Skip to main content

Full text of "Kroniek"

See other formats


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  preserved  for  generations  on  library  shelves  bef  ore  it  was  carefully  scanned  by  Google  as  part  of  a  project 
to  make  the  world's  books  discoverable  online. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  expire  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 
to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 
are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that 's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  marginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 
publisher  to  a  library  and  finally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  technical  restrictions  on  automated  querying. 

We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfrom  automated  querying  Do  not  send  automated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  large  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attribution  The  Google  "watermark"  you  see  on  each  file  is  essential  for  informing  people  about  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countries.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can't  offer  guidance  on  whether  any  specific  use  of 
any  specific  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
any  where  in  the  world.  Copyright  infringement  liability  can  be  quite  severe. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.  Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  text  of  this  book  on  the  web 


atjhttp  :  //books  .  qooqle  .  com/ 


Over  dit  boek 

Dit  is  een  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliotheekplanken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 
doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  zo  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 
domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteur srechttermijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 
verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 
geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 
lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automatisch  zoeken. 

Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niet-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet-commerciële  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  het 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebruikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  rust,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informatie  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 


op  het  web  via  http:  //books  .google  .  com 


vv 


y 


s' 


/ 


r 


w-. 


1 


KRONIJK 


VAN  HKT 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


IÏBI1IÏ, 


Elfde  J*arga»g  lêSS 


DERDE  SERIE. 
EEK8TE   DEEL. 


>>*»■!<. 


UTRECHT, 

KEMINK  EN  ZOON. 

1855. 


THE  NEW  YORKl 

PUBLIC  LIBRARY 


A3T0*,  LEN6X  ANQ 
TlfcPW  TOUNDATIONe. 

ttflfr 


NAAMLIJST  DER  LEDEN 


1AX  H£T 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GETISTIOD 


te  VTRECHT. 


BESTUUR. 

Mr.  N.  P.  J.  Kien,  Burgemeester  der  stad  Utrecht,  Honorair 

Voorzitter. 
Jhr.  Mr.  A.   M.  0.  van  A&ch  van  Wyck,  Eerste  Vooreitter, 
Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  Tweede  Voorzitter. 
Mr.  H.  Hooft  Graafland,  Eerste  Secretarie. 
Mr.  J.  A.  Grothe,  Tweede  Secretarie. 
Jhr.  C.  A.  Bethaao  Macaré,  Eerste  Btfliotóekaris. 
Mr.  J.  I.  D.  Nepveu,  Tweede  Bibliothekaris. 
Mr.  H.  A.  B.  Voamaer,  Penningmeester. 
Dr.  S.  Karaten. 


4 
HONORAIRE  LEDEN. 

Dr.  J.  J.  Altmeyer,  te  Brussel. 

Dr.  J.  M.  F.  Birnbaum ,  te  Giessen. 

Jhr.  Ph.  Blommaert,  te  Gent. 

Dr.  A.  Borgnet,  te  Luik. 

Dr.  J.  Bowring,  te  Londen. 

Dr.  J.  G.  Burman  Becker,  te  Koppenhagen. 

E.  de  Busscher,  te  Gent. 

U.  Capitaine,  te  Luik. 

C.  Carton,  te  Brugge. 

Er.  Cramer,  te  Straalsund. 

Dr.  J.  David,  te  Leuven. 

Mr.  Prudens  van  Duyse,  te  Gent. 

Dr.  H.  A.  Erhard,  te  Munster. 

E.  van  Even,  te  Leuven. 
Dr.  J.  G.  Flügel,  te  Leipzig. 
L.  P.  Gachard ,  te  Brussel. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer,  te  Utrecht. 
Dr.  J.  Gervinus,  te  Heidelberg. 
Dr.  H.  Grote,  te  Hanover. 

Dr.  L.  J.  F.  Janssen ,  te  Leyden. 
Mr.  M.  C.  van  Hall,  te  Amsterdam. 
Xavier  Heuschling,  te  Brussel. 

F.  Kügler,  te  Berlijn. 

P.  Lansens,  te  Couckelaere. 

Dr.  J.  M.  Lappenberg,  te  Hamburg. 

L.  J.  Lardner,  te  Londen. 

L.  von  Ledebür,  te  Berlijn. 

O.  Leirens,  te  Gent. 

Th.  Babington  Macaulay,  te  Londen. 

A.  Mathieu,  te  Brussel. 

A.  L.  Graaf  de  Mélano  ,  te  Londen. 

F.  H.  Mertens,  te  Antwerpen. 

Ridder  Jules  Pautet ,  te  Beaune  in  Frankrijk. 


6.  H.  Pertz ,  te  Berlijn. 

P.  F.  X.  de  Ram,  te  Leuven. 

F.  tod  Raumer,  te  Breslau. 

F.  Eens ,  te  Gent. 

A.  de  Reume,  te  Brussel. 

Dr.  6.  J.  Rozenkranz,  te  Manster. 

J.  Baron  de  Saint-Genois ,  te  Gent. 

A.  G.  B.  Schayes,  te  Brussel. 

W.  A.  Baron  Schimmelpenninck  van  der  Oye,  te  Arnhem. 

Mr.  C.  L.  Schüller  tot  Peursum,  te  Utrecht. 

C.  P.  Serrure,  te  Gent. 

Dr.  F.  A.  Snellaert,  te  Gent. 

C.  Stroobant,  te  Lembecq. 

K.  L.  Torfs,  te  Antwerpen. 

Dr.  L.  Tross,  te  Ham. 

Dr.  C.  Ullmann,  te  Halle. 

F.  Verachter,  te  Antwerpen. 

A.  Wauters,  te  Brussel. 


GEWONE  LEDEN. 

Mr.  J.  Ackerahjck,  te  Utrecht. 

Jhr.  P.  Opperdoes  Alewijn,  te  Hoorn. 

W.  AJewijn  Fz.,  te  Amsterdam. 

Mr.  J.  H.  Beucker  Andreae,  te  Leeuwarden. 

Dr.  J.  P.  Arend,  te  Amsterdam. 

H.  A.  van  den  Wall  Bake,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  F.  W.  A.  Beelaerts  van  Blokland ,  te  Rotterdam. 

L.  M.  Beels,  te  Amsterdam. 

Dr.  N.  Beets,  te  Utrecht. 

N.  P.  van  den  Berg,  te  Rotterdam. 

L.  R~  Beijnen ,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  M.  Bichon  van  IJsselmonde,  te  Rotterdam. 

Dr.  W.  Bisschop,  te  Dordrecht. 


f\\ 


r 


y  .  * 


»>■ 


KRONIJK 


VAN  HOT 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


IVIlllf. 


Elfde  Jwgamg  £&S&. 


DERDE  SERIE. 


EEESTE   DEEL. 


■N»X' 


UTRECHT, 

KEMINK  EN  ZOON. 

1855. 


THE  NEW  YORK/ 

publiclibrary 


r^iA,  f* 


A8T0W,  LEN^X  AND 
T/tPW  FOUNDATION». 


F 


»  i/- 


NAAMLIJST  DER  LEDEN 


VAN  HJET 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


te  VTRECKT. 


BESTUUR. 

Mr.  N.  P.  J.  Kien,  Burgemeester  der  stad  Utrecht,  Honorair 

Voorzitter. 
Jbr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wyck,  Eerste  VoorsitUr. 
Jbr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  Tweede  Voorzitter. 
Mr.  11.  Hooft  Oraafland,  Eerste  Secretaris. 
Mr.  J.  A.  Grothe,  Tweede  Secretaris. 
Jbr.  C.  A.  Bethaan  Macaré,  Eerste  Bihtioêhekari*. 
Mr.  J.  L  D.  Nepvea,  Tweede  Bibliotiekaris. 
Mr.  H.  A.  B.  Vosmaer,  Penningmeester, 
Dr.  S.  Karaten. 


4 
HONORAIBE  LEDEN. 

Dr.  J.  J.  Altmeyer,  te  Brussel. 

Dr.  J.  M.  F.  Birnbaum ,  te  Giessen. 

Jhr.  Ph.  Blommaert,  te  Gent. 

Dr.  A.  Borgnet,  te  Luik. 

Dr.  J.  Bowring,  te  Londen. 

Dr.  J.  G.  Burman  Becker,  te  Koppenhagen. 

E.  de  Busscher,  te  Gent. 

U.  Capitaine,  te  Luik. 

C.  Carton,  te  Brugge. 

Er.  Craraer,  te  Straalsund. 

Dr.  J.  David,  te  Leuven. 

Mr.  Prudens  van  Duyse,  te  Gent. 

Dr.  H.  A.  Erhard,  te  Munster. 

E.  van  Even,  te  Leuven. 
Dr.  J.  G.  Flügel,  te  Leipzig. 
L.  P.  Gachard,  te  Brussel. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer,  te  Utrecht. 
Dr.  J.  Gervinus,  te  Heidelberg. 
Dr.  H.  Grote,  te  Hanover. 

Dr.  L.  J.  F.  Janssen,  te  Leyden. 

Mr.  M.  C.  van  Hall,  te  Amsterdam. 

Xavier  Heuscbling,  te  Brussel. 

F.  Kügler,  te  Berlijn. 

P.  Lansens,  te  Couckelaere. 

Dr.  J.  M.  Lappenberg,  te  Hamburg. 

L.  J.  Lardner,  te  Londen. 

L.  von  Ledebür,  te  Berlijn. 

C.  Leirens,  te  Gent. 

Th.  Babington  Macaulay,  te  Londen. 

A.  Mathieu,  te  Brussel. 

A.  L.  Graaf  de  Mélano ,  te  Londen. 

F.  H.  Mertens,  te  Antwerpen. 

Bidder  Jules  Pautet ,  te  Beaune  in  Frankrijk. 


F 


6.  H.  Pertz ,  te  Berlijn. 

P.  F.  X.  de  Bain ,  te  Leuven. 

F.  tod  Raumer,  te  Breslau. 

F.  Eens,  te  Gent. 

A.  de  Reume,  te  Brussel. 

Dr.  6.  J.  Bozenkranz,  te  Munster. 

J.  Baron  de  Saint-Genois ,  te  Gent. 

A.  G.  B.  Schayes,  te  Brussel. 

W.  A.  Baron  Schimmelpenninck  van  der  Oye ,  te  Arnhem. 

Mr.  C.  L.  Schüller  tot  Peursnm ,  te  Utrecht. 

C.  P.  Serrure ,  te  Gent. 

Dr.  F.  A.  Snellaert ,  te  Gent. 

C.  Stroobant,  te  Lembecq. 

K.  L.  Torfs ,  te  Antwerpen. 

Dr.  L.  Tross ,  te  Ham. 

Dr.  C.  Ullmann ,  te  Halle. 

F.  Verachter ,  te  Antwerpen. 

A.  Wauters,  te  Brussel. 


GEWONE  LEDEN. 

Mr.  J.  Ackersdijck ,  te  Utrecht. 

Jhr.  P.  Opperdoes  Alewijn,  te  Hoorn. 

W.  Alewijn  Ez.,  te  Amsterdam. 

Mr.  J.  H.  Beucker  Andreae,  te  Leeuwarden. 

Dr.  J.  P.  Arend ,  te  Amsterdam. 

H.  A.  van  den  Wall  Bake,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  E.  W.  A.  Beelaerts  van  Blokland ,  te  Rotterdam. 

L  M.  Beels,  te  Amsterdam. 

Dr.  N.  Beets,  te  Utrecht. 

N.  P.  van  den  Berg,  te  Rotterdam. 

L.  R.  Beijnen ,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  M.  Bichon  van  IJsselmonde,  te  Botterdam. 

Dr.  W.  Bisschop,  te  Dordrecht. 


Mr.  J.  T.  Bodel  Nijenhuis,  te  Leyden. 

Mr.  W.  E.  Boer,  te  Utrecht. 

W.  A.  Boers,  te  Utrecht. 

Mr.  C.  W.  J.  Baron   van  Boetzelaer   van  Dubbeldam,    te 

Utrecht. 
Dr.  A.  van  der  Boon  Cs.,  te  Zaandam. 
Dr.  J.  C.  G.  Boot,  te  Amsterdam. 
Jhr.  W.  Boreel  van  Hogelanden,  te  's  Gravenhage. 
J.  Borsius,  te  Middelburg. 
Dr.  J.  Bosscha,  te  Amsterdam. 
Mr.  P.  van  den  Brandeler,  te  Dordrecht. 
Mr.  B.  Baron  van  Breugel,  te  's  Gravenhage. 
Mr.  P.  A.  Broers,  te  Utrecht. 
H.  Broese,  te  Aardenburg. 
Dr.  G.  A.  van  Limburg  Brouwer,  te  Amsterdam. 
Mr.  P.  A.  S.  van  Limburg  Brouwer,  te  Amsterdam. 
Mr.  A.  Brugroans ,  te  Amsterdam. 

C.  W.  Bruinvis ,  te  Alkmaar. 

D.  D.  Biichler,  te  Amsterdam. 
A.  J.  de  Buil,  te  Amsterdam. 

Mr.  A.  J.  van  Beeck  Calkoen ,  te  Utrecht. 

Dr.  G.  Munnicks  van  Cleeff,  te  Utrecht. 

G.  Craeyvanger,  te  Utrecht. 

J.  H.  van  Dale,  te  Sluis. 

Mr.  J.  van  Dam  van  Noordeloos,  te  Rotterdam. 

Mr.  A.  Deketh,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  W.  M.  J.  van  Dielen ,  te  Utrecht. 

Mr.  J.  Dirks,  te  Leeuwarden. 

Dr.  J.  I.  Doedes ,  te  Rotterdam. 

Mr.  C.  G.  de  Balbian  van  Doorn,  te  Utrecht. 

Mr.  J.  van  Doorninck,  te  Zwolle. 

Dr.  J.  C.  Drabbe,  te  Rijswijk. 

J.  ab  Utrecht  Dresselhuis ,  te  Wolphaartsdijk. 

Mr.  G.  Dumbaf ,  te  Deventer. 

F.  A.  Ebbinge  Wubben ,  te  Staphorst. 


A.  van  Eek,  te  Zierikiee. 

J.  rail  Eik,  te  Amsterdam. 

Jhr.  Mr.  P.  J.  Elout  Tan  Soeterwoude ,  te  's  GraTenhage. 

Dr.  C.  A.  Engelbregt,  te  Doesburg. 

Mr.  H.  J.  Engelkens,  te  Winschoten. 

Mr.  J.  J.  Ermerins,  te  Zierikiee. 

Mr.  D.  J.  Tan  Ewijck  Tan  de  Bilt,  te  Haariem. 

Mr.  F.  N.  M.  Eyck  Tan  Zuyliohem,  te  Maartensdijk. 

F.  W.  Fabius,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  J.  Fabius,  te  Assen. 

Mr.  H.  O.  Feith ,  te  Groningen. 

Jhr.  Mr.  C.  Tan  Foreest,  te  Heilo. 

Mr.  G.  D.  Franquinet,  te  Maastricht. 

Jhr.  Mr.  E.  L.  de  Geer,  te  Amsterdam. 

E.  F.  Georges ,  te  Utrecht 

Mr.  S.  J.  Tan  Gemis,  te  Utrecht. 

Dr.  B.  Glasias,  te  Geertruidenherg. 

Mr.  J.  K.  Baron  Tan  Goltstein,  te  's  GraTenhage. 

Mr.  C.  E.  Tan  Goor,  te  Amsterdam. 

J.  Goudriaan,  te  Leyden. 

Mr.  J.  Tan  's  GraTenweert ,  te  Oosterbeek. 

Mr.  G.  Groen  Tan  Prinsterer,  te  's  GraTenhage. 

Jhr.  J.  P.  Cornets  de  Groot  Tan  Kraayenburg ,  te  's  Gra- 
Tenhage. 

C*  Weggeman  Goldemont,  te  Ouderkerk  aan  den  IJssel. 

Dr.  J.  C.  Hacke,  te  Nieu.w-Loosdrecat. 

Dr.  J.  H.  Halbertsma ,  te  Deventer. 

Mr.  F.  A.  Tan  Hall,  te  's  GraTenhage. 

Mr.  J.  van  Hall ,  te  Utrecht. 

Mr.  W.  J.  G.  Tan  Hasselt,  te  Amsterdam. 

Mr.  B.  T.  Baron  Tan  Heemstra  Tan  Froma  cd  Eibersburen, 
te  IJsselstein. 

Jhr.  Mr.  H.  J.  Tan  der  Heim ,  te  's  Gravenhage. 

C.  J.  Heilingwerff ,  te  Alkmaar. 

Dr.  A.  A.  Tan  Heutden,  te  Breda. 


8 


B.  L.  C.  van  den  Heuvel,  te  IJsselstein. 

Mr.  J.  Hinlópen,  te  Utrecht. 

Dr.  A.  des  Amorie  van  der  Hoeven,  te  Amsterdam. 

Mr.  M.  des  Amorie  van  der  Hoeven ,  te  Amsterdam. 

J.  Hoevenaar,  te  Utrecht. 

Mr.  H.  M.  Hoffmaïï,  te  Utrecht. 

J.  W.  Holtrop,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  J.  C.  M.  van  den  Honert,  te  Brielle. 

J.  Honig  Jz.  Jr.,  te  Zaandijk. 

Mr.  E.  Huydecoper  van  Nigtevecht,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  J.  Huydecoper  van  Maarsseveen ,  te  Maarsseveen. 

F.  H.  G.  van  Iterson,  te  Leyden. 

B.  A.  J.  Baron  van  Ittersum ,  te  Brummen. 

H.  Q.  Janssen,  te  Vrouwepolder. 

Mr.  J.  C.  "W.  Le  Jeune,  te  Wageningen. 

Jhr.  Mr.  W.  C.  M.  de  Jonge  van  Ellemeet,  te  Oost-Kapelle. 

Mr.  W.  H.  Cost  Jordens,  te  Deventer. 

Dr.  H.  H.  Kemink ,  te  Utrecht. 

J.  M.  van  Kempen ,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  J.  de  Bosch  Kemper,  te  Amsterdam. 

Jhr.  C.  P.  L.  van  Kinschot,  te  Assen. 

Jhr.  G.  L.  F.  van  Kinschot,  te  Arnhem. 

Dr.  F.  C.  Kist ,  te  Utrecht. 

Mr.  J.  A.  Kluppel,  te  Alkmaar. 

Mr.  K.  J.  F.  C.  Kneppelhout  van  Sterkenburg,  te  Leyden. 

W.  J.  Knoop,  te  Leeuwarden. 

Mr.  H.  J.  Koenen,  te  Amsterdam. 

Mr.  J.  S.  G.  Koning,  te  Wedde. 

G.  Kuyper  Hzn.,  te  Muiden. 
A.  van  Lee,  te  Amsterdam. 

J.  H.  van  Lennep,  te  Amsterdam. 

P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam. 

E.  van  Lóben  Sels,  te  's  Gravenhage. 

Jhr.  Mr.  J.  W.  van  Loon ,  te  Amsterdam. 

Mr.  C.  Th.  Baron  van  Lynden ,  te  Utrecht. 


9 


Mr.  G.  van  Marie,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  J.  C.  Mariens  ?an  Sevenhoven,  te  Utrecht. 

Mr.  G.  J.  de  Martini,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  A.  de  Meester,  te  Harderwijk. 

Mr.  A.  A.  J.  Meylink,  te  's  Gravenhage. 

Dr.  W.  Moll ,  te  Amsterdam. 

P.  M.  Montijn ,  te  Oudewater. 

Mr.  P.  J.  van  der  Muelen  tot  Maarssenbroek ,  te  Utrecht. 

F.  Maller,  te  Amsterdam. 

F.  Nagtglas,  te  Middelburg. 

Mr.  L.  J.  Nepveu  tot  Ameyde,  te  Zwolle. 

P.  M.  Netscher,  te  's  Gravenhage. 

J.  W.  van  der  Noorda,  te  Dordrecht. 

Dr.  M.  J.  Noordewier,  te  Assen. 

J.  J.  F.  Noordziek,  te  's  Gravenhage. 

J.  Noot,  te  Harderwijk. 

Is.  An.  Nijhoff  Az.,  te  Arnhem. 

P.  Nijhoff,  te  Arnhem. 

Jhr.  Mr.  A.  A.  van  Oldenbarneveld ,  genaamd  Witte  Tul- 

lingh ,  te  Utrecht. 
Dr.  C.  G.  B.  Ontijd,  te  Brammen. 
Dr.  J.  J.  van  Oosterzee,  te  Botterdam. 
Jhr.  J.  Ortt  van  Schonanwen,  te  Utrecht. 
Mr.  B.  G.  A.  Pabst,  te  Utrecht. 
Jhr.  Mr.  J.  M.  van  Pabst  van  Bingerden,  te  Nijmegen. 
Mr.  A.  A.  W.  Wulfften  Palthe,  te  Oldenzaal. 
Jhr.  Mr.  M.  C.  Paspoort  van  G rijpskerke,   te  Middelburg. 

A.  Perk,  te  Hilversum. 

Mr.  A.  Philips,  te  Amsterdam. 

B.  de  Poorter,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  J.  K.  W.  Quarles  van  Ufford ,   te  's  Gravenhage. 

Mr.  O.  van  Bees,  te  Utrecht. 

L.  H.  W.  van  Aylva  Baron  Bengers ,  te  Bergen-op-Zoom. 

M.  Boest  Mz.,  te  St.-Oedenrode. 

Mr.  H.  G.  Bomer,  te  Utrecht. 


10 


Dr.  R.  C.  H.  Romer,  te  Deil. 

Jhr.  W.  J.  A.  van  Romondt,  te  Zeist. 

C.  Baron  de  Salis,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  E.  A.  Sandbrink ,  te  A  me  rongen. 

J.  6.  de  Hoop  Scheffer,  te  Amsterdam. 

Dr.  P.  Scheltema,  te  Amsterdam. 

A.  D.  Schinkel,  te  's  Gravenhage. 

Dr.  G.  D.  J.  Schotel ,  te  Tilburg. 

C.  D.  Schüller,  te  Amsterdam. 

Mr.  L.  C.  Hora  Siccama,  te  Utrecht. 

Jhr.  J.  P.  Six  van  Hillegom ,  te  Amsterdam. 

A.  Elink  Sterk,  te  's  Gravenhage. 

W.  B.  Stoof,  te  Utrecht. 

Mr.  G.  N.  de  Stoppelaar,  te  Middelburg. 

Mr.  J.  H.  de  Stoppelaar,  te  Middelburg. 

T.  D.  C.  Suermondt,  te  Utrecht. 

Jhr.  D.  M.  van  Dusseldorp  de  Superville,  te  Middelburg. 

J.  Swart,  te  Amsterdam. 

Mr.  H.  J.  Swaving,  te  Groenlo. 

Mr.  R.  W.  Tadama,  te  Zutphen. 

Mr.  J.  J.  Teding  van  Berkhout,  te  Amsterdam. 

Mr.  P.  J.  Teding  van  Berkhout ,  te  Amsterdam. 

Mr.  A.  Telting,  te  Franeker. 

Dr.  P.  H.  Tydeman ,  te  TM. 

Jhr.  W.  F.  Trip  van  Zoudtlandt,  te  Utrecht. 

Mr.  W.  R.  Baron  van  Tuyll  van  Serooskerken  van  Zuylen, 

te  Zuilen. 
Dr.  D.  J.  Veegens,  te  Amsterdam. 
Mr.  M.  Verbrugge,  te  Middelburg. 
Mr.  P.  Verloren  van  Themaat,  te  Utrecht, 
Dr.  P.  J.  Vermeulen ,  te  Utrecht. 
Mr.  L.  G.  Vernée,  te  Medemblik. 
Dr.  P.  J.  Veth ,  te  Amsterdam. 
F.  H.  de  Veye  de  Burine,  te  Utrecht. 
Dr.  L.  G.  Visscher ,  te  Utrecht. 


n 


Dr.  N.  P.  Visscher ,  te  Utrecht. 

Mr.  A.  R.  Visser,  te  Brielle. 

J.  P.  van  Visvliet ,  te  Middelburg. 

H.  Vollenhoven ,  te  's  Gravenhage. 

J.  J.  van  Vollenhoven  ,  te  Utrecht. 

Mr.  J.  C.  Voorduin ,  te  Utrecht. 

J.  J.  van  Voorst ,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  W.  Vreede,  te  Utrecht. 

Dr.  A.  de  Vries,  te  Haarlem. 

Dr.  M.  de  Vries ,  te  Leyden. 

Dr.  A.  Vrolik,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  W.  F.  H.  Baron  van  Wassenaer  tot  Catwijck,  te  Ben- 

nekom. 
Mr.  S.  de  Wind,  te  Middelburg: 

A.  Winkler  Prins,  te  Veendam. 

B.  W.  Wttewaal,  te  Leyden. 

Jhr.  Mr.  L.  H.  van  Asch  van  Wyck,  te  Wijk  b\j  Duurstede. 
Mr.  G.  A.  TJssel  de  Schepper,  te  Olst. 
J.  G.  Waldkirch  Ziepprecht ,  te  Leyden. 


GENOOTSCHAPPEN,   MET  WELKE   HET   HISTORISCH   GENOOT- 
SCHAP  GEVE8TIGD   TB   UTRECHT  DOOR  RUILING   TAN 
WERKEN  IN   BETREKKING   STAAT. 

Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen. 

Provinciaal  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen  in 
Noord-Brabant. 

Friesch  Genootschap  van  Geschied",  Oudheid-  en  Taalkunde. 

Maatschappij  der  Nederlandsche  Letterkunde  te  Leiden. 

Geschied-  en  Oudheidkundig  Genootschap  te  Maastricht. 

Sociéte  pour  la  recherche  et  kt  conservation  des  roonuménts 
historiques  du  Grand -duché  de  Luxembourg. 

Bataviaasch  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen. 


12 


Académie  royale  des  Sciences,  des  Lettres  et  des  Beaux-arts 
de  Belgique. 
Société  des  Gens  de  Lettres  belges. 
Société  Archéologique  de  Namur. 
Société  Scientifique  et  Littéraire  du  Limbourg. 
Société  royale  des  Beaux-arts  et  de  Littérature,  de  Gand. 
Institut  Archéologique  liégois. 
Der  Verein  für  Hamburgische  Geschichte. 
Die  Oberlausitzische  Gesellschaft  der  Wissenschaften. 


RAPPORTEURS. 

Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré,  voor  de  provinciën  Noord-Bra- 
bant,  Zeeland  en  Limburg. 

Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wyck ,  voor  de  provin- 
ciën Gelderland  en  Overijssel. 

Mr.  H.  Hooft  Graafland ,  voor  de  provinciën  Noord-  en 
Zuid-Holland. 

Mr.  J.  A.  Grothe,  voor  de  provinciën  Friesland,  Groningen 
en  Drenthe. 

Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  voor  de  Oost-  en  West-Indi- 
sche bezittingen. 

Dr.  S.  Karaten,  voor  de  Engelsche,  Eransche  en  Duitsche 
leden. 

Mr.  J.  I.  D.  Nepveu,  voor  de  Belgische  en  Deensche  leden. 


COMMISSIEN. 
Commissie  van  Redactie. 

Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wyck. 

Mr.  H.  Hooft  Graafland. 


13 


Commissie  voor  de  Nederlandsche  Kunstgeschiedenis. 

E.  P.  Georges. 
B.  de  Poorter. 
6.  Craeyvanger. 

Commissie  voor  de  Spkragistük. 

Jhr.  G.  A.  Rethaan  Macaré. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer. 
Jhr.  J.  P.  Six  van  Hillegom. 
£.  F.  Georges. 

Commissie  voor  de  Nederlandsche  Geslacht-  en  JFapenkunde. 

Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré. 

Jhr.  J.  J.  de  Geer. 

Mr.  H.  Hooft  Graafland. 

Mr.  £.  Huydecoper  van  Nigtevecht. 

Commissie  voor  de  Nederlandsche  Archeologie  en  Middel- 
eeuwsche  Bouwkunde. 

Mr.  F.  N.  M.  Eyck  Tan  Zuylichera. 
B.  de  Poorter. 

Jhr.  J.  Ortt  Tan  Schonauwen. 
Mr.  J.  I.  D.  Nepveu. 

Commissie  voor  de  Nederlandsche  Penningkunde. 

Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré. 
F.  H.  de  Veye  de  Burine. 
Dr.  G.  Munnicka  van  Cleeff. 


Afgedrukt  1  April  1866. 


1  Vergadering.     6  fFanuary  1855. 

Leden.  Ruiling  van  genooUchappelijke  werken.  Bibliotheek.  Oud- 
ste stads  rekening  van  Antwerpen,  1324.  Gouden  munten  te 
Utrecht  gevonden.  Kaart  van  het  strand  tusschen  den  Helder 
en  Zandvoort.  Dichtregelen  in  de  kerken  van  Calanlsoog  en 
Petten.  Betrekking  tusschen  de  republiek  der  Fereenigde  Ne- 
derlanden en  Genève  in  1589. 

Leden.  Het  Genootschap  had  in  1854  het  verlies  te  betreu- 
ren van  de  peeren  Dr.  H.  J.  Royaards,  te  Utrecht,  den  2. 
Jan.,  Mr.  P.  C.  Prince,  te  Gouda,  den  29.  Jan.,  Mr.  J.  I. 
van  Hees  van  Berkel ,  te  's  Gravenhage ,  den  11.  Julij  en 
Mr.  A.  Backer,  te  Amsterdam,   den  3.  Dec.  1854  overleden. 

Ruiling  van  genooUchappelijke  werken.  In  1864  is  eene  rui- 
ling van  werken  tot  stand  gekomen  met  de  Société  pour  la 
recherche  et  la  conservation  des  monuments  historiques  du  Grand- 
ducht  de  Luxembourg  >  met  de  Société  des  Beavx-arU  el  de  LU- 
téralure  de  Gand  en  met  het  Geschied-  en  Oudheidkundig  Genoot- 
schap te  Maastricht ,  terwijl  de  ruiling ,  die  vroeger  met  het 
Koninklijk  Nederlandsch  Instituut  geschiedde,  thans  plaats  heeft 
met  de  Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen,  te  Am- 
sterdam. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen  : 

Van  Mr.  A.  Telting ,  te  Franeker : 

De  Waalsche  bezetting  te  Franeker.  1572—1577.  Door  Mr. 
A.  Telting.  (Overgedrukt  uit  de  Nieuwe  Friesche  Volksalmanak 
voor  1855.) 


15 


In  ruiling  ontvangen : 

Van  (Ie  Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen ,  te  Am- 
sterdam: 

Verslagen  en  MededeeUngen.  Tweede  deel ,  derde  stuk.  Am- 
sterdam, 1854, 

Oudste  stads   rekening   van   Antwerpen    van    het  jaar    1324. 

Wordt  ter  tafel  gebragt  een  afschrift  dezer  rekening,  ter 
plaatsing  in  den  Codex  Diplomaticus  aangeboden  door  den  heer 
F.  H.  Mertens,  te  Antwerpen.  Wordt  gesteld  in  handen  der 
Commissie  ran  Bedactie. 

Gouden  munten.  Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macarc,  te  Utrecht, 
Tertooat  de  door  hem  aangekochte  exemplaren  uit  de  onlangs 
alhier  gevonden  gouden  munten.  (Zie  Algemeen*  Kortst-  en  Let- 
Urèode  van  1854,  N°.  52.) 

Kaart  van  het  strand  tvsschen  den  Helder  en  Zandwort.  Dicht '- 
regelen  in  de  kerken  van  Caüantsoog  en  Petten.  Jhr.  J.  Ortt 
Tan  Sehonauwen  vertoont  eene  uitvoerige  kaart  van  het  strand 
tusschen  den  Helder  en  Zaad  voort,  waarop  is  aangewezen  de 
standplaats  der  vaste  verkenningspalen  langs  het  strand,  welke 
strekken  om  door  jaariijksche  meting  de  afneming  der  kust 
nel  juistheid  te  kannen  beoordeelen,  en  deelt  de  navolgende 
dichtregelen  mede,  welke  zich  op  muurborden  in  de  kerken 
Fan  Callantaoog  en  Petten  bevinden ,  en  voor  de  geschiedenis 
ran  de  kaart  niet  geheel  onbelangrijk  zijn. 

Vers  op  een  bord  in  de  kerk  te  CallanUoog. 

CaUants-Oogh  tot  den  Leeser! 
Anno. 

1200.    Een  eyland  was  ik  eerst,  omcingelt  door  de  zee, 

1300.    Seer  volk  en  neeringh-rijk ,  mijn  scheepen  van  de 

rhee, 

1510.    Tot  aes  en  dertigb  stuks,  alleen  ten  haringh  gingen, 
Wyl  veelen  voor  de  wal,  de  verache  zeevis  vingen. 

1553.    Twee  dorpen  'tOogh  genaamt,  zijn  voor  mijn  tijd  ge- 
weest. 


16 


1570      Het  laatste  door  den  vloed  vernielt,   waarvan  men 
op  al-  leest, 

derhey-  Dat  neffens  kerk  en  school,  drie  honderd  huysen  ston- 
lige  den. 

vloed.   Mijn  djjk  is  eerst,   daarna,  die  van  de  Zijp  version* 

den; 
Maar  eendraght,  met  Gods  hnlp,   weerstonden  'tzee- 

gewelt , 
1598      Want  als  de  Zijp,  met  mij,  sigh  hadde  'tzaam  gestelt, 
en        Door  Noord  en  Zuyderdijk,  doe  is  tot  Sevenhuysen, 
1612.     'Tgehught  daar  ik  nu  sta,  gedekt  voor  't  water 

bruysen , 
1581.     Het  derde  dorp  gestigt,  en  dit  kleyn  tempelwerk, 
Maar  tien  voet  grooter ,  dan  het  eb  oor  van  d'oude 

kerk, 
Uyt  ouerblijfsels  van  den  selven  op  doen  bouwen. 
1610.     De  zanddijk  is  hierna,  om  't  water  te  weêrhouwen , 
Uyt  Staten  last,  ten  deele,  ook  op  mijn  grond  ge- 

leght; 
1581.     'T  is  hondert  sestigh  jaar,  dat  ik  wierd  opgereght. 
Schoon  kleynder,  blij  ff  ik  dogh,  het  Oogh  van  Cal- 

lens  landen, 
Sie  verder  dan  gij  denkt,  mijnduynen,  velden,  stran- 
den, 
1230.     Begaaft  met  't  hooghste  reght ,  door  Floris  Hollands 

graaf, 
Afkomstigh  uyt  't  geslacht,  sooeedel,  oud,  als  braaff, 
Der  Brederodens,  die  voorheen  vrij  heeren  waaren. 
Ik  groey  van  nieuws  weerop  herbooren  uyt  de  baaren , 
En  heff  het  oogh  om  hoogh ,  alleen  tot  Godes  eer, 
Gevestight  in  't  gelooff ,  en  Christi  waare  leer , 
Gemoed ight  om  mijn  lot ,  en  stants  verwisselingen , 
Te  dragen  na  den  raad,  des  Scheppers  aller  dingen. 
Gaat  nu ,  en  leert  uyt  mij ,  dat  niets  hier  seeker  staat , 
Maar  wat  het  oogh  besiet ,  als  tijdelijk  vergaat. 


17 


Dies  werkt  uw  zaliglieyt  met  vreesen  en  met  beeven. 
Voor  Gods  alsiendend  oogh,  200  zult  gij  eeuwigh  leeven. 

Gegeven  bij  Mr.  Jacob  Coren  van  der  Mieden 

en  sijn  huysvrouw 

Susanna  Doubleth, 

Heer  en  vrouwe  tot  Callants-Ooge. 

Anno  1741. 

Ver*  op  een  bord  in  de  kerk  ie  Pelten. 

Laua  Magno  GoeLl  Deo. 

Door  sterke  aanwas  en  gewelt , 
Des  oceaans  ter  neer  gevelt, 
Ben  ik  dus  uit  mijn  as  herboren , 
Roemwaardiger  dan  ooit  te  vooren , 
Ter  eere  van  Gods  ware  ligt 
en  heilgen  tempel  dienst  herstigt ; 
Dus  wert  des  Ueeren  suyver  Woord 
Hier  staag  verkondigd  en  gehoord t. 
P.  Punt.  A*  1701. 

Ven  op  een  bord  in  de  kerk  te  Petten. 

Weleer  door  't  woen  der  zee  geveld , 
Werd  ik  weer  luisterrijk  hersteld ,  (1701) 
En  stond  hier  tros  de  woeste  baren , 
Ruim  honderd  vijf  en  veertig  jaren. 

Verouderd  in  't  verval  geraakt, 
Werd  ik  ten  gronde  toe  geslaakt,  (1846) 
Doch  dad'lijk  uit  het  puin  herboren, 
Verrees  ik  kleiner  dan  te  voren. 

Maar  met  een  schoolgebouw  verrijkt, 

't  Geen  thans  aan  mijne  zijde  prijkt , 

Ten  einde  oud  en  jong  te  leerën, 

Met  kennis  zijnen  God  te  eeren. 
1846.  E.  de  Kruyff. 

XI.  i.  8 


IS 


De  tegenwoordige  kerk  en  school  te  Petten  zijn  onder  één 
dak  gebouwd  op  de  grondslagen  van  het  kruis  der  vorige  in 
1701  gebouwde  kerk. 

Belrekking  lusseken  de  republiek  der  Vereenigde  Nederlanden 
en  Genève  in  1589  en  1590. 

Het  Provinciaal  Utrechtsch  Genootschap  heeft  sedert  1848  in 
eene  uitgeschrevene  prijsvraag  verlangd  >  een  overzigt  der  staat- 
kundige betrekkingen  en  van  den  wederzgdschen  invloed,  dien 
de  Nederlanden  en  de  Zwitsersche  kantons  op  elkander  gehad 
hebben."  Door  de  welwillendheid  van  den  heer  A.  C.  Grivel, 
archivaris  der  republiek  en  van  het  kanton  Genève,  daartoe  in 
staat  gesteld,  deelt  Mr.  W.  G.  Vreede,  te  Utrecht,  eene  kleine 
bijdrage  mede  tot  opheldering  en  aanvulling  van  hetgeen  we- 
gens eene  eerste  diplomatische  aanraking  van  het  Protestantsche 
Zwitserland  en  de  Yereenigde  Nederlanden  in  onze  Staatsreso- 
lutiën  en  bij  enkele  geschiedschrijvers  voorkomt.  Zoo  meldt 
Bor,  Nederl.  Oorlogen,  XXVIIe  Boek,  fol.  497,  op  het  jaar 
1589:  >De  hertoge  van  Savoyen  belegert  hebbende  de  stad 
van  Genèven,  is  daerna  genootsaekt  geweest  'tselve  te  verlaten, 
om  Grenoble  te  secoureren ,  dat  van  den  conink  van  Vrankrijk 
belegert  was ,  doch  biel  het  evenwel  seer  sterk  beset  om  uyt 
te  hongeren  met  wel  22  forten.  Middelertijd  hebben  sy  overal 
gedeputeerde  gesonden ,  om  assistentie  te  hebben ,  en  is  bij  de 
Generale  Staten  in  henlieden  faveur  geschreven  aen  de  parti- 
culiere Pro  vintien ,  ten  eynde  men  op  de  sake  en  hare  be- 
swaernisse  lettende,  deselve  stad  soude  secoureren  na  de  im- 
portantie en  gelegeutheyd  van  der  sake,  sonder  eenige  somme 
naemhaftich  te  maken ,  en  zijn  de  Gesanten  met  reddik  conten- 
tement  vertogen ,  hebbende  de  Provintien  elx  eenige  penningen 
goetwillichlijk  opgebragt." 

In  het  Register  van  Holland  en  West- Friesland  of  Resolutien 
van  Holland,  fol.  886  volg.  (2  en  14  December  1589,  fol.  898) 
wordt  gewag  gemaakt  van  den  naam ,  eenigzins  verminkt ,  van 
den  uitstekenden  man ,    als  regtsgeleerde ,  philoloog  en  staats- 


19 


man  Terraaard ,  Jacobus  Lectius ,  die  de  bede  der  hulpbehoe- 
reode  geloofsgenooten  orerbragt  en  met  brieven  van  de  sijndics 
en  den  raad  van  Genève  was  voorzien,  in  welke  hij  aangeduid 
werd  als  ile  Sieur  Lect  —  nostre  bien  aymé  frere  et  conseil- 
fer",  de  dagteekening  van  14  September  1589  dragende.  — 
Io  onze  staatsbesluiten  luidt  het  verhaal  aldus  •  i  In  de  verga- 
dering van  de  Staten-Generaal  heeft  Jacobus  Electius  (sic)  ju- 
risconsultus ,  ah  gesante  van  die  van  Oeneve ,  ter  presentie 
tin  de  gecommitteerden  van  Holland  overgeleevert  seekere 
Briefen  van  die  van  Geneve,  addresserende  bij  inad verten tie 
am  de  Staten  van  Holland ,  en  de  daarenbooven  mondeling  see- 
ker  verhaal  en  petitie  gedaan  en  in  geschrifte  overgeleevert." 
De  rede  van  Lectius  en  den  brief  van  die  van  Genève  vindt 
men  in  het  Franach  in  het  Regisier  van  Holland  geboekt ,  tot 
hetwelk  kortheidshalve  verwezen  wordt.  Maar  uit  de  door 
den  archivaris  Grivel  medegedeelde  briefwisseling  van  Lectius 
Wijkt,  dat  deze  eigenlijk  naar  koningin  Elizabeth  was  afgevaar- 
digd, en  slechts  toevallig  tot  de  vervulling  van  een  dergel  ij  ken 
last  bij  de  Nederlandsche  Staten  besloot.  Hij  zal  derhalve  ge- 
loofsbrieven in  blanco  of  een  mandatum  s.  actus  ad  omncs  po* 
pfai1)  van  zijne  lastgevers  ontvangen  hebben,  nevens  de  bij* 
zondere  credentialen  voor  de  zending  naar  Engeland.  Dat  men 
over  den  uitslag  zijner  handelingen  ten  onzent,  inderdaad  te- 
vreden was,  blijkt  uit  een  nader  aanzoek  van  25  Maart  1595, 
te  vinden  bij  Bor,  XXXII6  Boek,  fol.  29,  30. 

De  veelzijdige  wetenschappelijke  verdiensten  van  den  bekwa- 
men gezant,  die,  onder  anderen,  roet  Justus  Lipsius,  destijds 
hoogleeraar  te  Leiden ,  briefwisseling  onderhield ,  worden  be- 
halve de  vertaling:  Poelae  Graeci  veterea  carminis  heroici  scrip* 
fan,  qui  extant  om nes ,  cura  et  recensione  Jac.  Lectii ,  V.  Cl. 
Anreliae  Allobrogum  (fol.)  1606,  tegenover  den  Griekschen  tekst 
geplaatst,  ook  door  de  volgende  lijst  van  zijne  geschriften  ge- 
staafd, welke  Prof.  B.  J.  L.  de  Geer  zich,  na  de  bijdrage  van 
den  heer  Vreede,  heeft  gehaast  dezen  te  doen  toekomen. 

1)  Klaber,  Droit  des  gent  moderne  de  FEurope,  $  193. 

8» 


20 


1.  De  Judiciis  publicu,  Lugduni  1597,  8*.  (Met  opdragt 
aan  C.  van  der  Myle,  wegens  de  vriendschap  des  vaders  in 
primore  Curia  Praeê.) 

2.  Ad  Modestimm  de  poenis ,    Lib.  I.     Genevae,  1592,  8°. 

3.  De  Vila  et  scriptie  Domilii  Ulpiani  Orationes  duo  e. 

4.  Vila  Papiniani.     Genev.,  1591,  S\ 

(Dit  viertal  te  vinden  bij  Ev.  Otto,  Thesaurus  Jur.  Rom.t  I. 
p.  41—159.) 

Drie  andere  lettervruchten  worden  in  Lipenii ,  Bibliotheca 
Phüosoph.  vermeld,  als: 

a.  Jac.  Lectii,  Oraiiones     Genev.,  1615.  8°. 

b.  Jac.  Lectii,  Poematum,  Liber.  I.     Genev.,  1595.  8°. 

c.  Poemata  varia.  Aurel.  Allobrog.,  1609.  8*. 

Prof.  de  Geer  bezit  Q.  Auielii  Symmachi  Episiolarum  Libri 
X.  Jac.  Lectius,  Je.  recensuit,  notie,  emendationïbus ,  Eputolis 
etiam  auxit ,  (2e  uitg.  Genev.,  1598,  8'.),  eerste  nitg.  1587. 
In  de  voorrede  komen  de  volgende  treffelijke  regelen  van  den 
echten  vaderlander  voor,  die  in  de  letteren  eene  toevlugt  en 
opwekking  zocht:  •  Nostis-quibus  aerumnis  urbem  nostram  an- 
nus  universo  prope  orbi  luctuosus  exerceat.  Quem  in  finem 
haec  casnra ,  noverit  ille ,  cui  curae  res  mortalium.  Per  id 
temporis ,  dam  a  publica  juris  interpretatione  vaco ,  has  ad 
Q.  Symmachum  notas-delineavi." 

Nog  maakt  Struvius  in  de  BibUotheca  Juris  selecta,  p.  349, 
melding  van  Praescriptionum  Theologicarum,  Libri  II,  Aurel. 
Allobrog.,  1607,  8",  tegen  hatelijke  uitvallen  in  den  Codex 
Fabrianus  gerigt. 

Na  deze  inleiding  laten  wij  de  mededeeling  van  den  heer 
Grivel  volgen. 

Eztraits   des   Registres   du   Conseil  de  Genève,   année 
1589. 

13  Septembre,  f.  180,  v\  »Sur  ces  difficultes,  ou  il  plaist 
a  Dien  que  nous  soyons  revenutz ,  a  este  arreste  quon  escrive 
au  roy  (de  France)  pour  1'advertir  de  nostre  estat.   Pareillement 


21 


a  Ia  royne  dAngleterre ,  ei  quon  advise  de  mander  mr.  Leci 
on  quelque  aaltre." 

?*.  ïSayvant  ce  qua  este  parlé  cy  devant  de  mander  en  An- 
gleterre pour  essaier  ai  on  y  ponrroit  trouver  quelque  argent, 
a  eate  arreste  quon  y  envoye  mr.  Lect." 

17  Novembre,  P.  230,  v".  ïOnt  este  venes  lettres  de  m'. 
Lect  escrites  Amburg  du  22  Octobre,  par  lesquelles  il  mande 
ntvoir  pas  enoor  passé  la  mer,  tant  a  cause  du  Tent  que  faulte 
d'escorte,  cependant  il  a  solicite  ceux  de  leglise  du  dit  lieu  et 
Stade  de  prester  ou  contribuer  quelque  chose,  dont  il  a  charge 
mr.  Calandrin,  qui  est  bien  affectione." 

Année  1590. 

4  Mars,  f.  59,  ?\  ïOnt  este  veues  dudit  sr.  Lect  dattees 
de  Londres  du  28  Decembre  1589,  desquelles  la  teneur  s'en- 
soyt.  Magnifiques  et  tres  honnores  Seigneurs.  Il  a  pleu  a 
Dieu  donner  a  mon  passage  en  ce  pays  tant  et  de  si  gran- 
de» difficultes,  que  j'y  suis  arme  des  environ  cinq  sepmaines 
seulement.  Jay  esté  1'espace  de  douze  jours  a  Ambourg  et 
Staden  attendant  Ie  vent,  ne  trouvant  convoy  ny  corrmodité  de 
passer  droit  en  Angleterre;  et  ny  ayant  nulle  apparence  d'en 
troaver  encor  de  vingt  jours,  j'eus  ad  vis  de  passer  par  Holande, 
d'ou  Ie  traject  est  plus  aise  et  plus  court  en  Angleterre;  finalment 
comme  je  fds  entre  en  mer  environ  la  Toussains  nous  eusmes  une 
estraoge  tempeste  par  lespace  de  trois  nuicts  et  deux  jours  en- 
tiere,  de  laquelle  c'est  merveüle  que  soyons  eschapez.  La  tem- 
peste cessee  Ie  vent  estoit  neantmoins  contraire  et  combien  que 
fussions  seulement  a  deux  lieues  du  port  de  Holande ,  falut 
totefois  ceder  aux  vena  et  fusmes  jectes  en  la  Frise  Oriëntale. 
De  la  nous  partisroes  au  premier  bon  vent  et  par  Ie  danger 
des  ennemis  Espagnols,  qui  diverses  fois  costoierent  nostre  na- 
vire,  passasmes  finalement  en  Holande.  Or  comme  jay  taché 
tirer  quelque  fruit  de  mon  sejour  a  Staden  et  Ambourg  y  mo- 
yennant  quelque  collecte,  dont  jeus  promesse  a  mon  partement , 
et  laquelle  jestime   que  Vos  Seigneuries  au  rot)  t  receues  par  la 


22 


voye  de  monsr.  Calendrin ,  aussi  en  passant  par  Holande ,  je 
prins  conseil  avec  quelqaes  amis  et  fis  essai  si  nostre  ville  en 
pourroit  recevoir  quelqne  allegement.  Je  fus  ouy  bien  au  long 
au  conseil  des  Estats  Generaux ,  qui  m'ayans  declaré  tout  hon- 
neur  et  amitié  en  vers  Vos  Seigneuries,  me  promirent  escrire  aux 
Provinces  pour  avoir  leur  consentement  a  ce  que  quelque  sub- 
vent  ion  nous  fut  fait  e.  Monsr.  Ie  prince  Maurice,  filz  de  feu 
monsr.  Ie  prince  d' Oren  ge,  se  trouva  pour  lors  a  la  Haye,  siége 
ordinaire  des  Estats ,  lequel  ne  se  monstra  moins  affection  né 
m'appela  deux  fois  en  sa  lable,  en  chacune  desquelles  estoient 
une  partie  des  Estats ,  ausquels  il  recommanda  serieusement 
ceste  affaire.  Plusieurs  aussi  de  m™.  les  Estats  me  traicterent 
en  leurs  maisons.  M™.  les  Estats  defrayerent  mon  sejour,  qui 
fut  de  six  jours ,  comme  aussi  me  firent  conduire  par  un  leur 
herault  jusqu'a  la  mer  pour  me  ponrvoir  d'un  navire  et  Ie  fit 
partir  promptement,  deffrayerent  aussi  mon  passage  en  Angle- 
terre.  En  general  j'ay  trouve  beaucoup  d'affection  en  ce  pays 
la  et  une  grande  compassion  des  calamitez  de  nostre  ville;  les 
prieres  y  commencoient  a  estre  faictes  en  tout  es  les  eglises. 
Jay   laisse   audit    Hen  de  la  Haye  charge  a  un  ministre  dudit 

lieu  de  soliciter  Taffaire  en  mon  absence  " 

9  Octobre,  f.  245,  v\  lOnt  este  veues  lettres  de  mr.  Lect 
escrites  d'Amsterdam  du  4C  de  Septembre,  se  rapportant  a  ce 
quil  a  escrit  de  son  exploit  en  Au  gieterre  et  des  parties  quil 
mande  par  lettres  de  change.  Il  escril  aussy  quil  passa  en 
Zei  and  e  y  a  cincq  sepmaines  et  ayant  heu  audience  des  Estats 
de  la  dite  Isle  il  luy  fust  donnee  promesse  de  la  somme  de 
2500  fr.  du  tresor  publicq,  pourveu  que  les  Estats  Generaux  se 
resolussent  de  ne  proceder  par  collecte  ains  par  telle  voye  de 
cotte,  comme  ils  1'appellent,  laquelle  ils  ju  gerent  plus  honorable 
et  pour  messeigneurs  et  pour  eux,  que  si  les  dits  Estats  prefe- 
roient  la  voye  d'une  collecte ,  en  ce  cas  ils  authoriseroient  pa- 
reu lement  une  collecte  dans  leur  petite  province.  Madame  la 
princesse  d'Orenge  luy  fit  particulierement  gracieux  accueil  et 
aporta    toute    sa   faveur  en  ceste  affaire.     Dela  il  reprint  mer 


23 


pour  passer  en  la  Hollande,  oü  il  trouw  la  cueülette  tant  seu- 
leraent  commencee  en  quelques  endroictz  suyvant  1'assidue  so- 
lieitation,  quil  en  avoit  faict  par  lettres  des  Angleterre  et  ny 
avoit  qn'environ  2000  francs  de  receuillis  et  prenoit  on  occa- 
sion de  se  refroidir  par  les  nouvelles  de  quelques  bons  succes , 
que  Dien  nous  avoit  donneez,  les  quelles  on  faict  sonner  la  bien 
haalt.  Il  fust  ouy  de  messeigneurs  les  Estats  et  fist  instanoe 
bien  au  long  sur  les  necessitez,  que  ceste  longue  guerre  non 
encor  finie  aportoit  sans  doubte  a  messeigneurs,  remonstrant 
nesmes  1'interest  qu'ils  peuten t  aroir  en  particulier  a  di?crtir 
I'Espagnol  en  divers  endroits  et  choses  semblables.  Par  leur 
rasponce  ils  mettoieot  la  coulpe  de  oeste  longuenr  sur  quelques 
villes,  qui  n'avoient  peu  se  reaoudre  encore  et  qui  alleguoient 
leors  charges  et  necessitez.  Totesfois  quils  prendroient  telle- 
nent  l'affirire  a  coeur,  quils  esperoient  luy  faire  bientost  veoir 
les  effeetr ,  priant  cependant  quon  ayt  esgard  aux  charges  que 
ie  pays  soustient  etc.  Ils  laissent  au  choiz  de  chacune  ville 
de  proceder  comme  bon  leur  semblera.  Ainsy  despuis  son  arri- 
vee  a  este  assemblee  la  aomme  d'environ  trois  mille  francs  et 
lny  a  este  necessaire  d'aller  hastivement  en  ladite  ville  pour 
seurement  envoyer  a  la  foyre  prochaine  par  lettres  de  change 
tote  la  somme  receuillie.  U  envoye  doncs  a  mr.  Canon  a  Franc- 
fort  quatre  lettres  de  change,  Tune  de  1975  francs,  1'aultre  de 
774,  la  troisieme  de  12791,  la  qoatrieme  de  984,  laquelle  som- 
me  de  4963  francs  171  ou  soit  2517  florins  d'AUemagne  Ie  dit 
sieur  Carron  debvra  recevoir  des  marchands,  nommes  auxdictes 
lettres  de  change,  et  Ie  delivrer  aux  commis  de  messeigneurs 
qui  seroot  a  la  foyre.  Il  solirite  Ie  reste  et  espere  partir  de 
de  la  dans  quinze  jours.  Il  est  alle  en  quelques  villes,  mesmes 
en  la  province  d'Utrect  pour  recommander  plus  particulierement 
i'aiaire.  La  collecte  sy  faict  a  present;  mr.  Ie  prince  Maurice 
est  par  dela  lequel  luy  tient  la  main  comme  il  peult 

Annee  1591. 
13  Janvier,  f.  8,  v°.    ïLedict  sr.  Lect  a  apporté  aussi  let- 


24 


tres  de  messieurs  les  Estais  Generaux  da  Pays  Bas ,  qui  s'cn- 
suyvent. 

Messieors ,  nous  avons  esté  bien  marris  d'entendre  tant  par 
par  tos  lettres  que  la  remonstrance  da  sr.  oonseiller  Lect  vos- 
tre  agent  present  porteur,  1'estat  de  la  seigneurie  de  Oeneve 
et  en  qnelle  necessite  vous  esties  reduits  par  la  forte  et  cruelle 
guerre,  que  pieca  yous  faisoit  Ie  duc  de  Savoye,  sousten u  des 
forces  du  roy  d'Espagne  et  d'autres  nos  ennemis  communs  en 
bayne  de  Ia  religion  Cbrestienne  au  regard  de  1'interest,  qui  en 
va  de  ceste  guerre  a  toute  la  Chrestienté,  et  d'autre  part,  que 
nous  voions  affliges  nos  bons  amis,  qui  par  tant  d'anneea  ont 
fait  de  leur  ville  un  refuge  et  hospital  de  tous  Chrestiens,  et 
specialement  reeen  et  nourri  en  icelle  un  nombre  d'exilez  et 
retirez  de  ces  pays  poor  la  parole  de  Dieu.  Et  pour  ces  rai- 
sons  et  autres  bonnes  considerations  avions  envoyé  incontinent 
copie  desdites  lettres  et  remonstrances  a  cbascane  de  nos  pro- 
vinces  et  selon  la  forme  ordinaire  de  proceder  en  matiere  de 
quelques  subventions  et  aydes  extraordinaires  et  prié*  icelles 
bien  serieusement  d'y  prendre  tout  Ie  regard,  que  convenoit  a 
ceste  fin ;  quil  leur  pleust  encor  s'esvertuer  parrai  toutes  lcurs 
charges  et  grandes  incommoditez  a  tous  apporter  et  fournir 
autant  d'assistence,  que  leur  seroit  aucunement  possible,  y  ayans 
adjousté  toutes  les  meilleures  inductions,  que  pouvions  adviser 
alors;  lesquelles  nous  avons  aassi  depuis  seconde  sur  les  in- 
stances,  quen  faisoit  ledict  sr.  Lect  par  nos  lettres  de  recom- 
mendation,  tellement  que  les  dictes  provinces  se  sont  eslargies 
si  avant  qu'cn  ceste  conjuncture,  il  leur  a  este  aucunement 
possible.  Si  messieurs  la  somme,  qu'icelles  ont  accorde  pour 
ceste  fois,  n'est  si  grande  et  importante  que  nous  heussiotis 
bien  souhaité,  et  n'a  aussi  esté  fournic  tant  promptement  que 
convenoit  selon  1'exigence  et  necessite  de  vos  affaires,  nous 
vous  pouvons  asseurer,  qne  cela  n'est  procédé  par  faute  de 
bonne  volonté  et  affection,  quelles  portent  a  vostre  ayde  soula- 
gement  et  conservation  (laquelle  nous  desirons  generalement 
comme  la  nostre  propre),   aina  des  incommoditez  et  difficultez 


25 


de  la  longue  guerre,  que  ledict  roy  d'Espaigne  nous  n  fait 
continoellement  lespace  de  vingt  et  quatre  ans  et  davantage, 
leiquelles  consument  tellement  tous  les  moyens  de  ces  pays , 
qoil  nous  est  impossible  de  fournir  et  payer  tontes  les  charges 
requises  et  necessaires  pour  nostre  defence,  et  sont  cause  que 
les  manans  et  habitans  de  ces  pays  se  trouvent  si  menacez  de 
tootes  parts  des  lettres  d'arrest  et  represailles  pour  areragea  des 
services  des  geus  de  guerre ,  qu'ils  n'oseut  traficqoer  librement 
sur  les  royaumes  et  autres  pays  Toisins,  au  grand  prejudice  et 
interest  d'iceux  et  de  tout  nostre  Estat.  Pourquoy  messieurs 
noos  tous  prions  bien  affectueusement,  quil  tous  plaise  acoepter 
en  gré  ce  peu  que  recept res  de  nostre  part ,  dont  nous  ne  de- 
mandons  aucon  autre  remboursement ,  que  quand  tos  affaires 
Ie  permettront,  que  Tueillez  employer  semblable  sorome  au  re- 
dressement  de  vostre  escole  et  croire  que,  si  Dieu  nous  fait  une 
ibis  la  grace  de  nous  delivrer  de  ceste  nostre  longue  miserable 
et  craelle  guerre,  (comme  nous  esperons  quil  fera  bien  tost),  que 
ne  serons  de  nostre  part  mescognoissans  de  la  faveur,  que  tous 
aves  cy  devant  fait  au  susdicts  réfugiés.  Confians  cependant 
en  sa  divine  clemence  et  bonté,  quil  ne  tous  abandonnera  ja- 
mais, ains  delivrera  a  sou  temps  de  tos  ennemis  pour  la  gran- 
deur de  son  nom  et  raccroissement  de  sa  sainte  parole,  a  quoy 
nous  ne  cesserons  de  1'implorer  par  nos  prieres.  Au  demon- 
rant  tous  entendrez  la  disposition  de  nostre  Estat  et  affaires 
et  ce  que  nous  avons  fait  pour  divertir  les  ent  reprises  du  duc 
de  Panne  au  soulagement  du  roy  de  France  et  asseurer  nostre 
Estat  tant  quil  uous  a  este  possible  par  ledict  sr.  Lect  vostre 
agent,  personage,  que  nous  avons  beu  fort  aggreable  et  qui  s'eat 
fort  deztrement  et  diligemment  employé  vers  nous  et  les  Pro- 
vinces  Unies  en  ceste  sa  charge,,  a  la  suffisance  desquels  nous 
remetans  prions  au  Createur ,  messieurs ,  tous  maintenir  et 
eonserver  en  sa  sainte  protection  a  la  honte  et  confusion  de 
nos  ennemis  commune. 

De  la  Haye  eu  Hollande  ce  16  de  Novembre  1590.     Signé 
Vos  tres  affectionnez  amis  les  Estats  Generaux  des  Provinces 


26 


Unies  des  Pays  Bas ,  et  au  dessoubz :  par  ordonnance  des  dits 
8n.  Estats.  Aerssens." 

Fragment  tïré  de  V Histoire  de  Genèoe1)  raanuscrite,  par 
Gautier,  T.  VII,  p.  831. 

»Lect  repassa  la  mer,  au  mois  de  Septembre.  Comme  il 
avoit  recu  en  Hollande,  lorsqu'il  y  passa,  pour  aller  en  An- 
gieterre,  beaacoup  d'honnêtetés ,  et  de  mess™,  les  Estats,  et 
de  Maurice  prince  d'Orange ,  il  se  flata  d'y  trouver  a  son  re- 
tour, les  esprite  favorablement  disposes,  et  qu'on  ne  lui  refu- 
seroit  pas  la  même  chose ,  qui  lui  avoit  été  accordée  en  An- 
gleterre.  Il  se  présenta  pour  eet  éfêt,  devant  les  Etats,  ausquels 
il  représenta  les  inêmes  choses ,  qu'il  avoit  dites  a  la  reine 
Elizabeth  sur  la  situation  des  affaires  de  la  République  de 
Geneve,  et  sur  ses  besoins;  il  en  obtint  la  permission  de  faire 
une  collecte,  qui  produisit  la  somme  de  quatorze  mille  francs. 
Elle  ne  lui  fut  cependan  tacordée  qu'a  condition  que  eet  argent 
seroit  employé  a  rétablir  1* Académie,  qui  avoit  été  comme  ren- 
versée,  par  Ie  congé  qu'on  avoit  donné  aux  profesaeurs,  depuis 
Ie  commencement  de  la  guerre." 

Certt/té  conforme.     Ad.  C.  Grivel , 
Archi viste  de  la  république  et  canton  de  Genève. 

2  Vergadering.     20  Januar^  1955. 

Geweldadige  ontvoering  eener  non  uit  het  klooster  van  Si.  Clara  bq 
Warnet y  uil  het  midden  der  15e  eeuw.  Beschikkingen  betreffende 
den  uitvaart  van  Frank  van  Borselen ,  graaf  van  Oostervant. 

Geweldadige  ontvoering  eener  non  uit  het  klooster  van  St.  Clara 
by    Warnet,   uit   het  midden  der  15e  eeuw.     In  de  navolgende 

1)  Cette  Histoire  est  la  plas  complete  et  la  plus  exacte  que  nous  ayona. 
Hittoire  de  Qenève  eonienant  ce  qui  est  arrivé  de  plu*  remarquabU  par 
rapport  a  cette  ville,  depuis  quelle  est  connue  jusqua  Vannée  1608,  par 
Jean-Antoine  Gautier,  professenr  de  philosophie,  (recteur  de  l'académie, 
et  conseiller  secrétaire  d'Etat,  mort  en  1729),  XI.  vol.  in-P. 


27 


drie  brieven  door  de  abdis  van  dit  klooster  aan  den  bisschop 
van  Utrecht  en  aan  den  hertog  van  Gelder  geschreven ,  wordt 
omstandig  deze  geweldadigheid  verhaald.  Als  eene  bijdrage  tot 
de  klooster-geschiedenis  en  van  die  der  zeden  van  dien  tijd  is 
de  mededeeliug  daarvan  niet  geheel  van  belang  ontbloot. 

>Jbesu  Christum  pro  salute.  Eerweerdige  gemynde  vader  in 
Christo.  Ick  danck  v  alte  hoechlijck  mit  allen  mijnen  lieuen  mede 
susteren,  dat  ghij  onse  saken  alsoe  ter  herten  neemt  ende  soo 
trouwelick  doer  brenck ,  dat  mij  seer  grotelijck  staet  te  verdie- 
nen, welck  ick  mit  mijnen  mede  susteren  na  onss  arm  vermoegen 
seer  neerstelic  haep  te  verdienen.  Eerweerdige  lieue  vader,  ick 
heb  in  soe  groete  lijden  geweest  om  deser  saken  will ,  ick  en 
wist  nyet  dat  gij  alsoe  trouwelick  in  die  weer  waert,  ick  wonde 
vaiil  dat  gij  bynnen  geweest  had  eer  dat  gij  bi  den  deken  van 
Batenborch  hed  geweest,  ick  en  wost  nyet  dat  gg  in  deeen 
land  waert,  mer  ick  heb  vernomen  dat  gij  ons  sake  alsoe  eer» 
berlich  ende  soe  trouwelick  bewaert  hebt,  dat  ick  daer  aff  ver- 
blijt  byn  in  mijnre  herten.  Gemynde,  lieue  vader,  ie  sall  uwer 
eerweerdicheyt  kond  doen  all  die  saken,  hoe  dat  sij  geschiet 
sijn,  dair  en  sall  mijn  noch  meer  aen  sijn,  dat  will  ie  ne- 
men op  dat  ordell  mijnre  zielen  als  nv  v  eerweerdicheyt  hoe- 
ren sall.  Item  soe  is  geleden  sess  jair  dat  wy  onse  mede 
saster  ontfangen  hebben  in  onsen  cloester,  welc  ons  aff  beudich 
gemaickt  is  ende  mit  gewelt  genamen ,  soe  ist  alsus  geschiet , 
dat  haer  vader  Henrich  Gijsbertsoen  alsoe  genfiempt  heeft  mij 
aen  doen  leggen  mit  sijnen .  vrienden ,  als  dat  ick  aen  wolde 
nemen  ende  ontfangen  sijn  dochter  Ide  in  onsen  cloester,  op 
dat  sij  den  almechtigen  God  ind  heyligen  oirden  van  Sunte  Cla- 
ren  dienen  solde,  welc  dochter  olt  was  elff  jair,  ende  had  noch 
nyet  totten  heiligen  sacrament  geweest ,  als  mij  die  cappellaen , 
dair  sij  beyde  onder  stonden,  seluer  mit  sijnen  monde  heefft 
geseyt.  Deze  dochter  en  moichti  in  sijnen  huys  nyet  behou- 
den mit  vreden  om  des  mans  will,  die  se  ons  nv  affhendich 
gemaickt  heefft,  welck  naem  genoempt  is  G adert  Eghensoen, 
die  hum  sijn  dochter  aff  woude  dwyngen  ende  deyngen;    soe 


heb  ie  mij  beraden  mit  mijnen  biechtvader,  genüempt  brueder 
Henrick  Hellinc,  te  haens  woenefftich  te  Cleue,  die  heefft  my 
dair  op  geantwort ,  dat  oen  gaet  ducht  dat  hy  yrst  koert  spre- 
ken dat  kynt,  dat  ick  huni  dair  liet  trecken;  soe  is  dat  ge- 
schiet, hij  is  getogen  totten  kynde  voirs.  ende  heefftet  gevon- 
den stantafftich  onser  Heer  God  te  dienen,  hij  heefft  haer 
gevraegt  off  sy  yet  vytstaende  had  mit  Gadert  voirs.,  want  dair 
een  faeme  ghinck  vpter  straten,  dat  sij  hum  getrout  soude  heb- 
ben; sij  heefft  dair  op  geantwort,  dat  dair  nyet  aen  en  is,  sy 
en  wolde  gheenre  trouwen  bekent  wesen,  aen  haer  en  kost  hij 
nyct  gewynnen ,  hoe  dat  bijt  haer  aen  lacht.  Soe  is  hij  gesloe- 
ten mit  ten  vrienden  van  alle  saken,  die  dair  yn  behoirlic  wa- 
ren te  verclaren;  soe  heefftet  sommygen  vanden  vrienden  goet 
gedocht,  dat  sij  dat  kynt  brochten  bij  nacht,  op  dat  ghenen 
oploepen  geschieden  vanden  man  voirs.  off  van  sijnen  vrienden ; 
also  hebbent  sijt  gebracht  bij  nacht  voir  ons  cloester ,  voir  my 
heb  ick  laten  komen ,  dair  bij  geweest  sijn  een  deell  van  mij- 
nen mede  susteren,  ende  hebse  noch  ondersocht  off  sij  mit  ha- 
ren will  waer  gekomen  onser  God  te  dienen;  ick  hebse  stant- 
afftich gevonden  bij  haren  woirden;  soe  hebben  wij  haer  laten 
bliuen  voir  onsen  cloester  acht  dage,  gaende  in  haeren  weer- 
licken  abyt;  enen  dach  bynnen  der  weken  hebben  wij  laten 
komen  enen  notarius  ende  hebben  se  laten  gaen  op  frier  stra- 
ten, welcke  notarius  haer  heefft  ondersocht  mit  scerpen  woerden 
ende  menichsyns  voirgeleyt ;  sij  is  gcbleuen  vast  op  haeren 
sijn  Got  te  dienen ,  dair  syn  auer  geweest  twee  eerber  haeff- 
mans  tot  enen  getuyeh,  die  een  genüempt  Willem  Millinc, 
noch  is  in  leeffden  lijff ,  die  ander  genüempt  Alart  Spaen,  zali- 
ger gedachten ,  hi  is  vander  jair  gekomen  van  lijff  ter  doot ; 
hier  aff  is  een  instrument,  dat  to  Coelen  lecht  inder  cameren 
ons  eerweerdigen  vaders  ministers;  mer  eest  van  node,  die  no- 
tarius ende  die  een  getuyeh  gheern  tugen  willen  voir  mijns 
heren  genaden  om  gebreck  will  des  instruments,  dat  wij  te  hans 
nyet  tegen woirdich  en  hebben.  Na  dier  gheschiennis,  soe  heb- 
ben wij  se  gecleet  na  manieren  van  onsen  oirden.  Als  sy  gecleet 


29 


is  geweest  een  cortc  tijt  Tan  dagen ,  soe  is  dese  Gadert  geko- 
men mit  sijnen  vrienden,  beyde  gheestelick  ende  weerlick,  dair 
mede  waren  notari&asen,  ende  eyste  sijn  getruwede  wijff  ende  be- 
geerden haer  te  spreken;  sij  quam  voir  dat  spreeckvynster  in 
bare  eygbenre  personen ;  hij  lacht  hoer  aen  van  trouwen ,  sij 
ioechgende  hem  ende  weder  sprackt  hem  ende  allen  diegbeenre, 
die  tegenwoirdich  waren.  Na  dier  tyt  en  hebben  wij  dair  nyet 
iff  gehoert ,  ende  sij  heefft  geweest  drie  jair  in  onsen  cloester 
oogeprofeasyt;  dair  nae  heefft  sij  professi  gedaen  mit  frien  will, 
des  is  geleden  drie  jair  vanden  hoechtijt  van  Paeschen  neest 
geleden.  Yyt  ingheueus  des  dunels  ende  quader  informacien 
weerlicker  personen,  die  sij  hebben  beyde  ondertussen  ge- 
bidt,  dat  dair  een  condicie  gemaickt  is,  dat  hij  baerre  wach- 
ten solde ,  sij  solde  tot  hem  komen  ouer  der  moeren ;  het  is 
alsoe  geschiet  op  eenre  nacht,  dat  sij  ouer  der  roüeren  is  ge- 
dommen ,  ende  hij  heeffse  wech  geleyt  in  een  huys,  heefft  hij 
se  laten  verwaren;  des  mergens  als  wij  haer  genisten,  soe 
hebben  wij  se  doen  zueken,  als  wij  schuldich  waren  te  doen, 
ende  sij  is  gevonden  ende  terstont  in  ons  cloester  gebracht. 
Na  dien  dat  sij  weder  int  cloester  is  geweest ,  soe  heefft  dese 
Gadert  groeten  arbeyt  gedaen  om  haer  weder  te  krigen  ende 
beeft  aen  ons  geseynt  geestelic  ende  weerlick ,  biden  wekken  wij 
hem  ontboeden,  bad  hy  yet  op  onss  te  seggen,  dat  hij  versocht 
mitten  geestelicken  rechten,  wes  hem  dair  geboeren  mocht; 
des  gasten  wij  hem  waill  by  ons  seluen ,  ende  waren  wij  niet 
mechtich  een  professide  snster  vyten  cloester  te  geueo ;  geschiet 
ons  dair  ouer  gewei t,  dat  moesten  wi  lijden.  Dit  heb  ie  hem 
xeer  dick  doen  seggen ;  dair  auer  is  hij  gekomen  bij  nacht  mit 
voell  gewapender  mannen  ons  cloester  opgeslagen,  gekomen  op 
onse  dormiten  mit  gewapender  bant,  mit  getagen  zweerden, 
mit  geladen  armborsten  ,  mit  verveerliken  dreygende  woirden , 
mit  blancken  zweerden  slaende  opten  bedden  der  kynderen, 
mit  sulcker  gewelt  hebben  sij  se  vyten  cloester  genomen ,  als 
w^j  onse  genedigen  heer  hebben  verclaert  mit  corte  woerden; 
wes  wij  dair  in  affter  gelaten  hebben ,  dat  mach  v  weerdicheyt 


80 

hier  vyt  nemen  ende  ten  oren  des  vorsten  brengen ;  want  dit 
volcomelick  soe  is.  Item,  lieue,  eerweerdige  vader,  ons  lieue 
vader  de  minister  heefft  enen  brueder  tot  ons  gesant,  die  voirt 
sall  gaen  te  Goelen  oin  een  mandaet  ende  om  dat  jnstrumeut. 
Liene  vader,  dat  hebt  mede  vor  ogen,  offt  v  goet  dunkt  te  ver- 
weruen  aen  onsen  genedigen  heer,  dattet  mandaet  mach  gaen 
doir  sijnen  lande.  Voirt  wilt  doen  in  allen  zaken  als  wij  v  to 
betrouwen,  ende  wij  beghcren  dat  gij  tot  ons  komen  wilt,  op 
dat  moegen  sien  ende  spreken  onsen  goedertieren  vader,  die  ons 
dese  trouwe  bewijst,  op  dat  uwer  weerdicheyt  danckberheyt 
moegen  bewijsen.  Voir  dese  tijt  nyet  meer,  Qod  neem  v 
weerdicheit  altijt  in  hoeden. 

Opschrift.  V ander  gewalt  vanden  cloester  tussehen  Maess 
ende  Wael. 

Hogeboren  furst,    vermogende  heer  vnde  liue  genedige 
prince,  mijnen  oitmodigen  schuldigen  dynst  etc. 

Vwer  genaden ,  jch  geuen  to  kennen  dat  ich  scryfftelicke 
waerheit  heb  ontfangen,  woe  Gadert  Egenssoen,  ons  wederpart 
is  gewest  des  satersdages  nne  Sunte  Marlens  dach  ,  to  Colen 
voir  den  officiael ,  vnde  helft  den  aengebracht  drie  punten  : 
Dat  irste  woe  wij  sijn  huysvrou  vp  den  dach  bie  professien 
wolden  leggen  een  kussen  opte  mout  etc.  Dat  ander  punt  dat 
hij  in  onsen  cloister  niet  en  is  geweest,  noch  geen  slaet  noch 
doren  vp  hefft  geslagen  etc.  Dat  derde  punt  woe  v  furstelike 
genayd  sijn  sake  verhoirt  heft  vnde  geuen  on  groit  recht  etc. 
Yp  dat  irste  punt,  liue  genedige  heer,  antword  ons  heil  con- 
uent  vnde  nemen  dat  bij  dat  streng  ordel  Gades ,  vnde  betu- 
gen  dat  onder  onse  gemeynde  conuents  segel ,  dat  nye  suster 
bynnen  onsen  tijt  also  groiten  arbeit  gedayn  hefft  mit  voir  ons 
allen  professie  te  doen  vnde  mit  also  groter  blijtscappen  vnde 
vrouden ,  dat  wij  des  niet  en  kosten  verwonderen ;  want  id 
docht  ons  bouwen  die  natuyre  wesen  etc.  Responsy  vp  dat 
ander  punt  hefft  v  genayd  seir  duck  gehoirt  vnde  schryfft  aff 
vntfangen  etc.    Responsi  op  dat  derde  punt,  liue  genedige,  wij 


81 


en  konnen  niet  gegeuen  vnde  hapen  dat  des  niet  en  is ,  vnde 
uwer  fursteliken  genaden  seir  dair  ind  to  kort  gedayn  hefft, 
vnde  versceint  als  bij  ons  vnde  den  heligen  stoil  van  Home 
gedayn  hefft. 

Fort  aen,  liue  genedighe  heer,  vp  dat  de  wairheit  stat  maoh 
vynden  (voir  uwen)  genaden  vnde  wijsen  rait,  so  sejnd  ons  heil 
eoiraent  mit  ons  bryuen  tot  uwer  rechtuerdigen  genaden  niet 
alleen  ongeleerd  en ,  mer  oick  doctoir  vnde  geleirden  mit  onsen 
bfchtvader  dese  na  bescrenen  punten  te  probieren  vnde  bij  te 
brengen,  als  sich  behoirticken  is  na  vitwijsing  des  rechten  voir 
den  richter ,  den  toe  behoirt  dese  sake  te  judicieren. 

Int  aen  so  bekennen  wij,  dat  wij  onse  medesuster  Y<Ja  Hen* 
riek  Gisbertsoens  dochter  hebbe  ontfangen  toe  onsen  heligen  oir- 
den,  eer  sij  ontfangen  had  dat  heiige  sacrament  des  altairs,  vnde 
hebben  sij  irst  wail  laten  ezaminieren  van  geistlike  vnde  warliken, 
die  noch  leuendich  sjjn,  oft  sij  ymant  bed  getroud  off  gelaifft 
troo,  vnde  responsy  is  altit  neen  geweest.  Eir  wij  sy  sollemplick 
cleedden,  so  hebben  wjj  sy  acht  dage  laten  gaen  vp  onsen  ciois* 
ter  byDnen  vnde  buten ,  vnde  alle  nacht  sij  lieten  slapen  buten 
vnsen  slot  bij  eenre  werlike  weduen ,  genoempt  jofer  Alit  vande 
Poll ,  die  noch  is  inder  tijt ,  hebbende  een  beueel  van  ons , 
dat  «y  sy  des  nachts  vnde  des  auents  mit  des  morgens  solt 
wail  vragen  vnde  vndersueken  vander  trouwen ,  vp  dat  ons 
cknster  namails  gien  last  en  kreege.  Vnde  heefft  sij  altit  stren- 
gelick  der  trouwe  missaken  etc. 

Item   na  der  cleyugen  as  Godart  voirs.  gekomen  mit  synen 

sijnen  vrynden  mit  dat  ons  bicht  vader 

stait  inden  missen ,    dat  «ij  on  doe  soe  spitelicken  antworden 

voir  alle  sijn  vrynd  vnde ,  leue  gene- 

digs  heer  dat  dit  wair  is,  dat  nemen  ich  byn  mijnre  hoechste 

xeücheit.    Item   kond  ich  duck  hij  gestayn 

befft  na  huiken  te  doen  in  disscr  tijt. 

Item  van  vre  professien  is  voir  geroert,  dat  wij  desgelick  in 
oasen  cloister  nyemand  hebben  gehad  die  al  sulke  blijtscappen 
vode  vroudeu  professie  dede  als  sij  gedayn  hefft  etc,  wnnt  na- 


32 


turliken   is  de   natuyre    verstrikt  mit  gesoutheit 

altit  to  staruen  ... 

Liue  genedige  heer  vp  vr  wederspreken  die  geleirste  doc- 
toir  in  beyden  rechten  hebben  gescreuen ,  wair  ons  dat  voir 
is  komen  vnde  dat  wilt  van  uwen  wijsen  vnde  doctoren  laten 
examinieren  etc,  vnde  sich  dair  in  bewiaen  dat  ons  niet  noit 
is  den  richter  den  tobehoirt,  den  noch  nye  versocht  is  dese 
saken  to  sententyeren ,  mit  onser  waerheit  aen  te  ropen. 

Item  sijn  mistroistige  voirde,  die  hij  hefft  laten  luden  vp  den 
Pinxter  auent  voir  enen  doctoren  der  gotheit  vnde  vor  enen  an- 
deren eerbaren  geleirde  vader  en  luyde,  mer  off  hij  enich  toe* 
seggen  ye  noch  vr  hefft  gehad  de  altit  der  woird  sullen  stayn. 

Liue  genedige  heer,  rechtuerdige  vader,  uwer  fursteiiken  ge- 
naden, ich  geuen  oick  to  kennen  mijn  antword,  die  ich  gaff  uwen 
amptman  tusschen  Maess  vnde  Wail,  voir  der  tijt  eir  ons  de  groit 
ongenayd  geschieden  van  vns  weder  paert,  die  wilke  amptman 
tot  mij  quam  vp  enen  sonnendach ,  vnde  quam  ?an  Bueren  vnde 
sacht ,  >  liue  vrou ,  Godert  Egenssoen  hefft  my  geclaget,  woe  ghi 
mit  gewalt  sijn  wijf  onthalt,  vnde  dair  aff  ich  heb  mijn  berait 
genomen  mijns  heren  huse,  ich  wol  dat  ghi  v  beraden  wolt 
vnde  geuen  on  sijn  huysvrou  etc."  Liue  genedige  heer,  mijn  ant- 
wort  was,  ijch  en  ken  sij  niet  voir  sgn  huysvrou,  vnde  ich  en 
macht  oick  niet ;  doen  mer  hefft  hq  recht  aen ,  hy  spreket  sij 
mit  den  geisteliken  rechten  aen,  jck  will  mij  altit  mit  vr  wesen 
na  den  rechten  vnde  den  rechten  gehoirsam  wesen."  So  heb  ich 
vn  geantwoert ,  doe  mij  aen  sijn  gekomen  van  sijnre  wegen  , 
vnde  na  der  tijt  oick  den  pries teren,  die  hij  tot  mij  sant,  die 
sachten,  >  vrou,  wij  en  moegen  v  niet  naerre  komen  etc."  Liue 
genedige  heer,  doe  deii  amptman  van  mij  ginck,  jnder  irsteti 
nacht  dair  na  quamen  vj  man  vnde  beclommen  vns  muren  vnde 
braken  vns  leyeren,  doe  sij  worden  gesien  van  onse  knechten, 
doe  liepen  sij  en  weich.  Dit  saecht  ich  des  anderen  dages  den 
amptman,  vnde  bad  vn  dat  dit  hij  myr  wold  aff  stellen,  vnde 
allen  wouden  sprack  hij  mg  toe  mit  enen  vruntliken  laggende 
mont,  ivrou,  ghi  sult  slapen,  ick  sall  waken."  Des  fridages  dair 


83 


na  doe  qnam  Goddart  voirs.  mit  groter  macht  vnde  gewapen- 
der  hant  vnde  bracht  mit  leyeren  vnde  sloch  drie  doren  f  p  mit 
groten  geweelt,  vnde  toenden  ons  verschrickkelicke  ansichte  mit 
vitgetagener  messen  vnde  s werden,  vnde  riepen  iwij  hebben  oir- 
loff"  etc,  des  wij  niet  en  hapen  dat  ennich  keersten  bloit,  dat 
bekeent  den  gecmisten  Got,  dair  to  oirloff  sold  genen ,  dat  Got 
vnde  der  heliger  kerken  vnde  der  macht,  die  Christus  Jhesus 
giff  den  heligen  Petrus,  alsulken  groten  ongenayd  solt  ge- 
scayen.  Lieue  genedige  heer,  bij  disser  wairheit  wij  leuen 
Tnde  staruen.  Onss  liue  Heer  Jhesus  die  will  v  furstelike  ge- 
md  altit  in  sijn  Gotlike  gunste  bewaren,  to  troist  vnde  to 
tdicheit  al  uwer  ondersaten.  Gesoreuen  to  Wamel  jn  die 
Conceptionis  virginis  gloriose. 

Uwer  fursteliker  oitmodighe  bedelerse  suster  Berta  van  Rcyms- 
dick,  abdiss  to  Clareveld  binnen  Wamel  jn  Sent  Claren  cloister. 

Bd  op  papier  gedrukt  zegel  verdwenen.    Zonder  opschrift. 

Uogeboren  fust,  lieue,  genedige  here. 

So  als  uwer  hoge  forsteliker  genaden  is  te  kennen  gegeuen 
Tanden  eerbaren  broder  Warmbolt,  ordens  Sent  Franciscus,  van- 
der groter  ongenade ,  gewalt  ende  ouwerlast  bynnen  uwen  lande 
geschiet,  tegens  Got  vnd  allen  rechten  vnde  alre  barmherticheit, 
an  onsen  armen  verlatenen  kinderen ,  uwer  genaden  oitmodige 
dochteren  van  Sunte  Claren  ordens,  der  v  genaid  niet  meer 
en  hefft  bynnen  sijnen  lande,  vnde  sijn  vanden  heli- 
gen stoil  van  Bomen  mit  alle  frijheiden,  priuilegien,  indulten, 
graden  vnde  deulgencien ,  als  der  seluer  oirden  hefft  to  Ro- 
men Tnde  in  allen  anderen  cloisteren  liggende  inder  heliger 
kerken,  want  wij  disse  grote  gewalt  vanden  boesen  mynschen, 
die  ons  cloister  jnder  middernacht  vpgeslagen  hebben  vnde 
mit  swerden  vnde  vitgetagen  messen  vns  armen  kinderen  mit 
groter  ongenade  ouwerwallen  vnd  een  van  onsen  professien 
ioncfrouwen  daer  wt  genoemen,  sonder  alle  recht  etc,  wilke 
gewalt  geschiet  is  tegens  die  macht  des  heligen  Boemschen 
itoiU  vnde  onser  moeder  der  heliger  kirken,  niet  gedaget 
XI.  J.  3 


u 


en  hebben,  noch  der  geesticheit  aengebracht,  so  sijn  wij  arme 
kinderen  gecitiert  to  Collen  eto.  Airerechtuerdichste  liue  heer, 
totier  groter  gewalt  ons  geschiet  vanden  boesen  creaturen,  die 
vns  ansichten  toenden  off  sij  mit  duwelen  weren  beseten  ge* 
weest,  wij  warden  noch  alle  dage  gedreiget  to  barnen,  onae 
priesteren  to  slaen,  v  briue  noch  mandaten  wardent  niet  ge- 
acht ,   sij   bliuen  yp  der  straten  gaen  in  uwen  lande  vnde  in 

spit  onser  heliger  sacramenten  informacii  uwen  wij- 

sen  rait  wart  gegeuen  vanden  genen ,  die  Got  noch  de  recht - 
nerdicheit  noch  die  ere  uwer  fursteliken  genaden  niet  lieff  en 
hebben.  Hyr  vm ,  liue  genedige  heer ,  wy  hadden  geordinieit 
enen  erbaren  doctoren  der  gotheit  oick  van  Simt  Franciscus 
oirden,  bij  vre  genaden  to  kommen  vnde  vier  daghe  to  Oraue 
hefft  gelegen,  vnde  hefft  uwer  verbeit  vnde  niet  en  kost 
vernemen  verwart  sich  v  genaid  wolt  keren,  vnde  niet  langer 
en  moicht  vit  bliuen  etc,  vnde  sold  uwer  genaiden  worder 
informacien  hebben  gegeuen,  woe  wij  arme  verlatene  kinderen 
nu  sitten,  gelick  den  kinderen  van  Israhel  in  die  gewencke- 
nisse  van  Babilonien ,  suchten  vnd  schreven  off  geen  koninck 
noch  verloesser  vanden  erden  en  is ,  die  ons  nu  vanden  handen 
vnde  macht  der  boesen  wollix  mach  verloessen.  O  liue  gene- 
dige heer,  wij  arme  gewangen  uwer  genaden  wallen  to  woe  ten, 
laet  nu  schijnen  dat  licht  der  wairheit,  vnde  bidden  in  die 
krafft  der  h.  rechtuerdicheit ,  die  Got  sal  geuen  ouwer  aller 
zielen,  die  dat  recht  is  beualen  to  regieren,  dat  ghi  doch  v 
furstelicke  genaid  wilt  an  vns  keren,  want  wij  genen  titeliken 
vader  inder  erden  kennen  ons  to  beschermen  dan  alleyn  vre 
genaden,  vnde  wilt  vns  groite  gewelt  ende  onrecht  richtelicke 
richten  na  Got  vnde  consciencie,  vnde  dreigen  der  boeser  cre- 
aturen, die  bi  vre  straten  bliuen  gaen,  wilt  aff  stellen  mit 
enen  faste  sterken  gebot  in  uwen  kirken  om  ons  gelegen,  vnde 
geen  stat  der  quader  aenbrenger  en  wilt  geuen,  die  men  ou- 
dertijden  in  die  haue  der  lans  heren  pleich  to  wynden ,  die , 
leider  1  niet  aen  en  syen  die  aensichten  der  bedructer  herten , 
mer  die  bande  gifften  vnde  gauen  dair  vit  to  ontfangen,  dair  by 


3* 


dit  die  eir  vnde  glorie  der  edele  henen  seir  verneert  word  vnde 
lande  verstoirt  vnde  den  recbtuerdige  Got  verweeeken  tot  enen 
tagen  ouwer  die  heren  etc.  Liue  genedige  heer  vnde  ?ader,  wij 
kipen  dat  na  diaser  tyt  ons  niet  meir  noet  en  aall  wesen  uwer 
farsteliken  genaden  to  verdagen  ouwer  gewalt  off  dreigen,  vnde 
dat  ghi  waü  ons  verlopen  snater  suli  weder  om  stellen ,  want  na 
vitvgsen  allen  rechten  mit  onrecht  ons  is  genomen,  als  al  doc- 
toren spreken,  wattan  hy  mit  sijnen  gelde  vrynden  heft  gemackt 
vnde  vytapreke  die  niet  dan  lugentail  vnd  falsheit  voir  sich 
•ernen,  als  wij  alle  dage  vernemen  vnde  hoeren  etc.  Genedige 
Ine  heer  vnd  vader,  aller  geistliker  bedructer  herten,  ons  sake 
wjj  oitmodelicken   uwer   genaden  nu  beuelen,    doireh  die  ge- 

•ayd  vnd  gracy  des  arme  bloeten  gecroste  Jhesuss,  die 

ach  om  die  ewiger  rechuerdicheit  heff  laten  hangen  aen  den 
boem  des  heligen  cruces,  dair  om  ons  line  vader  vnd  genedige 
keer  altit  rooit.  Gescreuen  to  Wamel  onder  onsen  conuenta 
aegel  xiij  Octobris. 

Uwe  hoger  fursteliker  genade  oitmoedighe  dochter  vnde  be- 
delerse  suster  Berte  van  Ryemsdick ,  abdisse  des  oonuents 
van  Sant  Claren  ordens  to  Clarecamp  bij  Wamel. 

Opschrift.  Den  hogebaren  durluchtigen  forsten  vnde  linen 
genedige  heren  Arnolt ,  hertouch  to  Gdren ,  to  Gulich ,  vnde 
greue  to  Zutphen ,  onsen  liuen  genedigen  heren  etc. 

BtKkikkingen  betreffende  de  uitvaart  van  Frank  van  Bonden, 
fteaf  mm  OosUrvant. 

Het  navolgend  blikbaar  gelijktijdig  afschrift  bevindt  zich 
onder  de  papieren  van  Buren  en  kan  als  bijdrage  strekken  tot 
de  geschiedenis   van  dien  door  zqa  huwelijk  met  Jaeoba  van 
Begeren  zoo  bekend  geworden  graaf. 
Copie. 

Jaden  eersten  datmen  jnden  Briell  deilen  sall  ter  stondt  nae 
ajn  ouerlyden  een  vol  gedeyll  van  broede,  ende  dat  men  des- 
gdici  tot  zijn  wtuairt  zeuendach  derstichste  ende  zijn  eerste 
jwgetqde,  die  men  mijn  heer  doen  zall  jnder  kerken  van  St. 
Mertynsdijck  deilen  zall  den  armen,  tot  elke  reyse  een  voll  dey- 

8* 


36 


linge  van  broede  off  andere  nae  discrete  zinen  eeruen ,  ende  ten 
zeluen  dage  ende  tijden  deylen  zal  den  deken  aldair  twee  croe- 
nen ,  ende  eiken  canoniek  een  croene ,  ende  eiken  cappellaen , 
coster  ende  scoelraeister  een  halff  croen ,  alsmen  nae  die  ens- 
tumen  des  zeluen  collegium  plecht  te  doen ,  ende  eiken  priester 
van  binnen  off  van  buten  wesende  ten  zeluen  dagen  ende  ge- 
tide  aldair  inder  kerken  misse  doende,  vi  groet,  ende  den  an- 
deren die  gheen  misse  en  doen,  iiij  groet. 

Item  ten  ewigen  dagen  alle  iair  opten  dach  zijns  ouerlij- 
dens  ziin  memorie  ende  jairgetijden  te  doen  inder  kerken  van 
Sinte  Mertynsdijck  voirs.  kerken  noch  drie  singende  missen 
van  requiem  ter  weken ,  ten  wair  dattet  alsulke  dach  wae- 
ren  dat  men  inder  kerken  voirs.  ghien  singende  zielmissen  en 
pleecht  te  doen,  ende  zoe  zal  mense  lesen.  Ende  men  zal 
delen  den  deken  ij  d.  gr.,  eiken  canoniek  enen  groten,  den 
cappellanen,  coster  ende  scoel  meester,  die  present  inden  zelue 
missen  wesen  zullen,  elcx  enen  haluen  groten.  Des  zoe  zei 
tcapittell  voirs.  ten  seluen  dagen  besorgen  ende  betalen  dat  was- 
licht  totter  memorien  vande  zielmissen  dienende.  Ende  hier- 
voir  zoe  heeft  die  testatoir  voirs.  bewesen  dat  capittell  voirn. 
c  Bijnsche  gulden  tsiairs  erflicke  renten,  tstuck  gerekent  voir 
xl  gr.,  ende  wyt  alsulke  wtgorsen,  als  gelegen  ziin  omtrent  dat 
lant  van  Sinte  Mertynsdijck. 

Item  die  voirs.  kerek  van  St.  Mertynsdijck  noch  besproken 
vijftich  Eijnsche  gulden  tsiairs,  eerflicker  renten,  il  groet  tstuck, 
gerekent  op  die  wtgorsen  van  St.  Mertynsdijck  voirs.  Ende 
dairvoir  zei  die  kerke  gehouden  wesen  ewelic  te  doen  barnen 
nacht  ende  dach  een  waskerse  voir  dat  heilige  sacrament ,  ende 
te  deylen  opten  dach  van  sijnre  memorien,  alle  jair  acht  ach- 
tendeell  broets. 

Item  den  Heiligen  Gheest  tot  Sinte  Mertynsdijck  ij  f§  gr.  eens. 

Item  den  gasthuys  inden  zeluen  stede  totten  armen  behoeff 
j  «  gr. 

Item  dat  men  zulke  ordinancie  ende  institucie  van  prouenen 
ende  anders  bij  him  gefundeert  tSinte  Mertijns  buten  der  stede 


37 


fan  St.  Mertynsdijck ,  onderboude  mit  alsulke  goeden,  als  dair 
toe  gesticht  ende  tot  desen  dagen  toe  gebruyet  ziin.  Ende  offt 
na  node  zij  die  te  mortificeren  ende  te  confirmeren  mitten  ge* 
reetsten  goeden,  buten  cost  van  den  zeken  huse,  ende  gheeft 
deo  zeluen  huse  om  renten  mede  te  copen  totten  geassigneerde 
goeden,  die  zij  hebben ,  een  hondert  Bijns  gnlden  tot  xl  gr.  tstuc. 

Item  dat  men  onderhoude  sulke  fundacie  ende  ordinancie 
ran  coraien  tSinte  Mertynsdijck,  ende  offt  Tan  node  zy  te 
mortificeren  mitten  reetsten  goeden,  die  hij  achterlaten  zall, 
esde  om  te  volbringen  zulke  gebreken  als  dair  an  wesen  mo- 
gen, heeft  hij  besproken  c  O  gr.  eens. 

Item  die  kerek  van  St.  Mertynsdijck  besproken  c  croenen, 
om  te  repareren  die  drie  glasen  int  weesteynde  vander  kerken, 
die  wtgehagelt  ziin. 

Item  elke  gilde  inder  kerken  van  St.  Mertynsdijck ,  j  fg 
gr.  eens. 

Item  drie  priesteren,  die  terstondt  in  St.  Mertynsdijck  kerke 
qjn  wtoairt  beghinnen,  zullen  eelex  xxx  zielmissen  lesen, 
die  een  in  die  cappelle  van  Sinte  Anthonis,  dander  voir  den 
Heiligen  Oheest,  ende  die  derde  voir  onser  Lieuer  Vrouwen, 
eiken  priester  voir  zijn  arbeyt  een  (B  gr« 

Item  opten  dach  zijns  oaerlijden,  in  zijn  collegiael  kerke  ten 
Briell  zijn  ewïge  memorie  jairlix  te  doen  mit  vier  achten- 
deell  broets,  jairlix  te  deylen  den  armen,  ende  dair  voir  beset 
bij  tselue  capittel  ij  fB  gr.  tsiairs  erfrenten  op  die  gorsen  aan 
den  Ouden  Hoirn. 

Item  totten  tymmeringe  der  kerken  vanden  Briell,  vi  fg 
gr.  eens. 

Item  den  Heiligen  Gheest  ten  Briell  totten  armen  behoeff,  y 
gr.  eens. 

Item  den  tween  gasthusen  ten  Briell»  elcx  j  0  gr.  eens. 

Item  den  zusteren  van  Sinte  Katrinen  ten  Briell,  y  Q  gr.  eens. 

Item  den  zusteren  tot  Sinte  Andries  buten  den  Briell ,  ij  Q 
gr.  eens. 

Item  den  broet  zusteren  ten  Briell ,  j  Q  gr*  eens. 


88 


Item  den  malaetsen  luden  ten  Briell,  ij  fg  gr.  eens. 

Item  den  prochikerke  van  ...lant  tot  ornamenten!  oR.  guld. 

Item  den  heiligen  geest  van  ...lant  voirs.,  j  ©  gr.  eens- 
item opten  dach  zyns  ooerlijden  zijn  ewige  memorie  te  doen 
jairlix  int  regulier  cloester  te  Rugge  buten  den  Briell,  ende 
dair  voir  bewesen  ten  ewigen  dagen  j  ©  gr.,  wten  wtgorsen 
yan  den  Ouden  Hoirn. 

Item  opten  dach  zijns  ouerlijdens  zijn  wtvaert  te  doen  inder 
capellen  ende  collegiael  kerke  inden  hone  tenVoern,  ende  als- 
dan te  deylen  ende  geuen  den  deken  een  croene,  eiken  cano- 
niek een  halff  croen ,  eiken  cappellaen  ende  den  coster  xij  gr. 

Item  in  die  zelue  collegiael  kerke  te  Voirn  opten  dach  zijns 
ouerlijdens  ewelic  alle  jair  te  houden  ziin  ewige  memorie  mit 
iuj  achtendeell  broets  den  armen  te  deylen,  ende  dair  voir  is 
him  bewesen  Ü  tt  gr.  tsiairs  erfrenten  op  die  wtgorsen  inden 
Ouden  hoirn. 

Item  die  kerke  van  Kortkeen  c  Rijnsche  gulden  eens,  om 
ornamenten  dair  roede  te  copen. 

Item  alle  andere  prochi  kerken ,  dair  hi  bij  sinen  leuen  heer 
ouer  geweest  is ,  elke  kerke  bijzonder  j  fg  gr.  eens ,  wt  zinen 
gereetsten  goeden. 

Item  den  vier  biddenden  oirden  prebende  binnen  den  ter- 
mine  vanden  Briell  ende  van  Sinte  Mertynsdijck,  elox  een  gou- 
den leeuw. 

Item  heeft  noch  geordineert  eiken  prochipape  van  alle  zine 
prochikerke ,  dair  hij  heer  aff  geweest  is ,  voir  een  dertichste 
van  requiem  te  lesen,  eiken  priester  ij  nobelen  eens  voir 
zijn  loen. 

Item  den  Cathusen  cloester  heeft  ende  bonen  all 

dat  zij  geh noch  vijff  hondert  cronen  

Item  den  rechten  armen  huysaten,  dair  tvan  noede  wesen 
zal,  na  discretie  van  zijnen  rechten  eeruen,  te  deylen  c  no- 
belen eens.  * 

Item  een  bedeuairt  te  doen  tSinte  Jacops  mitten  gewoent* 
liken  loen. 


39 


Item  ecü  bedenairt  te  doen  ten  heyligen  bloede  milten  ge- 
woentliken  loen. 

Item  alzoe  als  h\j  ten  seluen  plaetsen  alle  jaer  dese  bede- 
uaerdeo  plach  te  doen  doen,  zoe  gheeft  b\j  noch  in  rechter 
aelmissen  den  kerken  aldair  elcx  j  fB  gr.  eene. 

Item  alzoe  die  graue  Tan  Oesteruant  fundatoir  is  vanden 
collegium  tSinte  Mertynsdijck  ende  ziin  lichaem  aldair  begra- 
ven lei  t,  zoe  zall  hebben  die  deken  aldair  anderbalff  mare  tui- 
nen, ende  elke  canoniek»  die  dair  tien  ziin,  een  mare  zuluers, 
ode  elke  cappellaen,  die  dair  vyff  ziin,  i  mare  zuiver,  des  toe 
teil  elcx  eens  van  den  voirs.  priesteren  doen  ofte  doen  doem 
in  zielmissen  voir  die  zielen  des  grauen  van  Oesteruants, 
eade  die  coeter  ende  die  seoelmeister  elke  een  halff  maro  tul- 
oer,  ende  die  ondereoster  ende  elke  eorael  een  eroen. 

Item  priester  Peter  van  Wemelingen,  deken  van  Siote  Mer- 

tyosdyck  bloede  ia,   ende  voell  arbeita  in  dit  stick  ge* 

daan  heeft,  20e  belieft  die  voirs.  joncfrouwe van  Borssele 

etc.  dat  hg  hebben  zall  vi  marok  suluers. 

Item  zoe  belieft  mgn  joncfrouwe  voirn.  dat  mr.  Jaeop  wt 
Bonsek,  deken  van  Oestooirn,  Aerst  vander  A,  meyster 
Beynier  van  Eten ,  die  prior  van  Kogge  ende  mr.  Jan  Keyll 
hebben  tullen  drie  marok  zilners. 

S  Vergadering,  ft  Febraary  18M. 

Büdioiiai.  Memorie  van  Mjjckloff  van  Ooene.  LoUards.  Doee 
brieeen  van  Barlaunont  en  een  van  Man  van  Ooetettrjjk  aan 
as  regering  van  Jmstordam.  Iele  betnjffend*  de  Malcontenten. 
Brieven  van  Hendrik  van  Montfwrt  aan  Maaimiliuan  van  Eg* 
vmd9  graaf  van  Buren. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  het  Bataviaasch  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten- 
schappen,  te  Batavia: 
Verhandelingen.    Deel  XXV.    Batavia,  1853.  4\ 


40 


Tydschrift  voor  Indische  Taal-,  Land-  en  Volkenkunde,  uitge- 
geven door  voorn.  Genootschap;  onder  redactie  der  Heeren  Dr. 
P.  Bleeker,  Mr.  L.  W.  C.  Keuchenius,  J.  Munnich,  en  £. 
Netscher.     Deel  I.     Batavia,  1853. 

Idem;  onder  redactie  der  Heeren  Dr.  P.  Bleeker,  J.  Mun- 
nich en  E.  Netscher.     Deel  II.    Batavia ,  1854. 

Van  den  heer  P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam: 

Beschrijuinge  van  de  eylanden  Banda,  soo  dié  geregeert  syn  in 
de  jaren  dat  onee  scheepen  daer  eerst  begonnen  te  negotyeren  ende 
hoe  deselue  nu  beseik  syn.  Door  L(eupe).  (Overgedrukt  uit  de 
Bijdragen  van  de  Taal-,  Land-  en  Volkenkunde  van  Neêrlandsch 
Indie,  Deel  III,  hl.  73.) 

Beschrijuingh  van  de  Westcust  van  Sumatra.  (Door  P.  A.  Leupe.) 
(Overgedrukt  uit  de  voorn.  Bijdragen,  Deel  III,  hl.  106.) 

II.  Be  vestiging  der  Hollanders  op  Mauritius  in  1638.  — 
III.  Iets  naders  over  het  eiland  Mauritius.  Door  Leupe.  (Over- 
gedrukt uit  de  Verhandelingen  en  Berigten  betrekkelijk  het  Zee- 
wezen  en  de  Zeevaarikunde ,  door  Jacoh  Swart,  (1854),  n"  3 
en  4,  2e  afd.) 

De  heer  P.  A.  Leupe  biedt  ter  plaatsing  aan  eene  Memorie 
van  Bijckloff  van  Ooens ,  gouverneur-generaal  van  Neêrlandsch 
Indië.  1678 — 1681.  Wordt  gesteld  in  handen  der  Commissie 
van  Bedactie. 

Loüards.  De  Secretaris  deelt  mede  een  in  de  Latijnsche  taai 
geschreven  brief  van  den  heer  M'  Caul ,  bibliothekaris  aan  het 
Britsch  Museum  te  Londen,  dd.  5  Jan.  1855,  waarbij  deze 
zijn  verlangen  te  kennen  geeft,  om  uit  welligt  te  Utrecht  aan- 
wezige onuitgegeven  krooijken  de  vraag  beslist  te  zien,  of  de 
secte  der  Lollards  haren  naam  bekomen  heeft  naar  Matthaeus 
Lollaert ,  vermeld  bij  Heda  {HUL  Episc.  Ultraj.9  pag.  259),  of 
naar  de  lijkzangen  door  die  lieden  bij  begrafenissen  aangeheven. 

Deze  vraag  van  den  heer  M'  Caul  in  het  tijdschrift  De  Na- 
vorscher  (zie  2»  jaarg.  bl.  220  en  3»  jaarg.  bl.  236),  uit  het 
Engelsche  tijdschrift  Notes  and  Queries  (V,  292)  overgenomen, 
werd  tot  heden  niet  voldoende  beantwoord. 


41 


Tvee  brieven  van  Barlaimont  en  een  van  Johan  van  Ooetenrijk 
on  de  regering  van  Amterdam.  Medegedeeld  door  Mr.  J.  A. 
Grothe,  te  Utrecht. 

Eersaeme  Goede  Vrunden.  Jck  hebbe  uwen  brieff  van  den 
naestlesten  op  hnyden  ontfangen  ende  is  mij  leet  et  hooren  van 
de  apresten ,  die  die  Tan  Zuythollant  ende  Noorthollant  sonde 
schijnen  te  maecken  jegens  die  goede  stede  van  Amsterdam, 
al  jegens  tinhoat  vande  pacificatie,  moegelijck  om  dies  ghij 
nüeden  noch  niet  verclaert  en  hebt  mitten  Generale  Staten  n  te 
willen  voogen,  iwelck  te  verhoopen  staet  dat  onlancx  sal  ge- 
schieden, ten  bijcomste  van  uwen  gedeputeerden  nae  thoff  ge- 
schickt ,  soo  verre  het  noch  niet  gedaen  en  is ,  want  den  raet 
van  Uollant  uwe  voorgaende  brieven  mit  een  propren  bode 
Tande  escnrie  daer  te  voeren  afgenerdicht  heeft ,  soo  mij  die 
president  seyt. 

Jck  verwachte  alhier  van  daege  te  daege  die  graue  van  Bossu, 
acbteroolgende  sijn  schrijven  bij  rog  onlancx  ontfangen,  ende 
hoope  alsdan  in  alles  geremedieert  sal  werden. 

Middelertijt  sult  weldoen  ende  draegen  u  gelijckerwijs  ghij 
tot  noch  toe  in  Godts  ende  conincx  dienste  gedaen  hebt ,  ick 
sal  niet  achterlaeten  u  lieden  in  alles  mijn  moegelijck  ende 
doenhjck  sal  wesen  t'assisteeren,  mitte  hulpe  Godts  Almachtich, 
die  u  verleene  sijn  gratie, 

Voyt  Utrecht  desen  lesten  Decembris  1576. 

Vwe  wel  goede  vrundt, 
Gilles  van  Barlaimont. 

Jck  sende  u  een  extract  vuyt  een  missiue  van  de  Generaele 
Staten  aen  mij  geschreuen ,  waer  vuyt  ghijluyden  wel  moeght 
versteen  heurlieder  intentie  ende  meeninge. 

Superscriptie.  Den  eersamen,  discreten  die  burgem.  ende 
regeerders  der  stede  van  Amsterdam. 

Extract. 

Jl  nous  a  desplu  amerement,  que  n'aaez  piastot  esté  secoura 
de  deniers  et   draps  selon  1'accord  faict  auec  iceulx,  roais  il 


42 


vous  plaira  croire  et  entendre,  qu'auons  requis  et  despeche  mon3T. 
Ie  conté  de  Bossut  auecque  tels  moyens  touchant  les  dicU  de- 
niers et  draps,  quesperons  en  donnera  tout  bon  eontentement 
et  satisfaction.  L'ayant  aussy  requis  de  passer  par  Amsterdam, 
Haerlem  et  aultres  villes  non  encores  declaires,  afin  de  se  join- 
dre  au  plustost  pour  les  preseruer  de  tel  inconuenient ,  qu'est 
aduenu  a  Audewatere,  et  comme  de  la  en  apres  comprins  en  la 
Pacification  pour  negocier  et  contracter  par  mer  et  par  torre  y 
dont  jusques  a  present  ont  souffert  grand  prejudice. 
Datees  du  xixe  de  Decembre  1576. 

Eersaeme  goede  vrunden.  Jck  hebbe  uwen  brieff  van  den 
29*1  Decembri8  op  gisteren  ontfangen;  voor  antwoorde  op  de- 
selue  en  weet  anders  niet  te  schrijuen  dan  ick  op  gisteren  op 
uwen  brief  van  den  naestlesten  Decembris  gedaen  hebbe,  maer 
nochtans  innouerende  deselue  antwoorde,  hebbe  u  noch  wel 
willen  schrijuen,  dat  deselue  tijdinge  contineert  ende  daer  be- 
neffens geaduerteert  werde,  dat  Don  Johan  d'Austriche  binnen 
Naemen  gecoomen  is,  waer  vuyt  dat  te  verhoopen  es  dat  alle 
saecken  tot  een  goet  eynde  geredrescheert  ende  die  landen  tot 
een  goede  ruste  gebracht  sullen  werden,  ter  eere  Godts  ende 
dienste  van  syne  Con.  Mat.  Twelck  ons  gunne  den  Heere 
Almachtich,  die  u  verleene  dat  salichste  is. 

Vuyt  Utrecht  den  eersten  Januarij  1577. 

U  wel  goede  vrundt , 
Gilles  van  Barlaimont. 

Don  Johan  van  Oistenryck,  ridder  van  den  ordere  van 
den  Gulden  Vliese,  Lieutenant  gouuerneur  ende  Ca- 
piteyn  generael. 

Lieue  besundere.  Ghij  sult  vuyt  anderen  onsen  brief  ver- 
staen  hebben  die  hooch  nodige  oirsaecke  ons  beweecht  hebbende 
op  dit  slot  van  Namen  te  commen  logeren ,  derhaluen  wij  daer 
aff  niet  wijder  en  sullen  roeren  in  desen  brief,  die  alleenlijck 
sal  dienen  om  van  wegen  des  conincx  onses  heeren ,  u  te  ver- 
maenen  ende  exhorteren  ende  vlietlijck  versoecken,  dat  ghij  u 


48 


wilt  bearbeyden  om  te  continueren  in  dienst  Godts  ende  van 
sijne  Mat.  ende  in  gehoorsaemheyt  derselver,  als  ghij  tot  noch 
toe  soo  getrouwelijck  gedaen  hebt,  en  van  onsent  wegen  aal 
u  tot  dien  effeot  altijt  alle  mogelijcke  hulp  ende  bijstandt  en 
wat  «ij  andersins  tot  beuorderinge  van  den  weluaert  der  stede 
fan  Amstelredamme  sullen  eonnen  bedencken,  genedichlijck 
ende  gunatlijck  gedaen  worden ;  derhaluen  wij  ons  vertrouwen 
dat  ghij  sulcx  gheren  sult  doen ,  des  wij  u  noohmaels  vereoe- 
eken,  ende  u  den  almogende  Heeren  beuelen.  Gesehreuen  opt 
won.  slot  van  Namen  den  xxvjj»  Julg  1677. 

Johan. 
J.  Berty. 

Ieti  betreffende  de  Malcontenten.  Het  navolgend  uittreksel  uit 
eene  Latijnsche  missive  onder  de  papieren  van  Buren  aange- 
troffen, behelst  de  bijzonderheden  van  de  overwinning,  door 
de  Malcontenten,  op  die  van  Gent  aangevoerd  door  La  Noue, 
nabij  het  dorp  Ingelmunster  den  10*°  Mei  1580  behaald.  Deze 
strijd  stond  in  verband  met  de  togten  der  Malcontenten,  die 
Meeoen,  niet  ver  van  Kortrijk,  innamen  en  ihier  maekte  hij 
zijnen  stoel  van  oorloge  tegen  die  van  Gent"  zegt  Bor  XIII 
(II.  bl.  3.)  in  1578.  In  het  volgende  jaar  hadden  zij  Aalst  en 
Roose  overvallen,  bl.  131.  Van  Meteren,  bl.  162  verso, 
spreekt  ook  van  een  aanslag  van  hen  op  Gent,  die  echter  mis- 
lukte, hetgeen  ook  Van  Meerbeeck,  Cronycke,  bl.  546  verhaalt. 
In  1580  namen  zij  Kortrijk  in,  Bor,  bl.  175.  Verg.  Kervijn 
de  Volkaersbeke ,  Document*  Hutoriques ,  1577 — 1585. 

Extractum  ex  miasiua  quadam ,  17  May  data  !). 

Noua  perpeuea  sunt.  Malecontenti  oopias  Gandauiensium 
coocidenint  duobus  &  Cortraco  miliaribua;  id  quomodo  accide- 
nt, paucis  perstringim.  Est  vicus  Engelmunster  de  via,  quae 
Cortraco  Brugas  ducit ,  eique  eiusdem  nominis  adiuncta  arx  fue- 
rat,  ea  quondam  Gandauensium  firmata  praesidiis,  sed  Malecon- 
tenti ex  improuiso  eam   occuparant.    Gandauenses  quod  vide- 

1)  Aaa  de  kantelde  met  eene  andere  hand  geachwen :  Just  Antorff, 


44 

rent  sibi  hac  ratione  praeclusam  viam  libere  cum  Brugensibus 
communicandi ,  vltro  citroqoe  consultant,  qua  ratione  hanc 
arcem  Malecontentis  extorquere  possint.  Cum  astu  et  dolo  ne- 
gotium  non  procederet,  statuunt  eam  vi  aggredi.  Colligunt 
igitur  ex  praesidiis  25  aut  ciroiter  signa  peditum,  equitum 
turmas  tres»  Noeo,  Mornao  et  Scoto  quodam  ductoribus.  Om- 
nibus  copiis  praeficitur  Noeus.  His  coniungunt  ad  250  aut 
circiter  curru9,  puluere  tormentario ,  globis,  farre  et  diuersa 
alimonia  onustos,  ad  hoc  tormenta  quinque,  campestria  duo, 
muralia  Iria,  inter  quae  erat  permagnum  illud  tormentum  Gan- 
dauensium,  Diaboli  Cerulei  cognomine  insignitum.  Non  longe 
a  vico  praedicto  pons  erat ,  quem  Malecontenti  praesidiis  firma- 
rant  et  hinc  inde  suos  in  insidiis  collocarant.  Gandauenses  hos- 
tium  paucitatem  contemnentes  in  eos  irruunt ,  qui  pontem  custo- 
diebant,  qui  cum  initio  acriter  resisterent ,  paulatim  multitudine 
pressi  pedem  referunt,  donec  ad  insidias  ventum  est.  Hic 
Gandauenses  palantes,  vt  qui  in  manibus  se  putarent  habere 
victoriam ,  ad  pontem  vsque  rejiciuntur ,  non  sine  magno  suo 
damno.  Conspicatus  id  Noeus  equitum  turmas  educit ,  vt  suis 
auxilio  esset.  Oritur  debinc  turma  atrox,  nutante  victoria,  cum 
ecce  tres  Epirotarum  equitum  turmae  ex  insidiis  prouolant, 
qui  Gandauensibus  (quod  a  tergo  eis  insisteren t)  talem  metum 
incusserunt,  vt  nee  minis  nee  ducum  imperio  a  fuga  reuocari 
potuerint.  Intcr  strenue  pugnantes  cecidit  Scotus  ille  turmae 
duefcor.  Mornaus  pernici  equo  vectus  Gaudauum  profugit. 
Noeus  cum  plerisque  aliis  captus  est,  tormenta  cum  250  cur- 
ribus  et  omnimoda  preda  Malecontentis  cesserunt;  caesorum 
numerus,  vt  in  omnibus  praeliis,  ita  in  hoc  incertus.  Qui 
plures  cecidisse  aiunt  ad  1000  numerant,  qui  pauciores  ad 
300,  fama  est  supra  700  desideratos  et  in  his  fere  200  equi- 
tes.  Noeus  post  praelium  Cortracum  abductus,  postridie  Sanc- 
tomarum  deducitur,  colliguntur  verum  copiae  propre  Gandauum 
eisque  Gollefortium  Scotum  praefectum  iri  opinio  est.  Quae 
istic  de  tumultibus  Santani  Angelici  excitatis  et  de  morte 
ducis   Andü  ferebantur ,  falsa  sunt.    Laborat  ille  quidem  acri 


45 


morbo,  idque  Andegam,  sed  de  morte  nullQ9  sermo  Enpollam 
a  regio  muite  astu  occupatam  plerique  autumant,  neque  adhuc 
qoicquam  in  contrarium  reseiri  potait.  Param  abfuit  quadragesi- 
ma  praeterita,  quin  Galliae  difficillimo  premeren tur,  ita  vt  quae 
his  18  annis  praeteritis  contigerunt  huius  comparatioue  prope 
lodicra  dici  possint;  nam  ordines  aut ,  vt  ita  loquar,  status 
Gallianim  a  rege  deficiebant  interque  alias  prouincias  vtraque 
Britannia  ei  Normandia  quid  in  eo  sentirent,  exposuerant  et 
dominum  de  la  Bochoguyon  in  Germaniam  amandarant,  vt  is 
eoacüs  decem  milibus  eqoitum  et  quam  maximis  possit  pedi- 
tam  oopiis  quomodocunque  res  cederet,  sibi  praesto  esset;  sed 
mteroessione  et  diligentia  reginae  matris  consopita  res  est,  pro- 
aiociaeque  cnm  rege  in  gratiam  redierunt,  recrudescit  quidem 
bellam  inter  Catholicos  et  Hugnenotos,  sed  parnis  vtrinque 
oopiis  res  geritnr ,  Mandolotius,  praefectus  Lugdinensis,  aliqnot 
eorom  tormas  conciderat ,  quem  illi  de  integro  maioribus  copiis 
adorti  faderunt  et  ad  portas  vsque  Lugdunenses  prosecuti  sunt, 
caesis  circiter  300,  Nauarrus  cum  yxore  Noraci  in  Vasconia 
degit,  Aiunt  agrestes  Piconeorum  montium  accolas  Bandolioros 
Tocant  aaxilio  ipsi  in  omnem  euentum  promisisse.  Quicquid 
tandem  ex  deploratis  hisce  temporibns  emerget,  nouit  Deus. 

Brieven  van  Hendrik  van  Monifoort  aan  Maximiliaan  van  Eg- 
mond.  Medegedeeld  door  Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van 
Wijck,  te  Utrecht. 

Hendrik  de  Montfort  is  een  in  de  geschiedenis  onbekend  per- 
soon, vermoedelijk  was  hij  vermaagschapt  aan  de  burggraven 
van  Montfoort.  Hy  schijnt  in  naauwe  vriendschapsbetrekking 
met  Maximiliaan  van  Egmond,  wien  hij  in  zijne  brieven  tson 
«wat"»"  noemt,  gestaan  te  hebben.  Ook  blijkt,  dat  bij  destyds 
het  bevel  voerde  over  een  bende  ruiterij.  Naar  de  gebeurtenissen 
te  oordeelen ,  die  in  de  navolgende  brieven  met  een  enkel  woord 
zijn  aangestipt,  moeten  zij  in  het  jaar  1546  geschreven  zijn. 

» Monsr.  pour  ce  quil  y  a  long  temps  que  nay  eu  de  vos  nou- 
oelles,  nay  voulu  laysser  vous  enuoyer  ce  present  messagier 
pour  vous  adoertir  des  nouuelles,  dequoy  jespere  que  vous  ores 


46 


volentiers  assauoir  de  la  venue  de  lempereur,  car  la  royne  a  eu 
lettres  de  sa  Ma*,  escriptes  a  G....  et  depuis  Ion  a  eu  nou- 
ueiles,  quil  seroit  arriue  a  Trente,  ee  que  ?ous  ay  bien  voulu 
mander  en  toute  diligence,  car  je  suis  hier  reaena  de  la  oourt. 
Monsr.,  je  vous  aduertia  aussy,  que  les  Francois  ont  aaayge  Ie 

cfaasteau  de  Lymey appartenant  au  ar.  de  Besang 

et  tout  prins  a  la  despourueue,    car  il  auoit  enuoye  ses  gena 

au  fburage,  et  cepeadant  il  Ie  sont  venu  assyger  et  ont  

les  gens  dehors ,  parquoy  on  doubte  fort ,  sy  on  ne  luy  done 
de  brief  assistence,  que  force  sera  de  la  perdre  a  cause  de 
peu  de  gens,  quil  y  (assemble)  Lesd.  Franoois  se  sont  assam- 
ble  bien  fort,  pour  venir  au  pays  de  Hannant,  et  je  croy  quils 
sont  des  maintenant  deuaat  Landerchies ;  je  crains  bien  quils  ne 
lemporteront.  Jay  ausy  eu  nouueUes  de  nostre  capitaine,  et  a  ce- 
que  mescript  monsr.  de  Hoechstraete,  Ion  poroit  bien  auoir  ba* 
taille  auant  huit  iours;  les  gendarmes,  que  Bourmaingne  auoit 
assemble,  sont  pour  lheure  au  camp  et  les  quatre  enseignes 
Frisons  se  sont  party  auant  hier  dUt recht,  pour  tirer  ausy  vers 
Ie  camp.  La  royne  a  enuoye  ausy  toutes  les  bendes  nouuelles 
aud.  camp.  Je  suis  bien  delibere  de  my  trouuer  de  brief,  et 
je  vous  vouldroy  bien  prier,  monsT.,  de  vouloir  enuoyer  quelque 
bon  cheual,  car  oe  vous  preuiens  que  je  nay  riena  quil  vaille, 
et  sy  on  en  porroit  recouure  pour  argent ,  je  vous  asseure  que 
je  ne  vous  en  vouldroy  point  trauailler,  vous  priant  que  vous  ne 
Ie  poiot  vouloir  prendre  de  maulvaise  part,  je  vous  promets  ma 
foy,  sy  vous  en  aues  quelque  jour  affaire,  je  vous  euuoyeroy  Ie 
mielleur  que  jauroy.  Quy  sera  la  fin  de  ceste,  me  recomman- 
dant  bien  hnmblement  a  vostre  bonne  grace,  priant  Dieu  voua 
doner,  monsr.,  bonne  vie  et  longue.  De  Duerstede  Ie  xve  de  Juyn. 
Le  tout  vostre  obeysant  couain, 
Henry  de  Montfort. 
Opschrift.    A  monsr»  monsr.  le  conté  de  Buren. 

Monsr.  Jay  a  ce  matin  receupt  vos  lettres,  par  lesquellea  me 
mnades  que  vous  estes  esbahy,  que  ne  suis  encore  party  dicy, 


47 


cu  la  royne  voos  aaoit  escript  maaoir  commande  de  me  trou- 
aer  Ie  xxc  de  ee  moia  a  Ayrc.  Je  voua  aaseure,  mone7.,  que 
nay  eo  nulles  nouurllea  de  aa  Mat.  de  me  partyr  dicy,  et  quant 
aassy  seroit,  nest  posaible  que  lea  genadarmes  pertent  dicy 
«ds  argent,  comme  aa  Ma*,  mauet  ausy  permis  de  les  payer 
deoant  leur  partement  dicy,  car  lea  hostelanies  ne  lea  vouldroint 
kyser  sortir  dicy  aans  payer ,  et  dauantage  yl  leur  fault  auoir 
ugtot  pour  payer  en  chemyn,  ou  aultrement  aeroyent  constraina 
de  naoger  lea  subgels  de  lempereur,  dont  la  royne  men  porrott 
waooir  mauaya  gre ,  ce  que  ne  seroit  toutefoia  ma  faulte.  De 
qooy  toub  ay  bien  volu  aduertir,  affin  que  ne  pensea  que  oe 
wit  ma  faulte ,  que  ne  suis  desia  party ,  car  je  toub  aaseure 
que  je  ne  demande  aultre  chose  que  destre  auK  champa  auprea 
de  tous  ,  comme  je  croy  que  y  aues  bien  la  fiance  en  moy. 

Mons*.  Jay  a  ee  matin  aduerty  la  royne  de  tous  lea  poina, 
touteföia  me  semble,  sous  vottre  correccion ,  quü  seroit  bon  que 
voos  en  aduertiesies  ausy  a  sa  Ma'.  Atant,  monsr.,  apres  mes 
aumbles  recommandacions  faictes  a  vostre  bonne  grace  je  au- 
plye  Dien  tous  donner  en  prosperite  bonne  vie  et  longe.  De 
Ünabray  Ie  xix«  de  Juyn. 

Le  tout  Tostre  obeyaaant  couain  a  tous  faire  seruioe , 
Henry  de  Montfort. 

Monsr.  je  fosee  venu  a  ce  soir  vers  tous,  mais  sy  je  partoy 
rag  pas  hora  dicy,  les  genadarmea  sen  rouldront  aller  a  leur 
mayson,  a  cauae  quil  nont  point  dargent,  et  faya  mon  myeux 
de  les  tenir  ensemble. 

Opschrift.    A  rnona'.  monsr.  le  conté  de  Buren. 

Mens*.  Je  suis  bien  mary  de  point  auoir  eu  oyay  longtempa 
de  vos  nouuellea,  je  vois  ben  que  vous  mauea  du  tout  pria  en 
oubly  et  pour  ce  enuoy  le  porteur  de  ceate  vers  tous,  pour 
seaaoh*  comment  tous  vous  portee,  vous  priant,  roona*.,  me  vou- 
bir  mander  de  vos  bonnes  nouuellee.  Jay  entendu  que  vous  auea 
este  de  brief  a  Amsterdam,  ay  vous  euaae  pleu  me  mander,  je 
fasse  venu  incontinent  vers  vous  et  meuasies  faict  bien  grand 


48 


plaisir.  Monsr.  je  vous  manderay  des  nouuelles  de  pardeca, 
mais  je  voy  quen  esies  aases  aduerty;  toutefois,  monsr.,  ne  veux 
laisser  vous  mander  comment  depuis  4  jour  en  sa  Meerten  van 
Bossem  a  rae  icy  la  bende  de  monsr.  de  Merode,  estans  de- 
dans  Eyndonen  et  ont  prins  la  dicte  ville  dEyndouen  et  de  la 
faire  rasonner,  et  dict  on  quil  retourne  vers  oe  quartier  icy.  Je 
vouldroy  bien ,  monsr.  qoe  je  vous  puise  mander  mylleures  nou- 
uelles que  ceux  la,  vous  priant,  monsr.,  prendre  de  bonne  part 
oe  que  vous  en  escrips. 

Monsr.  je  croy  que  vous  estes  aases  aduerty  que  la  royne 
ma  baillie  charge  dune  bende  de  deux  eens  chevaux,  lesquelz 
sont  prest  icy»  et  ne  me  reste  que  vne  chose,  dont  men  pour- 
ries  bien  assister,  ail  vous  plaisoit,  scest  a  sauoir,  dune  trom- 
pette; parquoy,  monsr.,  je  vous  prie  bien  affectueusement  que 
me  veuiles  faire  ce  plaisir  de  me  prester  pour  vng  mois  lune 
de  vous  trompettes  et  ce  temps  pendant  espere  de  recouuiïr 
vng.  Monsr.  vous  me  feries  vng  singulier  plaisir,  parquoy  je 
espere  que  ne  me  refuseres  pas  chela ,  car  je  vous  asseure , 
monsr.,  que  je  vous  faire  vouldroy  plus  grand  seruice.  Quy 
sera  la  fin  de  ceste ,  priant  estre  recommande  bien  humblement 
a  vostre  bonne  grace,  dUtrecht  Ie  premier  jour  dAust. 

Le  tout  vostre  humble  et  obeysant  cousin , 
Uenry  de  Montfort. 

Opschrift  A  mons'.  monsr.  le  conté  de  Buren,  gouuerneur 
de  Fryse  et  de  Oueryssel. 

Monsr.  jay  receupt  vostre  lettre ,  par  laquelle  jentens  que 
vous  aures  bientost  assemble  xi  ou  xii  enseignes  de  pietons 
et  v  on  vi  eens  cheuaux,  dont  suis  bien  joyeux,  esperant  que 
nous  nous  joindrons  ensemble;  je  vouldroy  bien  que  je  fusse 
desia.  Monsr.  ie  suis  bien  mary  que  nay  peu  auoir  nulles  de 
vos  trompettes,  toutefois  puisque  vous  en  aues  affaire,  ne  vous 
en  vouldroy  point  desfournir.  Monsr.  je  ne  vous  saurois  escri- 
pre  nulles  nouuelles,  sinon  Meerten  van  Bossem  scest  retire, 
ayant  prins  vostre  cbasteau  de  Cranendonck  et  a  eu  baucop  de 


49 


braolschat  plu»  que  je  noseroy  escripre ;  au  surplus  lempereur 

est  eooore  a  Spiers ,    ayant  grand  nombre  de  gens  de  pied  et 

de  cheual;   sy  je  oy  aulcunes   nouuelles   dignes  de  vous  ad- 

uertir,  ne  fauldray  incontinent  faire  mon  debuoir.  Sur  ce,  monsr., 

me  reeommande  bien  humblement  a  Tostre  bonne  grace,  priant 

Dk  tous  donner  bonne  vie  et  longue.    dUtrecht  Ie  vy«  dAust. 

Le  tont  vostre  humble  et  obeissant  cousin , 

Henry  de  Montfbrt. 

Opckrifi.    A  monsr.  monsr.  le  conté  de  Buren. 

kW.  Le  plus  humblement  que  faire  puia  a  vostre  bonne 
gnoe  me  recommande. 

Moos7.,  jay  entendu  que  tous  este  a  Vtreoht  ce  pendant  que 
jty  este  en  court,  dont  je  suis  bien  mary,  que  nay  sceu  venir 
e&temps  pour  vous  y  trouuer  vous  faire  la  reaerance. 

Mon»7.,  jay  entendu  par  le  mareschal  dTfelt  (dYselt), 

que  vous  estes  mary  a  luy  a  cause  quil  ma  faict  ce  plaisir 
dettre  lyeutenant  de  ma  bende,  de  quoy  luy  ay  prie  long- 
temps  deuant  quil  la  voulu  accepte,  esperant  que  neu  series 
point  mary. 

Mons7.,  je  neusse  jamais  pense  que  vous  eusyes  este  mary  a 
luy  poar  ce  quil  me  demande  a  faire  seruice,  car  je  suis  vostre 
humble  et  obeyssant  cousin  et  seruiteur,  et  me  fyay  bien  ot- 
tert en  vous,  sy  jeuse  este  en  dangier  dung,  que  vous  ne  me 
«Ö9ie8  pas  laise  en  dangier.  Monsr.,  je  vous  prie  sur  toutes 
les  seruioes  que  je  vous  puise  faire,  que  ne  veuilles  estre  mary 
de  celle  et  quil  puisse  demeurer  touiours  vostre  seruiteur  et 
nwy  aussi,  et  sil  vous  plaist  me  deporteray  de  son  seruice  et 
de  la  bende  aussy.  Atant,  monsr.,  je  ^rie  Difu  vous  doner 
accomplicement  de  tous  vos  bons  desirs.  dUtrecht  le  xxiij* 
dAust. 

Le  tout  vostre  humble  et  obeyssant  cousin  et  seruiteur, 

Henry  de  Montfort. 

Opêckrifi.    A  monsr.  mons7.  le  conté  de  Buren,  gouuerneur 
de  Fryse  et  dOuerysel. 
XI.  j.  4 


50 


Montf.  Jay  receupt  tos  lettres  par  monsr.  de  Barbanson , 
par  lesquelles  maduertissez ,  commenl  vous  auez  prins  la  peyne 
de  recommander  mon  affaire  a  monsr.  de  Granuelle,  comme  vous 
auoy  suplie ,  dequoy  ne  vous  scauroy  assez  reroerciér,  vous  as* 
seurant  que  porez  estre  oertain ,  que  je  ne  desire  que  dauoir 
moyeu  de  vous  faire  seruice. 

Mona7..  jentens  aussy  par  vos  lettres,  quil  ny  a  nulle  certi- 
tude  que  Ion  tiendra  lordre,  quy  a  este  cauze  que  ne  me  suis 
sytost  bouge  dicy,  car  jauoy  enfceadu  que  lempereur  deuoit 
estre  a  ce  jour  a  Ytrecht ,  par  quoy  estoy  delibere,  comme  vous 
auoy  promis ,  de  me  partyr  incontinent  pour  vous  aller  trouuer 
a  Vtrecht. 

Monsr.,  je  ne  veuz  laysser  vous  aduertir ,  que  madame  de 
Bergues  a  este  vers  ma  seur  dArembergue  et  ma  escript  de  my 
vouloir  trouuer,  et  moy  estant  venu  la  a  demande  de  parier 
apart  auecques  ma  seur,  ma  niece  et  moy,  en  fin  de  conclusion  a 
dict  quelle  estoit  express ement  venue  de  pardeca  pour  deman- 
der  vostre  niece  en  manage  pour  son  fils,  dysant  quelle  auoii 
enuoye  ces  desputez  pardeuant  pour  la  demander  en  manage 
pour  faire  quelque  bon  apoictement ,  mais  que  maintenant  elle 
la  demandoit  nuement  et  quelle  laysoit  cette  querelle,  que  por- 
roit  estre  entre  sa  fille  et  nos  nieces  en  debat  des  tuteurs  et 
de  sa  fille,  et  quelle  estoit  age  assez  pour  son  bien  defendre, 
par  quoy  en  layssant  toutes  querelles  derriere  elle,  demande  sim* 
pleinen t  nostre  niece  pour  son  filz ,  sur  quoy,  apres  les  remer- 
cimens  faitz  tant  du  coste  de  ma  seur  que  du  myen  pour  lonneur 
quelle  faysoit  a  nostre  niece  ,  luy  demanday,  sy  elle  ne  vous  en 
auoit  point  parle  ou  faict  parier ,  me  respondiet ,  quelle  auoit 
enuoye  Ie  bastardt  de  Falaix  vers  vous  la  demauder  en  manage 
pour  faire  quelque  bon  appointement,  mais  point  nuement,  comme 
elle  faisoit  maintenant,  et  quelle  auoit  reseruc  cela  a  elle,  me 
disant  que  incontinent  quelle  viendroit  vers  vous ,  vous  en  par* 
leroit  en  telle  sorte,  comme  elle  en  auoit  parle  a  ma  seur  et  a 
moy,  dont  luy  dis  de  vous  en  aduertir,  car  nous  auibns  conelu 
de  point  marier  nostre  niece,    sy  ces  sours  ne  soyent  premie- 


51 

moest  party  par  ensemble  et  que  vous  auoy  laysse  en  telle 
cooclasion  et  que  ne  scauoy  donne  aaltre  responce;  sur  quoy 
madame  de  Bergues  ma  diot,  quelle  estoit  bien  contente  que 
je  tous  en  aduertisse  et  quelle  menpryoit,  dysant  quelle  espe- 
roit  Ie  voos  doner  a  congnoistre  elle  mesmes,  auecques  plusieurs 
aultre  propos ,  que  jespere  vous  declayrer  plus  amplement ,  me 
troauant  la  premiere  fois  vers  vous.  Depuis  Ie  departement  de 
Hoosei  la  dicte  dame  de  Bergues  est  venue  en  ce  quartier  vers 
bot,  oe  ranoon trant  les  mesmes  propos,  et  ayant  iey  trouue 
oons*.  de  Barbanaon,  tous  pouuez  penser  lequel  a  este  Ie 
phn  ebaby  de  ton  oompaignon.  Monsr.,  je  nay  vola  laysser 
was  mander  ceste  bistoyre  pour  vous  aduertir,  que  suis  demeure 
sopjes  de  vostre  derniere  conelusiou,  comme  aussy  a  faict  ma 
«mr.  Qui  sera  la  fin  de  ceste,  apres  mauoir  recommande  bien 
bumWement  a  vostre  bonne  grace  et  pryant  Dien  tous  doner 
ea  santé  boone  vie  et  longue.  De  la  Haye  Ie  xkv*  de  No- 
uembre. 

Le  tont  vostre  obeyssant  cousin  a  vous  faire  seroice, 
Hcnry  de  Montfort. 

Monsr.  se  vouldroy  estre  aupres  de  vous  pour  vous  dire 
aolcunes  cboses,  que  ne  vous  puis  bonnement  escripre. 

Opxhrtft.    A  monsT.  monsr.  le  conté  de  Buren. 

Monar.  Je  ne  puis  laysser  tous  aduertir  comment  depuis 
que  je  suis  party  de  vous  les  gouttes  mont  assaylly  et  uont 
laysse  de  me  tourmenter  jnsques  malntenant,  que  a  este  la  cauze 
que  ne  me  suis  trouue  a  Bruxelles,  comme  je  vous  auoy  pre- 
mis en  partant  de  vous,  et  oroy  fermement  que  la  bonne  cbiere, 
que  vous  mauez  faict  aultrefois,  est  grandement  cauze  de  mon 
mal,  parquoy  ay  delibere  de  sobrier  desormais. 

Monar.,  je  ne  vous  scauroye  escripre  nulles  nouuelles  de  par 
deca,  je  vous  prie  que  me  veuyllez  auertyr  de  vostres  et  aussy 
comment  nostre  niece  dArembergue  se  porte.  Atant,  monsr.,  je 
me  recommande  bien  humblement  a  vostre  bonne  grace ,  pryant 

4* 


52 


Dieu  vous   donner  bonne  vie  et  longue    De  Wijck  Ie  xvie  de 
Decembre. 

Le  tout  vostre  obeysant  cousin  a  vous  faire  seruice, 
Heniy  de  Montfort. 
Opschrift.    A  moD8r.  monsr.  le  conté  de  Buren. 

4  Vergadering.    24  February  1955. 

Bibliotheek.  Ruüing  van  werken.  Ordonnantie  van  Margaretha 
betreffende  het  diepen  der  grachten  en  het  maken  der  wallen  ie 
Amsterdam  in  1566  en  het  verzoekschrift  deswege  door  het  ste- 
delijk bestuur.  Brief  van  Bossu,  1567  en  van  den  hertog  van 
Aha,  1568,  aan  de  regering  van  Amsterdam,  ter  sake  van 
de  geloofsvervolging.  Memorie  van  prins  Maurits  van  Nassau 
van  16  Jan.  1638,  waarbij  deze  op  vrijen  handel  aandringt  en 
het  monopolie  der       West' Indische  Compagnie  bestrijdt. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen  : 

Van  den  heer  J.  H.  van  Dale,  te  Sluis: 
Cadsandria.    Zeeuwsch-Vlaamsch  Jaarboekje  voor  1855,  verzameld 
door  J.  H.  van  Dale.    Tweede  jaargang.     Schoondijke,  1854. 

Van  den  heer  U.  Capitaine ,  te  Luik : 

Necronologe  lAégois  pour  1854.  Liège.  Janvier  1855.  (4e 
Année.) 

Van  den  heer  P.  Nijhoff,  te  Arnhem,  namens  de  gemeente 
Hat  tem: 

Tijdrékenkundig  Register  van  oorkonden,  berustende  in  het  Oud- 
archief  der  gemeente  Hattem ;  opgemaakt  volgens  besluit  van  UH. 
Gedeputeerde  Staten  der  provincie  Gelderland,  van  27  April  1850, 
door  P.  Nijhoff.    Arnhem,  1864. 

Ruiling  van  werken.  De  voorzitter  deelt  mede,  dat  er  eene 
ruiling  van  werken  tot  stand  gekomen  is  met  het  Bataviaasch 
Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen,  te  Batavia. 

Ordonnantie  van  Margaretha  betreffende  het  diepen  der  grachten 
en  het  maken  der  wallen  te  Amsterdam  in  1565  en  het  verzoek* 


53 


sckri/t  deswege  door  kei  stedelijk  bestuur.   Medegedeeld  door  Mr. 
LA.  Grothe,  te  Utrecht. 

Margareta,  bij  de  gracie  Godts  hertoginne  van  Parroa, 
Placentz  etc,  regen  te  ende  guuernante. 

Iieue  ende  wel  beminde.  Alsoo  t'onser  kennisse  gecoomen 
es  groote  ondiepte  te  weeën,  soe  in  de  Burchwallen  ende 
Ammarack  binnen  der  stede  van  Amstelredam,  als  oock  in  de 
Oodezijts  Waele  buyten  derseluer  stede  ontrent  die  Lastaige 
gelegen,  ende  om  tot  diepninge,  bijsonder  in  die  voors.  stede 
Acbterburchwalle  te  geraecken ,  versouck  bij  diuersche  burgeren 
gedaen  geweest  te  sijn,  omme  bat  met  gelaeden  schuyten  te 
moegen  vloeten  ende  meerder  genot  van  haer  spqckers,  huysen 
eade  kelders  te  moegen  hebben,  ende  ouermits  d'ondiepte  van 
de  voors.  Waele  die  schepen  dicwils  metten  zoytwesten  windt 
int  slick  liggen,  daer  deur  oock  die  neeringe  van  tscheepmae- 
cken  elders  geschapen  soude  sijn  te  vertrekken,  ende  andere 
iaconnenienten  bij  last  van  brande  nae  soude  moegen  volgen, 
al  tot  groote  achterdeel  vanden  burgeren,  'vreemden  coopman 
ende  oock  de  voors.  stede. 

Wij  rijpelijck  daer  op  gelet  hebbende ,  ende  sijnde  begeerich 
vande  meeste  voorspoet  ende  welnaert  der  voors.  stede,  heb- 
ben voor  dienstlijck  aengesien  u  sulcz  te  kennen  te  geven  bij 
desen,  ende  bij  deselue  van  sijner  Mato.  wegen  u  te  belasten 
ende  t'ordonneeren ,  dat  ghij  met  aller  naersticheyt  ter  eerster 
gelegener  tyt  die  diepinge  soo  vande  Ammerack,  Burchwallen 
als  Waele  voors.  doet  maecken ,  op  dat  volgende  d'ordonnantie 
van  hooger  memorie  vron  Maria,  coninginne  doen  ter  tijt  re- 
genie  ende  gouuernante  van  herwaerts  ouer,  van  date  den  15* 
Septembris  1545,  ende  die  redenen  van  dien  daerinne  begrepen, 
die  schepen  binnen  die  stadt  oaeral  doer  moegen  vaeren ,  die 
neeringe  aldaer  hen  oueral  strecken  ende  die  schepen  in  die 
Waele  leggende  beter  haeuene  ende  winterlaege  genieten  moe- 
gen, altoos  regart  neemende  int  diepen  van  de  Burchwallen  voors. 
die  juckinge  sulcx  geordonneert  te  werden  ende  te  doen  mae- 


54 


eken  in  respect  van  de  schamele  luyden  enüe  conuenten  daer  op 
respondeerende ,  dat  die  selue  niet  te  seer  gegraueert  en  wer- 
den ,  waer  toe  wij  onsen  neue ,  den  prince  van  Orangnen  etc. 
als  stadtbouder  belast  hebben  goet  regart  te  neem  en  dat  tselue 
sulex  geeffectueert  worde. 

Ende  alsoe  mede  tot  onse  kennisse  gecoomen  es,  dat  sommige 
oirbaer  duncken  soude  ordonnantie  gemaeckt  te  werden,  omme 
te  verhoeden  die  schaede  der  gheenre,  die  daegelijckx  die  plee- 
ken  aldaer  buyten  inne  neemende,  sonder  eenige  roynge  ende 
ordonnantie  timmeren  ende  daeromme  in  toecomenden  tijde  af* 
breek  sonde  moeten  lijden,  ordonneeren  u  voirts,  datghij  luy- 
den  daerinne  versiet  salex  ghij  beuinden  sult  van  noode  en 
oirbaer  tot  weluaren  der  voora*  stede  te  wesen,  als  wij  oook 
belast  hebben  den  stathouder  voors.,  in  tijden  ende  wylen  (soo 
tselue  eenige  vermeerderinge  vande  stadt  soude  mogen  causee- 
ren),  ó)aer  op  te  willen  denoken  ende  met  u  breeder  daer  van 
communiceeren,  omme  daer  aff  het  rapport  gehoort  hebbende , 
bij  ons  alsdan  daer  voerder  inne  versien  te  werden  naer  be- 
hooren.  Lieue  ende  wel  beminde,  Godt  s\j  u  behueder.  Ge* 
schreuen  te  Braessele  den  3e  dach  Septembris  1665. 

{jet.)    Margarita. 

(Set)    Berty. 
Opackrift.    Onsen  lieuen  ende  wel  beminden  den  burgemra 
ende  regeerderen  der  stede  Amsterdam. 

Aen  de  hertoginne  van  Parma  ende  Plaisance,  regente 
ende  gouuernante  van  dese  sijne  Mata.  Nederlanden. 

Geuen  ootmoedelyck  ende  mit  reueren tie  te  kennen  die  bor- 
genieesteren  ende  regenten  in  der  tijt  van  sijne  Mau.  stadt  van 
Amstelredam  in  Hollant,  hoe  dat  onlancx  geleden  bij  uwe  Hoo- 
cheyt  ter  instantie  van  eenige  onbekende  doleanten  haer  sup- 
plianten onder  anderen  geordonneert  is  des  voorn,  stadts  Burch- 
wallen  te  beplaeten  ofte  te  bejucken  ende  die  waeteren  te  diepen, 
ende  dat  sij  supplianten  eenige  scamele  lieden  ende  conuenten 
op  den  voorn.  Burchwallen  respondeerende,  te  seer  gegraueert 


55 


synde  ende  daer  deur  twerck  verachtert  moohte  worden ,  vuyt 
deser  stede  kisten  souden  succurreren  ende  assistentie  doen  , 
breder  biijckende  bij  extract  aen  deser  gehecht,  ende  alsoo 
ouennits  den  grooten  tegenwoordigen  dieren  tijt  ©ij  supplian- 
ten tot  subventte  van  haeren  schamelen  gemeente  ouer  de  senen 
en  twintich  duysent  gulden  besteet  hebben  aen  rogge  ende 
graen,  ende  oock  vermits  der  oorloge  tossohen  der  Coe  weerde 
in  Denemercken  ende  Zveden  het  eeckenhout  seer  qualijck  te 
benomen  is,  dat  oock  de  armoede  van  den  lieden  oucral  door 
den  voorn,  dieren  tijt  boo  groot  wert  dat  de  eelue  seer  qualij- 
«ken  tot  der  bepalinge  ofte  bejuckinge  van  der  voorn,  stadts 
wateren  ende  Buren  wallen  sullen  mogen  verstaan,  behalnen  noch 
die  lasten  vanden  thienden  penningh,  daer  die  lieden  tegenwoor- 
dicb  mede  beswaert  werden ,  bonen  desen  dat  de  Toorn,  stadt 
geschapen  is  mede  te  sollen  moeten  draegen  ende  betaekn  de  be- 
platinge van  den  Bnrehwallen  neffens  der  Minrebroeders  conuente 
gelegen,  soe  die  Minrebroeders  geen  geit  noch  temporele  goe- 
den en  hebben ,  ende  weloke  beplatinge  bij  estimatie  daer  op 
gedaea  wel  oosten  soude  de  somma  van  500  gulden,  souden 
ran  geüjeken  sij  supplianten  geschapen  weeën  te  moeten  dragen 
de  tosten  vander  beplatinge  neffens  den  conuente  van  Betha- 
uien,  de  welcke  soo  povre  sQn  dat,  hoewel  die  susteren  van 
dien  niet  en  mendieeeren,  nochtans  apparentetyjek  in  oorten  tijt 
sullen  moeten  scbejden,  ende  om  meer  andere  diergelijcke , 
daeromme  sonde  haer  supplianten  wel  goed  bedunoken,  beson- 
derhjck  onermits  den  voornoemden  grooten  dieren  tyt,  dat  de 
voorn,  beplatinge  voor  deaer  tyt  noch  gesureeert  worde.  Be- 
gnrdt  oock  genoomen  dat  veel  lieden  hebbende  eygen  huy6en , 
nochtans  met  desen  dieren  trjt  seer  beswaert  sijode,  niet  licn- 
telijck  sonder  groote  moeyten  ende  oproer  en  sullen  willen  ge- 
hengen  haeren  staet  ende  goet  te  laeten  werderen,  omme  nae 
nduenante  tot  der  voorn,  beplatinge  te  contribueer  en,  ten  eynde 
deur  die  revelatie  van  haerlieder  secreete  armoede  sij  nochtans 
wetende  in  eeren  niet  besohaemt  en  worden,  ende  soo  verre  sij 
supplianten  dandere  arme  lieden  geheel  povre  sijnde  nu  souden 


56 

succureeren  volgende  uwe  Hooeheyts  ordonnantie,  souden  dan- 
dere  oock  povre  sijnde,  maer  niet  soo  seere,  haer  coaten  vande 
voorgaende  beplatinge  willen  repeteoren ,  daer  deur  aij  suppli- 
anten, besunder  in  desen  tijt,  in  groote  disordre  ende  verschey- 
den  inconuenienten  vallen  souden,   omme  twelck  te  verhueden 
ende  tranquüliteyt   in   sijnen    Mau.  stadt  voors.  (soo  veel  des 
doenlijck  sij)  te  houden,  soo  versoecken  sij  supplianten  onder 
alle  behoorlijcke  reueren tie,   dat  uwe  Hoocheyt  omme  redenen 
voors.   gelieue  de  voorn,   ordonnantie  desen  dieren  tijt  gedue- 
rende  te  surceren,  ende  dat  haer  supplianten  gepermitteert  mach 
worden   de  voorn,    beplatinge   ende  diepinge  sucoessiue  in  se- 
keren  jaeren  te  mogen  doen,  ende  niet  teenemael  teffens,  sulex 
als  sij  supplianten  tot  den  meesten  commodite  ende  minste  lesie 
van   sijne  Mau.  stadt  sullen  mogen  doen,   effectueerende  ierst 
al   sulcke  beplatinge,    daer  bij  die  vaerte  meest  soude  werden 
gepreiudiceert   ende   behindert,    soo  teenemael  teffens  te  doen 
haer   supplianten   onmogelijck  soude  sijn ,    ouermits  die  diuer- 
sche   plaetsen   ende  andere  verscheyden  wercken  tot  der  stadt 
behoorende:  daerinne  sij  tegenwoordich  doende  sijn ,  ende  oock 
vermits  ay  supplianten  noch  doende  sijn  om  te  repareeren  die 
palen  voor  den  nieuwen   brugge   staende,    dwelcke  tslot  ende 
sterckte  is  van  de  stadt;    welcke   palen  in  den  winter  voorle- 
den  met   een   ijsganck  gebroocken  sijn,   ende  sonderlinge  dat 
supplianten  (als  bouen  geseght  is),  omme  te  subvenieeren  den 
armen  gemeente,   groote  ende  excessiue  coaten  hebben  gedaen 
int  coopen    van  rogge  ende  graen.     Dat  voorts  uwe  Hoocheyt 
gelieue  haer  supplianten  nu  voor  als  dan  ende  dan  voor  als  nu 
te  auctoriseeren  omme  voor  den  eygenaers  vande  huysen,  die 
niet  geheel   povre  en  ayn ,  in  tgeheel  ofte  deel  te  verschieten 
die  penningen  vande  voorn,  beplatinge,    sulcx  als  een  yder  in 
den  sijnen  gehouden  sal  wesen  tselue  te  doen ,  omme  in  tijden 
ende   wijlen  de  voorn,  penningen  weder  van  haerlieden  te  mo- 
gen repeteeren,  soo  ende  in  sulcker  vuegen  sij  supplianten  met 
hen  lieden  sullen  connen  accordeeren,   ende  sal  uwe  Hoocheyt 
wel  doen. 


57 


In  margme  staat  de  volgende  beschikking: 

Haer  Hoocheyt  hebbende  gehoort  het  rapport  van  dese  re- 
qaeste,  heeft  geconsen teert  ende  geaccordeert,  consenteert  ende 
accordeert  bij  desen,  dat  die  burgemeesters  ende  regenten  der 
stadt  Amstelredam  de  beplatinge  ende  diepinge  hier  geroert  suc- 
cessioe  sullen  mogen  doen ,  sonder  gehouden  te  sijn  die  teffens 
te  moeten  doen,  behondelijck  dat  sij  van  stonden  aen  beginnen 
te  wercken  ende  niet  af  en  laeten  altijt  wat  te  doen  tot  dattet  al 
Tokken  aal  sijn.  Ende  dat  sij  daer  inne  den  scbamelen  luyden 
ode  conoenten  succurreren  ende  assistentie  doen  vuytter  stede 
kisten,  gelijck  anllicx  bij  de  aete,  waer  af  bier  mentie  gemaeckt 
weit,  geordonneert  is;  ende  aengaende  den  anderen,  die  niet  ge- 
bed arme  en  sijn ,  dat  sij  hen  assistentie  doen,  het  sy  bij  ma- 
niere van  verschietinge ,  leeninge  oft  andersins ,  gelijck  bevon- 
den sa)  worden  te  behooren ,  waer  toe  haer  Hoocheyt  den  roors. 
borgemeesteren  ende  regenten  heeft  geauthoriseert  bij  desen,  soo 
feel  des  noodich  mocht  sijn ,  hen  luyden  belastende  altoos  een 
neersüch  insien  ende  regardt  te  hebben  ende  te  dragen,  dat  de 
roors.  acte  niet  gecontravenieert  en  worde,  noch  datter  redelijcke 
dachten  en  mogen  gedaen  worden.  Aldus  gedaen  bij  haer 
Hoocht.  in  den  Baede  van  State,  gehouden  te  Bruessele  den  13 
dach  des  maents  Octobris  1565. 

Margarita , 
Mij  daer  bij  sijnde, 
Berty. 
Extract 

Alsoo  moegelijck  int  diepen  der  stede  Bnrchwallen  ende 
tmaecken  der  jnckingen  van  dien  eenige  schamele  luden  ende 
conoenten  opte  selue  Bnrchwallen  respondeerende,  te  seer  ge- 
graneert  ende  daer  deur  twerck  verachtert  mochte  werden,  dat 
sij  burgemeesters  een  insien  ende  regart  willen  neemen ,  die 
selue  scamelen  vuyter  stede  kiste  te  succurreren  ende  eenige 
assistentie  te  doen ,  daer  toe  haer  Hoocheyt  oock  belast  heeft 
hem  stadt  hou  der,  in  cas  van  weygeringe ,  hemluyden  van  Am- 
stelredam te  oxdonneeren  tselue  sulcx  te  doen. 


58 


Geextraheert  vuyt  seeckeren  ordonnantie  bij  haer  Hoooheyt 
onlancx  doen  publiceeren,  den  1*  Septembris  verleeden , 
beginnende:  Poincten  daer  van  die  burgemeesters  etc.  Ende 
eyndigende:  Aldus  gedaen  bij  haer  Hoooheyt  in  den  Baide 
van  State,  gehouden  te  Bruessele  den  eersten  dagh  Sep- 
tembris 1&65  etc.  Waer  nae  noch  volghde  seeckeren  acte 
van  remonstrantie  ofte  inainuasie,  endende:  actum  binnen 
der  stede  van  Bruessel,  onder  die  handt  van  sijne  Exel- 
lentie  den  5e  Septembris  anno  1565.  Onderstont:  Guülc 
de  Nassau.  Ende  is  tvoors.  extract,  tée  article  der  voors, 
ordonnantie  wesende  authentyck,  daer  tegen  deselue  ge» 
oollationneert  sijnde,  is  beuonden  daer  mede  te  acoordeeren 
van  woorde  te  woorde.  In  fcennisse  van  mij  Michiel  Bloe- 
maerts,  als  openbaer  notaris  der  Co.  Ma',  in  sijnen  rade 
daer  toe  geadmitteert  en  toegelaten. 

M.  Bloemaerts. 
1665. 
Brief  van  Boeeu  1567  en  tan  den  hertog  van  Aha  1568,  mam 

de  regering  van  Amsterdam,  ter  zake  van  de  geloof eoenolging. 

Medegedeeld  door  voorn.  heer. 

Copie. 
Die  graue  van  Bossu ,  heere  van  Benri ,  Garmeranges , 
Blangi  etc,  stathouder  ende  capt.  generael  bij  prouisie. 
Die   president   en   raden   des   conighx  ouer  Hollant 
ende  Vrieslant.     Eersame ,  discreete  goede  vrinden. 

Alsoo  die  hartoge  ven  Alue,  goeuemeur  ende  capit.  gene- 
rael van  Co.  Ma1.  Nederlanden  begeert  an  rijner  Excellentie  te 
behouden  ende  alleen  die  kennisse  te  nemen  van  alle  processen , 
die  altans  begost  en  alsnogh  te  beginnen  sijn ,  bij  wie  ende 
ter  instantie  van  wie  dattet  oock  wesen  magh,  op  en  tegens 
die  goederen  vanden  geenen ,  die  belast  ende  beschuldight  sijn 
in  den  voorleeden  troublen ,  wederspannigheden  en  beroerten  , 
t'sij  die  selue  tegenwoordigh  ofte  vluchtigh  ende  verloopen  sijn  t 
ofte  latiteren  ter  occasie  ofte  oorsake  van  dien;    soo  ist  dat 


59 

wy  rokende  de  last  van  sijner  Excellentie  u  beuelen  en  ordon- 
neeren  vel  ernstelijck,  dat  ghy  u  van  nu  voortaen  verdraecht 
tan  eenige  vorder  kenniase  vanden  voor»,  proceseen,  soo  verre 
daer  eenige  vooin.  hangende  sijn,  ende  die  aelue  sijner  Excel* 
talie  metten  eerster  ouer  te  eenden ,  in  sulken  state  als  die 
lerae  tegeutvoordigh  moogen  weesen,  omme  daer  van  bij  sijner 
Excellentie  gekant,  gevuytet  ende  getermineert  te  worden,  soo 
«jnder  Excellentie  in  den  gereohtigheyt  en  goede  justitie  be- 
vindeD  sal  te  bebooren ,  doende  ten  seluen  eynde  ophouden 
ende  te  ntete  alle  executie,  dien  ghij  dien  aengaende  sout  moo* 
gm  hebben  gedeoerneert  ende  gegeuen  ten  versoeke  en  ver- 
oolge  van  eenige  vanden  crediteuren  tegens  den  goeden  vanden 
won.  beschuldighden ,  sonder  hier  van  in  gebreke  te  blijuen. 
Emame,  discrete,  goede  vrinden,  onae  Heer  die  sy  met  u. 
Gewreeuen  in  den  Hage  den  lm  Aprilis  anno  1567 »  stilo 
carie  voor  Paesschen.  Ondergetekent:  V.  de  Berendrecbt.  Su- 
perscriptie: Eersame,  discrete,  goede  vrinden,  schout,  bur- 
germeesters ende  regeerders  der  stede  Amsterdam. 

(Ondert.)    Ffrano  Delff. 

Translaet  vuyten  Francoise. 
Don  Fernando  Aluarez  van  Toledo,   hertogh  van  Alue 
etc,    ende   lieuteoant  gouuerneur   capiteyn  generael 
etc.  *). 

Iieuen  ende  welbeminden.  Wij  eenden  u  wederomme  bij 
desen  het  proces  crimineel  van  Jan  Joaohimss.,  geuangen  tot 
Amsterdam,  mitsgaders  het  advys,  daerop  gegeuen  bij  die  van 
des  rade  van  sijne  Ma*,  neuens  ons  resideereode ,  u  ordon- 
neeren,  dat  ghij  dien  volgende  hebt  terstont  te  procedeeren 
tot  proounciatie  van  diffinitiue  sententie  totte  vuytterste  straff 
jegens  de  voors.  geuangenen,  ende  ingeualk  dat  bij  obstinaet  sij 
ende  persisteere  in  sijn  dwalingen  ende  ketterye,  sult  hem  doen 
execnieeren  metten  viere  leuendich,  conform  die  plaocaten  van 

1)  Zte  de  Sententien  ten  tijde  van  Alva,  uitgegeven  door  Jacob  Marcna 
te  AmUrdam,  ia  1735,  bh  355. 


60 


8ijne  Ma*. ,  mit  confiscatie  van  allen  ende  een  yedere  sijne  goe- 
deren tot  profijt  van  sijne  voors.  Ma*.,  ende  dat  gedaen  sult 
senden  copyen  autentyckeo  vanden  voors.  sententien  ende  van- 
den inventaris  van  sijn  goeden,  in  dient  tot  noch  toe  niet  en  is 
gesonden  geweest,  aen  die  vanden  voors.  raede  omme  daer  van 
notule  te  doen  houden,  alst  behoort.  Ende  en  wilt  daer  van 
niet  gebrecklick  sijn.  Hier  mede  lieue  en  beminden,  onse 
Heere  wil  u  hebben  in  sijn  heylige  hoede.  Vuyt  Bruyssel  den 
4»  Janoary  1568.  Stilo  curiae.  En  was  onder teyckent:  F.  A. 
duc  dAlue.    Ende  noch  beneden  bij  den  secretaris  Prats. 

Opschrift.    Aen  onse   lieue   ende   wel  beminden  de  luyden 
vande  weth  vander  stede  van  Amstelredamme. 
Aduys. 

Gesien  inden  rade  vanden  Coninck  neffens  sijnder  Excellentie 
het  proces  crimineel  tusschen  de  schout  der  stede  van  Amster- 
dam tegens  Jan  Jochemsz.  geuangen,  hebbende  gehanteert  de 
predicatien,  soo  binnen  als  buyten  deser  stede;  geweest  iegen- 
woordich  totte  vuytdeeliuge  van  tnachtmael  der  Caluinisten  in 
tMinrebroeders  conuente,  ende  gedoen  doopen  ende  hij  selfs 
gehouden  ouer  tbecken  sijn  kint,  dat  gedoopt  is  bij  den  dienaer 
ofte  minister  Jan  Aertsz.,  is  geordonneert  geweest  aen  die  van- 
der wet  der  voors.  stede,  te  condemneeren  den  voors.  geuan- 
gen geexecuteert  te  werden  mitten  swaerde,  indien  hij  blijft  ca- 
tholyck ,  andersins  mitten  viere ,  mit  confiscatie  van  sijne  goe- 
deren. Gedaen  te  Bruyssele  opten  ketsten  Decembris  1568. 
Stilo  curiae.  Ende  was  onderteeckent.  Deur  ordonnantie  van 
sijnder  Excellentie,  Prats. 

Memorie  van  Prins  MauriU  van  Nassau  van  16  Jan.  1638, 
waarop  deze  op  vrijen  handel  aandringt  en  het  monopolie  der  Weet' 
Indische  Compagnie  bestrijdt.     Medegedeeld  door  voorn.  heer. 

De  strijd  tusschen  monopolie  en  vrijen  handel  behoort  niet 
slechts  tot  den  lateren  tijd.  Het  heeft  ook  vroeger  in  ons  va- 
derland niet  ontbroken  aan  mannen,  die  met  kracht  op  vrij- 
heid van  handel  aandrongen  en  het  nut  daarvan  aantoonden. 
In    de  jaren    1636   en    1637  werd  hierover  in  ons  vaderland 


61 


een  felle  strijd  gevoerd;  vele  vlugschriften  van  dien  tijd  strek- 
ken daarvan  ten  bewijze. 

Met  een  enkel  woord  wensch  ik  over  de  aanleiding  tot  dien 
strijd  te  spreken  en  aizoo  eenigzins  het  navolgend  merkwaar- 
dig stok  toe  te  liehten. 

De  bij  het  einde  van  het  12jarig  bestand  opgerigte  West- 
Indische  Compagnie  wendde  al  aanstonds  den  blik  naar  Bra- 
nhe  en  besloot  den  algemeenen  vijand  aldaar  afbreuk  te  doen, 
vtgetokt  door  hoop  op  buit,  dien  de  bemagtiging  der  rijk  be- 
kten Spaanscbe  handelsschepen  beloofde.  Het  karakter  toch 
dezer  Compagnie  was  meer  dat  van  eene  vereeniging  tot  kaap- 
Taart  onder  begunstiging  van  den  Staat,  dan  wel  van  eene 
handelmaatschappij . 

In  1624  werd  eene  expeditie  naar  Brazilië  ondernomen  en 
nam  men  sommige  plaatsen  in  bezit.  De  atrgd  werd,  sooals 
bekend  is,  vele  jaren  met  afwisselend  geluk  gevoerd;  den  vij- 
and werden  vele  schatten  ontnomen  en  de  37  milliocn,  die 
men  van  1624  tot  1636  in  schepen  en  ladingen  buit  maakte, 
hadden  het  aanzien  der  maatschappij  zeer  verhoogd  en  de  deel- 
hebbers door  groote  dividenden  verheugd.  Tegenover  deze 
Toordeelen  stonden  echter  ook  groote  kosten  van  uitrusting 
over,  en  deze  hadden,  nu  door  het  verbreken  van  den  Spaan- 
schen  handel  de  bron  der  inkomsten  minder  mild  begon  te 
ftoeijen,  op  het  laatst  van  genoemd  tijdvak  eene  opneming  van 
18  millioen  van  de  participanten  noodzakelijk  gemaakt.  Men 
besloot,  bij  dezen  achteruitgang  van  zaken,  het  karakter  der 
Compagnie  te  veranderen,  zich  meer  als  eene  handelmaat- 
schappij te  gedragen  en  zich  daartoe  het  rustige  bezit  van 
Brazilië  te  verzekeren.  Men  sloeg,  om  eene  nieuwe  uitrus- 
ting aan  te  voeren,  het  oog  op  Joan  Maurits  van  Nassau,  die 
daartoe  door  de  Stateu-Generaal  was  aanbevolen  en  dan  ook 
4  Aug.  1636  tot  gouverneur  van  Brazilië  werd  benoemd.  Tot 
deze  veranderde  zienswyze  schijnt  men  gekomen  te  zijn  door 
den  achteruitgang  der  zaken,  maar  ook  vooral  door  de  groote 
toordeelen ,  in  den  handel  door  de  Amsterdamsche  kooplieden 


63 


behaald,  die  «oma  ia  eene  reize  4  of  5  malen  het  uitgescho- 
ten kapitaal  voor  winst  hadden  genoten. 

De  Compagnie»  steunende  op  het  octrooi  van  3  Junjj  1691 , 
waarby  haar  voor  24  jaar  uitsluitend  regt  van  handelen  werd 
verleend,  schijnt  paal  en  perk  te  hebben  gesteld  aan  den  tyj 
oogluiking  door  particulieren  gedreven  handel. 

Ziedaar  de  aanleiding  tot  den  evengemelden  atrqd  van  1636 
en  1637 ,  waarin  de  Amaterdamsche  kooplieden  tegen  de  Com- 
pagnie en  vooral  de  Zeeuwsche  kamer  voor  het  monopolie 
streden. 

Het  ware  niet  onnatuurlijk  geweest,  indien  Hanrits  van  Nassau 
vóór  het  monopolie  der  Compagnie  hadde  geijverd,  en  eoo 
wordt  dan  ook  door  sommigen  beweerd.  Zijne  onderstaande 
memorie  van  16  Januarij  1638 ,  die  na  het  medegedeelde 
voor  ieder  verstaanbaar  wezen  zal ,  bewyst  nogtans  het  tegen- 
deel. Het  schijnt  wel  dat  hij  hierdoor  en  de  Compagnie  en 
H.  Ho.  Ho.  van  de  juistheid  zijner  inzigten  meer  of  min  heeft 
overtuigd  en  dat  de  beperking  van  het  monopolie  in  1638 
daarvan  de  vrucht  is  geweest. 

Hij  doet  zich  in  dezen  brief  als  een  helderziend  staatsman 
kennen,  die  zijnen  tijd  verre  vooruit  was,  en  wiens  raad- 
gevingen, indien  zy  meer  waren  opgevolgd,  de  Compagnie  wei- 
ligt  in  het  bezit  van  Brazilië  zouden  bevestigd  hebben,  zeker 
althans  het  vertuimd  Bramd  niet  tot  spreekwoord  zouden  heb* 
ben  gemaakt.  Tien  jaren  na  het  einde  van  het  glansrijke 
bestuur  van  Maurits  was  Brazilië  onherroepelijk  voor  de  Com- 
pagnie verloren. 

De  memorie  is  van  den  volgeaden  inhoud : 

Hooge  mogende  heeren. 

Mij  sijn  versoheyden  missiuen  vuyt  diuersehe  camere  ende 
plaetsen,  sich  int  stuck  van  den  handel  seer  contrarierende,  ter 
hant  geoomen,  de  welcke  mij  meer  ende  meer  hebben  doen 
apprehenderen  de  periculeuse  geuolgen  van  de  soo  lange  trai- 
neerende  ende  bitterlyok  gedrevene  disputen  ouer  het  stuck  vaa 


69 

den  handel,  siende  dat  de  medectyis  soo  lange  ouer  de  kure 
van  een  knnoken  twisten  tot  dat  de  sieekte  meer  de  ouerhant 
nemende,  den  patiënt  tusohen  jijden  pericliteert. 

Hebbe  derbaluea  mij  verobligeert  beuonden  naer  alles  wat 
tot  die  saeeke  raochte  dienen  met  groote  sorghvutdicheyt  ende 
onpartijdiceeyt  wel  serienslyok  ende  bedachtelyek  onerleyt  te 
hebben,  mijne  gevoelen  aengaende  het  voors.  steek  van  den 
handel  uwer  Ho.  Mo.  rondelijok  te  verclaren ,  opdat  niet  huy- 
esn  ofte  morgen ,  wanneer  wt  eene  sohadelijoke  resolutie  quade 
effecten  mochten  volgen,  my  alsdan  niet  geimpnteert  werde,  dat 
iek  wt  dese  ofte  andere  consideratien  mijn  geuoelen  tegene  mijne 
schuldicheyt  tot  grooten  naedeel  van  de  Compagnie  sonde  ont- 
wen hebben  te  deolareereq. 

Ick  sie  dat  die  geene ,  die  den  handel  voor  de  Compagnie 
alleen  willen  behouden,  wel  erkennen,  dat  het  popoleeren  van 
Brasil  ten  hoochsten  noodich  sij ,  ende  sullen  oook  apparente- 
lijck  toestaen,  dat  door  vrye  negotie  die  populatie  beteren  voort- 
gaoek  sonde  noemen ,  maer  dat  den  tegenwoordigen  stant  van 
de  Compagnie  soJckx  niet  toe  en  laat  eiide  daer  na  niet  en 
kan  vachten,  maer  Hat  presente  middelen  van  noode  sijn,  dner 
door  de  Compagnie  staande  moet  gehouden  worden ,  die  dan 
door  het  sluyten  van  den  handel  soude  te  vinden  sijn,  de 
Compagnie  alleene  negotieerende  en  alle  suyekeren  ende  cres- 
oentien  voor  rekening  van  deselue  alleen  ouercomende,  ende  dat 
die  consideratie  int  tegenwoordige  voor  alle  moet  preponderee- 
ren  ende  meest  wegen. 

Het  laet  sich  den  geenen,  die  weynich  kennisse  hebben  van 
den  gelegentheden  alhier,  seer  specienx  aensien,  want  het  schijnt 
als  de  Compagnie-  de  negotie  aen  sich  sal  hebben ,  soo  sal  sij 
alle  profijten,  die  particulieren  hebben  get rocken,  de  welcke  soo 
groot  en  hooch  geroemt  sijn,  alleen  treeken ,  maer  sij  sijn  door 
onkennisse  Tan  saecken  misleyt. 

Sij  maecken  comparatie  tusschen  den  gepasseerde  ende  te- 
genwoordige iijt,  daer  in  twederhande  abnys  wert  begaen,  waut 
eerstehjek  imagineeren  eij   haer  sulcken  profijten  nu  te  sullen 


64 


doen,  als  de  particulieren  van  den  beginne  van  de  conquesten 
van  dese  landen  hebben  gedaen,  welck  nn  is  verandert. 

Ick  geloone  niet,  dat  de  coopluyden  daer  tegenwoordich  soo 
roemen  van  de  groote  profijten,  die  se  nn  connen  doen,  als  wel 
sommige  veor  desen  hebben  gedaen. 

Ten  anderen  abnseeren  haer  oock,  dat  sy  oomparatie  maecken 
van  de  tijden,  in  de  welcke  de  saecke  in  haer  geheel  was,  ende 
de  Compagnie  sonder  preinditle  van  iemant  den  handel  aen 
haer  conde  houden  tusschen  dese  tijden,  in  welcke  sij  met  de 
particulieren  geingageert  is,  want  in  dien  eersten  hadde  de 
compagnie  in  haer  handen  den  handel  (gelyck  hij  was)  gesloo- 
ten  te  houden,  ende  soude  alsdoen  groote  profijten  konnen  ge- 
trocken  hebben  ende  alles  nae  haer  eygen  bant  gestelt  (sonder 
dat  ick  als  nu  wil  seggen ,  off  dat  in  toecomende  den  staet 
vorderlijck  soude  syn  geweest  off  niet),  maer  tegenwoordich 
heeft  sy  dat  soo  niet  in  hare  eygene  handen  en  sal  daerom 
de  profijten  niet  konnen  trecken,  die  men  sich  imagineert. 

In  den  beginne,  gelijck  elck  een  bekent  is,  waer  een  rede- 
lijcke  quantiteyt  suyekeren  hier  te  lande,  ende  van  de  coopman- 
schappen  waren  de  inwoonden  gansch  ontbloot ;  daer  bij  quam 
oock  haer  vresen,  dat  sij  haer  suyekeren  door  den  oorloch  moch- 
ten verliesen  en  geplondert  worden ,  tsy  door  deene  tsy  door 
dandere  partye,  soo  maeckten  sy  haer  suyekeren  lichtelyck 
quijt,  ende  deden  alsoo  de  coopluyden,  die  dogh  hier  weynich 
ende  met  geen  sware  cargasoenen  voorsien  waren,  euenwel  op 
haer  cleyntie  groote  auance  en  haer  capitalen  vier  vijf  malen 
verdobbelden. 

Tegenwoordich  syn  de  suyekeren  weynich  ende  de  coopman- 
schappen  in  onwaerdeerlijcken  oueruloet,  de  inwoonden  gerus- 
ter int  landt  en  onsen  staet  oock  geene  coopmanschappen  ge- 
breck  hebbende,  werpen  haer  suyekeren  soo  niet  uyt  de  handt, 
maer  syn  daer  wel  costelijck  met,  soo  dat  die  eerste  jaren  in 
de  welcke  particulieren  soo  groote  profijte  hebben  gedaen,  ge- 
passeert  sijn  en  de  Compagnie  daer  nu  niet  op  te  bouwen  heeft. 

Soo  soude  dan  van  geuoelen  syn ,  dat  wanneer  de  Compagnie 


66 


bg  dese  tijt  en  voortaen  de  negotie  aen  haer  wilde  treeken, 
het  selue  haer  tot  geen  voordeel  aal  connen  strecken  en  dat  se 
daer  door  tot  haer  ogenmerck  niet  aal  geraecken,  maer  haer 
alt  Ie  Jaet  aal  sijn  geabbuaeert  vinden ,  in  die  meyninge  datae 
door  de  negotie  meer  aonde  profiteeren  als  wanneer  de  negotie 
vnj  blene  en  dat  om  deae  redenen: 

800  baeat  den  handel  ia  gealooten  geweeat ,  ia  de  compagnie 
gefhutreert  geweest  van  alk  recognitien,  vrachten  en  aueryen, 
wekke  anderaina  een  schoon  incoomen  aoude  ingebracht  hebben , 
de  welke  de  Compagnie  quyt  ia  en  crygt  niet  daer  van  in  caaae. 
Daer  tegen  ala  de  compagnie  aal  gaen  negotieeren,  aoo  moet  ae 
voor  eerst  een  groot  oapitael  nyt  de  handt  werpen  om  aoo  da- 
nige cargaaoenen  ie  bestellen  ala  daer  sullen  van  noode  sijn,  en 
alsoo  hier  gereets  aoo  groote  quantiteyt  coopmanachappen  is  dat 
<tie  oooplnyden  daer  geen  wegh  met  weeten  en  het  landt  vervult 
is,  aoo  snlkn  dea  Compagnies  cargaaoenen  bhjuen  leggen  ofte 
teer  trageujek  van  de  hant  gaen ,  aoo  dat  ajj  op  groote  interes* 
ten  sollen  leggen  ende  (aan)  reële  laccaaien  ende  bederf  onder- 
worpen sjjn,    ende  tweynige  dat  aal  vercoft  worden,   aal  met 
veynieh  profijt  gediatraheert  worden,  want  de  particulieren  sul- 
len tegen  de  Compagnie  cladden ,  ende  de  Compagnie  aal  tegen 
haer  met  mogen  uthonden  off  ay  mist  de  geimagineerde  profijten, 
veel  min  aal  de  Compagnie  mogen  doen  gelyck  de  particulieren 
tot  noch  toe  gedaen  hebben,  geuende  hare  coopmanacappen  op 
een  jaer  ende  meer  dage,  ende  om  die  te  beter  quyt  te  worden 
genen  daer  noch  contanten  bij,  soo  die  Compagnie  aoo  moate 
doen,  aoo  waren  ae  gefruatreert  van  de  presente  geimagineerde 
profijten,    maer  aoude  noch  haer  gereetate  nyt  de  handt  quyt 
aqn,  daer  eg  in  tegendeel  de  handel  vrijlatende,    altijt  noch 
een  goet  incomen  aoude  gehad  hebben ,  tot  die  gemelte  recog- 
nitien, vrachten  ende  aueryen.    Ende  is  wei  te  notteren,  dat 
alle  suyokeren  in  meest   alle  jngenioa  al  vercoft  syn  ofte  ver- 
obligeert,  aoo  dat  het  al  sijn  moyte  aal  hebben  aoo  veele  auy- 

ckeren  te  becoomen  ala  wij  dit  jaer  de  Compagnie  voor  retour 

foor  hebben  te  eenden. 
XI.  J.  5 


66 


.  Meer  ick  sic,  dat  men  om  dit  te  remedieeren  meynt  dat  men 
de  vrye  coopluyden  haer  suyckeren  ende  ooopmansobappen  sonde 
afcoopen  tot  contentemen  van  die  verooopera,  geÜjck  voorgege» 
uen  wort,  doch  ick  kan  niet  aten  boe  teelue  nrit  eontentement 
aal  connen  geschieden,  want  tot  minder  prijs  als  die  tegen- 
woordich  gelden  te  neemen ,  aal  met  contentement  niet  connen 
geschieden ,  ende  tot  den  prijscourant  onerneemende ,  gehjck 
de  inwoonders,  die  nu  ooopen,  sal  niet  willen  gaen,  soo  de 
coopluyden  daer  geen  soyckeren  voor  en  beoomen  om  retour  te 
doen,  ende  soo  de  Compagnie  de  coopmanschappen  oueroee* 
mende,  deselue  daer  na  vrij  wat  corrigeert  om  met  anance  te 
vercoopen,  dat  sal  de  gemeynte  daetlijck  voelen  ende  daer 
ouer  clagen  ende  gedegonsteert  sijn.  Al  wilde  men  dat  alles 
ouer  thooft  sien,  soo  sal  de  Compagnie  meynende  den  vryen 
luyden  haer  coopmanschappen  ouer  te  nemen,  haer  gefrustreert 
vinden,  want  de  coopluyden  sullen  hare  coopmanscappen  in 
verscheyden  jngenios  ende  plaatsen  te  lande  verroeren  ende 
seggen  geene  coopmanschappen  te  hebben,  maer  alles  verooft  te 
aijn;  soo  sal  het  landt  evenwel  met  coopmanschappen  vervult 
büjuen  ende  de  Compagnie  sal  sulohen  twe  stoelen  in  de  as* 
ache  zitten. 

Bewesen  hebbende  dat  die  Compagnie  geen  presente  midde- 
len door  de  negotie  dese  eerste  twee  jaren  connen  toecomen , 
soo  willen  wij  nu  vorder  aanwijzen  wat  naedeel  in  toecomende 
tijden  wt  den  geslooten  handel  te  verwachten  aijn.  Brastl  heeft 
nu  acht  jaren  continueelen  oorloge  uytgestaen  ende  is  in  begin 
door  de  troupen  van  de  Compagnie  alsins  seer  gedestrueert , 
verarmt  ende  seer  veele  inwoonderen  verdienen  worden,  soo 
dat  het  schijnt  in  den  gront  bedorven  te  srjn ,  ende  naer  dat 
dese  landen  geconquesteert  waren  ende  de  inwoonderen  meyuden 
wat  ruste  te  genieten ,  sijn  die  aduerse  partyen  ooek  int  lant 
gevallen ,  hebbent  veel  leelicker  bedoruen  als  van  te  vooren , 
ende  uyt  heele  lantschappen,  als  wt  Goyawa  ende  andere  plaet- 
sen,  meest  alle  inwoonderen  wegh  genoomen ,  soo  dat  het  laait 
nu  ontbloot  legt  sonder  inwoonderen  ofte  culture.    Om  hier  in 


67 


ta  vooiaien  aal  van  noode  «ijn  dat  redt  inwoonderen  Fan  mid- 
delen njt  hei  Noderlandt  ofte  andere  naburige  landen  werden 
bewoegen  haer  herweera  te  traneporteereji ,  op  dat  dee  landen 
ende  met  inwoonden  vervnlt  ende  weder  tot  behoorttfoke  cal* 
tue  gobregt,  ofte  soo  het  mogeJyck  ware»  geleek  hei  doch  • 
ii»  in  culture  verbetert  worden,  want  de  Compagnie  ia  daer  ten 
hooehaten  aen  geleagen ,  om  des*  redenen :  daer  veel  inwoon- 
den ayn»  daer  wert  veel  gearbeyt,  wel  gehonwet  ende  Teel 
grindt,  ende  heeft  dan  bet  lant  veel  vraehten  ende  coopman- 
whypen  om  gpoote  negotien  te  oonnen  dryven  oyt  dit  lant 
oav  andere,  ende  veele  inwoonderen  aiyten,  verteere*  ende 
ttumneenn  reel  ende  hebben  veel  en  van  alderhande  ooop- 
maeachappen  wt  vreemde  landen  van  noode. 

Dat  ia  het  dat  den  handel  emfe  negotie  doet  floreeran,  dat 
v  het  daer  alle  repnUyeken  hare  middelen  ende  finantien  uyt* 
teken;  ende  deae,  ak  het  lant  wal  gepopnleert  aal  ejja,  Bullen 
vaal  neerde  wnerdieh  atfn  ende  meerder  profijten  inbrengen 
al*  die  winsten »  die  men  oyt  den  geelooten  handel  verwacht, 
«de  dat  dee  te  meer  aiaoo  de  recognitie»  ende  nadere  finan* 
tien  ineomen ,  aonder  dat  de  Compagnie  daer  toe  eygentlick 
enige  capitaien  behoeft  te  riaiqueren,  Ooek  voorte  ai»  mid* 
dalen  aengeweot  worden  een  lant  te  pepnleeren  ende  dat  eena 
ia  tieyn  begint  te  ooomen,  aoo  poneeoert  den  eenen  den  ande» 
we,  bet  landt  wordt  votokryek.  de  enltw*  floreert,  ende  de 
«gotie  hoe  langer  boe  waekerder  ende  van  grooter  eooeeqneay» 
tie  in  deae  eonqueaten  ia,  aoo  worden  daer  voor  vaat  gemaeekt 
rnde  dafenaibel  tegen  alle  vianden;  de  Compagnie  beeft  ooek 
voortaan  aoo  awnren  gajcNaoenea  niet  van  noode  en  heeft  da 
inwoonde»  oeffiane  de  ganaehe  landaehap  in  haer  gewelt,  'twelek 
aienaede  principali^k  comiderabel  ia,  daer  wij  niet  aia  een 
deel  onaekere  laoteaten  epde  weinige  te  vertrouwene  Portuge- 
se* hebben,  aoo  dat  het  lant  eteraker  ende  de  Compagnie  van 
weten  verlicht  wort  Ia  derhalnen  myn  opinie  dat  deae  landen 
«hop  in  fleur  gebracht  aynde,  de  Compagnie  haer  net  deeelne 
bwunen  ten  heooheteu  aonde  hebben  te  vergenoegen, 

6* 


G8 

■  Maer  hoe  sou  men  eenige  natie  herwaers  trecken  dan  alleen- 
lyck  met  hoope  van  gewin  ende  rijck  te  worden,    welck  rojjn 
gevoelen  is,  ende  alleenlijck  bij  het  vrijstellen  van  den  handel 
sal  connen  te  wege  gebracht  worden,   twelck  daer  uyt  blijckt 
•  dat  den  gesloten  handel  bewesen  wort  in  allen  deelen  hei  con- 
trarie wt  te  wercken ,  want  niemant  kaft  alhier  begrijpen  koe  dat 
tsamen  soude  mogen  gaen,  dat  de  Compagnie  de  negotie  aen 
haer  soude  houden  ende  evenwel  particulieren  welvaren  ende  al* 
soo  aodere  trecken  om  haer  metter  woonste  herwaers  te  begeuen. 
Men  sal  seggen,  de  Compagnie  sal  alleen  m  tgros  handelen 
ende  soo  sullen  veel  particuliere  coopluyden,  die  daer  sijn,  met 
grote  partyen  van  de  Compagnie  coopen  ende  int  oleyne  weder 
vercoopen  ende  alsoo  haer  generen;  maer  dit  is  niet  genoegh, 
ende  als  het  soo  aengaen  soude,  soo  moeten  wij  ons  daer  mede 
niet  oontenteeren  dat  eenige ,  die  gereets  hier  sijn ,   middelen 
aen  de  handt  gegeuen  werden  om  haer  te  geneeren,   daer  om 
wert   het  knt  niet  bevolckt;  jae  het  sluiten  van  den  handel 
sal  d'inwoonderen,  die  gereets  sijn,  verjagen,  want  sij  maecken 
veele  ende  sware  dachten,   gekjck  uyt  bijgaende  copie  aen  de 
xix  te  sien  is,  seggende  lieuer  alle  hare  planten  te  heten  bly- 
uen  ende  verwilderen ,  haer  ingenioe  stil  keten  staen ,  als  on- 
der den   gesloten   handel   alleen  hare  arbeyt  voor  anderen  te 
doen  ende  in  gelycker  slavernie  voor  die  Compagnie  te  arbey- 
den  als   hare   negros  voor  haer  in  molens  arbeyden,    dat  ten 
eynde   van   tjaer  niet  souden  overgewonnen  hebben,    want  de 
Compagnie  soude  haer  alle  coopmanschappen  ende  hare  noot- 
wendicheden   tot   soo   hogen   prijs   aenrekenen   als   haer  goet 
dochte,  ende  die  suyckeren  tot  soodanigen  prjjs  aenneemen  als 
het  haer  beliefde ,  twelck  sg  wel  weten  te  seggen  in  gene  recht- 
matige regeringe  oyt  geplecht  te  sijn.    Beroepende  haer  voorts 
op  de  conditien,  op  de  welcke  het  lant  is  ouergegaen,  die  sij 
besworen   hebben   ende  haer  door  die,    aldoen  alhier  in  rege- 
ringe   waren ,    ffljn  voorgehouden  ende  doen  besweren ,  dat  sjj 
souden  gaudeeren  alle  privilegiën  ende  vrijheden ,  die  sy  onder 
den   ooninoh  van  Spangen   hadde  genooten ,   seggende  dat  het 


69 


verre  daer  van  sg  dat  men  haer  nieuwe  privilegiën  aen  ons 
sonde  verobligeert  hebben ,  men  hebbe  haer  ter  contrarie  haer 
oude  privilegiën  van  exemptien  benoomen,  ende  daer  bij  zy  het 
niet  genoech,  men  wil  haer  oock  noch  beneemen  tgeene  uyt 
bet  recht  der  volokeren  alleen  gemeyn  ende  vrij  behoort  te  sijn, 
dat  is  die  vrye  commercie.  Veele  seggen  niet  alleen  te  willen 
ophocden  Tan  auyckèr  te  maecken ,  maer  willen  oock  haer  mid- 
delde* tot  geit  maecken  ende  vertrecken  elders ,  daer  sy  haer 
vrye  negotie  connen  hebben. 

Door  den  geslooten  handel  sullen  wij  oock  de  inwoonderen 
jejcoB  ons  verbitteren  ende  noyt  verder  meester  sjjn  als  van 
om  forten,  soo  haest  eenige  viant  op  dese  custe  sonde  coiaen, 
vant  de  inwoonders  sullen  altijt  weder  na  de  oude  vrijheyt , 
den  ouden  vryen  handel  baecken  ende  alsoo  den  coninch  van 
Spangien  datelijck  toevallen.  Met  de  inwoonders  soo  staende, 
ssl  de  Compagnie  gedurich  seer  sware  garnisoenen  op  dese 
eoste  moeten  houden  ende  haere  lasten  eer  verswaert  als  ver» 
hebt  worden.  Indien  nu  de  Compagnie,  persisteerende  bij  het 
aloyten  van  den  handel ,  seer  cleyne  auans  sal  doen ,  het  lant 
oock  van  tyt  tot  tijt  verarmt,   wat  sal  de  uyteomste  sijn  P    . 

Mogen  derhalven  hier  wel  besluyten  dat  den  gesloten  han* 
del  die  Compagnie  noch  die  twe  eerste  jaren  noch  in  de  toe- 
oomende  tfjden  vorderkjok,  maer  veel  meer  schadelijok,  jae,  soo 
veel  iek  noch  kan  speuren,  den  wegh  van  verderf  sal  sijn,  en 
dat  is  dan  mijn  geuoelen  van  tstuck,  twelck  ick  wt  ijver  tot 
den  webtant  van  de  Compagnie  alsoo  oprechtelgck  hebbe  ge- 
dacht voor  te  stellen  ende  uwer  Ho.  Mo.  te  gemoet  te  voeren. 
Voorts  bhjue  bij  de  conclusie  in  onsen  generalen  brief  geschre- 
uen  aen  den  xix*,  dat  die  Compagnie  eenige  specie  van  coop- 
manschappen ,  die  de  courantste  sijn,  aen  haer  behoude  ende 
soo  het  nodich  ware,  mj  de  voor  desen  aen  de  Compagnie 
rerblenene  noch  eenige  andere  bijuoegende,  soo  dat  de  cracht 
van  negotie  den  particulieren  niet  gans  benomen  werde ,  want 
soo  sonde  men  beyde  de  intensien  mogen  erlangen ,  de  Com- 
pagnie sonde  bij  de  negotie  connen  prospereeren ,  particulieren 


70 


tonden  heer  oock  generen  en  alsoo  het  lant  gepopufoert  en  in 
fleur  gebracht  worden.  Hiermede:  uwer  Ho.  Mo.  in  des  Al- 
derhooohaten  protectie  beuelende  ende  een  langdurige  voorspoe- 
dige regeeringe  toewensehende ,  verblijde  iok 

Uwet  Ho.  Mo.  gehoorsame  ende  getrouwe  diener , 
Maurice  oonte  de  Nassau. 
Anthony  Vaas  de  Beraümbueo ,  den  16M  Januarg  1638. 

5  Vergadering.     ÏO  Blaart  16M. 

Niéuwe  Leden.    Bibliotheek.    Beechrijoutg  der  geektchtwape**  en 
rotwoorden  im  de  kerke*  der  prooi****  Zeeimd* 

Nieuwe  Lede*.  Benoemd  tot  honoraire  leden  de  hoeren  A. 
Borgnet,  te  Luik  en  Dr.  L.  J.  F.  Janseen,  te  Leyden  en  tot 
gewone  leden  de  heeren  Dr.  N.  Beets,  te  Utrecht,  Dr.  J. 
Bosaoha,  te  Amsterdam,  Mr.  P*  tan  den  Brandeler,  te  Dord- 
recht ,  Mr.  J.  van  Da»  Tan  Ndordeloos ,  ie  Rotterdam ,  Jhr. 
Mr.  P.  J.  Eidut  yan  Soeterwoüde,  te  'sGravenhage,  Jhr.  Mr. 
C.  van  Foreest»  te  Heilo,  Jhr.  Mr.  B.  T.  Baron  van  Heemstra 
Tan  Froma  en  Eibersbnren  *  te  IJsselstein ,  Dr.  A.  A.  van 
Hensden,  te  Breda,  Ö.  Knyper  Hzn.,  te  Muiden,  F.  ïïagtglae, 
te  Middelburg,  J*  W.  van  der  Noorfda  f  te  Dordrecht,  Mr, 
H.  J.  Swaving*  te  Groenlo  en  Dr.  P.  H.  Tydeman,   te  Tiet. 

Bibliotheek.    Teti  geschenke  ontvangen: 

Van  den  heer  O.  P.  8errnre,  te  Gent: 

Meeeager  de$  3eie*em  hiehriqne*,  deê  Art*  ét  de  la  Büliagm- 
phie  de  Belgique.    Anneé  1854,    Gaa«L 

Beechrijving  der  geelmektwape**  e*  rouwéorden  i*  de  kerken  der 
provincie  Zeeland.  Medegedeeld  door  Jhr.  C.  A.  Bethaaft  Ma* 
earé,  te  Utrecht, 

Gemelde  heer  herinnert  aan  het  deswege  door  hem  gegeven 
verslag  in  de  vergadering  van  den  9*  April  186$  (Knmipk  bl. 
389)  |  dn  deelt  omtrent  dit  handschrift  van  wijlen  zijn  vader 
P*  J.  Bethaan  Macaré  meer  omstandig  het  navolgende  mede. 


71 


Hei  is  gebonden  in  vier  doelen  in  folio,  waarvan  het  1«  deel 
bet  at  de  kerken  van  Middelburg,  bet  3«  deel  die  van  Vlis- 
«Dgea,  van  Veere,  van  Arnemniden  en  van  de  dorpen  van 
Walcheren ,  kei  3»  deel  die  van  Goes ,  van  Thoien  en  van  de 
dorpen  van  Zuid-  en  Noord-Beveland  en  van  het  eiland  Thoien, 
het  4e  deel  die  van  Zierikzee,  van  Brouwershaven  en  van  de 
dorpen  van  Schouwen ,  terwijl  aan  Jiet  hoofd  van  het  werk  is 
geplaatst  de  navolgende  inleiding: 

Onder  de  vele  onheilen  die  ons  vaderland  door  de  omwen- 
tehng  van  1796  hebben  getroffen,  behoort  ook  de  vandaliscne 
iwde,    waarmede  men  de  hand  sloeg  aan  de  gedenkteekenen 
ome?  voorvaderen ,  die  zich  in  meest  alle  onse  kerken  bevon- 
den, waaronder  zoo  vele  tropbeèn  hunner  grootheid  als  herin- 
neringen  aan    hunne  roemruchtige  verdiensten  zoowel  in  staat 
als  krijgsdienst,  te  land  en  ter  zee  waren  bewaard  geworden. 
Toen  na  vele  woelingen  op  den  22*  Januarq  1798  de  party 
van  het  Foederaliamus  het  onderspit  delven  moest  en  de  tweede 
Bttionals  vergadering  vernietigd  werd  om  plaats  te  maken  voor 
eene  constituerende  vergadering,  representerende  het  Bataafsche 
volk,  zag  men  nit  haar  midden  een  eigendunkelijk  verkozen 
■ü voerend  bewind  verroten. 

Dit  schrikbewind,  zooals  graaf  Scnimmelpenmnek  het  teregt 
noemt,  niet  tevreden  van  de  levenden  door  verbeurdverklaring 
ton  de  goederen  der  uitgewekenen,  door  ontzetting  van  amb- 
ten, door  ontburgering  van  allen,  die  dat  opgeworpen  bestuur 
niet  waren  toegedaan ,  door  in  hechtenisneming  van  anderen , 
door  verkrachting  van  de  vrijheid  der  drukpers,  door  stoornis 
tab  den  loop  der  justitie  en  door  andere  wandaden  te  vervol* 
gen1),  Het  de  doeden  ook  geenszins  met  rust,  maar  gaf  in  de 
eerste  dagen  der  maand  Maart  hei  noodlottig  bevel  dat,  onder 
bedreiging  van  straf  binnen  den  tijd  van  zes  weken  al  de  wa- 
pens in  de  kerken  moesten  Weggenomen  worden. 

Wanneer  men  zich  daarbty  herinnert,  dat  fai  ons  vaderland 
de  gewoonte  meer  en   meer   had  veld  gewonnen  om  erkende 
1)  ttotgsr  Jan  Seklmmelpenninck.    Deel  I,  bh  HO,  147. 


72 

verdiensten  niet  door  eerzuilen  of  standbeelden,  maar  door  graf- 
teekenen  te  vereeuwigen  en  bij  gebreke  daarvan  door  het  op* 
hangen  van  geslachtwapena  de  gedachtenis  aan  uitstekende  man* 
nen  in  herinnering  te  honden,  dan  beseft  men  welk  een 
onherstelbaar  nadeel  aan  onze  geschiedenis  en  aan  onsen  roem 
door  deze  wegruiming  is  toegebragt  geworden. 

Het  was  geen  adeltrots  jen  aristocratische  hoogmoed,  die  zich 
op   deze   gedenkteekenen    der   vaderen  verhief,    maar  wel  het 
gevoel   van  eigenwaarde  van  elk  regtschaptn  Nederlander ,  die 
hem  —  om  van  Zeeland  alleen  te  gewagen  —  op  de  wapenbor- 
den  van  de  Banckerts,  de  Mooren,  Evertsens,  Marnix  van  St. 
Aldegonde,  Beeckman,  Lampsins,  van  Reigersberg,  de  Knuyt, 
van  Citters,  Boreel,  van  de  Pene,  van  Beaumont,  Joachimi, 
de  Httbert,   de  la  Rue  en  van  zoo  vele  anderen  deed  wyzen, 
die   door   de   pen  of  den  degen  's  lands  onafhankelijkheid  ge- 
grondvest,   verdedigd  en  gehandhaafd,  of  door  geleerdheid  en 
kennis  opgeluisterd  hebben.     Wie  zag  niet  met  welgevallen  op 
de  hertogakroon  van  den  nederigen  de  Ruiter,  op  de  Deensche 
gravenkroon  van  Tromp,  als  luisterrijke  bewijzen  van  de  ver- 
eering hunner  verdiensten,  ook  buiten  het  vaderland.    Wie  kon 
met  onverschilligheid  de  aanwijzing  beschouwen  der  grafsteden 
van   zoo  vele  onzer  roemruchtige  zeehelden ,    die  in  nederigen 
stand   geboren,    zich    zelven  een  voorgeslacht  hadden  verwor- 
ven.   Het  waren  deze  tropheën  met  zoo  vele  anderen ,  die  door 
party  woede  werden    vernietigd  en  die,    voor  Zeeland  althans, 
voor   altijd    uit  het  geheugen  zouden  gewischt  zijn  geworden , 
zonder   de   zorg   van  mijnen  achtenswaardigen  vader,    die  op 
eene   onregtmatige   wijze  wegens  zqne  gehechtheid  aan  de  be- 
staande orde  van  zaken  en  aan  het  huis  van  Oranje,  van  zjjne 
lands  en  stedelijke  posten,  zonder  vergoeding,  (niettegenstaande 
die  volgens  wettelijke  verordeningen  op  onereuse  voorwaarden 
waren    verkregen)   ontzet,    zich  tot    een    ambteloos   leven  zag 
ternggebragt.     Gedreven  door  de  zucht  om  te  behouden  wat 
hij   door  anderen  zoo  gruwzaam  vernietigd  zag,   aangespoord 
door  de  begeerte  om  voor  de  geschiedenis  te  bewaren  wat  voor 


73 

kaar  van  too  Teel  waarde  kon  wezen ,  besloot  hij  van  al  de 
vapeoborden  in  de  kerken  van  Zeeland,  alsmede  van  de  wapens 
welke  aldaar  op  de  gedenk*  en  grafteekenen  aanwezig  waren , 
eene  eigenhandige  afteekening  te  vervaardigen.  Hg  ondernam 
dit  renzenwerk  en  bragt  het  gelukkig  vrför  de  bevolen  slooping 
ten  einde.  Hy  begaf  zich  tot  dat  einde  van  stad  tot  stad , 
van  kerk  tot  kerk  geheel  Zeeland  door,  teekende  in  kleine  oc- 
taro  boekjes  met  potlood  nl  de  wapens  en  qnartieren  af,  raad- 
pleegde de  sterf*  en  begraafregisters  op  de  meeste  plaatsen  om 
na  ran  de  personen,  ter  welker  nagedachtenis  de  wapenbórden 
■ven  opgehangen,  te  vergewissen.  Op  vele  plaatsen  ondervond 
bij  belangstelling  en  medewerking,  op  anderen  nogtans  tegen* 
werking  en  bemoejjelq  Icing;  zoo  werd  hem  eenmaal  de  toegang 
tot  eene  kerk  gedurende  de  werkdagen  geweigerd ,  doch  dit 
kon  hem  geenszins  terughouden ,  en  volbragt  h\j  zijne  taak  ge- 
durende de  openbare  godsdienst  tot  ergernis  van  den  vrijheid- 
hevenden  koster,  die  de  vrijheid  op  z\jne  wyze  begreep.  Met 
den  vergaderden  schat  verrijkt ,  ondernam  hy  zijne  aanteeke* 
ningboekjes  regelmatig  in  geschrift  over  te  brengen ,  onder 
bijvoeging  der  wapens  die  met  de  pen  sierlijk  geteekend  zjjn» 
met  aanduiding  der  kleuren  volgens  de  regelen  der  wapenkunde. 
Eerst  meende  hy  zich  daarby  te  kunnen  bepalen,  doeh  weidra 
gevoelde  hij  zich  opgewekt  om,  na  het  wapenbord  op  de  reg- 
terqjde  van  het  blad  gebragt  te  hebben,  tegen  over  hetzelve 
aan  de  linkerzijde  den  persoon  aan  te  wijzen  ter  wiens  nage- 
dachtenis het  wapen  was  opgehangen,  met  vermelding  van 
namen,  toenamen,  ambtsbedieningen,  ouders  en  grootouders, 
en  vanneer  er  qnartieren  nevens  het  wapen  geplaatst  waren, 
net  uitwerking  op  gelijke  wyze  van  die  quartieren,  niet  zei* 
den  tot  in  het  v\jfde  geslacht  aan  vaders  en  aan  moeders  zijde. 
Eene  ongeloofelijke  zorg  en  moeite  werd  tot  opsporing  en  na* 
ueking  door  hem  aan  dien  arbeid  besteed  en  legde  hij  daarinjj 
eene  bewonderenswaardige  heraldische,  genealogische  en  bio- 
gnphisehe  kennis  aan  den  dag.  Op  deze  wgze  werden  door 
dien  werkzamen  man  al  de  wapens  in  de  kerken  van  Middel- 


74 

burg,  Veere  en  Arnemuiden  in  het  net  gebragt,  toen  hij  door 
nieuwe  ambtsbezigheden  en  beoefening  van  andere  vakken  van 
letterkunde  en  geschiedenis,  waaronder  ook  de  penningkunde 
eene  eerste  plaats  bekleedde,  wel  niet  in  den  voortgang  van 
dit  werk  gestoord,  maar  toch  teruggehouden  werd,  zoodat 
hg,  hoezeer  ook  tot  het  laatst  zijns  levens  bij  tusschenpoozen 
daaraan  arbeidende,  evenwel  het  geheele  werk  volgens  het 
aangevangen  plan  niet  heeft  mogen  voltooien,  maar  nog  een 
zeer  aanzienlijk  gedeelte  zijner  aanteekeningboekjes  onover» 
geschreven  heeft  nagelaten.  Om  die  kostbare  aanleekeningen 
voor  de  nakomelingschap  te  behouden ,  heb  ik  gemeend  die 
zoo  naauwkeurig  mogelijk  te  laten  afschrijven  en  de  daarin 
vermelde  wapens  ook  met  de  pen  te  doen  afteekeneo.  Om 
echter  de  autenticiteit  daarvan  te  bewaren  en  tevens  de  ver* 
keerde  opvattingen  van  den  afschrijver  voor  naziening  en  ver* 
betering  vatbaar  te  maken,  heb  ik  het  dienstig  geacht  het 
handschrift  bij  het  afschrift  en  zoo  veel  mogelijk  daarnevens 
te  doen  inbinden,  te  meer  daar  de  aanteekeningeo  en  ophel- 
deringen, die  in  menigte  in  het  handschrift  ter  voorbereiding 
eener  latere  bewerking  reeds  waren  geplaatst,  de  onteyfering 
der  oorspronkelijke  blaadjes  niet  zelden  moegelijk  en  soms 
onzeker  hebben  gemaakt.  Van  de  wapens,  waarvan  reeds  één* 
gelijkmatige  afteekening  in  het  werk  bestond,  is  meestal  de 
herhaling  weggelaten,  maar  wordt  bij  elk  opengelaten  wa- 
pen naar  de  plaats  verwezen,  waar  de  afteekening  voorkomt. 
Om  nog  meerdere  volledigheid  te  bereiken  heb  ik  bij  de  ver* 
zameling  nog  gevoegd :  a  de  aanwijzing  der  wapens  en  zerken, 
die  vroeger  in  de  gesloopte  kapel  van  het  slot  Zandenburg  Irijj 
Veere,  bestaan  hebben  (overgenomen  uit  de  aanteekening  van 
K.  van  Alkemade  en  P.  van  der  Schelling),  zoo  belangrijk  voor 
de  kennis  en  geschiedenis  van  het  aloude  geslacht  der  van  Bor- 
selens;  b  afschrift  van  zerken  vroeger  aanwezig  m  de  kerken 
van  Veere  en  van  Tholen. 

Ondanks  de  belangrijke  verzameling  heraldische  en  geneaio* 
gtsche  door  mijn  vader  nagelatene  en  thans  in  mijn  bezit  ziob 


75 


bevindende  schrifturen,  heb  ik  het  ook  wegens  gebrek  aan  den 
noodigen  tijd  niet  durven  ondernemen  om  het  aangevangen  werk 
op  deaxelfden  voet  voort  te  zetten  met  bijwerking  der  qnartie 
ren.  Indien  ik  evenwel  door  deze  poging  het  werk  mijna  va- 
ders voor  de  nakomelingschap  tot  nut  der  wetenschap  en  der 
rtderlandsche  geschiedenis  moge  bewaard  hebben ,  dan  is  daar- 
door mijn  doel  bereikt  geworden. 

Het  handschrift  behelst  alaoo  de  beschrijving  der  wapens  en 
grafgesteenten  die  vroeger  aanwezig  waren  in  57  onderscheidene 
kerken  ten  getale  van  6496  stuks  (de  quartieren  daaronder  be- 
grepen), tot  welker  duidelijke  beschrijving  1997  wapens  met  de 
pen  met  aanwijzing  der  kleuren  zijn  afgeteekend ,  terwijl  deze 
npens  betrekking  hebben  tot  ruim  1600  geslachten  bbjkens 
het  slphabetisch  aan  het  einde  van  het  handschrift  geplaatst  en 
hiernavolgend  register. 

Algemeen  register  op  de  gedachten,  waarvan  in  de  kerken  der 
voormalige  provincie  Zeeland  de  wapens  hebben  gehangen 
alsmede  van   de  tombet,   monumenten  of  grafge- 
steenten, die  aanwezig  ejjn  geweest. 


Aa,  van  der, 

Aarschot  van  Schoonhove,  van, 

Aartsen. 

Abeelen,  van  den, 

Achelen,  van, 

Adriaanse. 

Adriaem. 

Adrichem  v.  Vredenbnrg,  van, 

Aemstel,  Ploos  van, 

Aichelenberg  gezegd  Hooftman. 

Aimery. 

Al,  van, 

AJards. 

Alblas. 

Albont. 


Aleman. 

Allemans. 

Allemans  du  Drot. 

Allen,  van, 

Alman. 

d'Almeras. 

Alphen,  van, 

Altena,  Rijswijk  van, 

Altena. 

Alteren,  van, 

Alvares  dict  Hoemaecker. 

Amelgem. 

Amour,  d9, 

Am8incq. 

Andreas, 


76 


Anthonyzoon. 

Anthonissen. 

Antheunis. 

Antonussen. 

Armagnac. 

Arnemuiden,  van, 

Artus. 

Asperen,  van, 

Asseliero. 

Aasemans. 

Assendelft,  van, 

Asaonville,  d', 

Aubert. 

Aurelia. 

Baarland,  van, 

Baarsdorp. 

Bachelier. 

Bacher,  de, 

Bacherach. 

Backer,  Roodboorn.  gezegd 

Backer. 

Baertwijk,  v.  d.  Merwede,  v., 

Bngueman. 

Bailleul. 

Balen,  van, 

Balfour. 

Baltens. 

Bambeeck,  van, 

Banchem,  van, 

Banckert  gezegd  van  Trappen. 

Baradot. 

Barbanzon. 

Barbe  de  Baanst. 

Barean,  de, 

Barentsd*. 


Barendrecht,  van, 

Bartholt. 

Bartholotii  van  den  Heuvel. 

Bartout. 

Barwell. 

Barwyn. 

Bas,  de, 

Bas. 

Baudaen. 

Baudaen  Courten. 

Baudoux. 

Bauteraem,  van, 

Bautzer. 

Bave. 

Beamondt. 

Beaufort,  de, 

Beaufo. 

Beaulieu. 

Beaumont,  van, 

Bebber,  van, 

Beek. 

Becker. 

Beekman. 

Becq,  de  Ie, 

Becz. 

Beeokman. 

Beeke,  van  der, 

Beekerke,  van, 

Heelmaker. 

Beema. 

Beens. 

Beeresteyn,  van, 

Beke,  van  der, 

Beker. 

Beien,  van  der, 


77 


Belgen»,  de, 

Blanche. 

Bcllem,  van, 

Blancheteate,  de, 

Bemoeien,  van, 

Blans,  van, 

Bern,  den,  gezegd  Briëi. 

Blyeuburg,  van, 

Berchem,  ran. 

Bleyswijck,  van, 

Berebem,  van,  of  Banst. 

Block,  de, 

Berchma. 

Blocqnery,  van  de, 

Berckel,  van, 

Blocxen. 

Beresteyn,  van, 

Bloia,  de  Witte  van, 

Berendrecht,  vau, 

Blomme. 

fierghe,  van  den, 

Blom. 

Berge,  Tan, 

Blon,  Ie, 

Berghen. 

Bloys. 

Beringhe. 

Bochoven. 

Berk. 

Boddaert. 

Bermuy,  de, 

Bodt. 

Benard. 

Boeeholt. 

Boring. 

Boele. 

Beny. 

Boeoesae. 

Berwey  of  Brewey. 

Boerssehot. 

Bery. 

Boer,  den, 

Beukelaar. 

Boerberg. 

Bevers. 

Boesschot,  van, 

Beteren,  de, 

Boet  vau  Vrijberghe,  de, 

Bevigny,  de, 

Boey,  de, 

Bevre,  de, 

Boeije. 

Beyma. 

Bogaard. 

Beyaelaer. 

Bogle. 

Bicker. 

Boghaart 

Bies,  van  der, 

Bois,  de,  van  Stockum. 

Biestrate,  de  la, 

Bollaert. 

Büs,  de, 

Bolle. 

Biscop. 

Bollijn. 

Bitter,  de, 

Bommarschiet. 

Blanee. 

Bomme,  de  Haie, 

78 


Bom. 

Bombergues  of  Bojnberge. 

Bon. 

Boner. 

Bonheur,  de, 

Bont. 

Bonython. 

Bood,  de, 

Boom. 

Boonem. 

Boone. 

Booth. 

Bordels. 

Bordes,  de, 

Boreanducq. 

Boredon. 

Boreel. 

Borregem  of  Bergem,  van, 

Borendam. 

Borggraef,  de, 

Borgneval. 

Borre,  van, 

Borrendamme,  van, 

Bornius. 

Borselen,  van, 

Bonselen  van  Jaeravelt. 

Bonselen  van  der  Hopge. 

Bonselen,  van,  van  de  Capella, 

Borsselaers. 

Borselaer. 

Bort  of  Burt. 

Bos. 

Bosohuysen. 

Bosschaerd. 

Bossckaert. 


Both  of  Boths. 

Botland. 

Boubais,  van, 

Boucquet 

Boullenger,  Ie, 

Bonman. 

Bourbon. 

Bonrbonnois. 

Bourgeois. 

Bourgondie. 

Bout,  de, 

Bovem. 

Boxhorn,  van, 

Boys,  du, 

Boys. 

Brakel,  van, 

Brammen,  de, 

Brande,  van  den, 

Brasser. 

Braszage,  van  de, 

Brauw,  de, 

Breen,  van, 

Brest. 

Brest,  aaden, 

Brctt. 

Bridorp. 

Briëll  of  Briél. 

Brienen. 

Brigdamme. 

Brimeu. 

Brink. 

Broeck,  van  den, 

Broecke,  van  den, 

Broekhonse. 

Broen. 


7» 


Bron  of  Bronner. 

Caen. 

Bronkhorst,  van, 

Calandrini. 

Brouart. 

Caonpe. 

Broacqsant,  de  Chantraines  dkt, 

Campen,  van, 

Broan. 

Campen,  Stapel  gezegt  van, 

Brouwer. 

Campe  van  Bruhesse. 

Brouwer  gezegt  van  Watervliet. 

Cannoy. 

Brouwers. 

Cansins. 

Broêlis. 

Gant. 

Brugge,  van  der, 

Capelle,  van  de, 

firahese,  van, 

CapeUe,  van  den, 

Brune,  de, 

Cardon. 

Bnmegbem,  vao. 

Carlington,  de  Vernatty  baron  r. 

Brawelis,  van, 

Caron,  de, 

Bruyn,  de, 

Carré. 

Budt,  de, 

Casteele. 

Boeren,  van, 

CateL 

Buisero. 

Cats. 

Boiaaon,  do, 

Cats,  Peten  gezegd 

Balmer. 

Cats  van  Brawelis,  van, 

Burcht,  van  der, 

Cats,  Welle  van, 

Buaiche,  van  den, 

Catwijk,  van  Reygersberg  van, 

Butlant,  van, 

Caulier. 

Butler. 

Caomont. 

Battingen,  van, 

Cempe. 

Butry. 

Cerf,  de, 

Buureo,  van, 

Ceaijns. 

BuTiy,  de, 

Ceulen,  van, 

Buyasen,  de, 

Chalmers. 

Buys. 

Chambon. 

Buyta. 

Chantraines  dict  Broooqsaat,  dé 

Bye,  de, 

Cbapelle,  Drieu  dite  la, 

Bijl,  de, 

Chardyn. 

Bijler. 

Chastelein. 

Gabeljau. 

Cbavonnes. 

80 


Chetorin. 

Chuy,  de, 

Citters,  van, 

Claarbout. 

Claarfaoat. 

Claessens. 

Clariase. 

Clement. 

Clinckbyl. 

Clooster. 

Clootwijk,  van  der  Merwede  v., 

Clootwijk. 

Cl  oppenburg. 

Cloudt  of  Cloets. 

Cluse,  Ie. 

Cobert. 

Cock,  de,  Cock  of  Ie  Cock. 

Cocq  van  Nerijnen. 

Cocq  van  Haeften, 

Cocq  van  Matbeusse. 

Coenen. 

Colaart. 

Colgenesse. 

Collen,  van, 

Colve  of  van  Colve. 

Colve,  gezegt  Wouters. 

Colijn. 

Commene. 

Commelin. 

Commeree. 

Commersteyn. 

Coninck. 

Constants. 

Convers. 

Conyers. 


Coole. 

Coolput,  van, 

Coomans. 

Cooper, 

Coorte. 

Copal. 

Corné,  del, 

Cornelisz. 

Cornelisse. 

Corput,  van  den, 

Corvinck. 

Cotterwick. 

Coulster,  van, 

Courten. 

Coutereau,  van, 

Coowerve,  van, 

Couwenberg. 

Couwenburg. 

Couwenburcb,  Blois  van, 

Cou  wen  hoven,  van, 

Coymans. 

Craene  of  Crane. 

Crins. 

Croesinck  of  Croesing. 

Croix,  de  la, 

Crommon,  van, 

Cromstrien,  van, 

Croock. 

Crooswijk. 

Cruiningen,  van, 

Cruysse,  van  de, 

Culemburg. 

Cunaeus. 

Cuuingham. 

Cuyck,  van» 


81 


Cnylembaig,  alias  van  Palesteio, 

Cuynre,  Freis  Tan, 

Dacfa. 

Daelbergh  of  van  Daalberg. 

Ml;. 

Dakdio. 

Dalem  of  ran  Dale,  Tan, 

Dalens. 


Dim,  van, 
Jan*. 

Danckaerts. 
Dtniels. 
Danken. 
DcleQ,  van, 
DeoU. 

Diemen,  van, 
Dieren. 
Diericx. 
Dierycsen. 
DUling. 
Diogelsche. 
Diahocck,  van, 
Disselen,  van, 
Doei,  van  der, 
Doll. 

Domburg,  van, 
Domburgh. 
Dombureh,  van, 
Domburg,  van  Foreest  van, 
i       Dommelen,  van, 
Donet,  van  der, 
Dongen,  van, 
Doorn,  van, 
Dooa. 
XI.  J. 


Dopff,  van, 

Dorp,  van, 

Dorth,  van, 

Doncet. 

Drabbe. 

Drieu  dite  la  Chapelle. 

Driewegen. 

Droeti. 

Dndzele. 

Duese,  de  la,  of  Duese,  la, 

Duinen  gezegt  Heimer. 

Duinem,  van, 

Duin,  van, 

Duivelende,  van, 

Duncan. 

Dunnnen. 

Dnras. 

Dassen,  van  der, 

Duvelaer. 

Dnveland,  Ewouts  ad  wel  of  van, 

Duvenee. 

Dnvenvoorde,  van, 

Duyst. 

Doyts  van  Santen. 

Duy velend,    gesegd    van    der 

Strijpen. 
Duyvendrecht,  Huybreehtaen  r. 
Dqcke,  van, 
Djjngel. 
Echten. 
Eek. 

Ecluse,  de  1', 
Edenburg. 
Eeckeren,  van. 
Eekama  de  Vries. 

6 


82 


"} 


Eelbout  of  Paludanus. 

Eems. 

Eepen,  van, 

Egmond,  van, 

Egmond  van  der  Nyentarg. 

Egmond. 

Ehem  of  van  Ehm. 

Eynde,  van  den, 

Elants. 

Elfsdijck. 

Eliasse. 

Enfans,  des, 

Engelbrecht  of  Ingelbert. 

Erinne. 

Erp,  ?an, 

Erten. 

Eame,  d', 

Essen,  van, 

Etlen  of  van  Etien. 

Evers. 

Eversdijk,  van, 

Everslage. 

Everswaert. 

Everwijn,  d', 

Evertse  of  Evertien. 

Evigny,  d\ 

Ewoüis  Adwel. 

Ewouts  Adwel  of  van  Duveland, 

Eyman. 

Faille,  de  la, 

Famurs,  de, 

Fannius. 

Febvre,  Ie, 

Felle. 

Felliua. 


Fels. 

Fervaqnes,  de, 

Ferrers. 

Flemming. 

Fleye,  de  la, 

Fluck. 

Focquedey. 

Fopma. 

Foreest,  van, 

Foreest  van  Domburg. 

Fortse. 

Fosse,  de  la, 

Fourmenois. 

Francbiment. 

Frankrijk. 

Franse. 

Freis  van  Caynre. 

Fresne,  de, 

Gameren  van  Herwenen. 

Oansnep,  genaamd  Tengnagel. 

Gardin,  du, 

Gauw. 

Gaye,  de  la, 

Geer,  de, 

Geersma,  van, 

Gelee,  de, 

Gelre,  van, 

Gelijnsz. 

Gemen,  van, 

Genée,  van, 

Genois,  Saint, 

Gent,  van  der  Moeren  getogd  v, 

Gerards. 

Gerlacb. 

Gheel,  van, 


83 


Ghent. 

Qhert  of  van  Ghert. 

Ghiessen,  van  der. 

601. 

Gilles. 

Gindertale,  van, 

Gistelle. 

Glaude. 

Glimes  dict  Cock. 

6ocb,  van, 

Godcfiydy. 

Godin. 

Goeos,  tad, 

Goes. 

Goes,  van  der, 

Goetbals. 

Goetbem,  van, 

Gogh,  vaa, 

Goirle  van  Tilburgh. 

Gommer. 

Gommen. 

Goosins,  Saavage  diot, 

Gorcnm,  van  da  Sweerde  ran, 

Gorcam,  van, 

GovarU. 

Graaf,  van  der, 

Graaft,  de, 

Graas,  van, 

Gracht,  van  der, 

Granier. 

Grana. 

Gregory. 

Grenier. 

Grenier  Verwout  NoireL 

Grenn. 


Grimbergen,  Voorst  tot, 

Grindet. 

Groef,  de, 

Groelaert. 

Groenhoven  of  van  Groenhoven. 

Groesbeeck  en  Grave  van  Groee- 

beek. 
Grof,  de, 
Grnwart. 
Gruythuyzen. 
Grypskerke,  van, 
Grijsperre,  van, 
Grijze,  de, 
Gysberti. 

Gysberti  gezegd  de  Wrjee. 
Ggseling,  Ghyselin. 
Haack,  Kerckraan. 
Haack. 
Haaf,  ten, 
Haemstede,  van, 
Haan,  de, 
Haar,  van  der, 
Haarlem,  van, 
Hacqnet. 
Haecx. 
Haef,  ten, 
Haeften,  van, 
Haeften,  Coq  van, 
Haen,  de, 
Haer,  van  der, 
Haese,  de, 
Haze,  de, 

Hagen  gezegd  Pipenpey,  v.  d.f 
Hagen,  Hagensou 
Hage,  van  der, 

5* 


84 


Halewijn,  van, 

Hallingh. 

Hamnn. 

Hamel. 

Hammius. 

Hane,  d\ 

Hane,  de, 

Hanneman. 

Hannot. 

Hannozé. 

Hardemee. 

Hardenbroek. 

Harreweil. 

Hartman  de  Gaster. 

Hasselaer. 

Hasse,  la, 

Haultain,  van, 

Havart. 

Haven  Steenberg,  van  der, 

Haven,  van  der, 

Have  of  Hagen,  van  der, 

Haveskerke,  van, 

Havicx. 

Hayman. 

Hazard. 

Haze  Bomme,  de, 

Hecke,  van, 

Heemakerck. 

Heenvliet. 

Heerenthout,  Sandelin  van, 

Heerjansdam,  van, 

Helling. 

Helle,  van  der, 

Helm,  van  den, 

Helm  Boddaert,  van  den, 


Heimer,  Duinen  gezegd 

Helt. 

Hemmericourt. 

Hem8rode. 

Hendriks. 

Henegouwen. 

Herdinck. 

Herlaer  of  van  Herlaer. 

Hermans. 

Herp,  van, 

Hertsbequc,  van, 

Herve. 

Herwynen,  Gameren  van. 

Herwenen. 

Herzeele,  van, 

Hesse  van  Piershil, 

Heule. 

Heureblocq  of  Heurblock. 

Heurne,  van, 

Heuvel,  van  den, 

Heuvel,  Bartholotti  van  den, 

Heyden,  van  der, 

Heyde,  van  der, 

Heydelberg. 

Heye,  van  der, 

Heylersich. 

Heylinck. 

Heynrieck. 

Heyningen,  van, 

Heyns. 

Heys,  de, 

Hildernisse. 

Hil,  van, 

Hinckaert. 

Hobius. 


85 


Hobius  de  Krijger. 

Hocbepied,  de, 

Hodenpijl. 

Hoemaecker,  Alrares  dict, 

Hoest,  de, 

Hoeuffi. 

Hoeren,  van  der, 

Hoffer. 

Hogendorp,  van, 

Hogerzijde,  Weytsen  van, 

Hoghe. 

Holland. 

Hollaer. 

Hollen  boom. 

Holy,  Muys  van, 

Honert,  van  den, 

Hooingb. 

Hooft. 

Hooftman,  Aicbelenberg  gezegd 

Hooge,  van  Borssele  van  der, 

Hoogenhouck,  van, 

Hoogstraten,  van, 

Hoogwerf. 

Hoorn,  van, 

Hoornbeeck,  van, 

Hoven,  van. 

Hora. 

Hornman. 

Houtegem,  van, 

HouÜook. 

Houtman. 

Hoijegem. 

Hubert,  de, 

Hnbrechtsen. 

Hnemen. 


Haibregtsen. 

Huisman. 

Hume. 

Hurgronje. 

Huybrecbtsen  v.  Dayvendrecht. 

Huygens. 

Huygensen. 

Hnysman. 

Huyssen. 

Jacobs. 

Jamar,  de, 

Janszoon. 

Jans. 

Janssen  van  den  Oven. 

Jansen. 

Janse,  gezegt  Steengracht. 

Jardin,  du, 

Jhane  of  Jane. 

Imaus. 

Immerseele,  de  Liere  d', 

Indevelde,  Micault  van, 

Ingelbert  of  Engelbreobt. 

Ingels  of  Ingelse. 

Ingel. 

Ingenbaeff. 

Joacbimi. 

Jogny,  Alias  Blondel. 

Jolijt. 

Jong,  de, 

Jonge,  de,  als  Steengraoht. 

Jonge,  de,  van  Sohuylwerve 

Jonge,  de,  van  Ellemeet. 

Jonge  de,  van  Baersdorp. 

Jonge,  de,  gezegd  Ookers. 

Jonge,  de,  gezegd  Vager». 


86 


Jonge,  de, 

Jongeling. 

Jongh  ?an  Velsen,  de, 

Jongh,  de, 

Joije  de  Dodame* 

Isaacs. 

Ita. 

Juerdaens. 

Junins. 

Juste,  Ie, 

Jnynbol. 

Kaersmaker. 

Kanter,  de, 

Kar. 

Raraman. 

Kas. 

Keetlaar  of  Keetlaer» 

Kellenberg. 

Kelmia. 


Keppel. 

Kerckhovcg   van   den,   gesegd 

van  der  Varend 
Kerckman. 
Kerkman,  Haack, 
Kerkwerve. 

Kervinck  of  Köfviodk. 
Kessel,  van, 
Ketelaer. 
Ketenburg. 
Keikei. 
Ketheb* 
Ketting, 

Keyser,  de*  of  Kayser* 
Kien. 


Kien,  andere, 

Kien. 

Kinnemondt. 

Kinschot,  van, 

Kint  van  Rubroeke. 

Kints. 

Klaassen. 

Klaver,  van  de, 

Klerck,  de, 

Klinck. 

Kling. 

Klink. 

Klooven,  van  der, 

Knaap. 

Knibbe. 

Knobbert,  Nioolaï  alias, 

Knuyt,  de, 

Koek,  Bas, 

Koek/ 

Koenen* 

Kok,  de, 

Koln. 

Koning,  de, 

Kool. 

Koonynck,  de. 

Kop,  van  der, 

Korvinck  of  Kervinck. 

Kouwerve,  van, 

Kretschmar,  va», 

Kroy,  van, 

Kruiningen,  van, 

Kryger,  Hobios  de, 

Kuyck. 

Kuyok  van  Mierop* 

Knyser,  de, 


8T 


Laan,  van  der, 

Liens. 

Labiestrate,  de, 

Liere,  van, 

Lafilanfijn. 

Liere  tot  Ooaterwyk,  van, 

Lalier. 

Liere  d*Immeneele,  de, 

Lambrechtsen. 

Lievens. 

Lamburck. 

Linck. 

Lampens. 

linde,  van  der, 

Lampsins. 

Linge,  van  der, 

Lammens. 

Lippe  gend  Hom,  van  der, 

Lammere. 

lippe,  van  der, 

Lindas,  de, 

Lisse,  van  der,  genaamd  Vier- 

Lange,  de. 

ling. 

Lange  alias  Pagegay,  de, 

Lodeateyn,  van, 

Laogenanwer. 

Loef,  van  der, 

Lannoy,  de, 

Loens. 

Lansbergen,  van, 

Logiers. 

Laoreiaaeti. 

Loncke. 

Laorens. 

Longen. 

Lecluse,  de, 

Loon,  van, 

Leefdael,  van, 

Looper,  de, 

Leendertse. 

Loower. 

Leenhoven. 

Lopez  Serano. 

Leeuwen,  van, 

Loupdat. 

Lcin,  de, 

Louwsen. 

Lema. 

Lovendegem. 

Lenaart. 

Lucassen. 

Lenaerts. 

Lugtenburg,  van, 

Lernout. 

Lnycx. 

Lestevenon. 

Lqndere. 

Leonis. 

Lijnslager. 

Leydekker. 

Lyon,  Ie, 

Ley,  van  der, 

Maalstede. 

Leyns. 

Maas,  van  der, 

Lichtenberg,  van, 

Macaré. 

Iiftberge» 

Maecht,  de, 

88 


Maeght,  de, 

Maerse,  Tan  der, 

Maersen. 

Maersen,  van  der, 

Magnus. 

Maiken. 

Maire,  Ie, 

Malapert. 

Maldegem. 

Maldere,  de, 

Malse,  van, 

Mandere,  van  der, 

Manée. 

Mangelare. 

Maniegies. 

Manrique. 

Manteau. 

Manuemaker,  van, 

Marct,  van  der, 

Marees,  de, 

Marievoorde,  van, 

Marinusse. 

Marnix  van  St.  Aldegoude. 

Maroax,  de, 

Man,  van  der, 

Martens. 

Martins. 

Martruit. 

Masierea. 

Masseme. 

Massi8. 

Maatrigt,  van, 

Masuer. 

Matenes,  van, 

Mattena. 


Mathias. 

Matruit. 

Mauregnault,  de, 

Mechelen  of  van  Mechelen. 

Meer,  van  der, 

Meer  van  Berendrecht,  van  der, 

Meerkerke. 

Meerman. 

Meersche,  van  der. 

Meersen. 

Meester,  de, 

Meganck  of  Megang. 

Meppen  van  Schoerling. 

Merct,  van  der, 

Merenburg,  van, 

Merwede,  van  der, 

Merwede  van  Baertwjjk,  van  der, 

Merwede  van  Ciootwjjk,  van  der, 

Messing. 

Messuys. 

Meulenaer,  de, 

Meulen,  van  der, 

Meunicx. 

Meurskens,  Smits  gesegd 

Mey,  de, 

Meyer,  de, 

Meyere,  de, 

Mica  uit. 

Mierop,  Kuyk  van. 

Miggrode. 

Minaert. 

Miseras. 

M  issue. 

Moens. 

Moeren  gezegt  van  Gent,  vander, 


89 


Moermont. 

Mogge. 

Mogge  Pons. 

Mogge  Tan  Renesse. 

Moine,  Ie, 

Molde. 

Molenaar. 

Monix. 

Monsjou. 

Montens. 

MoDtfoort. 

Moor,  de, 

Morelede. 

Motte,  van  der,  of  Mooie. 

Motte,  la, 

Muenicx. 

Mmlwijk,  Tan, 

Moiooq,  de, 

Mulert,  de, 

Munninck,  de, 

Mus. 

Naalvoud. 

Naboth. 

Nachtegaal. 

Naeldewijk. 

Naemer,  van, 

Naerssen,  van, 

Naille,  de, 

Nantius. 

Narwille. 

Nassau,  van, 

Nath,  van  der, 

Nebbens. 

Nederhove  van  Maaeik. 

Nederveen,  van, 


Nellingen. 

Nemours. 

Nes,  van 

Neyn,  de, 

Nicola. 

Nicolaï  alias  Knobbert. 

Nioolaï  van  Beeresteyn. 

Nienroy. 

Nienland. 

Nienwbnrg,  van  Egmond  van, 

Nieuwerve. 

Nieuwpoort,  van  der, 

Nieuwstat,  van  der, 

Nieuwveen  of  Nieuwburch. 

Nispen,  van, 

Nisse,  van  der, 

Nisse  van  Bieselinge,  van  der, 

Noalet,  de  la  Jaille  de, 

Nobeling, 

Nobleta. 

Noiret. 

Noiret,  Verwont, 

Nollens. 

Nollet. 

Nolthenius. 

Noodts. 

Noortgouwen. 

Noortbouck. 

Noortwijk,  van, 

Noris. 

Normandie,  de, 

Noese. 

Nyenroy. 

Ockera. 

Ockers,  gezegd  de  Jonge» 


90 


Ockerse. 

Oem  van  Wijngaarden. 
Oensky. 
Offema,  van, 
Offerbaus. 
Oisel. 

Oiseleur  de  Vilfers. 
Oldendorpius. 
Oldenniel. 
Oliphaat. 
Ollaere. 
Oltsende. 
Onegnies. 
Oortae. 
Oostdijk. 
Oosten,  van, 

Oostende,  ran,  of  Oostende. 
Oosterland. 

Ophemert,  van,  genaamd  Bloe- 
mendaal. 


Orliens,  van, 

Os,  van, 

Osbaldeston. 

Ossewaarde,  van, 

Otte,  van, 

Oudaert. 

Oude,  de, 

Oudewater. 

Oudshoorn. 

Outercy. 

Ouzeel. 

Overrijn  van  Schoterbosoh. 

Oye. 

Oysel. 


Padburgh. 

Palestein,  Caylemburg  alias  van, 

Palinck. 

Pall. 

Palma  de  St.  Fuentes,  de  la, 

Palma,  de  la, 

Paludanus  of  Eelbout. 

Pamelen,  van, 

Panhuys,  van, 

Parduin, 

Parent. 

Paris. 

Parker. 

Parmentier. 

Paschiers. 

Paspoort. 

Pasques  de  Chavonnea. 

Pauw. 

Peckius. 

Peenen,  van, 

Peetere  dit  Cats. 

Pelgrom. 

Pelté. 

Pelletier. 

Pels. 

Pere,  van, 

Perre,  van  de, 

Perre,  Veth  van  de, 

Perponcher,  de, 

Perponcher  Maisoneuve,  van, 

Pereijn  van  Beverwaard. 

Phoenix. 

Piel. 

Piello. 

Piere,  dn, 


91 


Reten. 

Pratensis. 

Pietersdochter. 

Prato,  del. 

Pletenen. 

Pree,  du, 

Pietersen. 

Prince,  Ie, 

Pietenon. 

Prins. 

Pieterszoon. 

Proost  van  Ramp. 

Pignon. 

Prack. 

Pigow. 

Pruys. 

Ptpenpoy  of  Pipenpoy ,  van  der 

Pundere,  de, 

Hagen  gend. 

Putte,  van  de. 

Firon. 

Putter,  de, 

Plevier. 

Pijkke. 

Hoegh. 

Pgl. 

Ploos  ran  Aemstel. 

Pijl,  Tan  der, 

Pluimpot. 

Pijnssen  van  der  Aa. 

Poelgeest,  van, 

Quack. 

Poiticr. 

Quade,  de, 

Polanen,  Tan, 

Quael  berge. 

Polset. 

Cluerijnaaen. 

Ponts. 

Qttirynsen. 

Poort,  van  der, 

Baad,  de, 

Poppe. 

Raaphorst,  van, 

Porrenaer. 

Backet. 

Porte,  de  la, 

Badermacher. 

Port,  van  de, 

Badermacher,  mubn. 

Potegon. 

Bainefort. 

Pothuisen. 

Bam,  de, 

Pots. 

Bamee,  de  la, 

Pottere,  de, 

Bamoens. 

Pottenberghe. 

Bamp,  alias  Proost  van 

Pottey. 

Bamsdonk. 

Pouher. 

Baulé. 

PouBe. 

Raven. 

Pons  of  ran  der  Week  dieft» 

Bavensehot,  van, 

Pons. 

Bavesway. 

93 


Rechem,  van, 

Rechteren,  van, 

ftecbtergem. 

Reede  van  Amerongen,  van, 

Reghemorter,  van, 

Regnaalt. 

Regtergem. 

Reimerswale. 

Reinier. 

Reiniersins. 

Reland. 

Remoens. 

Renesse,  van, 

Renoy. 

Resen,  van, 

Resinkhoven. 

Rethaan. 

Rexstoot. 

Reygersberg,  van, 

Reygersberg  van  Catwijk,  van, 

Reyvaert. 

Rhee,  van, 

Ricbolts. 

Ridder,  de, 

Riebeek,  van, 

Rietraat. 

Rietwijk  of  van  Rietwijk. 

Rinc8. 

Rine,  van  den, 

Robais,  van, 

Robert. 

Robijn. 

Roelants. 

RoëU. 

Roels. 


Rootaerts,  de, 

Rolland. 

Rollé. 

Roman. 

Rompel. 

Rontvis. 

Roo,  de. 

Roode. 

Rookarteel. 

Roon. 

Roos. 

Roose. 

Roose,  de, 

Roscatn. 

Rosenburg,  van  of  in, 

Rosebeke. 

Rosebeque,  fan, 

Rosevelt.  van, 

Rot  of  Pot,  van  der, 

Rouberge,  van, 

Rouck,  de, 

Rovere,  de, 

Rubempré. 

Rue,  de  la, 

Ruelles,  des, 

Ruiter,  de, 

Rutgers 

Rntsaerts  of  Rutgers. 

Rayssenaer. 

Ruyterbnrg. 

Rayven,  van, 

Rijoke,  de, 

Rijcx. 

Rijkegem,  van, 

Rijstuin. 


93 


Bijswijk  van  Altena. 

Rijswijk  of  van  Rijswijk. 

Saai 

Sabbingen. 

Sage,  Ie, 

Saint  GeDois. 

Sakema  gezegd  Zijthjema. 

Salie,  de  la, 

SaiomoDs. 

Sandeün  van  Heerenthout. 

Sanders. 

Sandick,  van, 

Sandra. 

Sacten,  van, 

Santen,  Duyta  van, 

Sappius. 

Sasbout. 

Sauvage  dit  Gooains. 

Saronün,  de, 

Schaap  tot  den  Dam. 

Schade  ?an  Westrom. 

Schae. 

Scfaaep. 

Sehagem. 

Schamarzoufky. 

Scharlaken,  van, 

Schatte,  van  der, 

Schauwer». 

Scheidcruit  de  Vos. 

Schelen,  van, 

Schelling,  van  der, 

Scbemeringiae. 

Schengen. 

Scbenghe,  Tan, 

Schets. 


Schey. 

Scheyden,  van, 

Schilders. 

Schilleman. 

Scbinne,  van, 

8cholten. 

Schonenberg. 

Schoonhoven,  van, 

Schoonhove,  van  Aarschot  van, 

Schorer. 

Schot,  Boers  of  Boeraatm, 

Schot. 

Schoteu,  van, 

Schoterbosch,  Overrqn  van, 

Schotin. 

Schotland. 

Schott. 

Schotte. 

Schotte  van  Thoer. 

Schouwen,  van. 

Schravelaar. 

Schreevel. 

Schroots. 

Schrijvers. 

Schuyf. 

Schuyl  van  Walhorn. 

Schuylcn,  van, 

Scolvynen. 

Sedlnitzky. 

Segero  van  Wasseuhove. 

Seggeren. 

Sem. 

Seraerts,  't, 

Serooskerke. 

Seulhjns. 


94 


Seylmaker. 

Sickele. 

Sillemans. 

Six. 

Sliogeland  van  den  Tympel. 

Sloten,  van, 

Smallegange. 

Smet,  de, 

Smit  ?an  Baerlandt. 

Smits. 

Smit,  de, 

Smits  gezegd  Meurekens. 

Smulders. 

Sneek. 

Snoeck. 

Snouck . 

Snouckaert  van  Schauburg. 

Soeteman. 

Solderbeke. 

Soly. 

Somer. 

Sonbreuil. 

Sonnevelt. 

Sonsbeek,  van, 

Soutbeecque. 

Soute,  de, 

Soutelande,  van, 

Spangen,  van, 

SpiegeL 

Spier. 

Spiering. 

Spinelle. 

Spruit. 

Spruit  van  Kriekenbook. 

Staetenburg. 


Stakenburgh. 
Stalins. 
Stamper. 
Standlijs. 
Stapel. 
Stapele,  van, 

Stapels  gegegd  van  Gampea. 
Staple. 
i  Stappart. 
Stas. 

Stavenisse  gezegd  Cronutrfen* 
Stavele. 
Steeland,  van, 
Steen,  van  den. 
Steenberg,  van  der  Haven, 
Steene,  van  der, 
Steengraoht. 
Steenhuze. 
Steenhuysen. 
Steinmole. 
Sterk. 

Sterthemiu8 
Stevens. 
Steyaert. 
Steyls. 

Steynberg,  van, 
Stilte. 

Stockum,  du  Bois  van. 
Stoffels. 
Stoop. 
Storm,  van, 
Stoutenburg. 
Straten,  van  der, 
Stringen,  van  der, 
Struve. 


95 


Struvincs. 

Strijeo. 

Stryping. 

Staart 

SiuyYer. 

Suys. 

Svsene. 

Swtnefae. 

Bwtbecq. 

Snorde,  van  de,  ?aa  Gorenm. 

faerts  de  Weevd. 

Srmons. 

Sype. 

Sypestein. 

Tacqaet 

Taelbout. 

Taetae. 

Tak. 

Talyarde. 

Teelinck. 

Teerlinex. 

Teagoagel,  Gansneb  genaamd. 

Teiiijs. 

Talon. 

Terpijn. 

Tcssel,  van, 

Teylingen,  van, 

Tbeding  van  BerkUwit. 

Theye,  van, 

ThibauL 

Thilenus. 

Tboer,  Sebotte  van, 

Thoor,  van, 

Thorini. 

Tiwil  ?aa  SejooakerktA,  van, 


Thijssen. 

Thijasen  of  Theys 

Tirions. 

Tobrysse. 

Toellenia. 

Toppe. 

Torre,  de  la, 

Torrenton. 

Tradelle. 

Trappen,  van,  gezegd  Ban  kart, 

Treiel. 

Triest. 

Trigland. 

Trip. 

Tromp. 

Tropma. 

Tsermertens. 

Tulleken. 

Turchi,  de, 

Turoq. 

Tayneman. 

Twist,  van, 

Tympel,  Slingeland  van  dan» 

Udemans. 

Uden. 

Uffelen,  van, 

Uitenengh. 

Uitkerke. 

Ursel,  van, 

Utenbove. 

Uterlier. 

Utima. 

Vaartman. 

Vager,  de, 

Vagers  getegd  de  Jonge, 


l 


96 


Vaillant. 

Val,  de, 

Valeran. 

Valke. 

Valkenburg. 

Valkenier. 

Varent,  van  der,  gezegd  van  der 

Kerkhove. 
Varenl,  van  der, 
Veen,  van, 
Velde,  de, 
Velde,  van  de, 
Velinx, 
Velsen,  van, 
Velters. 
Verbeek. 
Verbeke. 
Verbergh. 
Verboom. 
Verbrugge. 
Verburg. 
Vereist. 
Vereyken. 
Verheye. 
Verhunne. 
Vermehr. 
Vernaat. 
Vernatty,  Baron  van  Carling- 

ton,  de, 
Vemey. 
Vernis. 
Verniers. 
Verpoorten. 
Verron. 
Versluys. 


Vermeulen. 

Vermuyden. 

Verwout  Noiret. 

Verwout. 

Veth. 

Veth  van  de  Perre. 

Vianen. 

Vicq,  de, 

Vienne,  Dauphin  de, 

Vierling  of  van  der  Lisse,  ge* 

segd  Vierling. 
Viersen,  van, 
Villaers,  de, 
Visch. 
Visscher. 
Viaschere,  de, 
Visvliet,  van, 
Vivien. 

Vlaaming,  de, 
Vlaerdingerwout. 
Vocht,  de, 
Voet. 
Vogel. 
Volbergen. 
Voldere. 
Volmer. 
Voocht,  de, 
Voorde,  van  de, 
Voorhoudt. 

Voorst  tot  Grimbergen* 
Vorst,  van  der, 
Vos,  of  de  Vee. 
Vosbergen,  van, 
Voxdaal. 
Vredenburg  van  Adrichem,  van, 


97 


Vrieae,  de, 

Vriesele. 

Vroe,  de, 

Vrijberge,  de  Boet  van, 

Vrijberghe,  Tan, 

YijlUers. 

Vijta. 

Waal,  de, 

Waaraeggcr. 

Waas,  van  der, 

Wachter,  de, 

Wachterdonk,  van, 

Wadde. 

Waert,  de, 

Wsllaeus. 

Wale,  de, 

Walle,  van  de, 

Walüa. 

Wassern,  van, 

Wassenaar,  van, 

Wassenaar  Dnvenvoorde,  van, 

Waasenhove,  Segers  van, 

Watervliet,  van, 

Wautera. 

Wedal. 

Weede,  van, 

Weel,  van  der, 

Weel  gezegd  Pons,  van  der, 

Weerde,  van  de, 

Weerdenbarg,  van, 

Weert,  Sweerts  de, 

Weiburcb,  van, 

Weir. 

Weideren,  van, 

Weleveli. 
XI.  J. 


Welle,  van  de, 
Welle  van  Cats. 
Welsinge. 
Weuyten. 
Werdmuller. 
Werkendet. 
Werve,  van  de, 
Wessell. 

Westcappel,  van, 
Westerwij  k. 
Westboack,  van, 

Wevort  van  Osaenberg. 

Weytsen. 

Weytsen  van  Hogeregde. 

Wielant. 

Wiele,  van  de, 

Wilhelmins. 

Willeboords  of  Willeboorts. 

Wille  of  Wyllo. 

Wiileras. 

Willemse  Scha. 

Wilms. 

Wiltscbat. 

Winckelman  of  Winkelman. 

Wispelare,  de, 

Wisse. 

Wissekerke  of  van  Wiasekerke. 

Wisselt,  van, 

With,  de, 

Witbeim,  van, 

Witte,  de, 

Witte  van  Blois,  de, 

Wit,  Pasebier  de 

Witte  van  Elkersee. 

Witte  van  Haamstede, 

7 


98 


Witteles. 

Wittenhorst,  van, 

Wittens  of  Wittense. 

Woestine. 

Wolfwinckel. 

Wood. 

Wotson. 

Wouters. 

Wouters,  gezegd  Colve. 

Wijk,  van, 

Wyllo  of  Wille. 

Wijngaerden,  van» 

Wijse,  de, 

Ypelaer. 

Zalaert. 

Zaleen. 

Zas  van  de  Bossche. 

Zeegen. 


Zeger  van  Wassenhovto. 

Zeleers* 

Zimmerman. 

Zolterman. 

Zomer. 

Zoutbecque. 

Zuidland,  van, 

Zullius. 

Zut'wint. 

Zuylen,  van, 

Zuylen  van  Nievelt,  van, 

Zuytpeene. 

Zuytwegen. 

Zwaan. 

Zwardbijl. 

Zweerts  de  Weerd. 

Z  wieten. 

Zijl,  van, 


6  Vergadert**.     24  Maart  1955. 

Bibliotheek.  Verzoek  van  eenige  SchoUehe  kooplieden  te  Brugge 
aan  den  hertog  van  Bourgondie,  om  teruggave  en  eekaddooe* 
stelling  Hunner  door  dm  van  Hoorn  ontnomene  koopgoederen. 
Opgave  van  het  geechut,  hetwelk  stek  in  de  helft  der  16e  eeuw 
op  den  huize  Pollenhoven  bevond.  Eigenhandige  brief  van  /. 
van  Wauenaer  aan  den  graaf  van  Buren. 


Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  Dr.  C.  G.  Th.  Neumann ,  te  Görlitz : 

Oezchichte  der  Oberlaueüei&ehen  QeedUchaft  èer  fFuêemchaflê* 
in  den  ertten  50  Jahren.  Mme  Jubelsehrift  zur  dritten  Sdhdar- 
feier  derzelben  cm  16.  Juguzt  1864  von  Dr.  C.  G.  Th.  Nea- 
mann. (Aus  dem  Neuen  Lome.  Magazine  besonder*  abgedrockt) 
Görlitz,  1854. 


99 


Tan  bei  Obaftattaittiaehe  Geselachaft  der  Wissenschaften ,  te 
Gorhtz: 

Ferufckaiee  Oberlaueiiieoher  Urkunden.  Heiwiagegeben  vcm 
fa  (MÜÊMumhe*  QeeeUm&afl  der  fflêêeneenaften  in  GtrlU*. 
Qfrlfa,  1799—1894.  9  deelen  in  4*. 

tik  BibtMek  der  OberlaueUtiiohen  Geêeitêchaft  der  JfUeen* 
ubeflen  elphaMkeh  eet  Betemet.    Gorlita,  1919.  9  deelea. 

Mpiom  rerum  Laeetióarum.  Sdmmleng  Ober*  und  NiemW- 
ItmUeucker  Oeeekiehüohreiber.  Heranegegeben  tob  der  Oberlam- 
üacken  QeeeUeohnft  dn  Wimeneekaflen.  Deel  I,  II  en  III. 
Göriite,  1837— 1859. 

Ntne$  LaniUmttoê  Metgamn.  Deel  99-81.  Görlits,  184* 
-ltH. 

Van  den  heer  P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam: 

Sckriflelyck  Rapport  gedaen  door  de»  Predicant  Juttue  Heur- 
nu,  amgaende  de  gelegen  thtyt  van  'teglandt  Ende,  lol  het  voort* 
pinten  van  de  Ckrutelycke  Religie,  en  van  toegen  de  gelegentheyt 
van  Mi,  1638.  —  Stukken  betrekkelijk  Borneo,  1635—1636. 
—  Verkoel  van  de  belegeriïtghe  der  etadt  Batauia  in  Hconinck- 
ryck  van  Jaccatra,  Anno  1628,  den  99  Auguüy,  {Door  een  oog- 
getuite.)  Medegedeeld  door  P.  A.  Leupe  en  overgedrukt  uit 
de  Bjjdragen  van  de  Taal-,  Land-  en  Volkenkunde  van  Neer* 
leedeek  Indié,  Deel  III,  bl.  250,  263  en  289. 

Van  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer ,  te  Utrecht : 
Onuitgegeven  Landregt  van  Drenthe  van  17  Febr.  1614.  Me- 
degedeeld en  toegelicht  door  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 
(0?ergedrukt  uit  de  Nieuwe  Bjjdragen  voor  Aeglegeleerdheid  en 
fPetgeoieg,  Ilè  deel,  2«  stuk,  bl.  209,  3*  stuk,  bl.  361,  Itl* 
deel,  2«  stuk,  M.  193  en  IV*  deel,  2«  stuk,  bl.  161. 

Van  den  heet  Mr.  A.  F.  Siffié,  te  Middelburg: 
Pleitrede  van  Mr.  A.  F.  Sij/lé,  in  de  teak  van  hei  dagblad  De 
Beier,  uügeeer  AUt.  A.  Craffbrd,  te  Middelburg;  beeehuldigd 
«n  heter  Je/ene  ie  Minieter*.    Middelburg  4  1855, 


100 


Verzoek  van  eenige  Schotsche  kooplieden  te  Brugge  aan  den  her- 
tog tan  Bourgondie  >  om  teruggave  en  schadeloosstelling  hunner 
door  die  van  Hoorn  ontnomene  koopgoederen. 

Treshault  et  puissant  prince  et  tresredoupte  seigneur.  Nous 
auons  resceu  a  reuerence,  que  apartient  certaines  voz  honora- 
rablefl  lettres  a  Bruges  Ie  xvje  de  ce  moys  de  May,  par  les- 
quelles  vostre  noble  seigneurie  nous  mande,  comme  par  dessus 
et  a  bonne  assurance  et  payx  estant  accordee  par  entre  yous  et 
de  royaume  dEscoce  soit  venu  a  vostre  cognoissance,  que  certaiu 
subgetz  du  dit  royaume  mesmement  miss™.  Guülaume  Sincler  et 
Symon  Loken,  aient  endommage  plusieurs  voz  bourgois  de  Hoorn, 
dont  les  nous  sont  coatenus  en  vos  dictes  honorable  lettres,  en 
leur  biens  et  marchandises,  mountans  a  la  somme  de  iijc  nobles, 
sanz  ce  que  aucune  reconnaissance  ou  restitucion  jls  ont  peu  auoir 
de  leur  dictes  pertes  et  dommages,  non  obstant  quilz  ont  grande- 
ment  poursuy  ou  dit  royaume  pour  lauoir,  comme  vos  dicles  let- 
tres portent  plus  a  plein.  Et  pour  ce,  treshault  et  puissant,  que 
ce  vous  semble  estrange  chose,  et  que  souffrir  ore  voudriees 
voz  subgetz  estre  ensy  endommages  pendant  la  dicte  paix  ou 
assurance  vostre  noble  magnificence  nous  mande  et  desires  de 
nous ,  que  nous  feisseons  tellement  en  ceste  bousoigne ,  que 
voz  ditz  bourgois  eussent  droit  et  restitucion  de  leur  dictes 
pertes  et  dommages  sans  delay,  tellement  que  bon  soiog  ne 
vous  soit  de  pourueoir  dautre  remede.  Sur  quoy,  treshault  et 
puissant  prince  et  tresredoubte  seigneur,  vous  plaise  sauoir  que 
se  auccuns  de  voz  subgetz  ou  bourgeois  soient  ainsy  endom- 
mages, comme  dit  est,  par  auccuns  habitans  du  dit  royaume, 
nous  en  sommes  moult  dolantz  et  coirouses  et  nous  desplest 
moult  grandement ,  quar  se  la  chose  soit  ainsy  auenue ,  ce  na 
pas  este  par  nous  ne  auccuns  marchantz  du  dit  royaume,  les- 
quels  de  vostre  haulte  et  noble  raagnificence  desirent  tousiours 
humblement  la  bonne  paix,  tranquillite  et  amour,  et  pensons 
bien  sanz  hesitacion  que  ceste  chose  venue  deument  a  la  cog- 
naissance  de  vostre  oousin  Ie  duc  dAlbanie,  gouuerneur  du  dit 
royaume  dEscoce,  nostre  tres  redoubte  seigneur,  quil  sera  tres- 


101 


mal  content  et  quil  ne  faadra  pas  de  bonne  et  brieue  acom- 
plissement  de  justice  faite,  se  Dien  piest,  a  vo«  dites  gentz 
eodommages,  comme  dit  est.  Et  quant  est  de  nous,  treshault 
et  treapuissant  prince,  pour  lonneur  et  a  la  reuerence  de  vous, 
affin  que  vos  dictes  gentz  soicnt  recompensez,  nous  signifierons 
ceste  matiere  a  vostre  dit  cousin,  nostre  tresredouble  seigneur, 
ay  effectueusement,  au  quel  la  correction  et  amendement  de  ce 
ets  apartient ,  comme  saues ;  et  nous  emploierons  tellement  a 
nostre  pouoir  enuers  luy,  que  nous  pensons  que  vostre  tres- 
kult  et  puissant  prince  et  roz  dictes  gentz  seres  bien  content 
de  la  bonne  justice  et  raison ,  qui  par  vostre  dit  cousin  se  fera 
a  tos  ditz  subgetz ,  si  quel  que  bonsoing  ne  sera  dautre  re- 
mede a  laide  de  nostre  seigneur  Jesu  Chris t,  qui  vous,  tresbault 
et  tiespuissant  prince  et  tresredoubte  seigneur,  vuelle  auoir 
par  a  misericorde  en  sa  benoite  garde  en  prosperite  de  vostre 
tresnoble  corps  et  de  voz  faitz  lonquement  durant,  selon  que 
vottre  tresnoble  Ie  desire.    Escript  a  Bruges  Ie  xix  de  May. 

Vostres  treshumbles  seruiteurs  a  voz  plaisirs  et  mandemens 
prest  et  apparellans  tous  les  marchantz  de  la  nacion  dEscoce, 
presentement  estants  a  Bruges. 

Opschrift.  A  treshault  et  puissant  prince  et  tresdoubte  seig- 
neur, monsr.  Ie  duc  de  Braban  et  de  Lymborch,  comte  de 
Haynau,  de  Holande  et  de  Zelande  etc. 

Lij$l  van  hel  geschut,  hetwelk  tich  in  de  helft  der  \&*  eeuw  op 
den  huize  Vollenhoven  bevond. 

De  navolgende  lijst ,  welke  blijkbaar  omstreeks  dien  tijd  ge* 
schreven  is ,  kan  mede  tot  eene  bijdrage  strekken  voor  de  ge- 
achiedenis  van  het  krijgswezen. 

Dat  huys  tho  Vullenho. 
Bussen. 

Item  xiiij  haeckbussen  der  stadt  van  Campen  tobehorende, 
daer  de  eyne  van  geborstet  is. 

Item  xxiij  baken  to  den  buys  to  horende,  des  heefffc  Her- 
man IJselmunden  daerenboven  xiiij  to  Versbeeke  gelaten. 

Item  vij  haken  mit  holtz  stellen. 


103 


Item  üij  haken  Tan  mgn  heer  van  Roggedorp. 

Item  ij  dubbelde  haken. 

Item  y  kleyne  soberpetqneren  plegen  vp  imjus  g,  h.  baerasen 
to  wesen. 

Item  ü  ysren  posthonde  mit  stellen. 

Item  j  halue  sclane  (slange)  de  is  entwee. 

Daer  sijnnen  noch  vijff  oh?  seess  stucke  bussen,  de  alles 
wegea  lyggen  vunde  oqbereit  zQnnen, 

Item  v  dubbelde  scherreptynre. 

Item  noch  eyn  dubbelt  scherrepetener  vp  Appeltoren, 

Item  noch  ij  scherppethyner  mit  voerborchte  vpten  wnll, 
yder  mit  twee  kamer, 

Hyr  van  Zinnen  geleuert  xiiij  haken  vnnde  i\j  scherreppeti* 
ner  tho  Oennemuden ,  nha  (uydt  der  reickenonge  bij  biachopp 
Henrick  gedaen,  vnnde  eyne  potthont. 

Vnnde  weshyreo  bouen  van  geachuttes  vpten  buyse  ia  van 
Vollenho,  komt  den  drost  daer  fullesten  tho. 

Eigenhandig*  brief  van  /,  van  Wasunaar  qan  de»  graaf  pan 
Buren. 

Jan  van  Wasseneer,  gehuwd  met  Josine,  dochter  van  Jan 
Tan  Egmood,  stadhouder  van  Holland,  diende  als  kapitein 
onder  George  Schenk  van  Tautenburg  en  bragt  in  1516  de 
provincie  Friesland  onder  de  gehoorzaamheid  van  Karel  V.  Be 
navolgende  brief  scbünt  geschreven  te  zyn  toen  bij  in  Aug. 
van  dat  jaar  voor  Dokkum  lag ,  hetwelk  spoedig  daarna  inge- 
nomen werd,  na  Arend,  4lg.  Geschiedenis  des  Vaderland*.,  Ile 
deel,  3*  atuk,  U.  571.'  Hij  stierf  4  Dec.  1523,  na  b\j  hei 
beleg  van  Sloten  gewond  te  zijn  geworden.  Zie  Del/scha  Oud* 
heden,  bl.  387. 

»Monsr,  Je  me  recomxnande  a  vostre  bonne  grasse.  Monsr. 
her  au  soyi  somea  aryvea  iay  et  sommes  empeaser  a  esiopper 
la  ryvyere;  nostre  artyllerye  sera  isy  demen,  et  alora  noua  nous 
mettrons  ansy  comme  il  apartyent.  Tont  seux,  quy  cognosset 
se  lyeu,  eonsellet  de  batre  la  vylle  Ie  premyr  et  se  ducote  da 
clotre  la  estyes  loge  que  somea  a  Doehkem.    Honsr,  voas  ne 


10S 


«eriyes  poiat  que  oryrye  fyret  les  pjeton ,  cher  por  argent  et 
eaotae  tont  les  eures  da  jour.  Je  votts  prye  ferre  payer  lar- 
gent,  quar  anlremeat  tous  et  por  ryens,  se  qne  jay  soin.  Atant, 
mos»7.,  je  prie  Dyeu  tous  garder.  De  devant  Doehkem  Ie  xh'j 
d'Aoost 

Le  tont  rostre  eervyen  et  servyteur, 
J.  de  Wassenaer. 
Opachijt.    A  mousr.  inonar.  le  conté  de  Bueren,  oappitaine 


gmeral. 


9  Vergadering.     7  April  1951». 


Bmüetkeek.  Builing  van  werken.  Onuitgegeven  brieven  van  Mr. 
'F.  Büderdigk.  Oude  jjeeren  kou  of  werpspie*.  Extract  tan 
km  brieven  van  Pider  Heuüe  Franc*  t  nmeionam  in  Ooekin- 
Qaaa,  aan  den  bimkop  wan  Tyllopolie,  vieam  aldaar,  1715. 

Mbtio&eek.    In  ruiling  ontvangen : 

Van  de  Koninkltyke  Akadecnie  van  Wetenschappen ,  to  Am- 
sterdam: 
FmUgen  en  Mededeeiingen.    Derde  <kel.    Eerste  stuk.    Am* 
|      denk»,  1855. 

i  Van  hei  hte&ut  Amkéohgèqme  liégok: 

|         BnUeti*.    Tomé  II.  *  nvraisoa.    Liege,  1855. 
I         Ten  geschenke  ontvangen : 
|         Tan  den  keer  Mr.  J.  L  D.  Nepveu,  te  Utrecht  i 
|         Sumenm  m  de  Koningin,  door  Mr.  J.  I.  D.  Nepfeu.    (Oer- 
|      gedrukt  uit:    De  Reieneenl,  Jlg.  LeU.  Maandschrift,  jaargang 
I      1855f) 

Eet  Nederlandeehe  Rijksarchief.    Door   H.  W.  T(ydeman). 
(Overgedrukt  als  boven.) 
i         Van  den  keer  J.  David,  te  Lenven: 
!         De  Sekk  dar  Geleerden,  in  ee»  eanaen,  OedioM  van  Mr.  W. 
I      BiUard&k.     Uitgegeven   meé  inleiding  en  aanUekamgen  door  J." 
Derid.    Zesde  en  laetate  stuk.    Leuven,  1Ö54. 


104 


Ruiling  van  werken.  De  voorzitter  deelt  mede,  dat  ten 
gevolge  der  uitnoodiging  van  het  Oberlausitzische  GeseUschaft 
der  Wissenschaften  te  Görlitz,  eene  ruiling  van  werken  met 
dat  genootschap  tot  stand  is  gekomen. 

Onuitgegeven  brieven  van  Mr,  W.  Bilderdijk.  De  heer  Mr. 
A.  J.  van  Beeck  Calkoen  doet  eene  voorlezing  uit  verscheidene 
onuitgegevene  hem  toebehoorende  brieven  van  den  beroemden 
dichter. 

Oude  ijzeren  lans  of  werpspies.  Wordt  door  Jhr.  Mr.  L.  H. 
van  Asch  van  Wijck  aan  het  Genootschap  als  een  merkwaardig 
overblijfsel  der  oudheid  ten  geschenke  aangeboden  een  ijzeren 
lans  of  werpspies,  gevonden  even  buiten  de  stad  Wijk  by 
Duurstede  achter  de  Hoogstraat,  in  eene  oude  rivierbedding. 

Extract  van  twee  brieven,  geschreven  door  Pieter  Reuite  Trance, 
missionaris  apostolicus  in  Cochin  China,  aan  den  bisschop  van  TyU 
lopolis,  vicario  apostolieo  van  Cochin  China,  die  dezelve  gewonden 
heeft  aan  den  bisschop  van  Sabule,  vicarius  apostolicus  van  Siatn, 
om  se  te  communiceren  aan  den  kapitein  van  de  HoUandsche  loge. 
Medegedeeld  door  Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré,  te  Utrecht. 

Deze  beide  brieven  geven  eenige  bijzonderheden  omtrent  de 
schipbreuk  van  het  schip  De  Auon.  Gerard  Voogd  strandde 
in  November  1714  met  genoemd  schip  op  het  rif  de  Paracel- 
les; hy  werd  met  92  schepelingen  gered  en  landde  in  January 

1715  te  Cochin  China;  vervolgens  kwam  hij  den  20°*  Februarij 

1716  met  65  zielen  te  Batavia.  Het  opperhoofd,  dat  volgens 
die  brieven  verongelukt  is,  zal  vermoedelijk  geweest  zijn  Cor- 
nelis  Lardijn,  die  op  dien  tijd  opperhoofd  van  den  Nederland- 
schen  handel  te  Decima  was. 

Tot  Nha-tlang  den  11611  January  a*  1715. 

Mijnen  Heere! 

Ik  moet  aan  uwe  grootheyd  berigt  geven  van  'tgene  hier 
passeert,  ten  eynde  sij  tot  Nha-ru  souden  konnen  naderen  en 
my  raad  geven.  Op  Drie  Coningen  dag  omtrent  den  avond 
quam  binnen  de  haven  een  groote  Hollandse  chalonp,  beladeu 


105 


net  87  mannen,  alle  bijna  stervende  van  honger,  hebbende  in 
haar  vaartnyg  geen  provisie  ter  we  relt.  Alle  die  arme  menschen 
Tertrocken  nvt  Japan  in  't  begin  van  October  mitte  drie  sche- 
pen te  samen  van  55  stacken  canon,  yder  rijkelijk  geladen. 
Wanneer  sij  op  de  hoogte  van  Parcel  waren,  wierden  sij  van 
een  voedende  stormwind  geslagen ,  die  vier  dagen  duurde. 
Twee  van  die  schepen  zyn  waarsch^'nehjk  ontkomen;  maar  dese 
sijne  drie  masten  verlooren  hebbende  en  niet  meer  konnende 
skieren,  wierd  door  de  wind  op  de  blinde  klippen  van  de  banck 
geworpen,  daar  sij  jammerüjck  schipbreuk  leden ,  waarin  17 
aannen  vergaan  sijn.  Mijn  heer  't  opperhoofd  is  ook  veronge- 
lakt.  Den  tweede  en  alle  de  andere  voornaamste  coopluyden 
sijn  nog  int  leven;  de  anderen  ontkomen  zijnde  ten  deele  met 
behulp  van  den  overloop,  daar  sij  op  bleven,  en  ten  deele  op 
planken,  die  sij  onder  die  rampen  magtig  wierden.  Sij  quamen 
eyndelijk  aan  land ,  maar  een  land  twelk  haar  wel  een  graf 
koade  verschaffen,  maar  geen  middelen  om  daar  van  te  leven, 
dog  alsoo  daar  veel  vogelen  sijn,  die  noyt  menschen  hebben 
gesien,  vingen  sij  een  seer  groot  getal  daar  van  met  de  hand, 
en  hebben  een  maand  lang  hun  daar  mede  gespysigd.  Gedu- 
rende dien  tijd,  soo  als  sg  sagen  dat  den  overloop  van  haar 
schip  op  de  rotsen  daar  het  gestrand  was,  gestadig  bleef  sit- 
ten,  namen  sij  soo  veel  planken  als  haar  mogelijk  was;  sij 
versameiden  wat  touwerck,  eenige  ankers,  eenige  Jappen  van 
zejkn,  eenige  mudden  theer  en  maekten  het  eyndelijk  soo  wel, 
dat  sij  haar  kleyn  scheepje  in  dier  voegen  gemaakt  hebben , 
en  na  dat  sijlieden  soo  veel  vogelen  hadden  versamelt  als  sy 
konden,  dooden  en  deselve  te  hebben  ingesout  met  sout,  twelck 
sg  daar  ter  plaatse  maakten  (hebbende  hun  ook  voorsien  van 
een  weynig  soet  water,  dat  door  haar  met  het  graven  van  cuy- 
len  op  de  hoogten  van  de  bank  gevonden  wiert)  gingen  sij  on" 
der  zeyl ,  soo  ik  mene  den  eersten  dag  van  tjaar ,  sonder  an- 
der compas  als  de  sterren  en  de  son,  en  zijn  het  land  van 
Cochin  China  komen  verkennen,  sonder  nogtans  te  weten  da* 
hei  dit  land   was.    Wanneer  sij   in  tgesigt  van  de  baey  van 


106 


Nha-m  quamen ,  gelei  hebbende  dat  de  vissers  in  de  haven 
van  Nha-thlang  liepen,  veJgden  srj  deselve  en  wierpen  bet  au* 
ker  tegen  over  het  Tolhuys.  Den  tollenaar  en  de  gantsche 
landstreek  was  niet  wcynig  verwondert  over  sodanige  aankomst 
en  wierd  seer  bevreesd.  Qndertusscben  quamen  de  drie  voor» 
naamate  van  tvaartuyg  aan  land  en  knielde*  voor  al  dat  volk» 
twelk  onder  malkanderen  quam  toeloepen  om  baar  ie  bekijken. 
B9  gebreck  van  tkonnen  doen  verstaan  dat  sij  van  honger  stier- 
ven, toonde  sij  bun  mond  ende  borat.  Een  vrouw  bragt  haar 
uyt  medelijden  twee  porceleynen  met  eangie,  en  sijlieden  set- 
teden  hun  opt  sandt  neder.  Terstond  waarschonwdea  de  Co» 
chinehinders  de  soldaten  van  de  dorpen  en  alle  deaelve  qua* 
men  om  dat  vaartuyg  en  de  drie  vremdelingen  te  bewaren.  S\j 
riepen  eenige  Chinesen  om  te  vertolken ,  maar  se  konden  het 
niet  doen.  Eyndelyk  de  mandaryns  van  de  dorpen  eu  de  sol- 
daten, die  de  wagt  hadden,  lieten  mij  na  middernagt  roepen  en 
bragten  mij  aanstonds  na  de  haven  om  te  zijn,  dan  wel  om 
te  sien  of  ik  taalman  van  dit  scheepsvolk  konde  zijn.  Twee 
van  dese  heeren,  die  aan  land  getreden  waren,  apreeken  rede- 
lijk wel  Latqn  en  een  boven  dien  spreekt  goed  Frans.  Dus  dan 
soodra  als  ik  haar  int  Latijn  aangesproken  hadde,  bleven  sij 
niet  in  gebreke  van  mij  te  antwoorden  en  mij  duysent  dank- 
seggingen  op  te  offeren  en  nog  veel  meer  aan  Godt  voor  sijn 
bewesene  genade.  De  kleyne  mandarijn»  gesien  hebbende  dat 
die  personen  mij  verstonden,  hielden  sij  mij  den  gantsehen  vol- 
genden dag  op,  ondervragende  sonder  ophouden  en  aonder  or- 
der. Des  anderen  daags  de  mandarijn»  van  Nha-ru  gekomen 
zynde,  hebben  sij  nog  gecontinueert  te  ondervragen ,  in  voegen 
dat  ik  sedert  vier  dagen  aldaar  geduurig  ben,  sonder  bgna  een 
moment  te  vinden  om  den  goeden  Qodt  aanteroepesu  Wan- 
neer ik  bij  die  arme  menschen  gekomen  was,  siendedat  sq  op 
het  punt  waren  om  van  honger  te  sterven  en  dat  niemand 
haar  geen  rijs  bragt  om  te  eeten  en  dat  haar  onmogelijk  was 
nog  voor  goud  nog  voor  ailver  daar  van  te  kopen,  het  ik  voor 
haar  rijs  koken  en  verdeelde  deselve  onder  haar  met  permissie 


107 

Tin  de  wagters  en  int  gesigt  van  «11e  de  soldaten  en  van  alle 
de  mandarijn*  die  daar  als  getuygen  waren.  Ik  nebbe  vier 
dagen  lang  gecontinueerd  haer  die  dienst  van  liefde  te  doen , 
tot  dat  de  heer  gouverneur  heden  geordonneert  heeft,  dat  men 
beo  rgs  en  tienq:  (dit  schqnt  andere  provisien  off  wel  geld  te 
bedoyden)  geven  aoude.  De  Quan-sai  hebben  wij  geraporteert 
dat  de  heer  gouverneur  veel  gepresen  heeft  de  daat  van  berm* 
berügbeyd,  die  ik  aan  die  arme  heeren  bewesen  had ,  twelk  ik 
san  uwe  grootheyd  rapporteere  om  dat  onse  christenen  mij  be- 
raesd  maakten,  seggende  dat  mij  aanspreken  soude  ter  aake 
m  de  rijs,  die  ik  aan  de  kaic  of  vreemdelingen  gaf;  maar  al- 
hoewel ik  ten  eersten  voorsien  had  dat  ik  mij  in  gevaar  stelde , 
heeft  de  christelijke  liefde  mij  verpligt  alles  over  te  stappen  9 
te  meer  wijl  ik  geloofde,  dat  dese  een  van  die  seldeame  gele- 
geotbeden  waa,  ubi  urget  praeoeptum  charitatis,  en  't  is  de 
fiarbeyd  dat  aij  van  honger  souden  lijn  gestorven ,  indien  ik 
baar  niet  g'aasisteerd  had.  (Onderstond);  Dit  extract  scoor* 
deerd  met  sijn  origineel,  gedaan  tot  Siam  in  onse  seminarium 
van  Si.  Joseph,  den  12"  Mey  1715.  (Getekent)  Louis  de  Ciee, 
bisschop  van  Sabule,  vioarus  apostolieus  van  Siam.  Lager 
stond:  Door  order  van  mijnen  heere  (getekent)  Emmanuel  Jo- 
seph, secretaris. 

Den  23«  Januarij  a*  1715. 

Mijnen  Heere ! 

Goncroan  arriveerde  gisteren  avoudt  en  bebandigde  mij  twee 
brieven  van  uwe  grootheyd.  De  vier  mandarijn»,  die  den  gou- 
verneur gedeputeeit  beeft  om  bet  kleyn  scheepje  van  de  heeren 
Halboden  te  examineren,  hebben  eyndelijk  na  seven  off  agt 
dagen  ondervragingen  een  soort  van  ecbriftehjk  berigt  opgesteld, 
waar  in  verhaald  werd  het  ongeval  van  haar  schipbreuk ,  de 
plaats  van  waar  se  vertrooken  waren,  waar  se  van  daan  we- 
derqeameu ,  den  staat  waarin  sij  hun  jegenwoordig  bevinden , 
als  mede  hetgene  haar  aan  goederen  overig  bbjft ,  dat  is  om- 
trent 1000  ponden  Japans  koper,  met  betgeene  sty  op  het  lijf 


108 


van  vier  van  haar,  die  sij  ondersogt  hebben ,  hebben  gevonden. 
Wat  de  anderen  aangaat,  die  nog  in  de  bank  verblijven  en  die 
sij  niet  hebben  derven  ondersoeken ,  stellen  sij  in  het  berigt , 
dat  ben  niet  bekend  is  ofse  nog  iets  bij  haar  hebben  of  niet. 
Pat  berigt  is  aan  den  heer  gouverneur  gebragt  en  aan  de  twee 
Ou  Nyhe  (dat  is  te  seggen:  twee  grooten  mandarijn s)  dewelke 
het  Ho  Tha  (dat  is  te  seggen:  smeeking  nan  den  koning)  heb- 
ben gedaan ,  om  den  coning  te  versoeken ,  een  quan-sai  (dat 
is :  een  afgesonden  van  het  hoff )  te  senden ,  om  het  voormelde 
vaartuyg  te  ondersoeken ,  en  ook  om  hem  te  versoeken  hen 
levensmiddelen  bij  te  setten,  waar  van  sij  een  uyt  termaten  ge- 
breck  hebben.  Ik  vergat  te  seggen  dat  de  quan-sai  ons  heb- 
ben doen  doen  het  dien  chi,  (dat  is  te  seggen:  een  merk  of 
teiken)  eerstelijk  aan  de  Hollander,  die  met  mij  spreekt,  en 
vervolgens  aan  mij  selfs,  met  mijnen  naam  van  Thay  Padro. 
Ik  nam  in  agt  tot  meerder  sekerheyd  aan  de  vier  mandarijns 
te  seggen,  dat  ik  het  diem  chi  opt  geschrift,  dat  men  opgesteld 
en  mij  voorgelesen  had ,  stelde ,  en  dat  ik  versogt  dat  men  dit 
eerste  opstel  soude  bewaren,  om  dat  ik  int  vervolg  geen  andere 
copye  als  die  soude  erkennen;  waarop  eenige  mandarijns  sey- 
den,  desen  thay  is  niet  day,  (dat  is  te  seggen:  onvoorsigtig). 
Voor  het  overige  het  legd  haar  soo  veel  als  mij  daar  aan  ge- 
legen dat  het  geschrift ,  twelk  sij  opgesteld  hebben ,  over  een 
kome  met  de  verklaring  van  de  Hollanders ,  andersints  sullen 
zij  daar  aan  zijn  va  (dat  is  te  seggen:  schuldig).  De  heer  gou- 
verneur heeft  geordonneert  dat  men  dese  heeren  Hollanders,  op- 
dat sij  een  weynig  meer  ruymte  souden  hebben,  in  twee  bareken 
soude  verdeelen  en  dat  men  hen  geven  soude  rijs,  vis,  hout, 
sout,  kookpotten  etc.  Dat  alles  is  seer  slegt  volbragt  geweest, 
want  de  rijs,  die  men  hen  geeft,  is  niet  dan  ten  halven  gestampt, 
en  soo  swart  dat  sij  bijna  daar  Van  niet  konnen  eten ;  de  via 
werd  niet  als  in  kleyne  quantiteyt  uytgegeven,  en  wie  dat  het 
zjj ,  durft  tot  hen  niet  naderen.  De  heer  gouverneur  ordon- 
neerd  in  zijn  tha  aan  de  mandarijns,  dat  ik  se  van  tijd  tot  tijd 
gaa  besoecken  om  kennisse  te  geven  van  tgene  haar  ontbreekt, 


109 


maar  alsoo  jegenwoordig  alle  de  mandarijn»  na  Nha-ru  zijn 
weder  gekeerd  en  dat  er  niet  meer  overblijfd  als  eenige  solda- 
ten en  de  bon-phu  (dat  is  te  seggen:  wagters)  die  ben  bewaren, 
zyn  mijne  waarschouwingen  van  weynig  vrugt,  en  ik  vreese 
dat  die  arme  heeren  ten  minsten  eenige  van  baar  van  ellende 
en  van  de  jegenwoordige  ongemeene  felle  koude  sullen  sterven. 
Ik  ben  heden  bij  haar  geweest  en  ik  bebbe  hen  versekert  van 
bet  deel,  twelk  u  e.  in  haare  quellinge  neemd.  Sij  hebben 
mij  met  veel  aanhouding  versogt:  uwe  grootheyd  versekering  te 
doen  van  hunne  beleefdheden.  Op  de  religie  na,  schijnen  sij 
mr  eerlijcke  lieden  te  zijn ,  die  veel  vestand  en  beleyd  besit- 
tenf  voornamendlijck  den  geenen,  die  een  weynig  Frans  spreekt 
eo  haar  hoofd.  Sij  wenschen  bovenmaten  na  Siam  te  kunnen 
xbrijTen,  maar  voor  jegenwoordig  moet  men  daaraan  niet  ge- 
denken, want  sij  werden  al  te  naauw  bewaard  om  mij  eene 
brief  te  kunnen  geven ,  en  ik  soude  niet  wel  doen  deselve  te 
ontfangen  in  presentie  van  hare  wagters ,  want  sij  sonde  niet 
manqueren  my  dnysent  vragen  te  doen  en  selfs  daarvan  kennis 
te  geren  aan  de  heer  gouverneur.  Als  sij  geexamineert  wier- 
den, souden  sij,  volgens  tgeene  u  e.  mij  aanschrijt,  de  heer  gou- 
verneur kunnen  versoeken  hen  toe  te  laten  na  't  hoff  te  gaan, 
maar  nn  is  er  geen  kans  om  daar  aan  te  denken.  De  man- 
darijns  hebben  mij  aangesegd,  hen  te  versekeren  dat  den  koning 
niet  manqueren  sal  van  haar  te  assisteereo  en,  soo  haast  als  bet 
mogelijk  is ,  na  hun  land  weder  te  eenden ,  maar  het  is  voor 
mij  moeyelijk  dese  tijding  te  betrouwen.  Aangaande  het  laatste 
point  soo  ist  gelijk  vast,  dat  ten  minsten  eenige  van  haar  na 
thoff  sullen  werden  gebragt,  ter  sake  sij  een  kleyn  coper  canon 
hebben,  (waaraan  mentie  gemaakt  is  int  schriftelijk  opstel), 
welkers  maaksel  de  Cochinchinders  volkomendlijk  onbekend  is, 
dewijl  men  met  dat  geschut  geduriglijk  schieten  kan ,  sonder 
dat  het  nodig  zij  hetselve  weder  te  laden.  Dese  soort  van 
stacken  werden  camer3  genoemd.  Omtrent  het  agterste  van 
het  canon  is  een  langwerpige  holligheyd  ter  plaatse  daar  men 
het  buskruyt  aansteekt,  waarin  vier  off  vijf  kleyne  metale  bus- 


110 

sen  de  een  na  den  anderen  geset  werden,  de  mond  van  dat 
kleyne  stuckje  aodanig  geschikt  trjnde  dat  deselve  in  de  loop 
ran  bet  groet  geschut  werd  gebragt,  en  men  werp  daarin  niet 
anders  als  de  kogel  somier  andere  lading.  Terwijl  nu  een  tan 
die  kleyne  stttcken  afgeschoten  werden,  laden  de  canonniers  een 
ander  en  stellen  het  selve  weder  in  de  plaats  van  tgeene  dat 
afgeschoten  is  en  vervolgens  gestadig,  in  voegen  dat  sij  aon* 
der  ophouden  schieten.  De  mandarijn*  waren  seer  verwondert 
van  soo  een  kunstig  werk  te.sien,  en  men  sal  niet  nagelaten 
hebben  daarover  aan  den  koning  te  schrijven ,  die  daar  van  een 
proef  sal  willen  laten  doen  en  die  ten  dien  eynde  de  heeren 
Hollanders  sal  laten  ontbieden.  Door  des  Heeren  genade  ben 
ik  niet  over  die  saak  ongerust.  Ik  bid  de  eindelijk  den  goeden 
Godt  dat  deselve  tot  sijne  heerlijcheyd  dienen  mag  en  tot  be- 
vordering van  onse  arme  sending.  Soodra  als  ik  in  dit  werk 
van  te  vertolken  gesteld  en  ingewickeld  was,  sag  ik  aanstonds 
dat  uwe  grootheyd  of  ik  na  het  hoff  soude  moeten  gaan ;  en 
ik  merkte  met  verwondering  aan  de  werken  Van  Godes  voor* 
sienigheyd.  Voorts  hebben  mij  de  heeren  Hollanders  desen 
morgen  versogt ,  uwe  grootheyd  van  harentwegen  té  smeken , 
de  goetheyt  te  hebben  van  een  Latynse  brieff  te  schrijven  aan 
mijn  heer  topperhoofd  van  de  Hollandera  tot  Siam ,  om  hem 
kennisse  te  geven  van  haar  ongelnck ,  en  ook  om  hem  te  ver- 
soeken na  Batavia  te  schrijven  aan  hare  vrunden ,  die  jegefr» 
woordig  geloven  dat  se  verongeluckt  zijn.  Haar  schip  was 
Arion  genaamd,  het  was  een  groote  fluyt,  die  in  de  maand 
tan  Julij  in  Siam  is  aangeweest.  Het  hoofd  van  de  cooplieden 
is  verdronken  en  hij  is  de  eenigste  der  personen  van  aansien, 
die  verongelukt  is.  Den  tweede  is  genaamt  Gerardus  Tator, 
(Gerrit  Voogt),  de  geenen  die  Latijn  en  Frans  spreekt,  is  genaamd 
mijnheer  Jacob  Nentovaret.  (Jacob  Nentwich),  den  schipper 
vant  schip  off  den  capitein  van  de  mattroosen  word  genaamt 
mijnheer  Vinter  (Winter),  een  van  de  schrijvers  is  genaamd 
Mijnheer  Hanlstarde  off  Hogestrate  (den  boekhouder  vant  schip 
Mattheus  Hoogstraten).  Sij  wenschen  seer  dat,  ingavalle  sijlie- 


lil 


dea  in  desen  moussoa  niet  mogen  wederkeeren,  gelijk  daartoe 
geen  appafeneie  is,  dat  mijn  heer  topperhoofd  in  Stam  den 
koning  van  Stam  sonde  versoeken  haar  aan  dat  hoff  van  Co- 
eken  Cema  te  reclameren,  en  sij  leggen  dat  het  hooft  van  de 
Iojic  in  Siam,  die  haar  kend  en  die  weet  dat  zij  de  eerste  rijn 
?an  den  handel  van  Japan,  wel  gaarne  de  onkoeten  aal  doen 
rao  een  kleyn  sobeepken  (niet  op  aijn  rekening  maar  op  ree- 
keningh  van  de  compagnie)  om  haar  te  verlossen.  En  waar- 
lijck  87  mannen  bijna  alle  Europeanen  verdienen  wel  dat  de 
compagnie  aan  hun  gedencke.  De  heeren  Hollanders  hebben 
Bï  gCKgd  dat  in  de  maand  van  /ulij  laatstleden  sij  een  kist 
roer  mijnen  heere  de  Fabtüe  bragten,  waarin  sij  menen  wel 
twee  off  drie  dnysend  croonen  kan  sijn  geweest  met  boeken  etc, 
en  dat,  nu  dat  men  het  te  Deura  voor  de  vrede  gesongen  had, 
■ijaen  heere  de  Fabule  én  alle  de  Europeanen  van  Siam  in  de 
HoUaadse  logie  wierden  gercgaleerd.  (Onderstond):  Dit  afschrift 
ea  extract  accordeeren  met  het  origineel.  Gedaan  tot  Siam 
dea  18*  ICey  1716.  (Geteekent)  Louis  de  Cice,  bisschop  van 
Sabule,  vicarius  apostolicus  van  Siam.  (Lager  stood):  door  or- 
der van  mgnea  heere  (getekent)  Mannel  Joseph,  secretaris. 

9  Yergatlerittf .    21  April  18*5. 

Bükotheekk  Verzameling  stukken  betreffende  de  Oost-Indische 
Compagnie.  Charter*  betreffende  kei  voormalig  8t.  Barbara 
gasthuis  ie  Utrecht.  Handschrift  betreffende  de  ramp  van 
Woerden  in  1818.  Brief  va»  Margaretha  van  Parma  aan 
Hom  van  IJeselstew.  Ik  kornet  van  den  hertog  de  Medina 
Oeli  te  Shde.  Bijzonderheden  uit  de  oude  registert  van  reso- 
hüien  of  paeeeringen ,  berustende  in  het  archief  der  stad  van 
tori*. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  de   Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen  te  Am- 
sterdam: 


112 


Verhandeling  over  den  Nederlandschen  versbouw,  door  Mr.  Pru- 
derie van  Dvyse.  Bekroond  in  den  jare  1851  door  de  2*  klasse 
van  het  Koninklyk-Nederlandsche  Instituut  van  Wetenschappen , 
Letterkunde  en  Schoone  Kunden ,  en  uitgegeven  door  en  voor  reke- 
ning  van  het  Gouvernement  der  Nederlanden,  's  Gravenhage , 
1864,  2  deelen. 

Van  Dr.  A.  van  der  Boon  Cz.,  te  Zaandam: 

Levensberigt  van  Pieter  Jaeob  van  Maanen. 

In  ruiling  ontvangen : 

Van  de  Sociélé  Archéologique  de  Namur: 

Jnnales,  tome  III.  4e  livr.     Namnr,  1854. 

Rapport  sur  la  eitualion  de  la  Société,  pendant  Vannee  1854. 
Présenté  par  Mr  Ie  Président  dam  V assemblee  générale  du  4  fé- 
vrier  1855. 

Vereameling  van  stukken  meest  betreffende  de  Oost-Indische  Com- 
pagnie.   Medegedeeld  door  Mr.  R.  W.  Tadama,  te  Zutphen. 

Wordt  besloten  deze  verzameling  in  handen  te  stellen  van 
Mr.  H.  J.  Koenen,  te  Amsterdam,  met  verzoek  deswege  ver- 
slag te  willen  uitbrengen. 

Charters  betreffende  het  voormalig  8t.  Barbara  gasthuis  te  Utrecht. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer,  brengt  eene  verzameling  charters  ter  tafel 
het  voormalig  Barbara  gasthuis  betreffende,  die  door  een  lid 
des  Genootschaps  ter  beschikking  van  hetzelve  gesteld  worden. 
De  heer  de  G.  stelt  voor  om  deze  verzameling ,  na  behoorlijke 
inventarisatie,  aan  de  stad  Utrecht  ten  geschenke  aan  te  bieden, 
zich  voorts  bereid  verklarende  om  die  inventarisatie  op  zich  te 
nemen  en  tevens  te  berigten,  welke  charters  belangrijk  ter  uitgave 
in  een  der  genootschappelijke  werken  mogten  bevonden  worden. 

Handschrift  betreffende  de  ramp  van  Woerden  in  1818.  De 
heer  Mr.  J.  A.  Grothe,  te  Utrecht,  deelt  mede  een  hand- 
schrift in  drie  deelen ,  getiteld :  Werkzaamheden  der  Commissie 
ter  leniging  van  de  ramp  de  stad  Woerden  en  dertelver  ingeze- 
tenen ,  op  den  24  November  1813  overgekomen,  door  Jacobus 
Albertus  van  Waenen,  predikant  der  Hervormde  gemeente  te 
Woerden  en  lid  der  Commissie. 


113 


Brief  van  Margaretha  van  Patina  aan  Florit  tan  Egmond. 

Het  is  moeijelijk  te  bepalen  van  welk  jaar  omstreeks  deze 
brief  welke  van  zeer  vertrouwelijker!  aard  is  en  waarin  gewag 
gemaakt  wordt  van  de  ziekte  van  boren  zoon  dagleekent. 

Mooi*.  dYsselstain.  Mon  cousin,  je  me  recommande  a  vous, 
mis  par  ensemble  je  me  complains  de  vous,  de  ce  que  en  si 
long  temps  je  nay  point  eu  de  voz  nouuelles.  Ayant  nagueres 
scea  l'iiiconuenient  de  maladie  de  vostre  maiatre,  mon  filz,  que 
oioat  este  bien  dures  et  desplaisantes  nouuelles.  Jenuoye  Ie 
present  porteur  Balthazar ,  afin  de  sauoir  et  entend  re  au  vray 
cwnment  jl  lui  est  de  ladite  maladye,  et  de  moy  en  rapporter, 
«f  joaques  jen  auray  nouuelles  par  horame  qui  lait  veu  de 
buil,  je  non  seray  a  mon  contentement.  Si  vous  prye  que 
par  ledit  Balthazar  men  vueilliez  faire  sauoir  ensemble  de  voz 
utres  nouuelles,  mesraement  de  Tespoir  ou  apparance  que  est 
du  retour  de  vostre  dit  maiatre  mou  filz  et  que  par  les  entre- 
venaas  je  puisse  auoir  entre  deux  aucun  mot  de  voz  nouuelles 
en  recompense  da  temps  passé,  quil  ne  vous  est  point  souuenu 
de  voa  ames.  Et  atant ,  monsr.  dlselstain ,  mon  cousin ,  Ie 
Saint  Esprit  vous  ait  en  sa  bonne  garde.  Escript  a  Malines  Ie 
ir3  jour  de  May.  Get.  Margarete. 

Opëchrifl.    A  mons'.  dYselstain ,  mon  cousin. 

De  komtt  van  den  hertog  de  Medina  Celi  te  Sluit.  Medege- 
deeld door  den  heer  J.  H.  van  Dale ,  te  Sluis. 

Het  is  uit  de  geschiedenis  onzes  vaderlands  genoegzaam  be- 
kend, dat  de  hertog  van  Medina  Celi  in  1572  uit  Spanje  her- 
waarts overkwam,  en  met  zijne  vloot  te  Sluis  binnen  liep. 
Volgens  'sGravesande,  Hut.  aaneenschakeling,  kwam  hij  aldaar 
aan  op  den  12*"  Jutlij  van  even  genoemd  jaar.  Van  Meteren 
bepaah  den  dag  niet  naauwkeurig,  doch  uit  den  zamenhang 
van  zijn  verhaal  is  genoegzaam  op  te  maken ,  dat  des  hertogs 
aankomst  tusschen  10  en  12  Junij,  d.  i.  op  den  11"1  Junij  ge- 
steld moet  worden,  gelijk  zulks  dan  ook  geschiedt  door  P.  Ber- 
nardus  de  Jonghe  in  zijne  Gendsche  Geschiedenissen ,  I.  bl.  192  i); 

1)  Ook  Cartia,  Jaerboecken  der  stad  Brugge  enz.,  II.  bl.  264. 
II.  J.  8 


114 


hetwelk  door  Arend  in  zijne  Algemeen*  Oetekiedenis  dm  Vader- 
lands wordt  gevolgd.  Wij  achten  het  niet  ongepast,  opmerk- 
zaam te  maken  op  het  in  het  oog  loopend  verschil  dat  er 
heerscht  in  het  verhaal  Tan  des  hertogs  aankomst  ent.,  zoo 
als  deze  beschreven  wordt  bij  van  Meteren  in  zijn  4**  boek, 
folio  70  *),  en  bij  van  Lennep  in  de  voorn.  Geschiedenissen  van 
Noord-Nederland  enz.,  2*  afd.,  1°  st.,  bl.  96.  Wij  vestigen  de 
aandacht  slechts  op  twee  gewigtige  zaken :  1°  van  Lennep  plaatst 
bij  den  scheepsstrijd  voor  't  Zwin ,  die  bij  de  komst  van  Medina 
Celi  plaats  bad,  de  zelfopoffering  van  Sebastiaan  de  Lange  van 
Veere ;  van  Meteren ,  —  en  Arend  volgt  hem  ten  deze ,  — 
plaatst  haar  echter,  fol.  70,  4C  boek,  op  22  Mei,  bij  eene  der 
gelegenheden  dat  de  Spanjaarden  het  ingesloten  Middelburg 
toevoer  van  levensmiddelen,  enz.  wilden  aanbrengen.  2°  Ter* 
wijl  van  Meteren,  Ewoot  Pietersz.  Worst,  admiraal  van  Vlis- 
singen,  noemt  als  het  hoofd  der  Zeeuwsche  vloot,  die  de 
Spaansche  vaartuigen  aantastte,  wordt  bij  van  Lennep  als  zoo- 
danig vermeld  Bartel  Ewouts,  die  bij  van  Meteren  niet  voor- 
komt; doch  deze  laatste  noemt  eenen  Bouwen  Ewoutsz.,  als 
schipper  op  een  Vlissingsch  vaartuig,  dat  met  de  Spaansche 
vloot  mede  was  gekomen  en ,  even  als  de  overige  schepen , 
Spaansch  krijgsvolk  aan  boord  had.  Dit  vaartuig  op  de  zand- 
bank de  Paardemarkt  vastgeraakt  zijnde,  maakte  Ewoutsz.,  den 
gang  der  zaken  ziende,  gemeeue  zaak  met  rijne  stadgenooten 
en  bragt  zijn  schip,  bij  hoog  water  vlot  geraakt,  behouden  te 
Vlissingen  binnen.  Welligt  heeft  een  en  ander  aanleiding  ge- 
geven  tot  misverstand.  Bedriegen  wy  ons  niet,  dan  is  Boa* 
wen  of  Boudewijn  Ewoutsz.  dezelfde  als  Bartel  Ewoutsz., 
wiens  naam  ons  niet  ontmoet  is.  Bouwen  Ewoutsz.  werd , 
kort  na  den  scheepsaanval  voor  't  Zwin,  schipper  op  der  Vlis- 
singers  admiraalschip ,  en  volgde  in  Mei  1573 ,  bij  den  dood 
van  admiraal  E.  P.  Worst,  dezen  in  die  waardigheid  op.  Hij 
overleed  echter  reeds  in  hetzelfde  jaar.  Wij  achten  het  bo- 
venstaande genoeg,  om  er  de  aandacht  der  geschiedvorschers 
1)  Uitgave  van  1608. 


ut 


op  te  doen  vestigen»  en  laten  hier  onder  drie  stukken  volgen, 
ten  naanwste  in  betrekking  staande  tot  de  komst  van  Medina 
Celi  te  Sluis,  menige  ongekende  bijzonderheid  aam  het  licht 
brengende  en  het  reeds  bekende  toelichtende  of  bevestigende. 
Ze  zijn  ontleend  aan  het  Register  van  Paseermpe*  der  stad  Sluis, 
loopcnde  over  1672  en  1573.  Wij  geven  den  inhoud  getrouw 
veder,  alleen  de  spelling  eenigszins  wijzigende. 

Attestatie.    Guillame  van  Hende. 

i  Allen  den  genen,  die  deze  presente  letteren  zullen  zien  ofte 
kooren  lezen ,  burgemeesters  en  schepenen  van  der  stede  van 
der  Slui»  en  Waterregte,  saluut!  Unte  dien  dat  men  naar  regt 
ai  reden  schuldig  is  te  certifieren  alle  waarachtige  zaken,  zon* 
oerling  als  men  dies  verzocht  ia,  zoo  ist,  dat  wij,  ten  verzoeke 
van  Guillame  van  Hende,  certifieren  en  attesteren  voor  waar- 
achtig dat  de  Eicellentie  van  den  hertoge  de  Medina  Celi  ge- 
arriveerd is  met  zeker  mombre  van  schepe  binnen  den  Zwene 
en  havene  van  der  Sluis,  op  s  woensdags  den  11"1  dag  Juny» 
wezende  's  daags  voor  de  octave  van  Heilig  Sacramentsdag  kast- 
leden,  in  dit  tegenwoordig  jaar  xv°  twee  en  zeventig.  En  dat 
dezelve  hertog  in  propren  persooe  gekomen  is  met  een  pynatse 
of  kken  schipken  tot  in  de  Vliet  van  der  Sluus ,  aldaar  tyne 
EioüJlentie  op  de  kaai  van  de  vliet  eerst  land  genomen  heeft, 
ten  zelfden  woensdage  1 1  Junij  omtrent  den  vier  uren  na  noene* 
immers  een  luttel  tijds  voor  loftijd.  En  overzulks  is  regt  van 
de  voornoemde  kaai  gegaan  naar  de  Sint  Janskerk,  zonder 
«enigszins  te  diverteren,  aldaar  zijne  Excellentie  't  lof  in  persoon 
gehoord  heeft.  Al  't  welk  wij  voor  zoo  waarachtig  wel  mogen 
attesteren,  want  boven  de  wetenschap  en  goede  memorie,  die 
wij  daaraf  hebben ,  zoo  heeft  ons  't  zelve  ook  zoo  gebleken  bij 
diverse  notitien  daaraf  gehouden.  Van  't  welk  wij  den  voor- 
noemden Guillame  van  Hende  wel  hebben  willen  consenteren 
deae  onze  opene  attestatie  omme  hem  daarmede  te  behelpen, 
daar  en  zoo  't  naar  regt  behooren  zal.  In  oorkondschepe  op 
den  13»  van  December  1572." 

8» 


116 
Renunciatie.    Johan  de  Puerto. 

•  Wij  baljuw,  burgemeesters  en  schepenen  der  stede  ran  der 
Sluis  en  Walerregt ,  doen  te  weten  dat  op  den  vijfden  dag  van 
Hooimaand  1579  voor  ons,  collegialiter  vergaderd  zqnde,  ge- 
komen en  gecompareerd  is  Johan  de  Puerto,  biscayen,  burger 
van  Sestoc  tusschen  Bilbau  en  Portogalet ,  ons  vertoogende  hoe 
hij ,  schipper  en  pilote  geweest  had  van  eeneo  schepe,  genaamd 
Sint  Joris,  gekomen  met  de  vloot  van  den  doorluchstigen 
heer,  mijn  heer  de  hertog  de  Medina  Celi,  bevracht  met  wol 
en  soldaten ,  wezende  een  van  drie  de  schepen ,  die  ten  dage 
van  het  arriveren  van  mijnen  voornoemden  heer  den  hertog  m 
de  haven  en  Zwene  van  der  Sluis,  verbrand  zijn  geweest  bij 
die  van  Vlissingen ,  vijanden  en  rebellen  van  den  koning  onzen 
geduchten  heer.  En  want  het  zelve  schip  met  al  de  goedin- 
gen  gebleven  en  verbrand  was,  zoo  voorzeid  is,  zoo  dat  er 
zeer  luttel  af  gebergd  is ,  en  dat  hetzelve  schip  verassnreerd 
en  verzekerd  was,  zoo  verklaarde  hij  comparant,  dat  hij  als 
schipper  en  nitername  van  die  't  zoude  mogen  aangaan ,  was 
renuncierende  van  alznlke  goedingen  als  er  mogten  gebergd 
wezen  tot  profijte  van  de  assuradeurs  en  verzekeraars ,  ons  ex- 
hiberende  en  doende  lezen  te  dien  fine  zeker  schriftelijk  protest 
in  'tSpaansch,  daar  door  wij  deze  gesteken  en  getransfixeerd 
hebben ,  verzoekende  dat  men  dezelve  gebergde  goedingen  zoude 
wettehjk  verkoopen  bij  den  stokke,  en  dat  wij  hem  daarvan 
en  van  dat  hetzelve  gekost  had  van  bergen  en  ander  onkosten, 
mitsgaders  van  deze  zijne  renunciatie  en  protest  zouden  willen 
verleenen  deze  onze  opene  letteren  van  attestatie.  Dien  vol- 
gende zoo  hebben  wij  gedaan  verkoopen  openbaarlijk  bij  den 
stokke  al  de  goedingen,  die  er  van  den  voornoemden  schepe 
gebergd  zijn  geweest  en  daaraf  gedaan  stellen  den  inventaris 
en  prijs  dat  die  verkocht  zijn  geweest  bij  onzen  griffier  of  se- 
cretaris, mitsgaders  ook  al  de  onkosten  daar  af  geloopen  van 
berggeld  en  andere  wettelijke  kosten,  al  volgende  den  zelven 
inventaris  en  rekening  door  deze  letteren  ook  door  gesteken  en 


117 


gezegeld  zijn.  (Van  al  'twelk  wij  den  voornoemden  Johan  de 
Paerto  geconsenteerd  hebben  deze  onze  opene  letteren  van  at- 
testatie ,  om  hem  daarmede  te  behelpen  daar  en  zoo  't  naar 
regte  behooren  zal).  Certifierende  voorts  dat  de  voornoemde 
Johan  ons  bjj  eede  verklaard  heeft  ,  gegeven  te  hebben  zijnen 
bootsgezellen  van  den  zei  ven  sehepe,  die  hem  ook  hebben  hel- 
pen partie  van  de  voornoemde  goedingen  bergen ,  bet  dan  zee 
dukaten  om  teergeld  en  naar  huis  te  keeren  en  ten  respecte 
van  hnnlieder  moeite ,  van  al  'twelk  wij  den  voorn.  Joban  de 
Pwrto  geconsenteerd  hebben  onze  opene  letteren  van  attestatie 
om  hem  daarmede  te  behelpen  daar  en  zoo  't  naar  regte  be- 
hooren zal.     In  oorkondschepe  van  welken  enz." 

Aanm.  Er  is  aan  dit  stok  blijkbaar  een  dubbel  slot.  Daar- 
od  hebben  wij  het  eerste,  dat  in  de  acte  is  doorgehaald,  tus- 
fichen  (  )  gesteld. 

13*1  van  Mei  73,  present  Jeronimns  Reyniers  en  Joos 
van  der  Strate. 

iDoen  te  weten  dat  wij  waren  als  schepenen  op  den  zolder 
Tan  den  schepenhuize  dezer  voorn,  stede.  Aldaar  Oornelis  Becq, 
officier  der  zelver  stede ,  ten  verzoeke  van  Antonio  -CHest ,  ui- 
tername  van  de  consuls  van  der  natie  van  Spanje  over  de  sup- 
poosten van  der  zelve  natie,  als  de  preëminentie  hebbende  en 
van  allen  ouden  tijden  in  possessie  zijnde  te  vervolgen  en  Bal- 
veren tot  profijte  van  haarl.  suppoosten  alzulke  goedingen  als 
nit  Spanje  herwaarts  over  arriveren  die  op  zie  bederven,  ge- 
roofd en  gestolen  worden ,  wettelijk  arresteerde  zes  hoopen 
Spaansche  wol,  op  denzeluen  zolder  liggende  en  bij  mijn  heer 
den  baljuw  der  zelve  stede  aangesproken ,  als  gekomen  ui  ter 
stede  van  Vlissingen ,  gemerkt  dat  de  zelve  wol  toebehoort  den 
snppoosten  van  de  zelve  natie,  gekomen  met  de  schepen  lest 
gearriveerd  binnen  dezen  lande,  met  de  armeye  van  den  her- 
tog van  Medina  Celi ,  bij  dezelven  van  Vlissingen ,  rebellen 
van  zijne  majesteit  en  piraten ,  te  Vlissingen  ingehaald  en  ge- 
roofd, en  alzoo  gestolen  goed  zijnde.     Om  bij  de  voorn,  con- 


118 


sols  dezelve  wol  beweegd  on  gedistribueerd  te  worden  haarl. 
suppoosten ,  wien  dezelve  bevonden  wordt  te  behooren ,  met 
presentatie  van  den  voorn,  baljuw  eerlijk  te  contenteren  van 
zijnen  exploite  en  devoire  hierinne  gedaan.  En  wierd  aldaar 
bij  den  voorn,  officier  eiken  geinterdiceerd ,  ter  presentie  van 
den  onderbafyiw,  de  voorn,  wol  te  verkoopen,  veralieneren  of 
verporren  op  arrestbrake,  behoudens  elk  zijn  regt.  In  kennisse." 

Bijzonderheden  uil  de  registers  van  resolutiën  of  passervtgen  be~ 
ruitende  in  kei  arokief  der  stad  Sluis.  Medegedeeld  door  voor* 
noemden  heer. 

In  de  oude  registers  van  resolutiën  of  die  van  passeringen , 
welke  in  sommige  archieven  berusten,  vindt  men  niet  zelden 
besluiten  of  ecten,  bijzonderheden  of  merkwaardigheden  be- 
vattende, welke  men  elders  vergeefs  roept,  en  die  soms  van 
groot  gewigt  zijn  voor  de  geschiedenis,  het  zij  voor  die  der 
stad  ,  in  wier  midden  zij  zijn  opgesteld ,  of  wel  voor  die  van 
't  vaderland  in  't  algemeen.  Wij  achten  het  niet  ondoelmatig 
door  het  openbaarmaken  dier  acten  of  resolutiën  zelve,  nieuwe 
bouwstof  te  leveren  voor  de  geschiedenis  van  stad  of  land  , 
gelijk  wij  dan  daarmede  een  aanvang  willen  maken ,  in  de 
hoop ,  in  't  vervolg  nog  meer  dergelijke  bydragen  te  kunnen 
leveren. 

Consent.     Moeder  van  de  Magdalene. 

Op  den  9*  dag  van  Sporkele  1572  zoo  heeft  't  college  van 
burgemeesters  en  schepenen  der  stede  van  der  Sluus ,  ten  neer» 
stigen  verzoeke  van  vrouw  Francken  van  der  Woude,  moeder 
van  den  eonvente  van  Sint  Katberijne ,  gezeid  de  Magdalene 
dezer  stede ,  mot  Christiaan  de  Plaekere  als  voogd  en  ten  rade 
wezende  van  den  «elven  eonvente  heml.  geconsenteerd  voor 
zooveel  als  't  de  voorn,  stede  en  de  keuren  van  dien  aangaan 
mag,  en  behoudens  'tadveu  van  mijn'  eerwaardigen  heer  den 
bisschop  van  Brugge,  dat  de  voorn,  moeder  zal  mogen  doen 
afbreken  en  weren  een  klein  kapelleken,  dat  't  voorn,  convent 
heeft,   staande  aan  de  oostzijde  van  de  Zuiderzee  dezer  stede 


119 


op  't  Jand  van  den  voorn,  convente,  aan  beide  sgden,  werende 
oog  reliquie  van  haarl.  oud  convent  van  Sint  Katharijoe,  ende 
materialen  van  dien  te  mogen  verkoopen  en  appliqueren  tot 
meesten  profijte  van  den  zelven  convente,  behoudens  dat  zij 
een1  muur  ia  stratewaart  zullen  laten  en  stoppen  in  kalk ,  van 
gelijke  hoogte  dat  de  andere  moren  zijn.  En  dit  ten  reapeete 
en  omme  dieawille ,  dat  in  't  zelve  kapelleken  in  zeer  langen 
tgd  geen  dienst  gedaan  is  geweest ,  en  dat  de  soldaten  't  hout- 
werk van  dien  meest  al  afgetrokken  en  verbrand  hebben,  en 
ter  mine  gebragt.  Om  't  meeste  profijt  en  oorboor  van  den 
toom.  convente,  zoo  de  voorn,  moeder  en  voogd,  mitsgaders 
Mtjken  Beernouts  over  de  gemeene  religieuzen  van  den  voorn, 
convente  verklaard.     Actum  als  voren. 

Jam.  Bovenstaande  acte  wyst  op  de  kapel,  waarvan  Dr. 
J.  Ab  Utrecht  Dresselhnis  in  Zeeland,  Jaarb.  voor  1853 , 
bl.  154  en  155,  dat  ze  in  1572  werd  afgebroken.  Hem,  die 
net  de  vroegere  inwendige  gesteldheid  van  Sluis  bekend  is, 
is  de  bepaling  aan  de  oostzijde  der  Zuidkeure  voldoende  om 
de  ligging  van  het  oude  convent  op  te  maken  j  de  Zuidkeure 
keet  thans  de  Nieuwstraat.  Nabij  de  mine  van  de  oude  Oost- 
poort der  stad  Sluis  wijst  een  stuk  lande,  dat  den  naam  van 
Hagdalene  draagt,  zelfs  in  den  mond  des  volks,  de  ligging 
van  bet  tweede  klooetergesticht  aan. 

11»  in  Hooimaand  1575,  present  Christiaan  Victoora 
en  Karel  van  de  Walle. 

i  Doen  te  weten  dat  wij  waren  in  't  collegie  van  schepenen 
derzelve  stede ,  aldaar  gekomen  en  gecompareerd  zijn  jonkvrouw 
Anna  van  der  Wonde  met  zuster  Jocynken  Block  religieuse, 
over  heml.  en  niter  name  van  al  de  gemeene  religieusen  van 
den  kloostre  en  convente  van  Sint  Kathelijne,  genaamd  ter 
Hagdalene ,  staande  binnen  deze  voorn,  stede ,  geassisteerd  by 
Adriaan  van  der  Wonde  en  Hieronimus  Begnierss,  als  voogden 
van  den  zelven  convente,  en  vertoogden  hoe  door  de  groote 
duurte  van  alle  zaken  en  't  aannemen  van  diverse  doehterkens, 


120 

haarl.  tafelieren,  in  den  goeden  tijd  aangenomen,  'tzelve  con- 
vent  van  over  zeker  jaren  gevallen  was  in  groote  achterheden 
en   schulden   in  der  manieren ,  dat  'tzelve  convent ,  geen  ge- 
loove  meer  hebbende ,   noch  gereed  geld  ,  alle  dingen  ongelijk 
duurder  koopen  moet  dan  anderen.    En  want  er  mits  't  kleene 
inkomen    van  denzclven  convente,  als  maar  wezende  zeven  of 
acht  ponden  grooten  'sjaars,  geen  apparenter  middel  was  om 
de    zelve   schulden    te  ontkomen  en  kwyten ,  dan  door  't  ver- 
kropen   en  vertransporteren  van  zekere  rente  van  vier  ponden 
grooten  sjaars ,  losselijk  den  penning  16 ,  bezet ,  verzekerd  en 
geassigneerd   op    87    gem.   1  lijne  96  roeden  lands ,  liggende 
binnen  den  ambachte  van  Oostkerke  en  prochie  van  Lapschure, 
daaraf  de  letteren  van  constitutie  zijn  in  date  van  den  derden 
van    Ougst    1529,  getransporteerd  tot  profijte  van  den  voorz. 
convente  bij  de  voogden  van  de  kinderen  van  wijlend  Adriaan 
van  der  Woude,  tot  onderhoud  van  de  voorn,  jonkvrouw  Anna 
van   der  Woude ,  ten  tijde  dat  dezelve  jonkvrouw  Anna  eerst 
gaanvaard   is   geweest   en   perfeste  in   't  voorn,  convent ,    zoo 
verzochten  de  voorn,  comparanten  zeer  naarstelijk  geautorizeerd 
te  zijn  om  dezelve  rente  te  mogen  vertransporteren  en  de  pen- 
ningen daaraf  komende  te  employeren  in  betaling  van  de  schul- 
den   van  den  voorz.  convente.     Mits  twelke  't  voorn,  college , 
genoeg   geinformeerd    zijnde  van  de  t'achterheden  en  armoede 
van  't  voorz.  convent  en  considererende  dat  de  voorn,  moeder 
dezelve  rente  in  't  voorn,  klooster  gebragt  hadde ,  dat  zijl.  ook 
over  zes  of  acht  jaren  zelf  gelost  hadden  30  sch.  gr.  'sjaars, 
in  mindering  van  2  f$  'sjaars,  die  't  voorn,  convent  jaarlijks 
geldende    was   de   kerk  of  disch  van  onzer  Vrouwen  in  Sluis. 
En  op  alles  gelet ,  'tzelve  college  consenteerde  en  autorizeerde 
de   voorn,    comparanten  om  te  mogen  verkoopen  en  vertrans- 
porteren de  voorz.  rente  van  4  fg  gr.  'sjaars  en  te  dien  fijne 
te  verkennen  tot  profijte  van  den  kooper  of  koopers  van  diere 
alzulke  letteren  van  transporte  en  opdragte  als  't  behooren  zal; 
behouden   en   met   expressen  last  dat  de  voorn,  voogden  met 
de   penningen   daaraf  komende,   lossen  zouden  de  resterende 


121 


10  scb.  'sjaars  van  de  voorz.  rente  Tan  2  ft  gr.  'sjaars,  die 
ftvooni.  convent  jaarlijks  gegolden  heeft  de  voorn,  kerk  of 
disch  van  onzer  Vrouwen  in  Sluis ,  en  dat  zij  met  de  reate 
van  de  penningen  betaald  zullen  worden,  zoo  dezelve  voogden 
beloofden  te  doen.  Actum,  den  116*  in  Hooimaand  xv°  vijf 
en  zeventig." 

Hierop  volgt  de  acte  van  transport  aan  Adriaan  de  Makere 
Toor  de  som  van  64  ponden  grooten. 

Janm.  Het  bovenstaande  stuk  is  van  veel  belang  voor  de 
geschiedenis  van  bet  Katharina  convent,  gezegd  de  Magdalene, 
daar  bet  ons  deszelfs  financielen  toestand  leert  kennen,  weinig 
tijds  voor  de  hervorming  te  Sluis  doorbrak,  en  het  klooster 
gesupprimeerd  en  verkocht  werd. 

