd als een ondiep meer
voordoet. Ten westen van dien meerbodem en van den krater
strekt zich eene tweede, beneden de aangrenzende streken
dalende, smalle, halvemaanvormige, met de hoornen oostwaarts
gebogene zandvlakte nit, die alleen in eenige der noordoostelijkste
gedeelten in den regentijd met water bedekt is. Midden door hare
zuidelijke helft gaat eene , aan den noordwesthoek des kraters
aanvangende, zeer enge, maar onpeilbaar diepe scheur; hier en
daar met puin opgevuld, welks tegen elkander leunende brokken
op verscheidene plaatsen eene natuurlgke overbrugging vormen.
In het midden der zandvlakte verbreedt zich deze spleet tot twee
langwerpig ronde gaten van 7 k 8 meters middellijn, waaruit,
gelijk ook uit enkele andere deelen der scheur , met zacht gebruis
zwavelig zure dampen oprijzen, terwgl de wanden der spleet op
die plaatsen met zwavelkristallen en een geel beslag van gesub-
limeerde zwavel bedekt zijn. Jungbuhn's aanbeveling aan de
natuuronderzoekers om zich aan een touw in de scheur te laten
afdalen en zoo tot de werkplaatsen der Cyclopen door te dringen ,
is, zoo ver ik weet^ nog door niemand opgevolgd.
Tusschen en om den krater en de zandvlakten groeien ver-
strooid of tot boschjes vereenigd Myrica's , Yacciniums en andere
boompjes, in wier loof kleine, gele Fringilla's kweelen ; de Yac-
ciniums tieren zelfSs tot in de onmiddellijke nabijheid derscheur^
waar ze met een zwavelachtig beslag overtogen zijn. Daaronder
bedekken mossen den bodem ^ wier bekleedsel de steenen der
ontbinding te gemoet voert. G-eheel van plantengroei ontbloot is
slechts de krater, binnen welks ruimte de stilte alleen gestoord
wordt door de zwevende vlucht van eenige zwaluwen, die in de
rotskloven hare nesten bouwen.
De zeer eigenaardige, op Java althans niet geëvenaarde vorm
van den Sind&r^ en zijn krater heeft Junghuhn geleid tot de
meening, dat in een betrekkelijk laat tijdvak, toen de Soembing
geen lava meer uitbraakte, uit den SindIrJi gelijkmatige en zachte,
Digitized by CjOOQIC
552
maar oyervloedige uitstortingen van lava plaats hadden , die, over
den kringvormigen rand des kraters heenvloeiende, dien over-
dekten en allengs ook de tusschenruimte opvulden, zoodat slechts in
het midden eene opening , de tegenwoordige krater, overbleef. Het
gemis van een kraterrand wordt door die onderstelling volkomen
verklaard; en men kan zich nu ook voorstellen hoe de terrassen
aan de Bagelènsche zijde van den Sind&r& en de platten tusschen
dien berg en den Telèrèp door de afkoeling en verharding der
zich verbreedende lavastroomen ontstaan zyn, terwijl de brokken
van lavapuin die, vooral aan de Kadoesche zyde, over de glad
geworden oppervlakte der oude lavastroomen verspreid liggen, hun
ontstaan aan latere uitbarstingen te danken hebben. Nadientgd
schijnt nog alleen asch te zijn uitgebraakt.
De scheur in de kruin van den SindlLr& moet naar Junghuhn's
gevoelen van jongeren oorsprong zgn dan de halfkringvormige
meerbodem; want sedert het samenvlietende water door die spleet
kon wegloopen, kon zich geen meer hier ter plaatse vormen.
Daar nu eenige bejaarde Javanen, die op den top des bergs met
hem waren, hem verzekerden, dat die scherp begrensde meerbodem
in 1832 nog een meer was, komt hij tot het besluit dat die scheur
eerst na dat jaar moet ontstaan zijn. Hiertegen kan alleen worden
aangevoerd, dat zulk een peilloos diepe scheur in de vaste rots-
massa slechts door een geweldigen schok kon ontstaan, waarvan
echter in dat tydvak geen spoor is te vinden. De uitbarsting van
1811, die aan Junghubn bekend was, schijnt ook van veel te
weinig belang te zijn geweest. Die van 1806, welke aan Jung-
huhn onbekend bleef, is wel de nieuwste die als oorzaak van die
scheur kan in aanmerking komen ').
>) Junghuhn, Java, II. 287—300, en over de uitbarsting van 1806, de
Residentie Eadoe. 13, 14. In van der Aa's „Nederlands Oost-indiê,* III. 307,
lees ik over den SindHrS het volgende: ,.Deze berg heeft tot dusverre het
grootste verschil in den stand van den thermometer op Java opgeleverd. De
luitenant Heyland, die hem in de maand Mei 1813 beklom, bevond dat in
den voomacht de thermometer 36*^ , des nachts 44® , en bg den dageraad 26<»
F. toekende, terwjjl een tweede thermometer 30° aanwees. Hij vond op een
aldaar gelegen meer des morgens ijs ter dikte van 6 tot 12 strepen , en ver-
moedde dat het water den vorigen dag niet ontdooid was. Het water in een
bord was des nachts geheel bevroren en het gs 2 duimen dik.* Hierbg i
Digitized by VjOOQIC
553
Wg keeren du naar Parakan terug, en willen vandaar thans
ook den Soembing bestggen , die, in weerwil zijner grootere hoogte,
daar hij een zeer veel grooteren omtrek beslaat, veel minder
steil is dan zijn tweelingbroeder. De paardjes waarvan wij
ons op deze tochten bedienen , zijn weinig geschikt om den roem
van het Eadoesche paardenras te handhaven, die berust op de
vroeger in het district Eadoe, vooral in de streek Margo wati,
aanwezige stoeterijen, waar paarden van Bimaneesch ras werden
aangefokt, om de stallen der Mataramsche vorsten te voorzien.
Schoon voor 60 jaren reeds geen spoor van die stoeterijen meer
te vinden was, blijft de voortreffelijkheid der Eadoesche paarden
nog leven in de herinnering , maar wordt helaas ! veelal te ver^
geefs in de werkelgkheid gezocht *). De meest gebruikelijke weg
naar den top van den Soembing voert over de desa Eatjepit^
dio; op eene hoogte van omstreeks 1200 meters, bgna recht zuid
van Parakan , slechts een weinig naar het westen, aan de helling
des bergs gelegen is'). Hier vindt men nog bamboe en pisang,
maar hooger op houdt, wegens gebrek aan water, alle cultuur
op, en ziet men slechts wilde grassoorten, aanvankelijk afge-
wisseld door boschjes van Cytisus Cajan L., die, ofschoon met
fraaie gele bloemen prijkende, toch met hunne op jonge wilgen
gelijkende stammetjes en hun ijl gebladerte slechts een schrale
vegetatie vertegenwoordigen. De goede weg naar den top, die door
den resident Hartmann werd aangelegd en door de naar deze zijde in
Roorda v. Eysinga^s Ld en Yk. III. 3. 56 aangehaald; doch men leest daar
ter plaatse van die bijzonderheden geen woord Het is mij niet gelukt de bron
yan dit bericht op te sporen , waarom ik er in den tekst niet van heb durven
gewagen. Toch yond ik het belangrgk genoeg om er de aandacht op te yes-
tigen. Het hier vermelde meer kan ook het kleinere, hooger liggende, ten
noordwesten van den krater zfjn, en kan dus niet ten bew^ze van den zeer
jongen oorsprong der scheur die door de kruin gaat, worden bggebracht.
') De Besidentie Kadoe, bL 118.
3) Een verhaal van een beklimming des Soembings over Eatjepit in 1820
leest men in het Ind. Magazijn , 2<> twaalft. I. 76, en over genoemd dorp voert
ook de door den resident Hartmann naar de kruin van den Soembing aan-
gelegde weg, waarlangs hy zelf, met Junghuhn en Fritze, in 1838 den berg
beklom. Junghuhn , Java , H. 323 ; Reisen. 324. Ook vermeldt Junghuhn,
Java, II. 324, eene beklimming door den Gen. Maj. v. d. Wijck, mede door
den resident Hartmann vergezeld, in Aug. 1843.
Digitized by VjOOQIC
554
den kraterrand bestaande opening tot in het hart yan den krater
Toert , maakt de beklimming van dezen berg bijzonder gemakkelijk.
Bedoelde opening is naar het noordoosten gekeerd en beslaat
ongeveer een vierde van den kringvormigen kraterrand. De hoogte
van dien rand is zeer ongelijk en verheft zich hier en daar tot
spiteen, waaronder een znilvormige spits ten westen van het
middelpunt des kraters boven al de andere uitsteekt en, terwijl
zg zich 130 meters boven den kraterbodem verheft '), het hoogste
punt van. den Soembing uitmaakt^ waarom ook op die spits de
seinpaal van den Geographischen Dienst is opgericht. Om deze
spits te beklimmen , begint men met den kraterrand te bestggen
waar hij, juist ten noorden van het middelpunt des kraters, naar
de opening afdaalt, waarna men, een weinig beneden den hoogsten
rand, langs de buitenhelling voortkloutert tot men de spits bereikt
heeft, die eveneens aan de buitenhelling beklommen wordt, waar
dit alleen mogelgk is. De geheele tocht is zeer moeielgk^ vooral
dewgl men een paar steile kloven moet overtrekken, die diepe
insnijdingen in den kraterrand vormen, en zou misschien onuit-
voerbaar zijn, indien men zich niet kon vastklemmen aan de stam-
men en takken der welig opgroeiende Alpenboompjes, die vooral
de noordwest- en westzijde van den Soembing in de hoogere
zonen tooien.
De binnenzijde van den kraterrand vormt bijna overal een
loodrechten rotswand uit opeengestapelde lagen opgebouwd, die
door kleine vooruitspringende hoeken gescheiden zijn. De wanden
der lagen zgn grauw en kaal, doch de kleine terrassen, door de
uitspringende hoeken gevormd, ^'n met het wollige loof van
onderscheiden Gnaphalium*soorten getooid.
Het binnenste van den krater is zeer oneffen; zelfs waar hg
naar de noordoostzgde openligt, heeft hij geen gelgkmatige glooiing,
maar is de ruimte bijna opgevuld met woest dooreenliggende
rotsblokken,' die een berg van puin vormen, welke zich aan de
ééne zijde tot diep in het hart van den krater , aan de andere
*) Ten minste indien de metingen yan de Lange en Jnnghuhn juist zgn,
waarvan de eerste aan de hoogste spits een hoogte van 3336, de laatste aan
den kraterbodem eene hoogte van 3204 meters toekent.
Digitized by VjOOQIC
655
over eenige honderden meters eteil langs de helling benedenwaarts
Toortzet. Die puinberg is vlak bolvormig, maar zeer oneffen van
gedaante, schilderachtig door de uitstekende brokken, die zich als
zuilen, torentjes of ridderkasteelen eenige meters boven het
overige puin verheffen, en met het sierlgke loof van de berg-
acacia ^) en van Gnaphalium- en Yaccinium-soorten getooid zijn.
Tusschen den puinberg en het noordelijk einde van den kraterrand
liggen nog een aantal alleen staande blokken van verbazenden
omvang, afgewisseld door tot torens opgestapelde stukken, die
slechts op de spits fraaie boschjes van dezelfde boomsoorten dra-
gen. Die woeste puinberg is een stroom van lava, die, slechts
ten halve gesmolten, in gloeienden staat werd uitgebraakt en zich
vereenigde met het puin van het noordoostelijk deel des krater-
muurs, dat' door dezelfde uitbarsting werd verbrijzeld.
Behalve dien puinberg bevinden zich in den kraterbodem nog drie
van elkander gescheiden vlakke deelen. Het eerste is een kale, hori-
zontale, rondachtige, witachtig grgze zandvlakte, die in den regentijd
den bodem van een meertje vormt, en door een kleine, met rolstee-
nen opgevulde kloof verbonden is met eene tweede gelijksoortige
zandvlakte, aan welker noordwestrand met zacht gedruis zwavel-
dampen opstggen, die het gesteente met bleek geel beslag be-
dekken en het troebele witachtige water van kleine plassen
waar zg doorheen dringen, in borrelende beweging houden.
Deze beide zandvlakten, waarvan de laatste na den puinberg
het hoogste deel van den kraterbodem vormt, liggen tusschen
dezen en het noordwestelijk en westelijk deel van den krater-
rand. Yan die hoogst gelegene vlakte ongeveer 30 meters afda-
lende, komt men in de derde ruimte, een langen, smallen , half-
kringvormigen dalbodem, volkomen effen en horizontaal, schoon
met enkele rotsbrokken bestrooid, en bedekt met het groengrijze
kleed, door de zoden van Festuca nubigena gevormd.
De geschiedenis meldt ons niets van de uitbarstingen van den
Soembing. De oplettende beschouwing van den berg en zgn
plantengroei leert ons echter dat hij hevige uitbarstbgen moet
') Albizzia monfana.
Digitized by VjOOQIC
566
ondergaan hebben, waardoor een vierde van zyn kraterrand werd
verbrijzeld , en dat de jongste wel is waar ouder zijn dan die
van den Sindar^, maar niet veel vroeger dan de zestiende eeuw
onzer jaartelling kunnen hebben plaats gehad *).
Yan onze beklimming van den Soembing koeren wij naar
Temanggoeng terug, om vandaar, den groeten weg volgende, ook
aan het zuidelijk regentschap van Eadoe een bezoek te brengen. Wg
rijden terug over Eranggan, vanwaar wij, na 4} paal te hebben
afgelegd, den post Setjang in het district Magelang bereiken, 't Is
hier dat de wegen die van MedlLn^ en van Temanggoeng naar de
hoofdplaats Magelang voeren, zich vereenigen in een enkelen weg ,
die bijna recht zuidwaarts, met den Soembing en zyn voorberg
den G. Gandoe ter rechter- en den Merbaboe ter linkerhand, het
dal van Eadoe midden doorsnijdt, totdat op 6^ paal afstands van
Setjang de hoofdplaats der residentie is bereikt.
Het district Magelang, waardoor deze weg loopt, is het
middendeel van het gelijknamig regentschap en bestaat uit de
smalle^ bochtige strook tussohen de rivieren Pr&g& en E1&, van
de grens van Temanggoeng tot aan het punt van beider ver-
eeniging, nabij de zuidgrens der residentie. Dat district heeft das
een volkomen natuurlijke begrenzing; maar het heeft ook een
zeer eigenaardig karakter. Het bestaat uit een vlakken lavastroom,
die naar de diepe dalkloven aan weerszijden zacht glooiend afbelt,
en vormt dus een eenigszins verheven middenrug, van den voet
der bergen die het gansche dal van Eadoe begrenzen , links door
het ravgn van de E1&, rechts door het nog veel diepere van de
onstuimige Fr&g& gescheiden. Dit merkwaardige district is bij
uitnemendheid vruchtbaar en verreweg het volkrijkste der in het
algemeen sterk bevolkte residentie.
Tnsschen Setjang en het 2\ paal verder gelegen Pajaman wordt,
een weinig rechts van den weg, een allerzonderlingst natuurver-
schijnsel aangetroffen. Er is daar eene plek die gekenmerkt wordt
door verscheiden groote bekkens of kommen, in wier bodem wijde
gaten worden gevonden waaruit het water met zulk een kracht
O Junghulm, Java, II. 325.
Digitized by VjOOQIC
557
opwelt, dat te gelgk daarmede steenen van belangryke grootte
worden omboog gedreven. De daaruit ontstaande kristalheldere
beek, Eali Bening '), zon, door den groeten waterrijkdom, al
aanstonds voor prauwen bevaarbaar zgn, indien zg zich niet
met sterk verval naar de FtêLgk spoedde. Daar deze bronnen op
aanmerkelgken afetand van alle bergen liggen en daarvan door
diepe kloven gescheiden zijn, kunnen zij hun water slechts ont-
vangen door hevelvormige kanalen, die hnn toevoer uit hoogere
streken , hetzij op den Soembing of op den Merbaboe, ontvangen
en onder de bedding van de Pr&g& of Elli heenloopen ').
De hoofdplaats Magelang ligt op eene hoogte van 384 meters,
aan den oostelgken oever van de Pr&g&. Het is een ruim open
vlek, met breede wegen en dwarswegen doorsneden en, gelgk
alle meer aanzienlgke plaatsen van Java, in eene Europeesche,
Chineesche en Europeesche wijk verdeeld. De Europeesche wijk
ligt in de nabijheid van de Fr^& en bevat verscheiden goede
steenen huizen, waaronder ook een logement. Hier staat ook het
reèidentie-huis , dat als gebouw onbeduidend is , maar zich onder-
scheidt door een heerlijken tuin, versierd met vele beeldhouwwerken
uit den Hindoestijd, die van den Blur& Boedoer en andere gewijde
plaatsen in de omstreken zgn bgeengebracht , en waarondermen
een met kunstige basreliefs behouwen steen in de gedaante van
een sarkophaag onderscheidt. Aan het einde van dezen tuin ge-
komen, blikt men bgna 50 meters neder in een diep ravijn, het
bed der ontstuimige Pr&g&, en aan de overzijde verheft zich
vrg en grootsch de Soembing, wiens voet met een kleed van
groene sawahs bedekt is , die in tallooze terrassen aan zgne hellingen
opstijgen. Juist in het N.W. ziet men den Qoenong Gandoe^
den hoogsten der talrijke steile koppen die het eerste dwarslig-
gende trachietisch voorgebergte vormen, waarin de oost-zuidoostelgke
helling des Soembings zich op nieuw verheft, na eerst in een vlak
hoogland te zgn overgegaan; en recht in het westen glgdt de
blik langs de hellingen van een tweede gelijksoortig voorgebergte ,
dat verder zuidwaarts, eveneens in overdwarsche richting, met
') „Bening* beteekent helder, zuiver.
') JoDghohn, Java, U. 278, 1365; de Residentie Kadoe. 18.
Digitized by VjOOQIC
558 .
lang gestrekten kam van dea Soembing uitstraalt en Goenong
Beser geheeten wordt. De uitgestrekte Chineesche wgk van Mage-
lang ligt in het zuidelgk deel der plaats, langs den weg naar
Jogjakarta. De aloen-aloen , waaraan als naar gewoonte de kraton
van den Regent, die zeer groot is, en de moskee liggen, beslaat
het hoogste gedeelte van Magelang, en heeft aan zijne zuidzijde
het fort, een vierkante aarden .schans met zware vuurmonden,
die op in de bastions gemetselde fondamenten op een gzeren
spil kunnen worden rondgedraaid. De wallen van dit fort geven
den wandelaar aan alle zgden den heerlgksten blik op de omstre-
ken te genieten. De inlandsohe kampongs bevatten niets bijzonders,
maar de pasar verdient een bezoek om zgne twee lange rgeu
van inlandsohe en Chineesche winkels in van steen gebouwde
loodsen ; die ruim voorzien zgn van rgst, koffie, zout, garens,
alsook van de vele tot huisraad en kleeding dienende artikelen ,
gouden sieraden, zadels, pajongs, krbsen en fijne, uit pandan-
bladeren gevlochten matten, die door de bevolking van Eadoe
worden vervaardigd ^).
Een weinig ten zuiden van Magelang ligt een^ kleine kegel-
vormige heuvel, de Goenong Tidar genaamd, die, ofschoon hg
zich slechts tot eene hoogte van 504 meters boven het zeevlak
of 120 meters boven den bodem waarop Magelang ligt, verheft,
een bezoek overwaardig is om het heerlgke panorama dat men
van zijnen top geniet. Kergens misschien heeft men schoener,
vrijer blik op de majestueuse tweeling-bergen Merbaboe en Merapi,
die op de. grenzen van Eadoe met de Yorstenlanden verrijzen.
Bij de Javanen echter wekt die berg eene geheel andere soort
van belangstelling op. Zg beschouwen hem als de poes er of het
middelpunt van Java en meenen dat door zgne kruin de groote
spgker is gedreven waarmede het eiland aan de aarde is gehecht.
Op den top van dezen heuvel is een hoogvereerd heilig graf*).
^) Kassendrager , Java. 192 v. ; Roorda v. Eysioga, Ld. en Vk. III. 3. 50;
Jonghulm, Beisen. 820; Bleeker in T. y. N. I. 185Ó, II. 156; Baddingh,
N. O. L, I. 177; Jagor, Beiseskizzen. 217; d'Almeida, Life in Java, II.
186; de Besidentie Kadoe. 12, 123.
') Kassendrager, Java. 108; Boorda v. Eysinga , Ld. en Yk. HL 8. 56;
Buddingh, N. O. L, L 177.
Digitized by VjOOQIC
559
Rechts van den door het district Magelang gevormden midden-
rug liggen de districten Bandoengan en Menoreh, die wij thans
in de eerste plaats wat nader willen leeren kennen.
Het district Bandoengan bevat de zuidoostelijke helling van den
Soembing en het noordelijkste zijner twee voorgebergten , terwijl
de kam van het zuidelijkste grootendeels de grens tusschen Ban-
doengan en Menoreh uitmaakt; het is, nevens Ngasinan, het belang-
rgkste district voor de koffiecultuur in deze aan koffiegronden
zoo ryke residentie. De hoofdplaats Bandoengan ligt 2{ paal W.
N. W. van Magelang, in het vlakkere gedeelte tusschen de beide
voorgebergten. Yan Bandoengan gaat een pad naar Sapoeran in
Ledok , dat bij het dorp Eali Anggrèk, op eene hoogte van meer
dan 800 meters, over het zuidelijke voorgebergte voert. In een
der kloven van het andere voorgebergte staat, op niet veel minder
hoogte, bg de desa 8etr& djanan ^), de oude Siwa-tempel Selli
Grij&, in 1875 door den Resident Hartmann ontdekt en reeds
elders in dit werk ter sprake gebracht ^).
Het district Menoreh, dat van zijne noordgrens zuidwaarts voor
een groot deel door de uitloopers van den Qoenong Beser wordt
beslagen, is langs zgne oost- en zuidgrens, waar het aan Bagelèn
paalt, bedekt door dat gedeelte van het Eelir-gebergte , dat onder
den naam van ^gebergte van Menoreh^ bekend is°). Hetisheteenige
gebergte van Neptunische formatie in de residentie Eadoe, bestaat
hoofdzakelijk uit kalk, en biedt in zijne puntige torenvormige
rotsen en zijne talrijke holen de gewone romantische tooneelen
der kalkgebergten aan. De namen door de Javanen aan de meest
in het oog loopende toppen gegeven, zijn niet minder fan-
tastisch dan hunne vormen. Den hoogsten hebben zij, met den
naam van Indra's hemel, Soer&l&j4 genoemd ; een tweeden heeten
zij Goenong Sel& Eapal , berg van den paardesteen , omdat zg in
eenige witte plekken op zijn stellen wandde gedaante van een
paard zien, ofschoon daartoe bijzonder veel goede wil noodig
is; een derde heet Goenong Eoekoesan, naar de bekende kegel-
^) Zoo luidt de naam op de topographisohe kaart; Buddingh in T. y. N.
L, I. 2. 407, sohrgft „Setro We^'annan.^
''^ D. n, bl. 69. «) Boven, bl, 428, 429.
Digitized by VjOOQIC
560
vorinige rgstmanden van dien naam ^). Wie echter eenige berg-
streken van ons eigen werelddeel bereisd heeft, kan hebben
opgemerkt dat dezelfde fantastische manier van naamgeving ook
daar in het geheel niet onbekend is.
Do tegenwoordige hoofdplaats van het district heet Salaman en
ligt Z.W. van Magelang, op een afstand langs den weg van 10^
paal. De oude hoofdplaats Menoreh ligt een weinig meer zuide-
lijk , dieper in een kloof van het gebergte verstoken. Bij Salaman
buigt zich de weg noordwestwaarts om; hg volgt die richting
tot Erasak (2^ paal) en gaat dan zuid west waarts , het gebergte
overschrgdende, naar Loano, de hoofdplaats van het gelgknamig
Bagelènsch district, om weldra Poerw^redji, de hoofdplaats van
Bagelèn y te bereiken.
Het district Menoreh bevat het schoonste monument der Javasche
oudheid, den wereldberoemden Bar&-boedoer. Ik gaf in het historische
deel van dit werk eene uitvoerige beschrijving van dit gebouw ^)
en heb er hier slechts bg te voegen, dat men het van Salaman
bereikt langs een weg die in de richting van oost ten zuiden voert
en 6i paal lang is. Ten opzichte van Magelang is de richting
zuid ten westen en de afstand lU paal, waarvan de eerste 4 f
langs den groeten weg van Magelang naar Jogjakarta, de 5
volgende langs een zijweg worden afgelegd, die uitkomt op het
pad dat den B&ra-boedoer met Tjandi Mendoet verbindt, op 1^
paal afstands van den eersten en \ van den laatsten. Overigens
moge hier nog slechts de legende een plaats vinden^ die den
Javaan de verklaring geeft van den oorsprong van dezen reuzen-
bouw.
Déwa Eoesoem^, zoon van een priester en machtig heer over
een groot deel van Java, had een zijner hofbeambten zwaar be-
leedigd. Ziedende van toorn, verschafte de hoveling zich wraak
O Jongbahn, Java, lY. 826; Brunmnd in T. y. N. I. 1 858 , II. 383. Jong-
huhn noemt het geheele Menorehsche gebergte G. Toenggoengan (lees : Toeng-
gangan), maar eigenlijk is dat slechts de naam van een top op de oostgrens
van het district. Van den Selft Eapal zegt Brumand, dat de Javanen hem
^^jaran*^ noemen; maar dit maakt geen verschil. Een paard heet djaran
in Ngoko , en k a p a 1 in Er&m& , zooals reeds D. I. bl. 585, werd opgemerkt,
«) D. II, bl. 69-83.
Digitized by VjOOQIC
561
door het beeldschoone, tweejarige dochtertje van zgn beleediger,
den appel zgner oogen, heimelijk weg te voeren en zoo te ver-
bergen , dat ook de wanhopigste pogingen vruchteloos bleven om
het spoor van het verloren kind te ontdekken. De troostelooze
vader verlaat zijn paleis en zijn hofstad en zwerft vele jaren
lang rond in de steeds verydelde hoop van zijn kind weer te
vinden. Op zekeren dag ontmoet hij op zgn eenzamen weg een
onvergelgkelijk schoone, bloeiende maagd. Een stormachtige be<
geerte om haar te bezitten maakt zich van hem meester; zg
wordt hem ter vrouwe en zij baart hem een kind. Nu eerst is
de wraak van den beleedigde volkomen ; hg openbaart den vader
het vreeselgk geheim dat hij in bloedschendigen echt zijn eigen
dochter omhelsd heeft. Voor die misdaad is het in der priesteren
oog geen verschooning dat zij in onwetendheid gepleegd is;
vader, moeder en kind moeten tot straf het overige hunner dagen,
tusschen vier muren opgesloten , in gebed en boete doorbrengen.
Er is echter één middel om den toorn der goden af te wenden ;
het is dat de vader in tien dagen tijds een wonderbouw tot stand
brengt, waarvan hem het plan wordt voorgelegd. Nu stelt De w&
Eoesoem& al zijn kunstenaars en ambachtslieden tewerk, en na
tien dagen is het grootsche gebouw gereed en doorwandelt hij met
zgne priesters en rijksgrooten de rijk versierde galerijen. Maar
eenklaps verbleekt hij en deinst vol ontzetting terug. Er ont-
breekt één beeld, — misschien vergeten, misschien gestolen ; —
hoe het zg , aan den eisch der goden is niet voldaan. Met vrouw
en kind wordt Dew& Eoe8oem& tusschen de muren opgesloten.
Wg vinden hen versteend terug in de drie kolossale beelden,
die ons de vroegere beschrgving van Tjandi Mendoet als in zgne
inwendige ruimte gevonden leerde kennen *).
De weg van B&r&-boedoer naar Tjandi Mendoet kruist de Pr&g&
en de E1& een weinig boven het punt hunner vereeniging en
brengt ons over in het district Probolinggo, waarvan Moentilan
1) D. IL bl. 85 De hier TerHaalde legende is ontleend aan BrumundinT.
Y. N. I. 1868, U. 853, en Buddingh in T. ▼. N. L, I. 2. 401 en K. O. I.,
I. 1 83. Men sal zich wel niet verwonderen dat yerschillende verhalen omtrent
den oorsprong van B&r& Boedoer in omloop t^n; dooh ééne proeve is zeker genoeg.
m, 36
Digitized by VjOOQIC
562
de hoofdplaats is. Tassohen de zuidzgde van dit district en de
grens Tan Jogjakarta strekt zicli als een zeer spitse driehoek het
district Bemaneh uit, met de Pr&g& als basis en met den tophoek
uitlóopende op de kruin van den Merapi. Het hoofddorp Soetjèn
ligt aan den weg van Magelang naar Jogjakarta, 1) paal van de
grens van Eadoe en 3^ paal van Moentilan. Een veel grooter
segment van de hellingen van den Merapi behoort tot het dis-
trict Probolinggo, maar toch beslaat het Eadoesche gedeelte nog
niet het vierde van den omvang des vulkaans. Het overige behoort
tot de Yorstenlanden , binnen wier grens ook de krater begrepen
is. De beschrijving van dezen steeds verwoesting dreigenden
vnurberg is daarom meer eigenaardig in het volgende hoofdstuk
te huis. Evenwel vertoonen ook zgne westelgke, zich over
Eadoe uitbreidende hellingen te veel eigenaardigs, om niet een
oogenblik onze aandacht te vergen.
De Merapi is een der werkzaamste vulkanen van Java. Niet
alleen werpt hij zonder ophouden een zware rookkolom uit, maar
tot in den jongsten tijd herhalen zich vaak hevige uitbarstingen,
die de gedaante zijner kruin groote veranderingen doen ondergaan
en niet geringe verwoestingen aanrichten. De vroegere zijn , zooals
bg de meeste vulkanen van Java, gebrekkig bekend; in de tegen-
woordige eeuw hebben er meer of minder belangrijke plaats gehad
in 1822, 1823, 1832, 1837, 1846,1849,1863, 1869 en 1872-
Ook deze laatste heeft opnieuw de juistheid van Junghuhn's opmer-
king bevestigd, dat de grootste hevigheid dier uitbarstingen zich door-
gaans richt naar de zijde van Eadoe, omdat naar die zijde de
slakken van den eruptiekegel vrij en steil van den berg beneden-
waarts rollen, zonder door een ringmuur te worden opgehouden ').
Terwijl de eruptie van 1872 voor Jogjakarta tamelgk onschade-
Igk was, kostte zij in Eadoe zelfs aan vele menschen het leven ').
Geen wonder dan ook dat in de dbtricten Probolinggo en Remaneh
de ko£5ecultuur op lagen trap blgft, daar de aanplant steeds met
verwoesting door de gloeiende uitwerpselen van den Merapi wordt
bedreigd ').
1) Jonghahn. Java IL 386. *) Kolon. TenL 1872, bL 5.
^) Pe residentie Kadoe, bL 111.
Digitized by VjOOQIC
563
Overal toooen de westelijke hellingen van den Kerapi de sporen
van verwoesting en omkeering; zand en steenbrokken liggen ter
hoogte van honderden voeten opeen gestapeld, diep doorgroefd
door de kloven der beken, en na het vallen van zware regens
ziet men hier telkens steile wanden instorten , nieuwe puinmassa's
aanslibben, en zware rotsblokken, door het water meegesleurd,
tot in de vlakte afdalen.
De erosie-kloven, djoerang geheeten, hebben een breede
grondvlakte en loodrechte met scherpen rand voorziene wanden,
zoodat zij in doorsnede nagenoeg vierkant zijn, en in vele ge-
deelten dezer kloven vormen de duizenden steenbrokken lange
rgen, zoodat men zich gemakkelijk overtuigen kan, dat zij bg
eene uitbarsting als het ware in stroomen naar beneden zgn ge-
schoven , terwijl het eene steenblok het andere voortstuwde. Die
kloven zetten zich voort tot aan het dal van de E1& , zoodat men
er op den weg van Soetjèn over Moentilan naar Magelang een
aantal te passeeren heeft.
Yan deze djoerangs is geene woester en wilder dan die van
de Pabelan, een riviertje dat wel is waar op den Merbaboe ont-
springt, maar door zgn zuidwestelgken loop in het gebied der
uitbarstingen van den Merapi komt en zich met de in west-
noordwestelgke richting van den Merapi afdalende Djoerang Apoe
vereenigt. Beide vormen tot aan dit vereenigingspunt de grens
van Eadoe, want de scherpe, inspringende hoek tusschen beide
behoort nog tot Soerakarta.
De wanden dezer kloof, gevormd uitzandenrolsteenen,metgroote
rotsbrokken vermengd, zgn honderden voeten hoog, volkomen dor
en kaal, en zoo los opeengestapeld, dat de reiziger ieder oogen-
blik moet vreezen onder het puin begraven te worden. Tusschen
de millioenen steenbrokken, in de wildste verwarring dooreenge-
worpen, vormt zich de schuimende beek hare telkens van plaats
veranderende bedding. Een paar palen benoorden Moentilan voert
zij hare bruisende wateren de E1& te gemoet.
Moentilan is bekend door de zeer gezochte matjes die in zgne
omstreken van gespleten pandan-bladeren gevlochten worden,
maar biedt overigens niets bgzonders. Yan Soetjèn is die plaats
8ö»
Digitized by VjOOQIC
564
Si paal , van Magelang 10 palen verwijderd. Ook gaat vandaar over
Banjoe Timoempang, eerst in noordoostelijke, dan in meer oostelgke
richting , een weg naar de Soerakartasohe grens , die, juist door den
beschreven inspringenden hoek, over den zadel tussohen Merapi en
Merbaboe naar Sel& voert Het terrein dat nog ten noorden van dien
hoek tot het district Probolinggo behoort, is, zooals men gemakkelgk
kan nagaan, reeds bedekt door de zuidwestelijke hellingen van
den Merbaboe, die met zijne in wijden omvang uitstralende ribben
en voorbergen ook de beide nog overblijvende districten van
Eadoe, Balak en Ngasinan, geheel bedekt.
Het district Balak strekt zich, langs de noordzijde van het
district Probolinggo, van de E1& tot aan den top van den Mer-
baboe uit. Zijn hoofddorp Tegal RedjIL is slechts 6 palen van
Magelang verwijderd en van Moentilan het gemakkelgkst langs
den omweg over die plaats te bereiken , al zijn er ook voetpaden
die meer rechtstreeks derwaarts voeren. Hoe de Merbaboe zich
van deze zijde vertoont, is reeds vroeger geschetst '), en eene
nadere kennismaking met zijne kruin moet tot het volgend hoofdstuk
bewaard blijven. Yan Tegal Bedj& gaat over Pakis een lOi paal
lange weg tegen de berghellingen op naar het vroeger door
zijne theetuinen zoo bekende Ledok Sewoe, in het district Ngasinan,
op het noordwesteiyk voorland van den Merbaboe en op eene
hoogte van omstreeks 1400 meters gelegen. Rechts van dien weg,
ter plaatse waar hij zich, nabg de grens van Ngasinan, meer
noordwaarts ombuigt, en veel dichter bij de kruin van denMer*
baboe, ligt, op eene hoogte van ruim 1700 meters, het dorp
Gedakan, waar in een bamboezen hutje, op eene plek waar
vroeger een Hindoe-dorp verrees, de op bladeren geschreven
aanteekeningen bewaard moeten worden van een in de nabgheid
begraven Boeddha-priester, Panembahan Win doe S&n& geheeten,
wiens nakomelingen, schoon tot den Islam overgegaan, zijne
nagedachtenis in hooge eere houden ').
O BI. 539-543.
') Ik Bchrgf deze bgEonderheden, niet zonder eenigen sohroom, in de voor-
onderetelling, dat Gedakan op de topographisohe kaart ran Kadoe, Eada*
kang op de kaart van Jonghuhn, Kedagan bg Kossendrager , , Java,*' bl. 201 ,
en Kedaka, „residentie Kadoe,** bl. 8, vermeld, allen verooheidenbeden van
Digitized by VjOOQIC
565
De helIiDgen van den Merbaboe zgn in het district Balak rijkelijk
met koffie beplant; maaft bet doet in dat opzicht toch onder voor
het district Ngasinan , waar de koffiecultaur minstens met die van
Bandoengan gelgk staat, zoo zg die niet overtreft. Gelgk in de
afdeeling Malang in Pasoeroean is ook hier de koffiecultuur in
sommige streken eene volkscnltuur geworden , dat wil zeggen eene
cultuur waaraan zich de bevolking zonder eenigen dwang uit
vrije beweging wgdt. De trachietische voorbergen van den Merba-
boe, de Dj&k&pekik, de Andong, de Tjelengan'}, die een groot
deel van dit district bedekken , bieden daartoe schoone gelegenheid.
Yooral op het Andong-gebergte komen aanzienlijke vrijwillige
aanplantingen voor en worden de erven der inlanders vaak geheel
met koffieheesters volgeplant ').
De hoofdplaats van het district Ngasinan heet Grabak en ligt
in het zeer breede en waterrijke dal van de EI& , west-noordwest
van den Dj&k&pekik en den Andong , op een rechten afstand van
hoogstens drie kilometers van Med&n&, de eerste belangrijke
plaats die wij op Eadoeschen bodem betraden *). Wil men echter
per as van Qrabak naar Med&na reizen, dan heeft men een weg
te maken die 8^ paal lang is; men moet dan van Grabak west-
waarts gaan, tot men, op { paal afstands van Setjang, den weg
van die plaats naar Med3n& bereikt , en dan dezen weg in noord-
oostelijke richting volgen. Ook van Tegal Redj& kan men Grabak
slechts langs groeten omweg met rijtuig bereiken. Men moet
dan 6f den weg naar Ledok Sewoe volgen en vandaar naar
Grabak afdalen , 6f een weg kiezen die Tegal Redj4 met den groeten
weg van Temanggoeng naar Magelang verbindt , en , na dien een
halven paal gevolgd te hebben , den dwarsweg inslaan die over
Poetjang voert. Langs eerstgenoemden bedraagt de afstand 17,
langs den tweeden 16 palen.
Niet ver van Grabak, aan den voet van den berg Andong , komt
in het geheel met sawahs bedekte dal eene warme bron te voor-
denzelfden naam zgn, en met het doel om de herinnering aan die hand.
schriften te verlevendigen, die in een statiBtisohe beschrij ring van Kadoe van
1822 vermeld worden, maar sedert weder in vergetelheid zgn geraakt.
') Zie boven, bl. 519, 541. ') De residentie Kadoe, bl. 111.
») Boven, bl. 538.
Digitized by VjOOQIC
566
schijn, de oenige die in den onmiddellijken omtrek van den
Merbaboe bekend is. In de nabijheid liggen vele gehouwen ,
teerlingYormige steenen en hier en daar fragmenten van beelden
verstrooid, die het bewijs schijnen te leyeren dat hier eenmaal
een aan den Siwadienst gewgde Tjandi stond. Een gedeelte dier
steenen is aangewend om rondom de bron een ruim, vierkant
bekken aan te leggen. Toen Junghuhn die plaats in Mei 1838
bezocht, bedroeg de warmte van het water 85.5^ C. bg eene
warmte van den dampkring van 24.5®. Onophondelgk stegen
gasbellen uit het water op, maar het was geheel zonder reuk
of smaak ').
VIERDE HOOFDSTUK.
De VoTstenlanden.
Onder den naam van Yorstenlanden worden de residentiên
Soerakarta en Jogjakarta samengevat, die te zamen eene uitge-
strektheid hebben van nagenoeg 165 vierkante geographische
mglen, of bijna jV der oppervlakte van Java. De naam duidt
den bijzonderen politieken toestand aan , waarin deze residentiên
verkeeren. Uit ons overzicht van Java's geschiedenis is ons geble-
ken , dat deze gewesten het geringe overschot zgn van het eenmaal
machtige rgk van Mataram; dat dit kleine gebied nog tusschen
vier vorsten: den Soesoehoenan van Soerakarta, den Sultan van
Jogjakarta en de van dezen onafhankelijke prinsen Mangkoe
Neg&r& en Pakoe Alam verdeeld is; en datdemacht dier vorsten,
door de verschillende overeenkomsten die zij genoodzaakt zijn
geworden met het Europeesch gezag aan te gaan, zoodanig is
beperkt, dat aan den overgang van hun zelfbestuur tot het
rechtstreeksche bestuur van den Nederlandschen Staat slechts
zeer weinig meer ontbreekt. De troonopvolging wordt in overig
met de Kederlandsche Begeering geregeld; de Bgksbestuurders
1) Jonghnlm Java, II 857, 1851; resid. Kadoe, 18.
Digitized by VjOOQIC
567
of eerete staatsdienaars worden door den Gouverneur-Generaal
benoemd en ontslagen en door den Nederlandsohen Staat bezoldigd ;
Nederlandsohe residenten, op de hoofdplaatsen der beide residentiên
gevestigd, voeren het rechtstreeksch bestuur over alle in de Yor-
stenlanden wonende Europeanen en vreemde oosterlingen , waken
voor de naleving der contracten, en honden nauwkeurig toezicht
op de geheele inrichting van het beheer, de handhaving van
het recht en de politie, de heffing der belastingen en de indëe-
ling en wapening der troepen, die, althans voorden Soesoehoenan
en den Sultan, enkel bestaan uit een corps staatsietroepen,
geheel ongeschikt voor den krijg en slechts als lijfwachten
dienst doende. Toorts zgn de bosschen en vogelnestklippen eigen-
dom van den Staat; wordt het recht tot verkoop van opium
hier, gelgk overal elders op Java, in naam en ten bate van
den Staat verpacht; zijn voor de in- en uitvoerrechten de Vor-
stenlanden geheel in het Nederlandsch-Indisch tolgebied begrepen;
mogen de verhuringen van land aan Europeanen, die in deze
gewesten op zoo groote schaal plaats hebben en natuurlijk den
Enropeesehen invloed zeer bevorderen, niet plaats hebben dan
met goedkeuring van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur
te Batavia en overeenkomstig de door de Nederlandsch-Indische
B^;eering vastgestelde voorwaarden; wordt de bestraffing van
misdrgven , reeds vroeger in het belang der menschelgkheid door
het Europeesch bestuur aan eenige beperkende bepalingen onder-
worpen, thans uitsluitend beheerscht door de bepalingen van het
Strafwetboek voor Inlanders, door de Nederlandsche Regeering
vastgesteld; en is eindelijk in 1878 in Soerakarta ook de hand-
having der politie in banden van Europeesche ambtenaren over-
gegaan, terwgl daarvoor vier assistent-residenten benoemd zgn, wier
standplaatsen door de Nederlandsche Regeering zgn aangewezen.
Ofschoon deze beperkingen van de macht der Torsten zich in
het algemeen ook tot de zoogenaamde onaf hankelgke Prinsen uit-
strekken , genieten dezen wel iets meer Vrijheid in de regeling der
binnenlandsche aangelegenheden van hun klein gebied. Ook staan
zij tot het Gouvernement in eene andere verhouding dan de Soe-
soehoenan en Sultan; want zij zijn tevens de aanvoerders van
Digitized by VjOOQIC
568
inlandsche krijgskorpsen , Legioenen genaamd, die zij steeds vol-
tallig moeten honden en oefenen tot erentueelen bijstand aan bet
Qouvernement. Het Legioen van Mangkoe Neg&r& bestaat uit
infanterie, caYallerie en artillerie^ dat van Pakoe Alam alleen
uit de beide eerstgenoemde wapens; de gezamenlijke sterkte is
omstreeks 1300 man. De inrichting en uitrusting dezer corpsen
is zooveel mogelijk gelijk aan die der inlandsche compagniën
rechtstreeks in dienst van het Qouvernement, maar zy staan
onder eigen o£5cieren, door de prinsen-kommandanten uit hun
eigen familie gekozen , ofschoon , althans wat de hoogere rangen
betreft, in overleg met de Regeering benoemd. Prins Mangkoe
]Sreg&r& heeft den rang van kolonel en ontvangt een traktement
van /* 36,720. Bovendien betaalt het Gouvernement nog ruim
f 53,000 aan traktementen en soldijen voor zijne onderhoorigen.
Prins Pakoe Alam heeft den rang van luitenant-kolonel en ont-
vangt voor zich en zijn korps ruim f 51,000, die hem in jaar-
lijksche termijnen worden uitbetaald, maar waarmede hij heeft
te voorzien in alle uitgaven voor de instandhouding van zijn Legioen
gevorderd. De goede houding en geoefendheid van de infonterie
dezer corpsen , inzonderheid van die van Prins Mangkoe Negara,
wordt doorgaans zeer geprezen, maar de cavallerie en artillerie
laten nog al te wenschen over. Behalve het Legioen heeft Mangkoe
Neg&r^ nog een corps van 300 man, die mede als de Inlanders
bij het Nederlandsch-Indisch leger gekleed, maar met lansen,
waaraan vlaggetjes wapperen , gewapend zijn , en een tweede van
100 man, op Javaansche wijze gekleed en insgelijks met lansen
gewapend, die bij feestelijke gelegenheden als zijne lijfwacht
dienst doen '). De voormalige corpsen Lijfwachten-dragonders,
die deels uit Europeanen en hunne afstammelingen , deels uit
Amboneezen bestonden, en, onder bevel der Residenten , den
Soesoehoenan en Sultan tot militair geleide dienden, hebben in
1874 opgehouden als afzonderlijke corpsen te bestaan, en zijn,
even als de Djajang-sekars in de Gouvernementslanden , bij het
regiment Oost-indische cavallerie ingelijfd ').
') PoerwH LelSnlL Vgl. wat de Legioenen betreft het RegeeringSTerslag ran
1849, bl. 23. «) Stbl. 1873, n» 271, 1874, n» 163.
Digitized by VjOOQIC
569
Bij de oyereenkomBten die den SoesoehoeDan en Sultan traps-
gewijze in grondgebied en gezag beperkten, werden bnn tevens
aanzienlijke schadevergoedingen in geld toegekend, en de groote
sommen die zij uit ^slands kas ontvangen, stellen hen in staat
nog altijd den ouden luister hunner hofhouding eenigermate op
te houden, zich met een groot aantal volgelingen te omringen
en hunne persoonlijke waardigheid in de oogen der bevolking
te handhaven. De schadeloosstellingen jaarlijks op de Indische
begrootingen gebracht, bedragen niet minder dan ƒ471,600
voor Jogjakarta, en /* 805,3 18 voor Soerakarta. De Soesoehoenan
inzonderheid, als vertegenwoordiger van het oude Mataramsche
huis, oefent nog altijd eenig prestige op de Javaansche bevol-
king uit, ook buiten de grenzen van zijn rijkje. Yoor zoover het
bestaanbaar was met de toenemende besnoeiing van der Vorsten
macht, is de oude inrichting hunner hoven, de oude luisterrijke
viering der garëbëgs, de oude staatsie waar de vorsten zich in
het openbaar vertoonen, tot heden gehandhaafd; zijn de rangen,
titels , attributen en wgze van bezoldiging der ambtenaren dezelfde
gebleven, en verrichten zij nog, maar steeds onder het wakend
oog der Europeescbe residenten en assistent-residenten^ hunne
oude dienstplichten. Soerakarta en Jogjakarta, de hoofdsteden
der beide rijkjes, zgn dus nog tot zekere hoogte middelpunten
gebleven van het Javaansche leven ^ en wie zich heden een
denkbeeld wil vormen van de oude gebruiken en instellingen der
Javaansche maatschappij , kan niet beter doen dan den blik naar
de Yorstenlanden wenden, en daar de overblgfselen gadeslaan
waaruit hij voor zijne verbeelding het voormalig samenstel recon-
strneeren kan.
Ik mag mg niet onttrekken aan de taak om van die overblijf-
selen van zoo eigenaardige instellingen een kort overzicht te geven ,
maar stuit daarbij op een groote moeielijkheid. Het is thans
welhaast 40 jaren geleden, dat de heer C.F. Winter, die langen
tijd, als translateur voor het Gouvernement en onderwijzer aan
het Instituut voor de Javaansche taal, te Soerakarta was werk-
zaam geweest, die instellingen, zooals zij destyds nog in
genoemde hoofdstad van kracht waren, in verschillende stukken
Digitized by VjOOQIC
$70
uitvoerig beschreef^). Doch die opstellen, ofschoon van nauw-
keurige kennis getuigende , geven van de zaken geen geleidelijk
overzichten toonen hier en daar, in eenige duisterheid en ver-
wardheid, de sporen van de gebrekkige vorming des in Indië
geborenen en opgevoeden schrijvers. Maar is het reeds moeilgk
de verspreide mededeelingen van Winter in een algemeene schets
samen te vatten, onmogelijk is het te bepalen, welke verande-
ringen in den loop van zoovele jaren die instellingen en ge-
bruiken ondergaan hebben. Yoor zoover deze het rechtstreeksch
gevolg zgn van overeenkomsten met de Regeering , zgn zg , met
het Indisch Staatsblad in de hand, gemakkelgk na te gaan; maar
wat wij verder hier en daar in verstrooide aanteekeningen opge-
merkt vinden, kan ons het gemis van een goed geordend geheel,
door een kundig waarnemer van den tegenwoordigen tgd te boek
gesteld, in geenen deele vergoeden. Mij rest dus geen andere
weg, dan die instellingen zoo goed mogelgk te beschrijven , zooals
de mededeelingen van Winter ze ons leeren kennen, en daarna
de veranderingen op te geven, die ik weet dat daarin hebben
plaats gegrepen, in het midden latende hoeveel bovendien nog
gewijzigd is, zonder dat er uit de mg bekende geschriften van
blgkt.
Aan het hoofd van het Rgk staat de Soesoehoenan , als tevens
geestelgk en wereldlijk opperhoofd '), meteene macht die alleen,
maar dan ook op afdoende wgze, door de overeenkomsten met
het Nederlandsch Oouvemement en het voor hare naleving wakende
toezicht zijner ambtenaren beperkt is. De vorst draagt de namen
en titels van Soesoehoenan, Pakoe boew&n&, Sen&pati
ing-ngal&g&, Ngabdoe'r-rahman, Sajidtn, Pan&t&-
') Die stukken zijn : Instellinf^eu , gewoonten en gebruiken der Javanen te
Soerakarta (in T. v. N. 1. Jg. V, D. I, 1843); Rechtspleging over de onder-
danen van Z. H. den Soesoehoenan van Soerakarta (in T. v. N. I. Jg. VI,
D. I, 1844); Javaansohe zamenspraken over verschillende onderwerpen, D.
I, 1845. Ook de zoo leerzame «Bijvoegselen betreffende de staathuishoude-
Igke inrichting der Javanen te Soerakarta", achter de uitgave en vertaling
van het Javaansche wetboek Nawolo Pradhoto (in T. v. N. I. Jg. YI , D. I ,
bl. 330) zyn, blgkens T. v. N. I. Jg. VI, D. III, bL 18, in hoofdzaak van
den beer Winter afkomotig.
') Zie Deel I , bl. 372.
Digitized by VjOOQIC
571
g&iD&, diemeo vertalen kan: Zijne Heiligheid, de spijker
der wereld, de opperbeyelhebber in den krgg, de
dienaar des Barmhartigen, de Heer van den eer-
dienst ^), de regelaar van den godsdienst.
De tweede persoon in den staat is de aangewezen troonopvolger,
de Kroonprins. Een e vaste regeling der troonopvolging is aan
de wetten van den Islam onbekend; de polygamie en de daarnit
als van zelve voortvloeiende begunstiging van het ééne kind boven
het andere , hebben het opkomen van een volstrekt eerstgeboorte-
recht bij de opvolging verhinderd. Meestal wgst de regeerende
Torst bi) zgn leven zgn opvolger aan en kiest daartoe dien zijner
zonen, hetzg uit een wettige vrouw of uit een slavin geboren,
met wien hij het meest op heeft of te wiens behoeve zijne
moeder met het beste succes heeft weten te intrigeeren. Strijdige
aanspraken en bloedige successie-oorlogen zgn van dit gebrek
aan regeling vaak het noodlottig gevolg, en ook de vroegere
geschiedenis van Java heeft ons daarvan vele voorbeelden doen
zien. Echter schijnt door de Javaansche denkwgze de mogelgk-
heid dat de keuze op den zoon eener goendik vallen zou , tenzij in bni-
tengewone gevallen , buitengesloten , en is door het gebruik van
later tijd de keuze van den oudsten zoon uit een wettige echtgenoot zoo ^
goed als verzekerd. Altijd moet zij echter ter goedkeuring aan de
Nederlandsch-Indische Regeering worden medegedeeld. Bezit de
Torst zulk een zoon, dan heeft zijne verheffing tot Kroonprins'
vaak reeds in zijn derde jaar of nog vroeger plaats. Hem worden
bij die gelegenheid landergen toegewezen , waaruit hg aanzienlijke
inkomsten trekt, een groot aantal ambtenaren en dienaren worden
hem toegevoegd, en hij krijgt den titel van Pangéran Adipati
Anom , Soedibj& R&dj&poetr& , Narendr& Mataram , d. i. de jonge
prins-opperheer, de doorluchtige koningszoon, vorst van Mataram. De
Kroonprins is het hoofd van al de mannelijke leden der vorstelijke fa-
milie die van echte geboorte zijn, en die, als onder hem staande ,
worden samengevat onder den naam van Kadipatèn (in Kr&m&
Eladospatèn), afgeleid van den titel Adipati, die aan dezen Prins
bij uitnemendheid toekomt. Wanneer nog geen opvolger benoemd
>) YgL orer den titel Sigidtn D. I, t. a. p.
Digitized by VjOOQIC
572
18, en vermoedelijk ook gedurende de minderjarigheid yan den
benoemde, worden zijne fanctiën aan het Hof aan een anderen
pangéran opgedragen ').
Eene voorname plaats aan het Hof bekleedt ook de oudste
wettige broeder van den Soesoehoenan , die den titel voert van
Pangéran Eamisepoel), en gesteld is over al de zonen, klein-
zonen en broeders des Soesoehoenans , die uit goendiks geboren
zijn. Vandaar dat dezen , als één lichaam met den Pangéran
Eamisepoeh als hoofd, den naam van ELamisepoehan dragen. Is
geen wettige broeder van den vorst in leven , dan moet natuur-
lijk een ander bloedverwant, b. v. een oom, als Eamisepoeh
optreden *).
De vrouwen van het gezin des Soesoehoenans worden samen-
gevat onder den naam van Eapoetrèn, welk van poetri,
d. i. vorstendochter of prinses, afgeleid woord te gelgk ook het
vrouwen verblijf aanduidt, gewoonlijk, waar van Mohammedaansche
hoven sprake is, de harem genoemd. Deze bevindt zioh in het
binnenste van den Eraton; mannen, buiten den Yorst zei ven,
worden daar nooit toegelaten en de dienst wordt er geheel door
vrouwen verricht. In den harem vindt men de verblgven van
's Vorsten moeder, boven allen geëerd en den titel voerende
van Ratoe Ageng of Orootvorstin ; voorts van 's vorsten wettige
vrouwen; van zijne goendiks; van de weduwen zijner manne-
lijke bloedverwanten; van al dejonge en nog ongehuwde vrouwen
die tot zijn familie bebooren , en van de vrouwen die binnenshuis
bij den Soesoehoenan dienst doen. Ook verblijven daar de vor-
stelijke kinderen onder het toezicht hunner moeders, maar de
knapen worden vandaar verwgderd, zoodra zij de besngdenis
hebben ondergaan. De geheele Eapoetrèn staat onder de bevelen
van eene vrouwelijke beambte van den hoogsten rang, die den
titel voert van Njai Mas Adipati Sedah Mirah. Zg heeft ver-
scheidene andere vrouwelgke beambten onder zich, die op ge-
lijke wijze als de mannelijke beambten in rangen en klassen zijn
verdeeld , en als zij , gelijk bg sommige gelegenheden geschiedt,
den Soesoehoenan in het openbaar vergezellen, dezelfde kleeding
>) Zie T. ▼. N. L VI. 1. 335. ^) Zie T. t. N. I. t. a. p.
Digitized by VjOOQIC
573
dragen als de mannelijke beambten ran gelijken rang, gelijk zij
ook op dezelfde wgze met landerijen bezoldigd worden. Wanneer
in de Eapoetrèn eenige strafbare orertreding plaats heeft, wordt
die door den Torst zelren, in overleg met de Adipati Sedah
Mirah^ onderzocht en bestraft. Ook mag hierbij nog yermeld
worden, dat aan de Sri Menganti, de binnenste poort van den
Eraton, waardoor geen man onaangemeld mag binnentreden,
steeds . eenige Trouwen de wacht houden, die onder de bevelen
staan van eene beambte harer sekse, wier hooge rang door den
titel Njai Toemenggoeng wordt aangeduid. Deze Njai moetallen
die een gehoor van den Yorst verlangen , bij hem aandienen en
binnenleiden , en alle voor hem bestemde boodschappen aannemen.
De wettige gemalinnen van den Yorst, die , volgens de wetten
van den Islam , nooit een viertal te boven gaan , voeren den titel
van Ratoe; de dochters door den Yorst bij haar verwekt, zoo-
lang zg ongehuwd zijn, dien van Raden Ajoe, welken zij, als
zij huwen, met dien van Ratoe verwisselen. De goendiks, in
den grond als slavinnen beschouwd, hebben natuurlijk geen adellijk
praedicaat, maar hare dochters bij den vorst krijgen den titel
van Raden Adjeng en worden door een huwelijk Raden Ajoe..
De oudste harer krijgt, als bijzondere gunst, wanneer zg trouwt,
wel eens den titel van Batoe, maar dan met toevoeging van
Alit of Angger, welke bijvoegsels altijd nog een zekere minder-
heid aanduiden. Dezelfde titels die de dochters der goendiks
voor en na haar huwelijk voeren , dragen ook de kleindochters
en achterkleindochters van den Yorst uit wettige huwelijken ge-
boren. Yerdere vrouwelijke afstammelingen verliezen meer en
meer den adellijken rang en titel , en worden bij afdalende trappen
Raden Nganten, Raden Mas Ajoe, Mas Adjeng, Embok Mas
en Embok Adjeng genoemd, terwijl hg de titels Raden en Mas,
in plaats van andere epitheta, gewoonlijk R&r&, d. i. maagd,
gevoegd wordt, wanneer zg door nog ongehuwden gedragen wor-
den >).
De Mohammedaansche vorsten hebben altgd nevens zich een
eersten staatsdienaar, aan wien zij hetzij volkomen, hetzij be-
^) Yg;l. bier wat D. I, bl. 663— 667, over den JnYaanschen adel gezegd is.
Digitized by VjOOQIC
574
perkte volmacht geven, om de zaken in hunnen naam te bestaren.
^ In het Arabisch draagt die beambte den welbekenden naam van
vezier, die eigenlijk lastdrager beduidt. In den Indischen
Archipel bestaat overal eene dergelijke waardigheid, maar de
naam vezier of, zooals men in het Javaansch uitspreekt, wadjir^
wordt niet gebruikt waar bepaaldelijk van de inheemsche toe-
standen sprake is. Men bezigt dan inlandsche namen, waarvan
het gebruik reeds tot den tijd vóór de invoering van den Islam
opklimt, omdat ook reeds toen eene dergelijke waardigheid be»
stond. Op Java is die naam patih, en elke prins of hoofd*
ambtenaar heeft daar iemand naast zich, die dezen titel draagt,
en die zijn raad en medehelper, de uitvoerder zijner bevelen,
en bg ziekte of ontstentenis zijn vertegenwoordiger is. De patih
/van den Oppervorst wordt door de Europeanen van oudsher , de
Rijksbestuurder'^ genoemd; aan het Hof voert hij ambtshalve
den titel van Raden Adipati. Zijne waardigheid is een der weinige
/die aan de Javaansche hoven niet erfelgk zgn, al is het dat
ook te zynen opzichte niet licht wordt afgeweken van den regel
om den oudsten zoon van den vorigen titularis daarvoor te kiezen.
-De Nederlandsche Regeering heeft er steeds naar gestreefd, de
Rgksbestuurders aan zich te verbinden en van hare gunst afhan-
kelijk te maken. Zij heeft daarom bij de contracten met beide
Javaansche hoven bedongen, dat de Rgksbestuurders met hare
medewerking zullen gekozen worden, en aan ieder hunner eene
vaste jaarwedde van f 12000 toegelegd.
Yan den ambtsnaam patih is het woord Eapatijan gevormd
dat het verblgf van den Rijksbestuurder, zgn werkkring en ook
het corps der onder zijne bevelen staande beambten aanduidt
De geestelijkheid en de militaire officieren vormen echter, ieder
onder hun eigen hoofd, een afzonderlgk corps, want schoon het
gezag des Rgksbestuurders,al8^B Vorsten vertegenwoordiger, zich
over het geheele rgk uitstrekt, is hg meer bijzonder met het
toezicht op het civiel bestuur en de rechtspraak belast. De Ea«
patijan omvat dus de burgerlijke ambtenaren, wier verbazend
groot aantal in de volgende rangenis verdeeld: L Toemeng-
{[oeng^Sy 2. £Uwon*8| 8. Fanéwoe*8| 4. Fanatoea% vaak ook bjj
Digitized by VjOOQIC
675
nitnemendheid Mantri's genoemd, ofschoon deze naam eigenlijk
aan Terschillende klassen van ambtenaren gemeen is '), 5. Pané-
ket's, 6. Penglawé's. De namen Panéwoe, Panatoes^Panéketen
Penglawé zgn a^eleid van de telwoorden héwoe, duizend,
hatoes, honderd, héket, Tijftig, en lawé, yjjf-en^wintig ').
Zij zijn thans niets anders dan aanduidingen yan hooger of lager
rang; over de oorspronkelijke beteekenis heb ik reeds Troeger
eene gissing gewaagd ').
De Toemenggoengs zgn twintig in getal. Hun ambt is erfelijk
op denzelfden voet waarop dit bij alle ambtenaren, met uit*
zondering van den Raden Adipati, den Mas Pangoeloe en de
Djëks&'s , het geval is. De oudste of eenige wettige zoon heeft
den voorrang; zonen uit goendiks komen eerst in aanmerking
als er geen wettige zijn, broeders van den overledene als hij
in het geheel geene zonen heeft nagelaten. De Toemenggoengs
zgn de eenige ambtenaren die het diploma hunner aanstelling,
hun piagem, zooals men in het Javaansoh zegt, van den Yorst
zélven ontvangen, met diens eigen zegel of tjap voorzien.
Alle mindere beambten krggen hun piagem en tjap slechts van
den Rgksbestuurder.
Om den werkkring der verschillende Toemenggoengs goed
duidelgk te maken, moet ik vooraf wijzen op eene verdeeling
des Rgks , die . ongetwgfeld reeds opklimt tot den tgd toen de
macht der Javaansche vorsten nog ongebroken was. Men stelle
zich het Rijk voor als bestaande uit eenige concentrische kringen.
Het middelpunt vormde de Eraton, de groote ommuurde ruimte
waarin de vorst met zgne bloedverwanten , hovelingen en staats-
dienaren woonde. Daar omheen lagen in wijden kring de kampongs
der geringe lieden , die meer bgzonder aan den dienst van den
vorst en zijn gevolg verbonden waren, en vormden met den
Kratonhet binnenste district, waarom een grens getrokken was,
door tolboomen of barrières afgesloten. Deze tolboomen heetten
^) Ygl. Profl Boorda^B Handwoordenboek der Jav. taal, bl. 795.
^ Gewoonlijk worden die telwoorden met bet yerroegsel sa vermeerderd
en dus séwoe, satoes, séket en Belawó uitgesproken*
') Peel U, bl. 180.
Digitized by VjOOQIC
576
rangkah, en wat daarbinnen lag noemde meo de Neg &r& (Er.
Negari), welk woord wij in dezen zin door ,de hoofdstad' kun-
nen Tertalen, of ook sadjëronning-rangkah (Er. salë-
bëtting-rangkah), d. i. ,wat binnen de barrières ligt''. Om
de Neg&r& heen lagen de uitgestrekte landerijen waarran de
inkomsten óf door den yorst zelven getrokken werden óf aan
zijn bloedverwanten, hoTelingen en beambten tot hun levens-
onderhoud waren afgestaan. Dit gedeelte heette, in tegenstelling
met het eerste, sadjabanning-neg&r&, ^buiten de hoofd-
plaats'^, of sadjabanning-rangkah, , buiten de barrières',
en de grenzen hiervan waren tevens de grenzen , w a t e s , van het
rijksgebied in engeren zin. Maar als buitenste kring kwamen daarbij
nog de m & n t j & n e g& r a of afgelegen landen , die als leenge westen
bestuurd werden door Regenten, die ieder in hun gebied op
kleinere schaal een Eraton , eene NeglLr& en eenige daarbuiten
liggende districten hadden, en aan den Rijksvorst eene schatting
opbrachten, in oorlog hem met troepen bgstonden en van tijd
/ tot tijd zijn Hof bezochten om hem de vereischte hulde te bewgzen.
Thans, nu het eigenlijk rijksgebied tusschen de vorsten van
Soerakarta en Jogjakarta verdeeld is, zijn er natuurlijk twee
hoofdsteden, ieder uit een Eraton en zijne omgeving bestaande,
en twee kringen van buiten die hoofdsteden gelegen landen.
Jogjakarta is als het ware een kopie van Soerakarta in wat
kleineren maatstaf. M&ntj& negari hebben deze rijken niet meer,
daar het laatste overschot daarvan in 1830 bg het Nederlandsoh
gebied werd ingelijfd ^). De onafhankelijke prinsen hebben hun
aandeel zoowel in de Neg&r& als daarbuiten. In de eerste hebben
zij een eigen Eraton 'en daarbij behoorende wgk, en buiten de
barrières onderscheidene meer of minder aaneenliggende land-
streken, door het gebied der Torsten ingesloten.
Van de twintig Toemenggoengs van den Soesoehoenan zjjn er
dertien wier werkkring uitsluitend tot de NeglLr& betrekking
heeft, en zeven wier functiên bestaan in de handhaving van orde
en veiligheid daarbuiten. De eerstgenoemden worden met het oog
op hun ambt Boepati, d. i. heer, regent, geheeten. De Neg&r&
^} Zie D. II, bl 664 yy.
Digitized by VjOOQIC
577
des Soesoehoenans , die een omtrek heeft van niet minder dan
15 palen, is namelgk in 13 districten of wijken gesplitst, en
elke Boepati is bestuurder van eene dezer afdeelingen , die daarom
kaboepatens heeten. Elke kaboepaten heet naar haren Boepati
en bevat weder een grooter of kleiner aantal kampongs, ieder
onder haar eigen hoofd. De dalems en erven der Pangérans zgn
echter niet onder de kaboepatens begrepen, daar iedere prins
meester is op zijn eigen terrein. Het aanzienlijke deel der Neg&r&
dat tot de Mangkoe-negaran behoort, is er uit den aard der zaak
buitengesloten.
Onder deze 13 Boepati's zijn er weder acht die de waardigheid
bekleeden van Naj&k& of Rijksraad, en als zoodanig een raad-
gevend college vormen, dat den Rjjksbestuurder in de zaken
van zgn beheer is toegevoegd. Vier van deze acht hebben hunne
pasébans of de plaats waar zij ambtshalve zittiog houden en
gehoor verleenen, in den kraton zelven, binnen de poort Sri
Menganti, en heeten daarom Wad&n& djëro (of lëbët),
,binnen-Wad&o&'s;^ de vier andere, Wad&n& dj&b& (of
djawi) ^buiten-Wad&n&'s^ genoemd, hebben hun paséban bui-
ten den eigenlijken kraton, aan de noordelijke aloen-aloen. Dit
hangt tevens samen met eenige werkzaamheden die zij voor het
opzicht en onderhoud , gene van het inwendige des kratons , deze
van het voorplein en de daarbg behoorende gebouwen, te ver«
vullen hebben. Met het oog op deze werkzaamheden is in elke
der beide klassen één der vier wad&n&'s de loerah of chef der drie
overige. Nog moet worden opgemerkt , dat deze wad&nll's steeds
ter beschikking van den Soesoehoenan zijn voor aj ah hans of
commissies, ook zendingen buiten de grenzen daaronder begrepen.
De vijf overigeBoepati's behooren tot de klasse der Hanonnanon,
waartoe, behalve hen, ook de geestelijken, de schrijvers van den Vorst
en de in zijnen dienst staande handwerkslieden worden gerekend. De
Hanonnanon kunnen niet tot ajahhans gebezigd worden , behoudens
enkele gevallen die tot hunne functiën in rechtstreeksche betrekking
staan, en zgn vrg van de betaling van takërtoeroen, een
belasting in geld die door de overige ambtenaren aan denYorst
moet worden gekweten. Aan de vgf hier bedoelde Toemenggoengs
m 37
Digitized by VjOOQIC
578
zgii; buiten hanDe taak als Boepati, ook nog andere gewichtige
werkzaamheden opgedragen, die ons nopen over ieder hnnner een
woord afzonderlijk te zeggen.
De eerste is de Wad&n& Eaoem of het hoofd der priesters.
Hg is namelijk niemand anders dan de Mas Pangoeloe of Opper-
priester, die, ofschoon hij in kerkelijke zaken het hoogste gezag
oefent, tevens als Boepati van de wgk der priesters, die een
bgzonder gedeelte van de stad in de nabghoid der groote moskee
bewonen, tot de Eapatijan behoort en aan den Rijksbestaarder
ondergeschikt is.
De tweede isdeWad&n&Djeks& of fiskaal des Soesoehoenans.
Hij draagt den titel van Among PrMj& en was vroeger als zooda-
nig voorzitter van de rechtbank der Prad&t&, maar sedert de
reorgaDisatie van het rechtswezen in Soerakarta van 1847 ^) neemt
hij bg deze rechtbank het openbaar ministerie waar. Wg komen
daarop beneden terug.
De derde is de Wadlln& p a w o n , d. i. het hoofd der keoken ,
de hof- en victualiemeester des Soesoehoenans. Het woord pawon,
eigenlgk „stookplaats ^ haard, ^ en vandaar „keuken', is afgeleid
van awoe, asch.
De vierde is de Wad&n& geladag, de opperleverancier
der transportmiddelen. O e la dag is de naam van een plaats
buiten den noordelijken ingang van de aloen-aloen , waar de lastdra-
gers, vrachtpaarden en karren ten behoeve van het hof moeten gele-
verd worden. De Wad&n& geladag heeft eenige ambtenaren onder zich,
die Prijaji geladag of Mantri geladag genoemd worden. Midden op de
geladagstaateenpoort, deEori geladag, en binnen die poort
vindt men rechts en links de pand&p&'s waarin de ambtenaren voor
het transportwezen hunne pasébans of zitdagen houden ')•
De vgfde eindelijk is de Wad&n& Ealang, die gezag voert
•) Zie D. I , bl. 344.
') In de Goavernementalanden geeft men den naam van geladagB aan de
yerzamelhuizen langs de groote wegen, waar de koeli's voor 'slands dienst
en de paarden voor het postwezen moeten gereed staan. Daar de paarden
Yoor de transportdiensten gebruikt veel te IQden hebben en spoedig alle
goede eigenschappen verliezen , heeft op Java bg de Europeanen het woord
geladag in den yemederlandschten vorm gladakker de beteekenis gekregen
Vftn een slecht, versleten paard, en vervolgens van een mauTBii sujet.
Digitized by VjOOQIC
579
over eene klasse yao menschen die vroeger als houthakkers in de
bossohen voor den Soesoehoenan dienst deden, thans nog als
timmerlieden in den kraton werkzaam zijn. Men noemt ze Ealangs
en ze zijn, zoo niet geheel, dan toch grootendeels af komstig yan
een bijzonderen yolksstam, die reeds herhaaldelijk door mij ge-
noemd werd , maar waaroyer ik tot dusyer nog in geene byzonder-
heden kon treden.
In het geschiedkundig gedeelte yan dit werk heb ik yerhaald *),
dat Sultan Ageng yan Mataram , na de yeroyering yan Balam-
bangaU; een groot deel der bewoners yan dat gewest naar Mataram
oyerbracht, waar hunne afstammelingen nog onder den naam
Pinggir eene bijzondere klasse der beyolking uitmaken, en dat
hij te gelgker tgd den stam der Ealcmgs schatplichtig maakte
en dwong zich in de nabijheid zijner hoofdplaats neer te zetten.
In dat bericht is een misyerstand ingeslopen '). De Ealangs , die
yroeger een zweryend leyen in de bosschen leidden en met hout-
yellen den kost wonnen, zijn inderdaad door Sultan Ageng ge-
noodzaakt yaste woonplaatsen, waaraan men den naam yan
Ealangans gaf, te kiezen, en een hoofdgeld te betalen waaraan
^8 Vorsten oyerige onderdanen niet onderworpen waren ; maar of-
schoon die Ealangs yooral in Mataram in groeten getale y oorkwamen
en nog te Soerakarta en Jogjakarta afzonderlgke buurten bewonen ,
zijn zij inderdaad oyer geheel Midden- Jaya yerspreid gebleven,
en kan men de sporen yan hun aanwezen In alle residentiën yan
Rembang tot Banjoemas , zoowel in vroegere als latere berichten
volgen '). In de gewesten die door de Mataramsche vorsten aan
de Compagnie waren afgestaan, zijn de hun opgelegde hoofd-
gelden ook namens de Compagnie geïnd ^). De Ealangs oefenden
doorgaans bijzondere beroepen uit; velen waren kopersmeden,
anderen vervaardigden zweepen uit rotan ^) ; maar gedachtig aan
') D. II, bi. 335.
'} Waartoe de sclurlJTers waaraan het ontleend is, Winter in T. v. K. I.
II. 2.578, MounierinT. v. N. I. YI. 1. 317, en Hageman, Java, 1.105,
wel eenige aanleiding gaven.
»j Zie de Jonge, YI. 193, YII. 207; Ketjen m Tijdschr. y. Ind, T. L.en
Yk. XXIY. 421—423. *) KeQen, bl. 422.
*) Yan Mnsechenbroek bg A. B. Meyer , die Ealangs anf Java (in do
„Leopoldina,** Heft XHI, n, 13-14, Aug. 1877), S, 4,
87*
Digitized by VjOOQIC
580
hunne vroegere levenswijze, hielden zij zich toch yoomamelijk
bezig met het vellen en bewerken van hout , deels tot hun eigen
voordeel, deels als heeredienst aan de vorsten bewezen. Zoo
blijkt onder anderen dat zij in Samarang soms hout moesten
leveren voor het bouwen van oorlogsprauwen ten behoeve des
Soesoehoenans, maar vooral is het van algemeene bekendheid,
dat zg in Mataram het houtwerk voor de kratons der vorsten
moesten leveren en daaraan het noodige timmerwerk verrichten.
Zg waren daar in de IS^e eeuw zoo talrijk, dat bij de acte van
verdeeling van het Mataramsche rijk in 1755 aan den Soesoehoenan
en Sultan ieder 3000 tjatjahs van Ealangs werden toegekend ^),
en dat in het wetboek Nawlll& Prad&t& omtrent hen, zoowel als
omtrent de Pinggirs , eenige bijzondere bepalingen zgn gemaakt 'J.
De naam waardoor deze menschenklasse wordt aangeduid,
Wong Ealang ^), geeft geen licht over hunne herkomst, en evenmin
bestaan daaromtrent overleveringen die eenig vertrouwen ver-
dienen. Een enkel op zich zelf staand bericht meldt dat zij uit
westelijk Balambangan afkomstig zouden zgn ^); eene bijzonder-
heid die niet van belang ontbloot zou wezen met het oog op hunne
religieuse begrippen, indien zich maar niet de twgfel aan ons
opdrong, of dat bericht niet eenvoudig een gevolg is van verwarring
der Ealangs met de Pinggirs, die zoo dikwijls in éénen adem
met hen genoemd worden.
Tegenover een volkomen gemis van vertrouwbare historische
gegevens, staan een menigte ongerijmde verdichtselen , die toonen
dat de Javanen van oudsher met minachting en afkeer jegens
*) De Jonge, X. 374, 375.
') Zie over den tijd der samenstelling van dit wetboek D. I, bL 347, en
over bedoelde bepalingen, D. II, bl. 325.
') In Erümii doesoen (zie over de beteekenis van dien term Roorda, bekn.
Jav. Spraakk., bl. 4) noemt men de Ealangs ook Hjtmbeng. Yolgens Mounier, T. t.
K. I. VI. 1. 3 17, beteekent kalang (passief Tan al ang) iemand die verhinderd,
tegengehouden wordt , in casu om tot een hoogeren rang dan dien van Panéwoe
te stygen. Ook Eetjen, t. a. p. bl. 427, wil het woord van alang aflei-
den, maar maakt over de beteekenis weder een geheel andere gissing.
Belangrijker zou het zgn indien het bericht van Eetjen, bL 429, bevestigd
werd, dat op het Maleieob Schiereiland de onbeschaafde bergbewoners
Orang Ealang heeten.
*) Eetien, bl. 422,
Digitized by VjOOQIC
681
de Ealangs zijn bezield geweest. Zeer algemeen zijn op Java
legenden verspreid die aan dezen volksstam een afkomst uit
een tegennatunrlgke verbintenis toedichten. In een Javaansche
babad ') wordt verhaald , dat Watoe Goenoeng, vorst van het rijk
Giling Wësi, dat sommigen in de nabijheid van den Smèroe,
maar anderen in de Preanger plaatsen'), twee vrouwen had,
van welke de ééne, Dewi Sint&; hem 27 kinderen had geschonken.
Eens toen hg zich met ontbloot hoofd op een balei-balei had uit*
gestrekt, ontwaarde Dewi Sint& eene kale plek tusschen zijne haren,
en op hare vraag hoe hij daaraan gekomen was, antwoordde hij , dat
hij eens als kind van zijne moeder een slag op het hoofd had
ontvangen, terwijl zij bezig was gekookte rijst met een waaier
af te koelen. Dewi Sinta herkende met schrik op dat verhaal
in haar echtgenoot haar eigen zoon. Zij zon nu op een list om
het huwelijk te verbreken, zonder de onwillekeurige misdaad aan
den vorst te openbaren , en spoorde hem aan om aan zijne groot-
heid en roem de kroon op te zetten door te streven naar de hand
eener wididari of hemelnimf , wel overtuigd dat zulk eene ver-
metele poging hem het leven zou kosten. Wat zij voorzien had
gebeurde. Bat&r& Goeroe, de hemelvorst, deed hem den oorlog
aan, en hij sneuvelde in den strijd; maar de zonen uit zijne
bloedschendige verbintenis met zijne eigen moeder werden de
stamvaders der Ealangs.
Veel meer verbreid en algemeen door de Javanen voor waar
gehouden, is de meening dat de Ealangs afstammen van een
hond; maar de legenden daaromtrent loopen zoozeer uiteen,
dat de hond nu eens als de vader, dan weder als de moeder van
hunnen stam wordt voorgesteld. Slechts één dezer verhalen,
dat mede aan eene Javaansche babad ontleend is, wil ik hier
kortelijk mededeelen. Ratoe Bak& , vorst van Mendang Eemoelan ,
belaagde de knischheid van zijne eigen dochter, de schoone
Dewi Retna Tjendila,en daar zij weigerde hem ter wille te zijn,
verbande hij haar naar een afgelegen oord , waar zij zich slechts
met weven bezig hield. Dj&k& Bandoeng, de zoon eener
*) Babad Tanah Djawi, nitg. door J. Meinsma , bl. 2 yy.
") Zie Dl. 11, bl. 143, en Müiasnia'a Aantt. op de Babad Tanah Djawi,blz 17.
Digitized'by VjOOQIC
582
éndang*), zag haar, werd op haar verliefd en vroeg hare hand Tan
haarvader, die ze hem toezeide op voorwaarde dat hg in éénen nacht
de Tjandi Séwoe') zon bouwen. Hij nam het aan, maar toen
het werk op een tiental beelden na voltooid was, werd hij gestoord
door het padi-stampen der meisjes van Prambanan, dat het aan-
breken van den dag verkondigde. Terwijl hg aan zijn ontevre-
denheid in een over die meisjes uitgesproken vloek lucht gaf,
vatte hij het voornemen op nu de prinses te ontvoeren. Hij
deelde dit aan zgne moeder mede, die hem dat plan ontraadde;
steeds levendiger werd hun woordenstrijd, tot eindelijk de éndang
haren zoon vervloekte en veranderde in een bruinen hond. Die
metamorphose bracht geene verandering in zijne neiging te
weeg; huilende bleef hij om de woning der verbannen prinses
rondwaren ; en was er alzoo getuige van dat zij haar wevers-
spoel liet vallen, en, dien niet kunnende wedervinden, de ge-
lofte deed; dat zij tot man zou nemen wie hem haar terug-
bracht. De hond vond den spoel en legde hem voor de prinses neder ,
die , daarin eene beschikking der Déwa's erkennende, zich met hem
verbond , maar , beschaamd over hare samenleving met een dier ,
zich met hem in een bosch verborg, waar zij hem een zoon
baarde, die de stamvader der Ealangs werd ').
Maar het is den Javanen niet genoeg door een onzinnig samenweef-
sel van eenige der telkens terugkeerende trekken hunner eentonige
legenden een klad op de afkomst der Kalangs te werpen, en
zelfs in de desa Pragoeman in Samarang het graf van hun ver-
meenden stamvader aan te wijzen^), zij beweren ook, dat schoon
zij zich voor het uitwendige naar de gewoonten hunner landge-
nooten en de voorschriften van den Islam voegen, zij in het
geheim heidenen zijn en onder elkander zekere vreemde gebrui-
ken volgen, waarbij steeds de hond een groote rol speelt. Zie-
>) Zie D. I. bl. 385. 2) Zie D. II , bl. 96.
') Dit verhaal is medegedeeld door den heer te Mechelen, in T. v. I. T.
L. en Vk. XXIV, bl. 438. Een ander meer uitvoerig, maar vrij walgelijk
verhaal wordt medegedeeld door den heer Ketjen in hetzelfde tijdschrift,
t. a. p., bl. 431. Een vierde verhaal geeft Winter in het T. v. N. I. II. 2,
bl. 579. De Solosche versie dezer legenden, waarin de hond als de moeder
optreedt, vermeldt de heer te Mechelen t. a. p. , bl. 440.
*) Zie boven, bl. 524.
Digitized by VjOOQIC
583
hier het YoornaamBte wat ik daaromtrent viod opgeteekend.
Als een hnwelgk onder hen zal plaats hebben, worden acht
dagen te voren alle familieleden opgeroepen en nitgenoodigd om
hnnnen voorraad van kleederen af te geven, die dan gezamenlijk
met die van braidegom en bruid in een groote koperen pan
gepakt en onder het dak geborgen worden. Daarna veegt men
het huis schoon en bestrooit den vloer met asch. Yan nu af
komen acht nachten lang alle familieleden van beide seksen daar
bgeen om te waken , en als zij in de uitgestrooide asch het spoor
van een hond waarnemen, wordt dat aangemerkt als een bewijs
dat de voorouders het huwelgk goedkeuren. Wat er gebeurt als
zich geen hondensporen vertoonen, wordt daarbij niet gemeld.
Is het bewijs van goedkeuring verkregen, dan wordt een feest-
maal aangerecht, en op het weefgetouw worden twee stukjes
roodkleurig doek, maar met ruiten van verschillend patroon,
opgezet, die nog denzelfden dag moeten zijn afgeweven, en
waarvan het ééne voor de bruid, het andere voor den bruidegom
bestemd is. Vervolgens worden de onder het dak geborgen
kleederen weder te voorschijn gehaald en aangetrokken, de ga-
melan geslagen en soms een buffel of koe geslacht, terwijl over
het hoofd van bruidegom en bruid water uit een gendi wordt
uitgestort, waarna zij het overblgvende drinken, 's Avonds worden
de verloofden tot elkander gebracht en moet de bruidegom met
zijn kris een wit katoenen draad doorsnijden, waarmede zijne
bruid is omwonden. Zij blijven nu den gebeelen nacht bij het
feest zitten en bekleeden zich des morgens met de voor hen
geweven stukjes doek, die als djimats (talismans) bewaard
blijven.
Bg een sterfgeval worden de oude kleederen van den over-
ledene dadelijk na de begrafenis, en de nieuwe bij het offermaal
op den duizendsten dag na die plechtigheid verbrand. Ook op den
derden en zevenden dag hebben offermalen plaats. Sommigen
zeggen dat op den duizendsten dag ook een houten pop , 1 & 1 i
voet lang, verbrand wordt, die den overledene moet voorstellen.
Nog worden vele bgzonderheden verhaald omtrent de viering van
een feest, sidekah gaboengan genaamd, en dat steeds op een
Digitized by VjOOQIC
584
vrgdag-wagé of een dinsdag-wagé ^) moet plaats hebben , omdat
deze dagen de sterfdagen zijn yan de vrouw en van den hond
waarvan zij afstammen. Alle familieleden komen dan bgeen ten
huize van het oudste lid, en ieder brengt eenig geld mede om
de kosten der feestviering te bestrijden. Nadat de spijzen zgn
gereed gemaakt worden zij vóór de slaapplaats op den grond
gezet en de kleederen der aanwezigen worden daarbij nederge-
legd. Nadat er nu een bakje met zand of asch bijgeplaatst isi
begeven zich allen naar buiten en roepen, terwijl zij tegen den
pager kloppen: ,,gij kunt binnentreden, want uwe kinderen
hebben het eten gereed gemaakt en volgens gewoonte klaar gezef
Daarna keeren zij terug om te onderzoeken of ook het spoor
van een hond in de asch of het zand is afgedrukt , en blijkt dit
het geval te zijn, dan wordt het feest als den voorvaderen wel-
gevallig aangemerkt en worden de aangerechte spijzen genuttigd.
Of deze feestviering dezelfde is als die, waarbg zg , volgens een
ander bericht, zeker om een hond na te doen , met hcmgend hoofd
op handen en voeten loopen, moet ik in het midden laten.
Verder wordt beweerd dat de Ealangs houten beelden in de
gedaante van een hond vereeren en onder elkander bij het afleggen
van eeden aanroepen ; dat onder hen de vaders met hunne eigen
dochters vóór haar huwelgk het jus primae noctis oefenen, en
dat de moeders dikwijls in bloedschendige betrekking met hare
zonen staan , ja dat zelfs wereldsch geluk en rijkdom als het
gevolg dier verbintenissen beschouwd worden *)
Er is zeker vrij wat reden om aan te nemen ; dat althans de
afzichtigste trekken van deze schildering van de zeden der
Ealangs eenvoudig het uitvloeisel zijn van de minachting die
de Javanen voor hen koesteren, en rechtstreeks samenhangen
met de fabelen omtrent hunne afkomst verpreid. Intusschen
geeft ons dit het recht niet alles te loochenen wat van de bij-
zondere gebruiken der Ealangs verhaald wordt, en mogen wij
niet uit het oog verliezen , dat, al zijn zij thans weinig meer van
de overige bevolking onderscheiden , zg in vroeger tijd steeds
O Zie D. I, bl. 503. ») Ketjen, t. a. p., bl. 414-426.
Digitized by VjOOQIC
585
op zioh zelven woonden en zich niet door hawelijksverbinteniBsen
met de Javanen yermeogden. De vraag is dus gewettigd, of er
ook in hun uiterlijk yoorkomen sporen worden gevonden van eene
afkomst die hen van de overige bevolking scheidt, en of men
daarin grond kan vinden om gelgk te geven aan eenige geleerden
van onzen tijd , die hen beschouwen als een overblijfsel van eene
oudere bevolkingslaag, die op Java lang vóór de Hindoe-periode
door het Maleische ras verdrongen of onderworpen is. Mocht
dit werkelijk het geval zijn, dan zouden zij uit ethnologisch
oogpunt hoogst merkwaardig zijn te achten , en op dit oogenblik
te meer eene zorgvuldige studie verdienen, naarmate het zeker-
der is dat zij in den laatsten tjjd zich meer en meer onder de
massa der bevolking van Java verliezen.
Ook de Javanen schrijven aan de Ealangs physische eigenaardig-
heden toe, maar zijn ook hier weder meer phantastisch dan
waar. Gelijk de Maleiers op Bomeo beweren, dat sommige Da-
jaksche stammen met een rudimentairen staart prijken *), zoo
wordt ook hetzelfde door vele ' Javanen van de Kalangs ver-
zekerd.
Yan meer gewicht is de meening van Dr. A. B. Meyer, den
bekenden reiziger op Nieuw-Guinea, dat de Ealangs eigenlijk be-
hooren tot den zwarthuidigen kroesharigen stam der Australische
Negers, en meer bgzonder verwant zijn met de Nigrito's der
Philippijnsche eilanden, de Semangs van het Maleisch Schiereiland
en de bewoners der Andaman-eilanden '). Deze meening berust
hoofdzakelijk op een photographisch portret, door den Heer van Mus-
schenbroek vervaardigd , van een arbeider in den botanischen tuin te
Buitenzorg, Ardi genaamd, die daar algemeen voor een Ealang schijnt
gehouden te worden. Dit portret is, photographisch vergroot, door
den heer Meyer ^) , en in een niet zeer nauwkeurige houtsnede door
^) Zie mijn Borneo's Wester-afdeeling , D. I,bl. 167, noot 5. Laatstelgk
heeft weder do reiziger Garl Bock , die aan het bestaan van staartmenschen
schijnt te gelooven, ernstige, maar steeds vruchtelooze pogingen aangewend,
om ze onder de Dajaks te vinden. Zie Aardrijksk. Weekblad, 1880, n^ 30,
bl. 57. Wij kannen dien reiziger de kennismaking met Dr. Mohnike^s boekske
«über geschwUnzte Henscben** ^Munster, 1878) ten sterkste aanbevelen.
*) Meyer, t. a. p , S. T'l.
') Op eene plaat bij de aangehauldo verhandeling.
Digitized by VjOOQIC
586
den heer von Rosenberg ^) gereproduceerd. Wat dezen persoon
kennelijk onderscheidt , is een zeer sterk uitgedrukt prognathismus^
dat aan zijn gelaat grootere oyereenkomst geeft met een anthropo-
morphischen aap , dan wellicht nog ooit in een menschelijk individu
is waargenomen. Is deze Ardi werkely keen Ealang, wat evenwel
door anderen bepaald geloochend wordt '), dan verdient zijn
prognathismus zeker bijzonder de aandacht in verband met het-
geen mij de heer van Musschenbroek mondeling verzekerde, dat
hij ook bij andere Ealangs dien eigenaardigen gelaatshoek had op-
gemerkt, en met een photographisch portret van een Ealang te
Jogjakarta, dat ik aan Dr. Groneman verschuldigd ben , en waarin,
schoon het anders met het portret van Ardi niet de geringste
overeenkomst heeft, toch ook een vrij sterk prognathisme niet te
miskennen is. Maar dit is dan toch het eenige punt van overeenkomst
met de zwarte rassen dat ik in de Ealangs kan ontdekken. Hunne
huidkleur is doorgaans niet donkerder, hun haar is niet meer
kroezig dan bg de andere Javanen, en de heeren Eetjen en
Groneman zeggen uitdrukkelgk'), dat zij lichamelijk niet van de
overige bevolking te onderscheiden zgn. Zelfs Ardi heefl; geene
bijzonder donkere huidkleur, en over zijn haar valt, zooals
Meyer zelf erkent ^), moeielgk te oordeelen, daar het zeer kort
is afgeschoren. Alleen zijn sterke baard heeft een weinig Javaansch
voorkomen , maar het reeds vermelde portret van een Jogjaschen
Ealang vertoont een volkomen baardeloos gelaat.
Zonder bepaald te willen loochenen, dat de Ealangs oorspronko-
Igktot een van de gewone Javanen verschillend menschenras kunnen
behooren, waarvan dan echter de zuiverheid reeds zooveel geleden
heeft, dat het moeilgk herkenbaar is , acht ik het in den tegen woor-
*) Der Malayisclie Archipel, S. 569. Von Rosenberg zwijgt echter gehetl
over de afkomst yan dezen Ardi.
^ Dr. Qroneman te Jogjakarta schrijft mg in een brief van 24 Sept. 1880:
^De door Heyer als photogram gereprodaoeerde Ealang is geen Kalang,
heeft niets mei de Jogjasche Kalangs gemeen, en wordt door mijn bericht-
gever, den architect van Pangéran Joed^ NegSrü, bepaald als stamgenoot
geloochend."
3) Ketjen, t. a. p. , bl. 424; Groneman in bovengemelden brief.
*) T. a. p., bl. 6.
Digitized by VjOOQIC
587
digen stand der quastie hoogst gewaagd , iets omtrent hunne afkomst
te willen bepalen , en daar het niet duidelijk blykt in hoeyer ze
in andere gedeelten van Java thana nog met genoegzame zeker-
heid van het gros der bevolking kunnen onderscheiden worden ^
zal ik mg in de volgende regelen tot de beschrijving van hun
tegenwoordigen toestand in de Yorstenlanden beperken, en wel
inzonderheid te Jogjakarta, dewijl ik daaromtrent nauwkeurige
schriftelijke mededeelingen aan Dr. Groneman verschuldigd ben,
vervat in een antwoord op eenige, door het Eon. Saksisch Mu-
seum van anthropologie en ethnographie , dat onder directie van Dr.
Heyer staat, aan eenige Indische autoriteiten gerichte vragen.
Dr. Groneman kreeg zgne inlichtingen van Mas Ngabéhi Br&dja
Denta, kleinzoon van een voormalig hoofd der Ealangs van Jog-
jakarta en zelf architect van Pangéran Joed& Neg&r&. Zelf rekent deze
persoon zich tot de Ealangs en hg acht zich met zijne stamgenooten
afkomstig van Hindoes en Arabieren met Javanen vermengd.
Hij begroot het aantal der Jogjasche Ealangs, evenals dat der
nog in dat rijk aanwezige Pinggirs, op wel honderd, welk
woord echter naar inlandsch spraakgebruik slechts dient om een
belangrijk aantal aan te duiden, zoodat zij in werkelykheid veel
talrijker kunnen zijn. Velen wonen in eigen kampongs bijeen, die
nog den naam van Ealangans dragen, maar men vindt in dezelfde
kampongs toch ook soms Javanen, zelfs bij Ealangs inwonende ,
terwijl omgekeerd niet zelden ook Ealangs bij Javanen in Javaansche
kampongs gehuisvest zijn. Wel zgn er Javanen die van samenwoning
met de Ealangs niet willen weten, maar dit is volstrekt niet algemeen,
en zelfs zijn voorbeelden van aanhuwelijking tusschen Ealangs
en Javanen niet zeldzaam. De zuster van Mas Ngabehi Br&dj&
Dent&, Mas adjeng Prapignja Moerti geheeten, is goendik van
Pangéran Djoeroe, oud-Rijksbestuurder van Jogja, en moeder
van twee zgner kinderen. Raden Ria Moert& Rëdj&, zoon van
wijlen Pangéran Mangkoe Eoesoem^, is ook met eene Ealang-
vrouw gehuwd geweest, wier kinderen nog in leven zgn, en
vele andere voorbeelden zouden kunnen worden aangehaald.
De Ealangs van Jogjakarta zijn deels kooplieden, deels tim*
merlieden, deels magangs van Javaansche prinsen en hoofden.
Digitized by VjOOQIC
588
Dr. Groneman zag dikwijls Ealangs in den kraton des Sultans als
timmerlieden werkzaam, en getuigt dat er te Pasar gëdé yelen wonen
die door den handel tot welstand zijn geraakt. „Allen/ zegt
hij , , staan bekend als zeer arbeidzaam en onderling zeer hulp-
vaardig.*
De Ealangs yan Jogjakarta onderscheiden zich van de Javanen
evenmin door kleeding en taalgebruik, als door physisch voor-
komen; er zijn er echter onder hen die eene onwelluidende
uitspraak hebben. Ook in den godsdienst onderscheiden zij zich
niet; de besnijdenis wordt getrouw door hen in acht genomen,
en er komen zelfs hadji's onder hen voor.
In weerwil van dit alles blijft onder de lagere klassen der
Javanen en onder de bijgeloovige inlandsche kinderen nog veel
vooroordeel tegen de Ealangs bestaan; aan de praatjes omtrent
hunne staarten en hun bloedschendigen omgang met hun eigen
kinderen wordt nog hier en daar geloof gehecht, en soms weer-
houden die vooroordeelen de Javaansche vrouwen , om een anders
voordeelig huwelgk met een Ealang aan te gaan.
Heeft volgens deze berichten de samensmelting van de Ealangs
met de gewone Javaansche bevolking in Jogjakarta reeds groote
vorderingen gemaakt, niet minder moet dit volgens den heer te
Mechelen in Soerakarta het geval zijn. Toen de Soesoehoenan ,
zoo leert ons die schrgver, nog de vrge beschikking had over
de houtbosschen , was aan de Ealangs de zorg voor het kappen
en vervoeren van het hout naar het hof opgedragen, en waren
zij bepaaldelijk onderscheiden van de Nlir& wreksa's of hoftim-
merlieden , die , zooals hunne Eawi-benaming ook aanduidt , tot
het hofpersoneel werden gerekend. Sedert echter de Yorst ge-
noodzaakt werd de bosschen aan het Gouvernement af te staan,
zijn deze beide kategoiiën geheel samengesmolten , en worden
zij gezamenlijk met den naam Ealang genoemd, die daar thans
niet meer op bgzondere afstamming, maar alleen op bijzondere
beroepsbezigheden wijst. De naam Ealai^ omvat het geheele
corps hoogere en lagere ambtenaren , dat, met den Wad&n& Ealang
aan het hoofd, met het toezicht op de hoftimmerlieden belast
is, te zamen met al hunne ondergeschikten , zelfs de opgezetenen
Digitized by VjOOQIC
589
der landerijen, die hun krachtens hun ambt tot hun leyenson-
derhoud zijn toegekend. Het volgt reeds hieruit^ en evenzeer uit
het eerst kort geleden opgeheven recht der ambtenaren om hun
ambten en de daaraan verbonden bevoegdheden te verkoopen,
dat, hoevele echte Ealangs zich ook nog in dit corps mogen
bevinden, de naam alleen ons geenszins het recht geeft hen
als zoodanig te beschouwen. De Wad&n&Ealang zal zeker wel
nooit een echte Ealang geweest zyn; want van ouds was het
een wet in Mataram, dat geen Ealang tot hoogeren rang dan
dien van Panéwoe kon opklimmen *); hg zal wel altgd een
Javaansch hoofd zgn geweest, die over de Ealangs gesteld werd
als een Europeesch officier over een compagnie inlandsche soldaten.
Het schijnt echter dat de Wad^n^ Ealang eenigszins minder dan
zijne ambtgenoot^n geacht wordt; maar de heer te Hechelen
verzekert ons uitdrukkelijk, dat dit is toe te schrgven aan het
minder gewicht zgner functiën, geenszins aan de betrekking
waarin hij staat tot een ras van menschen van wier voormalige
gebruiken en instellingen wel is waar nog eenige herinnering is
overgebleven, maar zonder dat iemand meer weet, waarin zij
eigenlijk bestonden').
Aan elk der dertien Toemenggoengs wier werkkring wg thans
hebben leeren kennen, zgn onderscheidene mindere beambten
toegevoegd , t. w. één kliwon , van twee tot vijf panéwoe^s ^ van vier
tot twintig mantri's of panatoes', eenige panèketsen een aantal
mindere ambtenaren evenredig aan den aard en de uitgebreid-
heid hunner ambtsbezigheden. Al deze beambten van lageren
fftDg krggen hun piagem en tjap slechts van den Bgksbestuurder. ^
De Bgksbestuurder, zelf patih van den Soesoehoenan , heeft op ^
zijne beurt een eigen patih of vicaris en bovendien eea eigen
djek8& of fiskaal, die den titel voert van Djeks& neg&r&. Deze
ambtenaren hebben den rang van kliwon. Voorts heeft de Rijks*
bestuurder de noodige klerken (tjariks) en gerechtsdienaars
(djinemman) te zgner beschikking.
De Toemenggoengs hebben eveneens een patih en een tjarik
1; Monnier in T. v. K. L TI. 1. 817 ; vgL boren bL 580, noot 4.
') T. V. L T. L. en Vk. XXIV. 488,
Digitized by VjOOQIC
590
iD hunnen bgzonderen dienst; doch deze worden niet als ambte-
naren aangemerkt Een der panéwoe's die aan eiken Toemeng-
goeng zijn toegevoegd, dient hem tevens als djeks&i doch de
persoon die als zoodanig den Wad&n& Djeks& en zoo ook den
Djeks^ Neg^r& ter zijde staat, wordt djedjenang genoemd, wat
men gevoegelyk met onder*djeks& zou kannen vertalen.
De Toemenggoengs wier werkzaamheden betrekking hebben
tot het land buiten de barrières of het dorpsland , zyn belast met
de zorg voor de openbare veiligheid en voor het onderhoud van
wegen en bruggen. Zij worden door de Europeanen meestal
Regenten van politie geheeten, maar hun inlandsche naam is
Toemenggoeng Goenoeng, in Er&m& Toemenggoeng Rödi, welke
naam zich daaruit laat verklaren, dat alle ambtenaren van wat
rang ook, die met de handhaving der politie belast zgn,
Goenoeng,inEr. Rëdi, betiteld worden^). Vandaar ook dat men
ie soms Hoofdgoenoengs genoemd vindt Een van hen , die tevens
de eerste in rang en het hoofd of de loerah der overigen is,
woont in de Neg&r&, en heet in de Gouvemements-stukken de
Hoofdregent van politie. Ten tgde van Winter waren de landen
van den Soesoehoenan voor de politie verdeeld in drie districten :
B&jUali, Elaten en Soek& Winangoen, en in elk van deze
hielden twee regenten van politie hun verbljjf.
Het is mg niet bekend, dat in de inrichting der Eapatijanf
die wg het Civiel Departement zouden kunnen noemen , voor zoo
ver het bestuur der Neg&r& betreft , eenige belimgrgke verandering
sedert Winter^s tgd heeft plaats gegrepen, dan alleen wat de
rechterlijke funotiën van sommige ambtenaren aangaat, waar-
over ik straks nog afisonderlijk zal spreken. Maar de slechte toestand
der politie buiten de Neg&r& heeft herhaaldelgk de tusschenkomst
der B^^ring tot verscherping van het toezicht gevorderd. Wat te
dien aanzien in de overeenkomsten met den Soesoehoenan van
1847, 1854 en 1873 bepaald werd, is in het historisch gedeelte
1) Winter in T. v. K. L VI. I., bl. 122, noot. Goenoeng of rëdl beteekent
berg; de reden waarom een politie-beambte zoo graoemd wordt, is »y niet
doidelgk.
Digitized by VjOOQIC
591
van dit werk in hoofdtrekken geschetst ')• Het resultaat is, dat
thans de regenten van politie , die een tijd lang slechts zes
in getal waren , maar later weder op zeven zijn gebracht , behalve
de apanage die zij van den Soesoehoenan genieten , ƒ 300 's maands
uit 's lands kas ontvangen, maar daarentegen ook slechts in overleg
met den Resident verkozen en ontslagen kunnen worden, terwijl het
Gouvernement hunne standplaatsen regelt; en voorts dat zij gebracht
zijn onder het toezicht van den Resident en Europeesche assistent-
residenten, waarvoor het geheele Soerakartasche dorpsland , dat van
Prins Mangkoe Keg^r& daarin begrepen , in vier assistent-residents
afdeelingen verdeeld is. Yan deze regenten van politie , die thans ook
den titel van Boepati voeren, woont één, tevens het hoofd of de
loerah der overigen, in deKeg&r&, de anderen ieder in hun re-
gentschap of kaboepaten.
Uit deze regeling is eene nieuwe indeeling der residentie
Soerakarta voortgesproten , die schier geheel met die der Gouverne-
ments-residentiên overeenstemt ; want dat het aantal der regent-
schappen en afdeelingen verschilt, komt ook in andere resi-
dentiên voor. Men kan namelgk Soerakarta thans beschouwen
als bestaande uit 5 afdeelingen : 1^ de Neg&r& of afdeeling van den
Resident, wien een assistent-resident ter hoofdplaats is toegevoegd;
2^. Sragèn, bestaande uit het regentschap van dien naam, met
uitzondering van het district Earang Doeren, en verder uit de
daarin geënclaveerd liggende Mangkoe-neg&r&sche landen; 3°. B^&-
lali , gevormd uit de regentschappen B&j&lali en Ampel en eenige
geënclaveerde Mangkoe-neg&r&sche desa's ; 4°. Elatèn , waartoe de
regentschappen Eiatèn, EartasoeraenSoek& ardj& en nogmaals eenige
Mangkoe-neg&r^che desa's behooren, en eindelgk 5^ W&n&giri, be-
staande uit het samenhangende Mangkoe-negILr&sche gebied dat in
het oosten en zuidoosten der Residentie is gelegen, het in Jogjakarta
geënclaveerde Mangkoe-Neg&r&sche landschap Ngawèn, het tot
het regentschap Sragèn behoorende district Earang Doeren en
eenige enclave's van het gebied dés Soesoehoenans ')•
1) DL n, bL 673.
3) Stbl. 1874 , I, n^ 209. In weerwil dat daar SoekS-ar^j^ (vroeger La-
rangan) van een kawadanan tot een kaboepaten wordt verheven, noemt de
Digitized by VjOOQIC
692
Wij hebben thans de Kadipatèn, Eamiaepoehan , Eapoetrèn
en Eapatijan leeren kennen. De twee nog overige afdeelingen
des bestuurs zjjn de Pangoelon en de Pradjoeritan, die wg het
Eerkelgk en het Militair Departement zouden kunnen noemen.
De Pangoelon ontleent haren naam aan den Mas Pangoeloe of
Opperpriester, die aan haar hoofd staat. Hare organisatie is echter
reeds, in verband met die der priesterschap in het algemeen ,
beschreven in het hoofdstuk aan den godsdienst der Javanen
gewgd'), en ik zal er daarom hier niets anders over zeggen
dan dat ik aan een welwillende mededeeling van den Regent
van Eoedoes , die mg op een aantal grootere en kleinere leemten
en fouten in dit werk heeft opmerkzaam gemaakt, de zekerheid
dank dat ook de Soer&n&t&'s onder het gezag van den Mas Pang*
oeloe gesteld zijn *). De Pradjoeritan wordt dus genoemd naar
het woord pradjoerit, krggsman; zg omvat alle militairen
van hoogeren en legeren rang met hunne huisgezinnen en staat
onder het hoofd van des Soesoehoenans lijfwacht. Eigenlgk is,
zooals ik reeds opmerkte, de geheele militaire macht van den
Soesoehoenan tot eene bloote Igfwacht ingekrompen, en ofschoon
zg nog eenige duizenden sterk is , uitgerust en gewapend op eene
wgze die haar alleen voor vertooning geschikt maakt en alle mi-
litaire waarde ontneemt. De hoogste rangen onder de officieren
zijn toegekend aan personen van edele geboorte, maar beneden
hen wordt eene lange reeks van afdalende rangen tot op de aanvoer-
ders van zeer kleine afdeelingen aangetroffen. De pradijoerits bewo-
nen, althans zeker ten deelCi afzonderlgke kampongs in den kraton.
De bestuursafdeelingen die wij thans achtereenvolgens hebben
leeren kennen, worden met een Javaansch woord golongngan
of gegolongngan genoemd, welk woord het best door groep
kan vertaald worden. Men vindt nu eens van vijf, dan weder
van zes golongngans gewaagd. Dit hangt daarvan af of de ka-
Regeerings-almaaak dit gewest ook later steeds een onder-regentschap, en
voert de regent een minderen titel.
1) Zie D. I, bl. 876 v.
*) De zeer belangrgke aanteekeningen ran den Regent van Koedoes op het
eerste deel van dit werk zollen eerlang in het TgdsohrifI van het Aardrgks-
kondig Oen. het lioht zien«
Digitized by VjOOQIC
593
poetrën, die zeker niet zoo geheel met de andere op ééne Ign kan
gesteld worden j al of niet wordt medegerekend.
Het rechtswezen ^) behoort niet nitsluitend tot eene dezer
goloQgngans, daar er zoowel eene geestelijke als eene burger-
Ijjke rechtspraak bestaat en nog eene afisonderlijke voor de leden
van het yorstelyk gezin. Deze laatste draagt den naam. van Ea-
dipatèn. De o?ereenkomst met den Soesoehoenan van 1847 be-
vat daaromtrent het volgende: „De Eadipatèn bestaat uit zoo-
vele en zoodanige Pangérans en Toemenggoengs als Z. H. de
Soesoehoenan, bg voorkomende gelegenheden, daartoe benoemen
zal. Alle geschillen tusschen de Sent&n&'s en die in welke de
Sent&n&'s als gedaagden voorkomen , worden door deze rechtbank
beslist. Yan de uitspraken der Eadipatèn kan voor de Prad&t&
worden geappelleerd.' Winter vermeldt deze rechtbank niet bg
name, maar bedoelt haar klaarblijkelijk waar hij, van de voor-
rechten der Poetr^ Sent&n&'s, d. i. der kinderen en kindskinde-
ren van den Vorst, ten opzichte der rechtsbedeéling gewagende,
ons meldt, dat sedert het Javaansche jaar 1762 (1835) de zaken
tusschen de Poetra Sentana's door den Soesoehoenan , in overleg
met den Pangéran Adipati Kgabéhi (d. i. den oudsten der uit
goendiks geboren prinsen ') en eenige andere prins^ van het
hof behandeld en afgedaan worden ').
De geestelijke rechtbank draagt den naam van Soerambi , ont-
leend aan het voorportaal der groote moskee waarin zijr gehouden
wordt. Zg wordt gepresideerd door den Mas Pangoeloe en had
in Winters tijd tot leden twee of drie Ngoel&m&'s, acht Eetibs
en zes Modins , terwijl er ook een Djeks& of fiskaal en een Eori
of deurwaarder aan verbonden waren ^). Zij sprak recht volgens
>) Behalve de stukken Tan den Heer Winter bezitten wg over dit onder-
werp nog eene verhandeling Tan den heer R. de Filietaz Bonsqaet, in de
Kederlandsohe Jaarboeken Toor Rechtsgeleerdheid en WetgeTing, D. Y, St.
I, bl. 5 TT.
^ Zie D. I, bl. 664 De titel Adipati is te Terklaren nit hetgeen D. I,
bl. 665, gezegd is.
•) T. T. N. L Jg. VI, D. I, bl 485.
^) De sameastellhig wordt anders besohreTen door Boosquet, die slechts
2es Ketibs en geene Modins vermeldt.
Digitized by VjOOQIC
594
de Sarengat ^), maar raadpleegde in gevallen waaria deze niet
Toorzien had, ook de Javaansche wetboeken. Zoowel de vroegere
veel uitgestrekter bevoegdheden dezer rechtbank aU hare be-
snoeiing door de overeenkomst van 1847 zijn elders in dit werk
omschreven ').
De civiele rechtspraak was tot 1847 in Soerakarta aan twee
rechtbanken toevertrouwd, de Balémangoe en de Prad&t&. De
eerste kwam bijeen in de pand&p4 vóór de woning van den Baden
Adipati of Ryksbestuurder, werd door dezen hoogen ambtenaar
zei ven gepresideerd, en bestond verder uit de acht Najak&'s en
de Mantri sad&8&, dus genoemd omdat zg oorspronkelijk tien
in getal waren , ofschoon hun aantal later tot vijftien vermeerderd
werd. Acht dezer mantri's waren gekozen uit de panéwoe^s der
Najaka's, de overige uit de beambten van de Eadipatèn, de
Eamisepoehan , de Pradjoeritan , den Wad&n& geladag enz. '). Als
fiskaal by deze rechtbank fungeerde de Djëks^ Neg&r&. Do Balé-
mangoe deed uitspraak volgens de Angger 8ad&s&, d. i. de bepalin-
gen of instructies voor de Mantri sadasa opgesteld, en in
sommige gevallen volgens de Angger ageng *).
De Prad&t& vergadert onder een pand&p& op de aloen-aloen,
aan de noordzgde der buitenpoort van de groote moskee. Hare
samenstelling was tot 1847 de volgende. Ak voorzitter fungeerde
de Among Pr&dj&, als leden de Djëks&'s der Kadipatèn, der
Kamisepoehan, der PangoeloU; der Pradjoeritan, der achtNajaka's,
der Hanonnanon, van den Wadana geladag en van den Wadana
Ealang , en de Djëksa Negara. Elk lid der Pradata had tot zgne
beschikking een Eori of deurwaarder en een S&rajoed& die de
zaken onderzocht en voor de verschgning der procesvoerenden
vóór de rechtbank had te zorgen. Het richtsnoer voor de uitspraken
der Pradata was tot 1847 de Angger Pradata, maar waar deze
te kort schoot, werd ook hier de Angger ageng geraadpleegd.
De onderlinge verhouding dezer rechtbanken was als volgt
') Zie D. I, bl. 848. ') D. I, bl. 843, 845.
') Van de Mantri sadHsS worden slechts 12 door Winter in T. v. K. I.
TI, T, bl. lOt nader omsohreyen , ofiBohoon hg hun ^eEamenl^k aantal in noot
1 op 16 Btelt. *) Vgl. a I, bl. 847,
Digitized by VjOOQIC
595
De Soerambi was de hoogste; hare yonnissen konden noch door
de Baléinangoe, noch door de Pradata vernietigd worden, maar
waren alleen onderworpen aan een revisie van de^ Baden Adipati
met . zgn raad , waarna zy ter approbatie aan den Resident en
ten slotte aan den Soesoehoenan werden aangeboden. De Soerambi
had de macht.de vonnissen der Balémangoe en der Pradata te vernie-
tigen, terwijl de Balémangoe de uitspraken der Pradata casseeren
kon. Ook de vonnissen van de Balémangoe én de Pradata kregen
eerst kracht van gewijsde door de goedkeuring van den Rijks-
bestuurder, den Resident en den Soesoehoenan.
De moeilijkste en ingewikkeldste vraag die zich hier voordoet ,
is die omtrent de grenzen der rechtsbevoegdheid tusschen de
Balémangoe en de Pradata. Wat ons daarover door de heeren
Bousquet en Winter wordt medegedeeld, is duister, dubbelzinnig,
in ouderlingen strijd; het li)kt ons of alleen toeval en willekeur,
in plaats van een vast beginsel of logische onderscheiding , bepaald
hadden, welke zaken door de ééne of door de andere dezer
rechtbanken behoorden beslist te worden. Maar de vraag heeft
sedert beider samensmelting in 1847 alle praktisch belang ver-
loren en wij zullen er ons daarom hier niet verder in verdiepen.
De reeds zoo dikwijls vermelde overeenkomst van 1847 heeft
in het rechtswezen van Soerakarta eene groote vereenvoudiging ^
gebracht. Alle strafzaken werden aan de Soerambi onttrokken
en zij hield geheel op hof van cassatie te zyn. Alle civiele zaken,
met uitzondering van hetgeen, tot huwelijken en nalatenschappen
betrekking heeft, waarin alleen de Soerambi volgens deSarengat
heeft te beslissen, en alle strafzaken zonder uitzondering moeten thans
voor de Pradata gebracht worden y terwijl de Balémangoe geheel is
opgeheven. De Rgksbestuurder , vroeger voorzitter der Balémangoe, A
is thans voor;&itter der Pradata; de Among Pr^dj& , vroeger voorzitter
der Pradata, neemt nu bij deze het openbaar ministerie waar. De
overeenstemming der rechtspraak met de voorschriften van den
Islam , vroeger eenigszins gewaarborgd door de macht der Soerambi
om vonnissen der andere rechtbanken te casseeren , is thans alleen
nog eenigermate verzekerd door het recht van den Mas Pangoeloe
om de zittingen der Pradata als adviseerend lid bij te wonen,
88*
Digitized by VjOOQIC
596
on dezelfde wijze als in de Gouvernementalanden de PaDgoeloe
der Residentie de zittingen van den Landraad bg woont. Leden
der Pradata zijn thans alleen zes Toemenggoengs, door den Soe-
soehoenin gekozen , en het haar als richtsnoer harer uitspraken
aangewezen wetboek is uitsloitend de Angger ageng.
Ofschoon nu het rechtswezen door die overeenkomst niet slechts
vereenvoudigd, maar ook de controle van het Europeesch gezag,
inzonderheid in strafisaken, zeer versterkt was, en indepraktgk
zelfs nog sterker was geworden dan de letter der overeenkomst
scheen te bedoelen '), bleek het toch weldra, dat de opdracht der
geheele rechtspraak in burgerlijke en strafzaken aan één enkele
ter hoofdplaats gevestigde rechtbank, aan de landen buiten de
Negllr& geene genoegzame rechtszekerheid verschaft had. Dit heeft
geleid tot de reeds vroeger ') vermelde instelling van rechtbanken
voor civiele en minder gewichtige strafzaken op de hoofdplaatsen
der zes regentschappen , Pradata Eaboepatèn genoemd. Deze zgn
thans samengesteld uit den Regent van politie als president,
één kliwon en één panéwoe als leden, een tweeden panéwoe als djëks&
en den plaatselijken priester als adviseerend lid. De vonnissen
dezer lagere rechtbanken moeten in den regel, alvorens voor
executie vatbaar te zijn, ter goedkeuring en bekrachtiging aan
de Pradata ter hoofdplaats worden opgezonden, die thans door
den naam van Pradata Negara of Pradata gedé wordt onderscheiden.
De hervormingen met betrekking tot politie en rechtswezen
door het Gouvernement in Soerakarta tot stand gebracht, omvatten
ook, gelijk in de bovenstaande mededeelingen hier en daar door-
schemert, de Mangkoe Negaran, zooals het gebied, het bestuur
en de hofhouding van prins Mangkoe Neg&r& genoemd worden.
Deze heeft in de Neg&rll zijn kraton met de daarom heen liggende
verbazend talrijke kampongs, welke te zamen met den kraton datgene
der vier onder-regentschappen van zijn gebied uitmaken, dat gewoon-
Igk zgn , gebied ter Hoofdplaats' wordt genoemd. Hij heeft er zijn
') Er is namelgk Btrijd tussolien art. 7 der overeenkomst en de gewoonte
dat de strafzaken op eene rol gebracht en aan den Resident voorgelegd wor-
den, die ze dan gedeeltelgk zelf, slechts in overleg met den Hoofdregent
van politie, afdoet, en alleen wat hg daarvoor niet vatbaar acht naar de
fradSt^ verwgst. Zie de Louter, bL 278. ^ D. U, bL 674.
Digitized by VjOOQIC
597
Patib met den titel van Baden Toemenggoeng, zgn hoofd-goe-
noeng Tan politie, zijn djëkB& en zijn pangoeloe; zijn hof is er,
ofschoon nataurlgk op veel kleiner schaal, naar het model van
dat des Soesoehoenans ingericht ; maar alles is er netter en beter
onderhouden dan bij dezen, voor wien de adat, die verbiedt
de zaken uit den ouden tgd te veranderen , de oorzaak of het
voorwendsel is van den vervallen toestand waarin vele deelen
en inrichtingen van den kraton verkeeren. Buiten de Neg&r& be-
hooren aan Prins Hangkoe Negara eenige door alle deelen van
het rijk verspreide en alleen in het zuiden en zuidoosten daarvan
een meer aaneengeschakeld gebied vormende landen, welke in
de drie onder-regentschappen: Earang Anjar, W&n&gari en
Batoe Betn& verdeeld zijn. Deze landen zijn, zooals wij gezien
hebben , naar hunne ligging ingedeeld bij de verschillende assistent-
residents afdeelingen waarin het Gouvernement voor eenige jaren
de Soerakartasche landen verdeeld heeft: de vierde dezer afdee-
lingen, W&n&giri, bestaat echter voor het grootste gedeelte uit
Maugkoe-negarasch gebied.
Omtrent politie en rechtsbedeeling op de Maugkoe-negarasche
landen zijn door de Indische Begeering in Febr. 1848 en Sept.
1874 bepalingen vastgesteld, die den toestand, behoudens de
kleinere schaal der inrichting , geheel met dien in des Soesoehoe-
nans gebied in overeenstemming hebben gebracht *j. Hij heeft
dezelfde bevoegdheid als de Soesoehoenan om , bij geschillen tus-
schen de Sent&n&'s of waarin zij betrokken zijn, zelf, in overleg
met eenige prinsen van zijn huis, en alleen in zeer belangrjjke
gevallen met raadpleging van den Besident , te beslissen ; hij heeft
een Soerambi , voorgezeten door zijn Pangoeloe , met door hem be-
noemde priesters als leden en met dezelfde rechtsbevoegdheid als die
des Soesoehoenans; hg heeft eene Prad&tl ter hoofdplaats, met
zijn Patih als voorzitter, zes door hem benoemde hoofden als
leden, zijn Djëks^ als fiskaal, zgn Pangoeloe als adviseerend
lid, en rechtsprekende volgens de Javaansche Anggers; hg heeft
in zijn gebied buiten de Neg&r& ambtenaren voor de politie onder
de namen van Hoofd-goenoengs en Goenoengs, en hij heeft ook
^) Deel II, bL 674.
Digitized by VjOOQIC
598
eene Pradata Eawadanan op de hoofdplaats der afdeeling W&D&giri,
die in samenstelling en rechtsbevoegdheid geheel met de Pra-
data Eaboepatèn in de landen des Soesoehoenans oyereenkomt.
In alles wat mij van de inrichting der Mangkoe-negaran bekend is ,
kan ik slechts één spoor van een zekere ondergeschiktheid van den
Prins aan den Oppervorst vinden : misdrgven waarop volgens
de inlandsche wetten de doodstraf staat, "^door 's Prinsen onder-
danen bedreven, worden steeds door de Pradata des Soesoehoe-
nans berecht.
De inrichting van het hof en het inlandsche bestuur in bet
rijk van Jogjakarta is nooit zoo opzettelijk en in bgzonderheden
beschreven ; maar wat er hier en daar als in het voorbijgaan van
gezegd wordt, toont ons de fragmenten van een samenstel dat
aan de inrichting van het broederrijk , met enkele uitzonderingen ,
geheel gelijkvormig is, terwijl ook de inrichting der Pakoe-Ala-
man het kleinere evenbeeld van dat der Hangkoe-Negaran mag
genoemd worden. Deze overeenkomst strekt zich echter niet uit
tot politie en rechtswezen; want ofschoon het Gouvernement ook
^ in Jogjakarta in de regeling daarvan heeft ingegrepen , hebben
die hervoriningen met die in het Soerakartasche in geenen deele
gelijken tred gehouden.
De vorst des rijks draagt den naam en titels van Sultan,
Hamangkoe boewlin^^ Senlipati ing-ngal&g&, Ngab-
doeVrahman, Sajidtn, Pan&t&g&mli, EaIipatoe*llah.
Hamangkoe Boewana beteekent beheerscher (letterlijk om*
vatte r) der wereld; over den titel Ealipatoe'llah , d. i. plaats-
vervanger Gods, heb ik reeds elders gesproken ^); de overige
zijn gelijk aan die des Soesoehoenans. De vijf ofzesgolongngans
van Soerakarta vindt men te Jogjakarta terug; evenzoo de ver-
deeling des lands in de Negara en het dorpsland, maar niet die
van de Negara in Eaboepatèns of wijken '). De priesterschap
schgnt in Jogjakarta eenigszins anders georganiseerd te zijn. Den
opperpriester vind ik Ejai Pangoeloe, maar elders toch ookHas
Pangoeloe genoemd , waarom ik geen werkelijk verschil in titel
met dien te Soerakarta durf aannemen; maar in laatstgenoemd
») D. I, bl. 372. «) Hageman, Java, bL 193, 194.
Digitized by VjOOQIC
69d
rgk Tind ik geen melding van aanzienlijke priesters, in rang
op den Pangoeloe en zgn plaatsvervanger volgende, zooals de
Patok Neg&r& (d. i. steunsels des rijks) , die in Jogjakarta vier in
getal zgn en ieder in het njk hun geestelijk gebied hebben. De
samenstelling der Soerambi schgnt ook te verschillen, daar, vol-
gens den heer Boasquet , daarin , nevens den Mas Pangoeloe als
voorzitter , zeven Eetibs en 30 Ngoel&m&^s , Eabajans en Herbots
zitting hebben. Ik geloof echter dat in dit bericht eenig misver*
stand heersoht. Eabajans, d. i. boden, kunnen wél dienaren,
maar niet leden eener rechtbank zijn. Ook schijnen mij hier m e r-
bots ten onrechte in plaats van modins genoemd te zijn; die
teropeldienaars of kosters, die men merbots noemt, vervullen
wel eens functiên die eigenlgk aan de modins zijn opgedragen,
maar zullen toch wel nergens tot de priesterschap gerekend wor-
den. Een der Eetibs schijnt gedesigneerd te zijn om , zoo noodig
als plaatsvervanger van den Pangoeloe op te treden ^).
De djeksi van den Sultan wordt niet Among Pr&djl, maar/
Niti Pr&dj& genoemd, zoodat wg hier een voorbeeld vinden van
een verschil in titel, zooals er waarschgnlijk vele zullen voor-
komen. Hg wordt in Qouvernements-stukken vooral vermeld als
het openbaar ministerie waarnemende in eene bgzondere recht-
bank, welker wedergade nergens op Java wordt aangetroffen,
en welker bestaan het minder noodig maakte dat Jogjakarta deelde
in de latere hervormingen, die in het rechtswezen in Soerakarta
zgn ingevoerd. Ik bedoel de reeds herhaaldelijk vermelde ') Recht-
bank voor crimineele zaken, in 1831 opgericht. iNevens haar heeft /
Jogjakarta nog zijn Balémangoe en Pradata, waarvan de eerste
aan de Eadipatèn in Soerakarta beantwoordt ') , de andere met
de geheele civiele rechtspraak belast is , met uitzondering alleen
van de zaken tot huwelijken en nalatenschappen betrekkelijk,
die ook hier voor de Soerambi komen. Maar noch de Soerambi
noch de Pradata mogen crimineele zaken behandelen; de onder-
1) Omtrent de priesterschap iQ Jogjakarta leert men een en ander nit t.
HoëveU, Uit het Indische leven, bl. 210. 211.
«) D. I, bl. 844, D. II, bl. 673. Hare oprichting berust op art. 6 van het
traktaat met Jogjakarta, den Sden Not. 1880 gesloten.
>) Zie Regeerings-Almanak voor 1872, bl. 80.
Digitized by VjOOQIC
y
600
danen van den Sultan , met nitzondering dier prinsen en grooten
wier zaken de Sultan en de Balémangoe beslissen , worden voor bin«
nen het rijk gepleegde inisdrijyen uitsluitend voor den orimineelen
Raad terecht gesteld. De Residentis krachtens zijn ambt voorzitter van
deze rechtbank; leden zgn deRadèn AdipatiofRijksbestnurder en
eenige inlandsche grooten met den rang van Toemenggoeng, daar-
toe door den Gouverneur-Generaal benoemd* Vroeger bedroeg het
aantal dezer Toemenggoengs slechts één of twee; in de jongste
opgaven yind ik Pangéran Soerj& Win&t& en acht Raden Toe-
menggoengs als leden dezer rechtbank vermeld *). Behalve den
hoofd-djeks^ Raden Toemenggoeng Niti Pr&dj&, is er ook nog een
adjunct-djeks&. Bij de behandeling van hals- en andere zware
misdaden is de hoofdpangoeloe adviseur, anders een geestelgke
yan minderen rang. De griffier is een Europeaan. Yan alle ge-
pleegde misdaden en alle aanklachten moet de djëks& den Resi-
dent kennis geven, die de bevoegdheid heeft de kennismaking
yan sommige feiten van minder ernstigen aard, indien hg dit
gepast oordeelt, aan deze rechtbank te onttrekken, en daarover i
alleen door den Rjjksbestuurder geadsisteerd , te beslissen. Doch
deze beyoegdheid yervalt zoodra op het misdrgf eene zwaardere
straf gesteld is dan drie maanden arbeid in den ketting of ƒ &0
boete. Alle vonni3sen dezer rechtbank moeten ter revisie aan
het Hoog Gerechtshof worden opgezonden. Het spreekt wel yan
zelf dat bij deze half-Europeesche rechtbank het door de Regee-
ring uitgevaardigde Wetboek yan strafrecht voor Inlanders wordt
toegepast.
Yan de Prad&t& te Jogjakarta wordt zelden iets vernomen. Yol-
gens den heer Bousquet, wiens bericht echter reeds van 1848
dagteekent, is de Hoofd-djëks& of Niti Pradja yoorzitter en zijn
hem als leden 24 Panéwoe^s en Hantri's toegevoegd, die allen
den titel yan Mantri Djedjenang voeren.
Met de zorg voor de politie is in Jogjakarta de Rijksbestuur-
der belast. Hij zelf moet de veiligheid en orde ter hoofdplaats
handhaven; in het land buiten de Neg&r& wordt hij bijgestaan
door de Regenten van politie, waarvan tegenwoordig zes den
*) RegeeringB-ümanak voor 1880, bl. 90.
Digitized by VjOOQIC
601
titel van Raden Toemenggoeng hebben, één dien yan Raden
Ronggo en de. achtste dien yan Raden Rio. Yan de drie laod-
schappen waaruit Jogjakarta bestaat: Mataram koeion, Mataram
wètan en Goenoeng Eidoel, bevat het eerste de regentschappen
Kali Bawang^ Nangoelan *), Pengasih en Sent&1&; het tweede, be-
halve de Negara, de regentschappen Soeleman of Sleman, Ea-
lasan en Bantoel Elarang, vaak enkel Bantoel genaamd; terwijl
het minder yruchtbare en schraal bevolkte Qoenoeng Eidoel
slechts één regentschap uitmaakt, ofschoon de drie districten
W&n^ari, Semanoe en Plajen, waaruit het bestaat, ieder afzon-
derlijk zich met de uitgestrektheid van het grootste der andere
regentschappen kunnen meten. In het eerste dezer districten ligt
het aan Prins Mangkoe Negara behoorende landschap Ngawèn
De Pakoe Alaman bestaat uit een gedeelte der Negara , waar
de Prins zelf, zijn Patih, Djeksi, Imam en verdere beambten
verblgf houden , en het regentschap E[arang Eemoening , dat het
zuidelijk deel of de kuststrook van Mataram Eoelon beslaat, en
waar de Regent te Brosot zijn zetel heeft.
De agrarische toestanden , zulk een overwegende factor in het
levenslot van den kleinen man, zgn in de Yorstenlanden in meer
dan één opzicht van die in het overige van Java verschillend.
Ik wees er reeds op dat het land dat de tegenwoordige njkjes van den
Soesoehoeuan , den Sultan en de onafhankelijke prinsen uitmaakt,
de eigenlgke kern is van het oude Mataramsche rijk , — dat gedeelte
waarvan de opgezetenen belasting in geld , producten en arbeid y
met 4indere woorden padjeg en heerediensten , 6f aan den Vorst zel-
ven opbrachten, 6f aan de prinsen en ambtenaren aan wie de lan-
den als apanage waren toegekend, in tegenstelling met de
M&ntj& Neg&r&, die meer als leenrjjken werden bestuurd ').
1) Over de tgdel|jke afBoheiding yan Kali Bawang en Kangoelan van het
Bultansgebied is gehandeld D II, bl. 668.
') Boven, blz. 576. Ik mag echter niet onopgemerkt laten, dat ook in de
M8n^^ Keg&rli enkele grondbtukken tot zulke apanages bestemd waren , wier
Ymohtgebroikers , door den afstand dier gewesten aan het Gtouyemement ge-
depossedeerd , door de Vorsten nit de mime hun toegekende geldelgke toelagen
zooTeei mogelgk werden schadeloos gesteld (T. v. N. I. YI.L 342, 845); doch
Digitized by VjOOQIC
602
Y Ook is ons uit de geschiedenis van Java gebleken y dat de
vruchtgebruikers dier apanages hunne landen op groote schaal
aan Europeesche ondernemers hebben verhuurd, onder voor-
waarden die door het Gouvernement in het Reglement op den
Landverhuur van 1857 zijn samengevat'). Hieruit blgktdusdat
de grondstukken in de Yorstenlanden in drieërlei rechtstoestand
verkeeren. Dit verschil bestaat echter hoofdzakelijk alleen ten
opzichte van hen aan wie de belastingen worden opgebracht,
niet ten aanzien van hen die ze opbrengen ; want de Vorst draagt
slechts zgn recht op de opbrengsten en diensten der opgezete«
nen over aan de bezitters van de apanagiën, en ook den Euro-
peeschen huurder kan geen meerder recht worden overgedragen,
dan de verhuurder bezit
Wat de Yorst volgens de adat het recht heeft te eischen , wordt
gewoonlijk gesteld op { van den oogst en één dag in de week
beschikking over den arbeid van elk werkbaar man; die twee*
vijfden zijn echter een gemiddeld bedrag, want van sawahs
wordt dikwijls de helft, van tegal velden slechts een derde geno-
men. Deze heffingen worden echter niet rechtstreeks aan den
Vorst opgebracht: in de landen, die hij voor zich zelven reser-
veert, worden zij gepacht door de Gbenoengs of ambtenaren van
politie, die aan den Vorst slechts bepaalden pachtschat opbren-
gen, wat steeds op de Garebeg Moeloed plaats heeft, en voor
zich houden wat zij meer van de bevolking ontvangen; in de
^r apanagelanden zgn het gewoonlijk mindere hoofden, Bekels ge-
heeten, die als pachters optreden en aan de eigenlijke geapana-
geerden jaarljjks, of ook ineens, eene bepaalde som daarvoor
voldoen. Waar de Europeesche landhuurders in de plaats der
Goenoengs en Bekels getreden zgn, wordt door hen aan de
Vorsten en geapanageerden , bij huur op lange termijnen, door-
gaans veel meer betaald dan de vroeger erlangde pachtsom,
en toch de bevolking minder gedrukt. In plaats van de gewone
heffingen treden overeenkomsten omtrent de gronden door de
dit waren zeldzame uitzonderingen, die op het algemeen karakter Tan het
beBtuor dezer meer afgelegen gewesten geen inbreuk maakten.
') D. II, bl 621 , 670.
Digitized by VjOOQIC
603
bevolking af te staan en den arbeid door haar te praesteeren voor
de teelt van producten geschikt voor de Europeesche markt.
De bevolking kent hier het gemeenschappelijk grondbezit niet; )[
ieder landbouwer bebouwt zijn eigen stukje grond, dat vaak
niet meer dan een kwart-bouw bedraagt, en gaat persoon-
lijk met den Goenoeng of Bekel eene overeenkomst aan
omtrent hetgeen hij zal hebben op te brengen , wat in den regel
slechts mondeling, maar in tegenwoordigheid van eenige buren
als getuigen, geschiedt. De overeenkomst loopt over een jaar,
een tijd waarin in de meeste gevallen twee oogsten begrepen
zgn, en de opbrengst wordt, zoo ze in nature plaats heeft, ge-
kweten in halQaarlijksche termgnen , t w. op de Garebeg Moeloed
en op de Cbrebeg PoewlLs^ *)) ^n 200 zij in geld plaats heeft,
vooruit of ineens bij het sluiten der overeenkomst Dit alles ver-
valt natuurlijk op de landen door Europeanen gehuurd, waarde
betaling van geld en producten door beschikbaarstelling van grond
en arbeid vervangen is.
De landen die de Torsten voor zich houden , zijn weder gesplitst
in de zoodanige waarvan de inkomsten tot bestrijding hunner
persoonlijke uitgaven strekken, en de zoodanige die het ^
benoodigde voor de algemeene rijksuitgaven moeten leveren.
Doch dit verschil van bestemming heeft geen invloed op de
opbrengst zelve. Deze draagt den naam van padjeg, d. i.
letterlijk het vast bepaalde. Van dit woord stamt de naam
pamadjeggan, waarmede de voor den Vorst gereserveerde lan-
den dikwgls worden aangeduid. In Jogjakarta worden in het
landschap Pengasih, dat bepaald voor het onderhoud van den
Sultan zelven is aangewezen, namens dien Vorst ambtenaren
gesteld , die de padjeg naar een vasten maatstaf heffen en geheel
uitkeeren, behoudens eene percentsgewijze belooning.
De apanage wordt paloenggoehan, in Er&mlL paleng-<
gahan genoemd, en dit beteekent letterlijk hetgeenmenbe-
zit ')• Er zijn hoofdzakelgk twee klassen van personen die daarop
recht hebben; maar het schijnt dat ook wel eens uit bloote
') VgL D. I, bl. 394.
') VgL wat OTer baar gezegd is D. II, bL 621.
Digitized by VjOOQIC
604
gnnst apaDages worden toegekend. De eerste klasse der recht-
A hebbenden zijn de Pangérans, prinsen yan den bloede , en het
bezit dier landen gaat bij erfenis over op hun oudsten zoon, die
yerplicht is zijne jongere broeders uit de opbrengst te onderhouden.
Op denzelfden voet is nog in het volgende geslacht de paloeng-
goehan erfelijk , doch daarna kan zij , naar het goedvinden der
Torsten y worden ingetrokken. In de tweede plaats worden pa-
loenggoehans toegekend aan de ambtenaren van hoogeren en
lageren rang, daaronder begrepen de geestelijke leden der 8oe-
ranibi en de vrouwelijke beambten van de Eapoetrèn. Met enkele
j^itzonderingen (zooals de Raden Adipati en de Pangoeloe) zijn
alle voorname ambten erfelijk, in dier voege, dat de ambtenaar
door zgn oudsten wetligen zoon wordt opgevolgd, en de zonen
der goendiks daarop eerst aanspraak krijgen als wettige zonen
ontbreken. De opvolger moet echter bereid zijn de schulden van zgn
voorganger te betalen, en ingeval hij zich daartoe niet wil of
kan verbinden, moet een andere bloedverwant des overledenen,
die daartoe wel in staat en geneigd is, met het ambt bekleed
worden. Met dit ambt gaat ook de paloenggoehan aan den op-
volger over, doch als er zonen zijn die wegens onvermogen tot
afdoening der schulden van de opvolging moeten afstand doen,
moet de werkelijke opvolger te hunnen behoeve een deel zijner
inkomsten afstaan. Sterft een ambtenaar zonder zonen na te
laten, dan heeft de oudste dochter aanspraak op het ambt en de
daaraan verbonden inkomsten , maar dan wordt de waarneming op*
X gedragen aan haar wali of voogd, die, als z|j gehuwd is, haar
echtgenoot zelf is. Heeft deze. een zoon bij haar verwekt, dan
gaat het recht der moeder op dezen over. Bij ontstentenis van
echte dochters kunnen ook dochtera van goendiks het ambt op
dezelfde wijze erven. Sterft een ambtenaar geheel kinderloos,
dan komen in de eerste plaats zijn broeders voor de opvolging
in aanmerking, daarna zgne ooms, neven , oudooms , doch alleen
van vaderszijde. Is een ambtenaar wegens een misdrijf ontslagen ,
dan is de opvolging ook voor zijne bloedverwanten verloren ; maar
verbeurt hg zgn ambt slechts om een verzuim of om schulden, dan
erven het de bloedverwanten op denzelfden voet alsof hij over*
Digitized by VjOOQIC
605
leden was. Men ziet hieruit , dafc de opvolging in de ambten en
de overgang der paloenggoehoens zorgvuldig geregeld is; maar
door misbruiken wordt daarop niet zelden inbreuk gemaakt. In-
zonderheid vindt men gewag gemaakt van het zoogenaamde
n gë s o e r , 't welk daarin bestaat dat men een Wadftn& omkoopt om
een zijner ondergeschikten onder eenig voorwendsel van zijn ambt
te ontzetten en den wettigen opvolger ter zijde te stellen.
Ofschoon de ambtenaren in de Yorstenlanden aan eenige hef- X
fingen onderworpen zijn j wordt echter van de inkomsten hunner
paloenggoehans niets aan de Vorsten opgebracht Doch bij aan-
vaarding van het ambt betaalt ieder ambtenaar aan zgn Wad&n&
de zoogenaamde paloenggoeh of palenggah , ten bedrage van vier
realen voor eiken djoeng sawah waaruit zijn apanage bestaat.
De ambtenaren van de hoogste rangen, de Toemenggoengs en
Eliwons , betalen deze belasting aan den Vorst zelven. Nog moet
worden opgemerkt , dat met het bezit eener paloenggoehan het
recht tot het dragen van de kopjah of staatsiemuts *) verbonden is.
De ambtenaren zijn natuurlijk niet in de gelegenheid hun pa-
loenggoehan zelven te bewonen , en stellen dus personen in hunne \
plaats aan, die zij met een stuk van hun land beleenen en die
hun de opbrengsten van het overige moeten verantwoorden. Dit
nu zijn de meergenoemde Bekels , onder welke men verschillende
rangen onderscheidt en die hier als dorpshoofden optreden. Men noemt
ze ook vaak Loerah, terwijl hij dien zij vertegenwoordigen hun Loerah
tabon of Loerah babok heet. Het ambt der Bekels is volgens de adat V
ongeveer op dezelfde wgze erfelijk als de andere ambten en vordert
soortgelgke opbrengsten of geschenken bij de aanvaarding, maar
in werkelijkheid wordt het doorgaans aan den meestbiedende ver- .
kocht Op welke wjjze nu de Bekels met de dessabewoners omtrent de
betaling der padjeg overeenkomen, is reeds boven uiteengezet,
maar ik moet hierby nog het afschuwelijke misbruik vermelden ,
dat deze laatsten tot een tweede betaling derzelfde belasting
gedwongen worden, als de Bekel wegens wanbetaling aan zijn
meester wordt afgezet.
Ik heb gemeend deze agrarische toestanden in de Vorstenlan-
') Zie D. I, bl 607.
Digitized by VjOOQIC
606
den met eenige uitvoerigheid te moeten beschrgveni aU een ka-
rakteristieke bgdrage tot de kennis der aan zich aeWe orergelaten
Javaansohe Maatschappij. Zij sgn wel geschikt om ons met den
landverhanr aan Europeanen te yerzoenen; want al moge het
ook daarbg niet mogelgk zgn alle yerkeerdheden te weren,
grove misbruiken worden zoowel door het belang der huurders
als door het wakend oog der Regeering tegengegaan.
Daar de paloenggoehans in vele gevallen zeer klein en dikwgls
nog versnipperd zgn^ en de Europeesche huurder voor zgne
cultuur aan een groote uitgestrektheid gronds behoefte heeft, moet
de stichter eener landbouwonderneming in de Yorstenlanden niet
zelden met groote zwarigheden kampen. Kan hg zich de rechten
van een hoofdambtenaar , soms zelfs van den Vorst zelven , op een
stuk van aanzienlijken omvang doen afstaan, dan is dit meestal
niet slechts gemakkelijker, maar ook voordeeliger, dan wanneer
hij moet trachten door onderhandeling met een groot aantal , soms
honderd en meer personen, de noodige perceeltjes voor zgne
onderneming bgeen te krijgen; want die moeilgkheid lost zich
doorgaans in de betaling van hoogeren pachtsohat op.
Een tweede moeilgkheid voor den Europeeschen huurder is
daarin gelegen , dat de paloenggoehans aan hunne bezitters slechts
precario zgn afgestaan, en de Vorst steeds de bevoegdheid behoudt
ze terug te nemen. Hieruit werd een onzekerheid geboren , nood-
lottig voor elke onderneming, maar vooral voor dezulke die met
fabriekarbeid verbonden zgn , — eene onzekerheid die er toe geleid
heeft, dat men het contract van cessie, of het zoogenaamde huur-
contract, vooraf aan den Vorst ter goedkeuring aanbood. De on*
zekerheid was nu opgeheven ; want wanneer ook de paloenggoehan
aan een ander werd overgedragen, was nu de nieuwe bezitter
verplicht in den afstand te berusten voor den tgd waarvoor die
was aangegaan. Maar de vgandige geest tegen deze landverhu-
ringen, die zich nog van tijd tot tgd bij de Indische autoriteiten
openbaart, heeft hieruit een geducht wapen tegen de huurders ge-
smeed. De Vorsten hadden in gemeenschappelijk overleg bepaald ,
dat voor iedere piagem (contract) een zeker vast recht zou vol-
daan worden I bestaande in ^25 voor de tjap (zegel) die er op
Digitized by VjOOQIC
607
werd geplaatst Deze maatregel werkte ongelyk. Wie het geluk
had Tan een enkelen Vorst of G-roote genoegzamea grond voor
sgne geheele onderneming te verkrggen, behoefde slechts een-
maal ƒ26 te betalen; wie met hetzelfde doel afstand yan grond
yan honderd personen had moeten verwerven, moest 100 maal
ƒ 25 yoldoen. De Regeering zorgde voor evenredige betaling, niet
door den last voor de meest bezwaarden te verlichten , maar door
dien yoor de meer bevoorrechten te verzwaren. Zij bepaalde dat
voor dat zegelgeld niet f 25 per piagem , maar , onafhankelijk
yan het aantal der piagems, 5 pCt yan den paohtschat over al de
jaren waarover de cessie liep , zou yoldaan worden. De som van
ƒ 25 steeg daardoor voor sommige ondernemingen tot / 20,000
en meer; want volgens het reglement wordt de overeenkomst den
eersten keer yoor 20 jaren gesloten , zoodat 5 pCt. juist met den
pachtschat voor één jaar overeenkomt Zoo werd een buitenspo-
rig yoordeel ten koste der Nederlandsche nijverheid als het ware
opgedrongen aan de Vorsten, die zei ven het niet yerlangden, en
zelfs, om den slag af te wenden die den landverhuur in gevaar
bracht, uit eigen beweging aan de ondernemers de meest moge«
lijke faciliteiten in de betaling toestonden.
Een derde moeilijkheid yoor den landhuurder was teyens een
waarborg voor de bevolking. De opgezetenen der paloenggoehans
moesten yroeger wel \ van hun oogst afstaan, maar waren yrij
om hun grond al of niet te bewerken en er op te telen wat hun
goed dacht Deze toestand was voor de nieuwe heeren onhoud-
baar, en zg moesten wel met de bevolking oyereenkomsten aan-
gaan, waarbg, wel is waar^ de oude heffing eenigermate als basis
diende, maar waarbg de ondernemers zich verzekerden van grond
en yan werkkrachten voor hunne cultures. In de bijzonderhedeu
zgn thans die overeenkomsten naar de locale omstandigheden op
velerlei manier gewgzigd; doch yoor de beyolking is het een
groot voordeel, dat zij het in de hand. heeft te hooge eischen af
te wgzen en 6f tot de oude betaling van | yan haren oogst terug
te keeren , 6f zelfs naar andere gronden , waar haar een beter lot
wacht, te verhuizen. De landheeren, dit beseffende, yinden zich
natuurlgk genoopt de beyolking door goede regeling yan den ar*
Digitized by VjOOQIC
608
beidi beperking der heerediensten, goed loon roor het daarbo-
ven gepraesteerde werk , zorg voor hun eigen landbonw door den
aanleg van irrigatie- werken , in één woord door alles wat haar
lot kan Yorbeteren, zooveel mogelijk aan hun persoon en aan
hnnne ondernemingen te verbinden.
In weerwil van alle moeilgkheden en alle tegenwerking heb-
ben de landbonwondememingen van Europeanen op gehuurde
paloenggoehans thans een hoogst belangrgken omvang bereikt^
ofschoon zg tot bijzondere gedeelten der inlandsohe rykjes be-
perkt zgn. In Jogjakarta waren in 1878 54 ondernemingen,
gelegen in de regentschappen Sleman, Ealasan en Bantoel,
die met de hoofdstad het landschap Mataram wétan vormen , en
ééne in het gebied van prins Pakoe Alam. De gozamenlgke uit-
gestrektheid der gehuurde landen besloeg 78,029 bouws^ waar-
van 16,436 met producten voor de Europeesche markt beplant
waren , en de pachtsom bedroeg ƒ 566,000. De geteelde produo*
ten waren suiker, indigo, tabak en koffie, doch de laatste heeft
in deze residentie weinig te beteekenen. De productie bedroeg in
dat jaar 272,431 pikols suiker, 514,251 kilo's indigo, 204,156
kilo's tabak en 184 pikols koffie.
In Soerakarta heeft zich de Europeesche landbouw tot veel
gropter proportiên ontwikkeld. De ondernemingen waren er in
1878 171 in getal en verbreid over alle regentschappen; zg
omvatten 286,860 bouws, waarvan 40,941 met producten voor
de Europeesche markt beplant waren. De pachtsom was /'840^000
's jaars. De producten zijn over het algemeen dezelfde als in het
kleinere rijk, maar suiker en indigo zgn er betrekkelijk van
minder, tabak en koffie van veel grooter belang. De opbrengst
bedroeg in 1878 249,440 pikols suiker, 202,240 kilo's indigo,
2,466,243 kilo's tabak en 34,337 pikols koffie. Dit laatste pro-
duct bleef in het genoemde jaar ver beneden het gewone bedrag
en had in. 1877 103,154 pikols opgeleverd. Nog werden in 1878
op twee ondernemingen in Soerakarta 1122 kilo's rameh verkre-
gen ; maar in het algemeen schijnen zich de planters tot de vier
genoemde stapelproducten te bepalen ').
^) Ik heb de gegevens voor hetgeen bier over de agrarisobe toestondeii ge-
Digitized by VjOOQIC
609
Om met de vele merkwaardigheden van natuur en kunst in
de Yordtenlanden nadere kennis te maken j beginnen wij met d^i
groeten weg van Moentilan in Eadoe naar de hoofdplaats Jog-
jakarta te volgen, die ons, nadat wij 5^ paal hebben afgelegd,
op de grens der gelgknamigo residentie brengt. Die grens wordt
hier gevormd door de rivier Krasak, een op den Merapi ontsprin-
genden tak van de Pr&g&, en als wg de fraaie brug zgn over-
gegaan die over dezen stroom is geslagen , zetten wij bg den post
Tempel den voet op Jogjakartaschen bodem. Wij hebben dan
nog 6i paal af te leggen , om de regentschaps-hoofdplaats Sleman
te bereiken. Het noordelijk deel van Jogjakaria vormt een vrij
regelmatigen , nagenoeg gelijkzijdigen driehoek, waarvan twee zij-
den , die op de kruin van den Merapi samenkomen , en waarvan
die ter linker geheel door de Erasak van haren oorsprong tot
hare monding wordt beschreven, tevens grenslgnen der residen-
tie zijn. Eene Ign die mede van de kruin van den Merapi over
een aanmerkelijken afotand zuidwaarts gaat, snijdt dien driehoek zoo -
danig, dat ruim twee derden van diens inhoud aan hare westzijde ,
het overige aan hare oostzijde liggen. Het westelijk deel behoort
aan het regentschap Sleman, het oostelijk aan het regentschap
Ealasan, die dus te zamen de hellingen van den Merapi, voor
zoo ver zg tot Jogjakarta behooren, omvatten. Met de derde zijde
rust de driehoek op de noordelijke langere zgde van den hier en
daar wat ingesneden of uitspringenden rechthoek , die het overige
der residentie vormt; hij ligt daarop in dier voege, dat hij on-
geveer een derde daarvan bedekt, maar wat aan de oostzgde onbe-
dekt blgft en door Boerakarta begrensd wordt,ongeveer het dub-
bel bedraagt van het aan de westzijde onbedekt gebleven, door Eadoe
begrensde deel *). De tegenoverstaande of zuidelijke lange zijde van
dien rechthoek is de kustljjn , bespeeld door den Indischeu Oceaan.
De rechthoek ligtschuin;zgnelangezijdenloopen van west-noord-
west naar oost-zuidoost; van de korte zijden grenst de noordelijke
£6gd is hoofdzakelgk ontleend aan Mounier in T. y. N. I. YI. I. 341 t?.; yan
Deyenter, Bgdragen, I. 177 vv.; Hageman, Jaya, bL 187, 19d;MirandolleinT.
V. N. I. 1867. II. 281 yy.; de Lonter, Handleiding, bl. 883 yy. en het Koloniaal
Yerelag oyer 1879.
') Vgl Bleeker in T. y. N. I. 1850, II, bl. 4,
m. 89
Digitized by VjOOQIC
610
aan Bagelèn , de oostielgke nog geheel aan Soerakarta , dat het broe-
derrijk yan den top van den Merapi tot even beooBten de Badeng-
baai omyleugelt.
Over Sleman zelf is niets bijzonders te zeggen , maar de streek
waarin het ligt, is een opmerkzame besohonwing overwaardig.
De voet van den Merapi , die aan de noordzijde reeds op eene
hoogte van omstreeks 1480 meters dien van den Merbaboe ont-
moet, waardoor een tusschenzadel gevormd wordt welken wg bg
ons bezoek aan Soerakarta zullen loeren kennen, heeft naar alle
andere zijden eene verbazend breede ontwikkeling. In Eadoe strekt
hij zich uit tot aan het bed van de EI& en , nadat deze zich met de
Pr&g& vereenigd heeft, tot aan de heuvelen op den linkeroever
der laatste; oost- en zuidoostwaarts in Soerakarta verbreidt hg
zich over B&j&Iali, Eart&soer& en Elatèn tot aan de Solo-rivier
en haren zijtak de Denkeng '); in Jogjakarta beslaat hg den ge-
heelen beschreven driehoek en zet zich over zijne zuidelijke
denkbeeldige grenslijn voort, tnsschen het bed van dePr&g&ten
westen en dat van de Oepak ten oosten , totdat hij , tusschen de
nauw 8 kilometers van elkander verwijderde mondingen van deze
beide doorgaans convergeerende stroomen , gestuit wordt door den
Indischen Oceaan. De diep ingesneden beddingen van E1& en
Pr&g&, van Oepak, Denkeng en S&l&-rivier, wgzen de grenzen
aan tot waar de oude lava-stroomen van den Herapi zijn voort-
geloopen. Yan den top des vulkaans, die 2866 meters hoog ist
gaat de helling aan deze zgde aanvankelijk, tot op eene hoogte
van omstreeks 1100 meters, steil afwaarts; tot op dit punt is zg ,
van de hoogte van 2300 meters af, met boschjes van Alpenstrui-
ken, van die van 1900 meters beneden waarts , met oorspronke-
lijke wouden bedekt Nog meer dan 600 meters boven de bosch-
grens verheft zich de kruin als een kale, zwarte , gedurig steiler
wordende wand , uit een korat van grauwe asch en groote steen-
brokken opgebouwd , en door talrijke, maar ondiepe kloven door-
ploegd. Beneden de boschgrens nemen weldra de bebouwde vel-
den en woningen der menschen een aanvang; de helling blgft
echter nog steil, maar met meer gelijkmatigheid, tot op eene
V VgL D. I. W. 96.
Digitized by VjOOQIC
611
hoogte van 600 meters. Hier gaat zg over ia eene zachte glooiing ^
die allengs het karakter krijgt eener nog slechts weinig afhol-
lende vlakte I — de vlakte van Jogjakartai in welker midden de
hoofdplaats zelve gelegen is *).
Die vlakte van Jogjakarta, slechts ten zuiden der hoofdstad
hier en daar door kalkheuvelen a^ebroken ^ vormt ook een drie-
hoek, die zyne basis met den reeds beschrevenen gemeen heeft ,
wiens wat langere beenen door.de Pr&g& en de Oepak gevormd
worden, en wiens tot aan zee reikende top een weinig is afge-
knot. Beide driehoeken^ die het vulkanische gedeelte van het
Jogjasche terrein uitmaken, vormen tezamen eene, natuurlijk niet
geheel regelmatige, ruit, waarvan de lange diagonaal, van de
kruin van den Merapi tot aan den mond van de Oepak, eene
lengte heeft van 54 kilometers; terwgl die van de korte nau-
welyks de helft daarvan bedraagt.
Wil men zich van de bodemgesteldheid der geheele residentie eene
gemakkelyke en eenvoudige, voorstelling vormen, dandenkemen
zich aan weerszyden van de beschreven vulkanische ruit een recht-
hoek van tertiair gesteente, tegen de gelgkbeeuige zyden van den
zuideiyken driehoek gelegen. De grootere rechthoek ten oosten
beslaat ongeveer de helft van het gansche terrein der residentie ;
aan de ruit behooren iV; aan den rechthoek ten westen van de
Pr&g& 1^. Laatstgenoemde is grootendeels bedekt door het Eelir-
gebergte, de rechthoek beoosten de Oepak geheel door den Goe-
noeng Eidoel of het Zuider- gebergte. Yan eene vroegere ver-
binding tttsschen die beide kalkgebergten kunnen de verstrooide
kalkheuvelen ten zuiden der hoofdplaats getuigen ; doch met deze
geringe uitzondering is de bodem van het geheele ruitvormige mid-
dendeel gevormd door de uitwerpselen van den nog van tgd tot
tyd werkzamen Merapi, nadat misschien die van den ouderen,
thans sedert lang uitgedoofden Merbaboe den zeeboezem groeten -
deels hadden opgevuld, die hier in lang vervlogen tijden schgnt
te hebben bestaan ').
>) Jnnghuhn, JaTa, II, bl. 871 v., 876 v.
*) Van Dgk, Geolo^flohe beaohrgving Tan Djodkjakarta , in Jaarboek van
het M^nwesen in N. I., Jg. I, D. I, bl 150, 152, 156 v.
3»*
Digitized by VjOOQIC
612
By het onderzoek van den bodem van Jogjakarta, dat nit
geologisch oogpunt tot de *be8t bekende gedeelten van Java be-
hoort , heeft men overal als de oadste en diepstliggende laag vast tra-
chietgesteente gevonden ^ dat de basis vormt waarop zich eoceene la-
gen vol nummulieten hebben afgezet Opheffingen bier, verzakkingen
ginds; de werkzaamheid der polypen aan de randen der afzet-
tingen; nieuwe uitbarstingen van halfgesmolten lava of trachiet-
breccie, die het oud-tertiaire bekken, op sommige plaatsen tot
aan zijn uitersten rand , overdekten ; eene langdurige mioceene af-
zetting van mergel- en kalksteenlagen in de met eilandjes be-
zaaide bocht 9 die een naar het zuiden geopenden zeeboezem
vormde; daarna de algemeene opheffing van Java door de kracht
der thans nog werkende of althans nog herkenbare vulkanen, ge-
paard met uitgestrekte verscheuringen, die onder andere den
stellen rand der zuidkust deden ontstaan; de door opvolgende
uitbarstingen allengs volbrachte drooglegging der groote zeebocht,
wier vroegere eilanden of ondiepten zich nu hier en daar als
kalksteenheuvelen vertoonen ; — ziedaar eene vluchtige opsomming
der voornaamste feiten, wier opvolging in de geschiedenis van
Jogja's bodem men in de voorhanden sporen meent te kunnen vol-
gen* De bovenste bekleeding der vlakte bestaat overal uit een
helder grijskleurige vulkanische asch of uiterst fijn zand, dat, als
men de hoogere, steilere hellingen van den vuurberg nadert, meer
en meer met stukjes puimsteen , puinbrokken en gruis van andere
gesteenten vermengd is. Maar de ng verheid der bevolking heeft
dien bodem, beginnende van het punt waar de steile helling in
zachte glooiing overgaat, bijna geheel in sawah's herschapen,
waarop honderden dorpsboschjes en de talrijke ruïnes van vor-
stelijke lustverblijven, die er in verstrooid liggen, met scherpe
lijnen uitkomen. De vruchtbaarheid van dezen bodem is schier uit-
sluitend van kunstmatige besproeiing afhankelijk , en in de droogste
en helderste maanden, in Augustus en September , lost zijne opper-
vlakte zich op en wordt in het fijnste stof veranderd. Wanneer
dan de in Jogjakarta vaak heerschende znidewinden over dejdorre
sawah's strijken, ziet men, bg eene gloeiende hitte ^ die des na*
jniddagB te 2 i 3 uren baar masimum bereikt, alom eene me*
Digitized by VjOOQIC
613
Digte zandhozen ontstaan , die , in de bosclijes der dorpen gebroken ,
gedurig door nieuwgevormde vervangen worden.
Wanneer men van Sleman naar den top van den Merapi staart,
glijdt de blik langs de westzijde van een dubbelen voorberg van
dien vulkaan , die den naam draagt van Qoenoeng Plawangan en
veel overeenkomst heeft met de voorbergspits van den Merbaboe
bij Eopeng *). Om dit merkwaardig punt te bezoeken , leggen wij
in-noordoostelijke richting een rechten afstand van 10 kilometers
af, langs paden die door de sawahs en de aanplantingen der Euro-
peesohe ondernemers langzaam opwaarts voeren naar de desa
Sawoengang, op eene hoogte van 525 meters gelegen aan de
Kali Koeningy die , van den Merapi afdalende , hier de grens vormt
tusschen de regentschappen Sleman en Kalasan. Men bevindt
zich hier, opruim vier kilometers afstands, recht ten zuiden van
den Plawangan , die aan dezen kant zijne twee stompe , met woud-
geboomte en bamboestoelen bedekte, door een diepe kloof ge-
scheiden en door eenige kleinere spitsen omringde kegels ten toon
spreidt, terwijl hij zich, van ter zijde gezien, als een lange, zich
eerst ver boven de overige verheffende, en dan plotseling steil
afdalende rib van den Merapi vertoont. De naam Plawangan , die
van lawang afstamt en poort of doorgang beteekent, is aan
gemelde kloof ontleend. Het schijnt dat de lavastroomen hier tegen
een reeds bestaande hoogte zijn gestuit, maar zich tegelijk een
doortocht door de genoemde kloof gebaand hebben. Op twee pun-
ten vormen echter de lavabanken een steilen, lijnrechten wand,
waarlangs zich de uit een smalle spleet te voorschijn komende
beek Tel&g& Moentjak , eerst van eene hoogte van 80 , later van
eene van 25 voet naar beneden stort. De wanden bestaan uit
zeer vaste, zwartkleurige , basaltachtige ; in horizontale lagen ge-
spleten lava, afgewisseld door eene roode, kleurafgevende aardts
in de dwarsloopende spleten, die uit de verweering der vele
ijzerdeelen bevattende lava ontstaan is '). De geographische dienst
beeft op den hoogsten top van den Plawangan, d. i. op eene
hoogte van 1272 meters, een seinpaal opgericht Dicht bij
^) Boven, bl. 519. ^ Jangbahn, Java, L 382.
Digitized by VjOOQIC
614
den oostelijken voet van den Plawangan gaat , tusschen de dorp-
jes Andong en Rangka, een diep en steil, kanaal vormig, welig
begroeid en roet bevallige boomvarens getooid ravijn (djoerang)
naar beneden , waarin , een weinig lager dan Andong, de EaU
Eoening ontspringt ^). Het terrein legt aan de beklimming van
den Merapi aan deze zijde schier onoverkomelijke zwarigheden in
den weg. Nogtans gelukte het Junghuhn , in Sept 1835, toen
hij voor het eerst dezen berg beklom, van Sawoengang, over Eftli
Oerang en Andong, Rangka te bereiken, en vandaar, met de hulp
van een Javaanschen gids, dien zijne medgezellen den Eapala
Qoenoeng (het berghoofd) noemden, onder duizend gevaren, tot
den top op te stygen '). Wij zullen hem niet volgen op dezen
weg, dien het een minder geharden reiziger niet geraden zon
zijn te kiezen, te minder daar het ons blijken zal, dat van Soe-
rakarta uit de . kruin van dezen vulkaan met vrij wat minder
moeite te bereiken is.
Wg keeren dus thans naar Sleman terug en* volgen van daar
zuidwaarts, acht palen ver, den groeten weg naar de Neg&r&. Haar
noordelijk uiteinde is in rechten afstand 9 kilometers van Sleman ,
haar zuidelijk 21 kilometers van het zuiderstand verwijderd ; de stad
zelve meet tusschen die uiteinden 6 kilometers , bg eene afwisselende
breedte, waarvan het maximum 4 kilometers bedraagt. Zg ligt
op het hellend vlak dat van den Merapi naar den Oceaan af-
daalt, op slechts 113 meters boven de zee. Yan het verba-
zend aantal riviertjes die over de zachte helling zuidwaarts gaan ,
heeft zg de Bëdog , die tot het gebied van de PrSlg^ behoort, ten
westen, en de Godéan, die zich met de Oepak vereenigt, ten
oosten, terwijl tal van kleinere spruiten hare kampongs en sa-
wahs besproeien. Zij is geene aaneenliggende stad, maar eene
verzameling van uitgestrekte kratons, van Europeesche en Chi-
neesche buurten en van inlandsche dorpen, in alle richtingen
doorsneden van breede lanen, overschaduwd door de lommerrijke
kruinen van eerbiedwaardige waringins of hooge kanari-boomen ,
die aan beide zijden geplant zgn. Het is dus wel niet te ver-
wonderen , dat het bevolkingscijfer niet aan den reuscu^htigen
O Ibid. 385. >) Reisen daroh Jaya, S. 118 ff.
Digitized by VjOOQIC
615
omvang beantwoordt. In 1845 werd het gesteld op 43000 of, de
militairen medegerekend , omstreeks 45000 zielen , waaromder ruim
1000 Ohineezen, ruim 50 Arabieren en Bengaleezen en ongeveer
600 Europeanen. De bevolking der geheele residentie bedroeg
toen 347,500 zielen, maar was in 1878 tot 445,000 gestegen.
Zoo wij aannemen dat die der hoofdstad evenredig daarmede ge-
klommen is, zou deze thans 56,000 k 57,000 zielen tellen. Eer
ik beproef haar meer in bijzonderheden te. beschrijven, ga nog
eene enkele opmerking vooraf.
De geschiedenis van Java heeft ons geleerd, dat de rijkszetel
telkens verplaatst werd, en de Javanen beschouwen de tgden
van duur van eiken dier rijkszetels als zoovele perioden in hunne
geschiedenis *). Wij willen hier niet teruggaan tot de Hindoe-
periode, waarvan de geschiedenis te duister is om ons te ver-
gunnen iets omtrent den duur en de opvolging van de zetels der
Oppervorsten te bepalen ; maar in de Mohammedaansche periode ,
welker duur wij thans op vier eeuwen kunnen stellen, vinden
wij achter elkander vier rgkszetels, die, naar de voorstelling der
Javanen , ieder gedurende een eeuw den Oppervorst binnen hunne
muren hebben gehuisvest: Demak^ Pasar gedé (Earta), Earta-
soera en Soerakarta '). Met die honderd jaren , die naar de Mo-
hammedaansche tijdrekening slechts ongeveer 97 van onze jaren
uitmaken , moet men het niet al te nauw nemen. Demak en Pasar
gedé zgn werkelijk gedurende weinig meer dan honderd Moham*
medaansche jaren de rijkszetels geweest; maar de periode van
Kartasoera, aanvangende in het jaar 1681 onzer tijdrekening, is
in 1744 geëindigd, en de periode van Soerakarta heeft dus thans
reeds 136 jaren geduurd. Men zegt echter dat voor eenige
jaren de Soesoehoenan meende, dat de tyd voor de verplaatsing
van den Kraton gekomen was , en dat het de Regeering vrg wat
moeite gekost heeft hem van het voornemen terug te brengen om
tot die verplaatsing over te gaan ; men zou hem beduid hebben ,
dat dan ook het fort en het residentie^huis, om in de nabijheid
van den Eraton te bjijven , verplaatst zouden moeten worden , en
>) Vgl. D. I, bL 346, noot 1.
<) Zie D. JI, bl. 197 (vgl. 203), 259 (ygL 310), 390 en 469.
Digitized by VjOOQIC
616
dat, daar de Regeering bg de zaak hoegenaamd geen belang had ,
dit dan op koaten van Z. H. zon moeten geschieden. Yoor dit argn-
mentnm ad crumenam zou de Soeaoeboenan gezwicht zgn ').
In yerband roet deze verwisseling van njkszetels staat na ook
de zonderlinge adat, om een yorstelgk yerblijf schier van het
oogenblik dat het voltooid is, te laten vervallen. Natnorlgk wor-
den de reparatiên verricht die volstrekt noodig zgn, om de ge-
bouwen die niet ontruimd kunnen worden , in bewoonbaren staat
te houden ; maar daartoe bepaalt men zich , en wat van den Kra-
ton geldt, geldt tot zekere hoogte ook van de gebeele Neg&r&.
De prinsen van het Mangkoe-neg^r&sche huis , die met een voor-
uitstrevenden geest bezield zijn en zich in vele opzichten de
denkbeelden van den Europeaan hebben eigen gemaakt, mogen
voor het onderhoud en de verfraaiing van hun kraton en al wat
hun behoort zorg dragen, in bet algemeen bestaan zoowel Jog-
jakarta als Soerakarta voor een groot gedeelte uit puinhoopen
en stee)^t niemand de hand uit om ze op te ruimen; want ook
te Jogja worden dezelfde begrippen gehuldigd, ook daarheen is
dezelfde adat overgewaaid. Waarschijnlijk acht de Sultan zich
even zeer gerechtigd als de Soesoehoenan , om zich alsdeaeige*
Igken erfgenaam van de Mataramsche vorsten te beschouwen,
en meent hij dus hetzelfde recht te hebben om van rijkszetel te
veranderen en, indien de omstandigheden gunstig zijn en het Gbu-
vernement niet weerstreeft, zijn thans reeds 120 jaar ouden
kraton met een nieuw verblijf te verwisselen. Alleen een meer-
derheid in rang schijnt de Sultan vroeger aan den Soesoehoenan
te hebben toegekend, zonder daarom iets te laten afdingen van
zijne aanspraken op volkomen onafhankelijkheid. Men verhaalt
namelijk dat, een 25 jaren geleden, de gewoonte bestond, dat de
Sultan in zijn landhais te Gowok, eene volkrijke desa, aan den
weg naar Soerakarta tusschen zijne hoofdstad en Ealasan gele-
gen, jaarlijks een bezoek ontving van zijn ouderen broeder, den
Soesoehoenan, en bij die gelegenheid zijn troon naderde na
de sandalen te hebben afgelegd, en hem, zich nederbuigende ,
hulde bewees. De Regeering, wenschende aan die bezoeken een
*) Y. RiJokeTorsel , Brieven, 80; d'Almeida, Life in Java, II 91.
Digitized by VjOOQIC
617
einde te maken, bracht den Salian onder het oog, dat hij in de
oogen der Europeanen nooit geheel onafhankelijk zou zijn, zoo
lang hij den Soesoehoenan als zgn meerdere huldigde. Toen dus
de tijd yan het bezoek weder daar was, yerscheen de Sultan te
Go wok in militaire nniform en plaatste zich op een stoel naast
den zetel des Soesoehoenans , waar hij bleef zitten zonder
een zweem van neiging te toonen, om de nu als vernederend
beschouwde ceremonie te herhalen. De Soesoehoenan voelde zich
beleedigd, ofschoon hij zijn toorn wist te verbergen, en de jaar-
lijksche samenkomsten, die, naar het schijnt, tevens als een
soort van volksfeest gevierd werden, zijn sedert niet meer her-
haald *). Doch hoe dit ook zij, zeker is het dat verval en ver-
waarloozing zich te Jogjakarta niet slechts evenzeer als , maar in
nog hoogere mate dan te Soerakarta vertoon en, wat vermoedelijk
vooral is toe te schrijven aan de menigvuldige aardbevingen,
waaraan de stad door de nabijheid van den steeds werkzamen Merapi
blootgesteld en waardoor zij ook nog in de laatste jaren geteisterd is.
Yooral die van 10 Juni, 1867, heeft in de Neg&r& vreeselijke
verwoestingen aangericht. Alle steenen gebouwen in den Eraton
zijn ingestort of zwaar beschadigd en het residentie-huis is ver-
nield. Die verwoestingen hebben zich toen tot een groot deel der
Residentie uitgebreid. Yan de Tjandi Séwoe is het beste om-
vergeworpen dat de tand des tjjds nog gespaard had. Schier
overal zijn de bruggen onbruikbaar gemaakt, tal van indigo- en
suikerfabrieken zijn geheel of gedeeltelijk ingestort, van Pasar
gedé, de bekende marktplaats ten zuiden der hoofdstad, is bijna
geen huis staande gebleven , en de menschen die bij die ramp het
leven verloren, worden op omstreeks 500 geschat ^.
Onder de zaken die vroeger van de grootheid van Jogjakarta
getuigden , maar waarvan nauwelijks een spoor schijnt overig tezgn,
behooren de muren en het sterke paalwerk, die eenmaal de gansche
reusachtige stad omgaven. £r voerden toen slechts vier wegen naar
de stad , die uitliepen op hare vier houten poorten , uit zware djati-
M D'Almeida, Life in Java, II. 98 f. Die onderhoudende sohrgver heeft
Tele dergelgke Terhalen, die men elders ie vergeefs zoekt, en waarbg het
alleen te betrearen is, dat niet biykt in hoever men er op kan staat maken.
2) N. T. V. N. I. XXX, bl. 480; ▼. Rgckevorsel, Brieven, bl. 79.
Digitized by VjOOQIC
618
balken samengesteld *). Thans is zij een open stad of Tlek en
ziet men bij den noordelijken ingang eene gedenkzuil Tan de diepe
Ternedering die een harer Sultans in 1811 Tan den Maarschalk
Daendels moest Terduren '). Yan dien noordelijken ingang Toert
de zoogenaamde Hofstraat, een kromme doorgaans zeer loTon-
dige weg, naar de aloen-aloen, waarachter de uitgestrekte Tier-
hoek gelegen is , die door den Eraton wordt beslagen. Eer men
de aloen-aloen bereikt, laat men aan zijn linkerhand het
GouTemements-kantoor; de Protestantsche kerk, het Residentie-
huis en de Bocieteit liggen, terwijl tegenoTer al deze gebouwen
aan de rechterhand het fort Rustenburg Torrgst. Yan de Euro-
peesche woningen liggen enkele , en wel de grootste en fraaiste ,
langs den bedoelden weg en elders Terstrooid, maar de meeste
zijn in een kleinen Tierhoek samengedrongen , die ten oosten
Tan het fort gelegen en door een met gras begroeid plein daarTan
gescheiden is, door eenige parallel loopende straten doorsneden
wordt en meest slechts lage en onaanzienlgke huizen boTat. Nog
Terder oostwaarts, aan de andere zijde Tan het riTiertje dat de
oostzijde der Europeesche wijk bespeelt, ligt de kleinere, maar
toch ook uitgestrekte kraton Tan Prins Pakoe Alam. Ten noor-
den Tan het fort liggen de pasar, de Cbineesche kampong en
de Europeesche begraafplaats , op welke laatste men o. a. eenige
gedenkteekenen opmerkt, gewijd aan de Engelsche krygslieden die
by de bestorming Tan den Eraton in 1812 het loTon lieten '). Al de
OTerige ruimte is aan alle zijden ingenomen door talrijke Ja-
Taansche kampongs en de daartusschen liggende uitgestrekte
erTon Tan inlandsche prinsen en groeten, die zich meestal ken-
merken door omgestorte muren , aan welker herstelling niemand
de hand slaat.
Aan deze Tluchtige algemeene omtrekken wensch ik thans
^) Teeostra, Besohrgy. d. Ked. orerz. bez., bl. 185.
') In het Aardr. en Stat. W^bk. yan K. I.,D. I, bL 301, wordt, in plaats
yan IStl, het jaar 1808 genoemd, en ook de omsohrgving yan het gebeurde
is daar zeer onnauwkeurig. Zie D. II yan dit werk, bl. 565. De indruk door
de groote stoutmoedigheid yan Daendels gemaakt, heeft tot allerlei legenden
aanleiding gegeyen , waaryan èen merkwaardig staaltje yoorkomt bg d' Almeida,
IL 129-132. ») Zie Dl U, bl. 586.
. Digitized by VjOOQIC
619
eenige bijzonderheden over de yoornaamste geboawen toe te
Toegèn.
Het fort Rastenburg werd in 1760 geetioht, te gelgker tijd
met den Eraton , dien het dan ook geheel beheer acht. Het is met
een gracht omgeven en heeft steenen wallen en vier bastions,
elk met schietgaten voor twee stakken. De kazernen voor de
Europeesche militairen, de offioierswoningen , het hospitaal en de
magazijnen zgn allen in het fort begrepen , waarin een half batal-
jon infanterie en een detachement artillerie garnizoen honden.
Yoor de verdediging van Java heeft dit fort geene beteekenis en
tegen een Enropeeschen vijand zou het niet lang bestand zijn.'
Het Residentie-huis heeft door de aardbeving van 1867 zooveel
geleden, dat het geheel moest vernieuwd worden. Het oude ge-
bouw wordt door velen die het gezien hebben , fraai genoemd ,
maar ontleende toch zijn voornaamste aantrekkelijkheid aan zijn
groeten , keurig aangelegden tuin , die slechts voor dien van het
Residentie-buis te Samarang onderdoet. Nu is in de plaats van
het oude een nieuw residentie-huis van reusachtige afmetingen
.verrezen, dat prachtig en smaakvol gemeubileerd is , voor zoover
dat bestaanbaar is met het Indische gebruik , om de decoratie der
wanden alleen aan den witkwast over te laten. En dat in een
land waar de hand der natuur de fraaiste marmersoorten heeft
toebereid , die slechts op den ondernemenden ontginner wachten ,
om geheel Indië van het schoonste bouwmateriaal te voorzien *)!