Acte.     A.  de  Makere,  Philippus  de  Witte. 

i  Gehoord  bij  den  collegie  van  schepenen  der  stede  van  der 
Sluis,  't  rapport  van  den  burgemeester  van  der  conrpse  voor 
schepen  en  griffier  gekomen  zijnde  van  Brugge  van  de  enter- 
prinsen  bij  den  Prinse  en  zijne  geallieerden  geconcipieerd  op 
Sluis,  volgende  't  schrijven  van  den  groot  commandador  en  't 
rerklaars  van  mijnheer  den  burgemeester  Pardo,  't  voorn,  college 
beeft  gedeputeerd  bij  dezen  d'heer  Adriaan  de  Makere,  afgaand 
borgemeester,  en  Philippus  de  Witte  om  alle  naarstigheid  te 
doen ,  dat  de  partien  van  de  fortificatien  die  besteed  zijn ,  in 
alle  diligentie  volkomen  mogen  worden.  En  van  die  besteed 
njn,  te  vervolgen  aan  de  comysen  (die  men  verwacht  van 
Brugge  en  van  den  Vrijen) ,  dat  die  mogen  besteed  en  ook  in 
diligentie  volkomen  worden..  Voorts  alle  naarstig  toezigt  te 
nemen  en  te  vervorderen  eerst  en  principalijk  den  boom ,  dat 
die  mag  gemaakt  worden  voor  de  Vliet ;  en  dat  zij  voorts  zul- 
len doen  maken  alle  andere  zaken,  die  zij  noodzakelijk  zullen 
bevinden  tot  fortificatie  en  defensie  van  der  stede ,  zoo  aan  't 
geschut  als  muragien  en  vesten  ,  nemende  daartoe  ook  advys 
van  mijnheer  den  ontfanger  als  hij  in  stede  wqrdt;  en  't  voorn, 
college  bij  dezen  te  doen  betalen,  'tzij  by  den  voorn,  ontfan- 


193 

ger  of  bg  zgnen  oommys  van  de  assijzen ,  alle  werken  die  qj 
tot  fortificatie  en  defensie  dezer  stede  zullen  doen  maken,  al 
en  hadden  zij  daaraf  ook  't  advys  niet  van  den  voorn,  ontfan- 
ger,  behoudens  dat  in  dien  gevalle  elke  besteding  niet  en  ex- 
eedere  twee  ponden  grooten.  Actum  in  't  voorn,  college ,  den 
2lm  dag  van  Ougstmaand ,  xvc  lxxiiii." 

Aaum.  Getuigt  deze  acte  aan  den  eenen  kant  voor  de  on- 
vermoeide waakzaamheid  van  den  groot  commandador  Louis  de 
Requesens,  aan  den  anderen  kant  stelt  zij  Prins  Willems  werk- 
zaamheid in  H  licht. 

•  Vergadering.    5  Mei  19*5. 

Epistolae  Frisiorum.  Handschriften  afkomstig  van  Dr.  Cornelis 
Booth.  Verzoek  van  een  theol.  student  uit  Frankfort  aan  den 
graaf  van  Hohenlo  om  onderstand  >  1601.  Uitspraak  van  den 
have  van  Holland  in  de  geschillen  tusschen  Cornelis  van  Bergen 
en  Philips  van  Wassenaar  over  de  ouderlijke  nalatenschap  *y- 
ner  huisvrouw  Qjjsberia  van  Zevenhoven. 

Epistolae  Frisiorum.  De  heer  Mr.  J.  A.  Grothe  deelt  een 
handschrift  mede  getiteld :  Ervditorvm  Frisiorvm  aliorumque  viro» 
rum  doctorum  epistolae  Mss.  maximam  partem  inedilae,  coüectaê 
et  scriptae  manu  Simonie  Abbes  Qabbema.  Adjunetae  huio  volumvd 
AnUmii  van  Bate  epistolae  Mss.  ineditae  ad  Th.  Jan»  Almelove* 
nivmt  hetwelk  op  voorstel  van  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer  in 
handen  zal  worden  gesteld  van  den  heer  Delprat,  emeritus 
Waalsch  predikant  te  Botterdam ,  met  verzoek  om  te  mogen 
vernemen,  welke  brieven  nog  onuitgegeven  zijn  en  belangrijk 
genoeg  voorkomen  om  in  de  genootschappekjke  werken  te  wor- 
den opgenomen. 

Handschriften  afkomstig  van  Dr.  Cornelis  Booth.  De  heer 
Mr.  J.  A.  Grothe  deelt  eenige  bijzonderheden  mede  omtrent  de 
door  hem  enden  heer  Mr.  £.  Huydecoper  van  Nigtevecht  voor 
gesamentUjjke  rekening  onlangs  aangekochte  handschriften  en 


128 


stokken ,  afkomstig  uit  de  renameling  Tan  den  bekenden  oud- 
hridknndige ,  Dr.  Comelis  Booth,  waarvan  in  het  jaar  1840 
reeds  een  aanzienlijk  gedeelte  voor  het  provinciaal  archief  van 
Utrecht  werd  aangekocht  >). 

Verwek  van   een   tkeol.  student  van  Frankfort  aan  den  graaf 
m  Heienlo  tot  onderstand,  1601. 

Animi  et  corporis  salutem  Neatonam. 

Esaias  propheta,  generosissime  ae  victoriose  comes,  domine 
deoentissime ,  de  studio  beneficendi  erga  tenuioris  fortunae 
bomines  exercendae  admoduai  uenuste  dooet,  » Frange  esurienti 
pnem ,  et  nudum  vestibus  oma" ,  quibus  verbis  omnes  obris- 
tiuos  hominea  Interne  admonet ,  ut  proximo  duro  paupertatis 
tek»  eonflictanti  auxiliairicea  manua  dementer  porrigent  üaqne 
in  rebus  aduersis  opem  ferant.  Cum  a  ego  pauper  studiosus 
in  terra  Guilicensi  ad  tempus  aliquot  tenuae  iuuentuti  pro* 
merim,  in  hac  extrema  mundi  senecta  propter  oppngnationes 
erebras  oras  istas  derelinquere  ooactus,  eonditione  mibi  prospi- 
«eada,  in  qua  iuuentutem  erudiendo  vitae  alimenta  acquirrere, 
loneste  vivere  et  Deo  seruire  possim,  non  dubito  quin  pii  chris- 
tiam  id  audientes,  officium  omnia  humanitatis  stadia  in  me 
niseram  sint  collocaturi.  Quare  U.  D.  propter  commune  oba* 
ritaiis  ehristianae  ac  fraternitatis  uinculum  etiam  atque  etiam 
rogatam  volo,  ne  U.  D.  grauetur  huno  meum  statum  ad  ruinam 
iaflexam  viatico  aliquo  elargiri,  quo  meam  vitam  honeste  tueri 
queam,  pro  quo  offioii  genere  U.  D.  Deum  Opt.  Max.  tv* 
maneratorem  amplissimum  habebit,  et  si  quid  penes  me  erit9 
qao  aliquando  meam  ergo  U.  D.  declarare  queam,  gratitudinem 
eaqi  omnem  me  debere  ingenue  fatoor.    Ex  tempore. 

V.  D. 
Addictissimua , 
Nicolaus  Hugo,  studiosus  Francofurdiensis. 

Afschrift,    Aen  den  welgebornen  herra,   berm  Philip,  gra- 
nen su  Hogenlo ,   freyherrn  au  Langenberck ,   luytenant  gene- 

1)  Zie  Dr.  P.  J.  Vermeulen ,  Verslag  aangaande  de  archieven  te  Utrecht, 
utrecht,  1850,  hL  40  en  volgg. 


124 


rael  der  Vereenigden  Nederlandschen  Prouincien,  mijnen  ge- 
nadigen  heern. 

Aan  de  kanizrjde  staat  aangetekend:  Gegeuen  eenen  guldeo 
den  2701  Maerte  1601. 

Uitspraak  van  den  have  van  Heiland  in  de  geschillen  iusseken 
Cornelis  van  Bergen  en  Philips  van  Wassenaar  over  de  ouderlijke 
nalatenschap  zijntnr  huisvrouw  Oijsherta  van  Zevenbergen.  Men 
zie  in  verband  hiermede  hunne  huwelij ksch e  voorwaarden,  me- 
degedeeld in  de  Kronyk  1854  bL  815.  Het  afschrift  dezer 
uitspraak  luidt  als  volgt : 

i  Alsoe  twyst  ende  geschille  geweest  es  tusschen  den  eedelen 
vromen  heeren  Cornelis  zoon  van  Berghen ,  ridder,  heer  van 
Oreuenbrouck ,  van  Noirdeloes,  marscalck  vanden  Boemsschen 
conynck  ende  ertshertoge  Philips  zijnre  genaden  zoon  ende  erf- 
achtigen  heer  etc.,  inden  name  van  vrouwe  Marie  van  Zeuen- 
bergen  zijnre  huisvrouwe,  vrouwe  van  Noerdeloos  ter  eenre  zijde, 
ende  heeren  Philips  van  Wassenaer,  ridder,  inden  name  van 
vrouwe  Ghijsbrechte  van  Zeuenberghen  zijnre  huysvrouwe ,  vrou- 
we van  Voerburch  ter  andere,  roerende  alle  alsulcke  geschil- 
len als  zijluyden  te  samen  ende  onder  malcanderen  hadden  an- 
gaende  die  successie,  erfnisse,  makinghe,  besterfenisse,  bespreek 
ende  anders,  zoo  wel  vanden  hylicxe  voirwaerden  vande  huys- 
vrouwe vanden  voors.  heeren  Philips  vanden  goeden  haer  bij 
denzeluen  hylicxe  voirwaerden  gemaict,  vande  erfnisse  ende 
goeden  vande  vroriwe  moeder  van  dezelue  huysvrouwe  van  den 
voirs.  heeren  Philips,  vanden  goederen  ende  besterfenisse  van 
wijlen  heeren  Ghijsbrecht  ende  Jan  van  Yyanen,  ridderen,  ende 
oic  vanden  goeden  ende  besterfnisse  van  eender  joncfrouwe,  ge- 
noemt  die  joncfrouwe  van  Campe ,  als  oic  van  allen  anderen 
goeden,  hoedanich  die  zijn  ende  dairinne  die  voirs.  vrouwe  van 
Voerburch ,  huysvrouwe  vanden  voirs.  heeren  Philips ,  gerech- 
ticht  mochte  wesen,  het  waert  dat  die  gecommen  waeren  vande 
zijde  vanden  heer  van  Zeuenbergen,  vader  vande  voors.  vrou- 
we van  Voerburch,  vande  ?.ijde  van  wijlen  hoere  vrouwe  moe- 
der ofte  andere  huer  oemes  vrienden  ende  magen,  daerinne  zij 


125 


enkh  recht  hebben  mochte  tot  desen  tijt  toe,  gheen  goeden  vuyt- 
gesoodert,  noch  leen  noch  eyghen,  roerende  noch  onroerende, 
ende  daer  of  die  zclue  partien  bonen  verclaert  ende  elc  van 
bem  inden  name  als  bouen  alle  huer  geschillen  gebleuen  zijn 
anden  welgeboeren  mogenden  ende  vromen  heer  den  grane  van 
Egmoade,  heer  tot  Bar  etc.,  stadthonder  generael  van  Hollant, 
Zedant  ende  Vrieslant,  ende  beloeft  hebben  te  onderhouden,  te 
fokommen  ende  nae  te  gaen  alle  tgnent  dat  bijden  zelnen 
gnoe  van  Egmondt  mitten  gheenen,  die  hij  tot  zijnen  raede  ne* 
meDi  vuytgesproken  worden  sal,  zonder  dair  tegen»  te  doene  bij 
reductie ,  bij  appel lacie ,  bij  relienemente  oft  ander  nyenwe  von- 
den, hoedanich  die  wesen  moghen,  dair  mede  zij  him  ter  con- 
trarie der  vuytsprake,  die  gedaen  sal  wesen  bij  den  voors. 
gnoe  in  namen  voors.  eenichsins  zonde  mogen  behelpen ,  gelijck 
dat  blijkt  bijde  acte  vanden  co  m  pro  misse  hiernaer  volgende 
ende  geincorporeert."  Vpten  dach  van  huyden  soe  compareerde 
roorden  houe  van  Hollant  die  edelen  ende  vromen  heeren  heer 
Cornelu  zoon  van  Berghen ,  heer  van  Greuenbrouck,  van  Noor- 
deloes  etc.  inden  name  als  man  ende  voicht  van  vrouwe  Marie 
van  Zeuen  berghen  zijnre  huysvrouwe,  vronwe  van  Noordeloes, 
ende  heeren  Philips  van  Wassenaer ,  ridder ,  als  man ,  voecht 
ende  inden  name  van  vronwe  Ghijsbrechte  van  Zeuenberghen  zijne 
hoysvrouwe,  vronwe  van  Voerburch,  ende  die  voors.  heeren  Cor- 
nelis  ende  heeren  Philips,  bij  expresse  consent,  belieuen  ende 
ouergeuen  van  zijner  hnysvrouwe  voors.,  die  daer  mede  jegen- 
woirdich  was,  submit teerde  himlieden  ende  elcx  van  hem,  van 
alsulcke  geschillen  als  zijluyden  te  samen  ende  onder  malcan- 
deren  hadden  angaende  die  successie,  erfnisse,  makinghe, 
besterfbisse ,  bespreek  ende  anders,  zoo  wel  vanden  hylicxe 
voirwairden  vande  huysvrouwe  vanden  voors.  heeren  Philips, 
vanden  goeden  haer  bijden  zelnen  hylicxe  voirwairden  gemaiot, 
vande  erfnisse  ende  goeden  vande  vrouwe  moeder  vande  zelue 
huysvrouwe  vandeo  voors.  Philips,  vanden  goeden  ende  be- 
sterfnisse  van  wijlen  heeren  Ghijsbrecbt  ende  Jan  van  Vyanen, 
ridderen ,  ende  oic  vanden  goeden  ende  besterfnisse  van  eender 


126 


jonefrouwe,  genoemt  dia  joncfrouwe  van  Campe,  als  oio  van 
allen  anderen  goeden,  hoedanich  die  zijn  ende  daerinne  de 
Toon.  vrouwe  van  Voerburch,  huysvrouwe  vanden  voora.  hoeren 
Philips  gereohiicht  mochte  wesen ,  het  wairt  dat  die  geoom- 
men  waeren  vande  zyde  vanden  heer  van  Zenenberghen ,  heer 
vader  vande  voors.  vrouwe  van  Voerburch»  vande  zijde  ?an 
wijlen  hoer  vrouwe  moeder  ofte  andere  huere  oemers,  vrunden 
ende  maghen ,  daerinne  zij  eenich  recht  hebben  mochte  tol  de- 
sen  t$t  toe,  gheen  goeden  vuytgesondert,  noch  leen  noch  eyghen, 
roerende  nooh  onroerende,  int  seggen  ende  arbitraige  vanden 
waelgeboeren,  mogenden  ende  vromen  heer  den  gfaue  van  Eg- 
monde,  heer  tot  Bar  etc,  stadthouder  generael  van  Hollant , 
Zeelant  ende  Vrieelant,  mit  den  ghenen,  die  hij  in  desen  saicke 
tot  hem  nemen  sal,  endo  toe  wes  bijden  voors.  graue  van  Eg- 
monde  mit  den  ghenen,  die  hy  tot  zijnen  rade  in  desen  sake 
tot  hem  nemen,  verclairt  ende  vuytgesproken  wesen  sal,  tselne 
hebben  beloeft  die  voors.  heeren  Cornelis  ende  heeren  Philips 
ende  elcs  van  him  inden  mane  als  bouen  te  onderhouden,  te 
achtervolgen  ende  te  volcommen  in  allen  sakken,  zonder  dae* 
af  in  gebreke  te  wesen ,  vptie  pene  van  zes  hondert  marok  til- 
uers  tegens  mijnen  aiderghenadigen  heeren  te  verbueren,  ende 
renunchierden  van  allen  reductien,  appellacien ,  relienementen , 
groeien  van  princen ,  beneficien  vaa  rechten  ende  van  alle  nyeu- 
we  vonden,  dair  mede  zyluyden  ende  elcs  van  him  him  zoude 
moegen  behelpen  tegens  ende  in  contrarie  der  voors.  vuytspra- 
cke,  ende  die  voora.  heeren  Cornelis  beloefde  tguent  dat  hij  in 
desc  sake  doet  ende  geseyt  heeft,  te  onderhouden  ende  in  alle 
tguent  dat  hij  in  dese  ouergheeft  ende  dairinne  dat  hg  him  aal 
laeten  condempneren ,  dat  hij  tselue  zynre  voors.  huysvrouwe, 
alaoe  zij  niet  present  en  was,  sal  laeten  ende  doen  ratificeren 
ende  doen  onderhouden  mit  alsulcke  vasticheyt,  oondicien  ende 
voirwairden  als  dairtoe  behoort;  ende  omme  dat  te  onderhouden 
ende  te  volcommen  mit  alle  tguent  dat  voors.  is,  versochten  die 
voors.  heren  Cornelis  van  Berghen,  inden  name  als  bouen,  ende 
heeren  Philips  van  Wassenaer,  inden  name  vande  vrouwe  van 


i 


137 


Voerbaren  zijnder  huysvrouve ,  die  aldaer  jegenwoirdiob  stont 
«de  tseke  wek  versoohte,  gecondempneert  te  wesen.  Gehoori 
welck  versonck  tvoors.  hof  heeft  den  voors.  heeren  Carnelis,  ia* 
deo  name  als  bonen,  ende  oic  den  voors.  heeren  Philips,  inden 
neme  eb  boaen ,  mitgaders  die  Trouwe  van  Voerburch  in  tguent 
des  voors,  is,  geeondempneert  ende  condempneert  mits  deaen. 
Aldus  gedaen  inden  Haghe  den  elfften  dach  in  Decembri  anno 
twee  ende  tnegentich,  bij  meester  Geiyt  vander  Mje  en  Symoo 
ftetertzoon,  raidsluyden  van  Holiant,  mij  jegenwoirdich  C. 
Dsjsl"  Soe  yst  dat  die  voors.  graue  fan  Egmonde  niit  den  eede- 
ks  Tronen  beer  den  heer  van  Waaseoaer,  heeren  Claia  Tan  As* 
soidelf,  ridder,  meester  Jacob  van  Almonde  ende  Philips  Rayon- 
rock  vander  Werue»  raidsluyden,  ende  Florys  van  Wijngerden 
griffier  van  Holiant,  als  bij  him  in  deaen  sake  gekoeren  ende 
genomen  ooune  dese  vuytsprake  te  doene  in  jegenwoirdicheyt 
vaade  ?oors.  tween  partyen  in  preseneie  vanden  luyden  vanden 
raide  ende  mannen  van  leene  van  Holiant  hier  nae  verclairt, 
vptie  voergenoemde  geschillen  van  partien  mit  alle  dat  dair  an 
deeft,  vuytgesproken  ende  verclairt  heeft,  leyt  ende  verclairt , 
eerst  dat  die  voors.  heeren  Cornelis  inden  name  van  zijnder 
haysvrouwe  aenvaerden  hebben  ende  behouden  sal  voer  haer, 
hueren  ernen  ende  naercommelingen  die  stede,  slot  ende  heerlic- 
heit  van  Zeuenbergen  mitten  an  wassen  visscherie,  vogelrie  ende 
alle  hueren  toebehoeren,  dat  huya  mitter  heerlicheit  van  Ranst, 
thijnsen,  hoeuen,  bosschen  ende  andere  allen  eynen  toebehoe- 
ren, het  zij  leen  ofie  eygen,  mitgaders  een  huys,  staande  bin- 
nen der  stede  van  Liere,  in  alle  manieren  als  die  heer  Aernt, 
keer  van  Zeuenbergen,  dat  int  laatste  van  sïjnen  leuen  beseten 
heeft,  die  heerliebeit  goeden  mit  allen  zijnen  toebehoeren  van 
Heeabeen,  die  heerlicheit  van  Noerdeloes  mitten  leengoeden 
ende  erueo  daertoe  behoerende ,  die  goeden  van  Heemskerck , 
die  heerlicheit  van  Oestbuysen ,  die  goeden  van  Vredensteyu , 
alle  die  goeden  achtergelaten  bij  wijlen  heeren  Ghijsbrecht  ende 
Jan  van  Vyanen,  ridderen,  ende  oick  vande  voors.  joncfrouwe 
van  Campe,  gelegen  omtrent  Breda,  te  leen  gehouden  vanden 


128 


heer   van   Breda,   mitsgaders   ende   generalicken  alle  anderen 
goeden  beyden ,    leen  ende  eygen ,    erue  ende  haue ,    roerende 
ende  onroerende,   schulden   ende    wedersculden  rait  allen  van 
dien   achtergelaten   bij    wijlen  heeren  Aernt,    heer  van  Zeuen- 
bergen   voors.   ende  oick  bij  vrouwe  van  Noerdeloes  ende  van 
Vyanen ,    wijlen   heer  vader  ende  vrouwe  moeder  vander  huys- 
vrouwe  vanden  voors.  heer  Cornelis  ende  andere  huere  oemers 
ende  vrunden  bouen  genoempt,  tot  sulcken  rechten  als  die  bij 
doode  vanden  voors.  personen  achtergelaten  zijn ;   ende  tegens 
desen  ende  tguent    die  voors.  is,    zoe  sal  hebben  die  vrouwe 
van  Yoerburch  voors.  vanden  voors.  heeren  Cornelis  inden  name 
als    bouen   vier  hondert  gulden  erflicke  jaerlicxe  renten  zuuer 
zonder  eenige  belastinge  van  commer ,  bezwaernisse  van  schul- 
den ofte  anders,  in  afcortinge  van  welke  jaerlijcxe  renten  ende 
om  me  die  jaerlijcx  ontfangen  te  wesen  bijden  voors.  vrouwe  van 
Yoerburch ,   die   voors.  heeren  Cornelis  ouergeuen  ende  bewij- 
sen  sal  die  voors.  vrouwe  van  Voerburch,  eerst  die  heerlichhede 
van  Nyecoip  ende  Noerden  mit  allen  hueren  toebehoeren  ende 
geuolch,  noch  die  renten  op  tveer  van  Vyanen  mit  den  goeden 
daerontrent  gelegen  ende  ter  rechter  waerde,  prijse,    tauxacie 
ende  groothinge  van  dat  die  zelue  heerlicheden  ende  goeden  ge- 
tauxeerd  ende  gegroot  zullen  zijn  jaerlicx  waerdich  te  wesen  bij 
meester  Jacob  van  Al  monde,  Philips  Ruychrock,  vander  Werue, 
Symon  Pieters  zoen  ende  Dirck  van  Almonde,    die  beyde  die 
voirs.  partien  daertoe  genomen  hebben ,  ende  zullen  die  voors. 
par  tien  die  tauxacie,  prijsinge  ende  grootinge  alsoe  gedaen  bijden 
voors.  vier  gekoeren   personen  ofte  tmeestedeel  van  himlieden , 
vast  ende  gestade  ouderhouden  onuerbreckelick ,  ende  van  tguent 
dat  die  voors.  heerlicheiden   van  Nyecoop  ende  Noerden  mit 
alle  zijnen  toebehoeren  ende  geuoich ,  mitgadera  die  renten  van 
tveer  van  Vyanen  mit  den  goeden  dair  ontrent  gelegen,    myn 
belocpen  in  jaerlijcxe  rente  ende  niet  strecken  en  mogen  omme 
die  veruollinghe  vanden  vierhondert  gulden  jaerlicxe  renten  der 
voors.  vrouwe  van  Yoerburch  toe  geuonden,  die  sal  die  voors. 
heer   Cornelis  inden  name  als  bouen  terslont  oeck  ouersetten 


I 

i  129 

Toerden  leenheere  ende  bewqsen  an  zekere  percheelen  van  goe- 
den vnyt  die  heerlicheit  van  Noerdeloes  ofte  vuyt  die  goeden 
ran  ïïeemskerck,  alle  ten  tauxacie,  prijse,  waerde  ende  groote 
vande  Tier  bonen  gekoeren  ende  genoemde  personen ,  ende  daer 
toe  toe  tal  die  voors.  heeren  Cornelis  noch  de  voors.  Trouwe 
Tan  Voerburch  genen  een  huys,  staende  bynnen  der  stede  van 
Vyanen,  zonder  cortinge  te  wesen  vanden  voors.  iiijc  gulden 
jacrlicxe  renten ,  des  zoe  zullen  alle  die  andere  bouen  verclaer- 
dc  percheelen  der  voors.  vrouwe  van  Voerburch  gemaict  ende 
gcgeoen  in  bewtjsinge  vanden  voors.  iiijc  gulden  jaerlicxe  ren- 
ten, indien  de  selue  vrouwe  van  Voerburch  ofliuich  worde  zon- 
der blijoende  geboerte,  wedercomen  ende  eruen,  vrij,  onbelast  an 
onere  gerechte  erfgenamen ,  ende  bouen  dese  vierhondert  gulden 
jaerlicxe  renten  ende  bewijsinge  van  dien,  zoe  zal  die  voors. 
heeren  Cornelis  noch  geueu  ende  betalen  der  voors.  vrouwe 
Tan  Voerburch  die  somme  van  achtien  hondert  ponden  tot  vier- 
tich  gr.  tpont,  nae  de  leste  eualuacie  voer  date  van  desen,  daer 
inne  dat  die  voors.  heeren  Cornelis  ofslach  wesen  sal  zes  hondert 
der  seiner  ponden  ende  niet  meer,  ende  dat  voer  vierhondert 
ponden,  die  de  voors.  heeren  Cornelis  voer  den  voors.  heeren 
Philips  betalen  moet  den  tresorier  vande  oerde  voer  tsiluer  der 
Toors.  heeren  Philips  geleuert  ende  voer  alle  die  penningen  goude 
ende  siluer,  bijden  voors.  vrouwe  van  Voerburch,  huysvrouwe 
vinden  voors.  heeren  Philips,  ten  dage  toe  van  huyden  ontfan- 
gen,  ende  vanden  resten  vanden  anderen  penningen,  bedragende 
ter  somme  van  twalef  hondert  der  voors.  ponden,  snl  die  voors. 
Cornelis  betalen  den  voors.  heeren  Philips,  inden  name  van 
«jnre  huysvrouwe,  twee  hondert  der  voirs.  ponden,  Kersmisse 
naestcommende  noch  twee  hondert  der  zeluen  ponden  onser  Vrou- 
wer  Lichtmisse  naestcommende,  noch  twee  hondert  of  xiiij  da- 
gen daer  nae  onbegrepen,  noch  vierhondert  der  voirs.  ponden 
te  Paesschen  naestcommende ,  ende  die  andere  ende  leste  vier 
hondert  der  voors.  ponden  tSinte  Jacobs  daghe  inden  somer 
oic  eerst comende ,  ofte  binnen  eender  maent  nae  eiken  van  de- 
sen twee  lesten  termijnen  oic  onbegrepen;  wel  verst aende  dat 
XI.  J.  9 


130 


die  voors.  vrouwe  van  Voerburch ,  huysvrouwe  vanden  voors. 
beeren  Philips,  ongehouden  wesen  ende  vrij  blijuen  sal  van  al- 
len sculden  boedanich  die  zijn,  ende  oic  vanden  vaytuaert  van 
den  voors.  wijlen  heere  van  Zeuenbergen ,  mitsgaders  alle  den 
oncosten  van  dien,  die  commen  zullen  ten  laste  vanden  voors. 
beeren  Cornelis,  ende  mits  dese  zoe  sal  die  voors,  vrouwe  van 
Voerburch  mitten  voors.  heren  Philips  hueren  man  ende  voichts 
handt  renonchieren  ende  te  buyten  gaen  alle  recht,  actie  ende 
toeseggen,  dat  zij  hebben  mach  bij  haer  huwelicze  voorwaarde 
ende  anders  vuyt  wat  tytel  dat  het  zij  anden  goeden  bonen 
verclairt;  ende  die  voors.  heeren  Cornelis  als  man  ende  voicht 
van  zijnder  huysvrouwe,  mitsgaders  zijnder  huysvrouwe  zullen 
oick  ouergeuen  voerden  leenheer  ende  leenmannen,  als  dat  be- 
hoort ,  die  percheelen  vanden  voors.  goeden ,  dairinne  die  voors. 
vrouwe  van  Voerburch  bewesen  ende  gevesticht  sal  wesen,  omme 
die  te  gebruycken  jaerlicx  daer  van  te  heffen  die  voors.  vier- 
hondert  gulden  jaerlicxe  renten,  die  verciaringe  vander  extima- 
cie  vande  jaerlicxe  renten  vandien,  altijts  blij  u ende  anden  voors. 
vier  bonen  genoemde  personen  mit  eenen  ouerman,  die  zy  tot 
him  zullen  mogen  nemen,  indien  zij  niet  eens  worden  en  moch- 
ten, des  zullen  die  vier  goede  mannen  mit  den  ouerman  alaoe 
genomen  int  tauxeien  ende  verclaeren  voors.  regardt  hebben 
vp  tguent  dat  die  heerlicheit  ende  goeden  der  voors.  vrouwe 
van  Voerburch  bewesen  ende  gegeuen  jaerlicx  incommende  ren- 
ten waerdich  geweest  hebben  dese  naeste  thien  jaren,  gelijck 
als  dat  in  gelijck  e  saicken  gewoenlick  es  te  geschien ,  ende  die 
tauxacie  ende  verciaringe  alsoe  gedaen ,  zullen  beyden  partien 
die  onderhouden  ende  sal  die  voors.  vrouwe  van  Voerburch  tot 
hoeren  prouffijte  heffen  alle  die  renten,  die  vallen  ende  verschij- 
nen zullen  van  desen  daghe  voert  vanden  goeden  ende  per- 
cheelen, die  hoer  toegevonden  zullen  worden  voer  die  voors. 
jaerlicxe  renten,  ende  die  renten  daer  van  nv  ter  tijt  verschce- 
nen  sal  die  voors.  heeren  Cornelis  behouden  ende  heffen  tot  zij- 
nen prouffijte,  ende  sal  die  voors.  vrouwe  van  Voerburch  van  die 
tijt  voert  die  selue  goeden  behouden  in  verbeternisse  ende  ver- 


131 


argeringe  tol  hoera  profBjte.  Ende  dese  vuytsprake  gedaen  sfynde 
beloofden  die  voors.  beeren  Cornelis  inden  name  als  bouen  ende 
de  tooi*,  beeren  Philips  rait  die  vrouwe  van  Voerburch  zijnder 
hoysvrouwe,  die  zelue  vuytsprake  te  onderhouden ,  nae  te  gaen 
ende  te  voloom meo  in  allen  punten  ende  geleek  die  vuytgespro- 
ken  es  den  seluen  mits  den  anroerende ,  ende  versochten  daer 
inne  andeu  houe  van  Hollant  geeondempneert  te  wesen  ende 
oeck  taelue  voer.  ende  ouer  himluyden  bekent  te  t$u  bqden 
leenmannen  van  Hollant  daer  jegenwoordich  wesende.  Gehoert 
«lek  versouck  tvoors  hof  heeft  den  voors.  hoeren  Cornelis,  inden 
mme  als  bouen ,  ende  beeren  Philips  mitter  trouwe  Tan  Voer- 
baren zqnder  huysvrouwe,  in  alle  tgnent  dat  voora.  ia  geoon- 
dempneert  ende  condempneert  mits  desen.  Aldus  gedaan  ende 
Tojtgesproken  inden  Haghe  ten  huyse  vanden  voors.  heeren 
Phillips,  onder  tsignet  hier  angehangen  vpten  elfsten  daeh  in 
Decembri  int  jaer  ons  Heeren  duysent  vierhondert  twee  ende 
toegentich ,  ende  is  die  condempnacie  gedaen  bij  meester  Gerit 
rander  Mye  ende  Simon  Pieten  aoen,  raedsluyden  van  Hol* 
Iaat,  ende  om  me  kennisse  te  dragen  tan  desen  als  leenmannen 
van  Hollant,  «jn  present  geweest  heeren  Phillips  van  Spaen- 
gen, beer  Otte  van  Egmondt,  ridderen,  joneker  Jan  Tan  Was- 
aeaair  ende  Jan  vander  Mye,  mij  jegenwoerdich.  J.  Egmondt 
dAssendelf.         GeeoUacioneert  tegens  dat  origineel  bij  mij , 

(ff et.)  Isbrantim. 

lO  Vergadering.    1»  Mei  1855. 

Bibliotheek.  Ruiling  van  verken.  Verzameling  van  Dr,  ComeUe 
Booih.  Qevchrifi  van  Prof.  C.  F.  Wurm,  ie  Hamburg,  over 
Foppe  van  Aiiaema.  Willem  van  Vlodorp  belooft  Arnold  van 
Gelder  zijn  dot  Montfoort  geiroutoelyk  te  bewaren. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen : 
Van  de  Commissie  voor  de  internationale  ruiling  van  voor- 
werpen Tan  wetenschap  en  kunst,  te  's  Gravenhage : 


132 


Rapport,  over  het  jaar  1854.  Aan  Z.  E.  den  Minister  van 
Binn.  Zaken  uitgebragt  door  L.  J.  F.  Janssen,  J.  W.  Holtrop 
en  E.  C.  Bakhuizen  van  den  Brink. 

Van  Mr.  F.  N.  M.  Eyck  van  Zuylichem ,  te  Maartensdijk: 

Kort  Overzigt  over  de  oude  versterkingen  en  kasteelen  in  ons 
land,  tot  op  de  16*  eeuw,  door  F.  N.  M.  Eyck  van  Zuylichem. 
Uitgave  van  het  Landb.  Gesticht  te  Montfoort.  1855. 

Van  Mr.  H.  O.  Feith ,  te  Groningen : 

Register  van  het  Archief  van  Groningen,  door  Mr.  H.  O. 
Feith,  Archivarius  der  provincie  Groningen.  Chronologisch  ge- 
deelte. 1587—1630.     Derde  deel.     Groningen,  1855. 

Van  Jhr.  J.  P.  Cornets  de  Groot  van  Kraayenburg,  te 
's  Gravenhage : 

Het  Indisch  Genootschap  te  's  Gravenhage ,  opgerigt  in  Mei 
1854.  (Overgedrukt  uit  den  Alg.  Konsi-  en  Letterbode,  n*  12 
en  13  van  het  jaar  1855.) 

Handelingen  en  Geschriften  van  het  Indisch  Genootschap  te 
's  Gravenhage ,  onder  de  zinspreuk:  Onderteek  leidt  tot  waarheid. 
Eerste  jaargang.    Zalt-Bommel ,  1854. 

Idem.    Tweede  jaargang,  eerste  afl.     Zalt-Bommel,  1855. 

Ruiling  van  werken.  De  Voorzitter  deelt  mede,  dat  er  eene 
ruiling  van  werken  is  tot  stand  gekomen  met  het  Provinciaal 
Utrechtsen  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen ,  te 
Utrecht. 

Verzameling  van  Dr.  Cornelis  Booth.  De  heeren  Mr.  J.  A. 
Grothe  en  E.  Huydecoper  van  Nigteveoht  brengen  uit  deze 
verzameling  eenige  stukken  ter  tafel ,  o.  a.  de  navolgende  op 
eene  lange  strook  papier  geschrevene  rekening. 

tuit  is  die  cost  ende  dat  vutgheuen,  dat  Bernd  van  den 
Doren werde  vut  ghegheuen  heuet  inder  baeliuscap  van  Amestel , 
sint  dat  hem  mijn  here  die  biscop  die  baeliuscap  beual ,  dat 
was  inden  jaren  ons  Heren  dusent  driehondert  ende  viue  vp 
Sinte  Willeborts  dach,  an  goeden  ghelde." 

Urkundliche  MiUheüungen  üóer  die  Schuld  und  die  leieten 
Schickêale  des  Jvppius  van  Aitzema.     Nachtrag  zum  vorjahrigen 


133 


(kterprogramm  de*  Hamburgucken  akademiseken  und  Retd-Qym- 
na**»  von  C.  F.  Warm.  1855.  4*. 

Be  heer  B.  J.  L.  de  Geer  vestigt,  namens  den  hoogleer- 
aar G.  W.  Vreede  de  aandacht  der  leden  op  voormeld  onlangs 
io  bet  licht  verschenen  geschrift  over  Aitzema,  Resident  wegens 
de  Algemeene  Staten  bij  de  Hanzesteden. 

Wülm  van  Vlodorp  belooft  Arnold,  hertog  van  Oelder,  zijn 
tloi  Montfoort  getrouwelijk  ie  bewaren. 

Het  charter,  waarvan  het  tamelijk  beschadigd  concept  hierna 
volgt,  moet  vermoedelijk  gebragt  worden  tot  het  midden  der 
14*  eeuw.  Het  werd  uitgegeven  toen  tusschen  den  hertog  en 
Qjne  staten  de  oneenigheden  gerezen  waren. 

tlch  Willem  van  Vlodorp,  erfvoigt  tot  Buermunde,  ritter  etc. 
teser  tijt  huysmarscalc  mijns  genedigen  heren  hertoge  van  Gelre 
ende  van  Gulich,  grene  van  Zutphen,  doe  kont,  alsoe  mijn  ge- 
nedige  heer  hertoge  van  Gelre  vurs.,  mij  in  groter  truwen  ende 
geloden  huden  sijnre  genaden  slot  ende  ampt  tot  Montfort  na 
ingedaen  ende  tot  sijnre  genaden  droasaet  aklaer  gesat  ende  dat 
aelae  slot  ende  ampt  te  bewaren  ende  te  regeren  beuoelen  heeft , 
allet  na  vytwijsonge  sijnre  genaden  brieffe  mij  daerop  gegeuen , 
aoe  beken  ich  Wyllem  voers.  voer  mij  ende  mijnen  eruen,  dat 
ich  mijnen  genedigen  heer  voers.  wederom  gebeft  hebbe  ende  nv 
geloue  myt  desen  openen  brieue ,  dat  ich  alle  pnncten ,  die  in 
mijnre  amptbrieue  voirs.  gescreuen  staen,  sementlich  truweliken 
volbrengen,  halden  ende  voldoen  sal  sonder  ennich  gebreck  aen 
mij  daar  in  gevonden  te  warden  ende  nye  niets  daerinne  tont- 
syen,  ende  voer  all  dat  ich  tot  desen  slot  voirs.  also  truwelic 
sal  doen  syen  ende  dat  also  sal  bestellen  gesyen  ende  bewaert 
te  worden ,  ende  geloue  off  die  mijne  daer  op  dat  mqnen  ge- 
nedigen heer  talretijt  tot  sijnre  gened.  gesynnen  te  openen 
ende  daerop  sal  mogen  laten  bynnen  den  yersten  ende  neesten 
xiiij  dagen  teynde  de  sQnre  maninge  als  sijne  genade  dat 
montlich  talretijt  opgesacht  of  doen  9crijuen  sal  hebben  myt 
sijnre  genaden  brieuen,  of  aen  mijnen  mont  of  woenstat  tot  Ru- 
remunde  aen  den  voechdyen  of  aen  den  vors.  slote  ende  huyse 


134 


tot  eelgera  macht  sal  hebben  eijne  genaden  wederomme  (te  ge- 
uen),  daer  tegen  en  sal  ich  of  nyemmants  van  mijnre  wegen  as- 
dan  oeck  om  engeenre  salcen  will  of  gebreke,  dye  ich  nv  hebben 
mucht   aen   mijnen  geneden  heren  of  sijnre  gen.  eruen  of  om- 
roermeer   hir  namaels  crijgen  macht,   tweer  heymelic  of  open- 
baer,  weygeren  off  doen  weyeren  sal  of  weygerynge  of  gebreck 
daer  ynne  sal  laten  gescyen  in  ennyger  wijs ,  myt  alsulken  on- 
derscheyde  of  ich  mijnen  lieuen  genedygen  heer  ennyge  som- 
men van  gelde  van  datum  dis  briefs  voirt  aengeleent,  daervan 
ich  sijnre  genaden  bewijslick  segel  ende  brieue  bedde,  dat  mij 
dat  yrst  gehalden  ende  na  vytwijsonge  mijnre  brieue  wael  be- 
taelt  ende  opgelacht  sal  sijn ,  mer  doch  en  sal  ich  van  engeenen 
scade,    nederlage,    verloss  van  peerden,  cost  ende  terynge  of 
anders  hoe  ich  dat  voer  deser  tijt  ye  gehadt ,  geleden  of  hier 
namaels,   tweer  in   mijns  gened.  heren  dyenst  of  ich  of  mijn 
dienre  om  mijn  voers.  ampt  te  verwaren,  ommermeer  crijgen  of 
dat   lijden  of  hoe  dat  anders  ommermeer  bijcomen  mftcht,    op 
dyt   voers.    slot    ende   ampt   nyet  slaen ,    rekenen  of  dat  daer 
mede    besweren,    mer   dat   voers.   slot   ende   ampt   sal  daeraf 
genslich  voer  mij  ende  myn  eruen  ende  voer  allen  den  genen, 
die  daertoe  recht  ende  reden  crijgen  of  hebben  muchten,  gens- 
lich ende  al  nv  alsdan   ende  dan  als  nv  onbesweert,   onbelast 
ende  onbecommert  sijn  ende  blij  aen  in  ennigerwijs,  mer  sijne 
gen.  soelen  mijn  hoeftheer  dair  af  sijn  ende  mij  doen  als  men 
andere  sijnre  gen.  in  desen  te  doen  is  gewoonlich,  gelije  mijn 
amptbrief  dat  vuytwijst;  ende  weert  sake  dat  ich  hier  namaels 
waei  vorder  brieue  daeraf  van  mijnen  gened.  heer  of  sijnre  er- 
uen   crege,    dye   soelen  doch  doet,    machteloos  ende  van  en- 
geenre  weerde  sijn.     Weert  oeck  sake  dat  so  lange  ich  sijnre 
genade  slot  ende  ampt  voers.  in  hebben,  sal  mijnen  gened.  heer 
of  sijne  eruen,  daer  Goi  voer  sij,  sulken  commer,  last  of  noet 
aen  stonde,  dat  sij  dat  voer.  slot  ende  ampt  tot  yements  ande- 
ren handen  versetten ,    verondersaten  of  die  anders  brengen  of 
ouergeuen    wolde,    so    heb   ich  oeck  gesekert  ende  geloeft  dat 
ich  daer  dan  voir  sijnre  gen.  beueels  wegen  nyet  intrecken  noch 


135 


hynderlic  wesen  en  sal,  dan  daer  mede  toe  helpen  ende  arbey- 
den  was  in  mijne  machten  is  dat  slot  ende  ampt  dan  den  ge- 
nen ooergeleuert  te  warden,  in  des  geens  hande  den  mijn  gen. 
beer,  of  joneker  mijns  gen.  heren  zoen  teynden  dode  mijns  heren, 
mij  dan  dat  myt  hoeren  openen  brienen  ende  myt  hoer  ennichs 
aege)  besegelt  ende  mit  hoeren  hant  geteykent  dat  dan  beue- 
lende warde,  sonder  ennych  wederseggen,  doch  altoes  beheltlic 
mg  mijns,  gelts  dat  ich  asdnn  na  vytwijsonge  mijnre  brieue 
illct  in  mate  voers.  ende  dat  hyer  voer  gescreuen  steet  ende 
anders  nyet,  dan  tachten  weer  vorder  gesekert  ende  ge- 
keft of  mijn  gen.  heer  afliuich  worde ,  dye  alsdan  sijnre  gen. 
amptman  alhyer  tot  Montfoirt  sijn  sal,  dat  ich  dyt  slot  alsdan 
trowelich  bewaren  ende  nyementa  ouerleueren  en  sal,  dan  al- 
leen mijnre  gen.  joneker  Adolf  sijnre  gen.  soen  in  sijnre  genade 
ennigen  persoenlicke  tegenwordicheit  ende  gewalt  ende  anders 
nymants,  ende  daer  mijns  gened.  jonckeren  oeck  gebreke  weer, 
daer  Got  voer  sij ,  sijnre  genaden  dochteren ,  den  het  dan  myt 
recht  toebehoerde.  Ende  so  dan  mijn  gen.  heer ,  leyder ,  een 
tijt  lanck  ende  nv  tegenwordich  op  datum  des  briefs  myt  sij- 
oen  lande  van  Gelre  ende  snnderlynge  myt  sijne  steden  twy- 
draehtich,  oneens  ende  in  swaere  erryngen  gestaen  heeft,  nv 
steit  ende  vorder  te  besorgen  is ,  nv  of  tot  ennygen  tijt  te  co* 
men  of  tot  enniger  tijt  comende  mucht  worden,  hoe  ende 
wanneer  dat  gescyen  ende  dat  toecomen  mucht,  so  geloue  ich 
mijnen  gen.  heer  ende  synen  eruen,  so  lange  ich  sijnre  gena- 
den drosset  ende  amptman  hyer  sijn  ende  dat  slot  aldus  te 
bewaren  sal  hebben,  dat  ich  sijnre  genaden  talre  tijt,  als  eijnen 
genaden  des  dan  van  mij  gesyonende  soelen  warden ,  truwe- 
lic  daer  ouer  bijstaen  ,  helpen  ende  vyantlic  doen  sal ,  so  voel 
ich  des  ommermeer  myt  mijnen  lyue  ende  gftede,  myt  rade 
ende  dade  vermogen  ende  vollbrengcn  sal  konnen  ende  in  mgnre 
machte  sijn  sal,  sonder  ennyge  weygerynge  ende  indracht  te 
maken  of  te  gescyen  om  ennyger  verenynge  of  verbontenisse 
▼an  voer  of  na ,  dye  mijn  gen.  heer  tot  ennyger  tijt  besegelt, 
btlyeft  of  consentyert  mucht  hebben,  of  anders  hoe  mij  dat  aen- 


136 


treffen  mücht  in  ennyger  wjjse,  men  dat  voer  nemen  of  tot 
enen  bescudde  deser  voers.  punten  gedencken  konde,  dat  ich 
sal  altoes  synen  genaden  ende  sijnen  soen  een  getruwe  dyener 
ende  aroptman  sijn  myt  rade  ende  dade,  ende  oeck  van  sijnre 
genaden  nyet  laten  noch  mijner  halpen  voerscr.  ophalden  so 
voel  des  om  m  er  meer  in  mijner  machte  sijn  sal,  buten  synre 
genaden  gueden  wyl  ende  geheyte.  Ende  weert  oeck  sake  dat 
ich  of  dye  mijnen  neder  legen ,  gevangen  worden  of  ennygen 
scade  leden ,  dal  en  sal  ich  op  dat  voers.  slot  ende  ampt  nyet 
rekenen,  opslaen  noch  mede  besweren  in  ennyger  wijs,  dan 
ich  sal  dyt  voirs.  slot  altoes  tot  sijnre  genaden  behoef  so  hal- 
den ende  besorgen  als  voers.  is ,  ende  dat  myn  gened.  heer 
altoes  tot  sijnre  genaden  gesynnen  ende  wil  sijn,  sijn  slot  open 
vynden  mit  allen  den  sijne  of  dye  hij  ouermits  sijnen  brieuen 
myt  sijner  hant  oeck  geteykent,  mij  beuelende  worde,  in  te  laten, 
bereet  vynden  sal,  ende  daerom  en  sal  ich  oeck  op  desen  slote 
gene  van  mijnen  knechte  of  anderen ,  die  ich  so  lange  ich 
sijnre  amptman  byn  nv  hebben  of  aldus  crijgen  mach ,  op  den 
slote  comen  laten,  sy  en  soelen  mij  ende  den  graue  voer  der 
bruggen  yerst  sulke  eyde  daertoe  doen,  gelijch  den  amptbrief 
dat  alles  vyt wijst,    ende  ich  ende  die  borchgreue  oeck  vorder 

omme  bedencken  mijnen  gen.  heer  ende  sijnen  eruen  tot 

bewarynge  vanden  slot  voirs.  ende  om  dat  selue  weder  te  mo- 
ghen  hebben  ende  te  behalden  noet  wesen  sal,  al  sonder  argelist. 

11  Vergadering.     %  Juni)  1855. 

Bibliotheek,  Oud  handschrift.  Bevoorregte  vraag  van  De  Navor- 
scher.  Opgave  der  verteringen  dn  hertog*  Reinald  van  Gelder, 
op  eene  reize  naar  Venlo. 

Bibliotheek    Ten  geschenke  ontvangen : 
Van  den  beer  Mr.  M.  C.  van  Hall,  te  Amsterdam: 
Navolgingen  uil  oude  Latjjnsche  dichtere,  door  Mr.  M.  C.  van 
Hall.    (Ruiten  den  handel.) 


r~ 


137 


Oud  kandtchrift.  De  Voorzitter  deelt  mede  dat  de  beer  Mr. 
H.  0.  Feith,  te  Groningen,  ter  inzage  aan  het  Genootschap 
heeft  aangeboden  een  in  de  archieven  der  stad  Groningen  berus- 
tend handschrift  van  eenen  onbekenden  schrijver,  ten  einde  het 
belangrijke  daarvan  te  doen  onderzoeken,  welk  handschrift  tot 
opschrift  voert  » Yan  den  staet  der  tegen woerdiger  Nederland  t- 
sche  regiervng.  —  Perditio  tua  ex  te  o  Israël.  OSEAE  xiij. 
Concordia  rea  parnae  creascunt:  Discordia  maximae  dilabuntur. 
A*  Domini  1683.  Aldus  in  Octobri  tot  Arnhem  gestroijet  als 
Tolget."  Dit  handschrift  zou,  volgens  gemelden  heer,  eenig 
licht  verspreiden  over  de  on  een  igh  eden  tusscben  de  provinciën. 
De  schrijver  deelt  zijn  gevoelen  mede  omtrent  de  wijze,  waarop 
de  gewesten  onder  een  bestuur  zouden  moeten  gebragt  worden 
en  betwijfelt  de  opdragt  van  Holland  en  Zeeland  aan  den  prins 
van  Omnje  als  Graaf  en  prijst  de  liefde  en  zorg  van  Oranje 
voor  het  vaderland. 

BevoorrtgU  vraag  va*  De  Navoneher.  Op  deze  vraag  op  den 
omslag  van  dat  tijdschrift,  V*1  jaargang,  n*  5,  voorkomende, 
wordl  de  aandacht  der  leden  van  bet  Genootschap  gevestigd. 

De  heer  P.  J.  Harrebomée  wenscht  namelijk  inzage  te  be- 
komen van  een  werk  getiteld:  Les  Proverbes  Jncieus,  Flamengs 
et  Fraaqou,  correspondants  de  sentenee  lei  uns  aux  auires,  colligés 
d  erdonnés  par  M.  Francois  Goedthals.  (Au vers,  Plantin  1568) 
en  tevens  eenige  inlichtingen  te  bekomen  omtrent  de  partyna- 
men Remeeus  en  Coppenhole,  om  daarvan  gebruik  te  maken 
in  de  3e  afl.  van  zijn  Spreekwoordenboek ,  waarin  de  spreekwijze 
Het  is  er  Hemeen*  en  Coppenhole  moet  worden  opgenomen ,  en 
welke  door  hem  alleen  aangetroffen  werd  in  de  Oude  NederU 
8preuken  en  Spreekwoorden,  met  Taalkundige  aanm.  uitgegeven 
door  G.  J.  Meyer.  (Gron.,  Oomkens,  1836)  waar  men  op  bl. 
97  leest:  Eoueks  ende  Cabeliaus  y  Remeeus  ende  Coppenhole. 

Opgave  van  de  verteringen  van  hertog  Reinald  van  Gelder  op 
eene  reize  naar  Venlo. 

In  de  navolgende  rekening,  blijkbaar  dagteekenende  uit  het 
begin  der  15e  eeuw,  komen  onder  anderen  voor  de  heeren  Arend 


138 


van  Wachteodonck ,  Godert  van  Bore ,  Jan  van  Buren  en  El- 
bert  van  E  ij  Ie,  als  hebbende  den  hertog  Keinald  van  Gelder  op 
zijne  reize  naar  Venlo  vergezeld.  Uit  de  opgave  van  den  maar- 
schalk van  het  verteerde  tijdens  zijn  kortstondig  oponthoud  is 
niet  te  bepalen  in  welke  plaats  de  hertog  en  zijn  gevolg  ver- 
toefd heeft. 

Mairscalkaria. 

Irst,  ad  dom  mum  Arntz.  Lemmen,  van  quitingen  des  haif- 
meisters  in  perde. 

Die  rentmeister  v ,  Hegraan  ij ,  Gerit  van  Wijck  j ,  meister 
Jan  donremeister  j ,  meister  Twaen  j ,  Vunde  j,  Vedder  j ,  Jan 
van  Vossem  j,  Buerken  j,  Alophken  vanden  Voirst  ij,  Jan 
van  Buren  ij,  Goess.  Mom  me  j,  die  mairscalch  iij,  t  samen 
xxvj  perde  ad  ij  gr.,  v.  j  gul.,  ix  gr.,  van  wijn  ende  alre- 
hande  teringen  j  gul.,  ix  gr.,  Zijlken,  die  iij  reisen  up  ende 
neder  gereden  heeft  geweest,  yn  Arnt  Lemtnen  huys  vert.  xxxj 
g.,  p  cur.  iiij  golden ,  familie  j  gul.  simul  vij  gul.,  vj  g. 

Item  in  Symon  Drabben  huys  Henr.  Nyss  ij  perde,  te  ruvoder 
iiij  g.,  p  cur.  iiij  g.,  ancille  iij  g.  simul  xj  g.  Item  in  Ludolphs 
huys  Deric  van  Eluer  ij,  Jan  van  Mairch  ij  simul  iiij  perde  te 
ruvoder  viij  g.,  p  cur.  viij  g.,  ancille  iij  g.  simul  xix  g.  Item  in 
Willem  Krecner  huys  Velich  j,  te  ruvoder  ende  te  bellesier  vj  gr. 
Item  ad  domum  Martij ns  Huiof  van  Buderich  ij,  Henric  van 
Nymegen  ij,  samen  iij  perde,  te  ruvoder  viij  g.  p  cur.  viij  g., 
aucille  iij  g.,  simul  xix  g.  Item  ad  domum  Arntz.  van  Wachten* 
donch,  her  Gadert  vanRuerj,  Claise  vanden  Voirst  ij ,  tsamen 
iij  perde,  te  ruvoder  vj  g.,  van  teringen  cur.  iiij  g.,  an- 
cille iij  g.  simul  xvij  g.  Item  ad  domum  Deric  Gruter  iiij  mijns 
heren  somelier,  Rubert  die  Wale  ij,  Dirk  ..ij,  meister  Henric 
ij,  Breemker  j,  tsamen  x  perde,  te  ruvoder  xx  g.,  p  cur.,  x  g., 
ancille  iij  g.,  simul  xxxiij  gr.  Item  ad  domum  Willem  Wueste, 
heer  Herman  Nollter  ij,  heren  Lambert  ij,  tsamen  iiij  perde,  te 
ruvoder  viij  g.,  p  cur.  vj  gr.  ancille  iiij  g.  simul  xx  gr.,  p  ij 
quart  vm  viij  g.  simul  xxviij  g.  Item  ad  domum  Plancken  huys, 
Willem  van  Kuyck  myt  eynen  perde  v  g.     Item  ad  domum  Jan 


139 


Sandert  pastoir  van  Boislar  ij ,  Reynert  van  Castor  y ,  Lodder" 
pape  ij ,  Gijss.  Peul  hier  j ,  t  samen  vg  perde,  te  ruvoder  xüij  g.' 
pro  sumptibus  viij  g.  p  cur.  x  g.  anoille  iiij  g.  simul  xxxj  g. 

Somma  lateris  xj  gul.  iij  gr. 

Item  ad  doraura  Heyn  Engels ,  Grote  Peter  j ,  Mens  j , 
Derixken  j,  Geertken  j,  Gaitscalch  j,  tsamen  v  perde,  te  ruvoder 
x  g.  p  cur.,  dair  die  gesellen  te  voete  oic  eyn  deile  geslapen 
hebben,  x  g.  ancille  iij  g.  simul  xxiij  g.  Item  ad  doraum  Ne- 
lys  Schuerman  ij,  Henrick  van  Wuerde  mit  den  seluen  zoin  ij, 
Volmer,  Bemer  j ,  Nycol  j ,  tsamen  vij  perde ,  te  ruvoder  xüij 
g.  p  cur.  x  g.  ancille  iij  g.  simul  xxvij  g.  Item  in  Jan  Vin- 
eken  hnys  El  bert  van  Eyle ,  die  jongbe ,  viij  g.  mit  ij  perde. 
Item  ad  doraum  tinctorum  beer  Arnt,  cappellaen  j,  Elmerss. 
j,  die  coicken meister  ij,  Swedan  ij,  Swerijn  j,  Daem,  bottelier 
j,  tsamen  viij  perde,  te  ruvoder  xvj  g.  pro  sumptibus  xij  g.  p 
tur.  xxj  g.  ancille  iiij  g.  simul  j  gul.  xvj  gr.  Item  van  xiij  ij 
ijseren  ad  iij  g.,  facit  xxxix  g.  Item  vanden  baueren  up 
zalre  te  dragen  vj  g. 

Summa  lateris  iij  gul.  xxvj  gr. 

In  prouiden.  xvij  malder  baueren. 

Dien  veren ,  die  mijne  lieuen  heren  atier  vuerden  ende  sij  n 
mende  ij  gul.  Item  dien  gesellen  te  voete,  die  van  Venle  tot 
Nymegen  liepen,  j  gul.  iij  gr.  Item  Vunde  van  sinen  sadel 
te  maken  viij  g.  Item  Alit  van  Acberen  xij  g.  Item  den 
vrouwen  in  mijnen  heren  hof  xij  g.  Item  dien  bode  vander 
stat  xij  g.  Item  eynen  die  torf  gedragen  heeft  x  g.  Item 
Mens  xij  g.  Item  na  gebat  yn  Arntz  huys  van  Lemmen  an 
teringe,  pro  marscalkis  j  gul.  v  g. 
Venle. 

Item  des  goidesdag  na  Scolastice  Virginie,  ten  auont  eten 
quam  mijn  genedige  heer  van  Gulicb  ende  van  Gelre  van  Broi- 
che  tot  Venle,  ende  duerden  aldair  thent  des  donredages  dat 
he  vro  mergens  wat  geten  hadde.     Aldair  en  binnen  verdaen : 

Int  vander  koicken  des  goidesdages  thauontide  om  j  runt 
xüij  gul.,  om  ij  kaluere  iij  gulden,  om  iij  verken  vj  gnl,  om 


140 


iij  siden  spex  vj  gul.,  om  gruenvisch  j  gul.  iiij  gr.,  om  j  pri- 
cken  j  gul.  xj  gr.,  om  j  hanster  er  ten  x  g.,  om  j  hanster  zaltz 
xij  g.,  om  onloich  iiij  g.,  om  jc  eyer  xx  g.,  om  xj  hanster  mei- 
lix  ix  g.,  om  viij  hanster  edix  ad  iij  g.,  vz  xx  g.,  om  ij  hanster 
mostert  iiij  g.,  om  jc  scotelen  xxx  g.,  van  vleisch  ende  visch  te 
te  dragen  v  g.  Item  des  donredages  te  mergenade  om  ij  ver- 
ken v  gul.,  om  ij  kalueren  ij  gul.  xij  g.   Summa  xl  gul.  xxiiij  g. 

In  prouid.  xxxiiij  hoenre. 

Panen ta  om  c  weitenbroitz  ad  xv  g.  facit  in  gul.  xxj  g. 
Item  eynen  die  broit  gedragen  heeft  vj  g.  Item  van  iij  malder 
rogge  te  backen  ad  x  g.  facit  xxx  g.    Summa  iiij  gul.  xiiij  g. 

In  prouid.  iij  mal  rogge. 

Bottelry  om  xxxj  quarten  wijns  te  tappe  gehailt  ad  iiij  g. 
facit  ij  gul.  xxxviij  g.  Item  om  ij  vait  hoppen  ij  gul.  Item 
vanden  hoppen  te  dragen  iiij  g.  Item  om  jc  drinck potte  j  gul. 
Item  om  j  schenckanne  iiij  g.f  Vinxken  die  wijn  gedragen  heeft 
vj  g.     Summa  vj  gul.  ix  g. 

In  prouid.  iij  aem  wijns. 

Camera  om  xvj  lib.  waskerssen  ad  xiij  g.  mit  den  maickloen, 
facit  iiij  gul.  xxxvj  g.,  om  iij  pair  tappen  xij  g.,  om  jc  appel 
vüj  g.     Somma  v  gul.  xiij  g. 

12  Vergadering.     16  Jrnitf  1S56. 

Bibliotheek.     Instructie  voor  den  amptman  van  Montfoort. 

Bibliotheek.     Ten  geschenke  ontvangen  : 

Van  Burgemeester  en  Wethouders  der  stad  Utrecht : 

Ver  dag  van  den  toestand  der  gemeente  Utrecht.  1854.   Utrecht, 

1855. 
Van  den  heer  Mr.  J.  I.  D.  Nepveu,  te  Utrecht: 
Zeeland.    Jaarboekje  voor  1855 ,    versameid  door  H.  M.  C. 

van  Oosterzee.    Middelburg. 

Van  Jbr.  W.  F.  Trip  van  Zoudtlandt ,  te  Utrecht : 

Document*  inédits  concernant  Vhisioire  de  la  Rqforme  en  Belgique> 


141 


uitgegeven  door  C.  A.  B(ablenbeck).  (Overgedrukt  uit  het  tijd- 
schrift V Union.)     Bruxelles  ,  1355. 

Van  Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wijck : 

A.  van  de  Velde's  Wonderen  des  Allerhoog  tien,  eigtbaar  in  Ne* 
derkauTs  Geschiedenis.  Een  nuttig  huisboek  voor  het  Nederlandsche 
volk.  Op  nieuw  uitgegeven  door  Jhr.  Mr.  M.  A.  G.  van  Asch 
ud  Wijck.    Utrecht,  1855. 

In  ruiling  ontvangen : 

Van  de  koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen  te  Am* 
sterdam. 

Verhandelingen.  2e  deel,  met  pluten,  4V  Amsterdam,  1855. 

Konnkügk  Besluit  tot  vorming  der  Akademie  van  Wetenschappen. 
Organiek  reglement  der  Akademie.  Memorie  van  toelichting  inge* 
Aad  door  de  Siaats-Commissie.  Personele  slaat  der  Akademie ,  op 
28  April  1855.  JAjst  der  binnen-  en  buitenlandsehe  Akademién 
waarmede  de  Akademie  in  verbinding  is.     Amsterdam,  1855.  4*. 

Verslagen  en  Mededeelingen.  Derde  deel,  tweede  stuk.  Am* 
sterdam,  1855. 

Catalogus  der  boekerjj  van  de  Akademie.    1'  AA.   Amst.,  1855. 

Wordt  ter  tafel  gebragt  het  handschrift  uit  het  Groninger 
archief,  door  den  heer  Mr.  H.  O.  Feith  ten  gebruike  aange- 
boden, (zie  boven  bl.  187)  en  is  besloten  hetzelve  in  handen 
te  stellen  van  den  heer  Dr.  P.  J.  Vermeulen  te  Utrecht,  met 
verzoek  daarover  verslag  uit  te  brengen. 

Instructie  voor  den  amptman  van  Montfoort. 

Naar  het  schrift  te  oordeelen  moet  het  navolgend  concept 
dezer  instructie  tot  den  zelfden  tijd  behooren ,  als  de  hierbo- 
ven op  bl.  133  medegedeelde  opene  brief,  waarby  Willem  van 
Vlodorp  aan  Arnold  hertog  van  Gelder  belooft ,  dit  slot  trou- 
welijk  te  bewaren.  Toen  dit  stuk  geplaatst  werd  viel  ons  toe- 
vallig dit  concept  in  handen.  De  aanhef  van  dit  stuk  is  teloor 
gegaan. 

•  Item  die  borch,  slot  end  ampt  getruwelich  tot  mijns  heren 
behoef  te  verwaeren  malck  recht  ende  voirdenisse  te  doin  nae 
den  lantfecht. 


142 


Item  myns  heren  palen  te  besendden  ende  te  halden. 

Item  mijns  heren  geleide  ende  herlicheit  te  halden. 

Item  mijns  heren  kauyoe ,  wronden ,  visscheryen  v  bussche 
ende  voirt  alle  sijne  saken,  als  eyn  g  et  ruwe  amptman  sculdich 
is,  te  verwaeren  ende  te  doin  verwaeren  aner  all,  tsy  mit 
scolteden ,  rich teren ,  baden  off  anderen ,  na  alle  synre  macht. 

Item  so  sal  mijn  heer  alle  dienre  ende  huysgesyn  opten 
slate ,  cleyn  ende  groit ,  soe  der  noit  geboeren  mnchte ,  ende 
oich  alle  die  scholteden  ende  baden  talre  tyt  tot  syoen  wille 
setteu  ende  ontsetten ,  soe  sijnen  genaden  genuegen  sall ,  die 
mijnen  heer  oich  sunderlinge  eyde  doin  soilen ,  ende  die  rent- 
meister  van  mijns  heren  wegen  sal  die  cleyden  ende  loenen, 
eiken  den  dat  geboirt,  ende  die  drosset  sal  hom  den  kost 
doin  den  seluen ,  die  mijn  heer  dairop  settende  wurde  ende 
die  drosset  soe  hij  nv  mijns  heren  marachalck  is,  off  dat  hij 
mijns  heren  marschalck  nyet  en  weer,  en  sal  dair  egenen  onder* 
drosset  setten  dan  hjj  will  en  wail  beuallen  myns  heren ,  ende 
die  ende  alle  knecht  des  vaigtz  off  sijns  onderdrosset  soelen 
mijnen  heer  ende  borchgreue  eide  doen,  dat  slot  Montfoirt 
truwelich  te  helpen  verwaeren  eir  sijn  opt  slott  komen  soelen, 
talre  tijt,  soe  ducke  des  noit  geboeren  sall. 

Item  soe  s«U  die  drosset  noch  voir  hem  bebn  dat  ampt  te 
verwaeren  iiij  reysige  knechten ,  dat  zijn  tsumen  vyff  personen 
mit  hem  ende  ?  peerde. 

Item  soe  sal  mijn  heer  voir  den  kost  van  desen  vurs.  vijff 
personen  ende  voirt  alle  den  anderen  personen,  die  mijn  heer 
daer  settende  wurde,  den  hij  den  kost  dede  iairlicx  nae  beloipt 
der  tijt  genen  soe  voel  heer  Schelaert  1)  van  elcken  persoen  an 
gelde  te  hebn  plach*). 

Item  soe  sall  hij  noch  hebn  alle  cleyn  broicken  beneden  vyff 
mareken,  beheltlich  doch  den  scholteden  ende  baden  hoirs 
rechten ,  des  sij  gewoinlich  sijn  te  hebn. 

Item  soe  sall  hij  voirt  alle  ande  broicken  als  oeck  alle  ca- 
nijnen ,    soe    sij    dair  bouen  dragen ,    getruwelic  aonder  yment 

])  Jan  Scbelart  van  Oppendorp.     2)  Op  de  kanUydc:   no  lii  alden  se. 


143 


dairynne  tontsyen ,  vorderen ,  ynne  weruen  ende  ophoeren  tot 
mijns  heren  meisten  nat  ende  orber,  ende  off  enige  broicken 
an  lijff  ende  guet  dragen,  die  trefflich  weren,  dat  hij  des  nyet 
en  sal  laten  scheiden  buten  weten  ende  wille  mijns  heren,  ende 
dit  allet  tot  gueder  bewisinge  ende  rekenscap. 

Item  off  mijn  heer  eoige  ledige  lude  dair  schiekden  tot 
eniger  tijt,  ende  hem  beuele  den  kost  te  doin,  dair  aff  sal  hij 
van  elcken  hebben  des  daigs  ij  alb.,  ende  off  der  enigen  als* 
dan  tot  wijnscade  stonden,  sall  hij  den  wijn  gebuerlich  beson- 
der oich  dair  toe  moigen  rekenen. 

Item  dit  vurs.  gehalt  sall  hij  jairlix  ynne  halden  vanden 
broicken,  groit  ende  cleyn,  bouen  vijff  maurck  dragende,  ende 
off  hem  tot  eniger  tijt  dair  an  ontbreecken,  dat  sal  hem  die 
rentmeister  voirt  betalen ,  hantreycken  van  wegen  mijns  heren. 

Item  soe  sall  hij  noch  hebben  tot  sijnen  peerden  ijc  malder 
koeren  ende  voirt  ruvoeder  van  mijns  heren  koeyt  dat  kern  die 
ratmeister  oick  leueren  sol  t  ie  weten  l)  weder  hoeys,  soe  verre 
imr  soe  voet  koeyê  van  mijne  keren  gewas»  verschenen  weer  i). 

Item  die  rentmeister  sal  hem  leueren  notorst  tot  v  peerden 
tav,  als  die  marschalck  dair  is,  soe  verre  dat  dair  gewassen 
ende  ingeworuen  weer. 

Item  sall  hy  jairlix  hebben  xl  vereken  ekers,  als  eyekelen 
op  mijns  heren  busschen  wassen,  ende  helpen  voirt  getruwelich 
den  rentmeister  dat  ander  tot  mijns  heren  best  gekeert  te  werden. 

Item  soe  sal  hij  brant  vyter  den  broicken  van  weicken  holt 
ende  voirt  anders  vyter  der  gemeynten  moigen  doin  houwen. 

Item  soe  hij  hebn  ende  gebruyeken  den  dienst,  sonder  enich 
geit  dair  voir  te  boeren,  soe  die  dienst  vergeet,  ende  als  mijn 
heer  seliien  dair  is ,  soelen  sijne  genaden  dan  des  dienst  ge- 
bruyeken. 

Item  sall  hij  hebn  die  kanijne  ende  die  verwaeren  getruwe* 
lick  regieren  ende  verwaeren,  dat  sij  weder  bijkomen  ende  nyet 
alsus  verbistert  off  verwoest  en  blij  tien ,    ende  gal  mijnen  heer 

1)  Oningevuld  gelaten. 

2)  Doorgehaald. 


144 


off  den  rentmei9ter  tot  aijnre  genaden  behoiff,  als  men  des  ge- 
synt,  jairlix  dair  aff  leueren  ijc  par  kanijne,  also  kanijne  dair  sijn. 

Item  als  mijn  heer,  het  navolgende  onleesbaar. 

Item  vorder  en  sal  bij  egenen  opslach  maken  off  kost  reke- 
nen dat  arapt  te  regieren  off  te  verwaeren  in  enigerwijs ,  dan 
hij  sall  dat  arapt  ende  slot  gelijke  wail  truwelick  werwaeren 
ende  doin  verwaeren,  ende  mijns  heren  herlicheyt  ende  renthen 
dair  thoe  gehoerende  oioh  getruwelick  helpen  vorderen  dairs  den 
rentroeister  inder  tijt  noit  weer,  ende  halden  sonder  enigen 
kost  mijnen  heer  dair  aff  te  rekenen  ende  nyment  dairynoe 
an  te  sien ;  ende  off  hij  enigen  opslach ,  kost  off  schade  hyr  en 
bauen  dede,  et  weer  mit  mijn  heren  bryeuen  off  muntlich  be- 
uele  off  anders,  woe  dat  herkomen  mucht,  dairmede  en  sall 
dat  slott  off  ampt  nyet  besweert  sijn ,  ende  wat  brieue  hem 
mijns  heren  genaden  hyer  en  bauen  geuen  en  soelen  nv  off 
nummermeer  van  egeenre  werden  wesen. 

Item  sall  hij  altijt  rekenschap  doin,  wanneer  hem  mijns  heren 
genaden  dat  xiiij  dage  off  langer  te  voerens  doin  scrijuen,  ende 
wes  hem  mijns  heren  genade  tot  eniger  tijt  sculdich  blijuen 
vanden  gehalden  vurs.,  dat  hem  die  rentmeister  doch  jairlix,  als 
vurs.  is ,  leueren  ende  betalen  sall ,  dat  hem  mijn  gen.  heer 
yrst  doin  vernuegen  ende  betaelen  eir  hem  mijns  heren  genade 
dair  aff  ontsetten ,  dat  doch  sijne  genaden  altijt  soilen  moigen 
doin ,  als  hem  des  genüegt  ende  hem  dat  viiij  dage  te  voerens 
laten  weten. 

Item  sal  hij  mijnen  heer  geloifte  ende  sekerheit  in  g-iieden 
brieuen  doin ,  dat  slot  mijnen  heer  tot  sijnen  gewalt  off  na 
mijns  heren  doide  mijnen  joncker,  ende  dair  en  theinden  boe* 
ren  nakomelingen  hertogen  van  Gelre,  off  wen  mijn  beer  hem 
dat  mit  sijnen  brieuen  mit  sijnen  vryen  wille  ende  mit  sijnre 
hant  geteickent  beueelt  auergeleuert  te  werden ,  beheltich  hem 
des  hij  tachteren  weer  an  sijnen  gehalde. 

Item,  het  volgende  onleefbaar. 

Item  off  sij  yment  vyngen.  die  sij  mit  eren  nyet  halden  en 
muchten,  weder  quyt  te  moigen  geuen. 


145 


Item  off  rijj  yemant  wonden  off  doetslogen  om  dat  ampt  te 
ferwaeren,  mijns  heren  palen  te  besendden,  off  herlicheyt  te 
balden,  dair  an  uyet  te  broeeken. 

Item  eynen  brieff  te  genen  dat  bij  tegen  die  stede  bij  mij- 
Den  beer  trawelicb  sal  blijnen  ende  mijnen  heer  sal  helpen 
taller  tijd,  als  mijnen  heer  des  noit  is. 

Item  Tanden  gelde,  dat  die  vaigt  nv  vyt  den  renthen  jatrlix 
beeft  ende  dat  hij  mijnen  heer  nv  iiijm  R.  gul.  leneren  solde , 
hoe  dat  nv  stain»,  ende  wat  schade  men  hem  dair  aff  geuen  sall. 

Item  die  drosset  selff  vijfften.  Item  die  rentmeister.  Item  die 
borchgreue.  Item  iiij  poirten.  Item  iij  wekere.  Item  j  bec- 
ker  en  de  brouwer.  Item  j  koek.  Item  j  moeder.  Item  j  huys* 
kemerlick.  Item  j  visscher.  Item  j  jeger  die  wronde  te  ver- 
neren. Item  een  waltfursten.  Item  twee  thoeren  knechten, 
die  koren  solre  te  helpen  verwaeren.  Item  j  tymmerman.  Item 
j  wagenknecht.    Summa  xxiiij  personen. 

IS  Vergadering.    29  September  19M. 

BüHotheek.  Brieoen  van  Frietche  en  andere  geleerden.  Vrede  en 
bondgenootschap  tuttchen  de  Engeltche  en  Nederlandtche  0.*L 
Compagnien  in  1619  enz.  Kort  relaat  van  het  gepaneerde  in 
de  dineete  revolte,  in  de  maend  van  October  anno  1740.  Ze- 
gehtenpel  gevonden  binnen  Sluit.  Nadere  mededeeling  omtrent 
JaeobuM  Leetiut  en  zjjne  tchri/ten;  en  Hendrik  van  Montfoort. 
Archief  van  Schoonhoven.  Fan  den  ttaet  der  jegenwoerdiger 
Nederlandieehe  regiervwg,  1583. 

Bibliotheek.     In  ruiling  ontvangen  : 

Van  de  Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen,  te  Am* 
iterdam: 

Verdagen  en  MededeeUngen.  Derde  deel  Derde  stuk.  Am- 
sterdam, 1856. 

Feniagen  en  MededeeUngen.  Afdeeling  Letterkunde.  Eerste 
deel.    Eerste  stuk.    Amsterdam»  1855. 

XL  J.  10 


146 


Van  het  Provinciaal  Utrechtsen  Genootschap  van  Kansten 
en  Wetenschappen,  te  Utrecht: 

Wtt  van  het  Provinciaal  Utrechtsche  Genootschap  van  Kunden 
en  Wetenschappen.     A\  1848. 

J.  van  Manen  Adr.  Z.,  Vertondeling  over  de  oorzaken,  waar- 
door ons  vaderland,  in  't  begin  der  zeventiende  eeuw,  in  't  voort- 
brengen van  voortreffelijke  schrijvers ,  dichters ,  geleerden  en  schil- 
ders, boven  andere  landen,  zoo  zeer  heeft  uitgemunt,  enz.  Utr., 
1818. 

Dr.  Carl  Friedrich  Bachmann ,  Von  der  Verwan  dtschafl  der 
Physick  und  der  Psychologie.     Ibid.,  1821. 

Jani  van  der  Hoeven ,  Disputatie  de  causarum  finaüum  doctrina 
ejusque  in  zoologia  usu.     Ibid.,  1824. 

Theodor  Friedrich  Baltz,  TJeber  die  Entstehung,  Beschaffen- 
heit  und  zweckmassigste  Behandlung  der  Aug-Entzündung ,  welche 
seit  mehreren  Jahren  unter  den  Soldaten  einiger  Europaeischen 
Armeen  geherrschl  hat.     Ibid.,  1824. 

J.  A.  Bakker,  Verhandeling  over  de  geestdrift.     Ibid.,  1824. 

E.  J.  Haver  Droeze,  Verhandeling  over  den  kanker,  [bid., 
1824. 

Dr.  Friedrich  Ludwich  Andreas  Koele,  TJeber  die  in  den 
vtrsehiedenen  Europdïschen  Landern  genommenen  Maasregeln  un 
das  strauben  der  Leute  gegen  die  Impfung  der  Schutzèlatterm  zu 
überwinden.     Ibid.,  1825. 

Gerhard  Mauritz  Rönlgen ,  Verhandeling  over  de  stoombooUn. 
Ibid.,  1825. 

C.  J.  Glavimans,  Verhandeling  over  het  onderwijs  in  de  meet- 
kundige teekenkunst.     Ibid.,  1825. 

F.  W.  Buchner,  Verhandeling  over  den  invloed  der  Noord» 
Hollandsche  droogmakerijen  na  1608  op  de  gezondheid  der  inge- 
zetenen.    Ibid.,  1826. 

£.  G.  Bennet  en  J.  van  Wyk ,  Roeldz. ,  Verhandeling  over 
de  Nederlandsche  ontdekkingen  in  Amerika,  Australië,  de  Indien 
en  de  Pooüanden ,  en  de  namen ,  welke  weleer  aan  dezelve  door 
Nederlanders  zijn  gegeten.     Ibid.,  1827. 


147 


O.  J.  Pool,  Onderzoek  naar  de  oorsaken  en  voorbehoedmiddel 
ten  der  hersenvliesontsteking  bjj  kinderen.     Ibid.,  1830. 

J.  N.  Engeltrum  9  Onderzoek  of  uit  de  eiaUêtieke  opgave  ge» 
noegvum  zeker  blijkt ,  dat  kei  getal  doodgeborene ,  of  kort  na  de 
geboorte  gestorvene  kinderen ,  kier  te  lande  in  de  laattte  jaren  is 
toegenomen?    Ibid.,  1830. 

3.  J.  Galama,   Verhandeling  over  de  levertraan.    Ibid.,  1833. 

S.  J.  Galama,  Verhandeling  over  het  gebruik  der  kina.  Ibid., 
1832. 

C.  de  Beer,  Verhandeling  over  het  vervaardigen  van  een  ka» 
naat  in  de  provincie  Drenthe.    Ibid.,  1835. 

Mr.  E.  Metelerkamp,  Verhandeling  over  de  vrijheid  van  den 
handel ,  beeehonwd  ale  algemeen  beginsel  van  staatshuishoudkunde. 
Ibid.,  1885. 

P.  H.  Tydeman,  Verhandeling  ter  beantwoording  van  de  vraag: 
Welke  ie  de  invloed  van  het  gevoel  voor  het  schoone,  op  de  eede- 
kjke  volmaking  dee  meneehen  ?    Ibid.,  1837. 

F.  Baur,  Abkandlung  zur  Beantwortung  der  Trage:  Weiehen 
Bmflau  hot  doe  Gefühl  dee  Schonen  auf  die  sillliehe  Vervollkom- 
mnwg  de*  Menseken?    Ibid.,  1837. 

J.  W.  G.  Merkes ,  Verhandeling  ter  beantwoording  der  vrage: 
Welke  doelmatige  veranderingen  zouden  kannen  gemaakt  en  in  wer- 
king gebragt  worden,  zoowel  ten  opzigie  der  bomvrije  en  niet 
bomvrije  magazijnen ,  ah  ten  opzigte  tan  het  vaatwerk  of  de  kie- 
len, waarin  hel  buskruid  tot  nu  toe  vervoerd  en  bewaard  wordt, 
ter  voorkoming  van  hei  vochtig  worden ,  klonteren  en  bederven  van 
het  pulver,  en  de  daaruit  voortvloeijende  noodzakelijkheid,  om 
hetzelve  van  lijd  tot  tijd,  te  onderzoeken,  te  verwerken  en  vervoe- 
ren, bij  welke  gelegenheden  meest  alle  ongelukken  van  verwoestende 
anéploffingen  plaats  hebben  ?    Ibid.,  1838. 

P.  J.  Blom,  Verhandeling  over  het  kwaad-koof dseer.  (linea 
capUü.)    Ibid.,  1839. 

D.  J.  A.  Arntrenius,  De  organische  gebreken  der  urethra. 
Had.,  1840. 

J.  C.  ?an  den  Broecke  en  Mr.  Pk.  van  den  Broeeke,    De 

10* 


148 


uitoefening  der  geregtdijke  geneeskunde  in   Nederland,  —  hare 
gebreken  —  middelen  tot  herstel  der  zelve.    Ibid.,  1845. 

Mr.  Jacob  Dirks,  Geschiedkundig  onderzoek  van  den  koop- 
handel der  Friezen  van  de  vroegste  tijden  tot  aan  den  dood  van 
Karet  den  Gr  ooien.    Ibid.,  1846. 

Mr.  J.  Dirks ,  Geschiedkundige  onderzoekingen  aangaande  het 
verblijf  der  Heidens  of  Egypliër*  in  de  Noordelijke  Nederlanden. 
Ibid.,  1850. 

A.  van  der  Boon,  Cz.,  Geschiedenis  der  ontdekkingen  in  de 
ontleedkunde  van  den  mensch,  gedaan  in  de  Noordelijke  Neder- 
landen, tot  aan  het  begin  der  negentiende  eeuw.     Ibid.,  1851. 

R.  van  Rees ,  Uitkomsten  der  meteorologische  waarnemingen , 
gedaan  te  Utrecht,  in  de  jaren  1889—1843.     Tbid.,  1844. 

W.  Wenckebach,  Uittreksel  uit  de  meteorologische  waarnemin- 
gen ,  gedaan  aan  boord  van  Z.  M.  korvet  Boreas ,  op  eene  reis 
naar  Oost-lndie  en  terug,  door  den  bevelhebber  derzelve ,  den 
kapitein  ter  zee  J.  Boelen ,  en  den  luitenant  ter  zee  2°  klasse 
Brutel  de  la  Rivière,  in  de  jaren  1840 — 1842.     Ibid.,  1844. 

Dr.  C.  H.  D.  Buys  Ballot,  Uitkomsten  der  meteorologische 
waarnemingen ,  gedaan  te  Breda  van  1839 — 1846,  door  en  on- 
der de  leiding  van  Dr.  W.  Wenekebach.     Ibid.,  1848. 

F.  W.  C.  Krecke,  Description  de  l'obsercatoire  météorologique 
et  magnélique  è  Utrecht.    Ibid.,  1849. 

Mr.  O.  van  Rees,  Verhandeling  over  de  verdiensten  van  Gij** 
bert  Karet  van  Hogendorp,  als  staatsAuishoudkundige  ten  aanzien 
van  Nederland.     Ibid.,  1854. 

Aanteekeningen  van  het  verhandelde  in  de  seclie-vergaderingen 
van  het  Provinciaal  Utrechtsch  Genootschap  van  Kunsten  en  We- 
tenschappen.    1845—1855. 

Verslag  van  het  verhandelde  in  de  algemeens  vergadering  van 
het  Provinciaal  Utrechtsche  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten» 
schappen,  van  het  jaar  1854. 

Idem,  van  het  jaar  1855. 

Naamlijst  der  leden  van  het  Provinciaal  Utrechtsche  Genoot- 
schap van  Kunsten  en  Wetenschappen,  op  28  Junjj  1854. 


I 


149 


Van  de  Académie  royale  de  Belgique ,  te  Brussel : 
OompU  rendu  de*  scances  de  la  Commission  royale  d*histoire9 
ou  BecueU  de  se*  bulletin:  2«  série,  tome  6«.  Bruxellea,  1854. 
Idem,  tome  7°,  1"  bulletin.     Bruxelles,  1855. 

Bulletins  des  séanceê  de  la  elasse  de*  lettre*.  Année  1854. 
Broielles,  1855. 

Awsuavre  de  V Académie  royale  de*  sciences,  des  lettre*  et  de* 
beauz-arit  de  Belgique.     21e  Année.     Bruxelles,  1855. 

Cronique  de*  Ducs  de  Brabant,  par  Edmond  de  Dy  nier,  publiés 
par  P.  E.  X.  de  Bam.  Tome  1,  2"°  partie  et  tome  II.  Brux- 
elles, 1854.  4*. 

Betrailre  et  mort  de  Charles- Quint  au  monasÜre  d*  Yuste.  Let- 
tra  inédUes  publiée*  oVapre*  les  originaux  conservés  dans  Ie*  ar* 
doses  royale*  de  Smancas ;  par  M.  Oaehard.  Introduction. 
Braxelles,  1854. 

Van  de  Société  scientifique  et  littéraire  du  Limbourg,  te 
Tongeren : 

Bulletin.    Tome  II.  2°  fascicule.     Tongres  1854 — 1855. 

Van  het  Verein  fur  hamburgisehe  Geschichte,  te  Hamburg : 

ZeUschrift  de*  Verwies  für  hamburgisehe  Geschichte.  Neue 
Folge.    Enten  Bandes  Erstes  Heft.    Hamburg,  1854. 

Ten  geschenke  ontvangen : 

Van  den  Hoogleeraar  C.  P.  Serrure,  te  Gent: 

Messager  de*  science*  hisloriques ,  des  art*  et  de  kt  bibliogra* 
püe  de  Belgique.    Année  1855.  1"  et  2*  livr.     Gand. 

Jacob  van  Maerlant's  drie  boeken  van  den  Wapene  Martyn, 
»  het  Lalyn  veriaeld  door  Jan  Bnkelare ,  voor  de  eerste  mael , 
neer  het  eenig  bekende  handschrift ,  in  het  licht  gegeven  door  C. 
P.  Serrure.     Gent,  1855. 

Geschiedenis  der  Nederlandsche  en  Fransche  letterkunde  in  het 
Oraefsehap  Hoenderen,  van  de  vroegste  tyden  tot  aen  het  einde 
Ar  regering  van  het  huis  van  Burgondie ,  door  G.  A.  Serrure. 
Bekroond  met  de  gouden  medalie  in  den  letterkundigen  pryskamp 
voor  1852 — 1853  der  Kon.  Maetschappy  van  Schoon*  Kunsten  en 
letteren  te  Gent.     Gent,  1855, 


150 


Note  sur  la  complainte  composee  par  Thibaut  II \  Comie  de 
Bar ,  pendant  sa  captivité  en  Hollands  (1258 — 1854),  par  C. 
A.  Serrure.  (Extrait  de  Messager  des  sciences  historiques  ie 
Belgique.)    Gand ,  1855. 

Van  den  heer  P.  Lansens ,  te  Couckelaere : 
Revolulion   Brabanconne.     Essai    hütorique  suivi  de  la  joyeuse 
entree  de  Joeeph  II  annotee  par  M.  Le  Grand.     BroxeUes, 
1843. 
Van  den  heer  U.  Gapitaine,  te  Luik: 
Noliee  sur  Jean    Placentius  poets  et  historiën  du  XVI*  sQck 
par  Ulysse  Capitaine.     Liége,    1855.    {Extrait  du  Bulletin  de 
Vlnstiiut  archeologique  liégois) 
Van 

Dn  Jeton  tournaisien,  par  Benier  Chalon. 
Jeanne   de  Wesemaele  et  Jeanne  de  Menoede ,    par  Ie  même. 
Bruxelles,    1855.     (Extrait   de   la   Revue  de  la  numistnalique 
beige ,  t.  V,  2«  série.) 

Van  Mr.  L.  A.  J.  W  Baron  Sloet: 

Bedragen   tot   de  kenis  van  Gelderland.  III.     Pelden.     Arn- 
hem ,  1855. 

Van  den  heer  P.  Nijhoff,  te  Arnhem: 
Bedragen  tot  de  geschiedenis  van  het  voormalig  Hof  van  Gel- 
derland,  opgemaakt   uit  zijn  oud  archief  en  andere  onuitgegeven 
stukken  door  P.  Nijhoff.    Arnhem,    1855.     (Niet  afzonderlijk 
in  den  handel.) 
Van  den  Hoogleeraar  P.  J.  Veth ,  te  Amsterdam : 
Het  eiland  Timor.  1855.    (Overgedrukt  uit  De  Gids,  nieuwe 
serie ,  8°  jaarg.) 

Van  den  heer  J.  P.  Kerapers ,  te  Breda : 
De  Koninklijke  Scherpschutters-gilde:  •  Ridderlijke  Confrerie 
Diletlo  ed  Jrme" ,  oudtijds  de  ridderlijke  broederschap ,  genaamd 
de  Confrerie  van  de  handbussche,  binnen  Delft.  (Met  6  uitslaande 
platen.)  (Opgenomen  in  het  Jaarboekje  voor  Nederlandsche  scherp- 
schutters voor  1855.)  Door  J.  P.  Kcmpers. 
Van  Mr.  G.  A.  de  Meester,  te  Harderwijk: 


151 


Kerel  V  en  syne  Plakkaten.  (Overgedrukt  uit  de  Nieuwe  Bijdra- 
ge* voer  Segtegeleerdkeid  en  Wetgeving,  Deel  V,  Stuk  2,  bl. 241.) 
Van  Mr.  J.  Dirks,  te  Leeuwarden: 

Enquête  in  Friesland,  in  Jauuarjj  1564,  gehouden  over  het 
pUeaat  van  koning  Pkilipt  ll%  van  den  31  Oeiober  1563,  op  de 
9ekeepdoenuti*gt  de  zeeregten  en  assuranties.  (Overgedrukt  uit  het 
Tjjehxkrift  voor  Siaaikuiskoudkunds  en  Slatistiek,  12  dl.,  4*  stuk.) 

Van  Mr.  A.  Telting,  te  Franeker: 

Bet  leven  van  Jan  JFüiem  de  Cr  ene,  door  Mr.  A.  Telling. 
Workum,  1855.  (Overgedrukt  uit  De  vrjje  Fries,  nieuwe 
reeks,  deel  1.) 

Van  den  heer  P.  A-  Leupe,  te  Amsterdam: 

PMtip  Lucas*.,  Baad  en  Directeur- Generaal  tan  Nederlandeek 
hsdie.    Boor  P.  A.  Leupe. 

Meerten  Tigssen,  HUlaudsck-Zemdsch  Admiraal.  Door  den- 
stiftten.    (Overgedrukt  uit  Zeeland.    Jaarboekje  voor  1855.) 

Van  den  beer  M.  Hoest  Mz,,  te  Amsterdam: 

8eërUk-Jisrael.     Vervolg  en  slot. 

Joodeene  taal  in  Nederland.  (Overgedrukt  uit  De  Navorocker t 
V  jaargang,  bladz.  263—257.) 

Brieven  van  Frieecke  en  andere  geleerden.  De  heer  6.  H. 
M.  Delprat ,  te  Rotterdam  ,  bereidwillig  gehoor  gevende  aan 
bet  verzoek  des  Oenootschaps  (zie  Kronjjk  1855,  bl.  122), 
heeft  daaromtrent  het  volgende  belangrijk  verslag  ingezonden: 

■  Het  Historisch  Genootschap,  gevestigd  te  Utrecht,  heeft 
van  een  der  Leden  een  handschrift  ter  inzage  bekomen ,  waar» 
van  men  verlangt  te  vernemen,  »o/,  en  welke  van  de  daarin 
i  vervatte  brieven  onuitgegeven  zyu,  en  welke  belangrijk  ge- 
>noeg  voorkomen,  om  in  een  der  genootschappelijke  werken 
ite  warden  geplaatst." 

UHgenoodigd  om  tot  dit  onderzoek  mede  te  werken ,  deel 
ik  gaarne  aan  het  geacht  Genootschap  de  slotsom  van  mgne 
bevinding  mede;  ten  einde,  voor  zoo  verre  de  svp  ten  dienst 
staande  letterkundige  hulpmiddelen  het  gedoogen,  de  waarde 
van  dit  gedenkstuk  nader  te  doen  kennen. 


1 


15S 


Het  handschrift  voert  tot  opschrift:  Ervdilorvm  Irtmorvm 
aliorumque  virvrum  doctorum  epistolae  manuscriptae  vuurimatn  par- 
tem  inedilae:  collectae  et  ëcriptae  manu  Simonie  Alben  Gabbema. 
Adjunciae  huk  volumini  Antonii  van  Balt  epistolae  nut.  weditae 
ad  Th.  Jans.  Almelovenivm. 

De  inhoud  beantwoordt  aan  den  titel.  De  verzameling  be- 
staat uit  twee  geheel  afzonderlijke  afdeelingen:  de  eerste  is 
eene  reeks  van  afschriften ,  vervaardigd  met  de  kennelijke  hand 
van  den  Frieschen  historieschrijver  Simon  Abbes  Gabbema ,  over- 
leden omtrent  het  einde  van  de  XVII.  eenw  (Z.  Gab.  de  Wal, 
de  claris  Frieiae  Jureconsultis  p.  182,  not.).  —  Het  zijn  alle 
kopijen  van  brieven  van  staatspersonen ,  of  letterkundigen  uit 
de  XVI.  en  XVII.  eeuw,  —  in  chaotischen  toestand,  zonder 
eeoig  bepaald  doel,  ordeloos  aan  één  gehecht.  Van  deze  brie- 
ven zyn  ruim  een  twintigtal  in  druk  uitgegeven  in  de  bekende 
verzameling:  JSpislolarum  ab  iüustrióue  et  claris  viris  scriptarum 
eenturiae  tres.  (Harlingae  1655,  herdr.  1669,  8°.)  door  S.  A. 
Gabbema  bezorgd.  —  Twee  brieven  van  Casaabonus,  hier 
overgeschreven,  staan  afgedrukt  in  de  uitgave  van  de  Epieto- 
lae van  dien  geleerde  door  Th.  J.  Almeloveen.  (Roterod.  1709, 
fol.)  Een  van  Hadrianus  Junins  in  de  Epistol.  seleetae  van 
dezen  door  P.  Scheltema  (Amstelod.  1839),  bl.  39,  doch  ook 
reeds  vroeger  in  de  Qabbema'sche  verzameling  bl.  639.  Een 
van  Johann.  Arminius,  en  van  Ubbo  Emmius  aan  dezen,  is 
door  mij  uit  het  origineel  zelf  in  het  licht  gegeven  in  het 
Nederlandsch  Archief  voor  Kerk.  Geschiedenis  VI,  407— 41 S. 

Overigens  kan  ik,  nit  mijne  ten  jare  1845  in  Leeuwarden 
bqeen  gebragte  aanteekeningen  omtrent  de  nagelatene  papieren 
van  S.  A.  Gabbema,  destijds  berustende  in  het  archief  van 
het  Old  Burger-weeshuis ,  thans  onder  bewaring  van  bet  Friesch 
genootschap  van  Geschied-,  Oudheid-  en  Taalkunde ,  het  berigt 
voegen,  dat  de  originelen  van  de  meeste  der  hier,  door  Gab* 
bema  uitgeschreven,  alsmede  der  door  hem  in  druk  bezorgde 
brieven,  nog  op  dit  oogenblik  onder  de  zoo  even  genoemde 
verzameling  voorhanden  zqn. 


153 


Uit  de  bijzonderheid ,  dat  8.  A.  Gabbema  niet  slechts  ko- 
pist,  maar  ook  uitgever  van  een  gedeelte  van  deze  verzame- 
ling geveest  is,  mag  men  vermoeden,  dat  hij  de  bloot  af  ge* 
xkrevnen  der  opentlqke  uitgave  minder  waardig  zal  gekeurd 
hebben  en  dat  z\j  dus  meer  tot  de  curiosa,  dan  wel  tot  de 
▼oor  het  algemeen  belangrijke  gedenkstukken  behooren.  In  die 
veronderstelling  worde  ik  versterkt  door  de  ontdekking,  dat 
de  voor  mij  liggende  verzameling  vroeger  in  het  bezit  schijnt 
geweest  te  zijn  van  een  nog  meer  bevoegden  beoordeelaar  en 
uilgever  van  dergelijke  letterkundige  nalatenschap,  dan  Gab- 
bema geweest  is.  Immers  boven  enkele  brieven  (niet  overal, 
vaar  het  noodig  was)  staat  de  aanteekening ,  dat  de  brief  in 
de  ccnturiae  epulolarum  van  Gabbema  in  druk  is  opgenomen. 
Duidelijk  erken  ik  in  dat  schrift  de  hand  van  den  hoogleeraar 
Petrus  Burman,  aan  wiens  zorg  wij  de  zoo  belangrijke  Sylloge 
MpManm  5  deelen  in  4°.  (L.  Bat.  1727)  verschuldigd  zijn. 
Wyl  deze  geleerde  de  uitgever  geweest  is  van  eene  zeer  uitge- 
breide brievenverzameling  van  gelijken  aart,  als  in  dit  H.  S. 
vervat  is,  mogen  wij  veronderstellen,  dat  de  inhoud  der  hier 
voor  hem  liggende  door  hem,  als  eene  meer  algemeene  be- 
kendmaking minder  waardig,  beschouwd  is  geworden.  In  den 
Catalogus  van  H.  S.  S.  van  P.  Burman  wordt  onder  N°.  1294 
(bl.  5)  eene  verzameling  van  onuitgegevene  brieven ,  afkomstig 
van  8.  A.  Gabbema  aangeduid.  Is  het  mij  toegezonden  H. 
S.  misschien  dezelfde? 

Hoe  het  ook  hiermede  zij,  in  de  daad  de  hier  voorhanden 
brieven,  voor  zoo  ver  zij  ongedrukt  zijn,  leveren  enkele  niet 
onbelangrijke  bijdragen  tot  onze  letterkundige  en  kerkelijke 
geschiedenis,  doch.  komen  mij  voor  eene  volledige  uitgave 
niet  te  verdienen.  Zij  bieden  bouwstoffen  aan  voor  hem,  die 
zich  den  toestand  wenscht  voor  te  stellen  van  de  hoogeschool 
te  Franeker  in  de  XVII.  eeuw;  bijzonderheden  over  het  ge- 
drag der  studenten,  over  dat  der  hoogleeraren  J.  Maccovius, 
S.'Lubbertus  en  Joh.  Bogerman,  over  des  laatsten  beschuldi- 
ging van  met  de  gevoelens  van  Joh.  Piscator  te  heulen,  over 


164 


het  beroep  van  Janus  Gruterus  uit  Heidelberg  naar  Franeker;  — 
behalve  eene  toereikende  bezoldiging  vraagt  Gruterus  jaarlijks 
een  plauürum  vini,  eeu  klein  huisje  (acdicula)  met  een  tuintje 
van  zulk  een  omvang,  dat  er  ten  minste  een  slang  regt  uit 
zou  kunnen  liggen.  (Brief  aan  den  Curator  Joannes  Saeckma 
uit  Heidelberg  van  het  jaar  1619.)  —  over  den  afdruk  der 
zoogenaamde  Staten  Bijbel  in  brieven  van  Joann.  Bogerman 
en  van  Sixtinus  Amama,  enz.  enz. 

Zeer  belangrijk  komen  in  den  eersten  opslag  voor  de  brie- 
yen  gewisseld  tusschen  Aggaeus  Albada  en  Viglius  ab  Aytta, 
of  door  eerstgenoemde  gerigt  aan  de  Gedeputeerde  Staten  van 
Friesland,  tijdens  hij  als  gezant  der  Staten  de  Keulsche  vrede- 
handeling  (1579)  bijwoonde.  Doch  ook,  voor  zoo  ver  zij  niet 
in  de  gedrukte  collectie  van  Gabbema  zijn  opgenomen ,  scbij. 
nen  zij  door  Gabbema's  voorganger  in  de  betrekking  van  bis* 
torieschrijver  van  Friesland,  namelijk  door  Pierius  Winsemius, 
van  wien  de  originelen  welligt  afkomstig  waren,  te  zijn  ge- 
raadpleegd bij  het  opstellen  van  het  omstandig  verhaal  over 
de  genoemde  vredehandel  ing  te  vinden  in  P.  Winsemii  Hktê» 
riarum  ab  excesttu  Caroli  V  doe  rerum  sub  Philippo  II  per  Fri* 
iiam  gestarum  libri  Vil  (Leov.  1686,  fol.).  Immers  in  dat 
boek  vindt  men  uittreksels  uit  vele  brieven  van  A.  Albada 
(zoo  als  pag.  397,  408,  424,  enz.)  —  ook  van  dezulken, 
die  hier  afgeschreven  voorkomen.  Mogelijk  is  het,  dat  men 
uit  het  voor  mij  liggend  H.  S.  nog  enkele  belangrijke  onopge- 
merkte bijzonderheden  (belangrijker,  bijv.,  dan  dat  Albada  ge- 
woond heeft  te  Keulen  bij  Arent  Schol  in  deStrasburgergasse) 
zon  kunnen  opzamelen,  bij  Winsemius  niet  vermeld.  Dan, 
om  dit  te  ontdekken ,  is  een  langdurig  opzettelijk  onderzoek 
noodig,  hetwelk  thans  buiten  mijn  bereik  ligt. 

Van  den  beroemden  Joann.  Caselius  (hoogleeraar  te  Bostock 
en  Helmstad  geb.  1538,  f  1613,  over  wien  men  zie  Saxe 
O»00i.  Uier.  III,  442)  treft  men  hier  achttien  brieven,  gerigt 
tot  Foppe  van  Aitsema,  niet  vermeld  door  Burman  in  zijne 
uitvoerige  noot  over  J.  Cassel  in  de  Suüoge  epistolar.  T.  I.  p. 


15S 


185,  en  ook  niet  begrepen  onder  de  60  brieren  ren  Caselios 
door  Bnrman  niet  gekend  en  te  vinden  in  het  Cbmmercum  UU» 
ruim  clarorum  virorum  e  muêaeo  R.  A.  NoUenii  (Brunsv. 
17S7).  Uit  deze  brieven  wordt  men  met  zijne  levensbijzon- 
derbeden  nader  bekend.  Of  Gabbema  echter  in  dit  H.  8. 
alle  de  hem  toegankelijke  brieven  van  Casselhis  heeft  overge- 
schreven, moet  ik  betwijfelen:  immers  onder  de  hier  boven 
aangeduide  Gabbemasehe  brievenverzameling ,  te  Leeuwarden 
berustende,  herrinner  ik  mij  een  brief  van  23  Sept.  1607,  tot 
F.  Aitsema  gerigt  te  hebben  aangetroffen,  waarin  Caaselius 
ever  zijne  armoede  klaagt  en  geld  te  leen  vraagt;  terwijl  mg 
dat  schrijven  hier  niet  voor  oogen  komt. 

Fit  een  en  ander  kom  ik  tot  het  besluit,  dat  het  eerste 
deel  van  dit  HS.  stof  zou  opleveren  tot  de  uitgave  van  eene 
bkemiezitg,  maar  van  zeer  bonten  inhoud:  daar  de  kerkelijke 
en  de  staatkundige  geschiedenis,  het  geleerde  en  het  triviale,  de 
ebranique  scandaleus©  en  voorvallen  met  wereldgebeurtenissen 
in  verband  daarin  ter  sprake  komen.  Tot  het  bijeenbrengen 
van  eene  dergelijke  bloemlezing  is  veelzijdige  kennis  noodig. 
Allereerst  zonde  ik  meenen,  dat  een  philoloog  van  professie  tot 
het  onderzoek  zou  behooren  geroepen  te  worden ,  ten  einde  over 
de  waarde  van  enkele  emendatien,  conjecturen  of  interpretatien 
ran  oude  schrijvers  door  mannen  van  het  vak  hier  te  berde  ge- 
bragt,  uitspraak  te  doen,  of  omtrent  het  gebruik,  dat  daarvan 
reeds  mogt  gemaakt  zijn,  aanwijzing  te  geven.  Eene  nalezing  op 
kerkelijk  historisch  gebied  en  voor  historia  literaria  zou  daarna  ge- 
voegelijk kunnen  worden  uitgelokt,  ofschoon  ik,  naar  aanleiding 
van  het  hierboven  aangevoerde,  twijfel,  of  de  alzoo  te  verkrijgen 
oogst  wel  voor  het  algemeen  belangrijke  vruchten  opleveren  zal. 
Het  tweede  gedeelte  van  dit  HS.  bestaat  uit  eene  reeks 
van  oorspronkelijke  brieven,  geschreven  door  Antonius  van 
Dak  (geb.  te  Haarlem  8  Nov.  1638,  overl.  28  Nov.  1708) 
eerst  doopsgezind  leeraar,  later  geneesheer  in  zijne  vaderstad. 
Zijne  levensgeschiedenis  is  behandeld  door  Nieeron ,  Mém.  dm 
illwir.  T.  36.  p.  5  ;    Ckau/epie',   Diction*.  ad.  voc.;  Fa- 


156 


bricius,  Hisloria  bibliolhecae  suae  VI.  10;  Saxe,  Onomaü.  V. 
202;  Chalmot,  Biograph.  woordenboek  ad.  v. ,  en  door  vele 
anderen;  maar  men  zal  zich  van  het  naslaan  van  al  die  eita- 
tien  kannen  ontslaan,  door  terug  te  gaan  tot  aller  eenige 
bron,  zijnde  Jean  Ie  Clerc,  welke,  kort  na  het  overlijden  van 
van  Dale ,  in  zijn  Bibliolkèque  choisie  T.  XVII.  309 ,  als  ge- 
meenzame vriend  van  den  afgestorvene  eene  levensschets  heeft 
ontworpen,  die  vlugtig  en  eenvoudig,  echter  den  grond  heeft 
gelegd  tot  al  wat  latere  geleerden  in  soms  meer  waterigen 
styl  hebben  aan  den  dag  gebragt.  En  dat  Jean  Ie  Clerc  be- 
voegd was  om  ais  gemeenzame  vriend  over  van  Dale  te  spre- 
ken ,  blijkt  ten  overvloede  uit  de  bier  voor  my  liggende  brieven 
van  laatstgenoemde,  waarin  dit :  •  Heri  com  Domino  de  Barry 
simul  cnm  optimo  nostro  Ie  Clerc  summa  cum  bilaritate  domi 
meae  prandium  sumpsi,  atqne  in  salutem  tuatn  (Almelovcnii) 
poculum  vini  bibimus,  bipsimns ,  bapsimns  (sic)"! 

Van  Dale  is  de  bekende  uitgever  van:  de  Oraculü  veterum 
ethnicorum  düsertationee  duae ,  1683  et  1700,  waarvan  Fonte- 
nelle  eene  vertaling  onder  den  titel  van :  HiHoire  dei  Oratie* 
in  het  licht  gaf,  en  waardoor  v.  D.  zich  den  onwil  van  vele 
kerkdijken  op  den  hals  haalde. 

Theodorns  Janssonius  van  Almelo  veen,  tot  welken  al  de 
hier  bijeenverzamelde  brieven  van  van  Dale  gerigt  zijn,  (geb. 
te  Mijdrecht  24  Julij  1657),  hoogleeraar  in  de  geschiedenis, 
de  welsprekendheid,  de  Grieksche  taal,  later  in  de  genees- 
kunde te  Harderwijk  (overl.  te  Amsterdam  29  Julij  1712), 
staat  bekend  als  een  uitstekend  geleerde,  in  zijn'  t\jd  de 
vraagbaak  van  godgeleerden  en  geneeskundigen. 

Al  weder  zijn  deze  brieven  van  van  Dale,  ordeloos,  naast 
elkander  geschaard.  De  vroegste  dagteekent  van  het  jaar  1685 
(31  Maart),  en  draagt  tot  opschrift,  niet  in  gemeenzamen 
stijl,  zoo  als  vele  anderen,  te  weten:  Oreetee  Pyladi;  maar 
aan  den  heer  A.  van  Dale  over  de  nieuwe  tjjds  achterburgwal 
over  de  stade  paardenUal ,  naast  de  blaauwe  veem :  der  Medecynen 
doctor  te  Amsterdam,  medico  experientissimo. 


167 

De  brieven  zijn  146  in  getal:  de  laatste,  half  in  het  Neder- 
duitsch  en  half  in  het  Latijn  geschreven,  is  van  den  4611  Maart 
1708.  In  1698  is  de  briefwisseling  het  drukste:  er  versche- 
nen negentien  brieven  met  dat  jaartal. 

Maar  na  wat  de  waarde  van  dezen  letterschat,  en  wat  de 
opentlijke  uitgave  daarvan  betreft,  zoo  moet  ik  herhalen,  wat 
ik  ten  aanzien  der  eerste  brievenverzameling  heb  in  het  mid- 
den gebragt.  Er  is  hier  veel,  dat  bloot  van  tijdelijk  y  maar 
weinig  dat  van  algemeen  en  bljjvend  belang  kan  geacht  worden 
te  zijn.  Voor  hem,  die  eene  geschiedenis  van  van  Dale's 
leven  en  werkzaamheid  zou  wenschen  uit  te  geven,  of  die  de 
twisten  zou  wenschen  te  kennen,  waarin,  behalve  de  uitgave 
van  de  dieeertationes  de  Oraeuliê  ook  die  de  origine  et  progreuu 
idolatriae  et  euperetiüoniê ,  de  vera  et  falsa  prophetia  uti  et  de 
Urinalionibu*  idolairids  Judaorum  1696 ;  de  Arietea  et  LXX 
imterpreübu*  (1704)  van  Dale  gewikkeld  hebben,  zal  hier  licht 
bekomen.  Men  leert  er  uit  kennen  zijne  betrekking  tot  Bal* 
thasar  Bekker  en  tot  Fontenelle.  Over  dezen  laatste  is  het 
merkwaardig  bij  voorb.  te  lezen  wat  van  Dale  uit  Haarlem 
schrijft  (13  Jul.  1692):  ïMetuo  domino  de  Fontenelle.  Scis 
namque  quo  in  regno  versatns  ac  subditus  sit,  quamque  maxi* 
ma  ibi  Jesuitae  auctoritate  valeant!  Sed  omnia  bona  ao  meli- 
ora  ipsi  spero,  neque  illum  ad  retractntionem  coactum  iri,  cum 
jam  regio  privilegio  munitus ,  plus  quam  ter  in  Gallia  editua 
sit.  O  quam  bonum  et  jucundum  est,"  (en  wij  zeggen  hem 
dit  nog  heden  zeer  gaarne,  zelfs  met  betrekking  tot  Frankrijk 
na!)  tin  libera  patria  posse  vivere  et  libero  loqui.  Et  hoc 
nobis  Dei  Opt.  Maximi  munere  ac  beneficio  contingit."  Men 
wordt  voorts  hier  ingeleid  in  de  geschiedenis  der  twisten  van 
de  geleerden  onderling.  De  Haarlewsche  rector  van  Zurck 
was  van  Dale's  vriend  niet.  De  conrector  Hauten  werd  op  de 
school  ten  toon  gesteld  door  zijn  ambtgenoot  Babus ,  van  wien 
hier  verhaald  wordt,  dat  hij  Hauten,  houten  Knelis,  door  de 
studerende  jeugd  liet  noemen:  taddito  hoc  verau:  Een  aller- 
•plompste  plompste  quant :  een  Ezel  als  een  Olifant" 


158 

Dan  door  hei  overschrijven  van  deze  weinig  beduidende  bij- 
dragen tot  de  geschiedenis  onzer  schooljeugd  in  de  eerste  helft 
der  XVIIIe  eeuw,  overtreed  ik  het  verbod  van  den  brieven- 
schrijver zelven.  Hij  toch  geeft  op  meer  dan  eene  plaats  zijn 
▼erlangen  te  kennen ,  dat  zijn  geschrijf  geheim  blijve ,  of  Deae 
Gloacinae  worde  toevertrouwd.  1  Si  mors  mea  aecidit ,"  schrijft 
hij  aan  zijn  vriend  op  den  26  April  1703:  iquaeso  ne  temere 
•  epistolas  meas  (praeterquam  quod  rainime  contineant  quod  luoe 
tpublica  dignum  sit)  mufris  communices  seu  impriroaa:  tibi 
>enim  scriptae  sunt,  non  aliis."  —  En  indedaad  enkele  brieven 
bieden  berigten  aan  omtrent  van  Dale's  huiselijk  leven,  die 
ik  mij  regt  goed  voorstellen  kan ,  dat  hy  ze  ongaarne  voor  het 
oog  van  het  algemeen  geopenbaard  zag.  Daarbij  missen  wij 
hier  de  antwoorden  van  Almeloveen,  welke,  naar  mijn  inzien, 
onontbeerlijk  zouden  zijn ,  om  zin  en  bedoeling  van  van  Dale's 
correspondentie  overal  te  volgen.  Bijaldien  men  mogt  goed 
vinden ,  bij  wijze  van  uittreksel ,  of  anderzins ,  iets  uit  deie 
brieven  mede  te  deelen,  dan  moet  ik  herinneren,  dat  men 
daarbij  zal  moeten  trachten  inzage  te  bekomen  van  een  andere, 
mede  nog  onuitgegevene  verzameling  van  brieven ,  aan  Aime- 
loveen door  tijdgenooten  geschreven ,  thans ,  naar  de  verzeke- 
ring van  den  hoogleeraar  Bouman  (zie  Geschud,  der  Oeldeneke 
Hoogeschool ,  II,  bl.  35) ,  berustende  te  Utrecht  onder  bewa- 
ring van  zijn'  geleerden  ambtgenoot  Prof.  Mr.  A.  C.  Holtius. 

Almeloveen's  leven  en  verdiensten  zijn  nog  door  niemand 
opzettelijk  beschreven.  Hij,  die  deze  taak  mogt  ondernemen, 
zou  met  vrucht  de  hier  liggende  verzameling  kunnen  raadplegen. 

Met  deze  korte  aanwijzing  van  den  inhoud  van  het  hand- 
schrift hoop  ik,  den  mij  medegedeelden  wensch  van  het  Histo- 
risch Genootschap  niet  geheel  te  hebben  te  leur  gesteld." 

Vrede  en  bondgenootschap  tusechen  de  EngeUeke  en  Nederland' 
èche  0."I.  Compagnie*  in  1619  ene.  De  hoogleeraar  F.  J.  Veth, 
te  Amsterdam ,  verslag  uitbrengende  over  de  in  zijne  handen 
gestelde  verzameling  van  stukken,  meest  betreffende  de  Oost- 
Indische  Compagnie  (zie  Kronjjk  1854,  bl.  125  en  126),  be- 


109 


ligt  daaromtrent  het  volgeode:  » Klaarblijkelijk  zijn  ▼enebillende 
rerzamelingen  Tan  authentieke  stukken,  die  tot  elkander  in 
geen  de  minste  betrekking  staan ,  om  redenen  die  ik  onmogelijk 
kan  bevroeden,  in  éénen  band  vereen igd.  Zoover  ik  kan  nagaan 
—  en  het  slechte ,  onduidelijke  schrift  van  sommige  stukken 
naakt  dit  ten  deele  vrij  moegelijk  —  heeft  slechts  eene  dezer  ter 
«metingen,  en  wel  de  eerste  in  den  bundel,  betrekking  tot  de 
takeo  der  Oost-Indische  Compagnie.  Ik  zal  mij  dus  tot  deze 
bepalen;  mogt  bij  een  nader  onderzoek  der  overige  deelen  van 
dit  handschrift,  dat  mij  toeschijnt  voegzamer  aan  andere  leden 
dei  genootschap*  te  zullen  worden  opgedragen,  nog  iets  ge- 
vonden worden  dat  tot  de  O.-I.  Compagnie  betrekking  heelt, 
du  zal  ik  daarover  gaarne  nader  mijn  advies  mededeeien. 
'tSclujnt  mij  toe  dat  daaronder  veel  belangrijks  is,  maar  dat 
er  niets  in  wordt  gevonden  't  welk  tot  m\jne  competentie  be- 
koort. 

Maar  wat  nu  het  eerste  stuk  in  dezen  bundel  betreft ,  of 
juister  de  eerste  kleinere  verzameling  van  stukken ,  deze  is  mij 
alieropmerkelijkst  en  eëne  opneming  in  de  werken  des  genoot- 
stbaps  ten  hoogste  waardig  voorgekomen.  Al  de  stukken 
dezer  verzameling  hebben  betrekking  tot  den  in  Juljj  1619 
tasiehen  de  Engelsche  en  Nederlandsche  O.-Indische  Compag- 
aien  gesloten  vrede  en  bondgenootschap,  sedert  zoo  ongelukkig 
door  den  zoogeoaamden  moord  van  Amboina  verstoord.  Het 
gesloten  traktaat  zelf  is  medegedeeld  in  het  Huiorieech  verkaal 
mr  iet  begin,  den  voortgang  en  den  tegenwoordigen  Blaat  de* 
koophandels  van  de  generale  Ned.  geaotrajjeerde  O.-/.  Compagnie* 
(Arnhem,  1772)  D.  II,  bl.  289 — 326,  terwijl  de  geschiedenis 
daarvan  meer  of  minder  uitvoerig  besproken  is  in  hetzelfde 
werk,  D.  II,  bl.  189—102,  Du  Bob,  Vies  de»  Gouverneurs, 
p.  65 — 68,  van  Kampen,  Geeckied.  der  Nederl.  buiten  Europa, 
D.  I,  bl.  258,  259,  Lauts,  Geeckied.  der  NederL  in  Indië, 
D.  I,  hl.  188  vv.  Deze  onderhandelingen  en  de  daarop  ge* 
volgde  vrede  sohijnen  mij  intusschen  veel  meer  aaudacht  waar* 
&%  te  zjjn,   dan  daaraan  door  de  aangehaalde  schrijvers  ge- 


160 


schonken  wordt.  De  oorzaken  der  geschillen  tusschen  de  beide 
Compagnien  zijn  gebrekkig  bekend,  en  ofschoon,  als  men  onze 
Nederlandsche  schrijvers  op  het  woord  gelooven  wil ,  er  geen 
twijfel  is  of  het  regt  was  altijd  aan  onze,  het  onregt  aan  der 
Engelschen  zijde,  kan  het  den  historieschrijver  onzer  dagen 
zeer  wenschelijk  voorkomen  daaromtrent  met  eigen  oogen  te 
zien.  Davies ,  History  of  Holland ,  spreekt  over  dit  merk- 
waardig verdrag,  D.  II,  bl.  531;  hij  beroept  zich  op  Aitzema, 
Saaken  van  slaat  en  oorlog,  I,  bl.  206  en  Bymer,  Foedera,  T. 
XVII,  p.  170,  maar  haalt  geen  enkelen  Engelschen  schrijver 
aan ,  zoodat  men  moet  aannemen ,  dat  ook  de  Engel ache  lite- 
ratuur over  dit  verdrag  niet  veel  lichts  verspreidt.  Noch  Ait- 
zema noch  Bymer  kan  ik  op  dit  oogenblik  naslaan ;  doch  ik 
onderstel  dat  ook  deze  schrijvers  niets  mededeelen  omtrent  den 
aard  der  voorafgegane  geschillen  ,  dewijl  Davies  zegt :  •  in  the 
year  1615  Grotius  had  nnsnccessfally  endeavoured  to  arrange 
some  differences  bet  ween  the  companies,  the  exact  nature  of 
which  ie  not  êtated,  but  which  will  best  appear,  perhaps ,  by 
the  terms  of  the  treaty  now  concluded." 

Na  deze  voorafgaande  opmerkingen  kom  ik  terug  op  het 
handschrift,  welks  gewigt  daardoor  beter  zal  worden  ingezien. 
Het  bevat  hoofdzakelijk  een  zeer  uitgebreid  stuk,  getiteld: 
Verbael  van  doctor  Dideryck  Bas,  ridder,  burgemeester  der 
stede  Amsterdam,  Jacob  Boreel,  oudt  burgemeester  van  de  stadt 
Middelburgh  in  Zeeland t,  Arent  Jacobsz.  Lodesteyn,  raedtsheer 
ter  Aduiiraliteyt  in  Zeelandt  ende  inden  raedt  van  Vlaende- 
ren, Albert  Franssen  Sounck,  oudt  burgemeester  vande  stadt 
Hoorn  ende  gedeputeerde  inden  raedt  van  staten  der  Ver- 
eenichde  Nederlanden,  Andries  Byckaerts,  bewinthebbers  van- 
de  geoctroyeerde  Oostindische  Compaignie,  ende  Mr.  Willem 
Boreel,  advocaet  vande  zelue  Compaignie,  gedeputeerden  van- 
de  Ho.  Mo.  heeren  de  Staten  Generael  der  Vereenichde  Neder* 
landen,  op  de  conferentie  in  Engelandt  gehouden  tot  veree- 
ninge  van  beyde  Nederlandtsche  ende  Engelsche  Oost-Indische 
Compaignien,  ende  begonnen  int  laetste  vant  jaer  1618/'  Dit 


161 


stok  bevat  den  gebeden  loop  der  onderhandelingen  en  al  de  — 
in  'tPransch  gestelde  —  tasseben  de  beide  partgen  gewisselde 
stukken,  waaronder  mg  vooral  hoogst  merkwaardig  en  Tan  vee 
belang  tot  opheldering  der  geschiedenis  voorkomen,  de  memo- 
rien  van  doleantie  over  de  tegenpartij  van  beide  zijden  ingele- 
verd, die  de  oorzaken  der  geschillen  in  vele  bijzonderheden 
ontwikkelen  en  vele  nog  geheel  onbekende  bijzonderheden  aan 
bet  licht  brengen.  Zoo  is  mij  o.  a.  uit  de  Nederlandsche  me- 
morie gebleken,  dat  de  Engelschen  reeds  voor  1618  een  kan* 
toor  of  loge  hadden  te  Sukkadana  op  Borneo  en  de  schande- 
ijjkste  middelen  hebben  te  baat  genomen  om  hunne  mededingers, 
de  Hollanders,  van  daar  te  verwijderen.  Deze  bijzonderheid,  die 
mij  geheel  nieuw  was,  moest  mij  te  meer  treffen,  daar  ik  mij 
net  de  geschiedenis  van  Borneo  zoo  bijzonder  heb  bezig  ge- 
bonden. 

De  stukken,  die  voorafgaan  en  volgen,  schgnen  mg  als  zoo- 
vele bijlagen  tot  het  genoemde  uitgebreide  verbaal  te  kunnen 
beschouwd  worden,  en  't  is  mij  voorgekomen  dat  deze  stukken 
ten  deele  ook  reeds  in  het  verbaal  zijn  opgenomen,  doch  ik 
heb  mg  den  tijd  niet  gegund  om  dit  door  naauwkeurige  ver- 
gelijking uit  te  maken.  Indien  tot  de  uitgave  van  het  verbaal, 
gelijk  ik  hoop,    wordt  overgegaan,    zal  dit  spoedig  van  zelf 


Kort  relaas  van  het  gepaneerde  in  de  Chineest  revolte ,  in  de 
naend  van  October  anno  1740.  De  hoogleeraar  Vetb  deelt  om- 
trent dit  HS.,  mede  in  zijoe  handen  gesteld  (zie  Kronjjk  1S54, 
bl.  325)  het  volgende  mede : 

«Het  stuk  heeft  betrekking  tot  den  bekenden  moord  der  Chi- 
nezen te  Batavia  onder  het  bestuur  van  den  gouverneur-gene- 
raal Valckenier.  Het  verhaal  is  niet  onbelangrijk,  maar  reeds 
gedrukt  Het  komt  voor  in  een  boekje,  waarvan  ik  een  exem- 
plaar bezit,  doch  dat  tamelijk  zeldzaam  is  geworden,  getiteld: 
Verzameling  van  verschelde  echte  stukken  van  Batavia  herwaarde 
gezonden :  coneemeerende  den  opstand  der  Ohineezen  buiten ,  en  de 
iaarop  gevolgde  gruwelijke  massaere  binnen  gemelde  stad"  (Zon- 

XI.  J.  11 


162 


der  jaartal.)  Het  Kort  Relaas  is  het  eerste  van  de  vijf  stukken 
in  deze  verzameling  geplaatst.  De  overeenstemming  tnsschen 
bet  gedrukte  stak  en  het  handschrift  is  echter  niet  letterlijk. 
Bij  eene  vlugtige  vergelijking  heb  ik  hier  en  daar  kleine  ver- 
scheidenheden gevonden,  die  mij  voorkomen  grootendeels  uit 
de  poging  om  den  stijl  in  het  gedrukte  stuk  eenigzins  te  ver- 
beteren, verklaard  te  kunnen  worden.  Bovendien  heeft  het 
handschrift  nog  iets  eigenaardigs.  Op  de  achterzijde  van  den 
omslag  staat  geschreven :  » Ontvangen  in  de  missive  van  onsen 
soon  Jan  van  Leve  (of  Lene),  Batavia  den  6"*  Maart,  1741. 
Deze  Jan  van  Leve  schijnt  zelf  deelgenomen  te  hebben  aan  de 
vijandelijkheden  tegen  de  Chinezen ;  want  het  afschrift  van  het 
Belaas ,  door  hem  aan  zijne  ouders  gezonden ,  is  voorzien  van 
eenige  weinige  kantteekeningen ,  in  eene  andere  hand  geschre- 
ven ,  die  betrekking  schijnen  te  hebben  tot  hetgeen  bij  die  ge* 
legenheid  persoonlijk  door  hem  verrigt  of  hem  wedervaren  is. 
Voor  iemand,  die  zich  opzettelijk  wilde  bezig  houden  met  de 
geschiedenis  van  den  opstand  en  moord  der  Chinezen  in  1740 
zou  het  welligt  eenig  nut  kunnen  hebben,  dit  stuk  met  het 
reeds  uitgegeven  Kort  Relaas  te  vergelijken;  misschien  zou 
het  hier  of  daar  eene  enkele  kleinigheid  kunnen  toelichten. 
Ik  twyfel  echter  zeer  of  dit  de  opneming  van  het  bedoelde 
stuk  in  de  werken  van  het  Genootschap  zou  regtvaardigen. 
Wanneer  eenmaal  het  Historisch  Genootschap  er  toe  mogt 
overgaan,  om  herdrukken  van  zeldzaam  geworden  historische 
schriften,  die  reeds  vroeger  werden  uitgegeven,  in  het  lichtte 
zenden,  dan  zou  misschien  de  boven  aangehaalde  verzameling 
van  echte  stukken  daarvoor  in  aanmerking  kunnen  komen,  en 
in  dat  geval  zou  dit  handschrift  aanleiding  kunnen  geven  tot 
de  opneming  van  eenige  varianten  en  aanteekeningen. 

Zegelstempel,  gevonden  binnen  Sluis.  Medegedeeld  door  den 
heer  J.  11.  van  Dale,  te  Sluis. 

Eenige  jaren  geleden  is  te  Sluis,  bij  het  omploegen  eener 
weide,  naar  het  in  vroeger  eeuw  aldaar  gestaan  hebbend  kloos- 
ter der  Minderbroeders,  de  Kloosterweide  geheeten,  het  ovaal- 


163 

romig  zegelstempel  ontdekt ,  waarvan  we  eene  korte  beschrij- 
ving geven  willen ,   niet  twijfelende  of  velen   zullen   mqn  ge* 
voelen  deelen,   dat  het   overwaardig  is  der  vergetelheid  ont- 
rukt te  worden,    't  Zal  zekerlijk   niet   ondoelmatig  ayn   met 
enkele  woorden  de  stichting  van  bovengemeld  klooster  te  ver- 
melden, daar  het   misschien    aan   het  onderzoek  omtrent  de 
herkomst  van  het  zegelstempel  eene  gewensehte  rigting  ge- 
ren kan.    P.   Meestere   zegt   er  in  zijne  handschriftelijke  Qt- 
xtoedbautige  Bjjeonderheden  betrekkelijk  de  ttad  SHuiê  in  Flaan- 
foeM  op  het  jaar  1443   het  volgende  van :   •  Die  zelfde  be- 
roemde man  St.  Jan   de   Capistrano   had  paos  Eagenius  IV 
roofgedrsgen  om ,   hier  te  lande ,   vijf  kloosters  voor  de  Min- 
derbroeders Observanten  op  te  rigten ,   dat  is  voor  de  zooda- 
mgen,  die  er  zich  op  laten   voorstaan,   de  regels  der  orde 
oianwer  te   observeren.    De  goedkeuring   van   Z.  H.   daarop 
redeend,  en  in  welke  gemelden  Johannis  hooge  lof  wordt  toe- 
gezwaaid,   dagteekent  van  1436,   en  is  gegeven  te  Florence; 
doek  alzoo  het  in  de  volgende  jaren  wj  ons  al  vry  onrustig 
was,  zoo  duurde  het  tot  1443,  aleer  men  te  Sluis,  gemelde 
broeders  kon   ontvangen   en   huisvesten.     Johannis   Brugman 
vinden  wij  als  eersten  Gardiaan  aangeteekend ,  en  zulks  wel  bij 
schrifturen  van  1444."     Daar  de  plaats  waar  het  klooster  ge- 
tocht werd   by    Meesters  niet  wordt  opgegeven ,   en  anderen 
weder  die  plaats  verkeerd  aanwijzen,    voegen  wij  bij  het  bo- 
venstaande nog  dit,    dat  het  gesticht  werd  in  de  Rikerstrate, 
eigentlijk  Heer  Ricquaertstrate,  die  nu  den  naam  kreeg  van  de 
groote  Kloosterstraat,  terwijl  de  Hugo  films  Jansstraat  of  Hugo 
Janszoonstraat,  de  kleine  Kloosterstraat  geheeten  werd.    Beide 
straten  lagen  in  elkanders  nabijheid,   zuidwaarts  van  den  nog 
bestaanden  Zuiddijk,  en  zijn  thans  in  wei-  en  bouwland  verkeerd. 
De  vorm  van  het  zegelstempel,  zoo  wel  overeenstemmende  met 
dien,  welken  Vredius  in  De  zeghele*  der  graven  non  Vlaenderen, 
enz.   geeft  op  fol.  17*  van  een  zegelstempel  van  gravin  Mar- 
garetha  van  Vlanderen,   gehjk  ook  dien  van  het  groot  zegel 
der  abdij  te  Hoog-Elten  (zie  Nieu*  Arekkf  voor  Kerk.  Geech. 

11* 


164 

inzonderheid  van  Nederland,  verzameld  door  N.  C.  Kist  en  H. 
J.  Royaards,  enz.  II«  deel,  1854,  bladz.  58),  doet  bij  den 
eersten  aanblik  aan  een  vrouwen-,  ja,  in  verband  tot  het  bo- 
venstaande en  de  plaats  der  vinding,  aan  een  geestelijk  zegel 
denken.  Door  een  dwarsbalk  in  twee  ongelijke  deelen  gedeeld, 
bevat  het  bovenste ,  tevens  het  grootste  deel ,  de  boodschap 
des  engels  Gabrièl  aan  Maria.  Meer  dan  opmerkelijk  is  de 
overeenstemming  van  dit  gedeelte  met  de  beschrgving  van  de 
teekening  der  Annonciaiion  de  la  mère  de  Dieu  ,  zoo  als  die 
immer  in  de  Orieksche  kerk  voorkomt ,  en  ons  opgegeven  wordt 
in  Manuel  d'iconographie  grecque  el  latine,  avec  une  introductie* 
et  des  notes  par  M.  Didron,  etc.  Paris.  Imprimerie  royale, 
1845.  Op  page  155  van  dit  werk  toch  leest  men.: 
Annonciation  de  la  mère  de  Dieu. 
Maisons.  La  sainte  Vierge  debout  devant  nn  siége ,  la 
tête  un  pen  inclinée.  Dans  Ia  main  gauche  elle  tient  un  fu- 
seau  enroulé  de  soie;  sa  main  droite,  ouverte,  est  étendue 
vers  1'archange.  Saint  Michel  est  devant  elle;  il  la  salue  de 
la  main  droite ,  et  tient  nne  lance  i)  de  la  gauche.  Au  des- 
sus de  la  maison ,  Ie  ciel.  Le  Saint  Esprit  en  sort  sur  un  ra- 
yon qui  se  dirige  vers  la  tête  de  la  Vierge. 

Wanneer  men  de  laatste  phrase  uitzondert,  is  de  beschrij- 
ving ook  op  de  afbeelding  van  bet  bovendeel  des  zegels  van 
toepassing.  Er  is  op  het  stempel  geen  spoor  van  den  H.  Geest 
te  ontdekken,  hoewel  het  opmerking  verdient,  dat  boven  het 
hoofd  des  aartsengels  eene  vlam  schijnt  te  zweven ,  welk  figuur 
m.  i.  wel  te  onderscheiden  is  van  de  sterren  waarmede  het 
veld  der  afbeelding  bezet  is,  en  die  ongetwijfeld  den  hemel 
moeten  verbeelden.  Boven  het  middelste  en  grootste  der  hui- 
zen, —  die  men  op  het  eerste  gezigt  voor  kapellen  houden 
zoude  —  die  boven  de  Annonciation  geplaatst  zijn,  prijkt  een 
kruisje.  Wij  moeten  doen  opmerken  dat  de  naam  Michel 
in  de  boven  aangegevene  beschrijving  der  Annonc.  blijkens 
't  bijbelverhaal ,  de  ware  naam  des  aartsengels  niet  is.  Wij 
1)  Un  baton,  long  oomme  nn  baton  de  lance. 


165 


geboren  dos  aan  eene  vergissing  of  drukfout  te  moeten  den- 
ken, te  meer  wijl  men  p.  293  en  294  der  Iconologie,  waar, 
onder  het  opschrift:  Oommemt  ü  faut  reprüenter  k»  vingt-quatre 
datum  de  la  nère  de  Dieu  gevonden  wordt  in  de  2°  statie: 
1'Archange  Gabriël  devant  elle  (Marie),  etc.  Men  zal  dus 
ook  in  de  borenaangehaalde  beschrijving ,  daar  beide  betrek* 
king  hebben  op  hetzelfde ,  Qabriël  moeten  lezen  voor  Michel. 
Aan  den  anderen  kant  verdient  het  opmerking  dat  men  bij  de 
Grieken,  wanneer  dezen,  'tgeen  ze  gaarne  doen,  in  eene  en- 
kele schilderij  de  vereeniging  van  al  de  aartsengels  voorstellen, 
Michel  als  krijgsman  voorkomt,  en  Gabriël  als  priester.  Zie  p. 
77.  De  algemeene  vorm  of  gedaante  waaronder  de  Arckangu 
gewoonlijk  voorkomen  wordt  p.  74  aldus  beschreven:  Ceux-ci 
sont  representés  avec  des  vêtements  de  soldats  et  des  oeintures 
(Tor.  Ds  tiennent  dans  leurs  mains  des  javelots  avec  des  ha- 
ches ;  les  javelots  se  terminent  en  fers  de  lance. 

Het  benedendeel  van  't  zegel  toont  ons  een  knielend  geeste- 
lijk persoon ,  't  zij  abt ,  bisschop  of  iemand  dergelijks ,  die , 
met  mantel,  mijter  en  staf  aangedaan,  de  handen  biddend  ten 
hemel  heft.  Het  veld  der  plaats  die  hij  inneemt,  door  twee 
kolommen  of  zuilen  afgesloten,  is  ook  hier  met  sterren  en  ronde 
kringen  bezet,  terwyl  het  overige  van  het  benedendeel  des  stem- 
pels, dat  tusschen  deze  zuilen  en  het  randschrift  is  gelegen, 
bezet  is  met  leliën  —  wijzende  op  Maria,  de  koningin  des 
hemels?  —  en  ronde  kringetjes  bezet  is. 

Het  randschrift,  half  Gothisch,  half  Romeinsch ,  lees  ik, 
onder  verbetering,  aldus:  s.  dni.  choÏs.  chefal*  e.  divina. 
pbovtdencia.  dni.  CAUFOLBNRI8.  EFi,  i.  dat  is:  sigillum  domini 
iohannis  che&lere  (?)  divina  providencia  domini  calipolensis  epis- 
copl  Het  woord  chefai/e  is  m\j ,  zoo  't  geen  eigennaam,  maar 
een  titel  is,  onverklaarbaar,  en  we  laten  derhalve  de  volledige 
verklaring  van  't  randschrift  volgaarne  aan  anderer  scherpzinnig- 
heid over.  Er  waren,  gelijk  bekend  is,  twee  bisschoppelijke 
steden,  de  eene  in  Napels,  de  andere  in  Turkije,  die  den 
naam  van   Calipoli  of  Galipoli  droegen.    Zoude  de  Grieksche 


166 

gravure   Tan   de   Annondation  niet  voor  Gallipoli   in  Turkjje 
pleiten  ? 

Ten  slotte  merken  wij  nog  aan ,  dat  de  stof  waarvan  het 
zegelstempel  is  vervaardigd  een  mengsel  van  koper  schijnt  te 
zijn.  Het  stempel  is  aan  de  achterzijde,  gelijk  zulks  meer  voor- 
komt, van  een  klein  gesloten  oog  of  handvatsel  voorzien.  Zijne 
grootste  lengte  is  77  ned.  strepen,  de  grootste  breedte  48. 

Het  bovenstaande  onderwerpende  aan  het  oordeel  van  Zee- 
lands  beroemden  oudheidkundige  Dr.  J.  ab  U.  D.,  mogt  ik 
daarop  een  vereerend  schrijven  ontvangen,  waaruit  ik  het  vol- 
gende, in  het  belang  der  verklaring  des  zegels  mededeel.  •  Het 
laatste  woord  ekefale  is  Grieksch,  en  beteekent  capui,  hoofd. 
KafaUu  was  een  Gr.  bijnaam,  en  schijnt  mij  overeen  te  stem- 
men met  Capiatranus,  onder  welken  latijnschen  bijnaam  in  het 
midden  der  vijftiende  eenw  de,  ook  door  n  genoemde,  vicaris 
generaal  der  Minderbroeders  observanten,  Johannes  bekend  was, 
die  naar  Nederland  en  Dnitsehland  ter  hervorming  werd  ge- 
zonden. Of  deze,  te  zynen  tijde  beroemde,  doch  niet  voor 
Heilig  verklaarde  man,  bisschop  is  geweest  van  Gallipoli,  weet 
ik  niet;  het  Oostersche  was  toen  in  verval,  doch  't  is  zeer  mo- 
gelijk dat  hij  op  een  van  beiden,  dien  naam  dragende,  betrek- 
king had,  en  dat  het  gevonden  cachet  aan  hem  toebehoorde.  — 

Uit  den  stempelvorm  geloof  ik  niet,  dat  iets  is  af  te  leiden. 
Ook  de  Utrechtsche  bisschoppen  gebruikten  dien  meermalen. 
Ik  zou  hem  meer  in  verband  brengen  met  den  patroon  of  pa- 
trones der  stempelaars.  Bij  de  observanten  stond,  meen  ik, 
de  L.  V.  vooruit:  van  daar  de  nadering  tot  den  ruitvonn.  De 
Kromstaf  in  verband  met  het  Epi9i  op  den  rand  wijst,  meen 
ik ,  bij  de  onderste  helft ,  stellig  op  een'  bisschop. 

Ik  zou  mij  in  allen  gevalle  zeer  moeten  bedriegen ,  wanneer 
niet  aan  uwe  mededeeling  bijzondere  aandacht  werd  gegeven." 

Wij  hebben  bij  het  bovenstaande  niets  te  voegen.  Hebben 
wij  als  onwillekeurig  op  Gapistrano  gewezen ,  't  geschiedde  in 
het   stille    vermoeden,   dat  het  zegel  op  hem  betrekking  had. 


167 

Meestert  noemt  bem  Sint,  doch,  verkeerdelijk.  Onze  stads- 
rekeningen  van  dien  jare  noemen  hem  Meester;  in  de  Lat. 
briefen  waarin  van  hem  gesproken  wordt,  wordt  hij  eenvoudig 
frater  geheeten. 

Nadere  mededeeïing  omtrent  Jaeoous  Leetiuê  en  s$ne  êchriften; 
es  Hendrik  van  Montfoort.  De  heer  J.  van  Dam  van  Noorde- 
foos,  te  Rotterdam,  berigt  daaromtrent  het  volgende:  §Op 
hl  19  der  Kronjjk,  1855,  trok  mijne  aandacht  het  aldaar  me- 
degedeelde over  Jacobus  Lectius  en  zijne  schriften ,  waaruit  ik 
Termeen  te  mogen  besluiten,  dat  aan  Prof.  de  Geer  onbekend 
is  bet  verslag  over  dezen  verdienstelijken  man,  en  vooral  zijne 
schriften  betreffende,  vrij  breedvoerig  geleverd  door  Jugler  in 
ajue  Beytrage  ntr  Juriitieche  Biograpken,  T.  III,  pag.  61 — 71, 
ilwaar  tevens  wordt  vermeld,  Niceron ,  Mémoires,  T.  XXX; 
oog  zie  men  over  hem  Saxe,  Oaom.  lit.t  T.  IV,  p.  14,  en  de 
aldaar  aangehaalde  schrijvers;  uit  het  medegedeelde  door  Jug- 
ler blijkt  dat  het  door  Prof.  de  Geer  opgegeven  work  onder 
n*  3,  in  het  jaar  1601  is  uitgegeven,  en  dat  van  hot  werk 
onder  n*  4  het  jaar  der  uitgave  op  1594  wordt  gesteld. 

Op  bl.  45  van  genoemde  Kronjjk  lees  ik  dat  Hendrik  van 
Montfoort,  wiens  brieven  worden  medegedeeld,  teen  in  de  ge* 
schiedenis  onbekend  persoon  sonde  zijn."  Ofschoon  ik  die  mee* 
tting  van  den  heer  van  Asch  van  Wijck,  niet  zal  tegenspreken, 
wil  ik  echter  bij  deze  opmerken ,  dat  in  het  werk  van  Lamb.  Hor* 
teasius  Montf.,  Sesessionum  cioilium  Uttrajeetinarum  etc.,  lBt* 
uitgave  Basel,  1546,  pag.  78,  en  2de  uitgave  Utrecht,  1642, 
pag.  55,  wordt  vermeld  Henricus  Montfortius  en  vraag,  kan 
deze  dezelfde  persoon  geweest  zijn  als  Henrik  van  Montfoort, 
de  eousm  van  Maximiliaan  van  Egmond,  den  schrijver  der 
brieven?  Hoogstraten,  Woordenboek  op  het  artikel  Montfoort , 
verwijst  naar  een  ouden  brief  aangehaald  door  den  Aanteeken. 
op  de  Hütorie  van  't  Utrecitsche  Bisdom,  D.  II,  bl.  271,  waarin 
onderscheiden  namen  van  niet  doorpent  vermelde  heeren  van 
dat  geslacht  voorkomen;  dat  werk  niet  kunnende  opslaan  is  het 
mij  onbekend  of  ook  soms  Hendrik  v.  M.  daaronder  voorkomt. 


168 


Archief  van  Schoonhoven.  De  heer  Mr.  O.  van  Rees  deelt 
eenige  bijzonderheden  mede  omtrent  het  archief  van  Schoonho- 
ven en  vertoont  een  register  van  de  charters  dier  stad,  in  1790 
door  de  regerende  Burgemeesters  Mr.  D.  Hoola  van  Nooten  en 
Mr.  S.  J.  Scheltas  opgemaakt. 

Wordt  besloten  aan  den  Gemeenteraad  van  Schoonhoven  ver- 
gunning te  vragen  om  een  afschrift  te  laten  vervaardigen  van 
dat  register,  ten  einde  het  na  onderzoek  welligt  in  de  genoot* 
schappelijke  werken  op  te  nemen. 

Fan  den  stoet  der  jegenwoerdiger  nederlandtêche  regiervng,  1583. 
De  heer  Dr.  P.  J.  Vermeulen  brengt  omtrent  dit  in  zqne  han- 
den gestelde  HS.  (zie  Kronijk  1855,  bl.  141)  het  volgende 
verslag  uit: 

>  Het  handschrift  getiteld :  Van  den  stoet  der  jegenwoerdiger 
nederlandtêche  regierung  (enz.)  A*  Domini  1583,  aldus  in  Octobri 
tot  Arnhem  gestroyet  is  mij  in  druk  niet  bekend.  Mogt  het  — 
zoo  als  waarschijnlijk  is  —  gedrukt  zijn,  dan  zullen  de  exem- 
plaren gewis  zeldzaam  wezen. 

Het  bestaat  uit  twee  deelen.  Het  tweede  is  uit  de  eerste 
helft  van  het  jaar  1584;  immers  het  eindigt  met  de  woorden 
Explicuit  a*  1584  en  werd  bij  het  leven  van  onzen  Willem  I 
opgesteld  door  den  schrijver  van  het  eerste.  Een  Geldersen- 
man  waarschijnlijk,  immers  de  tongval  is  Geldersen  en  aan 
het  slot  van  hetzelve  lezen  wij :  i  Nemant  stote  sick  daer  an 
idat  wy  vnse  name  verswijgen,   dan  ho   wal  wy  ingeboren 

•  landtzaten   sinnen,   so   sijn   wy   doch  in  wtheymscher  heren 

•  dienst ,    derhalven    wy   wal   geen   mangel  hebben  van  goede 

•  correspondentie  enz." 

De  schrijver  behandelt  de  vragen  of  men  zich .  met  den  Her- 
tog van  Anjou  moet  verstaan,  of  men  den  Prins  van  Oranje 
tot  heer  moet  aannemen ,  of  men  eene  verhindtenis  met  de  vor- 
sten en  steden  des  Kijks  moet  zoeken. 

Noch  het  een  noch  het  ander  bevalt  hem.  De  Hertog  van 
Anjou  wordt  aanstonds  ter  zijde  gesteld  tangesehen  hy  sich 
» anders   dragen    vnd  anstellen   moet,    so  hij  geerne  wederom 


169 

»angenomen  wcre."  Later  wordt  dit  breedvoeriger  uit  een 
gezet. 

De  Prins  Tan  Oranje ,  zegt  de  schrijver,  is  te  wijs  om  de 
heerschappij  van  den  lande  te  aanvaarden.  Sommigen  houden 
hem  reeds,  hoewel  te  onregte,  voor  Graaf  van  Holland  en  Zee- 
land. Ware  hij  dat,  dan  zonde  hij  door  de  verdediging  van 
de  voorregten  dier  gewesten  aanleiding  geven  tot  het  vermoe- 
den dat  Holland  de  overige  verbondenene  provinciën  zocht  te 
beheerscben.  Om  eenige  redenen,  die  de  sohryver  verder  op* 
geeft,  kan  de  Prins  geen  heer  van  eenig  bijzonder  gewest  z\jn, 
bij  behoort  de  algemeene  belangen  der  geunieerden  voor  te 
staan  en  de  waardigheid  van  graaf  zoude  de  Unie  breken.  De 
treffelyke  Prins  zal  dan  den  roem  van  vader  des  vaderlands  te 
njn  niet  verwisselen  tegen  den  onzaligen  naam  van  verderver. 

De  schryver  gebruikt  echter  zoo  veel  woorden  om  te  bewij- 
zen dat  geen  enkel  onderdaan  dit  van  onzen  Willem  vermoeden 
mag,  dat  het  vrij  duidelijk  blijkt  hoe  zwak  zijn  eigen  vertrou- 
wen op  de  gezindheid  van  den  Prins  is.  De  magt  der  Staten- 
Generaal  en  die  der  gewestelijke  Staten  zijn  by  hem  verder  de 
grondslagen  onzer  vrijheid ;  deze  hebben  van  ouds  onder  ande- 
ren het  regt  gehad  om  buiten  den  Heer  van  den  Lande  te 
vergaderen  enz.  De  Staten  zijn  voogden  en  beschermers  der 
onderzaten  tegen  de  aangeborene  heerschzucht  van  eiken  vorst , 
den  besten  zelfs  niet  uitgezonderd. 

Wat  betreft  het  verbond  met  de  Keurvorsten  en  Steden  des 
Rijks:  de  schrijver  denkt  er  niet  gunstiger  over  en  eindigt  met 
den  raad  om  onafhankelijk  te  blijven.  Alle  vorsten  lijden  aan 
dezelfde  kwaal,  herhaalt  de  schrijver;  zij  heersenen  gaarne. 
Bus  ook  de  duitsche.  Slaat  men  zich  zelven  moedig  door  alle 
zwarigheden  heen  dan  zullen  die  buitenlanders  van  zelf  eerbied 
voor  ons  opvatten  en  onze  bondgenooten  worden.  Daarmede 
loopt  onze  vrijheid  geen  gevaar. 

Zoo  wel  in  het  eerste  als  tweede  gedeelte  van  dit  opstel 
treedt  de  schrijver  in  een  overzigt  van  'slands  toestand  en 
schroomt  ook   niet   om  'slaods  regenten  eenige  waarheden  te 


170 


laten  hooren ,  waarby  het  niet  geheel  zeker  is  of  die  natuur* 
lijke  voogden  en  beschermers  des  volks  als  van  de  vorstelijke 
kwaal  geheel  vrq  te  beschouwen  zijn.  De  raadgevingen  van 
den  schrqver  komen  hierop  neder,  dat  de  algemeene  en  ge- 
westelijke Staten  zich  binnen  de  palen  hunner  wettelijke  be- 
voegdheid houden,  goed  acht  geven  op  het  beheer  der  finan- 
ciën en  de  verdediging  des  lands,  eenparigheid  in  de  munt 
brengen,  de  onderlinge  welwillendheid  der  Provinciën  verster- 
ken. Verder  behoort  men  den  Prins  met  eenen  Raad  het  al- 
gemeen gouvernement  -  te  geven ;  de  Prins  zelf  moet  aan  het 
hoofd  des  legers  en  in  het  veld  staan  als  zoo  veel  andere  vor- 
sten van  vroeger  en  later  tijd.  «Dan  wat  is  lofilicker,  luati- 
>ger,  heerlycker  vnder  de  sonne,  als  dagelix  voerdynen  oghen 
ttho  sehen  de  voernemsten,  dappersten,  erentvesten  dyner  vn- 
iderdanen,    veerdich,  gerustet  ende  moedig  mit  dy  tho  leven 

•  ende  tho  sterven?"  Zijn  leven  is  daar  niet  meer  in  gevaar  dan 
in  zijn  paleis.  •  Hebben  dan  de  moerdenaers  de  sael  dos  Prin- 
icen   tho   Vranien  niet  even  wal  vinden  konnen?   Eegent  het 

•  niet  dat  de  veltheer  int  leger  een  goet  getal  trawanten  ende 
>  hjffschutten   gebrayckt,    daer  het  in  steden  ende  buyten  het 

•  leger  tyrannichss  geholden  wort?  Iss  dan  Godt  niet  so  mach- 

•  tich  in  het  velt  als  in  de  pallasten?"  — 

En  nu  tot  de  vraag  komende,  door  het  Genootschap  my 
gedaan,  of  het  besproken  stuk  in  een  der  genootschappelijke 
werken  behoort  te  worden  opgenomen,  sta  ik  niet  in  twij- 
fel een  voorstel  tot  die  opname  aan  uwe  goedkeuring  te  on- 
derwerpen. De  eeuwig  gedenkwaardige  tijd,  waaruit  dat  stuk 
tot  ons  kwam ,  de  in  hooge  betrekkingen  geplaatste  of  levende 
schrijver,  zijne  opregte,  ofschoon  dan  ook  wat  staatsgezinde 
vaderlandsliefde,  zijn  goede,  nu  en  dan  sierlijke  stijl ,  dat  alles 
pleit  voor  eenen  herdruk,  waartoe  men  overigens  ten  aanzien 
van  oude  blaauwboekjes  niet  ligtvaardig  besluiten  mag,  —  en 
mijn  ambtgenoot  in  Groningen  verdient  gewis  den  dank  van 
ons  Genootschap  voor  de  mededeeling  van  bet  handschrift. 


m 


14  Terg  adering.     18  October  1955. 

BWMötk.  Opgave  van  hei  geleden  verliet  der  Geldenene  edelen 
m  den  dag  van  Voeringen  1288.  Opgave  van  hetgeen  de  be- 
wering  van  hei  tookhni*  en  der  etad  JFageningen  heeft  gekost. 
Opgeven  van  geledene  echode  en  verlies  van  paarden  van  eenige 
Geldersche  edelen  in  dienei  dee  hertog*  van  Gelder.  Iet*  tot 
hjjdrage  der  henni*  van  het  middeleeuwsch  huisraad. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  Dr.  A.  A.  van  Heneden ,  te  Breda : 

Historische  LeercursMS  ten  gebrnike  der  Koninklijke  Akademie 
war  de  Zee-  en  Landmagt.  —  Handleiding  tot  de  kennis  der 
Nieuwe  Geschiedenis,  voor  de  Kadetten  van  alle  wapenen.  Door 
Dr.  A.  A.  van  Heusden.  !•  en  3«  deel,  3«  druk,  Breda» 
1854  en  1855. 

Van  den  Heer  A.  Wauters,  te  Brussel: 

Eistoire  de*  Environs  de  Bmxeüee  t  par  Alphonse  Wauters. 
Tom.  II  et  III,  1*  part.    Bruxelles,  1852. 

In  ruiling  ontvangen: 

Van  het  Geschied-  en  Oudheidkundig  Genootschap  te  Maas- 
tricht : 

Jmuüe*  de  la  Sodété  historique  et  archeologique  è  Maeslrickt. 
Tom.  I,  4#  fase.    Maestricht,  1854—1855. 

Opgave  van  het  geleden  verlies  der  Geldersche  edelen  in  den 
dag  van  Weeringen. 

Beinald  I  was  zqn  vader  Otto  als  hertog  van  Gelder  opge- 
volgd en  huwde  in  1276  met  de  erfdochter  van  den  hertog 
van  Limburg,  na  wiens  dood  Beinald  hem  in  de  regering  van 
dat  land,  onder  goedkeuring  van  keizer  Budolf,  verving. 
Adolf,  graaf  van  den  Berg,  maakte  aanspraak  op  dat  regt  en 
idf  niet  bij  magte  zqne  regten  te  doen  gelden ,  droeg  bij  de 
handhaving  daarvan  op  aan  Jan,  hertog  van  Brabant.  Van 
hier  de  oorlog  tnsschen  Beinald  en  dezen  laatste.  Al  de  na* 
buiige   vorsten   trokken  party  in  die  geschillen.    Beinald  had 


172 

den  aartsbisschop  van  Keulen,  de  graven  van  Luxemburg,  Kleef, 
Gulik,  Sayn,  Spanheim,  Nassau,  Nieuwenaer,  Solms,  Salm 
en  de  Brabantsche  edelen  tol  bondgenooten.  Hertog  Jan  werd 
bygestaan  door  de  graven  van  Bourgondië,  Hessen,  Loon,  van 
den  Berg  enz.,  alsmede  zond  graaf  Floris  hem  hulpbenden. 
Lang  duurde  deze  oorlog;  de  onderhandelingen  leidden  tot 
geen  uitslag,  tot  dat  de  vijandelijke  partijen  elkander  te  Woe- 
lingen slag  leverden  den  bm  Juljj  1288,  waarbij  de  hertog  van 
Brabant  de  zege  behaalde.  Elfhonderd  edelen  vielen  aan  beide 
zyden.  De  aartsbisschop  van  Keulen ,  graaf  Beinald ,  Adolf 
van  Nassau,  van  Nieuwenaar  werden  gevangen  genomen.  De 
graaf  van  Nassau  werd  zonder  losprijs  ontslagen.  Reinald  ver* 
kreeg  zqne  vrijheid  drie  maanden  daarna,  maar  de  aartsbis- 
schop van  Keulen  werd  een  jaar  gevangen  gehouden. 

Het  navolgend  perkamenten  stuk,  op  vele  plaatsen  wegge- 
knaagd  en  vrij  beschadigd  en  afkomstig  uit  het  voormalig  ar- 
chief van  het  graafschap  Buren,  behelst  eene  opgave  van  het 
geleden  verlies  der  Geldersche  edelen  in  dien  slag. 

Isti  morantur  inter  Mosam  et  Walum. 

lsie  regel.  Hec  sunt  perdita  fidelium  comitis  in  conflictu 
apud  Woring  et  exactiones  exactae  ab  ipsis 

2.  Dicit  Thomas  de  Berchusen,  quod  ipse  captus  a  Gosuino 
de  Been  de  ... 

3.  iiijc  lib.  pr.     Item  idem  estimat  arma  sna  perdita  ... 

4.  Item  dicit  Henricus  de  Deyle,  frater  domini  Theod... 

5.  valorem  xi°  lib.  pr.     Item  estimat  arma  ... 

6.  Item  idem  captus  tuit  a  domino  Rio... 

7.  sed  tenetur  in  fideiussione. 

8.  Item  dominus  Theodoricus  de  Batenburch  ...  (ex)  pensas 

9.  factas  in  captiuitate  o  et  1  

10.  comiti  de  allodio  suo  redditus  x  cur.,  de  quibus  homo 
suus  est  effectus. 

11.  Item  estimat  dextrum  et  alios  equos  ad  personam  ipsius 
tantum  pertinentes,  quos  amisit,  ad  valorem 


173 


12.  ]  marcarum  Brab.  den. 

IS.  Item  Eutgerus  de  Bumel,    famulus  ipsius  domini  Tbe- 
odoriri  ... 

14.  sua  lx  lib.  pr.    Item  ipsum  R... 

15.  domini  de  Kuc  et  ad  eias  recuperationem  ipse... 

16.  Item  dextrum  et  alios  equos,   quos  amisit,    estimat  ad 
ralorem  lx  lib.  pr. 

17.  Item  Genekinus  de  Winsen  estimat  perdita  sua  ad  va* 
brem  xl  lib.  pr. 

18.  Item    Wilhelmus  de  Hui9en  (Harsen),    famulus  domini 
Tbeod.  predicti,  estimat  perdita  sua  ad  valorem  ...  libr. 

19.  lib.,  captus  fuit  in  terra  de  Monte,  sed  per  permotionem 
domini  Gosuini  Coc  de  Bosca  euasit. 

20.  Item  Conrardus  dictus  Pannekuke,  famulus  ipsius  domini 
Theod.,  captus  a  domino  Ritolfo  de 

21.  Hesewic,  qui  ipsum  presentauit  domino  de  Kuc,  a  quo 
exactionatus  fuit  ad  xlc  lib.  p. 

22.  Item  perdita  sua  et  expensas  factas  estimat  ad  ralorem 
xx  lib.  pr. 

23.  Item  Uermannus,  dictus  Pinneken,  captus  a  domino  de 
Knc,  persoluit  de  exactione  sua  xx  lib.  pr. 

24.  Item  Rutgerus ,  dictus  Backingen ,  captus  a  domino  de 
Kuc,  persoluit  pro  exactione  ... 

25.  Item  Amoldus  de  Autfurst,  captus  a  dapfero  Juliacensi, 
persoluit  pro  exactione  xxxc  lib.  p. 

26.  Item  equus  et  arma  sua  perdita  estimat  ad  valorem  x  lib.  p. 

27.  Isti  fuerunt  cum  domino  Theod.  de  Batenburgh. 

23.  Item   Arnoldus,    filius  Florini  de  Wamel,  captus  a  Jo- 
banne  de  Megen ,  soluit  pro  exactione  x?  lib.  p. 

29.  Item  Th.  dictus  Gamerarius  de  Wamel  dextrum  et  arma 
sua  perdita  estimat 

30.  ad  valorem  xl  lib.  p.,  et  item  Johannee,  dictus  de  Stralen 
de  Wamel,  captus  a  Golon. 

31.  soluit  pro  exactione  xij  lib.  p.    Item  equos  perditos  et 
arma  estimat  ad  valorem  x  lib. 


174 

32.  Item  Alardus,   filius  Trude  de  Wamel,  estimat  perdiia 
sua  xv  lib.  p. 

Item  Wolterus ,   dictus  Pycke  de  Wamel ,    amisit  dextrum , 
quem  estimat  ad  valorem  lxx  lib. 

33.  (capttis)  fait  a  domino  de  Kuc,  a  quo  tenetur  adhuo  in 
fideiussione.    Item  alios  equos,  quos  amisit, 

34.  (estimat)  ad  valorem  x  lib. 

85.  Item  Gosuinus  de  Lewen,  filius  Wolteri,  captus  a  domino 
Ritolfo  de  Hesewic,  tenetur  in  fideiussione 

36.  Item  estimat   perdita  sua  in  equis  et  aliis  clenodiis  ad 
valorem  xxxc  libr. 

Item  dom.  de  Lewen,  captus  a  dicto  Ritolfo  de  Hesewic,  te- 
netur in  fideiussione  1  lib. 

37.  perdita   in  dextro  et  aliis  equis  et  clenodiis  estimat   ad 
valorem  1  libr. 

38.  Item  ...  de  Lewen,  captus  a  Oosuino  de  Becke,  aoluit 
pro  exactione  xv  fg  et  de  expensis  (factie) 

39.  in  captiuitate  x  lib.    Item  amisit  in  equis  et  armis  ad 
valorem  xxxc  libr. 

40.  Item   ...  de   Cleen   comorans   apud   Lewen,    captus   a 
Buberto  de  Lioce  (Litte)  tenetur  in  fide- 

41 Item   Rutgerus  de   Autfurst  amisit  duoe  equos, 

quos  estimat  ad  valorem  ... 

42.  Item  ...  Pufflich,    captus  a  domino   de  Arekeke  (Are- 
kerc),  soluit  pro  exactione  lxvi  libr. 

43.  duos  equos,   quos  amisit,  et  clenodia  estimat  ad  valo- 
rem lxxxvi6  libr. 

44.  Item  ...  Buchurst,  captus  a  domino  Ritolfo  de  Hesewic, 
tenetur  adhuc  in  fide- 

45.  iussione  ...  perdita   sua  in  equis  et  armis,   estimat  ad 
valorem  xl  libr. 

46 captus  a  domino  de  Kuc,  tenetur  in  fideiussione 

1  lib.    Item  dextrum 

47 arma  perdita  estimat  ad  valorem  xl  lib. 

48 de  Wamel,   captus  ab  Arnoldo  Hoynic  (Hoyuic), 


175 


tenetur  in  fideiussione  lx  lib. 

49 (arma  per)dita  estimat  ad  falorem  xl  lib. 

50 Pufflic,  captus  a  domino  de  Köc,  tenetur  in  fide- 
iussione xxxc  lib. 

51 libr.  Iati  fuerunt  cum  Willhelmo  de  Pufflic. 

52 

Opgave  tan  hetgeen  de  bewaring  van  het  blokhuia  en  der  stad 
Waqemagen  heeft  gekost. 

De  navolgende  opgave  van  hetgeen  de  bewaring  van  het  blok* 
hok  en  de  stad  Wageningen  heeft  gekost,  is,  omdat  men  zoo* 
wel  het  getal  der  daartoe  benoodigde  krijgslieden  als  het  bedrag 
fin  de  bon  daarvoor  uitbetaalde  soldygelden  er  uit  leert  ken- 
nen, van  eenig  belang  voor  de  geschiedenis  van  het  knjjgswezen 
in  de  16«  eeuw.  Het  stuk  is  blijkbaar  uit  den  tijd  van  Arnold 
nn  Gelder,  doch  het  juiste  jaartal  is  moeijelijk  te  bepalen. 

Item  'Willem  van  Heese  end  Oelis  van  Merwijck  quamen  mit 
tween  knechten  tot  Wageningen  opden  blockhuyss,  omme  dat 
te  -erwaeren  des  goedesdaiges  post  Bartholomei  inclnsien  ind 
aJdair  verbleuen  bis  des  goedesdaig  neeat  post  Lamberti  ex... 
die  tijt  is  iij  weicken,  soe  beloipt  oer  soldye  ende  kostgelt  van- 
der tijt  xi  Eijnssche  gulden  ende  v  stuuers,  ind  soe  hebn  die* 
«toe  dat  voirstadt*  mede  verwairdt  ind  bynnen  der  tijt  auer- 
gevuert  iiijc  peerde,  die  vj  ad  j  stuuer  gereken  t,  beloipen  die 
iüjc  ij  Rijns  gulden  ende  xix  stuuer.  Item  bynnen  derseluer  tijt 
Hebn  se  auergevuert  iijc  voetknecht,  die  vüj  ad  j  stuuer  gerekent, 
beloepen  die  iijc  j  Rijns  gulden  ende  xi  stuuers,  j  oirt  stuuers. 

Item   noch  heeft  Wilhem  voirs.  op  sijn  veirscaidt  tot  Idxs* 
kens  ouergevuert  saterdaigs  post  Victoris  xv  perde,  die  iiij  ad 
j  stuuer  gerekent,  beloepen  Dirxs  iij  stuuer  iij  oirt  stuuers. 
Sim  ui  xv  Rijns  gulden  ende  xvüj  stuuer. 

Item  soe  heeft  Gelis  voirs.  dat  blockhuyss  verdingt  te  Ley- 
men  voir  ij  Rijns  gulden. 

Item  noch  heeft  Oelis  eynen  tymmerman,  die  den  schoirsteyn 
maickte ,  ind  dair  iy  daige  auer  arbeyden ,  gegeuen  sdaigs  iij 
Vleems,  facit  ix  vleym. 


176 

Item  gegeuen  omb  pyll  iiij  vleym. 

Item  soe  heeft  die  tymmermam  bynnen  des  iij00  daigen  ver- 
teirt  iiij  Philippus. 

Opgaven  van  geUdene  schade  en  verlies  van  paarden  van  eemge 
Geïdersehe  edelen  in  dienst  des  hertog*  van  Gelder. 

Dit  is  alsullich  geit  als  jch  Johan  van  Loen,  aldste  soen 
tzo  Hensbergh,  vytgegeuen  ende  verlacht  heb  ja  dienste 
mijns  lieuen  gemynden  heren  van  Gelre  etc. 

Item  jnden  yersten  ther  Nykerken,  dat  mijn  ruteren  dair  ver- 
teert hebben  jnden  herbergen,  dat  sij  sculdich  weren  van  allen 
saken,  cxlvj  Am.  gulden. 

Item  tot  Tyel  had  jch  lxxv  peerde  drye  weken  langk ,  dair 
van  heb  ich  voir  ruvoeder  betaelt  xliiij  Arn.  galden. 

peerde  en  heeftmen  ia  vijff  daigen  nyet  gevoedert,  den 

heb  ich  die  vitalye  gegolden  voir  lxxxiiij  Arn.  gul. 

Item  in  mijnre  herbergen,  dair  mijn  peerde  standen,  heb  ich 
verdaen  lxxxvj  Arn.  gul. 

Item  soe  heb  ich  ...  betaelt  dair  mijn  gesellen  in  lagen, 
voir  hauer  die  sij  auergenomen  hadden  om  des  wille  dat  si  the 
cleyn  gevoedert  worden,  xxxvjr.  gul. 

Item  doen  ich  mit  mijne  ruteren  van  Tyell  opwert  reet  ende 
had  wail  lxxv  peerde,  doen  verdede  jch  tot  Nymegen  xxiiij 
G Wilhelmus  Holl.  schild,  maken  xxxvj  Arn.  gul. 

Soe   heb   ich  ...  herbergen  selue  gequyt  ar.  gul.  te. 

xiuj  Arn.  gul. 

Dit  sijn  die  perde  die  mijn  gesellen  verloren  ende  gele- 
uert  hebben. 

Item  jnden  yersten  Johan  Poydich  eynen  bruynen  henxst 
myt  enen  korten  stert  ende  een  vael  paert  myt  enen  langen 
stert  verloren. 

Item  Johan  van  Leeck  eyn  swartz  peert  myt  enen  kurten 
stert  geleuert  ende  eynen  valen  henxste  verloren. 

Item  Dirck  Olman  enen  grauwen  henxst  myt  eneu  langen 


177 

stert  verloren  ende  oich  eyn  bruyn  peert  myt  enen  langen  stert 
gdeaert. 

Item  cleyn  Henrisken  een  swartz  peert  verloren. 

Item  Willems  knechte  van  Vlodorp  ij  perde  verloren. 

Item  Johans  knecht  vander  Worm  een  swart  peert  verloren. 

Item  Sitse  van  dem  Hornich  eyn  blasich  peert  geleuert. 

Item  Johan  Schat  eyn  schymmelt  henxst  bleeff  tzo  Kayck  staen. 

Item  Wyllem  Swoick  j  bruyn  peert  geleuert  myt  enen  lan- 
gen stert. 

Item  Scheyde  eyn  bruyn  peert  myt  enen  langen  stert  geleuert. 

Item  wat  dese  peerde  geleuert  synt  die  aynt  der  marschalck 
gdeuert. 

Item  doen  jch  jnder  Twynten  was  myt  mijnen  lieuen  heren 
op  onser  Iieuer  Vrouwen  dach  Annunciacio,  doe  synt  dese  perde 
kyrnae  bescreuen  geleuert. 

Item  jnden  yersten  nxyne  grawe  telder  myt  enen  langen  stert. 

Item  Goedert  van  Vlodorp  een  blasich  peert  myt  enen  lan- 
gen stert. 

Item  Frederich  van  Wede  een  bruyn  peert  myt  enen  lan- 
gen stert. 

Item  Johan  Spaenrebuyck  een  roet  blasich  henxst  gestoruen 
toe  Venloe  jn  Aernts.  hnys. 

Item  Wyllem  van  Tegelen  een  bruin  peert. 

Item  Willem  Franck  een  vael  peert  

Dit  i9  alsullich  harnasch  als  mijne  gesellen  verloren  haynt. 

Item  Johan  Poedick  een  stelen  paneer  ende  dairtoe  sqn  haer- 
nasch  xl.,  R.  gulden  current. 

S\jn  knecht  een  stelen  panser  ende  sijn  hairnasch  xxx  R.  gul., 
vz.  tarnen  lxx  R.  gul. 

Rem  Johan  van  Leeck  een  voll  hairnasch  zo  sqnre  lyue  xl  R.  g. 

Item  cleyn  Henriksken  eyn  vol  hairnasch  zo  synre  lijue  xxxi 
&  gul. 

Item  Derik  Mangel  man  een  vol  harnasoh  zo  sqnre  hjue  xxxi 
R.  gul 

u.  j.  ia 


178 

Item  Wyliems  knecht  Tan  Vlodorp,  des  waren  twe,  dek 
sijn  hairnasch  xv  E.  gul.,  vz.  xxx  E.  gul. 

Item  Johans  knecht  vander  Worme  sijn  hairnasch  xv  E.  gal. 

Summa  ty<>xvij  Rijns  galden. 

Dit  ja  alsullick  geit  als  mijn  knechten  gebreckt  van  oirre 
schettinge  ende  teringe. 

Item  joden  yarsten  Johan  Foedich  c  ende  xv  E.  gal.  Item 
denseluen  Johan  verteert  myt  tween  knechten  c  Arn.  gal.,  facit 
lxiiij  E.  gul.,  maect  tsamen  clxxix  E.  gul. 

Item   Wylhelms   twe  knechten  van  Vlodorp  lx  ald.  schild., 

ende   die  selue  knechten  verteert  gulden,   maect  tsamen 

cxxxihj  E.  gul.  ende  vij  wyt  d. 

Item  Johans  knecht  vander  Worm  xx  ald.  schild,  den  sel- 
uen  knecht  oich  verteert  xxiij  Arn.  gal.,  maect  tsamen  xliiiij 
E.  gul.  en  ix  wyt  d. 

Item  cleyn  Henricxken  xij  ald.  schild,  ende  den  seluen  ver- 
teert xl  ar.  gul.  Item  den  seluen  Henrixken  wart  sinen  budel 
genomen,  dair  was  in  iiij  kronen  ende  v  schild,  maict  tsamen 
lij  E.  gul.  x  wyt  d. 

Item  Derich  Mangelman  Ij  ald.  schild,  den  seinen  verteert 
xij  ar.  gul.  vz.,  tsamen  ciij  E.  gul.  x  wyt  d. 

Item  Johan  van  Leeck  verteert  xxxj  E.  gul. 

Summa  v*xliiüj  Eijns  gul.  x  wyt  d. 

Summa  summarum  altesamen  xxvcxj  Eijns  gul.  viij  wytte  d. 

Item  soe  heb  jek  mijnen  here  tot  vijff  malen  roteren  ge- 
vuert  tot  elke  male  heb  ich  daer  twe  off  drye  vorderinge  mede 
gedaen. 

Item  ten  visten  male  doen  myn  here  was  an  Luntereberch 
ende  he  wendich  wert. 

Item  ten  anderen  male  doen  mijn  rutere  toe  Nyerkerken 
reden  leggen. 

Item  then  derden  male  doen  jek  tot  Tyei  reet. 

Item  ten  vyerden  male  doe  mijn  here  in  Twent  was. 

Item  ten  vijfften  male  doen  jek  weudrich  wart  an  een  tolhuys. 


179 


Item  dese  voir.  saicken  sette  iob  tot  mijns  heren  truwe  ende 
gnetduncken. 

Item  mijn  lieue  beer  heift  my  toe  twen  off  toe  dryn  tij  Jen 
kir  beneden  beseheiden  omb  mijnre  rekeningen  wille  toe  illU 
ker  tijt  nyet  mijn  verdaen  dan  jc  Arnhemsohe  gul.,  facit 
mc  Ara.  gul. 

Gednlen  mijnss  jonckeren  van  Heinsberge  ende  Johans  Bodels. 

Dit  is  alsnlken  gebrecke  als  ie  Jan  van  Oest  bij  mijn  ge- 
nad.  heer  van  Gelre  taf  ter  ende  gebrecklic  byn. 

Item  inden  yersten  enen  knecht  wart  voir  Boedynghen 

code  daer  pert  ende  haernys  verloes,  dat  mij  stont  voir  lx 
Bijnscbe  gulden  to  samen. 

Item  doe  myn  here  van  Heynsberge  die  rnter  sende  te  Al- 
denhaueo,  dair  syn  genaeden  van  Gelre  op  die  tijt  oic  sijn  volck 
ende  ruter  sende ,  daer  verloes  ick  enen  henxt  in  mijns  heren 
dienst  van  Gelre,  die  mij  wale  stont  voir  hondert  gul.  vijf  myn. 

Item  daer  nae  waert  ie  tUtrecht  gevangen ,  daer  verloer  ie 
enen  grauwen  henxt,  die  welke  mich  gelden  mocht  hondert 
Rijns.  gal.  ende  thien  die  mijn  here  van  Ludiek  daer  voer  boet 
tot  Aldenbauen  aen  wedergelde. 

Item  mijn  harnache  dat  ie  des  seluen  dages  an  hadde,  dat 
was  al  stelen ,  dat  stont  mich  hoger  dan  xlviij  Bijnsche  gul. 
mitten  goedel  ende  een  teschken,  dat  ie  om  hadde. 

Item  soe  gaff  ie  hondert  alde  solde  ende  thien ,  die  welke 
ie  lasghe  tyt  genoeck  verhielt ,  daer  toe  verterden  ie  in  der- 
den haken  jair  meer  dan  twee  honderd  gulden ,  daer  toe  gaff 
ie  wael  xxviy  Bijnsche  gul.  ewech  om  myn  ... 

Item  soe  verderffde  my  een  knecht  an  een  peert,  dat  berste, 
dat  wael  ...  Bynsche  gul. 

Item  noch   een   pert  verdaerff  inder  Twynden  mit  Zweeder 

van  Bron ie  Sendiken   tot  Nymighen   voir   betalt  heb  lxj 

Bijnaldos  gulden. 

Bern  een  pert,  dat  myn  knecht  tot  Krachten  doet  reet,  weleke 

12* 


180 


knecht  mijnen  soen  dieselue  tijt  afgenomen  waert,  dat  mij  ho- 
gher  stont  soe  terynghe  ende  pert  dan  xxvj  R.  gulden. 

Item  enen  voelen  heynxt,  die  geleeuert  waert,  daer  mich  ber 
Schelairt  om  boet  hondert  Rgnsche  galden  vj  myn. 

Item  soe  hefft  Bernt  Dircks  mijn  soens  knecht  een  pert  ver- 
verloren  tot  ...  hij  gevanghen  wart,  dat  mij  hoger  stont  dan 
xxix  Bijnsche  gulden. 

Item  mich  waert  een  knecht  af  gevanghen  tusschen  Hyllen- 
rade  ende  ...  tot  Besel  aen  den  baide  gaen  solde  om  der  scat- 
tynghen  wille,  welke  stont  voir  Ixxxix  gul.  eer  hg  quit  wart 
so  scattynge  so  terynghe,  ...  Werner  van  Palant  aft  scattet. 

Item  hier  teghen  heb  ie  gekort  ijc  ende  xxv  alde  acilde,  x 
Ar.  gul.  gereken t  voir  iiij  scilde,  dat  maekte  te  samen  dry 
hondert  R.  gul. 

Item  dit  loept  sich  omtrynt  dusent  Rgnsche  gul.  vijff  myn. 

Item  myn  her  hefft  mij  oeck  een  pert  gegeüen,  dat  stont 
voir  lxx  R.  gul.  aea  Roeloff  vanden  Hatert. 

Jan  van  Oest  tot  vrijd.  feria  quarta  post  Ocuii  gededinct  op 
iigc  R.  gul.,  ind  he  aal  Derich  sijnen  soen  vernügen. 

Dit  is  alsulken  nederlage  als  ich  Wilhem  van  Vloedoerp, 
erfvoicht  zu  Ruremunde  heyssende  byn  den  hoge  boeren 
fursto  miinen  gen.  lieuen  heren  hertoghe  van  Gelre  ind 
van  Gulich  ind  greue  van  Zutphen,  als  ich  inden  lande 
vad  Gulich  neder  geleghen  byn. 

Inden  irsten  soe  byn  ich  gereden  in  mijns  heren  genaden 
dyenst,  als  mich  die  rentmeyster  schreuen  van  beueelte  mijns 
heren  genade,  mit  ses  reysighen  knechten,  der  is  dry  myt 
mich  gevangen  wairden,  ind  die  ander  dry  synt  gevlouwen. 

Item  soe  byn  ich  gesat  van  mijns  gen.  heren  vranden  toe 
Gelre,  doe  wir  gevanghen  gesat  woirden  mit  mijnen  dryen 
knechten,  die  mit  mich  gevangen  woirden,  samen  op  seuen 
ende  twyntichondert  Bijnsche  gulden. 

Item  noch  vander  oirveden  betailt  xx  Rgnsche  gul. 

Item  toe  Caster  toe  stockgelde,  doe  ick  irste  dair  aat,  enen 


181 


alden  schilt,  ind  doe  wir  ter  Horst  bielden,  dair  mout  ich 
noch  eyns  stockgelt  geuen,  ind  dair  wairt  mijn  knecht  Dierick 
bij  mij  gesat,  voir  hem  ind  mich  betailt  twe  alde  sohilde, 
isamen  iy  alde  schilde. 

Item  doe  ich  nederlach  doe  verloir  ich  drie  reysiger  graeuwe 
peert,  ind  eyn  peert  bleeff  op  then  Wailstat  doet  ende  noch  eyn 
peert  dat  mijnre  knapen  eyn  verderfden ,  die  ewech  ?loe ,  dat 
ich  mijnen  knechten  gaff ,  dat  zij  verkochten  vur  xij  Ara.  gul. 

Item  dat  peert  dair  ich  vp  nederlach  buten  mijnen  jonoker 
noden  Berghe  mr  hondert  ende  tyen  Bijnssche  gul. 

Item  Pijls  peert  kosten ,  dat  he  dair  vnr  betailde ,  eynen 
dertich  Bijnssche  gul. 

Item  dat  peert  dat  derde  dat  Heynricsken  verloir,  koste  toe 
$....  xxxv  Bijnssche  gul. 

Item  dat  peert  dat  doit  bleeff,  dair  betailde  ich  Wyenhorst 
voir  xJj  Bijnssche  gnl. 

Item  dat  peert  dat  die  knecht  verderfden  dat  ewech  vloe, 
dat  gaff  mich  mijn  heer  van  Nuwenar ,  die  betailde  Arnt  van 
Lam  dair  voir  drye  ende  negentien  Bijnssche  gulden. 

Item  leenden  ich  Wilhem  Kelner  eyn  peert  inden  velde  dair 
he  vp  nederlach ,  dair  mij  beer  van  Ludich  vur  betailde  aen 
Gerit  vanden  Hout  hondert  ende  vijfkyen  Bijnssche  gul. 

Item  soe  beb  ich  verloren  mijn  harnis  ind  mijnre  dryer  kneh- 
tcn  mit  mich,  alsoe  groet  ich  mijn  harnis  vp  vijftien  Bynssche 
gnl.,  ind  der  dryer  knechten  harnis,  dair  waeren  twe  scutten 
mede  mit  oeren  armborsten,  ylke  vuer  xxv  Bijnssche  gul.,  ind 
eyn  knecht  vloe  ewech  ind  liet  rijn  armborst  dair,  kosten  ij  B. 
gul.,  tsamen  vanden  harnis  hondert  xxiiij  Bijnssche  gul. 

Item  mitter  vyt  ende  inrijden  verderfden  ich  eyn  peert,  dair 
ich  vuer  betaelde  achtien  Rijnssche  gul. 

Item  soe  was  ich  mit  mijnen  knechten  gevangen  vur  Sunte 
Bemeis  misse  vmtrynt  bis  Sunte  Jacobs  soe  hebben  mijn  kna- 
pen die  drey    verteert  twyntich  Bijnssche  gul.,  in  ende 

vyt  te  gaen,  tsamen  tsestich  Bijnssche  gul. 

Item  soe  heb  ich  gevangen  geweest  ouch  alsoe  lange  vyt 


182 


ende  in  gereden,  die  coringhe  sedt  ich  vp  hondert  Rij  nas.  gul. 

Item  mijns  heren  genaden  beuoel  mich  dat  ich  eynen  knecht 
vp  die  Horst  senden  soilde  inden  sticht  van  Vtrecht,  dat  ich 
dede  ende  dat  die  knecht  toe  Bijnen  gevanghen  wairt ,  ind 
geschat  vur  twyntich  alde  schilde  ind  drie  st.,  die  coestgelde 
var  xxiij  alde  schilde. 

Item  soe  sat  he  tot  Rijnen  inden  stok  vj  weken  myn  ij  daghe, 
verteert  soe  in  ende  vytgaen ,  dat  ich  hem  betailde  xxiij  Ar.  g. 

Item  verloir  die  selne  knecht  eyn  peert,  dat  mich  mijn  jonc- 
heer  van  Moirs  gaff,  dair  he  tot  Arnnem  vur  betailde  lxxxiüj 
Rijnssche  gul. 

Item  doe  mijn  heer  van  Boirgondie  tot  Herderwijck  was  ind 
mijns  genaden  bij  hem  waeren,  doe  schreuen  mich  mijns  heren 
genaden  dat  ich  mit  rnyteren  sijnen  genaden  gedient  soilde 
hebn,  soe  dat  ich  verderfden  enen  henxt  toe  Nijmegen  opten 
scheep ,  den  mich  den  heer  van  Diest  gaff ,  den  schat  ich  vur 
honderd  Rijnssche  gul. 

Item  alsulken  handgelt  ind  schaden  als  ich  sent  ter  tijt  dair 
van  gehat  heb,  den  set  ich  tot  mijns  gen.  heren  genaden  ind 
sijnen  rait,  ind  ducht  ouch  mijns  gen.  heren  genaden  ende 
sijnen  raede,  dat  hyr  eynighe  saken  in  weren  die  nyet  redelich 
ende  waer,  des  woulde  ich  bliuen  bij  mijns  gen.  heren  gena- 
den ind  raet. 

Summa  vyrdehalf  dusent  hondert  ind  xxxiiij  Rijnssche  gul- 
den xxvj  alde  schilde  ind  xxiij  Ar.  gul. 

Item  is  dit  auermiis  meister  Michel  ende  den  marscalck  ge- 
myddelt  op  iiijm  Rijnssche  gul.,  des  die  voight  alsoe  te  vrede  is. 

Die   schade  die  ich   Frederich  van  Baerle  geleden  hebbe 
bij  mijns  heren  genaden  van  Gelre. 

Item  ten  yersten  een  grauwe  pert,  dat  ich  van  Rutger  van 
Vloedorp  buyten,  dat  my  scont  van  xl  R.  gulden,  dit  voirs. 
peert  verdarff,  doemen  Herman  van  Eppinchauen  joegden ,  dair 
ich  doe  op  storten  voir  doot. 

Item  een  bruyn  peert  gekoft  van  Herman  van  Honseler  voir 


188 


xxxöy  Bijt»,  guld.,  dot  peert  verdarff  ende  wart  geschoten, 
doemen  ouer  die  Worm  was. 

Item  een  bruyn  peert  gekoft  van  Michiel  Dusen  voir  xxxiiij 
Arnhems  gal.,  dit  peert  blynt  ende  verderff,  doemen  Roedyn- 
gem  brande ,  dair  mosten  wij  doir  den  f  Her  rijden ,  dat  die 
flamme  den  peerde  oaer  die  ogen  sloech. 

Item  een  granwe  peert  gekoft  van  Rntger  Roeyerken  voir 
xxrhj  Amh.  gul.,  dit  wart  geschaten  ende  verderff  voir  An?e- 
roirde  inden  lande  vanden  Berge,  dair  wij  dat  bol  wa  rek  be- 
saeken  solden  hebben  des  nachts,  dair  die  krigslude  vander 
Olderkirchen  deels  mede  waeren. 

Item  doe  m\jns  heren  genaden  Caterich  reeden  loeffden  mg 
Sander  van  Enger  een  peert  van  mijns  heren  wegen ,  dat  ich 
mitten  mennen  lach  op  die  hoede  ende  op  die  wairde  mj  twee 
maende  langh,  dair  dier  tyt  dat  ich  dair  soe  wael  niet  verlo- 
ren en  wart  als  een  ackerpert. 

Voirt,  lieoe  heer  maerscalc,  uwer  lieffden  waüe  condich  doe 
ich  mijns  heren  halper  wart ,  dat  mij  inden  Hage  toegesaoht 
warde  van  uwer  lieffden  xxx  off  xxxiiij  gal.,  te  vollest  my 
mede  te  loessen  ende  te  quyien  vter  herbergen.  Hier  ynne  wilt, 
lieoe  heer  maerscalc,  best  prueuen  ende  mijnen  orber  dat  ich 
doch  den  mijnen  reken  mach,  angesien  dat  ich  doch  altoos  mijns 
genedigen  heren  parthy  geweest  byn  ende  des  maerscalcs,  dair 
ich  voele  ende  vaeke  tanderen  steden  ongonst  omme  gehadt 
hebbe,  als  den  haoeluden  te  Bereken  waill  kondich  is  ende  ich 
den  maerscalc  waill  vertellen  sall,  wanneer  ich,  wilt  Got,  we- 
deromme  bij  hoen  koeme. 

IH*  tot  bydrage  der  kenau  van  kei  middeleeuweek  huisraad. 

De  navolgende  opgave  van  hetgeen  in  een  der  strooptogten 
der  Arkelschen  in  den  lande  van  Vianen ,  gedurende  de  twisten 
tttsschen  deze  beide  heeren  in  het  laatst  der  15°  eeuw,  aan 
eenen  Baars  van  Tul  is  ontnomen,  heeft  alleen  eenige  belang- 
rijkheid voor  de  kennis  van  het  middeleeuwsch  huisraad  en 
zijne  waarde,  van  een,  zooals  uit  de  opgave  blijkt,  weigeze- 
ten man. 


184 


Dit  is  alstüc  goet  als  die  ioncker  van  Arkel  heeft  doen 
nemen  Baers  van  Tul. 

Item  inden  eersten  een  breed  bed  met  sinen  tobehoren  mit 
gordine,  mit  roeyen,  voer  xxvi  gulden.  Noch  een  breed  bed 
voer  xy  gul.  Noch  een  breed  bed  voer  viij  gul.  Noch  een 
bed  voer  iuj  gul.  Noch  een  bed  voer  iiij  gul.  Noch  een  bed 
voer  iiij  gul.  Noch  ghenomen  vij  deken,  gherekent  voerxxvij 
gul.  Noch  ij  voet  cleder  ende  een  saeris  voer  xiiij  gul.  Noch 
ij  voeyer  laken  voer  üj  gul.  Ghenomen  an  tafelaken  ende  an 
slapelaken  ende  an  dwalen  xvi  gul.  xxv  sit  cuasen  xvi  gul. 
Voert  an  sortinen  ende  an  tridsoer  ende  an  run  ende  koets  ende 
tafelen,  ende  an  sitten  ende  se  telen,  ende  an  stoelen,  aen  al- 
zulk  reescap  xxxiij  gul.  Voert  an  potten  ende  ketelen  ende 
an  kannen  tinne  werc,  an  kandelaren  xxij  gul.  Aen  boeken 
ende  an  watervate,  ende  an  speo,  ende  an  suicer  xiiij  gul. 
An  iseren  candelaren ,  an  treeft,  brandroeyer,  halen  mostertmo- 
len  x  gul.  An  standeren,  stoppen,  cribben,  bedsplancken  vij 
gul.    Myn  haernassche  xxij  gul. 

Summa  summarum  cc  ende  xhj  gulden. 

Item  noch  heeft  die  ioncker  van  Arkel  af  doe  houwen  griet 
ende  wilgben  binnen  der  vorwaerd,  die  ghededinct  hadden  des 
ionckeren  vrienden  van  Arkel  ende  des  heren  vrienden  van  Vi- 
anen,  die  weerdich  waren  xx  gul. 

16  Vergadering.    2*  October  18M. 

Leden.  Bibliotheek.  Verzanuling  van  stukke*  meestal  betreffende 
de  Oost-Indische  Compagnie*  Bijdragen  tot  de  Oudheidkunde  en 
Geschiedenis,  inzonderheid  van  Zeeutosch- F  laanderen.  Wapen 
van  Meteren ,  en  heerlijkheid  Mierop.  Conceptèrief  van  Amold, 
hertog  van  Gelder  aan  den  kardinaal  van  Engeland. 

Leden.  Gelezen  een  schrijven  van  mevrouw  de  weduwe  Arend, 
geboren  Abbink ,  tot  kennisgeving  van  het  overlijden  van  haren 


r 


185 


echtgenoot  den  neer  Dr.  J.  P.  Arend ,  lid  des  Genootschap* , 
op  den  5«  October  1855. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  den  beer  J.  Honig  Jz.  Jr.a  te  Zaandijk : 

Beschaving  van  het  Besoek  van  Z.  M.  Willem  III U  Zaandam 
op  den  17"1  Augustus  1855.  Door  Jacob  Honig  Jansz.  Jr. 
Met  eene  plaat.    Zaandam  ,  1855. 

'laanlandeck  Jaarboekje,  van  1854.  Verzameld  door  J.  Ho- 
nig Jsz.  Jr.     Nieuwe  Serie.     Eerste  Jaargang.    Zaandyk. 

Van  den  beer  F.  Nagtglas ,  te  Middelburg : 

Ben  blik  op  het  lot  der  lagere  danden,  in  de  vereekülende 
tijdperken  van  beschaving.  Door  F.  Nagtglas.  (Overgedrukt  uit 
de  Vadert.  Letteroefeningen  van  April  1855.) 

Id  ruiling  ontvangen : 

Van  de  Société  poar  la  recherche  et  la  conservation  des  mc- 
naments  bistoriques  dans  Ie  Grand-Ducbé  de  Luiembourg ,  te 
Luxemburg : 

PubHeaUons.    Année  1854.  X.    Luxembourg,  1855.  4'. 

Verzameling  van  etukken  meest  betreffende  de  Oost-Indische  Com- 
pagnie, De  heer  Mr.  H.  J.  Koenen ,  te  Amsterdam ,  schriftelijk 
verslag  uitbrengende  omtrent  deze  in  zqne  handen  gestelde  ver- 
ameling  (zie  Kronjjk  1855,  bl.  112),  berigt  aan  het  Genoot- 
schap ,  dat  de  meeste  stukken  of  reeds  gedrukt  zyn ,  of  min- 
der geschikt  om  te  worden  uitgegeven ,  met  uitzondering  even* 
wel  eener  Memorie  van  den  Baad  extraordinaris  van  Nederl. 
Indie  en  Gouverneur  van  Java's  Noord-oostkust  W.  H.  van 
Ossenberch ,  welke  hem  merkwaardig  genoeg  voorkomt  om  in 
de  genootschappeljjke  werken  te  worden  geplaatst. 

Bjjdrogen  tot  de  Oudheidkunde  en  Geschiedenis,  inzonderheid 
van  Zeeuwsen- Vlaanderen.  De  aandacht  der  leden  wordt  bijzonder 
gevestigd  op  een  onder  dezen  titel  door  de  heeren  H.  Q,.  Jans- 
sen en  J.  H.  van  Dale,  beiden  leden  van  het  Hist.  Genootschap, 
uit  te  geven  tijdschrift,  waarvan  dezer  dagen  een  prospectus 
verspreid  is.  De  ondernemers  stellen  zich  voor  drie  verschil- 
lende rubrieken  in  hun  tijdschrift  op  te  nemen,  hetwelk  zij  m- 


186 


zonderheid  aan  de  geschiedenis  en  oudheidkunde  tan  Zeeuwsd** 
Vlaanderen  verlangen  te  wijden.  De  eer&te  rubriek  zal  bestaan 
uit  Verhandelingen;  de  tweede  zal  onder  het  opschrift  Bronnen 
de  aanhalingen  en  noten  en  ook  de  authentieke  bescheiden  in- 
houden ,  waarmede  ie  verhandelingen  bevestigd ,  opgehelderd 
en  gestaafd  worden.  Mede  wordt  hier  opgenomen  de  tekst  van 
afzonderlijke  echte  oorkonden  met  bijgevoegde  aanteekeningen. 
De  derde  rubriek  zal  onder  den  titel:  Kleinere  Bijdragen  aan- 
teekeningen behelzen  voor  geschiedenis,  oudheid-  en  letterkunde; 
voorts  vragen  en  daarop  ingeleverde  antwoorden  in  verband  tot 
de  wetenschap,  die  het  tijdschrift  wenscht  te  bevorderen,  be- 
rigten  en  correspondentie  en  eindeiyk  een  kort  verslag  van  uit- 
gekomen geschriften. 

Wapen  van  van  Meteren,  en  heerlijkheid  Mierop,  De  heer  Dr. 
J.  J.  F.  Wap  wenscht  de  twee  volgende  vragen  in  de  Kronjjk 
ter  beantwoording  opgenomen  te  zien.  1°.  Hoedanig  was  het 
wapen  van  Meteren ,  waarmede  volgens  van  Spaen ,  Inl.  lot 
de  Hifi.  van  Gelder l.t  III,  322,  de  hoeren  van  Cuyk  als  heeren 
van  Meteren  hebben  geecarteleerd?  en  2*.  Waar  lag  of  ligt 
thans  nog  het  heerlijk  goed,  waarnaar  zich  een  tak  van  het 
geslacht  Cuyk  noemde :  Cuyk  van  Mierop  (Myerop)  ?  *). 

Conceptbrief  van  Jrnold,  hertog  van  Gelder,  aan  den  kardinaa 
van  Engeland.    Medegedeeld  door  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

Onderstaand  concept,  waarschijnlijk  door  de  eigen  hand  van 
Arnold  van  Gelder  verbeterd,  heeft  betrekking  op  de  door  hem 
aangewende  pogingen  om  door  den  koning  van  Engeland  beleend 
te  worden,  krachtens  de  vroegere  betrekkingen  tusschen  de  gra- 
ven van  Gelder  en  de  vorsten  van  Engeland,  sinto  in  1331 
Eleonora,  zuster  van  Eduard  III  met  Betnald  II  gehuwd  was, 
uit  welk  huwelijk  den  13°»  Mei  1333  Reinald,  en  den  23» 
April  1336  Eduard  geboren  was.  Hierdoor  was  hij  mede  bij 
den  vrede  van  Kamerijk  in  1334  (zie  van  Spaen,  Geschieden. , 

1)  Deze  laatste  vraag  is  ook  door  den  heer  W.  A.  Hamelberg  gedaan. 
Zie  Bevoorregte  vragen  op  den  omslag  van  De  Navorscher,  1855 ,  5e  jaarg., 
N°.  11.  Bea\ 


187 


bi.  471-473,  478,  487,  498)  en  hield  de  rijde  Tim  Bduard 
in  diens  oorlogen  mei  Frankrijk.  In  1339  werd  Reinald  III 
hertog  en  werd  leenman  van  Eduard ,  al  ^ijne  leenen  aan  Frank- 
rijk opleggende,  en  berend  hij  zich  in  1346  bij  de  belegering 
tan  Calais  met  Eduard  III  van- Engeland ,  mede  strijd  voerende 
tegen  Philips  (oiet  Karel)  van  Valois.  In  1387  verbond  hertog 
Willem  zich  weder  mei  Engeland  tegen  Frankrijk,  en  waar- 
schijnlijk wilde  Arnold,  nadat  hij  in  1424  en  1425  rele  po- 
gingen had  aangewend  om  de  beleening  van  keizer  Sigiamund 
te  verkregen ,  nadat  deze  mislukt  waren  en  daarentegen  in  1426 
Adotf  die  verkregen  bad  en  hij  in  1431  werd  ingedaagd  door 
kt  Rijk,  nn  trachten  in  nadere  verbinding  met  Engeland  te  tre- 
den en  hadden  hierop  de  onderhandelingen  betrekking  bij  Pon* 
turas,  bl.  464  vermeld  en  waarop  in  dit  concept  gedoeld  wordt. 

no  cardinali  Anglie  etc. 

ad  v.  r.  p.  beneplacit  ...  et  pea.  r.  pater,  domine 

et  conaauguine  cariaaime!  aliia  nobia  inaimul  in  ciuitate  Attre- 
batenti  exiatentibos  nobiaqne  de  dineraia  conferentibus,  inter  ce- 
tera amena  et  dnlcia  habnimua  iouicem  colloquia  de  strennia 
et  inditia  progenitoribua  noatria ,  quorum  anime ,  vt  pie  spe- 
ratnr,  in  paradiao  Dei  mnnc  requieacont  et  potissimum  oon- 
tnlimos  de  illnatritaimo  domino  Ewardo,  rege  Anglie  etc.  et 
Beynaldo  dnce  Gelrie  etc.  qui  coniunctim  fuerunt  in  obsidi- 
one  juxta  Kaliaencem  (?)  *)  contra  tune  regem  Francie  (KaroUm 
m  pro  rege  Francie  tune  gereniem *) ,  qui  Beynaldua  matrimonio 
contracto  com  domina  Alienora  illustrissiroa  v.  r.  p.  consangui* 
nca,  ex  ea,  dinina  diaponente  clemenoia,  duoa  filioa  auacitauit. 
Et  sic,  tam  propter  propinquitatem ,  qua  progenitorea  mei  incli- 
tam  atüngebant  domum  et  ooronam  Anglie ,  tam  alioa  respectua 
bonoa  et  affectionea  ymo  optimaa ,  obaeqnia ,  quibus  domus  et 
principes  Gelrie  etc.,  atrenuia  progenitoribua  corone  inolite  An- 
gkterre  fuerunt  hactenua  obaecuti,  v.  p.  r.  innouaui.  Quorum 
vestigia  ymitando  atabilem  firmitatem  et  ainceram  peraeueran- 
ciam  erga  Chriatianissimum  principem,  dominum  meum,  regem 

1)  Gala».        2)  Doorgehaald. 


188 


Anglie  modernum  sue  illustrissime  magnificencie ,  animo  obsc- 
quendi  v.  r.  p.  domino  archiepiscopo  Eboraoensi,  domino  oomiti 
de  Suffolch,  consanguineo  Attrebati  declaraui,  modum  et  for- 
mam  specificando  de  homagio  a  regia  ceisitudine  assequendo, 
quem  ad  modum  mei  progenitores  homagia  habueruut ,  vobis 
tune  re8pondentibus,  quod  premissa  ad  audienciam  regiam  adeo 
efficaciter  deducere  volebatis,  eandem  taliter  informando,  quod  res 
ipsa  infallanter  debetur  execucioni  debite  demandari.  Yerum  quod 
post  hoc  recepi  litteras  regias  et  v.  r.  p.  inter  alia  con  tinentee, 
quod  aua  maiestas  nobiies  et  notabiles  viros  ambaciatores  ad 
sacrum  consilium  et  alibi  transmittere  deliberarit,  et  postquam 
renierint  ad  partes  coadiacentes  patriis  meis,  iidem  me  accede- 
rent  auctoritate  regia  suffulti  plenaria,  mecum  communicaturi, 
punctnaturi  et  conclusuri  in  materia,  prout  sua  illustrissima 
magnificencia  me  redderet  certiorem,  licet  nulla  post  hoc 
vmquam  desupra  conclusio  sit  secuta,  ymmo  nil  penitus  in 
effectu.  Et  interim  reuera  ab  aduersariis  domini  nostri  regis 
caau,  quo  confederationem  cum  eis  et  contra  dominum  regem 
facere  voluissem,  oblatum  erat  in  homagium  nobile,  quod 
propter  superius  descripta  renui  acceptare.  Post  hoc  et  alia 
dum  dediceram  v.  r.  p.  fuisse  Kalisei  oratores  meos,  magi- 
strum  Theodoricum  Stock,  notarium  et  juris  vtriusque  doc- 
torera, prepositum  Arnh.,  et  Theodoricum  de  Kelle,  magistrum 
curie  mee,  plenarie  instructos  vna  cum  exemplaribus  litterarum 
ligaram  et  conferederaclonis  progenitorum  nostrorum  Anglie  et 

Gelrie  etc.,  vt  v.  r.  p.  per  eosdem et  hoc  pro  expedi- 

cione  omnimodo  premissorum,  ad  eandem  r.  p.  et  ad  r.  domi- 
num archiepiscopum  Eboracensem  transmittere  deliberaui.  Qui 
reuersi  fuerunt,  nunc  fere  sunt  duo  anni,  et  michi  scripta  v.  r. 
p.  et  dicti  r.  p.  domini  Eboracensis  etc.  cum  vestrarum  manuum 
subscripsione  inter  cetera  continentia  reposuerunt,  quod  vbi  et 
quamcicius  regie  celsitudinis  presenciam  attigeritis,  quemadmo- 
dum  iliam  proxime  futuram  existimabatis,  eidem  per  extensum 
insinuare  velletis  maxime  prolibatum;  quia  regia  celsitudo  a  pro- 
posito  mittendi  alias  concepto  ambaciatores  ad  partes  Alamanie 


189 


ei  ad  me,  qni  anctoritate  punctuandi  et  concludendi  habituri  es- 
sent  in  materia  memorata,  desistere  nolle  t,  quum  regia  oelcitudo 
memoriam  illoram  Attrebati  et  alibi  narratonim  et  scriptorum 
non  Tellet  fllatenus  tradere  sepnlture,  nee  poteratis  ooncludere 
Kalisei  jnxta  michi  acriptam  qnia  a  regia  celaitudine  anctoritate, 
irallatenns  habuistis  nee  prouidere  poteratis  transmissioncm  nun- 
tioram  meorum  ad  Kalisenm  tune  fiendam.  Et  licet  huiusmodi 
scripts  et  alia  hiis  similia  pluries  recepi,  adhac  tarnen  feodalis 
materia  non  est  vllatenus  terminata,  nee  rellen*  libenter  animuro 
meun  in  hoc  retenere  dincins  in  suspenso.  Quare  sincere  rogo  v. 
r.  p.,  qnod  velit  vna  cnm  domino  archiepiscopo  Eboracensi  et  co- 
mité de  Suffolch  consanguineis  carissimis,  conclusine  loqui  regie 
eelsitndini  supra  hac  re  conclndenda,  de  quibus  desopra  scripsi. 
Et  si  sua  maiestas  adbnc  sit  in  proposito,  prout  michi  scripseratis, 
materiam  suprascriptam  fine  landabili  veile  terminare,  tnnc  adbnc 
semel  et  ex  auprahabundanti  intenderem ,  mittere  oratores  meos 
ad  regiam  oelsitudinem ,  sufficiënte  et  plenaria  auctoritate  suf- 
fultos,  qui  verisimiliter  secariori  modo  ad  Angliam  quam  am- 
baeiatores  regis  ad  Alamaniam  venire  poasunt  pro  determinando, 
r.r.  p.  consilio  et  promocione,  fructifere  materiam  memoratam. 
Et  ne  r.  p.  sit  opus  totiens  scribere  in  posterio  plaeeat  michi 
presenti  nuncio  rescribere  occurrentia,  et,  si  videatur  consnltum , 
scribat  michi  ▼.  r.  p.  de  tempore,  quo  mittere  debeam  oratores 
meos  ad  Angliam  anctoritate  plenaria  suffultos  pro  conclusione 
finali  nednm  bona  ymo  optima  conclndenda.  Et  precipue  plaeeat 
michi  scribere  an  aliquid  seqnetnr  an  non,  et  si  rtique  habea- 

tis  in  memoria  illa,  que  michi  scripta  sint,  in faciendam 

diligeociam  in  premissis,  vt  confido-quod  erga  t.  r.  p.  ▼elim 
?bi  potero  infallibiliter  remereri ,  patre  angelo  comitante ,  qni 
eandem  v.  r.  p.  consernare  dignetur  feiiciter  et  votiue.  Ad  v. 
r.  p.  beneplacita  Arnoldus  Gelrensis  et  Joliacensis  dux  ac  co* 
mes  Zutphensis. 

Beuerendissimo  in  Christo  patri  et  domino  domino  Henrico 
t.t.  Sancti  Ensebii  cardinali  de  Anglia  vulgaliter  nuncupato , 
domino  et  conaanguineo  oarissimo. 


190 
£6  Vergadering.    10  ItfoveMber  1§M. 

Bibliotheek.  Verhandelde  bjj  den  Staatsraad  der  Bataafsche  re- 
publiek,  tijde*»  het  voordel  van  Napoleon  tot  verandering  van 
den  regeringsvorm  der  Bataafsche  republiek,  en  Henriet  Bommelii 
historia  translationis  temporalUatiê  epiaeopatm  UUraj.  in  Caro- 
lum V.  Boekdrukkunst.  Bibliotheek  van  pamfletten ,  traktaten 
enz.  Inventaris  van  het  krijgsmateriaal  en  ander  huisraad, 
aanwezig  bevonden  op  de  bisschoppelijke  sloten  ter  Eem,  Vrede» 
lont  en  Koevorden,  eene  bijdrage  vooral  belangrijk  voor  de  kennis 
van  het  tniddeleeuwsch  geschutwezen. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  den  heer  Mr.  J.  Dirks,  te  Leeuwarden: 
Nieuwe  bouwstoffen  voor  de  geschiedenis   van  het  verbljjf  der 
Heidens  of  Egyptiërs  in  Nederland,    medegedeeld  door  Mr.  J. 
Dirks.     (Overgedrukt  uit  de  Bjjdr.  voor  Vod.  Oeseh.  en  Qndh., 
deel  X.) 

De  munten  der  voormalige  Meeren  en  Steden  van  Overijssel,  van 
de  vroegste  tijden  tot  aan  de  Pacificatie  van  Oend;  door  P.  O. 
van  der  Cbijs.  (Eene  beoordeeling  door  Mr.  J.  Dirks;  over- 
gedrukt als  voren.) 

Verhandelde  bij  den  Staatsraad  der  Bataaf sehe  republiek,  tij- 
dens het  voorstel  van  Napoleon  tot  verandering  van  den  regerings- 
vorm der  Bataafsche  republiek,  en  Henrici  Bommelii  historia  trans- 
lationis  temporalüatis  episcopatus  UUraj.  in  Carolum  V. 

De  heer  Mr.  J.  A  Grothe  brengt  ter  tafel  een  geauthenti- 
seerd  afschrift  van  een  %  Buitengewoon  secreet  verbaal  van  het 
verhandelde  bij  den  Staatsraad  der  Bataafsche  Republiek,  in  en 
ter  gelegenheid  van  de  gehoudene  besognes  over  het  gedane  voor- 
stel tot  verandering  in  de  Regeringsvorm  dezer  Republiek  door 
Zijne  Majesteit  den  Keizer  der  Franschen  en  Koning  van  ItaUen"  en 
voorts  een  HS.,  afkomstig  uit  de  verzameling  Booth,  getiteld: 
Henrici  Bommelii  historia  translationis  temporalitatis  episcopatus 
Ultrajeclini  in  Carolum  V.  Oaes.    Jëxeusa  f  uit  Marpurgi  1542. 


191 


Het  eerste  stuk  wordt  gesteld  in  handen  der  Commissie  tan 
Bedactie;  het  laatstgenoemde  in  handen  van  Jhr.  Mr.  B.  J. 
L  de  Geer,  met  verzoek  daaromtrent  te  willen  dienen  van 
berigt. 

Boekdrukkunst.  Gelezen  eene  missive  van  den  heer  Mr.  H. 
J.  Koenen  aan  den  Secretaris  des  Genootschaps,  als  belast  met 
het  vraagstuk  betreffende  de  uitvinding  der  boekdrukkunst  hier 
te  lande  na  te  gaan  en  bij  te  houden,  waarbij  de  heer  Koe- 
oen  1*.  de  vraag  voorstelt,  of  de  Utrechtsohe  burgerlijsten 
reeds  zijn  geraadpleegd  omtrent  de  boekdrukkers  Ketelaer  en 
fan  Leempt  en  zoo  niet,  of  het  niet  der  moeite  waard  ware 
daarvan  werk  te  maken ;  en  &\  in  bedenking  geeft ,  of  het 
Hist.  Genootschap  niet  iets  aan  zijne  leden  zoude  mededeelen 
omtrent  sommige  in  de  Haarlemsche  boekerij  berustende  HSS. 
van  den  heer  Koning,  betreffende  de  boekdrukkunst.  Nadat 
de  Voorzitter  heeft  medegedeeld,  dat  de  heer  Mr.  H.  Hooft 
Graafland  zijn  verlangen  te  kennen  gegeven  heeft,  om  niet  lan- 
ger met  de  bedoelde  commissie  belast  te  blijven  en  dat  zij 
daarop  door  het  Bestuur  is  opgedragen  geworden  aan  den  heer 
Dr.  N.  P.  Visscher,  die  deze  taak  wel  heeft  willen  aanvaar- 
den, wordt  besloten  om  den  heer  Visscher  te  verzoeken  om- 
trent de  door  den  heer  Koenen  voorgestelde  vraag  te  willen 
dienen  van  berigt,  en  om  voorts  de  missive  van  den  heer  Koe* 
oen  voor  zooveel  het  tweede  punt  betreft,  aam  de  beslissing  van 
het  Bestuur  des  Genootschaps  te  onderwerpen. 

Bibliotheek  van  pamfletten,  traktaten  ene.  Wordt  ter  tafel  ge- 
bragt  een  prospectus  van  een  door  den  heer  Erederik  Muller 
te  Amsterdam  uit  te  geven  werk ,  getiteld :  Bibliotheek  van 
pamfletten,  traktaten,  plakkaten  en  andere  stekken  over  de  Ne- 
derkmdecke  Oeeekiedenie ;  en  van  in  Nederland  gedrukte  etuiken 
wer  gebeurtenissen  in  en  buiten  Europa,  voornamelijk  in  Engeland, 
Am  en  Amerika.  Beeehreven,  naar  tijdsorde  gerangschikt,  en 
uH  alphabetisehe  registers  voorzien. 

Het  bhjkt  uit  dezen  prospectus,  dat  het  den  heer  Muller 
niet  gelukt  ia  om  de  beschrijving  der  verzameling  van  wij  Ie  d 


192 


den  heer  Jan  Schooien  in  zgne  Bittiotkeei  op  te  nemen.  (Zie 
Kronijk  1854,  bl.  494.) 

Inventaris  van  iet  krijgêmateriaal  en  ander  iuieraad,  aanwezig 
bevonden  op  de  biseckoppelyke  daten  ter  Een%  Fredeland  en  Koe- 
torden ,  eene  bijdrage  vooral  belangrijk  voor  de  kennis  van  iet 
middeleeuwsch  geeckutweten.  Medegedeeld  door  Jhr.  Mr.  A.  M. 
C.  van  Asch  van  Wyck. 

De  navolgende  inventaris  schijnt  op  last  der  stad  Utrecht 
door  twee  daartoe  belaste  leden  des  bestaan  te  zgn  opgemaakt; 
volgens  het  schrift  te  oordeelen  dagteekenen  de  drie  langwer* 
pige  strooken  papier,  waarop  al  hetgeen  op  de  voorn,  sloten 
bevonden  is,  opgeteekend  staat,  uit  het  laatst  der  14°  eeuw. 
Deze  bijdrage  kan  als  een  aanhangsel  beschouwd  worden  tot 
hetgeen  vroeger  door  genoemden  heer  omtrent  de  geschiedenis 
van  het  geschutwezen  is  medegedeeld  in  de  Kronjjk  van  1860 
bl.  328,  887  en  in  de  Kronyk  van  1858  bl.  218,  380  en  472. 
Zie  ook  omtrent  de  verschillende  bogen  met  het  daartoe  be- 
hoorende  eene  omstandige  beschrijving  in  de  Berigten,  derde 
deel,  tweede  stuk,  bl.  6  en  volg. 

Dit  is  sulke  reescap  alse  Johan  vander  Meer  ende  Her- 
man Wesselss.  opten  huze  ter  Eem  gevonden  hebben 
ende  ghesien. 

Item  q  cleyn  camerbosaen,  elc  mit  iij  cameren. 

Item  noch  een  camerbusse  mit  iij  cameren,  die  wat  meerre  is. 

Item  noch  twe  camerbussen  elc  mit  iij  cameren,  die  noch 
wat  meerre  siin. 

Item  een  steen  busse  zonder  camer,  die  in  een  hout  besla- 
gen leyt  ende  die  sciet  de  meeste  steen. 

Item  dat  desen  voirs.  bussen  twe  nye  houten  stellinge,  dair- 
men  die  bussen  op  scieten  mach  ende  men  omme  drayen  mach. 

Item  vij  loetbussen ,  die  mit  hoiren  sterten  siin  ende  ij  loet- 
bussen mit  ijzeren  sterten. 

Item  tot  desen  loetbussen  een  groet  deel  ghegoten  oioeten 
elc  nader  groet  vanden  bussen. 


193 


Item  noch  een  groet  deel  loet»  tot  den  seinen  bosten,  dat 
oogegoten  is. 

Item  een  derdendeel  van  eenen  Hoemborger  vate  donrekruyts. 

Item  noch  een  vierendeel  van  eenen  Hoemborger  vate  don* 
rebojts. 

Item  noch  een  vierendeel  van  eenen  Hoemborger  vate  don- 
rekruyts. 

Item  üj  leeren  sacke  mit  donre  krude,  dair  si  dagelix  op 
stoeten,  ende  rede  hangen  oft  noet  waer  bidon  bossen,  ende 
wegen  omtrent  xxv  ® ,  nadat  wi  dat  naeste  ramen  eonsten. 

Item  iij  jjzeren  hoede  vner  jn  te  doen  biden  bossen. 

Item  so  sagen  wi  dair  vier  grote  manden  al  vol  bosse  steens 
ade  proppen ,  elc  hore  groete  naden  bussen ,  die  ons  teveel 
nren  te  tellen. 

Item  so  sagen  wi  daer  zes  sterke  wiindaes  boegen  ende  tot 
eiken  boge  siin  wiindaes  bi  hem  hangen. 

Item  so  sagen  wi  iiy  hoernen  ermborsten  ende  enen  houten 
ermborst  mit  horen  gordelen. 

Item  ift  tonne  groet  scots  totten  wiindaes  bogen. 

Item  een  deel  cleyn  scots  jn  eenre  mande  tot  den  reysbogen. 

Item  een  mande  mit  vner  pül,  die  wi  proefden  ende  goet 


Item  wi  sagen  staen  op  een  camer  viy  nye  eonsen  bi  een 
gesloten. 

Item  jnder  zael  een  gleny  mit  eenre  wiimpel  mit  miins  he- 
ren wapen. 

Item  dit  siin  zulke  bussen  ende  steen  ende  ernyt  also  wi 
daer  sagen  ende  der  stat  toebehoorde. 

Item  een  groete  zwaer  steen  busse,  die  sciet  omtrent  lx  ft 
vegen  mit  horen  steen  proppen  ende  toebehoren. 

Item  een  grote  camerbusse  mit  y  cameren  mit  horen  steen 
en  proppen. 

Item  een  cleyn  camerbusse  mit  iij  cameren  ende  mit  horen 
steen  eade  proppen. 

Item  ij  stertbusaen  mit  horen  steen  ende  proppen. 

XI.  J.  13 


194 


Item  tot  doen  der  stat  bussen  een  half  tonne  oruyts. 
Item  der  stat  reescap  voirs.  lach  elc  bi  sinen  der  stat  bas- 
sen joden  voirboroht. 

Dit  ziin  zulke  werken  alse  op  ende  omme  den  huee 
gemaect  siin  ende  Herman  nyet  gemaect  en  heeft. 

Item  vi  horkyeren  bonen  omme  den  huse. 

Item  een  nye  stallaedse  die  neder  ghevallen  was  bi  Jacobs 
tijden  van  Iicbtenbereh. 

Item  een  huys,  dairmen  heeste,  scape,  verken  ende  ander 
runder  jn  set,  mit  eyken  plancken  omme  bescoten  ende  beneden 
gheboeymt. 

Item  dat  huys  voir  der  bruggen  dair  den  oestel  jn  staet 
▼oir  vercleet  mit  nyen  eyken  plancken. 

Item  ent  bonhnys  ende  torfhnys  ele  een  nye  venster. 

Item  enen  goeden  nyen  beroh  van  vi  roeden. 

Item  ande  onde  poerthuys  vanden  voerborcht  ande  een  side 
een  nye  poert  daer  gemaect  mit  enen  wyncket. 

Item  ij  nye  hoefde  aen  enen  scot,  die  van  Zoest  quam. 

Item  anden  seluen  scot  y  grote  ijzeren  boute  mit  ij  grote  sleet. 

Item  opte  west  eynde  bonen  jnden  genei  vanden  sael  g  nye 
venster. 

Item  bonen  opten  toern  een  staft,  dairmen  die  mande  mede 
optrecket  ande  een  mande  dair  aen. 

Item  nye  ghespen  ende  krammen  ende  twe  sloet  anden  val* 
bruggen  jnden  nyen  bolwerck. 

Item  een  groet  nye  reek  jnde  camer. 

Item  y  vueren  raster  jnden  sael,  dair  die  bussen  ende  kroyt 
op  staen ,  om  datte  nyet  verderflic  werden  en  aal. 

Item  een  balke  binnen  wt  den  toern  ghesteken  mit  eenre 
matalen  sciue,  daer  men  alrehande  dinc  mede  opten  toern  wiin- 
den  mach. 

Item  een  cleyn  solre  jnder  poerte  alre  hande  reescap  dair  op 
te  leggen. 

Item  twe  venster  bonen  jnden  toern,  dair  die  waker  sit. 


r 


196 


Item  enen  nyen  boem  onder  die  onersten  valbengge  ende  die 
valbnigge  mit  nyen  planeken  gcdect. 

Item  sommige  nye  loeuen  oacr  die  brugge  valden  kuee* 

Item  80  had  die  maenealc  dat  bohrera  mit  soden  op  ge* 
boert  omme  den  knee  ende  daar  horde  ende  boem  op  ghetet 
cade  granen  dair  omme  doen  grenen,  dair  dat  nye  bohrera  voirt 
omme  op  ghemaeot  ie. 

Voirt  ao  heeft  hi  dat  kuys  ghehouden  ende  doen  maken  dac- 
gaer,  slot  vast  ende  dicht  van  gtasen  ende  veel  ander  cleyn 
verten,  die  wi  geaien  hebben,  tot  nvtsoap  des  hnys,  ende  wi 
nyet  al  scrraen  en  consten. 

Dit  is  alsnlke  reytschap  als  mgnen  heer  op  Vredelant 
heeft. 

Item  iij  eamer  bussen. 
Item  §  cseyne  tonnen  eruyts. 
Item  e  bussen  steen. 
Item  ▼  boghen ,  die  ander  sijn  ontwe. 
Item  ij  tonne  schnts. 

Item  soe  heeft  die  maerseale  dair  op  een  eaaaev  busae  mit 
c  stene. 

Op  em  ander  ia  Had. 

Dit  is  Henric  van  Znlen ,  maerseale ,  geleuert  op  Vre- 
delant. 

Inden  jersten  in  nujns  beren  eamer  een  betstede. 
Item  opten  toren  een  botstede. 
Item  inden  sael  een  strqcsitten  ende  j  voeteefcmner • 
Item  }  tafel  *  t#e  sebtagen  ende  een  iritsoev. 
Item  inden  zael  ij  lange  bancken. 

Item  noch  twe  beveken  in  die  capel  ende  in  die  ooken,  ende 
vier  sqn  vneren  bancken. 
Item  noch  j  eyken  banc. 
Item  j  grote  backtoek  ia  die  ooken. 
Item  j  pser  cleynre  rosmalen  steen. 


196 

Item  iig  bossen  ende  sgn  vogelen. 

Item  c  ende  xvi  steen  totten  bussen. 

Item  j  stock  inden  groten  toern. 

Item  j  cleyne  stoo  in  cleyne  Rosendael. 

Item  beneden  int  bouhnys  een  grote  hauer  kiste. 

Item  enen  vijfroeden  berch. 

Op  een  ander  hè  blad. 

Dit  is  die  rescap  die  Herman  van  Haersolt  ouerghele* 
uert  heuet  vpt  hues  to  Couorden ,  die  mynen  heren 
to  behoert  ende  Diro  van  Voerste  ontfangen  heuet. 

Item  jn  der  cokenen  v  ketele,  des  js  een  van  v  emmer,  een 
van  veer  emmer,  een  van  twen  emmeren,  een  van  een  emmer 
ende  eyn  kleyn  ketel. 

Item  twe  potte  zamen  van  enen  emmer  ende  een  kleyn  pott. 

Item  een  hael,  een  schumer,  een  vieysch  krone,  een  alde 
moatermale. 

Item  jnder  penterye  iij  alde  kysten ,  ende  jnden  kelre  ende 
bnttelrye  een  groter  vieysch  boden. 

Item  jn  den  bachuea  een  broubodene,  ij  groter  bodene,  j  alde 
budel  kyste,  een  werctafel. 

Item  een  zuerketel  ende  j  nye  bodene,  die  Herman  daer  in 
gecofft  heuet. 

Opten  vangen  hues. 

Item  jnden  vangenhues  x  loetbussen. 
Item  een.vogeler,  vi  donre  haken. 
Item  iij  drener. 

Item  een  hamer  ende  v  qseren  bolten»   de  to  den  stocken 
hoert. 
Item  een  stochamer.    Item  ij  bteeeijseren. 
Item  een  langer  kiste  half  vol  pile. 
Item  op  den  solre  ene  kleyne  kiste  neet  al  vol  pile. 
Item  twe  tonne  pile  de  ene  en  droech  neet  vele. 
Item  jnder  kisten  een  weynioh  krudes. 


197 

Item  iij  spangordel.    Item  y  zalen,  de  sint  to  Zwolle. 
Item  een  olt  annborst. 

Vp  den  solre  bonen  der  sale. 

Item  een  halae  tonne  salpeter*. 

Item  hnndert  fB  zweuels  also  vele  mijn  als  daer  van  rerma 
ket  is  to  krude,  ende  daer  js  een  halue  tonne  krode  fan  gewicht 

Item  jnden  vleyshnes  een  korff  lqnden,  kolen  ende  een 
stesDbnsse. 

Item  iij  wippen  ende  enen  wynde  banok. 

Item  op  der  drosten  kamer  een  watervat  ende  een  looenbec- 
ken  ende  ene  kiste. 

Item  ij  spangordel  ende  een  horen  armborst. 

Item  ene  wynde,  een  staende  bedde,  ene  kuetee. 

Item  een  zitten  ende  j  koker. 

Item  jnder  joncfrouwen  camer  een  staende  bedde. 

Item  r  tsaersen. 

Item  rp  den  poertbnes  iij  armborst. 

Item  een  nye  armborst ,  dat  Herman  eoffte, 

Item  een  loetbnsse. 

Item  ene  wynde  ende  enen  koker  mü  pilen. 

Jnder  nedersten  kamer. 

Item  jnde  nedersten  kamer  j  staende  bedde. 
Item  ene  kiste  myt  vele  donre  lode  lxvi. 
Item  iij  nye  armborsten,  de  Herman  koffie. 
Item  een  alt  annborst. 
Item  een  zittenken. 
Item  een  spangordel. 

Item  jnder   camer  onder  der  trappe  een  ijseren  keteren  ter 
brugge,  iöj  grote  kinester  ende  een  groet  stnoke  lodes. 
Item  int  blochnes ,  bossen ,  stene  ongetdt  groei  en  kiene. 
Item  bonen  de  camer  j  bedde. 
Bern  opden  plancken  een  soldeert  wakehorn. 
Item  een  trysoer. 


198 


Item  een  peecke  eode  kusen. 

Item  een  ritten. 

Item  opden  hoes  ende  beneden  an  den  berghe  iiij  bussen 
scraghen. 

Item  op  dat  Zallantsche  berehvrede  iij  loet  busten.  Hem  ij 
vogheler*.    Item  iq  armborsten. 

Hem  xx?  ttoaf  pile.    Item  noch  xix  atoef  pile. 

Item  eese  tafele.    Item  enen  driffhamer. 

Item  enen  driffnagel.    Item  een  wynde. 

Item  ij  spangordel.    Item  een  fitten. 

Item  een  hael.    Item  een  brancrode. 

Item  een  waterfat.  Item  een  kiste  myt  wat  krndes.  Item 
xxvüj  lade.  Item  een  bussen  seraghe.  Item  ij  bedden.  Item 
enen  tzaerae.  Item  een  wippe.  Item  ij  busaenbaken.  Item 
e*n  steenbusse ,  de  js  vpt  hues. 

Item  opdat  Drentessche  bereh vrede,  ij  loetbnsten.  Item 
ij  haken.  Item  een  dreuel.  Item  een  hamer.  Item  een  arm- 
borst. Item  een  nye  armborst,  dat  Herman  ooffte.  Item  een 
wynde.  Item  ene  haloe  tonne  pile.  Item  een  peek.  Item 
xxtüj  lode.    Item  een  bedde  myt  enen  staands  bedde. 

Item  opdat  Twentessehe  berehrrede,  iq  loetbassen.  Item  y 
haken.  Item  een  dreuel.  Item  een  hamer.  Item  xxij  lade. 
Item  een  armborst,  dat  Herman  koffte.  Item  een  wynde.  Item 
een  spangordel.  Item  ix  stoeff  pUe.  Item  een  peeck.  Item 
enen  budel  myt  krade. 

Item  opdat  berehrrede  bij  der  bruggen,  eene  loetbuase.  Item 
een  armborst.    Item  de  grote  steen  buese  jnde  voerborohte  etc. 

IV  Vergadering.    94  Wowember  1§55. 

Bibliotheek.    Rmling  wem  werk*».    Beuumeinmtiê  der  kervonmae*- 
pernde*  fc  1576  U  Brwml  aangeplakt. 


Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  den  heer  G.  Knyper  Hz.,  te  Muiden: 


199 


Letterkundige  Leereureue  ten  gebruike  der  Keninkljjke  Akadmie 
teer  de  Zee-  en  Landmagt.  —  Handleiding  tot  de  beoefening  der 
Nederl.  TauU  en  Letterkunde,  voor  de  Kadetten  van  alle  wapenen* 
door  G.  Kuyper  Hz.  4e  herziene  druk.     Breda,  1865. 

Van  Mr.  W.  H.  Goat  Jordena,  te  Deventer: 

Bijdragen  tot  de  geeohiedenie  der  Deventer  Munt.  Tweede  ge- 
deelte. (Overgedrukt  uit  den  Overijeeeleeken  Almanak  voor  Oud- 
heid en  Letteren,  1855.)    Boor  C(oet).  J(ordene). 

Van  den  hoogleeraar  C.  P.  Serrure,  te  Gent: 

Ueuager  dee  Sóeneee  kiètoriquee,  des  arte  et  de  la  WUiogra* 
piie  de  Belgique.    Armee  1855,  3*  iivr.  Gand. 

Ia  ruiling  ontvangen : 

Van  bet  Indisch  Genootschap,  te  'e  Gravenhage : 

Hendelingen  en  Oeeokrjften.  £•  jaarg.,  %•  en  3«  afl.  Zalt- 
Bommel,  1855. 

Ruiling  van  werken.  De  Voorzitter  deelt  mede,  dat  er  eene 
mOtag  van  werken  tot  stand  ia  gekomen  met  het  Indisek  Qe- 
ntoteckop  te  'e  Qraveuhage,  ander  de  zinspreuk:  Ondereoek  leidt 
kt  waarheid,  opgerigt  in  1854  »). 

Bemonetremtie  der  brvormingegeeinden  in  1576  te  Brueeel  aan* 
MHekt.    Medegedeeld  door  Mr.  J.  A.  Grothe* 

Be  navolgende  remonstrantie  der  hervormiagageaunden  werd, 
folgene  het  opschrift,  op  den  24"  Maart  1576  te  Bruaael  aan- 
gtybkt  aan  de  woning  van  Philipe  van  Croy,  hertog  van  Aar? 
•cbot.  Het  afschrift,  waarnaar  dit  stuk  wordt  medegedeeld, 
is  blijkbaar  in  dien  tyd  vervaardigd. 

Socoirea  aourda  et  aueuglea  esteaP  Eoooirea  ne  voos  voulea  es» 
ueiller  du  sommeü,  vous  excellens  noblea  et  magiatratz,  qui  n'auez 
pont  reeheu  de  Dieu  1'espeé  en  vain,  maia  en  proteetion  des  bons, 
et  punition  des  maunaia.  Dien  maintenant  vous  a  mis  Ie  gouuer» 
Dement  en  mains:  ai  desirea  la  pais,  rfeat  en  voz  maina;  puniaaea 
acettheure  lea  mauuais,  et  deffendez  lea  oppreesea,  entretienes 
les  prinileges  du  pays,  maintenez  Ie  Boy  en  aon  honneur  et  eer» 

1)  Zie  over  dit  Genootschep  Algen.  Komt-  en  Letterbode,  1855,  n°. 
U  ca  IS. 


V 


200 


ment ,  lequel  luy  et  vous  n'auez  seulement  jure ,  mais  aussi 
auez  danandé*  par  requeste  que  toutes  nouuelles  mttoductious 
et  tous  officiers  non  natifs  en  Brabant  fussent  deportes,  cas- 
aea  et  mis  jas,  selon  la  teneur  de  la  joyeuse  entree,  ensem- 
ble Ie  conseil  des  troubles  et  reeepueurs  des  confiscatkms ; 
monstra  a  eeste  heure  vous  nobles  vostre  noblesse,  et  que  vous 
aymez  la  patrie,  et  vous  mesmes  deffendez  les  oppresses  dei 
estrangiers,  tant  du  plat  pays,  que  es  villes,  cherches  la  paix, 
extirpes  la  guerre,  a  fin  que  ne  donnés  occasion  de  la  perte 
du  pays,  de  sa  Majesté  et  ne  vous  precipites  en  extreme  mine 
et  que  toute  la  malediction  viene  sur  vous. 

Aussi  vous  nouueaux  Evesques ,  qui  ne  vous  deuries  mester, 
que  d'estre  comme  bergiers  du  troupeau  de  Christ,  et  desra- 
einer  par  la  parolle  de  Dieu  toute  herbe  mauuaise»  de  rcfor- 
mer  vous  mesmes  et  les  vostres,  selon  la  voix  de  Christ,  car 
Dieu  a  son  plaisir  en  Christ ,  a  quelle  occasion  il  crie  du  del, 
que  vous  1'orrez  et  1'obeierez  en  tout  ce  qu'il  a  planté  au  vieü 
et  nouueau  testament  et  du  contraire  extirperez  tout  ce  qu'fl 
n'y  a  point  planté.  Ctuoy  faisans  vous  vous  monstrerez  vrays 
pacificques  et  fideles  guardes  du  troupeau  du  grand  bergier 
Christ,  qui  ne  vous  a  point  apprins  de  conspirer  et  alimenter 
]a  guerre  per  voï  nouuelles  inuentions ,  c9,  xxe  et  xe  denier,  en- 
semble par  cotisations  indues,  opprimer  un  chascun.  Begardes 
que  par  auenture  la  sueur  et  sang  des  oppresses  ne  soit  exigé 
et  deinandé*  de  vos  mains,  cesses,  eest  assez  conspiré  en  telle 
fureur,  a  fin  qui  Dieu  n'envoye  vne  fervente  ire  et  fureur  entre 
Ie  peuple  desolé,  et  qu'flz  ne  vous  brisent  comme  les  vaisseaulx 
de  pottier.  Pourquoy  vous,  Chiefs  (qui  a  oreille  pour  ouyr) 
oyez,  esueiliez  vous  du  sommeil,  il  est  temps,  a  fin  que  toute 
ire  et  malediction  ne  viene  sur  vous,  car  Dieu  parle  de  tous 
ceulx  qui  par  les  lacqs  intrigues  deolinent  Ie  droict,  de  tous 
eeulx  que  disent  Ie  mal  Ie  bien,  et  Ie  bien  Ie  mal,  qui  de 
tenebres  font  lumiere,  et  de  lumiere  tenebres,  de  tous  ceulx 
qui  font  des  statutes  injustes,  auecque  plaocarts,  pour  oor- 
rompre  Ie  droict  es  ohoses  des  pouures  et  d'vser  tirannie  au 


901 


droict,  qu'vn  ebascan  soit  leur  rapine  ei  oonfiseation.  O  tous 
voos,  Chiefe,  pensez  et  eoneiderez  d'aooir  vn  Ohief,  qui  abu- 
sans  de  vou8  roer  aneeqae  corps  et  ame,  au  fonds  de  l'enfer, 
il  voos  est  dur  regiber  contrc  l'esguillon ,  parquoy  si  au  jour- 
dhoy  soes  ooy  la  voix  do  Seigneur,  n'endorcissez  point  tos 
cnears,  ains  apprebendez  la  erainte  et  vertu  du  8eigneur,  Si 
troaueret  me  innnmerable  multitade  non  senlement  dedie  a 
vostre  obeissance,  honnenr  et  erainte,  mais  aussi  preste  a  em« 
ptoyer  tont  oe  qne  Dien  lenr  a  eslargi  a  son  honnenr,  paix  et 
aalat  de  la  patrie. 

Begardez  qne  ne  vous  repeotez  trop  tard;  il  ?ons  est  asses 
rsntonstré. 

18  Vergadering.    S  December  16M. 

Bithotkeek.  Krontjk  van  Gelderland.  Onuitgegeven  brieven  en 
geMt&tm  van  Anna  Maria  van  Sckarman,  fPiUem  Staachnanê, 
Coaetanhjn  Huggene  ene. 

BibUotkeek.    Ten  geschenke  ontvangen : 

Van  Mr.  J.  T.  Bodel  Nijenhuis,  te  Leyden: 

Verspreide  bijiowderkeden  over  Mr.  Nicolaee  Oom*.  WiUen% 
BnrgemeeUer  van  Jmeterdatn.  Door  Mr.  J.  T.  Bodel  Nijenhuis. 
(Overgedrakt  uit  de  Bedragen  voor  Vod.  Qeeek.  en  Oudkeidk., 
deelX.) 

Van  Dr.  J.  Tan  Vloten ,  te  Deventer : 

Marnix  van  8t.  Jldegonde'*  wenken  over  opvoeding.  (Naar  kei 
oonprxmkelyk  kandeckrift,  Ier  Borgondieeke  boekerij.)  Medege- 
deeld door  Dr.  J.  van  Vloten.  (Overgedrakt  uit  de  Faderl. 
UUroef.,  n'.  XV,  van  1865.) 

Van  den  heer  U.  Gapitaine,  te  Luik: 

Oorretpondanee  de  Bemard  de  Montfauoon  BdnéüoÜn  avee  Ie 
Berm  O.  de  Oraemer  arckéologue  liégoiê  publiee*  par  Ulysse  Ca* 
pitsiae.  Iiège,  1855.  (Overgedrakt  uit  bet  Bulletin  de  Vin- 
ditut  arckédogique  Udgou,  torn.  II,  3<  livr.) 


208 


In  ruiling  ontvangen : 

Van  de  Société  archéologique  de  Namur,  te  Namen : 

Jnnake.    Tomé  IV'.  Ie  lirr.     Namur,  1855. 

Kronijk  nzx  Gelderland.  De  heer  J.  W.  van  der  Noordam 
brengt  ter  tafel  een  HS.  in  folio  van  Johan  de  Bye,  J.  U.  D. 
der  Leuvensche  akademie,  getiteld:  Brems  renun  t»  Gddriad 
ah  Qeldriae  Dueibus  gestafum  Bpiiome.  Johan  de  Bye,  burge- 
meester van  Zalt-Bommel  en  secretaria  der  schepenbank  aldaar 
en  te  Tuil,  was  afkomstig  uit  eene  oude  familie,  sedert  1885 
bekend  en  vader  van  den  ridder  Arend  de  Bye,  bekend  als 
gecommitteerde  ter  6taten«Oeneraal.  Het  HS.  is  voortgezet 
tot  Augustus  1624,  welligt  het  sterfjaar  van  den  schrijver, 
wiens  vrouw  in  1684  als  weduwe  voorkomt. 

Wordt  besloten  dit  HS.  te  stellen  in  handen  van  den  heer 
Is.  An.  Nijhoff  As.  te  Arnhem,  met  verzoek  daaromtrent  eenig 
verslag  te  willen  uitbrengen. 

Onniigegeven  brieven  en  gedichten  non  Anna  Maria  van  Schtr- 
tnan,  JFüiem  Staackmane,  Constanten  Huygms  ent.  De  heer  Jhr. 
C.  A.  Rethaan  Macaré',  deelt  namens  den  heer  Mr.  N.  F.  van 
Nooten,  te  Utrecht,  de  navolgende  stukken  mede,  afkomstig 
uit  de  nalatenschap  van  wijlen  den  hoogleeraar  van  Geuns. 

V.  a 

Domino  Guühelmo  Staachnanno 
S.  D. 

Quod  recens  adhuc  apud  te  mei  vsqueqaaque  vigeet  memo- 
ria,  cumque  eam  inter  assidoas  tuas  oeenpationes  locum  aliquem 
oecnpare  sinas,  vel  in  primis  hnmanitati  tuae  debeo:  torn 
ob  id  vero  maxime,  qnod  litteris  me  tam  honorificis  tamqne 
amicis  toties  affari,  nee  non  illostres  ingenii  tui  radios  ad  dos 
quoque  transmittere  dignatus  sis.  Ne  igitur  tandem  ingratitu- 
dinis  suspicionem  apud  te  ineam  has  qualescunque  litterulas, 
vt  grati  mei  erga  te  animi,  ac  perpetnae  benevolentiae  testes, 
accipe,  quas  tarnen  vt  festinantius ,  ita  et  negligentius ,  quam 
decuit ,  ad  te  scripsi :  ne  longiore  temporis  intervallo ,  deside- 


203 


rio  tuo  minus  roepoadisee  ridear.    Vale  worum  humanissime 
cmn  omnibus  qui  tibi  sant  cari. 

Anno  1639.  Anna  Maria  A  Sohurman  »). 

Mense  Maio  d.  9. 

Opêckrift.    Clariaa1*  eimnl  ac  Doctiaakno  Viro  Domino  Gnil- 
aelroo  Staackmanno  Pranekerae. 

Esmio,  omnique  Doctrina,  et  Sumanüaie  non  Vulgari  or- 
naümmo  Viro.     Domino  Quülelmo  Stacimanno. 

8.  P.  D. 

Carmina  Staekmeano  debebem  qnalia  dulci 

Gygnua  in  Eridani  non  eanit  ore  vadia. 

Qoalia  nee  folncria  modulator  Danliaa  rmbria 

Dom  blaada  retiqoae  ?oee  laoessit  ares. 

Cynnam*  Panchaeo,  ei  redoleatia  thnra  colono, 

Coraieaqne  Hyblaeae  melk  reponet  api. 

Qai  tibi ,  eoi  forens  ereaeit  natavua  in  ore  9 

Carmina  at  mittet,  non  meliora  dabit. 

Non  me  Pieriia ,  deeet  annnmerare  Poetie : 

Naai  mihi  Castalidam  de  grege  nnlla  (aret. 

Som  velnt  ezntna ,  liquefactii  Iearna  alie , 

Fidere  non  tatis  riribua  aoaa  meia. 

Sum  ta&nuam  dubiia  agitatua  Jaaon  ab  rndia ; 

Parnaaai  quaerena  ad  iuga  montia  iter. 

Al  tibi ,  ewn  Phodw ,  choraa  assurrexit :  ahunno 

Qaaeqne  anae  largas  attutit  artia  opea. 

Non  adao  Andinnu  mirata  eet  Mantua  raten», 

Nee  aua  jaotarant  aaeeula  Maeonidem ; 

Quam,  modo  qoi  antiquo  generia  oontendia.  hooori, 

Snapkat  ingeniom  Fryaia  tota  taum. 

Accipe,  sed  fostina,  rudi,  quae  acripaimna  vltro 

Paaoa,  mann,  Musae  munera  parva  meae. 

A.  M.  A.  Schorman. 

1)  Over  Am*  Maria  vaa  Sehatmin  lie  men:  Dr.  O.  D.  J.  Schotel, 
4**  Maria  *m  ScAmman.    's  Hertogenbotch ,  1853. 


304 
Mnrtmment  au  Rog  flreêcratien. 

Sire,  c'est  profaner  ta  dignité  Boyale, 

Que  la  faire  Advocat  (Tune  gent  desloyale, 

Et  des  chefs  conjures  a  la  subversion , 

De  nostre  Estat,  duquel  la  conservation 

Ayma  ai  ardemment  feu  ton  Pere  tressage 

Boy,  qu'il  fat  mesme  eete*  vengeur  de  eest  outrage. 

Scachant  que  si  vn  jour,  ou  par  force,  ou  par  dol, 

Il  vint  a  retomber  aax  mains  de  1'Espagnol , 

Sa  France  en  souffriroit  ?ne  playe  mortelle. 

Et  parainai  Ie  print 'en  sa  saincte  tutelle; 

Bont  si  bien  luy  avint ,  voiro  et  a  nous  anssi , 

Que  1'ennemy  common  nous  rint  prier  merci. 

Q,ui  toutesfoifl  depuis ,  n'espargnant  artifice , 

A  gaigné  parmi  nous,  ces  a  son  service 

Trop  prompts,  lesqnels  tirans  long  temps  a  feu  couvert, 

La  boiste  de  Pandore  a  la  fin  ont  ouvert. 

Dont  bieutost  sont  sortie  les  discordes ,  les  haines , 

Et  les  mansc  infinis,  qni  troublent  nos  domaines. 

Tant  que  rien  ne  nous  soit  demearé  saia,  ni  sainct, 

One  ceste  sacrilege  audaoe  n'a  enfrainct. 

8i  nous  ne  voulons  doncq  trabir  nostre  patrie 

Qai  nous  conseillera  de  leur  sauver  la  ne. 

Le  crime  est  si  enorme ,  et  telle  est  leur  malice 

Ctuelle  snrpasse  toute  sorte  de  supplice. 

Ce  qu'en  brief  te  ferons  toucher ,  Boy  treschrestien , 

Tant  a  1'oeil,  comme  au  doigt  pour  vostre  et  nostre  bien. 

Mais  d'Aucre  le  proces  widé  par  vn  courage 

Digne  de  ta  grandeur,  nous  donne  tesmoignage 

Cependant  de  1'honneur  et  de  1'afièction, 

Que  portes  a  tons  ceux  qui  brassent  trahison. 

Si  nous  nous  proposons  donq,  Sire,  ton  exemple, 

Ne  sois  a  1'avenir,  leur  Autel  ni  leur  TempJe, 

Car  vn  tel  roy  ne  doibt  plas  d'Asyle  servir , 


r 


305 


Aqz  traistres  conTaincus  d'un  ti  felon  desir. 
Voire  nous  esperons ,  qu'imitant  ton  bon  Pere , 
Le  grand  Henry  serez  plustost  juste  et  serere 
Bevengeur  de  1'Estat ,  de  tos  bons  alliez , 
Qni  d'un  sainct  noeud  se  sont ,  Sire ,  avec  toy  lies. 

F(rederik)  Schunnans. 

Ad  MOÖUuriman  Dominam  A.  M.  A.  Sckurma* 
EpUiola  Qaüica. 

Madamoiselle ! 

fl  y  a  longtemps  que  j'ay  desseigné* ,  voire  promis  a  mon- 
war  rostre  firere,  de  ?ous  offrir  quelqae  petit  escbantillon  de 
ot  Muse.  Non  que  je  la  cuide  (oe  que  seroit  nne  oultrecui- 
dance  extreme)  estre  digne  de  vos  mains  et  oreilles  tres-exqui- 
•es,  mais  estant  poussé  d'un  desir,  quoy  qu'extravagant ,  de 
«toer  eelle,  que  je  tiens  ponr  la  Minerre  de  ce  siècle.  Voila 
poorquoy  j'y  adjooste  les  *)  boutades  d'one  braue  artisan  sui- 
uant  la  oouatume  des  anciens ,  qui  n'osoient  comparoistre  de- 
oant  leur  Dieux  et  Deesses  sans  douaires.  D'auantage  c'eet 
maintenant  la  saison ,  qu'on  envoye  en  Espagne  las  buenaa 
paaraas :  en  Franc*  Ton  plante  le  May :  en  Italië  si  danno 
balii  et  fiori ,  Tra  ninfe  et  tra  pastori.    En  fin , 

Si  Yons  prenez  en  gré  ceste  petit'  offrande, 
Je  seray  obtigé*  a  faire  nne  plus  grande: 

ouus  tousiours  infiniment  moindre,  que  tos  merites,  desquelles 
je  mis  Tree-dcvot  obser?atenr 

O.  Staaekman**). 

1)  Am  de  hmixijde  tttat:  Emblem.  Horat.  Othonii  Venu,  de  quibos 
Grot  Poenu  p.  856. 

2)  Willem  Staaekmani,  Burgemeester  van  Fraoeker  en  Gecommitteerde 
te  fogadering  der  Staten  Generaal,  wat  te  dier  tyde  de  Maeeenas  der 
jagfige  geleerden  en  zelf  de  vriend  der  beroemdste  letterkundigen  Tin  xtyn 
4d.  H|  femardigde  gediobten  in  de  griekaohe,  lattjntehe,  franeehe, 
natel,  en  andere  Uien,  die  men  in  en  f  oor  de  werken  sfner  IQdgenooten 


»06 


Ad 

Importunus  ego :  sed  sic  jouat  esse  beatum , 

Duin  tantae  potiar  virginia  alloquio. 
FallorP  an  hoc  etiam  facinus  nova  tempora  suadent, 

Et  vernam  obsequio  non  violenta  dabisP 
Sit  cni  ludibrium ,  non  et  fastidia  vobis 

Debuerim:  sit  cui  largiar  invidiam. 

/.    Anagramma. 

ANNA  MAWA  A   8CHIJEMAN. 
HUMANA   BIMANS    ABCANA. 

Sudant  artifices ,  procadant  mille  fignras : 

Denique  oaturam  vix  imitatur  opus. 
Haec  kumana  levi  rimans  aroma  labore , 

Naturam  superat  dotibus  ingenii. 

II.    Anagramma. 

ANNA  MARIA  A  SCHUBMAN. 
HANC  IANAM  NABBA  MUSA. 

Jana  fait  qnondam  venatrix  inclyta,  quae  se 

Ferpetaa  feeü  virginitaie  Deam. 
Sic  cui  dura  placent,  arcus»  fera,  retia,  sylvae, 

Diaoae  poterit  voce  sacrisque  coli. 
At  tu  digna  magis  celebri,  8churmanniat  ritu, 

8eu  ttbi  stet  phma,  seu  tibi  cerva  oaéat: 
Yirgiaibus  panter  ooleris,  maribusque;  sed  illis, 

Uui  juga  Parnassi ,  non  tua ,  Taure ,  petunt. 
Cluis  satb  huic  snblimis  honorP  quid  nominis  aequum? 

Banc  ianam  narra  mtuat  vetaque  mori. 

o.  s.  ia  BeverwflVa  Uitnemendheid  de»  vttmwelijken  geelachU  aantreft. 
Benige  zfjner  gedichten  op  A.  M.  v.  S.  zfln  in  hare  Ojmtcula  opgenomen, 
doch  niet  de  hier  voorkomende  stokken.  Zie  Dr.  O.  D.  J.  Schotel ,  /*** 
Maria  van  ScAurman,  hl.  120.  Verg.  hl.  98.  Van  der  Aa»  Wocrdewi. 
m»  Nederl.  dichters,  III,  hl.  188. 


20? 

i 
/«  primom  tikm»t  fmbuê  namm  twm  <xmpê*dtf*tit. 

A.  H.  a.  8.  j 

Anna  decus  rerum,  qaae  arduus  ambit  Olympus, 

Miranda  ingenio,  moribus,  arte,  manu: 
An  tibi  sola  Venus  non  oognita ,  solos  Amorit 

9ensus  abestP  an  tn  sola  vocanda  VenusP 
Anna-Maria  meos  a  fronte  recollige  versus, 

Scriba  notaa  primas  nominis ,  Anna ,  tui : 
Quod  calamo  et  metro  constat,  tarnen  ore  negabisf 

Nymphula,  quantumvis  ore  negabis,  Ama%. 

Ad  eandem. 
Anjpo^op^K  AirokSynii** 

Ergo-ne  ab  ignoto  capies,  Notiasima,  munus, 

Indoctotque  leges,  doota  virago,  modos? 
Nee  tibi  aordebunt ,  epulis  assaeta  Deorura , 

Quae  daarna  incauta*  praecipitata  manu  F 
Sciiioet  et  rudis  est  et  parvi  nominis  agnus, 

Yictima  fit  summo  non  minus  ille  Jovi. 
Est  animos  nobis  tanti  conaminis  auotor, 

Cui  stimuium  virtus  addidit  illa  Deae: 
Dia  Deae  virtus,  quam  plurimus  andit  amator, 

Barna  adit ;  qui  se  eoalitus  esae  probat. 
O  quam  te  memovem,  Jove-nsta,  an  DeliaP  certe 

Altior  humano  sanguine  progenies. 
Pallada  detrectasP  meritis  sed  te  quoque  crede 

Palladis  aequari,  nee  minua  esse  Dean. 
Ta  modo  Frisuuis  dignisaima  Praeies  Athenia 

Addita,  perpetuum  daaque  eapiaque  decos; 
Curaque  Deoa  intar  oognataqoe  sidera  vevsans 

Despicere  ex  alto  frivola  nostra  queas: 
Te  aimilem  nobis,  adeoque  hoc  maior  haberia 

Quod  aimilem  nobis ,  Maxima  Diva ,  facis. 
Utque  tuos  nunquam ,  vere  studiosa ,  laborea 


1 


208 


Omnituens  ortu,  praerenit  ille  suo: 
Non  rutilat  pleno  racuae  tibi  Cinhia  vultu, 

Coraua  nee  tendens  inter  aperta  fugit. 
Hinc  sua  Castalides  tolli  tibi  praemia  cernunt : 

Hineoe  facem  castis  tradis  Amazonibus. 
Seu  libet  aethereas  tibi  debita  limina  sedes 

Seandere,  panduntur  sidera  sponte  tibi. 
Fallor?  an  exilii  memor  hic  terrestris  oberrat, 

Et  per  te  asserier  vult  sua  sacra  ThemisP 
Hoc  etiam  permitte  tibi,  veneranda  sacerdos, 

Sanctior  officio  fiat  ut  ipsa  tuo. 
Vis  rigidae  dare  jura  togae ,  quis  posse  negabit  P 

Vis  chlamydiP  Mavore  detrinet  esse  ferox. 
Si  decus  intactum,  si  gratia  quaeritur;  en  te, 

Cui  Venus  invideat,  cni  litet  ipsa  Gharis. 
Sed  quid  vela  damas  laadum  per  vasta  tuarum, 

Hen  nbi  nee  portas  nee  cynosura  patet? 
Qualis,  ubi  excussit  sooipes  generosus  habenas, 

Fertur  eqnes ,  nee  jam  se  regere  ipse  potest ; 
Jamque  inter  salebras  et  saxa  immania  raptus, 

Exemplum  de  se  triste  datums,  obit: 
Sic  quoties  vultuque  tuo  famaque  stupentes 

Concipimus  magn&  religione  Deam, 
Indulget  ferfori  animus,  ratione  relictt, 

Nee  spatiis  novit  se  oohibere  suis; 
Ludicrus ,  aut  post  cuncta  miser :  nam  cuncta  peregit 

Indigna,  et  meritis  inferiora  tuis. 
Tu  pelago  inTeheris,  transitque  cacumina  rerum: 

Nos  oram  legimus,  nosque  manemus  humi. 
Te  minus  est  quioquid  bquimur ,  nimiumque  loquendo 

Tractamus  laudes,  sed  aine  lande,  tuas. 

Ad  eandem. 
HendeauyUabi. 
Phoebi  delicium  severioris, 


909 

Praetextata  eui  nee  obsonare 

Audent  verba  Paphi  jubente  Diva, 

Nee  cum  sacra  tubis  licentio3is 

Kunt  Bassares,  Deurave  Matri: 

Te,  sancti  quoties  vigent  caloree, 

Sit  fa9  ingenuo  proboque  cultu 

Nostri  Pallada  seculi  vocare. 

CLood  noo  prodieris  Jovia  cerebro, 

Nee  sis  aegide  clara,  nil  moramur; 

Nam  sit  Jupiter  ipse  nasciturus, 

Nasci  none  potent  tuo  cerebro: 

Et  ooeleatia  spectet  ora  quisqoam, 

Plus  te  Gorgooibt»  deoem  stupetrift. 

Tu,  seu  prodigium  Tocêre  mundi, 

Sea  Cyrrhae  domina,  artiumque  asylum, 

Et  diae  specalum  eruditionis : 

Ta  mortale  nihil  petens  agenave 

Immortalia  cuncta  conaequêris. 

Noe  dam  dispicimus  perenne  nomen, 

Digna  indignaqae ,  Nympha ,  te  moventes  : 

Dici  ne  renae  interim,  precamar, 

Phoebi  deliciam  severioris. 

Ad  êanim. 
Mercurii  Triimegitli 

Prima  aacerdotes  inter ,  regesque ,  sophosqae , 

Cai  quondam  pietas,  gloria,  fama  fuit : 
Vi?us  adbnc  triplici  surrexit  in  aetbera  nisu , 
Tartara  concuasit,  personuitque  solum. 

JSiusdem  oblalio. 

Pallada  Mercurios,  qna  te  nanc  fronte,  salatat, 
Maxima  Nympbarum,  Maximus  ille  virum. 
XL  J.  U 


*lö 


Idem  Oaüice. 

Mercare  Ie  pias-grand  des  sages ,  prestres ,  roys , 
Va  devenir  tantost  plus-grand  cent  mille  fois; 
Soit  qu'il  attonchera  de  Minerve  Ie  sein , 
Ou  bien  qu'il  baisera  sa  delicaste  main. 

Jld  ttBÊm€M% 

Occasione  teqq.  Bpigrcmm.. 
Nobilissima  Domina ! 

8atius  nuper  fuerat  temperare  flagrantissimo  desiderio,  quam 
te  visum  ire  animo  sinistram  quid  praesagiente.  Sed  poena 
praesto  f  uit,  a  tam  grato  sodalitio  tam  ingrato  nnntio  divelll 
Caetera,  quoniam  infecta  reddi  nequeunt,  indicta  sunto:  au- 
spicatioribus.  Die  dolor  yerbis  emoderandus  erit.  Meministi, 
Pallas  mea,  aut  memini  saltem  ego,  quo  me  discedentem  oma- 
ris  commeatu.  Tali  nimirum,  qui  aetatem  me  tibi  devinciat: 
quo  accepto,  quam  nee  ratio  mini  nee  b'ngua  constiterit,  hor- 
resco  referens  sicut  praesens  obstupui.  Indignum  me  mihimet 
visum  tanto  manere»  sufficiant  illa  rfxptfpf*.  At  ingratos  ne 
tibi  videar,  babe  septena  Epigrammata  kvr&vp*  instar.  Sic 
farre  ac  fitilla  quondam  aacrificatum ,  e  Seneca  tuo  nosti.  Ctuo 
confidentius  ea  mitto,  non  ut  subinde  muoificentiam  tuam  expe- 
riar,  sed  ne  dissimulare  credar,  quod  redhostire  non  valeo. 
Mitto  autem,  quia  tradere  per  mortualia,  differre  per  debiti 
oonscientiam  non  licet.    Vale 

Nobilissima  domina,  et  favere  perge 

Admiratori  tuo  CL  Staackmans. 

De  VIL  Fragii 

A  Nobiliss.  Domina  A.  M.  A.  Schorman  vividissime  pictis 
et  in  strenam  datis  epigrammata  totidem. 

L 

Dona  renascenti  quae  talia  gignit  Jano. 
Una  quot  aestatum  miüia  vincit  hyema? 


911 

IL 

8t  ooft  foiie  perat  torria  miracula ,  forma* 
Alma  parons  iatis  sumat  ab  arohetypis. 

m. 

Nee  celebres  mittunt  tam  splendida  thura  Sabaei 
MMa  nee  anriferom  tam  preeioaa  nemas. 

IV. 

Efferat  ineauta  Vetieris  se  sanguine  tmetom 
Hos  tener:  haec  gandent  nobüiore  sata. 

V. 

Auetorem  ai  laudat  opus,  mini  Belgiea  porro 
Certior  Argolic&  Pallade  Pallaa  erit. 

VI. 

Qui  fidet  in  aterili  naacentia  Fraga  papyro, 
Consita  mortali  non  patat  Sla  manu. 

vn. 

Sollicitoa  ausus  pudibundaque  ? irginis  ora 
duid  aimnlaa?  numerus  detegit  ipse  Deam. 

Nectareos  fructus  et  dignos  eoelite  menaft 
Quae  posuit  9  mensft  eoelite  digna  fait. 


Dê 
Bpigr.  LaHmm. 

Quantum  meilis  Amor,  quantum  tu  Suada  lepóris, 
Ara  genii,  virtos  Musaque  laudis  habent : 

Unioa  incluaom  est  exoelso  ia  pectore  nymphae, 
Delicias  eoeli  quae  tenet  atque  aolL 


212 


Oallicum. 


duel  sera  Ie  Midi  —  de  eest'  illuatre  Dame, 
Dont  rOrient  ainai  —  tout  1'Univers  enflame? 

Que  pourra  1'aage  meur  —  adjouster  au  default, 
Puis  que  sa  jeune  fleur  —  resplendist  au  plushaull? 

Italicum. 

So  ch'altra  piu  di  quella 

Non  è  pulit'  et  bella : 
Ma  degnamente  mai  lodarla  non  potro , 

Perrfche  col  taur'  sue  lodi  parlerb. 

7  Graecum. 

QéX»  rhv  ipavóv  re 
&Xijv  re  t$v  ipvpay 

pevSvye  rn$  r6v  aïvov 
xardpx<>P&i  /ueAff«v, 
rbcrefidfffiêov  fikireipyei. 

ld  est. 

Sidera  telluremque  libet  perfundere  cantu, 

Insolitum  genio  suppeditante  melos : 
Sed  cuius  meritis  accingor  streniius,  ausus 

Maiestate  meos  ünpedit  ip$a  su&. 

Ad  tandem. 

Aemula  nequicquam  est  operum  Natura  tuorum , 

Seque  parem  sexu  praedieat  esse  tibi. 
Sexus  in  orbe  frequens:  sed  nunquam  Femina,  tecum 

Quae  paria  efficeret,  vita  nee  ulla  fuit. 

A  Monsieur,  Monsieur  Jean  Goiscalck  a  Schnrman. 
Responce  ü  ton  epigramme. 

Et  quoy,  Mignon  du  cielP  appeliez  toss  silence 


£13 


Vos  mots  Pindarizez ,  chef  d'oevre  d'eloquence  ? 
Ou'  appelleray-je  donoq  mon  enfantin  parleri 
&ne  tend  a  vostre  loz,  mais  n'y  scaoroit  toucher? 
Peut  estre  qu'Amphion  a  force  de  bod  chant 
A  esleoë  jadis  un  royal  bastiment. 

Peut  estre  que  quelqu'un  pour  orner  son  langage 

A  fbrgé  gayetnent  ce  joly  badinage. 

Oh !  qa'il  seroit  beau  veoir  les  pierrea  s'amasser 
Par  quelque  son  piteux ,  et  mesmes  se  renger 

En  forme  de  rempart,  pour  entourer  la  ville, 

Et  faire  en  moins  de  rien  ocvre  si  difficüle! 

C'est  bien  plus  asseuré  que  voos,  grand  artizan, 

A  qui  sert  de  subject  la  tem,  Focean, 

Et  Tasur  estoillé;  que  vous  representez 

Des  oas  tres-merveilleux  aux  humains  estonnez: 

Vaincant  en  hault  scavoir  Alphonsea,  Ptolemées, 

En  chant  melodieux  Amphions  et  Orpheés : 
Des  grands  thresors  de  Dieu  un  abbrege*  divin 
Dont  il  me  fault  les  los  commencer  par  la  fin. 

A  Monsieur  i)  et  Madamouelle  A  Schurman. 

Jnpin  symbolizant  avecque  la  grande  mere 

Creast  deux  corps  sereins  ressemblants  *)  soeur  et  frere: 

L'uo  pour  servir  au  jour  de  guide  non-pareil , 

L'autre  pour  seconder  aux  efifbrts  du  soleil. 
Ce  sont  les  Dieax  gemeaux  tant  aimez  et  celebrea, 
Qui  rayonnent  partout  et  chassent  les  tenebres : 

Ce  sont  eux,  dont  a  faict  1'aveugle  anciennete', 

(En  les  idolatrant)  Apollon  et  Phoebé. 
8'y  plaise  qui  voudra :  pour  moy ,  je  me  contente 
De  deux  astres  plus-clairs ,  deux  paragons  que  j'hante 

Par  amour  et  respect ').  Envie ,  evite  toy 

1)  Jan  Gotscbalck  v.  Sehurman. 

S)  Doorgehaald  de  woorden :  Hst  nmetre  deux  flambeaux  procAains  en. 

3)  Doorgehaald:  grand  keur  et  touhait. 


\ 


SU 


La  coeur  avecque  les  yeux ,  ou  bien  m'adjouste  foy: 
Les  lominairta  vieulx,  qui  parfois  vont  et  viennent, 
8oot  rictt  aa  prix  d'iceulx,  qui  sa  spiendeur  maintiennent 
Tousiours  en  meame  estat:  voire  plus  en  avant 
Poussent  et  vont  da  pair»  Ton  1'autie  eteraizant: 
Luy  par  Ie  aodiac  de  set  ?ertas,  et  elle 
Par  aon  gentil  esprit,  qui  la  rend  immortelle. 
O  Pere  bienbeureux ,  dont  les  dignes  en&ns 
Yirront  a  tont  jamais !  Ne  soront  plos  longteops 
Le  Pol  et  1' Antipol,  que  vous  serei  princesse, 
Voos  prinoe  reputé  de  toute  la  jeunesse: 
Que  s'offriront  a  voos  les  ames  et  les  coeurs 
(Le  reste  estant  trop  pen)  de  f  os  admirateors , 

Desquel  je  me  declare  le  moindre 
O.  S. 


De  navolgende  gedichten,  ofschoon  niet  door  C.  Huygens 
geteekend,  zijn  kennelijk  van  zijne  hand  en  in  zijn  geest  en 
stijl ,  en  verdienen  als  onuitgegeven  hier  eene  plaats. 

Jen  meijder  Jan  Broderkujjêe*  *). 

Wil-  je  mee  gaen  in  dnwel , 

Om  te  duwen  in  uw  vel 
Tien  of  twintich  cabbeljauwen , 
Of  soo  veel  ons  geeft  te  kanwen 

't  Mond-  gerqf-  volck  van  ons  oom? 

Neem-  je  langh  beraed,  ich  oom' 
Self  den  langh-  beraeder  haelen : 
Anders  moght  hij  licht  verdwaelen, 

Niet  bij  wyn ,  taback  of  bier , 

Maer  bjj  't  een  of  't  ander  dier , 
Daer-op  menigh  man  hem  dol  rijdt 
En  daer  van  gh\j,  Leijden,  vol  zijt.  Etc. 

1)  Zie  orer  dezen:  Witten  Geffsbeek,  Biofr.,  Jntk.ê*Crii.  Woerd**, 
der  N*d.  dichten,  de  briefen  vin  Pieter  Comau».  Hooft  ea  Koniag'i 
slot  te  Muiden,  bl.  82. 


r 


315 


I 


Op  eene  Qaroomeke  eeioonkeift. 

De  dochter  van  de  Swaen  die  Leda  heeft  bedrogen 

Hielp  Ilion  ind'asch  door  cracht  fan  faaer  gesicht9 

Doch  proefde  solver  mee  haer  schadelijoke  licht : 

Soo  t  anders  waerheyt  is.    Dan  dit  en  is  geen  bogen : 

De  dochter  in  de  Swaen  streek  ieh  voor  Ilion. 

Die  hielp  mij  in  brandt  van  hooffde  tatte  soolen 

Eer  ich  mg  wachten  con ,  en  warmt  haer  bij  de  kooien. 

Fan  een  MaeetrickUe  tchoonheijt. 
Voix:  (Test  trop  courir  Ui  eauz. 

Trotzt,  Troien,  op  Heleen, 

Ghij,  Paris,  roert  vrq  heen, 
Uw  schadelycke  schat.     Veel  waerder  waer  is  hier : 
Veel  loffelijcker  beeldt,  veel  lieffelijoker  dier. 

Dees'  schoonheyt  tert  de  tijt, 

En  'tblinckend  volck  benijdt 
Dees'  claerheyt  sonder  wolek ,  dees  onbevleckte  jeughdt , 
Die  't  hoogh  gewelff  doorstraelt  en  't  middel-rond  verheught. 

Hoe  heller  Phoebos  schijnt, 

Sijn  glans  tyjnae  verdwijnt 
In  't  midden  van  sijn  loop ;  als  deese  dagheraet , 
Verbleeckster  van  Auror'  haer  kaeckjes  bloosen  laet. 

Waer  is  een  groot  vernuft, 

Dat  ontrent  haer  niet  suft? 
Waer  is  een  manlijck  hert ,  dat  aij  niet  haest  ontmant , 
En  met  haer  loekjes  bindt ,  en  met  haer  lonckjes  brandt  ? 

De  tafel  vande  Goon 

Is  't  aerdsch  geslacht  verboon , 
Maer  't  geen  dees  lieve  Nymph  brenght  uyt  haer  boesem  yoort, 
De  sterven  niet  alleen ,  maer  d'  hemel  selv'  becoort. 

Hier  is  der  Goden  spijs 
En  vrucht  van't  Parades. 


1 


816 

Zijn  oock  de  laeghten  groen  en  vruchtbaer  overal? 
Och  heuveltjes !  wat  moet  dan  bloeyen  in  uw  dal  P 

Wie  gant  ghq  dit  geluck, 

Dat  hg  een  roosje  pluck'  ? 
O  broekje  voor  Jupijn !  o  soete  Conincx  kindt  1 
Uw  dienaer  wordt  een  Prins,  als  gbij  hem  weder-mint. 

De   navolgende  dichten  schijnen   weder  te  moeten   worden 
toegeschreven  aan  W.  Staackmans. 

OpH  kuijt  vonder  Noot ,  by  's  Qravenkaghi. 

Is  yemand  meer-als- wereld-wijs , 
Die  seg' :  of  oyt  d'  ontlijfde  sielen 

De  lnsten  van  het  Paradijs 
Soo  wel ,  als  deese  mij ,  gevielen  ? 

Opt  selve. 

Het  noodighst  van  de  wereld-saecken 

Is ,  van  de  noodt  een  deughd  te  maecken : 
Den  sterver  wint  aldus  onstervelycke  prijs. 

De  naders  moghen  op  mij  passen, 

En  met  haer  hondsche  tonghen  bassen: 
lek  roem ,  dat  mij  de  Noot  wordt  tot  een  Paradgs. 

Jliud. 

Noz  mentem  tenet  atra  meam ;  nisi  nocte  solutis 
Mentibus  Elisium  est,  quod  mihi  Nota  domus P 

Sur  U  metmê  tubject. 

8e  la  vertu  tonsjours  n'est  pas  necessiteuse ,  j 

Ni  la  necessité  tousjours  est  vertueuse:  ! 

Pourquoy  as  tu,  chere  maison, 

De  la  necessité  ton  nom? 
Yray  tempte  des  vertus;  magazin  de  science, 
Court  des  perfections,  esoole  d'eloquence; 

Palais  ensemble,  et  Paradis,  : 

Des  relevés  et  beaux  esprits: 


817 

Dn  reste  d'icy  bas  point  je  ne  me  soncie , 
De  toy,  chere  maison,  plua  je  me  glorifie: 

Car  j'ay  de  tout  bonhenr  trouró 

Le  comble  en  la  Necessité*. 

AUro  corceito, 

Non  è  la  notte  qui: 

Eaaendo  senza  di, 
Eutenebrata ,  et  nera 
La  mezza  nostra  sfera. 

Pub  questa  casa  poi , 

Go'  vin  lumi  suoi, 
Bassereoar'  del  cielo 
Il  doloroso  velo. 

Illustre  casa;  homai, 

Di  notte  non  sarai, 
Ma  di  lome  chiamata; 
Et  piu  d'altre  beata. 

Un  otro. 

Qnien  miza  la  Casa  de  Nota  passando, 
Becibe  muy  muchas  holguras  io  si, 

Mas  puede,  qoien  entra  holgazse;  notando 
Mil  cosas  notables ,  que  posan  aqui. 

AemT  eygenaers  varit  selve  h*yt. 

Gbq,  die  zijt  vander  Noot,  gebiedend'  Heer  end'  Vrouw, 
Denwelcken  nood  tot  noodt,  dees'  lieve  Noot  zou  strecken: 

Geeft  dat  ick  uyt  den  noodt,  noyt  wanhoop,  smaed  of  rouw, 
Maer  deughdt,  en  achtbaerheyt,  en  vreughdt  altoos  magh  trecken. 

De  Madame  Ia  Baronnesse  etc» 

Des  belles  la  plus-belle  vienne: 

Beautés  ensemble ,  venez  9a , 
La  belle  Faradisienne , 

Plus  de  beauté  vons  monstera. 


218 

Sur  ee$  qu'elle  diêoit, 

En  se  mocpumt  de  urn  eerviieur: 

*H  me  tu?  par  *a  cowioieie" 

Tuè*  de  vous  par  courtoisie, 
Se  peat  il  plaindre  de  sa  mort? 

Non,  grande  Boyne  de  sa  vie: 
11  craindroit  de  vous  faire  tort. 

Si  vous  avez  droict  et  puissance, 

De  Ie  tuer  a  bon  escient: 
Le  peut  il  prendre  pour  offense, 

Si  vous  le  tuez  en  riant  P 

Qui  dit,  apres  qu'il  mit  par  terre 
Son  ennemi  (frappe  d'effroy, 

Comme  un  sapin  d'un  grand  tonnerre) 
Le  voicy  triumpher  de  moy. 

11  scait,  que  fort  contrevenues , 
Sont  ses  paroles  au  vray  sens. 

Aussi  vous,  quand  vous  dites:  tu  es 
Meurtrier,  tuant  par  compliments. 

Vous  mourrez  donoq ,  sans  justes  larmes : 
Les  spectateurs  s'en  riront  tous. 

Vous  mourrez  par  vos  propree  armes : 
Ce  qu'il  en  a,  il  Ta  de  vous. 

De  vous,  courtoisement  cruelle! 

Vous,  qui  tuez  dans  son  cerveau 
Mainte  conception  nouvelle, 

Comme  un  enfant  dans  le  berceau. 

Portant  des  fruicts  en  abondance 

De  la  plus-innocente  amour, 
Doibt  il  avoir  en  reoompense 

Des  traicts  ai  aspres  de  la  cour? 


219 

Or  soit  qn'ü  meure ,  soit  qn'il  vive : 
Celuy  qui  de  bon  ooeur  vous  sert, 

8'est  resolu ,  quoy  qu'en  arrive , 
D'estre  tousjours  franc  et  ouvert. 

Op't  voor  gomde. 

Ghij  doodt ,  dien  ghij  segt  n  te  dooden : 
En  wilt  dat  hij't  niet  claegh' ,  noch  voel'. 

Hebt  ghij  te  branden  hem  gebooden, 
En  moet  hij  seggen :  't  vyer  is  koel  P 

Hebt  ghij  uyt  wreedtheyt  voorgenomen, 
Hem  te  verdrencken  in  de  zee  P 

Toont  hem  dan  niet  de  dolle  stroomen , 
Als  of  hij  spelen  zon'  daermee. 

Denckt  ghij  gheweldelijck  te  rucken 
Sijn  siel  en  lichaem  van  malcaerP 

Verbiedt  hem  dan  niet  neer  te  bucken, 
Als  of  het  nyt  beleeftheyt  waer. 

Claeght  gbij,  dat  hij  met  hensche  woorden 

Uwa  levens  lieve  loop  vercortP 
Ghij  comt  hem  self  soo  heusch  vermoorden , 

Dat  hij  weet  nauwhjcx  wat  hem  schort 

Cnnt  ghij  dit  alles  doen  en  spreecken 
Als  waer  u  noch  groot  leedt  gedaen  P 

Wie  can  dan  voor  uw  hoofache  treecken 
Met  een  vrij  oopen  hert  bestaenP 

Vyer  is'  er  in  uw'  minlyckheden : 
Een  zee  van  denghden  in  uw  zeen: 

Yerruckinghen  zijn  all'  uw'  reden: 
Moord-priemen  uw'  volcomenthéen. 

Mevrouw,  nw  slaev'  is  overwonnen: 
Uw  beuscheyt  heeft  de  syn'  vercracht, 


H 


220 

Eyndt  hij  niet  wel  het  wei-begonnen*. 
Uw  wil  heeft  hem  daertoe  gebracht. 

Derde-kalf  Fries. 

Twee  Vriesen,  die  ghij  bij  u  siet , 
Mevrouw,  die  waeren  een  te  samen 

Al-eer-se  voor  uw  aenschijn  quaraen  : 
Nu  zijn-se  beyd'  bij  u,  ea  zijn  beyd'  bij  a  niet. 

Twee  nieten  maeckten  t'saem  noyt  wat: 
Wat  maecken  toch  dees  een-twee  nieten? 

Al  cond-men-s*  in  malcander  gieten, 
Sij  bleeven  min  als  niet ,  bij  u ,  all-waerde  schat. 

Gevaerlijck  is  uw  bijzijn  dan, 
En  boven  al  nochtans  te  wenschen : 

Vernietight  ghij  twee  slechte  menschen, 
Ghij  maeckt  tot  duysendt  weer  een  nytvercooren  man. 

't  Half  aerd-begryp  draeghl  rouw  terstondt , 
Wanneer  de  maen  bedeckt  haer  aensicht : 

'tBedecken  van  uw  meer-als-maen-Kcht. 
Brenght  in  een  diepe  swijm  'tgeheele  hemel-rondt. 

Wij  nieten ,  of  wij  een  ,  of  twee , 
Op  dat  ghij  u  niet  meught  onttrecken, 

Wij  zullen  ons  opt  uyterst'  recken, 
Jae  zijn ,  Mevrouw ,  gereckt  tot  derde-half  alree. 

Drie  Vriesen ,  of  een  weynigh  min , 
Jae  driemael  drie ,  zijn  u  niet  waerdigh , 

Altoos  te  vinden  soo  goedt-aerdigh : 
Weeat  uyt  meedoogentheyt ,  Mevrouw,  haer  Noot-vriendin. 

In  Eurum. 

Eure,  furis?  nihil  haeo  rabies,  neque  terret  euntem 
Aspera,  quae  patriae  est  utilis  aura  meae. 


221 

Eure ,  feri3  aares ,  frontemque  et  lumina  laedis ; 

Vim  stomachus  ridet ,  corque ,  jecurque  tuam ; 
Tam  bene  conservant  tenues  praecordia  chartae. 

Si  fuit,  hoc  clypeo  tuta  Minerva  fuit. 
Eore,  sapis?  libeat  partiri  tempora  mecum  : 

Nox  tua  tota  quidem,  ait  mea  tota  dies. 

Op  de  Smtdts*  keijter; 
La  clef  passe-par-  Umi. 

Jan  de  portier  die  vrijden  een  meijt 
Daer  Melis  sijn  sinnen  had'  op  eleyt. 
Maer  raeckt  er  Jan  achter  met  sijnen  keyser , 
So  bid  ich  ju  Melis  steec  op  juwen  deyser. 

OpH  houwen. 

Als  Lucas  gevraeght  werdt,  waerom  hij  niet  houwt, 
800  antwoordt  hij ,  dattet  aen  hem  niet  en  staet , 
Om  dat  hij  hem  niet  op  sijn  tuyghje  vertrouwt. 
Ick  seg  je  dan  Lucas,  't  is  best  dat  je'tlaet. 

Vyt  een  vertreck. 

Aotf-roering'  can  den  mensch  verschricken  en  beschaden ; 

Hek  gaet  in ,  wat  se  deed'  en  wat  se  doijdt ,  beladen. 
Het  eenwighe  gebeef  van  's  hemels  om  me- keer 
Was  altijt  machtigher,  en  dee'  noijt  ijemant  seer. 

Ons  een  paer  sielen ,  een ,  en  maer  een  siel  te  achten , 
Of  ick  vertrecken  moet ,  en  voelt  sich  niet  verkrachten : 
Sjj  lijden  min  als  breuck,  sij  werden  maer  gereckt, 
Gelijck  men  'tsmeedigh  goud  tot  locht  van  bladen  treckt. 

En  meent  men  Hzynder  twee?  Sy  zijn  maer  twee  te  meenen, 
Gelijck  een  passer  is  met  tweelinghen  van  beenen. 
Uw  siel,  de  vaste  voet,  all  werdt  sij  omgevoert, 
Gaet  staende  voets,  en  doch  roert,  als  haer  tweelingh  roert. 


Ja,  schoon  de  raste  voet  int  middel-punt  gepaelt  start: 
Soo  haest  als  d'andero  wat  rnymer  omgebaeh  gaet, 
Men  siet  hij  leent  er  naer,  en  luystert  nae  syn  gaeo: 
En ,  komt  ayn  gade  thuys ,  soo  gaet  h\j  weder  staen. 

Soo  zijt  ghy  tegens  mij ,  m\j  die  gestadigh  maeyen , 
En,  als  de  losse  voet,  rondom  end  om  moet  draeyen. 
Uw  trouwe  stevigheid  raaeckt  mijnen  omloop  wis , 
En  doet  mij  eindighen  daer  ky  begonnen  is. 

Soo  laet  ons  rachteloos  versmeltende  vertrecken; 

Geen  tranen-hooghen-vloed ,  geen  suchten-storm  verwecken. 


Op  de  vertaeUngken  van  den  Ed.  hoogh-  ende  vjjdt-beroemden  Heere 

Constant.  Huygenet  Bidder ,  Heer  van  Zuylichem,  etc.,  Raedt 

ende  Qekeym-iouder  van  ejjn  voreiel,  doorluchtigkeü  % 

&  Heere  Prince  van  Oranaien  etc,  uyt  kei  En- 

geleek  van  Dr.  Jokn  Danne. 

Merg-loose  beengewrichten, 

Grof-lyvige  gedichten: 
Op  't  fijne  siel-stof,  in  noch  fijner  siel  hermaelt , 
En  't  Engelsen  Engelsen,  in  meer-Engelsch  Duytsch  vertaalt. 

Jen  den  Heere  vertaelder. 

Uw  dichten  schaduwen  P  die  jockende  vercrachten 

Den  scherp8ten  ooghen-ernstP  Soo  zyn  de  myn  geen  nachten, 

(Want  nachten  hebben  glans)  maer  dicke  duy sterheen  P 

Daer  uyt  noch  vlam,  noch  luyster  scheen. 
Of  styn-se  schaduwen  P  op  dat  gh\j  toch  gelooft  zjjt: 
Soo  zijn  se  't  van  die  recht  de  son-koets  boven  't  hooft  rijdt 
Of  rijn  se  schad'wen ,  als  een  lichaem-vrqe  geest  P 
Soo  zqn-der  claerer  noyt  geweest. 
Dus  schijnt,  dat  Phoebus  segt:  Van  waer  dees'  engel-tael-manP 
Zijn  dit  sqn  schaduwen,  wat  is  ayn  best  gestrael  danP 


223 


Jaa  't  sch|jnt  dat  Phoebos  swijmt,  en  sucht  dit  uyt  met  schriek : 
Och  waer  ich  ander  hij ,  of  hij  maer  ander  ick ! 

Uw  dichten  scheef»  en  lam?  Ging  wia-cunst  wia,  en  wat-er 
Een  ster-vang,  recht-anoer  of  een  wei-verdeelde  passer, 

Om  deeae  maeten  mee  te  meeten :  'k  wed9  men  vond 
Van  't  leegste  tot  het  hoogste  rond, 
Geen  maecksel  soo  volmaeckt,  boo  net,  soo  juyst,  soo  even, 
Bat  enig'  sterver  oock  het  leven  cond  sien  leven : 

Sulck  een  vol-geeaügh  lijf  hij  nergens  vinden  zou , 
Noch  sulck  een  levendigh  gebouw. 
Daer  zoud'  een  reyne  siel,  die  niet  en  waer  gebonden 
Aen  't  erf-aerd-vaste  block  van  meer  als  hondert  ponden, 

Vernemen  dat  het  beeldt  int  afgebeeld  verselft, 

Al  speetet  d'hemel,  die  geen  grooter  cunst  omwelft. 

Uw  dichten ,  als  de  nacht ,  onminlijck ,  awert  en  duyster? 
Nacht,  weioom;  dagh,  vaert  wel.  O  nacht,  die  met  nw  luyster, 
Al  xijt  ghij  sonder  son ,  de  lichte  dagh  besehaemt  I 
Ghij  xijt  9  dat  sij  slechts  werdt  genaemt. 
De  toeken ,  Heer ,  uws  handts  ons  wel  ten  voorschijn  oomen : 
'tlnwendigh  siel-geheym  werdt  niet  terstondt  vernomen. 
Hoe  menigh  meent  ghij ,  siet  in  uw  geschrift ,  als  keeck 
Een  esel  in  een  Apotheeck? 
Moet  dan  't  volcomen  werck  eens  anders  feylen  draghen  ? 
Soo  magh  oock  't  wit  papier  sich  over  n  beclaghen. 
Maer  beter  is  uw  inct  als  d'aller  witste  sneeuw: 
Sjj  smet,  noch  smelt,  maer  cyert,  en  duyrt  van  eeuw 

tot  eeuw. 

Uw  dichten  lauw,  jae  koel?  Hoe  koud  is  dan  de  somer, 
Die  mgn  dicht-ijver  noyt  maeckt  heeter,  diokwils  loomer. 
Be  son  beelimt  de  Ram ,  verjaegend'  ijs  en  vorst : 
Noch  blijft  de  winter  in  mijn  borst. 
Ick  klapper-tand ,  en  beev*  int  leesen  van  uw  vereen , 
Toch  knauw  der  't  vyer  niet  uyt  met  mijn  vervrooren  hersen; 


1 


224 


En  reken  't  voor  geluck :  want  yoeld'  ick  vat  iek  las , 
lek  wierd  al  lesende  tot  as. 
Ick  voeld'  Apollos  cracht,  daer  door  hij  was  ontsteecken 
Dies9  uytgaf;  en  daer  voor  mijn  crachten  billick  weecken, 

Als  ick-s'ontving.     Uw  vlam  heeft  niet  hier  bij,  Vulcaen; 

Men  cans'ontwijcken ,  of  men  canse  tegenstaen. 

Uw  dichten,  nw  (ick  ken  't,  en  cant  nae  waerd'  niet  noemen) 
Oaet  ghij  dat  noemen  niet?  So  denck  ick  dat  sijn  roem  ,  en 
Sijn  lof,  en  rechte  naem  recht  niet  te  noemen  zij. 
Maer  tegen  recht  verbloemen  wij , 
Wij  ander' ,  ons'  bedrijf  met  valsche  pronck  vnn  woorden. 
Mars  en  sijn  snoo  gevolgh,  om  dat  sy't  al  verstoorden, 
Als  grootst  vermogend',  sijn  vernaemt,  ge  vreest,  geleert; 
Nochtans  uw  pen  verwint  haer  sweerdt. 
Of  Phoebns,  hemel,  sneeuw,  Vulcaen,  Mars,  van  verdriet  quijnt 
't  Geen  'tlichst,  en  rondst,  en  witst,  en  heetst,  en  roachtighst 

yet  schijnt, 
Maer  schaduw,  scheef,  en  swert,  en  koel,  en  niet  zqn  zal 
Omtrent  dit  licht,  dit  rond,  dit  wit,  dit  heet,  dit  al. 

Aen  de  begifiighde  met  de  voorgeroerde  vertaelwghen. 

Dees'  Goden-spqse,  die  geen  broosche  vaten  vaten, 
En  noodight  op-der  aerd  geen  disch-genoot ,  als  u  : 

U  leyd-ster  nae  Parnas  (de  Noord-land-berghen  bergen, 
Dewijl  ghq  haer  beschijnt,  de  wester-cunsten  nu; 

En  daer  ghij  zijt ,  trekt  Bom',  en  ook  Athenen ,  henen). 
Zoudt  ghijse  gaeo  voorbij?  o  Tessel-nutte-schae  1 

O  Tessel-schaduw  niet,  maer  Tessel-luyster !  luyster: 

Ick  bid  u,  en  ick  raed  u,  en 
Ontwiekt  niet  deese  schaduwen : 
U  zijn-se  meer  als  licht.    Soo  langh  als  d'uyren  duyren, 

Dit  rond  en  reyn  onthael,  voor't  beste  ray  geviel, 
Vielt  mij  te  deel,  hoe  heet  oock  Indjens  waeren  waeren, 
Ick  queeckt'  alleen  met  dit  in-heet  gerecht  mijn  siel: 


225 


Ontdoyd'  hier  mee  't  vernuft,  en  liet  de  Vriesen  vriesen. 

Slaet  met  een  wacker  oogh,  't  gewoel  der  menschen  gae, 
Die  wys  in  dwaesheyt  zijn,  en  daegsche  droomen  droomen: 

Al  'tnietich  werck  ghij  mercklijck  siet, 

Vermeystert  van  dit  wercklijck  niet. 

JFenBck. 

Och  dat  mijn  beste  schilderij' 

Maer  d'omtreck  van  uw  schaduw  zij! 

Dat  van  mijn  maecksels  'tgansche  weesen 

Een  stip  alleen  daer  van  magh  weesen  1 
En  't  uw  gelijcke,  't  geen  ick  schrijf, 
Gelijck  uw  schacht  mijn  levend  lijf  I 

Ghij  stelt  mij  voor  de  naeckte  waerheyt, 

Als  in  een  middag-sonne-claerheyt : 
Ick  sie  quantawys  de  letters  aen, 
En  can  in  'tDuytsch  geen  Duytsch  verstaen. 

Mijn  oordeel9  dat  flus  scherp  en  rijp  scheen, 

Behoeft  nu  wel  een  sweep,  en  shjp-steen. 
Ben  ick  alree  te  traegh  en  swack: 
Hoe  zouden  dan  een  swaerder  pack 

Mijn  teere  schouderen  verdraghen? 

Hoe  zoud'  ick  connen  gaen ,  en  jaeghen , 
En  vlieghen  snellijck  door  de  locht 
Soo  hoogh  dit  hooghe  spoor  mij  brochtP 

Al  had  ick  vijf  en  vijftich  sinnen , 

'k  Besinde  'teynden  noch  't  beginnen. 
Dan  waer-toe  meerder  malligheyt? 
't  Is  engel-werk,  daer  's  'tal  geseyt. 

Soo  yemand  dat  vermeent  te  volghen, 

Die  is  soo  stout  en  soo  verbolghen, 
Als  of  hij  sonder  sorgh  hem  voegh , 
Te  weesen  keyser  morghen  vroegh, 

Die  nu  hoedt  in  de  wef  de  koeyen, 

Of  sit  op  een  galey'  te  roeyen. 
XI.  J.  15 


226 


Toe-moet. 

Mijn  versen  vers  en  onvolwassen  , 
Als  voor  de  suyder-son  het  was ;  en 

De  sneeuw  ,  versmelten  : 

Als-men-se  stelt,  en 
Ontdeckt ,  heer  Huygens ,  voor  uw  ooghen. 
Mijn  versen  laf,  en  ongepekelt, 
Mijn  versen  rouw ,  en  ongehekelt , 

En  conen  't  licht 

By  uw  gedicht, 
Hoogh-wijse  Bidder,  niet  gedooghen. 
Al  ben  ick  schoon  op't  peerd  gesteeghen , 
Mijn  versen  cruypen  langhs  de  weghen. 

Een  bouten  Peter 

En  werdt  niet  beter 
Al  staet  hij  midden  in  de  wy-roock : 
Al  comt  uw  wijsheyt  mij  genaecken, 
En  pooght  mijn  hersen  te  doen  blaecken 

Met  d'heylighe  brandt 

Van  uw  verstandt; 
Ick  vries  ick  vries  bij  sulck  een  vyer  oock. 

Tov  S-s$ov 

Gonst.  Hugeni. 

Alexander  in  equo  currenie. 

Credimus  historiae  tandem,  et  tibi:  qu&  patet  orbis, 
Sic  festinanti  non  satis  unus  erat. 

Se  cosi  sempre  cavalcava, 

Un  mundo,  et  piu,  non  gli  bastava. 

Alexander  op  een  pod-peerd. 

Soo  deese  jagher  niet  gekeert  wordt , 
Off  soo  d'er  nergens  yet  aent  peerd  schort: 
Soo  valt  hem  (nae  syn  jaght  te  sien) 
Te  cort  een  wereld,  acht,  off  tien. 


227 

Hij  meend'  all  eer ,  die  trotse  coning, 
Dat  d'hemel  selv'  oock  aen  sijn  croon  hing. 

Daerom  sey'  Sparta:  deese  sou' 

Een  Godt  zijn,  als  hy'tweesen  wou. 
Jae  't  scheen  dat  Japiter  de  wijck  nam, 
Als  aen  de  grensen  van  sijn  rijck  quam 

Dees  onbedwongen  dwingelandt , 

Met  staelen  blixem  in  de  handt. 
Waer  off  nu  't  allberennend  peerd  zij  ? 
En  d'allberijder ,  waer  verkeert  hij  ? 

Waer  is  de  groote  Ruijter  heen? 

Hij  is  ter  wereld  uijt  gereen. 
Het  beest,  all  had'et  sulck  een  heer  op, 
Is  van  dien  hemel-hooghen  eer-top 

Ind'  affgrondt,  als  een  oopen  graff, 

Het  dulle  moed  geloopen  aff. 

ïlctpéQpxZt      G.  S. 

Vriend-bekigving. 

Wel  1  is  dan 

Meijster  Jan 
Nimmermeer  voor  mij  te  vinden? 
Dat  ick  hem  niet  seer  beminden, 

lek  wierd  toornigh  op  de  man. 

ToornighP  Jae: 

Toch  daer-nae 
Wierd'  ick  dubbeld  weer  te  vreeden , 
Als  hij  in  mijn  huijs  quam  treeden , 

En  vervulde  deese  schae. 

Comt  dan,  vriendt, 

Maer  indien't 
Vriesch  gekoook  u  niet  wel  aen*staet, 
'tStaet  aen  u,  dat  ghy  het  staen  laet. 

Weest  met  myn  Vriesch. hert  gedient. 

15* 


19  Vergadering.    22  December  1955. 

Bibliotheek.  Etteren  bij  IJsselstein.  Brief  van  Gerhard  van 
Prouninck  genoemt  van  Deventer  aan  de  stedelijke  regering  van 
Utrecht,  1686. 

Bibliotheek.     Ten  geschenke  ont rongen: 

Van  Mr.  J.  A.  Orothe,  te  Utrecht: 

Iet*  over  Tesselschades  gedicht :  •  De.  beste  tong  die  stemmen' 
smeede  enz."  Door  (Dr.  J.  van)  V(loten).  (Overgedrukt  uit 
den  Mg.  Konst-  en  iMterb.  van  1855,  n\  48.) 

In  ruiling  ontvangen  : 

Van  het  Institut  archéologique  liégois ,  te  Luik : 

Bulletin.    Tom.  II,  3«  livr.     Liège,  1855. 

Van  de  Société  scientifique  et  littéraire  du  Limbourg,  te 
Tongeren : 

Bulletin.    Tom.  II,  8«  fase.    Tongres,  1854—1855. 

Van  de  Redactie : 

De  Katholiek.  Godsdienstig,  Geschied-  en  Letterkundig  Maand- 
schrift.    Jaargang  1855. 

Van  de  Redactie: 

Algmeene  Konst»  en  Letterbode.  67e  Jaargang.  Nieuwe  reeks, 
2«  Jaarg.  1855. 

Van  Dr.  E.  C.  Kist,  te  Utrecht: 

Caecüia.  Muzikaal  tijdscltrift  van  Nederland.  12e  Jaarg.,  1855. 

EUeren  bij  IJsselstein.  Jhr.  J.  J.  de  Geer,  te  Utrecht,  leest 
over  het  oude  kerkdorp  of  kerspel  Eiteren  bij  IJsselstein,  naar 
aanleiding  eener  oorkonde  van  Keizer  Hendrik  V,  gegeven  te 
Utrecht  27  Mei  1122,  waarbij  o.  a.  nieuwe  denkbeelden  door 
hem  worden  geopperd  over  den  voormaligen  loop  van  een  arm 
van  den  Rijn,  de  Lek  en  den  IJssel,  welke  rivieren  zich  vroe- 
ger bij  Eiteren  vereenigden.  De  heer  de  Geer  geeft  het  voor- 
nemen te  kennen  om  een  werk  uit  te  geven  onder  den  titel 
van  Oudegein  en  het  Gein,  waarvan  het  over  Eiteren  medege- 
deelde het  eerste  hoofdstuk  zal  uitmaken. 


229 


Briff  van  Gerkard  van  Prouninck  genoemt  van  Deventer  aan 
ie  stedelijke  r f  gering  van  Utrecht ,  1586.  Medegedeeld  door 
Mr.  J.  A.  Grothe. 

De  betrekking  Tan  Stadhouder-Generaal,  aan  Leycester  door 
de  Algemeene  Staten  op  10  Januarij  1586  opgedragen,  moge 
voor  de  eerzucht  van  den  veldheer  schoone  uitzigten  hebben 
geopend,  het  valt  niet  te  betwijfelen  dat  de  eer  ruimschoots 
is  opgewogen  geworden  door  de  onophoudelijke  tegenkantingen, 
die  hij  te  regt  en  te  onregt  gedurende  zijn  kortstondig  verblijf 
hier  te  lande  van  de  zijde  van  Provinciale  of  Algemeenc  Staten 
ondervonden  heeft.  Het  document  dat  ik  wensch  medetedeelen 
behoort  tot  de  geschiedenis  van  een  dier  veelvuldige  onaange- 
name botsingen  met  de  Algemeene  Staten  en  die  van  Holland, 
die  hem  bij  zijne  reize  naar  Engeland  in  het  laatst  van  1586 
gewis  meer  met  de  lippen  dan  met  het  hart  deden  betuigen, 
dat  geene  verstoordheid  op  de  Staten  maar  het  belang  des  lands 
rede  was  van  zijn  oversteken  naar  zijn  geboorteland.  Tot 
regt  verstand  zij  het  mij  vergund  eenen  vlugligeu  blik  te  slaan 
op  de  gebeurtenissen  die  vooraf  gingen  en  de  omstandigheid 
waarop  het  bedoelde  stuk  betrekking  heeft. 

Leycesters  ontvangst  te  Ylissingen  ,  Dordrecht  en  's  Hage 
was,  vooral  van  de  zijde  van  het  volk  regt  hartelijk,  de  toe- 
spraken van  de  Menin  en  Leoninus  ademden  vertrouwen  en 
vloeiden  over  van  de  schoonste  betuigingen :  maar  toch  waren 
in  de  verheffing  van  den  jeugdigen  Maurits  tot  het  stadhou- 
derschap van  Holland  en  Zeeland ,  reeds  voor  zijne  afreize  uit 
Engeland  de  eerste  zaden  gelegd  van  de  gedurige  botsingen, 
die  zich  later  bijna  bij  iedere  handeling  van  Leycester  zoo  jam- 
merlijk openbaarden. 

Ben  benarden  toestand  des  Vaderlands  in  aanmerking  ne- 
mende mag  men  de  veiligheidsmaatregelen  (om  een  zacht  woord 
te  gebruiken)  tegen  over  den  man,  dien  men  als  eenen  van  den 
hemel  gezondene  beschouwde  en  betitelde,  niet  vrijspreken  van 
wantrouwen  dat  op  zijnen  niet  van  heerschzucht  ontblooten 
aard,   meer   dan    op   zekere   geheime  instructie  die  hem  door 


230 


Elisabeth   zoude   zijn  gegeven,    mij  voorkomt  gegrond  te  zijn 
geweest. 

Zoo  veel  is  intosschen  zeker  dat  indien  de  gunsteling  van 
Eüsabeth  zich  hier  te  lande  een  aangenaam  verblijf  en  voldoe- 
ning voor  zijn  eerzucht  heeft  voorgespiegeld,  hij  zich  jammer- 
lijk heeft  bedrogen  gezien.  De  inrigting  en  de  instructie  van 
den  Baad  van  State  die  meer  als  een  controlerend  dan  als  een 
raadgevend  ligchaam  hem  werd  ter  zijde  gesteld,  gaven  al  aan- 
stonds aanleiding  tot  wederzijds  ongenoegen  en  kibbelarij.  Vele 
andere  zaken  het  staats-  en  krijgsbeleid  betreffende  gaven  daar- 
aan nieuw  voedsel;  in  Holland  waren  hem  door  het  stadhou- 
derschap van  Maurits  en  den  invloed  van  's  lands  advocaat 
van  Oldenbarnevelt  de  handen  gansch  gebonden.  Wat  wonder 
dat  hij,  toen  over  zaken  van  koophandel  eene  heftige  oneenig- 
heid  ontstaan  was  tusschen  Holland,  bepaaldelijk  Amsterdam, 
en  Utrecht,  besloot  den  zetel  van  zijn  verblijf  in  deze  stad  te 
vestigen.  Utrecht  toch  had  bovenal  aangedrongen  op  hulp  uit 
Engeland ,  stad  en  provincie  hadden  sterk  geijverd  voor  de  op* 
dragt  der  souvereiniteit  aan  Elisabeth  en  de  Staten  hadden  na 
de  gevangenneming  van  hunnen  stadhouder  den  heer  van  Vil- 
lers  deze  betrekking  opgedragen  aan  den  stadhouder  van  Gel- 
derland Adolf  van  Nieuwenaar,  graaf  van  Meurs,  die  den  En- 
gelschen  en  Leycester  wel  genegen  was. 

De  kern  der  hervormde  en  engelschgezinde  partij  in  Utrecht 
bestond  uit  mannen  die  om  des  gelcofswille  Braband  en  Vlaan- 
deren waren  ontvlugt,  gerugsteund  door  den  ijveraar  Modet 
en  de  Consistorialen.  Aan  haar  hoofd  stond  Beingoud,  een 
man  van  buitengewoone  begaafdheden  ,  die  echter  onder  de 
mom  van  godsvrucht  een  tijd  lang  eene  twijfelachtige  morali- 
teit wist  te  verbergen ,  Daniël  Burchgrave  een  Vlaming ,  die 
uit  nederigen  stand  zich  door  eigen  verdienste  wist  op  te  hef- 
fen en  den  landvoogd  weldra  als  secretaris  onmisbaar  was,  en 
eindelijk  Gerard  Prouninck  gezegd  van  Deventer,  de  persoon  om 
wien  het  ons  heden  te  doen  is. 

Deze   was   geboren    te  's  Hertogenbosch  en  had  in  die  stad 


231 


gewoond  tot  dat  zij  aan  den  vijand  overgaande,  hem  de  keus 
gelaten  was  tusschen  geloof  of  geboorteplaats.  De  keuze  was 
hem  niet  moeijelyk  geweest  en  sedert  had  hij  zich  te  Utrecht 
met  der  woon  gevestigd.  In  verschillende  betrekkingen  had 
hij  de  stad  en  ook  de  Algemeene  Staten  als  Tresorier-Generaal 
gediend  zonder  dat  ook  bij  den  lateren  partystryd  waarin  hy 
gewikkeld  was,  hein  ontrouw  of  ander  verwijt  in  dezen  is  voor- 
geworpen. Hij  was  thans  buiten  beirekking:  Van  Reyd  en  de 
anderen  op  zijn  voetspoor  noemen  hem  eerzuchtig  en  hooghar- 
tig van  aard,  terwijl  dit  karakter  zich  in  den  gansenen  uit* 
wendigen  mensch,  gang,  taal  en  gebaren  afspiegelde.  Deze 
karaktertrek ,  zegt  men,  dreef  hem  tot  Leycester,  by  wien  hij 
voldoening  voor  zijne  eerzucht  hoopte  te  vinden,  door  wien  hij 
tot  den  Baad  van  State  dacht  op  te  klimmen,  tot  wien  hy 
welligt  ook  door  overeenstemming  van  inborst  gedreven  werd. 
De  meester  aan  wien  hij  zich  verbond  was  den  dienaar  niet 
ontrouw  en  ook  nadat  Leycester  ons  land  reeds  verlaten  had, 
beeft  het  Prouninck  aan  zijnen  voorspraak  niet  ontbroken.  Aan- 
vankelyk  schynt  hy  Leycester  slechts  als  raadsman*  wel  bekend 
met  de  locale  belangen ,  omstandigheden  en  personen ,  ter  zijde 
te  hebben  gestaan. 

Naast  de  genoemde  partij  ontbrak  het  echter  ook  in  Utrecht 
niet  aan  dezulken  die  door  godsdienstige  of  politieke  inzigten  Ley- 
cester ongenegen  waren:  deze  moesten  worden  ter  zijde  gezet. 
In  het  Raadsdagelijks  Boek  wordt  ons  beschreven  hoe  op  den 
21  *  Jalij  1586  de  stadhouder  Nieuwenaar  met  mylord  North 
in  den  raad  komen  en  in  tegenwoordigheid  der  burgerhoplieden 
verhalen  dat  Leycester  » verscheydene  ende  sekere  advertentie 
>hadde  ontfangen  soo  van  hare  Mat.  van  Engelant,  als  vuyt 
•Frankrijk  ende  andere  oirden ,  dat  deur  de  groote  menichte 
•van  papisten  ende  andere  malcontenten  binnen  desen  stadt 
>wesende,  de  viant  alsulcke  correspondentie  ende  intelligentie 
•hier  binnen  hadden  dat  hij  hem  genoch  versekert  hielde  van 
'den  selven  datter  nyet  en  reste  dau  de  leverantie  van  dien, 
'waaromme  sine  Excie.  hoich  nodich  geacht,  oick  belast  ende 


232 


•  bevolen  hadde  dat  men  een  seer  goede  getal  papisten,  ofte 

•  die  int  ooch  waren  dat  zij  onder  de  gemeente  quade  oflitien 

•  deden  sonde  vuyt  doen  gaan  voir  een  tijt,  opdat  de  stadt 
>  also  beter  versekert  ende  den  viant  van  sijn  hope  gefrustreerd 

•  soude  worden."  Hier  op  werd  namens  Leycester  een  lyst 
van  19  personen  overgelegd :  de  burgerhoplieden  bragten  eene 
tweede  lijst  van  22  personen  in,  door  de  vergadering  werd 
het  getal  tot  op  60  gcbragt.  De  laatste  op  deze  lijst  (Baads- 
dagel.  boek)  was  Floris  Thin 1).  Nadat  met  en  boven  Leycester* 
verlangen  velen  ter  stad  waren  uitgebannen ,  nam  hij  de  eerste 
verzetting  der  wet  te  baat  om  in  den  raad  der  stad  meerdere 
hem  toegenegen  personen  te  brengen.  Nieuwenaar  aan  wien 
de  verzetting  stond  was  in  Duitschland  en  Leycester  droeg, 
daarvan  gebruik  makende,  aan  den  graaf  van  Calenborch  en 
North  de  commissie  op,  den  nieuwen  magistraat  op  den  gewo- 
nen dag  te  zamen  te  roepen. 

Peter  Buysch  die  tweede  Burgemeester  was  geweest  werd  tot 
eersten  en  Prouninck  tot  2m  Burgemeester  verkoren.  De  benoe- 
ming van  den  laatstgenoemde,  die  als  Brabander  niet  benoem- 
baar werd  geacht  volgens  de  stads-privilegien,  gaf  aan  de  Alge* 
meene  Staten  en  die  van  Holland,  die  door  vele  maatregelen  van 
Leycester,  als  zijn  placcaat  tegen  den  uitvoer  van  eetwaren  naar 
den  vijand,  de  arrestatie  van  Buys  en  vooral  de  oprigting  van 
de    Kamer  van  Finantien  onder  Eeingoud ,    waardoor  hij  zich 


1)  De  door  Leycester  aangewezen  19  personen  waren,  volgens  het 
üaadsdagel.  boek,  jonker  Niclaes  van  Zuylen,  Floris  Hermalen,  Jan  Robbert* 
van  Draenen,  Ailbert  Foock,  Aernt  van  Beeck,  Lam  bert  vandenBarch, 
Adriaen  van  den  Burch,  Peter  van  Honthorst,  Herman  van  de  Vecht, 
Willem  van  Vianen  ,  Mr.  Adriaen  Valck,  'Willem  van  Lams  weert,  Frede- 
rik  de  Wael  van  Vronesteyn,  Jan  van  Winssen,  Bacho  van  Monsema, 
prior  van  St.  Jan,  Folkert  van  Monsema,  Joris  van  Lamsweert,  Jasper 
van  Brakel,  en  Amerongen  tresorier  sin  te  Marien. 

Men  kan  hier  uit  zien  in  hoe  verre  Leycester  teregt  door  Wagenaar 
van  dubbelzinnigheid  wordt  beschuldigd,  als  hy  op  de  klagt,  mede  van 
Thin  aan  de  Staten  van  Holland  verklaart ,  dat  hij  niet  dan  onrustige  bur- 
gers heeft  willen  verwijderen  en  dat  het  gedeeltelijk  buiten  zyn  last  was 
geschied.    Wagenaar,  VIII,  bl.  166. 


233 


in  het  finantiële  van  den  Baad  van  State  onafhankelijk  poogde 
te  maken»  erg  op  hem  gebeten  waren»  maar  al  te  gereede  ge- 
legenheid om  van  hunnen  onwil  te  doen  blijken. 

Utrecht  zonde  op  de  Algemeene  Staten  vergadering  vertegen- 
woordigd worden  door  Hendrik  Buth  voor  het  eerste  lid ,  door 
de  Wael,  heer  van  Moersbergen,  voor  de  Ridderschap,  en 
Pronninck  voor  Utrecht,  die  in  last  had  om  Holland  zoo  mo- 
gelijk over  te  halen  tot  eene  herhaalde  aanbieding  der  souve- 
reiniteit  aan  EHsabeth.  Toen  nu  Pronninck  zitting  wilde  ne- 
men werd  hem  de  toelating  geweigerd ;  men  zeide  dat  hy  niet 
tot  Burgemeester  had  mogen  verkozen  worden  en  dat  hij  dus 
ook  niet  admissibel  was.  Holland  kon  vooral  zoo  gemakkelijk 
niet  besluiten  tot  de  toelating  van  eenen  man  die  bevriend  was 
geweest  met  Beingoud,  en  die  als  een  der  raadslieden  van 
Leycester  welligt  niet  vreemd  was  geweest  aan  het  nemen  van 
fele  besluiten  die  hun  onaangenaam  waren.  Holland  dat  an- 
ders op  niet  al  te  besten  voet  met  Utrecht  stond,  sprong  na 
op  eens  manmoedig,  zoo  het  heette  voor  de  Utrechtsche  pri- 
vilegiën in  de  bres  en  verklaarde  eindelijk  geen  zitting  te  zul- 
len nemen  voor  dat  Prouninck  bewees  met  regt  verkoren  te 
zyn.  Pronninck  geroepen  om  in  bijzyn  van  Leycester  zich 
tegen  het  beweren  van  Holland  te  verdedigen,  ontkende  het 
bestaan  der  bedoelde  privilegiën  (Amsterdam  had  dit  een  jaar 
vroeger  in  zake  hunnen  pensionaris  van  de  Werke  eveu  zoo  gedaan 
tegen  over  de  Staten  van  Holland)  en  hield  vol  dat  hij  en  door 
meer  dan  vijfjarig  verblijf  binnen  Utrecht  en  door  genoegzaam 
grondbezit  verkiesbaar  was:  en  het  schijnt  dat  hij  hen  een  oogen- 
blik  aan  het  wankelen  heeft  gebragt. 

Maar  de  sterkste  tegenstand ,  die  eindelijk  de  schaal  ten  zy- 
nen  nadeele  deed  overslaan,  kwam  van  eene  zijde  van  waar  die 
niet  verwacht  werd.  In  Utrecht  zelf  waren  maar  al  te  veel 
elementen  van  tegenstand  tegen  Leycester  aanwezig.  Men  be- 
denke hoe  bij  de  uitbanning  van  21  Julij  velen  van  de  geeste- 
lijkheid ter  stad  waren  uitgewezen,  hoe  onder  die  uitgebanne- 
nen  ook  was   Frederik  de   Wad  van    Vronetieyn,   broeder  of 


234 


verwante  van  den  heer  van  Moersbergen ,  terwijl  onder  de 
hervormden  zelven  strijd  was  tusschen  de  Consistorialen  en  de 
Jaoobsgemeente ,  waarmede  Leycester  zich  ook  had  gemoeid. 
In  dezen  stand  van  zaken  had  Hendrik  Buth  een  keer  naar 
Utrecht  gedaan  en  van  daar  terug  gekomen  hadden  hy  en  Moers- 
bergen aan  de  zaak  den  laatsten  stoot  gegeven.  Frouninok 
werd  verzocht  te  vertrekken  en  een  ander  in  zijne  plaats  te 
doen  benoemen. 

Dit  heb  ik  geacht  noodig  te  zijn  tot  toelichting  van  den 
originelen  brief  dien  Prenninck  te  dier  t\jd  aan  den  magistraat 
van  Utrecht  geschreven  heeft  en  die  hier  volgt. 

Mijne  Heeren  ende  insonders  goede  vrienden ! 

Wat  U  L.  herwaerta  oner  geschreuen  hebben,  wat  oick  zijn 
ExUe.  soo  mondelinge  als  deur  gedeputeerden  wt  zijnen  Baede 
heeft  connen  doen,  deeaen  allen  niet  tegenstaenden  blijuen  die 
Generale  Staeten  bij  haere  ierste  opinie,  het  was  wel  soo  verre 
dat  zij  begonden  te  swichten,  bysonder  die  van  Hollant,  die 
welke  haere  resolutie  tot  gisteren  toe  (als  op  de  wedercompste 
van  H.  But)  opgehouden,  nochtans  niet  soo  hert  als  voorma 
geantwordt  hebben,  genoch  (soo  m\j  bedunckt)  versekert  dat 
ons  eygen  volk  van  Vtrecht  die  caerte  voor  haer  wel  onderste* 
ken  souden,  want  'tgeene  zijn  Extie.  haer  meest  hadde  ver* 
toont ,  wat  zij  haer  soo  veel  te  bemoyen  hadden  met  tgeene 
in  andere  prouincien  ende  steden  geschieden  alst  den  seluen 
waer  aengenaem ,  moste  deur  uwe  eygen  litmaeten  suiker  wyse 
ondersteken  worden  dat  die  gedeputeerden  van  uwe  twee  ierste 
leeden,  weenich  achtende  op  des  stadts  schrijuen  oick  der 
Staeten  brieuen,  als  niet  staetsgewyze  maer  alleen  van  den 
Gedeputeerden,  des  geen  last  hebbende,  her  gekoomen,  met 
protestasie  hebben  wederleet,  als  niet  kunnende  strecken  tot 
naedeel  van  den  welgenoomen  resolutie  op  de  wterlijke  hant- 
houdinge  der  priuilegien.  Wij  geuen  U  L.  te  bedencken  hoe 
dit   zyn   Exfo.  ende  mij  beswaeren  moet  dat  hier,   bouen  soo 


235 


groote  tweedracht ,  tot  onstichtinge  van  den  geheele  Landen , 
in  negen  daegen  niet  anders  gedaen  is  dan  't  geene  U  L.  wten 
schepen  Domselaer  verstaen  zullen.  Die  priuilegien  te  hant- 
houden  is  eene  achoone  saecke,  maer  die  seine  wederom  te  go 
bruyken  tot  eenen  deckmantel  van  allen  wederstrgdinge ,  wt- 
stellingen,  misnerstant  ende  oneenicheyt  op  sulken  tyt  als  men 
wel  anders  te  doen  hadde,  om  soo  meenich  dusent  bedroefde 
weduwen  en  de  weesen  op  haer  rustende ,  te  beschermen ,  jae 
tegeos  haer  eygen  resolutie,  als  te  voorens  besloten  hebbende, 
dat  men  om  zijn  Ex**,  op  zijn  vertreck  niet  moeyelyk  te  val* 
kn ,  noch  te  zeer  te  vervreemden  het  ij*  artikel  van  't  reces , 
niet  soo  bert  drijnen  soude,  dit  voorwaer  dunckt  mij  geheel 
geheel  bnyten  propooste.  Ick  machs  mij  wel  beclaegen  dat  ick 
om  U  L.  dienste  zijn  Ex*e.  bin  gehoorsaem  geweest,  ende 
tloon  mijnes  oprechticbeyts  weesen  moet  hoon  ende  spot,  der 

gener  die  mij  haeten  te  vergeefs,  sonder  

zijn.    Doch  mijn  ende  conversatie  metten  vroo- 

men  eerlijke  luyden,  die  men  wt  uwer  stadt  voor  hin  heeft 
doen  vertrecken,  niet  sonder  vruchte.  Die  welke  hoochelijk 
claegende  dat  haer,  ongehoort,  cracht  ende  gewelt  geschiet  is, 
ende  daer  met  alle  onse  daeden  suspect  maekende,  beter  moch- 
ten ingemaent  worden  om  haere  saecken  met  recht  te  verdedi- 
gen. Het  waer  mij  lieff  ende  zeer  te  wenschen  dat  men  deese 
priuilegien  daer  zijn  Exüe.  soo  wonderlijck  mede  gequelt,  ende 
alle  saecken  verachtert  worden,  eens  sien  ende  leesen  mochte, 
de  weil  ick  sekerlijck  onderricht  bin ,  dat  in  Hollant  selffs ,  al 
wisten  zij  haer  eygen  lant  daer  mit  te  redden ,  hier  aff  geen 
prinilegie  en  sal  connen  voortsbrengen.  Tot  dien  eynde  wordt 
hier  beuonden  dat  die  pensionaris  van  Ylissingen ,  ende  da 
ierstei)  edelman  der  Staeten  van  Zeelant  beyde  Vlaemingen 
zijn :  de  baillu  a)  van  Veere  (nu  op  de  Generale  Staeten  com- 

1)  Mr.  Pieter  de  Rflcke  op  commissie  van  prins  Willem,  lONov.  1579; 
vroeger  was  bij  in  de  regering  te  Gent,  in  1573  wordt  h{j  bailla  van 
Vlieringen. 

2)  Bichard  Barradot. 


236 


parerende,  mette  pensionaris*)  van  de  Staeten  van  Zeelant  ende 
pensionaris  van  *)  Middelborch  alle  gebooren  Brabanders ,  soo 
oick  de  pensionaris  van  der  Gouwen  *),  d'ootfanger*)  van  Noort- 
Hollant,  ende  meer  anderen,  de  pensionaris *)  van  Amsterdam 
eenen  Mechelaer,  van  Alkmaer 6)  een  Geldersman ,  van  Delft  7) 
en  Dort  *)  Vlaemingen.  Jae  inde  Generaele  Staeten  selffis  die 
griffier,  agent  ende  hnissiers  alle  Brabanders :  Inden  Raede  van 
Staete,  deur  recommandatie  der  van  Hollant  eenen  secretaris 
wt  Brabant  gebooren,  ende  eenen  wt  Duytslant.  Niet  tcgen- 
staende  dit  alle  officien  *yn  den  leuen  lanck  gedeurende ,  op 
gagie  wedden  ende  profijten,  ende  in  handen  van  den  welken 
die  geheele  Begeringe,  ende  Secrete  van  den  Landen  schijnen  te 
berusten,  dwelk  nochtans  die  prouincie  van  Vtrccbt  sich  noyt 
bemoyt  en  heeft.  Daer  tegens  een  borgemeester  van  Vtrecht 
niet  als  officier  zijn  leuen  lank  noch  op  gagie,  wedden  ofte  pro- 
fijten dienende,  maer  een  eenjarige  slaeue  van  de  geheele  ge- 
meynte,  geen  Brabander  weesen  mach  en  daer  met  moeten 
Hollant ,  Zeelant  ende  Vrieslant  sich  bemoyen !  Voorwaer  bo- 
uen  maeten  gerne  wilde  ick  dat  mijn  geboorte  mij  onschuldi- 
gen mogie ,  soo  mij  niet  en  deerde  dat  zijn  Exüe.  niet  eenen 
dienaer  nae  zijn  hert  in  deesen  landen  gevonden  heeft,  al  waer 

1)  Mr.  Christoffel  Roels  was  reeds  voor  de  omwenteling  in  die  betrek- 
king in  1578  op  nieuw  beëdigd. 

2)  Mr.  Willem  Roels  1585—1595. 

3)  Francois  Francken ,  geboren  te  Zevenbergen :  hij  was  tegenstander  van 
Leycester:  (Gouda  was  standvastig  tegen  de  opdragt  der  souvereiuiteit  aan 
Elisabeth). 

4)  Gnillanme  Mostaert{?)  ontvanger  der  kerkelijke  goederen  in  HNoor- 
derquartier.     (Zie  Retol.  van  Eoll.,  üct.  1586). 

5)  Jan  v.  d.  Wcrke  wordt  door  Amst.  aangenomen,  de  Staten  weige- 
ren hem  te  erkennen  als  geboren  Brabander,  *  iconira  PriviUg.va»  1555. 
Amsterdam  allegeert  dat  het  pensionarisschap  geen  officie  is.  De  Staten 
vinden  die  allegatie  niet  gefundeerd  ,  maar  Amsterdam  persisteert  in  zfln 
sustenu  en  zegt  dat  het  privilegie  ziet  op  officien  die  b(j  de  graven  of  hunne 
stadhouders  begeven  worden.  Hij  blyft  pensionaris  tot  1601.  Resol.  van  Hoü. 

6)  Fredrik  Boyemer  wordt  aangenomen  in  de  vergadering  der  Staten 
van  Holland,  15  Nov.  1585. 

7)  Mr.  Leonard  de  Voogt. 

8)  Mr.  Joost  van  Meenen  gezegd  de  Menin. 


237 


hij  schoon   den  landen  voor  hin  aengenaem  geweest ,    den  sij 

niet  gesocht  hebben  te  wederleggen   

nochtans    selfs    op    zijn   eygen    versoeck 

(om  haer  te  believen)  niet  eenen  Edelman  in  sijn  hoff  tot  die* 
naer  bestelt  hebben.  Maer  wat  awaricheyt  waert,  dat  ick  met 
mijnen  persoon  alleen  min  ofte  meer  die  saecke  goet  gemaecken 
oonde,  hadden  tij  met  haere  clachten  die  stadt  van  Vt  recht 
niet  beschuldicht  dat  daer  d'autoriteyt  van  de  regeerders  ge- 
nocb  waere  te  niet  gedaen  end  e  dat  uwe  Gouuerneur  behoorden 
ferlaeten  te  worden  1) ,  om  volgens  d'unie  metten  Keyser  Ca- 
rolo  gemaeckt  ende  onaerbrekelijck  gebrayck  van  veertich  cnde 
meer  jaeren  Hollant  ende  Vtrecht  weder  onder  een  gouernc- 
ment  te  voegen,  zulx  Hollant,  Zelant  ende  Vrieslant  zijne 
Ei0*,  scriftelijk  versoen t  hebben.  Die  coninginne  van  Enge- 
lant  heeft  onse  gesanten  opt  vertrek  van  zijne  Ex0*,  tot  twee 
reysen  toe  ernstelijck  vermaent,  $oo  men  herwaerU  ouer  hem 
gm  meerier  autoriteyt  toe  en  delde  dan  den  aerUhertoge  Matthia, 
ierioge  tan  Anjou  ende  prince  van  Oraengie ,  «00  eoude  z\j  hem 
aenstonU  mei  allen  het  crychtvolk  wederroepen  ende  om  ah  on- 
werdige  ganeehelijck  ver  loeien.  T'is  nu  ofte  nimmer  meer  dat 
haere  MUI*,  opt  hoochste  sal  aengevochten  worden  om  peys 
metten  coninck  van  Spaengien  te  maecken ,  op  dat  de  coninginne 
van  Schotlant  't  leuen  behouden  mochte.  T'is  nu  dat  men 
zijne  Extie.  van  hier  vertreckende  aller  beleefdelijckste  ende 
vriendelijkste  behoorde  te  tracteeren ,  hier  en  tegens  doet  men 
hem  die  meeste  cleynicheyt  niet  alleen  int  geene  voorscreuen, 
maer  oick  ouer  'tgewelt  dat  men  in  zijnen  eygen  kereker  ge- 
poocht  hadde  aen  te  grijpen  *) ,  soo  de  vooras.  Dompselaer  U 

1)  Adolf  van  Nienwenaar,  Gouverneur  Tan  Utrecht  en  Gelderland;  mj 
was  Leycester  niet  ongenegen:  men  aag  hem  daarom  liever  door  Maurita 
▼«Tangen. 

2)  Dit  zal  waarschijnlijk  zien  op  Reingont,  om  wien  beter  te  bewaken 
(mes  freesde  dat  de  algem.  provoost,  een  Engelschman,  hem  zonde  laten 
ontsnappen) ,  de  Staten  den  Procureur-Generaal  zonden  met  4  boden.  De 
provoost  die  dit  als  inbreuk  op  zjjne  magt  opnam,  sloeg,  zegt  Bilderchjk 
(VIL  121)  ze  de  denr  uit,  als  zjjn  pligt  was. 


238 


L.  breder  sal  mogen  te  kennen  geuen.  Hier  wt  ons  ailerley 
te  bedencken  staet,  ende  ick  U  L.  wil  laeten  oordeelen,  soo 
die  twee  ierste  leeden  ons  opinie  hadden  willen  volgen  opt  ije 
point  van  den  recesse  (al  hadden  aij  schoon  maer  eene  saecke: 
daert  hen  doch  schien  om  gedaen  te  sijn :  secretelijk  wtge- 
scheyden  ende  bij  sijne  Eiüo.  alleen  vervordert)  off  zij  niet  een 
groot  deel  deeser  inconvenientie  hadden  connen  voorcoomen, 
maer  mijne  waerschouwinge  waert  ten  quaeste  geduydet,  ende 

wel  goet  dat  ick   

soude   gedaen   hebben  oick   zijne   Eitie.   soo 

staatsgewijse  als  anders  te  doen  staet,  aal  n  de  schepen  Dom- 
selaer  breder  verclaeren,  in  alles  hebben  U  L.  sich  haeres 
wterste  vermogens  te  spoedigen,  ende  zijne  Ex***,  opt  hoochste 
te  versoecken  dat  hij  zijne  autoriteyt  voltrecke:  het  welk  is 
waermede  ick  U  L.  mijn  heeren  ende  insonders  goede  vrienden 
den  Almogenden  Heer  beveele.  Wt  'sGrevenhage  deesen  vüj 
Novembr.  1586. 

Die  al  uwer  gedienstige  mitbroeder :  Oerhard  van  Pronninck 
genoemt  van  Deventer. 

Superscriptie:  Mijn  Heeren  mijn  Heeren  Borgemeesteren, 
Schepenen  ende  Baet  der  stede  van  Vtrecht. 

Voorts  ist  noot,  te  communiceeren  metten  heeren  Staeten 
van  Vtrecht  oft  haer  gedeputeerden. 

De  indruk  dien  het  genomen  besluit  maakte  op  den  Utrecht- 
schen  Baad,  de  terugroeping,  by  wijze  van  represaille,  van 
Buth  en  Moersbergen,  de  twisten  daar  over  gerezen  met  de 
Provinciale  Staten,  de  cassasie  van  den  eersten  Staat  en  Prou- 
ninck's  afkeuring  daarvan  1)  zyn  door  Bor ,  naar  het  geen  hd 
Raacbdageljjksch  Boek  daaromtrent  bevat,  uitvoerig  beschreven; 
de  mededeeling  daarvan,  gelijk  die  van  de  verdere  lotgevallen 
van  Prouninck,  ligt  buiten  mijn  bestek. 

1)  Ter  beoordeeling  van  Pronninck's  karakter  ia  zeer  belangrijk  het  oor- 
deel door  hem  in  den  atedeljjken  raad  op  24  Nov.  1586  over  dexen  maat- 
regel uitgesproken,  naanwkenrig  medegedeeld  door  Bor  uit  het  Raadtdagh. 
«onder  aanwijzing  van  de  bron. 


BLADWIJZER. 


A,  Aert  van  der,  39. 

Achkrxn,  Alit  van,  189. 

Adolf,  loon  Tan  hertog  Arnold  van  Gelder,  185. 

Aeisssn,  C.  van,  griffier,  26. 

Aeutsz.,  Jan,  predikant,  60. 

Atret  47. 

Aitsema,  Foppe  van,  154. 

Attta,  Vigilius  ab,  154. 

Akademie  van  Genève.    Zie  Genève. 

Albada,  Agg.,  154. 

Albanië,  Duc  d',  gouverneur  d'Ecosse,  100. 

Aldmhavcn,  179. 

Almelovein,  Th.  J.  van,  122,  152,  156. 

Almohbs,  Dirk  van,  128.  —  Jacob  van,  127. 

Alva,  hertog  van,  58,  59.  —  Brief  van  den  hertog  1668. 

Axama,  Sixtinus,  ]54. 

Amboina,  moord  te,  159. 

Amerongen,  tresorier  van  St.  Marie,  232. 

AnuUlt  bailluschap  van,  132. 

Jm&rdam,  41,  42,  43,  47.  —  Minnebroeders  te,  55.  —  Kloos- 
ter van  Bethanien,  55.  —  Grachten  gediept  en  wallen  ge- 
maakt,  53.  —  Verzoek  daartoe,  54.  —  Geloofsvervolging  te,  58. 

Agermrde,  483. 

Anjou,  hertog  van,  168,  237. 

Atüoerpen,  oudste  stads  rekening  van  (1324),  15. 


ï 


240  APP— BEE. 

Apeldoorn,  102. 

Archief  van  Schoonhoven.    Zie  Schoonhoven. 

Arekerk,  heer  van,  174. 

Arenberguk,  Madame  d',  50,  51. 

Arend,  Dr.  P.  J.,  lid  van  het  Hist.  Genootschap,  overleden 

5  Oct.  1855,  185. 
Arkel,  jonker  van,  184. 
ARMTNIU8,  Joh.,   152. 
Arnemuiden,  wapens  in  de  kerk  te,  71. 
Arnold,  hertog  van  Gelder.    Zie  Gelderland. 
Asch  van  wyck,  Jr.  Mr.  A.  M.  G.  van,  schrijft :    Over  een 

Inventaris  van  krijgsmaterieel  op  de  sloten  ter  Eem,  Vredeland 

en  Koevorden,  192.  —  Brieven  van  Hendrik  van  Montfoort,  45. 
Assendelfp,  Claes  van,  ridder,  127.  —  J.  Egmondt  van  As-        j 

sendelff,  131. 
Ausfurst,  Arnoldus  de,  173.  —  Rutgerus  de,  174. 


Backer,  Mr.  A.,  lid  van  het  Hist.  Genootschap,  5  Dec.  1854 

overleden,  14. 
Baerle,  Frederich  van,  182. 
Barbanson,  Monsr.  de,  50,  51. 
Barlaimont,  Gillis  v.,  41,  42.  —  Brieven,  1576-1577. 
Barradot,  Bichard,  235. 
Barrt,  Dominns  de,  156. 
Bah,  Dr.  Dideryck,  ridder,  160. 
Batavia,  moord  der  Chinezen  te,  161. 
Batenbürch,  Theodoricns  de,  172. 
Balenburch,  deken  van,  27. 
Becke,  Gosuinus  de,  174. 
Beco,  Cornelis,  117. 
Bedevaart   na   St.   Jacob  van  Compostel,  38.  —  ten  heiligen 

bloede,  89. 
Bebck,  Aernt  van,  232. 


BEE-BRA.  241 

Bbebnouts,  Maijkeo,  119. 

Beets,  Dr.  N.,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Genootschap,  70. 

Begeren,  Jacoba  Tan,  35. 

Bekeer,  Balthasar,  157. 

Bebchüsen,  Thomas  de,  172. 

Bebesdrecht,  V.  de,  59. 

Berg,  Adolf,  graaf  van  den,  171. 

Berge,  jonker  van  den,  181. 

Bergen,  Cornelis  van,  ridder,  124,  125, 126, 128,  129.  Maria 

van  Zevenbergen,  zyn  huisvrouw.  —  Madame  de  Bergen,  50,  51. 
Bbrty,  secretaris,  54,  57. 
Besang,  s7.  de,  46, 
Bad,  180. 

Beoeland,  wapens  in  de  kerken  van  N.  en  Z.,  71. 
Bibliotheek,    14,    39,    52,   70,  98,  103,  111,  131,132,  136, 

140,  145,  171,  185,  190,  198,  201,  228. 
Bild bedijk,  Mr.  W.,  onuitgegeven  brieven  van,  104. 
Bye,  Arend  de,  ridder,  202.  —  Johan  de,  202. 
Bloemaebts,  Michiel,  notaris,  58. 
Biock,  Josijnken,  119. 
Boekdrukkunst,  191. 
Bogerman,  Joh.,  158,  154. 

Boyemer,  Frederik,  236. 

Bommeuus,  Henr.,  190.  —  Butgerus  de,  173. 

Booth,  Dr.  C,  zijn  handschriften,  122,  132. 

Boreel,  Jaoob,  ond-burgemeester,  160.  —  Mr.  Willem,  advo- 
kaat,  160. 

Borgnet,  A.,  honorair  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 

Bokselen,   Frank   van,   beschikkingen  over  zijn  uitvaart,  35. 
—  Mr.  Jacob  wt,  deken  van  Oostvoorn,  39. 

Bosscha,  Dr.  J.,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 

Bossv,  graaf  van,  41,  42.   Brief  van  den  graaf,  58. 

Bowgondie,  heer  van,  182. 

Boürmaigne,  46. 

Brabant,  Jan  I,  hertog  v.,  171. 

XI.  J.  16 


242 


BRA— BRI. 


Brakel,  Jasper  van,  232. 

Brand eleb,  Mr.  P.  van  den,  gewoon  lid  Tan  het  Hi9t.  Ge- 
nootschap, 70. 

Brazilië,  61.  —  Verzuimd  Brazilië  (vlugschrift),  62. 

Brederode,  geslacht  v.,  16. 

Briel,  den,  35,  37.  —  Collegiale  kerk  te.  —  Gasthuizen,  Hei- 
lige Geest;  St.  Katharijne,  St.  Andries,  Broodzusters  klooster 
te,  38. 

Brieven  en  verdere  stukken  in  chronologische  orde: 

1288  Opgave  van  het  geleden     1492  Uitspraak    van    het    hof 


verlies  der  Geldersche 
edelen  in  den  slag  van 
Woeringen,  171. 

1350  Willem  van  Vlodorp  be- 
looft Arnold,  hertog  van 
Gelder,  het  slot  Mont- 
foort  te  bevaren,  133, 
141. 

Laatst  der  XI Ve  eeuw.  Inven- 
taris van  krijgsmaterieel 
op  de  sloten  Ter  Eem, 
Vredeland  en  Koevorden. 
192. 

1450  Brieven  van  Berta  van 
Riemsdijk,  abdis  van  St. 
Clara  clooster  bij  Wa- 
mell,  27  seq. 

Midden  der  XVeeeuw.  Geweld- 
dadige ontvoering  eener 
non  uit  het  klooster  van 
St.  Clara  bij  Wamel.  26. 

1450  Opgave  van  de  verterin- 
gen van  hertog  Reinald 
van  Gelder,  op  eene  reis 
naar  Venlo,  137. 


van  Holland,  in  geschil- 
len tusschen  Cornelis  van 
Bergen  en  Philips  van 
Wassenaer,  124. 

Laatst  der  XVe  eeuw.  Iets  tot 
bijdrage  der  kennis  van 
het  middeleeowache  huis- 
raad, 183. 

XV  Ie  eeuw.  Opgave  van  het- 
geen de  bewaring  van  het 
blokhuis  en  der  stad  Wa- 
geningen  heeft  gekost, 
175. 

1522  Brief  van  Jao  van  Was- 
senaer, 102. 

1546  Brieven  van  Hendrik  van 
Montfoort,  45  seq. 

Helft  der  XVI»  eeuw.  Lijst 
van  het  geschut  op  den 
huize  Voilenhove,  101. 

1565  Request  der  burgemees- 
ters van  Amsterdam,  54. 
i  Ordonnantie  van  Marga- 
retha  tot  het  diepen  der 
grachten  te  Amster.,  53. 


BRI— BUR. 


243 


z.  j.    BriefvanMargarethavan     1629 
Parma,  11S. 

1567  Brief  van  den  graaf  van     z.  j. 
Bossu,  58. 

1568  Brief  van  Alva,  59.  1638 
1572-1575  Attestatien  wegens 

de  komst  van  Medina  Celi     1715 
te  Sluis,  115  seq. 

1576  Remonstrantie   der  her-    z.  j. 
vormingsgezinden,  199. 

•     Brief  van  de  Staten- Ge- 
neraal, 41.  i 
1576-77  Brieven  van  G.  Bar- 
lairaont,  41,  42. 

1577  Brief  van  Don  Juan,  42. 
1580  Iets  betreffende  de  mal- 
contenten, 43. 

1586  Brief  van  Gerhard  Prou-       » 

ninck,  234. 
1590  Brief  van  de  Staten-Ge-       • 

neraal,  24. 
>     Brief  van  J.  Lectius,  21. 
1601  Verzoek  van  een  student 

tot  onderstand,  123. 
Brosterhuysen,  Mr.  Jan,  214. 
Brouwershaven,  wapens  in  de  kerken 
Brugge*  100.  —  bissobop  van,  118. 
Brugman,  Johannes,  guardiaan,  163. 
Brussel,  51,  199. 
Bückingen,  Rutgerus,  173. 
Btjdel,  Johau,  179. 
Bcderich,  Martyns  Rulof  van,  138. 
Buys,  Paulus,  232. 
Burch,  Adriaen  en  Lamb.  van  der, 

BüRCHGRAVE,  D.,  230. 


Brief    van    A.    M.    van 
Scbiirman,  202. 
Brieven  van  W.  Staeck- 
mans,  205,  210. 
Memorie  van  Johan  Mau- 
rits,  60  seq. 
Brieven  van  Pieter  Heutte 
France,  104. 
Beschikkingen  betreffen- 
de de  uitvaart  van  Frank 
van  Borselen,  35. 
Opgaven     van     geleden 
schade    en    verlies    van 
paarden  van  eenige  Gel- 
dersche  edelen  in  dienst 
des  hertogs  van  Gelder, 
176. 

Concept  brief  van  Amold, 
hertog  van  Gelder,  186. 
Verzoek  vaneenige Schot- 
sche  kooplieden  te  Brugge 
aan  den  hertog  van  Bour- 
gondie,  100. 


van,  71. 


232. 


16* 


344  BÜR— DAL. 

Buren,  Jan  van,  138. 

Bukman,  P.,  hoogleeraar,  153,  154. 

Buth,  Hendrik,  233,  234,  238. 

€. 

Calais,  187. 

Calandrin,  Mr.,  21,  22. 

CaUautêoog,  vers  op  een  bord  in  de  kerk  te,  15. 

Campe,  jonkvrouw  van,  124,  126,  127. 

Capistrano,  Jan  de,  163. 

Cabron,  Mr.,  28. 

Casaubonus,  J.,  152. 

Caselius,  Joannes,  hoogleeraar,  154. 

Cassel,  J.,  154,  155. 

Caster,  180. 

Castor,  Beynert  van,  139. 

Caterich,  183. 

Charters  van  't  St.  Barbare  gasthuis  te  Utrecht,  112. 

Cige,  Louis  de,  bisschop  van  Sabule,  104,  107,  111. 

Oara,  St.,  klooster  bij  Wamel,  27. 

Clerc,  Jean  Ie,  156. 

Coc,  Gosuinus  de,  173. 

Cochin-China,  105. 

Concroan,  107. 

Consistorialen,  230,  234. 

Coren   van   der  mieden,  Mr.  J.,  heer  van  Gallantsoog,  17. 

Susanna  Doubleth,  zijn  huisvrouw. 
Crot,  Philips  van,  hertog  van  Aarschot,  199. 
Cuyck,  heeren  van,  186. 
Culenborck,  graaf  van,  232. 


Dale,    Antonius    van,    122,    152,    155,  158.  —  J.  U.  van, 


DAL— EIT.  245 

schrijft:  Over  de  komst  van  Medina  Celi  te  Sluis,  (1572), 

1 13  seq.  —  Bijzonderheden  uit  de  resolntiën  der  stad  Sluis, 

118   seq.  —  Verslag   van   een    zegelstempel,    gevonden   te 

Sluis,  162. 
Dam  van  noordeloos,  Mr.  J.  van,  gewoon  lid  van  het  Hist. 

Gen.,  70,  schrijft :  Nadere  mededeeling  over  Jacobus  Lectius 

en  Heudrik  van  Montfoort,  167. 
Deyle,  Henricns  de,  172. 
Delpp,  Franc.,  59. 
Delprat,    G.    H.    M.,    schrijft:     Verslag    der    brieven    van 

Friesche  en  andere  geleerden,  151  seq. 
Dim,  heer  van,  182.  —  Antonio,  117. 
Dircks,  Bernt,  180. 
Dokbcm,  102. 

Domselaeb.  schepen  te  Utrecht,  235,  237. 
Dorenwerde,  Bernd  van  den,  baillu  van  Amstel,  132. 
Dodbleth,    Susanna,    echtgenoot  van  Mr.  Jacob  Coren  v.  d. 

Mieden,  17. 
Drabbbn,  Symon,  138. 
Dïuenen,  Jan  Bobberts  van,  232. 
Duyst,  C,  127. 
Dusen,  MichieJ,  183. 


Edüard,  koning  van  Engeland.    Zie  Engeland. 

Mem,  ter,  slot,  192. 

Eghenz.,  Oodert,  27,  29,  30,  31,  32. 

Egmond,   Floris   van,  112.  —  graaf  van,  125,  126,  127.  — 

Jan  van,  stadhouder  van  Holland,  102.  —  Josine,  echtgen. 

van  Jan  van  Wassenaer,  102.  —  Maximiliaan  van,  45.  — 

Otto  van,  ridder,  131. 
Eyle,  Elbert  van,  138.  —  (de  jonge)  Elbert  van,  139. 
IStdkooen,  ingenomen,  48. 
Meren,  228. 


246  ELI— GES. 

Euzabeth,  koningin  van  Engeland.    Zie  Engeland. 

Elout  van   soetbrwoüde,   Jhr.  Mi.   P.  J.t   gewoon  lid  van 

bet  Hist.  Gen.,  70. 
Elyer,  Deric  van,  138. 
Emmius,  Ubbo,  152. 
Engeland,  Eduard  III,  koning  van,  187.  —  Elizabeth,  koningin 

van,  19,  25,  26,  230.  —  Henricus,  kardinaal  van,  186. 
Engels,  Heyn,  139. 
Enger,  Sander  van,  183. 
Epistolae  Frisiorum.    Zie  Oabbema. 
Eppinchoven,  Herman  van,  182. 
Eten,  Mr.  Reynier  van,  39. 
Euoenius  IV,  paus,  163. 
Ewoüts,  Bartel,  admiraal,  114. 


Falatx,  batard  de,  50. 

Floris  V,  graaf,  16. 

Foeck,  Aelbert,  232. 

Foreest,  Jhr.  Mr.  C.  van,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 

France,    Pieter   Heutte,    apost.    missionaris  in  Cochin-Chiaa, 

104.    Extracten  uit  zijne  brieven. 
Franck,  Willem,  177. 
Francken,  Francois,  pens.  van  Gouda,  236. 
Franeker,  hoogeschool  te,  153.  | 


O. 


Geschut,  101,  192,  193  seq.  —  Armborsten  (houten  en  hoor- 
nen). —  Boegen.  —  Bassen.  — -  Camerbussen,  groote  en 
kleine.  —  Donderhaken.  —  Donderkruid.  —  Dubbele  haken. 

—  Haakbussen.  —  Haken.  —  Kanon,  zeldzaam.  —  Klooien. 

—  Lootbussen.   —  Pijlen.   —   Posthond.    —    Proppen.  — 
Beisbogen.  —  Salpeter.  —  Serpentijnen.  —  Dubbele  serpea- 


GES— GRU.  247 

—  Slangen.  —  Spangordels.  —  Staartbussen.  — 
Steenbussen.  —  Steenklooteo.  —  IJzeren  hoeden.  —  Voge- 
laars. —  Windasbogen.  —  Zwavel. 

Gjbbema,  S.  A.,  zijn  Epistolae  Frisiorum,  122,  152,  153. 

Gaütieb,  schrijver  eener  ongedrukte  H  is  t  oir  e  de  Genève,  26. 

Geeb,  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de,  schrijft:  Over  een  Conceptbrief 
ran  Arnold,  hertog  van  Gekler,  aan  den  kardinaal  van  En- 
geland, 186.  —  Jhr.  J.  J.  de,  schrijft:  Over  het  kerspel 
Eiteren,  228. 

Gelderland,  kronijk  van,  202.  -—  Amold,  hertog  van,  35,  133, 
186.  —  Adoif  tijn  zoon,   135.  —  Reinald,  hertog  van,  137. 

—  Reinald  I,  hertog  van,  171.  —  Otto,  17 i. 
Qaemuiden,   102. 

Genhe  belegerd  (1589),  18.  —  Akademie  te,  26. 

Genootschappen,  14. 

Gat,  43.  —  Pacificatie  van,  41,  42. 

GU8BERT8Z.,  Henrick,  27.  —  Ida  zijn  dochter,  31. 

Goïns,  Rijklof  van,  gouverneur-generaal,  40. 

Qots,  wapens  in  de  kerken  van,  71. 

Goyam,  66. 

Gbaïyellb,  kardinaal  van,  50. 

'iGravenhage,  gedichten  op  het  huis  Ter  Noot  bij,  216  seq. 

Grenoble,  13. 

Grivel,  A.  C,  archivaris  van  Genève,  18. 

Gbothe,  Mr.  J.  A.,  schrijft:  Brief  van  Barlaimont,  4L.  — 
Brief  van  Don  Johan  van  Oostenrijk,  42.  —  Ordonnantie 
van  Margaretha,  betreffende  het  diepen  der  grachten  en  het 
maken  der   wallen  te  Amsterdam,  53.  —  Brief  van  Bossn. 

—  Brief  van  Al  va,  58.  —  Memorie  van  prins  Johan  Maurits 
van  Nassau,  60.  —  Remonstrantie  der  hervormingsgezin- 
den, 199.  —  Brief  van  Gerhard  Prouninck,  gezegd  van 
Deventer,  229. 

Gküteb,  Deric,  138. 
Gbuterus,  Janus,  154. 


248  HAA— HUG. 


Haarlem,  42. 

Haersolt,  Herman  van,  196. 

Handschriften,  122,  132,  137,  152,  158,  161. 

Hatert,  Boelof  van  den,  180. 

Hauten,  conrector,  167. 

Heemskerk,  goederen  van,  127,  129. 

Heemstra  van  Froma  en  Eibersburen,  Jhr.  Mr.  K.  T.  baron 

van,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 
Heermale,  Floris,  232. 
Hees  van  berkel,   Mr.   J.  J.   van,  lid  van  het  Hist.  Gen., 

11  Julij  1854  overleden,  14. 
Heerteen,  heerlijkheid,  127. 
Heeswijk,  Eutolf  van,  174. 
Heeze,  Willem  van,  175. 
Hein sb erg,  Jonker  van,  179. 
Helder,  den,  15. 

Helling,  Henrick,  biechtvader  te  Cleef,  28. 
Hen  de,  Guillanme  van,  zijne  attestatie,  115. 
Hendrik  V,  keizer,  228. 

Heusden,  Dr.  A.  A.  van,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 
Hyllenrade,  180. 

Hohenlo,  Philips,  graaf  van,  123. 
Hoyvic,  Arnoldus,  174. 
Hongarjje,  Maria  van,  53. 
Honthorst,  Peter  van,  232. 
Honsel,  51. 

Honseler,  Herman  van,  182. 
Hoogstraten,    Monsr.   de,  46.    —   Matthaeus,  scheepsboek- 

houder,  110. 
Hoorn,  100. 

Horntch,  Sitse  van  den,  177. 
Horet,  ter,  181,  182. 
Hout,  Gerit  van  den,   181. 
Hugenoten,  123. 


HUG— KRE.  249 

Hügo,  Nicolaus,  123.  —  Brief  van  hem,  (1601). 
Huygens,  C,  214.  —  Gedichten  van  hem,  214  seq. 
Hüisbn,  Wilhelmus  de,  173. 
Huisraad,  184,  192  seq. 


Jak,  Mr.,  doaremeister  (busschieter),  138. 

Janssen,  Dr.  L.  J.  F.,  honorair  lid  van  het  Hist.  Gen.  170. 

Japan,  105,  111. 

Japansch  koper,  107. 

Ingdmvnticr,  43. 

Joachjmsz.,  Jan,  verbrand,  59,  60. 

Joseph,  Emmanuel,  secretaris,  107,  111. 

Isbbaktim,  secretaris,  181. 

Jüntüs,  Uadrianus,  152. 


Kaapvaart,  61. 

Kaart  van  het  strand  tusschen  den  Helder  en  Zand  voort,  15- 

Kampen,  101. 

Kanon,  zeldzaam,  109. 

Ketll,  Mi.  Jan,  39. 

Kïlle,  Theodorus  de,  188. 

Kelnek,  Wilhem,  181. 

Ketelaer,  N.,  boekdrukker,  191. 

Keulsche  vredehandel,  154. 

Koenen,  Mr.  H.  J.,  schrijft :  Verslag  van  stukken,  betreffende 

de  O.  I.  Comp.,  185. 
Koewrden,  slot,  192,  196. 
Kolonisatie,  67,  68. 
Xortgeen,  kerk  te,  38. 
Kranendonk,  kasteel  van,  48. 
Kremsb,  Willem,  138. 


" 


250  KRO— LÜN. 

Kronijk  van  Gelderland.     Zie  Gelderland. 

Krachten,  179. 

Kruyff,  E.  de,  17. 

Kuc  (Kuyck),  dominus  de,   173. 

Küyck,  Willem  van,  138. 

Küyper  Hz.,  G.,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 


Landrechies,  46. 

Lamswbeude,  Joris  en  Willem  van,  232. 

Lange,  Sebastiaan  de,  van  Veere,  114. 

Laptchure,  parochie,  12. 

Lardyn,  Cornelis,  opperhoofd  te  Decima,  verongelukt,  104, 105. 

Lectius,  Jacobus,  philoloog,  19.  —  brieven  (1689),  22,  167. 

—  Zijne  werken,  20,  167. 
Leeck,  Johan  van,  176,  177,  178. 
Leempt,  G.  de,  boekdrukker,  191. 
Leycester,  229  seq. 
Lemmen,  Arntz.,  138,  139. 
LlONINÜ8,  A.,   229. 
Leve,  Jan  van,  162. 
Lewen,  Gosuinus,  zoon  van  Wolter,  174. 
Lichtenberch,  Jacob  van,  194. 
Lipsius,  Justus,  hoogleeraar  te  Leyden,  19. 
Litte,  Eubertua  de,  174. 
Lodesteyn,  Arent  Jacobsz.,  raadsheer,  160. 
Loen,  Joban  van,  176. 
Loken,  Syrooo,  100. 
Lollaert,  Mattbaeus,  40. 
Loliards,  40. 
Lom,  Arnt  van,  181. 
Lubbertus,  S.,  hoogleeraar,  153. 
Ltmey,  Chateau  de,  ingenomen,  46. 
Luntereberch,  178. 


MA  A—MIE.  251 


Maartoudyk,  kerk  van  Si.,  35,  36.  —  Heilige  Geest  te.  — 
Geschilderde  glazen  in  de  kerk.  —  St.  Anthonis  kapel,  37. 

Macar£,  Jhr.  C.  A.  Rethaan,  schrijft :  Beschrijving  der  ge- 
slacht wapens  en  rouwborden  in  de  kerken  der  provincie 
Zeeland,  70.  —  Extract  van  2  brieven,  geschreven  door 
Pieter  Hentte  France,  apost.  missionaris,  104.  —  Onuitge- 
geven brieven  en  gedichten  van  A.  M.  van  Schorman,  W. 
Staackmans,  C.  Hoygens,  202  seq.  — -  P.  J.  Rethaan  Macaré, 
zijn  handschrift,  *70,  71  seq. 

Maccovtus,  J.t  hoogleeraar,  153. 

Mairch,  Jan  van,  138. 

Makere,  Adriaan  de,  burgemeester,  121. 

Malcontenten,  43,  44. 

Mandolotiüs,  praef.  Lugdinenais,  45. 

Mangblman,  Derick,  177,  178. 

Margaretha  v.  Parma.    Zie  Parma. 

Mabia  van  Hongarije.    Zie  Hongarije. 

Matthias,  aartshertog,  237. 

Maürits,  prins  v.  Oranje.    Zie  Nassau. 

M'  Caul,  biblioth.  aan  het  BritBch  museum,  40. 

Medina  celi,  te  Sluis,  113,  114  seq. 

Meetien,  43. 

Meenek,  Joost  van,  229,  236. 

Menik,  de.    Zie  J.  van  Meenen. 

Meer,  Johan,  192. 

Meoen,  Johannes  de,  48. 

Mesobe,  Monsr.  de,  48. 

Mbrwijck,  Gelis  van,  175. 

Meieren,  wapen  van,  186. 

Meurt,  Jonker  van,  182. 

Middelburg,  114.  —  wapens  in  de  kerken  Ie,  71. 

Middeleeuwsch  huisraad.    Zie  Huisraad. 

Mierop,  wapen  van  de  heerlijkheid,   186. 


252  MIL— NOR. 

Millikc,  Willem,  28. 

Mye,  Gerrit  van  der,  raadsheer,  127,  131.  —  Jan  van  der,  131. 

Mylb,  C.  van  der,  20. 

Modet,  Herman,  predikant,  230. 

Moenbergen,  heer  van.    Zie  de  Wael  van  Moersbergen. 

Momme,  Goessen,  138. 

Montfoobt,  Hendrik  van,  45  seq.  167.    Brieven  van  hem. — 

burggraven  van,  45.  —  slot,  133  seq.  141. 
MornaOy  44. 

Montsima,  Bucho  van,  232.  —  Folkert,  232. 
Mostaert,  Willem,  236. 
Munten,  gouden,  15. 


Nagtglas,  F.,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 

Namen,  42. 

Nassau,  Willem  I  van,  prins  van  Oranje,  54,  58,  168  seq.  — 

Maurits    van,    22,    23,  26,  229.  —  Joan  Maurits  van,  (de 

Braziliaan),  zijne  memorie  1638,  60,  61. 
Nektwich,  Jacob,  110. 
Nha-rut  104,  109.  —  baai,  106. 
Nha-thlaug,  haven  van,  106. 
Nieuwenaer,   heer   van,    181.  —  Adolf  van,  graaf  van  Meun, 

230,  231,  237. 
Nycoop,  heerlijkheid,  128. 
Nykerk,  178. 

Nijmegen,  Henric  van,  138. 
Nijss,  Henr.,  138. 
Nollter,  Herman,  138. 
Noordaa,  J.  W.  van  der,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Genoots. 

70.  —  Schrijft:  Over  een  kronijk  van  Gelderland,  202. 
Noordelooê,  heerlijkheid,  127,  129. 
Noorden,  heerlijkheid,  128. 
Noeth,  Mylord,  231,  232. 


NOO— PAR.  253 


Nootbn,  Mr.  D.  Hoola  van,  burgemeester,  168. 
Nous,  la,  43,  44. 


Obbenbobf,  Jan  Schelart  van,  142,  180. 

Obst,  Jan  van,  179,  180. 

Oldenbarnrvelt,  J.  van,  230. 

Oldeukircken,  183. 

Olman,  Dirck,  176. 

'tOogk,  dorp,  15. 

Oostenrijk,  Don  Juan  van,  brief  van  den  landvoogd,  1577, 
42,  43. 

OotUrvant,  graaf  van,  29. 

Ootihuysen,  heerlijkheid,  127. 

Oost- Indische  Compagnie,  stukken  betreffende  de,  112, 159, 185. 

Oottkerie,  ambacht,  120. 

Oett  yam  8CHONAUWEN,  Jhr.  J.,  schrijft:  Overeen  Kaart  van 
het  strand  tosschen  Helder  en  Zand  voort,  16.  —  Dichtrege- 
len in  de  kerken  van  Callantsoog  en  Petten,  15  seq. 

Ossxnberch,  W.  H.  van,  raad  extra-ordin.  van  N.  Indië,  185. 

Ono,  hertog  van  Gelder.     Zie  Gelderland. 

Oudenkoorn,  Gorsen  aan  den,  37,  38. 

Oudheden,  104.     Zie  ook  Wijk  bij  Duurstede. 

Omhoeter,  42. 


Pacificatie  van  Gent.     Zie  Gent. 
Pallaht,  Werner  van,  180. 
Pamfletten,  bibliotheek  van,  191. 
Paknikum,  Conradus  de,  173. 
Ptracelles,  rif  de,  104,  105. 
Pardo,  burgemeester,  121. 

Parma,  hertog  van,  25.  —  Margaretha  van,  53, 113.  —  Brieven 
Tan  de  landvoogdes,  54,  113. 


254  PEN— ROE. 

Penthier,  Gjjaa,  139. 

Pellen,  verzen  op  een  bord  in  de  kerk  te,  17  seq. 
Pibtersz.,  Symon,  raadsheer,  127,  12S,  131. 
Pijcke,  Wolterus,  174. 
Pinneken,  Hermanus,  178. 
Piscator,  Joh.,   153. 
Plackeke,  Christiaan  de,  118. 
Poll,  Alyt  van  de,  31. 
Poydich,  Johan,  176,  177,  178. 
Pbats,  secretaris,  60. 

Prince,  Mr.  P.  C,    lid    van  het  Hist.  Genootschap,  24  Jan. 
1854  overleden,  14. 

Prouningk,  Gerhard,  229  seq Brief  van  hem  (1586),  234. 

Püerto,  Johan  de,  biscayer,  116,  117. 
Püpflic,  Wilhelmus  van,  175. 


Rabus,  P.,  157. 

Batist,  huis  en  heerlijkheid,  127. 

Rees,  Mr.  O.  van,  schrijft:  Over  het  archief  van  Schoonho- 
ven, 168. 

Register  op  de  geslachten,  waarvan  in  de  kerken  der  voormalige 
provincie  Zeeland  wapens,  tombes,  monumenten  of  grafge- 
steenten aanwezig  zijn  geweest,  75  seq. 

Reinald  I,  hertog  van  Gelderland.     Zie  Gelderland. 

Reïngoud,  Jacob,  230,  237. 

Reyniers,  Jeronimus,   117,  119. 

Requesens,  Don  Louis  de,  122. 

Rhenen,  182. 

Riemsdijck,  Berta  van,  abdis  van  St.  Claraklooster  te  Wa- 
mel,  33.  —  Brieven  van  haar,  27. 

Rijckaerts,  Andries,  160. 

Rijckb,  Mr.  Pieter  de,  baillu  van  Vlissingen,  235. 

Rocheguyon,  heer  van,  45. 


ROE— SLO.  255 

Rofdiêchem,  verbrand,  183. 

Roeykbkkk,  Kntger,  183. 

Roem,  Mr.  Christoffel,  236.  —  Mr.  Willem,  236. 

Roggedorp,  beer  van,  102. 

Boyaards,  Dr.  H.  J.,  lid  van  bet  Hist.  Genootschap,  2  Jan. 

1854  overleden,  14. 
Bore,  Godert  van,  138. 
Boundael,  klein,  196. 
Rossbm,  Maerten  van,  48. 
Rudolp,  keiier,  171. 
Rcysch,  Peter,  232. 


0. 


Sabule,  bisschop  van,  zie  Louis  de  Cice. 

Saeckma,  Joannes,  154. 

Sakdert,  Jan,  pastoor  van  Boislar,  139. 

8avoye,  hertog  van,  18,  24. 

Scheltüs,  Mr.  S.  J.,  burgemeester,  168. 

Schenk  van  taütenberg,  George,  102. 

Schimmblpenninck,  Rutger  Jan,  71. 

Sckoonkoven,  archief  van,  168. 

Sckottand,  100.  —  Maria,  koningin  van,  237. 

Schouten,  Jan,  192. 

Seioutcen,  wapens  in  de  kerken  van,  71. 

Schrikbewind,  71. 

Schuerman,  Nelys,  139. 

Schueman,   A.    M.   van,    202,   205,  206,  213    —  Brief  van 

haar.  —  Gedichten,  203.  —  F.,  204.  —  Gedichi  van  hem. 

—  Jan  Gotschalk,  212. 
Schut,  Johan,  177. 
Stam,  109,  110,  111. 
Sikclkb,  Guillaume,  100. 
Slavernij,  68. 
Sloten,  beleg  van,  102. 


256  SLU— UIT. 

Sluis,  blonder  heden  uit  de  resolatien  der  stad,  118.  —  Ka- 
tharijne  klooster  te,  118  seq.,  121.  —  fortificatie  te,  121.  — 
Medina  Celi  te,  113  seq.  —  Zegel  aldaar  gevonden.  162. 

Sounck,  Albert  Franssen,  oud-burgemeester,  160. 

Spa  en,  Alart,  28. 

Spaengen,  Philips  van,  ridder,  131. 

Spaenrebuyck,  Johan,  177. 

Spanje t  24. 

Spiere,  49. 

Staden,  21. 

Staeckmans,  W.,  202,  205.  —  Brief  van  hera,  205,  214.  — 
Gedichten  van  hem,  206  seq.,  227. 

Stock,  Theodorus,  proost  van  Arnhem,  188. 

Stralen,  Johannes  de,  173. 

Stbatb,  Joos  van  der,  117. 

Suffolk,  graafschap,  188,  189. 

Sukkadana,  op  Borneo,  161. 

Swavtng,  Mr.  H.  J.,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 

Swoick,  Wyllem,  177. 


Teoelen,  Willem  van,  177. 

Thin,  Floris,  232. 

Tholen,  wapens  in  de  kerken  van,  71. 

Tiet,  178. 

Tydeman,  Dr.  P.  H.,  gewoon  lid  van  het  Hist.  Gen.,  70. 

Tyllopolis,  bisschop  van,  104. 

Trente,  46. 

Tül,  Baars  van,  183. 

Twente,  177,  178,  179. 

U. 

Uitvaart  van  Frank  van  Borselen.     Zie  Borselen. 


ÜTE— VEE.  257 

Utrecht.  46,  49,  50,  229  seq.  —  Charters  van  bet  St.  Barbara 
gasthuis  te,  112.  —  Archieven  van,  Dr.  C.  Booth,  123,  L32. 

V. 

Valck,  Mr.  Adriaan,  232. 

Vecht,  Herman  van  de,  232. 

Veere,  wapens  in  de  kerken  te,  71. 

Fentoo,  137. 

Vermeulen,  Dr.  F.  J.,  schrijft:  Verslag  van  een  HS.  getiteld : 

Fan  den  siaet  der  jegenwoerdiger  Nederlaudteoke  regering,  16S. 
Ferüeeke,  101. 
Veth,  P.  J.,  schrijft :  Verslag  der  stukken  betreffende  de  O.-I. 

Comp.,  152.  —  Kort  relaas  van  het  gepasseerde  in  de  Chi- 

nesebe  revolte,  161. 
Kanen,  129,  183.  —  Veer  van,  128. 
Vianen,   Gijsbrecht   en  Jan  van,  124,  125,  127.  —  Willem 

van,  232. 
Victoobs,  Christiaan,  119. 

Villebs,  heer  van,  stadhouder  van  Gelderland,  230. 
Vimcken,  Jan,  139. 

Vibscher,   Dr.  N.   P.,  lid  der  Commissie  voor  de  boekdruk- 
kunst, 191. 
Flmmgen,  wapens  in  de  kerken  te,  71. 
Vlodorp,  Godert  van,  177.  —  Rutger  van,  182.  —  Willem, 

erfvoogd  van  Boermonde,  133,  141,  177,  178,  ISO. 
Fotknhoven,  geschut  op  het  huis  te,  101. 
Voogd,  Gerard,  104,  110. 
Voogt,  Mr.  Leonard,  236. 
Foome,  hof  en  collegiael  kerke  te,  38. 
Voirst,  Adolphken  van  den,  188.  —  Claise  van  den,  138.  — 

Dirck  van,  196. 
Vossev,  Jan  van,  138. 
FredenUeyn,  goederen  van,  127. 
Veerde,  Mr.  G.  W.,  schrijft  over  de :  Betrekking  tusschen  de 

republiek  der  Vereenigde   Nederlanden  en  Genève,  18  seq. 
XL  J.  17 


ï 


KRONIJK 


VAK  HET 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


Tfi 


©QSBa®S2Qo 


Tvcaalfde  Jttmrgamg  1856. 


DERDE  SERIE. 
TWEEDE  DEEL. 


.,w..<. 


UTRECHT, 

KEMINK  EN  ZOON, 

1856. 


THE  NEW  YORK 

PUBLIC  LIBRARY 


ASTOR,  LENOX  AND 
T1LDSN  FOU*OAT»ONS> 


NAAMLIJST  DER  LEDEN 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


OETI 8TIOD 


te  UTBECIT. 


BESTUUR. 


Mi,  H,  F.  Jp  Kien,  Burgemeester  der  stad  Utrecht,  Honorair 

Foorsüter. 
Ihi.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  Eerste  Voorzitter. 
Dr.  S.  K  ars!  en  ,  Tweede  Voorzitter. 
Mr,  H.  Hooft  Graafland,  Eerste  Secretarie. 
Mr.  J.  A,  Grothe,  Tweede  Secretarie. 
Jhr.  C.  A.  Bet  haan  Macaré,  Eerste  Bibliothekaris. 
Mr,  J.  I.   D.  Nepveu,  Tweede  Bibliothekaris. 
Mn  H.  A.  B.  Vosraaer,  Penningmeester . 

1* 


4 
HONORAIRE  LEDEN. 

Dr.  J.  J.  Altmeyer,  te  Brussel. 

Dr.  J.  M.  F.  Birnbaum,  te  Gi essen. 

Jhr.  Ph.  Blommaert,  te  Gent. 

Dr.  A.  Borgnet ,  te  Luik. 

Dr.  J.  Bowring ,  te  Londen. 

Dr.  J.  G.  Burman  Becker,  te  Koppenhagen. 

E.  de  Busscher ,  te  Gent. 

U.  Capitaine,  te  Luik. 

C.  Carton,  te  Brugge. 

Pr.  Cramer,  te  Straalsund. 

Dr.  J.  David ,  te  Leuven. 

Mr.  Prudens  van  Duyse,  te  Gent. 

Dr.  H.  A.  Erhard,  te  Munster. 

E.  van  Even,  te  Leuven. 
L.  P.  Gachard,  te  Brussel. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer,  te  Utrecht. 
Dr.  J.  Gervinus,  te  Heidelberg. 
Dr.  H.  Grote,  te  Hanover. 

Dr.  L.  J.  F.  Janssen,  te  Leyden. 
Mr.  M.  C.  van  Hall,  te  Amsterdam. 
Xavier  Heuschling,  te  Brussel. 

F.  Kügler,  te  Berlijn. 

P.  Lansens,  te  Couckelaere. 

Dr.  J.  M.  Lappenberg,  te  Hamburg. 

L.  J.  Lardner,  te  Londen. 

L.  von  Ledebür,  te  Berlijn. 

C.  Leirens,  te  Gent. 

Th.  Babington  Macaulay,  te  Londen. 

A.  Mathieu,  te  Brussel. 

A.  L.  Graaf  de  Mélano,  te  Londen. 

F.  H.  Mertens,  ie  Antwerpen. 

Ridder  Jules  Pautet ,  te  Beaune  in  Frankrijk. 

G.  H.  Pertz,  te  Berlijn. 


P.  F.  X.  de  Kam  ,  te  Leuven. 
F.  voq  Raumer ,  te  Breslau. 
F.  Hens,  te  Gent. 
A.  de  Renme,  te  Brussel. 
Br.  6.  J.  Rosenkranz ,  te  Manster. 
J.  Baron  de  Saint-Genois ,  te  Gent. 
A.  G.  B.  Scbayes,  te  Brussel. 

W.  A.  Baron  Schimmelpenninck  van  der  Oye,  te  Voorst. 
Mr.  C.  L.  Schüller  tot  Peursum ,  te  Utrecht. 
C.  P.  Serrare,  te  Gent. 
Dr.  F.  A.  Snellaert ,  te  Gent. 
C.  Stroobant ,  te  Lembecq. 
K.  L.  Torfs,  te  Antwerpen. 
Dr.  L.  Tross ,  te  Ham. 
Dr.  C.  üllmann ,  te  Halle. 
F.  Verachter,  te  Antwerpen. 
A.  Wauters ,  te  Brussel. 
Dr.  J.  J.  F.  Wap ,  te  Utrecht. 

Jbr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wyck,  Oud-VoonitUr  da 
QenooUchap*. 

GEWONE  LEDEN. 

Mr.  J.  Ackersdijck,  te  Utrecht. 

Mr.  M.  C.  Baron  van  Alderwerelt  Houtuijn,  te  Arnhem. 

Jhr.  P.  Opperdoes  Alewijn,  te  Hoorn. 

W.  Alewijn  Fz.,  te  Amsterdam. 

Mr.  J.  H.  Beucker  Andreae,  te  Leeuwarden. 

H.  A.  van  den  Wall  Bake,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  F.  W.  A.  Beelaerts  van  Blokland,  te  Rotterdam. 

L.  M.  Beels,  te  Amsterdam. 

Dr.  N.  Beets,  te  Utrecht. 

N.  P.  van  den  Berg,  te  Rotterdam. 

L.  R.  Beijnen,  te  's  Graven hage. 

Mr.  M.  Bichon  van  IJsselmonde,  te  Rotterdam. 


1 


Dr.  W.  Bisschop,  te  Dordrecht. 

Mr.  J.  T.  Bodel  Nijenhuis,  te  Leyden. 

Mr.  W.  R.  Boer,  te  Utrecht. 

W.  A.  Boers ,  te  Utrecht. 

Mr.   C.   W.  J.   Baron  van  Boetzelaer  van  Dubbeldam,  te 

Utrecht. 
Dr.  A.  van  der  Boon  Cz.,  te  Zaandam. 
Jhr.  Mr.  W.  Boreel  van  Hogelanden,  te  Haarlem. 
J.  Borsius,  te  Middelburg. 
Jhr.  H.  van  den  Bosch ,  aan  de  Bilt. 
Dr.  J.  Bosscha,  te  Amsterdam. 
Mr.  P.  van  den  Brandeler,  te  Dordrecht. 
Mr.  R.  Baron  van  Breugel,  te  's  Gravenhage. 
Mr.  P.  A.  Broers,  te  Utrecht. 
H.  Broese,  te  Aardenburg. 

Mr.  P.  A.  S.  van  Limburg  Brouwer,  te  Amsterdam. 
Mr.  A.  Brugman8,  te  Amsterdam. 

C.  W.  Bruinvis,  ie  Alkmaar. 

D.  D.  Büchler,  te  Amsterdam. 
A.  J.  de  Buil,  te  Amsterdam. 

Mr.  A.  J.  van  Beeck  Calkoen,  te  Utrecht. 

Dr.  G.  Munnicks  van  Cleeff,  te  Utrecht. 

G.  Craey vanger,  te  Utrecht. 

J.  H.  van  Dale,  te  Sluis. 

Mr.  J.  van  Dam  van  Noordeloos,  te  Rotterdam. 

Mr.  A.  Deketh ,  te  's  Gravenhage. 

G.  H.  M.  Delprat,  te  Rotterdam. 

Mr.  W.  M.  J.  van  Dielen ,  te  Utrecht. 

Dr.  J.  I.  Doedes ,  te  Rotterdam. 

Mr.  C.  G.  de  Balbian  van  Doorn,  te  Utrecht. 

Mr.  J.  van  Doorninck,  te  Zwolle. 

Dr.  J.  C.  Drabbe,  te  Rijswyck. 

J.  ab  Utrecht  Dresselhais ,  te  Wolphaartsdijk. 

Mr.  G.  Dumbar,  te  Deventer. 

F.  A.  Ebbinge  Wubben ,  te  Staphorst. 


A.  fan  Eek ,  te  Zierikeee. 

J.  Tan  Eik,  te  Amsterdam* 

Jhr.  Mr.  P.  J.  Elont  fan  Soeterwoude ,  te  'a  Graf  enhage. 

Jhr.  W.  I.  G.  Rammelman  Elsevier,  te  Leyden. 

Dr.  C.  A.  Engelbregt ,  te  Doesburg. 

Mr.  H.  J.  Engelkens,  te  Groningen. 

Mr.  J.  J.  Ermerins ,  te  Zierikzee. 

Mr.  D.  J.  van  Ewjjck  van  de  Bilt,  te  Utrecht. 

Mr.  F.  N.  M.  Eyck  fan  Zuylichem ,  te  Maartensdijk. 

F.  W.  Fabius,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  J.  Fabius,  te  Assen. 

Mr.  H.  O.  Feith,  te  Groningen. 

Mr.  G.  Fock ,  te  Wijk  bij  Duurstede. 

Jhr.  Mr.  G.  van  Foreest ,  te  Heilo. 

Mr.  G.  D.  Franquinet,  te  Maastricht. 

Jhr.  Mr.  E.  L.  de  Geer,  te  Amsterdrm. 

Jhr.  Mr.  J.  J.  de  Geer  van  Rijnhuizen ,  te  Utrecht. 

E.  F.  Georges,  te  Utrecht. 

Mr.  S.  J.  van  Geuns,  te  Utrecht. 

Dr.  B.  Glasius,  te  Geertruidenberg. 

Mr.  J.  K.  Baron  van  Goltstein ,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  G.  E.  van  Goor,  te  Amsterdam. 

J.  Goudriaan,  te  Leyden. 

Mr.  J.  van  's  Grav enweert ,  te  Oosterbeek. 

Mr.  G.  Groen  fan  Prinsterer,  te  's  Gravenhage. 

Jhr.  J.  P.  Cornets  de  Groot  van  Kraaijenburg ,  te  's  Gra- 
venhage. 

Dr.  J.  G.  Hacke,  te  Nieuw-Loosdrecht. 

Dr.  J.  H.  Halbertsma,  te  Deventer. 

Mr.  F.  A.  Baron  fan  Hall,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  J.  van  Hall ,  te  Utrecht. 

Mr.  W.  J.  G.  fan  Hasselt,  te  Amsterdam. 

Mr.  B.  T.  Baron  van  Heemstra  fan  Froma  en  Eiberebaren, 
te  Usselstein. 

Jhr.  Mr.  H.  J.  van  der  Heim ,  te  's  Gravenhage. 


8 


Dr.  A.  A.  van  Heusden ,  te  Breda. 

B.  L.  C.  van  den  Heuvel,  te  IJsselstein. 

Mr.  J.  Hintópen,  te  Utrecht. 

W.  P.  Hoevenaar     te  Utrecht. 

Mr.  H.  M.  Hoffman,  te  Utrecht. 

Dr.  J.  Hoffmann,  te  Leyden. 

J.  W.  Holtrop ,  te  's  G raven hage. 

Mr.  J.  G.  M.  van  den  Honert ,  te  Brielle. 

J.  Honig  Jz.  Jr.,  te  Zaandijk. 

Mr.  E.  Huydecoper  van  Nigtevecht,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  J.  Huydecoper  van  Maarsseveen ,  te  Maarsseveen. 

F.  H.  G.  van  Iterson,  te  Leyden. 

K.  A.  J.  Baron  van  Ittersum ,  te  Brammen. 

H.  Q.  Janssen,  te  St.  Anna  ter  Muiden. 

Mr.  J.  C.  VV.  Le  Jeune,  te  Wageningen. 

Jhr.  Mr.  W.  G.  M.  de  Jonge  van  Ellemeet,  te  Oost-Kapelle. 

Mr.  W.  H.  Cost  Jordens,  te  Deventer. 

Dr.  H.  H.  Kemink ,  te  Utrecht. 

J.  M.  van  Kempen,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  J.  de  Bosch  Kemper,  te  Amsterdam. 

Jhr.  G.  P.  L.  van  Kinschot,  te  Assen. 

Jhr.  G.  L.  F.  van  Kinschot,  te  Arnhem. 

Dr.  F.  C.  Kist,  te  Utrecht. 

Mr.  J.  A.  Kluppel,  te  Alkmaar. 

Mr.  K.  J.  F.  G.  Kneppelhout  van  Sterken  burg,  te  Leyden. 

W.  J.  Knoop ,  te  Leeuwarden. 

Mr.  H.  J.  Koenen,  te  Amsterdam. 

Mr.  J.  S.  6.  Koning,  te  Wedde. 

G.  Kuyper  Hzn.,  te  Muiden. 
A.  van  Lee,  te  Amsterdam. 

J.  H.  van  Lennep,  te  Amsterdam. 

P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam. 

Jhr.  Mr.  J.  W.  van  Loon,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  Th.  Baron  van  Lynden  van  Sandenburg,  te  Utrecht. 

Mr.  W.  Baron  van  Lynden,  te  Nijmegen. 


Mr.  C.  van  Marie,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  J.  C.  Martens  vod  Sevenhovcn,  te  Utrecht. 

Mr.  6.  J.  de  Martini,  te  Amsterdam. 

Mr.  6.  A.  de  Meester,  te  Harderwijk. 

Mr.  A.  A.  J.  Meylink ,  te  's  Gravenhage. 

Br.  W.  Moll,  te  Amsterdam. 

P.  M.  Montijn,  te  Oude  water. 

C.  V.  E.  van  der  Bilt  la  Motte,  te  Oosterwijk. 

Mr.  P.  J.  van  der  Muelen  tot  Maarssenbroek ,   te  Utrecht. 

F.  Muller,  te  Amsterdam. 

F.  Nagtglas,  te  Middelburg. 

Mr.  L.  J.  Nepveu  tot  Ameyde,  te  Zwolle. 

P.  M.  Netscher,  te  's  Gravenhage. 

J.  W.  van  der  Noordaa,  te  Utrecht. 

Dr.  M.  J.  Noordewier,  te  Assen. 

J.  J.  F.  Noordziek ,  te  's  Gravenhage. 

J.  Noot,  te  Harderwijk. 

Mr.  N.  F.  van  Nooten ,  te  Utrecht. 

Mr.  Is.  An.  Nijhoff  Az.,  te  Arnhem. 

P.  Nijhoff,  te  Arnhem. 

Jhr.  Mr.  A.  A.  van  Oldenbarneveld ,   genaamd  Witte  Tul- 

lingh ,  te  Utrecht. 
Dr.  C.  G.  B.  Ontijd ,  te  Brammen. 
Dr.  J.  J.  van  Oosterzee,  te  Rotterdam. 
Jhr.  J.  Ortt  van  Schonauwen  ,  te  Utrecht. 
Mr.  B.  G.  A.  Pabst ,  te  Utrecht. 
Jhr.  Mr.  J.  M.  van  Pabst  van  Bingerden,  te  Nijmegen. 
Mr.  A.  A.  Wulfften  Palthe,  te  Oldenzaal. 
Jhr.  Mr.  M.  C.  Paspoort  van   Grijpskerke,   te  Middelburg. 

A.  Perk,  te  Hilversum. 

Mr.  A.  Philips,  te  Amsterdam. 
Jhr.  Mr.  W.  van  de  Poll,  te  Tiel. 

B.  de  Poorter,  te  Utrecht. 
Mr.  O.  van  Rees,  te  Utrecht. 

Mr.  W.  Siewertsz  van  Reesema ,  te  Rotterdam. 


12 


GENOOTSCHAPPEN, 

MET  WELKE    HET  HISTORISCH   GENOOTSCHAP   GEVESTIGD 
TE   UTRECHT  DOOR   RUILING   VAN  WERKEN    IN   BE- 
TREKKING  STAAT. 

Koninklijke  Akademie  Tan  Wetenschappen,  te  Amsterdam. 

Provinciaal  Genootschap  van  Runsten  en  Wetenschappen  in 
Noord-Brabant  ,  te  's  Hertogenbosch. 

Provinciaal  Utrechtsen  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten- 
schappen ,  te  Utrecht. 

Friesch  Genootschap  van  Geschied-,  Oudheid-  en  Taalkunde, 
te  Leeuwarden. 

Maatschappij  der  Nederlandsche  Letterkunde  te  Leiden. 

Geschied-  en  Oudheidkundig  Genootschap  te  Maastricht. 

Société  pour  la  recherche  et  la  conservation  des  monuments 
historiques  du  Grand-duché  de  Luxembourg,  te  Luxemburg. 

Bataviaasch  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen, 
te  Batavia. 

Indisch  Genootschap,  onder  de  zinspreuk:  Onderzoek  leidt 
tot  waarheid ,  te  's  Gravenhage. 

Académie  royale  des  Sciences,  des  Lettres  et  des  Beaux-arts 
de  Belgique,  te  Brussel. 

Académie  d' Archéologie  de  Belgique,  te  Antwerpen. 

Société  des  Gens  de  Lettres  belges,  te  Brussel. 

Société  Archéologique  de  Natnur,  te  Namen. 

Société  Scicntifique  et  Littéraire  du  Litnbourg,  te  Tongeren. 

Société  royale  des  Beax-arts  et  de  Littérature,  de  Gand. 

Institut  Archéologique  liégois,  te  Luik. 

Société  de  l'Histoire  et  des  Beaux-Arts  de  la  Flandre  mari- 
time  de  France,  te  Bergues. 

Der  Verein  für  Hamburgische  Geschichte,  te  Hamburg. 

Die  Oberlausitzische  Gesellschaft  der  Wissenschaften,  te 
Görlitz. 

Smithsonian  Institution,  te  Washington. 


13 
EAPPOBTEUBS. 

Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré,  voor  de  provinciën  Noord-Bra* 
bant,  Zeeland  en  Limburg. 

Dr.  S.  Karsten ,  voor  de  provinciën  Gelderland  en  Overijssel. 

Mr.  H.  Hooft  Graafland,  voor  de  provinciën  Noord*  en 
Zuid-Holland. 

Mr.  J.  A.  Grothe,  voor  de  provinciën  Friesland,  Groningen 
en  Drenthe. 

Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  voor  de  Oost-  en  West-Indi- 
ache  bezittingen. 

Dr.  S.  Kanten,  voor  de  Engelsche,  Fransche  en  Duitsche 
leden. 

Mr.  J.  I.  D.  Nepveu ,  voor  de  Belgische  en  Deensche  leden. 


COMMISSIEN. 

Commune  van  Redactie, 

Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 
Mr.  H.  Hooft  Graafland. 
Mr.  J.  A.  Grothe. 

Commissie  voor  de  Nederlandsehe  Kunstgeschiedenis. 

E.  F.  Georges. 
B.  de  Poorter. 
6.  Craeyvanger. 


Commissie  voor  de  Sphragistiek. 


Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré*. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer. 
Jhr.  J.  P.  Six  van  Hillegom. 
E.  F.  Georges. 


H 


10 


L.  H.  W.  van  Aylva  Baron  Rengers,  te  Maastricht. 

M.  Roest  Mz.t  te  Amsterdam. 

Mr.  H.  G.  Romer,  te  Utrecht. 

Dr.  R.  C.  H.  Romer,  te  Deil. 

Jhr.  W.  J.  A.  van  Romondt,  te  Zeist. 

Dr.  J.  A.  C.  Rovers,  te  Utrecht. 

Mr.  H.  Royaards,  te  Utrecht. 

C.  Baron  de  Salis,  te  's  Graven hage. 

Mr.  E.  A.  Sandbrink,  te  's  Gravenhage. 

J.  G.  de  Hoop  Scheffer,  te  Amsterdam. 

Dr.  P.  Schel  te  ma ,  te  Amsterdam. 

A.  D.  Schinkel ,  te  's  Graven  hage. 

Dr.  G.  D.  J.  Schotel ,  te  Tilburg. 

Mr.  J.  Schröder ,  te  's  Gravenhage. 

C.  D.  Schüller,  te  Amsterdam. 

Mr.  L.  C.  Hora  Siccama,  te  Utrecht. 

Jhr.  J.  P.  Six  van  Hillegom ,  te  Amsterdam. 

Jhr.  H.  Baerdt  van  Sminia,  te  Bergum. 

W.  B.  Stoof,  te  Utrecht. 

Mr.  G.  N.  de  Stoppelaar,  te  Middelburg. 

Mr.  J.  H.  de  Stoppelaar,  te  Middelburg. 

T.  D.  C.  Suermondt ,  te  Utrecht. 

Jhr.  D.  M.  van  Dusseldorp  de  Superville,  te  Middelburg. 

J.  Swart,  te  Amsterdam. 

Mr.  H.  J.  Swaving ,  te  Groenlo. 

Mr.  R.  W.  Tadama ,  te  Zutphen. 

Mr.  J.  J.  Teding  van  Berkhout,  te  Amsterdam. 

Mr.  P.  J.  Teding  van  Berkhout,  te  Amsterdam. 

Mr.  A.  Telting,  te  Franeker. 

Dr.  P.  H.  Tydeman ,  te  Tiel. 

Jhr.  W.  F.  Trip  van  Zoudtlandt ,  te  Uitwijk. 

Mr.  W.  R.  Baron  van  Tüyll  van  Serooskerken  van  Zuylen, 

te  Zuylen. 
Dr.  D.  J.  Veegens ,  te  Amsterdam. 
Mr.  M.  Verbrugge,  te  Middelburg. 


r 


n 


Mr.  P.  Verloren  van  Theniaat,  te  Utrecht. 

Dr.  P.  J.  Vermeulen,  te  Utrecht. 

Mr.  L.  6.  Vernée,  te  Haarlem. 

Dr.  T.  Verwayen ,  te  Maastricht. 

Dr.  P.  J.  Veth,  te  Amsterdam. 

F.  H.  de  Veye  de  Burine ,  te  Utrecht. 

Dr.  L.  G.  Viascher,  te  Utrecht. 

Dr.  N.  P.  Visscher,  te  Utrecht. 

Mr.  A.  B.  Visser,  te  Brielle. 

J.  P.  van  Visvliet,  te  Middelburg. 

Mr.  H.  Vcllenhoven,  te  's  Gravenhage. 

J.  J.  van  Vollenboven,  to  Utrecht. 

Mr.  J.  G.  Voorduin ,  te  's  Gravenhage. 

J.  J.  van  Voorst,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  W.  Vroede,  te  Utrecht. 

Dr.  A.  de  Vries,  te  Haarlem. 

Dr.  M.  de  Vries ,  te  Leyden. 

Dr.  A.  Vrolik,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  W.  F.  H.  Baron  van  Wasseneer  tot  Catw^jck,  te  Ben- 

nekom. 
Mr.  3.  de  Wind ,  te  Middelburg. 

A.  Winkler  Prins,  te  Veendam. 

B.  W.  Wttewaal,  te  Leyden. 

Jhr.  Mr.  L.  H.  van  Asch  van  Wyck,  te  Wyk  bij  Duurstede. 
Mr.  G.  A.  IJssel  de  Schepper,  te  Olst. 
J.  G.  Waldkirch  Ziepprecht ,  te  Leyden. 


12 


1 


GENOOTSCHAPPEN, 

MET   WELKE   HET  HISTORISCH    GENOOTSCHAP   GEVESTIGD 
TE   UTRECHT   DOOR   RUILING   VAN  WERKEN    IN    BE- 
TREKKING  STAAT. 

Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen,  ie  Amsterdam. 

Provinciaal  Genootschap  van  Runsten  en  Wetenschappen  in 
Noord-Brabant ,  te  's  Hertogenbosch. 

Provinciaal  Utrechtsen  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten- 
schappen ,  te  Utrecht. 

Friesch  Genootschap  van  Geschied-,  Oudheid-  en  Taalkunde, 
te  Leeuwarden. 

Maatschappij  der  Nederlandsche  Letterkunde  te  Leiden. 

Geschied-  en  Oudheidkundig  Genootschap  te  Maastricht. 

Société  pour  la  recherche  et  la  conservation  des  monumenU 
historiques  du  Grand-duché  de  Luxembourg,  te  Luxemburg. 

Bataviaasch  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen, 
te  Batavia. 

Indisch  Genootschap,  onder  de  zinspreuk:  Onderzoek  leidt 
tot  waarheid,  te  's  Gravenhage. 

Académie  royale  des  Sciences,  des  Lettres  et  des  Beaux-arts 
de  Belgique,  te  Brussel. 

Académie  d' Archeologie  de  Belgique,  te  Antwerpen. 

Société  des  Gens  de  Lettres  belges,  te  Brussel. 

Société  Archéologique  de  Namur,  te  Namen. 

Société  Scientifique  et  Littéraire  du  Lhnbourg,  te  Tongeren. 

Société  royale  des  Beax-arts  et  de  Littérature,  de  Gand. 

Institut  Archéologique  liégois,  te  Luik. 

Société  de  l'Histoire  et  des  Beaux-Arts  de  la  Flanel  re  mari- 
time  de  France,  te  Bergues. 

Der  Verein  fur  Hamburgische  Geschichte,  te  Hamburg. 

Die  Oberlausitzische  Geseilschaft  der  Wissenschaften ,  te 
Görlitz. 

Smithsonian  Institution,  te  Washington. 


13 
RAPPORTEURS. 

Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré*,  voor  de  provinciën  Noord-Bra- 
bant,  Zeeland  en  Limburg. 

Dr.  S.  Karaten,  voor  de  provinciën  Gelderland  en  Overijssel. 

Mr.  H.  Hooft  Oraafland,  voor  de  provinciën  Noord*  en 
Zuid-Holland. 

Mr.  J.  A.  Grothe,  voor  de  provinciën  Friesland,  Groningen 
en  Drenthe. 

Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  voor  de  Oost-  en  West-Indi- 
sche bezittingen. 

Dr.  S.  Karsten ,  voor  de  Engelsche ,  Fransche  en  Duitsche 
leden. 

Mr.  J.  I.  D.  Nepven ,  voor  de  Belgische  en  Deensche  leden. 


COMMISSIEN. 
Commissie  van  Bedactie. 


Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 
Mr.  H.  Hooft  Oraafland. 
Mr.  J.  A.  Grothe. 

Commissie  voor  de  Nederlandsche  Kunstgeschiedenis. 

E.  F.  Georges. 
B.  de  Poorter, 
ö.  Craeyvanger. 

Commissie  voor  de  Sphragistiek. 

Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer. 
Jhr.  J.  P.  Six  van  Hillegom. 
E.  F.  Georges. 


1 


~^1 


14 
Oommissie  voor  de  Nederlandsohe  Qeslackt-  en  JFapenkunde. 

Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré. 

Jhr.  J.  J.  de  Geer. 

Mr.  H.  HooR  Graafland. 

Mr.  £.  Huydecoper  van  Nigtcvecht. 

Commissie  voor  de  Nederlaudecke  Archeologie  en  middel* 
eeuwsche  Bouwkunde. 

Mr.  E.  N.  M.  Eyck  van  Zuylichem. 
B.  de  Poorter. 

Jhr.  J.  Ortt  van  Schonaawen. 
Mr.  J.  I.  1).  Nepvea. 

Commissie  voor  de  Nederlandsohe  Penningkunde. 

Jhr.  G.  A.  Rethaan  Macaré. 
F.  H.  de  Veye  de  Burioe. 
Dr.  G.  Munnicks  van  Cleeff. 

Commissie  betreffende  de  uitvinding  der  boekdrukkunst. 
Dr.  N.  P.  Visscher. 


1  Vergadering.    5  Jannsry  1IM. 

Btihoikeek.  —  Brief  van  Prins  Willem  I  aan  de  Regering  van 
Wijk  bjj  Duurstede,  1584.  —  Verraad  van  Deventer,  1587. 
—  Publicatie  van  Henricus  Slatius,  predikant  te  Bleisiojjk. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  den  Heer  P.  A.  Leupe ,  te  Amsterdam : 

Abel  Jaus*.  Tasman  en  Franchoys  Jaoobsz*  Visscher.  16 4&— 
1644.  —  Rapport  van  Van  Ooena  (1655).  (Medegedeeld  door 
P.  A.  Leupe  )  (Overgedrukt  nit  de  By  dr  apen  van  de  Taal-, 
Land-  en  Volkenkunde  van  Neérlandech  Indië,  Deel  IV,  bl.  128.) 

Dr,  Jóhannes  Pieter  Arend,  door  F.  A.  Leupe.  (Overge- 
drakt nit  de  Verhandelingen  en  Berigten  betrekkelijk  hei  Zeewe* 
ten  en  de  Zeevaartkunde ;  door  Jacob  Swart.  Jaargang  1865, 
N-.  4.) 

De  reizen  uaar  Oost-lndiën  in  de  119  eeuw,  door  F.  A.  Leupe. 
(Overgedrukt  als  voren.) 

Van  den  Heer  K.  Cbalon,  te  Brussel: 

Monuaies  de  métal  prétendument  produit  par  Ie»  procédés  occul- 
te* de  V alchimie;  par  Benier  Cbalon.  (Extrait  de  la  Revue  de 
la  numismatique  beige,  t.  V,  2°  série.)    Bruxelles,  1855. 

Le  Baron  de  Blanche  et  sa  monnaie  de  Schönau;  par  Benier 
Cbalon.  (Extrait  de  la  Revue  de  la  numismatique  beige,  t.  V, 
2e  se'rie.)    Bruxelles,  1855. 

Rapport  de  M.  Chalon  sur  un  depot  de  monnaies  du  XIIme 
«tó,  decouvert  è  Tillet,  prés  de  St.  Hubert.  Notice  de  M. 
1'abbe  Germain.  (Extrait  du  t.  XXII,  n\  10,  des  Bulletins 
de  f  Academie  royale  de  Belgique.) 

Van  den  Heer  Mr.  J.  I.  D.  Nepveu ,  te  Utrecht : 

Oddersehe  Volksalmanak  voor  1856. 


16 


In  ruiling  ontvangen : 

Van  de  Smithsonian  Institution,  te  Washington: 

Smithsonian  Contributions  io  Knowledge.  Washington.  Vol. 
I— VIL  1848—1855.  4*. 

Eight  annual  Report  of  the  Board  of  Regent*  of  the  Smithso- 
nian Institution.     Washington,  1854. 

Ninth  annual  Report  of  the  Board  of  Regents  of  the  Smühêo- 
nian  Institution.     Washington,  1855. 

Brief  van  Prins  Willem  1  aan  de  Begering  van  Wijk  ojj 
Duurstede,  1584.     Medegedeeld  door  Mr.  J.  A.  Grothe. 

De  toestand  des  vaderlands  was  met  den  aanvang  van  1584 
zeer  gevaarlijk.  Verraad  van  binnen  spande  zamen  met  den 
vijand  van  buiten.  De  Graaf  van  den  Bergh  *),  die  in  1581 
in  de  plaats  van  Jan  van  Nassau ,  maar  half  met  den  zin  van 
zijnen  schoonbroeder  den  Prins  van  Oranje  *)  tot  stadhouder 
van  Gelderland  was  benoemd,  werd  al  sedert  eenigen  tijd  ver- 
dacht naar  Spanje  over  te  hellen;  bij  zijne  arrestatie  echter  in 
November  1583  bleek  maar  al  te  duidelijk,  dat  hij  zich  ver- 
bonden had  Gelderland  aan  Parma  over  te  geven  en  Zutphen 
daartoe  als  sleutel  hem  in  handen  te  spelen.  Zijne  vervanging 
door  Adolf  van  Nieuwenaar  kon  het  gedreigde  gevaar  maar 
ten  deele  afwenden,  want  reeds  voor  zijne  afzettitig  was  op  12 
September  Zutphen  door  Parma's  veldoverste  Taxis  verrast.  Om 
de  deur,  die  door  de  bezetting  dezer  vesting  geopend  was, 
te  sluiten ,  had  men  aan  deze  zijde  der  rivier  eene  schans  op- 
geworpen ,  waardoor  de  Veluwe  vooreerst  gedekt  werd  *).   Door 

1)  Zie  de  Onuitgegeven  Berigten  over  den  afval  van  Graaf  Willem  va* 
den  Berg ,  door  Dr.  L.  J.  F.  Janssen ,  medegedeeld  uit  het  archief  der 
oude  Graven  Van  den  Berg  in  NyhoflTs  Bijdragen,  I,  49  en  Mr.  R.  W. 
Tadama,  Wittem,  Oraaf  van  den  Berg;  eene  bijdrage  tot  de  Geschiedenis 
van  den  tachtigjarig  en  oorlog.  Uit  oorspronkelijke  en  grootendeels  onbe- 
kende stukken  zamengesteld.  Zutphen,  1846.  8\  Ook  Groen  van  Prin- 
sterer,  Jrchives ,  VIII,  288. 

2)  Reyd,  II,  29.  Zie  ook  Kronijk  van  het  Historisch  Gezelschap,  V.  S38. 
8)  Zie  den   brief  van  Willem  I,   gegeven  te  Delft  3  Jaiy  1584,  in  de 

Kronijk  van  het  Historisch  Gezelschap,  V.  421. 


17 


den  hoogen  stand  der  rivier  was  men  echter  ia  December  ge- 
noodzaakt de  schans  te  ontruimen.  Vijf  en  twintig  vendelen 
voetvolks  met  700  ruiters  liepen  nu  weldra  de  Veluwe  af,  wend- 
den zich  naar  Overijssel  dat  uitgenomen  eenige  sterke  plaatsen 
voor  hen  openlag,  en  overstroomden  ook  Groningerland ,  waar 
qj  echter  het  hoofd  stieten  voor  de  sterke  in  het  voorgaande 
jaar  bij  Oterdum  aangelegde  schans.  Maar  al  te  teer  schijnt 
men  te  hebben  gevreesd  dat  de  vijand  na  den  overtogt  van  den 
IJssel  in  het  hart  des  lands  mogt  doordringen.  En  wel  was 
daartoe  reden,  want  reeds  den  8"»  Jan.  kwam  de  tijding  te 
Utrecht  dat  de  vijand  de  beide  huizen  te  Amerongen  vermees- 
tert bad  (Raadsdagei.  boek).  De  krachtige  maatregelen  van  den 
Prins  van  Oranje  *)  en  de  houding  van  Uohenlohe ,  die  eenigen 
tijd  later  *)  zelfs  Zutphen  en  den  daarover  liggenden  schans  be- 
naauwde,  mogten  met  de  dappere  verdediging  van  Oterdum, 
waardoor  ook  Vriesland  beveiligd  werd ,  het  gevaar  afweren. 

Onder  den  eersten  indruk  van  het  gevaar,  toeu  het  echter 
door  den  mislukten  aanval  op  Oterdum  *)  reeds  verminderd 
was,  schreef  de  Prins  onderstaanden  brief  aan  den  magistraat 
van  Wijk  bij  Duurstede,  aan  het  bezit  van  welke  plaats  men 
in  dien  tijd  uit  een  krijgskundig  oogpunt ,  als  voormuur  van 
Utrecht  een  groot  gewigt  schijnt  gehecht  te  hebben,  om  hun 
een  deel  van  dien  moed  en  die  vastberadenheid  medetedcelen , 
die  ook  in  de  meest  hagchelijke  omstandigheden  den  Prins 
nimmer  ontbrak. 

Eerentfeste,  eerzame,   wijze,  bezundere,  goede  vrienden. 
Wq  laten  n  te  gedencken   met   wat  droefheyt  wij  verstaen 

1)  Utrecht  werd  in  der  haast  versterkt,  het  Martha  gasthuis  buiten 
Wittevroawen  en  andere  huizen  die  voor  de  verdediging  belemmerend  wa- 
rm afgebroken,  geschut  gezonden  naar  Wjjk  en  Rhenen,  garnizoen  uit 
Amsterdam  naar  Utrecht  gelegd  en  Uohenlohe  door  den  Prins  afgevaar- 
digd om  de  noodige  maatregelen  van  tegenweer  te  nemen.   Raadsdagel.  bk. 

2)  Reeds  6  Feb.  leent  Utrecht  geschut  en  kogels  aan  Hohenlo  om  de 
ttbans  tegen  over  Zutphen  te  veroveren.    Raadsdagel.  boek. 

3)  12  Jan.  1584. 

XII.  J.  2 


18 


hebben  de  tijdinge  dat  den  vijandt  onlancx  zonde  de  Riviere 
gepasseert  ende  in  de  Veluwe  gevallen  zijn.  Daer  van  wij  te 
meer  verwondert  zijn  geweest,  midts  dat  wij  ons  wel  verzekert 
hadden,  dat  den  zelven  daer  toe  allen  beleth  zonde  zyn  ge- 
daen  geweest,  zoo  wij  allen  goede  ordre  gestel t  eode  geraden 
hadden.  Nyettemin  want  tzelve  gebeurt  is  zoo  subitelijck  ende 
zouder  dat  wij  alnoch  daer  van  tot  noch  toe  te  recht  onder- 
richt zijn ,  zoo  en  mach  men  daerom  nyet  verslaghen  zijn  noch 
den  moet  laten  sincken ,  maer  ter  contrarien  met  den  goeden 
borgheren  tzaraen  eenen  goeden  moet  ende  courage  nemen  tot 
wederstandt  van  den  vijandt.  Dewelke  op  u  luyden  nyet  en 
can  gewinnen  zoo  ghijluyden  tsamen  standtvastelijck  blijft  in 
goede  courage,  vromicheyt  ende  gemoet.  Te  min  dat  wij  nyet 
naerlaeten  en  zullen  nae  alle  onze  macht  ende  moghelicheyt 
ons  te  gebruycken  zoo  wij  jegenwoordelijck  geduerichlgck  doen 
om  zulcken  ordre  te  stellen ,  dat  wij  met  der  hulpe  Godts 
cortteling  den  vijandt  zullen  beletten  ende  middel  benemen  om 
u  luyden  ende  allen  den  anderen  steden  ende  plaetzen  uwen 
gebueren  eenighe  schade  oft  voirdere  beswaernisse  te  doen. 
Ende  ons  in  ai  les  tot  u  luyder  emsticheyt  ende  vromicheyt 
vertrouwende  bidden  Oodt,  Ëerentfeste,  eerzame,  wijze,  be- 
zundere,  u  luyden  te  houden  in  Zijne  heylighe  bescherminge. 
Vuyt  Delft  den  xvi»1  Januarij  1584. 

Die  Prince  van  Oraengien ,  Grave  van  Nassau  enz.,  Marquis 
vander  Veere  enz. 

U  L.  zeer  goede  vriendt, 
Guille  de  Nassau. 
Superscriptie. 

Den  edelen,  eerzamen,  wijzen,  onzen  lieven  bezunderen  goe- 
den vrienden ,  Borgemrn ,  schepenen  ende  Baedt  der  stadt 
Wijck  te  Duerstede. 

Verraad  van  Deventer,  1587.  Medegedeeld  door  Mr.  J.  A. 
Grotbe. 

Hadden  oneenigheden  met  de  Staten,  slechts  ten  halve  on- 


19 


der  hek  kleed  van  officiële  beleefdheid  verborgen,  Leycester  be- 
wogen  om  in  het  laatst  van  1586  eene  reize  naar  Engeland  te 
doen;  verre  was  het  er  af  dat  zijn  vertrek  tot  volkomen  be- 
vrediging mogt  bijdragen.  Voor  zijne  afreize  had  hij  op  24 
November  het  tijdelyk  bestuur  van  'slands  zaken  in  zijnen 
naam,  en  bepaaldelijk  ook  het  krijgsbeleid  aan  den  Baad  van 
State  opgedragen.  Hy  had  echter  ten  zelfden  dage  een  besluit 
genomen  waarbij  de  garnizoenen  der  Engelscue  troepen  werden 
bepaald  en  de  benoeming  of  afzetting  der  krijgsoversten  aan 
den  Baad  van  State  niet  dan  provisioneel  werd  toegestaan.  Dit 
besluit  eerst  na  zijn  vertrek  bekend  geworden,  werd  hem  wel- 
dra door  de  opvolgende  gebeurtenissen  ten  kwade  geduid  en 
op  't  ergste  uitgelegd,  ofschoon  het  zeer  twijfelachtig  voorkomt 
of  ook  zonder  die  restrictie  het  onheil  wel  had  kunnen  voor- 
komen worden. 

In  1586  had  Leycester,  half  tegen  den  wil  der  burgerij  en 
legering  eene  bezetting  van  1200  man  Ieren  in  Deventer  ge- 
legd om  deze  belangrijke  vesting  en  koopstad  te  beschermen 
tegen  eenen  overval  van  de  Spaansche  bezetting  van  Zutphen. 
Het  bevel  over  deze  woeste  benden  had  hij  opgedragen  aan 
eenen  Engelschen  edelman  Wil  Ham  Stanley,  die  Roomsch  ge- 
zind ,  vroeger  onder  Alva  tegen  het  vaderland  had  gediend  en 
boewei  later  overgekomen  echter  zeer  werd  gemistrouwd  en  zich 
dan  ook  te  Deventer  weldra  aan  de  Spaan schgezinden  had  aan- 
gesloten. De  in  den  loop  van  dat  jaar  heroverde  schans  voor 
Zutphen ,  voor  de  dekking  der  Veluwe  van  zoo  veel  belang , 
bad  hij  toevertrouwd  aan  zekeren  Boeland  Jorck,  die  beurte- 
lings beide  partijen  had  gediend,  maar  later  naar  Engeland  te- 
ruggekeerd ,  door  voorgewende  kennis  van  's  vijands  geheimen 
en  boog  opgeven  van  door  hem  te  bewijzen  diensten  zich  in 
I^ycesters  vertrouwen  had  weten  in  te  dringen.  Beide  waren 
den  Staten  verdacht ,  men  had  hen  niet  dan  zeer  ongaarne 
door  Leycester  tot  die  betrekkingen  benoemd  gezien:  toen  men 
nu  op  verzoek  der  Deventersche  regering  Stanley  wegens  ver- 
standhouding met  de  Spaanschen  wilde  verwijderen  of  onscha- 

2* 


20 


delijk  maken,  verspreidde  zich  weldra  de  mare  door  het  land 
dat  op  29  Januarij  Stanley  Deventer  aan  de  Spaanschen  had 
in  handen  gespeeld,  welk  voorbeeld  nog  ten  zelfden  dage  door 
Jorck  met  de  schans  op  de  Veluwe  gevolgd  was. 

» Het  innemen  van  dese  stadt  ende  schatitsche  heeft  niet  al- 
ileen  eene  groote  bedroeffenisse  ende  perplexiteyt  in  de  Ver- 
•  eenichde  Nederlanden  veroorsaeckt,  mner  oock  een  groot  mis- 
i  trouwen  over  de  ghehele  Engelsche  natie"  zegt  Bor  XXII.  20. 

Men  dacht  niet  anders  of  vele  plaatsen  die  Engelsche  be- 
zetting in  hadden  zouden  het  zelfde  overkomen,  ook  ontbrak 
het  niet  aan  pogingen  van  Taxis  om  de  andere  naburige  steden 
op  gelijke  wijze  te  winnen.  Niet  slechts  echter  voor  de  nabu- 
rige steden  was  men  beducht,  het  blijkt  toch  duidelijk  dat 
men  in  de  provincie  Utrecht  in  groote  ontsteltenis  en  zeer  op 
zijne  hoede  was. 

De  gouverneur  van  dat  gewest ,  de  graaf  van  Nieuwenaar , 
was  op  die  oogenblikken  in  den  Haag  en  zond  van  daar  brie- 
ven aan  de  sterke  plaatsen  onder  zijn  gebied.  Een  daarvan 
aan  den  magistraat  van  Wijk  bij  Duurstede  is  van  den  vol- 
genden inhoud  1). 

Adolff,  graeff  tot  Nuenar,  Moers  ende  Luneborch,  stadt- 
halder  etc. 

Eersame,  voorsienige,  lieve  besondere  ende  goede  vrienden. 
Wij  hebben  met  groote  bedroeffenisse  verstaen  het  schandtlick 
ouergeuen  der  stadt  Deventer  ende  schansse  voor  Zutphen, 
Ende  also  te  beduchten  is  dat  der  vijant  meer  aenslagen  op 
andere  plaetsen  werdt  hebben ,  Soe  hebben  wij  niet  konnen 
laten  u  luyden  sonderlinge  te  recommanderen  die  goede  toe* 
uersicht  uwer  stadt,  ten  eynde  ghij  die  wachten  soe  versorcht 
ende  versiet  dat  des  vijants  practijcken,  (soe  hij  eenige  daer 
op  moechte  hebben)  mogen  voorgekomen  werden.  Ende  on9 
tot  uwe  getrouwe  ende  neersticheyt  verlatende,    bevelen  wij  o 

1)  Wjjk  had  eene  kleine  Engelsche  bezetting.    Bor  XXI.  F  76. 


J 


n 


hiermede  de  Heere.     Wt  Sgravenhage  den  21"  January  1587 
stilo  veten. 

Uwe  geneigter  freundt, 
Adolfp,  Graff  zu  Neuwenar. 
Superscriptie. 
Den  eersamen   ende    voiraichtige  onsen  lieuen,    besonderen 
ende  goede   vrienden ,   Burgemrn ,    schepenen  ende  Baedt  der 
atadt  Wijck.     OUo. 

Het  raads  dagelqksche  boek  geeft  in  korte  aanteekeningen 
te  kennen  dat  men  ook  te  Utrecht  niet  geheel  «onder  zorg  was. 
De  tijding  Tan  het  verraad  komt  31  Januarij  te  Utrecht ,  de 
raad  vergadert  terstond:  men  verleent  assistentie  in  geschat  en 
amanitie  aan  Amersfoort  welks  burgemeester  ter  vergadering 
wordt  toegelaten :  men  komt  nu  dagelijks  te  zamen ,  meerdere 
brieven  komen  in  van  Nieuwenaar  i),  men  besluit  voor  overval 
of  verraad  bedncht,  de  sloten  der  bolwerken  te  verhangen, 
doet  klokken  koopen  om  op  of  bij  de  poorten  te  stellen  en 
treedt  met  Norrits  in  overleg  over  de  bewaring  der  stad. 

Bij  de  Staten  van  Holland  en  de  algemeene  Staten  was,  het 
behoeft  wel  geen  betoog,  het  gepleegde  verraad  niet  dienstig 
om  het  vertrouwen  op  Leycester  te  vermeerderen;  men  nam 
maatregelen  die  later  door  sommigen  werden  uitgelegd  als  in 
prejudicie  van  de  autoriteit  van  Leycester,  en  dit  was  voorzig- 
tig,  maar  minder  goed  was  het  dat  men  over  de  zaak  scherpe 
brieven  vol  verwaten  zond  aan  Leycester  en  aan  de  koningin. 
Waar  de  Staten  zoo  voorgingen  is  het  niet  te  verwonderen  dat 
de  burgerij  volgde  en  dat  de  Raad  van  State  een  placcaat  moest 
doen  uitgaan  tegen  de  pertubateurs  die  zich  niet  ontzagen  de 
gebeele  Engelsche  natie  te  lasteren  en  in  het  bijzonder  Elisa- 
beth  en  Leycester,  als  of  zij  met  voordacht  die  twee  plaatsen 
den  vijand  hadden  in  handen  gespeeld  om  zoo  doende  het 
rolk  tegen  de  Engelschen  op  te  zetten :  een  placcaat  tegen 
welks  publicatie  de  Staten  van  Holland  zich  hebben  verzet  op 

1)  Ze  xfjn  niet  meer  op  het  stedeHjk  archief. 


grond  dat  het  niet  op  naam  van  Leycester  of  van  de  alge- 
mecne  Staten  maar  op  dien  van  den  Raad  van  State  was  ge- 
drukt i). 

Leycester  schijnt  intusschen  het  zelf  raadzaam  geoordeeld  te 
hebben  niet  gansch  stil  te  zitten  en  het  was  op  zijne  uitdruk- 
keiijken  last  dat  de  Baad  van  State  een  schrijven  deed  uitgaan 
aan  de  plaatsen  die  Engelsche  bezetting  in  hadden  om  hen 
aantemanen  tot  goed  toezigt  op  alle  aanslagen  des  vijands,  en 
daartoe  tot  eensgezindheid  tusschen  burgerij  en  garnizoen.  De 
brief  gezonden  aan  den  Magistraat  van  Wijk,  in  mijn  bezit,  is 
van  den  volgenden  inhoud. 

Bobert,   Grave  van  Leycester  etc.,  Gouverneur  ende  Ca- 
piteyn  General  etc. 

Eersame,  lieve,  besondere.  Wij  hebben  tot  onsen  groot  leet- 
weesen  verstaen  hoe  schandelick  de  goede  stadt  Deventer  door 
'tverstant  van  colonel  Stanly  den  viandt  is  ouergeleuert  waer- 
van  wij  niet  en  twijfelen  off  u  Heden  en  hebt  daervan  met 
ons  de  droevige  nieumaren  dan  alsoe  tzelve  niet  en  behoirt 
te  strecken  tot  alienatie  van  u  lieder  affectie  ofte  vermindering© 
van  uwe  goeden  moet  bij  u  lieden  tot  noch  toe  soe  getrouwe* 
lick  tot  bescherininge  van  uwe  stadt  bethoont,  maer  veel  eer 
tot  een  waerschouwinge  om  u  lieder  goede  ende  vrome  stadt 
tegens  alle  listighe  ende  valsche  aenslagen  van  den  viandt  te 
bewaren  ende  tot  dyen  eynde  te  houden  goede  wacht  ende 
scharpe  toesicbt  ook  alle  goede  correspondentie  ende  eenicheyt 
met  den  soldaten  garnisoen  houdende  binnen  uwe  stede,  omme 
alle  vorder  inbreek  van  den  viandt  te  verhinderen. 

Tot  welcken  eynde  wij  u  lieden  deesen  hebben  affgevaerdicht 
u  daer  beneffens  verseeckerende  alle  hulp  ende  getrouwe  bij- 
stant  te  doen  ons  mogelick  sijnde  in  alle  tgundt  u  lieden  van 
noode  soude  mogen  wesen  ....  van  victuaillen,  ammunitien 
van  oirloge  garnisoenen  ende  anderssins,  als  ghijlieden  selffs  tot 

1)  Bor  XXII.  f°  28.     - 


23 


defentie  van  U  L.  goede   stadt   ende    vrome  Ingesetenen  van 
dien  aait  versoncken  ende  begeeren. 

Oock  niet  twijfelende  off  Hare  Ma1,  syende  de  goede  ende 
getrouwe  offitien  die  ghijlieden  fungeren  suli  ende  eedtshalven 
sehuldich  aijt  te  gebruycken  en  aal  niet  laeten  opt  alderspoe- 
dichste  hare  hulp  aoe  tot  onswaerta  te  keeren  als  tot  de  ge* 
heeJe  defentie  deser  landen  noodich  aal  sijn. 

Mier  en  tassehen  en  sult  om  het  ongeluck  van  een  plaetse 
ende  die  valsche  ontrouwicheyt  van  eenen  persoon  U  niet  laten 
moveren  tot  versmadinge  van  den  goeden  die  de  saecke  van 
herten  meynen  ende  rait  U  de  selve  kantae  loopen.  Godt  de 
Heere  die  dese  landen  in  grooter  nooden  ende  meerder  extre- 
miteyt,  jae  ten  vnytersten  toe  bijna  gebracht  aijnde,  geholpen 
heeft,  leeft  noch  ende  can  syne  cracht  toonen  als  des  men- 
schen  middelen  failleren.  Laet  ons  dan  bewijzen  op  Hem  te 
betrouwen  aonder  twijffelen  ende  sal  ons  daerna  geschyeden. 

Hiermede  eersame,  Lieve,  beeondere,  U  lieden  den  Heer 
Almaehtich  beveelende  die  U  behoede  in  aijn  heylige  protectie. 

Yuyt  's  Gravenhaghe  den  im  Februarg,  1587,  de  Meetkerke. 
Deur  expresse  ende  speciale  aucthoriaatie  van  z\jn  Excie. 
Maürtcb  db  Nassau  Th.  Wilkes. 
Lager  stond:  Gjlpin. 
Superscriptie. 

Eersamen,  onsen  lieven  ende  besonderen,  den  Burgemrn 
ende  regierdere  der  stadt  Wyck. 

Had  de  Raad  van  State  tegen  alle  onjuiste  gevolgtrekkingen 
en  onware  beschuldigingen  gewaarschuwd  op  het  bedoelde  ver- 
raad gegrond,  niet  te  verwonderen  is  het  dat,  zoo  ergens,  Ley- 
cester  ondersteuning  vond  by  den  Utrechtschen  raad  aan  wier 
hoofd  Prouninck  stond.  Men  wist  daar  onderscheid  te  maken 
tuuchen  het  verraad  van  enkelen  en  de  geheele  Engelsche  natie. 

De  Baad  consenteert  op  2  Februari)  (O.  S.)  ïdat  men  in 
•druck  vuyt  sal  laten  gaen  een  verantwoirdinge  voir  de  En- 
igelsche  heren  eude  natie,  te  weten  dat  denselven  nyet  te  laste 


24 


»te  leggen  en  is  'tverraet  van  Deventer  en  de  schaatsene  van 
tSuiphen"  *).  De  bewerker  van  dat  raadsbesluit  was  waar* 
schijnlijk  Prouninck  en  de  corte  erinneringhe  ende  waencAou- 
toinghê  etc.  van  zijne  hand  was  daarvan  het  uitvloeisel  *). 

Nog  wensch  ik  onderstaanden  brief  van  Norrits,  omtrent 
dezelfde  aangelegenheid  mede  te  deelen,  waaruit  men  mag  op- 
maken, dat  het  niet  ontbroken  heeft  aan  hen  die  gaarne,  met 
welke  bedoelingen  dan  ook,  verdenking  tegen  de  Engelschen 
zagen  ontstaan  en  waarin  Norrits  zijne  goede  gezindheid  boven 
alle  verdenking  verheft. 

Eerntfeste,    wijse,   manhafte,   discrete,   bezundere  goede 
vrienden. 

Alzoe  wij  genoechsaem  versekert  sijn  datter  eenighe  quade 
geesten  bij  den  vijandt  toegemaeckt  wordden  om  din woonden 
van  dese  landen  te  impresseren  eene  jalousie  ouer  dengelssche 
soldaten,  overmits  de  traditie  van  de  stadt  Deuenter  ende  foort 
van  Satphen.  Soe  is  hiermede  ons  jonstich  versueckt  dat  U 
E.  sulcke  persuasien  nyet  ten  geloouen,  want  zij  anderssins 
nyet  en  engendreren  dan  confusie  ende  andere  deplorable  on- 
gemacken.  Maer  ter  contrarien  vast  betrauwen  dat  Haere  Ma- 
jesteyt  van  Engelandt  eer  corts  eene  vruchtbaere  resolutie  zal 
overseynden  naer  exigencie  van  dese  tegen  woord  ighe  occurren- 
tie.  Alzoe  wij  ten  selven  eynde  zeer  oytmoedich  ende  vlietich 
gescreuen  hebben.  Ende  soe  verre  de  compaignie  van  capiteyn 
Wilsson  haer  debuoir  nyet  wel  en  doet  oft  bij  U  E.  in  eeuiger 
manieren  suspect  gehouden  wordt:  Tselve  ouersorijvende ,  sul- 

1)  Raadsdag.  boek;  Bor  twijfelt  das  te  onregte  aan  de  waarheid  van 
het  -met  content  vanden  Rade  der  stadt  JJtreck?'  op  de  * corte  errume* 
ringhe**  gedrakt. 

2)  Te  vinden  by  Bor  XXII.  f°  22.  Behalve  de  Corte  erinneringhe 
die  ook  afzonderlijk  verscheen  te  Utrecht  1587  4°,  heeft  men  over  dit 
verraad  nog:  6.  Alain,  Epistola  de  civitaie  Daventriensi ,  reddita  suo 
legitimo  regi,  per  illusfrem  virum  Ouilielmum  Stanlaeum.  Craeovie  15B8. 
12°.  —  Seditious  plots,  eaneerning  the  delivering  up  of  Deventer  to  the 
Ki*g  of  Spain,  eonfuted  by  6.  D.  London  1588.  4°.  Zie  over  dese 
geschriften  Paquot,  Histoire  littéraire  etc.  des  Pays  Bas.  XVIII.  p.  80. 


25 


len  de  handt  aen  houden  om  derwarts  te  procureeren  eene 
duytsche  compaignie :  maer  begeren  sij  dezelne  te  houden  con- 
formeren ons  met  U  E.  goet  duneken.  fiouen  al  bidden  de 
ooghe  int  zeyl  te  houden  om  te  wederstaen  ende  tappreheode- 
deren  de  ghene  bevonden  sullen  worden  discipulen  ende  in- 
strumenten van  den  vijandt  te  wesen.  Dwelck  verhoepende 
recommanderen  U  E. 

Eerntfeste,  wijse,  manhafte,  discrete  beznndere  goede  vrien- 
den inde  protectie  van  den  Almogenden  Heere. 
Van  Utrecht  den  v«  Februarij  1587. 

U  E.  goetjonstich  vriend  t, 
Ten  dienste  bereet, 
J.  N0EEIG8. 
Superscriptie. 
Eernetfeste,   wijse,    manhafte,    vroome,   zeer  voersienighe , 
onze  beznndere  goede  vrienden ,  Borgemeesters  ende  Schepenen 
der  stede  Wijek.     Cito,  cito,  ciéoy  cito,  cito. 

Wel  laat  het  zich  verklaren  dat  Leycester,  die  in  vele  op- 
zigten  door  de  Staten  werd  gedwarsboomd,  althans  daar  zich 
van  hunnen  invloed  wilde  vrij  houden  waar  het  hoog  beleid 
hem  moeijelijk  kon  worden  betwist.  Te  betreuren  is  het  echter 
dat  hij  door  die  tegenkantingen  verbitterd  ook  voor  der  Staten 
stem  doof  was  als  zij  hem  te  regt  voor  sommige  personen  waar- 
schuwden. In  min  gelukkige  keuzen  van  hen  aan  wien  hij  zijn 
vertrouwen  schonk ,  in  gebrek  aan  menschenkennis ,  eene  deugd 
in  tijden  als  die  Leycester  beleefde ,  vooral  zoo  onontbeerlijk 
▼oor  den  regent  en  veldheer,  moet  de  grond  gezocht  worden 
van  vele  moeijelijkheden  door  hem  hier  te  lande  ondervonden. 

Met  hoe  veel  regt  intusschen  het  verraad  van  Deventer  door 
Bor,  Hooft  en  anderen  op  hun  voetspoor  wordt  toegeschreven 
aan  de  magteloosheid  van  den  Baad  van  State  wien  Leycester 
door  zijn  geheim  bcrigtschrift  de  handen  gebonden  had,  moge 
blijken  uit  hetgeen  Bor  zelf  omtrent  deze  zaak  verhaalt  1). 

1)  Boek  XXII.  f°  19. 


26 


Op  14  Januarij  komt  er  eene  deputatie  van  den  magistraat 
van  Deventer  in  de  vergadering  der  Staten  van  Holland  om 
te  klagen  over  de  verstandhouding  van  Stanley  met  den  vijand. 
J)e  Staten  dragen  de  zaak  op  aan  den  Raad  van  State.  Deze 
neemt  maatregelen  om  de  bezwaren  uit  den  weg  te  ruimen  en 
zendt  zijne  bevelen  aan  Stanley  en  Yorck.  Zij  beweren  echter 
dat  Leycester  en  niet  de  Baad  van  State  over  hen  te  gebieden 
heeft.  Nu  komt  eerst  de  restrictie  voor  den  dag  van  wier  be- 
staan men  tot  nu  toe  onkundig  was  1)  en  waardoor  niet  mag 
geinnoveerd  worden  in  het  stuk  van  de  gouvernementen,  ten 
ware  met  voorkennis  van  Z.  Ex.  De  Baad  van  State  draagt 
aan  Norrits  op  om  Deventer  te  verrassen  of  door  meerder  en 
beter  garnizoen  Stanley  onschadelijk  te  maken ,  maar  herroept 
daarna  dien  last;  iets  waaraan  Norrits  de  volvoering  en  het 
gelukken  van  het  verraad  toeschrijft  (Bor  XXII  fol.  24  verso). 
Stanley  die  intusschen  van  de  zaak  lucht  schijnt  gekregen  te 
hebben  levert  de  stad  den  29cn  Januarij  aan  Taxis.  Tusschen 
de  indiening  van  het  verzoek  en  hei  verraad  liggen  slechts  15 
dagen :  wat  al  verzenden ,  schrijven  en  weder  schrijven  in  dit 
tijdsbestek,  en  bij  slechte  middelen  van  gemeenschap.  Ik  meen 
te  mogen  beweren  dat  Deventer  alleen  ware  te  redden  geweest 
door  eenen  snellen  overval  van  Norrits  en  dat  Stanley,  die  de  zaak 
met  Taxis  reeds  lang  eens  was,  zich  door  het  al  of  niet  bestaan 
der  restrictie  daarvan  niet  zoude  hebben  laten  terug  houden. 

Publicatie  van  Henricus  Slatius,  Predikant  te  Bleiswijk. 

De  Heer  Dr.  N.  Beets  brengt  ter  tafel  een  zeer  zeldzaam, 
misschien  eenig  exemplaar  eener  Publicatie  van  Henricus  Sla- 
tius,  predikant  te  B  leis  wijk,  op  den  28en  Mei  1617  aangesla- 
gen geweest  en  tot  opschrift  voerende:  Gkclickenmen  vandc 
Predestinatie  ende  voorzienigheydt  Godts  int  quade. 

1)  Hoe  kan  men  zich  nu  ook  op  deze  restrictie  beroepen  als  beletsel 
om  het  slot  van  Wouw  tegen  het  verraad  in  December  aldaar  gepleegd 
te  redden! 


J 


27 


2  Vergadering.     19  Januar^  1866. 

Bibliotheek.  —  Tweejarig  overzigt  van  den  toestand  de»  Genoot- 
tchaps.  —  Overeenkomst  van  Johan  van  Wiltenhorst  en  Eiber- 
tut  Leomnus  met  de  gedeputeerden  van  de  regementen  van  den 
Graaf  van  Bossu.  —  Verslag  omtrent  een  geschrift  van  Een- 
drik  van  Bommel.  —  Inventaris  des  boedel»  van  Frederik  Schenk 
tan  Tauienburg. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen  : 
Van  den  Heer  F.  A.  Ebbinge  Wubben,  te  Staphorst: 
Stedelyie  Munt  van  Hasselt.     Door  F.  A.  Ebbinge  Wubben. 
(Overgedrukt  uit  den  Overjjsselsche  Volksalmanak.) 

Tweejarig  overzigt  van  den  toeeland  van  het  Historisch  Ge- 
nootschap.  De  Voorzitter  het  woord  nemende,  zegt  daarom- 
trent hoofdzakelijk  het  volgende: 

In  de  eerste  plaats  behoor  ik  melding  te  maken  van  de  af- 
treding van  den  geachten  Voorzitter,  den  Heer  Jhr.  Mr.  A. 
M.  G.  van  Aech  van  Wyck,  een  der  oudste  leden  en  medeop- 
rigter  des  Genootschaps,  hetwelk  zoo  veel  aan  hem  verpligt  is, 
niet  alleen  met  betrekking  tot  de  uitgegeven  werken ,  maar  ook 
ten  opzigte  der  veertiendaagsche  bijeenkomsten.  De  Heer  van 
Asch  van  Wyck  toch,  wien  de  bezorging  der  drukwerken  op 
den  duur  te  veel  tijd  nam  ,  naar  eenige  meerdere  rust  verlan- 
gende, is  thans  niet  alleen  als  Voorzitter,  maar  ook  als  lid 
des  Bestnurs  afgetreden.  Men  heeft  gemeend  in  zijn  besluit, 
schriftelijk  aan  het  Bestuur  kenbaar  gemaakt,  te  moeten  berus- 
ten, ofschoon  wij  allen,  en  zeker  alle  leden  des  Genootschaps 
een  diep  leedwezen  over  dit  besluit  gevoelen ,  overtuigd  als  wij 
zijn,  hoe  veel  wij  aan  de  kennis  en  den  ijver  van  dat  voor  het 
Genootschap  zoo  verdienstelijk  lid  verliezen.  Ten  gevolge  dier 
aftreding  is  het  Bestuur  niet  vermeerderd,  daar  het  volgens  art. 
16  der  Wet,  behalve  den  Honorairen  Voorzitter,  uit  zeven  leden 
behoort  te  bestaan;  b\j  de  vereeniging  met  bet  Oudheidkundig 


28 


Gezelschap  werd  het  slechts  tijdelijk  op  acht  leden  gebragt ').  Er 
heeft  echter  eene  nieuwe  verdeeling  van  werkzaamheden  moeten 
plaats  hebben.  My  is  de  eer  te  beurt  gevallen  tot  eersten  Voor- 
zitter benoemd  te  worden.  De  Heer  Dr.  S.  Karaten  is  tot  tweeden 
Voorzitter  gekozen.  De  Commissie  van  redactie,  belast  met  de 
keuze  en  bezorging  der  uit  te  geven  werken,  bestaat  thans  ne- 
vens mij  uit  de  Heeren  Mr.  H.  Hooft  Graafland  en  Mr.  J.  A. 
Grothe.  De  Heer  Karsten  is  Rapporteur  geworden  voor  de 
provinciën  Gelderland  en  Overijssel.  Nadat  ook  de  Heer  Hooft 
Graafland  verzocht  had  niet  langer  belast  te  blijven  met  de 
commissie  ter  zake  van  de  uitvinding  der  boekdrukkunst,  heeft 
de  Heer  Dr.  N.  P.  Visscher  die  taak  welwillend  op  zich  ge- 
nomen, waardoor  op  nieuw  voldaan  is  geworden  aan  de  voor- 
waarde, door  den  Heer  Mr.  H.  J.  Koenen  aan  zijn  geschenk 
van  het  exemplaar  der  beroemde  Keulsche  Kronyk  van  1499 
verbonden. 

Het  laatste  tweejarig  Overzigt,  voorkomende  in  de  Kronijk  van 
1854,  tot  leiddraad  nemende,  kan  ik  hier  mededeelen,  dat  het 
Genootschap  sedert  de  maand  September  1853  in  het  gebouw 
genaamd  het  Keizerrijk  vergadert,  alwaar  de  stedelijke  Regering 
het  tegenwoordige  doelmatige  lokaal  goedgunstig  tot  dat  einde 
heeft  willen  afstaan.  In  1854  zijn  vier  leden  tian  het  Genootschap 
door  den  dood  ontvallen1);  in  1855  had  het  Genootschap  het 
verlies  te  betreuren  van  de  Heeren  C.  Weggeman  Guldemont, 
te  Ouderkerk  aan  den  IJssel  (f  13  Mei),  Mr.  A.  Moens  van 
Bloois,  te  Zierikzee  (f  15  Februari]),  Dr.  A.  des  Amorie  van 
der  Hoeven,  te  Amsterdam  (f  30  Julij),  Dr.  J.  P.  Arend, 
te  Amsterdam  (f  5  October),  allen  gewone  leden  des  Genoot- 
schaps,  benevens  van  den  Heer  Dr.  J.  G.  Flügel,  te  Leipzig, 
Consul  der  Vereen igde  Staten  van  Noord- Amerika  en  Agent 
der  Smithsonian  Institution  te  Washington  en  honorair  lid  des 
Genootschaps,  die  op  den  24™  Junij  1855  overleed.  De  Heer 
Flügel  is  als  Agent  der  Smithsonian  Institution  opgevolgd  door 

1)  Zie  Kronijk  1854,  bl.  16. 

2)  Zie  Kronijk  1855,  bl.  14. 


29 


zijnen  zoon  den  Heer  Dr.  F.  Flügel,  te  Leipzig,  roet  wieo  wij 
tegenwoordig  als  zoodanig  in  betrekking  staan.  Op  den  31*» 
December  1854  bedroeg  het  getal  der  honoraire  leden  50;  dat 
der  gewone  leden  200.  Door  de  benoeming  der  Heeren  Dr. 
A.  Borgnet ,  te  Luik,  en  Dr.  L.  J.  F.  J.mssen ,  te  Leyden , 
waren  er  op  1  April  1855,  52  honoraire  leden,  terwijl  het 
getal  der  gewone  leden  op  dat  tijdstip  209  bedroeg,  ten  ge- 
volge der  nieuwe  benoemingen,  die  zoo  in  de  Kronjjk  van  1855 
als  op  de  daarvoor  geplaatste  Naamlijst  vermeld  zyn.  Op  81 
December  j.1.  waren  er  198  gewone  leden. 

De  vergaderingen  zijn  geregeld  gehouden  en  werden  steeds 
druk  door  de  leden  bezocht.  Ik  hoop  dat  dit  zal  blyveu  voort- 
duren en  beveel  onze  vergaderingen  in  de  belangstelling  van 
de  leden  aan.  Slechts  dan  wanneer  er  veel  stukken  ter  tafel 
gebragt  of  toegezonden  worden ,  kan  de  bloei  des  Genootschaps 
duurzaam  zyn  en  de  uitgave  der  werken  geregeld  worden  voort- 
gezet. De  Kronjjk  van  1853  en  1854  verschenen  reeds  voor 
lang  in  het  licht;  die  van  1855  zal  weldra  voltooid  zijn.  Zoo 
deze  laatste  jaargang  kleiner  van  omvang  is,  de  belangrijkheid 
der  bijdragen  en  stukken  moge  het  minder  aantal  bladen  ver- 
goeden. De  Berigten  werden  het  laatst  in  1853  uitgegeven, 
maar  zullen,  zoo  wij  hopen,  spoedig  worden  vervolgd.  Het 
slot  van  den  Codex  dvpUmaticue ,  derde  deel,  1*  af  deeling,  zal 
binnen  kort  worden  verzonden.  De  2e  afdeeling  zal  dus  moe* 
ten  volgen  even  als  het  2°  stuk  van  het  vyfde  deel  der  Berig- 
ten. De  ruiling  onzer  werken  tegen  die  van  andere  Genoot- 
scheppen is  in  den  laatsten  tijd  zeer  uitgebreid.  Na  de  tot 
stand  gekomen  ruilingen  in  de  Kronjjk  van  1854  vermeld,  zijn 
er  betrekkingen  aangeknoopt  met  het  Bataviaasch  Genootschap 
van  Kunsten  en  Wetenschappen  te  Batavia,  met  het  Provin- 
ciaal Utrechtsen  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen 
te  Utrecht,  met  het  Indisch  Genootschap  onder  de  zinspreuk: 
Onderzoek  leidt  tot  waarheid ,  te  's  Gravenhage ,  met  die  Ober- 
lausitzische  Gesellschaft  der  Wissenschaften  te  Görlitz  en  met 
de  Smithsonian  lnstitution  te  Washington. 


30 


Het  Genootschap  ontvangt  ook  by  voortduring  aangename 
blijken  van  belangstelling  door  velerlei  boekgeschenken,  die  na 
aan  de  leden  der  Oudheidkundige  sectie  ter  lezing  gezonden  te 
zijn,  in  onze  blibliotheek  worden  geplaatst. 

Dit  zij  genoeg  omtrent  den  algemeenen  toestand  des  Genoot- 
schaps,  over  welks  bloei  wij  ons  kunnen  verheugen.  Ik  eindig 
met  den  wensch,  dat  die  bloei  meer  en  meer  moge  toenemen 
en  vermeerderen. 

Overeenkomt  van  Jókan  van  Wittenhont  en  Elbertut  Leoninn 
mei  de  gedeputeerden  van  de  regementen  van  den  Graaf  van  Bom. 
Medegedeeld  door  Mr.  J.  A.  Grothe. 

Toen  in  1576  na  den  dood  van  Bequesens  de  Spaansche 
soldaten  van  alle  banden  zich  ontslaande,  het  land  afliepen 
brandschattende  en  moordende,  waren  de  Staten  er  op  uit  om 
aan  het  bij  de  pacificatie  van  Gend  aangenomen  en  straks  by 
de  Unie  van  Brussel  bevestigd  beginsel,  verwijdering  der 
Spaansche  troepen ,  kracht  bij  te  zetten  door  aan  zich  te  ver- 
binden de  stadhouders  der  gewesten  en  de  krijgsoversten  in 
'skoniogs  dienst.  Men  schijnt  eenigzins  verlegen  te  zijn  ge- 
weest hoe  te  handelen  met  Gillis  van  Barlaimont,  heer  van 
Hierges,  den  graaf  van  Megen  en  anderen  als  getrouwe  die- 
naren van  den  Spaanschen  koning  bekend.  Bondam  l)  heeft 
ons  het  advies  van  den  prins  van  Oranje  geschonken,  strek- 
kende om  hen  met  zachtheid  en  onder  zekere  voorwaarden  te 
winnen,  benevens  andere  belangrijke  stukken  op  deze  zaak  be- 
trekkelijk. In  gevolge  's  Prinsen  advies  werd  Elbertns  Leoninus 
door  de  Algemeene  Staten  te  Brussel  vergaderd  17  Nov.,  ge- 
committeerd *)  om  deze  onderhandelingen  te  voeren ,  mede  over 
de  betaling  der  achterstallige  soldij  van  de  regementen  van 
Hierges ,  Bossu  en  Megen.  Bij  van  Hasselt ')  komt  eene  ra- 
tificatie voor  van  20  Januarij  1577,  der  door  Johan  van  Wit- 

1)  Onuitgeg.  et.  I,  p.  101  seqq. 

2)  Zie  zijoe  instructie  bij  Bondam,  I.  p.  158. 

3)  Stukken  voor  de  Vad.  Gesch.  III.  p.  147. 


31 


teahorst1)  en  Leoninus*)  gemaakte  overeenkomst.  Dit  stuk 
ootvangt  licht  en  de  gaping  wordt  aangevuld  door  onderstaande 
overeenkomst  van  6  December  1576. 

AIsso  de  Staten  van  herwerts  ouere  geunieert  sijn  ,  ende 
de  wapenen  genomen  hebben  tegens  de  gemutineerde  Spangiar* 
den,  naer  dyen  sie  bij  den  heren  geoommitterden  tot  den  gou- 
veroemente  vanden  landen  van  herrewerts  ouere  yerclaert  waren 
rebellen  van  sijoe  Ma*,  und  landen ,  ende  dat  die  Gouverneu- 
ren,  Heren  ende  Capiteynen  met  heur  chrijgesvolck  voor  tmeis- 
tendell  sich  gevuecht  hadden  met  den  vorsz.  Staten,  ende  dat 
dyen  volgende  sekere  onderhandeling©  geschiet  was  tusschen 
dye  vorsz.  Staten,  ende  etlicke  hopluiden  ende  capnea.  van  Ne- 
derlantsche  Duitsche  knechten,  wesende  onder  die  regimenten 
van  wolgeboren  granen  van  Bqssu,  Megen  ende  vrijhere  van 
Herges,  angande  die  toeuoginge  ende  associatie  van  vorsz.  re- 
gimenten. Szo  yst  dat  wij  Johan  van  Wittenhorst ,  here  van 
Horst  ende  gouverneur  tot  Venlo  ende  Elbertus  Leoninus,  doc- 
teor  yn  beyden  rechten,  vuyt  crachte  van  last  ende  commissie 
ons  by  den  generale  Staten  van  herwarts  ouere  gegeven  verga* 
dert  wesende  yn  dey  stadt  van  Benen  mit  die  gedeputerden 
vande  vorsz.  regimenten,  in  presentie  van  den  wolgemelte  vrij- 
here  Herges,  ende  den  here  van  Grevenbroeck ,  den  vorsz.  ge- 
deputerden gepresentert  hebben  in  name  und  van  wegen  der 
vorsz.  Staten,  twe  manden  betalinge,  halff  yn  lacken,  halff  yn 
gelde  sonder  vortreck  mitsgaders  allzulcke  tachterheit  van  be- 

1)  Zie  o? er  Johtn  van  WUtenhorst,  van  Hasselt,  III.  124;  meerdere 
brieven  van  en  aan  hem  komen  in  dit  deel  voor. 

2)  Tan  den  beroemden  Kanselier  van  Gelderland  (Elbertus  Leoninus) 
bedt  A.  Matthaeos  een  Vita  door  L.  zelf  opgesteld ,  opgenomen  in  sjjne 
uitgave  van  Andreas  Alciatus,  de  VUa  monastica.  Doch  de  heer  Delprat 
beeft  in  NijhoflTs  Bijdragen,  VI.  p.  162,  naar  een  H.S.  het  ontbrekende 
^  Matthaeos,  aangerold.  Voorts  raadplege  men  J.  P.  van  Ca  pel  Ie,  Ver- 
handeling over  Elbertus  Leoninus,  in  zijne  Bijdragen  tot  de  Geschiedenis 
der  Nederlanden ,  en  R.  H.  G raadt  Jonkers,  in  den  Gelderseken  Volksal- 
manaJt  1848,  p.  52,  heeft  hem  mede  een  klein  artikel  gewijd.  Uit  een 
meer  litterarisch  en  regtsgeleerd  oogpunt  is  hij  beschouwd  by  Goethals, 
ïïuioire  des  Lettres  en  Belgique. 


82 


talioge  op  termynen  als  beuonden  sullen  worden  bij  slote  van 
reckeninge,  dat  de  vorsz.  regimenten  an  Coe.  Ma1,  ten  achteren 
syn,  volgende  de  bessegelde  belofte  van  vorsz.  Staten  onder 
onss  berustende.  Ende  daer  aff  wij  den  vore*,  gedeputerden 
autenticquen  ende  onderteyckende  copyen  geleuert  hebben.  Pre* 
aenterende  daer  en  bouen,  in  den  name  als  bouen  den  capBC*. 
ende  knechten  van  dye  vorsz.  drey  regimenten  te  doen  hebben 
vor  den  toecomende  tijdt,  duyzent  cronen  ter  maendt  bij  ma- 
niere van  leninge  vor  yder  fenlijn  te  betalen ,  ten  langesten  yn 
de  eynde  van  de  maendt  naer  die  vorsz.  verclaringe  ende  ac- 
cordt.  Ende  dyt  all  onder  conditien  ende  expresse  voerwoerden, 
dat  de  vorsz.  cap»ei1.  ende  soldaten  sich  sollen  opentiich  ver- 
claren  ende  vneghen  yn  dienste  van  sijne  Ma*,  tot  assistentie 
van  vorsz.  Staten ,  ende  volgen  ende  obedieren  die  brieuen  ende 
beuelen,  die  hun  dyen  angande  bij  den  Baet  van  Staten  tot 
Brussell  residerende,  gesonden  solleü  woerden.  Welck  gedaen 
zijnde,  wij  commissarien  verclaren  geret  te  zyn  die  vorsz. 
belofte  van  den  Staten  van  twe  maenden  ende  vorder  tachter- 
heit  der  vorsz.  regimenten  den  vorsz.  Gedeputerden  ouer  te 
leueren  ende  in  handen  te  stellen ,  mitszgaders  ock  te  doen 
hebben  verzekerheit  van  vorsz.  leninge,  met  thofoeginge,  dst 
de  voirsz.  verclaringe  bij  den  voirsz.  regimenten  geschiedt  zijnde, 
ock  geyn  mangell  offte  vortreck  vallen  en  zall.  Belangende  de 
betalinge  van  voirsz.  twe  maenden,  yn  gelde  offte  yn  lacken, 
ende  yn  teyoken,  dat  de  proposition  van  wegen  die  Staten 
gedaen  ys,  zoe  vorsz.  staet,  hebben  wij  vorsz.  commissarizen 
dit  onderteickent.  Aldus  gedaen  tot  Rhenen  den  6**  Decemb. 
A*  1576. 

johan  van  wtttbkhojwt. 
Elbertüs  Leontnus. 

Ver  dag  omtrent  een  geschrift  van  Hendrik  van  Bommel ,  door 
Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

Het  door  den  Heer  Grothe  in  onze  vergadering  medegedeelde 
HS.  bevat  op  de  eerste  bl.,  met  de  kennelijke  hand  van  den 


38 


Utrechtseben  advocaat  Lap  van  YYaveren  ,  deze  aantekening 
omtrent  den  inbond:  Henriei  Bommelii  historia  tranelationia 
temporalitatis  Episeopatna  Ultrajectini  in  Carol.  V.  Caea.  Ex- 
eosft  fuit  Marpurgi  1542.  Ex  bibliotheca  Gisberti  Lappii  a 
Wiveren  Ieti  Ultrajectini ,  waaronder  met  zyne  hand  deze 
aantekening  betrekkelijk  den  schrqver :  Henricus  de  Boemel 
frater  domos  sancti  Hieronymi  in  Trajecto  et  Bector  sororam 
beatae  Mariae  Magdalenae,  ibidem  obiit  anno  1548,  ad  bea- 
tam  Hagdalenam  sepultus.  Legit  Lappius  in  cod.  MS.  qui  olim 
pertinuit  ad  dictum  BommeJium,  ex  cujus  indicio  Joann.  Vale- 
rius  Andreaa  Desselius  Henricam  Bommelium  bibliothecae  bel- 
gicac  insernit  et  discrimen  inter  hnnc  Henricam  Bommelicum 
et  aliam  Henricam  Bommelicum  ecclesiaatem  Wesaliensem  pro- 
palam  feeit. 

Dit  deze  aanteekening  weten  wy  dus,  dat  de  verbeterde  be- 
rlgten  omtrent  dezen  H.  Bommelius  in  de  laatste  uitgaaf  van 
Valerios  Andreas  p.  CCCXLIII,  van  Lap  van  Wa veren  afkom- 
stig waren,  terwijl  deze  in  de  vroegere  uitgave,  even  als  Sweerts, 
Aiken.  Baiav.  hem  met  den  schrijver  van  de  Lamenfationeê  Peiri 
bad  verward.  Maar  dit  berigt  van  Lap  was  dan  ook  al  wat 
van  den  man  bekend  schijnt  te  zyn  gebleven.  Althans  Fop- 
pens, Tom.  I.  p.  434  en  de  Wind,  p.  143  hebben  het  slechts 
herhaald  en  ook  Barman,  Traj.  eruèU  p.  29  levert  niets  meer 
dan  alleen  eenige  woorden  uit  de  voorrede  van  zyn  geschrift* 
Daarvan  wordt  de  titel  steeds  door  allen  opgegeven:  Beüum 
Trqtdinum  inter  Qdriae  dueem  Carolum  et  Renricum  Bavarum 
Mpboopm  ülirajecünum,  Marpurgi,  1542.  8*,  en  deze  titel 
schijnt  de  ware,  omdat  Burman  tijne  woorden  aanhalende, 
waardoor  hij  verklaart  alleen  te  verhalen :  quae  nos  ipsi  prae- 
sentes  vel  vidimus  vel  a  testibus  fide  dignis  audifimus,  het 
boekje  schijnt  gezien  te  hebben.  Ons  is  het  niet  mogen  geluk- 
ken even  min  als  de  Wind  het  te  zien  te  krijgen,  en  waarschijn- 
hjk  is  het  verloren ,  zeker  hoogst  zeldzaam  geworden.  Maar 
juist  deze  woorden  doen  mij  deze  gelegenheid  te  baat  nemen , 
om  alle  leden  des  Genootschapa  dringend  uit  te  noodigen  naar 
XII.  J.  3 


34 


dit  werkje  nasporingen  ie  doen  en ,  mogt  het  binnen  terug  ge- 
vonden worden,  dit  mede  te  deelen.  Wie,  zoo  als  ik,  onder* 
vonden  heeft,  hoe  hoogst  onnaauwkeurig  de  geschiedenis  van  de 
regering  van  Hendrik  van  Beyeren  door  Hortensius  is  behan- 
deld ,  blijkbaar  vooral  bij  vergelijking  met  het  Raads  dagelyksck 
boek  van  Utrecht  en  andere  bescheiden ,  zal  gevoelen ,  bij  de 
hoogst  spaarzame  berigten  over  dit  veel  bewogen  tijdvak  der 
Utrechteche  geschiedenis,  welk  eene  waarde  de  berigten  van 
een  ooggetuige  zonde  hebben. 

Dan  eerst  zal  ook  zeker  kunnen  blijken  of  het  HS.  van  den 
Heer  Grothe  een  ander  of  een  excerpt  nit  dit  werk  is.  Nu 
komt  mg  het  laatste  waarschijnlijk  voor  om  de  aanteekening 
van  Lap  op  de  keerzijde  van  den  titel:  deest  dedicntoria  Epis- 
tola,  en  het  opschrift  van  bl.  I,  bellam  Trajectinum  en  van 
den  inhoud  en  het  onderschrift  op  bl.  18  aan  het  einde:  bic 
desinit  Exemplar  excusum  a  1542.  In  elk  geval,  dit  stuk  be- 
vat, na  vier  zeer  korte  aanteekeningen ,  onder  opschriften :  loei 
sitns  —  instituta  —  mores  Trajectinorum  —  de  ordine  ma- 
gistratus,  geheel  zonder  waarde,  eene  geschiedenis  van  het  in 
Utrecht  voorgevallene  van  Februarij  1525  tot  1528  en  eindigt 
roet  den  overgang  van  het  wereldlijk  gezag  over  het  bisdom 
op  Karel  V  en  bevat  menige  bijzonderheid  en  eene  geheel  van 
Hortensius  verschillende  voorstelling,  die  ik  allezina  waardig 
zou  rekenen  door  het  Genootschap  te  worden  uitgegeven ,  zoo 
men  eerst  zich  zal  kunnen  overtuigen,  dat  hier  een  ongedrukt 
verhaal  voor  ons  ligt,  terwijl  als  het  blijken  mogt  een  excerpt 
uit  het  gedrukte  werk  van  Van  Bommel  te  zijn ,  ik  een  her- 
druk van  dit  werkje  zelf  hoogst  wenschelijk  zou  rekenen. 

Inventaris  des  boedels  van  Frederik  Schenk  van  Tauienburck. 

De  heer  Dr.  ?.  J.  Vermeulen  brengt  ter  tafel  den  oorspron- 
keiijken  inventaris  van  den  boedel  en  nalatenschap  van  den  laat- 
sten  aartsbisschop  van  Utrecht  Frederik  Schenk  van  Touten- 
burch ,  den  25  Augustus  1580  aldaar  overleden.  Deze  is  in 
onderscheiden   opzigten   zeer  belangrijk  en ,   in  afwachting  dat 


35 


die  geheel  zal  kunnen  uitgegeven  worden,  maakt  de  heer 
Vermeulen  op  verschillende  bijzonderheden,  die  daaruit  biij- 
ken,  opmerkzaam.  Vooreerst  zien  wij  reeds  uit  den  aanhef, 
dat  de  aartsbisschop  plotseling  aan  tafel  zittende  overleden  was. 
Deze  toch  luidt  aldus:  »Up  huyden  den  xxv«*  Augusti  1680, 
tuwchen  ses  ende  seven  uren  nae  noen,  sijn  gecompareert  op- 
teo  Eertsbisschop  tUtrechts  hove  die  E.  heeren  Ansonius  a 
Galama,  vicedomdeecken ,  Johan  van  Duvenvorde,  domscholas- 
ter  ende  Engelbert  van  Bruwesen ,  canoniek  ende  Thesaurier 
tïïtrecht,  die  bevonden  hebben  mijn  gen.  heere  die  Eertsbi- 
achop  voors.,  dezer  werelt  overleden  te  sijn,  sittende  in  syn 
stoell  gecleet ,  met  sijn  clederen  ende  tabbaert,  voor  sqn  tafell 
hebbende  voor  hem  schotelen  met  spijs  ende  canncn  ende  cniy- 
kens  met  bier."  Daar  waren  mede  tegenwoordig  heer  Peter 
WOlemsz.  van  YHert,  'sbisschops  kapellaan  en  Jan  Beerntss. 
zqn  secretaris,  (vgl.  Bor  B.  XV.  II.  D.  bl.  215)  terwijl  van 
het  ameublement  in  die  kamer  niets  nader  wordt  opgegeven, 
behalve  dat  op  de  tafel  stonden :  » twee  silvere  tafel  bier- 
beeckers,  twee  groote  silvere  cruykens,  drie  silvere  cruykens 
wat  cleynder,  twee  noch  cleynder,  een  silvere  lepelt ,  twee 
eerde  eannen  mit  silvere  leden  en  een  doosgen,  daerin  was 
stjft  gen.  signet  ende  een  golden  rinck  met  een  grote  schone 
torcois,  en  een  cleyn  silvere  cruysentgen."  Overigens  vin- 
den wij  onder  het  geïnventariseerde  rijke  zilverwerk  tweemaal 
vermeld  de  punt  van  een  eenhoorn  met  goud  beslagen  en  met 
het  wapen  van  Tautenburch,  die  men  gewoon  was  te  beschouwen 
als  een  middel  om  vergiftigde  spijzen  te  onderkennen,  en  •  een 
silvere  vergulde  crucifix  in  een  coslodie  gesloten,  gecomen  als 
men  seyde  van  Duerstede ,  bevonden  onder  't  lijck.*'  Ook  ver- 
schillende contanten,  gedeeltelijk  in  peperzakskens  bewaard. 
Belangrijker  echter  is  het,  na  het  reeds  bij  Dodt  in  het  tweede 
deel  des  Arckufè  medegedeelde,  te  zien  hoe  het  met  de  inven- 
tarisatie en  erfenis  ging.  De  inventarisatie  was  begonnen  door 
de  gecommitteerden  der  vijf  godshuizen ,  blijkens  speciale  com- 
missie,   imit  beyde  die  Burgemeesters  der  stadt  Utrecht,  die 


1 


36 


men  hier  toe  specialick  om  meerder  autoriteytswille  sall  reuui- 
reren  om  aldaer  mede  te  compareren",  welke  gecommitteerden 
ook  voor  de  eerlijke  en  behoorlijke  begrafenis  en  uitvaart  moes- 
ten zorgen,  en  alles  doen  idat  execntoren  zouden  doen.  Ende 
dit  all  bij  provisie  totdat  het  testament  gevonden  sall  tyn." 
Dit  testament  werd  echter  niet  gevonden,  en  deze  heeren  stel- 
den order  op  het  doorloopen  van  het  huishouden,  het  bewaren 
van  den  wijnkelder  en  stelden  twee  stadsdienaars  tot  deurwaar- 
ders aan.  Zaturdag  echter,  den  2?  Augustus,  meldden  zich  Jr. 
Johan  Sloot,  drost  tot  Vollenhoven ,  als  man  en  voogd  van  juf- 
vrouw Evert  de  Vos,  zijne  huisvrouw,  en  Jr.  Hen  riek  de  Vos  fan 
Steen wijck,  drost  van  Coevorden,  als  medeerfgenamen  aan,  en 
verzochten  dringend  dat  men  toch  overal  naar  het  testament  mogt 
zoeken.  Men  antwoordde  dat  men  dit  reeds  gedaan  had,  doch 
vruchteloos,  en  dit  ook  nog  verder  zoude  doen,  isgnde  nyette- 
min  als  noch  te  vreden ,  dat  die  vrinden  van  den  overleden  haer 
in  desen  assisteren  ende  in  alles  goede  toesicht  helpen  draegen." 

Den  29  Augustus  echter,  de  dag  vóór  de  begrafenis,  was 
nog  geen  testament  gevonden,  en  zocht  men  weder  in  tegen- 
woordigheid van  de  drosteu  van  Vollenhove  en  Coeverden  en 
ook  van  Joaehim  van  den  Boetselaer,  vrienden  des  overledenen, 
waarop  de  drost  van  Vollenhoven  heeft  laengegeven  ende  ge* 
remonstreert  hoe  dat  hy  seeckere  informatie  doen  nemen  beeft, 
daer  bij  genoeg  blycken  sall ,  dat  sqn  gen.  eenen  testament  ge- 
maeckt  ende  oock  sijn  executoren  ende  hem  remonstrant  onder 
anderen  aengestelt  heeft.  Ende  alsoe  tot  noch  toe  geen  testa- 
ment gevonden  en  is,  soe  heeft  de  voors.  drossaert  expresse- 
licken  geprotesteert  ende  protesteert  by  desen  dat  tgene  alhier 
int  sterf huys  gedaen  wordt,  hy  geen  gestandt  en  doet,  moe* 
gende  nochtans  lyden  dat  die  gedeputeerden  voorts  procederen 
als  sij  begonst  hebben."  Een  nieuw,  maar  even  vruchteloos 
zoeken,  tot  in  den  wijnkelder  toe,  was  hier  het  gevolg  van. 

Den  volgenden  dag  had  nu  de  begrafenis  plaats,  waarbij 
handschoenen  voor  de  heeren  en  de  knechts  gekocht  werden 
en  ieder  der  xxxii  huylers  twee  gulden  ontving. 


37 

Na  daarde  de  inventarisatie  voort  tot  den  6  September,  toen 
dezelfde  drie   medeerfgenamen   een   nieuw  protest  en  verzoek 
aan  de  gedeputeerden  rigtten ,  om  behoorlijke  inventarisatie  en 
seqaestratie ,    twea  ter  tijd,    dat  die  rechte  erfgen.  ende  actie 
op  die  zalven  hebbende  tsamen  willen  comen  ende  accorderen 
van  alles  dat  daar  toe  behoren  aal."    Ten  zelfden  dage  echter 
meldde  zich  ook  aan  Adriaen  van  Rhenen,  procureur,  uit  naam 
der  vier  natuurlijke  kinderen  van  zijne  gen.,  wien  men  ant- 
woordde tdat  sij  requiranten  haer  verzoeck  articulatim  by  ge- 
schrifte sullen  doen  stellen,  ende  hun  gedeput.  overleveren  ende 
daer  mj  voegen  haer  redenen  ende  bewijs  om  all  tzelve  gesien, 
te  doen  nae  behoren,  zoe  sij  gedeput.  nyet  anders  en  begeren 
dan  den  voorscr.  kynderen  in  alles  te  respecteren."    De  drie 
erfgenamen,  aan  wie  dit  verzoek  werd  medegedeeld,  verklaar- 
den tevreden   te  zijn,  dat  men  ieder  der  vier  kinderen,  mits- 
gaders Lodewyck  Sehenck,  natuurleken  zoon  van  heeren  Caere! 
8chenck  van  Taotenburch,  elk  uitrijke  bij  provisie  vijfhonderd 
gulden,  op  afkorting  en  rekening,  tot  ter  tijd  toe  dat  de  vrien- 
den en  regte  erfgenamen  bij  een  gekomen  zyn  of  wel  het  tes- 
tament gevonden  is.     Daarmede  waren  echter  die  kinderen  niet 
tevreden;   er   volgde  een  protest  van  Jacob  Thimanss,  als  in 
huwehjk  hebbende  eene  natuurlijke  dochter,   die  de  uitkeering 
vroeg  ?an  een  kapitaal,  groot  2400  gulden,  wegens  eene  hem 
hjj  zyn  huwehjk  verzekerde  jaarlyksche  rente  van  150  car.  gul- 
den, en   nog   omtrent    350  gulden  voor  't  verloop  van  dien. 
De  gedeputeerden  echter  protesteerden  nu  ven  hunne  zyde  te- 
gen de  erfgenamen  en  beweerden ,   alleen ,   naar  de  regten  en 
eostnmen  der  kapittelen,  erfgenamen  te  zy'n;  zij  betaalden  aan 
ieder  der  kinderen  by   provisie  500  gulden  uit  en  bepaalden 
den  12  September,   dat   ieder  kind  zqner  gen.  zou  ontvangen 
2400,  dus  te  zamen  9600,  onder  afkorting  der  reeds  ontvan- 
gen gelden,  en  dit  wel  gedeeltelijk  uit  de  opbrengst  van  het 
te  verkoopen  zilverwerk.    Tot  den  verkoop  des  inboedels  werd 
dan  ook  besloten,  den  17  September,  dat  die  den  22  zou  plaats 
rinden,  terwijl  door  de  gedeputeerden  met  advies  der  kinderen 


38 


aan  de  huisvrouw  van  Jeronimus  Bataller,  wezende  die  zuster 
van  zijne  gen.  tot  eene  gedenkenisse  geschonken  werd  een  zilve- 
ren overdekte  kop,  hebbende  een  kindje  of  cupido  boven  op, 
met  12  gulden  tot  een  reisgeld.  Ook  accordeerden  de  gede- 
puteerden eene  lijfrente  aan  Cristina  Dirck  Jansz.  dochter  en 
aan  Lijsken  Henricx,  idie  oock  bij  sijn  gen.  twee  kynderen 
gehadt  heeft",  en  deden  nu  vervolgens  verschillende  geschen- 
ken, ook  aan  zijne  Excellentie  en  Frederik  Schenck,  zijns  genad. 
zoon.  Men  leefde  nu  als  erfgenamen  vrij  willekeurig  met  de 
erfenis,  terwijl  den  17  Jan.  1581  de  verdere  beredderingen 
des  boedels  ophielden  en  de  inventaris  gesloten  werd.  Men 
weet  hoe  dit  later  tot  een  proces  aanleiding  gaf. 

3  Vergadering.    3  FebruarfJ  19M. 

Bibliotheek.  —  Bijdrage  tot  de  henniê  van  den  regtstoestand  in 
het  begin  der  vijftiende  eeuw.  —  Dageljjksche  aanteekeningen 
van  Mr.  B.  Booth  gedurende  het  verbluf  der  Franschen  ie 
Utrecht  in  1672  en  1673.  —  Charters  van  MaximiUaa», 
aartshertog  van  Oostenrijk. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  den  Heer  P.  A.  Lenpe ,  te  Amsterdam : 

Comelis  Sgmonsz.  van  der  Veer.     Door  P.  A.  Leupe.    (Over* 

gedrukt  uit  het  jaarboekje  Zeeland.) 
In  ruiling  ontvangen : 

Van  de  Koninkl.  Akad.  van  Wetenschappen,  te  Amsterdam: 
Verslagen    en    Mededeelingen.    Afd.    Natuurkunde*    4e  Deel. 

1°  Stuk.    Amsterdam ,  1855. 
Van  de  Société*  archéologiqne ,  te  Namen: 
Jnnales.    Tomé  4e.  2'  Livr.    Namur,  1855. 

Bedrage  tot  de  kennis  van  den  regtstoestand  in  hei  begin  der 

vijftiende  eeuw.  Medegedeeld  door  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

Beide  volgende  stukken ,  op  een  groot  vel  papier  in  plano 


89 


met  eeoe  hand  der  15°  eeuw  geschreven ,  leveren  eene  bijdrage 
tot  de  kennis  van  den  regtstoestand  en  de  regts vordering  in  de 
Betuwe,  en  bepaaldelijk  te  Driel.  In  hoeverre  deze  geweldda- 
digheden samenhingen  met  die  vermeld  bij  Nijhoff,  Gedenk*., 
IV.  bh  XI,  waag  ik  niet  te  bepalen,  noch  kan  ik  alles  daarin 
vermeld,  ophelderen. 

Item  dit  is  dat  Stegen  ghebroect  had  dat  hi  geateken  ende 
geslagen  had  mijns  heren  richter  van  Gelre,  des  hi  seluer  ge- 
lijt  heeft  ende  noch  lijdt.  Ende  om  die  broeken  wil  so  is  die 
richter  eomen  tot  Dryel  ende  heeft  hem  aengetast,  ende  doe 
en  san  hi  den  richter  niet  dat  hi  hem  terecht  setten  wonde 
noch  nyemant  van  sijnre  wegen,  doe  voerde  hem  die  richter  tot 
Gameren  in  mijns  heren  stocken  voers.,  doe  en  scoude  die 
amptman  noch  die  richter  den  magen  die  straet  nergent  off  sij 
hem  ennich  recht  sinnende  woude  sijn.  Voert  ouer  twe  dagen 
sijn  die  mage  comen  ende  hebben  den  richter  rechts  gesonnen, 
doe  seyde  die  richter,  hi  en  wist  anders  niet  dan  hem  ende 
enen  yegeliken  recht  ende  vonnys  te  doen  na  wisinge  der  sce- 
penen.  Doe  bat  hem  die  richter  voers.  dat  sy  verbeyden  wou- 
den, dan  hi  metten  amptman  hed  gesproken,  doe  seden  die  ma- 
gen, sij  wondent  geern  doen,  ende  dancten  den  richter.  Ende 
die  richter  voers.  sede,  hi  en  soude  hem  ontgaen  noch  ontriden. 
Doe  die  richter  voers.  stont  ende  sprac  metten  amptman ,  doe 
qosmen  die  magen  voers.  ende  sonnen  den  amptman  voers.  oec 
rechts,  doe  sede  die  ampman  voers.,  hi  woude  alle  doen  dat 
hi  van  recht  sculdioh  weer  te  doen,  ende  hi  bat  hem  dat  si 
beyden  wouden  daer  weer  wat  te  doen,  dair  meer  machten  en 
lege.  Boe  seyden  die  magen  voirs.  si  wilden  dat  wail  doen, 
mer  aen  haren  maech  leech  hem  oec  macht.  Ende  dat  is  bli- 
oen  staen  in  deser  manieren.  Doe  heeft  die  richter  voers.  San- 
der  aken  brueder  gheseynt  aenden  magen  voers.  off  sij  Stegen 
roers,  met  enen  gevoege  wouden  helpen  vanden  amptman  voers. 
van  alsulcke  broeken  als  hi  ghebroect  heeft,  doe  seyden  sij, 
neen.  Doe  seynde  die  amptman  voers.  den  richter  van  Be- 
nei aen  Stegen  voers.  off  hi  hem  copen  woude  vanden  broe- 


40 


ken ,  doe  heeft  hem  Stege  geooft  randen  broeken  voers.  end© 
die  richter  van  Zalt  Borael  voers.  heeft  Stegen  mot  hem  bracht 
Boe  ginc  die  richter  van  Bomelreweert  ende  seden  den  magen 
voera.  Stege  haeren  maech  voers.  weer  comen,  ende  hi  wonde 
hem  doen  dat  hi  met  recht  scuidich  weer  te  doen.  Doe  quamen 
die  mage  voers.  met  hoerre  machten  en  met  groeten  geruft, 
daer  die  woerde  onredelijc,  voren  biden  amptman,  bi  den  rich- 
ter van  Bomelreweert,  bi  den  richter  van  Bomel  ende  bi  den 
richter  van  Tielrewert  voers.  ende  meer  gueder  mannen.  Voert 
soe  hebben  die  magen  voers.  gesonnen,  datmen  hem  in  orkonde 
der  scepenen  haren  maech  te  recht  woude  setten.  Doe  seden  die 
amptman  ende  die  richter  si  wouden  hem  doen  al  dat  die  soepe- 
nen wiseden,  dat  sij  scuidich  waren  te  doen,  ende  die  richter 
van  Bomelreweert  maende  den  scepenen  van  Dryel,  wat  bi  hem 
van  recht  scuidich  weer  te  doen.  Doe  seyden  die  scepenen 
voors.  sij  en  weren  dair  geen  wiser,  maer  weren  sij  ter  stat 
dair  sij  wiser  weren,  sij  wouden  wisen  dat  sy  meenden  dat 
recht  weer,  ende  hier  heeft  Stege  voers.  bij  gegaen  opten  straten, 
ende  hi  en  heeft  hem  niet  gesonnen  van  enigerhande  saken, 
mer  hi  is  gaen  drincken  metten  amptman  ende  metten  rechter 
voers.  ende  heeft  geseecht,  hi  wil  den  coep  halden  ende  dat 
geit  verborgen  na  sijnre  machte  tot  sulken  dagen  als  vorwairde 
is,  ende  hi  gheseget  heeft ,  ende  aldusselve  voirwairde  soe  is 
ghesciet  tot  Bomel.  Hier  na  soe  is  comen  die  richter  voers. 
tot  Dryel ,  ende  dair  soe  sijn  comen  die  mage  voirs.  met  sea 
scepenen  ende  hebben  den  rechter  voers.  gesonnen,  datmen  ha- 
ren maech  voers.  verborgen  woude  te  landreoht  in  orkonde  der 
soepen,  ende  sy  boeden  haer  borgen.  Doe  segede  die  richter 
voers.  hi  stonde  dair  oerboych  enen  yegeliken  recht  ende  von- 
nisse  te  doen,  dies  hem  sinnende  weren,  in  orkonde  der  soe* 
penen,  na  ingehaut  onser  lantbrieue.  Doe  maende  die  richter 
voers.  den  scepenen  een  vonnisse,  so  wat  hi  hem  van  recht 
scuidich  weer  te  doen.  Doe  segeden  die  scepenen  sij  wouden 
hem  beraden  met  haren  mede  gesellen,  ende  wat  sij  gesameljjc 
eendrechtelyc  wesen ,  dat  sonde  recht  bliven.    Doe  seyden  die 


41 


mage  voers.  den  riohter  voers.,  dat  hi  geen  recht  en  dede,  ende 
dat  die  aeepenen  geen  recht  vonnisse  en  wesen,  hoeren  maech 
en  worde  yerst  bericht.  Doe  sede  die  richter,  hi  en  wonde  nye- 
mant  rechts  weygeren  noch  die  scepen  en  soude  geen  vonnisse 
weygeren,  in  deaer  manieren,  dat  hi  daer  oerboych  stonde  ende 
verboet  hem  dair  in  orkonde  der  scepenen  een  yegelioke  recht  ende 
vonnisse  te  doen,  na  wisinge  der  scepenen.  Doe  maende  die 
richter  roers,  den  scepenen  veere,  een  vonnisse,  ofhi  die  rich- 
ter voers.  ende  sij  die  scepenen  voers.  yemant  enichs  rechts 
weygeren  souden  off  en  souden  off  wat  van  recht  wesen  sonde. 
Dair  na  is  comen  die  richter  voers.  voer  drye  scepenen  ende 
beeft  gherichts  gesonnen  na  inhaut  synre  scepenen  bryeve.  Doe 
bade  die  scepenen  voers.  dat  sy  hen  een  weinich  mochten 
beraden.  Ende  doe  sy  hen  beraden  hadden,  quamen  twe 
scepenen  voers.  tot  den  richter  ende  baden  hem  of  hijs  hen 
wilde  verdragen.  Doe  segede  die  richter  voers.  neen,  ten 
weer  dat  zayeke,  dat  sij  hem  wouden  beraden  met  haren 
medescepenen  off  haren  ho.ge  nemen.  Hier  na  qnam  die  rich- 
ter inder  dingbancken  tot  Dryel  metten  scepenen  enen  yegelijc 
recht  ende  vonnisse  te  doen,  ende  die  richter  voers.  bande 
dat  gedinge  gelijc  recht  is.  Ende  die  richter  voers.  gebode 
lost,  ende  vrageden  den  scepenen  voers.  een  vonnisse,  soe  wie 
hem  onlost  dede,  wat  myns  heren  broeken  dair  aff  weren,  ende 
dat  voers.  vonnisse  plogen  die  scepenen  te  wisen,  mer  sij  en 
wonden  dat  tot  dier  tijt  niet  wisen,  haeren  maech  voers.  en 
weer  yerst  alinge  qnqt  ende  los,  ende  weer  weder  op  die  stat, 
dair  hy  hem  haelde.  Doe  segede  die  richter  voers.,  sij  en  sou- 
den hem  met  recht  des  vonnisse  niet  weygeren,  by  dien  dat  hi 
gbegiet  had ,  dat  hij  mijns  heren  richter  gesteken  ende  geslagen 
had,  dair  hi  hem  vanden  broken  gecoft  had,  sij  en  souden 
hem  vonnisse  wisen,  dies  hi  hen  manende  weer.  Doe  segeden 
die  scepenen  voers.  sij  en  wonden  gheen  vonnisse  wisen ,  mer 
weert  dat  zayck  dat  die  richter  voers.  manen  woude  een  vonnisse 
•oe  dat  hi  haren  maech  voers.  quijt  ende  vrij  woude  scelden  ende 
op  die  stat  brengen,  daer  hi  hem  ghehaelt  had,  doe  sprac  die 


42 


richter  voers.  fai  en  weer  niet  sculdich  ennich  vonnisse  te  ma- 
nen van  haren  maech  voers.,  mer  sij  souden  hem  dat  vonnisse 
wisen,  dat  hi  hen  gemaent  had,  voer  enighe  vonnisse.  Ende  die 
geepenen  voers.  hebben  hem  gheweygert,  hoe  menich  werf 
hijs  hen  vragede.  Ende  voert  hier  nae  soe  quam  een  vanden  ma- 
gen ende  (segede  den)  richter  voers.  dat  hi  hem  haren  maech  wolde 
setten  te  recht.  Doe  segede  die  richter  voers.  hi  seet  dair  enen 
yegeliken  recht  ende  vonnisse  te  doen ,  ende  wat  die  scepe- 
nen wisen  dat  hi  sculdich  weer  te  doen.  Doe  segede  die  sce- 
penen voers.,  weert  dat  zayck,  dat  hem  die  richter  voers. 
maende  een  vonnisse ,  wat  hi  haren  maech  voers.  sculdich  weer 
te  doen ,  dat  wouden  sy  hem  wisen ,  mer  sij  en  wouden  hem 
anders  ghene  vonnisse  wisen.  Ende  die  richter  beriet  hem  ende 
maenden  den  scepenen  een  vonnisse,  so  wat  hi  Stegen  voers. 
van  recht  sculdich  weer  te  doen.  Ende  die  acht  scepenen  we- 
sen  dat  hi  Stegen  voers.  weer  soude  setten  ter  stat,  dair  hem 
haelde.  Doe  bracht  die  richter  voers.  Stegen  haren  maech  voers. 
weder  op  die  stat,  daer  hi  hem  haelde,  ende  scout  hem  quijt  in 
orkonde  der  scepenen.  Ende  doe  vraechde  die  richter  voers.  den 
scepenen  voers.  of  hi  ghedaen  hed  met  Stegen  voers.  als  hi 
sculdich  weer  te  doen,  ende  vragede  Stegen  voers.  off  hi  yet 
ouer  hem  kroende  off  ouer  yemant.  Doe  segede  Stegen  voers. 
hi  en  croende  niet  off  hi  en  wonde  niet  croenen,  des  heeft  die 
richter  voers.  scepenen  gbetughe  genomen  ende  begheerde  des 
enen  scepenen  bryef.  Hier  nae  vraechde  die  richter  voers.  Stegen 
voers.  off  hij  den  coep  wolde  halden,  dair  hi  hem  aff  gecoft 
had  vanden  broeken ,  die  hi  ghebroect  had  aen  mijns  heren  rich- 
ter, doe  segede  Stege  voers.  ja  hi,  ende  daertoe  woude  hi  al- 
sulo  geit  gelouen  daer  hi  hem  afgecoft  heeft.  Ende  des  heeft  die 
richter  voers.  enen  scepenen  bryeff.  Ende  die  richter  voers. 
myent,  dat  hi  hier  nyemant  gheens  rechts  gheweygert  en 
heeft,  mer  hi  meynt  dat  die  scepenen  voers.  hem  vonnisse  heb- 
ben gheweygert  te  wisen. 

Item,  so-  sijn  mijns  genadigen  heren  gruytmeyster  van  Dryel 


43 


oomen  ende  hebben  gesonnen  mijns  genedigen  heren  dagelix  rich- 
ter tot  Driell ,  dat  hij  Jan  Loyen  panden  sonde  voir  alsulcke  geit 
als  hij  van  mijns  genedigen  heren  graten  scaldich  was ;  dat  die 
richter  voerscreaen  hem  uytgepant  hadde  aen  een  peert  in  tu- 
genias  der  soepenen,  welck  peert  die  richter  bestaede  in  een 
herberge  vanden  gruytmeister  wegen.  Des  anderen  dage  qnasn 
Jan  Loyen  ende  wolde  dat  pert  weder  halen  als  bij  dede.  Doe 
segede  die  weert,  Jan  Loyen,  dit  pert  hebben  die  gruytmeesteren 
an  mi  bestaedt  mitten  richter ;  dair  Jan  Loyen  op  antwoorde ,  hij 
en  vragede  na  genen  panden,  hij  wolde  sijn  peert  en  wech 
leyden.  Doe  segede  die  weert ,  so  laet  mij  doch  den  richter  hier 
by  halen  wildyt  binnen  nemen.  Doe  segede  Jan  Loyen ,  haelt  dan 
bij  den  richter  off  wye  gij  wilt.  Doe  haelden  die  weert  den 
richter  ende  doe  die  richter  quam  bij  Jan  Loyen,  segede  hy,  Jan 
Loyen  wildy  dit  pert  nemen  dat  ik  gepant  hebbe  vander  grnyt- 
meyster  wegen  sonder  geit  of  sonder  betalinge,  dat  gij  den 
gruytmeyster  sculdich  sijt?  Doe  segede  Jan  Loyen,  hy  vonde  sijn 
pert  dair  stain,  dat  wolde  hij  thuys  leyden,  hy  en  wist  van 
geene  pandinge  noch  hij  en  was  hem  niet  seuldich.  Doe  se- 
gede die  richter,  wildijt  binnen  nemen,  so  en  wil  ie  dair  niet 
om  vechten,  mer  des  neme  ik  te  orconde  dese  ende  dese,  die 
dair  by  waren ,  dat  gy  dit  gewant  doet  aen  mijns  genedigen  heren 
goede.  Ende  Jan  voirs.  nam  dat  pert  ende  leydent  na  wech. 
Ende  dit  heeft  die  onderrichter  bracht  ende  gesecht  den  ampt- 
man  ende  den  hogen  richter;  dair  die  hoge  richter  hem  voir 
toe  gesproken  beeft  inder  banken  tot  Driell  voirden  scepenen, 
ende  al  dese  voirs.  punten  betuget  mit  scepenen  ende  der  ge- 
hner,  so  sy  al  gesciet  sijn,  dair  hij  borgen  voir  geset  heeft  op 
sijn  lijf  ende  op  sijn  gnet ,  rechts  te  verwachten  der  scepenen 
van  Driell;  ende  die  richter  tichdende  hem,  dat  hij  die  gewant 
gedaen  hadde  an  die  pande,  die  hij  genomen  had  mit  gewant 
«onder  geit  of  sonder  pandeweringe  of  enich  betalinge  van 
myns  genedigen  heren  hoge  gaden  ende  gruten.  Ende  Jan  Loyen 
antwoorde  weder  den  riehter  mit  sinen  voerspreken,  dat  hij 
geen  pande  genomen  en  had  noch  geen  gewant  gedain  en  had 


n 


44 


dair  bij  lijf  of  guet  om  verboerdt  hadde,  ende  boet  dair  sijn 
onacout  voir  te  doen.  Ende  die  richter  segede ,  hij  en  sonde  dair 
geen  onsooot  voir  doen ,  bij  dien  dat  hijt  hem  onertngen  sonde 
dair  hij  niet  tegen  seggen  mocht.  Ende  die  tuge  sijn  geschiet 
inder  banken  mit  eden  in  aldermaten,  als  voorscrenen  staet, 
ende  dit  hebben  die  soepenen  nytgegaen  ende  hebben  hem  hier 
en  bonen  gewijst  tot  enen  onrechten  aenvanc. 

Dagelyhsche  aanteekeningen  van  Mr.  E.  Booth  gedurende  het 
verbijt/  der  Franschen  ie  Utrecht  in  1672  en  1673.  De  Heer 
Mr.  J.  A.  Grothe  brengt  een  HS.  ter  tafel  getiteld:  Dageljjb- 
sche  aanteekeningen  gedurende  het  verblijf  der  Franschen  te  Utrecht 
in  1672  en  1673  door  Mr.  Everard  Booth ,  Raad-Ordinam  in 
den  hove  provintiaal  van  Utrecht  en  Oud' Raad  ter  Jdmiraliteyt. 

Dit  HS.,  waaruit  de  Heer  Grothe  eenige  belangrijke  bijzon- 
derheden mededeelt,  wordt  gesteld  in  handen  der  Oommissie 
van  redactie. 

Charters  van  Maximüiaan,  Aartshertog  van  Oostcnrjjh.  Jhr. 
Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wyck  brengt  ter  tafel  deze  na- 
volgende stukken  : 

1*.  Het  oorspronkelijk  vredesverdrag  van  Maximiliaan,  aarts- 
hertog van  Oostenrijk,  gesloten  den  13m  Sept.  1483,  waar- 
van het  zegel  ontbreekt,  welk  merkwaardig  charter  van  eenen 
vrede,  waardoor  de  driejarige  oorlog  tusschen  Maximiliaan  en 
David  van  Bourgondie  en  de  stad  Utrecht  werd  geëindigd, 
ten  geschenke  zal  worden  aangeboden  aan  de  stad  Utrecht. 

2°.  Een  charter,  waarbij  dezelfde  aartshertog  aan  zijn  raad, 
kamerling  en  kapitein  der  stad  Venlo,  Frederik  van  Egmond, 
heer  van  IJsselstein,  wegens  zijns  vaders  zaligers  bewezene 
diensten  in  des  vorsten  ireyzen,  wapeningen  ende  oirlogen 
ende  andersins  in  diuerse  manieren,  ende  sint  den  zeluen 
ons  met  grooter  arbeit  ende  diligencie  tzijnes  grooten  ende 
zwaren  oosten  doet  dagelicx  ende  hopen  hy  noch  doene  zal 
van  meer  te  meer",  ter  belooning  geeft  het  huis  en  hof  te 
Coelbeek  in  den    lande   van  Gelre  gelegen,    met  alle  renten, 


45 


tienden,  pachten  en  visscheryen,  vroeger  in  bezit  van  Reinier 
?an  Brouckhuizen,  die  als  openbaar  vijand  en  rebel  daarvan  is 
verbeurd  verklaard.  Gegeven  te  Arnhem  10  Aug.  1481.  Het 
zegel  ia  verloren. 

3*.  Een  charter,  waarbij  deselfde  aartshertog  aan  zoyn  schild- 
knaap Michiel  van  Niergen,  op  diens  verzoek  en  volgens  be- 
lofte wegens  zijne  groote  en  getrouwe  bewezene  diensten,  geeft 
bel  dorp  Hekendorp,  Linschoten  en  Weerde  met  de  hoogc , 
middel  en  lage  heerlijkheid ,  gelegen  in  den  lande  van  Woer- 
den, met  de  renten,  voorts  het  huis  te  Linschoten  met  20 
morgen  lands  en  de  ambachtsheerlqkheid  van  den  Nowenveen 
bq  Delft  met  alle  renten  en  opkomingen,  van  alle  welke  goe- 
deren de  burggraaf  Jan  van  Montfoort  bij  zijne  verbanning  is 
verbeurd  verklaard  als  vijand  en  rebel.  Geg.  te  Dordrecht  26 
Aug.  1481.    Get.  Numan.     Het  zegel  is  verloren. 


4  Tergaderlnff.    16  Febraary  1M6. 

BiUwtkeek.  —  Afgevaardigden  naar  Hoeg  in  1576.  —  Bijdrage 
tot  de  kennis  der  regiêgebruiken  in  de  middeleeuwen.  —  Betoeh 
ven  de  Koningin  van  Engeland  Ie  Wijk  Ing  Duurstede  in  1642. 

Bi&Uotkeek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  den  Heer  J.  H.  van  Dale,  te  Sluis: 

Cadsaudria.  Zeeuwsch-Vlaamsch  jaarboekje  voor  hei  sckrikkel- 
jaar  1856,  verzameld  door  J.  H.  van  Dale.  Derde  jaargang. 
Scboondijke,  1856. 

Van  den  Heer  P.  F.  X.  de  Bam,  te  Leuven: 

Jmaavre  de  V  unieer  site  catholique  de  Louvaim.  Annee  biasextile 
1866.    Vingtième  année.    Louvain. 

Van  Jhr.  Mr.  M.  C.  Paspoort  van  Grijpskerke,  te  Middelburg: 

Bijdrage  betrekkelijk  het  ontstaan  en  de  trapswjjse  uitbreiding 
der  stad  Middelburg  in  vroegere  eeuwen ,  door  Jhr.  Paspoort  van 
örijp«kerke.    (Overgedrukt  uit  het  Archief.) 


46 


Afgevaardigden  naar  ffoey  wi  1576.  Medegedeeld  door  Mr. 
J.  A.  Grothe. 

Gelyk  menigmaal  in  de  lotgevallen  van  menachen  en  volken, 
zoo  bragt  ook  in  Julij  1576  onder  booger  bestuur,  eene  hij 
den  eeraten  oogopslag  onbeduidende  omstandigheid  eenen  ver- 
baeenden omkeer  te  weeg  in  den  toestand  dea  vaderlands. 

De  Landvoogd  Bequesens,  die  door  zijne  zachtheid  het  vader- 
land meer  dan  Alva  door  zijn  bloeddorstig  bestuur  onder  Spanje 
had  terug  gebragt ,  kwam  op  5  Mei  1576  plotseling  te  over* 
lijden.  Zeeland  en  Holland  vereenigd,  waren  onder  den  Prins 
van  Oranje  bet  laatste  bolwerk  der  vrgheid.  Door  de  inname 
van  Zierikzee  door  Mondragon ,  dreigde  ook  deze  band  verscheurd 
te  zullen  worden.  Daar  slaan  de  Spaansche  soldaten  op  Schou- 
wen wegens  onbetaalde  soldij  aan  het  muiten,  op  zich  zelf 
niets  ongewoons.  Zij  kiezen  zich  eigen  bevelhebbers,  trekken 
naar  Vlaanderen,  en  overvallen  moordende  en  brandende  de  wel- 
varende stad  Aalst  en  hare  omstreken.  Men  vreest  hen  reeds 
te  Brussel  te  zien,  en  geeft  de  schuld  aan  den  Baad  van  State, 
die  bij  ontstentenis  van  den  landvoogd  het  bestuur  voert.  Deze 
verklaart  de  krijgslieden  voor  rebellen  en  werft  troepen  tegen 
hen ,  en  de  andere  Spanjaarden  voegen  zich  bij  hunne  krijgs- 
makkers. 

De  Prins  van  Oranje  trekt  van  de  omstandigheden  partij  om 
de  verschillende  gewesten,  met  ter  zgde  stelling  van  bijzondere 
gevoelens,  te  vereenigen  tegen  de  Spaansehe  benden. 

De  afgevaardigden  van  Braband  en  Henegouwen  in  Brussel 
nog  door  Bequesens  te  zamen  geroepen,  noodigen  nu  weldra, 
daar  de  leden  van  den  Baad  van  State  waren  gevangen  geno- 
men, de  andere  gewesten  uit  om  door  hunne  afgevaardigden 
te  beraadslagen  over  den  toestand  des  landa1).  Men  trad  in 
overleg  met  den  Prins  van  Oranje.  De  plundering  van  Maas- 
tricht (20  Octob.),  maar  vooral  de  Spaansche  furie  te  Antwer- 
pen (4  Nov.)  werkte  krachtdadig  mede  om  (8  Nov.)  de  ver* 

1)  Blijkens  de  onuitgegeven  notulen  kwam  die  vergadering  te  zamen  op 
4  Angostns. 


4 


47 


eeniging  tot  stand  te  brengen,  bekend  onder  den  naam  van 
de  pacificatie  van  Ocnd ,  waarvan  de  uitdrijving  der  Spaan  sche 
soldaten  en  de  beschrijving  der  AJgemeene  Staten  de  hoofd- 
bestanddeeien  waren;  terwijl  de  Roomache  godsdienst  overal 
behalve  in  Holland  en  Zeeland ,  met  ter  xijde  stelling  der  pla- 
catcn,  behouden  bleef. 

Iatnsscben  had  Philips  de  landvoogdij  opgedragen  aan  rijnen 
natuurlijken  broeder,  Don  Joan  van  Oostenrijk,  die  juist  op  den 
dag  van  de  plundering  van  Antwerpen  te  Luxemburg  aange- 
komen, door  velen,  niet  het  minst  door  den  Prins  van  Oranje, 
werd  gewantrouwd  *). 

Men  begreep  dat,  b$  den  eenstemmigen  weersin  door  de 
plnnderzucht  van  het  krijgsvolk  opgewekt ,  nu  of  nooit  de  tijd 
daar  was  om  zich  tegen  over  den  vreemden  landsheer  in  beter 
toestand  te  verplaatsen,  en  het  was  op  aanraden  van  den  Prins 
van  Oranje  dat  men  de  aanneming  en  erkenning  van  den  land- 
voogd van  zijne  ratificatie  der  Gendsche  pacificatie  afhankelijk 
stelde.    De  onderhandelingen  werden  geopend  met  de  voordragt 


1)  Zie  den  hoogst  belangrijken  brief,  door  den  Prins  geschreven  uit 
Middelburg,  80  November  1576,  aan.  de  Staten- Generaal,  vergaderd  te 
Broasel,  in  de  Jndlecte*  Belgiquex  #*c.  par  L,  P.  diehard,  Brui.  1880, 
p.  301,  alwaar  de  prins  onder  anderen  schrijft:  ....  Mais,  voyant  que, 
par  vostre  facilité'  et  bonté  accoustamee  (trop  prejadiciable  en  telles  oc- 
careBees)  vons  commencez  &  prester  1'oreille  anx  belles  parolies  et  propo* 
ntioiis  da  dict  don  Joan ,  je  ne  voos  veolx  celer  la  crainte  que  j'ay  90e 
voos  voos  lais&iez  aller  anx  desseings  des  Espagnolz,  noz  ennemyz  jarez, 
ne  doobtant  que  cenlz  quy  ont  tonsioors  traveillé  a  empescher  ceste  saincte 
atsanblée  des  estata  gtneraolz ,  feront  tont  ce  quy  sera  en  enlz  pont  voos 
dreoBTenir  et  atteindre  a  leur  bat,  comme  ja  de  faict  ces  ambitieoz  et 
avaricieDi  ministres  quy  desirent  (comme  dict  eet)  un  absolot  ettyranniqne 
gouvernement,  ponr  ce  faire  riches  et  opprimer  cenlx  a  qny  ili  portent 
anvye,  sppercevans  vostre  intention  on  s'en  donbtans,  ont  cherché  tous 
moyem  ponr  rabattre  ce  coup,  nayans  pen  tronver  meillieor  expediënt 
poot  ce  faire ,   que  par  la  soudaine  venue  de  domp  Joan  d'Anstria" 

Deze  gebeele  brief,  die  beschouwd  kan  worden  de  voorlooper  van  de 
beroemde  Apologie  van  1680  te  z§n,  is  overwnardig  gelezen  te  worden. 
Over  de  komst  van  Don  Joan  zie  men  ook  de  Brieven ,  medegedeeld  in 
de  Coüectio*  dé  Document  inéditê  concemant  Vhutoire  de  la  Belgique 
füKeé  par  Gachard,  torn.  I.  p.  864  seq. 


48 


van  de  punten  die  aanleiding  gaven  tot  het  tractaat  van  Luxem- 
burg ons ,  door  Bor  X.  205 ,  bewaard.  Don  Juan  achtte  het 
noodig  om  door  persoonlek  zamentreffen  met  de  algemeene 
Staten  en  den  Baad  van  State  tot  een  vergeujk  te  komen, 
waarvoor  de  stad  Namen  door  hem  werd  aangewezen.  Vrees 
voor  verraad  deed  echter  vele  edelen  en  de  burgery  van  Bros* 
sel,  die  nu  heftig  anti-spaanschgezind  was,  zich  hier  tegen  ver- 
zetten. De  afzending  van  eene  deputatie  uit  de  Staten,  dieio 
ast  had  om  vier  dagen  en  niet  langer,  te  zamen  met  den  Raad 
van  State  met  Don  Juan  te  handelen,  was  daarvan  het  gevolg. 
Ook  deze  zamenkomst  die  te  Hoey  plaats  greep ,  had  nog  wel 
niet  terstond  den  gewenschten  uitslag;  de  nadere  vereeniging 
echter  die  weinige  dagen  vroeger  (9  Januarij  1577)  op  de  grond* 
slagen  van  de  Gendsche  pacificatie  plaats  greep,  en  die  onder 
den  naam  van  de  Unie  van  Bruuel  bekend  is,  drong  weldra 
den  landvoogd  om  by  het  eeuwig  edict,  (11  February)  aan  de 
wenechen  der  verbondenen  gehoor  te  geven  l).  De  instructie 
voor  de  afgevaardigden  naar  Hoey,  die  ik  hiermede  heb  ingeleid, 
is  wel  is  waar  door  Bondam ,  II.  p.  64 ,  uit  het  Zutphensche 
archief  ons  medegedeeld,  maar  naar  eene  gebrekkige  vertaling 
en  zonder  het  hier  voorafgaande  advies  aan  de  Generale  Staten. 

Het  verbaal  van  deze  bezending,  in  een  oud  geljjktydig  hand* 
schrift  dezer  dagen  my  mede  ter  hand  gekomen,  hoop  ik  later 
ter  tafel  te  brengen. 

Pour  acheuer  sans  ulterieure  dilation  ce  qu'on  doibt  traicter 
avecq  Ie  S*.  Don  Jehan,  consistant  principalement  en  deux  poiactz 
assr.  en  laggreation  de  la  pacification  et  prompt  renvoy  des 
Espaignolz;  conviendroit  a  correction  que  les  eslatz  se  esclair* 
cissent  et  resolussent  sur  les  poinctz  ensuyuans. 

1)  Eeuwig  edict  ende  gebodt  opt  accord  gedoe»  tnuehen  Jokan  van 
Ooetenrijek,  in  noem  ende  pan  wegen  dei  CatAolijcsMcAen  Qminc*  van 
SjHiingen  ter  eenre,  ende  de  generale  staten  van  deve  landen  pan  her' 
werte  over  ter  andere  tijden,  om  die  troublen  in  deselve  landen  b$  de 
vugtheemêehe  crijekvlugden  genuciteert  neder  te  legghen  ende  te  appef- 
veren.  OepuvUeeert  17  Februarij  1577.  Jnt».  1577.  4°.  De  confirma- 
tie van  den  Koning  verscheen  te  Brussel.  1577.  Fransen  en  Hol). 


49 


Premierement ,  pour  ce  qu'on  a  mis  en  auant  a  son  Alteze , 
que  si  ioeile  ne  pouuoit  si  promptement  faire  partir  les  diets 
Espaignolz  les  feisse  da  moings  retirer  des  fortz.  Si  sa  de  Al- 
teze sy  seeommodoit  t  conuient  aduiser  ou  quon  les  mestroit 
pendant  qu'on  traicte  seur  leur  partement,  teliement  quilz  fus- 
sent  asseurez  de  nestre  Dy  oultraigez  ny  affamez. 

Seoondement,  si  son  Alteze  se  resolut  de  faire  promptement 
sortir  les  diets  Espaignolz,  conuient  scavoir  si  les  estatz  seront 
aossy  prestz  de  faire  reciproquement  sortir  les  estraingiers  estant 
en  lear  sernice,  ou  de  leur  coste  comme  ilz  ont  promiz  par  Ie 
traicte  de  Luxembourg. 

Et  pour  ce  quil  y  a  dispute  du  d*  partement  sil  se  fera  par 
mer'on  par  terre,  si  on  persistera  que  ce  soit  par  terre  non 
obstant  tous  bons  moyens  qae  son  Alteze  pourroit  proposer 
poar  lallee  par  mer ,  et  en  ce  cas  quel  ordre  on  y  donnera  pour 
leur  seure  conduicte  et  passaige  par  terre. 

Tiereement,  puis  quon  entend  que  les  da  Espaignolz  en  par- 
tant  entendent  estre  payez  apres  lear  desoompte  faict  et  que 
les  Allemans  confederez  auecq  eulx  demandent  Ie  mesme,  con- 
uient scauoir  si  les  estatz  pour  se  delivrer  et  descharger  de  ce 
mal  et  de  la  despense  quilz  seroient  oontrainctz  de  continuer  a 
loeeasion  de  la  retardence  de  leur  partement,  ne  vouldroient  en- 
tendre  a  faire  offre  du  moings  d'une  partie  du  dfc  payement 
pour  en  oe  assister  a  son  Alteze  qui  peult  estre  n'aura  bien  Ie 
moyen.  Et  en  cas  que  non  pour  ce  que  son  Alteze  se  fonde 
comme  il  semble  sur  quelque  offre  par  cy  derant  par  les  estatz 
Wet  aus  dts  soldatz  pour  les  faire  sortir ,  conviendra  du 
moings  aduiser  quelque  excuse  fondee  pour  pouuoir  donner 
nison  en  payement  a  sa  dicte  Alteze. 

Quartement,  au  regard  que  sa  de  Alteze  a  este  requise  des 
estatz  de  faire  deliurer  les  prisonniers  reciprocquez  sans  ran- 
chon;  a  quoy  icelle  sest  monstre  volontaire,  ayant  mande  que 
liste  oa  memoriale  fust  faict  a  telle  fin  de  tous  les  prisonniers ; 
sera  bien  si  la  de  liste  a  este  dressee  quelle  soit  envoyee  a  son 
Alteze  et  ordonner  ce  quon  aura  a  traicter  auecq  jcelle. 

XII.  J.  4 


50 


Finalement,  pour  ce  que  sa  de  Alteze  se  fonde  tout  sar  la 
promesse  des  Estatz  en  droict  de  la  consemtion  et  seurtedes 
deux  pointz  assr.  de  Ia  rek'gion  catholicque  Romaine  et  de 
la  deue  auctorite  et  obeyssance  de  sa  Mate.  est  plus  que  ne- 
cessaire destre  bien  informe ,  en  quelle  maniere  les  estatz  en- 
tendent  de  ce  asseurer  sa  dfl  Alteze  mesmes  que  en  leur  as- 
semblee generale  ne  sera  riens  traicte  en  prejudiee  de  ses  deux 
poinctz,  tellement  quelle  en  doibue  ou  puisse  auoir  raisonnable 
appaisement. 

Et  ponr  traicter  sur  tout  oe  que  dessus  et  aultres  choses  que 

peult  estre  de  se  pourroient  offrir,  seroit  bien  requis, 

si  les  estatz  desirent  acheuer  la  negociacion  et  oouper  toute 
dilacion ,  de  conionctement  avecq  eulx  du  oonseil  destat  depu- 
ter  aulcuns  personnaiges  de  qualite,  si  comme  Ie  sr.  de  Cham- 
paigny,  Ie  s*.  de  Swevegem  et  Ie  sr.  de  Willerual  et  aultres  des 
ecclesiasticques  et  de  Pensionaires  que  bon  leur  semblera  ponr 
traicter  auecq  son  Alteze.  Ausquck  ceulx  du  d*.  conseil  em- 
ployant  avecq  eulx  les  deputes  de  lempereur  Eresque  de  Iiege 
et  Duc  de  Cleues  pourront  seruir  pour  mediateurs  et  assistens 
affio  que  bonne  et  briefve  conclusion  au  contentement  des  estatz 
se  prende. 

Et  aans  ainsy  proceder  en  donnant  asseurance  a  son  Alteze 
des  deux  poinctz  susd  pour  auoir  auasy  contentement  reciproe* 
que  des  deux  pointz  dicelle  pretenduz  faict  grandement  a  crain- 
dre  que  la  negotiacion  tombera  en  quelque  renroy  et  ainsy  en 
dilacion  tant  odieuse  et  preiudiciable  aus  ds  estatz* 

Par  quoy  convient  despescher  incontinent  ceulx  du  conseil 
destat  et  deliberer  conjoinctement  sur  ceulx  que  les  d8  estatz 
de  leur  part  vouldront  deputer. 

Instruction  pour  mess11.  Ie  prelat  de  St.  Gislain  esleu  Era* 
que  darras1)  et  messire  fiucho  Ayta  archidiacone  dYpre'), 
mess™.  Jehan  de  St.  Omer,  sr.  de  Moerbergue  *),  gou- 

1)  De  Jonge,  Unie  van  Brussel,  p.  98.  2)  Op.  cit.  p. 70.  3)  Op 
cit.  p.  86. 


51 


Terneur  des  villa  et  chasteau  dAyre  et  Franchois  de  Ha- 
leirgn ,  e*,  de  Swevegem  l) ,  Grand  Bailly  et  capDa.  des 
ville  et  cbasteau  dOudenaerde,  Fredericq  de  Prenost*), 
baron  de  Reynax  sr.  de  Champaigny  etc,  Chlra  et 
Adolff  de  Meetkercke  *) ,  pensionnaire  du  franc  Requiz, 
deputez  et  envoyez  de  la  part  des  estatz  generaulx  pour 
aveeq  mess",  da  Conseil  destat  se  trouver  vers  mens*. 
Don  Jehan  dautrice  en  la  ville  de  Huy  et  traicter  re- 
8olntement  les  poinctz  esuioans  sans  y  employer  plus 
de  quatre  jours  de  communieation. 

Premiers  prieront  mess1*,  du  Conseil  destat  se  ?ouloir  em- 
ployer vers  son  Alteze  affin  de  donner  a  icelle  plaine  satisfac- 
n'on  et  contentement  sar  Ie  poinct  encoires  demeure  onuert , 
«csvoir  quil  ny  a  rien  au  traiete  de  la  pacification  contre  lobeis- 
aance  deue  de  sa  Mato. 

Dont  estant  son  Alteze  satisfaicte  requerront  que  icelle  veuille 
faire  effectuer  Ie  traiete  faict  a  Luxembourg  entre  sa  de  Alteze 
et  les  deputes  des  estatz  et  speciallement  daggreer  et  approu- 
ner  la  de  pacification  en  tous  ses  poinct z  et  articles. 

Or  suyvant  oe  faire  promptement  et  effectuellement  sortir  et 
mareher  la  gendarmerie  espagnolle  tant  de  cheval  que  du  pied 
et  aultres  estrangiers  leurs  adherens  hors  Ie  Pays  Bas  par 
terre  pour  les  grandes  difficultez  qoi  se  represent  ent  par  mer. 

Et  neantmoings  ponrront  traicter  de  lordre  plus  necessaire 
pour  faire  la  de  retraicte  par  terre  ensemble  pour  la  soeurte  et 
conduite  dioeulx. 

Maïs  ou  cela  ne  se  pourroit  si  promptement  effectuer  au 
moings  supplieront  les  faire  sortir  prestement  sans  dilay  hors 
Ie  chasteau  et  ville  d'Anvers,  Liere,  Mastricht,  Utrecht  et 
aaltres  fortz,  les  consignant  es  mains  des  naturelz  de  par  de* 
eha  par  laduis  de  mess1*,  du  Conseil  destat  et  des  de  estatz 
pour  Ie  service  de  sa  Mau.  faisant  mareher  les  d*  espagnolz 

1)  Op.  rit.  p.  70.      2)  Op  cit.  p.  45.      8)  Op.  dt.  p.  76. 


52 


▼ere  Ie  pays  de  Luxembourg  et  Bourgoingne  comme  lieux  plus 
propioes  et  asseurez,  et  aussy  chemin  quilz  doibvent  tenir  oa 
seront  accommodez  de  vivres  et  aaltres  necessitez  poar  leun 
deniers. 

Et  pour  leur  asseurance  les  estatz  feronz  recaler  les  gens 
de  guerre  estrangiere  estans  en  ces  meismes  quartiers  accom- 
paignans  iceulx  espagoolz  de  lettres  de  aaulff  oondoict  in  forma 
et  de  mesmes  addressantes  faict  au  Ducq  de  Loraine  que  au 
gouverneur  et  estatz  de  Bourgoingne,  les  requerrant  de  leur 
donner  libre  passaige,  sans  leur  faire  aulcun  moteste,  ce  que 
pourra  suffir  pour  leur  asseurance.  Attendu  mesmes  que  mar- 
chans  en  troupe  ne  doibvent  craindre  que  aulcun  les  assaille. 

Suppliant  son  Alteze  vouloir  prefiger  brieff  jour  arreste  en  de- 
dans  Ie  quel  ilz  ayent  a  partir  enthierement  hors  les  ds  Pays-Bas. 

Offrant  apres  icelluy  partement  effectuel  hors  les  Pays-Bas 
suyvant  Ie  traicte  de  Luxembourg,  faire  aussy  partir  hors  les 
Pays-Bas  tous  les  estrangiers  gens  de  guerre  estans  en  seruice 
des  estatz. 

Et  ou  se  feroit  mention  que  les  d*  estatz  deburoyent  faire 
payement  aus  ds  espagnolz  ou  a  leurs  adherent  allemans  on 
aultres,  declaireront  nestre  aulcunement  1'intention  des  estatz 
de  neus  du  monde  payer ,  en  premier  lieu  parce  que  les 
d«  estatz  ont  paye  tous  les  aydes  de  sa  Mate  accordez,  et  plus, 
tant  pour  entretenir  les  gens  de  guerre  que  aultrement:  Seeon- 
dement  que  des  d'  espagnolz  ne  sont  au  service  des  d8  estatz, 
et  tiercement  quilz  ont  este  declarez  rebelles,  ayans  desrobbe. 
compose  et  branschatte  plusieurs  villes  et  villaigea  du  pays  en 
partie  payez  a  Alost ,  saccaige  les  jadiz  opulentea  villes  dAn- 
uers  et  Mastricht. 

De  toutes  lesquelles  pilleries  brantschatz,  compositions  et 
extorsions  ont  beaucoup  plus  tire  dargent  que  leurs  gaiges  ne 
portent.  Si  que  tant  sen  fault  que  les  estatz  jugent  leurcom- 
peter  payement  encoires  de  leur  part,  que  au  contraire  la  raison 
veult  que  son  Alteze  et  sa  Mate.  facent  faire  non  seulement 
restitution  de  ce  que  tant  excessiuement  ont  desrobbe,  mais 


r 


53 


sussy  condigne  punitioa  des  crimes  et  delictz  en  ces  entrefaic* 
tes  perpetrez  et  designez ,  joinct  que  par  les  da  saccagemens 
aos  d*  estatz  est  oste  Ie  moyen  de  furnir  aus  d1  payemens. 

Et  quant  a  la  pretendue  promesse  et  payement  icelle  leor 
poorroit  auoir  este  faicte  devant  les  da  saccagemens  et  brant- 
schatz ,  et  na  oncqnes  par  eulx  este  acceptee ,  quant  elle  leur 
a  este  offerte.  Et  oires  quelle  eust  este  acceptee ,  que  non , 
sent  este  fourfaicte  par  les  surdicts  crimes  enormes  par  eulx 
perpetrez  et  quilz  ont  este  deelarez  rebelles  a  sa  Mato. 

Semnts  des  raisons  precedentes  aussy  contre  les  allemans 
pour  auoir  este  complices  et  adherens  des  d'espagnolz,  et  que 
plas  est  en  plaisieurs  poinctz  contreuenu  a  leur  besttltbritff  et 
reigles  ou  statutz  du  St.  Empire  si  que  se  pourra  faire  appa- 
roistre  tant  souffisament  que  pour  les  faire  declairer  au  ban  de 
Lempüre  comme  schelms  et  parjures. 

Neantmoings  la  ou  les  d*  s".  depuler  trouveroyent  estre 
impossible  incliner  son  Alteze  a  faire  sortir  les  d1  espagnolz  et 
adherens  sans  quelque  payement,  offreront  finablement  a  icelles 
par  forme  de  don  gratuit,  liberalite  et  present  la  somme  de  cent 
mil  escuz  de  quarante  pat  pieche,  somme  conforme  au  present 
faict  par  iceulx  estatz  a  la  joyeuse  entree  en  ces  Pays-Bas 
de  la  royne  despaigne,  a  payer  incontinent  que  son  Alteze  sera 
receue  au  gourernement  des  Pays-Bas.  Si  avant  neantmoings 
91e  son  Alteze  les  face  sortir  en  dedans  vingt  jours  do  lac- 
cordement. 

Quant  aux  prisonnniers  quiceulx  puissent  estre  deli?rez  dung 

costee  et  daultre  sans  payer  ranchon  comme    en  faict 

réciproque.  Et  signament  que  Ie  conté  de  Bueren  jouysse  du 
benefice  de  la  pacification,  Ie  faisant  retourner  par  dechalibre* 
ment  pour  jouyr  de  ses  places  et  biens. 

Au  cas  que  son  Alteze  requist  plus  ample  satisfaction  pour 
Ie  maintiennement  de  la  religion  catholycque  Bomaine  et  obeis- 
«ance  deoe  a  sa  Mau.  pour  ladrenir  pourront  presenter  les  as- 
Murances  quon  pourroit  huroainement  donner  a  tel  faict. 

Finablement  sy  apres  auoir  faict  tous  debuoirs  possibles  et 


54 


apres  ouoir  employé  lintervention  de  mess™,  du  Conseil  destat, 
monsr.  lc  Rme.  et  Illmc.  Evesque  et  prinche  de  Liege  et  mess", 
lambassadeurs  de  Leropereur  et  ducq  de  Juilliers  aux  fins  que 
dessus  bod  Alteze  ne  y  vouloir  incliner ,  iceulx  deputex  apres 
lauoir  requiz  et  somme  de  satisfaire ,  de  leur  part  protesteront 
comme  devant  Dieu  et  les  hommes  que  a  eulx  na  tenu,  et 
quilz  se  tiennent  bien  dechargez  de  tout  ce  que  se  pourroit 
eusuyuir  du  deseruioe  a  Dieu,  sa  Mau  et  detriment  du  pays, 
faict  a  Bruxelles  a  lassemblee  generale  des  ds  estatz  Ie  xviij  de 
Janüyr  1577. 

Bedrage  tot  de  kennis  der  regtêgébrmken  in  dé  wndddeeuwm* 
Medegedeeld  door  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

De  Heer  de  Geer  deelt  het  volgende  stuk  mede,  niet  onbe- 
langrijk voor  de  kennis  der  regtsgebruiken.  Zonder  tijdsbepaling 
wqst  bet  schrift  naar  het  begin  der  15*  eeuw;  jammer  echter 
is  het,  dat  het  aan  het  einde  meerdere  gapingen  heeft,  waar 
het  papier  geheel  verteerd  is. 

Gluam  in  eenre  schouwen  royen  enen  verloren  vvaegijchghen 
Maesdijck,  daer  die  richter  van  mijns  genedigen  heren  wegen 
van  Ghelre  etc.  die  schouwe  mit  recht  gebannen  had,  her  Jan 
Spijsen,  pryester  als  een  dienre  's  greuen  van  Megen  mit 
meer  gueden  mannen,  ende  heeft  getoent  opten  voors.  Maesdyck 
een  vytscrift  van  enen  bryeff  ende  dede  dieselue  vytscrift  den 
geswoeren  clerck  opten  voirgenoemden  dijck  daer  lesen.  Ende 
doen  die  vytscrift  gelesen  was,  dóe  begheerde  die  aueuen  vynder 
die  hoer  eede  gedaen  hadden,  een  vytscrift  daer  aff  te  behal- 
den ;  doen  en  wilde  her  Jan  Spijsen  voirgenoemt  gheen  vytscrift 
hem  daer  aff  geuen,  doen  die  seuuen  vynders  dese  vytscrift  nyet 
gekrigen  en  kosten  doe  (beghe)erden  sij  aen  den  rychter  dat 
hy  hem  die  vytscrift  doen  besetten  wilde,  want  hy  een  dienre 
were  myns  genedigen  heren  voirgenoemt,  ende  sij  hem  mitder 
cedulen  beraden  moesten  ende  doen  enen  yegeliken,  dat  ay  hem 
van  rechtswegen  sculdich  weren  to  doen.  Doen  besette  die  rich- 
ter die  voirgenoemde  vytscrift  voir  dusent  schilde  tot  behoef  der 


55 


rii  vynders  voirgenoemt.  Doe  nam  Floria  vander  Dussen  dia 
vytschrift  her  Jan  Spysen  vyt  der  hant,  doe  die  rychter  also 
toet  had  voir  die  voirgenoemde  dusent  schudde,  ende  nam 
aijn  sweert  in  syn  hant  ende  steket  voir  hem  ende  segede,  hy 
bedde  die  vytscrift  ende  die  cedel  daer  bracht,  hij  wolde  se 
weder  thuys  vueren ,  ontbreke  yemant  yet ,  dat  die  aentasten , 

ende  werden  die  cedel  also die  daer  mit  den  recht  beset 

was  als  voirs.  is. 

Item  Toert  so  syn  die  ondersaten  van  besorgt  om  des 

rechts  wil,  dat  sy  opten  waedychgen  Maesdyck  gedaen  hebben, 
wee  wael  sy  nyet  gedaen  en  hebben  anders  dan  sy  (van  rechts 
wegen  nae  hoerre  alder  gewoenten  ende  heerc(ommen  gewoon) 
waren  te  doen,  gelyc  alsmen  dat  inder  waerheyt  bevynden  sai 
dat  dykrecht  bouen  en  beneden  desgelicx  also  hanteer 


Betoek  va»  de  Koningin  wat  Engeland  te  Wijk  by  DuurtUde 
in  1642.  Medegedeeld  door  Jhr.  Mr.  L.  H.  van  Asch  van 
Wyck  te  Wyk  bij  Duurstede.  Toen  Henriet ta  Maria  van  Bour- 
bon (dochier  van  Hendrik  IV),  gemalin  van  Karel  I,  Koning 
van  Engeland,  hare  dochter  Maria,  nadat  deze  op  den  12m 
Mei  1641  te  Londen  met  Prins  Willem  II  in  het  huwelijk 
verbonden  was  geworden,  herwaarts  overbragt,  bezocht  zij  met 
de  jeugdige  echlelingen  ook  Wyk  bij  Duurstede.  In  de  no- 
talen van  den  magistraat  dier  stad  vindt  men  daaromtrent  het 
volgende  aangeteekend : 

22  May  1642.  De  secretaris  gecommitt.  om  op  morgen  te 
gaen  naar  Utrecht  om  met  de  heeren  gecommitt.  te  spreecken 
over  de  resuntie  by  de  regierders  deser  stede  gedaen,  over 
't  inhalen  van  de  Coninginne  van  Engelandt  en  de  logementen 
voor  ,  mitag8.  versoecken  cruyt  ende  piecken. 

23  May  1642.  Bij  de  secretaris  rapport  gedaen  van  syn 
gebesoigneerde  en  wedervaren  van  Ed.  Mog.  heeren  Staten 
tUtrecbt,  en  volgens  d'ordre  van  hare  Ed.  Mog.,  op  morgen 
wederom  derwaerts  te  gaen,  omme  finale  resolutie  mede  te 


66 


brengen ,  mitsgaders  eenige  poincten  tot  het  iractement  van 
hare  Maj1.  de  Coninginne  van  Engelandt  nodig  en  bij  de  re- 
gierders  deser  stede  bij  advies  gestelt  haer  Ed.  Mog.  te  com- 
municeren. 

24  May  1642.  Rapport  gedaen  bij  de  secretaris  en  de  me* 
morie  van  haer  Ed.  Mog.  geopent,  medebrengende  voor  de 
stadt  tot  losbranden  van  canon  ende  mnsquetten  drie  hondert 
ponden  bospulver. 

Memorie. 

Ende  sijn  op  donredagh  de  xxvi  May  1642,  des  morgens 
tijdelick  binnen  Wijck  gecomen  de  gecommitt.  van  de  Ed.  Mog. 
heeren  Staten  dezer  provincie,  met  name  de  heeren  Jaoob  van 
Asch  van  Wyck  en  Aerndt  van  Soylenborgh  wege  de  heeren 
geeligeerden ,  Jo*.  Philibert  van  Tuyll  van  Serooskercken ,  lieere 
tot  Wulven  en  Jo*.  Benr.  van  Toyü  van  Seroskercken ,  heere 
tot  Stavenisse,  Ryenhuyzen  enz.,  Ridderschappen  en  Jo*.  Fre- 
drick  Ruysch,  eerste  regerende  Borgemr.  der  stadt  Utrecht  en 
Dirck  van  Velthuysen,  oud  Burgemr.  aldaer,  wegens  stadt  en 
steden  met  den  heere  Anthoni  van  Hilten  secretaris  van  Staten, 
en  welcke  haer  op  weg  hebben  begeven  en  aldaer  hare  Majt. 
gewellecomt,  latende  de  heeren  van  de  Magistraet  deser  stede 
Wijck  binnen  opt  pleyn  van  casteel ,  die  aldaer  het  hare  mede 
hebben  gedaen ,  en  is  hare  Majt.  aldaer  van  de  carosse  getre- 
den ,  en  geleyt  door  den  Prins  Monris  van  Bohemen  naer  bo- 
ven ,  bij  haer  hebbende  hare  dochter  de  gemalin ne  van  sijn 
jonge  Hooch*.  de  Prince  van  Oraengien,  die  datelick  met  Graef 
Wilhem  van  Vriesland  en  andere  grooten  daerop  volgden,  spde 
de  eedtplaets  van  hare  Majfc.  geordineert  op  de  groote  saell  van 
't  casteel,  alwaer  hare  Maj*.  des  middachs  mael  hiel,  sittende 
int  midden  van  de  taeffel ,  sijn  jonge  Hooch1.  met  de  Princesse 
aen  't  een  einde  en  de  Prince  Mauris  en  Robbert  van  Bohemen 
aen  't  andere  einde ,  en  voorts  verscheyde  taeffels  van  grooten 
't  ganse  casteel  door,  wel  getracteert  door  d'ordre  van  den  heere 
Balthasar  de  Leeuw,  ontfanger  der  Ed.  Mog.  heeren  Staten 
deser  provincie,  als  hoofmT.  van  hare  Ed.  Mog.,   en  is  hare 


B7 


Maj*.  nae  dat  alles  met  goede  ordre  was  toegegaen,  des  nae- 
middagha  omtrent  Tier  uren  afgetrocken,  nemende  haren  wech 
de  Vrouwepoort  in  en  soo  over  de  merckt ,  alwaer  beyde  compi. 
van  de  schutterye  opt  vereischt  in  de  wapenen  s^'nde,  bare  Maj*. 
waren  verwachtende,  en  nae  het  voorbijtrecken  eenige  solvers 
hebben  afgeschoten»  gaende  hare  Maj*.  geaccomp*.  met  de  bo- 
venst, heeren  gecomroitt.  naer  Utrecht,  synde  hare  Maj*.  nae 
dat  alle  de  clocken  drie  of  vier  men  waren  geluyt,  't  canon 
verscheyde  malen  losgebrandt,  Oodes  geleyde  toegewenscht. 

6  Vergadering.     1  Haart  1956. 

Bibliotheek.  —  Ring  van  J.  van  Oldenbamevelt.  —  Charter  van 
Pau$  Pasehalis  IL  —  Necrohgium  van  het  voormalig  Kar* 
thuieerklooster  buiten  Utrecht.  —  Diploma's  van  adeldom  van 
de  kleinzonen  van  Prins  Maurüs  en  van  Otto  Schwarts.  — 
Stuiken  betreffende  de  oprigting  van  het  koningrjjk  Holland.  — 
Merkwaardige  beslissing. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  Mr.  J.  I.  D.  Nepveu ,  te  Utrecht : 

Utreehtsehe  Folks -almanak  voor  het  schrikkeljaar  1856.  Utreoht. 

Hüversumsche  Oudheden.  Eenê  Bjjdrage  tot  de  ontwikkeUngs- 
geschiedenis  der  vroegste  Europesche  volken.  Door  Dr.  L.  J.  F. 
Janssen.    Met  X  platen.     Arnhem,  1856. 

Van  Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré  en 'Mr.  J.  I.  D.  Nepveu: 

Archief.  Vroegere  en  latere  medêdeelingen  voornamelijk  in  be- 
trekking tot  Zeeland,  uitgegeven  door  het  Zeeuwsen  Genootschap 
der  Wetenschappen.  I.     Middelburg,  1856. 

Van  den  Heer  F.  Muller,  te  Amsterdam: 

Bibliotheek  van  pamfletten ,  traktaten ,  plakkaten  en  andere  stuk- 
ken  over  de  Nederlandsehe  Geschiedenis;  en  van  in  Nederland  ge* 
drukte  stuiken  over  gebeurtenissen  in  en  buiten  Europa,  voorna» 
tijk  in  Engeland,  Azië  en  Amerika.  Beschreven,  naar  tijdsorde 
gerangschikt,  en  met  alphabetische  registers  vooreien.    Eerste 


i 


H 


58 


Afdeeling.  Beschrijving  der  verzameling  van  Frederik  Muller 
te  Amsterdam,  van  het  begin  der  16de  tot  het  midden  der  18** 
eeuw.     Eerste  stuk.     Amsterdam,  1856.  kl.  4*. 

Van  Jhr.  H.  Baerdt  van  Smioia,  te  Bergum : 

Jan  Helles  Dekema  de  laatste  Potestaat  van  Friesland,  door 
Jr.  H.  B.  van  Sminia.  Workum.  (Overgedrukt  uit  De  vrge 
Fries  t  nieuwe  Reeks,  deel  I.) 

Bienck  Bockema,  Hoveling  te  Steek  en  te  Oosterend.  Door 
Jhr.  H.  Baerdt  van  Sminia.  (Overgedrukt  uit  den  Irieschen 
Volkealmanak.) 

In  ruiling  ontvangen: 

Van  die  Oberlausitzische  Oeselschaft  der  Wissenschaften,  te 
Görlitz : 

Neues  Lausitdsches  Magann.  lm  Auf trage  der  Oberlausitdseken 
GeeelUchaft  der  Wissenschaften  besorgt  durch  deren  Secretair  G. 
G.  Th.  Neumann.     32«  Band.     Görlitz,  1855. 

Van  het  Indisch  Genootschap,  te  's Gravenhage : 

Handelingen  en  Geschriften  van  het  Indisch  Genootschap  te 
9 e  Gravenhage,  onder  de  zinspreuk:  Onderzoek  leidt  tot  waarheid. 
Tweede  jaargang.  4e  Afl.    Zalt-Bommel ,  1855. 

Van  de  Académie  d'Archéologie  de  Belgique,  te  Antwerpen: 

Jnnales  de  V Académie  d* Archéologie  de  Belgique.  Tomé  XI6  et 
XIÏe.     Anvers,  1854  et  1855. 

Statute  de  VOrdre  Chapitral  d'ancinne  Noblesse  des  Quatre  Empe- 
reurs  tfAUemagne.  Longue  Germanique  ou  primüive.  Anvers,  1888. 

Extrait  du  Nobiliaire  de  Belgique,  concemant  la  familie  de 
Kerckhove-Varent  et  contenant  la  biographie  du  Picomte  Jeeeph- 
Romain-Louis  de  Kerckhove-Varent;  par  N.  J.  van  der  Hegden. 
Anvers,  1853. 

Ring  van  J.  van  Oldenbarnevelt.  De  Heer  Dr.  P.  J.  Ver- 
meulen vertoont  aan  de  leden  den  gouden  ring ,  dien  Johan 
van  Oldenbarnevelt  op  het  schavot  aan  zijnen  knecht  Jan  Fran- 
ken geschonken  heeft,  benevens  eene  notariële  akte  van  den 
jare  1722,  om  de  echtheid  van  dit  gedenkstuk  te  staven,  het- 


69 


welk  tegenwoordig   ia   eigendom   toebehoort   aan  de   Heeren 
Smit  te  Botterdam. 

Ckmier  van  Paus  Pasekalis  IL  De  Heer  Vermeulen  brengt 
ter  tafel  de  kopy  van  een  charter  van  1  Maart  1104,  waarbij 
Pau  Pachalia  II  het  klooster  van  Bursfeld  bevestigt  in  het 
bent  van  alle  giften,  die  hetzelve  verkregen  heeft,  en  deelt 
daarbij  mede,  dat  het  oorspronkelijke  stok  gewikkeld  is  ge- 
weest in  een  zgden  doek,  waarop  de  beeldtenis  van  den  Za- 
ligmaker en  eenige  zinnebeelden  uit  de  gesohiedenis  van  het 
lijden  waren  afgemaaid. 

Nfcrciogium  van  ket  voormalig  Kartkmserklooster  buiten  Utrecht. 
De  Heer  Orothe  brengt  ter  tafel  een  necrologium  of  kalenda- 
riom  uit  de  15e  eeuw,  in  8*,  gedeeltelijk  op  papier,  gedeelte- 
hjk  op  perkament  geschreven,  van  het  Kartuizerklooster  bui- 
ten Utrecht ,  genaamd  Bloemendaal ,  veel  vollediger  dan  het 
door  liatthaeus,  Fundatümes  eed.  p.  614  uitgegevene.  Het 
bevat  vele  bijzonderheden ,  vooral  omtrent  begiftigers  van  het 
gesticht,  die  daar  worden  gemist.  Aan  dit  HS.  ontbreken 
echter  de  eerste  bladzijde  der  maand  January  en  de  laatste  van 
de  maand  Jurijj.  Naar  aanleiding  hiervan  deelt  de  heer  Ver- 
meulen mede,  hoe  een  zeer  schoon  en  goed  bewaard  kalenda- 
riom  van  dit  klooster,  in  folio,  zich  bevindt  op  het  provinciaal 
archief  van  Utrecht. 

Diploma's  van  adeldom  van  de  kleinzonen  van  Prins  Maurils 
es  van  Otto  Sektoor ti.  Door  Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch 
van  Wyck  wordt  namens  Jhr.  R.  A.  J.  Baron  van  Ittersum, 
te  Brammen,  ter  tafel  gebragt:  1*.  het  oorspronkelijk  diploma 
van  26  April  1679,  waarbij  de  Duitsche  Keizer  Leopold  I  de 
drie  tonen  van  Lodewijk  van  Nassau  en  Elisabeth  van  Hornes 
(kleinzonen  van  Prins  Maurita),  t.  w.  Maurits,  Heer  van  de 
I«k  en  Beverweerd,  Willem,  Heer  van  Odijk  en  Hendrik,  Heer 
van  Ouwerkerk ,  als  Graven  van  Nassau  erkent  en  hun  voor* 


H 


60 


vaderlijk   wapen   vermeerdert  met  een  sortout  van  zilver  bela- 
den met  een  leeuw  van  sabel; 

2*.  Een  diploma  van  denzelfden  Keizer  van  2  Sept.  1685, 
waarbij  zekere  Otto  Sc h  u-art z  in  den  adelstand  verheven  wordt. 
Op  voorstel  van  den  Heer  van  Asch  van  Wyck  wordt  dit  stuk 
in  handen  gesteld  der  Commissie  voor  de  Nederl.  geslacht- en 
wapenkunde,  ten  einde  ingevolge  het  door  den  Heer  van  It- 
tersum  te  kennen  gegeven  verlangen,  de  vraag  te  onderzoeken, 
op  welken  titel  de  afstammelingen  van  Otto  Schwartz  volgens 
dat  diploma  hier  te  lande  aanspraak  zouden  kunnen  maken. 

Stukken  betreffende  de  oprigting  van  het  koningrijk  EoUand. 
Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer  spreekt  over  de  oprigting  van  het 
koningrijk  Holland ,  nu  60  jaren  geleden ,  naar  aanleiding  eener 
zeer  belangrijke  verzameling  van  stukken,  welke  hem  door  den 
Heer  Dr.  N.  P.  Visscher  ter  hand  gesteld  zijn  en  bijeengebragt 
werden  door  wijlen  den  Heer  H.  J.  van  Hengst,  lid  van  de 
Vergadering  van  H,  Ho.  Mog.  vertegenwoordigende  het  Ba- 
taafsch  Qemeenebest.  De  Heer  de  Geer  stelt  zich  voor  van 
deze  verzameling  gebruik  te  maken  by  de  uitgave  van  het 
•  Buitengewoon  secreet  verbaal  van  het  verhandelde  bij  den 
Staatsraad  der  Bataafsche  Republiek ,  in  en  ter  gelegenheid  van 
de  gehoudene  besognes  over  het  gedane  voorstel  tot  verande- 
ring in  de  regeringsvorm  dezer  Republiek  door  Z.  M.  den 
Keizer  der  Franschen  en  Koning  van  Italien."  (Zie  Kronijk 
1855,  bl.  190). 

Merkwaardige  beslimng.  Medegedeeld  door  Mr.  H.  Hooft 
Graafland. 

Alsoo  Adam  Aertsz  chirurgijn,  gevangen  op  sekere  sijn  re- 
queste  overgegeven  omme  gratie  te  genieten,  agtervolgende  die 
placcaeten  vander  k.  Maj*.  verkregen  heeft  van  onse  G.  V. 
sekere  besloetene  brieven  omme  ontfangen  te  werden  in  sub- 
missie  van  sekeie  saken  him  over  geseyt,  ende  onder  anderen 
van  dat  hij  sausijskens  gegeten  heeft  op  eenen  saterdach  tus- 


61 


schen  Kersmisse  ende  Lichtmisse  ende  van  speek  gegeten  te 
hebben  op  een  Pyncxteravont ,  van  welke  hij  him  gesubmit* 
teert  heeft  aen  den  voorsz.  hove ,  ende  heeft  hetselve  hof  him 
io  submissie  ontfangen ,  ende  daer  over  geroepen  die  vande 
Bekeninge  heeft  den  selven  Adam  reguard  nemende  op  sijn 
lange  gevangenisse,  ter  canse  van  desen  affgeseyt  ende  gecon- 
demneert  te  betalen  die  aomme  van  veertien  Garolus  guldens 
ia  handen  vanden  Bentmr.  vanden  exploicten  van  deaen  Hove 
ten  profijte  vander  k.  Majfc.v  ende  de  vooras,  aomme  betaelt 
hebbende,  mitsgaders  den  cipier,  ontalaet  him  taelve  Hof  van- 
der gevangenis.se.  Oedaen  in  den  Hage  bij  de  heeren  Floria 
van  Wyogaerden ,  ridder,  heere  van  IJsselmonde,  heer  Jan  van 
Duvenvoirde,  ridder,  heere  tot  Warmont,  mr.  Abel  van  Colster, 
mr.  Franeoia  Coebel,  mr.  Huge  van  Assendelft,  deeken,  mr. 
Willem  Pijnaaen,  mr.  Gelijn  Zegers  ende  mr.  Arent  Sandelin, 
Baetslnyden  van  Hollant  den  xxvj  Febr.  a*  xv°xiiz  atilo  cur. 

•  Vergadering.    15  Haart  186*. 

Nieuwe  leden.  —  Bibliotheek.  —  5  KareU  van  Mander.  —  In* 
êtructie  voor  de  afgezanten  der  vjjf  kapittelen  te  Utrecht  naar 
Margantha  van  Parma  in  1561. 

Nieuwe  leden.  De  Voorzitter  deelt  mede,  dat  tot  gewone 
leden  des  Genootachapa  benoemd  zyn  de  Heeren  Jhr.  Mr.  M. 
C.  Baron  van  Alderwerelt  Houtnyn,  te  Arnhem;  Jhr.  H.  van 
den  Bosch,  aan  de  Bilt;  G.  H.  M.  Delprat,  te  Botterdam; 
Mr.  C.  Fock,  te  Wyk  bij  Duurstede;  Dr.  J.  Hoffman,  te 
Leyden,  Mr.  W.  Baron  van  Lynden,  te  Nymegen;  C.  V.  E. 
mi  der  Kit  la  Motte,  te  Oostenrijk;  Mr.  N.  F.  van  Nooten, 
te  Utrecht;  Jhr.  Mr.  W.  van  de  Poll,  te  Tiel;  Mr.  W.  Sie- 
wertsz.  van  Reesema,  te  Botterdam;  Dr.  J.  A.  G.  Bovers,  te 
Utrecht;  Mr.  H.  Boyaards,  te  Utrecht;  Mr.  J.  Schröder,  te 
'tGravenhage;  Jhr.  H.  Baerdt  van  Sminia,  te  Bergum  en  Dr. 
T.  Yenrayen ,  te  Maastricht. 


Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  den  Heer  C.  P.  Serrnre  te  Gent: 
Meuager  dei  Sdencee  kistoriquea,  des  arts  ei  de  la  bibtiogru- 
phie  de  Belgique.    Anne*  1855.     4'  Livr.     Oand. 

5  KareU  van  Mander.  Medegedeeld  door  Dr.  G.  J.  Bar- 
man Becker,  te  Koppenhagen, 

De  volgende  mededeeling  betreffende  het  beroemde  geslacht 
der  Van  Mander*s,  hetwelk  achtereenvolgens  5  leden  heeft  op* 
geleverd,  die  Karel  genoemd  waren,  bevat  eenige  bijzonder- 
heden nit  de  koninklijke  archieven  te  Koppenhagen  opgespoord, 
en  kan  tot  aanvulling  strekken  van  hetgeen  Houbraken  I.  251, 
Immerzeel  en  meer  andereu  over  de  Van  Mander's  hebben  te 
boek  gesteld '). 

De  eerste  Karel  van  Mander,  geboren  te  Meulenbeeke  in 
Vlaanderen  en  in  1606  overleden,  bekend  schilder  en  schrijver 
van  Bet  leven  der  doorluchtige  Nederlandsehe  en  Hoogduüsehe 
schildere ,  liet  een  zoon  na  insgelijks  Karel  genoemd,  die  te 
Delft  woonde  en  schilder  en  tapijtfabrijkant  was.  Koning  Chris* 
tiaan  IV,  die  den  oorlog  met  Zweden  geëindigd  had  (1613)  en 
het  heerlijke  kasteel  Frederiksburg,  op  4  mijlen  van  Koppen- 
hagen gelegen,  dat  zijn  vader  Frederik  II  begonnen  had  te 
bouwen  en  nog  tegenwoordig  tot  verblijf  des  konings  verstrekt, 
wilde  doen  vergrooten,  liet  den  Hollandschen  tapijt  werker  Frans 
Spiering  van  Delft  ontbieden,  met  tapijten,  die  de  koning  tot 
versiering  der  groote  zaal  (lang  151,  breed  42  voeten)  wilde 
gebruiken.  Het  schijnt  dat  de  koning  niet  tevreden  was  over 
den  fabrikant  of  over  zijn  werk,  en  reeds  deo  13"  September 
1614  ontving  Spiering  zijn  reispas  om  weder  naar  Holland  te 
vertrekken.  Toen  deed  de  koning  in  1616  Karel  van  Mander 
ontbieden,  die  de  26  stuks  tapijten  tot  versiering  van  boven- 
genoemde zaal  benoodigd,  zou  vervaardigen.  Deze  tapijten,  die 
nog  aanwezig  sqn,  waren  zoodanig  ingerigt  dat  zij  bij  plegtige 

1)  Zie  ook  Berigten  van  het  Historisch  Geselschap  ie  Utrecht,  Ie  deel, 
Ie  stok,  bl.  160. 


J 


63 


gelegenheden  konden  opgehangen  en  ook  weder  afgenomen  wor- 
den; roor  dagelijksch  gebruik  was  de  saai  met  verguld  lederen 
behangsel  voorzien.  Volgens  een  contract,  gedagteekend  Rkan- 
derbnrg  October  1616,  zou  Van  Mander  onderhond  en  trans- 
portkosten genieten  en  van  den  20**  October  tot  zijn  vertek 
een  kroon  per  dag.  Hij  moest  naar  de  verschillende  plaatsen 
gebragt  worden,  waar  in  den  laatsten  oorlog  met  Zweden  iets 
belangrijks  voorgevallen  was,  teekeningen  van  die  omstreken 
vervaardigen  en  vervolgens  de  patronen  voor  de  tapijten  sa- 
menstellen, voorstellende  de  onderscheidene  gevechten,  waar* 
van  men  hem  de  beschrijving  zoude  geven.  De  tapijten  moes- 
ten zyn  als  de  beste  van  Spiering;  hy  moest  10  stuks  in 
anderhalf  jaar  gereed  hebben  en  zon  17  rijksdaalders  per  el 
bekomen.  Van  Mander  zou  5000  rijksdaalders  vooruit  ontvan- 
gen en  Johan  de  Willem,  burger  en  koopman  te  Koppenhagen, 
(waarschijnlijk  van  Hollandsche  afkomst)  zon  voor  Van  Mander 
borg  blijven.  In  een  ander  contract,  gedagteekend  Flensburg 
9  December  1616,  is  omschreven  wat  die  tapyten  zooden  moe- 
ten voorstellen,  te  weten:  S  stukken:  de  krooning  des  konings; 
2  dito:  de  afbeelding  der  stad  Galmar  in  Zweden;  &  dito:  de 
afbeelding  van  Witeoë  (eene  plaats  in  Zweden);  &  dito;  de  af- 
beelding van  de  stad  en  vesting  Elfsburg;  8  dito:  de  afbeel- 
ding van  het  eiland  Oland;  1  dito:  de  afbeelding  van  de  stad 
Travemunde;  1  dito:  de  afbeelding  van  Justburg;  1  dito:  de 
afbeelding  van  een  gevecht  bij  Calmar.  Johan  de  Willem  zon 
tot  borg  verstrekken  voor  de  5000  kroonen,  betaalbaar  aan  Van 
Mander,  terwyl  Van  Mander  wederkeerig  zekerheid  zou  stellen 
en  een  koopman  te  Amsterdam,  als  borg  zou  aanwezen.  In 
de  maand  Mei  1617  moest  Van  Mander  de  patronen  voor  de 
tapyten  vertoonen  en  de  beide  volgende  jaren  de  tapyten  afwer- 
ken. Daarna  zou  hij  weder  andere  maken,  voorstellende:  1*. 
Ben  zeeslag  by  Wexholm  in  Zweden.  2'.  Koning  Karel  van 
Zweden  zyn  legerkamp  verlatende.  3*.  Een  zeeslag,  waarbij  het 
adniiraalschip  in  den  grond  werd  geboord  en  de  overigen  de 
vhjgt  namen.    4*,  Den  aanval  van  den  koning  van  Zweden  op 


64 


het  Deensche  legerkamp  voor  Calmar.  Den  196*  October  1619 
schreef  Christiaan  IV  aan  Van  Mander,  om  op  het  kasteel 
Kolding  te  komen  en  de  tapijten  mede  te  brengen ,  die  gereed 
waren.  De  koning  was  over  zqn  werk  tevreden  en  deed  den 
borgtogt  van  Johan  de  Willem  vernietigen.  Den  3160  Decem- 
ber 1620  (1619?)  zond  hij  Karel  van  Mander  eene  verklaring, 
dat  de  26  stuks  tapyten  tot  eigen  gebruik  des  konings  ver- 
vaardigd waren 1).  De  koning  noemde  hem  bij  die  gelegenheid 
*den  Ersamen  tmter  Ueben  betonder  Carl  ver  Mander  su  Delft 
wokmhaft." 

Een  ander  document  of  lijst  der  gemelde  tapijten,  vermeldt 
dat  zy  het  volgende  afbeelden :  lc.  De  krooning  des  konings, 
29  Augustus  1596  (die  in  de  Lieve  vrouwe  kerk  te  Koppen* 
hagen  plaats  had).  2e.  De  inkomst  des  konings  door  een 
eereboog.  3°.  De  inneming  van  Calmar,  3  Mei  1611.  ¥. 
De  overwinning  op  de  Zweden,  17  Juhj  1611.  5e.  De  vlagt 
der  Zweden  bij  Bisbye,  20  Julij  1611.  6e.  De  overwinning 
bij  het  fort  van  Bisbye,  30  Julij  1611.  7e.  De  inneming  van 
Calmar,  3  Augustus  1611.  8e.  Den  zeeslag  van  1  Septem- 
ber 1611.  9e.  De  landing  op  Westgothland.  10e.  De  overwin* 
ning  van  Witsoë,  11  Februari)  1612.  lle.  De  belegering  van 
Elf  burg,  5  Mei  1612.  12«.  De  inneming  van  Elf  burg,  24 
Mei  1612.  13*.  Den  val  van  het  Deensche  gouvernement  op  het 
eiland  Oland,  31  Mei  1612.  14°.  De  overwinning  te  Bork- 
holm,  1  Junij  1612.  15c.  De  inneming  van  Guldburg,  11 
Juny  1612.  16e.  De  inneming  van  Borkholm,  11  Junij  1612. 
17».  De  vlugt  der  vijandelijke  vloot,  l  September  1612.  18e.  De 

1)  Die  verklaring  was  noodig  om  .te  voldoen  aan  het  besluit  der  Staten- 
Generaal  dd.  81  Ang.  1619,  luidende  aldus:  «IsCarel  Verman  der  (sic)  ge- 
accordeert  paspoort,  omme  vuyt  de  Vereenichde  Nederlanden  nae  Dene- 
marken te  mogen  transporteren,  acbtien  stucken  tapitaseryen ,  by  hem 
opgemaeckt  door  last  ende  ten  behonve  van  den  coninck  van  Denemarcken , 
gepackt  in  drye  casten,  vry  van  convoy  ende  licent,  onder  suffisante  cao- 
tie,  dat  hy  binnen  den  tyt  van  vier  maenden  aall  overbrengen,  attestatie 
by  zyne  Majesteyt  geteekent ,  dat  hy  de  voors.  achtien  stucken  tapitseryen 
tot  zynen  dienst  ende  gebrnyck  heeft  ontfangen."  Dodt,  Archief,  VII. 
deel,  bl.  83.  Sedactit. 


\ 


65 


overwinning  bjj  Traveinunde ,  6  October  1612.  2  Stukken  ver- 
tonende drinkende  en  spelende  lieden.  2  Stukken  ieder  voor- 
stellende  een  soldaat  op  wacht,  met  de  spreuk  des  konings: 
Segnum  firmat  piëta* ,  en  deze  woorden :  Kar  el  van  der  Mander 
fecü  1620.  De  eigenhandige  dagboeken  van  den  koning  wy- 
xeo  de  aan  Van  Mander  betaalde  kosten  en  de  met  hem  ge- 
sloten contracten  aan;  den  19"*  December  1620  heeft  de  ko- 
ning o.  a.  in  zqn  dagboek  geschreven  :  •  Heden  heb  ik  aan 
Karel  van  Mander  6005$  kroon  gegeven,  zijnde  het  restant 
voor  de  tapijten  in  de  zaal  te  Frederiksburg ;  evenwel  ontbre- 
ken nog  eenige  kleine  stukken,  die  betaald  zullen  worden, 
wanneer  zij  geleverd  zijn." 

Van  Mander  (II)  stierf  in  1628  en  in  hetzelfde  jaar  ging  zijne 
huisvrouw  Cornelia  Boswijke  met  haar  broeder  en  haar  geheel 
gezin  naar  Denemarken.  De  reden  hiervan  was,  dat  een  Hol- 
landsen edelman,  N.  Snoeckart,  beslag  had  gelegd  op  eene 
som  van  8115  gulden,  die  de  koning  nog  aan  Van  Mander 
betalen  moest.  Dit  beslag  werd  eerst  in  1628  opgeheven.  Met 
de  huisvrouw  van  Van  Mander  vertrok  ook  een  zoon  Karel, 
zijnde  de  derde  Fan  Mander;  deze  werd  welwillend  bij  den  ko- 
ning ontvangen  en  werd  een  beroemd  schilder  in  Denemarken. 
Hij  vervaardigde  de  groote  schilderij ,  voorstellende  onzen  grooten 
Christiaan  IV,  een  meesterstuk,  dat  in  het  vertrek  des  konings  • 
op  het  kasteel  Christiaansburg  te  Koppenhagen  berust.  In  de 
groote  galerij  van  schilderijen  aldaar  vindt  men  van  hem:  1°.  Een 
kluizenaar  geknield  voor  het  ligchaam  van  den  Deenschen  vorst 
Suend ,  die  in  de  kruistogten  sneuvelde  (98  a  90  duim).  2e. 
Een  Tartaarsch  gezant  met  zyn  gevolg,  die  zich  in  1655  te 
Koppenhagen  bevond  en  het  hoofd  van  een  zijner  bedienden  liet 
afslaan.  Van  Mander  heeft  dit  tafereel  geschilderd  106$  a  82 
duim.  8e.  Den  apostel  Petrus  in  overpeinzing  (64  a  48  duim). 
4e  et  5*.  Het  gezigt  en  het  gehoor,  afgebeeld  door  een  grijs- 
aard met  een  bril  en  eene  oude  vrouw  met  een  hoorn  (22  a 
17  duim).  6°.  Een  dwerg  (62  a  89  duim).  In  de  galerij  van 
den  graaf  Moitke  te  Koppenhagen  heeft  men  van  Van  Mander 

*XII.  J.  5 


1 


66 


den  hoogepriester  Aaron  (51}  a  48  duim)  en  een  drinkenden 
man  (19  a  18  duim).  In  bet  kasteel  Friederiksburg  bevindt 
zich  een  belangrijke  galerij ,  te  weten  de  beroemde  mannen  on- 
der iederen  koning  uit  den  tak  van  Oldenburg.  Daar  is  eene 
geheele  kamer  gevuld  met  verken  van  Van  Mander  (Hl),  als 
leden  der  koninklijke  familie,  veldheeren,  admiraals,  waaronder 
de  beroemde  Güldenlöwe,  gezanten,  waaronder  de  Spsansche 
graaf  Rebolledo,  die  de  Selvas  danicat  en  andere  werken  ge- 
schreven heeft.  In  1688  kwam  hier  Abraham  Wachter,  een 
Hollandsen  schilder;  hij  huwde  eene  zuster  van  Van  Mander 
en  leefde  nog  in  1675  te  Soroë.  Toen  de  Deensche  admi- 
raal Cort  Adeler  (Court  Adelaer)  in  1662  uit  Venetië  terug- 
kwam, bragt  hij  de  zegeteekenen  mede,  die  hij  op  de  Turken 
veroverd  had ;  deze  zegeteekenen  werden  in  een  museum  ge- 
rangschikt, en  daar  boven  plaatste  men  een  opschrift  in  Hol- 
landsche  verzen ,  die  men  aan  Van  Mander  toeschrijft.  Hij 
heeft  ook  eene  brochure  geschreven,  in  de  koninklijke  biblio- 
theek voorhanden  en  getiteld  :  Lautoercranis  voor  alle  liefheb- 
bers des  ênuyfflabacks ,  Copenhagen ,  1665,  in  4*,  herdrukt  in 
1668  met  eenige  andere  gedichten.  Van  Mander  bezat  hier 
een  huis  in  de  Ostergade  (Oosterstraat)  en  had  er  een  raritei- 
tenkabinet. Hij  stierf  in  1672  en  werd  in  de  St.  Pieters- 
kerk begraven. 

Den  15en  Julij  van  dat  jaar,  zijnde  op  een  Maandag,  werd 
er  eene  verkooping  ten  zijnen  huize  gehouden.  Op  de  konink- 
lijke bibliotheek  is  de  Catalogus  dier  verkooping  nog  voorhan- 
den, waarin  gewag  gemaakt  wordt  van  zijne  boeken ,  teeken- 
boeken  ,  gravuren ,  koperen  platen ,  houtsneden  ,  wapenen  en 
geweren,  uurwerken,  schilderijen  en  van  zijn  geheel  kabinet 
van  rariteiten. 

Bij  die  gelegenheid  werden  voor  de  koninklijke  bibliotheek 
aangekocht:  10  boeken  in  folio,  8  boeken  met  platen,  10  boe- 
ken in  4* ,  7  in  8*  en  een  in  12*.  Men  heeft  twee  lange  in  het 
Fransch  geschreven  brieven  van  den  graaf  Corfits  Ulfeld  aan 
Karellvan  Mander  (III),   gedagteekend  10  April  1662  en  28 


67 

Mei  1663.    Karel   van   Mander  vorderde  van  hem  846  kroo- 
nen,  voor  schilderwerk. 

Hjj  liet  een  zoon  na,  Karel,  den  vierden  van  dien  naam. 
Deze  «as  een  zeer  bekwaam  instrumentmaker;  in  de  verzame- 
lingen vindt  men  nog  compassen ,  cirkels  en  andere  instrumen- 
ten van  hem ,  met  zyn  naam  er  op.  Op  het  museum  bevinden 
licb  twee  voorwerpen,  gesneden  in  buxushout  die  door  hem 
met  veel  kunst  en  bekwaamheid  vervaardigd  zijn.  Hij  had  we- 
derom een  zoon  Karel,  dus  den  vijfden  Fan  Mander,  die  onder 
koning  Christiaan  Y  kapitein  was.  Deze  Karel  van  Mander  (V) 
was  een  goed  graveur  en  heeft  in  1689  het  portret  van  den 
Franschen  dichter  Boileau  Despréaux  geschilderd,  hetwelk  door 
Haas,  graveur  te  Koppenhagen,  gegraveerd  is  geworden.  Zoo  dit 
portret  oorspronkelijk  is,  moet  Van  Mander  (V)  ook  Frankrijk 
bezocht  hebben,  want  Boileau  is  nimmer  in  Denemarken  geweest. 

Instructie  voor  de  afgezanten  der  vijf  kapittelen  te  Utrecht  naar 
Margaretha  van  Par  ma  in  1561.  Medegedeeld  door  Mr.  J.  A. 
Grothe. 

De  oprigting  der  nieuwe  bisdommen  in  de  Nederlanden  door 
Paulua  IV  in  1559  en  vooral  de  aanwijzing  der  inkomsten  der 
nieuwe  zetels  uil  de  bezittingen  der  kapittelen  en  abdijen ,  en 
de  vermindering  der  voorregten  van  de  hooge  geestelijken,  ga- 
ven tot  velerlei  tegenstand  aanleiding.  Onder  anderen  zonden  \ 
de  vijf  kapittelen  van  Utrecht  eene  bezending  naar  Margaretha 
van  Parma  in  1561  om  haar  te  verzoeken  daarin  eenige  wijzi- 
ging te  verwerven.  (VgL  van  Ueussen,  Batavia  soera,  II.  p.  10; 
Eitior.  Ifyiêcop.  I.  p.  39 ;  Hoynck  van  Papendrecht ,  Hut.  eed. 
UUraj.  p.  4).  Wij  geven  hier  de  instructie  aan  de  leden  dier 
bezending  gegeven,  waaruit  de  bezwaren  genoeg  blijken. 

Instructio  pro  deputatis  quinque  Ecclesiarum,  Prelatorum 
et  Archidiaconorum  Trajectensium  ad  Illustrissimam  du- 
dasam  Parmensem  et  Gubernatricem ,  etc. 

Inprimis  quod  quinque  Ecclesiae  se,  suas  personae  bonaque 

5* 


> 


i 


68 


omnia  commendant  quantum  possint  humillime  et  officiosissime 
Excellentiae  Illustriasimae  dominae  ducissae  Pannensis  et  Gu- 
bernatricis  etc. 

Ctuod  incredibili  laetitia  affecerant  Ecclesias  literae  Regiae 
Majestatis  ad  ipsaa  datae  de  nomiuatione  novi  Presulis  ad  «• 
gimen  suarum  Ecclesiaram  Trajectensium. 

At  postquam  ex  copia  literarum  divisionis  episcopatoum 
intellexerunt  erectionem  huius  novi  Archiepiscopatus  cum  dimi- 
nutione  suae  et  suornm  Archidiaconoram  omnium  juriadictionis 
esse  conceptam; 

Ita  ut  in  tam  insigni  universali  Ecclesia  Trajectensi  tantum 
relinqui  viderentur  inanes  tituli  archidiaconorum  sine  jurisdie* 
tione ,  sine  decimis  etc.  quibus  omnibus  videntur  in  vim  huius 
ereotionis  privati; 

Et  quod  novi  quoque  isti  episcopatus  erigi  ex  jurisdictioui- 
bus  ,  bonis  ,  fundis  ,  decimis ,  censibus  et  redditibus  quinque 
Ecclesiarum  Trajectensium  necnon  juribus  archidiaconorum, 

Certe  non  possunt  non  dolere  quinque  Ecclesiae  praedictae 
quod  jurisdictiones ,  decimae,  fundi,  redditus,  census  et  bona 
sua  (quae  ante  translationem  temporalitatis  sub  suis  Episcopis 
sexcentis,  septingentis ,  octingentis,  mille  et  amplius  annis, 
et  post  translationem  sub  foelicis  recordationis  Carolo  quinto 
imperatore  viginti  sex  plus  minus  annis,  ac  sub  Regia  Maj©- 
state  Philippo  Caroli  filio  sex  annis  continuo  possederant) ; 

Quod  illa  inquam  bona  hactenus  per  Ecclesias  laudabiliter 
conservata,  et  nonnulla  magnis  etiam  impensis  suis  redempta 
nunc  ad  aliegenas  et  exteros  novos  Episcopos  transferrentur, 

Et  sub  praetextu  decorationis  harum  Ecclesiarum  Trajecten- 
sium nomine  Archiepiscopatus,  amitterent  potiorein  partem  su- 
orum  omnium  bonorum  et  jurisdictionum , 

Ita  ut  nunc  Ecclesiae  suffraganeae  quas  Begia  Majestas  engere 
instituit,  longe  essent  opulentiores  quam  Ecclesiae  Trajectenses 
nomine  tenus  duntaxat  decoratae  titulo  archiepiscopali. 

Haec  autem,  absit  verbo  invidia,  et  ut  cum  venia  dicatur, 
fuerunt  per  nonnullos  persuasa  summo  Pontifici  ex  minus  vera 


69 


relatione,  quem  ad  modum,  si  opus  esset,  lnce  clarius  con- 
stant. 

Primo  adferuntur  aliquot  rationes  in  literis  divisionis  quae 
videntar  summum  Pontificem  movisse  ad  erectionem  istoram 
nororam  episooporum ,  inter  quas  inter  eaeteras  una  asseritur 
fid:  quod  Coloniae  sit  tam  di versus  sermo  ab  eorum  sermone 
qui  simt  diocesani  Trajectenses ,  ut  Colonienses  diooesanos  non 
intelligant  neque  ab  his  intelligantur. 

Quod  quam  sit  a  Yeritate  aliennm  noveraut  illi  qui  quotidie 
ex  istis  regionibus  ad  civitatem  Coloniensem  proficiscuntur,  cum 
sü  plus  quam  notorium  Trajectenses  tam  facile  a  Coloniensibus 
inteljigi  quam  a  Brabantinis,  Uollandis  aut  Zelandis. 

Adfertur  et  alia  ratio,  quod  tantae  sint  haereses  in  locis  vi- 
cinis  ut  metuendum  sit  ne  incolae  et  subditi  Regiae  Majestatis 
ca  peste  inficiantur. 

Profecto  Ecclesiae  Trajectenses  inficias  ire  non  possunt  quin 
in  locis  illis  plurimae  vigeant  haereses,  quemadmodum  et  in 
Hollandia  proh  dolor  et  aliis  locis  huius  inferioris  Germaniae. 

Tarnen  loca  illa  omnia  non  tam  sunt  infecta  quin  inter  civi- 
tatem  Trajectensem  et  Coloniensem,  quae  viginti  duobus  dun- 
taxat  miliaribus  inter  sese  distant,  praeter  multoe  pagos  sint 
qnatuor  celebria  oppida  ac  Canonicorum  collegia,  nempe  Aern- 
hemum,  Embrica,  civitas  Xanthensis  et  Nucensis,  in  quibus 
antiqua  catholica  et  pristina  religio  adhuc  viget. 

Facile  quoque  refelli  potest  quod  asseratur  Coloniensi  Archi- 
ejritcopo  nihil  magis  curae  esse  Ecclesiam  Trajectensem  quam 
n  inter  suos  suffraganeos  eam  non  haberet. 

Cum  abhinc  paucis  adhuc  annis  diversie  vicibus,  cum  cele- 
braretur  Synodus  Pnmntialis,  et  ageretur  de  correctione  morom 
et  restauratione  religionis,  Ecclesiae  Trajectenses  aut  ipsarum 
deputati  una  cum  Episcopo  suo  sint  per  Archiepiscopum  Co- 
loniensem ibidem  vocati. 

Goi  etiam  synodo  nominatim  interfuerunt  venerabiles  et  exi- 
mii  domini  Jacobus  Wten  Engh  decanus  sancti  Petri  tan  quam 
ncsrius  protempore    Reverendissimi   Episcopi   Trajectensis   et 


70 

Stephanus   de  Rurreler  a.  j.   doctor,  canonicus  sancti  Joannis 
Trajectensis  ex  parte  dictarum  ecclesiarum. 

Ita  ut  ex  praemissis  liquido  constat  Archiepisoopum  Colo- 
niensem  debita  cara  et  paterna  sollicitadine  suam  ecclesiam 
Trajectensem  etiam  prosecatum. 

Et  quamvis  possent  etiam  alia  malta  allegari  ex  quibos  facile 
posset  deprehendi  has  literas  diviaionia  (ut  cum  venia  dicatur) 
non  omnino  carere  aurreptionis  et  obreptionis  vitio, 

Sed  Ecclesiae  praedictae  non  sunt  ejua  intentionis  ut  relint 
impugnare  praedictas  literas; 

Sed  humiliter  duntaxat  aapplicare  ut  ai  Begia  Majeatas  plaoe 
conatituit  engere  boa  nofos  episcopatus,  id  aaltem  fiat  aine 
praejudicio,  detrimento  et  damno  dictarum  Ecclesiarum  Trajec- 
tensium. 

Esset  profecto  deplorandum  quod  tam  insignes  Ecclesiae  Tra- 
jectenses  (quae  hactenos  semper  in  fide  catholica  peretiterunt , 
ac  omnia  generia  haereticos  quantum  in  se  fait  oompeseuerunt) 
nunc  pro  solatio  laboris  et  premio  fidei  illia  regionibus  impar- 
tiri  cogerentnr  sua  bona ,  jurisdictiones ,  decimas  ac  jura  quae 
a  fide  catholica  tam  turpiter  desoirerunt. 

Descendendo  nunc  aigillatim  ad  ea  per  quae  Ecclesiae  Tra- 
jectenses,  Prelati  et  Arcbidiaconi  in  specie  per  novam  iatam 
erectionem  Episcopatuum  sustinent  se  ease  gravatos, 

Exponant  in  primia  Ecclesiae  praedictae,  Archidiaconum  Ec- 
clesiae majoris  Trajectensis,  qui  oommunem  cum  Episcopo  Tra- 
jectensi  babet  juriadictionem ,  omnem  illam ,  si  erectio  novorum 
istorum  Episcopatuum  procedat,  quae  sita  est  in  partibus  qua- 
tuor  officiorum ,  Flandriae ,  Zelandiae ,  majoris  partis  Hollan- 
diae,  bonae  partis  Geldriae  perditurum ;  ita  ut  nulla  etiam  in 
territorio  Trajectensi  sibi  servaretur  jurisdictio. 

Beliqui  quoque  Archidiaconi  nempe  sanctorum  Salvatoris, 
Petri,  Johannis  et  beatae  Mariae  Yirginis  Ecclesiarum  Trajec- 
ten si  um  et  alii  Archidiaconi  extra  ecclesiam  Trajectensem  resi- 
dentes  vid:  Oldenselensis ,  Daventriensis,  Embricensis,  et  Aern- 
hemensis,  qui  inter  Prelatos  et  Archidiaconos  Ecclesiae  Trajco- 


71 


tensis  sant  et  habentur,  oroni  sua  juris'liotione  per  praefatam 
noram  erectionem  exuuntur. 

Ut  interim  non  omittamus  decimas ,  bons ,  ftrados ,  oensus , 
possessiones,  feuda  vasallorum,  emphiteuses  aliaque  jura,  quibus 
praedicti  Archidiaconi  una  cum  dictia  qninque  Ecclesiis  pri- 
varentur. 

Ecclesia  quoque  major  Trajectensis  videtor  istorum  novorum 
Epi8Copornm  erectione  plane  privata  omni  jurisdiotione  juribus* 
que  episcopalibns  quae  habet  in  Weetfrisia. 

Ecclesiae  praeterea  quinque  Trajectenses  praeter  jurisdictiones 
ut  sopra  est  dictum ,  in  praedictis  literis  erectionis  novorum 
Episcoporum  videntur  privari  ab  illis  suis  decimis,  bonis, 
fractibus,  redditibus,  juribus  et  proventibus  ecclesiastiois  qnae 
in  illis  regionibus  et  circa vicin is  locis  ubi  novi  isti  Episcopatus 
tont  erigendi ,  habent  et  possident. 

Et  qaia  Cesarea  Majestas  primo  et  deinde  Begia  Majestas 
etiam  accedente  solenni  ipsoram  juramento,  promiserunt  qnin- 
que Ecclesias  Trajectenses  una  cum  suis  Prelatis,  Praepositis, 
ircfaidiaconis ,  decanis  aliisque  Ecclesiorum  membris  respective 
conservare  in  suis  privilegiis,  exemptionibus ,  decimis,  fandis, 
juribus  et  proventibus , 

Supplicant  h umiliter  eaedem  Ecclesiae  Prelati  et  Archidiaconi 
illustrissimae  vestrae  Excellentiae,  ut  praemissis  attentis  vestra 
Exoellentia  tantum  dignetur  officere  apud  Begem  dominum  nos- 
trum  clementi8simum  ut  sua  Majestas  non  patiatur  tantum  et 
tam  enorme  praejudicium  et  gravamen  suis  Ecclesüs  et  Prelatis 
Trajectensibua  inferri ,  sed  potius  pro  ea  qua  hactenus  fuit  in 
Ecclesias  Trajectenses  pietate  et  humanitate ,  insistendo  vestigiis 
praedecessorum  suorum  easdem  Ecclesias  in  praedictis  suis  juri- 
bus conservare  atque  negotium  electionis  novi  Archipresulis  tan- 
tiaper  suspendere  et  prorogare  velit,  dum  de  prejudicüs»  in- 
commodis  et  gravaminibus  praedictis,  praefatis  Ecclesüs,  Prelatis 
et  Archidiaconis  abunde  fuerit  cautum  et  prospectum. 


72 
*  Vergadering.    M  Haart  1956. 

Bibliotheek.  —  Verslag  betreffende  het  werk:  Bomeols  WesUf- 
Afdeeling,  1*  deel.  —  Handvesten  en  keuren  der  Had  Delft* 
—  Muurschilderij  in  de  Oeertekerk  tê  Utrecht. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  Mr.  J.  Dirke ,  te  Leeuwarden : 

Twee  vergeten  merkwaardige  voorvallen  te  Bolsward,  in  1618 
«i  1681.  In  herinnering  gebragt  door  Mr.  J.  Dirks.  (Over- 
gedrukt  nit  den  Frieschen   Volkealmanak.) 

In  ruiling  ontvangen : 

Van  de  Académie  d' Archéologie  de  Belgique,  te  Antwerpen: 

Annales.    Tomé  XIII».  1*  Livr.    Anvers ,  1856. 

Van  het  Friesch  Genootschap  van  Geschied-,  Oudheid-  eo 
Taalkunde ,  te  Leeuwarden  : 

De  vrije  Fries.  Mengelingen,  uitgegeven  door  het  Friesch  Ge- 
nootschap van  Geschied-,  Oudheid-  en  Taalkunde.  Zesde  deel, 
2e,  3°  en  4<  stuk.     Leeuwarden,  1862—1853. 

Idem.  (Zevende  deel).  Nieuwe  Beeks.  Eerste  deel,  le, 
2°  en  3*  stuk.    Leeuwarden,  1854—1855. 

Van  de  Société  archéologique  de  Namur,  te  Namen: 

Rapport  sur  la  situation  de  la  Sociélé  archéologique  de  Namur, 
pendant  Vannée  1855.  Présenté  par  M.  le  Secrétaire,  dam 
Fassemble*  générale  du  10  Féorier  1856. 

Verslag  betreffende  het  werk:  Bomeo9s  W  ester- Af deding,  le  deel. 
Gelezen  een  verslag  van  de  HH.  Jhr.  J.  P.  Cornets  de  Groot 
van  Kranijenburg  en  P.  M.  Netscher,  ('s  Gravenhage,  17  Maart 
1856),  als  leden  der  door  het  Bestuur  benoemde  Commissie  tot 
onderzoek  van  het  werk  van  den  hoogleeraar  P.  J.  Yeth:  Bot- 
neo's  fVester- Af  deeling,  geographisch,  statistisch,  historisch,  voor- 
afgegaan door  eene  algemeene  schets  des  gansehen  eüands,  le  deel, 
(Zalt-Bomroel,  1854)  ten  einde  alzoo,  overeenkomstig  den  weosch 
des  genoemden  hoogleeraars  met  hem  te  arbeiden  aan  den  op- 


73 


bouw  der  kennis  van  een  der  gewigtigste  eilanden  onzer  Oost- 
Indische  bezittingen.  (Zie  Kroujjk  1854,  bl.  424).  Dit  ver- 
slag eindigt  met  de  conclusie  torn  een  opzettelijk  onderzoek 
van  het  werk  van  den  Heer  Veth  voorshands  te  laten  maten, 
dan  wel,  later  daartoe  in  te  roepen  de  medewerking  van  het 
Indisch  Genootschap." 

Wordt  besloten  het  bedoelde  verslag  in  afschrift  mede  te 
deden  aan  den  hoogleeraar  Veth. 

Handveste*  en  keureu  der  tiad  Delft  De  Heer  Dr.  P.  J. 
Vermeulen  vertoont  een  HS.  in  8*,  geschreven  op  perkament 
in  de  15«  eeuw  omstreeks  1420,  bevattende  de  handvesten  en 
keuren  der  stad  Delft.  Onder  de  handvesten  bevinden  zich 
slechts  twee  stnkken,  die  niet  bij  Van  Mieris  voorkomen,  en 
die  wjj  hier,  als  niet  van  belang  ontbloot,  laten  volgen.  Het 
eerste  bevat  de  voorschriften  voor  de  uitoefening  der  regtsmagt 
van  de  Provisoren  en  Decani  van  den  Utreohtschen  bisschop 
in  Zuid-Holland  en  luidt  aldus*: 

Potestas  provisornm  et  decanorum  per  terminos  Hollan- 
diae  et  Zelandiae  atque  limitaneos  secundum  moderati- 
ones infra  scriptas. 

In  primis  quod  provisores  et  decani  non  molestent  aliquem 
super  periurio ,  pro  eo  quod  coram  seoularem  judicem  juramen- 
tam  praestitit  in  judicio  ad  dictamen  legum  patrie,  nisi  contra 
illum  qui  juravit  at  tanta  fama  de  periurio  quod  illa  etiam  iu- 
dici  temporali  innotescat.  In  illo  casu  corrigetur  de  periurio 
convictns  per  provisorem  et  decanum  et  emolimenta  de  corree- 
tione  tarnen  pervenientia  equaliter  dividentnr  inter  provisorem 
et  decanum  et  judicem  loei  temporalem. 

Item  de  confugientibus  ad  emunitatem  ecclesiarum  provisores 
et  decani  habebunt  potestatem  extrahendi  illos,  quos  de  jure 
emunitas  ecclesiarum  non  defendit,  videiicet  illos,  qui  de  cy- 
nüteriis  exeuntes  homines  spoliant,  aliena  rapiunt  et  violentias 


74 


comraittunt  et  extunc  ad  emunitacionem  ecclesiasticam  redeont, 
et  alia  similia  crimina  coramittentes.  Et  ex  cunctis  talibus 
provisor  praesentare  debet  hujusmodi  dominis  episcopo  et  ar* 
chidiacono  puniendos,  si  convicti  faerint,  per  jadicem  eccle- 
siastioum  seu  temporalem  pront  qoalitas  delictorum  egerit.  Vi- 
delicet  qui  clerici  sic  extracti  et  quos  emunitas  ecclesiastica  non 
defendit  per  jodicem  ecclesiasticum  corrigantur  et  qui  layci 
convicti  et  quos  em  unit  as  eccleaiastica  de  jure  non  defendit,  ad 
emunitatem  de  qua  extracti  sunt  remittantur  defensione  emuni- 
tatis  nullatemts  gavisuri. 

Item  provisores  et  decani  pro  delicto  singularis  personae  vel 
singularum  persoon  rum  non  fulminent  interplicti  sententiam  siue 
cognitione  causae. 

Item  de  clericis  non  portantibus  tonsuram  et  vestes  clericales 
alias  fuit  ordinatura,  qui  infra  certum  term i nu m  eis  statutum 
se  in  tonsnra  et  vestibus  clericalibus  exh i beren t,  alioquin  non 
gaudebunt  privilegio  clericali.  Et  cum  ordinatum  exstiüt  nuoe 
de  novo,  qui  volentes  gaudere  privilegio  clericali  pro  eo,  quod 
se  asserunt  in  minoribus  ordinibus  constitutos,  exhibeant  se 
provisori  et  decano  loei  et  faciant  propriis  nominibus  eorum 
scribi  pro  clericis,  et  tales  gaudebunt  privilegio  clericali.  Et  si 
quis  praedictorum  clericorum  postea  reperiretur  delinquens  enor- 
miter,  caperetur  per  jadicem  temporalem,  provisori  vel  decano 
praesentandus  et  corrigcndus  secundum  qualitatem  delicti  sui. 
Item  qui  provisores  et  decani  non  molestent  homines  super 
violatione  festorum  extra  synodum,  nisi  fuerit  manifesta  probatio 
contra  impetendos  seu  molestandos,  quos  tune  provisores  et 
decani  poterunt  convictos  de  violatione  corrigere  et  non  nisi  per 
justitiam  temporalem  ad  reparationem  aggerum  aut  aliarum 
rerum  servando  servari  non  poterunt  compellantur. 

[Dit  laatste  is  in  de  bijgevoegde  vertaling  dus  uitgedrukt: 
Ende  si  sullen  worden  gedwonghen  tot  wedermaken  der 
diken  off  ander  dingben  die  tonende  niet  en  worde  ghehou* 
den,  tonende  dat  is  al  so  veel  te  segghen  als  niet  toonen]. 
Item  de  fornicatoribus ,  adultrantibua  et  aliis  delinquentibus 


76 

observetur  consuetudo  hactenus  observata,  hoc  salvo  quod  mu- 
llens maritate  non  vexentar  super  fornioatione  seu  adulterio  nisi 
fornicatio  sit  publica  rel  sit  aoousata  in  synodo. 

Item  quod  non  molesientur  aliqui  per  monitiones  aut  excom- 
municationes  nisi  prins  ita  legitime  citati  fuerint,  quae  citatio 
probabiliter  credi  possit  ud  ipsorum  notitiam  pervenisse. 

Item  quod  pro  vi  sores  et  decani  de  citationibus  suis,  actis 
judiciaiibus  in  receptionem  pecuniarum  non  excedant ,  sed  se 
oonforment  in  praemissis  observancie  Trajectensium  curiarum. 

Item  de  proclamationibus  et  absentiis  recipiatur  sicut  est 
extactnm  [als  ghetaxeert  is]. 

Item  quod  officiom  provisoris  et  decani  in  quolibet  decanatn 
per  onam  duntaxat  personam  ydoneam  exceroeatar. 

Item  quod  iocole  patrie,  in  quibus  potestas  provisoris  et  decani 
se  eiteodit,  non  citentnr  Trajeoti  ad  instantiam  aliorum  inco- 
larom  ejnsdem  patrie,  dnmmodo  citandi  realiter  in  effectn  juri 
parere  voluerint  coram  provisore  et  decano,  et  provisor  et  de- 
canus  ammoto  quolibet  impedimento  libere  valeant  judicare. 

Item  quod  de  bonis  clericorum  ad  reperfectionem  aggerum  et 
aqueductuum  ac  viarum  pnblicarum  quod  de  consuetudine  patrie 
hactenus  est  servatum  de  prediis  laycalibus. 

Het  tweede  stuk  is  eene  verklaring  van  schepenen  en  ge- 
zworenen van  's  Hertogeobosch  van  1259,  waaruit  blykt  dat 
de  schepenen  van  Delft  in  twijfelachtige  gevallen  te  's  Bosch 
raad  kwamen  vragen  en  in  zoover  zy  niet  vroed  waren ,  daar 
ter  hofvaart  gingen. 

Uni  vereis  tam  praesentibus  quam  futuris  praesens  scriptum 
risuris  scabini  jurati  et  tota  universitas  de  Buscoducis  salutem 
et  agnoscere  veritatem.  Universitati  vestrae  praesentium  lestimo- 
nio  declaramns  quod  burgenses  de  Delff  idem  jus ,  quod  nos 
babemus,  optinebnnt  et  cum  de  aliquo  judicio  dubitaverint  pro 
eodem  requirendo  ad  oppidum  nostrum  de  Buscoducis  venient 
et  ibi  et  non  alibi  requirent.     Et  nos  secundum  jus  nostrum 


76 


de  quo  requisiti  ab  ipsis  ruerimus,  favorabiliter  discernemos. 
In  cujns  rei  testimonium  praesens  scriptum  eisdem  contulimus 
nostri  opidi  sigillo  roboratum.  Datum  anno  dm  millesimo 
ducentesimo  quinqnagesimo  nono  mense  jalio. 

Achter  de  handvesten  volgen  de  keuren  naar  de  onderwer- 
pen gerangschikt,  waaruit  wij  slechts  een  paar  bepalingen  hier 
kunnen  mededeelen,  vooreerst  een  paar,  die  over  de  zeden  van 
de  vrouwen  te  Delft  geen  gunstig  licht  verspreiden: 

Waert  dat  twe  vrouwen  dorpeliken  ende  leuken  scelten,  wor- 
den si  daer  off  verwonnen  mit  witachtighen  oirkonden,  vrou- 
wen off  mannen ,  sij  zullen  den  steen  draghen  also  verre  alst 
den  scepenen  goetdunckt  opens  hooft  ende  sonder  ommecleet. 
Ten  waer  of  haer  man  wilde  gheven  xxv  fg  voor  haer  ghelde. 

Voert  wye  wiven  helde  in  sijn  huys,  die  oncuishede  daer  in 
dreven,  mocht  men  bedraghen  mit  oirconden,  verbeurde  xü  se. 

Voorts  eenigen  van  anderen  aard: 

Wat  an  de  lijve  strafbaar  is,  kan  alleen  betuigd  worden 
door  poorters  geervet  elx  tot  x  fg. 

In  gheen  stoven  off  in  bordelen,  daer  hem  enyghe  dierneo 
laten  braden  om  ghelt,  gheen  vier  noch  licht  barnen  twissche 
tsavonds  dat  die  clocke  ix  slaet  ende  tot  des  uchtends  dat  die 
wachter  de  dach  blaest. 

Voert  sullen  die  blut  laten  tzij  wijf  off  man  haer  bloet  be- 
delven ende  dat  also  bewaren  dat  ter  gheen  croninghe  off  en 
come  bij  xxx  se.  —  Ende  dat  bloet  van  horen  veynsteren 
doen  inden  sotner  voor  der  tiender  ure  ende  inden  winter  voir 
die  elfte  ure  bij  de  selven  boete. 

Voert  en  moet  gheen  vrouwe  doen  bidden  te  kinderman  meer 
dan  xv  vrouwen  totten  vroedeweve  by  xü  se. 

Terwijl  uit  het  hoofdstuk  Hilic- ,  weeskinder-erve-  of  erf  huis 
wij  eenige  bepalingen  overnemen,  die  ons  de  zorg  des  geregts 
voor  de  weeskinderen  en  stads  kinderen  aantoonen,  voor  de  op- 
rigting  der  afzonderlijke  weeskamers. 


77 


Hilic,  weeskinder-erve-  of  erfhuys. 

Wat  man  off  wjjf  in  wittachtighe  hielick  vergaderen  ende 
enigherhande  hilixe  voerwaerden  maken  van  enighen  goede  off 
ander  voirwaerde,  die  sullen  oomen  voir  raedsluden  off  vier 
aeepenen  eer  s\j  malcander  beslapen  ende  laten  haer  voerwaerde 
registreren.  Ende  dit  Bel  wesen  scepen  kennis.  Ende  wye  des 
nyet  en  dede,  daer  mach  men  voirt  an  onsculde  voer  doen  — 
mer  alle  scult  selmen  betalen  naden  rechte  van  de  stede  eer 
dat  die  hielixe  voirwaerde  voirtganc  hebben  scl. 

So  wat  scult,  dat  enyghen  weeskinderen  registreert  werde, 
die  scepen  kennis  en  sel  nyet  langher  duren  dan  waent  die 
weeskinder  xv  jaer  out  sijn. 

Voirt  waer  yement  op  syn  dootbedde  begheerde  voechde  van 
zijnen  kinderen  ende  die  eore,  dien  soud  men  sijnen  kinderen 
sette,  op  dat  hi  in  gheen  ander  voechde  van  anderen  en  is. 

Die  raetsluden  doen  ghebieden  dat  alle  dieghenen  die  voechde 
van  weeskinderen  sijn ,  dat  die  haer  rekeninghe  daer  off  maken 
tvisschen  nu  ende  groten  vasten  avond  naestcomende,  want  sy 
daer  na  rekeninghe  daer  off  horen  willen.  Ende  wye  des  nyet 
en  dede  dien  soud  men  dien  ontghelden ,  so  dat  een  ander 
hem  hiede  mochte. 

So  wye  sjjn  geit  qualiken  toebrenghet  en  den  gherechte  dan 
van  synen  maghen  angebrocht  wort»  so  dattet  gherechte  dunct 
dattet  oerbaer  is,  dat  selmen  dan  openbaerlic  in  die  kerck  doen 
roepen  ende  maken  daer  off  der  stat  kind.  Ende  wanneer 
dattet  abo  geopenbaert  ende  gheropen  is,  so  selmen  van  des 
stats  kint  gheen  recht  doen,  van  dat  hi  coept,  vercoept,  verset, 
verteert,  mit  spelen  verliest,  noch  van  gheenrehande  zaken 
nyet  meer  verboeren  die  sijn  goede  teghen  draghen,  dan  tghe- 
recht  hem  toe  setten  daeghelix  te  verbueren  ende  te  versetten. 
Behoudelicken  mijnen  heer  sijnes  rechts  van  sinen  boeten.  Ende 
wanneer  den  vrienden  voirs.  weder  goet  dunct  dat  hi  hem  wel 
regiert  ende  den  rechte  dat  anbrenghen,  so  sel  hi  weder  wesen 
sijns  selfs  voghet  als  tgherecbt  dat  dan  weder  in  die  kerc  doet 
condighen. 


78 


Muurschüdery  in  de  Geertekerk  te  Utrecht.  Jhr.  Mr.  B.  J. 
L.  de  Geer  spreekt,  naar  aanleiding  van  enkele  overblijfselen 
van  muurschilderijen,  gevonden  in  het  koor  der  Geertekerk  te 
Utrecht,  over  de  schilderijen  die  eenmaal  de  maren  van  hei 
koor  dier  kerk  hebben  versierd,  blijkens  de  berigten  daarom- 
trent in  het  werk:  Historia  8.  Qertntdie  principii  Virginis,  pru 
moe  Niuelleneis  Abbatieeae:  Notie  et  figurü  aeneie  subinde  illuetrata, 
operd  et  impensd  Joeephi  Qeldolphi  a  Byckel  Abbatia  8.  Oer- 
trudis  Louanü,  anno  1637,  waarin  wij  lezen  hoe,  in  1314,  de 
buiten  de  stad  bij  de  kapel  van  St.  Anna  gelegene  parochie- 
kerk van  St.  Geerte  werd  verwoest  en  daarom  overgebragt 
binnen  de  maren  der  stad ,  waar  Gisbertus  Oude ,  regulier- 
kanunnik,  die  het  eerst  bestuurde,  en  hoe  die  tot  gebruik  der 
Gereformeerden  werd  ingerigt,  ejectis  et  expictis  Ghristi  divo- 
ruraque  imaginibus  et  ipsius  Gertradis ,  ad  cujus  pedem  glicea 
et  mures  carsitabant,  bl.  487.  Op  bl.  614  komt  eene  be- 
schrijving der  Geertekerk  voor,  waaruit  wy  zien,  dat  deze 
kerk  in-  en  uitwendig  overigens  denzelfden  vorm  had  als  zij  nu 
nog  heeft;  dat  op  het  midden  van  het  koor,  waartoe  men  met 
trappen  opging,  zoo  als  nog  het  geval  is,  een  ingens  sarco- 
phagus ,  een  groot  monument,  te  zien  was  met  het  opschrift: 
Sepulcrum  Genealogiae  de  Locborst,  van  welk  geslacht  reeds 
vroeger  hier  eene  kapel  gesticht  was ,  en  dat  in  fornioe  chori 
geschilderd  was  Christus  het  laatste  oordeel  houdende,  Chris- 
tus judicans  censorio  die;  dat  in  het  schip  der  kerk,  met  hout 
gedekt,  de  beelden  gezien  werden  van  de  U.  Maagd,  de  twaalf 
Apostelen  en  van  St.  Geerte,  tin  fornice  autem  navis  D.  Virgo, 
xii  Apostoli ,  St.  Gertrudis  ac  ejusmodi  imagines  ad  humanam 
magnitudinem  conspiciebantar,  ante  paucos  annos  gypso  et  ce- 
rnss&  obductae;"  dat  aan  bet  eind  tegen  den  toren  een  orga- 
num  pnenmaticum  aanwezig  was,  en  ter  zijde  des  torens  twee 
kapellen,  quarum  alteram  baptisterio  serviisse  credibile  est,  ter- 
wijl toen  nog  de  kerk  geheel  vrij  op  het  kerkhof  stond.  In 
haar  waren  vijf  broederschappen  gesticht  (bl.  754),  van  het  H. 
Kruis,    van  St.  Anna,    van  St.  Antonius,  van  St.  Geerteen 


r 


79 


van  de  H.  Maagd.     Hierdoor  wordt  het  berigt  bij  Van  Heus* 
sen,  Historia  epiteopatuum ,   ƒ,  p.  90,  aanmerkelijk  aangevuld. 

S  Vergadering.     19  April  £966. 

Bibliotheek.  —  Proces  over  het  rectoraat  der  kerk  van  Rgeland. 
—  Proces-verbaal  van  het  breken  van  het  tegel  van  Karel  V 
op  het  hof  van  Bolland  in  1556.  —  Gedicht  uit  de  eerste  helft 
der  I6e  eeuw. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen  : 

Van  Mr.  J.  Dirks ,  te  Leeuwarden : 

Serverinue  Feyta,  of  Leuven  door  Maarten  van  Roseem  in  hei 
jaar  1542  berend.  Eene  voorlezing  met  aanteekeningen  door 
Mr.  J.  Dirks.  (Overgedrnkt  uit  De  vrije  Fries,  nieuwe  reeks» 
deel  L) 

Proces  over  het  rectoraat  der  kerk  van  Egeland.  De  Heer  Dr. 
P.  J.  Vermeulen  vertoont  een  perkamenten  rol,  bestaande  uit 
eene  reeks  aaneengevoegde  perkamenten  bladen ,  ter  lengte  van 
ongeveer  20  N.  ellen,  en  bevattende  de  akten  van  een  proces 
over  het  rectoraat  der  kerk  van  Ryeland  (Bieland,  bij  Smalle- 
gaoge,  Chron.  van  Zeeland,  p.  709)  gevoerd  tusachen  het  ka- 
pittel van  Middelburg  en  den  Heer  der  plaats  in  1350,  voor 
verschillende  geestelijke  geregten. 

Proces-verbaal  van  het  breken  van  het  tegel  van  Karel  V  op 
hei  hof  van  Holland  in  1555.  Medegedeeld  door  Mr.  H. 
Hooft  Graafland. 

Opten  dach  van  huyden  compareerde  inde  camere  vanden 
Rade  van  Hollant  Heeren  Gerardt,  heer  van  Assendelft,  Eems- 
kerk  etc.,  ridder,  eerste  raet,  presiderende  inden  selven  hove 
ende  heeft  in  presentie  van  die  vanden  rade  hier  onder  geno- 
mineert,  doen  casseren  en  aen  stukken  slaen  bij  Andries  de 
smit  opt  hof  alhier,  het  oude  zegel  vander  justitie  van  wegen 


80 

de  k.  ma*.  (Karel  V),  als  grave  van  HoUant,  tot  noch  toe  ge- 
bruikt ,  exbiberende  daer  beneffens  het  nyeuwe  zegel  van  soo- 
nincxs  van  Engelants  (Philips  II,  gemaal  van  Maria  Koningin 
van  Engeland)  wegen  gedaen  maiken  omme  tselve  voortaen  te 
gebruiken,  versoekende  hier  van  acte,  die  hem  bij  den  voors. 
hove  verleent  is.  Actum  bij  Hegers,  Suys,  Snoukaert,  Nydtsen 
Boot,  Droogendijk,  Weitszen,  raetsl.  van  HoUant,  opten  xxiij 
Decembris  xvclv.     In  kennisse  van  m\j ,  getekent,  J.  Van  Dam. 

Gedicht  uit  de  eerete  helft  der  16e  eeuw.  Medegedeeld  door 
Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

Het  gedicht  of  liever  de  rijmelarij,  die  wij  gaan  mededeelen 
nit  een  HS.,  toevallig  door  ons  gevonden,  is  de  aansporing  van 
een  man  dier  dagen  tot  de  Hollanders  gerigt,  zoo  het  schijnt, 
tot  het  ondernemen  van  den  oorlog  tegen  Lubeck ,  waarvan  in 
1533  sprake  was.  Vgl.  Divisie- Chr on.  II.  fol.  33  verso,  Wa- 
genaar,  Vad.  Qe*ch.9  V.  p.  54.  Bceckrjjv.  v.  Am*t.t  I.  p.  230, 
Altmeyer,  EUtcire  de$  relat,  comm.,  p.  270.  Van  dezen  oorlog 
kwam  niets,  maar  wij  zien  er  de  stemming  uit,  die  toen  be- 
stond: 

O  ghy  Hollandsche  steden  algemeen ! 

Den  tijt  is  verleden,   dat  ghy  voor  den  Graef  van  HoUant 

quaemt, 
Ende  claegden  over  de  Oostersche  steden , 
Wat  verdriet  dat  zij  ons  deden, 
Op  de  zee.     De  Graef  heeft  gaern  gehoort 
Haer  woort, 

Ende  heeft  verstaen  haer  siunen, 
Ende  gaf  haer  oorlof  tsij  den  Leeu 
Uyt  den  banden  souden  doen  springen. 
Ende  zij  zijn  met  dit  antwoort  wederomme  gcgaen. 
Wat  ist ,  dat  zij  hebben  gedaen  P 
Schepen  maecten  zij  te  reeden  ter  zee 
Ende  zijn  ter  zeyle  gegaen; 


r 


81 


Dat  haer  Godt  geleyde ,  haren  zeyn  was  regtevoort , 
Soo  wie  rij  zaghen  by  comcn,  zjj  waereo 
Onvertsaegt  ende  qaaemt  haer  terstond  aen  boort, 

Seggende:  geeft  u  gevangben  , 

De  Oraef  heeft  ona  oorlof  gegeven,  den  Leen  ia  niter  banden, 

Dos  schrijven  wij  ona  door  de  werelt  al 

Oodta  vrient  ende  des  werelts  vijandt. 

Al  dit  gerucht  is  voor  alle  man  geoomen, 

Spagnaerts,  Fransoysen,  Engelschen,  Oosterlingen,  Schotten, 

Zoo  rij  waren  ende  van  waer  zij  qnamen ,  zy  hebbense  al 

genomen. 

Dit  geschiede  mennigen  t\jt  ende  dach 

Dat  men  de  Hollandera  zoo  zeylen  sach 

Met  veel  schepen  ende  die  toegemaect  met  volck  ende  ge- 
schut wel  sterck 

Al  op  de  oeat  onder  tnieuwe  werck , 

Daer  hebben  zij  gemeyn  gehouden,  om  eenen  nieuwen  raet 

te  vinden, 

Hoe  zy  die  schepen  voor  Hamborg  wel  souden  konnen  ge- 
winnen , 

Onder  eycten  hout,  dat  zij  lagen  toegetakelt, 

Met  geschut,  als  men  wel  saghen, 

Waeghalsen  hebben  de  Hollanders  uyt  gemaect. 

Int  cort,  aen  de  schepen  zijn  sij  geraect 

Zg  hebben  die  van  Hamborg  ter  spyt  genomen 

Ende  zij  zijn  met  de  selve  schepen  tot  Amsterdam  geoomen , 

Die  ander  Oostersche  steden  hebben  dit  vernomen 

Als  Zye,  Zwol,  Dantsic  etc.    Alst  is  voor  hem  geoomen, 

Wat  de  Hollanders  bedreven, 

Indien  zy  met  hem  niet  in  peyse  mochten  comen, 

Soo  mosten  zij  de  zee  met  alle  haer  schepen  begeven. 

Te  Lubeke  hebben  zij  raet  gehouden ,  hoe  sy  t  souden  be- 
ginnen , 

Seggende :  aldus  en  doocht  toch  niet ,  wy  en  mogen  ter  zee 

niet  gewinnen , 

xii.  j.  e 


82 


Wij  wülent  aen  den  Graef  van  Hollant  versoecken 
Mochten  wij  met  hem  ende  zynen  onderzaten  peys  gewinnen. 
Int  cort  zy  zijn  in  den  Uage  gecomen, 
Nae  den  Graef  hebben  zy  vernomen, 
Den  Graef  en  wilde  hem  niet  laeten  vinden , 
Hij  was  in  Henegonwen  of  in  Picardyen, 
Waer  zij  hem  sochten,  zy  en  konden  hem  niet  vinden. 
Dit  gebeurde  soo  menighen  dach, 

Soo  quamen  daer  van  Spagnaerts,  Erancoysen,  Lombaerden, 
Bretoenen,  Engelsen  ende  Schotten  soo  grooten  geolach, 
Al  over  den  Graef  zijnen  onderzaten , 
Ende  zij  begeerden  met  hem  over  te  comen  opdat  zijt  sou- 
den laten, 
Ende  den  Leen  weder  aen  banden  doen  binden, 
Opdat  hy  niet  meer  uyt  en  zoude  springhen. 
Dit  is  geschiet  als  ons  de  cronijck  wel  breet  bewijst. 
Waer  is  nu  den  moet,  ghij  Hollanders,  want  ghij  lijdt, 
Dat  men  nu  aen  u  seyeken  (?)  die  alle  de  werelt  iu  dwanck 
Hier  omtrent  konde  brenghen,  ghij  sijt  nu  malder 
Dan  kinderen ,  omdat  ghij  hierom  niet  en  doet , 
Ghij  moet  zijn  sot ,  mal  of  onwijs  ende  niet  vroet. 
Ick  heb  dickwils  hooren  seggen, 
Mochtmen  partyen  nederlegghen , 

Hollant  waer  tbeste  lant  dat  men  in  Duytscher  lant  vanck, 
Want  het  heeft  en  gouden  boom, 
O  Edele  Heeren ,  ghij  sijt  in  droom , 
Luycket  op  u  ooghen,  wort  onwaken 
Ende  wilt  u  pooghen  om  te  wraken, 
Ende  weest  op  de  been,  het  is  meer  dan  tijt, 
De  helft  sy  dy  quijt, 
De  ander  helft  wil  korts  vergaen 
Of  ghij  moetet  al  te  zamen  wederstaen. 

Wij  deelen  dit  mede,  zoo  als  wy  het  gevonden  hebben,  met 
al  zijne  onnaauwkeurigheden ,   en  zonder  te  durven  verzekeren 


83 


dat  het  niet  eenmaal  toen  ter  tijd  zou  zijn  gedrukt;  sints  bleef 
bet  althans  onbekend,  en  de  geschiedkundige  volkszangen  uit 
de  eerste  helft  der  16°  eeuw  zijn  zoo  weinige  als  die  uit  de 
tweede  helft  talrijk. 

In  hetzelfde  HS.  volgt  hierop  onder  het  opschrift :  Nieuwe 
maren  begonnen  int  jaer  duysent  vjjfhondert  vier  en  dcrtich,  MeroH 
wel,  eene  aanteekening  van  hetgeen  meest  belangrijk  in  Amster- 
dam voorviel  in  dit  en  het  volgend  jaar,  waarin  vele  berigten 
omtrent  de  vervolgingen  tegen  de  wederdoopers.  Omtrent  de 
verschillen  met  Lubeck  vinden  wjj  slechts  het  vertrek  van  Cor- 
nelis  Banning  uit  Amsterdam,  in  het  einde  van  Januarij  1585, 
naar  Brussel  en  van  daar  met  de  keizerlijke  ambassaten  naar 
den  lande  van  Oistlandt  om  dach  te  honden  met  de  rebellen  van 
Lubec,  vervolgens  het  ontvangen  van  een  brief  van  dezen  af- 
gezant bij  den  burgemeester  van  Amsterdam,  den  %m  April, 
meldende ,  dat  men  met  den  Lubeeckschen  geen  peys  heeft  kon- 
nen  maken  en  vervolgens  den  lm  April,  dat  men  met  hen  een 
vierjarig  bestand  had  getroffen  op  alsulcker  manieren  als  van 
datum  den  xxvi  Martii  binnen  Hamburg  gemaect  waer.  De 
schrijver   voegt  er  bij :   Godt  geve  dat  het  saüch  moet  wcsen. 

•  Vergadering.     26  April  1856. 

BMiotkeei.  —  Hollanders  op  hei  eiland  Jmak.  —  Ontdekking 
van  een  oud  Flaatnseh  drukwerk.  —  Geheime  briefwisseling 
van  Büderdjjk. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  de  Société  libre  d'émulation  de  Liege ,  te  Luik : 
Annuaire  de  la  Société  libre  d'émulation  de  Liege  pour  Vannée 
1856.     liege,  1856  l). 
Van  den  Heer  B.  Chalon: 
Uk  estertin   de   Henri  III  contrefaU  par  Tkierri,   comie  de 

1)  Als  een  vervolg  op  den  Almanaeh  de  la  Société  cTEnulaüon  pour 
1783,  1784,  1785,  1786,  1787  et  1789. 

6» 


84 


Clèves.  Par  R.  Chalon.  —  Poid»  monétiforme»  du  midi  de  la 
Iranee.  Un  quarteron  de  Mirepoix  portant  la  date  de  1310. 
Par  Ie  même.  —  Monnaie»  de  Naearre  frappe**  au  nam  du  Boi 
Ferdinand  cTAragon;  par  Renier  Chalon.  Bruxelles,  1856. 
(Allen.  Extraits  de  la  Revue  de  la  numismatique  beige,  t. 
VI,  8«  série.) 

Van  Jhr.  W.  F.  Trip  van  Zoudtlandt ,  te  Uitwijk : 

Confemon  de  Foy,  Faicte  d*xm  commun  aecordpar  lee fidele»  qui 
eonuenent  è»  pay»ba»9  leequel»  deeirent  viure  selon  la  purelé  de 
VEuangüe  de  noetre  Seigneur  fan*  Ckrist,  M.D.LXL  Rel  ra  prime 
textuellement  par  Jules-Guillaume  Piek.     Genève,  1855  1). 

In  ruiling  ontvangen: 

Van  de  Kon.  Akademie  van  wetenschappen,  te  Amsterdam : 

Verslagen  en  MededeeUngen.  Afdeeling  Letterk.  lc  Deel.  Se 
Stuk.     Amst.,  1855. 

Idem.  Afdeel.  Natuurkunde.  4e  Deel.  2«  Stuk.  Amst., 
1856. 

Van  de  Société  scientifique  et  littéraire  du  Limbourg,  te 
Tongeren : 

Bulletin.    Tomé  III.     1«  Fascicule.   Tongres.  Mars,  1856. 

Hollander»  op  het  eiland  Amak.  De  Heer  Dr.  J.  G.  Bar- 
man  Becker  te  Koppenhagen  zendt  aan  bet  Genootschap  ten 
geschenke  eenige  afbeeldingen  van  de  kleederdragten  der  boe- 
ren op  het  eiland  Amak  en  deelt  b\j  die  gelegenheid  het  vol- 
gende mede: 

In  1516  liet  onze  koning  Christiaan  II  vierentwintig  huis* 
gezinnen  uit  Waterland  (in  Holland)  komen  en  wees  hun  grond 
ter  bewoning  aan  op  het  eiland  Amager(Amak).  Dit  eiland 
is  1  vierkante  geographische  mijl  groot  en  zoo  digt  b\j  Kop- 
penhagen  gelegen,   dat  men  er  een  gedeelte  van  die  stad  op 


1)  Zie  over  dit  werkje,  waarvan  het  origineel,  loover  bekend,  eenig 
overgebleven  exemplaar  door  Jhr.  Trip  aan  de  Koninkl.  bibliotheek  te 
's  Gravenhage  ten  geschenke  is  gegeven,  Algem.  Kotut-  en  Letterbode 
van  1856,  bl.  182. 


85 


gebouwd  heeft.  De  bodem,  Tan  nature  een  zandgrond,  is  door 
de  nabijheid  der  genoemde  hoofdstad  zoo  vruchtbaar  geworden, 
dat  de  bevolking  van  het  eiland  tegenwoordig  4800  zielen 
bedraagt.  De  boeren  hebben  nog  hunne  oude  kleederdragt. 
Lang  behielden  zij  hunne  eigene  regtspraak  met  een  schout , 
maar  dit  is  thans  veranderd.  In  mijn  tijd  heeft  ook  het  pre- 
diken in  de  Hollandsche  taal  opgehouden,  die  niemand  meer 
Terstond.  De  bewoners  zijn  arbeidzaam  en  hebben  vroeger 
den  tuinbouw  zeer  bevorderd,  maar  nu  het  koren  zoo  duur  is 
geworden  en  veel  groenboeren  rond  de  stad  wonen,  kweeken 
lij  dezelfde  voortbrengselen  als  de  andere  boeren.  Christiaan 
II  gaf  hun  grond  ter  bebouwing  in  twee  dorpen ,  doch  hunne 
kleeding  wordt  thans  in  al  de  9  dorpen  van  het  eiland  gedra- 
gen. De  Hollandsche  namen  van  Piet  er,  Gaas,  Dirk,  worden 
alleen  op  dit  eiland  aangetroffen. 

Ontdekking  van  een  oud  Vlaamêch  drukwerk.  Medegedeeld 
door  den  Heer  J.  H.  van  Dale,  te  Sluis. 

Gelijk  men  eenmaal  fragmenten  van  de  oudste  drukwerken 
in  Nederland  ontdekte  aan  of  in  den  band  van  oude  werken , 
zoo  mogt  het  mij  ook  onlangs  te  beurt  vallen,  van  tusschen 
den  verscheurden  band  van  een  cartularium  der  stad  Sluis 
eenige  bladen  te  voorschijn  te  halen,  die  behooren  tot  een 
werkje,  dat  wegens  zijn  zonderlingen  inhoud  onze  aandacht 
verdient,  en,  wegens  den  tyd  wanneer,  en  de  plaats  waar  het 
gedrukt  werd,  de  belangstelling  van  deskundigen,  onzes  in* 
ziens,  overwaardig  is. 

Aan  het  slot  van  het  werkje  leest  men: 

Hier  zijn  volmaect  prenosticaten  Johannis  Laet. 
van  Borchloen  vuytghegheuen  de3  iaers  Ixxxi. 
Gheprendt  Taudenaerde. 

Wij  zien  dus  uit  het  slot,  dat  de  schrijver  Johannes  Laet 
van  Borchloen  heet;  dat  zijn  werk  voorspellingen  bevat  over  het 
jaar  1481 ;  in  dat  jaar  zelf  is  uitgegeven ,  en  dat  het  te  Ou- 


86 


denaarden  in  Vlaanderen  is  gedrukt.  Hooren  wij  wat  de  schrij- 
ver zegt  in  den  aanvang  van  zijn  geschrift,  waarop  wij  het 
voorgaande  gronden :  •  Want  ie  Johannis  Laet  van  Borchloen , 
zeer  simpel  in  dezer  consten  der  astronomien,  dit  aldus  weet, 
dat  alle  dyne  bi  den  wille  van  Gode  hier  op  der  eerden  van 
boven  wert  geregiert ,  ende  de  loop  des  hemels  nemmermeer 
stille  ne  staet.  So  willic  scriven  hoe  hem  dit  toecomende  jaer 
van  1481  hebben  sal  in  vele  dynghen.  Int  jaer  naestledeu 
êcreef  te,  dat  wij  te  sorghen  hebben  voor  drie  quade  toeco- 
mende dynghen,  als  hoorloghe,  sterfte  en  dieren  tijt."  Uit 
dit  laatste  nu  blijkt ,  dat  ook  in  het  jaar  1480  de  schrijver 
zyne  voorspellingen  in  druk  heeft  uitgegeven ,  daar  hij  er  van 
spreekt  als  van  eene  bekende  zaak.  Hij  draagt  zyn  werk  op 
aan  den  talder  eerweerdichsten  in  Gode,  heer  Lodewijc  van 
Borbon,  bi  der  gracien  Gods,  bisscop  van  Ludyc,  hertoge  van 
Buylgoen,  grave  van  Loen."  Des  schrijvers  prenosticaten  loo* 
pen  over  de  i  dispositie  en  't  wesen  van  dit  geheel  toecomende 
jaer,  hoe  hem  de  tijt  hebben  sal  in  de  veranderinghe  der  lucht." 
Hij  verdeelt  daartoe  het  jaar  in  vier  deelen ,  elk  deel  van  drie 
maanden,  en  schrijft  ihoe  hem  elc  deel  hebben  sal  in  de  ver- 
anderinghe der  lucht",  d.  i.  de  winter,  de  lente,  de  zomer  en 
de  herfst.  » Van  de  dispositie  en  't  wesen  hoe  haer  de  lente 
hebben  sal"  geeft  de  schrijver  daarenboven  nog  eene  opmerke- 
lijke figuur  of  afbeelding,  waarin  de  teekenen  van  den  dieren- 
riem, enz.  prijken.  Ook  van  de  overige  jaargetijden,  moeten, 
blijkens  den  inhoud  des  werks,  zulke  figuren  bestaan  hebben, 
edoch  deze  zyn  ons  niet  ter  hand  gekomen.  Het  geheel  ein- 
digt met  eene  voorspelling  betrekkelijk  den  doorluchtigen ,  glo- 
rieusen,  vermogenden  prins  Maxim i liaan ,  in  de  geschiedenis 
van  die  dagen  overbekend ,  wien  eere  en  voorspoed  wordt  toe- 
gezegd. Wij  voegen  hier  ten  slotte  nog  bij ,  dat  aan  het  einde 
van  het  werkje,  op  het  laatste  blad,  eene  figuur  is  afgedrukt' 
die  wel  eenige  overeenkomst  heeft  met  eene  groote  versierde  schop- 
pen-afbeelding, op  de  kaarten  van  het  kaartspel  voorkomende. 
Wanneer  wij   thans  eenig  onderzoek  instellen  naar  den  var- 


87 


moedelijken  drukker  van  onze  prenosticaten  9  dan  zien  wy, 
dat,  na  Dirk  Maertens,  die  in  1473  te  Aalst,  en  Colard 
Mansion,  die  in  1474  of  1475  te  Brugge  aanving  te  drukken, 
men  geene  drukkere  in  de  eerstvolgende  jaren  in  Vlaanderen  zag 
optreden.  De  oorlog,  dien  Lodewijk  XI  in  deze  provincie  ont- 
stoken bad,  om  zich  meester  te  maken  van  het  rijke  erfdeel, 
dat  Karel  de  Stoute  zijner  dochter  Maria  van  Bourgondië  had 
nagelaten;  de  binnenlandsche  verdeeldheden,  die  de  doodstraf 
van  Hugonet  en  Imbercourt,  Maria's  trouwste  raadslieden,  ten 
gevolge  hadden ,  hebben  niet  weinig  bijgedragen  om  de  beoe- 
fening der  kunsten  en  wetenschappen  te  stuiten.  Eerst  in  1480 
was  bet,  dat  Arend  of  Arnold  de  Keysere  (Amoud  l'Empe- 
reur,  Arnoldua  Gaesaris)  te  Audenaerde  de  drie  volgende  be- 
langrijke werken  uitgaf:  1°.  J/Fstorie  van  Saladine  (in  1636 
rijmregelen),  waarvan  tot  den  huidigen  dag  slechts  twee  exem- 
plaren bekend  zijn:  het  eene  berustende  in  de  bibliotheek  der 
stad  Haarlem ,  het  andere  bjj  den  heer  professor  Serrure ,  te 
Gent,  die,  als  lid  van  de  Maatschappij  der  Vlaamsche  Bibli- 
ophilen,  in  1848,  een  herdruk  van  zyn  boekjuweeltje  bezorgd 
beeft,  uitsluitend  bestemd  voor  zijne  medeleden,  die  ten  getale 
van  36  zijn.  De  zeldzaamheid  van  het  werkje  heeft  dus  daar- 
door, betrekkelijk,  weinig  geleden.  2°.  Hermaant  de  Petra , 
Sermoaes  L  super  oraiUmem  dommieam.  3°.  De  quatuor  novissi- 
mis,  ou  les  quatre  ckoses  dernier  es,  auxquétte*  la  nature  humaine 
dribt  touiours  penset,  klein  in  4*  met  vier  houtsneden,  waar- 
van slechts  twee  exemplaren  bekend  zijn,  dat  des  Heeren  P. 
C.  van  der  Meereen  en  dat  der  bibliotheek  van  de  Gendsohe 
universiteit.  Van  Audenaerde  bragt  de  Keysere  zijne  persen 
naar  Gent  over,  waar  hty  sinds  1483  verscheidene  werken 
drukte»  waarvan  de  Guiüermi  Parisiensis  rethorica  dioina,  en 
Pfjf  boeeken  Boecii  de  eonsolatione  phüosophiae  de  belangrijkste 
zijn.  Van  1485  tot  1490,  zijn  sterfjaar,  vindt  men  geen  ge- 
jaarteekend  werk,  dat  zijne  pers  heeft  verlaten.  Uit  de  Re- 
cherches sur  la  vis  ei  les  travaux  de  quelques  impritneurs  belges, 
tic.  par  JP.   C.  van  der  Meereek ,  avocat,  conservaleur  des  Ar- 


88 


ckwes  de  la  Flandre  Occidentale,  etc.  Gand,  1844,  waaraan 
wij  het  voorgaande  hoofdzakelijk  ontleenen,  blijkt  dus,  dat  in 
Vlaanderen,  van  1470  tot  1480,  geene  dan  de  drie  bovenge- 
noemde drukkers  met  name  bekend  zijn,  en  het  derhalve  hoogst 
waarschijnlijk  ia,  dat  Arend  de  Keysere,  te  Audenaerde,  de 
drukker  is  onzer  prenosticaten ,  ja,  des  Ie  waarschijnlijker, 
wql  de  la  Serna  Santander  in  zijne  Dietionnaire  bibliographique 
choisi  du  quimième  siècle,  etc.  bepaald  zegt,  dat  hij  de  éénige 
bekende  drukker  is  der  stad  Audenaerde  in  de  vijftiende  eeuw. 
Deze  waarschijnlijkheid  is ,  na  aan  hevige  weerspraak  onder- 
worpen te  zijn  geweest,  tot  zekerheid  gebragt  door  den  Heer 
P.  C.  van  der  Meersch,  die  in  den  Messager  de*  sciences  hislo- 
riqueê,  des  arte  et  de  la  bibUographie  en  Belgique,  Annêe  1855, 
4*  Iwraison,  onder  den  titel  van  TJn  mot  a  propos  de  ladècou- 
verie  d'une  édüion  inconnue,  imprimée  è  Audenaerde  vers  1480 
een  hoogstbelangrijk  artikel  heeft  gewijd  aan  de  beschouwing 
van  den  drukker  en  schrijver  der  prenosticaten.  De  heuach- 
heid  van  dien  geleerde,  die  ons  verpligt  heeft  met  de  toezen- 
ding van  gemeld  woord  ,  stelt  ons  in  staat  tot  de  mededeeling 
van  het  volgende.  Aldus  spreekt  hq:  •Quoique  nous  n'ayons 
pas  eu  roccasion  d'examiner  les  feuillets  découverts  a  1'Eclose, 
nous  n'hésitons  pas  cependant,  après  avoir  lu  attentivement  les 
pièces  produites  au  debat ,  a  adopter  1'opinion  émise  par  M. 
van  Dale.  Un  point  qui  est  incontestable,  c'est  que  la  pro- 
nostication  de  Jean  de  Laet  a  été  imprimée  a  Audenaerde ;  les 
termes  de  la  souscription  ne  peuvent  laisser  aucun  douteaeet 

égard. Ce  qui  doit  du  reste  lever  tous  les  dou- 

tes,  c'est  qu'un  des  feuillets  découverts  est  orné  d'un  fleuron, 
que  M.  van  Dale  compare  a  une  doublé  carte  de  piqué  enton- 
rée  d'ornements,  et  qui  après  vénfication ,  sera  reconnu  être  la 
marque  d'Arnoud  de  Keysere,  que  nous  reproduisons  ici."  In 
waarheid,  de  door  den  Heer  van  der  Meersch  medegedeelde 
afbeeldiug  is  letterlijk  die,  welke  op  het  laatste  blad  onzer 
prenosticaten  gevonden  wordt. 

Wat  den  schrijver  Johannes  Laet  aangaat,  daaromtrent  deelt 


89 


odb  de  kundige  v.  d.  M.  het  volgende  mede:  >M.  Ie  comte 
de  Becdelièvre-Hamal  nous  apprend  ')  que  Jean  de  Laet  est 
né  a  Looz-le-Ch&teau  (Borchloen)  et  qu'il  se  rendit  surtout  fa- 
meux  par  sa  prédiction  que  1'année  1482  serait  funeste  anx 
Iiegeois  par  la  peste,  la  famine  et  la  guerre;  ce  qui  a  en  lieu 
en  effet,  ajoute  Ie  biographe.  Nous  possédons  de  ce  célèbre 
astronome  Iiegeois,  précurseur  de  Mathieu  Laensberg,  outre  la 
pronostication  découverte  par  H.  van  Dale  et  celle  mentionnée 
par  M.  de  Becdeliévre,  une  autre  pronostication,  intitulée: 
pronosticatio  anni  praesentis  Ixxvii  et  Ixxvüi ,  per  Joannem  Laet 
de  Borchloen ,  dédiée  a  Iris  reverend  Père  en  Dien  Monseigneur 
de  Bourbon,  par  la  grdce  de  Dieu  et  du  8aint-8üge  éoéque  de 
Liïge.  Cette  pronostication  de  format  in  4°,  imprimée  a  Paris, 
se  termine  par  cette  souscription  Explicü  pronosticatio  anni 
team  mpressa  Parisü  (sic)  circa  nostram  dominant  sub  intersis* 
mo  sancte  Catherine  per  Bickardum  Blandin  et  QuiUermum 
Jrenier  V' 

Gaspard,  de  zoon  van  Jobannes  Laet,  onderscheidde  zich, 
even  als  zjjn  vader,  door  zijne  pronosticatiën. 

Nog  is  bekend  een  sterrekijker  Alphonse  de  Laet,  imédecin 
et  amateur  de  Tart  d'astrologie."  De  Heer  Van  der  Meersen 
eindigt  met  de  volgende  woorden:  >Noua  espérons  que  M.  van 
Dale  donnera  prochainement  une  description  exacte  des  pré- 
deni  fragmenta  qu'il  vient  d'arracher  si  heureusexnent  a  la 
destruction." 

Eerlang  hopen  wy  aan  het  uitgedrukte  verlangen  van  den 
Heer  v.  d.  M.,  in  onze  Bijdragen  tot  de  Oudheidkunde  en  Ge- 
schiedenis, inzonderheid  van  Zeeuwsen- Vlaanderen,  te  voldoen. 

Geheime  briefwisseling  van  Büderdigk.  De  Heer  Dr.  J.  J.  F. 
Wap  deelt  mede,  dat  Bilderdijk  na  zijne  uitzetting  in  1795  met 

1)  Comte  de  Becdelièvre-Hamal,  Biographie  ttégeoise,  t.  I,  p.  167. 

2)  Ham,  Repert  bibl.y  N°.  9827. 

(Men  zie  Nieuws-  en  Advertentieblad  voor  Zeeuwtch- Vlaanderen ,  1855, 
N*.  91,  95,  97,  101,  102;  1856,  N°.  118.    Bplad  DeEendragt,  veer- 


90 


zijne  vrienden  geheime  briefwisseling  hield  door  middel  van  een 
door  Bilderdijk  geëtst  vrij  heidsbeeldje,  hetwelk  aan  het  hoofd  der 
brieven  gesteld  was ,  terwijl  in  de  brieven  zelve  aanmerkingen 
op  het  beeldje  gemaakt  werden  volgens  een  daarbij  behoorenden 
sleutel.  Het  koperen  plaatje,  waarmede  het  vrijheidsbeeldje 
op  de  brieven  werd  afgedrukt,  behoort  thans  in  eigendom  aan 
de  Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen ,  doch  was  vroe- 
ger in  het  bezit  van  deu  Heer  B.  Klinkert,  die  er  12  afdruk- 
ken van  nemen  liet,  waarvan  de  Heer  Wap  er  thans  een  aan 
het  Genootschap  ten  geschenke  aanbiedt  met  den  door  genoem- 
den Heer  Klinkert  afgeschreven  daartoe  behoorenden  sleutel , 
terwijl  hij  de  vraag  voorstelt,  of  aan  de  leden  ook  brieven  van 
deze  geheime  correspondentie  van  Bilderdijk  bekend  zijn? 

lO  Terffaderinff.     ÏO  Mei  1956. 

Bibliotheek.  —  Overblijfselen  van  Geert  Grote  en  Florens  Rade- 
tojjns.  —  Gezantschap  naar  den  koning  van  Mataram  in  1632. 
—  Brief  van  den  kerkeraad  van  Middelburg  aan  de  kerken  van 
Engeland,  5  Juny  1673. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  Mr.  H.  O.  Feith,  te  Groningen: 

Register  van  hel  Archief  van  Groningen,  door  Mr.  H.  O. 
Feith.  Chronologisch  gedeelte.  1631—1756.  Vierde  Deel. 
Groningen,  1856. 

Van  Mr.  A.  Telting,  te  Franeker: 

Levensberigt  van  Mr.  Daam  Fockema. 

Van  Dr.  C.  A.  Engelbregt ,  te  Doesburg : 

Iets  over  de  spelling  van  Grieksche  en  Latjjnsche  eigennamen. 
(Overgedrukt  uit  de  Bedragen  tot  de  kennis  en  den  bloei  der 
Nederlandsche  Gymnasiën.) 

tiendaegseh  Tydschrift  voor  letteren,  kunsten  en  wetenschappen,  IQejaer, 
N°.  12,  14,  16,  en  18.  Oazette  van  Audenaerde ,  1855,  N°.  47;  Vn 
Mot,  enz.) 


91 


(herblg/selcn  van  Geert  Grote  en  Florens  Radewyn*.  De  Heer 
Dr  J.  J.  F.  Wap  deelt  mede  uit  De  Godsdienstoriend ,  D.  76, 
n#.  4,  April  1856,  bl.  182,  hoe  den  1»  October  1855  uit 
Xanten  naar  Deventer  overgevoerd  werden  de  eerwaardige  over- 
blijfselen van  Geert  Grote  en  Florens  Rade wy  na ,  de  stichters 
der  broederschap  van  't  Gemeene  leven ,  waarvan  de  een  is 
overleden  den  20*1  Augustus  1384  en  de  laatste  den  24*° 
Maart  1400.  Deze  gebeenten  werden  in  1697,  bij  het  breken 
in  eenen  muur  van  het  moeder- fraterhuis  te  Deventer,  achter 
ijzeren  traliën  gevonden.  De  mare  daarvan  verpreidde  zich , 
eo  een  afgezant  uit  het  toen  nog  bestaande  fraterhuis  te  Em- 
merik kwam  ze  vragen  van  den  magistraat.  Den  7**  Mei  van 
dat  jaar  werden  ze  door  Hermanus  Petri,  die  later  rector  of 
superior  werd,  naar  Emmerik  overgebragt.  Toen  het  fraterhuis 
aldaar ,  ingevolge  keizerlijk  decreet ,  gedagteekend  St.  Cloud  den 
11"  November  1811,  werd  opgeheven  en  de  laatste  fraterheeren 
den  la  Januarij  1812  uiteen  gingen,  vertrouwde  men  de  bewa- 
ring van  de  gebeenten  der  stichters  aan  den  jongste  hunner  toe. 

Het  kerkbestuur  van  Deventer,  de  stad  waar  Geert  Grote 
werd  geboren,  waar  hg  en  Florens  Radewijns  zijn  gestorven, 
en  waar  de  beroemde  broederschap  is  ontstaan ,  na  eenig  na- 
vorschen  onderigt ,  waar  zich  thans  deze  beenderen  bevonden , 
verzocht  ze  terug.  De  WelEerw.  heer  Johannes  Theodorus 
They9sen,  thans  pastoor  te  Xanten,  die  ze  bewaarde,  na  hier- 
over de  WelEerw.  heeren  Johannes  Beymer,  een  90jarig  grijs- 
aard te  Emmerik,  en  Gerhardus  Mulder,  thans  pastoor  te 
Oud-Zevenaar,  met  Z.  Eerw.,  de  eenigsten  der  nog  levende 
fraterheeren,  geraadpleegd  te  hebben,  voldeed  aan  dat  verzoek. 
Eene  commissie  begaf  zich  naar  Xanten ,  en  van  de  overgave 
verd  een  proces-verbaal  in  dubbel  opgemaakt,  waarvan  een 
exemplaar  bij  de  gebeenten  werd  gevoegd,  die  bestaan  uit  de 
twee  zuiver  bewaard  gebleven  hoofden,  benevens  vier  beende- 
ren. Zij  zijn  thans  in  een  gothiek  kastje  gevat ,  dat  voorzien 
is  van  dezelfde  Latijnsche  opschriften ,  die  ze  in  het  klooster  te 
Emmerik  hebben  aangeduid: 


Capita  .  et .  oua  .  venerandi .  viri .  et .  devotimmi .  tftacojr » .  Ger- 
hardi .  Magni .  e/  venerabüie  .  patris .  Florentü  .  Radewini .  jmsto- 
nr» .  fundatontm  .  Z  X  clericorum  .  communis .  nfa* .  ^°  1697 
7  Afa»  Daventria  Mmèricam  tramlata  et  reposüa;  etc. 

GezanUchap  naar  den  koning  van  Mataram  in  1 632.  Medege- 
deeld door  Mr.  J.  A.  Grothe. 

Omtrent  het  verhaal  van  dit  gezantschap,  hetwelk  door  mij 
wordt  medegedeeld  naar  een  HS. ,  kennelijk  uit  dien  tijd  af- 
komstig, vergelijke  men  V  al  en  tij  n ,  Beschrijving  van  Oud  en  Nieuw 
Oost-Indien ,  deel  IV,  bl.  94. 

Int  jaer  ons  Heeren  1 632  den  2  April  sijn  wij  van  Batavia 
tseyl  gegaen  met  ons  twe  jachten  genaemt  Wessanen  ende  t'an- 
der  Diemen ,  hadden  tot  opperhoofden  als  commandeur  de  heer 
ontfanger  Cornelis  Maseyck  ende  Wagensvelt  als  vice-comman- 
deur,  dewelcke  last  hadden  om  met  den  coninck  van  den  Mat- 
taram  pais  te  maecken. 

Den  19  dito  hebben   voor  Japara  ons  ancker  laeten  vallen. 

Den  22  dito  is  daer  een  moor  aen  lant  gegaen  om  den 
Gouverneur  die  op  Japara  lagh  te  ondervragen,  dewelcke  een 
goet  antwoert  ende  vrundelijck  bescheyt  gaff,  daer  op  den 
ontfanger  den  25  dito  een  treffelijcke  schenckagie  aen  lant  heeft 
gesonden,  twelck  de  Gouverneur  ontfangen  heeft,  ende  seyde 
dat  wij  noch  7  a  8  dagen  souden  wachten  tot  bescheyt  van 
de  Coninck  quam. 

28  dito  heeft  de  voors.  Gouverneur  aen  boort  gesonden  ende 
geseyt  dat  de  Coninck  wel  tot  peya  gesint  was  ende  dat  wij 
vrij  aen  lant  mochten  comen  coopen  ende  vercoopen  nae  ons 
beliefte,  ende  oock  dat  hij  brieven  van  den  Coninck  hadde, 
die  hij  naer  Batavia  aen  onsen  heer  Geoerael  moste  stieren: 
ons  volck  dat  gelovende  hebben  daerop  den  30  April  heyde 
boots  met  24  persoonen  ende  een  swart  aen  lant  gestiert,  sou- 
den de  brieven ,  soo  wij  meenden  van  den  Coninck  gecoomen 
waren  ontfangen,  maer  sij  hebben  ons  met  alle  man  gevat 
ende   swaerlijck   gebonden ,   ende  met  beyde  beenen  int  bbck 


93 


geeloncken,  soo  dat  wij  niet  beter  en  dochten  of  sij  souden 
oos  datelijck  omt  leven  gebracht  hebben. 

1  May  hebben  sij  ons  des  morgens  vroegh  van  daer  geleyt 
te  lantwaert  in,  wij  seer  bedroeft  sijnde,  wisten  niet  waer  sij 
ons  brengen  souden. 

8  May  syn  wq  by  het  hoff  van  den  Coninck  gecoomen  on- 
trent 80  mijlen  van  Japara;  smiddaghs  sqn  wij  voor  den  Co- 
ninck verscheeuen ,  seer  hart  gebonden,  die  welcke  ons  vraeghde 
waerom  dat  de  heer  ontfanger  niet  meede  aen  lant  gecomen 
waer,  oock  dat  wij  geen  pais  en  meenden,  maer  quamen  om 
te  bespieden,  voorts  bleven  hart  gebonden  en  van  veel  volck 
bewaert. 

10  dito  sijn  wij  de  twede  mael  voor  den  Goninck  gebracht, 
de  welcke  ons  straffelijck  liet  vragen  ende  seggen  soo  wij  niet 
besneden  en  wouden  weaen  ons  datehjck  het  hooft  af  souden 
keten  slaen,  waerop  wij  antwoorden  met  alle  man  liever  te  ster- 
ven als  besneden  te  worden ;  maer  Godt  de  Heere  vermurwede 
sijn  herte,  soo  dat  hij  het  niet  en  dede,  maer  stuerde  ons  naer 
een  poorte  ontrent  6  mylen  daer  van  daen,  alwaer  wij  dagh 
ende  nacht  met  beyde  beenen  in  een  block  mosten  leggen  ende 
elck  hadde  vier  oppassers. 

20  September  sijn  wy  weder  naer  den  Goninck  gebracht , 
seer  hart  ende  straff  gebonden  ende  voor  den  Goninck  gestelt 
die  ons  straffehjck  liet  seggen,  al  die  geene  die  nu  niet  be- 
sneden en  woude  wesen ,  die  soude  datelijck  sterven ,  daer  op 
wij  met  groote  benautheyt  seyden ,  dat  wy  niet  gecomen  waren 
om  besneden  te  worden,  maer  om  pais  te  maecken.  Wij  dus 
«tiende  ende  niet  anders  weelende  ofte  souden  stracx  gedoot 
worden ,  doch  Godt  Almachtich  gaff  ons  genade ,  soo  dat  hij 
aen  onse  Goopman  liet  belasten  dat  hij  soude  na  Batavia  schrij- 
ven, ende  bijaldien  dat  de  heer  Gouverneur  Generael  binnen 
een  maent  ons  niet  en  quara  verlossen ,  ons  alle  gelijck  soude 
doden,  liet  ons  weder  naer  voorn,  poort  brengen,  met  beyde 
benen  int  block  sluyten  ende  stercker  bewaeren  als  te  vooren, 
iwelek  ons  die  tijt  langh  viel  ende  swaer,  dogh  Godt  de  Heere 


~1 


94 


gaf  ons  genade ,  soodat  Tan  des  Conincx  draygen  niet  afquam 
tot  den  jare  1687. 

Int  jaer  1636  aijnder  5  van  ons  ?olck  wegh  geloopen  om 
de  euytkant  van  't  lant  met  een  prauw  en  sijn  door  veel  ar- 
moet  op  Bantam  gecoomen. 

Den  23  Angusti  1637  sijn  wij  wederom  bij  den  Coninck 
boven  gehaelt  ende  in  de  boyen  met  beyde  beenen  gecloncken 
ende  hebben  daer  5  jaeren  ingegaen  tot  den  jare  1642;  den  14 
September  is  onse  Coopman  bij  de  Groten  geroepen,  die  tot  hem 
seyden,  dat  hij  drie  mannen  soude  wt  soecken,  die  sij  souden 
na  Batavia  stieren,  want  de  Coninek  woude  pais  met  Batavia 
maecken,  twelck  onse  Coopman  dede,  coos  ons  3  man  die  sjj  da- 
telijck  de  boyen  los  deden  en  bij  nacht  op  een  poort  ende  wel 
sterck  bewaerden;  dit  was  een  groote  valsheyt,  want  des  an- 
deren  daeghs  daer  aen  hebben  sij  onsen  Coopman,  genaemt 
Antony  Poule  levendich  voor  den  kaiman  geworpen  ende  iey- 
den  hem  te  last  dat  hij  toveren  conde  ende  de  duyvel  in  hadde, 
maer  het  was  haere  groote  valsheyt,  doch  soo  wij  verstaen 
hebben,  souden  het  de  Engelschen  hebben  gedaen,  want  sij 
badden  aen  den  Coninck  geschreven  ende  geseyt  dat  onse  Coop- 
man alles  over  schreef  dat  daer  geschiede. 

Van  ons  24  persoonen  sijnder  13  gestorven  daeronder  onse 
Coopman  mede  geweest  is ,  4  sijnder  getrout  ende  daer  gebleven, 
7  verlost  ende  door  Godes  genade  op  Batavia  gecomen. 

Brief  van  den  kerkeraad  van  Middelburg  om  de  kerken  va» 
Engeland,  5  Junjj  1673.  Medegedeeld  door  Mr.  J.  A.  Grotbe. 
Dit  schrijven  des  kerkeraads  van  Middelburg  aan  de  kerken 
van  Engeland  gedagteekend  5  Junij  1673,  wordt  genoegzaam 
verklaard  door  het  medegedeelde  bij  Basnage,  Aanalet  da  Proe. 
Unie*,  II,  p.  396  volgg.     Het  luidt  aldus: 

Beverendissime  praesul,  patres  fratreeque  in  Christo  dilec- 
tissimi  1 

Nemini  vestrum  mirum  videatur ,  quod  ejusdem  summi  Regis 
subditi,  ejusdem  veritatis  doctores,  ejusdem  oorporis  arctis&imo 


95 


ejoadem  fidei  nexu  coagmentati  membra,  hisce  litteris  vos 
oompellemua.  Ea  est  inter  Ecclesiam  Britannicam  et  Belgicam 
neoessitudo  at  utramque  cordi  vobis  esse,  si  dubitavimus  pietati 
sane  vestrae,  et  Christiani  nominis  studio  nimis  essenius  inju- 
tü.  Ubi  per  vos  aliquoroodo  staret  protestantium  salus,  opem 
non  implorare  vestram,  nae  id  extremae  foret  negligentiae  co- 
rem  tribunali  Christi,  olim  nobis  exprobrandae.  Ecquis  enim 
norit,  an  non  eum  in  finem  vobia  Ecclesiae  praefectoram  hoc 
tempore  divina  comnjiserit  providentie,  ut  ingruentem  fratribus 
tempestatem  aufflaminando  exemplum  Cbristiano  orbi  praebea- 
tis  longe  luculentisaimum.  Videtis  V.  R.  quo  tendat  oratio, 
nimirnm  ut  viacera  misericordiae  vestrae  erga  nos,  gregesque 
nostros,  hisce  precibus  commoveamus,  ac  pro  nobis  apud  mag- 
nae  Britanniae  Monarcham  intercedatis ,  quo  minus  Ecclesiae 
leformatae  apud  nos  veritatis  hostibus  praeda  evadan t,  et  ludi- 
brium.  Meliorem  enim  (nisi  votis  excidant  suis)  bujus  tragoediae 
exitum  ut  ut  in  alia  eant  serenisaimi  Regis  vestri  consilio,  ne 
sperere  quidem  amplius,  nedum  expectare  possumus.  Vobis 
quippe  constat,  eos,  qui  haec  consilia  in  Ecclesiam  antea  cudere, 
nuno  autem  effecta  dare  omni  vi  armisque  contendunt,  protes- 
tantibus  in  Brittannia  et  Belgio  ex  aequo  esse  infensissimos ; 
verbo,  papistae  sunt ,  et  romani  pontificis  vasalli ,  qui  non  tam 
in  reipublicae  nostrae,  quam  Ecclesiae  reformatae  conjurarunt 
perniciem.  Christi  regno  cui  promovendo  vosmet  ipsoa  vestraque 
omnia  devovistis  omnes,  quantum  immineat  periculi,  non  minus 
baud  dubie ,  quam  nos  facillime  deprehenditis.  Causae  quidem 
judiciorum  divisorum  nos  miniroe  latent,  quibus  gravissima  nos* 
txatium  peccata  quotidie  obversantur ,  at  gentem  illam ,  quam 
colimus,  cujus  calamitates  semper  deploravimus,  in  iis  exsequen- 
dia  virgam  esse  Dei,  miseriam  nostram  auclam  reddit  et  acer- 
biorem.  Eadem  veneramur  sacra ,  eandem  profitemur  fidem , 
sub  eodem  pacis  Principe  meremur ,  et  in  mutua  saevimus  via* 
«re.  Utinam  sciretis  immanem  quam  in  fratres  exercent  Galü 
erudelitatem  in  iis  provinciis!,  quas  non  armis,  sed  dolo  malo 
sabjugatas ,  omni  expilationis  ac  direptionia  genere  contra  fidem 


~1 


96 


datam,  continuo  adeo  vexant,  lacerantque,  at  quamplares 
melioris  sortis  cives  ad  extremam  reducti  paupertatem  nostris 
eleemosynis  sustentari  debeant.  Castas  virgines  gra?esque  ma- 
tronas  stuprare,  infantes  ana  cum  parentibus  perimere,  inoolas 
in  propriis  aedibus  comburere,  aufugientesque  postliminio  in 
ignem  conjicere,  ventres  defloratarum  viginum  ferali  ictu  di- 
rumpendos  pulvere  tonnentario  replere,  aliaque  exquisitiasimae 
immanitatia  facinora  illis  la  sus  sunt  ac  jocus;  atque  haec  sors 
est  hujus  gentis  quae  tanta  cum  exultatione  Regem  reducem 
excepit ,  vobisque  est  congratulata.  Oratoria  nostra  in  papista- 
rum  delubra  con versa,  saggestus  frastnlatim  comminutos,  gre- 
ges  pastoribus  orbatos,  quis  euumeret,  et  si  quod  reliquum  est 
reipublicae  identidem  succumbat,  heu  qnanta  malorum  seges 
nobis  restat  demetenda?  Nee  de  nobis  tantum,  et  solliciti  sa- 
mus  salute  nostra,  sed  etiam  vinea  Christi  alibi  plantata  nobis 
cordi  est;  at  eversa  hac  republica,  quid  ceteris  ejusdem  fidei 
oonsortibus  accideret,  facile  est  cuivis  colligere;  et  utinam  res 
vestrae  aliarumque  ecclesiarum,  per  nostram  incolumilatem  eant 
ex  votis.  Et  sane  quid  hoc  rerum  praesertim  statu,  ad  reipu- 
blicae clavum  admoto  Auriaco  Principe,  Anglia  non  speret  de 
Batavis,  quam  Regi  vestro  gloriosum,  quam  Deo  acceptum,  bo- 
nisque  omnibus  gratum  foret  Christianismo  pacem  reddere,  et  cres- 
centi  Anti-Christianismo  obicem  ponere.  Patronum  ac  fautorem 
illum  coleret,  quicquid  uspiam  reformatorum  est,  apud  quos  de- 
fensor  fidei  semper  est  agnitus ,  et  in  aeternum  est  agnoscendos. 
Oraraus  itaque  et  per  omnia  sacra  obtestamur,  praesul,  rev.  patres 
et  fratres  in  Christo,  ut  communem  protestantium  causam  apud 
serenissimam  magnae  Britanniae  Majestatem  agatis,  quantum 
potestis  sedulo.  Salutem  nostram  vestris  precibus  a  Deo  fiagi- 
tari,  Dulli  quidem  dubitamus,  verum  etiam  id  obnixe  rogamus, 
ut  pro  pietate  et  humanitate  vestra,  Regis  animum  demuloere, 
et  pacem  nobiscum  ineundam  impense  flectere  studeatis.  In 
altum  jam  eductae  sunt  utriusque  gentis  classes,  et  ad  praeli- 
um  paratae,  ut,  si?e  pugnam  impediat  Goelestis  Imperator, 
seu  victores,  seu  victi  evadamus,  idem  fraternae  charitatis  of- 


j 


97 


fieinm  a  vobis  vehementer  imploramus;  sin  autem  nü  quicquam 
paos,  et  vobia  parariis,  oblineri  queal ,  aperamua  nos  sub  cly- 
peo  Omnipotcntis  salvo*  evasuros ,  et  sub  auapicüa  illustriasimi 
priocipis  Auriaci ,  una  aut  libertatem  aervare ,  aut  honestam 
aubire  mortem ;  imo  extrema  potius  tolerare  fert  animus,  quam 
gravbsimo  antichriati  jugo  colla  aubdere;  pacem  vero,  quam 
omnibus  trophaeis  potiorem  ardenti  desiderio  no<>  unice  flagitare, 
aisoe  litteris  testatum  facimus.  Deum  immortalem  aupplicea 
Teocramur  ut  Begi,  Begno,  Ecclesiaeque  Britanuicae  affatim 
benedicat,  ac  vos  vestraque  omnia  benevolentia  aua  aeternum 
prosequatur.  Valete. 
Medioburgi  5  Junii  1678. 

Johannes  vander  Waeyen. 


11  Vergadering.     34  Hef  1956. 

Bibliotheek.  —  Merkwaardige  vonnisten  vil  den  tijd  der  geloof** 
vervolging  te  Amsterdam  in  de  I6e  eeuw.  —  Onuitgegeven 
dichtüukjei  van  Bilderdjjk. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  den  Heer  6.  Kuyper  Hz.,  te  Muiden: 

Beginselen  der  Nederlandsehe  Spraakleer  voor  schoolgebruik , 
door  Q.  Kuyper  Hz.     5'  druk.     Utrecht,  1856. 

Van  den  Heer  B.  Olasius ,  te  Geertruidenberg : 

Over  de»  Hoogleeraar  27.  J.  Royuards.  Door  B.  Olasius. 
(Overgedrukt  uit  Godgeleerd  Nederland.)  's  Hertogenbosch,  1855. 

Van  Dr.  J.  J.  van  Ooaterzee,  te  Rotterdam: 

Ninevek  en  de  Heilige  Schrift.  Eene  voorlezing  door  J.  J. 
van  Oostenee.     2e  druk.    Rotterdam,  1856. 

In  ruiling  ontvangen : 

Van  het  Indisch  Genootschap,  te  '8 Gravenhage : 

Handelingen  en  Geschriften.  3»  Jaarg.  1'  afl.  'a  Gravenhage, 
1856. 

XII.  J.  7 


98 


Merkwaardige  vonnissen  uit  den  tjjd  der  geloofsvervolging  ie 
Amsterdam  inde  16*  eeuw.  Medegedeeld  door  Mr.  J.  A.  Grothe 
uit  eene  verzameling  van  oude  afschriften  der  Justitie-  en  Ketir- 
boeken  van  Amsterdam. 

Gecundicht  den  22  Decembri»  1524.  Al  eest  soo  dat  in 
voertijden  seer  scarpeliokx  geboden  is  geweest  dat  men  geen 
beymelijcke  vergaderingen  ofte  schoeien  soude  moeten  honden 
van  aekere  leringen  oft  dwalingen  hoe  men  die  best  sonde  mo- 
ghen  noemen,  die  (Qod  betert)  noch  daegelijckx  gesayt  werden, 
noch  eenige  Predicanten  die  in  de  Kercken  ende  Capellen  pre- 
dicken  moeten  straffen  mit  woerden  noch  mit  wereken,  maer 
soude  eenen  ygelijoken  den  overste  wel  moeten  aenbrenghen  de 
materie  daerinne  de  Predicauten  dwaelen,  al  breder  begreepen 
in  de  willekeure  daer  af  gecundicht;  desen  nochtans  niet  tegen- 
staende  bevint  men  metter  waerheyt,  dat  eenige  mit  seer  quade 
mannen  bij  nachte  ende  ontijden  een  oneerlijcke  sank  maecken 
ende  een  roep  laeten  opgaen  voor  eeniger  Predicanten ,  ende 
goede  luyden  huysen,  van  straffinge  ende  berispinge  van  hoeren 
sermoenen  ende  leven,  ende  oock  mede,  dat  quader  is,  dat  eenige 
int  heymelijcke  stellen  voor  kerekedeuren  ende  aen  outaers  fa- 
meuse  libellen  ende  oneerlijcke  schriften,  roerende  den  oneer 
onser  alderheylichste  Vaeder  den  Pauws ,  den  oflaeten ,  meer 
andere  persoonen  ende  diergelijcke ;  dat  mijn  heeren  van  den 
Gerechte  geensins  gedoogen  willen  bij  iemant  gedaen  te  werden. 
Gebieden  daeromme  seer  scarpelicken  dat  niemant  voortaen  sul- 
eken  geroep  oft  sanck  en  make,  oft  oock  eenige  famose  libellen 
ende  quade  schriften  tot  oneer  van  iemant  opstelle  tot  eenige 
plaetsen,  op  gecorrigeert  te  werden  aen  lijf  ende  goet;  ende  de 
gheene  die  sulex  den  heeren  aenbrochte  ende  de  persoone  die 
sulex  gedaen  hadde  den  heeren  noemde ,  die  sal  hebben  van 
elcke  reyse  3  carolus  guldens.  Gecundicht  uis»  preaentibus  de 
schout ,  alle  de  burgemrn. ,  Luyt  Jacobsz ,  Simon  Louw ,  Jan 
Hollesloot,  mr.  Cornelia  Woutersz  ende  Jan  IJsbrantsz,  sche- 
penen. Keurboek  D  Jol.  103. 