Het fraaist is de kolossale troonzaal, dus genaamd omdat aan
haar ééne uiteinde , onder een blauwen , met goud versierden he-
mel , waarvan geel zgden gordgnen afhangen-, op een kleine , met
een Deventersch tapijt bedekte verhevenheid, een canapé is ge-
plaatst, waarop bij feestelijke gelegenheden de Sultan en de Re*
sident plaats nemen. De eetzaal, die achter aan het huis is
aangebouwd, is alleen merkwaardig om hare kolossale afmetingen ;
want zij is 62 meters lang en bevat 'overvloedige ruimte voor
800 gasten. De officiêele feestmalen zijn trouwens te Jogjakarta ,
meer zelfs nog dan te Soerakarta, een zaak van groot gewicht ,
en het Residentie-huis is er minstens even goed voor ingerichte
^) Zie DL I, bL 127.
Digitized by VjOOQIC
620
als de paleizen van den Oouverneur-Generaal te Batavia en Bui-
tenzorg. Een bezoeker, die er 180 lampen telde, waarbij hg de
vele lusters met vier of zes lichten slechts als één rekende, en
bet aantal der in het huis voorhanden tafels op 63 , dat der
stoelen op 400 begrootte, geeft ons daardoor althans eenigermate
een denkbeeld van de reusachtige schaal waarop hier alles is
iugericht. Jammer, dat de voorzijde zoozeer van een goed uitzicht
verstoken is; over het plein heen dat het gebouw van den weg
scheidt, ziet men weinig meer dan de wallen van het fort, die
zeker geen vroolijken aanblik bieden.
Doch wat voornamelijk te Jogja onze aandacht verdient , is de
Eraton , binnen welks uitgestrekte wallen schier al de merkwaar-
digheden zijn opeengehoopt, die, als karakteristiek Javaansch,
onze aandacht bijzonder verdienen *).
De Kraton vormt een rechthoek , die alleen langs de oostzijde
van de aloen-aloen met een kleineren rechthoek uitspringt en
wiens zijden 3600 en 2400 voet lang zjjn. Hij heeft meer dan
een uur in den omtrek, bevat binnen zijne muren een aantal
gebouwen en pleinen, straten en wegen, kanalen en vgvers,
kampongs en lusthoven, en wordt door omstreeks 15000 men-
schen bewoond. Hij is dus veel meer dan een vorstelijk paleis
en het eigenlyke Sultansverblijf neemt daarin slechts een betrek-
kelijk kleine ruimte iu. Het geheel is omgeven door een muur,
waarvan de hoogte 14 voet bedraagt en die op sommige plaat-
sen 15 voet dik is. Aan de vier hoeken ziet men bastions met
wachttorens, en het geheel is door een gracht omringd, terwijl
binnen tegen den muur aarden wallen zijn opgeworpen, waarop
hier en daar stukken geschut zgn geplant, die echter vernageld
zijn en dus alleen voor staatsie dienen.
De noordelijke of hoofdingang tot den Eraton wordt slechts bereikt
*) Van den Kraton zgn mg twee platte gronden bekend. De eerste
komt voor in Thom*8 „Merooir of theconqnest of Java*', en werdgeteekendin
1812, de tweede is gevolgd naar een Javaansch origineel, in 1 870 ter plaat-
se zelve vervaardigd, en met een beschrijving van den Eraton, volgens de
beste inlichtingen samengesteld, uitgegeven door den heer H. C. Rogge in
den Volksalmanak der Mg. t. N. van *t Alg. 1878. De vergelgking toont dat
in den langen tusschentgd geene belangrijke veranderingen in de verdeeling
hebben plaats gehad.
Digitized by VjOOQIC
621
over de reeds herhaaldelijk vermelde aloen-aloen , een groot vier-
kant plein, door een muur ingesloten en door eene poort, de Eori
pamoerakan genoemd, gescheiden van de geladag, een kleiner
plein dat voor haar ligt en dat men betreedt door de Eori geladag,
die de eigenlijke hoofdpoort is voor alle tot den Eraton behoo-
rende gebouwen *). Langs de voorzgde is de aloen-aloen met
breedgetakte waringins beplant, die, volgens de eischen der adat ,
in den vorm van pajongs of zonneschermen geschoren worden.
Overigens is dit plein een kale zandvlakte; want dezelfde
adat verbiedt, er ook maar een enkelen grashalm te laten op*
schieten '), en alleen twee op het midden staande reusachtige
waringins, ieder afzonderlgk door een sierlijk hek omsloten, en
vroeger de toevlucht der verongelijkten, die, in het witte gewaad
der smeekelingen, de bescherming van den Sultan kwamen inroepen ,
maken daarop een uitzondering. In den zuidoostelijken hoek van
de aloen-aloen is het hok waarin de tjjgers bewaard worden, die bij
het eerste feest, door den Vorst gegeven, aan het volk het vermaak moe-
ten verschaffen van een wanhopigen strijd meteen karbouw te voeren
of door de lansen van Javaansche krijgslieden te worden gerampokt ').
Het was vroeger het uitsluitend voorrecht der Vorsten, hunne onder*
danen op die wreede spelen te onthalen , en nog heden kan men ze
alleen aan hunne hoven met al de formaliteiten en al de staatsie ,
door de adat gevorderd, zien opvoeren. In den strijd van den
tijger met den buffel is de laatste, wiens horens vooraf worden
gescherpt, in den regel overwinnaar, ten gevolge zgner grootere
kracht; in den strijd met de menschen moet de meerdere kracht
van den tijger onderdoen voor het groote aantal zijner in een
vierkant geplaatste bestryders, die hem, als hij door het carré
wil heenbreken , van alle zgden de gevelde lansen voorhouden , en
als hij in wanhoop ten slotte den sprong over hun hoofd waagt,
op de omhoog gestoken lansen opvangen. Aan eene uitvoeriger
beschrgving van deze zoo vaak door pen en teekenstift. geschetste
>) Ygl. boven bl. 568. Te Soerakarta Btaat, zooals daar gezegd werd, de
Kon geladag op het midden yan de geladag, in een maur die haar in tweeen
deelt, maar te Jogjakarta Bohgnt dit niet het geval te zgn Zie van Hoëvell,
Uit het IndiBohe leven , bl. 200.
'; Zie vim Bijokevorsel, Brieven, bL 88. *) Vgl D. I, bl. 254.
Digitized by VjOOQIC
622
tooneelen *) bestaat, naar ik meoD, geen behoefte , en liever wgd
ik eenige regelen aan andere, minder algemeen bekende feeste-
Igkheden, waarvan evenzeer de aloen-aloen getuige ia.
Ik heb hiermede echter niet het oog op de Bënènana of tornooien '),
die eiken Maandag en Donderdag plachten gebonden te worden ;
want zg zgn hier sedert eènige jaren geheel in onbruik geraakt
en er is alleen de karakteristieke formaliteit van overgebleven ,
dat op die dagen de Sultan twee Toemenggoengs tot den Besi*
dent zendt, om hem te boodschappen, dat Z. H. het tomooi niet kan
bijwonen , geheel zooals dat vroeger in geval van verhindering
geschiedde. Maar wat nog niet wordt verzuimd zgn de muzikale
uitvoeringen op eiken Zaterdag-middag, in een gebouw dat ten
noorden van het tggerhok op de aloen-aloen staat , en die in het
bespelen der gamelan monggang bestaan, waarover reeds elders
met een woord werd gesproken '); en evenmin zijn de plechtigheden
in onbruik geraakt die van ouds in de vastenmaand, ter gele-
genheid der malëmmans ^), op de aloen-aloen plaats vonden.
De viering der malëmmans te Jogjakarta schgnt een eenigs-
zins bijzonder karakter te dragen en hoofdzakelgk te bestaan in
een soort van pick-nick , door de ambtenaren des Sultans op de
aloen-aloen gehouden , waarbij echter door den Yorst zelven ge-
zonden spgzen wel niet zullen ontbreken. Honderden korven met
eetwaren, ieder door twee of meer mannen gedragen, worden
reeds te voren aangebracht en in orde gerangschikt, en tegen vgf
uren in den namiddag verzamelen zich alle ambtenaren op het
plein, dat, zoodra de duisternis begint te vallen, met duizenden
fakkels, hier en daar afgewisseld door de fraaie lampen van
aanzienlijke hoofden , verlicht wordt. Als alles in orde is , komt de
^) Zie bescliryTixig door t. HoeyëU in T. r. K. I. Jaarg. 1X1, Dl. I, bL
298, en Uit het Indische leyen, bL 186; door Jnnghohn in T. t. K. I. Jg.
YII, D. Il, bl. 205; door een onbekendein bet yerbaal der reis Tanden Gout.-
Cto. de Eerens over Jaya, in T. y. K. I., Jg. 1850, Dl. I, bL 454, en yele
andere. Eenfe afbeelding yan een rampokfeest , door Jhr. L. H. W. M. de Stuers,
komt yoor in het chromolithographisohe plaatwerk «de Indische Archipel, tafe-
reelen nit de natuur en het yolksleyen in Indiê'', yan 1865 tot 1868 in 6 afley.
versohenen bg den heer C. W. Mieling te *b (Jrayenhage.
*) Vgl. daarover DL I, bl 585.
») DL I, bL 475. *) YgL DL I, bL 395.
Digitized by VjOOQ IC ,
623
Sultan in bof kleeding te paard en door tal van volgelingen , ook
door den Resident, en een oorps muzikanten, die Europeesche
stukken op onze gewone instrumenten uitvoeren, vergezeld, om
de bonte menigte te overzien en van den Rijksbestuurder, op
zijne vraag of allen tegenwoordig zijn, het onveranderlgk toe-
stemmend antwoord te ontvangen. Daarop spreekt de Pangoeloe
een gebed uit, dat met een langgerekt Amtn uit aller mond be-
sloten wordt, waarna de Vorst zich verwgdert en de feestvie-
renden zich nederzetten onder de waringins, of in de open huisjes
die aan de vier zgden van het plein langs den muur zijn ge-
bouwd. Er heerscht eene groote drukte en levendigheid, vooral
bevorderd door het gebruik om het dienstpersoneel gedurig langs de
rijen te doen heen- en wedergaan, ten einde aan veraf gezeten
vrienden eenig geschenk van de medegebrachte spijzen over te
brengen. Te acht uren in den avond is de maaltgd geëindigd en
weldra is het levendig tooneel door doodsche stilte vervangen ').
Aan de westzgde van de aloen-aloen bevindt zich in het mid-
den de poort die den toegang verleent tot de groote moskee,
welk gebouw echter ook één of meer ingangen buiten den Eraton
heeft. Het ligt met zijne bggebouwen op een ruim plein , door
een eigen ringmuur omsloten , en aan welks achterzijde de pries-
terwgk paalt. De moskee zelve is een groot, vierkant, somber
gebouw, dat zeker meer dan 2000 menschen bevatten kan, en
dat aan de noordzijde eene afgezonderde galerij heeft voor de
vrouwen, die de openbare godsdienstoefeningen willen bijwonen.
Yóór het hoofdgebouw is een groot, overdekt, aan drie zgden
open, langwerpig vierkant voorportaal, dat wij reeds onder den
naam van Soerambi leerden kennen, en waarvan het bovendeel
kan gezien worden over den muur heen die de moskee van de
aloen-aloen scheidt, terwgl de metalen toren van het hoofdge-
bouw daarachter hoog uitsteekt Rondom het gansche gebouw
is een vijver gemetseld, die ongeveer acht voet breed en ander-
*} Bogge, t. a. p; Bleeker in T. t. K I, 1850, II, bl. 10. Bleeker stelt het
Toor alsof die maaltgden geheel doorden Sultan werden gegeven, maar Rogge,
die zijne inlichtingen ontying van Raden Mas Ismangoen , die nitmnntend met
het Jogjasohe hof bekend is, beschrijft ze als gemeenschappelijke maalt^den,
wsartoe ieder het zgne bgdraagt.
Digitized by VjOOQIC
624
half Toet diep en met helder water gevuld is. Er is geen middel
om in het godshuis te komen zonder dien tij ver te doorwaden ,
en niemand kan zich dus aan de verplichting onttrekken om het
heiligdom slechts met gereinigde voeten te betreden, of hij
moest zich , gelijk Europ^esche bezoekers soms doen , op de schou-
ders van een stevigen inlander door het water laten dragen. Aan
beide zgden is de moskee geflankeerd door open gebouwen^ be-
stemd voor de gamelan sekatèn , die in de maand moeloed met
veel plechtigheid hierheen wordt gebracht, om er zeven dagen
lang , ook gedurende den nacht , bespeeld te worden *). In den
avond van het moeloedfeest, dien wij den avond vóór het feest
zouden noemen — maar de Moslem begint den dag met zonson-
dergang — wordt in dit gebouw door een groot aantal priesters
een plechtige dikir gehouden. Zij verzamelen zich vooraf in het
voorportaal , waar zij , op matjes gezeten , door eene dicht opeenge*
drongen schaar van nieuwsgierigen, mannen , vrouwen en kinderen,
begluurd worden. De meisjes schijnen dien avond meer dan ge-
wone vrijheid te genieten: „spectatum veniunt, veniunt specten-
tur ut ipsae.^ Ook de lokkende gebaren en verleidelgke blikken
van de talèdèks worden er niet gembt, en het bewijs wordt maar
al te zeer geleverd, dat ook op Java bij feesteljjke gelegenheden,
die groote samenscholingen van personen van beiderlei sekse met
zich brongen , in weerwil zelfs van het godsdienstig karakter der
samenkomst, de tucht en de eerbaarheid vaak maar al te zeer
vergeten worden ').
Op den dag die op de dikir moeloed volgt; maar ook even-
zeer op de beide andere garëbëgs, is de aloen-aloen het tooneel van
een ander druk en levendig schouwspel^dat op soortgelijke wijze
ook te Soerakarta wordt vertoond, maar toch in het nog veel
meer dan de zusterstad aan oude gewoonten en ceremoniën ver*
slaafd gebleven Jogjakarta iets vermakelgks en onweerstaanbaar
lachwekkends heeft, dat te Soerakarta, waar de troepen meer op
Europeesche wijze gekleed zijn, niet in die mate wordt aange-
troffen. Het is een groote parade der vorstelijke staatsietroepen,
») Zie D. I, W 470.
V Rog{;e, t a. p.} v. HoSvell, Uit het Indische loven, bl. 205-4212.
Digitized by VjOOQIC
625
die van heinde en ver duizenden toeschouwers lokt. Reeds met het
aanbreken van den dag loopen de pradjoerits in hunne eigenaardige
monteeringen op de aloen-aloen te hoop, om zich ieder onder
zgn vaandel te scharen , en in statigen optocht begeven zich ook
de rijksbestuurder, de toemenggoengs en kliwons, met hunne
gamelans en pajongs en hunne met pieken gewapende volgelin-
gen , naar dit plein , waar alles in de vereischte orde wordt gerang-
schikt. Later op den dag, als de Sultan, vergezeld door den
Resident en omringd door zijne vrouwen en hofbeambten en de
aanzienlijkste Europeanen ter hoofdplaats woonachtig, in de bang-
sal wit&n& (wat dit is zullen wij aanstonds zien) op zijndampar
of vorstelijken zetel zal hebben plaats genomen, moeten die
troepen voor hem defileeren. Deze plechtigheid levert den Euro-
peaan die het geluk beeft tot de bangsal wit&n& te worden
toegelaten ; de schoonste gelegenheid om de krijgslieden van den
Sultan in al den luister hunner uitrusting en al hunne krijgs-
haftigheid te bewonderen. De soldaten, drie k vierduizend in
getal, zijn in verschillende afdeelingen verdeeld , waarvan elk hare
oflBcieren, haar vaandel, hare eigene kleeding, alsmede twee
tamboers en twee pijpers heeft. Terwgl op deze instrumenten
een lang verouderd marscbje wordt gespeeld , treedt een Javaansch
officier vooruit, gehuld in gelen rok en groene broek, met groote
zwarte laarzen aan de beenen, een driekanten hoed, waarop een
groote bloemruiker de plaats van een pluim inneemt, op het
hoofd, een broeden, ronden sabel in de hand, en een groeten,
groenen bril op den neus. Als hij den troon nadert^ verandert
hg zijn stap in een potsierlijken dans, met vreemde wendingen
en draaiingen van het lichaam , en vóór den Sultan aangekomen
begroet hij den Yorst met de wonderlijkste sprongen en grimassen,
waarna hij zich al tandakkende verwijdert. De manschappen die
hem volgen, hebben pieken in plaats van een sabel, en missen
alleen den bril, maar evenaren hem overigens in hunne kleeding,
zoowel als in de kunst van hun lichaam en leden op de zonder-
lingste wijze te verwringen. Op dezelfde wijze volgen andere
benden, nu eens met krissen, zwaarden en schilden, dan eena
met pieken en geweren gewapend, nu eens meer op Javaansohoi
HL iO
Digitized by VjOOQIC
626
maar toch altgd ouderwetsche wgze in sarongs en korte of lange
broeken gekleed en met de zonderlingste hoofddeksels getooid,
dan weder in het kostuum der compagniestroepen in de vorige
eeuw: driekante hoeden of hooge spitse mutsen, korte spanbroe-
ken, gele, roode, blauwe of zwarte rokken, witte kousen, schoe-
nen met tinnen of zilveren gespen , terwgl meestal de officieren een
groenen bril dragen, die het teeken hunner waardigheid schijnt
te zijn. Op de tandakkende soldaten volgen de eigenlyke potse-
makers of clowns, op de zonderlingste wijze toegetakeld, met
geel blanketsel besmeerd en de belachelijkste sprongen en kluchten
vertoonende. Ernstig, deftig, onbewegelijk, zonder zelfs het gelaat
tot een glimlach te plooien , staren de Sultan en zijne volgelingen,
volgens de eischen der Javaansche hofetiquette, het dwaze
schouwspel aan, terwijl de Europeanen telkens naar den zakdoek
grijpen om een schaterlach te bedwingen, die als hoogst onge-
past zou worden aangemerkt *).
Wat er overigens op die Gbrëbëgs zoo al plaats heeft , verschilt
te Jogjakarta nauwelijks van hetgeen wij later op nog grooter
schaal te Soerakarta zullen zien vertoonen, en kan dus hier met
stilzwygen worden voorbijgegaan. Wij moeten thans zien wat de
reeds vermelde bangsal witana is. Tegenover den noordelijken
toegang tot de aloen-aloen is aan de zuidzijde een doorgang
tusschen twee groote gebouwen, voor de zittingen van de Cri-
mineele rechtbank en den Residentieraad bestemd, en vervoK
gens tusschen twee wachthuisjes door, waardoor men komt op
een kleiner plein, op welks midden eene vierkante, van boven
vlakke en van aarde gevormde hoogte is gemaakt, tot welke
men langs een steenen trap van 12 treden opklimt. Dit is de
zoogenaamde siti inggil, meestal bij samentrekking sitinggil
genoemd , de hooge grond , waarop zich de Sultan bij feestelgke
gelegenheden den volke vertoont Midden op dezen kunstmatigen
heuvel staat een pand&p& , d. i. een op pilaren rustend , aan alle
zijden open gebouw, vervaardigd van djatihout, en met een
steenen vloer, die in twee terrassen oprijst, terwgl zich op een
1) Tan HoSveU^ Uit het Indiaobe loven, bl 218, 226-229; Bogge,t.a.p.
Digitized by VjOOQIC
627
Tóoruitapringend deel, dat naar de aloen-aloen is toegekeerd,
een kleinere pand&pa verheft, de eigenlijke plaats vanwaar de
Sultan de verzamelde menigte op het voorplein gadeslaat. Dit
nu is de bangsal wit&n&. Rechts en links van de sitinggil
staan de gebouwtjes waarin de gamelan monggang en de gamelan
sekatèn bewaard worden , tot de tgd weder daar is dat zij op de
feesten moeten dienst doen. Ter rechterzgde van ^et kleine plein
waarop wg ons^ bevinden, verdienen nog de stallingen voor rgtuigen
en koetspaarden onze aandaoht. Men vindt daar een verbazend
aantal rgtuigen , waaronder allerlei even zooderlinge en antieke
modellen als wij in de kleeding van des Sultans troepen opmerkten.
Het jfraaiste rijtuig is de staatsiekoets vWaarmede de Sultan den
Gouverneur-Generaal afhaalt , als deze de Yorstenlanden bezoekt.
De paarden moeten zeer de bezichtiging waard zijn.
Wanneer wij van den sitinggil aan de zuidzgde weder afda-
len, staan wij voor de poort Bradj&o&l&, die den ingang tot
den eigenlijken kraton vormt; want het kleinere plein, zooeven
vermeld, moet nog als een aanhangsel van het voorplein be-
schouwd worden. Bij de breede poort, waarnaast op vier hooge
palen een klokkenhuis staat, heeft een Europeesch soldaat de
wacht, wien tevens de rol van uurwerk is opgedragen; want
hij moet zorg dragen dat ieder uur de hier hangende klok aan
de bewoners van den kraton verkondigt hoe laat het is. Deze
buiten poort wordt van de biunenpoort, Mandoengan, gescheiden
door een pleintje, waarop niets te zien is dan een groote pan*
d&p&. Deze tweede poort wordt door inlandsche schildwachten
bewaakt en verleent weder toegang tot een vierkante ruimte,
die wat dieper ligt dan de vorige, als voorplein van het eigen-
Igke vorstenverUgf beschouwd wordt, en twee langwerpige
pand&p&'s bevat, bestemd tot wachtkamers voor den rijksbe-
stuurder, de gezanten of andere aanzienlijke personen, die bij
den Sultan wenschen toegelaten te worden. De Europeesche
lijfwacht van den Sultan is op dit plein geposteerd.
Wg zgn thans genaderd tot de Sri Menganti, de derde of
binnenste kratonpoort, die ons eindelijk den toegang baant tot
de Pelataran, de ommuurde ruimte waarop of waaromheen de
40«
Digitized by VjOOQIC
628
verschillende gebouwen staan waarin de Sultan Toornamelijk
zijn leven slijt. Tan het voorplein kan men er niets van sien;
want de poort is opzettelijk zoo gebouwd, dat de hoekige door-
gang den blik onderschept. Het midden der ruimte neemt de
bangsal kenij^n^ of gouden pand&p& in. Zij is wel het fraaiste wat er
in den kraton te zien is , niet groot , maar oud en karakteristiek
Javaansch. De schuin oploopende binnenzijden van het op gebeeld-
houwde pilaren rustende dak vertoonen hare balken geheel onbe-
dekt, zoodat het gesneden en met goud overtogen lofwerk,
waarmede het hier en daar versierd is , prachtig uitkomt op het
ongeverfde hout, dat door ouderdom eene donkere kleur heeft
aangenomen. Het van boven vlakke middendeel van het dak
is aan den binnenkant verdeeld in zes caissons, van elkander
gescheiden door sterk geprofileerde balken, die naar boven toe
trapsgewijze breeder worden, zoodat de caissons zeer diep liggen.
Te zamen zijn zij gevat in een breeden vlakken rand, dooreen
zwaar geprofileerde lijst omgeven. Dit alles nu is bedekt met
het rijkste snijwerk, bloemen, dieren, arabesken , alles verguld,
terwijl het fond van rood en blauw slechts even doorschemert.
Tusschen al het donkere hout maakt deze zoldering een prach-
tige vertooning. Overigens is deze pand&p& met marmer bevloerdf
en stijgt men er naar op langs breede trappen *).
Achter de pand&p& bevindt zich een lange open galerij , die bg
groote feesten als eetzaal dient, en links daarvan , tegen den ach-
termuur der Pelataran , het theehuis ; patéan , waarin de thee voor
des Sultans gasten bereid wordt. De gansche linkerzijde van de
ommuurde ruimte is belend door de groote stallingen voor
's Vorsten rjjpaarden, waaronder men schoone exemplaren van
de edelste rassen aantreft. Rechts van de pand&p& liggen naast
elkander de gedong koening of het gele huis, en de dalem of
prab&j&sa. De eerste is de eigenlijke woning van den Sultan , de
tweede die zijner Sultane favorite, maar officieel als verblijf van
den Sultan erkend. Onder de kleinere gebouwen wekken de
verblijven der honden bevreemding, daar de Moslem die dieren
als ten hoogste onrein beschouwt.
V Zie vooral v. BgckeTorsel, Brieven uit Insuiinde, bL 81.
Digitized by VjOOQIC
629
In dit oDBchendbaar Terblijf is de Sultan alleen door vrouwen
omgeven en mannen mogen het slechtB bij uitzondering en nooit
onaangemeld betreden '), maar bet is tevens voor hem een soort
van gevangenis; want door de contracten met de Nederlandsche
Regeeriug is het hem ontzegd buiten zijne residentie te vernach-
ten, eeue bepaling die ten doel heeft het bezoek der heilige
grotten te voorkomen, waarin meermalen Javaansobe vorsten
uit den gewaanden omgang met de Njai hkA Kidoel de inspi-
raties geput hebben, waardoor zg tot verzet tegen het Neder-
landsch gezag werden aangevuurd ').
Achter de woonhuizen van den Sultan, en dus verder west-
waarts, spreiden eenige hooge sawo-boomen ') hunne schaduw
aan den rand van een park met velerlei planten en bloemen,
vijvers en tempeltjes, waart usschen hier en ginds de witte wo-
ningen uitkomen, in welke de vrouwen en goendiks en het
gansche vrouwelijke hofpersoneel zijn gehuisvest. Dit is dus de
harem of kapoetrèn^ die voor alle mannen, behalve den Torst,
onverbiddelijk gesloten is. Dit neemt echter niet weg dat de
Sultan aanzienlijke gasten niet zelden in tegenwoordigheid van
zijne wettige vrouwen en dochters ontvangt, en vele Europeauen
in de gelegenheid zgn geweest de schoonheid der dames van het
Jogjasche hof te bewonderen ^). De beer van Rijckevorsel ont-
moette niet alleen bij den Sultan twee zijner echtgenooten , maar
zag de geheele familie van den Pangéran Ngabéhi, die kort daarna, in
1877, tot Sultan werd verheven. Destijds was hij nog Kroonprins,
en dus vermoedelijk gehuisvest in de Kadipatèn, die achter de
stallen der rijpaarden in het oostelijk gedeelte van den kraton
ligt, en waartoe de plangkoeng kadipatèn , een poort in den noor-
deifrouur van den kraton^ beoosten de aloen-aloen, den toegang
vormt '). De prins ontving zijne bezoekers recht huiselijk in de
») Vgl boven, bl. 572 ▼. «) Zie DL II, bl. 259, 640, 666.
*) Mimusops Kauki L. of miBschien Mimusopa Manükara Don., die op Jaya
in tuinen gekweekt Toorkorot en onder denzelfden naam begrepen wordt.
*) Ygl het portret van drie Jogjasche prinseseen in „Eigen Haard,* 1875,
n^ 86, waarby ik een bijschrift voegde, onder den titel: „de Javaansobe
gratiën.*'
*) „Pangeran Ngabéhi*' is eigenlijk de titel van den oudsten der oit goendiks
Digitized by VjOOQIC
630
voorgalerg van zgn woonhuis^ in bet gezelschap zgner eenige
vrouw, eene Javaansche sohooaheid Tan den eersten rang, en
van vijf dochters, waarvan drie volwassen waren. De vrouw is
eene dochter van den bekenden Sentot ^); zij werd bg eene
Europeesche familie opgevoed, moet twee huwelgksaanzoeken
van Europeanen ontvangen hebben, en werd eerst in den echt
verbonden met Prins Pakoe Alam ^) , maar liep na drie dagen
van hem weg en vluchtte tot den Kroonprins. Deze nam haar
zelf tot echtgenoot en stelde Pakoe Alam tevreden door hem
in ruil eene zijner zusters aan te biedeo. Bij het bedoelde bezoek
had de Ratoe boven haar lichtbruine sarong een kleed van
violet met goud doorwerkt; de prinsesjes droegen allen groen
satgn met goud. De schitterende zwarte oogen deden schier den
glans der diamanten tanen, die in de zwarte haren waren ge-
vlochten. Het geheele huis, tot zelfs de badkamers toe met hun
waterspuweoden steenen olifant , werd aan de Europeesche gasten
vertoond, waarvan de yoornaamste de Ratoe zelve, vijf andere
de jonge prinsessen aan den arm door het gansche paleis rond-
voerden '). Zeker mag men uit dit alles opmaken , dat onder den
tegenwoordigen Sultan de ouderwetsche defdgheid van het Jogja-
sche hof groot gevaar loopt, en wellicht vele belachelijke ge-
bruiken, die daar zoo lang gehandhaafd werden, allengs zullen
worden afgeschaft. Wie weet , hoevele schreden op dien weg
misschien reeds sedert 1877 zijn gedaan!
Wg hebben nog slechts een klein gedeelte van den kraton
bezocht , maar de bouwvallen die er een groot deel van bedekken ,
trekken ons niet aan, en van de pradjoerits, wier wijk in het
zuidwestelijk gedeelte ligt, hebben wij reeds meer dan genoeg
gezien. Meer belangstelling verwekken de wijken der werklieden
die aan den dienst van den kraton verbonden zijn en eigenlgk
eene klasse van erfelijke ambtenaren vormen. Zij maken op zich
geboren zonen , die in den kraton een afzonderlijk verblgf heeft, de Ngabéan.
Maar ik geloof te mogen aannemen dat de Pangéran Ngabéhi, nadat hg in
1872 tot Kroonprins was verheyen (zie DL II, bl. 669), zgn verbluf naar de
Eadipatèn heeft overgebracht.
») Zie D. U, bL 646, 652. 656, 660 v. s) Zie D. U, bL 670.
>) Y. Bgckevorsel, Brieven, bL 81—83.
Digitized by VjOOQIC
681
selven eene kleine stad uit, waarin de meest yeraohillende beroepen ,
soms met niet geringe kanstvaardigheid, worden uitgeoefend , en
waarin de zoon onveranderlijk hetzelfde ambacht drgft als zijn
rader. Naast het werk der goud- en ijzersmeden , der timmerlieden
en metselaars , der kleermakers en huisschilders , Tordienen onder-
scheidene eigenaardig Javaansche zaken die hier gemaakt worden ,
met een woord vermelding. Fraai gedamasceerde lansen en krissen ,
keurig snijwerk in hout, kolossale pajongs, vooral ook de kost-
bare, maar altijd gedrochtelijke wajangpoppen , behooren tot de
voortbrengselen der Javaansche industrie, die nergens beter dan
in de vorstelgke kratons vervaardigd worden.
Er is echter in den kraton nog één gebouw dat wij niet
onbezocht kunnen laten , tenzij wij ons bloot willen stellen aan
het gewone verwijt, dat den reiziger treft die zich vermeet een
enkele gevierde merkwaardigheid over te slaan, — dat hij het
voornaamste verwaarloosd en eigenlijk zoo goed als niets gezien
heeft. Ik bedoel het beroemde waterkasteel, eene der talrijke
stichtingen van den bouwlustigen Sultan Amangkoe Boew&n&
den tweeden , die in 1 792 de regeering aanvaardde *). De inrich-
ting van het kasteel maakt het waarschijnlijk, dat het tot een
toevluchtsoord der vorstelgke familie bij opstand of oorlog bestemd
was. De overlevering zegt dat het ontworpen werd door een
Spaansch of Portugeesch ingenieur, die als schipbreukeling op
het zuiderstrand was geworpen; maar het echt Javaansch karak-
ter van het gebouw schijnt daarmede in strijd. Ofschoon het
thans in een staat van diep verval verkeert , heeft het toch| ten
deele juist daarom, iets pittoresks en aantrekkelijks, dat het een
bezoek dubbel waardig maakt *).
Het gebouw, dat bij de Javanen den naam Taman-sari, d. i.
bloemtuin of lusthof, draagt, ligt ongeveer in het midden der
westelijke helft van den kraton, ten zuidwesten van de kapoe-
») D. II, bL 509.
*) Afbeeldingen van dit gebonw vindt men bij Tbom, Memoir, tegenover
bh 292 , en bg Buddingb , N. O. I. , I , tegenover bl. 252. Onder de menig-
vnldige besobrgvingen is die van Rogge, t. a. pi., zeker ^rel de nauwkeu-
rigste. Ygl. ook d*AJmeida , Life in Java , II , bL 126 , die er echter zeer
ten onrecbte Daendels bg te pas brengt.
Digitized by VjOOQIC
632
trèn, en ten zuidoosten en oosten van de ngabéan of het paleis
van den Pangéran Ngabéhi '), dat door een afzonderlijken ingang
in den vorstelijken kratonmuur, de plangkoeng ngabéan, met ,
de buitenwereld gemeenschap heeft. Ook het waterkasteel kan
men rechtstreeks van buiten bereiken door een rechten weg die
er heenvoert van de plangkoeng Taman-sari, een ingang in den
noordelijken . kratonmuur , ten westen van de priesterwijk. Het
gebouw ligt op een terrasvormig eiland, in een uitgestrekten
vijver die het van alle kanten omringt, en om dit eiland te
bereiken, is er geen ander middel dan twee tunnels of onder-
aardsche gangen, die onder den vijver doorvoeren, zoodac men
beginnen moet met 24 treden af te dalen. De tunnels verkeeren
sedert lang in zeer vervallen toestand en zijn half gevuld met
water, maar er zijn steeds Javanen bg de hand die gaarne
hunne schouders leenen om vreemdelingen er door te dragen,
die zich niet door de aanwezigheid van tallooze vleermuizen,
hagedissen en andere dierlijke bewoners van zulke vochtige en
donkere verblijven laten afschrikken. Maar bevatten de tunnels
te veel water, de vijver zelf bevat te weinig, en is op sommige
plaatsen zoo modderig en zoo volgegroeid , dat hij bgna het
aanzien heeft van een moeras. De tunnels ontvangen licht en
lucht door vier torentjes, die zich uit den vgver omhoog heffen.
Het kasteel heeft een verdieping en zware, doch op vele plaat-
sen gebarsten muren. Daar het onbewoond is en niemand er
zich om bekreunt, kan men het vrij binnentreden, de half ver-
gane trappen op- en afwandelen en de tallooze grootere en klei-
nere , zonder eenige regelmaat gebouwde en op de ingewikkeldste
wijs verbonden vertrekken bezoeken. De eenmaal prachtige
versiering heeft veel geleden, maar overal ziet men aan deuren
en vensters en balken nog overblijfselen van beeldhouwwerk en
verguldsel In een der kamers staat nog een gedeelte van een
verguld ledikant, waarin een der oude vorsten ^) moet geslapen
1) Zie D. I . bl. 664.
^ Volgens Rogge de stichter van Jogjakarta, volgens Buddingh, l.bl. 258,
de stichter van het vorstenhuis van Mataram, volgens d*Almeida, p. 128,
Sultan Amangkoe Boewana lY , ofschoon uit bl 232 bl{jkt, dat hg Amangkoe
Boewana II bedoelt.
Digitized by VjOOQIC
633
hebben I en waarvan, naar men meent , zel& de aanraking
ongeluk brengt.
De tuinen rondom het gebouw, deels op het eilandje, deels
op den anderen oever van den vijver gelegen, verkeeren eveneens
in een staat van diep verval; de tempeltjes, de badplaatsen met
gemetselde waterbakken , de steenen beeldjes die tot fonteinen
gediend hebben, alles is begroeid met varens en slingerplanten
en bezit slechts het schilderachtige van een bouwval. Eén punt
verdient nog bijzondere vermelding; het is een ronde, tamelijk
hooge toren, die op het westeinde van het eilandje is opgericht
en bekend is onder den naam van „de Doolhof.^ Om er in te komen
heeft men geen ander middel , dan door drie met water gevulde
kiinalen, zoodat men zich van een schuitje bedienen moet Be-
halve deze ingangen te water, zgn er in den buitensten ringmuur
slechts hooge vensters. Is men nu in den toren aangeland, dan
bevindt men zich tusschen twee muren, waarvan de binnenste slechts
ééne deur heeft. In de groote tusschenruimte zijn een aantal
trappen en gangen , maar steeds wordt men weder naar hetzelfde
punt teruggevoerd. In tusschen geniet men van de hoogste ver-
trekken een verwonderlijk schoon uitzicht. Men overziet er den
geheelen kraton en de daaromheen liggende stad ; in het zuidoosten
rust de blik op de dichte bosschen van het Zuider-gebergte en
in het noorden ziet men de vlakte langzaam oprijzen naar den
Merapi, wiens trotsche kruin zich in de wolken verliest.
De vijver die het waterkasteel omgeeft, is oostwaarts door
een breed kanaal verbonden met een tweede bassin , waarin ,
achter de stallingen der rijpaarden, het Eenanga-eiland (Poelo
kenang&) ') ligt, en hierop verrijst een ander slechts onder het
water door toegankelijk gebouw, van veel jonger dagteekening,
uit een toren van aanzienlijke hoogte en een door wallen met
kleine bastions ingesloten ruimte bestaande *). Een weinig be-
^) De naam is ontleend aan de Cktnanga odorata. Zie D. I, bl. 598.
3) Rogf^e beschrgft dat gebouw in het geheel niet , maar het komt voor op
z|jn platten grond. De eenige mg bekende schrgver die er melding van maakt,
is Thom, t. a. p., die het tijdens het bestuur van Raffles nog in aanbouw
zag. Bleeker, T. v. N. I., 1850, II, bL 8, heeft Poelo ken&ngil met hot
waterkastoel verward.
Digitized by VjOOQIC
684
westen dit tweede bsBsin is het verbindingskanaal overbrngd
voor den weg die over de zuidelijke aloen-aloen naar de plang«
koeog gading, de poort in den zuidelijken kratonmuur, voert.
De zuidelijke aloen-aloen is veel kleiner dan de noordelgke,
maar op dezelfde wgze ingericht, zoodat ook hier noch sitinggil,
noch bangsai wit&nSi, noch waringins in het midden ontbreken,
terwijl aan hare westzijde de stal voor des Sultans olifanten
paalt, dieren die op Java vreemd zijn en hier alleen gehouden
worden om de staatsie bij groote optochten te vermeerderen.
De plangkoeng gading is de laatste poort in den kratonmuur
die mij te vermelden bleef; want de poort die nog indenooste-
lijken muur gebouwd werd, is sedert lang weder dichtgemetseld.
Wij besluiten onze bezichtiging van Jogjakarta met een vluch-
tigen blik op het verblijf van Prins Pakoe Alam. Ook zijn kraton
beslaat een uitgestrekt terrein en heeft eene buiten poort , Eidangan y
en eene binnenpoort^ D&n&w&r& geheeten, en bij deze poorten ziet
men bij plechtige gelegenheden de troepen paradeeren die onder
s prinsen bevelen staan. De merkwaardigheden die men hier
den bezoeker toont, worden door een reiziger aldus opgesomd:
^een merkwaardig boek, een paar wapens, een vuil staatsiebed
en een oranje vaandel.^ Het bedoelde boek bevat een geslachts-
register der familie en een aantal gedichten , door de voorzaten
van den Prins vervaardigd. Het boek is omstreeks twee voet
hoog, zeer dik en gebonden in leder, met goud en edelgesteen-
ten ingelegd. Het wordt door twee man binnengebracht en niet
geopend voordat twee gele satgnen kussens onder den rug zijn
gelegd om alle beschadiging te voorkomen ^).
Is de hoofdstad rijk aan merkwaardigheden, niet minder zgn
het hare omstreken, die over een groeten omtrek met vorstelijke
paleizen, lusthoven, badplaatsen en graven, grootendeels geheel
vervallen , bedekt zijn. Wg zullen ze niet allen bezoeken , maar
ons bepalen tot de belangrijkste, en daar wij ons juist aan het
oosteinde der Neg&r& bevinden, zullen wij het eerst een blik
werpen op Poerwiredji en Rëdja Winangoen, welke plaatsen
•) Buddingh, N. O. I., I, bl. 2ö5; v. Röckevowel, Brieven, bL 84-, d'Al-
meida, Life in Java, II, 162.
Digitized by VjOOQIC
686
beide een paar kilometers ten oosten der stad en op nanwelijks
een kilometer afstands van elkander gelegen zijn. Bij Poerw&redj&,
aan de Eali Eeljawoeng, omstreeks twee kilometers ten zuiden
Tan bet reeds vermelde Gowok, ziet men de ruïnen van een
uitgestrekten kraton , maar z|) bieden niets dan een schilderaohtig
tooneel van verwoesting , ten gevolge van de gewone worsteling
der tropische vegetatie met de werken van 's menseben band *).
Het meer zuidelijk gelegen Rëdj4 of Ardj3k Winangoen is een
lustbof in de manier van bet waterkasteel , met terrasvormigen
aanleg, vijvers en fonteinen, en een kloosteracbtig gebouw met
een ingang die door een monsterkop met uitgestoken tong is
gekroond , en een paar groote en vele zeer kleine vertrekken , die
nog slecbts door zwaluwen en vleermuizen bewoond worden , en
gebeel door slinger- en woekerplanten bedekt zijn *). Vandaar beb*
ben wij weder een paar kilometers inzuidwaartsohericbtingaf te
leggen naar Pasar-Gedé, 8 4 paal van de boofdplaats, eneeniger-
mate als een voorstad daarvan te bescbouwen. Het is een markt-
plaats, zooals reeds de naam aanduidt, en volgens de verzekering
van Poerw& Lel&n& wonen er vele Javanen, hadji's of santri's,
die groeten rgkdom bezitten en die, in weerwil van bet in den
Koran uitgesproken verbod om geld op rente uit te zetten,
aan andere Javanen, Chineezen en zelfs Europeanen, kleine
voorscbotten geven tegen 40 tot 100 pCt. in bet jaar, en voor
't overige bnnne sobatten in den grond begraven. Van den kraton
hier door Sen&pati, den stichter van bet Mataramsche rgk, ge-
bouwd en door Sultan Ageng verfraaid en vergroot '), is thans
weinig meer overig, maar de Astana of begraafplaats wordt nog
steeds met eenige zorg onderhouden *), ofschoon de aardbeving
van 1867 hier groote verwoesting heeft aangericht. De begraaf-
plaats bestaat uit verschillende hoven , omringd door muren wier
poorten met snijwerk versierd zijn, en die onder houten^ door
M D*Almeida, Life in Java, II. 120.
s) D'Almeida, t. a. pL, 122 vv.; Junghuhn, Reisen, 1, 75, en T. v. N.
I. VL 2. 368. Laatstgenoemde Bohrgver geeft de verminkte namen van drie
andere vervallen lusthoven , allen in de onmiddellijke nabijheid van Recya
Winangoen.
») Zie D. n, bL 259, 340. *) Zie boven, bb, 475.
Digitized by VjOOQIC
636
priesters bewaakte gebouwen de graven van het regeerend
vorstenhuis en van enkele vroegere vorsten bevatten. Het
voornaamste en meest geëerde dier graven is dat van den
Sen&pati zelven *). Na drie hoven te zijn doorgegaan komt men in
eene ruimte waar de graven terrassen vormen, die als trappen
boven elkander liggen, en overdekt zijn door een latwerk dat
met wit katoen behangen is, wat hun het voorkomen van
ouderwetsohe ledikanten en aan de geheele ruimte het aan-
zien van een groote slaapzaal geeft De gordijnen blijven hangen
tot ze vergaan zijn, doch er worden van tijd tot tgd nieuwe over.
heen gespannen. Yan deze plaats afdalende, komt men aan een
kleinen, vierkanten vijver, onder een pannen dak, dat de daarin
levende heilige visschen en heilige schildpadden overschaduwt.
De visschen zijn een soort van meervallen, door de Javanen
ikan léléh genoemd'); de schildpadden zijn wit van kleur, wat
als iets zeer bijzonders beschouwd wordt
Eene andere merkwaardigheid van Pasar gedé is een gladde
blauwe steen, vier en een halven voet lang en bijna vier voet
breed, die in de nabijheid der begraafylaats op een door vier
prachtige waringins overschaduwd plekje ligt. Men ziet in dezen
steen twee langwerpige afdrukselen, in de manier van de door
Bonnivard's voeten in den bodem van het kasteel van Chillon
uitgeholde, en die het volksverhaal beweert dat er door de
beenen van een zittend mensch in gesleten zijn, hetzij van een
Sultan die dien steen bestendig als dampar gebruikte, hetzij van
een Europeeschen schipbreukeling, die op last van een der Sultans
door een keten aan dien steen zou geklonken zgn. Het laatste
is zeker meer in overeenstemming dan het eerste met de zonder-
linge opschriften, die met ontzettend veel moeite en geduld in
den steen gesneden en over het geheel nog zeer goed leesbaar
zgn. In een vierkant staan om de vermelde sporen heen de woorden :
ad aeternam | memoriam | sortis | infelicis. Om
>) Zie Sterrenberg bij de Jonge, Opkomst. X, 45; T. t. N. L, 1860, I.
214, en Poerw& LelHnH.
s) Zie D. I, bl. 212. Over de \7itte Bchildpadden verdient Teysmann, in
N. T. V. N. I., YIII. 267 v., nagelezen te worden.
Digitized by VjOOQIC
637
dit vierkant leest men in een kring: ainsi tb Ie monde |
zoo gaat de wereld | oosi va il mondo | ita move-
tur mundus. En deze kriog is weder omgeven door een vier-
kant, door de volgende uitdrukkingen gevormd :in fortuna con-
sortes indigni valete | quid stupeatis insani | vi-
dete ignari et ridete | contemnite vos contemtu
vere digni. Uit eenige onder en boven deze laatste volzinoen
geplaatste afzonderlijke letters en woorden is niets te maken.
Het geheel heeft een zeer raadselachtig voorkomen en heeft tot
velerlei legenden aanleiding gegeven ; een bevredigende oplossing
van het raadsel is echter nooit gevonden. De zaak wordt niet
dnidelgker door den zwaren steenen vijzel die naast den steen
is geplaatst, en in wiens voetstuk eenige holten zgn, die drie
steenen ballen van verschillende grootte en kleur bevatten *).
Van Pasar gedé vervolgen wij onzen weg naar het vier palen
verder gelegene Plèrèd, dat, ten zuidwesten van de hoofdstad, door
de Oepak bespeeld wordt. Hier liggen de ruïnen van een ouden,
door Sultan Ageng gestichten kraton^ dien wij reeds in de ge-
schiedenis van den krijg met Dip& Neg&r& leerden kennen , toen hg
langen tijd het middelpunt van den weerstand was. Behalve de
overblijfselen der 20 voet hooge muren, geheel door dicht en
zwaar geboomte overschaduwd, is er niets meer dat onze aandacht
trekt *). Maar wij moeten van ons verblgf te Plèrèd gebruik maken
tot een uitstapje naar de zuidkust, om eenige merkwaardige plaat-
sen te leeren kennen , die wij van hier het gemakkelgkst bereiken
kunnen. Zij liggen in eene tot de regentschappen Ejtlasan en Bantoel,
en dus tot Mataram gerekende strook lands, diO; daar zij zich langs
de overzijde van de Oepak uitstrekt, volgens de natuurlgke indeeling
der Residentie eer tot Goenoeng Eidoel zou moeten behooren. Het is
echter een strook van eenigszinsbgzondere natuur, bedekt met eene
reeks van ruggen en voorheuvelen , die in meestal noordwestelijke
») Junghuhn, T. t. N. I. VL 1. 370 en Reiaen, 8. 76; d*Almeida. t. a.
p.. 1 07— 1 1 8 ; V. Rijckevorael . Brieven , bl. 85 t.; Buddingb. N. O. I., I. 254 v. Van
den genoemden steen geeft laatstgemelde een afbeelding en eenige ophelde-
ringen in T. Y. N. I. II. 1. 46. Ygl ook nog eene aanteekening ald. bl. 201.
') Brumnnd , Indiana. L 229; Weitzel , Oorlog op Java , I, 269. YgL bovoQ
D. U^ Ï)L 645.
Digitized by VjOOQIC
633
richÜDg van het gebergte uitstralen en zgn hoogst onregelmatigen ,
zaohtkens oprgzenden en sleohts met gras en stniikgewas of kleine
boschpartgen getooiden voet vormen , terwgl de kleine, vlakke
bochten die ze vaneen scheiden, overal aan de rgstkuliaur sgn
dienstbaar gemaakt.
Op één dezer ruggen, 5' paal van Plèrèd, ligt de vorstelgke
begraafplaats Magiri of Im&giri , eene der stichtingen van Sultan
Ageng. Men doorwaadt de omstreeks 200 voet breede rivier,
hetzij te paard of in zijn rijtuig, op ongeveer een paal afstands
van deze plek, en na in de desa Imagiri te zijn a^estegen,
beklimt men den bergrug langs 360 ongelijke treden, die zich
bochtig naar boven dringen, en komt dan door een massieve
poort op een kleine ruimte , waarvan in drie richtingen nog broe-
dere trappen opstijgen. Die in het midden opgaande, ziet men
weldra een vierkanten gemetselden vijver voor zich, waarin
de geloovigen de voeten reinigen, en nog hooger geklommen,
komt men door een tweede zware poort in een ommuurde ruimte,
waarin op steenen paaltjes groote martavanen staan, alweder
met reinigingswater gevuld. Steeds klimmende bereikt men ver-
volgens een derde poort, waarvan de djati-houten deuren met
snijwerk versierd zijn. Men betreedt nu een ommuurden hof met
nog altgd opstijgenden vloer , waarin een groot aantal aanzienlgke
Javanen begraven liggen, die echter niet tot de vorstelijke fami-
lie behooren. In een volgenden, evenzeer ommuurden en door
een poort afgesloten hof liggen een aantal Pangérans en in over-
dekte huisjes twee vrouwen van Sultan Ageng. Van hier leidt
een derde poort naar den binnensten hof, waar, nevens eenige
andere graven, door kaneel- en kruidnagelboomen overschaduwd,
onder een oude vervallen loods het stoffelgk overschot van Sultan
Ageng zelven rust. Heerlijk is van deze hoogte de blik op de
blauwe zee, wier golven zich op een afstand van slechts drie
uren tegen den stellen rotswand met donderend geraas te barsten
storten ; maar weinig verhe£Fends biedt de aanblik der vorstelijke
graven , steenhoopen door ruwe planken of hemels van mada-
poUam overdekt. En ook de overige ommuurde plaatsen, rechts en
links I die wg nog zouden kunnen bezoeken, evenzeer opga-
Digitized by VjOOQIC
639
vuld met de graven van verscheiden Pakoe Boewan&'e, van de
eerste Amangkoe BoewSna's en van een groot aantal hunner
familieleden, leveren al heel weinig aantrekkelijks op. In den
eerbied dien de geringe Javaan voor de graven zijner voorvade-
ren koestert; schijnende Vorsten slechts weinig te deelen ; althans
de uiterlijke teekenen daarvan in zorgvuldige bewaring en ver-
siering worden geheel en al gemist. Het eenige wezenlijk sohoone
dat, behalve het prachtig uitzicht, Imagiri oplevert , is het geboomte
dat de graven beschaduwt , waaronder vele nagasari's ^) , zoo
geacht om hun geurigen bloesem , en eenige prachtige kruid-
nagelboomen, een gewas dat anders op Java niet wil tieren,
maar hier den weligsten wasdom ten toon spreidt *J.
Wij rijden van Im^ri 2^ paal westwaarts, om op den weg
te komen die van de hoofdplaats naar Mantjingan voert , en zetten
dan den tocht nog 9} paal ver in zuidelijke richting voort. Man-
tjingan ') ligt ruim drie palen ten oosten van den zonderling
gevormden mond van de Oepak , wier wateren , tegen het duin-
strand stuitende, een groote zakvormige naar het westen gerichte
ruimte vullen, terwijl zij zich slechts op één punt, ongeveer in
het midden daarvan , een weg naar zee hebben gebaand. De berg
Mantjingan, die achter de gelijknamige desa verrijst, is, om zoo
te zeggen de hoekpijler van het Zuider-gebergte , of, beter wel-
licht, van het uitgestrekte, in zijn hoogste ruggen tot omstreeks
700 meters rijzende, plateau, dat zich van hier noordoostwaarts
in de richting van Prambanan uitstrekt, aan zgn zuidrand tot
Patjitan toe den stellen oever van Java zelven tot grens heeft,
en aan zijn noord- en oostzgde met talryke voorheuvels allengs
in het dal der S&ISi-rivier afdaalt
Nog een paar palen oostwaarts van Mantjingan blijft het strand
zandig en vlak, maar wordt door de steile berghellingen tot
gedurig kleiner ruimte beperkt. Aan den voet van een dezer
') Me8ua ferrea,
^ Bmmund, Jndiana, I. 222—241; Jnngbahn, Beisen, 86; Teysmaim in
N. T. V. N. I., VIII. 269 r.
') In 1880 is YolgenB de Ind. dagbladen een plan geopperd om te Mui^ingan
eene haven te maken. Of het ondersoek voldoende uitkomsten heeft opgele-
verd» il mg niet bekend«
Digitized by VjOOQIC
640
hellingen treedt, in een kleine met gras en kruiden begroeide strook
lands tussohen de rots en het duin , de warme bron Earang panas te
▼oorschijn, die een bijzondere sterke lucht van zwavel-waterstofgas
ontwikkelt, en die een der Sultans in een diep vierkant bekken
heeft doen insluiten en met een soort van koepel overdekken ')•
In hare nabijheid, nog wat meer oostwaarts , vormt zich een rot-
sige uitlooper van het gebergte, welks schedel met Pandanus
Ktoralis en andere struiken gekroond is en in welks naar zee
gekeerd einde eene opening ter breedte en hoogte van Qikl voet
wordt gevonden, die den toegang geeft tot eene der schoonste
druipsteengrotten van Java. De ingang is beschaduwd door
vruchtboomen , die de rots in hoogte overtreffen. De grot is
scheef, onregelmatig getand, 15 voet lang, 7 voet breed en ner-
gens meer dan 10 voet hoog; maar van haar gewelf hangen
tallooze blauwachtig witte, uit concentrische lagen gevormde
stalaktieten af, in den vorm van ijskegels, orgelpijpen of kleine
pyramiden. De wanden der grot hebben den vorm van zuilen >
van elkander gescheiden door diepe kloven , waarin van de punten
en tanden aan 't gewelf altijd door water druppelt, zoodat een
natuurlijk druip- of regenbad ontstaat , en het is aan dit ver-
schijnsel dat de grot haren naam van Earang trètès, druipende
grot , te danken heeft. Het kalkhoudende water zet zich deels in
den vorm van kleine trappen op den bodem af, en verzamelt
zich deels in kleine bekkens , vanwaar het zacht murmelend naar
buiten vloeit. Aan den ingang der grot groeien varens en mossen,
die van onderen op door het kalkwater geincrusteerd zijn, zoo-
dat zg van boven nog groenen en groeien , terwijl zij aan het
benedeneinde reeds in een steenmassa zijn overgegaan. Dit nu is
de beroemde grot der Ratoe IAtSl Eidoel , met wie , zooals de
legende wil, de stichter van het huis van Mataram in de nauwste
betrekking leefde, en wier raad en omgang ook de latere vorsten
') Jonghulin, Reisen. 83, en in T. y. K. I., lY. 2, 102. Men noemt die
bron ook Earang Wédang (Eussendrager , Java. 238). Roorda Tan Eysinga,
Ld. en Yk., III. 8. 123, heeft dien naam abusieTeliJk overgedragen op de
grot Earang trètèB, en van der Aa, N. O. I., lY. 241, beeft cicb daardoor
laten misleiden om het bestaan van twee a&onderlgke grotten» Earang Wé*
dangp en Earang tritis (lees trètès), aan te nemen.
Digitized by VjOOQIC
641
vaa dat huis hier vaak kwamen zoeken. Zg hadden zelfa met
dat doel nabij de grot eene woning voor zich laten bouwen,
waarvan de overblijfselen nog in eenige muurbrokken en een
waterput voorhanden zijn.
Van Mantjingan gaat onze reis naar Plèrèd terug , terwijl wij
vandaar langs een weg van 7 i paal lengte, die rechtstreeks naar
Jogjakarta voert, de hoofdplaats weder bereiken.
Wij zouden thans in den omtrek der stad ook eene of meer siram-
mans of badplaatsen kunnen bezoeken , gevoed door stroomen
van levend water en door fraaie plantsoenen omringd '), of de
plek kunnen in oogenschouw nemen die jaarlijks, drie dagen achter-
een, het doel is der samenkomst van duizenden bedevaartgangers ,
ouden en jongen, mannen en vrouwen, Javanen en Chineezen,
ten einde zich te reinigen en voor ziekten en rampen te behoe-
den door te baden in het in waarheid alles behalve reine water der
Eali Winoengan, een riviertje dat uit de samenvloeiing van
eenige de hoofdplaats besproeiende beken gevormd wordt en
zich met de Oepak dicht bij haren mond vereenigt '). Doch het
minder belangrijke mag slechts even worden aangeduid, waar
nog zooveel gewichtigs onze aandacht vergt.
Wg verplaatsen ons derhalve naar den Goenoeng Gamping , een
groep van woest ' door eenge worpen kalkrotsen, die drie palen
ten westen van Jogjakarta plotseling tot een hoogte van omstreeks
000 voet uit de vlakte oprijzen. Vervaarlijke rotsbrokken , deels
steil opgericht , deels schuin over elkander liggende , zoodat diepe
holen en kloven gevormd worden, vertoonen zich als het puin
van een ingestort gebergte, zonder eenige orde opgestapeld. Uit
het midden verheft zich een torenvormige rots met geelachtig
witte wanden, vol diepe spleten, schier loodrecht tot een hoogte
van omstreeks 150 voet. Overigens is de geheele massa, met al
hare uithollingen en duistere diepten, met een dik , ondoordringbaar,
met duizend bloemen getooid plantenkleed overtogen. Piperaceeën
^) ZaUc eea badplaats wordt beschreven door d'Almeida, t. a. p. 132. Zg
Bchgnt eene andere te zgn dan de badplaat» van den Sultan, die op de to-
pographische kaart der Residentie nabg het zaidwesteinde der stad is aan-
geduid.
') T. v. I. T. Ld. en Vk. XXV, bl. 213,
m, 41
Digitized by VjOOQIC
642
én OiBsus-raiikeii klimmen langa de steile hellingen omboog/ en
Begonia's en andere sappige planten in de grootste yerscheiden-
heid versieren den ingang der geheimzinnige holen. Aan den
zuidelijken voet dezer rots is eene groef waar de Javanen kalk
breken, die in kleine, door karbouwen getrokken karren ver-
zonden wordt en tot in wijden omtrek in de behoefte aan dit
materiaal voorziet. De naam van den berg is daaraan ontleend;
want gamping is de Javaansche naam der kalk.
Op kleinen afstand naar het zuiden heen ligt een tweede meer
afgeronde kalkberg, wiens kruin met de prachtigste waringins
begroeid is en wiens zuidelijke helling loodrecht naar beneden
daalt. Aan dien wand sluiten zich een vondige, door verschillende
ingangen doorbroken en een vierkante ruimte omvattende muren
aan, waarop zich de overblijfselen van eenige kleine, op terras-
vormig verhoogden bodem opgerichte gebouwen vertoonen. Boven
de ingangen zijn overal nog de sporen van symmetrische, in de
kalk gehouwen en met levendige kleuren getooide figuren zicht-
baar. Het is weder de ruïne van een voormalig lustslot die wij
hier. voor oogen hebben.
Een tweede heuvel, die zich ten zuidoosten van den Qt>enoeng
Gamping verheft, draagt eene dergelyke ruïne op zgne kruin.
Het is een vierkant, omstreeks 80 voet hoog, door verschillende
muren omgeven gebouw, dat in een onder- en bovenkamer ver-
deeld is. Twee van buiten aangebrachte trappen voeren naar het
bovenvertrek en vereenigen zich vóór zgn ingang tot een klein
plat. De leuningen dezer trappen zijn met fraai uitgevoerde figuren
van sphinxen en krokodillen getooid. De plaats voor dit lustslot was
uitstekend gekozen, en wie den moed heeft zich door het struik-
gewas en de slingerplanten een weg te banen, kan nog, als hg
door de vier openingen , in den muur van het bovenvertrek aan-
gebracht, zijn blik over de vruchtbare vlakte laat weiden, door
^*t Aardrgk van vloed doorwaad,
„Waar kraid en boom beblaad
„Bg H bigde bloemken staat,
,Zyn oog op lost onthalen.^
Nog verder naar het zuiden en westen strekken zich met in het al-
Digitized by VjOOQIC
643
gemeen znidwaartBobe richting nog een aantal reeksen van kalkbeu-
▼elen uit, die zich slechts tot een hoogte van een paar honderd voet'
Terhe£Fen. Zg bedekken westwaarts het terrein tot aan den oever
van de Pr&g&, maar bereiken nergens het zeestrand. Deels uit
kalk, deels uit een fijne zandsteensoort gevormd, zgn zg in H
oogloopend kaal en waterloos en slechts schraal met grassoorten
begroeid. Yan deze hoogten blikt men neder in het van 16 tot
30 en meer voeten diepe bed van de Pr&g&, dat op vele plaatsen
de opvolging der lagen waaruit de bodem bestaat , dnidelgk ver-
toont. Onder een laag van vruchtbare bruine aarde ligt er
eene van grauw zand, gevolgd door zandsteen-conglomeraten en
eene witte , zachte zandsteensoort. Trachiet vertoont zich nergens
in massa , maar trachietpuin is overal met de verschillende lagen
samengekneed ').
Aan den oostelijken voet dezer heuvelen ligt Bantoel, op 8^
paal afstands van de hoofdplaats, waarmede het door een rg weg
verbonden is. Wij volgen thans dien weg nog 7^ paal in zuid-
westwaartsche richting door schier onafgebroken desa's, tot wij
bg Serandakan de hier minstens 600 voet breede Pr&g& voor
ons zien. Op een afstand van niet meer dan zes kilometers van
den oceaan , welks golfslag tegen het zuiderstrand duidelijk
hoorbaar is, stuwt hier de vroeger zoo onstuimige stroom zijne
wateren over eene zandige, hoogstens drie voet diepe bedding
kalm en gelijkmatig naar zee. Met een bamboezen vlot gaan wij
de rivier over, waarna wij weldra Brosot, de hoofdplaats van het
Pakoe-alamsche regentschap Earang Eemoening, bereiken. Wg vin-
den er een nette pasanggrahan , waar wij ons een weinig versterken
voor den verderen tocht ^ die ons na nog SJ paal te Galoer brengt,
eene desa waarnaar dit regentschap voormaals genoemd werd ,
en die besproeid wordt door een riviertje, de Kali Galoer, dat
de wateren van een ten noorden van den weg gelegen moeras
naar den mond van dé Pr&g& afvoert. Wij bevinden ons hier op
een terrein van gelijken aard als de kuststrook van het aangren-
JuQghuhn» Reisen, 76 ff.; Jara, I. 134, IL 375, III. 326. Afbeelding
van den G. Gamping op pi. X van den bg laatstgenoemd werk behoorenden
jiatlas Yan platen."
41'
Digitized by VjOOQIC
644
zende Bagelën. De weg gaat door laag en moerassig land, dat
door een breede zandige kast van de zee is gescheiden. Schoon
wèl bevolkt en bebouwd biedt de streek geene schoone gezichten
aan ; zelfs de heuvelen van het zoo schilderachtige Eelirgebergte
vertoonen zich op te groeten a&tand om eenige belangstelling
te wekken '). Dezelfde weinig aantrekkelgke toooeelen zou
den ons blgven vei|;ezellen , indien wg den bgna lijnrechten,
evenwijdig met het strand loopenden weg vervolgden tot Glaheng,
dat 12{ paal van Ghiloer eo nog slechts i paal van de Bagelèn-
sche grens, hier door de B&g&w&nt& gevormd, verwijderd is>).
Daar wg Bagelèn reeds kennen en vooral het Jogjasche ge-
deelte van bet Eelir-gebergte wenschen te bezoeken^ gaan wg
van Galoer noordwaarts, naar het 8{ paal verwijderde, aan den
rechteroever der Pr&gIL liggende Sentali, de hoofdplaats van het
gelgknamig regentschap. Op kleinen afstand vandaar liggen
de hoofdplaatsen van twee andere der kleine regentschappen
waarin dit gedeelte van Jogjakarta gesplitst is, Pengasih ten
westen en Nangoelan ten noorden. De eerste is door een
weg van 4i, de tweede door een van 6} palen met Sent&l&
verbonden. Beide liggen aan den voet van het Eoelon-Pr&g&
of Eelir-gebergte dat den geheelen noordwestkant van Jog-
jakarta en de aangrenzende doelen van Bagelèn en Eadoe
bedekt ^). Door de overigens met geen succes bekroonde onder-
zoekingen van de ingenieurs Arntzenius en van Dijk op het
bruinkolen veld van Eali S&ng&, dat zich over het noordelgke
deel van Nangoelan en de aangrenzende deelen van Eali Bawang
uitstrekt, is dat zelden bereisd gedeelte van Java wat nader
bekend geworden *). Hei gebergte rgst noch zoo plotseling noch
zoo steil uit de vlakte op als de Goenoeng Eidoel, en wordt
allengs hooger, tot het op de grens met Bagelèn eene grootste
hoogte van ongeveer 1000 meters bereikt. Zgn kern bestaat uit
trachiet of trachietbreocie, maar oud- tertiaire lagen, vol num-
mulieten en fossiele schelpjes, liggen tegen de bergwanden aan ,
ofschoon zij slechts over een beperkte oppervlakte aan den dag
') Bleeker, T. ▼. N. L. 1850, IL 12. ») Zie boTen, U. 187.
"J Vgl. boven, blz. 429, 432 en 652. <) Zie D. I, W. X19 v.
Digitized by VjOOQIC
646
komen. Zij zgn overdekt door regelmatige lagen zandsteen,
mergel en infbsoriën-kleisteen , en deze weder door dikke, bijna
horizontale lagen van kalksteen , zoogenaamde grof kalk. Die kalk*
Bteenbodem neemt naar het zniden allengs in hoogte af, tot hg
overgaat in het lage en moerassige land dat het gebergte van
het duinstrand sebeidt en dat wg reeds leerden kennen. Detra-
chietbreocie vervalt een zeer eigenaardige rol. Zij is niet slechts
overal als een mantel over het vaste trachiet verspreid, maar
wordt ook op vele plaatsen als overdekking der tertiaire lagen
aangetroffen, zoodat men, ofschoon geene kraters in de toppen
der trachietbergen zgn waargenomen, toch tot de onderstelling
gedrongen wordt, dat door jonge vnlkanbche werking ^ half ge-
smolten lava's, vol gloeiende brokstukken, zich met moeite een
dooi^ng hebben gebroken.
Aan den minnaar van romantische natuurtooneelen is een wan-
deling door dit gebergte bijzonder aan te bevelen. De grillige
vormen dier lange aaneenschakeling van spitse bergtoppen die
het grensgebergte kenmerkt, zijn even belangwekkend als de
prachtige vergezichten die zich , zoowel naar de zijde van Bagelèn
als naar die van Jogja, voor het oog ontrollen, als men den kam
heeft bestegen. Inzonderheid merkwaardig is de berg Kelir,
waarnaar vaak het geheele gebergte wordt genoemd. In den ver-
tikaal afgesneden kalkwand van dezen, 6^ paal westelgk van
Nangoelan gelegen berg ziet men, links van het pad en een weinig
daarboven, uit een grot die den vorm heeft van een cirkelsegment,
een broeden stroom kristalhelder water vloeien, die den naam
draagt van Eembang Sokah. Bechts van het pad stort deze beek
zich raet steilen val in een valleitje, waarin zg den naam van
Eali Pringtali aanneemt. In den door dezen waterval schoon-
gewasschen bergwand vindt men de sporen terug van bruinkool-
lagen, geheel van dezelfde soort als de op tien kilometers
afstand en honderden meters lager gelegene bruinkolen van Eali
S&nga. Dit getuigt voor eene groote verbreiding dezer bruinkolen,
die, al zijn ze van geringe waarde, toch bij gebrek aan brand-
hout voor deze streek van eenig gewicht zgn, en tevens voor
eene merkwaardige verscheuring van het terrein. Den weg verder
Digitized by VjOOQIC
646
noordwaarts voortzettende, bereikt men weldra de op eenige
honderden meters van elkander, niet ver van de desa Djoerangrang
gelegen druipsteengrotten Sibendo en Semitro. De eerste is de
ruimste. Een gang in westelgke richting voert naar een groote
overwelfde zaal, uit welke twee andere gangen in zuidelijke
richting dieper in het hart van het gebergte voeren. Het indrin-
gen in deze gangen wordt zeer bemoeilijkt door vernauwingen
en modderpoelen; nu en dan hoort men het water in een afgrond
nederstorten , en de bruggetjes van boomstammen die men pas-
seeren moet, verkeeren in vervallen staat. De tweede grot geeft
meer bezwaar bij den ingang, daar de bezoeker op handen en
voeten moet kruipen , maar beloont de moeite doordien hier een
aantal stalaktieten en stalagmieten tot zware, rijkversierde
kolommen zijn samengegroeid. Echter zijn 'fantastische druip-
steenvorming en fraaie lichteffecten aan beide gemeen ').
Djoerangrang ligt aan den zuidelijken voet van den Pager
Goenoeng, en om den noorder voet van dien berg heen wendt
zich de weg die van Jogjakarta naar Tjangkreb in Bagelën voert ')
en een halven paal voorbij de desa Tjebongan de Bagelènsche
grens bereikt. Langs bedoelden weg naar de hoofdstad terug-
keerende, vinden wij dien, op 7} paal afstands van Tjebongan, in
de onmiddellgke nabijheid van de PrSg&, gekruist door den weg
die Sent&l& en Nangoelan met het meer noordwaarts gelegen
Bandjaran, het hoofddorp van Kali Bawang, verbindt Yan dit
punt hebben wij nog 13} paal af te leggen om Jogjakarta weder
te bereiken.
Terwijl de genoemde weg van de Pr&g& af door het regent-
schap Sleman voert, gaat de groote weg van Jogjakarta naar
Soerakarta oostwaarts door het regentschap Kalasan. Tot aan de
gelijknamige hoofdplaats heeft men 8^ palen, en vandaar tot
Prambanan op de Soerakartasche grens nog 2{ paal af te leggen.
Beide plaatsen zijn tevens halten op den spoorweg, die, op klei-
nen afstand van den postweg en ongeveer parallel daarmede
^) Van Dgk in Jaarboek van het Hgnwezen, Jg. I, D. I, bl. 172—188;
T. V. N. I. . VL 4. 389 v.v.
«) Zie bl. 429.
Digitized by VjOOQIC
647
loopende, sedert Juni 1872 de beide Javaansche hoofdsteden
yerbindt. En geen wonder! want die weg doorloopt eene plek
die meer dan eenige andere van Java bezaaid is met de prach-
tige OTerblgfselen der Hindoekunst, die wg in het tweede deel
van dit werk hebben leeren kennen. Die geheele, in merkwaar-
digheden zoo rgke streek is daar zoo uitvoerig beschreven , dat
ik thans met eene verwijzing daarheen kan volstaan ').
Wij zouden thans onze denkbeeldige reis onmiddellgk naar
Soerakarta kunnen voortzetten, ware het niet dat wg nog een
blik behooren te werpen op het uitgestrekte regentschap Goe-
noeng Kidoel, dat, wel is waar, wegens zgn kleine bevolking en
zgne armoede, uit economisch oogpunt weinig belangrijk is; maar
dat in natuurlijke schoonheid nauwelgks voor eenig ander deel
van Java onderdoet. Junghuhn schreef ergens, dat alleen de
gedachte aan dit gebergte genoeg was om hem te doen terugdeinzen
voor het donkbeeld om het verblijf op Java weder met dat in
Europa te verwisselen '). De samenstelling van het zuider-
gebergte heeft groote overeenkomst met die van het Kelir-
gebergte, maar de tooneelen die het aanbiedt, hebben zeer veel
eigenaardigs. Voor gewone reizigers heeft het echter weinig
uitlokkends wegens gebrek aan wegen en onveiligheid door wild
gedierte; in de geschiedenis van Java is het hoofdzakelijk slechts
bekend als het laatste toevluchtsoord van wederspannige hoofden,
die het Nederlandsch gezag tot het uiterste bleven trotseeren ').
De voornaamste weg die er door voert en de eenige, niet eens
altijd bruikbare, voor een wagen, snijdt het middendoor in over
het algemeen zuidoostelijke richting, heeft een oostelijken
zgtak naar Nglarang, dat in de Mangkoe-neg&r&sche enclave
Ngawèn *) is gelegen , en naar Tjandi Prigi verder oostwaarts
op de Soerakartasche grens, en eindigt aan de zuidkust in den
zuidoosthoek der residentie bij Rongkob, dat langs dezen weg
50 palen van de hoofdstad verwijderd is. Dien weg volgende
zullen wij voldoende gelegenheid hebben, om met de meest ka*
») D. n, bL 90-108, ») Jftvft, II, bL 874.
>) Zie DL U, bL 488, 486, 491, 658, 660. *) Boyen, bL 591.
Digitized by VjOÖQIC
648
rakteristieke trekken van dit bergland bekend te worden ').
Wanneer men langs den weg die van de hoofdplaats, een weinig
ten zuiden van den postweg naar Soerakarta, in oost-zuidoosteljjke
richting door Lot regentschap Ealasan voert, de van denMerapi
komende Oepak overschreden heeft, komt men in het gebied
der voorbergen van den Goenoeng Eidoel, tasschen twee zich
daarvan afzonderende dwarsrnggen, den Gt>enoeng Idjoe aan de
linker-, den Goenoeng Blitaran aan de rechterhand. Indemimte
tusBchen beide verheffen zich vele kleine , geisoleerde, uit zachten
zandsteen bestaande heuvelen, als eilanden in den gestolden
lavastroom, met vulkanisch zand overspreid. Inzonderheid rgst
de steile Goenoeng Gompol dicht bij den weg van alle zijden
vrij uit de vlakte op. De Goenoeng Blitaran, wiens noordelijke
helling tot dicht aan dezen heuvel nadert, is langs de zijden
bedekt met dicht bosch , hier en daar door alang-alang afgewis-
seld, en waarboven zich de kam als een witachtig grauwe,
uit evenw[)dige lagen gevormde rotswand ter hoogte van 20 &
80 meters verheft. Om den voet van den berg liggen eene
menigte puinbrokken van verbazenden omvang tusschen de ter-
raswijze aangelegde sawahs verspreid ')•
Yer volgt men den weg nog een weinig verder, dan staat men
bg de desa Pioengan, op omstreeks acht palen afstands van de
hoofdstad, plotseling vóór den stellen wand, die de grens van
het hoofdgebergte vormt, en langs welks voet zich een riviertje,
de Eali Boentaran, kronkelt, in welks bed men de ontbloote
lagen van kalkhoudenden zandsteen en lichtkleurige mergel ge-
makkelijk onderscheidt. Langs een steil bergpad stijgt men over
dit laagvormig gesteente omhoog , tot men een 20 meters boven
het riviertje de daaroverheen gespreide trachietbreccie bereikt.
') Zy zgn 0D8 bekend door Junghuhn, Reisen, S. 95— tt 3, Java, T, 262--
276, 342—344, II, 373—375, III, 60 v., 326 v.; Teysmano, N. T. r. N.
I., VIII. 260—266, en van Dijk in Jaarboek voor het Mgnwozen, T, 1, 149
vv. , 188 vv. Overigens bestaat er, zooveel ik weet. over dat merkwaardig
land geen noemenswaardige literatuur. In den Atlas van Junghuhn^s Java vindt
men gezichten van den Qoenoeng Séwoe en van de Zuidkust beoosten Rongkob.
') Junghuhn, Reisen, 90 vv., die ook nog een paar bladzgden aan een
verderen t^)cht door het Blitaran-gebergte wydt.
Digitized by VjOOQIC
649
waacTan de grens onmiddellijk in het oog valt, omdat zij een
uitweg verleent aan langs den steilen bergwand afloopend bron-
water. Overigens is de gansche helling met prachtig bosch getooid,
slechts hier en daar afgewisseld met plekken die een lichteren
tint aan het daarop groeiende alang-alang ontleenen. Heeft men^
op eene hoogte van omstreeks 830 meters boven Pioengan, de
kruin van den rand bereikt, dan geniet men een verrukkelgk
gezicht. Naar het zuiden weidt het oog, zoover het reiken kan , over
het golvende hoogland van Goenoeng Kidoel, dat zich vertoont
als een onafgebroken woud, hier en daar echter in diepe ketel-
vormige of langwerpige laagten afdalende, om zich elders langs
de helling van een steilen rotskam tot eene hoogte van 600
nieters te verheffen. Blikt men daarentegen terug op den afge-
legden weg, dan ziet men het bebouwde land voor zich met
zgne lichtgroene rgstvelden , overal door bet donkerder groen der
ontelbare dorpsboscbjes getijgerd , tot alles te zamen wegsmelt in
het nevelig blauw dat aan den horizon den Merapi omhult.
Yan den bergrand voert de weg in zuid-zuidoostelijke richting
zachtkens afwaarts naar de 5 palen verder gelegen desa Semingkir ,
aan den zuider voet van het gebergte dat het noordelijk deel van
Goenoeng Kidoel bedekt, en waarover de grens met Soerakarfa
getrokken is. De hoogste top daarvan, de Goenoeng Ngangleran,
waarnaar de heer van Dgk aan deze geheele berggroep den naam
van Ngangleran-gebergte heeft gegjeven, verheft zich, vlak ten
noorden van Semingkir, tot 680 meters en is uit trachietconglo-
roeraat en breccie gevormd. Bij Semingkir splitst zich de weg.
Yolgt men oostwaarts den weg naar Nglarang, dan bereikt men
weldra de desa Ngalang, in welker nabgheid de plek ligt waar
men meende dat bruinkool gevonden werd, tot het onder-
zoek van den mgningenieur Arntzenius de illusie verstoorde ').
Wij volgen echter den anderen tak van den weg, die zuid-
oostwaarts naar W&nasari voert , de hoofdplaats van het regent-
schap. Die weg loopt door uitgestrekte djatibossohen en gaat
bg Boender over de Kali Ojo, die zich later met de Oepak
») D. I, W. 41».
Digitized by VjOOQIC
650
yereenigt Deze rivier ligt nog baiten hefc gebied der kalksteen-
banken , die het zuidelijk deel van Goenoeng Kidoel bedekken ,
en is de eenige in deze streken die in den oostmoeson niet geheel
opdroogt.
W&n&sari ligt op 23 ( paal afstands van de hoofdstad in de
uitgestrekte, slechts door geringe oneffenheden afgebroken hoog*
vlakte die het middendeel van Goenoeng £idoel, tusschen het
noordelijke Ngangleran- gebergte en den Goenoeng Séwoe of het
Duizend-gebergte, inneemt. Het plateau meet van W. naar O.
ruim 20, van N. naar Z. 11 kilometers en zal weinig minder
dan 200 vierk. kilometers beslaan. Het helt zeer zacht naar het
zuiden af en is grootendeels met alang-alang bedekt, waartus-
schen zich hier en daar boompjes van Papilionaceeên , inzonder-
heid de fiutea frondosa met hare vuurroode bloeroen , vertoonen ,
terwijl fraaie Cyperus-soorten de plaatsen aanwijzen waar poelen
en moerassen onder het hooge gras verscholen zgn. Op deze
hoogvlakte liggen slechts zeer enkele dorpen verstrooid. Na Wi-
n&sari zfjn de voornaamste Plajen en Semanoe. Het eerste ligt
een weinig rechts van den weg, eer wij W&n&sari bereiken, in
den noordwesthoek van het plateau , en is als distrietshoofddorp
in de plaats getreden van het iets meer noordelijk gelegen Awoe-
awoe, waar men van eene kleine hoogvlakte een schoenen blik
heeft op al de bergreeksen die het plateau begrenzen , en waar-
achter zich in het noordelijk gebergte een paar hoogere,
getande ruggen verheffen, die hier een dichte boschbeklee-
ding, ginds naakte, steile rotswanden vertoonen. Semanoe
is gelegen aan het vervolg van onzen weg, aan den rand van
het Séwoe-gebergte, 4 palen van W^&sari, en is slechts te be-
reiken door het overtrekken eener smalle, met varens en lyco-
podiên begroeide, door hooge boomen overschaduwde kloof, in
welker diepte een bergstroom ruischt. In dit zuidoostelijk gedeelte
is de vlakte meer bebouwd en heeft de alang-alang op vrg breede
schaal voor sawahs plaats gemaakt.
Wanneer wij van Semanoe onzen weg in oostelijke richting
vervolgen naar het 7{ paal verder, op nog slechts \\ paal van
de Soerakartasche grens gelegene Bed&j&, betreden wij het
Digitized by VjOOQIC
651
gebied van den Goenoeng Séwoe , een der merkwaardigste bodem-
formaties van Java. Het bestaat uit eene verbazend dikke, op
zandsteen rustende kalkbank, dicht, hard en witaohtig geel van
kleur. Junghuhn berekent de dikte op minstens 400 voet, zoodat
zij tot vijf- k zeshonderd voet klimt in de 100^ 200 voet hooge,
half bolvormige, ieder op zioh zelf staande en volkomen op elk-
ander gelijkende toppen, die bet uitgestrekte terrein bij vele
honderden bedekken, en daarom terecht den naam van Goenoeng
Séwoe of Duizend-gebergte dragen. In de nu eens meer kom-,
dan meer kanaalvormige holten tusschen deze heuvels, wordt
bgna al het water dat hier valt, en dat niet kunstmatig wordt
opgehouden, door trechtervormige gaten in den bodem, loe-
wangs genaamd, verzwolgen. Slechts waar deze verstopt of
niet geheel doorboord zijn, vindt men hier en daar eenig vocht
in kleine ondiepe plassen of meertjes, maar het meeste wordt
langs onderaardsche wegen naar zee gevoerd. Daar welt het,
dikwijls op aanmerkelijken -afstand van de kust, weder op,
zoodat het indigoblauw der baren wankleurig wordt door het
troebele, geelachtige mengsel dat er met kracht in opborrelt.
Een paar palen westelgk van Semanoe en op 16 kilometers
rechten afstand van de zee, bevindt zich bg de desa Wilajoe een
der diepst landwaarts gelegen loewangs, Soerong geheeten,
waarin men, daar het dak gedeeltelijk is ingestort, zonder moeite
afdalen en den kronkelenden waterloop, op een diepte van 23
meters onder den grond , over een aüstand van omstreeks 30
meters volgen kan, totdat men stuit op een tweeden trechter of
loodrechte schacht, die in den drogen tijd der bevolking het
noodige water levert, dat met een bamboe van wel zeven metera
lengte wordt geschept. Het water dezer loewang komt verder
oostwaarts in een verdieping van den bodem weder te voorschgn,
maar slechts om op* korten afstand andermaal en nu voor goed
te verdwijnen.
Aan den linkeroever van de Oepak, dicht bij den mond, met den
berg Mantjingan aanvangende, heeft de Goenoeng Séwoe aanvanke-
lijk slechts een geringe breedte , die echter weldra tot ongeveer tien
kilometers toeneemt; verder oostwaarts echter wordt het gebergte
Digitized by VjOOQIC
652
gedurig breeder , daar de binnenrand , langs het plateau , niet recht
oostwaarts gaat, maar een neiging heef); naar het noorden, en
de buitenrand, langs de zee, een voel sterkere neiging naar het
zuijclen. Daarbij omvleugelt het, nabij de grens van Soerakarta
gekomen, de geheele oostzijde van het plateau, tot het stuit
tegen den 790 maters hoogen Goenoeng Pangoeng, een top van
het Nganglerang-gebergte , die ten noordoosten van het plateau,
juist op de grens van Jogjakarta met Soerakarta, verrijst. Op dit
punt zijner grootste ontwikkeling zal de Goenoeng Séwoe
omstreeks 80 kilometers breed zijn. Aan de zuidzijde valt dit
merkwaardig gebergte steil in zee; zijne grens is als het ware
loodrecht afgekapt en zelfs de bolvormige heuvelen, voor zoo ver
zg zich in de nabijheid van den oceaan verheffen, zyn aan de
zeezijde scherp doorgesneden, zoodat de hoogte van den rots*
muur van 60 tot meer dan 100 meters afwisselt, naar gelang
hij óf door de doorsneden der heuvelen óf door de lagere tus-
schenruimten gevormd wordt. In weerwil van het wegzakken des
waters zijn de heuvelen tot aan den scherpen rand overal met
hetzelfde liefeliike plantenkleed getooid.
In dit zonderlinge strand vormen zich een aantal grotten en
vogelnestklippen , waarvan de meest bekende gelegen zijn een
weinig ten westen van de kleine Sadong-baai, op welke de
oostgrens tusschen Jogjakarta en Soerakarta zou uitloopen,
indien deze zich niet, omstreeks vier kilometers voor zg het
strand bereikt, plotseling oostwaarts omboog, en eerst ruim
vier kilometers verder, na grillige bochten beschreven te hebben,
aan den zeeoever uitkwam , zoodat nog een aanmerkelijk stuk
kust aan Jogjakarta wordt toegevoegd, en de strook waarmede
Soerakarta, tusschen het broederrijk en Patjitan in, zich langs
de zee uitstrekt, tot ruim 8 kilometers lengte beperkt wordt.
De bedoelde grotten dragen de namen van Goewa Tjèlèng-
mati, Goew& Moloerang en Goew& Sigar. Deze laatste is
de beroemde vogelnestgrot van Rongkob, eene desa die hier
nabij het strand, 15 i paal ten zuiden van Bed&j& is gelegen.
Aan de wijze waarop de kleine gierzwaluwen in de holen
dringen , was ik bij mijne schets van Java's gevogelte
Digitized by VjOOQIC
653
indachtig '); de manier van inzameling hunner zoo hooggeschatte
eetbare neefjes hebben wij reeds te Earang Bolong leeren ken-
nen '); de vereen Dg die ook hier aan de Njai L&r& Eidoel ten
deel valt, om hare gnnst bij den pluk te verwerven, is in mijn
overzicht van der Javanen bijgeloof beschreven '). Genoeg zij het
dus hier thans nog even aan te stippen, dat men vao den
rotswand van Rongkob niet slechts een praohtigen blik op den
Oceaan geniet, maar ook de steile kust met het oog kan volgen ,
westwaarts totdat, op drie kilometers afstand, de blik door een
uitspringenden landhoek onderschept wordt, maar oostwaarts
geheel onbelemmerd, tot zij zich verliest in de blauwe nevelen
van het verschiet.
Wij keeren thans van onzen uitstap naar het strand tot
Bed&j& terug, om vandaar onzen weg door den Ooenoeng Séwoe
oostwaarts te vervolgen. In weinige minuten hebben wg de grens
van Soerakarta bereikt, en 5> paal verder is SambirlLt& onze
eerste haltplaats. Nog 4^ paal onzen tocht voortzettende komen
wy aan een kruispunt. Een weg die aan het zuiderstrand bg
Patoek Pakis begint, sngdt den recht doorgaanden weg, die 5
palen verder oostwaarts de grenzen van Patjitan, thans een
deel der residentie Madioen, bereikt. Den weg oostwaarts verlatende,
slaan wij aan onze linkerhand dien noordwaarts in, welke ons, na
nog vijf en een halven paal, uit het gebergte overbrengt in het dal
van dé Kali Penambangan , door Bleeker het dal van W&n&giri
genoemd *) De geheele strook die dat dal van den Oceaan scheidt,
die vroeger het district Samboejan of Sembojang vormde, en
waardoor de tot nu toe afgelegde wegen voeren, is nog bedekt
door het Duizend* gebergte^ hier ook soms gebergte van Samboejan
geheeten '), en levert nc^ steeds soortgelgke tooneelen op, als wg
') Dl. I, bl. 240. «) Boyen, W. 423.
») Dl. I, W. 817 T. ^) T. V. N. I., 1850. I. 406.
») Soerakarta was vroeger verdeeld in de kuMUchappen Soekftwati of de
noordoosteiyke en Pac^ang of de luidwestelgke helft. Tot Soek^wati behoor-
den de districten: Selft en Ngastnan, beide in Samarang geênclaveerd (zie
boven, bl 507 en 524), Ampel , mede door Samarangsoh gebied geheel van het
overige van SoekJlwati gescheiden, maar gedeeltelgk rakende aan het Pacyangsche
district BÖjSlali , en verder Qagatan , Gétas , Sinüiwalan, SoekHwati koeion, SoekS-
wat! wétan, Laban, AribHjli, Angg^b^an, Eadoewang en Wir&kS. Pa^jang
Digitized by VjOOQ IC
654
in het Jogjakartasche landschap Goenoeng Eidoel aansohoawden.
Andere beelden yertoont ons de liefelijke vallei die wij thans
gaan betreden, westwaarts begrensd door de kalkbergen Tan
Padjang, die met het Ngangleran- en Pangoen-gebergte samen-
hangen, oostwaarts door de kalkbergen van Eadoe wang, waarvan
de hoogste kam, op sommige kaarten Pager Goenoeng genoemd ,
een deel van de grens met Patjitan vormt , en die zioh noord-
waarts uitstrekken tot over den voet van den Lawoe, de mach-
tige bergmassa die de breede vallei van Soerakarta, waarin het
dal van W&n&giri aan het noordeinde uitmondt, evenzoo aan de
oostzijde bepaalt^ als de tegenoverliggende massa's van Merapi
en Merbaboe aan de westzijde ').
Nadat wg het dal bereikt hebben, snijden wij het in noord-
oostelijke richting, totdat wij, na nog omstreeks 2| paal te
hebben afgelegd, bij de kleine desa Djanglot uitkomen op den
groeten weg van Soerakarta naar Patjitan. Wij zgn op dit punt
zeven palen van Glongong op de Patjitansche grens, en 12
palen van W&n&giri verwijderd. Eer wg noordwaarts den weg
naar laatstgenoemde plaats volgen , willen wg even dien zuidwaarts
inslaan en vier palen houden tot de desa Eakap , vanwaar nog
drie palen in zuidoostelijke richting ons te Glongong zouden
brengen. Eakap ligt in het dal der Eali Wanjang , niet ver van
de plaats waar het in het dal van W&n&giri uitmondt, is de zetel
van een wad&nlL en werd vroeger ook wel Wirak& genoemd, als
hoofdplaats van het voormalige Mangkoe-negl^r&sche district van
dien naam. Treft men er een marktdag, dan heerscht er een
groote levendigheid; want de pasar van Eakap wordt druk door de
bewoners van het omliggende gebergte bezocht. Een goede
pasanggrahan biedt er gelegenheid tot overnachten. Maar de plaats
bestond uit de districten: BSjftlali, Eart8soer&, Elatèn, Laroh en Sambo€Jan.
Deze yerdeeling, door Bleeker, T. y. N. I., 1880.1. 898, yermeld» kan men yrg
goed Tolgen op de kaart van Janghuhn. Ofschoon thans eene andere yerdeeling
is ingevoerd (zie boven > bl. 59)) worden de oude benamingen nog dikwgis
gebezigd, en kan men hare kennis niet geheel ontberen. Zoo zgn b. y. de
namen ,,gebergte yan Sambocgan" en „gebergte van Kadoewang'* aan deze oude
yerdeeling ontleend.
>) Vgl. hier D. I. bl. 96.
Digitized by VjOOQIC
655
is Tooral een bezoek waard om hefc schoone gezicht dat men er
genieten kan van den kalkrug waartegen zij leant^ ofBohoon,
niettegenstaande de hoogte slechts 300 ii 400 Toet boven het dal
bedraagt, de beklimming eenige inspanning vordert. Wil men
echter zich wat moeite getroosten voor het bereiken van een
pont dat den verwonderlijk schoenen omtrek nog beter beheerscht,
dan zette men de wandeling nog een paar palen voort over een
plateau , dat den lagen mg achter Kakap van een merkelijk hoo*
geren scheidt, van welken men het geheele dal van W&nagiri in al
zijne bekoorlijkheid en scherpe begrenzing kan overzien. Naar alle
andere zijden ziet men de zonderlinge toppen van het kalkge-
bergte in de meest afwisselende vormen verrijzen. Hier gaat
het met zachte hellingen in den omringenden bodem over, daar
is het door den plantengroei en de regens der tropen uiteenge^
werkt en ontbonden tot los opeengestapelde blokken, die ieder
oogenblik kunnen neerstorten. Nu eens laten vertikale wanden
de naakte kalkrots doorblinken , dan weder is alles met een dicht
plantenkleed getooid, dat zich hier in den nederigen vorm van
grasveld , ginds als een woud van veelvormig geboomte vertoont.
Op enkele punten is het gebergte door diepere valleien door-
groefd, waarvan het met sawahs bedekte dal der KaliWanjang,
die hare wateren aan de Kali Penambangan toevoert, verreweg
het grootste is *).
Wij keeren thans terug naar het punt waar wg den weg van
Sambir&t& naar Wanagiri verlieten , en ryden vandaar 5 palen tot
Betal , steeds de sterk kronkelende Penambangan op een afstand
van 2 tot 4 palen aan de linkerhand latende liggen. Betal ligt
aan de Eali Eoeloei' en is oostwaarts met een weg die ISj paal
ver door de lange en breede vallei dier rivier voert, met Toelakan
verbonden. Te Betal heeft men een schoon en ruim gezicht op de
vallei van Wanagiri en de bergen die haar insluiten. In het
westen ziet mèn er de breede ruggen van den Eidang lajang en
den E^apoean, in het noord-noordwesten de talrijke toppen van den
>) Bloeker in T. v. N. I., 1850, I. 408 r. Den naam van Eali Waigang
ontleende ik aan de Topographisohe kaart van Soerakarta ; Bleeker besohouwt
deie als een deel van de E. Penambangan.
Digitized by VjOOQIC
656
Goenoeng Ghtding , en in het noardnióordooBteQ den Goenoeng Idjoe.
Tassohen deze beide laatsten gaat het wjjde dal over in een
smalle kloof, waardoor de Penambangan baren weg yervolgt, en
waarin, op zeven palen afstands van Betal , Wanagiri gelegen is ').
£er men Wanagiri bereikt, beeft de kloof zioh weder verwijd ,
en de desa is bevallig gelegen tussoben den linkeroever van de
Penambangan en den voet van drie steile, van 500 tot 800 voet hooge
heuvelen, de noordoostelgke toppen van bet Ghiding -gebergte,
dat zelf een der oostelgke uitloopers van het Pangoen-gebergte is.
De middelste dezer heuvels, Goenoeng Gandoel genaamd, ligt
juist ten westen van Wanagiri, en heeft e^ spitsen top, die
zoozeer overhelt^ dat hy bet afstorten nabjj sohijnt. Meer naar
het noordwesten ligt de G. Toengangoen^ de laagste der drie;
de derde, G. Seloboean geheeteo, heeft een hakkelige, veel-
toppige kruin , en ligt in bet zuid-zuidwesten. Allen zijn met een
schrale boomvegetatie bedekt Ik heb reeds Qlders opgemerkt dat
de Kali Penambangan, die deze plaats besproeit , kan beschouwd
worden als de bovenloop van de Sal&*rivier, en dus niet te
onrecht op eenige kaarten reeds £ali Bengawan gebeeten wordt ^).
Wanagiri is een belangrijke plaats, het hoofddorp, zooalsoos
vroege reeds bleek, van bet Maogkoe-neg^r&sche gebied buiten
de hoofdplaats , de zetel van een assistent-resident , van een regent
en Tan een rechtbank. Er is een ruime houten pasanggrahan ,
en het yerblijf zou er in alle opzichten aangenaam ayn , zonder
de sterke luobtstroomen die door de kloof geperst worden, zoo
vaak het evenwicht van den dampkring in de valleien vau
Wanagiri en Soerakarta verbroken is ^).
') Sedert Bleeker deze streken bereisde, moeten de wegen en de namen
der desa's veei verandering hebben ondergaan. Betal beantwoordt aan zgn
I>joeari; van een tweeden weg die van 'W&aëgiri langs den westelgken oever
der Penambangan over Kali M^& naar Kakap voerde en veel langer was,
vind ik op de topographische kaart geen spoor meer. Bleeker ging (in 1846)
vanWanagari langs den westelgken weg naar Kakap, en kwam terug langs
den oosteLgkea, die toen nog nieuw en nog niet geheel voltooid was. T. v.
N. L, 1850, I, bl. 408.
') Zie D, I. bl. 96. Ook ep de topographische kaart van Soerakarta wordt
8Ö Bengawan genoemd,
») Bleeker in T. v. N. I., 1850, I. 408.
Digitized by VjOOQIC
657
Yan W&n&giri gaat oostwaarto een weg naar Ifadioen^ in de
richting van P&n&r&g&, door het ro mandsche gebergte yan Eadoe-
wang, dat hier eene bonte soha keering van djatibosBohen , koffie-
tuinen en desa's met hare bosohjes en rijstvelden ten toon spreidt
De voornaamste plaatsen aan dien weg zgn Bakalan , — vanwaar
een weg noordwaarts loopt naar Sangen , die zich daar splitst in
een tak noord westwaarts naar de hoofdstad , en een tak noord-
oostwaarts naar Earang pandan , — vervolgens Gbenoeng Sahari en
Marg&m&dj&. Tussohen Bakalan en Goenoeng Sahari ligt, op eenigen
afstand rechts van den weg, het dorp E^adoewang of Eoet&, de
zetel van een wad&n&, aan de Kali Eadoewang, die zich een
weinig boven W&n&giri met de Penambangan vereenigt De
geheele afstand van W&n&giri tot de Madioensche grens bedraagt
28; palen.
Met de hoofdplaats is W&n&giri rechtstreeks verbonden door
een weg van 23 palen , met noord-noordwestelgke richting. Twee
palen voorbij W&n&giri bereikt men het einde der kloof en betreedt
men, nog een weinig met zachte helling dalende, de vallei van
Soerakarta, die inderdaad den naam eener uitgestrekte vlakte
verdient. Tnsschen de hellingen en uitloopers van den Merapi
ten westen en van den Lawoe ten oosten zal hare breedte omstreeks
35 kilometers bedragen ; zg is geheel effen, overal bebouwd en sterk
bevolkt Ten noorden van de hoofdstad krggt echter het land
onmiddellgk een ander aanzien ; een golvende , heuvelachtige streek,
eigenlgk een uitlooper ?an het kalkgebergte in het noorden der
Besidratie, op de grens met Samarang '), pnaakt hier de schei-
ding tusschen het dal der Solo-rivier ten oosten en de vlakte
door welke de spoorweg van Soerakarta naar Samarang voert,
ten westen.
Schilderachtig is het landschap langs den geheelen weg van
W&n&giri naar Soerakarta. Overal in de vlakte ontwaart men
bloeiende dorpen en rgk bewaterde sawah's. In het westen en
noordwesten blijven de toppen ?an Merapi en Merbaboe steeds
zichtbaar, en in het oosten vertoont zich de breede , schuins a^e-
knotte en eenigermate hakkelige top van den Lawoe. Overal wemelt
•) Vgl. D. I, bL 95.
m. 42
Digitized by VjOOQIC
658
de weg van meest goed gekleede Javanen, terwjjl de zilveren siera-
den waarmede vrouwen en kinderen getooid zijn , een ganstig denk*
beeld geven van de welvaart dezer streken. Bjj Nambangan, 6t paal
van W&n&giri, sngdt de weg de sterk kronkelende Penambangan,
die hier reeds meer dan honderd voet breed is, maar wier zandige
bedding, althans in den drogen moeson, te paard kan doorwaad wor-
den. Den weg vervolgende naar den 51 paal verder gelegen post
Larangan, moet men de Kali Arib&j& oversteken, ter plaatse
waar zij de groote desa van dien naam , die de zetel is van een
wad&n&, met hare wateren besproeit Een paar palen voordat
men de hoofdstad bereikt, moet bg de desa Batjem nogmaals
eene rivier worden overgestoken. Zij is geene andere dan die welke
wij onder den naam van Penambangan leerden kennen, maar
heeft een weinig hooger de Kali Denkeng opgenomen, en van
dit punt af wordt haar de naam van rivier van S&1& of Eali
Bengawan door niemand meer betwist *)• Den naam van rivier
van S&I& ontleent zg aan de hoofdstad zelve, die te Batavia
bijna nooit anders dan Solo genoemd wordt. Soms wordt beweerd
dat dit Solo de Soendasche naam van Soerakarta is ') ; maar
ofschoon daarin misschien iets waars ligt, als men op het ge-
bruik acht geeft , is de naam toch wel degelijk van Javaanschen
oorsprong en ontleend aan een kampong SI11&, die reeds
bestond toen hier de zetel van het Ifataramsche rgk werd ge-
vestigd, en die nog in de nabijheid van den kraton moet te
vinden zgn ').
De stad Soerakarta ligt in het midden der vaUéi tusschen den
Merapi en den Lawoe; een rechte lijn, zoo getrokken, dat zg
de hoogste toppen van deze bergen verbond , zou het zuidelgk deel
van de stad doorsngden , en door haar in twee nagenoeg gelgke
helften , ieder van omstreeks 40 kilometers , verdeeld worden. Hare
hoogte boven de zee bedraagt volgens Junghuhn 92, volgens van der
*) Ik kon hier alleen Bleeker volgen, T. v, N. L, 1850, I, bl. 407, maar
met wijzigingen volgens de Topographisclie Kaart en den afstandswgser van
Soerakarta, Ind. Siaatsbl., 1872, n^ 230. Alle vroegere kaarten zgn voor de
residentie Soerakarta grootendeels onbruikbaar.
») Aardr. en Stat. Wdbk. van N. L, D. m, bl. 449, art. Solo.
») Prof. Boorda, Jav. Hwbk., bl. 454. Vgl. boven, D. Il, bl. 469.
Digitized by VjOOQIC
659
Wgok 105 meten. De rangkah of stadsgrenzen hebben een omtrek
yan 15 palen , en zel£s de kleinste diameter is wel een nar gaans lang.
Het Yoorkomen der stad is over het algemeen gunstiger, bloeiender
dan dat van Jogjakarta ; zij behoort tot de aangenaamste plaatsen
van Java, maar geeft even weinig als hare mededingster
den indruk dien men van eene hoofdstad verwacht. De dichte
belemmering van tamarinde- en vijgeboomen, a^ewisseld door
de pluimen der kokospalmen, leidt de aandacht geheel af van de
meest onaanzienlgke gebouwen. Het algemeen karakter der stad
komt geheel overeen met dat van Jogjakartfi^ en het bevolkings-
cijfer beantwoordt hier even weinig aan den verbazenden om-
vang als daar; het wordt zelfs eer lager dan hooger geschat. In
1852 begrootte de heer Hageman de gezamenlijke bevolking op
38,000 zielen, waaronder 23,800 onderdanen des Soesoehoenans ,
9,600 onderdanen van Prins Mangkoe Neg&r& en 4,600 Gouver-
nements-onderdanen met inbegrip der militairen. De schrijver
erkent echter zelf dat die cijfers slechts op gissingen en combi-
natiën , niet op tellingen berusten. De heer Bleeker schatte reeds
eenige jaren vroeger de Javaansche bevolking op ongeveer
40,000 ') zielen, en thans zal zg vermoedelgk wel tot 50,000
en meer zgn gestegen. Het getal Europeanen, door den heer
Hageman, behalve de militairen, op 860 begroot, zal thans wel
1500 k 1600 bedragen , terwgl de cgfers der Chineezen (1650) en der
vreemde Aziaten (1500) die wij bg dien schrgver aantreffen , zeker ,
*) B[j de beschrgving van Soerakarta heb ik gebruik gemaakt yan een
„Platte grond ran het fort en de wgken der Europeanen en Chineezen*', in
T. y. N. I. 1850, D. I, yan een „Kaart^ yan de hoofdplaats op de schaal
yan 1: 20000", in T. y. I. T. L. en Vk/vm, met toelichtende aanteeke-
ningen, bL 318, en yan een „Plan van Soerakarta** en een groote kaart yan
den „Kraton yan Soerakarta**, beide in HS. berustende op de bibliotheek
der Leidsche Uniyersiteit, en beide geteekend door of onder opzicht yan wijlen
Prof T. Roorda. De uitvoerigate beschrgving leyert een anoniem stuk (af-
komstig yan den heer Brnmund) in T. y. N. I. Jg. V, D. II, bl. 453. Verder
zgn geraadpleegd: Junghuhn, in T. y. N. I. YII. 2. 205 yy., Bleeker in T.
y. K. I. 1850, I, 401 yy., yan Rhjjn, Reis door den Ind.-Archipel , 141 yyv,
Bnddingh N. O. L, 1.229 yy., Gerdessen, Vjjf jaren gedetacheerd , 50 yy., van
Rgckeyorsel, Brieven, 70—79, 90-92, 94—98, d'Almeida, Life in Jaya, II ,
39—88.
O T. y, N. I. 1860, I. bl. 403.. Er staat eigenlijk 4000, maar dat biereen
nul te weinig gedrukt is, mag wel als ontwgfelbaar beschouwd worden.
42*
Digitized by VjOOQIC
660
vooral wat de 66r9teQ beirefc, thans mede aanmerkelgk zouden
moeten verhoogd worden.
De oostzijde van Soerakarta wordt bespeeld door de Sltl&-ri-
vier of Bengawan en wel door het gedeelte van die rivier dat
zich uitstrekt tusschen de mondingen van twee sgtakken: de uit
de samenvloeing van een aantal beken gevormde Eali Samen ten
zuiden, en de Eali Tj&b& ten noorden, welke te zamen haar een groot
deel van de wateren toevoeren die van de westelgke hellingen
van den Lawoe afdalen. Tusschen deze beide neemt zij aan den
anderen oever eenige riviertjes op die de stad doorsnijden. De
Wingk& en de Djenes zijn zeer onbeduidend; maar van meer
belang is de Eali Pépé, die in het B&j&lalische ontspringt, door
de stad gaat in de richting van het noordwesten naar het zuid-
oosten, langs de noordzijde van het fort Yastenburg en de Eu-
ropeesche wijk stroomt , en zich achter deze laatste vereenigt met
de Eali Batoe rILnIL, die zich om de zuidzgde van den Eraton
heen door de stad slingert , en zich bij de Eampong Beton in de
Bengawan ontlast. Over de Eali Pépé liggen twee bruggen: de
oude tegenover het Residentiehuis , en de nieuwe, eene Ameri-
kaansche hangbrug, aan den weg die tusschen het fort en de
Ëuropeesche stad loopt. In den westmoeson voert zij vrg wat
water af, maar in den oostmoeson kan zg meestal door een kind
doorwaad worden.
Nadat men te Batjem de Bengawan is overgestoken, bereikt
men weldra de tot de Neglr& behoorende kampongs^ waarvan
Orogol de zuidelgkste is. Vandaar loopt de weg bijna recht aan
op de poort die den toegang geeft tot de zuidelgke aloen-aloen
van den ELraton. Deze uitgestrekte verzameling van gebouwen,
straten en pleinen , door een gemeenschappelgken muur omgeven
en door meer dan 10,000 menschen bewoond, is , volgens de Ja-
vanen, gebouwd naar het model van het paleis van Bat&r& Endr&
(Indra) in den Soer&l&jlL of het verblgf der goden en hemellingen.
Doch ofschoon zooveel mogelijk naar de voorstellingen van dit
hemelsch paleis gevolgd , kan toch de Eraton in pracht en luister
niet daarmede wedgveren. Zoo zijn, b. v., de geheel gouden waringin-
boomen op de aloen-aloen van het hemelsche paleis, op die van
Digitized by VjOOQIC
661
het aardsohe door gewone, ofsehooD zeer fraaie, exemplaren van
Urostigma benjaminum vervangen. De boomen evenwel dragen
dezelfde namen als bnnne gouden modellen en onderscheiden zich
daardoor van de talrijke andere , naar luim of behoefte op de
aloen-aloen geplante waringins, die geen bijzondere namen dra-
gen. Ook kan niet alles op aarde dezelfde bestemming hebben
als in den hemel. Daarom beantwoorden de Qeladags b^ het
aardsche paleis aan de parken of kampen waarin, tot vermaak
van Bat&ra Endr&, tamme herten worden gehouden ^ — de
pasébans op de aloen-aloen aan de balé pawatangan of hemel-
sche tuighuizen, waarin de lansen voor de tornooien der goden
bewaard worden , — de kapoetrèn eindelyk , om niet meer te noe-
men , aan het verblijf der wid&dari's of hemelnimfen.
Na de uitvoerige beschrijving die ik van den geheel gelijk-
soortigen en ook in de verdeeling en inrichting grootendeels met
den Soerakartaschen o?ereenkomenden kraton van Jogjakarta heb
gegeven, zullen mijne lezers mg zeker niet euvel duiden, dat ik
mg thans tot de aanwijzing van eenige eigenaardige bgzonder-
heden in het Solosche vorstenverblijf bepaal '). Eene bgzondere
merkwaardigheid van dezen kraton is een houten wachttoren , op-
gericht in het noordoostelijk deel van de Pelataran. Zijn hoogte
zal omstreeks 90 voet bedragen , en het bestijgen daarvan is aan
lederen bezoeker bijzonder aan te raden, omdat men vandaar
een volkomen vrij gezicht heeft over den geheelen kraton, over
de stad en over een groot deel der sterk bevolkte omstreken.
Het beklimmen is zeer gemakkelijk, en de wenteltrap die naar
den koepel op den top voert, ontvangt door een aantal openingen
overvloedig lucht en licht.
In de tweede plaats moet ik een woord zeggen over eenige oude
stukken geschut, die deels op de groote aloen-aloen , deels op de Si-
tinggil bewaard worden, en waaraan zich allerlei legenden en bijge-
loovige voorstellingen knoopen. Op de aloen-aloen ligt onder andere
*) Om in geene herhalingen te rer vallen verwijs ik voordePann^pèn ofhet
keizerlijk kabinet en de Soer^natan of hofkapel naar D. I, bl. 377,
onder opmerking, dat de eerstgenoemde onmiddellijk ten noorden van de
Pr^bi^jlisH en de tweede op een plein ten noorden van de Pannëpèn is ge-
legen.
Digitized by VjOOQIC
663
een zeer groot kanon, afkomstig, zoo men meent, van den Sultan van
Padjang, prgkende met eene Jayaansche inscriptie en bekend
onder den naam van sapoe djagad (bezem der wereld). De Ja-
vanen gelooven dat de geest die bet bewoont, goede en kwade
droomen zendt. Bij dit kanon liggen andere van minder grootte,
waarop men een kasteel en twee arenden, de namen van twee
Haagscbe burgemeesters en van den maker Koenraad Antonisz.
en het jaartal 1599 onderscheidt '). Twee andere, zeer lange
kanonnen, van Javaansch maaksel zoo men zegt, liggen bij de
waringin-boomen ten noorden van de Pagelaran, eeue met een
plat dak van bamboe overdekte ruimte , ten noordoosten van de
Sitinggil '); zij dragen de namen van Eoemb&-Eoemb& enWani
Eoemba, maar worden ook wel Eoèmb& r&w& eu Eoemb& rawi ge-
heeten. Maar het meest beroemde van alle in den Eraton bewaarde
kanonnen is de Satomi, die tot de regalia behoort ^) en op de
Sitinggil bewaard wordt. Ejai Sat&m& en zijn vrouw Njai Satomi
zijn bij de Javanen mythische wezens wier zielen in twee ka-
nonnen zijn gevaren, die nu ook hunne namen dragen. Het
vroeger vermelde stuk geschut te Batavia *) wordt te Soerakarta
voor den Ejai Sat&ma gehouden , en men gelooft er dat dit kanon ,
zonder hulp van meusoh of lastdier , naar Batavia reisde en , toen
men het vandaar naar Mataram teruggebracht en in den Eraton
aan een keten gelegd had, in den nacht losbrak en zich ander-
maal naar Batavia op weg maakte, waar het evenwel ook niet
tot rust kon komen. Nadat het zich had laten vallen op den voet
van een der Javanen die het vervoeren wilde, en deze man
daardoor de elephantiasis gekregen had, boezemde het zoo groote
vrees in, dat niemand het durfde aanraken, totdat het^ door de
gebeden van een hadji tot bedaren gebracht, zich eindelgk zgne
') D*Almeida, II, p. 81. Ik kan zgn beriobt , dat door blikbare fouten mis-
Yormd is , met geene andere oontroleeren. Zoo staat er b. y. H a c o e , waar-
Toor ik meen H a g a e te moeten lezen.
') Onder de Pagelaran staat in bet zuiden een kleine pand^p&, Bangsal
pangrawit gebeeten , waaryan bet bemelscbe model van goud is , en waaronder
de vorst zicb vroeger des Maandags, Donderdags en Zaterdags aan zijne
ambtenaren placbt te vertoonen, terwgl daarvoor, in de overige overdekte
ruimte, matjes waren gespreid, op welke de ambtenaren volgens rangorde ge-
jseten waren» ') Zie D. II, bl. 368. *) Boven, bl 16,
Digitized by VjOOQIC
663
tegenwoordige plaats liet welgevallen. Wij hebben vroeger gezien ,
dat het Bataviasche kanon door eene andere , even dwaze over-
levering in een soortgelijk verband wordt gebracht tot het oude
kanon dat op het strand dicht bg Banten ligt ^). De Satomi is
met een rood kleed overdekt en verder door een daaroverheen
geplaatst vlechtwerk van bamboe beschermd, en de Javanen ge-
loeven dat de Soesoehoenan met den geest van het kanon in
nanwe betrekking staat en door hem voor dreigende gevaren ge-
waarschuwd wordt.
Aan weerszgden van het plein vóór de Sitinggil waarop de
Pagelaran staat, bevinden zich twee andere pleinen, met het
eerstgenoemde verbonden door poorten die den naam van Kori
Pamengkang dragen en ook rechtstreeks gemeenschap hebben
met de aloen-aloen door twee van boven niet overdekte ingangen,
onder den naam van Soepit oerang of kreeftenschaar bekend. Op het
plein ten westen ligt in den zuidwesthoek het koetshuis , dat een
groot aantal rijtuigen van allerlei vormen, men zegt wel 150,
bevat. Het meest trekt er de aandacht de fraaie staatsiekoets, op
last van Pakoe Boewaü^ YII, in de fabriek van de heeren
M. L. Hermans en C*^ te ^s Gravenhage vervaardigd , maar eerst
na des Soesoehoenans dood, in 1859, naar Java overgebracht.
Aardig is de uitdrukking van de verbazing die het gezicht van
dit prachtstuk bg Poerw& Lel&n& opwekte. Hg geeft daarvan in
zgn reisverhaal een korte beschrgving, die hij besluit met de
woorden: „wanneer men hem niet zelf gezien heeft, kan men
aan het bestaan van zulk een schoenen wagen niet gelooven *).'
Ten westen van het koetshuis en het plein waarop het staat , ligt
de Selomprettan of wijk der vorstelgke trompetters , bestaande
uit de woningen van Europeesche ordonnansen, trompetters,
koetsier en voorrgder.
De gebouwen waarin de Soesoehoenan zgne bezoekers ontvangt,
maken geen zeer aangenamen indruk; het meeste wat men er
ziet is vervallen , armoedig , smakeloos en vuil. De groote pand^pa ,
») Boven, bl. 112.
') Eene nityoerige beBohr^Ting yan deze koets, van eene afbeelding yer-
gezeld, is gegeven in de Handelingen en geschriften van het Indisch Ge-
liootsohap, D. VI, bl 877.
Digitized by VjOOQIC
664
het eigenlyke staatsieyertrek-, prgkt wel is waar met verguld
Igstwerk en met zuilen die met vogels en bloemen besneden
zijn , maar kan bij dien van Jogjakarta niet halen. Meer dan door
het gebouw zelf verdient onze aandacht getrokken te worden
door hetgeen er bij eene plechtige receptie te zien is. Stellen wij
ons een oogenblik voor dat wij tot dit schouwspel worden toe*
gelaten.
Langs drie zijden van de pandlLp&, of ook in een halven cirkel,
zgn stoelen geplaatst, en tegenover de opengelaten zijde staat in
het midden de dampar of vorstelgke zetel, een groote, langwerpig-
vierkante tabouret van rood fluweel met goud-passement en met
ivoren pooten en tot de rijksinsigniën behoorende '). Aan weers-
zijden van den dampar zitten de Europeanen en die Pangérans
en Radens , die , als officieren , recht hebben op het dragen eener
Europeesche uniform, met nauwkeurige inachtneming van hun
rang, op de stoelen; alle andere inlanders, van hoe boegen rang
ook^ zitten met gekruiste beenen op den grond gehurkt, mogen
zich slechts kruipend voortbewegen en zgn gekleed in het bekende
hofkostuum , waarbg het bovenlgf geheel bloot blgft en met gele
boreh is ingesmeerd '). Achter den dampar zitten eenige hofdames ,
die de kroonsieraden of vorstelgke poes&k&'s houden, welke ook ge-
deeltelijk den Soesoehoenan als hg in staatsie uitgaat worden nage-
dragen. Zg worden in het Javaanseh de oep&-tj&r& genoemd en kun-
nen tot twee klassen gebracht worden. De eerste bestaat uit eenige
kostbare, massief gouden voorwerpen, die geen ander gebruik
hebben dan bg feesten en plechtigheden te paradeeren ; zg stellen
mythische wezens of dieren voor en dragen de volgende namen :
de Pëksi groed& of vogel (ïaroeda, de Sawoeng galing of haan,
de Ard& walik&, een vogel met een kop die zoo wat het midden
houdt tusschen een menschenhoofd en een slangenkop , twee
O 6g de receptie door den heer van R^ckevorsel bggewoond, wordt in
plaats yan de dampar een canapé yermeld, waarop naast den Soesoehoenan
de generaal yan Swieten plaats nam. Dit is, geloof ik, iets zeer bgzonders.
Als de Gouyemeur-Generaal den Soesoehoenan bezoekt, wordt de dampar van
den yorst geplaatst ter linkerzgde yan den troon waarop de landvoogd ge-
zeten is. Zie.T. y. N. L, 1859, I. 451.
*) Zie DL I, bL 603, 605 y., 610.
Digitized by VjOOQIC
665
Gadjah's of olifanten, de Eidang of reebok^ endeBanjakofgans.
Deze voorwerpen worden door de Javanen met bijzonderen eerbied
behandeld. De heer Mr. T. C. T. Deeleman ^ di,e vergunning kreeg
om ze af te teekenen, mocht ze echter nooit aanraken, en de
Sant&nSi onder wiens hoede zij gesteld waren , maakte steeds een
sembah , zoo vaak hij ze opnam of weer nederzette. De overige
regalia zijn zaken die de Soesoehoenan voor zgn eigen gemak
of genoegen gebruikt, of althans kan gebruiken, en die daarom ook
steeds in plechtigen optocht worden medegevoerd , wanneer hij den
Eraton verlaat. Zij bestaan uit bet volgende: een matje, dat bijna altijd
opgerold blijft, een stoffer uit vederen van den paradij svogel samen-
gesteld , een gouden koker voor lange Javaansche sigaren , een hou-
ten , met goud versierde tabaksdoos , een opiumpijp , een wandelstok,
een kwispedoor, dat een vrouwelgke gunsteling steeds bij de hand
houdt, omdat het sirih-kauwen telkens het gebruik daarvan vordert,
een zilveren, met goud versierde doos met debenoodigdheden voorde
sirih-pruim, een zilveren , met goud opgelegde lampetkom en daarin
een gouden kan meteen groen fluweelen deksel, een twee voet hooge^
met goud opgelegde zilveren kist, waarin kleederen worden medege-
voerd, voor het geval dat de Soesoehoenan zich na het baden
verkleeden wil, twee waaiers van pau wen veeren, een gouden
kammetje^ een bamboezen toUetkofiertje en een tjarak of hoorn
met water gevuld , om den mond van 's vorsten paard te ver-
frisschen. Eindelijk komen- hierbij nog de dampar en eenige kost-
bare met goud en juweelen versierde wapens: boog, koker met
pijlen, schild , zwaard en 25 rijk gemonteerde toembaks of lansen *).
Zij die deze insigniën dragen, ook wanneer het bg uitzondering
mannen zijn, worden onderscheiden door de samir, een langen,
vier ii vijf centimeters broeden band van gele, groene, roode of
purperen kleur, die om den hals is geslingerd.
Achter de hofdames die deze poes&k&'s dragen, ziet men
>) De optelling der oep§-^&rft is gevolgd naar Deeleman in Bgdr. t. d.
Taal- Land- en Yk. Tan N. I., N. Y., D. II , bl. 85S , waar men ook al deze
Toorwerpen op een paar na vindt afgebeeld. Winter, T. v. N. I., Y. 1. 789, noemt
gedeeltelijk andere voorwerpen en geeft aan dezelfde gedeeltelijk andere namen.
De 25 toembaks worden niet door Deeleman, maar wel door Winter tot de
QÜrR gerekend, en worden ook vermeld door Buddingh, blz. 281.
Digitized by VjOOQIC
666
andere vroawen , die, als Amazonen met boog en pglen gewapend ,
op ééne knie liggen. Het zijn de vronwelgke lijfwachten van den
Yorst, die wij reeds als de wacht houdende bg de binnenste
kratonpoort leerden kennen ') ; met zeldzame uitzonderingen zgn
het oude, rimpelige Sibyllen, die haar kostuum, dat hals en schou-
ders bloot laat'), niet veel eer aandoen. De boezem is echter
altijd bedekt; daar hg het hofkostuum de tapih steeds gedragen
wordt als pindjoeng, dat is tot onder de armen opgetrokken.
Rondom of tusschen deze yrouwelijke lijfwachten ziet men ook
een aantal ongelukkige wezens^van beide seksen, dwergen en
gebrekkigen, die mede van de keizerlijke staatsie onafscheidelgk
zijn. Of zij , zooals sommigen meenen , aan het hof verpleegd
worden, omdat ze, in hun hulpeloozen toestand ^ onvermogend
zijn voor zich zelven te zorgen, zullen wg in het midden laten.
Bij zulke recepties heerscht een in de hoogste mate omslachtig
en vervelend ceremonieel; alles is stgf, koud, afgepast; alle
luidruchtigheid wordt zorgvuldig vermeden, men spreekt weinig
en op fluipterenden toon. De vrouwen, die den Soesoehoenan
bedienen, mogen hem slechts kruipende naderen, en kruipen,
zoowel in eigenlijken als in figuurlijken zin , kenmerkt alles wat
voor de inlanders, ook van den hoogeten rang, tenzg de Euro-
peesche uniform hun eenige meerdere vrijheid geeft, bg zulke
gelegenheden passend wordt geacht. Er wordt thee gepresenteerd ,
die niet mag geweigerd worden ; later ook eenige wgnen. Alleen
het vreemde van het schouwspel maakt de plechtigheid voor den
Europeaan , althans voor eenige oogenblikken , dragelgk ; zg is ,
zooals do heer van Bgckevorsel bet aardig uitdrukt «interessant
vervelend.*
De Javanen van alle standen zgn groote liefhebbers van feest-
0 Boven , bl. 358.
*) Dit Bchgnt in strijd met D. I, bL 605, waar ik de sikëpan genoemd
heb als tot het hofkostuum der vrouwen behoorende. De waarheid is dat de
Bikijpan^s , die door de Trouwen gedragen worden als zg aan de Kratonpoort
de wacht houden, zoodra zij binnen het erf van het hof komen, Yoor bioote
armen en schouders moeten plaats maken. Zie de aanteekeningen van den
Regent van Koedoes op de aangehaalde plaats en Winter, in T. v. N. L, Y.
1. 738.
Digitized by VjOOQIC
667
vieren; norgeDs echter zgn de feesten menigyuldiger en luister-
YoUer , dan in den Eraton te Soerakarta. Merkwaardig ia het dat
ook de Europeesche nieuwjaarsdag, die de Javanen natuurlijk
in het geheel niet aangaat, als een gunstige gelegenheid voor
praalvertooning te Soerakarta wordt aangegrepen , — nog merk-
waardiger dat de viering daarvan geheel in overeenstemming
met de Javaansche zeden en gebruiken plaats vindt. Een Euro-
peaan die de maanden December en Januari voor zijn gezondheid
te Soerakarta doorbracht ') , was in dien korten tijd getuige van
de viering van ^sEonings verjaardag, van des Soesoehoenans '
kroondag, van de verjaring van Prins Mangkoe Negar^» van
den Europeeschen nieuwjaarsdag en van den verjaardag van den
Soesoehoenan. Door de viering van het Chineesche nieuwjaar,
die acht dagen duurt, werd die reeks van feesten op oorverdoo-
vende wgze besloten. Ik zal aan dien schrijver een kort verslag
van de nieuwjaarsviering ontleenen. Het zal althans eenigermate
een denkbeeld geven van het volks- en hofleven in de Vorsten-
landen, waaromtrent ieder aandachtig beschouwer zeker met de
ontboezeming van Junghuhn zal instemmen: „Wie denkt (ja,
om het welzijn der Javanen zelven, wenscht) niet in stilte,
dat dit thans nog altijd prachtige , ofschoon weinig beteekenende ,
onbeduidende, zich dikwijls slechts in uiterlijken pronk en cere-
monieel vertoonende hofleven van de Javaansche vorsten het lot
van al het aardsche ondergaan en ophouden moge te bestaan P
Maar wie wenscht dan ook niet tevens, dat het ten minste in de kro-
niekeu moge voortleven, om eene bijdrage te zijn tot de beoor-
deeling van de ontwikkelings-geschiedenis der Indische volkeren ,
wier oorspronkelgkheid, wel is waar, hoe langer hoe meer door
Europeeschen invloed verdrongen wordt, maar wier, zoo al niet
moreele, dan toch politieke en industriêele volmaking steeds
onwederstaanbaar vooruit gaat *).'
Beeds des morgens te vijf uren van den Iflten Januari worden
de bewoners van het Besidentiehuis uit den slaap gewekt door de
1) Mr. T. C. T. Deeleman. Zie zijn reeds aangehaald opstel „de nieuw-
jaarsdag te Soerakarta,* in Bgdr. Tf d. L T. L.en Vk., N. V.,D.II, bl.348.
*) Junghuhn in T. t. N. I., VII. 2. 221.
Digitized by VjOOQIC
668
hoornmuziek yan het bataljon iDfanterie, weldra yervangen door
de schelle valsche tonen, voortgebracht door de trompetten van
twee vorstelyke ordonnansen te paard, wier roode lakensche
rokken nog een herinnering zijn aan de dagen van het Engelsche
tnsschenbestuur. Gelukkig worden die barbaarsche geluiden wel-
haast vervangen door de nog al dragelijke uitvoering van des
Soesoehoenans muzikanten-corps, door een Europeeschen kapel-
meester bestuurd. De woning van den Resident wordt inmiddels be-
stormd door ontelbare bezoekers, die hem hun zegenwenschen komen
aanbieden, en zich tevens de geschenken in geld of kleederen,
die hun als bewijs van dankbaarheid geboden worden, gaarne
laten welgevallen. De muzikanten van des Soesoehoenans Euro-
peesche en inlandsche Igfwacht, die van Prins Man gkoeNeg&r&,
de wacht van den Eraton , de oppassers, de dwergen en gebrekkigen,
de kornaks van 's vorsten olifanten, de boogschutters, en wat niet
al, volgen elkander op in dichte drommen, en daar al deze ge-
lukwenschers zouden meenen aan hun waardigheid te kort te
doen, indien zij niet roet muziek kwamen, verneemt men een
onophoudelijk geraas van fluiten, trompetten en trommen, waarbg
men op het punt staat het verstand te verliezen. Tegen tien uren
begint echter dat gejoel en getier te verminderen. Alsdan komen
de civiele en militaire autoriteiten, Mangkoe Negar&, de Rijks*
bestuurder en de voornaamste inlandsche groeten den Resident
op de Europeesche wijze begroeten. De groote plechtigheid evenwel
wordt voor den avond bewaard. '
Om haar bij te wonen zijn de ambtenaren en officieren, de
landheeren uit den omtrek en de notabelen van Soerakarta reeds
dagen te voren uitgenoodigd. Zij verzamelen zich te vijf uren in
het Residentiehuis, terwijl een aantal koeirs onder de Pand&p&
van den Resident eene groote gamelan plaatsen en de ipuzikanten
samenstroomen die straks deze instrumenten zullen bespelen.
Het Residentiehuis, gewoonlijk de Lodji ') genaamd, is
met de noordelijke aloen-aloen verbonden door een prachtige
tamarinden-laan. Thans ziet men het fijngevinde, lichtkleurige
loof dezer schoone boomen afgewisseld door talrijke vlaggen,
Ij D. i. de loge. De nitdrokking Btamt nit den tgd der Compagnie.
Digitized by VjOOQIC
669
die aan lange bamboestaken gehecht zgn. TaBschen de boomen
zijn, op regelmatige afstanden, die Toemenggoengs of Boepati's
gezeten, die hunne werkzaamheden buiten den Eraton hebben.
Zy zitten op den grond onder hun groene, met Bmallen gouden
rand versierde pajoengs, die het teeken hunner waardigheid zijn ,
omstuwd door hunne in rijen geschaarde volgelingen, die allen
lansen met vlaggetjes in de hand dragen, en de kleur van het
hoofil dat zij dienen , in hunne badjoe's vertoonen. Elke Boepati
wordt door zgn gamelan vergezeld.
Omstreeks halfzes komen twee Binnenregenten om den Resident
plechtig aan te zeggen, dat Zyne Hoogheid gekleed is en gereed
staat hem te ontvangen. De toespraak geschiedt in het Javaansch,
en de Resident, hetzg hij ze verstaat of niet, weet wat ze be-
teekent en beantwoordt ze met een buiging.
Langzaam en statig, zooals ze gekomen zijn, koeren de zen-
delingen naar den Eraton terug, en als men mag aannemen dat
zij de aloen-aloen weder bereikt hebben , komt de staatsie coupé
voor, waarin de Resident en Adsistent* resident plaats nemen,
om naar den Eraton te rgden en den Vorst af te halen. Twee
oppassers staan achter op het rgtuig en houden den Resident
een geheel gouden, den Adsistent-resident een half gouden, half
witten pajoeng boven het hoofd; want de Regeering heeft het
noodig gevonden dit Javaansche teeken van waardigheid niet te
onthouden aan die Europeesche hoofdambtenaren, die gedurig
met de inlanders in aanraking komen. De af te leggen weg is
niet lang; al spoedig ontstaat er in de laan een groote drukte
en gejoel, en de gamelans van al de daar verzamelde Regenten
doen als om strgd hare tonen hooren. Het is het teeken dat
de Soesoehoenan in plechtigen optocht nadert. Aan de spits van
den trein rijden twintig ruiters, die tot de hof bedienden behoo-
ren. Dan volgen een aantal bedienden te voet, die water, houts-
kool en eenige ketels met rgst dragen; want straks zal dat ge-
liefkoosde voedsel door hen bereid en in den naam des Soesoe-
hoenans onder de menigte verdeeld worden. Al die zaken worden
gedragen onder gouden pajoengs; want dat teeken der hoogste
waardigheid moet alles overschaduwen wat van den Vorst komt
Digitized by VjOOQIC
670
of hem toebehoort Nu volgt ^b Keizers Earopeesche lijfw^acht te
paard, daarna de Javaansche ia haar nationaal kostuum , dan.
een aantal vrouwen met bloote schouders en armen en met de
hoog opgetrokken sarongs door prachtige buikgordels om het
middel gehecht, zuchtende onder den last der reeds beschreven
rijksinsigniën, die in zulke optochten worden medege?oerd. Nu
komt, terwyl de muziek het Wilhelmus aanheft , de staatsiekoets
van den Soesoehoenan te voorschyn, waarin naast hem ook de
Besident is gezeten. Zij is bespannen met acht paarden , die met
fluweelen kleeden bedekt en met pluimen gesierd zijn en ieder door
een pikeur geleid worden. Deze paarden verrichten geen anderen
dienst, dan enkele malen in het jaar de staatsiekoets te trekken.
Twee wapenkoningen , met lange in zilveren knoppen eindi-
gende stokken , «gaan voor het rijtuig uit. Achter deze staatsiekoets
volgt die van den Kroonprins, waarin ook de Adsistent-resident is
gezeten en die met zes paarden bespannen is ; daarop de rijtuigen
der verschillende Pangerans met hun' gevolg te paard, terwijl
vele honderden volgers te voet den optocht besluiten. Zelden
ziet men in het hedendaagsch Europa een schouwspel dat met
zulk een Javaanschen optocht kan vergeleken worden , en zoo al
somtijds de maskerades die ons in andere landen of tijden ver-
plaatsen, eenige overeenkomst daarmede toonen, blijft er toch
dit groote verschil bestaan, dat op Java bij dit alles eene deftige
stilte heerscht, terwgl bg ons het gejoel en gedrang van de
menigte steeds veel aan den indruk schaadt.
Terwgl de wagen van den Soesoehoenan het terras der Lodji
oprgdt, houden de andere rijtuigen buiten het hek stil. De Pan-
gerans stijgen uit, maken hun sembah en zetten zich op den
grond totdat de Yorst uit zgn wagen is gestapt. De troonhemel is
in de achter-binnengalerij opgeslagen en de weg van den wagen
derwaarts voert over een lang rood kleed, dat slechts door den
Soesoehoenan en den Resident, die Zijne Heiligheid aan den arm
voert, mag betreden worden. Om ontwgding te voorkomen wordt
bet achter hen haastig opgerold , naarmate zij vorderen op hunnen
weg. Ondet den troonhemel, die met geel satijnen draperiën met
gouden franje behangen is, staaa op een kleed van blauw satgn
Digitized by VjOOQIC
671
twee geschilderde stoelen. De eene is voor den Soesoehoenan ,
die zioh echter in stede daarvan van zijn medegevoerden dampar
bedient, de andere is yoor deu Resident bestemd. Na de trappen
die tot den zetel voeren, te zgn opgestegen, bhjflt de Soesoehoe-
nan staan aan de rechterhand van den Resident Nu zetten
de troonopvolger en enkele voorname Pangérans zich links van
den Soesoehoenan op stoelen neder, terwijl die rechts van den
troon worden ingenomen door den Adsistent-resident en de on-
derscheiden genoodigden, nadat zy den Yorst en den Resident
hnn compliment hebben gemaakt. De gamelan van den Vorst
wordt in de voorgalerij gebracht , en twaalf mannen , die met een
soort van koorgezang de dansen der vorstelgke bayadères zullen
begeleiden '), plaatsen zich daarbij op den voorgrond.
Terwijl de gamelan bespeeld wordt komen de danseressen , ten
getale van negen, van achter den troon ter linkerzgde te voor-
schgn. De bayadères die men aan de hoven vindt, zgn steeds
schoonheden van den eersten rang, uit de voornaamste familiën
gekozen om deze rol te vervullen en tevens als goendiks het
vorstelgk bed te jdeelen. Bg het dansen wordt echter hare schoon-
heid in de óogen der Europeanen bedorven , omdat het aangezicht
geheel met gele boreh, en het voorhoofd, om het haar in schijn
lager te doen komen, gedeeltelijk met zwarte verf bedekt is.
Aan hare kleeding wordt de grootste zorg besteed. Reeds den
avond voor een feest worden zij gekapt, en om den haartooi voor
verwarring te behoeden, moeten zij den geheelen nacht slape-
loos doorbrengen. Het haar is met juweelen doorvlochten en op
de borst dragen zij drie gouden halve manen. Hare sarongs
hebben een bgzonder patroon, dat niemand anders dragen mag en dat
in den Eraton vervaardigd wordt Ieder harer wordt begeleid door
een oude vrouw, die al hare bewegingen gadeslaat en dadelgk
te hulp moet komen, als er iets aan de kleeding mocht ontbre-
breken of losraken. Om het middel hebben zg een lichtblauwe
^) Dat de heer Deeleman hier terecht yan twaalf koorzangers melding maakt,
en de eerimpi's en bedlij H*8 niet zelve zingen, zooals men uit eene nitdruk-
kinpc, D. I, bl. 482, zou kannen opmaken, blgkt uit de aanteekening van
den Regent van Eoedoes op die plaats: „deze serimpi's en bedSj&'s zingen bjj
het dansen niet, maar dat wordt door een mannenkoor verricht.**
Digitized by VjOOQIC
672
slèndaDg, die gebruikt wordt om het effect te verhoogen der
slanke, bevallige wendingen waaruit haar dansen alleen bestaat.
Ziet men dit voor de eerste maal, dan bewondert men de vol-
komen gelijkheid in de bewegingen , niefc slechts van het lichaam ,
maar ook Van de ledematen, tot zelfs van de leden der vingers.
De Javanen worden het nimmer moede deze dansen aan te staren ;
maar de Europeaan vindt ze, als de prikkel der nieuwheid ver-
stompt is, eentonig en vervelend ')•
Deze dans, die met eerbiedige sembahs begonnen en besloten
wordt, duurt twee volle uren. Daarop begeeft zich de Soesoe-
hoenan, gearmd mefc den Resident, onder het spelen van een militai*
ren marsch naar de voorgalerg, terwijl al de aanwezigen volgen.
Tweemalen wordt dus de zaal in processie rondgewandeld, waarna
de muziek het sein geeft dat het bal voor de Europeesche jeugd
een aanvang neemt. De Soesoehoenan echter begeeft zich met de
voornaamste hofgrooten en notabelen ncuir een afzonderlgke kamer
en speelt er zijn partij whist, waarbij hg altijd winnen moet,
terwijl ten slotte een door het Gouvernement bekostigd souper
wordt gegeven , waarop jaarlijks dezelfde oflBciëele toasten door den
Soesoehoenan of den Resident worden ingesteld. Na den afloop
hiervan beginnen de gasten af te trekken en brengt de Resident
den Vorst naar zgn Eraton terug.
») Ik heb aan de hier beschreven danseressen den naam van serimpi's
niet durven geven, ofschoon do heer Deeleman ze zoo noemt, omdat hg
tegelijk zegt dat zjj ten getale van negen zgn Zooals reeds gezegd werdD. I, bl. 482,
zjjn steeds de serimpi's slechts vier in getal. Intusschen geloof ik thans , dat in
het daar gezegde oen misverstand heerscht. Uit Raffles, Java, I, 879 vv.,
wordt duidelijk, dat serimpi enbedHjH eigenlijk de namen zgn yan
dansfiguren, waarvan de eerste vie$'y de andere zeven of negen personen
vordert. De figuur serimpi mag alleen aan het hof, de bedHj^ ook in de da-
lams van Pangèrans en Regenten, maar dan slechts door zeven danseressen
(aan het hof door negen) gedanst worden. De danseressen zgn in beide gevallen
veelal goendiks van hooge geboorte. Niet het getal der danseressen zelve schijnt
bepaald te zijn, maar wel het aanttil dat voor iedere soort van dans^ ge«
Yorderd wordt ; maar het is gewoonte geworden op de danseressen zelve de namen
der dansen over te dragen Die aan de hoven schgnt men serimpi's te noemen , in
weerwil dat ziJ ook de bed^^ dansen , en die van de Pangèrans en Regenten
bed^j^'s, omdat zij alleen dezen dans mugen uitvoeren. Laatstgenoemden
doen dit, in afwgking van wat «de stgve hofetiquette eischt, met allerlei
vreemde bgvoegselen, zooals het schermen met krissen, het afschieten van
pistolen en dergelijke.
Digitized by VjOOQIC
673
De wijze waarop de groote kerkelgke feesten of zoogenaamde
garëbëgs op Java gevierd worden , ie elders door mg beschre-
Ten ^); maar reeds toen is opgemerkt dat in de Yorstenlandeii
eenige eigenaardige plechtigheden daarmede verbonden zijn. Bij
de beschrijving van Jogjakarta vond ik gelegenheid reeds eenige
bgzonderhedeu omtrent de viering van het moeloed- feest aldaar
te vermelden , die van meer plaatselijken aard zijn ; maar in het
algemeen worden de garëbëgs aan de beide hoven in ongeveer
dezelfde vormen gevierd. De Europeesche antoriteiten nemen er
op dezelfde wgze deel aan^ de optochten zijn van denzelfden
aard en, hoe vreemd het ons schgne, ook op de kerkelijke feesten
wordt, in weerwil van des Profeten verbod, wijn gedronken (ofschoon
enkele zeer nauwgezette personen dien door thee vervangen) bij de
verschillende toasten die, ongeveer op dezelfde wgze, ook bg die
gelegenheden worden ingesteld. Moge de kerkelgke viering der
drie garëbëgs eenig onderling verschil aanbieden, de hoffeesten
bg die gelegenheid zijn zoodanig aan elkander gelijk, dat de be-
schrijving van één daarvan ook voor de overige kan volstaan.
Daar echter in enkele ondergeschikte pnnten wellicht eenig ver«
BchU bestaat '), acht ik het voorzichtiger, bepaaldelijk de be-
schrijving van een der feesten aan eene goede autoriteit te ont^
leenen, dan te beproeven ze in een algemeene beschrijving samen
te vatten, en daar de heer Winter ons in zijn Javaansche sa-
menspraken het moeloed-feest te Soerakarta kort en duidelgk
geschetst heeft , wensch ik mij tot de overneming dier beschrijving,
door enkele aan een ander werk van denzelfden schrgver ont-
leende trekken aangevuld '), te bepalen.
De feestelijkheden worden reeds te voren door het dagelijksch
bespelen der gamelan sekatèn binnen den ringmuur der groote
moskee, van den 6den tot den 12den der moeloedmaand , aangekon-
digd % Op den feestdag zelven zendt de Soesoehoenan 's morgens
te tien uren twee hofbeambten naar den Resident, om hem te
») D. I, bL 898, 895, 897.
*) Ik yennoed b. v. dat er eenig yersohil is in de offerspijzen , daar het mij
voorkomt dat op de garëbëg besar vleesohspyzen niet zullen mogen ontbre-
ken. Vgl. D. I , bl. 897. ») T. V. N. I. Jg. V. D. I, bl. 712.
*) V^L boven, bL 624.
ra. 48
Digitized by VjOOQIC
674
noodigen in den Kraton te komen. Weldra yerschgnt nn de
Resident in zijn staatsierijtnig en met hem tal van oflBcieren en
notabelen, alsmede Prins Mangkoe NeglLr& en zgn familie. In
de groote pand&p& worden zij door den Yorst en zgn gevolg
afgewacht. Na wederzgdsche begroeting gaan allen op rijen zitten ,
de Resident links van den Soesoehoenan en allen op de door
hun rang bepaalde plaatsen, deels op stoelen^ deels op den grond.
Nadat de receptie en voordiening van sirih is afgeloopen , begeven
zich de Soesoehoenan, hand aan hand met den Resident, en de
Kroonprins, hand aan hand met den Secretaris, naar buiten op
de sitinggil, om zich aan hunne op de aloen-aloen verzamelde
onderdanen te vertoonen. Alle ambtenaren der Neg^r& en alle
dorpshoofden van het rijk zijn verplicht op dien dag voor
den Yorst te verschijnen, en de Rijksbestuurder, Toemeng-
goengs en Kliwons brengen hunne vaandels en gamelans mede
en plaatsen ze in orde op het uitgestrekte plein. De Yorst
gaat met den Resident onder de bangsal wit&n& zitten, waar
twee hofbeambten een kleine ronde tafel en een gouden schenk-
blad voor hem plaatsen; het overige gezelschap neemt beneden
dit gebouwtje plaats. Nu worden, onder het bespelen der gamelan
monggang '), de vorstelijke offerspyzen, die bij de poort Eaman-
doengan gereed staan, langs de westzijde van de sitinggil naar
de groote moskee gedragen. De offers bestaan uitrijst, vruchten,
eieren, suikergebak en andere lekkernijen, en zijn geplaatst in
ronde, van boven spitse, maar naar beneden breed uitloopende
manden, die dus eenigszins den vorm van een berg nabootsen,
en daarom goenoengan genoemd worden. De troepen die aan
weerszijden van de sitinggil geschaard staan, bewijzen aan die
goenoengans, terwijl zij hun worden voorbijgedragen, de hoogste
millitaire eer.
Wanneer de goenoengans allen voorbij zijn , geeft de Vorst eerst
een teeken om het spel der gamelan monggang te doen ophouden ,
terwijl vervolgens, in de plaats daarvan, zich op zijn last een andere
gamelan , Ejai Sëkar daliml geheeten , laat hooren. Onder dit
spel worden de toasten ingesteld, die gewoonlgk acht in getal
1) Zie blz. 622.
Digitized by VjOOQIC
676
zgn en door. de drieyoudige salvo's der keurbenden Pradjoerit
Tamt&m& en Midji pimilih worden begroet. Die toasten zijn: 1.
op het feest yan den dag, 2. op de gezondheid vanden Koning
der Nederlanden , 8. op die yan den Gonyemeur-generaal , 4. op
die yan den Soesoehoenan, 5* op die yan den Resident, 6. op die
yan den Kroonprins, 7. op die yan des Soesoehoenans familie,
8. op het welzgn vaa het eiland Jaya. Inmiddels heeft de Soesoe-
hoenan door twee Toemeoggoengs aan den op de Pagelaran gezeten
Rijksbestnurder last doen geyen , om de goenoengans, nadat de Mas
Pangoeloe het gebed daaroyer zal hebben uitgesproken, onder al zijne
dienstdoende ambtenaren te yerdeelen. Na de terugkomst dier amb-
tenaren wordt nogmaals sirih en daarna gebak gepresenteerd,
waarop de Yorst den last yerstrekt, dat het bespelen der op de
aloen-aloen geschaarde gamelans zal aanyangen. Onder dit spel
keert de Yorst met zijn geyolg, in dezelfde orde waarin zjj ge-
komen zijn, naar den Kraton terug, plaatst zich weder onder de
pand&p& en drinkt een kop koffie met melk. Daarna nemen de
Resident en het oyerige gezelschap yan den Soesoehoenan plechtig
afscheid; * maar de Kroonprins, al de Prinsen yan het hof, de
Rgksbestuurder en de Toemenggoengs gaan met hem naar het
Residentiehuis, om het middagmaal te gebruiken. De Kroonprins
gaat met den Resident in denzelfden wagen en wordt, naafloop
yan het maal, door den Secretaris naar huis begeleid. Op het
oogenblik dat hij het fort passeert worden 13 kanonschoten te
zgner eere gelost
Nog een enkel woord oyer de wgze waarop de malemmans te
Soerakartff gevierd worden, moge dit oyerzicht der feesten aan
het hof yan den Soesoehoenan besluiten. . Yroeger is gezegd op
welke dagen der maand Ramelan die malemmans geyierd worden,
en welke herinneringen uit het leyen yan den Profeet daaraan
yerbonden zgn. Te Soerakarta bestaat de yiering in het houden
yan groote uitdeelingen yan spgzen, die tegen zonsondergang
onder den blooten hemel op de aloen-aloen plaats yinden.
Op den 2lBten der maand geschiedt de uitdeeling namens den
Soesoehoenan, op den 238ten namens den Kroonprins, op den
258ten namens de oyerige Pangérans yan Het Hof, op den 27Bten
43*
Digitized by VjOOQIC
676
ttamens den Bgksbestuarder , en op den 29ftton namens, de Toe-
menggoengB.
Door de be?olking van den Eraton worden te Soerakarta , eyen-
als teÏÏogjakarta '), onderscbeideoe takken van ng verbeid met goeden
uitslag beoefend; vooral de goudsmids en zadelmakers worden
gezegd uitstekend werk te leveren. Hoogst ongunstig is echter
de toestand der bevolking van den Eraton uit zedelyk oogpunt.
Zoowel onder bet volk als onder de groeten moet er eene ont-
zettende verdorvenheid van zeden heerschen; afgrgselyke ver-
halen zgn daaromtrent in omloop.
Links van de noordelijke aloen-aloen ligt ook bier, evenals
te Jogjakarta, de groote moskee, die zich van die der zusterstad
in niets bijzonders onderscheidt, dan dat de toren of koepel die
het hoofdgebouw kroont, geheel verguld is. Ten noorden van dezen
tempel ligt de kaoeman of priesterwgk.
Wg willen thans den Eraton en zijn voorplein verlaten om nog
eene kleine wandeling door de stad te doen* Wij gaan de poort
Pamaroekan door en bevinden ons dan op een veel smaller plein ,
de Geladag genaamd, op welks midden zich de Qeladag-poort
veiheft '). Rechts en links van deze ruimte strekt zich een
groot drassig veld uit, dat met kangkoeng ') beplant is en
daaraan den naam van E^ngkoengan ontleent. De kangkoeng is
eene, ook in het wild op moerassige plaatsen voorkomende oon-
volvulaoee , die fraaie bloemen draagt en waarvan de jonge bla-
deren en stengels eene aangename groente opleveren.
De Geladag overgaande komen wg in de reeds vermelde
prachtige tamarindelaan , die recht noordwaarts naar het Besiden-
tiehuis voert en waarmede de weg naar B&j&lali , die tusschen de
westelijke Eoenkoengan en de Protestantsche kerk door recht west-
waarts loopt, een rechten hoek vormt. De kerk werd in 1832
door de leden der gemeente grootendeels op eigen kosten gesticht;
de Soesoehoenan stond den grond kosteloos af en legde zelfden
eersten steen, en de Javaansche grooten schonken op zgn voor-
beeld bijdragen voor den bouw. Het nette en vrg ruime gebouw
») Zie bl. 680 v. O Boven bL 678 en 621 , noot 1.
') Jpomaea reptans Poir.
Digitized by VjOOQIC
677
heeft den vorm van een langwerpig vierkant en drie ingangen ,
waarnaar men met eenige trappen opklimt
Yoorbij de kerk liggen aan de westzijde der laan de kazerne
en stallen der lyfwachten- dragonders , de civiele gevangenis en
eenige aanzienlijke hnizen van Europeanen ; aan de oostzijde ligt ,
tusschen twee vijvers, de toegang tot het fort, dat den naam van
Yastenburg draagt, in 1779 gebouwd, in 1832 vernieuwd werd
en een regelmatig vierkant vormt , met stee.nen wallen en gracht ,
vier met geschut beplante bastions, officierswoningen, hospitaal,
kazernes enz. Men vindt het in sommige beschrijvingen een
9 geduchte^ sterkte genoemd; een officier die er de beschrijving
van geeft welke ik hier laat volgen, schijnt van een langer
verblijf daarbinnen een anderen indruk gekregen te hebben.
^Netter, zindelijker plekje dan het fort of de benting te Solo,
bestaat geloof ik niet. op de geheele wereld, ^t Is of alles zoo
pas uit een doosje genomen en in elkander gezet is , zoo poppe-
rig zien de pas geschoren boomen, de tuintjes en de belder groen
en wit geschilderde huisjes op „de cour*' er uit. Een steenen
muur, netjes besmeerd en bepleisterd, met een kanon in elk
van de vier hoeken of bastions, een grachtje met „heusch^ water
en een ophaalbrug, ziedaar de geheele schilderij, waaraan de
naam van fort „ Yastenburg' is gegeven, 'k zou haast denken bg
wijze van parodie; want meermalen zag ik, bij het doen van
saluutschoten uit het fort, dat de kanonnen dezelfde uitwerking
hadden alsof ze met scherp geladen er tegenover hadden ge-
staan. Hoeveel oppervlakte die muren omsluiten, weet ik niet
juist, maar wel dat er een groote mate van vindingrijkheid toe
noodig is geweest om daarbinnen aan 600 menschen huisvesting
te verschaffen. Er is dan ook geen hoekje zoo klein of het is
ingenomen, hier door een magazijntje, daar door een loodsje of
bergkamertje^ elders weer door een bokje waarin een paar ge-
huwde officieren met hunne geheele familie geborgen zijn 'V
Achter het fort ligt het exercitie veld , wederom met fraaie
tainarindeboomen omplant en middendoor gesneden door een pad
dat naar de Lodji wètan of Europeesche stad voert. Deze ligt
*) Gerdessen , Vgf jaren gedetacheerd , bL 57.
Digitized by VjOOQIC
678
in den hoek, gevormd door de samenyloeiing van bet riyiertje
Batoe r&na en de Eali Pépè j en is doorsneden door drie breede
straten: de Heerenstraat, de Bloemstraat en de Erakeelstraat,
en eenige nanwe dwarsstraten en stegen. Yroeger bevatte zij vele
onaanzienlijke huizen, veelal achter gekalkte muren verborgen;
doch in de laatste jaren is deze Europeesche stad zeer verfraaid , de
muren zijn grootendeels weggebroken en vele woningen kunnen met
de fraaiste in Nederlandsch-Indiê wedy veren. Yroeger was de
zoogenaamde Europeesche bevolking van Soerakarta in denk- en
levenswgze meer dan half gejavaniseerd ; doch ook daarin heeft
de tijd eenige verandering gebracht.
Aan de zuidzijde der Europeesche stad paalt de oude Euro-
peesche begraafplaats, die sedert lang niet meer gebruikt wordt,
en in den hoek dien deze met het exercitie-plein vormt, lag de
bekende Soerakartasche kweekschool voor inlandsche onderwgzers,
die in 1875 naar Magelang in Kadoe werd verplaatst. Sedert 1851 ,
toen zg in werking kwam, was zg in de inlandsche hoofdstad
van Java een middelpunt van beoefening der Javaansche taal
en tot zekere hoogte een vergoeding voor het hier in 1831 op-
gerichte Instituut voor de Javaansche taal, dat in 1843, in ver.
band met de stichting eener afdeeling voor de opleiding van
Indische ambtenaren aan de Akademie te Delft, was ingetrok-
ken. Aan die inrichting was de beroemde kenner der Javaansche
taal Oarel Frederik Winter als onderwijzer werkzaam , terwgl hy
na hare opheffing al zijne krachten wgdde aan de samenstelling
en uitgave van geschriften, die de studie van het Javaansch in
Nederland konden bevorderen en gemakkelgk maken. In 1799
te Jogjakarta geboren, overleed hg in 1859 te Soerakarta, zonder
ooit het eiland Java verlaten of zelfs de van de Yorstenlanden
verder verwgderde residentiën bezocht te hebben. Winter was op
het gebied der Javaansche taal de vraagbaak niet slechts voor
den Europeaan, maar ook voor den inlander, en stond in hoog
aanzien aan het hof des Soesoehoenans. De onwaardeerbare dien-
sten die hg aan Java en Kederland bewezen heeft , zijn door zgne
dankbare leerlingen en vereerders gehuldigd door de oprichting
van een marmeren, met zijn borstbeeld prijkend gedenktee-
Digitized by VjOOQIC
679
ken, dat den lO^n Februari 1867 te Soerakarta onthuld werd ^).
De nieuwe Europeesche begraafplaats ligt op eenigen afstand
ten zuiden yan de oude, tusscben de oostzijde yan den Eraton
en de riyier Batoe rana. Te midden yan het lange gras verheffen er
zich eene menigte grafteekens, wier opschriften toonen, dat do
dooden die hier rusten, schier alle natiën yan Europa yertegen-
woordigen.
In den noordwestelij ken hoek yan de Europeesche wijk ligt
het logement , in welk gebouw de Europeesche ingezetenen teyens
hunne sociëteit houden. Men yerhaalt dat zij yroeger , des zater-
dags ayonds , ook door den Soesoehoenan werd bezocht , die er dan
een deftige partg biljart speelde, maar dat de Yorst die bezoeken
staakte, nadat een pas aangekomen kolonel , die een sterke speler
was, maar de étikette niet kende, zich verstout had het spel
van den Keizer te winnen.
Yan hier langs de noordzijde van het fort in de tamarindelaan
terugkcerende, bereiken wij, terwgl wij ons noordwaarts wen-
den, weldra het ruime Besidentiehuis, met het daaraan palende
kantoor, en als wij de brug voorbijgaan die hier over de Pépé
ligt, het kleine schouwburglokaal, waar soms door liefhebbers
gespeeld wordt. Westwaarts van daar ligt de uitgestrekte Mang-
koe-negaran. De prinsen van het Mangkoe-negar&sche huis ver-
tegenwoordigen in de hofstad het vooruitstrevende element. Alles
wat hun toebehoort of onder hunne bevelen staat, onderscheidt
zich gunstig van alles wat hier keizerlijk heet. De thans regee-
rende Prins heeft zich zelfs veel aan het onderwijs, zoowel in
den Eraton als op zijne landen , laten gelegen zijn , ofschoon met
weinig bevredigende resultaten, waarom het Qouyernement , bij
zijne plannen om het in zgn naam gegeven onderwijs ook over
de Yorstenlanden uit te breiden, geen uitzondering voor het
Mangkoe-negir&sehe gebied heeft kunnen maken *). De bezoe-
kers van 's Yorsten Eraton ondervinden echter dat hier een
geheel andere geest heerscht dan aan het keizerlijk hof. Of-
^) Zie over 'Winters leyen : HandeliDgen en Geschriften van het Ind. Oen.,
6e Jaarg., bl. 51, en een afbeeldsel van het monujnent met bijschrift vanD.
H(artevelt) in T. t. N, I. Jg. 1867, D. I, bl. 523.
^ Zie BegeeringBverslag , 1879, bL 106, 1880, bL 94.
Digitized by VjOOQIC
680
schoon er ongeveer betzelfde ceremonieel wordt in acht ge-
nomen, voelt men er zich veel meer op zgn gemak. De groo-
te pand&p&, die op zeer hooge zuilen rust en een verbazen-
den omvang beeft, is er op Europeesche wijze gemeubeld en
prijkt met niet minder dan 700 petroleumlampen , wier schijnsel »
ofschoon door een lichtblauw plafond en een wit-marmeren vloer
teruggekaatst, toch nog nauwelijks toereikend is omhetgansche
gebouw naar eisch te verlichten. Het plafond is, naar men zegt,
volgens de plannen van den Pangéran zelven fraai beschilderd.
Schoone beelden en portretten van Europeeschen oorsprong wor-
den in den Eraton van Mangkoe-neg&r& aangetroffen ; toch is er
de goede smaak niet tot die hoogte ontwikkeld, dat ook alles
verbannen zou zijn wat in het oog van den beschaafden Euro-
peaan daarmede een hinderlijk kontrast vormt. Noordelgk van
den Eraton van Mangkoe Neg^r& ligt een uitgestrekte aloen-aloen ,
die tot exercitie veld dient van het onder zijne bevelen staande
legioen.
Gaan wij de brug over die bg het Residentiehuis over de Pépé
voert ^ dan bereiken wij het Chineesche kamp. De steenen huizen,
eenige honderden in getal , zgn gedeeltelijk gebouwd rondom een
uitgestrekt marktplein, waar dagelijks Javanen én Ohineezen
hunne waren te koop brengen en waar groote bedrgvigheid
heerscht. De nieuwe Amerikaansche brug over de Pépé verbindt
het oostelijk uiteinde der Chineesche wijk rechtstreeks met de
Europeesche stad.
Het overige van de Neg&r& bestaat uit inlandsche kampongs,
waartusschen de woningen der prinsen van het keizerlijke en van
het Mangkoe-neg&r&sche huis verstrooid liggen. Alles is door-
sneden van breede lanen met hoog geboomte, die aangename
wandelplaatsen aanbieden. Onder het geboomte ontwaart men
aan beide zgden ontelbare warongs, hier en daar afgevrisseld
door een opium-kit. De kampongs zelve liggen verborgen in dicht
groen of achter hoog opgetrokken muren en zgn omgeven van
gegraven slooten , waarover planken en ruwe boomstammen gewor-
pen zijn om als brug te dienen. Het voorkomen der bevolking van de
hoofdstad is niet gunstig. Er heerscht onder haar veel armoede,
Digitized by VjOOQIC
681
veel morsigbeid , veel zedeloosheid. Het treurig gevolg is , dat er
vele a&ichtige ziekten onder haar worden aangetroffen. Aan de
oostzijde der stad, naby den oever van de Bengawan, bezuiden
den weg naar Ngawi en op kleinen afstand van de Ealang-
an ^), ligt de kampong Eedoeng Eopi, waar, in een soort van
lazaret of armengesticht , de Igders aan besmettelijke ziekten en
ongeneselijke kwalen worden bijeengebracht; maar de verzorging
is er zoo slecht , dat zij gemakkelijk ontvluchten en men ze in
menigte onder de bevolking ziet ronddwalen of, vooral in de na-
bijheid der poststations, aan den weg liggen , om de reizigers een
aalmoes af te smeeken. Wanneer men van de zijde van B&j&lali
de hoofdstad nadert, wordt men reeds te Ealitan , op acht palen
van de hoofdstad, door het gezicht van velen dezer ongelukkigen
pijnlijk getroffen.
De residentie Soerakarta is als met een web van wegen o ver-
spreid, waarvan de hoofdplaats het middelpunt vormt In de
eerste plaats verdientdaaronder de spoorweg vermelding, waarvan
het station even ten noorden der stad ligt. Door dezen weg is
Soerakarta zuidwestwaarts met Jogjakarta verbonden. De baan
der sectie Soerakarta — Jogjakarta/ lang 57.6 kilometers, d. i.
slechts 2 kilometers meer dan de rechte afstand der eindpunten ,
is voor bijna de helft horizontaal en heeft over de andere helft
slechts geringe helling, nergens meer dan 1 op 200, daar zij over
de laagste verlengsels der ribben van den Merapi loopt , op welken
berg de reiziger overal een vrij gezicht heeft. Over de halten Poer-
w&dadi, Delangoe en Tjèpèr, voert zij naar Elatèn, eene aan-
zienlijke desa, die wg reeds als regentschaps- en afdeelings-
hoofdplaats en als zetel eener Prad&t& leerden kennen *). Meer
nog is zg bekend door haar in 1797 ') gebouwd fort, dat op dezelfde
wijze als dat te Soer&karta ingericht, maar kleiner is, terwijl
de bezetting, althans gedeeltelijk , uit een strafdetaohement van
Europeanen bestaat. Dit fort ligt op eene hoogte van 21 1 meters *) ,
') Zie boren, bl. 579. O Boren, bl. 590, 591, D. II. bl. 674.
>) Zie D. II, bL 54 noot.
*) Volgens Jnnghuhn. Yolgens r. d. Wgck zon die hoogte slechts 180
meters bedragen.
Digitized by VjOOQIC
682
en de spoorweg stijgt tot zijne grootste hoogte eeo weinig voor-
dat bij Klatèn bereikt. De afstand van Soerakarta tot Elatèn
bedraagt langs den spoorweg raim 30 kilometers. Yan Elatèn zijn
nog 12 kilometers af te leggen, eer de post Prambanan , vlak bg
de grens van Jogjakarta, is bereikt. De schoone overblyfselen
der oudheid waaraan de omstreken dezer plaats zoo rgk zgn,
werden reeds elders in dit werk vermeld '). De geheele hier be-
sohreven spoorwegsectie loopt door eene volkrijke en vruchtbare
streek, besproeid door talrijke riviertjes, die van de hellingen van den
vuurberg afstroomen, en uit eene aaneenschakeling van desa's
met hare rijstvelden en landbouwondernemingen van Europeesche
huurders bestaande. De grens tusschen Soerakarta en Jogjakarta gaat
over eene wat hoogere rib , die den Merapi met het Znidergebergte
verbindt en de waterscheiding vormt tusschen de Solo-rivier en de
Kali Oepak »).
De postweg van Soerakarta naar Jogjakarta is tot Eartasoera
dezelfde als de weg naar Bajalali en snijdt den spoorweg even
voorbij Poerw^dadi. De weg loopt over heuvelachtig terrein en
biedt de bekoorlgksto afwisseling van tooneelen. De afstand van
den tegenwoordigen tot den ouden rljkszetel — want als zooda-
nig werd Eartasoera reeds dikwijls door mg vermeld — be-
draagt zeven palen, maar wie meenen mocht in de voormalige
hof plaats veel merkwaardigs aan te treffen, zou zich zeer be-
driegen. De plaats is grootendeels ontvolkt ^ de oude vorstenver-
blgven zijn geheel verlaten en slechts steenhoopen zgn er van
overig. Een kwart paal voorbg Eartasoera splitst zich de weg,
en juist bij den driesprong ligt een keizerlijk lustverblgf , Langen
Ardja geheeten, een tempel van slechten smaak , waar alles op kakel-
bonte wijze geschilderd en de troonhemel met verlept groen en
geel gaas behangen is '). De links afslaande weg nadert gedurig
meer de spoorbaan tot een weinig voorbg de halte Delangoe en
loopt verder nagenoeg evenwijdig daarmede voori Yan den drie-
») D. n, bl. 94—102. *) Bleeker T. ▼. N. I. 1850, II. 2.
») Buddingh, N. O. L, I. 228; ▼. Rijokevorsel , Brie ven, bl. 76. Ik heb hier
aangenomen dat het door ▼. RgckeYorsel beschreTen buitenyerblöf hetzelfde
is als het door Buddingh yermelde. Mocht ik mg hierin Tergissen, dan zal
eene terechtwgzing mg welkom zgn.
Digitized by VjOOQIC
683
sprong tot Klatén bedraagt langs dezen vegdea&tand 16palen,
terwijl er vandaar tot de Jogjakartasche grens nog negen zgn
af te leggen.
Yervolgt men daarentegen den weg recht door, dan bereikt
men eyen yoorby de splitsing het reeds yermelde Ealitan , waar
Bleekor langs den weg een menigte oude Hindoe-beelden zag
staan 9 geheel of gedeeltelijk beschilderd '); dat zg er nog staan
zou ik niet durven verzekeren, daar ik ze later niet meer ver-
meld vind.
Een weinig voorbij Ealitan slaat een rijweg links af, die
naar het 3 palen in noordoostelijke richting verwgderde Malang
Djiwan voert. Deze aanzienlijke desa behoort tot het gebied
van Prins Mangkoe NegSkr&,die er eene prachtige suikerfabriek
heeft, onder de leiding van een Europeaan. Aanzienlgke gasten
van den Prins worden doorgaans op een tochtje naar deze fabriek
onthaald , waarop de eigenaar niet weinig trotsch is '). Yan
Malang Djiwan gaat ook een weg rechtstreeks naar de hoofdplaats ,
ter lengte van ?{ palen.
Wg vervolgen thans den weg westwaarts naar B&j&lali, dat
op 104 paal afstands van Kartasoera, op den oostelijken voet
van den Merapi, aan een tak van de Eali Pépé gelegen is en
een for^e bezit, dat, in de vorige eeuw gebouwd, na het einde
van den oorlog met Dip& Neg&r& in 1831 vernieuwd werd. Als
zetel van een adsistent-resident, een regent en een prad&t&,
zoowel als door het bezit dezer versterking, staat B&j&lali met
Klatèn op ongeveer gelgke Ign. Het fort ligt op eene hoogte
van omstreeks 400 meters; hoe meer de langzaam en gelgkmatig
rijzende weg Bajalali nadert, hoe meer de aaneenschakeling van
desa's en sawahs door koffietuinen wordt afgewisseld. Eene warme
minerale bron met gering zoutgehalte, die niet ver van Bajalali
te Bradjan bij Gtempol wordt aangetroffen, zou hier nauwelijks
vermelding verdienen , indien niet nog zoo uiterst weinig omtrent
') T. V. K. I. 1850, I. 314.
') T. RgokeTorael, Briereii, bl. 75; Gerdessen, Ygf jaren gedetacheerd , bl.
97. Ook PöerwH LelSnü spreekt met eenigen ophef ran deze stichting Tan zgn
schoonrader.
Digitized by VjOOQIC
684
minerale bronnen in den omtrek yan Morapi en Merbaboo bekend
was ').
Te Bajalali krijgt de postweg eene noord westwaartsche riofating; hij
loopt daarna gedeeltelijk over een in het Soerakartasohe geënclaveerd
stuk van de residentie Samarang, naar het reeds vroeger ^) yer-
melde Ampel, dat op de oostelijke helling van den Merbaboe
ligt. Weinige Europeescbe landbouwondememingen op Java kun-
nen met Ampel in vermaardheid wedijveren , en het dankt zijnen
roem geheel aan zijn stichter den heer Dezentjé, wiens erven
thans nog als huurders van Ampel bekend staan. Men ziet er
nog eene begraafplaats van deze familie, die met fraaie graftomben
prijkt. Ampel is een vlak, rijk bebouwd hoogland, dat op eene
hoogte van 640 meters nog een groot aantal onder kokosboomen
verscholen desa's bevat, door welige koffietuinen afgewisseld,
en waaraan zich ten noordwesten het nog veel hooger gelegen
plateau om den berg Eopèng sluit, dat wg in de residentie
Samarang leerden kennen '). Op de vlakte van Ampel leefde de
heer Dezentjé als een oostersch vorst, in een landhuis dat , op de
wjjze der dalams van Javaansche Pangérans en Regenten, door
een hoogen, dikken muur met vier bastions omringd was, en
waarbinnen men de gardoe's, pondoks, vijvers, badplaatsen,
de kooien met boschhanen en tortelduiven , de gamelan , de
lontjèng *) , de lansen en trommen , alles wat de gewone omgeving
der inlandsche groeten vormt, terugvond. Dit alles laat zich
verklaren door het huwelijk van den huurder met een Soerakar-
tasche prinses, die den titel van Baden Ajoe voerde en ook steeds
daarmede werd aangesproken ^).
Zonder de boven vermelde enclave mede te rekenen , is de hoofd-
desa Ampel nog 1 { paal van de Samarangsche grens verwy derd, waar-
om wg onzen denkbeeldigen tocht in deze richting hier staken en
naar Bajalali terugkeeren, om vandaar den zadel tusschen den
Merapi en Merbaboe te bestijgen en naar de kraters dier twee-
lingsvulkanen op te klimmen.
») N. T. ▼. N. L, D. XXVII, bL 474. «) Boven, bU 622.
>) Boven, bl. 520. Zie overigens Jonghnhn, Jara. U. 852; Teysmann in
N. T. V. N. I. YIII. 282. ^) Groote klok of bengel.
• «) Baddingh, N. O. I., 1.227.
Digitized by VjOOQIC
685
^Ü stijgen met dat doel te Bajalali te paard en slaan een
binnenweg in die westwaarts naar Qebiok voert. Steeds sterker
stggende, door een dicht met koffieplantsoenen bedekte streek,
bezoeken wij genoemde plaats, waar, op eene hoogte van om-
streeks 1500 k 1550 meters een tuin voor het kweeken van
Europeesche groenten is aangelegd. De bodem , die hier door-
gaans met een fijnkorrelig, heldergrijs zand bedekt is, bezit
uitnemende vruchtbaarheid; evenwel merken wg plekken op waar
de harde rots niet diep genoeg ligt , wat dadelyk aan het kwgnend
voorkomen der koffiestruiken kan bespeurd worden. Niet ver van
Gebiok ligt een tweede, zeer uitgestrekte groentetuin, Aglé geheeten,
op een stuk gronds dat door den Soesoehoenan ten gebruike der
Residenten werd afgestaan. Er is een aangenaam gelegen houten
woonhuis, waarvan de voorzijde naar den Merapi gekeerd is,
wiens noordelijke hellingen zich hier in volle majesteit vertoonen.
Het gezicht op den Merbaboe wordt door een rij van met gras
bedekte voorheuvels onderschept; naar het oosten heen kan de
blik tot ver in het benedenland reiken. De Resident Hartmann
bracht hier vele Europeesche bloemen en ooftboomen te zamen ,
waarvan misschien nog eenige rozen en perzikboomen zgn over-
gebleven, maar het kweeken van groenten, waarvoor de plaats
door klimaat en bodem zoo uitnemend geschikt is , werd er later
meer uitsluitend ter hand genomen. De kool bereikt er eene kolossale
grootte, de aardappelen verschillen in voorkomen niet van Euro-
peesche, tuinboonen, artisjokken, aardbeziën slagen uitnemend,
en wanneer andere soorten ontbreken, is dit waarschjjnlijk meer
aan gebrek aan zaden, dan aan ongeschiktheid van den grond
toe te schrgven. De hier beschreven tuin ligt in de nabijheid
van Sél& en wordt meestal met den naam van die plaats genoemd *).
De zadel tusschen den Merapi en Merbaboe, waarop de genoemde
plaatsen en tuinen gelegen zijn, is, wat de bovenlaag betreft,
geheel eene schepping van den jongeren , nog werkzamen vuurberg.
De voet yan den Merbaboe verloopt onder de vlak uitgebreide
lagen van zand en rolsteenen, die de jongere uitbarstingen van
^) JoDghiüm , Beisen, 8. 182, Java IL 860; Teysmann in N. T. v.N. L,
TUI. 280.
Digitized by VjOOQIC
686
den Merapi daarover hebben uitgebreid. Yan de wgze waarop
dit geschied is , kan men zich tweeërlei voorstelling vormen. Het
kan zijn dat de Merbaboe reeds lang uitgeblusoht was, toen de
Merapi eerst aanving zich te vormen; het kan ook zgn dat beide
afwisselend werkzaam waren om den zadel met over elkander
vloeiende lagen op te hoogen, iji welk geval dan toch het laatste
woord aan den Merapi gebleven is. De djoerangs of kloven'),
die ook in dezen zadel sterke insngdingen vormen, dringen
echter niet dieper dan 30 k 35 meters; eerst wanneer men eene
doorsnede ter diepte van een paar duizend meters erlangen kon ,
zou met zekerheid kunnen blijken , welke van deze voorstellingen
met de waarheid overeenkomstig is. De kloof die hier het meest
onze aandacht verdient, is de Djoerang Djoewé, die zich langs
de westzgde van Sélk uitstrekt, en de zadel is , topographisoh be-
schouwd, niets anders dan het vooruitstekende juk dat haar ten
oosten begrenst en, terwgl het aanvankelijk eene smalle , zich van
den Merapi afzonderende rotsgraat vormt, zich allengs tot eene
aanzienlijke, uit lavauitwerpselen bestaande vlakte verbreedt ').
Yan Séll uit biedt zich de meest geschikte gelegenheid aan
om naar den top zoowel van den Merbaboe als van den Merapi
op te stggeD ; want daar de Merapi tot 2866 en de Merbaboe , in zgn
hoogsten, noordelijken top ^ tot 3116 meters stijgt, heeft men te
Sél&, welks hoogte van 1585 meters langs zachte hellingen zoo
gemakkelijk bereikt wordt, in ieder geval reeds de groote helft
der stijging achter zich. Toch blijft de weg naar den Merbaboe ,
die veelal over ruwe ruggen voort en van tijd tot tgd den wan-
delaar, die zich den doortocht schier versperd ziet, noopt om,
dwars door eene diepe kloof, een anderen rug te zoeken , welke hem
een beter pad schijnt te beloven, nog altijd moeielijk genoeg;
maar de vriend der natuur vindt ruime vergoeding in het heer-
lijke plantenkleed, dat overal met de bevalligste bloemen bestip-
peld is. Ofschoon de Merbaboe ook aan deze zijde heteigenlgke
woudkleed mist, is zijne flora even schoon als rijk. Hier zijnde
vlakke ruggen en hare hellingen bedekt met dichte graszoden,
waartusschen viooltjes en ranonkels de teedere hoofdjes ophef-
^} Zie boven, bl. 563. ^) Jongholm, Java, II. 890 t.
Digitized by VjOOQIC
687
fen. Elders zijn de steilste hellingen met de kleine struiken van
Melastoma Malabatbricum en versohillende soorten yan Rubus be-
dekt, in wier schaduw sappige balsaminen tieren. Ginds yertoonen
zich verstrooid de rechte stammetjes yan Gnaphalinm Jayani-
oum, die, naarmate men hooger komt, zich meer en meer tot
boscbjes aaneensluiten , en wier witachtig groen bekoorlijk afwis-
selt met de levendiger tinten der grassen en van groepjes van
fijngevinde Acacia's. Stijgt men nog hooger, dan vertoonen zich de
Gualtheria- en Yaccinium-soorten en de roodachtige loof kroontjes
van Myrica Javanica , en hangen van de verschrompelde takken der
struiken lange , witte baardmossen af, die in dit tropische Alpen-
landschap de sneeuw schgnen te vertegenwoordigen. Steeds grooter
wordt de rijkdom van blad- en levermossen en andere cryptogamische
planten, aan de stammen en takken der struiken opgehangen,
gelijk de gaven aan den dennenboom, die op kersavond het kin-
derhart verblijden. En bij dat alles wat heerlijke blik, wanneer
men het oog naar het zuiden wendt en , over de bewegelijke wol-
kenzee heenziende, den grauwen, kalen top, de witte zuil van
dampwolken en de wonderlijk getande, met bosoh bekleede
jukken van den Merapi ontwaart!
De kruin van den Merbaboe bestaat uit onderscheiden, bg
afwisseling rjjzende en dalende en eenige kleine toppen vormende
nokken, die omstreeks 1300 meters van elkander verwijderd zijn
en, nevens eenige kleinere kloven, een groote en diepe ketel vor-
mige kraterkloof insluiten , die in noord-noordwestelijke richting
langs de helling afdaalt. Er is een noordelijk juk met een enkele
spits, de noordoostelij kste van allen, een zuidelgk juk met drie
spitsen, en een dwarsjuk, in gebogen richting, ten oosten , dat de
beide andere verbindt De sporen van de hand des menschen,
vermoedelijk uit den Hindoetgd afkomstig, zijn op verschillende
punten merkbaar. Hier en daar bespeurt men dikke uitgeholde
steenen , waarin het water samenloopt , en de noordoostelijke spits
is door kunst geëffend en door een verhoogden rand omsloten.
Het is deze spits, waartoe den van Sel& komenden het dwarsjuk
den weg baant , die gewoonlgk door de bezoekers van den Mer-
babo^ wordt bestegen , en sonunigen zijn vandaar westwaarts in
Digitized by VjOOQIC
688
de kraterkloof afgedaald, in welker midden nog eenige zwak
dampende fumarden en heete modderpoelen door de daaruit opstg-
gende gasaen in gedurige beweging worden gehouden , maar door
den weligen plantengroei, die uit de gewone Alpenboompjes be*
staat, aan het oog der reizigers worden onttrokken. Yan uitbar-.
stingen van den Merbaboe is niets bekend, en men kan verzekerd
zijn, dat zioh hier sedert eenige eeuwen geen spoor van ?ulka-
nische werking heeft vertoond.