J 


r 


99 


Alsoo  Jan  Goetsen»,  oaerderaaecker ,  hem  seer  qualyek  ge- 
dragen heeft,  spreeckende  oneerleken  op  Godt  ende  syne  ge* 
benedyde  Moeder ,  seggende  :  ie  onee  lieve  vrouwe  $oo  heyliok  , 
hn  hegliek  magh  dan  weeun  den  nel  die  ie  al  ie  tarnen  gedragen 
keft:  'twelck  al  tendeert  tot  groote  oueere  ende  irreverentie 
Tan  Godt  ende  syne  lieve  Moeder  f  ende  mijn  heeren  van  den 
Gerechte  niet  en  behoeven  noch  en  willen  laeten  ongestraft , 
mser  corrigeren  ten  exemple  van  anderen ,  seggen  hem  daeromme 
voor  correctie ,  dat  hy  in  verbeteringe  van  sijn  misbruyek  een 
halve  uie  lang  staen  sal  op  de  kaeoke  ende  daer  naer  mj  scho- 
nende sonne  uytter  Stede  gaen  ende  niet  weder  inne  te  coomen 
voor  ende  aleer  hij  een  bedevaert  gedaen  aal  hebben  tot  onsen 
Lieve  Vrouwe  te  's  Gravensande ,  daer  af  betoogh  brengende  9 
op  de  correctie  van  den  Stede. 

Actnm  ende  afgelesen  den  8n  Aagosti  1525,  pbns  Jan  Huy- 
bertsz  schout,  alle  de  burgemeesteren  excepto  AUert  Boelissen 
ende  alle  de  schepenen  excepto  Cornelis  Hendriksz  Loen. 

Keuröoek  D  fol.  199. 

QecuncHcMl  den  12"  September  1525.  Alsoo  myne  heeren 
van  den  Gerechte  genoech  by  deuchdelijcke  informatie  geblee* 
eken  is,  dat  Pieter  Vetgen  dronckensgewys ,  seer  oneerleek 
gesproocken  heeft  van  de  Moeder  Gods,  seggende  dat  de  Moe- 
der Gods  niet  meer  en  was  dan  mal  Ytien,  'twelck  een  Bi  m pel 
mal  wyf  is;  dat  seer  qualyek  gedaen  is  ende  mijn  heeren  van 
den  Gerechte  van  Gods  wegen  schuldich  syn  sulex  te  straffen ; 
overseggen  hem  daeromme  voor  correctie,  dat  hij  voor  tyde- 
lycke  voldoeninge  Tan  desen  synen  abus  openbaerlyck  gegeselt 
«1  worden.  Kcurboek  D  fol.  193. 

Geamdickt  den  17"  Moy  1527  preëeniious  de  *ckoul,  alle  de 
fargemrn,  Claee  Jacobê*  ende  Claei  Loen  Hendrikêt.  Alsoo  Jan 
Ponwelaen,  euper,  seer  vileynelyck  gesproocken  heeft  opt  woerde 
heylige  sacrament  in  de  herberge  genoemt  den  Pot,  dat  hy 
nochtans  sejt,  bij  sijn  wetenschap  niet  geseyt  te  hebben;  niet 

r 


1 


100 


te  min  tselfde  mijn  heereo  van  den  Gerechte  genoechsaem  ge- 
blcecken  is,  ende  men  schuldich  is  mit  alder  vlijte  d'eere  Gods 
voor  te  staen.  Seggen  hem  daeromme  over  voor  correctie,  dat 
hij  te  bier  ende  te  brode  sal  blijven  leggen  op  St.  Oloffspoort 
tot  Sacrament]  toe  in  Junio  naestcomende  ende  op  den  selven 
dach  coomen  in  den  Oude  Kerck ,  hebbende  op  sijn  naeckte 
lijf  eenen  panser  behangen  mit  ronde  briefgens  mitte  figuren 
van  'theylige  sacrament,  ende  een  bernende  waskeeree  in  de 
hant  ende  alsoo  gaen  voor  de  cruyssen  in  de  processie;  ende 
de  processie  gedaen  wesende  ende  Jan  Pouwelsen  weder  inde 
Oude  Kercke  gecoomen  sijn  de,  sal  hij  voorts  in  't  panser  mitten 
bernende  keerse  gaen  in  den  herbei  ge  genaemt  de  Pot,  seg- 
gende  op  sijn  knien  tegen  den  waert  ende  waerdinne  dat  hij 
seer  qualijck  gesproocken  heeft,  biddende  indien  bij  iemant 
daer  inne  geschandaliseert  mach  hebben,  dat  men  hem  dat  om- 
me  Gods  wille  vergeven  wil.  Keurboek  D  fel.  199. 

1585.  Alsoo  m\jn  heeren  van  den  gerechte  gebleecken  es  dal 
Bern  Garbrantsz,  glasemaecker,  in  den  naesomer  lestleden  op 
eenen  avont  an  der  Plaetse  deser  Stede  es  geweest  mit  Jan  van 
Scelliuckwoude  ende  eenige  andere  persoenen  van  de  Luterie  su- 
spect sijnde,  ende  daer  toe  lange  suspect  geweest  heeft  van  den 
Luterianen  ofte  anderen  persoonen  van  gereprobeerde  secte  an 
te  hangen ,  sonder  dat  hij  kennende  es  vuyt  ander  meeninge  op 
der  Plaetse  geweest  te  hebben  dan  omme  by  den  Burgermees* 
teren  ende  Burgeren  te  sijn,  die  hij  verstaen  hadde  aldaer  ver- 
gadert te  wesen.  Soo  ist  dat  royn  heeren  voorsz.  den  voorn. 
Bern  Gerbrantss  voor  correctie  mit  vonnisse  gecondemneert 
heblien  ende  condemneeren  bij  desen,  dat  hij  binnen  daeghs 
sonneschijn  gaen  sal  vuyt  deser  Stede  tnde  haere  vrijheyt,  daer 
uyt  blijvende  den  tijt  van  thien  iaren  op  verbeurte  van  s§n 
lyf.  Actum  14«  dach  in  Meye  a*  1535  pbus  de  Schout,  Ruysch 
Jansz.,  Heymen  van  Amstel  ende  Gosen  Becalff,  Burgermeeateren 
ende  alle  den  schepenen  dempto  Simon  Lourenss. 

Jutiitiebock  fol.  53. 


101 


15S5.  Alsoo  myn  heeren  van  den  Gerechte  genouch  ge- 
bleecken  es  van  der  quader  fame  van  Tryn  Floris  van  Sparen- 
dam,  Claesien  Glaeadr.  ende  Jannetgen  Jansdr.  Ie  samen  in 
een  huys  gewoont  hebbende,  ende  dat  tot  hoeren  huyae  ofte 
woonstede  daer  sy  woonaohtich  sijn,  diversohe  persoonen  van 
ketterije  ofte  nieuwe  secte  besmet  sijnde  inne  ende  uyt  hebben 
gegaen  ende  conversatie  gehadt  ende  mijn  heeren  van  den  Ge- 
rechte aulcken  persoonen  in  der  Stede  niet  en  willen  gedoogen. 
Soo  ist  dat  myn  heeren  van  den  Gerechte  den  voorsz.  Trijn 
van  Sparendam,  Claesgen  Claeadr.  ende  Jannetgen  Jansdr.  rait 
vonnisse  gecondemneert  hebben  ende  condemneeren  bij  desen, 
dat  sy  luyden  binnen  daeghs  sonneschijn  gaen  sullen  uyt  deser 
Stede  ende  hoere  vryheyt,  daer  uyt  blyvende  den  tyt  van  tien 
jaren  sonder  daer  weder  inne  te  comen  op  de  verbeurte  van 
hoeren  lijfven.    Aetnm  et  presentibus  ut  supra. 

Juttitiebotk  fol.  53  veno. 

1535.  Alsoo  raynne  heeren  van  den  Gerechte  genouch  ge- 
bleken es,  dat  Ael  Pieter  Goverts  soons  weduwe  seeokere  voor- 
leden jaeren  ende  tot  verscheyden  reysen  gelogeert  ende  gehuyst 
heeft  verscheyden  persoonen  besmet  van  den  Lntherye  ende 
andere  gereprobeerde  secte,  ende  voor  sulcx  over  lange  gcfa- 
meert  is  geweest,  sonder  dat  myne  heeren  bevinden  kannen, 
tlat  sy  de  voorsz.  persoonen  gekent  oft  wetende  gelogeert  heeft, 
hoe  wel  nochtans  'tselve  niet  te  presumeren  es,  maer  wel  ter 
contrarie  te  vermoeden  staet,  ende  daeromme  de  voorsz.  mijnne 
heeren  niet  gedoogen  en  willen  de  voorn.  Aeltie  binnen  deser 
Stede  langer  converseeren  ofte  houden  sal.  Soo  ist  dat  mijnne 
heeren  voorsz,  overgeroerekt  de  gelegentheyt  van  den  voorsz. 
saeeke  ende  van  der  state  der  selver  Alydt,  haer  geven  ende 
gnnnen  tyt  tusschen  dit  ende  alderheyligen  dach  eerstcomende 
excloys  ,  om  me  haeren  saecken  uyt  schulden  ende  in  nesch uiden 
te  claren  ende  vereffenen  sooveel  des  mogelycken  sy,  condem- 
neren  haer  te  betaelen  den  oosten  van  haeren  gevangen isse 
ende  voor   den  voorsz.    dach    van    alderheyligen   te  gaen  uyt 


102 


deser  Stede  ende  haeren  vrijheyt,  daer  nyt  blijvende  ten  euwi- 
gen  dagen  op  den  verbuerte  van  haer  lyff.  Aldus  gecundicht 
den  31  Augusty  anno  1585,  presentibus  den  heere  Schoot, 
Ruysch  Jansz.  ende  Heyman  Tan  Amstel ,  burgermeesteren,  ende 
allen  den  Schepenen  dempto  Jan  Isbrantsz.  Hoolesloot. 

Juêtüiebock  foL  64  weno. 

1535.  AIsoo  Cornelis  Gerritsen  Dengelsman  genaemt ,  qua* 
lijeken  gevoelt  heeft  van  den  heyligen  sacramente  des  altaers, 
anders  dan  de  heylige  karaten  kereke  daer  af  gelooft  ende  leert 
te  gevoelen,  daer  aen  hy  achtervolgende  den  placaten  der 
K.  M*.  on8er  genadiger  Heeren  wel  behoort  gestraft  te  werden 
aen  syn  lyff  ende  goedt  anderen  ten  exemple,  ten  ware  hy 
beter  instructie  ontfangende  de  voorsz.  d  wal  in  ge  off  gegaen 
ende  hem  tot  penitentie  ende  onder  den  geloove  der  heyliger 
kereke  begeven  hadde.  Soo  ist  dat  mijnne  heeren  overgemerekt 
de  gelegentheyt  deser  saecke  den  voorsz.  Cornelis  Gerritsz  ge- 
oondemneert  hebben  ende  condemneeren  bij  desen ,  de  voorsz. 
synne  dwalinge  openbaerlycken  voor  der  goeder  gemeente  te 
bekennen  ende  off  te  gaen.  Ende  daernae  gaende  in  de  gevan- 
kenisse  daerinne  blyven  sa)  ter  tyt  toe  hg  de  costen  syoer 
gevankenisse  betaelt  hebbende  nyt  deser  Stede  ende  haer  vrij- 
heyt gaen  sal,  daer  nyt  blijvende  den  tijt  van  acht  jaeren  op 
de  verbnernisse  van  syn  lyff.  Gecnndicht  den  lesten  October 
anno  1685 ,  presentibus  toto  collegio. 

Juttiiitboek  fol.  66. 

1535.  Alsoo  myn  heeren  van  den  Gerechte  gebleecken  is  dat 
Rem  Pietersz,  aenhangende  gereprobeerde  leeringen,  eenigen 
verboden  boucken  ,  te  weten  de  soutere  gemaeckt  bij  Johannes 
Poroeranns,  den  doytsche  misse  gemaeckt  by  Eoolampadios  ende 
andere  die  bij  den  placate  K.  M*.  geinterdiceert  ende  verboden 
syn,  by  bem  te  honden  of  te  bewaren,  ende  oock  tot  verschey* 
den  plaetsen  hem  heeft  onderwonden  (e  lesen,  loeren  ende  pre- 
dicken ,   ende    van  de  Schrifture  te  dispnteeren ,  ende  op  den 


J 


108 


ordonnantien   ende   oerimonien   der  heyliger  keroke  qualijcken 
oode  schandelycken  te  spreecken ,  dwelck  al  saecken  sijn ,  eys- 
scfaende  scharpe   punitie.    Soo  ist  dat  mijnne  hoeren  van  den 
Gerechte  gehoort  hier  op  de  confessie  ende  antwoorde  van  den 
voorn.  Bem  Pieteraz  ende  op  de  gelegentheyt  van  sijnne  mis- 
soysen  gelet  hebbende,  denselven  condemneren  ende  mit  vonnisse 
oveneggen  dat  hy  een  halff  uure  staen  aal  op  ter  kaecke  mit 
eeo   roede   mutse  als  een  dooteer  op  sijn  hooft,  ende  voorsz. 
boaeken  aen  sijn  hals  hebbende ,  ende  dacr  nae  binnen  sdaecht 
sonnescheyn,   syne   oosten   van   den  gevangenisse  betaelt  heb- 
bende, gaen  sal  uyt  deser  Stede  ende  haere  vrijheyt,  daer  uyt 
bhjvende  den   tyt  van  ses  jaeren  aen  een  gedaerende ,  sonder 
deer  inne  weder  te  comraen  op  den  verbeurnisse  van  ayn  lyff. 
Actom   den   19  November  a*.  1535,  pretentibos  den  schout, 
Rnysch  Janaz.    ende  Heyman  Jaoobaz. ,  burgermeesteren  ende 
allen  den  schepenen. 

JuttUieboek  fol.  66. 

1586.  Alsoo  myn  heeren  van  den  Gerechte  genouch  geble- 
ken ia  van  den  quaden  ende  onstuerigen  regimente  zeeckere 
lange  tyt  gehouden  by  Sohoen  Teff,  woonende  buyten  Sint 
Antbonis  pootte  ende  datter  tot  meermael  persoonen  suspect 
ende  ooek  eensdeels  gecorrigeert  van  Lntherie  ende  andere  ge- 
reprobeerde  secte  tot  haeren  huysen  geconverseert  hebben  gehadt 
8oo  ist  dat  myn  heeren  van  den  Gerechte  omme  te  schuwen 
meer  inconvenienten  die  uyt  haer  quado  conversatie  souden  mo- 
gen coraen,  gehoort  den  eysch  by  myn  heer  den  schout  op 
den  voorn.  Schoen  Yeïï  gedaen,  mit  haere  antwoort  ende  de- 
fencie,  gevfeileert  seeckere  getuyghenisse  ende  op  den  gelegent- 
heyt van  haeren  misbruycken  gelet  hebbende  den  vooraz. 
8choen  Teff  gebannen  hebben  ende  bannen  bij  desen  uyt  deser 
Stede  ende  haeren  vrijheyt,  bevelende  haer  daer  uyt  te  gaen 
binnen  's  daechs  sonneschyn ,  sonder  daer  inne  weder  te  oom- 
men  binnen  den  tyt  van  ses  jaeren  op  den  verbeurnisse  van 
haer  rechterhant.   Gecundicht  den  2  Marcy  anno  1536,  presen- 


104 


tibus  den  schoot,  Claes  Gerritsz  Deymanz  ende  Cornelis  Ban- 
ninck  Burgermeesteren,  ende  alle  den  Schepenen  dempto  Claes 
Gerritsz  Matheusz. 

Juttitieboêl  fel.  67  veno. 

1537.  Alsoo  mr  Jan  Soyder  van  Purmerrent  hem  op  sa- 
craments  daoh  leetleden  hier  ter  Stede  zeer  irreverentelijcken 
heeft  gedragen  int  passeren  van  den  heyligen  sacramente, 
blijvende  staen  roit  gedeckten  hoofde,  sonder  eenige  reveren- 
tie te  bewijsen,  niet  tegenstaende  hij  daer  toe  genouch  vermaent 
worde,  daer  deure  veel  goeden  menschen  gescandaliceert  sijn 
geweest,  ende  daertoe  in  hechtenisse  gestelt  sijnde,  van  den 
heyligen  sacramente  qualijcken  heeft  gesproocken,  in  wieken 
schijne  dat  hij  daeromroe  aen  sijn  lijff  behoorde  gestraft  te 
werden ,  te  waeren  hij  seer  wel  bij  den  drancke  wesende  be- 
vonde  hadde  geweest ,  ende  't  selve  excuserende  seyt  niet  te 
weten  wat  hij  gedaen  ofte  gesproocken  mach  hebben,  kennende 
sijn  schuldt  ende  genade  begeerende,  oock  hem  thoenende,  ymers 
mitten  monde,  als  de  geene  die  hem  houdende  is  in  een  goet 
christen  gelove.  Soo  ist  dat  mijnne  heeren  de  gelegentheyt  der 
voorsz.  saecke  overgeleyt  hebbende  den  voorsz.  ror  Jan  voor 
correctie  overgeseyt  hebben  ende  seggen  over  bij  desen ,  dat  hij 
in  beteringe  van  sijn  voorsz.  misbrayck  openbaerlijcken  gegee* 
selt  sal  werden  anderen  ten  exemple,  ende  daer  toe  gaen  sall 
nyt  deser  Stede  ende  haeren  vrijheyt,  nae  dat  hij  sijn  oosten 
van  de  gevangenisse  betaelt  sal  hebben ,  daer  nyt  blijvende 
den  tijt  van  drie  jaeren ,  sonder  daer  inne  weder  te  comen, 
oock  nae  de  voorsz.  driejaren  verloepen  sullen  wesen,  dan  mits 
betaelende  tot  behouff  van  den  heeren  de  somme  van  25  care- 
lus  gnldens.  Aldus  gecundicht  ende  ter  executie  gestelt  den 
2860  Marcy  anno  1587 ,  presentibus  den  schout ,  allen  den 
burgermeesteren  dempto  Claes  Hillebrantsz,  mr.  Henrick  Dircksz, 
Joost  Buyck  Sijbrantss,  Jan  Willemsz,  Dirck  Marais,  Gerrit 
Jansen  ende  Gerrit  Glaesz,  schepenen. 

JusiUieboek  fel.  75  veno. 


105 


1587.  Alsoo  Albert  Beyerez  anders  Oldeknecht  genaemt, 
gebooren  van  Bolswaert  in  Vrieslant ,  hem  zekeren  jaeren  be- 
geren heeft  in  den  geselschappe ,  conversatie  ende  handelinge 
▼m  persoenen  mit  ketteryen  ende  qnade  leringe  besmeert  sgnde, 
ende  mittenselven  in  verscheyden  conventiculen  hem  gevonden 
ende  ooek  binnen  sijns  selffs  woeninge  gehouden  heeft ,  aldaer 
van  den  schrift  e,  sacramenten  van  den  heyliger  kereken,  ende 
poincten  van  den  heyligen  karaten  geloove  onbehoorlijoken  ge- 
disputeert,  geieert  ende  getraeteert  is  geweest,  soo  dat  de 
▼oom.  Albert  daer  door  geinfieieert  sijnde,  qnalijeken  heeft 
gesproocken  ende  gevoelt  van  den  heyligen  sacrameme  des  al* 
taers  ende  anderen  sacramenten ,  oock  van  dordonnantie  ende 
gewoonte  der  heyliger  kereken,  tot  schandalisatie  van  anderen 
goeden  karaten  mensschen ,  ende  contrarie  den  heyligen  karaten 
geloove,  placcaten  ende  bevelen  van  K.  M*.  onsen  genad*  Hee- 
ren.  Soo  ist  dat  schepenen  gehoort  den  eyseh  bij  mijnne  hee* 
ren  den  schout  tegens  den  voorn.  Albert  Reyerez  gedaen  mit 
sijnne  antwoort,  belijdinge  ende  confessie,  ende  op  der  gele* 
gentheyt  deser  saecke  ripelijcken  gelet  hebbende,  den  selren  Al- 
bert achtervolgende  de  vooras,  placaten  mit  vonnisse  condem- 
neren  mitten  swaerde  geexcuteert  ende  bij  den  scharprechter 
▼an  levende  lijfve  ter  doot  gebrocht  werden  ende  daernae  sijn 
Hehaem  op  eeft  rat  ende  't  hooft  op  een  staecke  gestelt  sal 
werden,  verclaerende  voorts  sijn  goederen  geconfisqueert  ter 
somme  van  hondert  ponden,  naervolgende  de  privilegiën  deser 
8tede.  Aldus  gedaen  den  12"»  Aprilis  1537,  presentibns  den 
schout,  Glaes  Gerret  Deymanss  ende  Oerret  Andriess,  burger- 
mm  ende  allen  den  schepenen. 

Juttitieboek  fd.  77. 

1537.  Alsoo  Andries  Hermansz  van  Gelre  hem  vervor- 
dert heeft  tot  verscheyden  tijden  ende  plaatsen  te  dispnteeren 
van  der  schrifture ,  te  honden  conventiculen ,  ende  daer  deselve 
gebonden,  van  der  schrifture,  van  den  sacramenten  der  heyli- 
gen kereken  ende  ordonnantien  derselver  onbeboorlieken  geieert 


^1 


106 


ende  getracteert  werde,  daer  deur  de  voorsz.  Andries  in  dwa- 
lingen ende  ketteryen  gecoomen ,  oock  anderen  menseben  daer 
aff  geleert  ende  besmet  heeft ,  ende  alsulcx  oock  van  den  hey. 
ligen  sacramente  des  altaers  ende  anderen  sacramenten  der 
heyligen  kereken,  Bekere  lange  tijt  qualicken  ende  ketterlickeo 
gesproocken  ende  bevoelt  heeft  ende  als  noch  bevoelende  is, 
contrarie  den  heyligen  karaten  gelove  ende  tegens  den  placcateo 
key.  Ma1,  onsen  genadigen  Heeren.  Soo  iet  dat  schepenen ,  ge- 
hoort  den  eysch  van  mijn  heer  den  schout  tegen  den  voorn. 
Andries  gedaen,  mit  sijnen  antwoort,  confessie  ende  beliedinge, 
ende  op  den  gelegentheyt  van  sijnen  missusen  ripelicken  gelet 
hebbende,  den  selven  Andries  na  vermogen  der  placcaten  vooras, 
condemneeren  mitten  swaerde  te  sullen  geexecuteert  ende  bjj 
den  scarprechter  van  levenden  lijfve  ter  doot  gebracht  werden, 
ende  daerna  sijn  lichaem  op  een  rat  ende  't  hooft  op  een  stae- 
cke  gestelt  sal  werden  anderen  ten  exemple,  te  verelaeren  voorts 
sijnne  goeden  geconfisqueert  tot  behouff  van  den  heeren  ter 
somme  van  hondert  ponden  naevolgende  den  privilegie  deser 
stede.    Aldus  gedaen  ten  dage  ende  bijwesen  als  vooren. 

Justitieboek  foi.  77 


Gecnndicht  den  7e  dagh  1539  Juljj  t  preseniibu*  dm  schout  t 
Joost  Buyck  en  Wtüem  Slickel  ende  voorts  aüe  de  schepenen, 
dempto  Olaes  Baesgen  ende  Simon  Marteen, 

Alsoo  Joriaen  Benthuyzen  out  ontrent  14  iaeren  geeonfesseert 
beeft  op  sondagh  lestleden  gelesen  te  hebben  mit  Hans  van  Camp- 
huysen  in  eenen  tuyn  in  een  boeek  geintituleert  tnieuwe  testament 
van  Martinus  Lultere,  de  welcke  bij  diversche  plaoaeten  der  key- 
serlycke  Mafc.  verboden  sijn  geweest  niet  te  lesen  noch  bij  hem 
te  mogen  hebben  op  de  verbeurte  van  lijf  ende  goet;  seggende 
voort  de  voorss.  Joriaan  van  denselven  placaeten  niet  gewesten 
te  hebben,  alzoo  hij  seer  cors  hier  in  desen  landen  gecoomen 
is  ende  dat  hetzelve  boeck  hem  gegeven  is  geweest  bij  sijn 
vader,  doen  hq  van  huys  soude  vertrecken  in  dese  landen, 
anders  niet  weetende  dan  dat  men  'tselve  boeck  soude  mogen 


107 


leesen,  gelgck  men  gewoonlyck  ia  in  sijn  landen  te  doen,  niet 
weetende  daeraen  misdaen  te  hebben;  seggende  indien  hg  ge- 
veeten hadde  dat  't  selve  boeck  in  dese  landen  verboden  hadde 
geweest  en  sonde  om  geen  goet  ter  werelt  't  selve  gelesen  heb- 
ben, hebbende  daer  van  groot  leetwesm,  begerende  gracie  voor 
vigeer  van  justitie.  Mg  o  heeren  van  den  gerechte  gehoort  heb- 
bende die  confessie  ende  allegatie  van  den  voorsz.  Jeuriaen , 
orennerekende  syn  joncheyt  ende  ignorantie,  oock  dat  deselve 
Joriaen  in  dese  landen  niet  lange  geweest  en  hadde,  geneyght 
wesende  meer  tot  barmherticheyt  dan  tot  rigore  van  justitie, 
hebben  denselven  Joriaen  geoondemneert  op  sondagh  tceco- 
mende  te  gaen  voor  die  processie,  hebbende  om  sgn  hals  han- 
gende 't  voorsz.  boeck  daerop  geschreven  aal  staen  met  groote 
letteren  dit  is  Martinne  Luikene  boek  oft  't  zelve  te  redimeeren 
met  35  carolus  gulden. 

Keurhoek  E  fol.  207  cvrso. 

1544.  Alsoo  Cooman  Jan  Claesz,  poorter  der  Stede  ende 
Lucas  Lambertsz  van  Beveren  gebooren,  hem  begeven  hebben 
onder  der  leeringe,  secte  ende  heresie  van  den  Anabaptisten, 
iaetende  hen  haerdoepen  bij  Menno  8ymonsz,  qualrjcken  gevoe- 
lende van  den  sacramenten  der  heyliger  keroke  ende  daer  en  bo- 
ven de  voorsz.  Jan  Claesz  hem  heeft  vervordert  anderen  simpe- 
ten  mensschen  te  leeren  ende  te  induceren  totter  voorsz.  secte, 
ende  alsulex  bekent  VIC  boucken  bg  den  voorsz.  Menno  8ymons 
gemaeckt,  te  hebben  doen  drncken  binnen  der  stadt  van  Ant- 
werpen, daer  aff  bg  de  tweehondert  in  deser  lande  van  Hol- 
landt  vercoopen,  ende  uytgeven  ofte  doende  vercoopen  ende 
uytgeven  ende  dandere  sendende  naer  Vrieslant  aen  den  voorsz. 
Menno  Symons,  om  me  aldaer  gebrnyekt  ende  uytgedeelt  te  wer- 
den, al  vol  van  den  leeringe  ende  dwalinge  van  Menno  voorsz. 
contrarie  den  heyliger  kereke,  beschreven  rechten  ende  pla- 
nten Key*.  M*.  onser  genadichster  Heere.  Soo  ist  dat  mynnc 
beeren  den  Scheepenen,  gehoort  den  eysch  bij  mijnoe  heere  den 
8ekont   van   wegen  K.  M*.  op  den  voorsz.  Coman  Jan  Claesz 


"H 


108 


en  Lucas  Lambertsz  gedaen,  mit  haeren  defencie,  confessie 
ende  belydinge,  ende  op  den  gelegentheyt  van  den  voorn, 
saecken  gelet  hebbende,  den  voorsz.  Jan  Claesen  ende  Lucas 
Lambertss  mit  vonnisse  condemneren,  te  sullen  bij  den  scharp- 
rechter  mit  ten  swaerde  %geexecuteert  ende  van  levende  lijfve 
ter  doot  gebrocht  werden ,  op  de  schavotte  voor  deser  stede* 
huys  opgericht  synde,  ende  daerenboven  haeren  hoofden  op 
staecken  ende  haeren  lichaemen  gestelt  te  werden  op  raden, 
anderen  ten  exemple  verclarende  voorts  haeren  goeden  gecou- 
fiaqueert,  uytgeseyt  van  den  voorsz.  Jan  Claesz  poorter  deser 
Stede,  die  mijnne  heeren  verclaeren  geconfisqueert  ter  somme 
van  hondert  guldens  nae  vermogen  den  privilegiën  deser  Stede. 
Achtervolgende  welcken  vonnisse  de  voorsz.  persoonen  terstont 
daernae  bij  den  scharprechter  geexecuteert  sijn.  Actum  den 
19  Januarij  a*.  1544  presentibns  den  Schout,  allen  don  Bar 
germeesteren ,  Joost  Buyck,  Symon  Martsz,  Sybrant  Occo  ende 
Symon  Cops  Claesz  Schepenen. 

Juêiüieèoek  fd.  124. 

1544.  Alsoo  mqn  heeren  van  den  Gerechte  gebleecken  is 
dat  Aeff  ende  Neele  Jan  Verburgen  dochters,  Duyf  Jansdr 
de  huisvrou  van  Hans  Craegh,  ende  Anna  Jandr  de  huysvron 
van  blauwe  Willem  haer  luyden  vervordert  hebben  te  cooroen 
ten  huyse  van  Coman  Jan  Claessen,  hoorende  aldaer  de  leerioge 
ende  wtlegginge  bij  den  voorsz.  Jan  Claessen,  op  sekerecapi- 
tulen  ende  poi neten  van  de  schrifture  na  sijn  verstande  gedaeo, 
hem  in  sulcke  manieren  vougende  in  den  schole  ende  heyme* 
lijcke  predicatie  van  de  voorsz.  Jan  Claessen  wesende  discipel 
van  Menno  Simonis  van  der  herdoopers  secte,  daertoe  de  voorsz. 
Aef  Jans  dochter  oock  eens  heeft  gehoort  ten  huyse  vau  Weytien 
Gerrit  Berstendr,  de  leeringe  van  een  Jan  Buydelmaeker,  oock 
een  van  de  discipolen  voorsz,  ende  de  voorsz.  Neel  Jansdr 
gevraeght  sijnde  van  haer  gelove  aengaende  den  heyligen  sacra* 
mente  des  altaers,  daerop  seer  suspectelqcken  heeft  geantwoort, 
sonder   bij    sulcken   antwoorde  te  blijven;    twelcke  al  saecken 


109 


rijn  daerdoor  meerder  inconvenient  van  diralinge  soude  mogen 
gebeuren,  daerdoor  de  voorsz.  vroupersoonen  geschapen  hebben 
geweest  verleyt  ende  in  ongelove  gebracht  te  worden,  waer- 
omme  al  sulcke  heymelijcke  scholen ,  predicaticn  ende  conven- 
tiettlen  bij  ordonnantie  Tan  de  heylige  kercke,  ende  placaten 
Keys.  May1,  ons  O.  Heeren  scherpelyck  verbooden  sijn.  Soo 
itt  dat  mijn  heeren  de  Schepenen ,  gehoort  den  eysch  bij  mijn 
keere  de  Schout  op  den  voorsz.  vrouwen  gedaen  met  haere 
bekenoinge  ende  op  ter  saecken  gelegentheyt  Hjpelijcke  gelet 
hebbende  de  voorsz.  vrouwspersoonen  met  vonnisse  condem- 
neeren  te  gaen  tusschen  dit  ende  woensdagh  eerstcomende  ex* 
eluys  wt  deser  Stede  ende  haere  vrijheyt  sonder  daer  weder  te 
mogen  coomen  dan  op  den  elfden  dagh  van  May  eerstcomende 
oft  op  eenen  anderen  elfden  dagh  van  May  daerna  alst  hun 
luyden  goetduncken  sal.  Des  sullen  sij  ten  selven  lle  dage  als 
rij  inne  coomen  schuldich  syn  te  gaen  ongedecks  hoofts  met 
banende  waslcaerse  van  een  pont  in  de  hant  in  der  processie 
die  alsdan  hier  ter  Stede  gehouden  sal  werden ,  ende  achter 
den  arcke  van  den  heyligen  sacrament  e,  voor  mijn  heeren  van 
den  Gerechte,  brengende  de  voorsz.  kaerse  nae  de  processie 
ende  die  laelende  in  de  Oude  Kercke  voor  de  heyligen  sacra- 
mente,  condemnerende  voorts  de  voorsz.  vrouwpersoonen  te 
betaelen  tot  behoef  van  den  heeren,  te  weten  de  voorn.  Aef 
ende  Neele  Jan  Verburgen  dochters  elck  100  carolus  gis,  de 
vootsz.  Duyf  ende  Anna  Jans  elck  25  carolus  gis.,  ende  inter- 
diceeren  mjjn  heeren  van  den  Gerechte  daerenboven  de  voorsz. 
Duyf  Jans  't  Vroumoerschap  langer  te  exerceren.  Ende  dit  al 
op  der  correctie  van  der  Stede.  Aldus  gecundicht  mette  clocke 
den  19«  dagh  januarij  1544,  presentibus  alle  de  burgemees- 
teren ,  Joost  Buyck ,  Simon  Martsen ,  Sibrant  Occo  en  Simon 
Cops  Claessen,  schepenen. 

Keuróoek  £.  fol.  287. 

Onuiigegetm  dicAtëtultjes  van  Büderdjjk.     Naar  aanleiding  van 
bet  in  de  voorlaatste  vergadering  medegedeelde  omtrent  Bilder- 


110 


derdgk,  deelt  de  Heer  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer  eenige  onuitge- 
geven versjes  mede  van  denielfden  dichter,  ten  bewijze  hoe 
hij  ook  in  andere  Uien  even  gemakkelijk  zong  als  in  zijne  door 
hem  200  hoog  geachte,  zoo  vlijtig  beoefende  moedertaal.  Zij 
behooren  allen  tot  het  tijdvak  van  zijn  verblyf  in  Londen  ia 
1796,  tijdens  hg  door  bet  geven  van  onderwgs  in  verschillende 
talen  in  zgn  onderhond  moest  voorzien. 

Imilation  d*  Hor  ace. 

Arai ,  vous  vivrez  bienheureux , 
8i,  toujoojs  mattre  de  vos  voeux, 
Vous  n'errez  pas  trop  loin  sur  la  plaine  liquide; 
Ni,  redoutant  des  flots  lea  coupe  capricieux, 
Vous  cotoyez  les  bords  d'une  eouree  timide. 

Celui  qui  vit  content  du  sien, 
Chériasant  1'or  tout  pur  d'un  état  mitoyen, 
Ne  va,  pour  se  cacher  ramper  dans  Ia  misère» 

Et  n'aspire  non  plus  a  1'eclat  incertain 
Qui  couvre  les  palais  des  mattres  de  la  terre. 

D'un  arbre  trop  touffu  Ie  superbe  feuillage 
Est  exposé  de  prés  aux  forces  de  1'orage; 

Des  plus  haute  b&timens  les  fondemens  charges 
De  plus  terrible  choc  s'ecroulent  ébranlé* : 
Et  quand  Ie  cie)  s'irrite,  en  nous  lancant  1b  foudre, 
C'est  Ie  sommet  des  monta  qu'il  va  réduire  en  poudre. 

Au  milieu  des  revers  gardant  la  fermeté, 
Et  s'ouvrant  aux  douceurs  d'une  belle  esperance, 
Mais  craignant  du  bonheur  la  fragile  inconstanoe 
Un  grand  coeur  ne  connait  que  la  sérénité. 
Gelui  qui  dans  les  airs  fait  gronder  la  tempête, 
D'un  mot,  d'un  seul  clin  d'oeil  1'arrête, 
Et  nous  rend  la  tranquillité. 


lil 


Tout  est  frêle  ici  bas  et  de  courte  durée, 
Le  mal,  comme  Ie  bien,  se  change  a  chaque  instant, 

Apollon  quelquefois  da  haat  de  1'Empyrée 
Dételle  de  son  ehar  le  coursier  anbélant , 
Poot  goüter  dans  le  fonds  de  la  sainte  vallée 
Les  dooi  plaisirs  d'un  docte  chant. 

Vous,  dans  le  milieu  de  1'orage, 

Opposez  &  vos  mauz  la  grandeur  du  courage. 

Et  lorsqu'au  centre  du  bonheur 

Tout  marche  au  gré*  de  votre  ardeur, 

Craignez  qu'une  maligne  étoile 

N'enlève  a  tout  moment  cette  vaine  faveur; 

Et  quelquefois,  baissez  la  voile. 

B. 
Ex  tempore. 

Dans  le  paquetboot,  a  mon  retour  de 

rAngleterre.  Fin  de  Sept.  1795. 

A  VAminte  du  Tas$e,  en  le  remettant  è 
MademoUelle 

Chef-d'oeuvTe  reconnu  du  plus  fameux  poëte 

Que  ritalie  en  pleurs  vit  nattre  de  ses  flnnos ! 
Va ,  passé  en  d'autres  mains !  Le  sort  que  je  t'apprête , 

Est  digne  du  grand  faomme  et  de  ses  doctes  ebants. 
Heureux  d'avoir  pleuré  les  rigueurs  de  8ylvie, 

Berger  sensible  et  doux,  tu  vas  be*nir  ce  sort: 
Des  yeux  bien  plus  puissans  te  rendront  a  la  vie, 

Que  ceux  qui  ont  manqué  de  te  donner  la  mort. 
Berger  sensible  et  doux  !  a  ton  bonbeur  suprème 

Dans  la  main  qui  t'attend ,  que  ne  puis-je  aspirer  ? 
Que  ne  puis-je  a  mon  gré  disposer  de  moi-même? 

A  toi,  que  j'y  remets,  j'irais  la  disput  er. 

Londra  174/.96.  B. 


11S 

A  Mm  Billak. 
(ficrit  dans  sa  grammaire  Italienne.) 

Lorsqu'un  beau  jour  les  Graces  ei  rAmour 
Voulaient  parier  a  la  race  mortelle 
11  s'en  forma  des  langues  la  plus  belle, 

Dont  Vénua  fit  son  language  de  cour. 

Jeune  beauté  1  doot  la  grace  eclatante 
Sait  subjuguer  et  Ie  coeur  et  1'eaprit, 

Sais-tu  quelle  est  cette  langue  touchante? 

C'est  Tltalien ,  que  partout  oo  nous  vante. 

Doute  en,  qui  ?eut!   An  moios  sans  coatredit, 
11  Ie  sera,  quaud  ta  voix  rembellit. 

Londre*  1796.  B. 

To 


Miss  8. 


A  precious  jewel ,  gold  or  gem , 

The  wealthy  man  might  give; 
The  poor  exiled  is  wanting  them, 

Who  self  by  gifU  must  live. 

A  little  scienoe,  &r  from  pride; 

A  heart ,  of  falsehood  firee ; 
A  thankful  mind,  by  ill-luck  tried; 

Is  all  that  resU  to  me. 

Dear  friends !  receire  then  ray  remains 

With  no  rejecting  eyes ! 
Th'  Almighty  Power  not  disdains 

The  poor  man's  sacrifioe. 

London  1796.  8. 


113 
Die  Küsse. 

Ein  Küsohen  das  ein  Kind  mir  schenket , 
Das  mit  dem  kussen  nur  noch  spielt, 

Und  bey  dem  kussen  noch  nicht  denket ; 
Das  ist  ein  Küss,  den  man  nicht  fiïhlt. 

Ein  Kü88,  den  mir  ein  Frennd  verehret, 
Das  ist  ein  Gruw ,  der  eigentlich 

Zum  wahren  kussen  nicht  gehöret; 
Ans  kalter  Mode  kust  er  mich. 

Ein  küss,  den  mir  mein  Vater  giebet, 
Ein  wohlgemeinter  Segensküss, 

Znm  Zeichen  das  sein  Hen  mir  liebet, 
Ist  etwas,  das  ioh  ehren  mnss. 

Ein  Küss,  den  mir  Kerstindchen  reiohte, 
Den  kein  Verr&ther  sehen  muis , 

Und  der  den  Kuss  der  Tanben  gleichte, 
Ja,  das  war  eigentlich  ein  Kuss. 


B. 


12  Vergadering.     9  JanU  1M. 

BüiUotheek.  —  Merkwaardige  vonnissen  uit  den  tjjd  der  geloofs- 
vervolging ie  Amsterdam  in  de  16*  eeuw.  —  Persekil  over  de 
criminele  regispraak  ten  platten  lande  Bewesten  Schelde  tusseken 
Middelburg  en  Ooes. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  den  Heer  C.  P.  Serrore,  ie  Gent: 
Messager  des  Scienoes  historique*.    Année  1856.    4'  Livrai- 
»n.    Gand. 
Tan  den  Heer  P.  van  Duyse ,  te  Gent : 
XII.  J.  8 


114 

Het  groot  SchieUpel  en  de  RederjjkersspeUn  te  Oent ,  t»  Mei 
tot  Juljj  1498.  Door  Van  Duyse.  (Extrait  des  Annales  de 
la  Société  royale  des  Betntx-drts  ei  dê  IAUérature  ie  O  and.) 

Van  den  Heer  A.  D.  Schinkel ,  te  's  Gravenhage : 

Nadere  bijzonderheden  betrekkelijk  OonsÉanljju  Huggens  en  sjjne 
familie,  medegedeeld  door  A.  D.  Schinkel.  Tweede  Stuk.  (Niet 
in  den  handel.)    Gedrukt  125  exemplaren.  1856. 

Van  Dr.  J.  J.  P.  Wap ,  te  Utrecht : 

Aetrea ,  Maandschrift  voor  Bekome  kunst  t  wetenschap  en  lette» 
ren ,  versameid  door  Dr.  Wap.  1°,  2*,  4*  en  5*  jaargang. 
Utrecht,  1852—1856.  : 

In  ruiling  ontvangen: 

Van  het  Bataviaaach  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten- 
schappen, te  Batavia: 

Verhandelingen  pan  iet  Bataviaaech  Genootschap  van  Kunden 
en  Wetenschappen.  Batavia,  8*  deel,  2e  druk,  1826;  lle  deel, 
1826;  12«  deel,  1830;  13<>  deel,  1832;  14»  deel,  1833; 
16e  deel,  1886;  18e  deel,  1842;  20e  deel,  1844;  2i«  deel, 
1846—47;  22e  deel,  1649(4*);  23e  deel,  1850(4°);  24e  deel, 
1862  (40). 

Merkwaardige  vonnissen  uit  den  tijd  der  geloofsvervolging  te 
Amsterdam  in  de  16e  eeuw.  (Vervolg  van  bl.  109).  Medege- 
deeld door  Mr.  J.  A.  Grothe. 

1544.  Overmits  rogn  heeren  van  de  Gerechte  bevinden  dat 
Dieuwer  Hansen  de  huysvrouw  van  Beyer  Vincentsen  roede 
geweeten  heeft  van  de  leeringe  ende  handelinge  van  Coman  Jan 
Claessen,  sonder  hem  te  openbaeren,  oock  in  haer  antwoort  op 
den  poincten  ende  articulen  van  den  heyligen  sacramente  haer 
seer  suspectelijcken  heeft  gedragen  anders  dan  een  goet  chris- 
tenmensche  behoort  te  doen.  Soo  ist  dat  mijn  heeren  van  den 
Gerechte  gehoort  dèn  eysch  bij  inijn  heer  den  schout  op  de 
voorn.  Dieuwer  gedaen  met  haere  belqdenisse ,  den  voor». 
Dieuwer  Hansen  condemneeren  op  den  lle  dagh  van  May 
naestcomende  te  gaen  in  de  processie  die  alsdan  hier  ter  stede 


|  115 

| 

gehouden  aal  werden,  met  een  barnende  waskaerse  Tan  een  pont 
ia  haeien  bant,  ongedeekx  hoofts  achter  den  areke  van  den  hey- 
bgen  Saeramente  ende  foor  den  Gerechte  ende  room.  kaerse 
te  brengen  ende  laeten  voor  den  heyligen  saeramente  in  de  Onde 
Kercke  op  correctie  ran  der  Stede.  Actum  et  presentibus  nt 
rapra.  Keurboek  E.  foL  288. 

1546.  Alsoo  Quirijn  Pietersz  Tan  Groeningen ,  in  Zeelant 
gebooren,  hem  begeven  heeft  totten  ongeloove  ende  ketterye 
der  Anabaptisten  laetende  hem  haerdoepen  bij  Menno  Symons, 
leereer  van  der  vooras,  secte,  geleden  omtrent  ses  jaeren, 
quakjeken  gevoelende  van  den  sacramenten  der  heyliger  ker- 
ckon,  ende  daer  en  boven  andere  mensehen  tot  sulcken  onge- 
loove ende  dwalinge  heeft  geinduceert  ende  geraden  tegens  den 
keyligen  karaten  geloove,  dordonnantie  der  heyliger  kereken 
ende  den  placaten  K.  M*.  onser  genadichster  Heeren,  ende 
daartoe  bij  den  voorst,  ongelove  hartneckigh  blijvende  is.  Soo 
ist  dat  mijnne  heeren  de  schepenen  gehoort  den  eysch  bij 
nqjne  heeren  den  schont  op  den  voorn.  Quirjjn  Pietersz  ge* 
daeu  mit  sjjn  bdrjdmge  ende  op  de  gelegentheyt  der  voorsz. 
seecke  ripelycken  gelet  hebbende  den  voorsz.  Quirijn  Pietersz 
mit  Tonniase  eondemneren,  te  sullen  bij  den  scharprechter  ge- 
ezecateert  werden  mitten  viere;  verclaerende  voorts  synne  goe- 
den geconfisqneert  tot  pronjte  K.  Mt.  Aldus  gepronuncieert 
den  16  Aprilia  1545 ,  presentibus  toto  collegio  van  den  Ge- 
rechte, dempto  mr.  Hendrick  Dircksz,  burgermeester. 

JuêtiHeboek  fol.  134. 

1545.  Alsoo  mijne  heeren  van  den  Gerechte  uytten  confes- 
sie van  Alyd  Barents  dochter  van  Groeningen  geboren,  de  we» 
dove  van  wijlen  Jan  Claesz  alhier  gexeenteert,  gebleken  is  dat 
óf  op  den  lesten  dach  Marcij  lestleden  hier  ter  Stede  heeft  ge- 
aprooeken  eenen  GLuinjjn  Pietersz  van  Groeningen,  oock  alhier 
geexecuteert,  wesende  van  den  Anabaptisten  secte,  sonder  den- 
selven Qoirgn,  achtervolgende  deser  8tede  kueren  ende  bevelen 

8* 


1 


116 


yemande  van  den  Gerechte  te  denunoieren ;  ende  daertoe  haer 
jonchste  kint  heeft  gebaert  in  den  dorpe  van  Olderwum  in 
Oostvrieslant ,  sonder  't  selve  kint  te  laeten  doopen ,  soo  nacr 
ordonnantien  ende  usantie  der  heyliger  kercke  gehoort.  Dwelck 
al  8aecken  sijn  eysschende  capitale  punitie,  indien  m\jnne 
heeren  bleecke  der  vooras,  vrouwe  geweten  te  hebben  dat  de 
voorsz.  Qniryn  haerdoopt  was,  ofte  dat  sij  haeren  voorsz.  kinde 
badde  laeten  blijven  ongedoopt  bij  haer  wille  ende  contente 
ende  door  vreese  ende  bedwanck  van  haeren  man  daertoe 
niet  gebrocht  en  waeren,  oock  roede  niet  volcomelqcken  hadde 
gedaen  blijcken  dat  sij  yooisz.  kint  hier  ter  Stede  hadde  doen 
doepen  ah  sij  des  machtich  was  bij  te  brengen:  ende  hoewel 
sij  deser  saecken  aengaende  meer  behoorde  te  obedieren  ende 
te  volgen  dordonnantien  der  heyliger  kercken  dan  den  wille 
van  haeren  man  voorsz.,  soo  ist  dat  mynue  heeren  van  den 
Gerechte  gehoort  den  eysch  by  mynne  heeren  den  schout  op 
der  voorz.  vrouwe  gedaen  raitter  getuygenisse  van  den  peten 
ofte  gevaders  van  de  voorsz.  kinde  ende  op  der  saecken  gele* 
gentheyt  ripelqcken  gelet  hebbende,  der  voorsz.  Aelje  Barents 
dochter  mit  vonnisse  oondemneren  te  gaen  uit  deser  Stede  ende 
een  mijle  daer  buyten,  nae  dat  sij  den  coaten  haerder  ge* 
vangenisse  betaelt  sal  hebben,  daer  uyt  blijvende  ten  euwigen 
dagen  sonder  te  commen  binnen  een  myle  rontomme  deser 
Stede,  achtervolgende  doctroye  daer  aff  wesende  op  de  verbeurte 
van  haeren  lijfve.  Aldus  gecundicht  den  22  dach  May  anno 
1545  presentibus  toto  collegio  van  den  Gerechte  dempto  Claes 
Loen,  burgermeester. 

JuttUidoek  fol.  135. 

1549.  Alsoo  Peter  Jans  soon  tot  Luninckhnysen  in  den 
gestichte  van  Munster  gebooren,  Tobias  Quintincxsz.  poorter 
deser  Stede,  schoenmaeckers  van  haeren  ambachte,  Jan  Pen- 
newarta  van  Loeven,  Ghijsbert  Jansz  van  Woerden,  Ëllart 
Jansz  oock  poorter  deser  Stede  cledermaeckera,  Luckes  Mi- 
chiel8z   van   Dordrecht,   glaesemaecker   van   sjjnne  ambachte, 


117 


Barben  Tielmana  van  Dordrecht  ende  Byntgen  Boens  de 
dochtere  van  Willem  Boens  van  Antwerpen,  hen  hebben  laetèn 
haerdoepen  by  een  Gielis  Tan  Aken  genaemt,  hen  begevende 
onder  der  secte  ende  ketterije  van  den  Anabaptisten,  qualijcken 
gevoelende  van  den  sacramenten  der  heyliger  kercke  voorsz, 
dan  beschreven  rechten  ende  placaten  Keys.  M*.  onser  gena- 
dichster  Heeren,  ende  daer  en  boven  in  haeren  ongelove  dwa- 
linge  ende  ketteryen  hartneckkich  blijven.  800  ist  dat  mijnne 
heeren  de  schepenen,  gehoort  den  eysch  by  mynne  heeren 
den  schout  op  den  voorst,  persoonen  gedaen,  mit  haerlnyder 
confessien  ende  op  de  gelegentheyt  der  vooras,  saecken  ripc- 
lycken  gelet  hebbende,  den  voorsz.  persoonen  oondemneren  te 
sollen  by  den  scharprechter  geexecuteert  werden  mitten  viere; 
verdarende  voorts  in  deser  saecke  allen  haeren  goeden  geoon- 
fisqueert  tot  behonff  K.  M1.  als  Grave  van  Hollandt  aen  onser 
0.  H.  onvermindert  ende  sonder  prejodioie  deser  8tede  privi- 
legiën. Aldus  gepronnnchieert  ende  ter  executie  gestelt  op  den 
20*  dach  in  Martij  anno  1549  presentibus  den  schout,  Egbart 
Gerhrantsz  ende  Joost  Bnyck  Zijbrantsz,  burgemeesteren  ende 
alle  den  scheepenen. 

Van  dese  syn  drie  ter  torture  geweest,  te  weten  Tobias 
QmntinciM  op  den  14  February,  Peter  Jans  den  15  dito,  en 
Blart  Jansz  8e  deser  maent  Marty. 

JudUieboek  fd.  166. 

1549.  Alsoo  Jaoob  Claesz  van  Lansmaer  hem  heeft  bege- 
ven onder  den  leringen ,  secte  ende  ketterye  van  den  haerdo- 
peren,  ketende  hem  wederdoopen,  qualycken  gevoelende  van 
den  sacramenten  der  heyliger  kercken,  den  beschreven  rechten 
ende  placaten  K.  Mfc.  onser  genadichster  Heeren,  ende  daeren- 
boven  in  synne  dwalingen  ende  ketteryen  hartneckelycken  bly- 
vende  is,  niet  tegenstaende  donderwys  hem  van  het  oprechte 
geloove  gedaen.  800  ist  dat  mijnne  heeren  de  schepenen  gehoort 
den  eysch  bij  mynne  heeren  den  schout  van  wegen  K.  M*.  op 
den  voorn.  Jaoob  Claesz  gedaen,   mit  syn  confessie,  ende  op 


118 


den  gelegentheyt  der  voorz.  saecken  ripeiycken  gelet  hebbende 
den  voorsz.  Jiicob  Claesz  condemneren  achtervolgende  den 
vooras,  placcaten,  by  der  scharprechter  geexecuteert  te  werdeo 
mitten  viere;  verclarende  voorts  aynne  goeden  geeonfisqneert 
tot  behouff  K.  M*.  als  Orave  van  Holland t.  Aldus  gecundioht 
ende  bij  den  seharpregter  geexecuteert  den  9m  daeh  in  Novem- 
ber anno  1549,  presentibus  den  schout,  mr.  Henrick  Dircksz, 
burgermeester,  Jan  Willemsen,  Claes  Meeusz,  Symon  Ctast 
Cops,  Floris  Martensz,  Jan  Claesz  van  Hoppen  ende  Hennen 
Jansz  Croock,  schepenen. 

JmüMoek/ol.  173  veno. 

1549.  Overmits  Cecilia  Jeronimus  dochter  van  Wormer 
haer  heeft  begeven  onder  den  leeringen,  secte  ende  ketterye  ven 
deu  Hardooperen,  ketende,  haer  wederdoopen,  qualrjcken  ge- 
voelende van  den  sacramenten  der  heyliger  keroken,  contrarie 
den  heyligen  karsten  geloove,  dordonnantien  der  heyliger  karaten 
keroke,  den  beschreven  rechten  ende  placaten  K.  M*.  onser 
genadichater  Heeren;  ende  daer  en  boven  in  haeren  dwalingea 
ende  ketteryen,  hartneckelycken  blijvende  is,  nietjegenstaende 
donderwya ,  haer  van  den  oprechten  gelove  gedaan.  Soo  ist 
dat  mynne  heeren  de  schepenen  gehoort  den  eyach  by  mynne 
heeren  den  schout  van  wegen  K.  M*.  op  den  voorn.  Cecilia 
gedaen,  mit  haeren  confessie  ende  op  den  gelegentheyt  der 
voorez.  saecken  ripelijcken  gelet  hebbende  den  voorsz.  Cecilia 
Jeronimus  dochter  gecondemneert ,  achtervolgende  den  voorts, 
placaten ,  by  den  acharprechter  geexecuteert  te  werden  mitteo 
viere;  verclaerende  yoorta  haeren  goeden  geconfisqueert  tot  be- 
houff K.  M*.  als  Grave  van  Hollant  Actum  ende  geexecuteert 
ut  aupra. 

Justüieboek  fol.  17&  uno. 

1550.  Alsoo  Anneken  Gerrits  dochter,  van  Dordrecht  ofte 
van  Ast  gebooren,  ende  Tryntje  Dircx  dochter,  van  Dorsten 
in    den   gestichte    van  Munster  gebooren,  haer  hebben  laeteo 


I 


119 


haerdaepen  bij  eenen  Gielis  van  Aken,  haer  abulox  begerende 
ooder  der  seete ,  dwalingen  ende  ketterijen  der  Anabaptisten , 
qnakjcken  gevoelende  van  den  sacramenten  der  heyiigen  karaten 
geloote,  den  beschreven  rechten ,  ende  placaten  Keys.  Ml.  onser 
G  H.  daer  off  sij  navolgende  den  voorsa.  plaooaten  verbeurt 
sonde  hebben  geexecuteert  ende  van  levende  bjve  ter  doot  ge* 
bracht  te  werden  bij  den  viere,  ten  waare  eg  onifangen  heb- 
bende beter  onderwijs,  haeren  dwalingen  ende  haerdoopselen 
affgaende,  haer  wederomme  hadde  begeven  onder  den  geloove 
van  der  heyliger  kercke  ende  ordonnantien  van  dien.  Soo  ist 
dat  mqne  heeren  van  den  Gerechte,  gehoon  den  eysch  b\j 
mrjnne  heeren  den  schout  op  der  voorsa.  Anneken  Gerritsen 
ende  Trjjntgen  Direkx  dochter  gedaen,  mit  haeren  beladingen, 
den  voorsa.  persoenen,  achtervolgende  den  voorsz.  placcaten 
mit  vonaisse  condeuneren  bjj  den  scharprechter  te  watere  ge* 
executeert  te  werden;  verclarende  voorts  haeren  goeden  geoon- 
fisqoeert  tot  behouff  van  den  JL  M*.  als  Grave  van  Hollandt  ete. 
Aetom  ende  ter  executie  geatelt  den  15  in  Jannuar\j  anno  1650, 
preeentibos  toto  ooilegio  dempto  Henxiok  Croock,  schepen. 

JudUiefak  Jol.  176. 

1550.  Alaoo  Anneken  Boena,  de  dochter  van  Mathijs  Boent 
fan  Antwerpen,  haer  tot  Antwerpen  heeft  laelen  haerdoopen 
bq  een  Gielia  van  Aken ,  haer  alsntcx  begevende  onder  den 
oageloove,  seete,  dwalingen  ende  ketteryen  der  Anabaptisten, 
qoahjeken  gevoelende  van  den  sacramenten  der  heyliger  kero- 
ken,  contrarie  den  heyiigen  karaten  geloove,  den  beschreven 
rechten  ende  placaten  K.  MlK  onser  G.  H.,  daer  sij  navolgende 
den  voorsa.  pleeaten  behooren  sonde  geexecuteert  te  werden 
Bitten  vaere,  ten  ware  s\j  ontfangen  hebbende  beter  onderwas, 
baren  dwalingen  afgaende,  haer  wederomme  hadde  begeven  on- 
der den  gelove  van  der  heyliger  kercke  ende  ordonnantien  van 
dien.  Soo  ist  dat  mjjnne  heeren  van  den  Gerechte,  gehoort 
den  eyseb  by  mijne  heeren  den  schout  op  der  voorsz.  Anneken 
Boena  gedaen,    mit   haeren   beltydinge,    deraelver  Anneken, 


120 


achtervolgende  den  voorn,  placeaten  mit  vonniste  oondemnerai 
bij  den  acharprechter  te  watere  geexecuteert  te  werden;  ver- 
clarende  voorts  haeren  goeden  geconfisqneert  tot  behouff  K.  Ml. 
als  Orave  van  Hollandt.  Actom  ende  ter  executie  gestelt  den 
3  Marcq  anno  1550,  presentibus  den  schout,  Claea  Gerritsz 
ende  Claes  Basgen,  burgermeesteren ,  Jan  Willemsa,  Claes 
Meeuss,  Symon  Claess,  Floris  Martensz,  Jan  Hermansz,  Jan 
Claesz  van  Hoppen,  schepenen. 

JutüMoekfol.  177. 

1550.  Alsoo  Aeltgen  de  Wael,  Aeltgen  Egbertsz  off  Adt- 
gen  Mosterts  genaemt,  Annetgen  Leeoarts,  Cornelis  Elbertss, 
Dirck  Pietersz,  Catrqn  Jans  dochter  syn  huysvronwe ,  Ghys- 
bert  Fiorisz,  Elsken  Buten,  Jan  Jacobss  de  harnasmaecker, 
Jan  Gerritsz  de  beusemmaecker,  Marretje  Barens  «jjn  huys- 
vrouwe,  Jacob  Claess  de  snoder,  Weyne  Pouwels  dochter, 
de  huysvronwe  van  Pieter  Dircksz,  Elisabeth  Pietera  doch* 
ter  haer  nichte,  Gaeff  Janss,  Claes  Zibboltsz  van  8neeck, 
Claes  Dircksz,  Aechte  Dirax  sqn  huysvronwe,  Jacob  Geliss 
ende  Catryn  Elberta  dochter,  tot  drie  mael  mj  edicte  ge- 
dachvaert  sqnde,  omme  op  peene  van  banne  ende  confiscatie 
van  haeren  goeden  ende  persoonen  te  compareren  ende  aen- 
hoorsn  alsnlcken  eysch  ende  conclusie  als  mynne  heeren  de 
schout  van  wegen  K.  M*.  onsen  genadigen  Heere  op  hun* 
luyden  soude  willen  doen  ende  nemen,  niet  en  hebbeu  ge- 
compareert,  ende  alsnlex  op  den  3  Augnsti  lestleden  tcgeos 
henluyden  gegeven  is  de  derde  derault ,  uyt  clachte  van  den 
welcken  syluyden  by  vonnisse  van  schepenen  ten  venoucke 
van  mynne  heere  den  schout  versteken  syn  van  alle  exceptien 
declinatoir  ende  peremptoir,  oock  van  alle  defensie;  ende  mynen 
heren  de  schout  dier  tyt  toegelaten  is  geweest,  omme  «jjn 
intendit  tegens  der  voorn,  deffialyanten  over  te  leggen,  ende 
henluyden  ex  supraabondanti  te  vierde  mael  te  verdachvaerden, 
welke  verdachvaerdinge  daer  nae  den  26  Octob.  lestleden  oock 
bij  edicte  is  gedaen;  daer  b\j  de  vooras,  diffaüanten  geroupen 


131 


sjjn  geweest,  omme  op  pene  voorsz.  te  compareren  den  14  No- 
rember  lestleden,  omme  't  voorsz.  intendit  te  aien  overleggen 
ende  sententie  te  horen  enz.;  sonder  dat  de  voorsz.  gedaech- 
den  oft  yemant  van  hen  gecompareert  is,  houdende  hen  fuge- 
njï  sonder  te  voorscheyn  te  comen.  800  ist  dat  mrjnne  heeren 
vsn  den  Gerechte,  gehoort  den  eysch  bg  mjjn  heere  den  schout 
op  den  voorn,  gedaeehden  gedaen,  gevisiteert  den  verifieatien 
bq  hem  overgelyt,  ende  naer  dien  hem  gebleken  is  geveest, 
den  voorn,  fugitive  ende  gedaeehden  besmet  te  weten  van  den 
Anabaptisten  secte;  oock  op  der  saecken  gelegentheyt  ripelij* 
eken  gelet  hebbende:  condemneren  den  voors.  gedaeehden  te 
bhjven  uyt  deser  Stede,  daer  uyt  henluyden  bannende  ten  eeu- 
wigen dagen,  sonder  daerinne  oft  binnen  een  mijle  rontomme 
daer  buyten  te  comen ,  op  de  verbeurte  van  haren  lijven:  ver- 
derende  mede  hooren  goeden  geconfisqueert  tot  behouff  van 
den  Heeren ,  onvermindert  deser  Stede  previlegien ,  in  allen 
boren  poinoten.  Aldus  gedaen  den  25  Aprilis  anno  1550* 
presentibus  Claes  Oerritse,  Glaes  Basgen,  Pieter  Centert, 
bargermeesteren,  Jan  vYillemsz,  Claes  Meeusz,  Symon  Cops, 
Fbris  MartensE  ende  Henriek  Croeek,  schepenen.  Ende  ge- 
publiceert  den  26  in  Aprili ,  anno  voorss. ,  presentibus  iisdem 
dempto  8ymon  Cops. 

JutÜüeboei  fok  178  ver#>. 

Overmits  Bever  Diroxsz,  schnytenvoerder,  poorter  deser  Stede 
kern  geleden  ontrent  drie  jaeren  begeven  heeft  gehadt  onder  den 
leringen,  dwalingen,  secte  ende  ketterde  der  Anabaptisten,  qua* 
bjeken  gevoelende  van  den  sacramenten  der  heyligen  keroken , 
contrarie  den  heyliger  kersten  geloove,  dordonnantien  der  hey- 
liger keroken ,  den  beschreven  rechten  ende  placaten  Keys.  Mfc. 
ooser  genadiger  Heeren  ende  daer  en  boven  in  srjnne  dwalingen 
ende  ketterijen  blijvende  is,  niet  jegenstaende  donderwys  hem 
van  den  oprechte  gelove  gedaen.  Soo  ist  dat  mijnne  heeren  de 
schepenen,  gehoort  den  eysch  bij  mijnne  heeren  den  schout 
van  wegen  K.  M*.  op  den  voornoemden  Beyer  Diroksz  gedaen , 


13* 


mit  sijn  confessie,  eode  op  der  saeoken  griegentheyt  ripelijcken 
gelet  hebbende,  den  vooraz.  placaten,  bg  den  scharprechter 
geexecuteert  te  werden  mttten  viere,  verclarende  voorts  synne 
goeden  geconfisqoeert  tot  behoeff  K.  Mfc.  als  Grave  van  Hol* 
landt ,  onvermindert  -  eode  sonder  prejudicie  deser  Stede  privi- 
legiën. Aldns  gepronuncieert  ende  bij  den  scharprechter  ter 
executie  gestett  op  den  16  dach  in  Angusto  anno  1550,  pre- 
sentibus  den  schout ,  allen  den  burgermeesteren  ende  alle  den 
schepenen  dempto  Jan  Duyvenaa. 

Juttiiieóotk  fol.  183. 

1553.  Alsoo  Lievijn  Jansz  van  Ghendt  alias  lief  ken  de 
Keyser  genaemt ,  wevere  van  sijaen  ambaohte ,  Mqnart  Har* 
mansz  van  Balch  de  houtsagere,  Peter  Thymaii9S  van  Zutpbea 
die  cnyper  placht  te  eijn,  nn  bouckbinder  van  sijn  ambachte, 
Beyer  Egbertsz,  deser  Stede  poorter,  Henriek  Anthonisz  van 
Leyden,  beyde  wevers  ende  Claes  Oarbrantsen  van  Wonner 
gebooren ,  hen  hebben  begeven  in  de  conventienlen  ende  ver- 
gaderingen van  den  luyden  van  de  wederdooperen  teete,  ende 
te  hoeren  den  leringen  van  den  hoofden  ofte  leraars  deraelver 
secte ,  te  weten  Claes  Oarbrantsen  voornoemt  van  Menno  8y* 
monsz  over  de  tbien  jaeren  geleden ,  ende  de  voorsz.  Lievjjo 
van  Ghendt  ende  alle  de  anderen  van  Gielis  van  Aken,  ende 
door  dien  den  selven  leeringen,  dwalingen  ende  ketterijen  bq 
den  vooras,  valsehen  leereer»  verspreyt,  aenhangende,  hen  heb- 
ben gescheyden  van  den  geloove ,  obedientie  ende  eenicheyt  der 
heyliger  karaten  kercke,  qualijken  gevoelende  van  den  sacra- 
menten der  heyligen  kercken,  snlcx  dat  de  voorn.  lieven, 
Meynart  ende  Pieter  hen  bij  den  voorn.  Gielis  van  Aken  heb* 
ben  laeten  hserdoopen,  offgsende  faaeren  doopaele  in  haerea 
kintsheyt  ontfangen,  ende  de  vooras.  Beyn  Egbertsz,  Henriet 
Anthonist  ende  Claes  Garbrantsz  ofgaende  mede  haerea  doop- 
sele  voorsz.,  bekent  hebben  tottet  haerdoopsele  berijjt  te  weeën, 
indien  dj  daartoe  sondeit  -kunnen  geraecken ,  al  contrarie  den 
heyligen    karaten    geloove,    dordonnantien    van    den    heyligen 


133 


kercke,  den  beschreven  rechten  ende  placcaten  K.  M*.  oneer 
genadichster  Heeren ,  ende  daerenboven  in  haeren  ongelove, 
ketterden  ende  dwalingen  hartneckich  bujven.  .  800  ist  dat 
nynne  heeren  de  scheepenen,  gehoort  den  eysch  bij  mijnne 
keeren  den  schout  op  den  voorn,  delinqoanten  gedaen  mit 
haeren  belijdingen  ende  op  der  voorsz.  saeoken  gdegendtheyt 
ripelijeken  gelet  hebbende,  condemneeren  den  vooras,  delin« 
quanten  te  suilen  bij  den  scharprechter  geexecnteert  werden 
Britten  viere,  verclaerende  voorts  haeren  goeden  geeonfisqueert 
tot  profijte  K.  Mk.  als  Grave  van  Hollandt,  onser  G.  H.  onver* 
mindert  ende  sonder  prejudicie  deser  8tede  privilegiën.  Actum 
ende  gepronunoieert  ter  vierscharen  op  den  6  dach  Augusti 
anno  1552,  presentibns  allen  den  schepenen  dempto  Andries 
Boelesz,  by  advyse  van  den  bnrgermeesteren. 

JtMMo*  fol.  »0S. 

1558.  Alsoo  Harman  Jansz  van  Sellem,  bij  Munster  ge- 
boorea ,  hem  heeft  begeven  in  den  geselschappe  van  den  luyden 
van  der  Anabaptisten  seote  ende  tontfangen  haerinyder  verma- 
oiage  ende  dwalingen:  oock  geweest  is  in  seeckeren  conven- 
ticalen,  daer  van  der  schrifkier  onbehoorbjcken,  soo  bij  Gelis 
van  Aken,  als  bij  andere,  geleert  ende  verhaelt  is  geweest; 
telex  dat  hg  sijnen  doopsele  hem  gegeven  afgaende,  bekent 
beeft  begeert  te  hebben  ander  doopsele  't  ontfangen,  indien  hij 
daertoe  sonde  kunnen  geraecken;  oock  qualijcken  gevoelende  van 
den  heyligen  saeramente  des  altaers,  al  contrarie  dordonnantien 
ende  den  geloove  van  der  heylige  karaten  kercke,  den  beschre- 
ven rechten  ende  placcaten  K.  M*.  onser  genadichster  Heeren 
ende  daertoe  in  desen  sgnen  ongeloove,  ketterde  ende  dwalinge 
bartneckieh  blijvende  is,  niet  jegenstaende  tonderwys  hem  van 
den  oprechte  geloove  gedaen.  800  ist  dat  mijnne  heeren  de 
schepenen  gehoort  den  eysch  bij  mqnne  heeren  den  schout  op 
den  voorn.  Harman  Jansz  gedaen,  mit  sijn  belijdinge  ende 
op  der  saecken  gelegentheyt  ripelqcken  gelet  hebbende ,  con- 
demneeren  den  vooras.  Harman  Janss  naevolgende  den  voorn. 


124 


placaten  te  sullen  bq  den  scharprechter  geexecuteert  werden 
mitten  viere:  verclarende  voorts  syne  goeden  geoonfisqaeert  tot 
profijte  K.  M*.  als  Grave  van  Hollandt.  Aldus  gepronunchieert 
ende  geexecuteert  den  16  dach  in  Januarg  anno  1563,  pre- 
sentibus  den  schout,  Peter  Cantert  ende  Joost  Boyck,  bar- 
germeesteren  ende  allen  den  schepenen,  bij  advyse  van  dander 
twee  burgermeesteren.  Juttiiieboek  fol.  208. 

1558.  Alsoo  Felistis  Jans  dochter  anders  Felistis  Berincks 
geheeten,  van  Vreeden  in  den  gestichte  van  Munster  geboo- 
ren,  hier  ter  Stede  seeckere  jaeren  gewoont  hebbende,  baer 
vervordert  heeft  haer  te  begeven  in  den  geselschappen  vin 
den  luyden  van  der  Hardooperen  secte,  ende  tot  haerluyder 
quade  leringen,  vermaninge  ende  onderwijs;  dien  aenhangende, 
ende  haer  van  den  obediencie  ende  gelove  van  der  heyliger 
karaten  kercke  scheydende  ende  qualijcken  gevoelende  van  den 
heyligen  sacramenten  des  altaers ,  oock  eenigen  van  der  secte 
voorsz.  onderwonden  heeft  in  haeren  huyse  logis  ofte  slaep- 
stede  te  gunnen,  wetende  die  van  dier  secte  te  sijn;  mede 
geweest  is  ter  plaetse  daer  Gielis  van  Aken ,  vermaninge  sonde 
doen;  den  selven  geBproocken  heeft,  in  meninge  sijn  verma- 
ninge te  booren ,  hoewel  't  selve  haer  failgeerde.  Ende  dat 
arger  is,  eenige  anderen  personen  totter  dwalinge  van  den 
voorsz.  secte,  ende  uytter  obedientie  van  der  heyliger  kercken 
heeft  getoogen  ende  gebracht  soo  vee)  in  haar  is  geweest; 
blijvende  alsnoch  bartneckich  mj  de  voorsz.  dwalingen,  contrarie 
den  geloove  ende  ordonnantien  van  der  heyliger  karaten  kercke 
ende  placaten  K.  M(.  oneer  G.  H.  Soo  ist  dat  mqnne  heeren 
de  schepenen,  gehoort  den  eysch  op  den  voorn.  Felistis  Be- 
zincks  brj  mijn  heeren  den  schout  gedaen,  mit  haer  belgdinge 
ende  op  der  voorsz.  saecken  gelegentheyt  ripelqcken  gelet  heb* 
bende,  condemneren  der  voorsz.  Felistis  Resincks  mj  den  scharp- 
rechter geexecuteert  te  werden  mitten  viere ;  verolarende  haeren 
goeden  geconfisqueert  tot  profijte  K.  M*.  als  Grave  van  HolJant. 
Actum  et  presentibus  ut  supra.  Juêtüieboek  fol.  208. 


125 

1553.  Overmits  Cornelis  Albereehtsen ,  van  Leyden  gebooren, 
snydergeselle,  Gerrit  Dircksz  alias  Gerrii  Weven  genaemt, 
van  Baesdorp  in  den  geslichte  van  Manster  gebooren,  sloote- 
maecker  van  synne  ambachte,  ende  Anthonis  Kourtsz  van 
Oerdorp  in  Vrieslant,  de  bouckebinder,  hen  vervordert  hebben 
te  spreeeken,  converseeren  ende  hen  te  verselschappen  respee- 
tivelycken  mitten  loyden  van  der  Haerdooperen  seote,  ende 
haerluyder  dwalingen,  vermaningen  ende  ketteryen  in  sekeren 
eonventiculen  te  hooren  ende  tont&ngen,  snlcx  dat  de  voorts. 
Cornelia  Aelbrechsz  tot  meennael  geweest  is  in  eonventiculen 
bij  GiUes  van  Aken,  lener  van  der  voonz.  secte  binnen  der 
stede  van  Leyden  ende  elders  gehouden,  van  den  welcken  hij 
hem  oock  heeft  laeten  verlijden  ende  haerdoopen.  Oock  de 
room.  Gerrit  Dirckst  in  twee  oonveotionlen  by  denselven 
Gilis  hier  ter  stede  gehouden  geweest  is,  ende  daer  toe  ge- 
bracht beeft  Uarman  Jansz  van  Sellem,  omme  de  leeringe  van 
den  voorn.  Gelis  te  hooren,  mede  den  voorn.  Harman  Janss, 
te  karsmisse  over  jaeren  geleden  off  daer  omtrent,  in  qnaet 
gevoelen  van  den  heyligen  saoramente  des  altaero  heeft  ge* 
hroeht  ende  van  den  rechten  gelove  verleyt.  Ende  de  vooras.. 
Anthonis  Conrtsz  niet  jegenstaende  hy  over  drie  jaeren  by  den 
hove  van  Vrieslant  van  syn  dwalinge  ende  qnaet  gevoelen  van 
den  heyligen  sacramente  des  altaers  geoorrigeert  ende  dner  syn 
tonge  gedaen  steken ;  oock  oyt  Vrieslant  ?p  syne  halse  ge- 
bannen is  geweest,  hem  wederomme  heeft  gevoncht  by  de  luy- 
den  van  der  voorz.  dwalinge  ende  secte;  ende  alsulcz  geweest 
js  in  seeekenn  oonventiclen  tot  Leyden  by  eenen  Adriaen  de 
goudtsmit,  leeraer  der  vooras,  dwalingen  gebonden,  medesee- 
ekeren  suspecte  liedekens,  smaeckende  opreurte,  by  hem  bevon- 
den sijn,  eensdeels  by  syn  handt  geschreven;  sulcx  dat  also  drie 
der  voonz.  persoonen  gevonden  syn  aengehangen  te  hebben 
den  dwalingen  voorsz.,  contrarie  dordonuantie  ende  den  gelove 
der  heyliger  kanten  kercke,  den  beschreven  rechten  ende  pla- 
oaten  K.  M*. ,  daer  af  ay  nae  volgende  den  selven  placcaeten 
behoorden  gexecuteert  te  werden  mitten  viere,  ten  waeren  sy 


126 


beter  onderwas  ontfangen  hebbende ,  ben  begaven  onder  den 
obedientie  ende  geloove  der  heyliger  kanten  kerbken  •  afgaende 
den  ketterden  ende  dwalingen  Tan  den  vooras,  secte.  Soo  ist 
dat  mgnne  heeren  de  schepenen  gehoort  den  eyeeh  bij  mgnne 
heeren  de  schout  op  den  voorsz.  delinquenten  gedaen  mit  baer- 
loyder  belydinge  ende  op  den  saeoke  gelegentheyt  ripelgcken 
gelet  hebbende ,  condemneren  den  voorsz.  delinqaanten  ,  nae» 
volgende  den  voorsz.  placaten  bij  den  scharprechter  geexeoo» 
teert  te  werden  mitten  swaerde;  verdaerende  haeren  goeden 
geconfisqueert  tot  pronjte  K.  M*.  als  Orave  van  Hollandt, 
onser  6.  H.    Actum  ende  geexecuteert  als  vooren. 

Jtwtitieboek  fol.  208  verso. 

1568.  Overmits  Wijbrant  Sybrantsz  van  Beets  in  Vrieelant, 
slootemaecker  van  synen  ambachte,  Aechgen  Jaoobsz  dochter  oyt 
Beverweek,  Felistis  Ericx  dochter,  anders  CranepoUgenaemt, 
van  Stadtloo  in  den  gestichte  van  Munster  ende  Stqntgen 
Everts  dochter,  van  Deventer  geboren,  ben  vervordert  hebben 
te  spreecken  ende  te  converseren  mit  luyden  geinficieerl  mitten 
Haerdooperen  dwalingen,  mit  henluyden  van  den  schrifturen 
te  spreecken  ende  haerluyder  vermaninge  te  hooren;  oock  mit 
snlcke  lnyden  hen  te  vereelschappen  bnyten  deser  8tede  ende 
daer  binnen ,  sonder  nochtans  haerdoopt  te  syn ,  noch  den 
vermaningen  van  Oelis  van  Aken  oft  van  anderen,  hen  voor 
leeraers  uytgevende,  geboort  te  hebben ,  ende  nyettemin  uytter 
voorsz.  conversatie  genouch  in  dwalingen  ende  van  der  obedien- 
tie ende  gelove  der  heyliger  kanten  keroke  gebracht  sjjn  ge- 
weest; dwelck  hen  leet  is  alsoo  ejj  bekent  hebben,  begerende 
te  blqven  b\j  den  leeringe  eode  gelove  der  heyliger  kercks 
voorsz.  Soo  ist  dat  mij ne  heeren  schepenen ,  gehoort  den  eysch 
op  den  voorsz.  persoooen  gedaen  mit  haerhiyder  belydinge, 
ende  op  der  voorsz.  saecken  gelegentheyt,  oock  op  den  conmtien 
ende  cireonstantien  in  der  voorsz.  persoonen  ende  saecke  be- 
vonden, ripehjcken  gelet  hebbende;  ende  uyt  dien  meer  genegen 
sijnde  tot  barmhartichijt  dan  tot  uytterlycke  rigoer  van  justitie, 


I8T 

den  vooras,  persoonen  mit  vooniese  condemneren,  nae  dot  sij 
deo  oosten  van  haeren  gevangenisse  betaalt  sollen  hebben ,  te 
geen  uyt  desea  Stede  ende  haeren  vrrjheyt  binnen  'sdeeobe 
woneechijn,  daer  uyt  een  mijle  rontomme ;  daer  buyten  blijvende 
ten  euwigen  dagen ,  op  de  verbeurte  van  haeren  lijfven.  Aldas 
mitteo  cloeke  geoundicfct  den  80  Javmiarij  anno  1588,  preeen» 
ttboê  mijnne  hoeren  den  schout,  mr.  Hendriok  Direksa  bar* 
geraeester  presiderende,  ende  alle  de  achepeoeti,  dempto  Georrii 
Claesêen. 

JnetiÜeboek  fol.  %l(k 

1647.  Alsoo  mijn  boeren  tan  den  Gereobte  gebleeeken  is 
dat  Jan  de  Monnick,  van  Arfen  in  Artois  geboren ,  Alias  Eer- 
diaando  van  Gent  genaemt,  onopemaooker  van  sijn  ambacht, 
aekeren  tijt  geleden,  als  hij  sieck  wesende,  bij  der  vrouwe  tot 
trien»  hayse  hij  was  slapende,  vermeent  wierde  dat  hij  hem 
sonde  willen  voorsien  van  een  ander  logys,  alsoo  hrj  tot  hae- 
ren hayse  te  nauwe  was  gelogeert,  ende  't  heylige  sacrament 
(indien  hij  sieeker  quame  te  werden)  aldaer  niet  beqnamelqok 
bg  hem  sonde  mogen  eoomen ,  daer  op  geantwoort  heeft  «eg- 
gende:  lek  wille  den  teuten  Jan  voor  stfpi  bedde  niet  hebben 
ende  oock  op  een  anderen  tijt  geseyt  heeft,  dal  de  heylige 
rtv*  nergens  toe  en  diende  dan  om  de  echoenen  mede  ie  emeren: 
bbsphamerende  alsnlcx  tegen  Godt  ende  den  saorameoten 
der  heyhger  keroken.  Ende  bovendien  hem  oock  onderwonden 
beeft  te  lesen,  ende  oock  gepoocht  anderen  (soo  veele  in 
hem  was)  voor  te  lesen,  een  boeekxken  geintitnleert ,  de  val 
der  roomseher  tercken ,  wesende  vol  blaspbemien  ende  qnade 
ende  vakche  keringen.  Dien  hij  nochtans  in  hecbtenisse  we- 
sende noyt  en  beeft  gepoocht  te  sustineeren  ofte  defendeeren , 
maer  ter  contrarie  veroiaeri  heeft  de  voort,  blaspbemien  hem 
teer  leet  te  sijn  ende  van  den  quaden  leeringen  ofte  gevoelen 
bg  hem  eeoichsins  ont&ngen  ofte  gebadt  te  resilieeren:  ende 
voorts  te  wijlen  leven  ende  sterven  in  't  geloof  ende  leeringe 
der  heyliger  roomsehen  christen  kereken ,  all  breder  blekende 


128 


bg  sgn  confessie.  Soo  ist  dat  mqn  heeren  van  den  Gerechte, 
gehoort  den  eysch  ende  conclusie  van  mijn  heere  den  schoot 
op  hem  gedaen  ende  genoomen,  met  sjjne  vooras,  confessie 
ende  verdaringe  des  leetwesens;  ende  opter  saecke  gelegent- 
heyt  gelet  hebbende,  den  selven  Jan  de  Monnick  gecondem- 
neert  hebben  ende  condemneeren  hem  mits  desen  ter  canse  van 
syne  vooras,  misnses  opentliok  op  een  schavot  te  bekennen 
syne  voorst,  schuit ,  als  dat  faq  grootelycx  tegens  Godt  ende 
den  sacramenten  der  heyliger  kercken  geblasphemeert  heeft, 
ende  dat  'tselve  hem  hertelycken  leet  is;  ende  voorts  bij  den 
scarprechter  met  een  yser  door  sqn  tonge  gesteecken  te  wor- 
den, ende  daerna  de  oosten  synder  gevanckenisse  betaelt  sjn- 
de,  binnen  daeohs  sonneschqn  te  gaen  uyt  deser  Stede  ende 
haere  vryheyt,  daer  uyt  ende  een  myle  rontsomme  daer  bnyten 
blijvende  den  tyt  van  vijftien  jaren,  op  sijnen  halse.  Aldus  ge- 
daen metter  clocke  opteo  30  Aognsti  1557.  Presentibos  de 
schout,  Jan  Duvenaz  bnrgermr.,  Gornelis  Tbonissen ,  Hendrick 
Gornelis£,  Frans  Teyngh ,  Hendrick  Croock  ende  Albert  Marens 
schepenen,  ende  bij  advyse  van  Joost  Buyck  oick  burgemr. 
ende  Pieter  Bicker  Willemsa  schepenen. 

Jwttifaboek  fol.  258  wno. 

1660.  Alsoo  Cornelis  Pietera  van  Wemelinge  uyt  ZeeUnt 
gebooren,  hem  vervordert  heeft  binnen  deser  Stede  boecken  te 
vercoopen  sonder  te  connen  lesen  ofte  schriven ;  oock  bevonden 
is  onder  hem  gehouden  te  hebben  eenige  quade  gereprobeeide 
ende  andere  boecken  bjj  den  placcaten  van  den  Co.  Ma1,  ver- 
boden sqnde.  Soo  ist  dat  mijnne  heeren  van  den  Gerechte 
gehoort  den  eysch  van  mijn  heere  den  schout  op  hem  gedaen 
met  syn  confessie  ende  defentie  ende  op  der  saeeken  gelegeot- 
heyt  gelet  hebbende,  den  selven  Cornelis  Pietera  geoondem- 
neert  hebben  ende  condemneeren  mits  desen,  een  ure  lanck,  op 
de  kake  gestelt  te  worden,  mit  den  verboden  boecken  b$  hem 
bevonden  om  s\jn  hals;  ende  voorts  de  selve  sqne  verboden 
boecken  opentlijcken   verbrant  te  worden  ende  daerna  binoen 


r 


189 


daochs  sonnesohijn  te  gaen  uyt  deser  8tede  ende  haere  vrijheyt: 
daer  uyt  te  blijven  den  tyt  van  tirintich  jaren ,  op  sijn  hals. 
Aldus  gecundicht  mette  clocke  den  22  Martij  a"  1560,  presen- 
tibus  den  schout,  Sybrant  Ooco,  Pieter  Centert,  Jan  Claeasen 
Tin  Hoppen,  burgermeesteren,  Floris  Florisz,  Coraelis  Jaeobsz, 
Lucas  Meynertsz,  Frans  Marcns,  Pieter  Pietersz,  Jan  Vechterss 
ende  Jan  Claesz ,  schepenen.  JuitUUboek  fol.  286. 

1560.  Alsoo  Jeiis  Jansz,  van  Antwerpen  gebooren,  hem 
?errordert  heeft  binnen  dese  Stede  boecken  te  coope  te  honden 
weder  daer  toe  geadmitteert  te  sijn,  contrarie  Conin.  Mat.  plac- 
eaten. Oock  bevonden  is  te  coope  te  houden  eenige  boucken 
by  deselve  placeaten  verboden  sjjnde.  Soo  isi  dat  mijn  heeren 
fan  den  Gerechte  gehoort  den  eysch  bij  mijn  heere  de  schout 
op  hem  gedaen,  mit  sijn  confessie  ende  op  alles  gelet  heb- 
bende, deselve  Jelis  Jansz  gecondemneert  hebben  ende  con- 
demneeren  mits  desen ,  een  maent  lanok  op  Onse  Vrouwentoo- 
reo  geleyt  te  werden  te  bier  ende  broode,  tot  srjnen  selfe 
oosten,  ende  voorts  sijn  verboden  boecken,  bij  hem  bevonden , 
openttijck  verbrant  te  worden;  interdiceerende  hem  voorts  de 
neeringe  van  't  boecken  vercoopen  ten  eeuwigen  dagen,  op  ter 
correctie  deser  Stede.     Actum  ut  supra. 

JmtiHeboek  fol.  286. 

1568.  Alsoo  mijn  heeren  van  den  Gerechte  gebleecken  is  dat 
Jacob  Jansz  Sael,  poorter  deser  Stede,  op  St.  Bartolomeusavont 
in  den  jare  1566,  hem  vervordert  heeft  te  beginnen  in  de  Oude 
Kereke  Bekere  nienwicheden,  willende  dat  de  Cappellaen  van  den- 
selven kercke  karstenen  soude  een  kindeken,  twelck  bij  den  voorn. 
Sael  geheven  sonde  werden,  tselve  kindeken  soude  segenen  in 
der  duytscher  tale;  spreeckende  oock  eenige  ongebonden  ende 
sehandaleuse  woorden,  waerdoor  een  groote  commotie  in  de- 
selve kercke  geresen  is,  ende  is  deselve  kerck  terstont  daerna 
door  sekere  quaetdoenders  begonst  gedistrueert  te  werden.  Dat 
mede   de  voorsz.   Sael  ten  tijden  als  de  Predicatien  eer9t  bij 

III.  J.  9 


180 


de  nieuwe  Predicanten  buyten  deser  Stede  sonde  geschieden, 
deselve  Predicanten  met  een  roer  geas&isteert,  geleyt  ende  oock 
't  perck  daer  de  selve  nieuwe  Predicatie  geschieden  sonde ,  hel- 
pen maecken;  thoonende  sulcx  als  een  hooft  ende  fauteur  van 
de  voorn,  nieuwicheden.  Dat  oock  deselve  Jacob  Sael  ontrent 
tien  jaren  geleden  verlaten  heeft  't  Christen  gelove  ende  bem 
begeven  tot  de  secte  der  Wederdooperen ,  ende  beeft  hem  alsoo 
doen  herdoopen  in  't  Haerlemerhout  by  eenen  Lenardt  Bouwens, 
leraer  van  de  vooras,  secte;  daeraae  hij  weder  afgevallen  is 
van  den  voorz.  secte ,  aenneemende  de  secte  van  Calvinus ; 
ende  op  der  secte  van  Calvinus  het  Nachtmael  nuttende,  doende 
daer  te  vooren  ten  huyse  van  Jan  Aertsen  zekere  abjuratie  van 
de  oude  Catholyke  religie  aftegaen  ende  niet  meer  aen  te  nee- 
men  ende  meer  andere  oproerige  feyten.  Alle  welcke  saecken 
sijn  tenderende  tot  groote  oneere,  lesie  ende  vercortinge  van 
de  Goddelijke  ende  Co.  Mafc.  Soo  ist  dat  mijn  heeren  van  den 
Gerechte,  gehoort  den  eysch  van  mijn  heere  de  schout  op  den 
voorsz.  delinquant  gedaen  ende  genomen,  met  de  confessie  ende 
defentie  van  den  selven  delinquant:  gevisiteert  seekere  informa- 
tie tegens  hem  by  den  voorsz.  schout  overgelegt ,  ende  op  alles 
gelet  hebbende;  hierop  gehadt  t'advys  van  mr.  Beynier  van 
der  Duyn ,  Raet  in  den  Hove  van  Hollant  als  gevougt  adjunct 
van  schepenen  ende  bij  sijne  Ma1,  daer  toe  geordonneert;  den 
selven  Jacob  Sael  gecondemneert  hebben  ende  condemneeren 
hem  mits  desen,  geezecuteert  te  werden  metten  s weerde:  vor- 
clarende  voorts  alle  syne  goederen  geconfisqueert,  onvermindert 
deser  Stede  previlegien  in  allen  anderen  saecken.  Gedaen  ter 
vierschare  op  ten  23  Juny  1568,  present ibus  de  schout,  aue  de 
burgemeesteren,  dempto  Simon  Marteen,  ende  alle  de  schepenen. 

1568.  Alsoo  mijn  heeren  van  den  Gerechte  gebleecken  is 
by  de  confessie  van  Joost  Bastiaensen  den  Delvenaers  soon, 
dat  hij  op  den  26  September  a°  1566 ,  ten  tyde  als  't  Minne- 
broers  convent  binnen  deser  Stede  worde  gedestrueert  ende  an 
stucken   gebroocken ,   heeft  belpen  met  meerder  quaetdoenden 


131 


openJoopen  met  een  eynde  ven  een  balck  de  poorte  steende 
achter  aen  de  boomgaert  van  de  vooras,  convente,  responde- 
rende aen  de  vesten  deser  Stede,  ende  na  dat  deselve  open- 
geloopen  was  ende  voorts  gegaan  met  meer  andere  in  den 
ooovente  vooras,  ende  de  kercke  van  dien;  helpende  aidaer 
na  syn  vermogen  de  beelden  ende  altaren  in  stueken  slaen, 
destroeeren  ende  breeeken;  ende  dit  al  tot  grooten  oneere, 
lede  ende  vercortinge  van  de  Goddelycke  ende  Go.  Ma1.  Soo 
ist  dat  mqn  heeren  van  den  Gerechte  gehoort  hebbende  den 
eysch  van  myn  heere  de  schout  op  den  voorez.  Joost  Bastiaensa 
gedaen  ende  op  alles  gelet  hebbende,  hierop  gehadt  t'advys 
nm  mr.  Reynier  van  der  Duyn,  Raet  in  den  Hove  van  Hol- 
lant,  als  gevoucht  adianet  van  schepenen,  ende  bij  sijne  Ma*, 
daer  toe  geordonneert ;  denselven  geoondemneert  hebben  ende 
eondemneeren  hem  mits  desen  mette  coorde  geexecuteert  te 
worden,  datter  de  doot  na  voloht ;  ende  verclarende  sqne  goe- 
deren geeonfisqneert ,  onvermindert  deser  Stede  privilegiën  in 
alle  andere  saecken.  Gedaen  ter  vierschare  op  ten  32  Jun$ 
U68,  presentibns  de  schout,  alle  de  burgemeesteren,  demptp 
Simon  Marteen,  ende  alle  de  schepenen. 

1668.  Alsoo  mqne  heeren  van  den  Gerechte  is  gebleecken 
dat  Weyn  Duyf ,  Adriaens  dochter,  poortresse  deser  8tede  ende 
Trijn  Hendricx  van  U....berch,  haer  dienstmaeght ,  op  den 
28  Angnsti  a*  1566,  als  de  beelden  ende  altaren  in  de  Oude 
Kerek  binnen  deser  Stede,  bij  sekere  quaetdoenders  wierden 
nedergeworpen  ende  in  stueken  geslagen,  hen  aidaer  mede  ende 
metten  eersten  onder  de  voorss.  quaetdoendere  hebben  gevon- 
den, ende  mede  int  beeldestormen,  vernielen  ende  int  breeeken 
van  dien  haodadioh  geweest  sgn,  doende  elckx  daertoe,  nae 
haer  vermogen  ende  maeht,  hulp  ende  bystant,  ende  dit  al 
tot  groote  lesie,  vercortinge  ende  oneere  van  de  Goddeirjcke  ende 
Co.  Ma1.  Soo  ist  dat  mijn  heeren  van  den  Gerechte  gehoort 
hebbende  den  eysch  van  mjjn  heere  de  schout  op  de  voors. 
Weyn  ende  Trijn  gedaen  ende  op  alles  gelet  hebbende,    hier 

9» 


132 


op  gehadt  t'  advys  van  mr.  Reynier  van  der  Duyn,  Raet  in  de» 
ho?o  van  Hollant ,  als  gevoncht  adjunct  van  schepenen,  ende 
bij  eijne  Ma1,  daertoe  geordonneert»  de  vooras.  Weyn  ende  Trjjn, 
ende  elcx  van  haer  luyden,  gecondemneert  hebben  ende  oon* 
demneeren  mits  desen,  metten  watere  geexecuteert  te  werden, 
datter  de  doot  navolght;  ende  verclarende  voorts  alle  haeriie- 
den  goederen  geconfisqoeert ,  on  vermindert  altjjt  deser  Stede 
privilegiën  in  alle  andere  saecken.  Gedaen  ter  vierschare  den 
22  Juny  a*  1568,  presentibus  de  schout,  alle  de  burgermrn, 
dempto  Simon  Martsen,  ende  alle  de  schepenen. 

1568.  Alsoo  mijn  heeren  van  den  Gerechte  gebleecken  is 
uytter  confessie  van  Jacob  Uendriksen  van  Groningen,  schaer- 
slijper,  poorter  deser  Stede,  dat  hij  hem  vervordert  heeft  in  de 
voorgaende  turbulente  tijden  te  begeven  onder  de  qnaetdoenders 
ende  beeldestormers,  die  hij  oock  op  St.  Bartholomens  avont  a* 
1566  in  de  Oude  Kercke  deser  Stede  heeft  helpen  breecken  en 
vernielen  den  beelden  en  altaren  aldaer,  gelijck  hij  oock  daer- 
na  gedaen  heeft  in  de  Minnebroederen  Rerck  en  Convent;  al* 
waer  hy  mede  de  deuren  van  deselve  kerck  met  een  balck  heeft 
helpen  openloopen.  Ende  heeft  hem  daer  nae  verhuyrt,  omme 
die  van  de  nieuwe  religie  als  pijper  te  dienen ,  bedingende  daer 
voor  sekere  penningen ;  begevende  hem  voorts  in  den  dienst 
van  die  van  de  voorsz.  nieuwe  religie,  die  hem  oock  op  se- 
kere dach  met  meer  anderen  verdaeght  ende  verscheyden  heb- 
ben gehadt,  dat  sij  hem  souden  vinden  by  de  Haerlemerpoort, 
als  de  knechten  van  den  heer  van  Brederode,  den  loosen  al- 
larm souden  maecken  voor  de  Regulierspoort,  ten  eynde  hij 
gevangen  met  anderen  gedachvaerde  de  voorsz.  Haerlemerpoort 
van  binnen  souden  opslaen  met  sekere  moockers,  breeckysere 
ende  andere  instrumenten  daer  toe  dienende ;  omme  alsoo  de 
voorsz.  knechten  van  den  voorsz.  heer  in  der  Stede  te  laeten, 
daer  toe  hij  oock  sekere  moockers,  breeckijsers  ende  andere 
instrumenten  heeft  helpen  brengen.  Dat  mede  de  voorsz.  Jacob 
Hendriksz  geweest  is  over  verscheyden  concepten  van  verrade- 


183 


iye  deser  goeder  Stede ,  ende  onder  anderen  alsser  getracteert 
wierde,  dat  men  de  geestelijcke  persoenen  ende  de  Catholijcken 
ajtter  Stede  sonde  jagen,  den  kloosteren,  kereken  ende  andere 
geestelijcke  plaetsen  soude  vernielen ,  ende  de  goeden  dien  soo 
onder  de  knechten  van  den  vooras.  Brederode,  als  die  in  de 
Stede  souden  geooomen  wesen ,  als  andere  gayten  deser  Stede 
gedeelt  ende  gepartieert  souden  werden.  Dat  noch  boven  desen 
bij  eenige  der  voorn.  Jacob  Hendrickss  aengenomen  is  geweest , 
om  de  heer  van  Brederode  vooras,  binnen  deser  Stede  te  be- 
schermen ende  de  Grave  van  Megen  ende  andere  Coninckljjcke 
Ma',  heeren  boyten  deser  Stede  houden  souden.  Alle  tweleke 
saeeken  sijn ,  streckende  soo  tot  verraderge  deser  goeder  Stede , 
ais  tendeerende  tot  groote  seditie  ende  vercortinge  van  de 
Goddetijcke  ende  Co.  Mat.  Soo  iet  dat  mijn  heeren  van  den 
Gerechte,  gehoort  den  eysch  ende  conclusie  bg  mijn  heere  de 
schoot  op  den  voorsz.  delinquant  gedaen  ende  genoomen,  ende 
op  alles  gelet  hebbende,  ende  hier  op  gehadt  het  ad  vijs  van 
mr.  Beynier  van  der  Duyn ,  Baet  in  den  hove  van  Hollant,  als 
gevoocht  adranekt  van  schepenen ,  ende  bij  sijne  Ma1,  daer  toe 
geordonneert,  den  selven  Jacob  Hendriksz  hebben  gecondem- 
neert  ende  condemneeren  hem  mits  desen,  mette  ooorde  ge- 
exeeuteert  te  worden  datter  die  doot  na  volght,  ende  na  gequar- 
tieert  ende  sijn  geqnartieerde  liohaem  buyten  de  poorten  deser 
Stede  gehangen  te  worden,  ende  sijn  hooft  op  een  staeck  ter 
Haerlemerpoort  uyt  gesteecken;  verclaren  voorts  sijne  goederen 
geeonfisqueert  tot  profijt  van  Co.  Ma'.,  behoudens  deser  Stede 
previlegien  in  alle  andere  saeeken.  Gedaen  ter  vierschare  op 
den  22  Junij  1568,  presentibns  de  schout,  alle  de  burger- 
meesteren, dempto  Symon  Marteen  ende  alle  de  schepenen. 

Extract  uyt  het  register  van  de  confessien  der  stadt  Am- 
sterdamme,  fol.  109  verso. 

Jdum  den  SS  Junij  1568,  presêntièui  de  êchoui  ende  Arent 
&n$tt  êdepen.  Pieter  Jansen  de  With ,  gevangen,  poorter 
deser  Stede:  Seyt  dat  hij  gevangen  buyten  St.  Antonis  poort, 


i 


134 


sijden  de  Lijnbaen ,  de  leste  nieuwe  predicatie  die  aldaer 
geschiede  gehoort  beeft,  waer  na  den  Predicant  onlangs  in  de 
Stadt  gebraoht  worde ,  sonder  dat  hq  daer  bij  was ,  oft  met 
roere  oyt  ter  predicatie  geweest  is. 

Seyt  tot  meermaelen  in  de  predicatie  binnen  deser  Stede 
geweest  te  hebben,  sonder  eenich  geweer  bij  hem  te  hebben, 
dan  een  opsteecker  oft  brootmes  op  syn  lijf,  ofte  met  sjjn 
rapier,  alsoo  alle  de  schutters  doen  met  rapieren  gingen. 

8eyt  onder  de  nieuwe  predicatie  mette  nappe  omme  sien 
gegaen  te  hebben,  ofte  voor  de  deuren  staen,  gaerende  d'së- 
moeasen,  Adriaen  in  'tCrotnhout,  Uendriok  van  Mareken, 
Willem  Walichsz ,  mr.  Willem  Bardeneen ,  Gornelis  Boom , 
Willem  Corsz,  houtooper,  Jan  Meurlinck,  Egbert  Roelof sz, 
Lourens  Jacohsz  in  de  Goude  Wael,  Franc  de  Waei,  wonende 
op  de  Nieuwesyts  Achterburchwall,  Thymon  Meyndertsz,  Dirk 
Oloffisz ,  Hendrick  Fransen ,  Meus  Pietersz ,  besyden  t'  exeys- 
huys ,  Reynier  Cant ,  ende  dat  tot  verscheydeu  plaateen  ende 
onder  diversohe  predicatien. 

Seyt  dat  hy  tot  meermalen  in  de  nieuwe  predicatie  Pielcr 
Jacobsz  Scheep  gesien  heeft,  ende  dat  in  de  Mmnebroeden 
kerek. 

Qe?raeght  bij  myn  heere  de  schout,  wie  hem  gevangen, 
's  daeghs  na  St.  Mattbys  dach  a\  1566 ,  ten  tijde  doe  de 
Oeusen  ende  Cathoujeken  tegens  malcanderen  ia  wapenen  we- 
ren t  die  commissie  ofte  last  gegeven  heeft ,  omme  de  Genen 
aldaer  vergadert  in  ordonnatie  te  stellen  ende  den  Gatholyeken 
van  daer  te  houden? 

Seyt  dat  hij  ten  tyde  voorn,  bij  ende  op  de  Nieuwe  Brugh 
in  wapenen  geweest  is ,  sonder  dat  hij  eenich  onderwinti  hadde, 
off  iemant  in  ordonnantie  stelde,  ofte  eenige  Gatholyeken  van 
daer  gehouden  heeft. 

Seyt  dat  hij  gevangen  St.  Matthijsdach  des  nachts  voorst., 
daer  hij  des  anderen  daechs  in  wapenen  was  omtrent  elf  oren 
uyt  sijnen  huyse  gehaelt  werde  bij  Dirck  Hem ,  by  hem  heb- 
bende  geweer ;    seggende  tegens  hem  gevangen :   tü  g$  Hert 


1S5 


Beer  ejjn  wel  één  ofte  200  burgere  op  de  Nieuwe  Brug  verga» 
dei,  daerop  hij  gevangen  seyde:  goei  voor  henen,  iek  volge  u: 
ende  is  sulcx  terstont  gevolcht,  aenhebbende  een  buffenkol- 
dor,  een  vuyrroer  op  't  Ijjf  ende  een  helbaert  op  syn  schoude- 
ren, ende  comende  op  de  Brugge  voorn.,  heelt  aldaer  gevon- 
den veel  volcx  van  de  nieuwe  religie,  vergadert  in  wapenen, 
onder  weleke  persoonen  waren  Dirck  Hem,  Jan  Brouck,  Jan 
Sy veras,  Glaee  Pauw,  Jan  Pietersz  Swaeroogh,  blijvende  aldaer 
ontrent  IJ  uyre ;  ende  werde  geaeyt  in  't  generael  dat  sij  luy- 
deo  des  anderen  daegs  wederom  coomen  souden,  roet  heure 
wapenen :  gaende  dien  achtervolgende  des  anderen  daeghs  's  mor- 
gens als  voren,  aldaer  weder  met  sijn  wapenen,  blijvende 
aldaer  den  geheelen  daob  tot  des  avonts,  dat  het  aocoort  ge* 
maeckt  was ;  gaende  altemet  aff  ende  aen  tsyneo  huyse. 

Seyt  ontrent  de  Nieuwe  Brugh  mede  in  wapenen  gesien  te 
hebben  die  veel  onderwints  hadde,  stellende  de  luyden  in  de 
geleden,  Jan  Sivertsz,  Willem  Corsz,  Jan  Lansz,  Hendrick 
Clementsz,  Jan  Pieter  Swaeroog,  Dirck  Hem,  Herman  Meyn- 
dertsz,  Floria  Bodenbnroh,  Jan  Willemse  Wijngaert,  Schoone 
Krek  ende  meer  anderen. 

Kent  mede  ten  huyse  van  Dirck  Jansa  Graeff  over  't  maecken 
van  't  contract  tusschen  de  burgermeeateren  ende  die  van  de 
BeEgie  van  wegen  s$n  quartier  geweest  te  hebben  met  Jan 
Willemaz  Wyngaert  ende  8cfaoone  Dirck,  ende  dat  deur  be- 
geerte van  Dirck  Jansz  Quinting,  de  weleke  tegens  hen  luyden 
seyde,  dat  burgermeesteren  sulcx  versooht  hadden:  vindende 
aldaer  ten  huyse  over  't  maecken  van  't  contract,  Arent  Jansen 
Goesveft  ende  anderen ,  hem  alsnu  ontgaen. 

8eyt  dat  sekeren  tyt  daerna  bij  hem  gecoomen  is  eenen  Oer- 
rit  Smit ,  wonende'  op  de  Zeedgok  in  de  Dregge ,  vragende 
hem  gevangen ,  off  hij  ten  huyse  van  Jan  Betten  mede  gaen 
wilde,  seggende,  wy  sullen  aldaer  mogeljjck  aekere  nieuwe 
tijdmge  kooren :  ende  hij  aldaer  comende  heeft  gevonden  ver- 
gadert Jan  Betha ,  Herman  Rodenburoh ,  Jan  Willemaz  Wijn- 
gaert,  Jan   Pietersz   Swaeroogh,    Jan  Sivertsz  in  den  Ham, 


136 


Arent  Cocsvelt,  300  hij  vermoei  Gerret  in  de  Dregge  ende 
meer  anderen,  sulcx  dat  de  camer  bynaest  vol  was,  die  hem 
nu  mede   ontgaen    sijn,  spreeckende  aidaer  en  nomineereade 

aekere  ende  andere  quartiermeesters ,  dewelcke 

naderhant  bargermeesters  overgelevert  werden,  die  by  burger- 
meesteren  gevisiteert  sjjn  ende  eeoige  van  dien  geroieert  syn 
geweest;  ende  ia  aidaer  middelertijt  met  een  barst  ingecoomcn 
Jan  BroQck ,  ende  veraocht  aidaer ,  na  bedunckens  van  hem 
dat  men  den  heer  van  Brederode  nomineeren  soude  tot  een 
Capiteyn  Generael  over  deser  Stede ,  ende  seyde :  Indien  ejj 
't  met  en  doet,  900  en  meet  ick  't  «et  de  maetê  niet  te  maeckm; 
ende  alaoo  de  persoonen  aidaer  bij  den  anderen  vergadert 
tselve  niet  consenteeren  wilden ,  seggende  dat  hij  't  burger- 
meesteren  selfs  aengeven  soude,  is  hij  met  een  grammen  moede 
nytten  hoyse  geloopen. 

Actum  den  8  Juljj  1568  9  preeenlibu*  ut  êupra.  Pieter  Jan» 
de  With  de  novo  gehoort  ende  gevraeght,  wie  meer  ten  hnyse 
waren  van  Dirck  Jansen  Graeff,  over  't  maecken  van  't  contract 
tusschen  die  in  wapenen  waren  aen  de  Nieuwe  Brugge  ende 
den  burgermeesteren  deser  Stede,  ten  tijde  eij  tegen  malcan- 
deren  in  wapenen  waren? 

Seyt  aidaer  mede  gesien  te  hebben  Arent  Bouwer,  Adriaen 
Pau,  Jan  Persijn  ende  Egbert  Boelofei. 

Actum  den  5  Augueti  1568,  preeentioue  alle  de  burgemeeeteren, 
dempto  Simon  Oopê  Claeuen ,  ende  alle  de  schepenen ,  dempto 
mr.  Allert  Cantert.  Schepenen  sijn  geresolveert  Pieter  Janss  de 
With  te  condemneeren  ter  torture  ende  scarper  examen ,  omme 
op  de  interrogatorien ,  die  myn  heere  de  schout  schepenen 
overleveren  sal,  pertinentetyck  bij  geschrifte  te  interrogeeren 
metten  scharpen. 

Actum  den  9  Augutti  1568,  presentibue  ut  eupra.  Pieter 
Jansz   de   With   de  novo  gehoort  ;  Seyt  dat  ten  tijde  doe  de 


137 


Cathohjcken  ende  die  van  de  Nieuwe  Religie  tegena  den  ande- 
ren in  wapenen  waren,  dat  eenige  van  de  Nieuwe  Religie  hem 
ontweldicht  hebben  twe  bassen,  alaoo  hij  deaelve  niet  goet- 
willich  leenen  en  wilde ,  welck  geschut  genomen  werde  bij  Jan 
Sivertsz  met  een  deel  Bootgeaellen  ende  't  selve  geatelt  met 
bet  hooft  nae  de  plaets  ontrent  de  Onde  Brugge,  sonder  dat 
luj  by  't  stellen  geweest  is;  dan  naderhant  is  hy  aldaer  ontrent 
geooomen,  ende  heeft  gesien  dat  het  vooras,  geschut  stont 
ootrent  de  vooras.  Brugge,  in  maniere  als  voren,  op  een  deel 
hoepen. 

Aetnm  den  86  Jugusti  1S68 ,  presentibus  de  schout,  allen  den 
bergermeesteren,  demplis  Floris  Martsu  ende  tijgmon  hfartss,  ende 
ette*  de»  schepenen.  Pieter  Janss  de  With  de  novo  gehoort; 
Seyt  dat  hij  met  meer  anderen  hem  'sdaeghs  na  St.  Iftattqs- 
daeh  a*  1567  bij  de  Nieuwe  Brugge  gevoecht  hebbende  in 
wapenen ,  aldaer  omtrent  de  Brugge  ten  selve  tyde  gecoomen 
is  Simon  Martsen ,  burgemeester,  met  Jacob  Cornelissen ,  sche- 
pen ende  meer  anderen,  dewelcke  hij  gevangen  siende,  dat 
besingelt  waren  van  veel  persoonen,  ia  tot  henluyden  inne  ge- 
treden, vragende  den  voorsz.  burgemeester:  Wat  doet  gig  hier, 
somt  ghig  hier  om  ons  te  verspieden  ofte  om  vrede  te  moeken.  Waer- 
op  de  burgemeester  antwoorde :  och  Ueve ,  loei  mjjn  het  Water 
langs  gaen:  ende  alsdoen  de  burgemeester  sulcx  dede,  is  hq 
gevangen  gebleeven  by  dengeenen  aldaer  in  wapenen  sfyide, 
stellende  deaelve  te  vreden  t  spreeckende  oock  den  burgemeester 
8oo  hart  toe  omme  de  maets  te  beter  te  vreden  te  stellen,  soo 
luj  best  conde. 

8eyt  dat  hij  verhoort  hebbende,  datter  veele  op  de  Brugge 
vergadert  waren  ten  dage  voorss.  in  wapenen,  ia  aldaer  mede 
gegaen  sonder  wapenen,  ende  alsoo  de  geenen  seyden  aldaer 
vergadert,  dat  sy  begeerden  de  ordonnantie  bij  mijn  heere  de 
Prinee  gemaeckt  te  onderhouden,  ende  dat  de  burgemeesters 
knechten  aennaemen,  dat  sq  dat  beletten  wilden,  is  na  huys 
gegaen  om   sqne  wapenen,  ende  aldaer  mede  bij  hen  lnyden 


138 


gegaen  ende  gebleven,  ende  heeft  deselve  te  vreden  geateltoff 
sjjn  best  daeromme  gedaen. 

Seyt  dat  hij  in  de  verleden  tarbulenten  tgt  beeft  gesien, 
datter  twe  met  roers  uytten  huyse  geooomen  s\jn  van  Glaes 
Pauw,  schietende  deselve  daer  voor  de  deur  los. 

Aetim  den  28  Augutti  1568,  presenübuê  den  tckonl,  alle» 
den  burgermeester**,  dempte  Simon  Marti*,  ende  alten  den  êckepe*e*. 
Pieter  Janss  de  W&th  is  op  den  eysch  ende  conclusie  bij  mijn 
heere  de  schout  op  hem  gedaen  ende  genomen,  gewesen  ter 
torture  ende  scarper  examen  omme  op  sijn  complicen  ende  den 
interrogatorien  bij  mijn  heere  de  schout  schepenen  vertooot, 
geinterrogeert  te  worden  metten  scharpen. 

Oeyraeght  ter  torture  off  op  St.  Mathijs  daoh  a°.  1567  ten 
tijde  die  van  de  Nieuwe  Religie  op  de  Nieuwe  Brugge  in  va- 
penen  waren ,  bij  henluyden  niet  geseyt  en  worde  ende  henre 
meninge  was,  op  de  Plaetse  te  coomen  ende  het  atadhuys  iane 
te  neemen  ende  die  van  de  wet  ofte  de  Catholijcken  doot  te 
alaen ,  ofte  ten  minste  uyt  de  stadt  te  jagen  P 

Seyt  dat  h\j  deselve  woorden  niet  gehoort  en  heeft,  noohte 
van  het  selve  niet  te  weeten. 

Voorts  gevraeght  wie  de  geene  waren  die  'edaeghs  na 
8t.  Mathij9  dach,  de  rebellen  aldaer  vergadert,  geen  wapenen 
hebbende,  wapenen  gaven  ende  oook  geit? 

8eyt  daervan  niet  te  weeten. 

Gevraeght  off  hij  tot  Ouderkerck  niet  en  is  geweest  bij  den 
capiteyneh  van  Brederode,  aldaer  van  't  verraet  beslooten  worde, 
van  de  faulse  alarme  ende  de  stadt  inne  te  neemen  P 

Seyt  in  vier  iaren  tot  Ouderkerck  niet  geweest  te  hebben 
ende  daervan  niet  te  weeten. 

Item  mede  gevraeght  off  ten  huyse  van  Jan  Betsz  Bodenbnrch 
in  sijn  presentie  niet  beslooten  is  geweest  dat  men  den  Heer  van 
Brederode  neemen  soude  voor  een  Capiteyn  over  Amsterdam, 
ende  off  men  mede  het  boot  niet  toe  maecken  soude  omme  in 
den  Amstel  te  leggen  ende  den  Grave  van  Megen  te  resisteeren. 


189 


Seyt  dat  het  solvc  in  sijn  presentie  niet  geschiet  en  is,  off 
daer  van  niet  en  weet,  dan  seyt  dat  aldaer  getracteert  worde, 
als  yooren  in  sijn  confessie. 

Mede  gevraeght  in  wat  huya  getracteert  is  geweest,  van 
den  Heer  Tan  Brederode  heymelijck  in  de  stadt  te  haelen? 

Seyt  daervan  niet  weten. 

8eyt  oock  niet  belet  te  hebben  dat  men  den  Oraef  van  Me* 
gen  victualie  toevoeren  sonde,  als  bij  oock  niet  en  weet  off 
Brederodes  knechten  voor  de  poort  deser  Stede  souden  ooomen 
ende  alarm  slaen. 

Oevraeght  tot  wat  huys  de  consistorie  gehouden  is  geweest? 

Seyt  van  geen . consistorie  te  weten,  dan  wel  ter  predicatie 
simpel  geweest  te  hebben. 

Gevraeght  wat  vrouwe  in  de  sacristie  van  de  Minnebroedere» 
kerck  de  kinderen  psalmen  leerde  ringen? 

Seyt  mede  dat  hq  dat  niet  en  weet ,  off  noyt  in  de  sacristie 
geweest  te  hebben. 

Voorts  gevraeght  wie  dat  de  penningen  gecollecteert  heeft 
binnen  deser  Stede ,  omme  de  knechten  van  Brederode  te  on* 
derhonden  P 

Seyt  daervan  niet  te  weeten  ofte  niemant  te  kennen,  noch 
oock  niet  en  weet  wie  tot  onderhoudenisse  van  de  keroken, 
off  die  van  de  Nieuwe  Beligie,  eenich  geit  gegeven  heeft. 

Gevraeght  off  het  accoordt,  tot  Dirck  Janss  Graef  geraaeckt, 
doen  die  Catholijcken  ende  de  Geuzen  tegens  makanderen  in 
wapenen  waren  niet  voortgegaen  en  hadde ,  wat  die  Qenaen 
alsdan  gedaen  souden  hebben? 

Seyt  daervan  niet  te  weeten ,  noch  sijn  meeninge  sulcx  niet 
geweest  te  hebben  omme  iets  quaets  te  attenteeren. 

Jctum  4  Ocioöer  *\  1568,  preeentibus  de  êcAout ,  8imo* 
Copt  Clamen  ende  Alberi  Marcus,  burgermeeeieren ,  ende  aüm 
dm  eckepemen,  dempto  Jam  Rjjëer.  Schepenen  sijn  geresolveert, 
overmits  nienwe  indiciën  vallende  tegens  Pr  Janss  de  With, 
den  selven    Pr  Jansz  te  oondemneeren  andermael  ter  torture 


140 

ende  scherpe  examen,  orante  op  de  interrogatorien  fan  mijn 
heere  de  schoot  geinterrogeert  te  werden  mitten  scharpen. 

Jetum  den  5  Odobree  a*.  1568,  preeeniihne  de  schout  9  allen 
den  burgermeeeteren9  dempio  AUbert  Mar  cm,  ende  allen  den  sche- 
penen, dempio  Jan  Rjjser.  Pieter  Jansz  de  Wiih  de  novo  ge- 
hoort,  Seyt  dat  hij  ontrent  de  Nieuwe  Brugge  ten  tijde  doen 
de  Grave  van  Megen  tot  Sioterdijok  met  sijn  crijghsvolck  lagh, 
aengesproocken  heeft  Willem  Marteen,  baillo,  die  met  anderen, 
hem  nu  ontgaen,  wilde  varen  bij  den  Grave  van  Megen  met 
victualie,  seggende  teghens  den  selven:  ghy  en  bekoort  heien 
de  etadt  miei  ie  varen ,  aleoo  u  Capitewn  van  huys  ie ,  ende  ghij 
lieuienani  syt  ende  daeromme  bjj  u  knechten  hoort  ie  btijve*; 
waer  deur  hij  terug  gekeert  is  ende  niet  buyten  geweest. 

Pieter  Jansz  de  With  is  op  den  eysch  ende  conclusie  van 
mijn  heere  den  schout  andermael  gecondemneert  ter  torture 
ende  scharpe  examen  ,  omme  op  aijne  complicen ,  verraderije 
ende  andere  feyten  mitsgaders  den  interrogatorien  van  nüjn 
heere  de  schout  metten  scharpen  geinterrogeert  te  worden. 

Gevraeght  ter  torture  off  hij  niet  te  vooren  geweeten  heeft 
dat  bij  de  knechten  van  den  Heer  van  Brederode  een  valsch 
alarm  geslagen  sonde  worden  voor  de  Begnlierspoort ,  ende 
off  hij  niet  en  weet  wie  de  penningen  tot  behouff  van  ds 
knechten  van  Brederode  gecollecteert  ende  wie  daertoe  geoon- 
tribueert  ende  gegeven  heeft  P 

Seyt  dat  hy  van  't  slaen  van  de  alarme ,  hier  voren  ge- 
vraeght, niet  en  weet,  noch  oock  van  't  collecteeren  van  de 
penningen  ende  soo  oock  van  geen  verraet  ter  werelt. 

Verschil  over  de  criminele  regiepraak  ten  platten  lande  Bewe* 
ten  Schelde  tusechen  Middelburg  en  Ooee.  Medegedeeld  door 
Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

Wy  bezitten  eene  voortreffelijke  verhandeling  van  Van  de 
Spiegel ,  dien  ijverigen  onderzoeker  der  oudvaderlandsche  rcg- 
ten  over  de  opkomst ,  hei  gesag  en  den  ondergang  der  aloude  home 


141 


of  orefdybe  viereckan  in  Zeeland,  uitgegeven  in  de  Werken  van 
iet  Zeemmk  QemooücJkap  t  D.  II.  bL  69—126,  waarin  hij 
echter  de  geschillen  tusschen  Middelburg  en  Goes,  betrekkelijk 
het  hooge  regtagebied  ten  plattelande  van  Zuid*Beveland,  ainta 
1574,  als  baiten  syn  bestek  liggende,  niet  heeft  behandeld. 
Wel  vinden  wy  die  kortelqk  vermeld  bij  Timmerman,  Coet.  v. 
Middeiè.,  bl.  8 ,  maar  min  naanwkenrig  opgegeven  bij  O.  N.  de 
Stoppelaer,  de  cwU.  Medioóurg,  p.  66.  Want  de  verdeeling  der 
jodicataur  op  Walcheren  hield  wel  stand ,  zoo  als  die  door  den 
Prins  in  1676  geschied  was  tusscben  de  steden  Middelburg , 
Vlissingen,  Vere  en  Arnemuiden  (Boxhorn.  II.  p.  565),  maar 
de  twisten  met  Goes  betroffen  Zuid-Beveland  en  daarin  kreeg 
Middelburg  eindelijk  gelijk.  Wij  deelen  tot  beter  verstand  hier 
een  verhaal  dier  twisten  mede  uit  de  teer  uitvoerige  aanteeke* 
Dingen  op  de  costumen  van  Middelburg  in  HS.  nagelaten  door 
den  advocaat  Douw,  waarin  wij  vinden : 

Consideratien  ende  aenteyckeningen  op  de  criminele  judi- 
catuyre  ten  platten  lande  Bewesten  Sohelde. 

De  criminele  judicatuyre  ten  platten  lande  Bewesten  Sohelde 
van  Zeeland,  plagt  geexeroeert  te' werden  bij  den  burggraf  en 
leenmannen,  maer  om  dat  ay  seer  selden  vergaderden  en  daer 
door  veele  misdaden  ongestraft  bleven,. soo  heeft  vrouw  Maria 
als  gravinne  van  Zeelandt,  jnden  jaere  1476  den  24  Meert,  tot 
vervoorderinge  vande  justitie,  de  criminele  calange  gegeven 
aenden  rentm*.  Bewesten  Schelde  l) ,  deweloke  voor  desen  sijn 
eomptoir  gehouden  heeft  tot  Wissenkerke,  maer  om  dese  reden 
tot  Middelburg  comen  woonen  *)  om  benevens  seven  leenmannen 
bewesten  en  vijf  beoosten  Schelde  de  criminele  judicatuyre  ter 
calange  vanden  rentmr.  voors.  te  exerceren ,  welke  ordonnantie 
van  vrouw  Maria,  conink  Maximiliaen  beneffens  sijnen  sone 
hertog  Philips,  op  den  20  Jannuarijj  1499,  hebben  geconverteert 

1)  Groot  Priv.  f  49. 

2)  Out.  v.  MMdelè.,  door  Dr.  Timmerman,  p.  8. 


142 


jn  een  previlegie,  waer  bij  hebben  geordonneert  en  gestat ueert, 
dat  niet  de  judieatuyre  Bewesten  Schelden  ter  calange  fanden 
renten*,  aen  leenmannen  sonde  sijn,  maer  aen  burgemrs  en  sche- 
penen ofte  de  weth  van  Middelburg,  met  speciale  genode  deeer 
previlegie  bij  die  van  Middelburg  onverbrekelijck  te  observe- 
ren *),  welke  previlegie  die  van  Middelburg  vreedaamentlijk 
hebben  beseten  sonder  eenig  hinder  off  letsel  tot  den  jare 
1574,  wanneer  de  Nederlandse  beroerten  hoog  en  hooger 
gaende,  eyndelinge  het  eyland  van  Walcheren  gereduceert  is 
onder  de  geboorsaemheyt  van  sijn  Exti*.  den  heere  prince  van 
Orangen")  jnden  name  van  Sijn  Maj*.  Inden  jare  1674,  soo 
hadde  den  rentm'.  Bewesten  8chelde  Serooskerke  sig  geretireert 
binnen  der  Goes  en,  geduirende  sjjn  verblijf  aldaer,  eenige  ge- 
vangen ter  judieatuyre  vande  weth  vander  Goes  gestelt,  tot  dat 
eyndelinge  het  eyland  van  Zuytbeverlaud  ende  stad  Goes  mede 
gereduceert  sijude,  jn  dato  22  Jannnarg  1577  *),  hebben  die 
vander  Goes  jnden  jaere  1577  gepresenteert  requeste  aen  sqn 
Eitie.  tenderende  ten  eynde  sijn  Excellentie  de  criminele  judica- 
ture  uyt  den  eylande  van  Suytbeverlandt  beliefde  te  defererco 
aenden  calange  vanden  bailliu  vander  Goes  en  ter  judieatuyre 
vande  weth  vander  Goes,  allegerende  daertoe  de  exempelen 
vande  decisie  vande  hooge  jurisdictie  ten  platten  lande  jn 
Walcheren  by  sijn  Etic.  gedaen,  en  aende  respeoüve  steden  van 
Middelburg,  Vere  en  Vlissingen  geoonfereert 4) ,  alsmede  dat 
den  rentmr.  al  bereyts  eenige  gevangen  voor  de  weth  vaader 
Goes  ter  judicature  hadde  gestelt,  welcke  reqte,  alvoren  bq  sgn 
Extic.  daerop  te  disponeren ,  js  gestelt  jn  handen  van  die  van 
Middelborg,  om  daer  op  te  seggen  haer  belang ,  en  js  eynde- 
linge ,  naerdat  partye  pro  et  contra  weeren  gehoort ,  bij  sqn 
Extte.  provisionelijck  geoordeelt,  dat  de  judieatuyre  over  het 
crimineel   Bewesten   Schelde   alleen   competeert    de   weth  van 

1)  V.  d.  Spiegel,  Oeer  de  hooge  nenehuur,  bL  118. 

2)  Boxhorn,  CAron.,  p.  552. 
8)  Boxhorn,  p.  579. 

4)  Boxhorn,  p.  555. 


J 


143 


Middelburg»  welk  diepoaityff  mj  dheereu  3taeten  van  Zeeland, 
jodeo  jaere  1577 ,  je  geconroboreert  en  absoluyt  verataen,  de 
»eth  van  Middelburg  de  voors.  judicatuyre  met  de  seolnsie  van 
alle  andere  uyt  cragte  van  't  voort,  previlegie  te  competeren. 
Dog  die  vander  Goea  daer  mede  niet  vergenoegende,  hebben 
andermaal  'tgeene  voor*,  jnden  jaere  1681  bij  reqneate  gepre- 
senteert  aan  sijn  Extt9.  en  wel  speeialijck  den  bailliu  van  der 
Goea  versoeckeade  ala  auperjntendent  vande  Landwaoht  jnden 
eylaade  van  Zuytbevelandt  geadmitteert  te  worden  tot  de  cri- 
minele ealange  vande  misdaden  jnden  voora.  eylande  voorval* 
bode,  oude  dat  voor  aoo  veel  het  aelve  sonde  worden  geaepa- 
reart  vande  rentmeesters  plaets  van  Bewesten  Schelde,  en  den 
aalven  rentmr.  alleen  laetende  de  administratie  vande  'agraven 
domeynen  ende  ontfangen  ala  voor  den  jaere  1476  js  geweest, 
welck  versoek  vanden  voors*  bailliu  vander  Goea  en  superin- 
tendent vande  lantwagt  van  Zuytbeverland  bij  aijn  Ex*28,  jn 
aoodanigen  agtinge  js  genomen ,  dat  syn  Extie.  eyndelinge  bij 
acte  gegeven  tot  Delft  den  3  Julij  1584,  heeft  gedisponeert 
ande  criminele  ealange  gesepareert  van  het  rentmeesterschap 
van  Bewesten  Schelde  en  gegeven  aen  voors.  bailliuw,  mits 
dat  hg  geen  ealange  soude  doen  voor  eenig  andere  regtbancq 
als  voor  de  weth  van  Middelburg,  sijnde  daer  toevolgens  het 
voors.  previlegie  jn  dato  20  Jannuarjj  1589  bij  coninfc  Maxi- 
miliaen  en  hertog  Philips  gegeven  alleen  een  privative  gequa- 
Unceert,  waertegen  die  van  Middelburg  hun  voegende  bij  den 
rentmr  haer  hebben  geopposeert  en  met  vele  andere  redenen 
ter  materie  dienende  aen  sijn  Exüe.  geremonstreert,  dat  aulx 
was  strijdende  jegens  de  fondamentele  wetten  van  den  lande 
van  Zeelandt,  en  wel  speeialijck  van  die  van  Middelburg, 
dewijl  geen  andere  officieren  jn  haer  weth  worden  geadmitteert 
en  vervolgens  jnde  hooge  vierschaere,  als  den  rentmr.  Bewesten 
Schelde,  den  bailliu  vande  stadt  en  den  bailliuw  vande  wateren, 
dewelke  ook  gebonden  sijn  haere  residentie  tot  Middelburg  te 
honden,  ende  geoonsidereert,  dat  den  bailliu  vander  Goes  de- 
pendeert  van  een  laeger  vierschaere  en  niet  alhier  en  woont,  bij 


1 


H 


144 


de  weth  van  Middelburg  ter  hooger  vierschaere  vervolgens  niet 
en  soude  connen  werden  geadmitteeri ,  alsmede  dat  de  oosten 
en  weddens  van  veors.  bailliu  ten  laste  vanden  grave  joude 
eomen  te  beloopen ,  wanneer  sij  binnen  Middelburg  eenig  ge- 
vangen soude  eomen  te  presenteren  en  vele  andere  redenen 
meer,  des  niet  tegenstaande  soo  is  den  voors.  bailliu  vander 
Goes  jn  en  bij  het  disposityff  van  sijn  Exti«.  gemainteoeert  en 
na  het  overlijden  van  sijn  hoog  gedagte  Ex*",  by  den  grove 
van  Lycester  als  gouverneur  vande  Nederlanden ,  by  acte  jn 
dato  den  5  April  1586  geconfir meert;  uyt  cragte  van  welke  hij 
dagelijx  eenige  exeeutien  quam  te  doen  buyten  de  poorten  fan- 
der  Goes  jn  Zuytbeverlandt ,  waertegens  die  van  Middelburg 
hun  opposerende,  hebben  den  bailliu  van  der  Goes  daer  ge- 
apprehendeert  en  feytehjcken  gebragt  op  den  s'graven  steen 
binnen  Middelburg.  Welken  balliu  daer  over  claegende  aen  sijn 
Extie. ,  soo  heeft  sijn  Ex*6,  daerover  geschreven  aen  de  magi- 
straet  van  Middelburg,  ten  eynde  den  voors.  bailliu  soude 
werden  gerelaxeert  en  gestelt  op  vrije  voeten ,  alle  het  welke 
bq  de  voors.  magistraet  niet  en  ja  geobtempereert ,  maer  jn 
tegendeel  den  bailliu  gehouden  jn  apprehensie,  tot  dat  eynde- 
linge,  jnden  jaere  1586  den  2  Julij,  ter  staatsche  vergaederinge 
over  dese  saeke  is  gedisponeert  ende  verclaert  bij  baer  Ed. 
Mog.,  dat  den  rentmr.  Bewesten  Schelde  alleen  is  bevoegt  om 
de  criminele  calange  over  den  eylande  van  Zuytbeverlant  ter 
judicature  vande  weth  van  Middelburg  te  doen  en ,  voor  soo 
veel  als  den  voors.  rentmr.  hier  jnne  was  geturbeert ,  weder 
herstelt. 


146 


13  Vergadering.     Iff  September  1856. 

Bibliotheek.  —  Geschied'  en  oudheidkundige  herinneringen  uit  de 
Nederlanden.  —  Registers  van  geslachtwapens  en  gestachtljjsten. 
—  leis  over  Daniel  Burchgrave  en  Prouninch  pan  Deventer.  — 
Mr.  Johan  de  Bye.  —  De  levens  en  werken  der  HoUandsehe  en 
Fkumsche  kunstschilders,  beeldhouwers,  graveurs  en  bouwmees- 
ters, van  den  vroegsten  lot  op  oneen  tijd,  door  C.  Kramm. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Van  Dr.  W.  Vrolik ,  te  Amsterdam : 

Revue  des  Sociéle*  savanies  de  la  Neérlande ,  par  W.  Vrolik. 
(Overgedrukt  uit  de  Verslagen  en  Meded.  der  Kon.  Akademie 
m»  Wetenschappen,  J/d.  Natuurkunde,  Deel  V.) 

Van  de  Bedactie:' 

Revue  des  Sociétés  savanies  de  la  France  et  de  V  dranger  publiés 
urn  les  auspices  du  Ministre  de  Vinstruction  publigue  et  des  cul- 
Us.    Tomé  I.  6«  Iivraison.     Juin  1856.     Paris  1856. 

Van  Burgemeester  en  Wethouders  der  stad  Utrecht: 

Verslag  van  den  toestand  der  gemeente  Utrecht.  1855.  Utrecht, 
1856. 

Van  Dr.  B.  G.  H.  Bomer,  te  Deil: 

Dichtstukjes  door  R.  C.  E.  Romer.    Leyden ,  1856. 

leis  over  Ruslands  Letterkunde,  door  R.  C.  A.  Romer.  (Over- 
gedrukt uit  de  Handelingen  van  het  Provinciaal  Genootschap  van 
Kunsten  en  Wetenschappen  in  Noordbrabant,  over  denjare  1855.) 

Van  den  heer  P.  A.  Leupe ,  te  Amsterdam : 

Rtykkff  Volckerisz.  van  Ooens,  buitengewoon  Raad  van  Indië. 
(Overgedrukt  uit  de  Bijdragen  van  de  Taal-  Land-  en  Volken- 
hmde  van  Neèrlandsch  Indië,  Deel  IV.) 

Van  Mr.  B.  W.  Tadama,  te  Zutphen: 

Geschiedenis  der  stad  Zutphen,  van  de  vroegste  tijden  tot  1795. 
Door  Mr.  B.  W.  Tadama.  Met  platen  en  kaart.  Arnhem  en 
Zutphen,  1856. 

XII.  J.  10 


I 


t 


146 


Van  den  Heer  J.  David ,  te  Leuven : 

Vaderlandse!*  Historie,  door  J.  David.  5e  deel.  Leuven, 
1855. 

Van  den  Heer  B.  Chalon ,  te  Brussel : 

Les  Monnaies  des  Seigneurs  de  Borkulo;  —  Monnaies  bdom 
trouvêes  en  Irlande ;  —  Imüation  ofune  monnaie  de  Haüumt, 
par  Amold  de  Stein;  —  Poids  monétifbrmes  du  midi  de  la  Francs. 
Par  Benier  Chalon.  (Extrait  de  la  Revue  de  la  numismatique 
beige,  t.  VI,  %•  série.) 

In  ruiling  ontvangen : 

Van  het  Verein  fïïr  Hamburgische  Geschichte,  te  Hamburg: 

Hamburgische  Munten  und  Medaülen.  Herausgegeben  von  emem 
Ausschusse  des  Vereins  für  Hamburgische  Qesekichte  und  redigvt 
von  O.  O.  Ooedechens.  1°  Abiheüung:  Die  Münzen  und  Medaü- 
len seÜ  dem  Jakre  1763.  Hamburg,  1843—1850.  4*.  3'  Ab- 
theilung:  Die  Brganzung  des  in  den  Jahren  1741  bis  1753  er- 
sehienenen  Langermannsoken  Hamburgischen  Münz-  und  Medaille»- 
Vergnügens.     Hamburg,  1852—1854.  4*. 

Zeitschrift  des  Vereines  für  Hamburgische  Geschichle.  Neut 
Folge.     1*  Bandes  2»  Heft.     Hamburg,  1855. 

Van  de  Kon.  Akademie  van  Wetenschappen,  te  Amsterdam: 

Verhandelingen  der  Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen. 
3«  Deel.     Met  platen.     Amsterdam,  1856.  4*. 

Verslagen  en  Mededeelingen  der  Koninklqke  Akademie  van  We- 
tenschappen. Afdeeling  Natuurkunde.  4«  Deel,  3e  Stuk  en  5»  Deel, 
le  Stuk.     Amsterdam,  1856. 

Idem.  Afdeeling  Letterkunde.  2«  Deel,  1«  Stuk.  Amster- 
dam, 1856. 

lofddas  Ecloga  et  Musae  invocatio9  Carmina  quorum  auctcri 
Johanni  van  Leeuwen  e  vico  Zegwaart  certaminis  poetici  praemum 
secundum  e  legato  Jacobi  Henriet  Hoeufft  adiudicatum  est  in  cow 
cessu  publico  Academiae  regiae  scientiarum.  Die  xin.  Maji  aam 
cioiocccLVi.     Amstelodami,  1856. 

Van  het  Provinciaal  Utrechtsen  Genootschap  van  Kunsten  en 
Wetenschappen,  te  Utrecht: 


147 


Verslag  van  het  verhandelde  in  de  algemeene  vergadering  ge- 
houden op  Dingsdag  24  Junig  1856.     Utrecht,  1856. 

Van  het  Provinciaal  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten- 
schappen in  Noordbrabant : 

Handelingen,  over  den  jare  1855.     'sHertogenbosch,  1856. 

Van  het  Indisch  Genootschap  te  's  Gravenhage : 

Handelingen  en  Geschriften.  3e  Jaargang.  2e  Aflevering,  's  Gra- 
renbage,  1856. 

Catalogus  der  boekwerken  van  het  Indisch  Genootschap  te  's  Ora- 
venhage.    's  Gravenhage ,  1856. 

Van  de  Sodété  ponr  la  recherche  et  la  conservation  des  mo- 
noments  historiques  dans  Ie  Grand-Duché  de  Luxembourg,  te 
Luxemburg : 

Puoücatume.     Année  1855.  XI.    Luxembourg,  1856.  4'. 

Van  de  Geschichts-  und  Alterthumsforschende  Gesellscbaft 
dei  Osterlandes ,  te  Altenburg  : 

Mittheilungen.  4'  Band.  1  et  2  Heft.  Altenburg,  1854  en 
1855. 

Van  het  Germanische  Museum ,  te  Nürnberg : 

Beüage  turn  Anzeiger  fhr  Kunde  der  deutsehen  Forseit,  1856. 
N*  1— £  4\ 

Geschied-  en  oudheidkundige  herinneringen  uit  de  Nederlanden. 

De  Voorzitter  brengt  ter  tafel  een  HS.  getiteld:  Geschied» 
en  oudheidkundige  herinneringen  uit  de  Nederlanden  door  J.  H. 
van  Hateren  Wz.,  in  leven  onderwijzer  te  Agelo,  onder  me* 
dedeeling,  dat  dit  HS.  aan  het  Genootschap  ten  geschenke  is 
gezonden  door  den  heer  F,  A.  Ebbinge  Wubben,  te  Staphorst. 

Wordt  besloten  het  US.  te  stellen  in  handen  van  Jhr.  C.  A. 
Bethaan  Macaré' ,  met  verzoek  daarvan  verslag  te  willen  geven. 

Regisiers  van  geslachtwapens  en  geslachüjfsten. 

Jhr.  Mr.  D.  M.  M.  van  Hangest  Baron  dTvoy,  te  Harderwijk, 
schrift  aan  het  Genootschap,  dat  de  mededeeling  van  Jhr.  G. 
A.  Bethaan  Macaré  in  de  Kronigk  van  1855,  bl.  70  en  volgg. 

10* 


148 


omtrent  het  handschrift  behelzende  de  afteekening  en  besebrij* 
ving  van  de  geslachtwapens  en  rouwborden,  die  in  de  kerken 
der  provincie  Zeeland  gehangen  hebben,  hem  aanleiding  gege- 
ven heeft ,  om  ter  kennisse  ?an  het  Genootschap  te  brengen , 
dat  hij  een  gelijksoortig  HS.  bezit,  in  7  deelen,  in  de  laatste 
helft  der  vorige  eeuw  vervaardigd  door  wijlen  zijnen  oud-oom 
den  Baron  dlvoy  van  Mijdrecht.  Het  le  deel,  getiteld  Hol- 
land, bevat  de  afteekening  der  geslachtwapens,  weleer  uitge- 
houwen of  geschilderd  op  graftomben  ,  grafzerken ,  glasramen 
enz.  in  de  kerken  te  Asperen,  Noord  wijk,  's  Hage ,  Leyden, 
Voorburg,  Naarden,  Alkmaar,  Woerden,  Schagen,  Lisse, 
Hillegom,  Heemstede,  Voorschoten,  Vianen,  Gorinchem, 
Rijswijk,  Loosduinen,  Naaldwijk,  Gouda,  Rotterdam,  Alphen, 
Maasland,  Zwammerdam  en  Schiplui;  het  2e,  getiteld  Uireckt, 
die  welke  in  de  kerken  te  Utrecht,  IJsselstein  en  op  het  huis 
te  Wulven  werden  gevonden;  het  8e,  getiteld  het  land  van 
Montfoort ,  die  in  de  kerken  van  Ravenswaay,  Waardenburg, 
Everdingen,  Golberdingen ,  Eek,  Hoevelaken,  Cuilenburg,  Bu- 
ren, Zoelmond,  Buurmalsem,  Trigt,  Beusecom,  Maurik,  Hijs- 
wijk  en  Ingen;  het  4e,  getiteld  Eemland,  die  in  de  kerken 
van  Amersfoort,  de  Vuursche,  Woudenberg  en  Benswoude; 
het  5e,  die  in  de  kerken  van  Geert ruidenberg,  Breda,  het  Gin- 
neken  en  Ter  Heide ,  het  6e,  getiteld  het  Over  kwartier,  die  in 
de  kerken  te  Bhenen,  Wijk  bij  Duurstede,  Amerongen,  Leer- 
sum,  Doorn,  Driebergen,  Overlangbroek,  Neerlangbroek,  Ko- 
thei), Werkhoven,  Houten,  Schalkwijk,  Odijk,  Bunnik,  de 
Bilt,  Blaauwkapel  en  Hagestein;  het  7e,  getiteld  het  Neder' 
kwartier,  die  in  de  kerken  te  Abcoude,  Nederhorst,  Loenen, 
Vreeland,  ter  Aa,  Breukelen ,  Maarssen,  Tienhoven,  Zuilen, 
Westbroek ,  Ameyde ,  Lopiker  Kapel ,  Jutphaas  en  Harmeien. 
Van  al  de  in  dit  HS.  voorkomende  geslachtwapens  zijn  door 
Mr.  D.  M.  M.  dTvoy  alphabetische  registers  vervaardigd,  die 
door  hem  aan  het  Genootschap  ten  geschenke  worden  aangebo- 
den, benevens  een  dergelijk  register  van  eene  hem  ook  toebe- 
hoorende  verzameling  van  MS.  geslachtregisters  ten  getale  van 


J 


149 


ruim  1100,  loopende  tot  omstreeks  het  jaar  1650,  terwijl  hij 
ach  voorts  bereid  verklaart  tot  het  geven  van  nadere  inlich- 
tingen en  uittreksels. 

hts  over  Daniel  Burchgrave  en  Prouninek  van  Deventer. 
Medegedeeld  door  Mr.  J.  van  Dam  van  Noordeloos,  te  Eot- 
terdam. 

Dat  elke  bedrage  de  gebeurtenissen  in  het  tijdvak  van  Ley- 
cester's  verblijf  hier  te  lande,  en  ook  de  personen  betreffende, 
die  toen  onder  en  met  hem  het  bestnar  uitmaakten,  welkom 
zijn  moet,  werd  teregt  meermalen  gezegd  en  aangetoond, 
onder  anderen  in  het  Tijdschrift  voor  Geschiedenis ,  Oudheden  en 
Staiuiiek  van  Utrecht,  2«  Jaargang,  1836,  bladz.  1  tot  40, 
en  205  tot  228.  Jammer  dat  in  het  laatst  genoemde  ge- 
deelte zoo  vele  schrijf-  en  drukfouten  zyn  ingeslopen,  die  later 
in  de  lijst  van  errata  van  dat  jaar  slechts  gebrekkety'k  zijn 
aangewezen  of  verbeterd.  Intusschen  is  bet  aldaar  geleverde, 
zoo  ik  vertrouw,  voldoende,  om  myne  meening  te  bevestigen , 
en  ook  om  eene  aanmerking  te  regtvaardigen ,  welke  ik  vermeen 
te  mogen  maken  op  hetgeen  door  den  Heer  Mr.  J.  A.  Grothe 
gezegd  wordt ,  bij  de  mededeeling  in  de  Kronyk  van  het  Histo- 
risch  Genootschap  van  1855,  bl.  229—238,  van  een  brief  van 
Prouninek  aan  de  stedelijke  regering  van  Utrecht  van  8  No- 
vember 1586,  alwaar  men  bladz.  230  leest:  •  Daniël  Burch- 
grave een  Vlaming,  die  uit  nederigen  stand  zich  door  eigeu 
verdienste  wist  op  te  beffen."  Het  is  waar,  deze  meening 
werd  door  de  meesten  onzer  geschiedschrijvers  gedeeld,  of 
beter,  hebben  die  elkander  veelal  nageschreven ,  zooals  in  ge* 
noemd  tijdschrift  t.  a.  pi.  reeds  is  aangemerkt,  terwjjl  tegelij- 
kertijd het  verkeerde  en  onwaarschijnlijke  daarvan  wordt  aan- 
getoond, en  tevens  bewezen,  dat  de  Burchgrave  was  van  een 
deftig  eoo  niet  adelijk  geslacht ,  en  van  eene  beschaafde  opvoeding. 
Men  leze  hetgeen  aldaar  door  wijlen  den  Heer  Mr.  W.  C. 
Ackersdijck,  wiens  belangstellende  toegenegenheid  en  vriend- 
schap ik  heb  mogen  ondervinden,    uit  onder   mjj  berustende 


150 


oorspronkelijke  stukken  is  medegedeeld  en  aangeroerd,  te  veel 
en  te  uitvoerig  om  alhier  in  zijn  geheel  te  worden  overge- 
nomen. 

Ook  ten  aanzien  van  Prouninck,  of  Prounincg  dit  de  Deeen» 
ter,  (want  alzoo  teekende  hy  zich  in  alle  de  originele  papieren 
in  mijn  bezit),  den  man  om  wien  het  den  Heer  Grothe  in 
zyne  bedrage  te  doen  is,  is  wel  waardig  na  te  lezen  hetgeen 
t.  a.  pi.,  hem  aangaande  wordt  gezegd.  Niet  alleen  wordt  er- 
kend dat  hij  te  's  Uertogenbosch  was  geboren ,  maar  tevens 
aangetoond,  dat  hy  tot  een  ond  aanzienlijk  Brabandsch  ge- 
slacht behoorde;  voorts,  dat  de  geschiedschrijver  van  Beyd 
zeer  partydig  in  zijn  oordeel  over  hem  geweest  is;  en  dat,  wat 
betreft  de  zaak,  waarover  de  inhoud  des  medegedeelden  brieft 
loopt,  het  niet  toelaten  van  Prouninck  in  de  Staten-Generaal , 
partyschap  en  eigenbelang  in  het  een  en  ander  de  dryfreren 
waren. 

Mr.  Jokan  de  Bye*    Medegedeeld  door  denzelfden. 

Naar  aanleiding  van  het  door  den  Heer  van  der  Noordaa 
ter  tafel  gebragte  HS.  van  Johan  de  Bye,  J.  U.  D.  (zie  Kronjji 
1855,  bl.  202),  kan  ik  aan  het  Genootschap  mededeelen,  dat  ik 
insgelijks  een  zeer  duidelyk  geschreven  handschrift  bezit ,  bevat- 
tende het  Stadtreght  van  B'/nmel  off Begktsplegmgke  binnen  Bommd 
gebruyckeljjck ,  andere  genaamt  't  project  van  de  Heer  Mr.  Jokan 
de  Bye,  met  menigte  van  aanhalingen  en  ren  vooyen  naast  den 
tekst  geschreven,  een  werk  dat,  naar  ik  vermoed,  thans  wel  alle 
belangrijkheid  zal  hebben  verloren.  Wat  den  steller  van  dit 
Project  betreft ,  den  heer  Mr.  Johan  de  Bye,  hy  was  zeer  den- 
kelijk een  zoon  van  Arnold  de  Bye,  Burgemeester  te  Bommel, 
en  van  Jeanne  van  Nayen.  In  de  Beschrijving  der  stad  Bommel, 
uitgave  van  1774,  bl.  76 — 77  leest  men,  dat  tJan  de  Bye, 
in  leven  Dykgraaf  en  Burgemeester  van  Bommel,  vervaardiger 
is  van  een  Latynsch  Tydvers,  op  den  brand  in  den  Toreo 
aldaar,  1538."  Hij  werd  Gedeputeerde  der  Staten  van  Hol- 
land ,  en  huwde  Wilhelmine  van  Grevendiclc ,    waarbij  hy  een 


{■ 


151 


soan  had,  Arnold  genaamd,  welke  trouwde  Margaretha  van 
Aanstel,  en  eene  dochter  Jeanne,  die  1°  huwde  Anthony 
Huygbens,  Baadsheer  in  Gelderland,  2*  Jean  de  Glummers, 
heer  van  Palestein,  insgelijks  Baadsheer  in  Gelderland.  Een 
kleinzoon  van  Johan  was  Arnold  de  Bye,  geb.  1600,  ook 
Burgemeester  te  Bommel,  Heer  van  Wayestein,  Curator  der 
hoogeschool  te  Harderwijk  en  in  1647  Bidder  der  orde  van 
8t  Michiel  van  Frankrijk,  over  wien  vooral  de  berigten  by 
H.  Bonman,  Beschrijv.  der  Geidersche  Hoogeschool  en  J.  Schel- 
tema,  Staatk.  Nederland  zijn  na  te  lezen.  Voorts  zie  men  de 
genealogie  van  het  geslacht  de  Bie  in  het  werk  van  Kok  op 
Ferwerda. 

Naar  aanleiding  dezer  mededeeling  herinnert  de  Voorzitter  aan 
de  waarde  die  welligt  dit  HS.  van  het  siadtreght  voor  de  regts- 
gesehiedenis  hebben  zal,  juist  zamengesteld  op  den  tjjd  toen 
men  overal  in  de  steden  de  regten  verzamelde  en  ordende,  on- 
der  invloed  van  de  herhaalde  bevelen  tot  inzending  der  cos- 
turnen  ter  goedkeuring.  Ook  hij  bezit  twee  folio  deelen  in 
B8  uit  het  midden  der  17*  eeuw  met  stukken  op  Bommel  en 
Bommel-  en  Tielrewaard  betrekkelijk,  doch  blikbaar  verschil- 
lend van  het  hier  vermelde  HS. 

De  levens  en  werken  der  HoUandsehe  en  Vlaamsehe  hmtiêohü- 
dert,  beeldhouwers,  graveurs  en  bouwmeesters,  van  den  vroegsten 
lot  op  onsen  tjjd,  door  O.  Kramm.  De  Heer  J.  J.  F.  Wap 
vestigt  de  aandacht  op  dit  werk,  waarvan  de  le  aflevering  door 
hem  aan  het  Genootschap  ten  geschenke  gegeven,  eerstdaags 
het  licht  zal  zien.  Het  bevat  de  geschiedenis  der  Nederland- 
scbe  beeldende  kunst,  lang  voor  Carel  van  Mander's  schrif- 
ten, en  ook  reeds  de  oudere,  zoogenaamde  Bourgondische 
school  en  vult  overigens  al  de  gapingen  aan,  waardoor  eene  ge- 
regelde historische  opvolging  tot  dus  verre  volstrekt  onmoge- 
lijk gemaakt  werd.  Van  Garel  van  Mander  af  tot  en  met  het 
slot  van  J.  Immerzeel's  bekend  werk,  ontvangt  men  vier  doe- 


len vermeerderingen,  verbeteringen  en  waar  noodig  teregtwq- 


152 


zingen ,  met  één  woord ,  aanvullingen  van  wat  er  tot  heden 
tekort  schoot  of  geheel  ontbrak  aan  de  Levens  en  Werken  der 
HoUandsche  en  Vlaamsche  kunstschilders ,  beeldhouwen,  gravsun 
en  bouwmeesters,  sedert  den  moegeien  tot  op  onsen  tjjd. 

14  Vergadering.     11  October  1956. 

Bibliotheek.  —  Traetaat  met  de  Regering  van  Algiers,  1679.— 
Geschenken  aan  den  Dey  en  Regering  van  Algiers \  1779.  — 
Brieven  van  Hooft  9  Huygens  en  Tesselschade. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen  : 

Van  den  heer  F.  A.  Ebbinge  Wubben,  te  Staphorst: 

Geschiedkundige  herinneringen  van  de  havesaihe  WdevM.  (Door 
F.  A.  Ebbinge  Wubben.)  (Overgedrukt  uit  de  Provinciale  Over* 
ysselsche  en  Zwolsche  Courant  van  30  Sept.  1855). 

Van  Jhr.  Mr.  D.  M.  van  Dusaeldorp  de  Superviile,  te  Mid- 
delburg : 

De  Hertogen  van  Orleans  uü  den  Oapetischen  koningsstam.  Door 
Mr.  D.  M.  de  Superviile.    Middelburg,  1854. 

Welkt,  kunnen  de  gevolgen  der  Oostersche  kwestie  voor  het  met- 
rendeel  der  Europesche  volkeren  en  staten  thans  syn  ?  Door  den- 
zelfden. Middelburg,  1854.  (Overgedrnkt  uit  de  Middelburg 
sche  Courant  van  11,  14  en  16  Febr.  1854.) 

Engeland  en  Frankryk,  Irankrjjk  en  Engeland.  Door  den- 
zelfden.  Middelburg,  1855.  (Overgedrukt  uit  de  Middelburg- 
sche  Courant  van  2  en  4  Nov.  1854.) 

Littérature- Histoire.  Par  D.  M.  de  Superviile.  Middel bourg, 
1855. 

Apercu  de  V histoire  de  la  Noblesse  Irancaise,  depuü  k  10 
AakU,  1792  jusgu'è  nos  jours.    Par  Ie  même.    Middelbonrg,  1865. 

In  ruiling  ontvangen : 

Van  het  Institut  archéologique  liégois ,  te  Luik : 

Bulletin  de  VInstitut  archéologique  liégois.  Tomé  II.  Liège, 
1856. 


153 


TradatU  met  de  Regering  van  Algiers,  1679.  De  Voorzitter 
brengt  ter  tafel  de  navolgende  door  den  Heer  Mr.  L.  C.  Hora 
Siccama  aan  het  Genootschap  ter  inzage  gezonden  stukken : 

1*.  Journael  ofte  Dagh-register  van  de  reyse  naar  Algier 
Tan  Thomas  Hees,  gedaan  in  't  jaar  1675.  In  2  deelen  in  4*. 
(Dit  journaal  begint  27  July  1675  en  loopt  tot  29  February 
1680.) 

%\  Tractaat  van  vrede  en  koophandel  tusschen  de  Staten- 
Generaal  der  Vereenigde  Nederlanden  en  de  Begering  van  Al- 
giers, 30  April  1679  gesloten  door  bemiddeling  van  Thomas 
Hees  en  Jaoob  de  Paz,  Commissarissen  van  H.  Ho.  Mog.,  in 
de  Fransche  taal,  geratificeerd  door  H.  Ho.  Mog.  29  Julij  1679, 
op  perkament,  met  het  groot  zegel  van  Staat,  uithangende  in 
roode  was; 

3*.  Brief  van  H.  Ho.  Mog.  aan  Hadgi  Mahomet,  waarbij 
Thomas  Hees  wordt  gecommitteerd  om  te  handelen  over  de 
lossing  van  slaven,  10  April  1683; 

4*.  Brief  van  H.  Ho.  Mog.  aan  Baba  Hassan  over  hetzelfde 
onderwerp. 

Na  lang  aanhouden  der  beide  Commissarissen  Thomas  Hees 
en  Jacob  de  Paz  werd  den  30  April  1679  een  tractaat  tus- 
schen de  Begering  van  Algiers  en  hunne  Hoog  Mogenden  ge- 
troffen, welk  verdrag  onder  goedkeuring  van  de  Staten-Gene- 
raal  door  gemelde  Commissarissen  werd  geteekend.  Het  ter 
tafel  gebragte  verdrag,  met  de  handteekeningen  van  D.  van 
Wgngaerden  als  Voorzitter  en  H.  Fagel  als  Griffier  der  Sta- 
ten*Generaal ,  is  volgens  Kluit,  Historia  Foederum  Belgii  Foe~ 
deraü,  pan  IL  p.  182,  te  vinden  in  het  Qroot  Plakaatboek, 
III.  1406,  en  den  HóOanUe  Mereurwi  (1679)  bl.  125—134 
en  bovendien  nog  in  vier  andere  verzamelingen.  Thomas  Hees 
heeft  in  bet  bovengenoemde  journaal  van  zijne  reis  naar  Al- 
giers omtrent  het  sluiten  van  dit  verdrag  het  volgende  aange- 
teekend : 

Satnrdag  den  29  dito  (April  1679).  Schoon  weder.  Met 
den  dag  opgestaan  om  ons  gereet  te  maacken  tot  het  solem- 


154 


niseeren  vant  opgeregte  tractaet  opt  'e  koning*  huys.  Dedou- 
aen  vergadert  zijnde  op  haer  ordinaire  üjt,  bragt  veel  tljta  toe 
voor  aleer  wij  aldaer  compareerden.  Ontrent  agt  uuren  ver- 
scheenen  wij  aldaer  voor  Baba  Hassan  alleen,  zijnde  de  dou- 
ane reets  vertrocken.  Naar  vriendlijke  groetenisse  van  beyde 
de  tijden,  versogten  wij  hem  de  laaste  hant  aant  werk  te  leg- 
gen ;  liet  ons  ondertusschen  aen  een  zijde  vertreken  (?)  dat  de 
douane  wederom  geroepen  wierde;  in  derselver  presentie  ver* 
haalde  hij  B.  H.  (Baba  Hassan)  het  sommier  vant  tractaat  en 
de  redenen  die  haar  gouverneurs  beweegt  hadden  om  met  ons 
in  onderhandelinge  te  komen;  ook  waarom  met  de  Engelsen 
niet  was  gehandelt.  D'Aga  Kajah-bolooks ,  nevens  alle  hoge 
en  lage,  die  in  grote  menigte  aldaar  tegenwoordig  waren, 
hoorden  dit  aan  met  groot  genoegen  en  riepen  eenpaarigh 
daarop  ja.  Het  was  genoegzaam  te  bespeuren  aan  haar  gelaat, 
dat  het  een  bleyde  tijdinge  was ;  geduerende  dese  zqnne  oratie 
quamen  wij  wederom  daer;  voort  volk  passeerende,  groeten 
wy  haar  beleefdelijk.  B.  Hassan  schoenen  de  woorden  met 
een  goede  gratie  af  te  gaan.  Geeyndigt  hebbende  groete  ik 
hem  en  alle  de  vooraansittende  en  liet  zeggen  wij  nn  gereet 
waaren  om  te  teykenen  en  te  zegelen;  daarop  wierde  de 
papieren  int  Turx  en  Frans  van  een  inhoat  verwisselt,  en 
teykende  ik  d'  eerste ;  de  Paz  excuseerde  om  den  sabbath  en 
nam  aan  op  morgen  te  teykenen;  doen  teykende  een  van  de 
bezittende  secretarissen  voor  den  Basscha,  Duletly,  B.  Hassan 
en  Aga.  Vervolgens  de  papieren  overgelangt  aan  Adgi  Me- 
homede  de  moorse  tolk  om  te  zegelen.  Doen  zeide  B.  Has- 
san men  zoude  het  fatha,  dat  is  Godts  heylige  naam  daar- 
over aanroepen,  daarover  zeggen.  Dit  wierde  alsoo  met  luyde 
stem  en  opgeheven  handen  volbragt.  Doen  wenschten  wij 
malcander  gelnck,  en  groete  van  verre  alle  d'omstanders  en 
zitters.  Baba  Hassan  reitereerde  eenige  maaien  dat  hy  nn 
van  zynne  kant  alles  hadde  gedaan,  selfs  zoo  als  ik  het 
verstonde,  dat  het  nu  mij  toequam  mijn  werk  daarvan  te 
maecken,  en  dat   hij   my   alles   liet   bevoolen   zyn;  tot  ant- 


1S5 


woort  dat  ik  voor  mij  attijt  hem  verschuldigt  bleef  voor 
alle  beleefde  en  vriendelijcke  bejegeningen.  Wat  aangong  de 
rast,  dat  ik  hem  wel  konde  toeeeggen  bij  mijn  Cavalleros 
woort  bet  alderbeste  tot  uytwerkinge  van  de  zaak  te  zullen 
doen.  Hierop  wierden  wederom  versogt  ons  op  een  zeide  te 
begeven,  terwijl  de  papieren  gezegelt  zouden  worden.  Daarna 
qoam  de  moorse  tolk  ons  haaien,  om  het  principaal  en  oopjje 
aathentik  uyt  de  bant  van  Baba  Hassan  t'ontfangen.  Dese 
geschriften  met  beleeftheit  overgelangt  en  met  een  vriendelijk 
gelaat  aengenomen,  namen  afscheyt  en  gongen  midden  door 
den  hoop  deur.  Hier  op  ging  de  Paga  weder  voort.  Eenige 
Algerenen  quamen  aanstonts  ons  feliciteren;  het  tractaat,  soo 
wel  turx  als  frans  is  geteykent.    Enz.  enz. 

Sondag  den  80  dito.  Regen;  een  groot  gewoel  onder  de 
staaren.  De  Engelsen  tegens  de  Hollanders  otnt  seerst.  De 
Paz  beeft  geteykent.     Enz.  enz. 

Wat  overigens  dit  journaal  verder  betreft,  is  het  van  dag  tot 
dag  naanwkeurig  aangehouden,  doch  niet  van  dat  belang  om 
uitgegeven  te  worden,  als  zijnde  opgevuld  met  aanteekeningen , 
waarvan  voor  de  geschiedenis  (uitgezonderd  zoo  ver  die  betrek- 
king beeft  op  dit  verdrag)  minder  party  te  trekken  is.  De  brief 
omtrent  dien  vrede  door  de  regering  van  Algiers  aan  hnnne 
Hoog  Mogenden  geschreven,  omtrent  het  midden  van  de  maand 
Babia  Elouel  in  het  jaar  1090  der  Hegira,  staat  in  den  ge- 
melden  HoüanUe  Mercwiu*  (1679)  p.  182—134.  Na  het 
sluiten  van  dit  verdrag  hadden  hunne  Hoog  Mogenden  eenen 
Jacob  Tollius  tot  Consul  te  Algiers  aangesteld ,  terwyl  de  Com- 
missarissen Hees  en  De  Paz ,  na  de  ratificatie  weder  stonden  te 
vertrekken,  doch  reeds  in  Januarij  1680  kwam  van  gemelde 
Commissarissen  het  berigt,  dat  de  regering  van  Algiers  den 
vrede  niet  wilde  aanvaarden,  voor  dat  bet  geschut,  zjjnde  acht 
metalen  stukken  van  40  pond  met  affuiten  en  toebehooren, 
mitsgaders  eenige  kogels  en  kruid,  welke  door  den  Gouverneur 
Baba  Hassan,  als  eene  vereering  bedongen  waren,  te  Algiers 
zoodon   zijn   aangekomen.    De   beide   Commissarissen  vonden 


156 


zwarigheid  dit  verzoek  in  te  willigen ,  doch  ziende  dat  de  re- 
gering op  dit  punt  bleef  vasthouden ,  hebben  zij  het  ten  laat- 
ste toegestaan.  De  gemelde  Commissarissen  vertrokken  naar 
Livorno  en  Tollius  bleef  te  Algiers.  Deze  kon  het  echter  op 
den  duur  met  de  Algerijnen  niet  vinden,  zoodat  de  regering 
van  Algiers  in  het  begin  van  Julij  1680  een  brief  aan  hunne 
Hoog  Mogenden  zond ,  met  verzoek  dat  zij  den  Consul  wilden 
terugroepen  en  een  ander  in  zijne  plaats  benoemen.  Daar  dit 
echter  zoo  spoedig  niet  kon  geschieden,  werd  Jaoob  de  Paz 
die  te  Livorno  was  gebleven,  weder  bij  provisie  gecommit- 
teerd, tot  dat  de  Staten -Generaal  zekeren  Karel  Alexander 
van  Berck  daartoe  gekozen  hadden  ').  De  meergemelde  Jacob 
Hees  werd  later,  ingevolge  onderstaanden  brief  aan  Hadgi 
Mahomet,  tot  lossing  der  slaven,  ingevolge  het  l$e  artikel 
van  het  verdrag,  nogmaals  naar  Algiers  afgevaardigd.  Een 
gelijktijdig  schrijven  en  van  denzelfden  inhoud  werd  ook  aan 
den  gouverneur  van  Algiers  Baba  Hassan  gezonden.  Het  luidde 
aldus : 

Doorlugtigste  en  Excellentsten  Heere! 

Wij  hebben  huyden  gecommitteerd  ende  aangestelt  den 
erentvesten,  vromen,  discreten,  onsen  Lieven  getrouwen  Tho- 
mas Hees,  om  in  qualiteit  als  onsen  Commissaris  met  ende 
nevens  onsen  Consul  van  Berk,  het  werk  van  de  bewuste  los* 
singe  der  slaven  aldaar  t'effectueren ,  ende  denselven  onder 
anderen  in  last  gegeven,  Uwe  Excellentie  in  onsen  name  ende 
van  onsentwegen  particulierlij k  te  begroeten  ende  aan  deselve 
te  betuygen  de  zonderlinge  begeerte  die  wij  hebben  om  Uwe 
Excellentie  dienst  te  doen,  ook  wijders  te  versekeren  van  d'on- 
veranderlyke  wille  ende  genegentheit  die  wij  hebben  omme 
d'opgeregte  ende  herstelde  oude  goede  vrundschap  ende  ge- 
wenschte  vrede  van  onser  zijde  niet  alleen  heiliglijk  te  doen 
nakomen ,  maar  ook  meer  en  meer  voort  te  setten  ende  te  be- 

1)  Zie  Eollandte  Mercuriu*  van  1680,  bl.  162—165. 


157 

vestigen.  Wij  hebben  derhalven  niet  willen  nalaten  Uwe  Ex- 
cellentie gantsch  vrundtlijk  te  versoeken,  dat  deselve  den  voor- 
noemden onsen  Commissaris  niet  alleen  gunstig  gehoor  ende 
sodanigh  gelove  wille  geven  als  ons  selven.  maar  dat  ook 
Uwe  Excellentie  met  sijn  veel  vermogend  credit  hem  int  uyt- 
voeren  van  sijn  aanbevolen  last  alle  hulpe  en  faveur  gunstehjk 
gelieve  te  bewijsen;  hetwelke  bij  alle  voorvallende  gelegenthe* 
den  wij  met  alle  goede  officien  ende  toegeneigden  wille  zullen 
tragten  t'erkennen ,  in  verwagtinge  van  't  welke  ons  gantsch 
vrundtlijk  jegens  Uwe  Excellentie  erbiedende,  sullen  wij  den 
Almogenden  God  bidden, 

Doorlugtighste  en  Excellentsten  Heere,  Uwe  Excellentie  te 
willen  houden  in  sijne  bescherminge.  In  den  Hage  den  10. 
April  1682. 

Uwe  Excellenties 
goede  vrunden, 
De  Staten  Generaal  der  Vereenighde  Nederlanden, 
De  Weede,   V*. 
Ter  ordonnantie  van  deselve, 
Onderschrift:  H.  Fagel. 

Heer  Hadgi  Mahomet. 

Geschenken  aan  den  Dey  en  Regering  van  Algiert,  1779.  Me- 
degedeeld door  Jhr.  C.  A.  Kethaan  Macaré.  Dat  de  vriend- 
schap met  de  Regering  van  Algiers  voormaals  vrij  duur  te 
staan  kwam,  kan  blijken  uit  de  volgende  onder  mij  berustende 
Notitie  van  ingekogte  presenten  voor  den  Dei  en  Regeering  van 
Jlgier*  van  den  jare  1779. 

'  Jaarlijksche  presenten. 

}  Bij  de  kooplieden  van  der  Wallen  en  van  Vollenhoven : 

!  6  cabels  a  14    d»  120  v» 

f  6  dito  ,  12      .   120   . 

25  paardelijnen  ,     4$    #    120  v™ 
ISO  jjzer  trossen  van  32  dm  tot  16  incluis 


158 


230  wiel  trossen  van  14  d»  tot  5  draan 

Bedragende  in  gewigt  122138  «  a  ƒ54  't.  s.  «  ƒ  21984-17 

Bq  de  overgelegde  bewijzen.  af  1  pCt.        219-1 7 


ƒ21765- 


Bij  de  wed.  C.  T.  Snellen: 
18000  9  grof  buskruit 
2000  g  fijn      dito 

20000  «  a  ƒ  38  p*  100 ƒ  7600 

af  1  pCt. 76 

ƒ7524 
180  vaatjes  van  100  &  22  st.  ƒ  198 
40     dito       ,      50    ,    15    0  -     30 

-     228 

ƒ7762  — 

Bij  de  kooplieden  T.  Bisdom  en  Zoonen: 
100  rollen  Hollands  zeildoek  a  ƒ  36  de  rol     ƒ  3600 

af  1  pCt. 36 

ƒ3564— 

Den  2  equipagem*.  N.  A.  Meyners: 
200  nieuwe  gerande  docaten  b\j  den  Muntmr. 

de  Bnk  te  Dordrecht  ingekogt  a  ƒ  5-5-8  ƒ  1055  — 
Voor  eenig  porceujn  door  denzelven  bij  S. 

Faber  ingekogt ƒ  272-5  — 

En  wegens  onkosten  en  verschotten -  118-6  — 

7~1445-11 

Den  makelaar  L.  van  Zwqndregt: 
Voor  betaalde   praemie   van  assurantie  op 
goederen   pr.   'sLands  fregat  van  oorlog 
Castor  cap.  P.  Melvill 

ƒ  46320  a  3  pCt  ƒ  1359-12 

NB.  Zijnde  deeze  assu-  polis -         3-10 

rantie  geschied  voor  zegel -  12 

't  gevaar  van  de  zee.  ƒ    1363-14 

ƒ  36890-  I 


159 


Consulaire  praesenten. 
By  de  kooplieden  A.  Musketier  en  Zoonen : 
59J  ellen  violet  couleur  laken  } 
39     ,    poncon  rood     ,      £  154J  ellen  a  ƒ  6  p*  el  ƒ  927  - 


56     ,    frans  blaauw 
58  J  ellen  carmoisin 


1 


57 
55 
59 
63 
53 
62 
58 

*7i 

28 


poncon  rood 
capucine  coul* 
frans  caneel 
paille 

feuille  morte 
donker  groen 
frans  blaauw 
saxis  groen 
violet 


346*  eUena/6  prei  -  1727-10 


175  ellen  a  4). 


789-15 


/  8444-  5 
af  4  pCt.  rabat  -     137-15 


Voor  't  pakken  &  emb ƒ  22-  5— 

,     16   toiletten  a  20  at.  -  10-    — 
.       3       d*        a  15  st.  -     2-  5— 


ƒ  3306-10 


Bij  den  koopman  K  Gillot: 
Ui  ellen  goude  grond  gebl.  flau.  a  ƒ  82  — . 

22—. 
13—. 

-  9—, 

-  9—. 

-  4-12. 


16 

16 

24i 

16 

60 


,         0       zilver  stof 
poncon  zilver  canelle  stof 
wit  zilver  en  eoul.  stof 
groen  goud  &  coul'.  d°. 
carmoeyn  damast 


af  1  pCt 


ƒ  1720-10 
-      17-  4 


/  1708-  6 
By  de  kooplieden  de  wed.  Grand  Laine  &  C°: 
1  frans  goude  4  coulr  rept.  horologie  met  ran- 
den en  diamante  wijzers  ƒ890 — 


160 


1  dito  dito  ƒ860— 

1  dito  zonder  diamanten   -  220 — 

1  dito  Engelsche  gladde  met  dubbelde  kast..  -  310— 

4  dito  goude  gladde  Eng.  houbl.  a  /  110  ...  -  440— 

1  dito  frati8  geëmaill.  met  diaraante  wijzers.  -  127 — 

2  dito  gequillocheert  zonder  diamanten  a/ 100.  -  200— 
1  dito  frans  zilvere  groene  buite  kast *    33 — 

T2080- 

B\j  A.  en  S.  Boas : 
Een  ring  bezet  met  een  fraaye  roos,  weegende 

9}  grein,  geëntoureert  met  28  klijne  roosjes.  /  700  — 

Bij  Barent  Symons : 

3  porcelijne  thee  senriesen  ƒ70    — 

Bij  Maria  de  Koninck: 

1  pr  'U  wit  Haarlems  lijnwaad  521  ellen. 
1    ,  dito  50      , 

1    ,  dito  514    * 

1    ,  dito  494    , 

2034  ellen 
a/85  st.  pr  el  ƒ356-  2-  8 

af  1  pCt -      3-11-  8 

Bij  Pieter  Bitter :  ƒ  352-11 

1  geentonreerde  ring a  ƒ  880  — 

1  dito    -270  — 

1  dito    -  166  — 

1  dito    -  134  — 

Provisie  van  1  ring  door  Boas  verkogt  7  — 

ƒ  957  - 
Bij  A.  J.  van  Bavesteyn : 
1  vat  met  166  pr.  candij  brooden  568  Q  a  22  ƒ  312-8 

af  3  pCt.     -      9-8 
ƒ803  — 
een  vat    -      2-10 
Btf  Cornelis  de  Langen  :  ƒ  305-10 

35  «  fijne  Heyzan  thee  a  ƒ5  *t« ƒ  125  — 


161 

35  pond*  bossen a  5  st.  p.  stuk  /      6-5 

aoudeeren  van  25  bossen -     13  — 

1  kisje  met  baleeren -      1-10 

ƒ  138-  8 
ƒ  9642-15— 
De  groote  praesenten  bedragen  ƒ  35890-5  — 

De  Consulaire -    9642-15— 

ƒ  45533  

Brieven  van  Hooft,  Huygens  e*  Tessélsehade.  De  heer  Mr. 
J.  A.  Grothe  vertoont  eene  door  hem  aangekochte  verzameling 
van  eigenhandige  brieven  van  Pieter  CorneliBzoon  Hooft,  Con- 
stantijn  Huygens  en  Tessélsehade  Boemers,  en  deelt  daarbij 
mede,  dut  deze  brieven  van  Hooft,  door  G.  Brandt  uitgege- 
ven ,  juist  diegene  zyo ,  welke  aan  de  te  Leyden  en  te  Am- 
sterdam berustende  verzamelingen  ontbreken. 

15  Vergadering.     25  Oetober  195*. 

Bibliotheek.  —  Eene  bijdrage  tot  de  geschiedenis  van  den  bouw  van 

Iden  Dom  te  Utrecht.  —  Charter*  uit  de  13*  eeuw,  verzameld 
door  A.  van  Buchett. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
i         Van  den  heer  G.  Kuyper  Hz.,  te  Muiden: 
'  Assyrie.    De  Assyrisch-Iranische  Mogendheid.    (1250  tot  500 

|      /.  v.  Chr.)    Naar  de  denkbeelden  van  Jacob  Kruger  voorgesteld 
f      door  G.  Kuyper  Hz.    Amsterdam ,  1856. 
■  Van  Mr.  J.  Dirks,  te  Leeuwarden: 

Een  reisje  van  Leeuwarden  naar  Wezel  %  Kleef  enz.  en  terug  9 
m  1770,  door  vier  Leeuwarders  gedaan ;  bjj  uittreksel,  meteenige 
I        santeekeningen ,   uit   het   HS.    Dagverhaal  daarvan  van  Bobertus 
Dittelbloem,  medegedeeld  door  Mr.  J.  Dirks.    (Overgedrukt  uit 
den  Friesche  Volksalmanak  voor  1857.) 
Van  Dr.  J.  J.  F.  Wap ,  te  Utrecht : 
XII.  J.  11 


162 


Astrea,  Maandschrift  voor  schoone  kunst,  wetenschap  en  lette- 
ren %  verzameld  door  Dr.  Wap.  6«  Jaargang,  1856—57.  1'Afl. 
Utrecht. 

In  ruiling  ontvangen : 

Van  Curatoren  van  het  Athenaeum  illustre,  te  Amsterdam: 

Catalogus  van  de  bibliotheek  der  stad  Amsterdam.  Eerste  ge- 
deelte.   Amsterdam,  1856. 

Eene  bijdrage  tot  de  geschiedenis  van  den  bouw  van  den  Dm 
te   Utrecht.     Medegedeeld  door  Jhr.    Mr.   B.  J.  L.  de  Geer. 

Omtrent  den  bouw  van  den  Dom  te  Utrecht  vindt  men 
slechts  enkele  berigten  bijeenverzameld  bij  Matthaeus,  Funda- 
tiones  et  fata  eccles.t  I.  p.  6;  Blondeel,  Beschrijving  van  Utrecht, 
p.  318;  Van  Heussen,  Historia  Episcop.,  p.  58  en  anderen, 
die  welligt  nog  van  elders  konden  en  verdienden  aangevuld  en 
vermeerderd  te  worden.  Zoo  weten  wij,  dat  bisschop  Hendrik 
van  Vianden  in  1254  eenen  nieuwen  en  grootschen  bouw  be- 
gon, dien  hij  echter  niet  voltooide,  zie  Beka,  p.  88,  92.  Heda, 
p.  214,  en  die  ook  onder  z\jn  opvolger  Johan  van  Nassau  niet 
werd  voltooid.  Geen  wonder  trouwens ,  daar  onder  dezen  de 
toestand  van  het  bisdom  ver  van  voorspoedig  was  en  hg  de 
geldmiddelen  uitgeput  achterliet,  toen  hq  in  1288  van  zijne 
waardigheid  afstand  deed.  Zyn  opvolger  Jan  van  Zyrick  schjjnt 
echter  terstond  het  plan  te  hebben  opgevat  den  bouw  begonnen 
door  Hendrik  van  Vianden  voort  te  zetten  en  te  voltooqeo, 
althans  hjj  wist  een  brief  te  erlangen ,  die  hem ,  zoo  bij 
hoopte,  de  middelen  zou  verschaffen,  daarmede  voort  te  gaan. 
Het  is  deze  brief,  dien  wy  uit  het  origineel,  waaraan  nog  de 
twintig  zegels,  bijna  ongeschonden,  aan  zijden  staarten  afhan- 
gen ,  hier  willen  mededeelen : 

Universis  christo  fidelibus  ad  quos  pervenerit  hec  scriptors 
Philippus  Salernitanus ,  Theocristus  Adrianopolensis ,  Petrus 
Arborensis  et  Johannitius  Mokicensis  divina  miseratione  Archi- 
episcopi ;  Gimbaldus  Ymolensis ,  Jacobus  Maraitanius ,  G uiliel* 


J 


163 


mos  Callensis ,  Maurus  Ameliensis  ,  Bonifacius  Bosoniensis , 
Simon  Assisinas,  Bartholomeus  Senetanus,  Waldebrunnus  Avel- 
IpoeDsb ,  Romanos  Troeusis,  Emundus  Turiensis,  Maroellinus 
Turtibolenais,  Henricus  Tridentinus,  Bonifacius  Parentinus,  Bar- 
tholomeus Grossetanus,  Philippus  Fesulanus,  Perronus  Larmen- 
sia,  Leotherius  Vesulanus  et  Conradus  Tullenais  Episcopi.  Salutem 
in  domino  sempiternam.  Licet  is  de  cujus  munere  fenit  ut  sibi  a 
suis  fidelibus  digne  ac  laudabüiter  serviator,  de  abundantia  pie- 
tatis  sue  merita  supplicam  excedens  et  vota  bene  servientibus 
qralto  majora  tribuat  quara  valeant  promereri.  Desiderantea  tarnen 
raddere  domino  populum  acceptabilem  fidele»  Christi  ad  com* 
plaoendum  ei  quibusdam  alleeturis  muneribus,  indnlgentiia  vi- 
delicet  et  remissionibus  invitamus  ut  exinde  reddantur  divine 
gratie  aptiores.  Cupientes  igitur  at  ecclesia  scti  Martini  Cathe- 
dralis  Trajectensia  congrnis  honoribua  frequentetur,  que  pro 
oiroia  vetustate  indiget  reparatione  et  in  aliqnibns  partibas  de 
novo  opere  magis  suroptuoso  constrnitar,  nee  illi  proprie  sap- 
petant  facultates,  per  quas  hujusroodi  reparatio  vel  at  illud  lau- 
dabile  opus  de  novo  concept um  possit  consummari,  monemua, 
rogamua  et  in  domino  exortamur  quantum  de  bonis  vobis  a  deo 
collatis  pias  eleroosinas  et  grata  caritatis  subsidia  ad  illud  opus 
laudabile  erogetis  ut  per  veatram  sabventiooem  possit  plenarie 
consummari  et  vos  per  hec  et  alia  bona  que  domino  inspirante 
feceriti9  adipisci  possitis  vitam  etermam.  Nos  de  ononipotentis 
J  dei  misericordia  et  beatorum  Petri  et  Pauli  apostolorum  aucto- 
ï       ritate  confisi   omnibus  vere  penitentibus  confessis  qai  suas  fa- 

tcoltates  ad  fabricam  dicte  ecclesie  causa 
devocionis  accesserint  seu  in  extremis  laborantes  quicquam  fa- 
I  coltatum  suarum  legaverint  dicte  ecclesie  singali  singulis  sin- 
golas  dierum  quadragenas  de  injunctis  sibi  penitenciis  dummodo 
i  consensus  diocesani  ad  id  accesserit,  misericorditer  in  domino 
|  relaxamos.  In  cujus  rei  testimonium  presens  scriptum  sigillo- 
{  ram  nostrorum  munimine  duximus  roborandum.  Datum  Romae 
anno  domini  MCCLXXXVIII  anno  pontificatus  domini  Nicho- 
lai  pp  IIII  anno  primo. 

!!• 


164 


Hieruit  blykt  das  dat  men  toen  nog  aanzienlijke  verfraaijin- 
gen  en  vergrootingen  van  den  Dom  voorhad.  Evenwel  schijnt 
het  niet,  dat  men  de  voorgenomen  werken  in  dien  omvang 
heeft  uitgevoerd.  Of  was  het  novum  opus  het  bouwen  van  den 
toren  ?  Het  duurde  echter  nog  tot  1322  voor  men  er  mede 
aanving. 

Ckarten  vit  de  18*  eeuw,  verzameld  door  A.  van  BucM. 
Medegedeeld  door  Jhr.  J.  J.  de  Geer.  Onder  de  vele  H8S.  van 
den  geleerden  Arnold  van  Buchell ,  berustende  op  het  provin- 
ciaal archief  van  Utrecht,  behoort  eene  belangrijke  verzameling 
afschriften  van  verschillende  charters  met  de  afbeeldingen  der 
zegels. 

Als  eene  proeve  daarvan  dient  de  volgende  lyst  van  deels 
nog  onuitgegevene  oorkonden,  vervat  in  een  HS.  in  folio,  ge- 
titeld Proóatorum  lieer  L 

Anno  1199.  Diederik,  graaf  van  Holland,  en  gravin  Aleid 
bevestigen  de  kerk  van  St.  Maria  te  Bgnsburg  in  het  bezit  da 
goederen,  haar  geschonken  door  gravin  Petronella  en  haren 
zoon  Diederik.     (Zegel). 

1230  ?.  Arnold  ,  abt  van  Egmond ,  ontslaat  eenige  dienst- 
lieden  der  abdq  van  het  regt  van  keurmede. 

1139.  Paus  Innocentius  neemt  de  abdij  van  Egmond  en 
die  van  Bijnsburg  onder  zijne  bescherming. 

1262.  Bevestiging  van  de  gift  van  een  tiend  aan  de  abdjj 
van  Bodelo. 

1268.     Floris,  graaf  van  Holland,  geeft  het  patronaatregt  der 
kerk  van  Leiden  aan  het  Duitsche  huis  te  Utrecht.    (Zegel). 

1265.  Hendrik,  bisschop  van  Utrecht,  verheft  eenige  eigen- 
hoorige  lieden  der  kerk  van  St.  George  te  Amersfoort  tot  den 
vryen  dienstmansstand. 

1277.  Johannes ,  bisschop  van  Utrecht,  beveelt  aan  zijnen 
maarschalk,  om  het  klooster  van  Oostbroek  te  handhaven  in  het 
bezit  der  aan  hetzelve  geschonkene  tienden  van  Dinslo  in  Trintvelt 

1279.    Godefried  van  Zeyst,    ridder,  Johaunes,  zijn  zoon, 


16» 


Akid  en  Hildegond,  zijne  dochters,  geven  aan  het  klooster  van 
Oost  broek  eenen  watergang  (waardoor  de  curtis  Stoetwegen  haar 
water  leidt  in  den  Rijn)  en  eenige  tienden  in  eigendom,  bij 
gelegenheid  van  de  inkleeding  van  Petronella  van  Zeyst,  doch» 
ter  van  Godfried  voornoemd. 

1278.  Arnold  van  Amstel,  ridder,  verklaart  zich  gehouden, 
om  op  bepaalden  tijd  aan  het  klooster  van  Oostbroek  50  Utr. 
8,  met  5  68  rente,  te  betalen,  wegens  den  koop  van  goede* 
ren  der  abdy ,  in  het  Gein  gelegen. 

1250?.  De  Boomsch-koning  Willem  handhaaft  de  Utrecht- 
sche  burgers  in  het  bezit  hunner  goederen. 

1248.  Dezelfde  begiftigt  de  abdq  van  Egmond  roet  20  ma- 
ten graan  uit  zyne  tienden  te  Texel  en  bevestigt  haar  in  hare 
regten  en  bezittingen. 

1290.  Testamentaire  beschikking  van  Diederik,  priester  in 
Aekersloot. 

1239.  Arnold,  abt  van  Egmond,  oorkondt,  dat  hij  op  be- 
paalde voorwaarden  eene  gift  van  3  8  enz.  heeft  ontvangen. 

1252.  Lubbert,  abt  van  Egmond,  verkoopt  eenige  goede- 
ren voor  schulden. 

1266.  Nicolaas,  abt  van  Egmond,  vrydt  eenige  aan  de 
abdij  eigenhoorige  lieden. 

1236.  Otto,  verkoreo  bisschop  van  Utrecht,  bekrachtigt  de 
overdragt  van  Slachmaat  aan  de  kerk  van  St.  Jan  te  Utrecht. 

1050.  Bernold,  bisschop  van  Utrecht,  bevestigt  de  abdjj 
van  St.  Paulus  te  Utrecht  in  het  bezit  der  goederen,  haar  door 
spe  voorgangers  geschonken. 

1290.  Stephaan  van  Sulen  beleent  Harman  Dapper  van 
der  Strepen  met  goederen,  welke  diens  vader  had  gehouden  in 
leen.     (Zegel). 

1287.  Johannes,  hertog  van  Brabant  enz.,  geeft  aan  de 
stedelingen  van  Gorinchem,  ter  wille  van  Joh.  van  Arkel, 
ridder,  tolvrijdom  in  zqne  landen. 

1199.  Diederik,  graaf  van  Holland,  en  gravin  Aleid,  zijne 
gemalin,  oorkonden   den  verkoop  van  land  binnen  Pendrecht. 


186 


1881  Floris,  graaf  van  Holland,  herstelt  z^jne  onderdanen 
tusschen  Schie  en  Goude  in  hunne  oude  dijkregten. 

1217.     Stichting  eener  kerk  in  het  Grein. 

1277.  Simon  van  Haarlem,  ridder,  oorkondt,  dat  het  hem 
en  anderen  aangenaam  zal  zijn ,  dat  Joh.  Bollandt  eenig  land 
verkoope.     (Zegel). 

1269.  Joh.  van  Arkel ,  schildknaap,  en  Otto  van  Arkel, 
ridder,  onderwerpen  hunne  geschillen  met  het  kapittel  ran 
den  Dom  te  Utrecht ,  omtrent  de  tienden  van  Oostenrijk  en 
Hokelhem  en  het  patronaatregt  der  kerken  aldaar,  aan  de  uit- 
spraak van  scheidslieden. 

Zonder  jaartal.  Goderried,  bisschop  van  Utrecht,  oorkondt 
omtrent  een  verschil  tusschen  hem  en  den  graaf  van  Holland, 
betreffende  de  vrije  lieden  van  zijn  Sticht. 

1263.  Hendrik,  bisschop  van  Utrecht,  oorkondt  over  goe- 
deren te  Darthuizen ,  onder  Doorn ,  geschonken  aan  de  abdij 
van  St.  Servaas  te  Utrecht. 

1292.  Verzoekschrift  der  gebroeders  Ro  U>lf  en  Hendrik  Kok, 
ridders,  om  de  bediening  der  kerk  van  Heteren  voor  een  vriend, 
geadresseerd  aan  het  kapittel  van  St.  Marie  te  Utrecht.  (2  Zegels). 

1280.  Nicolaas  van  Gats  neemt  in  pacht  van  het  kapittel 
van  St.  Marie  het  geregt  en  de  tins  van  Lopik  en  den  tiend 
in  Boenrepas.     (Zegel). 

1279.  Diederik  Lam  neemt  in  pacht  van  het  kapittel  van 
St.  Marie  eene  halve  hoeve  onder  Leersum.     (2  Zegels). 

1280.  Het  kapittel  voorn,  geeft  in  pacht  aan  Willem  Uter* 
mathe  eenige  goederen  onder  Odijk. 

1289.  Brief  van  den  graaf  van  Seyn  aan  het  kapittel  van 
St.  Marie  te  Utrecht  over  een  verschil  omtrent  de  goederen 
des  kapittels  in  Bedendorpe.     (Zegel). 

1279,  1219.  Johannes  van  Alblas,  Hendrikszoon,  neemt 
de  tienden  van  Dekenspolder  ouder  Alblas  in  pacht  van  het 
kapittel  van  St.  Marie  te  Utrecht ,  op  gelijke  manieren  als 
Otto  van  Alblas  en  Badel  of  Badelog,  diens  gemalin,  ze  voor- 
maats  gehouden  hadden. 


w 


1268.  Diederik  van  Eraeze  neemt  in  pacht  van  bet  kapit- 
tel van  St.  Marie  goederen  in  Osterhove.  (4  Zegels,  waaronder 
dat  van  Harderwijk). 

1251.  Willem  van  Brederodc,  ridder,  neemt  in  pacht  van 
het  kapittel  voorn,  de  helft  der  tienden  in  Papend  recht. 

1275.  Het  kapittel  voorn,  geeft  in  pacht  het  land  in  8trij- 
lant,  hetwelk  Gerard  van  Voorne,  ridder,  van  hetzelve  vroe- 
ger gehouden  heeft. 

1202.  Bepalingen  van  het  kapittel  van  St  Marie  omtrent 
het  gebruik  der  opeugevallen  praebenden  enz. 

1280.  Uitspraak  van  Floris ,  graaf  van  Holland ,  omtrent 
eene  wetering  onder  Lopik. 

1272.  Haveze,  ridder,  van  Wgk,  geeft  aan  zyne  gemalin 
Sophia  eenige  goederen  onder  Koten ,  in  ruil  met  goederen  in 
Gelmathe,  welke  door  hem  in  pacht  ayn  gegeven  aan  het  ka- 
pittel van  St.  Marie.    (2  Zegels). 

1273.  Diederik  van  Velden  en  zyne  gemalin  verklaren, 
voor  het  geregt  van  den  bisschop  van  Utrecht,  geen  regt  te 
hebben  aan  de  goederen  genaamd  Gelmatb. 

1287.  Hubert  van  Everdingen,  de  oude,  ridder,  verkoopt 
aan  het  kapittel  van  St.  Marie  15  morgen  lande  en  ontvangt 
ie  weder  van  hetzelve  in  pacht.    (2  Zegels). 

1265.  Hendrik  van  der  Lek,  ridder,  neemt  onder  bepaalde 
voorwaarden  in  pacht  van  het  kapittel  voorn,  den  tol  te  Smit- 
kuizen  en  de  boven  Euwich  en  Malbergen.    (5  Zegels). 

1255.  Beschikking  van  het  kapittel  omtrent  het  beheer  der 
100  marken,  voortkomende  uit  de  overeenkomst  met  Hendrik 
tan  der  Lek,  betreffende  den  tol  te  Smithuizen. 

1273.  Schuldbekentenis  van  Hendrik  van  der  Lek  in  zake 
als  voren.     (Zegel). 

1256.  Otto,  graaf  van  Gelre,  verklaart  geen  regt  te  heb- 
ben over  eenige  onderdanen  des  bisschops ,  gezeten  in  de  lan- 
den toaschen  de  Lek  en  de  Linge,  welke  landen  door  den 
bisschop  aan  den  graaf  verkocht  waren.     (Zegel). 

1231.    Overeenkomst  tnsschen  bet  kapittel  van  St.  Marie  en 


108 


de  stad  Utrecht,  ter  eener,  en  de  bewonen  van  een  huis  van 
9  kameren  aan  de  Nieuwegracht,  ter  andere  zijde,  omtrent  de 
te  betalen  huurpenningen. 

1276.  Overdragt  van  landen  en  dijken  onder  Hesel,  door 
het  kapittel  ?an  St.  Marie  aan  Hendrik  van  Stakenburg.  (Ze* 
gel  der  stad  Bommel). 

1268.  Hendrik  van  der  Lek  neemt  voor  zijn  leven  in  pacht 
het  geregt  en  tins  des  kapittels  te  Lopik  en  het  geregt,  tien- 
den en  tins  in  Bonrepaa.    (8  Zegels). 

1282.  Johan,  heer  van  Kuik,  ridder,  draagt  een  huis  en 
26  morgen  lands  onder  Werkhoven  over  aan  het  kapittel  van 
St.  Marie. 

1290.  Gerard,  persona  (priester)  der  kerk  van  Velsen, 
draagt  over,  voor  het  geregt  van  Utrecht,  een  erf,  gelegen  bjj 
het  klooster  der  Predikheeren  te  Utrecht. 

1281.  Schuldbekentenis  van  45  ffi  voor  het  geregt  van 
Utrecht.     (5  Zegels). 

1297.  Testament  van  Wonna,  wed.  Johannis  Sophiae,  bur- 
ger van  Utrecht.     (2  Zegels). 

1290.  Verkoop  van  goederen,  by  Hagestein  gelegen,  door 
Gqsbert,  jonkheer  van  Goye,  aan  het  kapittel  van  St.  Pieter 
te  Utrecht.     (2  Zegels). 

1295.  Verkoop  van  eene  hoeve  lands  aan  gene  zqde  der 
Lek  gelegen,  door  Giselbert  uitten  Goye,  ridder,  aan  het  ka- 
pittel van  St.  Pieter,  in  ruil  met  andere  landerijen.  (3  Zegels). 

1272.  De  proost  van  St.  Pieter  te  Utrecht  draagt  over 
eenige  goederen,  boven  Oudwijk  gelegen,  aan  de  kerk  voor- 
noemd.   (Zegel). 

1277.  Verkoop  van  een  tiend  bij  Oudwijk,  door  Ludolf 
van  Ultravecht  aan  het  kapittel  van  St.  Pieter. 

1815.  Schuldbekentenis  van  Zweder  van  Abcoude,  ridder, 
Otto  van  Zulen,  Diederik  gen.  Borre,  Ernest  van  Damascbe, 
Gerard  Taetse  van  Vloten ,  ten  behoeve  van  het  kapittel  van  St. 
Pieter ,  wegens  de  pacht  der  tienden  te  Amerongen.     (6  Zegels). 

1288.    Verkoop  van  eene  hoeve  lands  bij  Hagestein,  door 


> 


169 


Hubert  van  Yianen ,  schildknaap ,  aan  het  kapittel  van  St.  Pie- 
ter, in  ruil  met  andere  goederen.    (4  Zegels). 

1250.  Verkoop  Tan  een  tiend  van  Wede,  door  Wier,  zoon 
van  Wier,  ridder,  genaamd  Wedher,  aan  het  kapittel  van 
8fc.  Pieter. 

1287.  Het  kapittel  van  St.  Pieter  en  Otto,  heer  van  Ba- 
ren, onderwerpen  hunne  geschillen  aan  de  uitspraak  van  scheids- 
mannen.   (2  Zegels). 

1283.  Egbert,  graaf  van  Benthem,  en  Hadewig,  zijne  ge- 
malin, dragen  den  eigendom  der  advocatie  van  Espclo  over 
aan  hun  oom  Egbert  van  Benthem.    (8  Zegels). 

1283.  Kwijting  van  Egbert,  broeder  van  wijlen  den  graaf 
in  Benthem,  wegens  100  marken,  voortvloeiende  uit  zake  als 
voren.    (Zegel). 

1285.  Stephaan,  proost  van  St.  Pieter,  geeft  in  pacht  aan 
Ladolf,  genaamd  Altinge,  eenig  land  onder  Holte  gelegen. 
(2  Zegels). 

1283.  Egbert,  broeder  van  wijlen  graaf  Otto  van  Benthem, 
draagt  de  advocatie  van  de  curtis  Espelo  in  leen  over  aan  den 
proost  van  St.  Pieter  te  Utrecht ,  om  later  door  dezen  in  eigen* 
dom  bezeten  te  worden.     (3  Zegels). 

1241.  Nicolaas,  ridder,  heer  van  Putten  ,  ontvangt  in  pacht 
van  het  kapittel  van  St.  Pieter  te  Utrecht  eenen  tiend  roj  Al- 
mesvnte.    (Zegel). 

1243.  Dezelfde  ontvangt  de  voormelde  goederen  in  eigen» 
dom.     (Zegel). 

1227.  Siger  van  Dublemonde  geeft  aan  de  kerk  van  St. 
Pieter  te  Utrecht  den  tiend  van  Almesfute  terug,  welken  hij 
sedert  lang  zich  onregtmatig  had  toegeëigend.     (Zegel). 


|  1319.     Beatrix,    vrouwe   van   Putten  en  Strijnen,  ontvangt 

j       in  pacht  van  het  kapittel  van  St.  Pieter  de  tienden  van  Almes- 
I       voet.    (2  Zegels). 

1299.  Hendrik  van  Vechten,  schildknaap,  verkoopt  zyne 
goederen  onder  Bunnik  en  zijnen  tiend  in  Potbusen  aan  het 
kapittel    van    St.   Pieter,   en  draagt  zijne  vrij  eigene  goederen 


170 

onder  Vechten  in  eigendom  op  aan  den  bisschop  van  Utrecht, 
van  wien  hij  ze  in  leen  zal  houden.     (10  Zegels). 

1296.  Kuil  van  goederen,  gelegen  in  Berinthem  en  Weder» 
sche,  tnsschen  Dirk,  heer  van  Koppel,  en  het  kapittel  van 
8t.  Marie.     (Zegel). 

1260.  Hendrik,  bisschop  van  Utrecht,  verkoopt  z^jne  goe- 
deren, Enge  genaamd,  aan  het  kapittel  van  St.  Pieter,  tot 
volmaking  van  het  slot  Vredeland.     (Zegel). 

1200.  Diederik,  graaf  van  Gleef,  ontslaat  Johan  van  Ri- 
ningen  Eliasz.  als  zijnen  dienstman ,  en  geeft  hem  over  ah 
dienstman  van  St.  Maarten  te  Utrecht. 

1275.  Arnold  van  Amstel,  ridder,  ontvangt  in  pacht  van 
het  kapittel  van  den  Dom  goederen  in  den  Achtersloot  (onder 
IJselstein). 

1291.  Giselbertus,  oudste  zoon  van  wylen  Arnold  van 
Amstel  voornoemd ,  verbindt  zich  om  de  bepalingen ,  in  den 
voorgaanden  brief  uitgedrukt,  stiptelijk  te  zullen  nakomen. 
(Zegel). 

1267.  Oiselbert,  heer  van  Amstel,  zoent  zijn  vergrijp  tegen 
eenige  Longobarden  aan  de  kerk  van  St.  Maarten. 

1295.  Verkoop  van  goederen  onder  IJsseUtein,  door  Gi- 
selbert  uitten  Goye  aan  de  kerk  van  St.  Maarten. 

1295.  Giselbert  uitten  Goye,  ridder,  en  zijn  oudste  zoon 
nemen  in  pacht  van  het  kapittel  van  St.  Maarten  de  tienden 
in  Oderixoye  e:i  YYielrevelt. 

1282.  Wilhelm  van  Bisewich,  ridder,  draagt  over  aan  het 
kapittel  van  St.  Maarten  8  hoeven  lands,  gelegen  in  Brede- 
male  (Betuwe).     (2  Zegels). 

1295.  Everard  van  Stoutenburg  verkoopt  15  morgen  lands 
onder  Bilenvelt  aan  het  kapittel  van  den  Dom.     (2  Zegels). 

1296.  Afstand  van  bovengemelde  goederen,  gedaan  aan 
Everard  van  Stoutenburg,  door  zijne  kinderen  en  bloedver- 
wanten. 

1241.  Balduin,  graaf  van  Benthem,  geeft,  als  burggraaf 
van    Utrecht,   aan  het  kapittel  van  den  Dom,  onder  bepaalde 


171 


▼oorwaarden,  het  regt  van  onderhoud  van  de  pons  urbanus  te 
Utrecht  (Maartensbrug).     (Zegel). 

1224.  A.  de  Kuik  verkoopt  al  zjjne  regten  binnen  Utrecht 
aan  de  kerk  aldaar,  uitgezonderd  zjjne  leenmannen.    (Zegel). 

1280.  Overdragt  van  zekeren  tiend,  gelegen  bij  Hogelande, 
door  Diederik  van  Werde  Hendriks».,  ten  behoeve  van  Her- 
man Toitelart ,  schepen  van  Utrecht.     (3  Zegels). 

1287.  Nicolaas  de  Weldige,  ridder,  verklaart,  dat  de  tien- 
den ,  die  hij  onder  Eiteren  houdt ,  na  zijnen  dood ,  aan  het 
kapittel  van  den  Dom  moeten  terugkomen. 

1287.  Dezelfde  verkoopt  4J  morgen  lands  onder  Eyteren 
aan  Willem  genaamd  Bordeys,  vicaris  der  kerk  van  Utrecht. 
(Zegel). 

1274.  Beatrix,  gemalin  van  den  ridder  Nicolaas  van  Cats, 
ontvangt  in  erfpacht  van  het  kapittel  van  den  Dom  goederen, 
gelegen  in  Borcht.     (2  Zegels). 

1240.  Arnold,  ridder,  van  Wesemale,  de  jonge,  belooft 
aan  het  kapittel  van  den  Dom  eene  som  jaarlijks  te  zullen  be- 
talen voor  goederen,  die  hy  ten  huwelijk  ontving  van  zijnen 
vader.    (Zegel). 

1253.  Overdragt  van  het  patronaat  regt  der  kerken  van 
Westerlo  en  Oelne,  door  Arnold,  oudsten  zoon  van  Wesemale, 
ridder,  en  zijne  gemalin  Elisabeth ,  ten  behoeve  der  abdij  te 
Toogerlo.     (Zegel). 

1269.  Schuldbekentenis  van  102  marken  door  Arnold,  heer 
▼an  Wesemale ,  maarschalk  van  Brabant ,  ridder ,  ten  behoeve 
van  het  kapittel  van  St.  Maarten  te  Utrecht;  welke  penningen 
door  de  Tempelieren  te  Utrecht  zullen  voldaan  worden.  (Zegel). 

1289.  Brief  van  Gerarcl  van  Wesemale,  ridder,  heer  van 
Bergen  op  Zoom  en  Harsele,  omtrent  eene  aanmaning  van 
schuld. 

1284.  Bepalingen  van  den  magistraat  van  Utrecht,  betref- 
fende de  Begijnen  aldaar. 

1220.  Privilegiën  van  Frederik ,  Roomsen- kon  ing,  ten  be- 
hoeve der  geestelijke  vorsten.     (Zegels). 


172 


1255.  Uitspraak  van  Hendrik,  bisschop  van  Utrecht,  in 
een  verschil  tasschen  de  prelaten  en  de  stad  van  Utrecht,  be- 
treffende de  geestelijke  regten  en  bezittingen  aldaar. 

1296.  Verkoop  van  goederen  te  Weithuserbroek,  door  Hu- 
bert  van  Bosinchem,  ridder,  aan  het  kapittel  van  den  Dom, 
van  hetwelk  deze  se  weder  in  erfpacht  ontvangt.     (4  Zegels). 

1253.  De  abdy  van  Tongerlo  pacht  de  tienden  van  Wes- 
terlo  van  Arnold  van  Wesemale,  ridder.     (Zegel). 

1289.  Vergelijk  tusschen  Gijsbert  van  Abcoude;  schild- 
knaap, en  den  proost  van  St.  Maarten,  omtrent  het  regtsge* 
bied  van  het  dorp  Amerongen ,  gruit ,  tol  en  hofluiden  aldaar 
en  het  regtsgebied  van  Langbroek  enz.     (2  Zegels). 

1225.  Uitspraak  van  Conrad,  pausselijk  legaat,  in  verschil- 
len tasschen  de  kerk  en  den  bisschop  van  Utrecht  en  den 
graaf  van  Gelre.     (Zegel). 

1259.  Walter  van  Amersfoort,  ridder,  draagt  het  slot  Stou- 
tenburg  over  aan  den  bisschop,  van  wien  hij  het  in  erfleen 
ontvangt.     (8  Zegels). 

1272.  Reinald,  graaf  van  Gelre,  geeft  over  aan  het  kapit- 
tel van  den  Dom  eenige  goederen  te  Schalkwijk.     (Zegel). 

1271.  Verkoop  van  goederen  te  Schalkwijk,  door  Ernst  van 
Wulven,  ten  behoeve  van  het  kapittel  van  St.  Maarten.  (S 
Zegels). 

1298.     Erfpacht  van  een  erf  op  het  Oudkerkhof  te  Utrecht. 

1291.  Overdragt  van  eenig  land  onder  Montfoort,  ten  be- 
hoeve van  het  kapittel  van  St.  Maarten.     (Zegel). 

1287.  Havese,  zoon  van  wijlen  den  ridder  Stephaan  van 
Wijk,  neemt  land  in  pacht  van  Lambert,  kapellaan  in  de  kerk 
van  St.  Maarten.     (Zegel). 

1268.  Otto,  zoon  van  den  ridder  Egbert  van  A matei,  pacht 
voor  zijn  leven  het  geregt,  tienden  en  tins  van  Wa veren,  toe* 
behoorende  aan  het  kapittel  van  St.  Marie  te  Utrecht.  (2  Zegels). 

1260.  Hendrik,  bisschop  van  Utrecht,  geeft  aan  Gerard 
van  Sconegge ,  burger  van  Utrecht ,  eenige  erven ,  gelegen  op 
bet  einde  van  de  straat,  genaamd  Thollerstege ,  in  erfregt. 


173 

1295.    Overdragt    van   een    viertel  iands  in  't  Veen ,  door 
!        Man  van  Wiache,  schildknaap,  aan  het  Vrouwenklooster  bij 

Utrecht.    (Zegel). 
'  Zonder  jaartal.     Paus  Nicolaas  beveelt  aan  den  deken  van 

Emmerik,    om  een  geschil  te  beslechten  tusschen  het  klooster 
■       van  Oostbroek  en  eenige  leeken  van  Utrecht. 
\         1297.    Privilegiën,    door   Willem,   bisschop  van  Utrecht, 

verleend  aan  het  klooster  van  Oostbroek.     (2  Zegels). 
1297.    Willem  Koec  neemt  in  pacht  van  het  vrouwenklooster 

bij  Utrecht  eenig  land  onder  Oostbroek.     (Zegel). 

1322.  Frederik,  bisschop  van  Utrecht ,  beslecht  de  verschil- 
len tusschen  den  abt  van  Oostbroek  en  de  priorin  van  het 
Vrouwenklooster  aldaar. 

1323.  Simon  van  Haarlem ,  jonger  zoon  van  Hendrik  van  Die- 
penen, pacht  van  de  abdij  van  Ëgmond  goederen  te  Limmen  enz. 

1315.  Het  kapittel  van  St.  Salvator  verklaart ,  dat  het 
hooge  geregt  der  heerlijkheid  van  Haastrecht  aan  den  bisschop 
van  Utrecht  behoort. 

1315.  Alard,  heer  van  Buren,  en  Otto,  zijn  oudste  zoon, 
verklaren,  dat  de  tienden  van  Malsen  aan  het  kapittel  van 
St  Pieter  behooren.     (2  Zegels). 

1328.  Johan  van  Benthem  verkoopt ,  met  toestemming 
sjner  bloedverwanten,  verscheidene  goederen  aan  den  bisschop 
van  Utrecht. 

1352.  Hendrik  van  Selwert,  schildknaap,  belooft  binnen 
bepaalden  tijd  de  overeenkomst  te  zullen  nakomen  tusschen  het 
kapittel  van  St.  Maarten  en  hem,  over  het  geregt  in  Gronin- 
gen aangegaan.     (Zegel). 

1339.  Kwijtbrief  van  Evert  van  Bevervorde ,  ridder,  ten 
behoeve  van  den  bisschop  van  Utrecht,  betreffende  de  heer- 
schap van  Diepenen.     (Zegel). 

1243.  Harbert  van  Lede  neemt  in  pacht  van  het  kapittel 
van  St.  Maarten  goederen  te  Hokelem. 

1283.  Oorkonden  over  de  verpanding  van  het  slot  van  Die- 
penem  enz.    (Zegel). 


174 


1287.  Pacht  der  goederen  van  Kwakebeeck  en  Bercaem, 
gehouden  door  Willem  van  Vlaanderen ,  graaf  van  Namen , 
van  het  kapittel  van  St.  Maarten. 

1313.  Verpachting  van  eene  curtis  in  Emne,  toebehoorende 
aan  den  bisschop  van  Utrecht.  (2  Zegels ,  waaronder  dat  van 
het  land  van  Drente.) 

1864.  Giselbert  van  Abcoude  verklaart  aan  de  kerk  van 
St.  Maarten  eenige  goederen  op  die  Coppel  verkocht  te  hebben. 

16  Vergadering.    9  November  1656. 

Bibliotheek.  —  Nadere  mededeeUng  omtrent  een  geschrift  van  Hen- 
drik van  Bommel.  —  Oommentatio  de  rebus  sancli  Martini 
Trajeciensis.  —  Rekening  der  onkosten  gemaakt  door  dit  van 
Dordrecht  bij  het  beleg  van  Gorinchem,  1408. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  den  Heer  W.  L.  Weker ,  te  Petersburg  : 
Ljjsl   dt-r    Nederlandsche    Handschriften   in  de  Rus-KeuerVjkt 
bibliotheek  te  St.  Petersburg,  door  W.  L   Wel  ter.     (Overdrukt 
uit  de  Handelingen  der  Maatschappij  van  Nederl.  Letterkunde  U 
Leiden.) 

Van  Dr.  P.  J.  Veth ,  te  Amsterdam  : 
Bornerfs  Western  Af  deeling,  geographisch,  statistisch,  historisch, 
voorafgegaan  door  eene  algemeene  schets  des  ganschen  eitands.  Door 
P.  J.  Veth.    Tweede  deel.    Met  platen.    Zalt-Bommel,  185ft. 

Nadere  mededeeling  omtrent  een  geschrift  van  Hendrik  van  Bom- 
mel.    Door  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 

Ter  aanvulling  van  het  door  my  medegedeelde  (hiervoreo, 
bl.  34)  kan  dienen,  dat  my  uit  inzage  van  de  verhandeling  van 
den  Heer  Mees  over  Lambertus  Hortensius  gebleken  is,  dat 
werkelijk  het  HS  van  den  heer  Grothe  is  of  een  afschrift  van 
of  een  excerpt  uit  het  gedrukte  werk  van  Hendrik  van  Bom- 
mel ,  daar  de  door  den  heer  Mees  daaruit  aangehaalde  plaatsen 


I  175 

I        in  dit  HS  gevonden  worden.     Ik  moet  dan  ook  herhalen,  dat 
|       eeo  herdruk  van  dit  werkje  my  wenschelyk  zon  voorkomen. 

[  Over  de  eammemoratio  de  rebus  eaneti  Martini  Trajecten**. 

,       Medegedeeld  door  denzelfden. 

,  Teregt  heeft   van   den    Bergh  in  zijn  Handboek  der  Middel- 

nedertandeehe  geograpkie,  bl.  267,  gewezen  op  hei  belang,  het- 
welk voor  de  kennis  van  de  geographie  van  Holland  en  Utrecht 
in  de  middeleeuwen  heeft,  de  » commemo ratio  de  rebus  sancti 
Martini  trajectensis",  zooals  die  bij  Heda,  bij  van  Mieris  en 
elders  voorkomt,  een  belang,  hetgeen  hem  dan  ook  aanspoorde 
eenen  nieuwen  naauwkeurigen  afdruk  daarvan  te  geven.  Tot 
nog  toe  echter  waren  daarvan  slechts  twee  afschriften  bekend, 
een  in  een  Engelsen  handschrift  en  een  ander  in  het  liber  cate- 
natus  uit  de  14c  eeuw,  welke  laatste  tekst  door  van  den  Bergh 
werd  medegedeeld.  Thans  echter  heb  ik  een  derde  afschrift 
gevonden  in  een  HS,  behorende  tot  de  boekery  van  den  Aarts- 
bisschop  der  oude  B.  C.  Clerezy  te  Utrecht,  hetgeen  zeker  meer 
dan  eene  eeuw  ouder  is  dan  dat  in  het  liber  catenatus,  en  ge- 
heel onbekend  bleef,  althans  zeker  niet  het  HSis,  waarin  voor 
El/numt  Delfnum  zou  gelezen  zijn,  daar  deze  lezing  hier  niet 
in  gevonden  wordt.  Het  bedoelde  HS  is  een  cartularium,  in 
klein  folio  op  perkament  geschreven ,  begonnen  in  de  laatste 
jaren  der  12°  of  in  de  eerste  helft  der  13e  eeuw,  en  later 
voortgezet,  waarin  de  oudste  giftbiïeven  van  de  St.  Maartene 
kerk  zijn  geboekt,  te  beginnen  met  die  van  Karel  Martel,  en 
hetwelk  klaarblijkelijk  met  zorg  en  naauwkeurigheid  is  afge- 
schreven. My  voorbehoudende  later  meer  uitvoerig  te  spreken 
over  den  verderen  belangrijken  inhoud  van  dit  HS,  hetgeen  ik  voor 
als  nog  slechts  zeer  vlugtig  kon  inzien,  wil  ik  hier  alleen  eene 
naauwkeurige  vergelijking  geven  van  den  tekst  der  commemora* 
tio,  zooals  die  bij  van  den  Bergh  voorkomt,  met  dien,  welken 
dit  HS  in  zijn  oudste  gedeelte  bevat.  Elk  woord ,  waarin  h?t  HS 
van  den  gedrukten  tekst  afwijkt,  zal  ik  zoo  opgeven ,  dat  ik  naast 
de  lezing  van  den  uitgegeven  tekst ,  die  van  het  HS  plaatse. 


176 


Bij  van  den  Bergh  bl.  270 : 
Borinchem.  —  buosiohem. 
Riswich.  —  ri8wic. 
ei  itder  Hola* —  et  inter  holao- 
weeh  ei  Freger-     wegh  et  fre- 
ma  huèenhem,       germasoaen- 

hem. 
InwUaRjjuojjc —  ia  villa riawic. 
ad  etude oi.  —  ad  eandem. 

Blz.  271. 
Haghahard.  —  hagabard. 
fPeitfrwe.  —  wefresse. 
TuUe.  —  turre. 
Gesturpe  marcha  IL  —  geatrupe- 

mutba  I  virge  simul  jacent. 
T*üt.  —  turre. 
Loreck  IV.  — ,  lorebh  III. 
Rumpst.  —  rup'st. 

Blz.  272. 
Fehina.  —  feetna. 
Heeehorü.  —  heaseshort. 
Swegion.  —  suegon. 
paschuiê.  —  pascuis. 

Blz.  278. 
Wrdan.  —  wirdan. 
Hermesche.  —  hermesbe. 
Haueece.  —  hanesce. 
Rodenburg.  —  rodenbrug. 

Blz.  274. 
Cralingen.  —  galinghem. 
Hosteppinhem.  —  bosteppinheri. 
Westeppinhem.  —  westeppinberi. 
Masalande.  —  maselande. 
Suinonedrikt.  —  suinoverit. 


Blz.  275. 
Honeratkorp.  —  boveratborp. 
Pülengkem.  —  pillinghem. 
Maêamuthon.  —  maaamosan. 
Langonged.  —  lanlongest. 
Honaralhorpa.  —  hovarathorpa. 
Rothulfnakem. — rotbulfvasbem. 
Hellere.  —  besle. 
Of  —  osbrattasbem. 

Blz.  276)  bracUukem. 
Offirichem.  —  offritbem. 
WeeUagnem.  —  westsagnea. 
Luisna  II.  —  luisna  V. 
(Me*ge*t.  —  oagereageist 
Qffem.  —  oalem. 
TagUngi.  —  tbaglingi. 
Norlgo.  —  norhtgo. 
Leckem.  —  lethem. 

Blz.  277. 
Haralem.  —  baralë. 
Sualtingaburich.  —   suattiog*- 

burim. 
Dex.  —  tlex. 
Bacekem.  —  batchem. 
Brokgerhem.  —  brokhem. 
Ouisingo.  —  gnisingo. 
fVinlmundkem.  —    wiutmuod- 
hem. 

Blz.  278. 
BeüingKen.  —  blectinghem. 
invencionis.  —  inventionis. 
an  de  negocio.  —  aut  de  negocio. 
Weromere.  —  weremere. 


I 


177 


Blz.  279. 
traghal.  —  tragal. 
Dalmmce.  —  darmersce. 
Amutkon.  —  amuson. 
Oeüewald.  —  getzewald. 
Niflarlaca.  —  nifterlaca. 

Bk.  280. 
Almdo.  —  al?itlo. 
Badbereh.  —  radberth. 
Simalk.  —  sinath. 
Saxburck.  —  saxb{ch. 
Eickad.  —  ricbald. 
Enne.  —  huno. 
Huldutf,  Oaihald.  —  hildnlf , 
oatbald. 
Nortbaukeri.  —  nothanheri. 
Ludiagem.  —  luddingem. 
Geftmtf.  —  refnulf. 

Bk.  281. 
Pü*nufid&em.*r-wïhtm\indhem. 

Is  nu  ook  al  de  winst  dezer  vergelijking  niet  zoo  groot  als 
men  zon  wenachen,  zij  bevestigt  toch  niet  slechts  in  vele  op- 
sigten  den  tekst  van  het  liber  catenatns,  maar  zij  geeft  ons 
daarvoor  eenen  ouderen  grondslag,  welligt  even  oud  als  de 
codex  Tiberins  in  de  Cottoniaansche  boekerij,  die  ons  dan  ook 
eenigzins  het  gemis  van  eene  zeer  naauwkeurige  vergelijking 
van  dit  HS  vergoedt. 


Eüinchem.  —  ellunthem. 

ffenninghe.  —  wemminge. 

Landiaghe.  —  landiage. 

Hosterburgkem.  —  hostarbur- 
ghem. 

Hroihalvaehem.  —  rotelvashem. 

Binatèurg.  — •  rinesburg. 

Radulphi.  —  radulfi. 

bisuthan.  —  bisusun. 

hüs.  —  his. 

Felüun.  —  feilsnn. 
Blz.  282. 

Texale.  —  texlae. 

imuper  contmenlur.  —  insuper 
siêoonti- 
nentur. 

tüvis,  terris,  paschuü.  —  siNis, 
pascuis. 


Rekemag  der  onkoëten,  gemaakt  door  dié  van  Dordrecht  bf  het 
beleg  va*  Qorinchem  in  1407.  Medegedeeld  door  Mr.  P.  van 
den  Braodeler,  te  Dordrecht. 

Met  uitzondering  van  eenige  pergamenten  rollen ,  zijnde  re* 
keningen  van  de  18c  eeuw,  is  nevensgaande  rekening  de  oud- 
ste Tresoriersrekening,  welke  in  het  stedelijk  archief  te  Dor- 
drecht gevonden  wordt.     Beeds  gaven  de  Heeren  J.  Smits  Jz. 

XII.  J.  12 


178 


en  Dr.  G.  D.  J.  Schotel ,  in  hunne  Besckryvixg  der  Had  Dor* 
dreekt,  Deel  II,  Aflev.  1 ,  in  de  bijl.  op  bladz.  88  en  volg., 
een  kort  uittreksel  daarvan.  De  rekening  is  in  Hollandsche 
ponden  van  80  grooten  Vlaamsen  licht  geld  het  stuk  opge- 
maakt ,  zoodat  het  fg  Vlaamsen  gelijk  8  fg  Hollandsch  is. 
Bijna  in  iederen  post  is  de  verhouding  van  het  Vlaamsen  tot 
het  Hollandsen  geld  aangewezen,  zooals  toen  meestal  geschiedde. 
Voorts  komen  in  deze  rekening  nog  de  volgende  muntspetien 
voor: 

de  nobel  =  4  fg  holl.  «=  10  se.  vlms. 
de  kroon        2  <B  holl.  =     5  se.  vlms  of  80  d.  gr*,  vlms. 
de  butdrager  (het  onderdeel  van  de  kroon?)  =  %  se.  holl.  =  3 

d.  gr.  vlms. 
Het  teeken  ff,  dat  men  telkens  in  de  rekening  aantreft,  heb 
ik  gelaten  zooals  het  manuscript  het  aangaf;  het  beteekent: 
facit.     De  rekening  is  niet  van  goedkeuring  voorzien. 

In  een  der  hoofdstukken  van  de  rekening  wordt  van  peagd- 
dm  gesproken ;  de  Heer  Smits  voegt  daarbij  ais  toelichting : 
tvoor  de  pezen,   waarmede  de  bogen  der  schutters  gespannen 

•  werden."  Het  was  eigenlijk  eene  verhooging  der  sold$  of 
ëoudie,  zooals  men  toen  schreef,  welke  aan  de  schutters,  die 
aan  den  krijg  hadden  deel  genomen,  werd  uitgekeerd  en  den 
naam  van  de  bedoelde  pezen  der  bogen  ontleende.  Zoo  leest 
men  in  eene  rekening  van  het  jaar  1466 : 

•  Betaelt  den  wapeotuerres  die  als  acutten  off  artegiere  wtge* 
tweest  ende  int  heer  gelegen  hebben  mit  bogen  ende  acutten, 
i  tot  hair  soudie  ende  dachgelt  vanden  4  stuuers  sdages  dat  siï 

•  ontfangen  hebben,  hair  peesgelt  als  eiken  van  hem  noch  enen 

•  stuuer  elcx  dages  dat  hii  mit  ainen  boge  wtgeweest  heeft",  enz. 

Het  beleg  van  Gorinehem  door  hertog  Willem  van  Begeren 
in  1407,  was  een  van  die  episoden  nit  den  Arkelschen  krjjg, 
waarin  de  stad  Dordrecht  een  groot  aandeel  schijnt  gehad  te 
hebben ,  welke  krijg ,  in  1401  aangevangen ,  met  den  val  vu 
de  Heeren  van  Arkel  in  1412  eindigde.  Het  beleg  van  1407 
zelf  liep  niet  gunstig  af  en  werd  gevolgd ,   zooals  bekend  is, 


1Ï9 

door  een  verdrag  ven  twee  jaren ,  gedurende  welken  tijd  Wil- 
lem tm  Arkel  in  het  vreedzaam  bezit  van  de  stad  bleef. 

xiirj«.  viij.     Van  tbelegge  van  Gerinchem. 

Rekeninghe  der  treseriers  Jan  die  Jonghe,  Bouwen  Artns 

zoon,  Wouter  Negelaer  ende  Ewout  Laurens  zoon. 

Int  jaer  achte. 

Ontfanc  der  threseriers  vorser,  vanden  drie  maenden  exss. 
data  te  weten  thogen  daer  of  van  wiin  ende  bier  als 
hier  na  bewust  staet,  gerekent  op  sinte  Lebuyns  dach 
jnt  jaer  achte. 

Inden  eersten  thogen  Tanden  wiin  exss.  van  eenre  maent, 
verhuert  swoendagea  na  Piinxsterdach  lestleden  ende  hadde  Gil- 
liis  vander  Halle,  om  qc.  xxj.  ft  h. 

Item  thogen  vanden  bier  vander  selven  maent  ende  had  Pie- 
ter  Deen ,  om  vijc.  lv.  ft  h. 

Item  ontfaen  thogen  vanden  wiin  exss.  vaa  eenre  maent  bier 
na  verhuert  tsonnendiges  opten  eersten  daeh  in  Jnlio  ende  had 
Gilliis  vander  Halle ,  om  c,  lxix.  ft  h. 

Item  vanden  hogen  vanden  bier  vander  selver  maent  ende 
had  Pieter  Been,  om  viije.  Ixxj.  ft  h. 

Item  ontfaen  vanden  hogen  vanden  wiin  exss.  van  eenre 
maent,  verhuert  taonnendages  xxix.  dagen  in  Jnlio  ende  had 
Wormbout  vanden  Wiingherden,  om  e.  xe.  ft  h. 

Item  vanden  bogen  vanden  bier  vinder  solver  maent  ende 
had  Pieter  Deen ,  om  vrj*.  Ixv.  ft  h. 

Item  ontfaen  van  hneden  ende  smeer  bi  Qraman  Hugen  zoon 
ende  Everdey  Wouters  zoon,  vander  rey$m  voer  ömaehem  of- 
gheüagen^  hnashuren  ende  der  dienre  loon ,  dat  gherekent  is  bi 
den  goeden  Inden  meer  ontfaen  dan  wtghegheven  viij.  'ft, 
iv.  ae.  h. 

Somma  van  allen  ontfanc  deser  threseriers  als  van  thoghen 

van  exss.,  coomt  xxixc.  lxxix  ft  ende  xv.  se.  h. 

12* 


180 


Wtgheven   der  tbreseriers   vorser.,  eerst  van  brode  jnder 
laesle*  reyie  voer  Ökorinckem  ghegheten  end*  gketleUn. 

Inden  eersten  ghecoft  bi  Ghiisbrecbt  die  backer  thegens  Mi- 
chiel  die  makelaer  xv.  hoet  tarwen,  elc  hoet  xxxix.  se.  groot 
lichts  gelts,  van  eiken  hoede  enen  grote  min  ff  xxix.  ft,  iij. 
se.,  ix.  d.  groot,  ff  in  ponden  ijc.  xxxiij.  ft,  x.  se.  b. 

Item  noch  van  brode  ter  selver  reyse,  Willem  Keyser  van 
vij*c.  hroets,  elc  c.  xij.  groten  ff  ijj.  ft  n- 

Item  Jacop  vander  Tympel  vc.  ff  ij.  ft  h. 

Item  Jacop  die  koe  vüjc.  ff  iij  ft,  iiij.  se.  h. 

Item  Mathiis  Gleis  zoon  vjc.  ff  ij.  ft,  viij.  se.  h. 

Item  Danckert  Humana  zoon  xje.  ff  iiij.  ft,  viij  se.  h. 

Item  Dirc  Jans  zoon  ixc.  ff  iy.  ft,  xjj.  se.  h. 

Item  Gherit  Haes  viy*c.  ff  iij.  ft,  viij.  se.  h. 

Item  Jan  Martiins  zoon  xiyc.  ff  v.  ft,  iiij.  se.  h. 

Item  Eliaes  Braen  xv«.  ff  vj.  ft  h. 

Item  Zoetman  ixc.  ff  iij  ft,  xij.  se.  h. 

Item  Aernt  van  Slidrecht  vj*c.  ff  ij.  ft,  xij.  se.  h. 

Item  Mathiis  Pieters  zoon  xc.  ff  iiij.  ft  h. 

Item  Heyn  Mande  viijc.  ff  üj.  ft,  iiij  se.  h. 

Item  Willem  Tielmans  zoon  x«.  ff  iiij.  ft  h. 

Item  Ghiisbreeht  vander  Lake  xvj«.  ff  vj.  ft,  viij.  se  h. 

Item  Lanrens  Cleis  zoon  v«.  ff  ij.  ft  h. 

Item  Cleis  Spoormaker  xiiij*.  ff  v.  ft,  xy.  se.  h. 

Item  Willem  Haes  iiijc.  ff  xxxij.  se.  h. 

Item  Cleis  Hogen  zoon  ixc.  ff  iij.  ft,  xij.  sa  h. 

Item  Robbrecht  vc.  broets  *)  ff  ij.  ft  h. 

Item  Ksteüin  Gherit  Haes  xinjc.  ff  v.  ft,  xij.  se.  h. 

Item  Gilliis  van  Untvelt  iiijc.  ff  xxxij.  se.  h. 

Item  Lamens  Pieters  zoon  vjc.  ff  ij.  ft,  viij.  se.  h. 

Item  Ghiisbreeht  Ricouts  zoon  xiijc.  ff  v.  ft,  iiij.  80.  h. 

Item  Florens  Bouwene  zoon  boven  tkoern  dat  hi  vander  stede 

1)  Hier  is  bet  woordje  broeit  herhaald ,  daar  in  de  rekening  eene  nfco. 
we  bladz.  aanving. 


181 


ootfinc  te  backen,  xij°.  broets  ff  iiij.  fgt  xvj.  se.  h. 

Item  Ghiisbrecht  Gleis  zoon  boven  tkoern  dat  hi  vander  stede 
ootfinc  te  backen  ix*c.  broets,  ende  hem  ghegheven  xv.  groot, 
data  van  eiken  hoede  enen  grote,  vanden  koera  dat  thegens 
MJchiel  ghecoft  was  toter  backers  beboef  ff  tsamen  iiij.  fg, 
vj.  se.  h. 

Somma  iij°.  xxix.  flj,  iüj  se.  h. 

Van  wiin,  bier  ende  specerye. 

Item  .  Hobrecht  Jans  zoon  van  wiin  xxij.  cronen  ende  een 
quartier  ende  van  koeken  enen  croen,  soe  die  rekeninghe  van- 
der overwisinghe  inhout  ff  xlvj.  flg,  x.  se.  h. 

Item  Lndekiin  die  hamborger  van  vj.  vaten  hamborchs  biers, 
elc  vat  iiij.  se,  vj.  d.  groot  vlaams  ff  xvj.  Qf  iiij  se.  h. 

Item  Koenraet  Bouwene  zoon  van  xiiij.  dossiin  koeken,  elke 
dossiin  xij.  gr.  ff  v.  f§,  xij.  se.  h. 

Item  Bertoot  Wouters  zoon  van  krude,  soet  boec  inhout 
vj.  se,  viij.  d.  groot  ff  iij.  fg,  j.  se,  iiij.  d.  h. 

Item  Jan  Wouters  zoon  van  alrehande  speoerye ,  soe  hi  jnt 
boec  overghelevert  is  xxix.  se,  viy.  d.  groot ,  j.  toerloer  ff 
xj.  fj,  xvij.  se.,  ij.  d.  h. 

Item  Monriis  van  zofferaen  ende  ghenghebaer  xv.  se.  gr.  ff 
vj.  0  h. 

Item  Jordaen  Aernts  zoon  van  sinen  ghebreke  alst  boec  in- 
hout vj.  se.,  iij.  d.  groot  ff  ij.  fg,  x.  se.  h. 

Item  Pieter  Jans  zoon  van  Haerlem  van  xlviij.  sticke  biers, 
dat  vol  stic  xlix.  groot ,  ooomt  ix.  (B »  xvj.  so.,  groot  ff  in 
ponden  lxxviij.  fg,  viij.  se.  h. 

Item  Martiin  duaetvoet  van  viij.  pont  was  te  doblisen,  dat 
pont  ix.  groot,  coomt  vj.  se.  groot  ff  ij.  fg,  viij.  se.  h. 

Item  Aernt  Bicouts  zoon  van  sinen  ghebreke  van  tortisen 
ende  doblisen  v.  se.  groot  ff  ij.  fB  h. 

Item  van  lx.  ydele  tonnen  die  int  heer  verloeren  worden, 
den  Herlemmers  daer  voer  ghegheven  viij.  fg  h. 

Somma  c.  lxxxij.  fg,  x.  se,,  vj.  d.  h. 


18* 


Van  vleisch  ende  visch. 

Item  Knop  Michiels  zoon  ende  Jan  Jans  zoon  van  iij.  run- 
deren, coaten  tstic  ix.  fg  hollen»,  coomt  iij.  pont,  tij.  sc., 
vj.  d.  groot  ff  in  ponden  xxvij.  f§  h. 

Item  Bertont  van  Engelant  lxxj.  bergher  visch ,  thondert 
xxxiiij.  sc.  vlaams,  coomt  xxx.  sc,  ij.  d.  groot  ff  xrj.  fg,  j.  sc, 
iiij.  d.  h. 

Item  Michiel  die  makelaer  dat  hem  ontbreect  van  visch  na- 
den boec  xvij.  sc.  groot  ff  vj.  fgt  xvj.  sc.  h. 

Item  noch  Michiel  van  1.  pont  kaerssen  'tpont  iij.  groot, 
coomt  xy.  sc,  vj  d.  groot  ff  in  ponden  v.  fg  h. 

Somma  1.  flg,  xvij.  sc.,  iiij.  d.  h. 

Van  laken. 

Item  Aeehte  Bertouts  van  laken  dat  tegens  boer  gecoeft  was 
soe  si  overghelevert  was  iij.  ff,  j.  sc,  j*.  d.  groot  ff  in  pon- 
den xx iiij.  fg,  ix.  sc.  b. 

Item  Wibrecht  van  sinen  laken ,  soet  boec  inboat  ende  hi 
overghelevert  was  v.  {$,  ij.  sc,  ix.  d.  groot  ff  xlj.  ft,  Ü-  *&  h. 

Item  Henric  Willem  Danen  zoons  zoon  van  sinen  laken, 
soe  hi  overghelevert  is  iij.  fg»  ij.  sc.,  v.  d.  groot  ff  xxüty.  <B, 
xix.  sc,  iiij.  d.  h. 

Item  Gheraet  Damaes  zoon  van  sinen  laken ,  soe  tboek  in* 
bont,  xij.  se.,  iij.  d.  groot  ff  in  ponden  iiij.  8,  xvnj.  sc  h. 

Item  Willem  vander  Molen  van  sinen  laken,  naden  boec 
Iiij.  sc.  groot  ff  in  ponden  xxj.  flg,  iiij  sc.  b. 

Item  Gherit  Guetgesel  wasmen  sculdicb,  soe  tboec  inkort, 
van  laken  xi.  fg,  v.  sc,  x.  d.  gr.;  hier  of  heeft  Tielnan 
Humans  zoon  betaelt  xxxv.  pont  bollens,  coomt  dat  desethe- 
seriers  betaelt  hebben  dat  restant  lv.  0,  yi.  sc,  vhj.  d.  h. 

Somma  o.  lxxj.  0,  xix.  sc  h. 

Van  bonte  taerdzen  pieken  ende  desgeliix. 

Item  Jan  van  Dam  van  bonte,  soe  bi  overgelevert  is  xv.  sc, 
ix.  d.  groot  ff  in  ponden  vj.  fg,  vj.  sc  h. 


j 


188 


Item  Gheraet  van  Nes  van  honte,  soe  tboec  inhout  xiz.  te., 
*j.  d.  gr.  ff  vij.  86,  xvj.  se.  h. 

Item  Damaes  die  Hont  van  pieken  xxxj.  se.  groot  ff  xy  fj, 
viy.  se.  h. 

Item  Danel  YoIpreebU  zoon  ende  Cleis  Heem  van  taerdzen, 
soe  tboec  inhout  xxiij.  sa,  vy.  d.  groot  ff  ix.  &,  *Ü-  se, 
viy.  d.  h. 

Item  Joest  Alaerts  zoon  van  bast,  van  mouwen,  van  blakiins, 
van  hanthaven,  van  korden,  toet  boeo  inhoat  v.  se.,  v.  d. 
groot  ff  y.  ©,  iy.  se,  iiy.  d.  h. 

Item  Willem  Bertonts  soon  van  salpeter  ende  colen  ende 
zwavel  in  sine  molen  te  maken  vj.  se,  ix.  d.  groot  ff  ij.  ft, 
xiiij.  se.  h. 

Item  Jan  Lowiix  van  een  roersehaft  xy.  groot  ff  viy.  se.  h. 

Item  Pieter  Aernts  zoon  van  viij.  9parren  xvj.  groot  ff  x.  se, 
viy.  d.  h. 

Item  Cleis  die  borthouwer  van  xy.  muulderboerde ,  tstic 
viij.  groot,  coomt  viij.  se.  groei  ff  in  ponden  iy.  ft,  iiy.  se.  h. 

Item  Goidsealo  Jans  zoon  den  scriinmaker  van  xy.  pieken, 
tstic  van  xij.  groot  ff  iiij.  ©,  xvj.  ec.  h. 

Somma  xlix.  0,  xviy.  se.,  viy.  d.  h. 

Van  boter,  kase,  kannen,  schotelen  ende  des  gheliix. 

Item  Herman  Haeo  soe  hi  overghelevert  was  van  kannen 
eode  van  schotelen  iy.  S,  xy.,  se.,  vy*.  d.  groot  ff  xxix.  8, 
j.  se.  h. 

)         Item  Jacop  die  Hoge  van  schotelen  xy.  se.,  vy.  d.  groot 
ff  v.  9,  viy.  d.  h. 

Item  Gherit  Jans  zoon  van  eenen  vate  boteren  xviy.  ft  h. 

Item  Lüsbet  Haeehebax  van  dat  boer  ombrac  van  boteren 
[      ende  van  loeck  daer  si  al  mede  betaelt  is  xiy.  se.,  j.  d.  groot 
ff  v.  flj,  iiy.  se.,  viy.  d.  h. 

Item  Dirc  van  Mnden  van  stoelkasen,  soe  tboec  inhout 
xviij.  se.,  viy.  d.  groot  ff  vy.  fB,  ix.  se,  iiij.  d.  h. 

Item  Aernt  Jordaens  zoon  van  kaerssen,  mostertzaet  ende 


f 


184 


mostert  xiij.  se,  vj*.  d.  groot  ff  v  fg,  viij.  se,  iiij.  d.  h. 
Item  Gleis  S  peest  een  van  enen  bore  van  foret  Tan  asiin,  Tan 

zout ,  soe  tboec  inhout  ix.  se.,  vij.  d.  groot  ff  üj.  <B,  xvj.  se, 

viij.  d.  h. 
Item   Willem  Gherits  zoon  van  hansschonen  vij.  se.,  vj.  d. 

groot  ff  üj.  fg  fa. 

Item  Wouter   die   cuper   van  tonnen  te  binden  ij.  se.,  vj*. 

groot  ende  v  groot  daertoe  ff  xxiij.  se.,  viij.  d.  b. 

Item  Tielman  Goidscalx  zoon  van  kaerssen,  soe  tboec  inhout, 

vj.  se,  x*.  groot  ff  ij.  fg,  xv.  se.  h. 

Item  Huge  Boye  van  arweten ,   soe  tboec  inbout,  ij.  fg  fa- 
Item  Baerent  Bleasinc  van  kasen  ende  mostertzaet  v.  se., 

ix*.  groot  ff  ij.  fg,  vj.  se.,  iiij.  d.  h. 

Somma  lxxxv.  fg,  v.  se.  viij.  d.  h. 

Van  dienstluden  int  beer. 

Item  den  drie  pipers,  twe  trompers  ende  die  faorenblasers  van 
boeren  dienst ,  soe  ai  overgelevert  siin ,  coomt  taamen  iiij.  fg 
groot  ff  xxxij.  fg  h. 

Item  Jan  Dirx  zoon  ende  Florens  Scberiaer,  kox  int  heer 
ende  Michie) ,  tsamen  ghegheven  van  horen  dienste  soe  si  over- 
ghelevert  siin  xxix.  se.,  iiij.  d.  groot  ff  xj.  (B,  xiiij.  se.,  viij.  d  fa. 

Item  Jan  Ansen  zoon,  Willem  Meynert  ende  Martiin  8nider 
met  horen  knechten  pentiers  van  horen  ombreke  van  hore  over- 
le vering he  üj.  fg  groot  ff  xxiiij.  fg  h. 

Item  Herman  Haec,  Vastrecht  die  cnper  ende  Tielman  van- 
den Eynde,  buttelgiers,  van  dat  hem  ombrac  naden  boee  van* 
der  overleveringe  xxxvj.  se.  groot  ff  xiiij.  ffi,  vij.  se.  fa. 

Item  Daem  die  barbier  van  siin  re  meyBterie,  nainhootsdes 
boecs  v.  fg  fa- 
Item  meister  Jan  Abe  van  siinre  meysterie  bi  bevele  vanden 
achten  ende  dekens  xij.  fg  fa. 

Item  Meeus  Messelgier  van  dat  hem  gebrac  van  sinen  ar- 
beit  ende  dienste  xv.  groot  ff  x.  se.  h. 


185 


Item  Aalbrecht  ende  Aeigout,  tymmerluden ,  ghegeven  elx 
van  xij.  daghen  dat  si  aenghebïocht  hebben  bi  hoeren  eede , 
dat  hem  ombraken  Tender  reysen  voers.,  elx  xij.  grooten  da- 
ges  ff  ix.  fB,  xij.  se.  h. 

Somma  c.  ix.  &,  iiij.  se.,  viij.  d.  h. 


Loen  van  sciphuren. 

Item  Jan  die  Graue  met  eenre  schute  van  siinre  schiphoren, 
soet  boec  inhout  vj.  se.  groot  ff  ij.  ft,  viij.  se.  h. 

Item  GÜ1Ü8  Wouters  zoon,  Alaert  Henrix  zoon,  Pieter  Zee- 
lander, Pieter  Hanneken,  voer  hoer  seiphure,  aoe  tboec  in* 
hont  iiy.  ff,  b. 

Item  Ghiiabreoht  van  Bye  van  aiiore  seiphure,  aoe  tboec  in- 
hout xviij.  se.,  j.  d.  groot  ff  vij.  Q,  iiij.  se,  viij.  d.  h. 

Item  Gleis  van  Pit  van  siinre  seiphure,  aoe  tboec  inhout 
iiij.  ft  h. 

Item  Jacop  Boyen  van  siinre  scbiphure  met  sinen  knechten 
van  des  dat  hem  ombrect  na  siinre  overlevering©,  met  dat  hem 
Wouter  Vlas  betaalt  heeft  vj.  sa,  vj.  d.  groot  ff  ij.  ft,  xy.  se.  h. 

Item  Pieter  Jans  zoon  in  den  wilden  man  mit  sinen 

gesellen,    van   sciphueren  na  siinre  overleveringhe ,  soe  tboec 
inhout  vj.  se.,  iiij  d.  groot  ff  ij.  0,  x.  se,  viij.  d.  h. 

Item  Glaes  Hoelman  van  siinre  seiphure,   soe  tboec  inhout, 
overmids   dat  hi  enen  knaep  meer  hadde  dan  tboec   inhout 
{      h  86»  xiiq.  se.  h. 

;         Item  Pieter  Heestinc,  Willem   Harst  ende  Jan  Jacop  Boy- 
j      dens  zoons  zoon  elx  xx.  groot  ff  y.  fg  h. 

Item  Martiin  Jans  zoon  van  ainen  afterstal  dat  hem  ombrac 
van  ij.  fB,  xv.  se.  groot  gbegeven  xviij.  fg,  h. 
j         Item    Pieter  Dirx   zoon    van   sinen   afterstal  viij.  se.  groot 

Hj.  ftt  iüj-  se-  h. 
j  Item    Mathiis   Ansen   zoon  van  dat  hem  ombrac  van  siinre 

overleverioge  vij.  groot  ff  iiij.  se,  viij  d.  h. 

Item  Pieter  Snellert  van  sinen  afterstal,  soe  tboec  inhout 
ix.  se.,  vj.  d.  groot  ff  üj.  0,  xvj.  se.  h. 


166 


Item  Heyn  Verloren  van  ij.  reysen  van  sinen  afterstal,  toe 
tboeo  inhout  vj.  se.  viij.  d.  groot  ij.  fg,  xiij.  so,  iiij.  d.  h. 

Item  Tolle  Wisse  zoon  van  dat  hi  overghelevett  ia  f.  te 
groot  ff  y.  fg  b. 

Item  Wenemaer  van  aünre  schiphure  boven  dat  hem  betaelt 
was  in  ofcortinge  van  sinen  afterstal,  dat  was  xxxiiij.  se, 
xj.  d. ,  hem  ghegeven  sün  gebrec  xj.  se.  groot  ff  iiij.  ft, 
viij.  se.  b. 

Item  Lotte  Dirx  zoon  van  ainen  afterstal  ix.  se.  groot  ff 
üj.  €§,  xij.  so.  h. 

Item  Meens  Stoliritx  zoon  van  ainen  ghebreke  iiij.  se  groot 
ff  xxxjj.  se.  h. 

Item  Cop  Vos  mit  sinen  gesellen  van  dat  hem  van  allen 
afterstal  ombreet  boven  allen  overleveren  ende  bewisinge  daer 
hi  al  mede  betaelt  is  zxxix.  se.,  ix.  d.  groot  ff  xv.  fg, 
xvuj.  se.  h. 

Item  Willem  Pietera  zoon  van  sinen  overleveringe  ende  af- 
terstal xj.  sa,  vijj.  d.  groot  ff  iiij.  ft,  xiij.  se.,  iiij.  d.  h. 

Item  Reynaer ,  soe  tboec  inhout  xxx.  groot  ff  xx.  se.  h. 

Item  Dirc  Wiüems  zoon,  soe  hi  mit  sinen  eede  ghebooden 
heeft  boven  dat  hem  Wouter  Vlas  betaelt  heeft  van  siinre  scip- 
hnre  vj.  se.  groot  ff  ij.  fg>  vuj.  se.  h. 

Item  Herman  Willems  zoon,  die  mede  om  onse  Inden  voere 
met  sinen  aeepe  doe  si  thuus  quamen  als  hi  kenlike  heeft  gbe- 
maect  xx.  groot  ff  xiij.  se,  iiij.  d.  h. 

Item  Heynken  Humane  zoon  van  sinen  afterstal  ende  fan 
sinen  gebreke  viij.  so.,  rj.  d.  groot  ff  iij.  #,  vijj.  so.  h. 

Item  Jacop  Mathiia  zoon  van  siinre  sciphure  iij.  0,  ihj.w. 
viij.  d.  h. 

Item  Tolle  Wiesen  zoon  van  sinen  aeepe  ghegheven  dat  hem 
ombrac,  als  bi  ons  kenlic  ghemaect  heeft,  boven  dat  hi  veren 
gerekent  staet  ij.  fg  h. 

Item  Heyne  Verloren  van  dat  hi  drie  naehte  die  domebas- 
sen  inden  seepe  ghewaeet  heeft  xij.  so.  L 

Somme  xcix.  9,  xvj.  se,  viij.  d.  h. 


/ 


J 


187 


Van  waghenhuren  betaelt  na  dat  dat  boec  inhout  vander 
overleveringe  ende  hier  na  ghescreveu  staet  van  eller 
reyse  xv.  groot. 


Item  Jan  Hogen  zoon  met       *)     Item  Meeus  die  Joneneer, 

enen  wagen.                vj.  2|.    Item  Koen  Metiis  z. 
Item  Voppo  Ghiisbrechts              Item  Pieter  Heinen  z. 

j-      - 
j-      - 

z.  enen  wagen. 
Item  Jan  Ghiisbrechts  z 

ii.  - 
.  iiij.  • 

Somma  xxxiiij.  ©.  *) 
Item  Willem  Bertonts  z 

J-      - 

Item  Hnge  Ghiisbrechts z.  viij.  • 
Item  Symon  Gherouts  z.  ij. 

-     Item  Heyne  Ponwels  z. 
Item  Bouwen  Ponwels  z 

Item  Gheraet  die  Wael. 
Item  Mathiia  Gberits  z 

.ij.    ■ 

Item  Engelbrecht  Wou 
ters  z. 

i-    - 

Item  Aernt  Symons  z. 

j-     ■ 

Item  Jan  Mathiis  z. 

j-    - 

Item  Hoge  Dirx  z. 

hj.    . 

Item  Diro  Gberaets  z. 

ij-     • 

Item  Jan  Gleis  z. 
Item  Jan  Neysen  z. 

iij. 
hj. 

Item  Heyne  Jans  z. 
Item  Ponwels  Giben  z. 

ij-     • 

j.      - 

Item  Ysebrant  Pieters  z 

•  i- 

-     Item  Gheraet  Bloc. 

j-      - 

Item  Herbaren  Florens  z 

•j-     ■ 

Item  Gheraet  van  Amer 

Item  Pouwels  Cleis  z. 
Item  Jan  Cleis  z. 

zoyen. 
.  Item  Dirc  Jan  Dirx  z.  z 

j-      • 
•j.      - 

Item  Pieter  Oem. 

iüj. 

-     Item  Willem  Jans  z. 

j-      - 

Item  Laurens  van  Cloet- 

Item  Beysken. 

j-      - 

l       ▼ye. 

Item  Huge  Voppen  z. 
Item  Pieter  Doel. 

iq. 

Item  Herman  Jacops  z 
Item  Reynnaert. 
Item  Stolwiic. 

•j.      - 
«•     - 
iq.    - 

Item  Jan  van  Gheer. 

i- 

Item  Cleis  Aernts  z. 

j-      - 

Item  Jan  Henrix  z. 
Item  Jan  Martiins  z. 
Item  Cleis  Florens  z. 

Item  Jacop  Cleis  z. 
Item  Symon  Heynen  z 
Item  Voppo  Giben  z. 

j.      - 

•j-      - 

)•     - 

Item  Wouter  Florens  z 

4 

Item  Heyne  Giben  z. 

j-      ' 

1)  Het  hier  gestelde  teeken  2J.  heb  ik  overgenomen  noals  het  in  het 
origineel  voorkomt;  het  staat  geiyk  met  \  f§  h.  ■■  10  se.  h.  of  15 
groeten  vteama. 

2)  Hier  eindigde  de  hlacbnjde  en  was  het  bedrag  opgetrokken. 


188 


Item  Wouter  Rembouts  z.  y . 
Item  Engelbrecbt  Jans  z.  j. 
Item  Boyden  Jans  z.  j. 
Item  Jan  Lemmen  z.  j. 
Item  Jan  Jans  z.  j. 

Item  Jan  Pieten  z.  j. 
Item  Meliis  Stoeldrayer.  ij. 
Item  Lau  Boen.  jj. 

Item  Ghiisbrecht  Neyse.  j. 
Item  Eykendaneu.  j. 

Item  Gheract  Jacops  z.  iq. 
Item  Jordaen  Jans  z.     j. 
Item  Martiin  Jan  Neven  z.  j. 
Item  Aernt  die  Pieker,  j. 
Item  Dirc  Kemp.  ijj. 

Item  Jan  Cleis  z.  j. 

Item  Cleis  GherouU  z.  j. 
Item  Jaoop  Henrix  z.    y. 


Item  Jan  Dirx  z.  §.   2| 

Item  Noydeken  Zugber.  ij.  - 
Item  Staes  an  die  Mer- 

wede.  j.     - 

Item  Jan  Dirx  z.  an  die 

Merwede.  ij.    - 

Item  Jaoop  Jans  z.  j.  - 
Item  Hngeman  Jans  s.  j.  - 
Item  Jan  Henrix  z.  j.  - 
Item  Hoge  Dirx  z.  j.  - 
Item  Maes  Zeymans  z.  j.  - 
Item   Gberit   Aelbrecht 

een  playte  opghetogen 

mit  ij.  paerden  ff       j.     « 
Item  Godeken  Aemts  z.  j. 
Item  Pieter  Zoete  Ebaesz.  jj. 
Item  Daem  Gilliis  z.  mit 

sinen  gesellen.  j. 

Somma  xxxiiij.  0,  xx.  so.  h. l) 


Betaelt  van  peesgelde  behalven  dat   Willem   Graman  in 
siin  rekeninge  hem  ghegheven  heeft. 


Gleis  Danels  z. 
Jaoop  Bntendiio. 
Jan  Pietera  z. 
Lanrens  die  Sager. 
Gise  Knobbout. 
Jan  Joriis  z. 
Jan  Mande. 
Gherit  van  Mwlwiic. 
Willem  Oem. 
Jaoop  Kogman. 


xxiiij.se.    Dirc  die  Goyer.  xxiiij.se. 

,  Gherit  Tymmerman.  , 

„  Meister  Jan  Smit.  , 

.  Symon  Jacops  z.  m 

„  Heyn  Mande.  , 

,  Adriaen  Herbarens  z.       „ 

0  Cleis  Borthouwer.  „ 

„  Fraet  Willems  z.  * 

,  Dirc  die  Cuper.  „ 

,  Aelbrecht  Pouwels  z.  , 


1)  Met  vorenstaande  som  van  xxxiig.  f§  maakt  dit  te  lamen  het  ge- 
heel bedrag  dar  wagenhuren  ad  69  fig  h.  uit. 


18* 


Jan  die  Clerc           xxiiij 

.  se.    Pieter  Reyners  z.      xxiïq. 

SC. 

Pietcr  Boghemaker.           , 

p          Cleis  van  Colen.              , 

Willem  Scoenhout            t 

,          Tolle  Wissen  z.               , 

Joest  her  Pouwels  z.        t 

p          Jan  Oherita  z.  Scoen- 

Jan  die  Lapper.                t 

r              maker.                           # 

Heyn  But                        t 

r          Meliis  Stoeldrayer.           , 

Jan  Zas.                            , 

f          Dirc  Zuus.                 xxxiiij. 

8C. 

Everaet  Plattiin  maker.      , 

r          Schaxken  die  Cuper.  xxiiij. 

SC. 

Henric  Verloren.               t 

r          Heynken  Humana  z.       , 

Coliin  die  Buser.              , 

r          Andries  Henrix  z.           „ 

Jaeop  Jan.                        , 

f          Gherit  van  Gelre.            , 

Henric  in  die  Hant 

,          Heyn  die  Beate.              9 

Ghiae  Gherit  Saelsz.         , 

r          Cleya  Symons  z.              , 

Adriaen  Haee.                   , 

r          Engelbrecht    Scoen- 

Jan  Pannaert. 

r              maker.                          , 

Willem  vander  Sluua.       , 

r          Goman  Gherit.                 , 

Jacop  Staten  z,                 t 

r           Willem  van  Merlant.       0 

Hoge  Scheriaer.                t 

f          Jan  van  Almkerc.            , 

Jan  Zeelander.                  , 

f          Noyde  Meeus  e.        xxxiiij. 

80. 

Willem  Jans  Witten  z.       * 

r          Jacop  Bertonts  z.f  soe 

Jan  Miobiela  z.                t 

r              bivoermittenande- 

Gise  die  Smit.                  , 

r              ren  niet  en  hadde.  xliirj. 

SC. 

Adriaen  Coenraeta  z.        t 

r          Jan  Pieters  z.  desge- 

Jan  Henrix  z.                  , 

r              liix.                               , 

Pieter  inden  Wilden- 

Jan  Pellen  z.desgeliix.       # 

man.                             é 

,          Pieter  Potter.            xxxiiq. 

SC; 

Koen  Meliia  z.                  t 

r          Jan  Gobben  z.                , 

Danel  Danels  z.               4 

r          Aernt  Jacops  z.        xxiiij. 

SC. 

Grote  Hnge.                     , 

r           Boel  Hallaer.             xxxiiij. 

SC. 

Heyn  van  Almkerc.          t 

r          Jacop  Wontere  z.      xxiiij. 

SC. 

Gherit  Willema  z.            , 

r          Pieter  Hugen  z.              , 

Qaiisbrecht  Jans  z.           , 

Dirc  Smit.                       , 
Somma  xoix.  fg,  ij.  se.  h 

Item  Willem  Graman  ende  Everdey  Wouters  z.  van  dat  si 
rekenden  meer  wtgbegeven  dan  ontfangen  vander  reysen  vors., 


190 


coomt  xix.  ft,  xij.  bc»  iij.  d.  gr.  ff  in  ponden  c.  lvj.  flj, 

xviij.  se.  h. 

Somma  perse  e.  lvj.  gj,  xvuj.  se.  h. 

VYtghegheven  noch  van  alrehande  particulen  bi  bevele  der 
gueder  luden,  overmits  dat  die  andere  threseriers  gheen 
geit  en  hadden  mede  te  betalen  ende  om  der  stede 
schade  te  scutten  van  leistinghe  ende  ander  dachgelt. 

Item  Gheertruud  Sariis  wedue  op  Almaengen ,  van  ses  ter- 
miin  tien  oudscilden,  daer  die  leste  termiin  of  waa  verschenen 
tsinte  Pieten  daghe  ad  vincnla  jnt  jaer  ach  te,  coomt  lx.  oudscil- 
den, jn  ponden  gerekent  voer  den  scilt  xlv.  butkens  c  xxxv.  S 
h.,  hoer  hiir  of  betaalt  c.  xxiij.  fB  h. 

Dus  ismen  hoer  noch  sculdieh  vanden  terminen  vors.  xij.  ft  h. 

Item  Aernt  Vos  van  Driel ,  van  twe  .terminen  daer  tleste 
termiin  of  was  opten  tiensten  dach  jn  Aprille  jnt  jaer  ses,  van 
eiken  termiin  xiij.  scüden,  vor  den  scilt  xlv.  butkens,  coomt 
in  ponden  lviij.  fg,  x.  se.  h. 

Iteto  Jacop  die  Wale  van  Mechelen,  van  domeyns  wegbea, 
van  iij.  terminen  daer  tleste  of  was  tsinte  Jans  daghe  te  nud- 
zomer  lestleden,  van  eiken  termiin  vij.  scilden,  voet  den  solt 
xlv.  butkens,  coomt  in  ponden  xivy.  &,  v.  se.  h. 

Item  Gheertruud  Wonter  Vlas  wiif,  van  y.  terminen,  van 
eiken  termiin  x.  scilden ,  daer  tleste  termiin  of  was  tsinte  Pia» 
ters  daghe  ad  vincnla  lestleden,  voer  den  scilt  xlv.  butkens, 
coomt  in  ponden  xlv.  fg  h. 

Somma  ijc.  lxxiij.  Q»  xv,  se  h. 

Scepenen  ende  raets  reysen. 

Item  des  maendaghes  voer  onser  Vrouwen  dach  aeanmpcio 
geeent  jnden  Hage  Wormbout  vanden  Wiingherden,  Willen 
Giisbrechts  zoon,  Jan  Fazout,  Jacop  Bertouta  zoon  ende  Boyner 
Voeghelaer,  roerende  vanden  ballingen  die  te  Botterdam  opter 
straten  gaen  ende  van  anderen  stanken,  waren  wt  ig.  daghen, 
verteerden  tsamen  met  xx.  knechten  \j\  ö,  xinj.  ac,  j.  d.  groot 


191 

fJaams,  ende  Tan  seiphure  ende  waghenhure  soe  si  vten  Hage 
te  Leyde  ende  ter  Goude  om  reden  thuus  te  oomen  bi  nachte 
eode  te  hoosschede  ja  der  herbergben  jnden  Hage  ende  ter 
Goude,  tsamen  \j.  ffi,  iüg.  ac,  vj.  d.  groot  vlaams  ff  tsamen 
Hz.  ft,  iij.  se.  h. 

Item  jnden  Hage  geaent  omtrent  sinte  Lambrechts  dach,  Giia- 
brecht  Vrancken  eoon,  Willem  Ghiiabrechts  zoon  ende  Ocker, 
roerende  tanden  Schotten  ende  die  saken  te  verantworden,  waren 
wt  iiij.  daghen ,  verteerden  mit  sciphure  ende  waghenhure  ix. 
cronen,  ij.  butdragers  ff  xviij.  f&,  iiij.  se.  h. 

Somma  Ixxvij.  fg,  vij.  se.  h. 

Betaelt  Wormbont  vanden  Wünghert  na  siinre  cedale  die 
hi  over  heeft  ghelevert  van  schenken,  van  perceel  te 
perceel  als  hiir  na  ghescreven  staet  ende  so  hi  desen 
threseriers  van  enen  hogen  van  enen  wiin  exsa.  ofghe- 
kort  heeft. 

Item  her  Hac  jn  Zwetenborch  iiij.  kannen  van  vij.  groot, 
ij.  groot  van  dragen  ff  ij.  fg »  "j*  se. ,  iiij.  d.  h. 

Item  den  heren  van  Postelen  viij.  kannen  van  vij.  groot , 
iiij.  groot  van  dragen  ff  iiij.  ®,  vj.  sa,  viij.  d.  h. 

Item  den  mynister  vanden  Minrebruederen  iiij.  kannen  van 
vj.  groot,  ij.  groot  van  dragen  ff  ij.  9,  iij.  se,  iiy.  d.  h. 

Item  opten  Pinxeterdaoh  den  twe  cloeteren  elx  twe  kannen 
van  viij.  groot ,  ij.  groot  van  dragen  ff  y.  fg ,  ix.  se. ,  iiy.  d.  h. 

Item  her  Huge  van  Heen  vliet  ende  her  Ghiieken  van  Die* 
penbrecht  om  dat  ai  dicke  hor  qttamen  om  te  dadingfien  van 
Klips  vander  Lecke,  tsamen  xx.  kannen  van  ny.  grooten, 
z.  groot  van  dragen  ff  xij.  fg,  vj.  se.,  viij.  d.  h. 

Item  her  Jan  van  Drongelen  ende  her  Jan  van  Brakel  iifl. 
kannen  van  vig.  groot,  ij.  groot  van  dragen  ff  ij.  Q,  ix.  se.,  inj.  d. 

Item  her  Florena  van  Alkemade  ij.  kannen  van  viy.  groot, 
enen  groot  van  dragen  ff  j.  fB,  iiij.  sa,  viij.  d.  h. 

Item  den  schatten  xftij.  kannen  van  viij.  groot,  vij.  groot 
van  dragen  ff  viij.  fB,  xij.  sa,  viij.  d.  h. 


m 


Item  den  custode  vanden  Mynrebruederen  iiij.  kannen  van 
viij.  groot,  ij.  groot  van  dragen  ff  ij.  fg,  ix.  se.,  iiij.  d.  h. 

Item  eenre  beghine  die  men  cleede  iiij.  kannen  van  viij.  groot, 
ij.  groot  van  dragen  ff  ij.  fg,  ix.  sa,  iiij.  d.  h. 

Item  den  jonghen  schuts  viij.  kannen  van  viij.  groot,  iiij. 
groot  van  dragen  ff  iiij.  {£,  xviij.  se.,  viij.  d.  h. 

Item  den  vier  steden  als  Haerlem,  Delf,  Leyden  ende  van- 
der  Goude ,  doe  si  hiir  waren ,  roerende  vande  Schotten  xvj. 
kannen  van  vij.  groot,  viij.  groot  van  dragen  ff  viij.  8,  xuj.  sa, 
iïjj.  d.  h. 

Item  den  ij.  cloesteren  op  onser  Vrouwen  daeh  assumpeto, 
elx  ij.  kannen  van  vij.  groot ,  ij.  groot  van  dragen  ff  ij.  18, 
iij.  se.,  iiij.  d.  h. 

Item  Walraven  van  Brederode  ij.  kannen  van  vij.  groot, 
enen  groten  van  dragen  ff  xxj.  se,  viij.  d.  b. 

Item  aen  wiin  ghehaelt  opter  zalen  bi  Stoepen,  soe  sim  ce- 
dule  inhout  xxiij.  se,  vij.  d.  groot  ff  ix.  ffi,  viij.  se.,  viij.  d.  h. 

Somma  lxvij.  (8,  iiy.  d.  h. 

Van  tymmeren  ende   hout  bi  bevele   vanden  achten  eade 
vanden  dekens. 

Item  tot  Jan  die  Jonghen  aen  hout  ghebesicht  after  tgrote 
kerchof ,  te  beslaen  after  ende  naest  Jacop  van  Scarpenisse  erve, 
eerst  drie  dubbel  sparren  ,  tstic  iiij.  groot.  Item  xxiüj.  deel- 
plancken,  tstie  vij.  groot.  Item  xvj.  keperhout,  tstic  iiij*.  groot 
Item  vij.  bouten,  ende  ij.  houten  van  xxiüj.  voeten,  tstic  vij*. 
groot  ende  xxij.  eyken  schalen,  tstic  vj.  groot  ff  xv.  SB,  j.  scL 

Item  aen  dit  werek  vorscreven  ghewroecht  Adriaen  Blancken, 
Willem  Blancken  ende  Pieter  Willems  zoon,  elx  vij.  daghe  ende 
elc  xij.  groot  sdaghes.  Item  een  opperknecht  vy.  daghe,  sda- 
ghes  v.  groot,  ende  Cleys  Servaes  zoon  van  dat  himedeheyde 
vüj.  groot  ff  ix.  fB,  xvj.  sa,  viij.  d.  h. 

Item  Tielman  Fieters  zoon  vander  zile  ter  haven  ende  aen 
den  diick  iüj.  daghe,  sdaghes  x.  groot.    Item  Pieter  Scarpenisse 


193 


iiij.  daghe,    sdaghes  viij.  groot,    ende  Kemp  van  dat  hi  hem 
halp  v.  groot  ff  ij.  f8,  xj.  se,  iiij.  d.  h. 

Item  Heyn  Hobben  zoon,  om  dat  hi  dat  hout  after  tkerchof 
brochte  daermen  aldaer  mede  tymmerde ,  ghegeven  j.  boldra- 
ger y.  ac.  h. 

Somma  xxvij.  f§,  xj.  se.  h. 
Item   gbecoft  xy.   plancken   ghebesioht  aen  beyden  ziilen, 
tstic  vüjj.  groot  ff  lij.  f§,  iiij.  se.  h. 

Somma  pene  qj.  ffi,  üq.  se  h. 

Van  yserenwerc. 

Item  tot  Heyraans  van  Vtrecht  gehaelt  tottet  werc  after 
tkerchof  vorscreven  eerst  jc.  spikeren  van  xy.  groot.  Item  jc. 
van  vj.  groot.  Item  y.  veters  daer  aen  verdient  viij.  butdra- 
gers.  Item  iij.  banden  om  een  bloc,  elc  iij.  voeten  lange, 
elke  voet  enen  groten,  ende  enen  groten  waert  spikeren.  Item 
aen  tsiilken  vander  haven  jc.  spikeren  van  xij.  groot,  ende  ij0., 
de  hondert  vj.  groot.  Item  *c.  cost  ij.  groot.  Item  *«.  coste 
j*.  groot.  Item  noch  tot  een  ander  zile  vander  haven  iij.  groot 
waert  spikeren.    Item  noch  vy*.  groot  van  spikeren  ff  iij.  fg  h. 

Item  Mathiis  Eliaes  zoon  van  xj.  scalmen  ander  stede  vete* 
nen  x.  botdragers.  Item  aen  twindaes,  daermen  die  palen 
mede  vter  haven  wan,  vjj.  voeten  bants,  elke  voet  j*.  groot. 
Item  iiije.  spikeren ,  elc  c.  vj.  groot  ff  ij.  fg ,  iij.  se.  h. 

Item  tot  bouwen  artus  ghehaelt,  ghebezicht  after  tkerchof 
ende  after  in  sthege  oversloet ,  eerst  iijc.  spikeren ,  thondert 
van  vj.  groot.  Item  noch  j$c.,  thondert  van  vj.  groot.  Item 
xxv.  spikeren ,  oosten  iy.  groot  Item  noch  j°.  van  xy.  groot. 
Item  ijc.,  thondert  vj.  groot.  Item  noch  j°.  van  xij.  groot. 
Item  ijc.,  thondert  vj.  groot.  Item  *c.,  coste  vj.  groot.  Item 
ij0.,  thondert  vj.  groot  ff  iij.  fg,  iuj.  8c.  h. 

Somma  viij.  ®,  vij.  se.  h. 

Alrehande  particulen." 

Item  gheleent  bi  bevele  vanden  gueden  luden  ende  den  ach* 
XII.  J.  18 


194 


ten  toiter  reyse  te  Meduwen  tegens  die  van  Huesden,  dat 
tghemeen  lant  betalen  sal  xxv.  nobel  ff  c.  fB  h. 

Item  her  Jonghe  Jan  van  Heemsteden  betaelt  vander  stede 
soudye  tSta veren,  daer  onser  poirteren  scepe  voer  gbehouden 
waren  tot  Woudrichem  c.  xx.  fg  h. 

Item   Michiel   die   makelaer   bi   bevele  vanden  achten  ende 

dekens ,  van  siinre  leeninge  xxij.  ©  b.,  overmits  dat  hi  hem 

liet   ghenoeghen   met  een  schatten  gelde  dat  hi  twischat  ghe- 

wonnen    hadde,    roerende    vanden   koerne  dat  hi  Ghüsbrecht 

Cleis   zoon  vercoft  ende  dat  die  stede  jnder  reyse  voer  Gorin- 

chem    weder   overnam    ende    daer  toe   enen   nobel  voer  sinen 

oncoste    van    dagen ,    van  brieven  ende  schiringhen  ff  tsarnen 

xxvj.  fg  h. 

Somma  ijc.  xlvj.  ffl  h. 

Noch  alrehande  particnlen. 

Item  ghegeven  Jan  die  Jonghe  van  alrehande  houte,  gebe* 
sicht  aen  stacket  after  den  stabbom  doemen  voer  Ghorincbem 
lach  ende  hem  die  stat  sculdich  bleef,  soe  Tielmans  ende  Wou- 
ters boec  vander  rekeninghe  daer  of  inhouden  xxxj.  se.,  ix.  d. 
groot,  coomt  in  ponden  xy.  fg>  xiiij.  se  h. 

Item  Ghüsbrecht  Gherit  Zadels  zoon  ghegeven  van  xy.  da- 
ghen die  hi  ghewrocht  heeft  inder  laetster  reysen  voer  Ghorin- 
chem  als  hi  ons  kenlio  ghemaect  heeft,  des  dages  xy.  groot, 
hem  ofghecort  sdages  iij.  groot  van  sinen  peesgelde  ff  iij.  Si 
xij.  se.  h. 

Item  Keyser  jnden  toern  van  dat  hi  omgheloepen  heeft  om 
alrehande  boitscappen  ende  die  laden  te  halen  die  geset  waren 
om  't  geit  tott'  haven  te  gbeven ,  ghegeven  xxxy.  se.  b. 

Item  den  jonghen  wiif  jnden  toern  om  dat  si  menighe  boit- 
scappen ghedaen  heeft,  die  doere  vander  salen  op  ghedaen 
ende  die  tafellen  geset  opter  zalet  om  dat  geit  tontfaen,  ghe- 
geven van  hoesscheden  iiij.  se.  h. 

Item  verteert  ende  verdronken  zeder  dat  dese  threaeriers  dese 
threserie   hebben   aenghenomen   vander  drien  maenden  om  die 


195 


reyse  van  Ghorinchem  te  betalen,  ende  dat  geit  vander  haven 
intenemen  ende  wt  tegheven ,  ende  die  wile  dat  si  over  dese 
rekeninghe  hebben  gheseien  viij.  0  h. 

Item  van  de9e  rekeninghe  ende  twe  boeken  te  maken  ende 
ander  arbeit  van  deser  thresorie  roerende,  ende  voer  ende  na 
ghescreven  alst  dese  threseriers  begheerden,  ghegeven  taamen 
vüj.  fB  h. 

Item  Jan  Dix  zoon  der  gilden  knecht,  vander  tafel  te  dec- 

ken  iiij.  se.  h. 

Somma  xxxiijj.  SB,  vj.  se.  h. 

Somma  summarnm  van  allen  wtgheven  vander  laetster  rejse 
van  Ghorinchem,  dat  die  stede  den  Inden  sculdich  bleef,  wt- 
gheset  die  leeninghe,  coomt  xxj°.  xlj.  ffi,  vj.  se,  x.  d.  h. 

Ende  tontfanc  hier  voer  coomt  xxix°.  lxxix.  ffi,  xv.  se.  h. 

Bit  wtgheven  gheeffent  thegens  tontfanc,  coomt  dat  deae 
threseriers  meer  hebben  ontfanghen  dan  uatghegeven,  coomt 
viij0.  xxxviij.  ffi,  viy.  se,  ij.  d.  h.  Ende  dit  overleveren  be- 
wisen  dese  threseriers  weder  wtghegeven  jn  hoer  rekeninghe 
vander  haven  after  den  stabboem  geliken  als  hoer  rekeninghe 
daer  of  bewust  ende  inhout. 

17  Vergadering.    92  November  1§6«. 

Bibliotheek.  —  de  JPicqveforfs  Histoire  des  Provinces  Unies  des 
Pais-Bas.    Archief  van  Fperen. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

Tan  Mr.  G.  A.  de  Meester,  te  Harderwijk: 

Be  grondlegger  onzer  vrijheid  Prins  Wülem  I,  voorstander  van 
iet  eentraUesatiestehel,  door  Mr.  6.  A.  de  Meester.  (Overge- 
drukt  uit  de  Nieuwe  Bedragen  voor  Begisgeleerdheid  en  Wetge- 
*uy,  deel  VI,  stak  2,  bl.  258.) 

Tan  den  Heer  M.  L.  van  Deventer,  te  'sGravenhage: 

Mei  jaar  1566.     Eene  historische  proeve  uit  den  Nederland- 

13* 


196 


teken  vrijheidsoorlog.  MeerendeéU  naar  onuitgegeven  bescheidt* 
bewerkt  door  M.  L.  van  Deventer.  Met  een  voorwoord  van  Dr. 
R.  C.  Bakhuizen  van  den  Brink,     's  Graven hage ,  1856. 

Van  den  Heer  J.  Diegerick ,  te  Brugge : 

Lettres  inédites  de  Phüippe ,  Comte  de  Lalaing ,  Sénéchal  de 
Flandre,  Baron  d'Eecornaix  et  de  fVavrin,  gouverneur,  capUaüu 
gênéral  et  grand  bailli  du  pays  et  comte  de  Hainaut :  1 576 — 1 579 ; 
par  M.  Diegerick.  (Extrait  du  t.  VIII,  n*  2,  2e  série,  des 
Bulletins  de  la  Commmion  royale  d'hisloire.) 

Essai  de  critique  op  de  WlcgueforCs  Eisioire  des  Promces- 
Unies.     Medegedeeld  door  Mr.  J.  A.  Grothe. 

Voor  een  tiental  jaren  werd  mijne  aandacht  bijzonder  geves- 
tigd op  een  berigt,  voorkomende  in  Het  instituut  of  verslagen  en 
mededeelingen ,  uitgegeven  door  de  vier  klassen  van  het  Koningljjk 
Nederlandsch  Instituut,  1844,  n°  1,  p.  52,  betrekkelijk  een 
verslag  door  Mr.  P.  Simons  ingezonden,  van  een  handschrift, 
tot  titel  voerende: 

•  Essai  de  critique  des  xx.  premiers  livres  de  l'histoire  des 
» Provinces-Unies   par   Mr.  Abraham   de  Wicquefort.    Avec  la 

•  critique  de  la  critique  de  M.  M™.  Daniel  Lestevenon  et  Jac- 

•  ques  Basnage  pasteur  de  1'église  wallonne  de  la  Haye.  Et  par 

•  occasion  on  y  indique  quelques  fautes  de  quelques  historiens 

•  qui  ont  traiteez  les  mcmes  matieres  que  Mr.  de  Wicquefort. 
» 1740." 

Te  meer  belang  stelde  ik  in  dit  handschrift ,  daar  kort  te 
voren  door  mij  uit  de  boekerij  van  J.  H.  Hoeaft  een  uitmun- 
tend exemplaar  van  de  grootendeels  onuitgegeven  Histoire  des 
Promnces'  Unies  van  de  Wicquefort  was  aangekocht. 

Dit  Essai,  kort  daarop  door  mij  mede  in  eigendom  verkre- 
gen, bevat  in  ruim  600  compres  geschreven  folio  bladzijden, 
eene  doorloopende  kritiek  van  de  20  eerste  boeken  van  de  Wie- 
queforts  geschiedenis.  De  schrijver  was  van  oordeel  dat,  bij 
eene  zeer  gewenschte  voortzetting  van  de  uitgave  van  het  werk 
van   de  WTicquefort,    waarvan  op  dat  tijdstip  nog  slechts  vier 


/ 


197 


boeken  waren  gedrukt,  eene  herziening  van  bet  geheel  nood- 
zakelijk was.  Hij  heeft  daartoe  een  exemplaar  van  de  Wic- 
quefort  met  de  pen  in  de  hand  doorlezen,  en  van  bladzijde  tot 
bladzijde  zijne  aanvullingen  en  aanmerkingen  opgeteekend. 

Het  HS.  vangt  aan  met  eene  opdragt  aan  Cornelis  de  Witt 
van  Jaarsveld ,  raad  en  oud-schepen  van  Dordrecht  en  gedepu- 
teerde ter  vergadering  van  de  Staten  van  Holland  en  West- 
Vriesland,  waaruit  blykt  dat  de  schrijver  een  ijverig  aanhanger 
was  van  de  anti-stadhouderlijke  party  en  dat,  gelijk  hij  het  HS. 
van  de  Wicquefort's  histoire  des  Prov.-Unies  (thans  in  mijn 
bezit)  voor  de  Witt  naar  het  origineel  heeft  geoopieerd,  hij  zoo 
ook  op  zijn  last  en  met  zijne  medewerking  dit  Essai  heeft  te 
zaaien  gesteld.     Hij  zegt  aldaar: 

tEn  prenant  Ia  liberté  de  vous  Ie  presenter  comme  un  leger 
itribut  de  ma  reconnoissance  pour  tant  de  bienfaits  dont  vous 
»me  comblez  tons  les  jours,  je  ne  fais  que  vous  offrir  et  vous 
irendre  oe  qui  vous  appartient  par  tant  d'endroits.  En  effet 
loutre  que  je  n'ai  entrepris  oet  ouvrage  que  par  vos  ordres  et 
>8ous  vos  auspices,  vous  avez  eu  la  bonté  de  me  oommuniquer 
iliberalement  Ie  puissant  secours  de  vötre  riche  et  nombreuse 
ibibliotheque,  et  ce  qui  est  infiniment  plus  considerable,  celui 
ide  vos  lumieres  et  de  la  parfaite  connoissance  que  vous  avez 
ide  1'histoire,  et  particulierement  de  celle  de  vótre  chere  patrie." 

Deze  brief  of  opdragt  is  onderteekend  D.  L.  C. 

Nu  volgen  van  pag.  1 — 58  algemeene  beschouwingen  over  de 
Wicquefort  en  zijn  geschiedwerk,  die  bij  nadere  kennismaking 
mij  gebleken  zijn  het  gewigtigste  deel  van  den  lijvigen  foliant 
uittemaken.    Zij  zijn  vervat  in  acht  articles  preliminaires : 

1.  Des  vastes  connoissances  de  Mr.  de  Wicquefort  et  de  1'u- 
titité  de  son  histoire. 

2.  De  la  personne  de  1'auteur,  et  du  tems  on  il  composa 
son  histoire  et  autres  ouvrages. 

8.  Du  sort  de  son  histoire. 


L. 


198 


4.  Da  stile  de  1'anteur. 

5.  Des  deffauts  de  cette  histoire  et  de  la  nécessité'  d'en  faire 
uoe  critique. 

6.  De  quelle  maniere  on  peut  reioucher  eette  histoire. 

7.  Si  Mr.  de  Wicqaefort  a  en  raison  de  se  plaindre  d'avoir 
èté  arrêté  et  jugé*  a  la  Haye. 

8.  Des  différents  jagements  qu'on  pent  faire  sur  cette  histoire, 
et  sur  eet  Essai  de  critique. 

Art.  1  is  van  weinig  belang,  en  niet  meer  dan  de  getuigenis 
van  Basnage,  te  vinden  in  de  voorrede  voor  sijne  Annales, 
eene  getuigenis  die  echter  van  te  meer  gewigt  is,  naar  mate 
anders  Basnage's  oordeel  over  de  Wicquefort  scherp  en  een- 
zijdig is. 

Belangrijker  is  het  2C  artikel.  Na  aanhaling  van  de  klagt 
van  Le  Clerc  over  de  nalatigheid  van  den  uitgever  van  het 
1°  deel  van  de  Wicquefort,  waardoor  wij  van  meest  alle  levens- 
bijzonderheden  te  zijnen  opzigte  verstoken  zijn,  vervolgt  het 
Essai  iCest  le  Sr.  Thomas  Johnson  qui  ayant  publié  les  4 
premiers  Livres  de  cette  Histoire,  avec  toutes  les  Preuves,  en 
2  petits  volumes  in  folio,  aprez  en  avoir  traite  avec  les  heri- 
tiers  de  Jean  et  Daniel  Steucker,  aussi  libraires  a  la  Haye, 
est  au  moins  plus  ezcusable  que  ceux-ci.  Dez  Tan  1669  Ui 
avoient  accordé  avec  Mr.  de  Wicquefort ,  et  peu  aprez  ils  en 
commencereut  1'impression.  S'ils  avoint  èté  moins  négligens  et 
plus  portéz  a  faire  plaisir  au  Public  en  lui  donnant  ce  qu'on 
appelle  V histoire  eTun  Auteur,  ils  auroient  pu  aisement  ramas- 
ser  et  conserver  quelques  notioes  pubüques  ou  Anecdotes  pour 
en  faire  usage  en  tems  convenable,  et  aujourd'hui  nous  receuil* 
lerions  les  fruits  de  lenrs  soins.   Le  mal  est  devenu  sans  remede. 

Mr.  Basnage  publia  sea  Annalen  des  Provinces-Unie*  lamême 
année  que  Johnson  fit  paroitre  le  com  men  cement  de  1' Histoire 
de  Mr.  de  Wicquefort,  et  voici  ce  qu'il  dit  dans  sa  Prefece 
sur  la  naissance  de  THistorien ,  ses  malheurs  et  le  tems  ou  il 
composa  son  Histoire.  »Mr.  de  Wicquefort  qui  connoissoit  le 
•  gouvernement   intérieur  de  la  Bepublique,   dont  il  avoit  feit 


199 


»rae  étude  particuliere,  avoit  entrepris  1'Histoire  des  Provinces- 

•  Unies  depris  la  Pais  de   Manster  jusqu'a  celle  de  Nimegue. 

•  H  êtoit  né  dans  la  Provinoe  d'Hollande,  et  avoit  quitte  fort 
•jeune  sa  patrie  pour  aller  s'etablir  en  France.  Son  A.  E.  de 
iBrandebourg  1'avoit  fait  son  Bésident  a  Paris,   mais  aprez  y 

•  avoir  demeuré  32  ans,  il  tomba  dans  la  disgrace  du  cardinal 
ide  Mazarin ,  qui  Ie  fit  arrêter  pour  avoir  écrit  les  hiatoriettee 
*di  la  cour,  les  amourt  du  Hoi  et  Ie*  échappeez  dea  niecei  de 
*m  Bminence1),  Il  ne  sortit  de  la  Bastille  ou  on  1'avoit  mis 
•qu'avec  une  escorte  qui  Ie  conduisit  jusqu'a  Calais,  et  Mr.  Ie 
i  Tellier  tacha  de  justifier  cette  violence  en  apprenant  a  1'Elec- 
>teur  que  son  Ministre  êtoit  un  nouvelliste  aux  gages  de  plu- 
isieurs  Princes.    Il  arriva  a  la  Haye  en  1659,  et  y  trouva  un 

•  puissant  protecteur  dans  la  personne  de  Mr.  de  Witt,  dont  il 
i  avoit  ëté  la  victime,  puisqu'il  entretenoit  une  correspondence 
isecrete  avec  lui.  En  effet  c'êtoit  a  ce  Premier  Ministre  de  la 
tBepoblique  qu'il  avoit  addressez  5  ou  6  volumes  de  lettres 
tmanuacriies  qu'on  a  conservé  jusqu'a  present  *)  et  dont  nous 
laurions  fait  un  plus  grand  usage,  si  les  bruits  de  Paris,  et 
iles  nouvelles  des  Piliers  du  Palais  s'accordoient  toujours  avec 
ila  verité*  des  faits.  On  reprochoit  au  grand  Grotius  qu'êtant 
»a  Paris  fort  occupé'  de  ses  nottes  sur  1' Ancien  Testament,  et 
ivoulant  envoyer  tous  les  ordinaires  des  nouvelles  en  Suede,  il 
'ècrivoit  legérement  ce  que   ses  batteurs  d'estrade  lui  rappor- 

•  toient,  et  qu'ü  êtoit  souvent  obligé  de  se  retracter  1'ordinaire 
isuivant.  Tel  est  Ie  sort  de  tous  les  nouvelistes  qui  veulen t 
i primer;  c*est  pourquoi  nous  n'avons  cité  que  trez  rarement 
>les  lettres    dont  nous  venons  de  parier.     Mr,  de  Wicquefort 

•  se  reconciiia  ensuite  avec  la  France,  dont  il  aoutint  les  iute- 
»rêts  avec  chaleur  par  esprit  de  vengeance  contre  Ie  Prince 
'd'Orange,  ou  par  quelqu'autre  motif,  Le  Gomte  d'Estrades 
tl'employoit  auprez  de  D.  Estevan  de  Gamarra,  et  se  reposoit 

1)  Cf.  Paffeodorff  rerom  Brandenb.  VII.  437.    De  Wicqaefort  bist.  m. 
«.  Iivr.  XXIV. 

2)  Deze  brieven  zjjn  in  minuat,  althans  voor  een  gedeelte,  in  mijn  bezit. 


200 


•  avec  tant  de  confiance  sur  lui,  qu'ü  renvoyoit  Mr.  de  Lionna 

•  aux  Lettres  de  Mr.  de  Wicquefort,  afin  de  ne  Ie  fatiguer  pas 
» par  des  repetitions  inutiles  de  ce  qoi  se  passoit  en  Hollande." 
J'ni  qaelques  remarques  a  faire  sur  se  recit. 

1\  Que  selon  Mr.  de  Bynkershoek,  traüé  du  juge  competent 
des  ambauad.  ekap.  XI,  §  VIII,  Mr.  de  Wicquefort  êtoit  néa 
Amsterdam  x). 

2*.  Que  ce  fut  lui  qui  êtant  Ministre  de  1'Electeur  de  Bran- 
debourg  a  Paris ,  negocia  avec  Ie  Comte  de  Brienne  et  vint  a 
bout  de  determiner  Ie  Cardinal  Mazarin  a  faire  donner  par  Ie 
Roi  de  France,  ia  qualite  de  Freres  aux  Ëlecteura  de  l'Empirc 

•  Je  ne  me  donnerai  pas  trop  de  vanité  (dit  Mr.  de  Wicque- 
>fort)  quand  je  dirai  que  la  négociation  qni  a  êté  faite  poar 
icela  est  mon  ouvrage;  et  que  Mr.  1'Electeur  de  Brandebourg 

•  en   est  obligé*  a  mon   zele  et  aux  babitudes  que  j'avois  a  Ia 

•  cour  de  France"  *). 

3\  Ce  qui  a  donné  lieu  a  Mr.  Basnage  de  dire  que  1' Auteur 
s'êtoit  reconcilié  eneuite  avec  la  France  et  de  lui  reprocher  iet 
et  ailieurs  qu'il  soutin t  les  interets  de  cette  couronne  dans  sou 
Histoire  avec  trop  de  partialité;  c'est  1".  qu'on  trouve  a  la  page 
13  du  livre  XIII  une  notte  qui  annonce  »que  les  ambassadeurs 
» Hollandois  ne  vin  rent  a  bout  d'obtenir  que  1'Article  de  la  Ga- 

•  rantie  de  la  Pêche  seroit  énoncé  formeileraent  au  Traite  qu'a- 

•  prez  qu'une  personne,   en   ce   tems  la  fort  confidente  de  la 

•  Cour  de  France  (il  y  a  a  la  marge  que  e»  f  ui  V  Auteur  de  eetU 

•  Histoire),  eut  representé  aux  Ministres,  que  sans  cette  garantie 

•  non  implicite  mais  expresse,  Ie  Traite  ne  serviroit  de  rien,  et 

1)  Zie  de  sententie  van  den  hove  van  Holland,  Z.  en  Vr.,  jegens  Airs- 
ham  van  Wicquefort,  's  Graven h.  1675,  4°,  initio.  Hy  heette  eigenlijk 
van  Wicieooort,  en  de  naam  werd  door  zijn  langdurig  verblijf  in  Frank- 
rijk veranderd.  In  de  brieven  van  Hooft  komen  er  verscheidene  voor  aan 
Abr.  de  Wicquefort  en  aan  iqnen  broeder  Joachira ;  de  hollandsche  brieven 
worden  steeds  aan  van  Wtüevoort,  de  fransche  aan  de  Wicquefort,  ge- 
addresseerd. 

2)  L' Ambassadeur  et  ses  fonctions  I,  356.  Histoire  BIS.,  VII,  p. 
260  mihi. 


201 


iqa'aprez  qu'on  leur  eut  fait  connoitre,  qu'il  falloit  nécessaire- 
i  ment  que  Ie  Roi  se  détermin&t ,  parceque  si  la  France  man- 
iqooit  a  1'état,  on  seroit  obligé  de  se  faire  %des  amis  aillieurs, 
iet  que  les  offres  de  son  amitié*  ne  seroient  pas  mépriséez  a 
«Madrid  comme  elles  1'êtoient  a  Paris."  Cet  endroit  a  donné 
Jieo  a  Mr.  Basnage  de  dire  hardiment.  •  Enfin  F  Auteur  ne 
idissimnle  pas  qu'il  êtoit  Ie  confident  de  la  France,  et  qu'il 
>lui  donnoit  des  avis."  Sar  cette  accosation  vague,  sans  pre- 
tendre  prendre  parti  pour  ou  contre,  j'arouerai  qu'il  est  ?rai, 
qu'en  quelques  endroits  Mr.  de  Wicquefort  a  donné*  des  louan- 
ges  fades  et  mal  placéez  a  Louis  XIV,  et  que  Mr.  Basnage  a 
ea  raison  de  s'en  moquer.  Mais  il  me  semble  qu'ici  on  doit 
loaer  Mr.  de  Wicquefort,  plütot  que  de  Ie  bl&mer,  s'il  est  vrai 
qae  ses  avis  contribuerent  a.  faire  conclure  un  Traite  aussi  avan- 
tageux  aux  deux  nations  et  particulierement  aux  Hollandois 
que  celui  de  1662.  3*.  Mr.  de  Wicquefort  avoit  dit *)  (en 
parlant  de  lui-même  sans  se  noinmer)  que  ila  cour  s'êtant 
lèloignée  de  Paris  en  1659  pour  aller  achever  Ie  Traite  des 
'Pirenéez,  Ie  chevalier  du  Guet  alla  dire,  de  la  part  du  Roi, 

>  au  Mioistre  d'un  des  plus  puissants  Princes  d'AUemagne  qu'il 
•eut  a  se  retirer  et  a  sortir  du  royaume  avec  sa  familie.  Le 
•Miuistre  demanda  au  Chevalier  copie  de  son  ordre,  et  a  son 
»refus  il  lui  déclara,  qu'il  en  donneroit  avis  au  Prince,  son 
imaitre,  dont  il  ne  pouvoit  pas  abandonner  les  affaires  sans 
»8on  oommandement  exprèz.  Toutes  fois  ne  pouvant  pas  de- 
imenrer  en  France  contre  la  volonté  du  Roi,  et  de  1'autre  coté* 

>  ne  pouvant  pas  partir  avec  précipitation  d'un  Hen  ou  il  s'êtoit 
>établi  il  y  avoit  30  ans,  il  obtint  de  Mr.  le  Tellier  un  pas- 
•  seport  du  Roi,  qui  lui  donnoit  un  mois  pour  donner  ordre  a 
»ses  affaires,  et  pour  sortir  du  Royaume.  La  moitié  de  ce 
iterme  n'êtoit  pas  encore  ex  pi  ree  lorsque  le  même  Chevalier  du 
»Guet  Palla  eniever  de  sa  maison,  et  le  conduisit  a  la  Bas ti  11e, 
» Pendant   sa   détention  on  lui  fit  faire   plusieurs    propositions 

1)  Mémoires  touchant  les  ambassadeurs  1730,  p.  106  fine. 


202 


•  qui  alloient   toutes  a  Fobliger  a  sortir  de  France  volontaire» 

•  ment.    Mais  Ie  miniatre  jugeant  qn'aprez  la  violence  qu'on 

•  lui  avoit  faite ,   il  n'y  devoit  point  consentir  sans  Yam  da 

•  Prince  son  Maitre,  y  apporta  tant  de  résistance,  que  la  Coat 

•  craignant  que  Ie  Prince  ne  s'y  interessat,  comme  il  fit  enef- 

•  fet,  Ie  fit  tirer  de  la  Bastille,  et  conduire  a  Calais  on  il  le  fit 

•  embarquer.  Le  Cardinal  Mazarin,  a  qui  il  faut  rendre  cette 
•justice,  qu'il  êtoit  eunemi  de  la  violence,  considerant  qu'il  en 

•  avoit  trop  fait,  en  voulut  bien  faire  une  espèce  de  réparation 

•  au  Ministre ,  a  qui  il  ecrivit  au  bout  de  3  mois ,  et  le  con- 

>  via  de  revenir  en  France  pour  y  jouir  des  effets  de  la  bien- 

>  veuillance  du  Roi ,   qui  le  fit  en  même  tems  assurer  d'une 

•  pension  de  mille  écus.     Il  en  a  êté  ponctuellement  payótous 

•  les  ans,  jusqu'a  ce  que  les  interets  de  la  France  êtant  deve- 

•  nus  incompatibles  avec  ceux  de  sa  Patrie,  le  Ministre  ne  pon- 

•  vant  pas  partager  son  affoction ,  la  donna  entière  a  celle-ci , 

•  qui  L'en  a  tres  mal  recompensé." 

J'avoue  que  ce  recit  et  toutes  ses  circonstances  conviennent 
si  bien  avec  les  aventures  de  Mr.  de  Wicquefort,  qu'il  n'est 
pas  possible  de  croire  que  c'est  d'un  autre  que  de  lui-même 
qu'il  parle  en  eet  endroit.  Un  anonyme  ')  qui  a  fait  la  criti- 
que  des  mémoires  sur  les  ambassadeurs  a  cru  la  chose  si  sure  et 
si  palpable  qu'il  n'en  a  point  douté.     iJe  prie  (dit  il)  le  lec- 

•  teur  de  considerer  ce  Ministre,  ce  puissant  Prince  d'JUewuupe, 
*ces  30  ans,  la  lettre  obügeante  du  Cardinal,  la  bienveuiüa** 
» du   Roi,    la  pension  de  mille  écu*,    Vexactüude  du  pavmeni, 

>  les  interets  incompatibles  de  la  France  avec  sa  patrie ,  qui  Va 
ttres  mal  recompensée  d'une  affection  qu'il  lui  donnoü  toute  e*- 
ttière  aprez  Vaooir  ótee  si  genereusemenl  a  V autre.    Si  ce  Ministre 

•  n'est  pas  Je  ministre  prisonnier,    ce  Prince  Mr.  de  Brande- 

•  bourg,  les  trente  ans  le  tems  de  son  sejour  en  France,  et  si 

•  la  pension  et   le    soin  que  Ton  eut  de  1'adoucir  n'effacerent 

•  pas  bientót  le  souvenir  des  maux  soufferts  a  la  Bastille,  etne 

1)  Barbeyrac  ad  Bynkershoek.  Traite  du  juge  competant  ed.  1730,  ch*p. 
VII,  $8,  peg.  47. 


203 


il'engagérent  point  a  la  reconnoissanoe  qu'il  en  témoigne:  quoi- 
iqa'a  la  verité  il  ait  partage  et  qu'il  parlage  encore  1'affection 
>  qu'il  pröne,  en  donnant  une  si  bonne  part  a  la  France,  et 
>de  ces  avis,  qui  rompoient  les  mesures  de  la  Hollande,  qai 
•est  sa  Patrie,  et  qai  Ten  a  justement  puni"  x).  Je  conviens 
avec  1'Anonyme  que  Mr.  de  Wicqaefort  est  ce  Ministre,  mais 
qu'il  aü  donné  a  la  France  des  avis  contraire*  aux  mesures  de  la 
Hollande,  sa  patrie,  c'est  ee  qu'il  n'est  pas  si  facile  de  prouver. 
Car  1*.  1'Avertissement  da  Libraire  *)  ne  dit  autre  chose  si  non, 
que  qutlques-une*  de  ses  Lettres  f  urent  intercepteee,  sans  détermi- 
ner  a  qui  elles  êtoient  addresseez.  2*.  Il  est  vrai  que  Mr.  Ie 
Clerc  *)  aprez  avoir  declaré  qu'il  est  feché  de  n'avoir  rien  &  an- 
noncer  sur  la  persoone  de  1' Auteur  que  ce  qui  est  contenu  dans 
l'Avertissement  du  Libraire,  ne  laisae  par  de  dire  plus  bas,  que 
Mr.  de  Wicquefort  devint  suspect  i  en  quelque  maniere  a  ceuz 
iqai  gouvernoient  aprez  la  mort  de  ce  Grand  Homme,  Mr.  de 
»Witt,  comme  s'il  decouvroit  a\  quelque*  Prince*  (PAllemagne, 
ïce  qui  se  passoit  en  eet  êtat,"  Et  ajoutant  tout  de  suite  qu'on 
•intercepta  au  mois  de  Mars  1675,  quelques  unes  de  ses  Let- 
tres ou  on  trouva  de  quoi  Ie  faire  arrêter",  il  est  probable 
qu'un  homme  du  poids  de  Mr.  Ie  Clero  n'auroit  pas  avance 
cette  circonstance  sans  1'avoir  appris  de  quelque  personne  bien 
ioformée,  et  plus  au  fait  que  Ie  Libraire,  et  qu'il  croyoit  que 
Mr.  de  Wicquefort  avoit  donné  des  avis.  Beste  donc  a  sa- 
▼oir  de  quelle  nature  ils  êtoient.  3°.  Mr.  Basnage ,  devenu 
Historiographe  des  Etats,  en  rélation  avec  plusieurs  membres 
du  Gonseil  d'Etat  d'Hollande,  qui  lui  ont  foumi  toutes  les  lu- 
mières  qu'il  a  pu  souhaiter,  et  lui  ont  prêté  1'Histoire  MS.  de 
Mr.  de  Wicquefort  pour  en  composer  ses  Annales  et  qui  êtoient 
sans  doute  bien  au  fait  du  contenu  des  lettres  intercepties ,  Mr. 
Basnage,  dis  je,  qui  avoit  pris  d'ailleurs  toutes  les  autres  no- 
iices  nécessaires  touchant  Mr.  de  Wicquefort,    dont  il  vouloit 

1)  Reflex,  sur  les  mem.  pour  les  ambassad.  p.  34.  ed.  1730. 

2)  Uistoire  des  Pro*.  Un.  1719,  vol.  I,  p.  2. 

3)  BibKoth.  anc.  et  mod.  1720,  XIII,  p.  288. 


204 


faire  une  mention  pertinente  dans  la  préïace  de  ses  Annales, 
n'y  a  point  avance,  non  plus  que  dans  son  indice  expurgalme, 
qu'il  eut  donné  a  la  France  de  ces  sortes  d'avis  qui  rompoient 
les  mesures  de  sa  patrie:  quoiqu'il  ne  1'épargne  pas,  et  se  soit 
proposé  de  demontrer  la  partialitê  de  1' Auteur  pour  cette  Cou- 
ronne.  4°.  Mr.  de  Bynkcrshoek  dit  que  la  sentence  que  la 
Cour  de  Justice  rendit  contre  Mr.  de  Wicquefort  »fut  foodée 
•  sur  ce  que  Ie  Ministre  condamné  avoit  revele  par  un  commerce 
>  ülicite  de  lettres ,  des  secrets  de  1'Etat  qu'il  devoit  cacher"  '). 
Ainsi  il  est  impossible  d'assurer  positivement ,  comme  Ta  fait 
i* Auteur  anonyme  des  Reflexions,  que  c'est  a  la  France  que  Mr.  de 
Wicquefort  donnoit  ces  avis  contraires  &  sa  patrie,  et  il  est  plus 
raisonnable  de  presumer  qu'il  cessa  d'être  attaché  a  cette  Gou- 
ronne,  ou  du  moins  de  lui  donner  des  avis  de^  1'an  1672, 
lorsque  Ie  Boi  déclara  la  guerre  aux  Etais  Generaux. 

On  peut  objecter  que  Mr.  Basnage  et  Mr.  de  Bynkershoek 
ont  eu  la  prudence  et  la  politique  de  se  taire,  et  desuivreen 
cela  l'exemple  de  la  Cour  de  Justice ,  qui  n'avoit  pas  juge  a 
propos  de  circonstancier  dans  sa  sentence  contre  Mr.  de  Wic- 
quefort a  qu'elle  Couronne,  ou  a  quel  Prince  il  écrivoit  ces 
lettres  qui  furent  interceptéez. 

Il  est  vrai  qu'eu  1675  ce  tribunal  auroit  peut-être  eu  de  bon- 
nes raisons  pour  ne  point  descendre  dans  ce  détail ;  mais  ni 
en  1719,  qui  est  P époque  de  1'impression  des  Annales  de  Mr. 
Basnage,  et  a  peu  prez  celle  du  tems  ou  il  a  pu  critiquer  Mr. 
de  Wicquefort  dans  V Indice  Expurgatoire ;  ni  en  1722  et  1730 
dans  lesquelles  ont  paru  les  2  éditions  du  traite  de  Mr.  do 
Bynkershoek,  il  n'y  avoit  aucune  consideration  qui  put  empê- 
cher  ces  messieurs  de  publier  que  c'éloit  a  la  France  que  Mr. 
de  Wicquefort  donnoit  ces  avis,  qui  causerent  ses  malheurs.  On 
fera ,  si  1'on  veut ,  un  probleme  de  cette  question ,  et  j'avoue 
qu'elle  n'auroit  pas  êté  assez  de  consequence  pour  m'y  arrêter 
si  longtems ,    si  je  n'avois  êté  bien  aise  de  ramasser  ce  que 

1)  Traite  du  juge  competat  des  Ambess.  XI,  $  8,  p.  68. 


j'ai  trouvé  en  plusieurs  endroits  touchant  la  personne  de  Mr. 
de  Wicquefort,  et  cru,  comme  Mr.  Ie  Clerc,  que  cela  répan- 
droit  plus  de  lomière  sur  son  Hutoire  de»  Pr ovinces- Unies.  Une 
autre  raison  m'y  a  engagé;  il  s'agissoit  de  revoquer  en  doute 
la  pièce  suivante,   que  l'impartialité*  m'obiigeoit  de  rapporter. 
La  Cour  d'Angleterre  (dit  Burnet  Uist.  de  mon  tem9  livr.  III) 
fit  quelques  découvertes  qui  lui  donnerent  des  inquietudes.  Le 
chevalier  Gaillaume  Williamson,  a  son  retour  de  Cologne,  vit 
dandestinement  Wicquefort,  qui  a  publie  un  livre  sur  la  maniere 
de  se  conduire  pour  les  Ambassadeurs.   Les  Etats  avoient  choisi 
le   dernier  pour  Secretaire,    et  il  êtoit  chargé  de  traduire  les 
Lettres  Angloises,  doot  les  originaux  lui  deraeuroient  assez  sou- 
vent entre  les  mains.    Le  Chevalier  1'engagea  a  les  lui  remet- 
tre  pour  en  faire  sa  cour  au  Hoi.   La  plu  part  êloient  du  f  rere 
du  Lord  Howard,  qui  devint  aprez  la  mort  de  son  ainé*  Lord 

de  ce  nom Au   commencement  de  la  guerre  avec 

la  Hollande  il  alla  faire  offres  de  service  a  de  Witt,  homme 
sec,  s'il  en  fut  jamais,  me  disoit  ordinairement  ce  seigneur 
lui -me  me.  Quand  le  prince  d'Orange  fut  élevé,  Howard  1'alla 
trouver  lui  et  Fagel.  Il  se  vanta  d'être  non  seulement  en 
êtat  de  leur  procurer  de  bons  avis,  mais  encor  de  leur  former 
un  parti  redoutable  en  Angleterre.  Howard  sollicita  forteraent 
son  Altesse  d'y  faire  une  descente,  pour  forcer  le  Hoi  a  con- 
voquer  le  Parlement ,  et  a  ne  plus  faire  les  choses  de  sa  tête. 
Deja  il  avoit  dressé  un  manifeste  Ie  plus  au  gout  de  la  nation 
qu'il  êtoit  facile  de  le  concevoir.  Lui  et  Dumoulin  qui  êtoit 
commis  du  Lord  Arliogton,  s'unirent  ensemble,  et  ils  donne- 
rent effectivement  aux  Etats  de  tres  bonnes  lumières.  Le  der- 
nier,  saisi  par  la  peur  d'être  découvert,  prit  ses  précautions  et 
passa  en  Hollande.  La  plüpart  des  lettres  dont  on  a  parlé* 
êtoient  écrites  de  la  propre  main  du  Lord  Howard  et  on  les 
avoit,  lorsqu'on  lui  en  fit  subir  rinterrogatoire  a  la  Tour.  Quand 
les  Etats  Generaux  en  eurent  nouvelles,  ils  somroerent  Wicque- 
fort de  leur  remettre  tous  les  originaux  qu'on  lui  avoit  laissë 
en  garde;  et  comme  il  ne  fut  pas  en  son  pouvoir  de  les  re* 


206 

•  presenter,  on  Ie  mit  en  prison.  L.L.  H.H.  P.P.  aignifierent 
» en  même  tems  a  8.  M.  B.  que  si  elle  faisoit  trancher  ia  tele 
»a  personne  a  1'occasion  des  lettres  que  leur  Secretaire  avoit 
»  livréez ,  celle  du  Prisonier  en  repondroit.  Halewyn  m'a  dit 
»que  iorsqu'on  deraanda  aux  Juges,  quel  crime  ce  pouvoit  être 
»que  d'avoir  livré  des  lettres  pareilles  apres  la  paix  conclue, 
»  ils  avoient  repondu ,  qa'il  méritoit  la  mort ,  conformément  a 
»la  Loi  Romaine,  qui  decente  cette  punition  contre  tont  ce  qui 
»est  contra  salutem  populi  Romani.  La  menace  résoluë  des 
>  Etats  sanva  la  vie  du  Lord  Howard.  Cependant  Wicqnefort 
i  fat  longteras  detenu  en  prison ,  et  ruiné  paria  de  fond  en 
icomble.  Il  fit  valoir  une  espece  de  caractère  qu'il  avoit  de 
>la  part  d'un  Prince  d'Allemagne;  mais  les  Etats  crurent  qu'il 

•  y  avoit  renonce  en  embrassant  leur  service." 

Si  on  ajoute  foi  a  ce  recit  et  s'il  êtoit  vrai  dans  toates 
ses  circonstances,  il  s'en  suivroit,  que  ce  n'êtoit  ni  è  la  France, 
m  è  quelque  Frince  d'AUemagne  que  Mr.  de  Wicquefort  donnoit 
des  avis ;  mais  qu'il  fut  arreté  et  puni  pour  avoir  Ivaré  a  la 
Cour  d'AngUlerre  des  lettres  importante*  que  les  Etats  lui  avoient 
cmfié* 

Cette  accusation  feroit  tort  a  sa  mémoire ,  et  comme  je  ne 
la  crois  pas  fondée,  il  me  semble  qu'on  ne  doit  pas  y  ajonter 
foi.  Yoici  les  raisons  qui  m'en  font  douter:  1*.  Je  ne  tronie 
dans  aucun  autre  Historiën  aucuue  des  particularitéz  dont  Mr. 
Burnet  accompagne  son  accusation  contre  Mr.  de  Wicquefort,  et 
il  n'est  pas  probable  que  Ie  premier  eut  eu  seul  connoissance  oa 
que  les  autres  eussent  négligé  de  parier  de  tous  ces  fait*.  Mr. 
Rapin  de  Thoyras  auteur  si  impartial  et  si  exact  qu'il  décrit  toot 
ce  qu'il  y  a  de  tant  soit  peu  important ,  et  propose  toujours  Ie 
pour  et  Ie  contre  pour  laisser  a  son  lecteur  la  liberté  de  se  de- 
terminer,  n'en  a  pas  dit  un  mot.  Seroit-ü  possible  que  Mr.  Burnet 
seul  anroit  eu  connoissance  de  ces  ménaces  des  Etats  de  toe 
trancher  la  tête  a  leur  Secretaire  par  represailles.  Mr.  Ie  Che- 
valier  Temple  connoissoit  particulierement  Mr.  de  Wicquefort, 
et  écrivoit,  aussi  bien  que  taut  d'autres,  avant  et  apres  la  paix 


j 


207 

de  Nimegue ,  et  puisqn'ils  ne  disent  pas  un  seul  mot  de  tout 
cela,  il  faut  croire  qu'il  est  permis  de  n'y  pas  faire  toute 
1'attention  que  semble  meriter  un  Ecrivain  d'ailleurs  respecta* 
ble  et  da  poids  da  doctear  Barnet.  2*.  Cet  auteur  des  Bé- 
fatum  ou  de  la  critiqoe  des  Memoires  de  Mr.  de  Wicquefort, 
si  passionné*  contre  lai  qu'il  ne  lui  passé  rien  ,  et  qui  êtoit 
si  alerte  pour  découvrir ,  de  quoi  grossir  et  fortifier  sa  criti- 
qoe ,  auroit  il  ignoré,  oublié  ou  cru  ne  devoir  pas  publier 
qae  Mr.  de  Wicquefort,  Secretaire  des  Etats,  avoit  livré  leurs 
lettres.  Mr.  Basnage  en  relation  avec  plusieurs  membres  du 
Conseil  d'Erat,  qui  êtoit  fondé  a  chereher  de  tous  cotez  des  no- 
tices  sur  la  personne  de  Mr.  de  Wicquefort,  et  qui  donne  dans  Ia 
préface  de  ses  Annales  Ie  recit  de  son  emprisonnement ,  auroit- 
il  pu  ignorer,  ou  taire  que  V Auteur  êtoit  Secretaire  de*  Etats  et 
mcit  trahi  leur  confiance  en  Uerant  Uure  pajriers.  Enfin  Mr. 
de  Bynkersboek ,  voulaut  refuter  ce  que  Mr.  de  Wicquefort 
avoit  dit  dans  ses  Memoires  en  faveur  de  1'immunité  et  de  1'ex- 
emption   des   ambassadeurs,    s'est   attaché   uniqnement  a  dire 

que  l'écrivain  e* est  laissé  emporter  par  sa  passion  et 

que  la  sentence  êtoit  fondée  sur  ce  que  Ie  Ministre  condamné  avoit 
melé  par  un  commerce  ülieile  de  lettres  des  secrets  de  VEtat, 
ftfü  deeoü  cacher.  Or,  ces  derniers  mots  semblent  se  rapporter 
&  1'emploi  d?  Ristoriograpke  et  non  de  Secretaire,  et  ne  signifi- 
ent  autre  chose  si  non  que  ce  que  Mr.  Basnage  et  les  autres 
ont  dit,  savoir  que  Mr.  de  Wicquefort  éerivoit  au  dehors  et  que 
>sur  des  accusations  de  correspondances  secretes  avec  les  enne- 
>  mis  de  la  Republique  il  fut  arrêté  prisonnier  a  la  Haye." 

2.  Le  temps  de  prez  de  buit  mois  que  la  Cour  de  Justice 
employa  a  1'instruction  de  son  procez,  semble  indiquer  qu'il 
n'êtoit  point  question  d'un  genre  d'accusation  pareil  &  celui 
dont  le  docteur  Burnet  charge  Wicquefort,  sur  quelqu'un  de 
ces  bruits  yagues;  et  que  ce  roman  aiant  eu  cours  a  Londres, 
^Historiën  en  chargea  son  Ouvrage,  avec  d'autant  moins  de 
soupcon,  qu'eiïecti  vemen  t  Mr,  de  Wicquefort  fut  arreté  envi- 
ron  ce  tems-la. 


208 


Telle  êtoit  a  peu  prèz  la  nature  de  mes  doutes  loraqae  pour 
m'éclaircir  mieux  sur  cette  affaire  je  crus  pouvoir  prendre  la 
liberté  de  m'addresser  a  Mr.  Ie  Conseiller  de  Witt. 

Je  donnerai  sa  réponse  en  entier  parcequ'elle  contient  plu- 
sieurs  particukritez  curieuses ,  dont  il  y  en  a  a  la  vérité  qol 
semblent  léaliser  Ie  recit  du  Docteur  Burnet  en  quelques  circon- 
stances,  tandis  que  d'autres  prouvent  par  induction  que  Wio- 
quefort  n'avoit  pas  Uvré  les  lettres  des  Mats.  Le  lecteur  en 
jugera. 

i  J'ai  examiné*  (me  repondit  ce  Seigneur)  la  sentence  de  Mr.  de 

>  Wicquefort ,  non  seulement  comme  elie  a  ête  prononcée  et  pu- 
tbliée  par  la  Cour  d'Hollande,  mais  aussi  les  motifs  qm  de 
ivoient  servir  de  baze  a  ce  jugement,  les  quel9  la  Cour  tromt 
*6on9  avant  que  de  prononcer,  de  communiquer  è  8.  A*  le  Prince 
ïcFOrange,  en  quaUté de  Gouverneur  de  la  Province,  afin  (TaUerer, 
ipaüier,  rayer  et  dresser  leur  sentenee  comme  ü  le  jugeroit  «■• 
» venir  avee  Vinier U  de  VEtat.  Le  Prince  les  aiant  renvoyé  aox 
i  Commissaires  pour  les  Affaires  Secretes,  deux  Conseillers  de  la 

•  Cour  entrerent  en  conference  avec  ces  Commissaires,  et  comme 
»ceux-ci  avoient  aussi  ordre  de  fournir,  en  cos  de  besow,  ttmt 

>  les  edaircisêemens  nécessaires  sur  les  faxte  exprimés  dans  la  ten- 
ttence,  et  de  concerter  ensemble  et  avec  les  Deputes  de  la  Cour, 
tl-es  mcyens  d*y  allerer,  pallier  9  rayer  elc.  sans  que  cela  put  n'ém- 
nmoins  faire  du  tort  a  la  justice,    ni  faire  inferer  que  son  ai' 

•  ministration  en  eui  souffert  quelque  ckose.  En  conseqoence  1'on 
»ya  effectivement  pallié  et  rayé  de  concert  avec  les  Comrais- 
»saires   quelques  faits  que   la   prudence  ne  permettoit  pas  de 

•  rendre   pnblics.     Mais  je  n'ai   troufé   nullepart   que    Mr.  de 

•  Wicquefort  ait  êté*  accusé  de  ce  que  le  docteur  Burnet  lui 
»  reproche  *),    J'ai  seulement  remarque  qu'il  a  correspondu  tant 


1)  De  premissen  van  het  vonnis,  zoo  al*  die  door  den  hove  van  Hofland 
aan  Z.  H.  ter  eiaminatie  werden  toegezonden ,  zfjn  te  vinden  in  de  Secretie 
Beeolut.  der  Sloten  van  Holland  op  22  Nov.  1675.  Daaruit  is  te  neo 
dat  bij  met  Williamson  en  ArUngton  heeft  gehandeld :  en  onder  den  schijn 
van  een  vriendachapsbezoek ,  buiten  weten  van  Temple  die  niet  in  het  ge- 


309 

•de  bouche  que  par  lettres  avec  Mr.  Williamson ,    mais  il  ne 

•  paroit  point  qu'il  lui  ait  remis  aucunes  lettres,  ni  oopies  de 
i lettres,  ni  même  qu'il  lui  ait  découvert  la  moindre  ohose  tou* 
•chant  ces  correspondances  que  les  méoontents  d'Angleterre  en- 
itretenoient  avec  Ie  Prince  d'Orange,  ou  avec  les  ministres  de 
ila  fiepublique  avant  la  paix  conclue  a  Londres  avec  Charles 
•II  en  1674.  Ainsi  je  erois  que  toutes  les  charges  contre  Mr. 
>de  Wioquefort  se  reduisent  a  toute  aatre  cbose  qu'a  ce  dont 
•Mr.  Burnet  l'accuse," 

■Mr.  de  Wioquefort  n'a  jamais  êté*  Secretaire  des  Etats;  cela 
•est  sur.     Mais  je  dois  vous  avoner  que  L.L.  U.H.  P.P.  Ie 

•  nomineren t  en  1666  leur  traducteur  ou  translateur;  ce  qui 
•aembleroit,  donner  du  poids  au  recit  du  Docteur  Burnet,  et 

•  qu'il  ne  se  seroit  trompé  qu'en  disant  que  Mr.  de  Wicquffort 
létoit  Secretaire  au  lieu  de  Traducteur  de*  Etati.  Neanmoins 
•cela  ne  m'empecbe  pas  de  croire  que  M.  M.  de  Bynkershoek 
•et  Basnage,  anssi  bien  que  Ie  Libraire  qui  a  publié  Ie  oom* 

•  mencement  de  l'Hisloire  des  Prooinceë-Uniee ,  et  Mr.  Ie  Clerc  qui 
•en  a  donné  1' analyse  doivent  être  préferez  pour  la  nature  du 

•  delit  a  Burnet,  que  je  scais  d'ailleors  s'être  trompt  tres  souvent 
•en  parlant  des  affaires  et  de  plusieurs  personnes  de  ce  Pays." 

Voila  tont  ce  que  j'ai  pu  rammasser  touchant  la  personne  de 
Mr.  de  Wicquefort.  Il  paroit  par  lik:  1°.  Qu'il  êtoit  né  a  Amster- 
dam, r.  Qu'il  alla  a  Paris  en  1629  et  s'y  établit.  3*.  au'il 
y  fut  Ministre  de  l'Electeor  de  Brandebourg  jusqua  1659. 
4*.  Qu'alors  il  fut* mis  il  la  Bastille  et  escorte  jusqu'a  Calais 
ou  il  s'embarqua  pour  l'Angleterre.  6*.  Que  Ia  même  annee 
il  revint  en  Hollande.  6*.  Que  Ie  13  Mars  1665  il  rut  nom* 
f  me  Uistoriographe  des  Etats  d' Hollande.  7*.  Qu'en  1666  les 
Etats  Generaux  Ie  choisirent  pour  leur  Traducteur.  8*.  Qu'il 
entretenoit  des  correspondances  illicites  au  dehors,  et  que  ses 
lettres  ayant  êté  intercepteez  il  fut  constitue  prisonier  en  1675. 

heim  wat,  met  den  laatsten  heeft  gehandeld  over  de  middelen  om  den 
Prins  van  Oranje  van  de  malcontenten  aftetrekken  en  met  het  Hof  te 


XII.  J.  H 


£10 


9*.  Que  prez  de  8  mois  aprez  la  Cour  lui  pranonea  une  se* 
tence  par  laquelle  il  êtoit  condamné  a  une  prison  perpetuelle. 
10#.  GLue  c'est  une  tradition  qu'il  fut  trausferé  a  Loevesteva, 
d'ou  il  se  seuva  par  Ie  moien  d'une  de  se»  filles ;  mais  qoe 
Mr.  Basnage  dit  seulement  qu'on  songeait  a  iransferer  Mr.de 
Wioquefort  dans  ee  chateau ,  lorsqu'il  s'échappa  de  sa  prison 
en  1679.  11*.  L'avertissement  da  Libraire  dit  que  Ie  fils  de 
Mr.  de  Wicquefort  fit  imprimer  en  Alleroagne  en  1676  la  seo* 
tence  de  la  Goor  Provinciale  avec  des  remarques,  qu'il  addreea 
a  tous  les  plenipotentiaires  asseoablez  au  congrez  de  Niroegue, 
les  priant  de  s'interesser  pour  la  liberté  de  son  pero,  et  de 
maintenir  la  dignhé  de  lenr  caractère  commun  de  Ministre  Pq- 
blic ,  ee  qu'ils  ne  jugerent  pas  a  propos  de  faire.  12*.  Que 
je  trouve  dans  la  Préïace  des  Annales  par  Mr.  Basnage,  qae 
Mr.  de  Wicquefort  en  sortant  de  prison  se  refugia  a  la  cour 
du  Duc  de  Zeil ,  d'ou  il  se  retira  en  1681  fort  choqoé  de  li 
molesse  avec  laquelle  ca  Prince  s'emploioit  a  faire  revoquer  It 
aentence  de  la  Cour  de  Justice  l). 

Aan  bet  einde  van  de  mededeeüng  van  het  meest  belang- 
ryk  gedeelte  van  dit  2«  artikel  ia  bet  niet  ondienstig  op  te 
merken,  dat  de  schryver  er  tyj  iederen  onbevooroordeelde  wel 
niet  in  zal  geslaagd  zijn  de  raeening  wer  het  karakter  vin 
de  Wioquefort  ten  gunste  te  stemmen.  Op\zijn  zachtst  genomes 
was  hg  in  waarheid  »tc*  nouveüitU  aux  gageï^d*  plasienrt.  Pm- 
cea"  geljjk  Ie  Tellier  hem  noemde.  In  Frank  rijVk  den  Keurvorst 
van  Brandenburg  vertegenwoordigende,  onderhield!  hij  voortdu- 
rend briefwisseling  met  de  Witt.  Uit  FrankrijkVop  niet  teer 
beleefde  wyze  uitgezet ,  zoude  men  gemeend  hebVben  dat  kjj 
met  dat  land  wel  voor  goed  gebroken  had;  maarteen.  Als 
wy  in  de  brieven   van   d'Estrade*   lezen  dat  deze  (\9  Maart 

1)  Onder  het  afdrukken  deier  bladen  komt  mjj  ter  hand  de  belaapfk 
dissertatie  ?an  den  Hoer  D.  Ererwgn,  Abraham,  va»  Wicquefort  chPF 
procêê,  die  echter  over  de  levenibgioadtfheden  van  de  Wieqaefbrt  we% 
nieow  licht  verspreidt.  * 


i 


211 

"  1668)  aan  de  Lionne  schryft:  Mr.  de  Wicquefort  m'a  pril  de 
F  vous  témoigner  que  quoiqu'il  arrive ,  il  demeurera  toujours  dans 
*~     les  interets  de  la  France,  et  est  fort  votre  servitear *),  of  hy  zich 


i-  beroept  op  eenen  brief  van  de  Wicquefort  aan  de  Lionne  *)  en  hg 
s*  29  Maart  1663  aan  den  Koning  schrift,  Ie  siear  de  Wicquefort 
i'  ecrit  si  particulièrement  a  monsieur  de  Lionne  ce  qui  s'est 
t  passé  en  Zéiande,  sur  la  ratification  du  traite  fait  entre  les  pro- 
vinces  de  Hollande  et  de  Zélande,  et  pour  les  interets  du  Prince, 
que  je  ne  lui  en  tnanderai  rien  et  me  rapportend  &  sa  lettre  *)• 
Dan  is  het  ons  niet  twijfelachtig  waarvoor  hij  dat  jaargeld  van 
Frankrijk  trok,  dat  hem  geregeld  werd  uitbetaald  tot  dat  er 
botsing  kwam  tosschen  de  belangen  van  dat  Rijk  en  zijn  Vader- 
land (zie  boven  p.  203).  En  hoe  gedroeg  de  Wicquefort  zich  nu 
tegen  over  Frankrijk  bij  het  uitbarsten  van  den  oorlog  in  1672? 
j  Aan  zijne  hand  wordt  toegeschreven  een  werk  getiteld  Adm 
;i(  iddU  aux  veritable*  Hoüandais,  waarin  met  forsche  trekken  de 
A  gruwelen  worden  beschreven  door  de  Franschen  in  dien  oorlog 
hier  te  lande  gepleegd  *)  en  waaromtrent  men  in  de  Bibliotkè- 
que  hxüarique  de  la  France  vindt  aangeteekend :  ion  dit  que 
iqnand  les  Hollandais  ont  guerre  avec  les  Francais  ils  font 
i  distri buer  cette  relation  dans  les  écoles,  afin  que  les  enfants, 
ila  voiant  en  entretiennent  leurs  parents,  qui  animés  par  la 
tcontre  les  Francais  paient  plus  facilement  les  contributions 
^nécessaires  pour  soutenir  la  guerre.  Quand  la  paix  se  fait, 
»on  retire  Ie  livre." 

Was  vaderlandsliefde  de  drijfveer  tot  dit  in  de  tijdsomstan- 
digheden zeker  nuttig  geschrift? 

De  Reaolutien  van  Gecommitteerden  Raden  der  Staten  van 
Holland  en  Westvriesland  lossen  den  twijfel  op  omtrent  den 
auteur  van  het  werkje  en  beantwoorden  de  vraag  '),     •  Is  ge* 

1)  Lettres  d'Eetrodes,  IV.  867. 

2)  L.  c.  II.  ».  154. 

3)  L.  c.  II.  p.  166. 

4)  Bographie  Univen,  I.  p.  491,  meer  bekend  onder  den  titel  der  hol- 
landsche  vertaling  Frantehe  Tyrannie  eto. 

5)  Extracten   uit  deze  onuitgegeven  Reaolutien  op  het  Pro?,  archief  te 

14* 


\ 


812 


•  lezen   de  reqto  van  Abr.  van  Wioquefort  houdende  in  effecte 

•  versoeek,    o  mme  te  mogen   werden  voldaen  van  hetgeene  hij 
» sustineert  hem  te  competeert*  wegens  het  schrijven  in  de  Fran- 

•  sche  tale  van  de  historie  deser  landen  ,  mitsgaders 

»  het  boeckje  genaemt  adoisfidel  au»  otrilaèle*  Hollandois.   Waer- 

•  op  gedelibereert  ende  de  Resolutien  soo  \an  de  Heeren  Staten 

•  van  Hollant  en  Westvrieslant  als  haer  Ed.  Mo.  op  het  vooras. 

•  subject   applicabel,    naergesien  synde,   is  goedgevonden  ende 

•  geresolveert  1°.  enz.,  ende  ten  laetste  nogh  over  het  schrijven 

>  van  het  voorsz.  boeck  genaemt  adviifidel  aux  verilablet  HolUn- 
tdois  ende  alle  het  andere  werck  hetwelcke  hij  met  bet  maecken 

>  van  translaten  als  andersints  voor  het  gemeene  lant  heeft  waer- 

•  genomen  de  somma  van  ƒ  1600." 

Uit  de  officiële  uitgave  van  het  vonnis  in  1675  tegen  hem 
geslagen,  blijkt  dat  hij  •  hoewel  niet  vermochte  te  ondernemen 

•  (als   in   loontrekkende  dienst  van  den  Staet  zijode)  veel  min 

•  te  doen,   yetwes   't  geen  tegens  den  dienst  of  't  interest  van 

•  den  Staet  strijdigh  was,   maer  in  tegendeel  syne  plicht  hem 

•  obligeerde,  voor  soo  veel  in  hem  was,  't  beste  van  den  gemel* 

•  ten  staet  te  procureren,  mitsgaders  oock  bekent  te  maecken, 

•  't  geen  tegen  deselve  soude  mogen  werden  ghemachineert." 

» Hij  des  niet  teghenstaende  bekent  van  tijdt  tot  tijdt  corres- 

•  pondentie  gehouden  ende  overgeschreven  te  hebben  alderhande 

•  saecken  van  Staet,  niet  alleen  met  ende  aen  die  Princeo  ende 

•  Vorsten,  van  dewelcke  hy  publycquelyck  wierde  geaniployeert, 

•  maer  oock  met  ende  aen  persoonen  van  alderhande  conditien 

•  in  alle  quartieren  van  Europa,    den  Hove  in  het  particulier 

•  bekent  gemaeckt"  x).     Wij   twijfelen   of  de  verontschuldiging 
van  de  Wicquefort*)  bij  velen  Dy  val  zal  vinden  >dat  het  houden 

•  van   sijne   correspondentie  is,    en  alleen  getendeert  heeft  om 


Haarlem  aanwezig,  kwamen  in  der  tjjd  tot  mij  door  de  zorg  van  mjjn 
Triend,  den  Heer  Mr.  A.  C  van  Heasde,  thans  referendaris  aan  het  Mi- 
niat.  van  Binnenl.  Z. 

1)  Sententie  jegens  Abr.  v.  Wioq.,  p.  1. 

%)  Sententie  p.  19. 


213 


i pensioenen  te  treeken,  ende  dat  hij  gedetineerde  getracht 
i heeft  de  secreten  van  het  landt  te  weten,  niet  tot  naedeel  van 
iden  Staet,  soo  hij  seydt,  maer  om  syn  meesters  te  beter  te 
ikonnen  dienen/' 

Dat  echter  op  de  door  hem  getrokken  pensioenen  geen  zegen 
heeft  gerost ,  blijkt  nit  de  bovengenoemde  Resolut*  van  öecomm. 
Baden,  die  ons  op  17  September  1683  berigten,  dat  de  nalaten- 
schap van  Wioquefort  door  twee  zijner  kinderen  gerepndieerd , 
maar  door  zijne  twee  jongste  dochters  onder  beneficie  van  in- 
ventaris aanvaard ,  slechts  toereikend  was  om  aan  zijne  credi- 
teuren 85%  van  hunne  vorderingen  nittebetalen. 

Het  derde  der  Article*  Préliminaires  bevat  vele  meestal  on- 
bekende bijzonderheden  omtrent  het  lot  van  het  geschiedwerk 
van  de  Wicquefort:  het  meest  belangrijke  wil  ik  ook  daaruit 
meüedeelen. 

De  )a  maniere  dont  parle  Ie  Libraire  dans  son  Avertisseroent, 
Ie  Public  qui  soohaitoit  de  voir  la  conti  naat  ion  et  la  fin  de 
rouvrage,  s'êtoit  llatté*  que  1'opiniatreté*  de  Steucker  êtant  éteinte 
avec  lui ,  et  Johnson  aiant  traite  avec  ses  heritiers ,  rien  ne 
pouvait  plus  empécher  que  Ie  Livre  V  et  les  suivantes  ne  pa- 
rassent bientót. 

Cepandant  rien.  n'est  encor  pret  pour  Pexêcution  de  ce  Pro- 
jet,  et  a  moins  que  quelques  personnes  de  crédit  et  puissantes 
ne  s'en  mêlent,  il  y  a  apparence  que  1'ouvrage  restera  enseveli 
dans  la  ponssiere,  et  les  tenebres  d'une  prison  perpetuelle, 
peu  distante  de  1'endroit  ou  est  celle  dont  1' Auteur  s'est  heu- 
reosement  echappé'. 

Dans  Ie  tems  que  messieurs  les  Gonseillers  Députez  d'Hol- 
lande  avoient  pris  la  Késolution,  et  apparemment  a  la  requête 
de  Johnson  ,  de  laisser  imprimer  les  livres  V — XXXII ,  c'est 
adire  Ie  reste  de  1'Histoire  M,  8.,  Mr.  Daniel  Lestevenon,  qni 
êtoit,  si  je  ne  me  trompe,  Bourguemaitre  de  Goude,  et  du  Con- 
seil  d'Etat ,  demanda  a  ses  membres  collcgues  d'ezaroiner  ces 
M,  S.  avant  qu'on  les  publi&t:  oe  qui  lui  fut  accordé.  En 
oonsequence  il  dressa  de  son  propre  mouvement  une  espèce  de 


S14 


oritique  de  10  pages ,  laqoelle  contient  les  endroite  des  livres 
V — XXXII  qui  lui  ont  déplu,  et  lesquels,  seloo  lui,  on  ne 
doit  point  laisser  imprimer  sans  les  rayer  ou  alterer.  Cette 
critique  est  appelée  avec  celle  de  Mr.  Basnage  ludioe  Expurga* 
ürire  et  a  êté  caase  que  cette  Résolution  n'a  pas  eu  jasqu'ici 
son  effet ,  et  que  Johnson  n'est  pas  Ie  uiaitre  de  pnblier  k 
reste  de  1'Histoire ,  n'ayant  pas  même  les  M.  S,  en  sa  pais* 
sanoe.  Ils  furent  remis  (je  ne  sais  en  quelle  année)  a  Mr. 
Basnage,  de  venu  Historiograpbe  de  la  Republique,  pour  s'eo 
servir  dans  la  composition  d'nne  Histoire,  qa'il  a  jugé  a  propos 
de  donner  au  Public  en  1719  sous  Ie  titre  d' Annales.    tAprsi 

•  la  mort  de  1' Auteur  (dit  Mr.  Basnage,  Préf.  des  Annal.)  on  se 
i  trouva  fort  embarassé  de  ce  qu'on  feroit  de  son  ouvrage.  L'é« 
iquité  ne  permettoit  pas  qu'on  donn&i  nn  libre  cours  aux  sa- 

•  tires  qu'il  faisoit  contre  des  personnes  qui  gouvernoient  babi* 
» lemen  t  la  Republique;  Ton  êtoit  d'autant  moins  porté  a  y 
tconsentir  que  ces  satires  consistoient  dans  des  tennes  outra- 
>  geants  pl&tót  que  dans  ces  traite  delicate  qui  piquent  agreable- 
tment,  ou  dans  ces  Anecdotes  qui  mentent  d'être  recneillies. 

•  D'un  autre  coté  eet  ouvrage  pouvoit  avoir  son  utilité*;  la  Be- 

•  publique  manquoit  d'une  Histoire  suivie  depuis  les  Annales  de 
»  Grotius;  et  quoique  Mr.  de  Wicquefort  ne  remontat  pas  jusqu'a 

•  la  treve  de  1609,  ou  oe  grand  homme  avoit  fini,  on  n'aoroit 
tpas  laiseé  de  profiter  de  son  traveil.  11  êtoit  queetron  d'y  faire 
» quelque  réïorme  en  retrancbant  ce  qui  pouvoit  choquer  un  les- 

•  teur  équitable;  mais  personne  ne  voulut  devenir  plagiaire;  la 

•  peine  qu'on  essuye  a  corriger  1'ouvrage  d'un  autre,  parut  trop 
»  grande  pour  se  cont enter  de  1'honneur  de  servir  en  seoond. 

Je  ne  sais  quel  motif  a  eu  Mr.  Basnage  en  gardant  si  long- 
tems  1'Histoire  M.  S.  de  Mr.  de  Wicquefort,  et  les  autres  pa- 
piers  qu'on  lui  avoit  prêtéz,  et  il  m'est  impossible  de  dire  pour- 
quoi  il  ne  les  rendit  pas  aprez  la  publication  de  ses  Annales. 
Quoiqu'il  en  soit,  il  mournt,  sans  s'être  acquitté  de  ce  devoir, 
et  sa  veuve  requise  par  M.  M.  les  Conseillers  Députez  d'Hol- 
laude   leur   remit   plusieurs   M.  S.  de  Mr.  de  Wicquefort,  et 


»15 


eroYantree  les  Utres  V— XX,  qui  êtoient  oousus  en  4  parties 
egales,  coavertes  d'ue  papier  marbró'.  Puisque  madame  Bas- 
nage  rendit  Ie  commencement  de  cette  Histoire  M.  S.  comme 
u  depot,  oa  plutót  ud  pret  que  1'Etat  avoit  eu  la  bonté  de 
faire  a  feu  Mr.  Basnage,  je  ne  puis  comprendre  pourquoi  elle 
se  rendit  pa*  tout  Ie  reste  de  cette  Histoire,  ni  comment  elle 
a  pa  s'imaginer  qu'il  faisoit  partie  de  la  bibliotbeque  de  son 
eponx,  et  en  consequence  de  cette  erreur  volontair*  oa  invo- 
loDtaire  en  faire  present  a  Le  Vier,  libraire.  Quoi  qu'il  en  soit 
Le  Vier  êtant  mort,  sa  veuve  aiant  besoin  d'argent  a  vendu 
ces  M.  8.  pour  trois  cent  et  quelques  florins  a  un  seigneur 
Anglois  revétu  d'un  caractere  a  la  Haye,  qui  dit  les  avoir 
aoquis  pour  un  ami  a  Londres ,  &  qui  il  les  a  envoyéz. 

In  Artide  VII  behandelt  de  schrijver  kortelijk  de  veel  be- 
sproken quaestie  van  het  al  of  niet  wettige  van  de  Wicqnefort'a 
arrestatie,  en  van  zijn  beroep  op  z\jn  publiek  karakter  als  mi- 
nister van  eene  buitenlandeche  mogendheid  en  voert  hij ,  dunkt 
buj,  als  in  dit  geval  alles  afdoende  aan,  dat  de  Wicquefort  bltf- 
kens  de  resolutie  van  IS  maart  1665  niet  als  envoyé'  was  erkend 
dan  onder  de  uitdrukkelijke  bepaling  •  dat  hy  daardoor  niet  en 
»aal  s\jn  geeximeert  van  de  plichten  van  onderdanigheid  ende 
igehoonaamheyd  die  bij  als  subject  van  haar  Edel  Gr.  Mog. 
i onderworpen  is,  specialyk  ten  aansien  van  de  betalinge  van 
•alle  ordinaris  ende  extraordinaris  schattingen  ende  impositien, 
tsoo  wel  personele  als  reële,  mitsgaders  ten  reguarde  van  de 
•jurisdictie  over  sijn  persoon  ende  familie  soo  in  't  crimineel 
als  in  'tcivil." 

H\j  was  daarenboven  sedert  1666  in  loontrekkende  dienst 
van  de  Staten  van  Holland,  en  door  eenen  eed  van  geheim* 
houding  gebonden  idat  hy  niet  sonde  releveren  in  eertigerley 
» manieren  de  seerete  stuoken  ende  geschriften,  die  hem  bij 
»ofte  van  weghen  haer  Hoogh  Mog.  ter  handen  souden  werden 
'ghestelt,  om  in  de  eene  ofte  d'andere  tale  te  translat  eren, 
inoch  oock  de  seerete  ingrediënten ,  die  hem  bij  ofte  van 
«weghen  als   vooren   souden  mogen  werden  gesubministreert, 


916 


•  om  daer  uyt  eenige  brieven  ofte  antwoorden  te  forneeren, 
lende  van  gebjcken  ook  niet  daernaer  de  brieven  of  ant- 
» woorden  zelfs"  *).  Indien  al  de  Wicquefort  met  grond  betwij- 
felt *)  of  dusdanige  resolutie  als  door  de  Staten  ten  opzigte  van 
aüe  door  vreemde  hoven  geaccrediteerde  inboorlingen  genomen 
was ,  met  het  volkenregt  overeenkomstig  is ;  zoo  is  zeker  min* 
der  juist  wat  by  er  bijvoegt :  •  S'ils  veulent  que  leur  sujet 
reconnoUse  leur  justice,  iqu'ils  ne  l'admettent  point  comme 
ministre  public:  mais  apréê  %Vawir  admü  et  reconnu  qn'üs  ne 
il'empeschent  point  de  jouir  de  tous  les  avantages  qui  sont 
linseparables  da  ministre":  Zeker  had  het  hem  vry gestaan  on- 
der zulke  voorwaarden  de  aangeboden  betrekking  aftewijzen. 

Ik  ga  het  art.  VIII  stilzwygend  voorbq,  waarin  de  schrijver 
van  het  Essai  wijdloopig  aantoont  hoe  de  politieke  partyen  van 
invloed  zqn  op  de  beschouwing  van  de  geschiedenis  des  vader- 
lands en  hoe  daarmede  dan  ook  voor  den  niet  van  vooroordeel 
bevrijdden  lezer,  van  zelf  het  oordeel  over  het  werk  van  de 
Wicquefort  en  van  zijn  Essai  zamen  hangt.  Nog  moet  ik  met 
een  enkel  woord  spreken  over  de  art.  IV,  V  en  VI,  waarvan 
de  eerste  twee  handelen  over  de  gebreken  van  de  WicqoeforU 
geschiedwerk  en  het  laatste  over  de  wijze  waarop  de  schrijver 
zich  voorstelde  dat  de  HUtoire  de*  Pr<m*ee*-Ume$  zoude  moeten 
worden  verbeterd  voor  de  uitgave.  Daar  de  schrijver  in  dit 
6e  artikel  het  plan  van  zijn  werk  opgeeft ,  en  hieruit  tevens 
zyn  oordeel  over  de  Wicquefort's  Huioire  kenbaar  wordt,  wil 
ik  n  dit  plan  in  het  kort  mededeelen. 

Fuisque  cette  Histoire  merite  de  voir  Ie  jour  et  pent  être 
d'une  grande  utilité*  tant  aux  etrangers  qu'a  la  Republique,  et 
qu'elle  n'est  pas  exempte  de  defauta  je  me  propose. 

1\  De  commencer  par  la  page  l*e  du  livre  lw  et  de  finir 
a  la  derniere  du  livre  XX,  et  de  temt  examiner,  ligne  par  ligne, 
tant  les  endroits  que  M.  M.  Lestevenon  et  Basnage  ont  ceo- 
surez,  que  ceux  que  leur  silence  semble  approuver. 

1)  Zie  de  Sententie  p.  1  of  resol.  ven  Holland  28  Maart  1675. 

2)  L'Ambauad.  et  les  fonct.    Amst.  1730,  I.  p.  119. 


«17 

2\  D'iodiquer,  et  de  demontrer  que  dans  tel  ou  tel  endroit 
il  y  a  une  feute  de  Geographie,  de  Chronologie,  d'Histoire, 
une  fante  de  copiste,  une  erreur  de  J' Auteur  ete. ;  et  de  recti- 
fier  les  defauts  du  mieuz  qu'il  me  sera  possible ,  saos  jamais 
m'attacher  a  mes  foibles  lumières,  marehant  toujours  bride  en 
main;  ne  dispensant  la  louange  et  Ie  bl&me  que  sur  des  té** 
moignages  et  des  authoritez  que  je  oiterai  scrnpuleusement ,  ei 
avec  toute  rimpartialité'  et  requite*  necessaire. 

3*.  Lorsque  M.  M.  Lestevenon  et  Basnage  auront  oritiqué 
un  passage ,  j'indiquerai  non  seulemeat  leur  oritiqué ,  mais  je 
la  plaeerai  en  marge,  afin  de  laisser  au  lecteur  la  liberté  de 
s'instruire  et  de  prononoer  pour  ou  contre. 

4".  J'avouerai  librement  qu'en  telle  ou  telle  occasion  ils  ont 
eu  raison ,  et  j'essayerei  de  retoucher  Ie  passage  suivant  leurs 
Inmières  ou  celles  que  j'aurai  pu  puiser  ailleurs;  mais  si  je  suis 
persuadé  qu'ils  ont  eu  tort  je  Ie  dirai  naturellement,  et  opine- 
ni  pour  laisser  subsister  Ie  passage  en  alleguant  des  raisous 
▼alables. 

5\  Je  retoncberai  Ie  stile,  non  pour  Ie  mettre  partout  dans 
eet  êtat  de  pureté  qui  commencoit  a  fleurir  lorsque  1' Auteur 
écrivoit,  ce  qui  n'est  pas  possible ;  ni  pour  Ie  eonformer  a  cette 
flegance  ou  il  est  arrivé  dépuis,  mais  j'en  oterai  ees  expres- 
sioos  qui  fitoient  deja  surannéea,  et  oommeneoient  en  1670  a 
ehoquer  les  régies  de  la  langue. 

6*.  il  ne  m'a  pas  êté*  si  aisé* ,  de  me  determiner  pour  Ie 
parti  que  j'avois  a  prendre  touchant  les  satires  dont  Mr.  de 
Wicqoefort  a  rempli  plusieurs  de  ses  pages.  Les  óter  absolu- 
ment  c'est  mutiler  un  ouvrage ,  Ie  rendre  méconnoisable ,  et 
|  derober  un  moment  de  plaisir  et  de  delassement  a  un  lecteur, 
ï  que  des  matières  trop  serieuses  ennuyént  Ie  plus  souvent,  et  a 
i  qui  eet  entrepot  est  nécessaire,  meme  pour  faire  valoir  Ie  livre. 
■  D'ailleurs  la  satire  est  une  lecon ,  et  puisqu'elle  peut  être  in* 
'  filament  utile,  qu'un  Historiën  se  propose  de  former  également 
Pesprit  et  Ie  coeur,  et  enfin  que  ce  qui  est  blAmable  peut  et 
doit  être  blaraé  par  un  Eorivain,  je  ne  vois  pas  pourquoi  quel- 


918 

ques  uns  des  traits  mordanta  de  oette  Hittoire  dei  Protmth 
Unie$  scront  rayea  sans  quartier,  tandis  que  les  bibliothequei 
publiquea  el  lea  magazins  des  librairea  fourmillent  de  mille  el 
mille  ouvrages ,  qui  pour  la  plüpart ,  n'ont  d'autre  mérite  que 
de  lanoer  trait  sar  trait  sur  les  Monarques,  les  Prioces  et  lei 
Grands,  et  tres  souvent  aans  egards  pour  la  vérité*.  Ainsi  pooi 
toutea  088  raiaona  je  me  persuade,  qu'ü  ne  faut  point  mutüemi 
tronquer  l'Histoire  de  Mr.  de  Wicquefort  dans  les  endroitsoa 
il  a  dit  f rai :  bien  entendu  que  loraque  je  trouverai  ces  Ier- 
mei  outrageanU  dont  Mr.  Basnage  se  plaint,  je  tacherai  de  les 
eonvertir,  selon  son  gout  dans  ces  traüs  dclicals  qm  piqueut 
agréablement.  Cepandant  comme  la  ehose  ne  sera  pas  toujoun 
poasible  sans  enerver  la  signification  et  la  foroe  de  la  pensee  de 
1' Auteur,  je  serai  obligé  de  lui  laisser  toutea  ses  expressions. 

7*.  Comme  il  est  impossible  de  remedier  a  la  trop  grande 
abondance  et  effusion  du  etiie  de  1' Historiën  sans  refondre  abeo- 
lument  l'Histoire,  et  qu'on  ne  peut  ni  ne  doit  en  venira  cette 
extremité ,  dans  cette  conjecture  je  crois  devoir  prendre  Ie  parti 
de  laisser  subsister  cette  inondation  quoiqu'elle  défigure  Pou- 
vrage. 

8\  Je  retrancherai  les  pleonaames:  et 

9*.  Je  suppleerai  par  des  nottes  aux  ciroonstancee ,  ou  aux 
evenements  importants  que  1'auteur  pouroit  avoir  oubliez,  et 
comme  j'empruterai  ces  nottes  autant  qu'ü  me  sera  poasible, 
de  bons  auteurs,  je  ne  manquerai  pas  a  leur  en  faire  honneur 
en  les  citant.  Heureux  et  mille  fois  heureux  ai  par  de  telles 
et  si  laborieuses  réparations  je  pouvois  procurer  au  public,  Ie 
plaisir  de  lire  Ie  reste  de  l'Histoire  de  Mr.  de  Wicquefort 

Uit  deze  opgave  is  te  bemerken  dat  de  schrijver  zich  meer 
voorstelde  eene  gecastigeerde  uitgave  van  het  werk  van  de  Wie- 
quefort  voortebereiden,  die  zich  aangenaam  lezen  liet,  dan  wel 
in  die  uitgave  eene  nieuwe  bron  te  openen  voor  de  beoefening 
der  geschiedenis  des  vaderlands.  Een  werk  van  wetenscbappe- 
lijken  aard  in  verjongden  vorm  in  het  licht  te  geven,  en  eenen 
schrijver  van  vroeger   eeuw  te  doeseben  in  het  kleed  van  on- 


$19 


zen  tijd ,  valt  na  minder  in  den  smaak ;  in  zoo  verre  is  het 
Essai  van  geen  belang,  gezwegen  nog  dat  de  stijl  enz.  van  den 
schrijver  op  dezen  oogenblik  niet  minder  verouderd  is  dan  die 
van  de  Wioquefort  zelven ,  en  meen  ik  dat  ten  opsigte  van 
Wicquefort  de  waarde  ligt  in  hetgeen  door  mij  nit  de  article* 
préimwoireê  u  is  medegedeeld,  zonder  daarom  te  kort  te  doen 
aan  enkels,  in  het  laatste  arüclêt  vervatte  opmerkingen. 

Niet  minder  dan  de  schrijver  van  het  Essai  acht  ik  het  te 
betreuren  dat,  ook  nu  na  eene  tusschenruimte  van  meer  dan 
eene  eeuw,  zijn  wensen  om  het  werk  gansch  in  het  licht  ge- 
bragt  te  zien,  nog  steeds  onvervuld  is  gebleven.  Moge  toch 
op  de  Eiêloire  da  Promnceê-Unieê,  wat  taal,  stijl  enz.  aangaat 
veel  zyn  aan  te  merken  en  die  wegens  de  bepaald  anti-stad- 
houderlijke kleur  eenigzins  als  een  party-werk  te  beschouwen 
lijn,  niet  dan  met  de  meeste  omzigtigheid  en  kritiek  te  gebrui- 
ken; het  zal  desniettegenstaande  moeyehjk  kunnen  worden 
ontkend,  dat  een  werk  van  de  hand  van  Abr.  de  Wioquefort, 
geschreven  met  gebruik  van  'stands  archieven  en  onder  bet 
onmiddellijk  opiigt  van  Johan  de  Witt,  eene  belangrijke  bron 
is  voor  de  geschiedenis  des  Vaderlands. 

Bes  te  gereeder  nam  ik  daarom  dit  Essai  ter  hand,  om  uwe 
aandacht,  bij  het  geven  van  een  verslag  daarvan,  te  kunnen 
vestigen  op  het  wenschehjke  van  eene  uitgave  der  Histoire  da 
Froriacm~U*ie$ ,  waartoe  ik  myn  handschrift  gaarne  ter  be- 
schikking zoude  stellen. 

Gelijk  ik  in  den  aanvang  mededeelde  is  dit  HS.  nit  de  boe- 
kerij van  Hoeuft  in  de  mijne  overgegaan,  en  door  den  sohryver 
van  het  Esaai  naar  het  origineel  gecopieerd.  Ik  kan  het,  ge- 
hjk  het  hier  ter  tafel  ligt,  niet  beter  beschrijven  dan  met  de 
woorden  van  den  afschryver,  die  na  de  boven  medegedeelde 
lotgevallen  van  het  origineel  aldus  vervolgt:  iCependant  Mr. 
Ie  Conseiller  de  Witt  extremement  zélé  pour  tont  ce  qui  peut 
servir  a  faire  oonnoitre  1'  Histoire  de  la  Republique,  ou  see 
Ancêtre8  representent  les  premiers  rdles,  a  fait  copier  les  livrea 
V— XX,  y  a  fait  refaire  des  sommairea  plus  surs,  composer  une 


220 


table  de  matières  pour  ces  20  livres,  et  transcrire  1'Indice  Ex* 
purgatoire  de  M.  M.  Lestevenon  et  Basnage,  comme  aussi  les 
Memoires  de  1'an  1672  '),  et  range  Ie  tout  dans  1'ordre  suivant. 
D  avoit  dez  Tan  1719  acheté*  les  livres  I — IV,  impriméz  avec 
les  Preuves,  et  n'osant  se  natter  d'être  assez  heureux  poor 
reeouvrer  une  copie  de  la  suite  il  fit  relier  ce  commencement 
d'Histoire  en  2  tomes  égaux.  Le  36  qui  est  plas  gros  de 
beaacoup  renferme  les  livres  V — XII,  transcrits  sur  la  copie  do 
Mr.  de  Wicquefort  et  qui  peut  passer  pour  on  autographe, 
puisqu'en  quelques  endroits  1 'Auteur  y  a  changé*  ou  ajouté*  quel* 
ques  mots  de  sa  propre  main.  Dans  le  tome  IV  sont  les  livres 
XIII — XX,  et  dans  le  Ve  les  sommaires  refaits,  la  table,  1'In- 
diee  Ezp.  et  les  Memoires  de  1672.  Ce  seigneur  auroit  fort 
souhaité'  de  recouvrir  une  copie  des  livres  XXI — XXXII  qui, 
comme  nous  venons  de  dire,  sont  en  Angleterre,  et  s'est  bien 
donne  des  mouvements  pendant  longtems  pour  y  reossir,  of* 
frant  les  conditions  les  plus  avantageuses.  Mais  il  a  eu  affaire 
a  des  gens  qui  n'entendoient  pas  leura  veritables  interets,  et  qui 
par  une  obstination  laquelle  tient  un  peu  du  caprice,  se  sont 
privez  du  plaisir  d'avoir  eux-mêmes  une  Uistoire  complete.  Ge- 
pendant  Mr.  de  Witt  peut  s'en  consoler  puisque  le  livre  XX, 
dont  il  est  possesseur,  finissant  a  Tan  1672,  le  reste  de  l'ou- 
vrage  ne  peut  plus  étre  de  la  même  force  et  utilité*,  les  boos 
secours  aiant  manque  a  1' Auteur  apres  la  catastrophe  des  deux 
messieurs  de  Witt. 

In  een  zesde  deel  zijn,  met  eene  andere  hand  geschreven, 
daarbij  gevoegd  de  boeken  XXI— XXIV. 

Mogten  indien  het  laatste  gedeelte  van  het  geschiedwerk  van 
de  Wicquefort  al  niet  kan  worden  opgespoord,  althans  de  be- 
waard gebleven  24  boeken ,  met  herdruk  van  het  vroeger  ut/ge* 
gevene%  door  de  bemiddeling  van  ons  Genootschap  worden  aan 
het  licht  gebragt.  Nu  de  politieke  bezwaren  in  vroeger  tijd 
die  uitgave  belemmerende,  na  een  verloop  van  meer  dan  an- 
derhalve eeuw  vervallen  zijn,  mag  het  billqk  verlangen  van  beo 

1)  De*©  Mémoires  sQn  uitgegeven  in  de  werken  van  bet  Genootschap. 


SS1 

die  in  de  geschiedenis  van  het  roemrijke  tydvak  fan  de  TVitt 
belang  stellen  niet  langer  worden  te  leur  gesteld. 

Archief  van  Tperen.  De  Secretaris  brengt  ter  tafel  een  brief 
ran  den  Heer  J.  L.  A.  Diegerick,  hoogleeraar  aan  het  ko- 
ninklijk Athenaeum  te  Brugge  en  archivaris  van  Tperen,  be- 
vattende eenige  mededeelingen  omtrent  het  archief  van  laatst 
genoemde  stad  en  bepaaldelijk  omtrent  de  aldaar  berustende 
brieven  van  Maxi  mi  liaan  van  Hennin ,  graaf  van  Bossu  ,  van 
Gillis  van  Barlaymont,  heer  van  Hierges  en  Joris  van  Lalaing, 
graaf  van  Rennenberg ,  welke  de  Heer  Diegerick  ter  plaatsing 
aanbiedt  in  de  werken  des  Genootschaps ,  vooreien  van  eene 
inleiding  en  de  noodige  aanteekeningen.  De  brieven  van  Bossu, 
ten  getale  van  23,  hebben  voornamelijk  betrekking  op  de  over- 
gave van  het  kasteel  Vredenborg  te  Utrecht,  de  betaling  der 
soldaten,  de  oprigting  van  een  kamp,  op  zijne  benoeming  tot 
stadhouder  van  Gelderland  en  Zutphen ,  de  inname  en  plun- 
dering der  stad  Aarschot  in  Brabant,  de  belegering  van  Binch, 
I  de  bandeloosheid  der  te  Borchloen  gelegerde  troepen  enz, 
{  De  brieven  van  Gilles  van  Barlaymont,   heer  van  Hierges, 

:        ÏO  in  getal,  hebben  voornamelijk  betrekking  op  de  zaken  van 

!  Gelderland,  op  de  betaling  zijner  troepen,  op  de  inname  van 
het  kasteel  van  Utrecht ,  op  de  provincie  Overijssel ,  op  zijne 

4  benoeming  tot  bevelhebber  der  garde  van  Don  Juan ,  op  de  in 
vrijheidstelling  van  zijn  vader  den  graaf  van  Barlaymont,    op 

|  de  steden  Deventer  en  Kampen,  op  de  oorlogszaken  in  Lim- 
burg, op  de  bevrijding  van  de  gevangenen  uit  Friesland ,  zoo- 
als  Billy  enz.,  op  de  afdanking  zijnor  troepen  en  eindelijk  op 
zijnen  afval. 

|  De  niet  minder  belangrijke  brieven  van  Joris  van  Lalaing, 

graaf  van  Rennenberg,  zijn  18  in  getal  en  handelen  voorna- 
melijk over  zyne  komst  te  Groningen,  waar  tyj  door  het  aan 
het  muiten  geslagen  garnizoen  teruggedreven  wordt;  voorts  over 
het  voornemen  om  het  kasteel  van  Groningen  te  slechten,  over 

1         de  bevrijding  der  gevangenen  uit  Friesland ,  over  zijne  onte- 


33» 


vredenheid  op  de  Algemeene  Staten ,  over  de  capitulatie  van 
Kampen ,  Deventer  en  Zwolle ,  over  zijnen  afval ,  over  zijn 
aanslag  op  Groningen,  over  zijne  pogingen  om  zijne  troepen 
tot  de  Spaansche  partij  over  te  halen  enz. 

Zoover  mij  bekend  is ,  schrijft  de  Heer  Diegerick ,  zijn  al 
deze  brieven  ongedrukt;  zeker  is  het  althans,  dat  zq  noch 
door  Bondam ,  noch  door  Groen  van  Prinsterer ,  noch  door 
Gacbard  zijn  uitgegeven. 

Behalve  de  vermelde  brieven  en  verscheidene  van  den  baron 
van  Ville,  stadhouder  van  Friesland  en  den  beruchten  Gatper 
de  Robles,  heer  van  Billy,  die  zeker  hoogst  belangrijk  rijn 
voor  de  geschiedenis  van  Utrecht  en  Groningen,  bevat  het  ar- 
chief yan  Yperen  nog  vele  andere  stukken  betreffende  de  noor- 
delijke provinciën  van  Nederland  en  vooral  de  tegenwoordige 
provinciën  Holland ,  Zeeland  en  Utrecht.  Zoo  vindt  men  er 
o,  a.  de  brieven  en  rapporten  van  Leoninus  betrekkelijk  zyne 
onderhandelingen  in  1576  met  de  regering  van  Arnhem,  met 
die  van  Overijssel,  van  Groningen  enz.,  welke  brieven  en  rap- 
porten aan  de  Algemeene  Staten  gerigt  zijn;  onderscheidene 
brieven  van  denzelfden  Leoninus  t  gedurende  zijne  onderhande- 
lingen te  Dordrecht  in  1577  geschreven;  brieven  en  rapporten 
van  Bncho  van  Aytta,  door  de  Algemeene  Staten  belast  met 
de  onderhandeling  over  de  loslating  der  Friesohe  gevangenea 
(Billy  en  anderen),  aan  wien  ook  de  taak  was  opgedragen  om 
Maastricht  door  de  Spaansche  soldaten  te  doen  ontruimen  (1577); 
een  groot  aantal  van  belangrijke  brieven  aan  de  Algemeene 
Staten  geschreven  door  de  regering  van  Amsterdam,  van  Dord- 
recht, .'s  Gravenhage ,  Utrecht,  Haarlem,  Delft,  Groningen, 
Gorinchem ,  Middelburg ,  Sluis  enz. 

Voorts  bevat  het  archief  nog  de  rapporten  en  briefwisseling 
betreffende  de  onderhandeling  te  Geertruidenberg  in  1577,  be- 
nevens 70  a  80  onuitgegeven  brieven  van  Marnii  van  St.  Al- 
degonde  aan  de  Algemeene  Staten  geschreven  gedurende  zjjne 
zending  naar  Tours  om  den  Hertog  van  Anjon  tot  aanvaarding 
van  de  opperheerschappij  over  de  Nederlanden  over  te  halen. 


sas 


18  Vergadering.    •  December  1M6. 

Bibliotheek.  —  Antobiographie  van  den  Gouverneur-  Géneraal  van 
Nederlamdech  Inüë  P.  A.  van  der  Parra  en  gedenkpenningen 
ter  zijner  eert  geslagen.  —  Instructie  voer  den  eersten  Comman- 
deur aan  de  Kaap  de  goede  Hoop  (/.  A.  van  Riebeeck)9  1651. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
Van  den  Heer  ?.  A.  Lenpe ,  te  Amsterdam : 
Het  getanteekap  naar  Bali,   onder  den  Gouverneur 'Generaal 
Hendrik  Brouwer  in  1633.     (Medegedeeld  door  P.  A,  Leupe.) 
(Overgedrukt  nit  de  Bedragen  van  de  Taal"  Land-  en  Volken- 
kunde van  Neérlandsch  InaHë.    Deel  V,  bl.  1.) 

Gevecht  van  den  Commandeur  OnmeUs  van  Quaetoergen,  tegen 
de  JBugeUchen,  in  Ooü-lndii%  op  den  1»  September  1678;  door 
?.  A.  Lenpe.    (Overgedrukt  uit  de  Verhandelingen  en  Berigten 
betrekkelijk  het  Zeewegen  en  de  Zeevaart  kunde;  door  Jaoob  Svrart. 
Jaarg.  1856,  *•  Afd.,  n\  2.) 
Van  Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré,  te  Utrecht: 
Archief.     Vroegere  en  latere  mededeeUngen  voornamelijk  in  be- 
trekking tot   Zeeland,  uitgegeven  door  het  Zeeuwsch  Genootschap 
der   Wetenschappen ,   IL     Middelburg,    1856.     (Inhoudende: 
Tweede  Verhandeling  over  de  bjj  Domburg  gevonden  Romeineche , 
Frankische,    Brittannische  en  andere  munten.    Door  Jhr.  C.  A. 
Bethaan  Macaré.) 
In  ruiling  ontvangen: 

Van  de  Soci&é  archéologique  de  Namur,  te  Namen: 
Annales.    Tomé  IV,  3*  livr.    Narnur,  1856. 

Autobiographie  van  den  Gouverneur- Generaal  van  Nederlandock 
Indii  P.  A.  van  der  Parra  en  gedenkpenningen  ter  ejjner  eert 
geslagen.     Medegedeeld  door  Jhr.  CA.  Rethaan  Macaré. 

Onder  de  Gouverneurs-Generaal,  die  de  Nederlandsche  be- 
zittingen tijdens  het  bestaan  der  voormalige  Oost-Indische  Com- 
pagnie met  roem  hebben  bestuurd,   mag  met  regt  Petrus  Al- 


834 


bertus  van  der  Parra  worden  geteld.  Hy  bekleedde  die  verhe- 
ven betrekking  van  1761  tot  1775  en  dus  gedurende  een  tijd- 
vak van  ruim  14  jaren  t  waarin  hij  te  worstelen  had  tegen 
den  euvelmoed  en  de  twistzoekende  aanmatigingen  der  Engel- 
achen,  welke  geschillen  voor  zijn  dood  werden  vereffend,  ter- 
wijl de  gelukkige  oorlog  tegen  den  Koning  van  Candi  op  Cey- 
lon  en  de  voordeelige  vrede  daardoor  verkregen  ,  zijn  bestuur 
niet  weinig  luister  bijeetteden.  Elders  vindt  men  dit  genoeg/aam 
beschreven  om  daarover  niet  verder  uit  te  weiden ;  wy  willen  bier 
alleen  spreken  van  eenige  bijzonderheden ,  die  hem  persoonlek 
betreffen  en  daaronder  behoort  de  door  hem  eigenhandig  ge» 
schreven  biographie,  in  1766  of  1767,  toegezonden  aan  den 
Heer  Jan  Adriaan  van  de  Perre,  Heer  van  Nieuwerve  enz., 
als  vertegenwoordiger  van  Z.  D.  H.  den  Prins  van  Oranje, 
eerste  Edele  van  Zeeland,  van  den  navolgenden  inhoud: 

•  Cornelis  van  der  Parra  (die  een  broeder  was  van  Carel  van 
>der  Parra)  mijnen  overgrootvader,  is  in  den  jare  1661,  den 

•  7  February  met  mijne  overgrootmoeder  Elisabeth  Haauw,  en 

•  myn  grootvader  Rombout  van  der  Parra  na  India  vertrooken 
tper  het  schip  Overveen,  voor  de  kamer  Amsterdam.    Den  8 

•  Juny  1668  is  gend.  m\jne  overgrootmoeder  op  Ceylon  over- 
i  leden.9' 

•  NB.  Wanneer  mijn  overgrootvader  overleden  is,  heb  ik 
miet  kunnen  nagaan." 

•  1683  den  11  Julij  is  mijn   grootvader  Rombout  van  der 
i  Parra  op  Ceylon  in  egt  getreden  met  Maria  Strik,  dogter  van 

•  den  Oppcrkoopman  Strik." 

•  Den  10  Augustus  1684  is  geboren  Zijn  Ed.   eerste  kind 

•  of  dogter,  die  genaamd  is  geworden  Abigael,  getrout  geweest 

•  met  den  predikant  Bimersma  en  te  Leyde  overleeden." 

>  Den   16    Febr.   1687   is  geboren  mijn  talige  vader  Cornelis 

•  van  der  Parra." 

•  Tusschen  dit  jaar  en  1690  is  mijn  grootvader  en  vader  na 

•  Nederland  overgegaan  en  aldaar 


2*5 

•  1692  den  25  Febr.  te  Amsterdam  overleden  mijn  groot* 

•  moeder  Maria  Strik. 

•  1694  is  mijn  grootvader  en  vader  met  het  schip  't  Hof  van 
iDpendam  weder  na  India  terug  gekeert  in  de  qualiteit  van 
i  koopman." 

•  1695  is  myn  grootvader  op  Ceilon  getroawt  met  Henretta 

•  Wighelmans ,  dogter  van  den  Persisch  Directeur  Magnus  Wi- 
•ghelmans,  die  den  26  Mey  1697  op  Ceylon  is  overleden  en 
•Zijn  Ed.  in  het  jaar  1709." 

•  1709  is  mjjn  waarde  vader  Cornelis  van  der  Parra  in  hu- 
•weiijk  getreeden  met  m\jne  waarde  moeder  Oeertruy  Sussanna 

•  Spanuit  op  Ceylon  en  aldaar  als  Goopman  en  Sekretaria  van 

•  Politie  in  den  jare  1719  overleden." 

•  1710  den  6  October  is  geboren  mijne  in  den  jare  1783 
•overleden  broeder  Bombout  van  der  Parra." 

•  1713  den  15  Pebr.  is  geboren  mijnen  in  den  jare  1744 
•op  Maboca  overleden  snater  Maria  Henretta  van  der  Parra, 
•get rouwt  geweest  met  den  Malaks  Gouverneur  Wilhelm  Ber- 
•nard  Albums,  waarvan  teven  kinderen  geweest,  doch  ook  alle 
•overleeden  sijn." 

•  1714  den  29  September  ben  ik  geboren  en  den  80  Sep- 
•tember  1788  getroawt  met  Etizabeth  Petronella  van  Aerden, 
•waarbij  ik  geprocreert  hebbe 

•  Een   soon   gen*.  Cornelis  Maurits,         ^    doch  alle  tot 

•  Een  dogter    i      Geertruyda  Cornelia,     >•   mijne  smerte 
•Een   soon      »      Maurits,  )     overleden." 

•  1743  den  11  Junij  heb  ik  weder  een  huwehjk  aangegaan 
•met  Adriana  Johanna  Bake,    weduwe  van  den  Commandeur 

't      »en  eerste  Equipagiemeester  Anthony  Guldenarm  en  dogter  van 

l      >den  Heer  Baad  Extra-ordinair  van   Nederlands  India  David 

•Johan  Bake,  bij  dewelke  ik  na  een  se  ven  tienjarige  gezeegende 

•vereenigin*  verwekte  mijn  waarde  soon  Petrus  Albertus,  thans 

•  oud  ruim  ses  en  een  halve  jaar.  Mijne  nu  salige  moeder  is 
j  » hertrouwt  geweest  met  den  Heer  Adriaan  Maten,  geweesen 
|  •Commandeur  van  Mallabaar,  die  te  samen  in  den  jare  1736 
.  UI.  J.  15 


226 


■  zyn  gerepatrieerd ;  zijn  Bd.  Aldaar  te  Dordrecht  in  den  jire 
» 1737  en  mijne  salige  waarde  moeder  in  den  jare  1763  te 
•Leyden  in  de  Heere  ontslapen." 

•  In  den  jare  1728  ben  ik  aU  soldaat  aan  de  penne  in  dknit 
i  der  Ed.  Comp.  aangenomen ,  en  vervolgen 

•  1737  tot  Onderkoopman, 

•  1740    »    Koopman, 

•  1741    •    Tweede  Secretaria  van  de  Hoge  Begeering, 

•  1746    >    Eerste  Secretaris, 

•  1748    •    Extra-ordinair  Raad  van  India, 
«1750    >    Ordinaire  Raad, 

•  1765    >    Eerste  Raad  en  Directeur-Generaal, 

•  1761    »    Gouverneur-Generaal  aangesteld." 

Het  ach|jnt  dat  van  der  Parra  vermeende  tot  het  geslacht 
van  Van  de  Perre  in  Zeeland  te  behooren  en  die  meeniog  vat 
welligt  niet  van  grond  ontbloot;  hij  Toerde  althans  hetzelfde 
wapen ,  dat  een  tak  van  dat  geslacht  in  België  gebleven ,  is 
blijven  voeren.  Om  tot  een  aanknooping  te  knnnen  komen, 
werd  door  den  Gouverneur-Generaal  eene  genealogische  opgave 
geleverd,  welke  tot  rijn  overgrootvader  Cornelis  van  der  Parra 
opklimt;  dié  een  broeder  had,  Carel  van  der  Parra  genaamd, 
en  die  welligt  zamen  zoons  zjjn  geweest  van  Martinus  van  de 
Perre,  gehuwd  met  Christophorina  de  Baldariesse,  welke,  of- 
schoon van  Nederland  schen  oorsprong,  te  Cadix  in  Spanje  lijn 
gevestigd  geweest. 

Volgens  een  bestaanden  stamboom  van  het  geslacht  van  Van 
de  Perre  opgemaakt  en  den  10  April  1786  geauthentiseerd , 
door  den  eersten  wapenkoning  en  verdere  wapenkoningen  en 
herauten  van  Lothrijck  en  Braband  te  Brussel,  was  voor* 
noemde  Martinus  van  de  Perre  achter-achterkleinzoon  van  Jan 
van  de  Perre ,  Raad  en  Generaalmeester  van  de  munt  der 
Nederlanden,  die  door  Keizer  Karel  V  tot  den  adelstand  werd 
verheven  met  toekenning  van  het  wapen,  dat  door  den  Gou- 
verneur-Generaal is  gevoerd ,  blijkens  de  gedenkpenning  hier 
na  te  vermelden. 


827 

De  verandering  in  den  geslachtsnaam  kan  weliigt  worden 
toegeschreven  aan  het  verblijf  van  Martintts  van  de  Perre  in 
Spanje,  waardoor  die  naam  een  moer  zuidelijke  uitspraak  kan 
hebben  verkregen, 

Hoe  het  zy ,  uit  een  deftig  geslacht  geproten ,  begon  van 
der  Parra  zijne  loopbaan  op  veertienjarigen  ouderdom  door  in 
dienst  te  treden  by  de  Oost-Indische  Compagnie  onder  de  toen 
gewone  benaming  van  soldaat  aan  d$  ptnae*  Zyn  schielijke  op- 
kfooming  tot  de  hoogste  waardigheden  in  die  dienst  getuigen 
▼oor  zyn  vlug  oordeel  en  werkzaamheid ,  die  gepaard  gingen 
met  de  edelste  deugden  en  begaafdheden a).  Hy  was  edelmoedig 
van  inborst ,  mededoogend  van  aard ,  weldadig  en  minzaam , 
rein  van  zeden,  geregeld  ia  zijne  huishouding,  een  minnend 
echtgenoot  en  trouw  huisvader.  In  syn  eerste  huwelijk  wal 
by  ongelukkig,  daar  hij  na  het  verwekken  van  drie  kinderen, 

f  welke  alle  jong  syn  overleden,  ook  al  spoedig  syn  eerste  echt- 
genoot moest  missen;  ten  tweede  maal  getrouwd  zijnde  bleef 
die  echt  gedurende  zeventien  jaren  kinderloos ,   toen  hem  een 

i       zoon  werd  geboren,  die  hem  overleefd  heeft. 

1  Het  is  geenszins  te  verwonderen  dat  ter  zijner  eere  drie  ge* 

|       denkpenningen  het  licht  hebben  gezien. 

(De  1*  op  zyne  inhuldiging  te  Batavia  als  Gouverneur-Ge* 
neraal  op  zijn  49**  geboortedag  den  29  September  1768,  is  be» 
f       schreven  en  afgebeeld  in  de  beschryving  van  Nederlandsche  His- 
toriepenningen door  hét  Instituut  ten  vervolge  op  het  werk  van 
k       Van  Loon,  5*  stuk  n\  CCCLXIX.    Op  de  voorzijde  ziet  men 
;       het  met  een  oorlogatrophèe  omgeven  wapenschild,  zijnde  door- 
sneden 1°.  in  goud  een  opkomende  zwarte  adelaar,  2*.  in  pur- 
per een  zilveren  keper  vergezeld  van  drie  zilveren  tranen,  het 
i        schild  gedekt  met  een  half  aanzienden  helm,  waarop  als  helm- 
\       teeken  een  zwarte  adelaar  met  uitgespreide  vleugelen  en  daar- 

1)  Zie  de  leerrede  ter  ifiner  nagedachtenis  gehouden  door  Theodorus 
Venneer,  predikant  te  Batavia.    Utrecht  en  Amsterdam  bjj  R.  de  Me(jer 
i         en  H.  W.  de  Brayn  1777.    Er  bestaat  buitendien  nog  eene  iykrede  van  . 
*         den  predikant  J.  Hooyman ,  uitgegeven  te  Batavia  1776.  4°. 

i  "• 


228 


boven  de  wapenspreuk:  Qmêtrpa  koe  nobi$.  Het  mug  niet  on* 
opgemerkt  blijven  dat  in  den  hiervoren  vermelden  authentieken 
geslachtboom,  in  het  2*  gedeelte  van  het  wapen  het  veld  zwart 
en  de  keper  goud  is.  Het  is  echter  niet  op  te  belderen  waar- 
uit die  verandering  van  kleur  (die  niet  ongewoon  is)  voortspruit. 

De  2e  gedenkpenning  op  de  zilveren  bruiloft  van  Van  der 
Parra  en  Adriana  Johanna  Bake,  gevierd  den  11  Junij  1768, 
die  wel  even  als  de  volgende  door  het  Instituut  vernield ,  doch 
niet  uitgegeven  is,  vindt  men  beschreven  in  de  aanwinsten  van 
het  koninklijk  penningkabinet  van  1  Januarij  tot  31  December 
1855,  opgenomen  in  den  Algem.  Konst*  en  Letterbode  vao  30 
Augustus  1858,  n\  35. 

Voorz.  Petrus  Albertus  van  der  Parra  en  Adriana  Johanna 
Bake;  een  jongeling,  op  den  zoom  van  wiens  kleed  zijn  naam 
Petrus  Albertus  van  der  Parra  Junior  te  lezen  is,  plengt  met 
de  regterhand  uit  een  offerschaal  op  een  brandend  altaar  en 
houdt  met  de  linker  een  bloemenkrans  boven  de  wapens  zijner 
ouders ,  welke  aan  eene  met  btoemloof  omslingerde  suil  zqn 
gehecht,  terwijl  een  hemellicht  den  jongeling  bestraalt.  In  de 
afsnede:  vereert  11  Junij  1748  en  J.  6.  Holtzey  f*. 

Keerz.  In  eeue  wolk  ligt  op  bondel  bijlen,  spiegel,  de  schaal 
der  geregtigheid  en  een  bevelhebberstaf,  onder  een  lauwerkrans 
het  wapen  van  Batavia,  daaronder  het  volgende  achtregelig  vers: 

Na  twee  maal  vijf  en  zeeven  jaar 
In  d'  echt  gezeegent  doorgebragt, 
Ontlook  de  spruit,  die  op  't  altaar 
Zijn  dank  hier  wijdt  aan  d'  Oppermagt. 
Hij  kroont  zijn  stam  op  't  zilver  feest, 
Terwijl  der  oudren  blijden  geest 
Vervult  met  warme  dankbaarheid, 
Koemt  's  Heeren  goedertierenheid. 

Daaronder  is  een  sieraad  aangebragt  met  fakkels,  boog  en 
pijlkoker  en  in  de  afsnede:  Ge  viert  1763. 


229 


De  3*  gedenkpenning  ter  aijner  eere  geslagen  heeft  op  de 
voorzijde  lijn  beeldtenis  van  voren  genen  met  omschrift  van 
naam  en  titels. 

Keen.  Het  schip  der  O.-I.  Gomp.  met  het  onderschrift: 
Vineit  Vim  Prudentie. 

Van  der  Parra  is  te  Weltevreden  overleden  den  28  Decem- 
ber 1776. 

Instructie  voor  den  eenten  Commandeur  aan  de  Kaap  de  Goede 
Hoop  (c7.  A%  oan  Riebeeck),  1651.  Medegedeeld  door  den  Heer 
P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam. 

Reeds   van  het  jaar  1619  af  was  de  aandacht  gevestigd  om 
aan  de  Kaap  de  Go»  Ie  Hoop  eene  sterkte  aan  te  leggen  »tot 
iverseeckering  van  de  verversing,   nodig  tot  de  navigatie  van 
\       i India  ende  de  conservatie  van  het  zeevarend  volk,   waar  aan 
•seer  veel  gelegen  is"  l). 

De  geschillen  die  er  tusschen  de  Nederlandsche  O.-I.  Gomp. 
en  die  der  £ngelschen  badden  bestaan  *),    waren  vereffend  by 
{       een  tractant  op  den  7  Jalij   1619,  door  Gedeputeerden   van 
t       beide  Compagnien  te  Londen  gesloten  *). 

Beide  Compagnien  besloten  tot  het  aanleggen  van  een  fort 

)atn  de  Kaap  de  Goede  Hoop  en  den  Commandeur  van  de  in 
dat  jaar  naar  Indië  vertrekkende  vloot,  den  Opperkoopman  Ni- 
:  eolaes  van  Baccnm  van  Haarlem,  werd  van  wege  de  Bewind- 
bebberen  der  Vergadering  van  Zeventienen ,  bij  eene  seer  gemo- 
tiveerde instructie  van  den  29  November  gelast,  de  gelegenheid 
daartoe  van  de  kusten,  rivieren,  baaijen  enz.  van  af  de  Sal- 
dsntabaai  op  te  nemen  en  in  kaart  te  brengen,  maar  zich  in- 
zonderheid te  bepalen  by  de  Tafel  baai. 

Niettegenstaande  men  dus  reeds  van  1619  af  het  voornemen 
had  om  aan  de  Kaap  een  fort  te  bouwen,  liep  het  echter  door 

1)  Rewl.  vergad.  van  XVII  van  den  19  Aug.  1619. 

2)  Zie  het  belangrgk  Verbaal  over  deze  Indische  aangelegenheden,  door 
Dr.  Diederick  Boa,  Codex  Diplom.  8.  dl.,  2.  Afd.,  bl.  127  tolgg. 

8)  In  handschrift  tyj  mjj  berustende. 


930 


verschillende  omstandigheden  aan  tot  het  jaar  1649 ,  toe»  het 
weder  onder  de  punten  Tan  beschrtyviBg  werd  opgenomen. 

Het  stranden  van  het  schip  Nieuw  Haerlem  in  deTafeihua 
het  jaar  te  voren,  waardoor  de  Onderkoopman  Leendert  Jansz. 
als  opperhoofd  met  eenig  volk  was  achtergebleven  om  de  goe- 
derea van  dat  schip  te  bergen,  gevoegd  b\j  de  remonstrantie 
van  Jan  Anthony  van  Riebeeck,  die  in  de  vloot  van  den  Com- 
mandeur Wollebrant  Geleynsz.  de  Jonge  als  te  huis  voer  en 
zich  mede  eentgea  tijd  aan  de  Kaap  ophield ,  gaf  aanleiding 
dat  hei  op  nieuw  weder  in  overweging  werd  genomen  en  txj 
resolutie  van  den  20  Augustus  1660  werd  gearresteerd. 

In  de  notulen  der  vergadering  van  Zeventienen  vindt  men 
het  hierna  volgende  aangoteekend  omtrent  de  vaststelling  eener 
instructie  voor  den  te  benoemen  Commandeur  aan  de  Kaap  de 
Goede  Hoop.  Zooals  bekend  ia,  werd  Jan  Anthony  van  Bie- 
beeck  in  1651  het  eerst  met  die  waardigheid  bekleed.  De  Heer 
Laats  zegt  in  zgn  werkje:  Oeaskiedeait  van  de  Kaap  enz.,  bl. 
22,  in  de  noot,  dat  van  Riebeeck  niet  de  bestemde  persoon 
was,  om  als  Commandeur  aan  de  Kaap  benoemd  te  worden. 
Dit  is  echter  slechts  in  zoo  verre  waar,  dat  de  aandacht  der 
vergadering  van  XVII  eerst  was  gevallen  op  Mathijs  Proot, 
doch  dit  sofaqnt  geen  bjjvai  gevonden  te  hebben ,  zoodat  er 
dan  ook  verder  geen  sprake  van  hem  is.  Wel  is  bq  een  en 
andermaal  geraadpleegd  geworden  over  de  zaken  aan  de  Kaap 
en  zijn  hem  daarvoor  eerst  (8  Aug.  1650)  dertig  craysdaaUem, 
kier  (7  Sept.  1651)  ƒ  260  toegekend  geworden. 

•  Ponten  van  beschrijving. 

20  Augustus  1650. 

P(.  13.  Omme  te  hooien  d'  informatien  volgens  de  voorgaeada 
resolutie  bij  de  camer  Amsterdam  ende  Zeelant  genomen,  aen- 
gaende  het  begrepen  van  een  sterckte  aen  de  Caep  de  Bonoe 
Esperance,  de  jongste  vergadering  van  de  17°  in  statie  gebon- 
den, om  daerop  als  nu  geresolveert  te  mogen  werden. 


£81 


P*.  13.  In  deliberatie  geleyt  sijnde  het  hiernevenstaende  1 3ds 
poinct,  is  daerop  gehoort  het  rapport  van  de  Heeren  gecommit- 
teerden, daarop  verataen  hebbende  het  adv^s  van  eenige  schippers 
end*  andere  kennisse  van  saeken  hebbende,  ende  goetgevonden 
dat  men  't  selve  in  't  werck  stellen  sal ,  waertoe  de  eamer  van 
Zeelandt  bij  de  vergaderinge  geauthoriseert  wert,  mits  de  oamer 
Amsterdam  voor  de  oamer  van  Zeelandt  het  volck  daertoe  no- 
dieh  sal  aennemen,  indien  sij  d'selve  in  de  hare  niet  conden  be- 
eomen,  verstaende  dat  de  Instructie  ende  't  gundt  meer  tot  dit 
werck  behtort  geprepareert  sal  worden,  door  de  Heeren  Gecom- 
mitteerden» tot  de  Haegse  Besoignes,  omme  ter  naester  ver- 
gaderinge  in  Maert  1651  te  brengen  ende  aldaer  dit  werck  tot 
ajjn  besluyt  te  brengen. 

20  Maert  1651. 

P*.  5.  Alsoo  bij  de  resolutie  van  dese  vergaderinge  op  't  13d* 
poinct  van  beschrijvinge,  in  September  1650  voorleden  genomen, 
goetgevonden  is  dat  men  aen  de  Cabo  de  Bonne  Esperance 
een  rendevons  ende  sterkte  begrepen  sal,  ende  dat  de  instructie 
daertoe  dienende  door  de  Heeren  Gecommitteerden  totte  Haegse 
besoignes  geprepareert  in  dese  vergadering  gebracht  soude  wer- 
den, omme  dit  werk  tot  sqn  besluyt  te  brengen,  sullen  de 
voornoemde  gecommitteerden  gelieven  gelast  te  comen  omme 
de  voornoemde  Instructie  te  resnmeereh,  ende  wijders  tot  vol* 
trekkinge  van  de  voornoemde  saecken  te  helpen  resolveren  soo 
versteen  sal  worden  te  behooren. 

Pl.  5.  Bij  de  vergaderinge  geresumeert  sqnde,  het  concept  Tan 
de  instructie  voor  den  Commandeur  die  gaen  sal  nae  de  Gaep 
de  Bonne  Esperance,  omme  aldaer  een  rendevons  ende  sterckte 
te  begrijpen ,  is  goetgevonden  de  voornoemde  Instructie  te  ar- 
resteren, ende  dat  de  equipagie  ten  dien  eynde  gedaen  sal  wer- 
den bij  de  camer  Amsterdam  met  een  fluyt  off  spiegelschip  bg 
deselve  jegens  September  aenstaende  in  zee  te  brengen ,  de- 
weJcke  haer  in  de  naaste  egalisatie  van  equipagie  valideren  sal 


33* 


▼oor  hondert  last,  versteende  dat  de  voornoemde  fluyt  off  pqnas 
gemant  aal  worden  met  110  coppen,  officieren,  matrosenende 
aoldaeten ,  achter  volgende  de  lyate  hier  achter  in  de  voorval- 
lende 8aecken  geinsereert,  vooreien  met  soodanige  vivres,  am- 
monitie  ende  andere  behoeftena  meer  als  by  de  voormelde  lijste 
sijn  geapecificeert ,  boven  't  gunt  noch  vereyst  sonde  mogen 
worden ,  waertoe  de  voormelde  camer  Amsterdam  b\j  de  ver- 
gaderinge  geauthoriseert  ia,  als  mede  haer  t'informeren  op  den 
persoon  van  Mathys  Proot,  ende  denselven  beqnaem  vindende, 
als  commandeur  ende  opperbooft  voor  een  ander  op  die  tocht 
te  mogen  aennemen. 

Instructie  voor  

gaende   ten   dienste   van    de   generale   geoctroyeerde 
Nederlantsche  Oost-Indische  Gomp.,   met  het  schip 

nae  de  Gabo  de  Bonne  Esperance,  omme 

aldaer  gecomen  sijnde  te  verrichten  't  grindt  volght. 

Alsoo  bij  Resolutie  van  de  vergaderinge  der  17*  represente- 
rende de  Generale  Oost- Indische  Comp.  goetgevonden  is,  dat 
omme  voor  te  comen  dat  de  gaende  ende  comende  Oost-Indi- 
ache  8chepén ,  nae  ende  van  Batavia  respective  sonder  ongelode 
de  voornoemde  Gaep  ofte  bay  aendoen ,  mitsgaders  aldaer  co- 
mende  gelegen theyt  mogen  vinden  omme  haer  van  groente! 
vleys,  water  ende  andere  noot wendicheden  aldaer  te  ververseben, 
ende  door  middel  van  dien  de  siecken  op  de  schepen  sijnde, 
tot  haer  gesontheyt  te  brengen  noodich  sy ,  dat  een  generaal 
rendez-vous  omtrent  de  strant  van  de  gemelte  Gaep  begrepen 
worde. 

Sult  gij  met  u  schip  ende  onderhebbende  volck  ter  voor- 
'noemde  plaetse  gecomen  sijnde,  vooreerst  met  een  gedeelte  van 
nw  volck  u  aen  landt  begeven,  medenemende  soo  veel  materia- 
len als  u  noodich  sijn ,  omme  in  der  baest  tot  u  defentie  voor 
aenval  van  de  inhabitanten  (een  rouwe  natie  sijnde)  op  te  wer- 
pen een  bequaeme  boute  logie,  soo  omme  het  volck  daerione 
te  logeren  als  omme  u  byhebbende  gereetschap  te  mogen  bergen. 


m 

I 

Eode  alsoo  nae  overlegh  van  saecken  mede  goetgevonden  ia, 
dat  omme  aen  de  voornoemde  Caep  residentie  te  nemen  ende 
tot  een  verversen  plaetse  aen  te  houden,  aldaer  een  defencif 
fortjen  off  sterekte  gemaeckt  sal  moeten  werden,  welek  (soo 

I         verstaen  werdt)  nergens  beter  als  aen  de  Soete  rivier  geleydt 

i        sal  konnen  werden. 

|  Soo  snit  gg  d'  voornoemde  logie  begrepen  dicht  by  off  om- 

trent de  voornoemde  Soete  rivier,  daer  gy  snit  oordeelen  be- 

i        quaemst  te  wesen. 

.  De  voornoemde  logie  in  de   behoorlycke  defentie  gebragt 

s|jnde,  sak  inspectie  gaen  nemen  Tan  de  gelegentheyt  van  de 
voornoemde  Soete  riviere,  ende  overleggen  waer  soodanich  fort- 
jen  als  op  't  papier  gebragt  ende  daervan  ontworpen  is,  met 
de  beste  gelegentheyt  geleydt  sal  konnen  werden,    versteende 

j        dat  om  binnen  het  voornoemde  fort  altyt  versch  water  te  hebben, 

de  voornoemde  rontsomme  off  midden  door  het  fort  geleydt  sal 

konnen  werden,  gehjek  het  project  daervao  gemaeckt  uytwyst, 

ende  het  voornoemde  fort  de  naem  geven  de  Goede  Hoope. 

Ende  alsoo  noodioh  is  dat  al  het  volck  binnen  het  fort  ge- 

1       logeert  ende  geaccomodeert  werde,    sult  de  gelegentheyt  daer 

a       nae  aenleggen,  omme  bequaeme  huysinge  te  maecken  voor  70 
a  80  persoonen. 

Soo  haest  gij  met  n  volck  gelandt  synde,  in  defentie  sydt 
omme  van  niemandt  overvallen  te  konnen  werden ,  snit  gaen 
nvteien  nae  bequaeme  plaetsen  omme  deselve  te  gebruyeken 
tot  thoynen ,  daertoe  nemende  vooral  de  beste  vetste  gronden, 
alwaer  'tgeene  men  plant  ende  saeyt  wel  sal  konnen  wassen, 
welcke  thuynen  (nae  gelegentheyt  "&n  saecken)  rontomme  ver- 
sterekt  dienen  te  werden,  waerop  wy  geen  particuliere  preoise 
ordre  geven  konnen. 

Sult  mede  omtrent  het  fort  inspectie  nemen  van  de  beste 
landen ,  bequaem  sijnde  omme  vee  te  wayen  (weiden)  ende  aen 
te  teelen ,  waertoe  dan  wel  van  noode  wesen  soude  goede  cor- 
respondentie ende  intellegentie  met  de  inwoonden ,  omme  de- 
selve metter  tyt  u  omganck  gewoon  te  maecken  ende  aen  te 


234 


locken ,  dat  met  discretie  geschieden  moet ;  vooral  u  wachtende 
van  haer  persoonen  off  vee  dat  sij  wayen  ende  aff  brengen  te 
beschaedigen,  waerdoor  sij  dan  van  d'onse  affkeericb  gemaeckt 
werden,  gelijck  in  verscheyde  occurentien  gebleecken  is. 

Ende  alsoo  het  vee  's  nachts  sonder  groot  perijckel  van  ge- 
nomen te  werden,  vooreerst  niet  buyten  in  't  velt  sal  mogen 
blijven,  snit  d'  selven  t'savonts  tijdelijck  in  't  fort  laeten  dry- 
ven  ende  's  morgens  wederom  in  't  velt  jagen ,  waertoe  dan 
oock  bequaeme  stallinge  in  't  fort  gemaeckt  moet  werden,  tot 
dat  mettertijdt  d' inwoonden  vertrout  sullen  mogen  werden, 
ten  ware  gij  luyden  het  voornoemde  vee  buyten  het  fort  door 
andere  middelen  in  goede  verseeckerheyt  bewaren  kondt,  dat 
n  vigilantie  ende  sorge  bevolen  blijft. 

Dewql  dit  fort  principaelijck  begrepen  werdt.  soo  wel  omme 
d'  Oost-Indische  gaende  schepen  van  alle  verversinge  te  konnen 
pro  videren,  als  die  nae  het  vaderlandt  kerende,  daermede  het 
eyiant  8t.  Helena  voorbij  te  doen  loopen,  sult  neerstich  letten 
op  allehande  soorten  van  vruchten  dewelcke  nae  het  climaet 
aldaer  best  sullen  willen  wassen,  ende  in  wat  saysoen  van  't  jaer 
yder  specie  gesaeyt  ende  geplant  moet  werden ,  waervan  de 
rechte  kennis  door  ervaerentheyt  becomen  sult. 

Ende  opdat  onder  het  volck  goede  ordre  gehouden  mach 
werden,  sijn  d'  selve  beeedicht  op  den  Generaele  Artijekelbrieff 
van  de  Compagnie ,  waernae  sij  haer  dan  sullen  hebben  te 
reguleren  ende  doen  alle  'tgundt  haer  van  d'opperhoofden  be- 
last sal  werden ;  gebruyckende  ijdereen  nae  sqn  capaciteyt  ende 
't  gundt  aldaer  vereyst  werdt,  sonder  ymant  ledich  te  houden, 
maer  haer  daegelqcx  werck  gevende. 

Van  alle  't  geene  omtrent  u  passeert  snit  correcte  notitie  ende 
dachregisters  houden,  sonder  daervan  te  blyven  in  gebreeeke, 
ende  voorts  van  tfldt  tot  tydt  ondersoecken  off  aldaer  ten  prof- 
fijte  van  de  generale  Comp.  om  dese  oncosten  te  vinden,  yts 
bij  de  handt  genomen  sal  konnen  werden,  waertoe  u  sal  kon- 
nen dienen  copye  van  de  remonstranten  aen  de  vergaderinge 
van  de  17"  overgegeven ,  hiernevens  gaende. 


m 


Het  voornoemde  fort  in  defentie  gebracht  ende  roet  sijn  noo- 
dige  behoeften  voorsien  synde,  solt  het  voornoemde  schip  met 
40  man  beset  latende  s\jn  reyse  nae  Batavia  laten  voorderen, 
behoudende  aldaer  70  coppen,  met  de  sloepen  (in  9t  voornoemde 
schip  gesloopt)  gaende ,  omme  aldaer  aen  landt  voorts  aff  te 
timmeren  ende  u  in  alle  gelegentheden  te  mogen  dienen;  ende 
besonder  mede  in  't  ootdecken  van  de  gaende  ende  comende 
schepen  ende  deselve  te  preadverteren ,  dat  sy  op  de  bequaem- 
ste  plaetaen  mogen  aockeren ;  ten  welcker  eynde  gy  aen  landt 
oock  een  boute  caep  sult  setten  ofte  yts  anders  practiseren 
konnen  tot  waersebouwinge  dienende,  waernae  sy  haer  sullen 
hebben  te  reguleren. 

Omme  u  voor  aenval  van  alle  vijanden  te  beter  te  mogen 
defenderen,  sult  op  yder  punct  4  stucken  canon  leggen,  de* 
welcke  gy  aen  landt  brengen  sult  met  de  behoeftens  daertoe 
dienende. 

Ende  alsoo  op  alle  particulariteyten  dewelke  ons  noch  niet 
bekent  sy  ende  op  u  ondervindinge  ende  industrie  principae- 
hjek  aeneomen  moet,  tegenweordich  geen  instructie  gegeven 
can  worden,  sal  'tgeene  voorschreven  vooreerst  genoech  wesen 
omme  d*  intententie  van  de  generale  comp.  in  desen  uyt  te 
voeren,  ende  voorts  u  bevolen  blijven  met  de  comp,  van  alles 
door  brieven  te  corresponderen ,  waermede  wij  u  dan  veel  ge- 
luck  ende  voorspoet  op  haer  reyse  ende  in  'tvoltrecken  van 
haer  last  toewenschende ,  sullen  daervan  het  goet  succes  t'  sy- 
dct  tijdt  te  gemoet  sien. 

Aldus  gedaen  ende  geresolveert  ter  vergaderinge  van  de  17* 
binnen  Amsterdam  den  25  Maert  A*.  1651. 

Lyat  van  t  volck  gedeatineert  met  de  fluyt  ofte  pinas 
nae  de  Cabo  de  Bonne  Esperanoe. 

1  Commandeur. 

1  Adsistent. 

%  Chirurgijns  ende  onderchirurgijns. 


336 


1  Siecketrooster. 
1  Onderstierman. 
1  Qnartiermeester. 

3  Conslabels  ende  aqn  maet. 
1  Scheepstimmerman. 

4  Huystimmerlieden. 
3  Smits. 

1  Kuyper. 
3  Metselaers. 

3  Harpoeniera. 
1  Koek. 

1  Bottelier. 

4  Hoveniers. 
1  Sargeant. 

1  Landtpassaet. 
80  Soldaten. 
15  Matroosen. 

5  Jongens. 

t'  samen  ~7<F  Coppen  om  aen  de  Gaep  te  blijven,  met  provisie 
voor  18  maenden  aen  landt. 
40  Coppen  om  me  de  fluvt  op  Batavia  te  brengen,  ?aa 

allerhande  bedieninge. 
110  Coppen. 

Volgt  de  lyat  van  de  provisien  van  vures  ende  am- 
moniiie  van  het  volck  aen  de  Gaep  blijvende. 

1  Groote  sloep  met  sijn  toebehooren  (gesloopt). 

1  Biscayse  schuyt  ofte  sloepjen  met  toebehoren  van  lijnen, 

harpoenen,  item  ketel  om  traen  te  branden  etc. 

3  Segens ,  eenige  thuyngieters ,  allerbande  thuynsaedt. 

8  Stukken  canon  van  6  f$  ijser. 

400  Kogels. 

40  Musquets  ende  bandeliers. 

3000  Musquets  kogels. 


SS7 


6  Donderbossen. 
1000  8  boskruydt. 
100  bossen  loodt. 
12  Vierroen. 
20  Piecken. 
40  Halve  id. 
40  Houwers. 
2000  Doelen. 
200  Gesaegde  idem. 
4000  Sparbalcken  ende  juffers. 
1200  Kapra?ens  ende  sparren. 
24000  Spijckers  van  allerbande  soorten. 
100  Kordewagens  mot  dubbeld  getal  van  spillen  ende  wielen. 
100  Scboppen. 
100  8paden. 

100  Houwelen  ende  pieken,  van  elex  de  helft. 
50  Bijlen. 
2  Trecksagen. 

1  Sehulpsaegh. 

100  Paren  hengsels  tot  deuren  ende  vensters. 
25  Sloten  ende  partje  grendels. 

2  Dotnmeoraehten. 
2  SIQpsteenen. 

Benige  nachtglaesen  ende  eompassen. 

Versteende  dat  het  boven  geschreven  geamplieert  sal  mogen 
worden,  met  soodanige  gereetschappen  als  d'  equiperende  camer 
Amsterdam  geraden  sal  vinden." 


888 


1*  Vergadering.    96  December  16M. 

Bibliotheek.  —  Orafêteden  der  oudste  bewonen  van  Denemartm. 
—  Eerete  algemeen  en  eerete  bijzondere  brief,  van  de  Kaap 
de  Ooede  Hoop  aan  de  Bewindhebber*  der  O.-/.  O.  gemshraa 
door  den  Commandeur  J.  A.  van  Biebeeck.  —  Kronijk  tm 
Gelderland  door  Johan  de  Bye.  —  Hei  dorp  QeU  tot  em 
êlad  verklaard. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  outrangen: 

Van  Dr.  F.  A  Hekmeyer,  te  Amersfoort: 

Spelen  van  emne  voaer  inne  alle  oirboirlycke  ende  eerinvite  h*n&> 
wereken  ghepreeen  ende  verhaeU  worden.  OheepeeU  mei  Oelna 
der  Co.  Ma.  binnen  de  eladt  van  Antwerpen  op  Thaech**pel  neer 
Dland juweel,  bjj  die  vier  Gameren  van  Rhetorjjck*  die  hen  iatr 
ghepreeenteert  hebben  den  %4fi*  dach  Augueii  int  jaar  one  Heen* 
1561.    Antwerpen,  1562.  4#. 

Jacobi  a  Voragine  Legenda  aurea  vulgo  hidoria  Lombaraua 
dieta.  Ad  optimorum  librorum  fidem  receneuU  Dr.  Th.  Gris*. 
Editio  secunda.    Lipsiae,  1850. 

L.  Annaei  Seneeae  philotopki  opera  ad  optima*  editionm  cotiai* 
praemiUitur  notUia  literaria  atndü»  eoeietatie  Bipontinae.  Biponti, 
1782.  4  vol. 

Van  den  Heer  U.  Capitaine,  te  Luik: 

Néerologe  liégeou  pour  1855.    6«  Anne*.    Liége,  1856. 

Van  Dr.  F.  C.  Kist,  te  Utrecht: 

OaeeUia.  Algemeen  muzikaal  tjjdectrift  van  Nederland,  18* 
Jaarg.,  1856. 

In  ruiling  ontvangen: 

Van  bet  Indisch  Genootschap,  te  'sGrarenhage: 

Handelingen  e*  geechrtften.  8«  Jaarg.,  8«  afl.  'sGravenhsge, 
1866. 

Van  de  Bedactie: 

Algemeene  Komt-  en  Letterbode.  68*  Jaarg.  Nieuwe  reeks. 
8*  Jaarg.  1856. 


t 


93» 

De  Kaikoluk.  QodedUnttig,  geschied-  en  letterkundig  Maand- 
Kkri/t.    29«  en  30*  Deel.    's  Gravenhage ,  1856. 

Gra/sUden  der  oudste  bewonen  van  Denemarken.  De  Heer 
Dr.  6.  J.  Burman  Becker  Ie  Koppenhagen,  vereerde  aan  het 
Genootschap  15  door  hem  vervaardigde  teekeningen  van  be- 
graafplaatsen der  oudste  bewoners  van  Denemarken,  waarop 
men  bet  volgeode  in  kleuren  ziet  afgebeeld : 

I.  1*.  Een  graf  bg  het  dorp  Halskov,  in  het  kerspel  Hor- 
belöv  op  het  eiland  Falster.  Op  zes  groote  steenen  is  een 
groot  granietblok  gelegd, 

3\  Een  dergelijk  graf  bq  bet  dorp  Kirkevaerlöee ,  in  het 
kerspel  van  denzelfden  naam  op  bet  eiland  Seeland. 

IL  Een  graf  te  Herrestrup,  kerspel  van  Grevingen  op  See* 
{  land,  zooals  het  zich  van  de  zuid- en  westzijde  vertoont.  Van 
binnen  lang  64  voet,  breed  5|  voet,  boog  6  voet,  met  een 
ingang  ten  zuiden.  De  groote  steen  die  het  graf  dekt ,  heeft 
eene  lengte  van  8  voet,  ia  byna  even  zoo  breed  en  in  het 
midden  5  voet  dik.  Het  geheele  graf  is  vroeger  met  een  groo- 
ten  heuvel  bedekt  geweest.  Op  den  deksteen  zijn  eenige  figu- 
ren uitgehouwen. 

III.  l\  Een  oude  begraafplaats,  door  groote  steenen  om* 
ringd,  waarvan  de  grootste  5  a  6  voet  boven  den  grond  uitste- 
ken. Deze  begraafplaats  beeft  eene  lengte  van  28  pas  by  eene 
breedte  van  10  pas.  Aan  de  westzijde  bevindt  zich  een  graf, 
waarvan  de  groote  deksteen  10  voet  lang  en  10  voet  breed  is. 
Gelegen,  bg  het  dorp  Hooiöe  in  de  provincie  Jutland. 

3%  Opstand  en  plattegrond  van  eene  dergelijke  begraafplaats. 
Deze  is  echter  cirkelvormig  en  door  11  steenen  omringd.  Zq 
ligt  bq  bet  dorp  Bisler  in  Jutland.  De  middellyn  van  den 
cirkel  is  10  pas.  De  groote  steen  die  het  graf  dekt  en  niet 
volkomen  in  het  midden  ligt,  heeft  eene  lengte  van  10  voet 
bij  eene  breedte  van  4  voet. 

IV.  I*.  Begraafplaats  bij  het  dorp  Manstrup,  kerspel  Bei- 
strop  in  Jutland.    Van  het  oosten  naar  het  westen  lang  46  pas, 


940 


breed  8  pas,  omsluitende  4  graven,  waarvan  er  2  verstoord  zijo. 

2*.  Begraafplaats  bq  bet  dorp  Varst ,  kerspel  Gunderup  io 

Jutland.    Lang  45 ,  breed  20  pas.    Het  groote  granietblok,  het 

graf  in  het  midden  dekkende,  is  9  voet  lang  en  7  voet  breed. 

V.  1*.  Twee  steengraven  in  het  bosch  Bonderup  op  Se* 
land,  eertijds  door  een  hen  vel  bedekt. 

2*.  Plattegrond  van  een  steenen  grafkamer,  langwerpig  vier- 
kant, bij  het  dorp  Skyum  in  Jutland,  van  binnen  lang  28  voet, 
breed  5)  voet,  hoog  5  voet  en  zonder  ingang. 

8*.  Plattegrond  van  eene  ovale  begraafplaats,  lang  48  en 
breed  26  voet,  door  21  steenen  omringd,  met  2  verstoorde 
graven  in  het  midden,  te  Staonsholt  op  Seeland. 

VI.  1*.  Een  heuvel  in  het  kerspel  Damsholte  op  het  eiland 
Moên,  bevattende  een  dubbele  grafkamer  met  twee  ingangen. 
De  omtrek  van  den  heuvel  bedraagt  88  voet;  zijne  hoogte 
24  voet. 

2*.  Plattegrond  van  deze  grafkamers.  De  noordelijke  kamer 
is  14  voet  lang,  5$  voet  breed  en  BJ  voet  hoog  en  gedekt 
door  4  granietblokken.  De  ingang  heeft  eene  lengte  van  24 
voet ,  eene  breedte  van  8  voet.  Aan  wederzijden  rusten  9  gra- 
nietblokken op  10  zoodanige  blokken.  De  zuidelijke  kamer 
lang  14  voet,  breed  7  voet,  hoog  6  voet.  Ook  haar  ingang 
heeft  eene  lengte  van  24  voet,  eene  breedte  van  $  voet.  De 
kamer  is  gedekt  door  8  granietblokken  van  7  voet  lengte. 

VII.  1*.  Afteekening  van  den  heuvel  bq  Lille-Borbak  op 
het  eiland  Seeland ,  bevattende  een  grafkamer. 

2*.  De  grafkamer  in  dien  heuvel  van  binnen  gezien. 

VIII.  Doorsnede  en  plattegrond  van  de  grafkamer  te  Lille- 
Borbak.  De  kamer  is  een  langwerpig  rond,  waarvan  de  groot- 
ste lengte  22  en  de  grootste  breedte  9  voet,  de  hoogte  6£  voet 
bedraagt,  terwijl  de  wanden  uit  14  steenblokken  bestaan.  De 
ingang  is  14}  voet  lang,  2}  voet  breed  en  4}  voet  hoog. 

IX.  1*.  Doorsnede  van  den  heuvel  by  het  dorp  Vinkei, 
kerspel  Högslöv  in  Jutland,  en  plattegrond  van  de  grafkamer 
daarin  bevat,  die  de  gedaante  van  een  kruis  heeft.     De  groot- 


341 


ste  kamer  van  het  zuiden  naar  het  noorden  is  17  voet  lang,  7J 
roet  breed  en  5  voet  hoog,  en  door  4  groote  granietblokken 
gedekt.  De  kamer,  ten  westen  uitspringende,  is  8  voet  lang, 
3  a  3}  voet  breed  en  5  voet  hoog  en  door  2  granietblokken 
gedekt;  de  ingang  ten  oosten  is  slechts  door  één  granietblok 
gedekt. 

2\  Plattegrond  van  een  grafkamer  tyj  het  dorp  Svanningen 
op  het  eiland  Fijen,  van  binnen  lli  voet  lang,  74  voet 
breed,  5  voet  hoog,  door  twee  steenen  gedekt  en  met  een 
ingang  lang  25,  breed  2  en  hoog  3  voet. 

X.  Plattegrond  van  een  grafkamer  te  Sprove,  kerspel  Dama- 
holte.  op  het  eiland  Moên,  in  1855  in  een  heuvel  ontdekt,  lang 
32,  breed  6 ,  hoog  5  voet ,  gedekt  door  7  groote  granietblokken. 
De  ingang  heeft  eene  lengte  van  18  voet,  eene  breedte  van  Si 
voet  en  eene  gelijke  hoogte  en  is  door  6  granietblokken  gedekt. 

XI.  1".  Plattegrond  van  twee  naast  elkander  gelegen  graf- 
kamers, in  een  heuvel  te  Smidstrap/  kerspel  Blidstrup,  op  het 
eiland  Seeland. 

2*.  Plattegrond  van  een  graf  kamer  te  Ulier  up,  kerspel  Helt- 
burg ,  in  Jutland ,  hebbende  de  gedaante  van  een  kruis ,  van 
binnen  lang  24,  breed  7  a  7£,  hoog  4*  voet.  De  ooste- 
lijke arm  van  het  kruis,  die  tot  ingang  diende,  lang  6,  breed 
3,  boog  3  voet;  de  westelijke  arm  6  voet  lang,»  6  voet 
breed  en  8|  voet  hoog.  ; 

XII.  1*.  Doorsnede  en  plattegrond  van  een  cirkelvormigen 
heuvel  faójj  het  dorp  EItang  in  Jutland.  De  heuvel  door  stee- 
nen omringd,  bevat  een  vierkante  grafkamer,  lang  10,  breed 
5,  hoog  44  voet. 

2*.  Doorsnede  en  plattegrond  van  een  grafkamer  in  een 
heuvel  te  Ammendrup,  kerspel  Allerslöv,  op  het  eiland  See- 
land, lang  20  voet,  aan  de  eene  zijde  breed  5  voet,  aan  de 
overzijde  breed  61  voet,  met  een  ingang  lang  29  voet. 

XIIL  1°.  Een  heuvel  bij  het  dorp  Om,  kerspel  Kirkesyv 
op  het  eiland  Seeland,  bevattende  een  met  steenen  geplaveide 
grafkamer. 

XII.  J.  16 


*4S 


2*.  Deze  grafkamer  van  binnen  gezien. 

XIV.  Afteekening  van  de  twee  grafheuvels  in  bei  dorp 
Jellingen  iq  Jutland ,  van  den  noordwestelgken  kant  genomen. 
In  den  linkerheuvel  is  de  koningin  Thyra,  inden  regterheavel 
koning  Gorm ,  bijgenaamd  de  oude ,  begraven  geworden. 

XV.  Houten  grafkamer,  waarin  de  koningin  Thyra  begra- 
ven werd.  De  zoldering  bestaat  uit  24  eikenboomen  van  ver- 
schillende dikte,  welke  op  groot  e  steenen  rusten.  De  kamer 
is  bekleed  met  eikenplanken ,  die  over  bet  algemeen  3  tot  5 
duimen  dik  en  14  dnimen  breed  zijn.  De  vloer  is  met  plan- 
ken bedekt  die  op  een  laag  leem  gelegd  zijn.  De  gebeele  ka- 
mer is  omringd  door  eene  laag  leem  van  8  voeten  dikte,  waar- 
achter verscheidene  ryen  groote  steenen  geplaatst  zijn.  De 
heuvel,  waardoor  dit  alles  bedekt  wordt»  bestaat  uit  aarde, 
zand  en  vooral  uit  zoden ,  die  voor  bet  grootste  gedeelte  in 
aarde  verkeerd  zijn.  De  grafkamer  is  44  voet  hoog,  8  voet 
breed,  21±  voet  lang.  De  middellijn  van  den  voet  des  heu- 
vels is  180  voet;  de  hoogte  van  den  heuvel  bedraagt  onge- 
veer 60  voet. 

Tot  toelichting  dezer  afbeeldingen  wordt  door  den  Heer  Bar- 
man Becker  het  volgende  medegedeeld: 

Wij  kunnen  het  groote  voor-historische  tijdperk  niet  anders 
verdeelsn  dan  in  drie  tijdvakken:  het.  eerste  toen  men  nog  geen 
metalen  kende;  het  tweede  toen  men  het  brons  bezigde;  het 
derde  toen  men  het  gebruik  van  het  ijzer  had  leeren  kennen. 
Zonder  eene  grenslijn  tnsschen  deze  drie  tijdvakken  te  konnel 
aanwijzen ,  weet  men  met  zekerheid ,  dat  de  ontwikkeling  en 
de  beschaving  van  het  menschdora  des  te  langzamer  heeft  plaats 
gehad  naar  mate  men  hooger  opklimt. 

De  overblijfselen  van  het  eerste  tijdvak  en  van  de  eerste  be- 
woners, die  men  in  Denemarken  vindt,  zyn  wapenen  en  ge- 
reedschappen ,  die  allen  van  steen  gemaakt  zqn ;  voorts  de 
graven  van  dat  volk  en  eindelijk  de  geraamten ,  in  die  graven 
gevonden,  ten  bewijze,  dat  zy  hunne  dooden  fagroeven,  terwjjl 
zq,  die  na  hen  gekomen  z\jn  en  hen  gewis  ten  onder  gebragt 


243 


hebben,  het  volk,  dat  het  brons  en  het  goud  gekend  heeft,  de 
lyken  zyner  dooden  verbrandde  en  de  asch  in  urnen  bewaarde. 

Het  is  nog  niet  uitgemaakt  tot  welk  volk  die  eerste  be- 
wonen hebben  behoord,  maar  zeker  behoorden  zij  tot  den 
grooten  volkstam,  die  de  landen  aan  de  Oostzee  bewoonde  en 
zich  verder  naar  het  Westen  wendde. 

Uit  de  geraamten  van  de  eerste  bewoners  blijkt,  dat  deze 
niet  grooter  van  gestalte,  maar  zelfs  iets  kleiner  en  tengerder 
waren  dan  de  tegenwoordige  bewoners.  Het  is  opmerkelijk, 
ja  bijna  ongeloofelijk,  met  hoe  groote  bekwaamheid  z\j  van  steen 
allerlei  voorwerpen  wisten  te  vervaardigen  en  hoe  zij  de  gra- 
nietblokken ,  waarvan  zij  zich  voor  hunne  graven  bedienden , 
wisten  te  vervoeren  en  te  behandelen.  Men  heeft  in  de  vee- 
nen  geraamten  van  herten  en  wilde  zwijnen  gevonden,  die  in 
de  beenderen  verwond  waren  door  steenen  pijlpunten,  die  in 
de  wond  bleven  steken  toen  de  pijlen  afbraken. 

Er  zijn  geen  bergen  in  Benemarken,  maar  in  een  groot  ge- 
deelte des  lands  vindt  men  granietblokken  (Granügesckiebé) 
en  de  steenen  zijn  er  menigvuldig.  Daar  echter  vele  stee* 
nen  tot  de  oade  graven  gebezigd  zijn  ,  vernielt  men  tegen* 
woon  lig  vele  van  die  gedenkteekenen ,  naar  mate  men  steenen 
noodig  heeft  voor  wegen ,  havens ,  fonderingen  enz.  Gelukkig 
heeft  de  regering  maatregelen  genomen  om  de  merkwaardigste 
graven  voor  vernietiging  te  bewaren. 

Be  eerste  bewoners  zijn,  gelijk  reeds  gezegd  is,  door  een 
anderen  stam  ten  onder  gebragt,  die  het  brons  gekend  heeft 
en  zyne  dooden  verbrandde.  Men  heeft  duidelyke  sporen  ge- 
vonden van  gevechten  tusschen  deze  stammen. 

Van  de  eerste  bewoners  kent  men  drie  soorten  van  graven. 

1\  Een  groot  granietblok  op  eenige  steenen  rustende,  vormt 
eene  soort  van  doodkist.  Gewoonlijk  ligt  het  geraamte  in  eene 
gebogen  houding  en  niet  regt  uitgestrekt.  De  le  en  2e  tee- 
kening  wijst  deze  soort  van  graven  aan,  die  waarschijnlijk  met 
aarde  in  den  vorm  van  een  heuvel  bedekt  zijn  geweest.  Om 
grond   te  winnen  en  de  aarde  te  kannen  gebruiken  heeft  men 

16* 


244 


de  heuvels  geslecht.     Deze  soort  van  graven  komt  in  alle  stre- 
ken des  lands  dikwerf  voor. 

2*.  Op  de  teekeuingen  8,  4  en  5  ziet  men  eene  andere  soort 
die  nog  meer  voorkomt  dan  de  eerst  beschrevene.  Een  of  meer- 
dere graven  van  de  le  soort  zijn  door  groote  steenhlokken  om- 
ringd, die  een  regthoek,  een  cirkel  of  een  ovaal  vormen,  zoo- 
dat het  geheel  het  aanzien  heeft  eener  begraafplaats.  Maar 
waarschijnlijk  is  ook  dit  alles  eenmaal  met  aarde  overdekt  ge- 
weest ,  die  men  later  weggenomen  heeft ,  en  alzoo  heeft  men 
bij  deze  beide  soorten  van  graven,  doch  op  kleinere  schaal, 
hetzelfde  denkbeeld  gehad  als  bij  de  3e  soort,  waarvan  wij  na 
gaan  spreken. 

8*.  De  derde  soort  van  graven  bestaat  uit  groote  door  men- 
schen handen  opgeworpen  heuvels.  Ofschoon  een  groot  gedeelte 
van  die  heuvels  door  den  landbouw  geslecht  is  geworden, 
vindt  men  er  nog  zeer  vele  in  de  bosschen ,  op  de  heide  en 
vooral  op  de  kusten  der  zee  en  der  talrijke  zeeboezeras.  Echter 
moeten  zij  niet  allen  aan  de  eerste  bewoners  worden  toege- 
schreveo,  want  een  groot  aantal  heuvels,  urnen  met  asch  en 
bronzen  wapenen  en  gereedschappen  bevattende,  moet  aan  het 
overwinnende  volk  worden  toegeschreven.  Dit  maakte  som- 
tijds ook  gebruik  van  de  heuvels,  die  reeds  door  de  eerste 
bewoners  waren  aangelegd,  zoodat  men  dan  onder  in  de  heu- 
vels graven  vindt  en  urnen  met  asch  daarboven.  Waarschijn* 
lijk  bleef  bij  beide  volken  hunne  verschillende  manier  van  be- 
graven langen  tijd  in  zwang ,  zoodat  men  ook  geraamten 
vindt  met  wapenen  en  gereedschappen  van  brons,  waaraan 
de  eerste  bewoners  weldra  de  voorkeur  moesten  geven  boven 
die  van  steen.  Eindelijk  leerde  men  het  ijzer  kennen,  en  dit 
metaal  verdrong  natuurlijk  zoowel  het  gebruik  van  brons  als 
dat  van  steen.  Echter  ging  men  voort  zich  van  brons  te 
bedienen  tot  versiering,  te  wijl  het  ijzer  in  den  beginne  zeld- 
zaam schijnt  geweest  te  zijn,  want  men  heeft  bronzen  bylen 
en  dolken  gevonden  waarvan  de  snede  van  ijzer  was. 

B\j  het  openen  van  een  heuvel  ontdekt  men  tot  welk  tijdvak 


245 


hy  behoort,  en  moet  hg  aan  de  eerste  bewoners  worden  toe- 
geschreven ,  dan  vindt  men  grootere  of  kleinere  grafkamers , 
uit  groote  granietblokken  zamengesteld.  Zij  zgn  van  verschil- 
lende gedaante,  soms  met  een  langen  en  lagen  ingang,  doch 
gewoonlijk  zonder  ingang  en  gedekt  met  steenen,  die  somtgds 
ontzaggelijk  groot  zijn.  De  teekeningen  5—13  leveren  hiervan 
genoegzame  voorbeelden  op.  De  kleine  kamers  zonder  ingang 
(5°  teekening)  zijn  vrij  talrijk ;  de  groote  veel  zeldzamer. 

In  die  grafkamers  heeft  men  vele  geraamten  gevonden  van 
mannen ,  vrouwen ,  kinderen ,  maar  altijd  in  een  gebogen  of 
zittende  houding,  niet  regt  uitgestrekt,  met  hunne  steenen 
wapenen  en  gereedschappen  en  barnsteenen  versierselen. 

Men  vindt  die  grafkamers  niet  noordelijker  dan  tot  aan 
de  groote  Zweedsche  meren  Wenern  en  Wettern  en  in  het  zui- 
den tot  aan  het  Thuringerwald. 

De  grafkamers  hebben  nimmer  tot  woningen  kunnen  dienen 
uit  hoofde  van  bare  geringe  hoogte.  Somtgds  zijn  de  grafka- 
mers dubbel,  hetgeen  ook  wel  met  haar  ingang  het  geval  is. 

In  bet  derde  tijdvak,  toen  men  de  metalen  kende,  ging  men 
voort  bij  begraving  heuvels  aan  te  leggen,  maar  zonder  langer 
de  dooden  te  verbranden,  en  deze  manier  van  begraven  bleef 
tot  in  het  christelijke  tijdvak  voortduren.  In  die  heuvels  van 
lateren  tijd  vindt  men  dikwijls  houten  grafkamers,  uit  groote 
eiken  balken  gemaakt,  die  met  planken  bekleed  zijn.  Een  zeer 
merkwaardige  heuvel,  die  de  reeks  van  deze  soort  van  begra- 
vingen sluit  en  uit  historischen  tijd  dagteekent,  is  die  te  Jel- 
tingen,  een  dorp  in  Jutland,  niet  ver  van  de  stad  Weile.  Te 
Jellingen  had  men  een  oud  kouinklijk  verblijf,  dat  tot  1675 
bewaard  bleef,  toen  dit  gebouw  ongelukkig  door  brand  vernield 
werd.  Daar  woonde  koning  Gorm ,  bijgenaamd  de  oude.  Hij 
was  een  heiden  ,  maar  zijne  gemalin  Thyra  eene  christin.  Na 
haren  dood  liet  Gorm  een  houten  grafkamer  maken,  waarin 
men  de  koningin  begroef  en  die  door  een  grooten  heuvel  be- 
dekt werd.  Toen  Gorm  in  941  kwam  te  sterven  werd  hij  in 
een  dergelgken   heuvel    begraven.     Beide  heuvels  bestaan  nog 


246 


en  zijn  ontzaggelijk  groot.  De  dorpskerk  ligt  tusschen  de 
beide  heuvels  in,  en  digt  in  de  nabijheid,  op  het  kerkhof  vindt 
men  twee  groote  granietblokken ,  met  opschriften  in  Runische 
letters,  die  op  den  koning  en  de  koningin  betrekking  hebben. 
In  1821  beeft  men  den  heuvel,  waarin  de  koningin  begraven 
ligt  t  geopend ,  door  een  put  te  graven  en  is  men  in  de  graf- 
kamer  doorgedrongen ,  waar  men  eenige  stukken  gebloemd  lijn- 
waad ,  brokstukken  van  houten  beeldhouwwerk ,  eenige  metalen 
versierselen  en  een  kleinen  zilveren  beker  vond.  Die  voorwer- 
pen zijn  afgebeeld  in  de  Afbildninger  /ra  det  Kongelige  Mumm 
for  Norditke  Oldsager  t  Kjöbenhazn  van  J.  J.  A.  Worsaae,  bl.  94. 
Men  bevond  ook,  dat  twee  of  drie  balken  boven  de  grafka- 
mer doorgezaagd  waren.  Ook  vond  men  een  stuk  van  een 
kaars,  zoodat  men  vermoedt  dat  roovers  in  de  middeleeuwen 
in  de  grafkamer  zijn  doorgedrongen.  Het  is  bekend  dat  men 
toen  in  Denemarken  booswichten  bad,  die  hun  beroep  maakten 
van  bet  vernielen  der  heuvels,  om  de  voorwerpen  van  waarde 
bij  de  lijken  te  stelen. 

Op  de  kusten  der  zee  en  op  plaatsen ,  vroeger  door  de  zee 
bespoeld,  vindt  men  groote  ophoopingen  Tan  schelpen,  been- 
deren van  dieren,  die  men  gebroken  heeft  om  het  merg  te 
kunnen  eten ,  vischgraten ,  gebroken  steenen  wapenen ,  uil  welk 
alles  blijkt,  dat  deze  bewoners  aldaar  hunne  woonplaatsen  ge- 
had hebben  en  dat  hun  voedsel  bestond  uit  hetgeen  de  zee  en 
de  bosschen  hun  opleverden.  Men  heeft  er  beenderen  gevonden 
van  honden ,  waarvan  ztf  zich  ongetwijfeld  by  hunne  jagten  be- 
dienden, beenderen  van  paarden,  wilde  zwanen,  wolven,  vos- 
sen, herten,  zelfs  overblijfselen  van  dieren,  die  tegenwoordig 
in  Denemarken  niet  meer  bestaan ,  t.  w.  van  den  bever  (wtlcr 
fiber)  en  van  de  alea  impenni»  (Luim.),  eene  soort  van  seevogel. 
Tegenwoordig  zijn  er  in  Denemarken  geen  wilde  zwijnen  meer, 
terwijl  de  laatste  wolf  in  1774  gedood  werd.  Ofschoon  er 
geen  bevers  meer  zijn ,  is  het  opmerkelijk ,  dat  men  op  4  mjj- 
len  afstands  van  Koppenhagen  een  dorp  en  een  geheel  arron- 
dissement heeft,  dat  sedert  eeuwen  den  naam  draagt  vanJ^* 


247 

Nfito»,  Beven  wond.  In  de  veenen  heeft  men  overblijfselen 
aangetroffen  van  hei  wilde  rund  en  van  den  eland.  Misschien 
ia  de  locatstreek  zachter  geworden,  terwyl  zich  de  zee  terugge- 
trokken heeft  of  waarschijnlijker  de  bodem  gerezen  is  aan  de 
oostzijde  des  lande,  en  de  westzijde  gedaald  is,  waarvan  vele 
sporen  worden  aangetroffen.  Zelfs  heeft  dit  in  den  historischen 
tijd  plaats  gehad.  Op  de  zuidkust  van  de  eilanden  Laaland  en 
i  Falster  en  op  de  westkust  van  Zuid-Jutland  waren  graven  van 
,        de  eerste  bewoners,  die  zich  nu  in  zee  bevinden  '). 

i 

Berête  algemeen*  en  eenle  bijzondere  brief,  van  de  Kaap  de 
goede  Hoop  aan  de  SewindMebber»  der  O.*/.  C  geêchreven  door 
den  Commandeur  J.  A.  van  Riebeeok.  Medegedeeld  door  den 
Heer  P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam. 

1.  Edele,  erentfeste,  wel  wij  se,  voorsienige,  seer  bescheyden 
Heeran.  Mijn  Heeren,  alhoewel  van  't  succes  onser  saecken 
voor  UE.  alhier  noch  weynigh  fondamenteels  t'  adviseren  sy, 
8oo  hebben  nochtans  niet  willen  by  dese  gelegentheyt  versuy- 
men  UE.  ten  minste  cundich  te  maeoken,  ons  geluckkigh  arri* 
vement  op  den  6  en  7  deser,  (met)  d'  schepen  Drommedaris, 
Reyger  ende  Hope,  met  cloeck  gesont  volcq,  Godt  loff.  Item 
dat  wjj  de  geprojecteerde  fortresse  affgesteecken  hebben,  ende 
daeraen  werckende  sqn  met  goeden  qver,  doch  wat  soberen 
voortgangb,  vermits  het  luttel  getal  van  volcq;  waeromme  'taelve 
langen  tyt  na  sigh  slepen  sal,  eer  wy  eenige  van  de  schepen 
rollen  connen  laeten  vertrecken,  te  meer  omdat  alle  de  hout- 
wercken  ende  de  nodige  materialen  tot  de  te  bonwen  woninghen, 


1)  Over  dit  onderwerp  vergelijke  men  de  voorlezing  fin  Dr.  J.  L.  F. 
Janssen  over  de  beuhaving  der  aüervroegete  bewonen  van  om»  vaderland, 
efgdeid  uit  gevonden  overblijfselen,  in  zijne  Oudheidkundige  Verkonde' 
Ungen  en  Mededeelingen ,  Arnhem,  1858,  I,  bl.  1  volgg.,  en  de  Drent- 
*e*e  Oudheden,  van  denxelfden  schrijver,  Utrecht,  1848,  alwaar  hg  in  de 
Voorrede  te  kennen  geeft,  dat  de  vergelijking  van  de  Drentache  monnmen- 
ten  met  soortgelijke  elders,  voorei  buiten  het  vaderland,  strekken  moet  om 
den  ?roegsten  toestand  van  Drenthe  en  detzelft  bewoners  in  een  helderder 
Kent  te  plaatsen. 


248 


heel  onder  alle  victualiën  op  de  buydeningh  (buikdenning)  ge- 
stuwt  sijn ,  dat  ons  dapper  in  dat  werck  doet  beletten,  alsoo  wy 
daardoor  vooreerst  tot  de  vereyste  materialen  niet  oonnen  co- 
men,  waermede  wy  ons  eerste  nodige  werck,  naementlijck  huy» 
singe  eonnen  beginnen  te  maecken,  omme  onse  victualiën  etc.  te 
bergen;  des  wy  't  fortjen  hebben  affgesteecken  ende  begrepen, 
dicht  aen  de  Soete  rivier  op  een  seer  bequaem  hoochachtigh 
vlacq  pleyn  van  redelycke  aerde,  behalven  aen  't  eene  seepunt- 
jen  na  de  Soute  rivier  streckende,  daer  d'aerde  dapper  mol 
ende  rul  is,  gelijck  deselve  rontomme  vermits  de  groote  drooghte 
mede  all  vrij  stoffaohtigh  valt.  Edoch  sal  in  den  regentijt  met 
goede  zooden  (welcke  aldaer  genoegh  te  vinden  sullen  weseo) 
vast  genoegh  cunnen  gemaeckt  worden. 

Gemelte  Soete  rivier  comt  aen  't  ander  seepantgen  na  den 
Leeuwenbergh  streckende  fray  in  de  gracht  te  lopen,  doch  sal 
diep  moeten  gegraven  worden  soo  men  't  water  in  ende  om  de 
grachten  leyden  wil,  alsoo  't  pleyn  van  't  fortjen  jegenwoordigh 
wel  omtrent  een  paer  vadem  hoger  als  't  water  van  de  rivier 
is  leggende,  waerom  wy  oock  de  wytte  van  de  gracht  niet 
meer  hebben  genomen,  dan  op  twee  roeden,  met  voornemen 
om  soo  diep  te  graven  als  mogelijck  sal  wesen. 

Hebbende  voorverhaelde  fortjen  affgesteecken  in  een  recht 
viercant  met  vier  punten  ofte  bolwercken,  waervan  de  buytenste 
polygonas  oft  bol  werck  punt  hoecken  ayn  genomen  op  2  i  roe- 
den van  den  anderen,  gereckent  tegen  'tcleyne  royael  datsyn 
buytenst  poligonen  heeft  van  60  roen  x),  van  allen  't  welcke 
UEd.  de  pertinente  affteyckeninghe  ende  nader  perfecten  uyt- 
reeckeniogh,  met  de  naeste  retourscheepen  hopen  toe  te  eenden; 
alsmede  van  de  landeryen  tot  cultivatie  uyt  te  kiesen  etc.,  waer- 
toe  wy  meynen  bequaem  lant  genoegh  onder  t  faveur  van  'tot- 
non  vinden  sullen,  als  'tmaer  wat  begint  te  regenen,  synde je- 
genwoordigh door  de  groote  drooghte  't  gras  ende  groente  w 
't  velt  schier  als  verbrant.  Uyt  de  rapporten  van  des  Salamander 
opperhoofden  ende  extract  hunner  Instructie,  vernemen  hoe  dat 

1)  Dagverhaal  cm.  bl.  15,  24  Roeden. 


24* 

de  eerste  schepen  van  d'  E.  van  Teylingen  26  Februarij  van 
hier  na  St.  Helena  vertrocken,  verscheyden  saecken  hebben 
gehadt  om  ra  e  ons  bij  ontmoetinge  alhier,  mede  te  dienen  ende 
ia  'tvoltrecken  van  ons  werck  eenige  tijt  behulpsaem  te  sijn, 
om  in  deffentie  te  geraecken,  't  welck  ons  voorwaer  dapper 
«oude  te  passé  geoomen  hebben ,  alsoo  't  (gelijck  geseyt)  met 
dit  weynigh  volcq,  seer  sober  ende  verdrietigh  voortgaet,  des 
wij  oock  vooreerst  maer  twee  puntjen  ruytswijs  over  malcande- 
ren,  trachten  met  alle  spoet  in  deffentie  te  brengen  om  canon 
op  te  stellen  ende  eenighsints  voor  schielijoken  overval  der 
wilden  wat  bevrijt  ende  bewaert  te  wesen,  gelijck  UEd.  de 
gemelde  opperhoofden  bij  behouden  overcompste  (dat  Oodt 
geve)  omstandiger  sullen  connen  verclaren,  daertoe  ons  refere- 
ren ende:  Hiermede:  Edele,  erntfeete,  wel  wijse,  voorsienige, 
seer  bescheyden  Heeren,  mijn  Heeren,  UEd.  naer  onse  guns- 
tige gebiedenisse  ende  oitmoedige  groet enisse,  den  Eeuwigen 
si  in  genade  bevolen  ende  in  UE.  gunste  voor  gerecomman- 
dgert  laten. 

UE.  onderdanige  ende  verplichte  dienaeren, 
(Sig.)    Johan  van  Riebeeck,  1652. 
Davit  Coninck, 
Jan  Hoochsaet, 
Symon  Turver. 

2.  Edele,  erntfeste,  wel  wijse,  voorsienige,  seer  bescheyden 
Heeren.  Mijn  Heeren.  Bij  ons  generale  schryvens  hebben  UEd. 
cortelyck  gfad viseert  'tweynige  van  den  toestand t  alhier,  daerin 
ons  den  tijt  door  nader  bevindinge  wijser  maecken  ende  in  ge- 
volge meerder  stoffe  geven  sal ,  omme  UEd.  van  larger  advysen 
in  toecomende  te  dienen,  desen  eenlijck  maer  streckende  om- 
me  UEd.  dienstelijck  te  versoecken ,  dat  wy  voor  dit  fortgen 
met  de  navolgende  nodige  cleynigheden  tot  gerieff  van  't  volck 
etc.  mogen  voorsien  worden,  als  te  weten:  wat  cocx,  botte- 
liers, lovers  en  constapels  gereetschap,  item  met  een  goet 
scheeps-corporael  off  smith ,  met  sijn  gereetschap  en  colen ,  een 


250 


redelijcke  medicament  kist ,  tinnewerck  voor  de  taeffe!  en  botte- 
liers gewight  eo  schalen,  een  redelijcke  doek,  vlaggedoeck,  een 
vat  off  twee  met  potten  en  pannen,  nemen  groot  en  cleyn  for- 
maet,  papier,  pennnen,  lacq  en  inctstoff;  wat  pannen  en  steen 
tot  dack  en  andersints  voor  de  huysinge  en  wooningskens , 
alsoo  de  planoken  door  de  son  soodanig  van  den  anderen  sply- 
ten  dat  deselve  niet  dicht  te  honden  sijn  in  dese  getemperde 
tijden,  ick  late  staen  in  de  heete  tijt.  Sulcx  dat  wij  dapper 
becommert  sijn  om  ons  broot  en  andere  drooge  waren  en  coop- 
manschappen  droog  te  honden,  sijnde  de  schippers  van  dese 
schepen  seer  traegh  ende  onwilligh ,  van  alle  't  verheelde  yets 
over  te  geven,  sulcx  dat  wij  hier  van  gantsch  sober  sullen  ver- 
wen en  van  sommige  dingen  geheel  deatituyt  blijven,  totter 
tijt  wij  van  UEd.  expres  geprovideert  sullen  worden,  dat  ons 
t'  sijner  tijt  aengenaem  sal  wesen.  Want  van  de  schepen  niets 
met  minne  te  crijgen  is,  en  deselve  (als  men  yets  versoeckt) 
ons  trachten  wijs  te  maecken  datse  er  niet  aff  en  hebben,  ofte 
altoos  niet  missen  cunnen;  derhalven  als  geseyt  oose  troost 
dienaengaende  van  UEd.  principaal  te  verwachten  en  wes  meer 
ons  uyt  Indie  nodigh  is,  van  daer  te  versoecken  hebben. 

Ja ,  al  is  't  dat  wij  hier  aen  landt  met  eenigh  sleght  matroos 
ofte  jongen  van  doen  hebben ,  in  't  aldernodigste  dat  ons  mach 
voorvallen,  soo  wordt  er  van  de  schippers  als  sij  hem  niet  mis* 
sen  willen  tegen  geprotesteert,  datse  soodanigh  ter  over  zee  voe- 
ringh  van  de  schepen  noch  nodigh  hebben  ende  derhalven  niet 
begeeren  te  missen,  onaengesien  dat  hier  eenige  ervaeren  Groen- 
fonds ende  Moscovis  vaerders  sijn,  welcke  de  Comp.  alhier  tot 
de  walvisoh  en  robben  van  g9t ,  metterttjt  seer  goeden  dienst  soa* 
den  cunnen  doen ,  waerom  wel  wenschten  (ingevalle  UEd.  sulcx 
gelieffden  goet  te  vinden)  dat  wij  mochten  versien  worden  met 
soodanige  commissie  en  autoriteyt,  dat  wij  yets  hoognodigh  ten 
dienste  van  de  Comp.  van  doen  crijgende,  sulcx  van  de  ras* 
pective  schepen  soo  wel  personen  off  andersints  souden  mogen 
lichten ,  sonder  van  de  schippers  daerin  al  teveel  beleth  te 
worden,    waerdoor   onse   versoecken  over  cleynichheden  eode 


251 


benselingen  cesseren  ende  den  dienst  van  de  Comp.  in  onse 
wecken  alhier  te  min  vercort  worden  sal ,  sonder  de  schepen 
nochtans  van  hare  noodigheden  te  ontblooten,  alsoo  deselve  bij 
UEd.  ?an  alles  genoeg  versien  sijn.  Sommige  schippers  (de 
discrete  buyten)  sijn  soodanigh  op  het  scheepsgoet  en  gereet- 
sohap  versot;  als  off  het  niet  Comp".  maer  haer  eygen  goet 
was,  weynich  consideratie  gebruyckende  off  se  ymandt  verlegen 
laten  off  niet,  als  sij  maer  overvloedigh  mogen  versien  blij- 
ven, geven  der  weynich  om  hoe  't  met  haer  eren  naesten  gaet. 
Daeromme  Myn  Heeren ,  versoecke  dienstelijcke  accomodatie 
ende  gerieff  van  UEd.  opdat  wij  hun  te  min  mogelijck  moeyelijck 
vallen.  Wij  sullen  ons  vooreerst  sien  te  behelpen  soo  best  cun* 
nen,  ter  tijt  en  wijlen  dat  wij  secours  van  UEd.  en  India  beco- 
men,  want  qualijck  een  trommel  vel,  servet  off  taeffellaecken  off 
diergelycke  benselingen  met  min  off  vriendelyckheyt  cunnen  op* 
tineren,  ende  dierhalve  genootsaeckt  wesen  sullen,  de  duyre 
Genueesche  (Guineesche)  lijwaeten  daertoe  te  employeren,  tot 
schade  off  groot  ongerieff  van  de  Comp.,  daer  sij  hun  niet  eens 
om  creunen. 

Ende  alsoo  wg  jegenawoordigh  van  't  succes  onser  bevolen 
noch  niet  sonders  hebben  t'ad viseren,  ende  derhalve  oock  geen 
reden  om  alreeta  verlossinge  van  dese  plaetse  te  solliciteren , 
soo  versoecke  echter  dienstelijck  UEd.  daerna  hiernae  metter 
tijt  gelieven  te  dencken,  ende  UEd.  genegen  dienaer  doorgaena 
ten  dien  fine  voor  gerecommandeert  te  houden.  Hiermede: 
Edele,  erntfeste,  wel  wijse,  voorsienige,  seer  bescheyden  Hee- 
ren, mijn  Heeren,  sullen  UEd.  na  oitmoedige  gebiedenisse  den 
Eeuwigen  al  in  genade  bevolen  en  in  UEd.  gunste  voor  gere- 
commandeert laeten. 

UEd.  alder  oitmoedigst  en  onderdanige  dienaer, 
J.  van  Riebeeck,  1652. 

Opschrift.  Edele,  erntfeste,  wel  wijse,  voorsienige  en  seer  be- 
scheyden Heeren,  Mijn  Heeren,  de  Ed.  Bewinthebberen  der  Gene- 
rale Nederlantsche  Geoctroyeerde  Oost-Indische  Comp.  ter  camer 
van  Amsterdam,  per  't  schip  de  Salamander ,  dat  Godt  geleyde. 


252 


Kronijk  van  Odderland  door  Johan  de  Bye.  Door  den  Heer 
Is.  Ad.  Nijhoff  Az.,  te  Arnhem,  is  het  volgende  verslag  inge- 
zonden omtrent  deze  in  zijne  handen  gestelde  me.  kronijk. 
(Zie  Kronijk,  1855,  bl.  202.) 

ïHet  handschrift  bevat  170  bladen  in  folio  formaat,  beschre- 
ven door  eene  hand ,  die  blijkbaar  in  de  eerste  helft  der  zeven- 
tiende eeuw  werkzaam  was.  De  titel  luidt :  Breuu  rerum  « 
Oeldria  et  ab  Oeldriae  Ducious  geslarum  Epitomc;  maar  veel 
later,  naar  het  schijnt  voor  weinige  jaren,  is  daarbij  gevoegd* 
Lieer  hic  script**  e$t  a  Joon  de  Bye  acad.  Lov.  /.  ü.  D.  ctn- 
tatis  Bommeleneis  contule  et  Seabinorum  in  Bomela  et  Tuyl  «- 
cretario.  1624. 

Vooraf  gaat,  fol.  1 — 12,  als  inleiding  of  —  zoo  als  in  het 
opschrift  staat  —  proef aüonie  loco  —  1*.  iets  over  de  naams- 
afleiding  van  Oelder;  2*.  een  berigt  aangaande  de  vroegere 
bewoners  dezer  streken :  de  Sicambren,  de  Menapiërs,  de  Ba- 
tavieren en  hunne  oorlogen  tegen  en  verbindtenissen  met  de 
Romeinen;  3*.  een  korte  beschrijving  van  Gelderland  en  van 
de  daaronder  behoorende  bannerheerlijkheden  en  steden;  4' 
een  opgaaf  van  geleerden,  qui  in  Oeldria  doctrinae studiu claruere. 

Daarop  wordt  behandeld,  fol.  13 — 24,  de  geschiedenis  der 
zoogenaamde  voogden  uit  het  geslacht  van  Pont;  —  fol.  24 
verso  tot  80,  die  der  graven  en  hertogen;  —  terwijl  fol.  81 
tot  het  einde  voorvallen  vermeld  worden  uit  den  tijd  der  rege- 
ring van  Karel  V  en  van  Philips  II,  en  van  den  oorlog  tegen 
de  Spaausche  heerschappij  tot  op  het  jaar  1624. 

Dat  de  beide  eerste  der  genoemde  afdeelingen  (fol.  1—12 
en  fol.  13 — 24),  naar  inhoud  en  vorm  verouderd  en  thans 
schier  ten  eenemale  onbruikbaar  zijn ,  behoeft  naauwelijks  her- 
innerd te  worden.  De  schrijver  miste  het  licht,  dat  uit  de 
werken  van  Bondam  en  van  Spaen,  en  later  uit  de  oorkonden 
door  Lacomblet  (ürkundebuch)%  is  opgegaan,  en  evenzeer  dat, 
hetwelk  nog  in  den  jongsten  tijd  door  onderscheiden  navor- 
schers  der  oudheid  over  de  middeleeuwsche  aardrijkskunde  en 
volkenkeonis  is  verspreid. 


253 


Fol.  24   verso  tot  80  wordt  gehandeld  over  de  graven  en 
hertogen   van   Otto  I  af  tot  op  den    afstand    van    Gelderland 
door  hertog  Willem  van  Kleef  aan  keizer  Karel  V,  of  van  het 
jaar   1061    tot    1543.     De    vergelijking  van  de  uitgebreidheid 
des  onderwerps  met  de  beperkte  ruimte  van  zes  en  vijftig  bla- 
den  schrifts,    welke  daarvoor  afgezonderd   is,    leidt  reeds  tot 
het  besluit,    dat  men  hier  geen  uitvoerigheid  van  behandeling 
te  wachten   heeft ,    of  dat ,   zoo  al  sommige  gedeelten  genoeg- 
zaam  zijn   ontwikkeld ,    andere    voorbij  gegaan  zijn  of  slechts 
even   aangestipt    hebben    kunnen   worden.     De  nadere  kennis- 
making  met   het  handschrift  bevestigt  dit  vermoeden  en  doet 
gebrek  aan  volledigheid  bespeuren.     De  zaken  van  oorlog  zijn 
met  meer  uitvoerigheid  behandeld ,  dan  die  van  vrede ;  het  is 
eene  geschiedenis  der  vorsten ,  waarbij  die  van  het  volk  door- 
gaans voorbij  gezien  is.     Wel  wordt  gezegd ,  dat  graaf  Otto  in 
1233   aan   onderscheiden    Geldersche   plaatsen  het  eerst  stads 
vrijheden  en  regten  gaf;  maar  van  het  opmerkelijk  verschijnsel 
dat   die   later   herroepen  en  in  1312  door  graaf  Reinald ,  uit 
kracht  eener   magtiging  van  het  hoofd  des  Duitschen  rijks  op 
nieuw  verleend  zijn,  geen  melding  gemaakt.   Geen  enkel  woord 
vindt  men  over  de  groote  gebeurtenissen  van  1418,  1419  en 
1436,  toen  bannerheeren,  ridderschap  en  steden  zich  vereenig- 
den  om  hunnen  invloed  in  regeringszaken  tegenover  den  vorst 
te  doen  gelden,  noch  over  het  gebruik,   hetwelk  zij-,  zoo  on- 
der Arnold ,   als  onder  Karel  van  Egmond ,  daarvan  maakten. 
Weinig  en   oppervlakkig  is  ook   wat   gezegd   wordt  over  den 
invloed  van  het  verdrag  van  Kameryk  in  1508  op  de  Gelder- 
sche zaken ,  over  de  verstandhouding  tusschen  hertog  Karel  en 
de  Staten  van  het  Nedersticht  onder  Frederik  van  Baden  en 
Henrik  van  Beyeren  (waar  de  schrijver  trouwens  de  belangrijke 
brieven  miste ,  door  Mr.  van  Asch  van  Wyck  onlangs  aan  het 
licht  gebragt),  over  den  oorlog  in  Friesland  en  Groningen,  en 
meer  andere  punten.     Op  sommige  plaatsen  wijkt  het  geschied- 
verhaal aanmerkelijk  af  van  hetgeen  andere  schrijvers  vermel- 
den.   Is  het  gebrek  aan  naauwkeurigheid ,  of  hebben  hier  an- 


254 


den  en  betere  bronnen  ten  dienste  gestaan?  In  het  laatste 
geval  had  de  schrijver  die  althans  behooren  te  noemen.  Men 
mag  evenwel  twyfelen,  of  hij  hiertoe  wel  overal  in  staat  ion 
geweest  zijn,  bij  voorb.  waar  hij,  bij  het  verhaal  van  het  be- 
kende niteinde  van  hertog  Edoard  in  1371,  zegt:  tEduardus 
>dum  in  confertissimos  hostes  fertur  a  suis  sagittariis  non 
»agnitus  frontem  percussns  equo  excidit";  of  waar  hy  hertog 
Reinald  IV  met  eene  dochter  van  den  koning  van  Napels 
laat  huwen;  of  waar  hij  verzekert  dat  Adolf  van  Gelder  door 
toedoen  der  Bourgondiërs  uit  de  gevangenschap  ontslagen  en 
aan  het  hoofd  van  het  Vlaamsche  leger  tegen  de  Fransohen 
gesteld  werd ,  opdat  hij  daar  den  dood  mogt  vinden  en  alioo 
>res  Geldriae  extra  metum  et  periculutn  essent."  Bijzonder 
uitvoerig  is  de  schrijver  in  het  verhaal  van  zaken,  die  de  stad 
Zalt- Bommel  betreffen  en  van  oorlogsfeiten  van  welke  die  stad 
en  de  Boraraeler  en  Tielerwaarden  getuigen  waren.  Hij  heeft 
daarbij  (blijkens  onder  anderen  fol.  33,  36  en  63  verso)  van 
stedelijke  archieven  en  ook  van  mondelinge  overleveringen  ge- 
bruik gemaakt.  Hierdoor  brengt  hij  vele,  voor  zoo  ver  ik 
weet,  van  elders  niet  bekende  bijzonderheden  aan  het  licht, 
als:  betrekkelijk  de  onderwerping  der  stad  aan  Maximiliaan in 
1480,  hare  belegering  door  Philips  den  Schoonen  in  1505,  dea 
stryd  van  Poederoi  in  1507  enz. 

Bij  het  laatste  gedeelte  van  zijn  werk  (fol.  81 — 170)  schynt 
de  schrijver  zich  niet  zoo  zeer  een  verhaal  der  geschiedenis  van 
Gelderland  ten  doel  gesteld  te  hebben,  als  wel  de  regering*- 
bedreven  van  Karel  V  en  verder  de  Nederlandscbe  oorlogen 
ter  afwerping  van  het  Spaansche  juk  in  't  algemeen  te  hebben 
willen  vermelden.  Het  klein  bestek  liet  hem  niet  toe,  ook  be- 
langrijke gebeurtenissen  anders  dan  ter  loops  en  met  weinige 
woorden  te  vermelden ,  en  aanwijzing  van  bronnen  wordt  ner- 
gens gevonden.  Naar  ik  meen  zal  men  dan  ook  in  dit  ge- 
deelte niet  ligt  iets  vinden,  wat  niet  uit  andere  werken  naanv- 
keuriger,  grondiger,  beter  gekend  kan  worden. 

Op  grond  van  het  een  en  ander  vind  ik  geen  vrybeid,  om 


255 

de  uitgave  der  kronijk  in  haar  geheel  aan  ie  raden ;  het  komt 
mij  voor,  een  werk  te  zijn,  waarvan  de  vruchten  geenszins  aan 
de  moeite  en  kosten  zouden  beantwoorden.  Liever  wil  ik  met 
bescheidenheid  aan  het  geëerd  Genootschap  in  overweging  ge- 
ven, om  b\j  wijze  Tan  bloemlezing,  zoodanige  fragmenten,  met 
welker  behandeling  de  wetenschap  gebaat  kan  zijn,  na  die 
aan  een  zorgvuldig  kritisch  onderzoek  onderworpen  en  met 
ophelderende  aanteekeningen  voorzien  te  hebben,  het  lioht  te 
doen  zien." 

Eet  dorp  Gei»  tot  eene  stad  verklaard.  'Jhr.  J.  J.  de  Geer 
te  Utrecht,  brengt  ter  tafel  het  oorspronkelijk  charter  van  den 
jare  1294,  waarbij  Johannes  van  Zierik,  bisschop  van  Utrecht, 
het  dorp  Gein  in  bet  Sticht  tot  eene  vrije  stad  verklaart  en 
met  stedelijke  regten  begiftigt.  Dit  stuk,  door  Mattbaeus  en 
anderen  slecht  uitgegeven,  luidt  als  volgt: 

Yui(uersis)  tam  preaentibus  quam  futuris,  ad  quos  presentes 
littere  pernenerint,  Johannes  dei  et  apoatolice  sedis  gracia  Epis- 
copus  Traiectensis  salutem  et  rei  geste  cognoscere  ueritatem. 
Pa(storalis  offi)cij  debitum  nos  sollicitat  et  inducit  personarum 
et  locorum  nobis  subditorum  om(ne)m  curam  gerere,  vtilita- 
tes  augere  ac  in  omnibus,  quantum  nobis  possibile  est,  ipso- 
rum  (indemnitati  preca)uere.  Ea  propter  nos,  inspecta  euidenti 
necessitate  ac  communi  terre  (nostre)  vtilitate  pensata,  ut  hos* 
tiles  transitus ,  qui  per  villam  nostram  que  gheyne  wlgariter 
(nuncu)patur  in  terram  nostram  frequenter  fieri  consueuerunt , 
aliqualiter  preeludan(tur,  e)t  insultibus  aduersariorum  Ëcclesie 
nostre  commodius  occurratur,  Prouida  deliberatione  prehabita 
ac  vsi  oonsilio  Prelatorum  et  fidelium  Ecclewe  nostre,  dictum 
bcum  siue  villam  gheyne  libertati  donauimus ')  et  exnunc  libe- 
rum  Oppidum  esse  statuimus,  ac  ipsum  looum  infra  fossatum 
ibidem  de  nouo  inchoatum  et  homines  in  eo  cohabitante»  et 
inposternm  cohabitaturos  oppidi  et  oppidanorura  frui  uolumus 
libeztate,   nullam  in  homines  ipsius   oppidi  de  cetero  nos  uel 

1)  Voor:  «dieto  loco  «me  villae  gheyne  Ubertatem  doaaaimos"  etc. 


256 


nostri  successores  exactionem  seu  pr^cariam  annuam  facturi , 
dam  tarnen  tempore  magne  generalis  preearie  nobia  uel  nostris 
successoribus,  qui  pro  tempore  fuerint,  ab  hominibus  dicti  op- 
pidi  viginti  quinque  libre  Traiectensium  denariorum  bonorom 
et  legalium  persoluantur.  Eximentes  ipsos  et  bona  ipsoram  a 
solatione  ouiuslibet  ihelonij  in  omnibus  locis  dominij  et  terre 
nostre  eatenas  quatenus  Ciues  nostri  Traiectensea  ab  huiusmodi 
eximuntur.  Jndulgemus  eciam,  quod  eisdem  opprdanis  *)  in  nos- 
tra  et  nostrorum  successorum  gracia  et  fauore  existentibns  nee  a 
nobis  seu  nostris  successoribus  expresse  diffidatis,  ipsi  de  con- 
silio  sculteti  et  scabinornm  snorum  adaersarijs  et  inimicis  suis, 
ipsis  inoendrjs,  ra(pin)is,  captiuitatibus  aat  alys  quibuscuoque 
modis  dampna  aut  ioiurias  inferre  uolentibus  resistere  possint 
et  eos  persequi ,  vim  illatam  repel  Ier  e  et  iniurias  propulsare 
absque  nostra  et  nostrorum  successorum  ingra(titud)ine  uel  of- 
fensa.  Nos  quoque  uel  nostri  successores  iurisdictionem  tem- 
poralem  infra  predictum  oppidum  exercebimus  per  scultetum  et 
scabinos  oppidi  supradicti  quos  ibidem  duxerimus  instituendos. 
Jnstitntione  et  destitutione  sculteti  et  scabinorum  ipsiu9  oppidi 
nobis  et  nostris  successoribus  pro  nostro  libito  reseruata.  Per 
quos  quidem  scultetum»  scabinos  et  consüiarios  statuta  edere 
poterunt  ipsi  oppido  oportuna.  Predictos  quoque  oppidanos 
nostros  ad  aliquam  expeditionem  per  nos  aut  nostros  successores 
nisi  ad  defensionem  terre  nostre  nolumus  euocari.  Jpsi  tarnen 
contra  iniuriatores  nostros  in  terra  nostra  nobis  et  officiatis  ac 
nuncijs  nostris  assistere  tenebuntur.  In  quorum  omnium  testi- 
monium et  munitnen  perpetuum  presentes  litteras  sigillo  nostro, 
necnon  sigillis  dilectorum  Prelatorum  et  fidelium  Ecclesie  nos* 
tre,  videlicet  domini  stephani  Decani  maioris,  frederici  sancti 
petri,  Johannis  sancti  Johannis,  Gyseiberti  aldenselensia ,  Hn- 
berti  (sancte  ma)rie  prepositorum ,  Henrici  sancti  saluatoris, 
Gyseiberti  sancti  petri ,  magistri  hermanni  sancti  Johannis  et 
Henrici  sancte  marie  Deeanorum  Traiectensium  Ecciesiarum , 
Walteri  de  stoutenberg ,  Suederi  (de  Beuerwerde x)  et  Gyseiberti 
2)  Voor:  » Indalgemai  eciam  eisdem  oppidaois  etc.,  qood  ipsi'*  etc 


257 


de  Goye,  maraealci,  Elye  de  Bynenghen,  Gyielberti  de  scalk- 
wiek  et  wilhelmi  de  fome,  militant,  fecimus  oommuniri.  Et 
nee  Prelati  ac  milites  prenominati,  rogati  a  uefnerabili  patre 
domino)  nostro  Johanne  Episoopo  predicto,  presentibus  aigilla 
noetra  apposuimus  in  testimonium  (prem)i88orum. 

Datum  in  Ciuitate  nostra  Traiectensl  Anno  domini  millesimo 
duc(eate)8imo  Nonagesimo  Gtuarto  dominiea  ante  porificaeionem 
beate  virginia. 

1)  De  lering  onieker,  Beuerwerde,  Beoerweert  of  Benerweerdt 


XII-  J- 


17 


BLADWIJZER 


J*t  kerk  te  Ur,  148. 

AaUt,  62. 

Janckot,  221. 

Abcoude,  kerk  te,  148. 

Abcoudb,  Giselbert  van,  174.  —  Gijebert  van,  172.  —  Zwe- 
der  van,  ridder,  168. 

Abb,  meester  Jan,  184. 

AckUrêloot,  170. 

Ackbbbduok,  Mr.  W.  C,  149. 

Adblabr,  Court,  Deenach  admiraal,  66* 

Adbiaan   db   goüdsmit,   te  Leyden,  leeraar  der  wederdoo- 
pera, 126. 

Asbdbn,  Eliaabeth  Petronella  van,  echtgenoot  van  P.  A.  van 
der  Parra,  225. 

ABBT8BM,  Jan,  180. 

Abrtsz.,  Adam,  chirurgijn,  60. 

Attta,  Bucho  van,  aartsdiaken  van  Yperen,  50,  222. 

Aken,  Gielis  van,  leeraar  der  wederdoopera,  117,  119,  122, 
123,  124,  129. 

Albinus,    Wilhelm   Bernard,   gouverneur   van  Malakka,  225. 
Maria  Henretta  van  der  Parra,  zijn  echtgenoot. 

Alblas,  Johannea  van,  166.  —  Otto  van,  166.  Badelog,  zijn 
gemalin. 

Albr£GHT8BN,  Cornelia,  onthoofd,  125. 

17* 


260  ALD— AEN. 

Alderwerelt  hoütutk,  Jhr.  Mr.  M.  C.  Baron  van,  lid  Tan 
het  Hist.  Genootschap,  61. 

Aleid,  gravin.    Zie  Holland. 

Algiers,  153  seq. 

Alkemade,  Floris  van,  191. 

Alkmaar,  kerk  te,  148. 

Almestute,  tiend  by,  169. 

Almkebk,  Hein  van,  189.  —  Jan  van,  189. 

Alphen,  kerk  te,  148. 

Altimob,  Ludolf,  169. 

Amak,  Hollanders  op  het  eiland,  84. 

Ameyde,  kerk  te,  148. 

Amerongen,  17.  —  kerk  te,  148.  —  tienden  te,  168,  172. 

Amersfoort,  21.  —  kerk  te,  148.  — kerk  ?an  St.  Joris  te,  164. 

Ameesfoort,  Walter  van,  ridder,  172. 

Amerzoyen,  Qherard  van,  187. 

Ammendrup,  grafkamer  te,  241. 

Amstel,  Arnold  van,  ridder,  165,  170.  —  Giselbertas  van, 
170.  —  Heymen  van,  burgemeester,  100,  102.  —  Maiga- 
reta  van,  echtgenoot  van  Arnold  de  Bye,  151.  —  Otto,  won 
van  Egbert,  ridder,  172. 

Amsterdam,  88.  —  herberg  genaamd  de  Pot  te,  99.  —  kak 
de  Dregge,  op  den  Zeedijk  te,  135.  —  geloofsvervolging  te, 
98,  114.  —  beeldeatorm  in  de  Onde  kerk  te,  129,  181, 
182.  —  minnebroeders  convent  gedestrueerd,  130,  182. 

Anabaptisten,   107,    108,  115,  117,  118,  119,  120,  121  se). 

Andbiesz.,  Gerrit,  burgemeester,  106. 

Anjou,  hertog  van,  222. 

Annekbn,  Gerrits  dochter,  verdronken,  119. 

Antonisz.,  Hendrik,  van  Leyden,  verbrand,  122. 

Antwerpen,  51,  52.  —  Spaansche  furie  te,  46,  77. 

Abeel,  heeren  van,  178.  —  Johan  van,  165,  166.  —  Otto 
Tan,  ridder,  166.  —  Willem  van,  179. 

Ablingtom,  lord,  205,  208. 

Amemuiden,  141. 


ABN— BEN.  261 

Arnhem,  69,  70. 

Jrras,  évêque  d',  60. 

Abtusz,  Boawen,  thesorier,  179. 

Asch   van   wyck,   Jacob   van,  56.  —  Jhr.  Hr.  L.  H.  fan, 

schrijft:  Bezoek  van  de  koningin  van  Engeland  te  Wyk  by 

Duurstede,  65. 
daperen,  kerk  te,  148. 
Assendelft,  Oererdt  van,  ridder,  79.  —  Mr.  Hoge  van,  61. 


Baba  Hassan,  gouverneur  te  Algiers,  153,  154,  165,  156. 

Bacoum,  Nicolaas  van,  opperkoopman,  389. 

Bairdt  van  Sxinia,  Jhr.  H.,  lid  van  het  Hist.  Gen.  61. 

Baesgrn,  Claes,  schepen,  106,  120,  121. 

Bakb,  Adriana  Johanna,  2e  echtgenoot  van  P.  A.  v.  d.  Parra, 

225.  —  David  Johan,  buitengewoon  raad  van  Indie,  225. 
Balch,  M\jnart  Hermansz.  van,  verbrand,  122. 
Bankinck,  Gornelis,  burgemeester,  88,  104. 
Bardesjüs,  Mr.  Willem,  184. 

Baklaimont,  Gillis  van,  30,  31,  221.  —  Graaf  van,  221. 
Bas,  Dr.  Diderick,  229. 

Basnage,  Jacques,  196,  197,  200,  203,  204,  207,  209  seq. 
BA8TIAAN8Z.,  Joost,  beeldstormer,  gehangen,  180. 
Baudeloo,  abdij  van,  164. 
Beatrix,  vrouwe  van  Putten  en  Strqnen,  169. 
Bedendorpê,  166. 

Beeldenstorm  te  Amsterdam,  129,  180,  181,  182. 
Bkerntsz,  Jan,   secretaris  van  Frederik  Schenk  van  Tauten- 

burch,  35. 
Beyeren,  Hendrik  van,  bisschop  van  Utrecht.    Zie  Utrecht. 
Biijerbn,  Willem  van,  178. 
Benlhem,   Balduin,  graaf,  170.    —  Egbert,   graaf  van,    169. 

Hadewig,  zyn  gemalin.  —  Otto,  graaf,  169. 
Bekthem,  Johan  van,  173. 


262  BEN— BLO. 

Benthüijzen,  Juriaen,  106. 

Berekent,  173. 

Bbrck,  Carel  Alexander  van,  consul  te  Algiers,  156. 

Berg,  graaf  Willem  van  den,  16. 

Berintkem,  170. 

Beenold,  bisschop  van  Utrecht.     Zie  Utrecht. 

Bbrtaüts,  Aachte,  182. 

Brrtautsz.,  Jacob,  190. 

Beste,  Hein  de,  189. 

Bestelbrief,  53. 

Betuwe,  89. 

Beusekom,  kerk  te,  148. 

Bevervoorde,  Evert  van,  ridder,  173. 

Beverweerds,  Suedenis  de,  256. 

Beveslenchelde,  140,  141,  142,  148. 

Bibliotheek,  15,  27»  38»  45,  57,  62»  72»  79,  83,  90,  97, 
113,  145,  146,  152,  161,  174,  195,  223,  233. 

Bicker,  Pieter  Willemsz.,  schepen,  128. 

Bilderdijk,  Mr.  W.,  onuitgeg.  dichtstukjes  van,  110.  —  ge- 
heime brief  wisseling  van,  89. 

BiUnvtlt,  170. 

Büly,  heer  van.    Zie  Caspar  de  Bobles. 

Bilt,  kerk  aan  de,  248. 

Bilt  la  Motte  C.  V.  £.  van  der,  lid  van  het  Hisi.  Gen.  61. 

Binek,  belegering  van,  221. 

Binkershoek,  C.  van»  201,  204,  207,  209  seq. 

Bisdom,  T.,  koopman,  158. 

Bider,  begraafplaats  by  het  dorp,  239. 

Bitter,  Pieter,  160. 

Blaauwkapel,  kerk  te,  148. 

Blancken,  Adriaan,  192.  —  Willem,  192. 

Blankenheim,  Frederik  van,  bisschop.    Zie  Utrecht 

Blaspbemiën,  99,  127. 

Blessink,  Barent,  184. 

Blok,  Geraerd,  187. 


BOA— BHA.  969 

Boas,  A.  en  S.,  kooplieden,  160. 

BoiLi8Zn  Andries,  schepen,  198. 

Boblissbn,  Allert,  burgemeester,  99. 

Boen,  Louw,  188. 

Bomepai,  tiend  van,  166,  168. 

Bobks,  Anneken,   dochter  van   Matthqs  Boens,   verdronken, 

190.  —  Willem,  117.  —  Rgntgcn  zyn  dochter,  verbrand. 
Bobtsblaer,  Joachim  van,  86. 
Bogbmakib,  Pieter,  189. 
Bokme,  Prins  Maurits  en  Robbert  van,  56. 
Boijk,  Hugo,  184. 
Boubm,  Jacob,  185. 
Boilbau,  qjn  portret,  67. 

Bommel,  richter  te,  39,  40.  —  stadregt  van,  150,  151. 
BoHVELiua,  Heuricns,  33,  174. 
Bowitrup,  steengraven  in  het  bosch  bij,  240, 
Boom,  Cornelia,  134. 
Boot,  raad,  80. 
Booth,  Mr.  Everard,  44. 
Borckioen,  921. 
Borckt,  171. 

Bordrijs,  Willem,  vicaris,  171. 
Bobbb,  Diderik,  168. 
Bobthoxtwbb,  Claae,  188. 

Bosch,  Jhr.  H.  van  den,  lid  van  het  Hist.  Genootschap,  61. 
Bosimchbx,  Hubert  van,  ridder,  172. 
Bomt,  graaf  van.    Zie  Maximiliaan  de  Hennin. 
Bourbon,  Henrietta  Maria,   gemalin  van  Karel  I,   koning  van 

Engeland,  55.  —  Lodewqk  van,  bisschop  van  Luik.  Zie  Luik. 
Bourgmidiet  52.  —  David  van,  bisschop  van  Utr.  Zie  Utrecht. 
Bouwsns,  Lenardt,  leeraar  der  wederdoopers,  130. 
BotJWKB,  Arend,  186. 
Braband,  Johannnes»  hertog  van,  165. 
Braen,  Elias,  180. 
Bbjlbbl,  Jan  van,  191. 


264  BRA— BRO. 

Brandenburg,  Prince  de,  199,  200,  203. 

Brandeler,  Mr.  P.  van  den,  schrijft:  Rekening  der  onkosten 

gemaakt  door  die  van  Dordrecht,  by  het  beleg  van  Gorin- 

chem  in  1407,  177. 
Breda,  kerk  te,  148. 
BrêdmaU,  170. 
Brederode,  heer  van,  132,  186,  138  139,  140.  —  Walmen 

van,  191.  —  Willem  van,  ridder,  167. 
Breukelen,  kerk  te,  148. 
Brief,  brieven  enz.: 

1259.  Verklaring  van  schepenen  en  gezworenen  van  's  Hot- 
togenbosch,  75. 

1288.  Brief  van  Philippus  Salernkanus,  archiepiscopus,  ent., 
162. 

1294.  Brief  van  Joh.  van  Zyrick,  bisschop  van  Utrecht,  256. 

1561.  Instructie  voor  de  afgevaardigden  der  vijf  kapittelen  te 
Utrecht,  naar  Margareta  van  Parma,  67. 

1576.  Instructie  voor  de  afgevaardigden  naar  Hoey,  50. 

1576.  Overeenkomst  van  Johan  van  Wittenhorst  en  Elb.  Le- 
oninus  met  de  gedeputeerden  van  den  graaf  van  Bossu,  31. 

1584.  Brief  van  Willem  I,  17. 

1587.  Brief  van  Adolf  van  Nieuwenaar.  20. 

1587.  Brief  van  Leycester,  22. 

1651.  Instructie  voor  den  commandeur  J.  A.  van  Riebeeck, 
232  seq. 

1587.  Brief  van  J.  Norrits,  24. 

1652.  Brief  van  J.  A.  van  Riebeeck,  347. 

1673.  Brief  van  den  kerkenraad  van  Middelburg  aan  de  ker- 
ken van  Engeland,  94. 
1682.  Brief  van  de  Staten-Generaal  aan  den  gouverneur  ns 
Algiers,  156. 
Brienne,  comte  de,  200. 
Brieven   van  C.  Huygens,  161.  —  van  Teeaelschade  Roemen 

(Visscher),  161. 
Broekhuizen,  Reinier  van,  45. 


BBO— CAT.  265 

Bbouck,  Jan,  135,  186. 

Bruhbsbn,  Engelb.  van,  thesaurier  van  den  Dom,  85. 

Brunei,  48. 

Buchkll»  A.  ran  164. 

Buyck,  Joost  Sybrantaz.,  104,  106,  108,  109,  117, 124,  188. 

Buydblkabckbb,  Jan,  108. 

Buitendijk,  Jacob,  188. 

Buk,  De,  montmeester  te  Dordrecht,  158. 

Bumnik,  169. 

Bubchobayb,  Daniël  de,  149. 

Buren,  kerk  te,  141.  —  oomte  de,  58.  —  Alard,  heer  van, 
178.  —  Otto,  heer  van,  169,  178. 

Bukman  beckbb,  Dr.  G.  J.,  schrijft  over:  Vijf  Karels  van 
Mander,  68.  —  Over  Hollanders  op  het  eiland  Amak,  84. 
—  Over  de  grafsteden  der  oudste  bewoners  van  Denemar- 
ken, 889. 

Burnbt,  6.,  206,  207,  208,  209. 

Burtfeld,  klooster  van,  59. 

Busbb,  Colyn  de,  189. 

But,  Hein,  189. 

Buurmal»emy  kerk  te,  148. 

Btb,  Arnold  de,  burgemeester  te  Bommel,  150.  Jeanne  van 
Nayen,  zijn  echtgenoot.  —  Arnold  de,  toon  van  Johan,  151. 
Margaretha  van  Amstel,  z^'n  echtgenoot.  —  Arnold  de,  klein- 
zoon van  Johan,  burgemeester  van  Bommel,  151.  —  Jeanne 
de,  le  echtgenoot  Anthony  Huygens,  2*  Jean  de  Olammers, 
150.  —  Mr.  Johan  de,  150,  262.  Wilhelmina  van  Greven- 
diek,  zyn  echtgenoot. 


Cahphutsbn,  Hans  van,  106. 

Gakt,  Reynier,  184. 

Cahtbbt,  Mr.  Allert,  schepen,   186.  —  Pieter,  burgemeester, 

121,  124,  129. 
Cats,  Nicolaas  van,  166,  171.    Beatrix,  zqn  gemalin. 


386  CEC— DAL. 

Cecilia,  Jeronimus  dochter»  verbrand,  118. 

Ceylon,  224. 

Champagny,  heer  van.     Zie  Fred.  de  Prenost. 

Cheistiaan  II,  koning  van  Denemarken.  Zie  Denemarken.— 

IV  koning  van  Zweden.     Zie  Zweden. 
Claesz.,  Qerrit,  schepen,  104,  127.  —  Jacob,  120.  —  Jacob, 

verbrand,    117.  —  Jan,  schepen,'  129.  —  Jan,    107,  108, 

114,  115.  Alijd,  Barents  dochter,  zijn  weduwe.  —  Matthiji, 

180.  —  Symon,  schepen,  120. 
CUef,  Diderik,  graaf  van,   170. 
Clehbntbz.,  Hendrik,  135. 
Clebc,  Jan  de,  189.  —  J.  Ie,  198,  208,  205. 
Clootwuk,  Laurens  van,  187. 
Coebel,  Mr.  Francois,  61. 
Coelóeek,  huis  en  hof,  44. 
Coesvelt,  Arent  Jansz.,  185,  186. 
Colen,  Glaas  van,  189. 
Colstee,  Mr.  Abel  van,  61. 
Conixck,  David,  249. 
Conead,  pauselijk  legaat,  173. 
Coppel,  174. 

Cops,  Symon  Claesz.,  schepen,  108,  109,  118,  121,  186. 
OorfiU  üljêld,  graaf  van,  66. 

Coenelisz.,  Hendrik,  schepen,  128.  —  Jacob,  schepen,  1S7. 
Coesz.,  Willem,  184,  136. 
Oothen,  kerk  te,  148. 

Coubtsz.,  Anthoms,  boekbinder,  onthoofd,  125. 
Ceoegh,   Hans,    108.  —  Dnyf,  Jans  dochter,  zijn  huisvrouw. 
Ceomhout,  Adriaan  in  't,  134. 
Ceoock,  Henrick  Jansz.,  schepen,  118,  119,  121,  128. 
Cutpee,  Dirk  de,  188. 


Dale,  J.  H.  van,  schrijft  over:  Eene  ontdekking  van  een  oud 
Vlaamsen  drukwerk,  85. 


DAM— DM.  867 

Dam,  J.  vao,  80.  —  Jan  van,  182.  —  Dam  van  Noordeloos, 
Mr.  J.  van,  schrijft:  Over  Daniel  Barehgrave  en  Pronninck 
van  Deventer,  149.  —  Over  Mr.  Johan  de  Bije,  150. 

Damabche,  Ernestus  van,  168. 

DamtioUê,  dubbele  grafkamer  te,  240. 

Darthuiu»,  166. 

Deen,  Pieter,  179. 

Deyhanz,  Glaes  Oerrit,  burgemeester,  104,  105. 

Dekenepolder,  tienden  van,  166. 

Delft,  75. 

Delprat,  G.  U.  M.,  lid  van  het  Hist.  Genootaehap,  61. 

Denemarken,  grafsteden  der  oudste  bewoners  van,  289.  —  Thy- 
ra,  koningin  van,  242,  245.  —  Gorm,  koning  van,  245.  — 
koning  Christiaan  II  van,  84. 

Deventer,  221,  222.  —  Fraterhuis  te,  91.  —  Verraad  van,  19, 
20,  22,  24,  26,  70. 

Dichtstuk  :  Aansporing  tot  den  oorlog  tegen  de  stad  Lubeck,  80. 

Diegkrick,  J.  L.  A.  schrift :  Over  Brieven  van  den  graaf  van 
Bos8u,  Gilles  van  Barlaymont  en  Joris  van  Lalaiog,  221. 

Diepenbrecht,  Gijsken  van,  191. 

Dótêlo,  tienden  van,  164. 

Diedebik,  priester  te  Aekersloot,  165.  —  graaf  van  Holland. 
Zie  Holland. 

Dircksz.,  Claes,  120.  Aechte  Dircks,  zjjn  huisvrouw.  —  Ger- 
rit,  alias  Gerrit  Wevers,  onthoofd,  125.  —  Mr.  Henriok, 
burgemeester,  104,  115,  118,  127.—  Pieter,  120.  Weyne, 
Pouwels  dochter,  z\jn  huisvrouw.  —  Reyer,  verbrand,  121. 

Diepenen,  beerschap  en  slot  van,  173, 

Diepensn,  Hendrik  van,  178. 

Doel»  Pieter,  187. 

Doorn,  166.  —  kerk  te,  148. 

Dordrecht,  178. 
Dotjw,  advokaat,  141. 
Driebergen,  kerk  te,  148. 
Met,  89,  40,  41,  42. 


1 


268  DBI— ENG. 

Dbïbl,  Aernt  Vos  van,  190. 

Drongslen,  Jan  van,  191. 

Droogendijk,  raad,  80. 

Dublemondb,  8eger  van,  169. 

Duijf,    Weijn,  Adriaans  dochter,    wegens   beeldstormerij  ver- 

dronken  met  hare  dienstmaagd  Trijn  Hendriks,  131. 
Duijn,   Mr.  Beynier  van  der,  raad   in    het  hof  van  Holland, 

130,  131,  132,  133. 
Duijvensz.,  Jan,  schepen,  122,  128. 
Dümoülin,  commis,  205. 
Du 88 en,  Floris  van  der,  55. 
Duvenvoobdb,  Jan  van,  ridder,  61.  —  Johan  van,  domscho- 

laster,  35. 

ES. 

Eckt  kerk  te,  148. 

Emland,  geslachtwapens  in  de  kerken  van,  148. 

Egbertsz.  ,  Aeltgen ,    bijgenaamd   Aelgen   Mosterts,  120.  — 

Beger,  verbrand,  122. 
Bgmond,  abdij,  164, 165,  173.  —  Arnold,  abt  van,  164,  165. 

—  Lubbert,  abt  vsn,  165.  —  Nicolaas,  abt  van,  165. 
Egmond,  Frederik  van,  raad  van  keizer  Maximiliaan,  44. 
Eynde,  Tielman  van  den,  184. 
EUeren,  tienden  te,  171. 
Elbbbts,  Catrijn,  120. 
Elbebtsz.,  Cornelis,  120. 

Elisabbth,  koningin  van  Engeland.    Zie  Engeland. 
EUang,  grafkamer  bij  het  dorp,  241. 
Embze,  Diderik  van,  167. 
Emme,  cnrtis,  174. 

Emmerik,   69,   70.  —  Deken  van,  173.  —  Fraterhnis  te,  91. 
Eng,  goederen  den,  170. 
Engeland,  Elisabeth,  koningin  van,  21,  23.  —  Karel  I,  koning 

van,  55.     Henrietta  Maria  van  Bourbon,  zijn  gemalin.  — 

Karel  II,  209. 


ENG— GEE.  269 


Ekgilant,  Bertaut  van,  182. 
E*pdo,  advocatie  van,  169. 
Estrades,  Ie  oomte  d',  199,  210. 
Emrick,  167. 
Jfcnftye»,  kerk  te,  148. 
Evbbdingbn,  Hubert  van,  ridder,  167. 


Fabeb,  8.,  158. 

Fagbl,  O.  205.  —  H.,  griffier,  158,  157. 

Fazoüt,  Jan,  190. 

Floris,  V,  graaf.  Zie  Holland. 

Florisz.,  Floris,  schepen,  129.  —  Ghysbert,  120. 

Fock,  Mr.  C,  lid  van  het  Hist.  Genootschap,  61. 

Franken,  Jan,  dienaar  van  Joh.  van  Oldenbarnevelt,  58. 

Fransen,  Hendrick,  184. 

Frbdbrik,  roomach  koning,  171.  —  II,  koning  van  Zweden. 

Zie  Zweden. 
Frbderictjs,  prepositus  st.  Petri,  256. 
Frcderikêburg,  kasteel,  62,  65,  66. 


Galama,  Ansonius  a,  vioe-domdeken,  85. 

Gamarba,  Don  Eetevan  de,  199. 

Gameren,  richter  te,  39. 

Garbrantsen,  Glaes,  verbrand,  122. 

Garbrantsz.,  Eem,  glasemaker,  100. 

Gedenkpenningen  op  P.  A.  van  der  Parra,  227,  228,  229. 

Geer,  Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de,  schrift :  Tweejarig  overrigt  van 
het  Hist.  Genootschap,  27  en  volg.  —  Verslag  omtrent  een 
geschrift  van  Hendrik  van  Bommel,  33.  —  Bqdrage  tot  de 
kennis  van  den  regtstoestand  in  het  begin  der  XV  eeuw, 
38.  —  Bijdrage  tot  de  kennis  der  regtsgebraiken  in  de 
middeleeuwen,  54.  —   Gedicht  uit  de  eerste  helft  der  XVI 


272  GRO— HAM. 

miers  livres   de  1'Histoire  des  Provinoes-Unies  par  A  de 

Wicquefort,  196  seq. 
GaoTius,  H.,  199. 
Gust,  chevalier  da,  201. 
Gübtoesbl,  Gerrit»  182. 
Guldenabk,  Anthony,  commandeur  en  eerste  equipagemeester, 

225.    Adriana  Johanna  Bake,  zijn  echtgenoot. 
Güldeklowe,  zqn  portret,  66. 


Haak,  Herman,  183,  184. 

Haaelbm,  Pieter  Jansz.  van,  181.— 8imon  van,  ridder,  166, 173. 

Haas,  grafeor  te  Koppenhagen,  67.  —  Adriaan,  182.  —  G«- 
rit,  180.  —  Kathelyn  Gerrit,  180.  —  Willem,  160. 

Haaêtrecht,  173. 

Haauw,  Elisabeth,  echtgenoot  van  Cornelis  yan  der  Parra,  224. 

Hadqi  mahombt,  153,  154,  156. 

Haechebax,  Lysbet,  188. 

Hagestem,  168.  —  kerk  te,  148. 

Halewijn,  206.  —  Francois  de,  heer  ?an  Swevegem,  50, 51. 

Hallabb,  Boel,  189. 

Halls,  Gillis  van  der,  179. 

Halekoo,  graf  b\j  het  dorp,  239. 

Ham,  Jan  Sivertsz.  in  den,  135. 

Handschriften:  Aanteekeoingen  op  de  coetumen  van  Middelburg, 
141.  —  van  H.  Bommelias,  83.  —  van  Mr.  E.  Booth,  44. 
—  Handvesten  en  keuren  van  Delft,  73,  —  Necrologiom  van 
het  kartuizerklooster  buiten  Utrecht,  59.  —  Proces  orcr  bet 
rectoraat  der  kerk  van  Ryeland,  79.  —  Stukken  betreffende 
de  oprigting  van  het  koningrijk  Holland,  60. 

Harmeien,  kerk  te,  148. 

Harst,  Willem,  186. 

Hateebn  Wz.,  J.  H.  van,  onderwijzer  te  Agelo,  147. 

Heem,  Claas,  183. 

Heemstede,  kerk  te,  148. 


% 

HEB—HOL,  273 

Heemstede,  Jan  van,  194. 

Hbentlibt,  Hugo  van,  191. 

Hees,  Thomas,  commissaris  te  Algiers,  153,  154,  156. 

HBE8TIMK,  Pieter,  185. 

Hegbbs,  raad,  80. 

Hekendorp,  45. 

Helena,  St.,  eiland,  234,  249. 

Hem,  Dirk,  134,  135. 

Hbndbiksbn,  Jacob,  beeldstormer,  gehangen,  132. 

Hbnmin,  Maximiliaan  van,  graaf  van  Bossu,  30,  81,  221. 

Henricüs,  decanus  Sti.  Salvatoris,  256.  —  decanus  Sti.  Marie, 
256. 

ïïbnbicx,  Lysken,  38. 

Hermansz.,  Andries,  105.  —  Jan,  schepen,  120. 

Hermanus,  decanus  Sti.  Johannis,  256. 

Herrettrup,  graf  te,  239. 

Hesel,  168. 

Heieren,  kerk  te,  166. 

Hemden,  194. 

Hiergee,  heere  van.  Zie  G.  van  Barlaimont. 

Hillebraktsz.,  Claes,  burgemeester,  104. 

HiUegom,  kerk  te,  148. 

Hiltbn,  Anthonie  van,  secretaris,  56. 

Hoeg,  48,  51. 

Hoelman,  Claas,  185. 

Hoevelaken,  kerk  te,  148. 

Hoffman,  Dr.  J.,  lid  van  het  Hist.  Genootschap  61. 

Hoeufft,  J.  H.,  196. 

Hofvaart,  75. 

Hoob,  Jacob  de,  183. 

Hogdande,  tiend  bij,  171. 

Hokenlo,  graaf  van,  17. 

Hokelkem,  tienden  van,  166,  173. 

Holland,  geslachtwapens  in  de  kerken  van,  148.  —  Stukken  be- 
treffende de  oprigting  van  het  koningrijk,  60.  —  Aleid,  gra- 
XII.  J.  18 


274  HOL— JEL. 

▼in  van,  164,  165.  —  Dirk,  graaf  van,  164,  165.  —  Plo- 
ns V,  graaf  ?an,  164,  166,  167.  —  Petroneüa,  gra?in  van, 
164.  —  Willem,  graaf  en  Boomsch  koning,  165. 

Hollesloot,  Jan,  schepen,  98,  102. 

Holte,  169. 

Holtzst,  J.  G.,  graveur,  228. 

Homoe,  graf  bij  bet  dorp,  239. 

Hont,  Damaes  de,  188. 

Hoochsaet,  Jan,  249. 

Hooft,  brieven  van  P.  C.  161. 

Hooft  Graafland,  Mr.  H.,  schryft :  Merkwaardige  besli* 
sing,  60.  —  Proces-verbaal  van  het  breken  van  bet  tegel 
van  Karel  V  (1655),  79. 

Hooyman,  J.  predikant,  227. 

Hoppen,  Jan  Glaesz.  van,  schepen,  118,  120,  129. 

Hornes,  Elisabeth  van,  gemalin  van  Lodewijk  van  Nassau,  59. 

Horten sics,  L.  34. 

Houten,  kerk  te,  148. 

Howard,  lord,  205,  206. 

Hubsrtus,  prep.  Ste.  Mariae,  256. 

Huybertsz.,  Jan,  schout,  99. 

Hüygens,  Ch.  161. 

Huyghens,  Anthonij,  raadsheer,  151.  Jeanne  de  Bije,  sijn 
echtgenoot. 


Jacobsz.,  Claes,  99.  —  Heyman,  burgemeester,  103.  —  Jan, 
harnasmaker,  120.  —  Lourens,  18  i.  —  Luijt,  schepen,  98. 

Jansen,  Gerrit,  schepen,  104. 

Jaksz.,  Ellart,  gepijnigd  en  verbrand,  117.  —  Gaeff,  120. — 
Gijsbert,  verbrand,  117.  —  Herman,  verbrand,  123,125.— 
Jeiis,  boekverkooper  van  Antwerpen,  129.  —  Leendert,  op- 
perkoopman,  280.  —  Peter,  gepijnigd  en  verbrand,  117.  — 
Buijsch,  burgemeester,  100,  102,  103. 

Jdüngen%  graf  heuvels  in  hel  dorp,  242,  245. 


JOH— LAE.  S75 

Johannes,  prep.  Sti.  Johannis,  256. 

Johnson,  Thomas,  boekdrukker,  198,  213,  214. 

Jonge,  Wollebrant  Geleynsz.  de,  commandeur,  230. 

Jonohb,  Jan  de,  192,  194.  —  Jan  de,  thesoricr,  179. 

Jorck,  Roeland,  19,  20,  26. 

Inge*,  kerk  te,  148. 

Innocentiüs,  paus,  164. 

Inventaris  des  boedels  van  F.  Schenk  van  Tautenburch,  84  aeq. 

Jüan,  Don.    Zie  Oostenrijk. 

Jutpkaas,  kerk  te,  148. 

K. 

Kampen,  221,  222. 

Kabel  I  en  II,   koningen   van  Engeland.    Zie  Engeland.  — 

Karel  V.    Zie  Oostenrijk. 
Kbyser,  Arnoud  de,  boekdrukker,  87,  88.  —  Liefken  de.   Zie 

Lievijn  Jansz.  van  Ghendt.  —  Willem,  180. 
Kemp,  Dirk,  188. 
Keppel,  Dirk,  heer  van,  170. 
Ketterijen,  101,  105. 
Kxrkevaerlöte,  graf  by  het  dorp,  289. 
Knobbadt,  Oijs,  188. 
Koec,  Willem,  173. 
Koghan,  Jacob,  188. 

Kok,  Jacob  de,  180.  —  Hendrik  en  Boelof,  ridders,  166. 
Koninck,  Maria  de,  160. 
Kolken,  167. 
Kram m,  C,  zyn  werk :  De  Levens  der  Hollandsche  en  Vlaam- 

sche  kunstschilders,  151. 
Küik,  Albertus  van,  171.  —  Johair,  heer  van,  168. 
Kuilenburg,  kerk  te,  148. 
Kwakebeeck,  174. 

Last,  Alphonse  de,  geneesheer  en  sterrekijker,  89.  —  Laet  van 
Borchloen  Oaspard  de,  89. — van  Borchloen  Johannes,  85, 86, 89. 

18* 


«76  LAK— LOE. 

Lake,  Gijsbrecht  van  der,  180. 

Lalainq,  Joris  ran,  221. 

Lam,  Diderik,  166. 

Lambbrt,  kapeüaan,  172. 

Lambertsz.,  Lucas,  107. 

Lansz.,  Jan,  186. 

Langen,  Cornelis  de,  160. 

Lansbero,  Mattheas,  89. 

Lap  van  wateren,  G.,  88. 

Lapper,  Jan  de,  189. 

Laurrnsz.,  Ewout,  thesorier,  179. 

Lede,  Harbert  van,  173. 

Leenarts,  Annetjen,  120. 

Leersum,  kerk  te,  148,  166. 

Leeuw,  Balthasar  de,  ontvanger,  56. 

Leïcbster,  19,  21,  22,  25,  26.  —  Brief  van  hem  (1587),  22. 

Legden,  kerk  te,  148,  164. 

Lek,  Hendrik  van  der,  ridder,  167,  168.  —  Philips  van  der,  191. 

Leoninus,  Elb.,  30,  31,  222. 

Leo  po  ld  I,  Duitsch  keizer,  59. 

Lestevenon,  Mr.  Daniel,  196,  213,  216,  217. 

Leüpe,  P.  A.,  schrijft:  Instructie  voor  den  eersten  comman- 
deur aan  de  Kaap,  J,  A.  van  Biebeeck,  229.  —  Brieven  ran 
J.  A.  van  Biebeeck,  247. 

Libellen,  98. 

Lier,  51. 

Lijnden,  Mr.  W.  Baron  van,  lid  van  het  Hist.  Genootshap,  61. 

LüU-Rörbak,  grafkamer  bij,  240. 

Limmen,  goederen  te,  173. 

Lintchoten,  45. 

Lionne,  Mr.  de,  191,  200,  211. 

Urn,  kerk  te,  148. 

Lochorst,  geslacht  van,  78. 

Loen,  Cornelis  Hendrik»!.,  schepen,  99.  —  Claes  Hendrik», 
99,  116. 


LOE— MAR.  277 

lonen,  kerk  te,  148. 

Loezentlei*,  210. 

Loten,  Jan,  43. 

Longobarden,  170. 

LoosdmaeHy  kerk  te,  148. 

lopik,  geregt  van,  166, 167, 168.  —  Lopitktrkopd,  kerk  te,  14S. 

Loraine,  duc  de,  52. 

Loobensz.,  Simon,  schepen,  100. 

Louw,  Simon,  schepen,  98. 

Lubek,  oorlog  tegen  de  stad,  80,  88. 

£«*,  Lodewijk  van  Bourbon,  bisschop  van,  86. 

Lntherie,  100,  101,  108,  106. 

Luxemburg,  52.  —  Trnctaat  van,  48,  49,  51,  52. 


Maamm,  kerk  te,  148. 

SC,  Maartensdienstmannen,  170. 

Maatdijk.  54. 

JfauW,  kerk  te,  148. 

Moaêlrickl,  46,  51,  52,  222. 

Macabé,  Jhr.  C.  A.  Bethaan,  schrqft:  Geschenken  aan  den 
Dey  en  regering  van  Algiers  (1779),  157.  —  Autobiographie 
van  den  gouv.-generaal  P.  A.  van  der  Parra,  228. 

Malberge*,  167. 

Maken,  tienden  van,  173. 

Mandb,  Hein,  180,  188.  —  Jan,  18S. 

Mandxr,  Karel  I,  van,  schilder,  schrijver  van  bet  bekende  schil- 
derboek, 62,  seq.  —  Karel  II  van,  65.  Cornelia  Boswijke, 
zijn  huisvrouw.  —  Karel  Til  van,  65.  —  Karel  IV  van,  in* 
stromentmaker,  67.  —  Karel  V  van,  graveur  en  kapitein,  67. 

Man  si  on,  Colard,  boekdrukker,  87. 

Mansirup,  begraafplaats  bij  het  dorp,  289. 

Mabokbh,  Hendrick  van,  134. 

Marcus,  Albert,  schepen,  128,  139.  —  Dirk,  schepen,  104. 
—  Frans,  schepen,  129. 


278  MAR— MUI. 

Mabkix  van  8T.  aldegondb,  Pb.,  222. 

Martel,  Karel,  175. 

Martensz.,  Floris,  schepen,  118,  120,  121. 

Mabt8EN,    Simon,   schepen,  106,  108,    109,  130,  131,  133, 

133,  137,  138.  —  Willem,  baljuw,  140.  —  Dirk,  boekdruk- 

ker,  87. 
Maseyck,  Cornelis,  ontvanger,  92. 
Mataram,  koning  van,  22,  93. 
Maten,   Adriaan,   commandeur  van  Malabar,  235.    Geertruy 

Susanna  Spanuit,  zqn  echtgenoot. 
Maurik,  kerk  te,  148. 
Maürits,  prins  van  Oranje.     Zie  Nassau. 
Maximiliaan,  aartshertog  van  Oostenrijk.     Zie  Oostenrqk. 
Mazarin,  Ie  cardinal  de,  199,  200,  202. 
Mêduwen,  194. 
Meetkebcke,  Adolf  de,  51. 
Meeusz.,  Claes,  schepen,  118,  120,  121. 
Mepen,  graaf  van,  80,  31,  133,  138,  139,  140. 
Meyndbbtsz.,    Herman,  135.    —    Lucas,  schepen,  129.  — 

Thymon,  134. 
Meynbrs,  N.  A.,  2°  ekwipagemeester,  158. 
Melvill,  P.,  kapitein,  158. 
Meblant,  Willem  van,  189. 
MES8ELOIER,  Meeus,  184. 
Meublinck,  Jan,  134. 

Michiblsz.,  Lucas,  van  Dordrecht,  glaesemaker,  verbrand,  116. 
Middelburg,  140,  141,  142,  143,  144.    Brief  van  den  kerken- 

raad  (1673),  74. 
Molen,  Willem  van  der,  182. 
Moltke,  graaf,  65. 
Mondbaoon,  46. 

Monnick,  Jan  de,  alias  Ferdinando  van  Gent,  127,  128. 
Mwtfoort,    172.   —   Geslacbtwapens   in   de   kerken  van  bet 

land  van,  14S.  —  Jan  van,  burggraaf,  46. 
Muiden,  Dirk  van,  183. 


MÜY— NOR.  279 

Muylwijk,  Gerrit  van,  188. 
Mulder,  Gerhardua,  pastoor  te  Oud-Zevenaar,  91. 
Müsketiee,  A.,  koopman,  159. 
Muurschildery  in  de  Geertekerk  te  Utrecht,  78. 


KT. 


Naaldwyk,  kerk  te,  148. 

Naarden,  kerk  te,  148. 

Nayen,  Jeanne  van,  echtgenoot  van  Arnold  de  Bye,  150. 

Nassau,  Hendrik  van,  heer  van  Ouwerkerk,  59.  —  Jan  van, 
16.  —  Johan  van,  bisschop.  Zie  Utrecht.  —  Lodewijk 
van,  29.  Elisabeth  van  Hornes,  zijn  gemalin.  —  Maurits  van, 
23,  59.  —  Maurits  van,  heer  van  de  Lek  en  Beverweerd, 
59.  —  Willem  van,  heer  van  Odijk,  59.  —  Willem  I  van, 
16,  17,  30,  46,  143.  Brief  van  hem  (1584),  17.  —  Wil- 
lem  Frederik  van,  stadhouder  van  Friesland,  56.  —  Willem 
Il  van,  55,  56.     Maria,  zijn  gemalin.  —  Willem  III,  209. 

Necrologium  van  het  kartuizerklooster  buiten  Utrecht,  59. 

Nederkorsl,  kerk  te,  148. 

Neder  kwartier,  geslacht  wapens  in  de  kerken  van  het,  148. 

Nederlangbroek,  kerk  te,  148. 

Negblaeb,  Wouter,  thesorier,  179. 

Nkysb,  Gqsbrecht,  188. 

Nes,  Gheraert  van,  183. 

Nicolaas,  paus,  173. 

Niergen,  Michiel  van,  schildknaap  van  keizer  Maximiliaan,  45. 

Nieüwenaab,  Adolf  van,  16,  20,  21.  Brief  van  hem  (1587),  20. 

Nydtskn,  raad,  80. 

Nyhoff,  Is.  An.,  schrqft:  Verslag  over  de  kronyk  van  Gel- 
derland, door  Johan  de  Bye,  252. 

Nijmegen,  vrede  van,  206. 

Njordmjk,  kerk  te,  148. 

Nootbn,  Mr.  N.  F.  van,  lid  van  het  Hist.  Genootschap,  61. 

Noerits,  J.,  vekloverste,  21,  24,  26.  Brief  van  hem  (1587),  24. 


880  NUT— PAC. 

Nuys,  69. 

Numan,  secretaris  van  keizer  Maximiliaan,  45. 

Nuwenveen,  ambachtsheerlijkheid,  45. 


Occo,  Sijbrant,  schepen,  108,  109,  129. 

Oderixoye,  tienden  in,  170. 

Odjjk,  166.  —  kerk  te,  148. 

Oecola.mpa.dius,  102. 

Oelne,  kerk  van,  171. 

Oldbnbarnevelt,  J.  van,  zijn  ring,  58. 

Oldenzaal,  70. 

Oloffsz.,  Dirk,  134. 

Om,  grafkamer  bij  het  dorp,  241. 

Omer,  Johan  de  St.,  Sr.  de  Moorbergen,  50. 

Oom,  Pieter,  187.  —  Willem,  188. 

Oostbroek,  klooster  van,  164,  165,  178. 

Oostenrijk,  Don  Juan  van,  47,  48,  51.  —  Keizer  Karel  V,  pro- 
ces-verbaal over  het  breken  van  zijn  zegel,  79.  —  Maximili- 
aan aartshertog  van,  44.     Charter  van  hem,  44. 

Oostenrijk,  tienden  van,  166. 

Osterhove,  167. 

Oterdum,  17. 

Otto,  bisschop  van  Utrecht.     Zie  Utrecht.  —  graaf.    Zie  Gel- 

Oude,  Gisbertns,  regulier  kanonnjk,  78. 
derland. 

Ouderkerk,  138. 

Overdevecht,  Ludolf  van,  168. 

Overijssel,  17. 

Over  kwartier,  Geslachtwapens  in  de  kerken  van  het,  148. 

Overlangbroek,  kerk  te,  148. 


Pacificatie  van  Gend.     Zie  Gend. 


PAN— PLA.  281 

Pannabrt,  Jan,  189. 

PapendrecM,  tienden  te,  167. 

Forma,  hertog  van,  16.  —  Margaretha  van,  67. 

Parra,  Abigaël  van  der,  echtgenoot  van  den  predikant  Bi- 
mersma,  824.  —  Carel  —  Cornelia.  Elisabeth  Haauw,  zyn 
echtgenoot,  224.  —  Cornelia,  225.  Geertruy  Snaanna  Span- 
uit,  zijn  echtgenoot.  —  Cornelia  Maurits.  — -  Geertruyda 
Cornelia.  —  Maria  Henretta,  echtgenoot  Tan  Wilhelm  Bei* 
nard  Albinus.  —  Maurits.  —  Jan  Adriaan.  —  Petrus  Al- 
bertns,  gouverneur-generaal,  224,  225.  Elizabeth  Petronella 
van  Aerden,  zijn  Ie  echtgenoot,  Adriana  Johanna  Bake,  zijn 
2e  echtgenoot.  Gedenkpenning  op  den  gouverneur-generaal, 
227.  Gedenkpenning  op  zijn  zilveren  bruiloft,  228,  229.  — 
Petrus  Aibertu8,  zoon  van  Petras  Albertus.  —  Rombout,  224, 
225.  Maria  Strik,  zijn  1°  echtgenoot.  —  Henrietta  Wighel- 
mana,  zijn  2e  echtgenoot. 

Pascha  lis  [I,  paus  van  Bome,  59. 

Patronaatregf,  164,  166,  171. 

Pauw,  Adriaan,  186.  —  Claes,  185,  188. 

Paz,  Jacob  de,  (Israëliet),  commissaris  te  Algiers,  158,  154,  156. 

Fendreekt,  165. 

Pbnkewabts,  Jan,  van  Leuven,  verbrand,  117. 

Pbrrb,  Van  der,  geslacht  in  Zeeland,  226.  —  Jan,  raad  en 
generaalmeester  der  munt.  —  Martinus,  226,  227. 

Pbbsyn,  Jan,  186. 

Pbtbi,  Herman us,  rector,  91. 

Petronella,  gravin.    Zie  Holland. 

Pieters,  Elizabeth,  120. 

Piet  er  8Z  ,  Cornelia,  128.  —  Dirck,  120.  Catrijn  Jans  dochter 
zjjn  huisvrouw.  —  Mens,  184.  —  Pieter,  schepen,  129. 
—  Quiryn,  verbrand,  115.  —  Bern,  102. 

Pynssbn,  Mr.  Willem,  61. 

Fyrenéeê,  traite  des,  201. 

Pit,  Claas  van,  185. 
Plattykxakbr,  Everard,  189. 


i 


282  PEN— RAD. 

Poll,  Jhr.  Mr.  W.  van  de,  lid  van  het  Hist.  Genootschep,  61, 
Pomeranus,  Johannes,  102. 
Postelen,  heer  van,  191. 
Poihnun,  tiend  te,  169. 
Potter,  Pieter,  189. 

Poule,  Antony,  koopman,  levendig  voor  den  kaaiman  gewor- 
pen, 94. 
Pouwelsen,  Jan,  99. 

Prenost,  Frederik  de,  baron  de  Reynax,  heer  van  Champagny,51. 
Proot,  Mathijs,  230,  232. 
Prouninck  yan  Deventer,  23,  24,  149. 
Putten,  Nicolaas  van,  ridder,  169. 


Quaetvoet,  Martijn,  181. 

Quintino,  Dirck  Janss.,  185. 

Quintincxsz,  Tobias,  gepijnigd  en  verbrand,  117. 


Radewijn8,  Florens,  91,  92. 
Rapin  ds  Thoyraö,  206. 
Rataller,  Jeronimus,  38. 
Rave8TEYN,  J.  van,  160. 
Ravenswaay,  kerk  te,  148. 
Rebolledo,  Spaansch  graaf,  zijn  portret,  66. 
Recalff,  Oosen,  burgemeester,  100. 
Reesbma,   Mr.   W.  Siewertsz.  van,  lid  van  het  Hist.  Genoot- 
schap, 61. 
Retmer,  Johannes,  pastoor  te  Emmerik,  91. 
Rbuersz.  ,  Albert,  genaamd  Oldeknecht,  105. 
Renmcoude,  kerk  te,  148. 
Requesens,  Don  Louis  de,  80,  46. 
Rezinchs,  Felistis,  Jans  dochter,  verbrand,  124, 
Menen,  31.  —  kerk  te,  148. 


RHE—  SCH.  283 

Bhenen,  Adriaan  van,  procureur,  87. 

Biebbeck,  J.  A.  van,  Ie  commandeur  aan  de  kaap  de  Goede 

Hoop,  229,  280.  —  Eerste  brief  van  hem  (1652),  247. 
Bije,  Gijsbrecht  van,  185. 

Rt/eland,  proces  over  het  rectoraat  der  kerk  van,  79. 
Rynsóurg,  abdij,  164.  —  kerk  van  8t.  Maria  te,  164. 
Bijser,  Jan,  schepen,  139. 
R&cyk,  kerk  te,  148. 
Rijswijk,  Wilhelm  van,  ridder,  170. 
Bimbrsma,  predikant  te  Leiden,  224.    Abigaël  van  der  Parra, 

zijn  echtgenoot. 
Binikgsn,  Eiiasz.,  Johan  van,  170,  257. 
Boblbs,  Gaspar  de,  221,  222. 
Bodenburgh,  Floris,  135.  —  Harman,  135.  —  Jan  Pieter, 

135, 138. 
Boelofsz.,  Egbert,  134,  136. 
Boeher8,  Tesselsohade,  161. 
Botaard8,  Mr.  H.,  lid  van  bet  Hist.  Genootschap  61. 

BOLLANDT,  Joh.   166. 

Boswijkb,  Cornelia,  echtgenoot  van  Karel  II  van  Mander,  65. 

Rotterdam,  kerk  te,  148. 

Bover8,  Dr.  J.  A.  C,  lid  van  het  Hist.  Genootschap  61. 

Buijsch,  Jhr.  Frederik,  burgemeester  van  Utrecht,  56. 

Bumblaer,  Stephaan  de,  70. 

Bdters,  Elsken,  120. 


Sael,  Jacob  Jansz.,  onthoofd,  129,  130. 
Sageb,  Laurens  de,  188. 
Saldantabaai,  229. 
Sandrlin,  Mr.  Arent,  61. 
Schabp,  Pieter  Jacobsz.,  134. 
Schagen,  kerk  te,  148. 
Schalkwijk,  172.  —  kerk  te,  148. 
Schalkwijk,  Gjjsbertus  de,  257. 


284  SCH— 8NE. 

Schillinkwoudb,  Jan  van,  100. 

Schenck,  Lodewijk,  37.  —  Scheock  van  Taoteoburch,  Carcl, 
87.  —  Frederik,  aartsbisschop.    Zie  Utrecht, 

SCHEREVAR,  HugO,    189. 

Scherpenbssb,  Jacob  van,  193.  —  Pieter,  192. 

Schilderyen,  148.     Zie  ook  Muurschilderij. 

8chipluident  kerk  te  148. 

Schoenmaker,  Engelbrecht,  189. 

Scuoone,  Dirck,  135. 

Schookhout,  Willem,  189. 

Schouwen,  46. 

Schröder,  Mr.  J.,  lid  van  het  Hist.  Genootschap  61. 

Schwartz,  Otto,  in  den  adelstand  verheven,  60. 

Sconegge,  Gerard,  172. 

Sept,  graaf  van,  166. 

Selwert,  Hendrik  van,  schildknaap,  173. 

Serooskerke,  rentmeester  van  Bewesterschelde,  142. 

Sybrantsz,  Wijbrant,  126. 

Symons,  Barent,  160. 

Symonsz.,  Menno,  107,  108,  115,  132. 

Syvebsz.,  Jan,  135,  137. 

Skyum,   steenen  grafkamer  bij  bet  dorp,  240. 

8lackmaat9  165. 

Slativs,  Henricns,  predikant,  26. 

Slaven  te  Algiers,  156. 

Sliedrecht,  Aernt  van,  180. 

Sloot,  Jkr.  Johan,  drost  van  Vollenhoven,  36.    EvertdeVos, 

asijn  huisvrouw. 
Sbteriïk,  140. 

Sluys,  Willem  van  der,  189. 
SmuUlrup,  grafkamers  te,  241. 
Smit,  Dirk,    189.  —  Gerrit,   135,  136.  —  Gijs  de,  189.  - 

Mr.  Jan,  188. 
SmühuUen,  tol  te,  167. 
Snellen,  C.  F.  158. 


8NE— TAP.  285 

Snbllebt,  Heter,  183. 

Skoükakrt,  raad,  80.  —  N.,  Hollandsen  edelman,  65. 

Spaanache  furie.    Zie  Antwerpen. 

Spantjit,  Qeertruy  Sasanna,  echtgenoot  van  Corn.  ran  der  Parra, 

225.   2e  echtgenoot  van  Adriaan  Maten. 
Sparendam,  Trijn  Floris  v.,  101. 
Speksteen,  Klaas,  184. 
Spiering,  Frans,  tapijtwerker  te  Delft,  62. 
Sptsbn,  Jan,  priester,  54. 
Spoormakbb,  Claas,  180. 
Sprooe,  grafkamer  te,  241. 
Stakbnbürg,  Hendrik  v.,  168. 

Stanley,  William,  Eng.  edelman,  kolonel,  19,  20,  22,  26. 
Staontholty  ovale   begraafplaats  te,  240. 
Stephanus,  proost  van  St.  Pieter,  169.  —  deken,  256. 
Stbuckeb,  Jean  et  Daniel,  boekhandelaars,  198,  218. 
Stickel,  Willem,  106. 
Stoeldraaijer,  Meus,  188.  —  Melis,  189. 
Moetwegen,  165. 
8Umtenburgt  slot,  172. 

Stodtenbürg,  Everard  van,  170.  —  Walterus,  256. 
Strylamt,  167. 

Stbypbn,  Harman  Dapper  van  der,  165. 
Strick,  opperkoopman,  224.  —  Maria,  echtgenoot  van  Bomb. 

van  der  Parra,  224,  225. 
8üYDER,  Mr.  Jan,  104. 
Sutlbnbobgh,  Arend  van,  56. 
Bots,  raad,  80. 

8wmm*gen,  grafkamer  bij  het  dorp,  241. 
Swabboogh,  Jan  Pietersz.,  135. 
Swevbgbm,  heer  van.    Zie  F.  de  Halewtyn. 


T. 


TafeUaai,  229. 
Tapijten,  68,  64. 


286  TAX— ULL. 

Taxib,  veldoverste,  16,  20,  26. 

Teyngh,  Frans,  schepen,  128. 

Tellier,  mr.  Le,  199,  201,  110. 

Tempel,  Jacob  fan  der,  180. 

Temple,  W.,  clievalier,  206,  208. 

Ttrheyden,  kerk  te,  148. 

Texel,  tienden  te,  165. 

Theyssen,  Johannes  Theodorus,  pastoor  te  Xanten,  91. 

Thyra,  koningin  van  Denemarken.    Zie  Denemarken. 

Thimans,  Jacob,  37.  —   Peter,  van  Zutphen,  verbrand,  122. 

Thoni89EN,  Cornelis,  schepen,  128. 

TielmaN8,  Barbara,  verbrand,  117. 

Tielnwurd,  rechter  van,  40. 

Tknkooen,  kerk  te,  148. 

Timmerman,  Gerrit,  188. 

Toitelart,  Herman,  scjiepes  te  Utrecht,  171. 

Tolltus,  Jacob,  consul  te  Algiers.  155,  156. 

Tongerloo,  abdij  van,  171,  172. 

Traotaat  met  de  regering  van  Algiers  (1679),  153. 

Trigt,  kerk  te,  148. 

Teijntqen,  Dirks  dochter,  verdronken,  119. 

Trintvelt,  tienden  van,  164. 

Tüyll   van   3EROOSKBKKBN,  Jhr.  Philibert  van,  56.  —  Jhr. 

Kenier  van,  56. 
Turvrr,  Symon,  249. 


ÜUerup,  grafkamer  te,  241, 

Utermathe,  Willem,  166. 

Utrecht,  21,  84,  51.  —  Geslachtwapens  in  de  kerken  te,  148. 
—  Domkerk  te,  162.  —  Duitsche  huis  te,  164.  —  Muur- 
schilderij  in  de  Geertekerk  te,  78.  —  Kerk  van  St.  Jan  te, 
165.  —  Karthuiierklooster  buiten,  59.  —  Abdy  v.  St.  Pau- 
lus  te,  165.  —  Abdij  van  St.  Servaas  te,  166.  —  Vrouwen- 
klooster bij,173.  —  Kasteel  Vredenburg  te,  221.  —  Berooid, 


TRI— VAK.  287 

bisschop,  165.  —  David  van  Bourgondie,  bisschop,  44.  — 
Frederik  van  Blankenheim,  bisschop,  178.  — Frederik  Schenk 
van  Tautenbarg,  aartsbissch.,  34.  • —  Godfried,  bisschop,  166. 

—  Hendrik  van  Beijeren,  bisschop,  34.  —  Hendrik  van  Vi- 
|  anden,  bisschop,  162,  164,  166,  170,  172.  —  Jan  van  Zy- 
!           riek,  bisschop,  162.     Brief  van  hem  (1294),  255.  —  Johan 

van  Nassau,   bisschop,   162,   164.  —  Otto,   bisschop,  165. 

—  Willem,  bisschop,  173. 
Uutvblt,  Gillis  van,  180. 

!  v 

{       VaTder  Boomscher  kereken,  geschrift,  127. 


Vantt  begraafplaats  bij  het  dorp,  240.  * 

Vechten,  170. 

Vechten,  Hendrik  van,  schildknaap,  169. 

Vechtersz.,  Jan,  schepen,  129. 

Velden,  Diderik  van,  167. 

Véken,  kerk  van,  168. 

Velthuijsen,  Dirck  van,  oud-burgemeester  van  Utrecht,  66. 

Velum,  16,  18,  19. 

Verbürg,  Jan,  108.     Aaf  en  Neel  sijne  dochters. 

Vere,  141,  142. 

Verloren,  Hein,  186.  —  Henrick,  189. 

Verheer,  Theodorus,  predikant  te  Batavia,  227. 

Verwaten,  Dr.  F.,  lid  van  het  Hist.  Gen.  61. 

Vbtgen,  Pieter,  99. 

Vianden,  bisschop  Hendrik  van.    Zie  Utrecht. 

Vianen,  kerk  te,  148. 

Vianen,  Hubert  van,  schildknaap,  169. 

Vier,  Le,  libraire,  215. 

Ville,  baron  van,  stadhouder  van  Friesland,  222. 

Vingentsbn,  Reijer,  114.   Dieuwer  Hansen  zijn  huisvrouw. 

Pinkel,  grafkamer  bij  hel  dorp,  240. 

Vlaanderen,  Willem  van,  graaf  van  Namen,  174. 

Vlas,  Wouter,  185,  186,  190.     Geertruid  z\jn  wijf. 


288  VLI— WEE. 

Vlieht,  Peter  Willemsz.  van,   kapellaan  van  Frederik  Schenk 

?an  Tautenburcb,  35. 
Weringen,  141,  142. 
Vloten,  Gerard  Taetae  van,  168. 
Vogelaar,  Beinier,  190. 
Vollen  hoven,  Van,  koopman,  157. 
Voorburg,  kerk  te,  148. 

Voorne,  Gerard  van,  ridder,  167.  —  Wilhelmus,  257. 
Foonchoten,  kerk  te,  148. 
Vos,  Cop,  186.    —  Jufvrouw  Evert  de,   echtgenoot  van  jbr. 

Johan  Sloot,  36.  —  Yan  Steenwyck,  Jan  Henrick  de,  drost 

van  Koevorden,  36. 
Vranccensz.,  Gysbrecht,  191. 
Fredeland,  slot  te,  170.  —  kerk  te,  148. 
Fuuneke,  kerk  te,  148. 


Waeijen,  Johannes  van  der,  97. 

Wasl,  Aeltgen  de,  120.  —  Franc,  de,  134.  —  Gherard  de, 

187.  —  Jacob  de,  190. 
Waardenburg,  kerk  te,  148. 
Waqensvelt,  vice-commandenr,  92. 
Wakkeren,  141,  142. 
Walechsz.,  Willem,  134. 
Wallen,  Van  der,  koopman,  157. 
Waf,   Dr.  J,  J.  F.,  schrift  over  de:    Geheime   briefwisseling 

van  Bilderdijk,  89,  90.    Over  de  overblijfselen    van  Geert 

Grote  en  Florena  Badewijns,  91. 
Waterland,  84. 
Waveren,  172. 
Wede,  tiend  van,  169. 
Wederdoopers,  83. 
Wederteke,  170. 
Wedheb,  ridder,  169. 
Wesde,  De,  157. 


VRA-WIC.  289 

Weerde,  45. 

Weilkuserbroek,  172. 

Weitszen,  raad,  80. 

Weldige,  Nicolaas  de,  ridder,  171. 

Werdi,  Hendriksz.,  Diderik  Tan,  171. 

Werkhoven,  168.   —    kerk  te,  148. 

Wesemale,  Arnold  van,  ridder,  171,  172.  Elisabeth,  zyn  ge- 
malin. —  Gerard  van,  ridder,  172. 

Westbroek,  kerk  te,  148. 

Weeterlo,  kerk  van,  171,  172. 

Wevers,  Gerrit.    Zie  Oerrit  Dirksz. 

WicauEFOBT,  Abr.  de,  196  aeq.  —  Joachim  de,  200. 

WtelreveU,  tienden  in,  170. 

Weer.    Zie  Wedher. 

Wighelmans,  Henrietta,  2»  echtgenoot  van  Romboat  van  der 
Parra,  225.  —  Magnus,  Perzisch  directeur,  225. 

Wijk,  Uaveze  van,  ridder,  167,  172.    Sophia,  z\jn  gemalin.  — 
Stephaan  van,  ridder,  172. 

W$k  *£  Duurstede,  16,  17,  20,  22,  24,  55,  56.  —  kerk  te, 
|  148. 

(.       Wijngaarden,  D.  van,   158.  —  Floris   van,   ridder,  61.  — 
Wormbout  van  den,  179,  190,  191. 

Wijngaert,  Jan  Willemsz.,  185. 

Wilkbs,  Th.,  28. 

Willem,  Johan  de,  koopman,  63. 

Willem,  Roomsen  koning.  Zie  Holland.— bisschop  van  Utrecht. 
Zie  Utrecht.  —  I,  prins  van  Oranje.     Zie  Nassau. 

Willemsz.,  Jan,  schepen,  104,  118,  120,  121. 

Willerval,  heer  van,  50. 

Williamson,  Guillaume,  chevalier,  205,  208,  209. 

Wilsson,  Engelsch  kapitein,  24. 

WiscHE,  Johan  van,  schildknaap,  178. 

Wusenkerke,  141. 

With,  Pieter  Jansz.  de,  133,  seq. 

Witt,  C.  de,  197,  —  J.  de,  199,  203,  205,  208,  219,  220. 
XII.  J.  19 


wo  wrr-zui. 

Wittrnhorst,  Johan  van,  31. 

Woerden,  kerk  te,  148. 

Woudenberg,  kerk  te,  148. 

Woutersz.,  Cornelis,  schepen»  98. 

Wouw,  slot  te,  26. 

Wten-Engh,  Jacobns,  deken  van  St.  Pieter,  69. 

Wuohteb,  Abraham.  Hollandsen  schilder,  66. 

Wulven,  huis  te,  148. 

Wulven,  Ernst  van,  172. 


Xanten,  69. 

U. 

T/peren,  archief  van,  221. 
IJsbrantsz.,  Jan,  schepen,  98. 
IJselstem,  170.  —  kerk  te,  148. 
JJvoy  van  mijdrecht,  Baron  d',  148. 


Zadel,  Ogsbrecht,  zoon  van  Oerrit,  194. 

Zas,  Jan,  189. 

Zeelander,  Jan,  189.  —  Pieter,  185. 

Zegels,  79,  80. 

Zegbrs,  Mr.  Gelijn,  61. 

Zetst,  Godefried   van,   ridder,  164.  —  Johaones,   zqu  bood, 

Aleid,  Hildegond  en  Petronella,  zijne  dochters,  166. 
Zeil,  dnc  de,  210. 
Zibboltsz.,  Claes,  120. 
Zierikzee,  46. 

Zijrick,  Jan  van,  bisschop.    Zie  Utrecht. 
Zodmond,  kerk  te,  148. 
Zuoher,  Noydekyn,  188. 
Zuidbevdand,  141,  142,  144. 


i 


ZUY-ZWO.  291 

Ayfe»,  kerk  te,  148. 

Zuyun,  Otto  van,  168.  —  Stephanus  fan,  165. 
Zuipken,  16,  17,  19,  24. 
Zvüs,  Dirk,  189. 
Zwammerdam,  kerk  te,  148. 

Zwedm,  Christiaan  IV,  koning  van,  62,  64.  —  Frederik   II, 
koning  van,  62. 

ZWETBNBOKCH,   Hac  Ül,   191. 

ZwuKBBseT,  L.  van,  makelaar,  158. 
Zwoto,  222. 


KRONIJK 


HISTORISCH   GENOOTSCHAP 

GEVESTIGD 


Mtertiemde  Jam>gm»g  ±&&9 


DERDE  SERIE. 


DIEDS     D*KL. 


>>■■»■»<■ 


UTRECHT, 

KEMDSfK  EN  ZOON, 

1857. 


THE  NEW  YORK 

FÜBL1CLIBRARY 

-  i  ;;.?•:•■ 

A8TOR,  LENOX  AND 
TILD6N  FOÜNDATION8. 

1898 


NAAMLDST  DER  LEDEN 


HISTORISCH    GENOOTSCHAP 


GIVI8TIOD 


te   UTRECHT. 


BESTUUB. 

Mr.  N.  P.  J.  Kien,  Burgemeester  der  stad  Utrecht,  Honorair 

Voorzitter. 
Jnr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  Eerste  VoortiUer. 
Dr.  S.  Karaten,  Tweede  Voorzitter. 
Mr.  H.  Hooft  Graafland,  Eerde  Secretarie. 
Mr.  J.  A.  Grothe,  Tweede  Secretarie. 
Jnr.  C.  A.  Bethaan  Macaré*,  Eerde  Bibüothekaru. 
Mr.  X  I.  D.  Nepveu,  Tweede  BibliothekarU. 
Mr.  H.  A.  B.  Yosmaer,  Pennmgmeeeter. 


6 
HONOBAIRE  LEDEN. 

Dr.  J.  J.  Altmeyer,  te  Brussel 

Dr.  J.  M.  F.  Birnbaum,  te  Giessen. 

Jhr.  Ph.  Blommaert,  te  Gent. 

Dr.  A.  Borgnet,  te  Luik. 

Dr.  J.  Bo wring,  te  Londen. 

Dr.  J.  G.  Barman  Becker,  te  Koppenhagen. 

E.  de  Busscher,  te  Gent 

U.  Capitaine,  te  Luik. 

C.  Carton,  te  Brugge. 

Fr.  Cramer,  te  Straalsond. 

Dr.  J.  David,  te  Leuven. 

Mr.  Prudens  van  Duyse,  te  Gent. 

Dr.  H.  A.  Erhard,  te  Munster. 

E.  van  Even,  te  Leuven. 
L.  P.  Gachard,  te  Brussel 
Jhr.  J.  J.  de  Geer,  te  Utrecht. 
Dr.  J.  Gervinus,  te  Heidelberg. 
Dr.  H.  Grote,  te  Hanover. 

Mr.  M.  C.  van  Hall,  te  Amsterdam. 
Xavier  Heuschling,  te  Brussel 

F.  Kügler,  te  Berlyn. 

P.  Lansens,  te  Couckelaere. 

Dr.  J.  M.  Lappenberg,  te  Hamburg. 

L.  J.  Lardner,  te  Londen. 

L.  von  Ledebür,  te  Berlyn. 

G.  Leirens,  te  Gent. 

Th.  Babington  Macaulay,  te  Londen. 

A.  Mathieu,  te  Brussel 

A.  L.  Graaf  de  Mélano,  te  Londen. 

F.  H.  Mertens,  te  Antwerpen. 
Bidder  Jules  Pautet,  te  Beaune. 

G.  H.  Pertz,  te  Berlyn. 

Dr.  P.  F.  X.  de  Kam,  te  Leuven. 


F.  von  Baumer,  te  Breslau. 

F.  Bens,  te  Gent 

A.  de  Beume,  te  Brussel. 

Dr.  O.  J.  Boeenkranz,  te  Manster. 

J.  Baron  de  Saint-Genois,  te  Gent 

A.  G.  B.  Schayes,  te  Brussel. 

W.  A.  Baron  Schimmelpenninck  Tan  der  Oye,  te  Zntphen. 

Mr.  G.  L.  Schüller  tot  Fcursum,  te  Utrecht 

G.  F.  Serrure,  te  Gent. 

Dr.  F.  A.  Snellaert,  te  Gent 
G.  Stroobant,  te  Lembeeq. 
K.  L.  Torfs,  te  Antwerpen. 
Dr.  L.  Tross,  te  Hamm. 
Dr.  G.  Ullmann,  te  Halle. 
F.  Verachter,  te  Antwerpen. 
A.  Wanten,  te  Brussel. 
Dr.  J.  J.  F.  Wap,  te  Utrecht 

Jhr.  Mr.  A.  M.  G.  van  Asch  van  Wyck,    Oud-VoomUer  dêt 
Genootschap*. 

GEWONE  LEDEN. 

Mr.  J.  Ackeradjjck,  te  Utrecht 

Mr.  M.  G.  Baron  van  Alderwerelt  Houfeujn,  te  Arnhem. 

Jhr.  F.  Opperdoes  Alewyn,  te  Hoorn. 

W.  Alewyn  Fz.,  te  Amsterdam. 

H.  A.  van  den  Wall  Bake,  te  Utrecht 

Jhr.  Mr.  F.  W.  A.  Beelaerts  van  Blokland,  te  Rotterdam. 

L.  M.  Beek,  te  Amsterdam. 

Dr.  N.  Beets,  te  Utrecht 

N.  F.  van  den  Berg,  te  Botterdam. 

Mr.  J.  J.  Teding  van  Berkhout,  te  Amsterdam. 

Mr.  F.  J.  Teding  van  Berkhout,  te  Amsterdam. 

Mr.  M.  Bichon  van  Usselmonde,  te  Botterdam. 

Dr.  W.  Bisschop,  te  Dordrecht 


8 


Mr.  J.  T.  Bodel  Nijenhuis,  te  Leyden. 

Mr.  W.  R.  Boer,  te  Utrecht. 

W.  A.  Boers,  te  Utrecht 

Mr.  C.  W.  J.  Baron  van  Boetzelaer  van  Dubbeldam,  te  Utrecfct 

Dr.  A.  van  der  Boon  Cz.,  te  Zaandam. 

Jhr.  W.  Boreel  van  Hogelanden,  te  Haarlem. 

Dr.  J.  Borsius,  te  Middelburg. 

Jhr.  H.  van  den  Bosch,  aan  de  Bilt. 

Dr.  J.  Bosscha,  te  Amsterdam. 

Mr.  P.  van  den  Brandeler,  te  Dordrecht 

Mr.  B.  Baron  van  Br  engel,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  F.  A.  Broers,  te  Utrecht. 

H.  Broese,  te  Aardenburg. 

Mr.  P.  A.  S.  van  Limburg  Brouwer,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  A.  Brugmans,  te  Amsterdam. 

C.  W.  Bruinvis,  te  Alkmaar. 

D.  D.  Büchler,  te  Amsterdam. 
A.  J.  de  Buil,  te  Amsterdam. 

Mr.  A.  J.  van  Beeck  Calkoen,  te  Utrecht 
Dr.  G.  Munnicks  van  Geeff,  te  Utrecht. 
G.  Craeyvanger,  te  Utrecht 
Ji.  H.  van  Dale,  te  Sluis. 
Mr.  J.  van  Dam  van  Noordeloos,  te  Rotterdam. 
Mr.  A.  Deketh,  te  's  Gravenhage. 
G.  H.  M.  Delprat,  te  Rotterdam. 
Mr.  W.  M.  J.  van  Dielen,  te  Utrecht 
Dr.  J.  I.  Doedes,  te  Rotterdam. 
Mr.  O.  G.  de  Balbian  van  Doorn,  te  Utrecht 
Mr.  J.  van  Doorninck,  te  Zwolle. 
Dr.  J.  C.  Drabbe,  te  Ryswyck. 
J.  ab  Utrecht  Dresselhuis,  te  Wolphaartsdjjk. 
F.  A.  Ebbinge  Wubben,  te  Staphorst 
A.  van  Eek,  te  Zierikzee. 
J.  van  Eik,  te  Amsterdam. 
Jhr.  Mr.  F.  J.  Elout  van  Soeterwoude,  te  's  Gravenhage. 


9 


Jhr.  W.  I.  C.  Rammelman  Elsevier,  te  Leyden. 

Dr.  O.  A.  Engelbregt,  te  Doesburg. 

Mr.  EL  J.  Engelkena,  te  Groningen. 

Mr.  J.  J.  Ermerins,  te  Zierikzee. 

Mr.  D.  J.  van  Ewyck  van  de  Bilt,  te  Utrecht. 

Mr.  F.  N.  M.  Eyck  van  Zuylichem,  te  Maartensdijk. 

F.  W.  Fabius,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  J.  Fabius,  te  Assqn. 

Mr.  H.  O.  Feith,  te  Groningen. 

Mr.  C.  Fock,  te  Wijk  by  Duurstede. 

Jhr.  Mr.  C.  van  Foreest,  te  Heilo. 

Mr.  G.  D.  Franquinet,  te  Maastricht 

Jhr.  Mr.  E.  L.  de  Geer,  te  Amsterdam. 

Jhr.  Mr.  J.  J.  de  Geer  van  Rijnhuizen,  te  Jutphaas. 

E.  F.  Georges,  te  Utrecht. 

Mr.  S.  J.  van  Geuns,  te  Utrecht. 

Mr.  J.  K.  Baron  van  Goltstein,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  G.  E.  van  Goor,  te  Amsterdam. 

J.  Goudriaan,  te  Leyden. 

Mr.  J.  van  's  Graven  weert,  te  Oosterbeek. 

Mr.  G.  Groen  van  Prins  ter  er,  te  's  Gravenhage. 

Jhr.  J.  P.  Cornets  de  Groot  van  Kraaijenburg ,  te  's  Gravenhage. 

Dr.  J.  C.  Hacke,  te  Nieuw-Loosdrecht 

Dr.  J.  H.  Halbertsma,  te  Deventer. 

Mr.  F.  A.  Baron  van  Hall,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  J.  van  Hall,  te  Utrecht 

Mr.  W.  J.  G.  van  Hasselt,  te  Amsterdam. 

Mr.  B.  T.  Baron  van  Heemstra  van  Froma  en  Eibersbnren, 

te  Usselstein. 
Jhr.  Mr.  H.  J.  van  der  Heim,  te  's  Gravenhage. 
Dr.  A.  A.  van  Heusden,  te  Breda. 
B.  L.  G.  van  den  Heuvel,  te  Usselstein. 
Mr.  J.  Hinlópen,  te  Utrecht 
W.  P.  Hoevenaar,  te  Utrecht 
Mr.  H.  M.  Hofman,  te  Utrecht. 


10 


Dr.  J.  Hoffmann,  te  Leyden. 

J.  W.  Holtrop,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  J.  C.  M.  van  den  Honert,  te  Brielle. 

J.  Honig  Jz.  Jr.,  te  Zaandijk. 

Mr.  E.  Huydecoper  van  Nigte  vecht,  te  Utrecht 

Jhr.  Mr.  J.  Huydecoper  van  Maarsseveen,  te  Maarsseveen. 

F.  H.  G.  van  Iterson,  te  Leyden. 

B.  A.  J.  Baron  van  Ittersum,  te  Brommen. 

H.  Q.  Janssen,  te  St.  Anna  ter  Muiden. 

Mr.  J.  C.  W.  Le  Jeune,  te  Wageningen. 

Jhr.  Mr.  W.  C.  M.  de  Jonge   van  Ëllemeet,   te  Ooat-Kapelle. 

Mr.  W.  H.  Cost  Jordens,  te  Deventer. 

Dr.  H.  H.  Kemink,  te  Utrecht 

J.  M.  van  Kempen,  te  Utrecht 

Jhr.  Mr.  J.  de  Bosch  Kemper,  te  Amsterdam. 

Jhr.  C.  P.  L.  van  Kinschot,  te  Assen. 

Jhr.  G.  L.  F.  van  Kinschot,  te  Maastricht 

Mr.  J.  A.  Kluppel,  te  Alkmaar. 

Mr.  K.  J.  F.  C.  Kneppelhout  van  Sterkenburg,  te  Leyden. 

W.  J.  Knoop,  te  Leeuwarden. 

Mr.  H.  J.  Koenen ,  te  Amsterdam. 

Mr.  J.  S.  G.  Koning,  te  Wedde. 

G.  Kuyper  Hzn.,  te  Muiden. 

A.  van  Lee,  te  Amsterdam.  j 

J.  H.  van  Lennep,  te  Amsterdam. 

P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam. 

Jhr.  Mr.  J.  W.  van  Loon,  te  Amsterdam. 

Mr.  0.  Th.  Baron  van  Lynden  van  Sandenburg,  te  Utrecht 

Mr.  W.  Baron  van  Lynden,  te  Nijmegen. 

Mr.  C.  van  Marie,  te  Utrecht 

Jhr.  Mr.  J.  C.  Martens  van  Sevenhoven,  te  Utrecht 

Mr.  G.  J.  de  Martini,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  A.  de  Meester,  te  Harderwijk. 

Mr.  A.  A.  J.  Meylink,  te  's  Gravenhage. 

Dr.  W.  Moll,  te  Amsterdam. 


11 


P.  M  Montgn,  te  Oudewater. 

C.  y.  £.  van  der  Bilt  la  Motte,  te  Oisterwijk. 

Mr.  P.  J.  van  der  Muelen  van  Maarssenbroek ,  te  Utrecht. 

F.  Muller,  te  Amsterdam. 

F.  Nagtglas,  te  Middelburg. 

Mr.  L.  J.  Nepveu  tot  Ameyde,  te  Zwolle. 

P.  M.  Netscher,  te  's  Gravenhage. 

J.  W.  van  der  Noordaa,  te  Utrecht. 

Dr.  M.  J.  Noordewier,  te  Assen. 

J.  J.  F.  Noordziek,  te  's  Gravenhage. 

J.  Noot,  te  Harderwijk. 

Mr.  N.  F.  van  Nooten,  te  Utrecht. 

Mr.  Is.  An.  Nijboff  Az.,  te  Arnhem. 

P.  Nijhoff,  te  Arnhem. 

Jhr.  Mr.  A.  A.  van  Oldenbarneveld,  genaamd  Witte  Tullingh, 

te  Utrecht 
Dr.  G.  G.  ft.  Ontijd,  te  Brammen. 
Dr.  J.  ).  van  Oosterzee,  te  Botterdam. 
Jhr.  J.  Ortt  van  Schonauwen,  te  Utrecht. 
Mr.  B.  G.  A.  Pabst,  te  Utrecht. 
Jhr.  Mr.  J.  M.  van  Pabst  van  Bingerden,  te  Nijmegen. 
Mr.  A.  A.  Wulfften  Palthe,  te  OldenzaaL 
Jhr.  Mr.  M.  G.  Paspoort  van  Grijpskerke,  te  Middelburg. 

A.  Perk,  te  Hilversum. 

Mr.  A.  Philips,  te  Amsterdam. 
Jbr.  Mr.  W.  van  de  Poll,  te  Tiel. 

B.  de  Poorter,  te  Utrecht 
Mr.  O.  van  Bees,  te  Utrecht 

Mr.  W.  Siewertsz  van  Beesema,  te  Botterdam. 

L  H.  W.  van  Aylva  Baron  Bengers,  te  Maastricht 

M  Boest  Mz.,  te  Amsterdam. 

Mr.  H.  G.  Bomer,  te  Utrecht. 

Dr.  B.  C.  H.  Bomer,  te  DeiL 

Dr.  J.  A.  C.  Bovers,  te  Utrecht 

Mr.  H.  Boyaards,  te  Utrecht, 


IS 


G.  Baron  de  Salis,  te  's  Gravenhage. 

Mr.  E.  A.  Sandbrink,  te  Appingadam. 

J.  G.  de  Hoop  Scheffer,  te  Amsterdam. 

Dr.  P.  Scheltema,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  A.  IJssel  de  Schepper,  te  OUt 

A.  D.  Schinkel,  te  's  Gravenhage. 

Dr.  G.  D.  J.  Schotel,  te  Tilburg. 

Mr.  J.  Schröder,  te  's  Gravenhage. 

C.  D.  Schüller,  te  Amsterdam. 

Mr.  L.  C.  Hora  Siccama,  te  Utrecht. 

Jhr.  J.  P.  Six  van  Hillegom,  te  Amsterdam. 

Jhr.  H.  Baerdt  van  Sminia,  te  Bergum. 

W.  B.  Stoof,  te  Utrecht 

Mr.  G.  N.  de  Stoppelaar,  te  Middelburg. 

Mr.  J.  H.  de  Stoppelaar,  te  Middelburg. 

Y.  D.  C.  Suermondt,  te  Utrecht. 

Jhr.  Mr.  D.  M.  van  Dusseldorp  de  Superville,  te  Middelburg. 

J.  8 wart,  te  Amsterdam. 

Mr.  H.  J.  Swaving,  te  Groenlo. 

Mr.  K  W.  Tadama,  te  Zutphen. 

Mr.  A.  Telting,  te  Franeker. 

Dr.  P.  H.  Tydeman,  te  TieL 

Jhr.  W.  F.  Trip  van  Zoudtlandt,  te  Uitwyk. 

Mr.  W.  R  Baron  van  Tuyll    van    Serooskerken    van    Zuylen 

te  Zuylen. 
Dr.  D.  J.  Veegens,  te  Amsterdam. 
Mr.  M.  Verbrugge,  te  Middelburg. 
Mr.  P.  Verloren  van  Themaat,  te  Utrecht. 
Dr.  P.  J.  Vermeulen,  te  Utrecht. 
Mr.  L.  G.  Vernée,  te  Haarlem. 
Dr.  T.  Verwayen,  te  Maastricht. 
Dr.  P.  J.  Veth,  te  Amsterdam. 
F.  H.  de  Veye  de  Burine,  te  Utrecht 
Dr.  L.  G.  Visscher,  te  Utrecht 
Dr.  N.  P.  Visscher,  te  Utrecht 


13 


Mr.  A.  E.  Visser,  te  Brielle. 

J.  P.  yan  Vis  vliet,  te  Middelburg. 

Mr.  H.  Vollenhoven,  te  'sGravenhage. 

J.  J.  van  Vollenhoren,  te  Utrecht. 

J.  J.  van  Voorst,  te  Amsterdam. 

Mr.  G.  W.  Vreede,  te  Utrecht. 

Dr.  A.  de  Vries,  te  Haarlem. 

Dr.  M.  de  Vries,  te  Leyden. 

Dr.  A.  Vrolik,  te  'sGravenhage. 

Mr.  W.  F.  U.  Baron  van  Wassenaer  tot  Catwqck,  te  Bennekom. 

Mr.  S.  de  Wind,  te  Middelburg. 

A.  Winkler  Prins,  te  Veendam. 

B.  W.  Wttewaal,  te  Leyden. 

Jhr.  Mr.  L.  11.  van  Asch  Tan  Wyck,  te  Wqk  hg  Duurstede. 
J.  G.  Waldkireh  Zieppreeht,  te  Leyden. 


14 
GENOOTSCHAPPEN  of  INMGTINGEN, 

MET  WELKE   HET    HISTORISCH    GENOOTSCHAP   GEVESTIGD 
TE  UTRECHT  DOOR  RUILING    VAN   WERKEN  IN  BE- 
TREKKING  STAAT. 

Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen,  te  Amsterdam, 

Provinciaal  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen 
in  Noord-Brabant,  te  's  Hertogenbosch. 

Provinciaal  Utrechtsen  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten- 
schappen, te  Utrecht 

Friesch  Genootschap  van  Geschied-,  Oudheid-  en  Taalkunde, 
te  Leeuwarden. 

Maatschappij  der  Nederlandsche  Letterkunde  te  Ledden. 

Geschied-  en  Oudheidkundig  Genootschap  te  Maastricht» 

Société  pour  la  recherche  et  la  conservatkm  des  monument 
historiques  du  Grand-duché  de  Luxembourg,  te  Luxemburg. 

Bataviaasch  Genootschap  van  Kunsten  en  Wetenschappen, 
te  Batavia. 

Indisch  Genootschap ,  onder  de  zinspreuk :  Onderzoek  1M 
tot  waarheid,  te  's  Gravenhage. 

Stads  Bibliotheek,  te  Amsterdam. 

Openbare  Bibliotheek,  te  Arnhem. 

Académie  royale  des  Sciences,  des  Lettres  et  des  Beaux-srb 
de  Belgique,  te  Brussel. 

Académie  d' Archéologie  de  Belgique,  te  Antwerpen. 

Société  des  Gens  de  Lettres  belges,  te  Brussel. 

Société  Archéologique  de  Namur,  te  Namen. 

Société  Scientifique  et  Littéraire  du  Limbourg,  te  Tongeren. 

Société  royale  des  Beaux-arts  et  de   Iittérature,  de  Gani 

Institut  Archéologique  liégois,  te  Luik. 

Société  de  1'Histoire  et  des  Beaux-arts  de  la  Flandre  m* 
ritime  de  France,  te  Bergues. 

KöniglichBayerische  Akademie  derWissenschaften,  teMuncheo. 

Yerein  fïïr  Hamburgische  Geschichte,  te  Hamburg. 

Oberlauaitzische  Gesellschaft  der  Wissenschaften,  te  Görlitz. 


15 


Geeehiehts-  and  Alterthumsforschende  Geseüschaft  des  Os- 
terlandes,  te  Altenburg. 
Germaniache  Museum,  te  Neurenberg. 
Smithsonian  Institution,  te  Washington. 


RAPPORTEÜBS. 

Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré',  voor  de  provinciën  Noord-Bra- 
bant,  Zeeland  en  Limburg. 

Br.  8.  Kanten ,  voor  de  provinciën  Gelderland  en  Overijssel. 

Mr.  H.  Hooft  Graafland,  voor  de  provinciën  Noord-  en 
Zuid-Holland. 

Mr.  J.  A.  Grothe,  voor  de  provinciën  Friesland,  Groningen 
en  Drenthe. 

Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer,  voor  de  Oost-  en  West-Indi- 
sche bezittingen. 

Dr.  S.  Karsten,  voor  de  Engelsche,  Fransen*  en  Duiteche 
leden. 

Mr.  J.  I.  D.  Nepveu,  voor  de  Belgische  en  Deensche  leden. 


COMMISSEEN. 

Communie  van  Redactie. 

Jhr.  Mr.  B.  J.  L.  de  Geer. 
Mr.  H.  Hooft  Graafland. 
Mr.  J.  A.  Grothe. 

Commissie  voor  de  Nederïandsehe  Kunstgeschiedenis. 

E.  F.  Georges. 
B.  de  Poorter. 
G.  Graeyvanger. 

Commissie  voor  de  Sphragistiek. 

Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré'. 
Jhr.  J.  J.  de  Geer. 
Jhr.  J.  P.  Six  van  Hillegom. 
E.  F.  Georges. 


16 


Commune  voor  de  Nederkmdecke  Gedacht-  en  JTapenbmk 

Jhr.  G.  A.  Bethaan  Macaré. 

Jhr.  J.  J.  de  Geer. 

Mr.  H.  Hooft  Graafiand. 

Mr.  E.  Huydecoper  van  Nigtevecht 

Oommiêiie  voor  de  Nederlandscke  Archeologie  en  müdd- 

Mr.  F.  N.  M.  Eyck  van  Zuylichem. 
B.  de  Poorter. 

Jhr.  J.  Ortt  van  Schonauwen. 
Mr.  J.  L  D.  Nepyeu. 

Oommissie  voor  de  Nederlandscke  Penmngbmde. 

Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré. 
F.  H.  de  Yeye  de  Burine. 
Dr.  G.  Munnicka  Tan  Cleeff, 

Commissie  betreffende  de  uitvinding  der  óoekdrukkmut. 

Dr.  N.  P.  Viascher. 


1  Vergader!»*.    S  Jrav»rtj  *S#*. 

Bibliotheek.  —  Archief  van  IJsselstein.  —  Uitspraak  non  bisschop 
Jam  van  Viest  m  de  geschillen  tusschen  den  graaf  va»  Benthem 
en  den  keer  van  Stemfurt.  —  Tuitten  tusschen  jen  bisschop 
van  Utrecht  en  den  heer  van  Wi/sch  in  1490. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

?an  Mr.  J.  I.  D.  Nepveu,  te  Utrecht: 

Geldersehe  Folfs-  Almanak  voor  het  jaar  1857.  28«  Jaargang. 
Arnhem,  1857. 

ütreehteche  Volksalmanak  voor  het  foor  1857.     Utrecht 

van  den  Beer  H.  CL  Janssen,  te  8t.  Anna  ter  Muiden: 

De  Kerkhervorming  te  Brugge.  Een  historisch  tafereel  voor 
christenen ,  die  voedsel  toeken  voor  den  geest  en  op  Gods  wegen 
leüen,  door  H.  CL  Janssen.    In  2  doelen.    Rotterdam,  1856. 

Afscheidsrede  te  Frouwepolder  en  Intreérede  te  Sint  Anna  ter 
Muiden*  gehouden  25  Maart  en  l  April  1855,  door  H.  CL 
Janssen.    Middelborg. 

Nalezingen  aangaande  /SU.  Anna  ter  Muiden,  door  H.  CL  Jans- 
sen. (Afdrukken  nit  Cadsandria,  Zeeuwsch-Flaamsch  Jaarboekje 
voor  1855  en  1856). 

van  Jbr.  D.  M.  van  Dusseldorp  de  Superville,  te  Middelburg: 

Lettervruchten  aan  de  Geschiedenis  ontleend,  door  D.  M.  de 
Superville.     Middelburg,  1856. 

van  Dr.  J.  J.  F.  Wap,  te  Utrecht: 

Astrea.  Maandschrift  voor  schoone  kunst,  wetenschap  en  lette- 
ren,  verzameld  door  Dr.  Wap.  6°  Jaargang,  1856—57.  2e  en 
Se  aflevering.    Utrecht. 

XIII.  J.  2 


18 


Archief  van  I/sselstein.  De  Heer  J.  J.  de  Geer  deelt  mede 
dat  door  den  Heer  Dr.  H.  K.  de  Break,  te  IJsselstein,  een 
inventaris  is  gereed  gemaakt  van  het  archief  aldaar  aanwezig 
en  dat  dit  bij  die  gelegenheid  is  geordend. 

UUspraah  van  bisschop  Jan  van  Liegt  in  de  geschillen  lunchen 
den  graaf  van  Benihem  en  den  keer  van  SteinfnrL 

De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  deelt  mede  eene  uitspraak  Tan 
den  bisschop  van  Utrecht  Jan  van  Diest,  door  hem  in  1328 
gedaan  in  de  geschillen  tusschen  den  graaf  Johan  van  Ben- 
them  en  Zweder  van  Steinfurt,  waardoor  de  berigten  omtrent 
dien  graaf  in  Jungius,  Bist.  Comit  Bentö.,  p.  278,  279  wor- 
den aangevuld ;  naar  een  gelijktijdig  afschrift  in  het  archief  der 
stad  Utrecht  gevonden. 

Allen  den  ghenen  die  desen  brief  zien  solen  jof  horen  lesen. 
Wij  Johan  bider  ghenaden  Godes  bisscop  tot  Utrecht,  maken 
cont ,  want  edelluden  Johan  greve  van  Benthera  vander  enre 
side,  ende  Ludolf,  joncher  van  Stenvorde,  vander  ander  «den, 
ons  ghelovet  hebben  ende  an  ghebleven  syn  een  soen  te  seghen 
tusschen  hen  beyden  ende  al  hur  hulpers  van  allen  poenten 
die  hiir  na  gheschreven  staen,  ende  darse  om  gheorloghet 
hebben  tot  huden  op  desen  dagh  toe,  ende  ons  de  loene  die 
wi  seghen  solen  verborghet  hebben,  an  beyden  ziden  witeüc 
ende  truwelic  te  houden  bi  eenre  pene  van  dnsent  marken 
moenstersclage,  also  wie  ons  seghen  van  desen  vorseyden  per- 
tien niet  en  helde,  dat  siin  borghen  in  comen  zelen  tot  Al- 
deneale  tot  onser  maninghe  of  onses  waren  boden ,  in  een  her- 
berghe  die  men  eem  wisen  aal ,  dar  to  lichen ,  hem  selven  to 
winnen  ende  niet  van  daer  to  comen  se  en  hebben  ons  seghen 
witlic  ende  wal  ghehouden  ende  ons  ghenoech  ghedaen  van 
den  dusent  marken  voer  seghet.  Zo  is  dat  ons  seghen  ende 
wi  seghen  in  den  yersten  een  alinc  zoene  tusschen  beyden  per- 
tien vors.  ende  al  hure  hulpers,  van  allen  poenten  de  hiir  na 
volghet  ende  daer  se  omme  gheorloghet  hebben  tot  huden  op 
desen   dach   toe,    ende  van  allen  stucken  de  dar  af  gheeomen 


19 


ain,  ende  brand  ende  roef,  doden  ende  ghevanghen  an  beyder 
syden  quite  ende  eiken  man  opten  zinen.  Maer  waer  den  thale 
es  onbetbalet,  die  zolen t  se  opburen  an  beyden  syden.  Voerd 
seghe  wi  op  dat  poente  van  Clans,  van  Berent  ende  Claus  van 
Soonevelde ,  dat  Arnd  van  Sconevelde  die  wif  march  der  hem . 
Ludolf  van  Stenvord  gheliede  dat  he  em  sculdigh,  es  op  buren 
sal  van  der  pandonghe  die  he  in  borchtoecht  hevet,  sunder  Lu- 
dolf  evel  mot.  Voerd  seghe  wi  vanden  rinderen  de  Arns  lude 
van  Soonevelde  ghenomen  siin,  dat  se  hem  Ludolf  van  Sten- 
vorde  ghelden  sal  also  alse  siin  lude  beholden  wilt  met  huren 
regthe.  Maer  dochte  Ludolf  van  Stenvorde  te  grote  wesen  dat 
beholt,  dat  mogthe  he  enen  sine  knegthe  mit  sinen  reghte  laten 
minderen,  ende  dat  selmem  ghelden  binnen  werten  naghten  na 
den  benoude.  Voerd  seghe  wi  van  den  rinderen  ende  van  den 
scapen  die  Ludolf  seghet  dat  sinen  luden  doet  bleven  inder 
pandinghe,  ende  van  ketel  ende  van  potten  ende  van  anderen 
plunderware  die  synen  luden  gheuomen  solden  wesen,  dat 
Glaes  van  Beveren  ende  Arnd  van  Sconevelde  des  moghen  om 
ontsculdighen  mit  huren  regthe  och  se  willen;  of  se  seleo  ghel- 
den Ludolfs  luden  also  alset  behouden  willen  mit  huren  regth, 
maer  doch  Claus  van  Sconevelde  ende  Arnd,  dat  Ludolfs  lude 
toe  grot  beholden  wouden,  zo  moghen  ziid  minderen  mit  hu* 
ren  reghte  ende  dat  zolent  se  hem  ghelden  binnen  werteyn 
naghten  na  den  beholden.  Voerd  seghe  wi  van  den  breiven 
de  Claus  ende  Arnd  hebben  van  Ludolf  van  Stenvorde,  ende 
van  der  borchtugth  der  hise  gbesat  hevet,  dat  se  Ludolf  daer 
of  sculdigh  is  to  losen  daer  he  se  met  gheloeft  en  hevet.  Maer 
waer  he  bewisen  mach  dat  he  se  gheloset  hevet  sooder  eet, 
dat  sal  hem  to  scaden  staen  ende  dar  selmen  of  quit  laten. 
Voerd  seghe  wi  opdat  poente  van  her  Niclaus  van  Sconevelde 
went  des  een  zoene  hevet  gheweset  ende  se  zend  goeder  vrinde 
waren,  dat  Ludolf  ende  Arnd,  heren  Claus  zoene  daer  af  goe- 
der vrinde  solen  bliven.  Voerd  seghe  wi  op  dat  poente  van 
joncheren  Witbolde  ende  Arnd  van  Samaren,  went  se  noch 
in  goder  vrentacap  hebben  gheweset  mit  Ludolf  van  Stenvorde, 

8* 


** 


daer  se  voert  goeder  vrinde  solen  bliven.  Voerd  seghe  wi  op 
dat  poente  van  Gotscalc  van  Scuttorpe,  went  de  grave  van 
Benthem  seght  mit  waren  worden,  dat  Ludolve  yan  Stenvorde 
van  Gotscalc  van  Scuttorpe  nie  scaden  scide  vte  synen  scloten, 
*  ende  om  des  nie  sold  en  gaff  wor  den  daghe,  dat  Lndolf  ende 
de  greve  daer  af  gnder  vrinde  solen  bliven.  Voerd  segne  wi 
opte  poente  wan  den  howe  te  Brantelghem,  dat  de  greve  van 
Benthem  den  hov  gelden  sel  Ludolve  van  Stenvorde,  alsoalse 
sinen  Inde  beholden  wilt  die  in  den  holte  ghewaret  sün.  Maer 
wolden  se  dath  befaolt  toe  groet  maken ,  dat  mocbte  de  grote 
doen  minderen  sinen  ambachman  mitten  reghte  ende  dat  sel- 
menLndolve  ghelden  binnen  werteyn  nachten  naet  beholt.  Voerd 
seghe  wi  op  dat  poente  van  den  kneghte  die  des  graven  lode 
van  Benthem  henghen ,  wanth  de  knegth  mit  ordel  ende  mit 
regth  van  den  live  ghedaen  wared  als  de  greve  segth  mit  wa-  * 
nen  worden ,  dat  dat  qnit  sel  wesen.  Voerd  seghe  wi  op  dat 
poente  wan  der  howe  in  der  Bregthe  dar  Ludolf  van  Sten- 
vorde den  greven  van  Benthem  lechen  sal,  enen  holtgherech 
ende  dar  bi  boden  alle  de  ervetse  die  in  dat  holt  gfcewarcn 
siin ,  ende  latten  hem  scien  al  dat  ordel  ende  reght  dat  wiset. 
Voerd  seghe  op  dat  poent  van  Conrade  Basten ,  went  de  van 
Stenvorde  Conrade  ghevanghen  hadde,  ende  die  bissooep  *aa 
Moenster  om  qnit  makede,  zo  dunckt  ons  dat  dath  toersoene 
ende  toer  vrentscap  ghenc ,  ende  dat  he  qnit  wesen  sal.  Voerd 
seghe  wi  op  dat  poent  vander  wrouen  van  Coilen ,  eest  dat 
Kerenere  van  Ottorpe  ende  Herman  Sprit  ghelien  dathe  greve 
huren  man  scathe  mit  huren  willen ,  dat  de  greve  daer  nejn 
seolt  an  hevet  toeghen  Ludolve  van  Stenvorde.  Maer  waer 
dat  se  des  neyt  en  liende  so  solde  de  greve  der  wrouen  kor 
ghelt  wedergheven  binnen  verten  nachten.  Voerdt  segfaen  wi 
op  dat  punte  van  Oghermanne,  mach  Ludolf  van  Stenvorde  den 
man  behalden  als  regth  es  mit  busente  (sic)  ochte  met  wissel, 
datten  hem  de  grave  sal  laten  volghen  ofte  beholden  mitten 
beteren  regth.  Voerd  seghe  wi  op  dat  poent  van  Everd  van 
Bakele,  war  dat  Ludolf  van  Stenvorde  bewiaen  mach  dath  vten 


31 


goede  ghenomen  is  binnen  des  graven  worden,  dat  grove  Lu- 
dolve  dat  weder  don  sal  gheven  binnen  verteyn  nachten.  Voerd 
seghe  wi  op  dat  poent  van  der  wischerien  to  Heltzaten,  went 
de  greve  van  Benthem  segbt  mit  waren  worden  dat  hem  de 
vischerie  em  an  bevet  gbervet  sijn  vader,  siin  olderwader 
eude  siin  overoldervader,  ende  des  hebbe  ghesetet  honder  jar  in 
ghecoere,  wor  er  vrieghen  ende  wil  dat  worstaen  mitten  regtbe 
dat  he  dat  vorstaen  aal  mit  sinre  regtberhan  anden  heylgben 
wanner  be  des  wo  manet  worde  wan  binnen  vertien  nagbte 
dar  na.  Voerd  aegbe  wi  op  dat  poent  van  des  greven  lantwere 
de  ie  seeden  wared,  want  Ludolf  seght  mit  waren  worden  do 
be  reet  tot  Osenbrugbe  dat  he  Ludikene  toestat  verbot,  dat  be 
des  greven  Inde  van  Benthem  gheen  scaden  en  dede,  ende  dat 
he  dede  dat  was  buten  ainen  weten  ende  zinen  willen,  ende 
to  Stenvorde  niet  to  en  dref,  dat  Lndolf  daer%  gheen  scolt  an 
en  bevet.  Voerd  seghe  wi  op  dat  punte  van  Everd  van  Ba* 
kele  dat  de  greve  van  Benthem  ende  Ludolf  van  Stenvorde 
enen  dach  solen  leohen  tussoben  Benthem  ende  Stenvorde,  daer 
se  er  dagbe  pleghent  toe  holden,  ende  die  dat  goet  mit  bete- 
ren reghte  vordegbendigben  can,  dat  he  bebolden  sal.  Voerd 
seghe  wi  opdat  poente  van  Vrederic  van  Quendorp,  dat  Lu- 
dolf weder  don  sal  Vrederic  van  Quendorp  wat  he  woer  hem 
gheghulden  bevet.  Voerd  seghe  wi  op  dat  poente  van  borch* 
tocht ,  war  de  greve  ofte  siin  borgman  wor  Ludolf  ghelovet 
hebben  dar  he  nie  ghequitet  eyn  bevet ,  dat  he  se  hem  quiten 
sal.  .  Voerd  seghe  wi  op  dat  ponte  van  de  rondderen  ende  van 
den  perden  de  her  Matheus  van  Scone velde,  riddere,  Amd  Ba- 
schedach,  Gerard  Seovelo  ende  Claus  van  Beveren  ghenomen 
siin  alse  seghen,  dat  Ludolves  ammetman  teghen  em  riden  sal 
alses  hem  manet,  ende  doen  hem  van  de  rindderen  ende  van 
den  perden  also  vele  als  eyn  lantreght  is,  ofte  he  sals  hem  ghel- 
den  binnen  verteyn  naghten  dar  na.  Voerd  seghe  wi  op  dat 
poente  van  Henric  Danoker,  dat  be  dat  peert'  nam  er  he  to 
8tenvorde  quant  to  wonene,  datten  hem  Ludolf  zietten  zal  tot 
eyn  reghte  also  ver  als  hes  magbt  hevet.     Voerd  seghe  wri  op 


22 


dat  poente  van  den  brande  de  Arnd  van  Soonevelde  ende  Soe- 
der  van  Breclar  ghedaen  is,  seghe  wi  dat  Ludolf  van  Sten- 
vorde ,  Johan  van  WUen  eem  toen  iegthe  setten  sel  ende  en 
hevet  he  des  none  magth,  zo  solen t  vorhalen  daer  se  moghen, 
dar  en  sal  Lndolf  eyn  nyet  an  hinderen.  Voert  seghe  op  dat 
poente  van  den  thien  marken  de  Heynen  van  Zebelingben  ghe- 
nomen  sün  vten  sinen  gude,  alse  seghet,  dat  Lndolf  van  Sten- 
vorde ,  Johan  van  WUen  geven  sal  ten  reght ,  ende  hevet  he 
des  neyn  maght  dat  Heyne  worhale  an  Johan  dar  he  mach, 
ende  dar  en  sal  Ludolf  Heynen  neyt  an  hinderen.  Voerd  aoe 
want  Arnd  van  Soonevelde  ende  Claes  van  Beveren  mest  sea- 
den  leden  hebben  in  desen  orleghe,  ende  wi  dat  regth  tuissoen 
Ludolf  van  enen  em  op  dese  tijt  neyt  so  clarlic  worvaren  en 
moghen ,  zo  hebbe  wi  Arnd  ende  Claes  gheiovet  ende  gheloven 
te  volleysten  sestech  marck,  mousterslaghe,  to  betalen  op  sente 
'Johan  dach  to  mitsomere  naestcomene.  Op  dat  de  greve  van 
Benthem  ende  Ludolf  van  Stenvorde  do  vrendeliker  bliven  ende 
ons  ende  onsen  seghen  de  bet  deneyn  moghen ,  ende  hiir  mede 
seghe  wi  eyn  allinche  sone  tnisscen  den  worgheseyden  partien 
ende  allers  hulpers ,  wittelic  ende  trwlie  to  holden  bider  pene 
van  dusent  marken  ende  in  allen  meneyren  als  sii  hiir  wtgbe- 
scrivent  is,  vorgheseyden  ende  antghecondighet  tot  Aldensale. 
Int  jaere  onses  Heren  mccc.  ende  xxriij,  des  nastendaghes 
ponciaensdach.  Daer  over  waren  erachtighe  luden ,  her  Tho- 
mas van  Deest ,  unse  broder ,  de  her  van  Ahus ,  de  her  van 
Bnckestelle ,  her  Prederic  van  der  Esa ,  ridders ,  de  pravast 
van  Arnhem  ende  de  deken  van  Aldenzale  ende  ander  vele 
gnder  lude. 

Tuisten  tusschen  den  bisschop  van  Utrecht  en  den  heer  van  Wwk 
in  1490. 

De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  berigt,  dat  hij  in  een  Diveno- 
rinm  van  den  bisschop  David  van  Bourgondie ,  hetgeen  hem 
is  verstrekt  uit  de  verzameling  van  Mr.  J.  A.  Grothe,  ver- 
schillende  onuitgegeven ,   niet  onbelangrijke  charters  heeft  ge- 


93 

Tonden.  Hy  hoopt  daarvan  de  meest  belangrijke  en  onbekende 
hier  mede  te  deelen,  maar  wil  vooraf  nog  opmerken,  dat  dit 
diversorium  in  klein  folio,  op  papier  geschreven,  eenmaal  in  een 
perkamenten  omslag  was  ingenaaid ,  die  echter  nu  van  achteren 
is  afgescheurd ,  terwijl  welligt  ook  daardoor  eenige  bladen  zijn 
verloren  gegaan.  Thans  bevat  het  uitsluitend  stukken  van  de 
jaren  1474,  1475,  1477,  1478,  1481,  1483,  1484,  1488, 
1490,  1493,  en  aan  het  einde  komen  nog  voorde:  Landbrief 
door  bisschop  David  van  Bourgondie ,  den  6**  Juny  1478 , 
aan  Salland  gegeven,  gedrukt  bij  Bacer,  Overjju.  Qedenktl.  III. 
p.  139 ,  doch  hier  met  een  bevestigingsbrief  van  bisschop  Fre- 
derik  van  Baden,  gegeven  op  bet  slot  te  Yollenhoven  den  7"1 
December  1496;  vervolgens,  onder  het  opschrift:  Concordata 
principum  alamanie ,  het  stuk  te  vinden  in  Rêich*  Abêchiede  I, 
p.  179,  en  elders,  met  eenige  daarbij  behoorende  brieven; 
daar  achter  de  fundatiebrief  van  het  collegie  van  deken  en 
oanonikken  op  het  slot  ter  Horst  by  Bhenen,  gegeven  door 
bisschop  Jan  van  Arkel,  en  eindelyk  de  stichtingsbrief,  van  14 
February  1400,  van  het  St.  Ewouts  gasthuis  te  Wyk  bij  Duur- 
stede, door  Willem,  heer  van  Abcoude  en  van  Duurstede. 

Thans  willen  wy  in  de  eerste  plaats  ons  bezig  houden  met 
die  stukken,  welke  betrekking  hebben  tot  de  geschillen  tusschen 
den  bisscop  van  Utrecht  en  den  heer  van  Wisch,  waarin  de 
drost,  bannerheeren ,  ridderschap  en  steden  des  graafschaps  Zut- 
phen,  zich  met  den  bissohop  verbonden  om  hem  tegen  den 
heer  van  Wisch  te  helpen  en  onderling  elkander  schadeloos  te 
houden,  blijkene  de  akte  te  vinden  bij  Nijhoff,  Qedenktoaardigh.y 
V,  bl.  202,  van  den  186*  Ootober  1490.  Daar  dit  het  eenige 
stuk  is  hierop  betrekkelyk,  dat  aldaar  voorkomt,  zoo  leveren 
de  volgende  stukken  eene  belangrijke  aanvulling  tot  de  juistere 
kennis  van  het  deel,  hetwelk  de  heer  van  Wiscb  met  andere 
geldersche  edelen  in  deze  twisten  nam,  die  tusschen  den  heer 
van  IJsselstein  en  de  Stichtschen  waren  uitgebroken ;  vergl. 
Heda,  Hiêi.,  p.  305;  maar  waarin  de  heer  van  Wisch  en 
zyne  beide  zonen  tevens  hunne  beweerde  vorderingen  tegen  den 


S4 


bisschop  deden  gelden,  door  op  de  Velu  we,  die  fan  üeven- 
ter,  Kampen  en  Zwolle  afbreuk  te  doen,  zoo  als  Pontanns, 
Hut.  Gelr.,  p.  589,  het  voorstelt ,  wiens  verhaal  door  deas 
stukken  bevestigd  wordt.  Hierop  heeft  het  stuk  van  1488  be- 
trekking ,  als  bevattende  een  overeenkomst  tnsschen  David  van 
Bourgondie  en  het  graafschap  Zutphen,  ten  einde  die  rooterqen 
en  brandschattingeti  op  de  Veluwe  te  keeren. 

Wy  David  van  Bourgognen  etc.  by  toedoen,  wille  ende 
wètenheit  onsser  stede  Deventer,  Campen  ende  Swolle,  voir 
ons,  onsse  amptlude ,  anderen  onsen  cleynen  steden  ende  onder* 
saten  ondes  Aversticbts  ander  Egden,  dair  Deventer  ende  Cam- 
pen staen,  an  die  ene,  ende  wij  Henric,  her  toe  Ghemen,  tot 
Wevekehaven  etc,  als  van  wegen  mijns  alredoorluchticheten 
hoichgeboeren  forsten  ende  heren  Maximiliain,  roemschen  oonyag, 
altgt  merrer  des  rgcx,  hertoge  toe  Oestenrijck,  toe  Gelreends 
greve  toe  Zutphen,  drossart  der  greefscap  van  Zutphen  vobs. 
mj  toedoen,  wille  ende  mede  wetentheit  der  bannerheren,  rit- 
tersoap,  stat,  ende  den  anderen  cleynen  steden  der  greefschsp 
van  Zutphen  voirs.  aen  die  ander  syden,  doen  kont  ende 
bekennen  avermits  desen  openen  brieve,  alsoe  als  in  beydsn 
lanteeappett  des  Averstiohts  van  Utrecht  ende  der  gree&eap 
van  Zutphen,  voele  onbehoirlieheit  ende  averdaden  ende  oereJ- 
daden  geschien,  inne  ende  wt,  doir  ende  weder  doir  des  enen 
lantscap  in  die  andere,  van  moertbernen,  brantsoatten  ende 
anders  etc.  dair  wq  omme  sulke  oveldaden  ende  onbehoirlieheit 
te  sco wen,  te  doin  verhueden  ende  te  doen  berichten,  onder* 
linge  met  malkanderen  tot  orbair  ende  nuttieheit  den  gemeyoea 
goeden  ende  walvaren  der  ondersaten  van  allen  tsyden  beyder 
lantscappen  voirs.,  avercomen  ende  averdragen  syn  ene  stede 
ende  vaste  verenynge,  van  den  moertberners  ende  die  dair  aa 
oteven  off  hangen  moegen  in  geenrewqs  die  te  lijden,  in  veir» 
werden  ende  manieren  hyer  nabesereven.  Inden  yenten,  dat 
men  enychsyns  nyet  en  sall  lijden  noch  ontholden  in  beyder 
heren  landen  voirs.  enige  moertberners,  noch  den  ghenigen  af 
souden,  dair  doir  oft  weder  doir,  wt  off  weder  inne,  yemande 


f5 


toe  beschedighen,  dan  men  sall  die  moertberners  tentont  voirt 
an  tasten  ende  hantraste  maken  om  hem  nae  hore  misdaet 
recht  te  laten  gheschien  sonder  vert reeken,  alsulken  misdederen 
toe  behoeren  sall,  ende  die  ondersaten  beyder  heren  landen 
voin.  die  sulke  moertberners  wetende  huyseden  of  baveden , 
hulp  off  troest  deden ,  brantsebattinge  te  ontfangen  ofte  anders 
enychsyns  hem  dair  toe  raet  off  daet  deden,  ofte  van  den 
brantsebatten,  boetacap  offte  brieve  droegen  off  brachten,  ende 
ow  die  gene  die  snlcx  wnsten  ende  des  voert  van  stonden  an 
nyet  en  brecbten  ant  gerechte,  die  salmen  alle  ende  enen  igeliek 
deer  op  verwiUieket  der  gehjcken  antasten  ende  hantvast  maken, 
om  hem  te  laten  recht  gescbien  nae  baer  misdaet,  soe  waell  als 
den  prineipael  moertberners  nae  baer  misdaet;  die  oft  sake  waer 
dat  in  enieb  der  lantseappen  voirs.  na  den  verwitlicke  gebreke 
vielen,  als  dat  den  voirs.  misdaden  oir  recht  nyet  en  geschiede, 
dat  Got  an  beyden  sijden  der  lantseappen  verhoeden  will ,  soe 
moegen  die  ondersaten  beyder  lantschappen  voirs.,  die  ene  in 
des  anderen  lantseap ,  daer  men  sulke  misdeden  beeomen  kan, 
die  selve  misdeden  onbevaert  ende  broekeloss  antasten  ende 
brengen  ant  gerichte  daer  bynnen  die  gevangen  weren,  omme 
hem  to  laten  geschin  hoir  recht  onvertoehlic  als  voiw.  steit. 
Weert  oie  saiok  dat  sodane  misdeden  voin.  sioh  des  mit  recht 
verweren  wolden  ende  dair  omme  mhten  ondersaten  der  lant- 
seappen die  dat  venoohten  hantgemeyne  worden,  ende  die  mis- 
deden dair  over  worden  gewont  off  dair  an  ongelncke  geschiede, 
sollen  van  sodane  wondinge  of  ongeluoke  voirs.  die  selve  on* 
dersaten  voin.  onbevaert  wesen  ende  blijven  in  des  heren  lande 
over  all,  ende  nyet  altene  in  den  lande  daer  inne  die  wondinge 
of  ongelncke  geschiet  weren ,  ende  wantmen  dit  aldus  vastelike 
geholden  will  hebben,  boc  salmen  dit  in  elcx  heren  landen 
voin.  bij  allen  amptluden  ende  in  allen  kenpelkercken ,  beyde 
bynnen  ende  buyten  steden,  op  drie  heilige  dagen  clairlike  ver- 
kondigen, op  dat  een  igeliok  sich  daer  nae  mach  weten  the 
richten  ende  dair  voir  te  hoeden.  Ende  dese  indracht  ende 
eenschap  in  beyder  heren  lande  voin.  aal  vast  steen  ende  blij* 


86 


Ten  tot  allen  toeoomenden  tijden,  ter  tijt  dat  die  een  lantscap 
der  ander  dat  een  balff  jaer  te  voren  opgesereven  heeft,  ende 
allet  sonder  argelist.  In  oerkonde  des  ende  getughenisse  der 
wairbeit  aller  puntben  voirs.,  hebben  wij  David  van  Bourgoig- 
nen,  biscopt Utrecht,  voirs.  voer  ons,  onse  nacomelingen,  ampt- 
Inden ,  oleynen  steden  eode  ondersaten  onses  Averstichts  voirs. 
onsen  segel  met  segele  onser  drier  stede  Deventer,  Campen 
ende  Swolle  an  dessen  brieve  doen  hangen,  dat  wy  stede  De- 
venter, Campen  ende  Swolle  voirscr.  alse  medewetende  ende 
tot  begeerten  onses  genedegen  lieffa  heren,  ende  mede  elcx  van 
onser  steden  wegen  alsoe  gerne  mede  hebben  gedaen.  Ende 
ie  Heinric  heer  tot  Ghemen,  drossaet  des  lants  van  Zntphen 
voirs.  hebbe  van  wegen  mijns  alregenedichsten  heeren  roemscbea 
conyncx  voirs.  mgnen  segeli,  ende  wy  borgermysteren,  scepenea 
ende  rade  der  steden  Zntphen,  Doesborch  ende  Doetinehem 
van  wegen  der  bannerhereo,  ritterscap  ende  steden  der  greefscap 
voirs.,  die  op  eenre  gemeynre  dacbfoert  bynnen  Zntphen  ge- 
holden,  toelieten  ende  overgeven  dit  van  hoer  wegen  mede  te 
besegelen ,  elex  onser  stede  secreet  segel  ad  causaa  van  hoeren 
ende  onser  steden  wegen  mede  an  dessen  brieve  gehangen. 
Ende  dessen  brieve  syn  twee,  der  eiken  lantscap  voirs.  ene 
heeft.  Gegeven  int  jaer  onses  Heren  dusent  vierbondert  acht 
ende  taehtentich,  op  aant  Georgii  avont  martyris. 

Na  vergeefeche  pogingen  om  den  heer  van  Wisch  tot  vrede 
te  bewegen  was  een  nieuw  en  nader  verbond  des  bisschop  in 
1490  met  het  graafschap  Zntphen  weldra  noodig,  waar  men 
elkander  hulp,  bijstand  en  schadeloosstelling  toezeide.  Zie 
hier  de  stukken  daarop  betrekkelijk,  in  onmiddellijk  verband 
tot  het  by  Nqhoff  medegedeelde : 

Wij  David  van  Bourgoegnen,  bisscop  tUttert,  voer  ons  ende 
onsse  nacomelingen,  ritterschap,  lande,  Inde,  ende  mit  onsen 
drien  steden  Deventer,  Campen  ende  Swolle  aen  die  ene,  ende 
wij  Henric,  heer  tot  Ghemen  ende  tot  Wevelkaven  etc,  dros» 
aait  slants,  banerheren,  ritterschap,  stat  ende  stede  der  greef- 
scap  van  Zutphen  an  die  ander  syden ,  doen  kont ,  so  als  die 


S7 


edele  Johan,  her  tot  Wiseh,  Henriok  ende  Johan  sjjne  soens  ende 
oeren  toestenrieren,  hulpen  ende  hulpers  hulperen  belieft  ende 
voergenomen  hebben,  boven  enich  vervolch  aen  mijn  alregene- 
dichsten  heren  roomschen  koninck,  sqnre  genaden  lantaohepen 
van  Qelre  ende  greefsehap  van  Zutphen,  ons  David,  bisscop  voers., 
onae  lande,  lude,  ondersaten  ende  stede  toe  veeden,  toe  arch wil- 
ligen met  rooff  naeme ,  brant ,  vengenschap  ende  anders  voer- 
genomen hebben,  daer  omme  wy  sementliken  ende  bqsonder 
tot  voele  meer  tyden  ser  neerstelgken  vervolch,  becroen  ende 
versoeek  hebben  doen  doen,  beyde  scryftelick  ende  montlick  aen 
die  van  Wiseh  ende  oeren  toestanderen  sulke  vede  ende  gewalt 
af  the  willen  stellen ,  daer  aen  sij  sieh  doeh  nyet  en  hebben 
willen  keren ,  dan  in  hoeren  handel  ende  archebeUicheit  hebben 
willen  bleven,  onvervolcht  sheren  ende  der  lantsehapen  voers. 
allet  in,  vut,  doir  ende  weder  doir  der  greefsehap  van  Zutphen 
voers.,  want  men  dan  tot  beyden  tzijden  geneyget  is  vrient- 
scap  ende  guede  nabuerschap  te  onderholden,  vorder  verloep  van 
rooff  name,  brant  ende  vangenschap  al  omme  te  verhoeden, 
die  andera  hyr  vut  toe  verderffenisee  der  heren  ende  der  on* 
dersaten  tot  beiden  tzijden  vorder  verrijsen  mochten  ofte  solden , 
hyr  omme  bekennen  wij  David,  biscop  tUtrecht  voers.,  voer 
ons,  onse  nacomelingen,  lande,  lude  ende  ondersaten,  met  on- 
sen drien  steden  Deventer,  Gampen  ende  8wolle,  ende  wij 
Henrick  her  tot  Qemen  ende  tot  Wevelkaven,  drosaait,  ba- 
nerheren,  ritterscap,  stat  ende  Bteden  der  greefsehap  van  Zut- 
phen voers.,  voer  ons,  onsen  nacomelingen,  lande,  lude  ende 
ondereaten,  dat  wy  malcanderen  ende  die  ene  den  anderen 
gebeft  hebben  ende  in  craft  dessen  briefs  laven,  mit  lijve, 
noetsaken  vutgescheiden,  ende  mit  guede,  mit  ones  ganss  macht 
ende  eraeht,  hulp  ende  bqstant  te  doen,  ende  eenre  lude  op 
dese  vede  der  van  Wiseh  te  wesen,  ende  die  selven  mit  hoeren 
hulperen  ende  toestanderen  te  straffen,  toe  wederstaen  ende 
allen  scaden  voers.  ende  die  noch  voers.  meer  geschien  m  och  te, 
aen  lijff,  baeve,  lude  ende  guet,  Johans  heren  toe  Wiseh, 
sijnen  sonen  ende  allen  hoeren  toestanderen,  so  waer  men  dat 


88 


beeomen  sal  moegea  ende  kunnen,  weder  ie  versoeken  ende  to 
verhalen,  soe  voele  moegelijke  sjjn  sall  ter  swoene  toe,  ende 
sollen  malcanderen  ende  die  den  anderen  dair  inne  geholden 
weeën  in  goeden  geloven  ende  geneen  truwen,  die  ene  van  den 
anderen  nyet  te  treden  noch  af  te  gaen ,  noch  enigersyiu  b* 
stant  ofte  swoene  te  maken  noch  te  geven  baten  den  anderea, 
dan  sollen  onverscheiden  als  eenre  lade  die  saken  ten  eynde 
toe  helpen  wtdragen  ende  tot  geboerlqken  eynde  te  brengen. 
Ende  oftet  geviele  dat  men  der  borch  ofte  die  Wildenboich 
inne  crege,  dat  wer  met  crafte  ofte  anders,  aalment  daarmede 
holden  bij  rade  ende  goetduncken  der  heeren  ende  steden  van 
de  aen  beyden  tagden,  alaoe  dat  beyde  lantsehappe  daarmede 
besorget  ende  beweert  sullen  a\jn.  Ende  queme  nu  ofte  hyr 
namaels  enige  ondenaten  van  beiden  landen  voers.  die  in  deten 
contract,  overdracht  ende  loffenisse  begeerden  mede  te  wesen, 
die  aelven  sullen  mit  hoeren  trausfixbrieven  hyer  mede  aenban- 
gende,  mit  ons  ende  wjj  myt  s\j  aoe  verboode  staan  soe  roem. 
staet.  Ende  oftet  geboerde  dat  van  on*  David  bisscops  roem. 
ondenaten,  gueden  ofte  luden  in  onsen  stiehte  ende  oiek  index 
graenchap  van  Zutphen  gelegen,  van  den  ondersaten  der  greef- 
schap  voers.  ofte  oie  wederomme  van  ons  stichtaehen  die  on* 
dersaten  der  greefsehap  van  Zutphen  aen  heeren,  gueden  ende 
luden  in  onston  stiehte,  ofte  oie  in  den  greefscap  voers,  gele- 
gen, enigen  schade  geaehye,  dat  Got  verhoeden  will,  overmüi 
brant  ofte  andera  in  enigerwijs,  daermede  en  aal  dese  orer- 
draoht  ende  loffenisse  onverbroken  bliven.  Ende  die  ene  sal 
den  anderen  van  aulke  gebreke  wederiohtinge  doen  bq  gueden 
mannen  te  beiden  tsyden,  ao  geboerlijlce  sjjjn  sallt  ende  men 
sal  aen  beyden  aijden  doen  verhoeden  bij  der  penen  van  den 
«weerde,  dat  een  igeück  van  aynre  syde,  hoefs  ende  sonder 
onsiuer,  die  ene  opten  anderen  aich  daegentlglcen  ontholdeo  salL 
Ende  alle  deae  poiaten  ende  een  igelick  punt  bisonder  als  voen 
stait,  hebben  wij  malcanderen  ende  die  ene  den  anderen  vas- 
telike  gelooft,  in  gueden  trouwen  te  onderholden  ende  te  doen 
onderhoJden ,  beholdelyke  dat  vermits  deae  overdracht  ende  lof- 


•9 

forisse,  die  zwoene  tassohen  mqn  Sticht  ende  den  lande  van 
Gelrc  eertQts  gemaict,  wesen  ende  bleven  sal  in  suiker  weerde 
ende  weeën  ah  die  voirtyts,  voir  daiem  desses  brieft  geweest  is 
to  beyden  tzqden,  ende  oic  mede  beholdike  als  in  allen  ande- 
ren saken  onses  genedfchsten  heren  B.  at.,  sijnre  genaden  hoge 
heerlicheit,  ende  ons  Henrick  heren  tot  Ghemen  droesait,  ba- 
nerheren,  rittersehap,  stat,  steden  ende  ondersaten  der  greef- 
schap  van  Zutpben  roers,  onss  huldinge  ende  ede  sqnre  gena- 
den gedaen,  hyr  aen  onverbroken  te  Wijven  sonder  argelist. 
Ende  des  toe  oorkonde  ende  bekentenisse  aller  dingen  roers., 
80  hébben  wq  David  bisseop  tUtrecht  voers.,  voer  ons,  onse 
nacomelinge,  lande  ende  lade,  onsen  segel  mit  segelen  heren 
Vinceneius,  heren  tot  Baeren  etc.,  Johans  van  Bechteren  ende 
Goederts  van  Beede,  voir  hem  ende  van  wegen  onss  rittersehap 
ende  mede  mit  onss  drier  stede  Deventer,  Campen  ende  8wolle 
aegele  aen  dessen  breeff  doen  hangen,  dat  wy  Vinoeneius,  her 
tot  Bueren,  Johan  van  Bechteren  ende  Goedert  van  Bede  voirs. 
voir  ons  ende  van  weghen  der  gemeenre  rittersehap,  ende  wij 
stede  Deventer,  Gampen  ende  8wolle  voirs.,  voir  ons  ende  voir 
onsen  nacomeüngen  mit  onsen  genaden  lieven  heren  voirs.,  alsoe 
genie  mede  hebben  gedaen.  Ende  wfl  Henric  her  tot  Gemen  ende 
tot  Wevelkaven  drossaet  slandts,  heer  Oswalt,  greve  van  den 
Berge  ende  her  tot  Brjlant  etc.,  Frederick  her  tot  Bronchorst 
ende  tot  Borkeloe  etc,  Johan  her  tot  Voorst  ende  tot  Keppelle 
etc,  voir  ons  ende  den  gemenen  banreheren,  Wolter  van  Keppell 
ran  VerwoWe,  Derick  van  Dorth,  Johan  Momme  van  Kelle,  voir 
ons  ende  van  wegen  de  gemene  ridderschap,  ende  wij  borger- 
meisteren ,  soepenen  ende  rait  der  stat  Zutpen ,  voer  ons  selven 
ende  mede  van  wegen  den  ander  steden  der  greefschap  tan  Zat- 
phen  ende  alle  onss  nacomeüngen,  hebben  des  ter  selver  oirkon- 
de  ende  bekentenisse  aller  dingen  voers.,  onse  segelen  desgel^ox 
an  desen  brieff  doen  hangen.  Gegeven  int  jaer  onsses  Heren  da- 
sent  vierhondert  ende  xc,  des  manendages  post  Bemigii  episcopi. 
Ten  gevolge  van  deze  overeenkomst  gaf  nu  de  bisschop  de- 
ten  remissie  brief: 


30 


David  etc.   doen   kont   ende   bekennen   voir  ons  ende  oase 
naeomelingen,  ritterscap,  lant  ende  lade,  mit  onsen  drien  steden 
Herenter,    Campen  ende  Swolle,  alsoe  Johan,  her  tot  Wisch 
myt  sinen  soenen  Uenrick  ende  Johan  ende  oeren  toestenderen, 
halperen,  balpen  balperen,  belieft  ende  aengenomen  hebben, 
boven   enige  behoirlqke  toeaprake  off  reeden ,   onveroocht  oom 
genedichaten  heren  B.  K.  ende  sijnre  genaden  lantachapen  van 
Qelre  ende  greefschap  van  Zatphen,  ons,  onse  lande,  lade, 
ondereaten   ende   stede   toe  veden  ende  toe  archwillegen  myt 
rove  naeme,    brant,   veogenscap  ende  anders,  daer  omme  wij 
myt   onsen   steden   voirs.   tot  veelmeer  tijden  seer  neerstelick 
vervolch,    becroen   ende  versoeck  doen  doen,  scryftelick  ende 
mnntlicken   aen   onsen   lieven  neven   heren  Henrick,  heer  tot 
Ghemen  ende  tot  Wevelkaven,  drossait,  banreheeren,  ritterscap, 
stat  ende  steden  der  greefschap  van  Zatphen,  dair  onder  dat 
Johan  her  tot  Wisch  geseten  is  mit  sijnen  soenen,  ende  meer 
anderen  der  lantschappen  van  Gelre,  den  voirs.  Johan,  heren 
toe    Wisch   toe   onderwgsen   ende  alsoe  te  vermoegen  snlcke 
ongeboirlicheit ,   veede  ende  gewalt  af  the  stellen,  myt  weder- 
rechtinge  allen  schaden,    daer  op  dat  wij  voelen  dat  vermits 
hem  alle  neernsticheit  ende  vbjtigen  arbeit  geschiet  sy  die  ene 
tyt   voir  ende  die  ander  tyt  nae,    ende  doch  die  van  Wieck 
sich  myt  hoeren  hulperen  dair  aen  nyet  en  hebben  willen  kie- 
ren,   dan   in   hoeren  boesen  handell  boven  recht  ende  reden 
onvervolcbt,  soe  voirs.  steet,  willen  blijven;  dat  aengesien  ende 
gemerekt,  hebben  wij  ende  willen  dair  omme  onsen  lieven  neven 
drossaet,  banreheren,   ritterschap,  stat  ende  steden  der  greef- 
schap van  Zatphen  voirs.  tessen  tgdt  verdragen  ende  verdrogen 
ende  op  hem  onveroocht  laten  alle  gebreken  ende  schaden,  aver- 
mits   den   van    Wisch  myt  oeren  toestenderen  op  dach  date 
sbriefs  bes  her  toe  gedaen,  ende  noch  dese  vede  lanck  voirs. 
durende   gedaen   mncht  werden,  overmits  rooff  name,  brant, 
yengenschap   ende  doetslage,   nummermeer  mit  cracht,  macht 
oft  enigerhande  recht,  geeetlick  oft  weerlick  dair  omme  op  ej 
toe  saken  to  vorderen  off  to  vervolligen,   ende  verlaten  hem 


81 


des  ganselqk,  want  wij  mit  hem  ende  sij  mit  ons  dair  omme 
sekere  verbontsbrieve ,  averdrachten  ende  loffenissen  nae  ver- 
moegen  der  selver  verbontsbrieve,  der  twee  synt  van  woerden 
toe  woerden  alleens  holdende,  ende  der  elcke  zijdt  ene  breeff, 
daer  onderlinge  op  gegeven,  ende  op  dessen  remissibrieff  vas- 
tclick  in  oeren  erachten  achtervollicht  ende  geholden  te  worden , 
beheltlijken  dat  vermits  desse  remissie  die  zwoene  tusschen 
onsen  gestichte  ende  den  lande  van  Gelre  eertQts  gemaict,  wesen 
ende  bkjven  sall  in  alsulcken  weerden  ende  wesen  alsdie  voir- 
tijts  voir  datem  sbriefs  geweest  is  toe  beyden  tzqden,  sonder 
aigelist.  Oirkonde  alre  pnnten  voirs  soe  hebben  wij  David 
van  Bonrgoignen  bisscop  tUtrecht,  voir  ons  ende  onse  naoome- 
lingen  onsen  segell  myt  onssen  dryer  steden  Deventer,  Campen 
ende  Swolle  segele  aen  desen  brieff  doen  hangen ,  dat  wij  stede 
Deventer,  Campen  ende  Swolle  voirs.  gerne  myt  onsen  gene- 
digen  lieven  heren  voirs.  mede  hebben  gedaen.  Gegeven  int 
jair  onses  Heeren  dusent  vierhondert  ende  tnegentieh,  opten 
manendach  nae  snnte  Bemigius  dach  episcopi. 

De  heer  van  Wisch  beantwoordde  echter  dit  verbond  tegen 
hem  met  eene  oorlogsverklaring  die  wij  een  volgende  maal 
zullen  mede  doelen. 

3  Vergadering.     19  Januari  1S5*. 

Bibliotheek.  —  Zeldzame  gravure*  en  boeken.  •*-  8tadregt  van 
Zwolle  en  Kampen.  —  Oorkonden  betrekkelijk  den  twist  tusschen 
den  bisschop  van  Utrecht  en  de  heeren  van  Wisch  in  1490. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  den  Heer  F.  Muller,  te  Amsterdam : 

Bibliotheek  van  pamfletten  enz.,  door  P.  A.  Tiele.  1'  afdee- 
Hng,  2e  8tak.    Amsterdam,  1866. 

In  ruiling  ontvangen: 

van  de  Koninklijke  Akademie  van  wetenschappen,  te  Am- 
sterdam : 


fti 


Verslagen  en  mededeelingen.    AfdeeUng  Natuurkunde.  5eded, 

*•  stuk,    Amsterdam,  1856. 
Idem.    Jf faling  Letterkunde.    &•  deel,   %*  stok.    Amtto 

<bm,  1857. 

van  de  Académie  d' Archéologie  de  Belgique,  te  Antwerpen: 
^taafef.    Tomé  13«,  2«,  S«  en  4«  Iivr.    Anvere,  1856. 
ven  de  Smithsonian  Institution,  te  Washington: 
Smühsonian  Contributions  io  Xnmledge.    Vol.  VUL    Git;  af 

Washington:  1856.  4% 

Ztddeame  gravure*  en  boeken.  De  Heer  Mr.  H.  Hooft  Graaf- 
land  rertoont  aan  de  leden  Tier  in  koper,  door  R.  de  Hoogde 
gegraveerde  voorstellingen  van  den  moord  der  gebroeders  de 
Witt  in  1672,  met  een  daarop  geplaatsten  Hollandscaen  en 
Franschen  tekst,  en  voorts  eene  brochure,  in  1696  gedrukt, 
onder  den  titel:  De  Kond  om  Koningen  ie  vennoorden,  door  de 
jessdten  aan  Lodewjjk  de  XIF  en  Jacotm  II  geleert ,  welk  ge- 
schrift eene  Hollandsche  vertaling  is  van  het  Fransehe  werkje, 
te  Londen  in  hetzelfde  jaar  uitgegeven :  Vort  faetasmer  te 
Bou,  eneeignd  par  Ie»  jeemtee  &  Louis  XIF  et  Jacquet  II,  è 
Ton  decouvre  Ie  secret  de  la  dernüre  eonepiraiion  formée  &  V** 
tailles  Ie  8  Septembre  1695 ,  eontre  la  vie  de  Ouülanme  IU 
(vgl.  Bibliotkèque  de  Crevenna,  IV,  n*.  7956),  en  even  als  het 
oorspronkelijke  zeldzaam  is.  Ook  de  Heer  van  der  Noordse 
toont  een  werkje  van  den  bekenden  Nicolae  Chevalier,  onder 
den  titel:  Description  de  l' Académie  de  monter  &  ekeval,  Heku* 
è  Utrecht,  aldaar  in  1706  in  4*  uitgegeven,  bevattende  eene 
met  platen  opgehelderde  beschrijving  der  manége.  Van  dit 
werkje  is  door  den  amanuensis  van  het  Genootschap,  den  heer 
Beger,  eene  uitvoerige  beschrijving  gegeven  in  den  TJtrtcMr 
eehen  Volksalmanak  1854. 

Stadregt  van  Zwolle  en  Kampen.  De  Heer  B.  J.  L.  de 
Geer  merkt  aan,  hoe  gedurende  de  tweede  helft  der  16eeeuv 
in  ons   vaderland   vele  stad-  en  landregten  werden  byeen  ge- 


38 


bragt,  geordend  en  beschreven,  met  oogmerk  om  de  kennis 
en  bedoeling  van  het  regt  gemakkelijker  en  zekerder  te  maken. 
Om  slechts  een  paar  voorbeelden  uit  eene  enkele  proviotie  by 
te  brengen ,  wijst  hij  op  het  landregt  voor  Overijssel ,  door 
Melchior  WinhofF,  in  1559,  uit  de  verschillende  landbrieven  bij- 
een gebragt  en  uitgegeven,  en  dat  dit  zelfde  ook  gelijktijdig  d&ar 
in  de  steden  geschiedde,  bewijst  het  stadregt  van  Zwolle,  in 
1565  bijeen  gebragt,  en  de  poging  reeds  in  1541  te  Kampen 
in  het  werk  gesteld,  ofschoon  toen  door  de  omstandigheden 
verijdeld ,  om  tot  de  vaststelling  van  een  stadregt  te  geraken. 
Van  dit  Zwolsche  stadregt  vertoont  hij  een  handschrift  in  folio, 
met  geteekende  figuren  en  roode  krulletters  versierd,  voerende 
ten  opschrift:  In  dit  boeck  worden  begrepen  die  wilkoeren  unde 
reohten  deer  gemeene  borgeren  des  stadts  van  Swolle,  seer 
neerstich  toe  saemen  gebracht  unde  gescreven  int  jaer  o.  H. 
1565.  Dit  stadboek  is  in  elf  deelen  verdeeld  en  behandelt 
zoowel  de  inrigting  der  stedelijke  regering  als  het  straf  regt,  het 
geding  voor  schepenen ,  en  verschillende  onderwerpen  van  bur- 
gerlijk regt,  terwijl  een  bijvoegsel  nog  eene  reeks  overeenkom* 
sten  en  bepalingen  bevat  van  schepenen  en  raad  met  der  meen» 
the  over  onderscheidene  punten.  In  Kampen  stelde  Reynier 
Bogherman  in  1541  reeds  een  werk  zaaien,  bevattende  de 
voorregten  en  willekeuren ,  usantien  en  gebruiken  dier  stad , 
vgl.  Bondam,  Charterb.v.  Gelderl.,  bl.  45,  en  omstreeks  1565 
werd  een  nieuw  ontwerp  tot  een  stadregt  bewerkt.  Van  dit 
laatste  concept-stadregt  van  Kampen  vertoont  hij  mede  ecu  af- 
schrift uit  het  midden  der  17°  eeuw,  waarvan  de  oorsprong  door 
het  voorberigt  wordt  opgehelderd.  Daar  toch  lezen  wij ,  dat 
het  was  opgesteld  tdoor  begeren  des  rades  van  Campen  van 
den  erentfesten  hooghgeleerden  docter  Harmen  Kroeser.  Ende 
hem  was  toegelaten  alle  die  archieven  der  stadt  door  te  zien, 
alle  boecken  en  schriften  der  voors.  eerbare  stadt.  Als  hij  dat 
voleindet  hadde ,  heeft  hij  begeert  dat  men  uit  den  raedt  daer 
toe  voegen  wolde  omme  mit  hem  dat  door  te  zien.  Ende  sijn 
daer  toe  gevoeght  die  E.  Henrick  de  Wollifs,  heere  van  Po- 
MU.  J.  3 


34 

tegom,  Herman  ter  Borgeret,  M.  Jasper  Sce peller,  Lodewjjck 
Voorne,  ick,  Arent  te  Boeeop  (de  bekende  geschiedschrijver 
ran  Overyssel),  ende  Coert  van  der  Veegst.  Ende  hebben  dat 
mit  sijn  woorden  doorgelesen  ende  dat  ons  dochte  dat  tegen 
onse  gebroiok  was,  hebben  wij  doorgedaen,  ende  daer  wjj  *wa- 
righeit  in  maeekten ,  setten  wij  dit  teken  voor :  O ,  ende  wis 
daer  eet,  dat  ons  dochte  dat  daer  bij  behoort,  hebben  wjj 
daer  by  gedaen.  Als  het  nu  bij  de  commissarissen  voirs.  door- 
zien ende  geapprobeert  was ,  uitgenomen  die  punten  daar  dit 
teken:  O,  voorstaat,  is  daar  na  begonnen  door  te  lesen.  Als 
het  nu  durrich  den  raedt  was  gelesen ,  hebben  etlycke  ander 
menninghe  gehadt ,  oock  etlycke  deeaelve ,  die  toe  voren  had- 
den geapprobeert,  ende  zijnen  velen  punten  uitgedaan  ende  in 
vollen  beraedt  genomen  (welck  ick  alle  geschreven  bebbe,  want, 
zoo  ick  dicke  ende  vake  van  Docter  Kroesser  voors.  hebbe  hor- 
ren seggen,  dat  hij  daar  niet  een  letter  in  geschreven  hadde, 
het  waar  voor  een  stadt  recht  geweest  oft  openbaar  geschreven 
recht)  ende  is  alsoo  blijven  leggen  tot  deser  tegen woordighen 
dach  toe,  dat  het  noch  niet  aangenomen  is  tot  een  eeuwelick 
8tadtrecht.  Ende  soo  den  troebel  op  synnen  geoomen  ende 
ander  vele  swarigheit ,  soo  is  docter  Kroesser  voors.  mit  die 
vorstinne  van  Prussem  uit  bevel  des  vorste  van  Cleve  tot  Co- 
nincksbergen  gereist  ende  aldaar  gestorven  a*  1674  dei  £9 
Decembris."  Zoo  als  men  weet  is  dit  stadregt  nimmer  aange- 
nomen en  is  de  zaak  ook  verder  blijven  liggen.  Deze  docter 
Kroesser  of  Cruserius  was  eigenlijk  een  geneesheer,  van  Kam- 
pen afkomstig,  die  zich  later  op  de  regtsgeleerdheid  had  toe- 
gelegd en  raad  van  den  hertog  van  Cleef  werd ;  vgl.  Jöcher, 
QelerMten*  Lexicon,  v.  Cruserius.  De  vorstin  die  hy  naar  Pruis» 
aen  begeleide  was  Maria  Eleonora  van  Gleve,  bestemd  tot  echt- 
genoote  aan  Albrecht  Frederik,  hertog  van  Pruissen.  Zgn  stad- 
regt is  in  zes  deelen  verdeeld,  zeer  uitvoerig,  en  bevat  veel  dat 
aan  het  romeinscbe  regt  is  ontleend ,  zoodat  het  wel  eens  meer 
naar  een  handboek  des  gemeenen  regts  dan  naar  een  stadboek 
gelijkt ,  hetgeen  ongetwijfeld  heeft  bijgedragen  om  de  invoering 


85 


tegen  te  bonden.  Evenwel  is  de  geschiedenis  er  van  niet  onbe- 
langrijk, als  van  eene  poging  om  tot  eenen  meer  zekeren  regts- 
toestand  te  komen.  In  Kampen  echter  bleef  men  zich  sints  aan 
de  oudere  opteekening,  bekend  als  het  gulden  boek,  waarschijn- 
lijk in  de  15e  eeuw  bij  een  gebragt,  en  aan  de  latere  talrijke 
bijvoegselen ,  wel  eens  digestum  novum  genoemd ,  en  die  bei- 
den  nimmer  gedrukt  zijn,  houden. 

Oorkonden  betrekkelijk  de  twist  tuseehen  den  bisschop  van  Utrecht 
en  den  heer  van  Wisch  in  1490. 

De  heer  De  Geer  deelt  verder  de  oorkonden  mede  betrek* 
kehjk  deze  twisten,  en  wel  vooreerst  de  oorlogsverklaring  van 
den  heer  van  Wisch  aan  den  bisschop  van  Utrecht,  1490. 

Wy  Henrick  sone  tot  Wisch,  Dirk  Keteler,  heer  Gfadertsz., 
Derick  van  den  Beeke,  Derick  van  Wytenhorst,  Henrick  van 
Plettenberch ,  Jorien  van  Piettenberch,  gebruederen,  Arent  van 
Hopen  to  tiagenbeke,  Oodert  van  der  Beecke,  Dericx  broe- 
der, Jaspar  Westphalen,  Willem  Vaigt,  Weherendorp,  Jan 
van  BeconijnchuyseB ,  Oeert  van  Becomjnchuysen,  gebroedere, 
Jan  van  Beconynchusen  van  Antfelde,  Ludolph  van  den  Boroh, 
Jan  Vrijdach,  8eiger  van  Westenen,  Butger  van  Westenen, 
gebroederen,  Jan  van  Halver,  Aelbert  Schungel,  Hovolt  Bump, 
Symon  Schade,  Herman  van  Suchtrop,  Jan  van  Fraestinck, 
Herman  van  Velen,  Henrick  van  Ende  genand t  Suydewijnt, 
Gheert  Suydewgnt,  gebroederen,  Clusener,  Jorien  van  West- 
haven, Jan  van  Haitzfeldt ,  Diepenbroeok ,  Bevat  van  der 
Wijnde,  Jan  van  IJsendoern,  Sobbe  van  de  Grymberch,  Meche- 
len  Gadert  van  Doernynck,  Hamersteyn,  Wijnd,  Jan  Vincke, 
Winekelhusen ,  Dirok  van  Arft,  Marten  yan  Arft,  gebruede- 
ren, Cornelys  van  Broichuysen,  Dirok  van  Soharpenseell , 
Henrick  van  Wisch,  Derick  van  Munster,  Alert  van  Hoerde, 
Sweeder  van  Bwchusen,  Derick  van  Lymborch,  Landtver* 
derver  H.  van  Monhem,  Henrick  Kobberade,  laten  u  weten, 
eerweerdighe  bisscop  tot  Utrecht,  soe  gij  met  uwen  Sticht, 
joncheren   Johan,    heren   to   Wisch  etc.,   taijne  vur  onthalden 

8* 


36 


ind  dair  en  theyndens  na  om  onverwairt  uwer  eeren  myt  rooff 
ind  brande  hebben  schedigen  laten,  dorch  dan  sijne  guede 
recbt  und  omme  sunderlinge  saken  ind  bewentenisse  ons  dair 
toe  bewegende,  hebben  wij  oen  liever  dan  u  ende  willen  dair 
omme  in  sijnre  hulpe,  ind  uwe  ind  uwes  gantzen  Stichts,  ste- 
den ende  ondereaten  vyande  zijn,  ind  van  huden  daege  datem 
's  briefs  op  u,  op  u  ganse  Sticht ,  stede  ende  ondersaten  veden 
rait  onsen  dieneren,  hulperen,  ind  hulpers  hulperen,  mit  roeff 
ende  brande,  bij  nacht  ind  bij  dage,  soe  voele  wij  op  n  und 
uwen  stichte,  steden  ind  ondersaten  reden  ind  schaden  bren- 
gen moegen;  ind  des  wij  alsoe  doende  werden  ind  gedaen 
moegen  hebben,  dencken  wij  ende  willen  mit  desen  tegenwor- 
digen  brieve  onser  eren  ind  gelymps  tegens  u  ende  uwen 
stichte  verwaert  ind  geqwytet  te  hebben.  Oirkonde  deses  heb 
ick  Johan  van  Bernynchuysen  mijnen  zegell  hyr  onder  op  spa- 
cium  des  briefs  gedruct ,  des  wij  anderen  voirs.  hyer  inne  se- 
mentlijken  gebruycken.  In  den  jaer  onses  heren  m.ccoc.  ind 
tnegentich  opten  manendach  sant  Matheus  avont. 

Hierop  volgde  een  tusschenspraak  van  Adolf  van  Nassau  als 
stadhouder-generaal  van  Gelre  en  Zutphen : 

Wij  Adolph  greve  tot  Nassouwe,  her  tot  Wiesbaden,  stat- 
holder  generael  der  lande  van  Gelre  ende  van  Zutphen,  Ever- 
wijn greve  tot  Betithem  ind  heer  tot  Stenvorden ,  ende  geor- 
dineerde rede  des  lants  van  Gelre  voers.,  doen  cond  allen  den 
genen  die  dese  onsse  brieff  sullen  sien  of  hoeren  lesen,  alsoe  as 
seker  t wiste,  onlede  ende  veede  opgeresen  is  geweest  tusscben 
den  hoochweerdighen  forsten  und  heren,  here  David  van  Boor- 
goegnen ,  bisscop  t Utrecht ,  onsen  bisondereu  lieven  ende  gene- 
digen  heren,  synre  liefden  ende  genaden  landen,  luden,  steden 
ende  ondersaten  aen  eyne ,  ende  den  edelen  onsen  lieven  neven 
ende  jonkeren  Johan  here  tot  Wisch ,  sijnen  zoenen,  oeren  dien- 
res,  toestanderen  ende  hulperen,  hulpers  hulperen,  ander  deyls, 
heircomende  van  sekere  scholtforderinge  onse  neven  ende  jon- 
ckeren  van  Wisch  aen  den  voirs.  onsen  lieven  ende  genedegen 
here  van  Wisch  aen  den  voirs.  onsen  lieven  ende  genedigen  be- 


37 

ren  van  Utrecht,  ende  synen  gestichte,  vermeyndt  ende  gevor- 
dert  gehadt  heeft,  daer  sich  dan  onse  neven,  vader,  heren 
ende  joncheren,  Henrick  heer  tot  Ghemen  lant  drossaet,  ban- 
nerheren,  ritterschap  ende  stede  der  greefschap  van  Zutphen 
umb  sekere  gewalden ,  name,  roff  ende  brant  den  koninckliken 
maiestatz  undersaten,  und  hem  luden  in  den  oeren  van  den  van 
Wisch  ende  den  aqnen  onbilliken,  as  wij  verstaen,  toegevuecht, 
mede  innegemenget  ind  ergeven  hebben,  soe  verre  dat  men 
voert  totten  belech  ende  veltleger  die  stichtsche  voir  die  Wil- 
denborch  ende  die  van  die  greefschap  voir  die  fiorch  comen  ist, 
ind  soe  ons  dan  snlcke  onwille  van  wegen  der  konincklijcke 
majestait  mede  vut  gneder  naebuerschap  as  billick  van  gneden 
herten  leyt  geweest  is,  besorgende  vorder  onwille,  last  ende 
meerre  inconvenienten  tnsschen  beiden  perthyen ,  oere  landen , 
laden  ende  ondersaten  daer  van  ontstaen  mochte  hebben,  ons 
hyer  omme  mijn  beven  ende  gueden  heren  van  Utrecht  ind 
sijnre  liefden  ind  gnaden  sticht  toe  eenen  ind  der  sakeo  toe 
guede,  bynnen  der  stat  van  Doesborch  gevuecht,  beyde  perthien 
by  ons  doen  verscrijven  umb  inden  dingen  onderstaen  toe  han- 
delen, die  veede  ende  onwille  neder  to  mogen  leggen,  ind 
hebben  int  leste  mit  weten  ind  wille  beyde  pertbyen  seker  ar- 
ticolen  tnsschen  beiden  bededingt  und  in  cracht  deser  onser 
vutspraken  bededingen ,  die  aloë  van  beiden  perthyen  achter- 
voloht  ende  geholden  sullen  werden.  Inden  yersten  soe  is  ver- 
spraken ende  bededinget  dat  voir,  inne  ind  voir  all  die  vede 
und  onwille  die  tnsschen  beiden  perthyen  tot  deyn  dage  toe 
geweest  heeft,  gantse  aff  doot  ind  te  nyet  sijn  zall,  ind  heefft 
die  ene  perthye  des  den  anderen  in  craft  desen  onsen  dedinge 
ene  stede  vaste  alde  zwoene  hier  myt  ind  op  gegeven ,  van  al 
dat  sich  voir  ind  nae  in  desen  veden  ind  onwille  desen  scholt- 
forderinge  halven  des  sich  daer  aen  cleven  mach  van  der  eynre 
perthyen  weder  die  ander  gemaict  ende  begeven  mach  hebben, 
nyet  daer  van  vutgescheiden ,  gantse  alinck  ende  al  verleken, 
bezwoent  ende  gescheiden  sijn  sall  ende  blijven. 
Voert  sullen  die  gevangen  to  beiden  sijden,  die  eyne  tegen 


38 


den  anderen  op  eyne  alde  oirveede  sonder  enich  geit  to  gheven 
vrij  ind  qnijt  sijn,  dessgelijcx  alle  geloefde  ende  onbetaelde 
penny ngen  van  gevangen,  brantscbat,  dingtaell  ind  anders,  in 
desen  reeden  ind  onleden  geloeft ,  aij  weeren  verschenen  off 
onverschenen ,  voert  doden  tegen  doden,  name  tegen  name, 
schade  tegen  schade  ind  brant  tegen  brant ,  aal  oic  dat  eyne 
tegen  d'ander  doot  ende  quijt  sjjn ;  dan  weer  sake  dat  enige 
gevangen  van  der  stichtscher  sijde  gevangen,  vervoert  off  ver- 
schiet waren ,  aal  den  van  Wisch  allen  moegeliken  vlijt  ten 
keeren ,  dat  die  selve  gevangen  weder  tot  sijnen  banden  ge- 
bracht, geetalt,  en  in  gelijken  mathen  quijt  gescholden  sollen 
werden;  dan  off  hem  sulex  anstunde,  ind  in  sijnre  machten 
nyet  en  were,  en  solden  nochtans  dese  zwoene  daar  omme  nyet 
verbroken  ende  der  van  Wisch  des  oick  onbededingt  syn,  dan 
bevyndet  sich  dat  die  gene  die  opter  Wildenborch  ende  opter 
borch  belegen  sijn ,  die  gevangen  inden  belegge  of  dair  voir 
afgeschict  hadden,  salmen  die  selver  daer  toe  bedwyngen  ende 
toe  lieve  doen  dat  eij  die  gevangen  weder  op  die  Wildenborch 
ende  der  borch  stellen ,  die  alsdan  tn  gelrjker  mathen  als  an- 
der gevangen  qnijt  sijn  sullen. 

Voert  it  bededingt  dat  sulcke  tcholtfordinghe  ah  die  van 
Wisch  op  onsen  lieven  ende  genedigen  heren  van  Utrecht  und 
sqnen  sticht,  steden  ende  ondersaten  vermeyndt  to  hebben, 
dair  omme  hij  ende  sijne  zoene  mitten  selven  tot  openbaer 
veden ,  rooffe  ende  brant  komen  Bqn ,  sal  hyer  myt  doot ,  to 
nyet  ind  gantse  alinck  af  vertegen  ende  machteloost  sijn  ind 
blijven,  sonder  der  scholthalven  enyge  vorderinge,  ticht  ofte 
aensprake  mere  op  mijn  lieven  ende  genedighen  heren  ?an 
Utrecht,  sijnen  gesticht  ende  nacomelingen ,  bisscopen  tUtreeat 
to  sollen  doen,  to  maken,  to  hebben  of  to  behalden;  desge- 
lijcx  sal  oic  der  van  Wisch ,  sijne  zone  ende  toestanderen  we- 
deromme  ten  ewigen  dagen  verdragen  ind  verlaten  syn,  den 
voer»,  onsen  lieven  ind  genedigen  heren  van  Utrecht,  sijnen  ge- 
sticht, landen  ind  laden,  enyge  richtinge  of  beterniss  te  doen, 
van   sulcken  schaden  als  hij   ende  die  zqne  den  voirs.  onsen 


89 


Heven  ende  genedigen  heren  ende  sticht  van  Utrecht,  deser 
scholtforderingh  ende  saken  halven  gedaen  mogen  hebben,  son- 
der  daeromme  aen  hem  ende  den  sijnen  enige  vorderinge,  ticbt 
off  aenaprake  te  doen  off  to  maken  oft  van  horen  Inde  wegen 
to  doen  doen,  to  maken  off  lathen  gheschien  in  eniger  wijs, 
ende  aal  dat  eyn  tegen  d'ander  hier  myt  quyt  ind  to  nyet  be- 
dedingt  s^jn  ind  blijven. 

Voert  ia  bededingt  dat  die  gene  die  van  wegen  der  van 
Wiach  opten  vurss.  tween  huysen  ter  Wildenborch  ende  der 
Boreh,  van  den  atichtachen  ende  greefschap  voira.  belegen, 
beheltelick  ljjfz  ind  guetz  op  eyne  alde  oirvede  mede  bezwoent 
t$n  sollen  van  al  dat  aich  in  deser  veden  ende  belechz  halven 
begeven  heeft,  ind  sallen  gelaven  ind  zweeren  der  oiraaken 
balven  aen  die  konincklyke  maiestait,  s\jnen  landen,  Inden  ende 
ondersaten,  ind  innesonderheit  aen  myn  lieven  eode  genedigen 
beren  van  Utrecht ,  sqnen  gesticht ,  steden ,  landen  ende  on» 
dersaten,  noch  aan  den  drossaet,  banreheren,  ritterschap,  stede 
ind  ondersaten  der  greefsoap  voirs.,  oeren  ondersaten  ind  be« 
woentera  nyet  te  wreken,  toe  doen  wreken,  te  keren  noch  the 
laten  keren,  b\j  ons  selven  noch  nyemant  anders  van  oeren 
wegen  in  enigerwijs  ind  daerop  behoirüjke  breeve  to  geven. 

Voert  zo  dan  onse  lieve  neven,  vader,  heren  nnde  joncheren 
de  drossaet,  bannerheren,  ritterschap,  stede  ind  nndersaten  der 
greefschap  vors.,  sioh  beclaecht  hebben  van  sekeren  schade, 
rooff  name,  brant  ende  ander  excessen,  hem  luden  van  den 
van  Wiach  ende  den  sijnen  toegevuecht,  daer  omme  sij  den 
van  den  van  Wisch  ter  nootwaer  gedrongen,  voirt  met  hem  to 
veeden  ende  belech  voir  den  borch  comen  weeren,  sullen  der 
konynokhjker  majestats  ondersaten  vanden  platten  lande,  die 
alsoe  baten  veden  beschedicht  ende  des  van  Wisch  viande  nyet 
geworden  en  wereu,  oenen  schaden  in  redelicheit  groten  ende 
taxieren,  ende  den  van  Wiach  bynnen  den  neesten  halven  jaer 
daer  omme  bq  twee  van  oeren  vrienden  inder  guetlicheit  vor- 
deren, daer  der  van  Wisch  twee  van  sjjnen  vrenden  tegen  or- 
diniren  aall  umb  vanden  schaden  inder  guetlicheit  to  tractieren 


40 


ind  to  arercoraeu;  iod  off  die  viere  fhinden  sulcx  ioder  gneU 
lieheit  nyet  eyns  werden  en  konden,  mogen  die  beschedichde 
den  van  Wisch  umb  den  schaden  mitien  lant  rechte  off  voir 
statholder  ind  reden  slantz  van  Gelre  vurnemen  ind  vorderen, 
daer  der  Tan  Wisch  denselven  rechte  gehoersam  voer  sijn  sall. 

Item  aengaende  den  van  Groenyngen  ende  den  schaden  zij 
geleden  hebben  als  sy  seggen  etc.  willen  die  selve  van  Groe- 
nyngen mede  in  deser  zwoenen  begrepen  zijn ,  solde  den  van 
Wisch  sijnre  aenspraken  ende  schnltforderingen  hij  opten  sticht 
vermeyndt  te  hebben,  oick  op  die  van  Gronyngen  vertyeniod 
vertegen  blijven  als  op  die  ander  stichtsche  ondersaten.  Men 
wolden  zij  in  deser  zwoenen  nyet  mede  begrepen  sijn,  sal  der 
van  Wisch  sijne  aensprake  op  sij  bebalden  ende  daer  van  on- 
vertogen zijn.  Desgel ijcx  sullen  oick  die  van  Groenyngen  hoe- 
ren schaden  aen  van  den  Wisschen  gedaen ,  aen  die  van  Wisch 
ende  den  oeren  mogen  vorderen ;  ind  hyer  op  sullen  die  van 
Groenyngen  oer  beraet  vertbien  daghe  lanck  hebben,  byerinne 
te  volgen  off  aff  the  slaen  tot  oeren  kneren.  Dan  wolden  die 
Tan  Groenyngen  mede  bezwoent  sijn  sullen  dese  zwoen  met 
oeren  transfixbrieff  mede  beloven  ind  versegelen. 

Voirt  is  bededingt  datter  van  Wisch ,  sijne  erven  ende  nao 
melingen,  noch  nyemant  Tan  hoeren  wegen,  onsen  lieven  ende 
genedigen  heren  van  Utrecht ,  sijnre  liefden  ind  genaden  sticht, 
den  drossaet  des  lants  van  Zutphen ,  banreheren ,  ritterschap, 
stede  ind  undersaten  der  greefschap  voirs.  vut  ende  inne  den 
Toirs.  tween  sloten  Wildenborch  ende  der  Borch,  van  nu  voirt 
meer  tot  ghenen  tijden  toe,  umb  der  voirs.  scholtforderingen 
ind  belechz  wegen  ind  des  sich  dair  aen  cleven  mach,  eghey- 
nen  hynder  noch  schade  meer  doen  noch  laten  doen  en  rollen 
in  gheynrewjjs. 

Hierop  sal  mijn  heren  van  Stenvorden  Tan  wegen  des  stat- 
helders  slantz  van  Gelre,  inne  name  der  K.  M.  die  voers.  twe 
sloten  Welden borch  ende  der  Borch  as  een  seqnester  op  des 
van  Wisch  oost  inne  nemen  ende  in  beholden  ter  üjt  toe,  dal 
dese    articulen    vorgeroert   Tan    beyden  sijden  volbracht  sullen 


i 


41 


3ijn ,  ind  sal  den  van  Wisch  die  voerscreven  twee  sgnre  sloten 
daer  en  theyndens  bij  bevele  des  statholders  weder  tot  sijnen 
handen  stellen  ende  inne  doen. 

Item  is  bededingt  of  der  zegele  aen  die  iwoenebrieff  eyne 
of  nier  ontbreke,  buten  des  van  Wisch  schulden!  solde  men 
dairomme  den  ?an  Wisch  sijne  slot  nyet  voirhalden  ind  allet 
sonder  argelist  ende  ongebrekelick.  Ind  want  wij  Adolph,  greve 
ende  statholder ,  Everwijn ,  greve  tot  Bent  hem,  ind  geordenerde 
reede  slantz  van  Oelre  vuns.,  dese  vurgeruerde  articulen  van 
wegen  ende  inne  name  der  K.  M.  mit  wille,  weten  ende  con- 
sent beyde  parthyen  voers.  inne  maten  wye  vorgeruert  steyt 
verspraken  ende  bedadingt,  hebben  wij  des  toerkonde  ende 
vaste  stedicheyt  alre  dingen  onser  beyder  segelen,  der  wij  ge- 
ordenerde rede  voirs.  op  dye  tijt  umb  gebreck  van  onsen  se- 
gelen hyer  nyet  inne  gebruycken,  aen  desen  brieff  der  vier 
sijn  sall,  eyne  voir  mijn  lieven  ende  genedigen  heren  van 
Utrecht  ende  synre  liefTden  ende  gnaden  sticht,  eyn  voir 
drossaet,  banreheren,  ridderschap  ende  stede  der  greefschap 
van  Zutphen,  den  derden  voir  mijn  neven  ende  joncheren  van 
Wisch  ende  den  vierden  voir  onss  dedincslude  voers.,  doen 
hangen.  Ind  want  dan  dese  voerg.  articulen  bij  wille,  weten 
ende  consent  van  ons  David  van  Bourgoegnen,  bisscop  t Utrecht, 
voert  borgermeesteren ,  scepenen  ende  raede  onser  stede  Utrecht, 
Amersfoort,  Deventer,  Gampen  ende  Swolle,  van  wegen  ons 
gestichts,  ons  alre  dienre,  ondersaten,  hulpen,  hulpers  hulpe- 
ren ende  toestanderen,  ende  bij  ons  Henrick,  her  to  Ghemen, 
landtdrossaet ,  Os  walt,  greven  then  Berghe  ind  her  tot  By  landt, 
Frederick  her  tot  Bronchorst  ind  tot  Borekell,  Joban  heer 
tot  Voerst  ende  tot  Keppell ,  Johan  Momme  van  Keil ,  Evert 
van  Hekeren ,  voert  borgemeysteren  ,  scepenen  ende  raet  der 
stede  Zntpben  ,  Doesborch ,  Dotinchem ,  Lochem  ende  Grolle, 
van  wegen  ende  inne  name  der  banreheren,  ritterschap,  stede 
der  graefschap  van  Zutphen  vurs.,  onsen  ondersaten,  dienren, 
toestanderen,  hulperen  ende  hulpers  hulperen  aen  die  eyne, 
ind  ons  Johan,  her  tot  Wisch,  Henrick  ende  Johan  van  Wisch 


42 


gebroederen,  onsen  dienren,  ondersaten,  halperen,  hulpers 
halperen  ende  toestanderen  aen  d'  ander  syden,  aldus  bedadingt 
ende  versproken  sijn,  hebben  wij  rnrg.  personen  onse  segele 
tot  vorder  vestenisse  alre  dingen  mede  aen  desen  brieff  doen 
ende  heeten  hangen.  Ind  ick  Ghijsbert,  broeder  tot  Wiich, 
hebbe  tot  versoecke  int  vat  beden  van  mijnen  lieven  broeder 
Johan  her  tot  Wisch  ind  stynre  liefden  soenen  mijnen  heven 
neven  vors.,  dese  zwoene  ende  dedinge  thorconden  mede  be- 
segeli  Gededingt  ind  overdragen  bynnen  dar  stadt  Doesborcb, 
opten  donresdach  neest  nae  alreheilgen  dach,  int  jaer  onsei 
heren  dnsent  vierbondert  ende  tnegentich. 

Met  dese  uitspraak,  welke  ook  Pontanas  niet  schynt  gekend 
te  hebben,  was  die  oorlog  geëindigd. 

De  bisschop  had  intussehen  aan  zijne  onderzaten  in  bet 
Oversticht,  toen  hij  gelden  van  hen  benoodigd  had,  bewaring 
aller  hunner  regten  en  privilegiën  beloofd ,  en  onderlinge  hulp 
en  bijstand,  als  zij  in  dezen  twist  schade  leden,  bij  de  beide 
volgende  stukken  van  dezelfde  dagteekening. 

David  van  Bourgoegnen  eto.  doen  kont  ende  bekennen  ver- 
mits desen  apenen  brieve  voir  ons,  ende  voir  onse  nacomelinge, 
alsoe  Johan  her  tot  Wisch  myt  sijne  soenen  Johan  ende  Hen* 
rich,  ende  oeren  toestenderen ,  hulperen  ende  hulpers  halperen, 
onse  ende  onses  landes  viande  geworden  sijn,  daeromme  sola 
te  wederstaene  men  merekelijken  geit  behoevieh,  ende  na  by 
onsen  gedeputeerden  reden,  deputeerde  van  onsen  ridderschap, 
ende  gedeputeerden  rades  vrinden  onser  dryer  steden  Deventer, 
Campen  ende  Swolle ,  eyne  gemeyne  sehattinge  na  older  ge- 
woenten  in  onsen  Oversticht  vntgesadt  ende  overgegeven  is, 
dat  vermyds  dese  sehattinge  voers.  onse  lantsehap  ende  onder- 
saten van  Twentht  in  alle  oeren  olden  rechticheiden ,  olden 
previlegien  ende  beercomen  on  verbroken  bleven,  ende  daer 
bij  vastelijke  onderholden  sullen  werden  sonder  indraeht  ende 
sonder  argelist.  Ende  des  to  oirkunde  hebben  wij  David  van 
Bourgoegnen,  bisschop  voers.,  voer  ons  ende  voer  onse  naco- 
melinge, onsen  zegel  aen  desen  brieff  gehangen.     Gegeven  int 


48 

jair  onses   heren   dusent  ccoc.    ende   xo.  opten  saterdach  nae 
sant  Victoers  dage. 

David   ete.   doen   kondt   ende  bekennen  voir  ons  ende  voir 
onse  nacomelinge,  mit  onsen  ridderscap  ende  mit  onsen  drien 
steden  Deventer,    Campen   ende  Swolle,  alsoe  Joban  her  tot 
Wisch  mit  sijnen  tween  soens  Johan  ende  Henrick,  ende  oer 
toestenderen ,  hulperen  ende  hulpers  hulperen,  onse  ende  onses 
landes  ende  stichts  vyande  geworden  sijn,  dairomme  sulcx  te 
wederstaene  men  merckeliken  geH  behoevioh,  ende  nu  bij  onsen 
gedeputeerden   reden,    gedeputeerden   van    onsen  ridderschap 
ende  den  gedeputeerden  rades  vrunden  onser  drier  steden  De* 
▼enter,    Campen  ende   Swolle  voers.  eyne  gemeyne  schattinge 
nae  older  gewoenten  in  onsen  Oversticht  vutgesadt  ende  avcr- 
gegeven  is;  dat  oftet  dan  sake  were,  dat  tot  enigen  anderen 
tijden    van   enigen   hoecken   onser   lantschappen    van  Sallant, 
Twenth  ende  Vollenhoe  vede  off  onlede  verrese ,  off  desen  ge» 
lijke  avergrepen  geschieden,   soe  sal  dié  ene  den  anderen  des- 
gelycx  behulp  doen ,  ende  in  gelijken  formen  bystendich  wesen, 
onse  lantschappen  voers  onderlinge  in  beschermenisse  te  onder- 
holden,  allet  sonder  argelist.     Ende  des  to  oirkonde  ende  be- 
kentenisse  aller  dingen  voers.,  hebben  wy  David  van  Bourgoeg- 
nen,  bisseop  voers.,  voir  ons  ende  voir  onse  nacomelingen  ende 
ondersaten,   onsen   segell   aen   desen   brieff  doen  hangen  met 
segele    der  deputeerde   van   den  ridderschap  der  lantschappen 
voers.,    met   namen   vut  Sallandt,    hoeren  Vincencius,  heeren 
tot   Bneren   etc.  ende  Johans  van  Rechteren,    vut  Twentht, 
Johans    van  Twickell   ende  Ooerts  van  Bede,  ende  wt  onsen 
lande   van    Vollenhoe,    Johans  van  IJsselmuden  ende  Bertolts 
van  der  Eze,  ende  onsen  drier  steden  Deventer,  Campen  ende 
Swolle.     Gegeven  int  jaer  onses  heren  dusent  vierhondert  ende 
tnegentich,  opten  saterdach  nae  sant  Victoers  daghe. 

Meer   stukken   op  deze  zaak  betrekkelijk  bevat  het  diverso- 
rium  niet. 


44 


S  Vergadering.    31  JTanuary  1957. 

Bibliotheek.  —  Inventaris  van  het  archief  van  UueUtei*.  — 
Brief  van  Maurüs  aan  Foppe  van  Jiteema,  over  uitgeweken 
remonstrantsche  predikanten.  —  Brief  van  Foppe  van  AUsem 
aan  Maurits,  over  de  politieke  betrekkingen  met  de  Nood- 
Duitsche  staten. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  Dr.  J.  Tideman,  te  Amsterdam: 

De  Bemonstrantsche  Broederschap.  Biographische  Naamljjst  va 
hare  professoren,  predikanten  en  proponenten,  met  historische  een- 
aanteekeningen  omtrent  hare  kweekschool  en  gemeenten ,  door  Jo» 
annes  Tideman.     Haarlem,  1847. 

van  Jhr.  J.  P.  Cornets  de  Groot  Tan  Kraayenborg,  te  'sGrt- 
venhage: 

Aanmerkingen  op  het  Ontwerp  van  wet ,  tot  vaststelling  vos 
een  Reglement  op  het  beleid  der  Regering  van  Nederlandsen  In- 
die,  door  Jhr.  J.  F.  Cornets  de  Groot  van  Kraaijenburg.  'sGra- 
venhage,  1853* 

Oeerzigt  van  de  Reis  in  de  Nederl.  Oost-Indische  bezittingen, 
door  Z.  K.  H.  Prins  Willem  Frederik  Hendrik  der  Nederlan- 
den, gedurende  het  jaar  1837,  door  denselfden.  (Overgedrakt 
uit  de  Verhandelingen  en  Berigten  betrekkelijk  het  Zeewetm  en 
de  Zeevaartkunde ,  door  Jhr.  G.  A.  Tindal  en  Jacob  Swart, 
VIL  DL,  II.  St.) 

van  Jhr.  H.  Baerdt  van  Stninia,  te  Bergum: 

Overzigt  van  twee  alba  amicorum  uit  de  XFIL  eeuw,  door 
Jhr.  H.  B.  van  Sminia.    (Afgedrukt  uit  De  Vrije  Fries.) 

van  den  Heer  F.  A.  Ebbinge  Wubben,  te  Staphorst: 

Het  kasteel  of  blokhuis  te  Oenemuiden.  (Door  F.  A.  Ebbinge 
Wubben.)  (Overgedrukt  uit  de  Prov.  Overysselsche  en  Zwoüche 
Courant  van  13  Jan.  1857.) 

van  den  Heer  J.  L.  A.  Diegerick,  te  Brugge: 

Documents  historiques  inédiis  concernant  les  Irouble*  des  Pam* 


45 


Boys,  publiés  avec  des  notes  biographiques  et  historiqaes  par 
Fh.  Kerven  de  Volkaersbeke  et  J.  L.  A.  Diegerick.  Avec  des 
facsimile*.     Gand,  1847—1850.  2  vol. 

Qorrespondance  des  magistrats  d'Fpres,  députéê  è  Gand  et  è 
Bruges  pendant  les  troubles  de  Flandre  sous  Maximilien,  duc  <?  Au- 
trieb,  roi  des  Romains  etc.,  publiée  par  J.  L.  A.  Diegerick. 
Bruges,  1853—1856. 

Salomon  Puber,  Poëte  Fprois.  Par  Ie  même.  Brages,  1852. 
(Eitrait  des  Annales  de  la  Société  ctEmulation  de  Bruges). 

F.  D.  Craes,  Auteur  <Tun  poème  Latin  sur  la  mort  de  VAr- 
ckiduchesse  lsaóeUe-Claire-Eugénie.  Par  Ie  même.  Bruges,  1853. 
(Eitrait  ut  supra). 

Analeetes  Fprois  ou  Becueü  de  documents  imédiis  concernant  la 
vitte d'Fpres;  publiés  par  J.  L.  A.  Diegerick.  Bruges,  1850.  4*. 

Joyeuse  entree  de  Pküippe-le-èon,  Duc  de  Bourgogne,  dans  sa 
honue  vitte  aVFpres.  Entrees  solemneUes  de  quelques  personnages 
remarguables.  —  Jaeques  Cavael  et  Jrancie  Vander  Wichteme, 
pemtres  Fprois  en  1400  et  1401.   Par  Ie  même.  Bruges,  1853. 

Lettres  inédites  de  Pierre  de  MeUm,  Prince  oVEspinci,  (1580 
et  1581)  publiées  par  J.  L.  A.  Diegerick.  Tournai,  1853 
(Extrait  du  Tomé  I  des  Memoires  de  la  Société  historique  et 
littéraire  de  Tournai), 

Quelques  lettres  et  autres  documents  inédits  concernant  VBm- 
pereur  Charles» Quint.    Par  Ie  même.     Bruges,  1853. 

Documents  historiques  concernant  la  vitte  de  Tournai  sous  la 
dminalion  Anglaise,  et  pendant  Ie  siége  de  Ï518  par  Charles» 
Quint;  publiés  par  J.  L.  A.  Diegerick.  Tournai,  1854  (Ex- 
trait du  tome  IV  des  Memoires  de  la  Société  hist.  et  litt.  de 
Tournat). 

Notiee  sur  Ventrée  solemnelle  du  Duc  oVAnjou  dans  la  vitte 
aVAnvers,  Ie  19  Pévrier  1582;  par  J.  L.  A.  Diegerick.  Anvers, 
1854  (Extrait  des  Annales  de  V Académie  <? Archéologie  de  Bel- 
cique). 

Neuve-Église.  Notes  sur  sa  draperie  et  ses  chambres  de  rhéto- 
rique.    Par  Ie  même.    Bruges,  1855. 


46 


Analeete*  hietorique*  concertant  la  ville  de  Dunberque  per  J. 
L.  A.  Diegerick  (Extrait  dee  Mémoires  de  la  Sodêté  Dunkrquoix, 
pour  Vencour agement  dee  leitre»  ei  des  arts,  1858—1854.),  Dun- 
kerque,  1855. 

Ie  prieuré  de  Nieppe.  Par  Ie  même  (Eitrait  da  Buüesm 
hietorique  de  la  Sodèté  des  Antiquair**  de  la  Morvue),  1855. 

Document*  hietorique*  concernant  Ie  eQge  de  Tourwai  de  15S1 
et  Pierre  de  Melun ,  Prince  tfHepmci,  communiqués  par  i.  L. 
A.  Diegerick.  Tournai,  1856.  (Extrait  du  Tomé  V  du  M 
letin  de  la  Société  tot.  et  UU.  de  Tour  nat). 

Notie*  *ur  Ie*  negodaüon*  qui  ooi  eu  Ueu  entre  U*  ÉtoU-Oé- 
neraux  et  Ie  Duc  iïAnjou,  apree  la  tentatvee  de  e*  prince  de  mr- 
prendre  Anvere  (1588)»  par  J.  L.  A.  Diegerick.  Aurora,  1856 
(Extrait  des  Annale*  de  V Académie  d  Archéologie  de  Belgiqui). 