Het gezicht dat men van den beschreven top geniet , is trotsch
en vol verscheidenheid. Diep beneden zich ziet men de wolken
zich vormen , maar in de zuiverder lucht boven deze damplagen
schijnen aan de overzijde der uitgestrekte vlakte van Soerakarta
de blauwende kruinen van den Lawoe en van den meer verwy-
derden Wilis, en over het dal van Eadoe heen, de spitsen van den
Soembing en Sind&r& op het wolkenmeer te drijven. Dat bg helder
weder de blik zoowel noord- als zuidwaarts tot in zee reikt, is
een natuurlijk gevolg van Java's vorm. Dichter om zich heen
ziet men den Eopèng in het noorden , den Telem&j& en Oengaran
in het noord-noordwesten, den Andong in het noordwesten en
recht in het zuiden de zwarte kruin van den MerapL
Met de liefelijke tooneelen die de hellingen van den Merbaboe
opleveren, maakt de woeste, met diepe spleten doorgroefde, maar
toch schilderachtig schoone Merapi een sterk contrast Een ver
uitstekend hoof<yuk, hetzelfde dat zich ten laatste tot den vlak-
ken zadel tusschen de beide vulkanen verbreedt, verdeelt aan
deze zijde zijne helling in twee helften. De westelijke vertoont
slechts de bruingrauwe kleur van de asch en het puin waarmede
zij bedekt is; alleen de kloof die het juk onmiddellyk begrenst,
prijkt met het frissche groen van een acaciabosch. De oostelgke
helft maakt in hare gedaante belangrgke inbreuk op den regelmatigen
kegel vorm. Hare jukken, vooral de twee die de Djoerang Gbmdoel
begrenzen, verlengen zich op een groote hoogte aanmerkelijk
naar het oosten, alvorens gelijkmatig met de overige hellingen
af te dalen , om zich ten laatste nogmaals in een stompen , meer
dan 800 meters hoogen, naar den kant van den Merapi steil
afvallenden en slechts met gras bedekten kegel te verheffen. Yan dit
Digitized by VjOOQIC
689
gedeelte Tormen de jukken grauwe rotswanden, yan elkander geschei-
den door metaoada's bedekte uitstekken, waardoor zij zich vertoonen
als smalle eyenwijdige strepen tusscben het groen. Langs het
steile I gedurig smaller wordende en eindelgk in een scherpe rots-
kam overgaande hoofdjuk gaat de weg van Sél& naar bo?en , tot
men 9 in wolkennevels gehuld en yan allen plantengroei yerlaten,
de kruin ten laatste bereikt.
De Merapi — het bleek ons reeds vroeger ') — is een nog
altijd werkzame vulkaan, en sgn kruin heeft nog in de laatste
jaren zoo gri)ote veranderingen ondergaan, dat de bestaande be-
schrijvingen niet meer op den tegenwoordigen toestand passen. De
beste bescbrgving is ook hier weder van Junghuhn , maar zijne
bezoeken aan den berg vallen in de jaren 1836 en 1838^ en na
dien tgd hebben nog vijf uitbarstingen plaats gehad. Yolgens
zijne waarnemingen bestond de kruin uit het overblgfsel van een
voormaligen oostelgken kratermuur, die in het midden eene
hoogte bereikte van 2773 meters en van het noord-noordwesten
naar het zuid-zuidoosten liep. Eene aschvlakte, ter hoogte van
2630 meters gelegen , aan de zuidzgde geopend en aan de noord-
westzijde door een wrong van asch begrensd, lag aan den westelyken
voet van dien kratermuur en scheidde hem van den eruptiekegel
des vulkaans, die, daar hg uit millioenen zeer poreuze, met tallooze
gaten doorboorde, sponsachtige en deels zwartachtiggrgze, deels
koolzwarte lavaslakken bestond, door Junghuhn gewoonlgk met
den naam van slakkenkegel wordt bestempeld. Deze kegel; die
de gedaante had van een halven bol , was alleen aan de zuidzgde
door het halfkringvormige overblgÜBel van een getanden kratermuur
omvat; aan de noord- en noordwestzgde lagen overal slakken
over de berghelling uitgespreid. De moeielgk te beklimmen sche-
del van dessen slakkenkegel, steeds in dikke, witte damp wolken
gehuld, steeg naar gissing 100 k 130 meters hooger dan de
zuidelgke kraterwand, waarvan het zuid-zuid westelgke gedeelte
op het hoogste punt zich 2866 meters boven de zee verhie£ Aan
de binnenzgde daalde deze scherp begrensde kraterrand 50^70
meters volkomen loodrecht naar benedeuienonmiddellgkaanden
') BI. 662.
IIL a
Digitized by VjOOQIC
690
voet van den wand begonnen zioh de slakken van den kegel
te yerheffen. Slechts aan zgne zuidwestsgde zag men tasschen
hem en den muur een paar kleine aschrlakten, die niet met
slakken bedekt waren.
Of de Merapi na zgne jongste uitbarsting, die Tan 1872, door
eenigen reiziger bestegen is en op de kroin zelve waarnemingen
omtrent zijne tegenwoordige gesteldheid gedaan zgn, kan ik niet
met zekerheid zeggen, maar wat van Jogjakarta uit omtrent de
vormverandering van den berg kon worden waargenomen, is
door den heer Groneman zorgvuldig opgeteekend. Het blgkt uit
zgne mededeelingen , dat, zoowel vódr als na de langdurige uit-
barsting van 1869, de eruptiekegel een hoogen, a%erond puntigen
top vormde, dien men te Jogjakarta duidelgk boven de krater-
wanden kon zien uitsteken. Na de eruptie van 1872 is niets meer
van dien kegel te zien. Thans heeft de bergkruin een broeden,
afgeplatten vorm, hoekig ingesneden door de hetzg oude of nieuw
ontstane kloven en spleten van een kraterrand, van welken de
oostelijke hoek een weinig hooger is dan de zuidelgke en we8«*
telgke gedeelten, en dus ook den hoogsten top van den berg vormt.
Over de geheele breedte van Kien top welt een dichte dampmassa
op, die een blanke wolkenlaag schgnt te vormen. De slakken-
kegel schgnt dus, geheel of gedeeltelgk, hetzij ingestort, hetzg
uitgeworpen te zijn, en wellicht is ook een deel van den ouden
verweerden kraterrand met hem naar beneden gekomen. De heer
Qroneman gist dat van de bij die uitbarsting vernielde desa's
enkele niet onder niettw gevormde lava-massa's, maar onder het
puin van den ingestorten bergtop zullen bedolven zgn ').
Wg verlaten thans de schilderachtige en belangwekkende stre*
keu tusschen den Merapi en Merbaboe , om een vluchtigen blik te
gaan werpen op de noordelgke deden van Soerakarta, die mis-
schien veel merkwaardigs bevatten, maar waar voor denkbeeldige
reizigers, gelijk wg, die van de berichten van anderen afhan-
kelijk zgn , zeer weinig valt op te merken. Wg gaan op den weg
die ons van de hoofdstad naar den zadel tusschen de vulkanen
bracht, terug tot 7^ paal voorbg B&j&lali, en vinden dan aan de
V Zie TödsohrifI ysn het Aardr. Gen. D. II, bl. 808,
Digitized by VjOOQIC
691
linkerhand een weg die ons na 8 palen te Sim& brengt, de hoofd-
plaats van het* Troegere diBtriot Sim&walan.
Dese streek is over het geheel schraal, niet zeer waterrgk en
schaars bevolkt; de weinige riviertjes die wg aantreffm, vereenigen
zich tot de Kali As& of Ejtli JSs&, een vrg belangrijken linker-
zgtak van de S&l&-rivier. Nog 11 palen, deels in noordelgke,
deels in westelgke richting afgelegd, brengen ons te Ejtranggedé,
dat, zoo het niet dezelfde plaats is, die vromer Gtötas werdge«
noemd, toch in hare onmiddellgke nabijheid gelegen en er voor in de
plaats getreden is. Wg bevinden ons hier in het gebied der Kali
Serang, die, nit Samarang komende, haren weg door den noord-
westhoek van Soerskarta vervolgt, om weldra op nienw den
Samarangschen grond te betreden en er, vereenigdmetdeLoesi,
de Tangoelangin te vormen. De rivier is onbevaarbaar, maar
hare wateren, in vele kanalen afgeleid, zgn van uitnemend nut
voor den landbouw. Aan deze rivier ligt, ndordwestwaarts van
Earang gedé, ook Ghigatan. Gëtas en Gagatan waren onder eene
vroegere verdeeling van het Soerakartasche gebied districten van
het regentschap Ampel, ook Ampel en Gagatan genoemd, en vor*^
men thans te zamen het district %arang gedé. Ook in dit gedeelte
van Soerakarta zgn uitgestrekte landen aan Europeanen verhuurd
en wordt veel werk gemaakt van de koffiecultuur.
Beeds van Sim& af behoort het gansohe terrein dat wg hier
doorreisd hebben, tot het tweede kalkgebergte vim Java, dat sich
over het geheele noordelgke deel van Soerakarta, gelgk ook over
de aangrenzende doelen van Samarang, uitbreidt '). Wg waren er
echter niet ver van het gebied der vulkanen Merbaboe en Oe-
ngaran verwgderd, waaraan wg onder andere herinnerd worden
door hetgeen wg vernemen van het groote aantal zout of aardolie
opleverende bronnen die hier yoorkomen, maar waarvan noch
de plaats nauwkeurig bekend, noch de hoedanigheid behoorlgk
onderzocht is *).
Na dit uitstapje vervolgen wij den weg terug naar de hoofd-
plaats, om kennis te maken met den spoorweg die bgna recht
noordwaarts vandaar naar de grens van Samarang gaat Yroe*
*) Zie Deel I, bL 96. *) Zie N. !• v. N. I. XX. 106,
Digitized by VjOOQIC
6Ö2
gér had de gewone gemeenschap van Soerakarta met Samarang plaats
langs den weg die over B&j&lali en Ampel naar Tengaran en Salatiga
voert '); maar er loopt ook een weg bijna recht noordwaarts van
Soerakarta naar Poerw&dadi, vanwaar men over Boegel en Demak
naar Samarang kan reizen *)• Deze weg bereikt de noordgrens
der Residentie op 23 ( palen van de hoofdstad. De spoorbaan volgt
met dien weg over het algemeen gelijke richting en sngdt dien
op verschillende punten Yan het station Soerakarta afreizende,
bereikt men na 10.8 kilom. te hebben afgelegd, de eerste halte
Eali A8& of Eali J&8&, waarlangs zich de rivier van dien naam
naar de Bengawan spoedt. Acht en een halven kilometer verder
ligt de halte Salem, 6.6 kilometer vandaar de onbeduidende
halte Djengkilon en nog 2.8 kilometer verder de insgelijks onbe-
langrijke halte Lawang, de laatste op Soerakartasch grondgebied.
Eali As& ligt in een sterk bevolkte streek en het personenver-
voer tusschen deze plaats en de hoofdstad is zeer aanraerkelgk.
Op dezen spoorweg reizende heeft men aan de rechterhand het
gezicht op den uitlooper van het noordelijk kalkgebergte die zich
tusschen den spoorweg en de S&l&'rivier zuidwaarts dringt, aan
de linkerzijde tot Lawang^ wAr men geheel tusschen de bergen
komt| op onafgebroken rgstvelden, met het gebergte op den
achtergrond.
Yan het station Soerakarta gaat een zeer kleine dwarslgn tot
aan de S&l&-rivier, het begin eener nieuwe spoorweglgn , die van
Staatswege zal worden aangelegd en de Javaansche hoofdstad zal
verbinden met Madioen en bg Sid&-ardj& met delgnSoerabaja —
Pasoeroean. De richting van den geprojecteerden weg volgt tot
Sragen geheel die van den postweg naar Ngawi, maar wgktbg ge-
melde plaats een weinig zuidwaarts af, om de Madioensche grens
bg de halte Eedoeng Banteng te bereiken. Zoowel de geprojec-
teerde spoorweg als de postweg loopen door de vlakte waardoor
zich de 8&1&-rivier kronkelt en die aan de zuidoost* en zuidzijde
begrensd wordt door de laatste verlenging der machtige ribben
van den Lawoe, aan de noordwest- en noordzijde door het kalk-
gebergte, totdat de rivier er bg Ngawi doorheen breekt. De post-
>) Zie bl. 522 ') Zie bL 513 , 505 en 500.
Digitized by VjOOQIC
6d3
yiteg Tan Soerakarta naar Ngawi gaat eerst 8i paal oostwaarts
tot Paloer; de riyier steekt men over met een vlot, wat wegens
de hooge steile oevers soms niet zonder bezwaar is. Bij Paloer splitst
zich de weg; den oost-zuidoostelgken tak, die naar Earang Pan-
dan voert, zullen wg zoo aanstonds nader leeren kennen. De
postweg zelf heeft tot aan de Madioensohe grens eene noordoos-
telijke richtbg. De voornaamste plaats die er aan ligt, is de
afdeelings- en regentsohapshoofdplaats Sragèn , die 16| palen
van Paloer en 10^ van de Madioensohe grens verwijderd is.
Ongeveer halverwegen tusschen Paloer en Sragèn, liggen twee
aanzienlijke desa's, Masaran en Soek&winaDgoen^ zoo diclit bg
elkander, dat zg bijna ineenloopen. Yan Sragèn gaat nog een
weg door de vlètkte noordwestwaarts naar Soek&wati aan de
S&l&-rivi6r, welke plaats haren naam aan de gansche noordoostelijke
helft van het rijk van Soerakarta heeft medegedeeld ').
De vlakte waardoor de weg naar Ngawi loopt, is als het ware
eene zee van sawah's, omzoomd door bergen die vaak schoone
gezichtspunten opleveren. De vruchtbaarheid van den bodem , die
nit fijne, grijze vulkanische asch bestaat, welke bg droogte hard
en hobbelig wordt, is geheel van regelmatige be watering af han-
keiijk. Het onderhoud van den weg, zooals van alle wegen in de
Yorstenlanden, heeft dikwgls veel te wenschen overgelaten; maar
de verschrikkiogeD , waardoor die weg zoo berucht is, ik meen
het gevaar van tggers , dat hier grooter schijnt dan bgna ergens
elders op Java, moet men vooral zoeken op het gedeelte dat
over de Soerakartasche grens ligt, waarom ik er in het volgende
hoofdstuk op zal terugkomen *). In de vlakte wordt de wegge-
sneden door eenige riviertjes, die het water van de noordweste-
lijke hellingen van den Lawoe naar de S&1&-rivier afvoeren; een
paar der voornaamste worden op onze kaarten E^li Sangë en
Eali Ejidoengbang genoemd*
Ik zou nu nog den weg kunnen vermelden die van Soerakarta
in zuidoostelgke richting naar het 3i paal verwgderde, vroeger
door zgne suikerfabriek bekende Laban gaat en, vandaar de Eali
1) Zie bl 653, noot 5.
«) Zie T. i:jS. I. Yn. 2. 120 v.; d'Almeida, Life in Java, IL 32.
Digitized by VjOOQIC
694
Samen angdende en over de hellingen ?an den Lawoe yoortloo-
pende, zich te Sangen, 22 palen van de hoofilstad , aansluit aan
het vroeger beschreven wegennet ten westen en zuiden van dien
machtigen vulkaan ; doch meer genot mogen wg ons beloven zoo
wg thans onze tochten door de Yorstenlanden besluiten meteen
bezoek aan Earang Pandan, het buitenverblijf van Prins Mangkoe
Neg&r&i en de vele merkwaardigheden van zijn omtrek i waaronder
de het best van hier te bereiken top van den Lawoe zeker niet
de laatste plaats inneemt.
Yan Paloer rgden wg zes palen oostwaarts naar Earang
Anjar; de weg begint nu langzamerhand te stijgen, en als wg
het 9' paal verder gelegene lustslot hebben bereikt, bevinden
wij ons op eene hoogte van 678 meters. Het huis, dat geene ver-
diepingen heeft en van hout gebouwd , maar op Europeesche wgs
ingericht en gestoffeerd is, ligt op een heuvel , die naar alle zgden
steil afdaalt, behalve aan de oostzgde, waar zgne helling spoe-
dig die van den Lawoe bereikt Door deze ligging beheerscht
het den geheelen omtrek. Het bestaat uit een middenzaal die aan
weerszijden door eene rij kleinere vertrekken geflankeerd is en
zoowel aan de voor- als achterzgde uitloopt op de galerg die het
geheel omringt. Het klimaat is hier aangenaam en aan het schoone
uitzicht, dat zich over lange bergruggen en breede vlakten , over
onafzienbare rgstvelden en ontelbare dorpen uitstrekt, kan de blik
zich niet verzadigen. De prins gaat hier dikwijls heen om te
jagen en doet ook Europeesche en andere gasten in dit genot
deelen ; hg heeft er groote hertenkampen , waarin zoowel gevlekte
als gewone grgze herten bewaard worden ').
Onder de merkwaardigheden die de omtrek van Earang Pan-
dan oplevert, behooren de kleine stikgrot van Djoerang Djeroek
en de warme bronnen van Pablingan. Om eerstgenoemde plaats
te bezoeken, daalt men in zuidwestelgke richting ongeveer H
paal schuin langs de berghelling af. Men brengt er den reiziger
bg een kleine kloof, welker wanden uit half vergaan en verweekt
trachiet zgn gevormd, dat bgna het voorkomen heeft van mergel,
*) Janghahii, Java, IL 462; Teysmann, N..T. v. N.L YIIL27d;Biiddiiigh,
K. O. I., I. 288; Gerdessen, Ygf jaren gedetacheerd, bl. 98.
Digitized by VjOOQIC
695
en over welker bodem een kleine beek vloeit. Op twee plaatsen y
die zoodanig met planken zijn belegd , dat zg den vorm hebben
gekregen Tan een vierkant bekken dat met een deksel kan ge-
sloten worden ^ stggt hier het koolzaur op. Het spreekt baast van
zelf, dat men er onthaald wordt op proeven met kippen of gei-
ten, die men echter doorgaans zorgt niet zoo*ver te drijven, dat
de arme dieren voor goed bezwgken.
Nog 1\ paal lager in dezelfde richting, op eene hoogte van
omstreeks 480 meters, ligt Pablingan, bg welke plaats in een
moerassig terrein , aan den voet van een stellen trachiet-heuvel ,
die aan de oppervlakte slechts eene half zand- half kleiachtige
massa vertoont , binnen eene ruimte van nanw 30 vierk. meters
onderscheidene warme bronnen opwellen. Sommige van deze bron-
nen zgn in bekkens besloten en door het aanbrengen van trappen
voor baden geschikt gemaakt. Zij hebben allen een meer of min
zouten smaak, zetten een geelachtig bezinksel af en bezitten
een nog al uiteenloopenden, maar in geen geval hoogen warm-
tegraad *).
Van dezen uitstap naar Djoerang Djeroek en Pablingan naar
Earang Pandan teruggekeerd, zetten wij den tocht bergopwaarts
voort naar Eemoening , een der voornaamste van de vele koffie-
établissementen die aan de hellingen van den Lawoe gevonden
worden. Eemoening ligt ongeveer 3 palen oost-noordoost van
Earang Pandan, en is nagenoeg even zoover verwgderd zoowel
van de verder oost-noordoostwaarts gelegen oudheden van Tjët&,
als van de ien zuidoosten liggende oudheden van 8oekoeh, die
beide van hier zonder veel bezwaar te paard kunnen bezocht
worden. Soekoeh ligt op de hoogte van 1145, T]ët& op die van
1371 meters. Wg hebben deze merkwaardige overblg&elen van
den lateren Hindoetgd reeds vroeger leeren kennen ') en gaan
ze dus thans stilzwggraid voorbij. Yan Eemoening af kon Teys-
1) Junghnhn, Jata, II. 465 tt., T. t. K. I. lY. 2. 109 en t03. Tan mine-
rale bronnen in den omtrek van den Lawoe is weinig bekend. Jonghnhn
vemeldt er nog een van niterst gering belang te Gamping aan de noord-
noordwestelgke helling van den berg, Java II. 230, T. v. N. I. IV. 2. 104.
Onderscheidene andere zijn genoemd, maar ook niet meer dan genoemd, in
N. T. V. N. L XX. 105. ^ D. II, bl. 104.
Digitized by VjOOQIC
696
mann den weg naar den top nog ongeveer een paal ?er te paard
voortzetten ; de verdere afstand , dien hg op ongeveer 10 palen stelt^
moest te voet langs hoogst bezwaarlijke paden worden afgelegd.
Junghuhn , die in 1838 langs de noordelijke helling. van den Lawoe
overTarik en Balong opklom, ontdekte op zgn tocht vandaar naar
den top bij toeval de ruïnen van Tjët^, gelegen te midden der
ijëm&r&- of casuarinenwouden , die de hoogere hellingen van dezen
berg kenmerken ^). In de nabijheid van deze plek zag hij een
verbazend aantal boomstammen tegen den grond liggen , die eerst
sedert korten tijd ontworteld waren, een verschijnsel dat hg
meende te moeten verklaren uit de wijze waarop hier het geboomte
zich loodrecht op de steilste hellingen verheft, zoodat wellicht
de toenemende zwaarte der parasietplanten die zg dragen , of
het strakker worden der lianen die ze omslingeren en boom aan
boom vastschakelen , ten laatste alleen genoegzaam is om ze met
wortel en al uit den grond te rukken.
Er liggen, wanneer men den berg dus aan de noord-noord-
westzgde beklimt, drie toppen achter elkander, die telkens den
volgenden voor het oog bedekken , en waarvao eerst de laatste de
hoogste is. Tweemaal dus vindt de niet gewaarschuwde reiziger
zich bedrogen in de verwachting, dat hg het eindpunt van zgn
tocht reeds bereikt heeft. Op den eersten top, die een rondach-
tigen vorm heeft van 30 meters doorsnede, vindt men in het
midden een vierkante uitholling, waarvan de rand vroeger door
een kunstmatigen muur moet zijn gevormd geweest. Zelfs in den
omtrek van dezen top komen nog verstrooid staande tjëm&r&-boomp-
jes voor. Heeft men dit punt bereikt, dan ziet men in bet zuid-
zuidoosten den tweeden reeds wat hoogeren top, waarvan men
gescheiden is door een diep tusschendal, welks met gras bekleede
bodem eerst overgaat in een met dicht woud bedekte kloo^ die zich
vervolgens vernauwt tot eenspleet, waardoor het water afstroomt
der beek die langs Tarik naar de vlakte daalt, om als zoovele
andere de S&l&-rivier te voeden.
Aan den tweeden top ziet men steile hellingen met afgebroken
rotswanden, die op vele punten bgna loodrecht en volstrekt on-
V Zie D. I, bL 162 v.
Digitized by VjOOQIC
6d7
beklimbaar zgn. Hij is nog Binaller dan de vorige top , maar heeft
een langer gerekten vorm in de richting van noord naar snid.
De plantengroei bestaat hoofdzakelgk uit vacoiniom-straiken , in
wier schaduw eene in de aarde groeiende orchidee met rozen-
roode bloemen *) den bodem siert Ook hier zijn sporen van
mensohelyken arbeid te zien ; de kleine oppervlakte van dezen top
is tot vierkante ruimten vervormd, waarvan de randen uit opeen-
gehoopte riviersteenen zijn samengesteld.
^Op dit punt rondziende, bemerkt men spoedig dat nog de
hoogste top niet bereikt is. Aan de andere zijde eener wgde,
diepe, zaohthellende , boogswgzeomloopendetusschenruimte, ver-
toont zich, weder aan de zuid-zuidoostzgde en dus in rechte lijn
met de beide vorige , een derde top , de hoogste van allen , op welks
spits Junghuhn met verbazing een huisje opmerkte. Deze top ver-
lengt zich naar het westen in een minder hoogen bergrug en
heeft een meer kaal en winterachtig voorkomen; de casuarina's
komen hier niet meer voor. De tusschenruimte tusschen den
tweeden en derden top bestaat ten deele uit een plateau, door-
sneden door eene diepe kloof met onbeklimbare wanden. Slechts
door den weg te nemen door het noordelijk en oostelijk deel van
dit tusschendal, kan men er in slagen den hoogsten, uit steen-
brokken en rapilli bestaanden top te bestggen. Zoowel aan de
noordelgke als aan de oostelijke helling treft men weder eenige
door kunst gevormde terrassen aan, door ruw op elkander ge-
stapelde steenbrokken omringd; zg staan klaarblgkelijk in verband
met het vermelde huisje op de spits en doen ons de^e plek als
een bid- en offerplaats kennen. Junghuhn beschrijft deze spits
als een kunstmatig geëffende vlakte van 15 voet in doorsnede,
omgeven door een drie voet hoogen muur van ruw opeengesta-
pelde steenen. Het planken huisje, ofschoon het grootste deel dier
ruimte beslaande, was slechts even groot genoeg om hem te vergunnen
er uitgestrekt in te liggen. Hij vond hier uitgebrande kolen en sporen
van welriekende bloemen die als offer gediend hadden. Later ontdekte
hg een ander huiqe, meer dan 300 meters lager aan de oostelgke hel-
ling, beneden de reeds gemelde terrassen. Alles kenmerktedeze plaats
1) ThelymUra angustifolia B. Br.
Digitized by VjOOQIC
698
als een verblijf tan kluizenaars , en ook de verhalen der inlanders
waren daarmede in overeenstemming. Thans staat op dezen top
het signaal van den geogiaphischen dienst, waarvoor het huisje
misschien heeft moeten plaats maken. De hoogte van dit hoogste
punt bedraagt 3254 meters.
Het uitzicht op de omliggende hoogten , door dezen top geboden ,
is aan de ééne zijde even schoon en liefelgk, als woest en schrik-
wekkend aan de andere. De noorddgke helling is beneden waarts
met het bevalligste struikgewas, vacciniums, acacia's engnapha-
liums begroeid. EJeine, zacht oprgzende hoogvlakten breken op tal
van punten de glooiing af en spreiden haren malschen grasbo-
dem ten toon tusschen bevallige heuvels, met groepen van tjë-
m&r&-boompjes gekroond. In het zuiden daarentegen is alles dor
en kaal. Beneden den top ligt een ketelvormige vlakte , geelachtig
bruin van kleur, de teekenen dragend van periodiek met water
bedekt te zijn en op een uitgedoofden krater gelykende. Zg draagt
den naam van Tel&g& Eoening (het gele meer) en is omgeven
door een vlakken rand, die de kom bijna in cirkelvorm om-
geeft, met het gewone geboomte dezer streken prgkt en in het
zuiden, waar hij het hoogst is, het lager deel der berghelling voor
het oog bedekt; slechts ziet men in het zuiden, 5* oost, een
ver verwijderden , met woud bedekten bergtop zich als voorberg
van den Lawoe verheffen. Naar het zuidwesten heen blikt men
neder in eene niet ver verwgderde diepe en woeste kloof, gevormd
door een boogvormigen rug, die van de hoogste spits eerst west-
en dan zuidwestwaarts loopt, buiten waarts overgaat in het tusschen*
dal dat den tweeden en derden top scheidt, maar aan de binnenzijde
loodrechte, naar het Tel&g& Éoening gekeerde rotswanden vormt,
die volkomen het aanzien van een kraterwand hebben. De wgd ge-
opende, met kreupelhout bedekte kloof ligt tusschen de helling van
den rand van het Tel&g& Eoening en den halfkringvormigen muur,
welke laatste eindigt in een pilaar die, aan de zuid- en oostzgde
rechtstandig oprgzende , zich stout en scherp tegen de lucht toekent.
Is het gezicht in de nabijheid afwisselend en treffend, ook het
panorama dat zich voor onzen blik ontrolt, is grootsch en
boeiend. Naar het oosten overziet men de vruchtbare vlakte
Digitized by VjOOQIC
699
van Madioen, begrensd door de breede kruin van den zaohtglooi-
enden Wilia, en achter dezen wat meer links den Eeloet en den
Smeroe en verder noordwaarts den ArdjoenL Westwaarts reikt de
blik over de vlakte van Soerakarta heen tot den Merapi en meer
noordwaarts tot den Merbaboe; ja men ziet abhter dezen den
Soembing ter linker- en den Sind&r& ter rechterzgde hunne
toppen verheffen , terwgl in het blauwe verschiet zelfs de Slamat
nog als een kleine kegelspits te onderscheiden is.
Maar om het merkwaardigste tooneel te overzirai dat de Lawoe
te aanschouwen geeft, moeten wg ons van den top verwijderen
en, afdalende naar het Tel&g& Eoening, ons met het hakmes in de
hand een weg banen door de struiken die zgn zuidrand bedek-
ken* Van dien rand blikt men neder op een vooruitsprin-
gend gedeelte van den berg, dat wederom al het aanzien van een
krater heeft, en deels bezaaid is met zwartgrgze steenblokken ,
die er uitzien als slakken, deels in allerlei richtingen door tal-
rijke scheuren doorgroefd is. Aan gene zgde van den westrand
van dezen krater loopt die geduchte kloof die wg reeds leer-
den kennen. Van den pijler waarin het kringvormig gebergte
eindigt, ziet men haar zuidwaarts steil naar beneden gaan en een
vreeselgken afgrond vormen , waaruit zich een aantal onregelma-
tige toppen en rotsmassa's verheffen, vermoedelijk de overblijf-
selen van een bergwand , die door eene uitbarsting vernield werd.
Uit een misschien duizend meters lager dan de bergkruin gelegen
deel deser spleet ziet men eene rotsmassa tot verbazende hoogte
oprijzen, wier schedel nog met woudgeboomte bedekt is, terwgl
aan de naakte wanden vervaarlgke brokken hangen, die men ieder
oogenblik verwacht in den afgrond te zien nederstorten. Aan den
znidelgken voet van dien rotstoren ziet men zich al draaiend damp-
wolken verheffen , die zgne lagere deelen in nevel hullen , terwgl de
daarboven zwevende top aan een werkelgk luchtkasteel doet denken.
En wat dat vreeselgk tooneel nog te treffender maakt, is het scherpe
contrast dat deze barre afgrond vormt met het vriendelgke groen dat
bem omgeeft, en de in het zonlicht badende wanden der benedenhcl*
lingen, waarvan men een deel aan gene zgde van den kraterrand
ontwaart.
Digitized by VjOOQIC
700
Verplaatsen wg ons thans een oogenblik aan den zuidelgken
rand van dezen tweeden krater, die meer den Torm van een
terras dan Tan een ketel heeft. Deze rand ia van scheuren door-
groefd en daalt zonder scherpe grenslgn Trij en tamelgk steil
naar de zuidelgke helling van den Lawoe benedenwaarts. Die sui-
delgke helling is bedekt met de ons reeds bekende struikgewassen,
ofschoon zg in allerlei richtingen opgescheurd en met zwart-
achtige rotsklompen bezaaid iS| — puinhoopen die zich verder be-
nedenwaarts aan den blik onttrekken omdat zij door schaduwrgke
bosschen overdekt zgn. Yan dezen rand ontwaart men hoe de hel-
ling zuidwaarts door een keten van talrgke, in de richting van
oost naar west voortgeschakelde toppen wordt afgebroken , waarvan
de hoogste, Goenoeng Dj&b& Larangan, zuid-zuid westwaarts ligt Zg
vormen met de helling van den eigenlijken Lawoe een tusschen*
zadel in den vorm van een oneffen hoogland, deels mei woud,
deels met alang-alang bekleed en slechts voor een klein gedeelte
bebouwd. Op dien zadel liggen de bruine hutten van het dorp
G&nd&soeli en verder oostwaarts, in het Madioensche gebied, een
liefelgk bergmeer, het Tel&g^ Pasir, aan welks oever het dorp
Sarangan verrijst; ook loopt daarover een weg die beide dorpen
verbindt, de hoogstgelegen weg die uit Soerakarta naar Madioen
voert.
Junghuhn volgde deze zuidelgke helling om van Gind&soeli
naar Slarang Pandan terug te keeren; de dichte boschbekleeding
had het ware karakter van het terrein aan zgn oog onttrokken.
Yan den kraterrand tot den tusschenzadel bestond de geheele
helling uit millioenen blokken van trachiet en trachiet-lava^ van
S tot 25 voet in doorsnede, door spleten van 3 tot 10 voet wijd
gescheiden, vlak van zijden, scherp van hoeken, zonder eenige
regelmaat van vorm , zoo woest op en door elkander geworpen ,
dat zij soms tot torens van 50 è 60 voet hoog oprijzen en vaak
het hooger liggende blok de lagere slechts op een paar punten
raakt Alleen de wilde plantengroei, die overal natuurlgke brug-
gen over de kloven biedt, maakt het mogelgk, zg het ook met
de uiterste inspanning , langs deze helling af te dalen. Zelfii een
geharden bergklimmer als Junghuhn werd de taak ten laatste te
Digitized by VjOOQIC
701
swaar, en terwijl zgne JaYanen allen moed , alle geestkracht ver-
loren hadden, was hy schier op het punt van Termoeidheid en
dorst te bezwijken , toen het vinden van sporen van menschen ,
van een beek met helder water, dat echter^ helaas! van wrangen
smaak bleek te zgn, eindelgk van een brug van bamboe over
een kloof geslagen en die hem weldra op bovenbedoelden weg
bracht, bij allen de vrees, de vertwijfeling verbande en de
arme Javanen , die zoo zelden aan hunne gewaarwordingen lucht
geven, in de uitbundigste vreugde deed uitbarsten.
Het tooneel van verwoesting dat wij hier gadesloegen, kan
slechts door eene uitbarsting van den vulkaan ontstaan zijn ; maar
het hoogstammig woud dat zich op de puinhoopen verheft, toont
duidelijk dat zij niet van jonge dagteekening kan zijn. Van den
Lawoe is slechts eene enkele uitbarsting bekend. Zij had plaats
op 1 Mei 1752; maar hare geschiedenis is ons in te vage trek-
ken medegedeeld , om te bepalen welk aandeel haar toekomt in
de gebeurtenissen die den berg zijn tegenwoordigen vorm gaven.
Ontzetting grgpt ons aan bg het gezicht van wat hier, zonder
dat een menschelijk oog er getuige van was, in de geheime
werkplaatsen der natuur werd gewrocht. Thans slaapt de reuzen-
kracht die de massa van een kolossaal berggevaarte tot mil-
lioenen brokstukken verbrijzelde; wie zegt ons of zy nog ooit
weder ontwaken zalP
VIJPDE HOOFDSTUK.
Madioen en KedirL
De gewesten Madioen en Eediri , vroeger de oostelijke M&n-
tj&neg&r& uitmakende, werden bij het einde van den Ja va-oorlog
in 1880 door de Vorsten aan Nederland afgestaan. In dien afstand
was echter Patjitan , thans het zuidelgkste regentschap van Madioen,
niet begrepen, dewijl dit landschap behoorde tot de districten die
Digitized by VjOOQIC
702
de Javaansche Yorsten zioh reeds in 1812 gedwongen hadden genen
aan het Briteche tussohenbestuur o?er te geren '). Maar toen in
1830 bepaald werd, dat de oostelgke M&ntj&neg&r& twee redden-
tien zouden uitmaken , Madioen en Eediri geheeten, werdPatjitan
aan eerstgenoemde toegevoegd. Deze beschikking .maakte echter
reeds den 6<len Juni 1832 plaats voor eene regeling, waarbjj
Patjitan gesteld werd onder een op zich zelf staanden adsistent-
resident ')• Toen, bg de verordening van 20 Juni 1866 '), de
zelfstandige adsistent-residentien werden opgeheven , werd Patjitan,
hoe klein ook, eene afsonderlgke residentie, doch reeds bg
besloit van 11 Dec. deszelfden jaars *) werd hierop teruggeko-
men en Patjitan op nieuw tot eene afdeeling van Madioen verlaagd.
Madioen, uit physisch-geographisch oogpunt beschouwd, is het
stroomgebied van de Eali Gentoeng, met de hoogste kammen
van het gebergte dat dit gebied omsluit , tot grens. Genoemde rivier
ontspringt aan de noordzijde van het gebergte dat de afdeeling
Patjitan van het overige der Residentie afzondert en de water-
scheiding vormt tusschen de Eali Gentoeng of Madioen-rivier en
de Eali Grindoeloe of rivier van Patjitan. Het is dus stellig on-
juist te zeggen dat Patjitan het kustgebied van Madioen is. De
natuur heeft het gevormd tot een op zich zelfstaand gewest, dat
alleen om administratieve redenen aan Madioen is toegevoegd.
Madioen bevat thans, behalve Patjitan, nog vier regentschap-
pen, die even zoovele afdeelingen uitmaken; Ngawi in het noord-
westen, Madioen in het oosten en noordoosten. Magetan in het
westen, P&n&r&g& in het zuiden. Het voormalige regentschap
Poerw&dadi is thans ingedeeld bg Magetan, evenals Soem&r&t& bg
P&n&r&g&. Tgdens de inlijving waren ook nog Dj&gMg&, thans
behoorende bg Ngawi, Maospati en Tjaroeban, later gevoegd bg Ma-
dioen, Toeloeng, Ardj&winangoen en P&l&redj&, nu deel uitmakende
van Panaraga, afzonderlijke regentschappen; maar het Gouver-
nement heeft er steeds naar gestreefd, het getal regentschappen te
verminderen en tot een normaal cgfer terug te brengen en daar-
voor van elke voorkomende vakature gebruik gemaakt.
1) Zie D. U, bl. 586. ') Tan Deventer BQdr. I. 141.
^) SlaftieU. n*. 6. *) StaatsbL n^'. 144,
Digitized by VjOOQIC
703
De gedaante der residentie Madioen, met inbegrip van Patjitan,
doet denken aan een torso in scbuinschen stand, met breede borst
en schouders, don middellijf en sterk ontwikkelde benpen , de
laatste door Pajitan vertegenwoordigd.
Eediri, in boog Jaraanscb Kedinten, is Tan natnre minder
Boberp begrensd dan Madioen. Het is in bet algemeen de vallei
van de Brantas; maar deze rivier beeft in de residentie noob
baren oorsprong, noob bare nitwatering. Wanneer men sicb de
residentie voorstelt langs bare grenzen zuiver a^|;ekoipt, zooals
zg op de topograpbisobe residentiekaarten voorkomt, dan beeft bare
gedaante zulk een treffende overeenkomst met die van Engeland ,
dat men op den eersten aanblik meenen zou e^ie kaart van G-root
Brittanje's zuiderdeel voor zicb te bebben. Eediri beeft vijf re-
gentscbappen , die te samen slecbts vier afdeelingen vormen. Het
noordelijke deel heetBerbek, bet daaraan grenzende middendeel
Eediri, bet zuidwestelijk deel Ngr&w&, bet zuidoostelijk Blitar.
Deze namen worden zoowel aan de regentschappen als aan de
afdeelingen gegeven; doch in de afdeeling Ngr&w& is ook nog
bet regentschap Trenggalek begrepen.
Beide residentiën zijn niet alleen nauw verbonden door hare
lotgevallen , maar komen ook in natuurlijke gesteldheid zeer over-
een. Het zijn twee groote dalen, beide zich uitstrekkende van
bet zuiden naar het noorden, beide van den Oceaan gescheiden
door bet Zuidergebergte en beide ten noorden door het tweede
kalkgebergte begrensd. Zij worden van elkander gescheiden door
den machtigen Goenoeng Wilis, wiens zuidelgke uitloopers zich
roet het Zuidergebergte vermengen.
Wij zullen onse kennismaking met de voornaamste plaatsen
en merkwaardigheden deser schoone reside&tiSn aanvangen met
een bezoek der afdeeling Patjitan, waartoe wg den groeten weg
van Soerakarta naar Patjitan vervolgen van het grenspunt Glon-
gong, tot waar wg dien in het vorige hoofdstuk leerden kennen ')•
Yijf en een kwart paal voorbg Glongong treft deze weg samen
met de tweede verbinding der residentie Soerakarta met Patjitan
O Blz. 654.
Digitized by VjOOQIC
704
door den weg die van SaDibir&t& komt ^), en 2{ paal Toorbg
het vereenigiDgspunt bereiken wg Poenoeng^ de op eene hoogte
van 370 meters boven het zeerlak gelegen hoofdplaats tan het
district Pringkoekoe. De weg heeft eene zaidoostwaartsche rich-
ting en behoudt die tot aan de hoofdplaats Patjitan, die nog 9 (paal
Tan Poenoeng verwijderd is. Met uitzondering van de drie of vier
laatste palen voert de gansche weg door het gebergte , dat ge-
heel de gewone physionomie van het Znidergebergte behoudt.
Schilderachtiger land dan in het algemeen deze afdeeling aan-
biedt, kan men zich bezwaarlijk voorstellen ; de heuvels bereiken
wel is waar nergens een grooter hoogte dan 600 k 700 meters,
maar zg vormen een chaos van reeksen en toppen waaruit zich
de meest fiintastisch gevormde rotsen verheffen , terwgl daartus-
schen een drietal bekoorlgke kleine vlakten, in welke de hoofd-
dorpen Patjitan, Ngadir&dj& en Panggoel gelegen zgn, aan den
blik des reizigers rustpunten aanbieden, waarvan hg zich moeilgk
kan afwenden.
De weg van Glongong tot Patjitan voert meestal door schaars
bevolkte streken; de desa's zijn gering in getal, klein in omvang
en liggen veelal nog verwijderd van den weg. Tusschen Poenoeng
en Patjitan treft men geen enkele plaats van eenige beteekenis
aan ; de vegetatie is er schraal en rechts van den weg strekken
zich uitgestrekte alang-alang-velden tot aan zee uit. Steeds
vreemder wordt de gedaante der heuveltoppen, die nu eens op
pyramiden, straks op battergen, ginds weder op stoute koepels
gelgken. Is eindelgk de laatste heuvel waarover de weg loopt,
en daarmede ook een der hoogste punten op dien weg bereikt,
dan ontwikkelt zich eensklaps een panorama dat even verrassend
als verrukkend is. Eene alluviale vlakte van eenige weinige palen
lengte en breedte vormt als de voortzetting eener schoone en
uitgestrekte baai, wier blauwe wateren, waarop zich nu en dan
ook een Europeesche koopvaarder wiegelt, omboord zgn door een
wit glinsterend strand, welks halve cirkel door het schuim der
branding wordt geteekend. Baai en vlakte te zamen zgn begrensd
*) Blz. 658.
Digitized by VjOOQIC
705
door stei] oprijzend gebergte, waarvan de witte wanden met
Bohrale vegetatie bedekt zgn. In de ylakte zeWe wisselt het lichte
groen der sawah's bekoorlgk af met de donkerder kleur der klap-
perboBschen waaronder zich de desa's yerbergen , en met het zilve-
ren lint dat er de Eali Grindoeloe doorheen slingert , welke zich aan
de oostzgde der baai in zee stort. Op den rechteroever van den
stroom schittert de hoofdplaats door haar witgeplebterde gebou-
wen, en de breede, rgk belemmerde rg wegen die haar noord west-
waarts met Soerakarta en noordoostwaarts met P&n&r&g& verbindeni
ziet men als donkergroene strepen het landschap sngden. Ten
noorden van de hoofdplaats wordt de kleine vlakte middendoor
gedeeld door een rib van lage kalkheuvelen , tegenover welke
zich aan hare oostzgde de vgf scherpe toppen van den tot 773
meters rgzenden Goenoeng Lima verheffen , die aan de schepen
welke de Fatjitan-baai bezoeken , een veilig baken aanbieden.
Achter de baai strekt zich de onmetelijke zee uit, die in den
zonnegloed schittert als een gepolgste plaat ')«
Fatjitan zelf heeft niet veel merkwaardigs. Er is een fraaie ,
ruime woning voor den adsistent-resident, er is een in 1834
gebouwd for^e, met steenen wallen en huisvesting voor een klein
garnizoen I er is een steenen gevangenis met acht vertrekken, er
zgn groote gouvememenspakhuizen , er is een zeer kleine Euro-
peesche en Chineesche bevolking enerzgninlandschekampongs,
een dalem voor den regent ^ een moskee en een Gouvernements-
school voor inlanders , — niets wat wg niet overal op Java weer-
vinden. Op een rots nabg het strand wgst men er de Astana
Gentoeng aan, de , begraafplaats van den aarden pof In een
spleet in den berg wordt daar, onder een koepelvormige bedek-
king van arèn-vezelsy een gesloten aarden pot bewaard , waarin
ak een talisman voor het eiland Java een been bewaard wordt
't welk, naar het geloof der Javanen, de eigenaardigheid bezit, dat
zgne grootte niet kan bepaald worden, daar die zich aan lederen
beschouwer als verschillend vertoont *)• De rivier waaraan Pa-
0 Bleeker in T. t. N. I. 1850, I. 409 t.; Knssendrager, Java, 256 v.;
Buddingh N. O. L, I. 858; T. v. N. L VU. 2. 184.
*) Poerw& IMnL
UL 45
Digitized by VjOOQIC
roe
ijitan ligt, ontstaat uit Teraohillende beken die op het noordelgk
grensgebergte der afdeeling ontspringen , stroomt de vlakte nm
Patjitan langs den roet van den Goeno^g lama binnen en is voor
pranwen van matige grootte bevaarbaar van den mond tot boven
de hoofdplaats, bg welke t^, ook in den drogen moescm, een
breedte heeft van 25 k 80 meters* Door het dal der Kali Grin-
doeloe loopt, na de vlakte verlatm te hebben, grootendeels de
weg naar Panaraga, die over het algemeen eene noord westelgke
richting volgt.
Het beste en belangrgkste wat Patjitan bent, is agne sohoone
baai, die een diepen blinden eak vormt , met eene nanwe opening
aan de zeezgde, en eene veilige ankerplaats oplevert, waarvan
in oorlogstgd een vgandelgk eskader maar al te goed sou kunnen
gebruik maken. Men heeft daarom wel ems plannen geopperd
om den ingang der baai te versterken, maar tot uitvoering ign
zg nooit gekomen. Deze baai heeft eene lengte van 2 palen , eene
breedte van 1 1 paal en de opening is ongeveer een paal wgd.
De hoofdplaats ligt op eenigen afstand van het strand, maar is
door een weg van 2{ paal lengte verbonden met de strand'^esa
Eoetjoér, waar zioh een koffiepakhuis bevindt en een lang laad-
hoofd in zee is uitgebouwd , waarover de produkten gevoerd worden
naar de prauwen , die wegens de sterke branding bet strand niet
kunnen naderen. De groote schepen, die op meerderen afttand
moeten ankeren, ontvangen hunne lading van de prauwen* Door
deze inrichting is Patjitan eene belangrgke plaats geworden voor
den afvoer der Gouvemementskoffie ^).
De baai heeft zich vroeger ongetwgfeld veel dieper landwaarts
uitgestrekt , tot aan den vodt der bergen die de vlakte omzoomen.
Die vlakte, door alluviSn gevcmnd, breidt zidi door aanslibbing
nog steeds , langzaam , maar gestadig, uit. Tnsschen de baai en de
hoofdplaats is het terrein moerassig, wat op den gezondheidstoe-
stand van Patjitan geen gunstigen invloed oefent. De moerassige
plekken zgn, voor zoover s^ niet in rijstvelden zgn herschapen ,
wat in de laatste jaren op groote schaal heeft plaats gehad , met
>) Andere bgzonderheden omtrent deze bsai zgn reeds D. I, bl. 40, rer-
Digitized by VjOOQIC
707
rhiasophoren begroeid, terwgl het strand self, dat grootendeelB
bard en zandig isi met ontelbare exemplaren yan Oypems ro-
tnndus, Crinum asiatioum en Ipomoea pes-caprae bedekt is *)•
Op een rechten a&tand van ruim 18 kilometers westwaarts
Tan Patjitan , 4 kilometers ran de Soerakartasche grens , en na-
genoeg even ver yan het strand, ligt in het gebergte de desa
Ealak, bekend door eene in hare nabgheid gelegen druip-
steengrot, die somtijds als de schoonste van Java geroemd wordt,
en tooh weinig bekend is, wegens den langen moeilgken weg
dien men moet afleggen om haar te bereiken. Haar ingang is hoog
en boogTormig; zuilen ran kalk en druipsteen verdeelen haar in
Torschillende vertrekken en de stalaktieten bootsen er op tref-
fende wgze het werk na van 's menschen handen en vertoonen
zich hier als orgelpgpen, ginds als doopvonten, die met bas-reliefs
overdekt schgnen. Men vermoedt, dat de grot zeer diepe gangen
heeft, maar daar de grond steil afloopt en de fakkels moeilgk
brandende zgn te houden, heeft, zoo ver mg bekend is, nog
nimnand gewaagd tot de diepere deelen door te dringen. In de
nabgheid der grot wordt in den grond een spleet aangewezen ,
die 45 meters breed en meer dan 100 meters diep is, en tot welks
bodem het oog bg helder weder kan doordringen ^).
Na dezen uitstap westwaarts vervolgen wg onze reis van Patji-
tan in oostelgke richting en slaan den weg in die door het ge-
bergte, over W&n&cyig& en Toelakan, voert naar het op 16i paal
van Patjitan gelegen punt waar hg zich splitst in een tak die
noordoostwaarts over Mrajan naar Slaboeng, en een tak die zuid-
oostwaarts naar Ngadir&dj& loopt. Op het punt der splitsing
wgzen oudere kaarten en reisverhalen de dessa Nimbang aan,
waar doortrekkenden hun intrek namen in een particuliere pasang-
grahan, door een adsistent^resident van Patjitan gebouwd. Dat
dorp schgnt geh^l. vervallen te zgn , zelfs zgn naam is van de
kaarten verdwenen; maar toch willen wg op de plek verwglen
om er een tweede druipsteengrot te loeren kennen, die op een
half uur afstands van den vervallen pasanggrahan is gelegen. Om
') Bleeker, T. v. N. I. 1850, I. 420 v.; T. v. N. I. TH. 2. 135.
») T. v. N. I. VIL 2. 132; Buddingh, N. O. L, L 852.
45»
Digitized by VjOOQIC
708
den ingang te bereiken , moet men ran Nimbang af den berg
die haar in zgn sohoot bevat y langs een steil en kronkelend pad
grootendeelfl omrgden. Na een brugje te zgn overgegaan, staat
men onverwachts voor een boogvormige poort, 30 voet hoog en
50 voet breed I met dicht gebladerte behangen , waardoorheen
men in een duisteren a%rond blikt , slechts door het zwakke
licht der inmiddels ontstoken &kkels verhelderd. Eene wel die
in de grot ontspringt en wier water naar buiten stroomt, laat
slechts de rechterzgde van den ingang vrg. Weldra stuit men
op een rg van druipsteenpilasters, door de meest üemtastische
formaties omslingerd en verbonden. Eene openingi hoog genoeg
voor onbelemmerden doorgang, leidt naar eene tweede afdeeling
der grot, een langen gang tusschen twee als in banken oprg-
zende theaters, waarvan dat ter rechterzgde zelÜB kan beklommen
worden. Nog rgker en zonderlinger zijn hier de vormen der sta-
laktieten , die op vele plaatsen tot laag van het gewelf afdalen ;
aan een der wanden heeft de natuur zelb een nis gevormd ,
waarin een vrouwenbeeldje schgnt te staan , dat aan een Ma-
donna met het heilige kind in den arm doet denken. In-
tusschen wordt, naarmate men verder komt, de gang steeds
nauwer, de grond steeds glibberiger; men gaat nog een eind
weegs bukkende voort, maar stuit dan tegen den ondoordring-
baren rotswand. De Javaan beschouwt zulke grotten als heilig,
hg betreedt ze slechts na voorafgaand vasten onder het prevelen
van gebeden; maar ook de Europeaan kan die geheime werk-
plaats der natuur, waar niets gehoord wordt dan het droppelen
van het met kalk bezwangerde water, en niets gezien wordt dan
wat door het zwakke schgnsel der obors een oogenblik üemtas*
tisch wordt verlicht , niet zonder eerbiedige huivering betreden ').
Yan het punt waar de weg zich splitst, heeft men nog zes palen
eerst zuidoost- en daarna weder meer zuidwestwaarts af te leggen,
eer men Ngadir&dj& bereikt. Deze desa is de hoofdplaats van het
district Lorog ') en ligt in de tweede der bovengemelde kleine
^) T. Y. N. L Vn. 2. 129 YY.; Buddingh, N. O. L, I. 851.
*) De ge'wone sclurgfwyze Lorok hoad ik Yoor foutief. Lorog is een bo«
kend Jav. woord, dat een gleuf tuBschen twee hellingen aanduidt.
Digitized by VjOOQIC
709
vlakten, gewoonlijk de vlakte van Lorog genoemd, en schier in
alle opzichten het verkleinde evenbeeld van de vlakte van Patjitan.
Zij is I evenals deze , door steile bergen , en aan de znidzjjde door
eene baai, de baai van Damas, ook baai van Lorog genoemd,
ingesloten , en wordt, evenals deze, besproeid door eene rivier, de
Eali Lorog, die zich in de baai uitstort; maar de vlakte is veel
smaller, de rivier onbednidender, de baai kleiner, minder beschut
en voor de scheepvaart weinig bruikbaar. Detooneelen echter die
baai en vlakte aanbieden, zijn niet minder schilderachtig. Langs
de Tivier, die, zoo men zegt, vele houtversteeningen medevoert '),
strekken zich de kampongs en sawahs van Ngadiradja tot dicht
aan de baai uit, en wel tot aan de plaats waar op oudere kaarten
de desa Lorog wordt aangewezen, die thans met Ngadiradja
schijnt te zijn samengesmolten. De baai is aan de westzgde be-
grensd door een klein, rotsachtig schiereiland, dat in den 50
meters hoogen hoek van Lorog eindigt, en waarvan de isthmus, ten
gevolge van het diep indringen van een inham aan weerszijden, op het
smalste punt nauw 800 meters breed is. Ten westen van dat
schiereiland ligt de open baai van Eoeripan, waarbij in een zeer kleine,
door het rivier^e Eali Toenggo^ *) doorsneden alluvievlakte de desa
Eoeripan met hare sawahs gelegen is , zoodat zich hier op zeer kleine
schaal de formatie der vlakten van Patjitan en Lorog herhaalt Yan
het beschreven schiereilandje overziet men deze baai tot aan den
hoek Poelau Watoe Eoeroeng, die haar aan de westzijde begrenst
en het begin uitmaakt van het zich van hier tot aan de baai van
Pa^tan uitstrekkende, steil uit de zee oprijzende voorgebergte
waarvan de vijf diepere insnijdingen , Seg&r& Glandang, S. Oeloeh ,
8. Blawong, S. Sangléjan en S. Srengat, tezamen onder den naam
van Seg&r& lim&, de vgf baaien, bekend zijn.
Aan de oostzgde der baai van Damas steekt een minder ge-
accidenteerde en meer aderende landhoek uit, die aan de andere
») T. V. N. I. Vn. 2. 135.
9) Zoo heet het op de kaarten yan Jnnghohn en Yerateeg ; op de topogra-
phisohe kaart heet het Kali Goejangan, en uit de wgze waarop het geteekend
18, moet men opmaken, dat het, gelijk yele rivieren in het Zuidergebergte ,
een gedeeltelgk onderaardsohen loop heeft. De desa Toenggoe, waarnaar het
gewoonl^k Bchgnt genoemd te worden, is op de topographische kaart aangewezen.
Digitized by VjOOQIC
710
zgde begrensd is door de baai ran Eoeniri waarop die ran
Bawoer en eindelijk de Panggoel-baai volgt , welke laatrte weder
van meer gewicht is en door ons bezocht zal worden, nadat wg
de reis van Ngadiradja naar Panggoel over land zullen hebben
voortgezet. Wg hebben daartoe slechts 16 palen af te leggen,
den weg volgende die eerst langs de kampongs en sawahs van
Ngadiradja zuidwaarts, en dan door het gebergte ^ op kleinen af-
stand van het strand, oostwaarts voert, en waaraan geene andere
plaats van eenige beteekenis ligt dan de desa Tembawoer,
vanwaar men , na nog ruim vgf palen den rand der vlakte be-
reikt waarin Panggoel gelegen is.
Deze is de derde der vroeger vermelde alluviale vlakten die in
Patjitan de bergen afwisselen. Zg is nauw tusschen het gebergte
ingesloten, en is eigenigk niet veel meer dan de vallei der uit het
noorden komende Eali CFedangan benevens de dwarsvallei der Kali
Asem, die, in zuidwestwaartsche richting stroomende, zich een
weinig ten zuiden van den mond van eerstgenoemde rivier ont-
last. Het gebergte in den hoek tusschen beide valleien draagt
den naam van Roengko. Aan de vlakte paalt ook hier een baai ,
die het water van beide rivieren opneemt, naar de zuidwestzgde
geheel openligt, aan den ingang vier en dieper landwaarts twee
kilometers breed is, en door een rg eilandjes, Poelau 6&d&, buiten den
mond der Gedangan-rivier gelegen, in tweeën gedeeld wordt. De oos-
telgke helft wordt somtgds Asem-baai genoemd , en aan dit gedeelte
ligt, zoo dicht mogelijk bij het strand , een zoutverkooppakhuis, dat
door een weg van li paal met het meer landwaarts in aan de rivier
gelegen Panggoel verbonden is. Yroeger bevond zich in de
Asem-baai een laad- en loshoofd en kwamen de schepen daar ten
anker, maar de ondiepte en onveiligheid der baai hebben later tot
eene verplaatsing van het hoofd geleid. Even ten zuiden van het
pakhuis valt de Asem-rivier in de baai, en op haren linker*
oever verrgst de berg Sangoeng^ die door een kleine bin-
nenbaai, waaraan de doekoeh Dj&ketr& is gelegen, gescheiden
wordt van den 360 meters hoogen 'berg Gentoeng ten zuiden.
De baai van Djaketra is een bgna zuiver vierkant, waarvan alle
ten 450 meters langzgn, en hare strekking landwaarts is van
Digitized by VjOOQIC
711
west naar oost, Zg gelijkt op een kunstmatig bassin, tassohen
twee eyenwijdige steile rotswanden ingesloten. Ten oosten is zij.
begrensd door de kleine vallei, ofliever het ravijn^ van Djaketra,
maar naar de westzgde is zij geheel en al ongedekt, daar zg
yerder zuidwaarts ligt dan de kustlgn reikt die de westzgde der
Panggoel-baai begrenst Maar gedurende het grootste deel van
het jaar is zg volkomen veilig, en laat niets te wenschen over
dan genoegzame ruimte. Ten gevolge der sterke valwinden die
van het gebergte komen en de tusschen steile rotsen besloten baai
soms hevig teisteren , is er bg hooge zeeSn of springtg slechts
plaats voor een paar schepen. Overigens zijn de ankergrond, de
diepte, het gemak om uit en in te komen, te laden en te lossen,
zoo goed als men maar wenschen kan. Daarom zgn dan ook te
I>j&ketr& koffiepakhuizen opgericht en is een laadhoofd in de baai
aangebracht, terwijl de weg van Panggoel naar het zoutpakhuis
om den berg Sangoeng heen tot Djaketra verlengd is. De rotsen
Poelau Earang Malang, die, door ondiepten met het strand ver-
bonden, het Gentoeng-gebergte nog een eind in zee voortschake-
kelen , vergrooten nog eenigszins het oppervlak dat hier tegen zuid-
westenwinden beschermd is '). Over de voortreffelgke marmer-
soorten die aan de Panggoel-baai , en wel bepaald op den landhoek
die ten noorden der Djaketra-baai inde Asem-baai voornitdringt,
gevonden worden, en over de uitmuntende gelegenheid die de
Djaketra-baai voor den afvoer van het marmer zou bieden, als
eenmaal aan de ontginning der groeven de hand werd geslagen,
is reeds elders in dit werk gesproken *). Opmerking verdient
het nog, dat in de kalkbergen van Panggoel dicht bg de opper-
vlakte vele petrefkcten, vooral moUusken-schelpen en echinodermen,
gevonden zgn *).
Ik behoef er niet nader op te wgzen, dat ook de vlakte van
Panggoel in de hoofdtrekken het evenbeeld van die van Pa^itan
is. Het dorp zelf levert niets bijzonders op en heeft slechts de
gewone attributen eener districtshoofdplaats. Het district is het
oostelgkste der vier (Pringkoekoe, Patjitan, Lorog, Panggoel),
>) Van Bgk in Jaarbk. t. h. Minwezen, 1872, L 200.
«) Deel I, W. 226 V. ») N. T. v. N. L HL 19.
Digitized by VjOOQIC
712
die laDgB de zuidkast Tan Patjitan elkander in de riobting van
west naar oost opvolgen, en grenst onmiddellgk aan Eediri, dat
met een westwaarts yer voomitspringenden hoek het district Pang-
goel aan de zuidzijde grootendeels in dier voege omvat, dat Djaketra
met veel meer dan een kilometer van zijne grens verwgderd is.
Het eenige district van Patjitan dat wij nog niet bezocht
hebben ; is Semanten, dat ten noorden van Patjitan ligt en het district
Pringkoekoe in het zuidwesten, de residentie Soerakarta in het
noordwesten, het Madioensohe regentschap P&n&r&g& in het noord*-
oosten en het district Lorog in het zuidoosten heeft. Door het
district Semanten gaat een weg, die grootendeels het zich spoedig
vernauwend en door steile trachietwanden ingesloten dal van de
Grindoeloe volgt , van Patjitan naar de 7 palen noordoostwaarts
aan genoemde rivier gelegen districtshoofdplaats Ardj&sari en
vandaar^ over Ngerki (8^ paal), Tegal&mb&(7i paal) euTjeloem-
prit bij de Panaragasche grens (7| paal), naar het nog 5| paal
verder liggende Slahoeng, waar deze weg zich vereenigt met den
reeds vermelden ') , die van Ngadir&dj& over Toelakan derwaarts
gaat. Met uitzondering der kleine met sawahs bedekte vlakte
waarin Ardj&sari gelegen is, en die door een verbreeding van het
dal der Grindoeloe, in het welk hier een paar d warsdalen monden ,
gevormd wordt , is het district geheel door den Goenoeng Ejdoel be-
dekt. Dit gebergte behoudt overal hetzelfde karakter en levert zeer
weinig verschil van formatie op; trachiet en trachietbreccie , over-
dekt door dikke lagen poreuze grof kalk, en, op enkele hooge
punten, eenig ouder sedimentair gesteente tusschen die beide, vor-
men overal het uit geologisch oogpunt hoogst eentonig samen-
stel van het door zgne fantastische vormen zoo schilderachtig
Zuidergebergte *). Yan jongere vulkanische werking vindt men
nergens eenig spoor. Minerale bronnen van eenige beteekenis zgn
in Patjitan niet bekend, ofschoon van een warme en een koude
bron, die tot baden gebruikt worden, te Earang Gajam op de
grens van Semanten met Soerakarta wordt gewag gemaakt *).
Of er voldoende grond bestaat voor de gissing, dat de bergen
•^^— ^^— — ^— ^_ '
») Zie bL 707. ») Van Dgk m Jbk. v. h. Mijnwezen, 1872. L 195.
») N. T. v. N. L XX. 113; vgL XVI. 431.
Digitized by VjOOQIC
713
yan Semanten goudaderen beyatten , — een gissing die berust op
het yeelvnldig yoorkomen yan een steensoort , mas-oerat gebeeten ,
die in de mgnen yan Gorontalo op Celebes steeds in de nabjjbeid
der goudertsen geyonden wordt '), durf ik niet bepalen.
Slahoeng, het hoofddorp yan bet district Djèbèng, ligt aan den
yoet yan den Pagar Gbenoeng , het gebergte dat Patjitan yan de
yallei der riyier yan Madioen scheidt. Yan den kam yan dat gebergte
gaan de wegen zoo steil naar béneden, dat zg in het ongunstige
jaargetijde niet zonder geyaar te berijden zijn. Doch een schoone
liefelijke aanblik lokt den reiziger naar het yriendelgke dalland yoor
hem, dat met groene rifstyelden bedekten yan honderden beken door-
sneden is. Na yan Slahoeng af 181 pc^l meest door deylaktete
hebben afgelegd, bereikt men P&n&r&g&, de hoofdplaats yan het
gelijknamige regentschap.
P&n&r&g&, eigenlijk Pr&nJLr&g& en in hoog- Jayaansch PrSnIragi,
is een zeer nette en welyarende plaats , gebouwd aan weerszgden
yan een broeden hoofdweg, en bekend door een kleine gemeente
yan inlandsche christenen en door de astana of begraafplaats yan
Bat&r& Eatong; een prins uit het M&dj&pahitsche Yorstenhuis , die
tot regent yan Panaraga werd aangesteld en wiens nakomelingen het
bestuur oyer dit regentschap bleyen yoeren , zoo ik meen tot den hul-
digen dag *). De afstammelingen yan dit yorstenhuis in de zgliniën
yormen den zoogenaamden Panaragaschen adel, die zeer arm is en als
de gewone Jayanen yoor zijn leyensonderhoud op den akker moet
arbeiden , maar steeds door de oyerige bevolking met onderscheiding
behandeld wordt. De grafkoepel yan Bat&r& Eatong is door zeyen
dikke steenen muren omgeyen; den koepel zeWen binnen te gaan
wordt aan niemand yergund. De Jayanen beweren dat de hoo-
rnen die bij dit graf staan, er hunne kruinen steeds yan af-
wenden, en dat de yogels die er oyer heen yliegen, dood
nederyallen '). Te Panaraga worden groote hoeyeelheden in-
landsch papier yeryaardigd, dat om zgne deugdzaamheid ge-
roemd en in groote partijen naar elders yerzonden wordt *).
~^T. V. N. I. VII. 2. 136; Buddingh N. O. I., I. 849.
3) Baddingh, N. O. I., I. 844, rerbetord naar Aardr. en Stat Wdbk. yan
N. L, art. Ponorogo^ en Baffles, Jara, IL 134. ») PoerwH Lel&na.
*) T. T. N. I. Vn. 2. 126 V. VgL boven D. I , bL 591.
Digitized by VjOOQIC
714
Panaraga is het middelpunt van ondersoheiden wegen , die het oost-
en zuidwaarts verbinden met de groote desa's Sing^sarijPoeloengy
Djaboeng, ArdjUwinangoen (Tamansari) en Balong, noordwaarts,
zooals straks nader blijken zal, met de hoofdplaats Madioen, west*
waartSi in een richting die over de rivier van Madioen voert, met
de voormalige regentsohaps-, thans slechts districtshoofdplaats
Soem&r&t&, die 4^ paal van Panaraga en nog 8| paal van de
Soerakartasche grens verwgderd is. Het vervolg van dezen laatsten
weg, die bijna recht oostwaarts voortloopt naar Wanagiri, leerden
wg in het vorige hoofdstuk kennen ').
De omstreken van Panaraga bieden veel merkwaardigs aan ; in
de eerste plaats behoort daartoe de desa Tegalsari met hare op
gansoh Java beroemde pesantrèn of priesterschool. Wij volgenden
met fraaie tamarindeboomen beplanten weg naar Ardj&winangoen ,
die gedeeltelijk dezelfde is als de weg naar Slahoeng, tot aan
den post Ngotok, vanwaar een zgpad ons in tien minuten tot
ons doel brengt. Gelijk de meeste perdikan-desa's onderscheidt
zich ook Tegalsari door de netheid ssijner huizen en erven , die ,
als een bewijs van de gegoedheid der bewoners, veelal met stee-
nen muren omgeven zgn. De desa dankt haren bloei aan hare
school en haren druk bezochten pasar. Hare bevolking bedraagt
omstreeks 1700 zielen, de oppervlakte harer sawahs 800 bouws.
Het meest verdienen er onze aandacht de gebouwen die met de
school in verband staan.
De stichter van deze school was Pakoe Boew&n& H, wiens
vlucht naar P&n&r&g&, toen in 1742 zijne hoofdstad Eartasoera in
handen der opstandelingen onder Mas (ïarendi geyallen was, in
het historisch gedeelte van dit werk werd vermeld ')• De vorst
spaarde geene pogingen om door gebeden en boete de gunst van
Allah te verwervra , en wendde zich ten laatste om raad tot een
heilig man, die zich in deze streken een kluizenaarshut temid-
den van een uitgestrekt bosch had gebouwd. Terw^l hg zich voor
dien heilige verootmoedigde en zgne voorspraak bij God a&meekte,
deed hij de gelofte, dat, zoo hg in zgn waardigheid hersteld
werd, hij dit oord tot eene perdikan-desa zou maken, die hjj
') BL 657. «) D. II, bL 465.
Digitized by VjOOQIC
715
Toor altijd aan den Ejahi en zgne nakomelingen zou afstaan. Kort
daarop wendde zich des SoeBoehoenans lot, de wapenen der Gom*
pagnie herstelden hem op den troon, en indachtig aan zgne ge-
lofte j ?erhief hg den heilige van Panaraga tot Ejahi Agoeng
Tan Tegalsari en stelde hem aan het hoofil eener school , waarin
jongelieden in de leer van den Islam onderwezen en tot pries-
ters gevormd zouden worden. Weldra zag men yan alle zgden
leerlingen naar Tegalsari stroomen , die soms al wat zg bezaten
te gelde maakten , om het onderwgs yan den Ejahi te kunnen ge-
nieten. Eene moskee werd gebouwd, verblij^laatsen yoor de scholie-
ren werden gesticht en tot op hoogen leeftijd bleef Ejahi Agoeng zich
aan de belangen zijner leerlingen wgden. Zijn opvolger trad in
zijne voetstappen , maar stierf ontgdig ; de derde Ejahi verwaar-
loosde de belangen zgner leerlingen en werd omstreeks het jaar
1800 afgezet en vervangen door een jongeren broeder, die eene
nicht van Pakoe Boewana lY huwde, aan welke als huwlgksgift de
desa Earang Ctebang werd geschonken, waar nog haar graf door de
bevolking onderhouden wordt. Bg den overgang van Madioen aan
het Qouvemement in 1830 werden de rechten, door de Soesoe-
hoenans aan de perdikan-desa^s en hare priesters geschonken, gehand-
haafd en plechtig gewaarborgd. De vierde Ejahi van Tegalsari
overleefde lang zgne echtgenoote en stierfin 1862 op honderdjari-
gen leeftgd, na aan de school, door de keuze van geschikte
onderwijzers , een nieuw tijdperk van bloei te hebben verzekerd.
Bij zgn dood telde de pesantrèn 300 leerlingen ; hare tegenwoordige
inrichting is op een maximum van 400 berekend, en is wel ge-
schikt om ons te doen twgfelen aan de juistheid der verhalen
die het aantal harer leerlingen kort na de stichting tot wel 2000
doen opklimmen ^).
De gewone inrichting der pesantrèns en het daar gegeven onder-
wijs wetd&i vroeger beschreven, en wg hebben dus thans slechts een
blik te werpen op de gebouwen die tot de school in verband staan*
Zij verrijzen in het midden der desa. De tegenwoordige Ejahi
woont in een groot steenen huis, dat met het bgbehoorend erf
en den daarop gebouwden pand&p& door een hoogen steenen
^) Zie D. I, U. 884.
Digitized by VjOOQIC
716
muur omringd is, die het scheidt van de ten noordwesten gele-
gen moskee. Dit huis is verrezen op de plaats waar eenmaal de
kluis van Ejahi Agoeng stond. De moskee is een vrg groot
steenen gebouw, met sirappen gedekt; de vloer ligt omstreeks
vier voet boven den beganen grond , en men klimt daarnaar op
met een steenen stoep van twee treden, waarin, merkwaardig
genoeg, groote steenen uit het Hindoe-tgdperk gemetseld zgn,
die gedeeltelijk nog sporen van daarin gehouwen jaartallen ver-
toonen. Het dak van de soerambi of het voorportaal rust op net
geschilderde pilaren ; de minbar of predikstoel , met zgn door vier
net bewerkte stijltjes gedragen hemel, is van hout, sierlgk uit-
gesneden, rood geverfd en met gouden randen afgezet. Eene af-
zonderlijke galerij voor de vrouwen is aan den rechterkant afge-
schoten. Dicht bij de moskee staan een viertal pondoks , gebouw-
tjes van hout en bamboe, met sirappen gedekt en tot verblyf-
plaatsen voor de santri's bestemd. Elke pondok heeft een mid-
dengang , met vgf cellen aan weerszijden , en iedere cel is
tot studeervertrek voor ten hoogste tien leerlingen bestemd. Des
nachts leggen zij zich veelal in den gang, in de soerambi of
zelfs in de moskee ter ruste; hun padi-voorraad bewaren ze in
kleine loemboengs, waarbij zg om beurten de wacht houden.
De santri's die de school te Tegalsari bezoeken , komen uit de
meest verschillende doelen van West- en Midden- Java ; doch uit
de gewesten oostwaarts van Madioen komen er geene leerlingen ,
dewijl ook Soerabaja op beroemde priesterscholen kan wijzen.
Schoolgeld wordt te Tegalsari niet betaald ; ook wordt de hulp
der santri's voor de bewerking der sawahs van de plaats
niet gevorderd, daar de Ejahi daartoe over de krachten der be-
volking beschikken kan. Meer vermogende leerlingen geven soms
aan den Ejahi eenig geschenk; maar in het algemeen is het
onderwgs geheel kosteloos. Doch in hun onderhoud moeten de
santri's zelven voorzien, en de minvermogenden, waartoe verre-
weg het grootste deel behoort, doen dit door hun arbeid voor
het bewerken van sawahs en het snijden van padi in de nabu-
rige desa's te verhuren, of door, tegen het genot der gewone
bidgelden , den dienst bg de begrafenis van gegoede inlanders te
Digitized by VjOOQIC
717
yerrallra. Op donderdag-avond wordt in de moskee een maaltgd
gegeven , waaraan de santri's en ook andere geloovigen kannen
deelnemen I en waarvan de kosten door den Ejahi uit de opbrengst
der djakat bestreden worden ')•
Andere merkwaardigheden van Panaraga's omstreken zullen
wij leeren kennen op een krnistooht naar en door het Wilis-
gebergte, waartoe wg ons thans aangorden. De WiliS| minder
hoog dan de Lawoe — de hoogste top stggt tot 2551 meters *—
is daarentegen meer in de breedte ontwikkeld en bestaat uit
verscheiden ruggen , seer verschillend in hoogte en vorm en door
tusschenruggen met elkander verbonden. Men kan drie hoofdruggen
onderscheiden. De oostelgkstCi het hoogst rgzende in den a%e-
knotten top Gkdjah Moengkoer , ligt geheel in Eediri ; de middelste ,
de eigenlijke Wilisi vormt een dwarsliggenden gekerfden kam,
die zich het hoogst verheft in den zuidwestelgken topD&rilwati;
de westelgkstOi de aanmerkelgk minder hooge Ngebel, ligt het
dichtst bg de negenen Madioen en Panaraga, en de vlakte waarin
die plaatsen gelegen zgn, breidt zich uit aan zgn westelgken
voet Te Panaraga ziet men dra hoogsten top van den Ngebel in
het oosten 80* noord, en den hoogsten top van den Wilis ten
oosten 6* noord, terwijl men in het westen 85* noord den hoog-
sten top van den Lawoe bespeurt Al de ruggen en nokken van
den Wilis zgn tot de kruin met somber woud bedekt, en de voet is
geheel door djati-bosschen omsingeld, die, als debloeitgd ten einde
spoedt, door de vaalgrgze kleur der reusachtige bloempluimen op
een afstand schier den indruk geven van een streek die van allen
plantengroei verstoken is.
Wij beginnen onzen tocht met van P&n&r&g& uit den Ngebel
te bestggen, wiens talrgke ruggen een zeer onregelmatig beloop
hebben en door een doolhof van diepe en wgde dalen, vaak met
steile wanden, doorslingerd zijn. Nokken, kloven en wanden zgn
allen gelgkelgk met woud bedekt, waarvan het groen alle scha*
O Deze bgzonderheden zgn ontleend aan eene uitvoerige beeolurgTing der
pi iestenchool te Tegalsari door F. Fokkens, in T. t. T. L. en Yk, y. N. I.,
D. XXIY, bL 818—886. Men Ydrgelgke daarmede wat D. I, bL 884 y., over
de pesantrèns in het algemeen gezegd is.
Digitized by VjOOQIC
718
keeringen <loorioopt. Het j^ati-bosch aan dmi roet maakt welhaast
plaats Toor sohoone, lommerrgke wonden van ficns- en acada-
soorten, waartusschen men nu en dan de goudgele bloemtrossen
van Oassia fistula ziet prgken. Eoffieplantsoenen en dorpjes , door
pinang- en kokospalmen beschaduwd, bieden hier en daar een
bekoorlijke afwisseling. Zoo naderen wij gedurig meer een hoogen
dalrandi en wanneer wij dien bestegen hebben, breidt sich aan
onze roeten een rerrukkeiyk schoon meer uit, welks spiegel de
beyallige acacia's weerkaatst die zgn stellen oever bedekken.
Langs slingerende paden dalen wg in den diepen ketel af, totdat
wg den rand van het watervlak bereiken. Hier neemt ons een
inlandsch vaartuigje op en wg laten ons rondroeien op den nier-
vormigen plas , wiens grootste diameter omstreeks 600 meten lang
zal zgn. Het meer is rijk aan visschen en schildpadden. Zijn
spiegel ligt op eene hoogte van 734 meters, zgne diepte zal
nagenoeg 70 meters bedragen, zgne wanden bestaan uit trachiet-
breccie van zeer geringe vastheid. Aan de zuid-zuidoostzgde is
de rand die het omringt, door een kloof doorboord, waardoor
het meer zgne uitwatering heeft; aan de opst-noordoostzgde van
het meer rgst de Goenoeng Ngebel , waaraan het den naun van
Tel&g& Ngebel ontleent^ tot zgne grootste hoogte op. De ketel
van het meer heeft het aanzien van een trechter vormigen krater,
en de bergrug die het aan de westzgde in den vorm van een
halven kring omgeeft, gelijkt zeer op een kratermuur; maar
sporen van jongere vulkanische werking ign hier nergens te
bespeuren.
Eenige minuten zuidoostwaarts van het meer vindt men , in de
kloof der Kali Pandoesan, een plekje van zwarte, modderachtige
aarde, zonder spoor van plantengroei, dat een aantal trechter-
vormige gaten bevat, die gedeeltelgk droog, gedeettelfjkmetslgkerig*
grgskleurig water gevuld zijn, dat door het opstijgen van gasvormige
stoffen in gedurige beweging wordt gehouden , terwgl uit enkele
dezer gaten met zacht gedruis zwavelaohtige dampen opstggen.
Ongeveer duizend schreden verder sgpelt in dezelfde kloof, in
de bedding der beek zelve, tusschen de voegen en reten der
trachietrotsen die haren wand vormen, en de rolsteenen die haren
Digitized by VjOOQIC
719
bodem bedekken, heet water uit den grond, met den smaak ran
keukenzout. Nog yerder zuidoostwaarts vindt men in het diepe ,
met woud bedekte dal der Eali Bedali, te midden van hoog gras,
een kleine, glooiende ruimte, waarin eenige kale plekken met
onregelmatig gevormde gaten voorkomen. Uit die gaten ontwik-
kelt zioh koolzuur, welks verstikkende werking te bespeuren is
aan de doode slangetjes en vogel^'es die men in de spleten liet
liggen.
Om don Wilis zelven te bestggen , begeven wij ons vanhier , door
dalen die met de prachtigste bamboe-vegetatie getooid zgn , naar
het nog verder oostwaarto , aan de zuidelgke helling van dien berg ,
op eene hoogte van 1015 meters gelegen dorp Boedak. De omtrek
van dit dorp is bedekt met gras , waarop buffels , koeien en geiten
grazen ; waarschgnlijk zijn hier de wouden , die op andere punten
veel lager afdalen , ten gevolge van vroegere bebouwing uitgeroeid.
Den hoogsten top van den Wilis ^ D2jr&wati geheeten, ziet men
vanhier in het noorden, 35® post. Hooger stijgende betreedt men
weldra lommerrgke wouden, waarin, nevens velerlei eikensoorten
en woudreuzen als Engelhardtia spioata, ook de slanke, palm-
vormige stammen van Polyadenia subumbelliflora rgkelgk aan*
wesig zgn. Deze boomsoorten verdwynen om voor oasuarinen
plaats te maken, als men de kruin van den Qoenoeng Boedak
bereikt , die door een diepe kloof gesoheiden is van een tweeden ,
juist op de grens van Eediri gelegen top, den zioh met onbe-
klimbaar steile helling verheffenden Goenoeng Tj&ndr&GënL
Yerder dan de kruin van den Boedak kan men te paard niet
komen. Men vervolgt dM weg te voet over de van 1 tot 8 meters
breede , aan weerszgden door ontzett^id diepe kloven begrensde
nok waarin zich deze top verlengt Eerst noord-, dan oostwaarts,
onder afwisselend rgzen en dalen voortgaande, stuit men ten
laatste tegen den dwars voorbg de nok loopenden wand van den
D&r&wati, die, in weerwil zijner vervaarlgke steilte, met
struikgewas en groepen van casuarinen bekleed is. Een zigszags-
wgze aangelegd pad brengt ons eindelgk op deze hoogste spits
van den Wilis , die nog een kroon van zich ak pyramiden verheffen-
de ^em&r&'s draagt. Wg bespeuren nn dat wg ons bevinden op
Digitized by VjOOQIC
720
een nok die van 1 tot 8 meters breed is en een halven kring
vormt 9 aanvangende in het zuiden bg den Tj&ndr& Qëni, waarvan
zg door een kleine kloof gescheiden is, en door het oosten
heen , over den top waarop wg ons bevinden , omloopende naar den
Goenoeng Liman in het noorden. West- en suidwestwaarts zien
wg neder op de lager liggende nokken waarlangs wg zgn op-
geklommen j noord westwaarts in een diepen , ketelvormigen , geheel
met woud gevnlden afgrond, die in het noord-noordwesten in
een beneden waarts loopende kloof overgaat , en die aan de ééne
zgde door den binnenwand van den Qt>enoeng Liman, aan de
andere door de meer geïsoleerde en minder hooge massa
yan den Goenoeng Ealangan, die door een dwarsjnk verbonden
is met den rug die van den Boedak naar den Darawati gaat,
als door de overblijfselen van een vernielden kratermuur wordt
begrensd. Oostwaarts, naar de zgde van Eediri , ontwaren wg , in
plaats van een gelijkmatige helling, nieuwe bergtoppen die zich
opheffen uit de diepte der met woud bedekte tussohendalen en
kloven, en met elkander door een doolhof van lagere nokken ver-
bonden zgn. Het somber bladgewelf op de hoogste toppen verheft
zich als eilandjes uit de witte oppervlakte der wolkenmeren die
de dalkloven overdekken. Li het zuidoosten ligt de Toempak
Ngloeroep, wiens zuidelgke helling de merkwaardige oudheden
draagt die wg elders onder den naam van Penampikan hebben
loeren kennen '); in het oosten , meer zuidwaarts , de Grondong en,
meer noordwaarts, de Gadjah Moengkoer, sohgnbaar even hoog
als de Darawati en het begin vormende van eene zich ver noordwaarts
uitstrekkende nok, die ruwer en steiler dan eenig ander deel
van het gebergte benedenwaarts loopt ').
I) DL II, bL 106.
') Ik had voor mijne schets van den Wilis geen anderen gids dan Jonghuhn ,
Reisen, 848 t., en Java, II. 475^ doohhet is onmogelgk zgne beschrgving op
de topographische kaarten te volgen, omdat de namen zoo geheel andera
lolden. De namen Toempak Ngloeroep (bg Jungh. Loeroep) en Grondong
(by Jungh. Eronong) en de ligging der oudheden van Penampikan heb ik van
de topographische kaart overgenomen. De namen Gai^ah Moengkoer en Tj^n-
dr^ Geni heb ik behouden, omdat ik die door Junghuhn vermelde toppen
niet met zekerheid met op de topographische kaart voorkomende namen kan
identifiêeren. Op de kaart van Junghuhn is de Gacyah Moengkoer ook blgkens
Digitized by VjOOQIC
721
De zware wouden die den geheelen Wilia bedekken , de dikke
laag hamns die over al zgne rotsen gespreid is, geven de zekere
bewgzen dat hg in vele eeuwen geene uitbarstingen gehad heeft.
Maar het trachietisch gruis dat overal zijn voet omgeeft, en de
warme bronnen en mofetten die op zgne hellingen worden aan-
getroffen, leveren het even zekere bewgs, dat hg vroeger een
vulkaan moet geweest zgn. Moeielgk is echter uit de tegenwoor-
dige gedaante de ligging van den voormaligen krater op te maken.
Heeft de afgrond tusschen de jukken Liman en Ealangan het
aanzien van een kraterUoof , het meer Ngebel vertoont ons het
beeld van een diepen vulkanisohen ketel in nog veel scherper
trekken. ^Misschien ^^^ ik zeg het Junghuhn na, ^was de Wilis
eenmaal een hooge kegelberg, die, nadat zgn rotsgeraamte
honderden van jaren door zure dampen was doordrongen gewor-
den, instortte en de thans aanwezige, breede bergmassa vormde^
welker onregelmatig door elkander geworpen toppen en jukken
men slechts als de ruïnen van den voormaligen vulkaan moet
beschouwen. '^
Wg koeren thans naar P&n^&g& terug, om den postweg naar
Madioen in te slaan, die over den westelgken voet van den Goe-
noeng Ngebel ligt. Na 6i paal te hebben a%elegd, bereiken wg
de desa Melilir en omstreeks een paal verder ligt, weinige mi-
nuten ten oosten van den weg en midden in een djatibosch , de
desa Prajan , waarbg zich een warme bron bevindt, welker water
in een put wordt opgevangen, die tot 2 ^ voet boven den grond
is opgemetseld. Het water ontspringt uit twee wellen , den eenen
dag met meer kracht dan den anderen , is lauw , smaakt ziltig ,
bevat veel koolzuur en bruist bg vermenging met fijne witte
suiker op evenals Selterswater. Bg afsluiting van de gewone
uitgangen wordt het geleid naar een in de nabgheid opgericht
badhuisje, waar het, ten behoeve dergenen die zich door een
Ja?a, II. 487 , op eene verkeerde plaats geteekend , gel|jk in het geheel de
OYereenstemming tossohen Janghuhn'B beschrgyiiig en kaart te wenschen over-
laat. Op de topographische kaart vindt men den naam Tj8ndr& Gfêni en, zoo
het sohgnt, in den vorm Katja Moenggoer » ook den naam Gac^ah Moengkoer
terug; maar beider ligging wgkt geheel en al af van de plaats die zg bij
Jonghohn innemen.
m.
Digitized by VjOOQIC
722
bad willen YerfriBSchen of veroterkeB , in een bak vaii 12 TOet
in 't Tierkant wordt opgenomen. Dese bron is sedert lang be*
kend en vermaard. Volgens de overleyering was zg reeds in den
Hindoetijd een bid- en badplaats , en in den omtrek vindt men
gehouwen steenen en overblgfiBelen van beelden die dese verha-
len bevestigen ')• Zij werd reeds vroeger met een woord ver-
meld '), in verband met de vermoedelgke overblyfiralen van
een kraton' of kedaton, die wat meer noordwaarts aan den-
zelfden weg 9 tussohen Melilir en het S{ paal vcirder gelegen
Dël&p&, worden aangetrofiEen. De desa Qlang of Gilang, waarby
deze overblg&elen liggen, wordt ook Ngoerawan genoemd ') en
komt onder dezen naam voor op de topographisehe kaart van
Madioen. Men zou hierin wellicht eene aanduiding kunnen vinden
dat in deze ruïnen niet de oude zetel van het rgk DiiA *)j
maar die van het rgk Ngoerawan ') te zoeken is. De ware lig^
ging, uitgestrektheid en grenzen dier oude Hindoergkea zgn op
grond van het wankelen der overlevering nog aan velerld
twgfel onderhevig.
Yan Del&p& zgn nog 2{ palen af te l^;gen tot de distriets-
hoofdplaats Oeteran , die nog 7i palen van de hoofdplaats Madioen
verwgderd is. De weg ligt op eenigen afstand van den rechter-
oever der rivier, dien hg echter, van Oeteran af, gedurig meer
nadert.
Madioen ligt op de hoogte van 69 meters boven het teevlak,
aan den oostelgken of rechteroever der rivier , en heeft den top
van den Lawoe in het westen ^i dien van den WiUs in hei
zuidoosten; beide bergen zgn er in hun geheele breedte zichtbaar.
Het is een fraai aangelegde plaats, met breede wegen en nette
woningen. De Europeesche wgk, in het noordelgk deel der negari
gelegen, bestaat uit een breede lommerrgke laan , die aan weers-
zijden met eenige huizen in den gewonen Indischen trant bebouwd
is, onder welke het residentiehuis door grootte en fraaiheid
') T. V. N. I. lY. 2. 104; Jungbuhn, Java. H. 475; K. T. ▼. N. I. XX.
193, XXIII. 46. VT.; Hoepermans in T ▼. I. T. L. en Vk. XXI. 150.
») D. n, bl. 105. •) N. T. T. N. I. XXIIL 56.
V ZooalB D. n, bl. 105, werd aangenomen. *) D. II, bL 108.
Digitized by VjOOQIC
723
uilmimt. Het fortje of blokhois, tegeaover het residentiehms ge-
legen, is sedert kng niet meer bezet. De Ghineesohe kampong
ligt aan het znideinde, aan den weg naar P&n&r&g&. De bevolking,
▼oor roim 80 jaren door Bleeker op 6000 Javanen, 800 Ghi-
neezen en 40 Europeanen begroot, is sedert ongetwijfeld be«
langrgk toegenomen ; de Eoropeesche bevolking zal thans op wel
360 & 400 üelen kannen gesteld worden. Bgzonderheden zgn hier
niet te zien, behalve een steenen nandi, die op een hoogen pilaar
is geplaatst. Yoor de commnnicatiën is Hadioen reeds nu een
punt van gewicht, daar er drie groote wegen samenkomen die
de plaats over Ngawi met Soerakarta , over Tjaroeban met Eediri
en over Panaraga met Patjitan verbinden ; maar het zal nog van veel
grooter gewicht worden , als de ontworpen spoorwegen van Madioen
naar Soerakarta en Sid&ardj& voltooid zgn. Het station te Ha-
dioen zal een groote uitgebreidheid erlangen, daar er de centrale
werkplaatsen voor de Ignen in Oost-Java zullen gevestigd worden *).
De rivier waaraan Madioen ligt , wordt door Junghuhn en an-
deren Kali Gentoeng genoemd , — een naam dien ik ook vroeger in
dit werk gebezigd heb *) , maar omtrent welks juistheid door de
nieuwere kaarten twgfel bg mg is opgewekt. In het vervolg zal
ik haar steeds door den meer gebruikelgken naam van Bengawan
Madioen of rivier van Madioen aanduiden. Zg ontspringt op de
zuidwestelgke helling van den Wilis, stroomt langs Ardj&wi-
nangoen, neemt daarna de van het Patjitansche grensgebergte
komende Eali Slahoeng op, die misschien met meer recht zelve
als haar bovenloop zou kunnen beschouwd worden, en sngdt
vervolgens den weg die Panaraga met Soem&r&t& verbindt. Na
het regentschap Panaraga verlaten te hebben vormt zg tot hare
vereeniging met de van den Lawoe afkomende Eali Gandong
welke een weinig boven de negari Madioen plaats heeft, de grens
tttsschen de regentschappen Madioen ten oosten en Magètan ten
westen, terwgl het westwaarts uitspringende , tot Madioen behoo-
rende district Maospati door de Eali Gandong zelve tegen het
regentschap Magètan begrensd wordt
Op 2{ paal afstands van Madioen zondert zich van den ons
'> KoL verdag 1880, bL 115, *) 1>. H, bl. 97.
46*
Digitized by VjOOQIC
724
reeds bekenden weg tuBsohen die plaats en P&n&r&g& een dwarsweg
af I die de riyier van Madioen even beasniden hare samenTloeiing
met de Eali Gandong sngdt en door het Hagetansohe district
Gorang Gareng voert , dat juist den hoek beslaat door de beide
rivieren gevormd. Bg den negenden paal van Madioen af ligt de
desa Simbatan, waar een vermoedelgk uit den Hindoetgd stam-
mend bad gevonden wordt. Het is van kubieke steenen bpgemetseld
en het water stroomt er in door de borsten van een Doerga-
beeld '). Bg den post Gorang Gareng wordt die weg recht-
hoekig gesneden door een anderen, die de { paal verder zuidwaarts
gelegen hoofdplaats van het district Gorang Gareng, Redj&sari
geheeten, rechtstreeks met den weg van Madioen naar Ngawi,
even voorbij Maospati , verbindt. Bij deze districtshoofdplaats ligt
de fabriek eener bekende suiker-onderneming , die nu eens Redj&-
sari dan weder Gorang Gareng genoemd wordt en nevens die
van Poerw&dadi de eenige is in de residentie. Zuidwestwaarts
van Redj^ari ligt bij Giripoem& een lage heuvelreeks, op welker
hoogste punt het graf van Sentot , bekend bg den naam van AJi
Bassa, den held van den krijg met Dip& Neg&r&, wordt aan-
gewezen *).
Zeven palen voorbg den post Gorang Gareng ligt Magètan,
de hoofdplaats van het gelgknamige regentschap. Zg behoort tot
de aangenaamste plaatsen van Java; aan hare ligging op de
oostelijke helling van den Lawoe, op een hoogte van 446 meters,
dankt zij een frisch en gezond klimaat, ver te verkiezen boven
dat der heete vlakte die wij verlaten hebben. De Regent heeft
een fraaien, in menig opzicht op Europeesche wijs ingerichten
dalem, en de geheele plaats is bijzonder net en goed onderhouden.
Een breede grintweg deelt haar in twee gelgke helften, hoog
en lommerrgk geboomte beschaduwt haar en tairgke kanaaltjes
van frisch bergwater besproeien er de tuintjes der inlandsche
woningen.
Yan Magètan zetten wg , steeds stggende , den weg in west-
O Jungbuhn in T. v. N. I. VI. 3. 375 ; Hoepermana in T. v. I. T. Ld. en
Vk. XXI. 160. De eerste noemt het dorp Simpattan, maar op de topographiBche
kaart ie de naam Simbatan geschreren. ') D'Almeida, Life in Jara, U. i.
Digitized by VjOOQIC
725
waartsche richting voort j eerst naar Plaoesan , de boofdplaats van
het district Balé pandjang (7 palen), vervolgens naar Sarangan
aan het bekoorlijke bergmeer Tel&g&Pasir, welks heldere spiegel
liefelgk door zachtglooiende , met gras bedekte hoogten omkransd is
(2i paal); en eindelijk naar Tjem&r& Sewoe (2| paal), dat nog
slechts \ paal van de grens van Soerakarta verwijderd is *). Ten
noorden van dezen weg zijn de vruchtbare hellingen van den
Lawoe met uitgestrekte koffietuinen bedekt.
Om van Magètan naar Maospati te komen , is de kortste weg
de rechtstreeksche verbinding van Magètan met den postweg van
Madioen naar Ngawi, die in noordoostelgke richting gaat over
Brantjang, het hoofddorp van het district Boeloe. De afstand van
Magètan tot den postweg bedraagt alsdan 8| paal, terwijl men
nog een paal in de richting van Madioen heeft terug te gaan om
Maospati te bereiken. Het is eene groote desa, waar vele Chinee*
zen wonen, en de hoofdplaats van een district, dat vlak, vrucht-
baar, rijk aan desa's en aan rijstvelden is; doch daar er ni«ts
bijzonders valt op te merken, kunnen wij zonder schade van
het punt waar wij op den postweg komen, dadelijk de richting
noordwaarts naar Ngawi volgen. Wg bereiken dan na 2 palen te
hebben afgelegd de fabriek der suiker-onderneming Poerw&dadi
en { paal verder, aan de rechterhand, een dwarsweg die over
Poerw&dadi en Eeniten, hoofddorpen van gelijknamige districten,
den weg van Madioen naar Ngawi met dien van Madioen naar
Eediri verbindt. Yan het begin van bedoelden dwarsweg tot
Ngawi is de afstand nog 11 1 paal. Het land dat wij doortrekken
is geheel vlak, grootendeels voor rijstcultuur gebezigd, maar
schaars bevolkt, zoodat het aantal desa's gering is.
Een andere weg van Magètan naar K'gawi gaat van eerstge-
noemde plaats 14 palen in noordoostelijke richting naar Dj&g&r&g&,
vroeger hoofdplaats van een regentschap, thans nog van een
district van dien naam. Dit district en het ten westen daaraan
grenzende Sinéh, waarvan de hoofddesa Sempoe heet, strekken
zich uit over de noordwestelijke hellingen van den Lawoe. In
het district Sinéh moeten overblijfselen uit den Hindoetgd voor-
^) Zie boven, bl. 700.
Digitized by VjOOQIC
726
komen, waarvan nog slechts een kleine inscriptie is bekendge-
maakt, en di^ vermoedelijk met de oudheden van Soekoeh en
Tjët& in eenig verband staan ^). Yan Djagaraga gaat, door een
schaars bevolkte en gedeeltelijk woeste streek, een weg van
16| paal in noordoostelijke richting naar Ngawi en bereikt den
postweg van Soerakarta naar Ngawi op nog H paal afstands
van laatstgenoemde plaats.
Ngawi is belangrijk door zgne ligging bg het vereenigingspont
van drie groote wegen, die naar Soerakarta, Rembang en Eediri
voeren, en van de rivier van Madioen met den groeten waterweg
van Soerakarta naar Madioen, die door de rivier van 8&1& ge-
vormd wordt, üit dien hdofde is er dan ook eene belangrijke
sterkte gebouwd, het fort van den Bosch, dat in den noord-
oostelgken hoek der negari, aan den linkeroever der rivier van
Madioen, is gelegen, juist op het punt waar zg hare wateren in
de S&l&-rivier uitstort, zoodat het de beide rivieren bestrgkt.
Desniettemin wordt de keuze van het punt door deskundigen
ongelukkig geacht, daar het door de heuvels die het van drie
zgden beheerschen, veel meer in defensief vermogen verliest, dan
het wint door de hooge, moeilijk toegankelgke rivieroevers, die
het van drie kanten insluiten '). In de nabijheid van het fort ligt
een buskruidmolen. De vereeniging der rivieren zelve is zeer
belangwekkend. Zg verschillen niet veel in diepte en breedte;
toch is de watermassa die de S&l&-rivier zacht en kalm door haar
effen bed voortstuwt, vrg wat aanzienlgker dan die welke de
rivier van Madioen bruisend tusschen klippen in haar uitstort
Deze klippen, die ten deele boven het watervlak uitsteken , zgn
sterk uitgespoeld, vol holen en nissen, en behooren, evenals al
het gesteente dat in de rivierbeddingen aan den dag komt, tot
een fijne zandsteenaardige en gemakkelgk te verbrokkelen brecde,
hier en daar met trachietbrokken samengekneed. Zoowel deze
als de sterke stroom maken het voor de prauwen zeer bezwaar-
lijk om uit de hoofdrivier in die van Madioen te komen. In de
rivier zelve ziet men hier en daar gasbellen opstggeu, die de
») Vgl. D. n, bl. 28.
*) De Yaynes ran Brakel, Verdediging van Ked. Ind., bL 846.
Digitized by VjOOQIC
727
plaats van kleine welleoi met zoutaobtigen emaak, aanwijzen ')•
Aan den oever prijkt op het punt der yereeniging hoog en breed-
getakt geboomte , waaronder zitbanken geplaatst zijn , die aan de
Europeesche bevolking van Ngawi eene aangename rustplaats
aanbieden.
Yoor 't overige heeft Ngawi niet veel bgzonders. De plaats is
ruim en goed aangelegd en heeft een groote aloen-aloen, waar-
aan de woning van den Adsistent-resident, de dalem van den
Regent, de steenen met een ringmuur omgeven gevangenis,
eenige pakhuizen en de voornaamste Europeesche woningen lig-
gen. Deze aloen-aloen ligt in het zuiden van Ngawi, op een kwar-
tier afstands van het fort. De ruimte tusschen beide, geheel tus-
schen den bochtigen rechteroever der S&1&- en den niet minder
kronkelenden linkeroever der Madioen-rivier besloten, is door
Chineesche en inlandsche kampongs en verspreide Europeesche
woningen aangevuld.
Noch Ngawi zelf, noch zgne omstreken, kunnen eenige aanspraak
maken op schoonheid. Poerw& Lel&n& noemt Ngawi het slechtste
regentschap van geheel Java, en inderdaad is de geheele streek
dor en onvruchtbaar, terwijl de warmte er zeer drukkend is.
Men vindt op Java weinig reden den offider of ambtenaar te
bengdeui wien Ngawi als standplaats is aangewezen. Een uit-
zondering zou men wellicht moeten maken voor den hartstochte*-
Igken jager, die de gevaren niet schroomt aan de jacht op tijgers
en wilde zwgnen verbonden; want aan deze dieren zijnNgawi's
omstreken buitengewoon rijk. Tusschen het kalkgebergte op de
Bembangsche en Samarangsche grens, om welks zuidelgken voet
zich de rivier van 8&I& kronkelt, en de noordelijke en noordwes«
telijke hellingen van den Lawoe, ligt eene streek waardoor, op
eenigen afstand ten zuiden der rivier, haren loop volgende doch
hare bochten afsnijdende, de postweg van Ngawi naar Soerakarta
gaat. Hg voert door de districten Sepreh en Gendingan, langs
de desa's Ngali, B&g&, Gendingan en Poelei, en bereikt op 24
palen afstands van Ngawi de Soerakartasche grens ')• Yooralin
') Janghahn, Reisen. 888 t.; Jaya, n. 422. *) Zie verder bl. 693.
Digitized by VjOOQIC
728
de Dabijheid van die grens en tot dicht bg Sragen , in het noord-
oosten, noorden en noord-noordwesten van den Lawoe, loopt die
weg door heete, droge en dorre wildernissen van alang-alang en
glagah, waaruit hier en daar verstrooide of tot kleine groepen ver-
eenigde, lage en kromgegroeide wondboomen; vooral Bntea fron-
dosa ') en Teotona grandis '), opschieten. Dicht bg Ngawi is de
bodem minder dor, zoodat het geboomte dichter staat en hooger
rgst en hier en daar door sawahs wordt afgewisseld; over het
algemeen echter is deze streek, die gedeeltelgk zelfs wel eens door
den naam van „het tggerbosch^ wordt aangeduid, onherbergzaam
en woest en het geliefkoosd verblgf van tijgers , die men er soms
zelfs op klaarlichten dag ziet rondloopen, terwgl men op vele
punten tijgervallen tot zelfs in de onmiddellgke nabijheid van den
weg kan opmerken. Ofschoon deze streek over het geheel arm
aan water is , hebben vele ontginningen in de laatste jaren ge-
loerd, dat oordeelkundige leiding en verdeeling van den voorhanden
voorraad groote verbetering van den toestand kan aanbrengen.
De ergste tafereelen van de verschrikkingen van dezen weg vindt
men dan ook in reisverhalen die reeds eenige jaren oud zgn, en
wij mogen gerust aannemen, dat de tgd steeds nader komt waarin
men er slechts aan gedenken zal, wanneer men van het verle-
dene gewaagt '). Dat in het district Gendingan een bron van
aardolie, en in het district Sepreh minerale bronnen, met water
van ziltigen bitterachtigen smaak, gevonden worden , verdient als
bgdrage tot de kennis van den Lawoe in het voorbijgaan ver-
melding ^).
De watermassa die de S&l&-rivier bg Ngawi uit deBengawan
Madioen ontvangt^ is zeker niet vreemd aan de veranderde
richting, op dit punt door haren loop aangenomen, en aan de
kracht die haar in staat stelt, een weinig ten noorden van
I^gawi door het kalkgebergte heen te breken en de aangrenzende
residentie Rembang te bereiken. In meer noordoostelgke richting
>) De ploso-boom. Zie D. I, bl. 143. *) De 4jati-boom.
») Junghuhn, Java, II. 421 vv., 623 yt.; T. v. N. I VU. 3. 121; d'Al-
meida, Life in Jaya, n. 32 yy^ Buddingh K. O. L, I. 343.
*) N. T. Y. N. I. XX. 193.
Digitized by VjOOQIC
729
gaat van Ngawi een weg naar Bembang, die reeds op 5{ paal
van die hoofdplaats de grens van Madioen raakt. Op weinige
minuten van die grens ligt de post Kedawak, door de zandsteen*
groeven in de nabijheid bekend ').
Wanneer men van Ngawi naar Eediri den postweg wil volgen,
moet men over de ons reeds bekende plaatsen Foerw&^^l on
Maospati naar Madioen en vandaar over Nglames, hoofdplaats
van het district Bagi, naar Tjaroeban gaan. Ongeveer parallel
met den postweg loopt een andere zijweg meer rechtstreeks naar
Maospati. Deze gaat langs den rechteroever der 8&l&-rivier naar
Eandangan, het tegenwoordige hoofddorp van het district Dero,
en sngdt de rivier bij de desa Fendem. Doch op beide wgzen
bereikt men Tjaroeban slechts langs een groeten omweg. Yeel
korter is de zgweg die zich, 1^ paal ten zuiden vanKgawien2
palen voordat men te Eandangan komt, van laatstgemelden weg af-
zondert, en oost-zuidoostwaarts door het district Dero, later,
na het Madioensche district Tjaroeban bereikt te hebben, van
Moening af met zuidoostwaartsche strekking , naar de voormalige
regentschaps-hoofdplaats Tjaroeban gaat. Al deze wegen loepen
door de vlakte en bieden niet veel meer dan het gezicht op
sawahs, dat, hoe aangenaam ook, op den duur wat eentonig
wordt; maar bg Tjaroeban verandert het tooneel, daar hier uit-
gestrekte djati wouden een aanvang nemen , die het golvend terrein
tuBSchen den Wilis ten zuiden en den Pandan ten noorden be-
dekken. Deze laatste is een kleine vulkanische berg, die zich,
nabij het punt waar de grenzen van Madioen , Eediri en Rembang
samenkomen, midden uit het kalkgebergte tot eene hoogte van
900 meters verheft Yan alle zijden rgzen de hellingen gelijkma-
tig op naar zgn bolvormige kruin, maar zij zijn het meest naar
de westzgde verlengd. Hg ligt te midden van de diepste een-
zaamheid der wouden en is zelf van zgn voet tot zijn kruin met
dicht bösch bedekt. Aan zgne noordoostzijde bevindt zich een
solfatara. Over de Hindoebeelden , overblgfselen van oude muren
en fossiele zoogdierbeenderen die op en om dezen berg gevonden
') Zg staan aangeduid op de kaart vaü Jnnghnhn ; maar of er nog heden
steen gebroken wordt, kan ik niet bepalen.
Digitized by VjOOQIC
730
2iJD, U reeds elders in dit werk gesproken '). Op zgne kruin
verrijzen nevens elkander twee toppen, waarvan de eene seer
steil en misschien nog nooit beklommen is , de andere eene kleine
vlakte draagt^ die waarsobynlyk door menschenhanden is geëf-
fend. Op die vlakte vindt men een tweearmig beeld, 2| voet
hoog, zonder versierselen en in boogst indecenten stand; som-
mige doelen die van bet lichaam zijn afgeslagen zgn er later
weder aangeveegd '). De bevolking noemt het beeld Ejahi Derpl
en hondt het, zegt men, voor een priester die om zgneontnch-
tige levenswgze in steen werd veranderd ').
De bosschen waardoor de wegnaarEediriloopt, bedekken een
als baren golvend terrein, dat uit eene dikke laag of bank van
afgeronde blokken trachiet en traohiet«lava bestaat, diednidelgke
sporen van wrgving vertoonen. Junghnhn hield zich overtuigd , dat
zij eenmaal door de zee bedekt moeten geweest zgn, en daardoor
den vorm van rolsteenen gekregen hebben. Enkele onbedoidende
posten liggen eenzaam in deze wouden, totdat men, op 10 {palen
afstands van Tjaroeban, de grens van Kediri, en { paal verder,
den post Wilangan in het regentschap Berbek bereikt. Hier verhef-
fen zich de baren der rolsteenen tot ware heuvelen en zg gelgken
een stroom die regelrecht van het middelste juk van den Wilis
afdaalt Maar nu is ook het einde der groote rolsteenbank en
der golfvormige oneffenheid van den bodem bereikt Bg Bagor,
hoofdplaats van het district Gtemenggeng, 8^ paal voorbg Wi'
langan gelegen, komt men in een vlak en vruchtbaar land, en het
vale grijs der djati- wouden wordt door groene sawahs vervan-
gen. Yier en een halven paal voorbg Bagor, bg Ngandjoek,het
hoofddorp van een gelijknamig district, splitst zich de weg. De
groote of postweg, die naar de hoofdstad Eediri gaat, wendt zich
nagenoeg recht zuidwaarts; de andere weg gaat bgna recht oost-
*) D. I, U. 112, D. II, U. 109, bg weUse plaats vooral ook de «Yorbete-
ringen* zgn te raadplegen. Zie overigenB over de foBsiele beenderen K. T.
V. N I. XVI. 70, XXVIII 394 en XXIX. 468.
*) Bramund in Yerh. y b. Bat. Gen. XXXIU. 216
>) KuBsendrager , Java, 261. Die scbrgver maakt het beeld 12 voet boog,
en ▼• d Aa, Ned. O. I , lY- 202, vond dit nog niet genoeg en maiJcte er
12 el 8 palm van.
Digitized by VjOOQIC
731
waarts door het smalle noordelgke gedeelte der Residentie , loopt
eerst door sawahs, daarna door bosch, en doet geene plaatsen van
eenige beteekenis aan totdat hiji op 15} paal Tan Ngandjoek, de
gewichtige plaats Eert&8&n& bereikt, aan de Brantas en zeer nabg
de grens van Eediri met Soerabaja gelegen.
Wij Tolgen den weg zuidwaarts^ 3i paal ?er, tot Lotjeret,
waar zioh yan den postweg rechts een tak afzondert , die ons, na
2{ paal, in de regentschapshoofdplaats Berbek brengt. Deze plaats
is net aangelegd en door een broeden hoofdweg en eenige dwars*
wegen doorsneden en is bekend door haren druk bezochten pasar.
Zg ligt in een bekoorlgke vallei , tusschen de noordoostelgke rib-
ben van den Liman en den Wilis, en biedt een schoenen blik
op de dicht begroeide hellingen en toppen dezer bergen. Noord-
oostwaarts van Berbek ziet men uitgestrekte velden die voor de
£Eibriek Djati, i paal van Lotjeret gelegen, met suikerriet be-
plant zijn. Wg zullen den weg van Berbek opwaarts naar Tje-
p&k&, de districtshoofdplaats van Siwalan (3 palen) , vandaar naar
den op eene hoogte van 877 meters gelegen pasanggrahan van
Sawahan (6 palen) en verder langs voetpaden niet voortzetten , daar
wg den top van den Wilis reeds bezocht hebben en schier zijne
gansche oostelijke helling eene door vele tijgers bewoonde wildernis
is, slechts schaars door kleine desa's en kleine koffieplantsoenen
afgewisseld. Wij behoeven evenwel om de reis naar Eediri te
vervolgen , niet naar Lotjeret terug te koeren , daar een dwars weg
van 3 palen van Berbek oostwaarts ons weder op den postweg
brengt, waarna wg nog een paal hebben af teleggenomPatjeh,
de hoofdplaats van het district Godean, te bereiken. Te dezer
plaatse vindt men , gelgk op zoovele punten in de residentie Eediri,
eenige Hindoe-oudheden,*die al zeet weinig bekend zgn: over-
blgfselen van een ijandi en eenige gebroken beelden , waaronder
twee met tggerkoppen en groote starende oogen ')•
Yan Patjeh tot Eediri bedraagt de afstand nog 12 palen, die
in znidoostelgke richting, dwars door de vlakte van Eediri, worden
afgelegd. De districtshoofdplaats M&dj&r&t&, die men passeert
^) Yan den tjandi spreekt Buddingh, N. O. I., I. 387, van de beelden
d'Almeida, Life in Java, I. 803.
Digitized by VjOOQIC
732
alvorens Eediri te bereikea^ maakt met de hoofdstad bgna één
geheel uit.
De hoofdstad neemt in de meergemelde vlakte nagenoeg het
middelpunt in; zg ligt echter ongeveer 5 kilometers dich-
ter bij het kalkgebergte dat zich in het noorden over de grens
tnsschen Eediri en Rembang uitstrekt, dan bg het Zuidergebergte
dat ook door deze residentie zijnen weg langs het strand voort-
zet, maar hier zoo laag is, dat men ter hoofdplaats nauwe-
Igks zgn profiel aan den horizon geteekend ziet. De stad zelve
ligt op eene hoogte van 64 meters boven het zeevlak; denhoog-
sten top van den Wilis heeft men er nagenoeg recht in het
westen, dien van den Eeloet in het oost-zuidoosten Westwaarts,
naar den voet van den Wilis, en oostwaarts, naar dien vanden
Eeloet en de keten welke zich daaraan noordwaarts aansluit,
door Junghuhn de Loesongo-keten genoemd , gaat de vlakte, die
over het algemeen goed bebouwd en vruchtbaar is , zachtkens op-
rgzende over in eene wildernis, die, vooral aandeoostzgde,een
broeden woesten gordel vormt, waardoor de voet van den berg
van het bewoonde land wordt gescheiden. Het losse vulkanische
zand^ door den Eeloet bij verschillende uitbarstingen^ zelfs nog
in de tegenwoordige eeuw, uitgeworpen, heeft de overhand over
een uitgestrekt gebied, waaruit bevolking en cultuur schier geheel
verbannen zijn In het noorden reikt, om zoo te zeggen, de vlakte
van Eediri de hand links, om den Wilis heen, aan de vlakte
van Madioen, rechts aan die van Soerabaja, die zich tusschen het
kalkgebergte en den Ardjoeni uitstrekt. In het zuiden is zg aan
de westzijde begrensd door de in het Zuidergebergte overgaande
hellingen van den Wilis , maar verlengt zg zich oostwaarts voorbg
Blitar en Wlingi, tusschen den Eeloet en den Eawi aan de ééne
en het Zuidergebergte aan de andere zgde, om daarna, allengs
hooger rgzende, in de vlakte van Malang over te gaan. De don-
kerkleurige kleigrond, waaruit de vlakte van Madioen bestaat,
heeft hier plaats gemaakt voor een bodem uit fijn vulkanisch
zand gevormd , die echter, waar tgd tot verwering niet ontbroken
heeft, in een helder grijze klei is overgegaan, welke bg droogte
hard en korstig wordt, bij overvloedige besproeiing in een taaie
Digitized by VjOOQIC
783
modder verandert. Deze kleibodem ia echter uitstekend geschikt
voor bebouwing en vormt de schoonste rgstvelden. De lossere,
meer met humas vermengde grond, die gevonden wordt waar de
bosschen eerst in later tgd zijn weggeruimd, is meer geschikt
voor de koffieteelt, die in deze Residentie, bij uitzondering, in de
▼lakte gedreven wordt Toen Eediri in 1830 onder het Neder-
landsch Qouvemement kwam, heeft men, om het zeer boschrijke
en schaars bevolkte gewest zoo spoedig mogelgk productief en
welvarend te maken, in verband met het aanleggen van groote
wegen, de bosschen op groote schaal opgeruimd en herschapen
in aanplantingen van koffie, die er, hoe heet deze vlakte ook zijn
moge, onder de schaduw der dadapboomen vrg welig en krachtig
tieren, al vormen zij niet zulk een lommerrgk bladerengewelf
als in de koeler en vochtiger bergstreken. De gemiddelde jaar-
Ijjksche temperatuur is in deze vlakte slechts weinig beneden
die der plaatsen^ aan Java^s noorderstrand, maar het verschil van
warmte in den natten en drogen moeson is er sterker uitgedrukt.
Wegens de meerdere droogte van den bodem is er het verblijf
gezonder en wordt men er door geen muskieten gekweld, maar
lastig is de zuidenwind, die er bg helder weder bgna zonder
tusschenpoozen waait, en te sterker en onaangenamer wordt,
naarmate de droogte langer aanhoudt *).
De vlakte van Eediri wordt van het zuiden naar het noorden
doorsneden door een breede, schoone, voor kleine schepen bevaar-
bare rivier, die bij de Europeanen algemeen onder den naam van
de Eali Brantas bekend is, maar bg de inlanders, als zoovele
andere, verschillende namen draagt in de verschillende gedeelten
van haren loop. Onder den naam van Eali Brantas betreedt zij,
van de hoogvlakte van Malang komende, de residentie Eediri
tusschen de zuiderhellingen van den Eavri en het Zuidergebergte
en stroomt eerst west-, later meer noord westwaarts, tot Ngoe-
djang, 17i paal van Eediri, waar haar loop een noord waartsche
richting krggt. Yolgens sommigen wordt zij hier ook wel Eali
Ngoedjang genoemd, welke naam echter weinig gebruikelgk
I; Janghnhn, Java, U. 626; A^rdr. en Stat Wdbk. vanN I., art. Koffie,
bl 212.
Digitized by VjOOQIC
734
is *). Een weinig lager^ bij Slarang Re4j&^ hoofdplaats van het dis-
trict PakoentjèD, vereenigt aij zich met hare yoornaamste zgri-
vier, die bij een lastige verscheidenheid van namen bekend ia
en nu eens Kali Ngr&w& , dan eens Eali Toeloeng Agoeng , dan
weder Eali Bening genoemd wordt, soms ook verward wordt
met de Eali Bend& of Eali Trenggalek, die eigenlijk een sgtak
van haar is waarmede zg zich eenige palen boven Toeloeng
Agoeng vereenigt, voorts in haren bovenloop tot hare vereeni-
ging met de Eali Bend& ook Eali Tjampoer wordt geheeten, ^n
eindelgk, vooral bg oudere schrjjvers, van haren oorsprong af de
rivier van Eediri genoemd en dan als de eigenlgke hoofdrivier
beschouwd wordt, die, zooals men zich uitdrukt, bg Ejurang
Redj& de Brantas opneemt. Yoor dit laatste pleit dat werkelgk
de rivier, wanneer wij haar als de voortzetting der Brantas besohou.
wen, na de vereeniging aanmerkelgk van richting verandert, maar
daarentegen de noord-noordoostelgke strekking van de Eali
Ngr&w& in haar geheelen verderen loop door de Residentie blgft
behouden. Doch de Eali Brantas, die bij de vereeniging reeds een
veel langeren loop achter zich heeft, moet niettemin, naar onze
Europeesche wjjze van zien , als de eigenlgke hoofdrivier beschouwd
worden. En dit is dan ook thans bij onze geografen algemeen
in zwang, terwgl de naam „rivier van Eediri^ slechts op vage
wgs als een synoniem van den naam Kali Brantas, althans in
haren middenloop, beschouwd wordt.
De Eota Eediri ligt hoofdzakelgk op donrechter' of oostelgken
oever der rivier. Alleen het residentiehuis, de bureaux en pakhui-
zen , het fort of blokhuis en eenige der voornaamste Europeesche
huizen liggen aan den linkeroever, en wel aan den groeten weg
langs welken wg de stad binnenkomen, en die hier met lommer-
rgk geboomte is beplant en een schoon uitzicht biedt op den
Wilis. Tegenover het blokhuis ligt over de rivier eene brug van
165 meters lengte, zeker eene der langste van Java. De rivier
heeft een snellen stroom en hare bandjirs hebben meer dan eens
>) Zie Bigg, Tour from Sourabays throngh Kediri enz., in Jonrn. of the
Ind. Arohip. III. 202. Volgens dien schryver zou de ririer den naam van
Eali Ngoe^jang dragen van de grenzen ran Malang af.
Digitized by VjOOQIC
736
aan de brag groote schade toegebraoht Bg de uitbarsting van
den Eeloet in 1848 werden de palen waarop zg rustte, althans
in het midden, door de mei tak en wortel medege voerde zware
boomstammen geheel vernield. Men heeft toen de in stand ge-
bleven ^eelen met elkander verbonden door een soort van hang-
brug van gevlochten bamboe, die echter slechts als noodbrug
moest dienen, en in 1856 is een aanvang gemaakt methetbou-
wen eener steenen brug met n^en bogen, die, bg gebrek aan
werkvolk, jaren lang onder handen is geweest, zoodat ook de
houten brug moest worden in stand gehouden ').
Het residentiehuis is fraai en ruim; of in den aangrenzenden
tuin de verzameling van Hindoebeelden, door verschillende oude-
re reizigers vermeld, nog gevonden wordt, durf ik niet bepalen ,
daar zooveel van dergelgke zaken in den laatsten tgd naar Ba-
tavia vervoerd is ')• De beelden waren allen klein, slechts twee,
hoogstens drie voet hoog; een Boeddha-beeld, een nandi en de
kop van een naga of slang stonden daar vreedzaam naast el-
kander. Een kwart paal ten zuidwesten van het residentiehuis
staat op een kleine droge plek te midden der sawahs en onder
de schaduw van een prachtigen waringinboom een groep van
drie Hindoe-beelden, waarvan het voornaamste, een mannelgke
godheid voorstellende, zes voet hoog en onder den naam van
Artj& Goeroe, het beeld van den leermeester, bekend is. De beide
andere, uit hetzelfde steenblok gehouwen , zgn vrouwelgke figuren
aan weerszijden van het hoofdbeeld geplaatst en nauwelgks tot
aan zgne heupen reikende. Men gist dat het mannelgke beeld een
Yischnoe moet voorstellen, maar het is zeer geschonden. Het
beeldhouwwerk is niet zonder verdienste, schoon het onderdoet voor
dat van Prambanan. In de nabijheid liggen ook eenige Mohamme-
1) Van Wales in T. y. If. I. 1874, II. 472; Bigg t.a.p. bL,89; Bleeker
in T. T. N. I. 1850, I. 168 (waar 260 voet naar ik vermoed een drakl<mtis
Toor 560 Yoei); Bnddingh, N. O. L, 1.860; d'Almeida, 1,290; Aardr. en Stat.
Wdbk. art. KediH; Kol. versl. voor 1856, Bgl. I, bl 47, 1857, BgL I, bl.
46, 1858, BgL L, bl. 118. Uit de latere regeeringsvsralagen blgkt niet doi-
deljjk of de bogenbmg ooit is gereed gekomen.
*) Zg waren aanwezig toen d'Almeida omstreeks 1863 Kediri bezocht. Life
in Java, IL 291.
Digitized by VjOOQIC
786
daantohe grayen, en de inlanders toonen door de offers die se
hier brengen, dat de plaats in hunne oogen heilig is ')•
De brog overgaande vindt men aan de oversgde der rivier nog
een paar Europeesche bnnrten en de begraafplaats voor Euro-
peanen in het noordelyk deel der kota; voorts het Chineesche
kamp, grootendeels uit steenen huizen bestaande, in haar noord-
westelijk deel, en in het zuiden de fraaie aloen-aloen met den
dalem van den Regent en wat daar verder bg behoort De ove-
rige ruimte der kota wordt aangevuld door de woningen en erven
der inlanders, die hier meestal door muren van gebakkensteen,
en slechts bg uitzondering door heiningen van gevlochten bam-
boe omringd zgn. De wegen die deze woningen in groepen ver-
deelen, zgn recht, breed, goed onderhouden en met fraaie
tamarinde-boomen beplant. Aan den hoofdweg ligt nog in het
midden der stad een merkwaardig monument, bekend onderden
naam van Astana gedong. Het is een oude begraafplaats voor
de familie der Regenten van Eediri. Men treedt haar binnen door
een poort, die uit regelmatig gehouwen trachietblokken is opge-
trokken, waarschgnlgk van oude Hindoe-tempels af komstig. Bin-
nen de poorten ziet men den 8 il 10 voet hoogen , van eene niet
zeer harde witte steensoort opgetrokken onderbouw van eene
moskee die lang verdwenen is. De steenen zgn met groeven en
rosetten bewerkt, maar op vele plaatsen geheel weggebrokkeld.
Achter dit overblgfsel der moskee liggen een aantal graven, door
de bekende kambodja-boomen ') beschaduwd. Eenige der voor-
naamste zgn beschut door een overbouw van planken huisjes,
die zorgvuldig worden gesloten gehouden ').
Er is te Eediri veel vertier door de prauwen die de gemeen-
schap met Soerakarta onderhouden en de druk bezochte pasars ,
waarop de tabgke Chineezen de voornaamste rol spelen.
Gelgk in Eediri overblgfselen uit den Hindoetgd overal de
aandacht van den reiziger tot zich trekken, zoo nemen ook onder
1) Rigg, t. a. p., bl. 197 i Jonghuhn, Java, U. 635.
') Zie D. I , bL 645.
') Rigg, t a. p., bl 199; Raffles, Java, II. 88. Het is eene verkeerde
voorstelling van Buddingh , N. O. I., I. 829, de Astana gedong eenvoudig
eene uit de steenen van onde Hindoetempels opgetrokken moskee te noemeOt
Digitized by VjOOQIC
73?
de merkwaardigheden van den omtrek der Eota de tempelgrotteü
van Sel& Mangling de eerste plaats in. Maar hoe belangrgk z^
ook zgn mogen , mgne ruimte yerbiedt mg er meer yan te zeggen
dan reeds vroeger in dit werk is aangeteekend '). Alleen wil ik
nog met een paar woorden aanduiden waar zg te yinden zgn.
Een rechte weg gaat yan het residentiehuis westwaarts en brengt
den reiziger ; nadat hij nog geen drie palen dwars door de sawahs
heeft afgelegd I aan den yoet van een 475 meters hoogen heuvel ,
den Goenoeng Elotok, die geheel met bosch is bedekt en zgn
naam, naar men zegt, ontleent aan de overeenkomst zgner ge-
daante met de houten klokjes die om den nek der karbouwen
gehangen worden. Werkelijk kan hij, vooral bg maanlicht gezien ,
de gedachte aan zulk een klokje opwekkeu, en een kleine ver-
hevenheid die in het midden tusschen zgne breede schouders ver-
rijst, neemt daarbg de plaats in van dat gedeelte, waardoor het
koord wordt gestoken. De Goenoeng Elotok is een dier voorber-
gen die overal bij de vulkanen van Java kunnen worden opge-
merkt, en ontmoet aan zijne westelijke helling spoedig de ribben
die van den hoofdberg, den Wilis, afdalen. Aan den voet van een
rotsigen stellen wand, waarachter de top van den Goenoeng Elotok
zich vertoont, vindt men een door kunst vlak gemaakt plekje,
waarop eenig beschadigd beeldhouwwerk wordt — misschien moest
ik zeggen: eertgds werd — aangetroffen, dat naar allen schijn uit
de grotten afkomstig is. Yan dit terras kan men door het dichte
kreupelhout over een hobbeligen rotsgrond opklimmen tot de beide
openingen die den ingang tot de grotkamers vormen ^.
Wij keeren van dezen uitstap naar de grotten terug naar de
Eota Eedirii om thans den groeten weg zuidwaarts te volgen,
die , niet ver van den rechteroever der rivier en daarmede nage-
noeg evenwgdig, naar het boven reeds genoemde Ngoedjang
voert. In dezelfde richting en vlak langs den genoemden weg zal
de geprojecteerde spoorweg loepen, diO; zoo wg hopen, binnen
weinige jaren Eediri met Toeloeng Agoeng en vandaar met Bli-
tar, dus met de hoofdplaatsen der beide zuidelijke afdeelingen zal
*) D. II, bl. 106. *) Rigg, t. a. p. 193; Janghnhn, Java, II. 681.
ra. 47
Digitized by VjOOQIC
738
verbinden, evenals hg noordwaarts, den loop van de rivier en van
den daarlangs aangelegden postweg naar Soerabaja volgende, ook
aan Eediri eene snellere gemeenschap met Eert&s&n&i de belangrgkste
plaats in de vierde afdeeling, verzekeren zal. Den weg zoidwaarts
inslaande bereiken wij, op 7} paal a&tands van de stad, Ngadiloewih,
thans officieel Poerw&kert& genoemd, de hoofdplaats van het dis-
trict Djambéan^ en tien palen verder Ngoedjang, dat om geen
andere reden onze aandacht verdient, dan om zgne ligging aan een
belangrijken driesprong. De weg splitst zich hier in een tak die,
met de tot dusverre gevolgde richting bgna een rechten hoek
vormende, oostwaarts naar Blitar gaat, en in een tak die, de
vroegere richting voortzettende en de Eali Brantas sngdende, na
nog 4i paal Toeloeng Agoeng bereikt. De brug die ons hier over
de rivier voert, verdient de aandacht als de eerste en misschien
de beste Amerikaansche brug die op Java gemaakt is. Zg was
het werk van een jong ingenieur, 8. E. Hein, die hare vol-
tooiing slechts korten tgd overleefde. Zg draagt aan hare beide
uiteinden het cijfer 1843 als het jaar der stichting, maar terecht
merkt de heer Bigg t)p; dat men daarnevens den naam van den
bouwmeester had behooren te plaatsen. Doch men heeft in de In-
dische ambtenaarswereld niet veel begrip van het ^honos alit artes',
en vooral in ondergeschikte betrekking mag men er zelden veel
eer van zijn werk genieten ; en moet men die overlaten , hetzg
aan zgn chef, hetzij aan het abstracte begrip van een corps waar-
toe men behoort. De brug is 46 schreden lang en 5jt breed ')
en vormt als het ware een koker of tunnel van traliewerk, die,
ofschoon zwak en broos voor het oog, inderdaad door de wgze
waarop de drukking is verdeeld, een groot weerstandsvermogen
bezit. De rivier is op deze plaats, waar de Brantas den groe-
ten toevloed der wateren van de Eali Ngr&wS nog niet opgenomen
heeft, slechts 40 voet breed. Hare bedding is zelfs op de diepste
1) Volgens Rigg. p. 201. Jungbuhn, Java, II. 637, schat hare lengte slechts
op 60 Toet. Misschien schyut dit meer in oyereenstemming met de geringe
breedte der rivier, maar Bigg merkt nitdmkkeljjk op, dat de brug zich aan
beide zgden ver voorbij den oever uitstrekt, zoodat de rivier ruimte heeftom
bg hoogen vloed buiten hare oevers te treden, zonder schade aan do brug
te veroorzaken.
Digitized by VjOOQIC
789
^aatsen louter in een bodem van ynlkanisch zand uitgespoeld ,
zonder dat zich een spoor yan rotsen of vaster gesteente yertoont
Toeloeng Agoeng is de hoofdplaats yan het regentschap NgrSlw&
en tevens van de afdeeling van dien naam, die ook het regent-
schap Trenggalek omvat. Aan de uitgestrekte, met gras be-
groeide, door prachtige waringins beschaduwde aloen-aloen,
verrijst, behalve den dalam van den Regent, ook eene nette wo-
ning voor den Adsistent-resideni Ook verdient hier opmerking het
mime en uitmuntend ingerichte steenen schoollokaal, dat op eigen
kosten der hoofden is gebouwd. Al de andere gebouwen die om
de aloen-aloen staan, zijn goed gewit en zorgvuldig onderhouden ,
zoodat^ men van de plaats een aangenamen indruk krijgt,
die niet weinig verhoogd wordt door haren groeten en druk be«
zochten pasar '). Deze plaats ligt aan de Eali Ngrawa, over wier
verschillende namen en vereeniging met de Eali Brantas ik reeds
vroeger gesproken heb. Zg ontspringt in den zuidoosthoek der
residentie; heeft aanvankelgk een sterk kronkelenden loop , gaat
door de diepe en vischrijke Bawa Bening, wier helder water zij
gedeeltelijk afvoert, en vereenigt zich tusschen Tjampoer darat^
de hoofdplaats van het district Wadjak, en het langs den gewonen
weg negen palen daarvan verwgderde Toeloeng Agoeng, met de vrg
belangrgke uit het westen komende Eali Bend& of rivier van
Trenggalek. Het gemelde Tjampoer darat, dat zelf ook wel eens
Wadjak genoemd wordt, ligt, op eene hoogte van 100 meters , aan
den rand van het Zuidergebergte, dat hier plotseling de vlakte af-
breekt. Het gebergte van Wadjak verdient een bezoek, zoowel
om de schoone natuurtooneelen die het oplevert, als om de Hindoe-
oudheden die er gevonden worden en die, voor zoo ver bekend
is, uit een paar grotkamers en de overblgfiselen van vier of vijf
van den gewonen bouwtrant nog al afwgkendeHijandi's bestaan ').
Wij zullen van ons verblijf in deze streken gebruik maken om
ook enkele belangrijke punten van het regentschap Trenggalek
te bezoeken, dat zich, volgens Poerw& Lel&nfi, van alle andere
») Buddingh, N. O. L, I. 333; van "Walea in T. v. N. I. 1874. II. 459,
welke sohrgyer ook de negari NgrHwft noemt. Orer den pasar ygl. boren D.
I, bl. 335. *) Reeds met een woord yermeld D. II, bl. 106.
47*
Digitized by VjOOQIC
740
Kediriaohe regentschappen gunstig onderscheidt door welvarende
desa's, fraaie erfen en zeldzaamheid van misdrgveni alles ten
gevolge der hier algemeene onthouding van het opiumschmyen ,
die het G-ouvernement ook genoopt had dit regentschap voor den
opiumpachter te sluiten. Of, sedert de loslating van het stelsel der
verboden kringen, voor Trenggalek die gunstige toestand ge-
bleven is, durf ik niet bepalen; zeker is het dat de residentie
Eediri in het algemeen door haar groot aantal opiumschuivers
berucht is.
Wg slaan van Toeloeng Agoeng den weg westwaarts in naar
het vier palen verwijderde Ejtlangbret, het hoofddorp van een
gelijknamig district, dat nog tot Ngr&w& behoort, en een belang-
rijke marktplaats. Yan hier gaat de weg zuidwestwaarts naar
Doerenan, hoofdplaats van het district Pakis, en overschrgdt, op
den afstand van 8 palen , eerst de grens van Trenggalek en
daarna de Kali Bend&, aan welker tegenoverliggenden of rechter-
oever Doerenan, ook Pakis genoemd, gelegen is. Yanhieraf
volgt de weg, in west-noord westelgke richting, den loop van de
Eali Bend&, die zich kronkelend slingert om den voet van den
Tj&ndr& Gëni *), den zuidelgken voortop van den Wilis. De kof-
fiecultuur, diO; schoon nog niet geheel uit de vlakte verbannen ,
toch daar zelden meer die aaneenschakeling van plantsoenen
van tuin- en boschkoffie vormt waarvan vroegere reizigers ge-
wagen, is ook in Eediri meer en meer langs de hellingen der
bergen opgestegen, en heeft vooral dat zuidelgke voorgebergte van
den Wilis bijna geheel ingenomen. De weg blgft in de onmid-
dellijke nabgheid der rivier tot Nglemboe, hoofdplaats van het
district Goenoeng Lor, om vandaar in westelgke richting dwars
over te steken naar eeti uitlooper van het Zuidergebergte, die
hier het dal der Eali Bend& aan de andere zgde begrenst. Daarop
wendt hg zich noordwaarts, overschrgdt de rivier en brengt ons
aan hare overzgde na weinige minuten te Trenggalek, dat weder
tusschen een paar ribben van het Wilis-gebergte, op een hoogte
van 100 meters boven de zee, gelegen en vanNglemboeöipaal,
O Kamelgk den TjSudr& Qëni der topographiBche kaart, niet dien van
Jonghuhn. Zie bl. 720, noot 2.
Digitized by VjOOQIC
741
van Toeloeng Agoeng in het geheel 21 i paal verwgderd is. Treng-
galek heeft, behalve zgne schoone ligging, niets opmerkelgks dan
zijn belangrgken pasar. Onzen weg vandaar naar de Madioensche
grens vervolgende, bereiken wij die na nog 8 palen te hebben
afgelegd. Een halven paal voorbij het grenspant ligt Balong, van-
waar de afistand tot Panaraga over Sewoe, Ardj&winangoen en
Ngotok nog 18} palen bedraagt. Nemen wij daarbg van Kediri af den
weg die langs den linkerover der Kali Brantas naar Pakoentjen en
vandaar rechtstreeks naar Ealangbret voert, dan beschrgven wij
een vrij onregelmatigen halven cirkel, die den ganschen zuidelij-
ken voet van den Wilis omringt De geheele weg is voor rijtuigen
geschikt en zijne gezamenlijke lengte bedraagt 61| paal.
Het schoonste en schilderachtigste gedeelte van de regent-
schappen Trenggalek en Ngr&w& vormt de rotsige zuidkust, diep
ingesneden door een aantal baaien, waarvan de Soembreng- , Prigi-
en Oemak-baai de voornaamste zijn. De Soembreng-baai ligt
het dichtst bg Madioen en is de eerste van eenige beteekenis
na de vroeger beschreven Panggoel-baai. Dan volgt de Prigi-
baai, ook Sog&r& Wedi of Zandzee geheeten, die aan beide
zgden , . maar vooral aan den westkant , door ver in zee rei-
kende en in grillige hoeken en spitsen nitloopende voorgebergten
begrensd is. De Soembreng- en Prigi-baai hebben veel over-
eenkomst met de vroeger beschreven baaien in Patjitan, daar
zg beide in een alluviale, met sawahs bedekte vlakte over-
gaan; doch die van Prigi mist een rivier. De Gemak-baai, die
zich in schoonheid met de beide andere niet kan meten , is slechts
door het in Oedjoeng Siroei eindigende voorgebergte van die
van Pngi gescheiden en is geheel door rotsen omzoomd ').
Wij zullen, eer wg deze streken verlaten, aan de Prigi-baai,
die voor de schoonste gehouden wordt, een vluchtig bezoek bren-
gen^ en kiezen als punt van uitgang Doerenan (Pakis), aan
den weg van Toeloeng Agoeng naar Trenggalek. Yan genoemd
punt in zuid-zuidwestelgke richting den weg naar Bandoeng
O Van Wales in T. r. K. I. 1874, IL 429 v.; Eussendrager, Java. 266;
Boorda r. Eysinga , Ld. en Yk. UI. 8. 383 ; Buddiogh , K. O. L, I. 334 v.
VgL D. I, bL 39.
Digitized by VjOOQIC
742
Tolgende, bereiken wg weldra het Ngr&w&sohe district Tuiggoel,
waarvan thans Bandoeng het hoofddorp is. Deze plaats ligt aan
de Eali Kgr&w&, een weinig ten noorden van de Rawa Bening ,
4 palen van Pakis , 5 van Tjampoer darat en 4| van Sripit. Wg
rijden door naar het laatstgenoemde dorp, verlaten daar oneen
wagen en leggen te paard eenige palen langs moeilgke bergpaden
af, totdat wij de vlakte bereiken waarin, dicht aan het strand, het
dorp Prigi of Eetawang, 8 palen van Sripit, gelegen is. Het is
gebouwd aan het meest beschutte oostelgke deel der baai en
heeft aan het strand een zeer goeden pasanggrahan en eenige
pakhuizen, terwgl een over de branding geslagen hoofd aan
de schepen gelegenheid geeft in de nabgheid van het dorp te
ankeren en de producten der residentie af te halen.
De Prigi-baai bestaat eigenlgk uit twee afdeelingen, geschei-
den door een ronden, zacht getanden landhoek, waarop de 496
meters hooge rots Eoemb& Katuo zich verheft. De eigenlgke
Prigi-baai, die tot dusver beschreven werd, dringt noordwaarts
in; de andere, die Damasbaai genoemd wordt en mede een kleine
strandvlakte heeft , die door het riviertje KaU Damas wordt door-^
sneden, dringt westwaarts vooruit, maar schgnt, daar zg naar het
oosten geheel openligt, voor de scheepvaart van minder waarde
te zijn. Waar de voorgebergten die beide baaien gezamenlgk in-
sluiten, elkander het dichtst naderen , laten zg slechts eene ruimte
van 3| kilometer vrij; maar wanneer men van het strand der
baai naar buiten staart, wordt de blik nog onderschept door on-
derscheidene, op grooteren of kleineren a&tand van haren ingang
gelegene rotseilanden ; waarvan Poelo Anakan en Poelo Solemo
door vogelnestgrotten zijn gekenmerkt
Men kan zich gemakkelgk voorstellen welk een rgke en be-
koorlijke verscheidenheid van kleuren en tinten, van vermenen
Ignen, die afwisseling van land en water, van vlakte en bergen ,
van kust en eilanden; van grauwe rotsen en groene sawahs, van
huizen en schepen moet opleveren; hoe liefelgk de aanblik moet
zgn , wanneer bij helderen hemel de blauwe gladde waterplassen
als gepolgst staal in het zonlicht glimmen , omringd door groe-
nende heuveltoppen, van wier kruin boomen en struiken hun
Digitized by VjOOQIC
743
een Triendeljjken groet toewaiven ^ terwijl ook de zee niet verzuimt
hare statige golven met hooge witte kammen en pluimen te
tooien; hoe trotsch en overweldigend het schouwspel moet wezen,
wanneer, bg onstuimig weder, de loeiende^ peillooze oceaan zijne
bergenhooge baren met titanenkracht tegen de met de kust even-
wgdig loopende bank werpt, zoodat zg als met den knal van
een kanonschot uit elkander stuiven. Vooral moet het heerlijk
zijn dit trotsche tooneel gade te slaan van eene hoogte vanwaar
men het in al zijn omvang en 'rijkdom kan overzien. Gelegen-
heid daartoe is zeker in den omtrek der Prigi-baai ruimschoots
te vinden, en de vriend der natuur zal ze niet verzuimen, al geldt
er in hooge mate het woord van den dichter, dat de Goden aan
den mensch niets goeds hebben geschonken dat hij niet betaalt
met zijn zweet
Wij koeren terug tot Ngoedjang en kiezen thans den weg
oostwaarts naar Blitar, die, op een aanvankelijk geringen, maar
allengs toenemenden afistand, den rechteroever der Eali Brantas
volgt, terwijl daarentegen de geprojecteerde spoorweg van Toe-
loeng Agoeng naar Blitar aan den linkeroever zal blijven tot hij
bij de halte Kademangan zich noordwaarts wendt , de rivier over-
gaat en weldra Blitar aan de zuidzijde bereikt. Over een aan-
merkelijken afetand maakt de Eali Brantas hier de grens uit
tusschen het Blitarsche district Srengat ten noorden en het Ngr&-
w&sche district Ngoenoet ten zuiden. De hoofddesa Ngoenoet, die
ook een spoor weghalte moet worden, ligt 9^ paal vanToeloeng
Agoeng aan den linker rivieroever en aan den weg van Toeloeng
Agoeng naar Ealipang, die tot Eademangan in het algemeen de-
zelfde richting als het spoorweg-tracé volgt. De hoofddesa Sren-
gat ligt niet aan den weg zelven van Ngoedjang naar Blitar,
maar is er door een noord waartschen dwars weg van H paal mede
vwbonden; doch van Majangan, 2i paal voorbij Ngoedjang, gaat
een andere weg naar Srengat uit, die 4} paal voorbij die plaats
weer op den weg naar Blitar uitkomt en vroeger de gewone weg
van Ngoedjang naar Blitar moet geweest zijn '). Wat vroegere
O Bit is vooral doidelgk uit de kaart van Eediii in den Atlas Tan Ned.
Jndiê. YgL Rigg. t. a. p. 202, 285, en Bleeker, T. y. K. I., 1850, I. 176.
Digitized by VjOOQIC
744
berichten melden omtrent de woestheid der streek waardoor een
groot deel van deze wegen liep, en de geringheid der bevolking
in de districten Srengat en Blitar in het algemeen '), is op den
tegen woordigen toestand niet meer geheel toepasselgk. De ge-
noemde w^gen loopen thans grootendeels door een aaneenscha-
keling yan desa's en sawah's; de koflSetninen in de vlakte van
Eediri worden thans wel het meest in de districten Srengat,
Ngoenoet en Blitar aangetroffen, en de tabakscultuur op vrijwillige
overeenkomsten met de bevolking heeft in de laatste jaren vooral
in deze streken eene groote vlucht genomen, ofschoon de bg-
zondere wisselvalligheid dezer cultuur daarbij dikwgls zeer be-
lemmerend heeft gewerkt. Nogtans zijn er in deze districten
nog steeds uitgestrekte gronden die door herhaalde uitbarstingen
van den Eeloet verwoest en voor alle cultuur ongeschikt zgn
gemaakt. De krater van den Eeloet is met water gevuld, dat
zich bg zjjne uitbarstingen met het vulkanische zand vermengt
tot een dikke kokende brei, die, overal waar zg zich verspreidt,
alle leven doodt. Het terrein door deze uitbarstingen geheel
onvruchtbaar gemaakt en in een zandzee verkeerd , wordt op een
uitgestrektheid van 80 a 100 vierkante palm geschat. Beginnende
boven aan den Eeloet verdeelt het zich , waar de helling minder
steil wordt, in twee armen, die als de tanden van een vork de
oase omvatten, waarop de welvarende hoofddorpen Blitar en
Srengat gelegen zijn. De eene arm strekt zich ten noorden van
deze plaatsen westwaarts uit, de andere, die eene breedte heeft
van drie palen, scheidt Blitar ten oosten van het district
Wlingi , dat tot het gebied van den Eawi moet gerekend worden ').
Srengat is een groot, onregelmatig dorp, waarvan niets bg-
zonde/s te vermelden is, dan dat aan zijn noordoosteinde een kleine ,
ongeveer een paal lange en een paar honderd voet hooge, met
boomen bedekte heuvelrg eene aangename afwisseling aan de wel
wat eentonige vlakte geeft. Blitar, eenmaal eene belangrgke
plaats, was, toen Eediri in ons bezit kwam, zeer onbeduidend
>) Rigg, t a. p.,bL 202.
*) P. C. Huyser, iets over de adBistont-resideatie Blitar, in T. v. N* I.
1874 , I. 819.
Digitized by >^00QIC__
745
geworden, maar is allengs tot nieuwe welvaart ontwaakt Toen
Blitar nog onder de Javaansche vorsten stond , werd er bet ge-
zag gevoerd door een hoofd met den titel van Pandji; die bg de oude
Javanen een boogen militairen rang aanduidde. Aan dezen titel
ontleende bet verblijf van dit boofd den naam van Ejtpandjèn.
De aloen-aloen met den dalam lag op eenigen afstand ten
oosten van bet dorp Blitar ^ en Eapandjèn werd nog lang als de
eigenigke hoofdplaats van bet regentsobap besobouwd, te meer
daar ook aan den Nederlandscben controleur die plaats ten
verblijf was aangewezen '). Tbans ecbter is Ejtpandjèn met
Blitar samengesmolten en wordt zgn naam niet meer genoemd,
zoodat Blitar zelf de waardigheid van hoofdplaats van een regent-
schap en (naar de tegenwoordige inrichting van het bestuur) van
een adsistent-residentsafdeeling bezit Voorts heeft deze plaats
een belangrgken pasar en in verband daarmede eene volkrgke Chi-
neesche kampong. De ontworpen spoorweg door Eediri , waarvan
Blitar bet eindstation wordt, zal ongetwijfeld aan de welvaart
der plaats in hooge mate bevorderlijk zgn.
Onder de punten in den omtrek van Blitar die een bezoek
verdienen , vermeld ik in de eerste plaats de desa Oaprang , op
nauw drie palen afstands ten zuidoosten van het hoofddorp gele-
gen, en beroemd door de oudheden die in de nabgheid in een
open schuur bewaard worden. De voornaamste zijn twee tegen-
over elkander geplaatste, zittende, mannelgke gestalten, geheel
naakt en in de onbetamelijkste houding , die juist de reden is
waarom Javaansche vrouwen die naar het bezit van kinderen
baken, hier bare geloften komen afleggen *). Ook Ealipang, de
hoofdplaats van het district Loed&j&, verdient hier met een woord,
vermelding. Zg ligt mede ten zuidoosten van Blitar, maar op
grooteren afstand. De weg derwaarts snijdt de Brantas, die de
noordgrens van bet district yormt, en is 8 è paal lang, schoonde
rechte afstand wel een derde minder is. Het district Loed&j&,
') Rigg, t a. p., bl 238.
') De kieschheid verbiedt mg, er meer ran te zeggen. Men xie Rigg, t. a.
p., bl. 249. die steUig ontkent dat het tweede beeld, zooaU, onder yelen.
ook Poerw& Lelftnft meent, eene vrouw moet voorstellen. Alleen de zware
beschadiging van het beeld geeft een schgn van grond aan die moening.
Digitized by VjOOQIC
746
eenmaal een deel van het rijk yan Soerapati')^ is een der meeat
woeste en minst bevolkte gedeelten yan Jaya, wat yooral aan
gebrek aan water is toe te schrgyen. Het is schier geheel bedekt
door het Zuidergebergte, waarin het water zich in den grond
yerliest, zoodat er geene noemenswaardige rivieren ontspringen;
er zijn , wel is waar , een aantal beekbeddingen, waardoor bg zware
regens veel water naar de Brantas vloeit, maar als de regens
ophouden, zgn zg na weinige dagen weder geheel droog. Sawahs
vindt men hier in het geheel niet, droge rgstvelden alleen in
de nabgheid van de Brantas; al het overige is wildernis, onder
den naam van Alas Loed&j& bekend. Door aftappingen uit de
rivier zou hierin wellicht verbetering zgn aan te brengen; doch
slechts met groote kosten van aanleg en onderhoud '). Schier
de eenige weg door deze wildernis is een 17 palen lang voetpad
van Eaiipang naar Tambak, dat aan Java's zuidkust gelegen is
aan een kleine baai, aan welker westzgde een vogelnestgrot wordt
gevonden. Nog verdient opmerking dat te Eaiipang een gamelan
voorhanden is, die slechts bij feestelgke gelegenheden wordt
bespeeld, en die door de bevolking zoozeer in eere wordt ge-
houden, dat zij met boreh besmeerd wordt en dat er des vrgdags
wierook voor wordt gebrand.
Ongeveer even ver van Blitar als Eaiipang, maar in meer oostelgke
richting, ligt de desa Pakèl, die haren naam ontleent aan eenige
pakèl-boomen, die er, nevens eenige doerians, in lang verleden
tgd geplant zijn , maar nog groote lekkere vruchten opleveren, die
grootendeels aan den Regent en Adsistent-resident ten geschenke
worden aangeboden. Ook worden daar in twee groote zakken
oude kleederen van de Njahi L&r& Eidoel bewaard, die bg de
bevolking in groote eer zijn en, naar zg meent, onder de hoede
staan van twee tggers, die bg het jaarlijksch onderzoek naarde
voltalligheid steeds tegenwoordig zgn ').
Het is ons reeds gebleken dat in de omstreken van Blitar
*) Ygl. D. II, bl. 418, noot, waar ten onrechte gezegd werd , dat de naam
LoedSj& yan de kaarten verdwenen is.
») Huyser in T. v. N. I. 1874, I, 320.
') PoerwH lielHnft. De pakèl is eene groote soort van mangga^
Digitized by VjOOQIC
747
veeWuldige oYerblgfiselen der oudheid getuigenis geven yan de
voormalige beteekenis dezer landstreek. Yan meer belang dan de
tot dusverre vermelde is een tjandi van gebakken steen , met
fraai gebeitelde sieraden in levenden steen, te Gedog, een paar
palen ten noordoosten van Blitar ^ in Baffles' „ Java^ *) vermeld. In
zjjn tijd bestond nog een groot deel der zijmuren; daar ik bg latere
schrijvers van dit monument geen melding meer vind, dringt
zich mij de vraag op; of het thans wellicht geheel is gesloopt.
Daarentegen is in den laatsten tgd bijzondere aandacht geschon-
ken aan den schoenen tjandi van Panataran , of,zooalshg volgens
sommigen eigenlgk heeten moet, Palataran *), die noord-noord-
oostelgk van Blitar in een woeste, eenzame streek, te midden
van hoog geboomte, is gelegen. Deze tjandi behoort tot de schoonste
overblgfselen der Javaansche oudheid, maar werd reeds vroeger
zoo uitvoerig door mij beschreven als de aard van dit werk
toelaat '). Er is van Blitar een goede rijweg naar die bouw-
vallen aangelegd, die Si palen lang is en eerst langs rgatvelden
en koffietuinen loopt, maar vervolgens door wildernis en bosch
tegen de hellingen van den Eeloet opwaarts voert.
Ten oosten van het district Blitar ligt het district Wlingi of
Wilingi, een schoon en vruchtbaar gewest, van het bebouw de land
van Blitar gescheiden door de lahar Siwalan, zooals de vroeger reeds
vermelde zandstrook genoemd wordt Dat district breidt zich uit over
de zuidwestelijke helling van den ELawi , het eenig gedeelte van dien
sedert lang rustenden en dien ten gevolge , in tegenstelling met den
barren, zandigen Eeloet, even woud- als waterrijken vulkaan, dat tot
Eediri behoort Een aanvankelgk ongeveer een vierde van den
voet des vulkaans beslaande, later plotseling zich sterk versmallende
en allengs in een scherpe punt op den 2860 meters hoogen Boetak,
de hoogste nok van den Ejtwi , uitloopende strook is alles wat van
dezen berg tot Eediri behoort, waarom wg de nadere beschrij-
ving zijner kruin tot het hoofdstuk over de residentie Pasoeroean
besparen. Wlingi kon een der schoonste en rgkste districten van
') U. 40. «) Zie Huyeer in T. v. N. L 1874. I. 319.
*) D. II, bl. 106. YgL Toor de Ugging Buddingh, N. O. I., I. 886;Rigg,
t a. p. 236.
Digitized by VjOOQIC
748
Java zgn, indien niet de heerlgke Eawi-helling, met haar koel
klimaat, haren van tallooze diepe ravijnen doorsneden bodem
en haren overvloed van levend water, aan de woeste natuur over-
gelaten en van bevolking en gemeenschapsmiddelen nagenoeg
geheel verstoken was. Duizenden bouws van een voor den aan-
plant van koffie bij uitnemendheid geschikten bodem liggen daar
onbebouwd; zg zouden, evenals de woeste streken vanLoed&j&,
den arbeid der bevolking door ruime oogsten kunnen beloonen,
terwijl de koffiecultuur nog steeds in Blitar in de vlakte gedreven,
bij schrale opbrengst hoogst drukkend voor den Javaanschen
landman is '). In de laatste jaren heeft echter eerst de vrije
tabakscultuur en vervolgens de uitgifte in erfpacht van onder-
scheiden perceelen voor de teelt van tabak en koffie in dien
toestand eenige verbetering gebracht.
Kaar het hoofddorp Wlingi voert van Blitar een weg over
Garoem en Taloen, in alles lang 14{ palen, en door een zijtak
met Bapoh verbonden. Wlingi ligt op eene hoogte van 298
meters ; men heeft er de kruin van den Eawi in het noordoosten
en die van den Eeloet in het noorden, en bespeurt er slechts
weinig van het bynavlakketusschenland, dat, met zachte glooiing
naar beide zijden oprijzende, den naam van v^rbindingsrug ter
nauwernood verdient. Langs den westelyken voet van den Eawi
en vervolgens over genoemden rug loopt een weg van Wlingi
naar Ngantang, die na 10} palen de grens van Pasoeroean
bereikt; hij volgt den loop van de Eali Leks&, een waterrgke
beek, die meer noordwaarts op den Eawi ontspringt en langs
Wlingi hare wateren aan de Brantas toevoert. Een andere weg
naar de residentie Pasoeroean gaat van Wlingi om den zuide-
Igken voet van den Eawi, in de richting van Eepandjèn, en
bereikt de grens na 13è |>aal.
Om met den G-oenoeng Eëloet en het kratermeer op zijn top
nadere kennis te maken, koeren wg terug naar Blitar en rgden
vandaar naar het eenzaam, te midden der wildernis, nabg de grens
van het district Blitar met het tot de afdeeling Eediri behoorende
district Djambean gelegene Bërni. Dit armzalig, uit weinige bam-
') Huyser. t. a. pi., bl. 321; Janghuhn, Java, IL 702.
Digitized by VjOOQIC
749
boe-hutten en djagong-plantsoenen bestaande dorpje is in reehte
lijn 11} kilom. van Blitar, 4 yan de ruïnen van Panataran en
bijna 15 van den top van den Eeloet yerwgderd. Het pad naar
dezen laatsten, in 1844 door Junghuhn, in 1854 door den heer
Arriëns en zgne reisgenooten gevolgd, voert overdelaharGbdog,
een dier zandstroomen, door de Javanen zoo eigenaardig Eali
lahar ') genoemd , die aan den omtrek van don Eëloet zgo eigen-
aardig karakter geven. Zg is aanvankelgk een vlakke zandstreep
van een paar honderd meters breedte, ongeveer 8 meters lager
dan de vlakte aan weerszgden , volkomen gelgkende op het droge
bed eener stortbeek. De zacht glooiende randen zgn spaarzaam
met glagah begroeid en de woeste zandbodem, door die schrale
vegetatie begrensd , vormt een treffend contrast met de weelderige
bosBchen die den rand aan weerszgden omzoomen. Naarmate
men voortgaat rgst de bodem zachtkens opwaarts, wordt het bed
smaller, de wanden steiler en het gras spaarzamer, tot het eindelijk
geheel ophoudt en de bodem alleen bedekt is met steenblokken ,
die de zonnestralen gloeiend heet terugkaatsen. Nu vertoont zich
in het midden van den effen bodem een tweede kleinere lahar,
die een paar meters dieper ligt dan de eerste, en daar dit ver-
schgnsel zich een en andermaal herhaalt, vertoont zich ten laatste
de geheele kloof als een regelmatig gegraven kanaal, waarvan
de wanden in drie terrassen of trappen van ongelijke hoogte naar
het diepste, in het midden gelegen gedeelte, dat nog slechts een
breedte van 8 & 10 meters heeft, afdalen. Soms verdwgnen die
terrassen, om straks weder te voorschgn te komen, eneindelgk
bereikt men een punt waar men verrast wordt door het mischen
en klotsen eener over de bedding der lahar stroomende beek,
die altgd water schgnt te bevatten, maar zich ten laatste in
het zand verliest De kloof is nu nog slechts een vloedbed,
tusschen meer dan 80 meters hooge, steil, ofiM^hoon niet
volkomen loodrecht, opstijgende zandwanden, en waarin de
beek telkens watervallen vormt over op elkander gestapelde
*) Lahar of ladoe scb^nt in het algemeen do naam te zgn van de stof-
feii die door vnlkanisohe uitbarstingen of overstroomingen worden medegOToerd
en op lage gronden bezinken en achterblgTen.
Digitized by VjOOQIC
750
rotsblokken en afgestorte zandmassa's. Daarna komt men aan een
plaats waar de kloof zich aanmerkelgk verbreedt en hare voort-
durend hooger wordende wanden, een langwerpige dalroimte
insluitende, twee lange bergnokken vormen, die zieh ten laatste
met den dwars voor de kloof loopenden kraterrand vereenigen.
Juist op het punt waar de zuidelijke nok dien rand bereikt, ver-
heft deze zich tot de zuidelgke spits van den Eeloet, die echter
in hoogte door de straks te vermelden noordelgke en oostelgke
spitsen overtroffen wordt. De dalruimte wordt door een van den
kraterrand uitschietend tusschengebergte , dat met een woud van
Anggring-boomen *) bedekt is, in twee langwerpige dalgronden
gescheiden; de waterloopen die zich in deze dalgronden vormen,
vereenigen aan het einde van dezen tusschenrug hun kristalhelder
vocht tot de boven beschreven beek, die het hooger deel der
lahar doorstroomt
Over de smalle noordelgke nok beklom Junghuhn , in weerwil
van alle door de Javanen daartegen ingebrachte bezwaren, den
dwarsloopenden kraterrand, en zag daarbij aan de andere zijde
neder in de schrikbarend diepe, ontoegankelijke kloof der lahar
Bedali ^ de diepste spleet , zoo het hem voorkwam , van het gansche
gebergte, die met verscheidene trappen van den weatelgken
kraterrand afdaalt; zgn oor hoorde in de voor het oog onbe-
reikbare diepte ook hier eene klotsende beek heenbruisen. Aan
gene zijde van de lahar Bedali zag hij zich den stellen wand
eener rib verheffen , die van den kraterrand uitstraalde ter plaatse
waar deze de noordelgke spits vormt. Door boschjes van Anggring,
Albizzia montana en boomvarens heendringende, bereikte hg
eindelijk de plaats waar de nok in den scherp begrensden krater-
rand overgaat. Hier verraste hem de aanblik van een verscheidene
honderden voeten beneden den rand zich uitstrekkenden , blauw-
achtig groenen waterplas, het kratermeer van den Eeloet, van
alle zgden door kringvormigO; onbeklimbaar steile wanden om-
geven; maar te gelgker tgd bemerkte hg met ontzetting, dat die
gansche wand uit louter los zand bestond, waarop zich ter linker
en rechter de versche sporen van instortingen vertoonden. Langs
') Parasponia parvifiora. Zie D. I , bl. 162.
Digitized by VjOOQIC
751
660 weg béter geschikt voor gemzen dan yoor mensohen, haastte
hij zich op eene wat verder noordwaarts gelegen rotspunt een
veiliger standplaats te bereiken, die hem een even schrikwekkend
als schilderachtig uitzicht bood. Aan alle zgden daalde de rots
honderden voeten loodrecht benedenwaarts. Schaduwrgke, sombere
kloven, welker bodem het oog niet kon peilen, gaapten hem
overal aan; rechts van hem verhief zich de noordelijke, op
veel grooter afstand links de zuidelijke en tegenover hem, aan de
andere zijde der kraterkolk, de hoogste, tot 1731 meters oprgzende
oostelijke spits, allen even steil en ongenaakbaar, en diep in de
kolk rustte het liefelgke, maar onheilspellende meer, uit welks
boezem zich reeds zoo vaak verwoesting en verderf over het
omliggende land had verspreid , en dat in nauwsluitenden kring
omgeven was door een hoogen muur van los opgeworpen zand,
die ieder oogenblik dreigde ineen te storten.
. Mgn bestek verbiedt mij stil te staan bij velerlei merkwaardigs
dat de Eeloet aan den kundigeu bezoeker aanbiedt: hetsyeniet,
welks voorkomen in een vulkaankrater Junghuhn zoozeer ver-
raste en verbaasde; de bantengs, die zich overal paden banen
door het Anggring-woud , dat boven op den Eeloet alle hoogten
en laagten bedekt; de horzelen, wier vergiftige steken minder te
ontwgken en daarom meer te duchten zgn dan de aanvallen van
het woudgedierte; de reusachtige; zonderling gevormde, maar
walgelijk stinkende bloemkolven der hier menigvuldig voorkomende
Brachyspatha variabilis. Evenmin mag ik vertoeven bg de ge-
schiedenis van dezen vulkaan , die zgne gevreesde kracht nog in
onze eeuw in de uitbarstingen van 1811, 1826, 1885, 1848
en 1864 op geduchte wijze heeft geopenbaard. Hoe veranderlgk
het terrein van den Eeloet en zijne omgeving moet wezen, kan
men na het omtrent zgn bouw gezegde zich gemakkelijk voor-
stellen. Uit het bericht van den heer Arriëns blgkt dan ook, dat
door de uitbarsting van 1848 eene nieuwe lahar, ten zuiden van de
lahar Gedog, moet zijn ontstaan, en dat de bedding dezer laatste eene
geheel andere gedaante heeft bekomen. Yan afstortingen van de
sp^'tsen van den kraterrand in het meer, alleen door den wind
veroorzaakt, was die reiziger zelf getuige ; de omtrek van het meer
Digitized by VjOOQIC
762
zelf had echter in 1854 nog weinig verandering ondergaan ^).
In Jannari 1875 is een groot deel van den kraterrand ingestort, met
het noodlottig gevolg dat een modderbandjir ontstond, die 1451
erven, 1579 bouws sawah en 788 bouws tegal velden overstroomde,
aan verscheidene mensohen het leven kostte en velen aan gebrek
en armoede ter prooi liet, ofschoon Regeering en particnlieren
sich om strgd beg verden om de ramp aooveel mogelgk te lenigen *).
Om ten besluite van dit hoofdstuk nog een vlaohtig bezoek te
brengen aan eenige der belangrgkste plaatsen in de noordooste-
lijke districten van Eediri, koeren wg thans temg naar Blitar
en vandaar naar Srengat, en slaan, een paal voorbg die plaats^
den weg noordwaarts in die ons tot in de nabgheid der Eota
Eediri terugvoert, maar als wg dan rechts afslaan, naar de slechts
i\ paal van die hoofdstad verwgderde suikerfabriek Pesantrèn
brengt, waar wij nog op 13 palen afstands zgn van het oostnoordoos-
telgk vandaar gelegen Pare. Deze hoofdplaats van het district Soek&«
redj& vormt met hare rijstvelden en koffietuinen eene soort van oase
in de wildernis, die ook den noordwestelijken voet van den Eeloet
omgeeft Op 2| paal van Pare ligt een tjandi, dien wij reeds onder
den naam van Soer&win& leerden kennen '), en die dezelfde schijnt
te zgn als de tempel van Sentoel die ons door Baffles beschreven
wordt *). Yan Pare gaat de weg, weder geheel door bosch en
wildernis ; oostwaarts door naar het 7^ paal verder in een in
Pasoeroean ver vooruitdringenden uithoek der residentie Eediri
gelegen Eandawangan, waar men noordwaarts 2| paal van de
grens van S.oerabaja in de richting van Ng&r&, zuidwaarts 2
palen van de grens van Pasoeroean in de richting van Ngantang
verwgderd is. Genoemde uithoek is bedekt met uitloopers van
O De tocht van den heer ArriSns naar den Eeloet is beschreven in K. T.
V. N. I. YII. 458; het schgnt dat de nieuwe lahar door hem yermeld de
„lahar Soeroeau*' der topographische kaart van Eediri is, en dat de lahar
Gedog van Junghuhn daarop in hare veranderde gedaante voorkomt, maar
onder den naam van lahar Gebok. De uitwerkselen der uitbarsting van
1864 beschreef de heer Hageman ald. XXYIII. 472.
O Eol. verslag 1875, bl 5. •) D. I. bl. 108.
*) Java II. 88, De beschryving van v. d. Aa, N. O. I. IV. 246, is uit
Raffles vertaald. £en dorp Sentoel ligt op de topogr, kaart een paar palen
ten noorden van Pare,
Digitized by VjOOQIC
753
het Ardjoeni-gebergte, aan wier voet Kandangan gelegen is in
een gordel van sawahs, die van de oase yan Pare weder door
Bohier ona^broken wildernis is gescheiden.
Naar Pare teruggekeerd , slaan wg thans den weg westwaarts
in naar het 10} palen verder gelegen Papar, de hoofdplaats van
het gelgknamig' district. Zg ligt aan de Brantas en aan den langs
den rechtefoeyer dier rivier loopenden postweg yan EotaEediri
naar den post Bandar djec|jer, het grenspunt yan de residentie Eediri
met Soerabaja, en is yan de Eota Eediri 11, van genoemden
post 13 i palen yerwgderd. In het district Papar ligt de fraaie,
yan baksteen gebouwde Tjandi Boedang, die reeds vroeger ver-
meld werd j en dien ik voor denzelfden houd als de door Raffles
beschreven Tjandi Proedoeng *).
Bandar djedjer is slechts een kwart paal van de Brantas ver-
wijderd, aan welker tegenovergestelden oflinker oever hier Eertlt-
8Sn& ligt, eene belangrgke plaats, wier verbinding met Madioen
wij reeds vroeger leerden kennen ^) . Met Soerabaja is zg , behalve
door den weg over Bandar djedjer , ook nog verbonden door een
militairen weg , die op 6i paal afstands de Eali Widas overschrgdt ,
een linker zgrivier van de Brantas, die zich bij Tambak, 8}
paal beneden Eert&s&n& met haar vereenigt. Aan de overzgde
van de Widas ligt Lengkong, hoofdplaats van een gelijknamig
district, waarin eene] weinig bekende, in de djatibosschen ver-
scholen minerale bron wordt aangetroffen '). Te Lengkong komt
de weg samen met den weg die door het noordelgkst deel van
Eediri van Redj&8& naar Moenoeng, op de grens van Soerabaja,
gaat , en langs welken de afstand van Lengkong tot Moenoeng
nog 7i palen bedraagt.
1) RaffleB, Java, II. 39; ook bij y. d. Aa, t. a. p., bl.247. De beschrgving
stemt zeer oyereen met die yan Tjandi Boedang» boven D. II. bl. 108.
Tjandi Proedoeng ligt , volgens B. 8 (.Eng.) mglen zuidwest van Sentoel. Aan-
genomen dat het bedoelde Sentoel hetzelfde is dat op de topogr. kaart van Kediri
een paar palen ten N. van Pare ligt , en dat de bepaling der ligging van
Tjandi Proedoeng bg Baffles ongeveer juist is, dan zou de tempel, om nog
binnon Papar te liggen, op de zuidgrens van het district te zoeken zgn,
dichter bg Eediri dan bg de districtshoofdplaats. Ik zou echter geneigd zgn
hem dichter bg laatstgenoemde te zoeken.
») Boven, bl. 731. ») N. T. v. N. I. XX. 145.
48
Digitized by VjOOQIC
764
Eert&8&D& is dus em gewichtig punt voor verkeer en bi&nen-
laodflchen handel , en sal dit nog meer worden wanneer de spoor-
wegen gereed zgn die de plaats met Madioen , Eediri en M&dj&kert&
ssnllen verbinden. Zg wordt dan een hoofdpunt in het Javasohe
spoorwegnet De bmg die hier over de breede en snelvlietende
Brantas gelegd wordt en der voltooiing zeer nabg is, wordt als
een bewonderenswaardig kunststuk van waterbouwkunde geroemd.
Reeds Valentijn spreekt van dra groeten rijsthandel, dm
fraaien pasar, de sohoone aloen-aloen, de nette moskee van
Eert&s&n& '), en geen van deze voordeelen heeft de plaats in
later tgd verloren. In de omstreken worden weder merkwaardige
oudheden aangetroffen, omtrent welke wg echter slechts zeer
gebrekkig onderricht zijn: overbljjfseleB van een kraton, welks
muren, evenals die van den kraton van Plered , van tichelsteenen
zyn opgetrokken , ea van een fraai gebouwde badplaats , van zes
waterlddingen en fonteinen met weluitgevoerd beeldhouwwerk
voorzien *).
ZESDE HOOFDSTUK.
Djapara en Aembang*
Yan de westgrens van de residentie Soerabaja , die ten noord-
oosten aan Eediri paalt ^ strekt zich langs Java^s noordkust^
bijna in den vorm van een scheef hoekig parallelogram met groo-
tere lengte- dan breedte-zgden, de residentie Rembang uit, totdat
zg in het westen half tegen de residentie Djapara , half tegen
de zich daar beneden uitstrekkende Samarangsche afdeeling Gro-
bogan stuit. Rembang bevat vier regentschappen, die ook even
zooveel afdeelingen vormen: Toeban in het noordoosten, B&dj&-
>) Valenten, IV. 1. 42.
^) Van Wales in T. y. N. I. 1874, II. 427; Aardr. en Stat. Wdbk. yan
N. I., art. Kertosono.
Digitized by VjOOQIC
756
neg&ii in het zoidooBten, Bembang in het noordwesten ^ Blora
in het zuidwesten. De afdeeling Rembang, die zich bepaaldelgk
aan Djapara aansluit, bestaat voor een deel uit laag, alluyiaal
terrein, dat zioh westwaarts over de residentie Djapara voortzet ,
zoodat tussohen beide residentiên geene natuurljjke grens bestaat
behalve het onbeduidende riviertje Bandoe Goenteng. Maar in
Djapara vormt die alluviale strook niet tevens den kustzoom;zij ligt er
tussohen den berg Moeri&y die met zgn machtige uitloopers de geheele
noordelgke helft der residentie bedekt, en tussohen het kalkge-
bergte dat, als voortzetting eener door het zuiden der afdeeling
Rembang loopende heuvelreeks , de zuidgrens van Djapara vormt.
Het rondachtige terrein door den Moerii beslagen , is in het noord-
oosten, noorden en noordwesten door de Javazee begrensd, in
het zuidwesten door de rivier de Tangoel angin , die het van de
Samarangsche afdeeling Demak scheidt; het doet denken aan een
ruig hoofd, geplaatst op een korten , broeden nek , door de alluviale
strook gevormd. Om het beeld vol te houden zou men het kalk-
gebergte aan de zuidgrens als eene om dien nek geslagen kraag
kunnen voorstellen. Met nog geen derde der uitgestrektheid van
Rembang, maar met een bevolkingscgfer dat bijna in de ver-
houding van 5 tot 6 tot dat der grootere residentie staat '), ia
ook Djapara in vier regentschappen , tevens afdeelingen, gesplitst:
Djapara in het noordwesten, Eoedoes in het zuidwesten , Cjeewana,
dat een smalle strook over de geheele oostzgde der residentie
vormt, en Pati , dat in bgna driehoekigen vorm tussohen Eoedoes
ten westen en Djoewana ten oosten , met de grens der residentie
als basis, ligt ingesloten.
Om de voornaamste plaatsen en merkwaardigheden van deze
residentiên te loeren kennen, beginnen wg in den tot het regentschap
Eoedoes behoorenden zuidwesthoek van Djapara, waar het kalk-
gebergte van Tjengkal Sewoe aan den rechteroever van de Tangoel
angin een aanvang neemt. Tussohen de rivier en het gebergte
ligt hier een gordel van sawahs, waardoor de weg loopt die ons
van de met Poerw&dadi in Samarang verbonden grensplaats
O Volgens de laatste opgave (Koloniaal verslag van 1880) had Djapara
834,416) Rembang 1,017,800 inwoners.
48*
Digitized by VjOOQIC
756
Selonjari eerst langs den suider voet der kalkbergen naar Klam-
boe (5{ paal) en vandaar, noordwaarts omboigende, naar den post
Babalan (11 palen) voert. Wg bevinden ons hier in het district
Oenda&n,hetinidelgkste van het regentschap Eoedoes, waarvan
thans Praw&t& (vaak Proew&t& uitgesproken) het hoofddorp is.
Deze in de oude geschiedenu van Java beroemde plaats *) ligt aan
het zuidelgk uiteinde der Groote Bawa '). Het ware wenschelgk
dat eens onderzocht werd, of niet in bouwvallen of overleveringen
sporen van de vroegere beteekenis dezer plaats zijn overgebleven.
Wg weten slechts dat de berg Makam-d&w&, die zich achter Praw&t&
verheft, zijn naam heet te ontleenen aan een waarzegger van den
eersten vorst van Demak; en dat het graf van dien persoon
op den berg wordt aangewezen '). Even voordat men Babalan
bereikt, zondert zich een dwarsweg naar Prawata af; de afiitand
dezer plaats van Babalan bedraagt 3} palen.
Van Babalan den tocht naar Eoedoes vervolgende, rgdt men
3i palen langs de Tangoel angin en door ona%ebroken sawahs
tot Djati , aan den postweg van Demak naar Eoedoes. Deze laatste
plaats is langs dien weg S[ paal van genoemde grensrivier ver-
wgderd en ligt op een punt waar de zuidelgke hellingen van den
Moeri& allengs uit de alluviale vlakte oprgzen.
Eoedoes is eene der welvarendste plaatsen van Java en dankt
haren rgkdom aan den handelsgeest harer bevolking. Poerw&
Lel&n&, onder welken naam, gelgk men weet , de tegenwoordige
regent van Brebes, tot voor korten tgd nog regent van Eoedoes,
schuilt, leert ons dat beide seksen er denkostmethandeldrgven
winnen, de vrouwen door hare waren in de stad en op de mark-
ten in den omtrek te venten , de mannen door verre handelsrei-
zen te ondernemen , die vaak een k twee jaren duren en slechts
door halfjarige perioden van rust worden afgebroken, totdat zg
genoegzame middelen hebben vergaard om zich een schoon huis
te bouwen en het overige hunner dagen in overvloed te genieten.
M Zie D. II , bl. 252. De daar voorkomende oi^jaiBte bewering , dat de lig-
ging van Prawgtft onbekend zon zgn, werd reeds in de ^Yerbeteringen'* op
dat deel aangewezen. ^) Zie D. I. bl. 59.
') Brumund ia Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 175.
Digitized by VjOOQIC
757
Alle hoofdplaatsen en steden van Java worden door handelaars
van Eoedoes bezocht; maar bij yoorkeur reizen zij naar dePre-
anger, waar zij wel eens de Chineezen der Soendalanden genoemd
worden. Een vermogen van tienduizend gulden iS; volgens genoemden
reiziger, te Eoedoes lang niet zeldzaam, en men vindt er ingezetenen
wier rijkdom op 80,000 gulden geschat wordt. Die welvaart
Bchgnt er algemeen in al de kampongs, die de stad in wijden
kring omgeven. De galerijen der meeste huizen bestaan uit plan-
ken die van boven tot beneden met fijn lofwerk zijn uitgebeiteld ,
waarachter goudpapier is gelegd om het snijwerk te beter te doen
uitkomen ; vóór de huizen is een ruim en fraai plein met een put
en een steenen kom, waarin goudvisschen gehouden worden. Ook
vindt men bij de meeste gezinnen groote Chineesche hanen.