Inventaris  van  het  archief  van  IJ**eUte*n.  De  heer  H.  E,  de 
Break  heeft  een  afschrift  ingezonden  van  den  door  hem  opge* 
maakteu  inventaris  van  het  archief  der  stad  IJseelstein,  rgt. 
Kronijk,  1849,  bl.  191,  860  en  hier  boven  bl.  1.  Uit  dit  uitvoe- 
rig stuk  blijkt  onder  anderen ,  dat  zich  op  dit  archief  ais  nog 
bevinden:  de  registers  van  wülekeuren,  rollen,  getuigenissen, 
verpachtingen  van  schattersgoederen  en  van  de  tienden  van  de 
capittels  van  St.  Marie  en  Oud-munater ,  hypothecaüën,  enz., 
loopende  van  1491  tot  1668  en  vervat  in  87  banden.  Zij  be- 
vatten, volgens  den  heer  De  Breuk,  een  rijken  schat  van  bedra- 
gen tot  de  kennis  van  den  staat  en  den  regtakundigen  toestand 
van  het  land  van  IJsselstein,  terwijl  men  daarenboven  verschil* 
lende  geschiedkundige  bijzonderheden  daarin  vindt  opgeteekend. 
Onder  de  regieters  van  verschillenden  aard  treft  men  aan:  Grooft- 
reeolutieboek ,  loopende  van  1581 — 1795;  —  de  reeolutien  van 
Drossaard,  Schout  en  Burgemeesteren  van  1683 — 1795.  Bjj 
de  stukken  betreffende  den  vroegeren  toestand  van  IJmUtev*  vindt 
men :  verschillende  copiën  van  brieven ,  zoowel  van  den  Heer 
van  IJsselsteiu  als  van  de  bisschoppen  van  Utrecht,  beginnende 
met   1285.  —  Destructie  van  IJsselstein  in  1418  met  eenige 


47 


brieven  (vgl.  Burman,   Ulr.  jaarb.t  I.  bl.  206,  222.),  —  een 
contirmatiebrief  van   Maxirailiaan  aan  den  Heer  Frederik  van 
IJsselstein,  waarbij  de  ordonnantien ,  coatnmen  enz.  van  1340 
worden  bevestigd,  2  Maart  1508,  —  Handvesten  en  oostumen 
van  onae  stede  ende  baronnie  IJsselstein ,  bevestigd  en  getee- 
kend  door  Willem  III,   1675.    (Gedrukt  te  IJsselstein  1710. 
4*.)  —  Stukken  betreffende  het  instellen  van  drie  jaarmarkten 
binnen  IJsselstein,  door  den  bisschop  van  Utrecht,  en  andere 
merkwaardige  aanteekeningen ,  uit  een  ond  handvestenboek. — 
Onder  de  Hukken  en  brieven  van  verschillenden  aard  merken  wij 
op:  brief  van  Willem,  prins  van  Oranje,  van  22  February  1557, 
houdende  ordonnantie  ten  einde  te  voorzien  in  de  kosten  van 
een  nieuw  raadhuis.  —  Antwoorden  van  Frederik  Sebastiaens, 
gevangen  op  het  huis  van  IJsselstein,  overgegeven  aan  het  ge* 
regt  van  IJsselstein,  betrekkelijk  zijn  in  dienst  wezen  bij  den 
heer  van  Brederode,  1568.  —  Lijst  van  goederen  door  die  van 
IJsselstein  te  leveren  op  het  huis  te  Buren ,  bij  gelegenheid  van 
het  huwelijk  van  hare  vorstelijke  genade,  14  Maart  1592.  — 
Bemonstrantie  van  Drossaard ,  Schout  enz.  van  IJsselstein,  over- 
gegeven aan  hare  vorstelijke  genade,  wegens  de  noodige  repara- 
tie aan  nraren,  poorten,  torens,  enz.,  den  11**  December  1598, 
merkwaardig  wegens  het  daarin  vermelde  zilverwerk  der  kerk. 
—  Publicatie   wegens   het  huisvesten  van  vreemde  personen, 
door  de  fransche  oorlogen  in  de  baronnie  gekomen,   24  Octo- 
ber  1680.  —  Publicatie  wegens  het  houden  eener  collecte  ten 
behoeve  der  Fransche  vlugtelingen,   8  Maart  1699.     De  col- 
lecte brngt  slechts  ƒ  608 — 6  op,  waarmede  men  niet  tevreden 
schijnt  geweest  te  zijn ,   althans  er  volgt :  —  Last  tot  vervol- 
ging wegens  weigering  van  bijdragen  in  die  collecte,  1699. — 
Stukken   betrekkelijk  de  aanspraak  van  den  koning  van  Pruis- 
sen  op  de  baronnie  van  IJsselstein  na  het  overlijden  van  Wil- 
lem III.  1702 — 1783.  —  Ook  vindt  men  er  brieven  van  on- 
derscheidene krijgsbevelhebbers  over  krijgszaken,  het  innemen 
van  garnisoen,  de  gemaakte  onkosten,  van  1574 — 1598,  en  eene 
reeks   brieven  en  stukken  betreffende  de  overgave  van  IJssel- 


48 


stein  aan  de  Franschen,  1672—1673.  —  Onder  de  kerkdijk 
stukken  merken  wij  op :  de  onkosten  van  de  timmerage  der 
kerk  met  de  bestekken,  96  bl.  groot,  waarin  zeer  naanwken- 
rig  ook  de  kleinste  bijzonderheden  worden  opgegeven,  van  1537, 
welke  kerk  in  1534  bijna  geheel  was  afgebrand.  Wijders  een 
inventaris  van  bet  zilverwerk  van  het  convent  en  van  de  kerk  te 
IJaselstein  en  Benschop,  overgeleverd  te  Breda,  10  Jutij  1579, 
zeer  naauwkeurig  gewigt  en  waarde  opgevende ,  en  een  rekwest 
van  Drossaard  enz.  wegens  bet  afbreken  der  kloosterkerk,  Febr. 
1697.  —  Bij  de  stukken  betreffende  geestelijke  gedichte*  vindt 
men  een  langwerpig  boekje  op  perkament  met  het  opschrift: 
dit  sijn  die  ghildebroeders  ende  susters  van  onser  vrouwen  ghil» 
de ,  —  en  een  dergelijk  beginnende : 

Vron  Jacob  van  Hollant 
Her  Franck  van  Borsselen. 
benevens  een  brief  van  Pontus  Heuterus  in  het  latijn  aan  Al- 
bertus  Houtsmet ,  canonicö  seniori  capituli  ooliegialis  Arnhe- 
miensis  mine  Culenborg  habitanti,  1  Mei  1596.  —  Betrekkelijk 
de  schooltaken  bevat  het  archief:  acta  scholastica  IJsaelsteiniana 
in  een  band  in  fol.,  bestaande  uit  stukken  van  1572  tot  1806. 
Bij  de  stukken  van  verschillenden  aard  en  inhoud  merkt  men  op 
een  afschrift  der  oudste  costumen  van  Vianen ,  onder  het  op- 
schrift :  Copie  van  usantien ,  oostuymen  der  stede  van  Vianen 
als  nu  eerst  bij  gheschrifte  gestelt ,  waren  nochtans  so  lange 
geobserveert  ende  onderhouden,  dat  gheen  mensche  memorie  ter 
contrarie  en  ghedenckt ,  sowel  in  judicio  contradictorio  als  daer 
buyten."  Wijders  eene  i  Genealogie  ende  afcomste  in  'toorte  van 
de  doerluchte  ende  moeghende  Princen,  graven  van  Hollaadl, 
Zeelandt,  heeren  van  Vrieslandt,  heurluider  afcompst,  aliantie, 
generatie  enz.  door  Daniel  van  Berlain,  borger  van  'sGmen- 
hage,  amateur,  geschreven  waarschijnlijk  omstreeks  1530,  30 
bl.  in  folio.  Ongetwijfeld  zullen  alle  deze  stukken  nog  vele  en 
zeer  belangrijke  berigten  voor  de  geschiedenis  bevatten,  enwg 
wenschen  dat  de  verdienstelijke  arbeid  van  den  heer  De  Break 
medewerke,   om  de  aandacht  van  velen  op  de  hier  aanwezige 


49 


bescheiden  te  vestigen,  zeker  zal  zijne  moeite  het  best  beloond 
worden,  als  men  uil  het  nu  geordend  en  beschreven  archiefveel 
nut  trekke  voor  den  opbouw  der  vaderlandsche  geschiedenis. 

Brief  van  Maurüs  aan  Foppt  van  Aittema  over  uitgeweken 
Remonstranten.  De  Heer  Mr.  J.  A.  Grothe  brengt  ter  tafel  de 
minuut  van  een  brief  van  prins  Maurits  aan  den  bekenden 
Foppe  van  Aitzema,  sedert  1617  Resident  der  Staten  bij  de 
Hanzesteden,  ten  bewijze  van  het  belang,  dat  in  de  vestiging 
der  uitgeweken  remonstranten  in  Holstein ,  werd  gesteld. 

De  Prince  van  Orangien,  Grave  van  Nassau,  Moers, 
Bueren  enz.,  Marquis  van  der  Veer  ende  Vlissingen, 
Heer  ende  Baron  van  Breda,  Biest  enz. 

Erent veste,  hoochgeleerde,  wijse  ende  discrete,  lieve  besondere. 

Wij  sijn  bericht  dat  Cornelis  Gesteranus  *),  eertyts  predicant 
tot  Gore  hum  ende  Gerardt  Velsius,  gewesene  predicant  in  Ra- 
ckaigne,  hen  begeven  souden  hebben  nae  Frederickstadt ,  toe- 
behoorende  den  hertoge  van  Holstein. 

Naerdien  sy  nu  beide  bevonden  werden  complicen  te  zijn 
van  dese  grouwelicke  conspiratie,  souden  Wij  geerne  weeten  off 
sy  tot  Frederickstadt  voorschreven  gearri veert,  ende  alsnoch  zijn; 
als  mede  off  den  hoochgedachten  hertoge  van  Holstein  deselve 
twee  persoonen  soude  willen  in  sijne  protectie  nemen  ende  hou- 
den, off  des  versocht  sijnde  aen  de  heeren  Staten  laten  volgen1). 


1)  Geesteranus  en  Velsius  waren  kort  voor  de  ontdekking  van  bet  oom* 
plot  der  zonen  van  üldenbarneveld  tegen  het  leven  van  Maurits  (Febru- 
ari) 1623),  te  's  Hage  in  gezelschap  van  Van  Djjk  en  Slatius,  (Van  Ait- 
zema, Saken  v.  Si.  en  O.,  I.  p.  176,  folio  uitg/).  Van  daar  dat  terstond 
door  het  hof  van  Holland  ƒ  4000  op  ieders  hoofd  werd  gesteld  (V.  d. 
Capellen,  Qedenkschr.,  I.  p.  150).  Zij  hebben  later  van  hunne  onschuld 
doen  blijken  (Wagenaar,  X.  p.  462). 

2)  Het  is  twijfelachtig  of  dit  polsen  van  de  gezindheid  van  den  hertog 
van  Holstein,  inderdaad  aan  Aitzema  zjj  opgedragen.  In  eene  tweede  mis- 
sive van  den  prins  van  17  Jnlij  dnnraanvolgende ,  mede  in  minuut  onder 
mij   berustende,  wordt  de  last  aan  Aitzema,  die  nog  niets  van  zich  had 

XIII.  J.  4 


50 


Is  daerom  biermede  Ons  begeren  dat  gij  secretelick  ende 
onvermerckter  wiJ9C,  daer  nae  alle  de  voorseyde  particokritey- 
ten  wildt  vernemen ,  ende  van  't  gene  gij  daervan  kompt  te 
verstaen,  Ons  adverteren. 

Ende  also  Wy  bericht  aijn  dat  haer  tot  Glockstat  opd'EWe 
gelegen,  veel  Arminianen  onthouden ,  ende  oversulx  well  nodich 
ware  dat  men  weten  mochte  wat  onder  deselve  dagelix  remar- 
quabels  voorloopt,  sall  u  believen  debvoir  te  doen  ten  eynde 
gy  een  habile  ende  voorsütyige  persoone  meucht  becommen, 
die  simulerende  van  haer  gesindtheyt  te  wesen,  bij  hen  weete 
te  converseren  ende  frequenteren ,  eude  soo  alles  kan  eien, 
hooren  ende  u  rapporteren;  waervan  gij  Ons  dan  bij  aller  gele- 
genheyt  wilt  adverteren.  Ende  solt  ons  daermede  eene  ange- 
name  saecke  bewjjsen  &). 

U  hiermede 

Eren  veste,  hoochgeleerde,  wijse  ende  discrete,  lieve  betoo- 
dere,  in  de  protectie  des  Almogende  bevelende;  uyt  'sGraven- 
hage  den  28*  Aprilis  1623. 

Uwe  seer  goede  vrondt, 
Resident  Ayssema. 

Brief  van  Foppe  van  Aitzema  aan  Maurits  over  de  politieke 
betrekkingen  met  de  Noord- Duitsehe  tiaten.  De  heer  Grothe  ver- 
toont vervolgens  een  brief  van  denzelfden  Foppe  van  Aitzemi 
aan  Maurits ,  gedeeltelijk  in  cijfers  geschreven,  waarvan  de  be- 
teekenis  met  eene  andere  hand  boven  het  cijfer  is  gesteld.  By 
het  einde  van  het  bestand  zocht  Maurits,  tegen  de  vereenigde 
krachten  van  Spanje  eo  de  catholieke  ligue  in  Duitscbland,  hulp 


doen  hooren ,  opgedragen ,  in  extenso  herhaald ,  met  weglating  dezer  zin- 
anede;  ook  ia  die  in  de  minuut  hier  medegedeeld,  wel  niet  door,  maar  toch 
omgehaald, 

1)  In  het  rappel  van  17  Juljj  wordt  Aitzema  aan  het  abt  nog  verzocht 
te  schrjjven:    *off  de  Arminianen   ter  plaatsen  vooraegt  grooten  toeloop 

•  hebben,   wat  sjj  voor  neeringe  doen,  ende  off  ay  veel  haysen  genonert 

•  hebben." 


51 

bij  de  Noord-Dnitache  vorsten  en  Denemarken.    Op  die  bemoei- 
jingen  doelt  onderstaande  origineele  brief  aan  den  Stadhouder: 

Dorlnchtige  ende  hoochgeboren  vorst ,  genadigste  heere. 

Den  58  (hert.  van  Lunnenburg)  onderlaet  niet  te  vervolgen 
s\jn  versoeck,  nopende  het  buis  Floeta,  hetwelcke  hie  meent 
hem  toe  te  hooren,  ende  deur  faveur  van  uwe  Vorstl.  Dorl.  in 
possessie  te  krijgen  kouen,  presentert  alsdan  aen  51  (Churrurat 
van  Brandenb.)  contentement  te  geven  naer  uwe  Vorstl.  Dorl. 
eigen  goedt vinden  ende  arbitragie. 

Sijne  offerten  sijn  tot  het  gemene  seer  groot,  ende  noch  mehr 
tot  uwe  V.  D.  als  d'  effecten  oick  so  volgen  wilden. 

lek  meene  dat  58  (hert.  van  Lunnenburg)  tegen wordich  aen 
macht  ende  credyt  well  die  principalste  is  naest  46  (Denne- 
mareken).  Uwe  Vorst.  D.  gelieve  naer  derselver  hoge  wijsheid 
die  saeke  eens  te  pondereren.  De  46  (coning  van  Dennemarck) 
blijft  t'  enemael  staende  om  sijn  particulier  te  avanceren  x), 
ende  socht  nn  doer  d'inlossinge  vao  de  schulden  van  57  (her- 
toch  van  Brunsweig),  ende  bij  dese  occasie  van  het  desastre 
van  syn  huisvrou ,  meister  te  wordetf  van  die  landen ,  krijcht 
die  Coadjuterie  van  't  stift  Halverstadt,  tracteert  met  105  (Mey- 
deburg),  sall  tot  dien  einde  die  domheren  tot  105  (Meyden- 
burg)  al  bereit  tegen  82  (Ertzbisch.  tot  Meydenburg)  gedebau- 
cheert  ende  tot  d'  electie  gedisponert  hebben.  Oick  den  50 
(Churv.  van  Saxen)  sijnde  altoos  geweest  een  patroon  van  82 
(Ertzbisch.  Tan  Meydenburg),  albereit  met  d'  hopening  van  een 


1)  De  politiek  van  Denemarken  was  zeer  wQfelend.  In  Jannarjj  dezes 
jaan  was  F.  van  Aitzema  naar  's  Hage  ontboden  om  te  beraadslagen  over 
de  middelen  om  Denemarken  en  den  Neder-Saxischen  Kreits  aan  zich  te  ver- 
binden. Aitzema,  Saken  v.  Si.  en  O.,  I.  p.  167,  folio  nitg.  en  hadden 
waarsdb.$nl{jk  dien  ten  gevolge  de  Staten  de  assistentie  van  Denemarken 
verzocht,  V.  d.  Ca  pellen,  OedeniscAr.,  I.  p.  147.  Cf.  Wnrin,  Foppiut 
van  Jitsema,  p.  26.  Reeds  in  1620  was  Vosbergen  daartoe  eene  missie 
naar  Denemarken  opgedragen.  Eigenbelang  was ,  zoo  als  nit  dezen  gansenen 
brief  te  zien  is,  de  voorname  drijfveer  van  Christiaan  IV,  Cf.  IV arm,  p. 
17.    Niet  voor  6  Oct.  1625  kwam  een  verdrag  met  Denemarken  tot  stand. 

4* 


_J 


52 


howelick  van  sijn  sohn  ende  d'ouste  dochter  van  50  (Chor. 
Saxen)  op  sijn  aijde  getrocken,  ende  tegens  82  (Ertzbisch.  van 
Meydenburg)  diverteert  hebben.  Dit  maeckt  beide,  den  58 
(Hertoch  van  Lannenb.)  ende  82  (Ertzbisch.  van  Meydenb.) 
bekans  furieus ,  sijnde  d'  eene  geinteresseert  aan  de  successie 
van  57  (Hert.  van  Brunswijck),  ende  d'  ander  van  wegen 
't  stift  105  (Meydeburg).  Ende  also  den  50  (Chnrv.  van  Saxen) 
mede  is  borchgrave  tot  105  (Meydeburg),  soo  is  die  plaets  mede 
niet  sonder  vrese,   dattet  oick  op  haer  mochte  gemuntet  syn. 

Nu  beginnen  dese  58  (Hert.  Lunnenburg)  item  82  (Ertzbisch. 
van  Meydenburg)  te  spreken,  sie  willen  sick  met  87  (Staten 
General)  verbinden ,  ende  also  99  (Luheck),  101  (Bremen), 
102  (Hamborch),  soeken  sick  van  d'  andere  landt  ende  afgele- 
gene 98  (Hanzeesteden)  te  separeren,  so  is  105  (Meydenburg) 
in  desto  grooter  sorge.  Uwe  Vorstl.  Dorlucht.  gelieve  gena- 
digst  nae  te  denken  off  ut  dese  saeke  van  58  (Hert.  van  Lun- 
nenburg) ende  82  (Ertzbisch.  van  Meydenburg)  iezt  goets  voor 
den  dienst  vant  land  soude  konen  beleit  worden.  Het  sijn 
noch  ter  tijdt  dingen  die  secret  sijn. 

Ick  hebbe  diverse  reisen  gea viseert  dat  van  hyr  gaet  een 
groote  quantiteit  welgemonteerde  schone  400  (schepen),  daer- 
onder  enige  met  koper  geladen,  pretenderen  naer  Frankrijck  te 
willen;  sie  sijn  over  die  maten  wel  utgerustet,  die  minste  met 
20,  off  16,  off  12  gootlingen,  met  boots  volk  ende  soldaten, 
sijnde  wel  30  int  getall. 

Van  de  saken  van  de  Geluckstadt,  item  van  Fredrickstadt, 
is  niet  anders,  als  't  gene  uwe  V.  D.  ick  jongstleden  onderda- 
nichst  gea  viseert  hebbe x).  46  (Coning  van  Dennemarcken)  beeft 
dese  dagen  laten  afmeten  seker  eilandeken  midden  in  de  Eire 
gelegen,  tegens  die  Geluckstat  over,  sijnde  een  plaets  van  groote 
oonsiderasie,    ende  beqnaem  om  d' Elve  te  sluiten,   ende  hout 


1)  Dit  ziet  op  de  uitgeweken  Remonstranten :  waarover  ook  met  F.  van 
Aitzema  in  Januarij  te  's  Hage  gehandeld  was.     Aitzema ,  Saken  v.  St.  *■ 

a,  i.  p.  167. 


53 


men  voor  seker,  dat  46  (Dennemarcken)  geneicht  is  soleks  te 
fortificeren. 

Om  van  98  (Hanzeesteden)  enioh  81  (secoors)  te  krijgen,  is 
geen  ander  middel,  als  dieselve  wat  te  tracasseren,  solcks 
doende,  sall  80  (geit)  volgen  ende  mehr  confidentie  ende  naer- 
der  alliantie;  niet  doende,  geen  danck,  geen  80  (geit),  ende 
tende  van  de  alliantie1).  IVeene  belooft  mij  81  (secours),  ende 
d'ander  verbiet  het  weder,  ende  refereren  sick  alle  op  99  (Lu- 
beck).  Sie  hebben  onlanckst,  geduirende  d' armee  van  prince 
Christian  van  Br.  *),  aen  sijne  V.  G.  ut  vrese  contribueert  45 
m.  rijcksdal.  onder  pretext  dat  het  geit  van  een  Wobersna 
was,  ende  Hare  Ho.  Mo.  konen  ut  kracht  van  de  alliantie  na 
vijff  jahren  herwerts  naulicks  12  m.  bekomen  a).  Nu  is  hyr 
114  (ambassadeur)  een  baron  van  Fucker  van  wegen  Tilly, 
versocht  van  de  98  (Hanzeesteden),  81  (secours)  ende  salt 
sooder  twijfel  secretelick  obtineren. 

De  87  (Staten  General)  hebben  met  dese  confederatie  met  98 
(Hanzeesteden)  int  begin  de  affectie  van  vele  princen  gealieneert 
ende  seer  vemeemdet,  als  off  men  daer  doer  den  Vorstenstandt 


1)  In  1616  was  een  tractaat  gesloten  met  de  10  Hanzeesteden,  Lu  beek, 
Bremen,  Hamburg,  Rostock,  Wiamar,  Straalsund,  Anclam,  Grij  fa  walde, 
Magdeburg ,  Brunsw^jk  en  Lanebarg ,  te  vinden  bg  Van  Aitzema ,  Saken 
v.  St.  en  O.,  I.  p.  88. 

2)  De  nederlaag  van  Cbristiaan  van  firnnswijk  door  Tilly ,  27  Ja  lij  1623, 
sloeg  den  bodem  in  aan  de  schoonste  verwachtingen  van  Miarits;  «la  perte, 
•feicte  en  1'armée  de  Branswyck,  a  empesché  et  mis  en  fumée  grands 
•desseins,  projectez  par  Ie  prince  d'Orange,  lequel  avec  nos  troopes,  join- 
«tes  avec  celles  da  dac  Christian  et  Ie  comte  de  Mansvelt,  enst  entreprins 
-quelque  remarqoable  chose  dans  Ie  Brabant  peut-estre  on  Flandres  et 
'  Wesel ;  mesmes  tient  on ,  qoe ,  si  elle  ne  fnst  arrivée ,  Ie  Roy  de  Dan- 
-nemarek  se  fust  declaré*  a  rencontre  1'Empereur,  et  taille  de  la  besoigne 
•  a  Tilly."  V.  d.  Capellen,  I.  p.  201.  Zie  over  Chr.  v.  Br.,  Aubery 
Mem.  p.  262. 

3)  Over  den  zin  van  bet  tractaat  van  1616  was  verschil.  Van  desflde 
der  Hanzeesteden  beweerde  men ,  naar  het  schynt  niet  te  onregt ,  dat  men 
daardoor  niet  tegen  Spanje  gebonden  was,  gelyk  men  dan  ook  bij  de  ver- 
nieuwing van  dit  tractaat  in  1645  en  1646 ,  dit  uitdrukkelijk  heeft  uitgeslo- 
ten. V.  Aitzema,  Saken  v  Si.  en  O. t  Lp.  166,  167.  Cf.  Wurm.  1. c. p. 82. 


54 


wilde  onderdraoken.     Daerom  so  ist  immer  deerlick  datter  nu 
t'  enemael  geen  profijt  van  komen  sonde  l). 

Uwe  V.  D.  gelieve  haer  eigen  hoge  wijsheid ,  voorname  dex- 
teriteit,  ende  eiperientie  hyr  in  te  gebruiken ,  mijn  eenfcmdidi- 
heit  end  onderdanigste  rondenr  genadigst  te  vermercken.  God 
weet,  dat  iekt  goet  meene,  ende  niet  als  die  binlickbeid  van 
de  alliantie,  die  staet  vant  land,  dese  sware  tijden,  ende  oick 
het  beste  van  98  (Lubeck),  twelck  sie  selff  sijnde  ongebonden 
niet  bevoirderen  konen,  voor  ogen  hebbe. 

Sall  desen  hyrmede  eindigen ,  uwe  Vorstl.  Dorl.  onderdanigst 
bidden  desen  brieff  secret  gelieven  te  houden ,  ende  mij  uwe 
V.  D.  getroasten  knecht  in  genadigste  recommendatie  te  hon- 
den.   Ende  bidde  Godt, 

Dorluchtige  ende  Hochgeboren  Vorst,  genadigste  Heere,  uwe 
V.  D.  tot  ehre  ende  bewahringe  van  de  landen ,  ende  tot  wel- 
standt  van  de  Christenheidt  altoos  voorspodieb,  florissant  ende 
victorieu»  te  main  tineren.  In  Hamborg  den  13*  Septembrb 
oud  st.  a"  1623. 

Uwe  VorstJ.  Dor  Inch. 
onderdanigste  getrowe  dienaer,  so  lange  ick  leve, 
Aissema. 

Superscriptie.  Aen  Seine  Vorstl.  Dorluch*4.  van  Orangien. 
Hage. 

4  Vergadertaf.     14  Fefcraartf  1857. 

Nieuwe  leden.  —  Bibliotheek.  —  Vertoog  van  Print  Mauriitae* 
de  regering  van  De\ft%  27  November  1617.  —  Zeldeaam  boek- 
werk.  —  Brief  van  Johan  MauriU  aan  de  Burgemeeetere*  w 
Arnhem ,  10  December  1671. 

Nieuwe  leden.  De  Voorzitter  deelt  mede  dat  tot  honorair 
lid   van  het  Genootschap  is  benoemd  geworden  de  heer  J.  L. 


1)  Cf.  Worm.  1.  c.  p.  27. 


55 


A.  Diegerick,  Ie  Brugge,  en  tot  gewone  leden  deheeren:  Dr. 
U.  B.  de  Break ,  te  IJsseistein ,  J.  van  Gogh ,  te  Utrecht , 
Dr.  H.  C.  Millies,  te  Utrecht,  Dr.  D.  J.  Steyn  Parvé",  te 
Maastricht,  Jhr.  Ph.  Kam,  te  Utrecht,  Mr.  E.  van  Voort- 
huysen,  te  Maarssen  en  Jhr.  Mr.  H.  A.  M.  van  Asch  van 
Wyck,  te  Utrecht. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  den  Heer  A.  de  Reunie,  te  Brussel: 
Historie  de*  Regiment*   nationaux  beige*,  pendant  Ie*  guerre*  ie 
la  révolution  Irancm*e,  1792—1801,  éTaprè*  des  document*  of- 
Jkiei*  et  inédit*,  par  G.  Guillaume.     Bruxelles,  1855. 

Nécrologe  de*  officier*  de  V armee  beige ,  pour  1856,  public*  par 
Ie  capitaine  A.  de  Beume. 

van  den  Heer  P.  A.  Leupe,  te  Amsterdam: 

lei*  over  de  rei*  van  den  tchipper-eommandeur  Witter*  de  Vla- 
mingk,  naar  Nieuw» Holland,  in  1696.  —  Ver*lag  eeuer  rei*  naar 
de  Noordhut  van  Nieuw- Bolland,  in  1705.  (Door  P.  A.  Leupe). 
(Overgedrukt  uit  de  Bedragen  tot  de  Taal-,  Land»  en  Volken- 
kunde van  Neérl.  Indie.     Nieuwe  Volgreeks,  1«  deel,  bl.  184). 

Particuliere  *einen,  bepaald  door  den  kapitein  Nicolae*  Oau, 
bij  het  kruisen  op  de  Oo*t-Indi*eke  retoureohepen,  1724:  door 
P.  A.  Leupe.  (Overgedrukt  uit  de  Verhandelingen  en  Berigten 
betrekkelijk  het  Zeeweeen  en  de  Zeevaartkunde,  door  Jacob  Swart, 
1856.     N\  4,  *•  Afd.) 

In  ruiling  ontvangen: 

van  het  Institut  archéologique  liégeois,  te  Luik: 

Reglement  de  l%In*titut  archéologique  liégeois,  Fondé  è  Uêge  Ie 
4  Avrü  1850.     (Adoptc*  Ie  17  Janvier  1857.)    Liége,   1857. 

Diploma  van  adeldom  van  Otto  Bchwarte.  Vgl.  Kronjjk  1856, 
bl.  60.  De  commissie  voor  de  Nederl.  geslacht-  en  wapen- 
kunde  brengt  haar  verslag  uit  over  dit  diploma,  en  zegt  daarby 
van  meening  te  zijn,  dat  de  afstammelingen  van  Otto  Sohwartz 
aanspraak  zouden  kunnen  maken  om  te  worden  ingelijfd  in  den 


56 


Nederlandschen  adel  met  den  titel  van  jonkheer,  waartoe  ech- 
ter zoo  noodig  zijn,  dat  het  diploma  eerst  bij  de  Oostenrijk- 
sche  cancelary  te  Weenen  werd  geverifieerd  en  dat  de  afstam- 
melingen, door  overlegging  van  authentieke  bescheiden,  bewezen 
in  de  regte  mannelijke  lijn  af  te  stammen  van  dezen  Otto 
Schwartz.  Van  deze  meening  zal  mededeeling  gedaan  worden 
aan  den  heer  R.  A.  J.  Baron  van  Ittersum,  te  Brammen. 

Vertoog  van  Prins  Maurits  aan  de  regering  van  Delft,  87 
November  1617.     Medegedeeld  door  Mr.  J.  A.  Grothe. 

Na  veel  vruchtelooze  pogingen  om  de  Bemonstrantsche  twis- 
ten door  het  houden  eener  Synode  te  beslechten,  door  den  mag- 
tigen  invloed  van  Oldenbarneveld  telkens  verijdeld,  namen  ein- 
'  delijk  de  Staten-Generaal  in  November  1617  een  besluit,  dat 
dusdanige  Synode  in  het  volgende  jaar  te  Dordrecht  zoude  wor- 
den gehouden.  Van  de  Hollandsche  steden  waren  er  slechts  vjjf 
die  zich  met  dit  besluit  wilden  vereenigen,  en  'slands  Advocaat 
wist  een  protest  daar  tegen  van  Holland,  Utrecht  en  Overijs- 
sel uittelokken.  Hadden  de  Staten-Generaal  reeds  vroeger  Man- 
rits  verzocht  om  de  onwillige  steden  door  een  persoonlijk  be- 
zoek tot  andere  gedachten  te  brengen  en  hen  omtrent  den  waren 
stand  van  zaken  intelichten ;  na  het  gevallen  besluit  begreep 
hij  aan  dien  wensch  gevolg  te  moeten  geven. 

Daartoe  vertrok  hg  onverwachts,  op  27  November,  naar 
Delft,  en  ontbood  de  regeering  bij  zich  op  het  stadhuis.  Het 
onderstaande  is  een  verslag  van  hetgeen  de  Prins  naar  de  ge- 
legenheid van  den  tijd  aan  de  verzamelde  magistraat  heeft  me- 
degedeeld, volgens  eene  oude  onder  mij  berustende  schriftuur. 
Zie  over  de  zaak  Van  der  Kemp,  Maurüs,  IV.  66,  67  en  in 
het  algemeen  het  gansche  hoofdstuk :  Maurits  bedryf  onder  ie 
remonstrantsche  twisten. 

Sijne  Exüe.  niet  meer  ter  harten  hebbende,  als  den  welstant 
der  Landen ,  Steeden  ende  goede  lngesetenen  van  Hoilandt  ende 
Westvrieslant ,   ende  bespeurende  dat   getracht  wort  sjjne  ge* 


57 


trouwe  affectie  door  verooheyden  calomnien  verdacht  te  mae- 
cken,  heeft  hem  in  eygener  persoon  in  dese  vergaderinge  wel 
willen  laeten  vinden,  omme  eerst  d'selve,  ende  alle  de  leeden 
van  dien,  te  verseeckeren  van  sijne  oprechte  intentie  tot  voor- 
stan t  van  der  landen  hoocheyt,  vrij  ende  gerechticheden,  ende 
maintienement  van  de  Regieringe  ende  Authoriteyt  der  heeren 
Staten  ende  Magistraten  respective,  waerinne  (door  Godes  ge* 
oade)  d'selve  onveranderlijck  gemeynt  is  te  continueeren.  Dan 
is  ten  hoochsten  bedroeft  in  de  jegenwoordighe  dessentien  ende 
alteratien  van  de  gemoederen ,  die  eerst  vuyt  de  kerckelijcke 
eode  religions  dispuyten  syn  ontstaen,  ende  vervolgens  haer  in 
de  politie  hebben  vuytgestreckt,  oock  al  gereede  occasien  gege- 
ven, soo  van  onderlinge  diffi  den  tien,  als  van  eenige  voornemens 
voor  den  staet  der  landen  ten  hoochsten  schadelijck,  ende  niet 
weynich  bedenckeljjck  voor  sijnen  persoon.  Waeromme  deselve 
niet  nodiger  heeft  geacht,  als  dat  ter  wijle  het  noch  tijt  is, 
daer  nae  werde  gearbeyt ,  dat  alle  misverstanden  gevoegelijck 
wechgenomen  ende  alles  wederom  me  in  ge  woon  lij  cke  ruste  ende 
eenicheyt  gebracht,  ende  desen  staet  in  sijn  voorige  luystre 
ende  reputatie  gestelt  werde. 

Sijnde  oversulckx  sijne  Exüe.  groot  el  ijcks  beducht,  dat  wel 
sonde  mogen  gearbeyt  worden,  volgens  het  affscheyt,  ende  op  de 
resolutie  lestehjck  in  Augusto  genomen  voort  te  varen,  sonder 
dat  de  onderlinge  dissentierende  leden  daerop  melcanderen  naer- 
der  souden  verstaen  ende  bejegenen.  Waerdoor  sonder  twijffel 
de  saecken  niet  verbetert  maer  veel  eer  het  quaet  erger  wor- 
den, ende  (dat  Godt  verhoede)  de  jegenwoordighe  oneenicheyt 
ende  verbitterheyt ,  de  vianden  occasie  soude  mogen  geven, 
omme  al  door  onse  eygen  confusie  te  trachten,  het  lant  gedeylt 
sijnde,  vijandelijcken  aen  te  tasten,  ende  haer  meester  van  'tselve 
te  maecken. 

Soo  en  heeft  sijne  Ex**,  om  sich  behoorlijcken  te  quijten 
niet  cunnen  onderlaeten  u  luyden  mits  desen  ten  hoochsten  te 
recommandeeren  de  rust  ende  eenicheyt  van  den  Staet  deser 
landen,  om  met  alle  ijver  u  luyder  deliberatien  ende  resolutien 


58 


daer  nae  te  willen  rechten,  dat  bij  alle  behoorlijcke  sircamp- 
spectie,  ende  nodige  moderatten  alle  saecken  op  bet  gevoeeb- 
lycxste  mogen  geredresseert  ende  voor  alles  nae  ruste  ende 
vroede  getracht  worden. 

Voornamelijck ,  naerdien  de  heeren  8taten  van  Hollandt  ende 
Westvrieslandt,  ofte  haere  Gecommitteerde  divereche  malen  bij 
het  meereadeel  van  de  Provintien,  in  de  vergaderinge  van  mijne 
heeren  de  Staten-Generael ,  versocht  aijn  geweest  dat  bet  bare 
E.  believen  sonde  te  bewilligen,  het  houden  van  een  Sinode 
Nationael,  mits  dat  de  Sinoden  Provintiael,  soo  alhier  als  in  de 
andere  Provintien,  alvooren  souden  gehouden  worden,  gelijck 
sulex  aireede  bij  het  meerendeel  van  de  Provintien  in  de  verga* 
deringe  van  mijne  Heeren  de  Staten-Generael  is  goetgevonden 
ende  ingewillicht.  Sonde  sijn  Ex**6,  geraden  vinden  dat  U  I. 
Gedeputeerden  gelast  mochten  comen,  om  in  de  aenstaende 
vergaderinge  van  de  heeren.  Staten  van  Hollandt  het  voors.  Si- 
node  Nationael  ende  voorgaende  Provintiael  te  samen  ende  ge* 
lijckelijck  mede  in  te  willigen,  ende  helpen  bevorderen,  op  den 
voet  als  voor  desen  ende  tot  noch  toe  in  dese  ende  andere  Pro- 
vintien gebruyckelijck  is  geweest.  Want  onder  de  Christenen 
in  alle  landen  noyt  bequamer  middel  gevonden ,  ofte  gebruyekt 
heeft  oonnen  worden ,  om  questien  in  de  religie  ter  neder  te 
leggen  dan  bij  kerckelijcke  vergaderingen ,  insonderheyt  die  met 
toestandt  ende  onder  directie  van  haere  hoge  Overicheyden 
sijn  gehouden.  Gelijck  e  sijn  Extia.  oock  meint  in  dese  Lan- 
den geen  beter  middel  bedacht  oft  int  werek  gestelt  te  connen 
werden,  als  het  voor  verheelde,  daer  mede  oock  sonder  prejn* 
ditie  ende  vermindering©  van  der  Landen  gesamentlijcke  ende 
besonderujeke  hoocheyt  ende  rechten,  de  schadelijcke  dispuyten 
geweert  ende  algemeene  eenicbeyt  in  religionssaeken  gehouden 
conden  worden. 

Dewyle  oock  naest  de  religie,  de  jostitie  het  opperste  fonde- 
ment is  van  alle  Bepublyquen ,  ende  Staten,  ende  deselve  geene 
ingesetenen  (onder  hoedanige  pretexten  het  oock  syn  mach)  ge- 
weygert  oan  worden,  sonder  evidente  inbrueck  van  'slanUpri- 


59 


vilegien  ende  gerechticheyden ,  soo  en  behoort  de  justitie,  (tot 
bedieninge  van  welcke  de  ordinaris  collegien  sijo  opgereoht), 
niet  gedi  verteert ,  verachtert  ofte  verhindert  te  worden,  opdat 
men  de  raste  ende  eenicheyt  hier  door  oock  des  te  gevoeohhj- 
ker  moge  laten  bemiddelen.  Alsoo  te  vertrouwen  is  dat  de 
voors.  collegien  in  de  jegenwoordige  verschillen  van  de  religie, 
ende  't  gene  daer  onder  wort  gemencht,  alle  moderatien  sullen 
gebrnycken,  die  eenichssints  die  justitie  can  lijden. 

Naerdien  oock  de  lichtinge  van  de  Waertgelders  het  lant 
ofte  steden  niet  alleen  beswaert  met  onnodige  oosten ,  maer 
oock  oorsaecke  geeft  tot  grooter  onruste  van  de  goede  ingese- 
tenen  van  dien,  waer  door  de  confusie  in  den  Staet  ende  diffi- 
dentien  tegen  de  magistraten  hoe  langs  soo  meer,  souden  mo- 
gen toenemen,  soo  dient  oock  dat  door  affdanckinge  van  de- 
sel?e,  de  rust  ende  welstant  vant  lant  soo  veel  te  meer  met 
U  loyde  goede  resolutie  werde  bevordert. 

Ende  alsoo  sijne  Ex***,  de  nieuwe  beloften  ende  verbintenissen, 
die  men  voor  heeft  gehadt  de  capiteynen  ende  soldaten  aff  te 
nemen,  oock  de  garnisoenen  in  sommige  plaetsen  al  heeft  doen 
affvorderen,  seer  bedenckelijck  ende  voor  sijns  EztiM.  persoon 
niet  weinich  beswaerlijck  vindet,  wilt  sijne  Extie.  vertrouwen  dat 
ghrjL  in  alsulcke  discretie  ende  opsicht  sullet  dragen,  dat  syne 
Extie.  behoorlijcken  nodich  respect,  'twelck  deselve  over  het 
ehrijsvolck  tot  noch  toe  gehadt  heeft  ende  hebben  moet,  mede 
tot  vercleininge  van  sijne  Ex0*,  voor  de  gantsche  werelt  niet 
veroort  en  worde:  gelijck  deselve  sulokx,  ten  aensien  van  sijne 
getrouwicheyt  ende  diensten  aen  de  Landen  bewesen,  niet  ver- 
dient, ofte  oorsaecke  daer  toe  gegeven  heeft,  geresolveert  sijnde 
in  deselve  getrouwicheyt  ten  vuytersten  te  volherden. 

Lestelijck  wil  sijne  Exüe.  U  luyden  oock  ernstelijok  versooht 
hebben,  daerop  te  letten  dat  U  luyder  Gedeputeerden  op  de 
openingen  ende  rapporten,  die  ter  naster  vergaderinge  souden 
mogen  gedaen  worden,  niet  en  delibereeren  ofte  helpen  resol- 
veeren,  voor  dat  ghijl.  deselve  sult  hebben  gehoort  ende  vol- 
oomelijck  versteen,  op  datse  te  vooren  als  vervolgende  alle  re* 


60 


monstrantien  ende  deductien,  behoorlijcken  overwogen  ende  de 
Vroetschappen ,  van  alles  ten  vollen  geinformeert  sijnde,  mo- 
gen consulteeren,  ende  laten  inbrengen  'tgeene  tot  welstant  ende 
behoudenisse  van  'tlant  sal  nodich  wesen. 

Van  alle  'i  welcke  sijne  Extie.  de  jegenwoordige  openinge 
wal  heeft  willen  doen ,  hebbende  insgelijckx  aen  d'  andere  stee- 
den van  Hol  tandt  ende  Westvrieslandt  (de  welcke  in  soo  eorten 
tijt  niet  heeft  connen  besoeken)  sijne  consideratie  bij  missive 
overgeschreven,  op  vertrouwen  dat  alle  de  leden  van  't lant 
syne  getrouwe  debvoiren  ende  aenmaeningen  sullen  behartigen, 
ende  haere  deliberatien  ende  resolutien  tegen  ende  op  de  aen- 
staende  dachvaert  daer  nae  dirigeeren,  het  welcke  sijne  Es*'. 
oock  van  dese  vergaderinge  is  verwachtende. 

Bij  sijne  £xtie.  overgelevert  aen  de  Heeren  Borgemeesteren 
ende  Vroedschappen  deser  stadt  Delft  den  27e  Noverab.  1617. 

Zeldzaam  boekwerk.  De  heer  B.  J.  L.  de  Geer  deelt,  namens 
een  zijner  bekenden,  het  volgende  mede:  Onder  mijne  aantee- 
keningen  vind  ik,  dat  in  1618  het  licht  zag:  Punilion  de  Die* 
sur  les  HoUandau  en  leur  ville  capitale  d?  Amsterdam,  par  «i 
ffottffre  de  feu ,  lequd  a  consommé  et  brulé  Ie  nouveau  tenple  el 
vingt  deux  maisons.  Ensemble  la  quantité  a^héréUques,  lesquds 
se  sont  retirés  sous  la  puissance  cTAlbert,  comme  arcktduc  d*Jn- 
tricke,  en  sa  ville  de  BruxeUes.  A.  Paris  >  chez  la  vefue  Je» 
du  Carroy,  rue  saint  Jean  de  Beauvais,  au  Cadran.  MDG.  XVIII. 
12",  13  peg.  Op  de  lijst  van  branden,  bij  Commelin,  Betckr, 
vnn  Amsterdam,  pag.  1166  en  volg.,  lees  ik  wel  van  een  brand 
in  1618,  waardoor  de  oude  reguliers  poort  met  een  glashuiBof 
glasblazerij  afbrande,  doch  van  geen  tempel.  Wie  is  de  schrij- 
ver van  het  boekje  en  wie  kan  mij  daaromtrent  eenig  meerder 
narigt  geven ,  dan  gevonden  wordt  in  de  Bibliopküe  Beige,  I, 
p.  89?  Zelf  niet  in  staat  die  vraag  te  beantwoorden,  wil  luj 
gaarne  daaromtrent  meer  juiste  berigten  van  de  leden  des  Ge- 
nootschaps  ontvangen. 


61 


Brief  van  Johan  Maurits  aan  de  Burgemeesteren  van  Arnhem, 
10  December  1671.  De  schrijver  dezes  briefs,  Johan  Maurits, 
van  Nassan  bijgenoemd  de  Braziliaan ,  was  een  zoon  van  Jo- 
han II,  wiens  oudste  broeder  Lodewijk  stadhouder  van  Fries- 
land is  geweest.  Zij  waren  beide  zonen  van  Johan  I,  broeder 
van  Willem  I.  Johan  II  is  tweemaal  gehuwd  geweest ;  uit 
zijn  echt  met  Margareta,  gravin  van  Holsteio  en  Sleeswijk, 
werd  Johan  Maurits  in  1604  te  Dillenburg  geboren.  Hij  stierf 
ongehuwd  in  1679.  Behalve  eenige  kleine  geschriften  heeft 
men  over  dien  vorst  twee  monographieën,  als:  de  bekende  van 
Caspar  Barlaens:  Return  per  octennium  in  Brasilia  et  alibi  ges- 
iarum  sub  Fraefectura  illustrissimi  Comilis  J.  Mauritii  Nasëaviae 
etc.  comitis  Historia.  Cumfig.  elegantiss.  Amst.  J.  Blaeu,  1647» 
folio,  en  herdrukt  te  Keulen  in  1691,  en  nog  eens  Rditio  se- 
cunda,  eui  accesserunt  Ouilielmi  Pisonis  Medici  Amstelaedamensis 
Tractatuê  de  Aeribus,  aquis  et  loei*  in  Brasilia  etc.  Clivis  ex 
qfficina  Tobiae  Silberling  1660.  12°.  Ook  is  dit  werk  in  het 
Hoogd.  vertaald,  onder  den  titel:  Brasüianisehe  Qeschichte  bey 
Regierung  Joh.  Moritz.  Geve,  1659.  8',  waarmede  dient  ver- 
geleken het  belangrijke  werk  van  P.  M.  Netscher,  Les  Hollan- 
dais  au  Bresü,  p.  83  en  volg.  De  tweede  is  van  den  rector 
van  het  Gymnasium  te  Kleef,  Dr.  Ludwig  Driessen,  en  geti- 
teld: Leden  des  Fürsten  Johan  Morüz  von  Nassau.  Berlin,  1849, 
in  8*,  doch  behandelt  meer  's  vorsten  loopbaan  in  Duitschland. 
Tevens  moet  hierbij  nog  vermeld  worden  de  Levensbeschrijving 
door  Veegens,  opgenomen  in  het  tweede  deel  p.  133  en  volg. 
van  Van  Kampen,  Levens  van  beroemde  Nederlanders,  terwijl  het 
genoeg  zal  zijn  het  artikel  van  J.  van  Leeuwen  in  de  Vrije 
Fries,  II.  242;  nog  een  artikel  in  de  Leeuwarder  Courant,  1842, 
n*  7;  de  Oratie  van  den  Hoogleeraar  J.  G.  de  Crane,  voor- 
zien met  belangrijke  aanteekeningen ,  alsmede  de  Mauriüados 
van  Pranciscus  Flante,  hier  slechts  kortelijk  op  te  geven.  De 
brief  geschreven  aan  de  Burgemeesteren  van  Arnhem  is  van 
den  volgenden  inhoud: 


62 


Wel  eedele,  wel  errent veste  achtbare  ende  wehrijse  Heereo! 

Het  is  weltkondigh  wat  voor  groote  ende  extraordinarie  pre- 
paratieö  tot  den  oorlogh  gemaeckt  worden,  ende  wordt  mede 
sonder  scrupul  gennechsaem  openbaer  geaeit ,  dat  het  op  des 
staet  deser  Vereenigde  Nederlanden  aengesien  is.  DerhaWen 
hebbe  noodigh  bevonden  n  wel  eedelheden  bekent  te  maecken, 
dat  van  een  vertrouwt  ende  geloofwaardige  person ,  tot  twee- 
mael  toe,  ende  oock  door  differente  luyden  mondelijck  geweer- 
schout  ben ,  dat  sonder  eenigen  twyffel  bij  vrost  of  laegh  wa- 
ter, een  plaets  op  de  Isel  gelegen,  dewelcke  nochtans  niet 
genoemt  wordt,  sall  aengetast  werden  ende  voer  onfaelibel  ge- 
houden wordt,  doordien  binnen  dezelve  plaets  aeeckere  condt- 
schap  ende  correspondentie  hebben. 

De  veertigh  duysent  ysspoeren  ende  andere  meenigte  ru 
instrumenten  bij  vrositijt  te  gebruycken,  dewelcke  den  bischop 
van  Monster  gerei t  heeft ,  geven  groote  oirsaeck  op  onae  boede 
te  wesen  ende  op  tegen  weer  te  doen  dencken.  Ick  hebbe  al- 
hier bij  den  laesten  vrost  de  contrescherp  ende  inkomen  vu 
de  graft,  als  meede  de  palliasaeden ,  doruehegh  ende  den  ge- 
heiden  wall  met  brandtsprayten  ende  gieten,  soe  verre  men 
reicken  kost ,  nat  maecken  laeten ,  het  geene  gemackelijck  ge- 
achieden  kan  als  men  de  graften  ijst  ende  opbouwen  laet,  het- 
welcke  terstond ta  bevroren  sijnde,  met  jjssporen  swaerhjck  sall 
beclommen  werden.  Andre  advenues  ende  deurschluypiagDeo 
laet  mit  3  a  4  reijen  pallisaden  versien ,  de  buytenwachteo  ende 
patroelles  des  nachts  so  te  paert  als  te  voet  geven  een  groote 
verseeckerheit,  om  niet  subyt  overvallen  te  werden,  en  tqt  het 
guarnisoen  en  burgerye  in  de  waepenen  doen  oomen.  IckwiU 
verhopen  dat  dese  mijne  welmeenende  intentie  niet  quaelijck 
sall  geduyt  werden,  vermits  ick  ben  ende  alt ooa  verbüvea  sall, 
U  wel  eedelh.  wel  eerentv.  ende  achtb. 
dienstwillige  getrouwe  dienar, 

Maurice  P.  de  Nassau. 
Qegeveo  Wesel, 

den  10«  Decemb.  1671. 


63 


*  Vergadert»*.    ftS  Febraartf  18*7. 

Bibliotheek.  —  Journaal  van  den  togt  van  De  Ruyter  in  1659 
naar  Denemarken.  —  Bedrage  tot  de  literatuur  over  den  schil- 
der P.  F.  Bubens. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  den  Heer  U.  Capitaine,  te  Luik: 

Junuaire  de  la  Scciété  libre  oVémulation  de  lAégt,  pour  Vannee 
1857.     Liége,  1857. 

Tan  den  Heer  Dr.  J.  J.  P.  Wap: 

Leveneberigt  van  Dr.  Philippus  Pieter  Roorda  van  Eyringa, 
door  Dr.  Wap.  (Overgedrukt  uit  de  werken  der  Maatschappij 
Tan  Nederl.  Letterk.  te  Leiden.) 

In  ruiling  ontvangen: 

van  het  Indisch  Genootschap  te  's  Graven  hage: 

Handelingen  en  Geschriften.  3e  Jaargang,  4e  Aflevering. 
'sGravenhage,  1857. 

Journaal  van  den  togt  van  De  Ruyier  in  1659  naar  Denemar- 
ken. De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  deelt  mede,  dat  hij  in  de 
gelegenheid  was  kennis  te  maken  met  een  handschrift  in  4*, 
niet  zeer  fraai  geschreven ,  onder  den  titel :  Perder  journaal 
van  mgn  reye  en  wedervaren  in  de  Noortsche  lantechappen,  begin- 
nende teedert  20  November  1659  eavonte.  Het  bevat  een  naauw- 
kenrig  verhaal  van  het  gebeurde  op  den  togt  van  De  Ruyter, 
toen  ondernomen,  om  de  Denen  tegen  de  Zweden  te  hulp  te 
komen,  waardoor  het  verhaal  van  Brandt  kan  worden  verbeterd 
of  aangevuld.  Het  vangt  aan  op  dien  datum  en  eindigt  op  den 
23«  Junij  1660.  Het  begin  luidt  aldus:  tOp  den  10»  No- 
vember, sijnde  maendach  op  sente  Maerten  avond ,  zegt  de 
aanteekenaar ,  quam  met  onse  vloot,  onder  het  commandement 
van  den  heer  vice-admirael  de  Ruyter,  dicht  onder  het  stedeke 
Cartemande,  sijnde  een  vleck,  leggende  in  de  bocht  aen  een 
kleyn  rivierke,  waer  over  een  bruch  naer  de  stadt  leyt,  sijnde 


64 


het  selve  niet  veel  bysonders,  maer  seer  avantageus  voor  oase 
desseynen.  Naerdat  de  behoorlijcke  seynen  van  aenval  gedaen 
waren  bij  den  admirael  Bielke,  soo  met  het  laten  waijen  van 
de  geele  vlagge  als  de  wimpels  van  de  nocken  van  de  reeden, 
maeckte  een  yder  tot  den  aenval  sich  gereet,  mede  de  schepen 
van  oorloge,  om  dicht  onder  het  stedeken  te  setten,  brengende 
den  spring  seer  achteruyt  om  te  beter  haer  sijde  te  kousen  pre- 
senteren. Ondertussen  marcheerde  de  vijandt  aen  weder  sijde 
seer  sterck  aen,  doch  alsoo  ons  canon  dapper  op  haer  begost 
te  spelen,  voornamentlijck  op  de  avenue  van  de  bruch,  dorsten 
weynich  Sweden  passeren,  sommige  wierden  om  verre  geschoc- 
ten  etc.  Dit  canoneren  was  schrickelijck  om  aen  te  hoorcn, 
dervende  de  Sweden  sich  nergens  vertoonen,  en  al  waer  men 
maer  iets  sach,  cregen  veele  schooten  naer  haer,  stonden  meest 
achter  een  edel  mans  huys,  toecomende  joncker  Roodesteyn,  niet 
verre  van  de  brugge  op  de  passasie  van  Nijborch,  doch  wierde 
naer  wij  hoorden  weynich  schade  gedaen ,  alleen  sommige  om- 
vergeschooten  en  de  rest  door  schrick  wechgejaecht.  Deprinee 
ofte  palsgrave  van  Sulsbach ,  sijnde  generael  voor  de  koning 
van  Sweden  in  dese  gewesten  vant  eylant  Funen ,  was  selfe 
achter  het  voors.  edel  mans  huys,  doch  dorst  niet  aen  comen, 
dreygende  den  voors.  edelman  te  doorsteecken,  alsoo  hy  meende 
deselve  oorsaeck  te  sijn,  dat  de  voorseyde  plaetse  op  sijn  aen- 
maninge  op  haer  swackste  aengetast  wierdt ;  naer  veel  canon- 
neren  raeckten  de  sloepen  en  booten  met  volckx  dicht  onder 
de  stadt,  de  Deehen  hadden  de  avantgarde,  Cylgry  en  Aln 
de  bataillje  en  wij  van  het  regiment  van  Meter  de  arriere  gar- 
de; die  van  de  stadt  hadden  aen  de  bruchsijde  eenige  dragon- 
ders gestelt  die  dapper  op  ons  chargeerden,  efter  bleven  wey- 
nich doot  off  gequest,  alleen  een  overste  deensche  major  en 
den  major  Askyn  door  sijn  slinker  arm  geschoten ,  en  tve  « 
drie  doden  en  gequesten;  ons  volck  vielen  met  dapperen  moet 
aen  recht  naer  de  stadt ,  en  niet  nader  kunnende  comen  spron- 
gen wij  alle  tot  de  middelen  int  water  en  liepen  voort  tegens 
de  vijant  in  aen  lant ;  soodrae  waren  niet  uyt  de  booten  of  de 


65 


Streden  quanten  van  beyde  syde,  soo  over  de  bruoh  als  de  lant 
aijde,  teer  hefticg  met  omtrent  100  peerden  aengevallen  en 
liepen  ons  te  gemoct  tot  int  water  toe,  doch  moesten  eyndeüjck 
met  groote  schande  en  verlies  retireren,  latende  ons  meester  van 
de  stadt,  alwaer  wij  datelijck  alle  onse  volckeren  buyten  in  ba* 
tallje  tegens  haer  stelden,  meenende  dat  deselve  ons  dien  nacht 
soade  aengetast  heboen,  doch  vernamen  niemant;  int  retireren 
staeken  de  stadt  in  vier  hoecken  in  den  brant,  doch  met  weynich 
schade,  alleen  eenige  huysen.  VgL  Brandt,  Leven  van  de  Ruyter, 
p.  189  der  editie  1746,  terwijl  op  den  28  Junij  1660,  aan  het 
slot,  te  lezen  staat:  Hebbende  gereden  den  heele  nacht,  quamen 
smorgens  te  half  vijve  te  Leyden  en  half  acht  in  den  Hage, 
alwaer  mijne  brieven  van  de  extraordinaris  gedeputeerde  over* 
gaf  aen  den  heer  president  van  haere  Hooch  Mogende  den  heer 
van  Binswoude;  monsieur  Fludt  gaf  die  aen  den  raedpensiona- 
ris,  gelijck  ick  mede  dede  aen  prins  Willem,  sijnde  wij  de 
eerste  die  de  selve  tijdinge  gebracht  hadden  en  den  sesten  dach 
van  Coppenhage  in  'sGravenhage  verschenen.  Hare  Hooch 
Mogende  ontboden  mij  te  hove  te  comen  tegen  elf  uiren. 

Wie  de  schrijver  is,  heb  ik  niet  kunnen  ontdekken,  doch  het 
schijnt  een  Vries  geweest  te  zijn,  want  op  woensdach  26  No* 
vember  1659,  twee  dagen  na  den  veldslag  op  Funen,  bij  Nyborg, 
zegt  hij:  •  Ondertussen  lagen  onse  volcken  in  regen  en  wint  in 
het  bosch  bij  de  stadt,  hebbende  te  eten  ofte  breecken,  in  alles, 
tsedert  ons  vertreck  van  Oartemunde,  yder  8  pont  broots  on t fan- 
gen hebbende,  sijnde  ons  volck  desperaet  soo  dat  sij  alle  begos- 
ten  te  roepen,  broot,  broot,  honger,  honger.  De  Deenen  toon* 
den  sioh  als  beesten,  gaven  een  half  pont  aen  yder  en  waeren 
soo  brutal  en  beestachtich,  datse  weygerde  onse  gequeste  offi- 
cieren in  de  stadt  te  laten ,  die  alle  daer  moesten  verblijven ;  in 
dese  batailje  verlooren  onder  onse  troupen  150  doeden  en  200 
!  gequesten ,  waer  onder  alleen  den  capteyn  Hemmema  uyt  Vries- 
'  lant ,  latende  een  jonge  weduwe  met  kinderen ;  onder  de  ge- 
queste was  de  luytenant  van  Can,  7  a  8  dagen  daer  na  binnen 
Nyborch  gestorven  van  sijn  queteuur  in  de  knie,  en  te  Odensee 
XIII.  J.  5 


66 


begraven ,  met  ceremonie  in  de  groote  kerck ;  den  vendrich  van 
Harincxma  uyt  Vrieslant  en  sommige  andere  Tan  myn  comp»." 
Hij  bekleedde  eene  niet  onbelangrijke  betrekking  bq  het  leger, 
want  bij  den  slag  van  24  November  nam  hij  den  post  van  ma- 
joor waar.  Op  .den  IS*1  Jannarij  1660  teekeot  hij  aan:  •Had- 
den onse  colonelien  Kilgry  en  Meter  conferentie  met  den  heere 
veltmaerschalck  Schach,  resolverende  mij  te  senden  als  oom- 
roandant  in  Ascens,  met  %  comp.  van  Foborch,  te  weten  Goos- 
ter  en  Entes,  en  mijne  comp.  en  Minoa  nyt  Odensee,  met 
expresse  ordre  van  sijn  Excellentie  die  plaetse  te  main  tineren, 
sijnde  eenichsints  in  defentie  van  de  zeekant :  sijn  Excell.  creeeb 
tijding  datter  weder  een  postboot  met  brieven  van  Coppenhage 
gebleven  was."  Op  dingsdag  3  Febrnarij  1660,  lees  ik:  lOnt- 
fangen  twee  missiven,  een  van  mijne  hnysvrou  in  dato  den  15* 
Jan.  en  een  van  de  heer  van  Strevelshoeck,  mijn  heer  vader, 
in  dato  den  16n  dito,  waer  uyt  verstonde  weynich  apparentie 
tot  accommodatie  van  de  noortsche  croonen."  Als  bqlagen  qjn 
bij  dit  journaal  gevoegd,  1°  een  besluit  van  de  Staten-Gene» 
raal,  in  dato  8  December  1659,  waarbij  William  Killegrew, 
colonel  van  een  regement  Engelsche  voetknechten ,  in  dienst 
deser  landen  wordt  aangesteld ,  i  omme  over  het  tweede  se» 
cours  van  veertien  comp.  te  voet  te  commanderen."  2*  Ees 
extract  uit  de  resolutien  der  Staten-Generaal,  van  9  December 

1659,  waarbij  in  geval  van  •  ziekte  van  den  colonel-generaal 
Puchler  en  Killegrew  de  volgende  oudste  kolonels  over  'slands 
militie  in  Denemarken  sullen  commanderen" ,  vergezeld  van  een 
missive  van  gelijke  dagteekening ,  get.  Johan  van  Beede  rt 
(denkelijk  aan  de  beide  kolonels  gerigt).  3e  Een  brief  getee- 
kend   W.  Killegrew,  in  dato  8/lê  Februarij  (zonder  jaar),  doch 

1660,  luidende  als  volgt: 

Hooch  Mogende  Heeren! 

Ick   heb  twee  brieven  ontvangen  van  hare  Hog.  Mog.  van 

den  31  Januarii   aeogaende  het  versterke  van  de  compagnies, 

welke  ordre  ick  al  gegeven  hadde  voor  den  ontvang  van  haer 

Hog.  Mog.  baere  lesten,  hebbende  goede  gelegenthevt  om  bet 


67 


te  volbrengen,  en  dat  door  de  victorie,  waermede  God  in  dit 
Eylant  ons  gesegent  heeft,  ick  hope  wij  9ullen  hier  volck  ge- 
noch  vinden,  bequaem  om  haer  Hog  Mog.  dienst  te  mogen  doen. 

Nn,  sints  den  ontvang  van  Hare  Hog  Mog.  heb  ick  haer 
Hog  Mog.  ordre  aen  de  officiers  bekent  gemaeckt,  en  ick 
twijfel  niet  of  in  den  tqt  haer  Hog  Mog.  mentie  van  maeckt, 
wie  dat  ons  wil,  dat  ons  sal  kommen  een  revue  te  doen,  sul- 
len de  troepen  in  hele  goede  ordre  vinden,  en  onse  sieken  be- 
ginnen weder  op  te  komen,  en  vorders  haer  Hog  Mog.  ordre 
sal  een  ljjste  oversenden  van  de  sterckte  van  die  troupen. 

Ick  heb  haer  Hog  Mog»  voor  desen  bekent  gemaeekt  de  dia- 
ordre  die  heel  apparent  was  in  onse  troupen,  en  is  nu  erger 
en  erger.  Ick  hebbe  verstaen,  als  dat  haer  Hog  Mog.  my  een 
commiaai  gesonden  heeft ,  dewelke  in  handen  van  de  ambassa- 
deurs licht  tot  Coppenhagen ,  maer  het  schijnt  haer  Exellent. 
het  niet  senden,  hoewel  haer  Edel  Mog.  gelegentheyd  genocb 
gebat  hebben,  en  hoewel  ick  haer  den  staet  van  dit  eylant  be- 
kent heb  gemaeckt  en  de  conditien  van  onse  troupen  voor  en 
alleer  haer  Ezel.  het  van  my  geijst  hadden ,  niet  te  min  heb- 
ben haer  Ed.  Mog.  een  magioer  van  onse  troupen,  gesonden 
om  haer  Edel  Mog.  bekent  te  maken,  hoe  het  met  de  saken 
van  dit  eylant  en  onse  troupen  stont,  en  dat  bij  van  sijn  oor* 
nel  soa  vernemen  of  hy  het  goet  vont  de  commissie  over  te 
senden  ofte  niet. 

Hetwelcke  ick  hope  haer  Hog  Mog.  in  consideratie  sullen 
trecken  en  versoeke  gelooft  te  mogen  werden  voor  enioh  ma- 
gioer onder  mijn  commandement ,  want  ick  ben  geen  van  die 
genegen  ia  te  klagen,  maer  wanneer  haer  Hog  Mog.  sullen 
horen  de  disobedientien  van  commando,  sullen  alsdan  lichtelick 
oordeelen  wat  soodanige  meriteren. 

Deo  veldmaerschalok  Sohack  is  gemarcheert  met  de  Deense 
troupen  naer  het  stift  Bremen ,  soo  dat  wij  hier  met  weynicb 
peerden  alleen  sijn,  continuerende  om  dit  eylant  te  defenderen. 
Den  lieot.  generael  Alevelt  is  gouverneur  tegenwoordich  van 
dit    eylant,   het   welke  spatieus  is  maer  met  weynich  lijftocht 

5* 


68 


versien ,  soo  dat  ick  hoop  haer  Hog  Mog.  sullen  gelieven  te 
oonsidereren  in  wat  conditie  de  troupen  alhier  syn.  Ick  aal 
niet  manqueren  haer  Hog  Mog.  bekent  te  maken  van  wat  hier 
passeren  sal  van  tyt  tot  tijt. 

Hiermede  etc.  W.  Killegreuw. 

•/„  Februari. 

Eindelyk  is  er  ook  bijgevoegd  de  in  4*  gedrukte  Propoeüo* 
faitte  par  leurt  Excellence*  Messieurs  Olthe  Kragh  ei  Ooscke  de 
Buckwalt,  ambassadeur*  extraordinari*  de  sa  Majeste  de  Dam* 
mare  et  de  Norwegue  etc.  dans  V Assemblee  des  Hout*  et  Fsit- 
san*  seigneurs ,  les  Bstats  Qénéraux  des  Provinees  Unies  Ie  10 
Janvier  1660.  Ook  bij  Aitzema,  40  boek,  p.  533  in  het  hol- 
landsch  te  lezen. 

Als  een  bewijs  der  niet  onbelangrijkheid  van  dit  journaal» 
willen  wij  hier  nog  mededeelen  hetgeen  omtrent  den  slag  van 
24  November  is  opgeteekend,  vergeleken  met  Brandt,  Lesen 
van  de  Buyier,  p.  193. 

Sondach  23  November.  Met  den  dach  marcheerden  en  qua- 
men  aavonts  een  mijl  van  Nyborch  in  een  slecht  dorp  te  lo- 
geren, vindende  nergens  geene  menseben,  de  boeren  alle  ge- 
vlucht, de  huysen  uytgeplundert,  cregen  contschap  den  vijant 
ons  was  verwachtende  en  dat  deselve  sterek  liet  arbeyden  aea 
haere  wereken.  De  onse  cregen  80  peerden  en  joegen  den  vy- 
andt  tot  onder  sijn  canon,  het  was  een  jammer  te  sien  de  el- 
lende en  desolute  staet  van  dat  lant. 

Maendach  24  November.  Smorgens  met  de  limiete  van  den 
dach  raeekten  weder  aent  marcheren,  crijgende  contschap  de 
Sweden  ons  aen  een  nauwe  pas  niet  verre  van  Nyborch  waeren 
verwachtende,  hebbende  haer  gantsche  macht,  bestaende  in  4000 
paerden  en  1500  man  te  voet  aldaer  onder  faveur  van  haer 
canon  in  bataillje  gestelt ,  bestaende  in  dese  nevensgesielde  re- 
gimenten : 

Lijste  der  Sweetsche  troupen  geslagen  ende  bij  de  keysersche, 
poolsche,  brandenborchse  en  hollantsche  volcken  soo  ge 
vangen  als  ter  neer  gemaeckt  voor  Nyborch  in  Funen. 


69 

Genr.  Waldeck  sijn  regiment 300  peerde 

Genr.  IA  Hoorn ,  sterck  (gevangen  selfs)  .     .     .     250  p. 

Oenr.  Major  Waldeck  gevangen,  was  sterck  .     .     200  p. 

Genr.  Majoor  Buddeker,  doot,  sterck  ....     250  p. 

De  forst  van  Wy meren,  gevangen,  sterck.     .     .     300  p. 

De  jonge  graef  Koninckxmarck,  gequest  en  ge- 
vangen, sterck 200  p. 

Het  regiment  van  de  marckgraef  van  Baden .     .     300  p. 

De  oversten  Peter,  sterck 300  p. 

Overste  Engel,  sterck 800  p. 

Overste  Scheydlever 800  p. 

Overste  Evenaer 800  p. 

Somma  3000. 

Achthondert  dragonders 800. 

8eBhondert  man  te  voet,  behalve  noch  400  op- 

geraepte  boeren 1000. 

4800. 
Van   dese   volcken   sijn   omtrent  12  a  14  hondert  man  ter 
neer  gemaeckt. 

Naer  dat  wij  alle  dese  voors.  volcken  in  volle  bataillje  onder 
faveur  van  14  stncken  canon  sagen  staen ,  qnamen  met  onse 
troupen  saeht  aen  marcheren,  houdende  halt  ofte  stilstandt  on- 
der haer  canon ;  ondertussen  was  men  besich  ons  canon  aen  te 
brengen,  beginnende  van  weder  sijde  dapper  te  schieten,  heb- 
bende de  Poolen  en  Denen  de  rechtervleugel  van  de  bataillje 
sterck  2000  peerden ;  hier  aen  qnam  het  halve  regiment  van 
den  heer  colonel  Meter ,  waeronder  de  charge  van  major  waer- 
nam ,  te  sluyten ;  de  keysersche  hadden  de  linckervleogel  met 
de  Branden borgse,  aen  haer  sloot  het  ander  helft  van  ons  re- 
giment, onder  de  luit.  colonel  Aquila,  die  op  des  vijants  rech- 
tervleugel aenvielen.  Doe  wij  alsoo  quamen  aen  marcheren 
recht  tegen  haer  canon  in ,  begost  de  bataillje  seer  heftich , 
wordende  onse  rechtervleugel,  bestaende  in  Deenen  en  Poolen , 
gants  in  de  vlucht  geslagen  en  liepen  met  sulck  een  disordre 
teruch ,  dat  se  ons  gants  regiment  in  disorder  brochten ,  efter 


70 


herstelden  ons  weder  en  veriooren  den  moet  niet,  gongen  mét 
onse  volckeren  en   het   regiment  van  Alva  (Aylva)  en  Cylgrij 
(Killegrew)  furieuslijck  in  vollen  trom  en  bataillje  op  haer  aen» 
den  vqant  siende  onse  resolutie,   qnam  ons  met  3  esquadrons 
peerde  en  haer  batailljons  te  voet  heftich  chargeren,  doch  wierd 
haestich  teruch  gekeert  en  verslagen,  doch  niet  sonder  een  hardt 
en   scherp  gevecht;   ons  regiment  was  de  eerste  die  de  enge 
passagie  forceerde,  gevende  alsoo  de  versamelde  Deensche  trou- 
pen  tgt  sich  te  herstellen ,   die  den  vijandt  siende ,  aireede  in 
de  vlucht  geslagen,  heftich  quamen  van  achteren  in  gevallen, 
alles  doot  slaende  dat  sich  niet  meer  defendeerde;   passerende 
wij   voort  bequamen   vijf  canonstucken ,   vervolgende  soo  onse 
victorie  boswaert  in,  achter  latende  eenige  dooden  en  geqaes- 
ten;  de  heer  colonel  Meter  droech  sich  seer  couragieus,  wiert 
geschooten  door  sijn  boet;  alle  offieiers  en  soldaten  waeren 
doen   vlijtich  aen   te  vallen,    soo  dat  de  vijandt  genootsaeckt 
was  alles  te  verlaten  en  sich  binnen  Nyborch  te  salveren,  blij- 
vende het  voetvolck  en  jdragonders  soo  gevangen  als  dooi,  be- 
quamen ontrent  2  a  300   gevangens  bfr  ons  regiment ,   gaven 
die  de  Deenen  over;  dese  victorie  is  soo  seer  remarquabel  ab 
loffelijck  voor  onse  natie,  hebbende  de  eer,  soo  van  keysersche 
Poolsche,  Brandenborchse  en  Deensche  volckeren,  die  alleen  ge- 
wonnen te  hebben,  seggende  de  heer  Scback  voor  allen  opent- 
lijck,  wij  alleen  die  gewonnen  hadden;  de  heer  Ebereteyn  was 
al  geslagen  en  de  Deenen  van  gelijcken ,   doch  Oodt  AJmaeh- 
tich   slj   de  eer,  niet  ons  arme  sondaers;   de  Poolen  bedrevea 
onmenschelijckbeden,  sloegen  alle  doot  die  sij  vonden,  was  een 
gruwel  te   sien   die   verwoesting.     Het  teycken  in  de  bataillje 
van  onse  volckeren   was  wit  op  den  hoet,  de  Sweden  atroo, 
ons  woort  was  Jesus. 

Dingsdag  25  November.  Sonden  die  van  binnen  een  trom- 
petter uyt  om  te  conditioneren  ofte  te  parlementeren,  te  meer 
alsoo  de  Buyter  met  sijne  vloot  dicht  onder  Nyborch  geset 
lach  en  dapper  in  de  stadt  schoot,  daer  gingen  ostagiers  over 
en  weer  en  wierden  alle  de  Sweetsche  troupen  bestaende  in  60 


71 

wroetten  te  peert,  bij  capitulatie  op  discretie  overgegeven  en 
savonts  onder  de  keysersche,  Brandenborcbse  en  Poolen  en  Dee- 
nen  onder  gestelt,  en  alle  de  hooge  als  lage  officieren,  die  de 
Deensche  dienst  aenstont,  vrijdom  gegeven;  voorts  alle  de  an« 
dere  prisonniers  de  guerre  en  alles  dat  sy  hadden  van  goeden 
prijs.  De  grave  Steenbock  hadde  bet  commando  den  dach  van 
de  bataillje,  de  palsgrave  van  Sulsbaob  was  mede  present  doch 
beyde  ontvlucht,  snachts  naer  de#  bataillje ,  naer  Zeelant.  De 
stadt  wierdt  voor  plundering  bewaert,  doch  de  vreemde  trou- 
pen  quamen  daer  in  en  plunderden  alles,  soo  dat  onse  natie 
niets  en  creech  tegens  de  belofte  van  den  generael  Schack. 

Het  is  niet  onbelangrijk  hiermede  het  berigt  te  vergelijken, 
dat  Carlson,  Sverige*  hisioria  under  Konungarne  af  Pfalmka 
Husei,  1855.  I.  p.  419,  van  dezen  slag  geeft:  Den  14  No- 
vember stod  slaget  vid  Nyborg,  i  hvilket,  sedan  fiendes  ryt- 
teri  blifvit  tülbakaalaget ,  det  hollandska  fotfolket  egentligen 
afgjorde  segern.  Svenskames  fotfolk  bief  aastan  helt  och  hal- 
let  upprifvet,  deras  ventra  flygel  under  Henrik  Hom  slagen; 
den  högra  under  Salzbach  sjelf,  maste  retirera  till  staden,  som 
följande  dagen  pa  en  g&ng  anfölls  af  de  allierades  har  och  be- 
sköts  af  Buyters  flotta.  Nyborg  kapitulerade  p&  n&d  och  on&d. 
Generalerna  Henrik  Hom,  Waldeck,  Weyher,  hertig  Johan 
Adolf  af  Sachsen  Weimar,  C.  Chr.  Königsroarck  blefvo,  med 
tio  öfverstar  och  3000  ryttare  faogar.  General-Major  Böttiger 
oeh  fiere  öf verstar  samt  2000  man  hade  atupat.  G.  O.  Sten- 
boek  och  pfalzgrefven  af  Sulsbach,  h  vil  ken  sednare  fatt  fyra 
hastar  skjutna  under  sig  samt  med  egen  hand  dödat  en  polak 
general  och  fiere  högre  officerare,  raddade  sig  p&  en  liten  b&t 
om  natten  midt  igenom  den  hollandska  flottan  och  frainburo 
till  konungen  underrattelsen  om  nederlaget. 

Hierbjj  willen  wij  onze  mededeeling  eindigen,  met  den  wensch 
dat  het  eerste  gedeelte  van  dit  journaal,  indien  het  nog  be- 
staat, weder  in  het  belang  der  geschiedenis,  uit  zijnen  schuil- 
hoek  moge  te  voorschijn  komen. 


72 


Bijdrage  tot  de  literatuur  over  den  schilder  P.  P.  Rubbm. 
Wordt  pelezen  de  volgende  mededeeling  over  een  handschrift 
betrekkelijk  dezen  beroemden  schilder:  Onder  den  navolgenden 
titel  ben  ik  in  de  gelegenheid  geweest  in  handschrift  te  zien: 
Lettre  d'un  Reclus  de  Okeel  dame  la  Campinet  è  son  comfrèrt 
$*  Compagnon ,  V auteur  de  V  histoire  de  la  vie  du  Ckevalier  P.  P. 
Ruben t,  etc.  Imprimee  a  Bruxelle*  1771,  Chez  A.  du  Bel.  Hom 
soit  gui  mal  y  pense.  A  Qkqti,  imprimé  aux  depens  de  f  auteur 
chez  Caroline  Marie  Ruben»,  a  Veneeigne  du  Bonnet  Jouwt  4 
Rouge,  1772.  —  Daar  onder  staat  nog:  Te  plaatsen  achter  den 
Tytel :  N.  B.  Par  ce  mot  de  Eeclas  on  ne  doit  point  se  figurer 
quelque  solitaire  ou  quelqu'ermite  qui  fait  sa  demeure  daoiea 
village,  ce  n'est  rien  moins  que  cela.  Les  Reclus  qu'on  y  garde, 
sont  d'une  autre  sorte  de  celle,  qui  sont  non  compote*  mentu. 

Bij  het  doorlezen  van  dit  handschrift,  heb  ik  te  vergeefs  ge- 
zocht, wie  toch  de  schrijver  van  die  Lettre  mogt  zijn;  hjj 
teekent  zich  wel  aan  het  einde:  Quinbus  lïestrim,  doch  dit  ii 
natuurlijk  een  Pseudonym.  Ook  heb  ik  den  naam  van  den 
schrijver  der  Histoire  de  la  vie  de  Rubens,  daarin  niet  kunnen 
vinden ,  doch  ben  evenwel  door  den  heer  Kram  ra  te  weten 
gekomen,  dat  de  schrijver  dier  Histoire  is  ƒ.  F.  M.  Mickd, 
welke  heer  mij  te  gelijker  tijd  berigtte,  dat  een  dergelijk  werk, 
in  het  hollandsch ,  door  den  boekhandelaar  Jobannes  Smit  te 
Amsterdam,  in  1774,  werd  uitgegeven,  en  opgedragen  aan  Geil 
van  Frankenstein,  hetwelk  naar  alle  vermoeden  eene  omgewerkte 
vertaling  daarvan  is,  hoewel  hy  geene  melding  van  eene  tiran- 
sche  uitgave  maakt. 

De  Lettre  d'un  Reclus  is  eene  koddige  beoordeeÜDg  der  ge- 
melde histoire  de  Rubens,  die  met  groote  kennis  van  zaken 
is  geschreven.  De  steller  volgt  de  onnaauwkeurigheden  in  de 
histoire  begaan  op  den  voet,  en  vangt  zrjn  brief  aldus  aan: 

Honi  soit  qui  mal  y  pense. 
Mon  cher  confrère  et  Compagnon. 
Nous  fftroes  tres  rejouis,  si  tot  que  nous  apprimes  que  voos 


73 


travailliez  a  VHistoire  de  la  me  de  V Incomparable  ckevaUer  P. 
P.  Ruben»,  et  desirions  depuis  longtems  de  la  voir  paroitre 
au  jour.  Mais  quelle  fat  notre  satisfaction ,  quand  Ie  dernier 
Ckarretier  nous  apporta  un  Exeraplaire  de  ceiie  merveiüeuee  vis 
de  tuifatigable  Ruben»;  oe  génie  supérieur,  komme  cTEtat  ei  de 
cour,  Peinire  Incomparable  et  fondateur  de  VEoole  Piitoreeque 
Jfamaude  etc.  (Epitre  dédicatoire).  Nous  1'avons  recue  comme 
a  bra»  ouvertê  (Ibidem).  Nous  en.  avons  preeque  pleuré  de  joie 
en  vagant  que  vou»  ave»  eté  gracieus  de  ce%  gracieuee»  faveure, 
anx  quelles,  et  comme  artiste  et  comme  auteur,  vous  comptiez 
sans  doute  avoir  droit  de  pretendre;  puisque  tant  d'autres 
artiste»  en  tont  genre  et  talent»  ont  trap  eenti  Ie»  graee»,  les  fa- 
veurs et  lei  recompenee»,  dont  on  a  daigné  Ie»  eombler.  (Ibidem). 
Circonstance ,  quand  nous  y  songeons,  qui,  elle  seule  nous  a 
feit  repandre  des  larmes  de  contentement ,  car  nous  prevoyons 
que  Tor  et  1'argent  vont  cooler  cbez  vous  a  grands  flots  (sans 
parier  du  profit,  qui  vous  reviendra  de  la  vente  de  eette  In- 
comparable vie  ou  Rütcire)  vie  ou  vous  avez  eu  Ie  oonrage 
d'étaler  des  anecdotes  (Ibidem),  qu'aucun  cabinet  ne  renferme , 
ni  dont  aucun  auteur  (avant  vons)  n'a  parlé*,  puisqu'elles  sont 
toutes  sorties  du  creux  de  votre  cerveau. 

Témoin  seulement  eette  mer  veil  lease  déoou  verte  *ur  Ie  vol 
ou  plagiat  piUoreeque  de  VInfatigable  Ruben»,  dont  vons  fait  es 
mention  a  la  pag.  54  de  votre  Histoire,  et  eette  autre  dé- 
cou verte,  non  moins  curieuse,  de  ce  dessein  de  Bubens,  sur 
lequel  vous  avez  fait  graver  son  portrait,  qui  se  voit  a  la 
tête  de  votre  ouvrage.  Tous  nos  babitans,  (om  confrère»)  ont 
êté  ravis  en  admiration  sur  tons  ce»  monumen»  autueniique»  ei 
mtroduüe»  è  votre  projet  (Ibidem);  mais  inconn&es  &  tout  au- 
tre que  vous.  —  Wat  in  den  brief  verder  gezegd  wordt,  over 
Bartholomeus  Rubens  en  Jsn  Rubens,  gaan  wy  voorby,  en 
houden  even  stil  bij  p.  22,  alwaar  de  schrijver  zegt:  Mais 
ils  ont  été  frappés  d'abord  de  ce  que  vous  dites  (p.  22.) 
que  P.  P.  Ruben»  fit  son  entree  de  grand  coeur  au  Laboratoire 
fAdam  van  Noort,  car  ils  crurent  de  prime  abord  que  c'était 


74 


quelque  fameax   distillateur  èTEau  de  mUlefieurs  que  eet  Adam 
«o*  Noordt,   dont   voos  vouliez  parier.    Jusqu'a  ce  que  nous 
let  enssions   convaincus  que  par  Laboratoire  vous  vouliei  dire 
CatteHer  d'on  peintre,  et  que  chez  ?ou8  Laboratoire  et  atieUer 
est   tont  un  et  son   synonimes  dans  eet  endroit,  et  dans  tous 
les  autree  ou  vous  aves  occasion  d'en  parier.     Verder  gaat  hg 
voort:    Tout  de  même  sout  ils  emerveillé's  de  ee  ton  ciceronie* 
avec   lequel  Rubens  karangua  Ie  Doe  de  Mantoue,  et  cela  en 
eepi  differentie  longue*  (comme  un  autre  Limud  Guüwer)  taat 
Latiüe,  espagnole/italienne,  allemande,  anglaise ,  francaise  que 
flamande  (pag.  28.),  dont  ce  duo  fut  ei  enthousiasme  >  qa'il  lai 
frappa   sur   l'épaule  en  lui  disant:  Courage  Ruben*,  la  mature 
est  beüe  ....  Wat  er  verder  gezegd  wordt  over  den  dood  der 
moeder  van  Rubens,  gaan  wjj  wederom  voormj  en  komen  tot 
zqn  huwelijk:  Mais  nous  nous  arreterons  un  moment  au  ma- 
nage de   notre  Rubens ,   avec  la  Demoiseüe  Isabeüe  Brant,flk 
de   Jean    Bromt,   secrétaire   de  la  ville  d'Jnvers.  (p.  47);  voos 
pouviez   adjouter   qa'il    avait   egalement   éié  échevin  de  oettc 
ville,  et  nous  croyons  que  vous  devies  traduire  Branie  au  tien 
de    Brantt   puisque    lui-même   Técrit  aiusi;   vous  obaervez  en 
suite  que  ces  nöces  furent  célebrées  au  commencement  de  Tan 
1610;  nous  croyons  qu'il  y  a  erreur  dans  cette  date,  puisqoe 
plusieurs   auteurs  pretendent  que  Rubens  s'est  marie  au  mou 
de  May  1609  et  d'autres  au  mois  d'Octobre  de  la  même  année. 
Om  eindelijk  niet  te  wijdloopig  te  worden,  zullen  w\j  hier  alleen 
nog  iets  mededeelen,  van  hetgeen  gezegd  wordt  over  de  werken 
van  Rubens:  Tous  ces  points  sont  de  peu  de  consequence  et 
aisez  a  éclairer;  mais  vous  aves  desormais  une  bien  plu*  terrüU 
besogne  sur  les  bras,  o'est  a  prouver  mieux,  que  voua  nefaites 
(centre  les  sentimens  unanimes  de  tous  les  connaisaenrs  et  ama- 
teurs,  tant  anciens  que  modernes),  ee  que  vous  osec  avaneer 
touchant  la  fameuse  descente  de  la  croix  dans  la  catbédrale  d'An- 
vers  (p.  58 — 54),   qui  de  tous  tems  a  paasée  et  paase  encore 
pour  un  des  premiers  chefs-d'oeuvres  de  Rubens.  Biens  plas, 
vous  ne  dites  pas  seulement  gu'üs  se  trompenl,  mais  voos  alles 


75 

juequ'a  aceuser  Ruben*  a*un  Plagiat  Pütoresque,  dont,  si  jamais 
il  en  avoit  étê  ooupable,  oe  serait  d'autant  plus  honteux  eo  nu 
si  grand  artiste,  qu'il  était  tres  en  état  de  tirer  une  telle  or- 
donnance  de  son  propre  fond,  sans  Ie  secours  des  autres. 
Cette  atroce  accusation,  vous  la  lui  intentez,  pour  pouvoir 
prouver  que  les  tableaus  de  8t.  Ildefo*ëet  dans  1'eglise  de 
Caudenberg  a  Brnxelles  sont  les  uniques  chefs  d'oeuvres  de  Rubens 
et  infiniment  supérieurs  aux  premiers.  Mais  orainte  qu'on  ne 
nous  aceuse  de  prévention,  nous  rapporterons  ici  tos  propree 
paroles  (Ibid.).  •  La  beauté  suprème  et  perfection  pütoresque  gut 
regneni  sur  lous  les  tableaus  (rnUm  Ie  sentiment  des  eonnaisseurs) 
surpassent  présentement  tout  ce  que  Bubens  a  jamais  donna* 
aux  Pays-Bas;  cependant  les  Anversois  s9aitribuent  la  glaire  de 
possèder  san  unique  chef  dy oeuvre  par  la  pièce  de  son  pinceau 
qu'on  voit  a  leur  cathédrale  dans  la  ckapeUe  des  arquebusiers , 
representant  la  deseente  de  la  croix.  Il  est  visible  qu'ils  se 
trom  pent,  puisque  on  peut  prouver  (par  1'attention  de  nos 
curieux)  que  leur  bel  ouvrage  de  la  grande  pièce  n'est  qu'une 
docte  imitation,  tirèe  d'un  beau  tableau  d'un  maitre  Italien. 
La  preuve  est  a  la  main  par  1'estampe,  gravée  par  Hieroni- 
mus  Wirix,  après  Pierre  Passer  Ie  Romain;  elle  a  11  pouoes 
de  hautenr,  sur  7  de  largeur,  marquée:  Petrus  Passer  invenit, 
Hieronimus  Wirix  sculpsit. 

Par  cette  preuve  on  peut  consteter,  que  Rubens  s'est  servile- 
ment  servi  de  eette  estampe  pour  la  grande  Grouppe  (observez 
qu'il  n'y  a  qu'une  senle  grouppe  dans  oe  tableau),  exoepté*  fort 
peu  de  changement  dans  les  aires  de  téte,  mais  principalement 
dans  la  position  de  la  Madelaine,  qui  est  entièrement  tournee 
et  changee;  la  figure  du  Cbrist,  les  corps  et  attitudes  de  ceux 
qui  Ie  descendent  de  la  croix  sont  tous  oonformes  a  la  dite 
estampe,  dont  un  exemplaire  est  soigneusement  garde  par  tin 
curieux  a  Anvers." 

Nous  aTons  éXê  longtems  en  peine  de  vous,  cher  confrère, 
puisque  nous  ne  pouvions  découvrir,  ou  vous  aviez  dè'terre',  et 
cette  ourieuse  et  cette  rare  estampe,   craignant  que  ce  ne  fut 


76 


encore  quelque  piéce  de  rotte  grand  Magasin  d'anecdotes;  mais 
è  la  fin  Ie  curé  de  notre  village  nous  a  tiré  d'inquiétade  et 
oous  Ta  fait  voir  dans  nn  livre,  ayant  pour  titre :  Adnotatioues 
in  Evangelia.  Auctore  H.  Natali,  S.  T.  Antverpia,  1596  et  1607, 
in  folio.  Cet  ouvrage  contient  un  grand  nombre  d'estampes, 
parmi  lesquelles  celle-ci  est  la  132.  Mais  ce  qni  est  fort 
curienx,  c'est  que  la  souscription  que  vous  y  mettez,  ne  s'y 
troave  pas,  mais  senlement  Hieronimus  W.  sculp. ;  ni  qnelle  soit 
feite  d'après  un  tableau,  car  suivant  les  souseriptions  des  autres 
estampes ,  il  est  a  présumer  que  c'est  d'après  les  desseins  de 
Pierre  Passero  ou  Passere  qu'elles  ont  été  gravées  etc.  etc. 
En  parlant  du  PoriraU  de  R*6en§  p.  102 ,  et  dont  les  Pères 
conservent  Ie  deasein  dans  leur  Bibliothèque ,  nous  a?ons  ad- 
mire's  la  reserve  avec  laquelle  vous  en  fait  es  inention;  lequel, 
8*il  est  authentique,  est  1'original  d'après  lequel  Pontius  a  gravé 
son  estampe;  d'après  laquelle  Mr.  Antoine  Overlaet  d' Ad  vers, 
vous  a  fait  une  copie  a  la  pi  urne,  d'après  laquelle  vous  aves 
feit  graver  celle  qui  est  a  la  tête  de  votre  Histoire  (et  d'après 
laquelle  tout  recemment  a  été  gravée  celle  qu'on  voit  décorer 
la  traduction  flamande  de  la  même  Vie  on  Histoire).  11  est 
tres  utile  pour  les  amateurs  et  curieux  en  Estampes,  d'avoir 
ainsi  la  généalogie  d'nne  pièoe  pour  en  pouvoir  constater  l'ori- 
ginalité,  de  la  seconde  ou  troisième  main  (voyez  Ie  titre  de  cet 
ouvrage),  ohose  que  vous  dissimulez  par  une  insigne  modestie 
et  prudhommie  toute  particuliere,  mais  que  vos  confrères  nous 
ont  chargé  de  tirer  de  1'oubli,  ou  vous  semblez  1'avoir  con- 
damnée. 

Vous  faites  attention  dans  Ie  cours  de  vos  descriptkms  de 
nous  donner  une  notioe  des  principales  estampes,  qui  ont  été 
gravées  d'après  les  tableaux  dont  vous  parlez ;  nous  croyons  que 
vous  êtes  exact  sur  Ia  plus  part  d'entre  elles ;  cependant  il  s'est 
glissé  une  petite  erreur  dans  celle  que  vous  indiquez  (p.  104) 
des  apötres  St.  Pierre  et  St.  Paul  sous  deux  portiques,  que 
vous  ditee  par  iuadvertence  être  belle  et  rare.  Gela  parait 
tout  Ie  contraire,  car  eile  n'est  pas  belle,  étant  fort  médiocre* 


77 

ment  gravée,  et  n'est  nu  Hemen  t  rare,  puisque  la  planohe  en 
existait  enoore,  il  n'y  a  pas  longtemps,  chez  ua  marchand 
d'estampes  i,  Anvere. 

Hierbij  zullen  wij  het  laten,  uit  vrees  van  te  veel  over  deze 
wederlegging  te  schrijven,  die  welligt  ia  druk  bestaat,  althans 
naar  den  titel  te  oordeelen.  De  vele  bronnen  die  ons  ten  dienste 
stonden  om  dit  te  ontdekken,  zyu  echter  vruchteloos  geraad- 
pleegd geworden.  Quêrard  in  zijn  France  littéraire,  in  voce 
Michel,  geeft  wel  zijne  Histoire  op,  doch  spreekt  van  de  Lettre 
niet.  Ook  komt  ons  twijfelachtig  voor  of  het  werk  van  Johan- 
nes  Smit,  hetgeen  biervoren  gezegd  is,  in  1774,  te  Amsterdam 
verschenen  te  zqn,  wel  in  eenig  verband  staat  met  het  werk 
van  Michel,  daar  toch  de  schrijver  der  Lettre  reeds  in  1772 
van  eene  tradnction  flamande  spreekt  Evenwel  kan  den  Am* 
sterdamschen  uitgever  en  schrijver  het  gemakkelijk  hebben  na- 
gedrukt.  Thans  blijft  de  vraag  nog  overig,  bestaat  de  Lettre 
d*un  Rechte  werkelijk  in  druk,  in  welke  bibliotheek  berust  dan 
een  exemplaar?  doch  deze  vraag  kan  ik  niet  beantwoorden. 

6  Vergadering.     14  Haart  135*. 

lAjtt  van  zeeprjjzen  in  de  jaren  1704,  1705  en  1706.  —  Benoeming 
van  een  chirurgijn  voor  Zeeland,  1430.  —  H8.  van  BooU-Voya- 
gie  door  Kramer.  —  Bijdragen  over  het  geechutweten  in  1648. 

Lijet  van  zeeprjjzen  in  de  jaren  1704,  1705  en  1706.  De 
Heer  Jhr.  C.  A.  Rethaan  Macaré  deelt  mede  een  >  Extract  uyt 
de  10e,  lle,  12*  en  laeste  rekening  van  Abraham  den  Held, 
vendumeester  ter  admiraliteyt  van  Zeeland ,  binnen  Middelburgh 
de  a*  1704,  1705  en  de  agt  eerste  maanden  van  den  jaare 
1706,  berustende  ter  recenkamer  van  Zeeland,  ende  dat  van 
soodanige  prinse  en  prinsegoederen  als  in  den  voorn,  tyt  s{jn 
verkogt",  waaruit  bhjkt  hoe  aanzienlijk  de  buit  was  op  dien 
tqd  door  onze  schepen  veroverd  op  de  Franschen  en  Spanjaar- 
den,  met  welke  wy  in  oorlog  waren.     Geen  maand  ging  er 


78 


voorbjj,  waarin  geen  schepen  en  ladingen  door  de  Admiraliteit 
van  Zeeland  verkocht  werden  voor  aanzienlijke  prijzen,  zoodat 
in  1704  niet  minder  dan  33  prijzen  werden  genomen  en  te 
gelde  gemaakt,  alleen  in  Zeeland,  tot  een  gezamenlijk  bedrag  ran 
ƒ  176928-18-7.  In  1705  bedroeg  het  getal  gemaakte  prijzen 
80,  die  te  zamen  opbragten  /  107340-8-11.  Eindelyk  in  de 
acht  eerste  maanden  van  1706  werden  22  schepen  met  la- 
ding boit  gemaakt,  die  eene  waarde  hadden  van  ƒ  92018-9-10. 
Het  kan  niet  onbelangrijk  geacht  worden  hier  de  namen  der 
kaptteinen  op  te  geven ,  door  wie  deze  schepen  zijn  prijs  ge- 
maakt, te  weten:  Gerrit  van  der  Fort,  P.  Brift,  Louis  van 
der  Meer,  P.  Borrens,  Gillis  de  Haan,  Joos  Noose,  P.  Mark- 
nesse, Salomon  Reynders,  Willem  Credo,  Jacob  Hayge,  Jaco- 
bns  Centse  Vos,  Andries  Mijster,  David  Smit,  Jochim  Gom- 
mertse,  Pieter  Gerritsz.,  Baeten  Leest,  Andries  Nanhe,  Jan 
van  de  WJjke,  Pieter  Hamers,  Gornelis  Gerritse,  Abraham 
Schelstrate,  Vinoent  de  Vos,  Abraham  van  der  Pol,  Jan  Bo- 
germans,  Jacob  Hoose,  Nioolaas  Beeth,  Pieter  Doncker,  «pi- 
tein  Praat,  Gornelis  Legierse. 

Benoeming  van  een  chirurgen  voor  Zeeland.  Wjj  vonden  de 
volgende  aanstelling  van  een  chirurgijn  voor  Zeeland,  zoodat 
dit  toen  een  ambt  schijnt  geweest  te  zijn,  waartoe  eene  com- 
missie vereischt  werd. 

Hendrik  Witte  Ëllenzoen,  aengestelt  tot  cyrurgijn  van 
Zeelant. 

Philips  etc.  doen  cond  allen  luden ,  dat  wq  ontbonden  ende 
aengenomen  hebben ,  onthouden  ende  aennemen  met  desen  brief 
Hendrik  Witte  Ellensoen,  onse  cyrurgijn  te  wesen  overal  in  des 
landen  van  Zeelant,  ende  onse  ondersaten  aldaer  te  dienen  om 
hoeren  pennioc  als  hem  des  van  node  wesen  sal,  dies  hqont 
eedt  gedaen  heeft  in  handen  onse  getrouwen  gouverneurs  tot 
Hollant,  als  daer  toe  behoirt,  ende  ontbieden  ende  begeren 
an  alle  onse  ondersaeten  van  Zeelant  binnen  steden  ende  dser 


79 


buteu,  dat  Hein  riek  voirn.  ontfangen  tot  onsen  cyrurgyn  voirsz. 
eode  hem  laten  dienen  om  horen  penninc,  want  ons  dat  alsoe 
gelieft.  In  oirconde  etc.  Datum  xii  die  Martii,  anno  xxxi. 
secundum  stilum  curiae. 

BooU-Vcyage  door  M.  Kramer.  De  Heer  Mr.  J.  A.  Grothe 
vertoont  het  oorspronkelijk  HS.  van  dat  werk,  hetwelk  in  1670 
te  Amsterdam  bjj  Boeteraan  werd  gedrukt  en  uitgegeven  in  kl. 
8*,  onder  den  titel :  BooU-Voyagie  naar  de  cutte  non  China  en 
Formoea,  in  rjjm  bij  een-geètelt  door  Mathy*  Kramer.  Balthazar 
Boot  vertrok  den  B^Juny  1664  naar  de  kust  van  China  en 
dit  werk  bevat  eene  berijmde  beschrijving  van  die  reis.  Het 
HS.  ie  sierlijk  met  vele  schoone  lettere  geschreven  en  bevat  de- 
zelfde afbeeldingen  met  de  pen  geteekend ,  die  in  het  gedrukte 
voorkomen. 

Hei  oeêckutweeen  in  hei  jaar  1543.  De  Heer  J.  L.  A.  Die- 
gerick,  te  Brugge,  heeft,  onder  dankbetuiging  voor  zijne  be- 
noeming tot  honorair  lid  des  Genootschaps,  tevens  de  volgende 
mjdrage  ingezonden  tot  de  kennis  van  het  geschutwesen ,  van 
het  jaar  1543,  als  een  document,  qui  n9e$t  pas  tam  inierél  fonr 
?  artillerie  de  cette  époque. 

Mijnen  ghe willighen  dienst  zij  u  altijts  bereit. 

Zeer  weerde  ende  zeer  wyse  heeren  in  her  goede  gracie  ghe- 
biede  ie  mg.  Io  Hans  Colderman  wonende  tot  Harlem  in  Hol- 
lant ,  hebbe  te  coopen  ghescuut  zeer  prouffijtelic  ende  oorboor- 
lie  in  tijde  van  oorloghen  voor  alle  steden  ende  casteelen, 
de  zelve  ghemaect  zijnde  van  gheghoten  ijsere  zo  hier  onder 
es  gheepocifieert. 

Eerst  vier  sorten  van  ghescutte  daer  af  de  mynste  lanc  zyn 
zeven  voeten,  velt  ghescuut  daer  met  men  schiet  een  pont  ijser, 
tielve  styc  weghende  zes  hondert  ponden.  Dese  sticken  zollen 
ghereet  wesen  bynnen  achthien  daghen. 

De  tweede  sorte  lanc  zijnde  neghen  voeten  of  daer  ontrent, 


80 


ende  schiet  twee  pont  ijsser  ende  weecht  neghen  hondert  po&t 
of  daer  ontrent. 

Item  de  derde  soorte  es  thien  voeten  lane  ende  schiet  drie 
pont  ijsser,  weghende  een  dauat  ende  tweehondert  ponden. 

Item  de  vierde  sorte  es  lano  eilf  voeten,  schiet  vier  pont 
qesers,  ireecht  duust  zes  hondert  pont.  Dese  vier  soorten  ujn 
al  opgherust  20  mense  te  velde  ghebruucken  wilt. 

Aengaende  van  den  prijs  al  'tghuendt  dat  ijser  es,  zonder 
het  beslach,  het  hondert  pont  voor  een  pont  vlaemsch,  taod- 
werpen  te  leveren.  * 

Ende  op  een  pont  ijssers  dat  zij  schieten  anderhalf  poot 
crayts. 

Aengaende  Tan  den  honte  daer  de  voirs.  bussen  op  liggnen, 
daeraf  zullen  mijn  heeren  ende  ie  wel  taamen  accorderen. 

Andere  soorten. 

Zeer  weerde  heeren ,  noch  nebbe  ie  onder  handen  vier  tar- 
ten van  camersticken ,  die  zullen  schieten  1,  2,  3,  4  ponden 
ijssers,  lanc  zijnde  8,  10,  12,  14  voeten  met  de  camere,  ende 
elc  stic  toegherust  naer  den  heesch  van  een  yghelijc  stic  Dese 
voors.  vier  sorten  zullen  ghereet  weaen  bynnen  twee  maeodeo 
eerstcommende. 

Noch  heb  ie  op  handen  zomighe  bussen  daer  gheen  hont- 
werek  an  en  compt,  die  zullen  schieten  £  p*.,  1  p*.  ende  U  pt. 

Noch  hebbe  ie  een  sorte  van  storm  hake  die  men  ghebrnnct 
op  een  anval  vander  stat,  ende  de  zelve  mach  een  man  dra- 
ghen  op  zijnen  hals  waer  hij  se  ghebruucken  wilt,  ende  de 
zelve  schieten  een  pont  loots  zwaer,  ghedeelt  in  20,  30,  40 
int  pont. 

Dese  voors.  stucken  zijn  al  gheghoten  ijsserstuckeu  de  welke 
gheboort  zyn  als  de  copper-artillerie  welck  men  vijlen  can  ab 
de  copere ;  waer  bij  men  schiet  metter  zelve  stucken  tot  meer* 
der  verzekerheyt  van  den  coopere,  op  dat  hg  niet  en  meendt 
dat  yemandt  bedroghen  mach  werden,  daer  op  dat  ie  de  voors. 
aticken  keuren  wille. 


81 


Dese  voors.  coopman  es  na  meest  residerende  tot  Lunyok  bij 
den  fratres  daer  men  de  voors.  bassen  ghietende  es. 

Eenreerdighe  heeren,  blijft  metten  Heere.    Uut  Lauyck  de* 
sen  eersten  van  wedemaendt  xv°  drie  en  veertien. 
Overghebrocht  den  vjj**01  in  wedemaent  xvc  drienveertich , 
bij  Glande  Acqueel,  busmeester,  woenende  tAntwerpen  bq 
stadbuos  op  de  marct  int  'tsoaeckbert. 

,  9  Vergadering.     29  Haart ,  1957. 

BibUotheck,  —  Papiermer  ken.  —  Archief  van  Oudewater.  — 
Ongewoone  route  om  de  Zuid  naar  Ooêt-Indif ,  in  1751  en 
1755.  —  Bedrage  tot  de  literatuur  over  den  schilder  P.  P. 

Bibliotheek.    In  ruiling  ontvangen: 

van  de  Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen,  te  Am- 
sterdam: 

Verdagen  en  MededeeUngen  der  Kon.  Akademie  van  Weten* 
schappen.  Afdeeling  Natuurkunde.  5e  deel,  3'  stuk.  Amster- 
dam, 1857. 

Idem.  Afdeeling  Letterkunde.  2*  deel,  3*  stak.  Amsterdam, 
1857. 

Papierwerken.  De  heer  Ortt  van  Schonauwen  biedt  het 
Genootschap  aan  eene  verzameling  papiermerken ,  teer  naauw- 
keurig  afgeteekend  door  den  heer  Pk  de  Kruyff,  met  aanwg* 
zing  van  de,  in  de  verschillende  papiersoorten  voorkomende, 
hjnen ,  van  de  grootte  en  kleur  der  vellen ,  genomen  uit  de 
leenregisters  van  het  huis  Nyenrode  sedert  1480;  hierdoor 
wordt  tevens  aangevuld  hetgeen  vroeger  over  de  papiermerken 
is  medegedeeld  in  de  Kronjjk,  1850,  bl.  20,  102,  139,  156, 
236;  1851,  bl.  162  en  1858,  bl.  21. 

Archief  van  Oudewater.    Door  den  heer  P.  M.  Montgn  is 
XIII.  J.  6 


8* 


ingezonden  een  zeer  naauwkeorige  inventaris  van  het  archief 
der  stad  Oude  water,  door  hem  en  den  heer  J.  Puttaan,  op 
uitaoodtgwg  Tan  den  raad  dier  stad,  opgemaakt»  vermeldende 
al  de  stukken,  die  van  meer  dat  gewoon  plaatselijk  belang 
uit  het  oude  archief  der  stad  zijn  mjeengebragt.  Uit  deten,  elk 
stuk  afeonderhjk  vermeldenden  inventaris,  blijkt,  dat  volstrekt 
niet  al  die  stukken  t  door  Kinschot  ia  eyne  Beecargving  vin 
Oudewater  uitgegeven,  hier  meer  aanwezig  zqn.  Het  oud- 
ste oorspronkelijk  stuk  is  een  giftbrief ,  ten  behoeve  van  het  St 
Jacobs  outaar  in  de  kerk  te  Oudewater,  voor  schout  en  sche- 
penen der  stad  verleden,  door  Jan  Roest  Hermans*. ,  den  £6* 
Augustus,  1454;  de  overige  stukken  behooren  alle  tot  de  16', 
17°  en  IS6  eeuw,  ofschoon  daaronder  enkele  geautheotiseeide 
copiën  of  extracten  van  oudere  stukken  gevonden  worden,  aoo- 
als  van  een  privilegiebrief  der  stad  Oudewater,  van  1345,  — 
van  een  brief  van  privilegie  van  8  November,  1893,  voor  de 
poortera  der  stad  Woerden,  —  van  de  acte,  te  vinden  bij  Kin- 
schot, p.  332,  —  van  eene  acte  van  15  April,  1467,  waarhjj 
aan  den  heer  van  Vliet  het  regt  wordt  gegeven  tot  een  stoel 
op  het  koor,  twee  grafsteden  in  4e  kerk,  en  stem  tos  het 
verkiezen  van  kerkmeesteren ,  —  van  een  octrooi  tot  het  voe- 
ren van  eene  schouw  op  den  Hoogendyk,  van  Bodegraven  af 
tot  den  Linschoterdgk  toe,  door  vijf  heemraden,  als  een  mt 
Delft,  een  uit  Leiden,  twee  uit  Gouda  en  een  uit  Oudewater, 
met  den  kastelein  en  dqkgraaf  van  Woerden,  van  19  Maart, 
1509,  —  van  een  contract,  waarbij  de  polder  Snelrewaard  ee 
Zuid-Linschoten  bij  Bynland  wordt  gevoegd,  wordende  o.  a. 
daarin  bepaald ,  dat  het  polderbestuur  zal  bestaan  uit  4  heeav 
raden ,  waarvan  twee  uit  den  polder*  een  uit  Montfoort  en  één  uit 
Oudewater,  van  den  27tt  April,  1548.  Onder  de  oorspronke- 
lijke stukken  verdienen  verder  onze  aandacht,  eene  Nota,  hou- 
dende zeer  gespecificeerde  aanteekeningen  van  dag  tot  dag,  der 
gemaakte  verteringen  en  reiskosten  van  burgemeeateren  van  On- 
dewater,  op  reizen  naar  Brussel,  den  Haag,  enz.  in  1664  en 
1565.  Zulke  opgaven  toch  bevatten  dikwijls  bgdragen  tot  eene 


83 


juistere  kennis  der  wijze  van  reizen,  der  piesen  der  levens- 
behoeften, der  levenswijze  en  der  ontmoetingen  van  zulke  rei- 
zigers. —  Wijders  twee  inventarissen  van  particuliere  nalaten- 
schappen, van  1567  en  1589.  —  Ëene  aanschrijving  van  eenige 
predikanten  nit  de  classis  van  Gouda  aan  de  regering  van  Ou- 
dewater, tot  wering  van  de  bijwoning  van  ongehuwde  lieden, 
met  het  antwoord  daarop,  van  6  December  1573.  —  Een  Plac* 
caat  op  de  vicarijen  en  geestelijke  goederen,  van  3  September» 
1578 ,  en  verdere  stukken  daaromtrent ,  betreffende  de  uit- 
oefening der  roomsche  eeredienst,  en  eene  publicatie  van  de 
stalen  tot  aanhouding  der  Malcontenten  en  confiscatie  hunner 
goederen,  van  17  December»  1578.  —  Ëene  acte  van  interdic- 
tie der  burgemeesters  en  schepenen  van  Oudewater  aan  den 
baljuw,  om  voor  de  vierschaar  als  procureur  te  fungeren,  van 
18  Augustus,  1581.  —  Diverse  stukken  betreffende  den  komman* 
dant  van  't  garnizoen  te  Oudewater,  Lancelot,  heer  van  Mar- 
buys,  de  a°  1586.  —  Bestekken  en  voorwaarden,  waarnaar  het 
metselen  van  bet  stadhuis  en  de  trappen  van  hetzelve  zijn  be- 
steed, in  1588.*—  Missive  van  de  regering  van  Alkmaar,  ten 
geleide  van  't  oonterfeitsel  van  't  wapen  dier  stad,  om  dit,  ne- 
vens het  wapen  van  Oudewater  en  Delft,  voor  't  nieuwe  stad* 
huis  te  stellen,  als  een  gedenkteeken  en  onderhouding  van  het 
oude  verbond  met  elkander  gemaakt,  dd.  35  Mei,  1581.  —  Ge- 
authentiseerde  copij  van  een  brief,  waarbij  de  regeering  der  stad 
Utrecht  die  van  Oudewater  te  kennen  geeft  en  waarschuwt,  dat 
de  vijand  omtrent  30  man  sterk,  den  vorigen  avond  door  Jut- 
phaas  nederwaarts  gepasseerd  was,  dd.  22  April,  1589.  —  Be* 
roepsbrief  van  Ds.  Venlo,  geteekend  door  de  leden  van  den 
kerkenraad  te  Leeuwarden,  dd.  18  Mei,  1591,  benevens  twee 
certificaten  nopens  genoemden  predikant,  één  geteekend  door 
de  leden  van  den  kerkeraad  te  Oudewater,  dd.  9  Decem- 
ber, 1585,  en  één  geteekend  door  vijf  predikanten  uit  de  clas- 
sis van  Enkhuizen,  dd.  17  April,  1589.  —  Diverse  stukken 
nopens  de  verdieping  en  verwijding  van  den  IJssel,  hoofd- 
sakelij  k  van  1593  en  1594,  alsmede  latere  van  de  17°  eeuw.  — 


84 


Ordonnantie  voor  de  schutten  van  den  Edelen  Croysboog  te 
Oude  water,  dd.  26  Augustus,  1597.  —  Twee  oude  broottet- 
tingen  de  a*  1599.  —  Copie  van  eene  missive  aan  de  Stalen 
van  Holland,  houdende  aanvrage  van  wegen  de  algemeens 
Staten ,  om  opgave  van  al  de  krijgsgevangenen ,  om  te  kunnen 
worden  uitgewisseld  tegen  den  admirant  van  Arragon,  dd.  21 
January,  1601.  —  Reclame  der  stad  Oudewater  aan  de  oom* 
manderye  om  hare  onregtvaardig  genomen  goederen,  volgens 
verpligting,  ook  aan  de  armen  dier  stad  terug  te  geven, 
dd.  4  Januarij ,  1602.  —  Request  van  Simon  Jacobss.  de 
Licht ,  om  begunstigd  te  worden  met  het  rectorschap  te  Ou* 
dewater,  onder  bijvoeging  van  eene  aanbeveling  van  Fieter 
Carpentier,  rector  te  Rotterdam,  dd.  16  Maart,  1603.  —  Eigen- 
handige brief  van  professor  Jacobus  Arminius ,  om  de  wed.  van 
Ds.  Petrus  Bertius,  in  Oudewater  komende  wonen,  bescher- 
ming te  verleenen,  dd.  5  Mei,  1607.  —  Verzoek  om  hulp  ten 
behoeve  van  de  diaconie  armen  aan  het  bestuur  der  stad  Ou- 
dewater, geschreven  door  Ds.  Lydius,  dd.  12  December,  1608. — 
Advies  van  den  magistraat  der  stad  Delft  aan  schepenen  van 
Oudewater,  betreffende  de  straffen  op  te  leggen  aan  Willem 
Bouwens,  wegens  verbale  injurien  en  gestrooide  pasquillen  in 
de  kerk  te  Oudewater,  dd.  13  September,  1610. — Naamujst 
der  overgebleven  burgers,  bij  den  overval  der  Spanjaarden  in 
1575,  in  de  stad  tegenwoordig  geweest,  welke  nog  in  1615 
leefden,  ten  getale  van  320,  en  die  eene  jaarlqksche  som,  in 
plaats  van  andere  vrijdommen  uyt  's  lands  kas  genoten ,  en 
voorts  de  jaarlijks  opgemaakte  naamlyaten  tot  1669  ingesloten, 
welke  laatste  naamlysten  2  personen  bevatten,  benevens  een 
aantal  requesten  om  vry  do  romen  en  dispositien  dienaangaande.  — 
Diverse  stukken  eu  naamlijsten  betreffende  de  organisatie  van 
rustbewaarders  te  Oudewater,  de  a*  1617.  —  Diverse  stukken  ra- 
kende de  geschillen  tussen  de  Remonstranten  en  Contraremon- 
stranten te  Oudewater.  —  Twaalf  brieven,  eigenhandig  geteekesd 
door  Prins  Maurits,  van  verschillende  dagteekening.  —  Memorie 
voor  een   der  burgemeesteren   van   Oudewater,   waarin  onder 


85 


meerdere  ordonnantiën  voorkomt,  eene  som  van  ƒ  4212  voor  324 
overgebleven  burgen  en  burgeressen,  voor  elk  ƒ  18,  vermoe- 
^  delyk  a*  1618.  —  Brief,  eigenhandig  geschreven  door  Festus 
Hommius,  in  der  tyd  professor  te  Leyden  en  synodi  actuarius.— 
Aanschrijving  van  de  staten,  houdende  onder  anderen  verbod 
om  de  afbeeldingen  van  Mr.  Jan  van  Oldenbarnevelt ,  Hoger- 
beets,  Grotius,  Uittenbogaert  en  anderen  teverkoopen,  dd.  11 
November,  1619.  —  Ordre  van  wege  prins  Maurits  ter  wering 
van  een  boek  door  Hugo  de  Groot,  getiteld:  Verantwoordwge 
van  de  wettelijke  regeringe  van  Hottandt  en  fPeslvrieêlandt,  dd. 
21  November,  1622.  —  Aanschrijving  van  wege  prins  Maurits 
ten  geleide  van  een  exemplaar  eener  acte  van  publicatie  tegen 
Bernardos  Dwingloo,  eertijds  predicant  te  Leyden,  dd.  12  April, 
1623.  —  Kennisgeving  van  den  dood  van  prins  Maurits  en  der 
aanstelling  van  prins  Frederik  Hendrik,  dd.  23  April,  1625, 
en  twee  dito  dienaangaande,  tot  het  houden  van  een  bededag 
enz.,  dd.  24  en  29  April,  1625.  —  Publicatie  der  staten,  hou- 
dende nitloving  eener  premie  van  / 1000,  tegen  den  auteur  of 
drukker  van  een  boek  getiteld :  HollandUche  Jpocalypeu,  de  a* 
1626.  —  Copie  eener  aanschrijving  van  de  Staten  tegen  de  lee* 
ringen  en  woelingen  der  Bemonstranten ,  dd.  28  Julij,  1626.— 
Nadere  aanschrijving  van  wegen  de  Staten,  om  de  placoaten 
tegen  de  Bemonstranten  na  te  leven ,  dd.  8  Juntj,  1627  en  1 
Mei,  1629.  —  Inventaris  van  'slands  ammunitie  van  oorlog  bin- 
nen de  stad  Oudewater  voorhanden,  op  den  12  Augustus  1630. 
—  Vertoog  van  predicanten ,  ouderlingen  en  diaconen  te  Oude* 
water  aan  burgemeesters  en  schepenen  der  stad,  nopens  het 
indringen  der  roomach-catholijken  en  de  ontheiliging  van  den 
sabbaih,  waarschijnlijk  tusschen  1630  en  1640.  —  Twee  aan* 
schrijvingen  van  wege  prins  Frederik  Hendrik ,  rakende  de 
roomschen  te  Oudewater,  a'  1635  en  1637.  —  Simpele  copie 
eener  missive  aan  de  Staten,  waarin  wordt  gemeld  dat  in  1627 
een  derde,  en  in  1686  de  helft  der /bevolking ,  te  Oudewater 
aan  de  pest  zou  gestorven  rijn,  dd.  11  Mei,  1637.  —  Memoriên 
voor  den  geregtsbode  der  stad  Oudewater,  inhoudende  de  na* 


86 


men  en  woonplaatsen  der  heeren  te  's  Gravenhage,  aan  wie 
jaarlijks  aardakers  worden  eadean  gedaan,  dd.  1640,  3  van 
1653,  1664,  2  van  1655,  1656  tot  en  met  1662,  1667  en 
1668.  —  Adres  aan  de  Staten,  Tan  Marrigje  Thonis,  als  tijdens 
den  overval  in  1575  binnen  Oudewater  geweest  zijnde,  om  de 
gewone  jaarlijksche  toelage  van  ƒ  20  te  mogen  genieten,  en 
gunstig  rapport  daarop,  de  a'  1641.  —  Missive  van  de  staten, 
houdende  verbod  tegen  het  verspreiden  (onder  anderen)  van  een 
boek  getiteld:  Defenmo  Regia  pro  Carolo  Primo,  dd.  25  Jana- 
arij,  1650.  —  Oude  inventarissen  van  boeken  en  papieren  ter 
secretarie  van  Oudewater,  van  1653  en  latere  dagteekening. 
Aanschrijving  van  de  staten  van  Holland  nopens  hei  inkruipen 
der  sociniaansche  secte,  dd.  14  December,  1654.  —  Aanschrij- 
ving tot  het  doen  eener  collecte  ten  behoeve  van  de  protestanten 
in  de  valleijen  van  Piemont,  van  wege  de  Staten»  11  Augustus, 
1655.  —  Een  paquet  met  diverse  stukken  rakende  de  kerk  en 
predikanten  te  Oudewater,  van  oude  dagteekening.  —  Benige 
stukken  betreffende  het  jaar  1672  en  vervolgens.  —  Stadsreke- 
ning over  den  jare  1672.  —  Origineel  octrooi  tot  het  oprigten 
eener  loterij  te  Oudewater,  van  /  600000,  ter  oorzake  van  de 
schade  in  den  jare  1672  door  den  oorlog  geleden ,  mede  on- 
derteekend door  Heinsius,  dd.  11  Junij,  1707.  —  Naamlijst  f  sa 
58  fransehe  officieren  binnen  Oudewater  krijgsgevangen  geweest, 
met  het  bedrag  der  door  hen  gemaakte  schulden,  opgemaakt 
29  October,  1710.  —  Aanschrijving  en  besluit  der  Staten,  hou- 
dende verbod  tegen  het  uitgeven  van  zeker  werk  van  pastoor 
Erdman  Neumeester,  dd.  17  Julij,  1722.  —  Magtiging  of  octrooi 
van  de  Staten  van  Holland,  om  te  negocieeren  ten  laste  der  kerk 
van  Oudewater,  de  som  van  ƒ  18000,  dd.  16  April,  1784.  — 
Extract  nit  zekere  missive  aan  den  secretaria  van  Kinschot,  ge- 
schreven uit  Brussel,  en  nog  een  stuk,  houdende  eenige  bijzon- 
derheden nopens  de  parochiekerk  te  Oudewater,  dd.  8  October, 
1787.  —  Plan  eener  gedeeltelijke  uitlegging  van  de  fortificatie- 
werken  te  Oudewater,  vermoedelijk  omstreeks  1740.  — -  Missive 
waarbij  de  heer  van  Kinschot  een  exemplaar  zendt  zijner  Ken- 


87 

ren  en  Privilegiën  van  Ondewater,  dd.  8  Jannarij  1747,  en  ken* 
nisgeving  van  zijn  overlijden,  door  zijne  huisvrouw,  in  1748. 
—  Missive  van  burgemeesteren  en  regeerders  der  stad  Woer- 
den, met  concept-adres,  waarbij  borgemeesteren  en  regeerders 
der  steden  Woerden ,  Oudewater,  Naarden,  Weesp  en  Muiden, 
«oh  wenden  tot  de  Staten  van  Holland,  mei  verzoek  om  met 
John  Adam»,  minister  plenipotentiaris  der  Vereenigde  Staten 
van  Noord- Amerika,  eene  eommercieele  verbindtenis  te  sluiten, 
dd.  22  Maart,  1782.-—  Verschillende  missiven  houdende  voor- 
schriften nopens  een  plan  van  feestviering  ter  gelegenheid  van 
het  passeren  van  keiier  Napoleon,  in  den  jare  1811.  —  Hieruit 
blijkt  dus,  niet  slechts  hoe  naanwkenrig  in  desen  inventaris  ieder 
stak  is  omschreven  en  aangeduid,  maar  ook,  dat  het  niet  aan 
meer  of  min  belangrijke  stukken  ontbreekt,  al  lijn  ook  de  ou- 
dere meest  verloren  gegaan.  Wij  hopen  in  de  gelegenheid  gesteld 
te  worden,  enkele  dezer  stokken  later  geheel  mede  te  deelen. 

Omgemetm  reurowte  om  tU  Zuid  naar  Ooti»Indiét  i*  1751  m 
1755.  De  Heer  J.  van  Gogh,  directeur  der  afdeeüng  sec-' 
vaart  van  het  Koninklijk  Meteorologisch  Instituut  te  Utrecht, 
deelt  het  volgende  mede:  Op  het  schutblad  van  eenen  Atlas, 
uitgegeven  te  Amsterdam,  door  fiegner  en  Josne  Ottens,  en  op 
den  band  voorzien  tod  het  merk  der  Oost-Indische  Compagnie, 
in  het  beiit  van  den  heer  J.  B.  t'Hooft  te  Dordrecht,  staat 
het  volgende  te  lezen: 

Oewese  schipper  captB  luytenant  en  captain  bij  d'Oost 
Comp.  Cornelis  van  Swanenburgh. 

Dit  boek  op  Batavia  den  jaare  1755,  op  mijn  versoek  van 
ajn  Eiselentie  Mossel,  governeur-geneeraal  van  India,  pre- 
aendt  gekreegen,  naartoe  den  Equipagiemeester  Coert  Bose- 
boom  is  gelaat  hetzelide  niet  meer  bij  8.  E.  Comp*  inventaris 
intevnlle,  en  nadat  ik  verslag  van  mijn  reys  had  gedaan  van 
nu  twee  reyscn  uyt  vaaderlandt  tussen  de  Cabo  de  goede  Hoop 
en  Batavia,  weegens  de  veerheyd  om  de  Zuyd,  uytwijsens  ge- 


88 


melde  journaalen  tnsschen  de  lengde  Tan  50  tot  80  graden  op 
de  zuyder  breete  vao  boven  de  41  tot  45  graden  zuyder  braste, 
nadat  zelfde  van  verscheyde  Edel  Heeren  der  Hoog  Indiasebe 
regering  was  nagezien,   en  m\jn  het  gemelde  dit  boek  toege- 
staan voor  een  eertheeken,  omdat  tot  eden  noit  geen  schip 
?oor  de  Compagnie  uyt  vaderland   bekend  was,    op  zoo  een 
faooge  breete  gepasseerd  te  hebben;  niemant  gelieue  te  denken 
de  oorsaak  anders  is  geweest,   dan  de  winden,  van  de  Caab 
gaande,   getroffen  te  hebben  naast  bij  het  N.  O.  en  in  plau 
van  met  eleyn  zeyl  te  drijve  of  over  en  weer  te  leggen,  door 
te  late  staan  met  bekwaam  vol  zeyl ,   in  de  maande  M ey  en 
Juny,  eer  men  de  ordinaire  weste  winden  kreeg,  die  egter 
doorgaans  op  dien  tydt  veel  bevonden  werden,  en  niet  verstaan 
moet  werde  of  men  geen  weste  winden  in  de  journalen  zon 
vinden;   die  de  znyd  met  oplettendheyd  bevaaren  heeft,  weet 
wel  met  stormen  uyt  den  westen  of  tussen  het  zuyde  en  't  noor- 
den beginnen  te  mindere  en  daer  tegen  zon  doorgaans  omloo- 
pen,  van  het  westen  door  het  zuyden  en  'toosten  tot  noorden, 
*  naast  by  het  N.  O.  de  meeste  kragt  niet  van  de  wint  in  myn 
reys  geeft,  maar  in  plaes  dan  met  cleyn  z(eil)  te  drijve  met  kmgt 
van  zeyl  om  de  Z.  O.  en  O.  Z.  O.  heen  te  loopen,  waerdoor 
men  beyde  dese  reyse  in  't  jaer  1751  en  't  jaer  1765,  zooveer 
om  de  zuyd  gekomen  is  —  met  S.  E.  comp*  schip  Middelburg 
voor  de  camer  Zeeland  na  Batavia,  Cornelis  van  8wanenborgk 
commanderende,   en  de  zee  gemakkelijker  op  dese  breete  ge- 
vonde,    dan    op    36*  a  88   gra.  zbr.  de  zuyd  passerende,  en 
hoewel  vele  zeelieden  de  zuyd  gevaarlek  agten  van  de  Gaap  ni 
Batavia,  is  by  my  ongegrond,  dewyl  een  zeeman,  door  onbe- 
kende klippen ,    sanden ,    vracken  van  schepen ,    andre  dingen 
meer,  niet  bevryd  kan  worde  dan  door  hem  zelfs  naarstig  toe- 
zien en  oplettenheyd  die  men  op  de  lage  breete  van  36  a  38 
gra.  wegens  opstoppende  lugt  uyt  't  W.  meerder  te  wagten  heeft 
als  men  met  Z.  W.  winden  of  uyt  dien  hoek  omtrent  met  storm 
om  de  oost  zeylt,   want  hoe  naerder  men  by  de  oost  mam 
komt,  daer  de  scheepen  van  Batavia  naa  de  Caap  teylen,  hos- 


8« 


meerder  men   toot  schielijke  uytsohot  van  sware  stormwinden 
bloot  ataadt. 

Het  bovenstaande  afschrift  bewast  das ,  in  hoeverre,  raim  eene 
eeuw  geleden,  de  Hollandsche  Oost-Indie-vaarders  reeds  durfden 
aftewijken  van  den  algemeen  gevolgden  weg;  en  bij  het  ontmoe- 
ten van  tegenwind  den  voorkeur  gaven  aan  eene  route  meer  om 
de  zuid,  alwaar  de  westelijke  winden  de  overhand  hebben,  ge- 
lijk zulks,  uit  het,  in  de  laatste  jaren  meer  éénvormig  en  alge- 
meen ingestelde  onderzoek,  bevestigd  is  geworden.  Zoodat  te- 
genwoordig meer  algemeen  die  zuidelijke  route  gevolgd  wordt. 

Deze  mededeeling  werd  nog  nader  aangevuld  door  den  heer 
Bethaan  Macaré,  te  weten,  dat  blijkens  het  jaarboekje  der  O.-I. 
Compagnie,  Kamer  Zeeland,  omstreeks  de  jaren  1740 — 1760,  de 
gemiddelde  tijd  voor  de  heen-  en  terugreis  van  een  comp.  schip, 
met  verbluf  in  de  O.-I.,  op  drie  jaren  te  berekenen  was;  dat  het 
schip  Middelburg,  kapt.  Cornelis  vanSwanenburg,  uitgezeild  was 
18  Oct.,  1750  en  teruggekomen  11  Junij,  1754,  en  dus  een  reis 
gemaakt  had  van  driejaren,  7  maanden  en  23  dagen.  Dat  genoemd 
schip  weder  was  vertrokken  31  December,  1754,  en  geretour- 
neerd den  l*1  Julij,  1757,  na  eene  reis  van  2  jaar  en  6  maanden. 

Bijdrage  tot  de  literatuur  over  den  schilder  F.  P.  Ruóem.  Vgl. 
hierboven  bl.  77.  De  vraag  daar  gedaan,  of  de  Lettre  d*un  Rtdus 
al  dan  niet  gedrukt  is,  kan  uit  het  6*  deel  der  Calalogu»  van 
Van  Hulthem ,  bevattende  de  Handschriften ,  beantwoord  wor- 
den: N\  156.  Lettre  d'un  Reclus  de  Oheel,  etc,  en  daar  on- 
der leest  men:  De  118  feuillets,  manuscrit  original  et  inédit  de 
Patitenr,  Francois  Mols,  d'Anvers.  Mr.  Mols  avait  fait  une  étude 
particuliere  de  la  vie  et  des  productions  de  Rubens ,  et  a  laisaé 
sur  cette  matiere  un  grand  nombre  de  Mas.,  que  Mr.  van  Hul- 
them a  achetés  en  1814,  a  la  vente  de  Mr.  Vino,  a  Anvers, 
pour  la  bibliotheque  publique  de  Bruxelles ,  oA  ils  sont  déposés. 

On  trouve  dans  cette  lettre  quelques  observations  exactes ; 
mais  il  s'y  rencontre  des  critiques  trop  minutieuaes  et  dont  Ie 
ton  est  souvent  mauvais. 


90 


Over  de  hoog©  belangrijkheid  der  aaoteekeningen  Tan  dot 
raadsheer  Mols,  bepaaldelijk  «rat  de  schilden  en  hmane  werkea 
betreft,  is  te  raadplegen  het  thans  uitgegeven  wordende  werk 
van  den  heer  C.  Kramm,  Levens  der  Hoüandsche  en  Plaamscht 
kunstschilders,  beeldhouwen,  graveur*,  ene. 


S  Vergadering.     11  April,  1967. 

Bibliotheek.  —  Ljjsi  van  uitgestotenen  uil  hei  GeneraaUParden, 
1574.  —  Begt  der  Heeren  van  JFisch  om  op  de  Feluwe  tejagn. 
—  Twee  Hukken  van  den  bisschop  van  Utrecht,  Andrea»  ws 
Cuyk,  1131. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  Mr.  J.  I.  D.  Nepveu,  te  Utrecht: 

Nederlandêch  Athenaeum.  Algemeen  Nieuwsblad  voor  welen- 
schap,  kunst  en  letteren,  1855.  le  jaargang,  n'.  1—26.  (Niet 
verder  voortgezet.) 

van  Mr.  J.  C.  Voorduin,  te  's Qravenhage : 

Catalogus  der  boeker^  van  den  Hoogen  Baad  der  Nederlanden. 
Opgemaakt  in  1656. 

van  Dr.  C.  P.  Serrare  te  Gent: 

Meesager  des  sdences  hsstoriques ,  des  arts  et  de  la  buMioeraphm 
de  Belgique.    Aonee  1856.     8»,  8«  et  4e  Livr. 

van  de  Heeren  J.  Baron  de  Saint-Genois ,  te  Gent,  en  Mr. 
G.  A.  IJssel  de  Schepper,  te  Olet: 

Missions  diplomatiques  de  Comeüle  DupUcsus  de  Schepper,  dU 
Seepperus,  Ambassadeur  de  Ghristiem  II,  de  Charles  F,  ds  Ar» 
dinand  I".  et  de  Marie,  reine  de  Hongrie,  Gouvernante  des  Pesn» 
Bas,  de  1528  i  1555,  par  M.  le  B°».  de  Saint-Genois  et  G. 
A.  IJssel  de  Schepper.     Bruxellea,  1856.  4*. 

Lyst  van  uitgestotenen  uit  kei  Generaal' Pardon,  1574.  Het 
pardon    door   Alva   iu    1570,    namens  den  koning,  ter  sake 


91 


nm  de  troebelen  verleend,  had  slechte  weinig  gerustheid  te 
weeg  gebragt  door  het  groot  aantal  personen ,  die  buiten  de 
kwijtschelding  gesteld  werden.  Ook  het  sermoen  door  Fran- 
co» Richardot,  in  de  kathedraal  kerk  te  Antwerpen,  en  in  te- 
genwoordigheid van  den  hertog  gedaan,  (te  Antwerpen,  1570 
gedrukt),  deed  niet  die  uitwerking  welke  men  zich  misschien 
daarvan  had  voorgesteld.  Wat  door  Alva  gedaan  was,  wilde 
syn  opvolger,  de  groot  commandeur  van  Castilië,  andermaal 
beproeven,  en  den  23a  April  1574  aag  het  licht:  Exemplaire 
des  Lettre*  Patent  es  du  Bog  noeire  Sire.  Par  lesquelles  sa  Ma- 
iesté  donne  Oraee  absolute  et  Pardon  general,  tont  è  Eeiale,  Pags, 
Viüês,  et  Communaultee  t  que  Ume  particuliere  voires  proscriptz  et 
bannie  de  eee  Page-Bas,  et  autres%  ayans  offensé  et  fourfait  è 
camse  des  Troubks,  emotions,  ei  revoltes,  tant  patséee  que  présen- 
te*, advenuee  en  ioeulx  Page.  Avec  Privilege  du  Rog.  Imprimê 
è  BruxeUes,  par  Miekiel  de  Hamont ,  Imprimeur  Jure  de  sa 
Meieeié,  demeurant  sur  Ie  Pongelmerct  ou  soube  la  matsen  de  la 
diete  ville,  Van  1574.  4*.  Insgelijks  in  het  Vlaamsen  ver- 
schenen. Ook  met  dit  pardon  was  men  nog  minder  ingeno- 
men dan  met  het  vorige,  want  reeds  tijdens  de  onderhande- 
lingen, of  kort  na  de  afkondiging,  verscheen  hier  tegen :  Frien- 
dcUelce  vermaninghe  oen  de  Betren  Staten  van  Brabandt ,  Vlaen- 
deren etc.,  op  de  supplioatie  bij  hen  aen  Don  Logs  de  Bequeeens 
et  de  Gunvtga  etc.,  nu  Stadhouder  Gouverneur  ende  Copitegn  Qe- 
nerael  over  deze  Nederlanden  (soo  hij  hem  beroemt)  onlanghe  over* 
ghegheven,  om  voorts  stjne  Majeeteyt  in  Spangien  verhandtreget  te 
worden;  uit  de  welehe  sommige  trefelicke  saecken  teveretaen  sjfn, 
ende  mede  mat  van  den  vrede  te  verwachten  ofte  hoopen  is.  Ghe* 
drnckt  tot  Delft  int  jaer  1574.  4*.  De  schrijver  hiervan  was 
Ph.  van  Marnix,  en  sijn  geschrift  had  voornamelijk  ten  doel 
om  den  Prins  van  Oranje  by  het  volk  aan  te  bevelen;  de  Sup- 
plioatie waarvan  hij  in  zijne  VriendeUjehe  vermaninge  melding 
maakt,  was  ook  te  Delft  in  het  licht  gegeven.  Een  ander 
tegenschrift,  dat  zeker  na  de  afkondiging  van  het  pardon  te 
Dordrecht  verscheen,  had  tot  titel:  WaerachUge  waersehonwinoe 


92 


teghens  da  absolute  gratie  ende  generaal  pardoen ,  bij  Don  Lojndi 
Requesens  et  de  Ounmga,  groot  commandeur  van  Cast&en,  vm 
der  orden  van  8.  Jacops,  nu  8latkouder,  Gouverneur  ende  Oesv 
tegn  Qenerael  over  dese  Nederlanden,  in  den  name  der  Cs.  Mej. 
van  8paengien  onlancks  ghepubUeeert  ende  wtghegheven  He.  Ghe- 
druckt  in  de  vermaerde  coopstadt  Dordrecht,  anno  1574.  in  4*. 
Dat  het  pardon  wat  te  laat  kwam,  blijkt  uit  de  voorede,  welke 
aldus  aanvangt :  Niettegenstaande ,  dat  in  den  jaere  tsevenach 
binnen  Antwerpen,  by  den  Hertoghe  van  Alba,  roet  de  hooch- 
ste  heerlieheyt  pardoen  wtgeroepen ,  ende  voorts  allent  halven 
in  deaen  landen  gepubliceert  is,  ende  egeen  van  eenighe  qua- 
liteyt  weaende ,  daer  op  ingecomen  sijn ,  daer  nochtans  ter  Bel- 
ver tijdt  de  wytgheweecken  ende  verdreven  oenen  voet  lants  op 
des  conincks  bodem  niet  vrij  en  haddón ,  ende  de  selve  Her- 
toghe  met  gelijcke  vracht  meer  pardoenen  doen  publioeeren 
heeft;  heeft  het  nochtans  don  Loys  de  Reqnesens,  successeor 
des  selven  Hertoge,  goet  ghedacht  ende  ghelieft,  een  nieuwe 
pardoen  in    den   name   des   Conincks   (na  de  wtgeweeckenen 

veele  onwinnelicke  steden  in  hebben)  te  doen  publiceren  

enz.  Voorts  zijn  niet  onbelangrijk :  Bekere  brieven  waerinne  dm 
aenghevanghen  vredehandel  deeee  jaere  74  «0»  het  Nederianisdn 
oorloghe  vervaetet  is.  Mitsgaders  de  Requeste  der  Staten  van  HoL 
landt ,  Zeelandt  ende  keur  totghedaene  steden,  oen  de  ComneWck 
Uaiestegt  ghesonden;  de  aniwoorde  ende  wederantwoorde  aerseijdff, 
met  alle  andere  omstandieheden.  Bzeehieüs  13  v.  9,  10,  11, 
Ghij  sult  ghewaer  worden  dat  iek  de  Heere  ben;  want  uwe  ges* 
pieten  verlegden  mijn  volek,  ende  seggen  vrede ,  «00  doch  daer 
gheenen  vrede  en  is.  Het  volek  bouwet  den  wondt,  soo  glaeskrm 
sjj  den  selven  met  logsen  calck.  Spreect  tot  den  plaesierasrs  ik 
met  logsen  oaleke  plaesteren,  dat  het  afvallen  aal;  want  deer  ml 
eenen  slaéhreghen  comen,  ende  daer  sal  grooten  haghel  vallen,  ende 
eenen  draegwint  sal  het  verscheuren.  Ghedruct  tot  Delft  in  Hol- 
landt,  anno  1574.  4'.  Eindelgk  het  Avis,  donné par  Ie  baron  de 
Bassenghien,  comte  aVIsenghien,  au  grand  commandeur  de  CastiUe, 
lieuienant  gouverneur  et  capiiaine  général  des  Page- Bas,  lelt  ds 


Novmbre  1574,  au  conseü  d'JBstat,  ou  estoient  presents  les  dut 
eTArsckot,  les  comtes  de  Berlaymont,  du  Roeulx,  de  lalaing,  Ie 
dii  de  Baeengkien ,  les  evesques  dTpre  et  Bruges,  Ie  Sr.  Hieromme 
de  Bkode,  Ie  conseüler  oV  AssonlevUle  %  Ie*  chanceüiers  de  Brabant 
et  de  Qkeldres,  Ie  président  de  HoUande,  etpour  secretaire  Berty. 
1d  deze  byeenkomst  moesten  de  navolgende  punten  behandeld 
worden: 

Premierement,  s'il  est  expediënt  et  convenable  de  pacifieret 
traicter  avecq  Ie  Prince  d'Orenges  et  les  Estatz  alterez. 

2e.  Par  quelz  personnaiges  et  instrumentz  la  dite  communi- 
cation  se  ponrat  mieulx  oonduire. 

8°.  En  qoel  lieu  et  soubz  quelles  asseurances  Ton  feroit  plas 
commodement   venir  et  assembier  les  députez  pour  en  traiter. 

4e.     Des  remèdes  qui  se  poorront  donner  &  ces  tronbles. 

5e.  Et  anssy  par  quelz  moiens  et  ordre  Ton  procéderat  en 
la  dicte  communication  de  paix  avecque  maintenement  de  1' au- 
torité et  reputacion  de  sa  Majesté. 

6e.  Apres  ce  qne  Ton  po u rat  faire  au  cas  que  les  diets  al- 
terez ne  voulissent  entendre  a  la  raison  et  se  remectre  soubz 
1'obeissance  de  Dien  et  de  sa  Majesté. 

Het  rapport,  op  deze  hoogst  belangrijke  punten  uitgebragt,  is 
te  vinden  in  de  Annalen  de  l' Academie  d*  Archeologie  de  Belgique, 
IX.  p.  241—272. 

Nu  is  bekend  dat  ook  verscheidene  personen  buiten  dit  par- 
don begrepen  waren.  Bor  geeft  er  54  op,  doeh  het  getal  was 
veel  grooter.  Achter  het  Exemplaire  dee  Lettre»  patentee,  volgt 
in  Handschrift :  laste  dee  Exclus  du  Pardon  General.  Nom  et 
surnome  de  ceulx  qui  sant  exduz  du  Pardon  General  du  roy,  en 
date  du  róp  de  Mars  1574.  Aan  het  slot  van  die  lijst  staat 
te  lezen:  Cestuy  relat  ion  est  fait  par  ordioance  de  son  Exel- 
lence  a  Bruxelles,  Ie  5me  jour  de  Juin,  1574.  En  op  eene 
nieuwe  bladzijde:  Effacé  les  noms  de  Mr.  de  Matringen,  d'Al- 
bert  Dartas,  par  ordonnance  de  son  Excellence,  sur  Ie  rapport 
ee  jour  d'huy  scellé  Ie  12  Juing,  1574.  Om  nu  in  geene 
verdere  bijzonderheden  omtrent  die  lyst  te  treden,  zullen  wij 


94 


dezelve  hier  laten  volgen ,  dewijl  wq  die  b\j  hei  groot  aantal 
schrijvers  over  de  onlusten,  zoowel  spaansche  ale  nederltadaeae, 
niet  hebben  gevonden. 


Qmri. 

Le  Prince  d'Oranges. 

Le  Comte  Louis  de  Nassau  '). 

Le  Comte  Culembourg. 

Le  Comte  van  den  fiergke. 

Le  Sr.  Desguerdes. 

Le  Sr.  De  Lumey. 

Biubaüt. 

BnutelUë. 

Philippe  Marni*. 
Charles  Boisot. 
Louis  Boisot. 
Adrien  de  Conincxloo. 
Balthazar  Houwaert. 
Gilles  van  Berghe. 
Hans  van  der  Burcht. 
Jehan  der  Weduwe. 
Jaques  van  den  Uagbe. 

Boii  le  Duo. 
Mr.  Beynier  van  Everswqn. 

Anver*. 
Mr.  Hermanus,  le  Predicant. 


Mr.  Jaques  van  Wesembsfe. 
Antoine  de  Bomberghe. 
Mr.  Charles  v.  Bomberghe. 
Mr.  Corneiile  de   Bomberghe. 
Jehan  Carlier. 
Francais  Des  maitres. 
Jehan  Des  maitres. 
Jehan  de  Wevre. 
Lucas  Hally. 
Corneiile  Huselmans. 
Jehan  Daneel. 
M.  Corneiile  Retina. 
M.  Hermand  van  der  Meeren. 
Pierre  Servaes. 
Francais  Biscop. 
Pierre  de  St.  Vaest. 
Pasquier  Fleurquin. 
Gilles  van  Herren. 
Jehan  a  Barbe  Blanehe. 
Henry  van  Hansen. 
Jehau  Jude. 

Breda. 

Mr.  Jehan  Lippios. 
Mr.  Josse,  M.  d'Esoole. 
Mr.  Pierre,  M.  d'Ëscole. 
Aert.  Hendricxs. 
Jan  de  Pas. 


1)  Die  naam  is  doorgehaald,  mogelflk  wel  op  het  berigt  tbb  rfja  awn- 
velen  in  den  slag  op  de  Mokerheide ,  187*. 


96 


Lanreys  Vos. 
Pierre  Hanssen. 
Bartholome  de  Monnboir. 

Bergkeê  mr  U  Zoom. 

Mr.    Gaspar    de    Voeberghe, 

licentie  ès  droits. 
Mr.  Henry  Frizon,    Precheur 

Calviniste. 
Guiilaume  de  Keyaere. 

Luw. 

Boeloff  van  ötakeabroeck. 
Antoine  l'Empereur. 
Nïcolaa  van  Bensecoem. 
Adrien  van  Steens. 

Coroille  vaa  Scafien, 

Tümont. 

Adrien  van  Banet,  ayant  trahy 
Zevenberghe. 

JvMht. 


Mr.  Josae  Mercx,  Mr.  d'Escole. 
Mr.  Aert ,  aatif  de  Cleves. 
Gerard  Loyen .  Terriër,  natif  de 
Thielt. 

TumhoudL 

Louis  Ie  Ministre. 
Pierre  Carpentier.       "\ 
Mr.  Jeban  van  Hoate.  C        u* 
Daniel  van  Eecklo.      )    tres' 
Francois  de  Brasselaere. 
Prere  Clement,  apostat. 
Mr.  Pierre  van  der  Beke. 
Hcctor,  Ie  Ministre. 

LimbAurg. 

Lendert   Phoca,  Ie  vien,   Mi* 

nistre. 
Boudewijn,  fils  de  Boudewtyn 

Ie  Drappier. 
Jeban  et  Nicelas  Pancbet,  Mi- 

nistres. 
Mr.  Jeban  deJoing,  Ministre. 

Geldrbs. 
Arnhem. 


Bemy  Damisean,   preebeur  de    Crispinus  van  Zolsburger. 
la  faulse  Doctrine.  Gerard  van  Haisea,  Confiturier. 


Eyndoven. 
Jacques  de  Culembouiob. 


Nyentgm. 
Hubrecht  et  Steven  Boem,  frères. 


96 


Dierick  Tan  Scherpenhuyeen. 
Antoni  van  Broochorst. 

Venlo. 

Hans  Hoemaker. 

Rur «monde. 

Le  predicant  Wal. 
Henrick  ?an  Aa. 
Scram  van  Pullen. 
Pierre  Schroeiden. 
Pierre  Terders. 
Gerard  Scroder. 
Haren  Martels. 
Loys  Harmens. 


Zulghen. 

Begnier  ?an  Broachnyaen. 
Jehan  Vos. 
Jacop  van  Eeckeren. 
Jacop  Jean,  Ministre. 


(Membomrg. 

Jehan  Joos  Gerritez. 
Guillaame  fan  Metren,  apostat. 

HaUem. 

Jan  van  Holtsweerden ,   Dros- 
aart, 

Elburg. 

Adrien  van  Ariër  of  Alder,  van 
Elburg. 


Jehan  van  Wijnbergen. 

Harderwjjck. 

Gerard  Maurisz. 

Bommel. 

Joeae  Tnrck. 
Jan  Pietersz. 

Zuiphen. 

Jehan  de  Brouwer.     *\ 
Gerard  de  Rottevanger.  (.    ""*" 
Lenard  van  Guiteren.  J  Ue8, 
Thomas  van  Thoren. 
Mr.  Pierre,  le  Barbier. 

Fland&es. 

Glaude  Goetgebuer. 
Lieven  Ongena. 
Mr.  Jehan,  aon  frere. 
Nicasius  van  der  Schaere. 
Jacques  de  Migrode. 

Jlod. 
Laureys  Bernaert. 

BouckouU  en  Flandm. 

Adrien  Pietersz. 
Joris  Vryenbergen. 

Tenrmondê. 
Gillis  Kint, 


97 

Jehan  ?an  den  Velde.  Tobias  van  Baesbanek. 

Jehan  Fraas9chen ,    dict  Hol-    Sire  Simon  Habosch. 

lander. 

Jehan  Caluwaert.  Betere ,  Franchieee  <TOude* 

Nicolaes  Goetman.  moerde. 
Nicolaes  Heyman. 

Josse  Iissenz* 

Page  de  Wae*.  Josse  HosseU 

Sire  Dominicus  Berctz,  apostat.  Pamele. 

Bruget.  Marten  van  der  Mate. 

Josse  de  Olyslager. 
Gillis  Lems. 
Jehan  Baaien,  drapier.  Fpere. 

PrevoUé  de  8.  Domu.  Marten  Schoentans. 

Guillam  Damman,  Ministre. 

Mr.  Jehan  Weddelinck.  Pierre  Dathen ,'  Ministre. 

Nicasius  de  Wilde,  Ministre. 

TkulL 

Camel. 

Da?id  van   der   Mersch,   Es- 

ooutette.  Francoia  de  Grate. 

Jehan  de  Gra?e,  Ie  jensne. 

Judenaerden.  Gillis  Batteman. 

Mathien  Faille. 

Jacqnes  Gileyns. 

George  van  der  Meulene,dict  Poperingt*. 

de  Lichte. 

Gerard  Waalkz.  Dierick  Berthin. 

Jaques  Canin. 

CkaUeüenie  dfOudenaerde. 

Hoiucote. 

Eloy  de  Melser.  Winoeh  Waten. 

XIII.  J.  7 


98 


Nyen-cappeüe. 

Jan  Pierene. 

Furenambacht. 

Pierre  Bert,  predieant* 
Jehan  Hellinck.  . 
Jaques  Gommaere. 

B&rire*. 


Renais. 

Guillm«  de  Potre. 
Hennes  Hanicque. 
Francois  Ie  Febure. 
Hermes '  Monier. 
Jan  Butquenz. 
Gabriel,  Mr.  d'Esoole. 
Pierre  de  Puit. 

Jrtoiê. 


Mr.  Noël  de  Bestere. 

Le  Sr.  de  Lumbres. 

Jehan  d'Oultreleane. 

Nicolas  le  Jeune,  Ministre. 

Fenlre,  ayant  trahy  Ramme- 

Qorgue. 

quin. 

Mr.  Charles  Kerin. 

Jaques  Ie  Boy. 

Jan  de  Longeval. 

Jehan  Lopard. 

'MMfvi 

Hatnnau. 

Mr.  Octavien  de  Becourt,  Mi- 

nistre. 

George   de  Montigny,  Sr.  de 

Noyelles. 

Beryhet  8t.  Winnocq. 

Charles  Lievin,  Sr.  de  Famars. 

Jan  Malines. 

Mons. 

Baüleul. 

Henry  Fief?et. 

Franc,  de  Bavajr,  orfebm. 

Charles  Vasque  et  sa  femme. 

Jeban  Mauregnault 

Philippe  Muys. 

Germain  Ie  Feb?re,  Esoaille- 

Antoine  de  Zwarts. 

teur. 

Jaques  de  Buysere. 

Guillaume  Bouille,  Merchier. 

Pierre  Hazard. 

Bertrand  Neulens,  Escailleteor. 

99 


Nicaiae  de  Ie  Court,  Fondeur    Nicolas  Lantsmoer. 

des  Clockes.  Hans  Spenckhuysen. 

Michiel  Camot,  marcbant  des    Floris  Bodenborch. 


nns. 


Guillaume  Hol. 

Diriclc  Odulfsz.,  vlascooper. 


Enghien, 

Natrden. 

LoureyB  de  Snoeck. 

Sire  Cornelle  Jansz. 

Vélmmm. 

Baudewijn  Dircxz. 

Jeban  Flevio. 

La  Haye. 

Jeban  de  la  Court. 

Pierre  Crombin. 

Jaques  de  Wingaerde. 

Hollands. 

Ltyden. 

Dordrecht. 

Georgius  Cyporus. 

Jaques  Roeloffsz. 

Thomas  Thoenisz.,  Ministre. 

Adrien  Lambrechtsz. 

Haerlem. 


NaeUwjfck. 


Marten  Dircxz.,  predicant. 
Fredericq,  fasseur  des  Navires. 
Dirck  VolcarU  Coreohert. 

Guillaume  Walicxz. 

Lubbert  Nudt. 

Mr.  Guillaame  Bardensz. 

Gnillaume  Diricxz. 

Beinier  Caut. 

Willem  Martensz.  Calf. 

Hans  Benninck. 


Mathijs  Jacobez. 

Briele. 

Guillaume  de  Treslong. 
Wernt  Corneliss. ,   Eseoutette. 
Guillaume  Willemsz. 
Mr.  Dierick  Cock,  recteur  et 
Mr.  d'Eecole. 

8ckoonkot>e. 

Guillaume  de  Nyvelt. 


100 


Gorckum. 

Folpaert  Gerritsz. 
Jehan  Gjjsbrechtsz. 
Corneiile  Corssensz. 


Medentlick. 


Mr.  Barent  Hendriexz.,  apostat. 


Zelande. 


Jtperen. 

Wessel  de  Boetselaer,  Sr.  d'As- 
pereo. 

Butcher  de  Boetselaer,  Sr.  de 
Carnisse. 

Wessel,  bastard  du  Sr.  d' As- 
peren. 

Edam  et  Momckendam. 

Mr.  Nicolas  van  Naerden. 
Sires  Hubrecht  et  Lambert  Gar- 
brants,  Cures,  apostats. 

Enchuyte*. 

Dirick  Snoy. 
Corneiile  Auwelsz. 

Jlcmaer. 

Adrien  Cornelissz, 
Bidder  Thomasz. 
Jan  Hayk. 
Adrien  Jacobsz. 
Fredericq  Bartholomeusz. 
Pierre  Cornelisz. 
Allart  Gerritsz. 


Midddbourg. 

Benedictos  Engelsman. 
Henry  et  Bernard  Donder. 
Antoine  Willemsz. 
Mr.  Anthoine  et  Lieven  (fop- 
pens. 
Salomon  d'Houtsagere. 
Guillaume  Ie  Hopne. 

VUmnge*. 

Herman  Willemsz. 

La  Fere. 
Jan  van  Migrode. 

Zwicxsee. 
Jaquea  Jorisz. 

Si.  Mertentdy*. 

Erasmus  de  wever,  alias  Boe- 
tor Spoel. 
Mr.  Versteech,  apostat. 


101 


Fbizb. 

Doecke  van  Martena. 
Oenor  van  Grousteins. 
Wybe  van  Grousteins. 
Fromme  Bollema. 
Sijverd  Bompokens. 
Tiete  Uettinga. 
Sipe  Anaeke  van  Oosterzee. 

Leeuwarden. 

Harch  Wales* 

Vallaters  et  Henry  Albertsz. 


Mr.  Gideon,  Escrimeur. 
Eombaut  Versnellen. 
Gillis  Engels. 
Jaques  Cognet. 
Jaques  van  Couwendale. 

Utrecht. 

Floris  de  Boetzelaer. 
Philippe  de  Renesse,  bastard. 
Gorneille  de  Nyenroy. 
Gillis  Spaan. 

Jwterefort. 


Franicker* 

Joachim   Jans*.  Vermer,   Mi- 
niatre. 


Evert  Woutersz. 

Goert  Jansz.  van  Coawenburg. 

Corts  Francken. 

Peeter  Stevens*. 


Matinee. 


Otoujsskl. 


Bernard   de  Merode,   Sgr.  de 

Hummen. 
Aert  van  den  Dorp. 
Jacqaea  Wasteel,  Ie  Pensionn". 
Philippe  vao  der  Aa. 
Jeban  Vernielaer,  dit  Silveren 

Elle. 
Jehan  Bubbens. 
Philippe  Dubblet. 
Adolff  van  der  Aa. 
Gaspar  Sults. 
Corneille  van  Duynen ,  dict  de 

Creupele  Cremer. 


David  Coeigen. 

Docter      Helmich     Splytloff» 

Bourg™™.  de  Zwol. 
Joachim  Splytloff. 

Gboeningkv. 

Tita   Hablensa.,   prechear   de 

la  faulse  doctrine. 
Mr.  Assueras,  Miniaire. 

Chastelleme  de  Lille. 

Walerand  Thevelin, 


102 


Toitntay.  Pietre  Petit,  dict.  Ie  diable. 

Antoine   de   Launoy,   Sgr.  de 
Jehan  Taffin,  Ministre.  Bailleul. 

Balthazar  VulU.  Anthoine  Jehan,  fils. 

Chriatoffle  Minchon. 

Mr.  Jaques  Fouvet.  Baiüiage  de  Totrney. 

Jehan  de  Launoy. 

Jehan  de  Leval.  Looys  Desbonnets. 

Andrien  Henne. 

Hoewel  op  die  lijst  kennelijk  eenige  namen  verkeerd  ge- 
schreven zijn,  hebben  wij  hierin  geene  veranderingen  willen 
brengen,  zooals  b.  v.  Grouateins  voor  Grovestein.  Ook  zon 
het  ons  niet  moeilijk  vallen,  eene  reeks  van  aanteekemngen 
bij  die  namen  te  voegen ,  die  wij  echter,  om  niet  te  wijdloopig 
te  worden,  zullen  achterwege  laten. 

Regt  der  Heeren  wm  fFmk  om  op  de  Veluwe  te  jagen.  De 
Heer  B.  J.  L.  de  Geer  deelt  eene  beslissing  mede  van  Karel 
V,  omtrent  het  jagtregt  op  de  Veluwe,  hetwelk  den  heeren 
van  Wisch  toekwam,  zooals  dit  door  den  Keizer  verleend 
werd  aan  den  Graaf  van  Limborgh ,  heer  tot  Styrumb ,  ge- 
huwd lijnde  met  de  erfdochter  van  Wisch .  De  beslissing  luidt 
als  volgt : 

Petitie   van    den  graaf  van    Styrumb   etc.    om  op  de 
Veluwe  te  mogen  jaegen. 

Kaerle  bij  der  gratie  Godts  Roomsch  keyser,  altjjt  vermeer- 
der des  Rijckx,  eoninck  van  Germanien,  van  Castilien,  van 
Leon,  van  Grenade,  Arragon,  etc. 

Allen  den  geenen  die  deesen  onsen  brieff  sullen  sien  saluit, 
Also  Jorrien,  grave  tho  Limburgh,  heere  tot  Stirnmb  ende 
Ursel,  aen  onsen  lieve  suster  de  coninginne  Douagieren  van 
Hongarien  end  Bohemen  etc,  van  onsen  wegen  regen  te  in  deese 
onse  Nederlanden,  gebeden  ende  versooht  heeft,  wederom  toe- 
gelaeten   ende  gestelt   te   werden  in  possessie  van  te  moegen 


10S 


jaegen  op  Velu  wen,  onbespiert  end  onYerhindert,  alsoo  hy 
seyde  in  sijnen  leven  gedaen  hadde  wijlen  de  heere  van  Wisch» 
wiens  doehter  hij  hadde  end  erffgenaem  was,  exhiberende  tot 
verificatie  van  sijnen  goede  rechte  diverse  certificatien ,  daerbij 
dat  bleeck  van  derselver  possessie,  sonder  dat  hetselve  tot 
noch  toe  geschiet  off  hem  toegelaeten  sy,  tot  synen  grooten 
achterdeele  ende  verminderthede  van  sijnen,  ende  ujjnen  kinde- 
ren goeden  rechten;  ons  oetmoedeliok  versoeckende  hem  hier* 
inne  te  willen  versien ,  alst  behoort  Soe  ist,  dat  naer  wij  die 
voirs.  exhiberende  oertifioatien  hebben  doen  visiteeren  by  onsen 
lieven  getroowen  stadtholder,  canoeler  end  reeden  in  onsen 
lande  ende  forstendomb  Gelre,  die  oock  bij  onsen  beveele  heb- 
ben gereooleert  end  van  nieuws  doen  hoiren  die  getuygen,  die 
in  deese  saecke  gedeponeert  ende  getayght  hebben,  immers 
die  noch  in  levende  lyve  sijn,  genegen  wesende  ter  bede  ende 
snpplicatie  van  den  voorn,  heere  Jorien,  Graeve  tho  Limborgh, 
hebben  hem  bij  advyse  ende  deliberatie  van  onse  voirs.  lieve 
suster  ende  die  lnyden  van  onsen  raede  oefen*  haere  wesende, 
ende  mede  van  dien  van  onsen  voirs.  raede  van  Gelre  gegant, 
geaceordeert  ende  gewiUeeoert,  gunnen»  acoordeeren,  willeooeren 
nytsondertinge  gratie  by  deaen  onsen  breeve,  dat  hy  als  heere 
tot  Wisch,  van  na  voirtaen  sall  mogen  jaegen  met  honden  ende 
paerden  groff  wildt,  alsoo  verre  als  die  limiten  van  syne  co- 
nynwaranden  slrecken,  te  weeten  van  den  Keienbergh,  in  die 
begynnen  heggen  ende  der  begynnen  goet,  bis  Aengeeholsten 
steege,  dat  Berrichken  in  die  Braemtbeohnysen  bis  aen  Vrou- 
wendaell,  bis  aen  Otto  van  der  Stade  hoffstadt  toe  tot  Aver- 
hage.  Ende  dit  alleenlick  als  die  voirs.  heere  van  Wisch  in 
sijn  eygen  persoen  jaegen  sall  end  anders  niet,  ende  dat  hij 
niet  sal  mogen  schieten  ofte  doen  schieten  eenich  wildt,  in  wat 
manieren  dat  het  sy.  Ende  dit  alle  by  maniere  van  provisie 
ende  sonder  praejndicie  van  oneer  hoogheyt  ende  gerechtigheyt. 
Ontbieden  daeromme  onse  voirs.  stadthouder,  canoeler  und 
raeden  in  onsen  forstendomb  Gelre  ende  graeffschap  Zutphen, 
drost  in  Veluwen,  ende  alle  andere  onse  richteren,  justicieren 


104 


end  officieren,  wie  dat  roeren  ofte  aengaen  sal  moegen,  hoeren 
stedehouderen  ende  een  ygelijck  van  hem  besonder,  soo  betn 
toebehoeren  sall ,  dat  sij  den  voorn,  graeff  van  Limborgh ,  als 
heere  van  Wysch ,  doen  laeten  ende  gedoogen  van  dese  onsen 
gratie,  oorlove  ende  consente,  ende  van  alle  den  inhoudt  van 
deesen,  op  die  conditien  en  voorwaerden  voirs.  rnstelijck,  vre- 
delijok  ende  volcomentlijck  genieten  ende  gebraicken,  oessee» 
rende  alle  beletten  ende  wederseggen  ter  contrarie,  want  het 
ons  alsoo  belieft.  Ende  des  t  oorconde  soo  hebben  wij  onsen 
segel  hier  aan  doen  hangen.  Gegeven  in  de  stadt  van  Cleve, 
den  18  dagh  in  Julio,  int  jaer  onses  Heeren  duysent  vijffhon- 
dert  en  vijftigh,  van  onsen  keyserrycke  31  ende  van  Caatihen 
ende  anderen  het  35. 

Onder  op  die  ploy  stondt  geschreven:  B\j  den  keyser  in 
sijnen  raede,  was  get.  Desplegen. 

Onderstond!.  Gecollationneert  tegens  den  originaelen  bese- 
gelden  brieff,  nnd  is  bevonden  accordeerende.  In  affweesen  des 
griffiers  der  Cancellerie  van  Gelderlandt,  b\j  mij,  was  get. 
F.  Boos. 

Dat  het  jagtregt  der  heeren  van  Wisch  ook  later  nog  tot  ge- 
schil aanleiding  gaf,  blijkt  nit  Nghofs  Register,  bl.  123, 197, 
848.  Dat  in  de  16e  eenw  nog  wilde  swqnen  op  de  Vehiwe 
gevonden  werden,  blijkt  nit  de  bepaling  van  1592,  waarin 
voorkomt,  dat  alle  gepriviligeerden  dfór  vrij  mogten  jagen  op 
haas  en  vos ,  rhee  en  zwijn ;  overigens  is  mij  het  geschrift : 
Verkond,  over  't  Recht  van  de  jogt  op  de  FeUtwe,  1784,  niet 
ter  hand. 

Twee  stukken  van  den  éiuekap  van  Utrecht,  Andreas  van  ChvL 
De  heer  B.  J .  L.  de  Geer  wijst  op  de  plaats  van  Heda,  in  het 
leven  van  Andreas  van  Knik,  p.  158,  waar  deze  «egt:  Mona- 
chis  scti  Trndonis  concessit  in  villa  Alburcb ,  quae  et  Babilonis 
dicitur,  eoclesiam  ac  decimas,  qnae  Episcopi  esse  eonsueverant, 
quia  profugns  illic  forsan  reoeptus  fait.  Discordiam  quoqoe 
inter  majorem  atqne  scti  Salvatoris  eeclesias  super  ordine  mi- 


105 


nisterii  ia  Pascha,  Penteooste,  atque  uatali  Chriati  servando  an- 
tiquam  exstinxit.  Het  eerste  charter  is  uitgegeven  door  Mi- 
raeus,  Opera  dipl.t  IV.  p.  364,  het  andere  door  Bondam,  Gtor- 
terö.,  p.  177.  Maar  van  denzelfden  bisschop  ayn  nog  andere 
charters  over,  en  ik  wil  te  dezer  gelegenheid  die  vooreerst  op* 
tellen,  om  dan  die  oog  met  eene  uitspraak  te  verryken.  Wij 
vinden  van  hem:  1*.  Het  charter  bij  Bondam,  p.  177  van 
1131 ,  omtrent  de  beslissing  der  twisten  tusschen  de  kapittelen 
over  de  choordienst.  2*.  Gift  der  kerk  te  Bosenchem  aan  bet 
kapittel  van  den  Dom,  ook  van  1181,  ald.  p.  178  en  elders, 
3*.  Beslissing  over  een  stuk  gronds  by  Kamerik,  ontweldigd 
aan  de  Parochianen  van  Mei,  1131,  by  Buchelius  op  Heda  p. 
163.  4°.  Verklaring  dat  Andreas,  tijdens  hij  de  Proostdy  van 
Emmerik  in  handen  had,  de  kerk  te  Thufen  had  ontslagen  van 
ondergeschiktheid  aan  die  van  Groenen,  van  1131,  bij  Lacom- 
blet,  Urkundenè.  en  vermeld  Kro*y/c  1847,  p.  103.  5*.  Gift 
eener  kerk  in  Twente  aan  het  kapittel  van  St.  Pieter  te  Utrecht, 
van  1131,  bij  Jungius,  EM.  Comit.  B<mlh.y  p.  357.  6°.  Gift 
in  eigendom  van  eenige  onbebouwde  landen  onder  Hoevelaken, 
van  1132,  bij  Bondam,  bl.  179.  7°.  De  stichtingbrief  van  het 
klooster  te  Stavoren,  van  1132,  bij  Matthaeus,  Jnal.  VI.  p. 
74.  8°.  Bevestiging  van.  de  stichting  der  abdy  van  Bern  door 
FofeokLus  en  syne  vrouw  Bessela,  van  1134,  by  Miraens,  Op. 
dipl.,  I.  p.  173  en  van  Heussen ,  Hut.  Bpfae.  foêd.  Belgü, 
I.  p.  257.  9°.  Bevestiging  der  gifte  van  de  kerk  van  Loohem 
aan  het  kapittel  van  Zutphen  door  gravin  Ermengard,  van  1134, 
by  Bondam,  p.  180.  10*.  Gift,  door  Arnold  van  Aspremont 
en  tijne  huisvrouw  gedaan,  van  eenige  landerijen  in  Lienden 
aan  de  Domkerk  van  Utrecht  bevestigd,  van  1138,  bij  Bon- 
dam, p.  188.  11*.  Giftbrief  van  tienden  en  eigendommen  aan 
het  kapittel  van  St.  Sa  1  vator  te  Utrecht,  van  1139  bij  Buche- 
lius op  Heda,  p.  160.  Vermeld,  maar  zoover  mij  bekend,  niet 
uitgegeven,  zijn  nog  van  hem  door  Buchelius  op  Heda,  eene 
gift ,  waarbij  hij  aan  de  St.  Salvatorkerk  te  Utrecht  gaf  tien- 
den  in  Rijswijk  en   eene  andere  van  tienden  in  Bodegraven  , 


106 


tot  1184,  welke  beide  reeds  vermeld  worden  in  bet  neerolo- 
ginm  van  8t.  8al?ator  bg  van  Heussen,  Hi$t.,  I.  p.  14  (met 
bjj  Matthaeu9  Ftmdai.,  bl.  90):  eontalit  ecclesiae  nostrae  om- 
nis  generis  deoimas  et  censum  novalinm,  qoae  interjaoent  Mal- 
drike  ab  oriente  et  Ravenswade  ab  occidente ,  Biswic  a  senten- 
trione  et  Asuele  a  Meridie  Praeterea  etc.  (vgl.  n*.  11*).  Item 
oontulit  (vgl.  d\  1*).  Item  babemus  ab  eo  decimam  minatam 
et  majorem  de  octo  mansis  in  Bodegraven,  pront  baee  omnia 
in  privilegiis  suis  continentur.  Waarschijnlijk  rijn  ook  dene 
beide  charters  en  welligt  meerdere  nog  op  het  Provinciaal  Ar- 
chief van  Utrecht  te  vinden.  Om  nn  tot  die  nog  onuitgegeven 
uitspraak  van  dezen  bisschop  te  komen,  die  niet  onbelangrijk 
is  voor  de  kennis  van  den  toestand  der  hooge  Utrechtsche  gees- 
telijkheid dier  dagen,  ik  vond  die  in  een  liber  presentiarnm 
van  St.  Salvator,  in  de  14*  eenw  op  perkament  geschreven, 
waarschijnlijk  ten  dienste  van  een  der  kanoniken  vervaardigd, 
hetwelk  soowel  de  statuten  en  regten  der  geestelijken  van  St 
Salvator,  als  een  sacram  officium  dier  kerk  bevat.  De  beslis- 
sing is  van  desen  inhoud : 

Statutum  Andree  episcopi,  quod  canoniei  sive  qui  in  ohoro 
rant  superiores  et  qui  prius  dimidias  praebendas  haboerunt,  ad 
plenas  praebendas  aliis  praeferantnr.  Et  quod  canonicus  pb- 
nam  praebendam  eam  non  resignet  ad  opus  fratris  infcrioris. 

In  nomine  domini  amen.  Ego  Andreas  dei  gratia  Trajecten- 
sis  ecolesie  episcopns.  Pro  oaptu  stndiose  et  diligeater  exami- 
nans,  quia  omne  quod  ex  fide  non  est,  pecoatum  est,  cum  quo- 
dam  cauto  et  utili  pro  posse  meo  in  statu  ecolesie,  cum  propria 
industrie  cum  consultu  priorum  meorum  nee  minus  totiusekri 
eonsensu  pertractassem,  spiritus  sancto  id  suggerente,  de  invet- 
titnrie  prebendarum ,  que  aliquatenus  ab  institutione  canonnm 
videbantur  discrepare,  primo  hinc  cepit  visumque  est  mihi  et 
omnibus  ejns  temporibus  prioribus,  quod  modus  investiture  prae* 
bendarnm,  qui  eo  tempore  in  usu  publioo  agebatur,  aliqoa  du- 
bia  et  quaestionis  haberet.    Quapropter  in  commune  ceditom- 


107 


nibus  ritum  veterern  novo  salobriter  immutare  et  omnimodam 
conditionem,  que  sab  oaritatis  nomine  palHata  fallebat,  deinceps 
et  in  omne  tempos  excludere.  Ego  ergo,  annuentibus  et  ad 
ipsum  consulentibus  omnibus  prepositie  et  canonieis,  preoeden- 
tia  sanctorum  decreta  renovans  et  in  futurum  precavena,  om« 

nem  sgmoniam  amorens,  quapropter  entiam  sui  ecclesia 

manifestius  judicare  possit,  sub  anathemate  immutabiliter  ex- 
ckisi.  Adhuc  quoque  et  sub  eodem  anathemate  de  canonieis 
sancti  salvatoris  firma vi,  ut  secundum  hoc,  qui  in  choro  supe- 
riores  sunt  hi  qui  prius  prabendas  habuerunt  dimidiatas,  alüs 
morientibu8  et  aliis  quoquomodo  deoedentibus,  integras  preben- 
das  absque  conditione  absolute  gratis  recipiënt ,  et  ne  quando 
recto  vestigio  antiqua  pestis  subrepat,  boe  quoque  statuimos, 
ne  quis  snam  f  ivens  aut  moriens  integram  prebendam  ad  opus 
fmtris  cujuaque  in  choro  inlfcrius  stantis  reddat,  ne  sic  vel 
ulfo  alio  modo  praeposteretur  in  partioipatione  integrae  prae- 
bendae  qui  in  choro  superior  est.  Eundem  prorsus  nee  aliqua 
parte  dissimilem  modum  et  ordinationem  sanximus  canonieis 
sancti  petri,  qui  oom  reliquts  stipendiis  vinnm  nondum  reee» 
perint,  et  ut  breyiter  omnia  quae  de  canonieis  sanctis  salvatoris 
pesita  vel  esclusa  sint,  de  hoc  quoque  supplemento  vini  sub 
eodem  anathemate  ponimus  vel  excludimus. 

Geata  sunt  hec  anno  dpminicae  inoarnationis  mexxxi.  etc. 

Hoc  statutum  Andree  episcopi  oonnrmatum  fuit  per  Alexan- 
drum  papam. 

'  uier  had  dus  hetzelfde  plaats  wat  ook  elders  niet  zeldzaam 
was,  maar  herhaaldelijk  werd  verboden.  Vgl.  c.  8,  c.  36,  x.  De 
praeb.  et  dignit.  (3.  5.)  cl  et  2  x.  De  concess.  praeb.  (3.  8.). 

•  Vergadering.    *5  April  186V. 

Bibliotheek.  —  Het  boekje:  Opcomete  der  Nederl  beroerten,  1642. 
—  Diektstuk  «m  Broeder  Güiemans  te  Dieet.  —  Fmdatiebrief 
van  het  Ewcmte-gaetkme  te  Wijk  bij  Duuretede. 


10S 


Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  den  Heer  A.  D.  Schinkel,  te  'sGravenhage: 

Vervolg  van  de  Handschriften  e»  oude  drukken  (incunaMm), 
deel  uitmakende  van  de  kunst-  en  letter-verzameling  ?an  A.  D. 
Schinkel.  Niet  in  den  handel.  Gedrukt  op  150  exemplaren, 
1857. 

van  Mr.  H.  O.  Feith,  te  Groningen: 

Het  Muntregt  dar  Ommelanden.  Bedrage  tol  de  gesckiedam 
der  vaderlandseke  munten.  Door  Mr.  H.  O.  Feith.  Gronin- 
gen, 1857. 

van  den  Heer  J.  David,  te  Leaven: 

Faderlandsche  Historie,  door  J.  David.  6«  deel.  Leaven, 
1857. 

Het  boekje:  OpoomaU  der  NederL  beroerten,  1642.  De  Heer 
B.  J.  L.  de  Geer  deelt  eenige  bijzonderheden  mede  omtrent 
het  werkje  van  Augustinns  van  Teylingen,  Op-comstc  derNe- 
der-lantsche  beroerten.  Zachar.  1  v.  12.  Heere  der  Heyr-sch* 
ren ,  hoe  lange  en  suldy  niet  ontfermen  Jerusalem ,  ende  der 
steden  van  Jnda ,  op  de  welcke  Ghrj  vergramt  aijt  P  Dit  is  na 
het  seventighste  jaer.  Door  eenen  liefhebber  des  waerheydts  ende 
der  zielen  saligheydt.  Tot  Munster,  bij  Cornelis  Da  Janün, 
anno  M.D.G.XLTI.  De  tweede  editie,  gedrukt  Tot  Lmszk 
1646  na  de  oopye  gedrukt  tot  Munster  enz.  1642,  heeft  slechts 
180  bladzijden,  en  verschilt  alleen  eenigzins  aan  het  einde, 
In  plaats  van  het  Liedeken,  enz.  van  Broer  Hendrik  van 
Biesten ,  in  de  ed.  van  1642  op  pag.  219  beginnende,  leest 
men  in  de  uitgave  van  1646:  teenighe  staeltjens  van  de  Hol- 
landsche  ontrou wigheydt " ,  bestaande  in  extracten  uit  eenige 
plakkaten  tegen  de  uitoefening  der  R.  K.  Godsdienst  geems- 
neerd.  Augustinns  van  Teylingen  is  in  den  ouderdom  vin 
82  jaren  overleden.  Zie  het  Lijkdicht  bij  Vondel.  Of  na  de 
Med.  Doctor  te  Haarlem,  ook  Augustinns  van  Teylingen  ge- 
noemd, by  De  Wind,  Bibl.  der  NederL  Gesckiedsck.  opgegeven 
als   in   78   jarigen   ouderdom   overleden,  en  ook  bij  Koning, 


109 


Tafereel  van  Haarlem,  IV.  p>  16  vermeld,  de  bier  bedoelde  is, 
soa  ik  allezins  betwijfelen.  Ook  komt  mij  nog  onzeker  voor 
of  het  werkje,  vermeld  op  den  Catalogus  van  Koning  II.  bl. 
179,  n.  808.  Broer  Hendrik  van  Biesten,  opcomte  der  Ne* 
derlaniscke  Beroerten,  Monster  164S,  een  ander  is,  dan  dit, 
hetwelk  nu  aan  Aug.  van  Teylingen  wordt  toegeschreven, 
waarin  op  bl.  61  (drnk  van  1642)  melding  wordt  gemaakt  van 
het  daarachter  afgedrukte  hed  van  dezen  minrebroeder,  die  in 
1672  reeds  oratear  in  het  Amsterdamsche  klooster  was  geweest, 
en  dos  wel  niet  schrijver  kon  zyn  van  een  werkje  in  1642. 
Juist  het  lied,  achter  weder  afgedrukt,  schijnt  de  oorzaak  dat 
men  hem  ook  voor  den  schrijver  van  het  werkje  zelf  heeft  ge- 
houden. Wat  Kok,  Vod.  Woordmb.  III.  bl.  378,  vgl.  de  Wind, 
bibliotheek,  bjjvoegiéle,  bl.  591,  mededeelt  schijnt  op  een  on- 
juiste opgaaf  te  berusten.  Bij  van  Teylingen,  bl.  100-102, 
(niet  131,  132)  vind  ik  wel  de  uitleiding  dier  geestelijken  be- 
schreven, maar  hunne  namen  worden,  behalve  die  van  Martinus 
Duncanus,  niet  genoemd,  en  waarschijnlijk  heeft  Kok  zelf  die 
van  elders  ontleend  of  uit  een  werkje  van  van  Bicsten,  dat  dan 
wel  zeker  voor  1642  en  niet  gelijktijdig  met  dit  is  verschenen, 
maar  hetgeen  dan  toch  dea  schrijver  van  dit  boekje  onbekend 
bleef,  daar  hij  het  anders  wel. zou  vermeld  hebben.  Dat  nu 
werkelijk  die  schrijver  van  Teylingen  was,  schijnt  bevestigd  te 
worden  uit  bl.  114,  waar  hij  de  namen  opgeeft  der  burgers 
van  Haarlem,  die  in  1581  een  verzoekschrift  tot  handhaving  in 
de  vrije  uitoefening  der  Boomsche  religie  indienden ,  waarbij  hg 
vermeld  Adriaen  van  Teylingen,  en  dien  naam  alleen  met  romein* 
sche  letters  drukt,  en  dan  ook  zich  zelve  onder  de  onderteeke- 
naars noemt  als :  wij,  dus  ook  zich  zelven  toen  als  werkehjk  te 
Haarlem  wonende  aanduidt,  tenzij  dat  Wij  een  eigen  naam  is» 
zoodat  men  lezen  moet:  Dirck  Glaesz.  Wij,  Cornelis  Gysbert 
van  Beresteyn,  enz.  Over  die  zaak  zelve  vgl.  Bor,  II.  p.  254. 
Overigens  is  het  boekje  reeds  beschreven  in  den  Kond-  en  Let* 
ierbode ,  1884,  I.  bl.  444;  maar,  waarop  hij  bijzonder  opmerk- 
zaam maakt,  is  de  strekking  van  dit  boekje,  om  de  geschiede- 


110 


nis  van  de  Nederlanden  sints  1559  ?oor  te  stellen  onder  de 
sterkste  kleuren  als  oen  verachtelijk  oproer  en  geheel  ongegrond 
terzet  tegen  ragt  en  godsdienst ,  om  daardoor  tot  terugkeer  te 
noopen.  Ieder  verhaal  Is  den  schrjjver  daartoe  welkom,  zoo 
zegt  hg,  bl.  26  iden  dnyvel  blies  den  Hoorn  sittende  als  een 
ruyter  op  eenen  swarten  henxt  met  een  oore,  gaff  hem  nyt 
Toor  een  overste  van  twee  oometten  peerden;  nam  soldatea 
aen;  presenteerde  geldt  op  de  hant9  ende  beloofde  gouden 
bergen  aen  alken  die  den  Gensen  wilden  dienen.  Ja,  de  kin- 
deren riepen  onder  makauderen  al  spelende  op  straat: 

Sonder  zout,  smout,  ende  licht 
Heeft  den  dnyvel  't  werck  gesticht. 

Ende  opdat  men  souden  weten  dat  hun  werk  van  den  bosen 
was,  soo  werden  in  *t  Noorder-quartier,  ten  tyde  van  de  Bosch- 
Geusen,  die  men  oock  de  Wilde-Geusen  noemden,  als  joncker 
Diderick  Sonoy  daer  Gouverneur  was ,  de  kinderen  niet  alleen* 
lyck  sonder  licht,  zout  ende  H.  Zalvinge  gedoopt,  maer  oock 
op  een  vreemde  maniere;  als  onder  anderen  een  kindt  te  Berck- 
hout  buyten  Hoorn  in  deser  voege: 

lek  doope  u  Teüsje, 

Met  een  Berck-houter  watertje, 

Uyt  een  Vive  Ie  Geuse  napje. 

en  het  geheele  werkje  vervolgt  in  deneelfden  hevigen  toon.  Bet 
eigenlijk  doel  des  schrijvers  blykt  reeds  uit  de  voorrede,  wssr 
hy  aanspoort  om  tot  het  vorige  geloof  weder  te  keerea.  tGodt 
geve"  ,zegt  bij,  •  dat  dese  genade  oock  magh  geschieden  over 
dese  steden  ende  landen ;  ende  datse  mogten  weder-keeren  tot 
eendracht  des  Roomsch-Cathol\jcks  gelooft,  'twelok  van  aikr 
mensohen  gedenckenisse  geheel  Nedarlandt  door  ghewekelgek 
gefloreert  heeft.  Daerom,  beminde  leser,  let  op  de  beginsdri 
ende  opoomste  van  de  trouWes  ende  Neder-landtsche  beroerten, 
na  den  raedt,  die  u  gegeven  wordt  Deuter.  3S  v.  7";  en  voorti 


lil 


uit  het  laatste  gedeelte  van  bl.  175  af,  hetwelk  geheel  parae- 
netiach  is,  om  tot  terugkeer  te  vermanen  van  uit  al  de  jam- 
meren en  ongeregtigheden,  waarin  het  land  was  vervallen»  tot 
het  ware  geloof  als  de  eenige  weg  tot  geluk  en  voorspoed. 

Het  werkje  behoort  derhalve  niet  onder  de  bronnen  der  ge- 
schiedenis  gerangschikt  te  worden,  maar  verdient  veeleer  eene 
plaats  naast  snlke  werken,  die  den  terugkeer  tot  den  vroege- 
ren  toestand  aanraadden.  Het  tracht  op  populaire  wyze  by 
het  volk  hetzelfde  te  bereiken  wat  de  jesuit  Maximilianua  San- 
daeus,  uit  Amsterdam,  by  gelegenheid  der  twisten  tnssohen  de 
Bemonstranten  en  Contra-Remonstranten  in  deftig  latyn  by  de 
Staten  van  Holland  wilden  uitwerken  door  zqn  geschrift:  De- 
monstratio  ad  eontrevereiae  EoUandkae  prodroma,  quod  in  fide 
protedantUm  Hoüandarum  non  mi  eaUu.  Ad  iüm0i  et  amplr99 
Hoüandiaê  ordinee.  HerbipoU,  anno  cioioczviii,  en  de  hoogleer- 
aar te  Keulen,  Aegidins  Af  hacker,  uit  Vreeswyk,  bjj  Utrecht, 
geboortig,  bij  dezelfde  gelegenheid  in  zyn  uitvoerig  werk: 
Enoticun  me  Pacificatorium  dmecti  Belgü,  etc.  per  Salomonem 
Theodotnm,  ook  in  1618  uitgegeven,  beproefde,  waarin  hy ,  na 
eene  uitvoerige,  naauwkeurige  en  onperttydige  ontwikkeling  der 
gevoerde  geschillen,  het  bewys  voert,  dat  deze  vraagpunten  in 
de  Protestantsche  kerk  niet  konden  worden  uitgemaakt,  maar 
door  een  hoogeren  geestelijken  regter  moesten  worden  beslist, 
zooals  de  Paus,  aan  wiens  uitspraken  men  zich  onderwerpen 
moest.  In  deze  beide  vertoogen  heeracht  echter  een  bezadigde 
ernstige  toon,  dien  wq  by  Augustinna  van  Teylingen  geheel 
missen.  Bat  deze  geschriften  echter,  naar  de  tijdsomstandig- 
heden, ook  nog  een  staatkundig  doel  hadden,  behoeft  wel  niet 
opgemerkt  te  worden. 

DicJUsiuk  van  Broeder  OiUemane  te  JXeet.  Wordt  gelezen 
eene  mededeeling  omtrent  een  Diohtstuk  van  broeder  Oillemans, 
religieus  der  paters  Beggaerde  te  Dieet.  Voor  eenige  dagen 
heb  ik  uit  eene  particuliere  verzameling  ter  inzage  gehad,  een 
Handschrift  in  8*,  groot  409  bladzijden ,  en  getiteld :  Het  vierde 
boeck  Moyëe  genaemt  Numerorum,  ende  het  boeck  Joeue.    Hietori 


112 


gewijs  op  rijm  gesteU,  door  broeder  Qülemams,  religieus  der 
Pater*  Beggaerden$  int  jaer  ons  keere  1696 ,  binnen  Dist.  Vki 
sonder  Oodt  oft  g*kebdt  gemist.  Het  Boek  Numeri  eindigt  op 
bladz.  245,  en  als  dan  begint  Het  Boeck  Josue,  historis  geep 
op  rijm  geeUU  door  broeder  Oillemans,  religieus  der  poter*  Be- 
goerde  tot  Diit  1696.  Oodi  gkebiedl  Josue  mei  tillen  hei  vM 
van  Israël  ooer  de  Jordaen  naer  het  Lont  van  Belofte  te  treckm, 
het  1  Gap.  Voor  den  titel  staat:  Voor  de  mommisten  oft  be- 
rispen van  een  anders  wereke:  Die  berisping,  mede  op  lijm, 
luidt  als  volgt: 

Mommus  oft  gij  door  u  spotten 

Dit  mijn  werek  comt  versmaen, 

lek  en  treek  mij  dat  niet  aen; 
Noch  'k  en  ben  niet  Tan  die  sotten 

Die  mij  oock  soo  lichtelijck  stoor 

Als  ick  u  berispen  hoor. 
Maer  eer  gij  dit  comt  te  lake 

Door  n  lasteren  vol  spijt 

Opgekropt  vol  haet  en  nijt , 
Wilt  voor  d'  eerst  wat  beters  make ; 

Want  men  seyt  het  t'  alle  cant , 

Groote  stoffers  oieyn  verstant. 
Cont  gij  dit  gesegh  niet  Jijen, 

Stelt  u  boos  hemeur  besyen, 

Maeckt  te  sijn  een  iders  vrint , 

Opdat  ider  een  u  mint. 
Wilt  dan  u  berispen  late 
Wat  baet  het  u  doen  te  hate. 

Niet  als  kwijlen  gjj  haet  draeght 

Maer  u  eygen  leven  cnaeght. 
Gij  sijt  als  kerssen  die  brande 
Tot  haer  eygen  schaey  en  schande, 

Want  terwijl  sij  ander  licht 

Selfs  allenxken8  henen  vligbt. 


113 

Twijl  gij  ander  comt  berispen, 
Comt  gij  uwen  tijt  verquisten , 

Niet  tot  eer  of  tot  profijt, 

Maeckt  hem  beter  dan  verslijt. 

Op   de  volgende    bladzijde    komt  een  lofdicht  voor  van  Fr. 
Nicolaas  Blancqaaert,  1697,  van  den  volgenden  inhoud: 

Aen  Broeder  Gillemans, 
Rijm  Autheur  van  't  volgende  werck. 

Hei  schijnt  dat  Helicon  Parnassus  heeft  gelaten, 
En  sijn  soet  nat  begint  te  storten  ronder  maten 
In  uwe  gulde  pen,  beminden  Gillemans; 
De  Negen  Maeghdekens  vereeren  u  den  crans. 
Te  sien  een  soo  swaer  werck ,  bet  boeck  van  de  ghetallen 
Door  uw  vernuft  in  't  jock  der  Rijraer-const  ghevallen  ; 
T  is  swaer  o  goeden  Godt,  maar  door  uw  goede  jonst 
Seer  licht  om  te  verstaen;  6  weerde  Rijmer-const 
Ghij  maeckt  't  geen  swaer  is  licht,  hetgen'  is  hooch  verheven, 
Door  uwen  arbeyt  ons  verthoont  wort  als  in  't  leven; 
En  dat  op  tijdt  die  ghij  ontreckt  aen  u  plaisier, 
Aen  's  werelta  ijdelheyt,  aen  's  werelts  dom  ghetier. 
Het  boeck  van  Josue  gheeft  ghij  ons  oock  te  lesen; 
Sijn  daeden,  cloeckheyt,  moedt,  sijn  wercken  noyt  volpresen, 
'T  ruin  van  Jericho,  't  passeren  der  Jordaen, 
En  alles  wat  't  besluyt ,  het  stilstaen  van  de  Maen , 
En  ander  wercken  Godts,  die  comt  ghij  ons  vertoonen. 
Maer  weerden  Gillemans ,  waermed'  connen  wij  't  cronen 
Uw  groote  neeratigheyt  ?  g'  ontfanght  van  mij  tot  loon , 
Voor  uw  verstandt,  ontfanght  boven  de  louwercroon 
Den  wensch  van  noch  al  lanck  ghesont  te  moghen  leven, 
Opdat  ghij  heel  't  schriftuer  in  rijm  ghestelt  moght  geven. 
Dit  wensch  ick  uyt  ter  hert  tot  alle  mans  profijt, 
Lanck  leve  Gillemans  die  soo  besteet  sijn  tijdt. 

Opghedraghen  door  UI.  vriendt, 
Fr.  Nioolaus  Blancquaert,   1697. 
XIII.  J.  8 


114 


Al  verder  geeft  de  dichter  eene:  » Waerschou wingbe  voor 
de  ghene  die  desen  boeck  lesen  sullen." 

Tot  waerschouwing  mijne  vrinde, 
Ais  g'  een  strep  van  inck  sult  vinde, 

En  geschrift  op  cant  siet  staen, 

Bat  moet  gij  dan  lesen  gaen. 
Den  waerom  aal  ick  n  geven, 
Daer  ick  ben  te  cort  gebleven, 

In  volcomentheyt  van  rijm, 

Dit  moet  dan  daer  tassen  sijn. 
Als  gij  sijt  dees  foute  sinde, 
Excuscirt  dit  goede  vrinden, 

Ick  heb  hier  in  seer  misdaen , 

En  dees  bottigheyt  begaen. 
Maer  het  sijn  mijn  eerste  wercke, 
Dit  sult  g\j  aen  't  ry men  mercke , 

Ick  bid  my  dan  excnseirt, 

Heb  ick  hier  in  gemanckeirt. 
'k  Sal  voerdaen  beter  op  letten, 
Op  haer  voeten  vaster  setten, 

Ick  tot  noch  heb  gedaen, 

Nempt  dan  dees  excuse  aen. 
Want  hier  foute  te  bedreven, 
En  noch  opsinaet  te  blijven, 

Wanneer  men  is  overmant, 

Is  teecken  van  cleyn  verstant. 

Tot  verder  begrip  van  ejjn  werk,  laat  de  dichter  nog  «d 
korte  voorrede  in  prosa  volgen : 

Beminden  leser. 

Ick  hebbe  het  vijfde  boeck  Moysea  hier  niet  bijgevoeght, 
om  reden  dat  bij  nae  alles  daer  verhaelt  wort,  dat  in  het 
vierde  boeck  staet,  en  maer  een  repetitie  van  denselven  en  »> 


115 


heb  hem  dan  overgeslagen  om  geen  twee  keeren  een  ding  te 
verhaelen,  en  ick  hebber  bijgevoeght  het  boeck  Josue  die  hier 
naer  in  de  heylighe  achriftuer  volght,  om  soo  vervolgens  voort 
te  gaen  per  oorden.  Ick  heb  in  alles  den  sin  ghevolght,  maer 
somteyt8  wel  wat  langer  getrocken,  om  de  histore  meer  te 
ciereren.  Belieft  desen  mijnen  cleynen  arbeydt  in  danck  te 
nemen,  soo  het  arbeyt  mach  geheeten  woorden,  soo  ist  voor- 
waer  eenen  vermaeckelycken  arbeydt,  daer  ick  in  den  over- 
schoodt  van  mijnen  tyt  groot  contentement  in  nam.  Nempt 
de  moeyt  van  in  dnsdanigen  tijt  hetselve  eens  te  lesen ,  en  soo 
het  ui.  compt  wel  te  bevallen,  sal  mij  seer  aengenaem  wesen 
en  mij  hier  door  aenwackeren  om  mijn  musen  in  haeren  sanck 
doen  voort  te  gaen.  Dat  geschiede  soo  het  Oodt  belieft,  ter- 
wijl ick  blijven  sal  ui.  dinstwilligen  dienaer  in  deo  Heer, 
broeder  Gillemans. 

Beminden  leser  als  ick  een  capitel  op  rijm  gestelt  hadde 
ende  het  leste  blaeyken  of  sijken  njet  vol  en  was,  hebbe  dan 
daer  iet  nyt  mij  selven  bijgevoeght  om  dat  het  selve  soude 
volschreven  wesen;  noteirt  dit  wel.  Ick  bid  u  doet  naer  mijn 
bevel,  dat  ick  n  te  voren  stel. 

Hiermede  ia  het  voorwerk  afgeloopen,  en  het  dichtstuk 
neemt  aldus  een  begin : 

Naer  dat  gans  Israël 
Twee  jaer  verlost  nu  wareu 
Van  Pharons  slavernij, 
Quam  Godt  hem  open  baeren 
Aen  Moyses  sijne  vrint 
Hij  't  volck  tellen  sou, 
Hoe  sterck.  dat  het  was, 
Want  Godt  dit  hebben  wou; 
En  ider  eens  geslacht 
Hg  oock  apaert  sou  tellen, 
En  dan  de  duysende 

8* 


116 

In  eenen  nomber  stellen, 

En  rekenen  die  dan  op, 

Te  samen  alle  gaer, 

Om  dat  men  weten  sou 

Hoe  sterck  't  volck  waer.  enz.  enz. 

Wij  vragen  nu,  wie  was  die  broeder  Gillemans;  is  er  ver- 
der van  hem  iets  bekend,  en  is  aan  den  wenseh  van  rijn 
vriend,  Fr.  Nicolaas  Blancquaert ,  dat  hij  heel  de  schriftuur  in 
rijm  gestelt  mogt  geven,  ook  voldaan.  Bestaat  de  hier  be- 
doelde berijming  ook  in  druk,  hoewel  wij  dit  nergens  gevon- 
den hebben.  —  Onze  Belgische  medeleden  zullen  hierop  ze- 
ker een  bepaald  antwoord  kunnen  geven. 

Fundatiebrief  tan  het  EwouU-gadhuis  te  JFyk  bjj  Duurt  lede. 
De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  deelt  uit  het  diversorium  vroeger 
reeds  bl.  22  vermeld ,  de  onbekend  gebleven  fundatiebrief  van 
het  Ewouts-gasthuis  te  Wijk  bij  Duurstede,  van  1400,  mede. 
Hij  luidt  aldus: 

In  die  ere  ons  lieffs  heren  Jesu  Christi,  Marien  sijnre  ge- 
benedider  moeder,  ende  sunte  Ewouts,  die  een  patroen  is  des 
gasthuys  tot  Wijck,  om  begeerten  wil  ons  lieffs  heren  van 
Apcoude  ende  van  Duersteden ,  is  geordineert  een  regiment  ende 
ordinanci  des  gasthuus  tot  Wijck,  na  manieren,  regiments  ende 
ord  in  ancien  van  anderen  wael  geregierden  ende  ordineerden 
gasthuusen.  Welc  regiment  ende  ordinanci  ons  lieve  here  van 
Apcoude  ende  van  Duersteden  voers.  wil  dat  in  ewicheydeo 
gehouden  werde,  geheelijken  ende  ongebroeken ,  tot  zalecheyt 
synre  zielen,  synre  vrouwen  ende  alle  haerre  kynderen  ende 
ouders  ende  nacomelingen ,  in  allen  punten  ende  manieren  hier 
nae  bescreven. 

Item  in  den  yersten  sellen  daer  sijn  twee  gasthuusmeysters 
dien  men  kent  van  reckelijcken  leven  ende  goeder  conscientien, 
mijn  hebbende  totten  armen  ende  oerbaer  des  gasthuus,  wek 
men  niet  versetten  en  aal,  ten  waer  bij  kenlijcken  hynder  datter 


117 


tgasthiius  of  die  arme  of  hadden,  of  bij  sterften,  ende  dan 
salmen  enen  goeden  anderen  man  kiesen  in  des  afgaende  stat 
bij  rade  ons  liefs  heren  van  Apcoude  ende  synre  meenre  ge* 
richtalude  tot  Wyck. 

Item  bij  rade  ons  lieffs  heren  van  Apcoude  ende  der  ghe- 
meenre  richtslude  tot  Wyck,  sellen  stedelyc  twee  van  den  soe- 
penen ,  den  tweèn  gastbuusmeysters  tot  enen  behulpe  bij  geset 
werden,  bij  welker  tweer  scepenen  rade  die  gasthuasmeystera 
doen  ende  laten  sullen  alle  zaken  die  den  gasthuuse  toe  horen , 
ende  hem  te  doen  bevolen  sjjn,  ten  waren  sonderlinge  laste- 
hjcke  zaken,  welc  sq  trecken  sullen  aen  den  here  van  Apcoude 
ende  sijnen  gemenen  gerichtsluden ,  ende  dese  scepen  sullen 
twee  jaer  lanck  in  desen  bewynde  (blijven,)  ende  van  hem 
tween  sal  jaerlix  een  afgaen ,  ende  in  des  afgaende  stat  sellen 
die  gemeen  scepen  inder  tyt  als  die  nyewe  scepen  gecoren 
sijn,  bij  hareneede  ende  conscienci  kiesen  enen  anderen  van 
den  scepenen,  gelijcker  wijs  als  men  jaerlix  die  burgermeyster 
aff  ende  aen  pleget  te  setten. 

Item  so  sellen  in  den  gasthuuse  een  off  twee  verwaerslude 
woenachtig  sijn  die  men  kent  reckelijke  ende  consciose  te  sijn , 
ende  noyn  te  hebben  totten  armen ,  welc  men  ontfangen  ende 
aennemen  sal  bij  rade  ons  lieffs  heren  van  Apcoude  ende  sijns 
gements  gerichts  tot  Wijck  ende  der  tweer  gasthuusmeysteren, 
ende  niet  om  yemants  beden  wil,  ten  waer  kenlijck  oerbaer  des 
gasthuus  ende  der  armer  luden. 

Item  soe  sal  men  die  verwaerslude,  die  in  den  gasthuse 
woenachtich  sullen  sijn,  altoes  een  jaer  volcoinelijcken  bezue- 
ken  ende  onderwynden  of  sij  ten  dienst  des  gasthuus  die  hier 
na  bescreven  staet ,  nut  ende  orbaerlic  sijn  eer  men  se  onfaet 
tot  stedigen  dyenst,  ende  alst  jaer  om  gecomen  is,  hebben  sij 
begeert  in  den  gasthuse  haren  dienst  te  doen  als  hier  gescre- 
ven  staet.  Ende  dunckt  oek  den  gasthuusmeysters  haren  dyenst 
nut  ende  bequaem  sijn  den  gasthuse  ende  den  armen  luden, 
soe  sal  men  se  ontfaen  eendrachtelijc  tot  stedigen  dyenst  ende 
verwaersluden  des  gasthuus,  als  vors.  is. 


118 


Item  soe  sal  men  die  verwaerslude,  die  men  aldus  in  den 
gasthuse  heeft ,  niet  ontsetten  om  yemants  vermaken  ende  aen- 
brengen ,  ten  waer  dat  sij  openbaer  bruykich  gevonden  werden 
van  (den)  gasthuusmeysters  ende  van  den  tween  scepenen.  Ende 
die  ontsettynge  sal  wesen  bij  goetdancken  ons  lieffs  heren  van 
Apcoude,  voeren  ende  sijns  gemeente  gerichts  tot  Wijck ,  ende 
dat  sal  men  hem  ten  mynsten  een  vierdeel  jaers  te  voeren 
laten  weten  eer  men  se  ontsetten  sal  ,•  op  dat  sij  hem  te  tijde 
voorsyen  mogen. 

Item  so  sellen  die  gasthuusmeysters  bij  rade  tweer  scepenen, 
alsulken  dyenstboden  in  den  gasthuse  h neren,  om  een  zeker 
loen,  na  dien  dat  sij  kennen  dal  oerbaer  sij  ende  men  van  node 
niet  ontberen  mach.  Ende  een  yegelic  van  dien  dienstboden 
sal  sijnen  dyenst  doen  nae  beveel  der  verwaersluden  van  den 
gasthuse,  bij  goetdancken  der  gasthuusmeysters;  oec  sal  een 
ygelic  van  den  boeden  den  anderen  een  onderstant  ende  behnlpe 
sijn  in  den  dyenst,  naedien  dat  hem  bevolen  wort  van  deo 
verwaersluden  des  gasthuus. 

Item  waer  oec  dat  take  dat  enich  mensche,  den  gasthuse ,  die 
men  vonde  puerlic  om  Qodes  wil,  die  sal  men  oec  eerst  te 
mynsten  een  jaer  te  voeren  beeueken  eer  men  se  tot  stedigen 
dyenst  ontfaet.  Ende  tenden  den  jaer,  worden  sy  bequame  ten 
dyenst  gevonden,  soe  sal  men  se  ontfaen  tot  stedigen  dyenst 
bij  rade  des  gemeents  gerichts  tot  Wijck  ende  der  tweer  gast- 
huusmeysters. Oec  en  sal  men  al  sulc  ontfangen  boden  niet 
orloff  geven  dan  bij  rade  ons  lieffs  heren  van  Apcoude  ende 
goetduncken  des  gemeents  gerichts  tot  Wijck,  mitten  tween 
gasthuusmeysters. 

Item  soe  sellen  die  gasthuusmeysters  mitten  tween  soepen 
bij  rade  ons  liefs  heren  vau  Apcoude,  aetten  enen  rentmeyster 
die  bewaren  ende  opbueren  sal  alle  renten  die  den  gasthuse 
toehueren,  om  een  besceyden  loen,  inder  manieren  hier  nee 
bescreven. 

Item  ten  yersten  soe  sal.  dese  selve  rentmeyster  die  resten 
die  hij    opbeurt   rechtevoert  als  hij  de  ontfaen  heeft ,  tot  elke 


uu 


tijt  overleveren  bescreven  den  priester,  die  dat  gasthuus  ver- 
waert  of  enigen  anderen  reckelijcken  persoen  die  daertoe  geset 
wort  van  den  gasthuusmeysters  ende  der  tween  acepenen,  bij 
rade  ona  lieffa  heren  van  Apcoude. 

Item  aoe  aal  dese  aelve  rentmeister  een  zedel  nemen  van 
dengenen  dien  bij  die  renten  overlevert  van  den  gelde  dat  van 
hem  ontfangen  wort. 

Item  soe  aal  dese  aelve  rentmeister  tot  tween  tijden  bynnen 
elcken  jaer  rekeninge  ende  bewijsinge  doen  van  al  den  goede 
dat  sijnre  rentmeisteracap  bevolen  is.  Ten  yersten  tijde  byn- 
nen den  yersten  xiiij  daghen  nae  paesdach ,  ten  anderen  tijden 
xiiij  daghen  na  sunte  Vichtorisdach ,  onsen  lieven  heren  van 
Apcoude,  of  den  genen  dieren  van  ona  liefs  heren  wegen  van 
Apcoude  toe  geset  wort,  in  tegenwoerdicheyt  des  genen  die 
hij  die  renten  overgelevert  heeft,  der  gasthuusmeisters  ende 
der  tween  acepenen  voera. 

Item  soe  en  sal  dese  selve  rentmeister  gheen  afterstal  in 
sijnre  rekeninge  overleveren ,  hij  en  weet  volcomelyo  ende 
olaerlyc  te  bewijsen  dat  bij  sijnen  scoude  noch  versumen  niet 
gesciet  en  is. 

Item  soe  sal  dese  aelve  rentmeister,  wanneer  dat  enich  van 
des  gasthuus  goeden  nut  is  verhuert  of  vercoft ,  dat  laten  weten 
den  gasthuusmeisters  ende  den  tween  scepenen,  die  dat  in 
eiker  tijt  van  9heren  wegen  van  Apcoude  bevolen  is,  dat  sij 
daer  bij  comen  die  goede  te  vercopen  oft  te  verhueren  ende 
hem  rechtevoert  een  zedel  overgheven,  om  hoe  veel  enich  goet 
vercoft  off  verhuert  is,  bij  wat  jaren,  bij  wat  gelde,  bij  wel* 
ken  raseen,  ende  hoeveel  trechgelts  daerop  wt  gegeven  is. 
Ende  u romer  sal  die  rentmeister  daartoe  syeo,  dat  bij  sijnen 
scoude  ende  versumen  gheen  goet  ledich  en  blive  liggen. 
Ende  soe  wat  goede  hij  verhuert,  dat  sal  hij  verhueren  goe- 
den zekeren  pachtereu ,  daer  hij  den  pacht  of  crijgen  mach ,  bij 
rade  ende  goetduncken  der  gasthuusmeysters  ende  der  tween 
scepenen ,  als  vors.  is ,  of  bij  den  genen  daert  hem  van  theren 
wegen  van  Apcoude  bij  bevolen  wert  te  verhueren. 


120 


Item  soe  sal  daer  wesen  een  rentboeck,  in  welken  men  scri- 
ven  sal  al  erfnisse  ende  goede  die  den  gasthuse  toe  hoeren, 
ende  oec  namaels  toe  comen  sellen,  welck  rentboeck  ende  an- 
der breeve  van  erve  ofl  van  goede,  dat  den  gasthuse  toe  hoert, 
men  sluten  sal  tsamen  in  eenre  kisten  met  dry  en  versceyden 
sloten ,  dat  een  van  den  slote  sal  wesen  in  bewaernissen  des 
gheens  die  die  renten  van  den  rentmeester  des  gasthnas  ont- 
faet,  dat  ander  slot  sal  wesen  in  bewaernisse  der  gasthaus- 
meysters,  dit  derde  slot  sollen  bewaren  die  twee  scepenen. 

Item  soe  sal  oec  die  gene  die  die  renten  van  den  rentmeys» 
ter  des  gast  huns  ontfaet,  jaerlix  rekeninge  doyn  tot  tween  tij- 
den voers.  den  heren  van  Apcoude  ende  den  gbenen  dier  van 
ons  lieffs  heren  wegen  van  Apcoude  toegeset  wort,  in  tegen- 
woerdicheyden  der  gaathuusmeysters ,  der  tween  scepenen  ende 
des  verwaerstnan  van  den  gasthuse,  van  alle  den  gelde  dat  hij 
van  den  rentmeester  ontfaen  heeft,  ende  voert  wtgegheven 
heeft  ten  oerbaer  des  gasthnus.  Ende  soe  wat  hij  wtgeeft  bij 
sommen  boven  enen  gulden  dat  sal  hij  scrijven  tot  eiken  tijde 
waerom  hij  t  w (gevet  ende  bij  wien  hij  t  wtgevet ,  mer  wat 
hij  dagelicx  wtgevet  beneden  enen  gulden ,  dat  sal  hij  sen 
perticnlen  elc  bij  sonder  scriven,  ende  rekenen  dat  des  seker 
dages  binnen  elcker  weken ,  te  minsten  bij  enen  van  den  gast- 
huusmpyster  ende  den  verwaersman  van  den  gasthuse  tot  eenre 
sommen. 

Item  soe  wat  cleynre  waer  men  dagelix  in  den  gasthuse  be- 
sighen  ende  behoeven  sal ,  dat  sullen  die  verwaerslude  die  in 
den  gasthuse  wonen ,  oopen  of  haren  boden  doen  copen ,  nae 
dien  dat  den  armen  ende  den  gesyn  int  gasthnus  nut  ende 
oerbaerlic  is. 

Ilem  wat  men  mj  sommen  copen  sal  jaerlix  tot  orbner  des 
gasthuus ,  als  broet ,  coren ,  wyntervleyach ,  drogen  off  ge- 
souten  visch  ,  brant  ende  al  desgelijc,  dat  sellen  die  gasthnus* 
meesters ,  die  twe  scepen  mitten  verwaersman  des  gasthuus  be- 
waren ,  dat  te  tijde  gedaen  wort  sonder  enich  vertrecb  ende 
vereynnen ,  ende  dat  sellen  sij  doen  bij  rade  ende  goeduneken 


121 


der  genen  die  die  renten  van  den  rentmeester  des  gasthuus 
ontfaet. 

Item  als  enich  van  den  gasthuosmeysters  off  van  den  tween 
soepenen  voers.  of  oec  die  verwaersman  van  den  gasthuse  bnten 
der  poerten  van  Wijck  reysen  om  oerbaer  ende  nutscap  der 
gasthuus,  soe  sal  hem  dat  gasthuus  haren  cost  qwyten  in  dier 
tyt  dat  sy  wt  sijn,  off  sy  dat  begeren. 

In  aldnsdaniger  manieren  nabescreven  sal  men  die  zieken  in 
den  gasthuse  tot  Wyck  ontfangen  ende  bewaren.  Item  in  den 
eersten  soe  en  sal  men  gheen  zieken  in  den  gasthuse  ontfaen, 
ten  sij  bij  consent  'ende  wil  der  tween  gasthuusmeysteren  of 
te  minsten  des  eens ,  of  sij  beyden  niet  tegen woerdich  en  waren. 

Item  men  sal  gheen  Inde  in  den  gasthuse  in  dat  ziechuys 
ontfaen,  sij  en  syn  alsoe  cranck  of  alsoe  out,  dat  sij  van  crano 
heyden  of  van  onderdom  bij  hem  se  1  ven  niet  gaen  en  mochten. 

Item  men  sal  oec  gene  onvroede  lude,  bijster  haere  synnen, 
in  den  gasthuse  ontfaen ,  om  dat  al  die  ander  zieken  daer  niet 
mede  beladen  en  worden ,  mer  worden  alsulcke  onvroede  men- 
schen  ontfangen ,  overmits  zuucten  daer  sq  mede  belast  sijn , 
ende  gheen  onderstan t  en  hebben  van  natnerlijcken  magen,  die 
salinen  bnten  den  gasthuse  ende  gemeenscap  der  zieken  bewa- 
ren, alsoe  als  dat  den  gasthunsmeeétérs  ende  deu  tween  soepe- 
nen dnnct  dat  oerbaerlicxste  is. 

Item  wanneer  men  die  zieken  in  den  gasthuse  ontfaet ,  soe 
salmense  sonder  middel  int  ziechuus  leyden  ende  helpense  te 
bedde,  ende  haer  cleder  salmen  in  bewaernissen  honden  in  een 
acreynen  off  op  een  recke,  ende  men  sal  se  hem  niet  weder 
geven  ten  waer  dat  sij  van  der  zuucten  ontquamen  ende  moch- 
ten by  hem  selven  gaen,  ende  dan  salmen  hem  oirloff  geven, 
ende  men  sal  niet  van  hem  eyschen  enich  natuerlic  loen  off 
goet  doen ,  al  waert  zake  dat  men  (wiste)  dat  sij  eygen  goet 
hadde;  mer  wouden  sij  wt  hem  selven  onverroaent  den  gasthuse 
of  den  boden  in  den  gasthuse  enich  goet  doen ,  dat  mocht  men 
ontfaen  oft  men  woude. 

Ttem   waer  oec   dat  zake   dat  yemant  hem  veynsde  siec  te 


122 


wesen  ende  worde  met  suiker  gevenstheyt  in  den  gasthuse  ont- 
fangen,  of  oec  dat  enich  van  den  zieken  van  synre  zuucten 
ontquaem  ende  daer  boven  met  geveynstheyden  woude  in  den 
bedde  bliven  liggen,  dat  sullen  die  verwaerslude  des  gastnuos 
ende  die  boden  die  die  zieken  havenen,  listelic  ondervinden, 
want  der  gesonder  ende  der  zieken  wesen  een  staet  niet  op 
einre  manieren,  al  mocht  een  wijl  tjjts  in  geveynstheyden  bliven, 
ende  tierst  dat  men  dit  aen  enich  van  den  zieken  verneemt, 
dat  salinen  den  gasthausmeysters  laten  weten  ende  die  sellease 
oerloff  geven  ende  niet  boven  enen  nacht  in  den  gasthuse  laten 
bliven. 

Item  soa  salmen  die  zieken  die  in  den  gasthuse  voers.  bedv&st 
liggen ,  al  haer  behoef  doen  van  al  dien  dat  sij  behoeven  ende 
begeren,  nae  dien  dat  hem  noot  is  nae  haer  zuucten,  van  eten, 
van  drincken ,  in  havenisse,  als  in  heffen ,  in  leggen ,  in  stoven , 
in  baden  ende  in  allen  anderen  gelijcken  zaken,  die  die  armen 
nae  haere  zuucten  behoeflijc  sijn.  Ende  soe  wat  dienst  men  dese 
armen  zieken  doet,  dat  salmen  hem  minlyc  ende  goedertieren- 
hjo  doen  sonder  enich  wederseggen,  met  alre  bereitheyt,  gel  je 
oft  men  Ghristum  onsen  lieven  beren  selver  hantierde,  want 
wat  men  den  armen  doet,  dat  doet  men  Christo  selver. 

Item  soe  seilen  die  verwaerelude  van  den  gasthuse  altoes 
sonderlinge  sorge  dragen  op  die  arme  ellendige  zieken ,  die  te 
vanden  ende  te  besien  wat  hem  noot  is,  enen  ygelicken  nae 
sgnre  crancheyt  ende  suucten,  ende  seilen  selver  ummer  te  min- 
sten des  smorgens  als  sij  eerst  opstaen,  als  sij  vroemisse  ge- 
hoert  hebben  'des  morgens  eer  sy  gaen  eten ,  ende  als  sij  ge- 
ten  hebben  te  vesperttyde,  eer  sij  haer  avontmael  doen ,  eerajj 
slapen  gaen ,  gangen  totten  zieken  om  te  besien  wat  hem  noot 
is,  ende  dat  seilen  sij  hem  doen,  of  haren  boden  die  sq  onder 
haer  hebben  truwelic  bevelen  te  doen ,  sonder  enich  vertreck  of 
belet  van  enigen  anderen  werek.  Item  soe  sal  daer  een  van 
den  dienstboden  slapen  des  nachs  in  den  siechuus  om  die  zie- 
ken bet  waer  te  nemen. 

Item  ist  zake  dat  enich  van  den  zieken  alsoe  cranck  worde 


133 


dal  men  se  moet  waken,  die  wake  sellen  die  dienstboden  on- 
der hem  bewaren  een  ygeiijc  sijnen  tijt  bij  gebuerten  in  der 
waken  te  verwaren. 

Item  soe  sellen  oec  die  verwaerslude  des  gasthuus  der  geenre 
die  die  wake  gebnert  eenen  onderstant  wesen  ende  bewaren  die 
wake  des  avonts  of  des  morgens  twee  uren  oft  drie  lanc,  ende 
in  dierre  tijt  sal  die  gene  die  die  wake  gebnert  nisten.  Ende 
eer  die  moeder  off  die  verwaersman  des  gasthuus  slapen  gaet 
sullen  sij  die  maecht  wecken,  ende  latense  bij  den  zieken  co- 
men  eer  sij  daer  aff  gaen,  ende  bevelen  baer  dat  sij  die  zieke 
trouwelic  bewaert  ende  dat  sij  baer  toe  spreket  heeft  sij  haerre 
te  doen.  Item  als  enich  van  den  gieken  hem  bereyt  te  ster- 
ven ,  soe  sal  die  gene  die  die  wake  verweert ,  die  verwaerslude 
des  gasthuus  op  wecken  ende  hem  seggen  dat  sij  bij  hem  co- 
men,  ende  helpen  den  zieken  sijn  behoeff  doen. 

Item  als  daer  yemant  van  den  zieken  gestorven  is  die  sal 
men  baren  buten  tsieckhuus  voer  't  choer  van  der  capellen , 
ende  setten  een  licht  tenden  die  baer.  Ende  ist  nacht  endè 
oec  anders  niemant  van  den  zieken  die  wakinge  behoeft,  soe 
sellen  sij  gemeen] ijc  op  haer  rust  gaen  ende  den  doden  in 
bewarenisse  ons  lieffs  Heren  Jesu  Christi  (laten). 

Item  daer  nae  sal  die  verwaersman  des  gasthuus  mitten  gast- 
huu8meysters  ende  mitten  gebueren  gaen  ende  overluden  den 
doden,  ende  beataden  dat  graffi  te  graven  ende  dootscreynen 
te  maken,  op  des  gasthuus  oost. 

Item  daernae  tot  bequaemsten  tijden  sellen  die  gasthuus- 
meysters  ende  die  verwaersman  des  gasthuus  dat  lijck  te  ker- 
cken  dragen  met  haren  gebueren  ,  ende  begaen  dat  gelijc  oft 
haer  natuerlic  maech  had  geweest,  ende  vier  keersen  salmen 
over  't  lijck  bernen  ende  men  sal  hem  niet  meer  dan  die  ver- 
ste begangenisse  van  't  gasthuus  wegen  nae  doen. 

Item  wanneer  yemant  stervet  in  den  gasthuse  gastgewrjse, 
soe  wat  guet  hij  afterlaet  binnen  den  gasthuse  off  binnen  der 
heerscappen  des  heren  van  Apcoude  ende  van  Duerstede,  dat 
sellen  die  gasthuusmeysters   aenvaen  tot  behoeff  des  gasthuus, 


184 


gel\jc  oft  sij  natuerlgc  erfnamen  waren ;  mer  waer  dal  zake  dat  die 
dode  mensche  alsoe  kenlijc  arm  erfnamen  af  ter  liet,  dat  sij  broet- 
ganc  off  in  kenlijker  ghelijcker  armoeden  stonden ,  soe  moegen 
die  gasthuusmeysters  bij  rade  des  beren  van  Apcoude  ende  des 
gemeen  ts  gergchs  tot  Wijck,  dien  nien  erfnamen  geven  datgoet 
gebeel  off  halff ,  off  soe  vele  als  hem  gemeenlijc  goet  dunkt  nae 
volheyt  off  luttelheyt  des  goets ,  ende  noot  der  armer  erfnamen. 

Item  soe  sellen  die  verwaerslude  ende  een  yegelijc  van 
dyenstboden,  die  die  zieken  verwaren,  niet  eten  noch  slapen 
gaan,  die  zieken  en  sijn  ten  yersten  volcomelyc  ende  temdjjc 
bewaert. 

Item  soe  sellen  inden  gasthuse  stedelio  wesen  twee  of  drie 
pelsen  ende  twe  of  drie  paer  gevilter  seoen ,  welc  die  geoe 
besigen  sullen  die  die  zieken  waken  ende  havenen. 

Item  soe  sal  men  altoes  vuer  hebben  int  ziekhuus  alst  noet 
is.  Item  soe  sel  men  een  lampe  voert  choer  bernende  houden 
als  die  zieken  cranc  sijn. 

Item  soe  sal  die  priester  die  in  den  gastbuus  geproveot  is, 
des  sonnendages  als  hij  misse  doet,  maken  wijwater  ende  be» 
wyen  daer  mede  die  zieken  ende  voert  die  ander  lude,  die 
daer  misse  sijn  comen  te  horen.  Ende  sal  oec  desselven  sod- 
nendaecbs  in  synre  missen  bijsonder  bidden,  ende  tfolk  verma- 
nen te  bidden  voer  die  gene  diet  gasthuus  gesticht  ende  gerent 
hebben,  als  voer  den  here  van  Apcoude,  heren  Willam  ende 
vrouwe  Marien  van  Waelkoert,  vrouwe  van  Apcoude  ende  uu 
Duersteden ,  ende  al  haer  kynder  ende  ouders ,  ende  oec  voer 
die  gene  die  daer  erflic  ende  ewich  testament  toe  set  ten,  ende 
voer  die  ghene  die  't  gasthuus  kenlio  verbeteren  met  redea 
goede,  als  met  bedden  ende  met  anderen  cleynoet. 

Item  soe  sal  die  selve  priester  den  zieken  een  onderstant 
wesen  ende  dagelicx  tot  hem  gaen  om  te  besien  off  ay  gen> 
giert  ende  gehavent  worden  nae  allen  voers.  punten  ende  spre- 
ken hem  oec  toe  mit  troestelijken  mynlijken  woerden. 

In  der  manieren  nae  bescreven  sal  men  die  arme  lude  ont- 
vangen die  gastsche  wijse  in  den  gasthuse  comen.   Item  inden 


125 


yereten  sullen  die  verwaerslude  der  gasthuus  geen  gast  her- 
bergen boven  een  nacht  in  elcker  weken,  ten  waer  dat  die  gast 
belet  werden  van  groten  kenlicken  onweder ,  soe  mocht  men  se 
enen  nacht  of  twee  te  langer  herbergen,  alsoe  verre  als  sij  niet 
en  worden  verdreven  van  toecomenden  gasten,  alsoe  datter 
gebrec  van  beddinge  waer,  dat  men  se  niet  tesamen  geherbergen 
en  conde,  ende  als  dat  gesciet  soe  verdriven  die  toecomende 
gasten  die  ander  die  men  enen  nacht  geherbercht  heeft. 

Item  soe  en  sal  men  geen  gast  ontfaeo  in  den  gasthuse, 
ten  sij  kenlijk  arra  Inden  ende  van  kenlike  gebreke  van  gesont- 
heyden  baers  lichaems,  geen  arbeyt  doen,  off  ander  eerbaer 
Inde  die  gheen  trnwants  en  sijn ,  mer  alle  die  ghene  die  open- 
baer  wandelaer  sijn  ende  openbaer  boeverye  ende  truwantscap 
der  wiven  die  hem  naevolgeti ,  hem  selven  ledich  houden ,  dierre 
en  sal  men  gheen  herbergen,  weder  wynters  off  somers,  ten 
waer  ter  vtersten  noot  dat  sij  mtt  suucten  worden  bevaen. 

Item  soe  en  sellen  geen  arme  lude  die  int  gasthuus  werden 
geherberget  tot  eenre  stont,  dats  des  avonts  of  des  morgens, 
drincken  boven  een  myngelen  biers,  ende  wes  sij  daer  boven 
drincken  dat  sal  sjjn  scarfbier.  Ende  waer  oec  dat  zake  dat 
die  arme  nae  dien  tyde  dat  sjj  geherberget  waren  buten  gingen 
ende  droncken  werden,  dien  sal  men  haer  herberge  ontseggen 
ende  wijsense  buten  den  gasthuse  om  rusten  wil  der  ander 
gasten. 

Item  men  sal  die  gast  al  tsamen  al  versceyden  die  mans 
van  de  vrouwen  te  slapen  wijsen ,  des  wynters  van  sunte  Mer- 
tens  misse  tot  vastelavent  toe,  voer  die  achtende  ure,  ende  tso- 
mers  van  vastelavont  tsunte  Mer  tens  dach  voer  die  negende  ure. 

Item  soe  en  sal  men  gheen  vrouwen  herbergen  die  op  haer 
vterste  mit  kynde  gaen. 

Item  en  sellen  die  ghast  gheen  licht  binnent  getralyt  te  bed 
dragen,  mer  sal  hem  tlieht  op  die  vloer  setten  daer  sij  gemeen- 
lic  off  mogen  syen.  Item  oec  sal  men  die  gaste  des  morgens 
wt  laten  bij  scouen  dage,  dat  men  volcomelic  enen  penninck 
kiesen  mach. 


126 

Item  des  wynters  als  die  gaste  beslijet  comen ,  aal  men  kern 
water  wennen  daer  sij  hem  in  dwaen  mogen  ende  guetelicken 
ontfaen  is  mens  van  scaden  ende  maken  hem  goei  vuer.  Item 
soe  sal  men  den  wandelaren  gasten  die  in  deser  manieren  voer», 
geherbercht  worden,  voersyen  van  pottaedsen  ende  acerbien 
genoech ,  ende  waer  yemant  van  hem  allen  die  gebreck  broeti 
had  ende  aijn  broet  niet  vercoft  en  had,  dien  sal  men  geren 
aisoe  vele  roggenbroets  als  hij  tot  enen  mael  eten  mach. 

Item  soe  en  sal  men  geen  proveniers  in  den  vors.  gasthuse 
ontfaen  ten  sij  mj  rade  om  lieffs  heren  van  Apcoude  eode 
sijnre  gemeenre  richslude  ende  der  gasthnusmeysters ,  ende  soe 
wat  proevenier  aldus  ontfangen  wort,  die  sal  al  sulken  dyenst 
in  den  gasthuse  doen  als  hem  die  gasthunsmeyaters  ende  die 
twee  soepen  bevelen  te  doen ,  ygelic  off  hij  een  gehuert  knaep 
waer,  te  dienen  om  enen  besceyden  loen ,  ende  en  sal  oec  niet 
meer  wils  hebben  binnen  den  gasthuse  dan  een  gehoert  bode 
van  den  gasthuse.  Ende  waer  dat  zake  dat  dese  aelve  proe- 
veniere  niet  vreedsamelic  binnen  den  gasthuse  leven  en  wonde 
mitten  gasten  ende  den  gesynde  van  den  gasthuse,  daer  sellei 
hem  die  gasthuusmeesters  mitten  tween  seepenen  af  berispen 
tot  twee  tyden  versoeyden,  ende  wil  hij  hem  daer  boven  niet 
beteren ,  soe  sellen  hem  die  gasthuusmeysters  bij  rade  ons  tiefis 
heren  van  Apcoude  ende  sijns  gemeents  gerichts  tot  Wjjek 
wtsetten  met  sulken  goede  als  hy  int  gasthuus  bracht ,  in  sui- 
kermaten datter  gasthuus  in  genen  scade  bij  en  blivet,  nse 
taxeringe  der  tweer  gasthnusmeysters  ende  der  gemeenre  richts- 
lnde  tot  Wjjck,  welc  goet  die  gasthuusmeysters  in  sellen  hon- 
den van  den  goede  dat  hij  int  gasthuys  brocht,  al  argetist 
baten  ghesloten. 

Item  soe  sellen  die  gasthuusmeysters  oft  minsten  een  vso 
hem  beyden  comen  dagelix  in  den  gasthuse,  om  te  beaien  of 
die  gast  ende  ander  arme  lude  gehavent  ende  ontfangen  wer- 
den als  voers.  is,  ende  vynden  sij  daer  enich  gebrec  in  nae 
allen  punten  vors. ,  daer  sellen  sij  die  verwaeralude  des  gast- 
huus ende  die  ander  boden  in  berichten  goedertierenn^c 


127 


Item  8oe  sellen  die  gasthuusmeysters  oec  verwaren  oneer 
vrouwencappel ,  staende  op  den  dijck  bij  Duursteden ,  ende  dat 
goet  dat  jaerlix  van  offerhande  in  coemt  met  alsulken  renten 
als  die  cappelle  heeft ,  dat  sullen  sij  verwaren  ende  opboeren  in 
gewoenlljcker  manieren,  ende  die  cappelle  daer  aff  in  reeke 
houden ,  ende  dat  daer  boven  jaerlix  overloept  dat  sellen  sij 
leveren  tot  tween  tijden  bynnen  eiken  jaer,  als  binnen  die  eerste 
weke  nae  paesdach,  ende  binnen  die  eerste  weke  nae  sunte 
Bavendach  dien  genen ,  die  die  renten  van  den  rentmeyster  des 
gasthuus  ontfaet,  tot  behoef  des  gasthuus  ende  der  armer  loden. 

Item  soe  sal  men  die  lazaruusche  menschen  die  woenaehtich 
sullen  wesen  bij  onser  vrouwen  capelle  vors.  benedendijcx,  jaer- 
lix uten  gasthuse  voers.  voersyen  in  behoerlijcker  nootorften  van 
brande,  van  Kcht  ende  van  pottaedsy,  ende  oec  van  anderen 
zaken ,  off  sij  ter  vterster  noot  van  zuucten  quamen ,  soe  dat 
sij  selve  niet  wanderen  en  mochten  haer  broet  te  bidden. 

Item  soe  sal  men  dat  gasthuus  houden  in  reeck  ende  in  oyr- 
baerlicker'tymmeryngen,  die  men  van  noot  niet  ontberen  mach, 
ende  als  men  daer  enich  nyewe  werck  tymmeren  sal,  dat  sal 
men  doen  bij  orloff  ons  lieffs  heren  van  Apcoude,  mj  rade  der 
gasthuasmeysters  ende  des  gemeens  gerichs  tot  Wijck. 

Item  soe  salmen  tgasthuus  vors.  regieren  ende  in  godlicker  oer- 
baerheyden  verwaren  in  allen  punten  voers.,  ende  soe  wat  guede 
dat  daer  jaerlix  overloept  dat  sal  die  gene  die  die  renten  van 
den  rentmeester  des  gasthuus  ontfaet,  bij  rade  ende  medehulpe 
der  tweer  gasthuusmeysters  deylen  onder  die  arme  scamel  huus- 
sitten  die  onder  onsen  lieven  here  van  Apcoude  geseten  sijn, 
een  yegelicken  te  geven  nae  sijnre  armoeden  ende  belascheyt 
van  kynderen,  in  alsulken  onderstant  als  hem  alre  nutste  dunct 
wesen  die  dat  te  deylen  bevolen  is ,  als  in  cledingen ,  in  scoenen , 
in  brande,  in  gelde  ende  in  ander  nootorfacheyt  desgelijc. 

Item  soe  salmen  oec  enen  ygelioken  armen  roensche ,  die  da- 
gelix  oomt  in  den  gasthuse  om  broot  te  bidden ,  geven  alle 
dage  een  stuc  roggens  broets,  alsoe  groet  dat  bij  daer  bijnae 
een  maeltyt  mede  doen  mach. 


128 


Item  8oe  salinen  jaerlix  bynnen  des  gasthuee  doen  oopen 
xvi  of  zx  vetter  aecker  vereken ,  ende  wes  men  fan  dien  speek 
bynnen  den  gasthuse  niet  en  vertheert ,  dat  suilen  die  drie 
personen  vors.  deelen  onder  deu  armen ,  geseten  bynnen  der 
kerspel  tot  Wijck ,  enen  ygelicken  te  geven  nae  synre  armoe- 
den ,  tot  y  tijden  bynnen  elcken  jaer ,  als  in  die  weke  voer 
kersdach,  ende  in  die  heylige  weke  voer  paesdach. 

Item  op  een  ygelic  van  desen  tween  tyden  voers.  salmen 
bijsonder  tot  eiker  tyt  backen  twee  monder  weyts  off  roggen, 
ende  geven  oec  dat  bysonder  den  armen  seemelen  huussitten 
binnen  der  kerspel  tot  Wijck. 

Item  in  die  cainer  voer  dat  choer  in  den  gasthuse  sellen 
staen  twe  bedsteden  daer  men  op  ontraen  sal  die  terminarius 
off  ander  priesters  oft  reckelyken  geestelijke  manspersonen  die 
daer  herberge  begeren,  om  dat  sij  niet  gerne  in  gemeensetp- 
pen  werlyker  luden  in  taveernen  en  waren. 

Item  soe  sellen  dese  drie  persoen  voirs.  een  sonderlinge  toe- 
neyginge  hebben  tot  den  armen  die  van  outs  woenaohtich  heb- 
ben geweest  binnen  der  kerspel  tot  Wijck ,  hem  vroedelyc  ende 
behulpelijc  te  syn,  bijsonder  in  deser  giften  ende  cantaten 
vors.  Ende  om  dat  alle  dese  vors.  punten  stedich  ende  vast 
sonder  enich  verminderen  tot  ewigen  dagen  gehouden  werden, 
soe  hebben  wij  Willam ,  here  van  Apcoude  ende  van  Duersteden, 
tot  enen  openbaren  waerachtigen  getuge  onsen  zegel  aen  deten 
brieff  doen  hangen.  Ende  want  wij  oec  willen  ende  begeren 
dat  dat  gemeene  gericht  tot  Wyck,  ende  anders  goede  Inde 
daertoe  raden  ende  hulpen  dat  dese  vors.  ordinanci  nae  allen 
manieren  voers.  gehouden  werde  ongebroeken,  soe  hebben 
onsen  gemenen  gerichsluden  onser  poerteren  tot  Wijck  bevo- 
len desen  brieff  met  oos  te  bezegelen.  Ende  want  wy  Ael- 
brecht  Stael,  als  een  scout,  Steven  van  fioechoat  ende  Gysbert 
Heynricxss.,  als  burgermeysters,  ende  wij  Peter  van  Wyck  Hcyn- 
rixss. ,  Arnt  die  Wit ,  Jan  van  Eiebeeck ,  Heynric  van  Leuwea, 
Jan  Gols,  Jan  Willamss.  ende  Dirc  Ueynrixss.  als  scepenen 
der  poerteren  tot  Wijck,    kennen  dat  alle  dese  Yoerseide  pon- 


129 


tan  gesereven  sgn  wt  beveel  ende  wil  ons  lieffs  heren  van 
Apooude  ende  van  Daersteden,  soe  hebben  wij  om  begeerten 
ende  bevelen  ons  lieffs  heren  van  Apcoude  voers.  onse  zegelen 
tot  waerachtiger  kennissen  aen  desen  brieff  oec  gehangen.  Ge- 
geven int  jaer  ons  Heren  dusent  vierhondert  op  sunte  Valen- 
traus  dach  martelaer. 


ÏO  Tergaderlnf.    0  Mei  18*7. 

Bibliotheek.  —  Begiftigen  en  bezittingen  van  het  Qarthuiger-eon- 
vent  6jj  Utrecht.  —  Pertaling  van  Jrielophane*  door  Lambertu* 
Horteneius. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
van  den  Heer  J.  L.  A.  Diegerick,  te  Brugge: 
Lettre*  inédite*  cTBmmanuel  de  Lalaing,    par  M.  Diegerick. 
(Extrait  dn  tome  IX,  n\  2,  2*  serie  des  Bulletin*  de  la  Cotn- 
mimou  rogale  dfHüloire.) 
In  ruiling  ontvangen: 

van  het  Indisch  Genootschap  te  's  Gravenhage : 
Handelingen  en  Qeechrtften.    4*  jaarg.,  le  aflev.    's  Graven- 
hage, 1857. 

Begiftiger*  en  bezittingen  van  het  Carthuüer  convent  bjj  Utrecht. 
De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  deelt  een  HS.  mede  uit  de  XV. 
eeuw,  op  papier,  bevattende  eene  opgave  van  al  de  genen ,  die 
het  convent  der  Carthuisers  bij  Utrecht,  in  1398  door  Zweder 
van  Abcoude  gesticht,  weldaden  bewezen  hebben,  benevens 
een  op  perkament  geschreven  necrologium  van  hetzelfde  kloos- 
ter, veel  vollediger  dan  het  door  Matthaeua,  Fundat.  eccle*., 
p.  419,  uitgegeven,  welke  beide  stukken  den  Heer  Mr.  J.  A. 
Grothe  toebehooren.  Een  nog  uitvoeriger  necrologium  berust  op 
het  Provinciaal  Archief  te  Utreht,  zoodat  de  opgave  van  Mat- 
thaens:  Nee  ex  tabulis  quicquam  superest  praeter  necrologium 
XIII.  J.  9 


130 


hoc,   niet  volkomen  juist  is.     Wij   laten  hier  het  eerste  stuk 
volgen: 

In  Domine  patris  et  filii  et  spiritus  sancti. 

Primus  ac  prinoipalis  neenon  maximus  omnium  bene&ctonun 
hujus  nostre  domus  fait  felicis  semper  recordacioois  in  Christo 
nobilis  baro  Zwederus  de  Abcoude,  dominus  de  Ghaesbeec,  de 
Putte  et  de  Strien ,  ejnsdem  nostre  domus  primordialis  funda- 
tor.  Iste  assignauit  nobis  pro  dotaeiane  diete  nostre  domus  in 
bonis  et  certis  redditibus  annuatim  ducenta  vigintiquinque  no- 
bilia  angticana,  de  quibos  in  suo  habemus  loco  firmissims  mo- 
aimenta. 

Item  ipse  fecit  emi  et  solvit  fundum  aive  aream  noetri  elan- 
8tri ,  terram  scdlicet  vullis  florum ,  id  est  Bloemendaele  cam 
suis  attinenciis  facientibus  simul  circiter  viginti  duo  jugera  ter- 
rarum  tenentia  xxii.  merghen  landts. 

Item  de  pecunia  valde  mnlta  quam  ab  ipso  in  vita  suact 
post  mortem  ejus  a  suis  suoceasoribus  habuimns  diverais  vici- 
bus  et  per  partes  ad  edificia  seu  ad  fabricaa  ac  libros  nest* 
remus  bene  ponere  certam  aummam,  quam  quidam  peenroaram 
summam  aliqui  estimaverunt  extendi  ultra  quinquaginta  milis 
antiquorum  florqnorum  Gbelrie. 

Item  post  hunc  dominus  Wilhelmus  dominus  de  Abcoude  et 
de  Duerstede. 

Iste  nobilis  baro  et  dominus  de  Abcoude  ac  de  Duerste4en 
frater  fundatoris  legitimus  post  mortem  ipsius ,  domo  nostm 
nondum  perfecte  completa,  partim  ex  hereditate  fratris  ulam 
complere  studuil, 

Insuper  de  proprio  orientalem  partem  magne  nostre  galües 
cum  septem  cellis  ibidem  existentibus  una  cum  pluribus  aUjs 
edifictfs  domus  nostre  de  novo  erigi  et  construi  fecit  cum  ü% 
duabus  mansionibus  que  vulgariter  ejus  nomine  dicuntur  Groot 
Abcoude  eude  Cleyn  Abcoude,  pro  quibus  omnibus  siouteom- 
muniter  tenetur  exposuit  tria  milia  et  quingenta  nobilia  aurea 
monete  regis  Anglie  vel  circiter. 


131 
Item  dedit  nobis  oertas  poreiones  terre  in  diversie  locis  si- 


Item  post  raortem  ejus  hujua  ex  parte  ipsiu»  cara  sumroam 
quinque  miliam  coronarum  auri  mooete  regia  Franoie.  Pro  qui- 
bna  omnibus  tribuat  aibi  miserioors  deus  cum  fratre  auo  et  om* 
nibua  eoram  amicia  regnum  eterne  beatitudinis. 

Item  Otto  Koudaver  et  Agatha  uxor  ejua. 

Iati  post  fandatorem  nostrum  et  fratrem  ejus  sant  et  ab  inu 
cio  foemnt  maximi  benefoctores  bujus  uostre  domos,  dederunt 
enim  in  vita  aua  ad  mbrieam  in  prompta  pecunia  mille  floreno* 
aureoa  monete  Hollandie.  Item  post  obitum  utriusque  ipsorum 
legaverunt  nobis  nonaginta  quinque  mensuras  terrarum  jacen* 
dun*  in  Portegalia  circa  Zelandiam.  De  quibus  bona  habemus 
munimenta.  Iste  Otto  est  sepultus  in  choro  monaehorum  infra 
oampanam. 

Item  dominus  Tbeodorions  Vopponis,  decanus  capelle  colle- 
giate  beate  Marie  in  Haga. 

Iste  reverendus  dominus  dedit  nobis  atiquas  terras  in  den 
Ouden  boren,  cum  quibuadam  alijs  personis  indivisas*  facientes 
pro  porcione  noatra  deoem  et  oeto  mensuras  terrarum  et  valen- 
tes pro  minime  circiter  quatuordecim  uobilia  anglieana.  Gojus 
anima  requiesoat  in  paoe. 

Item  dominus  Uerbernus  de  Donoka,  canonicus  ecclesie  beate 
Marie  in  civitate  Trajectensi.  Iste  bonus  dominus  et  houestus, 
magnua  et  fidelis  amicus  noster  ac  precipuus  benefactor  dedit 
nobis  primo  ad  fabricam  quinqoaginta  milia  coctorum  laterum 
oum  auo  comento. 

Item  domunculam  cum  auo  domisoadio  juita  pontem  nos- 
tram  snpra  Veobtam.  Item  onnm  calicem  deauratam,  item 
unum  catbinum  argenteum  cum  auo  coopertorto.  Item  alia  que- 
dam  olenodia  argentea  satis  bona.  Item  diversie  vioibua  et  per 
partes  iu  prompta  pecunia  circiter  sexcentos  sexaginta  florenos , 
cups  anima  pro  misericordia  dei  requiesoat  in  pace.  Item 
dedit  ymaginem  beate  Marie  in  puerperio  cum.  tribus  regibus 
de  alabaatro,  que  babetur  apud  nos. 

9* 


132 


Item  Henrions  Walvisch  et  Sopbia  que  uxor,  cives  trajecten- 
Bes.  Isti  dederunt  nobis  in  vita  sua  qaatuor  jugera  terrarum 
jaeencia  in  Sconouweu  et  yalentia  pro  nunc  circiter  octo  fran- 
cos annnatem. 

Item  magister  Arnoldus  Pot,  decanus  ecclesie  sancti  petri. 
Iste  dedit  nobis  post  vitam  auam  et  post  vitam  alterins  cujus- 
dam  mediam  partem  decem  et  dimicuj  jngerum  terranun  jacen- 
einm  in  Maereenveen. 

Item  Ghysbertus  Loef  dictus  Barchman  et  Elizabeth  uxor 
ejusdem,  cives  trajectenses.  Isti  dederunt  nobis  in  vita  soa 
aliam  mediam  partem  dictarum  terrarum  que  similiter  yalent 
pro  minimo  annuatim  circiter  octo  francos. 

Item  domicelia  Jobanna  de  Lewenborch,  ei  vis  trajeotensis. 
Ista  dedit  nobis  post  vitam  suam  et  fiüj  sui  scilicet  domini 
Johannis,  xiijj  jugera  terrarum  jacencium  partim  in  IJaelsteyn 
partim  in  Yiueten  et  partim  in  Alendorp,  valencium  pro  mi- 
nimo annuatim  circiter  (oningevuld). 

Item  idem  dominus  Johannes  filius  suus,  donavit  nobis  circa 
xiy  coronas  frauoie  pro  quibus  emimus  unam  ooronam  annuatim. 

Item  Theodericus  de  Ameronghen  et  Elizabeth  uxor  ejusdem, 
incole  civitatis  trajeotensis.  «Isti  dederunt  nobis  post  vitam 
suam  et  post  vitam  filie  ipsorum  Elizabeth  xiïj  mensuras  unam 
lineam  et  xcvi  virgas  terrarum,  jacencium  in  Portegalia  et  va- 
lencium pro  minimo  annuatim  circiter  xi  oobileta. 

Item  dominus  Fredericus  de  Nienvelt  miles ,  sepultus  apud 
nos.  Iste  dedit  nobis  circiter  quinqae  jugera  terrarum  jaeencia 
per  particulas  in  officio  de  Cortryc.  Item  post  ejus  obitum 
habuimus  ex  parte  ipsius  in  testamento  sex  nobilia  de  Gandavo. 

Iste  venerabilis  dominus  est  sepultus  in  magna  galilea  retro 
capellam  juxta  ostium,  per  quod  tenditur  ad  cimiterium,  pront 
effigies  ejus  ibidem  expressa  et  sarcofagum  demontrant.  Et  ruit 
multum  inolinatus  ad  ordinem  nostrum  et  ad  domum  nostram, 
specialiter  propter  dominum  Tydemannum  Grauwert  primum 
priorem  nostrum,  cui  promisit  in  extrema  infirmitate  quod  si 
convalesceret  habitum  conversi  susciperet  vel  si  moreretur  pe- 


188 

tijt  ut  tab  suo  saroofago  seoum  sepeHri  dignarefar,  unde  etiam 
cjns  effigiem  in  suo  epithafio  fieri  volait  sicut  ad  huo  apparet, 
eed  hoc  aliter  evenit.  Nam  idem  venerabilis  pater  post  abso- 
lntionem  suam  quia  senex  erat  et  satis  simplex  in  temporali- 
bos,  ooofenta  diviso  propter  paopertatem  in  Moniohuaen  prope 
Aernhem  bospitans  diem  clausit  extremam,  ubi  et  sepultus  fait. 

Item  domicella  Margareta  Pots,  ei  vis  trajectensis.  Ista  dedit 
nobis  in  vita  sua  tria  jngera  terrarom  jaeentia  in  officio  de 
8penghen.    Item  annm  ornamentnm.     Item  xvij  florenoe. 

Item  domina  Cibelia  de  Steenre,  militissa  et  civis  trajecten* 
ais.  Ista  dedit  nobis  octo  jngera  terrarom ,  jaeentia  in  Maer- 
senbroec.  Item  aliqua  clenodia  qne  ruerint  vendita  pro  Septua- 
ginta florenis  Ohelrie.  Item  nnnm  calioem  deanratnm.  Item 
unum  ornainentnm  serionm. 

Item  domina  Mechteldis  de  Nes,  militissa  et  oivis  trajecten- 
sis.  Ista  bons  domina  fait  magna  benefactrix  nostra  et  nobis 
maltum  favorabilis,  de  qua  babnimns  tam  in  vita  qnam  post 
obitnm  ejus,  tam  in  pecunia  qnam  in  diversis  clenodijs  circa 
Talorem  septingentorum  florenorum  ghelrensium,  de  quibus  duas 
oellae  ereximus,  onjus  anima  per  misericordiam  dei  reqoiescat  in 
pace  perpetna  Amen. 

Item  domina  Alienora  de  Zolen  baronissa.  Ista  venerabilis 
domina  pie  memorie  fait  velde  favorabüis  toti  ordini  nostro  et 
personis  ejnsdem  presertim  domns  monacboram  ghelrie  et  mon- 
os sanete  Gheertrndis  atque  noatre,  de  qua  nos  nabnhnns  unam 
preciosam  nionstraneiam. 

Item  nnum  pnlchrnm  ornamentum.  Item  in  pecunia  diversis 
vicibos  tam  ab  ipsa  qnam  a  filijs  ejus  circiter  lx  floreoos  Ohelrie. 
Item  mappas  mantilia  et  alia  priva  beneficia  satis  malta.  Item 
pro  teatamento  ejnsdem  plusquam  quinquaginta  quinque  florenos 
ghelrie.    Requiescat  anima  ejus  per  misericordiam  dei  in  pace. 

Item  magister  Hago  Vostinc  prepositus  Elstensis.  Iste  re- 
verendas  dominus  dedit  nobis  unam  magnam  campanam  pon- 
dene scilicet  pluris  qnam  qaingentarnm  librarum.  Item  unam 
magnam  ollam  eneam  ad  usnm  coqui. 


134 


Item  sol  vit  pro  neiiore  nostro  misssli,  quo  scüieet  utimur  in 
summo  altari,  xxviij  florenos  bollandie. 

Item  diversis  vicibus  in  prompte  pecunia  diverse  menote  dros 
nonaginta  florenos  ghelrie.  Item  poet  obitum  ejna  babaimas 
de  exeeutoribus  testamenti  ejusdem  octo  florenos.  Beauiescat 
in  paee. 

Item  magister  Gbysbertus  Vostino  prepositus  Sossensie.  De 
isto  reverendo  domino  felieis  reeordacionis  haboimns  tam  in 
vita  ejus  quam  post  obitum  diversie  vicibus  el  per  partes  ae 
in  diversa  moneta  circa  valorem  centom  sexaginta  sex  floreno- 
nun  gbelrensiam.  Item  oonceasit  domai  nostre  ce  acute  franoie 
aolfenda  in  quadraginta  annis  qaoübet  anno  qninque  scuta. 

Item  magister  Everardus  Foec,  decanns  eeclesle  sancti  aal- 
vatoris  in  civitate  trajectenei.  late  reverendus  dominna  fvii 
ab  inick)  tam  per  ae  quam  per  alios  domni  nostre  multnm  favo- 
rabilis  in  consilijs  et  auxilijs.  Et  dedit  nobis  unum  caticem  de- 
auratum.  Item  in  pecunia  oentum  xxix  florenos  ghelrie.  Item 
adbuc  xxxvig  florenos  ghelrie  pro  vitree  feneatra  in  ecclesia 
nostra  majere.  Item  x  florenos  renenses.  Item  tempore  obitut 
sui  dedit  nobis  in  elemoainis  centum  nobilia  Anglicaan.  Be- 
quiescat  per  misericordiam  dei  in  pace. 

Item  dominus  Johannes  ex  Campo  miles  de  Breda.  De 
isto  habuimaa  tam  in  vita  ipsiua  quam  post  obitum,  tan  ia 
pecunia  quam  in  diversie  denodijs  per  nos  venditia  circa  valo- 
rem oentum  florenorum  ghelriensium.  Item  adhuc  dao  alm 
parva  clenodia  satis  bona.     Cujus  anima  reqaieacat  in  paee. 

Item   Agata  Busschen  civis  trajectencis.    Ista  bona 
matrona  dedit  nobis  ad  fabricam  unins  eelle  pro  una  via 
turn  florenos  ghelrie.    Item  adhuc  ad  eundem  usum  xxxviij  flo* 
renos  ghelrie.    Requieseat  in  pace. 

Item  mater  nostra  Aleyd»  de  Beynhem.  Ista  bona  paa- 
peroula  muiier  ruit  ab  initio  nobis  eordialisaime  favorabilis 
Nam  curreado,  discurrendo  impetravit  et  prooora vit  nobis  man* 
tilia  mappas  et  alia  hujus  modi  satis  malta.  Insuper  quidqaid 
potuit   reservare   vel  ooUigere  ultra  sobrium  suum  rictum  hoe 


135 


tel  ad  scribendos  libros  vel  ad  fabricam  nobis  dedit  diversie 
vicibos  et  per  partes  usque  ad  summam  aut  valorem  circiter 
qmnquaginta  duorum  iorenorum  ghelrie.  De  qua  verosimili- 
ter  est  eredendum  quod  plus  omnibus  dedit  instar  evangeüste 
illins  pauperis  vidue.  Atque  hujus  nostri  templi  vel  clauslri 
principaiis  Bit  fandatrix  in  ocutis  bonitatis  divine.  Item  post 
obitum  ipsius  habusnras  ex  parte  ejus  circa  xiuj  florenos. 
Cujus  anima  per  misericordiam  dei  pro  temporatibus  laboribus 
et  elemosiiris  nobis  exhibitie  gaudq*  mereatur  perfhii  sempiter- 
nw.  Amen. 

Item  domioella  Elburgis  filia  Henrici  Wit.  Ista  dedit  wo- 
bn  diversie  vicibus  et  per  partes  circa  valorem  qainqnagiiita 
flonnorum  ghelriensiom.  Item  adhuo  diversis  vioibus  uttva 
lxxx  florenoe  ghelrie. 

Item  domioella  Aleydis  Zoudenbaich.  Ista  dedit  nobis  pro 
mm  viee  vigioti  antiqua  scudata.  Item  adhuc  aüa  vioe  xlx 
florenoe  ghelrie.  Item  adhuc  anno  domini  mccccxvi  decem 
nobüia  angticam  pro  qoibu*  emimus  in  Portegael  tmum  nobiie 
annuatim.  Item  legavit  nobis  bis  in  anno  sedecim  pintas  vim 
quas  amministraat  nobis  cirstenrienses  in  Yssefoteyn,  que  est 
etiam  apad  nos  sepolta  in  parvo  claustro.   Bequiescat  m  pace. 

Item  dominus  Stephanus  èt  Nienvelt,  miles.  De  isto  nobili 
domino  habnitaus  in  vita  saa  xx  coronas  franoic.  Item  post 
obitum  suum  decem  nobilia  gandavi.     Kequiescat  in  pace. 

Item  dominus  Allaerdus  de  Bueren,  bar  o.  late  nobilk  do- 
saiaus  nobis  fevorabiüter  ineliaatus  dedit  nobis  unum  bonum 
calieem  deauratiim.  Item  duobus  vicibus  et  per  partes  viginti 
antiqua  scudata  franoie.  Item  post  obitum  ejus  de  testamento 
cxxv  florenos.     Bequiescat  in  pace. 

Item  dominus  Amihos  Vten  Enghe,  miles.  Iste  bonus  do* 
minus  fust  nobis  in  omnibus  in  quibus  ipso  indiguimus  ab 
iahio  favoaabiliter  inclinatus.  Et  dedit  nobis  unum  bonum 
afgenteum  cingulum  deauratum.  Item  post  obitum  ejus  de 
testamento  xx?  florenos  currentes.     Requiescat  in  pace. 

Ludovions  Wak  ot  uxor  ejus  cives  Irajectenses.     Isti 


136 


fuerunt  ab  inicio  juxta  possibilitatem  suam  nobis  valde  nrnm» 
bilea  et  dederunt  nobis  unum  valde  bonum  calicem  deauratnm. 
Item  duaa  argen'eas  ampullaa.  Item  duo  magna  candelabra 
enea.  Item  fecerunt  fieri  unam  vitream  fenestram  in  refecto- 
rio  noatro. 

Item  Angola,  uxor  Wilbelmi  de  Hamert  et  filia  Ghysbera' 
Grauwert.  Ista  dedit  nobis  unum  aureum  cingulum  precuwom. 
Item  unam  paryam  ymaginem  aaream. 

Item  dominus  Johannes  de  Scarpenea  canonicns  in  Haga. 
Iste  bonus  honestus  dominus  fuit  toti  ordini  nostro  multan 
farorabüis  et  specialiter  domui  de  Aemsterdam  atqiie  nostre. 
De  quo  nos  habuimus  tam  in  vita  ejus  quam  poet  obitam 
circa  valorem  octoginta  sax  florenornm  ghelrie.  Item  doos 
libros  modiei  valoris,  cujas  anima  requiescat  in  pace. 

Item  Beatrix  uxor  Everardi  Scouten  nobisoum  aepulti.  De 
Amerefordia.  Ista  lega?it  nobis  in  testamento  nnum  bomua 
et  satis  preciosum  cingulum  deauratum  pro  calice  in  facieodo, 
quod  autem  de  precio  superaret,  boe  ad  fabricam  petineret 
oonventi. 

Item  fratres  nostri  ecancte  domus  montis  ste.  Ghertrodk 
Iati  dederunt  nobis  unum  calioem  deauratum.  Item  nmni 
satis  bonum  ornamentum  cum  aliquibus  mappis  consecratis  et 
quibusdam  corporalibus.  Item  aliquos  libros.  Oremus  pro  en 
ut  tenemur. 

Item  dominus  Wilhelmus  Poseht  arehidiaconus  trajectenais. 
Iste  bonus  et  reverendus  dominus  legavit  nobis  post  obitaai 
suum  in  testamento  quinquaginta  florenos  hollandie  quos  rece- 
pimus  per  manos  domini  Theoderici  Menghelyn.  Requiescat 
in  pace. 

Item  dominus  Lubbertus  Bol  decanus  in  summo  trajecten». 
Iste  renerabiüs  dominus  dedit  nobis  in  vita  sna  centum  flore- 
nos ghelrieoaes,  quos  reeepimus  per  manus  duorum  domino- 
mm  ordinis  Theutonicorum.  Cujus  anima  per  miaericordiaai 
dei  requiescat  in  pace. 

Item  dominus  Hermannus  de  Lochorst,  decanus  in 


137 


post  pieseriptum.  Iste  reverendas  dominus  fait  domui  nostre 
multum  inclinatus.  Et  dedit  nobis  unam  v«lde  bonum  pul- 
ohram  et  utilem  librum  scilicet  Collectarium  super  psalterium. 
Item  unam  currum.    Item 

Item  magister  Wilhelmus  Buser,  canonicus  in  summo.  Iste 
venerabilis  dominus  dedit  nobis  in  vita  sua  oentum  florenos 
gbelriensea.  Item  deeem  seuta  francie  hereditarie  annuatim 
in  Honswyc.  Item  quinque  ecuta  francie  ad  vitrum  joxta 
introitum  eon?ersoramv  ubi  ejus  effigies  et  deeani  supmaeripti 
eontinentar.    Item  yt  guld.    Bequiescat  in  pace. 

Item  quidam  dominus  Ludolphus,  canonicus  in  summo.  Ex 
parte  istius  domini  reoepimus  in  testamento  post  ipsius  ofaitum 
per  manum  domini  deeani  salvatoris  trajectensis  circiter  xxvüj 
antiqoos  florenos  ghelrie.    Bequiescat  in  pace. 

Item  Bueredericue  de  ultra  Renum,  civis  trajectensis,  de 
eojus  testamento  habuimus  octoginta  florenos  Gbelrie.  Bequi- 
escat in  pace. 

Item  magister  Richardus  de  Oy,  canonicus  sancti  sslvatoris. 
De  isto  bonesto  domino  habuimus  post  ejus  obitum  in  testa- 
mento in  pecunia  circiter  valorem  Septuaginta  quinque  libra- 
rum  monete  usualis.  Item  unum  librum  decretalium.  Bequies- 
cat in  pace. 

Item  quidam  de  Ghelria  nobis  ignotus,  de  testamento  istius 
viri  recepimu8  triginta  antiquos  florenos  Ghelrie,  valentes  cir- 
citer cxlvi  libras  monete  usualis.  Gujus  nomen  nobis  ignotum 
in  libro  eterne  vite  sit  scriptum. 

Item  Vrouka  filia  Ludolphi  de  Medenblyc.  Ista  bona  ma» 
trona  apud  nos  sepulta,  legavit  nobis  unum  antiquum  scutum 
francie  annuatim  pro  quo  emendo  recepimus  duodecim  scuta 
francie  in  prompta  pecunia.     Bequiescat  in  pace. 

Item  dominus  Wilhelmus  de  Benen,  prepositus  Embricensis 
et  canonicus  in  summo.  Iste  venerabilis  dominus  dedit  nobis 
in  prompta  pecunia,  tam  pro  vitreis  fenestris  quam  pro  alijs 
dtTersis  temporibus  ducentoe  decem  et  novem  florenos  gbelrien- 
sea.   Item  adhuc  anno  domini  mecoexvi  dedit  nobis  in  prompta 


138 


pecunia  dncentoB  ooronae  francie,  pro  qtribus  fedetmmns  a  Jo- 
hanne  de  Zeechten  ooloniensi  in  perpetois  redditiboa  aannatim 
xig  florenos  Gheireneea.  Item  dedit  omnes  feneatras  in  aacria- 
tia  tam  superma  qaam  inferius.  Item  dedit  nota*  mond» 
Gregory  in  tribas  voluminibus  valde  bonis,  et  Bernardum  «roer 
cantieam  valde  bona  littera  et  pergamena.  Cnja*  anima  per 
miserioordiam  dei  pro  temporalibus  nobis  satia  Jarge  exhibüw 
tonis,  mercator  perfhii  sempiternis.  Amen. 

Stem  decanoa  et  collegium  aancti  aaWatom  Trajectenaia.  M 
domini  de  licentie  noatri  capituli  generalis  faabent  eandem  gratiam 
apud  noe  qaam  et  eanonici  ecoftesie  eathedralia  et  aperialiter  qma 
gandeat  eodem  privilegio.  lsti  insaper  renerabiles  dotniui  sant 
et  ab  inieio  fuernnt  iiottri  apedalea  amici  et  dederunt  illen 
magnam  occidentataa  vitream  mnestram  eodesie  noatre.  ft» 
traum  aonam  drnamentum  de  nigro  flaeilo.  Item  daas  capsu- 
les eum  Teliqurjs  «nam  magnam  de  qua  snmpte  sant  reliqua 
et  posite  in  tabula  a  parte  aqnilonari  ecclesie.  Item  anam  par* 
ram  que  in  featia  ponitur  in  altari. 

Item  dommos  Theodericos  de  Poeigaeest ,  milea.  De  isto 
nobili  domino  habuimua  in  ttetamento  poet  ejua  obitam  circa 
«tt  iorenoa.     Reqniesoat  in  paoe. 

Item  nobilis  domicella  Agnes  de  Wisch.  Ista  bona  domiaa 
dedit  nobis  diTeraia  viciba*  et  per  partea  ultra  contant  floienos 
ghelreoaea.    Beqinesoat  in  pace. 

Item  Jobannea  Vten  Gaarde,  cm»  trajectenats.  De  isto  ta> 
neato  viro  habuimua  tam  in  vita  ipaion,  qaam  poat  morten 
ejasdem  circa  quadringentos  quinque  flofenoa  gnclrie.  Reqniea- 
ent  in  paee. 

Item  generoaua  domiima  Predericua  epiacopiia  Trajeoteaws. 
late  venerabilis  pater  et  domtnna  dedit  nobis  ad  unam  vütreaat 
fetsestram  in  eedeaia  nostra  circa  xxxifj  florenoa. 

Item  domina  Katberina  de  Sterkeu  borok ,  müitieaa  ei  cin» 
UrayeetenaiB.  Ista  bona  et  nobiüa  domina*  fait  nobis  maltam 
fiiTorabilis  et  devota.  Et  dedit  nobis  unum  prectosnm  caheea 
deaneatam.    Item  dao  jogera  terrarom.    Item  unum  omamea» 


189 


torn  seriocrm.  Cujus  anima  per  mieericordiam  dei  requieseat 
ia  pace. 

Item  Johannea  Backer  de  8ciedam  et  ejua  uxor,  parentes  eci* 
Koet  domioi  Martini  monachi  et  oonrratris  noatri.  Isti  boni 
Dominee  cam  liberis  auia  fuorunt  et  sunt  nobis  ei  nostris  pluri- 
mim  generosi.    Et  dederunt  nobis  circa  xinj  mensurae  terraram. 

Item  Johannea  Wit  et  Margareta  ejua  uxor ,  parentee  eoilioet 
óommi  Henriet  Wit  monachi  et  oonfratri*  noatri.  De  istis  bo- 
nis  homimbus  habaimuB  per  modum  testamenti  oettam  floret 
oos  ghelrie.  Qui  sant  ettam  apud  noe  eepniti,  quorum  anime 
nquiescant  in  paee. 

Item  dominns  Theoderieus  de  Zaten,  miles.  Iste  nobih's  bomo 
dedit  nobis  ad  ritream  feneatram  a  parte  meridionali  ecclesia 
nbi  et  ejua  effigies  habetur  expresse  quinquagiata  duoa  florenos 
ghelrenaea.  Item  tam  de  ipso  quam  de  matre,  uxore  ao  fratrc 
ipsiue  habuimut  plurima  beneficia  que  alibi  sunt  eonsoripta. 

Item  dooioellua  de  Montfordia.  late  generoaua  homo  de- 
dit nobis  ad  vkrean  fenestram  a  parte  aquikmari  ecciesie  utt 
et  ejua  effigiea  habetur  inscripta,  quinquagmta  d«os  florenos 
ghelrie.    Cujus  anima  per  misericordiam  dei  requieseat  in  paoe. 

Item  Sophia  Minneboden.  Iata  devote  matrona  dedit  nobis 
ad  UBtm  ritreaa  feneatram  in  ecclesia  noatra  qwnqnagHila  duoa 
florenos  ghelrie.  Ex  qua  ejua  effigies  poatea  prepter  struotumm 
oapdlarum  fuit  deportata  eum  parte  feneatre  ut  patet  in  eed»* 
sia.    Cujos  anima  per  misericordiam  dei  reqntesoat  in  paoe. 

Item  Jobames  Franconis  de  Middelboreh ,  pater  setlicet  do- 
mini  Hemeli  monachi  «t  oonfratris  mostri.  Poet  obitum  isthis 
levarhBus  anavattm  deoem  et  septetn  coronas  francie  ad  vitam 
filij  aai  sciHeet  domini  Hesseli.  Item  dedit  m  prompte  pecu- 
nia xvi  nobilia. 

Item  domina  Johanna  de  Boeehorst  militisea.  Iata  venera- 
bitts  domine  dedit  nobis  tfginti  acudata.    Requieaoat  in  paee; 

ltean  domina  de  Kulenboroh,  bnroniaaa.  De  iata  nobili  do* 
mina  habaimaa  qoinquaginta  et  tres  florenos.  Requiesoat  in  paoe. 

Item  domtcélla  Akidis  Haken,  civis  tajeetensie.     feta  dedit 


140 


nobis  lx  florenos  ad  osom  glebe  oonbostibilis  teotoniee  ?een- 
lant  pro  se  et  pro  quibus  desiderabat  at  eoram  vigis  memora 
nobis  haberetar. 

Item  dominos  Henricos  de  Vethusen,  monachns  domos  Gbd- 
rie.  Iste  venerabilis  pater  assignavit  et  dedit  nobis  tempore  do* 
vieiatus  sai  qainqaaginta  florenos  ghelrie  propter  paopertaten 
et  divisionem  domos  nostre.  Et  fait  iste  venerabilis  pater  pos- 
te* prior  hojos  domos.  Ooi  officio  suo  laadabüiter  conwm- 
mato,  reqotevit  in  paee  nobiseum  sepaltns.  Item  haboimis 
ex  parte  ipsias  xx?  ooronas  a  quodam. 

Item  domino*  Zwederas,  mondohus  domos  nostre.  Ëxpute 
istias  venerabilis  patris  reeepimos  ex  soocessione  hereditarii 
poet  mortem  domini  Everardi  Holman  canonict  embrioenas 
eentam  et  qainqoaginta  eeota  franeie.  Cojos  anima  et  psren- 
tom  ipsios  per  miserieordiam  dei  reqoiescant  in  paee.  Iste 
venerobilis  pater  seilieet  dominus  Zwederas  fait  hoc  missas  s 
Colonia  tempore  inchoacionis  domos  et  fait  anus  de  print» 
prioribas  qui  domum  ineeperant  qoi  etiam  moltos  scripsit  libroe 
ut  patet  in  libraria. 

Item  dominos  Tielmannos  de  Spina,  licendatoe  in  Theologie 
et  presbyter  de  Bosooducis.  Iste  bonus  dominos  et  presbyter 
obyt  anno  domini  mccecxv.  Ex  eojus  parte  reeepimos  per  ie* 
nerabilem  priorem  dominom  Theodorieum  Waelwyn,  tune  prio* 
rem  domos  bollandie,  eentam  petroe  aareos  et  xxi  scata  frai- 
cie.  Item  adhoe  ex  parte  ejosdem  a  priore  domos  nostre 
prope  Diest  xx  ooronas  franeie.  Et  a  priore  domos  noatie  in 
Boeremunda  quindeeim  ooronas  ad  promoeionem  dicti  domiai 
Theoderici  prioris.  Item  adhoe  ab  eodem  priore  ex  parte  ejos- 
dem domini  Tilmaoni  iiij  ooronas.  Cojos  anima  pro  tempon- 
libas  aoeipiat  eterna. 

Item  Johannes  Tan  der  Maelstede,  ciris  trajeotensis.  Iste  te- 
gavit  nobis  in  testamento  suo  viginti  coronas,  per  cojos  mortem 
eramos  etiam  soluti  annuatim  a  solncione  xl  ooronarom,  qnai  s 
nobis  emit  eed  modioo  tempore  peroepit.     Reqoiescat  in  pses. 

Item  fratres  noetri  in  Moniehosen  prope  Arnhem.  Isti  boai 


141 


patres  et  fratres  tempore  necessitatis  et  paupertatis  nostre, 
videlioet  tempore  divisionis  conventus  paterna  vice  propter  pau- 
pertatem  recepernnt  ad  se  doos  de  fratribus  oostris.  Quorum 
anus  fait  dominas  Tydemannus  prius  prior  et  iniciator  domus 
hujus,  qui  in  brevi  ibidem  defunetus  fait  et  sepultus.  Item 
dederunt  nobis  adhae  pro  sustentatione  unius  persone  in  domo 
nostra  pro  uno  anno  viginti  florenos  renenses. 

Item  dominas  Wilhelmus  Vriman,  monachus  domus  nostre. 
Ex  cujQS  parte  sive  portione  hereditaria  post  mortem  utriusque 
parentis  recepimus  ante  mortem  patris  decem  ooronas  et  post 
mortem  ejusdem  viginti  ooronas.    Requiescant  simul  in  paoe. 

Item  Johannes  de  Zeeehten ,  cifis  oolonienses.  Iste  fait  mag* 
nus  amicus  ordinis  nostri.  Et  dedit  oonventui  nostro  in  infir- 
mitate  soa  eonatitutus  modioum  ante  mortem  suam  duoentos 
florenos  renenses.  Et  mfoit  anno  tune  precedenü  decem  flore- 
nos renenses.  Et  obyt  anno  mccccxvirj  circa  festam  sancti 
Jacobi.     Requiescat  in  pace. 

Item  Elyas  Muys  de  Sconovia.  De  isto  habuimus  post 
mortem  suam  triginta  ooronas  franeie.    Requiescat  in  paoe. 

Item  ex  parte  qaorundam  defunotorum  in  Colonia  recepimus 
per  manus  prioris  domus  nostre  Coloniensis  xviij  scuta  Hol- 
landie,  ri  florenos  arnemenses,  unum  florenum  episcopi'trajec- 
tensis.  Item  adhuc  xxvi  florenos  renenses.  Quorum  anime 
per  misericordiam  dei  requiescant  in  pace. 

Item  quidam  dictus  Udo  die  Boese,  de  Ghelria.  De  isto 
recepimn8  lxxxix}  florenos.     Requiescat  in  pace.  Amen. 

Item  frater  Wilhelmus  de  Diepenbroeck,  clericus  redditus 
domus  Hollandie  dedit  nobis  unum  bonum  calicem  deauratum 
pro  memoria  parentum  suorum.  Quorum  anime  requiescant 
in  paoe. 

Item  magister  Wilhelmus  Leo,  prepositus  Reyssenses  et  ca- 
nonicus  ecclesie  sancti  saWatoris  trajectensis  dum  rait,  ex 
cujus  parte  recepimus  xxxij  florenos  aernhemenses.  Requiescat 
in  pace. 

Item  nobilis  Wilhelmus  de  Merode. 


142 


late  honeatos  homo  donarit  aobie  sexcentas  corona*  fraoae 
de  poodere.  Gom  quibus  empte  sunt  oerte  tem  in  Dirctlaat 
ad  SQfttantactonem  duorum  fratruum.  Cujus  anima  pro  tenuw 
rmübus  babunde  exbibitie  gandqa  mercator  peifrui  aempitenis. 

Item  ex  coatribueione  civium  trajectensium  collata  pat  amkn» 
domus  ooatre  anno  xxi  reeepimus  trecentos  et  quatuor  flor*» 
nos  pro  quibus  concedat  deus  singulia  et  omnibus  ulam  Titan 
eteraam. 

Item  Egbertna  Zuermoet,  oivis  trajeetenaia  et  apecialiter  ami- 
ous  domus  nostre.  De  isto  boneato  viro  recepimua  pro  tune  tarix 
florenoa.  Qui  eitam  alia  beneficia  nobis  ooutulit,  late  ettao- 
biecum  eepultus  ex  apeeiali  devocione  qoam  ad  nos  babuit.  .Be- 
quieacat in  paoe. 

fom  Johannes  Wühelmi  de  Amersfordia.  De  isto  viro  bo- 
neete»  babuimue  Lxxüi  florenoa.    Bequieacat  in  paoe. 

Item  Crjatin*.  Droema,  civia  trajeetenaia.  De  iata  natrona 
habuimus  lxvy  florenoa.     Bequieacat  in  paca. 

Item  Hermannus  Boen.  De  iato  honeato  firo  recepimua  ia 
elemoainis  xcviy  üorenos  et  X  alboav    Bequieacat  in  paos. 

Item  Beyaaldua  Paaaeman.  De  isto  honeato  viro  habnimus 
xc?  florenoa. 

Itetf  Everardua  scout  de  Amerafordia.  late  legarit  nobia 
lxxv  florenoa  pro  acuto  annuo  empto  in  Jutfaea.  Et  est  iate 
etiam  sepultus  apud  nos  juxta  introitnm  eocleaie  ut  effigies  et 
aarcofagum  ibidem  demonstrant. 

Item  Hugo  de  Halst  et  Agatba  ejua  uxor  de  MiddelboreL 
Isti  expoauerunt  ad  usua  nostroa  pro  uno  nobili  perpetao  empto 
in  Streef  kerck  pro  eornm  memoria  xxx  acota  hollandie.  Be- 
quieacant  in  pace.  Item  habuimua  etiam  de  iata  Agatba  qnio- 
quaginta  aex  florenoa  et  xt  coronaa  francie.  Item  unum  booom 
calioem  deauratum  valorem  lx  floreaorum  vel  eirciter.  Et  est  isti 
aepulta  nobiacum  in  parvo  claustra  ubi  epitapbium  ipaiua  habctor. 

Item  Sopbia  Rynevelt.  Iata  boneata  matrone  dedit  nobis  xx 
florenoa  epiacopi  trajectenaia  pro  floreno  empto  annuatim,  mi* 
nistrando  fratribua  ipso  die  Barbare  pro  vino  renensi  ita  ut  &- 


HS 

ni]ie  in  ooquina  detuj  tano  unum  mengbelium  vim.  Item  ex 
oidmacione  execotorum  teetamenti  ipeiqa  recepimue  tria  nobilia 
aoglioaoa.  Item  viginti  aex  ooronas  fraude  et  quindeeim  acute 
boUaodie,  Keqnieecat  ip*a  onm  axecntoribae  in  paoe. 

Item  Lambertua  Thuer  at  Margareta  ejna  uxor.  Iati  fuernnt 
nobia  mtdtnni  inelinati.  Ët  dederunt  nobia  que  aequuntur,  In 
priiuis  Jjx*  0  mouete  civitetie  Uajeoteaida.  Item  xxxüjj  flo- 
leaoe.  Item  xxx  florenoe.  Item  adhuo  oentam  et  aax  flora» 
aoa..  Item  dederunt  nobis  adhuc  terras  suaa,  aitaa  in  Zoes, 
prope  Aaaerafordiajn  pro  tune  locatae  annjaatim  pro  tiüj  flore- 
niaberedjtarie,  quaa  ab  ülo  tempore  habnimaa  fructoa  et  red* 
ditqa  peröpiendp,  Koet  idem  per  plurea  armoe  poatea  vixerant. 
Insuper  etiam  nobia  dederunt  quoadam  redditus  vitale»  circa 
deoem  aeudata  antiqua  annuAtinx  ad  vitam  quarundem  peraona- 
rum  ataotaa. 

Item  donfrina  Anna.  de  Kortkeen  müitiaea.  De  iata  boneate 
metrona  habuimna  ducentaa  ooronas  franc»  pro  emptia  viginti 
oaronia  annuia  perpetuis  in  Zelandia  pro  auatentatione  uniua 
monacbi. 

Kam  Jodocna  filios  fetri  do  Aeraaterdammia,  late  legavit 
nobia  in  teatemento  xxiüj  acuta  boUandie  exceptie  aliia  donia 
suis  nobia  ooUatis. 

Item  Jutta  mater  magiatri  Qnerardi,  oirurgici  in  Aemater* 
(lammie.  Iata  dedit  nobia  anno  dotnini  mooocxxy,  lwjflorenoa 
ii|  aiboa.    Bequieecat  in  paoe. 

Item  dominua  Otto,  archiepiacopua  Trevirensia.  late  vene- 
rabilia  pater  dedit  nobia  unnm  plauatrum  vini  vatoren*  xxx 
florenorum. 

Item  fratrea  noatri  acilicet  domus  confluencie.  Iati  düeoü 
patres  et  fratrea  noatri  dederunt  nobia  quinque  aroaa  vinif 
Item  dederunt  nobia  in  reductione  fratrum  nostrprum,  quatenue 
eramus  sub  provincia  Beni,  viginti  florenoa  renenaaa  pro  sus* 
tentacione  uniua  anni  cojusdam  fratris  noatri. 

Item  domos  aancte  Barbare  in  Coionia  ordinia  «osfcri  dedit 
nobis  eodem  tempore  quinque  amaa  vini. 


144 


Item  Florenciua  de  Gael  apud  nos  sepaltus.  Ex  parte  iatios 
recepimu8  pro  memoria  ejus  et  suorum  centum  et  sexagmta 
florenoe  arnemensea.     Requieacat  cam  suis  in  pace  perpetua. 

Item  dominua  Henrieaa  van  der  Laen,  mouaehua  domos 
nostre.  late  venerabilis  pater  fuerat  dudum  vicarius  benen- 
eiatua  in  ecclesia  aancti  martini  trajectenais.  Qui  retioto  bene* 
fiok)  in  exemplum  plurimorum  factas  eet  monachaa  hujus  domos 
ac  poatea  prior  et  dedit  nobia  quinque  jugera  terre  aita  in  tem 
de  Yaaelateyn  unde  oriondoa  f  uit.  Item  unum  ornamentum 
de  acarleto  et  aurea  cruee.  Item  quatuor  ooronaa  et  quatnor 
scuta  hollandie.  Item  seripait  aliquoa  iibroa  ordinia  aeüieet 
nocturuale,  diurnalo,  statuta  et  hujuamodi.  Item  atiqua  ana 
uteaailia  portavit  seeam  ad  ordinem. 

Item  dominus  Johannes  Taefe,  monacbna  domos  nostre.  Iste 
portavit  aecum  ad  ordinem  in  pecunia  qnadringentos  et  qma- 
quaginta  florenos.  Item  viginti  libraa  aonoaüm  in  perpetois 
redditibus  ex  bonia  dictia  PyUweert.  Item  dedit  viginti  quin- 
que scuta  hollandie  que  habait  ad  vitara  suam  ex  oppkto 
Haerlemen8i.  Et  aliquibna  annia  domus  Antwerpie  ordinia  not- 
tri  levavit  hujuamodi  annuam  penaionem  occaaione  profeasionU 
ibidem  per  enm  facte,  acilicet-tempore  diaturby  eccleaie  trajee* 
tenais  quod  conventus  f  uit  divisua  ubi  et  deftinctoa  est  ac 
sepultus.  Item  habuimus  a  matre  ipsius,  fratre  ac  aorore  duo 
jugera  terrarum  sita  in  den  Achtienhoven  et  diverais  tempori- 
bua  alia  raunuscula  et  parva  beneficia.  Gum  quibus  gaodgs 
mercatur  perfrui  sempiternia. 

Rem  dominua  Otto  Amihj  alias  de  Moordrecht ,  olim  cano- 
nicua  eccleaie  sancti  Martini  trajectenais  et  poatea  monachns 
profeaaua  domus  nostre.  late  venerablia  pater  dedit  nobia 
quadragintaa  coronaa  francie  de  pondere  in  prompta  pecunia. 
Item  aex  jugera  terrarum  in  terra  dicta  vulgariter  Polsbroec 
circa  Montfbrdiam  unde  erat  oriundua,  valentia  annuatim  cirea 
sex  scuta  antiqua  francie.  Item  in  redditibua  annuis  ad  ntam 
8uam  ab  oppido  Amerafordenai  v\j  scuta  francie  annuatna. 
Item   in   argento   quod    venditum  erat  pro  nonaginta  conus 


145 


francie  vel  circiter.  Item  feoit  scribi  Nicolaum  de  Lira  super 
vetus  testaooentum  in  tribus  voluminibus.  Item  sermones  Jor- 
daoi  de  tempore  et  de  sanctis  ia  tribus  voluminibus  sicut  in 
Hbraria  reperiri  possint.  Item  fecit  scribi  breviarium  ordinis  diur- 
nale,  psalterium  et  statuta  ac  oeteros  libellos  ad  cellam  requisi- 
tos  scilicet  horas  de  di?ina  agenda  defanctorum  et  hujusmodi. 

Item  Johannes  et  Ghysbertus  Voecht  nobiscum  sepulti.  Iste 
Johannes  fuit  nobis  multuin  favorabilis  et  domui  nostre.  Et 
habuimus  tam  de  ipso  quam  fratre  ipsius  nonagintos  et  unde- 
cim  fiorenos  ac  unum  quartae  unius  floreni. 

Item  dominus  Oherardus  Weert,  prepositus  Aernhemensis. 
Iste  venerabilis  dominus  legavit  nobis  viginti  quinque  scuta 
antiqua  francie  pro  semel.    Cujus  anima  requiescat  in  pace. 

Item  quedam  matrona  dicta  Petronilla  Ista  fuit  et  est 

domui  nostre  multum  inclinata  et  dedit  nobis  pro  testamento 
suo  scutellam  argenteam  ad  infundendam  aquam  pro  sacerdote 
in  sommo  altari  in  precipuis  festivitatibus  perpet q o  ibi  duratu- 
ram  qua  et  utimur  in  eisdem  festis.  Item  dedit  nobis  plura 
alia  parva  munuscula. 

Item  magister  Henricus  Foeck,  canonicus  ecclesie  sancti  sal- 
vatoris.  Iste  venerabilis  dominus  fuit  nobis  ac  domui  nostre 
multum  favorabilis  ac  cordialiter  inclinatus.  Et  legavit  nobis 
annuatim  unum  aureum,  dictum  enen  gulden  Peter,  pro  vino 
mini8trando  feria  sexta  anni  Gregory  perpetuis  teraporibus.  Si- 
militer  diversis  vicibus  ab  eo  vinum,  pitanciam,  confectiones 
specialiter  habuimus  in  vita  sua  quum  sepe  nos  visitare  con* 
suevit.  In  hoc  matris  sue  vestigia  scilicet  Aleydis  Saudenbalch 
saperius  conscripte  imitatus.  Item  legavit  nobis  in  infirmitate 
sua  scilicet  tempore  obitus  quinquaginta  florenos  reoenses  et 
unum  calicem.  Omnipotens  deus  per  suam  misericordiam  tam 
sibi  quam  matri  sue  pro  prescriptis  et  alys  virtuosis  operibus 
concedat  vitam  eternam.  Amen. 

Op  het  laatste  blaadje  leest  men: 

Parentesfundatorum  }  DominU8  Ghysb€rtus  dominU9  de  Abcoude 
idomina  M  abel  ia  de  Arkel  uxor  ejus. 

Principalia  fundator  Z wederus  dominus  de  Gaesbeec.     Uxor 
XIII.  J.  10 


146 

Anna,  hujus  filius  domicellus  Jacobus  saocessor  gas,  qni  non- 
quam  fuit  miles,  hajus  filias  domicellus  Antbonius  bic  obyt 
absque  uxore  ante  patrem. 

Frater  fundatorum  dominus  Wilbelmas  de  Abcoude  et  uxor 
Maria  de  Walcoerd,  hujus  filius  domiceUus  Ghysbertus,  qui 
obyt  ante  patrem  absque  uxore  et  liberis.  Et  habuit  filiam  que 
fuit  sanctimonialis  in  Wyc  sive  Duereteden. 

Et  in  hys  terminata  est  legitima  successio  fhndatorum  nc* 
trorum.  Et  est  scieodum  quod  fueruot  etiam  plures  alij  filij 
legitimi  et  filie  qui  non  pervenerunt  ad  perfectam  etaiam  et 
etiam  naturales  qui  non  capiunt  hereditatem. 

Item  sciendum  quod  fundator  nostre  domus  fuit  dominus  Zwe- 
derus  de  Abcoude,  quia  illa  fuit  principalis  bereditus  sea  dig- 
nitas  ex  paterna  successione  sibi  demissa,  quia  primogenitns 
erat  Sed  postea  ex  quadam  causa  orta  simultate  inter  ipsom 
et  civitatem  trajectensem  sicut  invenitur  in  crooicis  commutarit 
illam  resignans  fratri  suo  pro  dominio  ipsius  et  vocatus  est 
dominus  de  Gaesbeec  relicto  tytulo  de  Abconde  domino  Wil- 
heimo  fratri  suo. 

Hieruit  kunnen  sommige  namen  in  bet  Necrologium  b\j  Mat- 
tbaeus  worden  verbeterd. 

Vertaling  van  Arutaphane*  daar  Lamóerlut  Horlensiu*.  Als 
eene  aanvulling  van  hetgeen  Mees  over  Lambertus  Hortensius 
zegt,  bl.  60,  bespreekt  de  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  de  door 
dien  geschiedschrijver  geleverde  vertaling  van  vier  blyspeleo  van 
Aristophanes.  Van  deze  verscheen  in  4*  eerst  de  Plulus,  bij  Har- 
mannus  Borculo,  te  Utrecht  in  1556,  opgedragen  aan  Gerrit  van 
Nykerk,  abt  van  St.  Paulus,  waarin  bij  verhaalt,  hoe  hq  te  Leu- 
ven het  eerst  met  de  Grieksche  en  Latijnsche  schrijvers  bekend 
werd,  die  toen  door  Erasmus  en  anderen  werden  verbeterd  en 
uitgegeven,  clarebant,  zegt  hij,  ea  tempestate  in  ea  ipsa  Aca- 
demia  linguarum  professores ,  graecae  Rutgerus  Rescios,  latinae, 
Conradus  Goclenius,  Hebraicae,  Joannes  Campensis,  viri  cnm  di- 
ligentes  in  tradendo,  turn  in  sua  quisque  palaestra  primi  no--^ 
minis.  —  Audiebam  etiam  eximium  peripateticum  Lodovicum  Vi- 


j 


147 


vem  et  inignem  retorem  Joannem  Paludanara  jam  tuin  senem 
admodum ,  quera  quoties  audiebam  declamantem  et  libros  rhe- 
torieorum  Oicer.  ad  Herennium  explicantem  videbar  mihi  videre 
et  audire  Neatorem  illum  Homericum.  —  Erat  mihi  turn  in  eo 
studiorum  meorum  currieulo  contaburaalis,  cum  qao  oroues  ra- 
tiones illorum  sedulo  comnunloebaai ,  in  re  literaria  mecum 
ab  ungaicmlia  Ultrajecti  edoeatus,  Joannes  Guinteriua  Ander- 
nacus,  tenuia  sortis  turn  quidem  sed  ingenii  praestantis  et  ad 
apicem  eruditionis  natas,  id  quod  bvevi  tempore  post  non  ob- 
scure deelaravit.  Toen  reeds  beoefende  hq  in  de  eerste  plaats 
Aristophanes  en  sints  bleef  die  schrijver  hem  by  voorkeur  be- 
zig houden,  quamobrem  poeteris  temporibus  ego  hujus  comici 
leotione  adeo  delectatua  lui  ut  ad  verbum  prope  perdidioerim. 
Op  de  opdragt  volgt  eene  vita  Artstophanis ,  dan  een  scopus 
hujus  dramatis,  dan  een  argument  urn  in  prosa  en  een  in  ver- 
zen, en  daarop  de  vertaling  met  enkele  verklaringen  op  den  rand. 
De  vertaling  is  telkens  in  de  maat  van  het  oorspronkelijke, 
zonder  verdeeling  in  aoten  of  scenen.  Het  tweede  blijspel,  De 
Wolken,  verscheen  weder  bij  deozelfden  drukker  in  1557,  met 
een  opdragt  aan  Jacob  Wtenengh ,  deken  van  St.  Pieter;  het 
derde,  De  Kikvorschen,  mede  aldaar  in  1561,  met  een  opdragt 
aan  Henricus  Ruis  (Ruzaeus),  commandeur  der  St.  Jans  ridders 
te  Ingen;  het  vierde,  De  Bidders,  mede  in  1561,  meteen  op- 
dragt aan  Dirk  van  Zuylen,  welke  vertalingen  alle  op  dezelfde 
wyze  bewerkt  zijn.  Deze  bewerking  laat  echter  voor  de  duide- 
lijkheid nog  al  wat  te  wenschen  over ,  en  is  zonder  vergelijking 
met  den  Griekschen  tekst  niet  overal  terstond  verstaanbaar; 
klaarblijkelijk  stelde  bij  zich  daarbij  vooral  Terentius  als  voor- 
beeld voor.  Als  proeve  schrijven  wij  eene  bekende  plaats  uit 
de  Kikvorschen  af: 

Saepenumero  in  oivitate  mihi  visum  est  hac  idem 
Et  probis  et  strenuis  civibus  usu  evenire,  quod 
Et  nomismate  veteri  et  auro  novo  bis,  perinde  nam 
Quasi  sient  eorrupta  vel  fucata,  non  anten  optumis 
Omnium  noaismatum,  (velnt  videtur)  et  quae  sient 

10» 


14S 


Una  ainceriaeime  percuaaa,  diligenter  ei 
Probata,  tam  per  omnem  Graeciam,  tam  gentium 
Ubiqae  in  ter  barbare*,  planiasime,  inquam,  hand  atinnr, 
Sed  malie  et  aeries  hia,  quaeque  heri  percuaaa  sant, 
Atqae  item  naper,  monetae  peaaimae,  sic  civium 
Que*  bene  novimas  natoa,  atqae  prudentes  viros 
Bonoa,  boneatoa  et  aequoa,  in  palaeatria,  moaica 
Et  choria  oaqoe  natritoe,  barbariee  ezpeilimua: 
Aereia  antem  riciaaim  his  et  hoapitibua,  Pyrrhiia- 
Que  et  malia,  maliaqne  prognatia,  ad  omnia  ntimur. 
Ultimi  qui  fuere  exorti  et  quiboa  hand  civitaa 
Antea  temere,  et  facile  usua  eaaet,  at  pharmacis. 
Quin  adhuo  parum  heus  bene  eani,  agite  vereis  moribas 
Jam  deinoepa  raraaa  atimini  hisce  fragi  viria, 
Qui  omnia  strennue  cum  virtute,  cum  rationeqae 
Geaaerint  et  e  ligno  digno  rei  ai  quid  malae 
Perfereti8  per  errorem,  ferre  ?iria  id  probia 
Videbimini. 

De  opgave  bij  Burman,  Traject,  erudit,  p.  160,  uit  Fabri- 
eiua  overgenomen ,  ia  dus  niet  geheel  juist ,  en  waarschijnlijk 
ontstaan  uit  het  toevallig  bij  een  binden  der  drie  eerste,  met 
weglating  der  laatste  vertaling. 

Nog  deelt  dezelfde  mede,  dat  het  stuk,  hierboven  p.  36,  uit 
het  Diveraorium  van  David  van  Bonrgondie  uitgegeven,  ook 
gevonden  wordt  in  het  Archief  van  Dodt  van  Flenaborg,  I.  p. 
104,  hetgeen  verzuimd  waa  daarbij  te  vermelden. 

11  Tergaderlng.    23  Hiel,  1*57. 

Bibliotheek.  —  Kosten  der  begravenis  van  Willem  IV  en  va»  Pm» 
ses  Anna.  —  Utrechtêche  stukken  van  1687.  —  Petrus  GeU 
Uus  Faber  de  Bouma,  kofpredikant  te  *s  Gravenkaget  1684. 

van  Dr.  J.  J.  F.  Wap,  te  Utrecht: 
Astrea ,  Maandsek.  voor  schoons  kunst,  wetenseh.  en  lett,,  verza- 
meld door  Dr.  Wap.  6«  Jaarg.,  1866—67.  4»  en  6«  afl.  Utrecht. 


149 


van  den  Heer  J.   H.  fan  Dale,  te  Sluis: 

Cndsandria.  Zeeuwsck-Flaamsch  jaarboekje  voor  hét  jaar  1857, 
Verzameld  door  J.  H.  van  Dale.  4e  Jaarg.    Schoond\jke,  1657. 

Tan  Dr.  J.  G.  Barman  Becker,  te  Koppenhagen: 

JnHquüés  de  V Oriënt,  Monuments  monographiques  interprétes 
par  C.  0.  Ra/n  et  publiés  par  la  Societé  Royale  des  Antiquairs* 
da  Nord.    Copenhague,  1856. 

van  het  Batariaasch  Genootschap  van  Kansteo  en  Weten- 
schappen, te  Batavia: 

Tydsckrtft  voor  indiêehe  taal-,  land'  en  volkenkunde,  uitgege- 
ven door  het  Batariaasch  Genootschap  van  kunsten  en  weten* 
schappen,  onder  redactie  van  Dr.  P.  Bleeker,  J.  Munniok  en 
E.  Netscher.  Deel  III,  IV,  (nieuwe  serie,  deel  I),  V  (nieuwe 
serie,  deel  II).     Batavia,  1855-1856. 

van  de  Société*  Archéologique  de  Namur,  te  Namen: 

Annales  tAome  IV,  4e  livr.     Namur,  1856. 

Rapport  sur  la  situalim  de  la  Sociélé  en  1856. 

van  het  Verein  für  Hamburgische  Geschicbte,  te  Hamburg: 

Die  Hamburgischen  Niedersdchsiscken  Gesangbücher  des  16tan 
jahrkunderts ,  kritisch  bearbeitet  und  mit  einer  Einleitung  über  das 
Kirchenlied  und  die  Gesangbücher  in  Hamburg  seit  der  Reforma* 
Hon,  herausgegeben  von  J.  Geffcken.     Hamburg,  1857. 

Kosten  der  begravems  van  Witten  IV.  en  Princes  Anna.  Door 
Jhr.  Mr.  H.  A.  M.  van  Asch  van  Wijck  worden  aan  het  Ge- 
nootschap  ten  geschenke  aangeboden  twee  H8S.  afkomstig  uit 
de  verzameling  van  wijlen  Mr.  P.  van  Musschenbroek ,  van 
welke  het  eerste  tot  opschrift  draagt:  Recueil  van  alle  zooda- 
nige Besolutien,  Instructien  en  Ordres,  als  betrekkelijk  zijn  tot 
de  lijkstatie  van  wijlen  zijne  Doorluchtige  Hoogheid  den  Heer 
Willem  Carel  Hendrik  Friso,  Prince  van  Orange  en  Nassau, 
Erfvtadhouder ,  Capitein-Generaal  en  Admiraal  der  Vereenigde 
Nederlanden  etc.  etc.  etc.,  glor.  memorie,  gehouden  den  4* 
Februarij  1752.  Het  andere  is  getiteld:  Recueil  van  alle  zoo- 
danige Besolutien,  Instruotien  en  Ordres  als  betrekkelijk  zijn 
tot  de  bjkstatie  van  wijlen   Haar  Koningüjke  Hoogheid  Me- 


ISO 


vrouwe  Anne,  Kroon-Princesse  ?an  Groot-Brittannie,  Douai- 
riere  van  wijlen  sijne  Doorluchtige  Hoogheid,  de  Heer  Willem 
Oarel  Hendrik  Friso,  Prince  van  Orange  ea  Nassau,  glor.  ged. 
Gouvernante  en  Voogdesse  van  den  Heer  Prince  erfstadhouder 
Willem  de  V,  gehouden  den  23«  Febrnarij  1759.  Beide  stuk- 
ken bevatten  ongeveer  hetzelfde  wat  reeds  in  de  NederL  Jsarè. 
1753,  bl.  84—118  en  1759,  bl.  181—268  ia  besebreven,  en 
ook  door  plaatwerk  bekend  is;  alleen  blijkt  uit  deze  stukken 
nog  dat  de  eerste  begraven  is  gekost  heeft  ƒ  68,000,  genomen 
ten  laste  der  verschillende  provinciën,  de  tweede  / 65,991  ea 
5  stuivers,  mede  ten  laste  der  provinciën  gebragt. 

Utrechische  stukken  van  1587.  De  Heer  N.  P.  Visscher  brengt 
ter  tafel  een  HS.,  met  het  opschrift:  Processe  bi  die  van  de 
Bidderecap  'slands  van  Utrecht,  voor  de  vrijheden  ende  privile- 
giën van  denselven  lande,  van  1587  gesustineerd ,  — bevattende 
eene  reek6  van  stukken  betrekkelijk  de  oneenigheden  tusschen 
de  ridderschap  en  de  regering  der  stad  Utrecht,  te  dier  tijde 
ontstaan ,  welk  HS.  aan  het  Genootschap  geschonken  en  in  ban- 
den der  commissie  van  redactie  wordt  gesteld,  om  daarvan  nader 
gebruik  te  maken.  De  Heer  Vermeulen  deelt  daarbij  mede,  dst 
op  het  Provinciaal  Archief  zich  een  dergelijk  HS.  bevindt,  welks 
inhoud  geheel  met  het  hierbedoelde  schijnt  overeen  te  komen. 

Petrus  Gellius  Faber  de  Bouma ,  ie/predikant  te  's  Ore**- 
hagey  1584. 

In  den  Frieschen  Folksalnumak ,  1889,  p.  74  vindt  man 
eene  beknopte,  doch  zaakrijke  levensbeschrijving  van  den  vader 
van  den  hier  bedoelden  Petrus  Gellius,  bchoorende  onder  de 
eerste  hervormers  van  Friesland.  Hij  heeft  twee  zonen  nage- 
laten, waarvan  Petrus  de  oudste  was.  In  dit  levensberigt 
wordt  van  hem  gezegd,  naar  aanleiding  van  Ypey  e»  Der- 
mout,  Geschiedenis  der  Nederlandecke  Hervormde  Kerk,  I.  ded, 
aant.  59,  dat  hij  ook  ten  jare  1584,  hofpredikant  te  's  Gr» 
venhage  geweest  is.  —  Het  is  zoo;  de  hiernavolgende  slak- 
ken bevatten  de  onderhandelingen  daar  over  gevoerd»  als  voor- 
eerst den  laat  aan  het  hof  van  Holland  opgedragen,  om  hem 


151 


tot  die  betrekking  over  te  halen,  benevens  de  voorwaarden 
en  bezoldiging  waarop  men  hem  zou  willen  aannemen;  verder 
het  rapport  daarover  nitgebragt,  en  eindelijk  nog  een  derde 
stok,  waaruit  wij  zien  dat  hy  naar  Embden  is  vertrokken, 
en  sedert  door  hem,  voor  de  drie  maanden  dienst,  in  de  hof- 
kapel verrigt,  om  de  verschuldigde  toelage  verzocht  is  gewor- 
den:   Ben  en  ander  luidt  als  volgt: 

Edele  wyse  seer  voorsienige  discrete  hooggeleerde  Heeren. 
Alsoo  wij  verstaen  hebben,  dat  eenen  Petras  Gellias  Faber, 
dienaer  des  Goddelijcken  woorts  geweest  synde  binnen  der  stadt 
Zntphen,  en  jegenwoordelick  wesende  in  dienste  alhier  binnen 
den  Hage,  seer  bequam  wort  bevonden,  so  overmits  sflne  gc- 
leertheyt  als  goede  ervarentheyt ,  omme  als  predicant  ten  bove 
aldaer  aengenomen  en  gebruyekt  te  worden,  en  dat  daervan 
goede  vrngten  souden  staen  te  wagten,  hebben  wy  op  vaste 
hoope,  dat  die  van  den  hove  en  andere  int  gehoor  van  de 
predicatien  opt  hof  aldaer,  alsulcke  exempelen  en  voorgangers 
sullen  wesen,  dat  daervan  de  voers.  vrngten  ter  eeren  Godes, 
goede  voortganck  van  de  justitie  ende  vermeerdering  van  de 
kennisse  Godes  sal  vernomen  worden,  Uwer  E.  bij  desen  wel 
willen  versoucken  en  niettemin  committeeren  den  voors.  Petrum 
Gellinm  voor  te  houden,  en  met  denselven  te  handelen  op  den 
dienste  die  by  hem  sonde  werden  aengenomen  als  predicant  in 
de  eapelle  opt  hof  voornoemt ,  dat  deselve  aldaer  gehouden  sal 
syn  vier  dagen  ter  weke  te  prediken,  als  dynsdaeohs,  woens* 
daegs,  donderdaechs  en  vry daegs,  precise  te  beginnen  desso- 
men en  winters  smorgens  tot  snlcker  uyre  als  tot  noch  toe  is 
gedaen,  ofte  Uwer  Ed.  bequaemste  bevinden  sal  voor  die  van 
den  hove,  mits  dat  daerenboven  den  voorn.  Gellius  des  son- 
nendaechs  in  de  groote  kerke  mede  gehouden  sal  syn  te  pre- 
diken, per  vices  met  d'  andere  twee  predicanten,  die  binnen  den 
Hage  daerenboven  sullen  gehouden  worden,  voor  welke  dien- 
sten ,  en  dat  hij  den  sieken  (des  versogt  zijnde)  mede  sal  be- 
soeken ,  Uwer  Ed.  den  voorn.  Gellium  sullen  mogen  aenbieden 
ds  somme  van  vierhondert  gulden  tsiaers,   te  betalen  uyt  den 


us 


incoropsten  van  den  goederen  geeoramen  van  den  cappittek 
aldaer,  die  daer  toe  waren  gedestineert  aleer  deselve  goederen 
aen  den  domeynen  syn  geappliceert ,  ende  snit  niettemin  den 
voorn.  Oellium  alvoren  afvragen  of  hij  hem  tot  eenigen  ande- 
ren dienst  heeft  verbonden,  ende  ons  gelieven  van  alles  te  doen 
rapport,  om  me  daerna  eyntelijk  met  denselven  Gellüim  gehan- 
delt  te  mogen  worden  als  naer  behooren.  Hiermede  Edele 
etc.  onse  Heere  Godt  sij  met  Uwer  Ëd.  Geschreven  tot  Delft 
den  tweeden  Mey  A\  1584,  Lager  stont.  Ter  ordonnantie 
van  de  Staten  van  Hollant  bij  mij,  ende  was  ondertyckeut, 
C.  de  Rechtere. 

De  superscriptie  was:  Edele  etc.  den  president  en  raden 
provinciael  van  Hollant. 

Aen  de  Staten  's  lants  van  Hollant. 

Edele  Mog.  wijse  voorsienige  Heeren.  Omme  te  volcomeii 
't  inhouden  van  Uwer  Ed.  Mog.  missive  van  den  tweeden  May 
lestleden,  hebben  wij  terstont  na  de  receptie  van  dien  voor 
ons  ontboden  Petrum  Gellium,  dieneer  des  Goddelycken  woorte 
geweest  sijnde  binnen  de  stad  Zutphen,  en  jegenwoordich  we- 
sende  in  dienste  alhier  in  den  Hage,  den  welken  wij  voorge- 
houden hebben  tinhouden  van  deselve  Uwer  Ed.  Mog.  missta, 
omme  met  hem  te  handelen  op  den  dienste  die  bij  hem  sonde 
werden  aengenomen  als  predicant  in  de  capelle  opt  bof  in  den 
Hage,  alwaer  hij  soude  prediken  vier  dagen  ter  weeke,  hem 
aenbiedende  daervoeren  de  somme  van  vierhondert  carolns 
gulden  tsiaers,  te  betalen  vuyt  de  goederen  gecoroen  van  dei 
cappittele  aldaer,  al  in  conformité*  van  den  voors.  Uwer  mis- 
sive; waerop  de  voors.  Petrus  Gelliua,  met  eenige  van  de  ker- 
kenraet  jegenwoordig  sijnde,  beraet  genomen  ende  de  sake 
geren voyeert  hebben,  en  eyntelijck  voor  antwoordt  gegeven 
ofte  ons  aengedient,  dat  denselven  den  kerkenraet  nyet  goet 
en  dunct ,  dat  Gellius  alleen  in  de  capelle  opt  hof  sonde  pre- 
diken, maer  omme  beter  eenigheit  te  houden  en  de  gemeente 
beter  contentement  te  geven,  wel  geraden  sonde  vinden  dat 
de  voors.  Gellius  metten  andere  twee  predicanten,  van  te  voo- 


153 


ren  in  den  Ha  ge  gestaen  hebbende,  ende  ook  bij  weete  en 
last  van  den  Hove  aengenomen  aijnde,  bij  beurte  ofte  alternis 
vicibus,  sonde  prediken,  so  wel  in  de  groote  kerke  als  opt  hof 
in  de  capelle,  tsij  bij  «reeken,  maenden  ofte  andersints,  so  men 
tselve  alderbest  en  ge  voege]  ijkste  soude  vinden;  ende  alsoo 
tselve  ons  oock  nyet  qualijken  en  behaegt,  en  den  voors.  Gel- 
lius  (8oo  wij  verstaen)  bij  die  van  Leyden  seer  aengesogt  wert 
omme  aldaer  predicant  te  sijn,  wesende  tot  dien  eynde  airede 
ontboden  omme  op  sondaghe  naestcominende  te  prediken,  so 
hebben  wij  raetsaem  gevonden  Uwer  Ed.  Mog.  daervan  bij  de- 
sen  te  ad  verteeren,  ten  eynde  deselve  gelieve  ons  metten  eer- 
sten te  reseriberen,  waerna  wij  ons  in  deaen  sullen  hebben  te 
reguleeren. 

Alsoo  't  hof  van  Hollant  bij  missive  van  de  heeren  8taten , 
in  dato  den  ij  Mey  1584,  geanthoriseert  is  geweest,  omme  met 
Petro  Gellio  Fabri  te  handelen  en  hem  aen  te  nemen  tot  een 
hofprediker,  en  hem  daer  vooren  jaerlijcx  toe  te  voegen  vuyt 
de  goederen  van  den  eappittele  van  den  Hage,  de  somme  van 
vierhondert  ponden,  te  xl  grooten  tpont,  blijkende  bij  de  oopie 
anthentyoq  van  de  voorn,  missive,  hier  beneffens  gaende;  dan 
gemerkt  de  voorn.  Gellius,  op  hoope  van  daerinne  te  continu* 
eeren,  den  tijt  van  drie  maenden,  die  generalijk alhier gedient 
heeft,  sonder  daervan  voor  als  nog  geloont  te  sijn,  ende  althans 
van  hyer  na  Eembden  geropen  en  vertrokken  aqnde,  sonder 
in  sijn  dienst  te  mogen  continueren ,  so  heeft  tvoorn.  hof  ge* 
ordonneert  ende  ordonneert  bjj  desen  Willem  Hanneman,  rent- 
meester generael  van  Noorthollant  en  den  capittele  van  den 
Hage,  den  suppliant  voor  sijne  gedaen  diensten  te  betalen  vayt 
die  goederen  van  den  voorn,  eappittele,  de  somme  van  bondert 
ponden,  te  xl  grooten  tpondt,  eens,  welke  somme  vuyt  craohte 
van  de  voorn,  missive  in  rokeninge  gepasseert  sal  worden  daer 
en  aJso  het  behooren  sal,  mits  hier  beneffens  overbrengende 
behoorlijck  aeqnijt  van  den  voorn.  Gellio  ofte  die  van  den  ker- 
ken raet  van  den  Hage.  Actnm  in  den  Bade,  den  vi  Octobris, 
1584. 


154 


19  Vergadering.    •  Jan*}  1MV. 

Bibliotheek.  —  Overstroomiug  van  1570.  —  Brief  van  Morgan" 
tha  van  Oostenrijk,  22  Sept.  1525.  —  Bibliotheek  van  Bar- 
Ihd.  van  Wouw.  —  Geschenken  door  de  Staten- Generaal  gedaan, 
1577—1581.  —  Brief  van  Jehan  Bichardot  aan  den  Aarts- 
hertog Albrecht,  29  December  1601. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  Dr.  J.  J.  F.  Wap,  te  Utrecht: 

Hekelschriften  en  andere  gedichten.  —  Al  Hond  9er  de  galg  ep! 
of  de  verijdelde  toneeUomparitie  ;  Blijspel.  —  De  Broek,  voorspel; 
Gedicht  voor  de  vertooning  van  Meden,  Treurspel.  —  Proevm 
van  slaapdichten.  Allen  door  O.  C.  F.  Hofman.  Amsteldam, 
1781,  1788  en  1784.    Gebonden  in  één  band. 

Eeuwfeest  hij  den  aanvang  der  19*  eeuw.  Zinnebeeldige  voor- 
stelling.   Door  Mr.  J.  Kinker.     Amsterdam,  1801. 

Tafereel  der  jongste  lotgevallen  van  Europa,  geëindigd  door  den 
wede.  Zinnebeeldige  voorstelling  door  Mr.  J.  Kinker.  Amster- 
dam, 1802. 

van  Dr.  0.  G.  Brunins,  te  Lnnd: 

C.  Georgri  Brunii ,  Graecae  Kngnae  Professoris  in  aniverstafce 
Lnndensi.  Poëmata,  partim  tam  ante,  partim  nunc  primum  eésm. 
Landae,  1857. 

van  Mr.  N.  J.  van  IJsselsteyn,  te  'sGravenhage: 

De  Fransche  protestanten  in  de  Nederlandsehe  Republiek  w  dm 
jare  1625.  Academisch  proefschrift  tér  verkrijging  van  den  graad 
van  Meester  in  de  Bespiegelende  Wijsbegeerte  en  Doctor  in  de  Let- 
teren, aan  de  Hoogeschool  te  Leiden,  door  N.  J.  van  ÏJssebtejn. 
Leiden,  1857. 

Over  den  invloed  van  de  kerkelijke  wetgeving  der  middeleeuwen 
op  den  regtstoestand  van  Nederland.  Academisch  proefschrift,  ter 
verkrijging  van  den  graad  van  Doctor  in  het  Bomemsch  en  Hs- 
dendaagsch  Regt,  aan  de  Hoogeschool  te  Leiden,  door  N.  J.  van 
IJsselsteyn.    Leiden,  1867. 

In  ruiling  ontvangen: 

van  de  Koninkl.  Akademie  van  Wetensch.,   te  Amsterdam: 


155 

Verdagen  en  mededeetingen.   Afdeehag  Natuurkunde.  6*  Deel, 
1*  Stak.    Amsterdam,  1857. 
Idem.    Afd.  Letterk.     9«  Deel,  4«  Stak.     Amsterd.,  1867. 

Overstroming  van  1570.     De  overstrooming  van  1570  is  door 
de  meeste  onzer  geschiedschrijvers  in  hunne  verhalen  opgenomen. 
Van  Meteren  heeft  aangaande  Hollaodt,   waar  het  hier  om  te 
doen  is,  het  volgende  aangeteekend:  >In  Holiandt  werden  b$« 
kans  heele  dorpen  wegh  gevoert,  als  tot  Katwijck  ende  elders 
maer  in  Noordt-Hollandt  ende  Vrieelandt  aldermeeet  eode  soo 
voorte  tot  in  Denemarokeft,  wel  ses  oft  aeven  provmtien  bescha- 
digende.   Desen  hooghen  vloedt  is  aeer  konstkb  in  Dnytsohen 
Bijme  beschreven  deor  den  gheleerden  Jan  Fruytiere,  die  alle  dé 
sehaden  van  eleke  provincie  beschrijft  ende  het  getal  dor  doo- 
den   seydt   hy   ontrent   hondert  duysent  menschén  geweest  te 
«ge  ende  ontaltijjoke  mentehte  van  beesten/'  ens.     Het  dicht» 
stuk  van  Johan  Frnytiers,  heeft  tot  titel:    Oorte  Bêeekrjfvingke 
van  den  ellendighen  ende  teer  beelagkeUcben  Watervloet ,  die  op  dm 
eereten  Novembris  anno  70  in  alle»  landen  om  de  Noorteee  ghe- 
legen,    ie  gheecJtiei;   waerdoor  niet  atteenliak  grvoie  meniente  der 
kuyeen  afgheepoelt  eyn,    ende  ontallick  we  gebleven  w,  dan  oock 
menecken  bij  daghe  ende  by  nackte  met  dnsenden  verdromeken  mjn. 
Op  rijmt  gkesielt,  Anno  1571.  in  4*.  en  voorts  vind  men  nog 
in  het  werkje  van  Jan  Stroomijder,   Waarachtige  ende  Wonder* 
Ujcke  Beeelmjwngke  etc.    loopende    van    1569 — 1573,    en  ge- 
drukt te  Leuven,  bij  Jaoob  Huybrechts,  1678,  in  4*,  bepaal* 
delqk  dien  watervloed  beschreven. 

De  hierna  volgende  Verklaring,  kort  na  de  overstrooming 
aan  den  Hertog  van  Alva  overgezonden,  komt  voor  in  het 
Memoriaal  van  den  griffier  Ernst,  door  Van  Alkemade  in  sjjne 
verzameling  overgeschreven,  en  is  van  den  volgenden  inhoudt 

Verhlaringe  van  de  vaste  landen,  eylanden,  polderen 
en  anders  mitten  water  en  storm  geinnndeert,  over* 
lopen  ofte  wecbgeslagen,  in  de  graefsohappe  van  Hol- 
lant  en  dependentien  van  dien,  ab  Voren  ende  Potte 


156 

etc,  Zeeland  daerinne  nyet  begrepen,  welke  verklaiiage 
corts  nae  d'  inundatie  bij  den  hove  van  Hollandt  aa 
de  Excellentie  van  den  hertoch  van  Alva  bq  mieuTe 
overgezonden  is. 

Noort  Hollant. 

In  den  eersten  't  Hontaboseh  tot  drie  of  vier  plaetsen  over- 
geloepen  en  deur  gespoelt  mitte  Noortzee,  zonder  grondbraken 
nogtans  daerinne,  en  werd  die  zee  geschut  aen  de  oude  8U- 
perdijk,  die  tgehouden  heeft  ende  noch  houdt. 

Die  Zqpedqck  ia  meestendeel  wech  ende  tvolck  daerop  wa- 
nende, mitsgaders  die  beesten  meestal  verdronken,  over  dk 
hondert  persoenen ,  ende  men  ziet  daer  maer  aes  hnisen. 

In  Huysduynen  loopt  het  water  voor  in  vnyt  die  Noortaee, 
en  achter  weder  vnyt  in  die  Znyderzee,  ende  daerop  zgn  wd 
wechgespoelt  hondert  huysen ,  en  verdronken  wel  lx  personen. 

In  Coooh  zjjn  wechgedreven  omtrent  lis  haysen  en  drie  per- 
soenen verdronken,  en  is  geinundeert. 

Tot  Egmont  op  zee  zijn  afgespoelt  omtrent  vijftien  haysen. 

Texel  is  geinundeert.     Wieringen  van  gelgken. 

Tot  Zantfoort     ^ 

Zijn   merkelijk   getal    van    haysen    mette 
Tot  Catwijck 

«,     „  .        .        r     duynen  afgespoelt. 
Tot  Scheveninge 

m     „„     ,  Ende  die  geheele  noortsche  custinge. 

Ter  Heyde         J 

Die  vier  Noorderooggen,  Drechterlant ,  Schagen  en  Nyerop- 
percoggen,  geheel  Waterland  en  Zeevaaok  zqn  geinundeert. 

Die  Velserdqck  bij  Haerlem  en  sinte  Aechtendgok  in  ét 
Beverweek  zyn  deurgebroken,  daerdeur  die  stede  van  Haer- 
lem in  haer  poorten  en  mueren  groote  schade  geleden  heeft. 