Men onderscheidt Eoedoes in een oude en nieuwe stad; de
eerste draagt vooral roem op het graf van Pangéran Eoedoes,
wiens groote rol in den krijg waardoor Madjapahit werd ten
val gebracht, de geschiedenis van Java ons heeft doen kennen *),
en op de oude moskee, die daarnevens omhoog rijst '). De hei-
ligheid dezer plaats is oorzaak dat er het getal van kaoems,
hadji's en santri's buitengewoon groot is; de naam zelf beteekent
heiligheid, indien hij werkelijk, gelijk men beweert, van
Arabischen oorsprong is. Ongelukkig ontbreken er ook de pries-
teressen der ontucht niet; het aantal talèdèks wordt er door
Poerw& Lel&n& op wel 80 geschat, die onder het medisch opzicht
van een doctor Djawa staan.
.De eigenlgke stad, bewoond door den adsistent-resident en den
regent , wiens dalam niet door fraaiheid uitmunt, en door de Euro-
peesche ingezetenen, wier aantal 200 k 250 zal bedragen, is net
en regelmatig gebouwd, en de hoofdstraat is met een witten muur
afgezet. Zg is omgeven door. een groote menigte inlandsche kam-
pongs, door Bleeker in 1846 op een aantal van 75 geschat. De
bevolking werd destgds begroot op 14000 zielen ; waaronder 2000
Chineezen ; door Poerw& LelSLn& wordt ze op 22,000 zielen , waar-
onder 4000 Chineezen, gesteld.
») D. n, W. 197 v.
') Het graf en de moskee zgn beschreven D. n, bL 204.
Digitized by VjOOQIC
758
De groote postweg zet zioh van Eoedoes om den zuidelgken voet
van den Moeri& eerst bl paal bijna recht oostwaarts voort tot Dje-
koeloe, hoofdplaats van het district Tengeles,in wiernabgheidde
suikerfabriek Elaling gelegen is op den voet van de beuvelreeks
Patiajam , een ver zuidwaarts vooruitdringend deel van het tertiaire
gebergte waaruit eenmaal de Moeri.& is opgerezen , en bekend door
ign verbazenden rijkdom aan fossiele overblijfselen van dieren ').
De weg gaat dan 9 palen verder in noordoostelijke richting
naar Pati, de hoofdplaats der residentie , welke wij later langs een
anderen weg zullen bereiken. Thans noodig ik mijne lezers om met
mg van Eoedoes den weg noordwaarts naar Baë in te slaan en van-
daaruit een deel van den berg Moeri& te bestijgen.
Baë, 3 palen van Eoedoes verwgderd, is het hoofddorp van het dis-
trict Tjend&n&^ het noordelgkste van het regentschap Eoedoes. Wij
zgn hier reeds eenige meters gestegen , maar gaan nu tegen sterker
helling opwaarts , tot wg na negen palen in noordelgke richting ,
met geringe afwgking naar het oosten , te hebben afgelegd , den
pasanggrahan van Tj&l& bereiken, die op eene hoogte van 725
meters gelegen is. De desa TjU& is een der hoogste dorpen in
de residentie, en ligt reeds in de zone die voor de teelt van
Europeesche groenten geschikt is, gelijk er dan ook een kleine
groententuin wordt aangetroffen. Achter Tjhlk verheft zich een
voorsprong van het gebergte, waaraan de naam Moeri& eigenlgk
alleen toekomt, ofschoon die gewoonlijk tot het geheele gebergte
wordt uitgebreid. Op dien voorsprong toch ligt bet graf van Soe-
soehoenan of Soenan Moeri&, een der bondgenooten van Raden
Patah in den strgd voor den Islam '), maar die naar het schgnt
zich reeds vroeg aan de wereld onttrokken en een ascetisch leven
in stille afzondering op het gebergte geleid heeft. Het graf is
omringd door de overblijfselen van zijne woning die , grootendeels
door tijd en vuur is gesloopt. Zg was opgetrokken van gebak-
ken, maar door geen cement verbonden steenen, evenals de mina-
ret en muren der oude moskee van Eoedoes '). Met een trap van
40 treden van gehouwen steen klimt men naar de ruïne op,
>) Reeds vermeld D. I, bl. 111. Zie yooral N. T. y. N. I XIV 215.
3) Zie D, U, bL 193 v. ») n. II, bl. 204.
Digitized by VjOOQIC
759
ivaarna men door een poort zonder dak op een pleintje komt,
om Teryolgens door een tweede poort, van een dak met onder-
scheiden verhoogingen voorzien, een tweede plein te bereiken^
waarop, naast de bouwvallen eener moskee^ nit lage muurgedeelten
en voetstukken van pilaren bestaande, en tusschen hoog ge-
boomte wèarin muurbrokken verspreid liggen die de plaats der
woning aanwgzen , het graf van den Soenan ligt , dat in den vorm
van een bakoven van gehouwen steen opgetrokken en met een
houten deur gesloten is. Over het graf is een loods van planken
gebouwd, met sirappen gedekt ')• De bergtop waarop het graf
ligt, kan uithoofde der steilte en van den dichten plantengroei
slechts met veel moeite beklommen worden. In 1870 deed de
adsistent-resident Westenberg eene inspectiereis naar de boven
TJ&1& gelegd ko£Setuinen, waarbg hem de regent van Eoedoes
vergezelde; er werd toen ten behoeve der reizigers een pad naar
de bouwvallen gebaand dat tot een merkwaardige ontdekking
leidde. Bij de Javanen dier streken bestond eene overlevering,
dat in den omtrek van het graf van Soenan Moeri& ook dat van
ign vader Pangéran Gadoeng was gelegen, en dat dit kenbaar
was aan de teekening eener volle maan op den noordelgken
grafiiteen ; dat er echter slechts twee menschen , beide lang over-
leden, in het regentschap waren geweest, die dat graf gezien
hadden; dat op ieder die het graf van den Soenan Moeri& ging
bezoeken, de verplichting rustte om ook naar dat graf van zgn
vader onderzoek te doen; maar dat het alleen zichtbaar zou
wezen voor de zoodanigen wier wenschen zouden vervuld worden.
De heer Westenberg, die voorop liep, ontdekte nabij het paadje
een grafsteen die met zorg was behouwen, en dit noopte hem
onder de struiken en bladeren ook naar den tweeden te laten zoeken.
Een hoogbejaarde wad&n&, die hierbij tegenwoordig was, sprak
middelerwgl het vermoeden uit, dat de gevonden steen tot het
graf van Pangéran Gadoeng zou behooren , en had juist het
kenteeken opgegeven, dat, in geval zgn vermoeden juist was,
bg het vinden van den tweeden ste^i de zaak zou uitmaken,
*) Bramimd in Yerhh. y. h. Bat, Oen. XXXIII. 172; Teysmann in K.T.
V. N. L, XI. 121.
Digitized by VjOOQIC
760
toen werkelgk een steen met de duidelgke teekening eener
Yolle maan werd te voorBchijn gebracht De veelvuldige pogingen
door Javaansche hoofden aangewend om het verloren graf te
vinden, waren steeds zonder gevolg gebleven, naar de meening
der inlanders om geene andere reden , dan dat zg niet waren
voorbestemd geweest om hunne wenschen vervuld te zien. Thans
heerschte er onder het gevolg van onze reizigers groote blijd-
schap, omdat iedereen zich vleide met de hoop, dat hgzgndeel
zou hebben aan het geluk van den heer Westenberg, die nu op
de vervulling zgner wensohen kon rekenen. De regent vanEoe*
does liet het graf in goeden staat brengen en ompaggeren, en
zorgde tevens dat het gemaakte pad onderhouden werd, opdat
ieder die een bedevaart naar het graf van Soenan Moeri& onder-
nam, ook de gelegenheid zou hebben dat van zijn vader te be-
zoeken *).
De voorsprong die in strikteren zin den naam van G. MoerilL
draagt, en de daarboven nog hooger oprgzende die G. Pasar
Setan wordt geheeten, liggen aan de zuidelijke helling van den berg-
top Merg& Djembangan, die zich tot eene hoogte van 1406 meters
verhefk. Hij is echter niet de hoogste spits van het Moeri&-ge-
bergte, maar wordt in hoogte overtroffen door den 1507 meters
hoogen Retawoe, die in noordwestelijke richting van eerstge-
noemden top ligt, en nog veel meer door den Soet&rengg&, die
1895 meters hoog iS; en meer bepaald den naam van^bergvan
Djapara'' schijnt te dragen '). Op deze drie hoogste spitsen zijn
signalen van den geographischen dienst geplaatst. Genoemde
steile toppen vormen met eenige andere en met delgstvormige,
smalle, loodrecht oprgzende, door diepe, ontoegankelgke kloven
gescheiden kammen, die ze verbinden, den vaneen gespleten
schedel van den voormaligen kegelberg, die, even als de Sa wal
en de Wilis, sedert lang verbrgzeld en uitgedoofd is. Yan een
') Notulen Tan het Batav. Oen., D. VIU. Bijl. bl. VII.
S) Ik ?olg hier in namen en hoogte-opgaven de topographische kaart. De
Begeerings-alnianak schrgft Argo Qjembangan in plaats yan Mergo Djem-
bangan en Betahoe in plaats yan Betawoe en geeft aan den SoetSrengg
slechts 1595 in plaats van 1895 meters hoogte.
Digitized by VjOOQIC
761
krater, een solfatara of zelfe maar een warme bron is in dit
gebergte nergens een spoor gevonden.
Om den top yan den Merg& Djembangan, denoosteljjksten der
drie, te bereiken , stijgen wg van het graf van Soenan Moeri& op
langs een vreeselij ken afrond met loodrechte wanden , die echter
zoodanig met geboomte bezet zgn dat het oog de diepte niet kan peilen.
De rug zélf is echter alleen in een strook langs den afgrond
met boomen en struiken bezet, en overigens bedekt met alang-
alang, waartusschen zich slechts hier en daar een Emblica o£Sci-
nalis vertoont. De woudboomen die hier voorkomen, zijn hoofdzake-
lijk een soort van eik, met kleine, smalle, van onder zilverachtige
bladeren, Albizzia stipulata, soorten van Wendlandia en velerlei
palmen en pandanen. De bergtop zelf daalt naar drie zijden , ten oos-
ten, noorden en westen, zoo steil naar beneden, dat men, zich op
den scherp begrensden rand wagende , bg een blik in den afgrond
gevaar loopt door een duizeling te worden aangegrepen ; alleen aan
de zuidzijde verbreedt zich de top en daalt hij met zachter hellingen
af, die echter door diepe ravijnen doorsneden worden, waarin zich
het water verzamelt dat de rijstvelden van Tj&l& besproeit In
de bosschen houden zich ontelbare wilde varkens op, en de landman
moet in deze streken, als het gewas tot rijpheid komt, groote zorg be-
steden om z^ne velden voor de verwoestingen dier gasten te bewaren.
De steile wand van den berg bestaat geheel uit klei en het is
onbegrgpelijk dat hij kan staande blijven ').
Het is niet mogelijk om van den beschreven bergtop een der
omliggende spitsen te bereiken, tenzij door naar Tjala terug te
koeren, waar de ravgnen die den door ons betreden bergrug van
de andere scheiden, niet meer zoo diep en steil zijn. Wij zullen
thans den vermoeienden tocht niet verder voortzetten, daar hij
ons slechts soortgelijke tooneelen zou aanbieden als wg reeds
aanschouwd hebben, maar wg zullen op onze verdere reis door
de residentie Djapara nog meer dan eens gelegenheid vinden om
») Deze beBchrg?ing is ontleend aan Teysmann, U. T. v. N. I., XI. 121 —
128. Wj geeft wel is waar aan den door hem bestegen bergtop geen naam,
maar ik meen daarin met zekerheid den Herg& Djembangan der topographi-
sche kaart te kannen herkennen.
Digitized by VjOOQIC
762
onzen blik naar de hellingen en toppen yan het uitgestrekte ge-
bergte te richten ').
Wij keeren thans naar Eoedoes terug, met het plan om in de
eerste plaats den fraaien, broeden weg vandaar naar Djaparate
loeren kennen, die ons aanvankelgk in noordwestelgke, later in
noord-noordwestelijke richting door de vlakte voert die den voet
van den Moeri& eerst van de Tangoel angin en vervolgens van
dat deel der Ja va-zee scheidt, dat de westzijde der residentie
bespeelt. De grens tussohen de regentschappen Eoedoes enl)ja-
para wordt overschreden bij den post Tjahgan, ruim vgf palen van
Eoedoes, en de afstand tusschen de beide hoofdplaatsen bedraagt
in het geheel 22} palen. De eerste belangrgke desa in Djapara
is Majong Lor, 7 palen van Eoedoes, hoofdplaats van het dis-
trict Majong en bekend door de lange houten brug die hier over
de Eali Eeles, een zijtak van de Tangoel angin, voert, en door
de suikeronderneming de Hoop, wier fabriek tusschen Majong
Eidoel en Majang Lor nabg den weg is gelegen. Het terrein, dat
aanvankelgk vlak was, is hier reeds aangenaam golvend, daar
de weg over den uitersten voet van den Moeri& loopt, wiens
hoogste toppen men in het noordoosten en aoord-noordoosten
ontwaart. Tusschen Majong Lor en den post Erasak, 5 palen
verder, passeert men het historisch merkwaardige Ejüi Njamat,
eenmaal de zetel der Djaparasche vorsten *), eene plaats die wellicht
een opzettelijk onderzoek naar de sporen van vroegere grootheid zou
waardig zgn. Een dwarsweg van 4{ paal lengte voert vandaar
in zuidelgke richting naar Welahan, een groote desa aan de
*) De literataar over den Moeri& is zeer arm. Junghahn , die hem niet be-
klom, 18 er zeer kort over (Java, II. 845—347); hg heeft echter in de tweede
uitgave (bl. 383 v.) zgn kort bericht vermeerderd met een uittreksel uit
Hasskarrs „Reise nach dem Berge von Djapara und den Schlammquellen
von Kubu,'' opgenomen in de , Flora oder allgemeine botanische Zeitung/
1847, bl 641 Hasskarl heeft onderscheiden toppen van den Moerift bestegen,
maar wegens het groote verschil in de namen, is het niet mogelgk zyn ver-
haal op de topographische kaart van Djapara te volgen. Teysmann bezocht
slechts het boven beschreven gedeelte. Van de oudheden die op de topogra-
phische kaart onder de namen van Oudheden van Tjandi Anom en Oudhe-
den van Watoe pajong aan de noordelgke helling van den Soet&renggft zgn
aangeduid, is mg verder hoegenaamd niets bekend.
3) Zie D. n, bl 252» 268, 306.
Digitized by VjOOQIC
763
TaDgoel angin, met eene aanzienlijke Chineesohe kampong. Bij
den post Elraaak ligt de desa Bondjot en yanhieraf zijn de
velden langs den steeds heavelachtigen weg voor een deel be-
plant met suikerriet voor de onderneming PetjangaSn, die eene
fftbriek heeft te Bondjot en eene tweede bg het 11 paal voorbij
Erasak gelegene Tambak, de zetel van den wad&n& van het dis-
trict Djapara. Inmiddels zijn de sawahs en desa's spaarzamer ge-
worden, en voorbij Tambak komt men in een woeste , hier en daar
zeer romantische streek , met een vegetatie van Calotropis, Conyza
en djati, een geliefkoosd verblgf van talrijke poejoeh's ') en
boschhanen. Yoorbg den post EedongBoelé, 31 paal van Tambak
en nog 5c van Djapara verwijderd, neemt de bebouwing allengs
weder toe en worden de desa's talrgker; de gezichten op den
Moeri& ter rechter en op de Javazee ter linker bieden meer en
meer een bekoorlgke afwisseling, en men betreedt de stad Djapara
wanneer men nog een paal van hare aloen-aloen, het punt vanwaar de
afistanden gerekend worden , verwijderd is. De bevolking is in deze
welvarende streken goed gekleed en de kinderen zijn aan armen
en beenen , hals en heupen met zilveren sieraden behangen. Onder
de vrouwen onderscheiden zich vele door aangename gelaats-
trekken ^).
Djapara , juister Djap&r& of Djëp&r& en in hoog Javaansch ook
Djèpanten , is eene der oudste en vermaardste steden van Java. De
Javaansche babads mengen niet zelden haren naam in de legenden
omtrent de Hindoeperiode '), en de Javaansche handelaren die
de Portugeezen bg hun aanval op Malakka in die stad woonachtig
vonden, waren voor een deel uit E^'apara afkomstig *). Tgdens
den krgg voor de zege van den Islam werd lang om haar be-
zit door Mohammedaansche en Heidensche hoofden gestreden ').
Zg wordt als een belangrijke stad vermeld in de verhalen van
Mendez Pinto *), en had, na de ontbinding van hetrgkvanPa-
ngéran Trangg&n&, eene vorstin die de vijanden der Portugeezen
O Zie D. I, bl. 237.
s) Bleeker in T. y. N. L 1850, I. bl 37, 38; Buddingh. N. O. L, 1.262
3) Baffles, Jaya, U. 98; Hageman, Ind. Arch., I. 610, 611, 612.
^) BoTen D. II, bl. 215. ^) D. IE, bL 222, 224—228, 238.
8) D. U, bl. 242, 247.
Digitized by VjOOQIC
764
met machtige y loten ondersteande ')• In 1613 werd door den
Gouvemenr-Generaal Both een Nederlandsch kantoor teDjapara
gesticht; maar in het bouwen eener sterkte werden onze land-
genooten door de wispelturigheid der Mataramsche vorsten ge-
dwarsboomd, en zelfs werd in 1618 de Nederlandsche loge af-
geloopen, een feit dat door Koen in 1619 met het tweemaal in
brand schieten der stad werd gestraft '). Het duurde echter tot
1651 eer weder een bezetting te Djapara werd gelegd '). Sedert
eyenwel wist de Compagnie er zich onder velerlei lotwisseling
te handhaven en bleef zij er gevestigd tot aan haren val *). In-
middels handhaafde de plaats hare voormalige beteekenis niet
Terwgl de reede vroeger zelfs voor groote schepen eene veilige
ankerplaats aanbood, is zg door de werkzaamheid der koraal-
dieren meer en meer bedorven, zoodat zij thans ondiep, mod-
derig en ongezond is, en zoo reddeloos wordt geacht, dat zelüs
van plannen tot verbetering niet meer gerept wordt. De rivier van
Djapara is door een bank gesloten , het voormalige palenhoofd door
aanslibbing^ bedolven , de eilandjes Poelo Pandjang en Poelo Eélor
hebben hunne waarde voor de beschutting der reede tegen westen-
en noordwestenwinden verloren, omdat toch grootere schepen
niet meer daarachter kunnen ankeren, en zelfe is Poelo
Eélor allengs met den vasten wal vereenigd geraakt. De toene-
mende onbmikbaarheid der haven is oorzaak dat de voormalige
uitvoer van koffie, suiker en rgst naar elders verlegd is; het
verval van den vroeger zoo belangrgken bonthandel is bovendien
bevorderd door gebrek aan zorg voor de instandhouding der bosschen,
en een Gouvernements-houtzaagmolen, die hier omstreeks 1760 was
opgericht en in de behoefte van gezaagd hout voor 's lands geboa*
wen te Samarang en Soerabaja voorzag, is in 1849 voor afbraak
verkocht. Bij dat alles is ook nog de verlegging van den zetel
des bestuurs der residentie gekomen, om aan de welvaart van
Djapara geheel den bodem in te slaan. Djapara, reeds zeer vervallen
') D. II, bl 249, 257 v.
5) D. II, bl. 808, 809. ») Do Jonge, Opkomst VI. XLV.
*) Zie de Ijjst van opperhoofden yan Djapara bg Yalenign, lY. I. 29, die
echter niet verder gaat dan 1723; en Stayorinaa, Eng. yert. yan 'WHoook,
II. 149 y.
Digitized by VjOOQIC
765
en in een ver voornitapringenden uithoek gelegen , kon geen aan-
spraak maken om door den postweg van Daendels met de andere
handelsplaatsen langs Java's Noordkost Terbonden te worden ;
de weg werd door de Tla^te bezuiden den Moeri& over l^et
bevallige en bloeiende Pati gelegd | en Djapara bleef van dien
weg meer dan 20 palen verwgderd. Geen wonder dan ook dat de
zetel des bestours in 1810 door Daendels naar Pati verlegd werd,
ofschooni wegens het gemis van een geschikt residentiehois aldaar,
de Resident nog eenige jaren te Djapara bleef wonen ').
Het is echter meer in het karakter van Nederlandsch-
Indische stad, dan van Javaansche negari, dat men van een
verval van Djapara kan spreken. Er is nog steeds een tairgke,
op 8000 k 10000 zielen begroete Javaansche bevolking, verspreid
in de kampongs Bengkol, Bapangan, Saripan, Patrojoedan,
Dj&h&koel& , Satoesan , Boeloe , Bagoesan , Plajaran en Earang-
waroe, allen op de gewone wijze van boot en bamboe gebouwd.
Het wemelt er van vreemde Oosterlingen : Chineezen , Bengaleezen ,
Arabieren, Perzen, Boegineezen en Maleiers, waarvan velen de
door de Europeanen grootendeels verlaten huizen der eigenlgke
Eeta hebben betrokken. Nog steeds wordt er een uitgebreide
inlandsche handel gedreven, zgn de reede en de voor middel-
matige prauwen bevaarbare rivier, die de stad doorsngdt; met
kleine inlandsche vaartuigen bedekt, en gaat er vrg wat om op het
groote marktplein, dat op den rechter rivieroever gelegen is.
Nog steeds staat er de inlandsche industrie op betrekkelgk hoogen
trap en handhaven de kastenmakers, van ouds beroemd door
hunne tegen uiterst geringe prgzen met geheele scheepsladingen
. naar Batavia verzonden meubelen van djatihout ') , de goud- en
zilversmeden, de kopergieters, de steen- en pottenbakkers en
de kalkbranders , die steeds een der belangrijkste artikelen voor
Djapara's handel leverden, in meerdere of mindere mate hun
ouden roem.
O Roorda v. Eysinga, Ld. en Vk. III. III. 160; Kussendrager, Java. 273;
(Lants), Handleiding tot de Aardr. y. N. O. I. bezittingen, "oitg. door do
M. t. N. V »t A., bl. 67; Aardr. en Stat. Wdbk., art. Japara.
') J C Baane, ReiB naar een ged. y. d. Ked. O. I. bezittingen, bl. 215.
Digitized by VjOOQIC
766
De eigenlijke Eota ligt ten Noorden van al de genoemde
kampongs en heeft grootendeels het aanrien Tan een Hollandsch
stadje, met rechte straten , die Troeger met tal van nette woningen
prgkten. Yoor zoover deze nog door Europeanen of afstammelingen
van Europeanen bewoond worden , die te zamen hier nog mim
tachtig hubgezinnen tellen, hebben zg hun gunstig Toorkomen
veelal bewaard ; maar voor zoo ver zg door vreemde Oosterlingen
betrokken zgn, hebben zg doorgaans een vervallen en morsig
voorkomen. De meeste Europeanen die hier wonen, zgn personen
die er na volbrachten diensttgd in stilte van hun pensioen leven.
Het voormalige; thans door den adsistent-resident bewoonde
residentiehuis I dat nabg de aloen-aloen en aan de rivier ligt, is
ruim, maar heeft geheel het karakter van een ouderwetsche
Hollandsche woning. Om de aloen-aloen liggen ook als gewoonlijk
de dalam van den Regent en de moskee. De laatste heeft een gun-
stig voorkomen en de verschillende daken die zich , als gewoonlgk ,
het een boven het ander verheffen, zgn met pannen gedekt. Yan
de aloen-aloen voert een breede houten brug over de Eali Djapara,
die hier ruim 60 voeten breed is.
De grootste merkwaardigheid van Djapara zijn de overblgfselen
van het oude fort, dat men, den weg die den pasar sngdt , langs
den rechter rivieroever volgende , nabg hare uitwatering bereikt.
Die weg loopt over een der ribben vandenMoeri&, die zich door
de stad heen tot aan de rivier uitstrekt, en waarop ook de
Europeesche begraa^laats ligt , die in zeer vervallen staat verkeert
en geheel met gras en struiken begroeid is. Het fort is gebouwd
op het uiteinde van die rib, op eene hoogte van omstreeks 50
voet, en biedt van zijne muren, die alleen nog zgn staande
gebleven, een heerlijk uitzicht op de Java-zee. Bij zeer helder
weder kan het oog van hier de Earimon-Djawa eilanden bereiken ,
eene groep van 24 eilandjes , waarvan alleen het grootste bewoond
is en bestuurd wordt door een posthouder, die onder den resident
van Djapara staat.
Wanneer het fort te Djapara gebouwd is en of werkelgk de
grondslagen van den bouw , gelgk sommigen beweren ') , door de
') De Hollander Ld en Vk. I. 319 ; Buddingh, 5. O L, I. 263.
Digitized by VjOOQIC
767
Portugeezen gelegd zijn, dnrf ik niet beslissen. Yalentgn zegt;
dat het in 1708, bg de verlegging van het hoofdkantoor naar
Samarang, grootendeels is ontmanteld *) , maar als ik zijne bedoeling
wel begrip y is de toen gebouwde nieuwe woning van het opper-
hoofd, met den pagger die haar omgaf, binnen de enoeinte van
het oude fort geplaatst. Na zijn tijd hebben nieuwe veranderingen
plaats gehad ; die wij evenwel in de schaarsche berichten niet in
bijzonderheden kunnen volgen. Toen Stavorinus in 1774I]japara
bezocht, lag de residentswoning reeds bij de aloen-aloen, geheel
afgezonderd van het fort, welk laatste hij besohrgft als driehoekig,
met één bastion naar de zee en twee naar het land gekeerd,
terwgl de poort zich bevond in het midden der conrtine die de
beide laatste verbond. Het was toen goed onderhouden en met
onderscheiden stukken van verschillend kaliber beplant*). In
1880 is het fort , dat alle strategische waarde verloren had , wegens
den bouwvalligen toestand waarin het geraakt was, van binnen
gesloopt'), zoodat thans alleen de klipsteenen muur met de drie
bastions, zonder geschut maar van 86 schietgaten voorzien, in
stand is gebleven *). Die overblijfselen geven den indruk dat zij
den tand des tgds nog lang zullen kunnen weerstaan, tenzij
men mocht willen overgaan tot de opzettelgke slooping eener
sterkte, nutteloos voor de verdediging van Java en gevaarlgk zoo
een vgand er zich in nestelde O-
Voordat wij Djapara verlaten moet ik nog een woord zeggen
over de wgze waarop hier zeker feest, b&d& lomban ge-
naamd, gevierd wordt. Men geeft dezen naam , misschien ook wel
elders, maar toch meer speciaal te Djapara, aan den achtsten
dag der maand Sawal (Sjaww&l)^ d. i. den bigden dag volgende
op de sawalan of de zesdaagsche vasten der maand Sawal,
die als de toegift van de groote vasten der maand Ramëlan wordt
beschouwd ^). De viering van dien dag heeft ook elders plaats,
maar zóó, dat zg zich bepaalt tot een slamëttanofoffermaalvan
këtoepat, d. i. van rgst met een weinig zout gaar 'gestoomd
») Valentgn. IV. I. 28. -) Stavorinus, vert, van Wiloock, II. 147.
>) EoBBendrager, Java, 27S. *) Bleeker in T. v. N. 1 , 1850. I. 89.
*) De Vaynes van Brakell, Verdedig, van N. I. 837.
•) Vgl. boven D. I, bL 896.
Digitized by VjOOQIC
768
en tot een raste massa samengepakt in mandjes ter grootte van
een kleine Tuist, die in ▼erschillenden Torm netjes van jonge
kokosbladeren gevlochten worden ').
Yoor het Djaparasohe feest worden reeds dagen te voren toe-
bereidselen gemaakt door het huren van prauwen, diemenselb
van de naburige plaatsen laat komen en die met guirlandes van
geurige bloemen en aan elkander gebonden ketoepat, met vlag-
gen en doeken van allerlei kleuren en met aangekleede poppen ver-
sierd en hier en daar met gele boreh bestreken worden. Voorts be-
reidt men groote hoeveelheden ketoepat, die men zorgt vast samen
te pakken , en verzamelt groote hoopen kolang-kaling, de ronde
vruchten van den arèn-boom, en bedorven eendeneieren. Deregent
en de dorpshoofden^ nemen aan deze toebereidselen ijverig deel en
eerstgenoemde laat naar Poelo Eélor twaalf op wielen geplaatste
bamboezen schermen brengen, die met kalk bestreken en met
figuren van tijgers en draken beteekend zgn.
Is de feestdag daar, dan neemt ieder in den vroegen morgen
een bad, waarna men zich netjes kleedt en tegen acht uren scheep
gaat. De regent en andere gegoeden nemen een gamelan mede in
O Yandaar de naam van taoen-baroe ketoepat , ketoepat-nieuwjaar,
waardoor de inlanders dit feest aanduiden, wanneer zij met Europeanen spre-
ken. Ik beb elders, D. I, bl. 895, opgemerkt, dat de Europeanen het feest na
het einde der vasten van Ramplan als het inlandsche nieuwjaar beeohouwen;
de inlanders, zich schikkende naar die onjuiste opvatting , noemen het ook
zelven in den omgang met hen taoen-baroe , en geven nu ook denselfden
naam , met hot onderscheidende bijvoeg^l ketoepat, aan het een week later
gevierde soortgel^ke feest De naam b& d j H 1 o m b a n (of 1 o e m ba n) is
samengesteld uit b^dH (andere vorm voor bakd^), eene verbastering van
het Arabische ba* da, dat na, na afloop van beduidt, en lom ban ,
dat eigenlgk baden schijnt te beteeken en. De letterl^ke vertaling zou dus
zijn na het bad, t. w het bad dat de vasten besluit, en hieruit laat zich
verklaren, dat bHdh lomban ook gebruikt wordt van de opheffing der
vrijwillige vasten bg groote droogte, die ook door een bad wordt besloten.
Het schijnt evenwel dat b a k d ü , een den Javanen vreemd woord , door hen
vaak in den zin van feest wordt opgevat , en dat aan lomban ofloem-
ban (dat veelal de bgzondere beteekenis heeft van zich baden tot vermaak,
al badende spelen en stoeien en elkaar met water gooien) te Djapara, in de ver-
binding bSd^ loemban, het begrip van spelevaren, spelen en stoeien
op een watertochtje, gehecht wordt, Zie de opmerkingen over deze
namen van de hoeren JuynboU , van den Berg en van der Kemp, in Indische Gids.
1881), I 192; 1881 . I. 130, 987 v., en KUnkert in T. v. N I. 1868, II. 86.
Digitized by VjOOQIC
769
het Taartaig, en onder het spelen van den JavaanBchen feest-
marsohy taboeh giro, varen allen het riviertje van Djapara uit
naar zee. Weldra is het spiegelgladde water bedekt door honder-
den praawen, vol menschen; die onder uitbandig gejoel zich be-
ijveren Poelo pandjang te bereiken. Onder het zeilen daagt de
een den ander uit, jaagt hem na, en geeft hem reeds door het
werpen met de gevoelig aankomende ketoepats , de als netels op
de huid brandende kolang-kaling en de stinkende eieren, en door
het schieten met Chineesche voetzoekers en pistolen met los kruid,
een voorsmaak van het later te houden spiegelgeveoht. Is de tijd
voor het middagmaal daar, dan legt men aan bg Poelo Eélor,
waar ieder kookt en bakt wat hg heeft medegebracht of koopt
van de rond venters van vruchten, spgzen en dranken, die zich
in menigte naar het eiland begeven hebben, wgl op dien dag
in de stad geen markt wordt gehouden. Is deze vreedzame
pique-nique afgeloopen, dan gaat men ter bedevaart naar eenige
op het eiland aanwezige graven , en offert er bloemen en wierook.
Inmiddels zgn de bamboezen schermen in een kring opgezet;
terwgl de Regent met zgne üeimilie en andere aanzienlgke Java-
nen, soms ook enkele Europeesohe toeschouwers, plaats nemen
in een opzettelgk daarvoor opgeslagen pand&p&. De voorraad
van ketoepat en andere projectielen wordt nu aan wid gebracht,
de voornaamste strgders plaatsen zich achter de schermen,
of bedekken zich met ronde schilden, en welhaast snorren dui-
zenden ketoepats, vuile eieren en groene arèn*vruchten door de
lucht. Ook het geringe volk dat rondom staat, neemt alras een
werkdadig aandeel aan bet gevecht, dat onder allerlei kluchtige
tooneelen voortduurt totdat de Regent het teeken van den aftocht
geeft. Nu begeven zich allen weder aan boord en zeilen of
roeien , onder het spelen der gamelans , naar Djapara terug. Tegen
drie uren is alles afgeloopen en bgna ieder spoor van de luid-
ruchtige b&d& lomban verdwenen ').
In den onmiddellgken omtrek der stad Djapara liggen de
particuliere landen Teloek Awoer en Bodrolangoe, te zamen
behoorende aan den Chinees Beh Ik Sam, en Soembring, het
1) Zie KUnkert , het P&d^loemban-feest te Japara, in T. y N. 1. 1868. IL 85.
ra. ^»
Digitized by VjOOQIC
T70
eigendom der fieimilie Soekias, die van Annenisohe afkomst is.
De landen yan Teloek Awoer en Bodrolangoe, te zamen groot
107 bouwsy zgn in 1829 en 1830 afgestaan aan den toenmali-
gen Regent van Djapara; sjj liggen aan het znidwestelgk uit-
einde der negari Djapara , en beslaan een strook langs de kost,
waarin de kaap van Teloek Awoer begrepen is. Er bevinden üch
op die landen twee kampongs, wier bevolking deels van de visoh-
vangst en de bereiding van agar-agar leeft, deels ongeveer 50
bonws sawah bewerkt, waarvan de helft der rgstopbrengst voor
den landheer is, terwgl hem ook -1 der tweede gewassen moet
worden afgestaan. De klapperaanplant, op ongeveer 7000 boomen
berekend, behoort den landheer, en moet door de opgezetenen,
evenals het erf en de wegen, in heeredienst onderhouden wor-
den. Ook het branden van kalk geschiedt in heeredienst,
ofschoon aan de arbeiders voedsel verstrekt wordt; maar het
inzamelen van het koraal geschiedt t^;en betaling. Daar bet
perceel zich door aanslibbing steeds uitbreidt, is er een groote
uitgestrektheid strandbosch, die bg toeneming der bevolking tot
sawahs kan worden aangelegd. De toestand van dit land is niet
ongunstig, de veiligheid Iaat niets te wenschen over en de be-
volking is tevreden; maar de eigenaar is niet geheel buiten
verdenking van deel te hebben aan het smokkelen van opium,
waarvoor deze landen maar al te gunstig gelegen zgn, en niet
zelden beweert men, dat hg ze met het oeg op die omstandi|^
beid heeft gekocht.
Yeel belangrgker is het land Soembring, dat onmiddellgk ten
noorden aan de stad Djapara paalt, de -kapen Oedjong Eoeniran
en Oedjong Boebel bevat, 1900 bouws groot is en in tien desa's
eene bevolking van meer dan 5000 zielen telt Er worden
omstreeks 300 bouws sawah met rgst en 75 met suikerriet be«
plant, welk laatste bewerkt wordt op eene op het land aanwe-
zige fabriek, dicht bg Djapara gelegen, aan den weg die vandaar
door het land Soembring naar Bangsri, de hoofdplaats van het
district Bandjaran, voert Niet ver van deze fabriek ligt een
heilig graf, dat door de bevolking zeer In eer wordt gehouden.
Het bevat het stoffelgk overschot van een der oude Torsten van
Digitized by VjOOQIC
771
Djapara en id omringd door de graven zgner vrouwen en kin-
deren. De grayen hebben niets byzonderB, maar eene onde, half
in puin liggende moskee, die in de nabijheid werd gebouwd,
vertoont de overblgfselen van keurig beeld- en lofwerk, dat
wellicht van een ouden Hindoe-tempel afkomstig is. Men meent
dat deze graven de plaats van het oude Djapara der Javanen
aan wy zen, welks bevolking zich, nadat de Europeanen de tegen-
woordige kota gesticht hadden, allengs derwaarts zou hebben
verplaatst ').
Het land Soembring, vroeger als bruiker door den Regent
van Djapara geadministreerd, is later, door koop van het Gouver-
nement, het eigendom geworden van den toenmaligen Resident
Dirk van Hogendorp. Yan de opbrengst der rgst ontvangt de
landheer de helft, vün die. der tweede gewassen t, de klap-
perboomen zgn aan de opgezetenen afgestaan, tegen eene jaar-
lijksche betaling van f 0.70 per boom. De bevolking is rustig,
goedaardig en werkzaam, maar weinig talrgk, zoodat de aanleg
van sawahs en de oprichting van kalkbranderijen op de aange-
slibde gronden riechts zeer langzaam toeneemt. De desa's op dit
land bestaan meest reeds van oudsher; alleen W&n&redj& is in
later tgd verrezen op het terrein van een a%eschreven kofiSetuin ')•
Om het district Bandjaran, het noordelgkste van het regent-
schap Djapara, te loeren kennen, volgen wij den reeds vermelden
weg door het land Soembring, die in noord-noordoostelgke
richting voortgaat tot aan de desa Mlonggo , aan de overzijde van
een gelijknamig riviertje , en zich dan oostwaarts ombuigt, om , in
de nabgheid van Bangsri gekomen, eene noordoostelgke richting
aan te nemen. Deze plaats, die lOf paal van Djapara verwgderd
is, maakt één geheel uit met, of grenst althans onmiddellgk aan
Bandjaran, dat op andere kaarten als het hoofddorp voorkomt
en zgn naam aan het district heeft gegeven; zg ligt op den
noordwestelijken voet van den Moeri&, op eene hoogte van 80
') Het liier gezegde benut op combinatie yan een berioht bg StaTorinns,
tap., bl. 149, met hetgeen blgkt uit de topographisohe kaart Tan Djapara.
IntoBBchen verdient de toestand dezer monumenten een nader onderzoek.
*) Rapport omtrent de partio. landerjjen beoosten de 1^'imanoek, bl 848—360.
49*
Digitized by VjOOQIC
772
meters boven het zeeTlak. De eigenlgke rgweg hoadt hier op ;
maar langs een binnenweg bereiken wij in oost-noordoostelgke
richtbg, na een rit van seven palen, Eeling, vanwaar wg in
weinige minaten aan de grens komen van een noordwestwaarts
voornitspringenden hoek van het regentschap Djoewana. In het
geheele district dat wg zgn doorgetogen y zien wg , behalve eenige
koffietuinen, niet veel meer dan djatibosschen en graswilder-
nissen, de verblg^laats van vele bantings en tggers. De inlan«
ders, wier stallen vaak door de tijgers geplunderd worden en die
zelfs in de nabgheid hunner woningen de aanvielen dier gevaar-
Igke buren te duchten hebben, zullen het nimmer wagen van
deze zijde den Moerii te beklimmen, en ook de meest onder-
nemende Europeaan wordt daarvan afgeschrikt, niet enkel door
de onveiligheid, maar ook door het volkomen gemis aan wegen
en het groote bezwaar om met het kapmes zich een pad door
de vele gedoomde heesters en pandanen te laten openen. Langs
den weg ziet men vele tggervallen opgericht; maar onverschillig-
heid of vooroordeel houdt de inlanders terug van alle pogingen
om die dieren te lokken , zoodat er slechts zelden gevangen worden.
Ook wanneer wg van Eeling den weg noordwaarts inslaan, die over
Banjoemanis naar het in rechten afstand omstreeks tien kilometenv
van Eeling verwijderde zeestrand voert, big ven de tooneelen die de
weg oplevert dezelfde ; behalve dat wg aan onze rechterhand
het gezicht op^den Moerii met dat op zgn voorgebergte Goenoeng
Tjelering verwisselen en dat de plantengroei meer en meer in
eene aan merkwaardige planten rgke strandvegetatie overgaat.
De Tjelering is even zulk een nieuwe verheffing van ribben die
van den Moeri& uitstralen, als wg reeds bg vele vulkanen van
Java hebben waargenomen. Het is een veeltoppige , zich van den
Moerii tot aan het noorderstrand uitstrekkende bergrug, die
zich in zijn hoogste kruin , den Goenoeng Genoek, tot 713 metera
verheflt. Tot zgne lagere hellingen is hier en daar de cultuur
doorgedrongen, maar overigens is hg tot aan zgne hoogste toppen
met dicht en zwaar geboomte bedekt. Ook deze wouden strekken
tot woonplaats aan zoo vele tggers en andere wilde dieren, dat
zonder bijzondere voorzorgen aan eene beklimming van dit gebergte
Digitized by VjOOQIC
773
niet te denken ralt De Tjelering eindigt in de landengte van
Oedjong Watoe, waartegenover het eiland Mandalike ligt; dat
wg reedB bij onze vroegere denkbeeldige omzeiling van Java's
kosten leerden kennen ').
Den weg voorbij genoemden hoek langs het strand volgende,
bereiken wg weldra de dorpjes Melawar en Oedjong Watoe , aan
den voet van den Kendit, den noordelijksten top van den Tjele-
ring, en vervolgens | om den noordoostelgken voet van dat gebergte
zuidwaarts ombuigende en ons allengs van het strand verwgde-
rende, de desa Tjelering, die haren naam aan het gebergte
gegeven heeft. Een weinig ten oosten van Tjelering komen wg
aan de Kali M&dj& Eajoe , die hier de grens vormt tusschen het
district Bandjaran en het eerste district van het regentschap
Djoew&n&; dat den naam draagt van Mergoetoehoe ; en nog wat
verder oostwaarts aan het in een oase van kofiSetuinen te midden
der vrildemis gelegen Poentjal, thans gewoonlijk W&n&redj&
genoemd. Yan Eeling tot Poentjal hadden wg, om den toer
om het Tjelering-gebergte te volbrengen , slechts voor voetgangers
en voor ruiters bruikbare paden tot onze beschikking; 'hier
komen wij weder op een groeten weg, langs welken wg, eerst
het oostelgk strand der residentie naderende en dan zuidwaarts
ombuigende, na 101 p^al te hebben afgelegd, Tajoe, het hoofd-
dorp van Mergoetoehoe, bereiken. Op dien weg komt, op weinige
minuten afstands van het genoemde dorp, ook de weg uit dien
wg te Eeling verlieten, en die over de lagere ribben tusschen
den Moeri& en den Tjelering oostwaarts gaat. Die weg vormt de
kortste verbinding van Bangsri met Tajoe , en de afstand tusschen
beide plaatsen bedraagt daarlangs 23 palen.
Tajoe ligt weder in eene bebouwde en goed bevolkte, maar
in het noordoosten nog door strandbosschen begrensde streek,
op ongeveer een kilometer afstand van de zee. De Moeri& levert
van hier een treffend gezicht op en de EaU Tajoe, die van zijne
oostelijke hellingen afdaalt, schiet voorbij het dorp, welks rgst«
velden zg besproeit, de zee te gemoet Bij Tajoe of nog wat
1) D. I. bl. 30. Oedjong Batoe , zooals ik daar scbreef , is eigenlek de
Maldsobe Tonn Tan den naam.
Digitized by VjOOQIC
774
verder noordwaarts begint de lange reeks van tambaks of vischvgvers
die het oostelgk strand dezer residentie omzoomen en tot de hoofd-
plaats Djoew&n& een steeds broeder wordenden gordel vormen, die
vandaar tot de grens van Rembang weder langzamerhand a&eemt ^).
Yan Tajoe gaan twee wegen zuidwaarts uit: de eene dichter
langs het strand , langs desa's en sawah's die tot de districten
Mergoetoehoe en Djoew&n& behooren , en over Boeloemanis en
Djetah, naar de 16i paal verder gelegen hoofdplaats Djoew&ol^;
de andere meer westelijk i over de laatste uitloopers van den
Moeri&i naar de hoofdplaats der geheele residentie , PatL Wg
volgen den laatstgenoemden, die ons in zoid-zoidwestwaartsche
richting na 2} paal aan de sniker&briek Patds brengt en vandaar
nagenoeg parallel met eerstgenoemden voortloopende , de grens
der regentschappen I)]oew&n& en Pati overschrijdt, vervolgens
een dwarsweg voorbijgaat die de beide wegen langs de suiker-
fabriek van Trangkil verbindt, en ons kort daarna te Wedari
brengt, het hoofddorp van het Patische district Sel&wesi.
In dit district liggen eenige plaatsjes die bg de inlanders eene
zekere vermaardheid hebben om daar aanwezige graven of andere
overblijfselen der oudheid. Zoo vindt men in de desaPangoenan,
een paar palen rechts van den weg, kort nadat men de grens van
het district overschreden heeft, een steenen graf huisje, waarin
geen minder persoon zou begraven liggen dan Pandoe Dew&n&t&j
die er door zgne vermeende zonen, de vijfPand&w&'s,deheM
van de Br&t& Joedk '), plechtig zou zijn ter aarde besteld.,
volksgeloof zou doen vermoeden, dat wij hier met een overt
van Hindoeschen oorsprong te doen hebben , wat echter
door nader onderzoek kan worden uitgemaakt. Niet ver'
is waarschgnlgk Sem&rant&k& te zoeken, waar in eene
keien ommuurde ruimte het graf ligt van Pangéran
zoon van den Sultan van Padjang, dien ons degeschie
Java als Adipati van Djipang leerde kennen ').
') Van SpaU in T. v. Ngv. en Ldbw. in N. I., D. XI, bl. 7
») D. I, bl. 422.
3) D. II, bL 160 T. Zie orer de hier genoemde oudheden 6m
Y. b. Bat. Gen. XXXUI, 174 r.
M
GooQle
edbyi^OOg
775
Bg Wedari neemt de weg dien wg volgen , eene westwaarts
dWergeerende richtiDg aan en voert ons, eerst nog door het district
Sel&wesi, Tervolgens door het district Pati, naar de gelgknamige
hoofdplaats van het laatste, die tevens de hoofdplaats van het
regentschap Pati en van de geheele residentie is.
Pati ligt aan den groeten postweg tnsschen Koedoes enDjoe-
w&n&. De verbinding met eerstgenoemde plaats leerden wy reeds
kennen *), die met IDjoewana komt soo aanstonds ter sprake.
Het gedeelte van den weg dat door de stad loopt, is door hooge
tamarindeboomen beschaduwd, die hier een te aangenamer indruk
maken, daar de w^en in Djapara meestal beplant zgn met
kajoe koed& *) , een wel is waar hooge boom , maar die , daar
h§ als onze knotwilgen behandeld wordt, alle bekoorlgkheid
mist. Aan den postweg liggen de meeste Eoropeesche huizen en
de aloen-aloen , die met eeae der fraaiste regentswoningen van Java
en eene zeer nette moskee prijkt. Het residentiehuis, een kolossaal
gebouw, voor omstreeks 40 jaren opgericht, ligt op eenigen
afstand van de stad in de richting van Eoedoes , geheel a%ezon-
derd, op een open terrein. Op de trappen die naar den ingang
leiden, heeft men twee raksasa's geplaatst, die in een bosch in
het district Sel&wesi moeten gevonden zjjn. Zg zijn van middel-
bare grootte en de houding die hun de beeldhouwer gegeven
heeft, is bg zulke tempelbewakers een zeer gewone; het ééne
been is recht achteruit onder het lichaam geslagen, en het andere
met gebogen knie er voor geplaatst. De knods, de slagtanden, de
buikband, de oepavita, al de gewone attributen zgn voorhanden.
Het is jammer dat de herkomst dezer beelden niet nauwkeuriger
bekend is; zg zouden ons anders wellicht op het spoor van een
Hindoesch heiligdom in Djapara kunnen brengen ').
Ten noorden en zuiden van de Europeeschewgk, die misschien
een 800 zielen telt , liggen een aantal inlandsche kampongs , die
zeker meer dan 10,000 Javanen bevatten. In eene van deze,
1) Blï. 758.
') Odina gummiftra BL {Spondias Wirtgenü Hassk.), D. I, bL591, ver-
meld onder den Soendaschen naam van Kadongdong.
') Bleeker T. t. N. I. 1858, I. 40; Buddingh , K. O. L, 1. 265 ; Teysmann,
K. T. T. N. I. XI. U2 ; Bmmnnd, Verhh. r. h. Bat. Oen. XXXIIL 178.
Digitized by VjOOQIC
776
PareDgan geheeten y ligt een heilig graf door een mnnr imiringd.
Het zou het stoffehjk oyerschot bevatten van zeker Sjeikh,
MahoeI&n& Mahoeliki geheeten , een door den Soenan van Eoedoea
uitgezonden zendeling, die hier door de ongeloovigen zou ver*
moord zgn. In de desa Eemiri koeion , die tot den naasten omtrek
van Pati behoort, liggen eenige heilige steenen en twee oude
roarta vanen, die aan het water dat er zich in verzamelt, naar
de meening der inlanders, genezende kracht schenken ')•
Pati ligt aan den zuidoostelij ken voet van den Moeri&, tegen
welken een weg opwaarts gaat naar de bergdorpen Ooew& en
Djloebing, gelegen op een hoogte van 175 en 571 meters. Tot
Goew&, 61 palen, is die weg voor rgtuig geschikt, verderop is
hg niet meer dan een voetpad. Tusschen Pati en Goew& loopt deze
weg langs de dorpjes Rendoelé en Sani , beide weder tot het district
Sel&wesi behoorende en beide door hunne oudheden bekend.
Te Rendoelé staat een oude poort, die door zekeren Ejai Ageng
zou vervaardigd zijn ten behoeve der door Soenan Moeri& gebouwde
moskee *), maar door dezen zou zijn afgewezen omdat een
banaspati, dus een heidensch sieraad, boven den ingang was
geplaatst ')• Te Sani wgst men een ouden put, welke zgn oorsprong
zou te danken hebben aan een wonderdaad van den Soenan Kali
I>j&g& *)y die een waterstraal te voorschgn bracht door zgn stok
in den grond te steken *). De naam Goew& beteekent grot; maar
de onderstelling van het aanwezen eener merkwaardigheid,
waartoe deze naam en de aanleg van een rijweg naar dit dorp
aanleiding geeft, wordt door geene mg bekende berichten gestaafd.
Een paar kilometers rechts van Rendoelé ligt de fabriek der
suikeronderneming Langsé, op 2i paal afstands van Pati langs
een dwarsweg, die nabg de stad den postweg sngdt
>) Bnimand, t. a. p. 174. ^) Zie hierboYen, bL 758 y.
') Eene dergelgke, maar grootere poort, met daarvan gescheiden torenYor-
mige flankBtukken, wordt gevonden op hot plein vóór de moskee van Djipang,
een desa op de ooBtgrens van het district Tengeles, ruim twee palen ten
zuidwesten van Eoedoes. De overblgfselen zgn in den styi der gebouwen bg
de moskee van Eoedoes (D. II, bl. 204) en behooren tot hetzelfde tgdvak.
Zie Brumund t. a. p.
O D. U, bl. 202. ») Brumund, t. a. p. 174 r.
Digitized by VjOOQIC
777
Naar alle andere sgden is Pati omge?eii door de ?rachtbare
en volkrgke ylakte die den Moeria van het E[alkgebergte scheidt,
en die, met nitzondering van de Groote Bawa, welke ongeveer
negen kilometers ten zuidwesten van Pati begint, uit een schier
onafgebroken aaneenschakeling van rijstvelden bestaat De Eali
Djoew&n&, waardoor het moeras uitwatert, nadert in haren noord-
oostelgken loop het zuidoosten der stad tot op een paar kilometers en
maakt de grens uit tusschen de districten Tengeles en Pati ten noor-
den en de districten Tjengkal Séwoe , Angkatan en Glonggong ten
zuiden , van welke de beide laatste klein van omvang, maar de meest
bevolkte van geheel Djapara zgn. Een weg die op bijna drie palen
afstands van Pati de rivier kruist, gaat naar Eajen, het hoofddorp
van het district Tjengkal Séwoe, en vandaar over de desa van dien
naam naar het ons reeds bekende Praw&t& ')• De afstand van Pati tot
Eajen bedraagt 11|, tot Praw&t& 26 palen. Men nadert opdien
weg steeds meer het Ealkgebergte , dat de zich uren ver uit-
strekkende rgstvelden als met een hoogen, maar verbrokkelden
muur omzoomt, en waar het kale plekken toont, de opvallende
zonnestralen met kracht van zgne witte wanden terugkaatst
Yer daarachter ziet men den statigen Lawoe zijn stompe kruin
hoog boven de wolken verheffen '). Een tweede weg gaat van
Pati bgna recht zuidwaarts naar Gaboes, het hoofddorp van het
district Angkatan (7 palen), voorts van Gaboes noordoostwaarts
naar Winong; waar de Wad&nli van Glonggong zijn zetel heeft
(4 palen), en van Winong noordoostwaarts naar de desa Glonggong
(4i palen), waar hjj zich oostwaarts ombuigt, om weldra de
grenzen van het zuidoostelijk district van Pati, Bogorame ge-
naamd, te overschrijden en na 2^ paal zgne hoofdplaats
Djakenan te bereiken. Al deze plaatsen liggen in de met onafge-
broken rgstvelden bedekte vlakte , op aanmerkelijken afstand van
het haren zuidoostrand omzoomende Ealkgebergte, dat hier, naar
den 379 meters hoogen Goenoeng Soer&pati, die op de grens
van Bogorame met het Grobogansche district Wir&sari verrijst,
veelal het Soer&pati-gebergte genoemd wordt ').
O BoTen, blz. 756. ') Bleeker, T. v. N. I. 1850. I. 40
>) Zie daaroYer bl, 509.
Digitized by VjOOQIC
778
De postweg gaat yan Pati naar Djoew&n& grootendeels lijnrecht
in oo8t-noordoo8telgke richting steeds door de vrnchtbarei maar
eentonige sawah- vlakte. Bij den post Goejangan (5{ palen) wordt
de grens tusschen de regentschappen Pati en Djoew&n& OTor*
schreden. De weg is op dit pont seer dicht tot de Eali Djoe-
w&n& genaderd , die yaDhieraf met kronkelenden loop de grens
Tormt tusschen het district Mantoep ten zuiden en het district
D|joew&n& ten noorden. Op 3^ paal afstands yan Qoejangan ligt
Djoew&n& aan den noorder- of linkeroever der rivier.
Djoew&n& werd in den tgd der Compagnie onder de belang-
rijkste handelsplaatsen van Java gerekend ; ook waren er scheeps-
timmerwerven waar groote zeeschepen gebouwd werden. Men
schreef destijds haren naam gewoonlgk Joana of zel£i Joanna,
en verviel later in een andere fout, toen de spelling Djawana of
Djewana in zwang kwam. Yalentjjn schatte de bevolking, waar-
schijnlijk zeer overdreven, op 9000 huisgezinnen '); de plaats is
echter nog heden vrij volkrgk en huisvest eenige duizenden
Javanen, meer dan duizend Chineezen en een 40tal Europeesche
gezinnen, en het vertier is er niet onbelangrgk. De rivier heeft
hier eene breedte van 180 voet en eene diepte van 18 tot 80,
en er zouden dus yrg groote schepen tot voor de stad kunn^i
komen , indien de breede modderbank vóór den in rechte lijn
omstreeks 5 kilometers van de stad verwgderden riviermond dit
niet verbood. De groote schepen, die hier koffie en suiker komen
laden , moeten op aanmerkelljken afstand van het strand ankeren.
Het uiterlijk der stad is zeer onaanzienlijk. Het Europeesche
gedeelte doet meer dan eenige andere plaats van Java aan een
oud Hollandsch stadje denken, maar de meeste huizen zien er
vervallen uit, en ook bet eenmaal vrij aanzienlijke fort, dat aan
den rivier-oever is gebouwd en een steenen vierkant met vier
bastions vormt , maar thans geheel ontwapend is en als Gt>nveme-
mentspakhuis gebezigd wordt, ziet er oud en verwaarloosd uit.
De wijk der Chineezen , uit een reeks van langs den groeten weg
gebouwde steenen woningen in de nabijheid van het fort be-
staande, heeft een onzindelgk voorkomen. De dalam yan den regent,
») IV, 1. 30.
Digitized by VjOOQIC
779
de aloen-aloen, de groote pasar , de bamboezen woningen der
inlanders met de dwars wegen en bij paden die ze scheiden, heb-
ben niets aantrekkelijks; alleen een laan yan hoog geboomte,
die echter slechts een geringe lengte heeft, strekt de kom der
Eota tot sieraad ').
Ik mag niet verzuimen hier met een enkel woord eene onder-
neming te vermelden, die aan Djoew&n& eene betere toekomst
belooft en van overwegend belang zal zgn voor de ontwikkeling
yan een der vruchtbaarste en volkrijkste gedeelten van Java. In
September 1881 heeft zich te Amsterdam eene vennootschap
gevormd voor den aanleg van een stoomtram, die Samarang
pver Demak, Eoedoes en Pati met Djoew&n& zal verbinden. De
weg zal een lengte hebben van 87 kilometers ; en het kapitaal
der onderneming is op vier millioen gesteld. Ofschoon het bedrag
i^et geheel is volteekend, is toch het tot stand komen der
onderneming aan geen redelgken twgfel onderhevig. Er zal een
begin gemaakt worden met de sectie Samarang-Koedoes; in het
belang der Djaparasche suikerfabrieken is het te hopen, dat
spoedig de middelen zullen gevonden worden , om er ook de tweede,
kleinere helft aan toe te voegen.
Na de rivier van Djoew&n& met een drijvende brug te zyn
overgegaan, komen wij in het district Man toep, dat zich langs
de grens van Bembang in een smalle strook tot aan de zuid-
grens der residentie Djapara uitstrekt De postweg gaat door dit
district recht oostwaarts en verwgdert zich dus steeds meer van
de noordoostwaarts loopende rivier. Na een paar palen te hebben
afgelegd, bereikt men Ngerang, het hoofddorp van Man toep, dat
een weinig rechts van den weg ligt. De laatste post op Djapa-
rasch gebied is Mangoenan, dat 5 f palen van Djoew&n& en H
paal van het 30 voet breede grensriviertjo Randoe Gentoeng ver-
wijderd is. Nog steeds loopt de weg door ona%ebroken sawab's,
maar aan de linkerzgde, waar hij* van 1 tot 3 ^ kilometer van
het strand verwijderd is, biedt hij nu en dan een blik op den
>) Bleeker, T. y. N. I. 1850, I. 41; Buddingh, N. O I., I., 266. Ofer de
riYier van I^oewlUi& heb ik reeds D. I, bL 59, eenige bgzonderheden mede-
gedeeld.
Digitized by VjOOQIC
780
breeden zeespiegel, waarop zioh soms een menigte seilen bewe-
gen j terwgl men ver voor zich uit in het ooeten den trachietisehen
berg G. Argo op den boek yan Lasem ontwaart ').
Nauw is men de grensrivier overgestoken, of de tooneelen die
de weg aanbiedt, beginnen geheel van aard te veranderen. Wg
hebben het grondgebied eener residentie betreden, die, in het
algemeen gesproken, zich onder de gewesten van Java dooreen
dorren, schralen bodem onderscheidt en tot de minst bevoor-
rechte streken van het schoone eiland moet gerekend worden*
Echter zal het ons blijken, dat ook deze residentie veel belang-
rgks aanbiedt en noch aan schoone natnnrtooneelen , noch aan
gewichtige producten ; noch aan merkwaardige overblgfiielen van
vroeger eeuwen gebrek heeft ').
In de teelt van producten voor de Europeesche markt staat
Rembang bij alle andere residentiën van Java achter. De Gh>u-
vemementskoffiecultuur, die er steeds erbarmelijke resultaten
heeft opgeleverd, is er sedert lang geheel opgeheven '). De
suikercultuur bepaalt er zich tot ééne enkele onderneming die
nog in contract met het Gouvernement werkt, en drie vrge onder-
nemingen, welke allen gezamenlijk in 1879 in rond cgfer 40,000
pikols suiker opbrachten, d. i. nog geen tachtigste der geheele
productie van Java voor zoover die bekend is. Ook wat de
tabakscultuur betreft heeft Rembang het hooge standpunt niet
gehandhaafd, dat het reeds in 1854 ten gevolge van de invoe-
ring der vrge tabaksteelt had ingenomen. De weifelende houding
O Bleeker, t. a p. 43.
^) By Rembang verlaten ons de topographische kaarten, die voor deze en'
alle nog volgende residentiën nog niet zgn uitgegeven. Het gemis wordt ons
eenigszins vergoed door de in 1878 vervaardigde, maar eerst voor weinige
maanden verkrggbaar gestelde ,, Etappe-kaart van Java en Madoera, schaal
1 : 500,000 ," onder leiding van den It. kol. W. J. Havenga , ohef van den
topographischen dienst, samengesteld door den In luit. G. B. Hooyer. Deze
kaart kan toch als een resumé der topographische opneming beschouwd worden.
3) In 1859 waren bjj de kofBecultunr in deze residentie werkzaam 3,221
huisgezinnen, die 142.82 pikols koffie produceerden, geoogst van 194,655
vruchtdragende boomen, zoodat 1363 boomen slechts één pikol opleverden,
en de productie per gezin 0.04 pikol bedroeg. De betaling door de bevol-
king genoten bedroeg ƒ 2,713.16, d. i. f 0.84 per huisgezin. Zie Aardr. en
Stat. Wdbk. art. Rembang.
Digitized by VjOOQIC
781
der Begeering ten opzichte van den Trgen arbeid heeft daaraan
den eersten knak toegebracht, en later heeft die uiterst wissel-
vallige cultanr groote tegenspoeden ondervonden. Vooral de natte
weersgesteldheid van het jaar 1879 is voor de tabak zeer ver-
derfelgk geweest In dat jaar is in Bembang het aantal tabaks-
ondernemingen van Europeanen, dat in 1875 13 en in 1878 nog
9 bedroeg, tot slechts 6 gedaald. De opbrengst, die in 1875
932,580 en in 1876 1,386,900 kilogr. bedroeg, is in 1878 tot
707,600 en in 1879 tot het zeer ontmoedigend bedrag van slechts
62,450 kilogr. verminderd '). De verwachting in 1857 door de
Regeering uitgedrukt *), dat de tabakscultuur, als volkscultuur,
langs de boorden der Solo-rivier (het vruchtbaarst deel der
residentie) eene rgke bron van welvaart voor de bevolking en
voor de Europeesche ondernemers zon worden, is dus voor het
oogenblik schier geheel verijdeld. Kr b echter geen reden om de
hoop op beter tgden te laten varen.
De grootste rijkdom van de residentie Rembang bestaat in
hare bosschen, en het djatihout neemt onder hare voortbreng-
selen de voornaamste plaats in. Yan oudsher was Rembang onder
de gewesten van Java bg uitnemendheid het gewest der ^'ati-
wonden, en groot was de invloed dien er het overvloedig voor-
komen dezer uitnemende houtsoort op de ngverheid en de
welvaart uitoefende. Scheepsbouw, visscherg en meubelmakerg
stonden in deze residentie op betrekkelgk hoogen trap. In de
hoofdplaats Rembang had de Oost-indische Compagnie eene groote
scheepstimmerwer^ die aan honderden inlanders werk verschafte,
en te Lasem, Bantjar, Toeban en vele kleinere kustplaatsen
werden tal van inlandsche handels- en visschersvaartuigen gebouwd.
Ongelukkiger wgze is niet slechts in den Goenong Eidoel, in
Djapara, in Tjeribon en andere boschrgke streken van Java het
djatihout, ten gevolge van overmatigen en zorgeloozen aankap, zoo
vernield, dat er nauwelgks van bosschen meer sprake kanzgn;
maar is ook in Rembang, dat maar al te zeer als een onuitput-
telijke voorraadschuur beschouwd werd , zoo roekeloos gekapt, dat
•) KoL VersL van 1877, bl. 203, van 1880, bl. 175.
*) Staatsoonrant van 4 April.
Digitized by VjOOQIC
782
de iDdustriëD die van den houtrijkdom afbatakelgk sgn, aHengs
schier geheel zijn weggekwgnd. Reeds in het laatst der- vorige
eeuw waren de bosschen in den omtrek der hoofdplaats Bembang
zoozeer uitgeput, dat het hout met veel moeite en kosten van
yerre moest worden aangevoerd. Te gelijker tgd werden dé
djatibosschen langs de Solo-rivier, die zulk een schoone gele-
genheid voor den afvoer der houtwerken bood, geplunderd ten
behoeve der scheepstimmerwerven van Gresik. Toch werd onder
het Britsche tusschenbestuur nog bepaald, dat al het benoodigde
hout bg voorkeur uit Rembang moest getrokken worden, en ook
later moest hoofdzakelgk die residentie in de behoefte aan hout
voor 's lands werken voorzien. In den Java- oorlog van 1825 —
1830 werd ontzettend veel djatihout vernield, maar nog nood-
lotdger voor de bosschen waren de maatregelen der Regeering
die, na de bevrediging, overal fabrieken tot bereiding van tropi-
sche producten deden verryzen. Werden elders de bosschen vooral
ten behoeve der suikerfobrieken vernield, in Rembang hebben
het meest de tabaksondernemingen het roekeloos verspillen van
djatihout in de hand gewerkt *).
Het zou belachelijk zgn ontbossehing in het algemeen te v^>
oordeelen; zg is een onvermgdelgk gevolg van toenemende bevol-
king en voortschrgdende ontwikkeling van den landbouw. Maar
zg vordert beleid, overleg en matiging, zal zg eenig land niet
van het kostbaarst materiaal voor zgne ng verheid en den besten waar-
borg voor de instandhouding zgner vruchtbaarheid berooven. Dat
dit zoo laat algemeen is ingezien en de lessen der wetenschap
zoo weinig zgn behartigd, heeft aan vele landen onberekenbare
schade toegebracht. Ook in vele gedeelten van Java is dit tot
zekere hoogte het geval geweest, en de regeling van het bösch-
wezen van 1866 /in 1874 door eene in vele opzichten verbeterde
>) Gordes , de DjatibosBchan in Ned. Indië, in Tgdachr. t. h. A. G. , P. I*»
bl. 275, by welk opstel eene overzichtskaart der djatibosschen in Bembang,
volgens de opneming in 1861—1863, is geyoegd. Eene hoogst belangryke
monographie oTer het (^atihoat heeft dezelfde schrgver in het thans löopende
jaar (1881) te Batavia in het licht gegeven, onder den titel: ,de Djatibos-
sohen op Java, hunne natnnr, verspreiding, gesohiedenis en exploitatie.^
Digitized by VjOOQIC
788
▼enrangeni is niets te vroeg gekomen om groote nadeelen te
verhoeden. De gunstige gevolgen dier regeling zgn onmiskenbaar.
Ofschoon ongetwijfeld nog wel het een en ander te verbeteren
valt *) , kan thans bet bosch wezen genoemd worden een belang-
rgke, wel ingerichte en zoowel voor den Staat als voor particulieren
belangrgke tak van beheer. Terwijl de bosschen onder behoorlgk
beheer en toezicht zijn gesteld en de exploitatie aan vaste regelen
onderworpen is, kan zoowel de Regeering als het publiek zich
veel gemakkelgker en op beter voorwaarden het noodige houtwerk
verschaffen, dan tgdens het vroegere wanbeheer , toen bg overvloed
van hout op stam en zelfs op de stapelplaatsen , de ng verheid
zich vaak het noodige niet kon verschaffen , en trekt de Regeering
uit de boschexploitatie niet onbelangrgke inkomsten, die in 1878
f 1,046,000 en in 1879 f 1,028,000 bedroegen.
Yan de verdeeling der bosschen in djati- en wildhout-bosschen
heb ik reeds vroeger melding gemaakt'); in Rembang zgn de
laatste van zeer ondergeschikt belang , maar de djati-bosschen
des te belangrgker.
Met het oog op de djati*bosschen is Java thans in dertien bosch-
districten verdeeld, waarvan één de residentie Djapara omvat,
één de westelgke helft van Rembang of de afdeelingen Rembang
en Blora, één de afdeelingen Toeban en Bodjo-negoro, die de
oostelgke helft der residentie uitmaken. Vooral in Blora en
Bo^jon^poro beslaan de djati-bosschen nog een groote uitgestrekt-
heid. In Rembang is een breede kuststrook er geheel van
verstoken. Eene opmeting der djatibosschen van Java, waarvoor
in 1860 eene Regeerings-oommissie werdin dienst gesteld, bracht
aan het Ucht, dat in Rembang de uitgestrektheid der djaü-
bosschen 2846 vierk. kilometers bedroeg. De vergelgkisg met
*) De exploitatie der 4iatibo88ohen heeft tliang plaats door tasschenkomst
TAD psrdoiilieren , hetzg op dien voet dat zg over het hout yrge beschikkiiig
hebben tegen betaling yan pachtBchat, hetzg in dier voege dat zij tegen
betaling yan kap-, sleep- en yeryoerloon hei noodige hout aan het Oonver-
nement leyeren. De heer Gordes i^ yan oordeel dat rechtstreeksohe exploitatie
yan Staatswege betere resultaten zon opleyeren. Tegen dit geyoelen zgn ge-
wichtige bedenkingen geopperd in het T. y. K. L, Jg. 1881 , DL IL, bl. 281 yy,
O Boyen, bL 148.
Digitized by VjOOQIC
784
den omvang in eenige andere der meest boaohrijke residentiën,
zooals Samarang (875 y. Em.), Soerabaja (834 y. Em.), Madioen
(920 y. Em.), Djapara (225 y. Em.) , is het beste middel om
tiet byzonder gewicht yan Bembang yoor het bosohwezen te
doen in 't oog vallen ').
Na deze kleine uitweiding zullen wij thans onzen denkbeel-
digen reistocht hervatten en in de eerste plaats langs den
postweg, die hier op geringen afstand bijna parallel met de kust
loopt, de 7{ palen afleggen die de hoofdstad Rembang van de
grens van Djapara scheiden. De bodem waarover de zandige,
glinsterende, met schoeiingen van witte houten hekken afgezette
en met tamarindeboomen beplante weg «voert, is laag, modderig,
door zeewater gedrenkt, en daardoor weinig geschikt om planten
te voeden, zoodat de desa's die men doortrekt, kaal en zonder
schaduw, een weinig aantrekkelyken aanblik bieden. Nogtans
wgzen bier en daar de vele dicht bgeenstaande huizen op eene
talrgke bevolking, die, wel is waar, den landbouw slechts op
kleine schaal uitoefent, maar daarentegen het veld harer werk-
zaamheid en de bron harer welvaart voornamelgk vindt in de zee, die
de boomlooze woesteng met hare golven beukt. Nevens de
visscherg werd hier vroeger de aanmaak van zout op groote
schaal gedreven. De zoutpannen lagen in de nabgheid van het
dorp Paradesi, aan het riviertje Delok, dat door den weg ge-
sneden wordt, maar zijn, evenals die van Elandang Hawor en
Sidajoe, in 1851 ingetrokken. Het beginsel waarop deze maat-
regel steunde, namelgk om den zoutaanmaak in het belang
van een goed beheer en een werkzaam toezicht op een klein
aantal plaatsen te ooncentreeren '), heeft sedert nog volkome-
ner toepassing gevonden, toen de zoutaanmaak voor rekening der
Begeering tot Madoera beperkt werd '). De plaats der zout-
pannen van Paradesi is thans gedeeltelgk ingenomen door den
aanleg van tambaks of vgvers voor kunstmatige vischteelt, die
zich ook in deze residentie gedurig meer uitbreidt *). Het district
O Cordes, de Djatibossohen op Java, bl. 154.
') De Waal, Aanteekeningen OTer koloniale onderwerpen, IIL 258.
O Zie D. L, bL 628.
*) Yan Spall, in T. v. Kgv. en Landb. in N. L XI. 10.
Digitized by VjOOQIC
785,
waarin wg ons hier bevinden, draagt den naam van Waroe,
even als zijne volkryke hoofdplaats, die wg op onzen weg aan-
treffen It paal vóórdat wij de hoofdplaats Rembang bereiken ,
welke in hetzelfde district , op nagenoeg gelijken afstand van zgne
oost- en zgne westgrens, gelegen is.
De hoofdplaats Rembang heeft eene langwerpige gedaante en
strekt zich met eene harer lengtezijden nit langs het strand, dat
hier droog en zandig, en dienvolgens dor, maar niet ongezond
is. Het riviertje Geneng begrenst de stad aan de westzgdC; en
onmiddellgk daaraan paalt de wijk der Chineezen, die groeten-
deels nit steenen hnizen bestaat, voornamelijk gelegen aan den
de geheele stad in de letfgte doorsnijdenden postweg; en die zich
onderscheidt door een fraaien, rgk versierden tempel, bg welks
ingang twee steenen leenwen de verwondering der vreemde
bezoekers wekken door den kunstig in hun muil gehouwen bah
Verder oostwaarts ligt de Europeesche wgk, een stadje op zich
zelf, met rechtlijnige straten en witgepleisterde steenen huizen ,
die, evenals de zandige wegen, het scherpe zonlicht veelvuldig
terugkaatsen. Hier vindt men de in 1829 door vrijwillige bijdra-
gen gestichte protestantsche kerk , die in een park van hooge ^
lommerrijke boomen staat, nit- en inwendig even net is, en
waarvan de predikstoel rust op een fraai met wgogaardbladen
en druiventrossen besneden voetstuk *); voorts het in 1845 vol-
tooide logement, de ruime en luchtige steenen gevangenis, en
eindelgk het residentiehuis , een groot, hecht en sterk gebouw,
met verdieping, in de vorige eeuw gebouwd te midden van het
bg Yalentgn a%ebeelde fort, waarvan de muren en bastions nog
gedeeltelgk bestaan, maar dat als versterking sedert lang alle
waarde heeft verloren. Het benedenhuis mist door die muren
schier alle uitzicht, maar uit de bovenvertrekken geniet men een
heerlgk panorama op het ona&ienbare, vaak met schepen bezaaide
vlak der Javazee vóór zich , den berg Moeri& ter linker- en den
berg van Lasem ter rechterzgde. Dit residentiehuis ligt op nauw
40 schreden van het strand, zoodat men hier eene gemakkelgke
gelegenheid vindt om in het zuivere , maar soms vrg onstuimige
») Vgl. D. I, bl. 449.
60
Digitized by VjOOQIC
Ï8Ö
zeewater Ie baden. Op het erf van eene der Eoropeesche wonin-
gen staat I of stond voor weinige jaren (want in den laatsten tgd
18 veel van dien aard naar Batavia we^;evoerd), een groep
Javaansche beelden , afkomstig van den berg Pandan en in 1823
door den resident de Salis hierheen gebracht, en bestaande nit drie
Ganesa^s, waarvan een met een mensohengelaat, ofeohoon de
neus tot een olifantssnuit is verlengd, verder een Doorga, twee
Baksasa'Sy een zittend vrouwenbeeld met doorboorde borsten,
zooals men meermalen op oude badplaatsen aantreft, een staand
vrouwenbeeld eo een fraai afgewerkte lingga-zuil.
Ghrootendeels ten oosten , maar gedeeltelijk ook ten zuiden van
de Europeesohe stad, liggen de inlandsche wijken; de woning
van den Regent met de aloen-aloen en moskee is ingesloten
tusschen de priesterwgk of Eaoeman ten westen^ en de wgken
Pandéan, Easingan en Pandjoenan ten noorden , oosten en zuiden.
In de inlandsche wijken worden vele takken van Javaansche
ng verheid uitgeoefend, zooals het weven en batikken van hoofd-
doeken, sarongs en slendangs, het vervaardigen van karoeng.
matten en gemoeti-touw voor de visschersprauwen , het bereiden
van toeak, trasi, troeboek en kroepoek *)• Ten zuiden looptom
de stad een wandelweg die met bevallige bamboestruiken omzoomd
is en heerlgke gezichten' biedt op de zee.
Bembang had in 1846 , volgens Bleeker , eene bevolking van 200
Europeanen, 1300 Chineezen, 900 Arabieren, Boegineezen en
Haleiers en 8000 Javanen. Sedert is die bevolking ongetwijfeld
belangrijk toegenomen; de Europeesche althans kan men nu zeker
wel op het dubbel stellen. Hoe onaangenaam te Rembang ook de
hooge temperatuur en het gebrek aan schaduw zgn , de plaats heeft
den naam van gezondheid en de levensbehoeften zgn er goedkoop *)•
^) Dit laatste is een toespgs bg de rgst, bereid nit de binnenste vleesch-
aohtige deelen der buffelhuid, of ook uit yisoh, en broos in olie gebraden.
Troeboek is de tot een soort Tan kaviaar bereide kuit van Alausa macrurd,
') Zie V. HoëveU, Reis, I. 129 vv. ; Buddingh, N. O. I., 1. 269 ; Bleeker,
T. V. N. I. 1850, I. 43; Brumund, Verhh. v. h. Bat. Gen. XXXUL 175;
Bengers, Dagboek in Bgdr. t. d. kennis der Ned. en rr. koloniën, jg. 1845,
bl. 170, en het plan van Rembang op de kaart der residentie van dien naam
in den Atlas van N. Ind.
Digitized by VjOOQIC
181
Alvorent den postweg langs het strand te ver?olgen| willen
wg tbantf van Rembang een uitstap doen naar de zuidwaarts Tan
die plaats gelegen districten , en den weg inslaan die over Soelang
en Karang-^jati naar Blora roert Langzamerhand rijst het terrein >
om allengs over te gaan in het heuvelland van Blora, dat eene
Toortzetting is van het Soer&pati-gebergte tussohen Grobogan en
PatL Het district Soelang, waarvan de gelijknamige hoofdplaats
84 paal van Rembang verwijderd is, heeft, evenals het ten
oosten aangrenzende Pamotan, een schralen, steenachtigen bodem, is
weinig bebouwd en heeft daarom nog veel djatibosch behouden,
dat echter sedert lang van de kostbaarste bopmen beroofd is.
Ten zuiden grenzen aan Soelang de Blorasche districten Ngawèn
en Earang-djati, die in het noorden nog eene tamelgk samen-
hangende djatibosoh-streek bezitten, oostwaarts grenzende aan de
bosschen van Djepon, die thans nog, zooals ons later blijken
zal, de schoonste en rijkste van" de residentie zgn. Wanneer wg
echter Earang-djati , de 141 paal van Soelang verwgderde hoofd-
plaats van het gelgknamig district, naderen, zien wg de tamelgk
vruchtbare vallei van de Loesi-rivier voor ons, waar het bosch
groOtendeels voor de rgstcultuur heeft plaats gemaakt. In dit
dbtrict ligt ook Blora, de hoofdplaats van het zuidwestelgk
regentschap. De weg van Earang-djati derwaarts komt, nadat
één paal in zuidwaartsche richting is afgelegd, i paal ten westen
van dien regentszetel uit op den weg die van Djepon naar Blora
gaat en zich vandaar over de districtshoofdplaats Ngawèn vport-
^zet naar de grens van Samarang, in de richting van Wir&sari ^).
De afstand van Blora naar Ngawèn bedraagt 9, die van Ngawèn
tot de genoemde grens 8^ palen. Blora is een kleine negeri op
den rechteroever derLoesi, nabg den zuidelgken voet der gemelde
kalkheuvelen , en levert niets opmerkenswaardigs op, of het
moesten de bamboezen hekken zijn waarmede er de straten zgn
afgezet '). Daar ook het bezoek van Ngawèn, dat een paar
palen rechts van de Loesi ligt, de moeite weinig beloonen zou,
O Zie boYen, bL 509.
») Bleeker, T. y. N. I. 1860, L 48, 190 v.; v. Hoëvoll, Eeis, L 129;
Teysmaim in N. T. v. N. L XL 126.
Digitized by VjOOQIC
7Sd
en de TogelneBtklippen teh Tinapaa, dat nabg de Samarangsche
grens op eenigen afstand rechts van den weg gelegen is *)| alle^i
niet belangrgk genoeg schgnen om ons tot een langen tocht in
die richting te doen besluiten, willen wg ons tiians van Blora
rechtstreeks naar het verder zuidwaarts gelegen Randoe*blatong
begeyen. Ofschoon de afstand ran Blora tot dit districtshoofd-
dorp niet minder dan 19 ^ paal bedraagt, voert de weg langs
geene enkele plaats van eenige beteekenis. Het district is bgna
geheel met kalkheu velen en djatibosschen bedekt; doch maar al
te zeer blgkt ook hier, hoe juist de schoonste plekjes djatibosch
door de bevolking voor den aanleg van tegalvelden vernield zgn.
De bewoners van dit gewest schijnen van oudsher, wellicht om
zich aan de drukkende blandong-diensten te onttrekken, bg
voorkeur een meer zwervend leven geleid en de samenwoning in
geregelde desa's vermeden te hebben. Het gevolg van den door
haar gepleegden roofbouw is, dat de uitgestrektheid die nog
wezenlgk fraai bosch bevat, in dit district zeer gering is ').
Omtrent het kalkgebergte dat zich ten zuiden van Bandoe-bla*
tong over de grenzen van Madioen tot aan de Solo-rivier uit-
strekt, valt voornamelijk op te merken, dat het een groot aantal
holen bevat, die allen door ontelbare vledermuizen van de
geslachten Nycticejus, Rhinolophus en Yespertilio bewoond zgn.
De mest dezer dieren vermengt zich met de deels uit alluvium,
deels uit vergane rotsen ontstane aarde, die den bodem dezer
holen bedekte Reeds voor de komst der Europeanen in Indie
wisten, zoo men wil, de bewoners dezer streken uit die aarde
salpeter te bereiden '). De verbinding van het dorp Randoe-
blatong. met Eoewoe in de residentie Samarang hebben wg reeds
vroeger leeren kennen *). De a&tand van Randoe-blatong tot de
grens bedraagt nog 11| paal.
») Te Meohelen in Bgdr. t. d. T. L. en Vk. v. N. L XXV. 170.
^) Oordes, de Djatibosschen op Jaya, bl. 171.
*) Junghnhn, Java, II. 428; vgl. Crawfard, Diotion. , art. Nitre. Wan«
neer de laatste verzekert dat 8endfiw&, de naam van salpeter in Jav. en
Mal., ^a parelj natiye word" is, dan zal hg daarmede wel een nieUEuropeeseh
bedoelen; want het woord is inderdaad Sanskriet en a^eleid yan den naam
yan het landschap Sind. *) BoYon, blz. 509.
Digitized by VjOOQIC
780
Van Randoe-blatong 2^ paal langs den weg naar Blofa
teruggaande, vinden wij aan de rechterhand een kronkelend,
Toor voetgangers en ruiters geschikt en 14{ palen lang pad,
dat naar Ploentoeran of Tjepoe voert, de tegenwoordige hoofd-
plaats van het district Panolan, dat echter zijn naam ontleent
aan een voormalige hoofddesa , die verder zuidwaarts is gelegen ')•
Het district Panolan is minder dor dan de overige districten
van Blora; bet is ten zuidoosten door de uit Madioen komende
Solo-rivier tegen het Bodjonegorosche district Padangan begrensd,
en wordt besproeid door niet minder dan drie van de weinige
noemenswaardige bgrivieren die deze stroom in het Rembangsohe
opneemt: de Kali Eedoean, waaraan hooger op Randoe-blatong
gelegen is en die de Solo-rivier even boven Panolan bereikt; de
Kali Grobogan , die den weg van Randoe-blatong naar Ploentoe-
ran op ongeveer gelgken afstand van die beide plaatsen sngdt,
en de Kali Batokan, die tot aan hare vereeniging met de Solo-
rivier , een weinig beneden Ploentoeran , de oostelijke grens vormt
van Djepon en Panolan tegen Tinawoen, het eenige Bodjonegoro-
sche district dat aan den linkeroever der Solo-rivier is gelegen.
Ofschoon tusschen Panolan en Ploentoeran de kalkheuvelen zich
tot aan den oever der rivier voortzetten, bevat het district
Panolan toch ook eenige vlakke streken en is het alleen in zgne
noordelgke helft met djatibosschen bezei
De Solo-rivier heeft te Ploentoeran eene breedte van 250 voet
en eene zandachtige bedding, die bij lagen waterstand soms
gedeeltelgk droog ligt; aan haren tegenovergestelden oever ligt,
wat verder oostwaarts, op 1$ V^ afstands van Ploentoeran , de
desa Padangan, het hoofddorp van het reeds genoemde gelijk-
namige district. Er is hier over de rivier geen brug geslagen,
maar men passeert haar met een vlot Zg levert met hare sterke
kronkelingen, haar vaak met prauwen bedekt watervlak, hare
vruchtbare en boomrijke oevers en de talrijke dorpen die haar
*) Ploentoeran moet, als de oode kaarten eenigszinB te vertrouwen zgn,
ongeveer op dezelfde plaats liggen waar in Yalentgns tgd Tritrepoe stond «
dat hg (lY. 1. 39) besohrgft als een aanzienlijke plaats, met fraaien pasar,
twee moskeeSn en 4000 huisgezinnen.
Digitized by VjOOQIC
790
omzoomeD; gepaard met de steeds op den achtergrond Terrgzende
heuvels , bekoorlgke gezichten op ; inzonderheid wordt de ligg^g
Tan Padangan geroemd. De riyier heeft zich hier door het
tweede Ealkgebergte heengewrongen, dat van Ngawi af hare
oevers als omklemde, en oostwaarts opent zich de breede vallei,
die het eerste en tweede Ealkgebergte vaneen scheidt. Het is
daar vooral dat hare ontelbare bochten een eigenaardig schouw-
spel opleveren. Tegenover iedere bocht ligt natuurlijk een uiter-
waard, die dikwijls het karakter heeft van een schiereilandje,
waarvan vaak de landengte zoo smal is, dat men daaroverheen
den waterspiegel weder zien kan. Men zou verwachten dat die
landengten door de hier zoo vaak voorkomende bandjirs in
weinige jaren zouden worden doorgespoeld; daar dit het geval
niet is, blgkt het dat de bodem eene vaste grondlaag hebben moet,
waarop de bandjir te vergeefs zijne krachten verspilt Daar intus-
schen die menigvuldige bochten en schiereilanden de bandjirs
in hunne vaart stuiten , worden de oevers dikwgls in den regentijd
overstroomd, een bezwaar dat wellicht door het doorsteken van
de kleine landengten aanmerkelgk te temperen ware *).
Padangan is eene groote desa en wordt dóór sommigen ('
beschouwd als een overblgfisel van de oude hoofdstad van het
landschap Djipang, dat zich inderdaad over het regentschap
Bodjo Negoro en eenige aangrenzende districten heeft uitgestrekt
Waarschgnlgk is echter de plaats van den ouden rgkszetel wat
hooger aan de Solo-rivier te zoeken, hetzg in het slechts vgf
palen boven Padangan gelegen Djipang-pasar, hetzg in het nog
eenige palen verder verwgderde Djipang-oeloe. Beide plaatsen toch
hebben niet alleen den naam van I)jipangbewaard,maarin beide
waren ook , omstreeks 30 jaren geleden , nog vele muurfragmenten
en puinhoopen van roode baksteenen te vinden, die thans echter
grootendeels zijn weggehaald '). Wellicht hebben de vorsten van
Djipang, evenals 'zoovele andere Javaansche vorsten, hunne
') Bleeker, T. v. N. L 1850, I. 189, 190; Hassehnaim, T. v. N. 1. 1866,
IL 221; van Waey, T. y. N. L 1875, IL 407.
*) Boorda vanEyBin^, Ld. en Yk. UI. 8. 173. YgL over Cjipang boven , D.
n, bL 252.
») Bnunand, Yerhh. v. h. Bat. Gen. XXXm. 177.
Digitized by VjOOQIC
791
rijkszetek wel eens verlegd en nieuwe kratous gebouwd, en zijn
beide plaatsen beurtelings hunne residentie geweest.
Padangan is gunstig gelegen voor het verkeer, daar het niet
alleen over den waterweg langs de Solo-rivier kan beschikken,
maar ook het punt der samenkomst van drie belangrijke wegen is.
De eerste vormt de reeds vermelde verbinding met Ploentoeran
en verder noordwestwaarts met Djepon ; de tweede gaat oostwaarts ,
niet ver van den rechteroever der Solo-rivier, maar al hare
bochten a£sngdende, over Kali Tidoe, het tegenwoordige, en
Ngoempak , het vroegere hoofddorp van het district Ngoempak ,
naar Bodjo Negoro, en heeft een zijtak naar Malo, het hoofddorp
van Tinawoen, aan den linker rivieroever. Eali Tidoe ontleent
zgn naam aan een riviertje dat een weinig lager in de rivier
van Solo valt, en is lU paal van Padang^, 10| van Bodjo
Negoro en 4| van Malo verwgderd. De derde weg eindelgk
gaat naar de grens van Madioen en verder naar Ngawi, en heeft
tot aan de grens nabij Eadawak *) eene lengte van 19i paal.
Deze weg voert door deels vlakke, deels zacht golvende streken ,
tot dicht bg het 10 palen van Padangan verwijderde Ngrahoe
of Rahoe ; bg dit dorp begint hij echter zoo snel te stijgen , dat
men, als men het achter den rug heeft, weldra, over het geheele land
van Blora en Rembang heen , tot in zee kan zien. Hier en daar
rgdt men door djatibosch en struikgewas, maar afgewisseld door
velden die de schrale bevolking zich voor natten en drogen
rgstbouw ten nutte maakt. Voorbij ^Ngrahoe krggt men weder
schier onafgebroken, doch veelal sterk nitgekapt bosch, waarin
zich vele vrilde zwgnen en pauwen en waarsohijnlgk ook wel
tijgers ophouden; het terrein begint steil te klimmen en te dalen,
en daar hier geene buffels of ossen gestationneerd zgn om als
trekdieren te dienen , worden de rgtuigen door macht van koeli's
over' de naakte, grgze rotsen getrokken. Evenwel stijgen de
bergen niet hooger dan tot omstreeks 300 meters, terwgl de weg,
zoodra men de grens bereikt heeft, minder bezwaarlijk wordt
en langzaam dalende afwaarts gaat De blauwachtig grgze zand-
steen waaruit deze heuvels bestaan, is zeer zacht wanneer zg
') Zie boven , U. 720.
Digitized by VjOOQIC
79è
gedolven wordt, en kan dan gemakkelgk bewerkt worden, maar
wordt bard en neemt een donkerder klenr aan wanneer zg aan
de lucht is blootgesteld. Die steensoort strekt zich uit langs de
oevers der Solo-rivier over eene groote uitgestrektheid en wordt,
of werd althans vroeger , in Toeban , Sidajoe en Gresik op vele
plaatsen gegraven, onder anderen om de zerken te leveren voor
de graven van Javaansche vorsten en groeten. Ook is die steen
in groote hoeveelheden uitgekapt voor den bouw der vesting-
werken te Ngawi. Zg is bg de Javanen onder den naam van
watoe tjend&n& (sandelhoutsteen) of watoe kembang (bloem-
steen) bekend ").
Wg keeren thans terug tot Ploentoeran ; om vandaar den weg
naar Djepon (17^ paal) te volgen. Omstreeks halverwegen tus-
schen de dorpen Grobogan en Tjabah gaan wij de grens over
van de districten Panolan en Djepon. Nog steeds voert de weg
over kalksteenheuvelen en door djatibosschen, welke laatste in
dit district, ten gevolge van den verren afstand van goede af voer-
wegen , minder dan elders hebben geleden en zooveel van hunne
oorspronkelijke gedaante behouden hebben , dat zij als het ware
gedenkteekenen zijn van den rijkdom aan dit kostbaar hout
die eenmaal aan schier de geheele residentie gemeen was. Vele
djati-stammen onderscheiden zich hier ook door Ignrechten groei.
Dicht tot Djepon genaderd betreedt de weg de vallei van de
Loesi, waarin genoemd hoofddorp te midden van lachende vel-
den gelegen is. Nog 4} palen door die vallei in westwaartsche
richting langs den rechteroever der Loesi afgelegd brengen ons
terug te Blora. De rijstvelden langs de boorden dier rivier be-
slaan eene breedte van vier tot twaalf kilometers, en zgn aan
weêrszgden ingesloten door djatibosschen, die zich door zware
en fraaie stammen onderscheiden ').
>) Bleeker, T. v. N. I. 1850, I. 188 t.; Teyraianii, N. T. v. N. 1., XL
127 YT. ; Junghuhn, Jara, II. 422 v. Wat boven, bL 729, over de zand-
BteengroeTen te Kadawak gezegd is, wordt door het hier gezegde nader op-
gehelderd. Bg Teysmann zgn in de corrupte namen Beo en Kawada slechts
te naawemood Eahoe en Kadawak te heikennen.
*) Gordes, de Djatibosschen op Java, bL 169 yt.; Bleeker in T. y. K. I.
1850, I. 188, 190.
Digitized by VjOOQIC
793
Yan Blora spoeden wg ona terug naar Rembang , om thans
den postweg langs bet strand te yeryolgen. Na aobt palen te
bebben a%elegd bereiken wg Lasem, eene groote en bloeiende
plaats, met meerendeels Chineesohe bevolking , die in steenen
huizen woont en wier rijkdom, naar men zegt, voornamelgk
de ymcht is van het smokkelen van opinm. Deze plaats ligt op
een paar palen afstands van het strand aan de rivier van Lasem,
die slechts tot aan dit dorp bevaarbaar is, en is tegenwoordig
de hoofdplaats van het district Binangoen. De Javaansche be-
woners van Lasem honden zich veelal bezig met de vischvangst,
zoodat de postweg in de nabijheid dier plaats verlevendigd wordt
door het gezicht der talrijke vbscherspinken , wiegelend in het
blanke schuim der groene golven van de Java-zee, of in trage
rust beddende in het mulle oeverzand. In de Javaansche ngver-
heid neemt Lasem eene voorname plaats in door zgn scheeps-
bouw en meubelmakerg. Hier, gelgk te Rembang en Bantjar,
bestonden vroeger belangrgke scheepstimmerwerven , waarop
groote schepen gebouwd werden ')• Meer en meer moest men
zich echter wegens de schaarschte en duurte van het hout tot
visscherspinken en andere kleine vaartuigen bepalen ^ en toen
de toenemende bezwaren in de verkrijging van het noodige ma-
teriaal ook dezen tak van volksindustrie schier geheel hadden
doen verkwijnen, bleef nogtans de ngvere bevolking aan den
arbeid in hout de voorkeur geven. Tal van meubelmakers en
timmerlieden die deze plaatsen bewonen, verlaten tegenwoordig
jaarlgks hunne woning om tot in Soerabaja en Eediri werk te
gaan zoeken *}•
Te Lasem is de scheepsbouw thans voornamelgk nog verte-
genwoordigd door de werf der firma Nering Bogel en Dunlop ,
die te Dasoen, tusschen Lasem en het strand, aan de rivier is gelegen
en daardoor gemakkelijke gemeenschap met de zee heeft, of-
schoon de ondiepte vóór de monding der rivier een hinderpaal
voor het bouwen van schepen van groeten diepgang oplevert De
') Yan H5eYeU, Beis, I. 184; Bleeker, T. r. N. I. 1850. 49; Bnddingh,
N. O. L, L 272; Poerw& LeUbiL
*) Te Meohelen ia T. v. I. T. L. en Vk., Dl. XXV. 170.
Digitized by VjOOQIC
794
Europeeache eigenaars weten zich het hout nog tot matige prij-
zen te verBcliaffen en de loonen zijn bijzonder laag. Er zgn hier
twee vaste kappen waaronder gebouwd wordt, een stoomboot-
zagerij met balkengat en een smederg met een handboormachine.
De aanwending van machinerie staat echter op lagen trap; zoowel
hout als Toorwerpen van metaal worden schier uitsluitend met
de hand bewerkt ^).
Een weinig ten zuiden yan Lasem , tegen de helling van het
gebergte, ligt Eadja, bekend door een daar gelegen landhuis of
optrek van den Resident van Rembang, vanwaar men een heerlgk
gezicht geniet op de sa wah- velden die zich uitstrekken tot aan
het strand, op de woningen en plantsoenen van Lasem, en op de
Java-zee, die hier een bocht vormt, de baai van Lasem geheeten *).
Omstreeks 6 palen van Lasem, even voorbg het poststation
Ngindin, en voordat men komt aan het voormalige hoofddorp
Binangoen, waarnaar het district nog genoemd wordt, ligt het
bloeiende visschersdorp Bonang , bekend als de verblgfplaats van
den voomaamsten apostel van den Islam in deze streken, den
Soesoehoenan van Bonang, die daar ook overleed en begraven
werd, maar wiens Igk later naar zgne geboorteplaats Toeban
werd overgebracht, waar wg later zijn grafzuilen loeren kennen ').
Bonang ligt aan de noordwestelijke helling van een berg, die
gemeenlgk de berg van Lasem, soms ook Goenong Argo, G.
Gedé en G. Njamplong genoemd wordt. Ik merkte reeds op dat
men hem voor zich ziet, wanneer men van Djoew&n& naar Bembang
rgdt *). Is men Rembang voorbg , dan worden de gezichten
op den berg gedurig fraaier. Hg verschilt in natuur zeer
van de Rembangsche kalkheuvelen , waarvan hij ook bgna geheel
geïsoleerd is, en staat tot die heuvelen in ongeveer dezelfde
verhouding als de Moeri& tot de kalkbergen van Djapara en
Grobogan. Door zgne vele ruggen en toppen, waarvan de
bgzondere namen zoo verschillend en gedeeltelgk zoo blgkbaar
foutief worden opgegeven ^ dat het veiligst is ze onvermeld te
O Koloniaal Yenl. yan 1878 , bL 220.
*) Yan HoëToU, Beis, I. 186; Bnddingh^ N. O. L, I. 278.
') Zie over hem D. II , bl. 190. «) Blz. 780.
Digitized by VjOOQIC
786.
laten*, tot juistere kaarten meer licht geven; door de pporen
van den kegel vorm die hg duidelijk vertoont; door het trachietische
gesteente waaruit hg gevormd is; door de evenwgdige lagen van
vulkanisch zand en trachiet-conglomeraat die men waarneemt
aan zgn noordwestelijk voorgebergte, soms Q. Lasem in engeren
zin genoemd en in den zandigen hoek Oedjong Lasem eindigende;
door de solfatara eindelijk die men zegt dat aan zijne noordelijke
helling wordt aangetroffen, doet hg zich voor als een verbrijzelde
valkaan, die in vele opzichten het verkleinde evenbeeld van den
Moeri& is. Zgn hoogste top verheft zich tot 806 meters ^). De
postweg gaat om den noordelgken stellen voet van dezen berg
van Binangoen -over Seloeké, Talang en het door zijne kokos-
en lontarpalmen eene aangename afwisseling in de gezichten
biedende Bandangan, naar Eragan , de 17i paal van Lasem gelegene
hoofdplaats van het gelijknamige district, eenmaal bekend door zijne
zijdeplantage aan de oostelijke helling van den berg. Een weg die
van Lasem langs de westelijke berghelling zuidwaarts gaat naar
het 6i paal verwijderde Pamotan, mede de hoofdplaats vaneen
gelgknamig dbtrict, dat reeds vroeger vermeld werd, buigt zich
daar oostwaarts om en loopt over den zuidelgken voet van het
gebergte zeven palen ver naar Sedan, wederom een districtshoofd-
dorp, gelegen aan den noordelgken rand der djatibosschen
die de geheele zuidelgke helft van het district Sedan bedekken
en daar, hoewel sterk geplunderd, nog rgk zgn aan kost*
baar geboomte *). Daar nu Sedan met den postweg door twee
wegen verbonden is, waarvan de ééne^ 8 palen lang, over
de oostelgke helling van den berg noordwaarts gaat en
drie palen voordat men Eragan bereikt, op den hoofdweg uitkomt,
de andere, 6| paal lang, rechtstreeks naar Eragan voert,
blgkt het dat men den berg van Lasem, evenals den Moeri&,
geheel langs gebaande wegen kan omtrekken , die echter bg den
laatsten eene gezamenlgke lengte van 861, bg den eersten van
slechts 35 i palen hebben.
>) Janghnlm, Java, II. 848; Bleeker, T. ▼. N. I. 1850, I. 42, 49.
*) Cordes, de DjatiboBSohen op Java, U. 173.
Digitized by VjOOQIC
796
Hetzij wg ons tbans yan Eragan over den postweg langs bet
strand naar Bantjar begeven^ hetzg wg van Sedan in zuidoos-
telgke ricbting den weg naar Djatir&g& volgen , in beide gevallen
verwisselen wg weldra bet regentscbap Rembang met bet re-
gentsobap Toeban , dat de andere regentsebappen dezer residentie
verre in rgkdom van merkwaardigbeden overtreft. Op den eersten
weg passeeren yrg vele vissebersdorpen , die overal door de
praawen in zee en op bet strand, de werkplaatsen voor den
prauwenbouw en de ter droging uitgespannen netten, bet bedr^f
der bevolking ten toon dragen , en ook vele Chineesebe bewoners
tellen , door de gelegenbeid tot bandel en smokkelarg aangelokt. Het
voornaamste is Boeloe, op 8i paal afetands van Eragan ; reeds
in bet district Bantjar gelegen en nog 6 palen van bet boofd-
dorp Bantjar verwijderd. De kalkacbtige, door zgne in bet
zonlicbt scbitterende witbeid bet oog vermoeiende weg, voert,
evenals tusscben Binangoen en Eragan , op vele punten bgna
rakelings langs zee, maar levert, bebalve den blik op den waterspiegel
en vele levendige tooneelen op bet strand, niets opmerkelgks op ;
alleen verdient vermelding dat Boeloe ook door een zuidoost-
waarts loopenden dwarsweg met den weg van Sedan naar
Djatir&g& verbonden is en dien bereikt ' paal voorbg de contro-
leurswoning en bet zoutpakbuis van Djatir&g&, die nog een
balven paal>an bet dorp zelf verwgderd zijn.
Van Sedan recbtstreeks naar Djatir&g& bedraagt de afstand
14{ palen, en zoowel ten noordoosten van bet boofddorp tot
aan de grenzen van Bantjar, als vooral ten zuidwesten tot aan
de grenzen van Djepon en Tinawoen, is bet district van dien
naam nog met even uitgestrekte als fraaie en rijke djatibosscben
bedekt. In Tinawoen daarentegen, dat vroeger zeer rijk aan djati»
bout was, is bet bout zeer verminderd ten gevolge der Gou-
vernements-boscbexploitatie die bier en in Panolan van 1854 tot
1866 geregeld werd voortgezet, en waarbij een groot deel der
bosscben peroeelswgze geveld werd. Gelukkig dat die uitgekapte
perceelen weder veel goeds voor de toekomst beloven ')I
In Tinawoen ligt, niet ver van den linkeroever der grensri-
•) Qordos, t. a. p., bl. 172, 173.
Digitized by VjOOQIC
797
vier met Djepon en Paaolan , de ons reeds bekende Eali Batokan, het
dorp DandangNgilo, dat wg van Djatir&g& bereiken kannen langs
een voetpad dat omstreeks 1 5 of 1 6 palen lang zal zg n. Dit dorp is ver«
maard door zgne petroleumbron , waarover reeds vroeger in dit werk
eenige bgzonderbeden zgn medegedeeld '). Omtrent haren oorsprong
wordt de volgende legende verhaald. In den tgd der invoering
van den Islam op Java leefde in den omtrek van Bonang een
priester van de Hindoe-leer en gverig voorstander van den ouden,
godsdienst, Blatjak Ngilo geheeten. De Soenan van Bonang
trachtte hem te vergeefs tot omhelzing van den Islam over te
halen en besloot eindelijk hem met geweld te verdrijven» Blatjak
Ngilo nam nu de wijk naar Tinawoen en vestigde zich in het
dorp Dandang Ngilo. Kort daarna werd zgne vrouw ongesteld,
en daar zg aan eene verzachtende en genezende olie behoefte
had, bracht Blatjak N^o, alleen door den grond met zgn staf
aan te raken ^ deze wel van aardolie te voorschijn. Later even-
wel werd zgne wondermacht door de grootere van Soenan Bonang
te schande gemaakt, evenals die van de Egyptische toovenaars
door die van Mozes en AEron. Blatjak Ngilo had het gewaagd
zich weder in het gebergte van Njamplong in het district Binangoen
te vertoonen, waar hg door Soenan Bonang werd opgemerkt.
De Mohammedaansche geloofsheld, wenschende het pleit zonder
bloedvergieten te beslechten, noodigde zgn tidgenstander uit tot
een wedstrgd, die zou toonen wiens wonder vermogen het grootste ,
en wiens leer dienvolgens de ware was. Blatjak Ngilo greep
zgn muts en wierp die in de lucht met zoodanige kracht dat zg
in de wolken verdween ; maar Soenan Bonang schopte met den
voet een zgner sandalen omhoog, die, na evenzeer in de wolken
verdwenen te zgn , terugkwam en op de aarde viel met de muts
van den Hindoe-priester onder zich neérgetrapt. Bla^'ak Ngilo
verklaarde zich overwonnen en werd een belgder van den gods-
dienst van Mohammed').
Wg koeren thans terug naar Djatir&g& en slaan van daar
den weg in die zuidoostwaarts naar Ngawoen voert, het tegen-
woordige hoofddorp van het district Singahan. Deze weg loopt
>) DL ly bL 180. O ^«n HoëveU, Bels, L 141.
Digitized by VjOOQIC
798
door een heayelaohtïg terrein op eeoigen a&tand yaa den linkeroeTer
der Kali Eening, den voomaamsten sijtak van de Solo-ririer in
Rembang '). Na 12i palen bereikt hg Djoedjoegan , gelegrai aan de
Eali Nglirip, een paar palen boTen het pnnt waarzg ziohmetde
Kali Eening vereenigt Yan dat punt gaat een voetpad, 24è paal lang,
deels langs en OTor deNgliripi naar Toeban; het brengt ons weldra op
een plek waar ons een der heerlijkste natunrtooneelen waeht die
Java te aansohonwen geeft. Bruisend en gedeeltelgk in miUioenen
droppels uiteenspattend , stort zich de beek met donderend geweld
in een a%rond van meer dan tachtig voet diepte. In den regen-
tgd is de sware stroom , die als ééne enkele massa langs den
rotswand daalt , bruin gekleurd door de aarddeelen die hg uit
de hooger gelegen heuvelen medevoert; bg lager waterstand
vertoont zich een drievoudige, zilverwitte straal, hier en daar
in zgn val door vooruitspringende rotsblokken zoodanig ge-
broken, dat zich tal van kleinere waterstralen vormra, in wier
vlokkig schuim het zonlicht een nooit rustend kleurenspel toovért
De steil afdalende rotswanden zgn hier met ontelbare reuzen-
varens en met de lange pluimen van vroolgk wuivende grassoorten
getooid, terwgl zg ginds, naakt en kaal, een somberen achter-
grond vormen, waartegen het schuimende, sneeuwwitte water
en de malsche festoenen van groen bekoorlgk afsteken. Vervolgt
de reiziger zgn pad slechts weinige schreden verder, dan biedt
dit hem een tooneel dat met het beschrevene een treffend contrast
vormt Tusschen groene oevers zachtkens voortschietende, ver-
breedt zich het beekje tot een kom, waarin zich de knoestige
stammen, de breede met woekerplanten bedekte en met lianen
omstrikte takken en de donkere kruinen van trotsche woudreuzen
spiegelen, en biedt het langs zgne schaduwrgke boorden den
wandelaar een verkvrikkende rustphiats aan. Maar wij mogen
hier onze wandeling nog niet staken; wg moeten ze minstens
nog een drietal palen voortzetten tot aan de desa Goew& teroes,
waar ons een geheel verschillend, maar niet minder aangrgpend
natuurtooneel wacht Twee kale, loodrechte wanden verheffen
zich daar, over de lengte van een kwart paal, aan beide
') Zie D. I, W. 91.
Digitized by VjOOQIC
799
leti Tan het op den bodem der kloof zich yoortslingerende
pad, tot eene hoogte yan tachtig voet. Somber en donker yer-
toont rich de kloof, die zoo eng is dat Tan bet blauwe lucht-
ruim slechts een smalle strook kan gezien worden, en zoo stil
en doodsch, dat men zijn adem zou kunnen hoeren, indien men
er niet door het hoefgetrappel zijner paarden in Torhinderd werd ')•
Yan Djoedjoegan over de oude districtshoofdplaats Singahan naar
Ngawoen zijn nog 6| , Tan daar tot Bodjo Negoro , de hoofdplaats Tan
het zuidoostelijk regentschap, nog 10} palen af te lej^en. Daar
echter deze wegen geene bgzondere merkwaardigheden schgnen
op te leTeren, zullen wg hiejr den tocht in deze richting staken
en tot den strandweg terugkeeren , om later Bodjo Negoro Tanuit
Toeban Tia Rengel te bezoeken.
Vijf palen Toorbg Boeloe bereiken wij Bantjar. Het was Troeger
meer dan thans door zgne scheepstimmerwenren bekend, terwgl ook
de kleine redoute, die met het oog op deze de haTcn dekte, niet
meer onderhouden wordt. Alleen Tisscherg en inlandsche handel
gOTon nog eenig gewicht aan de tamelgk Tolkrgke plaats.
Van Bantjar tot Djenoe, de hoofdplaats Tan het Tolgend district,
loopt de weg grootendeels oyer droog, ligt goWend terrein, met
spaarzame, schrale TOgetatie, terwgl de bodem op Tole plaatsen
met onregelmatige kalkblokken yan allerlei grootte bezaaid is.
OTor den afstand Tan 18 palen die de genoemde plaatsen Taneen
schmdt, worden geene dorpen Tan eenige beteekenis langs den
weg aangetroffen, en ook Tan Djenoe zelf is niets bgzonders te
melden. Daarentegen zgn eenige punten in den omtrek een bezoek
OTcrwaardig , en daar ook de strandweg Tan Djenoe naar Toeban
niets aanbiedt dat onze aandacht Tordert, zullen wij de gelegenheid
zoeken om langs binnenwegen eerst de belangrgkste punten in
het district Djenoe en daarna Toeban te bereiken.
') Te Mechelen in T. t. T. L. on Vk. v. N. I., XXV. 178, 174. Zie
ook T. Hodvell, Reis, I. 147; Baddingh, K. O. L, I. 278. De afbeelding Tan
den wateryal in het bekende plaatwerk „Java, naar Mbildergen en teekeningen
Tan A. Saim,** is, Tolgens hot oordeel yan den heer Te Meohelon, leer ge-
brekkig; daarentegen worden twee photographiën yan den heer H. Veen,
die den wateryal yan twee yersohillende punten temggeyen , zeer door hem
gepresen.
Digitized by VjOOQIC
800
Wg beginnen met een bezoek te brengen aan de wellen van
TobOiOinstreeks 8 palen ten westen van Djenoei aan den voet
van den Goenong Ealaag of G. Ealang Wilis. Zg zgn twee in getal,
dooh de kleinere is zeer onbedoidend; de andere vormt een kom
van ongeveer drie meters middellgn, gevuld met water dat door
het uit den grond opstggendei sterk naar aardolie riekende gas
in krachtige en altgddurende opborreling wordt gehouden, maar
geene verhoogde temperatuur bezit De inlanders kennen aan
dat gas eene verstikkende kracht toe en beweren dat in de
nabgheid vaak doode dieren gevonden worden, doch die gift-
dampen schgnen slechts in hunne verbeelding te bestaan *)•
Van dit verste westelijke punt terugrgdende , komen wg, op
i k 5 palen afstands ten zuidwesten van Djenoe, aan de desa
Toewiri wètan, waar, over eene uitgestrektheid van ongeveer 34
bouws, een zwarte veengrond wordt aangetroffen, die als brandstof
kan worden aangewend, ofschoon de als proef daarvan vervaar-
digde turven veel klei en schelpen bleken te bevatten en een
sterken zwavelgeur verspreidden. De laag, die van } tot li voet
dik is, ligt van i tot 2 voet onder den beganen bodem, die
geheel ids sawah-grond gebruikt wordt en buitengewoon vruchtbaar
is. Een scheikundig onderzoek heeft geleerd , dat die vruchtbaarheid
te verklaren is uit de groote hoeveelheid koolzure kalkaarde
die hg bevat, maar dat de voor verbranding vatbare stoffen in
te geringe hoeveelheid aanwezig zgn , om het gebruik als brandstof
aan te bevelen^).
Van Toewiri wètan begeven wgons naar de verder zuidwaarts ,
op 6 palen rechten afstand Z.Z.W. van Djenoe en omstreeks
even ver nagenoeg recht west van Toeban gelegen desa Eapoe.
O K. T. T. K. L XX. 91. Dese wellen sgn ongetwijliald deaelfde die Kus-
sendrager, Java, 281 , onder den naam Tan Scn^o Taban, en Tan HoStcII,
Beis , J. 147 , onder dien Tan Tojo Toban besohrgTen, en die zQ , ten onrechte
100 het Boh^nt, met den naam Tan moddenrellen bestempelen. Bod-
dingh, K. O. I., L 278, heeft blikbaar Tan HoëTell sleohts nagesobreTen*
Jnnghahn plaatst op sgne kaart Tojo Toban Trg nanwkenrig op deiellde
plaatB waarop Tobo in den Atlas Tan Ked. Ind., kaart Tan oostelgk Rem-
bang, is aangeduid.
*) K. T. T. I. XXni. 882 T. Men Tindt soortgelgke Teengronden , looals
nader blaken lal, ook in de residentie Besoeki«
Digitized by VjOOQIC
801
In de nabgheid dezer plaats kan men in een ruim gewelfd
rotshol, Goew& Sroengg&geheeten, een riviertje met kristalhelder
water zien te voorsohgn treden, dat zich daarna weder onder
den grond verliest en, zijn onderaardschen loop vervolgende,
wellicht het aanzgn geeft aan de zoetwaterwellen die te Toeban
bg het strand, een paar honderd schreden ver in zee, worden
aangetroffen. Het water , naar de naburige velden geleid , is in deze
waterarine streken voor den landbouw van veel waarde. De grot
is voor het kluizenaarsleven ingericht, en men wgst er den reiziger
een lantierpaal (wantillan), die bestemd is geweest om een olifant
aan te binden *)•
Yan Eapoe onzen weg oostwaarts in de richting van Toeban
voortzettende , komen wg , op een paar palen afstands van die
plaats, aan een andere merkwaardige grot, de Goew& Abar. Zg
ligt in eene tamelgk groote, met dor gras en eenige hooge
boomen bedekte vlakte, en wordt niet opgemerkt tot men aan
haren ingang genaderd is. Voorgelicht door brandende &kkels,
waardoor gewoonlgk een menigte vleermuizen worden opgeschrikt,
die den reiziger om het hoofd vliegen, daalt men af in de ruime,
maar stikdonkere gewelven , die zich met een aantal vaak elkan-
der kruisende vertakkingen in alle richtingen uitstrekken. Men
zegt dat men het einde dezer gangen nog nooit heeft kunnen
vinden. Na daardoor gedurende een kwartier of langer te zijn
rondgeleid, komt men langs een anderen weg terug tot hetzelfde
punt waar men de grot is binnengegaan. De overlevering zegt
dat deze grot aan den reeds genoemden Blatjak Ngilo een tgd
lang tot schuilplaats heeft gestrekt ')•
Nog een weinig verder, slechts !( paal van Toeban, ligt de
desa M&dj& Agoeng* of Medjagoeng. Hier vindt men een soemoer
^) T. HodveU, Reis, I. 145; Baddingh, N. O. L, I. 278; te Meohelon in
T. V. T. L. en Vk. t. N. I. XXV. 168 v.
*) y. HoSvell, Reis, I. 141; Buddingh, K. O. I. , L 279. Die reizigers maken
geen gewag Tan de stikluolit die, volgens Roorda van Eysinga, Ld. en Yk.
in, 8. 169, de gangen dezer grot, door hem GoewH Akbar genoemd, zou
vermllen. Wat Eussendrager, Java, 280 t., oyer de merkwaardigheden van
Toehan en omstreken mededeelt, is zoo verward dat het voor mg geheel
onbmikbaar was.
m. 51
Digitized by VjOOQIC
8Ó2
of put, die tot eene diepte van meer dan 80 voet in den harden
kalksteen is uitgegraven, en waaruit het water, door middel yan
eeu soort van windas, in timba's of emmers Tan lontarbladeren
wordt opgehaald. In den omtrek Tan die plaats Tindt men nog Tier
dergelgke putten en men wgst er ook nog één aan in het district
Bantjar. Volgens de meening der Jfi vanen zou zekere Arabier,
dien zij Ejahi Pamor noemen, de kracht Tan zgn geloof bewe-
zen hebben door al die putten in éénen nacht uit te graTen.
Te Medjagoeng toont men ook het heilige graf Tan een der
apostelen Tan den Islam in deze streken, die Soenan Medjagoeng
genoemd wordt ').
Eindelgk betreden wg de negeri Toeban aeWe, waar onsTele
nieuwe merkwaardigheden wachten en die aan historische her-
inneringen bijzonder rgk is *)• Yalentgn beschrgft haar als een
fraaie zeestad , gelegen aan een zeer Termakelgke riner. «Zg is*,
zegt hg, «ten deele bemuurd en men ziet hier en daar nog era
poort, fraai op de JaTaansche wgze gemaakt Zg wordt nu door
een Toemenggoeng bestuurd, die daar een groeten staat houdt
en een fraaie woniog gedeeltelijk van steen beeft, waarbg Tor-
scheiden prgaji's en groeten almede hunne woningen hebben,
die aan deze aloude stad Trg wat luister gOTen. Zg heeft een
zeer fraaien Moorschen tempel, een heerlgke pasdban en Ter-
scheiden huizen waar de Toemenggoeug allerlei Tee en gedierte
opkweekt/ waarin de JaTaansche grooten Teel Termaak Tinden.
In oude tgden had men hier ook een menigte stallingen Toor
een groot aantal oli£Euiten, paarden enz., die de Yorst TOor zgn
Termaak placht te houden ; doch thans is 't al wel als de Toe-
menggoeng er één of twee op stal heeft. De huisgezinnen Tan
deze stad worden gehouden een getal Tan ruim 5000 uit te
maken , die zich Toomamelgk met den rgst- en houthandel bezig
houden. Ook is er dagelijks een groote markt, waar men allerlei
Truchten , Tee en geTOgelte Toor zeer weinig geld bekomen kan ')•'
Het tegenwoordige Toeban is nog altgd een regdmatig aange-
legd, net, loTcndig en goed bcTolkt zeestadje. Het ligt aaneen
>) V. HoSreU, Beis, I. UI; Budcöngh N. O. L, I. 277.
^ Zie b.T. D. n. 190, 229, 278. ») Valentjn IV. 1. 88.
Digitized by VjOOQIC
808
ruime baai, met een zandig, niet moerassig strand. De rivier b
seer onbeduidend en de omtoek, die nit droge kalk- of mergel-
aarde bestaat, heeft gebrek aan stroomend water, omdat de
kalkmergel het regenwater absorbeert Men verwondert sdch dan
ook niet, dat het naburig terrein door zoovele uitgestrekte grotten
ondermgnd is, waarvan wg de voornaamste reeds hebben leeren
kennen of later nog bezoeken zullen. Yan dien sohralen bodem
kan men natuurlgk geen groote vruchtbaarheid verwachten;
echter wil op sommige plaatsen de maïs goed gedgen, welk
graan, vermengd met de knollen der in het wild groeiende
gadoeng, hier het gewone volksvoedsel uitmaakt *). Voor som-
mige planten is echter die kalkbodem bgzonder geschikt, en het
zgn juist eenige wonderen van het plantenrijk waaraan Toeban
een groot deel zgner vermaardheid verschuldigd is. De geurige
kenanga-boomen ') zgn er zoo menigvuldig, dat men in zee den
Uefelgken reuk op verren afstand reeds bespeurt, en, naar men
zegt^ inlandsche schippers, die verdwaald zgn, de nabgheid der
stad daaraan zoo zeker herkennen, dat hun die geur als baak dient ')•
Op of nabg de astuia of vorstelgke begraafphiats, waarop ik
straks nader terugkom , ziet men pisang-boomen van zeer buiten-
gewonen omvang, die misschien tot een bgzondere soort behoo-
ren % De vlak bg de stad gelegen suikerfiEtbriek Waringin
Agong, de eenige die nog in Bembang op contract met het
>) Yan Waej in T. v. N. I. 1876 , II. 178. Oyer de gadoeng neboTea D.
I, U. 515.
*) Zie Deel I, bl. 588. *) Poerwa LelSnü.
*) Deie bHiODderlieid yermeldt yan Waey, t. a. p. bis. 168 , met dese woor-
den: ^ki Ter yan de grayen etaan monBterachtige pisangboomen, welker
oaderetam raim anderhalf el diameter hebben sal, en die yoor het oyerige
niterl^k set de gewone pisangboomen oyereenkomen , hoewel ik m^ niet
herinneren kan daaraan ymohten genen te hebben.*^ Men weet dat de pisang-
boemen lich yemienwen door de jonge planten die gedurig nit den kruipenden
wortelstok uitschieten , en dat de oude stammen , als zij gebloeid en yruoht
gedragen hebben , worden weggekapt. Kan men xulke reusachtige pisang-
boomen Terkr^gen door den ouden stam te laten doorgroeien? Het bericht
klinkt als een fabel, maar lou misschien geloofwaardiger worden als het
duidelgker en beter toegeHoht was. Wat yerstaat de schryyer door ^onder-
stam*^ f Z^ ock de j<mge i^ruiten rondom dexen stam opgeschoten als een
deel daaryan beschouwd?
51*
Digitized by VjOOQIC
804
Goayernement werkt ')i onileeot baren naam aan een waringin-
boom y die eiken bezoeker tot een bewonderaar maakt door den rena-
aohtigen omvang van zgn stam en de krachtige ontwikkeling sgner
bijstammen *). Maar vooral is Toeban beroemd door den voorbeel-
deloos zwaren randoe alaa of wilden kapokboom '), die vele
jaren lang de trots der stad was, maar haar voor korten
tgd is ontvallen^). Eigenlek waren er twee boomen van die
soort, en ook de kleinere, die waarschgnlgk nog in leven is,
overtrof de omringende boomen ver in hoogte, maar was toch
met den anderen vergeleken een dwerg naast een rens '), en
bet gevolg daarvan is dat vele schrgvers slechts den grootsten
boom vermelden *). Deze randoe alas was meer dan 200 vOet
hoog; zgn stam had vlak boven den grond, met inbegrip der
uit de wortels uitschietende loten, een omtrek van 72 voet^ en 20
voet hooger, waar hg van deze takken vrg was, van nog meer
dan 30 voet^ terwgl de kruic eene doorsnede had van 140 voet
Zelfs de dunnere takken zouden, van den stam gescheiden, voor
zware boomen hebben kunnen doorgaan. Zoo hoog stak de boom
boven alle andere uit^ dat hg den zeelieden op groeten afrtand tot
herkenningsteeken diende^ en dat men van Bodjo Negoro over de
hoogten ten zuiden van Toeban die stad naderende, den zeespiegel
boven de kruinen van alle andere boomen, maar beneden die
1) Zie boven, bL 780. >) Yan HoSvell, Reis L 188. .
') Salmalia Malabarica Soh. et EndL
Ó Te Meohelen in Bgdr. t. <L T. L. en Yk. Tan N. L XXY. 169.
*) Bengen, Dagboek, in Bgdr. t. d. kennis der Ned. en vr. KoL 1845^
bl. 174. Yan Waey in T. t. N. L 1875, IL 169, venneldt ook beide boomen ,
maar sonder van het groote yenohil van beider grootte te gewagen. Eyenmin
doet dit Boorda van Eysinga, Ld. en Yk. IIL 8. 169, Jie tevens, londerUng
genoeg, deze boomen waringins noemt. Men behoeft tooh waarlgk geen
botanicus te zgn om boomen van zoo geheel yeraohillenden habitus als de
randoe alas en de waringin te onderscheiden. Tooh schgnt ook v. Hoövell ,
Beis, L 138, in dezelfde fout vervallen te zgn; want zonder met een woord
van den randoe alas van Toeban te spreken , gewaagt hg van: ,de sohooms
haloon-haloon , met oude, breedgekruinde waringins beplant.*
*> Te Mechelen, t. a. p.; Buddingh, N. O. L, L 275, vrelke laatste zelik
soo ver gaat van den randoe alas van Toeban met dien van Koes& Eamba«
ngan , boven bL 416 vermeld , voor de eenige van Java te houden* Dat die
boomsoort daar niet zeldzaam is blgkt reeds uit D. I, bL 567; vgL Miquel,
Flora, I" 167,
Digitized by VjOOQIC
805
van den randoe alas kon zien schitteren. Tal van namen waren
van oudsher in den boom gesneden, maar zijn voortdurende
groei had de letters zoo hoog boven den grond verheven en tevens
zoo kolossaal en onduidelgk gemaakt, dat de phantasie te haren
opzichte vrg spel erlangde en de inlanders geloofden de namen
van legendarische personen daaronder te kunnen aanduiden. De
boom stond bg hen in hoog aanzien en zelfs in reuk van hei-
ligheid; men begverde zich er loten van meester te worden
om die als stekken te planten.
De aloen-aloen die met dezen boom en zgn kleiner evenbeeld
prijkte, is groot en in het midden der stad gelegen, en wordt
gesneden door den postweg die haar van het westen naar het
oosten doorsngdt en gedeeltelijk door witte steenen muren is
afgezet. Aan de noordzgde van de alóen-aloen ligt, te midden
van een fraaien tuin , de ruime woning van den Assistent-resident.
Verder liggen daaromheen de dalam van den Regent, de moskee,
het gevangenhuis en het logement. De talrijke Chineezen^ die
ook hier, zoo men wil, hun rgkdom aan den smokkelhandel in
opium verschuldigd zijn, wonen , evenals de Europeanen, in steenen
huizen; de Javanen meestal, gelijk elders, in woningen van
bamboe , die in dichte bosschen van vruchtboomen verscholen zijo.
Maar ofschoon dit alles op Java zeer gewoon is , maakt Toeban
toch op den reiziger een eigenaardigen indruk, Yele huizen
hebben er een ouderwetsch voorkomen, meer dan elders ziet
men er vrachtossen met zware pakzadels beladen ; en de zee ver-
spreidt er een weldadige frischheid.
Tot de bijzondere merkwaardigheden van Toeban behooren de
reeds met een woord vermelde zoetwaterbronnen , die op de reede
in zee gevonden worden. Zg zgn vier of vgf in getal en liggen
in eene Ign die zich ter lengte van omstreeks duizend schreden
uitstrekt. De afstand van de kust bedraagt, naarmate van den
waterstand, van 60 tot 200 schreden. Bg vloed zgn ze geheel
door het zeewater overdekt, zoodat men er niets van bespeurt,
maar zoodra is niet de vloed geweken , of zij komen weder te
voorschijn. Zij geven een zeer goed drinkwater; maar het zonder-
lingste is dat een dezer wellen omringd is met een gemetselden
Digitized by VjOOQIC
806
muur , hoog genoeg om ook bg vloed te yerhoeden dat de zoute
golven zich met baar water vermengen. Yan het strand nadert
men dien put over een opgeworpen zeehoofd, en zoowel de
bewoners der naburige kampongs als de sloepen der zeeschepen
komen zich hier van drinkwater voorzien. Die put in zee, zelb
bg de laagste eb door de golven omspoeld, wekt het vermoeden
dat het strand door de zee afgeknaagd en voor de golven
teruggetreden is sedert dat bouwwerk werd vervaardigd , en inder-
daad kan men zich moeielgk een denkbeeld maken van een in
het water zelf opgerichten muur die de zoute wateren afweert
van de zoete wateren die er in opwellen. Men kan zich ech-
ter eenigermate voorstellen dat dit mogelgk zou zgn, wanneer
men verneemt dat men op de plaats dezer wellen wel eens bg
zeer lage eb den hollen stam van een lontarpalm in den grond
heeft gedreven, en wanneer dan het zand uit den stam was
gebaggerd , een zeer goed drinkwater verkreeg. Wat den oor-
sprong dezer wellen betreft verdient mgns inziens de gissing
vermelding, dat zg eigenlgk niets anders zijn dan de uitwatering
van onderaardsche riviertjes, die in den poreusen kalkbodem
van Bembang even goed kunnen voorkomen als in het Zuider-
gebergte in Jogjakarta, waar ik op een soortgelgk versohgnsol
heb gewezen ')•
Bgzondere opmerkzaamheid verdient de astana van Toeban,
zeker een der oudste van de op Java bestaande begraafplaatsen.
Voor den inlander is zg vooral belangrgk door het graf van
Soesoehoenan Bonang en door het wonder waaraan Toeban te
danken heeft, dat het op het bezit der asch van dien heilige
mag bogen *). Voor ons is zij inzonderheid merkwaardig door
de schoone overblijfselen der oudheid die zg bevat, inzonderheid
door die oud-Javaansche poorten die ook aan de opmerkzaamheid
van Yalentgn niet zgn ontgaan. Zg ligt achter de moskee; maar
de gewone toegang bevindt zich in een zgstraat en voert over
') Zie boTen blz. 651. Men lie over de weUen bg Toeban Béngen, t a.
p. 178; Buddingh, K. O. I., L 275; yan Waey in T. y. N. 1. 1875. IL 168;
te Meobelen t. a. p.
^) Zie daaroyer reeds D. II , bL 190.'
Digitized by VjOOQIC
807
yier pleinijet , waarvan men het eerste binnengaat door een lage
poort yan later tgd , die niets opmerkelijks heeft. Het belangrijkst
zgn de poort die naar het tweede plein Toert, en die waarmede
men de eigenlgke begraafplaats betreedt. Zij zijn in den stijl yan
M&dj&pahit gebouwd en ontwikkelen haar massief breede flanken
in een groeten rgkdom yan nit- en inspringende lijsten. De
poorten van het derde en yierde plein zijn in denzelfden stgl,
maar lager, en zij missen de kolossale kroonstukken , die de
hoofdpoorten onderscheiden. Ik merk hierbij nog op, dat ook het
plein yóór de moskee door een hooge poort en twee zgpoorten,
geheel yan hetzelfde karakter, betreden wordt. Deze aanwending
yan den Hindoestgl hg gebouwen door belijders yan den Islam
gesticht, verplaatst ons in hetzelfde tgdvak als de soortgelijke
monumenten yan Eoedoes , die echter yan de Toebansche daarin
yersohillen, dat deze laatste yan gehouwen kalksteen | die yan
Eoedoes yan roode gebakken steenen zijn opgetrokken ')• Maar
er 'is op de Toebansche begraafplaats nog meer te bewonderen.
Om alleen het belangrijkste te noemen, wgs ik op de pandSp&
ranté, een langwerpige pand&p&, die rechts yan de binnenzijde
der eerste groote poort yerrgst. Ofschoon zg door een sirappen
dak yan later tijd gedekt is , heeft zij yeel yan den tand des tijds
geleden; maar men herkent ze niettemin nog als een smaakvol
kunstwerk in oud-Javaanschen stgl. Prachtig snijwerk bedekt
zoowel hare boven-dwarsbalken als de acht stijlen waarop zg
rust De overlevering zegt, dat deze pand&p& van M&dj&pahit naar
Toeban is overgebracht, en dat ze, tijdens zij den Maharadja eene
plaats bood om van de staatszorgen uit te rusten , met een tralie-
werk van gouddraad omgeven was. Tegenover deze paiid&p&,
rechts van^ de lagere poort die naar het derde plein voert, staat
onder een kleine pand&p&, op een gemetseld voetstuk , een ander
merkwaardig kunststuk, een keurig oud snijwerk, gevormd uit
een stuk djati-stam met |afgeknotte takken'). Men ziet er boomen,
>) De bedoelde Eoedoesohe monamenten zgn boTen, blz. 757, slechts met
een woord Termeld, omdat er reeds D. II, bis. 204, over gesproken was.
O Volgens Yan Hoëvell, Reis, I. 144, uit den omgekeerden wortel van
een nangka-boom met drie opstaande worteltakken. Deselfde schr^Ter zegt
Digitized by VjOOQIC
808
woniDgen, een fraaien tjandi en allerlei figuren in uiterst fijne
bewerking. Het tegenstuk yan dit kunstwerk , dat eenmaal aan
de andere zijde der poort stond, is verdwenen, — zooals de inlan-
ders meenen, door een wonder; alleen de pand&p& en het voet*
stuk zijn nog overig.
Het scherpziend oog van den oudheidkenner vindt in deze
Toebansche astana, ofschoon zg slechts graven van Mohammedaan-
sche vorsten en heiligen bevat, vele andere alles behalve orthodoxe
overblijfselen als sieraden gebezigd of in nieuwere bouwwerken
ingemetseld, — zaken die de echte Mohammedaan als haram
moet beschouwen , maar waaraan de onkundige Javaan geen aan-
stoot neemt. Ook de verbazend kolossale, met Igstwerkbebeitelde
steenbrokken die te Toeban achter de pasarloodsen op de
aloen-aloen staan , geven hem geen ergernis. Hg noemt ze
,watoe tiban* , uit de lucht gevallen steenen, en beweert dat de
naam van Toeban van die gevaarten afkomstig is. Brumund heeft
echter in die steenen lingga-pedestallen van buitengewone afine-
tingen herkend ').
Aan de zuidzgde van Toeban voert een aangename, door vele
desa's bezoomde weg van vier palen lengte naar de beroemde
badplaats Bekti of Boekti. Zg ligt op den rand van het djati-
woud en bestaat uit een vrg uitgestrekt gebouw , opgericht bg
een groeten, vierkanten, gemetselden vgver, die met kristalhelder
bronwater gevuld is. Een paar kolossale schildpadden en een menigte
visschen zwemmen in dien vgver rond; zg worden als heilig
beschouwd, mogen niet gevangen worden, maar zgn gewoon
door de bezoekers te worden gevoederd. De vgver is overscha-
duwd door hooge, bladerrgke waringins , waarin zich eene kolonie
van grgze apen gevestigd heeft, die gaarne komen deelen in de
goede gaven door de vreemdelingen medegebracht. Springend en
gillend dalen zg naar beneden , zoodra zij een bezoeker ontwaren.
Maar ook in deze kolonie heerscht orde en tucht; geen dezer
apen zal het wagen naar het voedsel te grgpen , voordat zich de
dat dit snijwerk den berg Toorstelt waaronder in het gedioht BXm& het Igk
van D88&moek& bedoWen wordt.
») Brumund, Yerhh. v. h. Bat. Gen, XXXIII. 177-180,
Digitized by VjOOQIC
809
k o e w o 6 of apenkoning verzadigd heeft , die zich door ouderdom ,
grootte of kracht boven al zgne onderdanen verheft '). Het over-
tollige water vloeit weg door een kabbelende beek, die zich in
het donker geboomte verliest , en wier weldadig vocht later tot
besproeiing van rijstvelden wordt aangewend *).
Toeban ligt in het district Rembes, dat, tezamen met DjenoOi
ten zniden begrensd is door het district Bèngel| 't welk zich tot aan
de Solo-rivier nitstrekti en welks noordelgk deel met Djenoe en
Rembes een rotsigen bodem, die slechts schraal djatihont voort*
brengt, maar ook merkwaardige grotten en wellen gemeen heeft.
De weg van Toeban naar de districtshoofdplaats Rèngel gaat eerst
7{ paal znid-znidoostwaarts over Eèpet tot aan de grens van
Rembes en Rèngel , en splitst zich daar in twee takken , waarvan
de linker, dezelfde richting voortzettende en de grenslijn tusschen
beide districten volgende, na 10 palen de Solo-rivier, juist tegen-
over Babat, het grenspnnt tusschen Rembang en Soerabaja,
bereikt Links van den weg ligt een uitgestrekte rawa, bij den
naam van rawa Mlanggi bekend. De rechter tak bereikt na
Ui palen Rèngel, en heeft aan de linkerzgde lage, vlakke^hier
en daar moerassige streken, maar woeste kalkheuvelen aan de
rechter.
De desa Rèngel heeft hare vermaardheid te danken aan eene
merkwaardige grot, die in het gemelde kalkgebergte, even ten
noorden dier plaats, wordt aangetroffen. De grot maakt met hare
diepe en donkere gewelven een zeer somberen en melancholischen
indruk, en er komt een sterke waterstroom uit te voorschgn,
die een riviertje vormt dat zich later in de Solo-rivier ontlast.
Of dit riviertje in de grot zelve ontspringt of haar langs onder-
aardsche kanalen bereikt, is niet uitgemaakt ; men heeft te vergeefs
beproefd het ook maar een eind weegs op te varen, omdat
de stikstof die zichJn het hol ontwikkelt, reeds wanneer men er
40 & 50 voet diep in is doorgedrongen, de ademhaling belemmert
en alle fakkels uitdooft. Er is echter eene omstandigheid die de
O YgL boven bl 226.
') Van HoSveU, Reis, I. 189; Baddingh, N. O. I., I. 276; Rengen, Dag-
boek, bl. 179.
Digitized by VjOOQIC
810
meeoing begansHgt dat de riyier een langeren onderaardsohen
loop heeft; haar doorgaans kristalhelder water wordt namelgk
troebel, wanneer het regent aan de andere zgde van het gebergte
waaruit zg te voorschgn treedt. Bg den ingang der grot wemelt
het water van yisBchen, doch het bggeloof der Javanen verbiedt
hen die visschen te vangen en te nuttigen, tenzg ce ver genoeg
afdwalen om onder de brug te komen, ter plaatse waar het rivier-
tje door den weg gesneden wordt. Toen echter tijdens den Java-
ooriog een detachement te Bengel geposteerd was , maakten
de Enropeesohe soldaten geen bezwaar zich aan de visschen te
goed te doen, en werden daarin schoorvoetend door de inland-
sohe soldaten gevolgd, zonder dat zij eenig nadeel ondervonden.
Dicht bg den ingang der grot wordt een pasar gehouden, en
gelgk overal waar marktplaatsen in de nabgheid der bosschen
voorkomt , worden vele apen door de eetwaren daarheen gdokt
Zg nemen van de koopvrouwen een tol die hun meestal vrgwillig
wordt betaald, doch dien zij niet aarzelen met geweld te
heffen, indien hg hun geweigerd wordt. Volgens de inlandsche
verhalen moet de grot vroeger door twee groote slangen, een
zwarte en een groene , bewaakt zijn , en waren die dieren gelegerd
tusschen de kronkelende boomwortels die door de spleten der
kalkrotsen boven den ingang der grot naar beneden dalen ; doch
die slangen zouden, door het gemelde detachement gestoord, zich
in het water hebben laten vallen en de grot binnengezwommen
zgn , om zich nooit meer te vertoonen. De hier beschreven grot b
onder den naam van Bong Bengel, d. i. bet hol van Bengel, bekend ').
Zes k zeven palen ten noorden van deze grot, maar over de
grenzen van Bengel met Bembes , vindt men , bij de desa Der*
mawoe, eene plek waar op een aantal plaatsen een warme, sterk
naar zwavel riekende vloeistof uit den grond opborrelt. Yooma-
melgk heeft dit plaats op een heuvel die op een afgeknotten
kegel geiykt^ welke van boven ongeveer 8 voet in doorsnede heeft
De aarde is hier met gedegen zwavel bezwangerd. Eene an-
>) Yan Waey in T. t. N. I. 1875, IL 170yy.; van Ho6?eU, Beis.I. H6;
Buddingh, N. O. I., L 276; te Meohelen, in Bgdr. t. d. T. Ld. en Yk. y.
N. I. XXV. 168.
Digitized by VjOOQIC
811
dere wanne , naar zwayel waterstof riekende') bron Tindt men bg
Soendoelani eene desa gelegen aan d«i weg die van Bengel
naar Bodjo Negoro gaat. Deze weg snijdt de Solo-rivier op 7f
palen afrtands van Bengel; daarna heeft men nog 4 palen
langs den rechtor-rivieroeYer opwaarts af te leggen ^ om genoemde
regentschapshooMplaats te bereiken.
Bodjo Negoro is de gewone en offioiëele sobrgfwgse van een naam
die« zoo ik meen , eigenlgk Boe4j& Neg&r& zou moeten luiden. De
dufl geheeten regentscbapshoofdplaats ligt in het distriet Temajang,
nabg den rechteroever der Solo-rivier ; zg is een net, stil plaatqe,
maar levert ho^^naamd niets op dat onze aandadit verdient. Het
gewiobt dezer plaats dagteekent eerst van 1826 en 1827, toen
de zetel van den B^ent en den Adsistent-resident van Bowem&
daarheen werd overgebracht De plaats heette vroeger Badjeg
wesi; te gelgk met hare naamsverandering werd zg echter wat
meer noordwaarts verlegd ea kreeg zg een geheel ander aanzien,
daar aan een groote en fraaie aloen-aloen woningen voor den
Begent en den Assistent-resident werden opgetrokken , waarvan
ook de eerste geheel in Europeeschen trant werd gebouwd. Behalve
de ons reeds bekende wegen, die Bodjo Negoro metEaliTidoe
en Padangan, met Ngawèn en Djatir&g&, met Bengel enToeban
verbinden I gaat ook nog een weg van daar zuid-oostwaarts naar
Eapas, districtshoofdplaats van Temajang (6^ paal), en vandaar
oost-noord-oostwaarts eerst naar Pelem , hoofddorp van een district
van denzelfden naam (5i paal) en vervolgens naar B&wem& of Bro*>
wem& (81 paal), welke plaats , schoon zg den naam draagt van een
beroemd rgk uit den Hindoetgd, thans ook niets meer dan de
hoofdplaats van een gelgknainig district is. Wg zagen reeds dat
zg een halve eeuw geleden de zetel van een regent en van een
assistent-resident was ; maar van de woning van laatstgenoemden ,
met haar tuin , vischvg ver , badplaats en stallen , is geen spoor meer
te vinden, en de voormalige aloen-aloen is geheel met kreupel-
hout begroeid. Van Bowem& zgn nog 5\ palen af te leggen,
eer men hg Babat de grens van Soerabaja bereikt *). De hier
') N. T. T. N. L XX. 91.
«) Van Wales T. t. N. I. 1874. II. 423 v. ; Hasselmann in T. v. N. I.
Digitized by VjOOQIC
812
genoemde districten sgn alleen ynichtbaAr en goed berolkt in
het noorden, in de nabgheid dor Solo-rivier. Daar liggen hunne hooM-
plaatBon en vele andere dorpen, door rgetvelden omringd en
door groote wegen verbonden. De veel grootere zuidelgke helft
dier districten is schier niets dan djaübosch en wildernis, maar
ook het djatiboBch bevat weinig zware stammen, en vooral in
Bowem& is het van zeer geringe waarde. Over eene oppervlakte
van nagenoeg 70 vlerk, kilometers bestaat dit district nit zeer
schraal en rotsig bergterrein, waarvan de onvrnchtbare kalkbo-
dem begroeid is met dunne, kortstammige , schier voor alle
gebruik ongeschikte djati-boompjes, hier en daar door eenige
plekken alang-alang-veld , nergens door veldoultuur afgewisseld ').
Dat in het zuiden van Bodjo Negoro , vooral in en om den berg
PandaU; op de grens met Madioen en Eediri^ eenige Hindoe*
oudheden verspreid liggen , is ons reeds herhaaldelgk gebleken ').
Hierbij kan nog gevoegd worden dat nabij Ngloejoe, een dorpje
niet ver van de zuidgrens van het district Temajang, een kleine
groep Hindoebeelden in het bosch gevonden wordt , uit een Doerga ,
een Nandi en een paar tweearmige Ganeea's bestaande.
Door deze bosschen en wildernissen voeren enkele voetpaden;
maar de eenige weg van beteekenis is die van Ngoempak, over
welks verbinding met Bodjo Negoro reeds met een woord gesproken
is')| naar Dander (6i palen) en vandaar naar Tritik, dat op den
oostelgken voet van den Pandan gelegen is, 191 palen van Dander,
maar slechts twee van de grens van Eediri en 6i van het eerste be-
langrijke dorp in die residentie, Bedj&8& ^). De weg is tot Dander
een groote rijweg, maar vandaar af slechts een paardenpad,
eentonig en in geen enkel opzicht belangrijk; wg volgen hem
dus slechts tot de genoemde plaats, die aan de vuurwellen in
haren omtrek een zekere vermaardheid verschuldigd is.
Dander heeft eene schoone ligging en was vroeger eene
badplaats voor de bewoners van Racyeg wesi , daar hier uit een
1866, II. 221; Gevers Deynoot, HerinneriDgen, 92; Bnddingh, N. O. L, I.
282. Ygl. oTer Bowem& boven D. II, bl. 109.
>) Oordes, de Djatibossohen op Java, blz. 133.
*) D. II, bl. 109, en de verbeteringen op die plaats; boven, bl. 729 v.
»J Zie W. 791. *) Zie bl. 753.
Digitized by VjOOQIC
813
kaUdaag, die zeer fraaie kalk oplevert , eene frisBohe en heldere
bron te Toorsohijn komt. Yan Dander gaat men o?er een kron-
kelend yoetpad, dat ongeveer 4( paal lang is, in west-znidwes-
telgke richting naar de Eajangan api, de yaurwel, die temidden
Yan het djatibosch is gelegen.
De Eajangan api is een rond gat van ongeveer 8 meters
middellgn en ter diepte Yan nagenoeg drie meters kegelvormig toe-
loopende; het is door omlegging met gebakken steenen tot een
soort van kom gevormd. In de diepte is de bodem gebarsten
en stroomt uit de spleet een brandbare gassoort, die een vlam
voedt van 5 è 6 voet diameter en die gemeenlgk ongeveer 4,
maar soms tot 9 è 10 voet hoog opstggt '). Om het gat heen
bespeurt men, nu in meerdere dan in mindere mate, een sterken
renk Yan zwavelig znor. In den regentgd is het gat met water
gevold^ waardoor het gas heenborrelt; de vlam is dan over
dag onzichtbaar, maar als men er een stuk hout in steekt, vat
dit onmiddellijk vuur. Wanneer het water in het gat vermindert,
maar de grond beneden nog modderig is, wordt wel eens eenige
modder uitgeworpen, die ons echter het recht niet geeft van dezen
Yunrpoel als van een modderpoel te spreken. Sommigen hebben
de gissing geopperd, dat hetvunrdezer wel niet van zelf ontstaat,
maar dat, wanneer het is nitgedoofd, de inlanders hetuitbgge-
loof weder ontsteken ; doch anderen meenen voldoenden grond te
hebben om aan de zelfontbranding vast te houden. Wij hebben
vroeger met hetzelfde Yorschil Yan gevoelen ten opzichte van het
.eeuwige vuur'' in Demak kennis gemaakt, maar tevens verno-
men, dat nauwkeuriger onderzoek daar het pleit ten voordeele der-
genen die aan menschelijke tusschenkomst gelooven , beslist heeft '),
en dit geeft wel eenigen grond om van gelgk nauwkeuriger
onderzoek ten opzichte der Eajangan api gelgke uitkomst te ver-
wachten. Hoe dit zgi omstreeks 50 schreden ten westen van
de beschreven vuurwel is eene tweede , waarvan algemeen erkend
') Poenr& Lel&n& Yond de kom droog ea spreekt Yan een groot geraas
waarmede deylam opsteeg tot eene hoogte Yan omstreeks 15 voet, soodathg
aanTankeiyk meende een brandend huis te lien.
*) Boven, U. 515.
Digitized by VjOOQIC
814
wordt dat het gasi schoon brandbaar, slechts ontrlamt wanneer het
is aangestoken* In den omtrek dezer tweede wel wordt gzererts
gevonden en een sterke lucht van zwayelwaterstofgas en aard-
olie waargenomen. Om beide wellen heen groeien djatiboomen
en Yersohillende heesters, welker loof gewoonlgk niet van het mar
schijnt te Igden , ofschoon enkele Torzengde takken het bewgs
loTeren, dat het somtgds hoog genoeg opbrandt om schade aan
de planten toe te brengen ')•
Na dezen kleinen nitstap naar het woeste zuiderdeel van Bodjo
Negoro haasten wg ons naar Toeban terag te koeren en den
strandweg te yerTolgen. Na nog 8} paal; veelal door sawahs,
afgewisseld door klapperboomen en bamboeboschjeS| te hebben
afgelegd, bereiken wij de districtshoofdplaats Bembes, thans De-
mari geheeten, waar de Regent van Toeban een Insthuis met
tnin heeft doen aanleggen, en nog 8} palen verder Legoeng,
waar wg nog slechts enkele minuten van de grens tan Soera«
baja verwgderd zgn.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Soerabaja.
Ofechoon in de dagen der Oost-indische Compagnie het land-
schap Soerabaja tot Java's Oosthoek gerekend werd en de stad
Soerabaja de hoofdstad en zetel van den (Gezaghebber dier afdee-
ling was '), heb ik het beter geacht in dit werk ook Soerabaja
nog tot Midden* Java te br^gen, dewgl het, bg een natuur*
Igke verdeeling des eilands, naar zgne lig^ng daarby behoort , en
uit ethnologisch oogpunt nog meer zuiver Javaansch is, terwQl
het Madoereesch element eerst oostwaarts vandaar het overwicht
krggt. De band die , ook na het herstel van het Nederlandscfa
1) Zie over dese wellen de Togel sn 8toya Psrré, in N. T. v. K. t XYL
820 VT. *) Zie D. H, bL 522,
Digitized by VjOOQIC
Ö16
gemg op JaTEi tusscheD Soerabaja en het eiland Madoera heeft
bestaan^ was hooMsakelgk Bleobts van administratieTen aard.
Onder het Engelsch bestuur vormde de westeUjke helft van
Madoera met de zuidelgke helft Tan het tegenwoordige Soerabaja
de residentie Soerabaja, terwijl de oostelgke helft van Madoera
de residentie Soemenep, de noordelgke helft yan Soerabaja de
residentie Grissee (Gresik) uitmaakte. Maar in 1817 werden de
beide helften van Madoera tot één residentie , onder den naam
Tan Madoera en Soemenepi hereenigd. In 1826 werd Ghnssec
door den Commissaris du Bus, als een maatregel Tan bezuiniging,
aan Soerabiya toegoToegd, en niettegenstaande de aanzienlgke
Tergrooting die de residentie daardoor reeds ondergaan had,
trof in het Tolgende jaar ook Madoera hetzellde lot; Termoe*
delgk omdat, bij de maoht die nog aan de eigen Torsten Tan
dat eiland gelaten was , de zorg Tan het Europeesch bestuur daar*
Toor binnen enge grenzen beperkt bleef Eerst in 1857 werd Madoera
weder Tan Soerabaja gescheiden en als zelfistandige residentie her-
steld, nadat door Terschillende maatregelen de maoht der Vorsten
beperkt en de bestnurszorg uitgebreid was ^).
De doelen waaruit de residentie Soerabaja thans is samenge-
steld, Tormen zes r^entschappen: Sidajoe in het noorden, aan de
JaTa-zee; Lamongan in het besten, aan Bembang en Eediri
grenzende; Gresik, Soerabaja en Sidoardjo in het oosten, langs
de straat Tan Madoera, en Modjokerto in het zuiden^ grenzende
aan Eediri en Pasoeroean. Modjokerto heette Troeger mapan;
maar Torkreeg zgn t^;enwoordigen naam bg regeeringsbesluit Tan
11 Bept. 1838, zoo men zegt op Torzoek der beTolUng, die
zioh aan den naam Djapan ergerde *).
Het is Tooralsnog dikwgls een ^del stroTon naar de Torklaring Tan
JaTaansche namen te zoeken, en ik heb Tan de wilde gissingen
') Stbl. 1817 n(» 58, 1826 n^ 58, 1857 vP 44; Koloniaal Verslag 1856
bl. 22, 1857 bL 23. Yan de vereeniging van Madoera met Soerabaja in 1827
wordt in het Staatsblad geen melding gemaakt ; maar zg blgkt uit de onder-
linge Tergelgking der Begeeringsalmanakken ran 1826—1828.
^) De Terklaring die y. Ho6?ell , Beis , L 172 , daanran geeft, is mg niet
duidelgk. Ik ken geoi JaTaansch Woordenboek dat z^e TertoDdng van
pdljapan'' door traa^ , lui , bekostigt.
Digitized by VjOOQIC
816
die daaromtrent nu en dan geopperd worden, aleohts zelden mei*
ding gemaakt. Bg den naam Soerabaja wil ik echter een oogen-
blik stilstaan, omdat een Nederlandsch geograaf dien, in de
vooronderstelling dat hij yan Portugeesche afkomst is, door ,Yei«
lige haven'' heeft verklaard. Die verklaring zou allicht geloof
vinden bij onkimdigen, die niet weten dat snra bahia geen
Portngeesch is^ maar segnra bahia zou moeten zgn, en die
evenmin bekend zijn met de gewoonte der Javanen om eigen-
namen van voorname personen en plaatsen uit Sanskrietwoorden
samen te koppelen. De naam van dit gewest heeft in het Javaansch ,
naar het verschil der taaisoort, onderscheiden vormen, t w.
Soer&blg&, Soer&pringgi, Soer&banggl en Soer&wèsti. Soeri, dat
in al deze namen terugkeert, schgnt het begrip van heldhaf-
tigheid of stoutmoedigheid uit te drukken, terwgl aan
de woorden b&j&, pringgi, wanggi en wèsti de beteekenis van
gevaar of moeite gemeen is.
Behalve de zes genoemde regentschappen, die even zoovele
afdeelingen vormen, is aan Soerabaja nog ^ene zevende afdee*
ling toegevoegd, t w. het ^land Bawéan, dat recht ten noorden
van den ingang van Straat Madoei^a op een afirtand van 20 geo-
graphische mglen is gelegen ^ en eene uitgestrektheid heeft van 3.6
vierk. geogr. mglen of 87 vierk. palen. De bevolking, reeds in 1846
op ongeveer 80,000, in 1851 op 35,000 zielen geschat, en sedert on*
getwgfeld vermeerderd, wordt geacht van Madoereesche afkomst
te zgn en spreekt, zegt men, de Madoereesche taal met eenig
niet veel beteekenend verschil. Hare kleederdracht herinnert eoh*
ter meer aan de Boegineesche , wat niet zeer te verwonderen
is wanneer men in aanmerking neemt, dat onder bovengenoemd
bevolkingscgfer van 1845 niet minder dan 1400 Boegineezen en
Mandareezen begrepen waren. Yan de geschiedenis van dit eiland
is weinig bekend ; waarschgnlgk werd het reeds lang tot Soera*
baja gerekend en is het aan de Compagnie gekomen toen in 1743
die provincie «met alle onderhoorige r^entschappen en districten*
door den Soesoehoenan werd afgestaan '). Het bleef toen onder
*) Dit Bohjjnt ook hot gotoolon van den hoor Boorda van EyiiiigSyLd.en
Vk« III. 8. 226, als hg sohrgft: «yrooger stond het onder Matamm , doeh
Digitized by VjOOQIC
817
het toesioht Yan den Gezaghebber van Java's Oosthoek '} ; maar
had een uüandschen regent, met den rang yanPangéranof Toe-
menggoeng. In 1782 werd met dit hoofd een oyereenkomst gesloten
tot' wering van zeeroof en smokkelarij. Er werd een bezetting op
het eiland geplaatst; de boekhonder Hendrik Frederiksz werd er
de eerste vertegenwoordiger van het Nederlandsch gezag en
was ook de stichter yan het in 1801 gebouwde fort Frederiksz-
stad, ter hoofdplaats Sangkapoera, dat nog tot woning yan den
Adsistent-reaident verstrekt. Ook worden leveringen van katoenen
garens en klapperolie aan de Compagnie in 1787 vermeld ')•
Men gaf aan het eiland in dien tgd^ en zelfs nog in den aanvang
dezer eeuw, doorgaans den naam van Baviaan, eene verbastering
geboren uit dezelfde zucht om aan de vreemdklinkende Indische
namen een meer gemeenzamen vorm te geven, die ook aan
Joanna voor Djoew&n&, Phaëton voor Palton, Bandieten-eiland
voor Pandit&-eiland en andere dergelyke het aanzgn gaf. Nog
vroeger schijnt het eiland van de zeevaarders den naam
van Lubeck ontvangen te hebben; ten minste ik acht het
waarschijniykst dat dit de oorspronkelijke vorm is, waaruit de
verbasteringen Ltibek, Loebak, Lobok enz. ontstaan zgn. Zoolang
Gresik eene afzonderlijke residentie uitmaakte, werd Bawéan daar-
toe gerekend ') , maar te gelgk met die geheele residentie is het
later aan Soerabaja toegevoegd. Tot 1870 had het eiland een eigen
regent en was het in drie districten verdeeld ; doch den 278ten
Mei van dat jaar is er het inlandsche bestuur gereorganiseerd en
op eenvoudiger voet gebracht: de betrekkingen van regent en
patih zijn ingetrokken, en het bestuur is, onder den Adsistent-
resident, opgedragen van één enkel districtshoofd , met een bezol-
diging van ƒ 200 ^s maands *). Het fort te Sangkapoera is sedert
lang niet meer bezet en het is daarom vurig te hopen, dat de
zeeroof, die nog in 1844 en 1849 dit eiland zoo vreeseljjkteister-
nnds 1741 onder de Compagnie.^ Latere beriohtgeTera hebben zich dikwjjls tot
het afschrgTen van dit korte bericht bepaald, zonder de dmkfout 1741 yoor
1743 op te merken. Uet hier bedoelde contract is behandeld D. II , bL 467.
>) Ygl. D. U, bl. 526, noot 2.
») Hageman in T. v. T. Ld. en Vk. v. N. I. IX. 291 t.
') Hageman in T. y. N. L 1858 U. 85. *) StbL n<^ 54,
m. 62
Digitized by VjOOQIC
818
de '), niet opnieuw io dese wateren het hoofd opsteken en het
Tan verdedigingsmiddelen beroofde Bawéan bedreigen saL
De hoofdplaats Sangkapoera ligt aan eene baai aan de sEoidsyde
Tan het eiland ^ op een a&tand van 84 Engelsohe mglen of 13
uren stoomtgd yan Soerabaja, en wordt geregeld bezocht door de
stoombooten die éénmaal 's maands van Soerabiga naar Banc(]er-
masin en vioe versa varen; ook heeft het eiland goede wegen,
waarlangs men het kan rondreizen, meestal op geringen abtand
van het strand blgvende. Men gaat van Sangkapoe^ oostwaarts
naar Daoen Timoer (Sj paal), vandaar langs de oost- en ver-
volgens langs de noordkust naar Tamb{^k(14}paal), van Tambak
in zuidwestelgke richting dicht langs het strand naar Soewari
(111 p&ftl)i ^^ ^^^ Soewari weder oostwaarts naar Sangkapoera
(5t paal). Bovendien is er een weg van minder klasse dwars
door het eiland, van Zuid naar Noord, die Sangkapoera recht-
streeks met Tambak verbindt en 12 palen lang is. Men ziet
hieruit dat fiawéan gemakkebjk te bereizen is; ik mag er
bijvoegen dat zijne natuurlgke schoonheid het een bezoek over-
waardig maakt. Men vindt er het bekoorlijke bergmeer Tel&g&
East&b&'); een CK>ew&of onderaardschen gang, *die met de schoon-
ste grotten van Java kan wedijveren; den zeer romanesken
waterval van de Soengei T&p&, die ruim 70 voet hoog is. Over
het algemeen is het eiland hoog en boschrgk, ofrchoon de hoog-
ste toppen, de G.Tinggi en de G. Radja, zich niet veel meer dan
600 meters boven het zeevlak verheffen. Yan den top van den
CK>enoeng Tinggi, die in 1843 het eerst door Europeanen werd
bestegen, geniet men een panorama dat het geheele eiland om-
vat en door weinige in schoonheid overtroffen wordt Slechts
nabg het strand vindt men hier en daar vlakten, waarvan de
voornaamste, 3^ vierk. paal groot, die is waarin de hoofdplaats
is gelegen. De drie natuurrgken wedg veren op het eiland in
merkwaardige producten. Wat het delfstoffenrijk betreft, herinner
ik aan de bruinkolen die men er gevonden heeft en waarover
') zie T. T. N. L 1861. I, bL 161, 162.
^ Waanran eene afbeelding gegeven is in T. t. N. I. 1851. I, togenoYer
bl. 158.
Digitized by VjOOQIC
819
reeds elde» in dit wwk is gesproken '); aan het ^ne witte
kwartssand dat van Bawéan in belangrgke hoeyeelheden naar
Soerabiya wordt versoheept, om zgne uitnemende geschiktheid tot
het bekleeden yan smeltoTens; aan het voorkomen op dit eiland
van zeer merkwaardige ronde, roodachtige, laagswgze gevormde
steentjes, die de inlanders als kogels voor hunne lëla's gebruiken , en
die men giBi dat door afzettingen van minerale wateren gevormd zyn').
In het plantenrgk verdient de buitengewone ontwikkeling en schoon-
heid van het hout der tjamplongs ') evenzeer opmerking, als de rgk-
dom van sommige streken aan kigoe-poetih-boomen, waarvan ech-
ter de inlanders slechts de bladeren en vrucht als geneesmiddel
aanwenden, daar zg de bereiding der bekende kajaput-olie niet
verstaan ^). Eindelgk is het dierenrgk merkwaardig door eene
alleen hier voorkomende hertensoort, Oervus Eühlii *); door
een klein , maar deugdzaam paardenras ; door de grootte der
civetkatten en de bgzonder goede hoedanigheid van het civet;
door het voorkomen aan het strand van vele sponsen, die,
ofschoon niet van uitstekende hoedanigheid, toch zeer bruik-
baar zgn. Ook verdienen de geaardheid, de levenswgze en de
maatsehappelgke toestand van de bevolking de aandacht van den
vreemden bezoeker* Afkeerig van den landbouw beperkt zg den
veldarbeid op hare individueel bezeten akkers lie&t tot het strikt
noodige, maar daarentegen is zg vol geestdrift voor het zeele-
ven, en heeft zg in visscherg en overzeeschen handel de bronnen
gevonden voor een welvaart en rgkdom die zich onder andere
uitdrukken in de zucht om woningen en huisraad met fraai sng-
werk te versieren '). Schilderachtig zgn de tooneelen die in de
maanden Juni — Augustus de nachtelijke vischvangst langs het
klippige zeestrand bg het licht van honderden flambouwen ople-
vert In gver voor den Islam , in zorgvuldige opvolging der voor-
') D. I, bl. 109. ') N. T. V. N. L XXIX, 472, 485.
*) CalophyUum imphyUum L.
*) Dat hier aan den echten kigapui-boom , MeUüeuca Ck^upuH Bxb. , te den-
ken is, aou ik niet dnrroi ?enekeren. De naam kigoe poetih is gemeen aan
ondenoheiden boomen yan yenohillende familiSn, waarvan de meeste aro-
matiflche oliën opleTeren.
») Zie D. I , bl. 250. «) Zie D. 1 , bl. 450.
52»
Digitized by VjOOQIC
820
gesohreven godadienstpliohten, in vereering van heilig geachte
graven y in rnime deelneming aan de bedevaart, overtreft debe»
volking van Bawéan verre de massa der Javanen; maar men
heeft er de opmerking gemaakt dat juist de menigvuldigheid
der badji's ten gevolge heeft, dat sg er van de sgde der bevol-
king niet langer het voorwerp van eenige bgzondere onderschei-
ding zijn.
In eenige vluchtige omtrekken heb ik het landje willen schet-
sen dat, schoon door eene breede zee van Java gescheiden,
tot het grootere eiland in zoo nauwe betrekking staat; aan eene
nauwkeurige' beschrijving viel echter hier niet te denken. Zg
zou een afisonderlijk hoofdstuk eischen en daarvoor ook ruime stof
opleveren; de noodzakelijkheid van beperking dwingt mg naar
de beschrg vingen van Alting Siberg, de Groot, van Hoëvell,
van Vleuten, Wiselius en van Waey te verwgzen, die, terwgl
zij elkander aanvullen, te zamen een juist en volledig beeld van
Bawéan voor den geest van den lezer doen verrgzen ')•
Wg zullen thans onze denkbeeldige reis over Java voortzet-
ten. Na de Kali Legoeng '), de grensrivier van Bembang met
Soerabaja^ overschreden te hebben , bevinden wg ons in het regent-
schap Sidajoe. De postweg loopt voort op kleinen afstand van
het strand, eerst in oostelgke, later in zuidoostelijke richting.
Waar hg zich van het strand verwgdert veert hg over zacht-
*) De literataor over het eiland Bawéan is betrekkelgk rgk, en de berichten
onderaoheiden zich door nauwkeurigheid en volledigheid. De voornaamste
stukken zgn:
J. Alting Siberg, Beschrg ving van het eiland Bawéan. T. v. K. I. Jg.
ym, D. I. 279-312.
C. de Groot, het eiland Bawéan. N. T. v. N. I., U. 262—274.
W. R. van Hoëvell, Bawéan en de Zeeroovers. T. v.K.1. 1851. L 158—165.
Yan Yleuten, een en ander omtrent het landbezit op Bawéan. T. v. N. L
1872. I. 337—347.
J. A. B. Wiselius, Geschiedkundige en maatschappelgke beschrpving van
het eiland Bawéan. T. v. N. I. 1874. I. 249—278, 417—447.
H. W. van Waey, de Baweaners. T. v. N. I. 1875. II. 233—235.
3) Het vorige blad was nauwelgks afgedrukt, toen ik daarin, bL 814, r.
15, eene missteUiug ontdekte. De afstand van Rembes tot aan de grensrivier
is 3J paal, en het dorp Legoeng ligt enkele minuten verder aan den weg»
dus reeds in Sidigoe.
Digitized by VjOOQIC
821
glooiende en lage heavelribben ^ grootendeels met djatihout be-
groeid, dat echter bier en daar wordt afgewisseld door Pitho-
colobinm umbellatum, Butea frondosa en Salmalia Malabarica.
Waar de weg dichter langs het strand gaat, verheffen zich boven
de aoacia^B, de ricinus-planten, de heesters van de Calotropis
gigantea en Euphorbia tirucalli , eene groote menigte lontarpalmen.
Het water is hier zeer schaarsch , geen enkele rivier van eenige
beteekenis kruist den weg ; de enkele kleine spruitjes zouden, zonder
de houten bruggen die er over geslagen zijn , dikwfjls ter nauwer-
nood worden opgemerkt. Maar in weêrvril dezer dorheid van den
bodem liggen aan den weg verscheiden volkrijke dorpen, zoo-
als Prambon, Sidajoe lawas, Brondong, ook Blimbing genaamd ,
waar vele visschersvaartuigentehuis behooren, Qenting, Sentoel,
Pantjen en Wadon. Tusschen Qenting en Sentoel ligt , een paar
palen rechts van den weg, de desa Dradjat, die met het omliggende
terrein , groot ruim 86 bouws , waarvan iets meer dan een vierde
bebouwd is, ten gevolge eener schenking van het Engelsch
bestuur, particulier eigendom is van de familie der geestelgke
Pangérans die hier met de bewaking van het graf van den
Soenan van Dradjat ^) belast waren. De tegenwoordige eigenaar,
zoon en opvolger van den laatsten, in zeer hoogen ouderdom
gestorven Pangéran, wordt Baden Q&nd& Eoesoem& genoemd , en
schijnt dus den voorvaderlijken titel niet meer te voeren; hij
gaat echter voort van de bevolking belasting en heerendiensten
te vorderen; maar de juiste omvang zgner rechten is nooit be-
hoorlgk omschreven «). Bg Wadon wordt de weg vlakker, en
van hier tot Sidajoe loopt hij door sawahs. De geheele weg van
de grenzen tot Sidajoe is 8S{ palen lang. Bij den laatsten paal
voordat' men die plaats bereikt, gaat een d warspad van 4^ paal
naar Oedjong Pangka, dicht bg de kaap van dien naam, die
laag en zandig is en de westgrens van straat Madoera vormt.
Tusschen Oedjong Pangka en den meer westwaarts gelegen
hoek Oedjong Pakis merkt men drie langwerpig vlakke heuvels
>) Zie D. II, bU 191 en 204.
O Zie Rapport betr. de partic. landergen beoosten de Tji Manoek,bl.455;
TgL Reg. Alm. v. 1881 bL 378.
Digitized by VjOOQIC
822 '
op, die den naam van de Doodkisten dragen. Op Oedjong Pangka
iB een ylaggestok geplaatst tot bet geven ?an seinen, en de
schepen die Soerabaja door het Westgat bezoeken willen, voor-*
zien zich doorgaans hier van een loods. Op eenigen afstand van
Oedjong Pangka, wat dieper de straat in, drgfk een licbtscbip tot
aanwgzing der boTaarbare genl.
Het tegenwoordige Sidajoe, of, in Er&ni&, Sidadjeng, de
hoofdplaats van het regentschap van dien naam en van het dis-
trict Tambangan, ligt op aanmerkelgken afstand van het onde,
dat de geschiedenis yan Java ons in den aanvang der 17de eeuw
als een belangrijke zeehaven deed kennen '). Dit laatste lag,
volgens Yalentgn, niet ver van de Rembangsche grens, tnsschen
Legoeng en Brondong *) , op de plaats waar nog de kaarten Sidajoe
lawas, d. i. ond-Sidajoe, aanwgzen. Daarentegen komt bg dien
schrgver daar waar het tegenwoordige Sidajoe ligt, een dorp
Sondanadan voor. Het schgnt dos dat de zetel van den Regent
verplaatst en de onde naam op de nienwe hoofdplaats overgegaan
is , ofschoon ik van dit feit nergens eenige melding heb gevonden.
Sidajoe is gunstig voor den handel gelegen en wordt veel door
inlandsche pranwen bezocht; het schgnt zeer welvarend te
zgn en heeft een bevallig, zindelgk en vroolgk aanzien. Het
groote witte huis van den Regent is bg de zeelieden bekend
onder den naam van ^het Huis van Sidajoe'' en dient hun
eenigermate tot baken. Het is echter een ouderwetsch en somber,
van binnen donker gebouw , ofschoon de groote^ met straatsteenen
geplaveide binnenplaats, die met een vijver in het midden prgkt,
het eenigszins vervroolijkt. De aloen-aloen is zeer ruim en de
moskee van meer dan gewone afmetingen. De huizen der kóta
staan grootendeels in geregelde straten bg elkander ')•
Yan Sidajoe gaat de postweg zuidwaarts en bereikt na weinig
meer dan een paal Ngawen , eene desa die gelegen is aan de Kali
*) D. II, bL 278 T. «) ValetttSn IT, 1-88.
*) Boorda yan Eyainga, Ld. en Yk. IIL 8. 200; Olivier, Tafer. enMerkw.
uit O. I., I. 228; Tan HoSyeU, Beis, I. 151; Baddingh, K. O. I., I. 285;
Bleeker in T. y. H. I. 1850. I. 98. AUeen de laatsto kreeg van Sidigoe een
ODgunstigen indnik.
Digitized by VjOOQIC
828
Ngawen, een rivier van omstreekB 50 voet breedte, die denoor-
delgke mondingsarm der Solo-rivier en de noordgrens harer
delta is. Zg scbeidt zich van de hoofdrivier af juist waar deze
de grens van het regentschap Gresik bereikt, en vormt tot aan
hare monding de scheiding tossohen de regentschappen SKdajoe
en Gresik. Eer wij de delta zelve betreden, willen wg een blik
werpen op den loop der rivier midden door het regentschap
Bidajoe, van Babat af, waar zg de residentie Rembang verlaat,
tot waar zich de Eali Ngawen van haar a£iondert. In sterk
kronkelenden loop besproeit zij de uitgestrekte, ten deele moe-
rassige vlakte waaruit het grootste deel der districten Pridjek en
Eedokan bestaat, van welke de hoofdplaatsen Waringin Anom en
Mentani aan haren rechteroever gelegen zgn. Van Waringin Anom
gaat een dwars weg, lang 7{ palen, overde heuvelen ten noorden
naar Brondong; ook Mentani is met eensoortgelgkendwarsweg,
die 101 palen lang is, met den postweg verbonden, op éénpunt
dat nagenoeg halverwegen tusschen Genting en Sentoel daarop
uitkomt Tusschen de beide districtshoofdplaatsen ligt aan een
sterke zuidwaartsche bocht der rivier, in het district Eedokan, de
desa Ngadib&j& of Eib&j&, bij de Javanen befaamd als de ver*
blgfplaats van Ejai Boew&j& Sing&res&, den Loerah of Vorst der
krokodillen '). Doch deze desa's zijn niet de eenige die langs de
rivieroevers gevonden worden; over het geheel zijn zij sterk
bebouwd, o&choon de talrijke, onder hooge boomen verscholen
dorpen hier en daar door kale en onbewoonde plekken worden
afgewisseld. De rivier zelve heeft aanvankelgk nog hooge steile
oevers, die echter allengs lager en vlakker worden, terwgl de
breedte van den stroom aanmerkelgk toeneemt De vaart levert
niet meNdr de hindernissen op die haar hoogerop zoozeer belem-
meren'), maar wordt nu eens, bg lagen waterstand, door de vele
1) Boorda van Eysinga, Ld. en Yk. III. 8. 201. Bg hem heet het dorp
fob^& y dooh ik twgfel niet of dit is hetzelfde als Ngadib^ft op de kaart
van Yersteeg. De namen beteekenen hetielfde: KibSjft staat yoor Ejahi büjft
en Ngadib&jS is hetzelfde als Adi hSj&. Adi en I^faki zgn eeretitels die leer
goed met elkander kannen verwiaseld worden, en b8j& of boew^& beteekemt
krokodil. <) Zie D. 1, bl. 98.
Digitized by VjOOQIC
824
ondiepten, dan weder, bij hooge vloeden, door het met kracht
uit zee opkomende water bemoeilgkt ').
De linkeroever der rivier ie niet ver verwgderd van den
znidelgken voet der nog met eenige overblg&elen van djatibosoh ^)
getooide kalkheuvelen die het noorderdeel van het regentschi^
Sidajoe bedekken; doch aan de rechterzgde van den etroom strekt
zich de vlakte uit over het zuiderdeel der drie districten van
Sidajoe en over het voormalige Lamongansche district Benga wan
djero. Zij wordt hier besproeid door een net van riviertjes , waarvan
de Eali Lamong lor en de Bengawan djero de voornaamste zgn.
De eerste is de afwatering van de Rawa Lamong, meer zuid-
waarts in het Lamongansche district Lingkir gelegen, maar
voedt zich ook met het haar door verschillende spruiten toe-
stroomende water uit de Rawa Sekaran en Rawa Boeloe, die
in het zuiden van Pridjek gevonden Avorden. Zg stort zich in de
Solo-rivier juist op de plaato waar deze de grenslijn sngdt
tusschen de districten Eedokan en Tambangan. De Bengawan
djero ontstaat uit onderscheiden beken die in het gebergte van
Lamongan ontspringen^ en verdeelt zich bg de desa Bilawi in
twee armen, waarvan de noordelijkste den naam van Bengawan
djero behoudt en zich met de Solo-rivier vereenigt een weinig
beneden het punt waar zich de Ngawen van haar heeft a%e-
zonderd, terwgl de zuidelijke, de Eali Bilawi, na bgdeinstroo*
ming van andere riviertjes herhaaldelgk van naam gewis*
seld te hebben, zich ten slotte met de Eali Miring vereenigt,
op geringen afstuid van haren mond '). De Bengawan djero
gaf vroeger haren naam aan twee der door haar besproeide, onmid*
dellijk aan elkander grenzende districten , waarvan het westelgkste,
met het hoofddorp Pedangdangan , tot het regentschap Lamongan
») Hasselman, T. v. N. I. 1866, II. 222; van Waey, T. v. N. I. 1875,
If. 408; Boorda van Eysin^, Ld. en Yk. III. 8. 201.
') Gordes, de DjatibosBohen op Jara. 175.
>) In een opstel OTer de Solo-rivier Tan den heer Tan Waey, in het T.' t.
N. !• 1875 , II. 1)1. 407 , het eeni^ mg bekende waarin de benedenloop der
rivier in eenige bgsonderheden wordt besohroTen , heerseht zulk een merk-
waardige verwarring, dat het op dit pont geheel onbmikbaair ia te aohten.
De Bengawan cfjero wordt er Toorgesteld als een mondingsarm Tan de Solo-
rivier en Blawi (Bilawi) als gelegen waar hare afzondering plaats heeft.