Den  Huygeodijck  buyten  Alcmaer  wordt  gehouden  doorge- 
broken, daerdeur  die  twee  groote  meeren,  als  die  Waert  ende 
Schermer,  in  een  commen. 

Diemerdgok  boven  Amsterdam  is  deurgebroken  ontrent  Naar- 
den, ende  zijn  daerinne  negen  gaten,  daerinne  het  diepste  b 
derthien  vamen  en  het  minste  drie  vamen,  daerdeur  .geimm- 
deert  zqn  Amsterlant  en  een  groot  deel  van  Bqnlant,  tot  aas 


157 

den  Rgndrjok  bij  Leiden ,  die  noch  gehouden  wort  met  craohte 
?an  volk  yuyt  Detflant,  Rijnlant  en  Schielant,  anders  souden 
dieselve  landen  van  Delflandt ,  Schielant  en  een  deel  van  Rijn- 
land*, dat  noch  nyet  geinundeert  ia,  mede  inundeeren. 

Zuyt  Hollant. 

Die  groote  Waert,  genaempt  d'Alblasserwaert,  is  geiirandeert 
deur  een  gat  gevallen  omtrent  Papendrecbt,  tegens  Dordrecht  over. 

Die  Crimpenreweert  is  geinundeert  deur  reven  gaten. 

Noch  Zevenbergen ,  tNyeuwelant  is  geinundeert. 

Tgehele  landt  van  Voorn,  beoisten  't  Vlacke  is  geinundeert, 
vnytgesondert  een  polderken  of  twee. 

Tn  Voorn,  Over  't  Vlackée  zijn  xvtj  polders  innegelopen,  ais 
Duitslandt,  van  de  Bommel,  de  Noortwjde  van  de  plate,  die 
Oalenthee,  d' Onde  Tonge,  Battenoort,  Clinckerlant ,  ondt 
Heckinge  en  nieuw  Heckinge,  Aerdtsdyckwael ,  die  Molenpol- 
der, Truyrnyenlandt,  d' Oude  Plate,  beneffens  Dirxland,  Me- 
lisaaBt,  Bouxenisse,  Onwaert  mit  St.  Christoffels  polder. 

Tgehele  lant  van  Putten  is  geinundeert,  als  Geervliet,  Spij- 
ekenisse,  Hekelinge,  Symonshave,  Biest,  Schuddebeursse,  Zuyt- 
land,  Coorndyck,  Piershil,  Boon,  Portengael,  Oudevliet,  Per- 
nis en  Oharlois  met  alle  de  omleggende  polders,  ende  zijn  alhier 
tmeeatendeel  van  alle  die  beesten  verdroneken.  Int  Zuytlant 
die  alnyse  vnyt  die  potte  gesprongen  en  wei  xxv  persoenen 
verdronken.  Ende  dit  al  behalven  dat  tot  onser  kennisse  tot 
deaen  dage  toe  nyet  geooemen  en  is,  dat  wy  wel  beduchten 
dat  noch  vallen  zal  boven  tgunt  voora.  is. 

Brief  mm  Margaretk*  van  Oortenrijk,  22  Sept.  1625.  Wij 
lezen  in  bet  Repertorium  tan  de  PlaecaUn  enz.,  1648,  bl.  15, 
van  een  brief,  waarbij  Margaretha  van  Oostenrijk,  in  1525,  de 
steden  in  Holland  aanschrijft  om  goed  toeverzigt  te  houden  op 
de  predikanten,  vice-cureyten  en  schoolmeesters,  dat  zij  geene 
nieuwe  leeriugen  verkondigden;  —  en  te  regt,  want  door  hen 
werd  niet  het  minst  de  hervorming  bevorderd.  Het  is  deze  brief 
die,  nergens  door  ons  gevonden  zijnde,  wy  hier  laten  volgen: 


158 


Matganle,  Berfehertogione  van  Oistenrijok,  HeriogiAne  ei 
Gravinne  f«i  Bpnrgongien ,  Begente  ende  Gouvernante.  Lieve 
en  beminde.  AJaee  gij  weet  dat  wy  onee  neerstigbeyt  gcdtea 
hebben,  omme  te  extirperen  die  aeete  Lutberiane,  endeanden 
quade  opinien  binnen  deae  landen,  den  colpabel  Tan  dien  ge- 
corrigeert,  ende  nu  gaerne  aoude  vooreieu  voor  den  toecomenoe 
lijdt ,  ende  tot  dien  fyne  doen  publiceeren  aekare  ordonnantie 
ende  edict  e;  ende  want  bovendien  van  node  ia  noch  vorder  te 
waken ,  aoe  ordonneren  wy  u  goede  toeaigt  te  hebben  npte 
vicecureyten  binnen  uwen  bedrqve,  of  die  selve  den  gemeenen 
volck  proflytelijkeü  rijn,  nyet  gedifiameeit  van  de  aecte  Lntfce- 
riane  ofte  andere  ketterye,  of  ag  tvolck  in  beure  aenaeenea 
nyet  en  achandeliseren ,  oft  luyden  van  eere,  goede  manieren 
ende  couversatien  sqn,  volkomelicke  volbrengen  henre  officie; 
ende  soe  verre  ghij  bevindt  den  aelven  vicecureyten  sulexnyet 
gequalifieeert  te  sijn,  dat  gy  in  dien  gevalle  teelve  te  kennen 
sult  geven  den  waracbtigen  pastoir,  omme  een  ander  nnt  ei 
bequaem,  gequalifieeert  ala  boven  v  gettett  te  worden;  ende  aoe 
verve  die  aelve  paatoir  daer  van  in  gebreke  waer,  sult  taelve 
on»,  of  die  van  den  Rade  in  Hollant  te  kennen  mogen  geven, 
die  daerinne  voorwen  anllen  ala  't  behoirt.  Van  gelijken  ordon- 
neren wij  u  goede  toeaioht  te  hebben  np  de  aehoekneeateiei 
binnen  uwen  bedr\jve,  of  die  aelve  gedifiPameert  sqn  van  aecte 
lutberiane  of  ande  quade  opinien,  of  sij  leeren  eenige  bonekei 
bij  den  Keyser  verboden,  ende  andere  onbequaem  ayn  om  jon- 
gen te  leeren;  ende  ingevalle  ghij  heml.  aulx  bevint  nu  of  hier 
namaels,  dat  gij  denselven  afstelt,  aoe  verre  de  achole  tot  uwer 
dispositie  staet,  of  andera  'tselve  te  kennen  geelt  den  geenefi 
tot  wien  die  diapositie  van  de  scole  staat;  ende  zoe  vem  die 
aelve  daerinne  nyet  en  voereiet,  daer  van  by  n  geadverteert 
ajjnde,  sullen  wy,  of  die  van  onsen  raede  van  Hollant,  dea 
welken  ghij  'tselfde  sult  mede  te  kennen  mogen  geven,  daar- 
inne  voersien  ais  't  beheert ;  ende  van  gelijke  ordonneren  wq« 
te  doen,  soe  wanneer  gij  bevinden  sult  eenig  predieanten ,  'tejj 
waeiiijek  ofte  geestelycke  persoenen,  in  henren  sermoenen  tvokk 
scbandaliseerende,   quade  opinien  voorstellende,    of  anders  os* 


159 


majuerhjk  ende  indiscretelijck  hem  dragen,  opdat  bij  keuren 
oversten  of  bij  ons ,  in  benre  gebreken ,  of  die  van  den  mede 
roeraten  wort,  ak  'tbehoeren  aal.  Lieve  beminde,  onse  Heere 
Godt  sq  met  u.  Gescreven  in  den  Hage,  den  xxrj  Septembris  1595. 

Bibliotheek  van  BarthóUmeuê  van  Wouw,  Het  is  uit  het 
Omzigt  van  het  Nederlandsehe  Rijk*- Archief,  p.  225,  bekend, 
dat  Bartholomeus  van  Wouw  te  's  Hage  zijne  boekerij ,  bij 
uitersten  wil ,  ten  algemeenen  gebruike  bestemd  had ,  en  dat 
die  bij  overeenkomst  van  1679  naar  een  vao  de  vertrekken 
van  het  Hof  van  Holland  werd  overgebragt.  Wij  deelen  hier 
die  overeenkomst  mede: 

Alsoo  de  fideicommissaire  erfgenamen  van  wylen  Mr.  Bar* 
tholomeus  van  Wouw,  den  Hove  van  Hpllant  bij  reqaeate  te 
kennen  gegeven  hebben,  dat  de  Advocaat  Mr.  Franoois  Paret, 
nevens  syne  mede  erfgenamen  van  wijlen  Johanna  Paret,  hare 
snater,  in  haer  leven  weduwe  van  den  voorn.  Mr,  Bartholomeus 
van  Wouw,  bij  sententie  vao  deaen  Hove  van  dato  den  6. 
Febraary  deaes  jaers  1679 ,  ajjnde  geoomdemneert  met  en  be- 
nevens de  supplianten,  te  verboeren  de  hnisinge  en  erve, 
waerinne  de  voorn.  Mr.  Bartholomeus  van  Wouw  was  overle- 
den, en  b\j  bate  van  dien  de  supplianten  geadmitteert  om 
hetselve  te  mogen  doen,  alles  nader  blakende  by  de  voora. 
sententie.  De  voor*,  supplianten  aanstoots  de  voorn,  erfgena- 
men van  Johanna  Paret,  door  notaris  en  getuigen  hebben  doen 
afvragen ,  of  zy  ingevolge  van  deselve  sententie  geresolveert 
waren,  nevens  de  supplianten ,  bet  voors.  huis  te  verboeren; 
dqg  hij  haer  aen  denselven  notaris  en  getuigen  tot  antwoort 
«ynde  gegeven,  dat  ay  haer  met  het  verhuuren  van  dat  huis 
niet  en  wilden  bemayen ,  so  hebben  de  supplianten  als  doen 
voor  het  voors.  huis  doen  affigeeren  een  billet,  waerbij  zij  het* 
selve  te  tyuur  presenteerden.  En  alhoewel  zedert  verscheidt 
heereo  van  conditie  hetselve  huis  hebben  gesien,  en  groote  ge- 
negentheit  getoont  hetselve  te  huuren ,  so  hadde  egter  niemant 
konnen  resolveeren  hetselve  te  bewoonen  met  den  last  van  de 
Bibliotheecq ,  namentüjck   dat   die  in  deselve  huisinge  sonde 


160 


moeten  Wijven  geplaatst  op  eene  bequatne  kamer,  ommedaer- 
toe  den  een  en  den  ander  acces  te  geven.  Ende  alsoo  de  sup- 
plianten door  het  onverhunrt  blijven  van  het  voors.  huis  (wier- 
toe  de  principaelste  tyt  nu  al  was  verloopen),  gecaaseert  door 
den  last  van  de  voors.  Bibliotheecq,  eene  merckety'cke  schade 
souden  komen  te  lijden,  die  seer  makkelyck  sonde  konnen 
werden  geprecaveert  door  de  verplaetsing  van  de  voors.  Biblio- 
theecq op  een  andere  bequame  kamer  buyten  de  voors.  huj- 
singe  daertoe  te  huuren,  en  waer  door  dan  oock  per  aeqni 
pollens  de  wille  van  de  voors.  Mr.  Bartholomens  van  Wout 
soude  werden  voldaen ,  so  syn  sij  supplianten  te  rade  geworden 
haer  te  addresseeren  aen  desen  hove,  ootmoedelyk  versoekemde 
dat  het  Hof  gelieven  wilde  haer  supplianten  te  accordeeren  eo 
toe  te  staen,  dat  sij  de  voors.  Bibliotheecq  met  den  gevolge  van 
dien,  mogen  transporteeren  op  eene  andere  bequame  kamer  ea 
plaets  bij  de  supplianten  daertoe  te  despicieeren  en  in  te  huu- 
ren ,  om  deselve  aldaer  te  laten  van  die  natuur  en  conditie  alt 
die  thans  was,  en  naderhant  zoude  mogen  werden  verstaen  te 
a$n.  Soo  ist  dat  troon,  hof,  gehoort  trapport  van  de  heem 
commissarissen ,  daervooren  partijen  gecompareert  sijn  geweest, 
en  gesien  het  verbael  voor  deselve  gehouden,  hierna  van  woorde 
te  woorde  geinsereert:  Uit  kragte  van  aekere  appoinctemente 
van  den  hove  van  Hollant,  van  dato  den  3  Maert  1679,  vp 
op  huiden  den  8  derselver  maent  voor  ons  Willem  Goes  ei 
Willem  van  den  Kerkhove,  raden  in  den  voors.  hove,  hebbende 
tot  adjunct  Ant.  van  Kinschot,  griffier  in  denselven  hove,  ge- 
compareert  Jacob  van  Wouw,  med.  doctor,  Mr.  Jacob  vaa 
Wouw ,  advokaet  voor  den  voors.  hove  en  Jacob  van  Steenber- 
gen, soo  voor  haer  selven,  als  wegens  de  verdere  fideieommi»- 
saire  erfgenamen  van  Mr.  Barth.  van  Wouw,  requiranten  vaa 
r.  a. ,  geassisteert  met  Mr.  Pieter  Schaep  en  Jacob  Mierboom, 
haeren  advocaet  en  procureur  ter  eenre,  en  Mr.  Francais  Parel, 
mede  advocaet  voor  den  gemelden  hove,  so  voor  hem  aelvea 
als  voor  de  verdere  mede  erfgenamen  van  Johanna  Paret,  haer 
suster,  in  haer  leven  weduwe  van  den  voorn.  Barth.  van  Wouw, 
gerequireerden ,  geassisteert  met  Mr.  Johan  üanedoea  eo  Her* 


161 


man  van  Olen  haeren  advocaat  en  procureur  ter  andere  zijde. 
Bij  ons  commissarissen  voorgeslageo  sjjnde  of  niet  tot  acoom- 
moditeit  en  te  vinden  een  equivalent  van  de  sententie  op  den 
6  Febr.  laestleden  tusachen  de  voorn,  partijen  by  desen  hove 
geweseu,  de  Bibliotheaeq  van  den  voorn.  Mr.  Barth.  van  Wouw, 
zoude  konnen  getranspor teert  werdeu  in  een  kamer  van  deaen 
hove,  daartoe  bij  den  hove  te  detpicieeren  en  te  prepareeren, 
ten  einde  daertoe  ieder  zoude  hebben  acces,  na  breder  inhouden 
van  den  testamente,  ende  nadere  acte,  in  dat  is  den  11  Meert 
1651,  geconfirmeert  den  l$ederselver  maent,  so  hebben  daerop 
so  wel  de  requiranten  als  gerequireerdens  des  aengaende  ver- 
klaert ,  den  voorslag  haer  niet  onaengenaem  te  syn  en  haar  des 
aengaende  te  refereeren  ter  dispositie  van  den  gemelten  hove. 
Tvoors.  verbael  en  overgifte  geapprobeert ,  heeft  en  appro- 
beert  tzelve  mits  desen,  authoriseert  dienvolgende  de  suppliant 
ten  de  Bibliotheecq  biervooren  vermeit,  te  transporteeren  en 
te  doen  brengen  op  een  van  de  kamers  van  desen  hove,  om 
deaelve  aldaer  te  laten  van  die  natuur  en  conditie  als  die  al* 
thans  is,  en  naderhant  soude  mogen  werden  verstaen  te  a\jn~ 
Gedaen  in  den  Rade,  den  9  Maert  1679. 

Geschenken  door  dè  Staten- Generaal  gedaan,  1577—1581.  Hei 
ia  bekend  hoe  ver  de  gewoonte  de  vermenigvuldiging  vorderde 
van  geschenken  aan  vreemde  vonten  en  gezanten.  In  een  regis» 
ter,  bevattende  Extracten  van  Smmmaria  wi  de  Reêolutien  van  de 
SMen-Generad,  begonnen  20  Mei  a°  1577»  vinden  wij  de  navol- 
gende uittreksels ,  betreffende  de  geschenken  door  de  Staten  uen 
de  verschillende  ambassadeurs  en  gezanten  vereerd,  als: 

20  Mei  1577.  Présens  pour  1'Evesque  de  Liège  et  ambas- 
sadeurs de  1'Empereur.  A  sa  grace.  Un  bassin  avec  une  esga- 
ère  dorée  au  priz  de  600  &  arthois.  Item  une  couppe,  gar- 
nie  de  medaillea  au  prix  de  1200  & 

A  rarchidiacre  Torrentin,  5  pieces  de  tapisserie  a  120  aulnes, 
1  aulne  5  &>  5  se.  arth.  faisant  per  ensemble  530  £t  et  au 
Prevoat  subdelegué,  une  autre  tapisserie  de  91  aulnes  a  480  £f 
4  se,  6  d. 

XIII.  J.  11 


162 


Au  conseillier  Fraipont  une  chaisne  d'or  de  400  £. 

Au  secretaire  Lampsens  une  chaisne  de  800  £. 

Au  maiatre  d'hoetel  Van  der  Linden  une  chaisne  de  950  £. 

Au  maistre  escuier  une  chaisne  de  200  £,  et  au  seeond  maa> 
tre  d'hostel  et  cuisiniers  per  ensemble,  100  daeldres  de  32  souot 
artois  la  pièce. 

13  Juhj  1577.  Présens  pour  les  ambassadeurs  de  1'emps- 
reur;  pour  Ie  Baron  de  Lynenbourg  un  vaisnille  doaée  1214  i6 
arthois.  Au  Landdrossart  de  Gennecq,  800  £,  au  docleur  Gaiü, 
une  chaisne  de  615  £  avec  une  medaille. 

29  Jan.  1578.  Den  Ambassadeur  van  Engelant  rapport 
doende  van  Don  Jans  dreygementen  (als  in  de  Ned.  Gesch.  van 
D.  P.  Pers  f.  405),  werde  beschonken  met  2  lampetten,  2  giet* 
kannen  ende  een  coppetasse,  alles  verguit,  ende  wegende  samen 
40  mare,  8  oneen,  11  ing.,  ende  bedroegen  tot  60  st.  d'once 
of  24  £  het  mare,  1186  £  arthoiB,  13  st.  Gelevert  bij  den 
marquis  d'Havrecqoe. 

24  Sept.  1578.  Un  present  au  deux  ambassadeurs  d'Angfe- 
terre  5000  guld.  Mr.  Lord  Cobhara  et  Walsingam. 

13  Sept.  1581.  Behalve  de  10 0»  guldens  aen  den  hertog 
yan  Anjou,  is  noch  geresolveert  te  laten  maken  eenige  ailvere 
mandekens,  ende  elck  verderen  met  een  silver  broot,  samen 
beloopende  ontrent  50000  gulden,  ende  daarover.  Postea 
9  Meert  by  den  hertog  selfs  doen  versoecken,  dat  de  ver* 
eeringe  geschieden  soude  in  baren  gelde. 

Men  ziet  hieruit  dat  onderhandelingen  met,  en  ontvangsten 
van  vreemde  gezanten,  zeer  duur  waren. 

Brief  van  Jehan  Bkhardot  aan  den  AarUhertog  Attreckl,  29 
December,  1601. 

29  Xbris  1601. 
Monseigneur. 

Le  Pape  demeure  tousiours  en  sa  première  opinion  de  ne 
vouloir  commettre  persone ,  qui  assiste  de  sa  part  a  1'examen 
qui  par  ordre  de  V.  A.,  mon  pére  doibt  fayre  de  ces  prisoniers 
qui  ont  estez  renvoyez  du  Boy  de  France,  quoy  que  je  luy  aye 


168 

demandó*  avec  tant  d'instanoe,  et  ardeur,  véhémence  comme  ai  ce 
foet  este*  uu  Boyaume,  et  Ie  mesme  aax  Cardinaalx  Aid**  et  St. 
George;  mais  pour  toot  je  n'en  ay  peu  obtenir  aaltre  responce; 
bien  roe  dict  a  la  fin  sa  Sainteté*  qu'elle  en  escriproit  au  Nunce, 
et  qu'elle  verroit  comme  1'affayre  s'enohemineroit,  et  lors  peut- 
estre,  s'il  eatoit  de  besoing,  pourroit  prendre  quelqu'aultre  re- 
sol  ution.     Je   suis   oependant  tres  merry  de  n'y  pouvoir  servir 
V.  A.  comme  elle  Ie  me  oommande,  et  je  voys,  Ie  deaire  extre- 
mement.     Mais  s'aymeroys  encor  mieux  veoir  V.  A.  esleu  Boy 
des  Romains,   dont  Ie  bruict  accroit  icy  de  jour  a  autore,  et 
ya  lea  princee  éleoteurs  seculiers  en  ont  ai  peur,  voyans  a  ce 
qu'on   dict,   les  Ecclesiastiqus   y   estre  fort  inclines,  que  oela 
les  faict  resouldre  &  tenir  Ie  party  tantost  de  rArchiduc  Mat* 
thias,  tantost  de  1'archiduc  Maximilien,  ou  ilz  verront  que  1'em- 
pereur  sera  plus  affectionné,  a  quoy  ilz  n'avoint  jusqu'oires  voulu 
penser,  et  tient  on  pour  asseuré  que  sa  Majesté  impériale,  lor» 
qu'on  viendrait  a  ce  point,  (qu'est  bien  Ie  plus  difficile)  de  Ie 
oommencer,  elle  y  procederaü  sans  passion,  ains  pour  Ie  plus 
grand  bien  et  adfancement  de  la  Chrestienté,  considerant  que, 
et  V.  A.,  et  Messeigneurs  les  deux  aultres  Archiducqs,  sont  tous 
troie  ses  frères,  et  mesmes  dict  on  qu'en  cour  elle  les  traicte 
quasi   esgalemeut,   sans  qu'on  se  puisse  beancoup  apperoeroir 
auquel  elle  incüneroit  Ie  plus.     La  Boyne  d'Angleterre  a  rc- 
mandé'  ses  sujects  qui  sont  en  Hollende,   portant  les  armes, 
je  dia,   les  principaulx  oapitaines,  pour  commander  aux  troup- 
pes,  qu'elle  envoyerat  contre  les  Espagnols  en  Irlande,  n'ayant 
&  ce  qu'on  dict  persone  en  son  pays,  capable  de  telles  charges, 
et  avec  ce  faulte  d'argent,   qui  n'est  pas  pour  fayre  grandea 
entreprises ,  n'y  grande  guerre.    Bt  on  nous  veolt  a  eest  heurre 
fayre  croyre  que  Ie  Boy  de  France  pretend  Arthoys,  et  a  ce  pro* 
pos  son  ambassadeur  dict  dernièrement  en  quelque  compagnie, 
que  son  roy  ne  vouloit  aulcunement  la  guerre,  ains  ne  désiroit 
que  de  vivre  en  paix;  mais  que  si  on  ne  luy  faisoit  droict  par 
juatioe,  il   seroit  contraint  de  se  pourveoir  par  les  armes,  et 
aar  ce  on  luy   demanda:   Mais  Ie  Boy  a-il  bon  droict  a  An- 
thoia?  O  dict-il   ouy,  cela  est  clair  plus  que  Ie  jour  qu'il  luy 


164 

appartient ,  et  a  esté  aaltre  fois  engaigé'  pour  un  moreeau  de 
pain,  de  sort  qu'ilz  tiennent  cela  ya  oom  me  décidé;  mais  oo 
luy  replicqua  que  toutes  foia  il  ne  failiait  pas  penser  de  tenir 
jamais  a  telles  decnandes,  qu'aveo  Ie»  armes  au  poing,  ei  s'il 
ne  jageoit  pas  que  V.  A.  auroit  aultaot  d'action  au  duché  de 
Bourgogne,  et  la  serme  Infante  a  celuy  de  Bretaigne,  et  Ie  roy 
d'Espaigne  peutestre  a  d'aultres  pretensions,  comme  Ie  aieo  a 
Artboys.  Il  ne  reapond  it  pas  beaueoup  a  c'eet  interrogaot,  ei 
ehangeat  doulcement  de  discours;  je  croys,  pour  1'estudier  et 
s'en  informer  mieulx  qu'ii  n'estait ,  car  lor»  je  tieos  qu'ilz  se 
condamneroini  eux  mesmes.  Un  duo  de  Saxe  que  j'escripfis, 
il  y  a  ya  longierope,  aV.A.  aroir  esté  en  eeate  cour,  et  des- 
seigner  son  retour  par  Franoe  et  les  Pays-Bas,  a  esté  toojoors 
dès  lora  malade  a  Milan ,  incogneu,  et  n'y  peut  avoir  ta» 
sepmaines  ou  un  mois  qu'il  en  partit ,  dont  Ie  doe  de  Sa?oye 
estant  adverty,  Ie  logeat  a  Taurin,  ei  luy  fict  de  beaux  présens, 
et  emVaultres  de  neuf  ou  dix  belles  piècea  de  chevaulx ;  qui 
aont  Ie  peu  de  nouvelle*  que  nous  avons  mainteaant  en  ceste 
cour ,  ou  un  chascun  est  empescné'  aux  tres  magnificques  et  su- 
perbissimes  exeques  du  feu  Sr.  Jehan  Fran00  Aid90,  que  Dies 
ayt  en  gloire,  et  quasi  toutea  les  eaglises  de  Home  les  font  a 
1'envy  Tune  de  1'aultre,  y  employans  ses  buit,  neuf,  et  dix 
mille  escus.  La  chambie  apostolique  a  eu  son  tour,  et  Ie  ea* 
pitole,  qui  représente  Ie  senat  et  peuple  Bomain ,  ou  il  y  avait 
en  figuren  de  relief,  beaueoup  des  trophées  et  actes  heroicqnes  da 
defunot,  avec  uoe  infinité  d'aultres  beaux  ornemens,  que  je 
tsiray  iey  de  referer,  pour  n'estre  trop  prolix  et  en  nne  sayaoa 
que  V.  A.  a  taot  d'aultres  affaires,  que  je  prie  Dieu  luy  pros- 
perer  et  luy  donner,  Monseigneur,  en  santé  longue  et  heureuse 
▼ie.     De  Rome  ce  29°  en  XbN  160 1. 

De  V.  A.  Serenissime 
Tres  humble  et  tres  obeyasant  serviteur  et  sujet, 
Jeaan  Bichardot. 
Optckrift.     A  son  Altesse  serenissime. 


165 


IS  Vergadering.     26  September  lê&7. 

Bibliotheek.  —  Charter  van  1368,  bevattende  een  overzigt  van 
hei  bisdom  Utrecht  in  1278.  —  Een  brief  van  Jacobus  Ar» 
mittius. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  Z.  E.  den  Minister  van  Marine: 

Catalogus  der  bibliotheek  van  het  Ministerie  van  marine,  's  Gra- 
venhage,  1857. 

van  Burgemeester  en  Wethouders  der  stad  Utrecht: 

Perslag  van  den  toestand  der  gemeente  Utrecht,  1856.  Utrecht, 
1857. 

van  Dr.  J.  J.  F.  Wap,  te  Utrecht: 

Astrea,  Maandschrift,  verzameld  door  Dr.  Wap.  6e  jaargang, 
1856—57.  6«  Afl.     Utrecht. 

van  den  Heer  U.  Capitaine,  te  Luik: 

Nécrologe  liegeois  pour  1856.  (Par  U.  Capitaine.)  Liége,  1857. 

van  den  Heer  F.  Muller,  te  Amsterdam: 

Bibliotheek  van  pamfletten,  traktaten  enz.,  door  P.  A.  Tiele. 
1*  Afdeeling,  S«  Stuk.     Amsterdam,  1857. 

van  den  Heer  K.  F.  Stallaert,  te  Brussel: 

Keurdichten  uit  de  XYIe  eeuw.  I.  Jonker  Jan  van  der  Noot, 
met  een  berigt  over  zijn  leven  en  zijne  werken,  alsmede  een  glos- 
sarium,  door  K.  F.  Stallaert.  Getrokken  op  75  exemplaren. 
Gent,  1857. 

van  Mr.  H.  O.  Feith,  te  Groningen: 

Register  van  het  archief  van  Groningen,  door  Mr.  H.  O.  Feith. 
Chronologisch  gedeelte.  1757—1847,  1350—1738.  Zonder  jaar 
en  dagteekening.     Handschriften.  5e  Deel.     Groningen,  Ij57. 

Bijdrage  tot  de  geschiedenis  der  heksenprocessen,  in  de  provin- 
cie Groningen,  door  Mr.  H.  O.  Feith.  (Overgedrukt  uit  de 
Nieuwe  Bijdragen  voor  vod.  geschied,  en  oudheidk.,  verzameld 
door  Is.  An.  Nijhoff.) 

XIII.  J.  12 


H 


166 


van  Mr.  L.  A.  J.  W.  Baron  Sloet,  te  Arnhem: 

Marken  op  de  Felue,  door  Mr.  L.  A.  J.  W.  Baron  Sloet. 
(Ovorgedrukt  als  voren.) 

van  den  Heer  J.  L.  A.  Diegerick,  te  Brugge: 

Analectes  Tproys.     Par  J.  L.  A.  Diegerick.     Suite.  4°. 

van  den  den  Heer  B.  Chalon,  te  Brussel: 

Quelques  monnaies  seigneuriales  inédites.  Anciens  jetons  et  »e- 
reaux.  Par  Benier  Chalon.  (Extraits  de  la  Revue  de  la  uu- 
mismatique  beige ,  t.  I,  3*  série.)     Bruxelles,  1857. 

van  de  Commissie  voor  de  internationale  ruiling  van  voor- 
werpen van  wetenschap  en  kunst: 

Rapport  over  het  jaar  1856. 

In  ruiling  ontvangen: 

van  de  Koninklijke  Akademie  van  Wetenschappen,  te  Am- 
sterdam : 

Verslagen  en  mededeélingen.  Afdeeling  Natuurkunde.  6*  Deel. 
2e  en  3e  Stuk.     Amsterdam,  1857. 

Octaviae  querela.  Carmen%  cuius  auctori  Johanni  van  Leeuwen, 
ex  vieo  Zegwaar t,  certaminis  poetici  praemium  secundum  e  legato 
Jacobi  Henrici  Hoeufft  adiudieatum  eet  in  consessu  public*  Je* 
demiae  regiae  scienliarum,  die  IX  m.  Martii  cioioccclvii. 
Amstelodami,  1857. 

van  het  Provinciaal  Genootschap  van  Kunsten  en  Weten- 
schappen in  Noord- Brabant,  te  's  Hertogenbosch: 

Handelingen,  over  den  jare  1856.     's  Hertogenbosch  ,  1857. 

van  Curatoren  van  het  Athenaeum  illustre,  te  Amsterdam : 

Catalogus  van  de  bibliotheek  der  stad  Amsterdam,  2e  Gedeelte. 
Amsterdam,  1857. 

van  de  Académie  royale  des  Sciences,  des  Lettres  et  des 
Beaux-arts  de  Belgique ,  te  Brussel : 

Annuaire,  1856.     Idem,  1857.     Bruxelles  1856,  1857. 

Bulletins  des  séances  de  la  classe  des  lettres.     Année  1855. 
Idem,  Année  1856.     Bruxelles,  1856,   1857. 
Oollection  de  chroniques  Belges.     Recueü  des  chroniques  de  Hos* 
dre,  publiée  sous  la  direction  de  la  Commission  royale  dtkistoirtt 
par  J.  J.  de  Smet.     Tomé  III.     Bruxelles,  1856.  4*. 


167 

Idem.     Chronique  des  Ducs  de  Brabant,  par  Edmond  de  Dyn- 
ter,    (en  G  livres)  publiés    <Taprh  Ie  manuscrü  de  Corsendonck , . 
avec  de»  no'les  et  Vancienne  traduction  Francaise  de  Jehan  Wau* 
quelin;  par  P.  F.  X.  de  Ram.     Tomé  III,  Compenant  Ie  livre 
VI.     Bruxelles,  1857. 

Compte  rendu  des  séances  de  la  Commission  royale  d^hisioire, 
ou  Recueü  de  ses  Bulletins.  2C  série.  Tomé  VIJ.  2«  Bulletin, 
Bruxelles,  1855;  Tomé  VIII.  Bruxelles,  1150;  Tomé  IX. 
Bruxelles,  1857. 

Synopsis  Actorum  ecclesiae  Antwerpiensis  et  ejusdem  dioeceseos 
statu*  hierarchicus  ah  episcopatus  erectione  usque  ad  ipsius  suppres- 
sionem;  Liber  prodromus  tomi  tertii  Synodici  Belgici  edidit  Pe- 
trus Franc.  Xav.  de  Ram.     Bruxelles,  1856. 

Revue  des  Opera  diplomatica  de  Miraeus%  par  A.  Ie  Glay. 
Bruxelles,  1856. 

Retraite  et  mort  de  Charles- Quint  au  monastère  de  Fusie. 
Lettres  inédües  publiées  d'après  les  originaux  conservés  dans  les 
archives  royales  de  Simancas;  par  M.  Gachard.  Tomé  II. 
Bruxelles,  1855. 

Relations  der  Ambassadeurs  Fenetiens  auprés  de  Charles-Quint 
ei  Phüippe  II;  par  M.  Gachard.     Bruxelles,  1856. 

▼an  de  Königlich-Bayerische  Akademie  der  Wissenschaften, 
te  München: 

Abhandlungen  der  historische  Classe.  Band  I— Vu,  München, 
1856.  4\ 

Muhumtned's  Religion  nach  ihrer  inneren  Enttcicklung  und  ihrem 
Einflusse  auf  das  Leben  der  Fölker.  Mne  historische  Betrachtung, 
geleeen  in  der  öffentlichen  SiUung  der  k.  Akademie  der  Wissen- 
schaften, sur  Feyer  ihres  79*°  Siiftungs-Tages  von  J.  J.  I.  Dol- 
linger.     München,  1838.  4\ 

Die  Japhetiden  und  ihre  gemeinsame  Heimath  Armenien.  Fest- 
rede fur  die  Feyer  des  85**  Stiftungstages  der  Academie  am 
28  Marz  1844,  von  J.  von  Görres.     München,  184*.  4°. 

Waüenstein ,  Beitrdge  zur  ndhere  Kentniss  seines  Charakters , 
seiner  Plane ,  seines  Verh&ltnisses  »u  Bayern,  Zur  Ftier  des  Lud- 

12* 


168 


wigstages  auszugsweiee  geleien  am  25.  August  1845  vod  K.  M. 
Freihemn  von  Aretin.     München,  1845.  4°. 

üeber  die  politische  Beformbetoegung  in  Deutsehland  im  IV. 
Jahrhuudert  und  den  Antheil  Bayems  an  derselBen.  Eine  Bede, 
gehalten  an  dem  91.  Stiftungstage  der  k.  Bayer.  Akademie, 
am  28.  Marz  1850,  von  Dr.  C.  Höfler.    München,  1850.  4*. 

Afrika  vor  den  Entdeckungen  der  Portugiesen.  Festrede  au* 
zugsweise  geleien  in  der  öffentlichen  Siizung  der  k.  Akademie  der 
Wissenschaften  zur  Feslfeier  ihres  94"  Stiftungstage*  am  94. 
Marz  1853  von  Dr.  F.  Kunstmann.     München,  1858.  4°. 

Almanaeh  der  königlich  bayerischen  Akademie  der  Wissenschaf 
ten  für  da»  Jahr  1855.     München. 

van  het  Provinciaal  Utrechtsen  Genootschap  van  Kunsten  en 
Wetenschappen  te  Utrecht: 

Verslag  van  het  verhandelde  in  de  algemeene  vergadering ,  ge- 
houden op  30  Junij,  1857. 

van  het  Friesch  Genootschap  van  Geschied-,  Oudheid-  en 
Taalkunde ,  te  Leeuwarden  : 

De  Vrije  Fries.  Mengelingen,  uitgegeven  door  het  Friesch 
Genootschap  van" Geschied-,  Oudheid  en  Taalkunde,  7e  Deel. 
Nieuwe  serie.  le  Deel,  4C  Stuk  en  8e  Deel.  Nieuwe  reeb. 
2e  Deel,  1«  Stuk.     Leeuwarden,  1856  en  1857. 

Mémoires  relatifs  a  la  guerre  de  succesnon  de  1706 — 1709 
et  1711,  de  Sicco  van  Goslinga,  publiés  par  MM.  U.  A.  Everta 
et  G.  H.  M.  Delprat,  an  nom  de  la  SocUlé d'hisioire,  éTarcM- 
ologie  et  de  linguistique  de  Frise.     Leeuwarden,  1857. 

van  het  Indisch  Genootschap  te  's  Gravenhage : 

Handelingen  en  geschriften,  4e  Jaarg.,  2e  Afl.  's  Gravenhage, 
1857. 

van  de  Académie  d'archéologie  de  Belgique,  te  Antwerpen: 

Annales.     Torae  I4e,  le  et  2e  livr.     Anvers,  1857. 

van  de  Société*  archéologique  de  Naniur,  te  *  Namen  : 

Annales.     Tomé  5e,  lc  livr.     Namur,  1857. 

van  de  Société  de  1'histoire  et  des  beaux-arts  de  la  Flandre 
maritime  de  France,  te  Bergues: 


169 


Mémoireê.     Bergues,  1857. 

van  die  Oberlausitssische  GeselUchaft  der  Wissenschaften ,  te 
Oörlitz : 

Neuee  LatuUzwcheê  Magazin.  33CT  Band.     Görlitz,  1857. 

Van  der  Geschicht-  and  Alterthumsforschenden  ftesetypcbaft 
des  Osterlandes,  te  Altenburg: 

Mittheilunoen.  Band  I— III,  IV,  l,  2,  3  Heft.  Altenburg, 
1841—1856. 

van  de  Smithsonian  Institution ,  te  Washington : 

Tent  annual  Report  of  the  Board  of  Rtgents.  Washington,  1856. 

Charter  van  1368,  bevattende  een  overzigt  van  het  bisdom 
Utrecht  in  1278.  De  Heer  Dr.  P.  J.  Vermeulen  vertoont  een 
in  vele  opzigten  belangrijk  charter  uit  het  archief  van  St.  Marie 
te  Utrecht,  hetwelk  tevens  eene  bijdrage  bevat  tot  het  leven 
van  den  bekenden  regtsgeleerde  Philippus  van  Leiden.  Het 
stuk  vormt  een  rol  van  7  aan  elkander  gehechte  vellen  perka- 
ment (rotulus)  en  is  van  den  volgenden  inhoud: 

In  nomine  doroini  amen.  Universis  et  singulis  precencia 
visuris  seu  audituris  et  specialiter  quos  infrascriptum  tangit 
negocium,  seu  tangere  poterit  quodlibet  in  futurum,  Officialis 
cnrie  Trajectensis  cupimus  fore  notum,  quapropter  hoc  coram 
nobis  in  loco  consistoriali  Trajectensi  presidentibus  comparue- 
runt  venerabiles  et  circumspecti  viri  Dm.  Philippus  de  Groe- 
ne velt,  Nicolaus  de  Patelia,  Majoris,  Wilhelmus  Cardinael  et 
Rychardus  de  Oy,  sancti  Salvatoris,  Johannes  de  Compestel, 
beati  Petri,  Hubertus  Foec  et  Johannes  de  Zande,  sancti  «Fo- 
hannis ,  ac  Gerardus  Vrencke  et  Olbrandus  de  Alcmaria ,  beate 
Marie  Trajectensium  ecclesiarum  Canonici ,  et  ab  ipsis  ecclesiis 
deputati,  ut  asseruerunt,  ad  infrasciïpta ,  et  honorabilis  Vir 
Magister  Philippus  de  Leyden.  duiquidem  deputati  proposue* 
runt  et  constanter  asseruerunt,  quod  ipsi  deliberato  proposito 
nomine  et  ex  parte  universalis  ae  totius  cleri  civitatis  et  dioce- 
sis  Trajectensis   predictum  magistrum  Philippnm   de   Leyden 


170 


emisissent  versus  comitatum  Hollandie  ad  inquirendura  et  ia- 
vestigandum,  si  in  archivo  comitatus  Hollandie  aliqua  esseot 
Registra,  littere  vel  libri  antiqui  super  taxa  vel  super  antiqua 
solucione  decime,  secundum  modum  et  formam  prout  Sanctis- 
simus  io  Christo  pater  dominus  noster  papa  Urbanus  ad  sap- 
plicacionem  et  opus  serenissimi  principis  domini  Karoli  Roma- 
norum  imperatoris  novissime  indixit,  ut  se  secundum  ea  informare 
possent,  pro  solucione  hujusmodi  decime  nunc  facienda,  et  quod 
ipse  magister  Philippus  nunc  reversus  eis  reportasset  quemdam 
librum  involutum  intus  et  extra  sigillatum  super  solucione  de- 
cime antedicte  ab  antiquo  confectum,  et  supplicarunt  ut  ipsum 
librum  ab  ipso  magistro  Philippo  recipere  ac  de  sigülis  et 
de  fide  libri  nos  informare  et  ipsum  librum  aperire  et  exami- 
nare  ac  fidem  et  decretum  secundum  ejus  continenciam  et 
copiam  eis  de  ipso  libro  decernere,  et  collacione  ipsius  copie 
cum  libro  facta,  fidem  et  decretum  ipsi  copie  sicuti  libro  ori- 
ginali  interponere  dignaremur.  Nos  itaque  officialis  predictos, 
attendentes  supplicacionem  predictorum  dominorum  fore  coo- 
sonam  Juri  et  rationi  eundem  magistrum  Philippum  requwivi- 
mus,  si  ipse  fuisset  et  esset  a  predictis  dominis  ut  asseruerunt 
et  ad  illum  finem  missus,  qui  quidem  magister  Philippus  res- 
pondit  bona  sua  fide ,  quod  sic ,  et  quod  accessisset  ad  locum 
in  den  Haghe  comitatus  Hollandie»  et  ibidem  Consiliarios  do- 
mini  Comitis  Hollandie ,  et  specialiter  venerabilem  virum  domi- 
num  Theodericum  filium  Vopponis ,  decanum  ecclesie  Bryelensis 
diocesis  trajectensis ,  qui  dicebatur  et  dicitur  custos  et  con- 
servator archivi  et  custodie  privilegiorum ,  registrorum  et 
litterarum  Comitatus  Hollandie  et  Zelandie,  requisivisset  et 
rogasset  ad  inquirendum,  si  in  ipso  arcbivo  inter  alia  privi» 
legia,  registra  et  litteras,  aliqua  essent  registra  seu  littere 
super  solucione  decime  antedicte.  Qui  quidem  dominus  Theo- 
doricus  decanus  et  conservator  predictus  ob  re  veren  tiam  dicto- 
rum  dominorum  et  totius  Cleri  civitatis  et  diocesis  Trajectensis 
ad  preces  suas  arcivum  aperuit  et  inter  alios  libros  et  scri- 
ptwas   présentera    librum    invenit   et   suo   sigillo  impendeoti 


171 


sigillavit,  et  ad  modum  rotali  eum  conclusit,  ligavit  et  extra 
sigillavit,  et  aio  ligatum,  conclusum  et  sigillatum  nobis  ad 
finem  et  effect um  predictam  exhibuit  et  presentavit.  Igitur  ad 
supplicacionem  dictorum  dominorum  librum  ipsum  ad  nos  re- 
cepimus  et  de  sigillis  nos  iuformavimus ,  qaae  essent  illius 
cujus  dioebantur  esBe,  et  sio  librum  ipsum  aperuimus  et  de 
contentis  in  eo  veritatem  indagavimus  et  quae  ipsi  libro  et 
oontentis  in  eo  esset  fides  adhibenda,  et  adhibuimus  et  adhi- 
bemus,  ac  decretnm  nostrum  adhibuimus  et  adhibemus,  et  ex 
boe  mandavimus  infrascriptis  notarijs  librum  ipsum  copiare  de 
verbo  ad  verbum,  nichil  addendo  vel  diminuendo,  et  copiam 
predictis  dominis  deputatis  fieri  inde  decrevimus,  ac  maudavi- 
mus  et  mandamus  copiam  ipsam  sigilli  nostri  appensione  et 
aignis  dictorum  notariorum  communiri.  Datum  et  actum  in 
loco  consistoriali  predicto,  sub  anno  nativitatis  domini  millesi- 
mo  t  reeen  tesimo  sexagesimo  octavo,  indictione  sexta,  secundum 
stilum  et  consuetudinem  civitatis  et  diocesis  Trajectensis ,  men- 
sis  Aprilis  die  vicesima  septima  hora  quasi  tertiarum,  pontifi- 
catus  sanctissimi  in  Christo  patris  ac  domini  nostri  domini 
XJrbani  divina  providencia  pape  quinti  anno  sexto.  Presen- 
tibus  ibidem  discretis  viris  dominis  Johanne  dicto  Gruter 
curato  ecclesie  parochialis  in  Hattem  dicte  diocesis,  Gerardo 
Pont,  Wilhelmo  Luschacrt,  sancti  salvatoris,  Wilhelmo  Buer, 
sancti  Fetri,  iu  ecclesijs  Trajectensibus  perpetuis  vicarijs, 
Theoderico  de  Weyda  notario  curie  nostre,  Hermanno  de  Delf, 
Petro  de  Erna,  Hermanno  de  Borch  et  Johanne  Aemilij,  cle* 
ricis  trajectensibus  et  quam  pluribus  alys  fide  dignis  circum- 
stantibus  testibus  ad  premissa  vocatis  et  rogatis.  Et  demum 
Anno  indictione  et  pontificatu  predictis,  mensis  Mag  die  quarta 
hora  completorij,  facta  oollacione  in  presentia  nostra  copie 
cum  h'bro  originali,  invenimus  omnia  rite  et  bene  auscultata 
et  conscripta.  Postque  ac  dicta  auscultatione  et  collacione 
copie  cum  libro  facta,  ijdem  domini  deputati  nobis  presenta- 
▼erunt  quasdam  litteras,  ut  prima  facie  apparebat  auctenticas 
et   auctoritate   nostra   copiatas  et  auscultatas,  supplicantes   ut 


173 

oopijs    ipsis    sicut    litteris   originalibus   fidem    et  decretam  in- 
terponere  digoaremur.     Unde    nos    official  is   predictus,   aucto- 
ritate   qua   fungimur   in    hac  parte,  fidem  et  decretum  litteris 
et  ipsarum   copijs    antedictis  ad  eorandem  dominorum  suppti- 
cacionem  interposuimns   et   interponimus  de   presenti,  et  de- 
cernimus  ipsis  copijs  et  transamptis  fidem  adhibendam  et  adhi- 
bemus,    ac   eis   fore   standum   in  Judicijs  et  extra,  ubi  opus 
faerit,  sicut  libro  et  litteris  originalibus  antedictis.    In  quorum 
testimonium    mandavimus   et    mandamus   notarijs   infrascriptis 
predictas  litteras  de  verbo  ad  verbum    transcribi   et   transumi 
et   in   publicam  redigi  formara,  nichil  addendo  vel  minuendo, 
et  copiam  predictis   dominis    deputatis   fieri   inde  decrevimus 
et  nostri  sigilli  appensione  et  signis  dictorum  notariorum  oom- 
muniri.     Acta   sunt  hec   anno,    indictione,    mense,  die,  bon 
et  Pontificatu   novissime   perscriptis,  in  loco  consistoriali  pre- 
dicto.     Presentibus    ibidem    descretis    viris    dominis    Waltero 
Schaert,   Henrico  de  Artendern,  Wil  hel  mo    de   Baerne,  majo- 
ris,  Gerardo  de  Hermalen,  sancti  Salvatoris,  Wilhelmo  Buer, 
sancti  Petri  ecclesiarum  trajectensium  perpetuis  vicarijs,  Petto 
de  Erna  et  Johanne  de  Blanckenborch,  clericia  Trajectensibos 
testibus  ad  premissa  vocatis  et  rogatis.     Tenor  vero   libri  de 
quo   supra  fit  mencio  talis  est:  Anno  Dom.  m'cc'lxx.  qaarto, 
kal.  Maij  celebrato    concilio   in    Lugduno   et    concessa  ibidem 
a   Domino  Gregorio   papa  decima  omnium  reddituum  et  pro- 
ventuum  ecclesiasticorum  beneficiorum  in  subsidium  terre  sancte, 
illo  anno  primo  revoluto,  dominus  Beinerius  de  Orio  preposi- 
tus  clavacij  collator  decimarum  per  Coloniensem,  Madeburgen- 
aem,   Bremensem   provincias  ac   per    dyocesim  Cameraceosem 
a   domino    papa   constitutus,    ad    civitatem   Trajectensem   de- 
scendit  et  statuit  ibidem  collectores  decime,  tam  pro  exemptis 
quam  pro  non  exemptis,  et  facta  ab  ipsis  collectoribus  collee- 
tione  ipsius  decime  trium  terminorum  hoc  de  anno  et  deraidio, 
posuit   rationem   cum   eis   de   decima   tune  co  11  eet a  et  habita 
ab  ipsis  computacione  omnem  decimam  tune  collectam  ad  cu- 
riam  deportavit,  et  a  predicto  trium  terminorum  tempore  de- 


173 


cima  collecta  fuit  et  registrata .  prout  in  hoc  registro  continetur. 
Registrum  qüarti  termini  hoc  est  de  ultimo  termino 
secundi  anwi. 

Archidiaconatus  Aldeseiensia. 

Capitalum  Aldeselense,    plebani  de   Demninchem,    de 

Hulsen,  de  Daluesem,  de  Delden,    de  Almelo,  4e 

Marclo,  de  Gore,  de  Risele,  x  lib.  husentium  dena- 

riorum.  Claaatrnm  de  Werslo,  v  f£  lovaniensia. 

Deeat  prepositus,  decanus,  sco- 
lastious,  thesaurarius  et  cano- 
nici  ejusdem  ecclesie. 


De  ultimo  termino  secundi  anni.     De  ultimo  termino  secundi  anni. 


Registrum  decanatus  Suthol- 
landiae. 

Presbyter  de  Putten  xx  s.  hol- 
land. 

Presbyter  de  Sconreloe  xv  s. 
hollan. 

Persona  de  Vlardinge  xij  s.  holl. 

Cralingen  ix  8.  et  iij  d.  holl. 

Blesewic  xxv  s.  hollan. 

Sevenhuaen  xxiiij  s.  et  ij  d.  holl. 

Presbyter  de  Scbie  xxx  ».  holl. 

Ylardingen  xxvj  s.  holl. 

Gerardus  presbyter  de  Dor- 
drecht xxix  s.  holl. 

81idrecht  xxi  s.  holl. 

Gibo  xv  8.  preposito  holl. 

Registrum  Capituli  Zutpha- 
niensis. 
Capitalum  ibidem  iiijor  marcas 
decem  s.  et  vi  d.  sterlingorum 
et  istos  denarios  dederunt  de- 
canus Everardus ,  Goswinua , 
Bertholdu8  ,  Johannes ,  Con- 
radas,  Wilhelmus,  et  Wen- 
maru8.  Wolbertus  v  s.  ster- 
lingorum. 


Registrum  Decanatus  Thy- 
lensis. 

Bosinchem  x  s.  sterlingorum 
i  d.  minus. 

Abbas  de  Bern  e  1  8.  holl.  pre- 
posito. 

Persona  de  Burghmalsen,  de 
toto  secundo  anno  xlv  s.  lo- 
van.  i  d.  sterlingorum  minus. 

Quatuor  libras  et  vyj  s.  holl. 
misit  dominus  Egbertus  per 
filium  domini  Hermanni  de 
Broclede. 

Decanus  deThyle  recepit  xxx  Q, 
iij  8.  lovan.  tam  de  secunda 
quam  de  tertia  solucione,  ad 
hoc  inde  non  computavit  nee 
dedit. 

Registrum  archidiaconatus 
Embricensis. 

Gerardus  rector  ecclesie  Alti- 
nensis  viij  s.  sterling. 

Custoda  Altinensis  vij  s.  ster- 
ling, ij  d.  minus. 

Sacerdos  de  Groesen  vi  s.  et  viij 
d.  sterling. 


174 


Hermannus  Canonicus  Altinen- 
sis  x  s.  et  vi  d.  lovan. 

Presbyter  de  Ginderen  v  s. 
sterling. 

Abbatissa  Altineosis  x  8  lovu. 

Presbyter  de  Zedem  xx  s.  Iotul 

Presbyter  de  Westerwort  xy  i. 
lovan  de  toto  anno. 

De  ultimo  termino  secundi  anni.    De  ultimo  termino  secundi  anoL 


Gerlacus  de  Sevenar  ij  fg  lovan. 

Gisekinus  canonicus  Embricen- 
sis  xxi  s.  lovan. 

Ulrikus  can.  ibidem  xxi  s.  lovan. 

Mauricius  can.  iiiji  s.  sterling. 

Conradus  canonicus  iiyi  8.  ster- 
ling. . 

Custos  Embricensis  iiij  s.  ster- 
ling. 

Everardus  iiyi  s.  sterling. 

Plebanus  veteris  ecclesie  Em- 
bricensis xxxiij  8.  lovan. 

Ecclesia  de  Kelne  vi  s.  sterlin- 
gorum  de  toto  anno. 

Borro  de  toto  anno  ix  s.  ster- 
lingorum. 

Jacobus  Hotman s.  sterlin- 

gornm  pro  toto  anno.  (onin- 
gevuld). 

Registrum  decanatus  Sutbe- 
velandie. 
L.  Offe  et  Rufinus  receperunt 
tam  in  ipso  decanatu  quam 
in  alijs  lxxij  ft  holl.  hos  ha- 
buit  prepositus. 

Registrum  decanatus  Kene- 
mensis. 
Decanus  xl  s.  holl. 


Akerslote  xx  s. 
Sloten  xviij  s. 
Helijgelo  xxx  8. 
Limen  xv  s. 
Capella  beginarum  x  s. 
Berghen  et  Putten  xl?  s. 
Kastrichem  xv  8. 
Wtgest  xx  s. 

Dominus  abbas  retinuit  inde 
xv  s. 

In  decanatu  Batue,  prepoaitos 
de  Eist  pro  toto  secundoaDDO 
xlv  s.  lovan. 

Abbas  de  Ostbroch  vi  ft  boIL 

Registrum  Drenthie. 
Presbyter  de  Sienwic  xv  8.  bu- 

tenses. 
Presbyter  de   Wlneho  xviij  s. 

hutenses. 


De  ultimo  termino  secundi  anni.     De  ultimo  termino  secundi  asBi 


Dominus  prepositus  recepit  de 
domino  Wolperto  de  duobus 
annis  iy  m*  sterling.  Per- 
sona  nichil,        ' 


Herderwic  x  s.  sterling. 
Dorenspiec  xx  s.  lovan. 
Ede  v  s.  holl. 
Persona  de  Putten  r  s.  et  ixi  L 


175 


hol- 


..r 


Registram  decanatus  Scaldie 
Arnoldus   de    Kercwerve\ 

ix  8. 
Magister  Herman  nas  Mey 

nart  xxii  8. 
Bogies  Crusz  xxx  8. 
Hilchze  ix  s. 
Brisselkerke  x  8. 
Wilhelmus  Libartxxvq 
Yo  de  Capella  xvij  s.      [  den- 
Wilhelm  ns  de  Kercwerve 

x  s.  ses. 

Johannes  Spinder  xi  s. 
Symon  persona  de  Hilferze 

vy  s.  i 

Dominus  Batto  xxxv  s.  ' 

Registrum  prepositure  sancti 
Petri. 
Presbyter  de  Arnem  xiiij  s.  ster- 
ling, iiij  d.  minus,  vij  s.  et 
▼iij  den.  holl. 


Presbyter  de  Herde  iiij  s.  ster- 
ling. 

Johannes  de  Voerst  i  fj  lovan. 

Presbyter  de  Apekewoode  xy  s. 
lovan.  iiij  d.  minus. 

Persona  de  Garderen  x  s.  lovan. 

Registrum  capituli  et  archi- 
diaconatus  Daventriensis. 
Gosuinns  prepositus  Daventri- 

ensis  v  fg  daventriens. 
Presbyter  de  Duthinchem  ix  s. 

sterling,  iiij  d.  minus. 
Duseburch  xviij  s.  lovan. 
Sten  re  xv  s.  lovan. 
Decanus   Daventriensis   xij   s. 

lovan. 
Thesaurarius  x  s.  lovan. 
Swolle  xiiij  8.  sterling. 
Ca m pen   xv  s.  sterling,  y  d. 

minus. 


Be  ultimo  termino  secundi  anni.    De  ultimo  termino  secundi  anni. 


Capitulum  Daventriense  xv  fg 

lovan. 
Presbyter  de  Monte  v  s.  sterling. 
Presbyter  de  Hellendorn  vi  s. 

sterling  iiij  minus. 
Dulaen  v  s.  sterling. 

Registrum  Choriepiscopatus. 
Benscoep  xx  s.  holl. 
Judifas  Cruces.  xiij  s.  holl.,  iiij 

d.  minus. 

Registrum    majoris  Preposi- 
ture  juxta  civitatem. 
Presbyter  de  Midrecht  x  s.  holl. 
Presbyter  sancte  Gertrudis  in 

Trajecto  xyj  s.  holl. 
Presbyter  de  Seyst  xxiij  s.  holl. 
Persona   de  Dorae  xv  s.  holl. 
Eme  x  8.  holl. 
Gerhardu8,  presbyter  sancti  Ja- 

cobi  xl  holl. 

Presbyter  de  Mareen  xv  s.  holl. 

« 


Albertus  de  Ameatelle  de  utra- 
que  ecclesia  x  s.  sterling. 

Registrum  Decanatus  Nort- 
hollandie. 
Vorscoten  capell.  xxvj  s.  holl. 
Capellanus  de  Thelingen  iiij  8. 

et  ij  d.  holl. 
Capellanus  de  Sassenem  xx  s. 

holl.  persona  nichil. 
Magister  Henricus  de  Monstere 

xxx  8.  holl. 
Vorburgh  xx  s.  holl. 
Sande  xxx  s.  holl.  prepositua 

habet.  # 

Weteringe  xvy  s. 
Kercwerve  xv  s. 
Tota  ecclesia  deNaldwicJ  s.  holl. 
Warmonde  xv  s.  holl. 
Wnssenaer  xxx  s.  holl. 
Capella  Nortike  xi  s.  holl. 
Capellanus  de   Risewyc  viij  8. 

holl.  persona  nichil, 


176 


Presbyter  de  Lusden  vi  s.  et  ij  d. 


Rinaburgh  xviijj  fg  holl. 
Nordeke  xx  s.  holl.  persons  ni- 

chil. 
Are  x  8.  holl. 
Alfen  x  s.  holl. 


De  ultimo  termino  secundi  anni.     De  ultimo  termino  secundi  anni. 


Registrum  prepositure  aancti 
Salvatoris. 
Presbyter  de  Berghe  x  8.  holl. 
Wesepe  xxiy  s.  holl. 
Capellanus  de  Loenen  xxix  s. 

holl.  Persona  x  s.  holl. 
Werkunden  x  s.  lovan. 
Naerden  v  s.  holl. 
Presby  teri  de  Gaspuarde  xix  holl. 
Persona  de  Wie  Crus.  de  prima 

et  y  et  iy,  solucione  iy  lib. 

et  iiy  8.  lovan. 
Capellanus   de   Vloten  xvij  s. 

holl.  persona  ix  s.  et  v  d.  holl. 
Persona  de  Oudekerke  ij  s.  holl. 
Loenresloet  xv  s.  holl.  cruss. 
Persona  de  Leckerkerke  xiij  s. 

holl. 
Mordrech  xxiij  8.  holl. 
Presbyter  de  Horst  xxxvi  s,  et 

vi  d.  holl. 
Presbyter   de   Ouderkerke   iiij 

s.  holl. 
Presbyter  de  Thullexiüj  s.  lovan. 
Gerhardus  de  Capella  xvi  s.  holl. 
Sutwoude  x  s.  holl. 


Presbyter  de  A.  xxij  s.  holl. 

Capellanus  de  Jarsvelt  xüj  s. 
holl. 

Presbyter  de  Muden  xvijj  s.  lo- 
van . 

Montfoert  ix  s.  lovan. 

Diemen  xij  s.  lovan. 

Registrum  decanatus  deSo- 
merlant. 
Oestvorne  xvi  s.  holl.  persom 

nichil. 
Capellanus  de  Merlant  xv  s. 
holl.  de  toto  anno,  persou 
nichil. 
Decanus  de  Somerlant  xxv  * 
holl.  de  Westvorne  de  toto 
anno. 

Paulus  vicarins  sancti 
Johannis  x  s.  hofl. 
cruss. 


Registrum  prepositure i 
Marie. 

Prepositus  sancte  Marie  1  s.  hoD. 
Decanus  ibidem  xvi  8.  holL 

Registrum  ecclesiaram  Ti* 
jectensium. 
Capitulum  majoris  ecclesiae  xix 

lib.  et  vyi  a.  holl.  collcoto- 

res  xxxv  8. 
Capitulum  aancti  Salvatoris  xjj 

fg   et    xviji    s.   coUëctorw 

xxx  s. 
Capitulum  sancti   Petri  de  6* 

brica  ecclesie  xxvitj  s.  Item 

Capitulum  xvi  fj  et  ?  s.  boU. 
Capitulum  sancti  Johannis  xüj 

è§  xv  d.  minus,  ooüectorcs 


177 


iij08  annus. 


habent  xxvig  s.  et  x  d. 
Capituluro  sancte  Marie  xx  © 

xiji  s.  collectores. 
Monasterium   sancti   Pauli  xv 

«  hol). 


Primus  terminus  tertij  anni.        Primus  terminus  tertij  anni. 


Begistrum  pro  primo  termino 
tertij  anni. 

Begistrum   majoris    preposi- 
tore  juxta  civitatem. 
Presbyter  sancte  Gertrudis  xijè 

s.  holl. 
Amernnghen  vij  s.  sterling. 
Seyst  xxi  8.  holl. 
Narden   ix  s.  lovan.  et  iiy  d. 
Persons   de  Dorne   v  s.  sterl. 

i  d.  minus. 
Gerhardus  sancti  Jacobi  xx  8. 

holl. 
Amersforde  ca  peil  anus  xxij  8. 

lovan.  persona  nichil. 
Civilis  ecclesia  xxxv  8.  holl. 
Losden  xx  s.  lovan. 
Eme  x  s.  holl. 
Odike  xx  s.  holl. 
Abbas  de  Ostbruch  x  fg  holl. 
Abbatisa  Althinensis  vij  f§  lo- 
van. 


Primus  terminus. 
Dunen  x  s.  holl. 

Begistrum  prepositure  Em- 
bricensis. 
Hermannu8  de  Batingen ,  cano- 

nicus  Althinensis  x  8.  lovan. 
Plebanus   ibidem    xl  8.  lovan. 

pro  toto  anno. 
Genderingen  xxx  s.  lovan.  pro 

toto  anno. 
Grusen    xxxviij   s.   lovan.  pro 

toto  anno. 
Abbas  de  Insula  sancte  Marie 

vy  fg  lovan,  pro  toto  anno. 


Begistrum  prepositure  sancti 
salvatoris. 
Gasperde  xx  s.  lovanien. 
Horst  v  s.  holl. 
Lonreslot  x  s.  holl. 
Capellauus  de  Vloten  viijj  s.  holl. 
Persona  de  Lonen  vi  s.  holl. 
Capellanus  ibidem  xi  s.  et  viy 

d.  lovan. 
Werkunden   xvi   8.  holl.  et  y 

d.  lovan. 
Jarsvelde  presbyter  xv  s.  holl. 

Persona  nichil. 
Everdinghen  xx  s.  lovan. 
Wesepe  xxx  s.  lovan. 
Tulle  x  s.  lovan.     Persona  de 

Oudewater  iiij  s.  holl. 
Monfort  xij  s.  holl. 
Wie  xxxij  s.  boll. 
Eyteren  xx  s.  holl.  pro  toto  anno. 
Egidius   de  Woudrichem  v.  8. 

sterling. 
Ecclesia  de  A.  xxxiy  8.  holl. 

tertij  anni. 

Begistrum  decanatus  Sutbol- 
landie. 
Hildeghersberge   xij    8.  iiy  d. 

minus  holl. 
Slidrecht  xg  s.  holl. 
Gibo  de  Dordrecht  xij  8.  holl. 

Gerardus  ibidem  xx  s.  tam 

holl.  quam  Hucenses. 
Bleswic  xx  s.  holl. 
Ketel  x  s.  holl. 
Vierdingen  xv  s.  lovan. 
Putten  xx  s.  holl. 
Gervliet  xx  s.  holl. 
Hukelinc  x  8.  holl* 


178 


Abbas  de  Beroa  üj  66  lovan. 

Renseburch  xviy  66  et  x  s.  holl. 

Abbas  de  Middel burch  lxxijfg 
holl.  et  x  8.  holl.  idem  xv 
66  sterl.  pro  toto  anno. 

Registrum  Prepositure  sancte 
Marie. 
Ameyda  xiij  s.  holl. 
Decanus   sancte   Marie  xxij  s. 

holl.  pro  toto  anno. 


Emekerke  xf  8.  holl. 
Sconrelo  vijj  s.  holl. 
Scye  xl  s.  holl. 
Pereona  de  Vlardingen  xxüj  s.  h. 

Registrum  Kenemarie. 
Akersslote  xx  s.  holl. 
Hetneskerke  xl  s.  holl.  Harlem 

iuj  66  et  iij  s.  holl. 


Primus  terminus  tertij  anni.        Primus  terminus  tertii  annL 


xx  s.i 


Scorle  xxxij  s. 

holl. 
Bergen 

holl. 
Plebanus     de ) 

Egmonda 

xv  ij  s.  holl. 
Wtgest  xx  s. 

holl. 


hos  denarios  re- 
cepit  dominus 
Albertus  de  Wie 
et  sol  vit  ix  £6  et 
iij  s.  holl.  resi- 
duum  retinuit  et 
decimam  suam 
non  solvit  de  illo 
termino. 


Registrum  Choriepisoopatus. 
Scalcwic  x  s.  holl. 
Capellanus  de  Judtfas  xx  s.  holl. 

pro  toto  anno. 
Benscop  xx  s.  holl. 

Registrum  capituli  Daventri- 
ensis  et  prepositure. 
Goswinus  de  prepositura  v  66 

lovan. 
Decanus  xx  s.  de  decania  xy  s. 

da ven. 
Ludolfus  xx  s.  da  vent.  Everar- 

dus  de  Diepenhem  xx  8.  da  vent. 
Soolasticu8  xx  s.  davent.  Benno 

xx  s.  davent. 
Magister  Arnoldus  xx  8.  davent. 

Jacobus  de  Kuc  xx  s.  davent. 
Decanus  sancti  Georgij  et  Th, 

de  holl.  xvi  8.  davent. 
Wolbrandus  viy  3.  holl.  Magister 

Wilhelmus  viy  s.  daventr. 
Ductinghem  xx  8.  davent. 


Registrum  prepositure  sancti 
Petri. 
Persona  de  Putten  v  3.  et  iiij 

d.  holl. 
Persona  de  Ermelen  vij  s.  lovan. 
Herderwic  iij  S  holl.  pro  toto 

anno. 
Dorenspic  ij  66  lovan.  pro  toto 

anno. 
Arnem  iiij  f6  hutenses  et  iij  d. 

pro  toto  anno. 
Epe  xxx  s.  hutenses. 
Osterwort  x  s.  hutenses. 
Vorst  xx  s.  lovan. 
Presbyter  de  Ermele  vi  s.  et  vij 

d.  lovan. 

Registrum  decanatua  de  Rio- 
lant. 
Capellanus  de  Sassenhem  ny 

s.  holl. 
Pereona  de  Nortike  1  s.  holl. 
Persona  de  Naldwic  xxx  s.  holl. 
Vortburgh  xxxy  s.  holl. 
Riswjc  xxiiij  s.  holl. 
Capellanus  de  Vorscoten  xxs. 


179 


Primus  terminus  tertij  anni.        Primus  terminus  terty  auni. 


Weteringhen  xiijj  s.  holl. 
Houte  x  8.  holl. 
Rinaaterwoude  xiiy  s.  holl. 
Wassenar  xxx  8.  holl. 
Capell.  de  Naldwic  xxx  8.  holl. 

Begistrum  ecclesiarum  Tra- 
jecten sium. 
Capitulum  majoris  eoclesie  xix 

€6  et  v\jj  8.  holl 
Collectores  xxxv  s. 
Major  decanus  pro  decania  sua 

xi  s.  et  iy  d.  lovan. 
Item  pro  scolastico  x  8.  et  ij 

d.  holl. 
Capitulum  sancti  Salvatoris  xiy 

flB  et  ?yj  s.  holl. 
Collectores  xv  a.  Thesaurariua 

▼  8.  aterling. 
Capitulum  sancti  Feiri  xv  fg. 

Collectores  xxv  s.  holl. 
Capitulum  sancti  Johannis  xij 

f£  holl.  et  xxj  d.  sterl.  Col- 

lectores  pro  quol.  xiiy  s.  et 

iiij  d.  minus. 


Hic  primus  terminus  et  ultimua 
terüi  anni  Selandie. 

Registrum  decanatus  Scaldie. 
Capell  anus  Beghinarum  de  Zie- 

rixze  viq  3.  sterl.  et  xx  d. 

lovan. 
Peraona  de  Hildergersze  xl  s. 

holL  Capellanus  monachi. 
Wilhelmus  de  Kerkewerve  xxiiy 

a.  holl. 
Dominus  Betto iij  ffi  et  iiij  3.  holl. 
Dominus   Wilhelmus  iiij  f$  et 

iwj  s.  holl. 
Bogyes  ni'chil  sed  decimam  im- 

pedivit. 
Jacobua    peraona   iij  fB  et  iiy 

a.  holl. 
Duvendike  xxiijj  a.  holl. 


Monasterium   sancti   Pauli  xv 

«  holl. 
Paulus,  vicariua  sancti  Johannis 

Trajectensis  x  8.  holl. 

Registrum  prepositure  Thy- 
lensis. 

Hermannus  canonieus  Thilensis 
xxj  s.  lovan. 

Th.  de  Colonia  xxi  8.  lovan. 

Allexander  xxi  s.  lovan. 

Eugerus  xxv  8.  lovan.  pro  toto 
anni. 

Johannes  de  Leodio  xxv  s.  lo- 
van. pro  toto  anno. 

Prepositus  defunctus  xiji  s.  lo- 
van. 

Wouderichem  y  ®  lovan. 

Gijsen  xv  s.  lovan. 

Bosinchem  x  s.  et  vy  d.  sterling. 

Wadenoye  xxix  s.  lovan. 

Driele  xx  8.  lovan. 

Deyle  xv  s.  lovan. 

Rochem  xxxv  s.  lovan. 

Vlosen  xxvij  s.  lovan. 

Bomale  xxiijj  s.  lovan. 

Primus  terminus  et  ultimus 
tertij  anni  Selandie. 

Egidius  de  Emelnesse  iiji  fg 
holl. 

Begistrum  iiijor  offic.  non 
scripsi  hic. 

Registrum  decanatus  Somer- 
lant. 
Westvorne,    Henrious   xxvi  s. 

lovan. 
Abbenbroec  xxxviij  s.  et  iij  d. 

holl. 

Begistrum  decanatus  Sutbe- 
velandie. 
Yere  xl  s.  Flandr.  antiquorum. 


180 


Wilhelmus  Bram  zvi  s.  holl. 
Johannes  Spinder  xl  s.  holl. 

Begistrum  Walacie. 
Presbiter  scte  Katherine  viy  s. 

sterl.   Gewic  xx  8.  holl. 
Monst»  vi  fg  turon.  nigrorum 

x  d.  pro  duobua  sant  com- 

putati. 
Ostkerke  in  Bersalia  f  iij  s.  sterl. 

Katts  xl  s.  holl. 
Bram  de  Westmonstere  xliiij  s. 

holl. 
Dominus  Hubertus  de  Goes  et 

de  Westmonstere  iiji  ©  holl. 
Beraarswale  1  s.  holl. 
Westkerke    Overb'dene    West- 

zubbingh  1  s.  holl. 
Sotelsende  xlv  s.  holl.  Krunin- 

ghen  ix  fg  turon  ix  d.  pro 

ü  d.  st.  computat. 
Capella   iij    fg    holl.    Ostende 

xii  8.  st. 
Badekendorpe  x  s.  holl.  West- 

b'lant  xiiij  s.  holl. 
Ondelant  ix  s.  holl. 

Incipit  ultimus  terminus 
tertii  anni. 

Begistrum    pro    ultimo   ter- 
mino  tertii  anni. 

Begistrum  ecclesiarum  Tra- 
jectensium. 
Capitulum  majoris  ecclesie  xix 

ft  holl.  et  viij  s.  collectores 

xxv  s.  iii  d.  minus. 
Capitulum  scti  Salvatoris  xiiij 

fg  viji    8.    holl.  collectores 

xv  s.  holl. 
Capitulum  sti  Petri  xvi  fg  et  v  s. 

holl.  collectores  xxv  s.  holl. 
Capitulum  scti  Johannis  xi  fg 

holl.  iij  d.  minus  collectores 

xv  s.  et  xlv  c.  holl. 

Capitulum  sancte  Marie. 
Abbas  sancti  Pauli  xv  fg  holl. 


Stelvliet  xl  8.  Plandr.  antiquo- 
rum. 

Ecclesia  filij  Henrici  xx  s.  holL 

Nova  ecclesia  xx  s.  holl. 

Ecclesia  Tevondi  xx  s.  holL 

E  vers  wart  xx  s.  holl. 

Score  xx  s.  Nova  terra  1  a. 
turonenses. 

Ecclesia  Arnolde  iij  fg  turo- 
nenses. Wissenkerke  xxx  9. 
holl.  cruss. 

Binlant  xx  s.  holl.  Koudewerre 
xxxi  s.  holl. 

Vlake  xx  s.  holl.  Wemeldinge 
xxix  s.  holl. 
Gerardus  Alardas  nichil. 

Duvene  xxix  8.  holl.  iij  d.  mi- 
nus. Scoude  xix  s.  holl.  iij 
d.  minus. 


Item  ultimus  terminus 
tertij  anni. 

Begistrum  prepositure  sancu 
Salvatoris. 
Odeke  ij    s.    holl.    Lonreslote 

cruss.  xv  s.  holl. 
Werkunden  xx  s.  holl.  Vloten 

tota  ecclesia  xxvj  s.  holl. 
Persona  de  Leckerkerke  xxij  s. 

holl.  et  vj  d. 
Oudewater  et  Capella  xl  s.  holL 

vi  d.  minus. 
Presbyteri  de  GaBperde  iij  8 

lovan. 
Presbyter   de    Jarsvelde  xv  s. 

holl.   persona  de  Oudewater 


Begistrum    majoris   preposi- 
ture juxta  civitatem. 


161 


Paulua  vicarius  sancü  Johan- 

Dis  x  s.  holl. 
Abbas  de  Ostbrugh  x  fit  boll. 
Major  decanus  de  decanatu  suo 

xi  s.  lovan.  et  iij  d.et  iiij  8.  holl. 
De  scolaatria  x  a.  et  vi  d.  holl. 


Seyst  xxv  a.  holl.  Presbyter 
sancte  Gertrudis  xyj  a.  holl. 

Ëroe  x  a.  holl.  Civilis  ecclesia 
totu  xx  a.  holl. 

Ger hardus  sancü  Jacobi  xqi 
a.  holl. 

Registrum  prepositnre  aanoti 
Petri. 
Ede  xxv  8.  lovan.  persona  de 
Putten  v  8.  holl.  et  ix  d.  holl. 


Registrum    decanatus    Tby- 
lensis. 
Persona  de  Burohmalsen  xxiij 
8.  lovan. 


Ultimus  terminus  tertij  anni. 

Ëodem  termino  Rensburgh  xvüj 

fjg  boll.  et  x  8. 
Abbas  de  Beraa  xx  s.  sterling. 

Begislram  Chorepiaoopatns. 
Persona  de  Judifais  xiijj  s.  holl. 
Scalwic  vijj  s.  lovan  in  malo 
pagamento. 

Begistrum    capitali    Daven- 
triensis. 
Gosuinus  de  prepositura  v   fg 
lovan.  decanus  de  deoanatu 
buo  xii  a.  lovan. 
Item  de  prebenda  xx  s.  lovan. 
XIII.  J. 


Registrum  decanatus  Suthol- 
landie. 
Soorle  xiij  a.  holl.  Blesewic  xvhj 

s.  holl. 
Sclidreoht  xx  a.  holl.  Vlardin- 

ghe  capellanus  xvi  s.  holl. 
Hernarswart  x  8.  holl.    Heke- 

linge  x  8.  holl. 
Emekerke   xx  a.  boll.   Putten 

xx  8.  holl. 
Portegale  xxv  s.  holl.  Gervliet 

xx.  s.  holl. 
Almeavote  xxi  s.\j  d.  minus  holl. 

Incipit  iüju>  annus. 

Registrum    pro    primo  ter* 
mino  quarti  anni. 

Begistrum  ecclesiarum  Tra- 
jectensium. 

Major  ecclesia,  decanus  pro  de- 
canatu  et  scolastria  aua  xx 
8.  sterl.  et  xvg  d.  sterl. 

Capitulum  majoris  ecclesie  xvy 
tg  et  xiij  8.  holl.  Collectores 
tenuerunt  xxxiiiji  8.  holl. 

Capitulum  aanctiSalvatoris  xiiji 
fB  et  xxx  d.  holl.  Collecto- 
res xv  a.  holl. 

18 


183 


Wolbertus  xx  s.  lovan. 
Ludolfus  xx  8.  lovan.  Magister 

Wilhelmus  viij  t.  lovan. 
Lifardus   xx  8.    lovan.  Renoo 

xx  a.  lovan. 

Registrum  Sutphaniense. 
GhiselbertuB  canonicas  ibidem 
xx  s.  lovan.    Wolbertus  xx 
b.  lovan. 


Capitulum  aaneti  Petri  xvj  8 
et  v  s.  holl.  Collector»  nv 
s.  holl. 

Abbas  aaneti  Pauli  iiji  ft  et 
tenetnr  xi±  f§. 

Prior  Vallis  sancte  Marie  pro 
ecclesia  sua  et  ecclesia  de 
Popendamme  xxiiq  s.  sterL 


Begi8tram   decanatus  Nort- 
hollandie. 
Capellanus  de   Teylingen   pro 

toto  anno  xxx  s.  holl. 
Roderise  x  s.  holl.  pro  toto  anno. 
Prepositare  Sande  iy  8  holl. 


lfi  terminus  iujto  anni. 

Abbas  de  Middelbargh  pro  mo- 
nasterio  suo  et  eoclesijs  snis 
parochialibus  xxiiy  fg  sterl. 
et  xl  9  holl. 

Abbas  de  insula  pro  toto  anno 
vy  fg  lovan. 

Abhas  de  Barna  iy  ®  lovan. 

Abbas  de  Osterbroech  x  0  holl. 

Paulus  vicarius  sancti  Johannis 
x  8.  noll. 

Regi8trum  majoris   preposi- 
ture  jnxta  eivitatem. 
Presbyter  aancte  Gertrudis  xyj 

s.  holl. 
Odike  x  8.  lovan  et  ij  d.  holl. 
Ameronghen  vy  s.  sterl. 
Civilia  ecclesia  tota  xx  s.  holl. 
8eyst  xx  s.  lovan. 
Eme  x  s.  lovan. 
Th.  sancti  Jacobi  lyi  s.  holl. 


Primus  terminus  iüjte  anni. 

Albertus  de  Amestel  pro  toto 
üy*  anno  1  8.  holl. 

Registrum  capituli  daventrien- 

8J8. 

Gosuinus  de  prepositura  v  S  lo- 
van. 

Decanu9  de  decanatu  ano  xjj 
8.  lovan.  Item  de  prebandt 
sua  xx  s.  lovan. 

Benno  xx  8.  lovan. 

Ludolfus  xx  s.  lovan. 

Lifardus  xx  s.  lovan. 

Wolbrandus  de  prebenda  da- 
ventriensi  xij  s.  lovan.  Item 
de  prebenda  Zutpoaniensi  xy 

„  s.  lovan. 

Magister  Wilhelmus  viy  aJovaa. 

Duttinchem  xxij  s.  lovan. 

Campen  xv  s.  at. 


183 


Amersforde  presbyter  xx  8.  boll. 
Tota  ecclesia   de  Dorne  xx  8. 

holl. 
Johanoes  sancti  Jaoobi  xxv  s. 

holl. 


Registrum  decanutus  Suthol- 
landie. 
Sconrelo  xiji  s.  holl. 
Hildegersberghe  xiji  8.  holl. 
Sevenbusen  xx  s.  boll.    Blese- 

wic  xx  s.  boll. 


Primas  terminus  injti  anni.  Primus  terminus  iiyü  anni. 


Persons  de  Soie  xxhj  s.  boll. 
Ketel  x  s.  holl, 

Vlardingen  pro  toto  anno  per- 
sons xxiiij  s.  boll. 

Roderise  x$  s.  holl.  pro  toto 
anno. 

Registrum  prepositure  sancti 
Salvatoris. 
Everdinghen  xx  s.  lovan. 
Werkonden  xx  s.  lovan. 
Magister  Reyneri»  iirj  s.  boll. 
Persona  de  Loen  xij  s.  holl. 
Loenreslot  xyi  s.  holl. 
Vloten  xvy  s.  holl. 
Wesepe  xl  s.  holl.  de  toto  anno. 
Diemen  v\jj  s.  holl. 
Brokelede   x  8.  holl.  pro  toto 

anno. 
Gisen  xx  s.  holl.  pro  toto  anno. 
Wouderichem   xl  8.  lovan  pro 

toto  anno. 
Egidius  de  W  ouder  ich  en  v  s.sterl. 
Mordrecht  xxiiij  8.  holl. 


Primus  terminus  iüjti  anni. 

Osterbeke  xx  s.  lovan.  de  toto 
anno. 

Epe  xxx  8.  lovan.  pro  toto  anno. 

Arnem  in  iüjo  anno  xx  8.  lo- 
van. 

Ede  xiij  s.  sterl.  et  ig  d.  st.  pro 
toto  anno. 


Gaspuarde  xx  8.  lovan. 
Presbyter  de  A.  xx  s.  boll.  plus 

vult  dare. 
Bloemendale  xxy   8.  holl.  pro 

toto  anno. 
Ey teren  xx  8.  holl.  et  vy  d.  pro 

toto  anno. 

Registrum  Choriepiscopatus. 
Persona  de  Judifas  xx  s.  holl. 
Capelianus  xxv  s.  holl.  pro  toto 

anno. 
Scalcwic  viij  8.  boll. 

Registrum    decanatus  Nort- 
hollandie. 
Capelianus  de  Teylingen   xiiij 

s.  holl. 
Rensburgb  xvhji  fg  boll. 

Registrum  prepositure  sancti 
Petri. 
Persona  de  Ermele  pro  toto  ii\j° 

anno  v  s.  sterl. 
Dorenspic  pro  toto  anno,  ij  fg 

lovan. 
Herderwic  pro  toto  anno,  iiij 

18  lovan. 

Ultimus  termiuus  üy^  anni. 

Registrum  ultimi  tormini  iüj ki 
anni. 

Registrum    prepositure   Da- 
vent  riensis. 
Gosuinus,  prepositus  Daventri- 

ensis  v  fg  lovan. 
Ludolfua  xx  s.  lovan. 

13* 


184 


Registrnm  prepositare  sanote 
Marie. 
Lopcke  xv  s.  boll. 

Registram  prepositare  Ty- 
lensis. 

Tbeodoricus  de  Collonia  xlij  8. 
lovan.  pro  toto  anno. 

Hermannas  xhj  s.  lovan. 

Alexander  xlij  8.  lovan. 

Tb.  de  Scalcwic  xlij  s.  lovan. 

Rutgherus  xxiiij  8.  lovan. 

Johannea  de  Leodeo  xxv  a.  lo- 
van. pro  toto  anno. 


Ultimus  terminus  iiijti  anni. 

Mordrecht  xx  s.  et  xviij  d.  holt 
Jarsvelt  xv  s.  holl. 

Begistram  majoris  prepositu* 
re  juxta  civitatem. 
Presbyter  sancte  Gertradis  xij J 

8.  boll.     Seyst  xx  s.  boll. 
Losden  v  s.  sterl.    Eme  x  s. 

Begistram  prepoeiture  sanete 
Marie. 
Decanns  sancte  Marie  viij  s.  holl. 
Lopeke  xv  s.  holl. 

Registram  eapituli  sancti  Sal- 
vatoris. 
Capitulum  sancti  Salvatoris  xiiij 

ft  et  vijj  8.  holl. 
Collectores  xxv  s.  holl. 
Magister  Wilhelmus  per  litteras 

clavacg  pro  se  x  s.  holl. 

Summa  tota  istins  registri 
m  ft  octingente  ®  vi  s., 


Wolbrandoa  xx  s.  lovan.  et  pro 
prebenda  Satphaniensi  xx  a. 
lovan. 

Henricua  de  Polem  vuj  s.  lovan. 

Duttinchem  xxxiij  s.  lovan. 

Registrnm  Sothollandie. 
8evenhusen  xiiij  s.  boll. 
Blesewic  xix  s.  holl. 
Sconrelo  x  s.  holl. 
Pauk»  vicarios  sancti  Johannu 

trajectensis  x  a.  holl. 


Registrum  prepoeiture  i 
Salvatoris. 
Presbyter  de  Horst  xxxix  s.  bolL 

pro  toto  anno. 
Magister  Reinerus  iij  s.  holl. 
Wijc,  pro  toto  iiïjto  anno  xl  s. 

xx  d.  holl. 
Wonderichem  xxy  s.  hoiL 

Incipit  vw  annua, 

Registram  pro  primo  termino 
vti  anni. 

Registrnm    eapituli    Diaven* 
triensis. 
Gosuinus  de  prepositura  Daven- 

triensi  v  f$  lovan. 
Decanus  ejusdem  loei  xxix  s. 

lovan. 
Ludolfus  xx  s.  lovan. 
Liphardns  xx  s.  lovan. 
Heinricus  de  Polem  vüj  a.  lovan. 
Benno  xx  s.  lovan. 
Wolbrandus   de  prebenda  Da- 

ventriensi  et  Zatphaniensi  vi 

8*.  et  iiij  d.  sterling. 
Jacobus  Camerarius  xy  a.  steri 

Registram     archidiaconatns 
Daventriensis. 
Ecclesia  de  Duttinchem  xxxviij 

s.  lovan. 
De  ecclesia  de  Campen  aolvit 

dominus  Philippus  de  ultimo 


185 


iiij  d.  et  obilns.  Istam 
pecuniam  acoepitelectus 
apud  fratres  predicato- 
res. 


termino  üïjti  anni  et  primo 
termino  vti  anni  iiy  fg  et  x 
a.  lovan. 

Registrum  majoris  eeclesie 
trajectensis. 

Major  decanus  xl  8.  et  vj  d. 
pro  decanatu  et  scolastria. 

Capitulom  majoris  eeclesie  de 
ultimo  termino  ii\jti  anni  x?gi 
Q  holl.  en  iij  s,  vi  d. 

Item  pro  termino  nativitatia  do- 
mini  sequente  xvij  (8  holl. 
et  ?ij  a. 

Collectorea  deduxerant  xxxviji 
a.  Decanus  sancte  Marie  f i  a. 

Lambertus  capellanus  imperato- 
rins  beati  Martini  xxx  8.  holl. 
de  tribus  annis  de  altari  suo. 


De  primo  termino  vtt  anni.  De  primo  termino  vti  anni 


Capitulum  sancti  Salvatoriaxy 
©  et  xij  s.  et  ?i  d.  holl. 

Thesaurarius  xv  s.  holl. 

Prepositus  sancti  petri  deduxit 
x  a.  holl. 

Decanus  xv  8.  holl. 

Magister  Wilhelmus  x  s.  holt. 

Decanus  pro  decanatu  suo  xv 
a.  holl.,  anno  domini  mcclxx 
nono  sabbato  post  Pascha  pro 
duobus  annis  preteritis. 

Capitulum  sancti  Petri  xv  (g 
holl.,  de  ultimo  termino  iiij** 
anni. 

Prepositus  deduxit  xxvi  s.  holl. 

Abbas  sancti  Pauli  xv  fg  holl. 

Abbas  de  Berna  xx  s.  sterl. 

Paulua  vicarius  sancti  Johannis 
x  8. 

Regis tru  ra  prepositure  majo- 
ris eeclesie  juxta  civitatem. 
Presbyter     sancte      Oertrudis 

xiji  8. 
Civilis  ecclesia  tota  pro  termino 

ante  nativitatem  beati  Johan-' 


Johannes  de  sancto  Jacobo  pro 

duobus  terminis  xxv  s.  holl. 
Civilis  ecclesia  pro  termino  ante 

nativitatem  domini. 
Erenbertus»  Theodericus,  Jaco- 

bus  xxx   8.   holl.  Kokardus 

x  s.  holl. 
Ecclesia  de  Seyst  xx  8.  holl. 
Ecclesia  de  Ameronghen  vij  8. 

sterling. 
Ecclesia  sancti  Jacobi  tb.  xxv 

s.  holl. 
Ecclesia  de  Loosden  v  s.  sterling. 
Ecclesia  de  Eme  iiij  s.  sterl. 
Persona   de  Doroe  ix  8.  sterl. 

pro  toto  anno. 

Begistrum  prepositure  sancti 
Salvatoris. 
Presbyter  de  Werconden   xvij 

s.  holl. 
Capellanus  de  Vloten  xx  8.  holl. 
Pereona  xxvij  s.  holl. 
Magister   Reinerus    v   s.  holl. 

Item  idem  post  nativitatem 

Johannis  Baptiste  v.  8.  holl. 


186 


ni9  anno  domini  mcclxx  octa-     Odic  x  s.  holl. 
vo  jj  fB  bol).'  Ecclesia   de  Mordreeht  xvij  s. 

holl. 
.  Ecclesia  de  Oude  kerke  j  Q  holl 
Ja rs velt  xx  8.  holl.  Horst  t  s. 
holl. 

Be  primo  termino  vtt  anni.  De  primo  termino  vti  anni. 


Ejyteren  pro  toto  ▼*  anno  xx 
s.  holl. 

Henricns  de  Houten  pro  termi- 
nis non  solutis  xx?  s.  holl. 
anno  domini  mcclxx  nono  in 
vigilia  omnium  sanetoram. 

Heinricos  presbyter  de  Odike , 
de  ultimo  termino  iiijti  anni 
x  s»  holl. 

Dominus  Henricns  presbyter  de 
Odike  f  de  ultimo  termino  vtt 
anni  et  primo  termino  sexti 
xix  s.  holl. 

Begistrum    capitnli   Zutpha- 
niensis. 
Decanus  xxx  s.  lovan. 
Everardus  Bokenoge  xxx  sJovan. 
Oosuinus   thesaurarius    xxx  s. 

lovan. 
Bertoldus  de  Vordel  xxx  8.  lovan. 
Johannea  de  Alfen  xxx  s.  lovan. 
Cristianus  xxx  s.  lovan. 
Wilhelmus  Capellanns  xxx  s. 

lovan. 
Bertoldus  scolsrius  xxx  s.  lovan. 

In  choriepisoopatu. 
Hermale  xiiij  s.  pro  toto  v*  anno. 


Judifas  capellanu8  crucess.  xxx 
s.  holl.  pro  toto  quinto  anno. 

Dominus  Nanno  de  Judifas 
xxij  s. 

Benscop  xlv  s.  holl.  et  g  d. 
ad  justam  computacionem. 

Scalcwic  x  s. 

Begistrum  decanatus  in  Biet- 
lant. 
Capellanus  de  Teylingen  xviij  s. 
holl. 

Abbatissa  de  Beiosburghe  de 
primo  termino  vti  anni  xvhj 
S  et  x  s.  holl. 

Begistrum  prepoaiture  sancti 
Petri. 
Herderwic  pro  toto  quinto  anno 

iiij  fB  lovan. 
Dorenspic  ij  &  lovan.  pro  toto 

vto  anno. 
Epe   xxx   s.    lovan.   pro  toto 

V1©  anno. 
Persona  eoclesie  de  Ermele  xx 

8.  lovan.  pro  toto  v  anno. 


Incipit  uit  imus  terminus  vti  anni. 
De  ultimo  termino  vtt  anni.        De  ultimo  termino  vti  anni 


Begistrum  de  ultimo  termino 
vü  anni. 

Begistrum  prepositure  sancti 
Salvatoris. 


Begistrum  Thylense. 
Prepositus   Thylensis  dominus 

Ghiselbertus   xiij    s,   et  üg 

d.  sterL 
Gerardus  presbyter  de  Bomle 


187 


Presbyter  de  Vloten  xxij  s.  holl. 

Presbyter  de  Wateringeu  xxjj 
e.  holl. 

Presbyter  de  Wie  de  toto  v*> 
anno  xix  s.  sterl. 

Persona  de  Vloten  de  toto 
quinto  anno  xxv  a.  holl. 

Ecclesia  de  Wouderichem  de  ul- 
timo termino  qnarti  anni  xxx 
s.  lovan.  et  die  toto  quinto 
iig  ft  et  x  s.  lovan. 

Pereona  de  Almekerke  xxxij  8. 
et  vi  d.  lovan. 

Capitulum  aancti  Salvatoris  pro 
ultimo  termino  quinli  anni  x$ 
9  et  vjft  a.  holl.  retinaenint 
pro  decano  aancti  Johannis 
xv  s.  pro  decano  aancte  Marie 
xv  8.  holl. 

Presbyter  de  Horst  xxxiiij  8. 
et  decem  d.  de  toto  v*°  anno. 

Capitulom  majoris  ecclesie  xxix 
fg  et  vijl  s«  inde  dednxerant 
collectores  xxxv  8.  et  iiij  d. 

Paulos  vicarius  sanoti  Johannis 
pro  ultimo  termino  qainti 
anni  x  s. 


de  quinqne  terminis  preteri- 

tis  x  fg  lovan.  et  xxx  d.  lovan. 
Ecclesia  de  Wadenoy  1  s.  lovan. 

de  quinto  anno. 
Ecclesia   de   Bomle  xiiij  s.  et 

x  d.  k>van. 
Dominus  Gbiaelbertns  preposi- 

tas  Tbylensis  i  Q  lovan. 

Registrura  ecclesie  Zutpha- 
nienais. 

Prepositus  Thylensis  scolasti- 
cas  Zutphanie  üj  a.  et  iiij 
d.  sterling. 

Abbatisaa  Altinensia  xxiy  & 
lovan.  et  iiij  8.  Colon.  minus 
ad  justam  computacionem 
itaqne  in  ultimo  termino  sa- 
tisfaciat  de  toto. 

Capitulum  sancte  Marie  prepo- 
situs ejusdem  loei  y  fg. 

Decanus  ejusdem  ecclesie  xvi 
8.  holl.  de  Lopike  in  gratiam 
pape. 

Anno  domini  mcolxxx  in  die 
Johannis  ante  portara  lati- 
nam  solvit  capitulum  beate 
Marie  xlv  ®  holl.  tam  in 
pecunia  quam  in  equo  de 
quinque  terminis  decime  non 
solutis. 


De  ultimo  termino  vti  anni.         De  primo  termino  viti  anni. 


Begisirum  decanatus  Suthol- 
landie. 
Scyhe  xxx  8.  holl. 
Vlardinghen  persona  xy  s.  holl. 
Item  persona  de  Vlardinghen 

xii  s.  holl. 
Franco  de  Dordrecht  i  0  holl. 

de  toto  quinto  anno. 
Ecclesia    de    Hildegeraberge  ij 

0  et  q  s. 
Capellanus     de     Vlardinghen 

xxxv  s.  holl. 
Ecclesia  de  Bleswic  xxxv  s.  holl. 
Presbyter   de  Abbenbroech  de 


Anno  domini  mcclxx  nono  ante 
nativitatem  domini  pro  primo 
termino  sexti  anni  Heinricus 
de  Vloten  xxvij  s.  holl. 

Theodorus  de  sancta  Qertrude 
xiji  s.  pro  primo  termino 
sexti  anni. 

Magister  Reinerus  x  8.  holl.  de 
Oudekerke. 

Presbyter  de  Werkunde  xix  s. 
holl. 

Seyst  xl  8.  holl.  pro  duobus 
terminis. 

De  iato  termino  nichil  plus 


188 


toto  vto  anno  xxx?  8.  et  vi 

d.  holl. 
Presbyter  de  Scye  xxx  8,  holl. 
de  ultimo  termino  quinti  anni. 

>i 
Begistrum  Keneraarie. 

Akersalote  y  8  de  anno  pre- 
terito  et  xx  8.  pro  termino 
nativitatis  Johannis  Baptiste 
nunc  futuro. 

Magister  Menso  xv  8.  holl. 

Begistrum    prepositare    Da- 
ven  trien  8is. 
Anno  domini  mcclxx  nono  de 

ultimo   termino   vu  anni    in 

vigilia    nativitatia    Johannis 

de  Ecclesia  Daventriensi. 
Decanus   pro  decanatu  et  pre- 

benda  xxx  ij  a.  lovan. 
Lefardbs  xx  b.  lovan. 
Wolbertus  xx  s.  lovan. 
Prepositus   Daventhenaia  v  f8 

lovan. 
Ludolphus  xx  8.  lovan. 
Henricua  de  Polem  vijjj  a.  lovan. 
Duetinchem  xxx  b.  lovan. 
Jacobus  de  Kuck  xüjj  8.  lovan. 
Benno  xx  b.  lovan. 
Arnoldu8  Donk  xx  9.  lovan. 
Fredericus  scolasticus  vij  £8  et 

xv i  s.  lovan.  pro  iiijor  annis 

detentia. 

Begistrum  ultini  termini  Zut- 
phaniensis. 

Wolbertus  xx  8.  lovan. 

Dominus  Ghiselbertus  preposi- 
tus x  s.  lovan. 

Begistrum    capituli    Daven- 
trienBis. 
Everardus    de  Tyle  sex  88  lo- 
van de  iiy0*  ultimis  annis. 

Begistrum  prepositure  trajec- 
tensis  juxta  ei  vitale  in  pro 
ultimo  termino  vü  anni. 


est  solutnm  hio  in  an- 
tiquo  registro. 

De  quinto  anno.  Begisiram 
decime  quinti  anni. 

Anno  domini  mcclxx  nono  abbaa 
et  oonventus  de  Middelbaren, 
pro  ae  et  ecolesijs  seu  paro- 
eb  ijs  suis  xl  88  sterl.  tandem 
pro  quinto  anno  üj  fB  et  de 
duobus  annis  et  de  demidio 
nichil. 

Prepositus  vallia  sancte  Marie 
in  Walacria  de  monaaterio  ei 
ecclesia  xviij  a.  aterl. 

Abbatiasa  de  Beynsburoh  xviij 
88  et  x  8.  de  ultimo  termino 
quinti  anni. 

Begistrum  prepositure  sancti 
Salvatoris. 
Jarsvelt  oapellanus  x  e.  holl. 

Begistrum  prepositure  aandi 
Petri. 
Peraona  de  Ermele  xiüj  s.  lo- 
van. pro  termino  nativitatia 
Johannis  preterito. 

Begistrum  Suthollandie. 
Presbyter  de  Slid recht  pro  tri- 
bus terminis  preteritis  ab 
anno  domini  moclxxvq  a  na* 
tivitate  domini  iij  88  holl.  pro 
quolibet  termino  xx  s.   holl. 

Begistrum  prepositure  Em- 
bricensia. 

Hermannus  de  Batingen  xviij 
s.  lovan.  pro  toto  v**  anno. 

Didera  presbyter  pro  duobos  an- 
nis videlioet  iiij*  et  v*  ij  88 
lovan. 

Everrardus  plebanus  althinen- 
ais  pro  tribus  terminis  xxiiij 
sol.  sterl. 

Begistrum  Walacrie, 


189 


Presbyter  sanote  Gertrudis  zijl 
s.  holl. 

Presbyter  de  Ameronghen  vij 
8.  sterl. 

Presbyter  de  Lusden  v  8.  et. 

Lambertus  vicariue  majoris  eo- 
cksie  v  s. 

Tota  civilis  ecclesia  ij  0  holl. 
Item  y  flB  bolL  eodem  ter- 
mkio  aote  nativit.  Johannis 
baptiste  preteriti  feria  iiij  in- 
fra  octavas  martini  hyemales. 

Hermak  xvüj  8. 

Amersfoerde  I  s.  lovan  pro  tri- 
bus terminis  preteritis. 

In  choriepiscopatu. 
Presbyter  de  jadifas  xxx  s.  holl. 
pro  toto  sexto  anno. 


Magister  Petras  de  Monstre 
in  Barsalia  pro  tribus  ter- 
minis ab  illa  hora  qua  do- 
minos  eleotus  abstulit  de- 
cimam  xl  s.  sterl. 

Lndolfus  xx  s.  lovan. 

Henricus  de  Polem  viij  s.  le?sn. 

Benno  xx  8.  lovan. 

Lifardus  xx  s.  lovan. 

Decanus  pro  prebenda  et  deca- 
natu  suo  xxxij  s.  lovan. 

Begi8trum  prepositnre  sancti 
Petri. 
Hngo   de  Herderwic  pro  toto 

vjto  anno  iiij  8  lovan. 
Epe  xi  s.  ster),  pro  toto  sexto 

anno. 
Dorenspic  ij  fg  lovan.  pro  sexto 

anno. 


In  decanatu  Embricensi. 

Hermannus  de  Bntingen  de  ec- 
clesia de  Bramen  et  de  Al- 
thenis  iiji  s.  sterl. 

Paulus  vicarius  sancti  Johan- 


nis x  s. 


Amio  domini  moclxx  nono  pro 
primo  termino  vi*  anni. 

In  prepositura  Daventriensi. 
Qerardus  de  Dnetinchem  xl  8. 

lovan. 
Prepositns  Daventriensis  Gosui- 

dos  v  ft  lovan. 

Archidiaconatus  sancti  Salva- 

toris. 
Decanatus  juxta  Vechtam. 

Anno  domini  mcclxxx  feria  ter- 
tia  post  cantate  solvit  Johan- 
nes  sacerdos  de  Dienen  xxv 
s.  holl.  de  ultimo  termino 
qainti  anni  et  primo  termino 
sexti  anni. 

Item  tune  solvit  Walterus  sa- 
cerdos de  Horst  xlij  s.  holl. 


In  decanatu  Kenemarie. 

Magister  Gerardus  persons  nunc 
pro  se  solvit  v  ff  holl.  et 
de  ecclesia  non  est  plus  so- 
lutum. 

Item  Ambrosius  sacerdos  de  Ha- 
vest  recht  xxx  s.  holl.  da  duo- 
bus ultimis  annis  eodem  die. 

Item  Egidius  de  ecclesia  de 
Wouderlcem  iiij  f|  lovan.  de 
toto  sexto  auno  feria  v*»  post 
trinitatis. 

Item  Nicolaus  sacerdos  de  Wie, 
solvit  1  8.  holl.  de  toto  sexto 
anno  feria  vu  post  trinitatis. 

Item  Wilhelmus  de  Vloten  sol- 
vit feria  sexta  post  trinitatis  1 
s.  et  vj  d.  pro  se  et  capellano 
suo  de  ultimo  termino  sexti 
anni. 


190 


de  toto  sexto  anno. 

Item  tune  solrit  Arnoldus  pres- 
byter de  Narden  xxv  sol. 
holt.  de  toto  sexto  anno. 

Item  tonc  solrit  Johannes  de 
Wesepe  pro  ecclesia  sua  ij  ff 
holi.  de  toto  sexto  anno. 

Item  Gerbardus  et  Theodoricos 
sacerdotes  de  Gaspuarde  et 
Everdinghen  solverunt  v  fg 
lovan.  pro  ultimo  terniino 
quinti  anni  et  primo  >  termino 
aexti  anni. 

Item  Hermannus  sacerdos  de 
Jaersvelt  solvit  x  s.  boll.  pro 
primo  termino  sexti  anni. 

Item  Henricus  sacerdos  de  A 
xlv  sol.  hoü.  de  nltimo  ter- 
mino quinti  anni  et  toto 
sexto  anno. 

Item  sacerdos  de  Apekewoude 
solvit  xiüj  s.  holi.  de  primo 
termino  sexti  anni. 

Item  dedit  jj  fg  boil.  poatea 
ad  justam  eomputationem. 

Item  Theodoricoi  sacerdos  de 
Oudwatere  sol  vit  xl  s.  de 
Oudwatere  de  toto  v*  anno 
et  primo  termino  sexti  anni. 
Item  solvit  de  capella  xv  s. 
boll.  de  eisdem  terminis. 

Item  Jacobus  sacerdos  de  Gou- 
da solvit  1  s.  boll.  de  duo- 
bus ultirois  annis  feria  i\j 
post  trinitatis. 

Item  Arnoldus  sacerdos  de  Bro- 
kelede  xxx  s.  boll.  feria  vi» 
post  Johannes  ad  justam  com- 
pataoionem. 

Item  ijjj  f©  post  translationem 
beati  Martini. 

Item  Arnoldus  de  Almekerke  v 
S  boll.  de  tribus  ultimis  an- 
nis octava  Petri  et  Pauli. 

Item  Walterus  persona  de  Lec- 
kerkerke  iij  f6  de  duobus  ul- 
timis annis. 

Jtem  Walterus  persona  de  Lec- 


Item  Swederus  sacerdos  deToüe 
xxiiij  s.  boll.  die  Johanais 
Baptiste  de  ultimo  termino 
sexti  anni. 

Item  Hermannus  sacerdos  de 
Jarsvelt  x  s.  boll.  de  ultimo 
termino  vi1»  anni.  in  crastino 
Johannis  Baptiste. 

Item  Gberardus  et  Tbeodorieni 
sacerdotes  de  Gaspuerde  et 
de  Eva-dingen  xxxjj  s.  et  iiij 
d.  boll.  de  ultimo  termino  vi* 
anni  feria  v»  post  Johamris. 

Item  Th.  de  Oudewatere  sacer- 
dos xx  s.  boll,  de  ultimo  ter- 
mino viti  anni  feria  iiij*  poet 
Johannis. 

Item  Nicolaus  sacerdos  de  Ma- 
den solvit  xxxvq  s.  hok.  et 
vi  d.  de  toto  sexto  anno  feria 
iija  post  Petri  et  Pauli. 

Johannes  sacerdos  de  Wesepe 
citatus  est  pro  eo  quo  xl  s. 
ibi  accepit. 

Archidiaconatus  sancti  Petri 
Trajectensis.  Decanatiu 
Velue  .• 

Anno  domini  meclxxx  feria  mj 
post  cantate.  In  decanatn 
Velue  solvit  Nicolaus  nuae 
sacerdos  de  Muden  pro  eccle- 
sia de  Ede  quae  sua  fuit  xl  &. 
lovan.  pro  toto  quinto  anno. 

Item  fiodolfus  canonicus  majo- 
ris  ecclesie  solvit  de  pereo- 
natu  suo  Ermele  vij  s.  hoU. 
de  toto  sexto  anno.  —  ftci- 
nnt  ij  fg  holi.  et  xx  d. 

Item  sacerdos  de  Ermele  solrit 
1  s.  lovan.  de  v*  et  vi  anno 
toto. 

Item  Gerardus  sacerdos  de 

(oningevuld.)  —  faciunt  1  s. 
holi. 

Item  Suederus  de  Bramen  sol- 
vit iij  fg  lovan.  de  iïq*  et  v* 
anno  feria  v**  post  trinilatis. 


191 


kerkerkc  nj  S  de  q  ultimis 
annis  feria  iiij*  post  assunip- 
tionis. 

Item  Johannes  saoerdos  de  Stre- 
vekerke  xxx  s.  holl. ,  iiij  d. 
minos  sabbato  post  ootavam 
assumptionis  item. 

Item  sacerdos  de  Alle  iiij  fg 
lovan  in  vigilia  Lamberti 

Item  persona  de  Nardinclant  ig 
ft  et  xij  s.  lovan.  de  sex  annis. 

Item  persona  de  Jarsvelt  v  fg 
de  personatu  dominus  Johan- 
nes de  fine  solvit  die  Weren- 
fridi.  Item  xxx  s.  de  Ou- 
derkerke  eodem  die. 

Item  Arnoldus  sacerdoe  de  Wert- 
husen  ig  Q  lovan.  de  tribus 
ultimis  annis,  pro  expensis 
dedit  x  s. 

Adhuc  promisit  dare  duas  fB 
doe.  post  Laurency  pre- 
teriU. 

Item  Wenemarus  sacerdos  de 
Putten  ij  fglov.(xxxig  s.  holl. 
et  iiij  d.)  de  tribus  annis  ulti- 
mis feria  vi»  post  Johannis. 

Item  Johannes  de  Voerst  xx  s. 
lovan.  (xvi  s.  et  viij  d.) 

Item  Johannes  sacerdos  de  Vorst 
mij  fB  lovan.  (1  holl.)  de  duo- 
bos  ultimis  annis  feria  iiij*  Ma- 
rie Margarete. 

Item  Arnoldus  sacerdos  de  Aer- 
nem  xy  ©  et  x  s.  lovan.  de 
ij  annis  et  dimidio. 

Item  Heinricus  sacerdos  de  Ho- 
den  cruceeign.  solvit  iij  f&  et 
viij  s.  lovan.  feria  iiij*  post 
Petri  et  Pauli. 


—  faciunt  j  ff  holl.  x  d. 

Item  Johannes  sacerdos  de 
Brammen  solvit  xxv  s.  lovan. 
de  toto  vi*  anno  feria  vi*  post 
trinitatem. 

Item  Stephanus,  canonious 
sancti  Johannis  de  personatu 
in  Putten  xxx  iiij  s.  holl.  et 
vj  d.  de  tribus  ultimis  annis 
vigilia  Johannis  Baptiste. 

In  archidiaconatn  sancte  Ma* 
rie  Trajeotensis. 
Decanatus  juxta  civitatem 
ejusdem  archidiaconatus. 

Anno  domini  meclxxx  feria 
quinta  post  assenoionem  do* 
mini  solvit  Wilhelmus  sacer- 
dos Odtghiesen  xl  s.  holl.  de 
toto  quinto  et  sexto  anno. 
In  decanatu  Drenthie. 

Bernardus  de  Wllenho  xg  fg 
lovan.  de  iiij  annis  cum  pre- 
benda  (adhuo  tenetur  iigorv) 
in  Aldentele,  inde  solvit  circa 
vig  fg. 

Item  Bodulfue  de  Warpervene 
xxx  s.  sterl*  de  tribus  ulti- 
mis annis. 

Item  de  demidio  anno  dedit  do- 
mino Egberto  deoano  Drentie 
xvi  8.  lovan. 

Item  WolferdusdeScaderwoude 
xxx  s.  lovan. 

Item  Pbilippua  sacerdos  de 
Kunre  xxiig  s.  lovan. 


In  Decanatu  sancti  Johannis. 
De  ecclesia  de  Sevenhoeven  vi 

fg  holl.  de  vi  annis. 
Item  dominus  Loef  de  Houthu- 

sen  xx  s.  holl.  feria  vi  post 

Jacobi. 


193 


Item  tenor»  litterarum  de  quibus  supra  fit  mentio  tales 
sunt  pro  at  per  ordinem  hic  describuntur.  Wilhelmus  Dei  gra- 
tia  romanorum  rex  semper  Augustus  uoiversis  presentes  litteras 
inspecturis  gratiam  suam  et  omne  bonum.  Tenore  pmeotina 
simpliciter  protestamur  quod  quinque  conventuales  Trajectensis 
ecclesie,  Daventriensis  ecclesia,  abbatia  sancti  Paoli  trajecten- 
sis,  nóbis  ratione  Tioeeime  centum  et  quinquagenta  libras  Tra- 
jectensis  persolrerunt  et  de  ipsa  pecunia  memoralas  ecclesias 
quo  ad  solntionem  vice*16  quioUs  et  liberas  proclamamus» 
Datum  Trajecti  xiiy  kal.  Julij ,  indictione  x.  Tenor  vero  ake- 
rius  littere  talis  est:  Reymerrus  de  Orio  prepositus  Clankcjj 
Spariensis  diocesis,  collector  decime  per  Colonienaem,  Bre- 
meDsem  et  Madeburgensem  provmeias  ac  diocesin  Cameracen- 
sem  a  domino  papa  coustitutua  unirersis  presentes  litteras  ri- 
suria  salutem  in  domino.  Noverint  universi  quod  canoaict 
ecclesiaram  trajectensium  collegia ta rum,  videlicet  aancti  Martini, 
sancti  Salratoris,  sancti  Petri,  sancti  Johannis  et  sancte  Marie, 
ac  abbas  et  prior  monasterii  sancti  Pauli  trajeotetisis  elegenmt 
oommunem  estimacionem  in  solucione  decime  facienda,  vide- 
licet qnod  omni  anno  solvant  pro*  decima  prebendarum  eeete- 
siarum  predictarum  una  cum  monasterio  sancti  Paoli  docentas 
libras  valoris  libre  Trajectensis ,  tempore  statuto  in  consilio 
generali,  quam  oommunem  estimationem  de  consilio  Tenerabiht 
patris  domini  Johannis  Dei  gratia  trajectensis  ecclesie  electi 
et  domini  Engelberti  dei  gratia  archidiaconi  Leodiensis  et  de* 
cani  sancte  Marie  Trajectensis  et  collectorum  noBtrorum  in  Tra- 
jecto  commisimus  in  conscientijs  dicti  electi,  archidiaconi  et 
collectorum  qui  in  conscientijs  eornm  dixernnt  et  protestati 
fuerunt,  quod  illa  erat  communis  estimatio  et  vera  omnium 
reddituum  et  proventuum  prebendarum  dictarum  ecclesiarum 
et  monasterii  sancti  Panli  predicti,  et  quod  ex  ista  estimadoae 
communi  dicta  decima  angebatur  et  non  dirainuebatur ,  unde 
nos  eam  acceptamus  durante  tempore  collectionis  statuto  in 
consilio  generali.  In  cujus  communis  estimationis  memoriam 
presentes  litteras  fieri  fecimus  et  sigillo  nostro  sigillari.    Actnm 


198 


et  datum  anno  domini  meolxx  sexto,  feria  quinta  post  Mathei. 
Item  tenor  alterius  littere  talis  est:  Jaoobus  Dei  gratia  deca- 
nus  eoolesie  sanoti  Johannis,  Bertbolomens  de  Wassenaar  cano- 
nicue  majoris  eocleeie,  et  Symon  officialis  curie  trajectensia 
eoUectores  deeime  per  civitatera  et  diocesim  Trajectenaem  aueto- 
ritate  apoatolica  conatitoti,  univeraia  presentia  risuris  salotem 
4j  domino  sempiteraam»  Noverinet  uniferai  quod  Decanua  et 
Capüulnm  ecoiesie  aaicti  Selvatoris  trajectensia  decimara  saam 
in  aubsidium  terre  sanote  depatatam  in  generali  oonailio  Lag* 
dunensi  de  proTentibus  prebendarum  suarum  quas  hubeot  in 
eccleaia  aancti  Salvatoris  predicta  pro  preposito,  deoano  et  sin- 
golia  canoniois  et  universia  diete  eccleaie  de  aex  annia  integris 
ptenarie  peraolverunt.  Preaentium  teatimooio  litterarnm  aigilftia 
noetria  aigillatarum.  Datum  anno  domini  moclxxx"10  in  vigilia 
natiritatia  Beati  Johannia  baptiate. 

Et  ego  Henricua  Boeningh  clericua  trajectensia  diooesia  pu- 
blicoa  imperiali  auctoritate  notariua,  premiaaia  omnibus  et  sin- 
gulia  pro  ut  superina  per  me  posita  sunt  et  eonseripta,  dum 
coram  venerabili  viro  domino  offioiali  curie  Trajeetensis  et  per 
enndem  sic  agerentur  et  narent  una  cum  meia  oonnotariis  in- 
fraecriptia  et  testibua  auprascriptis ,  presens  intertui,  ea  vidi, 
audivi  et  de  mandato  dicti  domini  officialis  et  a  prefatie  do- 
mmis deputatie  requiaitua  ex  ipao  libro  et  litteria  ibidem  pro- 
ductie, de  quibua  anpra  fit  mentio,  presena  transumptum  in 
aeptem  rotulis  pariter  oonsutis  fideliter  eonacripsi  ao  ipsum 
transumptum  cum  libro  et  litteria  originalibu8  diligeati  colla- 
ctone  et  auscnltatione  una  cum  eodem  domino  offioiali  et  meis 
ooDDotariis  infrascriptis  facta  per  omnia  rite  et  bene  concorda- 
tnm  inreni,  nil  addito  vel  mutato  quod  aubatantiam  mutet 
▼el  viciet  inteUectum  et  in  hano  poblioam  forman  rededi,  aig- 
numque  meum  solitum  et  consuetum  presenti  transumpto  in 
fine  et  junctura  septem  rotulorum  predictorum  apposui  et  bic 
me  8upecripsi  sub  anno,  indictione,  mense,  die,  hora,  ponti- 
ficatu  et  loco  predictie  in  testimonium  veritatia  premiaaorum. 

Et  ego   Gerardua  Naldeken  clericus  Trajectensia  publicus 


194 


apostolica  et  imperiaK  aaotoritate  notaritu,  premini*  omnibus 
et  singfrih  pro  ut  «uperiua  poeita  sant  ot  oonacripta,  dam  co- 
nun  venerabtti  viro  domino  officiali  Trajectenai  et  per  euudem 
aio  agerentnr  et  fierent  una  euro  notario  aupraacripto  et  teet* 
boa  supradtctis  presens  intertui  ea  fidi,  audivi  et  de  manrialo 
dioti  offieialie  a  prefatie  dominia  deputatie  requiritua  ex  ipso 
libro  et  ibidem  producto,  de  quibus  supra  fit  mentio,  praatai 
tranaumptam  in  aeptem  rotohe  panter  oonsutis  cam  libro  et 
litteris  originalibue  diligenti  collactone  et  auecultatione  una  oom 
eodam  officiali  et  notariis  aopraacriptb  facta  per  omaia  nfee 
et  bene  concordatam  inveni,  ml  addito  vel  mutato  quod  eub» 
etantiam  motet  vel  vioiet  intellectum  eignnmque  meum  solitnm 
et  oonsuetam  presentia  trensumpti  in  fine  et  in  janetura 
fotulorum  predictorum  appoaui  et  bic  me  aubecripsi  in 1 
nium  premiasorum,  sub  anno,  indictiooe,  menee,  die,  bora, 
ponttficatu  et  loco  pfodioüaft  rogatus. 

Ego  EverarduB  dietas  Biaaoop,  cleriona  Trajeetenaia  dioeeais 
publicus  imperiali  auctoritate  notarius,  premiaaia  omnibua  et 
aingulia  pront  superiua  poeita  sunt  et  conecripta,  dunt  coraa 
venerabili  viro  domino  officiali  Trajectenai  et  per  enndem  ate 
agereotnr  et  fierent  nna  cum  notarija  et  testibas  superscripStt 
presens  intertui,  ea  vidi,  aadivi  et  de  mandato  dicti  domini 
officiali»  et  a  prefatia  dom i nis  depntatia  requisitas  ex  ipso  libie 
et  litteris  ibidem  productU  de  quibus  supra  fit  mentio  preaeas 
tranaumptum  in  aeptem  rotulis  panter  consotum  cum  libro 
et  litteris  originalibne  diligenti  collatione  et  auscoitatione  una 
cum  eodem  officiali  et  notariis  supcrscriptis  facta  per  omma 
rire  et  bene  concordatam  inveni,  nil  addito  vel  matato  quod 
anbatantiam  mutet  fel  vioiet  intellectum  aignumque  meum  ao- 
litam  et  consaetam  presenti  tranaumpto  in  fine  et  junctara 
aeptem  rotulorum  predictorum  apposui  et  bic  me  sobacripsi, 
sub  anno,  indictione,  menae,  die,  hora,  pontificatu  et  loco 
predictia  in  testimonium  veritatia  premiasorum,  rogatus. 

Tot  hoevele  opmerkingen  van  onderscheiden  aard  dit  charter 


196 

aanleiding  sou  kannen  geven,  valt  terstond  m  het  oog.  Zoo- 
wel voor  de  geographie,  de  schrijfwijze  der  eigennamen,  de 
verhouding  der  opbrengsten  van  de  verschillende  plaatsen  tot 
elkander  en  hunne  bevolking  levert  het  bedragen  op.  De  eigen- 
aardige waarteekenen,  waarmede  de  *an  een  hechting  der  per- 
kamenten is  gewaarmerkt  en  die  hier,  naast  de  onderschriften 
der  notarissen  herhaald  zgn,  konden  niet  worden  teruggegeven. 

Brief  van  Jrminiu*.  Uit  het  archief  der  stad  Oudewater 
laten  wij  hier  een  brief  van  Arminius  volgen ,  door  welke  hy 
aan  de  regering  dier  stad,  waar  hy  zelf  geboren  was,  de  we- 
dowe  aanbeval  van  Pieter  de  Bert.  Waarschijnlijk  was  «jj  de 
weduwe  van  den  Botterdamsehen  Predikaat,  die  uit  Weet- 
Vlaanderen  afkomstig  eerst  een  tjjd  laag  in  Londen  bad  ge- 
woond, en  de  moeder  van  Petras  fiertins,  regent  van  het  Sta- 
ten collegie  te  Leiden  en  eea  vriend  van  Arminias. 

Eersame,  wijse,  voorsienighe,  seer  discrete  Heeren. 

Ako  d'eerbare  Jacomyne  Bertius,  weduwe  van  Pieter  de  Bert 
8.  g.,  in  zijn  leven  bedienaar  der  gereformeerde  kercke  Christi 
in  onsen  vaderlande,  van  meeninge  is  in  Uwe  E.  stede  haere 
residentie  te  komen  nemen,  oma»  haer  aldaer  eerKjek  met 
seeckere  neringe  ende  handen  arbeydt  te  onthouden,  ende  sy 
van  my  versocht  heeft  brieven  van  recommendatie  aen  Uwe  E., 
so  en  nebbe  ick  haer  als  nujne  bekende  vriendinne  over  lange 
jaeren ,  het  selfde  noch  konnen  noch  willen  weygeren.  Is  der- 
halven  oqjn  vriendtlijok  versoeck  aen.  Uwen  E.  dat  haer  believe 
nae  haere  gewoonlijoke  goedtdadigheydt,  oock  aen  den  gfaenen 
die  vreemdt  sijn  betoont  ende  bewesen ,  oock  dese  eerbare  per- 
sone  te  ontfangen,  ende  haer  alle  christelijcke  bnrgerlijcke  plicht 
ende  goedighe  bescherminge  te  verlenen',  opdat  sy  nevens  an- 
deren burgheren  ende  ingesetenen  Uwer  E.  stede  beer  selfven 
in  vrede  moghe  erneeren ,  ende  oorsake  hebbe  haer  des  in  hae- 
ren  ouderdom  te  verheugen ,  ende  Oode  den  Almachtighen  voor 
Uwer  E.  gelucksalige  regeringe  te  bidden*    Uwer  E.  sal  belie- 


196 


ven  my  dese  vrymoedigheydt  ie  goede  te  konden  ende  weder- 
om alle  diensten  die  ick  nae  mQne  geringheydt  Uwer  E.  ofte 
haeron  ingeseten  tonde  konnen  be  wijten,  van  my  met  teederc 
toevertieht  verwachten.  Hiermede  wille  ick  Uwe  E.  Eeraae 
w^se  voorsienighe  seer  diaerete  hoeren ,  den  Almogende*  ia 
genade  bevelen,  dien  ick  bidde  dat  hy  Uwe  E.  regecringte 
wille  voorspoedigh  maken ,  ende  nwe  personen  voor  alle  raedt 
aen  ziele  ende  lichaem  bewaeren.  Uyt  Leyden  den  5*  Mat 
1607  atilo  novo. 

Uwer  E,  dienstseholdigae, 
Jaeobns  Arminius. 
Opêckrtfi:    Eeraamen  wysen  voorzienigen  teer  disereten  boe- 
ren Bnrgemeesteien  der  stede  van  Oudewater,  m^nen  gaast* 
gen  lieven  ende  goede  vrinden.    Oudewater. 

14  Vergadering.    !•  October  1MV. 

Bibliotheek.  —  Uitspraak  van  hel  coneielorie  der  Franeóke  gemeente 
te  Londen,  tegen  dei  der  Nederlandecke  in  eene  kuwdjjkemak. 
—  Fereiag  omtrent  Met  E9,  aan  Fan  Haterem, 

Bibliotheek.    Ten  gesohenke  ontvangen: 
van  den  Heer  F.  H.  Mertens,  te  Antwerpen: 
Oatalogue  méthodique  de  la  bibUMèqne  pnbUgue  cTJnoen,  pv 
F.  H.  Mertent,  bièldotkecatre.  2  volumes.  Anvere,  1843  et  1846. 
van  den  Heer  Mr.  J.  A.  Kluppel,  te  Alkmaar: 
VertameUng  van  etmkken  betrekkelijk  den  Hondeóoeeche  en  Dm- 
nen  tot  Petten,  de  Sluizen  daartoe  behoorende  en  de  Dgka\dav- 
mede  in  verband  etaande.  1888—1698.  fol. 

van  den  Heer  F.  A.  Ebbinge  Wubbcn,  te  Staphorst: 
De  Eeeeneehe  Leenen  ia  Saltand.     (Door  F.  A.  Ebbinge  Wat- 
beo.)    (Overgedrukt  uit  de  Prov.  Ooerymleche  en  Zmoleche  On* 
remt  van  29  Sept.  1867.) 

van  Jhr.  W.  J.  O.  Rammelman  Elsevier,  te  Leyden: 
De  voormalige  drukkerij  op  het  raadhuie  der  etad  Legde*  t 


197 


A*  1577 — 1610,  medegedeeld  m  de  tnaandelifksche  vergadering 
van  de  Maatschappij  der  Ned.  Letterkunde  van  den  3"  April 
1857,  door  Jhr.  W.  J.  C.  Kam  mei  man  Elsevier. 

van  den  Heer  B.  Chalon,  te  Brussel: 

Pièces  è  retrouver.  —  Deux  jetons  inédüs.  Par  R.  Chalon. 
(Extraits  de  la  Revue  de  la  nutnismatique  beige ,  t.  1,  3e  série.) 

van  Dr.  J.  Borsius,  te  Middelburg: 

Johannes  Snoupsius,  Predikant  op  de  vloot  van  de  Ruyter  in 
1661  en  1662,  door  Dr.  J.  Borsius. 

In  ruiling  ontvangen: 

van  de  Maatschappij  der  Nederl.  Letterkunde  te  Leiden: 

Nieuwe  reek»  van  werken.  9C  Deel.  Leiden,  1857.  (Woor- 
denboek op  de  gedichten  van  O.  Az.  Breder  o,  door  A.  G.  Ou* 
demans.) 

Catalogus  der  Bibliotheek  van  de  Maatschappij  der  N.  L.  te 
Leiden.    Bijvoegsel  over  de  jaren  1853—1857.     Leiden,  1857. 

Uitspraak  van  het  consistorie  der  Fransche  gemeente  te  Londen, 
tegen  dat  der  NederduUsche  in  eene  huwelijke  taak. 

De  Heef  H.  Cl.  Janssen  heeft  het  volgende  stnk  ingezonden: 
In  de  verzameling  van  brieven,  die  door  gevlugte  Hervorm- 
den van  Yperen  uit  Engeland  geschreven  werden  aan  hunne 
achtergeblevene  betrekkingen  in  hunne  vaderstad,  waarvan  ik 
verslag  gegeven  heb  in  onze  Bijdragen  tot  de  Oudheidk.  en  Ge- 
schied., inzonderheid  van  Zeeuwsch~  F  laanderen ,  d.  II,  stuk  III, 
bl.  211,  verv.,  bevindt  zich  ook  een  brief  van  den  watergeus 
Antheunis  van  den  Rijn  e  aan  Theophilus  of  Karel  Rijckewaert, 
preo^kant  te  Norwieh,  uit  Douvres  30  November  1569,  welke 
brief  door  den  Heer  A.  P.  van  Groningen,  in  stuk  IV  dier 
Bydragen,  almede  is  aan  't  licht  gebragt.  Bij  dezen  brief,  de 
eerste  der  verzameling,  is,  als  n°.  1  bis,  gevoegd  het  stuk, 
in  het  hoofd  dezes  gemeld  en  met  de  hand  van  Van  den  Rijne 
geschreven.  Als  bijdrage  tot  de  kennis  der  uitoefening  van  het 
kerkregt  bij  het  ontluiken  der  Hervorming,  die,  schoon  Enge- 
land het  tooneel  ia,  eene  Nederlandscbe  mag  genoemd  worden, 
XIII.  J.  14 


198 


verdient  het  onze  opmerking.  Bovendien  maakt  het  ons  be- 
kend met  de  personen ,  die  destijds  zoowel  den  Franschen  al» 
den  Nederduitschen  kerkeraad  uitmaakten.  De  hoofdperooon 
Franciscus  Marquinas,  die  door  het  Nederduitsche  consistorie 
beschuldigd,  van  zyn  ouderlingschap  ontzet  en  gecensureerd 
was,  en  door  het  Fransche  werd  vrijgesproken,  was  reeds  ou- 
derling der  Nederduitsche  gemeente  te  Londen  in  1559  en 
1562,  en  komt  als  zoodanig  voor,  onder  den  naam  van  Fian- 
ciscus  Marquino,  in  E.  Meiners,  Ooeivrieechl.  Kerkel.  Geeck., 
d.  II,  bl.  30  en  82  *).  Desgelijks  de  ouderling  Jan  logelram, 
Jacob  Sael,  Jan  Lamote  of  Lamoot  en  Glaudiua  d'Otignies 
waren  ouderlingen  in  1562:  t.  a.  p.  Voorts  ontmoeten  wij 
ook  in  ons  stak  als  ouderling  de  vermaarde  Petrus  Carpentier, 
die  ook  rector  te  Norwich  geweest  is  (Te  Water,  Re  f.  van  ZeeLt 
bl.  113).  De  predikanten  Oodfried.van  Wingenen  Bartboldus 
Guillelmi  zyn  bekend  ('sGravezande,  Tweehonderd,  ged.  der 
8yn.  ie  fFeeel,  bl.  171).  —  Wat  betreft  den  Franschen  kerke- 
raad,  die  de  uitspraak  ondertee  kende,  de  predikant  Estienoe 
Marmier  trekt  daarbij  zeer  onze  aandacht.  Hij  was  de  doctor 
Marmy,  die  in  1566  vóór  Brugge  op  het  St.  Kruiskerkhof 
predikte,  en  omtrent  wien  ik  in  mijne  Kerkhernorm.  ie  Brugge, 
d.  II,  bl.  252,  eene  verkeerde  gissing  maakte.  Zie  de  receo- 
sie  van  dit  mijn  werk  door  Prof.  van  Vloten  in  den  Kontt-  m 
Letterbode ,  1857,  n°.  22,  bl.  171.  Meer  van  hem  kan  men 
lezen  in  W.  Te  Water,  Tweede  eeuwget.  van  dê  geloof «W.,  bl. 
63,  en  Ch.  Bahlenbeck,  VlnquU.  et  la  réf.  en  BeJgique,  Brui- 
elles,  1857,  p.  59,  60. 

Het  regtsgeding  betrof  het  huwelijk  van  zekeren  Hendrik  de 
Moor  met  Ëlizabeth  Keitten,  en  de  uitspraak  des  Franschen 
kerkeraads  geschiedde  op  6  September  1569.  Zy  had  betrek- 
king op  die  leden  van  het  Nederduitsche  consistorie,  predikan- 


1)  Johannes  Marqainas  (sic),  volgens  'sGravezande,  Tmeehomderdj.gei. 
der  Syn.  te  JFetel,  bl.  172,  ia  1597  predikant  te  Londen,  was  welhgt 
sfjn  zoon. 


199 


ten  en  ouderlingen,  die,  vóór  de  verkiezing  van  Jun\j  1569, 
tn  dienst  waren  geweest. 

Copie  de  la  sentence,  prononcée  par  Ie  consistoire  Franchois, 
contre  et  au  préjndice  des  ministres  et  anchiens  de  l'égHse 
Flamengae,   nomement  cenlx  qui  ont  esté  devant  la  nouvelle 

élection  Ie  de  Juing  1569,   Ministres:   Godefridus  Win- 

gins,  Bertholdns.  Anchiens:  Me.  Jehan  ïngelram,  M«.  Jaques 
Saai,  Jehan  la  Mote,  Glaode  Dotignies,  Gheeraert  Aertys,  Pierre 
Carpentier,  Thomas  Soen,  Jehan  de  Ceunino,  Jehan  de  Clerek1). 

Toucbant  la  submission  des  parties,  asscavoir  Ie  consistoire 
flameng  et  Francisque  Marquinas,  au  jugetnent  et  advis  de 
ceste  église  pour  ce  qu'ilz  s ont  en  discort  —  Ie  consistoire, 
maintenant  ne  se  estre  soubsmis  qu'en  la  confirmation  ou  in- 
formation  de  leur  sentence,  par  laquelle  ils  ont  dict  et  declaré 
qu'il  y  avoit  promesse  de  mariaige  entre  les  parties  discordan- 
tes  —  et  Marquinas,  au  contraire  voulant  que  la  dicte  église 
cognoisse  en  tout  et  par  tout  de  la  dicte  question  et  de  tout 
ce  que  elle  auroit  apportée  avec  elle,  comme  des  oppositions 
non  vuidéee  et  aultres  procedures  y  pervenues.  Nous  voyons 
bien ,  —  par  Toption  de  1'appel  que  Ie  consistoire  a  offert  audict 
Marquinas  en  ce  que  il  se  sentiroit  grove  d'avoir  esté  condamné 
a  faire  recognoissance  de  sa  faulte,  pour  avoir  contrediot  a  tout 
Ie  consistoire,  affirmant  y  avoir  lyen,  qui  ad metteit  ceste  église 
pour  juge  en  ce  point  particulier,  qui  ne  est  que  accessoire, 
dont  il  sensuyt,  que  combien  que  en  leurs  derniers  escripts  ilz 
veuillent  restreindre  la  cognoissance  de  ceste  dicte  église  a  la 
confiaDiation  ou  information  de  leur  sentence  sur  (edict  lyen  ou 
non  lyen,  —  que  ilz  requirent  ceste  église  de  decider  tant  du 
princïpal  que  de  cesdicts  accessoires  et  de  leurs  procedures. 

Or,  combien  que  ilz  ont  objecté*  a  Francisque  Marquinas  de 
avoir  donné*  conseil  au  mariage,  dont  est  question ,  si  ne  voyons 
nous  poinct  que  il  soit  prouvé  contre  Iny,  que  il  en  ait  jamais 


1)  Het  voorgaande  staat  op  den  kant.    Wat  na  volgt  ia  het  stok  zelf. 

14* 


200 


ouy  parier  avant  que  il  fut  requis  de  en  reecripre  aux  paren»; 
ee   pendant   nous    trouvons    que  il  y  a  eu  quelque  opposition 
an  roariage  entre  les  parties ,  dont  est  question ,  par  ee  que  a 
leur  requeste  conjoincte  Marquinas  auroit  escript  a  leurs  pareus. 
Mais  ponr  ce  que  telle  opposition  estoit  faicte  aoubs  la  coo- 
dition   du    consentement   desdicts   parens ,  nous  ne  pontons  y 
recognoistre  ratification  aucune  ou  prealable  de  rexecution  de 
ladiote  condition.     Ctuant  a  la   responce  touchaut  ledict  con- 
sentement, reeeu  du  10  de  mars,  noua  la  trouvous  insuffisante 
pour  estre  lettre  non  soubscrite,  non  datée  et  obscurement  mr- 
rees  et  resentant  Ie  stil  de  persones  interposécs,  combien  que 
Henry  de  Moer  ait  escript  que  la  responce  faicte  a  la  fille  soit 
de  aon  père;  ce  que  nous  avous  trouvé*  faux.   Et  que  plus  est, 
estant  une  condition  de  delay  de  trois  ou  quatre  mois  apposéc 
aux  lettres  escriptes  a  ladiote  fille.    Et  pour  ce  que  comme  la 
condition  a  ceste  vertu  de  invalider  une  promesse,  aussy  reed 
elle  un  ung  consentement  nul,  nous  disons  que  telle  responce 
ne   peut   estre   appellée    consentement,   joinct   que  en  ladicte 
disposition  et  mesme  en  la  lecture  et  communication  de  Indicie 
responce,   la  forme  gardée  en  Téglise  flamengue  et  aultres  re* 
formées  ne  se  est  gardée,  qui  est  que  en  ia  reception  ou  rati- 
fication des  mariaiges  on  ne  procédé  ne  doit  on  proceder  siaos 
qu'en    presence    de    tesmoings    gens    de  bien,  ce  qui  ne  s'est 
faict ,  quoy  qu'il  soit  porté  par  les  actes  du  consistoire  que  k 
promesse   ait   esté*   ratifieé*   Ie   12  de  mars  en  presence  dudkt 
Francisque  Marquinas,  Jean nette  Deynoot,  Margriete  Sevecote 
et  Petronelle  Huenicx,   ce  que  nyant  ledict  Marquinas  maia- 
tient   mesme    ledict    Henry  n'avoir  esté*  en  sa  maiaon  oa  jou 
la,  ce  que  nous  trouvous  vray  par  Ie  tesmoignage  sur  se  ouy. 
Et  d'abondant  la  dicte  forme  conlient  que  les  parties  vieanent 
devant   les   anchiens    pour    rendre  raison  de  leur  promesse  et 
bon   accord.     Au    contraire  dequoy  leadictea  parties  ne  se  se» 
roient    presentées  audict  consistoire  sinon  alora  qu'ils  estoient 
ja  en  discord  et  que  la  fille  n'eust  youlu  six  sepmaines  aupan- 
vant  se  plaindre  a  ses  parens  des  fautes  qu'elle  avoit  aperceuei 


201 


audict  Uenry  et  declares  au  consistoire  comme  il  est  recognu 
par  leur  acte  da  29  de  Mars,  lesquelles  choses  nous  semblent 
bien  estre  pour  degouster  une  fille  honneste  de  1'amitié  d'ung 
qai  eu  seroit  entaché.  Cast  poorquoy  il  nous  semble  que 
1'opposition  couchée  tant  par  ladicte  fille  que  paf  Marquinas 
dg»  devoit  estre  mesprisée,  entendu  que  en  leur  presence  et  de* 
pois  en  plusieura  aultres  lieux  devant  gens  de  bien,  elle  auroit 
protestée  que  elle  se  vouloit  retirer  dudict  mariaige,  si  1'hon* 
neur  de  Dieu  sauve  elle  Ie  pouroit  faire.  Ce  que  elle  auroit 
repetée  en  la  face  du  consistoire  francbois,  affirmant  n'avoir 
esté  poussee  a  y  entendre  que  par  ce  que  ilz  1'auroient  asseu- 
rée  sur  leur  conscience«que  elle  estoit  lyee.  Et  ne  nous  esmeut 
poinct  ce  que  ledict  consistoire  respondit  asscavoir:  qu'il  a 
jugé  les  opposition  s  non  vaillables,  entendu  que  ce  a  esté  sans 
avoir  aucunemcnt  ouy  en  ses  repliques  ledict  Marquinas,  qui 
toutefois  ila  ont  declaré  partie  et  tenoit  lieu  de  père.  Il  a 
pleut  que  ledict  consistoire  s'estoit  soubmis  au  jugement  de 
l'église  franchoise,  laquelle  ayant  envoyée  deux  anchiens  expres 
pour  les  exhorter  de  surceoir  les  annonces  suivant  la  soubmis- 
sion  faicte  par  eulx  au  consistoire  francbois  n'y  voulurent 
acquiescer  ayant  aussy  Me.  Jehan  Cousyn  oonferé  avecq  Me. 
Godefridus  pour  eest  effect  et  obtenu  dudict  Oodefridus  pro- 
messe de  trois  choses  asscavoir  que  ungne  reconciliation  se 
feroit  entre  les  partyes  offensèes;  que  la  poursuyte  desd* 
annonces  cesseroit  pour  vuyder  les  oppositions,  et  que  a,  Mar» 
quinaa  seroit  donne  loisir  d'escripre  de  rechef  aux  parens  de 
ladicte  fille  pour  sa  decharge  et  esclarcissement  dudict  consen- 
tement.  Et  toutefois  contre  lesdiotes  promesses  les  annonces 
ont  tiré  oultre  saus  aulcune  intermission  et  la  benediction  du 
mariaige  faict.  Le  tout  ce  est  accomply  sans  que  aulcune 
audienee  ait  depuis  esté  donnée  audict  Marquinas,  ny  en  sa 
première,  seconde,  troisième  et  quateriesme  opposition,  en  la- 
quelle M.  Godefridus  se  seroit  mesme  courroucé  contre  ledict 
Marquinas,  luy  reieltant  le  memoire  contenant  les  raisons  de 
sadite   opposition.     Et   quant    au    loisir   accordé   d'escrire  de 


30* 


reohief  ausdits  pareus,  nous  voyona  aux  aotea  da  consistoire 
que  il  a  esté  da  tout  refuse'  (ainsy.  que  Ie  consistoire  diot)  ou 
pour  leê  moyeiu  l)  (ainsy  que  la  fille  ei  Marquinas  contienneut) 
retracté  Ie  lendemain,  quoy  que  il  en  soit  on  ne  a  dom» 
loifir  de  ce  uure  contre  ladicte  promesse.  En  quoy  nou»  trou- 
vons  une  affection  manifeste  au  conaistoire  a  1'eudroict  dodiet 
Henry  de  Moor,  de  laquelle  ils  se  sont  enoore  plus  ample- 
meot  laisser  tranaporter  quant  ils  ont  mande  (comme  ils  par- 
leut)  audict  Marquinas  de  laisser  aller  de  sa  maison  oelle  de 
laquelle  ledict  Marquinas  auroit  esté  recognu  par  eulz  comme 
père.  Car  ce  qu'il  obiectent  de  ces  oppositions  ne  nous  sern- 
ble  aaaes  fort  pour  1'avoir  privé  de  ladicte  fille ,  dont  par  tont 
droict  il  estoit  gardien  jusques  au  jour  des  esposailles,  entenda 
que  ils  ne  fout  poinct  paroistre  qu'il  ait  usé  de  voye  de  faict 
mais  sealement  de  droict  qu'il  a  toosiours  requis  lny  estre  faict. 
Nous  adioutons  que  quant  mesme  la  fille  deTToit  avoir  esté 
retirée  de  sa  conduicte  que  c'est  ung  cas  civil  enportant  de  la 
oognoissance  du  magistrat,  tenant  pour  violenoe  toute  contreinte 
practiquêe  en  eest  endroict  aans  Tauthorité  civile;  chose  de 
quoy  Ie  conaistoire  ae  doibt  enthierement  abstenir.  Quant  aai 
escripta  de  Henry,  dont  ledict  Francisqoe  Marquinas  ae  com- 
plaingt  n'avoir  rien  veu,  combien  que  Ie  oonaiatoire  dit  que  la 
lectore  a  eaté  faicte  en  sa  presence,  toutefois  veu  que  ledict 
Henry  requeroit  que  exhibition  en  fat  faicte  audict  Marquinas, 
aifin  qu'il  y  reapondit  par  escript  et  que  led'.  Marquinas  1'a 
ainsy  requis  par  plussieurs  fois  comme  il  appert  par  ces  reqoes- 
tea,  on  ne  luy  pouroit  iuatement  refuser.  Nous  ne  pouvous  non 
plus  gouster  oe  que  ils  ont  defendu  a  la  fille.  de  communiquer 
audict  Francisqoe  ce  que  il  auroit  faict  avecq  elle.  Car  s'il 
estoit  partie,  comme  il  a  eaté  doolare  par  eulx,  il  devoit  avoir 
oommunication  de  tout  Ie  faict.  Que  s'ilz  replicquent  qu'il 
eest  [s'est]  monstré  pertinax  et  diffioile  a  contenter  et  pourtaut 


1)  De  earaive  woorden  zgn  ondenehrapt ,   en  op  den  kant  ii  tg  ge- 
schreven: *autr.  pour  Ie  moiW 


I 


903 


qu'ils  avoient  crainte  qo'il  n'enpeschasse  ce  qu'ilz  jugeroient  de 
devoir  tirer  oultre,  asscavoir  ledict  mariaige,  toutefois  pais 
qu'ilz  avoient  advis  de  Téglise  franchoise  pour  juger  entre  eux 
et  luy.  Et  quant  ilz  ne  1'auroient  advisé  puis  qu'ils  ne  sout 
juges  en  dernier  resort,  ains  Ie  superintendent,  ils  debvoient 
snrceoir  lesdites  espousailes  jusques  a  la  vridainge  de  1'appel 
interiecté,  entendu  que  la  surceanoe  estoit  equitable  et  exempte 
de  tont  inconvenient  en  la  pourauyte  rigoureuse  et  enveloppee 
de  toutes  les  inoonveniens  qui  en  sont  ensuivis.  Beste  Ie  tort 
que  ledict  Francisque  Marquinas  soustient  luy  avoir  esté  faict 
en  Ie  privant  de  la  cène  et  Ie  degradant  de  la  charge  de 
ancbien ,  de  quoy  ie  consistoire  allègue  pour  cause ,  que  il  a 
hardiment  persisté  a  maintenir  que  il  n'y  avoit  aulcune  liaison 
de  mariaige  entre  les  parties,  que  dessus  laquelle  toutesfois 
tout  Ie  consistoire,  apres  avoir  invoque  Ie  nom  du  Sr.,  a 
trouvé  par  tesmoignaljges  suffisans  comme  ils  diaent.  Or  nous 
sommes  bien  d'advis  que  ung  hom  me  adoné  a  son  sens,  c'est 
a  dire  par  continuelies  actions  reiterant  ungne  opiniastreté 
merite  de  passer  par  les  censures  ecclésiastiques ,  voire  les  plus 
aspres,  toutesfois  ne  voyons  pas  icy  ungne  telle  faulte,  mais 
au  contraire  une  fachon  de  supposer  par  forme  de  appellation 
du  consistoire  au  superintendent ;  mais  aussy  pour  ce  qu'il 
luy  ont  offert  Jadicte  voye  d'appellation  (comme  on  Ta  veu  cy 
devant)  a  raison  de  quoy  il  nous  semble  que  ils  ne  Tont  deu 
ny  pen  punir  pour  ungne  telle  opposition  sinon  contre  raison. 
Et  pour  conclusion  nous  ne  trouvous  poinot  que  au  temps 
que  Ie  consistoire  et  Francisque  Marquinas  estoyent  en  ceste 
dispute  de  mariaige,  que  il  y  ait  eu  promesse  que  nous  puis» 
sions  en  aulcune  chose  recognoistre  vaillable.  Qui  faict  que 
nous  condemnons  les  pareiles  moyens,  lettres  et  toute  la  pro- 
cedure de  Henry  de  Moor  pour  s'y  eatre  porté*  indiscretement 
et  souillant  par  icelle  1'institution  du  st.  mariaige  par  les  pro* 
pos  tenus  a  Elizabeth  Keitten ,  laquelle  cependant  nous  cognois- 
sons  estre  femme  de  Henry,  ayant  depuis  esté  confirmé  Ie 
mariaige  qui  n'estoit  au  paravant  que  pretendu. 


204 


Con8eillon8  au  oonsistoire  de  1'eglise  flamengue  de  se  recon- 
ciiier  avecq  ledict  Marquinas  comme  au&sy  nous  faisons  audict 
Henry  ei  de  luy  satisfaiie  mesme,  que  ledict  oonsistoire  soit 
adverti  (affin  qu'il  ne  demeure  poinct  en  eest  erreur)  que  pour- 
tant  nous  ne  laissons  pas  de  failir  apres  avoir  invoqué*  Ie  nom  de 
Dien,  voire  puis  que  nous  failons  bien  en  Ie  priant.  Aureste 
nous  exhortons  audict  oonsistoire  d'adviser  mieux  doresenavant 
comment  ils  penseront  aux  affaires  desquelles  on  les  consul- 
tera par  cy  apres,  sans  se  precipiter  en  leur  jugemens,  estaos 
eertains  qu'il  n'y  a  jamais  lieu  de  repentir,  quant  les  choses 
se  sont  meorement  et  d'une  deliberation  bien  arrestés. 

Et  pour  ce  que  par  Ie  mot  de  satisfaire  pourroit  estre  en- 
tendu ,  que  Ie  diet  Marquinas  devroit  estre  remis  en  sa  charge 
d'anchien,  nous  sommes  d'advis,  entendu  1'élection  survenne 
durant  ledict  different ,  ledict  Marquinas  se  doit  contenter  de 
demourer  en  son  privé,  pour  ne  troublèr  Tordre  de  Téglise, 
qui  a  bien  esté*  observée  et  approuvée  en  ses  élections.  Faict 
a  Londers,  en  nostre  oonsistoire  francbois,  ce  6e  de  Septembre 
1569.  Soubsigné  par  les  ministres:  Jehan  Cousyn,  Jehan  de 
Roche,  Estienne  Marmier.  Anchiens:  Anthoine  Cappelle,  Pierre 
Chattellain,  Piedro  Bosquel,  ceulx  au  nom  de  tous. 

Verelag.  De  Heer  Jhr.  C.  A.  Bethaan  Macaré  brengt  ver- 
slag uit  over  het  HS.  getiteld:  Geschied-  en  oudheidkundige *«r- 
inneringen  uU  de  Nederlanden  door  J.  A.  van  Hateren  Wz.,  vgl. 
Kronijk,  1856,  p.  147. 

Het  M.S.  van  den  Heer  J.  H.  van  Hateren  Wz.,  onderwij- 
zer te  Agelo,  getiteld  Qeeehied-  en  Oudheidkundige  herinneringen 
uit  de  Nederlanden,  werd  den  27.  Sept  1856  in  mijne  banden 
ter  beoordeeling  gesteld. 

De  schrijver  schijnt  zijn  werk  te  hebben  willen  uitstrekken 
over  geheel  Nederland  en  daartoe  dit  M.S.  als  eerste  deel  in 
gereedheid  voor  de  drukpers  te  hebben  gebragt,  de  uitgaaf 
daarvan  schijnt  evenwel  achterwegen  gebleven  te  zijn. 

Bij    voorrede  en  inleiding  maakt  hij  zijn  doel  bekend,  on 


205 


eene  volledige  beschrijving  te  geven  van  de  oude  kasteelen, 
sloten  en  burgten ,  abdijen ,  kloosters ,  priorijen  enz.  —  en  in 
dit  eerste  deel  is  de  beschrijving  opgenomen  van  de  daartoe 
behoorende  gestichten  in  de  Provinciën  Groningen  en  de  Om- 
melanden, (Drenthe)  Vriesland  en  Overijssel.  Naar  de  bedoe- 
ling des  schrijvers  is  dus  het  werk  eenigzins  verwant  aan  de 
latere  geschriften  van  Mr.  G.  P.  E.  Eobidé  van  der  Aa,  Oud 
Nederland  in  zijn  oude  burgten  en  kasteelen  geeeheUt  en  Mr.  J. 
van  Lennep  en  W.  J.  Hofdijk,  Merkwaardige  kasteelen  in  Ne* 
der  land,  doch  het  zou  eene  grootere  uitbreiding  gekregen  heb- 
ben door  de  opneming  ook  Jer  geestelijke  gestichten  van  ver* 
schillenden  aard. 

Uit  dat  oogpunt  is  de  bijeen  voeging  van  al  wat  de  schrij- 
ver heeft  kunnen  opzamelen  omtrent  de  vroeger  bestaan  heb- 
bende gebouwen  en  gestichten  van  verschillenden  aard,  niet 
zonder  verdiensten ,  vooral  ook  om  dat  zijn  arbeid ,  blijkens  de 
voorrede,  dagteekent  van  1838  en  dus  voor  de  uitgave  van 
dergelijke  werken  werd  zamengesteld.  Eene  vergelijking  echter 
met  deze  werken  toont  ons  terstond  dat  dit  werk  op  volledig- 
heid al  zeer  weinig  aanspraak  kan  maken;  want  geen  der 
negen  gebouwen,  door  Eobidé  van  der  Aa  opgenomen,  komen 
in  ons  handschrift  voor,  van  die  welke  bij  van  Lennep  en  Hof- 
chjk  zjjn  vermeld,  wordt  alleen  het  kasteel  te  Voerst  bij  van 
Hateren  gevonden,  en  daaromtrent  is  optemerken  dat  beiden  uit 
dezelfde  bron  schijnen  geput  te  hebben,  daar  de  beschrijving 
van  de  belegering  van  Voerst,  in  1342,  gelijkluidend  en  soms 
woordelijk  dezelfde  is ;  bij  van  Lennep  zijn  evenwel  nog  uitge- 
breider opgaven,  vooral  genealogische,  te  vinden,  die  hier  ge- 
mist worden. 

Jn  de  OoerysseUcke  Almanakken  voor  Oudheid  en  Letteren  en 
in  de  Groningeehe  Volkealmanakken  komen  ook  de  beschrijvingen 
voor  van  onderscheiden  hier  behandelde  gestichten,  als  van  de 
kapel  te  Sinckgraven,  de  St.  Walburgskerk  te  Groningen,  de 
kasteelen  te  Wedde  en  Selwerd  en  welligt  nog  meerdere,  en 
de  uitkomst  eener  vergelijking  daarvan  met  het  hier  medege- 


206 


deelde  is  ook  daar  roor  niet  gunstig,  n!  willen  wij  niet  ont- 
kennen dat  welligt  hier  en  daar  bijzonderheden  zijn  opgezameld, 
die  elders  zijn  voorbij  gezien. 

Omtrent  de  abdijen  en  kloosters  kunnen  misschien  de  op- 
gaven eenigzins  meer  waarde  bezitten ,  ofschoon  ook  reeds  in 
den  tegenwoordigen  slaat  veel  vermeid  wordt ,  wat  ook  weder 
hier  is  te  terug  te  vinden. 

Ik  ben  dus  van  oordeel  dat  het  H.S.  niet  geschikt  is  om 
door  het  Genootschap  te  worden  uitgegeven ,  maar  dat  het  in 
de  bibliotheek  behoord  te  worden  bewaard,  om  ten  gebruike 
van  de  leden  te  blijven  en  om  bij  voorkomende  gelegenheden 
te  kunnen  worden  geraadpleegd. 

15  Te rfa.de ring.     24  October  1857. 

Bibliotheek.  —  Acte  van  Trqn  van  Leemputte.  —  Oude  tegd- 
stempel.  —  Aanteekeningen  betrekkelijk  het  gezantschap  naar 
Spanje  in  1660. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  Dr.  A.  A.  van  Heusden,  te  Breda: 

Handleiding  tot  de  Aardrijkskunde,  voor  de  kadetteu  va*  aüt 
wapenen.   Door  Dr.  A.  A.  van  Heusden.  Se  druk.   Breda,  1856. 

Leerboek  der  Aardrijkskunde,  ten  dienste  van  hen,  die  skktot 
de  lessen  bij  de  Koninklijke  Akademie  voor  de  Zee-  en  Landmeet 
wensehen  voor  te  bereiden.  Door  Dr.  A.  A.  van  Heusden.  S*  druk. 
Breda,  1857. 

Brief  aan  den  Luit. -Kolonel  W.  J.  Knoop,  ter  wederleggn* 
eener  besehuldiging,  voorkomende  in  rijn  stuk,  getiteld:  1881,  » 
geplaatst  in  vde  Gids9'  voor  /fug.  1857 ;  ook  afzonderlijk  ver- 
krijgbaar gesteld  onder  den  titel  van  %De  tiendaagsche  veUHogt", 
Door  Dr.  A.  A.  vnn  Heusden.  (Overgedrukt  uit  den  Militaire 
Spectator,  Sept.  1857.)    Breda,  1857. 

van  den  Heer  P.'A.  Lenpe,  te  Hellevoetsluis : 

Pe  Houtmans  Aftolho*  in  1727;  door  P.  A.  Leape.    (Over- 


207 


gedrukt  uit  de  Verh,  en  Berigten  beirekkelijk  het  Zeeweten  en  de 
Zeevaar Ucunde,  door  Jacob  Swart  (1857).    N°.  3,  2«  Afd.) 

van  Mr.  S.  de  Wind,  te  Middelburg: 

Mededeeling  omtrent  een  bundel  autographen  uit  de  XFI'  eeuw, 
deels  in  cijfer  schrift  vervat,  en  berustende  op  het  provinciaal  ar- 
chief van  Zeeland*  door  Mr.  S.  de  Wind. 

van  Mr.  L.  A.  J.  W.  Baron  Sloet,  te  Arnhem: 
Mededeékmg  over  een  band  met  middeneeuwsche  Handschriften  ie 
Arnhem,  gevonden.    Door  Mr.  L.  A.  J.  W.  Baron  Sloet. 

van  Mr.  W.  H.  Coat  Jordens,  te  Deventer: 

Kamper-stempels.  Bijdrage  tot  de  Kamper 'munt,  door  Mr. 
W.  H.  Coat  Jordens.     Deventer,  1857.  4*. 

van  Dr.  J.  J.  F.  Wap,  te  Utrecht: 

Non/  Louis  XV II  u'est  pas  mort  au  Tempte.  Rifutatwn  de 
Vouvrage  de  M.  A.  de  Beauchesne,  Louis  X Pil,  savie,  san  ago- 
nie, sa  mort,  par  M.  Ie  Cte  Gruau  de  la  Barre.  Bruxeltes  et 
Leiptig,  1858. 

In  ruiling  ontvangen: 

van  het  Inatitut  archeologique  liégeoia,  te  Luik: 

Bulletin.    Tomé  III,  1*  Livr.    Liége,  1857. 

Acte  van  Trijn  van  Leempuite.  De  Heer  J'  J.  J.  de  Geer 
vertoont  eene  oorspronkelijke  acte  van  overdragt,  waarbij  Trijn 
van  Leemputte  bekent  te  hebben  overgedragen  de  helft  in  zea 
morgen  land»  onder  Vreeswijk,  voorzien  van  hare  handteekening 
en  van  het  jaar  1594.  Hieruit  blijkt  dat  haar  waren  naam 
was  Katarina,  Willem  Voornen  dochter,  weduwe  van  Jan  Ja- 
cobs zoon  van  Leemputten. 

Oude  Zegelstempel.  De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  vertoont  een 
geel  koperen  zegelstempel,  die  volkomen  goed  bewaard  en  van 
ovalen  vorm,  een  gothischen  dubbelen  boog  voorstelt,  waaronder 
een  heilige  met  nimbus  en  in  lang  geplooid  gewaad  staat,  die, 
in  de  regterhand  een  boek  houdende,  de  linkerhand  uitstrekt 
naar  een  voor  hem  knielenden  man  met  een  pak  op  den  rug, 


208 


ter  zijde  is  het  veld  met  lofwerk  gevold.  Het  omschrift  luidt 
in  gothische  letter,  8.  hospitalis  fratram  beati  iacobi  traiectenns. 
Ofscheon  waarschijnlijk  van  een  geestelijk  gesticht  te  Utrecht, 
bl|jkt  niel  terstond  aan  welk  dit  zegel  heeft  behoord,  daar  een 
gasthuis  van  St.  Jacob  te  Utrecht  niet  bekend  is ,  noch  in  de 
14e  eeuw,  waartoe  de  stempel  schynt  te  behooren ,  noch  later. 

Aantekeningen  betrekkelijk  het  gezantschap  naar  Spanje  in  1660. 
De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  deelt  het  volgende  mede: 

De  stukken  betreffende  dit  gezantschap,  alsmede  de  Heereo, 
dien  last  opgedragen,  vindt  men  by  Aitzema,  veertigste  Boek 
p.  707  en  volg.  (IX.  p.  1105  in  4*).  Ik  ben  in  de  gelegenheid 
geweest  een  in  12°  oblong  in  perkement  gebonden  aanteekeoing- 
boekje  te  zien,  bevattende  eene  menigte  aanteekeningen,  door 
iemand  van  het  gezantschap  geschreven ,  die  veel  kennis  beat. 
Wie  dit  geweest  is,  weet  ik  niet,  en  is  mij  ook  uit  de  aan- 
teekeningen niet  gebleken;  hij  schijnt  wel  de  eenigste  geweest 
te  zijn  die  het  Spaansch  verstond.  De  aanteekeningen  zijn  in 
het  Hollandsen,  Fransen  en  Spaansch  opgesteld ,  en  zeker  in 
den  tijd  der  feestdagen ,  gedurende  welke  geene  publieke  besognes 
in  Spanje  gehouden  worden.  Zij  loopen  bepaaldelijk  over  de 
openbare  gebouwen  in  Spanje,  die  door  hen  bezigt igd  zijn,  als* 
mede  wat  op  de  verschillende  audientien  belangrijk  is  voorge- 
vallen ,  en  knnnen ,  uit  dit  oogpunt  beschouwd ,  aanvullen  wat 
bij  Aitzema,  ter  loops  en  min  naauwkeurig  is  opgeteekend. 

1°  Audiëntie  den  17.  Dember  1660. 

Familien  van  andere  ambassadeurs  en  ministers  te  ontbijten 
gegeven.  Onbeschaemt  grabbelen  van  sommige  en  boter  eten; 
een  een  deel  boter  in  sqn  neusdoek  met  een  stuck  kaes  daerop. 

DB.  Christoval,  die  oock  daegs  te  voren  de  heereo  was  ko- 
men besoeken  met  6  gardes,  quam  nu  weer,  doch  ging  weer 
wegh  totdat  de  heeren  gingen ,  qnam  toen  weer  met  noch  eeni- 
ghen  ontrent  Ui  uren.  De  koningh  sond  30  van  sijn  paer- 
den,   sommige  seer  schoon,  als  die  van  de  heeren,  met  losse 


209 


swarte  linten  in  de  manen.     Piaffeurs  die  haer  kousen  bedor- 
ven.     Konhorn  met  sijn  peerd  onder  de  voet.     Koets  van  den 
koningh  met  4  tijgers,   met  een  koetsier,  dieht  bijeen  gespan- 
nen,  onse  3  koetsen  oock,  wel  1  uer  onderwegen,  marcheer- 
den sonder  order.     Voor  aen  in  't  paleya  van  't  paerd ,  en  so 
na  boven ,    maer  door  een  kamer  of  2 ,    slecht  gemeubeleert , 
mosten  seer  dringen.  De  koningh  wel  i  uers  in  de  kamer  ge* 
weest,  stond  tegen  over  't  vier  aen  een  kleyn  tafeltie,  roet  een 
rood  fluweel  kleet  daer  op,  selfs  in  'tswart  als  altyt  met  sqn 
order  om ,  stond  toen  stil ,  lichte  een  weynigh  zyn  hoet  als  de 
hoeren    inquamen,    hadde  qualijck  plaets  voor  haer  8  reveren- 
tien om  de  kleyn  te  van  de  kamer,  daer  oude  tapijten  in  hon- 
gen  en  een  oud  silver  lakens  ledikant  stond;  de  grandes  tegen 
over  de  deur  in  een   hoeck,    waren  7  of  8.     Doen  de  ambas- 
sadeurs toj  hem  waren  seyde  de  koningh  Cubredos,  twelck  sy 
deden   en  de  heer   van    M(erode)   sprack  in  'tfrans   redelijck 
Jang,  doen  antwoorde  de  c(oningh)   heel  sacht,  doch  de  heer 
van  M.  seyde  my  daerna  wat  hy  gesegt  hadde,  presenteerden 
doen  ons,  die  hem  salueerden,   daerna  de  coningin  door  eeni- 
ghe    kameren  en    verby   een  passagie   on  behangen ,  daer  haer 
en    de  infantes   eten    stond ,    doen   in  een  lange  sael  daer  sy 
schuyns   over  by  de  deur   stond    met  6  voeten    vertugodqns, 
een  doncker  graeuwen  tabbaerd  met  sik  ere  spitsen ,  groot  blont 
haer,  niet  geboucleert,  een  neusdoeck  bijna  op  sijn  frans,  met 
een    grote  strick  voor  van  lint  en  juwelen ,    horologe  op  haer 
sy,  princessie  nevens  haer  vertugodyn,  na  proportie  8  jaer  oud, 
fraey  en  levendigh ;  veel  andere  dames  so  veel  op  de  ry  staen 
konden.     Heer   van    Merodes  harangue  in  'thoogduyts,  ende 
daer  na  aen  de  princes ,    die  cubredos  seyde,  wy  daer  na  re- 
verentieerden de  coningin  doen  wegh,  roepende  de  spanj. :  vayan 
aèïïores    vayan.     Alle  in   koetsen,    %  van   den  coningh.     Een 
mayordomo   van    de  coningbin ,   die  haer  leyde  na  huys,  half 
geck.    Een    ander   die   een    compliment   op    de  trap  aen  den 
heer    van    M.    quam    seggen,   die  hem  seyde  que  pareria  ses 
cavallero   principal   desta  corte,   en  hy  Ha  ladron  me  haveys 


210 


conocido.  Dit  was  de  bouffon  van  de  coningh  en  bieto  ndi 
des  pavilidor  mayor  de  8.  M.,  had  een  vergalde  snuyter  op 
sqn  sy  aen  een  grote  keting.  De  koningh  sond  alle  de  dae» 
ghen  aen  de  heeren  de  voors.  koetsen,  ende  doet  het  aen  alle 
extraord.  ambass.  en  grote  heren ;  de  prins  Alexandro  van  Por- 
tugal had  oock  eene.  De  andere  ambass.  en  residenten  qua* 
men  doen  dagelijcx  voortaen  de  heeren  visiteren  en  groetee, 

Den  19.  sondagh  voorm.  hadden  de  heeren  publique  audiën- 
tie by  D.  Luis  de  Haro,  die  haer  maer  aen  de  denr  van  de 
antichambre  inhaalden,  daer  wy  eerst  wachten;  was  met  schil- 
deryen als  oock  de  voorkamer  behangen ,  doch  van  weymgi 
importantie.  Daer  na  deeden  sy  de  audiëntie  kamer  open,  die 
oock  met  schilderyen  was  behangen ,  daer  onder  eenighe  groote 
van  Rubbens,  en  veel  copyen  na  Italiaensche;  deze  kamer  wat 
afgescheyden  met  glazen  int  midden ,  en  daer  saten  de  ambass. 
met  D.  Lufs;  de  visite  duerde  niet  boven  £  uer,  en  doen 
brocht  hy  haer  weer  aen  de  deur  van  de  antichambre. 

Den  23.  gingen  de  heeren  voor  de  eerste  reyse  yisiten  does, 
waren  2  mael  tot  Conde  de  Castriglio,  en  tot  de  raarquifl  de 
Velada,  maer  waren  niet  t'huys,  waren  daer  na  noch  tot  ver- 
scheyden  andere  en  vonden  cyndelyck  geen  dien  dagh  als  des 
resident  van  Engelant  s*.  Bennet,  den  ambass.  van  Venenen, 
signor  Jacomo  Quirini,  en  die  van  Denemarcken,  den  heer  Cor- 
nelis  Sarck.  Wy  dien  dagh  in  de  comedie  van't  Corral  de  k 
Cruz,  daer  acteurs  van  Toledo  speelden,  heel  slecht,  lelgcke 
oude  vrouwen,  qualijck  gekloet,  en  weynigh  spectateurs,  gmgei 
met  de  2e  jornada  na  hnys  om  dat  het  so  laet  wierd. 

Sanderen  daeghs  was  ick  met  de  secretaris  int  Corral  del 
Principe,  daer  het  vry  beter  gingh,  waren  ten  minsten  wel 
gekleet,  en  de  comedie  was  oock  beter  als  die  sy  te  voren  in 
musiek  daer  gespeelt  hadden.  Wy  sagen  het  eynde  evenwel 
niet  om  datter  veel  ongelucken  savonts  gebeurden;  S  waren 
der  in  2  dagen  dicht  by  ons  huys  dootgeschoten ,  dat  meest 
om  vrouwen  was  toegekomen.  Een  valet  de  pied  van  den  ko- 
ningh  had   oock   voer   weynioh   dagen  lijn  eygen  vrouw  doot 


211 


gesteken  nvt  jalousie  en  gingh  vry  over  straet.  Het  levrey 
van  den  koningh  is  geel  met  roode  flluwele  koorden  en  aen 
de  kant  van  die  wit  en  swarte  blookiens.  De  andere  levreyen 
zijn  al  meest  olijf  kouleur  of  doncker  feuillemort  en  andere 
viese  couleuren  met  fluwele  banden.  De  grote  heeren  veran- 
deren dickwils  van  levreyen,  geven  selden  2  mael  desehe.  De 
lacquayen  hebben  al  grote  mantels  aen.  De  pagies  zijn  al  in 
>tswart,  als  sy  rou  dragen,  met  lange  mantels  en  soutanes  tot 
aen  de  voeten ,  maer  die  slaen  se  op  tot  boven  de  knie.  In 
de  comedie  betaelt  men  eerst  6  quarten,  daerna  4,  dan  noch 
eens  om  na  boven  te  gaen  5,  en  om  daer  op  een  goede  plaets 
te  sitlen,  dicht  aen  't  theater,  2  realen,  bedraeght  in  als  16$ 
stuy?er.  Al  het  licht  dat  in  de  comedie  komt,  passeert  door 
een  vierkant  gat  dat  in  't  midden  van  'tdack  is.  Als  't  don- 
cker wort  ontsteken  sy  2  of  4  Aanbouwen  en  anders  niet.'  In 
de  loges,  die  boven  rondom  gaen,  sitten  meest  vrouwen,  oock 
recht  tegen  over  het  theater  in  een  plaets  daer  geen  mans  by 
komen.  Sy  senden  vrouwen  met  oranges  etc,  by  de  mans 
om  die  voor  haer  te  kopen ,  dat  sy  datelijck  doen. 

Op  Korsdagh  den  25.  Dec.,  waren  wy  op  het  hof  in  de 
ca  pel  van  de  coniug,  die  met  schone  tapyten  van  eenighe  mi- 
rakulen  van  Christus,  behangen  was.  Den  ambass.  van  Polen 
en  van  Venetië  saten  hier  mede,  en  deze  laetste  my  van  verre 
keonende,  groeten  roy  beleefdelijck.  Tegen  over  haer  sat  de 
koningh ,  maer  bedeckt ,  en  daer  ter  sijden  en  voor  ons  de 
grandes,  als  de  duque  de  Montalte,  de  Conde  de  Montereio, 
2e  soon  van  D.  Luis,  den  duque  Terra vera,  den  marquis  de 
Losvelez,  een  jongman,  den  marquis  de  Mondejar,  die  goet 
frans  sprack  en  Tromp  te  Gadis  gekent  had,  den  conde  de 
Medellen,  die  door  sijn  vrou  uyt  Portugal  zijnde,  duque  de 
Camini  geheten  wierd ,  den  duque  de  Medina  las  Torres ,  een 
gezont  vet  aensicht.  Wy  buckten  wat  als  de  hostie  geconsa- 
creert  wierd.  Gap.  H(umalda),  als  die  so  veel  niet  doen  wou, 
had  bijna  een  affront  geleden ;  de  coningin  sat  in  een  donckere 
plaets   voor   een  tralie  en  eenighe  dames  heel  omhoogh,    daer 


212 


onder  redelijck  musieck,  een  jongeren  stem  seer  goet  en  klaer 
en    distinct.     Int  uytgaen  passeerden  wy  door  de  gardes,  die 
seer   wel   dien  dagh  in  order  waren ,   met  haer  kleren  op  sijn 
switsers ,    die    van  die  natie  waren ,  en  de  officiers  met  goude 
ketens  en  broeken  van  rood  satyn  en  silver  en  goude  c&erieen 
wambuysen,  voor  de  koningin  heel  weynigh  gardes,  beeft  geen 
van    haer   eygen.     Den  26.  Kersdagh,    sagen  wy  de  coningin 
eten  in  'tpublicq,    dat  sy  maer  op  dezen  dagh  doet,  en  dtt 
niet  voor  yeder  een ,  maer  alleen  voor  die  adres  of  i  redit  heb- 
ben.   Ons  liet  men  sonder  tegenspreken  ingaen  als  vremdelüv 
gen   en   met   ambassadeurs   gekomen.     Wy  wachten  eerst  een 
tijd    langu  in  de  kamer,  daer  sy  eten  soude,  daer  een  bonte 
tafel  sonder  kleet  stond  met  een  oud  root  fluwelen  daix  daer- 
over;  de  tapijten  waren  oud  maer  seer  fijn  en  goet,  insonder- 
heyt  de  tronien;  het  representeerden  eenighe  vertutes  morales, 
daer  dan  elckertrijs  sententien  in  't  latijn  by  stonden.  De  stoel 
daer  sy   op  sat  was  oud,  van  rood  fluweel  gebordaert,  en  de 
leenen  waren  met  hengsel,  so  dat  men  se  op  lichte  als  sy  daer 
in  quam  sitten  en  liet  die  doen  vallen  op  haer  guarde  infante, 
Veel   grandes  en  andere    heeren  en  papen   gingen  in  haer  au- 
diëntie  sael,    om    haer  buenas  pascuas  te  wenschen,  en  doen 
passeerden    wy   oock  tot  aeu  de  deur,  die  wijt  open  stond  ei 
sagen    haer   daer  weder  in  deselve  postner  en  plaets  als  doen 
sy  audiëntie  gaf  aen  de  ambassadeurs.    De  dames  stonden  oock 
weer  als  doen,   maer  noch  al  bisarder  opgeschickt,   met  gaar- 
dins   wel    van    acht    voet   onder  en  grauwelijcke  hulsels,  hoer 
baer   is   altemael    los,    en  is  ter  sijden  so  breed   uytgeset  als 
'tmogelijck  is,    en  so  weer   achter  op    't  hooft    vastgemaeckt, 
sonder    boucles   gekrult.     Ter  sijden  op  het  baer  leggen  nocè 
pennaches    van    breed    satijne  linten  van  alderhande  cou leuren 
met  silver  klinckant  en  lovers  daer  onder,  en  van  gelijcken  van 
achter  in  die  holte,    die  die  2  vleugels    van  locken    maeoken. 
Maer  op  dese  manier  sijn  sy  niet  alle,    want  sommighen  heb- 
ben maer  8 1 rieken  onder  aen  die  brede  locken.     Om  baer  bak 
of  schouders  hebben  sy  sommighe  touwen  van  kant  met  torens, 


213 


andere  a  wart  e  kanten,  andere  silver  laken  met  poffiens,  en  by- 
kaos  elck  wat  bijsonders;  de  mouwen  hebben  sy  getaillardeert 
en  daer  onder  weer  andere,  die  met  poffen  van  gekouleurt  sa- 
tijn of  toelet  daer  door  komen.  Haer  tabbers  sijn  van  alder- 
hander  couleur  en  stoffen,  sommighe  met  goude  en  silvere 
kanten ,  andere  met  silverlaken  gesneden,  geborduert  en  ge- 
.  blanoket  altemael  dat  sy  blinoken  van  wit  en  rood;  eenige  wa- 
ren passabel,  maer  geen  fraey.  Weynigh  eer  de  coningin  in- 
quam  deckten  haer  hofmr.  D.  Alvaro  de  Melo,  broer  van  D. 
Francisco  de  tafel  met  een  ammelaken  over  het  hout  en  dat 
aen  de  een  sijde  opgeslagen,  en  daer  onder  haer  vergulde  eet- 
gereetschap  en  daer  tegen  over  een  talioor  met  een  servet;  een 
tyd  lang  daerna  quamen  vier  hofmn.  met  vergulde  ongekroonde 
massen  en  leyden  die  als  de  coningin  inquara  op  haer  schou- 
ders en  bleven  so  staen.  Haer  dames  tot  7  of  8  in  't  getal, 
quamen  eerst  in  en  gingen  tegen  de  tapijt  tegen  over  ons  staen, 
en  doe  quam  de  coningin,  dewelcke,  als  sy  gewassen  had  uyt 
2  vergulde  beckens,  gingh  sitten,  en  doe  begon  men  aen  te 
rechten;  eerst  at  sy  uyt  een  geschildert  porceleyne  commotie 
bouillon  met  brood  op  syn  spaens,  en  daer  na  gaf  men  haer 
de  eene  schotel  voor  en  de  andere  na;  op  een  daer  vlaey  in 
scheen  te  wesen  deede  sy  uyt  een  bus  wat  suycker  en  at  doen 
het  bovenste  daer  af;  van  een  stuck  kalfsvlees  gebraden  snee 
sy  redelijcke  stucken  en  at  die  tot  5  of  6  achter  een  sonder 
brood,  in  een  beet,  en  daar  na  wat  brood  toe.  Als  sy  van 
een  schotel  gegeten  had  stiet  sy  die  weer  wegh  en  dan  gaf 
men  haer  datelijck  een  ander;  voor  't  lest  at  sy  anders  niet 
als  wat  anys«suicker  met  een  lepel.  Onder  'teeten  stonden 
dry  van  haer  dames  recht  tegen  over  haer,  de  middelste  was 
de  dochter  van  den  vertrocken  ambassadeur  van  den  keyser, 
den  Conté  Lambers ,  daer  sy  somtijts  als  oock  tegen  de  andere 
mee  sprack  maer  weynigh,  hoewel  haer  mael  bijna  een  uer 
duerde.  Sy  eet  meest  met  haer  voorste  tanden,  dat  wat  on- 
fatsoenlijck  staet  en  haer  aensicht  seer  doet  bewegen.  Als  sy 
dronck  gaf  men  de  cristalle  gedeckte  kop  eerst  aen  een  dame, 
XIII.  J.  15 


214 


die  nevens  haer  stond ,  die  daer  uyt  wat  in  een  vergulde  scnael 
goot  en   proefde,   en  gaf  haer  dan  op  haer  knie  te  dimden; 
te  wassen  gaf  men  haer  oock  op  haer  knyen.    Na  den  eten 
gingen  al  die  dames  weer  stuck  voor  stook  voor  uyt  en  deden 
eerst  een  lage  en  seer  langsame  reverentie  voor  de  cooingn. 
3  van  die  wierden  door  haer  cavaileres,  die  haer  hadden  staen 
onderhouden,  uytgeleyt,  en  doen  volgde  de  coningin.    De  co- 
ningin  iB  meer  kort  als  lang,  gelijckt  naest  aen  keer  Headriek 
van  Brederode,  heeft  mateüjcke  blaeowe  oogen ,  wat  een  hoogs 
voorhooft ,  de  neus  wat  hoogh  en  voor  wat  dick  en  achter  op» 
getrocken,   de  mont  wat  hangende,   als  sy  spreeckt  of  lacht, 
twee  kloofiens  in  haer  koonen,  huer  haer  is  castanie  brnyaen 
door  een  tuyt  als  een  hoorn  op  haer  hooft;  ter  sijden  was  het 
gekrult ,   niet   par  boncles  maer  er  onder  en  daer  achter  noch 
een  deel  ongefriseert,  had  veel  stricken  van  groen  en  silverop 
haer  haer;  haer  kleet  was  oock  so  groen  met  silver  geboord. 
Op  haer  handen  had  sy  grnwelijcke  ponjetten  met  spitsen,  5  of  4 
hoogh,  en  daer  voor  een  hoop  groen  satijn  lint  van  3  vingeren 
breed,   dat  haer  op  de  handen  hongh,  en  daer  voor  noch  om 
elcke  hand  een  diamante  bracelet ;    aen  haer  vingeren  had  sy 
oock  seer  groote  roosringen ;  badde  de  handen  anders  kkyn  es 
niet  lelijck. 

Den  27.  waren  de  heeren  by  den  resident  van  Insprock  es 
den  ambass.  van  Polen  el  marquez  Francisco  Biboni,  haddw 
verschcyden  mael  gezonden  tot  den  marquez  de  Velada  ei 
den  conde  de  Castriglio;  maer  waren  uyt  of  belet. 

Den  28.  waren  sy  tot  duque  de  Terraverra  en  Castrig&o, 
een  oud  man  met  veel  half  swart  half  grijs  haer,  is  oom  van 
D.  Luis  de  Haro  en  broer  van  den  duque  del  Garpio.  Syn 
huys  was  wol  gemeubleert,  eerst  met  grote  schilderyen  vas 
jachten,  als  tot  D.  Luis,  en  daerna  2  of  3  kamers  tapijten. 
Gingen  noch  daerna  tot  den  resident  van  Partna  ei  siga. 
Pablo  Canimilanez. 

Den  30.  waren  sy  smergens  by  de  D.  Ferd.  Bargn,  een  van 
de  Consejo  de  Stado,   een  man  van  78  jacr,  die  aen  de  jk£t 


215 


ie  bed  iagh  in  een  kamer  van  glas,  dat  in  syn  andere  kamer 
gemaeckt  was.  Waren  hier  maar  een  oogen bliek;  sijn  volck 
was  ons  niet  seer  beleeft.  Gingen  van  daer  na  den  duqne  de 
Alva,  die  wel  gelogeert  en  gemenbleeri  is;  in  ojjn  anticham- 
bre hongen  tapijten  ?an  de  Guerras  de  Flandres,  die  out  maer 
fijn  es  goet  waren,  met  veel  beeldetiens,  representerende  batail* 
les,  met  veel  canonnen  en  musketten;  maer  wy  badden  den 
tjjd  niet  om  alles  ter  deegb  te  benen ,  want  gingen  oock  strax 
weeh;  hy  lagh  oock  te  bet,  apparentelijck  om  'tfatsoens  wil. 
Hy  ia  soon  van  een  soon  van  den  ouden  dne  d'Alve,  sijn 
vader  was  viceroy  van  Naples  geweest,  's  Namiddaegs  was  S. 
Henry  Bennet  by  haer  en  de  Prins  van  Portngael;  reden  noeh 
na  duqne  de  Med.  las  Torres,  maer  te  vergeefs.  Tot  den 
duque  dAlbe  hongen  overal  in  de  kamers  daix,  en  dit  recht 
hebben  al  de  titulos,  gelijck  wy  het  oock  op  verscheyden  an- 
dere plaetsen  geaien  hadden. 

2  Audiëntie  by  6.   Af.    Den  laetsten  van  tjaer  gingen  de 

heerea   aen   den   coningb   de  bnenas  Pasenas  wensohen,   dat 

meestal  de  andere  ambaas.  al  op  Eersmis  gedaen  hadden.  Dit 

was  geen  pnbliqne  audiëntie  maer  reden  daer  alleen  met  haer 

ordenaire  koetsen  na  toe.    D.  Chriat.  Garcia  haelden  haer  op 

en    bracht   haer  in  een  kleyne  donokere  kamer,  die  voor  die 

geene    was   daer  sy  laest  audiëntie  gehad  hadden,  alwaer  sy 

wat  wachten  by  het  vier,  dat  daer  een  geleyt  weerd ,  hetwelck 

ceer    rcockte.     Wy   wachten   in   een   redelijcke   groote  kamer 

daervoor,    die   verwelft   en  dat  verguit  was  en  behangen  met 

schone  oude  tapijten  van  een  triumph  van  Scipio.    Daer  hong 

noch  een  daix ,    dat  met  de  naelde  gewerekt  was  van  sy  met 

figuren  en  den  boord  heel  dick  yan  gout  en  ailver  geborduert ; 

daeronder  stond  een  leunstoel ,   daer  de  coningh  alle  vrydagh 

ia   quam  sttten,    als  in  die  kamer  tegens  den  avont  een  con- 

suKa    yan  het  consejo  real  de  Castillia  gehouden  weerd.     De 

Conaejeros  sitten  op  bancken  en  den  Admirante  de  Castilie  ter 

spelen  bet  daix  aen  de  rechterhand  van  de  ooning.    Nadat  de 

ambass.  een  quartier  uers  gewacht,  hadden,  wierden  sy  binnen 

15» 


216 


geleyt  doer  denselven  D.  Christoval ,  sonder  eenigh  ander  fat- 
soen en  sonder  dat  oock  eenige  andere  heeren  of  hovelingen 
te  voorschijn  quamen,  als  alleen  aen  de  deur  stonden  2  huis- 
sier*,  en  daerna  quamen  eenighe  pages  in  de  kamer  daer  «7 
waren.  De  ambass.  waeren  so  weynigh  binnen,  dat  wq  meen- 
den, dat  het  noch  eerst  soa  beginnen,  als  sy  al  uytqaamen  en 
wierden  doen  so  weer  afgeleyt  door  D.  Christoval  alleen. 

Den  2.    waren  sy  by   de  eoningin  om  nieuwe  jaer  te  wen- 
schen,    wierden   in    de  antichambre  gebracht  en  wachten  dier 
een  quartier  uers,    tot  de  prins  binnen  gedragen  wierd  ia  een 
stoel   met    sijn    aya    la    marqueza*  de  los  Velez;  hy  is  3  jaer 
oud,  is  nu  wel  en  een  fraey  kint  met  bolle  koontiens,  giet 
altyd  sonder  muts,   bloots  hoofts,    als  de  manier  in  Spagnien 
is  als  de  kinderen  over  't  half  jaer  zijn.   Sijn  stoel  was  rondom 
open  en  hy  komt  so  2  mael  daeghs  by  sijn  moeder.    In  die 
antichambre  daer  de  ambass.  in  wachten,  moghten  al  de  gran- 
de* en  ondate  soonen  inkomen ,  den  duc  van  Abrante  neef  van 
doqne  de  Arerio  quam  met  grotte  sufficantie  verby  ons  sonder 
aen   sijn   hoet   eenigsins   te   raken   hoewel   wy  ons  voor  hem 
buckten.    Sy   mogen   evenwel   niet   verder   gaen  als  die  anti- 
chambre, en  doen  de  ambass.  ingingen  by  de  eoningin  stonden 
aen  de  deur  so  wel  al*  wy.  Alleen  de  mayordomo  mayor  gaet 
in  de  kamer  en  door  't  hele  huys  waer  hy  wil.    Het  is  nn  den 
Conde  de  Altamira;  d'Alv.  de  Melo  is  maer  een  van  de  hof- 
meesters, die  by  de  weeck  dienen,  daer  den  wel  9  of  10  van  is. 
Op  de  Pascnas  als  natividad,  los  Ryes,  la  Besurreccion ,  ydel 
Esperita   Santo,    eet   sy    in   't  pnblicq   en   dan   mogen  al  de 
Cavalleros  qne  galantean   haer  dames  onder  die  van  de  eonin- 
gin  onderhouden,    en    selfe   haer  hoed  op  setten  als  grandes, 
maer  op  geen  ander  tijd,  behalve  als  de  eoningin  uyirijd.    In 
haer   kamer   komen   anders  geen  mans  als  den  voors.  mayor- 
domo, die  oud  is  en  nu  sieck  lagh.     Als  de  ambass.  aen  haer 
haer  compliment  gedaeri  hadden  en  aen  de  infante,  deden  sy  het 
oock  aen  den  prins,  die  sijn  aya  op  haer  arm  had,  en  gaven 
hem  den  brief  van  de  heeren  staten,  die  hy  in  sijn  hand  nam. 


217 

Den  8.  gingen  de  hoeren  van  Gent,  Qinckel  en  ick  smor» 
gens  te  peerd  na  Pinto,  opt  versoeek  van  den  beer  van  Ame- 
rongen,  om  te  sien  wat  gelegentheyt  daer  sou  zyn  om  hem 
int  particulier  te  sien;  wy  reden  smorgens  te  8$  uyt,  versle- 
ten een  half  uer  met  een  peerd  dat  de  knecht  ontliep,  reden 
door  Villaverde  een  uer  van  Madrid  en  lieten  een  uer  daerna 
Xetafe  op  de  rechterhand  een  weynigh  leggen,  dat  de  rechte 
wegh  nae  Toledo  is,  doch  dan  rijd  men  de  poort  van  Toledo 
uyt  en  over  de  brugh  van  Toledo;  nu  reden  wy  door  de  Porta 
de  Louapree  en  door  de  rivier,  quamen  daerna  te  half  een 
te  Pinto,  gingen  op  't  hof,  doch  men  sey  dat  8.  H.  niet  wel 
was  aen  ayn  teroianillas ,  die  hy  al  langh  gehad  had,  en  dien 
dagh  niet  publicq  en  niet  voor  2  uren  eten  sou.  Wy  gingen 
dan  eeten  en  daerna  gingh  ick  weer  boven,  daer  men  my 
seyde,  dat  8.  H.  al  gevraeght  had  wie  wy  waeren,  en  inge- 
valle  ick  hem  sonde  willen  spreken,  dat  men  een  ayada  de 
Camera,  dat  een  Neerlander  was,  sou  roepen,  ick  seyde  neen, 
maar  dat  ick  evenwel  die  camerlingh  wel  eens  wilde  spreken, 
dien  geroepen  sijnde,  vraechde  ik  na  de  gelegentheyt  van  alles, 
en  hy  wilde  met  gewelt  gaen  seggen  aen  sijn  meester  myn 
begeren,  en  quam  terstont  weerom,  seggende  dat  S.  H.  liet 
seggen,  dat  hy  dien  dagh  niet  wel  was,  maer  ingeval  wy  'san- 
deren  daeghs  wilden  komen,  dat  wy  hem  dan  over  maeltijt 
souden  konnen  sien.     Hiermede  reden  wy  heen,  den  ayada  de 

Camera  heten  Don  Eerdinando (niet  ingevuld),  was  van 

Brussel,  en  seyden  het  hier  al  nae  te  wesen;  sprack  oook 
van  den  oorlogh  van  Portugael,  en  dat  hij  niet  geloofde,  dat 
sqn  meester  dit  voorjaer  daerna  toe  sou  gaen  by  gebreck  van 
geit  en  volck,  en  de  campagne  moest  voor  meert  beginnen  en 
kon  niet  langer  als  mey  duren  om  de  hitte.  In  t  najaer  kon 
men  weer  2  a  3  maenden  int  velt  wesen.  Wy  quamen  savonts 
by  doncker  thuys,  deden  rapport  en  aten  by  de  heeren.  Hierop 
resolveerde  den  heer  van  Amerongen  's  anderen  daoghs  met 
ons  en  Vlooswijck  en  Valkenier  weer  daer  heen  te  rijden,  ge- 
lijok    hy    dede;    quamen   daer  te  11}  ure,  en  sond  doe  mijn 


218 


mei  mijn  soon  datdijck  Toor  uyt  om  na  de  gelegentheyt  te 
vernemen.  Wij  spraken  met  eenighe  van  sjju  officieren,  die 
ons  seyden ,  dat  hy  int  publioq  sonde  eten  ,  en  dat  wij  hem 
daer  souden  sien;  dit  rapporteerde  wy  en  doe  quant  de  beer 
van  Amerongen  en  de  rest  mee  boven,  doch  Hert  en  ick  gin- 
gen voor,  wy  wachten  wat  in  een  antichambre  met  tapijten 
doch  sonder  vensters.  Het  licht  qnam  door  2  deuren  als  dit 
op  stonden.  Uier  vonden  wy  verscneyden  van  sijn  officieren, 
onderanderen  D.  Ant.  de  Cordova,  die  wy  straz  seyde,  boe 
hy  in  Hollant  gevangen  bad  geweest  over  20  jaer  te  Botter- 
dam,  en  by  die  occasie  gansch  Hollant  bad  gesien;  had  voorts 
de  geheele  werelt  door  geweest,  in  Peru,  en  PhiHppine,  en 
gouverneur  van  de  Canarien  en  nu  laest  van  Malaga,  «as 
een  oud  man  en  wat  hablenr.  Hier  was  oock  de  soon  vsa 
den  marquis  de  Lede,  die  wij  daegs  te  voren  voor  een  pagie 
aengesien  hadden,  sprack  seer  goet  frans  en  was  een  hops 
edelman.  Als  hy  aen  tafel  was  in  een  kamer,  daer  men  van 
daer  met  een  naeuw  trappie  op  gingh,  liet  men  ons  boven 
gaen,  en  als  wy  onse  reverentie  deden  nam  hy  oock  yeder- 
mael  sijn  heet  af;  begon  weynigh  daerna  met  ons  te  spreken 
in  goet  frans,  vraeghde  eerst  si  nons  ne  tronvions  par  grande 
difference  entre  ee  pays  et  la  Hollande,  et  ayans  lepondu  la 
dessus,  si  entre  autres  ces  habits  ne  nous  sembloyent  pst 
étranges,  sur  tont  celles  des  femmes.  Ensuite  demanda  si  Am- 
sterdam estoit  bien  aussi  belle  que  Madrid,  et  ayans  repoadn 
qu'ü  n'y  avoit  pas  tant  de  Palais,  mais  que  les. 
estayent  plus  esgalement  grandes,  il  paria  encor  des 
qui  passent  par  Amsterdam  et  des  navires,  et  de  qu'on  n'y  aveit 
des  galeres ;  et  comme  je  dis  qu'au  commencement  des  guerres 
on  en  avoit  voulu  mire  a  1'Esclusse,  mais  que  Ie  sneoes  n'en 
avoit  pas  esté  trop  bon ,  il  dit  qu'il  avoit  ven  I'Eselnse  et 
ayant  esté  assez  prés  par  curiosité  mais  incognito,  ou  il  avoit 
eu  grande  envie  de  voir  la  Hollande,  lorsqu'il  estoit  au  Pais» 
bas,  mais  qu'il  n'en  avoit  pas  eu  Ie  loisar ,  et  parlant  alen 
a  quelqu'un  de  ses  gens,  Allons  y  a  eet  heure,  dit-il, 


219 


s'il  vouloit  dire,  qu'il  n'avait  pas  grand  chose  a  faire.    11  paria 
euoor  de  nostre  voyage,   combien  il  y  avoit  que  nous  estions 
parus,  et  ensuite  ai  nous  parlions  la  langue,  aurquoy  on  me 
monstra  pour  Ie  plas   expert,    ce  que  ses  gens  confirmerent , 
mais  je  m'excnsay   sur  Ie  peu  de  temps   que  j'avais   esté*  au 
pais;   il  repliqua  que  aans  dooie  j'avais  eu  des  bons  principes 
aoperavaot,  et  quand  je  dis  que  non ,  il  repondit  que  c'estait 
beaucoup  d'apprendre  comme  auloune  langue  en  si  peu  de  temps. 
Avec  eek  son  diner  s'aofaeva,  duraot  leqael  8  de  ses  bouffons 
firent  anstt  la  gnerre  1'ua  a  1'autre,  mais  asses  froidement, 
aotssi  Ie  Prinee  n'en  rioit  pas  beaucoup.     M.  d'A.  ne  se  inesla 
poiut  dans  notre  conversatie*  et  il  n'y  arait  que  M.  de  Gent 
et  moy  qui  parlement.    Son   diner  fait  de  7  ou  8  plats  de 
viande  et  autant  de  dessert,  mais  servi  a  l'espagnolle,  on  luy 
donna  a  laver  a  genoux   mais   non  a  boire.     S'estant  leve  de 
table  il  dit» ses  officiers,  qui  sont  pour  la  pluspart  des  grands 
seigneurs,   qu'o*  nous   donnait  aussi  a  manger  avec  eux,  ce 
qa'ils   nous  dirent ,   mats  M.  d'A.  ne  voulut  point  demeurer, 
comme  estait  raisoa,  et  quand  on  Ie  pressa  fit  avouer  dou ce- 
ment la  verité  de  ce  qu'il  estait,  par  M.  de  Gent  et  s'cn  alla ; 
tons  les  autres  la  suivaas,  hormia  M.  Gent  et  moy,  a  qui  ils 
firent  fort  bonne  cbère,   noas  meitaas  au  haut  bout  de  la  ta- 
ble et   nous   aeryans  de  tont   fort   ciriletnent.    Les  premiers 
plats   funent  de  la  confituj*  de  pêehes   qu'ils  appellent  Orejas 
de  Duregzos  et  des  Cardos.    Fuis  la  olla,  pnis  du  rosty,  pas- 
te*,  fricassee  de  perdranx,  de  la  bouille,  fort  bonne,  et  pour 
dessert  chataigoee,  pworaee,  fromage,  aniset,  ara  caxa  de  oon- 
serva.     Ont  but  dans  des  gobelets  d'argent,  et  la  vaiselle  de 
mesme.    Ayans  pris  congé  de  oes  messieurs,  ils  nous  condui- 
soient    tous  jusques  hors  de  la  porte  et  Ie  Mr.  de  Lede  quasi 
jusquea  a  rhosteUerie,    voulant   aller   plus  outre,   pour  saluer 
monar.  rambassadeur,  mais  nous  Ten  empeschames,  et  il  nous 
proasit  de  venir  manger  avec  eux  en  ville.    Puis  nous  remon* 
tames  a  cheval  et  revinrcs  a  Madrid  a  5£  heures.   Tuut  Pinto 
et    les    villages   d'aleutour   sont  plein  des  gens  de  D.  Juan , 


220 


tant  de  sa  familie,  comme  de  quelques  gens  de  guerre,  qui 
touteafois  ne  sont  rien  pour  faire  une  armee;  dea  paurres  bour- 
geois et  aatres  y  errent  par  les  nies,  faute  d'emploj.  Pinto 
est  au  mr.  de  Coranna,  un  grand  rillage  arec  un  chasteau, 
qu'ils  nomment  la  Citadela  on  la  Fortaleza,  mais  ce  n'est  rien, 
et  il  n'y  a  qu'une  mecbante  tour,  qui  est  de  dongeon  et  k 
logement  pour  Ie  prinoe.  Gependant  il  y  a  plus  de  3  mo» 
qu'il  y  est  et  anssi  Ie  Boy,  en  allant  a  Aranjues,  qui  en  est  a 

4  lieues,  disne  tonjonrs  icy,  mais  en  revenanta ,  qui  est  a 

une  lieue  d'icy.  Il  vaut  pourtant  au  mr.  de  Caranna  10m  escus  de 
rente.  En  entrant  dans  Ie  village  il  y  a  20  on  30  colombiers, 
qui  sont  fait  en  quarré*  comme  nne  maison,  mais  aans  toits  et 
sans  fenestres.  Il  y  a  aussi  quelques  oliriers  sur  Ie  ehemio 
mais  chetife.  Ja  feuille  en  est  comme  de  saules,  d'autrea  arbres 
il  n'y  ea  a  point  si  ce  n'est  peutestre  quelque  meachant  or- 
meau;  Ie  terrein  est  fort  bon  et  tout  labouré  ou  rigné. 

Les  7  messieurs  les  ambassadeurs  eurent  leur  3me  audiewe 
du  roy  et  luy  presenterent  4  memoriaulx,  Ie  1°  toucbant  les 
affaires  de  M.  Ie  prince  d'Orange,  Ie  2  toucbant  les  preteusi- 
ons  de  madame  la  douariere,  et  Ie  3e  toucbant  1'Acte  de  nea* 
tralité.  Le  lendemain  Ie  roy  et  la  reine  arec  toute  la  cour 
partürent  pour  el  Fardo  et  nous  les  vismes  partir  en  plus  dt 
20  caro88es  du  roy  a  6  raules,  toutes  de  mesme  moon,  coo- 
vertes  de  toile  eiree  verte  et  arec  des  boutons  a  queue  rerte, 
et  les  carosses  rondes  en  baut  comme  nos  cbariots  de  Hollande. 
Le  Boy,  la  reyne  et  la  prinoesse  estoyent  dans  la  mesme  ca- 
rosse,  les  2  premiers  a  costé  1'un  de  1'autre ,  et  la  3e  vis  a  ris. 
Les  dames  estoyent  toutes  adjustées  fort  galarament  et  quas 
toutes  de  facons  difibrentes,  les  unes  arec  des  petits  chapeaux, 
les  autres  arec  des  bonnets  on  casques  courerts  de  plumes, 
et  toutes  le  risage  décourert  et  peint  a  merreille.  II  y  ea 
avoit  autrement  d'assez  jolies  parures,  de  celles  que  nous 
n'avions  pas  reu  encore.  Plussieurs  autres  carosses  encore 
suirerent  de  caralliers  particulier*  et  arec  d'autres  dames  et 
suivantes  et  cbambrières.     Le  9e  mess.  les  ambass.  mrent  roh* 


221 


Ie  chasteau,   avec   tout    leur   monde.     On   les   mena  par  une 

porte  de  derrière  ou  ils  entrerent    d'abord    dans   une  cbambre 

a?ec  quelques  beaux  tableau* ,  entre  autres  un  Christ,  qui  chas- 

sait  les  vendeurs  hors  du  temple,   de  Titian,  et  un  autre  ou 

la  femme  lave  les  pieds  a  nostre  seigneur  de  Paulo  Veronese 

etc.    De   la   on   passé   par  une   autre  chambre  ou  deux  ou 

semblablement  il  y  avait  quelques  bonnes  peintures,  mais  qu'on 

avait   de   la   peine  a  voir  a  cause   du    peu    de   lumière  qu'il 

y  passait,    qui  est  un  defaut  qui  est  en  plusieurs   chambres 

de  ee  Palais.     On  vint  de  la  dans  une  longue  salie,  ou  il  y 

avoit  plusieurs  choses  de  Rubbens,   duquel  quasi  dans  toutes 

les  cbambres  il  y  a  de  1'ouvrage.     Nous  passames  encor  par 

plusieurs  autres  chambres,  toutes  avec  des  tableaux,  dont  je  ne 

me  souviens  pas,  parcequ'il  n'y  avait  rien  de  grandeur  remar» 

quable;   mais  en  haut  il  y  avait   une  chambre  lumineuse  qui 

a?ait  la  veue  sur  des  jardins,  qui  sont  au  dedans  du  batiment, 

(car  il  n'a  des  logements  que  de  deux  costez)  ou  il  y  avait  des 

pieoes  plus  rares,  entre  autres  une  de  Titian  avec  une  femme, 

qu'on  dit  qu'il  a  peint  fort  souvent,  et  3  ou  4  hommes  qui  la 

menoyent,  et  un  autre  qui  estoit  une  femme  jusqu'a  la  cein- 

ture   fort  belle  et   agreable   de  Guido,   lesquels  me  pleurent 

beaucoup.   Il  y  avoit  encor  en  haut  une  salie  ronde  voutée  ou 

semblablement  il  y  avoit  des  belles  pieces  de  Titian,  et  toute 

la  voute  estoit  aussi  peinte  fort  joliment;  de  la  on  entroit  dans 

une  autre  fort  grande  salie,  qui  estoit  la  plus  belle  de  toutes, 

voutée  et  toute  pleine  de  beaux  tableaux  de  Rubbens  et  autres. 

Huit    grands  miroirs  estoient  aussy  icy  et  plusieurs  tables  de 

porphir   d'une  piece.    Il  y  avoit  dans  ceste  chambre  ou  salon 

une  petite  alcove,   ou  Ie  roy  se  deshabilloit  quand  il  va  cou- 

eher   avec  la  Beyne.     Il  estait  bas  et  un  lit  de  velours  incar- 

nat,  qui  y  estoit,  estoit  fort  petitj  on  nous  y  monstra  aussi  un 

petit  Jesus  dormant,  qu'on  nous  fit  accroire  que  Ie  Boy  mesme 

avoit  embauché  de  sa  main,  et  il  estoit  aseez  bien  fait.   Dans 

Ie  dit  salon  il  y  avoit  aussi  plusieurs  grands  vases  de  porphire 

avec    des   couvercles  de  mesme  et  plusieurs  beaux  et  grands 


232 


tableaux  de  Rubbens  et  autres  grands  maitres.     Auire  galene  y 
avoit  avee  dea  tableaus  Italiens  de  Tilian  et  Paulo  VerowBe 
et  un  Adam  et  Ere  de  Albert   Durer,   et  de  plus   qudques 
oopies,  qu'ils  youloyent  faire  passer  toutes  pour  des  originaolx. 
Il  y  af  oït   la  dans   une   espèce  d'alco?e  aussi  un  cabiaet  de 
Jaspe   vert,   aaaez  beau;    dans  une  chambre  il  y  avoit  eoftra 
autres  un   tableau   de   Rubbens  des  3  graees,   qui  estoit  fort 
beau.     En  bas  il  y  avoit  une  galerie  avee  des  antiques,  dont 
il  y  en  avoit  peu  de  veritables  a  mon  ad  vis,    mais  parfamt 
force  tables  de  porphir  rouge,    belles  et  grandes.     Dans  quel- 
qu'one  de  ces  galeries   nous   remarquiona   aussi  2  grands  ia- 
bkeux,  ou  estait  depeint  1'armée  de  D.  Jean  après  ia  victciie 
de  Valenciennes,  qui  estoyent  de  Teniers,  fort  jotiment  repre- 
sentóe,  et  dans  la  mesane  galerie  una  oavalcata  del  Paps,  ca 
2  pieces.    Enfin   toutes  les  chambres,   salles  et  galeries  que 
nous  viames,   estayent  toutes  pleines  de  tableaux  saus  aueune 
tapisserie,  sinon  dans  la  salie  des  Gomediena,  ou  il  y  en  avoü 
une  fort  belle,  daas  laquelle  estoit  repraseatêe  1'expeditioo  ds 
Charles  Y  en  Afrique,  lorsqu'il  gagna  Tunis*  avee  une  descrip- 
tion  fort  longue  et  proliie   daas  la  tapisserie   mesme.    Ceste 
salie  est  fort  longue,  maas  gueres  large  et  ressemble  pfaatost  a 
une  galerie,   la  voute  en  est  toute  lambriaaée  et  dorce  fort 
riohement.   Dan  l'apartemeat  du  roy  ordinaire  et  dans  oanx  de 
la  revue  et  dn  la  prinoesse,  on  ne  nous  mens  pas  ceste  ibis,  je 
ne  acay  par  queUe  raiaon,  et  paasames  aoasy  si  viste  par  tont 
que  je  n'avais  pas  Ie  loiair  de  eonsidemr  comme  il  falkit  Tex* 
celle&ee   des   peintures.    Nous  sortimes  par  une  porte  du  da- 
vert et  paasames  par  un  petit  jardin,  qui  y  est,  lequel  estoit 
desja   tout   plein    de   violettes.    Les  jardins  qni  sont  eu  de- 
dans  de  1'autre  oosté  aont  creux  par  dessou9  et  avee  des  grandes 
galeries   soutenues   sur   des  piliers.    Je  donnay  2  pistoles  par 
ordre  de  ness.  les  ambaas.  au  ooncierge.    En  sorteot  d'icy  nos 
seigneurs  furent  a  la  casa  del  Campo,    et  ayante  fait  un  tour 
dans  Ie  jardin  s'allerent  promener  a  pied  vers  les  estangs  qw 
sont  a  la  niain  gauohe  de  la  dite  casa  et  situets  entre  de  fort 


223 


boaux  plantages  d'arbres.    Les  estangs  sont  3  ou  4  tous  d'eaa 

de  fontaine  et  2  avec   une  petite  iele  au  milieu.     Ils  sont  de 

pierre  de  taille  on  de  briques.    Le  10*  mes*™,  les  ambaas.  fu- 

rent  voir  Ie  matin  Ie  resident  de  Genua,    nommé   Grimaldi, 

qui  est  fort  bien.  logé  en  la  tavero  de  8.  Hieronymo,  et  men* 

btó  magnifiquement.    II  y  avoit  dea   tapiaaeriea  de  Aubbens, 

fort  excellents,  et  autrea  itaJiennea  dea  4  aaisons  de  1'an.    Le 

17  Marty  nous  fusmea  voir  la  maison  dn  duc  de  Medina  las 

Torrea  ou  Conde  d'Onate  en  la  Gallemayor,    L'entree  est  «n 

grand  vestibule  on  salie,  de  la  on  monte  par  un  eacalier  largo 

et  beau  sur  un  perron  et  de  la  on  entre  dans  une  obambre,  qui  a 

gauche  en  a  3  ou  4  de  suitte,  et  a  droitte  on  voit  en  paasant  aussi 

par  une  chambre  ou  2,   il  y  a  une  grande  salie  voutee,  saais 

saus   lambriaaeure.    Tout  eela  est  meubló*  avec  des  fort  belles 

tapisseries   de  haute  liee  et  une  infinité  de  cabinets,   miroirs 

et  quelquea  belles  tables;  dans  la  grande  salie  particulierememt 

il  y  a  4  beaux  eabinets  Italiens  enjolivés  d'une  eertaine  softe 

de  petnture  sur  verre,   Apres  cela  ils  noes  ménerent  encor  en 

une   grande   qnantité  d'autres  chambres ,  toutes  fort  bien  ten* 

dnee;    mais  la  plus  riche  tapisserie  de  toutes,    estoit  en  haat 

aveo  plusieurs  autres  meubles  en  un  magaain ,  c'cet  celle  qui  a 

oouaté  100m  R.  de  8 ,    et  plus  aussi  confessent  ils  tous  qu'ib 

n'avoyerrt  rien  vcu  de  semblable  nnlle  part.    Ce  sont  des  pai- 

sagea  en  eeloignement  de  soye  et  qu'on  voit  au  traven  de  pi- 

liers  avec  tous  les  ornements  d'arohitecture  d'or  en  broderie,  qui 

est  ai  eapais   qu'ü  en  fait   des   basreliefs,   en  haut  il  y  a  des 

oiseaux  de  toutes  sortes  et  en  bas  des  animaux  fort  bien  tra- 

vaillez  de  soye.    Il  y  a  36  chaises   qui   appartiennent  a  cela 

et  un  daix  de  mesme   tont   merveiiieuseroent  riche   avec  des 

coussina  aussi  pour  l'estrado.    Dans  le  mesme  magasin  il  y  a 

pluaieurB  autres  meubles,   comme  aussi   quantité*  de  medailles 

antiquea,    sans  doute  fort  bonnes,   car  elles  ont  chascun  leur 

bord,  on  en  fait  a  ce  qu'il  semble  pourtant  peu  de  cas.    Be* 

venant  en  bas  on  nous  fit  voir  un  quarto  boxo  pour  Pesté  qui 

estoit    tout   plein   de   beaux   tableaux   italiens  et  fort  grands 


224 


miroirs,  dans  un  aloove  il  y  avoit  on  liet  d'Ange  de  ga»; 
dans  Ie  cabinet  il  y  avoit  de  merveilleuses  pieoes  de  cristal 
et  agathe  et  autres  raretez  precieases ,  aussi  cootre  la  muraille 
il  y  avoit  pendos  plusieurs  comme  gantieres  d'or  en  esmsil, 
avec  des  grandes  figures  de  corail  au  milieu,  choses  de  grand 
prix.  La  librerie  estait  ansti  fort  grande  et  belle.  Elleestaü 
en  des  armoires  d'  ebene  et  tons  les  livres  relies  en  maro- 
quin  rouge,  avec  les  armes  du  conté  Dac,  de  qui  elle  avoit 
esté,  comme  aussi  la  pluspart  des  autres  raretez.  Geste 
grande  tapisserie  ponrtant  estait  venue  de  Naples ,  ou  ü  me 
semble  que  Ie  duc  a  esté  viceroy  et  y  a  espousé*  la  princesse 
de  Stegliani,  sa  seconde  femme.  La  moitée  de  ceste  bibti- 
otheque  estait  en  une  des  belles  chambres  en  haut,  Ie  reste 
en  bas,  Ie  toot  mal  entretenu.  Un  pourtrait  dn  conté  dac 
mal  traitté,  2  autres  de  ses  2  premières  femmes  et  de  ses 
enfans.  Il  y  avoit  aussi  un  liet  de  caille  tortue,  garni  d'ar- 
gent,  enz.  enz.  —  Van  nu  af  zyn  de  aanteekeningen  tot  den 
9.  Mei  in  het  spaansch  voortgezet  en  bevatten:  Ceremonias 
de  tornar  un  babito  de  Christo,  eene  beschrijving  der  proces- 
sien  in  de  heilige  week,  en  eindelijk  eene  opgave  van  som- 
mige handschriften  in  het  Escuriaal  aanwezig:  Algunos  Mss*. 
en  el  Escurial.  Martialis  in  4°  in  membr.  non  videtur  valde 
antiquus.  Fastorum  Ovid.  libri,  non  inspexL  Gonsolatio  Iivise. 
De  Piüice  et  alia.  De  arte  amandi  cum  notis.  Epist.  Heimd. 
cum  glossulis,  Cod.  antiq.  ut  ait  Catalogus.  Epist.  Heroid. 
in  4*  litteris  majusculis,  sed  non  videtur  valde  antiq.  param 
differt  a  vnlgata  editione.  Metamorph.  in  fol,  bonus  codex. 
Alter  in  4to.  cum  allegoriis.  De  remedio  amoris  bis.  Lacanas 
et  Ovidius  de  arte  amandi  in  uno  vol,  bonum  exemplar. 


225 


16  Vergadering,     ir  November,  1957. 

Bi&Uothesh.  —  Doleantie  van  die  van  's  Hertogenbosch  aan  Parma. 
—  Iele  over  Brdman  Neumeister. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  den  Heer  B.  Chalon,  te  Brussel: 

Fabrice  de  la  Bassecourt,  Pasteur  de  leglise  waüonne  oVJm- 
sterdam.  Quelques  recherches  sur  la  familie  Bassecourt  et  sur  Ie 
potte  Oaude  de  Bassecourt.  Par  R.  Chalon.  Bruxelles,  1857. 
(Imp.  a  50  exemplaires.) 

Doleantie  van  die  van  's  Hertogenbosch  aan  Parma.  Be  Heer 
B.  J.  L.  de  Geer  deelt  uit  een  HS.,  toebehoorende  aan  den 
Hoogleeraar  Ackersdijk,  te  Utrecht,  en  goedgunstig  door  dezen 
hem  ter  leen  verstrekt,  het  onderstaande  stuk  mede,  door  de 
regering  van  's  Hertogenbosch  bij  Parma  ingediend  en  waar- 
schijnlijk behoorende  tot  1582,  vgl.  van  Heurn,  Beschrijving 
van  's  Hertogenbosch,  II,  p.  141.  De  bekende  Johannes  van 
der  Linden,  over  wien  in  de  Berigten,  I,  p.  18 — 24  gehan- 
deld is,  en  die  zich  sints  zijne  verzoening  met  den  koning  van 
Spanje,  na  den  mislukten  vredehandel  te  Keulen,  in  15 S0,  te 
's  Hertogenbosch  had  bevonden  en  zorg  had  gedragen,  dat  niet 
geheel  Braband  door  het  overgaan  dier  stad ,  aan  den  prins  in 
handen  viel,  bleef  de  onderhandelaar  en  voorspraak  dier  stad 
by  Parma.  Of  hij  het  volle  vertrouwen  van  dezen  genoot,  blijft 
onzeker,  althans  dit  stuk  was  eene  instructie  voor  hem  om  de 
belangen  der  stad  bij  den  landvoogd  voor  te  staan,  waaruit 
wy  den  toestand  dier  stad  duidelijk  leeren  kennen. 

Punten  van  Memorien  voor  mynen  eerweerdigen  here  ende 
vader  in  Gode,  heere  Johan  van  der  Lynden,  prelaet 
van  sint  Geertruyden,  van  de  saecken,  die  de  stadt  van 
's  Hertogenbosche  mach  gebadt  hebben,  oft  noch  heb* 
bende  is,  te  doleren  oft  te  excuseren  by  de  Exde.  van 
den  Prince  van  Parma  etc. 


226 


Ierste  doleantie  is  op  bet  traictement ,  dat  der  stadt  code 
hoerder  meyerye  geschiet ,  coDtrarie  der  Pacificatie ,  die  sy  soo 
vrijmoedelick  beeft  aangenomen ,  ende  tegheo  allen  gdooftee, 
gedaen  soo  mj  den  hertoge  van  Terranova,  de  keyserhjcke 
Commissarissen  als  zijne  £xde.  voors.  van  Parma,  eode  daeren- 
boven  zyne  Ma*,  zelver,  soo  by  sijne  confirmatie  der  toot*. 
Pacificatie,  als  eygene  toegesehicte  brieven  vuyt  Spaignien  aa 
dese  stadt  int  particulier,  van  dat  baer  alles  gebonden  eode 
geobserveert  punctuelijckeü  sonde  wordden. 

Afeoo  teelve  blijckelick  is  bij  den  grooten  onveidrachhjkes 
overlast  van  tochten  ende  logeringen  van  allerhande  crqgsvofc, 
die  desen  qaartiere  van  's  Hertogenbossche  overcomen  sijn,  ak 
in  'tbeghinsel  van  den  gantschen  legere,  onder  de  conduicte  vaa 
den  Grave  van  Beoz,  van  de  regimenten  van  Bonrgoignen,  van 
de  gemutineerde  hoochduytsschen ,  sijnde  altemael  onnodich  ge- 
weest in  desen  oirt,  ende  van  het  tegenwoirdich  liggende  regi- 
ment ende  volck  van  den  Heere  van  Hanltepenne,  dye  in  plaetse 
van  te  behoiren  ende  te  mogen  occuperen  vijants  bodem,  tot 
meerderen  dienst,  blijft  allen  den  tijt  beswarende  ende  opprime- 
rende  het  plat  lant  ende  tbinnenste  van  dyen  van  deser  stadt. 

Voorts  oick  blijckende  bij  de  groote  onredelijcke  schattinge 
over  dese  voirs.  mayerye  opgestelt  ende  soe  lange  gecontinneert, 
onder  tdexel  van  nootlijcke  contributie  totten  onderhoudt  vaa 
den  veroi  dineerden  Gharnisoene  tot  versekeringe  der  stadt  ende 
meyerye  voers.  tegens  den  vyant,  tot  welcken  onderhout  noch- 
tans meer  als  suffisant  is  (gelijck  nu  wel  metter  daet  wordt 
bevonden,  jae  datter  noch  alle  meenden  vele  dusende  mogen 
overschieten)  het  naeste  omliggende  plat  landt  van  de  ongeooo- 
cilieerJe  ende  rebeile  steden. 

Welcke  beyde  gementioneerde  saeoken  (daerinne  nochtans 
vuyt  crachte  der  voirs.  reooneiliatie  ende  gelooften,  exemptie 
ende  ten  minsten  verschooniage  deser  stadt  ende  haren  quarUne 
toebehoorden)  meer  ende  swaerlycker  gegnen  hebben  over  die 
goede  ondersaten,  dan  over  de  rebellen  ende  ongereconctlieer- 
den,  ende  dus  gecauseert  den  goeden  huyeluydens  onspreecke» 


227 


lijeke  desperatie,  onverhaelbaer  verarminge,  ende  by  naer  ge- 
heele  destructie  ende  bedeHFenisse,  ende  by  consequente  geltycke 
effecten  den  bourgeren  ende  rentieren  *4eser  stadt,  de  welcke 
van  den  Toirs.  huysluydens  als  van  haren  hoevenaera,  lant- 
hueyiders,  thiendenaers,  pachtgeldera  oft  rentgeldero  depende- 
ren, ende  de  lasten  ende  echaeden  allessins  mede  gevoelende 
ende  dragende  aijn. 

Ende  dat  men  hierop  90ude  willen  aliegeren  de  saeeke  van 
den  orloge,  alsuicke  ongemaoken  ende  inconvenienten,  faullen 
ende  oppressien  nootsaeckehjcken  mede  te  brenghen,  tselve  soude 
eeniehssins  pertinent  mogen  wesen ,  oft  noch  eenige  plaeta  van 
redene  moghen  grijpen,  daer  merckelijcke  exploicten  geschieden, 
oft  gedreven  worden,  gelijck  hier  nyet  geschiet  en  is ,  ende  soo 
't  schijnt  nauwelijcx  de  meyninge  geweest  en  is  yet  te  voerde* 
deren  oft  wt  te  richten,  zoo  dat  tegens  alle  redelicheyt  ende 
boven  alle  nece^siteyt  dit  voirs.  quartier  dus  getracteert  wordt. 
Ende  hoewel  dese  stadt  van  allen  des  voirs.  is  haer  heeft 
aen  rgn  Excie  gcnoechsaem,  soe  bijnae  t'allen  maenden  oft  veer- 
den daegen  eens,  beclaecht  ende  gedoleert,  heeft  daerop  noch* 
tans  luttele  vrachten  geimpetreert ,  ende  meestendeel  anders 
nyet  dan  schoone  wech wijsingen  oft  afFsettingen,  als  dat  eijne 
Exde  tselve  metier  herten  leet  waer  ende  sonde  daerop  versien 
naer  behooren,  ende  soo  veele  mogelijck  sijn  soude,  ende  soude 
haer  informeren  laten  van  den  heere  van  Haultepenne  ende 
sijn  advys  verheysschen. 

Wiens  heere  van  Haultepenne  advysen,  genocht  wt  de  effec- 
ten te  speuren  sijn,  hoe  seer  dat  het  gemaek  ende  proufijten 
srjnen  raedt  sijn  detinerende,  om  hem  te  nyet  te  verhaesten  ende 
te  accommoderen  tot  ontlastinge  van  de  arme  ondersaten  der 
▼oors.  stadt  ende  om  in  svijants  perck  te  gaen  logeren  ende 
prouffijt  doen  tot  meerdere  raste,  dienste  ende  bescherminge 
deser  stadt  ende  meyerye,  ende  on  voordeel,  crenkinge,  besluy- 
tin  ge  ende  afbraecken  van  den  wederpartie. 

Soe  dat  deser  stadt  verdunckt  wel  wonderlijcke  gecoloreerde 
persjuasien  te  sijn,  daennede  den  raidt  des  voors.  heere  van 


228 


Haultepenne  cao  prediceren  zijne  Ex6",  te  doen  guet  vynden 
ende  te  consenteren  onder  andere,  naer  dat  den  raedt  gedragen 
heeft,  het  chrygsvoick,-  dwelck  tgantae  plat  lant  doir  versceyden 
was  liggende,  ende  alomroe  gedevasteert  hadde,  byeen  te  eon- 
traheren,  aladoen  te  verkiesen  (in  plaetse  dairt  behoort  hadde, 
ende  oick  de  voors.  heer  van  Haultepenne  daertoe  versocht  was, 
opt  svyants  bodem,)  in  te  nemen  ende  te  beaeantsen  de  achoone 
vrijheyt   van  Oisterwqck,   ende  deselve  geheelijcke  te  ruineren 
ende  van  daer  wederom  onversienlyck,  oick  aonder  eenige  ad- 
vertentie  oft  correspondentie  van  der  stadt,  nae  den  tyt  vaa 
meer  als  vyff  maenden,  dat  hy  dair  gelegen  hadde,  in  't  midden 
van  den  zomer  ende  bequaemste  saisoene  te  vertrecken  ende  te 
reculeren   in  de   stadt  van  Eyndhoven,  pretenderende  abdoe* 
sekere   redenen    van    gebreck   van  victaille  ende  daer  inne  der 
stadt  opleggende  oft  naeghevende  weygeringe  van  toeschickingbe 
van  dyen,   dewelcke  nochtans,  hoe  bloot  oft  sorchlyck  dat  sj 
dyer  tijt  staen  mochte   van  in  hair   eygen    nootlqcke  provisie 
te  cort   comen,    ende  dat  den  nyeuwen  ooxt  noch  in  hacaidt 
stont,    nyet  geschiet  en  is,    dan  voir  soo  veele  de  middelen, 
dewelcke  men  sijne  edeiheyt  oick  te  kennen  gaJF  ende  aendien- 
den,  bnyten  nyet  meer  recouvrabel  en  souden  sijn,  ende  beeft 
yesedert  hem  met  zijn  principael  ende  meeste  volck  aldaer  tot 
Eyndhoven   gehouden,    subterfugierende   van  deselve  plaetsse, 
zijnde  genochsam  ende  voir  allen  noot  fsonder  canon)  geforti- 
ficeert,   te  laten  beset  met  competent  garnisoen  tot  verseecke- 
ringe   van  de  passaigie  ende  hem  te  begeven  naer  den  vqaadt 
ende  logeren  ende  sterk  maecken  op  synen  bodem ,  ende  zijnen 
moetwil  ende  attentaten  te  brideren,  volgende  alle  deser  stadt 
menichfuldige  versuecken  ende  oick  gevolghde  ordinantien  ende 
depeschen   van   zijne    Exde  aen    den  voirs.  heere  van  Haulte- 
penne,   totten  effecte  voirs.,  allet  nochtans  onder  clausule  soo 
verre  hem  tselve  geraeden  ende  doenlqck  dóehte. 

Ende  midler  tyt  blyven  de  vrienden  in  den  last,  ende  mu- 
ien ende  miserien,  ende  de  vyanden  evageren,  excurreren,  brast* 
schatten,  branden,  roeven  ende  attenteren  tot  hunnen  believen 


229 

daegelyx  de  gantsche  platte  landen  doere,  ende  tot  voer  de 
poerten  deser  stadt.  Daerbeneffens  tegenwoirdeück  gesommiert 
hebbende  alle  de  dorpen  van  de  gantsche  meyerye  tot  sekere 
nyenwe  exorbitante  maentlycke  contribotien  te  geven  io  plaetsse 
van  den  vijfften  penninck  ende  andere  impositien,  by  de  staten 
tot  Antwerpen  sijnde  onlanx  geconsenteert. 

Streckt  oick  tot  zeer  grooten  mishagen  voor  den  bourgeren 
ende  ondersaten  deser  stadt,  dat  onder  tdexell  van  chrygsge- 
bruyc  ende  ordre  van  den  oerloge,  metten  onderhande  van  'tcar- 
tier  de  voors.  vyanden  te  zeer  groote  ende  opene  liberteyt  ge- 
geven wordt  om  alle  contraeyen  ende  passaigien  te  ontveylighen, 
met  vnjbueten  ende  knevelaryen,  in  allen  gevalle  hun  strax 
aal verende  ende  quyt  synde,  midts  ban  gevanghen  gevende 
ende  hun  maent  soldts  betaelende,  ende  soo  wanneer  soldaten 
oft  borgeren  wt  deser  stadt  hun  souden  begheren  oft  comen  te 
vervoorderen  in  wederwraecke  op  des  vqandts  ondersaten  te 
reeoovreren  hunne  scaden  ende  interesten  oft  hunne  gemoe- 
ten te  koelen,  moet  men  terstont  vallen  in  contestatie  ende 
sorcheltycke  misverstanden  tegens  den  voers.  heere  van  Haul- 
tepenne  ende  sqnen  voloke,  pretenderende  tselve  te  sijn  onge- 
oirloft,  overmidts  sijne  sauvegarden  ende  contributien ,  in  der 
vuegen,  dat  in  desen  behoordt  geremedieert  te  wordden,  midts 
ordonnerende  den  volcke  van  Haultepenne,  opten  vijandt  in 
hunne  handen  vallende  ie  procederen  met  andere  bevreeshjcke 
acten,  exeoutien  ende  exemplen,  ende  dien  van  der  stadt  den 
thoom  wat  gevoechelycker  te  laten  volghen  ende  voor  goet  aen 
te  syen  op  des  vgants  palen. 

Item  die  van  der  stadt  stellen  noch  in  doleantie  bet  gebreek 
van  het  ineomen  van  den  oooren  van  den  platten  lande,  nae 
adyenant  van  soo  schoonen  ooxt  ende  dobbel  gewas  van  den 
voorleden  jaere;  oick  volgende  het  placcaet  gemaeokt  ende  ge- 
emaneert  op  't  stuck  van  bet  inbrengen  van  den  voors.  coren, 
soo  tot  provisie  deser  stadt  als  bewaernisse  ende  salvatie  voor 
den  vyant,  welck  placcaet  de  heere  van  Haultepenne  by  deser 
stadt  met  grooter  instantie  versocht  synde  mede  ter  exceoutien 

XIII.  J.  16 


230 


te  willen  brengen   ende  doen  stellen,   aengeaien  dattet  sondcr 
synen  toedoen,  mitds  de  onwillicheyt  ende  obetinaetheyt  van  den 
huysluydens  onvruohtbaer  hadde  moeten  blijven,  daertoe  hem 
nyel  te  venteen  en  heeft  willen  gheven,  maer  selfife  goetgevon- 
den  ende  redelyck  ende  practicabel  geacht  heeft,  te  ramen  ende 
wt  te  scyndene  sekere  taxatie  van  quantiteyt  van  cooren,  ge- 
reparieert   naer  elx  dorps   qualiteyt,    ende  waer  bij  dat  dese 
stadt  passeorlyck  voor  alle  oocnrrentien  ende  noot  versieo  hadde 
mogen   weeën,   dwelck  al  effenwei,    nu  door  d'eene  dan  door 
d'andere  redenen  ende  dilayen,  by  den  selven  heere  van  Haal- 
tepenne,  nochtans  belooft  ende  aengenomen  gehadt  hebbende  te 
doene ,  ongevoirdert  ende  ongedaan  is  gebleven ;  in  der  vuegen 
dat  de  stadt  anders  nyet  genoten  en  heeft  dan  tgene  steleas 
gewijse  oft  met  oprustinge  van  eygen  convoye  van  aeer  luttel 
guetwiilige   dorpen  oft  doir  toeschicken  van  scholten  wt  deser 
stadt   ende   sommige   andere   praotijcken   ingebrocht  is,    nyet 
sijnde  snffissant  langen  tijt  daermede  te  connen  huyshoudenin 
eenige  overoomende  benautheyt,  altererende  grootelrjcx  die  goede 
bourgeren ,  spnerende  de  missgonsticheydt  die  in  desen  genock- 
sam   schijnt  deser  stadt  te  ontmoeten  ende  te  gescieden,  spe- 
culerende daerop  seer  wonderlijcke  verstanden  ende  apprehen- 
sien,  siende  oick  dat  midler  t\jt  rnytde  voors.  meyerye'teoreB 
alsoo  gebloot  ende  gedistraheert  is,  dat  de  huysman  aireede 
seer  begint  ayn  nootdruft  te  soeokeu  aen  deser  stadt;  groote 
quantiteyt  des  voors.  corens,  als  oick  hoppen  ende  alderfcaade 
andere  provisien,   deur  listen,  practyequen,  conniventiea  ende 
oick  te  vermoeden  paspoirten   gegaen   synde  nae  den  vgaadt, 
als  oick  anderssins  bnyten  slants;  heeft  oick  de  voors.  heere  vaa 
Haultepenne  hem  willen  laeten  dienen  bij  de  voors.  meyerye  van 
sijne  provisie  van  ooren,  in  plaetsse  daer  tselve  by  hem  behouden 
gesocht  ende  gereconvreert  te  wordden  opte  ongereconcüieerdoi, 
gelijck  dese  stadt  zijne  edelheyt  des  wel  geremonstreert  heeft 
gehadt,   als  dattet  behoirlijck  waere  geweest  den  voors.  vijant 
ende  rebelle  steden  hare  middelen  te  onttrecken  ende  te  diver- 
teren,  dye  sy  nu  wel  gepasselijck  al  suyver  hebben  genoot «3. 


231 

Item  bevyndt  haer  de  voors.  stadt  hoe  langer  hoe  meer  in 
perplexiteyt  ter  saecken  van  de  desolatie  ende  faolte  van  betal- 
nighe   van   haere  twee  compagnien  soldaten  tot  last  van  zijne 
Ma1,  gesoldoyeert ,  de  welcke  opgericht  sqnde  ende  als  princi* 
paele   middelen   gedient   hebbende,   tot  verseeckerheyt,    ruste 
ende   weWaert  derselver  stadt,   deur  desperatie,    gebreck  ende 
armoede  gedecourrageert,  gealtereert  ende  gemntineert  hebben, 
te  oanseren  genoeh    eontrarie   effecten,    alsoo   deselve  gedient 
hebbende  ontrent  aeetien  maenden,  daeraff  van  zijne  Mat.  ten 
achteren  s\jn  in  de  elfte  loopende  maent;  ende  wat  menichful- 
dige   sollicitatien   aen    sijne   Ex0*6,  tot  h ander  betalinghe  ende 
onderhout  gedaen  wordt,  worden  al  van  den  eenen  tijt  in  den 
anderen  getreyneert,   off  ten  besten  comende  geassigneert  met 
gevolgh   van  lancsame  ende  weynieh  vrachten,   hun  daermede 
voirwerpende  een  been  daer  sy  wat  op  souden  hebben  te  cnae- 
ghen   ende  den  tijt  vergeeten,   ende  weynieh  daer  aff  int  lyff 
crygen,   gelijck  geschiet  is  mette  assignatien  van  den  thienden 
November  lestleden,  sijnde  nu  meer  als  vqff  maenden  daeraff  al 
in  als  ende  dat  nu  ieret  in  Februark)  nyet  meer  geprocedeert  en 
is  dan  ontrent  van  halff  Maart,  ende  dese  leste  assignatie  van 
Martio  laet  haer  oick  genoeh  insien,  dat  men  daermede  noch  spaey 
sal  oonnen  ter  merekt  gaen  ende  daeraff  contentement  hebben, 
want   d'ontfangers  van  de  contributien  noch  ter  tijt  voor  allen 
beecheedt  gheven,  dat  sij  hun  daer  toe  sullen  gaen  prepareren 
ende  het  beste  doen,  aoo  de  rnyters  nu  bij  hnn  aff  betaelt  sijn, 
ende  dat  *q  onledich  djjn  mette  betalinge  van  'tvoetvolck  van 
mijnen  heere  van  Hanltepenne,  ende  souden  onse  soldaten  (soo 
sg   verderen)  contenteren  van  de  eerste  penninghen,  dewelcke 
procederen  souden  van  den  faulten,  de  welcke  men  soude  opt 
spoedichste  gaen  executeren,  des  de  arme  behoefftighe  voors. 
onse  soldaten  alle  patientie  sijn  verliesende,  siende  hoe  sij  word- 
den gepostponeert  ende  geleydt ,  ende  nyettegenstaende  dat  die 
voors.    contributien  aoo  excessivelyck  in  desen  eygen  quartiere 
geheven  s\jn  geweest,  ende  noch  aen  desen  cant  op  sekeren  an- 
deren voet  gecontinueert  wordden,  ende  dat  deselve  soo  prompte 

16* 


232 


suffissante  ende  abondante  middelen,  als  men  weet,  soo  en  is 
nyet  genoch  te  verwonderen ,  wat  syne  voors.  Exde.  moveert, 
deser  stadt  soldaten  nyet  te  willen  daerinne  intromitteren  eode 
sekere  qnartier  verleenen ,  om  ordinaerlijck,  gelijck  die  vreexnp- 
delingen  van  maent  tot  maent  wel  geschieth,  onderhoudt  ende 
betalinge  te  mogen  genyeten  ende  in  welgemoetheyt  heurea 
dienst  volbrenghen. 

Item  gelyck  dese  stadt  gedisfavoriaeert  ende  ongeacoonuno* 
deert  werdt  in  de  betalinge  ende  onderhoudt  van  haren  voet- 
knechten  ,  bevyndt  oick  dat  men  haer  seer  merckelycken  contra- 
rieert  int  stuck  van  te  mogen  wesen  gerieft  met  eninge  qoantï- 
teyt  van  ruyterye  by  haer  op  te  lichten,  alsoo  sijne  Ex**,  op 
verscbeyden  remonstrantien  ende  sollicitatien  dyen  aengaende 
gedaen,  tselve  hair  geweygert  heeft  te  consenteren»  daer  wttc 
presumeren  ende  te  nemen  is,  dat  men  deser  stad  is  misgon- 
nende  hare  eygen  middelen  van  bewaernisse,  Yersekertheyt  ende 
dienste,  opdat  sy  van  der  eender  zijde  gepraempt  van  de  vexa- 
tien  ende  periculen  van  hare  vijanden,  ende  van  de  ander  egde 
gebroedeen  ende,  onvoirsien  van  genochsame  eygene  defensie, 
genootsaeckt  worden  soude  te  admitteren  onderstant  van  vreempt 
garnisoen;  daeraff,  deur  gevuelen  van  gepasseerde  geledere 
afflictien  ende  aenschouwen  ende  verhooren  van  tegenwoiidkh 
gebnerende  exemplen  op  andere  plaetssen,  de  goede  bourgherea 
deser  stadt  met  goeden  reden  eendrechtelqcken  syn  abhorxe- 
rende.  Nyettemin  alsoo  sijne  Exde.  onlancx  belieft  heeft  gehadt 
naerder  te  condescenderen  ende  te  verclaren,  nae  onderriditnge 
ende  informatien  van  de  middelen  om  te  vynden  het  onderhoat 
van  alsulcke  ruyterye,  nyet  te  willen  failgeren  te  doen  tot  fa- 
veur  deser  stadt  al  dat  mogelijck  sijn  sal  ende  bevonden  word- 
den te  behooren,  staet  te  verhopen  alle  goet  succes  van  vofco- 
men  consent,  midts  dat  de  middelen  practicabell  ende  vyntbaar 
sijn  op  den  vijant,  sonder  interest  van  zqne  Mat.  hnn  refere- 
rende  totten  brieven  dien  aengaende  gescreven. 

Item  heeft  dese  stadt  zijne  Exde.  geremonstreert  gehadt  se» 
kere  hare  doleantien  ende  beswaernissen  tegens  heer  Jacob  van 


233 


Brecht,  scouthet  der  aelrer  stadt,   dewelcke  boven  dat  by  in 
Toorgaende  tijden  met  versceyden  acten,  die  hy  tegens  de  rech- 
ten, oostuymen  ende  privilegiën  voorts  gekeert  heeft,  ende  seer 
trotsehjek  aitijts,   nyet   alleen  tegens  de  gemeyne  bonrgherye 
xnaer  oick   den  magistraet  ende  raedt  hem  bethoont  ende  ge- 
draegen  heeft,  alnoch  by  den  tegenwoirdigen  ketelnchtigen  tijt, 
ende  dat  de  gemeynten    behoiren  in  gevuechelycheyt  geleydt 
ende  nyet  voirt  hooft  gestooten  te  worden,    nyet  en  cesseert, 
met  opentlycke  teeckenen  van  meer  eygen  baetsoeckinge  ende 
passien,  dan  yver  ende  Torderinge  van  justitie,   verscheyden 
syeawicheeden,  ondienstelycke,  onredelijcke  ende  onwettelycke 
stucken  te  attenteren ,  apprehenderende  nn  d'eene  ende  deselve 
detinerende  in  atricte  gevanckenisse,  saiserende  dan  de  goedens 
van  de  andere,  ende  deselve  in  arrest  nemende  ende  onthou- 
dende  heure   waren  ende  ooopmanscappen  tot  synen  appetyt, 
sonder  ennige  fignere  van  proces,  kennisse  neminghen  van  sae- 
cke  off  deselve  te  admitteren  in  heure  defensien  ende  justifica- 
tien,  sonder  oick  beur  te  willen  ontslaecken  yan  gevanckenisse 
oft  hun  te  willen   laeten  volgen  onder  sufficiënte  cautie  heure 
voirs.  goedens  ende  coopmanschappen ,  gelijk  als  volgende  de 
voirs.  rechten  ende  oude  privilegiën,  soe  oick  den  gemeynen  ende 
gescreven  rechten  hij  gehouden  ende  verbonden  is,  ende  dit  al 
nyettegenstaende  de  particuliere  ordinantie  ende  appoinotemen- 
ten   van  die  van  der  weth  ende  magistraten  derselver  stadt, 
daerop  gestelt  ende  gegeven  worddende,  ter  instante  versaecken 
van  partbyen,   geinteresseerde ,   synde   de   voirs.  scouteth   wt 
orachte  van  twee  versceyden  privilegiën,  derselver  stadt  gegeven 
ende  geaccordeert  respectivelycken  by  wijlen  hooger  memorien 
Wenceslaos  ende  Johanna,    hartoge  ende  hartoginne  van  Bra- 
bant,   vervallen  van  sijnen  staet  ende  officie,    inhoudende  de- 
selve twee  privilegiën  in  substantie,  dat  den  scouthet  de  welcke 
weygeren  soude  offte  versocht   van  partyen  difereerden  ende 
vertacbtcn  proces  te  intenteren  ende  aenspraecke  ende  recht  te 
doen   den  geapprehendeerden  om  civile  saecken  oft  weygeren, 
onder  sufficiënte  cautie  hem  by  partye,   geinteresseerde  gepre* 


2U 


senteert  te  doen  restitutie  van  den  goeden  by  hem  gesaiseert, 
ende  in  arrest  genomen,  soude  misbraycken  sijnen  staet  ende 
officie  tot  eeuwigen  dagen. 

Ende  want  deaelye  schouteth  bevonden  wordt  in  desen  soo 
pre8umptueuseiijck  ende  onbehoorlijck  te  contravenieren  tot  ir- 
reparabeie  schade  ende  interest  van  partyen ,  ende  aUet  tegen 
recht  ende  redenen,  met  denegatie  van  justitie,  verfoopinge  des 
rechts,  inbrekinge  der  voirs.  privilegiën,  ende  in  vitipendie 
ende  ?ersmaedenis  der  ordinantien,  appoincteraenlen  ende  von- 
nissen van  der  weth ,  soo  hebben  de  drie  ieden  deser  atadt  by 
insinuatie  ende  propositie  der  gementioneerde  privilegiën  tegfcens 
den  voirs.  scoutheth  behoirlqoken  geprocedeert  ende  dyen  vol- 
gende aen  sijne  Exd0;  remonstrantie  ende  versoeck  gedaen. 
Maer  overmidts  dat  deselve  sijne  Ex*c.  gelieft  heeft  gehadt  te 
maecken  de  sake  communicatoir,  soo  vyndt  haer  de  atadt  in 
cleynen  hope  van  verlossinge  van  de  beawaernissen  des  per- 
soon 8,  conditien  ende  feyten  van  den  voors.  scoutheth,  geooeh 
vermoedende,  dat  hy  wel  faveurs  genoch  sal  kunnen  practiseren; 
hieren boven  staet  oick  grootehjck  te  verdrieten ,  dat  men  merckt 
ende  speurt,  hoe  den  voirs.  scouteth  met  seker  beroemenisse 
van  sijnen  debvoiren  ende  diensten  (die  men  alhier  genoech 
weet  hoe  breedt  dat  metter  waerheyt  zijn  streckende)  hem  soe 
te  hoeve  als  by  personaigien  van  qualiteyt  can  aen  doen,  ende 
credit  ende  proufffijt  negocieren,  stellende  ten  achteren  dea 
goeden  roeme,  verdiensten  ende  de  getrouwe  constantien  van 
den  goeden  bourgheren,  ende  met  correspondentie  van  sekere 
(dewelcke  hy  met  s\jne  pretense  infonnatien  ende  rappoirten 
betrecken  mach)  de  voirs.  getrouwen  bourgeren  inne  sospieie 
te  contrarieren. 

Ende  beclaecht  hem  de  geïnteresseerde  rentier  van  de  quaede 
betalioghe  van  zijne  renten  op  de  domeynen  van  zijne  Mat., 
int  quartier  van  's  Hertogenbossche ,  synde  ten  achteren  aen 
den  rentmeester  derselver  zoe  vele  jaeren ,  als  van  acht,  negen, 
tien,  jae  xij,  xiiij,  xv,  xvj  jaeren,  waer  doere  nae  soe  lange 
ducrende  lasten  ende  schaden  ende  in  dese  tegenwoirdige  groote 


235 


benautheyt  de  voirs.  renthieren  lijden  groot  gebreok  ende  ar- 
moede, ende  syen  dat  deselve  domeyneu,  dewelcke  specialijcken 
hun  geaffeeteert  sijn,  ende  naer  recht  nyet  en  behooren  geera- 
ployeert  te  worden  tot  anderen  eynde  ende  effecte,  dan  totte 
betaiinge  darselver  renthuren,  al  effen  wel  geaggraueert  word* 
dea  met  versoeyden  assignatien,  ende  dat  de  behoeftige  rent* 
bieren  nyet  eeneo  pemninck  en  ontfangen,  te  remedieren  alsoo 
by  agne  Ex**,  int  selvc  pnnet. 

Item  de  atadt  van  's  Hertogenbossehe  heeft  qjne  Excie.  ge- 
remonatreart  gehadt,  dat  deur  het  placeaet  geemaneert  opt  atuck 
van  de  confi  scatien ,  gelieft  heeft  gehadt  sijne  Vat.  te  gheven 
expeetative  van  recompenaen  zijnen  goeden  ondersaeten  geinte- 
resseert  ende  bescadicht  door  de  wederparty  e,  ende  dyen  van 
deser  atadt  int  particulier  geeonfirmeert  by  conforme  declaratie 
van  sgne  E*ci*.,  ende  alsoo  tot  deaen  effecte  tegenwoirdelijek, 
soo  bynnen  als  omliggende  plaetsen  der  voirs.  stadt,  d'annota- 
tie  in  treyn  is  van  den  goeden  der  geerare  houdende  de  partie 
contrarie  van  syne  Mat.  Ende  dat  de  higesetenen  van  deser 
stadt,  vnyt  oirsaecke  van  heure  oonjuncture  aen  de  frontieren 
van  den  landen  ende  provinciën  van  Gelderland  t,  Hollant  ende 
Zeeland t,  voor  dese  leste  troublen  met  de  voirs.  provinciën  ge- 
hadt hebben  over  ende  weder  handeliuge  van  coopmanscappen 
ende  aeer  steroke  hantteringe  ende  conversatie,  waer  doire  een 
yegelijck  by  naer,  daer  is  hebbende  oft  lant  ende  gronden 
van  erven  oft  rentben,  waeren,  soulden  oft  obligatien  oft  an- 
dere goedéns,  dwelok  altemael  blijft  in  hazard  van  gesaiseert 
te  wordden  by  den  vijaüt,  gehjc  oiok  aireede  een  partie  daer 
aff  is  gesaiseert  eride  geannoteert ,  nyet  hebbende  de  ingesete- 
nen  deser  stadt  van  deseive  heure  verliesen  noch  van  dyerge- 
lijcke  anderen,  by  hnn  geleden  deur  gevanokenissen ,  ranteon- 
neringen  ende  andere  vtjantlijeke  acten,  anderen  troost,  dan 
dan  hope  gefondèert  opte  voirs.  expectativen  ende  geiooften 
van  recompenaen,  besorgende  nochtans,  dat  denselven  heuren 
hope  gemakt  mochte  wordden  illusoir,  deur  importune  sollici- 
tatien  van  ondersaten  van  sijne  Mat.,  residerende  onder  andere 


286 


provinciën  ende  plaetssen,  deweieke  mochten  deur  anticipatie 
van  sqne  Exde.  vercrygen  assignatien  ende  recompensen  opte 
voirs.  goedena,  deweieke  zonden  mogen  int  qnartier  ven  de 
voirs.  stadt  geconfisquert  wordden,  allet  tot  aeer  groot  verdriet 
ende  irreparabel  prejodicie  van  de  eygen  goeden  innegesetenea; 
deweieke  hun  laeten  voirstaen  in  deser  aaieken  geprefereert  be- 
hooren  te  wordden  ende  te  hebben  't  favorabelste  recht,  heb- 
bende daerom  gesuppliceert,  dat  aijne  Et**,  in  faveur  ende  con- 
sideratie van  henre  getrouwioheyt,  gelieven  wilde  hun  te  oobo- 
yeren,  dat  de  goeden  in  confiscatie  Tillende  int  qnartier  tan 
hare  voira.  stadt  ende  omgelegen  plaetaaen  te  bleven  ende  te 
wesen,  hadden  alle  ende  een  yegebjeke  tot  middele  van  eom- 
penaatien  van  heare  diensten  ende  achaeden;  ende  alnoch  dat 
de  geïnteresseerden,  hebbende  soo  reële  als  peraoneele  acties 
opte  peraoonen  oft  goedena  van  den  gbenen,  die  de  contrarye 
partye  honden  van  zqne  Mat.,  beur  verhael  sullen  hebben  mat- 
ten rechte  ende  prerogative  van  preferentie  opte  goedens  van 
haren  scnldenaren ,  die  weleke  geaaiseert  ende  geannoteert  son- 
den  moegen  weaen  tyj  rechte  van  eonfiacatien;  ende  dat  opte 
goedena  gelegen  in  hunne  quartieren,  andere  vreemdelingen 
egeene  assignatien  oft  donatien  en  mochten  obtineren.  Ende 
hoewel  dat  syne  £xde.  hierop  schynt  gegeven  te  hebben  seker 
specieuse  apostille,  als  dat  dit  stuek  geleeght  sonde  worden  ia 
handen  van  den  commissarissen  totten  recompesten  opte  ge- 
confisqueerde goeden,  ten  eynde  deer  inne  te  ordineren  ende 
regardt  te  hebben,  soo  aeer  eenichaina  favorabel  als  in  redena 
ende  equiteyt  behooren  sonde,  soo  blijft  nochtans  den  goedea 
bourger  dairinne  gantecbelijck  ongerust,  naedemael  dat  bjj  hen 
in  andere  verscheyden  toesegginghen  grooteujek  bevyndt  ge- 
frustreert  ende  dat  by  oick  gesien  heeft  de  groote  rouwidbeyt 
ende  indiscretie,  daermede  beuren  voirs.  scouteth  int  stuck  ?an 
der  eonfiacatien  in  den  beginsel  ingevallen  ende  gehandelt  heeft, 
ende  dat  daerinne  oick  allet  getraotiert  ende  gedecideert  wordt 
sonder  eenighe  conjunctie  van  den  magiatraet  oft  raedt  deser 
stadt,  daer  onder  de  persoonen  ende  goedens  van  den  borgen 


237 

volgende  beuren  rechten  ende  privilegiën  ▼oor  al  syn  behoo- 
rende,  soo  dat  vuyt  dese  redenen  ende  schterdencken  voirs. 
oic  aekere  misverstant  sijnen  oirspronck  genomen  heeft,  dat  de 
leden  deser  stadt  geweygert  hebben  overleveringe  van  inventa- 
ris ende  listen  van  de  rentbefiere  op  dese  stadt,  bij  den  com- 
missarissen van  der  annotatie  van  de  geconfisqueerde  goedens 
alhier  versoeht,  te  meer,  want  men  oick  beducht  is,  dat  men, 
naedien  de  stadt  tegenwoirdioh  soo  arme  ende  benoodicht 
aijnde,  sonde  comen  te  precipiteren  tot  betalinge  ende  voldoe* 
ninge  van  den  geconfiaqueerden  renten  ende  heuren  nootsaecken 
nyet  aensien  óft  bekennen. 

Item   is   deser  stadt  onlancz   ontmoet   sekere  onverwachte 

groote  redene   van  mishaegen,    overmidts   syne  Ex***  gelieft 

heeft  te   retfacteren,   de  wel  stercke  verleende  suroheantie  in 

respect  deser  stadt  van  't  placoaet  van  redactie  van  den  coren 

renthen  *),  tynde  soo  prejudiciabel  voor  geestelycke  ende  weer- 

lycke,  ende  oick  eertyts  gemaickt  ende  gedecrateert  dese  stadt 

ongehoovt,   dewelcke   by  tselve  placcaet   boven  allen  anderen 

menichftüdichlycken  is  geinteresseert,  gelyck  syne  Ec^daeraff 

tot  versceyden  reysen  remonstrantie   gedaen  is,    ende  waerop 

deselve   de  voora.   suroheantie,    bij.  vaste  ende  geganineerde 

apostülen,  ordinantien  ende  brieven,  verleent  ende  geoctroyeert 

heeft  gehadt,  synde  grootelyck  te  verwonderen,  dat  alsnu  aoo 

subytelgck  ter  sollicitatien  van  sommigen  van  den  platten  lande, 

haar  gelieft  heeft  gehadt,  midlertyt  dat  de  saecke  gerenvoyeert 

wordt    in  justicie,    te   onttrecken   het  voordeel  dyen  van  der 

stadt,  ende  besnndere  in  den  tegenwoordigen  tyt,  dat  het  in* 

comen  van  den  ooren  soo  noodich  is  voor  deselve  stadt,  ende 

de  gementionneerde  surcheancie  by  contrarie  snrcheantie  aff  te 

doene,    ende   de  voors.  reductie  wederomme  genoch  te  stellen 

in  haer  geheel,   gelyck  de  beslotene  brieven  bij  dien  van  den 

platten  lande  geimpetreert  allet  selve  sijn  medebrengende. 


1)   Vervolg  van  de  vostwyme*  der  stad  's  Hêrtogênbosck ,  placact  f  Mi  5 
Maait,  1571.    PlaccaerUn  van  Braband,  I.  p.  88. 


238 

Item  van  gelijcken  beducht  haer  de  stadt,  dat  sij  nae  schoone 
hoepgevinge  ten  lesten  nochtans  te  mis  sal  slaen  in  hare  Ter- 
sueck  van  de  ossenmerct,  waerinne  emmers  die  van  Lyer 
voertaen  nyet  meer  gerespecteert  en  behoeren  te  wordden,  nae 
het  langh  overstrqcken  van  den  üjt  om  henr  te  reduceren  ene 
reooneiliereo ,  naedenwel  oick  dat  deee  stadt  eertgts  in  goede 
possessie  geweest  is  van  denelver  ossenmerckt,  soo  en  behoort 
haer  als  na  de  gratie  van  den 'stapel  derselver,  bij  dien  van 
Lyer  misbrnyckt,  nyet  langer  suspens  gehouden  te  worden, 
gelijck  die  van  Namen  in  gelijcken  respect  wel  vergonnen  is 
den  alluynstapel  van  Antwerpen. 

Iets  over  Erdman  Neumeuter.  Onder  de  stukken  op  bet 
archief  te  IJsselstein  voorhanden,  wordt  op  bl.  86  der  Krmyk 
1857,  ook  opgegeven:  Aanschrijving  en  besluit  der  Staten, 
houdende  verbod  tegen  het  uitgeven  van  zeker  werk  van  pas- 
toor Erdman  Neumester,  17  Julij  1792.  Deze  man  kan 
moeijelijk  onder  de  verdraagzamen  gerangschikt  worden,  hij 
was  pastoor  van  St.  Jacobs  kerk  te  Hamburg»  en  had  ach 
door  het  uitgeven  van  ergerlijke  en  violente  geschriften,  be- 
paaldelijk met  het  doel  om  de  gereformeerden  hatelijk  te  ma- 
ken, de  algemeene  verachting  op  den  hals  gehaald.  Zie  Groei 
Placaei*Boek$  VI,  p.  847  en  848.  Om  dien  man  en  sqne 
boeken  wat  nader  bekend  te  maken,  wil  ik  bier  laten  volgen, 
een  artikel  uit  het  zeldzame  werk:  M.  Jo.  Chrislian  Klote,  De 
Libris  auctorihus  tui*  fittaUtui,  van  de»  volgenden  inhoud:  Ce- 
leberrimutn  e9t  nomen  Erdmanni  Neomeisteri,  cum  ob  alia  de 
re  Ghristiana  merite,  turn  ob  oontroversias  de  unione  Lutbe» 
ranis  cum  Beformatis  ineunda  agitatas.  Nam  praeter  Befida- 
üoncm  libri  Jo.  Ckrkt.  Clemmi,  die  notküye  Giaubau  EUigkêt 
der  proiesürender  Kirche,  qiram  primum  Spiritual*  Abeü  adjunxit, 
et  deinde  a.  1722  separatim  edidit,  scripsit  alium  a.  1721, 
librum  sermone  vernaculo,  cui  bic  titulus :  B  re  vis  demonstratio, 
praesens  negotium  unionis  cum  sic  dictis  Reformatis  sivc  Cal* 
vinistis ,   omnibus    decem    praeceptis ,    omnibus    artteulis   fidei 


239 


Apostolicae,  omnibus  petitionibus  orationis  dominicae,  etc  at- 
que  ideo.toti  catechismo  contrarium  esso  x.  r.  A.  Nam  quoü 
ad  primum  praeceptum  attineat,  non  ad  bonorem  Dei  promo- 
▼endum  sed  ad  principum  potentiam  adeo  augendam  ut  Pon- 
üficii9  resistere  possint,  hacc  consilia  spectare:  quod  ad  secun- 
dom,  quoniam  haec  unio  non  nisi  sine  muhis  perjuriis  perfici 
possit,  plurimos  enim  Theologos  Lutheranos  in  Angustanam 
Gonfessionem,  ejus  Apologiam  et  reliqna  scripta  ecclesiae  sym- 
bolica  jurasse,  atque  bos  libros  sine  pexjurio  amitti  non  posse; 
quod  ad  tertium,  tolli  elenchum  publicum  atque  etiam  tali 
modo  cnltnra  pubticum  yitiari.  Hac  ratione  auctor  etiam  in 
aliis  praeoeptis  versatur,  raaximaqne  dicendi  Hbertate  utitur. 
Ctuare  etiam  hic  liber  non  in  Germania  tantum,  sed  in  tota 
prope  Europa  magnas  turbas  excitavit.  Datae  sunt  a  Rege 
Borussiae  d.  20  Dec.  a.  1721  et  ab  ordinibus  Foederati  Belgii 
d.  3  Jan.  a.  1722,  litterae  ad  Senatum  Hamburgensem ,  in 
quibus  hoc  scriptum  tanquam  legfbus  imperii  fundamentalibus 
adversum  et  contra  Reformator  injuriosum  aceasatur.  Eer  Bo- 
russiae duo  inprimis  postulat;  ut  auctor  merito  puniatur,  et 
Reformati  Hamburgi  libero  exercitio  religionis  fruantur,  gravi- 
bus  minis  adjunctis,  Hisce  litteris  magnus  cWibus  timor  incu- 
titur,  adeo  ut  plebs  Neu  meistern  ra  abire  quam  remanere  malit. 
Verum  totom  Ministerium  partes  Neumeisteri  suscipit,  iHius 
innocentiam  derendit,  et  si  Neumeisterus  munere  exuatur,  se 
quoque  omnes  munere  abituros  esse  fatentur.  Neque  tarnen 
multum  abruit ,  quin  ei  concionandi  Iibertas  interdioeretur.  Tan- 
dem res  eo  pervenit,  ut  a  Senatu  liber,  etsi  dispereus  jam  om- 
nibus in  locis,  et  ubique  disseminatus ,  Regis  placandi  causa 
supprimeretur.  Missae  etiam  sunt  a  Senatu  litterae  ad  Regem, 
in  quibus  humanissimis  verbis  Iram  illius  lenire  studuerunt. 
In  libero  religionis  exercitio  Reformatis  concedendo  se  illi  mi- 
nime  gratificari  posse  fassi  sunt;  habuisse  illos  adhuc  Altonae 
libertatem  religionem  suam  exercendi;  quemvis  Theologum  et 
senatorem,  antequam  munus  ineat,  juramento  adstringi,  ne  cui 
Reformato  hanc  in  urbe  libertatem  concedat;  neque  se  tarnen 


240 


impedire  veile,  quominua  legati  in  aedibus  privatis  sacn  «n 
exercerenk  Hoc  modo  istae  iurbae  sensim  sopitae  et  exstinciae 
fuerunt.  Obiit  tandem  jubilaeo  Ministeriali  celebrato  a.  1756. 
d.  18  August,  aet.  85,  Ten  slotte  zij  hier  raj  gevoegd,  dat 
men  in  het  genoemde  werk  nog  belangrijke  artikels  vindt  over 
B.  Bekker,  Adr.  Beverland,  Petras  Cunaeus,  Jnstus  Iipsiui, 
Gerardus  Joan  Vossius. 

lf  Vergadert**; .    tl  fferemfcer  lMf. 

Bibliotheek.  —  Inventaris  van  kei  archief  van  Schagen.  —  Brief 
van  den  Qouverneur-Qeneraal  van  Imkoff. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 
van  den  Heer  Mr.  A.  J.  van  Deinse,  te  Middelburg: 
Strafwetten.     Opgave  van  speciale  wetten  en  kon.  besluiten  ét 
algetneeue  maatregelen   voor  inwendig  bestuur,  welke  ondermeren 
bekeken,  waarop  strafbepalingen  zijn  vastgesteld  of  betrekking  heb- 
ben, en  welke  met  en  benevens  het  wetboek  van  etrafregt  regUgè- 
dende  sijn;  met  aanteekeumgen,  verzameld  door  Mr.  A,  J.  van 
Deinse.    Middelburg,  1857. 
In  ruiling  ontvangen: 

van  de  Kon.  Akademie  van  Wetenschappen,  te  Amsterdam: 
Verhandelingen,  5 •  deel.  Met  platen.    Amsterdam,  1857.  4". 
Verslagen  en  Mededeetingen.    Afdeeling  Letterkunde.    S*  deel, 
1«  stuk.     Amsterdam,  1857. 

Inventaris  van  het  archief  van  Schagen.  Deze  met  veel  zorg 
en  groote  naauwkeurigheid  opgemaakte  Inventaris,  werd  door 
den  Heer  G.  W.  Bruinvis  te  Alkmaar  samengesteld  en  inge- 
zonden. Het  blijkt  er  uit  dat  het  archief  van  Schagen  zeer 
volledig  bewaard  en  zeer  goed  geordend  is,  en  wq  kunaea 
slechts  wenschen,  dat  alle  plaatselijke  archieven  zoo  geordend 
en  beschreven  werden,  als  dit  door  den  Heer  Bruinvis  hier 
geschied  is.    Over  den  vorigen  toestand  schrijft  de  Heer  Bruin- 


241 


fis  bij  de  toezending :  » Het  bevond  zich  in  den  treurigsten  toe- 
stand: de  Secretarie  werd  steeds  ten  huize  van  den  Secretaris 
gehouden,  na  wiens  overlijden  het  bij  hem  aanwezige  op  een 
wagen  geladen  en  naar  den  zolder  van  het  raadhuis,  tevens  eene 
bewaarplaats  voor  turf  en  granen,  werd  overgebragt,  waar  het 
ten  prooi  aan  vocht  en  ongedierte,  een  wis  verderf  te  gemoet 
ging,  terwijl  in  1731  het  toen  aanwezige  uit  het  oude  naar 
het  nieuwe  raadhuis  werd  overgebragt.  Vele  stukken  waren 
dan  ook  geheel  verteerd  of  ten  eenenmale  onherkenbaar  gewor- 
den en  de  zegels  verbrijzeld.  De  nieuw-benoemde  burgemees- 
ter, de  heer  de  Meer,  stelde  den  raad  voor,  daaraan  een  einde 
te  maken  en  gelukkig  vond  zijn  voorstel  bijval.  De  voorma* 
lige  Weeskamer  werd  tot  eene  Secretarie  vertimmerd,  van  ge- 
schikte kassen  voorzien  en  het  voorhandene  aan  mijne  regeling 
toevertrouwd;  daarvan  is  bijgaande  Iqst  bet  resultaat,  zoodat 
thans  elk  stuk  is  gecatalogiseerd  en  zijne  plaats  heeft  gevon- 
den. Als  gewoonlijk  is  reeds  dadelijk  het  nut  van  zoodanige 
ordening  gebleken  en  eene  hangende  kwestie  ten  voordeele  der 
gemeente  uitgemaakt. 

Het  boek,  waarvan  in  deel  IX  der  Kronijk  van  het  Gen. 
door  kapt.  Leupen  eene  inhoudsopgave  is  gegeven,  werd  door 
den  bezitter,  den  heer  Denijs,  aan  den  Helder,  op  gedaan 
aanzoek,  met  de  meeste  bereidwilligheid  afgestaan;  genoemde 
lijst  strekt  dus  tot  aanvulling  van  het  door  mij  opgesomde, 
de  heeren  van  Schagen  betreffende." 

Wij  vinden  hier  vooreerst  betrekkelijk  Schagen:  Notarieel 
archief,  bevattende  de  minuten  en  testamenten  verleden  voor  de 
to  Schagen  geresideerd  hebbende  Notarissen  van  1604 — 1769. 
Vervolgens  de  stukken  van  de  Wmkamer  met  de  onafgebroken 
doorloopende  weesboeken  van  1479 — 1809.  Daarna  de  stuk- 
ken behoorende  tot  het  plaaUeljjk  beheer,  zooals  de  notulen  van 
de  vroedschap  25  Febr.  1577 — 25  April  1776,  van  demuni- 
cipaliteit  van  27  April  1776  tot  3  Febr.  1804,  van  het  ge- 
meentebestuur van  4  Febr.  1804 — 6  Maart  1811.  De  notulen 
van  Schout,  Burgem.  en  Schepenen  van  31  Mei  1687—1782. 


242 


Derijk  dom  van  Schagen  toegelaten  ter  boonloting,  1627—1708, 
1 709— 1 795.  Bekenboeken  der  personeele  lasten ,  1 601-1807 
der  reëele  lasten,  1588 — 1809.  Dan  de  stukken  en  rekeningen 
betreffende  Oeeetetyhe  gestichten ,  sints  1595.  Het  tweede  ge- 
deelte van  den  inventaris  heeft  op  den  polder  Schager-Kogge 
betrekking  en  bevat  vooreerst  Bekeningen  en  procesêtukh»  van 
de  17e,  en  vooral  18e  eeuw,  daarna  stukken  betrekkelijk  de 
belastingen ,  Tan  1605 — 1805.  Dan  de  stukken  die  op  de 
Heeren  van  Schagen  en  hunne  regten ,  op  geschiedkundige  awr- 
volle*  en  bijzonderheden  betrekking  hebben  en  eindelijk  eene  lijst 
der  Perkamenten  behoorende  tot  het  archief  van  Schagen.  Doe 
laatste  laten  wij  hier  eerst  volgen,  daarna  de  geschiedkundige 
stukken  en  die  over  de  Heeren  van  Schagen. 

Perkamenten  behoorende  tot  het  archief  van  Schagen. 

1299.  Privilegie  van  graaf  Jan  van  Holland,  betreffende  de 
regten  en  verpligtingen  van  de  tiendheffers  en  gebruiken  der 
landen  in  Westfriesland  jegens  elkander.     (N\  1.) 

1398.  Privilegie  van  hertog  Albrecht  van  Beijeren,  om  op 
het  Hoogwouder  ambacht  te  mogen  uitwateren,  en  dat  die  ds 
Schager-  en  Niedorperooggen  hnnne  bruggen  en  sluizen  mogen 
leggen  en  verleggen,  zonder  hindernis  van  waarschappen  hb 
dat  ambacht  of  van  iemand  van  wjnentwege.     (N°.  2.) 

1407,  20  April.  Hertog  Willem  van  Beijeren  geeft  de  v» 
scherg,  sluizen  en  inwateringen  in  eeuwige  erfpacht  aan  die 
van  de  Schager«  en  Niedorperooggen,  tegen  224  gouden  En- 
gel sche  nobels  's j aars,  of  die  waarde  in  ander  geld,  vertil- 
lende op  Kersmis.     (N\  8.) 

1415,  12  Mei.  Privilegie  Tan  Hertog  Willem  van  Begeren, 
behelzende  voornamelijk: 

Dat  hg  alle  jaren  uit  50  der  rijkste  knapen  van  Schagen 
zal  kiezen  7  schepenen  en  2  raden,  die  eerst  3  jaren  poorten 
moeten  geweest  zijn. 

Dat  om  de  5  jaren  en  niet  eerder  gepacht  en  jaarlijksch  fcti 


243 


schot  zal  gerekend  worden ,  door  raden  en  schepenen ,  die  daar- 
toe elk  een  goeden  man  van  de  rijksten  zullen  nemen,  door 
den  schout  te  beëedigen;  een  nieuwen  poorter  te  pachten  als 
hy  inkomt. 

Dat  de  raad  het  schot  zal  ontvangen  en  uitgeven  en  daar- 
van rekening  doen. 

Dat  de  raden  een  waarschap  mogen  uitzenden,  om  bood* 
schappen  bij  den  graaf  of  elders  te  doen. 

Dat  de  schout  en  schepenen  vierschaar  zullen  houden  binnen 
Schagen  iin  10  roeden  na  den  kerkhove,  daar  men  geen  ta- 
veerne houdt." 
Dat  de  vry heden  over  den  gansenen  ban  gaan. 
Dat  men  niemant  van  's  graven  wege  binnen  8chagen  kan 
gebieden  geld  te  leenen,  en  dat  ook  de  stede  niet  als  pand 
verzet  of  daarop  lijfrente  mag  verkocht  worden. 

Dat  men  geen  kerf  zal  geven  op  een  der  poorters,  dan  van 
doodslag ,  waaraf  elk  achter-zuster-kind  zal  geven  5  schellingen 
en  niet  meer. 

Dat  alle  handvesten  van  bruggen,  dijken,  tienden  en  vis- 
scherij  bevestigd  worden  en  bovendien  dezelfde  voorregten  ge- 
noten worden  als  by  die  van  Schellinkhout ,  om  al  het  hier 
niet  vermelde  daarnaar  te  beregten ,  behoudens  den  graaf  heer- 
waard en  dienst  te  doen ,  als  van  ouds.  en 

Dat  de  graaf  een  schout  zal  aanstellen,  die  van  eenen  »ze- 
uentuych"  42  schellingen  boete  zal  mogen  nemen.  (N°.  4.) 
1419,  8  Mei.  Johan,  heer  van  Egmond  en  IJssehtein ,  ver- 
pand het  heemraadschap  van  het  Geestmerambacht  aan  Jan 
Janss.  voor  25  hem  geleende  Hollandsche  schilden.  (N°.  5.) 
1426,  12  April.  Jaeoba  van  Beijeren,  verleent  die  van  Scha- 
gen ,  op  hunne  belofte  van  bijstand ,  dezelfde  privilegiën  als 
hare  voorvaders,  de  graven  van  Holland,  aan  de  stede  Bar- 
singerhorn  gegeven  hebben.     (N\  6.) 

1440,  23  Augustus.  Privilegie  van  de  visscherij  van  hertog 
Philips  van  Bourgoodie,  aan  de  Schager-  en  Niedorpercog- 
gen  ,     waarover  14  schepenen    van    elke    cogge    keuren  mogen 


244 


maken.     Zie  Cbrooyk   van  8chagen,   bis.   58 — 62.    (N\  7.) 

1448,  21  Maart.  Vidimus  van  schoot ,  burgemeester»  ca 
schepenen  van  Alkmaar  van  bet  privilegie  van  Willem  »den 
bastaard",  eerste  heer  van  Schagen,  dd.  6  Aug.  1427»  watrbjj 
hij  de  stede  vry heden  en  poortregt  vergunt.     (N\  8.) 

1451.  Uitspraken  van  Philips  van  Wassenaar,  proost  vas 
Westfriesland  en  anderen,  in  het  verschil  tosschen  de  inwonen 
en  de  cnreiten  van  Schagen,  over  het  bedrag  van  de  bekxming 
der  kerkelijke  diensten  van  de  laatsten.    (N\  9.) 

1455,  16  Januarij.  Privilegie  van  hertog  Philips  over  het 
schouwen  van  den  dijk,  welke  bij  de  eerste  schouw  vry  ge- 
schouwd zijnde,  daarna  niet  weder  boetgeschouwd  mag  wordco, 
ten  ware  er  groot  gebrek  bevonden  werd ,  als  wanneer  eene 
nieuwe  keur  gemaakt  en  op  nieuw  geschouwd  tal  worden,  met 
welk  alles  echter  niet  vernietigd  worden  de  schouwen  op  Ba- 
misse  of  Allerbeiligendag ;  de  waarschappen  moeten  telkens  op 
den  dijk  komen.     (N\  10.) 

1455,  12  Maart.  Philips  van  Bourgondie  connrmeert  de 
privilegiën,  verleent  vergiffenis  voor  10  veroordeelde  personen 
en  scheldt  de  Schagercogge  het  haardsteêgeld  kwyt.   (N\  11») 

1463,  10  February.  Privilegie  van  Willem  den  Bastaard, 
wegens  het  sluisje  door  hem  in  den  ouden  zeedijk  gelegen, 
tot  nitwatering  van  het  nieuw-bedijkte  land  van  Burghora; 
voorts  dat  die  van  de  Schager-  en  Niedorpercoggen  het  regt 
hebben  om  in  Burghora  te  mogen  visscben,  dat  Burghora  b§ 
speting  van  gemeen  werk  voor  elke  10  gars  1  man  moet  let- 
ten, en  dat  Schagen  heeft  2  vrije  jaarmarkten,  de  eerste  S 
dagen  voor  en  na  S.  S.  Pieter  en  Paulus  en  de  andere  8  da- 
gen voor  en  na  S.  Marie  Magdalena,  benevens  eene  vrye  week- 
markt  op  alle  donderdagen.    (N\  12.) 

1368,  10  April.  Privilegie  van  Willem  den  bastaard  no- 
pens het  leggen  van  eene  sluis  in  den  ouden  zeedyk,  waartoe, 
indien  de  Schager-  en  Niedorpercoggen  daartoe  overgaan,  het 
nieuwe  land  100  Rhqnguldens  boven  zjjn  aandeel  zal  moeten 
bijdragen;    voorts  dat  die  in  het  nieuwe  land  gelijkelijk  geer- 


245 


zenschot  zullen  opbrengen,  25  Rh.  gis.  tot  een  nieuwen  over- 
toom geven,  en  een  gracht  delven  van  de  nieuwe  sluis  tot 
Lutkewerf,  enz.    (N°.  13.) 

1468,  2  Februarij.  Aocoord  van  den  heer  roet  schepeuen 
en  kerkmeesters,  om  tyj  te  dragen  in  de  kosten  der  bevloering 
van  de  kerk  met  harden  bergsteen.     (N"\  14.) 

1469,  23  Augustus.  De  raden  des  hertogen  van  Bourgon- 
die  gelasten  den  deurwaarder  der  kamer,  op  het  beklag  der 
waarschappen  van  Schagen,  over  dijkgraaf  en  heemraden  van 
het  Geestmerambacht,  die,  belast  met  het  keuren,  verhoefsla- 
gen en  schouwen  van  den  nieuwen ,  zoowel  als  van  den  ouden 
zeedijk,  niet  naar  de  grootte  van  ieders  land,  maar  ten  voor- 
deele  van  Valk  oog  en  Geestmerambacht  en  tot  achterdeel  van 
Schagen  gerekend  hebben,  —  om  de  abusive  keure,  kaveling 
en  verhoefslaging  te  niet  te  doen  en  eene  nieuwe,  billijke  te 
doen  plaats  hebben.     (N°.  15.) 

1471,  28  Julij.  Privilegie  van  Willem  den  Bastaard,  heer 
van  Schagen,  waarbij  h\j  aan  de  Schageroogge  vrijheid  van 
tienden  verleent  van  raap-,  mosterd-,  lijn-  en  hennipzaad ,  van 
elk  3  snezen  en  daar  beneden,  alsmede  van  hetgeen  op  een 
hetgeen  op  een  schotwal  gezaaid  wordt  het  eerste  jaar  na  dat 
die  gespeten  is.    (N*.  16.)    Zie  ook  N°.  54  en  58. 

1473,  1  Januarij.  Confirmatie  der  Privilegiën  door  hertog 
Albrecfat  van  Begeren,  alsmede  bepaling,  dat  wanneer  een 
schepen  tusschen  tijds  afiyvig  wordt  of  metter  woon  vertrekt, 
diegeen,  welke  op  het  dubbeltal  tegen  over  hem  gestaan  heeft, 
zal  invallen,  —  en  dat  een  schout  geen  vroedschap  zal  mogen 
zijn  of  ter  boonlot  gaan.     (N\  17.) 

1473,  5  Mei.  Eisch  van  die  van  Schagen  voor  den  Hoogen 
Baad,  wegens  de  weigering  van  schepenen  van  Barsingerhorn, 
om  binnen  den  bepaalden  tijd  boete  en  breuke  te  doen,  waartoe 
zij  gevonnisd  waren ,  wordende  de  schade,  daardoor  aan  Scha* 
gen  veroorzaakt,  geschat  op  120  Baders.    (N\  18.) 

1473,  29  November.  Sententie  provisioneel  van  den  bove, 
waarbij  die  van  Schagen,  tegen  den  heer  worden  gehandhaafd 

XII  f.  J.  17 


240 


en   gestijfd   in   het   regt   om  jaarlijks,   op  Goeden  Vrijdag,  2 
kerkmeesters  te  mogen  aanstellen.     (N°.  19.) 

1473,  23  December.  Bevel  van  den  graaf  van  Winchester 
en  andere  raden  des  hertogen  van  Bourgondie  aan  die  van 
Schagen  en  de  Schagercogge,  om  Aibrecht,  wegens  het  versterf 
van  zijnen  vader,  heer  geworden,  terstond  en  zonder  vertoeven 
huldiging,  eed  en  manschap  te  doen ,  en  hem  te  ontvangen  en 
te  honden  als  hunnen  heer.     (N°.  20.) 

1474,  5  December.  Burgemeesters  en  regeerders  vergunnea 
Jan  Gheef ,  pastoor  der  kerk ,  1  of  2  wielen  te  maken  aan  den 
overtoom  op  Tolke  bij  Zijdewind,  en  daarvoor  van  de  vaar- 
tuigen geld  te  heffen,  tot  zijn  voordeel  en  na  zynen  dood  vin 
een  door  hem  aangewezen  vriend ,  die  daarvoor  verpligt  aal 
zijn,  jaarlijks  op  S.  Bavo,  aan  de  armen,  die  binnen  Schagen 
dagelijks  om  brood  gaan,  in  de  kerk  uit  te  deelen,  namelijk 
van  2  tot  11  jaren  elk  een  paar  kousen  of  het  laken  daartoe 
en  een  paar  holften,  en  kreupelen,  blinden,  leprozen  en  bij- 
ziunigen,  boven  de  11  jaren,  >  dezelfde  gracy",  bij  gebreke  waar- 
van kerkmeesters  de  gemaakte  werken  mogen  aantasten,  terwijl 
voorts  de  oudste  pastoor  en  de  h.  geestmeesteren  voor  de  rig- 
tige  uitvoering  moeten  waken.     (N\  21.) 

1476,  4  October.  Dirc  Jacopsz.  geeft  landerijen  aan  den 
H.  Geest  binnen  Schagen,  tot  armen  behoef.     (N\  22.) 

1484,  22  November.  Belofte  van  Willem  Janss.  en  Aelbont 
Aelbouts  van  Schagen,  op  condemnatie  van  den  hove,  om  het 
ruitergeld,  waarvoor  zij  reeds  gegijzeld  zijn  geweest,  binnen 
14  dagen  te  betalen,  op  de  boete  van  100  gouden  nobelea, 
tuit  haar  zelfs  goederen."     (N°.  23.) 

1486,  20  September.  Sententie  gewezen  by  den  Hove  van 
Holland,  in  de  zaak  tusschen  Jan  van  Schagen,  als  heer  vaa 
Burghorn,  Dirk  Jacobsz.  en  andere  ingelanden  en  bedijkers 
van  Burghorn,  contra  kerkmeesters  van  Vaikoog  en  schepenen 
en  kerkmeesters  van  Schagen,  verweerders,  wegens  het  bezit 
van  den  ouden  zeedijk  en  de  ettinge  van  dien,  waaruit  blijkt 
dat   den   eischera   hun  eisch  werd  ontzegd,   met  veroordeeling 


247 


in  de  kosten.     (N*.  24.)     (Is   berustende   bij   kerkvoogden    te 
Schagen.) 

1486,  4  November.  Obligatie  van  10  Rh.  guldens  wegens 
procureurs  kosten  van  een  proces,  door  Schagen  voor  den  hove 
gevoerd.     (N°.  26.) 

1488,  24  Julij.  Uitspraak  van  den  dijkgraaf  van  den  ouden 
zeedijk  van  het  Geestmerambacht  en  de  Schager-  en  Niedorper 
coggen,  wegens  de  gemeene  maat,  loting  en  effening  van  den 
nienwen  zeedijk,  waarin  die  van  Oude  en  Nieuwe  Niedorp, 
Winkel,  Bareingerhorn  en  Haringhuizen  tegen  die  van  Schagen 
weigerachtig  zijn,  —  i blijvende  alles  als  vóór  dat  men  van 
den  nieuwen  dijk  wist."     (N\  26.) 

1488,  13  Augustus.  Accoord  tusschen  die  van  Burghorn  en 
Schagen,  in  de  twist  over  de  contributie  van  het  landschot, 
zullende  voortaan  gars-gars  gelijk  gedragen  worden.  (N\  27.) 
1491,  4  September.  Confirmatie  der  privilegiën  door  Joost 
van  Borselen,  als  gehuwd  met  Josina,  vrouw  van  Schagen. 
(N\  28.)    Zie  Chronijk  van  Schagen,  bl.  72—74. 

1501,  1  October.  Johan,  graaf  van  Egmond,  stadhouder 
enz.,  approbeert  den  afstand  van  het  heemraadschap  door  Dirck 
Janss.,  als  naaste  oor  van  Jan  Janss. ,  aan  kerkmeesters  en 
schepenen  van  Schagen  gedaan,  om  daartoe  te  magtigen  zoo- 
danig persoon  als  zij  zullen  goedvinden,  tot  dat  de  25,  door 
zyn  vader  geleende,  schilden  zijn  voldaan.     (N\  29.) 

1501,  2  October.  Schepenen  van  Schagen  en  Waarschap- 
pen van  Barsingerhorn  en  Winkel  verbinden  zich  bij  notariële 
akte  om  te  procederen  tegen  Claes  Gorff  c.  s.,  wegens  de  on- 
redelijke omslagen  voor  het  Hondsbosch,  en  om  de  kosten 
daarvan  gezamenlijk,  naar  hunne  geerstalen,  te  dragen.  (N\  30.) 
1504,  10  September.  Joost  van  Borselen,  ridder,  heer  van 
Schagen,  verklaart  dat  die  van  Barsingerhorn  en  Haringhuizen 
voortaan  in  de  beden  en  omslagen  weder  zullen  staan,  als  voor 
zijne  uitspraak  tusschen  hen  en  die  van  Schagen.    (N*.  31.) 

1507,  14  Augustus.  Het  hof  ontslaat  die  van  de  Schager- 
en  Niedorpercoggen  van  de  onwettige  gijzeling  door  de  erven 

17* 


248 


van  Claes  Corff,  wijl  zij  hun  aandeel  in  het  haardsteegeld  wel 
voldaan  hebben.     (N\  32.) 

1507,  25  October.  Mr.  Frans  Dircx,  procureur  voor  die 
van  Barsingerhorn  en  Haringhuizen ,  neemt  voor  den  hove  14 
dagen  tijd  om  te  dienen  van  memorie  in  't  proces  tegen  die 
van  Schagen.     (N\  SS.) 

1508,  15  Augustus.  Mededeelingen  aan  den  hove  van  ge- 
magtigden  van  Schagen  en  van  Barsingerhorn  en  Haringhuizen, 
van  de  uitspraak  door  Joost  van  Borselen  en  andere  goede 
mannen  op  de  voorpoort  te  Schagen  geveld  en  door  Wolfert 
Claess.,  priester  en  pastoor,  als  notaris,  in  bijzijn  van  getui- 
gen, den  IS.  Aug. ,  ter  submissie  aan  den  hove,  in  artikelen 
gesteld. 

20  Augustus.  Willige  condemnatie  hierop  gewezen,  houdende: 

Dat  de  ingezetenen,  welke  van  de  eene  plaats  naar  de  an- 
dere gaan  wonen,  dadel  yk  in  de  lasten  hunner  nieuwe  verblijf- 
plaats moeten  deelen  en  niet  meer  op  de  vorige  contribueren, 
dan  aldaar  reeds  verschenen  en  dus  schuldig  was. 

Dat  alle  landen  in  de  Cogge  gelijk  gepond  en  verpond  zul- 
len worden  door  de  beèedigde  mannen,  van  welken  Schagen 4 
en  Barsingerhorn  en  Haringhuizen  2  zullen  kiezen. 

Dat  die  elkander  niet  verstaande  het  geschil  zal  blijven  au 
Joost  van  Borselen,  met  2  of  3  goede  mannen,  en  na  zijnen 
dood  aan  2  mannen  door  Schagen  uit  Alkmaar  en  1  man  door 
de  beide  andere  plaatsen  uit  Medenblik  te  nemen. 

Dat  daarna  de  contributiën  zonder  tegenzeggen  betaald  zul- 
len worden,  op  verbeurte  van  500  gouden  Philipsguldens.   en 

Dat  men  ten  eeuwigen  dage  één  cogge  zal  bleven.  (N\  34.) 

1509,  3  Januarij.  Privilegie  van  Joost  van  Borselen  en  Jo- 
sina  van  Schagen,  om  te  mogen  meten,  ponden  en  verpondea 
met  die  van  Barsingerhorn  en  Haringhuizen.     (N\  35.) 

1509,  8  Januarij.  Accoord  met  Burghorn  wegens  het  regt 
van  ieders  ingezetenen  en  dat  die  van  Schagen  niet  voor  die 
van  Burghorn  mogen  betrokken  worden,  dan  voor  reëele  za- 
ken.    (N\  36.) 


249 


1510,  13  April.  Autorisatie  van  deu  hove,  in  het  geschil 
tussohen  die  van  Burghom  en  van  de  Schager-  en  Niedorper 
coggen,  op  2  commissarissen,  om  te  trekken  ter  plaatse  con- 
tentieus, om  aldaar  te  doen  openen  de  gestopte  sluis  en  het 
water  nit  Burghorn  in  Schagen  te  doen  loopen,  mits  als  het 
te  hoog  loopt  weder  te  stoppen,  en  voorts  nog  een  of  meer- 
malen te  openen,  tot  het  water  uit  Burghorn  zij,  en  dan  de 
sluis  te  stoppen  en  zoo  te  laten,  tot  nader  zal  worden  gedis- 
poneerd.   (N°.  37.) 

1511,  31  Maart.  H.  Geestmeesteren,  als  collatoren  van  het 
officium  op  het  S.  Jorisaltaar  in  de  kerk  te  Schagen  geven, 
met  advies  van  des  stichters  (Dirc  Zemel)  weduwe,  de  renten 
der  verbonden  22  geerzen  land  en  de  Valkoogtienden  aan  Jan 
Nanninx,  om,  tot  den  priesterlijken  staat  geordend  zijnde,  de 
missen  daarvan  waar  te  nemen.    (N\  38.) 

1514,  14  Augustus.  Het  Hof  van  Holland,  gezien  de  plei- 
dooijen,  enz.,  door  die  van  de  Schager*  en  Niedorpercoggen 
en  Jan  Boyeken,  impetranten,  tegen  Jan  van  Schagen,  heer 
van  Burgerhorn  gevoerd,  last  de  eersten  te  komen  repliceren 
ten  principale.    (N°.  39.) 

1514,  13  December.  Octrooi  van  keizer  Maximiliaan  aan 
Joost  van  Borselen ,  heer  van  Schagen ,  als  man  en  voogd  van 
vrouwe  Josina  van  Schagen,  om  het  veer  tusschen  Schagen, 
Calandsoog,  Petten  en  tluisduinen,  met  het  inkomen  van  dien, 
te  mogen  geven  aan  de  parochiekerk  van  Schagen,  mits  tel- 
kens aan  den  nieuwen  heer  of  vrouw  te  versterven  en  voor  de 
verheffing  te  betalen  1  pond  Hoilandsch.     (N*.  40.) 

1529,  28  November.  Getuigenis  voor  schepenen,  ter  wille 
van  het  S.  Nicolaasgilde,  wegens  de  vestiging  van  eene  mis 
op  het  altaar  van  dat  gilde  in  de  parochiekerk,  door  Frederick 
Pieters,  waartoe  hij  verbond  22  snezen  land  in  den  ban  van 
Schagen.     (N°.  41.) 

1539,  14  April.  Akte  ter  griffie  van  den  hove,  overgele- 
verd door  die  van  Barsingerhorn  en  Haringhuizen ,  als  impe- 
tranten van  mandement  ter  eene-  en  die  van  Schagen  ter  an- 


250 


dere  zijde,  verklarende  dat  zjj  onderling  zijn  geaccordeerd, 
naar  het  uitwijzen  van  heemraden  van  het  Geestmerambacht 
en  der  Schager-  en  Niedorper  coggen.     (N°.  42.) 

1540,  27  Febmarij.  H.  Geestmeesteren  accorderen  met  Jan 
Clocke,  priester,  hem  bij  zijn  leven,  en  na  zijnen  dood  aan 
een  priester,  2  malen  's  jaars,  op  Mariae  purificatie  en  S.  Mat- 
thqsdag,  18  Car.  guldens  te  betalen,  tot  vestiging  van  een 
officium  op  het  altaar  van  O.  L.  V.  in  de  parochiekerk,  waar- 
voor zij  eene  werf  genaamd  de  Burg  binnen  Haringhnizen  be- 
komen ,  en  voor  de  rigtige  nakoming  wederkeerig  eenige  lan- 
derijen verbinden.  Met  de  latijnsche  approbatien  van  den  proost 
van  Westfriesland  en  van  wege  den  bisschoppelijken  stoel  van 
Utrecht.     (N\  48,) 

1548,  24  Julij.  Vidimus  van  den  Hove  van  Holland,  van 
het  privilegie  van  hertog  Willem  van  Beijeren,  d.d.  12  Ma 
1415.    (N°.  44.) 

1554,  11  Ja  lij.  Procuratie  van  schepenen  op  H.  Geest- 
meesteren  ,  om  de  zaak  te  vervolgen ,  door  Gerbrant  Dirx  en 
Symon  Gerbrants  voor  den  deken  van  Hoorn  begonnen  en  nn 
hangende  voor  den  Hove  van  Holland,  nopens  de  fundatie  van 
heer  Dirc  Zemel  op  het  S.  Jorisaltaar  in  de  parochiekerk,  te 
voren  gestaan  hebbende  ter  begeving  van  H.  Geestmn.  (N°.  45.) 

1554,  12  Julij.  Simon  Garbrantsoen,  priester,  staat  brj  no- 
tariële akte  alle  pretensien,  door  hem ,  bij  den  deken  van  West- 
friesland,  op  een  officium  op  het  S.  Jorisaltaar  in  de  kerk  te 
Schagen  verkregen,  af  aan  H.  Geestmeesteren,  die  hem  dade- 
lijk levenslang  de  bediening  van  5  missen  ter  weke  opdragen. 
(N°.  46.) 

1557,  30  October.  Sententie  van  Philips  den  II  van  Spanje, 
tusschen  die  van  Drechterland  en  die  van  de  Schager  en  Kie- 
dorpercoggen,  behelzende  dat  eerstgenoemden  900  roeden  zee- 
dijk benoorden  den  Wijsenhorn  moeten  onderhouden.  (Nö.  47.) 

1558,  12  Julij.  Een  procureur  stelt  zich  voor  den  hove 
namens  kerk-  en  H.  Geestmeesters  als  appellant. 

30  Juljj,     Elisabeth    van    Bronkhorst,    weduwe  van  Willem 


r 


il 


van  Schagen  en  Barghorn,  als  voogdes  van  haren  minderjarigen 
zoon,  appellante  voor  den  hove  van  de  confessie  van  zeker  man- 
dement en  de  uitspraak  uit  krachte  daarvan  gedaan  bij  kerk- 
meesters, schepenen  en  regeerders  van  Schagen,  wordt  niet  ont- 
vankelijk verklaard.    (N°.  48.) 

1569,  2  October.  Confirmatie  der  privilegiën,  door  Johan, 
heer  van  Schagen.     (N°.  49.) 

1570,  26  April.  Opdragt  en  kwijtschelding  door  Hans  Frai- 
jenbnrch ,  aan  de  kerk  van  Schagen ,  van  alle  landen  en  duinen 
aan  de  groote  Keins  in  de  Zijpe,  waarbij  de  kerk  prentensie 
meent  te  hebbeo.    (N°.  50.) 

1570,  25  September.  Contract  tusschen  die  van  Schagen  en 
Valkoog ,  wegens  het  Imkeland ,  dat  door  den  Valkooger  molen 
bemalen  zal  worden  en  daartoe  met  die  van  Valkoog  gars-gars 
gelijk  zal  contribueren,  enz.     (N°.  51.) 

1577,  9  Maart.  Octrooi  om  het  voormalig  bagijnenklooster 
tot  een  weeshuis  te  mogen  inrigten  en  de  bezittingen,  na  den 
dood  der  gealimenteerd  wordende  conventualen ,  daarvoor  te  ge- 
bruiken, met  magt  om  eene  loffelijke  ordonnantie  te  maken ; 
gegeven  op  naam  van  koning  Philips  II.     (N°.  52.) 

1581,  17  Februarij.  Contract  tusschen  heer  Johan  eu  de 
regering  van  Schagen ,  dat  de  eerste  zal  voeren  de  administra- 
tie over  de  pastorie-  en  kapelsgoederen  van  de  Keins,  om  daar- 
uit den  predikant,  den  koster  en  de  schoolmeesters  te  bezoldigen, 
en  het  overschietende  aan  de  armen  uit  te  koeren ,  mits  dat  die 
van  Schagen  het  te  kort  komende  jaarlijks  uit  de  andere  gees- 
telijke goederen  zullen  dekken  en  dat  de  rekening  jaarlijks  ten 
overstaan  van  schepenen  zal  worden  gedaan.     (N°.  53.) 

1581,  18  Februarij.  Willige  condemnatie  van  den  hove, 
geveld  op  het  accoord  tusschen  den  heer  en  de  regenten ,  over 
den  vrijdom  der  tienden,  namelijk  dat  ieder  eigenaar  of  gebrui- 
ker van  landen  van  raapzaad  ,  mosterdzaad ,  lijnzaad ,  hennip- 
zaad,  uijen,  wortelen  en  peen  vrij  mag  zaaijen  de  grootte  van 
3  snezen,  en  daaronder  op  1,  2  of  meer  akkers,  of  op  een 
stuk   grooter   dan  8  snezen,    mits  dat  daarop  van  een  der  6 


1 


2*2 


zaden  niet  meer  gezaaid  worde,  of  het  geheele  stuk  zal  onvrij 
zijn ;  de  langstlevende  der  ouders  met  de  kinderen  zoo  lang  zij 
ongedeeld  zitten ,  en  die  welke  landen  of  bruikwaar  in  gemeen- 
schap bezitten,  voor  één  te  rekenen,  volgens  het  oorspronke- 
lijk privilegie.     (N°.  54.) 

1581,  18  Februarij.  Privilegie  van  Johan,  heer  van  Scha* 
gen,  waarbij  hij  aan  burgemeesters  en  de  regering  mitsgaders 
aan  schepenen  en  den  geregte  respectivelijk  vergunt  een  zegel 
te  gebruiken,  zullende  hij  en  zijne  nakomelingen  echter  geen 
zegelgeld  betalen ;  voorts  bevestigt  hij  de  vrijdom  van  tienden 
van  zekere  vicarylanden ,  zoo  lang  die  van  dezelfde  natanr 
bhjven.    (N°.  55.) 

1581,  18  Februarij.  Gecollationeerde  copie  van  N°.  55. 
(N°.  56.) 

1581,  8  Maart.     Gecollationeerde   copie   van  N°.  53,  d*d. 

17  Februari  1581.    (N°.  57.) 

1581,  8  Maart.     Gecollationeerde  copie   van  N°.  54,  d.d. 

18  Feb.  1581.     (N°.  58.) 

1582,  14  Junij.  Apostille  der  Staten  van  Holland,  op  het 
rekwest  van  den  heer  en  de  regering  van  Schagen,  dat  alle  man- 
dementen van  beneficien  van  inventaris,  cessien  en  respijten, 
mitsgaders  van  provisien,  zoo  in  relief  en  rau-actie  als  van 
inductie,  beroerende  de  ingezetenen  van  Schagen,  Barsinger- 
horn  en  Haringhuizen ,  moeten  verzocht  worden  van  den  ge- 
regte te  Schagen,  als  stederegt  bezittende.  Zie  Chronyk  van 
Schagen,  bl.  18.     (N°.  59.) 

1584,  28  Julij.  Mandement  van  den  hove,  op  het  beklag 
van  die  van  Schagen,  over  de  weigering  van  den  Schout  Pie- 
ter  Ewouts,  om  de  volgens  oude  gewoonte  op  Nieuwjaarsdag 
gekozen  2  burgemeesters  te  beëedigen,  waartoe  hij  nu  gelast 
wordt,  of  zich  anders  voor  den  hove  moet  verantwoorden;  11 
Augustus  antwoordt  hij  den  deurwaarder,  te  zullen  doen  wat 
hij  geraden  vindt.     (N°.  60.) 

1585,  8  Junij.  Becredentie  van  den  Hoogen  Baad,  waarbij 
die  van  Schagen  gemagtigd  worden ,  om  alle  jaren  2  raden  of 


M3 


burgemeesters   aan   te   stellen,   mits  dat  die  door  den  schout 
beèedigd  en  zij  volgens  de  handvesten  regeren.     (N°.  61.) 

1586,  21  Mei.  Mandement  van  den  hove  op  den  deurwaar- 
der, om,  na  voldoend  bevonden  onderzoek  des  wegens,  die 
van  Schagen  te  stijven  in  de  scholastery  op  de  Keins,  tegen 
heer  Johan  van  Schagen ,  die  den  afgezetten  schoolmeester  heeft 
gecontinueerd,  de  in  het  schoolhuis  naast  het  capelserf  gebragte 
meubelen  van  den  opvolger,  in  Mei,  door  den  kastelein  en  den 
schout  doen  uitzetten  en  de  deuren  toespijkeren,  met  affictie 
van  een  billet  de  bewoning  verbiedende ,  —  en  om  op  hen  de 
daardoor  veroorzaakte  schade  te  verhalen ,  of  hen  bij  verzet  te 
dagen  voor  den  hove.  9  Junij  antwoordt  de  heer,  zijn  regtdag 
te  zullen  waarnemen  en  de  beide  anderen  zeggen  met  den  heer 
te  zullen  spreken.    (N°.  62.) 

1586,  81  October.  Obligatie  voor  het  zegelgeld  van  8  sen- 
tentien ,  bij  den  hove  gewezen  tusschen  die  van  Schagen  en  de 
Scbagercogge,  contra  die  van  Burghorn.     (N°.  63). 

1587,  9  Junij.  Sententie  van  den  hove,  ten  voordeele  van 
de  Scbager  en  Niedorpercoggen  en  ten  nadeele  van  Johan, 
heer  van  Schagen,  waarbij  de  eersten  gemagtigd  worden  om  bij 
de  jaarlijksche  betaling  der  erfpacht  (visscherij -penning?)  te 
korten  de  verpondingen,  100°  en  50°  penning  of  andere  om- 
slagen, jaarlijks  vallende  naar  advenant  van  hetgeen  zij  in  de 
gemeenelands  contributien  moeten  gelden,  naar  rato  der  pacht 
van  ƒ  70.    (N°.  64.) 

1588,  1  Julij.  Accoord  tusschen  den  heer  en  de  regering 
van  Schagen,  over  deze  punten: 

Dat  de  oudste  kerkmeester  zal  hebben  de  administratie  van 
de  kapel  of  proostdijgoederen  en  de  heer  die  van  de  pastorie- 
goederen ,  om  den  predikant  daaruit  te  betalen ,  mits  dat  kerk- 
meesters daartoe  jaarlijks  ƒ  70  bijdragen,  en  het  overschot, 
met  kennis  van  kerkmeesters,  onder  de  huisarmen  te  verdeelen. 

Dat  de  heer  een  schoolmeester  op  de  Keins  zal  mogen  stel- 
len ,  op  een  tractement,  met  overleg  van  kerkmeesters  te  bepa- 
len,   en  door  dezen  uit  de  proostdijgoederen  te  betalen,   mits 


254 


dat  het  schoolmeestershuis  blijft  onder  de  administratie  der 
pastoriegoederen. 

Dat  de  beer  als  bemiddelaar  alle  moeite  zal  aanwenden,  om 
het  proces  van  die  van  Schagen  met  de  conventuelen  te  doen 
staken. 

Dat  die  Tan  Schagen  naar  oud  gebruik  honne  burgemeesters 
sullen  mogen  kiezen,  mits  deze  in  hunne  regering  de  oude 
handvesten  niet  te  buiten  gaan. 

Dat  het  proces  over  het  doen  van  den  eed  door  de  verko- 
zen burgemeesters  aan  Tate  Gerrits,  als  oudste  schepen,  door 
den  heer  zal  worden  geleden,  zonder  dat  daaruit  consequentie 
voor  het  vervolg  getrokken  worde.     (N°.  65.) 

1592,  12  Februarij.  Sententie  gewezen  bij  den  provinciale! 
rade  van  Holland,  tusschen  die  van  Schagen,  eischers,  en  die 
van  Barsingerhorn ,  nopens  de  watering  langs  den  Kadijk,  en 
de  bedijking  van  het  Wadt.     (N°.  66.) 

1592,  31  Julij.  Sententie  van  den  hove  ten  nadeele  van 
Trijn  Michiels  en  ten  voordeele  van  weesmeesters,  als  gead- 
mitteerd  tot  het  aanvaarden  der  goederen  van  het  zusteren- 
convent  te  Schagen,  over  de  restitutie  van  5  geerzen  land  te 
Haringhuizen,  nagelaten  door  Grieve  Alberts,  in  gezegd  con- 
vent overleden.     (N°.  67.) 

1593,  15  Mei.  Accoord  tusschen  burgemeesters,  schepenen 
en  raden  van  Alkmaar  en  van  Schagen,  dat  den  ingezetenen, 
die  van  de  eene  plaats  naar  de  andere  verhuizen,  in  de  plaats 
van  hun  vertrek  geene  belasting  van  exuegeld,  pondgeld,  schel- 
lingschot of  eenige  andere  zal  worden  opgelegd  wegens  roe- 
rende goederen  en  penningen  van  verkochte  landen  aldaar  gela- 
ten, blijvende  het  regt  op  de  onroerende  goederen  wederzydsch 
als  van  anderer  lieden  landen.     (N°.  68.) 

1594,  7  Februarij.  Mandement  van  Prins  Maurits  en  den 
rade  in  het  verschil  van  de  18  pachters  onderling,  sustine- 
rende  7  dat  men  moet  pachten  van  huizen ,  meubelen  en  an- 
dere goederen,  koophandel,  scheepsreederij ,  bouwerij,  nering 
en  rentebrieven,  maar  niet  van  landen;  tegen  de  meesten,  die 


M5 


de  reederij  en  nering  willen  vrijstellen,  ten  ware  van  de  lan- 
den ook  gepacht  werd.  Met  exploit  van  den  deurwaarder. 
(N°.  69.) 

1594,  12  Maart.  Accoord  tuascben  de  regering  en  den  heer 
van  Schagen,  dat  de  harde  landen  en  rietbosschen  in  de  Scha- 
ger waard,  volgens  zekere  aldaar  gestelde  roijing,  zullen  bhjven 
aan  de  kerk,  maar  het  water  en  het  riet  daar  bezuiden  blijft 
aan  den  heer,  die  van  die  landen  hetzelfde  tiendregt  zal  mo- 
gen heffen  als  van  anderen,  en  eene  jaarlijksche  recognitie  van 
15  currente  guldens,  vervallende  uit0  Augustus.     (N°.  70.) 

Gecollationeerde  copie  van  het  privilegie  van  Jacoba  van 
Befjeren,  d.d.  12  April  1426,  (N°.  6.) 

1594,  12  Maart.  Accoord  tusschen  heer  Johan  en  de  re- 
gering van  Schagen,  om  elkander  het  effect  van  het  contract 
dien  dag  gesloten  (zie  N°.  70)  te  doen  genieten  en  alle  pro- 
cessen gezamenlijk  te  dragen.     (N°.  71.) 

1594,  13  Juny.  Octrooi  van  heer  Johan  van  Schagen  aan 
zijne  ingezetenen,  om  het  Wadt,  Grimswiel  en  Keinsemerwiel 
te  mogen  bedijken,  mits  van  de  daar  te  bezaarjen  landen  tien- 
den gevende.     (N°.  72.) 

1600,  20  Junjj.  Sententie  van  den  Hoogen  Baad,  verwor- 
ven door  de  regering  van  Schagen  tegen  de  poorteren  daarvan , 
betreffende  de  pachting,  wqzende  dat  de  18  pachters  op  hun- 
nen eed  na  de  regte  waarde  zullen  schatten  meubelen,  rente* 
brieven,  actiën,  credieten,  neringen,  scheepsreederijen ,  landen, 
huizen,  erven,  boomgaarden,  enz.,  zoo  binnen  als  buiten  Scha- 
gen gelegen;  moetende  onder  de  patrimonièle  en  burgerlijke 
lasten  worden  omgeslagen  de  wedden  van  schoolmeesters,  chi- 
rurgijns en  vroedvrouwen  en  dergelijke,  den  grond  eigenlijk 
niet  rakende,  en  onder  de  reële  lasten  dijkage*  en  sluisgelden, 
verpondingen  enz.,  den  grond  aangaande;  van  eiken  omslag  af- 
zonderlijk boek  te  houden;  voorts  dat  de  magistraat,  met  ad- 
vies van  de  vroedschap,  schietgeld  op  het  Verlaat  zal  mogen 
stellen,  zooveel  tot  onderhoud  noodig  zal  geoordeeld  worden, 
mits  daarop  approbatie  van  den  hove  verzoekende. 


256 


Hierbij  stukken  over  de  uitvoering  van  dit  vonnis.  (N°.  73.) 

1603,  27  Februarij.  Privilegie  van  de  vrye  paardenmarkt, 
door  de  Staten  van  Holland  en  YYestfriesland  verleend  aan  Jan, 
heer  van  Schagen,  Bnrghorn,  Goodriaan  enz.,  te  houden  op 
den  17.  Junij,  8  dagen  voor  S.  Jan  Baptist,  met  al  zulke 
voorregten  (uitgezonderd  den  tol)  als  aan  de  boeren  van  Wasse- 
naar binnen  Valkenburg,  Voorschoten  en  andere  plaatsen  zijn 
verleend.    (N°.  74.) 

1606,  17  Augustus.  Vidimus  van  burgemeesteren  van  Alk- 
maar, van  de  confirmatie  der  privilegiën  van  hertog  Albrecht 
aan  de  Langedijker,  Schager,  Niedorper-  en  Wieringer  ooggen 
door  Karel  van  Bourgondie,  d.d.  12  Julij  1470,  betreffende 
eenige  zaken  van  de  Langedqke,  als  o.  a.  het  kiezen  van  sche- 
penen op  Pinksterdag,  en  dat  geen  schouten  of  papen  in  een 
dier  4  coggen  taveerne  mogen  honden.     (N°.  75.) 

1606,  12  September.  Contract  tnsschen  Schagen  en  Valkoog, 
oyer  het  maken  en  onderbonden  van  het  Verlaat,  bevattende: 

Dat  het  zal  gebouwd  worden  op  gemeene  kosten,  elk  de  helft 

Dat  die  van  Valkoog  altijd  de  spaken  en  kabels  aan  de  schut» 
deuren  zullen  onderhouden. 

Dat  de  reparatie  in  het  vervolg  half  om  half  komt,  zoodanig 
dat  hij,  die  dezelve  noodig  acht  te  Schagen  den  oudsten  bur- 
gemeester of  schepen  qn  te  Valkoog  den  oudsten  schepen  daar- 
van kennis  zal  moeten  geven ;  een  der  partijen  niet  ter  plaatse 
verschijnende,  mag  de  presente  tot  de  herstelling  op  gemeene 
kosten  overgaan,  en  dat  de  partij  die  buiten  de  andere  iets  laat 
repareren ,  daarvan  alleen  de  kosten  aal  moeten  dragen.  (N\  76.) 

1609,  15  Augustus.  Gecollationeerde  copie  van  het  rekwest 
vau  die  van  het  Geestmerambacht  en  de  Schager-  en  Niedor- 
percoggen,  aan  de  Staten  van  Holland,  om  die  van  Drecb- 
terland  te  bevelen,  hunnen  dijk  na  oude  ordonnantie  te  onder- 
houden, —  van  de  commissie  der  staten  op  Philips  Doublet  en 
Hugo  de  Groot,  om  de  zaak  in  loco  te  onderzoeken,  5  Juaij 
1609,  —  en  van  de  gunstige  resolutie  op  hun  rapport,  6  Au* 
gusius  1609.     (N°.  77.) 


257 


1611,  7  April.  Mandement  van  prins  Maurits  met  den  pre- 
sident en  Baden  van  den  Hove,  op  den  eersten  deurwaarder, 
om,  na  voldoend  onderzoek,  de  regering  van  Schagen  te  hand- 
haven in  het  gebruik,  dat  de  18  pachters  (bestaande  uit  bur- 
gemeesters en  schepenen,  die  ieder  jaar  eene  pachting  of  ra* 
ming  maken  van  1  schelling  op  eiken  gare  pachtbaar  land  en 
evenveel  van  elke  /  225  —  aan  roerend  goed  en  rentebrieven), 

—  als  van  oudsher,  na  de  pachting,  8  van  de  voornaamste 
inwoners,  tot  100  nobels  gegoed,  tot  vroedschappen  verkiezen, 

—  waarover  in  1605  eenig  verschil  was  gerezen,  vermeenende 
4  pachters,  schoon  door  de  meerderheid  overstemd,  dat  zoo- 
danige vroedschappen  moesten  gegoed  zijn  tot  16  pachtbare 
geerzen,  of  14  geerzen  en  2  schellingen  voor  losse  goederen; 
bij  verderen  tegenstand  de  opposanten  te  dagen  voor  den  hove. 

12  en  13  April  antwoorden  dezelven  zich  te  zullen  beraden. 
(N°.  78.) 

1612,  18  December.  Rekwest  van  de  regering  en  den  heer 
van  Schagen  aan  de  Staten  van  Holland  en  apostille  daarop, 
bij  vorm  van  interpretatie  van  het  appointement  van  14  Junij 
1582,  behelzende  dat  alle  executien  van  sententien,  zoowel  van 
de  gemeene  landsmiddelen  als  van  den  Hoogen  Bade  en  Hove 
van  Holland,  —  decretatien,  subhastatien  en  verkoopingen , 
vallende  binnen  Schagen ,  Barsingerhorn ,  Haringhuizen  en  Burg- 
horn  van  de  ingezetenen  of  ingelanden  aldaar,  op  de  ordonnan- 
tie van  justitie  (van  1582)  zoowel  moeten  geschieden  en  gedaan 
worden  binnen  Schagen,  als  de  geordonneerde  interinementen 
en  diergelijke.  (N*.  79.)  Zie  Chronfjk  van  Schagen  bl.  18  en 
verg.  hiervoor  N°.  59. 

1614,  18  Mei.  Contract  tns*chen  de  waarschappen  der 
Schager-  en  Niedorpercoggen  en  die  van  Burghorn,  waarbij 
de  laatsten  aannemen  het  voortdurend  onderhond  en  het  tot 
een  rijweg  maken  van  het  Laagdijkje,  aan  de  Grimsweel,  on- 
der Burghorn,  blijvende  het  gebruik  aan  de  kerk  te  Schagen. 
(N°.   80.) 

1619,  13  September.     Mandement  van  president  en  raden 


258 


van  den  H.  Baad  op  den  eersten  deurwaarder,  om  Jan  Col- 
terman,  rentmeester  generaal  van  Kennemeriand  en  Westfries- 
land,  die  aan  H.  Geestmeesteren,  door  een  notaris,  zekere 
som  beeft  doen  aanbieden  om  bun  vierde  in  de  Valkoagtiendea 
af  te  staan,  bij  weigering  tegen  elke  verpachting  protesterende, 
—  zulks  te  beletten  en  hem  bij  oppositie  in  den  Haag  te  da- 
gen.    (N*.  81.) 

1622,  30  Junij.  Yidimus  door  den  Hoogen  Raad  van  de 
confirmatie  der  privilegiën  door  Joost  van  Borselen,  d.d.  4 
Sept.  1491,  N*.  27.    (N°.  82.) 

1622,  30  Junij.  Dito  dito  van  dito  door  heer  Albrecht  van 
Schagen,  d.d.  1  Januarij  1473.    (N°.  83.) 

1623,  26  Julij.  Opdragt  van  een  akker  land  aan  heer  Al- 
brecht van  Schagen  door  den  schout ,  waarmede  de  laatste  we- 
der verleid  word  tegen  verheergewading  van  een  paar  konijnen 
of  12  stuivers.     (N°.  84.) 

1626,  3  April.  Sententie  van  recredentie  van  den  bove, 
tusschen  schepenen  en  regeerders  van  Winkel  en  waarschappen 
der  Schager-  en  Niedorpercoggen ,  dat  bij  meerderheid  van 
stemmen,  door  de  kavel  der  beide  coggen,  zullen  worden  ge- 
committeerd 2  hoofdingelanden,  1  waarschap  en  1  heemraad, 
tot  directie  der  zaken  van  het  Hondsbosch.     (N°.  85.) 

1629,  16  October.  Leenbrief  van  3  snees  land,  dienende 
tot  het  voedpad  van  Schagen  naar  Valkoog,  door  heer  Albrecht 
van  Schagen  aan  de  gemeente,  en  wel  aan  den  schout  Ewoat 
Jansz.  Vertest,  van  wien  de  gemeente  het  heeft  aangekocht, 
mits  dat  bij  versterf  van  den  leenhouder,  de  verheffing  zal  ge- 
schieden tegen  verheergewading  van  een  paar  konijnen  of  12 
stuivers.    (N°.  86.) 

1642,  24  Maart.  Confirmatie  der  privilegiën  door  beer  Wil- 
lem van  Schagen.     (N°.  87.) 

1651,  15  Februarij.  Octrooi  van  de  Staten  van  Holland  &u> 
heer  Willem  van  Schagen,  om  eenige  partijtjes  land  van  de 
pastorie  en  andere  godshuizen  te  mogen   verkoopen,   mits  dat 


het  daarvan   voortkomende   kapitaal    weder  ten  voordeelo  van 
deselven  wordt  aangelegd.     (N°.  88.) 

1660,  31  October.     Dito  dito  door  George  van  Cats,    heer 
vau  Schagen.     (N°.  89.) 

1663,  2  Mei.    De  president   van  den  H.  Baad  gelast  den 
deurwaarder,  om  onderzoek  te  doen  op  het  beklag  van  die  van 
Schagen  en  de  hindernis  te  staken,    veroorzaakt  door  George 
van  Cats,  die  den  31.  December  1662  inzage  heeft  verlangd  van 
de  lijsten  der  zevendeden  voor  de  electie  der  regering,  waaraan 
niet  voldaan  zijnde,   de  baljuw  Jacob  Vertest  heeft  geweigerd 
de  boonloting  bij  te  wonen ,  zoo  dat  er  geene  regering  bestaat. 
8  en  9  Mei,  insinuatie  van  den  deurwaarder  aan  den  heer  en 
den  baljuw,  hen  bij  oppositie  voor  hei  hof  dagende.   (N°.  90.) 
1679,  11  Mei.     Confirmatie  der  Privilegiën  door  Floris  Ca- 
rel  van  Beijeren,  heer  van  Schagen. 
Kwitantie  voor  hem  betaalde  ƒ1890  hulpenningen.  (N°.  91.) 
1685,  5  Januarij.    Prins  Willem  111  met  den  president  en 
raden  van  Holland,  Zeeland  en  Friesland  magtigen  hunne  me* 
deleden  Frederick  de  Liere,  heer  van  Soetertneer,  en  Jacob  Val- 
lensis,   om  voor  zich  te  dagen  Dirk  Kievit,  schout  van  Scha- 
gen,   en   des   noods  anderen,   om  gehoord  te  worden  op  het 
beklag  der  regenten  en  vroedschap,  over  het  afwezen  van  dien 
schoot,  bij  de  verandering  der  regering  den  26.  December  1684, 
waardoor  geene  boonloting,  aanstelling  of  beèediging  heeft  kun- 
nen plaats  hebben.     (N°.  92.) 

1685,  5  Julij.  De  regering,  impetrante  van  mandement  van 
coraplainte  en  maintenue  —  en  Dirck  Kievit ,  baljuw  en  schout 
als  gedaagde.  Het  hof,  gehoord  het  advies  van  commissaris- 
sen, waarvoor  partyen  zijn  gehoord,  adjudiceert  de  impetrante 
bij  provisie  de  recredentie.     (N°.  93.) 

1742,  30  Januarij.  Octrooi  van  vrijdom  voor  de  Schager- 
cogge  van  de  ordinaris  verponding  over  de  landen  yoor  de  ja- 
ren 1742,  43  en  44,  tot  het  aflossen  der  kapitalen,  opgeno- 
men voor  het  bouwen  der  stryk  molens,  met  de  gevolgen  van 
dien.     (N°.  94.) 


260 


1752,  25  Februarij.  Confirmatie  der  privilegiën  door  He- 
rent, graaf  van  Oultremont  en  Warfuse,  als  heer  van  Schagen. 
(N°.  95.) 

1759,  13  Junq.  Octrooi  tot  remissie  en  afschrijving  vai 
de  restanten  op  de,  zoo  verkochte,  als  nog  onverkochte  spa- 
gestoken landen,  alsmede  van  de  geëxecuteerde  landen  en  af- 
gebroken gebouwen  tot  1757  ingesloten,  —  en  tot  overneming 
van  de  nog  onverkochte  spagestoken  landen  onder  de  domeinen 
van  H.  Ed.  Gr.  Mo.     (N°.  96.) 

1806,  14  October.  Octrooi  voor  het  gemeentebestuur  der 
stede  Schagen,  tot  approbatie  eener  plaatselijke  belasting  ea 
autorisatie  tot  het  heffen  van  additionele  stuivers  op  de  mid- 
delen als  in  den  tekst.     (N°.  97.) 

Een  bundel  opdragt-,  erfpacht-  en  hjfrentebrieven,  voor  kerk-, 
wees-  en  h.  geestmeesters  en  armenvoogden.    (N°.  98.) 