Digitized by VjOOQIC
825
behoorde , het oostelgkste , met Boenga tot hoofdplaats , het noor*
delgk deel van het regeDtsohap Gresik uitmaakte ; thana evenwel
18 het LamoDgansche BoDgawan djero tot het dbtrict Tengahan
getrokken , terwgl daarentegen yan het uitgestrekte district Ling-
kir het oostelgk gedeelte, onder den naam yan Mantoep, tot een
afzonderlgk district is verheven. De naam Bengawan djero be*
toekent binn en rivier , en is aan dezen bijstroom gegeven in tegen-
stelling met de Solo*rivier, die door de Javanen gewoonlijk bij
uitnemendheid ,Bengawan,* ,de stroom,'' wordt genoemd O-
Een paar palen boven het punt waar de Ngawèn zich afzon-
dert, wordt de Solo-rivier gesneden door den weg die van Sida-
joe naar de regentsohapshoofdplaats Lamongan voert. Eigenlijk is hij
meer een verbindingsweg tussohen de groote wegen van Toeban naar
Sidajoe en van Babat naar Gresik , en verlaat hg eerstgenoemden
2i paal voordat men Sidajoe bereikt, om op den tweeden beoos-
ten Lamongan uit te komen. Om die hoofdplaats te bereiken
heeft men !( paal westwaarts terug te gaan en dan nog langs
een zijweg i paal af te leggen. De geheele afstand tusschen de
beide hoofdplaatsen bedraagt 184 paal. De overgang der rivier
heeft plaats op 3 palen afstands van den noordelijken en 10}
van den zuidelijken der genoemde wegen, en geschiedt met een
vlot, op het punt waar aan den linkeroever Doekoen en aan den
rechter Karang Winangoen ligt. Doekoen is, evenals het aan-
palende Gedang, een bgzonder groote desa, door vele Chineezen
bewoond, en met een aantal huizen die door pannen daken gedekt
zgn*). Earang Winangoen was 60jaren geleden grootendeels door
afetammelingen van Europeanen bewoond en vertoonde een van
den Javaanschen trant merkelgk afwgkenden huizenbouw ');
waarschgnlgk zullen de sporen daarvan nog wel niet geheel ver-
dwenen zijn. Tusschen Earang Winangoen en Lamongan liggen
O Bengawiui als appellativunm beteekent bepaaldelgk een groote rivier,
een stroom. Ik wil echter hiermede niet betwisten dat de Solo-riyier nabg
hare monding ook wel Bengawan gedé wordt genoemd (Van Waey, t. a. p.
bL 407) f maar dan is dit op lioh self OTertollige gedé seker uit de tegen-
stelling met de Bengawan 4jero te verklaren.
^ Boorda van Bysinga, Ld. en Yk. III. 8. 201.
*) Van Waey, t, a. p. 410.
Digitized by VjOOQIC
826
aan of nabg den weg de reeds yermelde dorpen Bilawi (Blawi ,
Blaweh) en Pedangdangan.
Beneden het punt waarde Ngawen zich afzondert, maar boven dat
waar de groote weg van Sidajoe naar Gresik de riner sngdt, ligt nog
een andere groote desa, M&dj&poer& geheeten. Zy strekt zich aan
een noordwaartsche bocht wel een half uur gaans langs de rivier
nit, en de inlandsche woningen zgn er met eenige Cbineescbe
vermengd. M&dj&poer& behoort met Ngadib&j& en Gedang tot de
belangrgkste handelsplaatsen aan de Solo-rivier. De talrgke zeil-
prauwen die aan de bevolking dezer dorpen behooren, onder-
houden op haar een levendig verkeer *).
Wij koeren na^deze uitweiding, die ons tevens met het binnm-
landsch gedeelte van het regentschap Sidajoe heeft bekend ge-
maakt , naar Ngawen terug, om de reis naar Gresik te vervolgen.
Onze weg voert nu ruim vier palen ver over dat deel der delta
dat zich tusschen de Eali Ngawen en de hoofdrivier uitstrekt
en waarop ook M^dj&poer& gelegen is, en biedt ons het gezicht
op eene afwisseling van desa's, waaronder het voor omstreeks
80 jaren aangelegde Kemangi, van rijstvelden , moerassen en visch-
vgvers. Een halven paal voordat men aan de Solo-rivier komt,
ontmoet men het reeds vermelde Boenga, dat thans nog slechts
eenig belang heeft als districtshoofdplaats van Bengawan djero,
maar tot 1826 mocht bogen op het bezit een er rijks-scheeps-
timmerwerf, en tot 1867 hoofdstapelplaats was van het ten behoeve
der Regeering gekapte hout '). Na de rivier^ die ook op dit
punt, uit hoofde der aanzienlijke breedte en lage, moeras-
sige oevers, niet overbrugd is, met een pont te zgn overgezet,
komen wg aan het poststation Sembajat, waarnaar het beneden-
einde van den stroom soms Kali Sembajat genoemd wordt Bg
deze plaats ontlast zich weder een deel van haar water door de
Eali Poetjoek , wier naam vervolgens in dien van Eali Hiring
overgaat, of juister, die zich later in het kustriviertje Eali
1) Boorda Tsn Bjsinga , Ld. en Yk. III. 8. 201 ; Hassehnsn , T. t. If. L
1866 , U. 222.
^ Aardr. en Stat. Wdbk. art. Boenga; Cordes, de Djatibosaolien op Java,
bil. 218, 225 T., 258; Staatsbl. 1867, n* 54.
Digitized by VjOOQIC
827
Miring uitstort. Dit riTiertje moet als de zuidgrens der delta van
de Solo-rivier beschouwd worden; wg zagen reeds dat het even
Toor zyne uitwatering in zee nog de Kali BUawi opneemt, hier
Eali Manjar geheeten.
Het is hier de plaats om nog eenige oogenblikken te yerwglen
bg de gesteldheid yan den mond der Solo rivier, eene zaak van
overwegend belang voor de Toortdurende bevaarbaarheid der
straat yan Madoera, meer bepaald van den westelgken toegang
tot de reede van Soerabaja of het zoogenoemde Westgat. Het
is namelgk in de laatste jaren meer en meer gebleken , dat de
reeds in het eerste Deel ') vermelde werken tot verlegging van
den mond, waarvan de resultaten aanvankelijk zeer geprezen
werden, volstrekt ontoereikend zijn om het verder bederf van
bedoeld vaarwater te voorkomen. Dit heeft tot nieuwe overwe-
gingen en nieuwe plannen geleid, doch tot nog toe is de Begee-
ring voor de.groote kosten teruggedeinsd. Thans echter zijn op
de koloniale begrooting voor 1882 de noodige gelden voor de uit*
voering van het doelmatigst geachte plan uitgetrokken. Om van
den toestand en het ontwerp tot verbetering een denkbeeld te
geven, kan ik niet beter doen dan hier een uittreksel uit de
Memorie van Toelichting in te lasschen.
„In de koloniale renlagen der laatste jaren is mededeeling gedaan
Tan de onderzoekingen welke de Indische Regeering heeft doen instel-
len naar de middelen om yerbetering te brengen in den ongunstigen
toestand van het vaarwater in den noordelgken ingang van Straat
Madoera (het zoogenaamde Westgat yan Soerab^ga). Terwgl dat vaar-
water vroeger langs Oec^ong Pangka en den wal van Sidajoe liep,
is het in den loop dezer eenw meer en meer oostwaarts , naar de z^de
van den Madoerawal, opgedrongen. Kadat in 1843, naar aanleiding van
een waargenomen verondieping , het vroegere vaarwater door den
luitenant ter Zee H. H. Jansen was opgenomen, werden tot behond
daarvan verschillende middelen in overweging genomen. Kaar aanlei-
ding daarvan werd in 1858 de nitwatering der Solo-rivier in noorde-
Igke richting verlegd, nadat in 1847 het tegenwoordige, toen nienwe
vaarwater, en nn reeds weder onder den naam van ,het onde vaar-
water" bekend, in gebruik was genomen. Het gevolg daarvan was.
>) BI. 85.
Digitized by VjOOQIC
828
xooali Yorwaoht werd , dat het Troegere raarwater meer en meer met
banken opgevuld werd. Het duurde echter niet lang of ook in het toen
nieuwe vaarwater vertoonden zich verondiepingen. De bankvorming
nam hand over hand toe, en thans is de toestand volgens de laatste
waarnemingen van dien aard,* dat, indien niet spoedig maatregelen
tot voorziening worden genomen, de geheele vernietiging van het
vaarwater binnen weinige jaren te vrachten staat Alsdan zal nog
eene geul te bevaren zgn, die in 1872 in de nabgheid der klippen
van Madoera werd ontdekt. Dit vaarwater, het „nieuwe vaarwater*
geheeten,' is echter zeer smal en zal, bg het oostwaarts opdringen
der banken, mettertgd ook verloren gaan.
j,De oorzaak van dezen voortdurenden achteruitgang is gelegen in
de ontzaglgke massa's slibstoffen welke de Solo-rivier afvoert Bg de
in 1877 en ^78 gedane waarnemingen bevond men, dat die rivier
in de 24 uren van 37,000 tot 60,000 kubieke meters' sUb in zee
brengt , welke voor verreweg het grootste gedeelte in de Straat bezin-
ken Dientengevolge heeft eene steeds doorgaande bankvorming aan
beide zgden der riviermonding en daarvoor plaats, welke het vaar-
water hoe langer hoe meer vemauvrt en het ten laatste geheel dreigt
te vernietigen.
„Sedert het tegenwoordige vaarwater in gebruik is genomen, hebben
herhaaldeiyk opnemingen daarvan plaats gehad en zijn middelen beraamd
om verbeteringen in den toestand te brengen'. In 1876 begreep de
Indische Begeering echter, dat voor het nemen eener op goede
gronden steunende beslissing meer nauwkeurige gegevens omtrent de
stroomen , diepten en getgen in Straat Madoera noodig waren , dan
waarover men tot dusverre te beschikken had, en bg een besluit van
14 Febr. van dat jaar bepaalde zg , dat die gegevens zouden worden
verzameld, en dat voorts van wege het departement der burgerlgke
openbare werken een onderzoek zou worden ingesteld naar de moge-
Igkheid om de Solo-rivier ergens in de nabgheid der grens tusschen
de residentiSn Rembang en SoeralMga in de Ja va-zee te doen uitmonden >)...
Bg een besluit van 16 Aug. 1878 werdep de ingenieur der U klasse J. J*
*) Er heeft eenmaal plan bestaan op eene doorgraving loopende van Warin-
gin anom aan de Solo-rivier naar Sidi^oe lawas aan de noordkust Het
gevonden tracé door de kalkheuvels heen leverde geen bezwaren op. De
grootste ingraving was ± 40 meters en rotsen waren niet op te ruimen. Op
verschillende plaatsen werd geboord en de ondergrond bleek te bestaan uit
klei , leem en veel gzer houdende aarde. De geraamde kosten vraren echter ±
14 millioen. Overigens hing de zaak samen met plannen voor de irrigatie
der afdeelingen Lamongan, Grissee en Sidajoe in Soerabiga, en Bo^jo
Kegoro en Toeban in Rembang, die voor de welvaart dier straten van over-
wegend belang zou zgn. Ik dank de kennis dezer bgzonderheden aan de
mededeelingen van den heer ingenieur J. L. Pierson.
Digitized by
Goook
829
Dökstra. . en de luitenant ter Zee H. Nggh ... tot een commissie rereenigd,
om gezamenl^k te Terriohten wat tot Yoorliohting der Begeering nog
te doen yiel... Op grond van de door haar yerrichte waarnemingen
betreffende de stroomen kwam zg tot de oonclosie, dat het volstrekt
niet noodig was den mond der Solo-rivier zoo ver bewesten Straat
Madoera te verleggen, als in de bedoeling van het besluit van 14
Febr. 1876 had gelegen, maar dat het voldoende zon. zyn wanneer
men de rivier liet uitmonden bg Oe^jong Pangka. Zou de verlegging
naar Oecyong Pangka veel minder kosten dan de (op 11 & 12 millioen
geraamde) verlegging naar de grens van Rembang, zg verdiende
vooral de voorkeur , omdat zg in 8]^ jaar kan worden tot stand ge-
Inracht, terwgl de verlegging naar de grens van Bembang 8 2i 9
jaren vorderen zou. De Commissie tooh achtte het niet twgfelachtig ,
dat een zóó tgdroovend werk geen nut meer zou kunnen aanbrengen,
dewgl het vaarwater in het Westgat van Soerabaja vóór de voltooiing
reeds reddeloos bedorven zou zgn. Het ingesteld onderzoek had
geleerd, dat sedert de opneming van 1872 de bank vóór de Solo-
rivier zich weder aanmerkelgk had uitgebreid, namelgk ter plaatse
der uitmonding van de geul tot een afstand van 1000 meters haaks
op de richting van het vaarwater, en van ruim 1000 meters in de
richting van de geul , terwgl het op die hoogte nu meer dan één voet
droogvallend gedeelte in 1872 eene diepte had van meer dan 21 voet
onder laagwater.
«Ten einde den mond der Solo-rivier in noordelijke richting naar
Oecyong Pangka te verleggen, achtte de Commissie noodig het uitgraven
en uitbaggeren van eene coupure ter lengte van 8000 meters waardoor
de rivier bg Tancyong Kapala in de bocht van Sidajoe zou geleid worden^).
Vervolgens zou over eene lengte van 7000 meters eene geul door de
zeebank moeten worden gebaggerd. De kosten van deze werken en
van de daarmede in verband staande afdamming van den benedenloop
der Solo en van de Kali Miring (een zgtak van de Solo) werden op
2 millioen geraamd.... Ka de bovenbedoelde 10,000 meters big ven
nog ongeveer 6000 meters over eer Oe^ong Pangka bereikt is.
Yoor deze uitgestrektheid werden door de Commissie geene bgzondere
werken noodig geacht. Om echter te kunnen zorgen, dat de Solo zich
in dit laatste en diepste gedeelte der bocht van Sidi^oe een weg in
rechte richting naar Oecyong Pangka zou banen , en om de oevervor-
ming aldaar te begunstigen, meende zg dat gedurende een zestal jaren
(wellicht wat korter of wat langer) omstreeks 1} ton per jaar beschik-
baar gesteld zou moeten worden. De Commissie ging uit van het
denkbeeld, dat de Solo-rivier, eenmaal in de bocht van Sidiyoe geleid
*) Tancyong Kapala is een oostwaarts in Straat Madoera vooruitstekende
kaap, vlak ten noorden van den mond der Kali Kgawen«
Digitized by VjOOQIC
830
en daardoor buiten den in?loed geraakt Tan de strooming, wdke thans
hare monding meer en meer oostwaarts doet ombuigen, gëleidelgk in
noordelgke riohtiDg hare banken zon Toomitsohniyen en sioh een weg
naar Oedjong Pangka ion banen. Jnist ten gerolge Tan het ontbreken
Tan een noemenswaardigen stroom in de bocht Tan Bidijoe en bg
Oedjong Pangka zon er Tolgens de Commissie geen gOTaar bestaan,
dat de afgeroerde slibstoffen na de hier besproken yerlegging nadeelig
op het Taarwater souden werken.*'
GFesteund door bet gunstig advies Tan alle ter ssake gehoorde
aatoriteiten en de goedkeuring der Indische Regeering , heeft thans
het Gbuyemement het hier ontwikkelde plan bepaaldelgk tot het
zijne gemaakt, en daarvoor op de begrooting Toor 1882 een
millioen uitgetrokken. Volgens het oordeel van in Nederland ge-
raadpleegde deskundigen zullen echter ook nog andere kostbare
weAen noodig zyn, om den achteruitgang van het vaarwater
tegen te houden gedurende den tgd die nog verloopen moet, alvorens
tot de sluiting van den tegenwoordigen Solo-mond kan worden over-
gegaan. Ook rekent de Begeering reeds bg voorbaat op de latere
totstandkoming van een sobeepvaartkanaal , dat voor de praow-
vaart op de Solo-rivier onmisbaar zal zgn , wanneer, na de afdam-
ming der Kali Miring, de prauwen uit zee niet meer, gelgk
thans, de Solo door deze rivier kunnen bereiken, Tegelgkertgd
zgn in Indië ook nieuwe plannen in bewerking tot kunstmatige irri-
gatie van meer dan 100,000 bon ws akkerland, in de vlakte van
Sidigoe, Lamongan en Oresik gelegen. Het b te hopen dat niet
misplaatste zuinigheid aan Java de gelden zal onthouden die het
voor deze tot zgne ontwikkelling onmisbare werken behoeft.
Van Sembajat zetten wij de reis voort naar Manjar, dat 54
paal verder aan den postweg ligt en zgn naam geeft aan de
reeds vermelde Eali Manjar. Het b een groote dessa, waar
vromer, toen de aanmaak van Gouvemementtaout ook in de
omstreken van Gresik op groote schaal plaats had, een pakhuis
tot bergbg van het gewonnen zout was opgericht Sedert de
zoutaanmaak tot het eiland Madoera beperkt werd , is natuurlgk
deze inrichting met al de zoutpannen in deze streken vervallen.
Het dorp bestond toen, evenals de tusscben Maigar en Gresik
Digitized by VjOOQIC
881
gelegen en erenieer Toor den aoutaanmaak aangewezen desa's
Tenger en Boem&, uit eene opoenhooping yan armoedige bam-
boehutten, die onbeschaduwd te midden der zoutpannen lagen,
en Tertoont ongetwgfeld ook nu nog de sporen yan het vroeger
bedrjjf der bevolking. Yan Manjar verder reizende gaat men de
Kali Manjar, die hier 180 è 200 voet breed is, met een houten
brug over; het eerste dorp aan de overzgde is het door zjjne
historisdhe herinneringen en heilige graven bekende Leren ').
Wg bevinden ons hier in het voormalige, naar de veelvuldige
tambaks dus genoemde , district Petambakan , dat Soetji tot hoofd-
èoTf had, maar thans in zgn geheel tot het district Gresik is
getrokken, 'twelk destgds alleen uit de stad Gresik met haar
onmiddellgken omtrek bestond. Door de reeds genoemde dorpen
Tenger en Boem& rgden V7ij verder naar Gresik , dat 5i paal van
Manjar verwijderd is. De vegetatiedezer lage, moerassige streken
bestaat hoofdzakelgk uit Rhizophoren en Bruguiera's, die er bg
duizenden tieren. De tambaks of vischvgvers, die wij vroeger
leerden kennen, zgn het voorname middel van bestaan der
bevolking *)• Eerst wanneer men de hoofdstad Gresik nadert, wordt
het landschap iets levendiger ').
Gresik is een der merkwaardigste plaatsen van Java; maar
eer wg ons met hare beschouwing bezig houden, willen wg ook
den weg loeren kennen waarlangs men haar van Babat over
Lamongan bereikt. Wg zullen daarbg tevens een blik werpen op
het regentschap Lamongan, dat, hoewel het weinig biedt dat
het oog bekoort, toch niet van merkwaardigheden ontbloot is.
De weg gaat van Babat aanvankelgk door bet zuidelgk moe*
rassig deel der Sidajoesche districten Pridjek en Eedokan, over
de desa's Tesam en Poetjoek, bg wQlke laatste aan de linker-
sgde een dwarsweg noordwaarts gaat naar Waringin Anom , en
bereikt, na de rivier Lamong lor gesneden te hebben , het Lamon-
gansche district Tengahan. Yan de grens af loopt hij over de desa
Eroewoet verder oostwaarts tot aan het punt waar hg, op 18(
») Zie D. n, bl. 185 v. «) Zie D. I, bL 478.
') Bleeker, T. y. N. I. 1850, I. 93; Buddingh , K. O. L, L 285; van
HoSvell, Beis, L 151 v.
Digitized by VjOOQIC
832
palen afttandi van Babat, samenkomt met den reeds Termelden
zgweg naar Lamongan, welke tot die plaats sleehts { palen
lang is^ maar Tan daar nog 12( paal zuidwaarts gaat naar de
distriotshoofdplaats Mantoep. Den hoofdweg yenrolgende ontmoet
men na !( paal aan de linkerhand den reeds besohreren weg
naar Sidajoe en Jiog 114 paal verder , na de grens yan Lamongan
met het regentschap en district Gresik overschreden te hebben,
aan de rechterhand den d warsweg naar Tjarmé, hoofddorp yan
het Gresiksche district (ïoenoeng Eendeng. Ygf en driekwart
paal voorbij dit pnnt komt de hoofdweg nit op den postweg van
Gresik naar Soerabaja, op welken men If paal terug moet gaan
om Gresik te bereiken. De geheele afstand van Lamongan naar
Gresik bedraagt op deze wgze 21 i palen; doch men ontmoet, eer
men aan den postweg komt , aan de linkerhand een dwarswegi
die meer rechtstreeks naar Gresik gaat en den geheelen a&tand
een paol bekort.
Ik noemde zooeven den naam Goenoeng Eendeng, die telkens
op Java terngkeert en, zooals men weet, bergketen beteekeni.
In de residentie Soerabaja is hg gemeen aan drie naast dkan-
der liggende districten y waarvan het westelgkste tot het regent-
schap Lamongan, het middelste tot het regentschap Gresik, het
oostelgkste tot het regentschap Soerabaja behoort. De naam is
vermoedelgk ontleend aan de meer keten vormige gestalte van
het kalkgebergte dat ze doorsngdt, ofschoon die op de bestaande
kaarten niet zeer in 't oog valt Het Lamongansche Goenoeng
Eendeng grenst ten zniden aan het district Tengahan en heeft
tot hoofddorp Eembang Baboe, dat 8^ paal west van den weg
van Lamongan naar Mantoep en 8i paal van Lamongan gele-
gen is. Lingkir , het derde district van Lamongan, schuift zich
ten oosten van Gt>enoeng Eendeng en Tengahan tusschen deze dis-
tricten en Bodjo Negoro in, totdat het de grens van Sidajoe
ontmoet, en heeft tot hoofdplaats Eedoeng Pring, dat 1} paal
ten oosten van den weg ligt die van Babat zuidwaarts naar
Djombang in de afdeeling M&dj&kert& gaat. Eedoeng Pring is
van Babat 7^, van Lamongan 18 palen verwgderd. Vroeger
omvatte Lingkir, nevens het gemelde ingeschoven stuk, de
Digitized by VjOOQIC
833
gansohe zaidelgke helft van het regenUohap Lamongan, doch
wg zagen reeds dat daarvan thans het oostelgk deel onder den
naam van Mantoep, met gelgknamig hoofddorp, is a^esoheiden.
Van geen der genoemde districtshoofdplaatsen is zoover ik weet
iets bijzonders te vermelden , behalve dat Eembang Bahoe een zont-
pakhois heeft* De regentschapshoofdplaats Lamongan is zeer stil ,
maar heeft een bevallig aanzien , daar zg geheel in welig geboomte
verscholen ligt. De bgzonder fraaie dalam van den Regent bevindt
zich bmten het dorp; bezgden het huis is een groote vierkante
waterkom , die geen uitloop heeft en dient om het regenwater te
verzamelen, daar zich in dit regentschap de schaarschte van
levend water schier overal pgnlgk doet gevoelen *)• Zulke water-
kommen zijn dan ook hier niet zeldzaam. De bevolking heeft
op een aantal van de Solo-rivier verwgderde plaatsen, om
in de behoefte van drinkwater te voorzien, op lage, goed be-
schaduwde plekken dergelgke kommen ingedijkt, die in den
drogen moeson als gemeente -regenbakken dienst doen. Daar
de fijne blauwe klei, waaruit een groot deel van den bodem van
Lamongan bestaat, het water niet licht doorlaat, beantwoorden
deze kommen in zooverre aan het doel, dat het water wordt
bijeengehouden; natuurlgk laat echter de frischheid vaak veel te
wenschen over, en is, als de droogte lang aanhoudt, de voorraad
spoedig verdampt Wanneer men in den bodem van Lamongan
eenige voeten diep graaft , stoot men overal op zeezand en schelpen.
De blauwe klei die de oppervlakte bedekt, is in den regentgd
glibberig als zeep en in het droge jaargetgde in tallooze scheu-
ren en spleten opgebarsten %
Li het zuiden der districten Lingkir en Mantoep worden nog
uitgestrekte djatibosschen aangetro£Fen , welke met die der aan-
grenzende deelen van M&dj^ert& een samenhangend geheel
vormen van ongeveer 260 kilometers. De bosschen van Lingkir
hebben echter veel geleden door het ruwe kappen dat hier van
1854 tot 1864 heeft plaats gehad, toen een uitgestrektheid van
34 vierk. kilometers ter velling aan den heer van Boyen was
O Roorda van EyBinga, Ld. en Yk. III. 8. 208.
«) Van Wales in T. v. N, L 1874, IL 422.
HL 63
Digitized by VjOOQIC
8d4
afgestaan. Sommige perceelen bosoh zijn toen geheel yerdweDen
en door bouwland vervangen *). In dit gedeelte van Lamongan
ontbreekt bet water niet gebeel. Uit de samenvloeiing van onder-
scheiden beken ontstaat er de rivier Lamong Eidoel, die om
hare ondiepte en sterk kronkelenden loop onbevaarbaar is, maar
voor den afvoer der djati-balken goede diensten bewast Na
Lamongan verlaten te hebben vormt zg de grensscheiding tns-
schen het Gresiksche en. het Soerabajasche Goenoeng Eendeng en
bezuiden Gresik valt zij , onder den naam van Kali Tangi , in de
Straat van Madoera* In een der djati-bosschen van Lingkir,
Kréka geheeten en behoorende tot de desa Melati , wordt een merk-
waardig overblijfsel der oudheid aangetroffen, namelijk de muur*
fragmenten eener oude schans^ Eoeta Rosan genaamd y waarover in
het historisch deel van dit werk reeds broeder gesproken is ').
In het district Mantoep, dat sedert 1874 van Lingkir is afgezonderd,
verdient een heuvel onze aandacht die den naam van Goenoeng
Titr& draagt, tot het gebied der desa Mgl behoort, en deel uit-
maakt van het tertiaire, uit mergel, klei en zandsteen bestaande
gebergte, dat aan den linkeroever der Brantas verrijst. Oüschoon mj
in formatie van het omliggend gebergte niet verschilt, onderscheidt
zich deze hoogte door de ontelbare minerale bronnen die op hare
kruin in een zeer beperkte ruimte uit den grond opborrelen. Er
ligt namelijk op den top van den heuvel, die zich nauwelijks
150 voet boven het vlak der zee zal verheffen, een plateau,
waarvan het middendeel, ongeveer 2 bouws groot, het tooneel
is der opwelling van die menigte, deels warme, deels koude
bronnen, die zich ten laatste in een beekje vereenigen, dat in
een der omliggende valleien verdwgnt Door het water wordt
veel koolzure kalk afgezet, die in weinig tgds alle voorwerpen
omkorst waarmede het in aanraking komt. Daarom wordt ook op
het bronnen» terrein geen spoor van plantenleven aangetroffen,
behalve eenig gras op plaatsen waar de bronnen zgn opgedroogd;
maar rondom het terrein groeien schrale djati-boomen en eenig
kreupelhout. Het water riekt naar zwavelwatersto^as en is in
sommige bronnen troebel wit, in andere , ten gevolge van een
1) Cordes, de Djatibossohen op Java, bl. 175. *) D. II, bl. 127.
Digitized by VjOOQIC
835
okergeel bessinksel, licht brain van kleur. De inlanders noemen
de bruinachtig gekleurde oude en de witachtige nieuwe
bronnen. De smaak is over het algemeen zUtig, maar sommige
bronnen geven water van sterk zouten smaak, waarom het den
inboorlingen als surrogaat van zout dient en bij de bereiding van
zekere lekkerng wordt gebruikt.
Aan den voet van denzelfden heuvel worden nog twee andere
bronnen aangetroffen, die eene geringe hoeveelheid aardolie
opleveren , en aan de oppervlakte een lichtbruin schuim afzetten ,
dat de inlander als middel tegen huiduitslag gebruikt. Yeel be«
langrgker is echter eene andere aardoliebron , die niet ver vandaar
bg de desa Lantoeng') op een weinig geaccidenteerd terrein, te
midden van een djati-bosch, onder de wortels van een doeden
boom ontspringt. Dicht langs de bron stroomt een beekje,
waarvan het water door de smalle strook aarde die beide scheidt,
in de bron sijpelt. De opborrelende aardolie, dus met het water
vermengd, stroomt weg zonder dat de inlanders er veel nut van
trekken. Echter zijn zg met het lichtgevend vermogen dezer
aardolie niet onbekend, en verzamelen zij die soms in een koker
van bamboe of andere stof, waarin zij een pit hangen om als
lamp te dienen, of gebruiken ze tot het maken van fakkels.
Ook wordt soms de huid der paarden met deze olie ingewreven *).
Ziedaar het weinige wat ik van Lamongan , zeker een der minst
bezochte gedeelten van Java , weet mede te deelen. Daarentegen ver-
heugen wij ons , wat Gresik betreft , in een rgkdom van berichten ,
waarbg het alleen soms moeilgk is de juiste grenzen te trekken
tusschen hetgeen vroeger bestond en hetgeen nog heden bestaat
1) Lantoeng beteekent aardolie, zooals reeds bl. 478, noot 2, werd
opgemerkt.
<) Zie over deze bronnen Wiselios in N. T. y. N. I. XXXIII. 404. Yan de
bronnen van Tjitr& was reeds vroeger melding gemaakt in hetzelfde tijd-
schrift, D. XYI, bL 355, terwgl eene analyse van het water gevonden wordt
D. XXYI, bl. 363. De aardoHebronnen yan l^itr^ waren ook bekend aan
den ingenieur de öreve; zie T. v. Ngv. en Ldb. in N. I. XL 341. Doch van
de bron van Lantoeng vind ik elders geen melding, en daar de heer Wise-
lins ze in 1873 in het district Lingkir plaatst , dat toen ook nog het district
Mantoep omvatte, laat hg mg in de onzekerheid of Lantoeng, dat ik op
geene kaart vinden kan, thans tot Lingkir of tot Mantoep behoort.
53*
Digitized by VjOOQIC
836
to, de oude gesohiedenis van Java vervult Greaik eene voor-
name rol. Zy was reeds een gewichtige handelsplaats in het
M&dj&pahitsche tgdvak, maar treedt vooral op den voorgrond in
den tijd der invoering van den Islam op Java, als woonplaats
der voornaamste zendelingen en middelpunt waarvan de prediking
uitging '). Als een gevolg daarvan bleef zg langen tgd de zetel
eener dynastie van priestervorsten , wier macht allengs door de
vorsten van Mataram ondermijnd en eindelijk vernietigd werd <),
en nog heden geven de Astana of vorstelijke begraafplaats te
Gresik, en het heiligdom op den heuvel Giri in de nabgheid der
stad, getuigenis van het aanzien eenmaal door die vorsten genoten.
De naam Grësik of Garsik schijnt een vasten bodem te
beteekenen , — hetzelfde dus als Tandës , dat in hoog* Javaansch als
de naam dezer stad wordt gebruikt, . — en is vermoedelgk daaruit
te verklaren , dat te midden der strandmoerassen een strook harde
zandgrond voor de vestiging dezer plaats was gekozen '). In de
zestiende eeuw werd Gresik veelvuldig door de schepen der
Portugeezen aangedaan *) ; de zonderlinge verbastering van den
naam tot Agasim, Agasin, Agasi of Agasai, waaronder de
stad bg hunne schrgvers voorkomt, staat aan de zekerheid
harer herkenning niet in den weg '). De Nederlanders stichtten er
de eerste hunner iactoriën in Oost- Java'); zg noemden de plaats
.-Gerrioi, Gressic en het meest Grissee, wat tot heden de gewone
vorm is gebleven. Ook maken onze oude schrgvers dikwgls gewag
van eene soort van voorstad of handelswijk van Gresik, die zg
doorgaans Joartan noemen, een naam die waarschgnlijk uit
Djaratan of Padjaratan verbasterd is'); doch met het einde der
17de eeuw verdwijnt deze naam geheel uit de geschiedenis.
Gresik heeft eene even schoone als gunstige ligging. Het
verheft zich op de noordoostpunt van den hoek die in het midden
') Zie Dl. II, bL 184-190.
2) D. II, bL 202, 256, 301 Y., 327, 364. 866, 888.
') Zie Roorda, Jay. Wdbk. bl. 330, Ie kolom, verg. met van Ho$Tell,
Reis. I, bL 153.
*) D. II, bL 229 v. *) D. U, bL 215, noot 4. «) D. n, bL 285.
Ó D. II, bL 278, noot. Padjaratan beteekent in het JavaanBch be-
graafplaats*
Digitized by VjOOQIC
837
Tan het Nauw der etraat van Madoera vooruitspringt^ aan den
voet van den in de geschiedenis der stad zoo gewichtigen heuvel
Qitij behoorende tot eene reeks van kalkrotsen die zich te mid-
den der uigestrekte strandvlakte verheft. De veilige reede wemelt
veelal van inlandsche, gedeeltelijk ook Europeesche en Ameri-
kaansche schepen, waarvan vele de gelegenheid tot vertimmering
zoeken op de hier aanwezige scheepstimmer werven. Deze schijnen
echter vroeger van meer belang te zijn geweest dan thans. De
nog aanwezige, slechts twee in getal , zgn alleen voor het bouwen
en herstellen van kleine vaartuigen ingericht. De voornaamste
behoort aan een Europeaan, den heerBerest^de tweede, die vrij
onbeduidend is, aan zekeren Hadji Mohammed '). Het strand neemt
te Gresik sterk door aanslibbing toe , zoodat het havenhoofd ,
waaraan de schepen komen laden en lossen , van tijd tot tijd
verlengd is moeten worden en thans honderden schreden in zee
uitsteekt. Dit havenhoofd levert eene alleraangenaamste wandel-
plaats op, waar men de irissche zeelucht kan genieten en zich
verlustigen in de schoone gezichten op de nauw een Duitsche
mgl verwgderde kust van Madoera , en op de reede van het nabij
gelegen Soerabaja , waarmede Gresik eene geregelde gemeenschap
door middel eener kleine stoomboot onderhoudt. Voor eenige jaren
bevond zich op het verst uitstekend gedeelte van dit havenhoofd
een houten koepel, die veel door de Europeesche ingezetenen
bezocht werd; of die nog bestaat, durf ik niet bepalen. Niet
minder fraai is het gezicht dat men uit zee op Gresik en den
heuvel Giri geniet; de hooge witte gevels der Europeesche wgk ,
pikant afstekende tegen de roode pannen daken, het mastbosch
op de reede, en het lage, vlakke strand, geheel met visohvijvers
bedekt, roepen den Nederlander het verre vaderland in de her-
innering terug.
Gresik wordt dikwijls een stadje genoemd; men denkt dan
echter slechts aan de Europeesche, ten hoogste ook aan de
Arabische en Chineesche wijken; want als men het dertigtal
inlandsche kampongs mederekent , die om de genoemde wijken
verspreid liggen, dan beslaat zij eene uitgestrektheid van wel 3
>) Koloniaal Yenlag, 1878, bl. 221.
Digitized by VjOOQIC
838
vierkante palen en is de bevolking op meer dan 20,000 zielen
te stellen. In 1845 telde men er, volgens Bleeker, 156 Europe-
anen of afstammelingen van Europeanen , 512 Chineezen, 1085
Arabieren, Bengaleezen en Maleiers, en 18877 Javanen. Latere
opgaven omtrent de bevolking zgn mg niet bekend; maar uit
de Naamlgst der Europeesche ingezetenen van 1881 , die 72 namen
telt *); zou ik opmaken, dat het totaal der Europeesche bevolking
thans minstens het dubbel van 1845 moet bedragen. De meeste
dezer familiën zgn hier sedert een lange reeks van jaren gevestigd.
De Europeesche wgk van Gresik vormt een langwerpig vierkant,
dat men óf als een zeer breede straat, óf als een lang en smal
plein kan beschouwen. Daarvan zgn drie zgden bebouwd met
hooge en zeer nette steenen huizen , maar de vierde of oostzgde
is open en komt onmiddellijk aan zee uit, zoodat men er de
schepen op de reede ziet liggen. Dit plein is beplant met twee
rgen oude^ hooge en zware tamarindeboomen , die eene heerigke
schaduw verspreiden. Yroeger stond aan het zuidoosteinde het
fort, waarvan, schoon het grootendeels tot kantoren en pakhuizen
verbouwd is, nog enkele overblijfselen te zien zgn. Het in 1829
dicht bg het strand gestichte kerkje is een eenvoudige, maar
luchtige steenen pand&p& , waarin eenmaal 's maands door een
der predikanten van Soerabaja wordt dienst gedaan. De Arabische
wgk ligt ten noorden ^ de Chineesche ten zuiden der Europeesche
stad. De aloen-aloen , die niets opmerkelijks biedt dan eene meer
door grootte en ouderdom dan door fraaiheid merkwaardige moskee
en een eenigermate steedsch aanzien , ligt aan het zuidelijk uit*
einde der plaats^ en het is tusschen hare oostzgde en het strand
dat zich de Chineesche kampong inschuift, die geenszins door
zindelijkheid uitmunt. De inlandsche wgken vormen eene menigte,
meestal zeer bekrompen straten of gangen.
Er worden te Gresik verschillende takken van industrie uit-
geoefend: visscherg en vischteelt, weverg, kalkbranderg, koper-
gieterg en koperslagerg , de laatste vooral door de hier zoo
menigvuldige Arabieren , aan wie ook de meeste handelsvaartuigen
behooren, terwgl de handel in edelgesteenten, goud en oliën
') (behuwde vrouwen en kinderen zijn daarb(j niet yermeld.
Digitized by VjOOQIC
839
Bchier uitsluitend door hen gedreyen wordt. Met andere handelstak-
^en, zooals het debiet van Ijjn waden, zgden stoffen, rotan enz. ,
houden zich vooral de Chineezen bezig. In 1848 bestond de handels-
vloot van Gresik uit 83 vaartuigen, waarvan slechts 4, te zamen
227 last metende, aan Europeanen behoorden^ al de overige,
metende 3742 last, aan Arabieren en Chineezen. Opgaven van
latere dagteekening zgn mg niet bekend. Vele ingezetenen van
Chresik zgn gegoed en de plaats is in het algemeen welvarend.
Het grootste bezwaar dat zg voor de bewoners oplevert, is het
gebrek aan goed drinkwater, zoodat deze onmisbare behoefte op
groeten afstand, meest van Soetji, moet gehaald worden.
Na aldus een blik op den algemeenen toestand van Gresik te
hebben geworpen, zullen wg de voornaamste merkwaardigheden
van stad en omstreken in oogenschouw nemen. In de eerste plaats
bezoeken wg de inlandsche begraafplaats of astana, die aan den
groeten weg naar Soerabaja aan den uitgang der negeri is gele-
gen. Zg bestaat , evenals de begraafplaatsen die wg te Eoedoes ^
Toeban en elders leerden kennen, uit verscheiden ommuurde
pleinen en pleintjes, waarop de graven verspreid liggen. Het
oudste gedeelte vertoont ook hier den Hindoestgl. Behalve aan
eenige uit gehouwen kalksteen of baksteenen opgetrokken muur-
gedeelten, is deze kenbaar aan de beide hoofdpoorten, die dan
ook veel van den tand des tgds geleden hebben. De hoogste, de
Gapoer& wètan') (oosterpoort), heeft een kroonstuk waarvan de
hoogte die van het lichaam der poort evenaart; men kan ze niet
aanzien zonder zich te verbazen, dat de draagbalken zulk een
vracht van steenen zoo lang hebben kunnen torsen, zonder te
bezwijken. Men heeft dan ook een ingang bezgden de poort
gemaakt, om de gewijde plaats te betreden. Het voornaamste
monument is de ons^ reeds bekende ^) marmeren sarkophaag van
Malik Ibrabim, den oudsten apostel des Islams op Java. Deze
tombe is geheel open; sommige andere zgn overdekt met gemet-
') Oapoerft wètan is, volgens v. HoSveU, Reis.!. 158, de naam der begraaf-
plaats zelve. Dit komt mg aeer onwaanchpügk voor, maar ik ben geneigd
te gelooven, dat het gedeelte der stad (de kampong) waarin de begraaQ>laat8
ligt, naar de hier vermelde poort Qapoer& wètan genoemd wordt.
^ Zie D. n, bL 184.
Digitized by VjOOQIC
840
selde pand&plk's , die met fijn en kunstig sngwerk Yoorzieii zgn.Yoor
den ingang van één dezer pandUp&^s staat een uit trachiet gehoawen .
waterbak, waarop men het jaartal 1346 , natunrlgk der JaTaansche
jaartelling , heeft ontcijferd. Men verhaalt dat deze van M&dj&pahit
hierheen is gebracht ; thans biedt hg den bezoekers der heilige plaats
de gelegenheid om zich te reinigen. Nog andere waterraten en
nrnen nit den Hindoe-tgd; met jaartallen en opschriften, staan
hier en daar verspreid. Ook op verscheidene minder beteekenende
graven en poorten vindt men inscripties, deels in het Arabisch,
deels in het Javaansch. Merkwaardig is het Javaansch opschrift
op het graf van zekeren Toemenggoeng Poespli Neg&r& van
Tandes , omdat daarin melding wordt gemaakt van den twist van
Soesoehoenan Amangkoe Bat met zgne broeders Pangéran Poer-
b&j& en Pangéran Blitar, en van de krggsverrichtingen van Qene-
raal Bergman, die in 1723 met de onderwerping der opstande-
lingen eindigden ^). Op deze beroemde begraafplaats worden ook
thans nog voorname personen en geestelgken begraven; het ia
eene eer die op groeten prijs wordt gesteld.
In een ander gedeelte vanGresik, de kampongEeboengsoeng,
wordt het hoog geëerde graf gevonden van de NjaigedéPanaté,
de pleegmoeder van Raden Pakoe, meer bekend onder den
naam van Soenan Giri'). De begraafplaats waarop zij rust, ligt
aan een nanw straatje öf gangetje, en bestaat nit drie pleintjes
vol graven, waartoe eene zwaar beschadigde poort, alweder in
Hindoe-stgl, toegang verleent. Het graf der Njai wordt dooreen
afdak beschermd, maar levert niets bgzonders op.
Van meer belang is het graf van Raden Pakoe zelven, dat
wg thans gaan bezoeken. De begraafplaats ligt twee k drie palen
van Gresik , op den top van den heuvel Giri , die zich ter hoogte
van 400 voet achter de stad verheft. Langs de hellingen liggen
de tairgke woningen van de desa Giri , eene der volkrijkste van
deze streken. De begraafplaats heeft twee poorten , die thans van
boven open zijn , maar waarschgnlgk ook een kroonstuk hebben
gedragen; zg behooren althans tot hetzelfde overgangstgdperk
') Zie Dl. II, bl. 444^447. Men vindt op den steen ook het jaartal 1645
der Jav. aera. ^ D. II, bl. 189.
Digitized by VjOOQIC
841
van Hindoeïsme op Islamisme , waarran ons te Eoedoes, Toeban,
Gresik, reeds vooyele monnmeDten zgn voorgekomen. Het houten
grafhais van Raden Pakoe, die, sooals wg reeds weten , gewoon-
Igk Soenan Giri genoemd wordt, is van later tijd; het is met
verguld sngwerk op roeden grond rgk versierd. Rechts en links
van den nauwen ingang tot de tombe is een naga of groote
slang gebeiteld, — een nieuw voorbeeld van de zonderlinge
vermenging van Hindoesche met Mohammedaansche voorstellingen,
die men zoo vaak op Java aantreft. Over de kris die bg dit
graf in een gzeren kist bewaard wordt ^ heb ik reeds vroeger
gesproken *). Niet ver van het grafhuis verrgst eene oude mos-
kee, en rondom het graf van Raden Pakoe liggen nog een aantal
andere. Wg voelen ons echter het meest aangetrokken door het
bekoorlgke gezicht op Ghresik en de Straat, dat men van deze,
iem ganschen omtrek beheersohende hoogte geniet
Van geheel anderen aard is de merkwaardigheid die thans
onze aandacht vordert. De heuvelenreeks waartoe de Giri behoort,
schakelt zich voort in noordwestelijke richting. Op vgf palen
afstands van Gresik, en een weinig bewesten den weg van
Gresik naar Manjar, ligt aan den voet dezer heuvelen Soetji,
een groot dorp, voormaals het hoofddorp van het district Petam-
bakan; het is vandaar dat de Europeesche bewoners van Gresik
gewoonlijk hun drinkwater erlangen. Soetji dankt zgn bekendheid
voornamelijk aan de salpetermakerg die hier vele jaren bestaan
heeft, en waarvoor de menigvuldige grotten, die in de nabij-
gelegen kalkheuvelen gevonden worden, een overvloed van
materiaal leverden. Het in 1791 te Sid&g&r&, in hetzelfde dis-
trict, opgericht salpeter-établissement werd in 1796 door den
Gezaghebber van den Oosthoek, Dirk van Hogendorp, naar
Soetji verplaatst. Yan 1811 tot 1816 stonden de werkzaamheden
stil, omdat het toenmalige Engelsche bestuur zich het salpeter
met minder kosten uit Bengalen kon verschaffen ; doch bij het
herstel van het Nederlandsch gezag werden zg dadelijk hervat,
om in 1818 op nieuw gestaakt te worden. De aanleiding daartoe
meen ik te moeten zoeken in het minder gunstig rapport door
>) D. n, bl. 190.
Digitized by VjOOQIC
842
den Hoogleeraar Reinwardt over de bestaande inrichting oitge-
bracht; wel werd door hem tevens de weg tot verbetering aan-
gewezen '), maar men mag aannemen, dat daaraan meerkosten
en bezwaren verbonden waren, dan zg der Regeering waard
scheen. Het dnnrde toen tot 1837 eer de werkzaamheden hervat
werden; maar reeds in 1839 maakte de Begeering er nogmaab
een einde aan, en in 1841 werd het geheele établissement inge-
trokken , echter met last om de gebouwen en de salpeter-beddin-
gen in stand te houden. Het schgnt dat ook nu het uit Britsdi
Indië aangevoerde salpeter voordeeliger uitkwam dan het eigen
fabrikaat, doch dat men de gelegenheid wilde openhouden om,
indien de aanvoer door de omstandigheden mocht belemmerd
worden , de werkzaamheden te Soe^i dadelgk te hervatten. Daar-
toe schgnt zich echter geene aanleiding te hebben voorgedaan.
Kunnen wij derhalve thans met de salpeter&bricatie geen
kennis maken , het blgft ons vrij , zoowel de schoone panorama's
te genieten die wg van den top der kalkheuvelen kunnen gade-
slaan , als de holen te bezoeken waardoor ze op een aantal plaat-
sen doorboord zijn '). De grotten vormen donkere, huivering-
wekkende gewelven, waarin het daglicht nimmer doordringt, en
die men slechts met behulp van flambouwen kan bezoeken. Zg
leveren de gewone tooneelen van zulke grotten op , en zgn bewoond
door ontelbare scharen vledermuizen van verschillende soort,
vooral van de ook te Batavia zoo gemeene Dysopes tennis. De
voorwaarden voor de vorming eener goede salpeteraarde zgn
hier dus in ruime mate aanwezig. Het kalksteen zelf is daartoe
onmisbaar, en te meer geschikt naarmate bet losser van bouw is
en gemakkelgker door lucht en vochtigheid kan doortrokken
worden. Maar even noodzakelijk is het aanwezen van dierlgke
of plantaardige zelfistandigheden , die, door verrotting ontbonden
^) Het rapport komt voor als 3a bglage (bL 181—198) achter het levens-
bericht Tan Reinwardt, geplaatst voor zjjne „Reis naar het oostelijk gedeelte
van den Ind. Archipel in 1821^ (Amst. 1858).
') Het aantal der grotten bedraagt volgens Buddingh 84 , volgens Teenstra
24, Yolgens Reinwardt meer dan 20. Waarschgnlgk behoort daartoe de grot
Poeljak wangi, waarvan de meststof onderzocht is door de hoeren Rost van
Tonningen en Fromberg. Zie N. T. v. N. I. IX. 157, 169.
Digitized by VjOOQIC
843
zgnde, door de inwerking van lucht en vochtigbeid allengs wor-
den omgeTormd tot de grondstoffen die voor de salpeterbereiding
yereischt worden. De bgzonder poreuse gesteldbeid van het
kalksteen der grotten van Soetji y en de vleermuizen wier mest
daar in ontzettende hoeveelheden ligt opgehoopt, leveren dus
groote natuurlijke voordeelen op, waarvan voor den aanleg van
kunstmatige salpeterbedden partg kan getrokken worden ').
Zulke bedden zijn , of waren althans voor eenige jaren , in de
kamers en gangen dezer holen in menigte te vinden. Eén of ander-
halven voet boven den grond verheven, 8 voeten ongeveer lang
en 3 & 4 voeten breed, en met vette zwarte aarde bestrooid,
hebben zij geheel het voorkomen van graven, en daar zg dus
aan de grotten het aanzien van katakomben geven, werken zij
niet weinig mede om den somberen indruk van het geheel te
vergrooten. De losse structuur van het kalksteen te Soetji maakt
het ook zeer geschikt tot de vervaardiging van leksteenen. In
eenige der grotten worden tevens eetbare vogelnestjes ingezameld ').
Wij nemen thans afscheid van Gresik en vervolgen de reis
naar een nog veel belangrgker plaats , naar de hoofdstad Soera-
baja. De afstand bedraagt lli palen. De postweg gaat eerst
recht zuidwaarts ; het landschap is aanvankelijk eenigszins
heuvelachtig en niet onbevallig, doch spoedig ziet men zich weer
door laag en moerassig land omringd. Na omstreeks vier palen
te hebben afgelegd , bereikt men de ongeveer honderd voet breede
Eali Tangi, die de grensscheiding maakt tusschen de regent-
schappen Gresik en Soerabaja , en na deze rivier met een houten
brug te zijn overgegaan, bevindt men zich in het district Soera-
baja, dat, daar het de stad en haren naasten omtrek bevat,
gewoonlijk Eóta wordt genoemd, in tegenstelling met het ten
zuidoosten daaraan grenzend district Djabakóta, waarvan de
naam , buiten de kóta^ beteekent. Nauwkeurig zijn echter die
*) Reinwardt, t a. p., bl. 181, 182.
^) Orer Ghresik en zgne merkwaardigheden zjjn vooral te raadplegen : Ren-
gers, Dagboek, bL 186; Jnkes, Yoyage of the Fly, II. 139 vy.; van Hoö-
veU, Bels, I. 152—158; Bleeker, T. v. N. I. 1850, I. 94 y.97 ▼.; Boddingh,
N. O. I., I. 298; Bmmnnd, Yerhh. y h. Bat. Gen., XXXIII. 182;GeYera
Deynoot, Herinneringen. 98; Bickmoro, Travels. 56.
• Digitized by VjOOQIC
844
namen thans niet, daar Ebta ook het westelijk deel der yoormalige
Ommelanden , Djabakóta slechts de zuidelgke en oostelijke deelen
daarvan omvat. Na den overgang der rivier komt men in de desaEali
Tangi , vervolgens te Smemi of Soememi , waarop het geheel door
moerassen omringde Brandjangan volgt, en daarna Doepak , dat met
Soememi in armoedigheid van uiterlijk wedijvert. De weg wordt her-
haaldelgk door kleine riviertjes gesneden en levert niets belangrgks
op dan de lange reeksen van vischvijvers, die ook hier worden
aangetroffen. De toegang tot de volkrijkste stad van Nederlandsch
Indië is van deze zijde alles behalve schoon te noemen ^).
Het zal wellicht menigeen verwonderen Soerabaja de volkrgk-
ste stad van Nederlandsch Indie te hooren noemen, daar men
ongetwgfeld algemeen geneigd is opk in dit opzicht aan Batavia^
zoo vaak ,de Koningin van het Oosten '^ genoemd , den voorrang
toe te kennen. Niettemin berust de qualifioatie op o£Sciêele gege-
vens, die, zoo zij al niet volkomen te vertrouwen zgn, echter
den toestand bij benadering doen kennen. Zij zgn van zeer recente
dagteekening, daar zij ontleend zijn aan het koloniaal verslag
van 1881, en terwgl zij toonen, dat vroeger in dit werk de
bevolking van Batavia en Samarang te laag is geraamd, blijkt
er tevens uit, dat niettemin het bevolkiilgscijfer van Soerabaja
dat der beide andere hoofdsteden van Java overtref); '). Ik
laat hier een vergelijkend overzicht der bevolking van Java's
drie hoofdsteden volgens de jongste opgave volgen.
') Bleeker, T. v. N. I. 1850, I. 98.
3) De cgfers komen voor in Bglage A, n^ I, bl. 3, van het Koloniaal
Verslag over 1881. Zg hebben betrekking tot den toestand op het laatst
van 1879, en zgn wat Samarang betreft, nauwkeuriger dan die over 1878
in het Yerslag van 1880, omdat daar als cgfer der bevolking dat van het
district in plaats van dat der stad Samarang was opgegeven. In 1880
is voor de eerste maal eenige opgave omtrent de bevolking der drie hoofd-
steden Torstrekt. Ik stel in die opgaven geen onbepaald vertrouwen, maar
de meening door sommige Indische dagbladen, naar aanleiding van het
cgfer der in 1881 aan de cholera bezwekenen, uitgesproken, dat de bevol-
king der stad Batavia inderdaad wel 200,000, misschien 300,000 zielen zou
bedragen, komt mg zeer overdreven voor. Wat boven, bl. 27 en 498,
over de bevolking van Batavia en Samarang gezegd is, moet na deze offi-
ciSele opgave vervaUen.
Digitized by VjOOQIC
845
Earopeanen. ChiaeezeiL Anbieron. Andere Inla&den. TotBaL
Batayia Tr.Oosteri.
(stad en voorsteden) 4,888 23,539 796 114 73,675 102,901
Samarang
(hoofdplaats) 2,830 9,086 653 2,196 54,374 69,141
Soerabaja
(hoofdplaats) 4,293 6,677 1,176 350 107,86 120,164
Soerabaja klimt niet tot zoo hoogen ouderdom op als Toeban
en Gresik. De geschiedenis heeft ons in de kampong Ampel,
de verblijfplaats van Raden Rachmat, doorgaans de Soenan van
Ampel geheeten, het begin der stad doen kennen, binnen wier
wallen zg nog is begrepen *) Het graf van dien geloofshel4
en de daaraan palende moskee werden als het ware de kern
waarom zich een nieuwe stad vormde, die weldra in de geschie-
denis van Java een belangrgke rol zou vervullen. Hare uitne-
mende ligging aan den mond der Eali Mas, den noordelijken
groeten mondingsarm der Eali Brantas , en de veiligheid .harer
reede hebben grootelijks tot hare spoedige ontwikkeling bijge-
dragen. Hoe groot de macht was van de Adipati's of Regen-
ten van Soerabaja is ons in het historisch deel van dit werk
telkens gebleken. Yalentijn verzekert ons, dat zg een prachti-
gen staat voerden en een firaaien dalam bewoonden , die ook
een stal bevatte voor de olifanten die zij bij plechtige bezoeken
gewoon waren als rgdieren te gebruiken '). Bg het verdrag
van 1743 werd Soerabaja met alle onderhoorigheden door den
Soesoehoenan aan de Compagnie afgestaan , die er den zetel ves-
tigde van den Gezaghebber van Java's Oosthoek, terwijl de
koopman Eeyzer de eerste was die als zoodanig optrad. Maar
veel vroeger reeds, in 1679, wordt melding gemaakt ') van eene
versterking of pagar door de Compagnie hier gebouwd, waarvoor
de bezetting in 1705 op 100 man bepaald werd ^). Dit behoeft
ons trouwens niet te bevreemden, wanneer wg ons herinneren,
dat de Compagnie in 1677 Soerabaja tweemaal op den rebel
Troen& Djij& voor den Soesoehoenan veroverde *). Zulke dien-
1) Zie D. I, bL 188. «) Valentjn, lY. 1. 47.
») Hageman, in Bgdr. t. d. T. L. en Vk. van N. I. IX. 273.
*) Valentgn, lY. 1. 48 en 113. *) D. H, bL 363, 376,
Digitized by VjOOQIC
846
•ten liet zg zioh gewoonlgk door handelsTOordeeleii en het reoht
om die te beschermen, vergelden. Het schgnt dat die eerate
Testing eenvoudig «de Pagar* genoemd werd. Later verrees op
hare plaats het fort Belvedère , dat onder het bestuur van Daen-
dels geslecht werd '). Daarentegen werd toen een steenen fort
aan het rechter-havenhoofd aangelegd. Dit werk stond in verband
met belangrgke havenwerken, die terzelfder tgd werden uitge-
voerd. Omtrent den vroegeren toestand der haven vindt men al
zeer weinig aangeteekend. In een Engelsch reisverhaal van
1789 leest men, dat de stad aan den rivieroever op I4 Eng.
mgl afstands van het strand gelegen was, zoodat men van
de reede alleen den vlaggestok zien kon ; dat de rivier tot aan
de stad voor schepen van honderd tonnen last bevaarbaar was,
en dat aan de ééne zgde de oever voor het opsleepen van
vaartuigen was ingericht. Vooral de Chineezen dreven er dea-
tgds een belangrijken handel *). Ofschoon in dit bericht geen
melding is van havenhoofden, waren zij ongetwijfeld aanwezig,
daar Daendels , om de verondieping der rivier tegen te gaan ,
de hoofden 450 roeden deed vooruitbrengen , waarbg de rivier
op eene diepte van 16 voet werd gebracht ').
Daendels was ook de stichter van den Constructiewinkel voor
het militair materieel, en zorgde door den opbouw van het thans
gesloopte fort Lodewgk^) en door onvoltooid gebleven steen-
stortingen die, ten oosten der reede, Java met Madoera moesten
verbinden en slechts de volstrekt noodige ruimte voor de
scheepvaart vrglaten, dat aanslagen als waaraan Oresik en
Soerabaja in 1807 van den kant van den Engelschen admiraal
Pellew hadden bloot gestaan, in het vervolg niet meer te duchten
waren *).
De meest ingrgpende verandering die Soerabaja ooit ondergaan
O Hageman, t. a. p. 274, en T. v. N. I. 1860, L 275.
*) Deze bgsonderheden zgn ontleend aan een nittreksel nit het Jonmaal
van Kapt. Bligh, Yoorkomende in een noot des Eng. yertalers van de reiien
Tan Stayorinus, U. 127.
O Daendels, Staat, bl. 92.
*) Zie daarover D. I, bl. 81 en 34, en D. II, bl. 550.
*) Zie D. n, bL 54.
Digitized by VjOOQIC
847
heeft, vloeide voort uit de plaanea ter versterking vao Java,
ontworpen door den Gonvemear-Qeneraal van den Bosch. Ik
ontleen aan een militair schrgver de volgende korte niteensetting
van het gewicht eener voldoende bevestiging deaer stad voor
het defensie-stelsel van Ned Indië.
^Soerabiga is de eenige rersterkte plaats van ons Indisch rgk,
die den naam yan „yeBting'^ met allereoht kan dragen; zelüs Willem I
zou men in Europa niet anders noemen dan een ^groot fort^ , terwgl
aan SoeralMga , door een zeer beduidend aantal bolwerken omgeven, met
hare sterke en prachtige citadel , zelfs in Europa de naam ^groote ves-
ting^ niet zou onthouden worden. De reden voor de stichting dezer
vesting springt gereedelgk in het oog, als men bedenkt dat Soerab%ja
onze groote militui# stichtingen bevat, zonder welke geen oorlog te
voeren is, terwgl de eenige haven aldaar wordt aangetroflfen, waar
onze zeemacht in zekerheid kan worden gebracht. Men was uit dien
hoofde aan de plaats gebonden; werd ze niet versterkt, ongetw^feld
zou de vfjand ze onmiddellgk na het uitbreken van een oorlog bezet-
ten , en om dit te beletten zouden wg er onze hoofdmacht moeten op-
stellen j afziende van de binnenlandsche defensie die de oorlogskansen
in ons voordeel moet dan overslaan ; ja , wij zouden van de algemeene
defensie van het eiland Java, als onmogelgk, geheel moeten afzien,
omdat Soerab^ja aan een zijner uiteinden gelegen is. Wg zouden dan
voor Soerabaja moeten doen, wat voor Batavia met zooveel aandrang
bestreden is ; want het verlies der plaats zou ook de val onzer heer-
schappij zgn geweest.
„Er bleef dus geene keus over. Soerabiga moest noodwendig in
duchtigen staat van tegenweer gesteld worden, geschikt om door een
garnizoen binnen het bereik onzer krachten te worden verdedigd,
totdat ons leger uit de binnenlanden tot ontzet kan opdagen en
het beleg doen opbreken. De gelegenheid was gunstig, wgl het ter-
rein benoorden en bewesten uit ten eenenmale onbegaanbaar moeras
bestaat, en dat beoosten zoo laag gelegen is, dat men bg de minste
ingraving op water stuit. In zulk terrein nu kunnen geene loopgraven
geopend worden, zoodat de onmianteling der vesting zich aan drie
kanten tot zeer eenvoudige fortifioatiewerken kon bepalen. Alleen aan
den zuidkant is het terrein hoog genoeg om een geregeld beleg moge-
Igk te maken. Daar bevindt zich dienvolgens het natuurlek front
van aanval, en daar moet derhalve de kunst het evenwicht met de
andere fronten herstellen.*'
De schrgver toont hierna aan dat dit laatste nog niet in vol-
doende mate heeft plaats gehad en de versterking van het soid-
Digitized by VjOOQIC
846
front, boewei niet verwaarloosd, in geene behoorlgke evenredig-
heid staat tot den rijkdom van verdedigingswerken, waarmede de
citadel en de overige forten zijn toegerust. Daarna gaat hg op
volgende wijze voort.
,De vesting is over geheel den omtrek door een stelsel van inon-
datie-kommen ingesloten, die, onafhankelgk van de rivier, uit zee
worden gevoed. Dat was daarom noodzakelgk dewgl , bgaldien de vgand
er tgdig op bedaoht is, de mogelgkheid bestaat om de rivier af te
leiden, waardoor de vesting van een goed verdedigingsmiddel zon
beroofd worden. . . . Overigens mogen wfj niet verzuimen om ook van het
rivierwater , als een sterken bondgenoot tot vermeerdering van het
defensief vermogen der vesting , part|j te trekken. Bjjna de geheele
omtrek kan op eenvoudige w^ze van ui^de bovenrivier onder water
gezet worden en, met behulp van afdamming door penanten-stelsels
binnen de vestingwerken , in de Kali Mas en Pegirian , onder water
worden gehouden, zoolang de bovenrivier nog niet door den vgand
zal afgeleid zgn. Dit werk zal hem groot oponthoud veroorzaken;
want zoo lang het water niet verdwenen is, kan hg zgne loopgraven
niet openen , en intussohen komt ons leger uit de binnenlanden tot
ontzet aanrukken^ *)•
Deze uittreksels zullen den lezer in staat stellen eenigszins te
oordeelen over de motieven die in 1835 en volgende jaren eene
omverwerping en omkeering van een groot deel van Soerabaja
hebben te weeg gebracht, tot ontzettend ongerief en schade van
de bevolking, tot tydelijke verstoring van den bloei en vooruit-
gang der stad , en ten koste van het zweet en bloed van ontel-
bare Javanen , die hunne akkers en veldarbeid , hunne vrouwen
en kinderen moesten verlaten, en vaak een afstand van 30 en
meer palen moesten afleggen, om hier tegen het karig loon van
15 duiten daags aan de vestingwerken te arbeiden. Een sohrg-
ver die Soerabaja vóór 1835 nauwkeurig heeft gekend, en de
veranderingen die het sedert onderging, met eigen oog heeft gade-
geslagen, beschrijft de omkeering in woorden die van veront-
waardiging tintelen'). Ik zal trachten de hoofdtrekken van zgn
omstandig relaas in weinige woorden weer te geven.
O De Yaynes van Brakell, de Verdediging van Ned. Ind., bL 874—876.
^ Higeman in T. v. N. I. 1860, I, bL 267.
Digitized by VjOOQIC
849.
. Toen het plan om het centrale gedeelte van Soerabaja fo^eeft
Testing van den eersten rang om te scheppen ')^ in het breia des
ontwerpers gevormd werd, bestond de stad met voorsteden én om-
melanden uit eene aaneengeschakelde massa van volkrgke , yreed-»
zame, rgkbelommerde kampongs , gehachten, desa's, doorsneden met
vele fraaie wandelwegen en natuurlijke kanalen, bewoond door
eene nijvere^ rustige, welvarende bevolking, uit Javanen en Madoe-
reezen, Chineezen en andere vreemde Oosterlingen en Europe^
anen met hunne afstammelingen samengesteld. Het geheel telde
268 wijken, waarvan 192 tot Stad en voorsteden, en 76 tot de
Ommelanden ten -westen en zuiden behoorden. De stad lag aan
de hoofdrivier, de Kali Mas, en hare beide takken, de Eali Sapi
of Eali Pegirian en de Eali Anak of E^ali Erambangen, waarvan
de beide eerste beneden de scheiding nog door twee kanaaltjes
verbonden waren. De hoofdrivier vormde de Groote-, de Pegi-r
rian de Oosterhaven, en de Eali Anak, die zich ten westen der
stad langs aangename wandelwegen in snelle vaart naar zee
spoedde , vormde , een weinig beneden Doepa, den ingang voor den
aanvoer van balken. Een zijarm die vroeger de Eali Anak met
de hoofdrivier verbond, was wel is waar reeds toen gedempt en
in een breede straat herschapen , maar zond toch nog twee door
sluizen geregelde kanaaltjes af, die eenige der westelgke kam*
pongs van de stad besproeiden. In die stad lagen in Ampel en
onderscheiden andere kampongs hoogvereerde heilige graven.
De groote tornooiplaats , waarvan reeds Yalentgn gewag maakt,
had nog hare oude waardigheid behouden; aan hare noordzijde
stond nog de dalem der voormalige „prinsen '^ van Soerabaja,
aan de oostzijde de gevangenis , aan de westzgde de groote moskee,
aan de zuidzijde lagen de pasar en de executieplaats. Denoord-
oostelijke voorstad Pegirian vormde eene welvarende, volkrijke
wijk, door handelaars en zeelieden bewoond, en had een druk
bezochte markt. De zuider-voorsteden langs de groote rivier
waren levendig, sterk bevolkt en bloeiend. De kampongs der
Javanen waren dicht begroeid met bamboestruiken en tuinen.
') Er s0n in Ked. lodiS slechts twee Testing^n van den eersten rang. De
andere is Willem I (boven, blz. 526). Zie de olaisifioatie in ^tbL 1363, nHl»
m; 54
Digitized by VjOOQIC
850
Overal was frisch water en lommer tot waar men aan de noord-
oost-, noordwest- en westzijden het gebied betrad der nitgestrekte
strandmoerassen , die deels in yischygTers herschapen waren,
deels, met kreapelhont en nipahpalmen begroeid, aan de bevol-
king nuttig materiaal leverden. Zoodanig was het aanzien der onde
stad; zien wij thans hoe zij tot de tegenwoordige herschapen werd.
Millioenen zgn besteed aan het opwerpen van aarden wallen,
het graven van grachten en het bouwen van metselwerken. Een
groot aantal kampongs werden onteigend, vernield, verbrand;
van de 192 kampong's en wgken van Stad en voorsteden bleven
slechts 138 in wezen ^ en daarvan behooren thans slechts 46 tot
de eigenlijke stad. De wijken der Europeanen, Chineezen, Ara-
bieren, Elingaleezen zijn in de vestingstad begrepen, maar
de inlandsche bevolking is grootendeels daarbuiten gebannen
en heeft slechts weinige kampongs binnen de wallen behouden.
De rivieren, verdeeld en afgeleid in grachten, met sluizen en
duikers, verspreiden niet langer frisohheid en leven door de
wijken ; de Eitli Anak of Erambangan is geheel in een ingemetselde
gracht herschapen en gaat met een duiker onder den hoogen
wal door. Aan de westzgde zijn de wallen gevormd uit de
modder der moerassen, aan de zuidzgde uit den grond waarop
dicht bevolkte kampongs verrezen waren. En de handen die aan de
aard- en steenhoopen het aanzgn gaven , zijn de handen der Javaan*
sche landbouwers, die tot uit Rembang , Eediri en zelfii Banjoe-
wangi moesten opkomen, om deel te nemen aan het werk dat
aan de vreemde beheerschers van Java het duurzaam bezit van
het eiland moest verzekeren.
Wat Daendels voor de bevestiging van Soerabaja gedaan heeft,
is alles te niet gegaan zonder ooit eenig nut aan de defensie
bewezen te hebben. Het fort Lodewijk, later in Oranje en Erf*
prins herdoopt, heeft nimmer een schot gelost, en ging op de
vreedzaamste wijze eerst in Franscbe, toen in Engelsche handen
over. In 1857 werd het voor afbraak verkocht; de plaats werd
aan de zee wedergegeven en de kooper ging bankroet. Het zee-
fort in den Trechter ten oosten der stad, bij Eoeanjer, dat in
een diepte van 16 voet waters moest gefondeerd worden, heeft
Digitized by VjOOQIC
851
sioh nooit boven de baren verheven en komt op de zeekaarten
als klip voor, onder den naam van het , Gezonken fort.^ Het
fortje Kali MaSy op een eilandje aan den ooster-rivieruithoek, heeft
alleen dienst gedaan om drie man en een sergeant , Javanen , te
huisvesten en buskruid voor schepen van particulieren te bergen ,
totdat in 1837 de bliksem in het kruidhuisje sloeg; in 1852
V7as er van den wal niets meer over. Thans is het terrein
v^aarop het stond, geheel door het uitgestrekte Marine-établissement
bedekt. Tot zoover de mededeelingen van den heer Hageman !
Zal ook de nieuwe werken een dergelijk lot treffen?
Sedert veranderde inzichten de willekeurige beschikking over de
werkkrachten der bevolking niet meer veroorloofden, en daar-
door de kosten aan de vestingwerken te besteden aanzienlijk
vermeerderden, schgnt men zich in Indiê ernstiger te hebben
afgevraagd, of men zich met betrekking tot het defensiewezen
wel op den rechten weg bevond, en of de vestingwerken de
ontzettende offers waard waren die er voor gevorderd werden.
Die twijfel heeft ook Soerabaja getroffen. Sedert 1860 is aan
hetgeen nog te doen was overgebleven, tragelijk voortgewerkt ,
zoo het niet geheel is gestaakt; men las in de regeeringsver-
slagen telkens van overwegingen, in hoeverre en op wat wijze
de werken te Soerabaja moesten voltooid worden, maar niets
van flinke besluiten of krachtige maatregelen ter uitvoering. De
verwaarloozing leidde tot verval, het verval tot slooping; waar
ruimte voor nieuwe stichtingen noodig was, werd een deel der
wallen geslecht, en de vreemdeling die Soerabaja bezoekt, ver-
baast zich bg den zonderlingen aanblik der ledige ruimten die
de stad van hare omstreken scheiden. Ook de nieuwe vesting is
dus vervallen en half ontmanteld, voordat zg aan een enkel
vgandelgk schot werd blootgesteld.
Met meer welgevallen dan bg werken die, ook al hadden
zg aan het doel beantwoord, alleen nut konden bewijzen wanneer
Java door den oorlogsfakkel bedreigd werd, en waarvan
men dus vurig moest wensohen, dat zg het bewgs hunner
waarde of onwaarde nooit zouden leveren, verwijlen wg bg
de werken des vredes, bestemd om de welvaart der stad te
Digitized by VjOOQIC
8t^
bevorderen en het levensgenot harer ingezetenen te verhoogeo.
Ik heb hier bepaaldelgk het oog op den spoorweg die sedert
korten tijd Soerabaja met Pasoeroean en , door dwarslijnen die bg
Sid&ardjik en Bangtl aanvangen y ook met Eert&8&n& en Malang ver-
bindt '). Yan de hoofdlgn gaat de eerste sectie, die te Gempol
aan de Kali Pórong eindigt en 35 i kilometer lang is , geheel door de
residentie Soerabaja; het tweede gedeelte zullen wij bij ons bezoek
aan Pasoeroean leeren kennen. De lijn S]d&ardj&-Eert&8&n& ligt
ook nagenoeg geheel in de residentie Soerabaja en b gesplitst in
de secties Sid&ardj&M4dj&kert& en M&dj&kert&-Eert&s&n& , waar-
van de eerste eene lengte heeft van ruim 31, de tweede van
ruim 38 kilometers; deze spoorwegen Ziijn van staatswege aan-
gelegd en worden van staatswege geëxploiteerd.
Wat voor het behoud van den westelijken toegang tot de reede
van Soerabaja thans door de Regeering is ontworpen, werd
boven uiteengezet; maar ook de behoeften van den toegang door
den Trechter, of het zoogenaamde Oostgat, zijn aan hare aandacht
niet ontgaan. En geen wonder, wanneer wi) bedenken hoe over-
groot het belang is dat Soerabaja bij het behoud van dit vaarwater
heeft. Zelfs de schepen die uit het noorden derwaarts komen,
kiezen^ als zg diep geladen zgn, thans den weg om Madoera
heen door straat Sapoedi, om Soerabaja van de oostzgde te be-
reiken. Het onderzoek der heeren Dgkstra en Nggh heeft zich ook
tot het Oostgat uitgestrekt , en hunne opneming heeft getoond, dat
ook daar, sedert 1847, een verontrustende achteruitgang in het
vaarwater heeft plaats gegrepen , en dat het onvermgdelgk zal zgn
maatregelen te treffen om te beletten, dat de doorgaans zoovele vaste
stoffen medevoerende bandjirs zich bg voortduring door de Eali
Has en het kanaal van W&n&kr&m& in dat vaarwater ontlasten.
De plannen daaromtrent zijn echter nog niet tot rgpheid geko-
men, en nadere voorstellen worden uit Indië gewacht ').
>) Van den weg van Sidüar^jft naar Madioen Egn de secties SidSardjft-
Mft^j&kertft en MH4j&kertft-Kert&8an& , na het afdrukken Tan hetgeen boyen,
bL 754, oyer dien spoorweg werd medegedeeld, gereed en in exploitatie
gekomen. De beide nog overige seoties, Kert^s^H-Wilangan en Wilangan*
Hadioen, zullen vermoedelgk in 1882 gereed komen.
*) Memerio van toelichting op de begrooting voor N. L voor 1882, blz. 28«
Digitized by VjOOQIC
863
Ik zal thaDs beproeven eenig denkbeeld te geyen van het tegen-
woordige Soerabaja en de merkwaardigheden die het oplevert,
ofschoon die taak, bij het gemis van nauwkeurige berichten van
recente dagteekening en van een vertrouwbaren platten grond *), aan
velerlei misvattingen onderhevig is, waarom ik van den lezer meer dan
gewone toegevendheid voor de volgende bladzijden moet inroepen.
Wanneer men Soerabaja van de zeezijde nadert, wordt men
getroffen door een gewoel en drukte op de reede en in de haven
zooals geene andere plaats op Java te aanschouwen geeft. Talrgke
zeil- en stoomschepen , zoo koopvaarders als oorlogsbodems, lig-
gen hier steeds ten anker, en daartusschen is een gewemel van
booten en prauwen, van allerlei vorm en kaliber, een geraas
en geschreeuw , in het bontste mengelmoes van allerlei talen uit-
gestooten, waarbjj men schier gevaar loopt het hoofd te verlie-
zen. Dat rumoer vergezelt u, wanneer gij door den kunstmati-
gen mond van de Eali Mas, in een tambangan , als in een oud-
vaderlandsche trekschuit, naar de ruim 1\ paal verwijderde stad
wordt opgesleept. Dóór de noodzakelijkheid om de havenhoofden^
wegens de toenemende aanslibbing, telkens vooruit te bren-
gen, heeft de Eali Mas, van de stad af tot aan hare uitwate-
ring, de gedaante gekregen van een recht en breed kanaal,
ingesloten tusschen loodrechte, gemetselde kaaimuren, met
den weg naar den Boom ten westen en den weg naar het
Maritieme établissement ten oosten. Aan de andere zijde van
die beide wegen is de bodem geheel moerassig en grootendeels
onbewoond. De Boom is eigenlijk niets dan een tolhuis, maar
heeft zijn naam behouden uit den tgd, toen nog een werkelijke
afsluiting van de rif ier door een slagboom plaats had. Dit tol-
huis ligt aan de rivier ongeveer halverwegen tusschen hare uit-
watering en de stad. Over het Maritieme établissement moet ik
iets meer zeggen, al is ook een gedetailleerde beschrgving van
hetgeen door de Europeesche overheerschers op Java is tot
stand gebracht, van het plan van dit werk uitgesloten.
1) De Platte grond van G. P. F. Cronenberg, in 1864 te Batavia uitgege-
ven, 18 verouderd en zoo zonderling ingericht, dat het gebroik misleidenden
tgdroovend is.
Digitized by VjOOQIC
854
Het Maritieme établissement is de roem van Soerabaja en
de meest grootsche stichting waarop de stad kan bogen. Het paalt
onmiddellijk aan het rechter- of oostelijke havenhoofd, en bestaat
uit een uitgestrekt bassin , met drijvend dok en een ruim en
diep toegangskanaal, evenwydig aan de rivier, en verder uit
werkplaatsen, hellingen, magazijnen en woningen voor het personeel
van verschillenden rang en stand. Al deze uitgestrekte stichtingen
zijn verrezen of ingegraven op een plek geheel door de kunst
daarvoor geschapen, daar vroeger hier niets dan moeras, mod-
derbank en water te zien was. Yoor het bouwen van zulk een
établissement z^n reeds van 1822 af verschillende plannen ge-
opperd, doch weder ter zgde gelegd; eerst toen de plaatselyke
inspectiën van den Schoutbijnacht van den Bosch en den Qene-
raal-majoor von Gagern in 1845 tot de keuze van het thans
daarvoor gebezigde terrein geleid hadden, kon het werk met
kracht worden aangevangen, en werd het onder de bekwame
en energieke leiding van den ingenieur Geil in weinige jaren
voltooid. Merkwaardig is het vooral dat, in tegenstelling met de
vestingwerken van Soerabaja, die van de overdrgving der
heerediensten en de daardoor veroorzaakte ellende zulke
treurige tafereelen opleverden, het Maritiem établissement in
vrijen, door dagloon betaalden arbeid is tot stand gebracht, -7
.het eerste groote werk op Java* dat, tegenover de beweerde
onmogelijkheid, proefondervindelijk bewezen heeft, dat de
Javaan, bg goede behandeling en betaling, ook zonder dwang
tot den arbeid te bewegen is '). In 1864 werd een begin
gemaakt met eene belangrijke uitbreiding van het établissement,
ten gevolge van het besluit om de Gouvemements-fabriek voor
de marine en het stoom wezen, uit de stad zelve, waar sg
de plaats der in 1849 door het Gouvernement aangekochte
particuliere fabriek Phoenix had ingenomen ') , naar de oevers
^) Wie de geschiedemi en de inrichting van het Maritiem établissement
nader wil leeren kennen, vindt daartoe gelegenheid in de «Mededeelingen
over de maritieme werken te SoeralMga^, door D. L. WolÜBon, in het Tgd-
Bchr. V. Ngy. in N. I., D. II (1855), bl. 55-96.
^ Koloniaal Yersl. 1850, bl. 57 (uitgave van Kemink en Zn.).
Digitized by VjOOQIC
855
Tan het bassin te verplaatsen '). De zoo gewenschte yereeniging
der beide établissementen heeft echter, ten geyolge van allerlei
moeielgkheden en van herhaaldelijk veranderde inzichten, tot
heden haar beslag niet erlangd '). De voornaamste gebouwen
van het établissement liggen op de smalle strook lands die de
Kali Mas van het bassin scheidt, en voorbij die gebouwen,
op de uiterste punt van den landhoek, Oedjong geheeten,
is een kustbatterg opgericht, die de reede bestrijkt en zoo-
wel den ingang der Kali Mas als dien van bet bassin beschermt ,
maar volgens sommigen te zwak zon zijn om de werking van
haar eigen geschut te kunnen weerstaan. De afstand van het
Residentie-kantoor (het zoogenaamde Stadhuis} te Soerabaja tot
aan den hoek waarop de ooster-kustbatterg is opgericht, be«
draagt 2 f palen.
Wanneer men de Kali Mas tot 1 800 meters van den riviermond
is opgevaren, komt men aan de citadel Prins Hendrik. Zij
ontving dezen naam ter gedachtenis aan het bezoek door den
beminden en nog door allen die hem gekend hebben, diep be-
treurden Prins in Juni 1837 aan de stad Soerabaja gebracht,
op het tijdstip dat de Citadel nog in aanbouw was '). De Cita-
del ligt op den oostelgken oever der Kali Mas, aan het noorde-
lijk uiteinde der oude stad , vormt een regelmatigen vierhoek , is
door sterke buitenwerken omringd, en kan aan ruim 1500 man
plaats verleenen, schoon duizend, zegt men, meer dan toereikend
zijn voor een krachtdadige verdediging. Bg het opbouwen bleek dat
de vaste bodem onder het kasteel te diep lag om aan het ge-
bouw door het inheien van palen genoegzame stevigheid te geven, en
het gevolg daarvan heeft zich weldra vertoond in eene belangrijke
zakking, die echter, daar zij volkomen gelgkmatig was, de hechtheid
van het geheel niet heeft benadeeld, niettegenstaande m^i het
aan de hoogst gewaagde proef van een geweldig kanonvuur,
tegelijk uit vele aaneenlig^ende kazematten geopend , heeft bloot-
gesteld ^). De Citadel wordt als een schoon monument van
1) Koloniaal Teral. 1864, bL 44. ^ Kol. Tenl. 1881, bL 51.
') Overzicht der reis In N. L door Z. E. H. Prins Hendrik der Nederlan-
den gedurende het jaar 1837 (Bat 1838) , bl. 51.
<) De Vaynes Yan BrakeU, Verded. t. N. L, bL 870.
^ Digitized by VjOOQ IC
856
miGtaire bouwkunst geprezen; maar waar blgft hare waarde
wanneer Soerabaja niet zonder Bohade als yesting kan worden
gehandhaafd , ja zelfs ernstige twijfel gekoesterd moet worden , of
Straat Madoera, tegenover de middelen waarover thans een vijand
zou kunnen beschikken, ooit dengdeljjk genoeg kan worden
afgesloten, om die stad thans nog tot een volkomen veilige
oorlogshaven voor onze marine te maken P ')
Meer dan de Citadel hebben de overige vestingwerken de ge-
volgen van dien twijfel ondervonden. De Citadel is voltooid,
maar de in verband daarmede de geheele oude stad omsluitende
linie miste nog een groot deel der werken die voor hare verdedig-
baarheid onmisbaar zyn, toen de twijfel omtrent hare waarde begon
veld te winnen. Deze linie begint bij de oostelijke buitenlynen
der Citadel, beschrijft met haar een ovaal, waarvan de lengte-
doorsnede van het noordelijk punt der Citadel tot het zuidelijk
punt der wallen ruim 2700 meters lang is, en de breedte-diame-
ter langs eene lijn die van het oosten naar het westen over
het Stadhuis getrokken wordt, omstreeks 1850 meters bedraagt.
Zij was berekend op 17 bastions en onderscheiden lunetten, en
wordt door de Eali Mas, die, aan het zuidelijkste punt in de
stad komende , deze midden doorsnijdt en langs de westzijde van
de Citadel weder verlaat, in twee nagenoeg gelgke helften ver-
deeld, terwyl de oostelyke helft nog tweemaal door dePegirian
wordt gesneden. Yan het westerfront zyn de wallen nooit afge-
werkt, en de oostelijke en zuidelijke fronten zouden belangrijke ver*
beteringen hebben moeten ondergaan , om tegen een beleg bestand
te zyn, toen reeds de slooping een aanvang nam. Een voorbeeld
van de wijze waarop thans met die vestingwerken wordt omgespron-
gen , verstrekt de aanleg van het Spoorwegstation te Soerabaja. Om
daarvoor de noodige ruimte te verkrijgen, is de om walling van bastion
n°. YU geslecht, het daarop staande kruidhuis ontruimd, en de
exercitie-batterij die er was opgericht, naar elders overgebracht ').
1) Men le^e q. a. j,I>e yerdediging yan Java** door X., in T. t. N. I. Jg.
1869, I 472, U. 42.
') Tweede jaarTerelag over de opneming en den aanleg van Staatsspoorwegen
op Java (Bglage BB. yan het Eolon. Verslag yan 1877), bl 7.
Digitized by VjOOQIC
867
Dit bastion lag aan het zoideinde der stad, ten oosten der
ri?ier, en ook een deel ?an den weg die langs den oostelijken
oever yan de £ali Mas gaat, is aan het stations-terrein getrok-
ken. Indien eenmaal het, Yoor als nog van de uitvoering van
andere werken af hankelgk gemaakt plan, om den spoorweg tot
aan het havenhoofd door te trekken, tot uitvoering komen mocht,
zal het ,cedant arma togae^ wel andermaal in toepassing ge-
bracht worden.
Wg zagen reeds dat de Eali Mas de oude stad middendoor
sngdt. Yan de westelijke helft wordt de geheele rivierzgde, in
eene strook die in het midden het breedst is, door de Eiiro-
peesche wijken iugenomen; maar overal gaat westwaarts dit
stadgedeelte over in inlandsche kampongs, die de tnsschen-
ruimte tusschen de Europeesche straten en de bolwerken aan-
vullen , en waarvan^ van het noorden af, Eali-Mas^ Petoekangan ,
Eebalen , Dapoean , Pesapen , Kramat Oedjoeng en Krainbangan de
voornaamste zijn. De postweg die, van Gresik komende, Soera-
baja aan de westzijde bereikt, snijdt deze kampongs en de Euro-
peesche buurten bijna recht middendoor, tot hij bg het Stadhuis
aan de Eali Mas uitkomt, ter hoogte waar eene groote houten
brug; onder den naam van „Roode brug' bekend, de Euro-
peesche wijk met de wijken der vreemde Oosterlingen in de
oostehjke helft der stad verbindt. Daar het Stadhuis nagenoeg
het centrum der stad vormt, deelt genoemde weg de Europee-
sche buurten en aangrenzende kampongs in eene noordelijke en
zuidelijke helft. Aan de Eali Mas buigt hg zich zuidwaarts om
en den westelijken oever dier rivier over eenigen afstand vol-
gende, verlaat hg de oude stad aan de ziiidzijde, om verder,
als postweg naar Sid&ardj&, de buiten wgken of nieuwe stad te
doorsngden.
Het Europeesche gedeelte van de oude stad heeft veel over-
eenkomst met Oud-Batavia en meer nog met oud-Samaradg ; het
is niet in die mate als het eerstgenoemde door de Europeesche
ingezetenen verlaten , en overtreft beide ver in drukte en leven-
digheid. Het heeft lage steenen huizen , in blokken bg elkander
staande , zonder door tuinen of ruime erven gescheiden te zijn , en
Digitized by VjOOQIC
868
wordt door tal yan straten, stegen en grachten doorsneden. Het bevat
een aantal belangrgke gebouwen en établissementen ; maar daar-
onder is weinig dat zich door schoonheid of kunstwaarde, of selfe
maar door een eigenaardig karakter onderscheidt. Hen vindt er al
die bureanx en kantoren ; die inrichtingen voor veiligheid, voor
onderwijs en liefdadigheid, die vergaderplaatsen voor gezellig
genot en godsdienstige stichting, die men in eene Nederlandsch-
Indische stad van dat gewicht mag verwachten; en ook het een
en ander dat men er misschien niet zou verwachten, b.v. een
stadhuis en een schouwburg. Het Stadhuis is bevreemdend,
omdat men bg een dus genoemd gebouw van zelf denkt aan een
daarin gezeteld gemeente-bestuur, hetwelk echter Soerabaja,
evenals alle Ned. -Indische steden, geheel mist. De bevreemding wgkt
als men zich herinnert, dat ook Batavia en Samarang gebouwen
bezitten die, als herinnering aan den tgd der Compagnie, den
naam van Stadhuis dragen, maar inderdaad als residentie-kantoor
dienst doen, wat dan ook met het Soerabajasche het geval is.
Ook met den schouwburg moet men het, evenals te Samarang,
niet te nauw nemen. Hij is een vrg groot, wèlgeëvenredigd, van
buiten net geverwd en gepleisterd gebouw, in het zuidweste-
lijk deel der stad; staande op een* plein dat door o£Scierswonin-
gen en kazernen omringd is en dat men van de Heerenstraat,
zooals de postweg in zijn loop door de stad genoemd wordt, door
de Boomstraat bereikt, — een gebouw, waar nu eu, dan liefheb-
berg-voorstellingen en concerten gegeven worden, maar van
welks roem als tempel van Melpomene of Thalia de wereld nog
weinig heeft hooren gewagen. En toch is er in 1854 nog een
tweede tooneelgebouw uit vrijwillige bgdragen gesticht, uitslui-
tend bestemd voor voorstellingen door de onderoffideren van
het garnizoen. De Protestantsche en Roomsche Christenen heb-
ben te Soerabaja ieder eene kerk, — nette gebouwen die aan de
behoefte voldoen , maar zich door niets bijzonders onderscheiden ;
de eerste is gelegen aan de noordzgde der Heerenstraat, op den
hoek van het Willemsplein en zeer nabg het Stadhuis ; de andere
ligt verder zuidwaarts, aan een kleine straat, welke, blijkens de
naambordjes, die hier overal den vreemdeling omtrent zgnen weg
Digitized by VjOOQIC
859
iDliohten, de Roomsohe-Eerk-straat wordt geheeten. Met een
enkel woord moet hier ook nog de oude, thans niet meer ge*
bruikte begraafplaats der Europeanen ten zuiden van de Hee-
renstraat en bewesten de Eali Anak vermeld worden , die als het
ware den overgang tot de inlandsche kampongs Eramat Oedjoeng
en Elrambangan vormt, en ontelbare dicht opeen gehoopte tom-
ben en grafnaalden bevat, waarvan echter de kunstwaarde zeer
problematiek is. Gebrek aan ruimte en de moerassige gesteld-
heid van het terrein in den regenmoeson zijn oorzaak, dat voor
weinige jaren eene nieuwe Christen-begraafplaats ten oosten der
stad is gesticht.
Yerreweg de belangrgkste gebouwen die in de Europeesche
wgken van Soerabaja gevonden worden, zgn fabrieken en
établissementen van ngverheid; want Soerabaja is bg uitne-
mendheid de stad der industrie, en de inlander zelf schijnt er
zijne gemakzucht te verloochenen, om met den Chineesohen
werkman in vlijt en bekwaamheid te wedijveren. Onder de &-
brieken nemen twee groote Gouvemements-inrichtingen: deCon-
structiewinkel en de Fabriek voor de marine en het stoomwezen,
de eerste plaats in. Eerstgenoemde , oorspronkelijk eene schepping
van Daendels, werd in 1850, toen de fabriek Phoenix uit par-
ticuliere handen in het bezit van het Gouvernement was over-
gegaan, tot een uitsluitend militaire inrichting, behoorende tot
het wapen der artillerie, onder den naam van ,^ Artillerie-con-
structie winkel^, gereorganiseerd '). De aangekochte fabriek Phoenix
werd ter zelfder tgd onder het beheer der Marine gesteld en, onder
den naam van „Fabriek voor de marine, het stoomwezen en de
ngverheid* naar de lokalen van den Constructiewinkel overge-
bracht. Aanvankelijk werden in die £Etbriek ook vele particuliere
bestellingen uitgevoerd, doch de omvang der werkzaamheden
nam zoodanig toe, dat de Regeering in 1857 besloot de voorzie-
ning in de behoeften van 's Rijks zeemacht en stoomwezen tot het
hoofddoel der inrichting te verklaren , wat echter niet zou verhin-
>) Over den Ck>n8tniotiewinkel in zgne yroegere periode en OYer de yoorma-
lige Munt te Soerabaja zie men: de Oosterling II. 2. 4—11, en Olivier,
Tafereelen en merkwaardigheden uit O. I., I. 205—211.
Digitized by VjOOQIC
860
dereD, dat ook werk voor de OTorige DepartemeDten van Algemeen
Bestanr kon yerrioht worden. Bestellingen yan particniieren
2onden in het yervolg slechts bg uitzondering worden aangenomen,
en wel alleen in het geyal dat de particuliere nijverheid niet bg
machte was het verlangde te leveren. Bij die verandering werd
de naam der inrichting tot ^Fabriek voor de marine en het
stoom wezen' bekort '). De kolossale gebouwen en werkplaatsen
dezer beide inrichtingen bevinden zich in het noordwestelyk deel
der stad 9 aan of in de nabijheid van de Werfttraat, die aan de
westgde van de Prptestantsche kerk pp de Heerenstraat uitkomt.
Beide zgn roemvol bekend om het goede, degelgke werk dat
er, grootendeels door Javaansche werklieden^ onder opzicht van
Europeanen, wordt vervaardigd. Over de geprojecteerde verplaat-
sing der Fabriek voor de marine en het stoomwezen en hare
vereeniging met het Marine établissement heb ik reeds bij de
beschrijving van dit laatste gesproken.
Nevens deze Gouvernements-inrichtingen heeft ook de parti-
culiere industrie te Soerabaja groote fabrieken en werkplaat-
sen gesticht, deels voor den scheepsbouw, deels en vooral
voor voorziening in de behoeften der in deze residentie zoo ge-
wichtige suikercultuur ingericht. De werkplaatsen, vroeger be-
hoorende aan de firma Cores de Vries, maar thans aan de
naamlooze vennootschap ,de Nederlandsch-Indische Industrie'' te
Rotterdam, zijn verbonden met een gieterij, een ketelmakerg
en een gemetseld droogdok voor schepen van niet te groote
afmetingen. Die .der firma Deacon en Co. zijn van jongere dag-
teekening; zij zgn flink ingericht, van een stoomhamer voorzien
en met een gieterij en bootmakerij verbonden. De Nederlandsch-
Indische Stoomvaartmaatschappg heeft hier een établissement uit-
sluitend bestemd voor het onderhoud en de herstelling van hare
eigene schepen, machines en ketels; het wordt gedurig verbe-
terd en uitgebreid en is reeds in het bezit van een stoomhamer,
eenige banken , een bootmakerij en een werkplaats voor scheeps-
beschieting. De zeer bescheiden werf van de firma Tromp de
*) Eolon. Terslag Yoor 1850 (uitg. Eemink), bl. 8; 1857, bL 152; StbL
1850, ii« 28 en 29, 1857, n^ 109.
Digitized by VjOOQIC
861
Haas Sohey en Co. is alleen voor het bouwen yan kleine bouten^
taartuigen ingericbi;. Al deze werkplaatsen waarin de scheeps-
bouw op den voorgrond staat, zgn natuurlijk te zoeken aan de
boorden van de Kali Mas. De fabriek ^de Volharding^ , behoo-
rende aan den Heer Bayer ligt in de nabijheid van het spoor-
wegstation en is daarmede te water verbonden. Zy is op groote
schaal aangelegd en hare werkplaatsen, waaronder eeaketelma-
kerij , zgn ruim voorzien van alle werktuigen en gereedschappen tot
bewerking van yzer. Ook de ateliers van Young en Oill hebben
stoomhamers en tal van banken, een gieterg, een ketelmakerg
en een loopkraaa van 8 meters spanning, terwgl eindelijk de fabriek
van de firma Steen velt en Co. een gieterij; een stoomkraan en
verschillende machines voor ijzerbewerking bezit ').
Of al deze fabrieken nu ook in het Europeesch gedeelte van Soera >
baja, aan de westzijde der Eali Mas, te vinden zijn , kan ik niet
met zekerheid zeggen, te minder daar het Europeesch element
oök in andere opzichten hier en daar de rivier overschreden en
vooral de kade langs haren oostelij ken oever ingenomen heeft.
Daarentegen worden ook in de westelgke helft der stad eenige
gebouwen aangetroffen die meer voor de inlanders van gewicht zijni^
Wanneer men van het Stadhuis den postweg zuidwaarts volgt,
vindt men bg het zuidelgk uiteinde der' stad, tegenover de
o£Sciers-societeit Concordia, aan zijne rechterhand de kleine aloen-
aloen, waaraan de nieuwe, fraaie woning van den Regent is
gelegen , en waarop zich des zondags de beau monde van Soera-
baja verzamelt om de uitvoeringen der militaire muziek aan to:
hoeren ^). De oude, veel grootere aloen-aloen, waarop Yalen-
tijn meermalen schitterende tomooien door den Adipati van Soera^
baja en zijne broeders zag houden, is th^ns deels door de vestingwer-
ken ingenomen, deels buiten de wallen gesloten, en de oude dalem
» ') Dit ovenioht der particuliere fabrieken te Soerabaja is ontleend aan het
Kol. Yeralag tan 1878, bL 220. De juiste ligging der &brieken is er niet.
nit op te maken. Alleen blgkt er stellig uit, dat de fabrieken yan Deaoon en
Go. en yan de Ned. Ind. Stoom vaartmaatschappg aan den linkeroever der
Eali Mas te zoeken zgn.
^ ^) Buddingh, N. O. L, I. 814, zegt dat dit geschiedt op „een fraai plein,
bewesten den dalem en de aloen-aloen yan den regent ^^ maar heeft
0oh, geloof ik, niet juist uitgedrukt.
Digitized by VjOOQIC
862
en bouwYallige moskee die er aan paalden, zgn geslecht Maar
m de plaats dier moskee is eene nieuwe aan de tegenwoordige
aloen-aloen yerrezen, het werk yan een Indo-earopeesohen
bouwmeester, den heer Wardenaar. Het is een koepel? ormig ge-
bouw, aan iedere zgde geflankeerd door een ronde, 75 Toet
hooge minaret, met een kwistigen overvloed van versierse-
len, nn eens aan Griekschen, dan eens aan Gothischen, dan
weder aan Moorschen bouwstijl ontleend , die aan het geheel een
zeer bont, maar toch niet onbevallig aanzien geven. Over de
fraaie vloersteenen waarmede deze moskee geplaveid is, heb ik
reeds elders gesproken '). De minarets , die voor Indische gebou*
wen eene buitengewone hoogte bereiken, vergunnen een ruim
uitzicht over de lage woningen van Soerabaja, zoodat de blik
den geheelen omtrek omvatten kan.
Wij willen thans een bezoek brengen aan de wyken der
vreemde Oosterlingen, gelegen aan de oostzyde der rivier, waar
slechts weinige Europeesche woningen worden aangetroffen. Op
verschillende plaatsen zijn de beide rivieroevers door stevige
houten bruggen verbonden; de reeds gemelde Roode brug voert
rechtstreeks van de Europeesche stad naar het Chineesche kamp ,
dat het aanzienlijkste deel van de oostelijke helft der stad uit-
maakt. Het strekt zich ver langs den oever der rivier uit en
bevat een aantal flinke, van steen gebouwde huizen, wier
bewoners gedeeltelyk zeer vermogend zijn. Het kamp heeft een
fraaien Chineesohen tempel en vele groote winkels , en onderscheidt
zich evenzeer door netheid en zindelijkheid als door bedry vigheid.
Het Maleische kamp grenst ten noorden aan het Chineesche
en is door zijne armoedigheid en onreinheid vrij wat minder aan-
trekkelgk; maar in zijne nabijheid is een merkwaardigheid die
geen bezoeker van Soerabaja mag verzuimen te gaan zien, —
ik meen den beroemden grooten pasar, een uitgestrekte ruimte,
overdekt met talryke op steenen pilaren rustende daken, waar-
onder op marktdagen een eindelooze verscheidenheid van koopwaren
ligt opgestapeld, en verkoopers en koopers elkander verdringen.
Aan de Maleische wgk palen weder de buurten der Moo-
>) D. I. bL 126.
Digitized by VjOOQIC
863
ren en fiengaleezen en der Arabieren. Hier zijn de straten
en wegen allen even nauw, de huizen allen even Yuil, en het
Yoorkomen der bewoners, niet het minst van de veelal in het
wit gekleede Arabieren, in de hoogste mate morsig. In en nabij
deze wgken treft men een verbazend aantal winkeltjes aan,
waarin allerlei snuisterijen, als ijzeren pannen , hangsloten , mes-
sen, sleutelringen ; paardeogebitten , koperen sporen, gespen en
sirih-doozen , kleine tinnen bordjes, lederen breukbanden , beenen
braceletten, sluitmandjes, ringen^ knoopen en dergelijke te koop
liggen, en die afgewisseld worden door waroengs, waarvan vele
draagbaar en , onder een pigoeng van nipah-bladeren , aan een
langen bamboestok bevestigd, tegen den muur van een inlandsch
huisje opgeslagen zgn. Nergens op Java vindt men zulk een
groot aantal Arabieren bijeen als te Soerabaja. Yan de 10,000
waarop hun getal op het eiland geschat wordt, bewoont een
vgfde de residentie Soerabaja, en van dezen weder drie vijfden
de hoofdstad. Zij hebbeu daar in hunne wgk een eigen bedehuis,
en volgen — wat opmerking verdient, — met weinige uitzon-
deringen, de leerstellingen der Hanefietische school '). Voor
zoover zij echte Arabieren zijn, stammen zij veelal uit Zuid-
Arabiê en van de kusten der Roode Zee, maar de groote
meerderheid zijn mestiezen, uit Javaansche moeders gesproten.
Allen dragen echter de Arabische kleederdracht: den langen tabbaard
en den tulband om de geschoren kruin. Doorgaans zgn zg in-
halig, trotsch en onmeêdoogend ; hudne vrouwen hebben een
hard lot en mogen enkel des avonds en onder geleide buitens-
huis komen. Yoor den handel bezitten zg veel geschiktheid, en
sommigen hebben zich daardoor een groot vermogen verworven ')•
Ten oosten en noorden van de wgken der vreemde Ooster-
lingen vinden wg weder een groot aantal inlandsohe kampongs,
die door de Pegirian in twee groepen verdeeld en door een
paar bruggen over die rivier met elkander verbonden worden.
De woningen in deze kampongs hebben allen pannen daken, ten
gevolge eener^ den 22steii Jan. 1861 door den Gouverneur-Generaal
») VgL D. I., bl. 860.
>) Hageman in T. t. N. I. 1859 , I. 20 v.
Digitized by VjOOQIC
864
uitgeTaardigde yerordening, dat vóór ult^ Deoember 1865 in d^
Stad en voorsteden van Soerabaja alle daken van atap of andera
licht ontvlambare stoffen door een bedekking van pannen moesten
vervangen zijn '). In deze kampongs worden velerlei takken
van nijverheid gedreven « en wel in den regel in dier voege,
dat de beoefenaars van hetzelfde handwerk in eene eigene kampong
bijeenwonen. Zoo zijn er kampongs van pottenbakkers , koper-
slagers enz., die steeds dezelfde voorwerpen voor dejnlandsche
markt vervaardigen.
De meest bekende der inlandsche kampongs is Ampel of
Ngampel, die wij reeds als het begin yan Soerabaja hebben
leeren kennen. Zij ligt in het noord-oostelijk deel der stad, van
alle zgden door Javaansche kampongs omgeven, behalve in het
zuidwesten, vifaar zij aan het Arabische kamp grenst, en be-
staat uit eene ellendige verzameling van hutten van klei en
baksteen, uit wier midden zich een oude moskee verheft met
een hooge minaret. Ten noorden van deze moskee ligt een Ja«
vaansche begraafplaats, omgeven door bamboebosschen en poelen^
en als gewoonlgk bestaande nit eenige met muren omgeven
pleintjes. Op een dezer pleintjes bevindt zich het graf van Raden
Bachmat, den Soesoehoenan van Ngampel'). Het vertoont zich
als een gewoon inlandsch graf, slechts wat hooger dan de overige ^
en onderscheidt zich door niets bijzonders, maar is met de aan-
palende moskee voor vrome Javanen een oord der bedevaart^
De bezoekers worden, zooals gewoonlijk op zulke plaatsen, be-^
stormd met beden om aalmoezen door een heirleger van kreupelen j
lammen, blinden en melaatschen, die. in open gebouwen bij den
tempel zgn gehuisves^t . Onder al den rommel van puin en steen*'
brokken, die op de begraafplaats verspreid ligt, ontdekte de
heer Brumund twee wydbuikige watervaten van trachiet uit den
Hindoetgd , ^n in den gang, die naar het graf van Soeni^n Ngampel
leidt, twee voetstukken van trachiet, met Teel omamentwerk,
ongetwijfeld van Hindoe-oorsprong, even als de watervaten, en
voorwerpen van vereering, ofschoon zij tot niets nut zijn. Te
Batoe poetih, dat aan de oostzijde van de Pegirian, tegenover
•) StbL 1861, n» 1. ^ Zje Dl. II, bl. 188.
Digitized by VjOOQIC
865
Ngampel ligt, vindt men eene andere oade begraafplaats, waar
wederom twee oude water vaten worden opgemerkt' )• Verder zuid-»
oostwaarts liggen, midden tusschen de vesting werken , eenige oude
heilige graven, door een bouwvalligen muur van opgestapelde
steenen omsloten, gespaard van de voormalige kampong Tjantian ,
die voor den aanleg van bastions en wallen geslecht is. Volgens de
inlanders zijn het de graven van Adji S&k& en zijne volgelingen,
gewoonlijk slechts door den vagen naam van fiong sabrang,
of menschen van over de zee, aangeduid^). De oude inlandsche
begraafplaats van kampong Eepasan is thans buiten de wallen
gesloten.
Hetzij wij de Europeesche stad , de buurten der vreemde Oos-
terlingen of de Javaansche kampongs doorkruisen, hetzij wij
den blik op de straten en pleinen of op de rivier laten rusten,
overal is Soerabaja even druk en woelig. Honderden werklieden
dwalen als marskramers door de straten, en venten de zaken
die zij zelven vervaardigd hebben en diO; al zi|n het juist geen
artikelen van Parijs of Weenen , toch van veel handigheid getuigen,
wanneer men de hoogst primitieve werktuigen in aanmerking
neemt waarmede zij vervaardigd worden. Allerlei voorwerpen
uit ivoor, schildpad, parelmoer, hoorn en been gedraaid of gesne-
den, zooals kamnien , wandelstokken, cigarenkokers, vouwbeenen,
linialen, ringen, armbanden, haarspelden; allerlei verscheidenhe-
den van gouden en zilveren knoopen en spelden, van met goud-
en zilverdraad gestikte kamermuilen en van kunstig uitgesneden
hoorns en schelpen, worden den vreemdeling hg iedere schrede
door de stad, of zelfs als hy rust zoekt in zgn logement, te koop
aangeboden, en men laat hem niet met vrede totdat hij voorden
aandrang bezweken is. Des avonds vooral vertoont zich de bloe*
menverkooper , aan wiens pikolan het afgeschild boveneinde van
een pisang-stam hangt, waarin kenanga's, tjempaka's, melati'Si
seroeni's en velerlei andere geurige en kleurige bloemen gesto-
ken zijn, die de inlandsche schoenen koopen om er zich mede
te tooien. En al die venters zgn hier niet, gelijk te Batavia |
*) Brumnnd, VerhlL y. h. Bat. Gen. XXXïïL 183 v.
') Boorda van EyuDga, Ld. en Yk., IIL 3. 184.
HL 55
Digitized by VjOOQIC
868
Toornamelgk Ohineezen; het zgn eobte Jayanen, die hier, te
midden van het eeuwig geklop en gehamer, de yan yaartaigen
en zwemmers wemelende riyier, de door karren en yoetgangers
half yerstopte straten, de met rookpluimen getooide schoor-
steenen en het de Inoht yerduisterende stof, — in één woord
yan eene menigte geheel on-Jayaansche zaken, — ook hun
nationaal karakter schijnen te yerloochenen.
Wg yerlaten thans de oude metropole, om een bezoek te
brengen aan hare bekoorlijke dochter, de nieuwe stad, die zich
ten zuiden yan haar uitbreidt. Hier y inden wg rust en kalmte,
heldere, onbesmette lucht en lommerrijk geboomte. De nieuwe stad
beslaat yeel grooter oppervlakte dan de oude, en wordt door breede,
met tamarinden en wariogins beplante wegen doorsneden , waar-
achter zich hier en daar verstrooide groepen yan kokos- en
arènpalmen toonen, terwgl de boschjes waarin de inlandsche
kampongs verscholen liggen, zich in de verte als groene eilanden
voordoen. Langs de wegen verrgzen in steeds toenemend aantal
de villa's der hoogere ambtenaren en rijke Europeesche kooplieden
en industriëelen , met huizen wier witte muren en ranke pijlers, door
bloemperken omstuwd, overal door het geboomte gluren. Dit is
vooral het geval langs den postweg naar Sid&ardj4, die tot op
een paar palen afistands van de vesting werken tevens de weg is
naar Simpang, de voornaamste wijk der nieuwe stad, waarin
de eenige belangrijke publieke gebouwen die zg bevat, het Be-
sidentiehuis^ het nieuwe Clubgebouw en het Militaire Hospitaal,
gelegen zgn. In de overige wgken van nieuw-Soerabaja verdienen
onder de gebouwen slechts de Yrijmetselaarsloge en onder de
pleinen de reeds genoemde aan de vestingwerken palende groote
aloen-aloen vermelding, terwijl, als men dit plein yoorbg is, het oog
alras getrokken wordt door een menigte inlandsche en chineesche
winkels en warongs , die in een kleine buurt zgn bgeengebouwd.
Simpang ligt links van den postweg, tusschen dezen en de
Kali Mas. Wanneer men deze schoone voorstad nadert, bevindt
men zich, eer men het vermoedt, in een yoor weinige jaren (om-
streeks 1860) door ingezetenen yan Soerabaja op eigen kosten
aangelegd park, dat het duidelijk bewijs levert, hoe weinig het
Digitized by VjOOQIC
867
'yserit arbores quae alteri saeculo prosint'' op Ja?a toepasBolyk
is. Tueschen bloembedden met bibiscus- en nepentbes-soorten
beplant en boschjes van oioadeeên en vaaierpalmen , slingeren
zich bekoorlijke wandelpaden , die naar dicht belemmerde rust-
plaatsen voeren. Hier zyn op de hoeken waar de paden elkander
snijden, oude Javaansche beelden geplaatst , uit de ruïnen ?an
M&dj&pahit afkomstig; elders trekken Tg vers met vroolijk spar-
telende vissohen , en volières met fraai gevederde vogels , of han-
gende mandjes met geurige orchideeën, het oog des bezoekers.
Ten laatste openen zich de boschjes en laten een ruime plaats
vrij, waarop men een prachtig gebouw ziet verrgzen. Het is
het beroemde residentiehuis te Simpang, het voormalig hotel van
den Gezaghebber van Java's Oosthoek, op eenigszins rgzenden
bodem 15 meters boven het zeevlak gelegen, door donker-ge*
welfd geboomte overschaduwd, aan de achterzgde door den broeden,
statigen stroom der Kali Mas besproeid, en vooral naar het zuid-
westen een prachtig vergezicht biedende; dat door de hooge
toppen van het ArdjoenJi-gebergte begrensd wordt.
Op het plein vóór het residentiehuis staat het belangrgkste der
steenen beelden ; die voorlang uit de ruïnen van M&dj^pahit bierheen
zijn overgebracht. Het wordt door de inlanders Dj&k& Dölög genaamd
en is zeer smakeloos beschilderd. Met de boenen kruiselings onder
het lijf geslagen en een zonnescherm boven het hoofd , zit het op een
troon , door mede uit steen gehouwen draken omgeven. Eenige klei-
nere beelden en twee steenen met onleesbare opschriften staan er
om heen. Vroeger stond dit beeld bg de Javanen in hooge eer,
omdat men geloofde dat onvruchtbare vrouwen die hier offerden,
v.erhooring vonden van hare bede om kroost Men vond het
toen vaak met bloemen behangen en met parëm ') besmeerd.
Maar men zegt dat de teleurstelling door sommige vrouwen onder-
vonden, het beeld sedert vele jaren in discrediet heeft gebracht ,
schoon andere berichten nog altgd van eerbiedige vereering
big ven gewagen.
Een weinig ten zuidoost^i van het residentiehuis ligt, mede
aan de Kali Mas, een ander indrukwekkend gebouw, het Groote
^) Een aromaüsoh smeereel, uit Terscbillende kruiden bereid.
55*
Digitized by VjOOQIC
668
Militaire Hospitaal j dat algemeen als een der beste inriohtmgen
van zijne soort wordt geprezen. Het met eene verdieping op*
getrokken gebouw is met het front naar het noordoosten gericht
en omgeven door een breede , koele galerg ; de beide zy vleugels
zijn eveneens van galerijen voorzien. Men vindt er afzonderlgke
zalen voor de verschillende militaire rangen en ruime woningen
voor de Officieren van Gezondheid en andere beambten. Dit alles
is, te gelijk met een fraaien tuin j door water omgeven. De lokalen
zgn allen luchtig en voor de verpleging van omstreeks 400 zieken
voortreffelijk ingericht. Ook civiele ambtenaren en particulieren
kunnen hier tegen billgke betaling verpleegd worden. Aan de
oostzijde der rivier is, tegenover het Hospitaal, eene begraafplaats
aangelegd, waar vooral zij die in het gesticht overleden zgn^de
laatste rustplaats vinden.
Te Simpang is de nieuwe stad nog niet geëindigd ; zij zet zich
nog een eind verder zuidwaarts langs den postweg voort. Het
laatste buurtje dat er nog toe wordt gerekend, draagt den
naam van DenSj&i en is nauwelijks nog een paar palen verwijderd
van de eerste spoorweghalte WILn&kr&m&, dieopSt paal afstands
van het stadhuis van Soerabaja ligt. Den&j& was vroeger een
kavallerie-kampement met exercitieplein, maar is in 1845 bij
openbaren verkoop in handen van een Arabischen, en later van
een Chineeschen eigenaar overgegaan. Men vindt er thans nog
slechts een paar woonhuizen , een verlaten arakfabriek , een in-
landsche kampong met omstreeks 140 zielen, en een aanplant
van suikerriet die weinig te beteekenen heeft ').
Wg moeten thans ^og een blik werpen op de zoogenaamde
^) Eapport over de particuliere landen beoosten de Tjimanoek. 464. Be-
halve de reeds aangehaalde werken zgn door mg over Soerabcga Toomamelgk
de volgende geraadpleegd: Bengers , Dagboek. 192 ; KuBsendrager , Java. 291 ;
Junghuhn, Reise. 851 ; Jokes, Voyage of the Fly, I. 401 , 418, II. 133 ;
Y. Hoëvell, Beis, I. 169, 186, 202, U. 100; Bleeker, T. t. N. I., 1850,
I. 99; Roorda van Eysinga, Ld. en Yk. UI. 3. 177; van Bhgn, Reis. 158;
Hageman, Java, II. 84; Buddingh, N. O. I. , I. 310; Plantenga^s O. IndiS.
97 ; Gevers Dejnoot , Herinneringen. 94 ; d*Almeida , Life in Java , I. 95 ;
Friedmann, Ost. Asiat. Inselwelt, I. 127, 186; Bickmore, Travels. 37;
Gerdessen , Ygf jaar gedetacheerd. 181 ; Greiner, Over land en see. 126 ;
Zdllor, Rund um die Erde, IL 349, 358; W. v. Gelder, Besohrgving van
Java en zgne bewoners, IV, 11.
Digitized by VjOOQIC
869
Ommelanden van Soerabaja, begrepen in de districten Eota en
Djabakota. Een groot gedeelte daarvan is gedurende het bestuur
van Raffles en Daendels door verkoop , deels ook door schenking,
onder zekere voorwaarden in het bezit van particulieren gekomen.
Sedert zijn die grondstukken y op yerschillende wijzen vereenigd ,
gesplitst, vermengd, door erfenis of verkoop in andere handen
overgegaan, en thans bevindt zich verreweg het grootste getal
in handen van Chineezen , Arabieren of Javanen. In Eota behooren
van 381 desa's en kampongs 243 , en in Djabakota van 223 desa's
74 tot de particuliere landen *) en zijn dus ten opzichte der
Regeering merdik&' of vrij. De rechtstitels van de eigenaars dezer
gronden zgn grootendeels onzeker of kwalijk geregeld, zoodat
daarover telkens qnaesties rijzen, die eene algemeene regeling
zeer wenschelijk zouden maken. Eenige kleine grondstukken zijn
geheel door kampongs ingenomen ; andere bevatten eene grootere
of kleinere uitgestrektheid bouwgronden, waarop padi, sui-
kerriet, katjang, klappers, soms ook indigo, worden geteeld,
terwyl hier en daar kleine suikerfabrieken in werking zijn. In
Eota zijn van vele dezer grondstukken gedeelten afgescheiden,
om ze met huizen en erven te bebouwen , die thans tot de voor-
steden van Soerabaja behooren. Dit is o. a. het geval met het
land Eepoetran Lor , ten westen van Simpang gelegen , dat voor
een groot deel bij nieuw-Soerabaja is ingelijfd ') ; van het aan-
grenzende land Eoepang is in 1850 een deel afgenomen voor
een Chineesche begraafplaats'), en het kleine grondstuk Petoen-
djoengan is, na herhaalde splitsing, bijna geheel in gewone erven
opgelost, op een van welke de Vrgmetselaarsloge verrezen is^).
Ook Pesawahan, Tagal Sari, Boeboetan zgn eveneens geheel of
gedeeltelgk in woonhuizen en erven overgegaan, wier bewoners
aan de landeigenaars huur betalen ').
Slechts zeer enkele dezer grondstukken behooren aan Euro-
*) Volgens den Reg. Almanak Yoor 1881, bl. 207. Ygl. de ogfen van
Hageman in T. t. N. I. 1859 , 1. 81 , die echter door drukfeilen misTormd zgn*
Ó Rapport oYer de part. landen beoosten de l^jimanoek. 881.
^ Aangeh. rapport. 867, 876 noot. *) Aangeh. rapport. 401.
O.Aangeh. rapport. 884, 899', 402.
Digitized by VjOOQIC
870
peesohe eigenaars, en deze zijn boTendien van oiterst geringe
beteekenis, met uitzondering van de uitgestrekte bezittingen Tan
den heer G. Ton Bultzingslöwen , Duitsch Consul te Soerabaja,
zoo roemrijk bekend door zijne pogingen om de rampen Tan den
Atjeh-oorlog te lenigen. De landen Tan den heer t. Bultzingslöwen
liggen langs de beide oeTers Tan de Eaii Mas, in het zuiden
Tan het district Eota en de aangrenzende deelen TanDjabakota,
en bestaan uit de peroeelen Goenoeng Sahari en Djagir, waar-
Tan het eerste in 1809, het andere in 1813 werd afgestaan
aan den heer Bothenbühler , Gezaghebber Tan JaTa's Oosthoek.
Goenong Sahari beslaat 218 bouws, met drie desa's, maar
heeft grootendeels heuTolachtige , onbebouwde gronden, die
slechts wat hout opleveren; Djagir, ook Ngagel genoemd, is
groot 784 bouws, waarvan 360 met padi en suikerriet bebouwd
worden, en de overige de gronden uitmaken der 22 desa's die
op het perceel gelegen zijn '). Welk een voortreffelijke ontvangst
de heer von Bultzinglöwen op zijn landhuis Ngagel, dat aan
alle zgden door desa's en suikerrietvelden omgeven is, aanzgne
Europeesche bezoekers weet te bereiden, blgkt uit het verhaal
der tochten van den heer ZöUer, die in 1879 en 1880, als lid
der redactie van de Eölnisohe Zeitung, eene reis rondom de
wereld maakte *). Op Djabakota kom ik later nog terug.
Wij hebben den postweg van Soerabaja naar Sid&ardj& leeren
kennen tot Den&j&, d. i. zoo ver als hij door de voorsteden der
hoofdstad voert , en reeds gezien dat wij spoedig daarna W&n&kr&m&
bereiken, waar ook eene halte van den Spoorweg wordt aangetroffen.
Het dorp W&n&kr&m& ligt op een particulier land van gelgken
naam, dat in 1817 werd afgescheiden van Eatintang en thans
behoort aan den Chinees Tan Bien Djang, die ook eigenaar is
van het zuidelijk deel van het land Eoepang (Pakis) en op
W&n&kr&m& een suikerfabriek heeft '). Om Soerabaja zooveel
mogelgk voor de gevolgen van bandjirs in de Kali Mas te vry-
waren, is van .W&n&kr&m& een kanaal gegraven, waardoor sdch
het overtollige water in het kustriviertje Medokan ontlast ^).
O Aangeh. rapp. 862, 422. >) ZöUer, Band urn die Erde, 11.361, 364.
*) Aangeh. rapp. 411, 414 t. *) VgL boTen blz. 862.
Digitized by VjOOQIC
871
De postweg gaat te W&n&kr&iD& o?er een meer dan 200 schre-
den lange houten brug^ die, de beide ooTers der Elali Mas
verbindende, den reiziger uit Eota in Djabakota overbrengt
Wanneer men echter den weg volgt die van hier langs den linker-
oever, nagenoeg parallel met den stroom , naar boven voert , komt
men na nog geen volle drie palen te hebben afgelegd , in de kleine
desa Goenoeng Sahari, tot hot reeds vermelde particuliere land van
dien naam behoorende. De vlakke rivieroever gaat hier over in
een heuvelachtig terrein, en op eene dezer kleine hoogten, die,
schoon nauwelijks 80 meters bereikende, vrg steil opwaarts
rjjst, ligt het eenvoudige landhuis, vanwaar een voetpad naar het
grafteeken van den voormaligen eigenaar Kothen bübler voert,
die in 1837 als Raad van Indiê overleed. Vanhier afdalende komt
men in eene kleine vallei, begreosd door woeste en onbebouwde
maar bevallig door acacia's begroeide heuvelrijen. Op den bodem
van dit dal welt, in de schaduw van een ouden tamarinde-boom
en een Salmalia, een bron op, door de inlanders Pelantoengan
genoemd, waarvan het water verzameld wordt in een bekken
van 1 2 voet in het vierkant , door een dak van bamboe beschut.
Dit water, dat doorgaans in groote hoeveelheid te voorschijn komt ,
bevat eenig jodium, en te gelijk met het water welt aardolie op,
die zich, ofschoon slechts in geringe hoeveelheid, op de opper-
vlakte verzamelt Daar de inlanders dit water gaarne bezigen
voor de bereiding van zekere van rijst vervaardigde lekkernij,
die den naam van poeli draagt, wordt het door hen veelal
ajer poeli geheeten ').
Westwaarts van deze bron vindt men nog onderscheidene andere,
die deels zuivere aardolie, deels aardolie en water opleveren;
men zegt, dat men in deze streek op vele plaatsen slechts een
stok in den grond behoeft te steken , om aardolie te doen opwel-
len, en dat die stof door de inboorlingen vlijtig verzameld en
') Yolgeng Roorda, Jav. Hwdbk., bl. 684, wordt poeli bereid uit gekookte
rgst, die, gestampt en met kalkwater gekneed, in vormen yanbladen gedaani
en zoo , koud en Btijf geworden , met geraspte kokosnoot gegeten wordt. Hot
water uit de bron treedt dus hier in de plaats van kalkwater. Over de bron
zie Bleeker in T. v. N. I. 1849. II. 18; P. J. Haier in N. T. v. N. L,
D. I, bL 387; de Grere in T. v. Ngv. en Ldb. in N. I., XL 341.
Digitized by VjOOQIC
872
te Soerabaja tot goeden prijs verkocht wordt ^). Zeker is het althans,
dat zg op vele plaatsen voorkomt en verzameld wordt in het ten
westen aan Eota grenzende district Goenoeng Eendeng, het derde
van het regentschap Soerabaja, onder welks schaarsche merkwaar-
digheden ook een aantal zoutbronnen en modderwellen behoor^n.
Dit met kalkheuvelen bedekte en voor caltnres weinig geschikte
district heeft ook een betrekkelijk geringe bevolking, welke nog
hoofdzakelgk is opgehoopt langs de E[ali Mas, die het ten zuiden
van Sid&ardjl^ en de Kali Tangi, die het ten noordwesten van
het Qresiksche Goenoeng Eendeng scheidt '). Wanneer men van
Goenoeng Sahari den weg langs de Eali Mas verder volgt, be-
reikt men al spoedig de grens van Goenoeng Eendeng en ver-
volgens, over Eebraon , Boeloe en Bambe, het hoofddorp Drio of
Tjangkir, dat van W&n&kr&m& 10 { paal verwijderd is. Bg
Eebraon liggen de minerale bronnen van Boeloe pinger en Gt>gor
of Dj&jSsongo, welke laatstejodiumhoudend is met bovendrijvende
aardolie, en worden op een plek, Lidah geheeten, dooc de inlan^
ders patten gegraven, waarin zg verzekerd zijn steeds een soort
van aardolie of bergteer te zullen vinden % Een weinig voorbij
Boeloe komt men aan een zgweg die rechts van den groeten
weg afgaat Dien volgende gaat men langzaam naar boven en
bereikt na een half uurrijdens, al kronkelende door de heuvels,
eene hoogte van ongeveer 800 voet, beneden wier top eene
minerale bron voorkomt, die de aandacht trekt door de witach*
tige, eenigermate op ijs gelijkende zoutkorst, die het over den
rand loopend mineraalwater bij het verdampen afzet. In de bron
heeft een rijkelijke gasontwikkeling plaats, die een sterken reuk
van zwavelwaterstofgas verspreidt; het water is bijna melkwit en met
-kleine kristallen bedekt, en is vooral belangrijk omdat daaruit
aanzienlijke hoeveelheden jodium zouden kunnen bereid worden.
Deze bron wordt genoemd naar de nabijgelegen desa Moeloeng,
maar is niet de eenige die hier de aandacht verdient Op de
westelgke helling van den heuvel ligt een tweede bron, Paraa
geheeten, met helder mineraal water, dat mede veel jodium
<) Bleeker, t a. p. 19. *) Ygl. boren, bl. 882.
») N. T. T. N. I.,XVL354; de Orere inT. t. Növ.eiiLdb.inNa.,XI.341.
Digitized by VjOOQIC
873
bevat en een zwakken reuk van zwaTelwaterstofgas en aardolie
Tan zioh geeft. Maar bet merkwaardigst is wel de bron die aan de
zoidoostsljde van den heuvel gevonden wordt, onder den naam
van Genoek watoe, d. i. steenen pot, bekend is, en aan den
heuvel zelven den naam van Goenoeng Genoek-watoe doet geven.
Deze bron is geheel verborgen onder een dikke steenkorst, die
uit het minerale water zelf door langzame verdamping gevormd
is. Door de deels natuurljjke, deels door menschenhanden ge-
vormde openingen in deze korst, ziet men een troebel, groen-
achtig mineraal water, waaruit zich eenig koolzuurgas ontwikkelt.
Ook deze bron bevat jodium. De afgeronde rand der natuurlgke
gaten in de korst wekt de voorstelling van voor het opvangen
van water in de aarde ingegraven potten , en is de oorzaak van
haren naam. Het water sijpelt door de korst heen, vloeit langs
de zuidzijde van den heuvel af en vereenigt zich aan den voet
met het water der beide andere bronnen tot een beekje^ dat
zich weldra weder in den grond verliest ').
Vervolgt men den weg langs de Kali Mas, dan komt men,
op 9 palen afstands van Tjangkir, aan een binnenweg, dien
men een paal vervolgt, om een andere merkwaardige plek
te bezoeken, die haren naam ontleent aan de desa Gedong
Waroe. Een kring van heuvelen, waarvan de hoogste zich tot
85 meters boven de omliggende vlakte verheffen, omsluit een
effen terrein van ongeveer een paal middellijn, dat omstreeks 10
meters boven het zeevlak gelegen is. In het midden van dat
terrein bevindt zich eene moddervlakte van nagenoeg 200 meters
in omtrek, en waarin, uit een groot aantal openingen, zout- en
jodiumhoudend water , soms helder , soms met modder gemengd,
opwelt. De bronnen verplaatsen zich telkens en drogen ,van tgd
tot tyd op. In den westmoesou zijn zij het minst in aantal, ver-
moedelgk omdat dan het bronwater ongemerkt uit den slijkerigen
bodem kan wegvloeien ; in den oostmoeson treden zij duidelijker
te voorschijn, omdat dan de modder der vlakte hard enondoor<»
dringbaar wordt. De groote veranderlijkheid van het terrein en
de omstandigheid dat te midden der vele kleine gaten ook een
^) N. T. T. N. I., 1. 394 , XVI. 354 , XXI. 276 , XXVI. 356.
Digitized by VjOOQIC
874
klein aantal grootere wórdt aangetroffen, sgn oorzaak van de ver-
bazend uiteenloopende berichten die omtrent de boeyeelheid der
bronnen worden gegeven. Het onderzoek van dit water heeft
geleerd, dat het eene buitengewone hoeveelheid jodium bevat en
meer dan eenig ander mineraalwater van Java grond geeft voor
de uitspraak van den heer Maier, dat, indien men de bereiding
van jodium op Java op groote schaal wilde ter hand nemen,
dat artikel bg pikols in den handel zou kunnen gebracht
worden ').
Wanneer men overweegt hoe groot de waarde is van het
jodium, en hoe slecht de hoedaDigheid van het gewone, door
verdamping van zeewater op Java verkregen zout^ dan zalmen
zich niet verwonderen, dat de Europeesche nijverheid althans
ééne ernstige poging gedaan heeft om van den rijkdom der wel-
len in Goenoeng Eendeng voordeel te trekken. In 1853 — 1854
zijn de bronnen van Moeloeug en Genoek watoe voor den tijd
van 10 jaren ter exploitatie afgestaan aan den heer Buwalda te
Soerabaja, die daarop ter hoofdplaats eene fabriek van keuken-
zout en jodium heeft opgericht, ooder de leiding van den heer
Ereyenberg. Men hoopte met het keukenzout alleen de kosten
der ondememiug te dekken , zoodat het verkregen jodium zuivere
winst zou zijn. Er werd zeer mooi en zuiver zout vervaardigd,
maar de conservatieve Javaan bleef aan het ruwe zout waaraan
hij gewoon is, de voorkeur geven ; de productie van jodium
bleef gering omdat het den ondernemers aan praktische kennis
haperde. Op deze wijze kon de zaak slechts verlies opleveren;
zij werd dan ook in 1861 opgegeven. Maar zeer is het te be-
treuren, dat in Indie nuttige ondernemingen, wanneer zg niet
dadelijk goede vruchten afwerpen, vaak zoo haastig gestaakt
worden. Er is alle reden om te denken , dat, wanneer deze zaak
door meer ervarenen ter hand genomen werd en men niet
') N. T. V. N. L, I. 473, XVI. 353, XXVL 78, 349. XXVII. 461, XXVUI.
288; T. T. NiJT. en Ldb. in N. I., II. 250. Er is nog een zont- en jodinm-
bevattende modderwel in hetzelfde district, bg de deea Laban, onderdistriot
Lopang; maar ik kan met de voorhanden kaarten hare ligging niet bepalen.
Zg is Tooral merkwaardig door de aanwezigheid Tan het zoo zelden yoor*
komende boorzuur. Zie over haar N. T. v. N. I., VI. 889 en XVL 353.
Digitized by VjOOQIC
^ 876
schroomde daarin grootere kapitalen te steken, teu einde tijd te
Tinden om de zwarigheden te boven te komen , de fabricatie Tan
sout en jodinm op JaTa tot groote nitkomsten zon kannen
leiden >).
Wg keeren Tan dezen uitstap terng naar W&n&krSm&, gaan
de groote brug over en boTinden ons dan in het district Djaba-
kota, waarvan het hoofddorp Djemoer 2| paal Terder aan
den postweg gelegen is. Over de particuliere landen in dat dis-
trict werden reeds eenige algemeene opmerkingen gemaakt , en
daarbg ook het land Tan den heer Ton Bultzingslöwen ter sprake
gebracht '). Yan de OTorige zgn wel de belangrijkste Earah
en Eetabangy beide aan Chineesche eigenaars behoorende. Op
Earah is een suikerfabriek met een belangrgken aanplant van
riet Op Zuid-Eetabang (want dit land is in een noordelijk en
zuidelijk deel gesplitst) was Troeger ook een suikerfabriek in
werking die in contract stond met het Gouvernement; maar
het geringe voordeel dat zij den eigenaars opleverde, heeft in
1873 of 1874 tot staking van den arbeid geleid, met het gevolg
dat thans op Eetabang niets dan padi verbouwd wordt '). Met
de opmerking dat ook in dit district te Gbenoeng Anjar en
Poempoengan zout en jodium bevattende bronnen voorkomen,
en te Eoeti op een sawahveld, na den padi-oogst, putten van
aanmerkelgke diepte worden gegraven, waaruit men water met
aardolie opschept, doch die in den planttyd weder gedempt wor-
den ^) , stap ik ook van Djabakota af, behoudens de algemeene
opmerkingen die ik my nog zal veroorloven over de zoo merk-
waardige delta van de Eali Brantas, — waartoe dat district en het
geheele regentschap Sid&ardj& behooren ; — ook na hetgeen reeds
daarover in het historische gedeelte van dit werk werd in het
midden gebracht ').
De delta van de Eali Brantas strekt zich uit tussohen hare
beide groote mondingsarmen, de Eali Mas en de Eali Troesan
^) N. T. T. N. t, XYI. 854 , XXVI. 78, 35'6, 405. ») Boven, blz, 870.
*) Rapp. OTer de part. land. beooRten de Tjimanoek , bl. 420 , 429 r,
*) N. T. T. N. I., XVI. 353; T. v. Ngr. en Ldb. in N. I., XI. 34K
») D II, bl. 128-134.
Digitized by VjOOQIC
876
of Eali Pórong, welke laatste de zuidelgke grens van 8id&ardj&
tegen Ma4j&kert& en het Pasoeroeansche regentschap Bangil be^
Bchrgft. Zy is de grootste en merkwaardigste delta van Ja?a
en is Tan het noorden naar het zuiden 24 palen breed en Tan
het oosten naar .het westen 29 palen lang. ^Deze delta was
(het zijn woorden van Dr. Bleeker die ik hier aanhaal), eenige
eeuwen geleden, de ruime baai, nabij welker strand de hoofd-
stad gelegen was van het rijk van MJldj&pahit, welker rulneo
thans 26 palen hemel sbreedte van de zee verwijderd liggen.
Evenals de delta's van alle groote rivieren oorspronkelijk een-
voudige zand- of modderbanken waren, was zulks ook het geval
met de delta van Soerabaja. In vroeger tgden eindigde de rivier
van*^ Eediri nabij de hoofdstad van M&dj&pahit in zee. Toen de
delta zich boven de wateren verhief, verlengde zich de rivier
met twee breede armen allengs tot Soerabaja en Pórong. De
delta zelve is met meerdere kleinere rivieren doorsneden , welke
haar water ontvangen deels uit de hoofdarmen, deels utt de
rgstvelden, welke het uit de hoofdarmen afgeleide water opnemen
en meer nabij het strand weder afgeven. De delta is daardoor
tot een der vruchtbaarste gedeelten van Java geworden en bevat
thans de volkrijkste districten van Soerabaja^ ^).
Deze korte en klare beschrgving is geheel in overeenstemming
met hetgeen ons onze vroegere beschouwing van het terrein geleerd
heeft, en als zij juist is , levert zij tevens het onmiskenbaar bewijs ,
dat hier het rijk Djenggalli nooit kan gestaan hebben. Het is waar
dat de vier noordelijke districten van Soerabaja nog allen den
naam Djengg^i, met bijvoeging der cijfers van I tot lY tot
onderlinge onderscheidiog, dragen ; maar die naam schgnt in het
Ejtwi wildernis te beteekenen en kan oorspronkelijk zeer wel
aan de natuur des lands ontleend zyn. Hg zou dan niet kwalijk
voegen bg den naam Bawapoelo, die aan de beide zuidelgkste
districten van het regentschap, langs de Eali Pórong gelegen,
gemeen is^ en dien men zoo het schijnt door eilandmoeras
zou kunnen vertolken.
In de delta-districten zijn rijst en suiker de belangrgkste
*) Bleeker in T. v. N. 1. 1849 , II. bl. 19. Ygl. Jukes , Yoyage of the Fly , n. 161.
Digitized by VjOOQIC
877
cnltores. Van de 19 saikeronderneiniDgen die in 1879 in de residentie
op contract met het Qouvernement gedreven werden , liggen 1 1 ,
t. w. Waroe, Sroeni, Boedoeran; Tjandi, Balongbendo , Erian ,
Eetegan, Tangoelangin , Pórong, Erembong en Watoetoelis, op
de delta, de 8 overige in M&dj&kert&.Yoor die elf fabrieken waren
4810 bouws door tusschenkomst van het Gouvernement en 480
vrijwillig op van de bevolking gehuurde gronden beplant. Het was
het laatste jaar waarin de fabriekanten nog van den vollen Gou-
Ternementsaanplant konden oogsten ; want op den aanplant voor
den oogst van 1880 is de eerste vermindering met A toegepast ^).
Behalve deze nog grootendeels op gedwongen arbeid rustende
ondernemingen, kan Sidaardj^ nog de particuliere suikeronder-
nemingen Pandjoenan, Popoh, Ta wangsari en Toeloengan aan-
wezen, die geheel op vrijwillige overeenkomsten met de bevol-
king werken ; terwijl Djabakota daar nog den suikeraanplant van
het partikuliere land Earah aan toevoegt. Voor de fabriekanten
is de spoorweg, die midden* door Sid&ardj& gaat, een onbereken-
baar voordeel, en meer en meer wordt daarvan voor het suiker-
transport gebruik gemaakt.
Hetzij men den postweg of den dicht bij dezen gelegden en hem
even voor Sid&ardjil en nogmaals te Tangoelangin kruisenden spoor-
weg volgt, nergens kan het oog in deze landstreek een onbebouwd
plekje ontdekken. Overal ziet men rgst- en suikerrietvelden , slechts
afgewisseld door talrijke, dicht bevolkte desa's en door&brieken
wier rockende schoorsteenen van bedrgvigheid en welvaart getui-
gen. Natuurlijk verdient voor hem die het land wil leeren kennen
een rit langs den postweg de voorkeur boven den glenden spoor-
wagen ; te meer wordt die Toorkeur door de schoonheid van den
postweg zelven gewettigd. Die weg is breed , effen, keurig onder-
houden, met lommerrijke tamarinde-boomen beplant, doorsneden
door tal van riviertjes, in wier kalmen stroom zich een menigte
prauwen spiegelen , en wier door wuivend bamboeloof bescha-
duwde oevers door niet zelden schilderachtige bruggen van allerlei
Torm en samenstel verbonden zijn.
Er is slechts één gedeelte van de delta dat niet in de alge-
1) KoL Verslag 1880, blz. 109. Zie boven Deel I , blz. 553, D. U, bl 689.
Digitized by VjOOQIC
878
meene vraöbtbaarheid eti Tolkrijkheid deelt; het is bet zich door
aanslibbiug gedurig oostwaarts uitbreidende zeestrand, waar, te
midden der moerassen, slecbts visscbers en bouders van yiscfa-
ygvers gelegenbeid vinden tot de uitoefening van bun bedrijf.
IntusBchen drijft de beboefte de steeds toenemende bevolking tot
een gedurige worsteling met de elementen, om bouwland aan
het moeras te ontwoekeren.
Na deze algemeene schets zal de delta ons niet lang bezig
houden; want bijzondere merkwaardigheden, die op eene broe-
dere vermelding aanspraak maken, heeft zij niet vele aan te
wgzen. Even over de grens van Djabakota met Djengg&l& I
bereiken wij Waroe, op twee palen a&tands van Djemoer. Er
is bier een suikerfabriek en een halte van don spoorweg, en de
postweg vertakt er zich in den groeten binnenweg naar M&dj&-
kert& en Eediri, dien wy straks nader zullen leeren kennen.
Twee en een kwart paal verder ligt Gedangan , de hoofdplaats
van het distrist Djengg«Ll& I, waar wij weder eene spoorweghalte
en de suikerfabriek Sroeni aantreffen. Yan deze volkrijke desa
gaat een weg oostwaarts af, waaraan een paar palen verder de
desa Poeloengan ligt, in welker nabjjheid, te midden van een
effen, met rijstvelden bedekt terrein, het modderheuveltje is gele-
gen welks kratervormig uitgeholde kruin Junghuhn in 1838
bedekt vond met puin van M&dj&pahitsche baksteenen, dat hg
te geljjk met de taaie mo*dder naar buiten gedreven achtte ')•
De heer Hageman^ die het gevoelen van Junghuhn omtrent dea
zeer nieuwen oorsprong der delta ijverig bestrgdt, beweert dat
de steenen afkomstig zijn van een gebouw dat op den heuvel
zelven gestaan heeft, en dat hjj Tjandi Soemoer noemt'). Later
hebben zich hier, zoo het schijnt, de modder-uitvloeiingen ver-
plaatst en is op den top des heuvels een graftieeken opgericht.
Een halven paal verder oostwaarts en nog slechts anderhalven
paal van zee ligt een tweede modderheuvel, naar de desa Ealang
anjar gebeeten. Er verrijst hier een gebergte in miniatuur , vaal-
1) Zie boven D. II, bl. 131.
') Hageman, Over de modderwellen van Ealangai^Jar en Poeloengan, in
N. T. v. N. I., XXIX, bl. 874, 380.
Digitized by VjOOQIC
879
grauw van kleur, met vérsohillende kleine toppea eo kloyen, waariu
de yoornaamste wel, de „modder-krater^, aan de zuidoostzijde gele-
gen is. De vloeibare modder stggt er tot aan en o?er den rand. der
krater-opening en vloeit langs de zgden van den heuvel af, dien
steeds met nieuwe lagen bedekkende. Uit de modder stijgen aan-
houdend gasblazen op, die, na den omvang van eenige doimen ver-
kregen te hebben, bersten en het gas laten ontsnappfen. Het water
van Ealang anjar is onderzocht door den heer Maier, die er belang-
rijke hoeveelheden jodmagnesium en broommagnesium in vond,
en het, als met bjjzonder geneeskrachtige hoedanigheden begaafd,
zeer in de aandacht der geneeskundigen aanbeveelt ').
Yier en drie kwart palen verder dan Gedangan ligt, in het district
Djengg&l&IIy de hoofdplaats van het regentschap Sid&ardj&, dat
in het begin van 1859 van het regentschap Soerabaja werd
afgescheiden *). Het heette toen, evenals zjjne hoofdplaats,
Sid&kari ; maar kort daarna is bij eene beschikking der Regee-
ring ') de naam van hoofdplaats en regentschap beide in Sid&-
ardj& veranderd.
Van deze hoofdplaats is weinig byzonders te melden. Zij heeft
een groeten pasar, veel vertier, een talrijke Chineesche bevolking ,
een spoorwegstation, en bruggen over de Kali Tamba, dieeene
vrij aanzienlijke breedte heeft, voor den spoorweg en den post-
weg. Overblijfselen der oudheid die eenigen steun kunnen geven
aan de veel verspreide meening , dat hier eenmaal de zetel van
het rijk van Djengg&l& bloeide, worden te vergeefs gezocht.
Toen in 1843 onder de Javaansche desa-bewoners in de omstre-
ken van Soerabaja , ten gevolge der stille werkzaamheid van het
«Christelijk genootschap' der hoofdplaats, zich hier en daar eenige
neiging begon te vertoonen om de leer des Ohristendoms te om-
helzen, kon Sid&kari welhaast op eene der aanzienlijkste gemeen-
ten van inlandsche Christenen en op het bezit van nette, uit
bamboe vervaardigde gebouwen voor kerk en school bogen. Later
^) Over de modderwellen Tan Poeloengan en Ealang aigar zie men Jong-
hnhn, Beise. 852; Java, II. 1184, 1186; Bleeker ia T.v. N. I. 1849,11.21 i
Hogeman, t. a. p. 867 w.; Mayer in N. T. v. N. I. XXX. 226.
^) Stbl. n» 6*. ») Stbl. 1859, n» 82.
Digitized by VjOOQIC
880
evenwel is die gemeente schier geheel yerloopen , en de hoofdsetel
van het Christendom in deze residentie naar Mlldj&wam& verplaatst.
Yier palen voorbg Sid&ardj& bereiken wij Tangoelangin in het
district Bawapoelo I. Hier is weder eene halte voor den spoorweg
en eene suikerfabriek en langs de desa stroomt een rivier zee*
waarts, die Kali Tangoelangin genoemd wordt. Nog 2i paal
verder ligt Pórong, het hoofddorp van Kawapoelo I, waar
alweder een spoorweghalte, eene suikerfabriek en een talrgke
Chineesche bevolking te vermelden zijn , en ook eene rivier, die
gewooniyk de Kali Pórong genoemd wordt. Maar deze laatste is
van meer beteekénis dan de vroeger genoemde ; het is de rechter
mondingsarm van de Brantas, die de zuidelijke grens van
Sid&ardj& vormt. Wil men de reeds elders in dit werk beschreven
ruinen van Tjandi Pari, de eenige belangrijke Hindoe-overblijf-
selen in dit regentschap, bezoeken ; dan moet men, even voordat
men Pórong bereikt, den weg inslaan , die westwaarts naar Boe-
lang, het hoofddorp van Bawapoelo U, voert , en dien volgen tot
Erembong, waar wij alweder een suikerfabriek aantreffen, ea
vanwaar een voetpad naar de desa Tjandi Pari leidt, die haren
naam aan de ruïnen ontleent *). De weg derwaarts biedt prach-
tige gezichten aan op den Penangoengan en het Ardjoen&-gebergte,
maar die nog overtroffen worden door den heerlijken aanblik
dien men geniet, midden op de fraaie brug die bij Pórong over
de rivier is geslagen , waar men achter een uitgestrekten, op een
meer gelijkenden waterplas, door den bochtigen loop van den stroom
gevormd, den Penangoengan ziet opstijgen als een kegel die zich
in regelmatige gestalte boven de bultige uitwassen aan zgue hel-
ling verheft^ terwgl de met casuarinen begroeide ribben en
ravgnen van het tweemaal zoo hooge Ardjoen&-gebergte zich in
trotsche Ignen op den achtergrond teekenen, gekroond door de
rookwolk, die uit den Walirang opstijgt '). De brug overgaande
zetten wg te Gempol den voet op Pasoeroeanschen grond.
O 2ie D. II, bl. 129.
^ Rengere, Dagboek, bl. 265, Ygl. met Bleeker, T.v. N. L, 1849,II.24«
Eerstgenoemde Bchrgver is eohter ten deele onverstaanbaar door de topogra*
phiBohe misvattingen waarin hjj bg gebrek yan voldoende kaarten is vervallen*
Digitized by VjOOQ IC
881
1
W{j keèren ia gédaobten terug naar Waroe, om thans déQ
widg in te slaan die vandaar westwaarts naar M&dj&kert& voerty
Deze weg loopt ongeveer parallel met de Eiali Mas , op eenigen
a&tand van haren rechteroever, en doorsngdt de districten
Djengg&l& lYen Djengg&lalIL Bg Taman , hoofddorp van Djeng-
g&l& lY, 2 il paal van Waroe verwgderd, is het terrein met
kalkheavelen bedekt; bij Erian, hoofddorp van Djengg&lIL III,
9{ paal verder gelegen, treft men weder een groote suikerfabriek
aan. De Mangitan, een rechter-, tot een kanaal vervormde
mondingsarm van de Kali Mas, stroomt dicht langs dat dorp^
en zijne afwatering is er door een sluis geregeld. ELrian is oost';'
waarts, door een weg van 12 palen, ook rechtstreeks met
Sid^rdj& verbonden; een weg van !( paal lengte gaat ^an-<
daar f de Kali Mas sngdende, noordwaarts naar Djerebeng,
waar een zoutpakhuis is, op 4i paal afstands van Tjangkir,
aan den weg van W&n&kr&m& naar M^dj&kertH; eindelijk gaat
een weg van 6 palen lengte van Erian zuidwaarts naar Pram-
bon, in Rawapoelo U, by welke plaats de in aanbouw zijnde
spoorweg van SidSardj^ naar M&dj&kerti de Eali Pèrong zal
overgaan. Den weg van Erian naar Madj&kert& vervolgende,
passeeren wij de suikerfiAbriek Balongbend& en het dorp W&-*
n^ri^ en komen wij, na 10 1 paal te hebben afgelegd en de
Eali Mas te zijn overgegaan, te Melirip, in het M&dj&kert&sche
district MadjJkkasri, welke plaats onze aandacht vordert, daar zg
juist aan de scheiding van de Eali Mas en Eali Pórong gele-
gen is. Ik moet hier opmerken , dat de naam van Eali Mas striU
genomen aan den linkerarm eerst gegeven wordt beneden Per-
jiing, en dat het bovendeel van dien stroom eerst Eali Melirip
jsn, na de ontlasting van een deel zijner wateren door de Mang-
itan, Eali Singkalan genoemd wordt, terwijl hg den naam
van Eali Mas eerst erlangt na de Eali Gèdèk en Eali G^dong
SkAj kleine mondingsarmen die zich hoogerop in het district
Eaboh van de Brantas scheiden, weder te hebben opgenomen ')«
^) Van dit riviernet geren de bestaande kaarten Terwarde en onderling
0tirydige Toorstellingen , zoodat ik lang niet eeker ben het rechte getroffen
te hebben. ' ^ , -
m. 56
Digitized by VjOOQIC
683
Het is eohter thans gebraikelgk Tan Melirip ^f aan den linker-
arm den nnAm Tan Kali Mas te geven, en gemakshal?e houd ik
mg aan dat gebruik.
Melirip is beroemd door de bij die plaats gelegen groote
sluiswerken, waarvan de strekking is in den westmoeson de over-
vloedige watermassa der Brantas door de Eali P6rong af te
leiden, die anders, uit hoofde der hoogere ligging van het bed
van laatstgenoemde rivier, sich in de Eali Mas storten, hare
oevers oversohrgden en in de delta onberekenbare schade aan-
richten zou; te gelgker tgd geeft die sluis gelegenheid om in
den oostmoeson de bevaarbaarheid van den noordelijken arm
door het inlaten van meer water te onderhouden. Het reus-
achtige werk, waarvoor verbazende hoeveelheden baksteen en
massieve granietblokken uit Europa zgn aangevoerd , kwam in
October 1846 gereed, nadat eerst in 1843 de eerste steen
daarvoor gelegd was *). Deze sluizen , waarvan de eer vooral toe-
komt aan den ingenieur A. H. Tromp, maken op alle bezoe-
kers door hun grootsche conceptie en uitnemend geslaagde uit-
voering een hoogst gunstigen indruk; echter is dit gewichtige
en gevaarlgke punt ook later nog vaak het voorwerp van de
zorg der Begeering geweest, en heeft de Waterstaat nog ver-
schillende andere werken tot stand gebracht, om de verkregen
Yoordeelen te verzekeren; maar daarover in bgzonderheden te
treden zou het bestek van dit werk te buiten gaan.
In verband met den spoorweg-aanleg en de nieuwere waterwerken
Bcbgnt het terrein bij Melirip en de weg tusschen W&n&sari en
M&djfikert& belangrgke veranderingen ondei^^aan te hebben. Vroeger
bleef de weg aan den rechteroever der Eali Mas , totdat hg bg (be-
dong Angoen met een groote houten brug over de Eali Pörong
ging, zoodat Melirip rechts aan den anderen rivieroever bleef
liggen ^). Thans gaat men bg Melirip de Eali Mas over en volgt
') Van HoöveU, Beis , I. 171 ; J. Rigg , in Joum. of the Ind. Aroh. III. 78 ;
Bleeker, T. v. N. 1. 1850, I. 166; Buddingh, N. O. I., 1. 825; Jukes ,
Yoyage of the Fly, II. 184; d'Almeida, Life in Java, 1. 275, waar Toor
„Kola Lentrong" klaarblgkelgk Kota Lengkong moet gelezen worden.
^ Bleeker, T. y. N. I. 1850, L 166, gehe^ in overeenstemming met de
Kaart van Junghuhn.
Digitized by VjOOQIC
888
den weg vandaar over het door zgn stuwdam bekende Leng-
kong naar (}èdèk, het hoofddorp van het distriot M&dj&kasri,
doeh draait op 3( paal voordat men aan die plaats komt, links
1^ om de Kali Pörong over te gaan en onmiddeliyk aan hare
andere zijde M&dj&kert& te bereiken ')•
M&dj&kasri werd vroeger Eaboh geheeten; zgn tegenwoordige
naam is, evenals die van alle districten in M&dj&kert&, met het
woord M&dj& samengesteld, om genoegen aan de bevolking te
geven, die daaraan waarde hecht om de toespeling op den
naam van het oude M&dj&pahit. Dit district, door de Brantas
van de overige districten van MILdj&kert& afgezonderd, komt in
zgne natnarlijke gesteldheid overeen met de aangrenzende land-
schappen Lingkir en Goenoeng Eendeng, d. i. met dat gedeelte
der residentie dat een schralen kalkbodem heeft en welks voor-
name rijkdom in djatibosschen bestaat '). Ook aan onbebouwde
en woeste streken is hier geen gebrek, en ten noorden van
Gèdèk ligt een uitgestrekte rawa. Het plan om aan de onvrucht-
baarheid van dit gewest te gemoet te komen door den aanleg
van een besproeüngskanaal, dat onder den naam van Eaboh-
kanaal zgn water uit de Brantas-rivier zou ontvangen, is; nia
jaren lang in overweging te zgn geweest, eindelgk geheel op-
gegeven, deels wegens technische moeielgkheden , deels omdat
men inzag, dat het doel slechts in zeer geringe mate zou bereikt
worden ')• Door M&dj&kasri loepen voornamelijk twee w^en. De
eerste is de weg die van Babat zuidwaarts naar Djombang gaat ^) en
in M&dj&kasri komt een weinig ten noorden van het oude hoofddorp
Eaboh; de andere is de weg die, den loop der Brantas volgende,
van Gëdèk naar Boender op de grens van Eediri en vandaar
over Uoenoeng naar Lengkong ^) voert. Deze beide wegen sngden
elkander te P1&S&, dat nabg de Brantas, 4^ paal van Eaboh
en 13| paal van Gèdèk is gelegen. Aan de overzijde der Bran*
^) Zoo althans lees ik de étappekaart vanlEüivengai waarop intossohen
wel Lengkong, maar niet Melirip Yoorkomt, terwgl het omgekeerde plaats
heeft op den jongsten afstandaanwijzer van Soerabiga (StbL 1880, n* 27),
wat de yergelgking zeer bemoeielgkt. ') Ygl. boven, bl. 883.
») Kol. Yeral. 1875 , bL 178 ; 1877 , bl. 143. *) Zie blz. 882.
») Zie blz. 753.
60«
Digitized by VjOOQIC
884
t^ ligt hier 0616k, dat van Djombang, het hoofddorp ran het
district M&dj&redj&, aan den groeten weg van Midj&k^t& naar
Eert&8&n& gelegen, nog 6} palen verwgderd is. De spoorweg die
eerlang de beide laatste plaatsen verbinden zal, sngdt den poat-
weg eerst een weinig ten oosten en dan een weinig ten wes-
ten van Djombang, en heeft een halte op geringen afetand van
die desa.
M&djlikert& is een nette, welvarende en volkrgke plaats, met
een fraaie woning voor den Adsistent-resident, een in modernen
stijl gebouwden en op Europeesche wgze gemeubileerden dalam
voor den Regent , en een ruime aloen-aloen, door witte muren en
poorten omringd, en waarop onder de schaduw van twee praoh-
tige waringin's, wier stammen gezamenlijk door een steenen
omheining (koeroeng) omgeven zjjn, een druk bezochte pasar
wordt gehouden. De straten zijn breed en deels met muren , deels
met bamboehekken a%ezet, en bevatten vele goede steenen hui-
zen *) ; maar met dat al zou de plaats den vreemdeling door geene
bijzondere merkwaardigheden tot een bezoek uitlokken, indien
niet over haar de weg lag naar de ruïnen van het oude Mi-
dj&pahit. Om deze te bereiken volgen wij den weg naar Eert&-
s&n& eerst 5^ paal in zuidwaartsche richting tot Gtemekan, en
ontmoeten ze wanneer wg vandaar in zuidwestwaartsche richting
doorrijden naar het 5 palen verder gelegen M&dj& agoeng,
het hoofddorp van het district van denzelfden naam , dat vroeger
Ngoemplak, nog vroeger Wir&s&b& werd geheeten.
Bij de ruïnen van M&dj&pahit zullen wg ons thans niet
ophouden, daar zij in het tweede deel van dit werk, bg het
onderzoek naar de sporen van het oude rgk van dien naam,
uitvoerig beschreven zijn '). De streek waarin deze ruinen liggen,
is grootendeels woest en met djati, bamboe en bidoeri ') begroeid.
») Bleeker, T. v. N. 1. 1850, 1. 166 ; v. HoëreU, Reis, I. 172 ; Buddingh,
K. O. I. , I. 319; Wallace, Insulinde, I. 170; d'Almeida, Life in Java, L
276. LaatBtgenoemde schrgyer zegt , dat de inlanders het insloiten ran twee
.waringinboomen door een soort van muurtje, wat dikwgls voorkomt (vgL
Roorda , Jav. Woordenbk. , bL 249), als een soort van huwelgk tossclien die
boomen beschouwen. ,') Blz. 187—142.
') Calotropis gigantea B. Br.
Digitized by VjOOQIC
885
M&clj& agoeng zelf ligt op een open plek te midden der bos-
schen en heeft een ruime aloen-aloen, door steenen gebouwen
en tuinen omgeven. De terreinhoogte bedraagt omBtreeks 40
meters, dus nog slechts weinig meer dan te M&dj&kert&^ waar
de bodem zich 29 meters boven de zee verheft ').
H&dj& agoeng is 9{ palen verwgderd van de volkrgke desa
Djombang , reeds als het hoofddorp van bet district M&dj&redj&
vermeld. Dit district is goed besproeid door eenige beken, die
haar water aan de Kali Brantas toevoeren en zich grootendeels
vereenigen in een riviertje, dat op sommige kaarten onder den
naam van Kali Wir&8&b& voorkomt. Het district Mlldj&redj&
heeft twee suikerondernemingen die op contract met het QoU'<
vemement werken, ééne bij Djombang, de andere, bg welker
ingang men een paar groote oud- Javaanscbe beelden , in de
naburige bosschen gevonden ^ heeft opgericht >) , te Qoeik op
de zuidgrens van het district. Yan Djombang zijn langs den
groeten weg in slingerende richting nog 11 palen af te leggen
tot Bandardjedjer, op de grens van Eediri ^).
Belangwekkender dan de eentonige weg door deze vlakke streken
is een uitstapje van Madj& agoeng zuidwaarts naar W&n&salem, ge-
legen aan de hellingen van het Andjoem&rl-gebergte , de westelijke
voortsohakeling van den ArdjoenH *). Die hellingen zijn gedeeltelijk
dienstbaar gemaakt aan de koffiecultuur, waarvoor ook enkele
perceelen in erfpacht zjjn uitgegeven, maar overigens bedekt
met eeuwenoude bosschen, waarin wellicht nog vele overblijf*
selen der oudheid verborgen liggen , even merkwaardig als de
vroeger beschreven Tjandi Ngrimbi, aan de helling van den
Eoekoesan, nabg de zuidgrens van het district M4dj&kert& ^).
>) Domis in de OosterKng, II, I. 89; Bleeker , T. v. N. I. 1850, L 168;
JukeB, Yoyage of the FJy, II. 129; Wallaoe, InBalinde, L 170, 172. In
het Aardr. en Stat. Wdbk., art. Mo<yo Agong, wordt gezegd, dat deze plaats
vermaard is door een merkwaardigen put en door het graf van den Soesoe-
hoenan M84jft agoeng; maar dit is eene verwarring van M^djH agoeng in
Soerabaja met M&djft agoeng of Medjagoeng in Rembang, waar ons die put
en dat graf reeds z|jn voorgekomen. Zie boven, bl. 802.
«) Zie D. II, bL 126. ») Boven, bl. 758. *) Zie D. I, bL 99.
>) Zie D. n, bL 124.
Digitized by VjOOQIC
886
Om W&n&salem te bezoeken Tolgen wij eerat den weg die
zaid*zvidwe8twaart8 naar M&d}&warn& gaat, en bereiken die
merkwaardige plaats na 6i palen te hebben afgelegd. M&dj&-
wam& is een desa van Christen-Javanen, door den zendeling
Jellesma gesticht op een stnk grond dat weinige jaroi te
Toren door een gedoopten Javaan, Abisai geheeten, te midden
van de dnistere wildernis ontgonnen was. Jellesma zelf vestigde
er zich in 1850, er verrezen eene kerk en eene school, en de
gemeente breidde zich uit, ook onder zijne opvolgers Hoezoo en
Emyt, en telde in 1877 1460 zielen. Kleinere gemeenten vindt
men in eenige naburige dorpen, vooral te Eert&redj&, 8| paal
znidwestwaarts van M&dj&wam&, en te Ng&r&, H p&ftl meer
zuidwaarts, nabg de grens van Eediri. De gemeente te Ng&r&
is eigenlgk de oudste, en werd door zekeren Coolen, zoon
van een Russischen vader en eene Javaansche moeder, gesticht
op een stuk grond dat hij in de bosschen van H&dj& agoeng
gehuurd en ontgonnen had. Het aantal Christenen bedroeg in
1877 te Eert&redj& 187, te Ng&r& 183, terwyl er nog ruim
800 in andere desa's en in de stad Soerabaja verspreid woon-
den. Deze Javaansche Christenen zgn alleszins eene opzettelgke
studie waardig, doch hier is het daarvoor niet de plaats ^).
Yan H&dj&wam& tot W&n&salem zgn nog 9{ palen langs de
berghelling in zuidoostelijke richting af te leggen. Nog wat ver-
der dan het dorp is een signaal van den geographischen dienst
opgericht, op eene hoogte van 882 meters. W&n&salem heeft
een pasanggrahan ten gerieve der reizigers , is omringd door koffie-
tuinen, bamboeboschjes en grasvelden en levert heerljjke uit-
zichten op; Wallace, die er zich eenige dagen ophield om vogels
te schieten, vond er zich echter eenigszins teleurgesteld, daar
het woud in den naasten omtrek is opgeruimd, en hij de bos-
schen te ver van de plaats verwgderd vond voor dagelgksohe
O Men zie daaroTer o. a. Bnunund, Beriohten omtrent de evangeliBatie Tan
Java (Anut. 1854); J. Graandgk , het Ned. Zendelinggenootsohap in zgn willen
en werken (Bott. 1869), en tal yan opstellen in de Mededeelingen van wege
het Ned. Zendeling-Gen. De c^hn in den tekst ontrent het aantal der ge-
meenteleden zgn ontleend aan genoemd Tijdschrift, Dl. XXII, U. 348.
Digitized by VjOOQIC
887
wandelingen daarheen. Hg bemachtigde er wel is waar een aantal
panw^, waanroor de plaats beroemd is, maar verplaatste sioh
welhaast naar het lager gelegen Djapanan, dat hij, wegens de
boschachtige plekken die het omgeven, beter voor ^n doel
geschikt achtte. In de prachtige bosschen die aan de berghelling
▼an W&D&salem gevonden worden, ontdekte Wallace de onder
het dichte loof verscholen overblijfselen van een tjandi, met mt*
voerig beeldhouwwerk, waaronder eenige voorstellingen van
dieren bijzonder zijne aandacht trokken. Dit monument staat op
een kleine verhevenheid ter zgde van den weg, heeft 30 voet
in het vierkant bij eene hoogte van 20 voet, en is door planten
bedekt en omslingerd en door reusachtig geboomte beschaduwd»
Voor zooverre mg bekend is, werd er nog door niemand anders
de aandacht op gevestigd ').
Ons rest nog een bezoek te brengen aan de distrieten H&-
dj&sari lor en H&dj&sari kidoel, die den zuidoosthoek van het
regentschap H&dj&kert& uitmaken, en zich uitstrekken over de
oostelgke hellingen van den Penanggoengan en de noordoostelijke
van het Ardjoeni-gebergte, terwijl de westelijke en zuidwesteiyke
tot de residentie Pasoeroean behooren. Deze districten mogen,
zoowel wat natuurlgke schoonheid, als wat merkwaardige over-
blgfselen der oudheid betreft, tot de belangrijkste van Boerabaja
gerekend worden; de laatste hebben wg echter reeds in het
tweede deel van dit werk leeren kennen '), zoodat ik hier met
eene korte aanduiding der ligging kan volstaan.
Van W&n&salem voert ons een weg bergafwaarts, in noord-
noord-oostwaartsche richting, naar Djabong en Djatiredj&, en
vandaar oostwaarts over Delangoe naar Eetanan, bekend door
zgne suikerfabriek en door zgne fraaie ligging op eene hoogte ,
die op de bergen en valleien in den omtrek een beerlek uitzicht
biedt. Er is daar een pasanggrahan, waarlangs een helder stroo*
mend water over groote steenen bruist , en in de bosschen in den
omtrek zgn een waschbak en eenige beelden uit den Hindoetgd
gevonden '). Nog wat verder oostwaarts ligt, 23 palen van W&n&-
O Wallaoe, InBiiliiide , I. 172, 178, 178, 180. Zie ook Jnkes, Yojage of
the Fly, U. 126, 128. *) Bi. 118—124. ') DomiB, OoBterling L I. 93.
Digitized by VjOOQIC
888
galem, de deMMSdj&poeri, wiar de weg ridi BoordwMiis weodt
naar bet 7| peel Terirgderde Pranboo aan de Sjüi Pdfong, dat
wg boTen leerden kennen '). HalTenregen Hgt aan ffiea weg, weder
geheel in de Tiakte, H&djisari, bet hoofiUorp van Midj&aari Ier,
«1 in de nabgbeid dier plaats de snikMimdemeniing Ki»ing
Willem IL Hen beeft bier d^i topTandenPenanggoenganinbet
xindootten, en beginnende bg Bangari, omstreeks 5 palen ooet
fan H&dj&sari, Tindt men rondom zgn Toet of aan zgne helUngm
de ralnen Tan Tjandi Djedoeog en Tan de badplaatson Balahan
en Djélok Toendi, de grot bg Orang*orang, of, sooals de ktere
kaarten sehrgven, Oeroeng-oeroeng, een plaats die bgna recht
znid van M&dj&sari ligt en er door een weg van 8 palen redtt-
streeks mede is Torbonden, en eindelgk de oudheden der desa
Trawas, die 4{ pirlen yan Oeroeng-oeroeDg en nog li paal van
de Pasoeroeansche grens in de riehtiDg vanPrigen Torwgderdis.
Is Trawas merkwaardig om zgne onde beelden , het is het
niet minder om zgne schoone ligging in het breede ravgn Djoe-
rang Eoemb&l&, waardoor men opstijgt tot den zadel die den
PenaDggoengan met den Walirang, den naastbg gelegen top yan
het Ardjoeni-gebergte yerbindt Een beyallig slingerpad leidt
naar een mime pasanggrahan , met op pilaren mstende yeran-
da*s, omringd door een fraaien tnin , die door zgne rozen beroemd
is. Het gebonw staat op eene hoogte yan 763 meters ea is zoo
geplaatst, dat men aan de yoorzgde het gezicht heeft op eene
rijke afwisseling yan sawah^s, bosschages en kleine desa's, met
den Penanggoengan op den achtergrond, en dat aan de ach-
terzgde de blik mst op den Gk>enoeng Boetak en den daarachter
yerrgzenden steeds rookenden Walirang, waaryan eerstgenoemde
een yoorberg is. In den toin merkt men een yischygyer op en
een zitplaats, door een prachtigen boom beschadawd , waar men
het uitzicht geniet op een groeten wateryal, en die tuin wordt
besproeid door eene waterleiding met het helderste bronnat^ dat
zich op yerschillende punten oyer trappen yan gehouwen tra-
chietblokken in kleine wateryallen a&tort. Op het midden yan een
dier trappen is een zittend yrouwenbeeldje geplaatst, met een wa-
^} Biz. 881,
Digitized by VjOOQIC
869
terkruik in de hand , waarin zich aan de ééne zgde het afstroomende
water verzamelt, terwgl het aan de andere weder uitTloeit ^).
Het Ardjoen&-gebergte behoort meer tot Pasoeroean dan tot
Soerabaja en zal in een volgend hoofdstok beschreven worden;
maar een enkel woord over den Penanggoengan moge het tegen-
woordige hoofdstak besluiten. Hij is een geheel uitgedoofde vul-
kaan, die met zgne hoogte van 1650 meters nauwelgks de helft
der hoogte bereikt van de hoogste toppen van den Ardjoen^,
zoodat hij door hen die dezen laatsten bestygen , in zijn geheel kan
overzien worden. Terwijl de Ardjoen& als een kolossaal veeltoppig
gevaarte oprijst, vertoont zich aan de andere zijde van den ver-
bindenden zadel de Penanggoengan als een lage, enkelvoudige,,
maar tamelgk steile kegel , welks vlak-bolvormige schedel stomp
uitloopt en gesloten is. De Javaan vindt daarin iets zonderlings,
dat hg zich verklaart door eene legende omtrent boet&'s, die, daar
zg last hadden gekregen de toppen van den Ardjoen& met één te
vermeerderen, den Penanggoengan van verre hierheen droegen,
maar toen zg reeds het dool van hunnen tocht nabij waren, het
touw zagen breken dat den berg aan bet draagj uk verbond, zoodat hg
nederplofte waar hij tot heden is blijven liggen. De benedenhelfb
des bergs en de tusschenzadel zijn grootendeels met woud be-
dekt, maar de bovenhelffc vertoont zich als van plantengroei
geheel verstoken. De bleeke, geelachtig grijze kleur dier kale
hellingen doet, op een afstand gezien, aan een nog werkzamen
vulkaankegel denken, wiens hellingen met zand en puin bedekt
zgn; maar met den kijker ontwaart men, dat omstreeks van het
derde zijner hoogte tot aan de kruin zich een grasveld uitstrekt ,
vermoedelijk uit alang-alang bestaande, waactusschen zich ver-
strooide stukjes bosch verheffen. Men mag vermoeden, dat de
berg eenmaal geheel werd overschaduwd door wouden die later
door de bijl zgn geveld. Allerwegen gaan divergeerende rib-
ben langs de hellingen beneden waarts , maar reeds spoedig
vormen zg een viertal stompe, buitachtige voorsprongen, die
1) DomiB, OoBterling, I. L 93: van HoSvellj Reis, I. 105. Daar deze be-
BohrgyiDgen zoo oud zijn , kan bier natuurlijk veel veranderd wezen ; maar
latere beBobrijvingen van Trawas zijn m|j niet bekend.
Digitized by VjOOQIC
890
JoBghnhn rioh Tooratelt als ontstaan door opgestuwde of zg-
waarts nitgeyloeide lavastroomen , Bleeker als de overblgfiielen
yan een lageren TerheflBDgskrater, waaruit de nieuwe top is op-
gerezen. Yan uitbarstingen yan dezen berg is niets bekend;
waarsehgnlijk beeft de tbans yerstopte erruptie-sobacbt met den
Ardjoen& een gemeenscbappelijken baard gebad. Ofscboon de
top yan den Penanggoengan yermoedelgk yan Trawas zonder
Teel moeite te bereiken zou zgn, scbgnt bg de belangstelling
der bergbestggers weinig te bebben getrokken; altbans is mg
geen bericbt yan eenige beklimming bekend ^).
1) Jnnghuhn, Jara, II. 1168; Bleeker, T. v. N. I. 1849, II. 24; Hering,
in ,de GidB« Yoor 1878, Dl. L, bL 80.
Digitized by VjOOQIC
VIERDE BOEK.
CHOROGRAPHIE.
MADOERA EN DE OOSTHOEK.
EERSTE HOOFDSTUK.
Madoera.
Madoera, in hoog JavaaoBoh Madoenten, is in phyBisoh-geogra-
phischen sin de voortzetting van Java's noordelijk Ealkgebergte,
waarin de zee slechts de diepe voor heeft geploegd , die den naam
▼an Straat Madoera draagt *) ; uit ethnograpbisch oogpunt de ba-
kermat van een der drie volksstammen die het eiland Java
bewonen f omdat zijne bevolking door kolonisatie zich over den
geheelen Oosthoek van dat eiland heeft uitgestort '), en wat zgne
geschiedenis betreft, een onderdeel van het oude rijk der Maha-
radja's van Java, dat in alle lotwisselingen , in alle lief en leed
van het grootere eiland gedeeld heeft , en daarmede van de vroegste
tijden onaftcheidelijk verbonden is geweest. Alleen uit administratief
oogpunt bestaat eenig verschil. Madoera, dat in omvang met eene
residentie van Java van gemiddelde grootte gelijk staat '), telt
slechts vier afdeelingen , waarvan drie tevens als regentschappen
O Zie Deel I., bL 83 en 95. ») D. L, bl. 263, 265; DL n., bL 502.
') Het is kleiner dan de Freanger, Banten, Rembang en Madioen, aan-
merkelgk grooter dan Erawang, Tagal , Pekalongan, Djapara, Eadoe, Jog^
Jakarta, Bagelen, Probolinggo en Banjoewangi, maar komt met Batavia,
Samarang, Soerabiga, Pasoeroean, Eediri, Soerakartaen Baigoemas tamelgk
wel, met Tjeribon en Besoeki nanwkenrig in omyang oTereen*
Digitized by VjOOQIC
892
worden bescheuwd, de vierde, Sampang, ak eigenlgk aan
Bangkalan ondergeschikt , slechts een onderregentschap uit-
maakt; en van die drie regentschappen is slechts één, Pamakaaan,
geheel op den gewonen voet eener afdeeling van Java georga-
niseerd '), terwijl in de overige nog eenige -sporen van het
vroeger zelfbestuur der regenten, afstammelingen van de voor-
malige vorsten, zgn overgebleven. Echter is dat zelfbestuur bg
elke gepaste gelegenheid meer besnoeid, waartoe de Indische
regeering vooral genoopt werd door den vooruitgang die, sedert
de inlijving van Pamakasan bij het Nederlandsch gebied, in dat
gewest werd waargenomen, en die zeer gunstig afstak bij den
kwgnenden toestand waarin de leenrijkjes Bangkalan, of Madoera
in strikteren zin , en Soemenep verkeerden. Wij hebben in het
historisch deel van dit werk de lotgevallen van Bangkalan tot
1847, het jaar van den dood des tweeden Sultans, leeren ken-
nen '). Zijne opvolgers moesten zich weder met den ouden titel
van Panembahan vergenoegen, en toen in 1862 de eerste Pa-
nembahan van deze nieuwe reeks overleden was, achtte de
Indische regeering het dringend noodig, den staat van het rijk
in overleg met den bestemden opvolger in ernstige overweging
te nemen. Toen derhalve in Juni 1863 het bestuur door den
tegen woordigen regent, Panembahan Tj&kr& Adi-ning-Rat, aan-
vaard werd, geschiedde dit op voorwaarden waardoor de reoht-
streeksohe invloed van het Nederlandsch gezag aanmerkelijk
werd vermeerderd. Het recht tot belastingheffing, dat een rgke
bron van knevelargen geweest was, werd op de Regeering over-
gedragen , die ten spoedigste daarvan gebruik maakte om eenige
voor handelsvertier en nijverheid schadelgke heffiogen , zooals de
verplichte heffing op den in- en uitvoer van goederen en vee,
bekend onder den naam van belasting der bandargen, af te
8cha£Een, en andere verpachte middelen met de voor de Gou-
^) Sedert 1858. Zie Ind. Stbl. van dat jaar, n<» 54. Mangkoe Adi-ningr-Rat,
de laatste Panembalian van Pamakasaii, stierf in 1842. Daarop werd tot 1858
het landje bestnnrd door Pangéran Adipati AriK SoeriR KoesoemK. Toen ook
deze overleden was, kwam het voorloopig onder QonTemementsbeheer, totdat
eindelgk in 1858 de nieuwe regeling haar beslag kreeg. *) D. II, bL 592.
Digitized by VjOOQIC
698
yernemeDtolanden op Java beBtaande bepaliDgen in overeeiratem^'
ming te brengen. Het gemis dezer inkoniBten werd den Begent
yergoed door de opheffing van onderscheidene op hem rustende
beswarende verplichtingen, en door eene maandelgksche tegemoet-
koming van f 5000, Voorts nam de Regent op zich , tot betere
handhaving van orde en veiligheid, zijn rgkje in acht districten
te verdeelen, en in elk district een wed&n& te plaatsen, dien
hg niet langer, gelijk tot dusverre de gewoonte was geweest,
in landergen en desa's, maar in geld zou bezoldigen '). De Begeering
ging daarop over tot eene organisatie van het Europeesch bestuur
van dit regentschap, waarbij het in twee adsistent-residents-
afdeelingen werd gesplitst. De afdeeling Madoera werd uit vgf
districten samengesteld: Bangkalan daja, Bangkalan tengah ,
Bangkalan laoet, Balega daja en Balega laoet; de drie overige:
Sampang daja, Sampang tengah en Sampang laoet, werden tot
de afdeeling Sampang vereenigd; en terwgl in de eerste de
handhaving der inlandsche politie werd opgedragen aan den patih
van den Panembahan , wiens ambt de plaats van de te gelijker
tgd opgeheven waardigheid van Bgksbestunrder verving, is inde
tweede daarvoor een Onderregent of Bonggo aangesteld, wiei^
eene jaarwedde van /3600 van regeeringswege is toegelegd').
Terwgl door deze maatregelen de toestand in het westelijk
deel des eilands aanmerkelgk werd verbeterd, liet die in het
oostelijk regentschap of Soemenep nog steeds veel te wenschen
overig. Toen de oude Sultan van Soemenep in 1854 overleed'),
verviel de hem als persoonlijk gunstbewijs toegekende titel. Een
zijner zonen volgde hem toen op, onder den titel van Panembahstn
N&t& Eoesoem&, en toen deze den 268ien Mei 1879 gestorven
was, werd het bestuur voorloopig door den Besident in handen
genomen, even als dit in 1853 ten opzichte van Pamakasan
had plaats gehad; en het laat zich aanzien, dat ook hier de
tegenwoordige voorloopige toestand voor rechtstreeksch bestuur
door Nederlandsche ambtenaren zal plaats maken. Toen, na den dood
van den Panembahan, kwade praktijken van den Bijksbestuorder
O Kol. YerBl. 1862, bl. 10; 1868, bl. 9 en 129.
, ^) Stbl. 1864, n» 58, 171. >) Zie D. U, bl. 594.
Digitized by VjOOQIC
894
aan het lioht kwamen , die strafrechterlgke verrolging noodig
maakten, is het ambt yan rgkebestuarder opgeheven en zgn
de fimotiën daaraan yerbonden aan een patih opgedragen ; en thana
18, Tolgens de laatste berichten, ook de Patih in zgn ambt ge«
schorst, omdat ook tegen hem eene vervolging wegens knevelarg
moest worden ingesteld ').
Aan de geringe mate van zelfbestuur die nog aan den Panemba-
ban van Bangkalan gelaten werd, is ook verbonden dat hg in
zijn rgk het hoofd is van den godsdienst, dat hg bg plechtige
gelegenheden in het gebed voorgaat, en dat in de op Yrgdag
gehouden preek voor hem gebeden wordt In Soemenep wordt,
of werd althans nog zóer onlangs , ook de naam van den Sultan
van Türkge in het Vrijdaggebed genoemd; maar de overled^i
Panembahan bemoeide zich weinig met den godsdienst en liet
geene gelegenheid voorbggaan om zijne minachting voor den
Islam^ zelfs openlijk, te betoonen. Het bidden «voor den Begent
en voor den Sultan van Turkge heeft overigens geen bijzonder
gewicht; het heeft ook op Java nog hier en daar plaats, ofochoon
men er zich op de meeste plaatsen tot het bidden voor het hdl
aller geloovigen bepaalt*).
Madoera heeft voor den reiziger niet veel aantrekkelgks; voor
zoover wij het kennen — en die kennis laat nog steeds zeer veel
te wenschen over'), — levert het noch bgzonder sohoone natnur-
>) Kol. VersL 1880, bl. 3; 1881, bl. 3.
*) Deze bgzonderheden zgn ontleend aan een opstel over de Mohammedaan-
Bche geestelgkheid en de geestelgke goederen op Java en Madoera, door Hr.
L. W. G. van den Bergh, dat ik Tooralanog slechts ken uit een o?erdnik
dien hg de goedheid had mg te zenden, maar dat zal voorkomen in het hier
te lande nog niet verkr^gbare XXYII* Deel Tan het T. t. T. Ld. en Tk.
Tan K. I. Door het opzettelijk onderzoek yan den Heer van den Bergh is
yeel aan het licht gebracht dat tot preciseering en aanvulling van het door
mg, D. I , U. 372—8^5 , over deze stof bggebrachte, kan worden aangewend.
*) De beste besohrgving is van Bleeker , die het eiland in 1846 doorreisde.
Zie Indisch Archief, L 266—317 en T. v. K. I. Jg. IX, D. I, bL 107—
111. üit later tgd verdient vooral vermelding Hageman , Bgdrage tot de ken-
nis der residentie Madura, in T. v. N. I. 1858, I, 321—352, II, 1—25.
Yerder zgn geraadi^eegd: Q. M. B. Yerhuell, Herinneringen van eene reis
naar de Oost-Indiën, H, 50—71, 90—93 (1835); H. J. Domis» het eiland
Madura, Oosterling, IL 1. 97—126 (1886); Boorda v. Eysinga, Ld.enVk.
UI. 8. 214-226 (1850); van Hoövell, Beis, U. 1-99 (1851); CdeOroot,
Digitized by VjOOQIC
896
tooneeleD , nooh uit historisoh of aesthetisoh oogpunt bijzonder
belangrgke overblgfselen der oudheid op. Wat de reizigers die
het bezochten, er Tan verhalen , bepaalt zich dikwijls in hooMzaak
tot de ontvangst die hun van de vorsten ten deel viel en die
vaak den aangenaamsten indruk bij hen achterliet ; maar de vorsten
van Pamakasan en Soemenep hebben hunne rol afgespeeld, en
die van den vorst van Bangkalan is van geringe beteekenis ge-
vrorden. Spoediger dan eenige residentie van Java zullen wg het
eiland kunnen afzien; toch vordert het een hoofdstuk voor zich,
omdat de zee het grenzen heeft gesteld, die het scherp van het
hoofdeiland scheiden.
Het is echter niet zeer bezwaarlgk die grenzen te overschreden.
Wie Madoera bezoeken wil, begeeft zich gewoonlgk naar Soerabaja
en huurt daar een tembangan , waarmede hij in minder dan een
uur naar de overzijde geroeid en bg het visschersdorp Eamal
aan land gezet wordt Men heeft op dien tocht gelegenheid een
blik op de kust van het eiland te werpen , die zich vertoont als
een breede gordel van tropische vegetatie, waaruit zich hier en
daar kleine witte pieken, met steile, soms loodrechte rotsen,
verheffen, zoodat, bg alle verschil in plantengroei, de aanblik
aan de schilderachtige Klinten van het eiland Möen herinnert.
Elamal ligt op de zuidwestpunt van Madoera en biedt door een lang
hoofd van klipsteen , dat in zee is uitgebouwd , eene gemakkelgke
landingsplaats aan; echter liggen vóór de haven eenige droogten ^
die omzichtigheid noodzakelgk maken. Te Eamal is een oude
steenen pasanggrahan , die den reiziger gelegenheid geeft zich
te ververscben, aleer hij zgn reis te paard of met rijtuig vervolgt
langs den fraaien weg die vandaar, in noordwaartsche richting,
over Pèding naar het negen palen verwgderde Bangkalan leidt.
Yan de vruchtbaarheid des lands geeft die slechts van één tot
drie palen van de westkust verwgderde weg al aanstonds geen
gunstigen indruk. De aanplant van padi is gering en de schrale
het eiland Madnra, N. T. t. K. L, lY. 444--450 (1858); H. ZoUinger, iets
OTer de nataurlgke gesohiedenis yan Madoera, N. T. y. N. I., XYIL 248—
248 (1858)ï Bnddingh, N. O. I., 1. 298—810 (1859.
Digitized by VjOOQIC
896
bodem wordt bg voorkeur aan de teelt van djagoeng en katjang
dienstbaar gemaakt *)•
Bangkalan is de hoofdplaats van bet rijkje dat de westelgke
belft van Madoera beslaat en, met inbegrip van Sampang^, dat
er een deel van uitmaakt, grooter is dan Pamakasan en Soemenep
te zamen. Wwkeljjk heeft zij het karakter van een inlandsoh
vorstenverbljjf, een navolging op kleine schaal van de Ja vaansche
Keizers- en Sultansstad. Het belangrgkste gebouw is natuorlgk
de kraton, eigenigk meer een verzameling van gebouwen te
noemen, omgeven door een muur en een gracht en door ver-
schillende poorten en voorhoven toegankelijk. De zoogenaamde
troonzaal schittert van goud en prijkt met vele p'oesaka's van het
vorstelgk geslacht Zg is omringd door een eetzaal en vier
logeerkamers, en door eerstgenoemde heeft; men den toegang tot
de pand&p& of gehoor- en feestzaal, die zeer rgk met goud
versierd, maar bijzonder laag van verdieping is. Reizigers die
vroeger de gastvrgheid van den Sultan genoten, maakten zich
wel eens vroolgk over het vervallen voorkomen, de smakelooze
pracht, de wonderlijke opeenstapeling van kostbare , maar gehed
misplaatste meubelen, de kolossale spiegels, overdwars geplaatst
omdat de hoogte der zaal voor rechtstandige plaatsing ontoerei-
kend was, het vermoeiend getik van ontelbare klokken en pen-
dules en de muziek van allerlei spelende schildergen. Na den
dood des Sultans is echter de kraton veel verfraaid en het
ameublement met meer smaak gerangschikt
Verder bevat de kraton onderscheiden bggebouwen en wacht^
huizen voor de zoogenaamde barisan8,de troepen die de Panem-
bahan nog altijd verplicht is te onderhouden ten dienste van het
Gouvernement^ dat alleen voor Europeesche instructeurs he^
te zorgen. De barisan van Bangkalang bestaat, volgens de for-
matie, uit 34 officieren en 1319 minderen, in&nterie, ka vallerie^
artillerie en pioniers, doch de voltalligheid laat veeltewenschen
over. Zulke barisans bestaan ook in Pamakasan en Soemenep;
; 1) Yan Hoeven, Beis, II. 8 y.; Bnddingh, K. O. L, I. 203; vati Gelder i
BesohrgYing van Java, lY. 22; Plantenga's Oost-Indiê. 145 ; Juke», Yoyage
of the Fly, I. 400.
Digitized by VjOOQIC
897
maar worden in het eerstgenoemde gewest, sedert zgne inlijving, en
vermoedeiyk ook voorloopig in Soemenep, door het Qouvemement
zelf onderhouden. Voor ^t overige wordt op die inlandsohe hulp-
troepen door onze regeering veel prijs gesteld; want de Madoe-
reezen zijn voortreffebjke soldaten, en daar zij aan onze oorlogen
in Indiê bijna altijd een werkzaam ^aandeel hebben, wordt de
krijgsmansgeest hg hen sterk onderhouden. Men kan het ook
onder de geringere klassen velen aanzien dat zij gediend hebben ,
niet enkel door de bronzen en zilveren medailles die hunne
borst versieren, maar ook door de flinke houding en goede ma-
nieren waardoor zij zich onderscheiden *).
Onder de verdere gebouwen van den kraton verdienen de
stallen vol paarden vermelding en een groot koetshuis, opgevuld
met vele en daaronder zeer ouder wetsche rijtuigen. De harem of
het vrouwenverblgf is links van het hoofdgebouw achter een
hoogen muur verborgen.
Bij den kraton behoort natuurlijk een groote aloen-aloen, en bij
de aloen-aloen eene met de waardigheid der plaats overeenkomende
moskee. De moskee van Bangkalan bezit een sieraad dat in andere
Mohammedaansche landen dikwijls in de tempels wordt gezien,
maar op Java en Madoera eene bijzondere merkwaardigheid wordt
geacht, een lijst of rand die van binnen hetgeheele gebouw rond-
loopt en met een afschrift van de drie eerste soera^s des Korans,
in fraaie Arabische karakters, beschilderd is. Achter de moskee is
voor den laatsten Sultan en zijne nakomelingen 'een steenen graf-
huis opgetrokken, dat uitwendig geheel op een gewoon Euro-
peesch-Indisch woonhuis gelijkt. De grafzerk is zeer eenvoudig,
maar bestaat uit eene fijne soort van kalksteen, die in Soemenep
voorkomt, en werd door den Sultan van Soemenep als geschenk
gezonden.
Voor het overige zijn de gebouwen van Bangkalan van wei-
nig belang. De prinsen van den bloede wonen buiten de gracht van
^) Ik zal mij hier niet verdiepen in de Tragen over het drukkende Tan
den krijgsdienst Toor de beToiking en het gevaar dat die Madoereesche hulp-
troepen bij een oorlog met een Europeeschen vyand voor het Qouvernemeut
opleTeren. Zie daarover T. t. N. I. 1856, I. 3.
UL 57
Digitized by VjOOQIC
8d8
den kraton in hier en daar verspreide y deels Trij goede huizen. De
wijken der Ohineezen en Europeanen liggen ten noorden yan het
vorsten verblijf; in de Ohineesehe wijk zijn vele woningen van
steen gebouwd, maar zy zijn weinig aanzienlgk. Ook de Europeesohe
wijk, die om een plein is gebouwd, bevat slechts eenvoudige
huizen; het fortje dat in 1747 door de Compagnie daarbij gesticht
werd, is sedert jaren niet meer bewapend. Aan dit plein lag
vroeger ook de woning van den Adsistent-resident , die in niets
boven de overige huizen uitmuntte ; in later tijd schijnt een fraai huis
voor di^i ambtenaar buiten de kota gebouwd te zgn ')• Maar
de stad is groot en volkrijk en bevat een aantal inlaudsche,
onder lommerrijke vruchtboomen verscholen kampongs, vooma-
lüelijk ten zuiden van den kraton gelegen ').
Bangkalan ligt aan een riviertje, dat naar de stad genoemd
wordt, met kleine prauwen ongeveer drie palen opwaarts bevaar-
baar is, 700 bouws sawah door zijn vocht besproeit en vrucht-
baar maakt, en zich even beneden de stad ontlast in de bocht
die den ingang tot Straat Madoera vormt. De monding vormt
eene kleine haven , waarin veel vertier is ; want er wordt , inzonder-
heid met Java, een belangrijke handel gedreven. Te Bangkalan
wordt veel werk gemaakt van de teelt van vruchten ; vooral naar
Soerabaja is de verzending van ooft aanzienlgk ').
Een gewone uitstap voor de bezoekers van Bangkalan was
vroeger, toen het fort Erfprins nog bestond, een rit naar het
dorp Sambilangan, dat op den westelij ksten uithoek van het
eiland aan den nauwen noordelijken ingang van Straat Ma-
doera is gelegen. Men werd dan vandaar in een kwartier roeiens
met een sloep naar het fort Erfprins overgebracht , dat wel een
bezook verdiende. De weg naar Sambilangan is zes palen lang
^) Yan Qelder, BeBohrgTuig van Java, lY. 81.
') Bij Laats, HandL t. d. Aard. y. K. I., bl. 78, vind ik gewag gemaakt
van twee kolossale raksasa-beelden , die te Bangkalan aan den weg (welken
weg?) staan, en in Plantinga*s O. I., bl. 145, lees ik, dat in de nabgheid van
Bangkalan overbl^fselen gevonden worden van „groote steenen beelden, ge-
denkstukken van den ouden Brahma-dienst.*' Klaarblijkelijk bedoelen beide
berichten hetzelfde; maar hoe komt het dat yan de bovengemelde schrgyers, die
zelven Bangkalan gezien hebben, geen enkele die beelden vermeldt?
^) Yan Gelder, t. a. p.; vgl. Bleeker, in Ind. Archief, bl. 306.
Digitized by VjOOQIC
899
en loopt dicht langs en bijna evenwijdig met het strand, dat
hier moerassig en met eene rijke rhizophoren-vegetatie bedekt
is. Sedert het fort geslecht is heeft een tochtje naar Sambilang*
an veel van zijne aantrekkelijkheid verloren; want het is die
plaats niet meer aan te zien , dat zg eenmaal de zetel der vorsten
van West-Madoera was *).
Belangwekkender is een uitstapje naar Arisbaja ') en de vor-
stelijke begraafplaats Ajer mata. Arisbaja ligt bij Oedjong Wodong,
den noord westelgken uithoek van het eiland, 10 palen ten
noorden van Bangkalan. De weg , die de richting van het Wes-
terstrand op geringen afstand volgt , leidt door eene matig bevolkte
en weinig sporen van welvaart toonende streek, ofschoon de
rijstbouw overal op sawah's wordt gedreven. De vegetatie houdt
het midden tusschen die van het strand en van het vlakke bin-
nenland, en verandert naarmate van de moerassige of kalkaohtige
gesteldheid van het terrein. Kokos- en arènpalmen, bamboe en
djarak van verschillende soorten, wisselen af met bidoeri; bi-
dara , kajoe oerip , soelasih (of toelasih) en gali-gali °). De hal-
werwegen liggende desa Lantjing is bekend door twee reusachtige
waringins met menigte van bgstammen. Overigens wordt de weg
verlevendigd door de gezichten op zee, die zich nu eens zeer
nabij, dan weder op grooteren afstand vertoont.
Arisbaja is eene in de geschiedenis van Madoera zeer bekende
plaats, zoowel omdat er de Islam het eerst gepredikt en de
eerste moskee gebouwd werd ^), als omdat er de eerste, juist
niet veel voor de toekomst belovende, aanrakingen met Neder-
landsche zeevaarders plaats hadden '). Het was in die dagen
de zetel van een der vorstjes waaronder Madoera verdeeld was ,
en bleef dit totdat Sultan Agoeng zijn gunsteling Frasen^ , on-
der den naam van Tjakra-ning-Bat , te Sampang als leenvorst
van geh.eel Madoera aanstelde '). Maar Arisbaja bleef ook toen
') Zie D. U, bl. 470, 472, 624.
^) Over deze Bohrgfwgze, in plaats van de gewone Ar osbaja, zie D. II,
bl. 253.
') Calotropis gigantea R. Br. , Zizyphus jt^juba Lam. , Euphorhia tirucaUi L.,
Crinium basilicum L., Düivaria üicifolia Juss. *) D. Il , bL 191 , 258.
*) D. II , bl. 279 , 281. •) D. 11 , bl. 318 w.
6T«
Digitized by VjOOQIC
900
een plaats van beteekenis. Yolgens Yalentga stond zy onder een
Toemenggoeng, die een machtig heer was, telde wel acht dui-
zend huisgezinnen, dreef een aanzienlgken handel, en had een
groote aloen-aloen, twee fraaie moskeeën en twee aanzienlgke
pasars '). Die luister is echter voorbijgegaan. De ruime haven
is door aanslibbing in land verkeerd , en de plaats is thans twee
ik drie palen van de zee verwijderd; slechts de rivier van Aria-
baja, een 60 voet breede stroom, die de plaats middendoor sngdt,
onderhoudt thans nog hare gemeenschap met de zee ; maar zg is
een armoedig en vervallen visschersdorp , waar weinig welvaart
heerscht, en zou op een bezoek van den vreemden reiziger
nauwelijks aanspraak kunnen maken , indien niet de vorstelgke
begraafplaats Ajer mata ') in hare nabijheid gelegen was. Deze
begraafplaats ligt op den hoogsten van een groep steile kalkheuvels,
die een kring vormen in welks midden twee bronnen van zoet water
ontspringen , Ajer mata , d. i. oogwater of tranen , genaamd , en
door wel spaarzaam, maar schilderachtig geboomte beschaduwd.
Er is een legende in omloop, dat hier eenmaal een goede geest
woonde, die gaarne de jeugd in het aanknoopen van teedere
banden behulpzaam was, en wien de verloofden offers van gele
rijst brachten. Bij die gelegenheden rees dan een gamelan uit den
grond, die, zonder zichtbaren speler, door hare harmonische tonen
hun verbond bezegelde. Maar eenmaal kwam een jeugdig paar
offeren dat wel de gamelan zag verrgzen, maar hare tonen
niet vernemen mocht. Niet wetende waaraan zg deze ongenade
te danken hadden, stortten zg zulk een tranenvloed, dat daar-
door de bekkens gevuld werden die de weder verzinkende ga-
melan in den bodem achterliet. De Madoereezen gebruiken deze
bronnen als badplaatsen, maar daarbg bedienen zich de mannen
alleen van de bron die uit de tranen der bruid , de vrouwen van
die welke door de tranen des bruidegoms gevormd is.
De begraafplaats zelve bevat een groot aantal graven , geene
echter die ouder zijn dan ruim een paar eeuwen ; de zerken zijn
allen gehouwen uit een zachte kalksteensoort en met figuren
') IV. 1. 44. *) Gelijk vele Madoereesohe namen wordt ook deze gewoonl^k
in den Maleischen vorm geschreven ; de Madoereesche zou «Aèng mata" zgn.
Digitized by VjOOQIC
901
nitgesDeden. De priesters die de graven bewaken^ zorgen dat ze
telkens met versche takjes van de geurige soelasih bestrooid wor-
den. Er zijn, als naar gewoonte, verschillende ommnurde plein-
tjes waarop geestelijken en hoofden begraven liggen ; inzonderheid
wijst. men den bezoeker een kleine zerk, waaronder het stof
van een vorstelgk kind rnst, dat door onvoorzichtigheid zijner
voedster in een ketel met kokende was den dood vond. De
vader , zoo wordt verhaald , woedend over de achteloosheid die
hem zoo dnnr te staan kwam , liet met de voedster negen-en-dertig
andere aan zijn hof dienende vrouwen ter dood brengen , en de gra-
ven dier 40 offers liggen rondom het graf van het ongelukkige kind.
Op den top van den heuvel , die den geheelen omtrek beheerscht ,
verheft zich het sombere grafhuis der vorstelgke familie , een
eenvoudig vierkant gebouw , met witte gordijnen behangen , waarin
de graven van den eersten Snltan, zijn vader, grootvader en
overgrootvader besloten zijn. Een in de kale wanden van den
heuvel uitgehouwen trap voert van den bodem der vallei naar
dit grafhuis op. Niet ver vandaar is ook edne moskee gelegen,
zooals gewoonlijk in dergelijke astana's gevonden wordt.
Yan Arisbaja bij den Noordwesthoek; tot Lapa, nabij Tan*
djong Lapa , de uiterste Oostpunt van het eiland, loopt langs de
geheele Noordkust van Madoera, dicht bij en parallel met het
strand , een weg die een groot aantal visschersdorpen met elkander
verbindt en omstreeks honderd palen lang is. De voornaamste dezer
dorpen zijn: het volkrijke Elampis; Sepoeloeh, het hoofddorp van
het district Bangkalan daja , door een dwarsweg rechts met Doerin ,
aan de rivier van Bangkalan , verbonden ; Banjoe sangka ; Telaga
biroe; Tepanga, vanwaar een dwarsweg rechts naar Doerdjan,
het hoofddorp van Baléga daja^ voert; Ketapang, waar een rijweg
zich afscheidt die dwars door het eiland, bijna recht van noord
naar zuid; naar het aan de Zuidkust liggende Sampang gaat;
Patatiang, het eenige noordknstdorp dat tot Pamakasan behoort,
daar dat regentschap een onregelmatigen driehoek vormt, waarvan
alleen de afgestompte tophoek aan de zee ten noorden reikt; voorts, in
het regentschap Soemenep, Bira en Tamboeroeh, metdwarswegen
naar Sampang, die zich na eenige palen vereenigen; Kapok, Pasang-
Digitized by VjOOQIC
902
Bangan en PadaDgdangan ; Amboenten, door een dwaraw^,
die recht zuidwaarts gaat, met Doeko, het hoofddorp van het
Soemenepsohe district Barat daja, yerbonden; Seloping, Kerta,
Dasok; Sergaog, weder met een d warsweg, die over Handing
naar de hoofdplaats Soemenep voert; Legoeng en Lombang.
Behalve de enkele topographische bgzonderheden , in dese
naamlijst ingeweven, is mg van geen dezer dorpen iets merk-
waardigs bekend. Om een algemeenen indrnk van het landschap
te verkrijgen, schijnt eene prauwvaart langs de kust boven den
eentonigen landweg te verkiezen te zijn. Yan zee gezien biedt
het strand op vele plaatsen bevallige gezichten aan. De heo-
velrjj die men zich overal op kleinen afstand van de kust
ziet verheffen, wordt, vooral in het Bangkalansche gebied, hier
en daar afgewisseld door kleine vlakten van alluvium, die geheel
bebouwd en wel bevolkt zijn. Het hoofdbedrijf der bevolking,
de vischvangst, geeft overal leven en drukte; tal van prauwen,
met twee of drie koppen bemand , zweven over den waterspiegel ;
andere liggen aan de kust voor anker of zjjn op het land gehaald.
De woningen der visschers staan voor een groot deel zonder
eenige schaduw aan het strand. De heuvels op den achiergprond
verheffen zich met tallooze, maar weinig geïsoleerde toppen tot
slechts enkele honderden voeten boven de zee, en bestaan uit
eene kalkformatie, waarin vermoedelijk dezelfde polypensoorten
de overhand hebben die nog levend in de Javazee voorkomen. In
het Soemenepsche gebied hebben sommige dezer heuvels eene
gedaante of^ in verhouding tot de omgeving , meer in 't oog vallende
hoogte, die hen geschikt maakt tot herkenningsteekenen voor de
zeevaarders, bij wie ze onder door henzelven gegeven namen
bekend zijn. Zoo verrijst achter Patatiang het Dubbelpiekje;
achter Bira de Klipberg, op wiens steile hellingen geen humus
zich vormen, geen plantengroei zich wortelen kan, zoodat de
naakte witte wanden, die het zonlicht fel terugkaatsen , op een
afstand eenigszins het voorkomen hebben van een uitgestrekte,
op heuvelen gebouwde stad; eindelijk, ten zuiden van Kapok,
de Tafelberg. Enkele andere heuvels zijn meer of uUq onder
inlandsche namen bekend; maar wat beteekenen namen, wanneer
Digitized by VjOOQIC
903
zioh daaraan geen voorstelling hecht P Reeds meer dan te veel
hebben wij er yemomen.
Maar na wij eenmaal eene prauwvaart hebben aangevangen,
zallen wij die tot Soemenep vervolgen, en dus beginnen met de
uiterste spitse Oostpunt van het eiland, Tandjong Lapa, om te
varen. Yóór deze kaap ligt op kleinen afstand een eiland dat
GiliaU; Gilingsang of Pondi, soms ook Gilian-Pondi genoemd
wordt, laag, vruchtbaar, welbebouwd, met een zevental kleine
desa's, een rif ten noorden en een bank ten zuidwesten. De
straat die het van Tandjong Lapa scheidt, heeft genoegzame
breedte, maar de bevaarbare geul is zeer nauw, waarom groote
schepen den weg kiezen ten oosten van het eiland, door de
breede en veilige straat Sapoedi, aan de andere zijde begrensd
door een veel grooter, maar even laag eiland, met veel talrijker
bevolking, over een grooter, maar niet wel te bepalen, aantal
dorpen verdeeld '). Het wordt Poelo Sapoedi geheeten en is het
tweede in grootte en waarschgnlijk het volkrijkste van de groep
der Soemenepsche eilanden, maar even als die geheele groep, die zich
oostwaarts tot ongeveer den 116<ien graad O. L. van Greenwich in
tal van eilanden voortzet, uiterst gebrekkig bekend. Over de his-
torische betrekking van die eilanden tot Madoera werd in het
tweede deel van dit werk met een enkel woord gesproken ') ;
maar in welke physisohe betrekking zij tot het grootere eiland
staan, is niet met zekerheid te bepalen , zoolang het ten eenenmale
aan wetenschappelijk onderzoek der eilanden ontbreekt. Yoor zoover
zich Madoera in die eilanden oostwaarts voortsohakelt, kunnen zij
tot twee groote groepen gebracht worden , de Sapoedi-groep en de
Eangean-groep. Deze laatste, waarvan Kangean of Eeangilan,
met eene uitgestrektheid die op 72,5 vierkante palen geschat wordt,
het hoofdeiland is, ligt, schoon zij nog een district van Soe-
menep heet te vormen , geheel buiten den kring onzer beschou-
wing. De Sapoedi-groep, waartoe zoowel Giliang als Sapoedi,
en, behalve eenige kleinere, waarvan niets dan de namen en
^) De opgaven yerBchillen van 9 tot 24 ; natuurlijk hangt het cjjfer daarvan
af, of men de gehuchten of buurten (doekoeh) , die nog geen eigen dorpsbe-
Btuur hebben , al of niet medetelt. ') BL 526.
Digitized by VjOOQIC
904
de ligging en zelfs deze nog nauwelijks bekend zgn, ook nog
Poelo Raas, ten oosten van Sapoedi, behoort, wordt tot eTen
zooveel distrieten gebracht, als zij hoofdeilanden telt. De bevol-
king dezer eilanden heeft vaak veel van de zeeroovers te Igden ,
en neemt soms, gedwongen of vry willig, aan hunne strooptoohten
deel. De eilanden zijn over het geheel rijk in timmerhout en
kokos- en pinangpalmen ; er wordt tripang en schildpad gevischt,
klapperolie geperst, matwerk en aardewerk vervaardigd, en in
de verschillende producten der natuur en der nijverheid met Bawean
en Bali , niet minder dan met Soemenep , handel gedreven.
Nog een derde groep wordt tot de Soemenepsche eilanden ge
rekend , die men tot onderscheiding de Zuidergroep zou kunnen
noemen. Zij bestaat uit de reeks van eilanden die vóór de beide
bochten aan de zuidoostzgde van Madoera gelegen zgn '). Het
noordelijkste en grootste wordt gewoonlijk Poelo Poeteran genoemd^
is met zijn noordwesteinde slechts een halven paal van de kust
van Soemenep verwgderd, en strekt zich van west naar oost tot
een lengte uit van nagenoeg 12 palen bg eene breedte van hoogstens
drie. Het aantal dorpen wordt door sommigen op 80 gesteld,
maar het meerendeel zijn onbeduidende gehuchten , en de eigen-
lijke desa's schijnen slechts zes in getal te zgn. Het heeft echter
eene vrij talrijke bevolking, die handel drijft in rgst, kokosolie
en rotan, en zich ook bezig houdt met het branden van kalk.
Door de kokospalmen die het strand bedekken, en de vele af- en aan-
varende prauwen, die van groote bedrijvigheid getuigen, biedt het
van zee gezien een vriendelgken aanblik. De voornaamste desa's
zijn Telangoe en Tjabéa, de eerste op den Noordwesthoek, de
andere op de Zuidkust, bijna even ver van de beide uiteinden,
gelegen. Men kan ze beide als districtshoofdplaatsen beschouwen ;
want de hoofden dier dorpen verdeelen onder elkander het gezag
over het geheele eiland. Al de overige op eene lijn vóór den
zuidelijken inham gelegen Zuider-eilanden vormen de districten
Gili Qenting en Gili Radja , het eerste met vier , het andere met
zeven desa's. Eigenlgk zijn Gili Qenting en Gili Radja de namen
der twee grootste eilanden, om welke zich de overige scharen,
») Zie D. I, bl 82 v.
Digitized by VjOOQIC
905
ierwgl het Taarwater daaromheen door vele ri£Fen en klippen
wordt onveilig gemaakt Yele der kleinere eilandjes zijn on-
getwijfeld niets dan koraalrotsen, en zelfs de grootere schgnen
meerendeels uit koraalkalk te bestaan. Dit schijnt ook het woord
Gili, waarmede hunne namen ten deele zijn samengesteld (Gili
loewak, Gili doea) aan te duiden; want gili beteekent eigenlgk
een bergrug, een zich boven het water verhe£Fende bank of
klip, en mag niet rechtstreeks, zooals men gewoonlijk aan-
neemt, als een Madoereesche naam voor eiland beschouwd
worden. Ook de beide groote eilanden zullen dus vermoedelgk
hun naam aan een rif of klip hebben ontleend, terwijl Gilian,
welke naam, behalve aan het reeds vermelde grootere eiland, ook
aan een kleiner, ten zuidwesten van Gili Radja, gegeven wordt,
wellicht als een collectief-vorm van gili kan worden aangemerkt.
Is deze opvatting juist, dan wordt daardoor tevens de op vele
kaarten voorkomende combinatie Poelo Gili Genting, Poelo Gili
Badja enz. verklaard en gewettigd ^).
Wanneer wij, na het kanaal tusschen Tandjong Lapa en Poelo
Gilian tezgn doorgevaren, in onze prauw de zuidwestelijke strekking
der kust van Madoera volgen ; bereiken wij , zonder iets opmer-
kelijks te ontmoeten, als de omstandigheden gunstig zijn na
weinige uren de landingsplaats van Eali Anget , een dorp dat
aan den noordelijken ingang van het smalle kanaal tusschen
Madoera en Poeteran, op de noordzijde van een schiereilandje >),
dat tusschen een kleine, omstreeks een paal ver landwaarts
indringende baai en de groote baai van Soemenep vooruitspringt,
is gelegen. Hier zetten wij dus den voet op Soemenepschen grond.
') Zie de ware beteekenis van gili in Boorda's Jav. Handwbk. in voce.
Wel geeft de heer Yreede, in zijne Handleiding tot de beoefening der Mad.
taal, St. II , bl. 251 , voor het Madoereesch ook de beteekenis eiland op;
maar dat was zijnerzijdB slechts een toegeven aan het gewone gevoelen , dat
tegen zgn nader onderzoek niet is bestand geweest.
') Dit schiereiland schijnt den naam van Qresik poetih te dragen; ten
minste in het Eolon. Verslag van 1875 (bl. 208) wordt melding gemaakt
van een schiereilandje van dien naam, ongeveer 5 palen van Soemenep.
Wanneer men den afstand van Soemenep tot Eali Anget rekent van het huis
van den te Maringan wonenden Adsistent-resident , bedraagt de afstand wer-
kelgk vgf palen, en op de kaarten kan ik geen ander schiereiland vinden,
op den bedoelden afstand van Soemenep gelegen.
Digitized by VjOOQIC
906
Eali Anget is het oostelijk eindpunt van den grooten weg
die, te Bangkdan beginnende, geheel Madoera doorsnydt, al de
voornaamste plaatsen des eilands: Baléga, Sampang , Pamakasan
en Soemenep, met die vorstelgke hoofdplaats verbindt , maar over
het geheel zoo dicht langs de zeekust voert , dat hg ons van het
centrale gedeelte des eilands nagenoeg niets te aanschouwen
geeft. Deze richting van den hoofdweg is zeker de voorname reden,
waarom wg bij de reizigers over Madoera altijd wederom be-
schrgvingen van dezelfde plaatsen ontmoeten, en de berichten
over het binnenland zoo buitengewoon schaarsch zgn. Wg kunnen
op onzen denkbeeldigen tocht slechts de wegen volgen waarop
ons werkelgke reizigers zijn voorgegaan; maar zullen toch geene
enkele poging onbeproefd laten, om^ waar het ons bekend is dat
iets belangrijks op grooteren afstand van den weg gevonden wordt,
dat langs dwarswegen en zijpaden te bereiken.
De hoofdplaats Soemenep is langs den geschetsten postweg negen
palen van Eali Anget verwijderd ; wanneer men haar van deze
zijde nadert, bereikt men eerst, na vier palen te hebben afgelegd,
het in 1785 door de Compagnie gestichte fort; en een paal verder
de Europeesche wijk Maringan. Het fort, dat eene vierkante
gedaante, steenen wallen en vier bastions heeft, zal thans wel
een paal van het strand der baai van Soemenep verwgderdzgn,
maar was , zegt men , tijdens zijne stichting bijna vlak aan zee
gelegen. Het strand moet hier dus nog in de laatste eeuw be-
langrgke veroveringen op de zee gemaakt hebben ; zeker is het
dat de geheele streek, van de hoofdstad tot aan zee, uit alluviegrond
bestaat en op vele plaatsen zeer moerassig is. In den ziltigen
bodem kan geen plantengroei zich ontwikkelen, en men ziet er
dan ook, in plaats van sawahs en onder palmen en bamboe-
halmen verscholen woningen ^ schier niets dan een onafzienbare
reeks van zoutpannen, onderscheiden in vorm en uitgestrektheid,
maar, evenals de sawahs, door dgkjes, „galangans*^, ter hoogte
van anderhalven voet, omzoomd en van elkander gescheiden, en
daartusschen de dorpjes der zoutmakers, die, zonder eenige
schaduw, aan de gloeiende zonnehitte zijn blootgesteld. De be-
volking dier dorpjes is tot den aanmaak en de levering verplicht
Digitized by VjOOQIC
907
en onder het speciaal toezicht van goayernements-ambteiiaren
gesteld. Zij ontvangt Toor het geleverde zout f 10 perkojanvan
30 pikols , en wydt den tijd die haar van de werkzaamheden voor de
zoutwinning overblijft, aan de visohteelt in dezelfde reservoirs, en
gedeeltelgk aan de vervaardiging der netten (kadjang) waarmede
het zout overdekt wordt, wanneer het regent' terwijl het, na de
inzameling, nabij de pannen voor het drogen ligt uitgespreid.
De zoutmakers zijn betrekkelijk welgestelde lieden, maar vormen
een zeer geïsoleerden stand ; zij leven gewoonlijk onder elkander en
komen met de overige bevolking weinig in aanraking. Nadat in
1870 de zoutaanmaak te Tanara in Banten en te Boender in
Pamakasan definief was ingetrokken, bleef Soemenep, waar de
zoutproductie steeds bijzonder overvloedig was geweest, als eenig
zoutétablissement op Java en lladoera over. Toen echter de
voorraad die nog in de depots der ingetrokken établissementen
voorhanden was, allengs zeer begon te verminderen, bleek het
dat de pannen van Soemenep, die gemiddeld 24,000 kojans
's jaars leveren , niet alleen in de op 44,000 kojans geraamde
behoefte konden voorzien. Dienvolgens is in 1875 tot het herstel
van het voormalige zoutétablissement te Ragoeng en Pengaringan
in het onderregentschap Sampang besloten ').
Maringan geeft of ontleent zgn naam aan een riviertje, dat
zich ten zuiden van die plaats in de baai van Soemenep stort.
Bij de monding van dit rivierlje is eene tweede landingsplaats en
daarbg een tolhuis of zoogenaamde „ boom", daar de handelswaren
langs de Maringan naar de stad worden opgesleept. Echter laat de
Soemenepsche reede veel te wenschen over. De baai is zeer
') De bereiding Tan het zont en de gesohiedenis van het zontmonopolie
is kortelijk beschreven D. I, bL 622 t. on D. II, bL 608 yt. In de laatste
jaren hebben ten aanzien der aanmaakplaatsen telkens nieuwe beschikkingen
plaats gcTonden , waarvan een overzicht wordt gegeven in het Kol. Verslag
over 1875, bl. 208. Uit een en ander blijkt, dat de zontaanmaak thans wel
niet meer uitsluitend tot Soemenep, muar toch tot het eiland Madoera beperkt
is. Ook de in 1875 ontworpen vestiging van een établissement te Gresik poetih,
waarvan, blijkens het Kol. Verslag van 1879, bl. 212, weder is afgezien,
toen een opzettelgk onderzoek had aangetoond dat de plaats daarvoor minder
geschikt was, zou geene inbreuk hierop hebben gemaakt. Zie wat bl 905,
noot 2, over de ligging van Gresik poetih gezegd is.
Digitized by VjOOQIC
908
ondiep; zij heeft sleohtB drie Tademen en nabij het etrand sleohts
enkele Toeten water, waarom grootere schepen buiten de eigen-
lijke baai onder de kust van Poeteran moeten ankeren. Yó6r
de nitwatering der rivier strekt zich een bank uit, die bg eb
bgna droog ligt, zoodat het aan land komen zelfs Toor kleine
pranwen soms zeer moeielijk is, vooral wanneer er, gelgk vaak
het geval is, eene hevige branding staat.
Maringan is eene vrij uitgestrekte plaats, want ofischoon de
Europeesche bevolking er nauwelgks 400 zielen zal tellen, bevat
zg onderscheiden belangrijke gebouwen. Hiertoe behoort het residen-
tiehuis , door den Adsistent-resident van Soemenep bewoond , en
waarbij ook een pand&p& voor het gebruik als kerk is afgezonderd ;
groote pakhuizen voor het zout; de steenen, met een ringmuur
omgeven en zeer goed ingerichte gevangenis, en de nieuwe
moskee (masdjid anjar) , een net gebouw met twee daken en een
fraai bewerkte steenen poort. De handel brengt hier veel leven-
digheid en vertier aan en de pasar wordt druk bezocht. Bg
den oostelgken ingang dezer plaats liet de Adsistent-resident van
Bronkhorst eene eerezuil oprichten ter gedachtenis van Phe£Ferkoni
en Weising, die, in de verdediging van een hem toebehoorend vaartuig
tegen een aanval van zeeroovers, den heldendood gestorven waren.
Toen Weising gesneuveld was en de kapitein Phe£Ferkom de
hoop moest opgeven om zijn schip tegen de overmacht zgner
vijanden te verdedigen, veinsde hij zich te willen overgeven;
maar toen het vaartuig vol roevers was, stak hij den brand in
het kruid , zoodat het met vriend en vijand in de lucht vloog.
Slechts twee mannen , die den dood ontkwamen , konden getui-
genis geven van de heldendaad des kapiteins.
Tusschen Maringan en de eigenlijke stad, gewoonlgk K&ta
genoemd , liggen de wijken der Maleiers, Arabieren en Chineezen ,
en de kota zelve bevat, behalve den kraton en wat er toe behoort;
19 inlandsche kampongs. De bevolking van de kota bedroeg in
1846, volgens eene mondelinge opgave van den Sultan aan
Dr. Bleeker, ruim 15,000 zielen.
Yan de vele wegen en buurten der kota vormt de kraton bet
middelpunt. Hg bestaat uit drie elkander omsluitende en door
Digitized by VjOOQIC
909
muren omgeyen pleinen en even zoovele poorten , die men door-
gaat om de hoofdgebouwen op het binnenste plein te bereiken.
Daar vindt men , na een open ruimte , met bloemen en vrucht-
boomen beplant^te zijn overgegaan, de luchtige, aan drie zijden
open , met meer smaak dan pracht gemeubileerde receptie-pand&p&,
alsmede den dalem of de bjj zondere woning van den vorst en de
gebouwen waar hg zijne gasten placht te huisvesten. Zoo althans
Tertoonde zich deze kraton toen er nog een vorst van Soemenep
was, terwijl hg zich tevens door ongewone netheid onderscheidde;
maar of in den tegenwoordigen interimairen toestand voor die
gebouwen al of niet voldoende zorg wordt gedragen , kan ik niet
beslissen. Yóór den kraton ligt aan de uitgestrekte aloen-aloen
de oude moskee (masdjid ladjoe) ')•
De gasten der vorsten plachten doorgaans te worden rondgeleid
door hunne lustverblijven , die in den omtrek van Soemenep,
in groeten getale, dicht bij elkander gelegen waren , minder door
schoone of prachtige gebouwen gekenmerkt , dan door uitstekende
vruchtboomen , geurige en kleurige bloemen , uitgestrekte vijvers
en voortre£Felijke badinrichtingen met het helderste water. De in
1854 overleden Sultan, die aan de Europeanen zooveel genegenheid
placht te toonen , had een dezer buitenverblijven , Batoean geheeten,
aan den Adsistent-resident ten gebruike afgestaan ').
Maar het belangrijkste wat in de omstreken van Soemenep den
vreemdeling gewezen wordt , is de vorstelgke begraa^laats , Asta
genaamd , eene op Madoera gebruikelijke afkorting van het bekende
Astana'). Zij ligt, op 3 palen afstands van den kraton, op een
heuvelachtig terrein, en is, even als de vermelde lusthoven , een
gedenkteeken van den goeden smaak des stichters, den herhaaldelijk
yermelden Sultan. Het hoofdgebouw is het praalgraf van des Sultans
vader, den in 1812 overleden Panembahan N&t& Eoesoem&, en
O Ladjoe is een Madoereesoh woord dat oud beteekent.
) De namen dezer buitenv erblgven luiden geheel anders bg Bleeker , Ind.
Arch., I, bl. 295, dan bg yan Hoêyell, Reis, H, bl. 86, terwg] nog weer een
paar andere namen veorkomen bgOlivier, Taf. en Merkw. uit O.I., II. 240.
^ Gewoonlgk sohrjjft men Hasta en houdt dit voor een eigennaam;
doch in de Handleiding t. d. beoef. d. Mad. taal van Stokmans en Marinissen
wordt Asta onder de Madoereesohe woorden Toor begraafplaatsvermeld.
Digitized by VjOÓQIC
dio
overtreft alles van dien aard wat op Java wordt aangetroffen.
Met een dertigtal zeer breede trappen stijgt men op naar de
hoogte waarop het mausoleum gelegen is, een groot vierkant
gebouw, uit eene fijne kalksteensoort opgetrokken, uit welks
midden zich een kolossale en hooge koepel in Moorschen trant
verheft. Juist onder de koepelspits ligt, midden in het gebouw,
de zerk van batoe bintang ^) die het stof van den Panembahan
dekt. In hetzelfde gebouw rusten ook de overblijfselen yan eene
dochter en van eene kleindochter des Sultans. Het gebouw is
omgeven door een uitgestrekt plein, besloten binnen een hoogen
muur, die door zwaar geboomte wordt beschaduwd. Aan weerszgden
van de trap is een woning voor de bewakers van het praalgraf
opgericht
De Asta bevat echter ook nog andere merkwaardigheden,
waaronder een zonderling, fantastisch gebouw, van Troegere
dagteekening,in hetwelk de overgrootvader van den Sultan met
yrottw en kinderen begraven ligt. Later zijn daar ook andere
leden der vorstelijke familie bijgezet, en te midden van deze ook
des Sultans baboe of voedster, eene bgzonderheid die het hart
van dien vorst eer aandoet
Op den heuvel waarop deze graven liggen, geniet men bovendien
een verrukkelijk uitzicht, dat de geheele vlakte waarin de hoofdstad
gelegen is, de baai van Soemenep, de eilanden die Madoera's
Zuidoostkust omzoomen, en de wateren die ze bespoelen , omvat
Soemenep is het middelpunt van een net Tan wegen, die het
met de voornaamste plaatsen Tan het regentschap verbinden, en
waarvan vele door den Sultan en zijn vader, die steeds een
open oog hadden voor het belang hunner onderdanen, zijn aangelegd.
Den weg naar ELali Anget leerden wij reeds kennen; andere
Terbinden de hoofdplaats met de reeds genoemde desa's Lapa
aan de Oost-, euLegoeng, Sergang enA mboenten aan de Noordkust;
weder een andere weg gaat dwars door het regentschap westwaarts,
over Limboeng, Gadoe en Batoe Ampar,** naar de grens van
*) Wat batoe bintang (lett. Bterresteen) is, weet ik niet. Ver-
huell vertaalt het door „yulkanisch kristal*'. Die sohrgyer geeft D. II ,
tegenover bis. 91 , eene afbeelding van dit praalgraf.
Digitized by VjOOQIC
911
Pamakasan, en bereikt die bij Lebak , dat 24 palen yan de kota
Soemenep verwijderd is. Eindelijk verbindt de postweg de hoofd-
plaats zuidwaarts met Tambangan en Baloeto, en vervolgens
langs de Zuidkust oostwaarts met Pamakasan , terwijl van Baloeto
ook nog een weg in west-noordwestelijke richting over Galoe ,
het hoofddorp van het district Barat laoet, naar Lebak gaat,
waar hij zich aan den zooeven vermelden westelijken weg aansluit.
Behalve de acht eiland-districten die vroeger reeds vermeld
zgn , is het geheele regentschap verdeeld in zes districten , waarvan
de hoofdstad met hare 19 kampongs onder den naam van Eota
of Eota dalam het eerste, de streek ten zuiden der hoofdstad,
met 87 dorpen, onder den naam van Kota loewar, het tweede-
uitmaakt. De vier overige: Timor daja, Barat daja, Timor laoet
en Barat laoet, ontleenen hunne namen aan de hemelstreken, daar
deze eenvoudig het Noordoosten, Noordwesten, Zuidoosten en
Zuidwesten beteekenen. Ik moet echter opmerken dat ik deze
namen hier geef in de Maleische vormen , waaronder ze op de
kaarten en in de regeeringsbescheiden voorkomen, maar dat ze
in 't Madoereesch Témor dödjö, Börö dödjö, Témor lao en Börö
lao moeten luiden; eindelijk dat, ofschoon de vormen Maleisch
zgn , d a j a in die namen het noorden , 1 a o e t het zuiden aanwijst,
overeenkomstig het Madoereesch spraakgebruik, terwgl in de
Maleische landen juist het omgekeerde het geval is. De districts-
hoofden in Soemenep zgn afstammelingen van 't regentenhuis en
hebben den rang van Raden of Mas. De grenzen der districten waren
steeds even wisselvallig als hunne hoofdplaatsen; doorgaans toch
bleef het nieuwe districtshoofd de desa bewonen waarin hij geves-
tigd was , en deze werd alsdan hoofdplaats , vaak ook dan wanneer
daarvoor de grenzen van het district moesten gewgzigd worden ^).
1) Yolgens Hageman, in T. y. N. L 1858, I. 881, en de Kaart yan Madoera
in den Atlas van Ned. Indie, waren omstreeks 1858 de volgende dorpen
distriotshoofdplaatsen : In E6ta de kampong Pamaloang; in Loear K6ta Pe^i-
nan; in Timor diga Batang-batang ; in Barat d^ja Doeko; in Timor laoet
Baloeto ; in Barat laoet Goeloe-goeloe. Na dien tgd sohgnt hierin niet veel
verandering te hebben plaats gehad , daar de étappenkaart van Havenga nog
Dooko , Baloeto of Bloeto en Galoe (bl^kens de ligging 6f foutieve 6f verbe-
terde Bchrgfwgze voor Goeloe-goeloe) als districtBhoofdplaatsen vermeldt , en ,
^yi 20 geene andere aanwgst, in het midden laat vrelke de overige sgn.
Digitized by VjOOQIC
912
Wanneer men met het hoogere heuvelland in het binnenste
van Soemenep wil kennis maken, doet men best den westelgken
weg omstreeks 16 palen, d. i. tot drie palen aan deze zgde Tan
Batoe Ampar, te volgen, en dan een voetpad naar de een paar
palen rechts van den weg gelegen desa Tamboeko in te slaan.
De alluvievlakte waarin de hoofdstad ligt, en die zich tusschen
de noordelijke en zuidelijke heuvelreeksen indringt, vruchtbaar
en goed bebouwd, voor zoover ze niet moerassig en ziltig is,
en besproeid door de riviertjes Maringan en Sarokan, waaruit
talrgke selokans ten behoeve van den akkerbouw zgn afgeleid,
heeft men op dezen weg spoedig achter zich, en het land krijgt
treffende overeenkomst met de minder bevoorrechte streken van
Java die wg in Grobogan, Blora, Toeban en Sidajoe leerden
kennen, en die met Madoera dezelfde tertiaire kalkformatie
gemeen hebben. Alles heeft een even schraal en dor aanzien;
noch de fantastische gelijkenis der kalkrotsen op torens en
kasteelen, noch de grotten en onderaardsche gangen ontbreken.
Weldra loopen de heuvelreeksen ten noorden en zuiden ineen en
vormen de, zich slechts een weinig verheffende knoopen van een
verward en onregelmatig net , waarin steenachtige vlakten van ge-
ringen omvang de mazen vertegenwoordigen. Bij het aangeduide
punt wordt het net het dichtst en bereiken de heuvelen de
grootste hoogte, die inderdaad, blijkens de resultaten der topo-
graphische opneming, merkelijk aanzienlijker is, dan in vroegere
beschrg vingen werd aangenomen. Tamboeko ligt aan den zuide-
lijken voet der aanzienlgkste hoogte van het geheele eiland,
den Goenoeng Fedjoedan, ook G. Tamboeko genaamd, die vol-
gens de meting van Flory en Soeters tot 470 meters stijgt ^).
Een kruistocht door deze heuvels laat, in weerwil der armelijke
vegetatie, den botanischen onderzoeker niet geheel onbevredigd.
Hij treft er op de naakte kalkrotsen , op eene hoogte van 200 k
250 meters, eene merkwaardige balsaminee aan, door Zollinger
Semeiocardium Arriênsii genoemd, en vindt het hoogste gedeelte
van den Fedjoedan bedekt met Scepasma parvifolium RZ. , door
1) Zie de Hoogte-tafel in den Regeerings-almanak. Zollinger , in K. T. v.
N. I. XYII. 244 , bepaalt de hoogte op 1325 B. voeten.
Digitized by VjOOQIC
913
de inlanders kajoe bUis, d. i. mierenhout, genoemd, een struik
die veel oyereenkomst heeft met onze beuken, maar ze ver in
sierlijkheid overtreft ^).
Dooh keeren wij van dezen uitstap naar Soemenep terug , om
thans in zuidelijke richting den postweg naar Baloeto in te slaan.
Na vijf palen te hebben afgelegd bereiken wij de desa Tambangan ,
gelegen aan den zuidelgken oever van de Sarokan , de voornaamste
rivier van het eiland , die op de grens van Pamakasan ontspringt ,
geheel Soemenep van west naar oost doorstroomt, tot vrg diep
landwaarts in voor prauwen bevaarbaar is, en zich omstreeks
drie palen beneden Tambangan met een wgden mond in het
zuiden der baai van Soemenep ontlast. Men moet zich evenwel
door deze beschrgving niet laten misleiden om haar voor meer
dan eene aanzienlijke beek te houden. Zg is bij Tambangan 70
k 80 voet breed, en hare oevers zgn er zeer moerassig en
daarom op ruime schaal aan den aanplant van nipah dienstbaar
gemaakt.
Twee en een halven paal verder bereikt men Baloeto of Bloeto ,
het hoofddorp van het district Timor laoet. Tusschen Tambangan
en Baloeto bestijgt men de zuidelgkste rij der Soemenepsche
kalkheuvels, en ofschoon de hoogte dier heuvels gering en de
weg niet zeer steil is^ worden buffels voor het rijtuig gespannen ;
want de Madoereesche koetsiers onderscheiden zich door eene aan
het belachelijke grenzende bezorgdheid voor hunne paarden. De
kalkbodem der heuvels is slechts met eene dunne laag roode
aarde bedekt, en overal ziet men, evenals in het Rembangsche,
groote verweerde kalkbrokken verspreid liggen; de vegetatie is
uiterst schraal en biedt weinig opmerkelijks behalve eenige ver-
strooide lontarpalmen.
Een weinig voorbij Baloeto buigt de weg zich bgna rechthoekig
om , en volgt nu , op geringen afstand van het strand , de zuidkust
des eilands. Op !( paal van Baloeto houden wij een oogenblik
stil bij Aèng daki, om van een verheven punt der kalkheuvels
den heerlijken aanblik van straat Madoera te genieten. Op kleinen
*) Zollinger, t. a. p. 245. Deze beide ontdekkingen Tan den ZYritseraohen
botanicus zgn aan Miquel in zgne Flora ontgaan.
m. 58
Digitized by VjOOQIC
914
a&iand van de kust liggen GKli Genting en Gili Radja en tee«
kenen zieh met Boheipen omtrek op de blauwe wateren. De
eilanden hebben met hunne bevallige , in dichte lommer yerscholen
stranddorpen en hun groeten rgkdom aan kokospalmen een Triende-
Ijjk en welvarend voorkomen; de zee wemelt van visschers- en
handelspraauwen. De lage kust van Java, meer dan 30 palen
verwgderd, onttrekt zich aan het oog; maar de toppen vanden
Idjen, den Ringgit, den Jang en den Tenger teekenen hunne
vormen in licht kenbare Ignen aan den horizon.
Ook verder langs den weg openen zich van tijd tot tgd mime
zeegezichten ; de dorpen, hoewel talrgk, hebben veelal geringe
bevolking en slechts een kleinen kring van sawahs, die echter
doorgaans met veel zorg zgn aangelegd* Vele onbevaarbare
riviertjes^ kruisen den weg en eindigen allen in zee met eene
bocht naar het westen, gevormd door de bank die zich aan de
monding uit het water afzet. Waar de bodem voor bebouwing
te dor is, ziet men Calotropis gigantea en Euphorbia timcalli
naast cacteeën en bamboe-halmen oprgzen. De desa Eapedi, vgf
palen voorbg Aèng daki, dankt eene zekere vermaardheid aan
eene heldere bron, waarin, naar het zeggen der inlanders, sedert
onheugelgke tijden vier palingen leven, [wier aantal nooit ver-
meerdert of vermindert '). Drie palen verder , tusschen Eapedi
en Pragahan, ligt eene warme bron, Aèng panas, of, in Malm-
schen vorm, Ajer panas genoemd, wat beide warm water
beteekent. Ongetwgfeld heeft Madoera aan warme bronn^ geen
gebrek; men vindt er] in eigennamen en "ook in hetgeen inlanders
aan de reizigers mededeelden, menigvuldige sporen van, maar
slechts zeer enkele zgn enigszins nader bekend. De hier bedoelde
is de meest bekende van allen en werd in 1846 beschreven
door den Officier van Gezondheid Yerschoor^). Zg ligt in de
nabijheid der zee, ongeveer 20 voet boven hare oppervlakte,
aan den voet van kalkheuvels die zich plotseling 50 ^ 60 voet
verheffen , verder landwaarts een dal vormen, en dan weder allengs
tot veel aanzienlgker hoogte oprgzen. De bron heeft twee wel-
>) Boorda van Ejsmga, Ld. en Yk. in. 8. 225.
^ Natuur- en Geneesk. Archief, U. 884.
Digitized by VjOOQIC
915
openingen, waanran de oostelgke ruim 1^ voet in doorsnede
heeft; de andere is iets grooter, maar haar water gaat grooten-
deels verloren. Het overige water wordt verzameld in een vier-
kante badkom van 12 tot 14 voet diameter, omgeven door een
vruchtbaren tuin ; en is overvloedig genoeg om aan de badenden
steeds verschen toevoer aan te bieden. In een glas gezien, is
het water kristalhelder, reuk en smaak zijn zwavelaohtig , de
temperatuur is 84° C. bg een luchtwarmte van 25® tot 28® O.
's Morgens zag de heer Yersohoor er een weinig aardolie op
drgven, en in verband daarmede verdient opmerking, dat op een
afstand van omstreeks een paal landwaarts in, bij de desa Lantong,
een grootere aardolie- wel wordt aangetroffen, wier vroeger be-
langrgke opbrengst echter allengs zeer onbeduidend is geworden.
Dit is trouwens overal op Madoera het geval ; in al de afdeelingen
wordt aardolie gevonden, maar de jaarlgksche opbrengst wordt
voor het geheele eiland op slechts 240 flesschen van 0.8 liter,
en de gezamenlijke waarde ter plaatse zelve op nauwelgks 30
gulden geschat ^).
Een kleine uitstap van Aèng panas, groot 1^ paal in noordoos-
telijke richting, kan ons doen kennis maken met een ander
opmerkelgk natuurverschijnsel, eenige koude modderbronnen ,
die te midden van een djagoengveld worden aangetroffen. Het
water is blau w-grijs van kleur, heeft geen bgzonderen reuk,
maar een zouten, tevens eenigszins naar aardolie zweemenden
smaak; en eene temperatuur van 29.5® O. bg 28.5® luchtwarmte ,
en ontwikkelt, na bgmenging van zureu; eene groote hoeveelheid
koolzuurgas.
Twee palen voorbg Aèng panas bereiken wg Pragahan, en
nog vgf palen verder Eadoeara. Dikwgls treft den reiziger Mer
en elders de veerijkdom van Madoera; inzonderheid wordt veel
werk gemaakt van het eigenaardig runderras , klein en kort ineen-
gedrongen van gestalte, laag op de pooten, stevig gebouwd en
») N. T. T. N. 1. IV. 449 T. XXVL 76. Vorflohoor plaatst de aardoliewel
op 4 èt 5 palen afbtands Tan Ajer panas, maar was , zoo het sohgnt , ver-
keerd onderrioht. De Greve, in T. t. iNiJr. en Ldbw. in N. I., XI. 842,
schat de opbrengst van het geheele eiland op 3.6 pikols.
68*
Digitized by VjOOQIC
916
tegen zware Termoeienissen bestand, waarom het in Jaya's Oost-
hoek zeer als trekyee gewild is en yeel naar Soerabaja wordt
nitgevoerd. Ook paarden zgn tamelijk oyervloedig en alleen
de buffels zgn schaarsch. Eyen yoorbg Eadoearan wgst een
onbedoidend riyiertje de grens aan yan het Soemenepsche ge-
bied, en betreden wg den bodem yan het regentschap Pamakasan.
Toen dit kleine regentschap nog onder zgne eigen yorsten stond,
was het yerdeeld in yier districten , die de ons reeds uit Soemenep
bekende namen Timor daja , Timor laoet , Barat daja en Barat laoet
droegen. De beide eerste yormden de oostelijke, de beide andere
de westelgke helft yan het regentschap, maar allen liepen samen
in de niet in deze yerdeeling begrepen hoofdplaats, waartoe
echter yier kampongs gerekend werden die ieder tot één der
districten behoorden. Sedert het landje onder Gbuyernements-
bestuur is gekomen, heeft deze zonderling kunstmatige yerdeeling
plaats gemaakt yoor eene meer eenyoudige en doelmatige in
drie districten. Het grootste, noordelgke district heet Lambang
lor'), heeft Gantenan tot hoofdplaats en beyat de noordelgke
helft, die aan het noorderstrand slechts eene breedte yan 1 k
H paal inneemt en zich zuidwaarts allengs yerbreedt ; de zuide-
lijke helft, wier grootste breedte bgna 14 palen zal bedragen '),
ofschoon, wegens den groeten landhoek die tegenoyer het eiland
Gili Radja in Oedjong Qemian eindigt, de kustlgn ruim 18 palen
lengte heeft, is thans gesplitst in de districten Boender ten
oosten en E6ta ten westen, die beide yeel welyarender en yolkrgker
zgn dan het noordelgk district Boender had yroeger Boelai,
maar heeft thans Galis tot hoofdplaats, Pamakasan zelf huisyeat
den wad&n& yan Eóta.
Het district dat wg het eerst betreden, is Boender; het ontleent
zijn naam aan de zeer bekende desa Boender, yroeger een der
hoofdzetels yan den zoutaanmaak, thans, nu deze is ingetrokken.
>) Het woord lambang beteekent Yolgens Hageman, T. y. K. L 1858,
I. 844, Btreek, landstreek.
^) Van Vleuten, Het grondbezit in het regentschap Pamekasan (Bott 1873),
eene brochure die rele gewichtige byzonderheden over dit landschap mede-
deelt, stelt bl. 2 de breedte langs het zuiderstrand op slechts dz 10 paaL
Pit is echter, naar de kaarten te oordeelen, stellig veel te weinig.
Digitized by VjOOQIC
917
aaomerkelgk in gewicht gedaald. De eerste desa waarlangs de
weg hier voert, is het vlak aan het strand liggende, even be-
drgyige als volkrgke Talang, waar vele yissohers en handels-
prauwen te huis behooren. Yoorbg Talang verlaat de weg
het strand en doorsngdt eene nog al vrachtbare streek, die,
daar de kalkhenvelen hier verder van de kust terugwgken ,
eene uitgestrekte^ in zeer lichten graad golvende vlakte vormt,
en met vele desa's en sawah's prijkt. Tot die vlakte behoort
ook de zooeven vermelde landhoek, die den eersten inham waar-
door het eiland oostwaarts versmald wordt, aan de westzijde
bepaalt, en een slechts in geringe mate stompen driehoek vormt,
geheel ter linkerzgde van den groeten weg gelegen. Hij wordt
echter door vertakkingen van dien weg doorsneden. Een weinig
voorbg Talang gaat een dwarsweg af naar Galis , dat slechts i
paal ter zijde van den grooten weg ligt, en op kleinen
afstand van die districtshoofdplaats vindt men, aan het oostelijke
strand van den landhoek, de havenplaats Tjandi. Boender , door
een weg van 8| palen met Oalis verbonden , ligfc meer zuidwaarts,
aan een riviertje dat slechts bg hoog water een eind weegs
bevaarbaar is. Daar is het land weder kaal en moerassig en
alleen geschikt voor den zontaanmaak en de kunstmatige visch-
teelt. De zontwater-reservoirs, die, toen hier nog de zont&bri-
catie gedreven werd, alleen in den westmoeson als vischvgvers
dienst deden, kunnen nu het gansche jaar door tot dat einde
gebezigd worden. Een hoogen trap van ontwikkeling heeft echter
de vischteelt ook nu nog daar niet bereikt ')• Te Salolok , ander-
halven paal aan deze zgde van de hoofdplaats Pamakasan, ver-
eenigt zich een weg die van Boender noordwestwaarts gaat,
met den postweg. Die hoofdplaats is van Eadoeara 9^, van
Boender 4 palen verwgderd.
Pamakasan is een zindelgke , welvarende, tamelgk volkrgke
plaats, die, sedert zg onder het Nederlandsch gezag is gekomen,
veel vooruitgaat en met een flink residentiehuis verrgktis; maar
biedt den vreemdeling niets bgzonders, met uitzondering van den
in 1831 door den Pangéran gebouwden, nu door den Regent
O "Van Vleuten , t. a. p. bL 5 en 55.
Digitized by VjOOQIC
918
bewoonden kraton. Deze is een steenen, met pannen gedekt ge-
bonw, dat geheel het voorkomen yan een gewoon Indo-^Euro-
peesch huis heeft, maar is tooh, op de wgze van een inlandsoh
Yorstenverbiyf, omgeven door bijgebouwen, geplaveide pleinen,
voorhoven en vruchtboomen, terwgl rondom dat alles een hooge
witgepleisterde muur is opgetrokken , die door vier poorten toe-
gang verleent De receptie-pand&p& verdient lof zoowel wegens
hare hoogte en ruimte, als wegens den goeden smaak waarmede
zg gemeubileerd is. Het schoonste van Pamakasan zgn echter
de lanen van tamarinde-boomen en kokospalmen, die de toegan-
gen tot de plaats vormen.
Een weinig ten zuidwesten van Pamakasan ligt een suikeronder-
neming, Tédjah geheeten, die als de eenige landbouwonderneming
van Europeanen op geheel Madoera melding verdient Tédjah is
omstreeks 1835 met behulp van een Europeaan door den toen-
maligen Panembahan gesticht, maar toen Pamakasan Gou veme-
mentsland geworden was, in eene op contract met het Gou-
vernement werkende onderneming veranderd. Na afloop van het
contract in 1872 is deze voortgezet op vrijwillige overeenkomst
met de bevolking. De met suikerriet beplante velden behooren
deels tot Boender, deels tot Ebta').
Yan Pamakasan gaat een weg van 10 palen noordwaarts naar
Gantenan, dat ook oostwaarts verbonden is met den weg
die, zooals wij boven zagen, van Galoe in Soemenep naar de
grensplaats Lebak gaat. Hier hebben wg weder de streek der
dorre, kale kalkheuvels bereikt, waardoor ook grootendeels het
14 palen lange pad van Gantenan naar Tamboeroeh aan het
Noorderstrand voert. De grootste hoogte, hoogstens 300 meters,
bereiken deze heuvels een paal ten noorden van (ïantenan;
vandaar loopt het land min of meer glooiend af, zoowel naar het
Noorder- als naar het Oosterstrand ').
^) De gesohiedeniB dezer onderaeming vindt men b|j Tan Ylenten, ta.p.,
bL 24 en 87.
*) Yan Ylenten, t a. p., bl. 4; Hageman, T. t. N. L 1858. I. 837, schat
de hoogste heuTelen in Pamakasan op slechts 100 voet , en dit is nog te hoog
als de opgaven bg v. Hoëvell , Reis , II. 40 , omtrent de afzonderlgke toppen
juist z^'n; maar blijkens de resultaten der topographische opneming zpn de
Digitized by VjOOQIC
919
De groote weg gaat van Pamakasan zuidwestwaarts en komt,
na 5 paleD, te Brantah, weder in de nabgbeid van het etrand,
dat hij nu tot Sampang blgft yolgen. Brantah heeft yele en dicht
bgeenstaande huizen, maar nagenoeg geen geboomte. Ook daar
plachten de zontpannen zich palen ver langs het strand uit te
strekkeo, en zgn ze slechts gedeeltelgk als Tisohvgyers overgeble-
ven ; de bevolking leeft schier geheel van de vischvangst en bezigt
daartoe een groot aantal pranwen. In de nabgheid van Brantah
wordt, op den grond der desa Larangan Tokol^ eene plaats aangetrof-
fen waar, als men putten van een paar voet diepte graaft, ontvlam-
bare gassen uit den bodem opstggen. Wegens de nabgheid der kust
en het belang der reede van Brantah , is men op het denkbeeld ge-
komen om deze vuurbron als natuurlijk kustlicht te gebruiken, en tot
dat einde de vlam door eene trechtervormige pijp op te voeren '). Of
daarvan ooit iets gekomen is, heb ik niet kunnen nagaan.
Brantah is de laatste belaugrgke desa van Pamakasan *) , het
vier palen verder liggende Tandjoeng, insgelijks een groot vis-
sohersdorp, waarbg een rivier van 40 k 50 voet breedte in zee
valt, behoort reeds tot Sampang.
Het onderregentschap van dien naam is al niet veel belang-
rijker dan Pamakasan. Reeds lang vóór de tegenwoordige orga-
nisatie') was het een eenigszins zelfstandig deel van het rijkje
Bangkalan, en bestond uit de Eöta en de Ommelanden; maar
hetzelfde was ook het geval met Baléga, en in de geschiedenis
van het eiland Madoera komen beide kóta's als vorstenzetels
voor ^). Nevens deze beide landschappen bestond Bangkalan zelf
eveneens uit de Eóta en de Ommelanden, maar bovendien ook
nog uit de landschappen Lambang lor, Lambang tengah en
Lambang kidoel ^) , waarvan ligging en grenzen zoo het schijnt
ongeveer dezelfde waren als van de t^BWoordige districten
bergen Tan Madoera over het algemeen aanzienlek hooger dan men ze
TToeger heeft voorgesteld.
1) N. T. V. N. I. XXIV. 468 , 488.
') De grens van Pamakasan is op de kaart Tan Madoera in den Atlas van
Ked. Indië, althans in het zuiden, te Ter westelgk getrokken. ') Zie boTon, bL 893.
«) Zie D. U, bL 318 t., 852, 408 t., 524 t.
O Hageman in T. v. K L 1858, L 348.
Digitized by VjOOQIC
920
Bangkalan daja, B. tengah en B. laoet. Dit te weten baat ons
echter weinig, daar ook van deze, bg gemis van goede kaarten,
de ligging slechts in het algemeen naar de namen kan bepaald
worden. Hetzelfde geldt ook yan de lig^g en grenzen der
tegenwoordige districten yan Sampang en Baléga. Ik zal derhalye,
bij de plaatsen die wg nog te bezoeken hebben, slechts in
enkele geyallen kunnen aanwijzen tot welk district ze behooren.
De afstand yan Eóta Pamakasan tot Eóta Sampang bedraagt
21 palen, en daaryan zal nog ongeyeer een derde binnen de
grens yan Pamakasan liggen. Het strand is hier oyeral sterk
beyolkt, en yooral wanneer men Sampang nadert, yolgtdeééne
desa schier onmiddellijk op dé andere. Vermelding yerdienen
Dakowan of Tjomplong, een dorp aan de Eali Tjomplong , schier
geheel door yisschers bewoond, en in de geschiedenis bekend
door de nederlaag daar in 1745 door Sterrenberg geleden');
Tadam, buitengewoon rijk aan kokosboomen, waaruit hier, gelgk
in yele streken yan Madoera, groote hoeyeelheden olie bereid
worden, en Boemaroe, welk uitgestrekt dorp eerst eindigt bg
de eerste huizen yan Sampang en met dat stadje als het ware
ineensmelt.
Sampang was in Yalentijns tyd , naar zgne beschrgying te
oordeelen'), een aanzienigker plaats dan thans, maar is nog
bloeiend door yisscherg en handel , en heeft een druk bezochten
pasar en een Ohineesche kampong. Zg wordt besproeid door de
Eali Sampang, een yan de yoornaamste der Madoereesche riyiertjes,
hier 80 k 90 yoet breed. Deze kali stort zich eyen yoorbg de Eóta
in een kleinen inham der straat yan Madoera, juist tegenoyer het
onbewoonde eilandje Eambiug of Mendjangan , dat hier op acht
palen yan de kust is gelegen. Aan het strand bg Sampang
worden, naar het^yolksgeloof, oesterschelpen geyonden die aan
een soort yan zeesnippen het leyen geyen; de inlander tracht
zich op die wgze het plotseling yerschijnen yan groote zwermen
dier yogeltjes te yerklaren.
Yan Sampang rgden wg 4^ paal in noord westelgke richting
O Zie D. II. bL 478, waar ook orer de schrgfwijze Tan den naam Tjom-
plong gehandeld wordt. *) IT. I. 46.
Digitized by VjOOQIC
921
naar Tordjoen. Halverwegen tasschen de beide plaatsen passeeren
wg den weg die dwars door het eiland bgna recht noord naar
Eetapang voert, een afstand van 27 palen. Eer wg Tordjoen
bereiken, wordt de grond weder heuvelachtig en dor, zoodat
bonwland zeldzaam is. Yan Tordjoen gaat rechts een weg naar
Bagoeng en Pengaringan, de dorpen wier bevolking voor de nienw
aangelegde zontpannen in het Sampangsche is in dienst gesteld.
De groote weg herneemt bg Tordjoen zgne meer westelgke richting
en voert tnsschen die plaats en den 6 palen verder gelegen post
Trengeh weder door vlakker en meer bebouwd terrein ; in het noor-
den wordt de gezichtskring door vrg hooge heuvelen, vaak met naakte
kalkwanden, begrensd. Yier palen verder west ligt aan een riviertje
van ongeveer 60 palen breedte de volkrijke en levendige marktplaats
Pasar Lomair. Nog twee palen verder brengen ons te Baléga.
Deze plaats ligt aan de Eali Baléga, die hier 50 & 60 voeten
breed is en in den omtrek eenige vruchtbaarheid verspreidt. De
plaats is levendig en volkrgk en heeft een nog al aanzienlgke
moskee, overigens niets dat aan hare vormalige beteekenis her-
innert. YanMer gaat een weg naar het zuiderstrand, waar hg
uitkomt op een pad dat van Sampang langs de kust naar Eamal
voert. Yan Baléga af is die weg geheel berijdbaar; de voor-
naamste plaats daaraan gelegen is Eoeanjar, tgdens den oorlog
met Troen& Dj&j& door Speelman verwoest *) , thans districts-
hoofdplaats van Bangkalan laoet. Zg is 13^ paal van Baléga
en 4 palen van Eamal verwgderd, en heeft ook door een noord-
westwaarts loopenden weg gemeenschap met het op zeven palen
afstands gelegen Ngeroendong, waar wij op den postweg naar
Bangkalan terugkomen.
Wg verkiezen den postweg geheel te volgen, omdat hg meer
afwisseling aanbiedt en over de natuurlijke gesteldheid van Madoera
meer licht geeft. Het terrein wordt meer en meer heuvelachtig
en bereikt zijn hoogste punt bg Djati Rongkong, even over de
grens van de Balégasche districten. De hoogte zal hoogstens hon-
derd meters bedragen , maar dit is op Madoera genoeg om buffels
voor den wagen te doen spannen. Wanneer men hier den blik
~Vz^ dTiT, bl. 864.
Digitized by VjOOQIC
922
kat rondweiden , krggt men een goed denkbeeld yan het Bang-
kalansche henyelland. Het is een niet te ontwarren labjrinth
van nn convergeerende, dan divergeerende , strake elkander kmi-
sende heuTelrijen , gescheiden door dalgroeven met meestal zachte
hellingen. De hoogte wisselt af yan 100 tot 600 yoet; het ge-
mis yan alle regelmaat in richting of helling doet yermoedoi,
dat erosie eene groote rol in de yorming yan het terrein heeft
gespeeld. Te midden yan dien doolhof kan men echter eene
heuyelreeks yan yaster formatie yolgen, die zich yrg regelmatig
yan west naar oost uitstrekt en hier hooger dan ^ds boyen
de jongere lagen is opgeheyen. Men noemt ze de lyDoodkisten^,
en geeft meer bgzonder dien naam aan den hoogsten dezer
heuyels, den Goenoeng Geger, een koepelyormige rots, met
boschrijke kruin , waaryan de hoogste westelgke spits tot iets
meer dan 800 yoet stijgt *). Het terrein in den omtrek yan dien
berg leyert eenige merkwaardige natuuryerschgnselenop, geheel
oyereenkomstig met die welke wg in Soerabaja op dergelgk terrein
hebben aangetroffen, en die ons nopen yan een der yolgende
stations, Sawah Eller of Telengkoh, een uitstap derwaarts te
ondernemen, aleer wg den weg naar Bangkalan yeryolgen.
De berg Gteger ligt rechts yan den weg, op een afstand yan
5 è 6 palen. Het terrein dat wij doortrekken, is grootendeels met
djatihout begroeid, en hier en daar yertoont zich ook een randoe-
alas, die met zgn hooge kruin en wijd uitgespreide, kale takken
het op dit eiland doorgaans niet zeer hooge djatihout beheerscht
In het algemeen komt de Tectona grandis op Madoera slechts
yerstrooid yoor, en is het hout yan geringe hoedanigheid en alleen
yoor den bouw yan inlandsche huizen geschikt '); nergens elders
schgnt het er zoo oyervloedig te zgn als in de streek die wg
hier betreden hebben. Tussohen het geboomte ziet men hier en
ginds, eyen als in het Toebansche, kalkbrokken yerspreid , geyormd
uit resten yan dezelfde polypensoorten die nog in de naburige
zeeën leyen.
^) YolgeuB Zollinger , t. a. p. 244. De in den BegeeringBalmanak opgegeTen
hoogte van 247 meters is, zooals er uitdmkkelgk is bggeyoegd, nt^ die
van de hoogste spits.
^ Cordes, de Djatibossohen op Java. 176; y. Hoëyellf Reis, II. 31.
Digitized by VjOOQIC
928
De heuyeloD waartoe de Gbger behoort, zgn van die langs de
NoordkuBt gescheiden door eene vallei , waarin zioh het dal der
Solo-rivier voortzet, gelijk de hoogten ten noorden en zuiden de
voortzettiog der Soerabajasohe kalkbergen zijn. Dit dal is kom-
vormig, naar de westzgde open, naar de oostzgde weldra door
het ineenloopen der heuvelreeksen begrensd. De naar het dal
gekeerde helling van den Geger bestaat uit steile kalkmuren,
en ook op de hoogste spits vertoont zich kalk in schier lood-
rechte lagen, die uitgespoelde ribben vormen, met graten zoo
scherp als messen. De kalk is kristalljjn , vol blaasruimten en
wordt a%evrisseld door kleilagen. De geheele bouw van den
berg herinnert aan het koepelvormig gewelf boven de bron van
Genoek Watoe ') en wekt het vermoeden dat wij hier voltooid
zien wat daar nog in wording is '). Aan de noordzijde van het
dal, tegenover den Geger, verheft zich dekalkbergBandjar, een
steile, eenigszins naaldvormige rots, uit kiezelkalk en schelpgruis
bestaande, en die, terwgl zg noordwaarts zachthellend afdaalt,
zioh naar het zuiden als een stellen muur vertoont.
In het dus gevormd dal ligt de slgkvulkaan van BanjoeEning,
dien men reeds op een afstand herkent aan den kalen kegel van
klei, welke zich tot eene hoogte van meer dan 10 meters ver-
heft. Op den top bevindt zich een onpeilbaar diepe modderpoel,
met een krater van vijf voet middellgn; aanhoudend daaruit
opstggende gasbellen voeren het slijk mede en doen het over
den rand wegloopen. Het water, door het slgk a%escheiden, is
helder, en prikkelend, alkalisch-ziltig van smaak. Op weinige
schreden afistands van dezen slgkvulkaan, en door een beekje
van mineraal water daarvan gescheiden, ligt een ronde modder-
poel, van ruim drie meters middellgn, gevuld met loodgrijze,
ziltige klei, waaruit gashoudend water opwelt. Dit water komt
geheel overeen met dat uit den slijkvulkaan, en vermoedelgk
hebben virg hier dus een herhaling van hetzelfde verschgnsel,
^) Boven, bl. 878. Dr. Sohneider, Geogr. Torapreid. d. mio. bronnen in
den L Aroh., Bijblad No. 7 yan het T. v. h. Aardr. Gton. , bL 16 , beBohrgft
nog een andere bron met dergelijk klokvormig gewelf, Tjisopan geheeten en
gelegen in de Preanger, afd. Taaik Bfalaja.
*) Dit vermoeden is nitgesp roken door Dr. Sohneider, t. a. pL, bl. 16 en 24.
Digitized by VjOOQIC
924
met dit yersohil dat de kleikegel, door de regens ondermgnd,
iDgestort en weggespoeld ie. Ongeyeer een paal oostwaarts Tan
deze plaats verrgst; midden nit bet dal, een 500 yoet hooge henyel,
met een yoornitspringend platean aan de znidelijke helling,
waarop zich weder eyen zulk een modderpoel als de reeds be-
schreyene yertoont. Het water yan al deze sigkpoelen beyat
eenig jodium; boyendien moeten ook, eenige palen yerder oost-
waarts, bg eene plaats Batoe Eabam geheeten, nog andere
jodinmbronnen yoorkomen, deels in de ylakte, deels op lage
heuyels gelegen ').
Doch keeren wij yan dezen uitstap tot den weg naar Bangka-
lan terug. Op Telengkoh yolgt de post Tanah mérah, daarna
het reeds yermelde Ngeroendong, nog slechts 5 palen yan de
hoofdplaats yerwgderd. Als 'men deze nadert, yoert de weg
tuBSchen twee, zeer romanesk uit een ylakker terrein oprijzende
kalkheuyels door, en biedt hg daarna bekoorlgke gezichten op
de yruchtbare, rgk bebouwde en yolkrgkeylakteyanBangkalan,
waarin, op 21 palen afstands yan Baléga, de hoofdplaats yan
West-Madoera gelegen is.
Wg hebben hiermede onzen tocht oyer het eiland yolbracht,
en nemen daaryan afscheid met de opmerking, dat Madoera,
terwgl het als het ware eene yerlenging is der kalkformatie yan
Rembang en het noorderdeel yan Soerabaja, ook geacht kan
worden in dezelfde yerhouding te staan tot de yulkanen yan
Pasoeroean en Bezoeki, als de kalkformatie der genoemde ge-
westen tot den Lawoe, den Wilis en den Ardjoen&. Wanneer
eenmaal, na eeuwen, de straat yan Madoera door uitbrdding
der delta yan de Brantas geheel zal zgn opgedroogd, zal Oost-
Jaya eene compacte massa yormen , waaryan de noordelgke helft
eyenzeer op Rembang en Soerabaja gelgkt, als de zuidelgke
in alle hoofdtrekken met Madioen en Eediri oyereenkomt ')•
*) Zie over de slgkyalkanen en jodiambronnen Tan Madoera Schneider,
t A. p., bl. 24. ^ YgL Bleeker, in Ind. Archief, L 266.
Digitized by VjOOQIC
925
TWEEDE HOOFDSTUK.
Pasoeroean en Frobolinggo.
Wg zgn genaderd tot het soboonste en teyens meest typische
gewest van geheel Java, ik meen de residentie Pasoeroean, die
door de verscheidenheid der haar samenstellende deelen als het
ware de samenvatting is in klein bestek van alle hoofdtrekken
die het geheele eiland kenmerken. Tusschen de lage strandvlakte
langs de straat van Madoera en de huiveringwekkend woeste
kalkbergen van den Goenoeng Eidoel langs den Zuider-Oceaan ,
tusschen de vuurmonden van den Ardjoen& en den geduchten
Eeloet aan de ééne , . en den uiteengeslagen Tenger- vulkaan ,
waar zich de rockende Br&m& uit eene uitgestrekte zandwoestgn
opheft, aan de andere zijde, ligt hier het paradijsachtige hoogland
van Malang, de verwezenlijking van bet beroemde woord van een
Engelschen dichter, „beauty lying in the lap of terror'^ , dat men
wellicht zou kunnen vertolken door den versregel:
„De schoonheid liggend aan den hoezem der yenohrikkiiig*'.
Men vindt in Pasoeroean in den Smèroe den hoogsten van
Java's bergen, in de meren Elindoengan en Eoemb&l& twee der
bekoorlijkste en merkwaardigste waterbekkens van het eiland ,
in de Brantas een zgner schoonste rivieren, in de ruïnen van
Sing&sari eenige zijner schilderachtigste overblijfselen uit den
voortijd. Is de strandvlakte rgk in rgst en suiker , de hoogvlakte
brengt voortre£felijke tabaksoogsten voort en overtreft in den over-
vloed harer ko£Seproductie alle andere gewesten van Java.
Het woord pasoeroean of pasoeroehan, afgeleid van soeroeh,
betel, in 't Maleisch si rib, beteekent in de Javaansche taal
«beteltuin'. In Er&m& wordt soeroeh vervangen door se dab.
Daar nu ook de naam der residentie in Er&mll Pasëdahan luidt,
schijnt werkelijk de betel- of siribplant den naam aan dit gewest
gegeven te hebben, o&cboon de reden daarvan niet recht dui-
del^k is.
Digitized by VjOOQIC
926
Pasoeroean bevat drie regentschappen en daaraan beantwoor-
dende afdeelingen : Bangil , Pasoeroean en Malang. Het kleinste
regentschap^ Bangil, omvat den Noordwesthoek der residentie,
van de toppen van den Penanggoengan en den Ardjoen& bene*
denwaarts tot aan de Eali Pórong, die de grens met Soerabaja
vormt, en tot aan de straat van Madoera , die echter slechts even
door den oosthoek van Bangil wordt aangeraakt Het geheele
overige deel der vlakte langs de Straat, zuidwaarts oprijzende
tot aan de. toppen van den Goenoeng Toengangan, zooals de
westelgkste verlengingsrib van den Tenger genoemd wordt, die zich
westnoord westwaarts tot aan den voet van den Ardjoen4 uitstrekt j
maakt de afdeeling Pasoeroean uit. Al de overige deelen der Resi-
dentie, meer dan twee derden van het geheel, vormen de uitge-
strekte afdeeling Malang, die wel vele vruchtbare en volkrijke
streken, maar ook de uitgestrekte woestengen van Seng&r& en
Gondang Legi omvat
Ten Oosten grenst aan Pasoeroean de veel kleinere residentie
Probolinggo, die ik meen in dit hoofdstuk bg Pasoeroean te
mogen voegen, omdat zg de oostelgke hellingen van den Tenger
en den Smèroe tot haar gebied rekent ; want het is ongetwgfeld
een voordeel, wanneer wg die merkwaardige gebergten als één ge-
heel in oogenschouw kunnen nemen , zonder ons te bekreunen om
de willekeurige en denkbeeldige lijn die de politieke indeeling daar-
over getrokken heeft. Dit gewest strekt zich met zijne Noordzijde
langs de Straat van Madoera uit van de Eali Lawean, op de grens
met Pasoeroean, tot aan de Eali Matakan, op de grens met Besoeki.
De oostelgke grenslijn gaat dan zuidwaarts tot aan den Arg&poer& ,
den westelijken en hoogsten top van het Jang-gebergte, dat
echter nagenoeg geheel tot Besoeki behoort. Dan buigt de grenslgn
zich westwaarts om tot in de nabgheid van den Lamongan,
welke kleine, bgna op zich zelf staande vulkaan, echter in^gn
geheel aan Probolinggo is toegedeeld; want eer zij dien bereikt
wendt de grenslgn zich zuidwaarts en volgt de Eali Getem tot
aan het Zuiderstrand. In het zuiden is dus deze residentie veel
smaller dan in het noorden , daar zg hier aanmerkelgk ten behoeve
van Besoeki terugwijkt In verscheidenheid van terrein, in voort*
Digitized by VjOOQIC
927
brengselen en Truobtbaarbeid , in den aard der in beide gewes-
ten eyen sterk met Madoereezea vermengde bevolking, gelijkt
Probolinggo veel op Pasoeroean ; maar de contrasten zijn minder
scherp, de rijkdom van merkwaardigheden van natuur en kunst
wordt er, zoo wg de gebergten aan de westgrens uitzonderen ,
betrekkelgke armoede.
Probolinggo was tot 1855 een regentschap van Besoeki, en
werd eerst den 4^^t^ Febr. van dat jaar, ten gevolge van het
steeds toenemend gewicht van Java's Oosthoek, tot eene aCzon-
derlgke residentie verheven. Zij werd echter bg die gelegenheid
wèl in afdeelingen gesplitst , maar bleef één enkel regentschap
Tormen. Yan die afdeelingen beslaan Probolinggo en Eraksaan
of Eareksan te zamen de kleinere noordelijke, het minder be-
volkte Loemadjang alleen de iets grootere zuidelijke helft.
De residentie Pasoeroean heeft in de geschiedenis van Java
eene niet onbelangrijke rol vervuld, die wij in het historisch
deel yan dit werk hebben leeren kennen; maar tevens is ons
daaruit gebleken, van hoe weinig belang nog in de vorige eeuw
en tot in Daendels' tijd Probolinggo werd geacht. Na de onder-
werping van den geheelen Oosthoek aan de Compagnie werd
het geheele gewest voor een onbeduidende som aan Chineezen
verhuurd, en ook de verkoopprgs dien Daendels er voor bedong,
was gering in yerhouding tot de intrinsieke waarde der rgke
residentie *). Eerst nadat het Gouvernement , onder het bestuur
van Ba£9es , dit schoone gewest weder had ingekocht ') , kon het
allengs tot dien trap van ontwikkeling geraken , die het waardig
maakte als eene op zich zelve staande residentie bestuurd te worden.
Om onzen tocht door de residentie Pasoeroean aan te vangen,
verplaatsen wij ons in de gedachten weder naar Gempol, dat
tegenover Pórong aan de grensrivier met Soerabaja, de Eali
Pórong, is gelegen'). Gempol is tevens de naam van een der
zes districten waaruit het regentschap Bangil bestaat, en de be-
doelde desa is van dat district de hoofdplaats. Het is een aanzien-
Igk dorp met een Chineesche kampong, meest uit steenen huizen
bestaande. Vroegere schrijvers vermelden eene groote rawa, die
') D. IL bL 524, 577. «) D. IL 590, 591. ») Zie boven bla. 880.
Digitized by VjOOQIC
928
zioh ten zuidwesten van die plaats uitstrekte, en wel is waar
in den oostmoeson kon beplant worden , doch in den regentgd,
door de buiten hare oevers tredende rivier in een meer werd
herschapen, dat met vlotten bevaren werd. De hier gel^^n desa's
vormden dan als zoovele eilandjes in den wijden plas. Eene
dezer desa's, Ngrahos geheeten en dicht bij de Soerabajaaohe
grens gelegen, dankte eene zekere vermaardheid aan twee
kolossale beelden ; die zoo het schgnt Baksasa's voorstelden en
wellicht overblijfselen waren van een voormaligen tjandi, die
door de overstroomingen vernield is *). De beelden zullen er
waarschgnlgk nog staan, maar van de rawa is op de nieuwere
kaarten geen spoor te vinden; waarsohgnlijk is zg door den
verbeterden waterafvoer van de Eali Pórong in droog land her-
schapen.
Eer wg van Gempol, hetzg langs den post- of langs den spoorweg ,
naar Bangil gaan , willen wg een bezoek brengen aan de streken
van het Ardjoen&-gebergte, die ons met eenige bekoorlgke
natuurtooneelen zullen doen kennismaken. Wg slaan daartoe den
weg in die van Gempol zuidwaarts voert naar Pandakan , de
O Domis, de Residentie Pasoeroean, bl. 166 t.; vgl. Rengers, Dagboek,
bl. 265 , die missohien met het r,gTOote meer , gevormd in den boohtigen loop
der rivier zelve** (de Elali Pörong) , niets dan de hier vermelde rawa bedoelt,
in vrelk geval hg boven, bl. 880 , verkeerd door mg begrepen , en dos mgne
voorstelling daar ter plaatse wellicht niet geheel juist is. In het geheel heeft
mij, by het gemis eener goede uitvoerige kaart, die den tegenwoordigen
toestand weergeeft, het regentschap Bangil groote zwarigheden opgeleverd,
waartoe vooral de zonderlinge verwarringen der geraadpleegde schrgvers en
kaarten ten opzichte der Kali Ai^'ar hebben bggedragen. Eerst na lange
overweging en vergelgking der verschillende berichten en voorstellingen
is het mg dnidelgk geworden, dat van degenen die de streek uit eigen aan-
schouwing kennen , sommigen den naam Kali Ai^jar , in navolging der kaart
van Baffles, aan de Kali Pörong zelve geven, anderen (wier voorbeeld ik
gemeend heb te moeten volgen) dien naam toekennen aan de rivier van
Bangil, welke zich even beneden de desa Kali Aigar in* de Kali Pórong, nabg
haren wgden mond, ontlast, en niet, zooalsDomis (de Residentie Pasoeroean,
bL 18) zich ongelukkig liet ontvallen, in zee. Uit die dubbelzinnigheid nu zgn
bg degenen die het land niet zelven gezien hebben, alleriei zonderlinge mis-
vattingen geboren, niet het minst bg Buddingh, K. O. I., I. 854, die het
wel is waar doet voorkomen, alsof hg deze streek had bereisd, maar ¥riens
onbestaanbare voorstelling mg den indruk geeft van uit verwarde herinneringen
van vroeger lectuur te zgn samengeflanst.
Digitized by VjOOQIC
929
hoofdplaats van bet gelijknamig districfc^ aoht en een halven paal
vanGempol verwgderd. De weg is aangenaam en fraai beplant;
hg voert door een dicht bevolkte streek en een aaneenschakeling
van bouwlanden. In zijne nabijheid wgst men het graf van
Poetri Batang, zuster van den Soesoehoenan Tegal Aroem'),
en ofschoon haar lijk reeds lang geleden naar Mataram werd ver-
voerd , ziet men inlanders die aan gevaarlgke kwalen Igden , nog
dikwijls op die plaats o£fers brengen , in de hoop van daarvan te
herstellen , omdat dit eenmaal aan die prinses moet zgn te beurt
gevallen. Wat verder zuidwaarts is, een weinig ter zgde van
den wegi de desa Pelem bevallig gelegen aan den voet van den Goe-
noeng Prauw , een lageren , met de overblijfselen van een mishan-
deld djati-bosch bedekten berg, waarachter zich de kale kruin
van den Penangoengan verschuilt. Men heeft hier. lang geleden
eene goed bewaarde inscriptie in Eawi-schrift gevonden, maar
het is mij niet bekend wat daarvan later geworden is '). Allengs
stggende biedt de weg van de hoogten bij Pandakan , over de lage
strandvlakte heen, een schoenen blik op de zee. Rechts heeft
men er den Penangoengan, aan welks oostelijken voet Pandakan
is gelegen , dat nagenoeg ineenloopt met de groote en welvarende
desa Easëri. Hier heeft een controleur zijn zetel en er zgn ko£Se-
en zoutpakhuizen opgericht, terwijl de omtrek eenige vermaard-
heid dankt aan de overblgfselen van Tjandi Poetri Djawi, die
in het tweede deel van dit werk beschreven zgn ')• Bij deze desa
zondert zich, een halven paal voor men Pandakan bereikt, van
den weg een zgtak af naar Prigèn. Dien weg zullen wij inslaan.
Prigèn ligt op 4} paal afstands van Easëri, aan de hellingen
van het Ardjoen&-gebergte, of liever van den zadel die Penan-
goengan en Ardjoen^ verbindt. Wg komen er zeer in de nabgheid
van ons reeds bekende streken; want Prigèn is slechts 1} paal
verwgderd van de' Soerabajasche grens, en 8^ van het bekoorlijke
Trawas , dat nagenoeg even ver van die grens aan de Soerabajasche
zgde gelegen is.
Wg bevinden ons hier in een der schoonste gedeelten van
Java, eene streek die niet slechts alles bezit wat de natuur
1) Dl. U , bL 367. O Domis , de Residentie Pasoeroeang , bL 168. ') Blz. 118.
m. 59
Digitized by VjOOQIC
van dat eiland zoo grootaoh en indrukwekkend maakt , maar die ook
verleyendigd wordt door de sporen van het aanzijn en de werk-
zaamheid der menschen^ waardoor die sombere eentonigheid ge-
broken wordt, welke gewoonlijk de keerzgde van het Javaansche
landschap uitmaakt De rijke kooplieden en fabrikanten van Soera-
baja en Pasoeroean hebben in deze koele bergstreek, op eene
hoogte van twee tot yier duizend voet, eene toevlucht gezooht,
waar zg de gloeiende hitte van het strand ontwijken; zg hebben
er op de schoonste punten, vooral op vooruitspringende terreinen ,
welke een ruim en vrij uitzicht gunnen , kleine villa's aangelegd ,
waarvan de witte woonhuizen , die in den drogen moeson , de geheele
week door, aan vrouw en kinderen , en des Zaterdags en Zondags
ook aan het hoofd des gezin s tot verblgf strekken, als blanke
vogels op het onafzienbare groene veld zgn neergestreken. Pri-
gèn, Plembon en Trètès zgn de namen van drie dicht bg elkander
gelegen desa's , die , om deze eigenaardige bekoorlgkheid , den naam
van de ^drie Gratiën der Ardjoen&*helling* waardig zgn, waar*
mede een gevoelvol schrgver ze begroet heeft '). Misschien zou
hg er ook het in denzelfden kring gelegen Ledoeg bggevoegd
hebben, indien het gekozen beeld der Gratiën hem niet aan het
drietal gebonden had.
Verplaatsen wij ons met hem een oogenblik naar de voorgalerg
van den pasanggrahan te Plembon , op het oogenblik dat de ten
ondergang neigende zon op het punt staat van achter de bergen
te verdwijnen. De tuin van den pasanggrahan prgkt met een
in Indië zelden geêvenaarden overvloed van Enropeesche bloe-
men, — rozen en dahlias, fuchsia's en pelargoniums, — waaraan
de Nederlander steeds geneigd is de voorkeur te geven boven de
inheemsche, misschien het meest om de herinnering aan het
Vaderland die er mede verbonden is. Dicht vóór den pasang-
grahan ligt een bevallig klapperboschje , in welks gevederde
kruinen de avondzon speelt, om met rozengloed langs de slanke
stammen af te dalen en met zachten glans op den eeuwig groenen
bodem te rusten. Aan weerszijden van die boomengroep breidt
zich een prachtig vergezicht uit. Links verheffen zich de ribben
^) P. Heering , een bezoek aan het Ar^joeni-gebergte , Gids , 1878 , D. I , U. 79«
Digitized by VjOOQIC
931
van den Ardjoen&, doorsneden van ravgnen, wier randen met
een malsch grastapgt en wier hellingen tot op den bodem met
dicht geboomte zijn bekleed, en besproeid door klaterende
beken, die in snelle vaart de laagte te gemoet klotsen. Bechts
breiden zich aan onzen voet, omstreeks 2000 voet beneden ons,
de geelgroene sawahs der strandvlakte uit, afgewisseld door de
in de dorpsboschjes verscholen desa's, besproeid door zilveren
rivieren en begrensd door het blinkend vlak der zee. De zon
werpt nog hare laatste stralen op de hoogste bergtoppen en
kleedt ze in zachten pnrperglans ; waar haar licht niet kan reiken ,
onttrekken zich vormen en Ignen steeds meer aan den vorschenden
blik, en hullen zich rotsen en kloven in den valen sluier van
den nacht, maar een volle gouden gloed wordt nog een oogenblik
opgevangen en teruggekaatst door de groene sawahvlakte en de
blauwe wateren. Het is de laatste groete der in sluimering weg-
zinkende natuur.
Maar een ander genot wacht ons wanneer de ochtendzon haar
tot een nieuw leven oproept. Wij gaan naar Trètès , beroemd door
zgn waterval. De naam schgnt eigenlgk dezen laatsten aan te
duiden, en op de nabij gelegen desa, gelgk ook op de rivier , de
Eali Trètès, die op den Ardjoen^ ontspringt, te zijn overgedragen;
want hij beteekent ,,gedroppel^ en is vermoedelgk ontleend
aan den regen van waterstof , waarin de schuimende massa zich
oplost, na door een zwarten rotsklomp in hare vaart gestuit
en gebroken te zijn. Er is in de Residentie nog een tweede water-
val, die hetzelfde verschgnsel aanbiedt, denzelfden naam draagt
en dien eveneens aan eene nabjjliggende desa mededeelt. Wg zullen
dien later in het district Ngantang, regentschap Malang, loeren
kennen; hier bepalen wg ons tot dien van het district Panda-
kan, regentschap Bangil, die somtgds, waarom is niet geheel
duidelgk , door den naam Trètès Bandjir onderscheiden wordt ')•
O Zoo ten minste bg Domis, de Residentie Pasoeroeang, bL 15, die
OTerigens alleen den waterval in Ngantang naawkeuriger besohryft, terwgl
daarentegen die in Pandakan uitvoerig beschreyen wordt door t. Hoëvell,
Bels, II. 120—123. Met een enkel woord spreekt Domis nog daarvan blz.
17; ook wordt hg vermeld door Enssendrager , Verzameling van Ondheden , bl.
14, en Java, bl. 815 (op welke laatste plaats ^50 voet hoogte*^ een drok-
59*
Digitized by VjOOQIC
932
Om dezen waterval te bezichtigen moet men bg den paaang-
grahan van Trètès afdalen langs de steile wanden yan een diep
raygn, dat zioh als een geopenden afrond vertoont; wantgelgk
zoo vaak, toont ook hier de natuur haar verborgen schoon alleen
aan hem die het genot met zgn zweet wil betalen. Slechts klau-
terend en grijpend naar alles wat aan de handen een houvast
biedt, kan men den bodem van het ravijn bereiken, waardoor
een kristalheldere stroom, door honderden voeten hooge wanden
ingesloten, zich bevallig kronkelt, maar niet dan na zich met
bliksemsnelheid en donderend geraas langs een bgna loodrechten
wand van ruim honderd meters hoogte daarin te hebben neder-
gestort. De waterstraal is aanvankelgk slechts smal, maar door
het reeds vermelde rotsblok opgevangen, verdeelt hg zich in
een stofregen van milliarden dropjes , die zioh voordoen als wol*
ken van rook , terwijl het invallende zonlicht in de verbrgzelde
waterkolom het betooverende kleurenspel zijner ontbonden straal-
bundels schept. Aan den voet der rots herzamelt zich het in damp
opgeloste water in een halfronde kom en wordt onmiddellgk eene
rivier van eenige breedte, wier melkschuim zich welhaast in de
ondoordringbare gewelven van het dichte geboomte verliest Het
is vooral de eindelooze rgkdom van den plantengroei die zulke
tooneelen op Java zoo aangrijpend maakt. Ter wederzgde van
den val heeft de vegetatie haren lioom van overvloed over de
rots uitgestort en die hier met de breede bladeren van den wilden
pisang , ginds met het fijne loof der sierlgk wiegelende bamboe-
struik , elders met de bevallige festoenen van kronkelende lianen
en de veelvormige vederbossen van tallooze varens getooid, en
loof en bloemen openbaren den rgkdom hunner kleurschakeering
in het schitterend licht der tropische zon.
Te Trètès zgn wg reeds een heel eind op weg , wanneer w§
font is voor: „850 voet hoogte,* zooals op de eerste gelezen wordt en beter
met de „800 Toet" van Domis en de „honderden Toeten" van y. HoSyell
overeenstemt). Een wonderlijke Terwarring van beide watervallen vindt men
bg T. d. Aa, K. O. I. IV. 808, en de verkeerde voorstelling , alsof de Trètès
Bandjir in de onmiddellgke nabijheid van Bangil lag, waartoe troawens de
hier verbazend onnauwkeurige kaart van Junghuhn eenige aanleiding geeft,
bg Baddingh , N. O. I. , I. 855.
Digitized by VjOOQIC
933
den Ardjoen&i bepaaldelijk zijn noordelgkenhoekkegel, den 'Wali'»
rang, willen bestijgen^). De vijf toppen waaruit het gebergte
bestaat, liggen nagenoeg in eene rechte lijn, die van N.N.W. naar
Z.Z.0. loopt en op de grens van Soerabaja met Pasoeroean met
den nog werkzamen Walirang aanvangt, vervolgens de grens
beschrgft tusschen de regentschappen Bangil en Malang; en eindigt
in den hoogsten top, den Wid&darèn, gelegen op het punt waar
het vroeger tot het regentschap Pasoeroean , maar thans tot Bangil
gerekende district Poerworedjo ') in een westwaarts gekeerde
scherpe punt uiüoopt. De Wid&darèn wordt veelal als de eigenlgke
Ardjoenl beschouwd en dikwijls ook zoo genoemd; volgens de
metingen door de heeren van Asperen en Soeters verricht, be-
draagt zgne hoogte 8333, die van den Walirang 3150 meters.
Yan de drie tusschen beide liggende toppen, waarvan de twee
noordelgkste den tweelingsberg G. Eembar vormen ') en de derde,
de G. Bakal, nader met den Wid&darèn samenhangt^ zijn mg
geene eenigszins nauwkeurige hoogte-opgaven bekend. Al deze
toppen zijn kegelvormig, en op een hoogte van ongeveer 65
tot 170 meters beneden hun schedel met elkander vereenigd,
zoodat zij van daar af gemeenschappelijk de hellingen van den
Ardjoenl vormen, wat echter niet verhindert, dat de omtrekken
1) Beklimmingen van den Walirang zgn beschreyen door D. S. in „Indisch
Magszgn*' , 2e Twaalft. , no. 1 en 2 , bl. 48—47 (welk stukje ten onrechte
den titel «Tocht naar den Penangoengan^ draagt), en door P. Heering, in
,de Gids**, t. a. p. De beklimming van den Wid&darèn door Junghuhn is
beeohreTen in zgn Java, II. 1143 ty. Uit een opstel van Zollinger in het
T. V. N. I., Jg. VIII, D. I, bL 183—148, blgkt dat deze niet aUeen den
Widüdarèn van Prigèn nit, maar ook den Penangoengan Tan Trawas uit
beklommen heeft. Ik heb dit bericht bg hetgeen ik op bL 890 oyer den
Penangoengan zeide , over het hoofd gezien, maar het voegt weinig nieuws
toe aan hetgeen ik orer dien berg heb kunnen mededeelen.
«) StbL 1876, n» 194.
*) Junghuhn kon van den hot naast aan den Walirang grenzenden top den
naam niet te weten komen. Ik heb het gewaagd aan te nemen, dat hij onder
den naam Eembar begrepen is, dewijl deze naam „tweelingen'* beteekent en
de beide toppen zeer met elkander oyereenkomen. Heering spreekt ook
van de vgf toppen, maar Zollinger noemt tusschen den Walirang en den
WidSdarèn alleen den Gr. Eembar en schgnt den G. Bakal slechts als een deel
van den Widfidarèn te beschouwen. Vgl. nog Bleeker, T. t. N. I., Jg. 1849,
II.,bl. 24.
Digitized by VjOOQIC
934
Tan ieder in het bgzonder tot aan hnn voet vrg duidelijk te
onderkennen zgn.
Wg zullen eerst den Walirang boBtijgen, wat ie belangrgker
is omdat Jnnghuhn, die dezen top sleohts yan de kruin des
WidILdarèns gadesloeg , zich yan zgn krater een verkeerde voor*
stelling gevormd heeft, welke op zgn gezag ook door anderen is
overgenomen; daarna zullen wjj ook den Wid&darèn een vluchtig
bezoek brengen.
Wg verlaten Trètès vroeg in den morgen te paard en rgden den
eersten dag tot een optrekje, Lali djiw& geheeten, dat op eene hoogte
van 2200 k 2500 meters is gelegen en , met toestemming van den ei-
genaar natuurlijk, tot ons nachtverblijf is be8temd.DeArdjoen& is tot
geene groote hoogte bewoond.Grogol , een weinig hooger slechis dan
Trètès , is de laatste plaats waar eenige hutten bijeen staan; een hoop
steenen wgst er den inlanders een offer- en bidplaats aan. Weldra
hebben wg niet alleen desa's en sawah's, maar ook koffietuinen
en alles wat van 's menschen werkzaamheid getuigt, achter ons
gelaten, en stggen wij langs een kalen , slechts met gras begroeiden
bergwand naar boven, met den blik aan onze rechterhand op
den Penangoengan. Op een 150 meters misschien eer wij de
hoogte bereiken waar wg over zgne kruin kunnen heenzien,
begint het eentonige, ijle, bgna schaduwlooze tjem^&-woud.
Tggers huizen, zegt men, in menigte in de ravgnen langs den
weg; de Javaan noemt ze eerbiedig met den naam van Ejai,
maar zal het niet wagen het woord matjan uit te spreken,
als hg het aanwezen dier dieren in de nabgheid vermoedt. Mis-
schien treffen wg eene enkele berookte en omheinde hut aan ,
bestemd tot tijdelijk verblgf voor menschen die zwavel (walirang)
halen uit den krater van den berg, welke aan dit mineraal zijn
naam ontleent, en daarvan een grooten voorraad bijeenzamelen, dien
ze, in vrachten van zeventig kati's, in manden aan een draagstok
hierheen brengen. Later voeren zg dien voorraad verder beneden-
waarts , totdat hunne makkers van Bangil hun te gemoet komen om
het product af te halen en voor den prijs van 7 of 8 centen per kati te
Soerabaja of elders te verkoopen. Eindelijk treft ons oog, temid-
den der eindelooze tjem&r&'s , een vriendelgk groen geverfd huisje ,
Digitized by VjOOQIC
9S5
waaruit een blauwe rookzuil op8ti|gt, en dat in zgn yoorgeyel
den naam Lali djiw& draagt, in letters door natuurlgk gekromde
takken gevormd. Inwendig bootst het op bedriegelgke wgze eene
Bcheepskajuit na , met tal van schuifdeuren die den toegang ver-
leenen tot de couchettes of hutten die ze omringen , en om de
begoocheling volkomen te maken , wordt onder den houten vloer
het ruischen der bron gehoord , waarbij Lali djiw& is gebouwd.
Na een nacht waarin jassen en dekens eene gewenschte bescher-
ming tegen de koude verleenen , wordt de tocht door het suizende
<jem&r&-woud te voet voortgezet , en na twee en een half uur
ongeveer de top van den Walirang bereikt. Het hoogste gedeelte
van de berghelling is schier geheel onbegroeid; slechts eenige
verschrompelde, dikbladige struiken schieten uit de puinbrokken
te voorschgn. Het pad bestaat ten laatste uit een ruwe steenen
trap, die met zeer korte wendingen in zigzag naar boven voert ,
en u telkens onverhoeds voor een honderden meters diepen
afgrond plaatst , zoodat reeds het opstijgen u met angstige
bekommering vervult voor den terugtocht , die u het gevaar met
zooveel grooter duidelijkheid zal onder de oogen brengen. Ein-
delgk is de top bereikt^ eene horizontale vlakte van vrg wat
belangrijker afineting dan men hier verwachten zou, uit zand en
verweerd gesteente bestaande, waarop geen enkel plantje, geen
grassprietje groeit Te midden van het eentonig grauw van dit
doodsche tooneel herkent het oog den geopenden krater, wijd van
omvang en aanzienlgk van diepte, aan den door zwavelkristallen
geelgetinten rand en den zich hoog verheffenden westelijken wand,
waarvan de stompe spits zich over den afgrond heenbuigt. Een-
maal zal het oogenblik daar zijn waarop die vervaarlijke massa
met een donderenden slag nederstort ; de gedachte doet u
ijzen , dat wellicht de arme zwavelhalers , die om schamel gewin
in den krater afdalen, getuigen en slachtoffers van zulk een
katastrophe zouden kunnen worden.
Yergelgken wij den toestand waarin de krater zich bevindt,
met de voorstelling die Junghuhn er zich van vormde , dan vin«
den wg een duidelgk bewgs hoe gevaarlijk het is zulk een bergtop
te beschrg ven naar hetgeen men uit de verte omtrent zijne gesteldheid
Digitized by VjOOQIC
936
meent waar te nemen. De krater is niet naar hei zuidwesten geopend,
gaat niet aan die zgde zonder eenigea&cheidingin de berghelling
over, en heeft niet in zgn afwaarts loopenden bodem drie nevens elkan-
der gelegen hoofdopeningen , waaruit verblindend witte dampznilen
opstijgen ; maar hg is van alle zgden door een hoogen wal ingesloten ,
er rgzen zoo zwakke zwaveldampen uit op dat zg boven den
rand niet meer zichtbaar zgn , en de drie witte wolken stggen niet
uit den krater zelven omhoog , maar uit drie solfataren cUe zidi in
de zuidwestelgke berghelling hebben gevormd.
Van deze kruin kan men het oog laten weiden over de uit-
gebrande kraters der toppen die den Walirang van den Wid&-
darèn scheiden , en over den scherpen rug die dezen laatsten
verbindt met den meer oostwaarts gelegen Indr&kil&i welke als
een aanhangsel van het Ardjoeni-systeem te beschouwen is. Doch
beter nog zal onze blik dat aUes beheerschen van de grootere
hoogte van den Wid&darèn, en daarom verplaatsen wg ons
thans, zonder over de gevaren van den terugtocht uit te weiden,
in gedachten weder naar Qrogol , van waar wg , op het voetspoor
van ZoUinger, dwars over de door ravgnen gescheiden ribb^
die van den tweetoppigen Kembar uitstralen, den bezwaarlgken
marsch naar den hoogsten zuidelijken top voortzetten. De bestg«
ging van den Wid&darènisaandezezgdemet grootemoeielgkheid
verbonden; want de berg die aan de oost- zuid- en westzijden den
regelmatigen kegelvorm heeft behouden , schijnt aan de noordzgde
vanéén gescheurd. De G.* Indr&kil&, door Zollinger G. Rin^t
genoemd, die zich thans als een afeonderljjke berg voordoet, b
door een zeer diepe kloof van de andere toppen gescheiden , waaruit
de noordelijke helling van den Wid&darèn en de rug die zgne kruin
aan de oostzijde met den Indr&kil& verbindt, als een schier loodrechte
muur van omstreeks 500 meters hoogte oprijzen. Volgens Zollinger
beantwoordt de kleinere berg juist aan de gaping die door de
vooronderstelde gewelddadige scheiding is ontstaan. In de diepte
der kloof liggen eenige kleine vakken , die sawah-sawahan genoemd
worden , dewijl het water zich daar verzamelt en er soms langen
tijd op blijft staan. Zg zgn begroeid met korte grassen en grgs-
viltige Gnaphalium's en zgn een geliefde verblijfplaats der herten.
Digitized by VjOOQIC
937
Yan de moeilijkheid waarmede Zollinger te kampen had,
heeft JuDghahn niets ondervonden , omdat hg den berg van
Malang uit^ dos van de zuidzgde, heeft bestegen^ yan welken
kant de beklimming weinig bezwaar oplevert en men bgkans
tot den top te paard kan voortkomen. Die reiziger beschrgft de
lagere hellingen, nadat hij het bewoonde land verlaten had, als
een graswildemis van alang-alang , hier en daar afgewisseld door
glagah; de woudgrens wordt eerst bereikt op eene hoogte van
omstreeks 1800 meters. Op dit pnnt lag de pasanggrahan Toeng-
goei B&n&, van welker terras hg een verrokkelgk vergezicht
genoot over het land van Malang , dat zich aan zgn voeten uitbreidde.
Het geboomte bestond hier aanvankelgk vooral uit kleine eiken , die
hooger op steeds meer door tjem&r&«boomen werden vervangen , in
wier wijde tusschenruimten een welige flora van kruidachtige Alpen-
plantjes en dichte bedden van viooltjes opschoten. De steeds smaller
wordende rib , waarover de wegliep , bracht den reiziger ten laatste
tot aan de bovenste woudgrens , die op den Ardjoeni wellicht hooger
ligt, dan op eenigen anderen bergtop van Java. Dit woud bestaat
grootendeels uitsluitend uit tjemILr&'s, die met de toenemende
hoogte steeds meer dwergachtig en verschrompeld worden. Op
enkele punten is echter de kale top begrensd door lage, maar
dichte, boscbjes van Quercus pruinosa BI. Op de kruin zelve
groeit slechts, in dichte op eilandjes gelijkende massa's, de gras-
soort die, als geheel tot het gebied der wolken beperkt, van
Junghuhn den naam van Festuca nubigena ontving. Door hare
vntachtig gele kleur, scherp a&tekende tegen den blauwachtig
groenen mantel der Casuarinen , geeft zg aan de kruin , wanneer
men die van de omliggende bergen gadeslaat, een eigenaardige
grgsgele tint. De Javanen beweren dat de top zoo wit is omdat
het daar nooit regent; want dat het groene plantenkleed zoover
strekt als er regen valt. Deze meening is echter moeilgk overeen
te brengen met de omstandigheid, dat Zollinger drie aarden pot-
ten, bij een oude grafstede op de kruin vlakte in den grond
gezet, met water gevuld vond, dat met een zeer dun gsvlies
was bedekt.
Over de overblijfselen van oude bouwwerken die nog op
Digitized by VjOOQIC
988
den top van den Wid&darèn gevonden worden, heb ik reeds
vroeger met een enkel woord gesproken '). Staan wg thans nog
eenige oogenblikken stil bg den vorm van de kruin en bg hei
heerlgk vergezicht dat men vandaar geniet. De pontige, nit los
op elkander gehoopte rotsblokken gebouwde top heeft de gedaante
van een halve maan met opwaarts gekeerde hoornen, waarvan
de kleinere en hoogste N.N.0. van den slechts weinig lageroi
maar wat broederen znid-zuidwestelijken is gelegen. Naar de
buitenwaarts gekeerde zgde , d. L naar het zuidoosten , gaat de
uit beider vereeniging gevormde kruin eerst steil, later met
zachtere glooiing in de berghelling over; aan de binnenzgde
daalt de smalle rand, het meest bg den oost-noordoostelgken
hoorn, loodrecht af in de diepte die ik reeds vroeger beschreven
heb. In de richting van den zuid-zuid westelgken hoorn, die door
eene tusschenruimte van 160 meters diepte van den G. Bakal ge-
scheiden is, zet het gebergte zich voort tot aan den Walirang. Het
vormt als het ware vgf schoorsteenen, die op een rg zgn geplaatst
en één gemeenschappelijken vulkanischen haard hebben, — allen
werkelgke eruptiekegels, van welke vermoedelgk de Wid&darèn
het eerst is uitgebroken, zoodat de vulkanische werking zich
noordwaarts voortzette , nieuwe, kleinere kegels opwerpende,
terwijl in den jongsten, den Walirang, zich thans nog een gering
overblijfsel van hare kracht openbaart. De Goenoeng Bakal, wiens
gesteldheid wegens de grootere nabgheid het best kan worden
waargenomen, heeft een stompen, ronden, eenigszins uitgeholden
schedel, met gras begroeid, dat hier en daar door donkerder
gekleurd struikgewas en verstrooide <jem&r&'s is bestippeld; aan
zgne zuidzijde zag Junghuhn uit eenige scheuren nog zwakke
dampen opstijgen. De naaste top van den Eembar vormt een
halven kring rondom eene in puinhoopen samengestorte, wit-
kleurige massa , en is met zgne geopende zgde naar den Bakal
gekeerd. Ook de andere top is een onvolkomen en ten deele,
en wel naar dezelfde zgde, ingestorte kegel. Dat de Walirang
vanhier niet goed kan worden waargenomen, hebben wg reeds
opgemerkt.
>) D, II, bl. 125.
Digitized by VjOOQIC
989
Wg zagen reeds, dat de ooBt-noordooBtelijke hoorn zich noord-
ooBtwaarts naar de zijde yan denlndr&kil& verlengt, en overgaat ia
een zeer smallen , scherpen rand , waarvan de binnenwaarts gekeerde
zijde een hoogen , onbeklimbaren rotsmunr vormt. Deze wordt echter
lager naarmate hij den Indr&kil& nadert ; en verdwgnt geheel aan
den voet van dezen stompen , met woud bedekten kegel, in welken
de oostelgke helling van den Wid&darèn zich op nieuw verheft
tot een hollen ingedrukten schedel, die omstreeks 800 è 850
meters beneden zijn hoogsten top blgft. Aan de noordwestzgde
paalt de voet van den Indr&kil& onmiddellijk aan de gelgkmatig
afdalende helling van den Walirang. De halve kring door den
Wid&darèn beschreven, beginnende aan het onder den naam
van G. Ambar bekende uiteinde van den zuid-zuidwestelijken
hoorn, en eindigende waar de verlenging van den noord-noord*
oostelijken zich in den Indr&kil& verliest , heeft, volgens Junghuhn ,
geheel het aanzien van de overgebleven helft van een voorma-
ligen kratermuur, waarvan de beide hoorns de hoogste punten
zgn. Het ruime ; tamelijk vlakke, oostwaarts af hellende bergvlak ,
aan de zuidzijde door dien kring omsloten, waarin de hellingen
van den Bakal en den Eembar met zachte glooiing overgaan,
zou dan als de bodem van den ingestorten krater beschouwd
moeten worden. Yan de door Zollinger vermelde grasplekken
spreekt ook Junghuhn, maar met uitzondering van deze is,
volgens hem, alles met ijem&r&-woud bedekt.
Grootsch is het panorama dat zich op den top van den Wi-
d&darèn voor onze blikken ontrolt. Zgne eigenaardige schoonheid
is het vooral verschuldigd aan de nabgheid van de zee en
van lage vlakten, niet veel hooger dan de waterspiegel, door
breede stroomen doorsneden, die zich schier aan den voet van
het gebergte met wijde mondingen in de zee ontlasten. Yan
alle zgden is de Ardjoen& omspoeld door de wateren van de
Brantas, met hare talrijke bijri?ieren en mondingsarmen, nu
eens zich verliezende in schaduwrijke wouden, om dan weder
met schitterenden zilverglans te voorschijn te treden. De rgk
bebouwde alluviale vlakte van Pasoeroean levert een liefelgk
tooneel op, dat een scherp contrast vormt met den verheven
Digitized by VjOOQIC
040
aanblik der berggevaarten die men, bg helderen hemel, zich in
alle andere richtingen aan den horizon ziet yerheffdn. Eerst
breidt in den onmiddellijken omtrek de Ardjoen& zgne trotsohe
vormen voor u uit, omstuwd door den afzonderleken bergtop yan den
Indr&kil&, den nabggelegen Penangoengan en de lange Andjo6mJLr&-
keten, die van de znidwestelgke helling van den Walirang
westwaarts uitstraalt en het hoogland Tan Bakir en Ngantang
ten noorden omsluit, gelijk het aan de zuidzijde begrensd wordt
door den Eeloet en den Eawi en de ruggen die ze verbinden.
Langs die beide vulkanen glijdt de blik verder westwaarts in
de richting van den breeden, gekartelden Wilis, die aan deze
zgde den geziohteinder bepaalt. Oostwaarts ziet men aan de an-
dere zgde der schoone hoogvlakte van Malang het Tenger-ge-
bergte verrgzen, waarin de Br&m& zgne dampzuil omhoog zendt,
en kan men de verbinding van het Tenger-systeem met Java's
hoogsten bergtop , den machtigen Smèroe, gadeslaan , terwgl over
den verbindingsrug heen, in het verre, verre verschiet, de Jang
en de Baoen u nog een groet schgnen toe te werpen.
Daar wij het zooeven genoemde hoogland later, van Malang uit,
willen bezoeken, keeren wg thans uit de Ardjoen&-streken naar
Oempol terug, om in de eerste plaats de wegen te leeren ken-
nen die vandaar naar Bangil en Gempeng voeren. Ware er
geen bgzondere reden om met deze wegen kennis te maken , dan
konden wg ook rechtstreeks van Pandakan naar Bangil gaan,
langs een weg die in noordoostelijke richting derwaarts voert,
en met den weg van Gempol naar Pandakan en den postweg
van Oempol naar Bangil een bgna gelgkzgdigen driehoek vormt
Yan deze drie wegen zgn namelgk de eerste en de laatste ieder
71 palen lang; de derde is, zooals boven reeds bleek, i paal langer.
De postweg voert door de met sawahs bedekte alluviale vlakte ,
langs de dorpen Patoek , Gondang legi en Toeren , en levert trotsche
gezichten op, eerst op het Ardjoeni-systeem , later ook meer en
meer op dat van den Tenger en Smèroe. Dicht bg Gondang legi
gaat rechts een smal voetpad af naar de , slechts weinige mina*
ten verwgderde desa Derm&, waar, in een ouden koflBetuin, de niet
veel beteekenende overblijfselen gevonden worden van een tjandi
Digitized by VjO.OQ IC
941
van gebakken steen, vermoedelijk uit den laatsten tijd van het
M&dj&pahitsche rgk afkomstig. Men meent dat z{j het graf is van
zekere Njai B&nd& Derm&, die in de omstreken van Gempol om
hare Troomheid en milddadigheid hoog geëerd was en yan
wie de volgende legende verhaald wordt.
Een jongeling, van het zoiderstrand afkomstig, had zich in het
district Gempol in dienst begeven van eene vermogende vronw,
wier sawahvelden hg met den meesten ijver en toewijding bewerkte;
doch in weerwil van zgn noesten arbeid bleven de sawahs on-
vruchtbaar, en het geringe product was nauwelgks toereikend
om den onverzadelijken eetlust van den dj&k& (jongeling) te
stillen. Dit had ten gevolge dat zgne meesteres hem ontsloeg en
hl) aan prangenden nood werd prijs gegeven. In zijn verlegenheid
zocht hy hulp en raad bij de r&nd& (weduwe) Derm&, die, met
zgn lot begaan , hem als een zoon in haar huis nam , onder voor-
waarde dat hij nu hare sawahs bewerken zou. Zijn gver was
even groot, maar de uitkomst was even bedroevend; slechts ledige
halmen werden welhaast op de akkers der weduwe gevonden. Doch
op zekeren dag ontdekte de dj&ka, met niet geringe verbazing, dat de
halmen , waarin voor eenige dagen in 't geheel geen koren aan-
wezig was, geheel met goudkorrels gevuld waren. Hij sneed een
tómpó ') vol van dit wondergraan, bracht het in de goeboeg '),
en noodigde zijne meesteres om den schat te komen bezichtigen.
De plotseling zoo rijk geworden weduwe besloot een vgfde van
den oogst af te staan aan hen die bij het sngden van het graan
behulpzaam waren , en hieruit zou de gewoonte op Java ontstaan
zgn, om aan de maaiers een vijfde van de opbrengst des akkers
als loon te geven.
Niet lang daarna kwamen te Gempol zeven djoeragans (koop-
lieden) van Bomeo, die dwaas genoeg geweest waren in den
pasanggrahan van de desa Djago al hun geld in hanengevech-
ten en weddenschappen te verspillen. De fitam van den rgk-
dom der weduwe Derm& noopte hen bij deze goede vrouw hulp
*) Tómpó is een ronde, van bamboe gevlochten r^stkorf, waanran de inhoud
in verschUlende streken zeer Terschilt.
*) Wachthui^je op den akker.
Digitized by VjOOQIC
942
te zoeken, en niet te vergeefs werd deze ingeroepen. De aan-
zienlijke Bommen, door haar yoorgeschoten, stelden de djoera^
gaan in staat hunne handelszaken te hervatten en tot groot yer*
mogen te geraken. Maar toen zij naar Gempol terugkeerden om
hunne rekening met de weduwe te verefEen, vernamen zg met
groot leedwezen dat zij kort te voren overleden was. Zij beslo-
ten om te harer eere een prachtige grafstede of tjandi te stich-
ten en een luisterrgk oflPerfeest of sidekah te vieren. De vrucht*
baarheid van den bodem dezer streek en de welvaart die de
bewoners van Derm& genieten, wordt aan het aanwezen dezer
grafstede toegeschreven ').
Yan den in Mei 1878 voor het verkeer geopenden spoorweg
van Soerabaja naar Fasoeroean hebben wy de sectie van Soerabaja
tot Porong vroeger leeren kennen '). Vandaar gaat hg over een
yaste brug met drie openingen , ieder van 30 meters , naar het aan
de overzijde liggende Gempol. De geheele lengte van den spoor-
weg, behalve den later te beschrijven zgtak naar Malang, is nage-
noeg 63 kilometers, waarvan, in ronde cijfers, 35 tot de residentie
Soerabaja behooren, 12 den afstand vormen van Porong tot
Bangil , en 1 6 dien van Bangil tot Fasoeroean. Tusschen Gempol
en Bangil in slechts ééne halte, dicht bij de nog al moeielgke
passage Goenoeng Gangsir, ten behoeve der nabggelegen belang-
rijke desa Eemlaten. Het station te Bangil is gebouwd aan het
Westeinde der plaats, zooveel mogelijk in de nabijheid van den
pasar en het Chineesche kamp, en daar hier de zijtak naar
Malang begint, heeft het een vrg aanzienlijke uitgestrektheid. Het
stationsgebouw is fraai en ruim en heeft eenvoudige doch nette
wachtkamers en een wel voorzien buffet. Aan gene zgde van het
station overschrgdt de baan de rivier van Bangil over eene vaste
brug met twee openingen , ieder van 20 meters. De menigvuldige ,
deels natuurlijke, deels kunstmatige waterloopen die door den weg
gesneden worden , hebben een verbazend aantal kunstwerken nood-
ï) Domis, de Residentie Posoeroeang, bl. 161—165. — Buddingb, K. O. I., L
855, Teenstra, Ned. Overz. Bez., 225, en anderen noemen het monoment
waartoe deze legende betrekking heeft, Kaboe-tjandi.
*) Blz. 852 , 870 , 877 , 880. De eerste sectie wordt in de verslagen na
eens slechts tot Porong, dan weder tot Gempol uitgestrekt.
Digitized by VjOOQIC
943
zakelijk gemaakt , waarvan echter verreweg de meeste van
geringe beteekenis zgn.
Wg zullen thans een bezoek brengen aan de köta Bangil zelve.
Zij is de hoofdplaats van het regentschap en tevens van het
district van dien naam, maar loopt ook, ongeveer als Hamburg
met Altona, ineen met Gempeng, de hoofdplaats van het ge-
lijknamige district, dat zich van hier oostwaarts tot aan de grens
van het regentschap Pasoeroean uitstrekt. De Adsistent*resident
van Bangil heeft zijne woning en kantoor in eene tot Gempeng
behoorende buurt, nog een halven paal verder oostwaarts aan
den postweg gelegen. De kóta Bangil wordt door de rivier van
Bangil, die, in het Ardjoen&-gebergte bg Tjed&n^ ontspringende,
hier tot eene breedte van omstreeks 80 voeten is aangewassen ,
in twee deelen gesplitst. Anderhalven paal beneden de kóta besproeit
deze rivier het welvarende visschersdorp Kali anjar ^) , en nog een
paar palen lager vereenigt zij zich met de Kali Porong.
Bangil heeft een zeer net en welvarend voorkomen , maar biedt
niets bgzonders. De lange en hooge witte muren waarmede alle
wegen en dwarswegen zgn afgezet , geven aan de plaats iets stjjfs en^
gedwongens , en doen aan een benteng of sterkte denken. Onder
de belangrgkere gebouwen is de dalem van den Begent schier
geheel gelgk aan eene gewone Indo-Europeesche woning; van
de moskee kan men zeggen dat zg net is, van de Europeesche
en vele Chineesche woningen dat zg een goeden indruk maken;
maar iets merkwaardigs is er niet te vinden. Het aantrekkelijkst
is wel de groote marktplaats, die zich door een druk vertier
onderscheidt In de geschiedenis van Java is Bangil bekend door
den laatsten strijd van Soerapati, die hier de wonde ontving
waaraan hg kort daarna bezweek '). In de omstreken van Bangil
^) Kali anjar beteekent nieuwe rivier. Tot nadere toeliehting der op bl.
928 , noot , in het gebruik Tan dien naam opgemerkte tegenstrgdigheden ,
kan misschien de gissing dienen, dat de Kali aigar yroeger eenmaal een
nieuwe uitwateringsarm yan de K. Porong geweest is, die langs het dorp
Kali aigar, waar zg de rivier yan Bangil opnam, rechtstreeks naar zee
stroomde. Is die gissing juist, dan heeft het terrein hier ter plaatse in de
laatste halye eeuw zeer groote yeranderingen ondergaan.
«) Zie D. n. bl. 429.
Digitized by VjOOQIC
944
yerdient de badplaats van den Regent, Mindit geheeten, en aan
den weg die over Goenoeng Sari naar Fandakan loopt gelegen | onge-
twijfeld om haren aardigen aanleg een bezoek^ indien ze , wat ik
niet dnrf yerzekeren , nog in goeden staat van onderhond verkeert ').
De hoofdstad Pasoeroean zullen wij later leeren kennen; ik
noodig mgne lezers uit thans in gedachten met mij plaats te nemen
op den spoorweg van Bangil naar Malang, die ons met geheel
andere tooneelen zal bekend maken. Deze zgtak| die den 208teii
Juli, 1879, voor het verkeer werd geopend, heeft eene lengte
van ruim 48 kilometers en halten te W&nlUcert&, SoeklLredji,
Singon, La wang en Sing&sari. Hg loopt, in over het geheel vrg
rechte lijn , van N. N. O. naar Z. Z. W. over het terrein dat tnsschen
de hellingen van den Ardjoen& en den Eawi ten westen en die van
den Tenger en Smëroe ten oosten ligt ingesloten. Het hoogste ge-
deelte van dit terrein wordt gevormd door den zadel die het Ardjoen&-
en het Tenger-gebergte verbindt; van dezen is zelfs het laagste punt
nog ongeveer 530 meter boven de zee verheven. In dit deel van Java
zijn twee waterscheidingen , waarvan de genoemde zadel de noor-
delijke , de kam van het Zuidergebergte met den Smèroe de zuide-
Igke vormt Ten noorden van de eerste en ten zuiden van de
laatste vindt men slechts kleine stroomen met korten loop en
sterk verval, maar de wateren van het tusschenbeide gelegen
vak verzamelen zich nagenoeg allen in de Brantas en vinden
met deze een uitweg naar het westen door het dal dat den
Eawi van het Zuidergebergte scheidt. De kleine voedingstakken
van de rivieren ten noorden van den zadel en de gedeeltelgk veel
grootere van de Brantas doorsngden den spoorweg op een aan-
tal punten, die nu eens ondiepe geulen, maar vaak ook diep
ingesneden ravgnen vormen. In den oostmoeson bevatten de meeste
zeer weinig water, maar in den westmoeson zgn zg, soms
slechts gedurende weinige uren, vernielende bergstroomen , die
alles wat hun in den weg staat in hun woeste vaart medesleepen.
Dien ten gevolge heeft de aanleg van dezen weg een verbazend
1) Zie over Bangil; Domis, Besidontie Pasoeroeang. 18; Bengers, Dag-
boek, 265; T. HoSyell, Reis, II. 125; Bleeker, T. y. N. L, 1849, IL 25;
Baddingh, K. O. I., I. 354.
Digitized by VjOOQIC
945
aantal bruggen^ grootendeela met ruime doorlaten, gevorderd. De me-*
nigyoldige kanaal^es Yoor de besproeiing yan sawahs hebben boven-
dien het aantal der kleine kunstwerken aanzienlgk doen toenemen.
Yan den meermalen genoemden zadel daalt het terrein naar de
vlakten ten noorden, eerst met steile ^ daarna met flauwe hel-
ling af. Terwijl het station Bangil op eene hoogte van 9.5 meters
boven het zeevlak is gelegen, bedraagt de hoogte van de halte
Soek^edj^ 239, van Singon 310, van Lawang 490 meters. Het
hoogste punt van den weg ligt bg de desa Eali Getih op 534
meters. Naar de zuidzijde is de helling minder sterk, zoodat
Sing&sari nog op eene hoogte van 486 en Malang zelf van 443
meters ligt. Daar het vervoer van goederen in de richting Malang-
Pasoeroean veel belangrijker is dan in de omgekeerde, is het
voor den spoorweg een niet onbelangrijk voordeel, dat de maxima
der klimming, die in de richting zuidwaarts z\ bedragen, inde
richting noordwaarts niet meer zijn dan ■^. Met deze hellingen
kon de baan in het algemeen de golvingen van het terrein in rechte
lijn volgen; slechts op enkele punten is, om ze niet te over-
schrgden^ eene grootere lengteontwikkeling noodig geweest ^).
Yan den spoorweg Bangil-Malang behoeft men evenmin gebruik
te maken om den tocht door een vervelende, eentonige streek
zooveel mogelgk te bespoedigen, als men hem behoeft te schu-
wen, omdat men, gelgk elders zoo vaak het geval is, bg het
spoorwegvervoer verstoken blgft van het genot der schoonheden ,
die bij het volgen der gewone wegen voor ons oog onthuld
worden. Deze weg over eene golvende , rijk bewaterde en vrucht-
bare hoogvlakte, die aan weerszgden door trotsche berggevaar-
ten wordt ingesloten, is zoo rijk als weinige aan afwisselend
natuurschoon, en ontrolt dat zoo duidelgk en geleidelgk voor
het oog, dat de snelheid van den tocht den reiziger niet verhin-
dert daaraan recht te doen weervaren. Nauw heeft men het station
verlaten of de blik weidt over uitgestrekte rijstvelden en sui-
kerriettuinen , terwgl men op den achtergrond de hooge schoor-
steenen van eenige fabrieken ziet rooken; dan vervnsselt men
*) Zie het eerste Jaanrerslag over de Staatsspoorwegen op Java, in het
Koloniaal Verslag oyer 1876, Bgl. OC. bL 5.
IEL eo
Digitized by VjOOQIC
«46
de vlakte Toor woeste streken, waar de baan mglen Ter ia
ingegrayen en kolossale steenmassa's aan weerszgden Torspreid
liggen, maar waar teyens de fraai gelegen halten van W&n&k6rt&,
Soek&redj& en Singon op den langen doortocht een bekoorlgke
afwisseling bieden. Yan deze laatste plaats af begint men echter
eerst recht de stoutheid van dezen bergweg te waardeeren.
Boven het hoofd des reizigers zweven talrgke bonten bmggen
en waterleidingen die op sierlijke gemetselde bogen msten, ter-
wijl elders de baan door middel van lange viaducten over dui-
zelingwekkende a%ronden voert. De grootste en stoutste dier
viaducten is die van Sentoel, die op fraaie gzeren pglers rast
en twee steenen landhoofden verbindt , welke door een wgd giq>en«
de kloof gescheiden zgn, terwgl een wilde bergstroom sgne
bruisende wateren in de met rotsblokken bezaaide diepte ontlast.
Nauw is deze afgrond overschreden of men bereikt de halte
van Lawang, waar men reeds geheel door het gebergte inge-
sloten is en de temperatuur door een frisschen bergwind wordt gele-
nigd. Men ziet de kruinen van den Ardjoen& zich in de wolken ver-
liezen en Br§.m& en Smèroe hunne rookwolken omhoog zenden; m^
ziet de uitgestrekte koffietuinen van Malang van den voet der beiden
tot hoog langs hunne zijden opklimmen ; men ziet de witte woningen
der Europeesche tabaks- en koffieplanters aan de helling hangen , en
„AIb sneeawwitte bloesems op 't moflkleed geworpen^
schitteren in het donker plantsoen ').
1) Yoor deze beBohrgving van den spoorweg is Yoomamelök gebruik ge-
maakt Tan een opstel in de „Looomotief^, oyergenomen in de Nieuwe Bot-
terdamsche Conrant van 10 Sept. 1879. Over het regentschap Malang is de
literatnor misschien rgker dan over eenig ander gedeelte yan Java. Behalye de
algemeenebeschrgyingenTan Java of yan de residentie Pasoeroean en de reisver-
halen van Rengers, Bleeker, Bnddingh, Rigg» Jukes, d^Almeida ens.^ die
tevens andere deelen van Java omvatten , verdienen de volgende speciale
beschrgvingen van Malang of eenig gedeelte daarvan vermelding.
P. A. Schill, Iets over Lawang en omstreken. T. v. K.L Jaarg. lY, D. U, bL 42—51.
L. Burer, Aanteekeningen op eene reis naar en in de omstreken vaa
Malang. Biang-lala L 2, bl. 1—45 , 105—134, 202—249.
(J.F. G. Bnimund) , Eenige dagen in de Besidentie Pasoeroean , Biaog-lala
IV. 1 , bL 53—76, 141—162 , 2 , bL 42—70.
J. Hageman JGzn., Schetsen Tan Malang en omstreken. Tgdschr. r. Ind.
Taal-, Land- en Yolkenkonde. L 42—76.
Digitized by VjOOQIC
947
Wy willen te Lawaog uitstappen , eensdeels omdat dese plaats,
met hare bekoorlgke omstreken, een langer opontiiond dubbel
waardig is; anderdeels omdat de 18 kilometers ongeyeer die
nog vandaar tot Malang sgn af te leggen , ofiBchoon yan schoon-
heid niet ontbloot, tot geene bgzondere opmerkingen aanleiding
geyen, en wij, om met al de schoonheden yan deze heerlgke
streek bekend te worden, beter zullen doen de paden te kiezen
die men te yoet of te paard kan betreden.
Lawang ') is gelegen op de grens yan het voormaals tot het
regentschap Pasoeroean, thans tot Bangil gerekende en in de
districten W&n&redj& en Poerw&redj& gesplitste landschap Pórong
en het Malangsche district Earanglo, waiurtoe het behoort
Velen meenen dat zgn naam, die ingang, poort of deur
beteekent, aan deze omstandigheid ontleend is '), ter wgl anderen
met meer recht aannemen , dat daaraan de beteekenis yan be rgpas
moet gehecht worden, en dat Lawang dien naam draagt omdat
het ligt op het hoogste deel yan den eenigen bruikbaren pas die tus-
schen de hellingen yan Ardjoen& en Tenger het noorden en zuiden
der Residentie yerbindt '). Nog weder anders luidt de yerklaring
der inlanders, die beweren dat Lawang de ywinddeur^ beteekent,
omdat de oostmoeson yaak met zoo yeryaarlijke kracht door
dezen pas dringt ^). Lawang is eene op zich zelf weinig belangrgke ,
ofschoon welyarende desa, uit een lange rg langs den weg
gebouwde, zeer onregelmatige hu^es bestaande, met eenige weinige
huizen en bamboezen optrekjes yan Europeanen en een pasar
waarop des donderdags groote drukte heerschb Het meest yer-
dient de pasanggrahan opmerking, die op een omheind stuk
grond yan 200 passen lengte en breedte is opgericht en omringd
door schoone bloemperken, waarop yooral welig groeiende en
P. Heering , Brieyen uit Malang. Serie van brieyen , medegedeeld in de
K. Bott Conr. yan 27 Febr., 2, 4, 6, 9 en 12 Maart 1881.
^) Yolgens Bleeker , T. y. N. L 1849 , L 85 , zon de naam eigenlgk
Dilawang zgn, en deze yorm is ook gebruikt in de hypsometriBche tabellen
in den Begeeringsalmanak.
S) SchiU in T. y. N. L lY. 2. 48 ; Biang-lala , IV. 1. 147.
') Hageman in T. y. I. T. L. en Yk. I. 44; ygL L. Bnrer in Biang-lala,
L 2 , bL 2 , en Bigg in Joum. of the Ind. Arohip. UI , p. 544.
*) Heering, Brieyen uit Malang» Ie brief.
Digitized by VjOOQIC
948
bloeiende rozen hare beyalligheid ten toon spreiden. Het uitlicht
is hier bgzonder schoon ; aan de Toorzgde bg het hek in noord-
oostelijke richting naar het benedenland ziende, kan men bg
helder weder de straat yan Madoera en de ter reede van Pasoeroean
liggende schepen onderscheiden. Een paar honderd schreden achter
den pasanggrahan ligt een heerlgke badplaats van koud wa-
ter, dat op den Ardjoen& ontspringt In den laatsten tgd ia
nabg La wang een houten gebouw yerrezeui dat tot logement
bestemd is.
Maar beteekent Lawang op zich zelf niet veel , het dankt eene
bengdenswaardige yermaardheid aan zgne schoone omstreken.
Van alle zijden is het omringd door bergen en heuyelen, bedekt
met bosschen en de prachtigste koffietuinen^ en doorstroomd
door beken, met klaterende watervallen, die leven enfrischheid
verspreiden , terwijl de zuivere bergwind die er waait, de zenuwen
stgft van den door de warmte der strandvlakte verslapten bezoeker.
In deze frissche lucht schgnt ook in de wereld der dieren meer
opgewektheid te heerschen, dan doorgaans, bg dag althans, inde
tropische gewesten wordt waargenomen. Pauwen en apen ^kalongs
en neushoomvogels vervullen de lucht met hun gekrgsch en gegons,
en het ontbreekt niet aan liefelgke boschzangers, waartoe ik
echter het schel en doordringend geluid der garengs of cicaden
niet wil rekenen, wier al te gverige zanglust de oorzaak is
geworden, dat het van hun naam a%eleide werkwoord anggareng
in het Javaansch de beteekenis van drenzen of zanikken
heeft erlangd. De Javanen gelooven dat deze dier^'es van zelf
uit den grond voortkomen, geen voedsel gebruiken en slechts
40 dagen leven , en dat den 40Bton jag nadat hunne stem het
eerst vernomen is, de regens zullen bedaren. Wie zich Anakreons
ode op de cicade ') herinnert, zal, misschien niet zonder eenige
bevreemding, opmerken , hoezeer deze voorstellingen met die der
oude Ghieken overeenkomen.
Omstreeks anderhalven paal links van den pasanggrahan rgst uit
den bergrug een kleine, maar zeer spitse top omhoog, die zich
') No. 48.
Digitized by VjOOQIC
94d
een 300 meten boven het omliggende landschap verheft en den
naam van Eewedon draagt. Niet zonder eenige moeite kan hg
beklommen worden, maar die inspanning wordt mim beloond
door het onvergelijkelijk sohoone panorama, dat men van de
kmin geniet. De ontzaglgke Tenger-mggen , in een donker woud-
kleed gehuld, ziet men zich, den een achter den ander, in golvende
lijnen en stoute spitsen verheffen; terwgl zij^ naar het strand
allengs lager afloopende, om ten laatste zich met zachte glooiing
in de blauwe wateren te verliezen, en in het zuidoosten naar
den Smèroe stijgende, als het ware eene Titansbrug vormen,
waarlangs de zonen van Gkiea uit het vlakke strand zullen
opklimmen, om de Goden in hun wolkenburg aan te tasten. Aan
de westelgke helling van den Smèroe ziet men een machtige
rookkolom den krater ontstijgen, die, door het zonlicht als ver-
zilverd , naarmate zij zich hooger boven den kalen bergtop ver-
heft, meer en meer zich uitbreidt als een statige pluimveer, in de
hoogere dampkringslagen, door sterker luchtstrooming verwaaid,
in steeds lichter wolkjes weggedoezeld. Naar die bergruggen
stijgt het hoogland van Malang, met zgne helder getinte sawah's^
zijne rijke koffieplantsoenen , zijne kronkelende beken en zijne
bloeiende desa's in zachte golving op, — een eeuwig groene
tuin, door een donker grauwen rotsmuur omheind. Aan da
westzijde verrijst eerst in het zuiden de breede Eawi, aan welks voet
Malang gebouwd is, en dien een zadel met maagdelijk woud bekleed
schakelt aan den Eeloet. Die zadel is op zijne beurt door de schil-
derachtig woeste Ind&r&wati- en Andjasm2lr&*keten verbonden met
het Ardjoen&-gebergte^ welks hoogsten top wij zeer van nabij, dicht
achter den pasanggrahan, zich zien verheffen , terwgl van zijne zijden
een geelachtig-groen alang-alang-kleed afhangt, waarop zich hier
kale, elders met donker tjem&r&-woud begroeide plekken ver-
toonen, en dat aan zgn benedeneinde omzoomd is door een broeden
rand van welig bosch en vruchtbare sawah^s. Dan dwaalt het oog
naar het noorden , en overziet de stroomen en velden , de bosschen
en akkers van het vruchtbaar benedenland ; het volgt de bochtige
kustlijn met hare uithoeken en inhammen, en herkent aan blin-
kende strepen de plaats waar een stroom zgne wateren in zee
Digitized by VjOOQIC
950
{pet, 9aii hei liobt dat op de oitgespaimeii aeilen valt, de kielen
die de wateren yan Straat Madoera doorplo^;ai ')•
Bg den eersten nitstap dien wg van Lawang ondememeB,
znllen wg de grens yan Malang met Bangil oyersohrgden en,
ons noordoostwaarts wendende, Poerw&redj& en 'W&n&redj& besoe-
ken. Door die districten yoert de groote weg die Lawang met de
hoofdstad Pasoeroean yerbindt, en eene lengte heeft yan 22| palen.
Daar de meeste plaatsen langs dien weg thans andere namen
dragen, dan waaronder zg op ondere en ten deele zelfs nog op
zeer nienwe kaarten yoorkomen, eischt hier de dnidelgkheid eenlge
dorre details, waarbg wg ons zoo kort mogelgk willen ophouden.
De weg gaat yan Lawang eerst recht noordoost naar Poerw&dadi,
dat yroeger meer onder den naam yan Djatisari bekend was
(34 paal); yan Poerw&sari is zgne richting meer noord-noord-ooat
tot Poerw&dadi, de 2i paal yerder gelegen hoofdplaats yan het
district Poerw&redj&, die yroeger Prótong werd geheeten. Yan
Poerwlldadi legt men zes palen, weder in noordoostelgke richting,
af tot W&n&redj&, de hoofdplaats yan het gelgknamig district
Hier is men 6i palen, langs een meer oostelijk loopend we^e-
deelte , yerwgderd yan Eadjajan , het hoofddorp yan het Pasoeroean-
sche district Wangkal, terwijl ongeyeer halyerwegen tnssohen
W&n&redj& en Eadjajan de tegenwoordige grens tnsschen de
regentschappen Bangil en Pasoeroean oyerschreden wordt. Deygf
palen die nog in noordoostelijke richting yan Eadjajan tot de
hoofdstad zgn af te leggen , zullen wij beneden nader loeren kennen.
Omtrent het district W&n&redj^ yalt niets bgzonders op te merken
dan dat daarin, nabg het hoofddorp, de insgelgks W&n&redj&
geheeten suiker&briek gelegen is, waaryoor, yolgens oyereenkomst
met het Gouyemement, thans nog 326 bouws met riet beplant
worden, maar welker contract in 1891 ten einde loopt Onze
uitstap geldt dan ook yoornamelgk het dichter bg Lawang gelegen
Poerw&redj&, waar de landen Geboeg en Alkmaar in erfpacht
zgn uitgegeten. Geboeg bestaat uit twee perceelen , één yan 499
^) Deze beschrgying is met eenige bekorting en vrgaging ontleend aan het
opstel „Eenige dagen in de residentie Pasoeroean*, in Biang-Jala, lY. 1, bL
155-157.
Digitized by VjOOQIC
951
boaws, nitgegeven in 1874^ en één yanOl bonw8,nitgegeTenin
1878, bdde voor de cnltunr yan koffie bestemd.
Het land Alkmaar sal ons wat langer bezig houden. Het heeft
merkwaardige lotgeyallen gehad en beyat een oyerBchoonen water-
yal, dien wg niet onopgemerkt mogen yoorbggaan.
Het land Alkmaar werd in 1829 door het Gouyemement in
hnnr afgestaan aan den heer Hofland , die het ten behoeye der
koffiecultnur wilde ontginnen. Yan Pasoeroean tot Protong, dat
thana binnen de grenzen yan dat perceel, maar nabg zgn noor-
delgken rand, is gelegen, kon men toen reeds yan een rgtnig
gebruik maken; maar hier begon eene geheel woeste streek,
bedekt met bosschen en struiken, die eyenwel door de zwaarte der
boomen en de dichtheid yan het kreupelhout yan de hoedanigheid
des bodems de beste getuigenis gayen. In weerwil daaryan le-
yerde het aan de opyolgende huurders slechts yerlies op, tot-
dat het in handen kwam yan den heer J. R. W.P. P. A. Rauws,
aan wiens beleid het gelukte de hier gestichte suikerfabriek tot eene
der yoordeeligste yan geheel Jaya teyerheffen. In 1866 werden
500 bouws met suikerriet beplant, waaryan 289 op den grond yan
het perceel gelegen waren, de oyerige 211 ingeyolge contract met
de bevolking in den omtrek werden bewerkt, en van dien aanplant
werden 19,000 pikols suiker, dus 40pikolsper bouw , verkregen.
Er was toen op het land eene gevestigde bevolking van 2276
zielen, waaronder 623 landbouwers. Ieder die er zich als land-
bouwer nederzette, kreeg een bouw sawah in vruchtgebruik,
ook voor het tweede gewas, zonder eenigen anderen last, dan
dat hg verplicht was om een halven bouw suikerriet voor den
ondernemer te planten, die hem daarvoor nog ƒ 45 betaalde.
Voorschotten werden niet verleend , behalve dat aan de arbeiders
het noodige vee werd verschaft, 't welk in vierjaren door verre-
kening met het plantloon werd terugbetaald. Het is wel niet aan
gebrek van geschikt terrein , maar aan gebrek van handen toe
te schrgven , dat de huurder zgn aanplant nog zoo ver over de aan-
grenzende Oouvemementsgronden uitbreidde, en daartoe met de
bevolking contracten sloot; want de uitgestrektheid van het
huurland bedroeg niet minder dan 1910 bouws. Eerst langza-
Digitized by VjOOQIC
952
merhand heeft zich eene yaste bevolking op het peroeelgeyestigd*
Nog van het jaar 1855 vind ik aangeteekend , dat de koeli*i
die daar arbeidden, van Toeban,Pati,I>joew&n& en Eoedoes kwa-
men en er werkten voor een loon van 30 daiten daags , en dat zg , na
hier van drie tot zes maanden vertoefd te hebben, metdeover-
gewonnen penningen huiswaarts keerden ^ om in het volgende
jaar terug te komen. De heer Bauws verkocht bg zijn terugkeer
naar Europa zgne rechten op dit land aan een Arabier, doch
het is weldra weder in Europeesohe handen geraakt. De be*
volking en de producten zgn allengs aanmerkelgk vermeerderd.
In 1874 leverde het land zelf 600 arbeiders op het veld en
135 voor de bereiding van het product, terwgl bovendien nog
van 20 tot 600 niet op het perceel gevestigde arbeiders afwis-
selend in dienst waren. Het product bedroeg 27,000 pikols, ver-
kregen van 418 bouws aanplant op het land zelf en 60 daarbui-
ten, dus ruim 56 pikols per bouw. Bg besluit van 5 Juni 1875
werd aan de toenmalige huurders, W.L. Homans en G. Scheep-
maker, conversie van de huur in er^acht toegestaan, maar
tevens de uitgestrektheid van het land tot 1768 bouws beperkt.
Het grootste product is verkregen in 1877, t. w. 37,200 pikols
suiker van 400 bouws aanplant op het land zelf en 150 daar-
buiten, dus bijna 68 pikols per bouw. Er waren toen boven-
dien 800 bouws met padi en 200 met ka^ang beplant Voor de
verponding is dit land op eene waarde van/ 1,3 12,000 geschat ^).
De ontginning van het land Alkmaar leidde ook tot de ont-
dekking van den waterval, gevormd door de Eali Simpel of
Eali Welang, de voornaamste rivier die van den zadel noordwaarts
afvloeit, en gewoonlijk genoemd naar den heuvel Bawen of
Bawong, aan wiens voet hij zich neerstort '). Hg ligt tusschen
Djatisari en Protong, niet ver van laatstgenoemde plaats, onge-
veer 20 minuten gaans bezijden den weg, en men bereikt hem
door bg de desa Blimbing een kronkelend voetpad in te slaan ^
dat naar een pand&p& voert welke ten gerieve der bezoekers
O Zie over dat land Béngen, Dagboek, 273 t.; Biang-lala lY. 1. 150;
T. y. N. L 1871. I. 128 vv. en de koloniale yeralagen sedert 1875.
s) Schill, t. a. p., bL 49, Bohryft Ba¥mn,Hageman, t. a. p., bL 58, Bawen,
d' Almeida , Life in Java, L 218, Baong.
Digitized by VjOOQIC
953
tegenover den breeden wateniraal opgericht is. Deze stort zicb
yan eene hoogte van 86 Yoet bulderend in een rotskom neder ^),
maar daar de toeschonwer zich hier nagenoeg op gelgke hoogte
met het hoofd van den val bevindt, en er van gescheiden
is door een wgde en steile kloof, waarvan de zgden en bodem
met uitstekende rotspunten , zwaar geboomte en dicht struikgewas
bedekt z^'n, onttrekt zich hier de waterzuil schier geheel aan
zgn oog. Wie er iets van zien wilde moest vroeger, liefst op
den buik liggende, over den rand in den a%rond staren en
pogen met een blik door het dicht gebladerte en de opstijgende
waterstofwolken door te dringen , — eene taak waarvoor slechts
weinigen berekend waren; — aan het bezoek van een Gouver-
neur-Generaal dankt thans de reiziger een niet te moeielijk slin-
gerpad, dat hem langs de helling der kloof naar beneden leidt,
en hem in staat stelt plaats te nemen op een glibberig rots-
blok, waar hg, onder een regen van spattend en stuivend
water, den val in zgne geheele lengte en breedte kan meten
en aan zijne voeten zien koken. Deze is verbazend waterrijk; hij
stort, zelfs na lange droogte, in een breeden band, met schui-
menden stroom, naar beneden, en kookt en bruist in de kom
wiens wanden hg met driftige golfslagen beukt. Die kom heeft
een ruimen om?ang en is, zegt men, door het water tot een
diepte van meer dan 30 voet uitgehold. De loodrecht afdalende
achterwand is een kale rots, hooger op grauw afgebrokkeld, en
van boven met een kroon van geboomte getooid. Het woud dat
de kloof aan weerszgden bekleedt, verhindert dat de zonnestra-
len in de diepte doordringen, maar niet dat zij een prachtigen
O De opgayen omtrent de hoogte venohillen zeer. Domis, de Besidentie
Passoeroeang , bl. 15 , zegt „150 voet** , Bengers «omstreeks 200 Toet^ , Teenstra,
I. 227 «200 Yoet^ , Hageman , t. a. p. «ongeveer 100 k 120 yoet<<, d'Almeida,
t. a. p. «niet meer dan 60 voet.'^ Het door mg in den tekst opgegeven
ogfer is ontleend aan den ongenoemden schrgver van «Eenige dagen in de
residentie Pasoeroean'^ (den heer J. F. G. Bnunnnd) , in Biang-lala, lY.
1 , bL 154 , die de beste beschrijving van den waterval heeft gegeven. De
heer Bnddingh, N. O. I., I. 378, spreekt van «mim 80 voef Hg wil ons
doen gelooven dat hg den val zelf gezien heeft, maar zgne beschrgving
komt zoo nauwkeurig met die in de Biang-lala overeen, dat twgfel aan hare
oorspronkelgkheid zeker gewettigd is.
Digitized by VjOOQIC
954
boog op den waterstraal werpen, waaryan de teedere kleureii
in warrelende beweging schgnen te dansen. Daaronder yertoonen
sdch de ingangen yan twee diepe, zwarte grotten, die door de
natuur geyormd sohgnen om aan de geesten yan dit oord tot
woonplaats te yerstrekken.
Wie thans den goeden weg tussohen Lawang en Profamg
bergdt, denkt niet meer aan den tgd toen het hier onmogelgk
was te paard yoort te komen, en de reizigers in draagstoelffli
yeryoerd werden; maar ofsohoon ook de wilde yegetatie ten
deele yoor de cultuur heeft plaats gemaakt, is er nog yeel yao
het oorspronkelijk woud oyergebleyen. Yele bloemdragende boo-
men en heesters worden in deze bossohen aangetrofifen ; inzon-
derheid is zg beroemd door de praohtezemplaren yan de Easoemb&
Eling ') die hier in het wUd yoorkomen en de gekweekte, die
oyeral op Jaya worden aangetrofifen, yerre in schoonheid oyer-
trefifen. De in trossen groeiende bloem yan dezen kleinen boom
zweemt in gedaante naar eene lelie en prgkt met het bekoor*
lijkste rozenrood.
Pórong, het oude hoofddorp yan het district yan dien naam,
dat nu in PoerwSredj& en W&n&redj& gesplitst is, ligt thans
niet meer aan den weg naar Protong, maar een weinig ten oosten
daaryan, en wel op zoo kleinen aüstand yan Lawang, dat het op
eene wandeling oyer de desa's Watoe toegel en Paras gemak-
kelijk te bereiken is* Men herkent nog het yoormalige hoofd-
dorp aan de aloen-aloen en haar waringin-paar en aan een stee-
nen gebouw dat yroeger de moskee was , doch thans als langgar
of dorpsschool dienst doet. Maar de kawedanan ') is met den
wed&n& zelyen yerdwenen, de gamelan is yerstomd, en de post-
weg, die yroeger oyer dit dorp liep, heeft eene andere richting
erlangd. De desa yerdient dan ook slechts een bezoek omeene
O Bixa OréUana L.; zie D. I, bl. 544. Zie oyer haar voorkomen in dexe
streken Bengers, Dagboek, 275; vgL ook DonÜB, Besidentie Pasoeroeang,
bL 51. Ik vestig de aandacht op deze bgzonderheid, omdat lOquel er geen
kennisvan schgnt te hebben gedragen, en het voorkomen in het wild op Java
van een boom die nit Amerika afkomstig wordt geacht, nader onderzoek
en opheldering vereisoht.
') Woning van den wed&n&.
Digitized by VjOOQIC
955
sseer pitoreske badplaats in hare nabijheid, die het beat bg den
naam van Tel&g& bekend ia en drnk door de inlanders wordt
bezocht. Het fnssohe bergwater yerzamelt zich in eene diepe
kom, waaromheen de bodem naar alle zijden steil oploopt,
en waaraan de wegen samenkomen die van wel zes of zeven
omliggende dorpen of gehnchten herwaarts voeren. Die rgzende
bodem is aan alle zijden bedekt met de slanke, hooge halmen
yan het met de teederste loof^ederen prijkende bamboeriet, en
terwgl de geheele omtrek in donkere schaduw ligt, is slechts het
midden yan den plas aan de felle zonnestralen blootgesteld, die
het als met metaalglans doen schitteren ^).
Een ander tochtje, ook niet meer dan een wandeling, brengt
ons yan Lawang in zoidwestwaartsche richting naar Polaman,
eene plaats waaryan het bezoek den Europeaan die te Lawang
komt^ eyenzeer als plicht wordt aangerekend, als het bezoek
yan Broek aan den Engelschman die den yoet zet in Amster-
dam. Yoor wie er iets heel bgzonders yerwacht, is de tocht in
beide geyallen even teleurstellend; want ook Polaman biedt
niets dat men niet op yele andere plaatsen yan Java weéryindt.
Toch is het een bekoorlgk plekje, waarvan de liefelgkheid het
oog eene aangename afwisseling biedt, nadat het zich heeft moê
gestaard op de grootsche, maar sombere tooneelen die het
Javaansche hooggebergte alom ie aanschouwen geeft. Polaman
is eigenlgk de naam van een gehucht dat nauwelgks een uur
gaans van Lawang verwgderd is, en dat men bereikt door den
groeten postweg te volgen tot even voorbg de spoorweghalte,
waarna men rechtsaf een zgpad inslaat dat er over hoogten
en laagten heenvoert
Het zgn voornamelijk twee zaken , — geen van beide zeldzaam
op Java, — waarop de roem van Polaman berust : een kunstma*
tige grot en een meertje met heilige visschen. Yooral de eerste is
weinig beteekenend, tenzg men ze beschouwt in den lichtglans
waarin het bggeloof en de legenden der Javanen haar hullen.
Zg is uitgehouwen in een vervaarlgke rots, van welker met
een p&nd&p& gekroonden top men een heerlgk uitzicht geniet,
*) Heering, ygfde en zesde brief.
Digitized by VjOOQIC
956
en ligt op een kwartier afistands van het meertje. Eyen voor-
dat men ze bereikt, gaat het pad vrg -sterk naar benedan en
brengt ons naar eene lage, Tochtige plek, door dicht geboomte
OYerschaduwd, waaronder zich de ingang bevindt. Die ingang
is een kunstmatige poort, bestaande uit een drempel en een
zeer lagen boog van yierkante steenen , zoodat men slechts bukkend
kan binnentreden. Maar ook daarbinnen is het gewelf zoo laag;
dat men slechts in dezelfde houding kan voortgaan. Bodem en
vloer van den hoogstens vier voet hoogen , maar acht voet broeden
gang zgn even ruw en oneffen; het geheel maakt den indnik
van een door menschenhanden gegraven tunnel. Treedt men dieper,
dan wordt de gang lager en nauwer, en daar het, in weervril
van de schietgebeden der Javanen om licht, erg donker blgft, en
men slechts door het ontsteken van lucifers eene poging doen kan
om iets bgzonders te out waren , die echter steeds onbeloond blgft ,
heeft nog geen Europeaan lust gehad om te beproeven , of hg
door dezen gang naar het twee uren verwgderde Sing&sari kon
komen, wat, volgens de inlanders , niet slechts mogelgk,maar,
daar het gewelf verderop weder hooger wordt, niet eens zoo
bijzonder moeilgk is ; noch ook om het door anderen vermelde punt
op te sporen, waar de gang zich in twee armen splitst, waarvan
de ééne naar Sing&sari^ de andere naar Eediri voert. Yan den
oorsprong en de bestemming der grot wordt op verschillende
wijzen rekenschap gegeven. Yolgens den een was zg vroeger de
verblijfplaats van T&p& Oed&r&, ook genaamd Ejai Semb&dj&,
den vader van dien beroemden held der Javaansche overlevering
Damar Woelan. Terwgl de zoon tot groot aanzien geraakte en
zelfs regent van M&dj&pahit werd , groef de vader voor zich deze
grot in de rots, en leefde daar als t&pli of kluizenaar, ter vol«
doening aan eene gelofte die hij ten behoeve van zgn zoon had
aangegaan. Hij voedde zich enkel met boschvruchten en boom^
bladeren en dronk het water eener thans opgedroogde bron , en hg
bereikte door vasten en boetedoening een zoodanigen graad van
heiligheid, dat, toen hij gestorven was, het wild gedierte het
niet waagde de nagels in zijn lijk te slaan of aan zijn gebeente
te knagen. De platte steen die nog bg den ingang van het
Digitized by VjOOQIC
957
hol ligt, was de plek waarop hg zgn gebeden verrichtte, ea
de oneffenheden die zich daarop yertoonen, worden als de indruk-
selen zgner yoeten en knieën beschouwd. Doch naast deze legende
staat eene geheel andere, die het ontstaan der grot toeschrgft aan
het boYennatuorlgk yermogen van den legendairen held El&n&
B&ngg& Poespit& van Bali, wien de hand der Sing&sarische prinses
Dewi Eili Soetji door haren vader geweigerd was. De Balische
vorst voerde zgn lieQe met zich langs dezen onderaardschen
weg '), en toen hg aan den uitgang gekomen was , verdween hg
onmiddellgk met haar in de Incht. Zooals wg nader zien zullen,
deed hg later haren vader den oorlog aan, om de ontvangen
beleediging te wreken.
Yeel aantrekkelgker dan deze grot is het meertje^ dat met
zgne omgeving een waar paradijsje vormt. Onder de schaduw
van oude, breedgekruinde waringins verruimt zich eene kristal-
heldere beek tot een vrg omvangrgken plas, waaruit zich een
dicht begroeid eilandje verheft. Een vrg hooge boom vormt het
middelpunt van het boschje, en van den rand des waters verheft
zich telkens hooger struikgewas tot aan zgne kroon* Tegenover
het punt waar de. beek in het meertje overgaat, vernauwt zich
de bedding weder, en het zich tusschen steenen voortspoedende
water verdwgnt weldra onder den grond, om eenige schreden
verder op nieuw te voorschijn te treden en andermaal een bek-
ken, maar van kleiner omvang, te vormen, dat met zgn wand
van rotsblokken, zgn bodem van vast kiezelzand en zgne diepte
van nauwelgks vier voet, een uitgezocht plekje voor een bad
oplevert. Aan de boorden van den grooteren plas bereidt de
rijke lommer koele zitplaatsen, en de plechtige stilte die hier
1) Dese tweede legende van het ontstaan der grot wordt vermeld in ^Eenige
dagen in Pasoeroean'* (Biang-lala, lY. 1)» bl 59. De sohrgyer noemt echter
daar geen namen , maar yerhaalt later dezelfde geschiedeniB mtroeriger en
met de namen (lY, 2, bl. 45), ssonder de identiteit op te merken. Er be-
staat inderdaad verschil; want in het tweede verhaal (waarmede dat van
Bnrer, Biang-lala, I. 2, bL 10, overeenkomt) wordt de prinses ontvoerd door
een re^ in den ^andi van SingSsari (de boven D. II, bL 109) , waarin haar vader
haar had opgesloten. De sohrgver heeft overigens zelf gezien dat de beide ge-
Bohiedenissen behondens dit verschil (dat m|j niet meer dan eene andere
lezing schijnt) geheel gelgk zijn.
Digitized by VjOOQIC
958
heersohti wordt slechts gestoord door het marmelen van het
water, het fladderen en tjilpen yan enkele YOgels in 't geboomte
en het smakken der yischjes die het meer in ontelbare soharen
boTolken.
Deze yischjes, behoorende tot de soort die de Javanen ikan
wader noemen, zgn 10 è 12 oentimeters lang, donkergroen op
den mg en zilyerkleurig op den buik, en, daar zg gemeenlgk
door de bezoekers dezer plaats gevoederd worden, zoo mak,
dat zg bg de komst van vreemdelingen dadelgk in dichte drom-
men toeschieten, en elkander schier uit het water dringen om
den gehoopten buit machtig te worden. Het is dan niet modelgk
ze met de hand te grijpen , maar de Javanen, die er een soort vui hd-
ligen eerbied voor koesteren, laten ze altgd met vrede en zien dit ook
liever van anderen. Het is op znlke plaatsen dat zg gaarne hunne
slamatans of offermalen houden tot voldoening hunner geloften,
wanneer hunne beden om herstel van krankheid of uitredding
uit gevaren verhoord zgn ').
Het district Earanglo, waarin Lawang gelegen is, heeft tot
hoofddorp Pagentan, dat ook wel Earanglo genoemd wordt , maar
meest den naam van het voormalige rijk Sing&sari draagt, zoo ver-
maard in de oude geschiedenissen van Java. Pagentan is langs
den firaaien, de schoonste gezichtspunten biedenden postweg 5}
paal van Lawang verwgderd, en wg kiezen dezen boven den
spoorweg, omdat wg den klassieken bodem dien wg hier be-
treden, meer van nabg willen leeren kennen. Buim drie palen
bezuiden Lawang wordt de weg gesneden door de Kali Oetih,
de Bloedrivier. De naam doet eene bijzondere kleur van het water
vermoeden, doch het wordt bg de nadering zelfi9 bgzonder hel-
der bevonden; de naam is dan ook volgens de overlevering slechts
ontleend aan den strgd die hier gevoerd is tusschen Lemboo
Amidj&]&, vorst van Sing&sari^ enEl&n&B&ngg&Eoesoem&,patih
van El&n& B&ngg& Poespit&, vorst van Bali, die dezen veldheer
tegen Sing&sari had uitgezonden, omdat Lemboe Amidj&j& hem de
hand zgner dochter Dewi Eili Soetji geweigerd had. De vlakte van
Bedali^ waardoor de rivier stroomt , was het tooneel van den
>) Heering, 2e brief; Sohill, bL 44 y.; Biang-lala I. 2. 2, IV. 1. 158.
Digitized by VjOOQIC
959
Éirgd, die den Torst Tan SiDg&sari op eene gedachte nederlaag
te staan kwam. Het bloed der verslagenen, dat door de aarde
niet yerz wolgen kon worden, vormde de rivier , die nog den naam
van Bloedrivier draagt. Yan dit oogenblik begon de loister van
Sing&sari te tanen ')•
Eort nadat men de rivier is overgegaan, vindt men aan de west-
zijde van den weg de breede laan die naar de ruïnen van Sing&sari
leidt, waaraan reeds eenige bladzijden in het tweede deel van
dit werk gewijd werden '). Ik heb dus alleen nog te melden, dat
de desa Sing&sari of Pagentan een welvarend voorkomen heeft,
en dat er eene groote marktplaats, koffie- en zontpakhuizen en
eene spoorweghalte worden aangetroffen. Langs den postweg,
die ook hier zgne schoonheid niet verloochent; zijn zeven palen
af te leggen tot Malang. Bg Blimbing, iets meer dan halver-
wegen, zondert zich een zgtak af naar Toempang, de hoofd-
plaats van het district Pakis; een paar palen verder verwisselen
wg het district E^aranglo met het district Pakis, dat zgn naam
aan de hoofdplaats van het regentschap onüeent.
Malang ligt op eene hoogte van 443 meters boven de zee,
aan de snelvlietende Brantas, waar zg zich kronkelt om den
oostelgken voet van den Eawi, en slechts een weinig beneden
het pont waar de Kali Bango zich in haar uitstort, in welke
zich vooraf een aantal beken hebben vereenigd, die van de
wesielgke helling van den Tenger komen. Men moet, om Malang
te bereiken, de Brantas met eene brug overgaan; aan deze zijde
der brug ligt het oude blokhuis, sedert lang niet meer bezet,
en later tot een militair reconvalescentenhuis ingericht. Onder-
scheiden reizigers vermelden een nabij het blokhuis gelegen
steenen pasanggrahan , met bloemtuin en grasperk ^ en waar men,
als in een logement, alles wat men verlangde tegen betaling
bekomen kon '); maar dat deze inrichting nog bestaat, nu ze
O Barer, in Biang-lala, I. 2. 7; Baddingh, N. O. L, I. 379 v.; ygl. Hage-
man in T. v. I. T., L, en Vk., 1. 61 ; Eigg , Joum. of the Ind. Arohip. III, 544.
') Blz. 109—112.
') Bengere, Dagboek, 216; Jnkes, Voyage of the Fly, IL 98; Rigg,
Jonnu of the Ind. Arch., IIL 586; Biang-lala, lY. 2. 57; Hageman , in
Digitized by VjOOQIC
960
door het in de stad gevestigde logement minder noodig is ge-
worden, dnrf ik niet verzekeren. De spoorweg, die tnssoh^a
Pagentan en Malang den postweg een paar malen sngdt, komt
uit aan de noordwestzgde van Malang en neemt hier een einde.
Het station ligt aan een nieuwen karrenweg en is door de
Brantas van Malang gescheiden. Men heeft niet noodig geacht
het meer in het centrum der plaats te brengen , waarvoor kost-
bare onteigeningen en een dure spoorwegbrug noodig zouden
zgn geweest, omdat reeds de karren weg de rivier met eena
goede brug sngdt en dus de gemeenschap der stad met het
station geen bezwaar oplevert , en omdat het emplacement zeer gun-
stig is voor den aanvoer van de tabak en andere producten, die
met den spoorweg worden verzonden. Westelgk van het station
vindt men het goed ingerichte hospitaal, en er is sprake van om
het terrein dat er tegenover ligt, in te richten voor een troepen-
kampement ^).
Over Malang wordt zooveel gesproken, dat het voor velen
wellicht eenigszins teleurstellend zal zgn te vernemen, dat er van
de plaats zelve niets bgzonders te vermelden is. Zij dankt haren
roem niet aan bgzondere merkwaardigheden, maar aan haar
frisch en gezond klimaat en aan hare schoone omstreken^ Overi-
gens gelgkt zg volkomen op meest alle andere regentschaps-
hoofdplaatsen. Een groot vierkant plein, de aloen-aloen^ met een
schoenen waringin-boom in het midden, is omgeven door de
woning van den Adsistent-resident , den dalem van den Begent,
de moskee, de gevangenis, het logement en eenige koffiepak-
huizen en Europeesche woningen. Yan dit middelpunt loepen
in alle richtingen breede en nette straten en wegen, waarlangs
in eene afisonderlgke buurt de steenen huizen der Chineezen,
elders de bamboezen woningen der inlanders, a^wisseld door
eenige villa's van. Europeanen, gebouwd zgn. Men vindt er ook
buurten van Maleiers en Arabieren , ieder onder hun eigen hoofd.
Bgdr. t. d. L T., L. en Tk., I. 50; Jonghnlm, Jaya, II. 736; Baddingh,
N. O. I^ I. 883.
') Eerste Jaarverslag over de Staatsspoorwegen op Java, in EoL YersL
over 1876 , BgL CC, bL 5.
Digitized by VjOOQIC
dei
De kleine christen-begraafplaats ligt op een heuvel waarvan de
voet door de Brantas wordt omkronkeld, en prgkt met een eer*
waardigen Lo-boom ^), wiens wortelen en stam de steenen omstren-
gelen van het graf van zekeren Mail , die eenmaal , als sergeant ,
militair gezagvoerder te Malang moet geweest zgn. De bevolking
dezer plaats, vroeger op 10,000 k 11,000 zielen geschat, is onge-
twgfeld in de laatste jaren zeer toegenomen; het Europeesche
element vooral heeft zich zoozeer uitgebreid , dat zelfs de oprich-
ting eener sociëteit wenschelgk en mogelgk is geworden ').
Terwgl aan de westzyde van Malang de Eawi allengs omhoog
rgst| verheft zich aan de oostzgde, op twee of drie palen afstands
van de stad, de breede heuvel Boering, die tot de voorbergen
van den Tenger kan gerekend worden. Yóór dertig jaren bloeide
hier een kofiSetuin, de eenige in het district E6ta Malang, dat
trouwens slechts geringe uitgestrektheid heeft. Of thans op deze
hoogte, grootendeels met alang-alang bedekt, ook nog koffie groeit ,,
is mg niet met zekerheid bekend; maar het schoone uitzicht,
dat men er destijds genoot, moge door de vermeerdering der
cultuur eenige wgziging ondergaan hebben, het is zeker niet
in schoonheid verminderd. Wederom ligt hier de gansche vallei
van Malang, met den krans van bergen die haar omringt, en hare
rgke afwisseling van donkere bosschen en lichtkleurige sawah's ,
voor onzen blik uitgebreid; nogmaals het panorama in bgzon-
derheden te schetsen, zou nuttelooze herhaling zijn. In de legendaire
geschiedenis van Java wordt deze heuvel genoemd als de plaats
waarheen B&ng^ Perm&n&, vorst van Soepit Oerang en laatste
verdediger van het Siwaïsme in deze streken , nadat zgne hoofd-
stad door de scharen van den Islam veroverd was, dewgknam,
zonder ooit meer van zich te doen hooren. In de zeer dicht bij Malang
gelegen ruinen van eene oude sterkte , Eoeta Bedah geheeten ,
die reeds in het tweede deel van dit werk beschreven ign , zien
O UrosHgma luceseens Miq.