Geschiedenis,  Voorvallen  en  bijzonderheden. 

Copie  der  handvesten  door  hertog  Albrecht  aan  Schellink- 
hout  verleend ,  1402 ,  hoedanige  regten  Schagen  later  mede  be- 
kwam (zie  Chronyk  van  Schagen,  bl.  65—68).  Copie  van  N*. 
3  der  perkamenten,  20  April  1407.  Copie  van  N°.  44  der 
perkamenten,  (vidimus  van  N°.  51,  12  Mei  1415).  Copie  van 
N°.  7  der  perkamenten,  23  Ang.  1440,  (Chronyk  van  S.  bl. 
58 — 62).  Copie  octrooi  van  Wouter  van  Egmond ,  als  gehuwd 
met  Josina  van  Schagen,  om  lijfrenten  te  mogen  verkoopen, 
wegens  de  bezwaarlijke  opbrengst  der  bede  wegens  den  oorlof 
tusschen  Holland  en  Utrecht,  3  Maart  1485.  Poorters  vaa 
Alkmaar  en  van  Medemblik,  als  zegsluiden  voor  Schagen  ea 
voor  Barsingerhorn  en  Haringhuizen ,  doen  uitspraak  over  ver- 
schillende kwestieuse  punten,  3  Oct.  1485.  Copie  der  voor- 
waarden vnn  begenadiging  van  die  van  Westfriesland,  de  Scha- 
ger-  en  Niedorper  coggen,  door  den  hertog  van  Saxen,  wegens 
het  oproer  van  het  kaas-  en  broodsvolk,  1492.  Overeenkomst 
van  schout  en  schepenen  met  de  vrouwe  van  Schagen,  om  bet 


261 

regt  van  Cornelis  Saskersz.  torn  kwader  beschut"  op  het  slot 
te  doen,    zonder   prejudice   voor   het  vervolg,   4  Dec.  1568. 
Verzoek  van  die  van  Schagen,  tot  terugbekoming  van  hetgeen 
zij  in  1573  tot  versterking  vae  Alkmaar  hebben  moeten  bij- 
dragen.   Rekwest  van  Burgemeesters  en  Begeerden  in  de  Scha- 
gerkogge,  over  het  bezwaard  zijn  met  een  vaandel  soldaten  door 
D.  Sonoy.     Rekwest  aan  de  Gedeputeerde  Representanten  van 
Holland  v  over  het  verkorten  der  dikwijls  bevestigde  vrijheden 
van  neringen  ten  platten  lande,  door  het  verbod  van  bier  te 
brouwen,  1576.    Attestatie  van  oude  burgers  van  Petten,  om- 
trent het  voormalig,  veelvuldig  gebruik  van  Schager  bier,  1584. 
Verklaring  voor  schepenen  van  Petten,  nopens  de  pachting  van 
den   bier-  en  gemaalaocijns  der  3  korenmolens  te  Schagen  en 
Barsingerhorn  in  1585,  d.d.  10  Deo.  1587.    Missive  van  bur- 
gemn  en  schepenen  aan  den  heer,  zich  verontschuldigende  over 
hun   medeleden  met  de  verdrukte    vromen  en  goeden,    1587. 
Twist  van  burgem11  en  schepenen  onderling,    zijnde  •  vrienden 
en  vijanden  van  de  kerk"  over  de  aanstelling  van  eenen  school- 
meester, 1594.     Ondervraging  door  burgem"  wegens  de  Lolle- 
brug  en  de  waterlozing  van  Haringhuizen ,  1597.  —  Attesta- 
tie   wegens  eene  sloot  op  Groot ewal.     Gopie  rekwest  van  den 
schout  aan  prins  Manrits,  over  het  niet  openbaar,  op  den  aan- 
gekondigden  tijd,  geschieden  van  de  rekening  door  de  regering. 
Gopie  van  den  brief  des  prinsen  daarop  aan  de  regering,   tas- 
tende het  slot  der  rekening  te  casseren  en  op  nieuw,  op  hare 
kosten,  te  komen  sluiten  voor  den  raad  mr.  L.  Oasembroot,  of 
gegronde  redenen  voor  het  gebeurde  aan  te  voeren,  21  Nov. 
1601.    Rekwest  van  heer  Johan  van  Schagen  aan  de  Staten, 
om    schepenen  gemagtigd  te  hebben   tot   regters  over  de  ge- 
meene  landsmiddelen ,  wijl  Schagen  een  eigen  regtspraak  heeft 
en   de  pachters  de  ingezetenen  voor  de  regtbanken  der  naaste 
steden   roepen,    1613.    Geschil   tusschen   den  rijkdom  en  de 
regering  over  de    boonloting   enz.,    1614  en  volgende  jaren. 
Verklaring   dat  de   papistgezinden   voor  de  voorpoort  van  het 
slot     hunne  geweren   afgeschoten  en  triumf  bedreven  hebben , 
XIII.  J.  18 


m 


1615.    Gecomm*  raden  lasten  het  heffen  der  verpondingen  bq 
aanbesteding  te  doen  plaats  hebben,  1617.     Kwitantie  van  de 
regenten  van  Haringhuizen  voor  eene  som  door  die  van  Scha- 
gen betaald,  volgens  het  aecoord  van  het  maken  der  Haring* 
brug  op  de  banscheidiog,    met  belofte  die  altijd  te  sullen  on- 
derbonden en  vernieuwen ,  28  Dec.  1617.    Over  de  uitwerpen 
in  de  Sebagerwaard ,  bij  de  bedgking  grooter  bevonden  dan  ie 
boek   stond,    waarvan  de  heer,    de  kerk  en  de  gemeente  den 
eigendom  pretenderen,  1617.     Apostilien  van  de  Staten,  dA. 
32  Maart  en  16  Sept.  1622,  op  de  rekwesten  van  heer  Albreeht 
van  Schagen,  waarbij  hem  vergund  wordt  het  getal  en  de  woon- 
plaatsen  der  èierstekers  te  tnogen  regelen.    Contract  tuasehea 
den  heer  en  de  regenten  van  Sohagen  en  de  eigenaars  van  de 
Bleyckmeer,  dat   de  laatsten  zullen  maken  en  onderhouden, 
langs  de  westzqde  dier  bedijking,  eene  ringsloot»  wijd  8  Geest- 
meramb.  roeden  en  zoo  diep  dat  de  van  en  naar  Schagen  va- 
rende schuiten   behoorlijk   kunnen   passeren,    23  April   1632. 
Copie  rekwest  van  eenige  inwoners  aan  de  Staten ,  over  de  ver- 
pondingen   van  9  of  10  in  1624   gebouwde    huizen,    op  een 
stuk  land,  genaamd  >de  Loet",  1637.     Rekwest  van  burgem-. 
aan  den  Hove,  tegen  den  «obout  Anthony  Kievit,  tenderende 
om  te  hebben  electie  van  schepenen  uit  het  overgeleverde  dab* 
beltal  op  nieuwjaarsdag,  of  dat  anders  burgeim.  daartoe  souden 
worden    gemagtigd,    met    een  «ppointement,    dat  partijen  ten 
fine   van   aecoord  moeten  compareren  en  hangende  het  {geschil 
de  oude    schepenen    aanblijven,    21  Pebr.  1647.     Redres  der 
verpondingen,   op   de  doleantie  van  de  meel  molenaars,    1646. 
Memorie   der    kapitalen  bij  die  van  Schagen    opgenomen  *    tot 
vervulling  der  drjkskosten,  1653  — 1659.    Bestek  voor  het  boa- 
wen   van    het    Vischhuis,    1657.     Opneming  van  ƒ  200  door 
burgern0.,  1662.     Opneming  van  ƒ  600  door  burgem*.,   1662, 
tot  aflossing  van  schuld.     Opneming  van  ƒ  500  door  burgern*. , 
1665,  tot  aflossing  van  schuld.     Aanteekening  van  eenige  ste- 
den  d.d.    23   Febr.   1669,    tegen  de  resolutie  der  Staten  van 
20  Deo.  1668,  omtrent  de  vergunning  der  neringen  van  bier- 


263 

stokerijen  en  anderen  ten  platten  lande.    Rekwest  van  Gecom- 
mitteerden van  het  Geestmerambacht  en  de  beide  koggen  aan 
den  Hoogen  Baad  en  gunstig  apostil  d.d.  22  Juny  1675,  om 
fan  de  halve   verponding   van   1674  een  half  vijfde  te  mogen 
korten.    Verkoop  eener  obligatie  van  ƒ  600  in  1663  door  de  ge* 
meente  opgenomen,  1681.    Copie  van  N°.  92  der  perkamenten, 
6  Jan.  1686,  (zie  mede  N°.  93),  (met  bijbehoorende  stukken). 
Rekwest  aan  Gecomme.  Raden  van  ingelanden  van  Schagen, 
te  Alkmaar  wonenende,  welke  verlangen  hunne  verpondingen 
daar   ter  stede  te  mogen  voldoen,    1689.     Aanmerkingen  van 
regenten  der  beide  coggen  daarop,  1690.    Rekwest  van  eenige 
ingelanden  van  Schagen  en  Nied.  coggen,  te  Alkmaar  wonen- 
de, aan  de  Staten,  over  de  hooge  lasten,  die  zij  voor  anderen 
moeten  opbrengen,    1690.    Opneming  van  ƒ  2000  door  bur- 
gem8.,    tot  betaling  der  quote  in  de  Westfriesche-dy  ka-kosten , 
1696.     Rekwest  van  de  beide  snipschippers  op  Alkmaar,  aan 
burgem*.  en  schepenen  van  Schagen,   over  het  aan  de  ketting 
sluiten    hunner   vaartuigen  door  den  baljuw.    Toegestaan  ont- 
slag, mits  zij  zich  aan  de  reglementen  willen  houden,  2  April 
1699.     Attestatie  belangende  het  riet  van  de  Schaapkuils-meer, 
verkocht  in  1700.     Transactie,  op  mandement  van  Willem  III, 
tuaschen  de  regering  van  Schagen  en  schepenen  van  Burghom, 
welke    laatste   iemand    van   Schagen  genoodzaakt  hadden  eene 
verklaring  te  beeedigen,    waardoor  zij  eigen  regtsgebied  waren 
te  buiten  gegaan,  1701,  (met  bybehoorende  stukken).     Copien 
van    resolutien    der    Staten  van  26  Nov.  1700,  van  gecomm0. 
raden    van  10  Febr.  1701  en  van  een  apostil  der  Staten  van 
16   Maart  1701,  alle  genomen  op  het  doen  van  den  eed  voor 
de    bakkers   ten   platten   lande.     Vestiging   van  beurzen  voor 
godgeleerde  studiën,    door  Ds.  Cornelis  van  Aken,    overleden 
te  Delft  28  Sept.  1702,    voor  jongelieden  uit  zijne  geboorte- 
stad   Purmerend  en  zijne  achtervolgende  standplaatsen  Opper- 
does,    Schagen,    Harderwijk,    Arnhem,    Groningen    en    Delft. 
Opname   van    f  1500  door  burgam*.,  wegens  te  kort  voor  de 
Westfriesche  zeedykskosten ,  1709.  Rekwest  aan  de  Staten  van 

18* 


264 


den  heer  van  Haringcarspel,  tegen  Burgem*.  en  regeerden  fin 
Schagen ,  wegens  het  publiceren  eener  ordonnantie  op  het  schot- 
geld  van  het  Tolleker- verlaat,  bij  bedijking  van  den  Witsmeer, 
wegens  de  veranderde   vaart  naar  Alkmaar,   onder  zijn  gebied 
gelegen.     De  8taten  dagen  de  regering  voor  zich,  81  Mei  1710. 
Attestatie  omtrent  de  opening  der  R.  C.  kerk,   op  de  Lag»* 
z\jde  van  het  Noord,  voor  70  jaren,  10  Dec.  1710.    Verschil 
van   Schagen  met  Alkmaar,    over  het  arresteren  van  Nanning 
Kien,   burger  dier  stad  en  baljuw  van  de  Zijpe,  ten  verzoeke 
van  Jan  Pietersz.  Baas,  te  Lagendijk,  welke  door  dien  bajjuv 
gevat  en  wiens   koegen    door   denzelven  gebrandmerkt  waren, 
1716.    Stukken  over  het  geschil  der  regenten  met  Daniël  Sanjé, 
impostmeester  van  het  gemaal  te  Alkmaar,  over  het  verzendei 
van   besebuit   naar  den  Helder,  1716 — 1717.    Besteding  vso 
een    huis  op  de  Lagerzijde,    door   Burgem11.  1721.     Attestatie 
over  de  vraag,  of  het  voldoende  is,  dat  de  Neskaag-polder  voort- 
aan   alleen   bemalen    wordt  door  den  bovensten  molen,   wijl 
de  waterlozing  van  Burghorn  geheel  door  den  polder  't  Hoog 
gaat,   en  de  benedenste    molen   eenigen  tijd  heeft  stilgestaan, 
1724.     Conditien    der    verkooping  van  huizen  en  landen  door 
burgemeest0.,  wegens  onbetaalde  verpondingen,  waarmj  van  de 
gewezen  R.  C.  kerk  op  het  Noord;  met  spotaankondiging  daar- 
van, 17  Febr.  1731.   Rekwest  van  burgem11.  en  regeerders  aan 
den  heer  en  toestemming  van  dezen,    om,  wegens  den  bouw- 
valligen  toestand  van  het  oude  Raadhuis,  een  geschikt  buis  te 
mogen  koopen,    12  Mei  1731.     Besteding  door  burgem".  van 
het  ingestorte  gedeelte  van  het  huisje  van  Anna  Smolders,  op 
den   hoek   van   de  Heerestraat,  1731.    Collecte  voor  de  Wal- 
denzen,    10  Sept.   1731   en  tot  wederopbouw  van  Bergen  op 
Zoom  en  Sas  van  Gend,  16  Junfl  1749.    Rekwest  van  die  van 
Schagen  en  Haringhuizen  aan  6eoomme.  Raden  en  apostil,  dat 
de  eigenaars   van   graslanden    daar   geen  zaadland  van  mogen 
maken,  dan  met  toestemming  der  regering,  wegens  de  vermin- 
dering der  waarde,  7  Febr.  1732.     De  regering  besluit  in  de 
zomermaanden  de  wacht  af  te  schaffen  en  daarvoor  de  straat- 


265 


verlichting  in  te  voeren,  23  Nor.  1733.  Rekwest  van  de  Scha- 
ger-  en  Niedorper  koggen,  om  remissie  van  bare  halve  extra- 
ord.  verpondingen,  met  verschillende  staten  tot  bewijsstukken, 
Schagen  betreffende,  1735.     Besteding  door  burgern*.  van  een 
nieuw  huis  aan  de  Papenstraat,  1742.   Besteding  door  burgem8. 
van    het   opruimen,  10  Febr.,    en  van  het  opbouwen  van  het 
ingestorte   Schager   verlaat,    18  April  1752.     Obligatien  van 
daartoe  opgenomen  gelden,  (scbutgeld  1646 — 1794).     Onkos- 
ten   van  de  sluis  aan  het  Valkooger- verlaat,    (oude  conditien, 
waarop   burgem*.  van  Schagen  en  die  van  Valkoog  zullen  be- 
steden bet  bedammen,  droogmaken  en  opdelven  van  het  Valk- 
ooger verlaat,  liggende  onder  Zijdewind).     Stukken  over  de  wei- 
gering van  den  schout,  om  by  het  overlijden  van  een  schepen 
den   ander  te  benoemen,   die  met   denzelven  op  het  dubbeltal 
gestaan  heeft,  1776.    Protesten  van  de  Vroedschap,  tegen  de 
inhaling  van  eenige  personen  door  de  18  pachters,  tot  verheling 
der  vroedschap,  1781 — 84.    Stukken  betrekkelijk  de  burgerwa- 
pening in  1781.     Rekwest  van  schout,  burgem11.  en  schepenen 
aan  Gecomm*.  Baden ,  over  het  houden  van  herberg  en  stalling 
door  onbevoegden,  1790.  Rekwest  van  de  regering  van  Haring- 
huizen  aan  Gecomm6.  Raden,  over  het  onderhoud  van  het  straat- 
pad naar  Schagen.    Tegenberigt  van  die  van  Schagen  daarop. 
Apo8til  29  Oct.  1790  dat  Haringhuizen  |  en  Schagen  ±  moet 
dragen.     Collecten  voor  den  brand  te  Westmaas  en  te  Aaperen, 
1792  en  1793.     Rekening  van  den  oliemolen  te  Schagen,  1777 
— 1790;  verkocht  7  July  1793  en  afgebroken.     Eed  voor  den 
maire    (schout-civiel)   de   committes  van  welzijn  en  justitie  en 
den  geregtsbode,  namen  van  benoemden,  1795.     Verzoek  om 
verhooging  van  maalloon  door  de  meelmolenaresse  en  tegenbe- 
rigt Tan  de  bakkers  daarop,  1796.     Dood  van  den  beruchten 
Jan  van  Stipriaan,  gewezen  baljuw  van  Schagen,  1796.     Insi- 
nuatie  door  de  committé's  van  welzijn  en  justitie,   aan  wees- 
meesteren,  die  het  vacerende  bodeambt,  zonder  hunne  mede* 
werking   willen    begeven,    9  Nov.  1796.     Moeijelijkheden  om 
een    nieuw   regeringsreglement  tot  stand  te  brengen  en  tegen- 


*66 


stand  daarover  door  de  manicipaliteit  bij  de  bargen  ondenon- 
den,  1797.  Reglement  voor  het  stedelijk  bestuur  van  Schagen, 
gearresteerd  II  April  1706.     Dito  dito,  gearresteerd  27  Jotij 

1797,  6  stuks.  Grondvergaderingen  in  1796 — 97.  Publicatie 
en  andere  stukken  betreffende  eene  besmettelijke  ziekte  (pen- 
loop)  in  1797.  Demissien  van  ambtenaren,  wegens  politieke 
gevoelens,  enz.,  1798.  Stukken  betrekkelijk  bet  nationaal  feest, 
wegens  de  aanneming  der  staatsregeling,  19  Mei  1798.  Stem- 
mingen in  de  grondvergaderingen,  1799.  Gewapende  burger- 
magt,   opgerigt   1796,  gestaakt   1797.     Nieuwe  inschrijving, 

1798.  Missives  tot  1805,  over  den  onwil  tot  het  opbrengen 
der  contributie.  Statistieke  opgaven  omtrent  den  toestand  vsa 
Schagen,  gedurende  de  Bataafsche  Republiek,  het  Koningrijk 
Holland  en  de  Fransche  overheersching.  Inkwartiering  en  h- 
sernering.  0.  Stukken  rakende  de  inkwartiering  en  kasernering 
ran  miliairen  in  1781,  82  en  83.  Idem  1789.  6.  Aanachrij- 
vingen  van  inkwartiering  en  rekwisitien,  1795 — 96.  e.  Brie- 
ven gewisseld  tusschen  die  van  Schagen  en  Colhorn,  over  ge- 
preste schepen  voor  de  Waldeckers.  Lqst  der  rekeniogea 
daarvan.  Afwijzing  der  betaling,  d.  Inkwartiering  in  1725 — 
98.  Kwartier-  en  contributie-lijsten.  Bezwaren  der  bargen] 
tegen  de  inkwartiering.  Cora missie n  naar  's  Gravenhage.  Wei- 
gering der  betaling  van  lands  wege.  e.  Optelling  der  rekenin- 
gen wegens  inkwartiering  en  wagen  vrachten,  1794 — 98.  ƒ.  Stok- 
ken over  de  invasie  der  Engelschen  en  Russen  in  1799.  lijsten 
der  schade,  bevinding  van  het  kasteel,  vermiste  wagens,  em. 
g.  Verschillende  verzoekschriften  van  1800  tot  1804  aan  het 
Staatebewind  overgeleverd,  om  vergoeding  der  schade  in  1799 
geleden,  om  uitdeeling  der  gecollecteerde  gelden,  betaling  der 
rekeningen,  herstelling  der  kazerne,  vergoeding  voor  ketels, 
enz.  h.  Inkwartiering,  kasernering  en  rekwisitien,  1800 — 1811. 
Correspondentie  met  W.  H.  Ou  wens  te  'sHage,  gemagtigde 
tot  ontvangst  der  van  het  land  te  goed  zijnde  gelden.  Moet- 
jelij kheid  om  eene  kaserne  voor  de  gensd'armes  te  vinden, 
t.  Rekeningen  van  diversen,  ter  zake  der  inkwartiering  en  re- 


267 

kwisitien,  1795 — 1303.  ƒ.  Briefwisseling  van  bet  plaatselijk 
bestuur  met  het  hoog  bewind,  het  departement  van  oorlog, 
besturen  van  andere  plaatsen,  commandanten  der  troepen  en 
leveranciers  van  benoodigdheden ,  —  over  inkwartiering ,  kaser- 
nering  en  rekwisitien,  1795 — 1812.  Stukken  betrekkelijk  het 
demitteren  in  1800  van  den  secretaris  P.  Westingb  junior,  tij- 
dens de  invasie  verdwenen.  Acte  van  Cautie  voor  de  betaling 
der  Hondsboscbgelden,  24  Mei  1800.  Verkiezing  van  een  lid 
en  een  plaatsvervanger  voor  het  departementaal  bestuur  van 
Texel,  door  de  grondvergaderingen,  Nov.  1800.  Stukken  over 
het  bedanken  van  G.  Barsingerhorn  als  penningmeester  in  1801, 
en  het  uitblijven  zijner  verantwoording.  Stemming  op  het  ont- 
werp der  staatsregeling,  1802.  Ontwerpen  van  een  reglement 
op  het  burgerlijk  bestuur,  1802.  Aanschrijving  van  gemagtig- 
den  tot  vereffening  van  het  vernietigde  kantoor-generaal  te 
Hoorn,  tot  betaling  der  restant- verpon  dingen  van  1794—95. 
Verzoek  aan  de  financiële  commissie  van  Holland,  om  eene 
ordonnancie  a  ƒ  10000,  door  het  provinciaal  committé  in  1797 
te  'sHage  verleend,  tot  dekking  van  het  te  kort  van  1794— 
95,  te  betalen.  Afwijzing  daarvan.  Vergunning  van  een  over- 
pad,   ten    dienste  der  landerijen  van  de  B.  C.  kerk,  4  Febr. 

1804.  Regeringsreglement  van  Schagen ,  door  het  departemen- 
taal bestuur  van  Holland  gearresteerd,  1804.  Concept-regle- 
ment voor  de  kiezers,  1804.  Stemming  over  de  benoeming 
van  R.  J.  Schim  meipen  ni  nek  tot  raadpensionaris  der  Republiek, 

1805.  Verzoek  aan  het  gemeentebestuur,  om  bet  getal  nota- 
rissen op  8  te  bepalen,  1806.  Dito  aan  dito,  om  de  brood- 
bakkers het  verkoopen  van  koek  te  verbieden,  1806.  Verzoek 
aan  het  departementaal  bestuur  van  Holland,  om,  wegens  de 
achteruitgang  der  plaats,  geene  belasting  bij  omslag,  maar  bij 
wijze  van  additionele  stuivers  op  eenige  land 8  imposten  te  mo- 
gen heffen.  Ingediend  ontwerp  daartoe.  Copie  van  het  daarop 
verleend  octrooi  tot  2  en  3  stuivers  te  ponde,  14  Oct  1806, 
(N°.  97  der  perkamenten).  Verzoek  tot  beffing  der  additionele 
stuivers  bij  anticipatie,  geweigerd,  1807*     Verzoek  om  na  uit0 


268 


Dec.  1808  voorloopig  de  stuivers  te  blyven  beffen,  staande  de 
deliberatiën   over   een  nieuw  octrooi.     Verzoek  daartoe,  tot  3 
stuivers   te   ponde,    met    ingediend    ontwerp.     Briefwisseling. 
Brand  van  4  huizen,  23  Augustus  1807.    Rekwest  van  het  ge- 
meentebestuur aan  den  minister  van  financiën ,  om  op  Schagen 
een   medelijdend  oog  te  slaan,   bij  de  heffing  van  8  milhoeo, 
1808.    Collecte   wegens  den  watersnood ,    1809.     Stukken  be- 
treffende de  schuitveeren  op  Amsterdam  en  Alkmaar,  met  ia- 
structien  en  aanstellingen,  1752 — 1809.    Verzoek  van  Josephoj 
de  Goede,  om  verhooging  van  maalloon.    Tegenberigt  van  de 
bakkers  daarop.    Bepliek  van  den  verzoeker.     Klagten  van  ds 
brood*  en  koekbakkers   over   hem,    1806 — 1809.    Sommaties 
tot  betaling  van  achterstallige  verponding.     Invordering  bij  pa- 
rate executie  door  geseling  van  het  bestuur.     Verzoek  aan  het 
staatsbewind   tot    verrekening   tegen  de  te  goed  zijnde  gelden 
van  inkwartiering  en  rekwisitien,  geweigerd.     Later  verzoek  au 
koning  Lodewyk.     (Een  en  ander  vooral  ten  gevolge  van  ver- 
arming door  de  invasie  en  inkwartiering),  1800 — 1810.    Stuk- 
ken over  de  kanonniers-kustbewaarders,  1810 — 1811.     Komst 
van  Napoleon.    Aanschrijvingen  en  onkosten,  1811.    Goedkea- 
ring  der  gemeenterekening  van  1811  en  der  buitengewone  uit- 
gaven  voor  de  feestviering  bij   de  geboorte  des  konings  van 
Rome.    Landrailitie  op  de  voorposten  aan  den  Helder  in  1814, 
uit  Schagen.     Beklag  aan  Gedepe.  Staten  van  N.  Holland,  dat 
Schagen  meer  dan  de  omliggende  gemeenten,  wegens  de  onbe- 
bouwde eigendommen  wordt  belast.  Afwijzend  antwoord,  1818. 
Aanmerkingen   omtrent   de  schatting  der   gebouwde  en  onge- 
bouwde eigendommen  te  Schagen,  1832. 

Imkeland. 

Oude  getuigenis  dat  er  een  singel  plagt  te  liggen  by  Zijde- 
wind ,  van  Tolke  naar  den  Groenevelder  weg.  Advies  over  het 
onderhouden  van  de  sloot,  door  de  ingelanden  van  Imkelaad, 
17  Mei  1607.     Authentieke  copie  der  conditien  v*n  besteding 


l 


269 


van  de  sloot  van  den  Groenevelder  weg,   zuid  aan  langs  den 
Tolkerdijk ,  en  voorts  de  keursloot  door  Tmkeland ,  door  schout 
en  schepenen  van  Valkoog,  3  Aug.  1699.    (Zie  hierbij  mede 
N°.  51  der  perkamenten.) 
Een  boek  waarin  het  volgende  is  genoteerd: 
800°  penning  in  1676.     Bekening  van  hetgeen  George  van 
Cats  aan  de  regenten  van  Schagen  en  collecteurs  der  verpon- 
dingen ten  achteren  is.     Achterstal  van  denzelfden  als  admini- 
strateur der   pastoriegoederen.     Leverantien   aan  de  2  ooggen 
en   aandeel  in  de  betaling.     Sententie  van  de  Keiz.  Majft.  op 
het  beklag  van  de  Hondsbossche,  over  het  aandeel  door  Scha- 
gen te  betalen»  15  Mei  1555.     Regeling  van  de  belanghebben- 
den omtrent  het  beheer  van  het  Hondsbosch,  4  Maart  1671. 
Rekening  van  hetgeen  George  van  Cats  aan  verponding,  100* 
en  200*  penning  schuldig   gebleven  is   1673 — 74.     Lijst  der 
allodiale  landerijen  van  George  van  Cats.    Lijst  rijjner  lande- 
rijen op  Sappewerf,  te  Veenhuizen  en  in  den  Berkmeer,  1676. 
Kwijtschelding  van  Maertensven  onder  Valkoog,  door  Jan  Aer- 
jansz.,  8  Oct.  1688.     Verdeeling  der  onkosten  van  den  West- 
frieschen   zeedyk,    1676.     George   van  Cats  geeft  het  pluim- 
graafachap  over  Enkhuizen  en  omstreken  aan  den  Burgemeester 
Sonk,   1667.     Kluften  aan  de  Langereisdijk,  1678.     Materia- 
len voor  de  sluis  aan  de  Langereis.     Verdeeling  van  dijkskos- 
ten,    1678.    Personen   te   Schagen  tot  /  8000  en  daarboven 
gegoed.     Obligatien  ten  laste  van  gemeente  en  kerk.    Onkos- 
ten van  den  Langereisdijk  in  1675  en  verdeeling  daarvan.    Or- 
donnantie van  het  nieuwe  weeshuis.    Conditien  op  het  aannemen 
der  kinderen  daarin,  1582. 

De  Heeren  van  Schagen. 

Afschriften  van  Privilegiën  aan  Willem ,  bastaard  van  Holland : 
door  Willem  van  Begeren,  van  200  Holl.  Wilhelmus  schilden 
'sjaars  uit  zijn  rentmeesterschap  van  Zeeland,  1414;  door  Jo- 
han   van  Begeren,  van  100  gouden  Eng.  nobels 's  jaars ,  welke 


370 


Grootebroek  jaarlijks  aan  de  grafelijkbeid  schuldig  is,  voor  de 
heffing  op  de  wateren  en  sluizen  in  Drechterland ,  15  No?, 
1491;  door  denselfden,  van  hetgeen  deze  visscberypaeht  boTea 
die  som  opbrengt,  7  Febr.  1421;  door  denzelfden,  van  de  tien- 
den van  Grootebroek,  3  Maart  1433;  door  Philips  ?an  Boor- 
gondie,  tot  bevestiging  der  beide  vorige  brieven,  13  Oet.  1424; 
door  denzelfden,  van  de  heerlijkheid  Schagen,  1427;  door  do- 
zelfden,  van  het  regt  van  de  renten  der  visscherij  in  de  Schager- 
en  Niedorpercoggen ,  3  Febr.  1427;  door  Jacoba  van  Begeren, 
lot  bevestiging  der  gegevene  heerlijkheid,  renten  en  goederen 
door  Willem  en  Jan  van  Beijeren,  tot  wederzeggen  toe,  17  Aag. 
1438;  door  Philips  van  Boargondie,  tot  bevestiging  van  dei 
voorgaanden,  34  Aug.  1438;  door  Jacoba  van  Begeren,  als  de 
vorige,  maar  levenslang,  1439;  door  dezelfde,  tot  bevestiging 
van  de  gift  der  heerlijkheid  Schagen,  met  de  renten  en  vissche* 
rijen,  zullende  bij  gebrek  van  mannelyk  oir  weder  aaa  baar 
versterven,  tegen  eene  douairie  van  300  gouden  Fransche kroo» 
nen  aan  Johanna  van  Hodenpijl,  4  Maart  1439;  door  Philips 
van  Boorgondie ,  tot  dezelfde  verzekering  aan  Johanna  van  Ho- 
denpijl, 33  April  1438;  door  denzelfden,  sententie  tegen  die 
der  Sebager-  en  Niedorper-coggen ,  rakende  de  visscherij,  die 
zy  in  een  eeuwige  erfpacht  geschreven  hebben,  30  Jan.  1439; 
door  denzelfden ,  N°.  7  der  perkamenten ,  Chronyk  van  Sebagea, 
bl.  58 — 63,  23  Aug.  1440;  door  denzelfden,  om  by  overgang 
der  heerlijkheid  aan  den  oudsten  zoon ,  daaruit  ook  voordeeleo 
aan  de  andere  kinderen  te  verzekeren,  33  Julij  1444. 

Copie  van  de  eerste  uitgifte  van  Burghorn,  aan  heer  Willen 
van  Schagen,  3  Maart  1456.  Geding  tusschen  Joaina  van 
Schagen,  wed.  van  Joost  van  Borselen  en  willem  Turck,  heer 
tot  Nyenrode,  1530.  Copie  van  het  transport  der  heerlijkheid 
Schagen  door  vrouwe  Josina  aan  haren  neef  Jan  van  Schagen, 
heer  van  Burghorn,  met  alle  daaraan  verbonden  regten,  mils 
behoudende  lyftogt  en  levenslang  genot  daarvan,  35  Nov.  1535. 
Copie  der  goedkeuring  dezer  overdragt,  door  keizer  Karel  V, 
15  Dec    1535.     Copie  van  het  octrooi  van  keizer  Karel,   aan 


871 

heer  Willem  fan  Sebagen ,  om  te  mogen  beschikken  over  zijne 
goederen»  zoo  eigene  als  Leenen,  26  No?.  1548.  Copie  der 
akte  van  scheiding  der  landerijen,  renten  en  goederen,  nage- 
laten door  Johan  van  Schagen,  tusschen  zyne  kinderen,  1561. 
Consultatie  op  de  hjftogtige  douairie  van  Schagen,  1630.  Ad- 
vies van  de  kamer  van  de  rekeninge,  aan  de  Staten  van  Hol* 
land,  belangende  de  heerlijkheid,  tijdens  den  verkoop  aan  den 
heer  van  Goudriaan,  1651.  Rapport  van  commissarissen  der 
Staten  over  de  kwestiense  verkoop  aan  den  heer  Tan  Goudri- 
aan  en  de  goederen  door  de  vrouwe  van  Saesvelt  in  lijftogt 
bezeten,  1651.  Rekening  van  Anthony  Kievit,  als  rentmees- 
ter, 1658.  Taxatie  der  goederen  van  den  overleden  heer  van 
8chagen,  1707.  Verleden  van  erfpachten  den  heer  toekomende, 
1781 — 1737.  Lijst  van  perkamenten,  brieven,  boeken  en  pa* 
pieren,  gevonden  op  het  adelijk  huis  te  Schagen,  1767,  met 
eene  kleine  lias  van  daarbij  niet  genoteerde  zaken;  (zeer  be- 
langrijk en  een  geheel  makende  met  de  lijst  der  perkamenten 
ten  raadhuize,  gemaakt  1856).  Bezittingen  van  wylen  L.  A. 
£.  graaf  van  Oultremont  en  Warfuse,  zonder  wettige  nazaten 
te  Lnik  overleden,  onderhevig  aan  het  succeseieregt,  voldaan 
1783.  Taxatie  der  perceelen  van  leen,  door  schout  en  sche- 
penen, als  rentmeesters  van  Theodore  d'Oultremont ,  1798. 
Tienden,  erfpachten  en  visscherijpenningen  van  den  heer,  1806. 
8chikking  wegens  de  bed  ijk  ing  van  het  Barsingerwad ,  tus- 
schen den  heer  van  Schagen  en  die  van  Barsingerhom ,  1626. 
Hierbij  eene  kaart  in  8  bladen  van  het  Barsingerwad  met  de 
waterlozing  langs  de  Barringerkacle  tot  de  sluis;  door  Pieter 
Pieterez.,  notaris  en  Landmeter,  1626. 

Verschillen  van  de  heeren  met  de  regering. 

Aanteekeningen  van  Resolutien  enz.  van  de  vroedschap,  we- 
gens verschillen  met  de  heeren  vari  Schagen,  1576 — 1655. 
Brief  van  Johau  van  Schagen  aan  de  regering  over  den  vorm 
van  den  eed,  die  men  van  den  Schout  heeft  willen  afnemen, 
21  Feb.  1578.     Antwoord   van   de  regering  aan  Oldenbarne-i 


378 


veld  en  andere  arbiters,  omtrent  eenige  punten,  overgeleverd 
door  Johan  van  8chagen,  over  het  verkiezen  der  burgemeeste- 
rcn,  volgens  bet  accoord  van  1  July  1588.  Johan  van  Scha* 
gen  gelest  met  de  aanstelling  der  wet  voorttegaan,  ditmaal  niet 
op  nieuwjaarsdag  geschied ,  wegens  verschil  over  de  gegoedbad 
van  eenigen,  4  Januarjj  1611.  Geschil  van  de  regering  met 
den  heer,  welke  voor  zgne  goederen  vrijdom  van  verpondingen 
begeert  en  daarom  de  rekening  niet  wil  goedkeuren,  1631— 
1623.  Handeling  van  de  gecommitteerden  uit  den  rgkdou  met 
den  heer,  over  de  pachting,  1649.  Eenige  rekwesten  van  de 
regering,  nopens  de  wanorder  door  den  heer  gehouden  in  bet 
afzetten  van  de  roomschgezinde  schepenen  en  hunne  vervanging 
door  %  gereformeerden,  volgens  de  bevelen  der  Staten  te  ge- 
schieden, met  appointement  dat  zulks  zal  big  ven  in  zijn  gebed, 
ongeprejudiceerd  het  regt  van  Schagen  en  dat  de  heer  in  het  ver- 
volg de  privilegiën  der  stede  en  de  resolutien  van  H.  Ed.  Gr. 
Mog.  zal  moeten  opvolgen,  1654.  Rekwesten  van  de  regering 
aan  Gecomm.  Baden  wegens  de  weigering  van  den  leenbooder, 
om  van  de  tienden  de  verpondingen  te  betalen,  met  apostüks 
tot  inbeslagneming  enz.,  1657.  Verschil  met  George  van  Gtts, 
over  de  weigering  der  regering,  om  hem  inzage  te  verleenea 
van  de  lijst  der  zeevendelen  voor  de  keuze  op  nieuwjaarsdag. 
Bekwest  en  tegenberigt,  (zie  N°.  90  der  perkamenten),  1663. 
Accoord  15  Febr.  1666.  Accoord  van  de  regering  met  des 
heer,  om  het  geschil  over  de  hooge,  middelbare  en  lage  juris- 
dictie te  beëindigen,  1670.  Rekwest  van  George  van  Cats,  aan 
de  Staten  van  Holland  en  Westfriealand ,  eenig  verschil  over 
de  boonloting  te  gemoet  ziende,  1671.  De  heer  schrapt  voor 
de  candidatenlijst  voor  10  vroedschappen  3  personen  en  voegt 
er  1  bij,  1698.  Akte  van  non  prejndicie  door  den  secretaris 
des  heeren  van  Schagen,  ten  behoeve  der  vroedschap,  wegens 
hem  verleende  vergunning  tot  het  aanstellen  van  den  schoot, 
1  Jan.  1708.  De  gemachtigde  van  den  heer  doet  den  barjnv 
aanzeggen,  P.  Das  voortaan  niet  meer  als  justitiedieaaar  te  ge* 
bruiken,  1709»     Proces  tusschen  den  heer  en  de  regering  over 


273 

het  begeren  en  daarna  verkoopen  van  het  schnitveer  op  Alk- 
maar, door  burgemeesteren,  1724,  (de  inhoud  van  ieder  stuk 
op  de  rugzijde).  Verschil  tusschen  dezelven  over  de  aanstel* 
ling  van  eenen  secretaris,  1727 — 29,  (de  inhoud  van  ieder  stuk 
op  de  rugzjjde).  Protest  van  den  heer  tegen  het  opnemen  van 
gelden  op  lijfrente  door  de  regering,  buiten  zijne  toesteming, 
14  Sept.  1780.  Verschil  met  den  gemagtigde  van  den  heer, 
die  over  het  doen  der  dorpsrekening  wil  staan,  1772—78. 
Verschil  met  den  heer  over  de  benoeming  van  een  eikmeester, 
1785.  Idem  van  een  kamerbewaarder  (bode)  door  burgemeeste- 
ren, 1789 — 92.  Contract  tusschen  het  gemeentebestuur  en  den 
gemagtigde  van  den  heer,  over  de  betaling  der  achterstallige  re* 
cognitie  van  de  waag,  80  Sept.  1807.  Memorie  van  defensie  der 
gemeenten  in  Scbager-  en  Niedorpercoggen,  wegens  het  verschil 
met  den  heer,  over  de  pachtpenningen  der  visscherij,  18.. 

Brief  van  den  Qomerneur~Qe*eraal  Quttaaf  Willem  Baron 
van  Imhcff  aan  kapitein  Oeorge  An»on%  van  den  16  January  1744. 

De  volgende  mededeeling  is  van  den  Heer  P.  A.  Leupe, 
thans  te  Hellevoetslois ,  ontvangen: 

De  volgende  brief  werd  door  den  Gouverneur-Generaal  van 
Imhoff,  aan  den  later  tot  Lord  benoemden  kapitein  George  An- 
son  geschreven,  na  dat  deze  van  zijne  reis  om  de  wereld  on- 
der het  Prinsen-eiland  in  straat  Sunda  ten  anker  was  gekomen, 
waarvan  de  Gouverneur-Generaal  in  een  schrijven  van  Anson 
van  den  l6»  Januarij  1744  —  van  den  Hoek  van  Bantam  ge- 
schreven —  kennis  had  bekomen. 

Uit  den  hier  achter  als  bijlage  gevoegden  brief  van  den 
Gouverneur-Generaal  aan  den  Commandeur  te  Bantam,  van 
den  Bosch  *),  blijkt  dat  deze  den  last  ontving  om  den  brief 
aan  Anson,  benevens  de  voor  hem  bestemde  yerverschingen 
met  spoed  te  laten  verzenden,  aangezien  Anson  slechts  zeven 
dagen  onder  het  genoemde  eiland  zoude  geankert  blijven. 

1)  Bjjlage  1. 


S74 


In  het  in  de  noot  op  bl.  875  aangehaalde  werk  fan  spe 
reis,  wordt  op  bl.  526  en  587  gezegd,  dat  Anaon  den  3" 
Jannarq  onder  het  Princen-eiland  ten  anker  kwam  en  ?an  daar 
den  8*  naar  de  Kaap  de  Ooede  Hoop  onder  zeil  ging;  ware 
dit  laatste  juist,  dan  sonde  Anson  den  voor  hem  bestemde! 
brief  benevens  de  gezonden  ververschingen  niet  ontvangen  heb- 
ben; maar  nit  het  extract  nit  de  instructie  van  den  koopman 
Jan  Louis  de  Win,  gaande  naar  Manilla,  zien  wij  dat  Anson 
den  19*  Januari  fan  onder  het  Prinsen-eiland  is  onder  aefl 
gegaan,  in  welk  getal  er  mogelijkheid  bestaan  heeft,  dat  hem 
de  brief  van  den  Gouverneur-Generaal  van  Imhoff  is  geworden. 

a  Batavia 
ce  16  Janvier  1744. 

Monsieur  1 

Je  vois  avec  regret  par  1'honneur  de  la  votre  du  premier  de 
ce  mois  v.  s.  éerite  de  la  pointe  de  Bantam,  que  la  oonstita- 
tion  affoiblie  do  vaisseau,  que  vons  oommandez,  ne  vons  per- 
mettant  pas  de  courir  Ie  risque  d'un  passage  hasardeux  du  Cap 
de  Bonne  Espérance,  dans  une  saison  avanoée,  nous  nous  trou- 
vons  privés  par  la  du  plaisir,  que  nous  attendions  depnis  qud- 
qne  temps,  de  vous  voir  icy,  et  je  suis  mortifié  au  dela  de  ce 
que  je  puis  vous  dire,  monsieur,  qu'en  mon  particulier  je  perd 
par  eet  accident  resperanoe,  dont  je  me  flattoit  déja,  de  faire 
une  connoissance  plus  particuliere  avec  un  officier  d'un  mérite 
et  d'une  reputation  si  distinguées;  permettez  cependant  que  je 
vous  felicite  par  celle  cy  des  grands  progrez  que  vous  aves  nut 
dans  une  entreprise  de  cette  im  port  a  nee  et  que  je  vous  sou- 
haite  de  cueilhr  et  de  gou  ter  avec  autant  de  satisfaction  que 
vous  pourriez  les  fruicts  des  Lauriers  que  vous  remportes '). 
J'envoye  au  commandant  de  Bantam  quelques  petites  prorisions, 
qui  sauroient  peut-etre  vous  accomoder  dans  Ie  voyage.  J*es- 
père  que  vous  les  accepterez,  monsieur,  comme  une  petite  mar- 


1)  Ziende  op  z{jne  verrigtingen  tegen  de  Spanjaarden  in  de  Zcnd-s 


275 

que  de  moa  désir  de  vous  rendre  service  dans  quelque  occa- 
sion plus  essentielle.  La  difficulté  du  transport  de  toute  sortes 
de  volumes  (legumesP)  dans  cette  saison  jusque  a  1'ile  du  Prinoe 
ou  vous  aller  mouiller,  me  renferme  dans  des  bornes  estroits 
que  je  ne  voudrois;  vous  excuseren,  s'il  vous  plait,  selon  votre 
politesse  ordinaire,  l'imperfection  de  1'exeeution  de  mon  dessin. 

Le  ministre  de  sa  Majesté*  Brittanique  a  la  Haye,  mr.  Trevor, 
qui  ra'a  fait  1'honneur  de  vouloir  bien  être  de  mes  amis  pen- 
dant mon  séjour  en  Europe,  m'a  fait  un  plaisir  si  sensible  en 
reoomroandant  a  mes  petites  soins,  en  cas  de  besoin,  une  per- 
sonne  qui  mérite  une  attention  si  génerale  comme  vous  vous 
estes  acquis,  monsieur,  que  je  orois  devoir  Ten  remercier  par 
l'inclose,  et  commes  vous  estes  assez  obligeant  de  me  1'offrir,  je 
prend  la  Hberté  de  vous  en  demander  l'adresse.  Oseroisje  aussi 
vous  charger  du  compliment  a  monsieur  Pigou  en  cas  de  rencontre 
au  Oap  de  Bonne  Esperanoe;  il  ra'a  fortement  protnis  que  j'au* 
rois  eu  le  plaisir  de  vous  voir  icy,  et  je  lui  en  sais  bon  gré,  qaoi- 
que  les  circonstances  ou  vous  vous  trouvez  ne  le  permettent  pas. 

Je  ne  dois  pas  oublier  le  compliment  que  je  vous  dois,  mon- 
sieur, sur  le  service  important  que  vous  avez  rendu  a  ndtre 
compagnie  a  Canton ,  en  sauvant  par  vos  ordres  la  factorie  Hol- 
landoise,  que  le  ciel  a  oonservé  dans  le  (langer  des  Hammes  par 
le  secours  que  vous  y  avez  portés.  Nos  supercargas  sont  bien 
sensibles  sur  eet  article  a  vótre  égard  et  je  le  suis  autant  que 
on  peut  1'estre,  et  ne  manqueray  pas  d'en  rendre  compte  en 
Hollande,  afin  que  nos  Souverains  aussi  bien  que  nos  maitres 
pulseen*  scavoir  quelle  obligation  ils  vous  ont1). 


1)  Deze  hevige  brand  brak  uit  op  den  26.  Nov.  1748,  waartyj  bet  vooral 
aan  het  beleid  van  den  kapitein  Anson  en  de  krachtdadige  hnlp  van  een 
veertigtal  zijner  matrozen  toe  te  schrijven  was,  dat  niet  geheel  Canton 
door  de  vlammen  vernield  werd. 

A  Qeneral  of  Euforie  and  Coüédion  of  voyaget  and  troveh  etc,  by 
Robert  Kerr,  F.  R.  S.  et  T.  A.  S.  Edinburgh,  1814.  Vol.  XI  (Eariy 
drcumuavigations.  Captain  Anson).  Part.  II,  Boot  IV,  Chap.  XIV,  Sect. 
XXXII ,  pag.  516—518. 


276 

Je  me  recommande  cependant  toujours  a  l'honneor  de  fötie 

amitié,  toot  inconnu  que  je  voos  suis,  et  vous  soa  haite  toste 

sorte  de  prosperité',  eetant  avec  une  distinction  tout  singuliere. 

(au  demu  AM)    Monsieur  i 

Voetre  tres  humble  et  tree  obeissant  serviteur, 

(éioU  tigne)    Br.  Imhoff. 

{Bijlage  1.) 

Heer  Commandeur  van  den  Bosch! 

De  Boot  en  de  Gonting  de  Pepertoyn  hebben  geladen  'tgeeae 
't  inleggend  cognossement  aanwijst,  dat  (7  E.  op  het  moment 
cal  gelieven  te  laten  overschepen  in  een  grooter  vaartuig,  in 
staat  om  't  zelve  te  brengen  onder  het  Princen  eiland,  onder 
de  adresse  van  de  ingesloten  missive,  onder  U  E.  geleide  briefje, 
doch  daar  moet  spoed  met  deze  commissie  gemaakt  worden  on 
dat  de  heer  Anson  maar  seven  dagen  onder  dat  eyland  geen- 
kert  bleven  aal. 

U  Ed.  aal  een  vertrouwt  en  wat  fatsoenlijk  bediende  op  het 
vaartuig  moeten  zetten,  om  het  goed  en  de  brief  over  te  leve- 
ren en  van  die  ontfangst  een  recepisse  vragen.  Dit  werd  U 
E.  ten  hoogsten  ter  uytvoering  aanbevoolen  door 

U  E.  zeer  bereyden  dien*,  en  vriend, 

(tcas  gei)    G.  W.  van  Imhoff. 
In  margine. 

Batavia  den  16»  January  1744. 

De  Gonting  de  Pepertuyn  moet  aanstonds  weder  gesonden 
worden,  met  aanwijsing  van  de  nette  l\jd  dat  gearriveert  is  ea 
weder  vertrekt,  mitsgaders  wat  dag  en  uure  dat  U  E.  het  vaar- 
tuyg  na  't  Princen  eyland  zend. 

(Bijlage  2.) 

Extract  uit  de  instructie  van  den  coopman  en  seconde  vai 
't  Japans  comptoir  Jan  Lonis  de  Win,  gaande  naar  Ma- 
nilha,  15  Mey  1744.  Batavia. 

Door  het  opvangen  en  nemen  van  het  Galjoen  uitdeAqua- 


«77 

pulca  naar  de  Pbilippynen  (door  kapitein  Anson),  stevende  gc- 
noegsaam  in  het  gesigt  dier  eylanden,  in  de  maand  Juny  of 
Julg  bij  den  C...  dier  natie,  met  het  oorlog  schip  Cehturion, 
van  zoo  veel  andere,  ah  in  het  voorjaar  1741  *)  tul  Engeland 
tot  eene  bijzondere  expeditie  naar  de  Zuidzee  zrjn  uitgerust, 
alleen  overgebleven  en  tot  in  deese  deelen  doorgedrongen  zijnde, 
tot  slot  zijner  kruystogt  deze  magnifique  prijs  heeft  opgevangen 
en  na  eenige  tijd  vertoeven*  in  de  rivier  van  Canton  tot  de 
tentgreize  naar  Europa  klaar  gemaakt  zijnde,  met  dien  voor- 
name buit  op  den  19n  Januarg  dezes  jaaïs  van  onder  het 
Frincen  eyland  in  zee  gestooken,  na  dat  hy  zijn  prijs  in  Can- 
ton had  kw$t  gemaakt  en  volgens  de  naaste  berigten  een  paar 
nrïlhoene  pesos  daarbij  opgedaan  had. 

18  Tergaderlng.    5  December  1S5T. 

Bibliotheek,  —  HS.  van  Prof;  Ackerêdijck.  —  Verhaal  der  BeeU 
demiorm  te  '*  Heriogenboech. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  Mr.  J.  I.  D.  Nepveu,  te  Utrecht: 

Het  Leven  van  Mr.  Sieronymuê  van  Alphen,  volgene  echte 
brammen  geeohetëi.  (Oyergedrnkt  uit  de  Dichtwerken  van  Mr. 
Hieronymm  van  Alphen ,  volledig  verzameld  door  Mr.  J.  I.  D. 
Nepveu.  2«  druk,  1857.) 

Beyê-beêchrijving  naar  Qenoua,  1757.  (Oyergedrnkt  nit  De 
Recensent,  Alg.  Lettert.  Maandechrtft,  jaarg.  1857.) 

In  ruiling  ontvangen: 

van  hei  Indisch  Genootschap,  ie  'sQrayenhage: 


1)  Anson  zeilde  met  s{jn  eacader  op  den  18.  September  1740  Tan  de 
reede  van  St.  Helena  in  zee,  bestaande  uit  the  Centiirioa  60  st.,  400  m., 
vlagge  schip,  the  Gloncester  50  st.,  800  m.,  the  Sevens  60  st.,  800  ra., 
the  Fearl  40  st.,  250  m.,  the  Wager  28  st.,  160  m.,  the  Tryal  8  st., 
1QO  m.t  benevens  twee  transport  schepen. 

XIII.  J.  19 


m 


Randêümgen  en  gmckrifie*.  4«  jaarg.,  8«  afl,     'sGmvenbage, 
1857. 
van  de  Smithsonian  Institution,  ie  Washington: 
Smitkwme*  Contributie**  io  Kmwlidge.  Vol.  IX.    Washing- 
ton. 18*7,  4\ 

fl&  mm  /Vo/.  Ackerêdyck>  De  Heer  B.  J.  L.  de  Geer  brengt 
ter  tafel  het.  hem  door  den  Heer  Ackorsdtyck  ter  leen  verstrekte 
HS.  betrekkehjk  de  geschiedenis  van  's  Hertogenbosch,  hierbo- 
ven bl.  225  reeds  vermeld.  Hei  ia  klaarblijkelijk  hetzelfde  HS. 
hetwelk  vroeger  door  het  Noord-Brabandsche  genootschap  » 
geaoebt  en  van  van  Wachtendorp  afkomstig  is.  In  een  rood- 
lederen  band  gebonden,  bevat  het  eene  verzameling  van  stek- 
ken, door  verschillende  handen  geschreven,  hoogst  belangrijk 
voor  de  geschiedenis  van  die  stad  van  1579 — 1682,  terwijl  er 
enkele  onder  en  een  van  1586  zijn  bijgevoegd.  Vooraan  is 
geplaats  de  beschrijving  van  den  Beeldstom ,  waarvan  een  któu 
gedeelte  door  van  Oudenhoven  in  zgne  beschrijving  is  uitge- 
geven, bl.  185 — 189  en  die  wij  hier  achter  in  zijn  geheel  laten 
volgen.  Om  echter  het  HS.  geheel  te  doen  kennen,  villes 
wij  eerst  den  inhoud  mede  deelen.     Het  bevat  dus: 

1680,  1  Januarg.  Ordonnantie  van  de  drie  lede»  der  stad 
's  Hertogenbosoh ,  om  geen  uitgeweken  burgers  in  de  stad  te 
doen  komen,  die  deel  genomen  hebben  in  de  furie  opten  le  Jouj 
tegen  de  katholieken  en  goede  burgers.,  get.  W.  de  Emmerick. 
pag.  24.  —  1581,  28  Februarq.  Bequest  aan  den  hertog  van 
Parma,  tot  redres  der  ongunstige  omstandigheden  der  stad 
's  Hertogenbosch ,  zoo  als  de  betaling  van  het  krijgsvolk  enz. 
In  het  fransch,  p.  £9—30.  — -  Zonder  jaar  of  datum.  Panc- 
ten  van  memorie  voor  mijnen  eerw.  heere  ende  vader  in  Oode, 
heere  Johan  van  der  Lynden,  prelaet  van  sinte  Geertraydee, 
van  de  saecken,  die  de  stadt  van  's  Her  togen  bossche  mach  ge- 
hadt  hebben,  oft  noch  hebbende  is  te  doleren  oft  te  excuseren 
by  de  Excie  van  den  prince  van  Parma.  p.  30 — 85.  —  Z.j.o. 
d.  Die  stadt  van  's  Hertogenboesche  rescribenten  tegens  de  ga- 


279 

meyneingeeetenen  van  den  vier  quartieren  van  den  platten 
linde  ende  Meyerye  der  voira.  atadt,  supplianten;  loopende 
over  een  plakkaat  op  de  koreopachten  en  renten,  met  verzoek 
om  dit  van  onwaarde  te  verklaren.  Vervat  in  verscheiden  pun- 
ten, p.  39 — 44.  —  1580»  23  Februarij.  Brief,  met  apostille, 
van  den  hertog  van  Parma,  over  hetzelfde  onderwerp,  in  het 
fhnsch.  p.  46.  —  Deselfde  dagteekening.  Request ,  met  apos* 
tilie,  aan  en  van  den  hertog  van  Parma,  wegens  de  munt,  in 
het  fransen,  p.  47.  —  1580,  28  Februarij.  Brief  van  dank- 
betuiging der  stad  's  Hertogenbosoh  aan  den  hertog  van  Parma, 
wegens  verleende  gunsten,  en  verzoek  om  het  krijgsvolk,  200 
man,  nog  drie  maanden  soldy  te  betalen.  Met  apostille,  waar- 
tig  het  laatste  verzoek  wordt  toegestaan,  in  het  fransen,  p.  48 
—49.  —  1580»  28  Februarij.  Memorial  de  oertains  pointe 
et  articles,  sur  lesquels  ceulx  de  la  ville  de  Boldueq,  supplient 
bien  hnmblement  a  son  excellence  de  pourveoir  au  benefice,  re- 
pos et  seurté  de  la  dite  ville.  Vervat  in  vyf  punten,  met 
apostillen  op  dezelve,  in  het  fransch.  p.  50 — 58.  — >  Zonder 

jaar  of  dagteekening.    Brief  van  aan  ,  loopt  over 

achterstallige  betaling  aan  eene  weduwe.  De  brief  is  niet  vol- 
eindigd, in  het  fransch.  p.  53.  —  1580,  17  April.  Request 
van  schepenen  en  raad  van  's  Hertogenbosch  aan  den  hertog 
van  Parma,  om  met  steenkolen,  ijzer,  eetwaren  enz.  voorzien 
te  worden,  in  geval  die  van  Gelderland  en  Holland  het  uit- 
voeren niet  willen  toestaan.    Met  apostille,  in  het  fransch.  p. 

54.  —  1579,  10  December.  Memorial  d'aulcunes  demandes 
aupplicatoires  touchant  la  ville  de  Bois-leducq  et  sa  Mayerie 
presenté  par  les  deputez  d'icelle.  Handelt  over  het  krijgsvolk, 
ammunitie  enz.    Vervat  in  vijf  punten.    Met  de  apostillen.  p. 

55.  —  1579,  20  December.  Bequest  van  de  stad  's  Herto- 
genbosch aan  den  hertog  van  Parma,  om  de  stapel  van  het 
hoornvee,  zooals  te  Lier,  vrije  tol  te  Dordrecht,  enz.  enz. 
Vervat  in  6  punten.  Met  apostillen,  in  het  fransch.  p.  56— 
58.  —158$,  10  December.  Brief  van  drie  leden  van  's  Her- 
togenbosch aan  den  kanselier  en  raden  van  Brabant,  wegens  de 

19* 


280 


zaleen  der  Meyery.  p.  60—63.  —  1568,  26  Jung.  Plakkaat 
?an  wegen  den  koning,  tegen  het  bedrog  dat  gepleegd  wordt  ia 
de  confiscatie  der  goederen  van  gestrafte  en  verbannen  personen, 
p.  64 — 66.  —  1568,  26  Julij.  Plakkaat  van  wegen  den  koning, 
tegen  het  verkeeren  met,  huizen  of  herbergen  van  verbannen 
personen,  p.  67—68.  —  1572,  17  Juny.  Plakkaat  van  wegen 
den  koning,  dat  allen,  die  leenen  of  achterleenen  honden,  zich 
toerusten ,  ekwiperen  en  voorzien  van  wapenen  en  paarden ,  elk 
na  zijn  staat  of  kwaliteit,  p.  69—70.  —  1572,  7  Maart.  Phi- 
lips II.  koning  enz.,  verleent  kwijtschelding  der  aangegane  con- 
tracten aan  de  inwoners  van  Peelland  en  de  Meijerij,  zooals 
het  betalen  van  honderd  rynsche  gulden,  twee  mudden  kooro 
en  andere  gelijke  renten,  wegens  schade,  die  zij  geleden  heb- 
ben van  de  Holsteinsche  ruiters,  p.  70 — 72.  —  1567,  4  Jol§. 
Brief  van  Margaretha  van  Parma,  aan  de  stad  's  Hertogenbosch, 
behelzende  dat  de  koning  eerstdaags  zal  overkomen  nit  Spanje, 
om  de  zaken  in  hnnne  vorige  orde  te  herstellen,  p.  73 — 74. 
—  1580,  25  September.  Overzending  van  een  brief  door  den 
hertog  van  Parma,  wegens  de  in  bezitneming  van  Portugal, 
door  Philips  II.,  met  last  om  het  Te  Devm  laudamtu  te  doen 
zingen  en  generale  processie  door  het  gansche  land  in  het  her- 
togdom van  Brabant  te  houden,  p.  75 — 76.  —  1580,  18  April. 
Brief  (concept)  van  de  drie  leden  van  den  Bosch  aan  Parma, 
over  de  zaken  van  de  stad,  in  het  fransch.  p.  77.  —  Dezelfde 
dagteekening.  Request  aan  den  koning  wegens  den  ellendigen 
toestand  der  stad  en  de  kwellingen  van  het  krijgsvolk,  p.  73 
— 80.  —  1582,  4  October.  Brief  van  den  koning  aan  de  drie 
leden  der  stad  's  Hertogenbosch ,  wegens  de  standvastigheid 
in  het  R.  Katholyk  geloof  en  de  goede  diensten  aan  Z.  M. 
bewezen,  in  het  fransch.  p.  82.  —  1583,  1  January.  Be- 
quest  aan  den  koning,  om  geldelijke  ondersteuning  wegens  de 
rampen  der  stad,  en  tot  betaling  van  het  krijgsvolk,  in  hel 
fransch.  p.  83 — 84.  —  1582,  13  December.  Brief  van  den 
koning  aan  de  schepenen  en  gezworenen  van  den  Bosch,  we» 
geus  het  gedrag  en  de  usurpatie  des  hertogs  van  Anjou,  van 


281 


bet  hertogdom  Brabant,  in  het  fransch.  p.  85 — 86.  —  1566, 
28  February.  Brief  van  den  koning  aan  burgemecateren  en 
schepenen  van  den  Bosch,  bevattende  de  onmogelijkheid  om 
uit  Spanje  over  te  komen  en  de  benoeming  van  den  hertog  van 
Alva,  tot  gouverneur-generaal,  p.  57—88. —  1572,  19  Juny. 
Brief  van  koning  Philips  II  aan  burgemeesteren  en  schepenen 
van  den  Bosch,  om  de  rebellen,  ketters  en  rustveretoorders  te 
straffen,  gevangen  te  nemen  enz,,  ten  einde  de  rust  te  herstel- 
len, in  het  fransch,  p.  88.  —  Brief  van  Alva  aan  idem,  we* 
gens  de  invallen  en  ondernemingen  der  rebellen,  ketters  enz., 
met  verzoek  dit  op  alle  mogehjke  wijzen  te  beletten,  in  het 
fransch.  p.  89.  —  1586,  S  Februarij.  Brief  van  den  koning 
aan  de  schepenen,  gezworen  enz.  der  stad  's  Bosch,  met  ver- 
zoek zyne  troepen  te  helpen  in  het  ongeval,  hen  in  het  kwar- 
tier van  de  Bommelerwaard  overgekomen,  in  het  fransch.  p. 
90.  —  Zonder  jaar  en  dagteekening.  Bequest  van  de  stad 
's  Hertogeobosch  aan  den  koning,  wegens  de  pogingen  der  vij- 
anden, die  hen  bedreigen  van  den  kant  van  Bommel,  Heus- 
den,  Qeertruidenberg  en  andere  steden,  in  het  fransch.  p.  90 
—-92.  —  1579,  12  Julrj.  Brief  van  den  hertog  van  Parma 
aan  de  stad  's.  Hertogeobosch ,  wegens  de  goede  diensten  aan 
den  koning  bewezen,  met  allerhande  fraaye  beloften,  p.  92.  — 
1582,  20  November.  Brief  van  denzelfden  aan  de  magistraat 
van  den  Bosch ,  wegens  de  klagten  aan  den  hertog  gedaan  over 
het  aanstellen,  mj  de  vernieuwing  der  wet,  van  drie  in  plaats 
van  twee  schepenen,  in  het  fransch.  p.  93.  —  1582,  5  No- 
vember. Brief  van  den  koning  aan  schout  en  schepenen  van 
den  Bosch,  wegens  het  slecht  houden  der  geregtsdagen ,  rollen 
enz.,  contrarie  de  ordonnantie  op  het  stok  van  de  proceduren. 
Met  een  reglement  vervat  in  vijf  punten  en  formuliereo.  p. 
94 — 98.  —  1582,  24  December.  Brief  van  den  koning  aan 
de  drie  leden  van  's  Hertogenbosch ,  over  het  ontwerp  van  de 
ordonnantie  op  het  procederen,  bij  hen  ontworpen,  hetwelk 
de  raad  van  Brabant  niet  uitvoerbaar  vindt.  p.  99.  —  1581, 
20  Junij.    Brief  van  den  hertog  van  Parma  aan  schepenen  en 


282 


raad  van  's  Hertogenbosch ,  wegens  de  onverwachte  en  ptotse- 
lijke  aannadering  van  den  vijand  in  het  midden  van  de  Merjenj, 
in  het  fransen,  p.  102.  —  1579,  22  November,  Brief  van  den 
koning  aan  burgemeesteren,  schepenen  en  raad  van  den  Bosch, 
over  het  berigt  van  den  hertog  van  Parma,  wegens  het  ver* 
drijven  der  ketters ,  die  voornemens  waren  de  religie  te  veran- 
deren en  garnisoen  van  den  prins  van  Oranje  in  de  stad  te 
brengen,  in  het  fransch.  p.  108.  —  1580,  20  Maart.  Brief 
van  de  drie  leden  der  stad  's  Bosch  aan  den  raadsheer  Fonek, 
wegens  zijne  bewezen  diensten  in  het  bevorderen  van  den  vrede. 
in  het  fransch.  p.  105.  —  1558,  20  Maart.  Brief  der  drie 
leden  van  's  Hertogenbosch  aan  den  koning,  wegens  de  aan- 
gevangen Kenlsche  vredehandeüng,  in  het  fransch.  p.  106.  — 
Zonder  jaar  en  dagteekening.  Beqnest  aan  den  koning,  ver- 
zoekende redres  op  de  vexatiën  der  tollen  in  Holland,  Zeeland, 
Gelderland  enz.  en*.,  voorts  de  oprigting  van  den  stapel  van 
het  hoornvee,  vrijheid  van  handel  enz.  Vervat  in  14  punten, 
tn  het  fransch.  p.  107—109.  —  Z.  j.  o.  d.  Verzoek  om  het  effect 
te  genieten  van  verscheiden  punten  op  den  Keulséhen  vrede- 
handel besloten,  p.  112.  —  1579,  6  Januarij.  Besluit  der  ge- 
deputeerden van  het  graafschap  Arthois,  Henegouwen  en  de 
stad  Douay,  op  eene  vergadering  te  St.  Vaast  gehouden,  om 
de  Boomsche  godsdienst,  gehoorzaamheid  aan  den  koning,  en 
de  Algemeene  unie  te  handhaven,  p.  118 — 121.  —  Zonder 
jaar  en  dagteekening.  Copie  de  la  requeste  presentée  a  Don 
Loys  de  Bequesens,  Grand  commandeur  etc  peu  avant  soa 
trepas,  par  ceulx  du  plat  pays  du  Duché*  de  Brabant,  wegens 
de  brandschattingen  der  Rebellen,  p.  128 — 130.  —  1581,  12 
Pebraarij.  Proposition  raicte  par  Ie  prince  de  Parme  et  de 
Plaisanoe  etc,  lieutenant  gouverneur  etc.  aux  estats  d' Arthois 
et  Haynault,  Lüte,  Douay  et  Orchies,  assemblez  en  Ia  vflle 
de  Mons.  p.  132—188. 

Verhaal  der  Beeldttorm  te  'iHeriogmbosck.    Omtrent  dit  stak 
vinden  wij  de  volgende  aanteekening  vau  den  Heer  M.  W.C. 


388 


Ackersdtjek  vooraan  geschreven ,  die  zeker  het  beet  geschikt  in 
om  er  de  waarde  van  te  doen  kennen: 

i  Bijzonder  belangrijk  is  onder  anderen  het  eerste  hierin  voor* 
komende  stok.  J.  van  Oudenhoven  heeft  in  zijne  Beschryving 
der  stad  'sHertogenboech,  van  1670,  bl.  136—139,  omtrent 
het  vierde  gedeelte  van  den  inhoud  van  dit  handschrift  inge- 
voegd, zulks  echter  niet  eonder  misslagen»  onder  welke  aan- 
merkelijk is,  dat  hij,  bl.  136,  Dominions  Beyens  als  schrijver 
doet  voorkomen,  terwijl  in  het  handschrift  van  denselven  in 
den  derden  persoon  gesproken  wordt:  DU  heeft  Dominicus  Beyens 
AerUa.  van  ons  L.  Vrouwe  met  eee  soldaten  gekomen,  daar  in 
den  volgenden  sin  het  Handschrift  even  als  Oudenhoven  heeft, 
•  Sn  dek  anderen  daegkê  hebbe  iek"  ten  bbjke,  dat  wel  het  Hand- 
schrift door  een  tijdgenoot  en  ooggetuige,  maar  door  een  an- 
der  dan  Dominions  Beyens  geschreven  is.  —  Oudenhoven  heeft 
zonder  reden  omtrent  drie  vierden  van  den  inhoud  van  dit 
Handschrift,  dat  zeer  belangrijk  is,  achter  gelaten,  en  men  zou 
die  waarschijnlijk  nimmer  buiten  dit  H8.  wedervinden,  sjjnde 
ook  de  overige  Handschriften  mede  in  dit  vervat,  niet  minder 
belangrijk  **  geheel  zeldzaam." 

Wq  laten  als  nu  het  geheele  stuk  zoo  als  het  hier  gevonden 
wordt,  volgen : 

Hieraae  volght  de  jammerlijcke  destructie  ende  desolatie 
van  den  keroketi,  eloesteren  ende  goidtshnysen ,  die  by 
sommige  sectarissen,  te  wetene  calvinisten,  binnen  deser 
goeder  etadt  van  den  Bossche  is  gesciet,  nyet  alleen  in 
de  voirs.  stadt,  maer  oyck  in  diverse  steden  van  Vlaen- 
deren, Hollant,  Zeelant,  G-elrelandt  ende  Vrieslant, 
maer  Lueven  ende  Brussel  hebben  tegengehouden  met 
ruyter  ende  knechten,  dat  de  voirs.  destructie  dair 
nyet  en  is  gesciet. 

In  den  eersten  den  oerspronck  van  deser  tragegie  is  ge- 
weest,   dat  sommige  geestehjcke  heeren  hebben  gepraotizcert , 


284 


dat  men  rontomme  ia  de  principaelste  steden  van  dese  Neder- 
landen zoude  ordinieren  nyeuwe  bisdommen »  gelyck  ais  is  ge- 
sciet  binnen  den   Bossche,  in  Hollant  te  Haarlem,  in  Gelre- 
knt  te  Remunde,  in  Vrieslant  te  Campen,   in  Vlaenderen  tot 
Yperen,  in  Zeelant  tot  Middelboroh,  ende  in  meer  andere  ste- 
den, als  Antwerpen  ende  anders  waer ,  in  Brabant  zouden  meer 
biacoppen  hebben  gestelt  geweest  en  hadden  die  van  Antwer- 
pen metten  staten  van  Brabant  dair  nyet  sterckelycken  tegen 
geresisteert,    ende  't  hooft    van   alle  deae   bisacoppen  was  de 
cardinael  GranveUa,  ertsbisoop  tot  Mechelen»  welcke  GranveUa 
mette  voirs.  biscoppen  hebben    aen  de  Co.  Mat.  in  Spaengien 
zeere  gesoltieiteert ,    soe  de  farae  sterckelycken  is  vuytgegaen, 
dat  men  in  dese  Nederlanden  sonde  inbrengen  ende  ter  exe- 
ontien   stellen   de  gruwelycke  inquisitie  van  Spaingnien,  ende 
ierst  ende  vooral  soude  men  die  beginnen  te  wercke  te  stellen 
aen  de  booffden  van  den  lande,  zoe  die  voira.  cardinael  hadde 
laten    vuytvliegen,    ende   den   edeldom    van   dese  lande  sukx 
versteen  hebbende»  hebben  met  malcanderen  seeckere  alianoea 
gemaict,   omme  aen  de  Co.  Mat.  te  solliciteren ,  dat  men  die 
voirsz.  inquisitie  alhier  in  dese  Nederlanden  nyet  en  soude  in- 
brengen nooh  ter  exeontien  stellen ,   omme  zeere  veele  stercke 
ende  pregnante  redenen,  die  den  edeldom  me  in  een  boecke  ge- 
naempt  remonstrantie  ende  versoheyden  requesten  de  Co.  Mat. 
ende   de   hartoghinne   van    Par  ma,   regente   van   desen  lande 
hebben    overgegeven,    by    de  weloke  zij  hebben  versocht,  dat 
men   de   inquisitie   nu   noch  ten  eeuwigen  dagen  binnen  dese 
Nederlanden    en   sonde   inbrengen  nooh  ter  exeontien  stellen, 
ende   dat   de   Mat.    sonde  believen  te  annolleren,  te  casseren 
ende  te  nyete  te  doen  allen  die  strenge  plaocaeten,  die  booger 
memorie  keyser  Kaerle  de  vyfte  ende  ayne  Co.  Mat.  opt  staek 
van    de   heresie   hadde   laeten    publiceren    ende  ter  execntien 
stellen,  welcke  remonstrantien  ende  requesten  syn  begonst  over 
te  geven  in  Aprili  anno   lxvi,   ende  nae  veele  ende  di venene 
apostillen   ende  antwoorden,  bij  de  hoiobeyt  ende  den  edelen 
ten    eenre   ende  ter  andere  zyden  daer  op  gedaen,  ende  ver- 


285 


soheyrien  communicatien  daer  op  gehouden,  sqn  de  hoocheyt 
ende  den  voirs.  odeldom  ten  lesten  oplen  xxiy*1  Augutti  deer 
nee  geaocordeert  ende  hebben  den  voirs.  edeklom  beer  ver- 
sochte  conclusie  geobtineert ,  naevolgende  verscbeyden  articulon 
daer  aff  gemaect  zynde,  ende  dat  totter  compete  van  de  Co. 
Mat.  vuyt  Spaengien. 

Item  binnen  middeter  tijden,  dat  de  hoooheyt  metten  voirs. 
edeldom   ter  oirsaecke   voirs.    deur   veele  scrqven  ende  weder 
seryven  communicatie  gehouden  hebben,  aoe  sjjn  in  Junk»  anno 
Uvi  buyten  Antwerpen  drie  oft  vier  nyeuwe  predicanten  opge- 
staen    vuyt   Vranokryoke,    vnyt    Duytslant  ende  dese  landen, 
die  tot  verscheyden  plaetsen   aldaer  hebben  oipenbaerlijck  be- 
gonat  te  prediken»  als  te  Bourgerhout ,  Mercxem,  op  Kiel  ende 
andere-  plaetseen,  daer   die   ingeeetenen  van  Antwerpen  ende 
andere  omgeaeten  huyaluyden  met  veele  duysenden  gingen  hoe* 
reu  preken,  ende  nae  dat  sulcx  eenen  aeeckeren  tijt  was  gesmet, 
soe    hebben  de  ooopluyden  ende  bourgers  van  Antwerpen  aen 
den    medt  aldaer   versocht,    dat  men  den  predicanten  binnen 
deeer   atadt  wilde  gunnen,    omme  aldair  te  moegen  prediken, 
mer  ia  hen   sulcx  bij  den    raedt    geweygert   geweest;   dairnae 
opten  sx**  Augusti  hebben  die  auditeurs  van  den  predicanten, 
dies  avonts  nae  den  love,  ierst  oneer  liever  vrouwen  beelt  be- 
genat    te  beroven  ende  te  destrueren,   dairnae   hebben  sy  alle 
de  beelden  ende  de  costelycke  altaren  van  silver  ende  ael bas- 
tart  gevroebt,  in  de  voor»,  kereke  ataende,  taamen  vernyelt  ende 
in  atucken  geslagen;  van  gelijeken  hebben  zij  in  andere  kereken 
ende  eloosteren  gedaen ,  ende  nae  dat  sulcx  geaciet  is  geweest, 
aoe   hebben   die  predicanten   sonder .  onteeyt  van  den  raet  van 
Antwerpen  in  de  nyeuw  stadt  oipenbairlijek   begonst  te  predi- 
ken ende  oock  in  sommige  kereken. 

Daer  nae  is  de  prinehe  van  Oraingien  als  gouverneur  ende 
borchgraeff  van  Antwerpen  binnen  'len  voors.  atadt  gecomen, 
ende  omme  alle  oproer,  twist,  commotie  ende  voirder  destruc- 
tie te  vooreomen,  heeft  metten  raet  van  Antwerpen  ende  met- 
ten   predicanten    ende    beuren  aenhanek  een  accorde  gemaect, 


S86 

opten  darden  Septembris,  daer  nae  dut  %y  in  prent  hebben 
koten  vuytgaen,  ende  is  den  voors,  sectaristen  akdoen  toege- 
laten, dat  se  souden  mogen  tymmeren  in  den  yeuwe  stadt  ende 
ep  andere  plaetssen  binnen  der  voors.  stadt ,  zeeeker  kajiev, 
dair  sy  in  souden  mogen  prediken  ende  heue  oeremonieo 
honden ,  sonder  misdoen ,  tertijt  toe  de  Co.  Mat.  oft  de  ge- 
meyne  staten  van  den  lande  sonde  andere  geordineert  heb- 
ben, deur  wekke  tollenntie  verseeyden  predicantcn  ak  oqb- 
fessionisten ,  calvinisten,  mennonieten  ende  andere  aeotarissep, 
binnen  ende  buyten  der  voors.  stadt  prediken  ende  converseren, 
tot  grooten  verdriet,  achterdeel  ende  soade  van  den  gemeynai 
lande. 

Item  omme  onse  stadt,  ooek  van  heuren  oneyndolqcke  stade 
ende  verlies  van  henren  loffeljjcke  name  ende  heerhjcke  fame,  dair 
sy  deur  dese  voors.  seotarissen  in  is  geoomen,  eea  wenioh  te 
verhalen  ende  te  scrqven,  soe  is  te  weten,  dat  des  aondaeghi 
voor  sinte  Marien  Magdaienen  daeh,  wesende  den  £1.  Jnhj 
anno  1566.  voors.,  heeft  een  vreemt  predikant,  genoemt  Oor- 
neKe  van  Dieet,  begonst  te  predicken  in  't  Boe-velt  op  ten  beo- 
gen Camp,  by  de  Boaoher-sloot ,  daer  vele  bourgera  vanden 
Bossche,  van  Goreum,  Hnesden,  Bommel  ende  van  allen  ees- 
ten rjjn  comen  hooren  prediken ,  welke  predicatk  hy  op  alk 
sondagen  ende  heyiieh-dagben  daar  nae  heeft  geoontinueert, 
des  morgens  ende  des  afternoens,  ende  de  predkatie  vuytwe* 
«ende,  hebben  de  predicant  met  vi  of  vq  bussen  inder  sehuy- 
ten  geleyt  ende  met  hem  gevaren  tot  Uedel,  dair  hy  by  deB 
pastor  was  gelogiert,  welcke  pastor  wel  een  jaer  oft  meer  ts 
voorene ,  tegen  de  Rootnsche  Kercke  ende  haer  doctrinen  en  ce- 
remoniën hadde  gepreet,  dair  onse  bourgere  met  x  a  xg  ofte 
meer  scuyten  alle  sondagen  heenen  voeren  om  hem  te  hooren 
prediken,  daer  deur  onse  bourgers  seer  geinfeoteert  wkfdea. 
Ende  omme  de  predkatie  van  den  voors.  Cornelis  te  besetien, 
soo  heeft  onse  scfaonteth,  heer  Jaeob  van  Brucht,  ridder,  aaa 
dese  stadt  versoefat,  datmen  hem  vnyt  elcke  scntterjje  een  W 
mannen  doen  soude,   om   de  predicatie  te  beletten  ende  den 


287 

predieant  te  verjaghen ,  ofte  vangen ,  mer  is  hem  sulcx  by  den 

dorden  lede  geweygert,   seggende,   dat   de   scouteth  met  den 

bisschop  ende  geestehj'ckheyt,  met  de  ghene  die  hem  ingehaelt 

hadden,  den  predicant  verjagen  oft  vangen  soude,  het  en  wair 

heure  werck  nyet  snlcx  te  doen,  ende  dat  af-geslagen  zijode, 

hebben  de  twee  eerste  leden  versocht,   dat  een  yegelqck,  die 

dair  ginek  hooren  predicken,  verbeuren  soude  see  gulden;  mer 

is  haer  sulcx  oyck  af-geslagen  geweest,  alsoo  dat  een  yegelijck 

willende  den  predicant  hooren  predicken,  dair  nae  heeft  vrye- 

lijcken  ghehoort,  sonder  eenige  op- sprake  oft  calengiering.  Ende 

heeft  die  predicant  aldair  in  't  velt  kynderen  gedopt.    Item  op 

Lanrenty  Martyris  dach  heeft  de  voors.  predicant  hem  verstout 

ende  heeft  begonst  te  predicken  doon  by  de  stadt  opte  Deuthe- 

ren ,   ende  nae  den   sermoen  hebben  hem  sijn  auditeurs  deur 

St.  Jans  poorte  geleyt  met  veel  gescute,  ende  deur  de  Postel* 

strate  hem  ghebrocht  opten  Vuchteren-dijck  ten  huyse  Diericx 

van  Tiel,  staende  dren  by  de  Vuchter-poorte.    Ende  des  son- 

daegs  daer  nae,  den  18.  August i,  hebben  twee  predlcanten  opte 

Deateren  geprect,  en  hebben  heur  auditeurs  heure  predicanten 

wederomme   met  gescut  in  de  voors.  stadt  ten  voors.  huyse 

geleyt. 

Item  deer  na,  den  32.  August i,  ontrent  den  avont,  zijn  in  9t. 
Jans  kercke  vergadert  geweest  verscheyden  sectarissen  ende 
qtutetdoenders ,  ende  hebben  voor  den  oxael  ghesongen  eenen 
pealm,  ende  dat  gedaen  wesende,  hebben  begonst  de  autaren 
te  breken  ende  de  beelden  af  te  werpen  ende  in  stucken  te 
aken,  tot  ontrent  x  uren,  dat  de  scutters  binnen  de  stadt  de 
voors.  quaetdoenders  hebben  vuyt-gejaegbt. 

Item  des  anderen  daeghs,  den  23.  Augusti,  heeft  men  de 
kercke  voors.  toe  gehouden,  datmen  egheenen  dienst  en  heeft 
gedaeii,  ende  heeft  als  doen  dese  stadt  heure  privilegiën  ende 
secreten,  de  kerck^meeetera ,  de  bruersehappen  van  ons  L.  Vrouw 
Made  andere  autaer-meesters  ende  capittularissen ,  haer  brieven , 
ornamenten  ende  cleynodien  vnytter  kercken  gehaelt  ende  ge- 
ruert,  ende  hebben  de  scuts  de  denre  vande  kercken  bewaert, 


288 


ter  tyt  toe  sulcx  gbedaen  ende  geruymt  was,  ende  dalgedaea 
wetende  s  jn  die  scutters  van  de  keroken  getogen  ekk  aae  hnjs, 
ende  hebben  de  kercke  laten  open  staen,  ende  is  het  gemejn 
rolok  met  groote  menichte  als  doen  inder  kercke  ghelopea  code 
hebben  alle  d'outaren ,  beelden,  het  metael-werck,  dat  rontonae 
buyten  ende  binnen  't  hoge  choor  stonty  al  vernyelt  ende  n 
stncken  geslaghen,  vuyt-genomen  den  metalen  Moyses  esde 
David  midden  in  den  chore  staende,  alsoo  datter  niet  es 
autair  metten  ciraten  geheel  is  en  bieren,  vuyt-genomen  da 
chore  van'  onse  L.  Vrouwe ,  dat  Dominions  Beyens ,  reoto. 
van  onse  L.  Vrouw  met  aes  soldaten  gehouwen  heeft,  dater 
egheenen  scade  en  gescieden  tot  op  ten  26.  Augusti  toe,  ab 
doen  hebben  de  seotarissen  alsulcken  commotie  op-gheroert, 
dat  nyet  veel  en  scilde  de  bourghers  ende  de  heeren  soada 
malcanderen  geslagen  hebben.  Ende  des  anderen  daegha  das 
nae,  hebbe  ick  met  sommige  van  de  broers,  omme  alle  com- 
motie te  verhoeden,  het  outaer  van  onse  L.  Vrouw  aff  latea 
nemen  ende  de  beelden  rontomme  de  pileexnen  vander  oapeUe 
staende,  af- gewonnen  ende  ewech  doen  voeren  metten  ne* 
tael-werck  int  voors.  choore  staende.  Ende  hebben  als  does 
de  nyeuwe  religie  met  heure  adherenten  de  voors.  kook 
van  alle  beelden  ende  andere  ciraten  datter  over-bleten  w», 
voorts  vernyelt  ende  in  stncken  geslagen,  vuyt-genomen  dtf 
preeck-stoel ,  het  spel  van  den  ordel,  het  groot  organe  csfc 
de  vunte. 

Ende  nae  dyen  sy  de  voors.  sint  Jans  kereke  op  den  xxij. 
Augusti  hadden  gespoiieert  ende  vernyelt,  soe  sijn  sy  opta 
selven  dach  in  de  cloosters,  te  weten:  op  de  Baselers,  Ma»* 
broeders,  Prekers,  Cruys-bruederen ,  Bogariten,  ende  ia  de 
Vrouwe-cloosteren ,  bynnen  ende  buyten  deseratedt,  rontoautf 
geloopen  als  wuende  honden,  ende  hebben  insgeujex  de  k» 
ken  ende  de  cloosteren  binnen  seer  jaramerujeke  verdestraeert» 
berooft  ende  vernyelt,  alle  autaren,  beelden,  secreten  ende  il 
wat  se  vonden  berooft  ende  gestolen,  ende  hebben  in  den  naatt 
de  poorten   ende  mueren  vande  Mionebruederen  kerk-hof  te» 


289 


de  merckt  aff*gebroken  ende  aff*geworpen,  ettde  hebben  die 
Vrouwe-cloosteren  rontomme  open  geset ,  dat  een  yegelijck  dair 
vuyt  mochte  gaen  dyen  't  beliefden,  gelijck  ock  vele  susteren, 
geprofessijt  ende  ongeprofessijt ,  hebben  gedaen. 

Daer  nae  op  Bartholomei  apostel  dach  ende  sondaechs  daer 
nae,  wesende  den  24.  ende  25.  Augusti,  heeft  de  voors.  Gor- 
netis  van  Dieet,  predicant,  gepreet  in  stnt  Jans  kercke,  ende 
heeft  de  misse  des  autaers  acandeloselgcken  van  etuck  tot  stuck 
vuyt-geleoht,  gelQckende  deselve  by  e^n  apen  of  guchelspel, 
ende  by  eenen  qoaoksalver,  die  salve  te  coope  beeft  voor  alle 
gebreken,  met  meer  andere  abominabele  ende  ignominieüse 
woorden,  die  hy  op  te  misse  voort-stellende  was,  ende  heeft 
als  doen  voor  den  predickstoel  twee  of  drie  kinderen  ghedoopt. 
Ende  daer  nae  hebben  versebeyden  predieanten  gepreeckt  in 
sinte  Jacobs,  sinte  Peeters  ende  sinte  Cornelis,  ende  noch  da- 
gelycx  ter  weecke  tweemael  in  de  voors.  capellen  prekende  zijn, 
ende  in  sint  Annen  capelle  hoer  avont  ende  morgen  collatie 
alle  daigen  doende  zjjn,  ende  daer  sy  oyök  huere  kynderen 
doopen  ende  trouwen. 

Item  den  tweeden  Septembris  anno  66.  heeft  men  alhier 
binnen  den  Bossche  een  placcaet  fan  den  hove  ter  peyen  aff- 
gepubliceert,  dat  men  alle  kerck-rovers,  pilgierden  ende  de- 
strneerders  «al  moeten  straffen  metter  oorden  aen  de  galge,  en 
die  se  doot  slaet  en  solde  daer  af  nyet  gestraft,  mer  vry  ende 
quijt  van  den  soenen  gehouden  worden ,  ende  eest  dat  dye  ge- 
mente  oft  dye  heeren  dye  nyet  en  straffen  oft  helpen  straffen, 
op  privatie  van  haire  prevelegien,  naerder  blijckende  by  densel- 
ven placcate,  daer  aff  copye  autentyc  staet  gescreven  in  'tboeck 
van  accorde  onder  de  clercken  deser  stadt  berustende. 

Item  van  den  xxij.  Augusti  totten  xi.  Septembris  daer  nae 
en  heeft  men  in  sint  Jans  kercke,  noch  in  cloosters,  egheen 
missen,  predtcatien  oft  diensten  gedaen,  dan  zijn  die  al  geslo- 
ten gebleven  tot  op  den  xi.  Septembris,  als  doen  heeft  men 
's  morgens  in  sint  Jans  kerke  een  sermoen  gedaen  ende  in  ons 
lieve  vrouwe  choore  een  solemnele  singende  misse  gedaen,   de 


MO 

domina,  ende  heeft  men  dair  na  in  de  voois,  kercke  ende  doos» 
teren  mine  ende  sermonen  wederomme  ghedaen  totten  x.  Oe- 
tobris daer  nae. 

Item  op  den  zx.  Septembris  voors.  heeft  deee  stadt  mat  ae» 
oorde  tan  de  drie  leden  ter  peyen  af  doen  pSblioeeren,  on 
voortaen  eendraohtelqcdi  met  maloanderen  te  leven,  dat  die  va 
de  anwer  religie,  noch  van  de  nyeawer  religie,  mafoandereaa 
beuren  afiairen  ende  diensten  nyet  en  sollen  mogen  mei  «on» 
den  oft  met  werken  mieseggen  oft  misdoen,  op  arbitrale  cor- 
rectie, noch  eenige  quade  tydingen  voort-seggen  oft  onds 
't  volck  te  saeyen,  ten  wair  een  ygelyck  aynen  segger  coatte 
genoemen. 

Item  op  den  ix.  Oetobris  daer  nae»  is  onder  4en  aeetarissai 
een  nyenwe  oommotie  op*ghestaen ,  deurdyen  dat  sy  eeeghdes, 
dat  mr.  Dirck  Noppen  ende  mr.  Claes  van  der  Stegen,  rata 
?an  Brabant,  een  heyjnelijcke  inquisitie  in  de  stadt  wilden  bres- 
gen,  mits  dyen  sy  ondersueoken  wilden,  wie  van  den  nyeowei 
ende  wie  van  de  anwer  religie  was ,  ende  welcke  partje  dat 
een  yegelgcken  sustineren  wilden,  duer  weloke  commotie  des 
anderen  daeghs  den  x.  Oetobris  dese  stadt  ter  pyen  af  dede 
publioeeren,  dat  niemandt  van  d'een  of  d'ander  religie  sondes 
malkanderen  misseggen  oft  misdoen  als  voeren,  ende  dat  nye* 
mant  bem  vervoirderen  en  soude  eenige  cloosteren,  godtahsy- 
sen  oft  kercken  te  spoiieren,  beroven  oft  destrueren  op  ¥jfr 
straffinge,  ende  souden  de  dekens,  gbeswoorens  ende  via 
schutterijen  beholpeLjjok  wesen  om  denselven  quaetdoendcrs  ta 
helpen  straffen ,  ende  als  't  voors.  edict  gelesen  was,  soo  riepen 
de  qusetdoenders  in  versmadinghe  van  't  voors,  edict,  ju,  ja* 

Op  den  x.  Oetobris  voors.  des  avonts  ontrent  vijff  oren,  s^p 
de  voors.  sectarissen  wederomme  in  't  Baselere  dooater 
gebroken,  ende  de  hoeren,  scoutet  ende  schepenen,  met 
mighe  scutters  dat  hoorende,  zyn  al  gewapent  gbetrockes  nat 
den  voors.  clooster  om  voorder  spade  te  beletten,  ende  over 
sinte  Jacobs  kerok-hof  treckende,  hebben  aklair  gevonden  eeaa^ 
grooten   hoop   van  de  sectarissen  ende  quaedtdoendera,    eaa* 


391 

oneen  seouteth  met  aommigbe  acepenen  ende  raeterheefen,  ende 
heer  dienairs  over  den  roester  van  den  rooit,  kerckfeoff  treo* 
kende  ende  na  den  Baselers  loopende.,  hebben  gberoepen :  slaet 
doot,   met  latende  los  drie  oft  vier  sinck-roercn ,  so  hebben 
die  voora.  aectarissen  hen  terstont  aen-gavallen  ende  den  die* 
naars  Tan  den  seouteth  ter  erden  geworpen,   geslagen  ende 
hner  geweer  genomen,  ende  syn  de  seouteth,   scepenen  ende 
raets-heeren ,  die  by  hem  waren,  t'samen  geweken  in  't  voora. 
elooster,  ende  aldair  aynde  sijn  sy  alsoo  bed  re  na  pt  van  de  sec* 
tarissen,   in  't  elooster  zijnde,   dat  sy  t'samen  mosten  wijdeen 
alter  deur  den  bogart,  deur  den  doren  hegge,    over  d' water 
op  de  walle  van  de  stads  mneren,   ende  soe  een  yegehjek  tot 
beuren   huyse  geweken,    ende  terwijlen  dat  die  seouteth  met- 
ten genen  die  by  hem  waeren  over  den  rooster  nae  den  oloee* 
ter  liepen,  soo  zijn  die  andere  raets-heeren ,  dekens  ende  scuto 
ters  voor  den  rooster  geaent  geweest,  dat  se  de  andere  niet  ter 
hulp  en  coaten  genomen,  ende  sy  solex  diende,  sijn  wederom 
teragge  getogen  nae  aint  Jacoba-atraet  om  nae  huys  te  trecken, 
ende   hebben  in  't  affwjjcken  soromighe  ^cutters  oock  haer  ge* 
weer    genomen   ende   den   raeta-heeren  metten  geawooren  seer 
smadeiqeken  ende  scandeleusehjcken  naegeroepen  ende  oyck  vi- 
olentelijcken  vervolght ;  mer  niemant   van   d'eenre  oft  d'ander 
zgden  en  is  doot   gebleven,    dan   sommige   dienaers   van  deu 
acouteth  wjn  wat  geqnetst  geweest. 

Deur  welcke  victorie  zqn  de  sectarissen  mei  beuren  aenhanck 
seer  veraterct  geweest,  ende  hebben  't  voora.  Baselers  olooster 
ala  doen  t'samen  vernielt,  van  glasen,  vensteren,  deuren  ende 
ailet  hout*werck  datter  binnen  het  olooster  atont,  ende  hebben 
t'samen  gepilgeert  ende  berooft,  datter  niet  en  is  blijven  staen 
dan  de  bloote  mneren  ende  daok.  Dairnae  sijn  die  voor*,  sec- 
tariaeen  t'samen  Vergadert  op  de  merot  ende  hebben  die  in* 
genomen  ende  beweert,  alsoo  datter  deur  de  geheel  stadt  egeen 
wachten  en  wairden  gestelt,  ende  hebben  als  doen  malcande- 
xen  op  den  merekt  eenen  eedt  gedaen ,  gehoU  ende  getrou  te 
weeën,    om  allen  de  cloosteren  binnen  de  voors.  stadt  t'samen 


8J>* 


te  vernielen  ende  monnioken  ende  nonnen  rnjt  te  jagen,  be- 
houdekjek  dat  te  dyen  nacht  in  egheen  vrouwen-cloosters  ii- 
breken  en  souden ,  ende  zijn  eenen  grooten  hoop  op  de  merci 
gebleven,  die  de  merct  beweerden,  ende  d'ander  menichte  sjjo 
geloopen  na  den  prekers,  minne-bruers  ende  ander  mana-ckot- 
teren,  ende  hebben  den  nacht  anders  niet  gedaen  dan  destroe- 
ren,  roven,  steelen  ende  vernielen,  datter  binnen  de  dosten 
nyet  heel  en  k  gebleven  dan  alleen  de  bloote  mueren  en  het 
daek ,  jae  datse  de  organen  oyck  nyet  geepaert  en  hebben,  das 
geheel  en  al  vernielt. 

Item  des  anderen  daigs  sqn  ey  in  de  vrouwe-eloosten  oyck 
geloopen  ende  hebbent  aldaer  oyck  al  vernyelt,  berooft  ende  a 
stncken  geslagen  datse  vonden  >  ende  in  sint  Jans  kercke  s$d 
ij  oyck  in  den  voors.  nacht  met  gewelt  ingebroken,  ende  heb- 
ben in  onse  lieve  vtoowe  chore  de  organen  t'samen  in  stneken 
geslagen,  gestolen  ende  vernyeH,  met  allen  de  sittens  ende 
hontwerek  in  d'organe  staende,  ende  de  sit-plaetse  beoefen  den 
autair  ende  de  sit-banoken  rontomme  't  chore  staende,  met  twee 
metalen  lessenaren  te  midden  in  den  chore  staende,  dair  de 
sangers  ende  inthoneerders  haer  boeken  op  leeghden,  ende 
noch  sommige  pilaerkens  in  stucken  geslaghen ,  staende  in  des 
metalen  thuyn  aen  de  trou-deure,  van  gelqcken  hebben  sy  het 
oxale  boven  't  middelste  vuytsteck  in  stucken  geslagen,  met 
alle  't  gestoelte  in  den  hooghe  chore  staende,  ende  den  autaer- 
steen  rontomme  de  canten  af-geslagen ,  geleek  sy  oyck  in  onse 
lieve  vrouwen  chore  gedaen  hebben,  noch  hebben  sy  hetcroy» 
oifix  op  d'oxael  staende  van  boven  van  den  thoren  afgeworpen 
ende  verbrant,  ende  de  metalen  vunte  ia  drie  stncken  geslagen 
ende  ter  erden  geworpen. 

Dair  nae  syn  sy  geloopen  in  de  buyten  cloosteren ,  als  te 
Cathuysers,  sint  Annenborch,  Eyckendonck,  Can water,  ende 
hebben  aldair  van  gelijcken  pilgeringe,  berovinge  ende  desine» 
tie  gedaen ,  ende  heeft  dese  destructie  ende  rovinge  gediteit  tot 
op  den  zv.  October  toe,  sonder  cesseren,  als  doen  qjn  by  de 
stadt  rontomme  in  de  voors.  binnen  cloosteren  wachten  ghefeegi 


293 


anders   souden  sy  de  voors.  cloosteren  tot  in  den  gront  affge- 
worpen  hebben. 

Item  op  den  xvi.  October  hebben  de  heeren  schepenen ,  raidts- 
mannen,  dekenen  van  de  ambachten,  de  honderste  mannen  met- 
ten leech-luyden ,  malkanderen  by  eede  besworen  ende  belooft, 
de  bourgers  ende  geestelycken ,  van  allen  overlast  die  hen  sou- 
den overcomen,  aen  beu  re  personen  ende  heure  guederen,  met- 
ter  daet  by  te  staen  ende  te  helpen  defenderen ,  dair  na  d'am- 
bachten  geroepen  zijnde  om  van  gelycken  eedt  te  doene,   soo 
en  hebben  sy  den  voors.  eedt  deur  ingeven  van  de  voors.  sec- 
tarissen  nyet  willen  doen,  ende  dair  by  voegende  't  meest  en  deel 
van  de  voors.  ambachten,  dat  men  de  gedestrueerde  cloosteren 
ende  godts-huysen  nyet  wederom  me  soude  optimmeren  o  ft  met- 
sen,   noch   egheen   dienst  van  missen  of  ceremoniën  te  doen, 
noch  eeniglie  scellen  oft  bellen  op  der  straten  meer  te  roeren, 
ter  tyt  ende  wijlen  toe  de  staten  van  den  lande  anders  gheor- 
dineert   souden   hebben,  mer  dat  men  de  voors.  cloosters  toe- 
palen  oft  metsen  soude,  ende  dat  van  gelijcken  de  geestehjck- 
heyt  de  borgeren   den    eedt   van   getrouwicheyt  souden  doen; 
dien  achtervolghende  hebben  dye  voors.  ambachten  heure  eeden 
gedaen ;  van  gbelijcken  hebben  de  canonicken  ende  beneficiaten 
inder   stadt   zijnde,   oyck   onder  de  voorgaende  conditien  ende 
restrictien  eedt  ghedaen,  op  den  xviij.  October  na  est-  volgende, 
te  wetene   dat  se  geen    dienste    van    missen  en  souden   doen, 
noch    scellen    oft    bellen   ter  trjt  toe  anders  soude  worden  als 
voor  geordineert. 

Item  op  sinte  Simonis  ende  Jude  dach  des  avonts  zijn  deur 
commissie  van  de  hoocheyt  binnen  deser  stadt  gecomen  heer 
Jan  Sceyff,  ridder  ende  cancellier  van  Brabant,  ende  joncheer 
Joban  van  Merode,  heer  van  Merode,  Perweys  etc,  dat  som- 
mige sectarissen  aen  de  poorten  int  innecomen  gerne  hadden 
belet ,  mer  deur  cloeckheyt  van  de  wachters  ende  sommige  de- 
kens, wesende  mede  van  de  collegie  der  sectarissen,  die  heure 
medecomplioen  verspraken,  zijn  die  voors.  heeren  met  groote 
svraricheyt,  naedyen  zy  wel  een  halff  ure  voor  den  dreyboom 
XI1T.  J.  20 


294 


gewacht  hadden,  innegelatcn  ende  hebben  de  voors.  goede  kee- 
ren  opten  xxx.  October  huer  commissie  opten  rneiboyse  voor 
de  drie  leden  geoepent ,  die  inhoudende  was,  dat  aJlet  tgene  ly 
de  stadt  souden  voorhouden  ende  proponeren ,  dat  wüde  de 
hoocheyt  dat  men  dat  zoude  achtervolgen  ende  naecomen.  Ende 
des  anderen  daeghs  hebben  de  drie  leden  mijnen  heeren  com- 
missarissen voors.  overgelevert  ontrent  xv  oft  xvi  artioulen  int 
gescrifte,  die  zy  geaecordeert  hadden  metten  sectarissen  oa 
alle  twist,  tweedracht  ende  oproer  daer  deur  verboet  te  wer- 
dene, die  onder  d'anderen  inhoudende  wairen,  dat  de  sectaristefl 
zouden  tot  beuren  verdoen  ende  besten  hebben  vier  capella, 
als  st.  Jacop,  sinte  Peeters,  sinte  Cornelis  ende  sint  Anoea 
capelle ,  dair  toe  sy  souden  mogen  houden  vier  predieanten  om 
hem  te  prediken  ende  heure  kynderen  te  doopen,  te  trouvei, 
dooden  te  begraven  ende  heure  ceremoniën  te  mogen  doen  son- 
der  hecalengieren,  ende  daerenboven  alle  voorgaende  misdaet 
vergheven  te  worden,  welcke  articulen  de  commissarissen  ver- 
clairden  in  heure  macht  nyet  te  zijne  te  accorderen  sonder  ad- 
vys  ende  believen  van  de  hoocheyt,  ende  sijn  alsoe  dicaende 
hoocheyt  overgesonden ,  om  by  hoer  deselve  geaecordeert  ende 
geconfirmeert  te  wordene. 

Dairnae  opten  xxiij.  dach  Novembris  hebben  de  voors.  com- 
missarissen voir  den  drie  leden  rapport  gedaen  van  den  advyse 
by  de  hoocheyt  opte  voirs.  articulen  gedaen,  dat  inhoudende 
was,  dat  thoff  metten  heeren  van  den  oirden  de  voirs.  artieukti 
tsamen  affsloegen,  ende  dat  dese  stadt  haer  soude  yuegen  ende 
scicken,  om  de  nyeuwe  predieanten  vuyter  stadt  te  doen  gaeo 
ende  datse  oyck  op  egheene  geestelijcke  plaetsen  noch  in  der 
stadt  meer  prediken  oft  sermonen  doen  souden,  ende  dat  dese 
stadt  heur  reguleren  soude  gelijck  Lueven,  Bruesael  ende  meei 
steden  deeden,  welcke  rapport  de  sectarissen  zeer  qualijekea 
namen  ende  brochten  onder  malcanderen  weder  nyeuwe  rumoe- 
ren, hen  avancerende,  dat  indien  de  predieanten  vuyter  stadt 
mosten  gaen,  soe  souden  zy  allen  de  papen  met  beuren  aea- 
hanck  vuyter  stadt  jagen  ende  van  beuren  gueden  beroven,  met 


295 


meer  ander  dreygementen,  die  se  voorstellende  wairen,  ende  de 
drie  leden  zulcx  versteende,  ende  omme  voirdere  oproeren  ende 
seditie  te  scouwen,  hebben  hen  getieoordiert  twee  kercken  als 
sint  Jacops  ende  at.  Annen  capelle,  met  twee  predieanten,  die 
in  de  voirs.  oapellen  heare  ceremoniën  ende  predieatien  honden 
zonden,  sonder  voirdere  capellen  in  te  itemene,  ende  dit  al  op 
welbehagen  ende  believen  van  de  hoocheyt,  ende  voirder  nyet. 
Item  op  Andree  apostele,  den  lesten  Novembris,  heeft  men 
wederomme  in  st.  Jans  kercke,  st.  Thonis,  st.  Joris  ende  Bar- 
baren capellen  begonst  te  prediken,  ende  op  korsdach  heeft 
men  twee  singende  missen  in  den  hoogen  choore  van  sint  Jans 
kercke  gedaen,  ende  de  predieatien  ende  missen  gecontinueert 
totten  eynde  van  de  dominatie  der  sectariasen  toe,  hoewel  sy 
dickwils  hem  hebben  geavanceert  de  voors.  missen  mette  pre- 
dieatien te  beletten,  ende  de  papen  met  beuren  aenbanck  vuy- 
ter  stadt  te  verdrijven,  oft  op  eender  nacht  te  vermoirden. 

Item  opten  vij.  Deoembris  hebben  de  voirs.  sectariasen  bin- 
nen deser  stadt,  die  men  noempt  gueden,  den  drie  leden  ge- 
presenteert  een  requeste,  om  die  byder  stadt  te  hove  over  te 
zeynden  aen  de  hoocheyt,  inhoudende  dat  de  hoocheyt  believen 
wilde  den  voirs.  sectarissen  toetelaten  in  de  voirs.  stadt  heure 
predieanten  te  honden,  te  predicken  en  heure  ceremoniën  te 
hondene  in  de  voirs.  vier  capellen,  zy  presenteerden  in  dyen 
gevalle  tot  behoef  van  de  Co.  Mat.  op  te  brengen  met  heure 
adherenten  xxx  tonnen  gondts,  ende  waeren  die  nyet  genoeoh 
zy  presenteerden  daarenboven  noch  lx  tonnen  goudts  tot  be- 
hoeff  van  de  Mat.  optebrengen,  welcke  requeste  zy  den  Co. 
Mat.  badden  oyok  doen  presenteren ,  soo  sy  seeghden,  in  Spaen- 
gien  ende  aen  de  hoocheyt,  die  deselve  requeste  metter  presen- 
tatien  tsamen  hadden  aügeslagen,  ende  heeft  de  voors.  requeste 
ooderteeckent  voir  hem  ende  zyne  mede  sectarissen  Claess  Her- 
mans die  Leeuwe ,  in  presentie  van  de  drie  leden  deser  stadt  t 
ten  bqwesen  van  xij  oft  xv  van  zyne  mede  complicen,  die  voors. 
requeste  mede  presenteerden  voer  hem  ende  huer  mede  condor* 
ten  te  ondertekenen ,  waerop  de  drie  leden  ter  antwoirdt  gaven 

20* 


290 


dat  hen  werck  nyet  en  was,  nochten  stont  hen  nyet  te  doeuc 
omme  de  voirs.  requcstc  der  hoocheyt  te  presenteren,  mer  io- 
dyen  zy  de  voors.  tonnen  goudts  wisten  te  f  o  meren,  dat  iy  op 
hueren  eygen  name  de  voors.  presentacie  der  hoocheyt  dedc, 
want  de  stadt  egheen  macht  en  hadde  roe  veele  gelts  op  (e 
brengen,  noch  daerinne  te  contribueren. 

Item  opten  xiig.  Decerabris  hebben  de  heeren  geepenen  ia 
heuren  eygen  name  mijnen  heeren  den  cancellier  ende  Merode 
een  mneltijt  opter  gaffelen  gesconcken,  ende  ten  aelven  tijde 
des  afternoens  hebben  de  seetarissen  den  scouteth  van  Helmoat, 
genoerapt  mr.  Joost  van  den  Berge,  opter  gaffele,  alwaer  hj 
was  geweken ,  vervolght  om  doot  te  slaen ,  maer  hy  is  van  de 
gaffelen  deur  d*oude  raethuys  versteken  geweest,  ende  hebben 
hem  de  seetarissen  vervolght  in  de  Hinthamerstraet  in  eet 
ganexken,  aft  er  de  Croon,  daer  sy  nae  hem  staken  ende  nae 
hem  met  eenen  yseren  doot  wierpen ,  mer  nyet  en  raceten, 
deur  oirsaeeke  dat  hy  tot  Helmont,  eenen  boeckvercooper  die 
aldaer  wilde  prediken,  ende  was  de  bastertsoene  van  Peeter 
Mathijs  Stooters,  zoo  men  seeghde,  ende  noch  eenen  honger 
tot  Helmont,  die  hem  assistentie  dede,  hadde  gevangen,  wdeke 
twee  personnen  de  drossaet  van  Brabant ,  deur  beveel  van  de 
gouvernante  naemaels  vuyt  Helmont  haelde  ende  by  Postel  aes 
eenen  boom  hinck. 

Item  de  seetarissen  hebben  afler  rugge  mijnen  heeren  des 
cancellier  ende  Merode  veele  aifdragende  woorden  naegeseegkt, 
dat  se  anders  nyet  en  deden ,  dan  alhier  met  buyssere  opter 
stadt  coat  e  te  dorainerea  ende  alle  daige  goede  chiere  maieteD. 
met  meer  ander  woirden,  dwetck  sy  vnytsloegen,  opdat  sy  de 
goede  heeren  quijt  souden  wesen;  ende  de  voirs.  heeren  znlcx 
verstaen  hebbende,  hebben  opten  lesten  Decerabris  aen  de  stadt 
in  heuren  drien  leden  oirloff  genomen  om  nae  Bruessel  te  wy- 
sen,  seggende,  dat  sy  opter  stadt  cost  nyet  en  terden,  nota 
alhier  en  quamen,  maer  opten  coste  van  de  Co.  Mat.  die  hes 
alhier  gesooden  hadde,  om  dese  stadt  in  goeder  ordinaat» 
ende  endrachticheyt  te  stellen,   ende  de  drie  leden  snfcx  koe- 


297 

rende  hebben  ben  geexcuseert,  seggende  dut  sy  van  den  voirs. 
vvoirden  uyet  en  wisten  noch  by  hen  sulex  nyet  gedaen  eu  was, 
ende  baden  den  heeren  voors.  dat  zy  noch  binnen  deser  stadt 
wilde  blijven  tol  dat  zy  mette  gouvernante  een  accorde  ende 
peyse  gemaiot  hadden,  dwelck  zy  gedaen  hebben. 

Item  opten  xxiiij.  Januari)  syu  de  sectarissen  metter  stadt, 
by  tussen  spreken  van  mijnen  heeren  den  cancellier  ende  Mé- 
rode  geaccordeert,  dat  sy  buyten  sint  Janspoorte  zoude  preken, 
ende  omme  de  hoocheyt  noch  te  believen,  souden  sy  ende  wai- 
ren  gedelibereert  alle  de  nyeuwe  predicanten  te  verlaten  ende 
vuyter  stadt  te  doen  gaen,  dat  niyo  heer  de  cancellier  hadde 
geaccepteert,  seggende:  ingevalle  zy  sulex  wilden  achtervolgen 
sou  soude  hy  aen  de  hoocheyt  solliciteren,  dat  dese  stadt  noch 
de  Meyerye  roet  egheenen  ruyter,  knechten  oft  belech  belast  eu 
sonde  worden. 

Item  in  al  dusdanigen  tractaet  staende,  soo  heeft  Charles  de 
Brimeau,  grave  tot  Megen  ende  capiteyn  van  x  vendelen  knech* 
ten,  aen  dese  stadt  eenen  brieff  van  sijnder  hant  gesonden,  op- 
ten  xi.  February,  zijnde  vaslelavontdach,  om  by  hem  tot  Oia- 
terwyek ,  dair  hy  met  z\jo  knechten  lach ,  gedeputeerde  van  de 
stadt  te  zeynden,  dyen  by  den  laste  ende  beveel  van  den  hove 
zoude  te  kennen  geven ;  ende  van  der  stadt  wegen  by  hem  ge- 
souden,  den  xij.  February,  mr.  Goyart  LorabarU,  soepen,  Hen- 
riek  van  Eynhouts,  geswooren,  Jan  van  Liebergen,  raetsman, 
mr.  Roeloff  Laeckeman,  pensionaris,  Jan  Otten,  deken  van  de 
cremers,  ende  Jan  Wülemss,  deken  van  de  coerencoopers,  ende 
heeft  de  greve  alsdoen  hen  gepresenteert  een  besloten  brieve 
by  die  gouvernante  oudeiteeckent,  in  date  den  xxviij.  January 
anno  lxvi,  inhoudende  dat  de  greve  voors.  met  ziju  regimenteu 
van  x  vendelen  knechten  binnen  den  Bossche  zoude  trecken  in 
garnieoen  om  de  stadt  tot  behoeft  van  de  Co.  Mat.  te  bewairen 
ende  de  stadt  tegen  alle  oproer  te  bescudden  Qüde  voirts  iu 
goeder  ordinantie  te  houden  etc.  Ende  dese  brieven  by  den 
drie  leden  geoepeut  ende  gele&eu  wesende,  hebben  de  sectaris- 
sen    hen   opte   nierct  iu  hair  vvapeueu  gegeven  ende  een  groot 


298 


oproer  gemaict,  eode  hebben  de  poirteu  rontotnme  beset  ende 
bewaict,  ende  de  mueren,  datter  nyemandt  van  de  boorgen  roe* 
lijff  oft  goet  vuyt  en  mochte  gaen ,  nyettegenataende  dat  mm- 
mige  seepenen  zelver  aen  de  poorten  quamen  ende  consenteer- 
den,  dat  men  sommige  boargers  zoude  laeten  passeren,  aboe 
dat  ij  dyen  gebeelen  nacht  over  eyndt  zijn  geweest  ende  roat- 
omme  gewaict,  gelijck  zy  in  veele  nachten  dair  te  voorens  oyck 
gewaict  hadden. 

Item  opten  xiq.  February  des  smorgens,  is  de  grevc  van 
Megen  met  zijn  x  vendelen  knechts  tot  Vncht  ootnen  tiggea, 
hebbende  aldair  vry  lijn  opgeslagen ,  ende  de  sectariasen  dst 
hoirende,  hebben  zy  de  merct  met  benre  irapenen  wederoan» 
ingenomen  ontrent  v  of  vic  sterek,  ende  hebben  dickwils  xi  dkk 
omt  gewanthuys  get rocken,  ende  versoeht  aladoen  aen  de  stadt, 
dat  men  gelijckerhant  een  en  eedt  soude  doen  den  grave  vn 
Megen  met  sijn  volcks  vnyter  stadt  te  honden,  ende  tegen  alk 
vianden  die  dese  stadt  in  wilde  nemen  te  beseudden ,  ende  die 
stadt  te  bewaren  tot  behoeff  des  conicx  ende  tgescot  opte  ves- 
ten te  stellen,  met  meer  andere  articnlen,  ende  de  drie  kdea 
dese  articulen  gehoort  ende  hen  voorgehouden  zijnde,  hebbei 
allen  de  articulen  om  voirder  seditie  ende  oproer  te  soomren 
hen  geeonsenteert  ende  malcanderen  gelooft  by  te  ataene. 

Item  opten  xiirj.  February  zijn  wederomme  gedeputeerden 
van  de  stadt  gescict  tot  Vocht  aen  den  voirs.  greve  om  ant- 
woirdt  opte  voirs.  brieven  te  brengen,  dat  onder  d'andere  ia- 
houdende  was,  dat  de  gouvernante  aen  mijnen  heer  den  caneeW 
lier  hadde  gescreven  den  viij.  February,  wesende  elff  dagea, 
gescreven  nae  date  van  de  brieven  by  den  grave  der  stadt 
gepresenteert ,  dat  zy  hadde  verstaen  dat  de  saecken  van  dea 
Bossche  op  eenen  goeden  voet  stonden,  ende  dat  de  sectaiissei 
heure  predicanten  qnyt  souden  maecken,  dat  alsoe  de  voos. 
heer  cancellier  de  voirs.  zaecken  voirderen  sonde  om  de  stadt  'm 
goeder  ordinantie  ende  pacificatie  te  stellen,  allet  dwekk  de 
cancellier  den  bourgers  voirgehouden  hadde,  ende  dat  zy  de  he- 
velen van  den  hove  wilden  achtervolgen,  hy  belooffden  hen  dat 


299 

üe  stadt,  noch  heure  Meyerye  met  egheen  ruyteren  oft  knech- 
ten en  sonde  belast  worden ,  gelyck  hy  oyck  te  voirens  belooft 
hadde,  van  welcke  briefen  ende  tractaet  als  voir  gemaect,  de 
cancellier  den  grave  van  Megen  heeft  gesoreven  ende  geadver- 
teert,  dair  hy  mijnen  heer  den  cancellier  op  heeft  by  gescrifte 
geantwoirdt,  dat  hem  leet  waa  dat  hy  2\jn  beveel  den  cancel- 
lier yerst  nyet  en  hadde  gescreven,  mer  dat  hy  sijn  negotiatie 
ende  affaireu  doen  soude,  hy  soude  van  gel  ij  eken  zijn  affaireu 
ende  negotiatie  doen  etc. 

Item  opten  xv.  Febrnary  heeft  de  greve  voirs.  aen  de  voirs. 
stadt  antwoirdt  in  gescrifte  gesonden  opte  voirs.  brieven,  dat 
hy  srjn  bevelen  van  den  hove  wilde  achter  volgene  soe  verre  in 
sijnder  maoht  waere,  ende  de  stadt  versteende  heeft  iiijc  sol- 
daten aangenomen,  elck  hondert  een  vendelin,  dair  hoopluyden 
sS  zijn  gemaect  Jan  Maess.,  Peter  die  Gruyter,  Willem  Goot 
ende  Henrick  van  Middelair,  ende  opten  xvi.  Febrnary  hebben 
die  hoopluyden  met  heure  soldaten  heuren  eedt  gedaen,  dat  zy 
de  Co.  Mat.  deaer  stadt,  d'oude  ende  nyeuwe  religie  zullen 
▼eirstaen  ende  helpen  defenderen  ende  bewaren  voir  alle  ge- 
welt,  oppressie,  besoadicheyt  ende  ongelyck. 

Dairnae  de  sectarissen  nyet  versact  wesende  mette  voirs. 
iiijc  soldaten,  wilden  hebben  dat  men  elck  vendelin  sierek 
maecken  zoude  met  ijc  soldaten,  maeckende  tsamen  viiijc  sol- 
daten ,  hoewel  sy  in  d'ierste  van  heure  destructien  der  kereken 
ende  cloosteren  nyet  en  wilden  toelaten  dat  men  eenen  soldaet 
aannemen  soude,  dair  naemaels,  opten  xv.  Novembris  anno  lxvi, 
hebben  sy  met  grooter  swaricheyt  toegelaten  datmen  1  soldaten 
aennemen  soude,  die  snachts  opt  raethuys  waecken  ende  de 
wachten  van  de  bourgers  snachts  versuecken  zouden,  welcke 
soldaten  men  batselers  noempde  omdat  zij  alle  dage  vijff  stu- 
vers  hadden  tot  aoudye. 

In  welcke  vujc  soudaten  die  drie  leden  ten  believe  van  de 
voirs.  sectarissen  als  voeren  hebben  geconsenteert,  ende  hebben 
Henrick  van  Eynhouts  ende  Jeronimus  Wijnants  de  voirs.  viyc 
soldaten  in  den  Heyligen  geest  gemonstert  opten  xxv.  ende  xxvi. 


300 


Febroary,  ende  hebben  de  hoopluyden  metten  knechten  den 
eedt  gedaen  als  voeren,  ende  aoe  lange  de  vendelen  vloogeo 
gingen  sy  heur  poirterye  ende  scutscap  enden,  ende  hebben  de 
voire.  soldaten  opten  xxv.  February  begonst  te  waicken  ende 
de  bourgers  en  hebben  nyet  meer  gewaict  dan  alleen  aen  den 
boom  ende  Ortenpoirt,  ende  de  scuts  op  raetfauys  snachts  ende 
daecha  aen  de  Vnchterpoirt  ende  Hintbamerpoirt. 

Item  opten  xvi.  February  heeft  Herman  ss.  Hen  riek  die  Bny- 
ter,  ossenweyer,  onse  mede  poirtere  binnen  dese  stadt  van  den 
Bossche,  ingebracht  eenen  genoemt  Anthonis  van  Bombergea, 
die  opten  zviij.  dach  February  voir  de  drie  leden  heeft  verclaiii 
dat  hy  commissie  hadde  van  den  prince  van  Orangien,  Hoocb- 
atraten  ende  Brederoode,  dese  stadt  te  bewaren  voir  alle  ge- 
walt  ende  ongelijck,  die  de  stadt  sonde  mogen  overcomen, 
mer  en  heeft  de  commissie  nyet  doen  blijeken,  seggende,  dat 
mitsdyen  de  zaicke  acceleratie  hadde  metten  beleen  van  dea 
greve  van  Megen,  soe  en  conste  de  heeren  de  voirs.  brieven 
van  commissie  noch  van  credentie  soe  geringe  doen  expediëren, 
maer  gaven  sy  hem  die  voirs.  oommissie  mondelinge  in  presen- 
tie van  Herman  die  Ruyter  ende  mr.  Gerit  van  Dieperbeeek, 
mer  souden  hem  die  commissie  naczeynden  in  gescrifte  ende 
bezegelt;  ende  de  drie  leden  quade  sospicie  hebbende  van  de 
voirs.  commissie,  hébben  aen  den  prince,  ende  Hoochstratei 
gescreven,  oft  zy  heeren  den  voirs.  Bom  bergen  de  voirs.  com- 
missie hadden  gegeven  oft  nyet,  dair  zy  beyde  met  eenen  brieff, 
by  hen  beyden  onderteekent  ende  metten  princen  zegele  gese- 
gelt  op  beantwoirdt  hebben,  opten  xxiiij.  February,  dat  zy,  nocfa 
egheen  van  hen  den  voirs.  Bomberch,  noch  mondelinge,  nock 
by  gescrifte  eenige  commissie  en  hebben  gegeven  om  dese  stadt 
in  heuren  name  te  bewaren,  dan  heeft  by  van  Brederoy  eenige 
commissie  dair  en  weten  sy  nyet  aff,  ende  om  de  wairheyt  dair 
aff  te  weten  zouden  zy  aen  hem  scrijven,  ende  souden  alsdan 
dat  dese  stadt  overscrijven,  welcke  missyve  de  sectarisseo  voirs. 
die  men  guesen  noempt,  nyet  en  hebben  willen  geloven,  gelijk 
x.y  egheen  iinderc  wairachtige  tijdinge  hen  tegengaende  nyet  ra 


j 


301 


willen  geloven,  hoewel  hen  die  geoepent  ende  gecommuoiceert 
zijn  opten  xxvi.  February  voirs. 

Item  opten    xix.    February    is    de  premier  hussier  van  den 
eanoellier  binnen   dese   stadt    gecomen,    met  hem   brengende 
brieven   van  de  hoocheyt  aen  mijnen  heer  den  cancellier  ende 
aen   dese   stadt,    welcke   brieven   de  soldaten  aen  de  poirten 
hebben   den    premier   affgenomen    ende  den  voirs.  Bombergen 
overgelevert,    ende   de   brieven   houdende   aen  den  eanoellier, 
heeft  hy  opgebroken,  gelesen  ende  behouden,  sonder  den  can- 
cellier eenige  copie  dairoff  te  willen  verleenen,   mer  de  brie- 
ven gederigeert  aen  de  stadt  heeft  hij  die  der  stadt  gesonden, 
sonder  die  te  oepenen,  ende  voirts  alle  andere  brieven  die  niette 
posten   quamen  aen  mijnen  heer  van  Arenborch  ende  andere 
heeren    heeft    hy   altemael  den  posten  ende  boden  affgenomen 
deur  de  soldaten,   ende  gelesen  ende  by  hem  behouden,  allet 
dwelck    is  gesciet  alleer  dese  stadt  den  voirs.  Bombergen  tot 
een   oversten  over  de   knechten  genomen  hadden,  deur  welcke 
aenverdinge  van  de  voirs.  brieven  die  sectarissen  beducht  zijnde, 
dat    de    stadt   zulex   nyet  toelaten  en  souden,  hebben  zy  met 
heure  geweer  opte  merct  gecomen  met  groote  menichten  ende 
oproer,    ende  hebben  alsdoen  wederomme  zeer  dreygende  ver- 
socht  aen  de  drie  leden,  dat  d'oude  ende  nyeuwe  religie  ende 
de  ganse  stadt  malcanderen  zouden  sweeren  den  naevolgenden 
eedt    opten  xx.  February  gedaen,    allet  dwelck  die  drie  leden 
deur  bedwanck  hebben  geaccordeert ,  want  de  voirs.  sectarissen 
het    raethuys   voir  ende  after  hadden  met  gewapende  wachten 
beaet,  dat  nyemandt  van  den  rade  aff  en  mochte  gaen  ter  tijt 
toe  hen  voirs.  versoeck  was  geaccordeert;    ende  en  hadden  zy 
tvoira.  versueck  nyet  gevolght,  soe  wairen  zy  gedelibereert  zoo 
sy  hen  avanceerden,  allen  die  ghenen,  die  van  den  rade  vuyten 
raetboys   gecomen    hadde,    alle  gelijck   doot  te  slaen  ende  te 
vermoirden. 

Item  opten  xx.  February  ten  inoetwilligen  ende  bedwanche- 
lycken  versueck  van  de  sectarissen,  hebben  de  heeren  soepenen , 
raetsheeren ,    geswoiren  dekenen  van  den  ambachten ,    oude  de 


302 


gemeyn  bourgers  metten  hondert  mannen  eenen  nyeuwen  eedt 
moeten  doen,  den  Go.  Mat.  onderdanich  te  sijn,  naevolgende 
den  eedt  dainnede  wy  naevolgende  zijn  blijde  incomptt  sijn 
verplicht  ende  verbonden,  ende  dat  wij  dese  stadt  ende  d'ia- 
geaetenen  denelf  er  zoe  wel  d'  eene  ala  d'  andere  religie  eea- 
drachteliek  Bullen  bescudden  voor  alle  gewelt,  bescadicbeyt 
ende  ongekjck,  dat  ten  onse  persoonen  ende  onae  gueden  tonde 
mogen  geacieden  ende  aengedaen  worden  9  acter  als  Toirea,  ia 
presentie  Goeaaen  Pynappel  als  stadbolder  Tan  den  scouteth, 
Mr.  Henriok  Bloyman,  Mr.  Frans  van  Balen,  Bartholomeos 
Loeff,  Jan  ran  Hedel  ende  Everart  Berwouta,  scepeoen,  Hen- 
rich  van  Eynhouts  ende  Jan  van  der  Stegen,  geswoiren,  Jero- 
nimns  Wijnanta  ende  Goessen  van  Hedel,  raetamannen,  die 
alte  samen  den  voira.  eedt  oyck  hebben  gedaen. 

Item  opten  xxi.  February  zqn  de  sectarissen  metten  voirs. 
Bombergen  by  de  drie  leden  deser  stadt  geoomen,  ende  hebben 
zy  versooht  ende  oyek  fortselycken  gewilt,  dat  men  de  voin. 
Bombergen  zonde  overste  capiteyn  maeeken  van  de  voirs.  vier 
vendelen  knechten,  dairinne  die  drie  leden  hebben  moeten 
consenteren,  salvo  dat  by  mair  over  de  knechten  ende  nyet 
over  de  bourgers  overste  zijn  zoude,  ende  dat  alleen  by  pro- 
visie ,  salvo  oyck  dat  by  zoude  doen  blijcken  van  zander  com- 
missie, van  welcken  oonsente  die  twee  eerste  leden  hebben  ge- 
protesteert,  als  bij  hen  deur  bedwanck  gedaen  zijnde. 

Naevolgende  welcken  conaente  heeft  die  voirs*  Bombergen 
ter  presentie  van  Goessen  Pijnappel,  stadtholder  van  den  seos- 
teth,  ten  voirs.  dage  zyn  eedt  gedaen,  ende  vaateujcken  ge- 
looft onsen  genadigen  heer  den  coninck,  als  hertoch  van  Bm- 
bant,  onderdanich  ende  getrouwe  te  zijn,  ende  dese  atadt  ende 
d*  ingesetenen  derselver  soe  wel  van  d' een  als  van  d' ander 
religie  te  bescudden  ende  te  bewaireu  voir  alle  gewalt,  oppres- 
sie, bescadicbeyt  ende  ongelijck,  dwelck  aen  heure  persoonen 
ende  goeden»  zoude  moegen  gescieden,  oft  aengedaen  worden, 
ende  egheen  ruyteren  oft  knechten  oft  garnisoen  van  buytes 
inne  te  laeten  comen  doen  oft  hieten  incomen,  van  watheerea 


303 


dattet  zijn,  onder  conditien  dut  die  voirs,  Bombergen  sonde 
sufficientelijck  met  brieven,  zegelen  ende  signaturen  doen  blij- 
cken  van  zijn  commissie  ende  last,  die  hy  seegbde  te  hebben 
Tan  mijnen  heer  van  Brederode  ende  van  hei  beveel  van  mij- 
nen heeren  den  prinche  van  Oraingien  ende  den  grave  van 
Hoochstraten,  metten  anderen  geconfedereerden,  wairaff  sfjn  ge- 
scrifte  bij  hem  overgegeven  mentie  maeckte,  oft  bij  fanlte  van 
dyen ,  dat  hj  van  z\jnen  bevele  ende  crichshandel  zoude  zijn 
ende  blijven  geheel  ende  ganselyck  verlatten,  ende  voirts  onder 
alsulcka  ordinantie  als  hy  op  welbehagen  van  de  atadt  in  haer 
drie  leden  sal  concipiëren  ende  maecken. 

Item  opten  xxiiij.  Februarij,  wesende  sinte  Mathysdach,  is 
de  grove  van  Megen  met  zijn  knechten  van  Vncht  opgetogen, 
nae  dyen  hy  elff  daegen  aldaer  gelegen  hadde,  ende  is  geto- 
gen voir  Utrecht,  die  hem  ingelaten  hebben,  ende  heeft  die 
voirs.  Bombergen  versobeyden  siucken  groflf  gescut  gelost  ende 
affgescoten,  dair  hy  verseheyden  knechten  van  Megen  mede 
heeft  eensdeels  gequest  ende  sommigen  dootgescoten ,  ende  de 
huysen  voir  op  Vrancken  hoffstadt  zeer  bedorven,  hoewel  de 
stadt  in  heuren  drie  leden  verboden  hadde,  datmen  egheen 
gescut  lossen  en  sonde  opten  leger  van  Megen,  mer  hoe  de 
atadt  meer  verboot ,  hoe  die  voirs.  Bombergen  met  zijnen  aen- 
hanck  al  contrarie  zijnen  eedt,  meer  deden. 

Item  opten  xxvy.  Fabruary  daimair  sijn  ontrendt  xl  solda- 
ten tegen  wille  van  de  atadt  getroeken  nae  Oesterwqck,  om 
aldair  te  halen  zeker  loeren  ende  harnis,  die  Megen  aldair 
hadde  laeten  staen,  ende  hebben  met  hen  gebracht  xli  of  xlij 
atormleeren  ende  twee  tonnen  met  stormhueden,  harnieh  ende 
vlanekerts,  ende  naedyen  de  voirs.  leeren  voir  traethuys  ende 
aen  de  galge  eenen  halven  daoh  opgericht  gestaan  badden, 
hebben  zij  die  onder  malcanderen  gedeylt,  ende  geboot  hen 
de  atadt,  dat  zij  de  tonnen  metten  harnasch  gesloten  laeten 
souden  die  te  deylen  ofte  vercoopen,  mer  dyen  nyettegenstaende 
hebben  zij  die  harnassen  ende  stormhueden  gedeylt  ende  in 
spijt    hebben    sij   die   curissenharnyssen    op   eenen  donrednch 


304 


dairnae,  «reende  den  vi.  Merte,  aengetoogen,  ende  dairraede 
rontomme  de  merct  voor  hen  hebbende  een  trompet  gereden, 
ende  hebben  opte  harnissen  stroy wissen  gestcken,  a)  in  cleva- 
achtinge  ende  spijt  vaut  gebot  van  de  stadt  ende  des  keeren 
van  Megen. 

Item  tenselven  daege  heeft  de  heer  van  Brederode  eeoen 
brieff  aen  dese  stadt  gesonden  van  recommandatie  van  dcu 
persoon  van  Bombergen,  die  hem  onder  de  ruyters  ende  knech- 
ten voir  een  edelman  altijts  heeft  gedragen  ende  gehouden, 
alsoo  dat  men  hem  behoort  gelove  te  geven,  noch  hadde  hv 
een  intcrioiy  brieff  ken  aen  Hombergen  gesonden  in  francbob, 
dat  zyn  aenhangers  noempden  een  commissie,  mer  nyet  en 
was  dan  een  dubieus  oharte,  sonder  segel  of  date  gesereven 
zynde. 

Item  dese  briefen  mette  voirs.  cedulleken  gelesen  wesende 
by  de  drie  leden,  hebben  bevonden  dat  die  voirs.  Bombergea 
noch  van  d' een  noch  van  d' ander  heeren  commissie  en  hadde, 
om  dese  stadt  te  bewairen,  dan  soe  den  raet  verdoehte,  soe 
hadden  hem  de  sectarissen  van  Antwerpen  deur  versoeck  vaa 
de  sectarissen  binnen  dese  stadt  gesonden  om  hen  overhooft 
te  wesen,  want  zij  aen  den  heer  van  Brederode,  ende  den 
heer  van  Boxtel  diekwils  gesonden  hadden,  dat  zij  hen  over* 
hooft  wilde  wesen ,  mer  hebben  hen  sulex  geweygert ,  seggende, 
dat  zij  tegen  de  Co.  Mat.  beuren  heer  nyet  en  wilden  doen, 
noch  hen  in  heure  voirtstel  stereken,  want  scier  oft  mergen 
souden  zy  de  ghene  wesen  die  se  souden  helpen  straffen. 

Item  hoewel  de  voirs.  Bombergen  zijnen  eedt  hadde  gedaea 
opten  xxi.  February  lestleden ,  dat  hij  volcomen  commissie  van 
den  heer  van  Brederoy  ende  ander  geconfedereerden  zoude  taco- 
nen,  ende  nyet  en  hadde  noch  en  conste  gethoonen,  ende  al- 
soo van  zijnen  beveel  ende  crishandel  was  geheel  ende  ganse* 
lyck  verlaeten,  soe  en  hebben  nochtans  die  voirs.  Bombergea 
noch  zijn  mede  aeuhangers  nyet  opgehouden  te  solliciteren,  dat 
dese  stadt  hem,  Bombergen,  zoude  aijne  commissie  leveren  ia 
debita  forma,  gelijck  die  by  de  drie  leden  opten  xxi.  Febnsanr 


j 


305 


gedacn  ende  geaccordeert  was,  ende  hebben  die  drie  leden  den 
voira.  commissie  moeten  verleenen,  nyettegenstaende  hy  zijnen 
eedt  noch  zijn  commissie  en  hadde  volbracht ,  die  aldus  inhou- 
dende is: 

•  Op  hnyden,  donredach  den  xxvij.  Pebraary  anno  xvckvi,  de 
drie  leden  der  stad  van  's  Hertogenbossche  vergadert  zijnde,  soe 
sijn  scepenen,  geswoiren,  raidstsluyden  ende  elff  ambachten  ge- 
accordeert,  dat  by  provisie,  tot  wederroepen  van  de  drie  leden, 
Bombergen  sal  alleen  over  de  knechten  ende  soldaten  den  cris- 
chandel  aengaende,  overheyt  hebben,  mair  over  egfaeen  andere 
bourgeren,  sonder  dat  de  knechten  den  voirs.  Bombergen  eedt 
suilen  doen ;  ende  de  voirs.  Bombergen  se  nyet  aenjichten  tegen 
wille  ende  danck  van  de  drie  leden ,"  ende  tslot  derselver,  •  ende 
hieraff  sal  Bombergen  met  die  van  de  nyeuwer  religie  dese 
stadt  acte  verleenen,  ende  dese  stadt  den  voirs.  Bombergen 
niette  voirs.  religie."  Onde  stont  gescreven  A.  Bomberch,  Jan 
Geritss.,  Henr.  Agileus,  Dierick  Corput,  Peeter  Lenarts,  Claes 
die  Leeuw,  Cornelis  Franss.,  Jasper  van  Bel. 

Item  opten  xxviij.  February  dair  nse  heeft  de  voirs.  Bom- 
bergen zijn  commissie  begonst  te  werck  te  stellen,  ende  heeft 
de  vier  vendelen  opte  merct  doen  coroen,  ende  beeft  men  hen 
gemeyn  gehouden  ende  in  den  rinck  sijnde  heeft  hy  hen  den 
au  wen  eedt  voirgehouwen ,  ende  doe  hebben  de  hoopluyden 
ende  knechten  hem  belooft  voir  eenen  oversten  capiteyn  te  ken- 
nen ende  onderdanich  te  wesen ,  geduerende  de  tijt  van  een 
rnaent,  ende  dat  gedaen  weseude  heeft  die  voirs.  Bombergen 
nacht  ende  dach  voir  de  poirten  van  de  cancellerie  wachten 
gestel t,  tegens  wille  ende  dancke  van  die  leden  deser  stadt, 
dair  aff  die  drie  leden  hebben  tegen  den  voirs.  Bombergen  ge- 
protesteert,  dat  hen  te  wille  oft  dancke  en  was  dat  hy  de 
wachte  aldair  stelde;  wairop  die  voirs.  Bombergen  heeft  geant- 
woirdt,  dat  de  wachte  dair  sal  blijven  liggen  nyet  tegenstaende 
den  proteste  voirs.,  dairvan  die  drie  leden  mijnen  heer  den 
cancellier  copie  gedaen  hebben,  ende  hebben  hen  'geexcuseert 
dat  hen  werck  nyet  en  was,   ende  dat  hy  der  stndt  zulex  tot 


306 


egheen  laste  en  wilde  leggen;  dit  is  gesciet  opten  iersten  Merte 
a'  voirs. 

Item  heeft  die  voirs.  Bosbergen  der  stadt  poirten  oyck  90e 
nauwe  doen  bewaren ,  dat  egheen  bourgers  ende  besunder  die 
wairen  van  de  auwer  religie,  met  henren  kjve  noch  met  heore 
goeden  en  mochten  vuyter  stadt  passeren,  wat  verlang  das 
oyck  by  was,  alsoe  dat  de  drie  leden  necessiteert  wairen  eea 
edict  vuyt  te  roepen  opten  iereten  Merte,  dat  alle  tanige» 
ende  ingesetenen  deser  stadt,  nyemandt  vuytgeseheyden ,  txy 
geestelijck  oft  werlqck,  souden  mogen  gaen  ende  staen  buiten 
deser  stadt,  om  beur  saicken  ende  affairen,  tsy  comanseappe  oft 
anderssins  te  doene,  ter  plaatseen  dair  hen  gelieven  «rade, 
ende  souden  die  bourgers  ende  ingesetenen  sculdich  sjjjn  weder- 
omme  inne  te  eomen  tot  alsulcke  tqde  als  sy  den  scryrer  ven 
den  pasporten  zonden  noemen,  dat  wesen  sonde  ten  hoochstea 
drie  weecken,  opten  peen  van  hondert  gulden  te  verbeuren. 

Item  dat  nyemandt  en  soude  moegen  vuytvoeren  eenige  goe- 
dens  dan  coopmansgoet,  opten  peene  van  hondert  gulden  te 
verbeuren,  te  applieeren  deen  derdendeel  den  conick  ende  de 
twee  ander  deelen  tot  behoeff  deser  stadt,  ende  souden  die 
wachters  een  der  poirten  tot  allen  tijden  laeten  passeren  sik 
vrouwen,  kynderen.  dienstboden  ende  vrempde  passanten  ton- 
der eenige  beletten,  paspoirten  oft  brief kens  te  dorven  haka 
oft  brengen;  dies  souden  die  vrouwen,  kynderen  oft  dienstbo- 
den met  hen  mogen  nemen  allen  tgene  dat  tot  haren  Iqve  was 
behoirende. 

Dwelck  gebot  rontomme  opte  poirten  was  geplect,  opdat  een 
yegelijok  hem  dair  nae  zoude  reguleren,  mer  en  hebben  dk 
soldaten  dat  nyet  onderhouwen ,  mer*  eenen  yegelqck  die  enkk 
goet  van  huysraet  oft  lynwaet,  clederen  oft  ander  goet  wOde 
vuytvoeren,  met  paspoirten  oft  egheen,  soe  hebben  sy  altesasei 
aengehouwen  ende  sunderlinge  dat  van  de  auwer  religie  was 
toebehoirende,  ende  hielden  'tzamen  voir  prijs,  alsoo  dat  se 
veele  gelts  den  bourgers  aff  transineerden ,  sommige  x,  som- 
mige xi,   xxx,   xl  gulden,  ende  de  vrouwen  ende 


807 


ondersochten  zy  zeer  scandelijcken  onder  hair  clederen  aen  hair 
naickt  lijff,  oft  zy  eentge  geit  oft  cleyuodien  by  hen  gehadt 
hadden,  dat  zy  oyck  al  yoir  den  prijs  hielden,  wat  zy  vonden, 
in  suicken  voegen,  dat  zy  de  bourgers  zeer  travalgierden ,  be- 
roeffden  ende  pilgeerden,  allet  contrarie  tvoirs,  gebot  ende 
heuren  eedt. 

Ende  en  waeren  noch  mette  pilgeringe  aen  de  poirten  nyet 
tevreden,  mer  liepen  buyten  met  rotten  een  oft  twee  smaels, 
waer  zy  eenich  goet  van  den  bourgers  vonden,  als  tot  Orten, 
Engehen,  Boekhoven,  Hinthove  ende  elders,  dat  brochten  zy 
in  de  stadt  ende  hielden  't  voir  prijs,  ende  dat  meer  is,  wae- 
ren eenige  bourgers  tot  Boekhoven  gelogiert,  dair  zy  henen 
toegen  met  een  rot  haeck  geeohut,  ende  transeneerden  hen,  seg- 
gende,  dat  zy  beveel  hadden  hen  ten  Bos  te  leveren,  levendioh 
oft  doot,  in  suicken  vuegen  dat  die  bourgers  hen  deur  vreese 
mosten  geven  by  compositie  üj}  gulden,  ende  hebben  oyek  alle 
de  herte  eyeken  boomen,  die  in  ende  om  'tCathusers  clooster 
stonden ,  affgehouwen  ende  vercoft,  ende  van  alles  dat  se  von- 
den gepilgeert,  al  tegen  heure  articulen  ende  eedt,  ende  tegen 
wille  ende  danck  van  den  monnicken  ende  heeron  deser  stadt, 
in  suicken  voegen,  dat  se  de  bourgers  ende  de  oloosters  ront- 
omme  alsoe  benauden  ende  travelgeerden,  dat  se  dickwils 
wenschten  dat  se  liever  van  den  turok  gevangen  wairen  das 
soe  benout  ende  berooft  te  worden. 

Item  opten  iijj.  Merte  zijn  by  de  dria  leden  gelesen  zeker 
bealotene  brieven  by  de  hoocheyt  aen  deser  stadt  gesonden, 
watrinne  sy  versoeht  aen  de  scepenen  ende  raedt,  mitadyen 
die  voirs.  Bombergen  hem  int  gouvernement  van  deser  stadt 
hadde  gestelt,  souder  hairen  beveel,  oft  vanden  prinehe  van 
Oraingien,  oft  van  den  grave  van  Hoochstraten,  dair  hy  eeeghde 
oommissie  aff  te  hebben  ende  onwairachtich  was ,  dat  men  sonde 
apprehenderen  ende  doen  der  recht  ende  justicie  over  alsulcke 
beboirt  te  doene,  wair  mede  zy  onse  Go.  Mat.  groote  vrent- 
acappe  ende  aengenaeme  dienste  souden  doen;  ende  van  dyer 
tyt  off  stelde  die  voirs.  Bombergen  een  wachte  voir  sijn  logys, 


308 


den    Cop   genoempt,    die   hem   nacht   ende   dach    bewairden. 

Item  ten   toets,   dage   zqn  oyck  brieven  gesonden  aea  doe 
stadt   van    den  grave  van  Megen ,  wairmede  hij  hem  zeer  be- 
claeghde  ende   verwonderde,    dat  de   stadt  zijn   lederen  eode 
tonnen  metten  harnaaeb  tot  Oesterwijck  gehaelt  hadden,  mits- 
dyen    hij   egheen    viantscap   der   stadt  en  hadde  gethoont  ah 
hy   tot  Vueht   lach ,    vereoeckende   alsoo   aen  de  stadt  dat  zij 
hem   de    voirs.    lederen    metten    harnas   wederomme  leverden, 
ende   en    wilde   de   stadt    zulcx   nyet    doen,   soe  was  by  vaa 
meyninge  allen  de   bonrgers  ende  hoer  gueden  op  allen  ordes 
ende   plaetssen   te  honden  ende  te  arresteren,  ter  tjjt  toe  by 
de  lederen  metten  harnas  weder  hadde  gecregen;  sijn  oick  tra 
selven  tijde  in  den  voirs.  rade  gelesen  geweest  brieven  van  dea 
heer  van  Arenberch  aen  dese  stadt  gesonden ,  wairinne  hy  ben 
oyck  zeer  beclaighde  van  de  stadt,  dat  men  de  brieven  van  de 
gouvernante  ende  ander  heeren  aen  hem  gesonden,  betreffende 
den  dienst  van  de  Co.  Mat.,  opgehouden,  geoipent  ende  gefe- 
sen  hadde,    vereoeckende  oyck  zeer  ernstetijeken  dat  men  hem 
de   voirs.    brieven    zoude   overseynden,   oft   de  redenen  serg- 
ven  wairomme  sy  sulex  nyet  doen  en  wilden. 

Op  welcke  twee  brieven  de  stadt  heeft  beantwoirdt  zeer 
vriendelijck,  dat  die  goede  heeren  der  stadt,  noch  heore  bow- 
gers  snlcx  nyet  nae  holden  ofte  te  laste  leggen  en  wilde,  waat 
zy  egheen  versoecke  noch  raet  oft  daet  dair  toe  gegeven  ea 
badden,  dat  de  harnassen,  lederen  ende  de  voirs.  brieven  aeo- 
gehaelt  ende  opgehouden  wairen,  mair  sulex  die  voirs.  Boa- 
bergen  deur  sijne  soldaten  hadde  doen  doene,  al  tegen  wük 
ende  dancke  van  de  voirs.  stadt  ende  heure  bourgers,  gelïjck 
hy  oyck  gedaen  hadde  doir  de  stadt,  ende  de  geboirsame  boorgen 
zeer  om  bedroeft  wairen,  dat  hy  hem  alsulcken  auetaritert 
toescreeff  ende  bedreef,  nyemand  aensiende. 

Item  op  Woensdach  den  vijften  Marty,  anno  lxt  i,  voir  pnes- 
schen,  soe  is,  andermael  by  de  drie  leden  der  voirs.  stadt  eea- 
dreehtelick  geaccordeert  ende  gesloten,  dat  men  alsulcke  waehte 
van    de    soldaten    als   tegenwoirdelijck  voir  den  huyse,  alwaff 


309 


mijnen  heer  den  cancellier  van  Brabant  ende  mijn  heer  van 
Merode  gelogieert  wairen,  was  liggende  ende  houdende,  van 
denselven  huyse  zoude  doen  vertrecken,  gelijck  oyck  allet 
tzelve  Jannen  Maess,  Peeteren  die  Gruyter,  Willemen  Cloot, 
ende  Henricken  van  Middelair,  hoopluyden  van  de  voirs.  stadt 
ende  den  soldaten  aldair  present  zijnde ,  by  de  drie  leden  een- 
drechtelijck  belast  ende  bevolen  ia  geweest  te  doen. 

Dyen  nyettegenstaende  en  hebben  die  voirs.  hoopluyden  den 
bevelen  van  de  stadt  nyet  achtervolght  noch  willen  achter- 
volgen, mer  deur  beveel  van  Bombergen  de  voirs.  wachte  noch 
stercker  ende  ignomineuselijcken  doen  houden,  als  hiernae  volght, 
allet  contrarie  van  den  eede,  die  de  voirs.  Bombergen,  hoop- 
luyden ende  soldaten  der  voirs.  stadt  hadden  gedaen,  onder 
d'ander  inhoudende,  dat  die  voirs.  Bombergen,  noch  die  hoop- 
luyden mette  soldaten  nyet  en  sullen  aenrichten  tegen  wille  ende 
dancke  van  den  drie  leden  ende  tslot  derselver. 

Item  opten  vij.  Merte  voirs.  heeft  de  hoocheyt  van  de  gou- 
vernante beslotene  brieven  aen  dese  stadt  gesonden  met  een 
trompet ,  mer  by  hem  nyet  gepresenteert  dan  deur  haere  hooc- 
heyt advocaet,  genoemt  mr.  Sybrecht  Nijssen,  die  metten  trom- 
pet alhier  gesonden  was,  welcke  brieven  inhoudende  wairen  onder 
anderen,  dat  men  mijn  heeren  den  cancellier  ende  Merode,  die 
van  haer  binnen  dese  stadt  gedeputeert  ende  gesoict  waeren ,  om 
in  de  zelve  stadt  de  beroerten  ende  commotien,  dair  te  voirens 
alhier  geresen ,  neder  te  leggen  ende  pacificeren,  met  heure  die- 
nairs  ende  goedens  terstont  ende  binnen  xxiiij  uren  slaken  ende 
tot  volcomen  vrijheyt  ende  liberteyt  stellen  soude;  ende  den- 
selven oyck  tracteren,  respecteren  ende  eren  nae  den  heysch 
van  heuren  staet  ende  qualiteyt  ende  in  versekerde  plaetsse 
doen  stellen,  ten  eynde  dat  hen  egheen  inconvenient ,  overlast 
off  ongerieff  aengedaen  en  soude  worden  oft  anderssins,  ende 
by  faulte  van  dyen,  soe  scorsten  ende  suspendeerden  zy  alle 
privilegiën,  vrijdommen  van  tollen  ende  ander  exemptien  van 
vrijheyden,  die  de  bourgers  in  eenige  plaetssen  van  den  lande 
van  herwerts  over  mochten  hebben,  ende  ingelijcx  alle  gratiën, 

XIII.  J.  21 


310 


octroyen ,  vuytstellen  oft  detcrminatien  van  betalinge  van  beurc 
sculden  ende  tafterheyt,  wyen  sy  die  sculdich  mochten  sija, 
cnde  dat  men  sal  mogen  arresteren,  honden  ende  aantasten 
alle  poirters,  borgere,  cooplieden  ende  ingeseten  der  voirs.  stadt, 
hare  huysoeren ,  kynderen,  landen  erven  ende  incoinen,  merende 
ende  onroerende,  actiën  ende  sculden  denselven  toebehoirende, 
van  wat  nature  dat  zy  zijn  mochten,  ende  die  te  stellen  in 
handen  van  de  Co.  Mat.,  soe  lange  ende  ter  tijt  toe  dat  hiir 
voirs.  commissarissen  vuyte  gevanckenisse  ende  detencie  ganse- 
lij  ck  gelost,  vry  endo  ontslagen,  ende  in  goede  versekerde  plaets- 
sen  gestelt  zouden  zijn , .  dair  men  vryelrjcken  ende  onbeconi- 
roert  toegaen  ende  wederkeeren  mochte. 

Welcke  brieven  die  voirs.  mr.  Sybreeht  Nyssen  in  den  voUea 
raet,  in  presentie  van  de  drie  leden,  den  hooplayden  ende  de 
consistorie  van  den  nyeuwen  religie  voirgehonden  ende  geksen 
heeft,  versoeckende  daerop  antwoirdt  binnen  xxiiij  uren,  nae- 
volgende  de  voirs.  brieven;  dairenboven  heeft  die  voirs.  mr. 
Sybreeht  van  wegen  mijnen  heer  den  canceUier  ende  Merode 
een  protest  gedaen  tegen  der  stadt  hoopluyden,  dyen  van  de 
nyeuwer  religie  ende  Bom  bergen,  dat  in  dyen  gevalle  zy  de 
voirs.  brieven  nyet  en  wilden  achtervolgen,  naevolgende  den 
bevelen  dairinne  staende,  soo  protesteerde  hy  in  den  name  van 
de  voirs.  commissarissen  van  allen  oosten ,  scaden  ende  interes- 
ten by  hen  gedaen  ende  geleden  ende  al  noch  te  doene  ende 
te  lijdene,  om  die  in  tijden  ende  wijlen  op  hen  te  versoecken 
ende  te  verhalen  etc.,  welcke  protestatie  die  twee  heeren  com- 
missarissen tot  meerder  vasticheyt  zelven  badden  onderteekent. 

Op  welcke  brieven  ende  protest  die  stadt  in  beuren  drien 
leden  hebben  geantwoirdt  ende  hen  geexeuseert,  dat  zy  goet- 
willich  waren  den  voirs.  heeren  commissarissen  te  relaxerea 
gelijck  zy  tot  diverse  tijden  den  voirs.  Bombergen  ende  den 
voirs.  hoopluyden  geordineert  ende  bevolen  hadden,  als  voir 
verhaelt  staet,  maer  en  heeft  die  voirs.  Bombergen  dairinne 
nyet  willen  obedieren,  gevende  voir  antwoirdt,  dat  by  de  stadl 
nyet   en    diende,  mair  diende  de  nyeuwe  religie  ende  den  ge- 


311 


confedirecrdcD ,  ende  wiste  alsoo  wel  wat  hem  bevolen  eudc 
belast  was,  ende  en  wilde  die  voirs.  Bombergen  in  presentie 
van  de  vergaderinge  der  drie  leden  ende  den  advoeaet  Nysseu 
nyet  comen,  boe  diokmael  dat  men  hem  ontboden  hadde,  al- 
tijt  gevende  voir  antwoirdt,  dat  hy  der  stadt  nyet  en  diende, 
mair  de  consistorie  van  der  nyeuwer  religie,  ende  en  wilde 
de  stadt  van  hem  yet  hebben,  dat  de  heeren  by  hem  comen 
soude  oft  hen  beliefde,  ende  de  drie  leden  sulcx  hoirende, 
zeynden  sy  hem  copie  antentyck  van  de  voirs.  brieven  met 
een  secretaris  deser  stadt  onderteeckent,  opdat  hy  kennisse  van 
de  voirs.  brieven  hebben  soude,  ende  hem  dairnae  raochte  re- 
guleren; ende  hy  de  voirs.  copie  in  de  hant  nemende,  vraeghde 
den  dienair,  wair  de  principaele  brieven  wairen,  die  hy  wilde 
hebben ,  mede  werpende  de  voirs.  copie  den  voors.  dienair  toe 
sonder  die  te  willen  lesen. 

Item  naedemael  de  voirs.  brieven  voir  der  noenen  gelesen 
wairen,  soe  is  mijnen  heer  den  cancellier  des  afternoens  opter 
stadt  vesten  met  mijn  vrouwe  van  Merode  gaen  spaceren  om 
hem  wat  te  recreëren,  dat  hij  dede  met  consent  van  fijne 
bewairders,  die  eensdeels  hem  volghden ,  ende  die  voirs.  Bom- 
bergen met  zijne  ad  herenten  dat  hoirende,  z\jn  Beer  furiose- 
iyck  nae  der  stadt  vesten  gereden  ende  getoopen,  ende  die 
voirs.  Bombergen  by  mijne  o  heer  den  cancellier  comende  heeft 
hem  seer  villeynlijcken  toegesproken,  seggende,  wairomme  hy 
bynnen  sijn  logys  ende  plaetsse  nyet  en  bleeff,  die  hy  hem 
geordineert  liadde,  mede  hem  noemende  een  verreder  ende 
bloedzoyper  te  wesen ,  ende  dat  hij  studeerde  om  heymeljjoken 
vuyter  stadt  te  comen,  om  hen  luyden  noch  meer  op  de 
vleeschbanck  te  leveren,  met  meer  afdragende  worden,  dair 
mijn  heer  de  cancellier  op  antwoirde,  dat  hy  noch  ter  tijt 
vnyter  stadt  nyet  en  begheerde  te  wesen,  ende  dat  hy  Bom- 
bergen noch  eer  vuyter  stadt  vertreoken  soude,  eer  hy  cancel- 
lier soude  vertrecken  (welck  antwoirdt  tot  effecte  is  comen 
opten  xj.  Aprille  dairnae,  als  de  voirs.  Bombergen  tussen  xy 
ende  een  ure  nae  den  noenen  vuyter  stadt  vertrocken  was,  zoo 

21* 


312 


zijn  mijn  hoeren  de  cancellier  cnde  Meroda,  daernae  tusscken 
drie  ende  vier  uren  vert  rocken),  en  de  moste  mijn  heer  de  can- 
cellier tot   heuren   believen  ende  fortselijcken  terstont  nae  sijn 
logys    gaen  met  mijn    vrouwe  van  Merode;    ende  des  avonts, 
om  de  voirs.  heercn  noch  roeerder  spijt  ende  overlast  te  doenef 
heeft  die  voirs.  Bombergen   een  wachte  binnen  de  poirten  van 
den  logys  der  voirs.  heeren  geleecht,   boven  de  wachte,  dienr 
sdaechs  ende  snacbts  stelden  voir  ende  after  de  poirten  voirs.: 
mer   des   anderen    sdaechs   lechte   hy   de  wachte  wederomme 
buy ten  der  poirten ,  die  des  snachts  binnen  de  poirten  gelegti 
hadde,  ende  de  ander  wachte  bleeff  voir  de  poirten  even  sterck. 
Item  opten  ix.  Merte,  wesende  dominica  letare,  is  die  voirs. 
Bombergen  met  veele  haeckgescntten  rontomme  de  poirten  van 
der  stadt  getrocken ,  ende  heeft  den  scutters  ende  sluyters  tsb 
de' poirten  bedwongen,  dat  zij  allen  de  sloetelen  van  de  poir- 
ten  hem    mosten   leveren,    ende   allen    de    voirs.  sloetelen  in 
hairen  behout  hebbende,  soe  hebben  zij  dair  nae  het  huys  van 
Jaenen  van  Heedel,  soepen,  omset  met  gescutters,  ten  eyodea 
hy  overleveren  souden   de  sloetelen  van  den  Piesen  HeeckeJe, 
ende  hy  nyet  by  huys  sijnde,    heeft  hy  gesonden  vyff  oft  res 
van    zijnen  hellebardiers  ende  scutten  op  stadthuys,  alwair  die 
voirs.  Hedel  was  in  den  raet  van  de  vergaderinge  van  de  dik 
leden,  willende  fortselijcken  hebbende  voirs.  sloetelen,  ende  om 
cgheen  meerder  oproer  te  maecken,  heeft  hy  de  voirs.  sloete- 
len  met   consent   van   den  drie  leden  hen  overgelevert.     Dair 
nae  is  hy  gereden  met  sijnen  scutten  voir  den  huyse  van  Mr. 
Mathys  onsen  busmeester,  ende  heeft  der  huysvere  van  de  voirs. 
Mr.  Matthyss,  roidtsdyen  hy  nyet  te  huys  en  was,  bedwongen, 
dat    hy  allen   de  sluetelen  van  de  attelleriehuys  ende  mumtk 
van  den  gescut  moste  overleveren ,  oft  anderssins  beval  hy  dea 
scutten,  dat  zy  allet  in  stucken  slaen  souden  dat  in  huys  was, 
ende  hy  allen  de  sleutelen  in  sijn  behout  hebbende,  en  mochte 
van  den  bourgers  nyemandt  vuyt  dan  met  grooten  otmoet,  die 
men   aen    hem    ende   acn    sijnen    aenhangers  doen  moste  met 
sceneken  cnde  suppliceren. 


313 

Item    opien  xij.    Merte  siju  die  vier  scuiterycn  metten  drie 
leden    geaccordeert,    dat    zij    de    voirs.    9luctels  van  der  stadt 
wederom  me    in    heuren    behout  wilde  hebben,  ende  mijn  heer 
den  oanoellier  ende  Merode  loss  wilde  laeten  gaen  ende  reysen 
dair  them  beiieffden ,  ende  die  voirs.  Bombergen  zulex  hoirende, 
heeft  terstont  drie  vendels  knechten  opgeboden  op  te  merct  te 
comen,    die   drie   oft  vier  mael  om  tgewanthuys  zijn  getogen 
ende    aldair   van    xi    uren   tot   een  ure  int  slachoirden  blijven 
staen,  tot  dat  de  scuts  metten  voirs.  Bombergen  wairen  ge- 
accordeert,    te   wetene   dat    de   vier   scutteryen  vier  sloetelen 
hebben  souden  van  allen  de  poirten,  ende  die  voirs.  Bomber- 
gen eenen  sloetel,  die  men  altemael  in  een  kiste  sluyten  zoude, 
dat  d'  een  sonder  d'  ander  dair  nyet  aen  en  soude  comen ,  noch 
de  poirten  sluyten  oft  ontsluyten  allen  de  vijff  9luetelen  moste 
by  malcander  wesen. 

Item  opten  xvij.  Merte  sijn  mijnen  heeren  de  cancellier  ende 
Merode ,  nae  't  catspel  gegaen ,  hen  convoyerende  sommige  van 
de  voirs,  wachte  om  hen  een  weenich  te  exerceren,  ende  die 
voirs.    Bombergen    dat   hoirende   heeft   aldair   Jannen  Maess, 
hoopman,  met  een  deel  haeckgescutten  gesonden  nae  t catspel, 
ende    heeft  mijn  heer  den  cancellier  bevolen,  dat  hy  terstont, 
sonder  vertreck,  nae  sijn  logys  keeren  soude,  want  do  voirs. 
Bombergen    zulex   bevolen    hadde,    mede  seggende  tot  mijnen 
heer   den  cancellier  in  kleynaohtinge,  koy  die,  koy  die,  ende 
bedwanck  hem  dat  by  terstont  moste  nae  sijn  logys  gaen ,  met 
hem  gaende  mette  haeckgescutten  ende  wachten  ende  sommige 
van    den    sectarissen,    als  met  eenen  gevangen  man,  ende  om 
den  voirs.  heeren  noch  meer  te  injurieeren  ende  te  benouwen, 
heeft    die  voirs.  Bombergen  andermael  binnen  de  poirten  van 
den    logy3  der  heeren  voirs.  dyen  nacht  een  wachte  doen  leg- 
gen,   die  aldair  dyen  nacht  zeer  ignomineuselijck  ende  exorbi- 
tantelijck    hebben    hen  nengestelt,  alsoo  dat  aldair  dyen  nacht 
nyemandt  ruste  en  hadde,   bchalven  de  wachten  die  voir  ende 
af  ter    den    logyse    van   den   voirs.   heeren  ordinarie  dach  ende 
nacht  gcstelt  wairen. 


314 


Item  opten  xxij  Merte  soe  hebben  die  sectarissen  Toiri.  wil- 
len geopent  hebben  de  kisten ,  dairinoe  den  silreren  sint  Jan 
met  't  meestdendeel  van  de  silveren  werck  van  sint  Janskereke 
in  lach  mette  ornamenten  dersehrer,  soe  het  in  de  ierste  des- 
tractie  der  keroken  in  den  scrijffcamer  metter  stadt  prevflegien 
was  gevuert,  ende  tselve  zilver  metten  ornamente  gesiea  héb- 
bende van  boven  tot  beneden  hebben  zy  de  kiste  wederom»* 
toe  doen  sluyten. 

Item  opten  xxiiij  Merte,  soe  beeft  die  voirs.  Bombenjeo 
allen  de  poirten  van  de  stadt  tot  des  avonts  toegesloten  ge- 
boawen,  ende  heeft  de  vier  vendelen  knechten  op  te  roeret 
vergadert  ende  in  bair  slachoirden  doen  stellen,  ende  voirts 
om  laeten  slaen,  dat  allen  die  gbene,  willende  den  coninck,  dese 
stadt  ende  het  oprechte  evangeliom  hou  ende  getrouw  wesea, 
dat  die  comen  soude  by  de  Vachterpoort,  ende  aldair  een  groot 
deel  van  de  sectarissen  vergadert  wesende,  heeft  die  voirs. 
Bombergen  twee  vendelen  aldair  opgericht,  ende  die  twee  vaa 
zijnen  antesignairen  gegeven,  die  van  coleuren  walree  bke, 
root,  geel  ende  wit,  dair  midden  ia  gescreven  stout,  Godt  ge- 
trou  ende  den  Coninck,  die  sy  noempden  nootvendelen  te  we- 
sen,  ende  sijn  die  voirs.  sectarissen  als  doen  mitte  twee  ven- 
delen rontomme  de  stadt  getogen ,  vijf  dick  in  ordene  ontrent 
\jclxxv  sterck  zijnde,  ende  opte  merct  comende  hebben  zy  a 
den  rinck  gelooft  altijt  ten  bevele  van  Bombergen  gerest  te 
zijn,  van  welcke  twee  vendelen  hoopman  was  Matthys Keyea, 
procureur  deser  stadt. 

Ende  de  ander  vier  vendelen  sijn  by  de  stadt  ten  voira.  dagt 
affgedanct,  ende  heeft  op  steende  voet  Henrick  van  Middels», 
hoopman,  allen  de  voirs.  knechten  in  den  name  van  Bomber- 
gen wederomme  aengenomen,  ende  des  anderen  daegbs,  we- 
sende dynstdach  in  de  goy  .weeke,  zijn  allen  de  poirten  van  de 
stadt  totten  avont  wederomme  gesloten  gebleven,  ende  heeft  de 
vier  vendelen  opte  merct  wederomme  vergadert,  ona  by  htm 
darticnlen  te  besweeren,  die  Bombergen  hen  voir  houden  zonde, 
die  in  effecte  luydendc  was,  dat  zy  souden  sweeren  den  coninck. 


315 


desc  stadt  endc  den  voirs.  Bombergen,  in  den  name  van  den 

heer  van   Brederode  ende  den  geconfidereerden  van  den  nyeu- 

wer  religie   voor  te  staene  ende  hou  ende  getrouw  te  wesen; 

ende  veel  van  den  vervaren  ende  gescicte  oude  orisluyden  den 

voirs.  eedt  hoirende  en  wilden  denselven  eedt  nyet  doen,  endo 

ajjn  van  den  rinck  vertrocken,  dair  de  ander  crisknechten  zeer 

mede  gecten,  seggende  dat  sy  loopers  ende  papen  knechts  wai- 

ren ,  want  zy  wel  wisten  dat  Brederode  verclairt  was  roet  allen 

sijn  geallieerden  ballinck  ende  viant  van  de  Co.  Mat.  ende  van 

't  hoff  van  Bonrgoegnen.     Ende  ayn  de  vier  hoop luy den  metten 

meesten  deel  van  de  knechten  by  hem  gebleven,  ende  hem  den 

voirs.  eedt  gedaen ,  ende  dat  deur  scoon  toeseggen  van  veele  bue* 

ten  dair  hy  se  aenvueren  soude;  ende  geduerende  de  voirs.  twee 

dagen  hebben  de  sectarissen  wachten  gestelt  voer  eude  after  den 

iogyse  van  den  cancellier,  hoewel  sy  te  voirens  hem  geexcuseert 

hadden»  dat  hen  werok  nyet  en  was  dat  de  voirs.  heeren  bewairt 

oft  gevangen  gehouden  werden,  welcke  excusatie  gesciede  opten 

viy.  dach  Merte  voirs.  voir  mr.  Sybrecht  Nysseu,  advocaet  voirs. 

Item  als  nu  de  voirs.  Bom  bergen  de  vier  vendelen  knechten 

onder  zijnen  eedt  ende  bedwanck  hadde,  soe  heeft  hy  van  den 

voirs.  xxiiij-  Merte  aff ,  tot  dat  mijnen  heer  den  cancellier  vuy- 

ter  stadt  vertrock,   zijnen   wachten  bevolen,   die  by  voir  ende 

after   het  logys  van  de  voirs.  heeren  geleecht  hadde,   dat  der 

wachte  die  smorgens  op  quam  soude  mijnen  heer  die  cancellier 

by  de  wachte  die  snacht  gewacht  hadde,  overgelevert  worden, 

ende  moste  alsoo  mijn  heer  die  cancellier  hem  voir  de  poirten 

van    aijn  logys  des  savonts  ende  smorgens  de  nyeuwe  wachte 

vertoonen,  ende  en   was  hem  sulex  nyet  gelegen,   overmidts 

zyne  occupatien,  soe  liepen  de  auwe  ende  nyeuwe  rotmeeaters 

van  de  waehten,  met  eensdeels  van  de  soldaten  binnen  poirten 

ter  plaetsse  dair  hy  was  op  sijn  camere,  of  s\jn  salet,  aen  der 

taeifelen  oft  elders,  om  hem  te  besien  ende  malcanderen  alsoo 

over  te  leveren,  allet  tot  grooten  verdriete  ende  spijte  vau  den 

voirs.    goede   heeren  ende  hartseere  vau  den  goeden  bourgers, 

die  sulex  tot  beuren  aensiene  lijden  mosten. 


316 


Item  daer  nae  den  xxix.  Merte,  wesende  paesavont,  dede 
die  voirs.  Bombergen  met  sijoe  sectarissen  versuecken  aen  de 
drie  leden,  dat  by  de  justitie  over  de  boorgen  hebben  wilde, 
ende  den  ongehoirsame  ende  quaetwiliigen  ende  oproerden 
straffen  nae  zynen  believen,  dairop  hy  sgnen  eedt  begbeerde 
te  doene,  ende  die  drie  leden  hebben  hen  beraet  gehouden 
tot  des  smaendaechs  nae  Paesschen,  alsdoen  hebben  zy  tsetve 
versoeck  affgeslagen,  mede  concloderende  de  drie  leden  met- 
ten gedeputeerden  van  de  scots,  dat  zy  mijnen  heer  den 
cancellier  van  de  wachte  wilde  ontslaen,  ende  dat  Bombergei 
metten  predieanten  voyter  stadt  vertrecken  sonde.  Ende  den 
voirs.  Bombergen  zolex  aengegeven  wesende,  is  een  groot 
oproer  onder  de  sectarissen  geweest,  ende  heeft  die  voirs. 
Bombergen  alsdoen  de  poirten  van  de  stadt  toegehouden  ende 
de  knechten  wederomme  opte  merct  doen  vergaderen  mette 
voirs.  nootvendelen  ende  vier  oft  vijff  stocken  gescuts,  als  half 
ende  quartier  slangen,  opte  merct  doen  comen,  wair  aff  hy 
in  den  Cop,  wesende  zijns  Bombergen  logys,  een  halff  alange 
dede  laden  ende  stellen,  ende  in  elck  strate  van  de  merct  een 
stock  ge8cots,  alsoo  dat  hy  mette  knechten  ende  gescut  de  merct 
in  hadde,  datter  nyemandt  ontrent  en  mochte  comen,  ende 
sdynsdach  snachts ,  tussen  xi  ende  xij  uren,  heeft  Jan  van  Wad- 
wyck,  trouwant  van  Bombergen  ende  wachtmeester  van  m§- 
nen  heer  den  cancellier,  met  de  wachte  die  voir  de  poirte  lach, 
opte  poirte  van  den  cancellier  zeer  gestoten  ende  gedoopt, 
willende  binnen  den  logyse  van  den  cancellier  wesen,  ende  nyet 
ophoudende  van  doppen  zyn  sy  ingelaten ,  ende  liepen  alsdoen 
voir  de  camer  van  mijnen  heer  den  cancellier  met  grooten  ge- 
beer,  willende  dairinne  wesen  om  te  besien  oft  mijn  heer  voirs. 
noch  in  sijn  logys  was ,  ende  de  camerlinck  de  camer  opdoende 
zijn  sy  altesamen  voir  de  bedde  van  den  cancellier  gecomen, 
die  in  slapen  lach ,  ende  moste  alsdoen  hem  tegen  zijn  oircvs- 
sen  oprechten  opdat  se  hem  wel  besien  soude. 

Item  opten  voirs.  dynsdach  ten  xi  oren  voir  noens,  is  les 
versuecke  van  de  gouvernante  een  placcate  tot  Antwerpen  ge- 


317 


publiceert,  in  effecte  inhoudende  de  confiscatie  ende  arrestemente 
van  den  bourgers,  heure  gueden  gereet  ende  ongereet,  huys- 
vrouwcn  ende  kynderen ,  ter  tijt  toe  mijuen  beeren  den  cancel- 
lier  ende  Merode,  met  heure  familie  ende  bagagie  gerelaxeert 
zouden  aijn  van  haer  detentie  ènde  gevanckeniaae ,  gelijok  als 
de  voirgaende  beslotene  brieven  inhielden,  by  mr.  Sybrecht 
Nyssen,  advocaet,  den  drie  leden  den  vy.  Mert  lestleden  ge- 
presenteert  '). 

Item  onse  bourgers  zulcx  gehoirt  hebbende,  sijn  die  drie 
leden  metten  vier  scntteryen  geaccordeert  ende  eendrechtelycken 
gesloten,  dat  sy  mijnen  heeren  den  cancellier  ende  Merode  van 
de  wachte  ende  detentie  de  facto  wilden  ontslaen  ende  relaxeren, 
ende  sqn  gelycker  hant  opten  iiij.  Aprille  gecomen  voir  de 
poirte  van  den  cancellier,  ende  hebben  de  vrachten  voir  ende 
after  den  logyse  voira.  liggende,  zeer  scerpelijcken  bevolen,  dat 
se  terstont  vertrecken  souden  van  den  voirs.  logys,  oft  zy  sou- 
den dair  anders  om  doen,  ende  de  krisknechten  dan  zijn  ter- 
stont van  hair  wachte  vertrocken  ende  tot  hairen  huysen  gegaen, 
ende  en  waert  van  dyer  tijt  aff  egheen  wacht  meer  geleeght  on- 
trent den  logys  der  heeren  voirs.,  maer  mosten  de  voirs.  heeren 
evenwel  noch  binnen  de  stadt  blijven  gevangen. 

Item  opten  vy.  Aprille  anno  voirs.,  zyn  de  drie  leden  ende 
de  gecommitteerde  van  de  scuts  metter  nyeuwer  religie  geac- 
cordeert ende  gesloten,  om  eendrachtelycken  voirtaen  met  mal- 
canderen  in  vreden  te  leven,  dat  de  stadt  mette  voirs.  religie 
zoude  gelijckerhant  aen  de  hoocheyt  van  de  gouvernante  solli- 
citeren om  een  generael  pardoen  te  impetreren  van  allen  mis- 
bruyck  ende  moetwillicheyt,  dat  de  nyeuwe  religie  enichsins 
tegen  de  Co.  Mat.  ende  haer  hoocheyt  misdaen  hadden  gehadt, 
ten  eynde  egheen  bloet  oft  goet  verlooren  en  soude  worden, 
des  gelooffden  de  nyeuwe  religie  eghen  muterye,  oproer,  twist 
ende  seditie  meer  te  maecken  ofte  doen,  maer  souden  hen  hou- 
den in  alle  stilte  ende  onderdanicheyt  als  goede  gehoirsame 


1)  Zie  dit  placaat  bij  van  Oudenhoven,  p.  140. 


318 


ondersaten  ende  bourgers  scuidie*  wairen  te  doen ,  allet  d'weiek 
is  ter  peyen  afigepubliceert  opten  vüj.  A prille  dairnae. 

Item  opten  voira.  vüj.  Aprille  hebben  die  drie  leden  nietten 
gedeputeerden  van  de  acats  ende  gedeputeerde»  van  de  nyeuwc 
religie,  ab  noch  eendrecatelijoken  geeloten  ende  geaocordeerft, 
dat  men  mijn  heeren  den  cancellier  ende  Merode  met  naiie 
dienaers  ende  bagagie  sonde  loss  ende  vry  laten  passeren  nac 
Brussel,  ende  dairenboven  hem  noch  doen  convoyeren  ende 
geleyden  met  xxxij  acuts  te  perde  tot  in  de  stadt  van  Braes- 
sel,  ende  dat  deur  oirsaecke,  dat  t  voirs.  placcaet  rontommein 
alle  steden  van  Brabant  ende  Hollant  wairt  gopubiieeert  ende 
de  bourgers  ende  huere  goeden  overal  te  water  ende  te  lande 
wairt  gehouden  ende  gearresteert ,  ende  de  drossaet  van  Bra- 
bant inventariseerde  allen  de  erffelrjcke  ende  geredigierden,  die 
in  't  quartier  vau  Oisterwijck  gelegen  wairen ,  ende  die  den 
bourgers  ende  sonderlinge  die  den  sectarissen  binnen  deser  stadt 
wairen  toebehorende,  om  die  tot  behoeff  van  de  Co.  Mat.  te 
oonfisceeren,  te  sleten  ende  te  vereopen. 

Item  •  opten  ix.  Aprille  dair  nae,  als  den  edipris  der  sonnen 
was,  omtrent  thien  doelen  van  srjnen  liehame  verduysteart,  aboo 
datter  mair  een  cleyn  scauwe  over  en  was  gebleven,  ende  de 
prineipael  duysternisse  was  omtrent  elff  uren  voir  den  middaea 
ende  deurde  ontrent  twee  uren  lanck,  te  wetene  van  x  uren 
tot  nae  xij  uren,  etide  wairt  alsoo  seer  verduystert,  dat  men 
nauwelijcx  en  sach  te  scrijven ,  naevolgende  t  slot  van  de  voirs. 
drie  leden  ende  der  voirs.  gedeputeerden  van  de  scats  ende 
nyenwer  religie,  soo  hadden  mijn  heer  van  Merode  ende  de 
cancellier  mitte  scuts  ende  ander  bourgers  hen  geroet  gemakt 
om  nae  Brueseel  te  reysen,  des  morgens  omtrent  vi  uren;  ende 
de  muytmaickers  ende  sectarissen  willende  sulcx  beletten,  agn 
des  morgens  ontrent  vier  ende  vijff  uren  by  de  soldaten  geeo- 
men,  dairaff  de  principaelste  was  Jop  van  Achelen  drooeh- 
sceerder,  ende  hebben  de  voirs.  soldaten  geinduoeert,  dat  se 
den  cancellier  nyet  en  souden  laten  reysen,  ten  wair  dat  se  van 
heuren  eedt,  die  se  Bora bergen  gedaen  hadden ,  verlaten  wairts, 


819 

ende  dat  se  de  stadt  eenen  nyeowen  eedt  doen  souden  otn  hair 
betalinge  aen  de  stadt  te  vinden,  ende  dat  zy  van  den  eedt,  die 
de  hoop luy den  metten  voirs.  soldaten  Bombergen  gedaen  hadden, 
nimmermeer  achterbaelt  en  souden  worden,  noch  hen  in  toeco- 
mende  tijden  te  laste  geleecht  en  soude  worden,  dairaff  van  mij- 
nen heeren  den  cancellier  ende  Merode  acte  begheerende,  die 
de  goede  heeren  den  hoopluyden  ende  soldaten  moste  verleenen. 
'  Dat  alnoch  nyet  geooeeh  synde ,  syn  die  drie  leden  mei  ten 
gedeputeerden  Tan  de  seuts,  wederomme  te  raden  gecomen  om 
een  voege  te  vynden,  dat  men  den  soldaten  eenen  nyeuwen  eedt 
zoude  doen  doen,  ende  van  den  au  wen  eedt  verlaten  worden, 
soo  sijn  de  nyeuwe  religie  oft  sectarissen  zeer  sterck  in  den 
raet  gecomen,  met  hen  brengende  een  groot  ende  ewair  ver* 
sueck,  in  scriptis,  dat  zy  otck  wilden  achtervolght  hebben 
alleer  zy  de  goede  heeren  wilde  laten  reysen,  dat  inhoudende 
was,  dat  de  stadt  onder  beuren  zegele  ende  signature  souden 
den  voirs.  Bombergen  acte  verleenen,  dat  hy  binnen  deso  stadt 
badde  gehandelt  gelijck  een  vroom  capiteyn  ende  gehoirsame 
ondersate  betaempde,  ende  dat  allen  sijnen  handel,  die  by  bin- 
nen deee  stadt  badde  gedaen,  strecten  tot  grootmaickinge  van 
de  Co.  Mat.  ende  tot  prouffyt  ende  welvaert  van  de  stadt  voirs. 
ende  inwoonden  derselver,  ende  dat  hy,  Bombergen,  binnen 
der  voirs.  stadt  nyet  en  badde  geattemteert  dwelok  eenicbssins 
soude  hebben-  mogen  strecken  tot  eenigen  twist  oft  tweedracht, 
mair  dat  ter  contrarien  de  voirs.  Bombergen  allen  sijn  neer- 
sticheyt  hadde  gedaen  om  alle  twist  ende  tweedracht  te  voirco* 
men  ende  te  verhoeden,  dairaff,  ende  van  allen  zijnen  handel 
de  stadt  hem  soude  bedaneken ,  des  soude  die  voirs.  Bombergen 
bekennen,  dat  hy  oirsaeoke  was  van  de  detencie  van  mynen  hee- 
ren den  cancellier  ende  Merode  ende  des  dyen  aencleeft,  ende 
dat  die  stadt  soude  betalen  allen  die  oosten  by  Bombergen 
gedaen,  ende  noch  hem  te  doene  eenen  eerlijcken  scenck  voir 
sijnèn  trouwen  dienst,  soe  do  stadt  dair  cere  aff  wilde  hebben. 
Item  dat  de  stadt  soude  noch  onder  beuren  zegele  certificatie 
verleenen  dyen   van   de   gereformeerde   kereke,    dat  die  selve 


320 


nyet  en  vertrecken  ruyt  deser  stadt  oft  hen  goet  dair  vuyt 
▼logen ,  om  eenige  acte  van  seditien  ofte  ongehoirsamheyt,  ende 
dat  zy  binnen  de  voirs.  stadt  hebben  gehandelt  als  getrouwe 
ondersaten  ons  beeren  des  coninex,  ende  hen  altyt  hebben  ge- 
8ubmitteert  onder  die  van  de  stadt,  ende  hen  oyck  gevuecht 
nae  den  beveel  van  haire  hoocheyt,  in  snlcker  vuegen,  dal  zy 
nyet  en  hebben  gehandelt  oft  geattenteert  dan  gelijck  getrouwe 
ondersaten  van  Zijne  Mat.  behoirden  te  doene,  ende  dat  Êt 
stadt  dairom  sal  begheeren  aen  allen  steden  ende  dorpen,  dair 
deur  die  van  de  religie  zonde  mogen  passeren,  dat  zy  hen 
willen  laeten  passeren  onbehyndert  aen  lijff  ende  goet,  geleek 
zy  begheeren  dat  men  hore  medebourgers  oyck  doet. 

Item  den  raet  dese  versoecken  hoirende,  hebben  swaricbeyt 
dairinne  gemaect,  want  de  contrarie  van  dyen  wair  was,  sec 
en  hebben  de  dekens  van  den  ambachten  zolcx  by  hen  selven 
nyet  willen  accorderen  sonder  advys  van  hair  gesworen,  eode 
sijn  tusschen  ij  ende  drie  uren  de  soepenen  ende  de  dekens 
van  den  raethuys  gegaen,  tusschen  middelen  tijdens,  dat  de 
dekens  met  hen  geswoiren  spreken  souden,  om  wat  te  gaen 
eeten,  want  sy  van  ses  uren  smorgens  in  de  voirs.  saecken  on- 
ledieh  wairen  geweest;  ende  tusschen  iij  ende  iiij  uren  des  af- 
ternoens  wederomme  op  raethuys  vergadert  wesende,  om  een 
slot  ende  eynde  van  de  voire.  saecken  te  maecken,  boo  sijn  opter 
stadthuys  ende  in  de  raetcamer  gecomen  een  groote  meuichte 
van  de  sectarissen,  all  gewapent ,  ende  hebben  in  de  raetcamer 
hair  messen  vuytgetogen  ende  hebben  al  geroepen:  •  vive  Ie  gues, 
slae  doot  de  verraders;"  ende  sommige  van  den  rade  ben  ter 
weer  willende  stellen,  soe  sijn  die  seditiosen  vuyter  raetcamer 
geweken,  ende  wairt  de  raetcamer  als  doen  toegesloten  ende 
vergaderde  als  doen  op  ten  sadele  van  den  raethuyse  een  groote 
menichte  van  den  voirs.  sediiiosen,  omtrent  xxx  sterck,  die  alle 
gader  hair  messen  vuyttrocken ,  heure  sinderoers  spanden  ende 
den  hain  opsetten  opte  panne  ende  hair  lanck  geweer  velden, 
ende  riepen  met  grooten  rumoer,  ïvive  les  gues,  slae  doot  de 
verreders  ende  bloetzuypers ,"  ende  liepen  met  grooten  fbrtsen 


321 


ende  gewelt  op  te  deure  van  de  raetcamer,  om  dairinne  ie  co* 
men  ende  de  heeren  metten  raet  te  vermoirden ,  mer  de  deure 
vast  yan  binnen  gesloten  wesende  bleeff  gesloten,  ende  de  hee- 
ren metten  dekens  ende  ander  van  den  rade  verborgen  hen  in 
verscheyden  plaetssen,  ende  oyck  over  de  muer  van  sinter  Claes 
vallende  ende  after  tracthuys  sommige  vuytloopende,  ende  de 
voirs.  seditiosen  en  hebben  nyet  opgehouden  boven  opten  sadele 
ende  beneden  voir  stadthuys  grooten  geroep  ende  allermen  te 
maicken,  ende  den  gbeenen,  die  sonder  geweer  opter  merct 
wairen  te  slaen  ende  nae  te  jagen,  ende  naedemael  sulcx  een 
lange  tijt  gedeurt  hadde,  soo  heeft  Bombergen  metter  trommen 
omme  laten  slaen,  dat  een  ygelijck  hem  onder  sijn  vendelen 
scicken  sonde  ende  int  slachorden  stellen,  dat  terstont  ge- 
wairt,  want  de  drie  vendelen  van  den  knechts  van  smergens 
tot  savonts  op  te  merct  gestaen  hadden ;  daernae  quamen  oyck 
de  voirs.  twee  nootvendelen  op  te  merct,  die  hen  oyck  op  te 
merct  int  slachorden  stelden,  ende  wairden  die  stncken  gescuts, 
die  smaendachs  nae  paesschen  opte  merct  gebracht  wairden, 
wederomme  geladen  ende  tegen  elcke  straete  van  de  merct  een 
gestelt,  ende  wairden  dairnae  opten  sadel  van  den  raethnya 
ende  after  d'oude  raethuys  haeckgescutten  gestelt,  die  de  wachte 
hielden ,  dat  nyemandt  van  den  raethuys  gaen  en  mochte. 

Item  als  de  voirs.  seditie  ende  oproer  wat  gestut  was,  soo 
zyn  Jan  Maessen  ende  Henrick  van  Middelair  met  een  deel 
van  de  sectarissen  gecomen  in  sinter  Claes,  dair  sommige  de* 
kens  geweecken  wairen,  ende  begheerden,  dat  men  den  raet 
wederom  by  een  vergaderen  soude  om  een  eynde  van  de  sae- 
cken  te  maicken,  zy  belooffden  den  voirs.  dekens  ende  heeren 
dat  hem  nyet  misdaen  en  soude  werden,  want  sy  souden  hen 
voir  alle  gewalt  defenderen  ende  beacermen. 

Deur  welcke  toeseggen  zijn  die  dekens  met  hen  gegaen  opt 
raethuys ,  ten  huyse  van  Jannen  Hose,  alwair  sommige  scepene 
ende  raedtsheeren  hen  verborgen  hadden,  ende  sijn  aldair  we- 
deromme vergadert,  dair  by  syn  comen  de  principaele  van  de 
sectarissen  ende  hebben  aldair  laeten  scrijven  soo  syt  begheer» 


H 


322 


den  te  hebbon,  ende  hebben  die  voirs.  acte  ende  certificatie  m 
forma  als  boven  besegelt  ende  geteeckent,  ende  hebben  den  van. 
Sombergen  voir  eenen  scenck  drie  hondert  gulden  toegeseeght, 
ende  allen  zijn  coaten  te  betalen,  ende  sijn  heUebaidien  ennt 
dienairs  oyck  te  betaelen,  ende  sijn  alsdoen  voirts  geaccordeat, 
dat  men  des  anderen  daegbs  de  knechten  vergaderen  aradc 
ende  hen  ontslaen  van  heuren  voirs.  eedt,  ende  der  stadt  ecoea 
nyeuwen  eedt  souden  doen,  gelijck  zy  des  morgens  veraoAi 
hadden,  ende  is  den  raedt  dairmede  geseeyden  omtreat  h 
uren  in  den  avont,  ende  de  knechts  syn  oyck  verioff  gegeva 
tot  des  anderen  daechs. 

Item  de  Donredaechs  dairnae,  den  x.  Aprille,  heeft  men  k 
voirs.  vendelen  wederomme  opte  merct  vergadert  ende  sijn  ge- 
leyt  in  den  Ueyligen  Geest  ende  ten  fraters ,  ende  aldair  sijnde 
ende  den  rinck  geslagen  zynde,  heeft  men  hen  voürgehoada, 
dat  men  hen  verlaten  sonde  van  den  eedt  die  ay  Borabeigei, 
van  wegen  des  heeren  van  Brederode  gedaen  hadden,  ende  dit 
se  de  stadt  eenen  nyeuwen  eedt  doen  souden  hou  endegetoo 
te  wesen,  ende  sulex  hoirende  hebben  de  crisknechten  gelijcto- 
hant  geroepen ,  ende  dat  deur  aeductie  van  de  seetaxïssen  enk 
seditioseo ,  dat  zy  geduerende  de  maent,  die  sy  geawoiren  hal- 
den ,  egbeenen  anderen  eedt  doen  en  willen  dan  sy  hadden  ge- 
daen, ende  dat  zy  Bombergen  heuren  eapiteyn  de  maent  vort 
gehou  ende  getrou  wilden  wesen ,  want  zy  hem  geawoiren  hal- 
den, allet  contrarie  tgene  dat  zy  te  voirens  vereocht  haddea. 

Item  ten  selven  dage  naeder  noenen  sijn  de  drie  leden  Bot- 
ten gedeputeerden  van  de  scuts  wederomme  vergadert  opt  stadt- 
huys,  dair  zy  ontboden  de  gedeputeerden  van  de  nyenwer  religie 
oft  sectarusen ,  hen  voirhoudende  dat  de  knechts  int  tgene  dat 
se  te  voirens  veraoeht  hadden  rebel  vielen,  ende  hebben  sy 
gelijckerhant  een  ander  concept  gemaict ,  dat  Bombergen  toade 
des  anderen  daeghs  de  voirs.  vier  vendelen  doen  vergaderen, 
ende  in  persoon  in  den  rinok  oomen,  ende  den  kriekneehten  ah 
dan  ontslaen  van  den  eedt,  die  ay  hem  gedaen  haddea,  ka 
bedanckende  van  den  goeden  dienst  die  zy  hem  gedaen  haddea, 


323 


eodc  dat  gedaen  sijnde  zoude  de  stalt  hem  noch  twee  dagen 
io  dienst  boadeo;  des  souden  zy  de  vier  vendelen  betalingc 
doen  van  de  geheele  maent,  hoewel  sy  noch  thien  dagen  dair- 
nae  te  dienen  hadden,  ende  die  voirs.  Bom  bergen  soude  ten 
eelven  dage  vuyter  stadt  vertreckeo,  mits  hem  voldoende  tgene 
te  vorens  geacoordeeii  was,  als  voirs.  is. 

Allet  dwelck  des  voirs.  is,  des  vrydaechs  daer  nae,  wesende 
dea>.xi.  A  prillis  geseiet,  te  wetene  die  knechten  zijn  smorgens 
ontrent  aeven  uren  van  Bombergen  affgedanot,  ende  hy  is  tus- 
sen zij   ende  een  ure  vuyter  stadt  ter  Hinthamerpoirt  vuytge- 
reden,    hem    convocerende  sommige   van  synen  hellebardiers , 
Herman  de  Euyter,   de  vier  hoopluyden,  ende  ontrent  vijftien 
haeokgescutten ,  met  meer  anderen  van  zjjnen  aenhanck,   ende 
bevalen  hem  altzamen  van  zijnen  complicen  soo  vrouwen  ende 
mans  te  Gode,   dair  hy  Bombergen   ende  veele  vrouwen  ende 
mans  om  sereyden  ende  weenden;  mer  de  gehotrsame  van  de 
Go.  Mat.  waren  zeer  blijde,  dat  sy  van  den  seditiosen  tiran  ont- 
stagen  wairen,  ende  als  hy  vuytreet,  soo  beval  hy  zqnen  die* 
naers,  dat  zy  synen  slotel  van  de  kiste,   dair  de  sluetels  van 
der    poirten   in  lagen,   bewairen   soude  twee  uren  lanok,   nae 
dat  hy  vuytgereden  soude  zijn,  sonder  die  poirten  van  der  stadt 
open  te  laten  doen,  ten  eynde  hem  nyemandt  volgen  en  soude. 
Item  ten  selven  dage  nae  den  vertreck  van  Bombergen ,  heb* 
ben   myaen  heeren  den  cancelüer  ende  Merode  ter  peyen  off 
doen  publiceren,  dat  zij  alle  goet  debvoir  ende  nersticheyt  doen 
sullen  aen  de  boocheyt,  dat  het  plaoeaet  aangaende  het  arrest 
ende   detencie  van  de  bourgeren  ende  gueden  in  verscheyden 
plaetssen  gepubliceert,  sal  cesseren  ende  ophouden,  emmers  ge- 
duerende  ende  hangende  den  tijt  van  de  pacificatie  ende  ter  tijt 
loe  by   de   Mat.   van  den   Co.  anders  sal  wesen  geordineert, 
ende  dat  dyen  volgende  alle  de  bourgers  ende  ingeaetenen  met 
heore  ooopmanscappen  ende  gueden  op  alle  tollen  ende  pasaa- 
gien    vrij  ende  onbecommert  zullen  mogen  passeeren  van  een 
yegelijck,  soe  van  pre  vosten,  drossadcn,  oft  ander  officieren,  op 
heure  gewoonlijcken  vrijheden  ende  exemptien  van  tollen,  ende 


324 


dat  een  yegelgck  binnen  den  tijt  van  drie  manden  met  rijoe 
gerede  ende  mobele  goederen  vryelijck  ende  ombehindert  isl 
mogen  vertrecken,  aonder  dat  egbeen  bourgers  oft  ingesetenea 
der  voirs.  stadt  in  beuren  persoonen  noch  goeden  en  sollen 
worden  geoppresseert,  overvallen  oft  beschadicht;  ende  daereo- 
boven  in  allet  tgene  dat  de  welvairt  der  voirs.  stadt  ende  baai- 
gen  sonde  mogen  aengaen,  snlien  oyck  dairinne  doen  alle  deb- 
voir  ende  officie  aen  de  hoocheyt  ende  oyck  naemaels  aeatde 
Go.  Mat.  in  persoone ,  welck  edict  die  twee  goede  beeren  heb- 
ben onderteeckent  ende  met  beore  signetten  besegelt. 

Item  naedat  tgeene  des  voirs.  is  gepabliceert  was,  heeft  de 
stadt  oyck  op  staende  voet  doen  publiceren ,  dat  die  van  de 
religie,  die  lest  sullen  vertrecken,  alsoo  vry  sullen  sjjn  enk 
blijven  versekert  als  die  ierste  vertrocken  zijn  geweest,  nse 
vuytwijsen  der  acten  by  de  stadt  dair  aff  verleent,  ende  heb* 
ben  gelooft,  soo  wel  d'een  als  d'ander  religie  malcanderen  alle 
behulp  ende  bistandicheyt  te  doene,  daertoe  d'een  d'ander  ver- 
byndende  heure  persoonen  ende  goeden,  hebbende  ende  vereni- 
gende, tot  wat  plaetsen  die  selve  zullen  worden  becomen,  eghees 
van  dyen  vuytgescheyden,  stellende  die  selve  tot  correctie  ende 
bedwanck  van  allen  rechteren  ende  justicieren. 

Dwelcke  twee  edicten  zqn  gesciet  nae  den  noenen  omtrent 
drie  uren,  in  presentie  van  scepenen,  geswooren,  raedtsiur- 
den,  dekenen  van  den  ambachten  ende  van  den  seditïoaen  sec- 
taris8en,  te  wetene:  mr.  Heurick  Agileo,  mr.  Mathijs  Keyea, 
Jan  die  Leeuw,  mit  meer  anderen. 

Item  terstont  nae  de  voirs.  publicatie,  omtrent  nae  drie  uren, 
den  xi.  Aprille  voirs.,  soe  sijn  mijn  heeren  de  canceUier  ende 
Merode  met  beuren  state,  familie  ende  bagagie  opgeseten  enk 
sijn  met  grooten  state  over  de  merct  gereden  nae  Braeasel, 
hen  convoyerende  meer  dan  xl  bourgers ,  soo  te  perde  ende  te 
wagen,  Qossen  Pijnappel  als  stadtholder,  twee  scepenen  ende 
vier  hoopluyden ,  ende  sijn  de  goede  ende  gehoirsame  bonrgers 
zeere  blijde  geweest,  dat  die  goede  heeren  vuyt  heuren  swaires 
dangier   ende   benautheyt  verlost  waeren,    bevelende  ben  zeer 


325 


hartelijck  mit  screyende  ogen  te  Gode;  ende  ontrent  Helvoirt 
coatende,  s\jn  de  soepen ,  stadtholder  ende  vier  hoopluyden  we- 
deromme  nae  der  stadt  gecomen,  ende  de  scuts  metten  anderen 
bourgers  hebben  hem  geleyde  gedaen  tot  in  de  stadt  van  Brues- 
eel,  dair  zy  met  eenen  schoonen  state  ende  grooter  blyscap 
ingehaelt  zijn ,  ende  heeft  de  stadt  al  betaelt  dat  de  goede  hee- 
ren  binnen  dese  stadt  ende  tot  Bruessel  reysende  met  heure 
familie  ende  perden  verteert  hebben. 

Item  naedyen  dat  de  goede  heeren  ende  de  voirs.  Bomber- 
gen  vertrocken  waeren,  soo  sjjn  allen  de  seditiosen  seelarissen 
mit  haeren  consoirten  vuyter  voirs.  stadt  met  heore  persoonen, 
gneden  ende  familie  vertrocken ,  alsoo  dat  de  stadt  binnen  xiiq 
dagen  dair  nae  geheel  van  de  voirs.  mnytmakers  ende  oproeri- 
gen  volcke  deur  Goidts  gratie  ende  barmharticheyt  is  verlost. 
Godt  ey  gelooft  ende  gedanct. 


19  Vergadering.     19  December  1659. 

Bibliotheek.  —  Nog  iets  over  het  gedacht  der  van  M ander' s  — 
Twee  brieven  van  PhiUp$  den  Goede.  —  Besluit  van  de  Staten 
van  Henegouwen  tot  Handhaving  van  de  Boomsche  godsdienst, 
de  gehoorzaamheid  aan  den  Koning  en  de  algemeene  unie  in 
1579.  —  Een  Carlularium  van  den  Dom  te  Utrecht. 

Bibliotheek.    Ten  geschenke  ontvangen: 

van  den  Heer  F.  Muller,  te  Amsterdam: 

Bibliotheek  van  pamfletten ,  traktaten  enz.  Door  P.  A.  Tiele. 
1«  Afd.,  4«  Stuk.    Amsterdam,  1857. 

van  Dr.  J.  J.  F.  Wap,  te  Utrecht: 

Asirea.  Maandschrift ,  verzameld  door  Dr.  Wap.  6«  jaarg. 
1856—57.  7e  Aflevering,    ütreoht. 

van  Dr.  F.  C.  Kist,  te  Utrecht: 

Oaecilia.  Algemeen  muzikaal  tijdschrift  van  Nederland.  14° 
jaarg.,  1857. 

XIII.  J.  22 


3*6 


In  ruiling  ontvangen: 

van  de  Académie  d'arcbeologie  de  Belgiqne,  te  Antwerpen: 

Anmalee.    Tomé  U«,  3'  et  4«  Livr.    Anvers,  1857. 

van  de  Redaotie: 

Algemeen  Komt-  en  Letterbode.  69e  jaarg.  Nieuwe  reeks. 
4ejaarg.  1857. 

De  Katholiek.  Qoiedwutig-,  geechied-  en  letterkundig  Maand- 
eekrifl.    31*  en  32e  Deel.    'sGravenhage,  1857. 

Nog  iete  over  het  gedacht  der  van  Mander9 e  De  Heer  Hooft 
Oraafland  deelt  namens  den  Heer  G.  J.  Borman  Becker,  ie 
Koppenhagen ,  het  volgende  mede  ter  aanvulling  van  het  vorige 
omtrent  het  geslacht  van  van  Mander  (Kronyk,  1856,  bl  63 
▼olgg.) 

Ik  heb  gezegd,  dat  Karel  van  Mander»  de  derde  van  dieo 
naam,  te  Koppenhagen  een  huis  had  in  de  Ostergade  (Ooster- 
straat).  In  deze  ruime  en  wel  ingerigte  woning  heeft  hg  on- 
derscheidene malen  zeer  aanzienlyke  personen  gehuisvest,  zoo- 
als  in  1660 — 61  den  Zweedschen  resident  Gnstaaf  Dn  val,  ia 
1665  Hugo  Terlon,  gezant  van  Lodewijk  XIV  aan  het  Deen* 
sche  hof,  en  in  het  voorjaar  van  1665  Godard  Adriaan  van 
Beede,  Heer  van  Amerongen,  door  de  Staten-Generaal  naar 
Denemarken  afgevaardigd.  Ook  de  beroemde  admiraal  Jacob 
van  Wassenaer,  Heer  van  Obdam ,  nam  zijn  intrek  by  Karel  van 
Mander  (Til),  toen  hij  in  1658  te  Koppenhagen  kwam,  na  op 
den  8.  November  met  de  Hollandsehe  vloot  de  Sond  doorgeseild 
te  zyn  en  de  Zweden  met  goed  gevolg  bestreden  te  hebben. 

Van  Mander,  van  wien  de  Denen  in  deze  woel  ge  tijden 
onderscheidene  malen  zochten  te  vernemen  of  hy  iets  van  de 
geheime  onderhandelingen  of  plannen  der  verschillende  partjea 
wist,  verklaart  in  een  brief,  dat  hg  in  het  vervolg  geen  diplo- 
matische zendelingen  meer  wil  huisvesten. 

De  schoone  tapijt  werken ,  door  zyn  vader  Karel  na  Mam- 
der  (II)  vervaardigd,  waren  later  een  onderwerp  van  staatkun- 
dige onderhandelingen. 


327 


Onder  de  geheime  artikelen  van  den  vrede  op  den  8.  Maart 
1658  te  Röskilde  gesloten,  komt  bet  volgende  voor:  »TJt  om- 
nin,  qnae  errores  quosdam  post  9e  trabere  vel  animos  ab  bac 
vel  illa  parte  exulcerare  et  distrahere  possint,  penitas  eradicen- 
tur  et  e  medio  tollantnr,  in  majorem  pacis  confirmationem  et 
augmentum,  conventnm  invicem  est,  nt  peristiomata  illa  sen 
tapetia  qnae  in  ignominiam  et  dedecus  regni  snedici  eontexta 
heic  in  Dania  asservantar  ei  costodiuntur ,  ah'is  coloribus  super- 
illinantur."  Gelukkig  ontgingen  de  tapijten  dit  lot.  Zij  kon- 
den, zooals  wij  gezegd  hebben,  afgehaakt  worden,  hetgeen 
waarschijnlijk  geschied  zal  zijn.  Na  eenige  jaren  waren  zij 
echter  weder  ten  toon  gehangen,  want  in  November  1668 
maakte  de  Zweedsche  gezant  er  veel  werk  van.  Tegenwoordig 
zijn  zij  als  zeldzaamheden  ingepakt,  om  des  te  beter  bewaard 
te  big  ven. 

Twee  brieven  van  Pküipê  den  Goeden.  Namens  den  Heer 
J.  L.  A.  Diegerick  te  Antwerpen,  worden  medegedeeld  de 
beide  volgende  brieven  van  Philips  den  Goeden,  hertog  van 
Bourgondie,  betreffende  het  opvatten  der  wapenen  ten  behoeve 
van  zijnen  natourlijken  zoon  David,  bissohop  van  Utrecht,  1466. 

Copie  des  lettres  envoyées  par  montrès  redoubté  sr.  Ie  Duc 
de  Boargoigne  au  comte  d'Estaropes  et  aulx  députez 
des  quatre  membres  touchant  Ie  faict  et  la  conduite  des 
gens  de  gnerre  par  Ie  pays  de  Flandre  pour  Ie  Evesque 
d'Utrecht. 

1*.  Philippe  etc.  Tres  chier  et  tres  amé*  nepven.  Nous 
avons  presentement  reeen  lettres  des  deputés  des  quatre  mem- 
bres de  nre  pays  de  Flandre,  nagaire  assemblé  en  nre  ville  de 
Brnges,  que  nous  a  apportées  Michiel  Corin  pentionnaire  de 
Ure  terroir  du  franc,  par  lesquelles  et  aussi  par  led1.  Michiel 
ils  nous  ont  supplié*  et  requis  que  sur  Ie  passage  et  conduite 
des  gens  de  guerre  que  faisons  presentement  mectre  sus  pour 
Ie  faict  de  1'Evesché  d'Utrecht,  que  pour  cheulx  qui  prendront 

22* 


888 

leur  cemin  parmy  nre  d*.  pays  de  Flandre  il  nous  plaise  ad* 
▼iser  et  pourveoir  au  bien  de  nre  povre  peuple  ei  d'icelluy  ïïre 
pays,  et  ordonner  et  oom  meet  re  aulcuns  seigneurs  nobles  do 
pays  en  chascune  marche  d'icelluy  pour  la  conduicte  desd* 
gens  de  guerre  ainsy  qu'il  est  contenu  et  declairé  en  ung  billet 
de  papier  que  nous  a  bailiiet  et  monstré  led1.  Michiel  pour  san 
instruction  en  ceste  partie,  duquel  bilkiet  nous  tous  envoioos 
Ie  doublé  cy  enclos.  Et  pour  ce,  tres  chier  et  tres  amé  nep- 
veu,  que  désirons  et  ?oulons  nosdu.  gens  de  guerre  passer  dool» 
cement  et  gratieusement  par  nred*.  pays  de  Flandre  et  payer 
leur  escot  sans  en  rien  fouler  ny  cbargier  Ie  pays ,  attendu  que 
les  pen  vent  bien  payer  de  leurs  gaiges,  et  considéré  meisroe- 
ment  que  Ie  peuple  de  nredV  pays  de  Flandre  est  desia  fort 
foible  a  cause  de  la  darniere  guerre  qui  y  a  regné,  Nous  escrip- 
▼ons  presentement  par  de  vers  tous  adfin  que  advisez  et  ordon- 
nez  de  par  Nous  de  cbeulx  qui  sont  nommés  aud*.  billet,  et  en 
cbascune  marche  de  nred*.  pays  de  Flaodre  ung  ou  deulx  d*ï- 
cbeulx  et  tels  que  bon  vous  semblera  et  que  eslirez  pour  Ie 
mieulx  tant  pour  la  conduicte  desdu.  gens  de  guerre  par  nas- 
tred*,  pays  de  Flandres,  tant  ceulx  qui  seront  soubz  tous, 
comme  ceulx  qui  seront  soubz  nre  amé  et  féal  ch?"*  conseüler 
et  chambellan  mess'.  Anthoine  bastard  de  Bourgoigne,  comme 
aussi  sur  Ie  faict  et  pourreance  de  vivres  pour  nosd1-.  gens  de 
guerre ,  lesquels  vivres  et  tont  ce  que  leur  sera  besoiog  d'aroir 
Nous  voulons  qu'ilz  payent  comtant  et  ne  foient  aucun  dom- 
mage  a  nos  subjectz.  Et  nous  escripvons  presentement  and1. 
messire  Anthoine  Ie  bastard  de  Bourgoigne  qu'il  soit  content  de 
ce  que  ainsy  y  adriserez  et  ordonnerei  de  par  nous  et  que 
ausourplus  il  se  y  conduise  ainsy  que  dict  est.  Si  y  faittes 
de  nre  part  tellement  que  plaincte  ni  doléance  par  devers  no*s 
en  viengne  et  nous  1'aurons  bien  agreable.  Tres  chier  et  bien 
amé  etc. 

A  nre   tres    chier  et  tres    amé  nepveu  Ie  conté  d'Estanpes 
seigr.  de  Dourden. 


899 


2*.  Do  par  Ie  Duc  de  Bonrgoigne  etc.  aax  député's  des  mem- 
bres de  Flandree. 

Tres  chiers  et  bien  araez  nous  avons  reeen  vre  lettre  du  xxviy 
jour  de  juing  passé  que  par  Miei i iel  Corin,  pentionnaire  du 
francq,  envoyée  vous  avez  et  aussi  avous  oy  che  que  led1.  Mi- 
chiel  nous  a  clict  de  bouehe  de  par  vous  touchant  la  provision 
que  désirez  avoir  pr.  Ie  passaige  et  condnicte  de  nos  gens  de 
guerre  que  faisons  presentement  met  t  re  sus  pour  Ie  faict  de 
l'évesché  cTUtrtcht,  mes  me  ment  de  oheulx  qui  prendront  leur 
chemin  par  nostre  pays  de  Plandre;  snrquoy  tres  chiers  et 
bien  amez  nous  escripvons  presentement  tant  a  ïïre  tres  chier 
et  tres  aroé  nepveu  Ie  conté  d'Estampes,  comme  &  ïïre  amé 
et  féal  Chevl'.  conseüler  et  Ohambellan  Messire  Anthoine,  bas- 
tart  de  Bourgoigne ,  ainsi  et  par  la  maniere  que  vous  dira  led*. 
Michiel.  Et  1'avons  sur  ce  faict  expedier  tout  Ie  plus  tost  que 
avons  peu,  ainsy  que  par  luy  Ie  porez  savoir  plus  a  plain. 

Tres  chiers  et  bien  amez,  nre  seigr.  soit  garde  de  vous. 
Escript  en  nostre  bostel  de  la  Haye  en  Hollende  Ie  second 
jour  de  Juillet  m.ii\jc.lvi. 

D'après  une  oopie  authentique,  écriture  de  la  même  époque. 

Beeluü  van  de  Staten  van  Henegouwen  tot  handhaving  van  de 
Roomsche  god$dien$tt  de  gehoorzaamheid  aan  den  Koning  en  de  al- 
genuene  unie  in  1579.  —  In  het  in  de  vorige  vergadering  beschre- 
ven H8.  vindt  men  het  onderstaande  niet  onbelangrijke  stuk, 
dat  wjj  ons  niet  herinneren  elders  aldus  gevonden  te  hebben. 

Nous  prelate  et  personnes  du  Clergie,  Nobles  et  deputez  des 
villes  du  pays  et  conté  Darthois,  representans  les  troys  mem- 
bres et  estatz  d'icclle. 

Deputez  des  estatz  du  pays  et  conté  de  Haynoult. 

Et  depntez  de  la  ville  de  Douay. 

A  tous  ceulx  que  ces  presente»  lettres  verront  on  orront, 
aalnt.  Comme  danz  Tan  1576  les  estatz  generaulx  de  tous  les 
pays  de  pardela  se  sont  joinctz  et  assemblez  en  la  ville  de 
Bruxelles  pour  donner  ordre  et  résister  aux  espaignolz  mutinez, 


S30 


venuz  en  Siericxee  a  taste  baiesee  pour  semparer  ei  saceaifer 
la  dite  ville  de  Bruxellez,  ayans  de  foroe  la  ville  Dalost,  hv 
que  fost  esté  possible  les  eontenter  ny  rediger  a  la  raison  pour 
commandement ,  que  leur  fat  esté  faict  par  Messeigneurs  do 
oon9eil  d'estat  lom  oommis  par  aa  Ma**,  au  gouvernement  gé- 
néral  des  dits  pays,  poor  la  mort  de  feu  bonne  memoire  Dos 
Loys  de  Requesens,  precedent  gouverneur,  a  cauae  dequoj 
avoient  esté  par  eulx  declarez  et  proclamez  emaemble  leun  fin- 
teurs  et  adherens  pour  rebelles  a  sa  Mau.  ennemys  et  pertar- 
bateurs  da  repos  pablicq  et  qae  pour  telz  on  les  pourroü 
traicter. 

Suivant  quoy  les  dits  estatz  généiuulx  avoient  absolutenent 
résolu  les  faire  sortir  et  rétirer  et  en  ptrger  Ie  pays,  pour  k 
remettre  en  repoz  et  Hberté  et  préveuir  aa  joang  de  servitude 
misérable  auquol  ilz  taechoient,  comme  se  descouvroit  de  jaar 
a  aaltre,  Ie  mettre  et  préeipiter ,  ayant  de  prime  face  advisé  et 
de  faict  traioté*  une  paeification  en  la  ville  de  Gand,  avtc  Ie 
prinoe  d'Oranges  et  les  provinees  de  Hollande  et  Zeeland*  et 
associez  pour  lora  en  guerre  contre  les  aultres  provinees,  par 
laqoelle  avoit  esté  expressement  stipulé,  promis  et  aceordé 
d'une  part  et  d'aultre  qae  es  dits  provinees  de  Hollande  et 
Zeelande  ne  seroient  lésibles  et  permis  ausdits  de  Hollande  et  Zee- 
lande  ny  aaltre,  de  quelque  pays,  qaalité  oa  condition  qu  il  fat, 
d'attenter  quelque  ohose  contre  Ie  repos  et  paix  pubtique,  eig- 
nament  contre  la  rétigion  catholique  romaine  et  rexercioe  d'ieelle 
uy  a  eause  de  ee  injurier  ou  irriter  auleon  de  bit,  de  pa- 
rolle  ny  les  schandalizer  par  actes  semblables,  a  peine  d'estre 
puniz  comme  parturbateurs  publioques  a  rexemple  d'aultres. 

Et  depuis  ce  estans  ainsi  les  dixsept  provinees  unies,  ieel- 
les  avoient  passé  une  union  génerale  entre  elles  prometta»  et 
jursns  les  unes  aux  aultres  de  tenir  et  entretenir  inviolable  et 
a  jamais  la  diete  union  et  association  pour  la  eonservalion  de 
notre  saincte  foy  catholique  romaine,  deue  obeissance  de  sa  Ma*. 
et  aeoomplissement  de  la  dite  pacification  de  Gand,  joioetemeBt 
poor  1'expulsion  des  espaigaolz  et  leurs  adherens  ensemble  poer 


381 


mainteneroent  de  toas  privileges,  et  y  exposer  oorps  et  biens  et 
la  vie,  ei  neetier  fust,  et  aa  surplus  de  secourrir  et  assister 
toos  oeulx  de  la  diete  «nion  qui  se  trouveroient  assailez ,  aggres» 
ses,  emprisonnez,  ranconnez,  molestez  et  inquietez  en  personne, 
oorps,  biens,  honneur,  eatat,  ou  aultrement,  veues  procurer  la  de- 
livraooo  des  emprisonnez,  a  peine  d'estre  degrade  de  noblesse , 
de  nom ,  d'armes  et  dhonneor,  tenuz  pour  parjures,  desloyaulx 
et  ennemys  de  notre  patrie  devant  Dien  et  toas  hommes  et 
encores  note  d'infamie  et  lacheté*  a  jamais. 

Et  combien  que  en  conformité  des  dites  pacification  et  union 
se  debvoit  contenir  en  ses  boroes ,  sans  attenter  de  faict  ny  de 
parolle  au  prejudice  d'ieelle,  signament  de  notre  saincte  foy, 
religion  oatholicque  apoetolique  romaine  et  deue  obeissanoe  de 
sa  Mató.  se  estoit  il  advenu  que  plusieurs  seditieulz  heretiques 
et  perturbateure  du  repoz  pablicq ,  contre  leur  foy,  honuear  et 
obligation  et  serment,  s'estoient  au  temps  que  Ton  se  debvoit 
plus  effeotuer  et  employer  de  sescouer  Ie  fardean  de  1'ennemy 
eommitn ,  tellement  oubliez,  desbourdet  et  desbande*  en  la  prin- 
cipale provinee  et  .quasi  par  t  out  es  les  aultres,  peu  s'en  fault, 
a'attachant  a  notre  dite  saincte  foy  et  religion  par  telle  furie 
qn'ilz  avoient  deschassé*  tous  les  gens  d'église  et  religion ,  maa- 
saerë  grand  nombre  d'iceulx,  violé*  filles  saorées,  prophané*  et 
renversó*  eglises  et  aultres ,  aaccaigé*  et  brisé*  images  a  tous  oos  • 
tez,  foullé  aux  piedz  les  saincts  saeremens,  mesmement  sans 
aolcune  horreur  ou  craincte  de  la  vengeanoe  divine  celles  du 
préeieulx  corps  et  sang  de  notre  seigneur,  ruynant  et  demo* 
lissant  jusquez  aux  fondemens  abbayes,  églises,  cloistrez  et  mo- 
naateres,  usurpaut  et  robant  les  biens  d'icelles  bonnes  maisons 
dédiées  et  vouees  au  seul  service  divin,  déclarant  de  bouche 
et  Remonstrant  par  telz  et  aultrez  exces  et  oult rages  par  trop 
honriblez  et  insupportables ,  qu'ilz  estoient  et  sont  déliberez  a 
jamais  estaindre  et  alterer  notre  dicte  saincte  foy  et  religion , 
mesmement  toute  noblesse  et  legittime  ordre  d'estat  et  de  po- 
liee,  destituaut  ceulx  qui  legitimement  y  estoient  eatabüz  et 
oom  mis,  selon  les  droictz,   loix  et  anciens  uaaiges,  et  en  leur 


S8S 


lieu  y  restablissant  gena  de  leur  quaüté  ei  condrtion,  heretie- 
quez  et  seditieulx ,  ayant  aussi  apprehendé  les  principaulx  seig- 
neurs, erecques,  prelatz,  nobles,  gentilz,  honneurs  commis  et  eon» 
seilliers,  et  lesaulcuns  de  eeulxexecutez,  penduz,  estranglez  et 
decapites  aans  auleun  ordre  on  forme  de  jastiee,  et  finablemeai 
a'esibrcant  d'ezterminer  toua  gens  de  bien,  d'honneur  et  de  vota, 
a'eatant  a  eea  fins  mis  en  compaignie,  a  main  armee  fbrcant  et 
usurpant  villes,  chasteaux  et  forteresses,  restablissant  garmson 
de  leur  part,  aans  aulcune  licence  et  ordonnauce  de  rauetorité* 
superieure,  plantans  ainsi  partout  leurs  perverses  et  faulses  sec- 
tes  et  hérésies,  aboliaaant  et  mettant  a  neant  toute  religionet 
pieté,  poulsez  d'une  teile  rage  et  furie  qu'ilz  estoient  deia  pervé* 
nuez  sur  les  nietes  (limites)  et  provinces  de  leurs  voiains  oa 
üz  avoient  exercé  et  executé  toutez  eepecez  de  tyrannye  et 
aemées  cruaultez,  déliberez  de  passer  oultre  et  faire  Ie  mesne 
par  tout,  ne  fuat  que  par  une  vraye  providence  divine  monsieur 
Ie  baron  de  Montigny  avec  ses  troupez  et  plussieurs  gentilhoav 
mes  et  aultres  grands  personnaiges,  zelateura  de  la  gloire,  aon- 
neur  et  service  de  Dieu,  s'y  fussent  unimement  opposez ,  Urn 
lesquelz  exoes,  oultraiges,  desbourdemens  ayans  esté  passea  et 
ooullez  par  conivenee  et  impunement,  non  obatant  grand  nom- 
bre  de  lettres,  requestes,  plainctes  et  doleances,  qu'on  en  avait 
feict  et  représenté  tant  a  son  Alteze  que  estatz  généraulx  et 
oonseil  d'estat.  Ayant  enprins  Ie  gouvernement  des  pap,  de- 
monstrant par  les  aulcuns  avoir  grand  part  d'inteltigenee  a  td- 
les  factions  et  roenées ,  non  seulement  Ie  contant  comme  par 
nonehallance  mais  les  excusant  voires,  déclarant  qu'ilx  ronl- 
laient  embrasser  et  deffendre  leur  quereüe  comme  bonne  et  jutte, 
et  pour  aultant  qu'ilz  ne  se  tiennent  obligez  a  la  dito  pacifiea- 
tion  de  Qand,  fait  e  pour  la  necessité  du  temps,  mais  au  con- 
traire qu'ilz  sont  tenuez  d'advancer,  procurer  et  favoriser  fenr 
novelle  religion,  si  religion  doibt  estré  appellée,  ayant  qui  plns 
est  soubz  urabre  de  rémédier  au  mal  attempté  et  tiré  de  1'auc- 
toritéde  ceulx,  qui  aynsi  sont  admis  au  gouvernement  gènéral 
des  pays,  deniers,  édictz  et  manderoens,  tendens  a  1'abotissemeiift 


S38 

de  la  religion  catholicque,  et  pour  establir  ei  admettre  par  tont 
1'exercice  des  dits  faulses  doctrines  et  hérésies  et  entre  aultrcz 
cellecy  qu'ilz  appellent  religion  vrede,  youlans  perauader  que 
o'estoit  Ie  senl  et  nnicq  remede  ponr  ponrveoir  a  tant  de  manllx, 
ebose  an  rray  dire  tant  absurde,  que  tout  au  contraire  c'eatait 
et  est  la  aeulle  voye  et  unicq  moyen  pour  accomplir  et  emplier 
la  mesure  de  leurs  iniquitez,  bien  consideré  la  nature  et  con- 
dition  des  dits  séctaires ,  qni  d'ung  esprit  inquiete'  jamais  ne 
seront  contenz  s'ilz  n'ont  exterminé  les  bons  et  mis  Ie  tout  en 
confusion,  comme  ilz  ont  bien  demonstré  en  ce  que  doiz  Ie 
com  men  cement,  cerchans  les  occasions  et  soubz  Tombre  qu'ilz  se 
donbtoient  des  catholiqnes  ja  n'en  eussent  ilz  esté  picquez  ou 
touchez ,  tant  peu  que  ce  soit,  mais  au  contraire  leur  avoient  ja 
beanoonp  inféré  d'injures  et  oul trages,  avoyent  dlmandé*  et  ob- 
tenn  une  ampliation  et  déclaration  de  la  susdite  union,  par  la 
quelle  Tont  avait  de  nouveau  et  reciproquement  prins  Tung 
I'aultre  en  protection,  dont  encoires  ne  sont  asseurez  comme 
ilz  dieent,  emposant  que  prestement  la  vinction  de  1'ennemy, 
les  catholicques  leur  copperont  la  gorge,  qui  au  contraire  se 
doibvent  tenir  pour  asseurez  de  mesme  inconvenient,  puysqu*ilz 
royent  qu'on  a  composé  une  armee,  et  remply  tous  les  pays  de 
gens  de  guerre  estrangiez  de  pareille  condition,  estant  chose 
par  trop  claire  et  manifeste,  que  jamais  ne  cesseront  qu'ilz  ne 
pemennent  a  lenr  but,  demonstrant  en  oultre  estre  da  tout 
irréconciliables  et  que  par  tous  moyens  ilz  emqescheront  la  paix 
soit  pour  demander  des  conditions  trop  ioiquez  ou  aultrement, 
nonobstant  que  Ton  voit  a  Loeve  de  jour  a  aultre  les  affaires 
aller  en  décadence  et  ruyne,  dont  ne  se  peuk  attendre  que  une 
entiere  et  généralle  désolation,  si  Bien  par  aa  misericorde  et 
bonté  infinie  ne  nous  importe  lea  bénéfices  de  sa  tres  aaincte 
grace,  soubz  confidence  et  protection  de  la  quelle  et  pour  nous 
acquicter  vers  Dieu  et  les  hommes  de  nostre  debvoir  sy  avant 
que  humainement  est  possible,  ne  vonlant  en  riens  conniver  ny 
t  participer  au  mal  d'aultruy  ny  encourir  la  note  de  perfidie  ou 
aultres  indictes  par  la  dite  union,  a  nous  trouve  convenir  d'en 


884 


faire  protesUtion  ei  démonstration  publique  ei  de  nouveau  eo- 
tre  nous  et  tous  aaltres,  qui  se  vouldront  deschaxger  de  kor 
serment  et  obligation  rafreebir,  renouveiler  et  plus  estroicto» 
meut  confirmer  la  dite  nnion  etc. 

A  ceste  oause  en  vertu  de  noz  povoira  et  comjmseions  re- 
spectiveuent  et  aultrement  avons  premis  et  jure,  prometta» 
et  jorons  les  uugs  aui  aultres  en  foy  de  chrestiens  et  gejus  dt 
bien  pour  nouz  et  noz  suecesseurs  a  jamais  suivant  Ie  conteaa 
expres  de  la  dite  union  et  a  1'efieot  et  accoinpHflsement  d'icdk, 
de  perseverer  et  maintenir  notre  dite  eaincte  foy  et  religies 
Catholicque  apostolique  romaine,  deoe  obeissance  es  aa  Ma*. 
et  pacificatiom  de  Gand,  ainssy  procurer  Ie  bien,  salut,  pak  et 
repos  de  notre  patrie  tant  désolée,  conservant  noz  privileges, 
droitz,  franchise*,  eonstitutions  et  naanoes  amenêes  et  résisler. 
et  par  toutes  voyes  et  manieres  licites,  deues  et  raisonnables,  t 
tous  ceulx  que  vouldroat  attenter  au  contraire ,  et  a  ces  fias 
ayder,  confbrter  et  assister  1'ung  Taultre  et  de  commune  mak 
emploier  nos  vies,  corps,  biens  et  tous  aultres  moyens,  nous  sonb- 
mettans  a  toutes  résolutions  que  par  comman  advis  seront  kio> 
tes,  pour  Ie  bien  et  adrancement  de  ceste  cnuse,  soit  pour  kvóe 
des  deniers»  des  geus  de  guerre  ou  aultrement,  de  tenir  toute 
bonne  sécréte  et  discrete  correspondence  les  ungs  aux  aultres, 
sans  povoir  desoouvrir  ou  révéler  chose,  qui  puisse  nuire  et 
grover  la  bonne  et  sincere  intention  de  la  dite  unionf  prions  et 
figbortons  tous  aultres  estatz,  provinces,  villes  et  communaal- 
te* ,  gouverneurs»  pokmneJz,  capilaines,  gens  de  guerre  et  gé- 
néralement  tous  geus  de  s'aoquioter  pareillement  de  leur  debvoir 
et  obligation ,  et  a  meame  fin  entrer  et  se  joindre  avee  nous, 
faisans  par  enlx  ou  députez  de  leur  part  souffisamment  aucto- 
risez  pareile  déqlaratioa  et  protestation  de  maintenir  et  con» 
ver  la  dicte  pacification  et  1'union  g£né>alle  depuit  ensuivée  ea 
tous  leurs  poinctes  et  artioles ,  sans  aulcunement  s'eu  desjoindre, 
rétirer  au  9éparer  pour  occasion  pu  par  quelle  voye  que  se  soit, 
ouvertement ,  sécrétement,  directement  ou  indireotement  comme 
font  tous  ceulx  et  celles  qui  ad  vancent,  in  ven  tent,  poorsuivest, 


335 

admettent  et  conviennent  ohose  au  contraire  oe  que  nous  ny 
eulx  povons  ny  debvons  faire,  Ie  tout  a  peinc  d'encourrir  1'yre 
de  Dien  et  d'estre  degrade'  de  noblesse,  de  rata,  de  nom  d'ar- 
mes  et  d'honneur  et  d'estre  tenues  pour  parjures,  infidels, 
desloyauix  et  ennemys  de  Dieu,  de  nostre  saincte  foy  et  de  re- 
Jigiou  et  de  notre  patrie  et  an  sur  plas  d'enoourir  la  note  d'in- 
famie  et  lacheté  a  jamais,  et  a  1'effect  et  acoompliasement  des 
chosee  avant  dictez  en  qui  depend  a  nous  submis  et  obligé, 
submUiens  et  obligeons  1'ung  envers  l'aultre  noz  corps  et  biens 
et  de  eeolx  de  noz  hoirs,  successeurs  et  rémanans,  meubles  et 
immeubles,  presens  et  advénir,  par  tont  renoncant  génerallement 
et  specsalement  a  toates  exceptions  de  droict,  de  loy  et  cos* 
tume  et  toutes  anltres,  qui  au  contraire  nous  pourroient  seryir 
et  valoir,  Ie  tout  de  bonne  foy  et  sans  aulcun  melange,  pour 
approbation  de  toutes  lesquelles  choses  nous  avons  lo  present 
acte  faict  signer  et  attester  respectivement  de  noz  greffiers.  Ge 
rot  faict,  resoh  et  arreeté  en  plaine  assemblee  d'estat  au  lieu 
sbbatial  St.  Yaast  Darras ,  Tan  de  notre  seigneur  mille  cinq 
eens  saixante  diz  neuf  Ie  aiziesme  de  Janvier. 

Par  ordonnanee  de  nos  dits  

Et  pour  attestation  plus  grande  de  ladite  conclusion  et  reso- 
lution  mesmes  de  Ia  signature  desdits  greffiers  dous  presens  et 
assistans  a  icelle  et  qui  1'avons  solemDellement  jure  et  approm- 
vez  avons  icy  dessoubz  mis  et  apposi  noz  seygn  manuels. 

Een  cartularwm  van  den  Dom  te  Utrecht.  De  Heer  B.  i. 
L.  de  Geer  deelt  het  volgende  mede;  Op  den  Catalogus  der 
tenioonêieüing  van  Oudheden  en  Merkwaardigheden*  gehouden  te 
utrecht,  in  den  zomer  van  1857»  komt  op  bL  54  voor  een: 
Handschrift  qp  perkament  uit  de  18e  eeuw,  getiteld:  Liber 
oontinena  donationes  impériales  factas  in  prima  fundatione  eo- 
cleeiae  majoris  traject  entis ,  afkomstig  van  het  Domkapittel  te 
Utrecht.  Dit  HS.  toebehoorende  aan  de  kerk  der  oude  E.  C. 
&  Otaresy,  Bohter  Kterenburg,  teUteecbt,  trok  zeer  spoedig  jngne 
bijzondere  aandacht  en  ik  ben  aan  de  goedheid  van  den  tegen- 


886 


woordigen  Aartsbisschop  de  gelegenheid  verschuldigd  om  nader 
met  dit  HS.  kennis  te  maken. 

Het  H8.  is  gebonden  in  een  bruin  lederen  band,  klein  (bib, 
hebbende  aan  de  buiten  zijde  op  een  strookje  perkament  in  eet 
koperen  rand  gezet  dit  opschrift:  Lib  cotines  donatioes  ipitka 
fias  i  prima  fundatione  ecclesie  maioris  traiectensis,  het  bestaat 
eigenhjk  nit  twee  verschillende  cartularien,  die  in  de  15*  eeuw 
aldus  bijeen  zyn  gebonden,  met  enkele  perkamenten  bladeacr 
▼oor,  tusschen  en  achter  gevoegd.  Het  eerste  blad  draagt  aso 
de  keerzgde  weder  het  opschrift :  liber  continens  donationes  in* 
periales  ractas  in  prima  fundatione  ecclesie  majoris  Traieetensk 
Pertinet  maiori  ecclesie  traiectensi,  en  daarop  volgt  van  feL  I 
recto  tot  fol.  4  verso  eene  chronologisch  geordende  lyst  van 
al  de  in  de  beide  cartularien  vervatte  stukken ,  geschreven  met 
eene  hand  uit  de  15°  of  16°  eeuw. 

Daarop  volgt  het  eerste  cartularium,  later  gefolieerd  van  fol 
I  tot  L,  zoodat  het  50  bladen  of  100  bladzijden  bevat,  be- 
schre? en  met  eene  duidelijke  hand ,  waarschijnlijk  omstreeks  bet 
einde  der  12*  of  het  begin  der  18e  eeuw,  in  geheel  doorlo- 
pende regels,  27  op  elke  bladzgde,  terwijl  de  opschriften  ea 
aanvangletters  rood  zijn.  De  voorzijde  der  eerste  en  de  ach- 
terzijde der  laatste  bladzyden  zijn  eenigzints  donker  gewordea, 
door  veelvuldige  behandeling,  zoodat  dit  HS.  eeu  tydlang  zan- 
der band  schynV  geweest  te  zgn.  Het  begint  fol.  1  boven  aas 
met  het  opschrift:  Commemoratio  de  rebus  sancte  traiectensis 
ecclesie  que  olim  aregibus  domini  nostri  Iesu  Christi  fidelibns 
eidem  ecclesie  tradite  sunt,  en  daarop  volgen  dan  de  stukke*, 
onder  de  daarby  vermelde  opschriften:   % 

Traditio  karoli  de  traiecto  et  fethna  sub  willebrodo  epa. 
Heda,  p.  28.  Item  karoli  traditio  de  maridhaime  sub  wfl- 
libr.  Heda,  p.  S0.  Traditio  pippini  de  mancipiis  et  de  the- 
loneis,  Heda,  p.  84.  Regale  preceptum  pippini  sub  booifac» 
de  rebus  ecclesie  sancti  martini,  Heda,  p.  85.  CJonfirmaöi 
pippini  anb  bonifacio,  Heda,  p.  84.  —  Welk  stuk  derhalf»  - 
onder  verschillend  opschrift  hier  tweemaal  met  gering  versefei 


337 

van  lering  voorkomt ,  even  als  in  den  Cod.  Tiberios  bij  van  Asch 
van  Wyck,  Handelsverk.  IV.  p.  184  en  187  en,  wat  opmer- 
king verdient,  om  de  verwandschap  van  dit  HS.  met  het  hier 
vermelde  nog  nader  aan  te  wyzen ,  die  trouwens  reeds  uit  den. 
gelyken  inhoud  bljjkt ,  de  woorden  juist  in  dit  stuk  in  ons  HS. 
uitgelaten  of  verschreven,  maar  door  eene  latere  band  ingevoegd 
of  veranderd,  zijn  in  den  Codex  Tiberlua  juist  zoo  als  zij  hier 
oorspronkelijk  stonden.  —  Confirmatio  karoli  sub  gregorio,  Heda, 
p.  39.  Traditio  karoli  de  lusidina,  Heda,  p.  41.  Confirma- 
tio lothowici  sub  frederieo,  Heda,  p.  45.  Confirmatio  lodo- 
wichi  sub  hungero,  Heda,  p.  65.  Confirmatio  zuentibolchi 
sub  odibaldo,  Heda,  p.  63.  Confirmatio  conradi  sub  radbodo, 
Heda,  p.  72.  Traditio  lotharii  de  berg.,  Heda,  p.  57.  Pre- 
oeptum  immunitatis  lotharii  imperiratoni ,  Heda,  p.  52.  Pre* 
ceptum  immunitatis  heinrici  sub  balderico,  Heda,  p.  79.  Tra* 
ditio  ottonis  de  piscatione  in  arauson  et  almere  sub  baldrico, 
Heda,  p.  84.  Item  traditio  ottonis  de  Tiela  sub  baldrico, 
Heda,  p.  86.  Item  traditio  ottonis  de  monetis  et  theloneis 
sub  baldrico,  Heda,  p.  85.  Zonder  opschrift  het  stuk  door 
Heda,  p.  86  medegedeeld  als  traditio  de  Artmda  et  Lonen. 
Traditio  gerwardi  de  tiele,  Bondam,  Cbarterb.,  p.  15  Epis- 
tola  albrici  episcopi  ad  rodgarium  comitem,  Bondam,  Chart, 
p.  18.  Liudgeri  epistola  de  baldrico  qui  res  suas  dedit  saneto 
martino,  Bondam,  Chart.,  p.  27.  Traditio  wiberti  filiique 
ejus  walberti  de  hostbeke,  Bondam,  Ch.  p.  16.  Commemo- 
ratio  de  rebus  sancti  martini  traiectensis  ecclesie,  que  iam  olim 
ibidem  a  fidelibus  tradite  sunt,  waarvan  de  verschillende  lezin- 
gen vroeger  medegedeeld  zijn,  naar  de  uitgaaf  van  van  den 
Bergh.  —  Tot  biertoe  komt  derhalve  inhoud  en  volgorde  geheel 
overeen  met  den  Codex  Tiberius  der  Cotton.  bibliotheek»  en 
▼ele  aanwijzingen  schijnen  het  HS.  dat  wij  bespreken»  als  het 
oorspronkelijke,  waarnaar  het  ander  is  afgeschreven,  aan  te  dui- 
den. —  Nu  volgt  Preceptum  Zuentiboldi  sub  egilboldo,  bij  Heda, 
0  p.  70.  Dan  het  door  bisschop  Badbod  te  boek  gestelde  ver- 
haal  van  een  hemelwonder  en  gevolgde  ongelukken  en  zqne 


388 


gedichten,  zooaJs  die  voorkomen  bij  Heda,  p.  71,  72  met  in* 
Toeging  van  dat:  O  Deus  omnipotens  bij  Buchel  in  de  noot 
p.  74,  welke  stukken  welligt  eenmaal  aan  het  einde  stonden 
▼en  het  oudste  cartularium,  door  Radbod  versamdd  en  afge* 
schreven  en  door  hem  medegenomen,  waardoor  bij  de  oudste 
■tokken  bij  het  te  loor  gaan  der  oorspronkelijke  redde,  en  drt 
sints  ten  bron  strekte  foor  de  latere  met  latere  stokken  aan- 
gevulde cartolaria.  Daar  achter  volgt  het  stuk :  Baldrieus  gra- 
tuite pietatis  dei  dementia  etc.  met  dezelfde  bewijzen  van  ml* 
latingen  als  in  den  Codex  Tiberius,  p.  217—219.  Prcceptom 
regale  de  moneta  in  traiecto  ottonis  primi  sub  baldrico  epfe- 
oopo,  bij  Heda,  p.  88.  Preceptum  immunitatis  ottonis  primi 
imperatoris  anno  domini  ÜCCCXXXVITÏ  sub  baldrico,  Heda, 
p.  82.  Regale  preceptum  ottonis  de  foreste  in  threote,  sab 
baldrico  episcopo,   Heda,  p.  84.     De  moneta  in  traiecto  sub 

,  welk  charter,   daar  ik  op  dit  oogenblik  niet  weet 

of  bet  is  uitgegeven,  ik  hier  in  voeg:  In  nomine  aancte  et 
individue  trinitatit.  Otto  divina  favente  dementia  imperator 
Augustus .  Noverit  omnium  fidelium  nostrorum  tam  presentina 
quam  et  per  futura  tempora  suooedentium  industria,  quafiter 
nos  eb  remedium  beate  memorie  genitoris  nostri  simul  et  aniae 
nostre  et  interventu  dilectissime  eonjugis  nostre  theophane  al* 
que  venerabilis  geronis  archiepiscopi  rogatu,  licentiam  ab  anteoes- 
soribas  nostris  regibus  vd  imperatoribus  iam  antea  datam  re» 
novavimus  atque  oonoessimus  menetam  fadendi  in  civitate  tra- 
ieotenai  in  qua  modo  venerabilis  m  baldrieus  presnlis  officie 
ftingi  dignosdtur.  Et  ut  nullus  comes  neque  alia  quelibet  je- 
dieiaiia  potestas  licentiam  habeat  theloneum  vd  aliad  quodfi- 
bet  debitum  sive  questum  ex  ipsa  moneta  exigendi  nostre 
serenkatis  regia  anctoritate  omirino  interdidmus,  sed  quicqrid 
inde  exigendnm  erit  ad  integrum  episcopo  predicte  urbts  et 
acolesie  eedem  potestative  ia  posterum  habendi  tradidimus  at- 
que conoeseimus.  Et  ut  eadem  oonoeesio  perpetuum  obtincet 
vigorem  jussu  nostro  conacriptum  atque  eignatum  manu  nostit 
cartam   hanc  snbtus  notavimus.     Sigma*  domini  ottonis  impe» 


ratoris  augusti.  Polcmarus  caneellarins  ad  vicem  Wiltegisi  ar- 
ohioappellani  recognovi.  Data  VIII  idus  junii  anno  domini 
DCCCCLXXV  indietione  III  anno  regni  domini  Ottonis  XIII 
imperii  antem  VIII  actum  erpesfort.  —  Hierna  volgt:  Ottonis 
II  de  amnda  et  de  theloneo  et  de  piscationibus ,  bij  Heda,  p. 
87.  Ottonis  II  de  amuda  et  de  omnibus  terris,  silvis,  pratis, 
piscationibas  et  de  tbeloneo  et  in  almere  quioquid  antea  reges 
ibi  habuerunt,  gedeeltelij k  bij  Heda,  p.  88.  Ottonis  I  de  fo- 
reste  in  thrente  sub  baldrioo,  gedeeltelijk  tyj  Heda,  p.  84. 
Ottonis  I  de  lake  et  isla,  Heda,  p.  83.  Ansfridi  episcopi  de 
predio  frethebaldi  militis,  Heda,  p.  94,  Bondam,  Charterb. , 
p.  80.  Ottonis  III  de  bomele  sub  ausfrido,  Heda,  p.  95, 
Bondam,  p.  83.  Heinrici  II  de  ser?is  vel  liberis  vel  de  ad» 
renis  presbiterw,  Heda,  p.  99.  Heinrici  II  de  bomela  et 
arelo  distrietu  in  testerbantia ,  Heda,  p.  100,  Bondam,  p.  86. 
Heinrici  II  de  verste  in  trente  sub  ansfrido,  Heda,  p.  101. 
Preceptum  heiuriei  II  de  oomitatu  ia  thrente  sub  adelboWo, 
Heda,  p.  112.  Regale  preceptom  conradi  II  de  venatkme  in 
tbrente  sub  adelboldo,  gedeeltelijk  by  Heda,  p.  118.  Pre- 
oeptüm  conradi  II  de  servis  vel  liberis  et  de  advenis  prest»* 
teris  ecclesie  sancti  martini,  gedeeltelijk  bij  Heda,  p.  114.  De 
oomitatu  in  testerbant,  Heda,  p.  114,  Bondam  p.  100.  Tra- 
ditio  berte  sub  bernoldo,  Heda,  p.  118.  De  II  mansie  in 
Wamele,  Heda,  p.  110,  Bondam,  p.  104.  Heinrici  tertii  de 
predio  uffonis  in  trente  baldrici,  Heda,  p.  120.  Item  de 
predio  uffonis  in  fresia  preceptum  heinrici  III  sub  baldrioo 
gedeeltelijk  bjj  Heda,  p.  121.  Preceptum  heinrici  III  de 
groninge  sub  bernoldo,  Heda,  p.  121.  Driesseo,  Monumenta, 
p.  857.  De  servis  vel  liberis  sen  de  advenis  presbiteris  sub 
bernoldo:  In  nomine  s.  et  i.  trin.  Heinrieus  divina  faveuto 
dementia  rex.  Nouerit  industria  etc.,  hertieüng  van  het  char* 
ter  van  1025  bij  Heda,  p.  114,  met  het  onderschrift:  Frt- 
dericus  canoellarios  vrice  Bardeois  archicaBoetkmi  rteognovi, 
act  om,  X  kal.  Septembr.  anno  domiai  M  XL  VI  indietione  XIII 
anno   aaien   domini   tercii    Heiarioi  ordinationis  ejus  XVI11, 


840 


regni  vero  VIII,  acturo  spirae.  —  Heiarici  tercii  de  distrietu 
in  daventre  ei  comitatu  in  ameland,  Heda,  p.  123,  Bondam, 
p.  115.  Item  heinrici  III  de  trente,  Heda,  p.  124,  Hem- 
rici  III  de  comitatu  in  ambalaha  sub  bernoldo.  Heda,  p. 
193.  Item  heinrici  III  de  mercatu  in  aldensele ,  bg  MaUhaeas, 
ad  anonym  de  reb.  Traj.  p.  120,  zeer  slecht  uitgegeven,  iod- 
der  opschrift  volgt  het  charter  by  Bondam,  p.  125  uitgegeven, 
dan  Bemoldi  episcopi  de  rebus  adolfi  militie,  Heda,  p.  127, 
Heinrici  tertii  de  lake  et  isla  sub  bernoldo;  eene  bevestiging 
van  het  stuk  bij  Heda,  p.  83,  die  ik  niet  weet  of  uitgegeven  it 
In  nomine  s.  et  ind.  trin.  Heiaricns,  divina  fa  ven  te  dementia 
rez.  Nosse  cunctos  sancte  deo  ecclesie  nostrique  fideles  amtah 
mos  oarissimum  nobia  Traiectensis  ecclesie  presulem  Bernoldam 
una  cum  venerabili  ejusdem  ecclesie  prepoeito  Foccone  (vgL  Dra- 
kenborg,  aanhangsel,  p.  5)  nostram  flagitare  regalitatem  qaa- 
tenns  in  nomine  dómini  ad  similitudinem  pie  memorie  impe» 
ratoria  augusti  Heinrici  ad  prefatam  eoclesiam  in  honoresaneti 
Martini  confeseoris  Chriati  constructam  et  consecratam  qoaadam 
fiscii  regalia  proprietates  dignaremua  confirmare.  Quorum  ob- 
servationi  pro  eterna  libentissime  obtemperantes  remunemtione 
totum  quod  in  pago  Lake  et  Isla  visum  est  ad  regales  per" 
tinere  manus  traditum  commanentibua  in  eodem  loco  fratribos, 
in  daobua  scilicet  monasteriis,  uno  quidem  in  honore  aaaeti 
Martini  dedicato,  altero  vero  sancte  Dei  genetricis  Marie 
omniumque  aanctorum  consecrato  nostra  regali  auctoritate  eon- 
firmavimua  eo  tenore  quo  deincepe  fratres  predictornm  moaas» 
teriorum  eadem  predia  in  perpetuum  ad  serviendum  Deo  po* 
teatative  teneant  cum  omnibus  pertinentiis  suis  atque  possen 
sionibus,  cum  mancipiis  utriusque  sexus,  agris,  edificiis,  terris, 
coltis  et  incultis,  aquis  aquarumque  decurstbus,  pratis,  paso» 
sive  compascuis,  molis,  molendinis,  piscationibus,  silvis,  vos, 
inviis ,  cunctisque  quesitis  et  inquirendis  hoc  precepto  perheoai 
jure  confirmavimus  in  proprium.  Et  hec  traditio  nostre  aae- 
toritatis  ut  firma  et  inconvulsa  permaneat  hanc  paginam  iadt  - 
conscriptam  manu  propria  corroborantea  sigiUi  nostri  i 


341 


jussimus  insigniri.     Signum  domini  Heinrici  III  regis  invictis- 
simi.    Teodricus  canccllarius  vice  Bardonis  archicancellarü  re- 
cognovi.     Datum  XI   kal.  iun.   anno   domini  MXLVI,  indict. 
XIIII  anno  vero  domini  Heinrici  tercii  ordinationis  eja9  XVIII 
regni   vero   oct.     Actum   Aquis   grani  palacio.  —  Preceptum 
heinrici  de  tbrente  sub  willelmo  bij  Matthaeus  ad  anonym,  p. 
71.    Item    heinrici   de  comitatu    in    testerbnnt  sub  willelmo, 
Bondam,  p.  132.     Heinrici  IIII  de  comitatutu  in  th rente  sub 
willelmo,    Matthaeus    ad    anonym    p.    71.     Item   heinrici   de 
villa  arauda,    Matthaeus  de  jure  gladii,  p.  423.     Een  charter 
zonder  opschrift,  waarbij  keizer  Hendrik  aan  de  Keulsche  kerk 
van  St.  Fieter  pro  devoto  servicio  fidelis  nostri  annonis  colo- 
niensis  archiepiscopi  schenkt  een  quoddam  theloneum  in  villa 
que  dicitur   Escberda  in  pago  Hatteron  et  in  comitatu  Gode- 
scalci  comitis  sita  consensu  et  collaudatione  ducis  oddonis  ad 
oujus  jus  idem  theloneum  ante  pertinebat,  ook  het  onderschrift 
ontbreekt.     Conventio    willelmi   episcopi    et   regenberti   acter- 
nacensis    abbatis    de    ecclesiis   in    holland  ia ,    gedeeltelijk   bq 
Heda,    p.    133,   geheel    bij   Drakenborg,   aanhangsel  p.  291. 
Kegale   preceptum   heinrici   IIII   de  comitatu   in    westflinge, 
Heda,   p.    128.     De   berge   et  de  linna,    Bondam,   p.  132. 
Preceptum  immunitatis  heinrici  IIII  sub  willelmo,    niet  uit- 
gegeven ,  Datum  VIIII  kal.  Martii  anno  dominice  incarnationis 
MLVI.     Actum  wereden,  vermeld  bij  Heda,  p.  132.     De  co- 
mitatu  in  stavere  sub   conrado,    Heda,  p.  139.     Item  cujus 
supra   de   comitatu   in  ostgowe  et   westgowe,    Heda  p.  139. 
Heinrici  IIII  de  hostrogowe  et  westrogowe  bij  Matthaeus  ad 
anonym,   p.  102,   Mieris  I,    p.  73.  Traditio  atheleidis  comi- 
tisse    de   ortine,    Heda,    p.  140.     Heinrici  IIII  de  comitatu 
ialegowe  van   3  April   1086,   dat  ik  mij  niet  herinner  gevon- 
den   te   hebben;    Conradi   episcopi  de  terra  sui  juris,  waarbij 
die    bisschop    een    stuk    land   in    eeuwigen    erfpacht   uitgeeft 
aan     Bodbertus    in    1071.     IIII    Kal.    Nov.    te    Utrecht   sub 
auctoritate    cleri    et    populi,    Burohardi    episcopi    de    predio 
in  ter   leckam  et  legniam,    Heda,   p.   144.     Mathildis  regale 
XIII.  J.  23 


342 


de   richterko,    Heda,    p.   163.     Heinrici  V    de  isla  et  lake, 
Maithaeus   de  jure  gladii,    p.  106.    Traditio  godeboidi  epis- 
copi  de    prebenda    quam   constituit   decano    majoris  eocksie, 
Heda,   p.    151.     Heinrici  Y  de  comitatu  in   fresia,  bij  van 
Mieris,    I,    p.  83.     De  mitra  episcopi,    Heda,  p.  148.    Go- 
deboidi  episcopi   de   medenblic,    Heda,    p.    152.     Decretam 
coloniensis   ecclesie  over  de  geestelijke  tucht,   Lantberti  toroa- 
censis  episcopi  de  sisele,  Miraeus  op.  dipl.  II,  p.  962.    Kluit 
hist.   crit  II,    1,  p.  157.     Traditio  lietardi   episcopi  de  wes- 
terlo  et  oulo,  gedeeltelijk,  Heda,  p.  159.     Andree  de  villa qoe 
dicitur  babilonien,  Miraeas  IV,  p.  364.     Oonradi  II  de  comi- 
tatu   in   fresia,    Heda,   p.   157,    Bondam,  p.    186.    Andree 
episcopi  de  ordine  ministerii  in  pascha  et  pencecoste,  Bondam , 
p.  177.     Conradi  II   de  comitatu  in  fresia  sub  herberto  epis» 
copo,  Heda,  p.  166.     De  comitatu  in  hollandia  heinrici  qoiiü 
sub  willelmo   episcopo,    Heda,  p.  129.     Zonder  opschrift  hel 
stuk    van   bisschop  Godebold  bij  Heda,  p.  153,  Bondam,  p. 
173.     Hier  onder  staat  aan  den  voet  der  laatste  bladzijde  met 
eene  latere  hand:  Excepta  sola  decima  quae  pertinet  ad  eede* 
siam  de  Amerongen  tam  ex  palndibus  quam  ex  montibus.  sy- 
nodalem  antem  iustioiam  tam   de  il  la  palude  quam  de  nestra 
pertinente,  scilicet  Werconde  et  Seist,  adjacente  stipradicte  pa- 
ludi  ex  eadem  parte  Beni   preposito  maioris  ecclesie  perpetna 
traditione   concessimus.     Ut    antem  etc.  —  Achter  dit  oudste 
cartularium  volgen  vier  wit  geblevene  bladen  perkament  en  dan 
volgt   een   ander    cartularium,    weder  in  doorloopende   regels, 
maar  met  meer  loopend  schrift,  geschreven  waarschijnlijk  om- 
streeks het  einde  der  13e  eeuw,  bevattende  gedeeltelijk  dezefók 
charters,  gedeeltelijk  latere  uit  de  12e  en  13*  eeuw,  waaronder 
echter  zich  geene  onbekenden  bevinden,  gefoiieerd  van  LVI — 
LXXVIII,  derhalve  44  bladzijden  groot.     Daar  achter  volgen 
dan  onmiddellijk  met  eene  hand  uit  de  15'  eeuw  een  giftbrief 
van  1243,    waarbij    Theodoricus  majoris  in  trajecto  prepositss 
twee   praebenden   sticht  en  de  statuta   per   Dom.  Theod.  de 
are   episc.    traiect.  in    sancta  synodo  de  consensu  praelalcnio 


343 


et  cleri  edita  anno  dom.  1209  item  a  dom.  will.  episc.  inno- 
vata  anno  dom,  1236,  zooals  die  uitgegeven  zijn  bij  Bondam 
Charterb.  p.  307.  Dan  volgen  weder  eenige  witte  bladen,  waar* 
op  aan  het  einde  eene  hand  uit  de  16°  eeuw  enkele  aanteeke- 
ningen  plaatste  zonder  waarde,  onder  anderen  grafschriften  op 
paus  Adrianus  III. 

Gebruikt  is  dit  HS.  zonder  twijfel  door  Bondam  bij  zijn 
Charterboek  sints  p.  80,  als  het  handschrift  van  den  beer 
A(arts)  B(isschop),  maar  of  anderen  het  gekend  hebben,  blijkt 
niet,  althans  Heda  en  zijn  uitgever  van  Buchel  hebben  het  niet 
voor  zich  gehad  even  min  als  Jan  van  Leiden ,  blijkens  de  door 
ben  geleverde  teksten,  ook  Matthaeus  en  van  Mieris  kenden 
het  niet,  zeer  verwant  daarentegen  is  de  tekst  van  dit  oudste 
cartularium,  zoover  dit  dezelfde  stukken  bevat,  met  den  Codex 
Tiberius,  hoewel  het  kenlijk  onnaauwkeurig  afschrift,  waar- 
naar deze  is  gedrukt,  eene  vergelijking  soms  bemoeijelijkt ; 
van  verschillende  latere  stukken  schijnen  de  afschriften  naar  de 
oorspronkelijke  stukken  genomen  te  zijn.  Over  het  algemeen 
is  dit  cartularium  zeer  naauwkeurig  en  zorgvuldig  afgeschreven 
en  verdient  als  oudste  ons  bekende  verzameling  van  Utrecht- 
sche  charters  ongetwijfeld  de  aandacht  van  hen,  die  zich  met 
de  bewerking  van  een  Utrechtsen  charterboek  zullen  bezig  hou- 
den. Opmerking  verdient  ook  dat  de  lijst  der  Utrechtsche 
vasallen,  aan  bisschop  Adelbold  toegeschreven,  hier  niet  wordt 
gevonden.  Het  tweede  cartularium  is  veel  minder  naauwkeu- 
rig en  zorgvuldig  afgeschreven,  en  schijnt  veel  minder  waarde 
te  hebben.  De  aandacht  van  meer  kundigen  er  op  te  vestigen 
is  alleen  de  bedoeling  van  deze  mededeeling. 


23* 


BLADWIJZER. 


Aachtendigky  156. 

Aalst,  830. 

Aalst,  Hugo  van,  142.    Agatha  zjjn  huisvrouw. 

Abcoude,  groot  en  kleia,  130.  —  Heer  van,  116.  —  Gijsber- 

tus,  heer  van,  145,  146.    Mabelia  van  Arkel,  zijn  huisvrouw. 

—  Wilhelmus,  130,  146.  —  Zweder  van,  129,  130,  146. 

Maria  de  Walcoert,  rijn  echtgenoot. 
Achelbn,  Job  van,  318. 
AcaüBEL,  Glaude,  gesehutmeester,  81. 
Adbiaan  III,  pans,  843. 
Akmelius,  Johannes,  klerk,  171. 
Aebtijs,  Gheraert,  199. 
Afhaokeb,  Aegidias,  111. 
Agtleub,  Henricus,  305,  324. 
Akus,  heer  van,  ridder,  22. 
Aylva,  64,  70. 
Aitzema,   Foppe    van,    resident,    49,    50.    Brief    van    hem 

(1623),  50. 
Aken,  Ds.  Cornelis  van,  263. 
AlóloMertoaard,  157. 
AlburcK  villa,  104. 
Alendorp,  182. 

Alevblt,  Luit.  Generaal,  67. 
Alkmaar,  Olbrandus  van,  169. 
Alva,  duc  de,  215. 


846  AME— BAD. 

Amerongen,  heer  van.     Zie  G.  A.  van  Reede. 

Ameronghen,  Theodorus  van,  132.  Elizabeth  zyn  huisvrouw. 

Amiliü8,  Otto,  alias  de  Moordrecht,  144. 

Amstel,  Albertus  van,  175,  182. 

Amsterdam,  60,  218. 

Anjou,  hertog  van,  162. 

Anna,  princes,  gemalin  van  Willem  IV,  149. 

Anson,  George,  kapitein,  278,  276. 

Antwerpen,  285,  304.  —  Aluinstapel  te,  238. 

Aquila,  Luit.-kolonel,  69. 

Archief  van  Schagen,  240  seq.    Zie  ook  Ondewater,  TsseWtoa. 

Archieven  van  Holland.    Zie  Holland. 

Arembereh,  heere  van,  301,  308. 

Arpt,  Dirk  van,  —  Marten  ran,  35. 

Aristophanes,  vertaling  van,  146. 

Arkel,  Jan  van,  bisschop.  Zie  Utrecht.  —  Mabelia  van,  echt- 
genoot van  Gijsbertus,  heer  van  Abcoude,  145. 

Arminianen,  50. 

Abminiüs,  Jacobus,  84,  195.    Brief  van  hem  (1607). 

Arnhem,  61.  —  proost  van,  22. 

Artendern,  Henricus  van,  171. 

Artois,  163. 

Asgh  van  wijck,  Jbr.  Mr.  H.  A.  M.  van,  lid  van  het  Histo- 
risch Genootschap,  55.  Schrijft :  Over  de  kosten  der  be- 
grafenis van  Willem  IV  en  princes  Anna,  149. 

As  kun,  majoor,  64. 

Asperen,  brand  te,  265. 

A8PREMONT,  Arnold  van,   105. 


Baas,  Jan,  Pietersz.,  264. 

Babiloniënöroek,  104. 

Bagker,  Johannes,  139.  —  Martinus,  139. 

Baden,  markgraaf  van,  69.  —  Frederik  van,  bisschop.  Zie  Utrecht . 


BAE— BIS.  347 

Baerne,  Wilhelmus  van,  171. 

Bakelk,  Everd  van,  20,  21. 

Balen,  Mr.  Frana  van,  302. 

Babqa,  D.  Fred.,  214. 

Banmgerhorn.  243,  247,  249,  252. 

Basten,  Oonraad,  20. 

Beconynchuyzen,    Geert   en   Jan  van,  35.  —  Jan  van,  van 

Antfelde,  35. 
Betens,  Aertsz.,  Dominicus,  283,  288. 
Begeren,    Albrecht    van,   hertog,   242,  245.  —  Jan  van,  269. 

—  Jacoba   van,    48,  243.  —  Willem   van,  242. 
Beheren,  Fiom  Care!  van,  heer  van  Schagen,  259. 
Betnhek,  Aleyda  van,  134. 
Bekeer,  Balth.,  240. 
Bel,  Jasper  van,  805. 

Bennet,  H.,  resident  van  Engeland,  210,  215, 
Benthem,   Everwyn,    graaf  van,  36.  —  Joban,  graaf  van,  18, 

19,  20. 
BERE8TEYN,  Cornelis  Gyabert  van,  109. 
Berge,  Ludolf  van  den,  35.  —  Oswalt,  graaf  van  den,  29,  41. 
Beroe,  Mr.  Joost  van  den,  schout  van  Helmond,  246. 
Berlain,  Daniel  van,  48. 
Bern,  abdy  van,  105. 
Bsrnynchüysen,  Johau  van,  36. 
Bertius,  Petrus,  84,  195.    Jacomina  zijn  huisvrouw. 
Berwouts,  Everard,  802.  * 

Beteren,  Claes  van,  19,  21,  22. 
Beverland,  Adr.,  240. 
Bibliographie,  17,  31,  44,  55,  63,  81,  90,  107,  129,  148,  164. 

165,  196,  206,  225,  240,  277,  325. 
Bibliotheek  van  Barth.  van  Wouw,  159. 
Biboni,  Francisco,  ambass.  van  Polen,  214. 
Bielke,  admiraal,  64. 
Biesten,  Hendrik  van,  108. 
Bisscop,  Everardus,  notaris,  194. 


348  BLA— BRA. 

Blancquaert,  Fr.  Nicolaas,  113. 

Blankekberch,  Johannes  van,  172. 

Bloyman,  Mr.  Hendrik,  302. 

Bodegraven,  105. 

Boechorst,  Johaona  van,  139. 

Boscop,  Arnt  iho,  34. 

Boeken,  zeldzame,  32,  60. 

Bobningh,  Henricus,  notaris,  193. 

Bogermans,  Jan,  kapitein,  78.  —  Reinier,  38. 

Boycken,  Jan,  249. 

Bol,  Lubbertus,  136. 

Bombkrgen,  Anthonis  van,  hopman,  300  seq. 

Boon,  Hermanos,  142. 

Bootb,  B.  voyage  van,  79. 

Borck,  huis  ter,  37,  39,  40. 

Borgh,  Hermannus  van  den,  171. 

Bobbbns,  P.,  kapitein,  78. 

Bobsblen,  Frank  van,  48.  —   Joost  van,  247,  249.  Josina 

van  Schagen,  ajjn  echtgenoot. 
Bosch,  van  den,  commandeur  te  Bantam,  273. 
Bosinchem,  kerk  te,  105. 
Bosquet,  P.,  204. 
Böttigeb,  Guil.,  majoor,  71. 
Bouha,  Petras  Geilius  Faber  de.   Zie  Faber. 
Bowrgondië,    Antonie  van,    828,  329  —  David  van,  bisschop. 

Zie  Utrecht.  —  Philips,  hertog  van,  243,  244,  327.  Brie- 

ven  van  hem  (1457),  827  seq. 
Boüwens,  Willem,  84. 
Boxtel,  heer  van,  ridder,  22,  304. 
Boze,  Ude  de,  141. 
Braam,  Wilhelmus,  130. 
Brandenburg,  keurvorst  van,  57. 
Branielghem,  hof  te,  20. 
Brants,  Isabella,  echtgenoot  van  P.  P.  Rubens,  74.  —  Jon. 

secretaris  van  Antwerpen,  74. 


BRE— BRI. 


S49 


Brbcht,  Jacob  van,  schout  van  's  Bosch,  283,  286. 
Brbclar,  Sweder  van,  22. 
Brederode,  Hendrik  van,  214. 
Brcgkle,  hof  te,  20. 

Breuk,    H.  B.    de,    lid  van  het  Historisch  Genootschap,  55. 
Schrift :  Over  den  Inventaris  van  het  archief  van  Tsselstein,  46. 
Brieven  enz. 


975.  Charter    van    keizer 

Otto,  338. 
1046.  Charter  van  Hendrik 

III,  340. 
1131.  Uitspraak  Aan  Andre- 

as  van  Cuyk,  106. 
1270.  Charter  van  Beynerus 

de  Orio,  192. 
1278.  Charter  bevattende  een 

overzigt  van  het  Utrecht- 

sche  bisdom,  169  seq. 
1280.  Charter  van  Jacobus, 

deken  van  St.  Jan,  193. 
1328.  Uitspraak  v.  bisschop 

Jan  van  Diest,  18. 
1368.  Charter  uit  het  archief 

van  St.  Marie,  169. 
1400.  Fundatiebrief  van  het 

Ewoutsgasthuis    te    Wijk 

bij  Duurstede,  116. 
1456.  Brieven   van    Philips 

den  Goede,  327  seq. 
1488.  Overeenkomst  tussch. 

David  van  Bourgondië  en 

h.  graafschap  Zutphen,  24. 
1490.  Oorlogsverklaring  van 

den  heer  van  Wisch  aan 

David  v.  Bourgondië,  35. 


1490.  Nadere  overeenkomst 
tusschen  David  van  Bour- 
gondië en  het  graafschap 
Zutphen,  26. 

,       Remissiebrief  van  David 
van  Bourgondië,  30. 
,       Uitspraak  van  Adolf  van 
Nassau,  stadb.  generaal  van 

Gelder,  36. 
,       Brieven  van  David  van 
Bourgondië,  42,  43. 

1525.  Brief  van  Margaretha  v. 
Oostenrijk,  157. 

1543.  Brief  van  Hans  Colder-  . 
man,  geschutgieter,  79. 

1550.  Vergunning  van  Karel 
V.  aan  den  graaf  van  Lim- 
burgh,  heer  tot  Styrum,  102. 

1579.  Besluit  der  staten  van 
Henegouwen,  tot  handhaving 
van  de  K.  C.  godsdienst  etc, 
329  seq. 

1584.  Brief  der  staten  van 
Holland,  151.  —  Antwoord 
van  het  hof  van  Holland, 
152. 

1601.  Brief  van  Jeau  Richar- 
dot,  162. 


350  BRI— CAR. 

1607.  Brief  van  Jacobas  Ar-     1660.  Brief  van  W.  Kiltegiev, 

minias,  195.  66, 

1617.  Vertoog  v. prins  Mau-     1671.  Brief  van  Johao  Man- 
rits  aan  de  regering   van        rits,  61. 
Delft.  56.  1679.  Overeenkomst  wegeat  de 

1623.  Brief  van  prins  Man-        bibliotheek   van   Barth  wn 
rits,  49.  Wouw,  159. 

,       Brief  van  Foppe  van     1744.  Brief  van   den  gouver- 
Aitsema,  50.  neur  generaal  Imhoff,  Hl. 

Bbift,  P.,  kapitein,  78. 

Bbimeü,  Charles  de,  graaf  van  Megen,  297,  298,  300,  303,  SOS. 
Bbobclbdb,  Hermannus  de,  173. 
Bbobkhuizbx,  Corn.  van,  35.  —  Sweder,  35. 
Bbonkhobst,  Elisabeth  van,  wed.  van  Willem  van  Schagen,  251. 

—  Frederik,  heer  van,  29,  41. 
Bküinvis,  C.  W.v  schrijft:  Over  het  archief  van  Schagen,  240  «q. 
Brnntwijk,  hertog  van,  51,  52.  —  Ghristiaan  van,  53. 
Bruml,  294,  325,  329. 
Buddikeb,  genl.*majoor,  69. 
Büer,  Wilhelmus,  171,  172. 

Bvrrn,  huis  te,  47.  —  Vencentius,  heer  van,  29,  43. 
Bubbn,  Allardns  van,  135. 
Burgerhart,  235. 
Burykarn,  244,  248,  270. 
Bübiian,     Becker,   G.   J.     schrijft:     Over    het   geslacht  der 

Van  Mander's,  326. 
BU8BB,  Wilhelmus,  137. 


Camp,  Johannes  uit  den,  ridder,  134. 
Campbn,  Joannes  van,  hoogleeraar,  146. 
Canto*,  275,  277. 
Cappelle,  Antoïne,   204. 
Cabdinaal,  Wilhelmus,  169. 


CAR— CUN.  351 

Cabpentieb,  Petrus,  rector  te  Norwich,  84,  199. 

Cabpio,  duc  del,  214. 

Gartemunde,  63. 

Cartularium  van  den  Dom  te  Utrecht,  335  seq. 

Caöembboot,  L.,  261. 

Ca8Tbiglio,  conde  de,  210,  214. 

Cats,  George  van,  heer  van  Schagen,  259,  269,  272. 

Cau,  luitenant,  gesneuveld»  65. 

Caudemöerg,  kerk  te,  75. 

Chattellain,  Pierre,  204. 

Chevalieb,  Nicolaas,  32. 

Chbistoval,  Don.,  208,  216. 

Claesz.,  Wolfert,  priester,  notaris,  248. 

Cleef,    Maria    Eleonora,    echtgenoot    van   Albrecht  Frederik, 

hertog  van  Pruissen,  34. 
Clebck,  Jan  de,  199. 
Clocke,  Jan,  priester,  250. 
Cloosteb,  kommandant,  66. 
Cloot,  Willem,  hopman,  299,  309. 
Cobham,  ambassadeur  van  Engeland,  162. 
Coldebman,  Hans,  geschutgieter,  79.  Brief  van  hem  (1543),  79. 
Coltebman,  Jan,  rentmr.-generaal,  258. 
Compostxl,  Joannes  de,  169. 
Coninc,  Jehan  de,  199. 
Cobdova,  Ant.  de,  218. 
Corff,  Claes  247. 

Corin,  Michiel,  pensionaris,  327,  329. 
Cobnpüt,  Dirck,  305. 
Cousin,  Jehan,  predikant,  204. 
Cbedo,  Willem,  kapitein,  78. 
Cuyck,  Andreas  van,  bisschop.     Zie  Utrcclit. 
Cuylenborch,  vrouwe  van,  139. 
Cünaeus,  Petrus,  240. 


352  DEY— BGM. 


Dbynoot,  Jeannette,  200. 

Delf,  Hermannus  van,  171. 

Delft,  56. 

Denemarken,  51,  53,  63. 

Diegerick,  J.  L.  A.,  honor.  lid  van  het  Hist.  Gen.,  55. 
Schryft:  0?er  het  geschutwezen  in  1543,  79.  —  Twee  brie- 
Ten  van  Philips  den  Goede,  327  seq. 

Diemertfyk,  156. 

Dibpenbeeck,  Mr.  Gerrit  van,  300, 

Piepenbroek,  Wilh.  van,  35,  141. 

Diest,  Cornelis  van,  predikant,  286,  289.  —  Jan  van,  bis- 
schop.   Zie  Utrecht.  —  Thomas  van,  22. 

Dircx,  Mr.  Frans,  procureur,  248.  —  Gerbrant,  250. 

Dirkêland,  142. 

Dobbninck,  M.  Godert  van,  35. 

Doesöurg,  37. 

Donck,  Arnoldus,  188.  —  Herbertns  van,  13. 

Donckeb,  Pieter,  kapitein,  78. 

Dobth,  Dirk  van,  29. 

Doübden,  de,  secretaris,  328. 

Drechterland,  250. 

DROEM8,  Christina,  142. 

Duncanus,  Marünos,  109. 

Dünckbb,  Hendrik,  21. 

Durer,  Albert,  schilder^  van  hem,  222. 

Du  val,  Gustaaf,  Zweedsch  resident,  326. 

Dwingelo,  B.,  predikant,  85. 

Dijkschouw,  244. 


Eberüeyn,  heer  van,  70. 
Egmond  op  Zee%  156. 


EGM— FUN.  353 

Egmond,  Frederik  van,  bisschop,  Zie  Utrecht.  —  Johan,  heer 
vao,  243.  —  Johan,  graaf,  stadhouder,  14,  247.  —  Wouter 
van,  260.    Joeina  van  Schagen,  zijn  echtgenoot. 

Eindhoven,  228. 

Eynhouts,  Henrick  van,  gesworen  raad,  297,  299,  302. 

ëma,  Petrus  van,  171,  172. 

Emmerick,,  W.  de,  secretaris,  278. 

Ende,  Henrick  van.  genaamd  Suydewynt,  35. 

Engel,  overste,  69. 

Enkhuizm,  pluimgraafschap  van,  269. 

Entrs,  B.,  kommandant,  66. 

Erdman  neumeistbr,  86. 

Ermbngard,  gravin,  105. 

Ernst,  griffier,  155. 

Evenaer,  overste,  69. 

Ewoüts,  Pieter,  schout,  252. 

Ezb,  Bertholt  van  der,  48.  —  Frederik  van  der,  ridder,  22. 


Faber,  Petrus  Gellias,  predikant,  150,  151,  152. 

Fobck,  Aleid,   139.  —  Everard,  134.  —  Henricus,  145.  — 

Hubertus,  169. 
Folcoldus,  105.     Bessela,  zijn  huisvrouw. 
Fonck,  raadsheer,  282. 
Florent,  graaf  van  Oultremont  etc,   heer  van  Schagen.    Zie 

Oultremont. 
Fludt,  65. 

Frayenbürch,  Hans,  251. 
Fbaipont,  raadsheer,  162. 
Fransz,  Cornelis,  305. 
Frcderik9tad%  49,  52. 
Früttibbs,  Jan,  155. 
Fücker,  baron  von,  53. 
Funen,  eiland,  64. 


354  GAA— GER. 

Gaal»  Floris  van,  144. 

Gaasbeek,  Antonias,  146.  —  Jacobus,  146.  —  Z veder  van, 
145.     Anna,  zijn  echtgenoot. 

Gaill,  Dr.,  162. 

Galen,  B.  C.  van,  bisschop.     Zie  Manster. 

Garcia,  Christ.,  215. 

Geer,  B.  J.  L.  Baron  de,  schrijft :  Uitspraak  van  Jan  van  Diest 
in  de  geschillen  tusschen  den  graaf  van  Benthem  en  den  heer 
van  Steinfart,  18.  —  Twisten  tusschen  den  bisschop  via 
Utrecht  en  den  heer  van  Wisch,  22,  35.  —  Stadsregt  na 
Zwolle  en  Kampen,  32.  —  Zeldzaam  Boekwerk,  59.  — 
Journaal  van  den  togt  van  De  Rnyter  naar  Denemarken, 
(1659),  68.  —  Regt  der  heeren  van  Wisch  om  op  de  Ydtiwe 
te  jagen,  102.  —  Twee  brieven  van  Andreas  van  Coyk, 
104.  —  Het  boekje :  Opcomste  der  Nederl.  beroerten,  108.  — 
Fundatiebrief  van  het  E  wou  ts -gasthuis  te  Wijk  bij  Duur- 
stede, 116.  —  Begiftigers  en  bezittingen  van  het  Carthuiscr 
convent  by  Utrecht,  129.  —  Vertaling  van  Aristopbanes, 
door  Lamb.  Hortensius,  146.  —  Over  een  Oud  regelstempeJ, 
207.  —  Aanteckeningen  betrekkelijk  het  gezantschap  naar 
Spanje,  in  1660,  208,  seq.  —  Doleantie  van  die  van  's  Her- 
togenbosch  aan  Parma,  225.  —  Over  een  Cartulariom  van 
den  Dom  te  Utrecht,  335,  seq. 

Geesteranus,  Cornelis,  predikant,  49. 

Geeslmerambacht,  243,  245,  250. 

Gelderland,  Adolf  van  Nassau,  stadh.  generaal  van,  36. 
Uitspraak  van  hem  (1490),  36. 

Gend,  pacificatie  te,  226,  330,  seq. 

Gennecq,  de,  landdrossart,  162. 

Gent,  heer  van,  217,  219. 

Geographie,  middeleeuwscbe,  173,  seq. 

Gerardus,  chirurgijn  te  Amsterdam,  143. 

Gerbrants,  Symon,  priester,  250. 


GER— GUI.  355 

Gkrrits,  Jan,  305.  —  Tate,  schepen,  254. 

Gerritse,  Cornelis,  kapitein,  78. 

Gerritsz,  Pieter,  kapitein,  78. 

Geschenken,   161. 

Geschutwezen,  79. 

Gheef,  Jan,  pastoor,  246. 

Ghemen,  Hendrik,  heer  van,  24,  26,  27,  29,  30,  36,  41. 

Gillbwans,  religieus  te  Diest,  dicht  stuk  van,  111,  seq. 

Ginkel,  heer  van,  207. 

Glazen  kamer,  215. 

Gluksiad,  50,  52. 

Goclenius,  Conradus,  hoogleeraar,  146. 

Gors,  Willem,  160. 

Gogh,  J.  van,  lid  van  het  Hist.  Gen.,  55.  Schrijft:  Onge- 
meen e  reis-route  om  de  Znid  naar  de  Oostindië,  1751  en 
1755,  87. 

Gommertse,  Jochera,  kapitein,  78. 

Granvelle,  Cardinaal  de,  264. 

Graüwert,  Gijsbert,  136.  —  Tyderaan,  132,  141. 

Gravuren,  zeldzame,  32. 

Grimaldi,  resident  van  Genua,  223. 

Grimberg,  Sobbe  van  de,  35. 

Grimswiel,  bedijkt,  255. 

Groenevelt,  Philippus  de,  169. 

Groningen,  40. 

Groot,  Hugo  de,  85. 

Grothe,  Mr.  J.  A.,  schrijft :  Brief  van  Maurits ,  aan  Foppe 
van  Aitsema,  49.  —  Brief  van  Foppe  van  Aitsema,  aan 
Prins  Maurits,  50.  —  Vertoog  van  Prins  Maurits  aan  de 
regering  van  Delft,  56.  —  Boots  voyage  door  M.  Kra- 
mer, 79. 

Grüyter,  Peter  de,  hopman,  299,  309. 

Grüter,  Johannes,  171. 

Guido,  schilderij  van  hem,  221. 

(iüillelmi,  Bartholdus,  predikant,  199. 


356  HAA— HOL. 


Haan,  Gilles  de,  kapitein,  78. 

Haardstedegeld,  244,  248. 

Haitzfeld,  Jan  van,  35. 

Halver,  Jan  van,  35. 

Hamers,  Pieter,  kapitein,  78. 

Hamenteyn,  35. 

Hamert,  Wilhelmus,  136.     Angela,  zijn  huisvrouw. 

Handschriften,    204,    207,    209,    224,  277.   Zie  ook  Cartob- 

rium. 
Hansdoes,  Mr.  Johan,  160. 

Hanneman,  Willem,  rentmr.  generaal  van  Noordholland,  153. 
Hanzesteden,  53. 

Harincxma,  vaandrig,  gesneuveld,  65. 
Haringhuizen,  247,  248,  249,  252. 
Haro,  don  Luis  de,  210,  214. 

Hateren,   J.  A.  van,  204.  —  Verslag  over  zijn  H.  S.,  304. 
HauUepenme,  heer  van,  226,  227,  228,  seq. 
Hedel,  Gosen  van,  302,  312.  —  Jan  van,  302,  312. 
Hekeren,  Evert  van,  41. 

Held,  Abraham  den,  vendu  meester  ter  adm.  van  Zeeland,  77. 
Hellzaten,  visscherijen  te,  21. 
Hdvoort,  325. 

Hemmema,  kapitein,  gesneuveld,  65. 
Hendrik  III,  roomsch  koning.    Charter  van  hem  (1046),  340. 
He  rm  al  en,  Qerardus  van,  171. 

's  Hertogenboxh,  225  seq.,  278  seq.  —  Beeldenstorm  te,  283  seq. 
Heutsrüs,  Pontus,  48. 
Hodenpyl,  Johanna  van,  260. 
Hoerde,  Alert  van,  35. 
Hoevelaken,  105. 

HOOERBEETS,   R.,    85. 

Holland,  archieven  van,  170.  —  Jan  van,  graaf,  242.  —  Wil- 
lem II,  roomsch  koning,  192.     Charter  van  hem,  193. 


HOL— KAM.  357 


Hohtein,  Remonstranten  te,  49. 

Hommiub,  Festus,  85. 

Homköoucken,  de,  156,  247,  268,  269. 

Bonwykt  187. 

Hooqhe,  Bomein  de,  graveur,  82. 

Roogitraten,  graaf  van,  308. 

Hoorn,  H.,  luit.-generaal,  69,  71. 

Hopbn  to  hagbnbekb,  Arent  van,  85. 

Hora,  alot  ter,  28. 

Hortensiüs,  Lambeitus,   146. 

Hosb,  Jan,  321. 

Hofman,  Everard,  140.  —  Jacobus,  174. 

Houtsmet,  Albertus,  48. 

Huïniox,  Petronella,  200. 

Huyob,  Jacob,  kapitein,  78. 

Huigendyk,  166. 

ffuudtdnen,  156. 

Humalda,  kapitein,  211. 


Imhoff,  Gustaaf  Willem  baron  van,  gouverneur-generaal,  278. 
Brief  van  hem  (1744). 

Imkdand,  251,  268 

Inqbbbam,  Jan,  199. 

Inquisitie,  284. 

IpertH,  gevlugte  hervormden  uit,  197. 

Janssen,  H.  G.,  schrift:  Uitspraak  van  het  Fransche  con- 
sistorie, te  Londen,  in  eene  Nederd.  huwelijkszaak,   197. 

Johan  maubits.    Zie  Nassau. 

Journaal  van  den  togt  naar  Denemarken  (1659),  63. 


Kadyk,  254. 
Knneryk,  105. 

XIII.  J.  u 


858  KAM-LAE. 

Kampen,  stadregt  van,  88,  35. 

Kabel  V,  keizer,  102.    Brief  van  hem  (1550),  108. 

Katwyk,  156. 

Keuen,  Matthjjs,  procureur,  814,  324. 

KeUu,  de  groote,  251,  253. 

KeuuemenM,  bedijkt,  255. 

Keitten,  Elizabetb,  198,  203. 

Keppsl  van  vebwolde,  Wouter  van,  29. 

Kercwbeve,  Arnoldus  de,  175.  —  Wilhelmus,  175,  179. 

Kerkglasen,  geschilderde,  188,  189. 

Ksbkhovb,  Willem  van  den,  160. 

Ketblsr,  Dirk,  35. 

Kid,  285. 

Kien,  Nanning,  baljuw  van  de  Zype,  264. 

Kievit,  Anthony,  schout,  262,  271.  —  Dirk,  schout,  259. 

Killeorew,  W.,    kolonel,    64,   65,    66,    70.     Brief  ?ao  ban 

(1660),  66. 
Kinschot,  Ant.  van,  160.  —  J.,  86. 
Kobberade,  Henrick,  35. 
Koninckêmark,  graaf  van,  69. 
Koog,  156. 

Kortgben,  Anna  van,  143. 
Koriryk,  132. 

Koudavsr,  Otto,  131.   Agatha,  eijn  huisvrouw. 
Kouhom,  209. 
Kramer,  Matthys,  79. 
Krimpenoaard,  157. 
Kroe8ER,  Herman,  83,  84. 
Kuyck,  Jacobus  van,  178,  188. 


Laan,  Uenricus  van  der,  144, 
Laeokeman,  Mr.  Boelof,  pensionaris,  297. 
La  est,  Baeten,  kapitein,  78. 


LAM— LOE.  359 

Lambers,  conté,  ambassadeur,  213. 

Lamoot,  Jan,  199. 

Lampsbns,  secretaris,  162. 

Lancelot,  heer  van  Marbuys,  83. 

Langedyke,  256. 

Lede,  markies  de,  218,  219. 

Lbbmputten,  Jan  Jacobsz.  vaa,  207.     Katrina  Voornen,  zijn 
huisvrouw.  —  Tryn  van.    Zie  Katrina  Voornen. 

Leeuw,  Claes  Hermans  de,  295,  305.  —  Jan,  324. 

Lebuwbnboboh,  Johanna  fan,  132.  —  Johannes,  132. 

Legiee8E,  Gornelis,  kapitein,  78. 

Leydbn,  Philippus  van,  169. 

Lbnabts,  Peter,  305. 

Lbo,  Wilhelmus,  141. 

Leupb,  P.  A.   schrijft :    Brief  Tan  den  gouv.-generaal  Imhoff 
aan  kapitein  George  Anson,  273. 

Leuven,  294,  333. 

Libabt,  Wilhelmus,  175. 

Licht,  Simon  Jaoobss.  de,  rector,  84. 

Ltdius,  predikant,  84. 

Lyst  der  uitgestotenen  van  het  Generaal  pardon,  90  seq. 

Liebebgbn,  Jan  van,  raad,  297. 

Liebe,  Frederik  de,  heer  van  Soetermeer,  259. 

Limbobch,   Dirk   van,   85.  —  Jonen,    graaf,   heer  tot  Sty- 
rum,  102. 

Linden,  van  der,  hofmeester,  162.  — •  Joh.  van  der,  abt  van 
St.  Geertruid,  225. 

Lynenbourg,  baron  de,  162. 

Lipsrüs,  Justus,  240. 

Liba,  Nicolaas  de,  145. 

Lockm,  kerk  te,  105. 

Lochobst,  Hermannus  van,  186. 

Loef,  gezegd  barohman,  Gysbertus,  182.  Elisabeth,  zijn  huis- 
vrouw. 

Loxff,  Bartholomeus,  302. 

24* 


860  LOM-MER. 

Lombarts,  Mr.  Goyert,  schepen,  297. 
Losvelbz,  markies  de,  211,  216. 
iMntnburg,  hertog  van,  51,  52. 
Luschabrt,  Wilhelmus,  171. 
Lutherijen,  158. 


Maagdenburg,  aartsbisschop  van,  51,  52. 

Maalstxde,  Johannes  van  der,  140. 

Maammm,  182. 

Macaré,  Jhr.  C.  A.  Bethaan,  schrijft:  Lyst  van  Zeeprgan, 
1704—1706.  —  Verslag  over  het  H.  S.t  getiteld :  Geschied- 
en Oudhk.  herinneringen  uit  de  Nederlanden,  door  J.  L 
van  Hateren  Wb.,  204. 

Marss,  Jan,  hopman,  299,  809,  818,  321. 

Mander's,  geslacht  der  van,  826.  —  Karel  van,  de  IILt  826. 

Marqarrtha  van  Oostenrijk.    Zie  Oostenrijk. 

Marmibr,  Estienne,  predikant,  199,  204. 

Marnix  tan  st.  aldeqonde,  Ph.  van,  91. 

Martbnb8SB,  P.,  kapitein,  78. 

Marquinas,  Franciscas,  198,  199.  —  Johannes,  200  seq. 

Maurits,  prins  van  Oranje.     Zie  Nassau. 

Maximiliaan,  keizer,  249.  Zie  ook  Oostenrijk. 

Medenblik,  Ludolf  van,  187.    Vronka,  zijne  dochter. 

Medina  las  torres,  doe  de,  211. 

Meer,  Louis  van  der,  kapitein,  78. 

Medbllbn,  conde  de,  211. 

Megen,  graaf  van.     Zie  Charles  de  Brimeu. 

Meynart,  Mr.  Hermannus,  175. 

Melo,  Don  Alvaro  de,  —  Francisco,  213,  216. 

Menoelym,  Theodorus,  136. 

Mercxem,  285. 

Merode,  heer  van,  209.  —  Jhr.  Johan  van,  298,  296,  seq.  — 
Wilhelmus  de,  141. 


MET— NAS.  861 

Meteren,  Van,  kolonel,  64,  66,  69,  70. 

Middïlaeb,  Henrick  van,  hopman,  299,  309,  814,  821. 

Middelbübg,  Johannes  Franco  van,  139.  —  Hessel,  189. 

Miebbook,  Jacob,  160. 

Millies,  Dr.  H.  C,  lid  van  bet  Hiat.  Genootech.,  55. 

Minkeboden,  Sophia,  139. 

Min ou,  kommandant,  66. 

Molb,  F.,  raadsheer  te  Antwerpen,  89. 

Mommb  van  kelle,  Johan,  29,  41. 

Mondejab,  markies  de,  211. 

McmnUchuyBm,  bij  Arnhem,  138,  140* 

Montalte,  duc  de,  211. 

Monter ey>  conde  de,  211.  —  Luis,  211. 

Montfoort,  jonker  van,  139. 

Monthbh,  H.  van,  35. 

Montigny,  baron  de,  382. 

Montijn,  P.  M.,  schrrjft:  0?er  het  Archief  van  O ade water,  31. 

Moor,  Hendrik  de,  198,  200,  202. 

Mossel,  Jacob,  gonvern.  generaal,  87. 

Muts,  Elias,  141. 

Munster,  Barend  Christoffel  van  Galen,  bisschop,  62. 

Munster,  Dirk  van,  35. 

Mussghenbboek,  Mr.  P.  van,  149. 

MT8TBB,  Andries,  kapitein,  73. 


Naldbken,  Gerardos,  notaris,  193. 

Nanhe,  Andries,  kapitein,  78. 

Nanninx,  Jan,  249. 

Nassau,  Adolf  vbd,  stadh.  generaal  van  Gelder.  Zie  Gelderland.  — 
Henrick  van,  35.  —  Johan  Maurits  van,  61.  Brief  van 
hem,  (1671),  61.  —  Maurits  van,  49,  50,  53,  56.  Ver- 
toog van  hem,  (1617),  56.  Brief  van  hem,  (1628),  49. — 
Willem  1,  prins  van  Oranje,  47.  —  Willem  IV,  149. 


363  NES— OUL. 

Nes,  Meehteld  van,  133. 

Neumeisteb,  Erdman,  pastoor,  338. 

Ngborgk,  64,  68. 

Niedorp,  Oud  en  Nieuw,  247. 

Niedorpercogge*,  243. 

Ngenrode,  leenregistera  van,  81. 

Nyevelt,  Frederik  van,  132.  —  Steven,  136. 

Ntkbbk,  Qerrit  van,  abt  ?an  St.  Paulos,  146. 

Ntssen,  Mr.  Sybrecht,  309,  310,  311,  315,  317. 

Noorderkoggen,  de,  156. 

Nooet,  Adam  van,  73. 

Noose,  Joost,  kapitein,  78. 

Noppen,  Mr.  Dirck,  290. 


Oödam,  heer  van.    Zie  J.  van  Waasenaar. 

Ot,  Mr.  Richardus  van,  137,  169. 

Oldenbaeneveld,  J.  van,  56,  85. 

Oldensaal,  deken  van,  22. 

Olen,  Herman  van,  160. 

Oo$ienrjjh%  Albrecht,  aartshertog  van,  162.  —  Don  Juin  ro, 

162.   —  Margaretha   van,    157.    Brief  van   haar,  (1585), 

157.   —    Matthias,  aartshertog,  163.  —  Maximiliaan,  her 

tog  van,  24,  27. 
Ooêierwyk,  297,  303,  308,  318.  —  beschanst,  228. 
Oeio,   Reinerus  van,  proost,  172,  192.  —  Charter  van  ben, 

(1270). 
Otignies,  Claudius  d',  199. 
Otten,  Jan,  deken,  297. 

Otto,  Roomsch  keizer.  — Charter  van  hem,  (975),  338. 
Ottobpe,  Kerenere  van,  20. 
Oudenhoorn,  131. 
Oudewater,  archief  van,  81. 
Oultbbiiont,  L.  A.  E.  graaf  van,  etc.,  271.  —  Tbeodore,  37L 


OVE— PUT.  368 


Over  de  vecht,  Ruederikus,  187. 
Overlaat,  Mr.  Antonie,  76. 
Overstrooming  van  1570,  155. 


Paludanos,  Joannes,  146. 

Papiermerken,  81. 

Pardon-generaal,  90. 

Paret,    Mr.   Francois,  advokaat,    159.  —  Johanna,  wed.  van 

Barth.  van  Wouw,  159. 
Parma,  prins  van,  225. 
Pa88EMan,  Beynaldus,  142. 
Passer,  Pierre,  schilder,  75,  76. 
Patella,  Nicolaas,  169. 
Peiegom,  heer  van,  84. 
Peter»  overste,  69. 
Philips  den  goeds.  Zie  Bonxgondië. 
Pietebb,  Frederik,  249. 
Pibtbbsz,  Pieter,  notaris  en  landmeter,  271. 
Pjjüweerd,  144. 

Pijnappel,  Goesen,  substituut  van  den  schout,  302,  824. 
Plrttenbbrch,  Henrik  en  Joriaan  van,  85. 
Poelgeest,  Dirk  van,  188. 
Pol,  Abraham  van  der,  kapitein,  78. 
Pokt,  Gerardus,  171. 
Port,  Gerrit  van  der,  kapitein,  78. 
Poriegal,  bij  Zeeland,  131,  132,  135. 
Portugal,  prins  Alexander  van,  210,  214. 
Posch,  Wilhelmus,  136. 
Pot,  Mr.  Arnoldus,  deken,  182. 
Pots,  Margaretha,  133. 
Proestinck,  Jan  van,  35. 
Praat,  kapitein,  78. 
Püchler,  koL  generaal,  66. 
Putten,  land  van,  157. 


j 


S64  QUE-RUB. 


Qubhdorp,  Pred.  fan,  21. 

Qtjirini,  Jacomo,  ambassadeur  Tan  Venetië,  210,  211. 


Ram,  Jhr.  Ph.,  tid  Tan  het  Hist  Genootechap,  56. 

Raschedach,  Arend,  21. 

Ratihgrn,  Hermannas  van,  177,  188. 

Rbchtkbb,  C.  de,  152. 

Rechteben,  Joban  van,  29,  43. 

Brede,   Godard   Adr.   van,  ambassadeur,   29,  48,  217,  218, 

826.  —  Johan  van,  66. 
Reek»,  Dirk  van  den,  85.  —  Godert,  35. 
Rbbth,  Nicolaas,  kapitein,  78. 
Religievrede,  333. 
Renen,  Wilhelmus  van,  137. 
Rmtwoude,  heer  van,  65. 
Rrqubsbns,  Don  Louis  de,  330. 
Riscius,  Rutgerus,  hoogleeraar,  146. 
Rê*xt  graaf  van,  226. 
Reyndebs,  Salomon,  kapitein,  78. 

Richardot,  Francois,  91.  —  Johan,  163.  Brief  van  hem  (1601> 
Ryckwaert,  Theophilus,  of  Karel,  predikant,  197. 
Bjjndfk,  156. 

Rijvb,  Anthonis  van  den,  watergeus,  197. 
Rijnevblt,  Sophia,  142. 
B$i»jjk>  105. 

Rochb,  Johan  de,  predikant,  204. 
Roest,  Hz.  Jan,  82. 
Roodesteyn,  jonker,  64. 
Roosb,  Jacob,  kapitein,  78. 
Roseboom,  Coert,  ekwi pagemeester,  87. 
Rübiw9,    P.   P.,    schilder,    72,    89.      lsabella   Brants,  «§■ 


HÜY— SCH.  865 

echtgenoot.  —  Zijn  portret,  76.  —  Schilderijen  van  hem  in 
Spanje,  210,  seq.  —  Barth ,  73.  —  Jan,  78. 

Bütbch,  Agatha,  184.  —  Henrikus,  147. 

Buyteb,  Hermanss.  Henrick  de,  osseweyder,  800,  328. 

Buytbb,  M.  A.  de,  68,  70. 

Ruitergeld,  246. 

Rümp,  Herolt,  85. 


Sael,  Jaeob,  199. 

Sahbaeh,  prins  fan,  64,  71. 

Sandaeus,  Maximiliaan,  111. 

Sanjé,  Daniel,  impostmeester,  264. 

Sarck,  Cornelis,  ambass.  van  Denemarken,  210. 

Schaaf,  Mr.  Pieter,  160. 

Schack,  veldmaarschalk,  66,  67,  70,  71. 

Schade,  Symon,  85. 

Schaebt,  Walter,  171. 

Schagen,  240,  seq.*  —  Archief  van,  240.  —  Heeren  van,  244, 

269,  aeq.  —  Albrecht,  heer  van,  258,  262.  —  Jan  van, 
246,  249.  —  Johan  heer  van,  251,  252,  258,  261,  272.— 
Josina  van,  echtgenoot  van  Joost  van  Borselen,  247,  249, 

270.  —  Willem,  bastaard,  heer  van,  244,  279.  —  Willem 
van,  258,  270,  271.  —  Willem  van,  250.  Elisabetb  van 
Bronkhorst,  zijn  weduwe,  250. 

Schagerbier,  261. 
Schagerkoggen,  242. 
Schagmoaard,  255. 
Scheydlbver,  overste,  69. 
Schblstbate,  Abraham,  kapitein,  78. 
Schepeleb,  M.  Jasper,  84. 
Schebpenisse,  Johannes  van,  186. 
SchbbpeK8EEL,  Dirk  van,  85. 
8ehev€ningmt   156. 


$66  SCH-STK. 

Schilderijen,  74,  76,  210,  214. 

Schouten,  Everard,  136.    Beatrix,  zyn  hnivrouw. 

Schungel,  Aalbert,  86. 

Schuttobp,  Godschalck  fan,  20. 

Schwabtz,  Oito,  diploma  van  adeldom  van,  66. 

Sconau*oent  132. 

Sconevblde,  Arend,  19,  22,  -  Berent.  -  Claea  van,  19.  - 

Mattheus  van,  ridder,  21. 
Scovelo,  Gerard,  21. 

Sctpve,  Jan,  ridder,  kanselier  van  Brabant,  293,  296,  seq. 

Sebastiaens,  Frederik,  47. 

Setbcotb,  Margriete,  200. 

8ynode  nationaal,  66. 

OaperdijK  166. 

8mit,  David,  kapitein,  78. 

Someren,  Arend  van,  19. 

Sonk,  burgemeester,  269. 

Spanje,  208,  seq. 

Sptngke*,  183. 

Spina,  Helman,  140. 

Spinde*,  Johannes,  176,  180. 

Spbit,  Herman,  20, 

Staden,  Otto  van  der,  108. 

Stadsregt  van  Zwol  en  Kampen,  32. 

Stavore»,  klooster  bij,  106. 

Stbenbebgen,  Jacob  van,  160. 

Stebnbock,  G.  O.  graaf,  71. 

Steenre,  Cibelia  van,  133. 

Stegen,  Mr.  Claes  van  der,  290.  —  Jan  van  der,  302. 

Steinfobt,  Ludolf  van,  19,  20,  21,  22.  -  Zweder  fan,  l* 

&TBYN  PABvi,  Dr.  D.  J.,  lid  van  het  Hist.  Gen,  55. 
Stbbkenbubg,  Catharina  van,  138. 
Stipbiaan,  Jan  van,  bajjuw  van  Schagen,  265. 
Stootebs,  Peter  Mathijs,  296. 
SireveUhoeh,  beer  van,  66. 


8TR— ULL.  367 

STR008NIJDBE,  Jan,   155. 

Suchtrop,  Herman  van,  35. 

Suydbwynt,  Gheert,  35. 

Swasbnbubgh,  Cornelis  van,  kapitein,  87,  88,  89. 


Taats,  Johannes,  144. 

Tapjjten,  161.  —   met  afbeeldingen  der  Guerras  de  Flandres, 

215.  —  met  den  triamph  van  Scipio,  215.  —  Tapijtwerken 

van  Van  Mander,  326,  327. 
Tetlingbn,  Augn8tinu8  van,  108. 
Tbnierb,  schilderijen  van,  222. 
Tïblon,  Hngo,  ambassadeur,  826. 
Ter  Heydê,  156. 

Terranova,  hertog  van,  211,  214,  226. 
Thxjeb,  Lambertas,  143.     Margaretha,  zfin  huisvrouw. 
Thvfen,  kerk  te,  105. 
Tiel,  Dierick  van,  287. 
Tienden,  245,  251. 
Tillt,  58. 

Tttiaan,  schilderijen  van  hem  in  Spanje,  221,  222. 
Tobbbntin,  aartsdiaken,  161. 
Tbbtob,  Engelsch  ambassadeur,  275. 
Trier>  Otto,  bisschop  van,  148. 
Tromp,  C,  211.  i 

Tcbck,  Willem,  heer  tot  Nijenrode,  270. 
TwicxfiLL,  Johan  van,  43. 


U. 


UlTBNBOGABRT,  J..    85. 

Uitkngaabdb,  Johannes,  188. 
üitgeslotenen  van  bet  Generaal  pardon,  90. 
Ullbn,  Johan.  22, 


368  UEB— VOO. 

Ubbanus,  paus,  170. 

Uireckt,  SOS,  327,  329.  —  Carthuisers  klooster  te,  129.  —  Jan 
van  Arke),  bisschop  van,  22.  —  David  vau  Bourgondië,  bis- 
schop, 22,  26,  27,  36,  36,  42,  43,  327.  Briefen  van 
hem  (1490),  24,  26,  30,  42,  43.  —  Frederik  van  Baden, 
bisschop,  23.  —  Andreas  van  Cuyk,  bisschop,  105.  Char- 
ter van  hem  (1131),  106.  —  Jan  van  Diest,  bisschop,  18. 
Uitspraak  van  hem  (1328),  18.  —  Frederik,  aartsbisschop 
van,  138. 


Valkenier,  217. 

Valkooch,  246,  246,  266. 

Valkoochtienden,  249. 

V alle sT 318,  Jaoob,  259. 

Veeo8T,  Goert  van  der,  34. 

Velada,  marquis  de,  210,  214. 

Velen,  Herman,  35. 

VeUerdijk,  156. 

Velsius,  Gerard,   predikant,  49. 

Velthusen,  Henricus  van,  140. 

Fëluwe,  de,  24.  —  Jagtregt  op  de,  102,  104. 

Venlo,  predikant,  83. 

Vsbonese,  ?.,  schilderyen  van  hem,  221,  222. 

Vertest,  Ewoot  Jansz.,  schout,  258.  —  Jaoob,  baljuw,  259. 

Vta*ent  oostnmen  van,  48. 

Vinoke,  Jan,  35. 

Vivüs,  Ludovions,  146. 

Vleuten,   132. 

Vliet,  heer  fan,  82. 

Vloten,  Henricus  de,    187,  189. 

Voogt,  Johannes  en  Gysbertus,  145.  —   Willem,  85. 

Voorne,  Lodewqk,  34. 

Foorne,  land  van,  157. 


VOO— WES.  369 

Vooenen,  Kafrina,  dochter  van  Willem,   echtgenoot  yan  J.  J. 

van  Leemputten,  207.  —  Willem,  207, 
Voorst,  Johan  van,  heer  tot   Keppel,   29,  41.  —  Johannes 

van,  priester,  191. 
Voorthuijsen,  Mr.  E.  van,  lid  van  het  Hiat.  Genootschap,  55. 
Vopponis,  Theodorus,  deken,  131. 
Vos,  Vincent  de,  kapitein,  78. 

VoSBERGEN,    51. 

Vos,  J.  Gentze,  kapitein,  78. 

V08SIU8,  Joan  Gerardns,  240. 

Vrencken,  Gerardus,  169. 

Vbijdagh,  Jan,  35. 

^biman,  Wilhelmus,  141. 

Vecht,  298,  303. 

Vuïstink,  Gqsbertus,  134.  —  Hugo,  133. 


Waalwijn,  Theodorus,  140. 

Waardgelders,  59. 

Wadt%  bedijking  van  het,  254,  255. 

Waelwijck,  Jan  van,  360. 

Walcourt,  Maria  van,  echtgenoot  van  Wilhelmus  van  Ab- 
coude, 146. 

Waldeck,  gen.-majoor,  69,  71. 

Waldensen,  264. 

Wale,  Ludovicus,  185. 

Walsingam,  ambassadeur,  126. 

Walyisch,  Henricns,  132.    Sophia ,  zijn  huisvrouw. 

Wassenaar,  Bartholomeus  van,  193.  —  Jacob  van,  326. 
— -  Philips  van,  proost,  244. 

Waterland,  156. 

Weert,  Gherardus,  proost  te  Arnhem,  145. 

Weyda,  Theodorus,  notaris,  171. 

Westen  en,  Butger  van.  —  Seger  van,  35. 


870  WES— WIJN. 

Westhaven,  Joriaan,  85. 

Westinqh,  Jr.  P.,  secretaris,  287. 

Wenmaait  brand  te,  265. 

Westphalen,  Jaspar,  86. 

Wildenóorek,  98,  37,  38,  40. 

Willem  II,  roomsen  koning.    Zie  Holland. 

Willbmsz.,  Jan,  deken,  897. 

Wilhelmus,  Johannes,  142. 

Win,  Jan  Louis  de,  274,  276. 

Wïnckeder,  graaf  van,  246. 

WlNCKELHUIEEN,   35. 

Wingen,  Godfried  van,  predikant,  199. 

Winhofp,  Melchior,  33.  f 

Winkel,  247,  258. 

Wibix,  Hieronymus,  graveur,  75.  76. 

JFiècky  heeren  van,  102.  —  Agnes  van,  138.  —  Gisbert  fin, 

42.  —  Henrik,  heer  van,  27,  35,  41,  42,  43.  —  Johan  qjn 

zoon,  27,  30,  41,  42,  43.  —  Johan  van,  23,  27,  30,  35, 

36,  41,  42,  43. 
Wrr,  Elburg,  dochter  van  Hendrik,  135,  139.  —  Johannes, 

139.    Margaretha,  zyn  huisvrouw. 
Witt,  gebroeders  De,  82. 
Witte,  EUentoon,  Hendrik,  chirurgen,  78. 
Wollefs,  Hendrik  de,  33. 
Wouw,  Bartholomeos  van,  zijn  bibliotheek,  159.    Job.  Parel, 

zijn  echtgenoot,   160.  —  Jacob,  advokaat,    160.  —  Jacob, 

med.  doctor,  160. 
Wtenbng,  Aemilius,  135.  —  Jacob,  deken  van  St.  Pieter,  147. 
Wyk  bjj  Duurstede,  Ewouts  gasthuis  te,  23.  —  Pnndatiebrief 

van  het  Ewouts  gasthuis,  116. 
Wijk,  Albertns  van,  178. 
Wijke,  Jan  van  de,  kapitein,  78. 
Wijmeren,  Vorst  van,  69. 
Wijnants,  Jeronimns,  299,  302. 
Wijnde,  Bjjnt  van  der,  35. 


WIJT— ZIJP.  871 

Wijtbkhorst,  Dirk  van,  85. 

ur. 

Ubbndoobn,  Jan  van,  85. 

Usêd,  de,  rifier,  62.  —  verdieping  van  den,  83. 

IJssklmüiden,  Johan  van,  43. 

IJseeUUm,  huis  te,  47.  —  Archief  van,  18,  46.  —  heer  van 

23.  —  Frederik,  heer  van,  47.    Zie  ook  Egmond. 
IJsaporen,  62. 


Zakdi,  Johannes  Tan  de,  169. 

Zandvoort,  156. 

Zebelinghen,  Hein  van,  22. 

Zebchten,  Johannes  van,  138,  141. 

Zeevang »,  156. 

Zegelstempel,  207. 

Zekbl,  Dirc,  249,  250. 

Zoneklips,  318. 

Zoüdxnbalgh,  Aleyda  van,  135,  145. 

Zuermont,  Egbertus,  142. 

Zttidland,  157. 

Zutlen,  Alienora  van,  138.  —  Dirk  v.,  147.  —  Theodorus,  139. 

Zulphm,  23,  24,  26,  27. 

Zweden,  64. 

Zwol,  stadregt  van,  33. 

Z&pe,  de,  251. 

Zgpedjfk,  156. 


KRONIJK 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


TE 


SB  Q  B  3  (9  23  Qo 


DERDE  SERIE. 


KER8TE    DEEL. 


■  >-»-<. 


UTRECHT, 

KEMINK  EN  ZOON. 

1855. 


KRONIJK 


VAN    HKT 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


©  Q  SB  3  O  23  Qo 


Elfde  Jaargtmg  £9&&. 


DERDE  SERIE. 


EERSTE    DEEL. 


«>-»■*■ 


UTRECHT, 

KEMINK  EN  ZOON. 

1355. 


3e  dl.  2o  stuk. 

4°  dL  le  stuk. 

4e  dl.  2°  stuk. 

5*  dl.  1«  stuk. 


Vroeger  uitgegevemt 

KBONIJK  van  het  Historisch  Gezelschap  te  Utrecht 

2e  jaargang.    1846 .  ƒ  5.—. 

3e  jaargang.    1847 -  2.70. 

4e  jaargang.    1848 -  3.70. 

5°  jaargang.    1849 -  6. — . 

KB.   De  eerste  jaargang  is  nimmer  verschenen. 
KBOKIJK  van  het  Historisch  Genootschap  gevestigd  . 

te  Utrecht.  2*" serie.  6«  jaargang.  1850.    ...  -  6.— ^ 

7e  jaargang.    1851 -  6.40.  s 

8«  jaargang.    1852.    .    . -  6.80. 

9e  jaargang.    1853 t    -  6.80. 

10e  jaargang.    1854 -  6.80. 

BEBIGTEN  van  het  Historisch  Gezelschap  te  Utrecht. 

Ie  dl.  ie  stuk.   1846 -  3.40. 

le  dl  2e  stuk.   1848 -  2.20. 

2°  dl.  le  stuk.    1849 -  2.20. 

2e  dl.  2e  stuk.  1849.     (Verhooren   van   Johan 

van  Oldenbaenevelt) -  3.80. 

BEBIGTEN  van  het  Historisch  Genootschap  te  Utrecht 

3e  dL  le  stuk.   1850 -  3.—. 

1851 -  3.—. 

1851 ...-  3.—. 

1851 -  2.50. 

1853 -  8.20. 

CODEX  DIPLOMATICTTS  in  2  afd.  in  4°.  1848.  -  5.20. 

2e  serie  in  8°.  Ie  dl.  Ie  afd-   1852 -  3.75. 

le  dl.   2ft  afd.    1852 -  8.10. 

2e  dl.    le  afd.    1853 -  6.20. 

2e  dl.    2«  afd.    1853 -  3.20. 

DAGVERHAAL  van  Jan  van  Biebeek,  Eerste  Gou- 
verneur aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop.  (Uitgegeven 
door  het  Hist.  Gezelschap  te  Utrecht)    1848.    -  1.20. 
Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wijck,  Een  Woord 

in  het  belang  van  het  NederL  Axchicfwezen.  1846.  -  0.20. 

Bovenstaande  werken  zijn,  voor  zoover  zy  voorhanden  zyn,  j^\ 

door  de  leden  tegen  de  helft  van  den  prijs  te  bekomen.  cVa' 


K  R  O  N  IJ  K 


VAN   HST 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


©  Q  SB  £3  O  S2  Qo 


Twaalfde  Jaargtêmg  1950. 

DERDE  SERIE. 

TWEEDE    DEEL. 

l]f  1  «n(i 


UTRECHT, 

KEMINK  EN  ZOON. 

1856. 


I 


jf 


3e  deel. 

2C  stuk. 

4°  deel. 

le  stuk. 

4C  deel. 

2e  stuk. 

5e  deel. 

lc  stuk. 

5e  deel. 

2e  stuk. 

Vroeger    uitgegevea:  Ll 

i'  ■. 
KBONIJK  van  het  Historisch  Gezelschap  te  Utrecht.  > 

2e  jaargang.    1846 /  5.—.  (^ 

3e  jaargang.    1847 -  2.70. 

4e  jaargang.    1848 -  3J0. 

5C  jaargang.    1849 -  6. — . 

NB.    De  eerste  jaargang  is  nimmer  verschenen. 

KRONIJK  van  het  Historisch  Genootschap  gevestigd 

te   Utrecht.     6C  jaargang.     1830.     2e  serie.     .     .  ƒ6.—. 

7e  jaargang.    1831 -  6-40. 

8e  jaargang.    1832 -  6.80. 

9e  jaargang.    1853 -  6.S0. 

10e  jaargang.    1854 -  6.80. 

lle  jaargang.    1855.     3e  serie.     1°   deel     ...  -  3.20. 

BERIGTEN  van  het  Historisch  Gezelschap  te  Utrecht. 

le  deel.     lc  stuk.    1846 -  3.40. 

lc  deel.     2e  stuk.     1848 -  2.20. 

2C  deel.     le  stuk.    1849 -  2.20. 

2C  deel.     2e  stuk.    1849.   (Verhooren  van  Johan 

van  Oldenbarnkvelt) -  3.80. 

BERIGTEN  van  het  Historisch  Genootschap  te  Utrecht. 

3e  deel.     lc  stuk.     1850 -  3.—. 

1851 -  3.—. 

1851 -  3.—. 

1851 .  -  2.50. 

1853 -  3.20. 

1856 -  2.50. 

CODEX  DIPLOMATICUS  in  2  afd.  in  4°.  1848.  -  5.20. 

2C  serie  in  8°.     le  deel.     le  afd.    1852.     ...  -  3./5. 

le  deel.     2e   afd.     1852 -  3.10. 

2°  deel.     le  afd.     1853 -  6.20. 

2e  deel.     2e  afd.     1853 -  3.20. 

3C  deel.     le  afd.     1855 -  6.50. 

3e  deel.     2e  afd.     1856 -  3.40. 

DAGVERHAAL    van   Jan   van   Riebeek,   Eerste 

Gouverneur  aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop.  1848.  -  1.20. 

NAAMLIJST  der  Boeken  van  het  Historisch  Genoot- 
schap gevestigd  te  Utrecht    1S56 -  0.75. 

Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wijck.  Een  Woord 

in  het  belang  van  het  Nederl.  Archiefwezen.  1846.     -  0.20. 

Bovenstaande   werken    zijn,   voor   zoover  zij  voorhanden  zijn. 
door  de  Leden  tegen  de  helft  van  den  prijs  te  bekomen. 


KRONIJK 


VAN  HET 


HISTORISCH  GENOOTSCHAP 


GEVESTIGD 


©QBaOJUQa 


Dertiende  JTaargmmg  ISW. 

DERDE   SERIE. 


DERDK    DEEL. 


«*•»*,•<-*- 


UTRECHT, 

KEMINK  EN  ZOON. 

1857. 


Vroeger    uitgegeven:  VS*  «^i? 

KRONIJK  van  het  Historisch  Gezelschap  te  Utrecht.   *  ^V\ 

2e  jaargang.    1846 f  5. — .    w 

3e  jaargang.     1847 -  2.70.     (5^, 

4e  jaargang.    1848 -  3.70. 

5e  jaargang.    1849 -   6. — . 

NB.    De  eerste  jaargang  is  nimmer  verschenen. 
KRONIJK  van  het  Historisch  Genootschap  gevestigd 

te   Utrecht.     6e  jaargang.      1850.      2e  serie.      .      .  ƒ  6. — . 

7e  jaargang.    1851 -  6.40. 

8e  jaargang.    1852 -  6.80. 

9e  jaargang.    1853 -  6.80. 

10e  jaargang.    1854 -  6.80. 

lle  jaargang.    1855.     3C  serie -  3.'20. 

12e  jaargang.    1856 -  3.60. 

BERIGTEN  van  het  Historisch  Gezelschap  te  Utrecht. 

le  deel.     le  stuk.     1846 -  3.40. 

le  deel.     2e  stuk.     1848 -  2.20. 

2e  deel.     lc  stuk.     1849 -  2.20. 

2e  deel.     2e  stuk.    1849.   (Verhooren  van  Johan 

van  Oldenbaknevelt) -  3.80. 

BERIGTEN  van  het  Historisch  Genootschap  te  Utrecht. 

3C  deel.     le  stuk.     1850 -  3.—. 

3c  deel.     2e  stuk.     1851 -  3.—. 

4e  deel.     le  stuk.     1851 -  3.—. 

4e  deel.     2e  stuk.     1851 -  2.50. 

5e  deel.     lc  stuk.     1853 -  3.20. 

5e  deel.     2e  stuk.     1856 -  2.50. 

6C  deel.     le  stuk.     1857 -  2.50. 

6e  deel.-  2e  stuk.     1857 -  2.10. 

CODEX  DIPLOMATICUS  in  2  afd.   in  4°.  1848.  -  5.20. 

2C  serie  in  8°.      lc  deel.     le  afd.    1852.      ....  3.75. 

lc  deel.     2e  afd.     1852 -  3.10. 

2e  deel.     le  afd.     1853 -  6.20. 

2C   deel.     2e   afd.     1853.     .     .           -  3.20. 

3C  deel.     le  afd.     1855.     .     .     t -  6.50. 

3e  deel.     2*  afd.     1856 -  3.40. 

DAGVERHAAL    van   Jan    van   Riebeek,    Eerste" 

Gouverneur  aan  de  Kaap  de  Goede  Hoop.    1848.  -   1.20. 

NAAMLIJST  der  Boeken  van  het  Historisch  Genoot- 
schap gevestigd  te  Utrecht.    1856 -  0.75. 

Jhr.  Mr.  A.  M.  C.  van  Asch  van  Wijck,  Een  Woord 
in  het  belang  van  het  Nederl.  Archiefwezen.   1846. 

Bovenstaande    werken    zijn,   voor   zoover   zij  voorhanden  zijn, 
door  de  Leden  tegen  de  helft  van  den  prijs  te  bekomen. 


f 


i 


r