') Zie oTer Malang Bengers, t. a. p.; van Wales in T. t. N. L, 1874,
n. 438; Jokes, t. a. p.; Bleeker, T. t. N. L, 1849j L 87; Burer, Biang-
lala, I. 2. 20; Brnmund, Biang-lala,rV.2.57; Jnnghnlin, JaTa,II.786— 740;
Hageman, t. a. p. 59 y.; Bigg t. a. p.; d*Almeida,Lifein Java, 1.226—228,
m. 61
Digitized by VjOOQIC
962
de bewoners dezer streken de OYerblgfiBelen- van het te raar en
te zwaard yerwoeste Soepit Oerang *).
De kóta Malang is het middelpunt van een net van wegen
die haar met de hoofdplaatsen der yerschillende districten van
het Begentsohap verbinden , en die inderdaad niet anders zgn dan
de verlenging der voornaamste straten die de kóta zelve door-
sngden. Behalve den weg naar Pagentan, die tevens, door den
pas van Lawang gaande, de eenige reohtstreeksohe verbinding
vormt met de noordelgke regentschappen, loopt een weg ooet-
waarts naar Toempang, de hoofdplaats van het district Pakis; een
derde gaat in zuidelijke richting naar Boeloe lawang, het hoofd*
dorp van Gh>ndang legi, een vierde in zuid-zuidwestelgke naar
Eepandjan, het hoofddorp van Seng&r&, vanwaar hg zich dan
verder westwaarts wendt naar de Eedirische grens, en ein-
delgk een vgfde in noord westelgke richting naar Batoe of Sisir,
de hoofdplaats van het district Penangoengan , en vandaar , meer
recht westwaarts , naar Eaoeman , het hoofddorp van het district
Ngantang, om eindelgk, weder in noordwestwaartsche richting, een
ander punt van de grens van Eediri te bereiken. Deze beide
laatste wegen omvatten als twee armen den broeden kolos van
het Eawi-gebergte, dat zich van het aan zgn oostelgken voet
gelegen Malang tot ruim 2300 meters boven die plaats en tot
2860 meters boven het zeevlak opheft. Yan den pasanggrahan
van Malang gezien, vertoont de Eawi zich in al de majesteit
zijner grootsche Ignen. Het meest treedt hier dezuidelgkstetop,
de Goenoeng Bitrang, op den voorgrond, dien men recht in het
westen voor zich heeft. Meer rechts of naar het noorden vertoonen
zich , een weinig terugwgkend , de beide hoeken van den T]eni&r&
Eendeng; achter wiens gekartelden top zich de kratermuur van
den G. Boedak, het hoogste punt van het geheele stelsel, en de
ten halve daardoor ingesloten vlakte van Oro-Oro verbergt; nog
meer naar het noorden ontwaart men den G.BokongofEoekoe-
san, die eer een bergjuk dan een kegel is te noemen, en ein-
delgk ^ dicht bg Batoe, de spits van den voorberg Panderman,
^) Zie orer Eoeta Bedah en Soepit Oerang D. n. bL 118, 218 v., 248.
Zie ?erder Borer, t. a. p., bL 17 —20 en 35, en Hageman , t. a. p., bl. 66 en 66.
Digitized by VjOOQ IC
»6d
die de hoogte der overige toppen op verre sa niet bereikt ^).
De geographisohe dienst heeft ook op den Eawi zgn signaal
opgericht en de hoogte van den bergtop bepaald; maar van de
overige resultaten van zgn onderzoek is weinig bekend, daar
deze niet voor schriftelgke mededeeling aan het publiek bestemd
schgnen en de graphische voorstelling, zoolang de topographi-
sche kaart van Pasoeroean ons blgft ontbreken, zioh tot het
kleine deel van het gebergte dat tot Eediri behoort, bepaalt. De
kennis van den Eawi heeft dus slechts weinig vordering gemaakt
sedert Junghuhn de uitvoerige beschrgving in het licht gaf van
de beklimming die hg in 1844, uitgaande van Blitar in Eediri,
ondernam, en waarbg hij van den top in noordoostelgke rich-
ting naar Batoe afdaalde. Ik houd mg overtuigd dat het niet
onmogelgk zgn zou van Malang een meer rechtstreekschen
weg naar dien top te vinden ; mg dunkt de cultuur , die zich ook
vroeger reeds aan deze zgde van den berg tot veel grooter hoogte
heeft uitgestrekt dan aan zijne westzgde '), en die in de laatste
jaren, waarin de koffieproductie van Malang met zulke reuzen-
schreden is vooruitgegaan '), ongetwgfeld zich meer en meer heeft
uitgebreid, moet van zelve, tot zekere hoogte , de middelen daar-
toe geschapen hebben* Maar op onzen denkbeeldigen tocht zgn
vrg toch genoodzaakt ons tot een der door Junghuhn gevolgde wegen
te bepalen , indien wg ons althans eenige voorstelling willen vormen
van de tooneelen die de Eawi oplevert. Het voorkomen der weste-
Igke helling hebben wg reeds bij onze omzwervingen door Eediri in
eenige hoofdtrekken leeren kennai ^); daarom zullen vrg thans den
weg naar Batoe inslaan , om vandaar de noordoostzgde van den
Eawi te bestggen.
Batoe is twaalf palen van Malang verwgderd. De weg derwaarts
kan met de schoonste in Malang wedg veren, en is, in weerwil
van het golvende, hier en daar nog al sterk stggende terrein,
gemakkelgk te borgden. De berggezichten zgn even schoon als
afwisselend, de bevolking wordt echter schraler en de verhouding
van het bebouwde land tot het woeste minder gunstig, naar-
0 Jnnghuhn, Java, U. 786. ') Zie Uz. 748. s) Zie D. L bL 559 v.
*) Boven, W. 747 v.
Digitized by VjOOQIC
d64
tuate men zich verder van Malang verwgdert. Noohtans staat de
koffiecultaar ook in het district Penangoengan op hoogeo trap;
de geschiktheid der gronden en de vlgt der grootendeels Madoe-
reesche bevolking doet haar zulke goede resultaten afwerpen,
dat het geheele district voor de Gouvemements-koffiecoltuur
gereserveerd is, en geene voor den aanplant van koffie geschikte
gronden daarin in erfpacht mogen worden uitgegeven. Dit is
trouwens in Pasoeroean niets bgzonders; hetzelfde is voor alle
Malangsche districten bepaald, met uitzondering van die gedeelten
van Seng&r& en Gondang legi, die ten zuiden van de Brantas,
de Lesti en de Bambang gelegen zijn, en geldt ook voor de
Bangilsche districten Pandakan en Poerw&redj& en voor het
Pasoeroeansche district Tenger. De landen Geboeg in Poerw&redj4 ,
waarvan reeds vroeger sprake was'), die van Soemboel , Eembar
en W&n&sari in Earanglo en die van DjoengIL en Gangsiran in
Penangoengan , maken hierop eene uitzondering ; want op die allen
wordt inderdaad koffie gekweekt Doch de uitgifte van deze peroee-
len heeft plaats gehad vóórdat de Begeering, bg Eon. besluit van
1 Oct. 1878'), de grenzen der gereserveerde gronden voor deze
residentie had vastgesteld '). De ondernemingen Djoeng& en Gang-
siran liggen beide in de nabgheid van Batoe, de eerste ten
noorden, aan de zuidwestelijke helling van den Ardjoenl, de andere
ten zuiden, aan de noordwestelgke van den EawL
Op geringeu afstand rechts van den weg van Malang naar
Batoe, en nagenoeg parallel daarmede, heeft zich de Brantas haar
bed gegraven, en bg Pendem, !{ palen van Malang, zondert
zich van den weg een zgpad af, dat, de Brantas sngdende , naar
Earang P1&B& gaat en, vandaar westwaarts loopende, op den
weg van Malang naar Sing&sari uitkomt. De naam der gemelde
desa herinnert ons natuurlijk het menigvuldig voorkomen in deze
streken van den Pl&s&-boom ^) , die het landschap door zgne groote ,
') Boven bl, 950. «) Ind. Stbl. n\ 189.
') Het verwondert m^ dat de heer Heering, die in den derden zgner
Malangsche brieven , in 1880 geschreven , zoo nadmkkelgk wgst op de gevaren
die de Gouvemements koffiecultuor in Malang door de uitbreiding der parti-
culiere cnltunr bedreigen, met geen woord gewag maakt van de grenzen reeds
in 1878 door de Begeering aan deze laatste gesteld. *) Butea frondosa. Bxb.
Digitized by VjOOQIC
965
taurroode, ^liDderronnige , in trossen groeiende bloemen verle-
Tendigt, maar aan zijn soortnaam frondosa (d. i. loofrijk)
geen eer aandoet , daar zijn gebladerte ijl en vooral in den bloeitijd
nauwelijks merkbaar is ')• In de nabijheid van Pendem stroomt
de Brantas langs den voet van den Goenoeng Woekir , een henvel
die door zgn Buikerbroodyorm de aandacht tot zich trekt. Yan
de desa Aroeman of Earoeman , die tnssohen Malang en Pendem
ligt, wordt de volgende karakteristieke legende yerhaald.
Een Javaan , wiens overleden vronw hem een nog zeer jeng-
digen zoon , Aroeman geheeten , had nagelaten , had aan dit kind
een stiefmoeder gegeven , Ma Ealoan genaamd , die het op gruw-
zame wijze mishandelde. De knaap had dit eerst geduldig ver-
dragen, maar eindelgk aan zijn vader geklaagd, die intusschen
zoo verblind was, dat hij de partg zijner ontaarde echtgenoote
koos, en den jongen sloeg omdat hij de beschuldigingen niet
wilde intrekken. De vrouw wist eindelijk den gehaten zoon bij
zijn vader zoo zwart te maken, dat hij besloot zich van zgn
kind te ontdoen en het, aan handen en voeten gebonden, inde
rivier wierp met de woorden: ^Gij zgt het ongeluk mgns levens;
moogt gij mg nooit meer onder de oogen komen !* — » Vader,
vader* ! riep het kind, terwijl de stroom het medevoerde: /^wg
zullen elkander zeker wederzien.* Intusschen onderhielden een
visch en een krokodil elkander, lager in de rivier, over de
schaarschheid van voedsel op dat tijdstip, en toch lieten zg
Aroeman ongemoeid^ die dit gesprek hoorde terwijl hg hun
voorbij dreef. ^ Waarom verslindt gij mij dan nietP* zeide hij,
^mg die, door mijn stiefmoeder mishandeld, door mijn vader
vervolgd, niets liever verlang dan te sterven!*^ — „Neen, dat
mogen wij niet,* was het antwoord, ,gij blijft voor een groot-
sche bestemming bewaard.* Daarop brachten zij den knaap naar
den oever , maakten de touwen los waarmede hg gebonden was ,
en deden aan zijne voeten een paar waterschoenen, waarmede
hg op de rivier kon wandelen als op het droge. Aroeman
^) Het yeelyaldig^ Toorkomen van de Butea frondoaa In deze streken is opge-
merkt door Rigg , Jonm. of the Ind. Archip. III. 585 , en logenstraft de meening
▼an Janghnhn (Java. I. 311), dat de boom alleen aan Midden- Ja va eigen is.
Digitized by VjOOQIC
966
dankte zgne yriendelgke verzorgers en wandelde op zgne won*
dersohoenen de riyier af tot aan haren mond, waarna hg op
den oceaan bleef zwerven | totdat hem het verlangen bekroop
om men&ohelgke wezens weder te zien. Hg richtte dos zgne
schreden naar een schip , waarvan de Nakhoda hem met verbazing
zag naderen, maari na zich overtuigd te hebben dat hg van
vleesch en bloed was, hem een maal liet voorzetten en hem
zgn lotgevallen liet verhalen. Inmiddels vielen de oogen van d^i
schipper op de waterschoenen , en daar hg zeer verlangde die te
bezitten, sloeg hg aan Aroeman eene ruiling voor met eene
badjoe, die hg slechts behoefde aan te trekken om tot vliegen
in staat te zijn. Aroeman bewiUigde in den mil en streek, na de
badjoe te hebben aangetrokken, welhaast als een vogel over
het water; maar de Nakhoda was minder gelukkig. Nauw had
hg zich met de schoenen op de golven gewaagd, of hg begon te
zinken en zou verdronken zgn, indien hg zich niet op het
zwenmien verstaan had, waardoor hg nog ter nauwer nood den
dood ontkwam. Aroeman, door medelgden bewogen, vloog naar
het schip om den Nakhoda toe te spreken, maar werd zeer slecht
door hem ontvangen en voor een bedrieger uitgescholden. ZeUs
viel de schipper met zgn kris op hem aan, doch met dit onge-
lukkig gevolg voor hem zelven, dat hij door Aroeman, die den
strijd te vergeefs had willen ontwgken, verslagen werd, waarop
deze onmiddellijk zgne vlucht richtte naar de ouderiijke woning.
In het voorbg vliegen werd zijn aandacht getrokken door een vallei
waarin diepe holen onder het hooge geboomte verborgen waren.
Hij liet zich neder, betrad een der holen, en zag daarin , te mid-
den der diepste duisternis, in geheimzinnigen lichtglans een
afzichtige heks verschgnen, met een levende duif in de ééne,
een schedel in de andere hand. De eerste hield zg boven haar
hoofd, en eene bezwering prevelende, liet zij haar los, waarop
de vogel eenige kringen in de lucht beschreef, en inmiddels
langzamerhand de gestalte aannam van een man , op wiens gelaat
afschuw en berouw sprekend waren uitgedrukt. Yervolgens plaatste
zij den schedel op een altaar waarop wierook brandde , en onmid-
dellijk sloegen de vlammen uit de oogkassen. Daarop begon zg
Digitized by VjOOQIC
?t
967
den Bohedel met steenljeB te werpen ; en als deze, terugstuitende, den
grond raakten, veranderden zg in kleine soldaten zonder hoofd,
die om het altaar dansten tot zg uitgeput nederrielen. Nu ver-
rees echter plotseling uit de diepte een jonge maagd, schoon als een
wid&dari ') , die door Aroeman met verrukking werd aangestaard.
Een oogenblik later verzwond dit vizioen, de dichtste duisternis
verving den lichtglans, en Aroeman, in den donker naar zgn weg
tastende , raakte verward in doomige struiken of viel over de steen-
brokken waarmede de weg bezaaid was, totdat de heks, die over
hem waakte, twee tggers opriep om hem te begeleiden en door
het licht in hunne oogen zgn weg te doen onderscheiden. In aller
gl vervolgde hg nu zijne reis, en niet ver van de ouderlgke woning
ontmoette hem zgn wreede vader ^ op wiens gezicht hg zoo ver-
toornd werd, dat hg op het punt stond hem de kris in het hart te
drukken, toen de herinnering aan het vizioen van de duif zgn
arm terughield. ^Chi naar Mekka,'' riep hg hem toe, en ^reinig
u in de wateren van Zemzeml^ Op deze woorden vlood de vader
weg en niets meer werd ooit van hem vernomen. Nu trad Aroe-
man het huis binnen en vond Ma Ealoan bezig met de beschouwing
harer kostbaarheden. Hij greep haar aan en bond haar met koor-
den, nog aarzelend wat hg met haar doen zou, tot eene nach-
telijke ingeving hem aanwees dat hg haar naar het bosch moest
brengen, waar hg haar in een vreeselgk ravijn , tusschen twee rotsen
geklemd, boven een afgroud liet zweven, in welke houding zg^
kermende en vloekende, tot den huldigen dag daar vertoeft, als
een waarschuwend voorbeeld voor alle onbarmhartige stiefinoeders.
Een tijd lang leefde nu Aroeman stil in het dorp waar hg gebo-
ren was, verzorgd door zijne voedster Soemar, bg wie hij ook
zoo vaak hulp en troost had gevonden , toen Ma Ealoan hem als
kind mishandelde. Maar het gerucht van zgne daden en lotgevallen
bereikte den vorst van Mlidj&pahit, die hem noodigde aan zijn
hof. Tot zijne verbazing zag hij hier de schoone maagd weder
die hem in het vizioen verschenen was. Hij vernam dat zij
'skonings eenige dochter was, en verblgdde zich welhaast in
het bezit harer hand. Soemar die hem gevolgd was , werd nu ook
') Zie D. I, bL 820, 419.
Digitized by VjOOQIC
968
de Yoed&ter ssgner kinderen. Zelfis volgde hg zgn sohoonyader op
in de regeering, leefde lang en gelukkige en Toerde vele oor*
logen, van welke hij steeds als overwinnaar temgkeerde.
Dit sprookje is een der meest geliefde onder de volksyerhalen
waaraan het hart en de verbeelding der Javanen zióh laven, en
scheen mg daarom hier eene plaats te verdienen. Natnurlgk onder-
gaat het in den mond der vertellers gedurige veranderingen en opsie-
ringen , waaronder de oorspronkelijke vorm niet licht te herken*
nen is; maar in de verschillende lezingen zgn toch steeds de
hoofdtrekken bewaard gebleven ')•
Doch vervolgen wg onzen weg. Deze stggt al meer en meer, en
slechts twee palen aan deze zijde van Batoe brengt hg ons in de desa
Bodji, waar men de ruïnen wgst van een ouden tempel en een paar seer
geschonden en onkenbare beelden. Overblgfselen van dien aard vindt
men in deze streken schier in elk dorp ; de belangrijkste hebben wg
vroeger leeren kennen ') en wg zullen er dus verder niet bg stilstaan.
Batoe, ook, schoon zeldzamer, Sisir genoemd ^ welke naam
echter in de jongste regeeringsstukken weder is aangenomen , ligt
reeds aanmerkelgk hooger dan Malang; men schat de hoogte
van den pasanggrahan op 880 k 890 meters boven het zeevlak.
De plaats leunt tegen den bergrug Radjeg wësi , den dwarsdam
die den Eawi verbindt met den Eoekoesan, den eersten top
in de westelijke voortzetting van den Ardjoeni, die reeds
meermalen door den naam Andjasm^ri-keten werd aangeduid.
De Radjeg wësi heeft een harden, steenachtigen bodem ^ die
schier alleen met alang-alang en glagah bewassen is, en slechts
hier en daar een enkelen bgna bladerloozen boom draagt, en
voert dus zgn naam, die „gzeren heining' beteekent, niet ten
onrechte. Hg maakt de scheiding tusschen het hoogland van
Bakir en het dal van de Brantas, en over zijn kam is de
grens getrokken tusschen de districten Ngantang en Penan-
0 Ik heb deze gesohiedenis, zooveel mog^elijk bekort, teniggegeyen zooals zg
Yoorkomt bg d*Almeida, Life in Java, I. 239—251. Zg is Teel ait?oeriger en
hier en daar met belangrgke afwgking verhaald door den heer J. A. üilkens,
in een werkje getiteld ,,Aroeman, eene Jayaansche legende^ , en eenige jaren
geleden , zonder jaartal , bjj G. G. T. van Dorp te Samarang YerBchenen.
») D. II, bl. 113 TV.
Digitized by VjOOQIC
969
goeDgan, gelgk hy ook de waterscheiding Tormi tassohen de
Kali Brantas en de Eali K&nt&. Hoe sterk men nog yan Batoe af
te stggen heeft om den Radjeg wësi te overschrgden , kan men
hiemit opmaken, dat het hoogste pnnt van den weg zich 1186
meters bo^en het zeevlak verheft, o&choon bet reeds na een
sterk kronkelenden rit van nauw anderhalf nar bereikt wordt.
De oostelgke helling ?an den dam kan dan ook met recht zeer steil
genoemd worden, terwijl hg daarentegen naar de westzijde zich
uitbreidt als een golvend plateau, dat aanvankelijk dezelfde
hoogte als de rand behoudt en in het geheel met zeer zachte
glooing westwaarts afdaalt ^). De dwarsdam is geheel van geboomte
ontbloot en slechts met gras begroeid. Nagenoeg recht ten noorden
van Batoe ontspringt de Brantas op de zuidwestelgke helling van
den Ardjoen&. Op eene hoogte van zes- & zevenduizend voet,
schiet zg uit eene enge en donkere rotskloof ^ door hooge wan-
den ingesloten , met onstuimige vaart klotsend en kokend te voor-
schgn, en klaterend en schuimend stort zij zich langs een door
steenen gebroken helling naar beneden. Yan eene houten brug,
die dicht bij dit punt hare beide oevers verbindt, kan men
het trotsche tooneel gadeslaan en zich met den blik verdiepen
in de geheimzinnige rotspoort, die den toegang tot het verblgf
der onderaardsche machten schgnt te banen *). In haren verde-
ren loop tot Batoe, welks sawah's zij bespeelt, stroomt de
Brantas zuidwaarts, dicht langs den weg die over Poenten en
D]oeng& naar de Soerabajasche grens (8^ paal) en vandaar over
Patjet en Pandan naar M&dj&poer& voert ').
Batoe heeft een controleurswoning, koffie- en zoutpakhuizen
en een ruime, goed ingerichte pasanggrahan , waarvoor eenige
oude beelden liggen ^) en die door vruchtboomen omringd is. Yan
een pand&p& die bij de pasanggrahan is gebouwd, geniet men
een zeer schoon uitzicht, maar dat dikwgls beneveld is; de tem-
peratuur is te Batoe vaak gevoelig koud voor^hen die aan de
») Jnnghnhn, Java, II. 1193.
•) Zie de plaat „de rivier Brantas als bergstroom', de 12de in het werk
„Java, naar sohildergen en teekeningen van A. Salm, in steen gebracht
door J. C. Greive Jr."
») Boven blz. 888. <) Bnimund, Verh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 211,
Digitized by VjOOQIC
970
warmte der strandYlskte gewoon zgn en de weersgesteldheid is
in het algemeen minder aangenaam dan te Malang. Over hei geheel
is de plaats stil; doch des Zondags wordt er markt gehouden
en heersoht er veel levendigheid en dmkte. De omstr^en
zijn rgk bebonwd en leveren vooral eene groote hoeveelhdd
ko£Be op. In verband daarmede staat de koffiepelmol^i voor de
zoogenaamde Westindische bereiding of natte pelling, die hier
in 1887 werd opgericht, en nog, o&choon de nevelige lucht van
Batoe voor het drogen niet altgd gunstig is en dikwgls tot
staking van den arbeid dwingt, de voornaamste inrichting van
dien aard is die op Java bestaat ^). In het Koloniaal Yeralag
over 1881 ') wordt medegedeeld, dat door drie particuliere onder-
nemers in Pasoeroean, die volgens de in 1873 gemaakte bepa-
lingen *) voor de inlanders de kofiSe pellen welke ze aan het Gou-
vernement moeten leveren, in 1880 ruim 6500 pikols superieurOi
op Westindische wgze bereide, kofiSe waren ingeleverd. De dus
behandelde koffie wordt aficonderlgk opgeschuurd, en wegens de
hoogere marktwaarde worden aan de ondernemers premiën uitge-
keerd, die, bg een verschil van minstens f 2.50, twee gulden,
en bg een verschil van meer dan ƒ 5.00 , drie gulden per pikol
bedragen. Genoemde inrichtingen hadden gezamenlgk ƒ 19,676
aan die premiën ontvangen, maar daar aan den ondernemer van
Batoe alleen/ 18,895 daarvan waren ten goede gekomen , blgkt
reeds hieruit ten duidelijkste hoezeer zgne inrichting de overige
in gewicht overtreft
Onder de plaatsen die in den omtrek van Batoe een bezoek
verdienen, behooren Segoendoe, Toenggoel B&n&, Ngaglik en
vooral Sing&riti. Segoendoe, drie palen noord van Batoe, aan de
Ardjoen&-helling, is bekend door zijn moestuinen en boomgaar-
den, waar Europeesche groenten, aardbeziën, pruimen en zelfii
perziken geteeld worden , en door een zonderlingen waringin die
met een nangka- en een anderen wilden boom zoo is samenge-
groeid, dat één stam drie soorten van bladeren en vruchten
') Zie over de gesohiedeniB yan dien pelmolen L. Bnrer in Biang-lala,
I. 2, bL 111 ; Bigg in Jonmal of the Ind. Archip. IIL 507.
») BI. 168. ») StbL n^ 54.
Digitized by VjOOQIC
971
Bohgnt te dragen; hg is door de inlanders ter beveiliging met
een bamboezen pagar omgeven ^). Toenggoel B&a& is een kleine
pasanggrahan met bijgebouwen en stallingen, die ongeveer 5
palen O.N.0. van Batoe op een vooruitspringende rib van den
Wid&darèn, ter hoogte van 1786 meters | is gebouwd. Wij zagen
reeds dat de plaats door Junghuhn bezocht werd, toen hij genoemden
bergtop besteeg, en dat hg met verrukking gewaagt van het
schoone uitzicht dat men op het terras vóór het aan de drie
andere zgden door het woud ingesloten gebouwtje geniet ')•
Ngaglik is eene badplaats een paal west van Batoe en ten noor-
den van den weg, met merkwaardige overblgfselen uit den
Hindoetijd, die wij reeds leerden kennen '). Ook Sing&riti *)
bevat zulke overblg&elen , maar bovendien merkwaardige mine-
rale bronnen, die vermoedelgk reeds in den Eindoetgd tot bad-
plaats ingericht zgn geweest. Deze plaats ligt drie k vier palen
W.Z.W. van Batoe, in een kleinen dalgrond, aan drie zgden
omsloten door grazige , vrg steile hellingen , — met andere woorden
in den hoek gevormd door den Radjeg wSsi en den Goenoeng
Pandërman, den noordelgken voorberg van den Eawi. Alleen
naar de noordoostzgde is het dal geopend en in die richting
daalt de beek die het al murmelend doorstroomt, naar het hoofd-
dal van Batoe af. De bron die zich door deze beek ontlast, behoort
dus tot het gebied van den Eawi, aan wiens noordoostelgken voet
zg opwelt; zg ligt echter op een aanmerkelijken afstand van den
centralen bergtop , die door een sedert lang uitgebluschten krater
doorboord is. Er bestaat, wel is waar, een bericht dat de Eawi
nog in 1825 eene uitbarsting zou gehad hebben *); doch dit
moet uit een of ander misverstand ontstaan zgn en wordt door
de gesteldheid van den top stellig weersproken.
De wateren van Sing&riti worden opgevangen in twee uit
steen gemetselde bekkens, ongeveer 20 schreden van elkander
gelegen. Het hoogste is vierkant , met een middellgn van een paar
') Bnrer in Biang-lala, L 2. 113. ^ BoTen, bL 937. ») D. H, bL 113.
*) De naam wordt zeer yerscMUend gescbreyen: Singoriti, Singoeriti,
Sigoriti , Songoriti , Songgoriti , SaDggaretti en zelfs Singore^jo (op de kaart
Tan Ie Clercq). Ik heb den Yorm gekozen die mg de waarscbgnlgkste dunkt,
maar zekerheid ontbreekt mij. ^) Melyill van Cambee , in T. t. N. I. YI. 621.
Digitized by VjOOQIC
972
meters en ligt open nabij de grondslagen der muren yan het
tempeltje waarvan hier de OTerblyfselen worden aangetroffen. In het
water, dat geen reuk rerspreidt ^ stijgen yele gasbellen yan koolzuur
op; de temperatuur bedraagt 32.5^ O. Het benedenste bekken , dat 2
meters lengte , 14 decimeters breedte en 6 decimeters diepte heeft,
is, ten behoeve der badenden, met een bamboehuisje overdekt.
Bodem en zg wanden zijn beslagen met een oranjegele korst
(gzeroxyde-hydraat) , afgezet door het water , dat veel warmer is
dan dat der andere bron (nagenoeg 60^ O.) , geen gasbellen ver**
toont en een minder zoutachtigen smaak heeft. Yan dit water
wordt beweerd, dat het niet slechts huidziekten, maar ook lam-
heid geneest, en er bestaat zelfs een verhaal vaneen vrouw die,
krankzinnig geworden toen een bandjir haar te gelijk van gade
en kind had beroofd, door het gebruik dezer wateren hare vermo-
gens ten volle terugkreeg. In de nabgheid der wel treft men
eene groote massa gele aarde (oker) aan, die als cement ter
bestrijking van muren en bamboezen wanden gebezigd wordt ')•
Om den Eawi-top langs de door Junghuhn gewezen paden te
bereiken , gaan wg den groeten weg naar Pendem terug, tot wg
aan onze rechterhand een gebaand pad ontmoeten dat langs de Eali
Ghmgsiran opwaarts voert en die kronkelende beek herhaalde malen
met kleine bamboebruggen overschrgdt. De kloof waardoor wg ,
met den voorberg Pandërman aan onze rechterhand, omhoog
stijgen, is aanvankelijk vrij wijd, maar wordt gedurig nauwer;
de rijst- tabak- en maïsvelden verdwgnen langzamerhand, en
eindelijk stggen wg uit de kloof op tot eene gedurig smaller
wordende lengterib van den Eawi, eerst door een alang-alang
wildernis, vervolgens door een bamboe-bosch bedekt. Dit laatste
hebben wij nauw achter ons of wg bereiken de eigenlgke woudgrens;
de nok waarop wg ons voortbewegen, en die aan weerszijden
door een kloof begrensd is, voert ons eerst westwaarts, dan
noord westwaarts, en is begroeid metcasuarinen, die ook verstrooid
op den grasbodem der kloven voorkomen, van welke die aan
onze rechterhand veel steiler en dieper is dan de andere. Einde-
') Jung^hnhn Java, II. 1190 yt.; Bigg in Journ. o. t. L Arohip. UL505;
Barer in Biang^-lala, T. 2. 118 ty.; Altheer in N. T. y. N. L YUI. 329 tv.
Digitized by VjOOQIC
973
Igk bereiken wg een geheel vlakken voorsprong, tasBcben den
eigenlijken Eawi en den Pandërman gelegen, schier geheel met
eikenwoud bedekt en Goenoeng Sewantel geheeten. Hier vinden
wij eene geschikte rustplaats.
In hetgeen tot hiertoe van den weg gezegd werd, is wellicht
het een en ander dat, ten gevolge van nieuwe ontginningen of
den aanleg van nieuwe paden , niet meer aan den tegen woordigen
staat van zaken beantwoordt. Minder gevaar loopen wij om te zeer
van de waarheid af te wijken, bij de beschrgving der hoogere
streken, waardoor wij nu onzen weg vervolgen. Wij komen
weder op een rib, waarlangs wg in zuid-zuidwestelijke richting
hooger stijgen; de bodem is week en papachtig, de helling over
het algemeen zacht, doch hier en daar door steiler verheffing
afgewisseld; het bosch, aanvankelijk nog alleen uit eikenhout
bestaande, is hooger op uit eiken en casuarinen gemengd, waar-
onder zware boomen voorkomen, en waartusschen nu en dan
exemplaren van eene half boomachtige varen, die zich tot zes
voeten hoogte verheft, worden aangetroffen. De breede , nu steile ,
dan effen terrassen vormende rib is aan onze linkerhand begrensd
door de steeds dieper wordende kloof der Eali Sibaloe; aan
de overzijde verheft zich de noordelgke helling van den Tjem^ri
Kendeng, met een buitengewoon dichte, slechts vier ^ vijf voet
hooge vegetatie , waartusschen zich op groote afstanden onderling
eenige weinige tjem&r&'s vertoonen. De Elali Sibaloe volgende en
den halvemaanvormigen rug van den G. Bokong aan de rech-
terhand latende liggen, bereiken wij de vlakte Oro-oro, die zich
over de breede kruin van den Eawi uitbreidt. Die Oro-oro- vlakte
is de voormalige kraterbodem, en de nok, Goenoeng Boetak
geheeten, die in een halven kring daarom heen loopt en aan de
binnenzijde steil in de vlakte afdaalt, is de zuidwestelgke helft
van den voormaligen kratermuur, terwgl de Tjem&r& Eendeng,
die tegenover dien halven kring ligt, het eenig overgebleven deel
is van de noordoostelijke wederhelft. De Tjem&r& Eendeng vormt
eene stompe, half bolvormige massa, die eindigt in een vlakken,
platvormig afgesneden schedel. Op het hoogste middengedeelte
van den G. Boetak staande, dat door Junghuhn, toen hy den
Digitized by VjOOQIC
974
Eawi van de Eedirisohe zgde beklom, eerder werd bereikt dan
al wat tot dusver werd beschreven , en hem aanstonds gelegen-
heid gaf de gesteldheid van de kruin met één oogopslag te over-
zien, zag hg over d'e Oro-oro-vïakte heen dien bergtop recht
tegenover zich , en kon hij tevens bespeuren , hoe aan weerszgden
van den Tjem&r& Eendeng, tusschen dezen en de uiteind^i van
het staande gebleven deel van den kratermuur, diepe kloven naar
beneden dalen, waardoor de wateren van het plat worden a%e-
voerd, rechts die van de Kali Mitri, links die van de ons
reeds bekende Eali SibaloO; die beide ten laatste hunne wateren
afstaan aan de Brantas, welken stroom zij in hun oostwaartsehen
loop ontmoeten. Aan de Eedirisohe of buitenzijde gaat de kra-
terrand zachtkens in de berghelling over, en men bemerkt dus
niets van de vlakte , hare gedeeltelijke afsluiting door den Tjem&r&
Eendeng en haren overgang in de noordwestelgke helling^ eer
men den bovenrand van den muur heeft bereikt. Ook den
samenhang van den eigenlijken Eawi met den Bitrang en dea
Bokong kan men het best van het hoogste punt des kratermaurs
gadeslaan. Den Bitrang of zuidelgken top, een stompen kegel,
waarvan de schedel ongeveer 100 meters beneden het hoogste
punt van den Boetak blijft, en drie achter elkander liggende
kratervormige uithollingen vertoont, heeft men daar aan de rech-
terhand, maar men is er door eene tusschenruimte ter diepte
van omstreeks 170 meters van gescheiden. Broeder en dieper
nog is de tusschenruimte die aan de linkerhand den Eawi scheidt
van het met wouden begroeide en oogenschgnlgk lange en smalle
bergjuk Goenoeng Bokong, dat, in een dwarsche richting ten
opzichte van den midden-Eawi, ongeveer van hei westzuidwesten
naar het oostnoordoosten omloopt.
Maar er is nog veel meer op die hoogste spits te zien : in de
eerste plaats het heerlgke vergezicht, datden Wilis, denEeloet,
den vgftoppigen Ardjoen&, den Tenger en den Bmèroe, en de
daartusschen liggende dalen en vlakten omvaL Over den ver-
bindingsrug der beide laatsten heen ziet men zelfs den meer dan 20
geographische mglen verwgderden Ajang, en de plaats van den
tusschenbeide liggenden, wegens zgne geringe hoogte onzichtba-
Digitized by VjOOQIC
975
ren Lamongan is kenbaar aan de hoog opstggende dampzoil,
die men zich achter den zoom van den Tenger ziet verheffen.
In de tweede plaats de sporen van mensohelgken arbeid die
zich ook op dezen hoogsten top, ter plaatse waar de nok het
breedst is, vertoonen in twee, naast elkander liggende, door
kunst geëffende en omheinde vierkante ruimten, die door mid-
del van poortvormige openingen met elkander gemeenschap
hebben, en wier uit ruwe steenen en aarde opgebouwde muren
tot de hoogte van bgna twee meters stggen* In de derde plaats
de gesteldheid der Oro-oro-y lakte zeWe, zeker een der merk-
waardigste plekken van Java, maar die wg nog beter kunnen
leeren kennen, wanneer wg , Tan den kratermuur weder afdalende,
wat wg daarboTen zagen met hetgeen wg daarbeneden opmerken, in
een algemeene, zg het dan ook vluchtige, schets samenvatten.
De Oro-oro-vlakte, van boven gezien, doet zich voor als een
tamelgk effen terrein, echter doorsneden door de kloven van
drie beken die daarop haren oorsprong hebben; de ons reeds
bekende Eali Sibaloe en Kali Mitr& en aan den binnenvoet van
den Tjem&r& Eendeng eene derde, vrg onbeduidende, die zich
met de Mitr& vereenigt. Yan nabg gezien blgkt echter de vlakte
niet horizontaal te zgn, maar te bestaan uit een vlak midden-
deel, met een langzaam in breede golven oprgzenden omtrek.
Over de uitgestrektheid kan men eenigszins oordeelen naar de
volgende zeer globale cgfers. De Ign die de beide uüBfaiden van
den halven kratermuur verbindt , heeft eene lengte van ongeveer
1400 meters; de horizontale afstand van den kratermuur tot den
voet van den Tjem&r& Eendeng bedraagt ongeveer 600 meters. Deze
cgfers doen ons dus de wgdte der krateropening kennen; de
bodem, voor zoover die eenigszins vlak kan genoemd worden,
heeft een grootste lengte^loorsnede van 650 en eene breedte
van 350 meters. Voegen wg er dadelgk bg, dat het middelpunt
der vlakte 170 meters lager ligt dan het, volgens de meting
van Soeters, op 2860 meters te stellen hoogste punt van den
kratermuur, en omstreeks 100 meters lager dan de schedel van
den Tjem&r& Eendeng *).
*) Door Soeters is, rolgens den Begeerings-almanak , in het Kawi-gebergte
Digitized by VjOOQIC
976
Met uitzonderiDg van een kleine ^ geheel kale middenplek, is
de Oro- vlakte met eene grassoort (de bekende Festuca nubigena)
begroeid en geheel van geboomte verstoken. Alleen naar de
zgden heen, aan den voet van den ringmaur,is zg door groepen
Tjem&r^-boompjes omzoomd. Merkwaardig is het echter dat niet
slechts de gansche Tjem&r& Eendeng, maar ook reeds dat
gedeelte der Mitr^-kloof dat nog binnen de Oro- vlakte ligt, met
eiken bedekt is, die hier, even als dit ook op de baitenhellingen
van den Elawi wordt opgemerkt , zoo scherp van den grasbodem
gescheiden zgn, dat geen enkele de grens overschrgdt. Op twee
plaatsen ziet men ook op de vlakte vierkante , regelmatig gevormde ,
tot zekere hoogte door maren omgeven ruimten, die in een aan-
eengeschakelde rij op elkander volgen , en op dezelfde wyze met
elkander verbonden zgn als de soortgelgke ruimten op den
kratermuur. Bovendien vindt men, in een ketelvormige inzakking
aan het begin der Sibaloe-kloof , een door ringmuren ingeslotett
en uit ruwe steenen vervaardigd gebouw , met trapswgze boven
elkander rgzende verdiepingen, en op het boven-terras een lang-
werpig vierkante verhooging dragende, die als een grafheuvel ia
gevormd. Dit een en ander maakt, met de overblgfiselen van een
tempel en beeldwerk die door Junghuhn aan de westelgke hel-
ling van den Eawi, op eene hoogte van ongeveer 1800 meters,
werden ontdekt, de oudheden van dit gebergte uit; maar hoe
geschikt zg ook mogen schgnen om tot het nader onderzoek van
den Elawi te prikkelen, zg zgn tot dusverre onvermogend geweest
om daartoe op te wekken. Eenzaam en verlaten is thans ook de
Oro- vlakte; zg is slechts een lustperk der herten, die er bg hem-
derden op den grasbodem ronddolen.
De Elawi is een volkomen nitgebluschte vulkaan; op den hoog-
sten middentop althans zijn noch dampen, noch verhitte plekken,
noch borrelend water te bespeuren. De bronnen van Sing&riti
zgn , voor zoover bekend is , het eenige spoor van vulkanische wer-
de boogie der volgende ponten bepaald: G. Boetak 2860, 0. Ee^iri 2292,
0. Argoelan 2720, G. Eawi 2445 meters. Ik zie geene kans de drie laatste
namen met voldoende zekerbeid te identifiSeren met de toppen die bg Janghnhn
onder gebeel andere namen voorkomen.
Digitized by VjOOQIC
king dat in den omtrek van het geheele gebergte is te yinden*
Janghnhn wijst met nadruk op de uitmuntende gelegenheid die
de Oro-Oro-vlakte voor de oprichting van een sanatorium zou
opleveren. Het koele klimaat van dit hoogplat (IS'^ è 19^ C),
waarin geen tijger kan leven, de ruime uitgestrektheid, de
vruchtbare bodem, de zuivere lucht , de overvloed van drink water ,
de hooge bergrug die de vlakte tegen westen- en zuidwestenwin-
den beschermt, de gebaande wegen waarlangs men haar van
Batoe kan bereiken, dit alles schijnt samen te werken om de plek
aan te bevelen voor een oord tot genezing van kranken die door
de aanhoudende hitte verzwakt en ondermijnd zijn. Maar het
blgkt niet dat tot hiertoe eenige aanstalte is gemaakt om aan
den wenk van Junghuhn gevolg te geven; waarschijnlgk vindt
men het al te fontastisch ; om , ver van het gewoel en de genie-
tingen der wereld, op eene hoogte van 2700 meters, op een
eenzamen bergtop te gaan leven.
Maar genoeg van den Eawi! Eeeren wg thans naar Batoe
terug, om, alvorens wij den westelgken hoek der residentie
Pasoeroean verlaten, ook nog den dwarsdam Radjeg wësi te
overschrgden en een bezoek te brengen aan het district Ngantang.
Dit district; als een geheel beschouwd , ligt tusschen den Radjeg
wësi ten oosten , de Andjasm&r&-keten ten noorden , den Elawi en
den Eeloet met den vlakken zadel die ze verbindt, ten zuiden , en in
het westen de geheel geïsoleerde Loesongo-keten *), die aan den
noordelijken voet van den Eeloet oprgst en zich met een zeer
smallen, scherpen kam voortzet van zuid ten westen naar noord
ten oosten. De Loesongo-keten en Andjasm&r&-keten sluiten echter
niet aanéén , daar laatstgenoemde in den Goenoeng Sel{ind& ein-
digt alvorens de andere te bereiken; er blgft dus eene opening
waardoor de weg van Ngantang naar de residentie Eediri in de
richting van Eandangan en Pare loopt ^). De wateren van het
*) Zie boTen bl. 732. Do namen Loesongo-keten en Andjasm^rE-keien zgn
beide door Junghuhn aan toppen in die bergreeksen ontleend , daar de inlan-
ders zelden voor aaneengeschakelde bergen een gezamenlijken naam hebben,
behalve het bekende, telkens terugkeerende , Goenoeng Kendeng.
') Zie boven, bl. 752, waar Kandawangan in Kandangan moet veranderd worden.
m. 62
Digitized by VjOOQIC
978
hoogland I die zich allen in eene hoofdbeek, de Kali Eontoh,
Terzamelen, kannen echter door deze opening geen oitweg Tin-
den, daar de kleine vlakte naar het noorden rgst, en Maden
das noodwendig een meer moeten vormen, indien zg niet een
loozingskanaal hadden gevonden door eene dwarskloof die den
Keloet van het znidelgkste deel der Loeeongo-keten scheidt Das
afgevoerd naar het diepland van Kediri, wendt de Kali Kontoh
zich noordwestwaarts en ontUst zich in de Brantas vier palen
ten noorden van Papar. Door het dwarsjak Ind&r&wati, dat van
den Gt. Sel&nd& znidwaarts loopt, en van den zadel die den
Keloet met den Elawi verbindt, slechts door de kloof van de
Kali Eontoh, waarait het met steile helling oprijst, wordt geschei-
den , heeft de natnar het ketel vormige , van alle zgden door bergen ,
of althans door rijzend terrein, omgeven hoogland nog weiet
in twee bekkens gesplitst, die gewoonlijk, naar de voornaamste
daarin gelegen desa's, het hoogland van Bakir en het hoogland
van Ngantang worden genoemd.
Dit merkwaardige hoogland is even beroemd om zgn koel en
gezond klimaat; als om den overvloed van pittoreske tooneelen waar-
door het zich zelfs in het aan natnarschoon zoo rijke Java on-
derscheidt. Wg zallen ze genoegzaam voor ons doel loeren ken-
ken door een denkbeeldigen rit over den 16^ paal langen weg van
Sisir naar Ngantang, en een kleinen nitstap naar het één paal
links van den weg gelegen Bakir.
Yan Batoe af gaat de weg door schier ona%ebroken sawahs,
totdat hg den oostelgken voet van den dwarsdam Badjeg wësi
bereikt ter plaatse waar zich het zgpad a£Bondert dat znidwaarts
naar Sing&riti voert. De weg loopt na in zigzag tegen de helling
van den Badjeg wësi omhoog, en overschrgdt dien bg een pand&p&
op eene hoogte van 1160 meters. Zoo bereikt men het golfror-
mige, slechts in het groot genomen als vlakte te beschoawen
hoogland, dat met zeer geringe glooiing naar het westen afhelt
Frissche groene grasvlakten, a^wisseld door boomen en boom-
groepen , vooral door welige koffieplantsoenen , en een van alle zijden
door woudrgke bergen bepaalde horizon, dit zgn de liefelgke
tooneelen die de over het laagste deel der noordelgke Eawi-ribbeo
Digitized by VjOOQIC
979
gokende weg ons aanbiedt, totdat wy de diepe kloof (djoerang)
der Ladjoe ontmoeten ^ die langs de helling yan den Eawi afistroomt,
en in het lagereland aan onze rechter zich met de hoofdkloof
der Eali Eontoh vereenigt. Nog een paar beekkloven kruisende
bereiken wg, op 8^ paal van Batoe, Eedoeng redj&; waar zich
een kofiSepakhuis bevindt, en waar zich het zypad naar Bakir
yan den weg afzondert, dat ons die plaats in weinige minuten
doet bereiken.
Bakir ligt in het zuidwestelgk deel yan het naar die plaats
genoemde bekken, op een yoorsprong yan de Elawi-helling , en
wordt yan de steile hoogten yan den Ind&r&wati door de diepe
kloof der Kali Eontoh gescheiden. Deze schoone bergstroom ont-
springt in den noordoosthoek yan het bekken , op of nabg den
Qoenoeng Der8&n&, een der ribben yan de Andjasm&r&-keten ,
waarin, yolgens berichten der inlanders, ook eene Goew& oepas ,
d. i. een mofet of stikgrot, moet worden aangetroffen, die, zoo-
yer ik weet, nooit door een Earopeaan is onderzocht. De Eali
Eontoh stroomt eerst zuidwest-, yeryolgens zuidwaarts, en be-
houdt deze richting tot zij in de kloof treedt die den yoet
yan den Ind&r&wati ter rechter- yan een langen nederwaarts
loopenden rug yan den Kawï ter linkerhand scheidt. Eene yan
den bodem tot den rand met bosch beUeede spleet, die nu eens
zoo nauw is dat de beek de beide tot elkander naderende , soms
yan 60 tot 100 meters hooge en yaak loodrechte rotswanden
beyochtigt, en dan weder zich tot 60 , ja tot 100 meters yerbreedt,
slingert zich in tallooze bochten om den Ind&r&wati heen, en
wordt door den weg naar Ngantang, die door despleet is gelegd,
yeertienmaal door middel yan houten of bamboezen bruggen
oyerschreden , en ongeyeer in het midden yan het dal stort zich
yan de linker- of Eawi-zgde een wateryal daarin neder, die
nieuwe bekoorlijkheid aan deze romantische tooneelen bgzet.
Bakir bezit buiten zgne schoone ligging niets bgzonders, maar
de wateryal, die den naam yan Trètès met een yroeger beschre-
Tenen gemeen heeft , yerdient wel dat wg er nog een oógenblik
bg yertoeyen.
Het water yan dezen yal komt als sneeuwwit schuim te yoor-
62*
Digitized by VjOOQIC
980
Bchgn uit een nauwe kloof tussohen twee rotswanden , en stort
zich van eene hoogte van omstreeks 25 meters in de bmisende
en snelvlietende Eontoh. Eenige voeten beneden de kloof valt
het neder op een uitstekende rots, die het in een dichten |
fijnen regen doet uiteen spatten, zoodat de geheele rots als met
een gazen sluier wordt omhuld. Het welig gewas van slioger-
planten dat langs de zgden van het rotsgevaarte opwaarts kruipt,
voelt nauw den last van het daarop neerspattend water, maar
spreidt, door den doorzichtigen sluier heen, iederen stengel en
ieder blaadje ten toon. In zijn verderen val zich gedeeltelgk
herzamelend, stort het water zich met hollen klank neder in een
bekken, dat het veelsoortig gebladerte van het omringend geboomte
terugkaatst ; maar de welige vegetatie van bamboe en varen , van
pisang en caladium, die den waterval omgeeft, is tot op aanmer-
kelgken afstand bedauwd met vocht, dat zich op de groote bladeren
allengs tot zware droppels vormt, die als kwikzilver over hare
fin woelen oppervlakte rollen.
Wanneer men, over den Ind&r&wati heen, in het tweede bek-
ken gekomen is, ziet men door het gier wordend bladergewelf de
kokospalmen en sawah-terrassen voor zich die in een zacht
glooiend dal het vriendelgke Ngantang (ook als Antang uitge-
sproken en in denieuwsteRegeeringsstukkenEaoeman genoemd)
omringen. De pasanggrahan , die reeds op groeten afstand zicht-
baar is, belooft den reiziger eene goede rustplaats, en naderbg
gekomen bemerkt hg, dat ook hier eenige Hindoe-overblg&elen
bg dat gebouwtje verzameld zgn. In de omstreken vindt men
andere Hindoe-overblgfselen , reeds vroeger beschreven '), te Botjok
en Bajem, terwgl men te Bantjing, een tot de desa Djatoes
behoorend gehucht, in de onmiddellgkenabgheideener zoetwater-
bron, eene kleine wel van bitterachtig zout w^ter aantreft,
waarin versteende voorwerpen worden gevonden.
Doch meer dan dit alles trekt ons de schoone ligging van
Ngantang aan, op een rijzenden grond, aan den ingang eener
vallei, en tegenover den noordoostelgken voet van den Eeloet,
waarvan men slechts door de Eontoh-kloof is gescheiden. De
-) D. n, bl. 114.
Digitized by VjOOQIC
981
Eeloet, die zich nauwelijks 1000 meters boven het kleine Ngan-
tang-plateau verheft, zal zeker van dit pnnt met weinig moeite te
beklimmen zijn. Hg vertoont zich hier aan ons oog als met diepe
kloven en spleten doorploegd , en men ziet hoe zgn oostelijke
voet zich met den westelgken van den Eawi vereenigt door
middel van een met wouden bedekten tusschenzadel, die over
eene groote uitgestrektheid eene uiterst zwakke glooiing bezit
en in het midden volkomen vlak is. Over het laagste gedeelte
van dezen zadel loopt de weg naar Welingi in Eediri, en het
paspunt, dat met Ngantang ongeveer op gelijke hoogte ligt, wordt
recht in het zuiden gezien. Dicht bij de Eedirische grens, die
tien palen van Ngantang verwijderd is, trekt een hooge steile klip
het oog; die aan het eind van een der talrijke ribben van den
Eawi oprgst en naar een naburig bergdorp soms G* Gresik
wordt genoemd ').
Wg hebben thans den eindpaal van onzen voorgenomen tocht
door den westeljjken uithoek van Pasoer oean bereikt, en zoo wij
niet langs denzelfden weg willen terugkeeren , zullen wij het best
doen, ons langs de reeds aangeduide route, naar Welingi in Eediri te
begeven ; en vandaaar verder den weg te volgen die ons om
den zuidelgken voet van den Eawi heen naar het Malangsche
terugvoert ^). Deze weg gaat door het dal van de Brantas, dat
den Eawi scheidt van het zuidelijk Ealkgebergte , waaraan ook
hier weder de naam van Goenoeng Eendeng (Eetengebergte)
gegeven wordt, die zoo dikwijls terugkeert, dat hg nauwelijks
als een eigennaam kan beschouwd worden. De grens overschrij-
dend betreden wij hier het Malangsche district Seng&r& en berei-
ken daarna eerst de desa Soember poetjoeng; die 3i paal van
de grens verwijderd is, en vervolgens, 4f paal verder, de hoofd-
') Over het district Ngantang zie men Jnnghnhn, Java, II. 1193—1200
en 1165-1167; L. Burer, Biang-lala, I. 2, bl. 125— 130;Hageman,t.a.pl.,
71 V.; Jukes, Voyage of the Fly, II. 119—125; d'Almeida, Life in Java,
I. 258—264 ; Rigg in Jonrnal of the Ind. Archip. III , p. 500-504. Over
den waterval van Trètès zie nog Domis, Residentie PasBoeroeang , bl. 15 v.
De berg dien ik G. Gresik heb genoemd, omdat ik op Jnnghuhns kaart
hier een dorp Gresik vind aangeduid , heet op de kaarten van van de Velde en
Ie Glercq, G. Kresi of Kressi , terwgl Rigg den naam van het dorp Eiriflie schrgfl,
«) Zie boven , bL 748.
Digitized by VjOOQIC
982
plaats van Senglrl, Eepandjèn geheeten. Bij het aanleggen van
den weg werd, voor een aantal jaren, 5^ paal west vanEepan-
djèn, nudden in het bosoh , een kolossaal staande Ganésa-beeld van
zeer yerdienstelgke bewerking ontdekt, dat men, zoo ik mg niet
bedrieg, op de yindplaats heeft laten staan en dat zeker een
bezoek overwaardig is *). Eepandjèn is Z.Z.W. van de Eota
Malang gelegen en er mede verbonden door een weg die over
Ngadim&l& en Pakis adji loopt, 12t paal lang is, en in schilderach-
tigheid en verscheidenheid over het geheel verre onderdoet voor
de wegen die wij tot dusverre in het Malangsche leerden kennen.
Het hoofddorp is omringd door uitgestrekte rijst- en maïsvelden eo
koffietuinen, aan den horizon door donker woud omzoomd, heeft
een koffie- en zoutpakhuis , maar is overigens slechts van belang
als het middelpunt der wegen die het noordelijk, meer bevolkt
gedeelte van de uitgestrekte districten Sengliri en Gondang legi
doorkruisen. Naar den kant der Zuiderzee wordt de groote weg
Van Malang naar Eepandjèn nog Si paal in dezelfde richting voort-
gezet tot Boemi ajoe, eene desa gelegen nabij het punt waar de van
den Smèroe komende en langs den noordelgken rand van het Zuider-
gebergte stroomende Lesti zich met de Brantas vereenigt, en wel
tusschen deze laatste en de kronkelende, hare wateren tusscheo
hooge en steile oevers onstuimig voortstuwende Eali Mitr& of
Metr&, welker oorsprong op den Eawi wg boven leerden
kennen >), en die zich een weinig lager, bg het gehucht
Oeloe laras, in de Brantas stort. Een paal bezuiden Eepan-
djèn gaat van den weg naar Boemi ajoe ook nog een rg-
weg uit naar Gondang legi, het voormalige hoofddorp van
het district van dien naam, maar dat zijn waardigheid alskawe-
danan aan het meer noordwaarts gelegen Boeloe lawang heeft
1) Bnunund , Verhh. t. h. Bat Gen. XXXIII. 209.
>) Blz. 975. Junghuhn schrijft Mitro, Bnrer, Biang-lala, I. 22, Mettro;
Hageman, T. I. T. L. en Yk. I, bl. 57, alsmede de étappe-kaart van Harenga
hebben Metro. De loop dezer riyier is op de kaarten yan Jnnghnhn en
Yersteeg verkeerd voorgesteld; zg valt niet boven Malang in de Brantas,
maar na haren oostwaartsohen loop tot nabij die plaats te hebben voortgezet ,
buigt zij zioh znidzoidwestwaarts om en loopt in ,die richting vele palen ver
nagenoeg evenvrgüg met de Brantas , tot zg deze ontmoet in den westwaaii*
echen loop dien zg na hare vereeniging met de Lesti aanneemt.
Digitized by VjOOQIC
983
moeten afstaan. Dit laatste lïgt aan den groeten weg die, van
Malang met eenige kronkelingen bijna recht zuidwaarts gaande,
te Gondang legi eindigt, en is van eerstgemelde plaats 7^, van
laatstgenoemde 7i paal verwijderd. Boeloe lawang heeft een
koffiepakhuis en Gondang legi een pasanggrahan ; maar dit is
ook alles wat ik van die plaatsen te vermelden weet Yan Gon-
dang legi gaat de rijweg nog oostwaarts tot Toeren (4{ paal),
waar een zontpakhuis ligt en een controleur zijn zetel heeft. Hier
is men nog slechts door de in deze streek zuidwaarts stroomende
en zich eerst later westwaarts ombuigende Lesti gescheiden van
den voet van den Smèroe, aan welks woeste hellingen geene
dorpen van beteekenis worden aangetroffen. De groote wegen
houden hier dus op, behalve dat, op geringen afstand van de
Lesti, nog een pedatiweg noordwaarts loopt, die Toeren over
Sanan en Wadjak, het eerste met een kofiSepakhuis , het
tweede met eene pasanggrahan, en beide nog tot het district
Gondang legi behoorende, verbindt met Toempang, de door haar
schoenen tjandi bekende hoofdplaats van het district Pakis, die
9 palen van Wadjak en 14{ palen van Toeren verwijderd is.
Het gedeelte der districten Seng&r& en Gondang legi dat
wij hier in ijlende vaart hebben doorrend, begrensd door de
E. Metr& ten W. en door de E. Lesti ten O. en Z. en door-
sneden door de Brantas, die hier de grens tusschen Seng&r&en
Gondang legi beschrgft, behoort nog tot de oultuurvlakte van
Malang, die overal rgke oogsten van koffie en tabak voortbrengt,
maar toch, naarmate men verder zuidoostwaarts doordringt, veel
van hare weelderige vruchtbaarheid verliest, daaï de bruine,
leemachtige, humusryke gronden allengs overgaan in een bodem
die met fijn zand is bedekt '). In Seng&r& vindt men, in de nabij-
heid van de Lesti en Brantas, bgna de eenige djatibosschen in
deze residentie die nog bruikbaar timmerhout opleveren, waarom
hier in 1879 eene perceelsgewgze exploitatie is aangevangen.
Vroeger moet het ook in de afdeeling Pasoeroean en in het
Bangilsche district Gempol niet aan djatihout ontbroken hebben;
*) Junghnhn, Jaya, n. 742.
Digitized by VjOOQIC
984
maar dit is, vooral ten behoeve der Buiker&brieken, achrome-
lyk vernield '). In de laatste jaren zgn in de districten SeDg&ri
en Gondang legi vele uitgestrekte perceelen land in erfpacht
uitgegeven voor de cultuur van koffie , enkele ook voor die van
kina en rameh, en eenige tabaksondernemingen door vrgwillige
overeenkomsten met de bevolking tot stand gebracht. De gronden
voor die verschillende ondernemingen gebezigd zgn deels in de
beschreven vlakte, deels ook op de berghellingen, vooral op die
van den Eawi gelegen; die van den Smèroe schgnen daarvoor
niet veel gelegenheid te bieden. De Lesti; en de Brantas na hare
vereeniging met de Lesti, kunnen zeker nóg, in het algemeai
gesproken , als de grens der cultuur in Pasoeroean beschouwd
virorden. Eene topographische opmerking zij mg hier nog ver-
oorloofd. De westwaartsche ombuiging der Lesti gaat gepaard
met hare versterking door den toevloed der Eali Genting, die
op de zuidwestelijke helling van den Smèroe ontspringt, evenals
die der Brantas door den toevloed der Lesti. Indien wg de Gen-
ting, het stuk der Lesti tusschen de beide vereenigingspunten en
de Brantas na hare ombuiging te zamen als ééne rivier aanmerken,
krggen wij een stroom die geleidelijk dezelfde richting volgten ia
zgn geheel de noordgrens van het woeste Zuidergebergte bepaalt
Lieten wg dan die rivier in haar geheel den naam van Gen-
ting, dan zouden wij de Lesti, de Brantas en de Metr& als
affluenten daarvan moeten aanmerken , die allen in zuidwestelijke
richting, met ongeveer evenwijdigen loop, de hoofdrivier toe-
stroomen. Er zou veel voor pleiten om zich dit waternet zoo
voor te stellen, doch het spraakgebruik der inlanders heeft het
anders gewild ').
De natuur en het voorkomen van dit zuidelijk gedeelte van
Malang komen geheel overeen met die van het aangrenzend gedeelte
van Eediri, de Alas Loed&j& '). Ook hier bestaat om dezelfde
reden gebrek aan water, en als gevolg daarvan schier geheel
^) Cordes, de Djatibossohen op Ja?a, 176.
') Dergelgke opmerkingen omtrent de rivieren van Java beb ik meermalen
gemaakt. Zie D. I, bl. 81 , D. III , bl. 393 v. , 505.
») Boven, blz. 746.
Digitized by VjOOQIC
985
gemis Tan akkerland, van dorpen, van wegen. De breedte dezer
v^oeste landstreek zal gemiddeld ongeveer 16 palen , hare opper-
vlakte omstreeks 700 vierk. palen bedragen. Het Eendeng-ge-
bergte doorsnijdt haar in eene lijn die parallel met de znidknst
loopt, bereikt eene hoogte van 800 tot 500 meters en bedekt
haar geheel met zijne nitloopers *)• Eene vaste bevolking wordt
hier dan ook op slechts zeer enkele punten gevonden ; de dieren
der wildernis, tijgers, bantengs, herten, zwijnen, apen en roof-
vogels, deelen met elkander de heerschappij over deze eenzame
streken. Ofschoon de weinige beken, waarvan de voornaamste
allen naar het zniderstrand afvloeien^ in den Oostmoeson schier
waterloos zijn, valt er regen genoeg om eene dichte, schier
ondoordringbare vegetatie te onderhouden, die zich onderscheidt
door reusachtige exemplaren van den Bend&-boom '), waarvan
de bast tot touw wordt verwerkt en het melksap als vogellijm
dient, en in de nabgheid van het strand door het veelvuldig
voorkomen van Eleinhovia hospita L., een boom die het fraai
wit en zwart gevlekte pèlèthout oplevert, dat door de Javanen
zoozeer voor krisscheeden gezocht wordt, en waarvan sommige stuk-
ken, die aan hunne grillige eischen beantwoorden, met buitensporige
prgzen worden betaald ^). Ook ontbreekt het er niet aan de
boomsoorten waarin gaarne de bijen nestelen en aan tallooze zwer-
men van deze insekten gelegenheid gegeven wordt hunne koloniën
te vestigen* Deze gansche huiveringwekkend wilde streek staat ,
naar het oordeel der Javanen, onder de heerschappij van de
Ratoe Loro Eidoel , aan wier macht de demons gehoorzamen die
hier de bosschen en klippen bewonen en wier rust het zeer
bedenkelijk is te storen. De kust zelve, klippig, woest ^ onher-
bergzaam en ongenaakbaar , met de baaien Plelot of Pelolot en
') Hagemon, T. t. I. T. L. en Yk. L 55.
') Artocarpus pubescens BI. , Artocarpus Blumei "Willd.
>) Toen ik D. I., bl. 39 en 522, over het pèlèthout sprak , was de herkomst
mij niet bekend. Wat ik sedert bij Hasskarl, Aanteek. n<^855; Filet, Plantk.
Wdbk., n« 3597 ; Miquel, Flora t. N. I., 1. 2. 186; Jagor , Singapore . Malacca,
Java, bl. 185; Lehnert, Urn die Erde. 762, over Kleinhoma ho8püa]&8^
had mg reeds overtuigd dat het slechts van dezen boom kon afkomstig zgn,
toen ik dit door Teysmann , N, T. v. N. I. XI. 117, uitdrukkelgk bevestigd vond.
Digitized by VjOOQIC
986
8rig^iitj& en het woeste eiland Sempoe, dat door een smal
kanaal yan de kust wordt gescheiden , beschreef ik reeds op de
denkbeeldige knstyaart om het eiland Jaya waaraan het tweede
hoofdstuk yan het eerste deel yan dit werk werd gewgd ^)« Wg
willen thans de beide paden — wegen mag men ze niet noemen —
leeren kennen die oyer het Eende;ig-gebergte naar de zuidkust
yoeren en in deze gansche woeste streek de eenige zgn die op
yermelding aanspraak maken.
Het uitgangspunt yan het eerste pad is Pangganglélé , yan welke
desa Ardj&wilangoen , dat ongeyeer op dezelfde plaats op de
jongste kaarten yoorkomt, een nieuwere naam schijnt te zgn *)•
Dit dorp ligt aan den yoet yan hetKendeng-gebergte, W. Z. W.
yan Eepandjèn , op eenigen afstand yan den linkeroeyer der
Brantas en niet yeel yerder yan de Eedirische grens. Men kan
het yan Eepandjèn op twee wijzen bereiken. Het gemakkelijkst
is langs den grooten weg naar Eediri tot 1| paal yoorbg Soember
poe^'oeng te rijden en daar de Brantas oyer te steken , waarna
men nog 8 palen heeft af te leggen, zoodat de geheele afetand
yan Eepandjèn 12^ paal bedraagt. Aantrekkelijker sohgnt het mg
toe den weg te nemen oyer Seng&r& , het yoormalige 'hoofddorp
yan het district dat denzelfden naam draagt, en in de nieuwere
geschiedenis yan Jaya bekend door het zonderlinge, gelukkig
zonder yeel moeite onderdrukte complot tot omyerwerping yan
het Nederlandsch gezag dat er in 1822 gesmeed werd onderde
leiding yan een 90jarigen, half blinden en halflammen grgsaard,
die onder den naam yan Ejai Seng&r& bekend was ')• Thans is
dit dorp schier geheel yerlaten. Een weinig yerder daalt men,
niet zonder moeite, af naar de steile bedding yan de Brantas ^), gaat
») BI. 38 T.
') Mocbt bei eene andere desa zgn, die misBchien in den laatsten tgd ten
koste van Pangganglélé is opgekomen, dan ligt zp toch zeer in de nabgheid.
') Burer, Biang-lala, I. 2.227. Burer zegt dat SengfirH vroeger Selorok werd
genaamd, Hageman, T. v. I. T. L. en Yk. I 67 , dat de weg over Selorok en
SengSrft loopt, en de kaarten van van de Velde en Versteeg plaatsen Selorok
en SengürR op zoodanigen afstand van elkander, met de Metr& tnsscbenbeide,
dat SengKr^ over Selorok sleohts langs een zeer grooten omweg , met herliaal-
den rivierovergang, zon te bereiken zjjn. Wat is hier de waarbeidf
^) Bnrer, t. a. p. 229, zegt „de Metro^S wat stellig een vergissing is.
Digitized by VjOOQIC
987
de rivier oyer, en volgt dan de vallei die zg doorstroomt, aan
haren linkeroever, langs een pad dat zich allengs verder van haar
verwijdert, tot men Pangganglélé bereikt Natuurlijk dat deze vallei
nog niet geheel deelt in de woestheid die het Eendeng-gebergte
kenmerkt. De weg loopt dan ook aan beide zijden der rivier
door de djatibosschen die, zooals wij reeds opmerkten, nogeene
vrij groote uitgestrektheid in dit gedeelte van Seng&r& beslaan.
Naarmate men Pangganglélé nadert ziet men echter inhetboscb
meer en meer open plekken, met djagoeng en aardvruchten
beplant, en waarop kleine goeboegs (op bamboezen palen rus-
tende wachthuisjes) verrijzen, om de wilde zwynenendetggers,
waarvoor deze streken berucht zgn, te bespieden en door geraas
te verdrgven, tot beveiliging van het plantsoen of van eigen
leven. Pangganglélé en omstreken zijn de zetel van een bgzonde-
ren tak van industrie; want, ofschoon de bevolking arm, luste-
loos en aan opium verslaafd is, munt zij uit in het vervaardi-
ging van karoengs of stroozakken , die hier van beter en fijner
hoedanigheid zgn dan gewoonlgk. De reden is dat zij hier
de gewone kleeding der bevolking uitmaken , wanneer zij zich soms
voor een tgd van twee of drie maanden in de bosschen van het
Zuidergebergte begeefl om hout te kappenofhonigen waste ver-
zamelen. Deze zonderlinge kleedg, die door velen zelfs als gewone,
dagelgksche dracht is aangenomen, wordt somtgds daaraan toe-
geschreven, dat de bevolking buiten staat is zich een betere
te verschaffen, en, wat het dragen daarvan bij het zoeken
van boschproducten betreft, aan de goede bescherming die
deze stroozakken verleenen tegen de steken van muskieten en
bgen ^); maar andere schrijvers leeren ons dat zulke ka-
roengs en de daarbij behoorende voetzolen van arènvezelen het
kostuum uitmaken dat den Javaan uitsluitend past, wan-
neer hij het waagt het rijk der Ratoe Loro Eidoel te betre-
den ^ eene daad waartoe hg zich bovendien door offeren, bidden
en vasten dagen lang voorbereidt '}. Even eenvoudig als de
1) Burer, tap. 282.
^ Domis, de Besidentie Pasoeroean, 6 t.; Hageman in T. y. I. T. L. en
Yk. I. 69. Ygl. ook D. I van dit werk, bl. 89.
Digitized by VjOOQIC
988
kleedÏDg dezer zwervers is ook hunne overige levenswgze: honne
rustplaatsen bereiden zg zioh in de boomen, hun voedsel bestaai
uit sago die zg uit den stam van den arèn-palm verkrggen; of
uit gadoeng *), hun kookgereedschap uit bamboeleden, terwgl
zij zich vuur verschaffen door twee stukken bamboe tegen elkan-
der te wrijven.
Yan Pangganglélé gaat de weg door alang-alang en glagah
tot aan den voet van den Goenoeng Eendeng, waarvan do kam
veel dichter bg de Brantas en Lesti dan bg het Zuidergebergte
ligt en dienvolgens de noordelijke helling veel steiler is dan
de zuidolgke. De pas ligt op eene vrg aanmerkelgke hoogte
en de hier en daar afgebrokkelde , elders glibberige kalksteen
waaruit het gebergte bestaat, dwingt den ruiter of voetganger
tot de uiterste voorzichtigheid, om niet neder te storten in de
afgronden en kloven die hij overal ziet gapen. Over het alge-
meen loopt het pad door wouden van dicht en zwaar geboomte,
waarin een doodsche stilte heerscht, die slechts enkele malen
door de kreten van de dieren der wildernis wordt verbroken.
Het pad, nauwelgks twee voet breed, gaat over steilten en
door ravijnen tamelijk recht op het strand aan. Yeel valt er
dikwijls in deze bosschen op te merken , maar natuurlgk brengt
de tgd daarin aanhoudende verandering. Zoo beschrgft een rei«
ziger twee zonderling ineengegroeide boomen, die als het ware
een gewelfde poort vormden, waar juist het pad doorheen liep,
en, eenige palen verder, aan de zuidelijke afhelling van het ge-
bergte, een natuurlijke berceau, door het veelsoortigste gebladerte
gevormd , met een groote verscheidenheid van kleurige bloemen
getooid, en door tal van fraaie en liefelijk kweelende vogeltjes
verlevendigd. Een geheel ander tooneel werd gevormd door eene
kleine nederzetting voor het vellen van hout en het inzamelen
van boschproducten, die uit een 12tal huisgezinnen bestond,
maar ongetwijfeld lang is opgeruimd, daar de nomadische bevol-
king dezer streken zelden langer dan zeven of acht maanden op
dezelfde plaats blijft, en wanneer zg vertrekt hare hutten in
den brand steekt. Sporen van tggers worden dikwijls waargeno-
^) Zie over deze aardymcbt D. I., bl. 535.
Digitized by VjOOQIC
989
men, en waar hunne nabgheid vermoed wordt, zullen de inlan-
ders het niet wagen het woord matjan uit te spreken, om-
dat zg vreezen dat de koning der wildernis het noemen van zijn
naam als een gebrek aan eerbied beschouwen en bloedig wre-
ken zal. Pa man (oom) of kaki (grootvader) zijn de vleiende
benamingen, waardoor zij doorgaans pogen zijne goede gezind*
heid te wekken. Eindelijk begint men het bruisen en bulderen
der baren te vernemen, maar de hooge rotswanden en duinen
die het strand tegen hare aanvallen beschermen , onttrekken nog
de zee aan den blik. Ten laatste bereikt men , na 1 7 palen van
Pangganglélé te hebben afgelegd, een door de hevige winden
gebeukten pasanggrahan, die veelal eenige herstelling vordert
eer hg tot nachtverblijf kan dienen. Deze plaats wordt Oondang
t&w& genoemd, naar een riviertje dat zich hier in zee stort, en
is voornamelijk bekend om hare in het bosch , op eenigen afstand
van het strand, gelegen vogelnestklip , die echter sedert lang
door de salanganen verlaten is. Maar het meest wordt de tocht
beloond door het heerlgk gezicht op den oceaan en langs de
kust, dat men van de uit spierwit zand bestaande duinen geniet.
Het strand is omzoomd door een keten van klippen in allerlei
verscheidenheid van vorm en grootte, waartegen zich de hooge,
woedende golven te bersten stoeten, zoodat hun sneeuwwit
schuim hoog tegen de wanden opstuift , en zg , in fijnen regen
opgelost, in de zee worden teruggeworpen ').
Het tweede pad begint bij Gondang legi en gaat naar de
pasanggrahan Srigfintj^, die aan den kleinen inham van dien
naam is opgericht. Yan Gondang legi gaat men omstreeks vier
palen zachtkens dalend afwaarts tot men de vallei van de Lesti be*
reikt. Is men deze doorgetrokken, dan heeft men een geheel
gelijksoortigen weg over het Kendeng-gebergte af te leggen als
zoo even beschreven werd. De paden zgn even klippig en steil,
het woud vertoont hetzelfde karakter en bevat dezelfde boom-
soorten , en het gezicht dat de oceaan oplevert is niet minder
verheven en treffend. Alleen is de weg iets minder eenzaam,
daar men, na de Lesti te zgn overgestoken, eerst het dorpje
') Al deze bgzonderheden z^n ontleend van Barer, t. a. p. 226—249.
Digitized by VjOOQIC
990
Tjelompret, vervolgens het dorpje Watoe gèsèk ontmoet, en
eindelijk, na van Gondang legi af 12^ paal te hebben a%el6gd|
het grootere dorp Bantoer bereikt, waar men nog 8} paal van
de zee verwijderd is ').
Op het pnnt waar de grenslgn tusschen de districten Gh>ndang
legi en Pakis tegen die tussohen de residentiên Pasoeroean en
Probolinggo stnit , verheft zich de Mahamèroe of Smèroe , de
hoogste der Javaansohe bergtoppen , waarvan de kruin zich, vol-
gens de meest vertronwbare metingen, 3672 meters boven het
zeevlak verheft. Deze bergreus strekt zijn broeden voet, waar-
onder zich het Eendeng-gebergte verliest, tot aan het znider-
strand nit, en bedekt met zgne ontzaglgke ribben zoowel het
noordoostelijk en oostelijk deel van Gondang legi, als het aan-
grenzend gedeelte van de Probolinggosche afdeeling Loemadjang.
Die ribben stellen tnsschen de bevolking van Gondang legi en
Loemadjang een onoverkomelijken slagboom. Zg zgn niet enkel
begroeid met ondoordringbaar bosch, maar vormen een terrdn
dat nit een opeenvolging van steile bolwerken, door diepe klo-
ven gescheiden, schgnt te bestaan. Waarschgnlgk zgn zg ge-
vormd door stroomen van lava of lava-puin , van den Smèroe af-
komstig, wier schrikwekkende woestheid aan het oog onttrokken
wordt door het dichte woudkleed dat alle oneffenheden van het
terrein bedekt Deze geheele zuidzgde van den Smèroe is, of
was althans voor weinige jaren, onbewoond. Het laatste doqqe,
Loemadjang tengah '), uit een pasanggrahan van bamboe en een
paar hutten bestaande , ligt Z. Z. W. van den top , op eene hoogte
van 422 meters, en op ongeveer 5 palen afstands van(}ondang
legi , van welke plaats of van Toeren het gemakkelgk kan bereikt
worden. Deze plaats was dan ook het uitgangspunt der eerste
bekende bestgging van den Smèroe , die den Sden Augustus 1836
door den resident van Pasoeroean van Nes en den adsistent-resi-
dent van Malang Dickelman met hun gevolg ondernomen werd. Of-
0 Hageman, t. a. p. 67.
^ Jnnghahn, Java, II. 742, sohrgft Matjan tengah, de kaart van Versteeg
Mac^jang tengah, Hageman, t. a. p. 67, Lemacyang tengah, de Begeerings-
almanak in de hypBometrisohe tabellen Loemacyang tengah.
Digitized by VjOOQIC
991
schoon zg het doel niet geheel bereikten, hebben zg voor latere reizi-
gers een weg door de wonden gebaand, die in 1838 door den heer
Clignett en in September 1844 door Jnnghuhn, beide met gun*
stiger nitkomsten , gevolgd is '). Zollinger die aoht dagen na
Jnnghnhn den Smèroe beklom, volgde almede denzelfden weg ')•
In den laatsten tgd zgn de beklimmingen zeker veel menigvnl-
diger geweest , in verband vooral met de werkzaamheden van den
geographischen dienst; ook heeft men wel eens andere wegen
daarbg ingeslagen. Zoo beklom in September 1877 de heer
P. Heering met zgn reisgezelschap den Smèroe met de desa
P&ntj& Koesoem&, in het district Pakis,alspunt van uitgang. Hij
besteeg eerst den Djambangan , een der toppen van de boogvor-
mige keten die aan Junghuhn den naam van Gbenoeng Ch>embar
verschuldigd is, welken hij gewoonlgk op onze kaarten draagt, en
die den stompen kegel omgeeft welke van denzelfden schrgver den
naam van Ooenoéng Garoe ontving. Yan den Djambangan werd
daarna de tocht voortgezet door het dal dat den Goembar van
den Qaroe scheidt, tot het punt waar de Smèroe daaruit oprgst,
die vervolgens tot aan de kruin werd beklommen. Ik zal om
van den Smèroe een zoo goed mogelijk denkbeeld te geven, in
gedachten Junghuhn volgen in zijne opstijging, en daarna afistg-
gen langs den weg door fleering genomen, maar moet hier reeds de
opmerking maken, dat ik, bij verschil in namen, aan die van
Heering boven die van Junghuhn gezag toeken , daar deze laatste
dikwijls met de namen zeer lichtvaardig is omgesprongen en niet
weinige verkeerde of verminkte in omloop heeft gebracht. En
zoo zal dan ook in het vervolg van mgne beschrgving de Qaroe
den naam van Eapala, het Hoofd, dragen, waarop hg omzgne
ligging aanspraak heeft en waaronder hg algemeen bg de nabu-
rige bevolking bekend is '').
Wij zetten ons dan in den vroegen morgen te Loemadjang
*) De beklimming door van Nes is beBcbreyexi T. y. N. I. YI, D. UI, bl.
1158; die door Oli^ett T. y. N. I. Jg. I, D. II, bL 46; die door Janghahn
JaYa, I, bL 745, T. y, N. L 1849, I. bl. 112.
«) T. V. N. I. Jg. Vm, D. I., bU 150.
^) Heering Yerhaalt zjjn tocht, in ,De Gids^ Yoor 1878, D. II, bL441 Y.en
spreekt oTor de namen Garoe en Kapala bL 450.
Digitized by VjOOQIC
992
tengah te paard en dringen in oost-noordoostelijke richting de
oorspronkelyke wouden binnen, die het meer vlakke terrein
bedekken dat om den voet van den Smèroe is gelegen. Gelukkig
dat wij een pad gebaand vinden; want de moeilgkheden zouden
anders onoverkomehjk zijn. Het papachtige slijk dat wg op vele
plaatsen te doorwaden hebben, de zwermen van muskieten en
springbloedzuigers die ons belagen, de duffe, vunzige lucht die
getuigt van de massa plantaardige zelfstandigheden welke in het
binnenste van het woud liggen te vermolmen, zijn toch reeds
meer dan genoeg om aan onze bergbeklimming het karakter van
een pleiziertochtje geheel te ontnemen. Het pad voert achtereenvol-
gens over acht beken , waarvan de eerste , de Pamoetang , door een
vrij diepe kloof, reeds in de nabgheidvan het dorp, afstroomt, de
Pringapoes, bg welke het terrein zich sterker begint te verheffen '),
eene met rolsteenen gevulde bedding vertoont, en de laatste en
grootste, de Mandjing; bij welke de helling veel steiler wordt
en het bosch een geheel ander karakter krggt, beschaduwd is
door eene reusachtige bamboesoort, wier zwaarste halmen eene
doorsnede hebben van 25 centimeters en zich tot eene hoogte
van 20 meters recht omhoog heffen, slechts aan de toppen een
weinig omgebogen '). Het bed dezer beek, 7^9 meters breed,
wordt gevormd door de met rolsteenen bedekte, maar geheel
glad gespoelde oppervlakte van een lavastroom. Een weinig bene-
den de plaats waar de weg dit bed doorsngdt, daalt de lavastroom
plotseling zoo sterk, dat de beek zich met koenen sprong van
eene hoogte van 20 of meer meters stort. Daar de zg wanden van
het vloedbed in de steile daling van de bedding zelve niet doelen,
maar hunne vroegere hoogte behouden , verliest zich deze waterval
in een donkere rotsspleet; welker bodem, waartoe het zonlicht
nooit kan doordringen, geheel met schuimend water bedekt is.
*) Na het oTersteken yan de Pringapoes in de wildernis Oetan Soengei
Petoeng gekomen, zag de heer Tan Nes c.s. op een heurel^e, rechts van
het voetpad, eenige beelden, opschriften en andere oudheden, die, Tolgens
Hageman , T. ▼. I. T., Ld. en Yk. I. 67 , sedert naar elders yerroerd zgn.
^ Zie nader daaroYer D. I., bl. 159. Ygl. wat de heer ran Hasselt orer de
Bantoeng itam zegt in zgne lijst van bamboesoorten (Midden Somatra, Nat.
Hist. XIII, bl. 87), no, 5.
Digitized by VjOOQIC
993
Na dit tooneel bewonderd te hebben ; trekt men verder door de
droge bedding der Kali Sat, een diepe kloof ten deeie gevuld
met zwartaohtig zand. Daarna gaat men steeds steiler opwaarts ,
door een woud waarin zich meer en meer eiken met de bam-
boehalmen mengen, vervolgens Casuarina's, Acer laorinum
Hassk. en boom varens de overhand krggen, terwgl kleinere
varens en lycopodiën, met Platycentrum robustum Miq. vermengd,
den bodem bedekken. Weder anders vertoont zich de planten-
groei als men een smalle zandrib bereikt heeft, die zich hier
en daar tot een kleinen grasbodem uitbreidt, waarop , — onder ver-
spreide hooge en met baardmossen behangen tjem&r&'s, — berenoor-,
balsamien-, ranonkel- en weegbree-soorten welig tieren en het Euro-
peesoh voorkomen van de gansohe vegetatie luide predikt, dat
men reeds eene aanzienlijke hoogte bereikt heeft. De rib verder
volgende komt men ten laatste^ op eene hoogte van 2085 meters,
aan eene broedere met gras begroeide plaats, door de Javanen
Goenoeng Wid&darèn genoemd, die gewoonlijk tot rustplaats'
wordt gekozen en vroeger als het hoogste punt gold dat op den
Smèroe te bereiken was. Op deze plek, vanwaar men nog een
paar uren te stijgen heeft aleer men de noordelijke wondgrens
bereikt, vertoont zich de top van den Smèroe in al zgne woest-
heid; als een naakte zandkegel die ver boven de wouden uitsteekt
en bij het licht der op- en ondergaande zon in een roodachtig
schgnsel gloeit, dat Zollinger aan het Alpengloeien van zgn heerlijk
vaderland herinnerde *). Ook een ander, niet minder treffend
versohgnsel, dat zich op den Smèroe dagelijks voordoet, kan
van dit punt voortrefiFelgk worden waargenomen. Uit den rech-
terhoek der bergkruin, die het verst naar het oosten ligt en
eigenlijk een a&onderlijken top vormt, wat lager dan de hoofd-
top, rgst bij tusschenpoozen een rookkolom omhoog, en levert,
vooral wanneer de nacht reeds gevallen is, een zonderling schouw-
spel op. Junghuhn had zulk eene uitbarsting reeds in den morgen
waargenomen, een tweede vertoonde zich des namiddags te vijf
uren, toen hij een paar uren op den Wid&darèn had doorgebracht,
^) Zie zgn opstel „Werkzaamheid van den berg Smèroe in Jan. 1845**, in
Natuur- en Qeneeskundig Archief v, N. I.» II. 543.
in. 63
Digitized by VjOOQIC
994
dene derde volgde te zeven aren bg het Uoht der maan, twee
andere hadden plaats gedurende zgn verblijf op den top , en in
het geheel 15 gedurende de twee dagen die hg in de streek
van den Smèroe doorbracht. Zollinger v^as, terwgl hg zich op
den top bevond, getuige van drie uitbarstingen , Heering van
vgf of zes '). Die uitbarstingen kannen bezwaarlgk in algemeene
trekken beschreven worden, daar de indruk natuurlgk zeer
verschillend is naar den graad van heftigheid, de windrichting,
den tgd van den dag en den afstand waarop men ze waarneemt. Ik
zal mg dus bepalen tot de opmerking, dat eerst de stilte plot-
seling door een gesis en geloei in den krater wordt verbroken,
waarna een aanvankelijk lichte, doch steeds dichter wordende
dampkolom opstijgt, en eindelgk, onder sterk gebrul, eene zwarte
rookmassa wordt uitgebraakt, die zich rond wentelend met onbe-
grgpelijke snelheid omhoog vliegt. Zand en steenbrokken , door
de dampzuil medegevoerd, die des nachts in vuurgloed gehuld is,
hoort men kletterend neervallen , maar zg komen voor het grootste
gedeelte weder terecht in de opening waaruit zg zijn opgerezen,
en slechts enkele kleine stukken worden over den kraterwand
heengeslingerd. Dat werkelijk in de tegenwoordige periode niet
veel vulkanisch puin door deze uitbarstingen over den berg ver-
spreid wordt, kan men daaruit besluiten, dat Zollinger in 1844
zonder modte de flesch weervond die Clignett in 1838 onder
eenige steenen verborgen had. Zichtbaar blgvende gevolgen van
eenige beteekenis zgn dan ook niet aan deze uitbarstingen ver*
bonden. Yan hevige, verwoestende eruptiên van dezen beigy
die hare vernielende werking op groeten afistand deden gevoe-
len, is aan de Javanen niets bekend. Toch moet er een tgd
geweest zgn waarin dit terrein door titanische krachten is op-
gescheurd en vervormd en geweldige lavastroomen zijn uitge-
braakt, zooals, om niet meer te noemen, alleen reeds door de
vroeger vermelde ') ribben aan den zuidelgken voet duidelgk
bewezen wordt.
Wanneer men van de rustplaats op den Widadarèn zgn weg
*) Zie ook Bleeker in T. y. N. I. 1849, IL 43. ^) BL 990.
Digitized by VjOOQIC
d95
verTÖlgt, wordt de rug waarover men voortsohrgdt gedurig
smaller en steiler en krijgt eindelgk het karakter eener scherpe
zandgraat, die nanwelgks twee voeten breedte behoudt en aan
weerszijden door eene diep in het zand uitgespoelde kloof wordt
begrensd. Aanvankelgk ziet men nog een menigte welige strui-
ken, ofeohoon de Casuarinen gedurig kleiner worden ; maar gedu-
rig kaler wordt het pad, en tal van geknakte stammen, die aan
zgne zijden in het zand bedolven liggen, getuigen van zandstortingen
die het geboomte hebben medegesleept Op sommige plaatsen
doet het pad denken aan de brug die naar Mohammeds paradgs
voert, en heeft men vrg wat koelbloedigheid noodig om niet te
duizelen bg de gedachte aan het gevaar waaraan men is bloot-
gesteld. Op eenigen afstand bespeurt men nog altgd het woud,
maar de zandwoestgn is meer en meer als met lange tongen
tusschen het groen ingedrongen of heeft eilandvormige groepen
geboomte overgelaten, die gedurig meer onder het aandringende
zand worden begraven.
Heeft men eindelgk de uiterste woudgrens bereikt , dan is men
het gevaarlijkste gedeelte van den tocht te boven , maar de moeie-
Igkheid schgnt eerst recht te beginnen. Men ziet hier den eigen-
Igken zandkegel voor zich, die naar alle zijden gelgkmatig afdaalt
en nog niet, gelijk lager, in ribben met tusschenkloven verdeeld
is; slechts door een onnoemelgk aantal kleine, onregelinatig door
elkander loopende groeven , die hun ontstaan aan het afvlietende
regenwater te danken hebben , b de oppervlakte ruw en oneffen
gemaakt. Het geheel is een zandwoestgn , waarin geen spoor van
plantengroei te bespeuren is, maar een zandwoestgn in het gebied
der wolken. De helling bedraagt 33 graden, eene steilte die
voor den klimmer reeds groot bezwaar oplevert waar hg vasten
grond onder de voeten heeft, maar hier^ uithoofde van de fijnheid
en bewegelijkheid van het zand, wanhopige inspanning vordert.
Gelukkig echter dat de moeielijkheid als men hooger komt eer
af- dan toeneemt; het fijnste zand ligt beneden, hoogerop is het
meer en meer met steenen vermengd, en de grootste steenblok-
ken vindt men in de nabgheid van de kruin. Ofschoon de afistand
van de woudgrens tot den top niet meer dan 1 500 meters bedraagt ,
63*
Digitized by VjOOQIC
996
mag men aannemen dat zel& een krachtig en geoefend berg-
klimmer twee k drie uren behoeft om dien af te leggen.
De kruin van den Smèroe wordt nu eens als twee-, dan als
drietoppig voorgesteld. De reden is dat de noordwestelgke of
hoogste 9 elliptisch ronde , top , dien Junghuhn voor den voormali-
gen krater houdt, maar die thans gesloten is, naar het oosten
een 40 k 50 voet lageren voorsprong heeft, die soms ais een
afzonderlijke top wordt aangemerkt. Aan den tweeërlei vorm
van den naam des bergs, Mahamèroe en Smèroe, zijn denamen
ontleend waardoor men den eigenlyken top en den voorsprong
onderscheidt, — zeker een minder gepaste aanduiding, betzg
men die — wat ik in het midden moet laten — als Europeesche
of Javaansche vinding te beschouwen heeft. Beide te zamen
beschouw ik als den noord westelijken top. De andere ligt meer
zuidelgk, een weinig naar het oosten, is door een vrg scherpen
tusschenzadel met den noordwestelijken verbonden, draagt den
naam van Djonggring Sël&k& en bestaat uit een enkelen kring-
vormigen rand, die aan de zuidwestzijde 60 k 70 meters lager
is dan de noordwestelijke top, maar aan de zuidoostzgde zijne
hoogte bijna evenaart. Die rand vormt den wand des kraters
waardoor thans nog de Smèroe zgne rookwolken en gloeiende
steenen en rapilli omhoog werpt. De grootste diameter van den
krater zal ongeveer 300 meters bedragen, en men kan er van
den noord westelgken top gedeeltelijk in nederzien. De rand is
aan de zuidoostzgdo' door een diepe kloof doorsneden, die langs
de berghelling afdaalt. Zoowel de noordwestelijke top, als de
oostelijke voorsprong, de tusschenzadel en de hellingen vanden
kraterrand bestaan uit een ophooping van zand en millioenen
steenbrokken , met zwartachtig grgze, hier en daar in het rood-
achtig spelende kleur.
De fijnheid der lucht, waardoor op alles een fel licht valt, dat
op groeten afstand de kleinste bgzonderheden nog scherp doet uit-
komen ; de scherpe , koude wind , die echter voor het oor nauw
waarneembaar is, daar niets zijne vaart belemmert; de wolkenzee
die men ver beneden zich ziet drijven , die het vlakke land aan
den blik onttrekt en waarboven zich, behalve den Smèroe, slechts
Digitized by VjOOQIC
997
enkele der hoogste bergtoppen verheffen , — dat alles strekt om den
geheel eigenaardigen indruk te verhoogen dien de reiziger op
den top van den Smèroe ontvangt. Het gebergte dat den Smèroe
met den Tenger verbindt, onthulde zich slechts ten deele voor
Junghuhn's oog; een blik derwaarts gaf hem de overtuiging, dat
uit het dal tusschen het ringgebergte en den Qoenoeng Kapala
de Smèroe het gemakkelijkst zou te beklimmen zijn. Die weg,
door Junghuhn aangeprezen, is werkelijk door latere reizigers
gevolgd en heeft nieuwe schoonheden aan het licht gebracht, die
hij meer vermoeden dan genieten kon. Aan de hand van Hee-
ring volgen wij dien bg onze afdaling.
De nederdaling zelve tot in het dal dat het ringgebergte van
den G. Eapala scheidt, behoeft ons niet lang bezig te honden.
Tot aan de woudgrens heeft de kale kegel van alle zijden het-
zelfde karakter; willens of onwillens daalt men met den storm-
pas, daar het mulle zand de schreden als van zelve verhaasten
verlengt. Ook het woud, in hoofdzaak tjem&rli-bosch, blijft zich
vrij wel gelgk; eene enkele rustplaats, eene kleine open plek
in het woud, die den naam van Betj& Tkdk draagt en waarde
Javaan zgn eerbied bewgst aan een paar kleine afgodsbeeldjes,
welker herkomst geheel onzeker is, verdient een woord van
vermelding.
De tjem&r&'s verzeilen den reiziger tot het dal, maar het is
noodig eer wij verder gaan iets naders over zijne ligging te zeggen.
De zuidelijke rand van de Dasar, het zandmeer van het Tengersche
gebergte, daalt aan de buitenzgde vrij steil af tot op ongeveer
2200 meters , en gaat dan over in een uitgestrekt hoogland , dat
in het zuiden door de toppen van den Smèroe wordt begrensd.
Uit dat hoogland verheft zich de Eapala , aan de westzijde omgeven
door een wgden halven kring van bergen , waarvan , in het noorden
te beginnen, de Ajèk-Ajèk, de Eoetoegan en de Djambangan,
aan welken laatsten zich de Smèroe aansluit, de hoogste toppen
zijn. Het dal tusschen dien halven bergring en den Eapala is
dus inderdaad een hoogland van zeer aanzienlgke verheffing, en
loopt aan de oostzgde, zich als het ware vermengende met de
helling van den Eapala , steil af naar het lage land van Loemadjang.
Digitized by VjOOQIC
998
Daar de grens tasschen de residentiën Pasoeroean en Probolioggo
over den kam van bet halfkringvormig gebergte getrokken ü,
behoort het hoogland dat er naar het westen door wordt a^^
sloten, evenals de Eapala zelf, eigenlijk in zgn geheel tot Probo-
linggo. Is men nu van den Smèroe in het hoogland a^edaald,
dan ligt de weg naar P&nt]& KoesoemS over den top van den
Djambangan. Het dal echter waarin wg ons bevinden, is te be-
koorlgk om er niet eenigen tgd in te vertoeven en een wandeling
te ondernemen naar het vriendelijk meer , dat tasschen den Ajèk-
Ajèk en den Eapala is gelegen. Dit is het meer van Eoemb&l&,
dat op de kaart van Junghnhn, die het zelf niet zag, naar de
opgaven der inlanders niet geheeljuistis geplaatst ')• Wij hebben,
om het te bereiken^ van den benedenbosohrand slechts eene wan-
deling van een paar uren af te leggen , waarbg wij den Djambangan
aan de linkerhand laten en gedeeltelijk over den voet van den
aan de rechterhand verrijzenden Eapala voortschrijden. Een krans
van heuvelen slingert zich om het meer. Wanneer wij deze be-
stegen hebben, staan wg verrukt bg den vriendelijken aanblik
van den waterspiegel, die, omwuifd door de lommer van hooge
boomen , welke vlak aan zgn oever verrgzen, en waarvan vele, door
ouderdom omgevallen, den reiziger een heerlgke. zitplaats aan-
bieden, het donker blauw des hemels weerkaatst De heuvelen
zijn met een mollig graskleed bedekt en hunne kruinen met
dichte boscbjes bekranst. Afdalende tot aan den meeroever is
men door die heuvelen tegen te ruwe winden , door het geboomte
tegen te feilen zonneschijn volkomen beschut, en kan men zich
verlustigen in den rijkdom van dierlijk leven waarvan dit schoone
plekje wemelt, en het voorbeeld der kleine eenden, die in het
heldere water plassen en duikelen^ volgen in het genot van
een verfrisschend bad. Welk een contrast met de woeste, sombere
tooneelen, die weinige uren te voren de top van den Smèroe te
aanschouwen gaf! Welk een lachende oase na den tocht door
de barre woestgn!
Na een wandeling om het meer, oostwaarts voortgezet tot aan
») Heering, t. a. p. 450.
Digitized by VjOOQIC
999
den plotseliog ontzaglijk steil dalenden rand van het hoogland ,
van waar wg Loemadjang overzien , in het zuiden omzoomd door
de schuimende branding van den zuider-oceaan , keeren wg temg
tot het punt waar het pad over den ruim 3000 meters boven
het zee vlak stggenden Djambangan voert, van welks top wg
nog eens vol bewondering den blik over het grootsche bergland-
schap laten weiden dat ons omgeeft. Yol majesteit is vooral
het gezicht dat wij genieten, wanneer wg den blik noordwaarts
wenden , waar wg half naast , half over den Ajèk-Ajèk , aan wiens
voet het beschreven meer glinstert, den Ider-Ider, zooals de zuide-
lijke rand van het Zandmeer genoemd wordt, daarachter de nieuwe
vulkaankegels die zich uit het midden der Zandzee verheffen, en
achter deze berggroep de hoogste spitsen van den noordelijken rand,
den Moenggal, Penanjaan en Poendak lemboe zien verrgzen.
Yan den Djambangan gaat de tocht benedenwaarts door eene
vrildernis, begroeid met eene grassoort die ter hoogte van vijf
en meer voet met zware stengels opgroeit en, neergetrapt zijnde,
zoo glad is, dat men er slechts met veel inspanning op kan staande
blijven. Ofschoon het pad steil blijft, is het eene verademing
wanneer men de koffietuinen bereikt te midden waarvan P&ntj&
Eoesoema met zijn koffiepakhuis, op eene hoogte van omstreeks
900 meters, is gelegen. Vanhier kan men te paard den tocht
benedenwaarts vervolgen, totdat men, na 3^ paal te hebben
afgelegd, op den reeds *) vermelden weg van Wadjak naar
Toempang uitkomt, waarna nog 3i paal in meer noordelgke
richting ons laatstgenoemde desa, het hoofddorp van het district
Pakis, doen bereiken.
Toempang wordt vooral bezocht om den schoenen tjandi,
die, naar het gehucht waarin hij zich bevindt , veelal Tjandi
Djag&, maar toch ook dikwijls Tjandi Toempang wordt gehee-
ten, en elders uitvoerig door mij beschreven is ')• Het is
een goed bevolkte desa met rijke koffietuinen en schoone om-
streken, die haar zeer geschikt maken tot het middelpunt
van eenige uitstapjes. Terwijl men den Smèroe, die zich hier
in al zgn grootschheid vertoont, in het zuidoosten ziet, verheft
>) BL 988. «) D. U, bL 115.
Digitized by VjOOQIC
1000
zicb de Tenger in het noordoosten en draagt op zijne zaidoos-
teljjke helling, op eene hoogte van 1079 meters en op 71 paal
afstands van Toempang, het heerlijk gelegen dorp Ck>ebo^
Kelakah, welks ruime pasanggrahan den reiziger een goede
bescherming tegen de vinnige koude biedt en een verrakkelgk uit-
zicht over de Malangsche vallei, die bg helder weder geheel
voor den blik openligt. In de nabijheid stroomt eene klare beek door
eene enge kloof in een diepte van 20 k 25 meters. Zij voorziet het
dorp van drinkwater, doch daar zg in den oostmoeson uitdroogt, heb-
ben de inlanders van gespleten dikke bamboehalmen eene op sta-
ken rustende leiding gemaakt, waardoor het water van het gebergte
in wgden omtrek verzameld en naar dezen plaats gevoerd wordt ').
Een andere rit, van omstreeks vijf palen lengte, brengt ons
van Toempang in zuidwestelijke richting naar Eidal , nauwelijks
minder dan Toempang zelf vermaard door zijn tjandi , die op een
fraaie open plek te midden van het bosch is gelegen. Ook dit
schoone monument is vroeger door mij beschreven '); maarniet
zoo gemakkelijk is het mg een denkbeeld te geven van het natuur-
schoon dat de weg derwaarts in zoo kwistigen overvloed aanbiedt
De geheele streek waardoor hij voert, is zachtgolvend en prgkt met
de bevalligste afwisseling van liefelijke boschjes, kleine alang-
alang-vlakten en rgstvelden. Hier en daar verheft zich een
rotsige heuvel, met prachtig geboomte gekroond, en nergens ont-
breekt de verfrisschende aanblik en het liefelijk geklater van
glinsterende beken en kanaaltjes, terwgl aan den gezichteinder
een wijde kring van trotsch gebergte, die alleen aan denoord-
zijde geopend is, het prachtige landschap omlgst '). En niet
minder bevallig is de weg van Eidal in recht noordwaartsche
richting naar Pakis, het oude hoofddorp van het district, dat langs
den groeten rijweg 4t paal van Toempang verwijderd is Dew^
van Eidal naar Pakis voert door de gronden van het voormalig
koffieland Genitri, dat in 1830 door het Gouvernement in huur
werd afgestaan aan den heer Watson. Het was toen nog groo-
tendeels met bosch en graswildernis bedekt, maar het woud is,
') Burer in Biang-lala I. 2. 206 v. ') D. II., bl. 114, ») Jokes , Voyage
of the Fly, II. 94.
Digitized by VjOOQIC
1001
door plaDtsoenen van bosohkoffie , de glagah door vruchtbare sawahs
vervangen. Oenitri ontleent zgn naam aan een veelvuldig in deze
streken voorkomende rietaohtige plant, wier vrachten steen-
harde pitten bezitten, waaruit de inlanders kralen voor hun
rozenkrans^ knoopen en andere snuisterijen vervaardigen ').
Pakis is een groote , uit verschillende kampongs bestaande desa,
gelegen rondom eene uitgebreide grasvlakte, die doorsneden wordt
door een kleine vallei en een beek waarvan het water in verschillende
kommen is afgedamd. Er is een groote marktplaats en een pasang-
grahan , en het geheel is door uitgestrekte koffieplantingen omringd.
Pakis ligt 9 op eene hoogte van 463 meters, op een westwaarts
vooruitdringenden uitlooper van het Tenger-gebergte, waarvan
de groote met zand opgevulde krater, indien er slechts een gebaand
pad bestond, vanhier in recht oostelijke richting zou kunnen
bereikt worden. De gewone weg naar den Tenger ligt echter
over Tosari, in het district Tenger van het regentschap Pasoe-
roean, en die plaats is ook met de hoofdstad Pasoeroean door een
goeden weg verbonden. Dezen zullen wij later volgen om de
merkwaardigheden van den Tenger in oogenschouw te nemen;
maar hier ter plaatse mag de opmerking niet ontbreken, dat
ook van Pakis een weg naar den krater voert, die eerst noord-
noordoost waarts gaat tot B&d& (11 palen), en zich dan oost-
noordoostwaarts ombuigt en in die richting voortgaat tot hg een
weinig voorbij Tosari op den weg vandaar naar de Dasar uitkomt.
Die geheele weg is wederom van de meest afwisselende schoon-
heid, en loopt eerst door een vlakte met rijstvelden en dorpen,
dan, over meer of min steile heuvelen, door boschjes en koffie-
plantsoeneU; totdat voorbij de volkrgke desa DjaboengofSelam-
par, 4| paal van Pakis verwijderd, het terrein zoo aanmerkelgk
en zoo onregelmatig begint te stggen, dat men van rijtuig geen
verder gebruik kan maken en zijn tocht te paard moet vervolgen.
De reden is dat men hier den vroeger ') reeds vermelden zadel te
overschrijden heeft, die den Tenger met den Ardjoen& verbindt.
Deze verbinding wordt soms Gebergte van Djaboeng of van Selampar,
OBurerinBiang-lala 1.2. 41;BramiindmBiang-ls]aIY.2.60.')Blz.944,947.
Digitized by VjOOQIC
1002
maar door de inlanders gewoonlgk Ooenoeng Toenggangan genoemd,
welk woord, van toenggang, Bchrglings zitten ala op een
paard, afgeleid^ waar men van gebergten spreekt vrg wd aan
ons zadel beantwoordt. De Toenggangan, die zgn laagste
pnnt bg Lawang heeft, bereikt hier eene hoogte van 1200 &
1400 meters. Hg bestaat nit traehiet en is met vele losse traehiet-
blokken en eene dikke laag hnmus bedekt Uitgestrekte koffieaan-
plantingen bekleeden zijne hellingen , doch waar de steenachtige
bodem den aanleg daarvan verbood, schiet het bamboe welig op
en vormt geheele bossohen, die echter niet tot den hoogsten
kam stijgen. Het paspunt van dezen bergrng is bg de kleine
desa Wangkit, waar ook de grenspaal staat tnssohende regent-
schappen Halang en Pasoeroean , wier grens door het Toenganggan*
gebergte wordt gevormd. Aan de andere zgdeeenige honderden voe-
ten afdalende, moet men de breede kloof overtrekken die den Toeng-
gangan scheidt van de rib waarop Tosari is gelegen. In die kloof ligt
B&d&aan een gelijknamig riviertje, dat omstreeks vijf meters breed
is. Vanhier komt men langs de desa's Gendr& en Eebon Sari,
welke laatste op eene hoogte van 1023 meters ligt, door eene
schier onafgebroken reeks van koffietuinen, aan de weder aanmerke-
lijk hooger gelegen desa Mngk& djadjar, een groot dorp met een
ruimen pasanggrahan , vanwaar men een schoon uitzicht heeft
over de vlakte van Pasoeroean '). Hier staken wij voor het oogen-
blik den tocht in deze richting, omdat wij op de omstreken van
Tosari later een blik zullen werpen, als wg ons van Pasoeroean
naar de Dasar begeven. Wg keeren thans in gedachten terug
naar Pakis, om vandaar de terugreis naar Malang voort te zet-
ten. De afstand bedraagt nog 8^ palen, waarvan 61 zijn af te leggen
in west-noordwestelijke richting tot Blimbing^ op den weg van
Sing&sari naar Malang ; het overige leerden wg reeds kennen *).
De weg tot Blimbing, die dicht bij deze plaats door den spoor-
weg gesneden wordt, verblijdt ons weder door dezelfde beval-
lige afwisseling van desa's, sawah's en koiBetuinen, van kristal-
heldere beken en den weligsten plantengroei, die overal het Halang-
') Bleeker T. t. K. I. 1849, II. 39 v.; Jokes t. a. p. 82—89.
') BI. 958.
Digitized by VjOOQIC
lOOS
Bohe kenmerkt; maar noopt ons inzonderheid stil te staan bij
een dier bekoorlgke plekjes, waaraan dit regentschap zoo rgk
is, die hare schoonheid zedig voor den blik der reizigers schij-
nen te rerbergen. Op 3^ paal afstands van Pakis ligt, nabg den
weg, de liefelijke badplaats Wendit, gerormd door eene kleine
vlakte, die schier geheel door rotsige hoogten met scherpe hoe-
ken en ruwe kanten is ingesloten. Hier ontspringen onderschei-
den bronnen, waarvan het met kracht opwellende water gedeel-
telijk in badkommen, door trachietsteenen van oude tempels
gevormd, wordt opgevangen, maar grootendeels wegvloeit en de
kleine vlakte onder water zet, zoodat zij op eene rawa gelgkt
De plas, waarnaar men met eenige trappen afdaalt, heeft ge-
meenschap met het rivier^'e Kali Sari, een der voedingstakken
van de Brantas. Langs de boorden van den plas staan eenige
bamboezen woningen, door vracht- en andere boomen bescha-
duwd, en zelden worden groepen badende inlanders op dat beval-
lige ple^e gemist. De Javanen kennen aan het klare water
eene bijzondere kracht toe, en gelooven dat de geest eener prin-
ses, die vroeger dit oord tot hare badplaats had verkoren, nog
aan den zoom onder het geboomte rondwaart. Dezelfde soort van
vischjes die zoo overvloedig in het meer van Polaman voorkomt ^) ,
ziet men ook in dezen plas menigvuldig rondzwemmen. Over de
oudheden van Malang heb ik reeds zoo dikwijls gesproken, dat
ik er den lezer niet weder mede durf lastig vallen, waarom ik
mg bepaal tot de opmerking, dat ontwijfelbaar de Hindoe- Java-
nen eenmaal een groot bouwwerk met beelden en basreliefs bij
de wellen van Wendit hebben opgericht, en dat daarvan de
overblgfselen 9 deels in de nabijheid van den plas, deels in een
vrgden omtrek daaromheen worden wedergevonden ').
Wg willen thans Malang verlaten , en om zoo spoedig mogelijk
in het regentschap Pasoeroean te worden verplaatst, keeren wg
met den spoorweg naar Bangil terug en vervolgen vandaar den
1) BJ. 958.
^ Hageman, T. ▼. I. T. Ld. en Yk. I. 61; Burer, Biang-lala, I. 2.
33—85; Bleeker, T. v. N. I. 1849, U. 88; Buddingh, N. O. I., I. 383; Bra-
nmnd, Verhh v. h B. G. XXXIII. 220.
Digitized by VjOOQIC
1004
tocht met hetzelfde vervoermiddel naar de hoofdstad. De spoor-
weg loopt , gedeeltelijk zeer dicht langs het strand, aan de noord-
zijde van den postweg en daarmede nagenoeg evenwgdig, en heeft
tusschen de stations van Bangil en Pasoeroean eene lengte van
15 kilometers. De postweg is 10 f paal lang en gaat over Gempengi
Bendoengan en Eraton. Het terrein is in geringen graad heuvel-
achtig en bestaat uit eene zwarte aarde , afkomstig van de erop-
tien van den Tenger, en blijkens de ondervinding uitnemend
geschikt voor de suikerteelt. De suikervelden zijn overal langs
den weg afgewisseld door sawahs, met rijst of tweede gewassen
beplant. Oempeng leerden wjj reeds kennen '), Bendoengan is
het eerste dorp in de afdeeling Pasoeroean en behoort tot het
district waarvan Eraton de hoofdplaats is en dat denzelfden
naam draagt. In de nabijheid van het dorp Eraton ligt de snikerfii-
briek Djakatra Oost , werkende op contract met het Gk)uvemement.
Pasoeroean is eene der voornaamste steden van Java ; zoo wg
de Yorstenlanden niet mederekenen en Meester Cornelis als een
voorstad van Batavia aanmerken, is zij de vierde in rang. Hare
bevolking wordt gesteld op 38,816 zielen, waaronder 732 Earope-
anen, 2342 Chineezen, 217 Arabieren en 56 andere vreemde
Oosterlingen '). Reeds in het begin der vorige eeuw , toen zij de
zetel was van Soerapati ') , was zg eene stad van gewicht. Eenige
jaren nadat die dappere krijgsman ^ wiens onaanzienlgk graf op
het kerkhof te Mantjilang, een half uur van Pasoeroean ^
getoond wordt, binnen hare vesten gestorven was ^), beschreef
haar Yalentgn als met muren en veel geschut versterkt en
met 10^000 huisgezinnen bevolkt '). De inlanders noemen de
stad ook Qembong , en Eali Gembong is de naam der rivier
die haar doorsnijdt en midden in de. stad door eene fraaie breede
brug wordt overspannen. Deze rivier, die uit den bergzadel
tusschen Tenger en Ardjoen& ontspringt, zal niet veel broeder
zijn dan 16 ik 18 meters en is slechts voor kleine vaartuigen
1) BI. 943.
*) Regeerings- Almanak voor 1882, Ie. ged. , bl. 4, waar Toor het eerat
eene tabel is medegedeeld van de bevolking der steden van Java met meer
dan 20,000 zielen.
») Zie D. II, bL 416 , 426. *) Aid. bl. 429. ^) IV. 1. 50.
Digitized by VjOOQIC
1005
beyaarbaar. Zij is yan de stad tot aan het strand tussohen gemetselde
kaden besloten , en daar de hayen van Pasoeroean yoor den alge-
meenen handel is opengesteld, ligt daaraan een tolkantoor^ dat
ook hier den naam van „Boom'' draagt. De rivier wemelt door-
gaans van sloepen en prauwtjes, die de gemeenschap onderhouden
met de schepen op de reede en de handelsgoederen op- en afvoeren ;
maar treurig is het. dat de verondieping van de rivier door het
slib dat zij afvoert, bij lagen waterstand het verkeer niet zelden
belemmert. Yóór den mond ligt eene zandbank, en het vaarwater
dat zg vrg laat, is te midden der welige strandvegetatie nau*
welgks te vinden. De groote schepen komen op 1^ paalaüstands
van den wal in 5 & 7 vademen water ten anker. Het blgkt uit
deze gegevens, dat de toestand der haven van Pasoeroean niet
veel beter is dan die der meeste havens van Java's noordkust
In 1874 is men begonnen de haven door dwangarbeiders te laten
uitdiepen en verruimen; maar bij gebrek aan een voldoend
aantal werklieden^ is in de volgende jaren zoo weinig daarvan
gekomen, dat eigenlijk de toestand nog onveranderd is gebleven.
Men troost zich met de gedachte, dat de aanslibbing betrek-
kelijk gering is ').
Pasoeroean heeft schoone, breede straten, en de verschillende
vreemde natiën , Chineezen , Arabieren^ Bengaleezen, Boegineezen ,
Mandareezen, Maleiers, hebben er afzonderlijke, regelmatige wijken.
De nette huizen en villa's der Europeanen, gedeeltelgk langs de
door een dubbele rij prachtige tamarinden belemmerde hoofd-
straat, gedeeltelgk langs de oostzijde der rivier gelegen , getuigen
van den rijkdom en de welvaart der plaats; maar vooral ook
niet minder is dit het geval met de Chineesche kampong, die
ten westen der rivier ligt, en eene ruime straat van kapitale
huizen vormt, waar de eigenaardige weelde van het Hemelsche Bgk
in woningen en tuinen metzooveelglans wordt ten toon gespreid ,
dat de toeschouwer zich in China verplaatst waant Om de Europee-
sche en Chineesche wgken liggen de kampongs der andere vreemde
oosterlingen^ der Javanen en der Madoereezen, welke laatsten
') Kol- VersL 1874, bL 131 , 1875, bl. 134, 1876, bl. 131 , 1877, bL 147,
1878, bl. 184.
Digitized by VjOOQIC
1006
het grootste deel der beToltdng uitmaken. Ook yerlengen sioh de
inlandsche kamponga langs de ri?i6r tot aan het strand ^dat zeer
moerassig is en over de uitgestrektheid van eenige vlerk, palrai
aan den aanleg van vboh vijvers is dienstbaar gemaakt
Pasoeroean heeft een fraai residentiehuis , een kleine, in 1829
gestichte, in 1857 vernieuwde protestantsche kerk, goed ing^chte
schoolgebouwen, een schoon societeitsgebouw met een lief hebbe-
rg-tooneel, eene in 1846 verbeterde gevangenis, een zeer goed
logement, een gasfabriek, een telegraaf kantoor, eene groote,
druk bezochte marktplaats met loodsen , en uitgestrekte Gbuver-
nementspakhuizen. Het aan de rivier gelegen fort de Phoenix,
gebouwd na het einde van den krijg met Soerapati, is in 1845
wegens bouwvalligheid afgebroken, maar ook het nieuwe steenen
fortje, een vierkant met twee uitspringende bastions ^ dat in de
plaats daarvan bewesten de stad te midden van rgstyeld^ werd
gebouwd, is niet meer bezet. Het spoorwegstation werd op-
gericht op een nagenoeg vrij, slechts door rgstyelden ingenomen
terrein aan het noordeinde der stad; een gedeelte dat daarvoor yan
het marktplein moest worden afgenomen, is door een stuk onteigende
sawahgrond vergoed. Het stationsterrein is zoodanig in yerband
gebracht met de aan de haven gelegen landspakhuizen, dat de met
koffie geladen spoorwagens tot Toor de deur dier gebouwen
kunnen gebracht worden.
In de inlandsche wijken yerdient de aandacht de groote aloen-
aloen^ waaraan de nette regentswoning en de goedgebouwde moskee^
voorzien van een steenen bidtoren, gelegen zijn. Langs dit plein
liggen ook de graven der vroegere regenten van Pasoeroean ^).
Met haar onmiddellijken omtrek vormt de hoofdplaats het db«
trict Eota Pasoeroean, dat schier geheel door ryst- en suiker-
cultuur is in beslag genomen, en de op contract met het Gbu-
vemement werkende suikerondernemingen Sari Bedj& en Plèrèt
bevat Dwars door het district loopt in west-zuidwestelijke rich-
') V. HoSveU, Reis, n 135—137; Jukea, Voyage of the Fly, 11.7;
Bleeker, T. v. N. I. 1849, IL 30 w.; Brumund Biang-üda, IV. 1. 74,141;
Buddingh, K. O. I., I. 357 v. ; d*Almeida, Life in Java, I. 120, 133;Plaii-
tenga*B O. IndiS. 139 ; ?aii Gelder , Beschrijving van Java , lY. 49 ; KoL
YersL 1876, BiJl. CC, bl. 4 v.
Digitized by VjOOQIC
1007
ting de weg naar Eadjajan, hoofddorp yan het district Wangkal,
waarin wij de suikeronderneming Eloerahan aantreffen. Eadjajan
is Tgf palen van de stad verwgderd ; maar een paal voordat men het
dorp bereikt, wordt de weggesneden door een anderen rijweg, die
de districtshoofdplaatsen Ngempit en Gondang wètan met elkander
yerbindt. De districten heeten Ngempit en Eebon tjandi, en zy n mede
Toomame zetels yan de suikerindustrie, in het eerste vertegen-
woordigd door ,de Onderneming** , in het tweede door „de Qoede
Hoop*^ en „Chtjam^. Het dorp Ngempit ligt 8^ paal rechts van
bet kruispunt en is noordwaarts door een rijweg met Eraton
verbonden. De verbinding van Eadjajan met W&n&redj&, de hoofd-
plaats van het district van dien naam, dat thans tot Bangil is
getrokken, leerden wij boven reeds kennen ').
Slaan wg op het kruispunt den weg oostwaarts in , dan bereiken
wg Gondang wètan (vroeger Rangeh) na IJpaal te hebben afge-
legd. Dit dorp ligt aan een driesprong: zuidwaarts gaat de weg
naar Ngepoh (Paserpan), de hoofdplaats van het district Tenger ,
zuid-zuidoostwaarts over Tenggilis naar Gading , het hoofddorp van
Winongan , é\ paal van Gondang wètan verwgderd. In Winongan
en bet aangrenzende Grati is nog veel belangrgks voor ons
te zien, waarop wg later terugkomen. Thans geldt het in de
eerste plaats een bezoek aan het Tenger-gebergte ; waarom wij
den weg naar het 51 paal van Gondang wètan verwgderde Ngepoh
inslaan. Wij verwisselen hier de cultuurvlakte , die, in weerwil
harer vruchtbaarheid en der in deze van bergen omkranste resi-
dentie altgd schoone vergezichten, wel wat eentonig wordt, met
een meer belangwekkend terrein, dat niet meer met rgtuig,
maar slechts te paard of te voet kan bereisd worden. Een der
voornaamste ribben van den Tenger volgende, leggen wg over
Poesp& tien palen af tot Tosari, welk merkwaardig dorp gele-
gen is 11 paal aan deze zijde van het punt waar de weg die
van N&ngk& djadjar naar de Dasar voert, zich met dien van Tosari
daarheen vereenigt '). Yan dat punt is N&ngk& djadjar 7^ paal
verwijderd.
') Bh. 950. ») Vgl. boven bl. 1002.
Digitized by VjOOQIC
1008
Weinige plekjes op Java zgn zoo merkwaardig ab deomstre-
koD van Tosari. Het dorp ligt op een der talrgke ribben van
den Tenger ^), die straalswijze van den rand des ontzetien-
den kraters uitgaan, op eene hoogte yan 1780 meters. Deze
rib heeft zioh verbreed tot een klein plateau, terwgl rechts
en links het terrein honderden voeten steil naar beneden daaU.
Op de ribben in den omtrek liggen zeer onregelmatig een ver-
bazend aantal steile heuvels met afgeronde kruinen verspreid ,
gevormd door uitgeworpen steenen en asoh en gescheiden door
kloven die het water der beken daartusschen heeft uitgespoeld.
Groote uitkappingen , soms ter diepte van wel 20 meters, zgn
noodig geweest om eenigszins bruikbare wegen door dit verwarde
1) De literataor over den Tenger is seer uitgebreid. Ik laat hier eene op-
gave volgen der yoornaamste oorspronkelgke berichten, in ohronologisohe orde,
niet van de uitgave der stukken , maar van het tgdstip waarop de genoemde
onderzoekers het gebergte en zgne bevolking bezocht hebben.
1785. A.. Tan Ryck, berigt wegens de zeden en gewoonten der opgezetenen
yan den berg Brama (Yerhh. v h. Bat. Gen. D. YU, n^ IL).
ISOS.Leschenault de la Tour, Description des montagnes de Tingar (Anna-
les des Yoyages, XIV, 1811, p. 314 ss.).
1806. Th. Horsfield, brief aan de Directie van het Bat. Gen« over de Solo-
rivier enz., bl. 6—12 (Yerhh. v. h. Bat. Gen., D. YII, n* IV; zie ook
Voorrede en naschrift van Plant ae Javanicae rariores , 1852).
1820.T , tochtje naar het Tenggersche gebergte (Jav. Ct. van 24
Juni , 1820 ; herdrukt in Indisch Magazgn , 2e twaalf!., n® 1 en 2 , bL
70-76).
1827—1830. H. J. Domis, aanteekeningen over het gebergte Tenger (Yerhh.
Y. h. Bat. Gen. D. XIII. 325—356; ook als bglago achter het werkje vsn
Domis : „de Residentie Passoeroeang**).
1830—1842. J. D. van Herwerden, Bgdragen tot de kennis van het Teng-
gersche gebergte en deszelfs bewoners (Yerhh. v. h. Bat. Gen., D. XX,
laatste stuk.).
1835. Dr. £. A. Fritze , 1838. ld. met Dr. F. Junghuhn, 1844. tweemalen
Junghuhn. — F. Junghuhn , Topographische und naturwissenschaftliche
Reisen durch Java (Magdeb. 1844), bl. 365—376. ld. Java, desselft
gedaante enz., II. 800—872.
1836. Yan Waey, het offerfeest van den Brommoh, T. v. K. L, Jg. 1875,
I, bl. 339-346.
1838. Gouverneur-Generaal de Eerens met gevolg. Het verhaal, door eender
reisgenooten geschreven en opgenomen in T. v. K. I., 1859 , D. I, han-
delt bL 484—486 over het bezoek aan het Tengersohe gebergte.
1844. J. Beete Jukes , Voyage of H. M. S. Fly , Y. II, p. 63—81. (In de
gedeeltelgke Kederl. vertaling van van Hoëvell, onder den titel „Tochten
van een Ëngelsohman**, Zalt-Bommel, 1853, D. I, bl. 147—170.)
Digitizedby Google i
lOOd
net yan steile hoogten en laagten te banen , en zonder den zekeren
tred der Javaansche paardjes zonden sommige pnnten, in weer-
wil daaryan, niet vrij van gevaar zgn. Die nitkappingen zgn tevens
van groote waarde voor den vorsohenden blik van den geoloog;
zg leeren hem dat dit terrein gevormd is door eene reeks van
samengestelde lagen, van 2 tot 6 of meer voeten hoog, die
ieder ééne uitbarsting van den groeten krater vertegenwoordigen
en ieder uit een bepaalde opvolging van trachiet en puimsteen,
puin, grove en fijne vulkanische asch zgn samengesteld, welke
steeds elkander van beneden naar boven in de hier opgegeven
orde opvolgen. Yoeg hierbij dat, naarmate men hooger stijgt, de
plantenwereld meer en meer een Europeesch karakter vertoont ,
waarin de tjem&r&'s onze pgnbossohen vertegenwoordigen en aan
onze aardbeziën, frambozen, vlier, leverkruid, valeriaan en tal-
1844. S. Buddingh , Keerlands Oost-Indië , I , bL 359—369.
1844. H. ZoUinger, Bgdragen tot de kennis der gebergte-systemen in oostelgk
Java, III. het systeem der Tenggerbergen. (T. y. K. I. Jg. YIII, D.
I, bL 143—153. Doitsoh in: üebersicht der Gebirgen des dstl. Java,
in YierteljjahrsBohrift der Züricherschen natnrforschenden QesellBch.
1841 , n^ 25 en 26. Zie ook Petermann*s Mittheilungen 1858, S. 62.)
1847. L. Borer , aanteekeningen over Halang , hoofdst. IX (Biang-lala I. 2,
bL 218—225).
1848. Dr. P. Bleeker , Fragmenten eener reis over Ja?a , Hoofdst. III. De
Tengger (T. v. N. I. Jg. 1849, II, bl. 38-55).
1854. J. £. Teysmann, Botanische reis door Oost-Jaya, bL 155—160 (N.
T. v. N. I. Jg. XL).
1858. Em. Stöhr, der Krater des Ynlkans Bromo im Tenger-Qebirge (Peter*
mann's Mittheilungen, 1863, S. 312 f.). — ld. Der Vulkan Tengger in
Ost-Java. Zfirich , 1869. (Yroeger reeds yersohenen in 't Ital. , naar
eene vertaling yan het handschrift door Gi. CaneBtrini,inhet Annuario
della Societü dei Katuralisti in Hodena , anno II ; later in 't Kederl.
vertaald door B. E. de Haan , in T. v. N. I. 1869 , II, bL 250-290.
Aanmerkingen op die vertaling door J. Hageman JCzn. in T. y. N. I.
1870 j D. I, bL 280—284).
1863. D'Almeida, Life in Java, L 134—176.
1864. J. Hageman JCzn. Op den Tenger bg HoengaL (Éérst opgenomen in
de Jayasche Tafereelen— in slechts 10 exemplaren gedrukt— Samarang
1865; herdrukt in T. y. N. L 1870, D. I, W. 284—287).
1867. EoL de Jongh , oyer de Tijdrekening bg de Tengereezen. (Uitgegeyen
met aanteekeningen door J. J. Meinsma, in Bgdr. t. d. T. Ld. enYk.
yan N. L, 4e yolgr., D. m, bL 131-149.)
1874. F. C. Heynen , drie bergy lakten op Java. I. Het plateau van den
Tenger, bL 2—53. (Oyerdruk uit het Tgdschrift ,onze Wachter").
m. 64
Digitized by VjOOQIC
1010
looze andere planten yerwante soorten beantwoorden, die er bg den
eersten aanblik Yolkomen op gelgken. Intnsschen ontbreekt het
toch ook niet aan plantenyormen die telkens de illnsie storen,
waaronder het genoeg is op de fraaie boom varens te¥rg2en,die
allerwegen den blik tot zich trekken. De rgke verscheidenheid
der in omvang en luister steeds toenemende vergezichten die
zich gedurig voor den blik des reizigers openen, voegt zich bg
de frissche bergluoht die hij inademt, om hem eene opgewekt-
heid en levenslust te schenken waarvan de afmattende hitte
der strandvlakten in de tropische gewesten den Europeaan maar
al te zeer berooft. Ten laatste staat men voor de steile hoogte
waarop Tosari ligt. Hier zgn in de helling een soort van aarden
treden gemaakt, waarlangs men zonder van het paard te stggen
naar boven komt. Daar vindt men op een uitspringend deel der
bergrib een houten pasanggrahan , die een heerlijke rustplaats
biedt, maar, wegens de menigvuldigheid van het bezoek des
Tengers, niet altgd voor al de reizigers voldoende ruimte heeft. In
dat geval moet men zich tevreden stellen met een vertrek in
het huisje van bamboe dat aan den voet des heuvels is opge-
slagen. De pasanggrahan biedt een heerlgk uitzicht over de vlakte
door Ardjoen& en Eawi begrensd, maar het is dikwgb door de wol-
kenzee onderschept. In een tuin bg het gebouw aangelegd wor-
den uitstekende Europeesche groenten en vrachten, zelfis druiven
en perziken^ gekweekt
Tosari zelf bestaat uit een veertigtal lange houten hutten, allen
aan elkander gelgk. De bevolking die deze hutten bewoont, is
van al het merkwaardige dezer streek wel het merkwaardigste.
Wg hebben in de afgelegenste districten van Banten in de
zoogenaamde Badoefs eene bevolking loeren kennen die in vele
opzichten aan de voorvaderlgke zeden en begrippen is getronw
gebleven '); de bewoners van de hoogere Tenger-hellingen zgn
daarvan in alle opzichten een tegenhanger. Evenmin als de Badoefs
mag men hen als Siwaieten voorstellen ; zg zgn , wat de massa der
Javanen onder de Hindoe-heerschappg altgd gebleven is, aanhan-
gers van den voorvaderlijken godsdienst, met eenige aan de
') Boven, bl. 129-134.
Digitized by VjOOQIC
1011
Hindoe's ontleende yoorstellingen gemengd. Men houdt hen voor de
afstammelingen van eene schaar die geweigerd heeft zich aan den
met het zwaard gepredikten Islam te onderwerpen , en die de voor-
yaderlgke gewoonten en meeningen in de moeilgk toegankelgke
wildernissen, welke de Dasar omgeven, heeft gered. KjaiDadap
Poetih , die in hunne verwarde overleyeringen zoo groote plaats
inneemt, was waarschgnlijk de aanvoerder der daarheen uitge-
weken bende.
Tosari is wel een der voornaamste door de Tengereezen
bewoonde dorpen, maar niet het eenige. Het is echter bezwaar-
lijk iets omtrent het aantal, niet slechts der personen of huisge*
zinnen, maar ook der dorpen te bepalen. De reden is dat een
groot deel der Tengereezen, uit vrees voor de Mohammedaan-
sche hoofden onder wier gezag zij staan, zich in vele opzichten
onderwerpen aan eene wet waarvan zij afkeerig zijn en hunne
ware meeningen verbergen; dat vele anderen, vooral in de lager
gelegen dorpen, zich allengs aan de levenswijze hunner naburen
hebben gewend, en hunne eigenaardigheden hebben laten varen ,
en eindelijk, dat, inzonderheid aan de Probolinggosche zijde van
den Tenger , honderden Madoereezen in de dorpen der Tengereezen
zijn ingedrongen. Junghuhn rekende de bevolking van den Tenger
op 6000 zielen , verspreid in 50 dorpen, maar meende dat slechts
de helft ongeveer als getrouw aan de oude leer kon worden
aangemerkt Bleeker schat de Tengereezen op een getal van 7000,
waarvan 4000 wonen in 39 tot Pasoeroean behoorende desa's, de
overige in 19 desa's die tot Probolinggo gerekend worden. De
heer Heynen zegt, dat men voor eenige jaren 6000 Tengereezen
telde in 32 onvermengde dorpen, maar dat hun aantal afneemt en
zg wellicht eerlang slechts in de geschiedenis hunne plaats zullen
behouden hebben. Onttrekking aan den invloed van het districts-
hoofd te Paserpan en den regent te Pasoeroean acht hg het
eenige middel om deze bevolking voor spoedige verzwelging door
den Islam te bewaren. Zel& de offerfeesten bg den Br^&, waar-
van straks nader, schgnen door de bevolking niet meer met de
vroegere belangstelling beschouwd te worden.
De hoogst gelegen dorpen der Tengereezeui Lid& Amb&(1972 m.)
64»
Digitized by VjOOQIC
1012
en Ngadisari (1954 m.)^ vindt men aan de Probolinggoeche
zijde Tan den Tenger; aan de Pasoeroeansohe zgde stggen sg
niet hooger dan omstreeks 1800 meters en liggen yerstrooid
op de ribben boyen en beneden Tosari. De inrichting der haisen is
gebaseerd op de samenwoning der yerschillende yan dezelfde oaders
afstammende gezinnen, die bg de Dajaks en yele andere beyol-
kingen yan Ned. Indiê, in eenigszins meer yerfijnden yorm ook
bij de Maleiers der Padangsohe Boyenlanden yoorkomt Hetzgn
planken loodsen die 50 k 60 yoet lang zgn, bg eene breedte
yan 16 & 20 yoet ; aan de boitenzgde zijn de yoegen, tot beschutting
tegen den scherpen wind, met alang-alangdichtgestopt Elk gezin
bewoont een afzonderlgk yertrek, en al de deuren komen uit
op een gemeenschappelijken gang, langs welks andere zgde zich
eene lange breede bank of balé-balé uitstrekt, waaryan al de bewo-
ners zich bedienen om te rusten, of huiselgken arbeid te yerrichten, of
ook om eene plaats te geyen aan wat zg niet anders weten te bergen.
Aan een der beide, soms aan beide einden yan den gang yindt
men den gemeenschappelgken haard, waarop het yuur steeds
wordt onderhouden, aan de ééne smalle zgde een open afiUk
yoor paarden of yee. Dicht bg dien stal beyindt zich aan de
lange zijde de eenige deur die naar buiten yoert en steeds naar
den Br&m& is toegekeerd. De gezamenlijke huizen yan een dorp
zijn door een omheining yan gevlochten bamboe omgeven.
De Tengereezen yerschillen ook in niterlgk yan de andere
Jayanen. Zg zgn iets donkerder yan kleur, en, schoon niet groot
van gestalte, sterker en groyer gebouwd. Hoewel schuchter
yoor yreemdelingen , dragen zg op het gelaat, bg nadere ken-
nismaking, eene uitdrukking yan goedhartigheid. De reinheid
hunner zeden, hunne eerlijkheid, gastyrgheid, huwelgkstronw
worden zeer geprezen. Die&tal en andere misdrgyen zgn bon
vreemd, en hunne yerplichtingen jegens het Bestuur yervullen
zg stipt en trouw. Daarentegen laat hunne zindelgkheid veel
te wenschen oyer, daar zg in hunne donkere, rookerige hutteo
te midden hunner huisdieren leyen en zich nooit baden. Yan
gebrek aan arbeidzaamheid worden zg echter ten onrechte
beschuldigd, 't Is waar dat zg, wanneer hun werk verricht
Digitizedby Google J
1013
is, bun tijd grootendeels slapende bij bunne vuren doorbren-
gen; maar waarmede zouden zg dien al anders doodenP Wie
hunne akkers gadeslaat, zal eer hunne vlijt bewonderen, dan
hunne luiheid laken. Rijst verbouwen zij niet, daar het klimaat
daarvoor niet deugt; maar des te meer mals en vooral kool,
uien en aardappelen. Hunne tuinen en moesvelden hangen soms
zoo steil tegen de berghellingen, dat men zich nauw kan voor-
stellen hoe zjj voor afschuiving bewaard blijven, en dat de regel*
matig verdeelde akkers eenigermate den indruk maken van een
opgehangen kadastrale kaart. Op die slechts met veel moeite en
inspanning met den patjol te bewerken akkers is de vrouw den
man in den arbeid behulpzaam; het vervoeren der vruchten
naar de markt is veelal hare bijzondere taak. Hunne buffels wei-
den vrij in het gebergte , maar koeren des nachts naar hunne stal-
len terug, ofschoon ook vele in half verwilderden staat rondloopen,
zonder dat iemand er zich om bekommert, totdat men ze bij de
nadering van het groote jaarlijksche feest bgeendrgft, om er één
tot slachtoffer te kiezen.
Qeen product staat bij de Tengereezen in hooger aanzien dan
de uien , die zij als een bg zonder geschenk des hemels beschou-
wen. Yolgens hunne overleveringen ontwaarden zg , kort nadat
zij zich in deze streken hadden neergezet ^ op den Smèroe het
aanwezen van menschen. Ejai Dadap Poetih besloot te gaan onder-
zoeken wie zich daar ophielden, en vond er een man en vrouw,
die het t&p&leven leidden. In den benarden toestand waarin
hg, wegens gebrek aan voldoend voedsel, met zgne volgelingen
verkeerde, riep hg hunne hulp en voorbidding in. Eort daarna
ontving de vrouwelijke t&p& in den slaap twee 'zaden in de
hand, waarvan het ééne rood, het andere wit was, en toen zij
die des morgens aan haren man vertoonde, kon deze haar berich-
ten, dat eene stem in de lucht hem in een droom gezegd had,
dat hij de zaden bawang abang en bawang poetih (roede en witte
uien) noemen en aan Ejai Dadap Poetih ter hand stellen moest, om
ze in het gebergte te planten. Hg en zijne nakomelingen zouden
daarin een ruim bestaan vinden; aard- en peulvruchten mochten
zij daarnevens kweeken, maar van de teelt van padi zouden
Digitized by VjOOQIC
1014
zij zich zorgvuldig moeten onthouden, zoo zg den toorn der
goden niet op zich wilden laden.
De Tengereezen hebben in ieder hunner dorpen een doekoen die
teyens priester en geneesheer is. Ook hebben zg een soort Tan
huisgoden, bestaande in poppen die hun dé wa^s Toorstellen, waar-
onder hunne voorouders een voorname plaats innemen. De Br&m&,
de nog werkzame eruptiekegel op de Dasar, is hun heilige berg,
en van de zes godsdienstige feesten die zg jaarlijks vieren, is
de slamatan die eens in het jaar aan den voet van den berg
op de dorre zandvlakte gehouden wordt, het voornaamste. Bene-
den kom ik daarop terug ^ terwgl ik hier alleen nog aanmerk,
dat de tijdrekening door de Tengereezen gevolgd nog de oud
Javaansche is, gelgk zij ook op Bali is gehandhaafd, en van
allen invloed van den Islam is vrggebleven ').
Wij gaan ons thans gereed maken om van Tosari tot den
kraterrand op te stijgen en van daar in de Dasar af te dalen.
De voorbereiding zal daarin bestaan, dat ik trachten zal in eenige
hoofdtrekken een algemeen beeld van den Tenger te ontwerpen.
Het Tenger-gebergte rijst van het strand der Madoera-straat
langzaam op tot aan den kraterrand, die in zgne hoogste spits.
Poendak sapi, in hoogJav. Poendak lemboe '), geheeten, tot
2655 meters boven het zeevlak stggt. Tegenover deze oostelgke
spits, wat meer naar het noorden, ligt die van den (ïoenoeng
Moenggal , de vierde in hoogte , over welke op 2378 meters de
pas van Tosari naar den krater voert In het noorden stggt de
rand het hoogst in den Penanja&n, in het zuiden in den Ider-Ider,
beide opgaande tot ongeveer 2410 meters. Het geheel vormt een
afgeknotten kegel, met een basis waarvan de omvang eenigszint
is af te meten naar dien van den kolossalen krater door den rand
ingesloten, en die waarschgnlgk de grootste der geheele aarde
is. Men geeft aan dien krater, waarvan de dasar of bodem met
een ontzettende hoeveelheid zwartachtig vulkanisch zand bedekt
^) YgL D. I , bl. 497 t. Er is echter in de tgdrekening der Tengereezen
eenige yerwarring , waarachgolgk uit fouten bg de intercalatie ontstaan.
*) Deze naam beteekent runderschouder. Men yindt dien op aller-
hande wgzen verminkt , zelfs bg Heering, die op bl. 450 , terwgl hg Jonghohn
verbetert, zolf Poentak lemboe schrgft.
Digitized by VjOOQIC
1015
is, niet zelden den naam van Zandzee, ofschoon meestal bet
Jayaansche woord Dasar als eigennaam daarvoor gebruikt wordt.
Die zandvlakte is nagenoeg horizontaal en, behoudens een naar
het westen gekeerd uitstek , bijna cirkelvormig. De hoogte boven
het zeevlak, het grootst nabij den noorderrand, bedraagt van
2080 tot 2150 meters; de doorsnede wordt gerekend op niet
minder dan nagenoeg vijf geographische minutenoflf uur gaans.
De eigenlgke uitbarstingskegels, vier in getal, verheffen zich
midden uit den bodem van den krater. Het noordelgkst ligt,
geheel op zich zelven, 330 meters boven den kraterbodem uit-
stekende, de regelmatig geribde, suikerbroodvormige Goenoeng
Batok, die grootendeels met struikgewas en oasuarinen begroeid
is, ofschoon zich ook geheel kale, grijze zandvlakten daarop
vertoonen. De drie andere, Wid&darèn, Seg&r&wedi en firlLm&,
maken te zamen*één geheel uit en liggen van 't zuidwesten naar
't noordoosten achter elkander, als ontzaglijke, lang gerekte, in
eerstgenoemden ook aan het zuidwestelgk deel van den krater-
wand sluitende zandhoopen. Yan deze is de Wid&darèn de hoogste
en stijgt in den Eembang-top tot 2591 meters. Zoowel als de
Seg&r&wedi is ook hij aan den buitenkant begroeid, en beide
zijn, evenals de Batok, sedert lang uitgedoofd. Alleen de Br&m&,
de kleinste, laagste en noordelgkste der drie verbonden bergen,
is nog heden ten dage werkzaam , en vertoont zich naakt en kaal ,
met grauwe kleur , ten gevolge der asch die zgne kruin en hel-
lingen bedekt. De kraterrand van den Br&m& is ongeveer 2300
meters boven den zeespiegel en 220 m. boven de Dasar verhe-
ven, en blijft dus aanmerkelijk beneden de hoogte van den
groeten kraterrand, die gemiddeld 300 meters boven den bodem
der Zandzee stijgt.
De hooge , steile wanden om de Dasar zgn echter op één punt
afgebroken, t. w. in het noordoosten, waar zich een breed, diep
ingesneden splgtingsdal in de berghelling heeft ingegraven. Maar
ook hier is het Zandmeer gesloten door een dam , T]8m&r& lawang
geheeten, die zich wel niet zoo hoog als de kraterwanden ver-
heft, maar toch een honderd meters ongeveer boven de Dasar
uitsteekt. Naar binnen is de helling van dezen dijk even steil
Digitized by VjOOQIC
1016
als die der kratermuren , maar naar buiten gaat zg met zachte
glooiing in de genoemde dalkloof over. De dam is ten noord-
westen door den PenanjaSn, ten zuidoosten door den Poendak
lemboe, dus door twee der hoogste spitsen van den krater-
wand begrensd.
Dit zgn de hoofdtrekken van dezen merkwaardigen ynlkaani
wiens eigenaardige gestalte in geen anderen bekenden Tuurberg
zgne wedergade heeft , schoon Stöhr een gedeeltelyke parallel
meent te vinden in den Eilauea op Hawaii, Bleeker een meer
Yolkomene heeft aangewezen in den Gbenoeng Api yan Banda en
de fragmenten van een kraterwand die hem als eilanden omge-
yen '). De problemen die het zoo zonderling geyormde Tenger-
gebergte en zgn samenhang met den Smèroe en den Lamongan
aan de wetenschap stellen , hebben velen genoopt hunne krachten
aan de oplossing te beproeven. Wilde ik trachten daarvan eenig
denkbeeld te geven, ik zou dit bergstelsel veel meer in bijson-
derheden moeten beschrijven dan de aard van mgn werk toelaat,
en de uitkomst zou niet zeer bevredigend zijn , dewgl het meeste
wat daarover is in het midden gebracht, steunt op theoriën die
de nieuwere geologie weder als onhoudbaar heeft prgs gegeven,
en weinigen zeker zich verzekerd houden, dat wat zg getracht
heeft daarvoor in de plaats te stellen, niet eerlang denzelfden
weg zal opgaan. Aan de geologen overlatende zich in den aard
der verschgnselen te verdiepen en hunne oorzaken op te sporen,
wil ik mij bepalen tot het schetsen van den indruk dien de
beschouwing van den Tenger-krater op den reiziger maakt.
Yan Tosari langs de steeds smaller wordende rib waarop het
gelegen is, opwaarts stggende, zien wg ons eerst verlaten door
de groente-tuinen, dan door de boomvarens, terwgl alleen de
tjem&r&^s , omgeven door struikgewas en kruiden van een geheel
Alpinisch karakter, ofschoon kleiner en meer verstrooid dan bene-
den, ons tot den kam van den kraterrand vergezellen. Het loont
de moeite van den hoogsten rand den blik nog eens achterwaarts
te wenden. Over de groene ribben heen dwaalt de blik over de
vlakte, tot waar aan de rechterhand de zee, in elke andere
^) Bleeker, Reis door de MinahasBa en den MolnkBohen Archipel, IL 234.
Digitized by VjOOQIC
1017
richting hei gebergte baar begrenst; hg rust in hei noordwes-
ten op den regelmatigen kegel van den Penangoengan met zgn
wratachtige uitsteeksels, in het westen op de trotsche kruinen
Tan den Ardjoen&, verder zuidwaarts op den kolossus van den
Kawi, en tusschen Ardjoen& en Eawi door, in het blauwe ver-
Bchiet, op den kegel yan den Eeloet. Met éénen opslag ziet men,
zélf op een vulkaan staande , vier andere , gedeeltelgk nog werk-
zame vuurbergen.
Wanneer wij van het hoogste punt, waar de vlaggestok staat,
een weinig naar beneden gaan , komen wg eensklaps op een plaats
waar vnj den groeten krater kunnen overzien. Hier is het uitzicht
naar het westen gesloten , maar naar het oosten opent zich een ander
zoo grootsch, zoo eenig in zgne soort, dat de indruk onuitwisch-
baar is. Men staat aan den rand van een duizelingwekkenden
afgrond ; vóór den reiziger daalt de wand ter diepte van 300 meters
steU en plotseling naar beneden. Het geheimzinnige Zandmeer
ligt zoo diep beneden zgn voet en strekt zich uit over een
zoo groeten omvang, dat de ruiters die er in ronddolen, zich
als kleine zwarte stippen voordoen. De zwartachtig grijze, van
plantengroei beroofde vlakte, is aan alle zgden omsloten door
den kring van hooge steile wanden op welken hij staat. Uit
die kale sombere vlakte verheft zich, in wonderbaar regelmatige
vormen, met ribben of stralen die van boven naar beneden
steeds broeder worden, de smaragdgroene Batok, als een half
opgeslagen zonnescherm. Groen zijn ook de Seg&r&wedi en de
Wid&darèn , met hun uitgedoofde kraters en den hoogen Kembang-
iop, die op laatstgenoemden het hoogste punt van den kraterrand
vormt , alsook enkele plekken in de Dasar, waar het samenloopend
regenwater de ontwikkeling van een licht bekleedsel van gras en
cyperaceeën mogelijk heeft gemaakt. Maar even kaal en aschgrauw
als verreweg het grootste deel der Dasar zelve is de Br&m&^
die steeds aan de uit zijne ingewanden opstijgende rookwolken
kenbaar is. Snijdend is het contrast van het levendig smaragd-
groen met het sombere grauw waarop het zich toekent, en van
beide met den donkerblauwen hemel die er zich over welft.
Somber is de indruk der doodsche stilte die op het zonderlinge
Digitized by VjOOQIC
1018
landschap rust, en treflTend zou, zonder de groene kegels die er
uit Terr^zen, de OToreenkomst der Dasar zijn met de sandwoes»
tgnen van Arabiö en AfKka. Zelfs de weryelende zandhoozen
ontbreken er niet, wanneer in den drogen moeson het zand|
door de zonnestralen verhit en geelgekleurd, zich in stofwolken
oplost, en de verticaal opstijgende luchtstroomen worstelen met
de horizontale richting van den heerschenden zuidoostenwind ; ja
soms roept dan zelfs de tooverstaf der Fata Morgana de rer-
rassende yerschijnselen der zandspiegeling in het aanzgn. Hier en
daar ziet men zich in de Dasar duinen van stuiizand vormen en
de sporen die de tred der bezoekers in het zand groef, word^i
telkens weder uitgewischt. Niet slechts de vlakte bestaat uit zand^
ook de bergen die uit haar verrgzen, hebben zand tot eenig
zichtbaar bestanddeel. Welke ook de vaste gesteenten mogen
zijn die hunne blgvende vormen bepalen , tot in hunne diepet
ingesneden kloven, tot in hunne kraters zelfr, laat zich niets
waarnemen dan zand. Alleen in den omtrek van den Br&m& is
het zand vermengd met kleine lavabrokken, die uit den berg
zgn uitgeworpen.
Wanneer men den bUk over de Dasar en langs den Batok
heen laat gigden, ontwaart men aan de overzgde den lageren
dwarsdam, die in het noordoosten het breede spiytingsdal van
de Zandzee afsluit. Door de dus gevormde opening heen siet
men in het oosten den rookenden kegel van den Lamongan.
Yoegt men daarbij, dat men, den blik zuidwaarts wendende, geheel
op den achtergrond, boven alle tusschenliggende hoogten, de
rookzuil ontwaart die uit den Smèroe opstggt, dan blijkt het dat
men van den Tenger zes vulkanen kan gadeslaan , van welke hg
zelf, als zevende, het middelpunt vormt.
Yan den groeten kraterrand daalt men langs een zigzagvormig
pad, in de steile helling ingegraven, tot den bodem der Zandsee
af. De Br&mll is daarbij onzichtbaar: hg ligt achter den Batok
verscholen en men moet de noordsgde van laatstgenoemden
omrgden om den pand&p& te bereiken die aan den noordelgken
voet van den Br&m& is opgericht, en tevens de grens aanwgst
tusschen de residentiên Pasoeroean en Probolinggo, die zoodanig
Digitized by VjOOQIC
1019
door de Dasar is getrokken, dat de toppen van Br&mlL en Eem-
bang tot laatstgenoemde behooren. Wij hebben hier de plaats
bereikt waar bet thans in onbruik gerakende groote offerfeest,
de slamatan der Tengereezen aan den geest van den Br&m&, eenmaal
in het jaar werd gevierd. Mannen, vrouwen en kinderen, in feestge-
waad gedost; verzamelden zich toen aan den voet van den bergen
legerden zich in eenige hutten, op de dorre zandvlakte opgesla-
gen. De opperpriester beklom den kraterrand, ontstak wierook en
wierp offers, uit rijst en andere spgzen bestaande, in den krater , ter-
wgl hij den zegen van den groeten Dew& Br&m& , ook Dew& Soe-
nan Iboe genaamd, die geacht wordt in den krater te wonen,
over zijne beschermelingen inriep. Is het wonder dat de fir&m&
allengs zijne heiligheid in de oogen der bevolking verliest, nu
h^* telkens door nieuwsgierige vreemdelingen bezocht wordt; nu
om de opstijging door het mulle zand en de bewegelijke asch
gemakkelgk te maken , een breede ladder tegen de helling gelegd
en van een leuning voorzien is; nu de krater zelf door leunin-
gen is omringd , die ook den meest vreesachtigen een veiligen blik
in de gapende kolk vergunnen? De kraterrand vormt een tame-
Igk zwarte, getande graat, die de ellipsvormige kolk omgeeft
en in het zuiden het hoogst is. Naar binnen daalt de rand steil , met
eene helling van 50 of 60 graden , hier en daar nog steiler , ja
loodrecht, naar beneden. De kraterbodem, nog door geensmen-
Bchen voet betreden, ligt ongeveer 180 meters beneden den noor-
derrand. Uit eene menigte spleten in den afgrond stijgen dam-
pen omhoog, die de wanden met een gelen aanslag van zwavel
bedekken. De hoofdschoorsteen echter ligt aan de oostzgde,
waar een geweldige dampzuil , aanhoudend bruisend en sissend ,
opwelt, en, ten bewgze der groote kracht waarmede zg zich
aan den afgrond ontworstelt, zich eerst ver boven den krater-
rand tot eene rookwolk uitbreidt.
Oftchoon het ons voornemen is, van den Tenger nog weder
in de vlakte van Pasoeroean af te dalen , willen wg toch een
vluchtig bezoek brengen aan het splgtingsdal , waardoor de weg
loopt die van de hoofdstad Probolinggo naar den Tenger voert.
De breedte van het splijtingsdal, tusschen den Penanjaan en den
Digitized by VjOOQIC
1020
Poendak lemboe, bedraagt 4300 meters, en oyer deze gansche
breedte is de kloof door den Tjem&r& lawang yan de Dasar
afgesloten. Wg moeten dus bennen met dien steilen dwarsdam
te beklimmen, yan welks hoogte men een soortgelgk gesieht
geniet als yan den Tosari-pas, wel minder grootsoh en uitge-
strekt, maar daaryoor yergoeding biedende in de grootere dai-
delgkbeid waarmede men, op deze geringere hoogte, al de
bgzonderheden der Dasar kan oyerzien. Men heeft yan dit stand-
punt den Br&mft in het midden, rechts achter hem den Wido-
darèn met de Eembang^spits, nog meer rechts en meer op den
yoorgrond den Batok, links yan den Br&m& den Seg&r&wedi,
waarachter zich, nog meer links, in het yerre yerschiet de rook-
zuil yan den Smèroe yertoont. Naar buiten loopt de Tjem&r&
lawang zacht glooiend af, met eene helling yan hoogstens 15 &
20^. De boyenste losse zand- en aschlagen zgn doorsneden yan uii-
spoelingskloyen , die een weinig beneden den top beginnen, en
eene menigte, aanyankelijk parallelle, beekbeddingen beyatten, die
zich lager tot de groote kloof der beek Prahoe yereenigen. De
ribben, door deze kloyen geyormd, zgn zoo smal , dat er nauwe-
Igks plaats yoor een yoetpad oyerblgft. Eene dier ribben yol-
gende komt men aan de dicht bij elkander liggende dorpjes Nga-
disari en W&n&sari , tusschen welke weder een pasanggrahan met
een gouyemementstuin wordt geyonden. Ook hier is de groenteteelt
der beyolking aanzienigk en strekken zich hare kleine yelden tot
yer opwaarts oyer de berghellingen uit. Men zegt dat deyruoh-
ten, yoomamelgk perziken, hier beter yan smaak zgn dab te
Tosari, en schrgft dit toe aan de meer beschutte ligging yan het
keteldal. Dit dal behoudt oyer eene aanzienlgke lengte de aan*
yankelijke breedte, en yemauwt zich plotseling door eene scherpe
wending naar het zuiden door den noordelijken wand gemaakt, en
die in den Goenoeng Ringgit als hoekpilaar eindigt. Hier b^nt de
eigenlgke bergkloof , waarin de terrasyormige trappen , reeds in het
boyendeel yan den yalleigrond opgemerkt, zich op dezelfde wgze
met groote tusschenruimten yoortzetten. Zoo daalt men allengs af
tot Soekapoera; het hoofddorp yan het Probolinggosche district
Tenger , welk dorp nog 880 meters boven de zee en dus reeds 1200
Digitized by VjOOQIC
1021
meters lager dan de spiegel yan het Zandmeer ligt. Na in den
pasanggrahan van Soekapoera uitgerust en het schoone gezicht
over de vlakte yan Probolinggo met den blik op de straat en
de kust van Madoera genoten te hebben , keeren wg over Tosari
naar Ngepoh terug, om vandaar langs een omweg over Banjoe
biroe en Chrati de hoofdstad Pasoeroean weder te bereiken.
Banjoe biroe , het Blauwe water, ligt oostwaarts van Ngepoh
in het district Winongan , drie palen van zgn hoofddorp (dading ,
en verdient eigenlgk ter nauwer nood zgn groeten roem, daar
zgn voorname aantrekkelijkheid bestaat in de gelegenheid tot een
verfirisschend bad in het heldere water, dat zgn naam aan de
gesteldheid van zgn bodem te danken heeft. Het badétablissement
met een groeten pand&p& en vele kamertjes of kabinetten, door
een suikerfabrikant van Pasoeroean gesticht, verdient intussohen
alle aanbeveling om zgn uitmuntende inrichting en om het schoone
gezicht dat de hellingen van den Tenger vandaar opleveren.
Vooral voor reconvalesoenten is het om de landelgke rust, de
frissche lucht en het zuivere bronwater een heerlijk verblgf.De
kom is omringd door prachtig geboomte, waarin een talrgke
kolonie van zeer tamme grgze apen woont, die aan de badgas-
ten, met wie ze zeer gemeenzaam zgn, de gelegenheid geven
tot een aangenaam tijdverdrgf, en is bevolkt met ontelbare
visschen van de fraaie soort die de Javanen ikan tambra noemen ').
Die visschen danken aan het bggeloof der inlanders volkomen
veiligheid zoolang zij in het bekken blgven, maar de Javaan
maakt geen bezwaar ze te vangen en te eten, wanneer zg zich
wagen in het riviertje waardoor de kom zich ontlast. Eenige
Hindoe-beelden, meest van geringe kunstwaarde, worden bg Banjoe
biroe bewaard ').
Yier en drie kwart paal van Banjoe biroe ligt Grati, vollediger
Grati Toenon geheeten, de hoofdplaats van het district Ghrati. Op
den weg derwaarts is het de moeite waardig een bezoek te breu"
^) Zie D. I , bl. 212.
*) Van HoëveU, Reis, II. 140 v.; Buddingh, N. O.I., L869 t.; Bleeker T.
T. N. I. 1849, n. bL 32 ; Heynen , t. a. p. 81 ; Jokes, V. o. fc. Fly, U. 11;
d'Almeida, lafe in Java, I. 180; Bromond in Biang-lala, lY. 1. 55—66.
Digitized by VjOOQIC
1022
gen aan het tussohen de districten Qrati en Winongan gel^^
landgoed Eedawoeng. Het is het laatste partionliere land dat ik
te vermelden heb , het eenige in Pasoeroean en in den geheden
Oosthoek. Sedert lang was het reeds aan de opvolgende komman-
danten van Pasoeroean in apanage overgegaan en door hen van
eene wildernis in vruchtbaar bouwland herschapen, toen het,
bg besluit yan den Gouv. Qen. Daendels van II Juli 1808, io
eigendom werd afgestaan aan den Drost yan Pasoeroean J. Hes-
selaar. Het is thans onbekend of eenige voorwaarden aan dea
afetand verbonden waren. Het land is groot 850 bouws en bevat
7 desa's, met eene bevolking yan meer dan 3000 zielen. Jaarlgks
worden ± 435 bouws met padi en 215 met suikerriet beplant;
ook wordt er katjang en tabak geteeld. De regeling van het
loon dat de bevolking voor hare diensten geniet , berust op onder-
linge overeenkomsten tusschen landheer en bevolking, die jaarlgks
vernieuwd worden. Het bezit der erven , wier opbrengst, evenab
die van alle tweede gewassen , aan de opgezetenen verblijft , is
individueel en erfelijk, zoolang aan de verplichtingen yoldaan
wordt. De tegenwoordige eigenaar, de Heer G. Lebret, die in
1858 kooper van dit land werd, mag zich beroemen dat onder
zgne bekwame leiding de inlandsche bevolking even welvarend als
tevreden is , en dat de teelt en fabricatie yan suiker op Eedawoeng
resultaten levert , die op geheel Java hare wedergade niet vind^i.
In 1864 bedroeg de productie 19,278 pikols of 95 pikols per
bouw, en o&choon dit waarschgnlgk een exceptioneel gunstig jaar
is geweest, is er alle grond om aan te nemen, dat ook sedert jaarlgks
uitkomsten zijn verkregen die het gemiddelde yer te boven gaan *).
Grati ligt aan den noord westelgken voet van den Tenger,
welke hier geheel voor het oog bloot ligt, en is over geheel
Java en ook daar buiten bekend door de gezouten eendenderen
die in aanzienlijke hoeveelheden vanhier worden uitgevoerd. Het
inzouten heeft eenvoudig plaats door de eieren te leggen in de
natte aarde (padak) der yischygvers, die een sterk zoutgehalte
heeft; de eieren zgn dan spoedig genoegzaam van zoutdeelen
1) Bapport omtrent de particuliere landergen beoosten de l^imanoek, bl.
486 TT.; T. v. N. L 1871, I, bL 123.
Digitized by VjOOQIC
102S
doortrokkoD. Deze kunstelooze industrie wordt ook elders op
Jaya uitgeoefend , maar nergens op zoo groote schaal en met zulke
uitstekende resultaten als te Qrati en in het naburige Dawi ').
Natuurlgk kon dit het geyal niet zgn indien niet de omtrek rgk
aan eenden was; maar de bevolking yan het dorp Bandilan, tus-
Bchen Grati en Dawi, wijdt zich aan het fokken van meliwi's, die in
groote Tluchten op het nabijgelegen meer van Grati, de Banoe
Eelindoengan, nederdalen. Intusschen is , zegt men, die eendenteelt
thans eenigszins vervallen en begint de roem der Grati-eieren te
tanen. De inlanders schrijven dit toe aan het verdwijnen uit het
meer van een soort van worm, tjirit kr&t|& geheeten, die voor
deze vogels eene bgzondere lekkernij was ').
Dat dit besloten meer, welks breede , kalme spiegel de hooge
groene oevers en het berggevaarte waartegen het rust , in
scherpe trekken terugkaatst, van vulkanischen oorsprong is
behoeft na hetgeen ik daarvan reeds vroeger ^) gezegd heb,
nauw herinnerd te worden. Ook over de ikan léléh, de meer-
vallen, die zich in groeten getale in het meer ophouden, heb
ik reeds elders gesproken ^). Maar zijne grootste vermaardheid
dankt het meer aan de krokodillen die er zich vroeger in moe-
ten hebben opgehouden^ en met welke de hier wonende inlan-
ders op zeer vertrouwelijken voet omgingen. Het voornaamste
krokodillen-paar, Ejai Boedar en Njai Boedar, was in het bezit
van een gamelan, die bij bruiloften en besngdenissen door de
bevolking geleend werd. Zg plaatste dan een eend op een vlot,
om haar, onder het branden van wierook, als offerande aan de
krokodillen aan te bieden, met de woorden: ^Kjai, ik zou zoo
gaarne uw gamelan leenen , omdat ik verlang mijn kind uit te
huwelijken,'^ of «te laten besnijden.^ Kort daarna vond men dan
de instrumenten op het droge , en als 's avonds een tandak-
partij gehouden werd, waarbg de gamelan werd geslagen , kwa*
men de krokodillen in menschelgke gedaante daarbg toezien.
1) Bleeker, T. y. N. I. 1849, U. 51; van HoSveU, Reis, IL 142; Bud-
dingh, N. O. L, I, bl. 378.
^) J. Knebel, Een en ander over het meer van Ghrati, uit het Javaansch
overgezet, T. v. I. T. L. en Vk. XXVI, bl. 545.
») D. I. bL 61. O D. I , bl. 188.
Digitized by VjOOQIC
1024
Zij zorgden echter yoor het aanbreken yan den dag naar het
meer terug te ijlen en weder krokodil te worden. Ook bezat de
bevolking in het voorzetten aan de krokodillen van een eend,
die op een vlot yan bamboe en pisang-bast werd geplaatst, te
allen tijde een middel om de nieuwsgierigheid yan vreemde gasten
te voldoen, die de krokodillen wenschten te zien. Een man
begaf zioh in een kleine sampan te water , het vlot met de eend
met zich voerende , en riep den krokodil aan met de vriendelgke
woorden: ^Grootvadertje, hier nadert uw kleinzoon omuteont*
halen; nuttig nu iets, grootvadertje !^ Dan kwam de krokodil
boven water en at de eend op ').
Men zegt dat sedert een jaar of twaalf de krokodillen uit het
meer verdwenen zjjn '); maar dat zg vroeger door vele reizigers
zijn gezien, ofschoon de proef om ze door een eend te lokken,
in vele gevallen mislukte, — waarvoor intusschen hetbggeloof
der inlanders steeds eene verklaring wist te vinden, — kan niet
betwgfeld worden. Het probleem blijft dus op te lossen, hoe deze
dieren gekomen zijn in een zoetwater-meer, dat noch met de
zee noch met eenig ander water gemeenschap heeft ').
Grati is slechts een halven paal verwgderd van den postweg,
waarop wg uitkomen 2^ paal voorbg Bedj&s& lor , de hoofdplaats
yan het district Redj&8&. Hier vervult weder de suikercultuur eene
hoofdrol en vindt men de &brieken Soek^-redj4 en Eawis-redj&.
Aan het strand worden hier vele vischvgvers gevonden en in
zes stranddorpjes wordt de visscherg met klein net uitgeoe-
fend ^). Yan Redj&s& leggen wij nog 5 palen af en zgn dan te
Pasoeroean terug.
Nog één district van de residentie Pasoeroean moeten wg loe-
ren kennen, het noordoostelgke stranddistrict Djati. Wg vinden
daartoe gelegenheid wanneer wij, ons van Pasoeroean naarPro-
bolinggo begevende , den postweg terug rgden tot het punt waar
>) Knebel, t. a. p., bl. 542—544. ») ld., bl. 545.
°) Zie over het meer van Ghrati EuBsendrager , Yerzameling van oudheden
in de resid. Pasoeroeang, bL 18—25; Bengers, Dagboek, Bgdr. 1845, bl.
422 vv.; van HoeveU, Reis, U. 142 tv.; Bleeker, T. v. N. L, 1849,11.31
y.; Bnddingh, N. O. L, I. 871, vv.; d*Almeida, Life in Java, L 183 tt.
*) Knebel, Aanteekeningen over de viBscherg in de [controle-Jafdeding
Grati, T. ?. I. T. L. en Vk., XXVI, W. 294.
Digitized by VjOOQIC
1025
wij dien bij Grati yerlieten , en dien oostwaarts vervolgen, waar
hij eerst eenige palen de grens tusschen Grati en Djati besohrgft en
daarna laatstgenoemd district doorsnijdt Het hoofddorp Ngoling
ligt 6{ palen van Redj^s^ lor, juist op de Probolinggosche grens.
Tusschen Grati en Djati zijn de velden verdeeld die beplant
worden voor de suikerfabriek Dankbaarheid. De bevolking, die
in sommige districten, zooals Eebon Tjandi, schier geheel uit
Madoereezen, in andere^ zooals Winongan, grootendeels uit
Javanen bestaat, is hier tusschen beide stammen verdeeld. Djati
is een groot gedeelte zijner welvaart verschuldigd aan de vis-
scherg, die hier van meer belang is dan in eenig ander deel
van Pasoeroean. Het district telt acht stranddesa's, waaronder
het voormalige hoofddorp Melatèn, die voornamelijk door de visch-
vangst bestaan. Yan hoeveel beteekenis die is, kan eenigszins
biyken uit het bedrag waarvoor de visschers dier acht dorpen in
de bedrijfsbelasting zijn aangeslagen, en dat niet minder is dan
f 15,474; ongerekend nog de som van f 8900 die door twee
desa's voor de vischteelt wordt opgebracht ').
Yan de grens rijden wij 10 { paal door de districten Tongas,
Soember kareng en Probolinggo , totdat wij in het laatstgenoemde
de hoofdstad van dien naam' bereiken. De fraaie weg is voor een
groot deel door heerlijke tamarinden beschaduwd. De merkwaar-
digste der vaak schier ineenloopende desa's zijn Wedoesan,
juist op de grens, beroemd door twee waringin-boomen van
buitengewone grootte en schoonheid '), de districtshoofdplaats
Tongas, en Pilang , waar 2^ paal beoosten de hoofdstad een zijweg
afslaat naar Petalan en vandaar naar Soekapoera in het district
Tenger, welke plaats wg reeds leerden kennen. Yoorby Pilang
gaat een tweede dwarsweg naar het hoofddorp Soember kareng.
Overal heerscht welvaart in deze vruchtbare streken, waar de
suiker-industrie door de fabrieken Bajoeman in Tongas , Soember
kareng in het district van dien naam en Oemboel in Probolinggo
vertegenwoordigd wordt. De gezichten op den Tenger en de
kraterkloof die men op deze wegen geniet, zijn schoon en belang-
0 Enebel, t. a. p. 289—294.
^ d*Almeida , Life in Java , I. 193.
m. 65
Digitized by VjOOQIC
1026
wekkend. Aan de zgde van het strand, waaryan zich de postweg
slechts weinig verwgderty is het land minder yraohtbaar en hier
en daar moerassig.
Probolinggo, door de inlanders ge woonlgk Banger genoemd , is
een fraaie en welvarende plaats, met breede, prachtig beplante,
ongeplaveide, maar net onderhouden wegen > die elkander recht-
hoekig sngden en begrensd zijn door de omtuiningen der kam-
pongs, die onder vruohtboomen verscholen liggen. De bloei der
suikercnltuur is de aanleiding dat er zich vele Europeanen neer-
gezet en nette steenen huizen gebouwd hebben. Ook wonen er een
aantal Ohineezen, Arabieren , Maleiers en Boegineezen. De inland-
sche bevolking bestaat schier geheel uit Madoereezen, die inde
gansche residentie de overhand hebben. En dit is dan ook de
reden waarom in 1875 de derde kweekschool voor inlandsche
onderwgzers op Java (waar nevens de Javaansche ook de Madoe-
reesche taal onderwezen wordt,) te Probolinggo gevestigd is *)^
De stad bezit een gzeren kerk, die in de £&briek vanEnthoven
en C\ te 'sGravenhage gegoten en op een steenen voetstuk
geplaatst is. De wanden, de daksparren en bedekking, de ramen,
de zuilen, het portaal, het torentje boven het firont, alles is van
gzer in zoogenaamd Gothischen stgl. Het fraaiste gebouw is echter
het residentiehuis, vanwaar een omstreeks honderd yoetbreede
laan naar de aloen*aloen voert, aan welke, als naar gewoonte,
de dalem van den Regent en de moskee zijn gelegen. Ook liggen
daaraan het niet meer bewapende zoogenaamde fort, eigenlgk
slechts een langwerpig vierkante, door een ste^ien muur omge-
ven ruimte, de in 1888 gebouwde gevangenis, het Europeeacbe
kerkhof en een deel der beste huizen.
Yan het residentiehuis is het havenhoofd 2\ paal verwgderd,
en in den omtrek daarvan is een nieuwe stad verrezen, die men
de buitenstad van Probolinggo zou kunnen noemen. De havenin-
richtingen, omstreeks 1844 met veel moeite en kosten tot stand
gebracht, bestaan in een groot vierkant bassin, met gemetselde
kaden, waarin treden zgn aangebracht, en dat met pakhuizen
voor de Gouvernements-producten omringd is. Het biedt aan de
^) Regeerings-alinanak t. 1882, I, bl. 109.
Digitized by VjOOQIC
1027
laadpraawen een goede ligplaats aan, en is door een gegraven
kanaal, dat meer dan een paal lang en aan weerszgden door
een breede beechoeiing van paal- en metselwerk, met aarde en
koraalsteen aangevuld, beschut is, met de reede verbonden. Aan
het einde zijn lange, uit paalwerk gevormde havenhoofden , om den
golfslag te keeren en de uitvaart der prauwen te beveiligen. Bg
gebrek van de noodige zorg voor de uitdieping zgn echter kanaal
en bassin langen tijd zoo verslgkt geweest, dat er alleen bij hoog
water nog gebruik van kon gemaakt worden. Eindelgk zgn in
1878 de belangrgke werken tot herstel en verbetering ten einde
gebracht, die, onder velerlei tegenspoed , jaren lang waren voort-
gezet, en na wier voltooiing men verwachtte, dat de haven van
Probolinggo weder beter dan eenige andere aan Java's noord-
kust aan de vereischten zou voldoen. Probolinggo is echter wel
voor algemeenen uitvoer; maar slechts voor beperkten invoer
opengesteld.
De rivier van Probolinggo, eigenlijk Eali Banger geheeten,
stroomt ten oosten der stad ; zg is zeer onbeduidend en slechts
aan de monding bevaarbaar. Noordoostwaarts van haren mond
ligt in de Straat van Madoera het koraal-eilandje Eetapan of
Erabben-eiland. Het is onvruchtbaar en grootendeels kaal, en men
Tindt er slechts eenige visschershutten , die tgdelgk betrokken
worden *).
Yan Probolinggo gaat de postweg verder dicht langs het strand
naar Besoeki; de afstand tot aan de grens bedraagt 27 palen.
Men doorsngdt de districten Dringoe, het laatste der afdeeling
Probolinggo , en voorts Gending , Padjarakan , Eraksaftn , Djaboeng
en Piston , die te zamen de afdeeling Elraksa&n vormen. De hoofd-
plaatsen dier districten liggen allen aan den weg en dragen allen
den naam van het district. De ondheden die men hier aantreft:
eenige fundeeringen van oude tempels en de fraaie tjandi Djaboeng,
') Van Hoë?eU, Rois, U. 155; Bleeker, T. ?. N. I. 1849, IL 124; Rigg,
Jonrn . o. t. Ind. Arch. n. 541 en 563 ; Jokes , Yoyage of the Flj , II. 12 ;
d'Almeida, Life in Jaya, I. 195; Buddingh, N. O. L, I. 888; Teysmann,
N. T. V. N. I. XI. 162 v.j van Gelder, Besohrgving van Java, IV. 68 j
T. V. N. L 1859 , II, bl. 262 ; Kol. Veral. 1874 , bL 181 , 1875 , bL 155 ,
1876, bL 131, 1877, bl. 147, 1878, bl. 134.
65*
Digitized by VjOOQIC
1028
zijn reeds vroeger beschreven ^). Uit topographisch oogpunt verdient
opmerking, dat men, alvorens Gending te bereiken, over een
kalkrib van geringe verheffing trekt, die met haren voet in zee
mst. De strandvlakte der residentie wordt daardoor verdeeld in
een kleiner westelgk en een grooter oostelgk deel, welk laatste
men de vlakte van Eraksa&n zou kunnen noemen. Zg wordt in
het zuiden begrensd door den Lamongan en door het Jang-ge-
bergte, welk laatste juist op de grens van Probolinggo met
Besoeki zijn grootste hoogte, 8086 meters, bereikt in den top
Arg&poerL De machtige trachietribben van het Jang*gebergte ,
nog grootendeels van den voet tot den top met sombere wouden
begroeid, bedekken het zuideljjk deel der districten Eraksaan
en Païton, en verlengen zich noordwaarts, in het voorgebergte
Tampora in Besoeki, in dier voege dat zg de vlakte vanErak-
saan aan de oostzgde afsluiten. Niet die verlengde rib zelve vormt
echter de grens tusschen Probolinggo en Besoeki, maar een rivier-
tje dat ten westen daarvan van het Jang-gebergte afdaalt, en den
naam van Eali Matikan of Eali Binor draagt Onderscheidene
andere riviertjes, eveneens van de Jang-hellingen afdalende en met
de E!ali Matikan ongeveer evenwgdig, besproeien de vlakte van
Eraksaan, maar zij zgn allen zeer onbeduidend. Het belangrgk-
ste is de £^ Eraksa&n , die langs het hoofddorp van dien naam
stroomt; zijne breedte zal echter niet meer dan 12 è 14 meters
bedragen.
ElraksaSn is niet slechts de hoofdplaats van het district, maar
ook van de afdeeling van dien naam, en derhalve de zetel van
een adsistent^resident. Zg is dus eene belangrgke plaats, maar
merkwaardigheden levert zij niet op, tenzg men als zoodanig
het fraaie postgebouw mocht willen noemen, waarbg intussohen
ook de andere in deze streken niet ver achter staan. Zuidwaarts
gaat van Eraksaan een voor rijtuig bruikbare binnenweg naar
Seboroh en Wangkal , vanwaar hij zich als paarden- of voet*
pad voortzet naar Eroetjil, en, den vlakken, ongeveer 260 meters
hoogen tusschenzadel , waarin zich de oostelijke voet van den
5) D. n, bl. 116, 117.
Digitized by VjOOQIC
1029
Lamongan met den westelgken van den Jang Tereenigt, over-
Bchrgdende, naar Tangoel, Troeger Eoeripan geheeten, in de
residentie Besoeki Toert '). Op de woeste Jang-hellingen tot het
district Eraksa&n behoorende, heeft sedert 1875 de onltunr den
voet gezet door den afstand in erfpacht yan het land Alas ajer
dingin , dat ruim 500 boaws groot en Toor de koffieteelt bestemd is.
Niet minder dan ten westen van Probolinggo yormt ook in de
districten ten oosten dier plaats, voor zoover zij in de vlakte
gelegen zgn, de suikercultuur een hoofdtrek in het landschap.
Ieder der zes districten heeft eene eigene suikeronderneming,
thans nog, schoon met jaarlijks yerminderen den aanplant, in con-
tract met het Gouvernement werkende, maar met het vooruitzicht
om, op grond der wet van 21 Juli 1870, na 1890 te niet te
gaan , zoo het niet gelukt haar voort te zetten op vrijwillige over-
eenkomst met de bevolking. Die fabrieken heeten W&n&langan,
Oending, Padjarakan, Eandang djati, Djaboeng en Phaëton,
het laatste eene vrij komische verminking van den districts-
naam Païton. De overgang in vrijen arbeid zal vermoedelijk in
Probolinggo minder zwarigheden opleveren dan elders op Java,
daar de maatschappelgke toestand en geaardheid der bevolking
hier voor vrije ondernemingen gunstiger schijnt te zijn. Reeds
nu bestaan in de districten Gending, Eraksaan en Djaboeng de
vrije suikerondernemingen Maron, Seboroh en Bagoe, die niet
ongunstige resultaten opleveren. Terwijl de contracts-fabrieken, in
het belang van het vervoer, alle aan of nabij den postweg liggen,
zgn deze vrije fabrieken dieper in het binnenland gevestigd , maar
door wegen met de districtshoofdplaatsen verbonden.
De streken die ik hier vluchtig geschetst heb, leveren geene
bgzondere merkwaardigheden op. De postweg is fraai en door-
gaans goed belemmerd, loopt door een aaneenschakeling van wel-
varende dorpen, rgstvelden en suikerplantsoenen, biedt schoone
gezichten op de van visschersprauwen wemelende straat van Madoera
ter linker en op de ruggen en toppen van den Lamongan en
Jang ter rechter; maar wordt toch op den duur wel wat eento-
1) Bleeker T. v. N. L 1849, n. 125; JonghiiliQ, Java, U. 1061—1063.
Digitized by VjOOQIC
1030
nig. Wat er het meest de aandacht trekt is de bevolking, die
in Toorkomen, taal, kleeding, gewoonten en maatschappelgken toe-
stand zeer yan de gewone Javanen versoliilt; want wg bevinden
ons hier in het hart der streken die door de Madoereesche volk-
planters zgn ingenomen.
Yalt het reeds in Pasoeroean in het oog dat een belangrgk
deel der bevolking oit Madoereezen bestaat, veel sterker treft
ons dit versohgnsel in Probolinggo, waar althans de vruchtbare
strandvlakte zich schier geheel in handen dezer immigranten bevindt,
en voor het kleine aantal Javanen niet veel meer daa eenige
woeste bergstreken zgn overgebleven, waar zij in deng&g&bouw
een armelgk bestaan vinden. In Pasoeroean heeft het gemeente-
Igk grondbezit de overhand gekregen, maar in Probolinggo heb-
ben de Madoereesche grondbezitters, met enkde uitzonderingen,
zich hunne individueele en erfelgke rechten op den geoccupeer-
den grond niet laten ontnemen. De eerste immigranten, die de
schoone bouwgronden in de vlakte, welke zg verlaten vonden , in
bezit namen en onder elkander verdeelden , hebben hunne mtslni*
tende rechten ook tegenover hunne opvolgers weten te handha-
ven; wel is het hunne taktiek geweest om jonge en behoeftige
Madoereezen aan te moedigen om tot hen over te komen, maar
niet om ze in hun landbezit te doen deelen , maar om van hunne
diensten gebruik te maken. In enkele gevallen mogen deze door
den afstand van een stuk grond vergolden zgn; in den regel
bestaat het loon slechts in een deel van de opbrengst De grond-
eigenaars, al bezitten zg gewoonlgk slechts perceelen van mati-
gen omvang, dragen, tegenover hunne onderhoorigen of di^ist-
baren , den naam van Eapala of Hoofd. Ook de cultuurdiensten
hebben zich naar deze verhouding moeten regelen. Zij die daartoe
zijn aangewezen en geen velden bezitten, planten op de gronden
hunner Eapala's , en het plantloon wordt gelgkelgk verdeeld tas-
schen den eigenaar en den planter. De Madoereezen hebben
dorpshoofden van hunne eigen natie, maar de hoog^« inland-
sche ambtenaren , door het Gouvernement over hen gesteld, behoo-
ren doorgaans tot de Javaansche aristocratie.
Zg die in den bloeitijd van het oultuurstelsel, toen onder de
Digitized by VjOOQIC
1031
Javanen het gemeentelijk grondbezit oyeral regel was geworden,
het onbezorgde leyen der Javaansche beyolking hadden gadesla-
gen, en niet nagedacht over de gevolgen, wanneer, bg de snelle
toeneming van haar cijfer, de aandeden te veel werden gesmal-
deeld en hét terrein voor nienwe ontginningen steeds schaarscher
werd, achtten die toestanden onder de Madoereezen dmkkend
Yoor hen die Tan eigen akkers yerstoken waren. Toch konden
£|j niet ontkennen, dat in den Oosthoek, bg minder gelgkheid,
bg meer yerschil in stand, de cultunr intensieyer, deyoortbren-
^g yan rgkdom sneller , de energie en arbeidzaamheid der beyol-
king grooter waren. Toen na, bg de inkrimping yan het cultnar-
stelsel, de yrge arbeid oyeral yeld won, bleek het dnidelgkdat
die yeel beter paste in den maatschappc^lijken toestand der Madoe*
reezen , dan in dien welke , met uitzondering der Yorstenlanden, in
alle door Jayanen bewoonde residentiën de oyerhand gekregen had.
De Madoereezen zijn meer zelfstandig, minder gedwee, min-
der onderworpen dan de Jayanen; of het echter waar is, wat
men beweert, dat diefstal en manslag menigyuldiger onder hen
voorkomen, zon slechts door statistieke gegevens 'kannen uit-
gemaakt worden , en ik geloof niet dat wg die in genoegzame mate
bezitten. In allen gevalle kan ik mg niet herinneren van georga-
niseerde ketjoe-partgen onder de Madoereezen gehoord te hebben *).
Om de zuidelgke afdeeling van Probolinggo, Loemadjang, te
bezoeken, keeren wg langs den postweg terug tot het punt
waar, tusschen Probolinggo en Dringoe, een rijweg zuidwaarts
afslaat, die ons, nadat wg 19^ paal hebben afgelegd, te Eelakah
brengt. De weg loopt in het district Probolinggo door vlak, met
sawahs bedekt terrein tot een weinig voorbij den post Letjes,
acht palen van de hoofdstad, komt daarna met een bocht oost-
waarts aan den 3| paal verder gelegen post Malasan (vroeger
Drandang) in het district Dringoe en overschrijdt een weinig
^) Men yergelgke hier Rengers, Dagboek, in Bgdr. 1846, bl. 265y.;Rigg,
in Joornal o. t. Ind. Archip. II. 357 ▼. ; Brumund in T. y. N. I. 1859, I.
54 ; Tan Gelder , Besohrgving van Java , lY. 64 ; AardrgkBk. en Stat. Wdbk.
T. N. L, art. Suiker^ bl. 570; Indische Gids, 1880. II, bl. 677—680; en
wat den landbouw betreft Bleeker, in T. t. N. I. 1849, II, bl. 119 en 123;
TOorts Deel I van dit werk, bL 309, 849, 650, en D. II, bl. 502.
Digitized by VjOOQIC
1032
verder de grens der afdeeling Probolinggo met Loemadjang.
Letjes ligt aan den noordelijken voet van den zadel toBsohen het
Tenger-gebergte en den Lamongan ^); men begint dus hier zachtjes
te stijgen en bereikt het hoogste punt van den weg op 200
k 250 meters, bg het station Banoe J&s&f 4| paal voorbg
Malasan. Dan daalt men wederom tot Eelakah, de hoofdplaats
van het district Ranoe Lamongan, dat zich van de grens der
afdeeling Probolinggo ten noorden tot aan die van het district
Loemadjang ten zuiden uitstrekt. De bodem bestaat hier overal
uit fijn vulkanisch zand, aan de oppervlakte vruchtbaar en bruin
gekleurd door de vermenging met teelaarde. Domis, die dezen
weg in 1827 bereisde, vond dien van Letjes tot Banoe J&s&
schier geheel onbewoond en met zware bosschen bedekt, en zag
slechts hier en daar kleine woningen van Madoereezen en enkele
Javanen, die bezig waren het zwaar geboomte te vellen voor
den aanleg van tegalans. Tusschen Ranoe JSs& en Eelakah had
de cultuur eenigszins grootere vorderingen gemaakt, en zag men
eenige kleine desa's en stukjes grond; met tabak, djarak en pisang
beplant '). Junghuhn bereisde denzelfden weg in 1844 en kon
reeds toen getuigen ^ dat hij voortdurend door bebouwde streken
liep ^), zoodat de wensch van Domis, dat het district 't welk
den nij veren Madoerees als het ware tot bearbeiding noodigde,
spoedig een talrijke bevolking zou voeden, binnen weinige jaren
verhoord was. Het gezicht dat men op het hoogste gedeelte van
dezen weg geniet, is zeer schoon. Men ziet een zacht gol-
vend terrein voor zich, waarin rgst- en maïsvelden, kofEeplant-
soenen en dorpsboschjes elkander afwisselen, en dat als een
uitgestrekt perk naar de hellingen van den Lamongan opstggt
Daar wordt het woud dicht en onafgebroken tot het de kale hoe-
pen van asch en slakken bereikt die den top van den berg vormen.
Aan de rechterhand weidt het oog over een terrein, uit lage,
kantige, met bosch gekroonde heuvels bestaande, waarop de som-
bere massa van het Tenger-gebergte neerziet. Blikt men achter-
waarts, dan overziet men de bebouwde vlaktO; omzoomd door een
gordel van strandbosschen en kokosboomen^ en daarachter de
O Zie D. I. bL 102. O Domis in Oosterling, IL 2. 57. >j Jsts, IL 1104
Digitized by VjOOQIC
1033
•traat yan Madoera met de kust yan het eiland in het yerre
yersohiet ')•
Eelakah is beroemd door zijn meer, de Ranoe Eelakah of
Ranoe Lamongan, aan welks oeyer een uitstekende pasanggrahan
te midden yan een schoenen bloemtnin is opgericht. Yan de met
slingerplanten omgeyen yerandah aan de achterzijde yan het bam-
boezen, op een terras yan gebakken steen geplaatste gebouw,
heeft men het gezicht op de schoone, ronde kom, waarop tal
yan eenden en waterhoenders rondzwemmen en die door een gor-
del yan dicht geboomte, met slanghalsyogels, neushoomyogels ,
zwermen yan yledermuizen en enkele yliegende katten beyolkt,
prachtig omzoomd is. Achter die kom rgst de kale top yan
den Lamongan uit het woudkleed aan zijn yoet tot een hoogte
yan 1669 meters omhoog en spiegelt zich met den krans yan
rook die zgne kruin omkronkelt, in den kalmen plas. Maar de
pasanggrahan zelf ligt slechts ongeyeer 230 meters boyen den
zeespiegel, zoodat de Lamongan zich 1440 meters yerheft boyen
het punt waaryan hg hier wordt gadegeslagen. De hoogte schijnt
dus niet onbelangrijk, maar is inderdaad in yergelijking yan die der
meeste Jayaansche yulkanen slechts gering , eyenals de Lamongan
ook in omyang, bij Tenger en Smèroe yergeleken, slechts een
miniatuur-yulkaan heeten mag. Trouwens ook yan zijne werk*
zaamheid, hoeyeel yertooning die ook maken moge, heeft Jung-
huhn niet ten onrechte gezegd, dat, in yergelijking metdeyer-
woestende uitbarstingen yan sommige andere yulkanen, die yan
den Lamongan slechts een yuurwerk schgnen, ter yerlustig^g
yan de toeschouwers ontstoken ').
De Lamongan is aan de oost- en westzijde door de reeds
yermelde ylakke zadels met den Jang en den Tenger yerbonden,
terwijl de noordelijke en zuidelgke yoet geheel in de strandylakte
oyergaan. De berg rijst dus, in het algemeen gesproken, uit ylakke,
met woud bedekte streken omhoog, zonder dat bij door ketenen
met duidelgk ontwikkelde yormen met eenig ander gebergte yer-
bonden is.
De gedaante yan den Lamongan zeWen is echter yerre yan
^) Jukes , Yoyage of the Fly, II. 22 y.; Teysmann, t. a. p. 163 y. ^ Jaya, IL 1 105.
Digitized by VjOOQIC
1034
den regelmatigen kegelvorm Terwijderd: hg bestaat inderdaad
uit twee aan elkander verbonden en als bet ware samengesmol'
ten kegels, die zicb op vier vijfden yan bunne boogte scbeiden en
voor bet bovenste vijfde deel afzonderlgke bergtoppen vormen, die
ten opziobte van elkander in de riobting van Z. Z. W. en N. N. O.
gelegen zgn. De noord-noordoostelgke top, de oudste enboogste,
heet in het bijzonder Goenoeng Taroeb; hg heeft een minder
regelmatigen vorm dan de kratertop, de Lamongan in ergeren
zin, die 32 meters lager is. Naar bet zuidwesten, dus naar de
zgde van den lageren top , vormt de G. Taroeb een steile, door
elkander kruisende reten in groote, scheef gerichte , vaak met
scherpe kanten uitspringende vierkanten afgedeelden, kalen en
grgskleurigen rotswand. De kratertop beeft een meer regelmatige
gedaante, een gladdere oppervlakte, en rgst gelijkmatig tot den
kraterwand op. Yermoedelgk beeft de berg zgn tegenwoordigen
vorm te danken aan bet ontstaan van een zgdelingsche spleet , waar-
door hg zicb ontlastte toen de krater van den Taroeb was verstopt
geraakt. De uitwerpselen, hetzij uit lava, hetzij uit aschenpuin
bestaande, vonden hier een uitweg, hoopten zich op om de ope-
ning, en bereikten door de telkens terugkeerende uitbraking^
allengs eene boogte die den nieuwen, zijwaartschen kegel bgna
tot den evenknie van den oorspronkelijken verhief. De kegel
beeft, van waar hg zich uit het woud opheft, eene belder gele of
lichtbruine kleur, maar is bedekt met een donkerbruine of zwart-
achtige kap, waarvan een menigte lange, donkerkleurigestrooken,
als vormden zij een franje, beneden waarts dalen. Men ziet aan
de berghelling het wisselende spel van scheppende en verwoes*
tende natuurkrachten in strepen geteekend; want terwgl van
boven af de lavastroomen hier en daar in bet gebied der wouden
indringen, stggt van beneden bet groene plantenleven in reten
en kloven opwaarts, waar bet slechts vasten voet kan winnen.
De rand van den krater ondergaat, bg de telkens herbaalde uit-
barstingen van dezen berg , gedurige veranderingen , waarbg de
afbrokkeling en instorting bier, door nieuwe opbooging ginds
wordt opgewogen.
Wat de uitbarstingen van den Lamongan betreft, moetonder-
Digitized by VjOOQIC
1035
8cheid worden gemaakt tussohen de gewone , dagelgks herhaaldoi
en de meer geweldige^ die zich met tosBchenpoozen van eenige
jaren voordoen. Moeielijk is het echter tusschen beide soorten
een bepaalde grens te vinden; reeds de gewone uitbarstingen,
vergelijkbaar met die van den Smèroe, maar elkander nog sneller
opvolgend, zgn, vooral in den nacht; zoo schoon en treffend,
dat de indruk der heviger verschijnselen die zich nu en dan
voordom, nauwelgks grooter kan zgn, ienzg door de vrees en
ontzetting, die donderend gebrul, beving der aarde, gloeiende,
langs de helling afdalende lavastroomen en in wijden omtrek
vallende aschregens inboezemen. Het vuurwerk van roode vlam*
men , vonken en raketten , dat reeds in de hoofdstad Probolinggo ,
op een rechten afstand van 16 geographische minuten, den zuid-
westelgken horizon in de duisternis schitterend verlicht, schijnt
zelden of nooit de reizigers te leur te stellen die den nacht in
den pasanggrahan te Eelakah komen doorbrengen, om van dit
treffend schouwspel getuigen te zgn ')•
De versohgnselen waarvan Jungbuhn in 1838 getuige was,
behoorden tot de hevigere; aan beklimming van den kratertop
was destgds niet te denken, en toen hg beproefde door een
vromer gebaand pad, na de woudgrens bereikt en een hoogen
muur van steenbrokken beklommen te hebben, langs een puin-
stroom hooger op te stggen, werd hij genoodzaakt glings de
vlucht te nemen , om niet door de nedervallende steenen verplet-
terd te worden. Yan beklimming van den anderen top werd hg
afgeschrikt doordien hg niet beschikken kon over den tijdduur
die noodig zou zijn geweest, om door de volslagen ongebaande
wouden aan den voet des bergs heen te dringen. Wat Junghuhn
in 1838 moest nalaten, werd in 1845 het eerst door Zollinger vol-
1) Honfield, Yerhh. Bat. Gen. YII, n^ IV, bl. 19; Domis, Oosterling, IL
2, bl. 56; d'Almeida, Life in Java, I. 197; Baddingh, N. O. L, L 891
T.; Junghuhn, Beise. 360, en Java, II. 1112—1119, benevens zgne Kroniek
▼an den Lamongan, ald. bl. 1120—1144, aangerold door T. y. N. L, XX.
99, 103, XXVm. 287, XXXIH. 108, XXX VL 86, XXXVHL 144. Hors-
field en Jonghnhn maken echter van tussohenpoozen yan geheele rost gewag,
en Jokes, die ook den passanggrahan yan Kelakah bezocht, Yoyage o. t.
Fly, n. 26, spreekt alleen Tan een krans yan rook die zich om de bergkroin wond.
Digitized by VjOOQIC
1036
bracht. Hij beBteeg den Goenoeng Taroeb beginnende YBn'Hris,
eene desa met pasanggraban aan den oost-noordoosteijjken voet
des bergs, in het zuiden van het district Padjarakan, gelegen , en
van het hoofddorp yan dien naam te bereiken langs den binnen
weg naar Wangkal en van daar langs voet- of paardenpaden ,
waartoe in het geheel 17{ palen zijn af te leggen. Bij Tiris bevindt
zich, onmiddellijk aan den voet des bergs^ eene warme bron met
zanr water, van eene temperatuur van 40 k 42.5^ O. Zg ligt vlak
bg de rivier Segaran, hoogerop rivier van Tiris genaamd, en ont-
last zich in dat rivier^e door een kleine opening in den 8 yoet
broeden dam waardoor ze er van gescheiden is. Het water borrelt
op uit veelvuldige kleine wellen in een eivormige, met zand en
steentjes gevulde kom, waarvan de voornaamste wel het middel-
punt vormt '). Op slechts twee palen van Tiris ligt een soort-
gelijk meer als dat van Eelakah, maar kleiner, Ranoe Tiris of
Banoe Segaran genaamd. Grooter is weder een derde meer, Ranoe
Agoeng geheeten en 3 palen van Tiris verwijderd. Een vierde, Banoe
J&8& of Banoe Bedali, ligt ten noordwesten vandenLamongan,
dicht bg den bovéngemelden post Banoe J&s&, die er zijn naam
aan ontleent. Andere meren van dien aard, de Banoe Pakis,
Banoe Woeroeng, Banoe Lading, Banoe Logoeog, om slechts
de belangrijkste te noemen , liggen aan de zuidwest- en zuidzgde
van den berg, weder andere, nader in het volgende hoofdstuk
te vermelden, aan de zuidoostzijde in Besoeki. De Lamongan
onderscheidt zich dus onder de vulkanen van Java door een gordel
Tan meren, die hem in wjjden kring omgeeft. Junghuhn be-
schouwt deze, tot zeer verschillende hoogte met zoet water gevulde,
met loodrechte wanden afdalende, grootendeels alle uitloozing
missende meren, als aardverzakkingen , waartegen Jukes *) en
Zollinger *) uit de ketel vormige gedaante, den aard en de opsta-
peling der wanden en den wal of rand die ze omgeeft, besluiten,
dat wg hier overal met punten van eruptie, met oude kraters,
te doen hebben.
Zollinger verliet Tiris tegen 6 uren ^s morgens en had te
1) N. T. T. N. I. XX. 160; Zollinger in Nat. en Gen. Archief, IL 169.
«) T. a. p. 48. ») T. V. N. I. Vin. L 142.
Digitized by VjOOQIC
1037
2 aren de krain van den Taroeb bereikt. Hem trof vooral het
botanisch karakter. Qteen spoor yan de oasuarinen, die meest
alle oost-Javaansche bergen tot zekere hoogte bedekken, wordt
hier aangetroffen. Alang-alang en glagah bekleedden de vlakten
rondom den berg, dan volgde een bamboegordel, vervolgens een
woud van pandanen, waartnsschen slechts enkele andere planten
sich vertoonden, daarna een schoone Arcea-palm, en eindelijk de
weinig karakteristieke vegetatie van den top. Hier omgeeft een
rand, die in het Z. O. het hoogst en in het N. W. het laagst
is, den ketel van een dooden krater, welks bodem eene met
zand bedekte vlakte van ongeveer 260 m. lengte en 160 m. breedte
vormt, en grootendeels met glagah begroeid is. Naar het znid-
oosten loopt een kom, die aan beide zijden in een halven ketel
het overblijfsel van een anderen dooden krater schgnttetoonen;
en vervolgens loodrecht neerdaalt in den afgrond aan welks
andere zgde zich de top van den tegen woordigen krater verheft,
die zich ook van den Taroeb gezien als een regelmatigen zand-
kegel zonder kammen of ravgnen doet kennen ^).
Wg keeren na deze uitweiding naar Eelakah temg, maar
vervolgen den weg vandaar naar de hoofdplaats Loemadjang niet,
zonder nog even een bezoek gebracht te hebben aan de Banoe
Pakis, twee of drie palen Z. O. van Eelakah; waar men uit
een pand&p&, die er ten behoeve der bezoekers is opgericht, een
bekoorlgk gezicht geniet. De landschappen zgn in deze streken
meer liefelijk dan grootsch; zg doen meer aan het Salzkammer*
gut, zel£9 aan Thuringen en Devonshire, dan aan Zwitserland en
Noorwegen denken. Op de plek waar wg nu vertoeven, zien wij
den stillen kalmen plas 20 meters beneden onze voeten liggen;
van den oeverrand gaat de met alang-alang bedekte grond naar
alle zijden zacht glooiend naar boven. Naar het zuiden blikt men
over een groene, vruchtbare vlakte, hier en daar met donkere
boschpartijen bestipt en zachtkens afdalende naar den Zuider-oceaan,
op welks 18 & 20 geogr. minuten verwgderde, in het zonlicht schit-
terende wateren naar het oosten heen het schaduwrijke rotseiland
') ZoUinger in Nat. en Gen. Arch. II. 167 v.; T. ▼. K. I. VUL 1. 143 v.
Digitized by VjOOQIC
1088
Noesa BarooDg sohijnt te dry ven. In het noordoosten Torheft
zich de Lamongan, terwgl het groene boschkleedy om zgn voet gesla-
gen, met een lange, zeer zachte helling naar bet westen afhangt.
£n het zuidwesten rgst de Smëroe uit een kamvormigen mg, die
nabg de zee begint, plotseling als de hoogste , volkomenste kegel-
berg van Java op. Een lange, onregelmatige bergreeks strekt
zich yan daar noordwaarts uit tot aan den Tenger. Ook in die
richting is de yoorgrond liefelijk, gebroken tot kantige heuvels
van geringe verheffing, met groene hellingen en boschrgke kruinen ;
en over de gansche streek heerscht een bevallige verscheidenheid
van bouwland, boschpartijen en grasvelden, met hier en daar
een dorpje dat onder zijne boomgaarden wegschuilt ').
Yan Eelakah naar de hoofdplaats Loemadjang bedraagt de
afstand 10| palen. De weg is aangenaam golvend en vroolgk
door den rgkdom van dierlgk leven, herten, wilde varkens,
pauwen en ander gevogelte, waardoor dit nog minder dicht
bevolkte gedeelte van Java zich onderscheidt. Loemadjang is een
groote inlandsche negerie , met een aloen-aloen waaraan de woning
van den Patih ligt , die hier het gezag van den Regent vertegen-
woordigt, met goede regelmatig gebouwde woningen, met een
pasanggrahan , een koffiepakhuis en een poststation. De koffie-
en tabakscultuur, de eerste zoowel op erfpachts- als opGoaver-
nementsgronden , de laatste in deze afdeeling alom op groote
schaal op vrijwillige overeenkomsten met de bevolking gedre-
ven, brengen er groote drukte en vertier. De pasanggrahan is
kleiner, maar niet minder aangenaam dan die te Eelakah. Hij is
fraai gelegen op den rand eener grazige hoogte, die neeniet in
een vallei, van een beek doorstroomd, die zich wat verder in
een ravijn verliest. Het gras is hier zoo frisch, dat het met de
malsche weiden van het vaderland wedgvert; de hellingen van
het dal zgn hier en daar door boschjes beschaduwd. Boven dezen
bekoorlijken voorgrond verheft zich aan den horizon de rockende
kegel van den Smëroe, door zwarte bergruggen links aan den
oceaan, rechts aan den Tenger geschakeld ').
Loemadjang is het middelpunt der voornaamste wegen, die de
O Jokes, t. a. p. 28—80. O Jokes, t. a. p. 88; 89; Tejsman ta.p. 164.
Digitized by VjOOQIC
1039
Buidelgke afdeeling van Probolinggo doorsnyden. Met den weg
yan Eelakah hierheen komen er drie andere samen, waarover
ik nog een enkel woord moet zeggen. In over het algemeen
west-noordwestelijke richting gaat de weg naar Sendoer&, het
hoofddorp van Eandangan, welk noordwestelgk district van
Loemadjang, niet het minst belangrijke voor de koffie- en tabaks-
teelt, zich aan den oostelgken voet van den Smèroe uitbreidt en
ten noorden door het Probolinggosche Tenger begrensd wordt.
Sendoer& heeft een koffiepakhuis en ligt, 12 palen van Loema-
4jang, op geringen afstand van het voormalige hoofddorp Ean-
dangan, waarover het pad voert dat naar het reeds vroeger ')
vermelde Lid& Amb&, het hoogste Tengerdorp, op de helling
van den Poendak lemboe, voert. De weg gaat van ELandangan zacht
rgzende tot aan de vrg diepe djoerang of kloof van de Eali
Mendjangan , wordt dan steiler en voert deels door koffietuinen,
deels door overblg&elen van het gedeeltelgk uitgeroeide woud
komt vervolgens in een wildernis van verstrooid groeiende bam-
boehalmen en leidt verder door lommerrgk , hoogstammig , met
mos bekleed woudgeboomte naar het dorp dat de laatste rustplaats
oplevert aan hen die aan deze zgde in de Dasar willen afdalen >)•
De tweede weg loopt 7^ paal zuid-zuidwestwaarts naar Tempeh
tengah, deels door bebouwde gronden, deels door overblgfselen
der bossohen, waarin een groote verscheidenheid van statige
woudreuzen wordt aangetroffen. Bi) Tempeh tengah, al wedei
met een koffiepakhuis, overigens een onbeduidend dorp, verdeelt
zich de weg. De rechtsche tak gaat naar Pasirian (51 paal), aan
den zuidoostelgken voet van den Smèroe. Niet ver vandaar ligt
Doekoe Penanggal en nabij dit dorp vindt men, te midden der
maagdelgke bosschen die zich tot aan het strand uitstrekken, de
weinig bekende overblijfselen van Tjandi Ardipoer& >). De linksche
tak van den weg gaat door geheel vlak , afwisselend met alang-alang
en bosch bekleed en van pauwen wemelend land, naar Paras
gowong (4i paal); nabg den Zuider-oceaan. Hier is op de kruin
eener 60 voet hooge klip een pandlp^ gebouwd, die eenprach-
^) 61 1011. ') Jnnghulm, Jara I. 874 y. >) Zie D. II, bL 117.
Digitized by VjOOQIC
1040
tig gezicht op de zee biedt. Aan den Yoet yan de klip, die
eenmaal door de golven werd gebeakt, ligt thans een kleine
vlakte van zand en steentjes, door haar detritus gevormd, waar-
door een kleine beek den w^ naar zee vindt. De knst is vanhier
oostwaarts tot aan de Kali Djantoeng, die de grens van Pro-
bolinggo met Eediri vormt, bezoomd door een smalle strook
zandduinen. Voor den mond der Djantoeng ligt het woeste eiland
Noesa Baroeng , dat echter tot Besoeki behoort , en daarom eerst
in het volgende hoofdstak nader zal vermeld worden ').
De laatste weg eindelijk heeft eene zuidoostelgke richting en
bereikt, na 10{ paal door eene vruchtbare vlakte met vele
kofiQetuinen , de desa J&s&wilangoen juist op de grens van Besoeki
in de richting van Poeger^).
DERDE HOOFDSTUK.
Besoeki.
Wg zijn genaderd tot Besoeki , de laatste residentie van Java.
Als zoodanig is zg den lezer van dit werk tot dusverre niet
voorgesteld. Nog vóór weinige maanden vormde de uiterste Oost-
hoek van Java, die ons ter beschouwing overbleef, twee resi-
dentiën: Besoeki en Banjoewangi; de eerste uit drie regentschap-
pen, Besoeki, Panaroekan en B&nd&w&s&, de andere alleen uit
het regentschap Banjoewangi bestaande. De laatste stond, wat
den omvang betreft, tot de eerste bgna in de verhouding van 2
tot S en bezat nog geen zevende der gezamenlgke bevolking.
Daarentegen was Banjoewangi door een nauwen administratieven
band verbonden met Bali en Lombok , daar de zaken dier beide
eilanden aan den Resident van Banjoewangi waren toevertrouwd.
Maar bg besluit van 4 Mei, 1882 '), heeft de Gouvemeur-Gene-
7 Jakes, t. a. p. n. 45-^48. ') Teysm^, t.a. p. 165. ') Staatsbl. n^ 127.
Digitized by VjOOQIC
1041
raal 's Jakob, daartoe door den Koning gemachtigd, de resi-
dentie Banjoewaogi opgeheven, het regentschap Banjoewangi als
een afisonderlijke afdeeling, onder hetbestaur van een adsistent-
resident, bij de residentie Besoeki ingedeeld, en de eilanden Bali
en Lombok met de kleinere eilanden daartoe behoorende tot eene
a&onderlijke residentie verheven, onder den naam van: Residen-
tie Bali en Lombok.
Yóór 1849 omvatte de residentie Besoeki zoowel Probolinggo
als Banjoewangi, maar in dat jaar zag zich Banjoewangi onder
een zelfstandigen adsistent-resident gesteld, in wiens plaats in
1867 een resident is getreden ') , terwijl in 1856 Probolinggo tot
een afisonderlyke residentie werd verheven ^). In 1858 werd
daarop de tegenwoordige indeeling van Besoeki in de drie regent-
schappen Besoeki, Panaroekan en B&nd&w&s& vastgesteld '). Door
de afscheiding van Banjoewangi en Probolinggo was Besoeki kleiner
geworden dan Ban ten, Madioen en Bembang en stond het nage-
noeg gelgk met Tjeribon en Eediri. Thans is het weder de uit-
gebreidste residentie van Java geworden , met uitzondering der
Preanger-regentschappen , waarvoor het ook nog onderdeed toen
het Probolinggo en Banjoewangi tevens omvatte. Naar de tegen-
woordige indeeling staat de omvang van Besoeki tot de Preanger
bgna als 4 tot 7, maar tegen de 1,250,000 zielen die thans de
Preanger bewonen , kan het met Banjoewangi hereenigde Besoeki,
slechts 480,000 zielen overstellen. De geheele residentie bevat
thans vier regentschappen , waarvan het noord westelgke, Besoeki,
verreweg het kleinste is, het noordoostelijke, Panaroekan, ook
Sitoeb&nd& genaamd , ongeveer dubbel zoo groot is als het eerste ,
maar het zuidwestelijke, B&nd&w&8&, en het zuidoostelijke, Ba-
njoewangi, tot de uitgebreidste regentschappen van geheel Java
behooren.
Wanneer men van J&s&wilangoen de breede grensrivier Eali
Djantoeng oversteekt, verwisselt men de grootendeels met dorpen ,
sawah's en koffietuinen bedekte vlakte van Loemadjang met de
moerassige, slecht bevolkte, maar niet onvruchtbare vlakte van
') Zie boven, bis. 146. *) Zie bL 927. ») StbJ. no. 7.
m. ea
Digitized by VjOOQIC
104Ö
Poeger. Aan de overzgde der rivier ligt het dorp Keting, vanwaar
men 26 palen in zuidoostelgke richting te ryden heeft om de
districtshoofdplaats Póeger te bereiken. Men heeft op dien weg
de groote rawa Bèsëk aan de linkerhand; en aan de rechter-, tos-
schen den weg en het strand, de rawa's Menampoe en Badak.
Poeger ligt in de lage, zandige streek tnsschen de Kali Misini,
die het water van de rawa Bèsèk afvoert, en de veel grootere
rivier Bedadoeng, veelal rivier van Poeger geheeten. Yan de
Misini is Poeger slechts enkele minaten verwgderd, maar de uit
het noordoosten komende Bedadoeng blijft op grooteren a&tand van
het dorp en vereenigt zich met de Misini een paar palen lager ^).
Poeger is de hoofdplaats van het district van dien naam, dat
vroeger veel uitgestrekter was , maar waarvan in 1861 *) het noord-
westelgk deel, onder den naam van Tangoel, als een a&onderlgk
district werd gescheiden. In vroeger tgden wordt, als onderhoorig-
heid van Soerapati's rgk, later als een deel van het omstreeks
1770 door de Compagnie veroverde rgk Balambangan, een land-
schap Poeger vermeld , dat zich merkelgk verder *moet hebben
nitgestrekt '). Op Yalentgns kaart neemt het langs de zuidkust
de geheele ruimte in van den Smèroe tot de baai van Ba^]^
wesi. Het dorp Poeger heeft een fraaie aloen-aloen, aan welker
noordzgde een zeer nette pasanggrahan is gebouwd.Het fortje
dat er in den tgd der Oompagnie werd opgericht, is lang ver-
dwenen. De plaats is niet onbelangrgk voor den inlandachen
handel en de vischvangst, welke voomamelgk gedreven worden
door de oude kolonie van Boegineezen en Mandareezen *) , die hier,
onder hare eigen hoofden, aan het leven en bedrgf der voorouders
is getrouw gebleven. Er bestaat van hier nog al prauwvaart op
Banjoewangi en Bali, met welke gewesten alle rechtstreeksche
gemeenschap over land ontbreekt ; oostwaarts nemen reeds in de
onmiddellgke nabgheid van het dorp de met dicht bosch bedekte
wildernissen een aanvang die zich tot aan de uiterste oostspits
van Java op het schiereiland Balambangan uitstrekken en, met
') Vgl. hierbg D. I, bl. 59 en 106. *) StbL n\ 20.
') Zie D. II, bL 501, en Yalentgn lY. 1. 50. YgL zgne kaart Tan Java.
*) Zie D. II, bl. 522.
Digitized by VjOOQIC
1043
niteondering van zeer enkele punten , nooit door eens menBchen
Toet betreden worden ').
Ten noorden van Poeger verheft zich een op zichzelf staande,
breede, rondgekruinde, nit tertiaire koraalkalk gevormde heuyel,
die €K>enoeng Sading het; hoe dicht ook het gesteente moge zijn,
kan men er de madreporen en andere polypensoorten nog duide-
Igk in herkennen. Hetzelfde kan men zeggen van de stof waaruit
de Gbenoeng Wetangan is opgebouwd , die aan den linkeroever
van de Bedadoeng-rivier oprgst , en door zijne westwaarts vooruit-
springende voorgebergten den vorm van haren mond bepaalt. Aan
de binnenhellingen van dien berg ontspringen eenige kleine beken
met kristalhelder water, die een groote hoeveelheid druipsteen a£set-
ten« Eene dezer beken ontlast zich in een vierkant bekken, dat
tot badplaats is ingericht. Het ligt op het schilderachtig punt
waar de breede rivier, uit de vereeniging van Misini en Bedadoeng
geboren ; door het duinstrand aan haren rechteroever in de afwa-
tering belemmerd en tot voortzetting van haren oostwaartschen
loop gedwongen, maar stuitende tegen den bergwand, zich plot-
seling zuidwaarts wendt en zich met ontstuimige vaart tusschen
het duin en de rots een engen doortocht naar zee breekt ')*
Boven de badkom is een huisje gebouwd en van alle zgden is
sg omringd door woudboomen, in wier schaduw het water zjjne
frischheid bewaart ').
Ik vooronderstel dat wij ons in den drogen moeson te Poeger
bevinden , zoodat wij van ons verblijf aldaar kunnen gebruik maken
om een bezoek te brengen aan het eiland Noesa Baroeng, dat
zuidwestwaarts van den mond der Poeger-rivier , tegenover den
hoek Tandjoeng Pliendoe en den mond der ten westen daarvan
uitwaterende Eali IDjantoeng is gelegen *). In den westmoeson
*) Zie oyer het Bohiereiland Balambangan en de kost vandaar tot j^oeger ,
DL I, bL 36 Y.
*) Zie dit punt broeder beschreven, D. I , bl. 106 , waar r. 21, in plaats van
westtcaartsche, moet verbeterd worden oosttvaartsche. De G. Wetangan , die ald.
bL 105 , Yolgens Junghuhn, op eene hoogte van ongeveer 500 voet is geschat ,
Eon volgens de hypsometrische opgaven in den Regeering8almanak491 meters hoog
sgn. Zulk eene hoogte kan ik niet aannemen, misschien moet 191 gelezen worden.
s) Junghuhn, Java, II. 876—882.
*) In de hoofdtrekken leerden w|j dit eiland reeds kennen D. I, bl. 37. De
66»
Digitized by VjOOQIC
1044
maken de hooge zee en hevige branding op de Poegersche
kast en het in den riviermond opgestuwde water den overtocht,
met de primitieve vaartuigen die men hier te zijner beschik-
king heeft, onmogelijk. De vaartuigen die men het meest te Poeger
ziet, zgn de djoekoengs der visschers, kleine, zeer smalle, uit
één boomstam vervaardigde, aan beide einden spits opioopende
bootjes, die door bamboevlerken, welke aan weerszgden 5 voet
buiten boord uitsteken, in evenwicht worden gehouden. Men
vindt er echter ook koleks, eene soort van prauwen van hoog-
stens 3 m. lengte en 8 m. breedte, toegerust met twee roeren,
die ieder een paar handen en voeten vereischen om in beweging
gebracht te worden; maar deze onhandelbare vaartuigen, waar-
van men zich o. a. bedient om schildpadeieren te gaan zoeken
in de baai van Badjeg wesi, hebben vrg wat meer moeite om
naar buiten te komen dan de gewiekte djoekoengs. Jammer dat
dezen, behalve den roeier, slechts één man kunnen voeren.
Zoolang wjj ons bewegen op den stillen, gladden spiegel der
ondiepe, maar vischrgke Misini, rust ons oog op een rand van
welige rhizophoren, die de lage, vlakke oevers bedekken en
vaak door de rivier onder water gezet worden; zg vormen een
dicht, laaggroeiend woud, dat eenige overeenkomst heeft met
een elzenbosch , en zgn bevolkt door tallooze grgze apen , die zich
hier met mosselen en krabben voeden, terwgl in de rivier zelve kro*
kodillen lang niet zeldzaam zgn. Na de vereeniging met de Beda-
doeng wordt de rivier breeder, maar niet dieper ; men krggt nu het
oog op de kale, dorre zandstrook die haar nog van den Oceaan
scheidt, en die aan de andere zgde, onder donderend geweld , door
de branding gebeukt wordt. Slechts op enkele punten ziet men hier
eenige tropische duinplanten , terwgl de landwaarts gekeerde rivier-
oever met het groen der schoonste wouden getooid is.
nadere bgzonderheden die ik er hier over mededeel , zgn onüeend aan den
controleur P. O. Arende , die in 1880 door de Regeering belast werd met een
onderzoek naar de geschiktheid van dit eiland voor de oprichting Tan kalk-
branderijen, het fokken Tan Tee en de Testiging eener strafkolonie. Daar er
noch kalk, noch weiden, noch drinkwater zgn te Tinden, was de uitkomst
Tan het onderzoek zeer ongunstig. Zie Yerslag Tan een reis naar Noesa
Baroeng, in T. t. L T. L. en Vk. XXVII. 173.
Digitized by VjOOQIC
1045
fToesi BaroeDg, te Poeger gewoonlijk enkel N068& genoemd,
Tertoont zich bij de nadering als een groote rotsklorop, die zich
tot eene hoogte van 20 ^ 25 meters loodrecht en kaal verheft
boven de golven welke zgn voet omspoelen ; dan gaat hg over in nog
altijd zeer steile ; met zwaar bosch bedekte hellingen , die tot onge-
veer 200 meters stggen. Bondom het gansche eiland vormen plot-
seling in zee afdalende ribben twee aan twee een aantal kleine
inhammen van i h i paal diepte, die meestal eindigen in een
strookje wit zand, datóf weder door een stellen rotswand begrensd
18, öf, maar zeldzamer ^ in een smal, zacht oploopend ravgn
overgaat. Daar in het eerste geval de zandstrook bg vloed geheel
onder water wordt gezet, is landen alleen doenlgk waar laatst-
gemelde formatie zich voordoet. De punten dragen den naam
van t an d j o e n g en zijn de nitloopers van bergruggen die nage-
noeg evenwgdig, van noordoost naar zuidwest, over het eiland
loopen; de stukjes strand, die de inlanders pasir heeten, vor-
men de uiteinden der smalle kloven die de ruggen vanéén scheiden.
Elke punt en elke inham dragen namen waaronder zij aan alle
Poegersche visschers bekend zijn. De beste landingsplaatsen vindt
men aan de noordkust, waar, op de pasirs Djeroek, Xamal en
Tjambah, de djoekoengs der visschers, zelfs bg vloed, op hei
droge kunnen getrokken worden. Aan de zuidzijde biedt alleen de
aan een diepen inham gelegen pasir Eandangan een veilige lig-
plaats, maar op deze kust, zoowel als op de west' enoostzgde,
staat altijd eene zoo hevige branding , dat zg zoo goed als onge-
naakbaar is.
De beste landingsplaats is Djeroek , waar ook de eenige water-
put van het eiland gevonden wordt , dien de Chineesche pachter
der vogelnestjes voor eenige jaren heeft laten graven. Ofschoon
het water brak is, wordt het toch door de visschers, die hier
soms verscheiden dagen vertoeven omdat de ontstuimigheid der
zee hun den terugtocht afsnijdt, met graagte gedronken. De
Europeesche reiziger die het eiland wil bezoeken, zal wel doen
hier een pondok door voor uitgezonden inlanders te doen oprichten.
Yan de pasir Djeroek leidt een pad, dat de vogelnestplukkers
volgen om de grotten Darat en Qantong te bereiken, door het zacht
Digitized by VjOOQIC
1046
oploopend ravijn tusschen de raggen Djeroek en Eatima. Dit rargn,
dat aanvankelyk tusschen zeer steile rotsen eene bodembreedte
▼an omstreeks 250 meters beeft, wordt later, waar de wederzgd-
scbe wanden plotseling tot elkander naderen, vernauwd tot eene
sobeor van sleobts enkele meters breedte , waarin de welige plan-
tengroei bet pad vaak onkenbaar maakt. Nog moeilgker is 't bet
recbte spoor te volgen, waar bet pad, nog wat verder, langs de
belling van den oostelgken rug naar boven voert De verwaob-
ting dat men, op de boogte van dien rug gekomen, een vrij nit-
ziobt over bet eiland genieten zal, wordt wreed bedrogen; men
ziet niets dan andere raggen van gelyke boogte, maar nog stei-
ler en ruwer dan die waarop men zicb bevindt. Wg vinden na
ecbter gelegenbeid om langzaam zuidwaarts af te dalen , en bereiken
alsdan bet meertje Tel&g& Djeroek, eene tusscben drie bergruggen
geknelde kom van 15 meters doorsnede, waarin zicb eenig regen-
water verzamelt. In bet gebeel bevat bet eiland vier zulke meertjes,
waarvan bet grootste, de Tel&g& Gempol, ten zuiden van pasir
Tjambab; zelfs in den drogen tgd eenig water beboudL
Langs een der ruggen voortgaande, komt men aan een punt
waar de kloof zicb splitst Gaat men westwaarts, dan bereikt men
de zuidkust bg eene 120 meters booge, loodrecbte rots^ aan
wier voet zicb de grot Gantong bevindt; kiest men den weg
oostwaarts, dan komt men, door de steenacbtige bedding vaneen
waterloop afdalende en met bet kreupelbout worstelende, op de
insgelgks aan de zuidkust uitkomende pasir Darat Zg bestaat
uit glinsterend wit, grof en scberp zand^ en de aan weerszijden
der baai oprgzende rotsen zijn tot aanzienljjke boogte kaal en
slecbts door eenige pandanstruiken gekroond. Hoogst indrukwek-
kend is bier bet gezicbt op de branding, die den reiziger de vol-
komen overtuiging scbenkt, dat bqt onmogelgk zijn zou bet eiland
aan deze zijde te naderen. In den oostelgken rotswand ziet men
de monding van de grot Darat, die, zooals ook bij vele andere
vogelnestgrotten aan Java's zuidkust bet geval is , bg vloed onder
water staat, zoodat de plukkers, baar bij ebbe binnengaande,
moeten zorgen vóór bet opkomen van den vloed bun oogst in vei-
ligheid te hebben. Om in de grot te komen , klauteren de plukkers
Digitized by VjOOQIC
1047
aan de landzgde langs een der steile ruggen tot vlak boven haren
ingang; maken dan een rotantoaw van ongeveer 60 vademen ,
dat zij van Poeger medebrengen , aan een boom of rotspunt
vast en laten zich aan dat touw naar beneden tot vóór de opening,
waarna zg zich met groote behendigheid naar binnen zwaaien.
Er zijn in het geheel op het eiland vgf vogelnestklippen^ die
ten behoeve van den pachter door een mandoer en zgn helper
geplukt worden; de opbrengst is dikwgls zeer onbeduidend. De
paden waarlangs die van Laïndi en Lobang baroe bereikt worden ,
zgn nog moeielgker dan het beschrevene, die van Pekaraan op
de Oostkust wordt gemakkelgker genaderd. Men landt daartoe op
de pasir Kamal, oostwaarts van Djeroek, en vindt vandaar een
pad dat door dicht struikgewas voert naar de pasir PekaraSn.,
aan de zuidzgde begrensd door de donkere, vooroverhangende
massa van Tandjoeng Tolé , en aan de noordzijde door Tandjoeng
Soepit, waarvan een kolossaal rotsbrok schijnt afgescheurd om
een a&onderbjk eilandje te vormen. Yan de pasir is de vogel-
nestgrot duidelgk zichtbaar.
Noesa Baroeng is rgk aan goede houtsoorten en biedt eenige
merkwaardige diervormen. De berichten omtrent het menigvul*-
dig voorkomen van herten schgnen overdreven. Gebrek aan goed
drinkwater maakt het eiland voor elke big vende vestiging ongeschikt.
Naar Poeger terugkeerende vinden wij gelegenheid de over-
eenkomst op te merken die de Goenoeng Wetangan in vorm,
samenstelling en richting met Noesa Baroeng vertoont, en die
het vermoeden opwekt, dat dit laatste een overblijfsel is van
een gedeeltelijk door het geweld der wateren verbrgzelden rand
van opgeheven koraalrots, die eenmaal ook de vlakten van Poeger
en Loemadjang omzoomde en den Wetangan met het zich thans
onder de ribben van den Smèroe en in de zee verliezende Zuider-
gebergte verbond.
Wg hebben nog eenmaal een blik gewaagd op hetgrootsche,
maar sombere en huiveringwekkende gebied der Batoe Loro
Eidoel; thans wenden wg ons daarvan af om den weg in te
slaan die van Poeger in noordoostelgke richting naar het 31 palen
verwgderde Djember voert. Die weg volgt in het algemeen de
Digitized by VjOOQIC
1048
richtiDg yan de Bedadoeng, welke in hare kronkelingen het dichtst
tot hem nadert bg de desa R&w&Tantoe, 12 palen aan deze zgde
yan Djember. Yan Poeger af gaat de weg over de uiterst zacht
oprijzende vlakte , door streken die nog lang niet overal beboawd
zijn I maar toch in cultuur en bevolking toenemen ^ zoodat de
wildernis meer en meer door ontbloote plekken wordt afgewisseld.
Yier palen voorbij R&W& Tantoe gaat een zijweg westwaarts naar
de districtshoofdplaats Tangoel, en nog ruim een paal verder
komt men te Rambi, gelegen aan den zuidelgken voet van het
Jang-gebergte , dat zich van hier recht in het noorden in zgne
breedste ontwikkeling toont. Daar Bambi het beste punt van
uitgang is voor hen die dit gebergte willen bezoeken , zullen wg
hier voor het oogenblik de reis naar Djember staken, om ze te
vervolgen nadat wg met een der merkwaardigste bergstelsels
van Java hebben kennis gemaakt.
Zien wg eerst hoe het gebergte zich voordoet , wanneer het
van Bambi of den slechts eenige minuten verder gelegen post
Sjeboeng wordt gadegeslagen.
De bergmassa die onder den naam van Jang of Ajang bekend
i^, doet zich vanhier, en van ieder punt waar ze niet gezien
wordt in de richting harer lengteas, niet voor als een enkele
kegelberg, maar als een tamelijk lange bergketen, welker leng-
teas, dwars op die van Java gericht, van het zuidwesten naar
het noordoosten loopt Achter die keten verheft zich in het noord-
noordwesten een hooge top^diegetuigenisgeeft van het aanwezen
eener tweede keten, achter de eerste in dezelfde richting voort-
loopende. Wij kunnen deze meer noordelgke keten de Arg-^poeri-
keten noemen, omdat zij zich in gemelden top, die den naam
van Goenoeng Arg&poerll draagt , en tevens de hoogste spits van
het geheele gebergte is, het hoogst verheft. De jongste metin-
gen, verricht door de ambtenaren van den geographischen dienst ,
kennen aan den Arg&poerIL eene hoogte toe van 3086 m. De
hoogste oostelijke toppen , de G. Pingkang en de G. Bingging, ziet
men van Bambi in het noord-noordoosten. Al wat men van het
gebergte ontwaart is bekleed met een dichten, somberen woud-
mantel , die van de kruin langs de hellingen en tot ver over de
Digitized by VjOOQIC
1049
▼lakten aan zijn voet afhangt en nog slechts weinig door de
vorderingen der onltuar geschonden is.
Tot October 1844 was het Jang-gebergte door geen Europeaan
bezochty en wist men zelfs niet of ooit inlanders tot zijne hoogten
waren opgestegen. „Is het éénebergketenof bestaat hg uit onder-
scbeidene ketenen P Uit welke steensoorten is hij gevormd P Welke
terreinvormen worden gevonden tussohen die toppen en ketens j
die zich mijlen ver uitstrekken P Worden er kloven, kraters of
plateaus aangetroffen P Welke planten tooien zijne hoogdalenP Wor-
den er sporen gevonden van voormalige bewoners dezer streken P
Hoe hoog rijzen die nokken opwaarts P'' Ziedaar eenige der vragen
die zich bij het beschouwen van dit gebergte aian den geestvan
Junghuhn opdrongen, en hem noopten zgne krachten aan de
beklimming te beproeven. De controleur te B2nd&w&s&, de heer
Ch. Bosch, wenschte aan den tocht deel te nemen; toen het
plan gemaakt en de meeste toebereidselen getroffen waren , werd
Junghuhn door eene ongesteldheid aangetast, die hem eenige
dagen terughield. De Heer Bosch, het wachten moede, besloot
den tocht alleen te ondernemen en vertrok van Djember den
238teii Oct., vergezeld door den R&ngg& van B&ndlLw&B&. Na zes
dagen was er nog geen bericht van hem ontvangen. Junghuhn,
ongerust geworden, durfde niet langer verwijlen en vertrok den
SOsten naar Rambi, om vandaar de bestgging aan te vangen. De
reizigers troffen elkander niet; beide bereikten den Arg&poer&,
doch de heer Bosch, schaars van levensmiddelen voorzien, besloot
zyn tocht door het gebergte in noordelijke richting voort te zet-
ten, in de hoop van op die wijze spoediger bewoonde streken
te zullen vinden. Hem noodigden de schoone velden van Wringin
en B&nd&w&s&, die hij aan zijne voeten zag liggen. Op vele hoog-
ten van den bergrug die zich van den Arg&poer& noordwaarts uit-
strekt in de richting van Besoeki, vond hij in langwerpige , vier-
kante steenhoopen de overblijfselen van oude graven. Den weg nu
klimmend dan dalend vervolgende , had hij het eigenlijke hoogland,
waarover straks, achter den rug, toen hem door een snel opkomen-
den nevel het uitzicht geheel werd benomen. Hierdoor ontbrak hem
het beste middel om in het berglabyrinth zijn weg te vinden , en van
Digitized by VjOOQIC
1050
tijd tot tijd geplaatst voor een diep ravgn, langs welks steilen
wand het onmogelijk was af te dalen , raakte hg het spoor geheel
bijster en week naar het westen af, in plaats van zich boo-
yeel mogelijk naar het oosten te richten. Zware regens maakten
den bodem onbegaanbaar en deden de stroomen zoodanig zwellen,
dat het gevaarlgk was hunnen loop te Tolgen. De levensmiddelen
waren geheel opgeteerd; de geweren weigerden, zoodat het middel
was afgesneden om door jagen den kost te vinden; ook werd het
onmogelgk vuren te ontsteken, en koude en regen deden de
arme inlanders klappertanden en joegen hun de koorts op het lg&
Den 27Bton waren de reizigers twee dagen zonder eenig voedsel
geweest, den 28sten, op welken dag een waterval hen tot een
groeten omweg bergopwaarts noodzaakte, bestond hun voedsel
uit de toppen van twee pinangpalmen. De inlanders hadden allen
moed, alle geestkracht verloren, de B&ngg& was meer dood dan
levend, toen te één ure de reizigers, eene uitgestrekte vlakte voor
zich ziende, van een waterrgke kali doorstroomd, zich vaneene
buitengewoon steile hoogte eenige honderden voeten lieten afghj-
den. Beneden gekomen zagen zij drie mannen in de beek visschen.
Nu maakte de verslagenheid plaats voor eene hartstochtelgke
vreugde. De reizigers vernamen dat zij nog drie uren verwijderd
waren van het naaste bewoonde punt, de doekoe Doeren, behoorende
tot de desa Peté, in het Probolinggosche district Païton. Deze
rampspoedige tocht gaf natuurlgk geene gunstige gelegenheid
voor waarnemingen; en heeft dus onze kennisvan hetnoordelgk
gedeelte van het Jang-gebergte niet zooveel verrgkt als wensche-
Igk ware geweest ').
Gelukkiger was de reis van Junghuhn. Over twee kleine
beken kwam hij van Bambi in een uur tgds te Eemoening
kidoel, een half uur later te Eemoening lor. Van dit punt af
vond hij op den ganschen weg geen spoor van bebouwing. Nog
een half uur bracht hem aan het punt waar de berg zich steiler
begint te verheffen. Te paard ging hg omhoog, eerst door een
1) Zie over de reis Tan den heer Bosch Jonghnhn, Jaya, IL 1099—1102;
Zollinger in T. ▼. N. I. , TUI. 1. 161 v. ; Bosch in T. v. I. T. L. en Yk.
VI. 492-494.
Digitized by VjOOQIC
1051
bamboewildernis , vervolgens door hoog woadgeboomte , toen een
hevig onweder, gepaard met regens die in stroomen nederplas-
ten, hem noodzaakte af te stggen en den weg te voet te ver«
volgen. Soms tot de knieën door de modder wadende, bereikte
hg eene plaats in het woud waar kort te voren eenige hutten
waren opgericht, en die de inlanders Pondok Ampel noemden. Na
twee uren rust vervolgde hij den tocht bergopwaarts , steeds in den
regen , die echter thans minder hevig was. De helling werd gedurig
steiler^ de weg ging over een smal toeloopende bergrib , waaraan
hg ten laatste een kleinen voorsprong vond , met eene wat betere
hut; die ook weinige dagen te voren was opgeslagen en den
naam van Fondok Pakis pamor had gekregen. Hier besloot Jung-
huhn den nacht door te brengen, en toen het des avonds hel-
derder werd, bespeurde hg dat de rib waarop hg zich bevond,
den oost-zuidoostelijken rand vormde van een diepe en wijde
bergkloof, met onafgebroken woud gevuld, waardoor zich de
Kali Pitj&r& een weg baant om zich beneden met de Bedadoeng
te vereenigen. De rib of keten aan de overzgde was hooger dan
die waarop hg zich bevond , hcuur binnenrand steeg ter hoogte van
ongeveer 230 meters steil uit de kloof opwaarts. Naar boven
loopt deze rib uit in een tamelijk scherpen hoek, dien de Java-
nen Goenoeng Pingkang noemden; de rib waarop Junghuhn
voortschreed, eindigde in den Tjem&r& Kendeng.
In den vroegen morgen van den 31»^^ October werd de tocht
voortgezet. Nu vertoonden zich meer en meer eiken en boomachtige
araliaoeeën. De bodem , met een vruchtbare aardlaag gedekt, voedde
een dicht weefsel van Gleichenia's en andere varens, dat den
voortgang allermoeielgkst maakte. In steeds toenemend aantal meng-
den zich de tjem&r&'s onder de eiken. Op den top van den 2160
meters hoogen Tjem&r& Eendeng bestond het woud alleen uit
oude exemplaren dezer boomsoort, verstrooid over een bodem
die met welig gras was begroeid.
Heeft de Tjem&r& Eendeng aan de buitenzijde eene gewone
glooiende helling, naar binnen daalt hij steil, gedeeltelijk zelfs
loodrecht in de kloof neder, die ook om zijne noordzijde kring-
vormig heenloopt, terwijl zich aan den overkant de drie toppen
Digitized by VjOOQIC
1052
van den Pingkang verheffen, welke zioh oost-en ooBt-zuidooatwaarta
voortzetten in een keten die in den hoektop Goenoeng Ringging
eindigt. Yoorbij dezen top verliest zich de afdalende kloof in de
oostelijke helling van de bergmassa.
Intussohen is tusschen den noordervoet van den TjemSlr& Eendeng
en den zuider- van den tweeden Pingkang-top, waar de kloof haar
hoogste punt bereikt, een soort van nataurlgke brug gevormd
door een smal en niet zeer hoog dwarsjuk, dat de waterscheiding
uitmaakt tusschen de Eali Pitj&r& en eene oostwaarts afvloeiende
beek, die hare wateren aan de Eali Sampéjan toevoert. Die d wars-
dam scheen Junghnhn de beste gelegenheid te bieden om den
Pingkang te bereiken. Wel lag de dam diep beneden hem en maakten
slechts de casuarinen die zich overal in de kleine voorsprongen
van den stellen wand des Tjem&rI's hadden geworteld , het moge-
Igk, maar onder gedurig levensgevaar, dien zonder behulp van
ladders te bereiken; doch die zwarigheden schrikten hem niet
af. Het bleek echter dat de smalle, scherpe, sterk getande kam
van het dwarsjuk een alles behalve veilig en gemakkelgk pad
opleverde, en dat men zich ook hier slechts door de hulp der
twggen en wortels van het alles bedekkende geboomte kon
staande houden. Gelukkig verloor zich de dam, naarmate de
overzgde werd genaderd, meer en meer in de dalkloof , waardoor
het Junghuhn vergund werd zijn weg in meer zuidwaartscbe
richting door de kloof zelve voort te zetten en zgne bamboepgpen
met het water der Pitj&r& te vullen. De opstgging uit de kloof
naar de Pingkang-keten leverde vrij wat minder bezwaar op
dan hij zich had voorgesteld. Aanvankelijk was de helling steil ,
maar weldra ging zg over in eene grasvlakte, die met geringe
helling oprees. Eene reeks van zulke zachtglooiende plateaux,
terrasvormig boven elkander gelegen, en als zoovele trappen
naar het hoogste deel van het Jang-gebergte , de westelijke keten
met den Argltpoer&, vormende, bracht den reiziger te midden
van regen en nevel al verder en verder. Hij bevond zich lang eer
hij het vermoedde op het Hoogland van den Jang, dat de geheele
ruimte tusschen den Pingkang en den Arg^poeriL beslaat; hg
erkende dat de Pingkang-keten, die zich uit de kloof als een
Digitized by VjOOQIC
1053
steil gebergte had voorgedaan^ niets anders was dan de rand ?an
het plateau y en zag den eersten en hoogsten top op den rand,
dien hg bij het opstijgen rechts had laten liggen , reeds ver achter
zich verrijzen. Men kan het zich nauwelijks anders voorstellen,
dan dat bg zijne misrekening een optisch bedrog in het spel
is geweest.
De uitgestrekte grasvlakten waarover nu zgn weg liep , waren
bedekt met poa-soorten en festuca nubigena , waarover afzonderlijk
staande casuarinen, boschjes van eikeboomen, beddingen van hooge
varenkruiden verstrooid lagen. Zij^ vormden als het ware een natuur-
lijk park , een hertenkamp van de grootste afmetingen en bevolkt
door vele duizenden herten , die zich overal in troepen van ettelijke
honderden vertoonden. En om de illusie nog te vermeerderen
vlogen telkens pauwen voor zijne voeten op. Waar is het echter,
dat daarnevens ook talrijke uitwerpselen en soms zeer versche
sporen van tijgers gevonden werden. Die dieren komen elders
op Java, evenmin als de pauwen, op zulk eene hoogte voor.
Misschien zijn de tijgers hierheen gelokt door de gelegenheid om
zich met keur van herten vleesch te voeden, en men weet dat,
naar het volksgeloof der Javanen, de pauw steeds den tgger
vergezelt ').
Ten laatste was een vlakke bergwrong bereikt, die het noord-
westelijk uiteinde van dit trapswgze rgzende hoogland vormt.
Junghuhn bracht den nacht door in een kleine vallei , die dezen
wrong scheidt van den zuidelijken voet van een bergrug, welke
van hier naar het noordwesten omloopt en door het westen
heen een halven kring beschrjjfl;, om in het zuidwesten te eindigen.
In dien kring^ maar daaruit oostwaarts vooruittredende als een hoog
schiereiland door een graszee omgeven, verheft zich de Arg&*
poer&, dien Junghuhn recht in het westen voor zich had. Doch
hg was daarvan gescheiden door eene zoo diepe en steile kloof,
— hij noemde haar het Hertendal, — dat hg het geraden achtte
niet rechtstreeks naar het westen voort te gaan, maar den weg
meer noordwaarts te nemen, om door het kleine dal heen in de
') Zie D. I, bL 241.
Digitized by VjOOQIC
1054
grasTlakie te komen die den kringvormigen bergrug van d^
Arg&poer& scheidt en , deze doorsnijdende , yervolgens den bergrag
te bestggen en te volgen tot aan het punt waar hg met den
Arg&poer& samenhangt. Hg vond die grasvlakte, later doorZol-
linger Tegalan Arg&poer& gedoopt, sterk begroeid met versprdde
tjem&r&'s, doorsneden door beken, bevolkt door herten, in alles
het verkleinde evenbeeld der grasvlakte die hg den dag te
voren had doortogen, behalve dat hier eene menigte groote,
swartaohtige, doorgaans onregelmatige traohietblokken op den
bodem verspreid lagen. In deze vlakte werd ook de ruïne van
een vierkant gebouwtje gezien; zg was reeds ontdekt door den
heer Bosch, die in de nabgheid ook een 3 meters diepen put
met steenen. wanden en een horizontale verlenging in de diepte
had gevonden. Dit spoor van menschelgken arbeid was verras-
send genoeg; het was de voorbode van grootere verrassingen.
De bergrug verheft zich uit deze vlakte met platte, boven
elkander rgzende voorsprongen, die de bestijging gemakkelijk
maakten. Hg vormt geen smallen kam, maar is breed en vlak
en heeft ook aan de buitenzijde geheel gelgksoortige voor-
sprongen , terwgl hg in de nabgheid van den Arg&poer&-top zelfs
in een zacht glooiend, met gras bedekt plateau overgaat. Maar
alvorens dit plateau te bereiken nam Junghuhn een wending
zuidwaarts, steeg in de grasvlakte af en beklom aan hare over-
zijde met weinig moeite de vlakke hoogte die hem als deArg&-
poer&-top was aangewezen, en die hg tot zgne uiterste verbazing
met een krater doorboord en met ruïnen bedekt vond.
De krater ligt aan de oostzijde van het kleine bergplat.en
doorboort het in den vorm eener kegelvormige kolk. Loodrecht
storten zich zijne naakte wanden beneden waarts , ofschoon op
eene enkele plaats het afdalen daarin niet onmogelijk schgnt
De tgd dat deze duistere afgrond verwoesting braakte, is lang
voorbg ; echter vindt men aan de noordoostzgde van het plat
nog rockende solfatara's. De ruïnen beslaan op dit plat eene
aanzienlgke ruimte; zg zgn zelfs vermengd met de melkwit
gekleurde puinhoopen eener uitgedoofde solfatara. Waarschijn-
Igk zgn hier in den Hindoetgd, lang nadat de kraterketel was
Digitized by VjOOQIC
1055
nitgeblusolit, één of meer tjasdiU met hunne bijgebouwen opge-
richt, die door een yemieuwde doorbraak van zwavelaohtige
gassen omvergeworpen zijn , terwijl de steenen , onder den invloed
der zure dampen, verweerden en verbleekten. De hooge ouder-
dom dezer ruïnen laat zioh berekenen naar het dichte bekleedsel
van mos en gras en de zware stammen der Yacciniums en
andere Alpenstruiken die tusschen de steenen wortel schoten.
Aan eenige goetji's of groote, uit klei gebakken en verglaasde
aarden potten, die hier, gedeeltelijk nog in goeden staat, inde
aarde ingegraven werden gevonden, ontleende Junghuhn voor
dit bergplat den naam van Goenoeng Goetji, om het van den
Arg&poer& in den engsten zin te onderBcheiden.
Want nog hebben wij het hoogste punt niet bereikt; aan de
oostzgde der kraterkolk wordt de cirkelronde vlakte die haar
omgeeft, afgebroken, en rijst de rand des kraters op tot een
kleinen bergrug, die aan de noord- en zuidzijde in het kringvor-
mige plat afdaalt, maar aan de oostzijde met eene door verschei-
dene zacht oploopende voorsprongen gekenmerkte helling de
westzgde van het Hertendal vormt. De dus gevormde top ver-
heft zich ruim 15 meters boven den G. Goetji, en is blgkbaar
het hoogste punt van het Jang-gebergte. De kruin is plat, maar
de kleine vlakte heeft in hare grootste doorsnede nog geen 10
meters. Die vlakte is in kleine vierkante kamers a^edeeld, die
tot op eenige diepte in den bodem zgn ingegraven en die ten deele
door muren van vier k vgf voet hoogte omringd zgn. Ook aan de zui-
delijke en oostelijke hellingen van den kleinen bergtop rgzen zulke
ommuurde ruimten terrasvormig boven elkander. Wij hebben hier
de hoogstgelegen ruïne van geheel Java aanschouwd ').
Ziedaar, zoo kort mogelgk samengevat, de voornaamste waar-
nemingen door Junghuhn gedaan in het zoo aantrekkelijk en toch
zoo verwaarloosd gebergte, even merkwaardig uit arohaeologisch
en zoölogisch, als uit geologisch oogpunt. In Juni 1845 werd het
gebergte nogmaals bezocht door den onvermoeiden heer Bosch , dit-
maal vergezeld door den natuuronderzoeker ZoUinger. Van Maës-
san , het hoofddorp van het district Penangoengan, uitgaande, beste-
') Jnnglmlin, Java IL 1066—1086.
Digitized by VjOOQIC
1056
gen zg den Goenoeng Erintjing, welks top ongereer gevonden
wordt in het snijpunt van twee lijnen , die van den Gt. Bingg^ng
recht noordwaarts, van den Arg&poer& reoht oostwaarts getrek-
ken worden, — misschien iets verder naar het oosten. De weg
van de oostzijde naar boven is niet zeer moeielgk; zelden noopte
zgne steilte de reizigers tot afstggen. De vegetatie, krachtig
tot den top, bood niets belang wekkends ; de bamboegordel ging
onmiddellgk in het oasaarinen«woud over. Een weinig boven de
helft der hoogte gaat de weg over een smallen kam, met diepe
afronden aan weerszijden. In beide stort zich eene beek in de
diepte en vormt een hoogen waterval , die als een zilveren streep
door de groen gevinde bladeren der varens trekt welke den bergrand
bekleeden. Het is een tooneel zooals men in Noorwegen aan-
schouwt, wanneer men uit het N&rodal langs een in zigzag aange-
legden weg de steile helling van den Stalheimsklev beklimt De
top vormt een langen en zacht hellenden rug; maar niet zonder
ontzetting kan men vandaar nederzien in de diepe , woeste kloof^
die den berg aan de west* en zuidzijde van de overige doelen van
het Jang-gebergte scheidt Toch moest die afrond worden door-
getrokken. Meer dan 600 meters moesten, langs uit trachietlagen
gevormde, dikwijls kale, elders met schoone gnaphaliën en ophe-
lia's bekleede wanden , hier en daar met levensgevaar, a%elegd wor-
den, eer de diepte bereikt was. Aan de andere zgde der kloof waren
weder, gelukkig met minder moeite, eene menigte in verschil-
lende richtingen loopende, meest van west naar oost afdalende
ruggen te overklimmen, met gras, met tjem&r&'s, met varens
bekleed, door kudden van honderden herten bevolkt, en a%e-
wisseld door eene grasvlakte van een paal lengte en een halven
paal breedte, maar die aan alle zgden hare armen tosschen de
haar omgevende bergruggen uitzendt. Men herkent hier, bij al het
verschil van voorstelling met Junghuhn, gemakkelijk het Hoog-
land van den Jang. Aan de zooeven genoemde vlakte gaf Zollin»
ger den naam van Tegalan Deloewang, omdat daarop de Kali
Deloewang ontspringt, die later, tusschen de noordelgke ribben
van den Jang afvloeiende, zich dicht bg Besoeki in zee stort.
Aan deze rivier ligt, op de noordelgke helling van het Jang-ge-
Digitized by VjOOQIC
1057
bergte, de desa Taman Eorsi^ vanwaar, yolgens den heer Bosch '),
gemakkelijk een weg naar het Hoogland zou te banen zgn.
Omtrent den Arg&poer& leeren wij nit het bericht dezer reizi-
gers niet yeel nieuws. Niet alles stemt volkomen met Junghuhn^s
bericht overeen , maar vermoedelgk zijn dit schynstrijdigheden ,
die zich bg nauwkeuriger onderzoek zouden oplossen >)*
Maar van zulk nader onderzoek is mg niets bekend. Met 1 845
houden de toegankelgke berichten op, waaraan de kennis van dit
gebergte kan ontleend worden. Zonder twgfel kent men het thans
beter en zal de topographische kaart van Besoeki, als zg een-
maal verschenen is, het beter in het licht stellen; maar van
schriftelgke mededeeling hunner ontdekkingen hebben ons de
ambtenaren van den geographisohen dienst op betreurenswaardige
wijze verstoken gelaten.
Aan de lagere westhelling van den bergrug waaruit deArgl-
poer& oprgst en die ik met Junghuhn ') de Arg&poer&-keten noem ,
zeer nabg de grens van Probolinggo en vier & vgf palen ten
oosten van het reeds vroeger *) vermelde pad dat van Erak-
sa&n over den zadel tusschen het Jang-gebergte en den Lamongan
naar Tangoel voert ^ worden eenige overblijfselen der oudheid
aangetroffen, die onder den naam van Kedaton bekend zgn. Of
het mogelijk is van den top van den Arg&poer& derwaarts af
te dalen, kan ik niet met zekerheid zeggen. Ik vertrouw ech-
ter dit te mogen aannemen, daar de kaarten eene eenigermate
in die richting afdalende beekkloof aanwijzen, waardoor het
water van de Tegalan Arg&poer& en van het Hertendal wordt
afgevoerd ; zg wordt op Junghuhn^s kaart Kali Mendjangan, d. i.
Hertenrivier, genoemd, welken naam het zeker niet te gewaagd
zal zijn met dien in verband te brengen, welken deze reiziger
aan het dal heeft gegeven. Ook komt het mg waarschgnlijk voor dat •
er eenmaal tusschen de gebouwen van Kedaton en die op den top
van den Arg&poer& wel eenig verband zal hebben bestaan. Ik noodig
daarom mgne lezers om de aangeduide richting te volgen, ten einde
in het district Tangoel te komen en zgn hoofddorp te bezoeken;
') T. v. I. T. Ld. en Yk. YI. 494.
^) ZoUinger in T. v. N. L , VÜI. 1. 1 63— 1 73. ») Java , II. 1 079. *) Bk. 1 028 .
67
Digitized by VjOOQIC
1058
Yoor 008 althans is geen gevaar daaraan verbonden. De raïne
van Eedaton, reeds vroeger vermeld *), draagt links van de
trap een viertal in een vierkante Igst tussohen tvree rosetten
geplaatste cijfers, waarait, volgens Friedrioh, het jaartal 1251 of
1281 is te lezen. In den omtrek vindt men op vele plaatsen
figuren in mensohelgke gestalte uitgebeiteld. De ruïnen verdienen
een nader onderzoek en eene opzettelgke vergelgking met die
van Tjandi Penataran, daar zg, indien de , op beide voorkomende
cijfers met juistheid zijn verklaard, uit hetzelfde tgdvak stam-
men ^). Eene andere merkwaardigheid dezer streek zgn eenige
kleine meren, Tel&g& Wiar, Tel&g& Bang en Tel&g& Arg&, die
hier aan den oosteljjken voet van den Lamongan liggen, en dus
een schakel vormen in de keten van meren die dezen vulkaan
van alle zijden omringen, en waarvan die aan de Probolinggosohe
zgde reeds vroeger zgn vermeld '). De desa het dichtst bg de
ruïne van Eedaton gelegen, heet Andong biroe; een paar palen
westwaarts vandaar ligt Andong Sari, waar wg op het bedoelde
pad komen, dat ons om den westelgken en zuidwestelgken
voet van het Jang-gebergte naar Tangoel leidt. Wg kunnen
op dien weg de vorderingen der cultuur en de toeneming der
bevolking gadeslaan ^ die zonder twijfel de oorzaak zgn, waarom
het district Tangoel van Poeger werd a%e8cheiden. Onderschei-
den perceelen, zooals Elatahan, Goreng redj&, Bandjar baroe,
Bandjar Sari, Moemboel, zgn hier ten behoeve der tabakscul-
tuur in erfpacht uitgegeven. Ook in de uitbreiding van de Gou-
vernements-koffiecultuur , die in de laatste jaren in deze resi-
dentie zoo belangrgk is geworden, hebben de Jang-hellingen
ongetwgfeld gedeeld.
Twaalf palen van Tangoel, in oostelgke richting a%elegd, bren-
ggen ons terug op den weg naar Djember, waaraan 2 palen verder
Djeboeng en nog 6 palen verder genoemd hoofddorp zelf gelegen is.
Djember ligt aan een zgtak der Slali Bedadoeng; de beek,
die over vulkanische rolsteenen van verschillende soort van den
Jaog afstroomt, heeft aan de linkerzgde een hooger rgzenden
oever, waarop de keurig nette pasanggrahan , die van hout op
*) D. II, bl. 117. >) VgL D. n, bl. 107. ») Boven, bl. 1086.
Digitized by VjOOQIC
1059
een terras is opgericht, liefelgk is gelegen. Zoowel in de vlakte
die Djember nog van den zuidwestelgken voet der bergmassa
scheidt y als langs hare hellingen opwaarts^ rust het oog op lom-
merrgke wouden. Maar terwgl de waringins op de aloen-aloeUi
die aan de pasanggrahan grenst, het bewgs leveren dat de
plaats nog van jeugdigen oorsprong is , hebben ook in dit district
bevolking en cultuur zich in de laatste jaren aanzienlgk ver*
meerderd. De koffietuinen zijn uitgebreid en de tabakscultuur
wordt gedreven zoowel op de in erfpacht uitgegeven landen
Soek&redjS, Adjoeng en Moektisari, als op ondernemingen^ te
Bambi en Djember gevestigd , die op vrijmllige overeenkomsten
met de bevolking berusten. Die bevolking bestaat hier overal
schier uitsluitend uit Madoereezen , wier aantal tot dat der Java-
nen in geheel B^nd&w&s& minstens staat als 5 : 1. Ongaarne
hebben beide natiën omgang met elkander; de Javanen schuwen
de Madoereezen zoozeer, dat wanneer zich personen van de laatste
natie in eene door Javanen bewoonde desa nederzetten, dezen
meestal wegtrekken om zich verder zuidwaarts in de wildernis eene
nieuwe woonplaats te zoeken. Uit de wijze waarop Madoereezen en
Javanen hunne sawahs bewerken, blijkt al aanstonds de meerdere
geest- en werkkracht der eersten boven de laatsten. Ruwer en
minder onderworpen dan de Javaan, vereischt de Madoerees een
strenge, maar vooral eene stipt rechtvaardige behandeling. De geest
der bevolking bleek duidelgk toen in de jaren 1847 en 1848
vele Madoereezen (men zegt wel 10,000 zielen) uit Besoeki weder
naar Madoera uitweken, omdat zg niet wilden geprest worden
voor de schaars beloonde diensten aan de maritieme werken en
vereterkingen te Soerabaja en dan nog door hen zelven betaalde
plaatsvervangers voor de heerediensten stellen. Ofschoon wel
eens plannen geopperd zgn om ook in Besoeki , ten behoeve der
gouvernements-cultures , het gemeentelijk landbezit in te voeren,
heeft men het echter hier nooit gewaagd aan het individueel en
erfelgk bezit der Madoereezen de hand te slaan, en is het tot
algemeene tevredenheid der bevolking^ die waarlijk in dit opzicht
geene verandering begeert, veel beter nog dan in Probolinggo
tegen alle inbreuken bewaard gebleven. De Madoereezen zgn
67*
Digitized by VjOOQIC
1060
slimmer dan de Javanen, hebben meer handelsgeest ea weten
beter de vermeerdering hnnner welvaart door spaarsaamheid te
behartigen ^).
Van Djember naar RedjSj»& bedraagt de afstand 21 palen; hier
splitst zioh de weg en gaat recht door over Djeleboek en Soe*
ger lor , en links af over Soek&w&n& en Soek&kert& naar Maessan.
Beide wegen voeren door het district Soek&kert&, waarvan Boe*
k&w^& het hoofddorp is. Van Djember af begint het terrein
waarover zg loopen, met zachte glooiing naar het noord-noord-
oosten te rgzen; het bereikt zgne grootste hoogte , van ongeveer
330 meters, een weinig ten noorden van Djeleboek. Van dit
punt af wordt het terrein golvend; de westelgke weg gaat over
de ribben die van den Jang nitatralen op en neder; die ribben
strekken zioh nog oostwaarts van dien weg, maar steeds lager
dalende, uit, tot zij die van den hoogen kegelberg Ooenoeng
Baoen ontmoeten, zoodat ook hier weder een breede, vlakke
tusschenzadel gevormd wordt. Die zadel is op zgne pashoogte
minstens 80 meters lager dan het zoo even vermelde hoogste
punt van den weg; nochtans vormt hg de waterscheiding tos-
sohen het gebied van de Eali Bedadoeng en Kali Majang ten
zuiden en de Eali Sampéjan ten noorden. Naar beide zgden zacht
afbellende, doet dit tussohenland zich aan het oog voor als
eene vlakte waarin overblgfiBolen van het voormalige woud afwis-
selen met uitmuntend onderhouden koffietuinen, door dadapboo-
men beschaduwd , met bebouwde velden , die de allengs talrgker
wordende dorpen omringen , en met den tabaksaanplant der op
contract met de bevolking berustende ondernemingen , die naar
Djeleboek, Soek&w&n& en Soek&kerti worden genoemd. Yoorb^
Soeger lor trekken honderden van heuvelen op het benedenste
gedeelte van den voet des Jangs de aandacht Zij zgn rond van
gedaante, van 6 tot 16 meters hoog, en vormen over een
groote uitgestrektheid een waren doolhof, daar zg, deels geïso-
leerd, deels onderling verbonden, zonder eenige regelmaat door
elkander liggen. De eenige vegetatie op die heuvelen bestaat in
>) YgL hier T. y. N. L 1849, U. 860, 1859, L 450; Indische Gids 1880,
n, bl. 680; Bosob in T. y. I. T. Ld. en Yk. YI, bl. 489—491.
Digitized by VjOOQIC
1061
gras. EyenalB de geheel gelijksoortige heayelen die wij aan den
Toet yan den (ïaloenggoeng en den Soembing opmerkten '), bestaan
zij nit ynlkanische puinbrokken, de nitwerpselen yan den yoor-
maligen ynnrberg *).
Maessan is tegenwoordig het hoofddorp yan het district Penang-
oengan, dat zich oyer de hellingen en den yoet yan den Ring-
ging en Erintjing uitbreidt. De afstand yan Redj&s& bedraagt
11 palen, 9 zgn nog yandaar af te leggen tot de hoofdplaats
BSnd&w&sL Een dorp Penangoengan ligt eenige palen westwaarts
yan den tegenwoordigen weg. Het terrein waaroyer die weg loopt,
is nu weder ylak geworden en daalt in zachte glooiing naar het
noorden en noordoosten af. Het is de schoone ylakte yan B&nd&-
W&8&. Alles ademt hier weWaart. De wildernis is geheel yer-
dwenen, de wegen en bmggen zgn goed onderhouden, en om
zich ziende ontwaart men slechts koffietuinen, afgewisseld door
sawahs , door de kokospalmen der talrijke dorpsboschjes en door
op hoog gezag aangelegde djatibosschen , die zich onderscheiden
door het schoone yoorkomen der meerendeels lijnrechte boomen,
terwijl slechts weinige in de rijen ontbreken ')•
B&nd&w&s& is een nette, welyarende plaats, oftchoon zij zeker
door de slechte uitkomsten der tabakscultuur in de laatste ongun-
stige jaren geleden heeft. Zg heeft natuurlijk de gewone attri-
buten eener regentschapshoofdplaats en buitendien eene gezonde
ligging op een hoogte yan 274 meters boy en het zeeylak en
fraaie, lachende omstreken, met talrijke dorpen in de schaduw
yan duizenden kokospalmen yerscbolen; maar iets bgzonder merk-
waardigs heeft zij niet aan te wijzen.
De ylakte yan B&nd&w&sit is eene der liefelijkste van Jaya;
maar de gewone eentonigheid, de diepe rust, het gebrek aan
leyen der Jayaansche landschappen in de bebouwde streken worden
er in hooge mate wedergeyonden. Men ziet er niets dan groen , —
groen wel is waar in de rgkste yerscheidenheid yan tinten , maar
geen naakte rotsen , geen sneeu wyelden , geen gletschers, geen
') Boyen, bU 842, 543 y.
s) JoDghiüm, Java, II. 884—886.
') Jungliiihn, Jaya, IL 886 y.; Gordes, de SJAtiboBSclien. 187.
Digitized by VjOOQIC
1062
grootsche kunstwerken, geen boawvallen^ geen parken, geen
TÜla's, geen gewoel van menschen, in één opzicht een onyer-
geiykbare rijkdom, in alle andere eene drukkende armoede. De
vlakte vormt eene trogvormige vallei, het hoogst aan de züde-
lijke grens, door den zadel tussohen Jang en Baoen gevormd.
In het noorden is zij begrensd door het zich in den hoogsten top,
Goenoeng Bèsèr, tot 1302 meters verheffende Ranoe-gebergte,
den kringvormigen zuidelijken rug van den Ringgit *); in het
westen door den Gt. Krintjing, den noordoostelgken hoekberg van
het Jang-gebergte , die op zijn oostelgke helling twee kleine,
zeer steil oprijzende, geelachtig grijze toppen draagt, Goenoeng
Saïng geheeten, nagenoeg op de breedte van de hoofdplaats. In
het noordwesten vormen de ineenloopende hellingen van den
Krintjing ') en den uit de Banoe-keten vooruitspringenden G.
Bèsèr, die ook ') G. Wringin schijnt genoemd te worden, een
zadel, die naar gissing 160 meters hooger ligt dan de Bind&-
W&S&- vlakte, een boomlooze en met gras begroeide streek , waarover
de weg van B^d&w&s& naar Wringin en Besoeki voert, en waarop
van de aanpalende bergkammen duistere wouden neerzien. In het
zuidoosten rgst de kolossale kegelberg Baoen, die met zgn kale,
afgestompte, van boven gekartelde en aanhoudend rookwolken
uitblazende kruin ver boven de woudgrens uitsteekt, uit een
vlakken voet, met aanvankelijk zeer zachte, later steile helling,
tot eene hoogte van 3330 meters^), terwijl zijn noordelgke voor-
berg, de Goenoeng Soeket, zich voortzet in een hoogen bergrug,
die zich onder den telkens terugkeerenden naam van Kendeng*
gebergte naar het noord-oosten ombuigt. Tusschen de uitloopers
en voorbergen van Banoe en Binggit en den voet der lang gestrekte
ribben van Baoen , Soeket en Eendeng daalt de vlakte van B&n-
d&w&8& met zachte glooiing af naar de vlakte van Fradjekan , die
wij later zullen leeren kennen. De hoofdbeek dezer vlakten is de
Kali Sampéjan , die , op den Soeket ontspringende , eerst westwaarts
') D. I. bL 104.
*) Minder juist, maar in navolging van Jonghnhn^s Java, 11. 925, staat
D. I, bL 104, r. 17. Bingging in plaats van Krintjing, De Binggiag ligt te
ver zuidelgk. *) Bleeker, T. t. N. I. 1849, IL 130.
^) Volgens Soeters; Smits verkreeg 3381, Melvül 3400 nu
Digitized by VjOOQIC
1063
loopt , al de wateren die van den zuidelijken tusschenzadel afkomen
opneemt, daarna in noordelijke boofdrichting Yoorbij B&nd&w&8&,dat
zg een weinig westwaarts laat liggen, door de vlakte kronkelt
en zioh dan noordoostwaarts naar Fradjekan ombuigt '). Op de
hoogte yan B&nd&w&8&, dat door een zgtak der kali bespeeld
wordt, ligt OTor de Sampéjan een stevige , uit balken en planken
samengestelde brug, die men moet overgaan hetzij men den
noordoostelgken weg naar W&n&sari, het hoofddorp van het
district yan dien naam, en vandaar naar Pradjekan en Sitoeb&nd&
volgt, hetzg men den zuidoostelgken inslaat, die naar den pasang-
grahan van Fakisan aan de helling van den Raoen voert Wij
kiezen thans geen van deze wegen , maar slaan dien in naar het
acht palen verwgderde Wringin, waarop wg voorbg Faler het
kleine regentschap Besoeki betreden. Wringin is het hoofddorp
van het gelgknamige zuidoostelijke district van Besoeki , het eenige
dat niet tot aan zee reikt. Wij zgn te Wringin nog 6 pcden verwg-
derd van Boedoean, bg welk dorp de postweg bereikt wordt, die hier
dicht langs het noorderstrand gaat. Wij moeten dien nog vier palen
westwaarts volgen om in de hoofdplaats der residentie te komen.
De geheele afstand van B&nd&w&8& tot Besoeki bedraagt langs
dezen weg 18 palen. Het is nog betrekkelgk kort geleden dat hij
voor gebruik met rgtuig is geschikt gemaakt Toen Junghuhn
hier reisde (ia 1844) was hij alleen voor voetgangers en ruiters
bruikbaar, en maakte men met rgtuig den langen omweg om
den Ringgit heen, over Sitoeb&ndjl, op welke wgze de afstand
niet minder dan 51 palen bedroeg ^). Te verwonderen is dit niet ,
want het terrein was voor den aanleg van een groeten weg al
zeer ongeschikt te achten. Besoeki ligt in eene kleine, halvemaan-
vormige, door duizenden kokosboomen beschaduwde strandvlakte ,
als het ware tusschen twee zich tot de zee uitstrekkende berg-
armen gekneld, rechts den Ringgit en het ingewikkeld net
van ruggen tusschen den Ranoe en den Erintjing, links de
noordelgke voortzetting van de Arg&poer&-keten , welke bg Banjoe
anget, 6 palen west van Besoeki, eindigt in een trachietheuvel
van 80 meters hoogte, die met den voet in zee rust De wils-
^ Janghuhn, Jaya, ü. 923—928. *) Jonghuim, Java IL 925.
Digitized by VjOOQIC
1064
kracht van Daendels heeft gezegepraald over de bezwaren die
de natuur aan de groote Yerbinding Tan Java's uiteinden inden
weg legde. In de zuidelijke helling van den GbenoengTampora —
zoo heet de bedoelde trachietheuvel — is de weguitgekapt;om
den noordelijken, op het strand rustenden voet van den lUnggit
is hg heengelegd. Natuurlgk moest de behoefte dringend worden,
eer men er toe kon overgaan ook de zwarigheden van het ter-
rein tussohen den Ranoé en den Erintjing te trotseeren.
Yan Banjoe anget, het hoofddorp van het district Binoer,
waarby de suiker&briek de Maas ligt, is Besoeki 6{, van de
desa Binoer 11, van de grens van Frobolinggo 12^ paal ver-
wgderd. De toegang tot het stadje van de Probolinggosche zijde
is zeer schoon. Een zeer breede laan van prachtige tamarinde-
boomen loopt recht aan op het residentiehuis , dat oostwaarts
van de kota aan een ruim plein ligt, een eenigszins ouder wetsch
voorkomen heeft en aan de achterzijde een schoon uitzicht biedt op
den Ringgit Het middelpunt der plaats is de aloen-aloen, waaraan,
als altgd, de regentswoning, de moskee en eenige andere publieke
gebouwen, ook een fortje met een kleine bezetting, gelegen zijn,
maar zg bieden niets opmerkelijks aan. De steenen huizen der
Europeanen , de kampongs der vreemde Oosterlingen en der inlan-
ders , meest Madoereezen , zgn geheel als overal elders. De eenige
merkwaardigheid is een monument aan de nagedachtenis van den
resident Mayor gewijd. Bleeker schatte in 1847 de bevolking op
ruim 15000 zielen, waaronder 200 Ohineezen , en dubbel zoo-
veel Arabieren, Maleiers, Mandareezen en Balineezen te zamen.
Een riviertje, dat ook Besoeki heet, doorsngdt de stad en stort
zich in de kleine baai waaraan zij ligt , en die een heerlgken aan-
blik biedt, maar door hare ondiepte bgna onbruikbaar is. De
groote schepen moeten op geruimen afstand ankeren, slechts kleine
kunnen dicht bij het havenhoofd komen en raken dan nog bg
laag water aan den grond. De gemeenschap der stad met de
reede door middel der verslgkte rivier is dikwgls onmogelgk ').
1) Zie over Besoeki Rengers, Dagboek, Bgdr. 1846, bl. 262 ▼.; Jnngbahn,
Reize. 355; van HoëveU, Reis, II. 159-162; Bleeker, T. t. N. I. 1849,11.
129; Buddingh, N. O. L, I. 397; T. v. N. 1. 1859. U. 263; v. Gelder, Beschrg-
ving van Java, IV, 79 v.
Digitized by VjOOQIC
1065
Een opmerkelgk verBchijnsel te fiesoeki is de sDelle aanwas
van het strand. Er heeft zioh een breede strandvlakte gevormd,
die jaarlijks toeneemt. De aangewonnen grond is telkens bebouwd,
het havenhoofd verder uitgebracht , en toch kon men weldra weder
bij ebbe het gebied der zee ver voorbij het havenhoofd bewan-
delen. Behalve de gewone aanslibbing, die wegens de onbedui-
dendheid der rivier slechts gering kan zijn , schijnt hierbg eene
langzame, maar regelmatige opheffing van den bodem, die ook
in andere gedeelten van Java wordt waargenomen, in het spel
te zijn. De koortsen die de bevolking van Besoeki teisteren en
aan de stad uit het oogpunt van gezondheid een kwaden naam
hebben bezorgd, schgnen aan de bebouwing van dit moerassige
strand te moeten worden toegeschreven ')•
Wij keeren nu terug tot Boedoean, om de reis verder oost-
waarts te vervolgen. Boedoean ligt in het district MIandingan,
het derde langs het strand van Probolinggo af; want de onmid-
dellijke omtrek van Besoeki^ meir eene strook landsdi0 zuidwaarts
langs de hellingen van het Jang-gebergte opklimt, vormt het
district Besoeki. In MIandingan, welk district grootendeels tot de
vlakte behoort, daar de bergstreek ten zuiden het district Wringin
uitmaakt, is de suikerindustrie weder vertegenwoordigd door de
fabriek die den naam van Boedoean aan het zoo geheeten dorp ont-
leent. Het hoofddorp MIandingan , — men zegt ook Plandingan *) --
ligt aan den postweg, 5^ paal van Besoeki; op gelijken afstand
van MIandingan ligt Boegatan, het hoofddorp van het laatste,
gelgknamige, district der afdeeling Besoeki. Bij Boegatan begint
de postweg zich om den noordelgken voet van den Ringgit te
buigen. Aan die bocht liggen de desa's Petjaran enElampokan,
bg welke laatste men den berg reeds eenigermate achter zich heeft
en een vrij gezicht krijgt op de vlakte en de ruime baai van
Panaroekan. De tocht om den Ringgit heen heeft eigenaardige
bekoorlijkheden. Men heeft rechts den berg zoo nabij zich, dat men
de boomen aan zijne helling schier kan tellen, en ziet links den
') Zie orer de rgzing van Jaya's bodem Yooral Stöhr, die Provinz Banja-
wangi, 8. 49—53, en in N. T. v, N. I.,XXIX. 76— 81. HistorisohegegevenB
zgn verzameld door Hageman, N. T. t. N. I. , XXX. 248—284.
^) Zie Deel II, bl 354, noot 2, en Bleeker, T. v. N. I. 1849, IL 130.
Digitized by VjOOQIC
1066
golfslag zich breken tegen zijne uitstekende traohietkammen. In
de moerassen die zich in de yele kleine inhammen vormen, tieren
Bhizophora- en Bmgaiera-, langs de lagere berghellingen Acacia-
en Calotropis-soorten y hooger op eene veelsoortige vegetatie, naar-
mate het terrein zich verheft ').
Van het Ringgit-gebergte weten wg nog altgd zeer weinig.
De reizigers beschrjjven ons zijn buitenomtrek; maar wat tns-
schen den noordelijken top , den Binggit in engeren zin , en de
znidelgke Banoe*keten ligt, is niet onderzocht, tenzg misschien in
de laatste jaren , door de nog in den sluier der geheimzinnigheid
gehulde verrichtingen van den geographischen dienst. Zelfs de
eigenlijke Binggit, die door zgn merkwaardigen vorm zoozeer de
aandacht trekt, heeft de belangstelling van Nederlandsche reizi-
gers niet kunnen gaande maken ; zg vergenoegen zich met ons te
wgzen op de als een hanekam gevormde kruin , die hem tot den
gemakkelijkst herkenbaren van alle Javaansche vulkanen maakt;
op de groote kloof die men langs de noordelgke helling ziet afda*
len ; op de schoone gezichten die hg oplevert , gezien van Besoeki ,
maar vooral verder westelijk , wanneer men, voorbg den Qt>enoeng
Tampora gekomen, het eerst aan de overzgde der baai de witte
gebouwen der hoofdstad ontwaart, die hier tegen de blauwende
hellingen van den Binggit schijnen te leunen '). De hoogte van
den top is door de hoeren van Isselmuden en Soeters op 1249
meters bepaald.
De eenige beschreven beklimming van den Bingg^t-top ia weder
van den onvermoeiden Junghuhn, die dezen tocht ondernam toen
hij zich in 1838 te Besoeki bevond. Hg begon aan de west-
noordwestzgde, ter plaatse waar nog een kleine strook rgstvelden
den berg van de zee scheidt. Smalle ribben, die als scherpe rots-
graten aan den voet van den pilaarvormigen top ontspringen,
dalen aan die zijde benedenwaarts en zgn bedekt met een onooge-
Igk bosch van doomige bamboe , rhamnus-soorten , wilde pisang
en niet uitgegroeide djatiboomen. De ribben bestaan aan de
1) Bleeker, t. a. p., bL tSl.
>) Yan HoëreU, Reis, II. t58 y.; Bleeker, t a. p. 126—131. Men kan zioh
Tan dit gezicht eenige yooratelling maken naar PI. XXII in de Geziohten Tan
N. L Tan t. d. Velde.
Digitized by VjOOQIC
1067
oppervlakte uit scherphoekige blokken van eene traohiet-lava^
vol groote, ledige blaasruimten.
Tusschen dergelgke ribben gaat aan dezen kant een kloof berg-
afwaarts | in welker allengs verbreed benedendeel het dorpje
Djoerang Oerang is gelegen *). Op den bodem der kloof liggen
kolossale rotsblokken verspreid, uit blauwachtig grijs trachiet
bestaande I afgewisseld door brecdên die uit de meest heterogene
stukken zgn samengesmolten. In het bovendeel der kloof is een
compacte lavastroom blootgespoeld ^ die de bedding eener beek
vormt De gladde , als gepolgste , oppervlakte , gaat golfvormig op
en neder, zoodat het water hier in kommen staan blgft, daar zich
over het gesteente afstort. De oppervlakte vertoont zich als een
mozaïek van roodachtige, zwartachtige en grijze lava-fragmenten,
die zoo innig vereenigd zijn, dat nergens voegen kunnen bespeurd
worden. Bgna had Junghuhn het punt bereikt vanwaar de toren-
vormige massa's van den gespleten top met naakte, grgze wan-
den honderden voeten omhoog ryzen , toen onverwachts drie tggers
uit het hout te voorschijn sprongen; en schoon het den reiziger
gelukte de dieren te verschrikken door het oorverdoovend geschreeuw
dat hg met twee aan zijne zgde gebleven Madoereezen aanhief,
was de lust tot de voortzetting van den tocht hem vergaan en
glde hij naar Djoerang Oerang terug ').
De grens tusschen de regentschappen Besoeki en Panaroekan
1) Daar djoerang kloof beteekent , is de naam klaarbl^kel|jk Tan de
kloof op het dorp overgedragen.
O Junghuhn, Reise, 355—358, Jara , U. 944 y. Ik heb, D. I,bl. 104, de
door Bleeker , Hageman^ y. Hoëyell en anderen beaamde meening van Junghuhn,
dat de bekende uitbarsting ran «een berg achter Panaroekan** , eene uitbarsting
Tan den Binggit is geweest, die bg deze gelegenheid uit elkander is geslagen
en in hoofdzaak zijne tegenwoordige gedaante heeft gekregen, als onbetwist
aangenomen en Termeld. Zollinger was de eerste die twijfel heeft geopperd ; maar
ToOral is die meening nadrukkelijk bestreden door Stöhr, die de bedoelde
uitbarsting aan den Baoen toeschrjjft. Hageman, die vele nasporingen omtrent
den Ringgit op het terrein in zijn omtrek en in oude geschriften en archieven
heeft gedaan, heeft lang de meening van Junghuhn met nadruk verdedigd,
maar is ten slotte eenigszins aan het wankelen gebracht. Wie in de vraag
belang stelt, kan daarover raadplegen N. T. v. I. XIX. 441 TT.,XXyiLl32
(Vertaling van een opstel van Stöhr in „ Jahrbuch fOr Mineralogie*' van Leon-
hard en Geitnitz, 1864), XXVUI 294 vy., XXIX. 264 vv., en Stöhr, die Pror.
Baiguwangi. 110—113.
Digitized by VjOOQIC
1068
gaat over den top van den Binggit. Elaropokan ligt reeds in hei
tweede; het is nog 5 palen verwijderd van de stad Panaroekan,
die op 10^ paal afstands van Boengatan ligt. Panaroekan ib
vermaard in de geschiedenis van Java. Yalentgn noemt haar
9 de aloude en machtige stad Panaroekan, weleer de hoofdstad
van een machtig koningrijk.'' Te zijnen tyde was er nog groote
handel, vooral in rijst. Ook herinnert hg dat de Portugeesche
handelaars er plachten aan te loepen, zooals ook in het geschied-
kundig deel van dit werk vermeld is '). Thans echter is Pana-
roekan van vroegeren luister vervallen; het is zelfs niet eens
meer de hoofdplaats van het tegenwoordige regentschap , waaraan
het zijn naam gaf. De zetel van den Begent is naar Dowan of
Dawoean , thans Sitoeb&nd& geheeten, overgebracht en Panaroekan
is slechts de hoofdplaats gebleven van een district. De havenwerken
z(jn verwaarloosd. Er bestond vroeger een goed havenhoofd, doch
dit is voor eenige jaren weggeslagen en niet hersteld; de laad-
prauwen liggen er thans aan twee wankele, uit lichte boomstam-
men en planken getimmerde steigers. Echter is de verscheping van
Gou vernemen ts-producten en de uitvoer van rijst naar Madoera nog
altijd belangrijk. In de baai vindt men , even als te Toeban, eene
plaats in zee, waar zoet water opborrelt. De Sampéjan, die aan
haren mond eene uitgestrekte delta heeft gevormd, stroomt met
haren linker mondingsarm ^ die niet broeder dan 60 voet en slechts
voor middelmatige prauwen bevaarbaar is, langs het stadje naar
zee. Dit is dus de ware Eali Panaroekan , ofschoon die naam ni^
zelden aan de geheele rivier gegeven wordt
Ook te Panaroekan bestaat de bevolking, die ongeveer 5000
h 6000 zielen tellen zal, voornamelgk uit Madoereezen. Het aan-
tal Europeanen is gering; de Chineezen, Arabieren, Maleiersen
Balineezen zgn eenigszins talryker.
Een paal oostwaarts van Panaroekan ligt, by de desa Eringi,
*) D. II , bL 232. Over Panaroekan alB rgkje of regentschap lie ald. bL
242, 246, 257, 267 t., 407, 501 , 528. Indien het waar is. dat Panaroekan
door de nitbarethig in 1586, hetzg dan yan Ringgit of Baoen,yemield is, moet
het spoedig weder zgn opgebouwd , en in dat geval zal yermoedelgk de plaats
yan het nieuwe niet geheel die yan het oude zijn , daar de Jayanen de oorden
Bohuwen die eenmaal door een groote ramp getroffen z^.
Digitized by VjOOQIC
1069
de soikerfabriek Wringin anom, en 4i paal voorbg Panaroekan
komt men aan de tegenwoordige hoofdplaats van het regent-
schap, Sitoeb&nd&, in het gelijknamig district De welvarende
plaats ligt aan de Sampéjan, die hier ook wel Eali Dowan of
Kali Pradjekan genoemd wordt. In de nabgheid van dit dorp
wijst men u 'eene afdamming in de riyier, die aan 16000 bouws
akkergrond water en yruchtbaarheid schenkt Ook ligt ten noor-
den van 8itoeb&nd&, op de delta der Sampéjan, die men, daar
sg ver in zee Tooruitdringt, soms het schiereiland of de landtong
van Panaroekan noemt, de desa Oléan, met eene suikerfabriek van
denzelfden naam. Genoemde landtong, die in Tandjong Tjina
eindigt, wordt geheel door den postweg afgesneden. Reeds vroe-
ger ') werd vermeld, dat er ook een weg is die 8itoeb&nd& over
de districtshoofdplaatsen Pradjekan en W&n&sari metB&nd&w&s&
verbindt. Het district Pradjekan behoort tot het regentschap Pana-
roekan en vormt een nagenoeg gelgkbeenigen driehoek, waarvan
de basis bgna parallel loopt met den postweg en de top uitkomt
op den Ilaoen, die op de grens van Panaroekan met Banjoe-
wangi omhoog rijst Op de kruin van den Raoen komt ook de
grens uit van het ten westen aan Pradjekan palende Panaroe-
kansche district W&n&sari met Soek&kert&. Door die districten
Pradjekan en W&n&sari voert de weg dien wij te volgen hebben,
als wg van Sitoeb&nd& uit den krater van den Raoen willen bezoeken.
Yan Sitoeb&nd& naar Pradjekan bedraagt de afstand 7 palen.
De heete, dorre, zandige vlakte waarin eerstgenoemde plaats
gelegen is, gaat allengs over in een smallen dalgrond, gekneld
tusschen lage heuvelruggen , die uit zandmassa's gevormd en slechts
hier en daar met wat gras en enkele emblica-boompjes bekleed zijn.
Door dat dal kronkelt zich de Sampéjan, wier bochten de weg
deels volgt, deels door middel van bruggen afsnijdt. De bodem
bestaat hier uit vulkanische tuf van heldergrijze , min of meer
geelachtige kleur, ontstaan door den invloed van het opgestuwde
water der Sampéjan en andere beken op door den Ringgit uit-
geworpen stofiFen, die ze stremden in haren loop. Hoogstmerk-
waardig is het bed dat de Sampéjan zich in deze tuf lagen heeft
1) Bli. 1063.
Digitized by VjOOQIC
1070
uitgespoeld; Tooral bg en voorbij Pradjekan heeft het den
vorm van een nu eens smaller, dan weder wijder kanaal, met
loodrechte wanden en efifen rand. Dit kanaal krggt zgne grootste
diepte ten zuidwesten van Pradjekan , waar het water 5 m. hoog
staat en de wanden zich ruim 13 m. boven den spiegel des waters
verhefiFen. Men ontwaart de beek diep beneden zich in een sche-
merig licht , en ofischoon zg eene breedte heeft van 9 m., krggt
men den indruk dat de wanden , die zich volkomen als rotswan-
den voordoen, zoo dicht elkander uaderen, dat men de oversgde
met een forschen sprong zou kunnen bereiken ^).
Pradjekan ligt aan de Sampéjan op de hoogte van ruim 80
m. en heeft aan de noordzgde van de aloen-aloen en op den
rechteroever der kali een netten , goed ingerichten pasanggrahan ,
met een trap aan de achtergalerg , die 16 m. diep naar beneden
tot aan de bedding der Sampéjan voert Aan de overzgde stggt
het terrein in noordwestelijke richting op in zacht glooiende
heuvelen , die niets anders zgn dan het oostelijk gedeelte van
den kringvormigen Gbenoeng Banoe, en waarvan de hoogere
toppen onder de namen van G. Eoekoesan en G. Pradjekan
bekend zijn. Zuidwaarts van Pradjekan breidt zich het dal weder
uit tot eene allengs broeder wordende vlakte, die, zooals reeds vroe*
ger werd opgemerkt ') , met de vlakte van B&nd&w&si ineenloopt
Midden in deze vlakte ligt, 10 palen van Pradjekan en 8 van
£&ndliw&8&, de desa W&n&sari. Eer men het district bereikt waar-
van zg het hoofddorp is, kan men bg de desa Salak, eenige
palen links van den weg, op een rib van den Gt. Eendeng,
twee kleine tempelgrotten bezoeken, kunstmatig in de rots uit-
gehouwen en van zitplaatsen voorzien ')•
Indien men, om den krater van den Raoen te bereiken, thans
nog het best doet den in 1844 door Junghuhn ingeslagen weg
te volgen , rgdt men W&n&sari nog eenige palen voorbg tot dicht
aan de brug over de Sampéjan en vindt dan aan de linkerhand
een zgpad, dat over eene zacht stijgende helling door sawahs
en koffietuinen naar Pakisan voert Dit dorpje ligt op eene hoogte
van 464 m. en heeft een uitmuntenden pasanggrahan. In de nabg-
1) Junghuhn, Java, II. 928 v. ') BI 1062. ^ Junghuhn, Java, IL 892, noot.
Digitized by VjOOQIC
1071
beid ligt de tweetoppige G. Woeloean, een geïsoleerde voorberg
van den Raoen , die als een bergeiland oprgat oit den yerstijfden
layastroom waaraan de gelgkmatig afdalende belling het aanzijn
dankt. Een tweede dergelijke voorberg ligt meer noordelijk ^).
Yerder dan Pakisan kan men met rijtaig niet voortkomen ;
men vervolgt zgn weg in sobnine ricbting over den voet van bet
gebergte, eerst nog door bebouwde streken, dan weder door
eene zaobt glooiende, met alang-alang en glagab bedekte vlakte ,
waarin door de scbrale aardlaag been tal van boekige puinbrokken
uitsteken. Hier en daar treft men nog enkele dorpjes aan ; bet laatste
en boogst gelegene, Ardisari, bereikt men eerst nadat men de
benedengrens van bet boogstammige woud beeft oversebreden.
Nu begint de belling zicb steiler te verbefiFen. Fagraea- en Myris-
tica-soorten , Cedrela Toona en in bet kreupelbout Areoa pumila
met vele rotans vermengd, zgn de meest kenmerkende boomen.
Nog steiler wordt de weg, wanneer men bet gebied der tjem&-
r&'s betreedt, die welbaast alle andere boomen verdringen. Zoo
bereikt men, dikwgls tot afstijgen genoodzaakt, de djoerang
Baloet, een omstreeks 100 m. diep, tusscben twee lengteribben
besloten, met welig woud bedekt ravgn, welks wanden, door
breede spleten gekloofd, den reiziger bet gevaar van aardstor-
tingen ernstig voor oogen stellen. Die kloof aan de reobterzijde
boudende, stggt men op over een zeer smalle rib, tot men een
minder stellen voorsprong bereikt, die de gelegenbeid biedt om
eene but voor nacbtverblijf op te ricbten. Hier scbemert^ in
zuid-zuid westeiyke riobting, de kale, geelkleurige bergtop door
het gier geworden geboomte heen. Deze plaats , Pondok Soemoer
gebeeten, ligt 1768 m. boven bet zeevlak. De naam is ontleend
aan een zonderling gevormd bol, dat met zgne kale, steil afda-
lende wanden geheel het aanzien heeft van een gegraven put *),
en wellicht een spoor is van vroegere bevolking dezer thans
geheel verlaten streek. Zet mendentoobt verder voort, dan wordt
bet geboomte lager en krggt een Alpinisoh karakter, terwijl de
bodem bestaat uit heldergrgze vulkanische asch , die tot tufsteen
verhard is. Het geboomte draagt hier alle teekenen van jeugdigen
V Janghohn, Java, U, 888, 93t v. O Soemoer beteekent put.
Digitized by VjOOQIC
1072
oorsprong en houdt op eene hoogte van omstreeks 650 meters
beneden den top schier plotseling op. Boven deze woudgrens
stijgt met steile helling de volkomen dorre , geelachtig grgse
bergkoepel omhoog, die, even als de kegel van den Smèroe, een
treffend contrast vormt met het donkergroene woodkleed. Die top
is geheel gevormd uit fijn, vulkanisch zand, met kleine trachiet-
blokken gemengd; hij wordt door tallooze groeven, waarvan
sommige door het afstroomend water zijn glad gespoeld , in woeste
wanorde doorsneden. Oschoon de bodem tamelgk vaat mag heeten,
is het opstggen op vele plaatsen gevaarlijk. Tal van hoekige
lavabrokken, waaronder allerlei verscheidenheden worden aange-
troffen, bedekken meer en meer den bodem naarmate men verder
voortschrydt.
Eindelijk bereikt men den top en bevindt zich dan onverwacht
aan den rand van een vreeselgke; half trechter- half bolvormige
kolk, van verbazenden omvang en diepte, waaruit aanhoudend
dampwolken opstijgen. De krater is, na dien van den Tenger,
waarschgnlgk de grootste en diepste van Java en vertoont zich
bij den eersten aanblik aan het onthutste oog als bestaande uit
een opeenhooping van louter losse uitwerpselen , die ieder oogen-
blik dreigen in te storten.
Beschouwen wg dezen krater, op welks noordelgke zgde wg
hebben postgevat, met wat meer kalmte en aandacht, dan zien
wg dat de scherpe rand, eerst loodrecht, dan meer glooiend,
honderden meters diep in den ketel vormigen afgrond daalt, en
dat de vlakke, ronde bodem, die waarschgnlgk vroeger geheel
met water bedekt was, nog een klein moeras of meer draagt,
dat op eene doorsnede van omstreeks 60 meters kan geschat
worden. Op twee plaatsen nabg den zuid^zuidoostelgken voet
van den muur stggen dampen op; of het water in het meertje
verhit en in borrelende beweging is , kan wegens de groote diepte
niet worden waargenomen. Is het gzingwekkend in dezen afgrond
neder te zien, ook de scherp getande rand, waarin de uit louter
uitwerpselen gevormde wanden van boven eindigen, kan niet
zonder huivering worden gadegeslagen. Hij draagt een krans van
ontelbare zeer smalle, naaldvormige spitsen, die, van dampen
Digitized by VjOOQIC
1073
doortrokken , een grjjze of witachtige kleur toonen, en het best met
omgekeerde ijskegels kannen vergeleken worden. Nergens elders
op Java vindt men het evenbeeld van dit verschgnseL De buiten-
zgde van den wand vertoont een merkwaardige mengeling van
geelachtig, bruinachtig en roodachtig grijze tinten , en in de boven-
ste deelen een klein aantal heldergrgze strepen, gevormd door
zuilvormig geribde banden van trachiet-lava , die tusschen de
zand-mass's zijn ingeschoven ^).
Het volslagen gemis aan plantengroei dat den top van den
BaoeUi even als dien van den Smèroe, kenmerkt , scheen Jung-
huhn een raadselachtig verschijnsel toe. Bij den Smèroe laat het
zich gemakkelgk verklaren uit de telkens vernieuwde uitbarstin-
gen van zand; maar niets was hem bekend van uitbarstingen
van den Baoen die in het historisch tijdvak zouden hebben plaats
gegrepen *). Die onwetendheid zelve intusschen is een bewgs
te meer, hoe weinig vóór hem de Raoen de aandacht der natuur-
onderzoekers getrokken had, die toch waarlijk niet onbeduidend
genoeg is om het te verdienen, dat zgn naam op de kaart van
Baffles geheel werd weggelaten. De heer Bosch , die, drie maan-
den vroeger dan Junghuhn, den Baoen het eerst tot aan den
krater had bestegen, en dien groeten natuuronderzoeker ook op
sgn tocht derwaarts vergezelde, heeft een historisch onderzoek
naar de uitbarstingen van den Baoen ingesteld, waarvan de uit-
komst hier wel kortelijk mag vermeld worden. Inlandsche over-
leveringen en herinneringen van Europeanen hebben dien schrgver
geleid om uitbarstingen aan te nemen omstreeks 1638, tusschen
1720 en 1750, tusschen 1787 en 1799, tusschen 1800 en 1808,
in 1812 en in 1815 of 1816. Vooral de beide eerste schijnen
verschrikkelijk geweest te zgn; de overleveringen gewagen van
droogloopen der rivieren, gevolgd door overstroomingen van gewel-
dige kracht en omvang. Ook de derde en zesde uitbarsting moeten
van beteekenis zijn geweest, de overige waren onbeduidend ').
») Junghulm, Java, II. 889-904 ; Zollinger in T. v. N. I. Vin. 1. 182— 186 ;
Stöhr, die ProTinz Banjuwangi, 107—109. ^) Junghalm , t. a. p. 909.
') O. J. Bosch, uitbarstingen der valkanen Ic^jin en Baan, in T. y. T. L.
en Vk. T. N. L YIL 279—282; Stöhr, t. a. p. 109 v.
68
Digitized by VjOOQIC
1074
De veel besproken uitbarsting van een vulkaan in Oost-Jaya
in 1586, die Junghuhn voor eene uitbarsting van den Bing^
git hield y wordt door Stöhr almede aan den Baoen toesohre-
ven ').
Yoor zoover bekend is werd de Raoen, na de beklimming door
de hoeren Bosch en Junghuhn, alleen nog bestegen door Zollinger
in Juni 1845, en wel langs denzelfden weg. Stöhr acht het
niet te verwonderen dat die bezoeken zoo zeldzaam zgn, daar
de berg schier aan alle zijden door onbewoonde woestengen omge-
ven wordt, en de noordwestzgde de eenige is vanwaar men hem
kan genaken '). Daarom was ook ik verplicht den lezer van
dezen kant naar den krater van den Baoen te voeren , ofschoon
ik anders de oostzgde zou verkozen hebben, d. L de zgde die
gekeerd is naar den Idjèn, waarmede hg door het hoogland van
Gending Waloe en de bergen die het insluiten, verbonden is. Op
dien samenhang kom ik later terug; slechts over den Goenoeng
Soeket ') , die alleen bekend is door hetgeen Junghuhn en Zollinger
van den top van den Baoen omtrent hem waarnamen, moet ik
hier nog een enkel woord bg voegen. Hg kan als de noord-noordoos-
telgke voortop of kleinere tweelingsberg van den Baoen beschouwd
worden, en is met hem op de hoogte van omstreeks 2800 m.
door een geheel met wouden bedekten zadel verbonden. Zgn
schedel, die ongeveer 120 m. lager is dan die van den Baoen,
bestaat uit een nok die een halven kring vormt waarvan de
geopende zgde naar het noordwesten gekeerd is en zich ver«
lengt in eene kloof die langs de helling benedenwaarts gaat
De sporen van een voormaligen krater zijn ook hier niet te
miskennen *).
1) Zie bl. 1067, noot 2. De gissing dat de berichten omtrent eene uitbar-
sting in 1586 den Baoen gelden, is ook reeds uitgesproken door Bosch,
t. a. p. 281 , noot 2. *) T. a. p. 107. ») Zie blz. 1062.
4) Junghuhn, t. a. p., bL 912, noemt dezen berg G. Eoekoesan, evenals
de kaart van v. d. Velde. Zollinger, T. v. N. I. VIII. 1. 176, zegt uitdrukke-
Igk: „De Madoereesohe beyolking aan zgn Yoet kent er geen naam yoor,
die yan Banjoewangi noemt hem in het algemeen Soeket.^ De laatste naam
komt ook yoor op de kaart yan Besoeki en Baigoewangi door MelyiU van
Cambee in den Atlas y. Ked. Indië. Op de kaart van Ie Gleroq ligt, noord-
Digitized by VjOOQIC
1076
Yan Sitoeb&nc[& naar Soemberwaroe, de plaats waardegroote
postweg Tan Daendels eindigde , oni; 15 palen verder, van Badjoel-
mati weder naar Banjoewangi te worden Yoortgezet, bedraagt de
afstand nog 24 palen. De weg loopt achtereenvolgens door de
districten Eapongan , Ealitikoes en Soemberwaroe , en langs hunne
hoofddorpen Eapongan, Ardj^s^ en Asembagoes. In deze stre-
ken worden nagenoeg geene Javanen aangetroiSén , de bevolking
bestaat schier alleen uit Madoereezen. De vlakte, dor aan gene
zijde van Sitoeb&nd&, krggt hier weder een beter aanzien en is
opnienw met rgst- en suikerrietvelden bedekt; in Eapongan ligt
de op contract met het Gouvernement werkende suikerfabriek
Pandji, de oostelgkste van geheel Java. Bg de desa Eapongan ,
die twee palen verder oostwaarts dan de fabriek ligt, nadert
de weg wederom het strand. Yoorbg E^alitikoes , op de grens van
het district Ealitikoes met Soemberwaroe, is het terrein weder
minder bebouwd, wat echter niet aan gemis van vruchtbaarheid ,
maar van bevolking moet worden toegeschreven. De bosschen
zgn meerendeels, van Ealitikoes tot Asembagoes zelfs sedert
lang, geheel opgeruimd; doch wegens schaarschte van water
bepaalt zich de cultuur meestal tot maïs- en drogen rijstbouw. Bg
ArdjlLs& wendt zich de weg weder meer van de zee af, om te
Soemberwaroe den westelijken voet van den G. Boeloeran te
bereiken, die den noordoostelgken hoek van Java bedekt Men
ziet welhaast niets meer van het zeestrand, doch des te duidelij-
ker toekent zich aan de rechterhand het profiel van het gebergte
welks kam de zuidgrens van het uitgestrekte district Soember-
waroe tegen Banjoewangi beschrijft^ en welks uitloopers voorde
strandvlakte slechts een vrg beperkte ruimte overlaten. Dit is het
Eendeng-gebergte, dat zich van den Soeket tot den Idjèn ona%e-
broken voortzet, behalve dat het op ééne plaats is doorbroken door
eene kloof, waardoor de beroemde zure beek Banjoe Paït , ook Eali
oostdgk van dön Raoen, eent de Eoekoesan, en yerder, op ongeveer gelijken
afstand van dezen laaisten, de Soeket. Ik geloof echter dat men met Zollin-
ger (bL 177) en MelyiU's kaart den G. Eoekoesan aan het andere uiteinde
van den G. Eendeng bj) den I^jèn moet zoeken. De Baoen heet op de kaar-
ten van van de Velde en Ie Cleroq ^G. Rouw."
68*
Digitized by VjOOQIC
1076
Poeüh g6D6utmdy naar zee stroomfc. Den oorsprong dezer beek
zullen wy straks gaan zoeken op het plateau waarvan het Eendeng-
gebergte den noordelijken rand vormt. De meer westelgk stroo-
mende Kali Tikoes, wier kanaalvormig bed met kleine rolsteenen
is opgevuld, ontspringt op de noordelgke hellingen van het Ken-
deng-gebergte ^).
Eer wg ons bezig houden met de van ouds beruchte, maar
thans in een goeden rgweg herschapen, verbinding van Soem-
berwaroe met de op de grens van Banjoewangi gelegen desa
Badjoelmati, acht ik het wenschelijk een blik te werpen op den
Goenoeng Boeloeran, over welks zuidoostelgken voet die weg
'is gebaand.
Over den Boeloeran is veel geschreven, maar hg is door wei-
nigen bezocht Junghuhn, Bleeker, Stohr hebben hem alleen
van de buitenzgde, deels te land, deels ter zee waargenomen;
Zollinger heeft het meeste recht om over hem mede te spre-
ken, daar hg driemaal langs zijne zuidzgde gebotaniseerd heeft,
achtmaal hem is voorbijge^aren, en eindelijk in April 1845 zgn
hoogsten top heeft bestegen *).
De geheele massa van dezen uitgebluschten vulkaan wordt door
drie verschillende namen aangeduid : Goenoeng Sedano , Goenoeng
Boeloeran (misschien beter, met anderen, Baloeran geschreven)
en Tel&g& woeroeng. De eerste naam schgnt af te keuren en
alleen ontleend te zijn aan de Eaap Sedano, de noordoostelgke
hoekpunt van Java , door een uitlooper van den berg gevormd. Boe-
loeran of Baloeran is volgens sommigen de Madoereeschenaam,
volgens anderen, zoowel bij Javanen als Madoereezen, de naam
van den berg aan de landzijde; Tel&g& woeroeng (d. i. het mis-
lukte of vergdelde meer) wordt ons nu eens als de bg de Java-
nen, dan weder als de bij de zeevaarders in het algemeen
gebruikelijke naam voorgesteld. De hoogtebepalingen zgn bg
^) Bleeker, T. y. K. L 1849, n. 132; Teysmann in N. T.t.üI. LXL 171;
Jimghuhn , Java , II. 920.
s) Jonghuhn, Java, U. 965—975; Bleeker, in Indisch Arobief, 1. 1. 289 en
T. V. N. I. 1849, 11. 132 en 136; Zollinger, T. ▼. N. I. VUL 1, 178— 180 en
IT. T. Y. N. L, XIII. 269—278; Stohr, die ProYinz Baiguwangi, 8. 1—12.
Digitized by VjOOQIC
1077
dezen berg ook nog vrij onzeker. Zollinger vond 1448, Smits
1390 y Melvill 1820, Soeters 1248 m. Waarschijnlijk hebben
echter deze metingen niet allen op denzelfden top betrekking.
De gekartelde kammen van den Boeloeran omsluiten een nitge-
strekten ouden krater, welks rand naar de noordoost- of zeezgde
op twee plaatsen doorbroken is, zoodat de krater de gedaante
heeft van een hoefjjzer. Het stuk dat tusschen de beide openin-
gen is big ven staan, vormt een op zich zelf staanden berg,
met steile spits, en waarvan, in tegenstelling met de andere
deelen van den rand , de binnenhelling minder steil is dan de
buitenhelling. Zollingers meting betreft bepaaldelgk den door
hem bestegen G. Elosot, de zuidwestelgke, hoogste spits van den
rand. De G. Aling, die rechts van den G. Klosot verrijst, is de tweede
in hoogte, en de op zich zelf staande spits in de krateropening,
G. Talpat geheeten ^), schijnt, ofschoon zij van de zeezgde het
meest in het oog valt , wat hoogte betreft eerst de derde in rang
te wezen.
Als geheel beschouwd is de Boeloeran een geïsoleerde, althans
slechts door een uiterst geringe zadelvormige verheffing met den
G. Eendeng verbonden eruptiekegeP), wiens kraterrand door
zgne eigene uitbarstingen gedeeltelijk vernield is. Van modder-
stroomen, tuffen, lapilli, aschstortingen , alle uitwerpselen in één
woord die de nog werkzame vulkanen van Oost- Java kenmerken ,
is hier niets te bespeuren , en overleveringen of herinneringen
van uitbarstingen ontbreken geheel. Alles toont dat de Boeloeran
een sinds lang uitgedoofde vulkaan is; volgens de meening van
Stöhr kan de tertiaire periode als de waarschgnlgke tijd zijner
werkzaamheid worden beschouwd.
De Boeloeran levert het schoonste gezicht op van de zeezijde.
ITij is door een smalle, vlakke, over het algemeen dorre kust-
strook van het gebied der golven gescheiden ; slechts het sappig
groene, fijngevederde loof van verstrooide, schermvormige acacia's^).
^) Zollinger teekent aan, dat hg voor de juisibeid der waarsobijnlijk Madoe-
reesche namen Elosot, Aling en Talpat niet instaat.
>) Zie D. I. bL 105. *) AUnzzia sHpulata Btb.
Digitized by VjOOQIC
1078
en, nader bij de zee, eenige andere groote loofboomen en enkele
areca-palmen Terlevendigen den barren bodem , die dicht aan het
strand steenrood van kleur is, maar waar hg om den bergvoet
golft, met Yuil geel alang-gras is bedekt. Scherp steken tegen den
blauwen hemel de ruwe , sombere bergspitsen af, die bgna geheel
in het donkere groen van het maagdelgk woudkleed gehuld zgn.
Eindelijk is alles te zamen omzoomd door de indigo-blauwe wate-
ren, wier branding aan den uitersten kustrand een smalle streep
van helderwit zand heeft afgezet.
De streek aan de landzgde van den G. Boeloeran is uitermate
woest en onherbergzaam. De bodem is met millioenen trachiet-
steenen, waaronder vele van meer dan drie meters doorsnede,
bedekt, en stelde aan den aanleg van een goeden weg schier
onoverkomelgke bezwaren. Het pad waarvan men zich bedienen
moest, was dan ook nauwelijks een pad te noemen. Men moest het
gansche terrein stapvoets doortrekken^ daar men schier nergens een
vrijen voetstap op den grond kon zetten en bij snelle beweging zich
niet genoegzaam tegen de onzachte aanraking der kantige stee-
nen kon beveiligen. Gewoonlgk wordt deze streek hetboschvan
Soemberwaroe genoemd, maar zeker is het dat ze weinig gelgkt
op de voorstelling die de naam bosch bg ons opwekt. De boo«
men zgn niet hoog, staan niet dicht bijeen, wisselen op vele
plaatsen af met dicht struikgewas^ en elders met uitgestrekte
velden waarin de alang-alang ter manshoogte opschiet. Yan
oudsher is deze wildernis berucht geweest om de menigte
harer tijgers, zoodat niemand er zich na zonsondergang in durfde
wagen; daarom is ook de pasanggrahan van Soemberwaroe,
waar de reizigers bleven overnachten, omgeven met een hooge
omheining, om onverhoedsche aanvallen van die gevreesde die-
ren te voorkomen. Tot 1866 luiden alle verhalen en berichten
omtrent den tocht door het bosch van Soemberwaroe even
afschrikkend *) ; van dien tgd af is er verbetering gekomen. De
') Bleekep, T. v. N. L 1849, n. 132 ▼.; Buddingh, N. O. L, I.
399 V.; Teyamann, N. T. v. N. L, XI. 172; Stöhr, die ProTin» Baign-
wangi. 6,7; £pp, Sohildemngen aas Holi. O. Ind. 456; Janghulm , Jaya,
n. 965 V.
Digitized by VjOOQIC
1079
uitrekking der oocbenille-teelt bg het laodboaw-établissement voor
veroordeelden nabij de hoofdplaats Banjoewangi stelde toen op
eens een groot aantal arbeiders ter beschikking van de Regee-
ring, en zij besloot van deze gunstige gelegenheid gebruik te
maken om het nagenoeg 15 palen lange pad van Soemberwaröe
tot Badjoelmati in een rijweg 1^ klasse om te scheppen , en dus
tot een geheele waarheid te maken wat men ten onrechte gewoon
was te zeggen , dat de groote weg van Daendels zich yan Anjer
tot Banjoewangi uitstrekte. Yan beide eindpunten werd tegelgk
aangevangen y maar de verwijdering der ontzettende massa kolos-
sale steenen vorderde ontzaglgk veel tgd en inspanning; over
de rivier van Badjoelmati, die de grens tusschen de regent-
schappen Panaroekan en Banjoewangi vormt, en op welker rech-
teroever het dorp Badjoelmati gelegen is ^ was een groote brug te
leggen , en vele andere bruggen werden gevorderd. Het duurde
tot 1875 eer alle werken voltooid waren, en ook nu nog moet
getuigd worden, dat, ofschoon de nieuwe weg eene belang-
rijke verbetering in de gemeenschap met Banjoewangi heeft
gebracht, hg aan de eischen van een „groeten postweg'' niet
in allen deele voldoet ').
Het regentschap Banjoewangi is slechts voor een klein gedeelte
bewoond en bebouwd, en bevat op eene uitgestrektheid van 84
vierk. geogr. mijlen eene bevolking van niet meer dan 63000
zielen. Verreweg het grootste gedeelte van het uitgestrekte land-
schap bestaat uit woeste gronden, met onafgebroken woud bedekt;
slechts de vlakkere streken langs straat Bali zijn bebouwd en
van wegen doorsneden. Daar het met zijne geheele oost- en
zuidzijde aan straat Bali en den Zuider-oceaan grenst, en naar
het zuidoosten in een lang schiereiland uitsteekt , heeft het eene
zeer uitgestrekte kustlgn, die veel merkwaardigs aanbiedt, maar
die wij reeds op onze denkbeeldige omzeiling van het eiland Java
leerden kennen '). De algemeene gestalte van den bodem moest
eene betrekkelijk ruime plaats innemen in de beschryving van
Java's rivier- en bergstelsel '). Ook de bevolking geeft mij tot
O KoL verel. 1866, bL 104, 1876, bl. 132. «) D. I, bL 35—87. •) Aid.
bl. 106 Y.
Digitized by VjOOQIC
1080
niet vele opmerkingen aanleiding. Zij is de meest gemengde
van Java, en bestaat uit een overschot van de oude Balam-
banganners en uit vroegere of latere volkplanters : Chineezen ,
Elingaleezen , Arabieren, Mandareezen, Maleiers, Madoereezen,
Balineezen , — de laatste vooral zgn sterk vertegenwoordigd, — en
een klein getal Europeanen. Over de inheemsohe bestanddeelen der
bevolking te spreken is bgna overbodig, over de vreemde uit te
weiden ligt buiten het plan van dit boek. De geschiedenis van
het rijk Balambangan, waarvan dit gewest de kern vormde,
heb ik in het historisch deel van dit werk zooveel mogelgk in
het licht gesteld; vooral ook de oorzaken der geduchte ontvol-
king, waardoor voor den lateren toevloed van vreemdelingen is
plaats gemaakt ^).
Dit grootendeels woeste land bezit slechts weinige plekken die
voor den reiziger belangwekkend en tevens toegankelgk zgu.
Een rit door de vlakte, eene opstijging naar den Idjèn-krater en
het hoogland van Gending Waloe, een bezoek aan de zuidkust
te Gradjagan zullen toereikend zgn om ons zijne merkwaardig-
heden te doen kennen. Het zal echter daaruit blijken dat het zoo
min als eenig ander gedeelte van Java van natuurlijke schoonheid
en historische belangrgkheid verstoken is.
Yan Badjoelmati, waar de reizigers in een goeden pasanggra-
han herberg vinden, naar de hoofdplaats Banjoewangi bedraagt
de afstand 23 palen. De streek waardoor de weg loopt, is nau-
welgks minder woest dan die tusschen Badjoelmati en Soember-
waroe ; slechts bij de poststations Bengkalingan , Soemoer , Watoe-
dodol en Eetapang vindt men eenige armoedige hutten, die de
bewoners, om ze voor de tggers te beveiligen , met hooge heggen
of palissaden omtuind hebben. Aan de rechterzijde ziet men
de hoogste toppen van het Idjën-gebergte : Wid&darèn, Merapi,
Pendil, en in ^t verschiet den Raoen, nu en dan het hoofd
boven de wouden uitsteken; te Watoe-dodol komt men aan de
zee en overziet men straat Bali, op haar smalste gedeelte, en
heeft men een schoenen blik op de Balineesche kust Hier is een
') D. n , bl. 500-502.
Digitized by VjOOQIC
1081
koraalbank waar door dwangarbeiders kalksteen wordt gebroken
en gebrand. Uit geologisch oogpunt is Watoe-dodol eene zeer
merkwaardige plek. Onmiddellijk nit de zee verheft zich een steile
basaltklip tot eene hoogte van omstreeks 24 meters. Zg is het
einde yan een lavastroom , die eenmaal in lang verylogen eeuwen
aan den Idjèn ontvloeide, Aan dien layastroom zgn ook de lage
ruggen waarover hier de weg voert, het aanzgn verschuldigd,
maar hier is het basalt door jongere vulkanische producten, zand,
asch en lapilli, overdekt. De kalk is hier mede onbetwistbaar
jonger dan het basalt : want de kalkbanken , meest uit astraeën ,
madreporen en eenige schelpen gebouwd , en vol holen, die door
ontelbare vleermuizen bewoond worden, liggen tien & twaalf meters
boven de zee, leunend tegen den basaltstroom en dien grooten-
deels bedekkend. Ook de hier veelvuldig voorkomende conglome-
raten van jonge vulkanische tuffen, die door deze kalk zijn
samengebakken en dus haren nog verschoren oorsprong bewezen ,
getuigen van eene opheffing des bodems die in geen zeer lang
verleden kan geplaatst worden *). De plaats is overigens een
langer oponthoud van den reiziger waard; want ongemeen be-
koorlijk is hier een punt aan het strand, waar, aan den voet
der steile met dicht bosch begroeide klip , een door vooruitsprin-
gende rotswanden tegen branding en golfslag beschut en door
het overwuivende groen koel gehouden plekje is gevormd, dat
onwederstaanbaar noodigt tot het genot van een bad. Uit de
kloven van den basaltwand komt hier en daar zoet water, gedeel-
telgk zelfs in zwakke stralen, te voorschyn, dat vlak bij zee samen-
vloeit tot een beek, welker heerlijk drinkwater men uit alle
bewoonde plaatsen in den omtrek, tot Banjoewangi toe, komt
afhalen. De plaats geldt den inlander als heilig; hij offert er
bloemen en vruchten en soms geld, en niet ligt gaat een wan-
delaar deze plek voorbij zonder zich door een bad of door een
dronk van het als wonderdadig beschouwde water der beek te
verkwikken «).
1) Stöhr, die Provinz Banjuwaogi, 15—21; zie ook een vroeger bericht in de
Neue Jahrb. fOr Mineralogie van Leonhard and Gteinitz, 1865.
') Stöhr, die Provinz Banjawangi. H v.
Digitized by VjOOQIC
1082
Van Watoe-dodol loopt de weg dicht langs bet strand en OTerr
schrgdt een aantal beken die van het Idjèn-gebergte afvloeien;
bg Eetapang echter^ waar een kolossale boom den zeevarenden
tot baak dient, buigt de weg zich weder een weinig van de
kust af. Spoedig verandert nu ook het karakter van het land-
schap, en aangenaam is men verrast wanneer men eensklaps
den lachenden omtrek van Banjoewangi, met zijn amphitheater
van sawah*s, koffie- en kokosplantsoenen, tusschen de straat
Bali en het hooge gebergte geklemd, zich voor zgn blik net
ontrollen *)•
Banjoewangi beteekent g e n r i g w a t e r; het is eigenlijk de naam
van het stadje dat wg thans betreden, maar bg uitbreiding is hg
aan het geheele landschap gegeven. De oorsprong van den naam
wordt verklaard uit de volgende legende. Voor meer dan 400 jaren
regeerde in dat land de vorst Sindoe Redj&, vnens patih, Sid&
P&ks&, eene zeer schoone vrouw had van Brahmaansche af komst ,
Sri Tandjong geheeten , die den Yorst eene onbedwingbare harts-
tocht had ingeboezemd. Om zich van de lastige tegenwoordigheid
van haar echtgenoot te ontslaan, zond hg hem naar den Idjèn om
vandaar een bloem te halen die eeuwige jeugd en onsterfelgkheid
schenken kon, overtuigd dat hij, wegens de moeielgkheden aan
den tocht verbonden, zoo ooit, zeker niet spoedig sou terug-
keeren. In zijn afwezen vervoegde de vorst zich ten huize der
vrouw en trachtte haar te spreken; zg weigerde echter hem te
woord te staan, maar liet hem door eene dienares vragen wat hg
verlangde, en toen hg hevigen dorst voorwendde, liet zg hem
door dezelfde dienares een dronk water reiken. Met woede en
wraakzucht in het hart begafzichde vorst weder naar zgn dalem ,
en toen kort daarna de Patih, zeer onverwachts teruggekeerd,
verslag van zijne zending kwam doen, maakte Sindoe Bedji hem
diets dat zgne vrouw hem ontrouw was geworden, en bood aan
hem het bewijs daarvan te leveren. In razende gverzucht ontstoken
^) Zie over den weg van Ba^joelmati naar Bai^oewangi Bleeker, T. t. N.
1.1849, II. 134-137; Teysmann, N. T. v. N. I. XI. 178 v.; Baddingh, N.
O.L, I. 402 T.; Jonghuhn, Jara, U. 976—980; Stöhr , die Prov. Bsj^wangi
13 T., 21 ; Epp, Schilderongen. 478.
Digitized by VjOOQIC
1083
Bnelde de Patih naar zgne woDing, sleurde Sri Tandjong, in weerwil
dat zij hare onschuld met de duurste eeden bezwoer, naar de
rivier die nog Banjoewangi besproeit, en stak haar den kris in
het hart. Sri Tandjong had den moordenaar voorspeld dat , ten
bewijze harer onschuld, haar bloed wit zou zijn, en werkelgk
vloeide een wit in plaats van rood vocht uit hare wonde. De
Patih, verbaasd over dit wonder, trachtte zijn kris in de rivier
af te wasschen, en nu geschiedde een nog grooter wonder: de
enkele bloeddroppelen die aan de kris waren blijven kleven^
schonken aan het water een liefelijken geur, die het sedert
moet zijn bijgebleven, o&ohoon het nog geen Europeeschen
bezoeker gelukt is daarvan iets te bespeuren. Men zegt dat,
sedert deze gebeurtenis, elke bewoner van Banjoewangi, wan-
neer hij van de reis komt, het eerst zgn eigene woning be-
treedt, om zich niet als Sid& Pliks^ door valsche berichten te
laten misleiden *).
Banjoewangi, ofschoon slechts eene bevolking van hoogstens
10,000 zielen bevattende, behoort niet tot de minste der steden
van Java; jammer slechts dat de moerassen die hier aan de
kust gevonden worden, haar door hunne miasmen verpesten.
De stad is berucht om hare ongezondheid, en niet zelden
heerschen er verderfelgke heete koortsen. Overigens is de lig-
ging eene der schoonste van Java, en de netheid der plaats voor-
beeldig, zoo men de vuile kampong der Balineezen uitzondert.
De handel is er niet onbelangrgk en de door Straat Bali naar
Europa terugkeerende schepen doen doorgaans Banjoewangi aan,
om een voorraad in te nemen van het voortreffelgk drinkwater
dat de rivier oplevert, en dat door eene waterleiding wordt ver-
spreid. De haveninrichting, die ook hier vroeger te wenschen
overliet; is in de laatste jaren veel verbeterd. De haven werd
beschermd door een ver uitstekende landtong, die echter een
zwakken dam vormde tegen den golfslag en in 1872 door een
doorbraak gedeeltelijk weggeslagen werd. Men heeft toen zoowel
^) Met eenig yergohil wordt deze legende rerhaald door Epp, Sobilde-
nmgen. 479 v. en T. v. N. I. 1849 , II. 260 v. , en door Buddingh , N. O.
Lj L 404 V.
Digitized by VjOOQIC
1084
aan de noordzgde, als aan de zuidzijde bg de doorbraak, eeii
dam aangebracht '). In 1877 was dit werk voltooid en sedert
wordt door den snellen stroom tuBschen deze leidammen de haTon
op voldoende diepte gehouden. Wel vorderen de dammen gedu-
rige versterking tegen den snellen stroom, maar zg vormen nu
ook een bescherming tegen den afslag, waarvan de kust hier
vroeger op onrustbarende wgze te lijden had *).
Ylak bg de haven staat het nog in den tgd der Compagnie
gebouwde fortje Utrecht, met steenen gebouwen voor de huis-
vesting der bezetting; die thans uit een klein detachement van
het garnizoen te Soerabaja bestaat. In 1879 is dit fort, dat
vroeger tot de versterkingen der derde klasse behoorde, tot
de vierde klasse terruggebracht '). Men heeft van de platte
daken van het fort een schoon gezicht op de hooge kust van
Bali. Niet ver van daar vindt men, langs de zgden van een
uitgestrekt plein ; het residentiehuis , de woningen van den
geneesheer en eenige andere Europeanen, een logement en een
rg koffiepakhuizen.
Dieper de stad in ligt een tweede schoon en uitgestrekt plein,
de aloen-aloen , waarop^ rondom de pand&p& voor de zittingen van
den landraad , vier prachtige en omvangrgke waringins staan. Om
het plein zgn als naar gewoonte de dalem van den Reenten de
zeer eenvoudige moskee, alsmede de gevangenis gebouwd, terwgl
fraaie lanen langs de zijden van het plein daaraan een schilder-
achtig voorkomen geven.
Banjoewangi is doorsneden van breede wegen , door witte bam-
boezen hekken van de huizen en erven gescheiden. De Chinee-
sche wgk ligt ten zuiden der stad aan de zee , geheel afgeschei-
den van de haven; de ingezetenen zijn meest arme vissohers
en kleinhandelaars en bewonen onaanzienlijke bedompte buizen,
maar deze wijk prijkt met een Chineeschen tempel die voor de
oudste van Java wordt gehouden, en die door al de Chineezen
van het eiland, als hunne moederkerk, met bgzonderen eerbied
^) Kol. rersL 1874, U. 181. ') Kol. yersL 1878, bL 184.
>) StbL, n». 69.
Digitized by VjOOQIC
1085
wordt besohouwcL Het getal der Arabieren en Elingaleezen is
gering.
Wat de beyolkingen uit den Archipel betreft is Banjoewangi
eene aardige plaats yoor vergelg kende ethnologische studiën. De
Balambanganners, die de kern der bevolking uitmaken, volgen in
het algemeen de gewoonten der Javanen , maar hunne kampongs
zijn bgzonder fraai en net gebouwd, en hun gedrag is zeer vreed-
zaam en rustig. De Balineezen zgn grooter en krachtiger gebouwd
dan de Balambanganners, maar staan op een lètger trap van bescha-
ving en zijn meestal arm. Zij zgn Siwtueten en hun godsdienst
stelt tussohen hen en de overige inlanders een onoverkomelgken
scheidsmuur. Vroeger vond men in deze kampong vóór iedere
hut een klein offerhuis, dat veel overeenkomst had met een
vogelkooi, doch voor een dertigtal jaren is, midden in de kam-
pongf een altaar van gebakken steen opgericht, waarop de wierook
wordt ontstoken. De Balineezen houden in hunne kleeding van spre-
kende kleuren en zgn groote liefhebbers van hanengevechten.
De Mandareezen leven van zeevaart en visscherg , maar schuwen
allen anderen arbeid; zij zijn lui, ijdel, trotsch, speelziek en
wraakzuchtig. Hunne woningen verschillen zeer van die der
andere inlanders; zg rusten hoog boven den grond op palen,
hebben smalle, spitse deuren en vensters, maar zijn ruim en net
bewerkt. De Madoereezen hebben ook hier den naam van zeer
lichtgeraakt en tot roof en moord geneigd te zgn. Hun getal is
te Banjoewangi gering.
In de kampongs van Banjoewangi; vooral in die der Bali-
neezen, worden vele takken van industrie uitgeoefend. Men
vindt er gzer-, goud- en zilversmeden, koperslagers, wevers,
verwers, tichelmakers, kalkbranders en kunstwerkers in ivoor
en hoorn ').
Wg kiezen Banjoewangi als uitgangspunt voor een tocht naar
het I<^èn-gebergte. De weg voert ons in de eerste plaats naar
') Van HoSveU, Reis, U. 188, 189; Epp in T. r. N. I. 1849, U. 249,
Sohilderongen , 477 v.; Bleeker, T. r. K. I. 1849,11. 137; Jonghahn ,
Java, II. 986 v.; Teysmann in N. T. t. N.I., XI. 174; Stöhr, dieProv.Ban-
juwangi, 21 v.
Digitized by VjOOQIC
1086
Soeklir&dj&, 2{ paal van de hoofdstad verwijderd. De schoone
rijweg begint al spoedig te stijgen, en Soekaradja ligt reeds 84
meters boven het zeevlak. Alle bezoekers van Banjoewangi wor-
den getrojffen door de yerrukkelijke ligging dezer plek , waar het
Europeesche hoofd des bestuurs van dit gewest een gewoonlgk
door hem bewoond landhuis heeft , door schoone tuinen omgeven.
Een rijke gordel van desa's, sawah's en kokosbosschen wordt
omzoomd door het donkerblauw der zee , waaruit de bergachtige
kust van Bali hoog opwaarts rijst. Noord- en westwaarts Ter-
lustigt zich de blik in de rijke vegetatie der trotsche hellingen
van het Idjèn-gebergte en de dorpjes welke er in wegduiken als
de schuchtere schoone , die , terwijl zy zich verbergt in 't bos«
schage, nog omziet in de hoop dat men haar bemerkt heeft. Het
frissche water dat tuinen en velden doorstroomt, en de zuivere
lucht die men inademt, verdubbelen het genot van dit paradgs-
achtig oord voor hem die nog weinige oogenblikken te yoren
de longen met de bedorven lucht der heete strandvlakte heeft
gevuld *).
Met het lusthuis van Soekaradja is een landbouw-établisse-
ment verbonden, waar de Regeering vroeger door tot dwang-
arbeid veroordeelden proeven met verschillende cultures deed
nemen. De inrichting was ongeveer dezelfde als in het yroeger
beschreven landbouw-établisaement in Erawang >). Vooral de
nopalcultuur ter verkrijging van de cochenille werd hier langen tgd
van Gouvemementswege gedreven, maar daar op den duur de
productiekosten grooter waren dan de netto-opbrengst, besloot de
Regeering in 1865 er van af te zien. Na de opheffing dezer cul-
tuur is een groot deel der veroordeelden die daarvoor gebezigd
waren, in dienst gesteld bg den aanleg van den weg van Soember-
waroe naar Badjoelmati, zooals reeds vroeger is medegedeeld;
anderen zijn gebruikt voor het herstel en onderhoud van zeewe-
ringen, bruggen en verdedigingswerken en voor de oprichtiBg op
O Bleeker, T. r. K. L 1849, U. 138 v.; Epp in T. v. N.1. 1849, U. 255;
Stöhr, die Provinz Baigawangi, 29 i Junghuhn, Java, U. 988.
2 Zie boven, bl 152— 155.
Digitized by VjOOQIC
1087
het établisBement zelf van gebouwtjes met cellen Toor eenzame
opalniting; een groot aantal eindelgk zgn te Atjeh in dienst gesteld.
Sedert 1873 zgn bij de Indische Regeering plannen in behandeling
om den arbeid der yeroordeelden buiten de gevangenissen meer
in overeenstemming te brengen met den regel, dat straf moet strek-
ken tot verbetering; maar het geeft geen hoog denkbeeld van de
veerkracht der Indbche administratie, dat men het in 1882 nog niet
verder dan tot eenige voorbereidende maatregelen gebracht heeft.
Inzonderheid heeft men geweifeld omtrent de vraag of men de
nieuwe regeling ook op de vrouwelgke veroordeelden zou toepas-
sen, die in 1881 ontkennend, in 1882 weder bevestigend is beant-
woord. In afwachting der eindbeslissing verkeert het établissement
te Soekaradja sedert lang in onzekeren toestand. In de laatste jaren
heeft men hier zooveel mogelgk de vrouwelijke veroordeelden van
geheel Java vereenigd, omdat het de eenige plaats was die
geschikte gelegenheid bood deze aan den arbeid te houden. De
in 1863 op Soekaradja aangevangen proeven met de zijde wor-
menteelt verschaften aan de vrouwen een zeer geschikt arbeids-
veld, maar toen ook deze wegens de aanhoudend ongunstige
uitkomsten gestaakt waren , werd haar een deel van den veld-
arbeid opgedragen, die thans, behalve inrgstbouw, voomamelgk
bestaat in de teelt van kokospalmen en van de Maranta Indica
L., die het bekende arrowroot-meel oplevert ').
Twee en drie kwart palen voorbij Soekaradja ligt het kofiQe-
pakhuis van Glagah, nog vier palen verder de pasanggrahan
van Litjin, waar de rgweg een einde neemt, en men reeds
eene hoogte heeft bereikt die op 428 meters gesteld wordt. De
heuvel waarop de pasanggrahan bevallig gelegen is, biedt een vrg
uitzicht over de vlakte van Banjoewangi , de straat en een groot
gedeelte van Bali, *waar men de bergketenen in onderscheiden
reeksen ziet oprgzen , en , over het knodsvormige schiereiland
heen dat den zuidoosthoek van Java vormt, op de wateren van
') KoL verBl. 1864, bL 168; 1865, bl. 181 en 206; 1872, bL 77; 1874,
Byl. E bis, bl. 4; 1875, bl. 67; 1876, bl. 64; 1877, bl. 72; 1880, bl. 61;
1881, bl. 62; 1882, bL 60.
Digitized by VjOOQIC
1088
•
den Zuider-oceaan. Tot Litjin was het woufl door rgatrel-
den, dorpabosohjeB en koffieplantsoenen afgewisseld; Tanhier af
strekt zich het bladerdak onafgebroken over de hellingen yen
den Idjèn uit. Doch eer wg verder gaan is het noodig ons
een oogenblik bezig» te houden met de namen en onderlinge
betrekking der. bergtoppen die gezamenlgk het Idjèn-gebergte
uitmaken.
Niet te Litjin , maar in het later door ons te bezoeken Rig&-
djampi is het beste punt te vinden, vanwaar men, bgheljlereB
hemel, het gansche gebergte kan gadeslaan dat aan de suidzgde
van het hoogland Gending Waloe de beide werkzame vulkanen
Raoen en Idjèn verbindt, en een geheele reeks van Icegelbergen
bevat, die ongetwijfeld allen eenmaal vulkanen waren. Op den
Raoen volgt naar het oost-noordoosten heen de uitgedoofde Gt.
Pendil, hoog 2370 m. , dan in dezelfde richting de G. Ranté,
die op 2640 m. hoogte geschat wordt, en op dezen de Merapi.
Banté en Merapi zgn met elkander verbonden door een zadel die
eene hoogte van ruim 1800 m. behoudt en Oengoep-oengoep
genoemd wordt, en over dezen zadel heen ziet men meer achter*
waarts nog een kegelberg uitsteken, die G.Pakpak geüaamd is.
De Merapi behoort tot den Idjèn in engeren zin, die uit twea
hoofdtoppen bestaat: de Merapi en de Wid&darèn. De Merapi
is 2800 meters hoog; de Wid&d&rèn, tot welken zich thans de
vulkanische werkzaamheid van den Idjèn beperkt, is het zuid-
westelijke voorterras van den Merapi en is niet hooger dan 2860
m. Al deze bergen zgn , van R&gadjampi gezien, in het dohkere,
blauwgroene woudkleed gehuld; slechts de Oengoep^engoep
spreidt lichtere, geelachtige tinten ten toon.
De wouden die men doortrekt als men van Li^'in naar den
zadel Oengoep-oengoep opstijgt, bestaan aan vankelgk bgna alleen
uit een reusachtige bamboesoort, wier halmen zuilenbundels
vormen en wier gevederde toppen zich tot spitsbogen samen-
vlechten. Onder het groene gewelftreedt men voort zonder andere
hindernis dan de vele omgevallen en half vergane halmen , en de
tallooze orchideeën die in den papachtigen bodem geworteld zijn.
Op de hoogte van 660 meters zijn, ten behoeve der reizigers^
Digitized by VjOOQIC
1089
èov rz
2U; «k twee haisjes opgericht , die ter bescherming tegen het wild gedierte
heUBp met een hooge heining omtoind zgn. Deze plek heet Dj&e& Ambend&.
iet u)ot: Nabg dit pont yloeit door een diep ingesneden kloof de Kali Pendot ,
en ode waar de ontblooting van het gesteente aan Stohr de gelegenheid
Idjèo^ gaf om waar te nemen , dat onder dikke klei-, asch- en lapilli-lagen
een compact gesteente was gelegerd, dat hg als augiet-andesiet
ooekaS herkende 01 dat hg beschouwde ah het hoofdbestanddeel van den
^yi vulkaan. Yan dit punt in oostelgI;e richting voortgaande, beklom
in de lik Zollinger in 1846 den Merapi; hg kwam op dien tocht door een
^g^^ omgeworpen woud, dat hem grooter zwarigheden in den weg
^g^ legde dan hem nog ooit op zgne tochten waren voorgekomen;
^^^ 1^; het bleek hem dat ook de Merapi een oude vulkaan is, en dat
xgfi^ ^P ^^^ kruin de sporen van den voormaligen krater niet ont-
(r. Bc *breken '). De merkwaardigheden echter waarom het ons vooral
jetü ^ ^^^ ^> '9^ ^^^^ ^^^ reiziger even goed langs gemakkelgker
egflB^i ^®g *® bereiken.
^j-- Voorbg de genoemde rustplaats zet zich het bamboewoud
' ^ nog eenigen tgd voort; het wordt echter meer en meer vermengd
^^•3 met^ en ten laatste verdrongen door Aren- en Pinang^almen. Op
r ik tD ^^ hoogte van 963 m. verdwgnen op hunne beurt de Arèn-palmen ,
1^ terwgl de slanke Pinang-paknen ^) meer met loof boomen vermengd
. j raken. Halverwegen tusschen Litjin en Oengoep-oengoep ligt
j^ de rustplaats Sodong, vanwaar de steilte der helling aanmerke*
^ji Igk toeneemt, en nog 400 meters hooger vinden wg, bg de kloof
.^ der beek Linoe, die nogmaals gelegenheid biedt zich van den
_^ éard van het gesteente te vergewissen, de laatste rustplaats,
^i^^ Banjoe Linoe geheeten. Hier is de vegetatie weder geheel
^ veranderd en bestaat uit eiken en laurineeën, met orchideeën,
«^ varens en baardmossen bedekt; later volgt een breede gordel
van hoog kreupelhout, waartusschen vele boom varens opschieten;
eindelgk een geelachtig alang^veld, waarop verstrooide tjem&r&'s
tftf*^ \
^ elile O Stöhr, die Pror. Ba^juwangi, bl. 69, 81
4^
>) Bedoeld is de Pinang oetan, door Miqael Ptychoaperma KüUii f^m^oem^^
en eene andere, minder hooge soort met zwaarderen stam, door Stöhr Toor
«ili^i eene species nova gehouden (t. a. p. 70).
69
Digitized by VjOOQIC
1Ó90
voorkomen, en dat door zgne lichte kleur reeds op groeten afirtand
in het oog valt Zoo wordt eindelijk de zadel Oengoep-oengoep
bereikt, waar de reiziger wellicht kans heeft nog de overblgfiielai
eener hut aan te trefiEen, die zijne voorgangers tot nachtverblgf
heeft gestrekt
Yan Oengoep-oengoep gaat thans onze weg naar den Wid&darèn ,
waarop de Eawah Idjèn, de Idjèn-krater, gelegen is. Tot hiertoe
kan men te paard opstijgen; van hier af kan men slechts te
voet voortkomen. De rib waarlangs men opklimt, wordt gedu-
rig smaller en steiler, de laatste 100 h, 130 meters leveren de
grootste bezwaren op. De flora wordt gedurig armlgker; zg
houdt echter eerst geheel op in de onmiddellgke nabijheid van
den krater. Op het hoogste deel van den kegel lig^n , nevens
andere layabrokken, groote stukken groenachtige, half-verslakte
zwavel, van nieuwe uitbarstingen afkomstig, terwyl de zwavel-
damp duidelgk is waar te nemen. De inlanders durven hier nauwe-
lijks den mond openen, om de rust van den Déwa des kraters
niet te storen , en geven ook tegen de Europeanen vaak aan hunne
bezorgdheid lucht.
Den kraterrand betreedt men zonder dat nog iets heeft doen
vermoeden welk een tooneel van ijzingwekkende schoonheid men
plotseling zal voor oogen krggen. Men stijgt op een smallen kam,
uit zand en verharde asch gevormd, die met vrij gelijkmatige
hoogte om de kraterkolk heenloopt en slechts aan de westzgde
door een diepe insngding wordt a%ebroken. Naar binnen dalen de
wanden 200 en meer meters buitengewoon steil , gedeeltelijk lood-
recht af. Alles is kaal en zonder een spoor van plantengroei.
De kleur van het gesteente is over het algemeen wit, deels zelfs
glanzig, maar in horizontale strepen met grauwe, geelachtige
en roodachtige tinten afgewisseld. Op eene diepte van weinig
minder dan 300 meters beneden het hoogste punt van den rand
is de kraterbodem bedekt door een kalm meer, van eigenaardige
groenachtig-melkwitte kleur, waarop groote, lichter gekleurde brok-
ken drgven, die men met den verrekijker als zwavel herkent
De witte wanden, het geheimzinnige meer, de hooguitstekende
Merapi, tot de kruin met tjem&r&'s bedekt, het onbegrensde
Digitized by VjOOQIC
1Ö91
uitzicht aan de ééne zgde op de straat van Madoera, — Bali
is hier achter den Merapi Terborgen , — aan de andere zgde over
en tassohen de boyengenoemde bergtoppen tot yer in den Zai-
der-oceaan, vormen een geheel dat in het grootsohe Tan den
indruk zelfs op Java nauwelgks zijne wedergade vindt.
De ketel schgnt op den eersten aanblik bgna rond te zgn;
wanneer men echter den kraterrand in noordelgke richting volgt,
komt de elliptische gedaante allengs aan den dag. Aan de oo9t-
zgde van het meer bespeurt men een klein voorland, waaruU
dampwolken opstggen. Hier bevinden zich sol&taren , en de plaats
wordt door de inlanders Dapoer , d. i. de keuken , genoemd. Toen
in 1858 Stöhr en Zollinger over den scherpen kraterrand voort*
gaande deze keuken zochten te bereiken, werden zg verrast door een
boschje van Albizzia montana Benth. — de Acacia vuloanioa van
Korthals — dat van de buitenzgde in den kraterwand was inge-
drongen. Toen Zollinger in 1846 den krater bezocht had , had hg
hier nog geen spoor van plantengroei gevonden , en de inlandsche
gids verzekerde, dat het boschje binnen t wee jaren moest ontstaan
zgn, daar er nog niets van te bespeuren was toen hg, twee jaren
te voren , dit punt voor de laatste maal bezocht had. Yoorbg dit
boschje, waardoor men zich met het kapmes den weg moet
banen, wordt de helling van den rand minder steil, en geven de
voren die er door erosie in geploegd zijn, eene niet al te bezwaar-
Igke gelegenheid om de soliatara's naderbij te komen, ofschoon
ten laatste een loodrechte lavawand aan Stöhr en Zollinger
den pas afsneed eer zg die bereikt hadden. Leschenault de la
Tour was in 1805 gelukkiger geweest. Door middel van lange
ladders was hg tot de solfatara's afgedaald, die echter toen
waarschgnlijk op eene andere plaats lagen ; gelgk zij ook door
Zollinger bg een later bezoek in eene andere ligging gevonden
en werkelgk bereikt zgn. Junghuhn heeft in 1844 den krater
slechts van den zuidelijken rand gadegeslagen en dienvolgens
onnauwkeurig afgebeeld. Tot het meer zelfis nog geen Europeaan
afgedaald, maar een inlander heeft voor Leschenault daaruit met
een bamboe water geschept, dat later door Yauquelin geanaly-
seerd is.
69*
Digitized by VjOOQIC
1U9^
Van den kraterrand kan men westwaarts het geheele hoogland
van Qending Waloe tot aan den Raoen als eene opengelegde kaart
overzien. Het is een uitgestrekt , halvemaanyormig, golvend ter-
rein ^ besloten tussohen de hooge bergen van den Idjèn tot den
Raoen aan de ééne zgde, en de lagere Eendeng-reeks aan de
andere. Het bestaat deels uit grasveld en tjem&r&-woud, deels
uit uitgestrekte vlakten met wit zand bedekt Het is rgk aan
herten , en wordt doorstroomd door een aantal beken , welke zioh
ten laatste alle vereenigen met de uit het kratermeer stammende
Banjoe paït , die door eene kloof in het Eendeng-gebergte afvloeit
naar het noorderstrand , waar wg haar reeds hebben loeren kennen.
Onder de heuvelen op het hoogland zijn de voornaamste de
Goenpeng Renggé (de Wid&darèn van Junghuhn, die ook hier
wat de namen betreft geen volkomen vertrouwen verdient) en de
CK>enoeng Belau. Het zijn beide uitgedoofde eruptiekegelsi met
kraterinsngdingen op de kruin, die thans met casnarinen be-
groeid zgn. Als voorgebergten van den Idjèn liggen beide in de
voortzetting der Ign die van den Merapi-top naar den Idjèn- krater
wordt getrokken. Meer dergelgke kleine eruptiekegels liggen
verder oostwaarts en andere liggen in de naar het hoogland toe-
gekeerde zgde vóór den Pendil en den Raoen, zoodat men kan
zeggen dat van de vulkanische keten die het hoogland aan drie
zgden omgeeft, lage uitloopers zich in straalvormige Ignen daar-
over voortzetten, die allen kleine, eenmaal werkzame kraters
bevatten. De Ranté schijnt geene sporen van een krater te ver-
toonen. De Raoen is door een diepe kloof van het hoogland
gescheiden en nog niemand heeft het durven wagen de bestg-
ging van deze zgde te beproeven.
Nog een woord over de beek Banjoe Paït moet deze schets van het
Idjèn-gebergte besluiten. Ten tgde van Leschenault schgnt zich
het kratermeer rechtstreeks door haar ontlast te hebben; latere
bezoekers kregen meer den indruk, dat zg ontstaat uit het water
dat door den zanddam aan de westzijde van het kratermeer door-
sijpelt. Zoowel Horsfieid als Leschenault hebben op het eigenaardige
van deze beek opmerkzaam gemaakt, wier water, als het een melk-
achtig voorkomen heeft, onschadelgk schgnt te zgn, maar zuur
Digitized by VjOOQIC
1093
en der gezondheid schadelijk wordt, wanneer het klaar en kleurloos
is. Stöhr daalde yan den zadel Oengoep-oengoep naar de beek
af OTer grasvelden door groepen van tjero&r&'s afgebroken, en
langs de bouwvallen van een buisje, dat was opgericht door
Javaansobe hoofden, die hier hunne ofPers aan de geesten van
den krater kwamen aanbieden. Vandaar in de vlakte gekomen
ziet men de beek door eene der diep ingesneden kloven van den
Idjèn afstroomen, waarbij zij een fraaien waterval vormt van 12
meters hoogte. De temperatuur van het water verschilt niet
van die der lucht, maar het heeft een sterk samentrekkenden
alainsmaak.
De bekende uitbarstingen van den Idjèn hebben plaats gehad
in 1796 en 1817. De laatste is zeer belangrijk geweest en
heeft groote veranderingen in het terrein te weeg gebracht. Yan
de eerste beklimming door een Europeaan schgnt de eer toe
te komen aan den kommandant van Banjoewangi de Harris in
1789 >).
Yan ons bezoek aan den Idjèn keeren wg terug naar Banjoe-
wangi en vervolgen dan vandaar onze reis naar het in zuidwestelgke
richting 9i paal verwijderde R&g&djampi, het hoofddorp van het
gelgknamig district, dat de zuidelijke helft van het regentschap
beslaat. Een paal voorbg Banjoewangi gaat de weg over een strook
lands van ruim 800 meters breedte, die zich van bet gebergte
1) De YOornaamBte geBohriften over den Idjèn , zijne uitbarstingen en beklim-
mingen, zgn de volgende:
G. J. Bosch, uitbarsting der vulkanen I^jin en Bann, T. v. T.Ld.enyk.
V. N. I. Vn, 264 vv.
Lesohenanlt de la Tour, de Berg Idjeng in Banjoewangi, Batav. Gonr. van
15 Maart 1817, n^ 11, overgenomen in Ind.Magazgn, 2* Twaalft^ I. 2—15
en N. T. v. N. I. XVIII. 167—179. (Vertaald uit Musée d'Histoire NatureUe,
Vol. xvni).
Horsfield, Verhh. v. h. Bat. Gen. VII, no. IV, bl. 23 w.
Banjoewangi en de zwavelberg aldaar door een Oudgast, Batav. Gour. van
21 en 28 Oot. 1820. (Overgenomen in Ind. Mag. , 2*. twaalft., I. 134—147).
G. G. G. Reinwardt, Beis naar het oostelgk deel van den Ind. Archip. in
1821 (Amst. 1858), bl. 613-618.
Junghuhn, Java, II. 997—1042.
Zollinger, Het gebergte-systeem van Banjoewangi, T. v. K.I. Vni. 1. 175—190.
Stöhr, die Provinz Banjuwangi , 2^* Abtheil., 8. 64—118.
Digitized by VjOOQIC
1094
tot de zee uitstrekt, en, te midden der weligste vegetatie aan
weerszgden, schier geheel kaal en boomloos is. Dit is de mod-
derstroom die bij de uitbarsting yan 1817 uit den Idjèn be-
neden waarts vloeide. In oudere tuflagen, waarvan deze nieuwe
schier in geen enkel opzicht verschilt, heft zich wat verder de
rivier Tamboeng haar bed gegraven, dat gedeeltelgk de grens
tusschen de districten Banjoewangi en R&dg2Ldjampi beschrgft.
Dicht bg deze plaats, rechts van den weg, brengen de reizi-
gers gewoonlijk een bezoek aan den buitengewoon hoogen en
ouden Oepasboom (Antiaris toxicaria) die door de beschrijving
van Leschenault en de afbeelding van Blume beroemd is ge-
worden. De schoone boom verdient een bezoek, al is in de
bosschen dezer streek de vergiftboom in het geheel niet zeld-
zaam *). B&dg&djampi heeft een pasanggrahan , een koffie- en
zoutpakhuis; het ligt te midden van bebouwde velden, maar,
om zoo te zeggen, aan de grenzen der cultuur. Wel vindt men
meer zuidwaarts nog enkele dorpen, maar zg zgn als oasen
in de wildernis. De ligging van R^djampi in eene goed
besproeide vlakte, 90 m. boven de zee, is zeer gezond , en
noopte den heer Zollinger hier, althans voorloopig, zgne woon-
plaats Ie vestigen, toen hg in 1856 van de Regeering voor 50
jaren de concessie had erlangd om in deze streken eene groote
plantage van kokosboomen aan te leggen. De onderneming had
met groote moeielgkheden te kampen. Het opruimen der bosschen
vorderde een kolossalen arbeid, en de werkkracht der schrale
bevolking was gering. Bovendien was de groote vochtigheid
van het jaar 1867 zeer nadeelig, daar zg het verbranden van
boomen en ruigte bemoeielgkte. Maar het grootste ongeluk
dat de onderneming kon treffen, trof haar in 1859 door den
dood des ondernemers, die spoedig de geheele zaak, ofischoon
zg goede renten beloofde, aan verwaarloozing en vernietiging
prgs gaf •)•
^) Blume, Romphia, I, pi. XXII. Zie den tekst bl. 46—59. Orer de Anti-
aris vgl. D. I, bl. 152, en bierboyen, bl. 467, alsook van Hoëvell, Reis,
II. 193—195, en Stöbr, die Pror. Banjuwangi. 31.
») St5br, t. a. p. 33—37.
Digitized by VjOOQIC
1095
Te midden der maagdelijke wonden , die hier eene verbazende
verscheidenheid van de schoonBte woudreuzen bevatten , en de
kostbaarste hontsoorten , waaronder ook het kajoe pèlèt, opleveren ,
liggen, op een paar palen afstands van R&g&djampi, de merkwaar-
dige ruïnen van Matjan poetih, waarvan reeds in het historisch
deel van dit werk eene beschrijving is gegeven*), waarom wij
die thans met stilzwggen voorbijgaan.
Onze laatste tocht in Banjoewangi en in het geheel op het
eiland Java heeft een vluchtig bezoek ten doel aan het zuider-
strand bg Gradjagan. De weg, die te paard moet worden
afgelegd, voert eerst in zuidoostelijke richting naar het dorpje
Pare Djati, dat te midden van rijstvelden op een der bosch-
rijke voorheuvelen van den Baoen ligt. Het bebouwde land
houdt echter spoedig op, maar niet de schoonheid van hetland-
schap; want door eene kleine, waterrijke vallei, begrensd door
lage , heerlijk begroeide heuvelen , rijdt men als door een park
naar Gambiran, dat 15i paal van B&g&djampi verwgderd is. Hier
vindt men weder een goeden pasanggrahan ; men heeft er den
machtigen kegel van den Baoen in het noorden lU^ west, en
ziet er in het westen een koepelvormigen heuvel liggen , den
Goenoeng Erikil, den hoogsten die in deze richting wordt aan-
getroffen. Al de heuvelen in den omtrek bestaan uit ophoopingen
van lavablokken. Stöhr acht ze afkomstig van oude lavastroo-
men, van den Baoen afgedaald, die bij het afkoelen gebarsten
zijn, ofschoon hg ook de mogelijkheid erkent, dat zij van uitge-
worpen puinbrokken zijn gevormd. Hoe het zg , zij staan in ver-
band met den Baoen, van wien zg in rgen uitstralen. De uit-
werpselen van dien vulkaan schgnen tot aan het zuiderstrand
op bgna 30 geogr. minuten van zijn top verspreid te zgn. Een
sage zegt dat in den berg eenmaal een smid woonde, die dag
en nacht vlgtig arbeidde. Dit verdroot den in de nabgheid
wonenden God Bim&, wien de vonken in huis vlogen, waarom
hg in toom de geheele smidse omverwierp. Uit de weggeslin-
gerde stukken , die tot aan het strand vlogen , werden deze heu-
velrgen gevormd *).
*) D. II, bl 210 VT. =) Stöhr, t. a. p. 54 v.
Digitized by VjOOQIC
1096
Den loop der Eali Stahil volgende, waaraan Gambiran gele*
gen 18, yerToIgen wg onzen weg door prachtige bossohen bijna
recht oostwaarts naar Kradenan, 9{ palen van Gttmbiran. Hen
kan thans van R&g&djampi Eradenan ook in recht zuidwaartache
richting bereiken over Soek&dadi , in welke plaats ook eene kleine
landbouwinrichting voor dwangarbeiders heeft bestaan , die echter
nooit veel heeft beteekend en sedert lang te niet is gegaan *).
Langs dezen weg bedraagt de afstand van R&g&djampi tot Era-
denan slechts 14} palen, terwijl wg bg den omweg over Gkm-
biran 25 palen moesten afleggen, die echter rnim de moeite
beloonden. Ook Eradenan heeft een pasang^ahan, en in den
omtrek dier plaats bestaat weder eene niet onaanzienlgke koffie-
cnltnnr.
Eindelgk rijden^ wij nog 9} palen in recht znidelgke richting
naar Gradjagan. Ook hier voert de weg door het hoogstammig wond,
totdat plotseling het bosch ophondt en alles, zoo ver het oog reikt,
bedekt is met het hooge glagah-gras, waamit slechts enkele
gehang-palmen *) en acacia's opschieten. Na een vrg langen rit
door het glagah-veld bereikt men ten laatste de strandvlakte, eene
moerassige, van natnnrlijke kanalen doorsneden landstreek. De
baai van Gradjagan bestaat nit een buiten- en binnenhaal. De
eerste is zeer uitgestrekt , de laatste bestaat nit een langen , oost-
waarts diep in het land dringenden zeearm , door een smalle land-
tong van de bnitenbaai gescheiden. In onze eeuw van doorgra-
vingen zou het vroeger geopperd denkbeeld wel eens weder
kunnen worden opgewarmd om deze binnenbaai door een kanaal
te verbinden met de Pampang-baai, die aan de oostzgde van
Banjoewangi even diep landwaarts indringt De uiteinden der
beide baaien zullen nauwelijks zes palen van elkander verwijderd
zijn, en het uitwinnen van den langen weg om het schiereiland
Balambangan heen zou voor de scheepvaart een niet te verachten
voordeel wezen •).
Gradjagan is een klein visschersdorp dat aan de binnenbaai
«) Bleoker in T. v. N. I. 1849, II. 159. s) Ooryphau mbraguUfera L,
») Stöhr, t. a p., bl. 67.
Digitized by VjOOQIC
1097
niet ver van haren ingang ligt De landtong, die zicli slecbts weinig
boven de zee verheft, is zandig en met Btruikgewas en gras begroeid,
maar bevat een goede zoetwater-wel. Zoo kalm als de zee is in
de beschutte binnenhaal, zoo hevig wordt de landtong aan de bui-
tenzgde door de zware branding van den Zuider- oceaan bestookt.
Aan de westzgde der binnenhaal steekt een tien meters hooge
klip in zee uit, en ook verder westwaarts is de baai door woeste
klippen omgeven^ die hg vloed door de zee gebeukt worden,
maar er bg ebbe door eene vlakte van weinige schreden van
gescheiden zgn. De klippen van Oradjagan zijn de laatste uit-
loopers van den Baoen.* De bewoners van dit dorp vinden in
de waterea in den omtrek vele eetbare schelpdieren, waaronder
een smakelgke oestersoort, en een overvloed van visch, terwgl
op het strand de schildpadeieren bg schotels vol worden ingeza-
meld *)• Wg hebben hier den eindpaal onzer tochten over Java
bereikt en bg ons afscheid van het schoone eiland, zullen, ver-
trouw ik, al mgne lezers het met mij steeds klimmende welvaart
en voorspoedige out wikkeling toewenscheu.
Op het oogenblik dat ik gereed sta de pen neder te leggen,
is het tien jaren geleden dat ik met dit werk een aanvang maakte.
Ik heb die tieo jaren in den geest grootendeels op Java door-
leefd, en verlaat het met hetzelfde weemoedige gevoel , met den-
zelfden weerzin om te scheiden , met denzelfden achterwaarts
gerichten blik, alsof ik er mg na tien jaren werkelijk verblgf
van moest afscheuren. Wellicht heeft het oog der verbeelding de
schoonheid overschat, en zou de aanblik der werkelgkheid een
illusie verstoren. Er zijn er ^ ik weet het, die zoo oordeelen ; maar
er zgn er ook die mijne opvatting staven. Zelden is wel is waar
de. heerlijkheid der natuur van Java door Nederlandsche dichters
') Stdhr t. a. p. bl 58, 62.
Digitized by VjOOQIC
1098
bezoDgeo ; maar een der beste , schoon niet der meest gelezene , —
een der zeer weinige die Insalinde door eigen aansohoawing
kenden, — Hendrik Amold Meyer, heeft ze meermalen ia
zijne zangen gehuldigd. Men yergnnne m(j met de volgende
sohoone regels nit zgn „Yaarwel aan Jaya'' *) deze bladzgden
te beslaiten:
^Jal heerlgk schoon is de aanblik van die dreven
«Waar eeuwge jeugd de rgke schepping siert :
„De grond geen arbeid eischt om Tracht te geren,
„En 't golvend graan tot in de wolken tiert I
„Ziet hier de mige klippen, met hun holen,
„Als zwarte reuzen, badende in den vloed;
„Ginds , onder 't wuivend kokosbosch verscholen ,
„De witte kampong, die van 't strand n groet!
„Die grgze rookspiralen, langzaam kronkelend
„Door 't loofgewelf der groene boschvallei ;
„De watervallen in het zonlicht vonkelend
„Als zilver, op der bergen donkere zg',
„Het berggevaarte , in neevlig* afstand wgkend ;
„Door 't licht gekleurd met blauw en violet,
„Met donzen wolkjes op zgn toppen prgkend
„Als witte veeren op 't gebronsd heimet !**
>) Aurora, Jaarboekje voor 1843.
Digitized by VjOOQIC
INHOUD.
VIERDE BOEK.
CHOROGRAPHIE.
EERSTE AFDEELING.
West-Javo.
EERSTE HOOFDSTUK.
De Hoofdstad Blds. 1
TWEEDE HOOFDSTUK.
De residentie Batavia a 62
DERDE HOOFDSTUK.
Banten , 100
VIERDE HOOFDSTUK.
Erawaog , 148
VIJFDE HOOFDSTUK.
ajeribon , 176
ZESDE HOOFDSTUK.
De Preanger Begentsohappen , 283
Digitized by VjOOQIC
1100
TWEEDE APDEELING.
Midden-Java.
EERSTE HOOFDSTUK.
Tegal en Pekalongan Bldz. 355
TWEEDE HOOFDSTUK.
Banjoemas en Bagelèn , 403
DERDE HOOFDSTUK.
Samarang en Eadoe « 472
VIERDE HOOFDSTUK.
De Yoratenlanden <* r „ 566
VIJFDE HOOFDSTUK.
Madioen en Eediri. , 701
ZESDE HOOFDSTUK.
Djapara en Bembang , 754
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Soerabiga , 814
DERDE APDBELINa.
Madoera en de Oosthoek.
EERSTE HOOFDSTUK.
Madoera , 891
TWEEDE HOOFDSTUK.
Pasoeroean en Probolinggo ^ 925
DERDE HOOFDSTUK.
Besoeki , . . . 1040
Digitized by VjOOQIC
i
il. i
Digitized by VjOOQIC
I
* * i
Digitizedby Google ^
YD
; uo I f *
ivi316873
Ü.C. BERKELEY LIBRARIES
■lllllllllll
^£edby Google
Digitized by VjOOQIC