Skip to main content

Full text of "Nieuwe Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen"

See other formats


. 
… 


En 
ed, 
iLfd 


en 


de) 


ghb Le 
VEEN DL 1 


ide 


hd 
en 


NA 


DE AE 0 
fial 


Re 
ENAME 
AN 

fi ve 


y 
f 
Á 


VERHANDELINGEN 
Girégbbnven noon Het | 
Pe ZEE uk 
GENOOTSCHAP 
Ze TO | 
WETENSCHAPPEN, 
458 


VEISSIN GEN. 


UITLEGGING 


DER 


PATELPL AAT 


Te wrsteiD, fiér Bezérnd op. aar Throons 5 
Befchouwt men in MINERvE’s Wapenrusting 3 
Doch, warsch van fabeldicht ca valfche Guòn, 
Schept ze in cops BOEK haar groorfte zielsverlusting. 
Twee Zuilen, die’ ’vgewelffel. van-haar/Kerke 
Aan d'eenen kant bouwkunftig ofiderfchraagen » 
Vertoonen “ZEEUWSCH en vLIssiNGS. wapenmerk, 
En WaLLEMS beeld, wien.’t werk word: opgedragen 
Deorluchtie. Hoofd, van nge Maatfchanpy N 
Die; fcheon nach in heur zwakke en kindfche jaaren ; 
Hem d'Eerfteling heur’s arbeids, vlùg en bly, 
Voor de oogen brengt, met lust om voort êe vaaren, 
Dr Zufrl meu d Hoorgrond’, ryk sbedeke 
—Met Zeke enfcliets val a em Wetenfthappen, 
En ‘t Pergezicht, dat ginder d'aandacht wekt 
Ter zyde van Gordyn en tempeltrappen, 
Getuigen , dat de weetzucht, viyt en lust, 
Door de Eer gefboord, aan Zeelands, verfte paaler „ 
In onze Pest noch nief zyn ùiegebluscht: el 
Men tracht door zut ‘er mede een? Prys te-haalen. 
Handhaving van den Godsdienst en het Recht, 
Geneesbehulp s torfteun van't menschlyk leeven, 
tv Natuurboek , door. Gods nand ons voorgelegd „ 
*t Natuurboek „ door zyne Almagt zelf befchrev en, 
De Meetkanst , in haar takken ruim verfpreid , 
De Schilderkunst, Zoo fix in kleur en trekken, 
De Puikmuzyk , die harte opwaarts leidt, 
Haar Zuster, die de dofheid zelf kan wekken, 
t Vermogen om door ”x helder Spfzgelglas 
Het Starrenbeir aan ’ menschlyk oog te klemmen 
Of door behulp van Graadhoog en LK nmpas ; 
Op verren tocht een dalle zee te temmen; 
Hiftoriekunst , die °t oude ia nieuw herfchepr 
Die munt en ffeen van vroeger eeuw doet tuigen; 
Die honing zelfs uic bitrren alzem lept, 

En uit vergift weet arczeny te zuigen, Bte 
En wat zich meer liet fchetzen op. 'de print, 

Zyn beeld{praak van her doel, waar heen wv trachten, 
Is ’% werk gering 2 Wie deugd en wysheid mint, 

Heeft eindelyk op, zyn’ arbeid vrucht ra wachten. 

_ Dus huwt min.’ ryk van onzen Waterleeuw 

De Scheepvaardy mer de oefening der verftanden, « 
Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw 

Den yvérgloed noch fterker doed oncbranden. 


JJ BRAËÉ 


HE 
HE 
Ki Jk 


VERHANDELINGEN 
ze Dn a DOOR Et 
RB ZE U WSC 
. GENOOTSCHAP 


WETENSCHAPPEN, 


vi ESL Kidea 


fr AN x 3 d 
TWAALFDE DEELS EERSTE STUK. 


| TE MIDDELBURG; 
B br PIETER SGIELES SEN, 


7 


Drukker wan het Zeeuwsch Genootfchap der 
Wetenfchappen, MDCCLXEXYVL 


Het Genooifchap erkent geene Exemplad- 
pen voor echt, dan die doòr Eénen der 


Secretarisfen eigenhändig onderteekend 


k e 


EI STORT ë 
VAN HET 


LEE Mn MiS LO AR 


GENOOTSCHAP 


DD E R | 
WETENSCHAPPEN, 
| ede | 


VLISSINGEN 


He: zal misfchien , deezen of gee- 
nen bevreemden , dat, regen de ge- 
woonte , tot nog toe, door het Ge- 
1ootfchap, beftendig gevolgd „het 
Lwaalfde Deel, van deszelfs ‘Ver- 
handelingen, niet op eenmaal ge- 
heel, maar by Stukken in her licht 
koomt, en zulks te meer, om dat 
men, byna te gelyker tyd, met hee 
il ri, Eer: 


HE MT Orale 
Ferfle Suk van dar Deel, het Der- 


tiende deel volledig zal ontfanget 
Dan de reden hier van is cenvouwig 
deeze + dee, -dewyl beide-die Dee: 
lehá té geller tyd, opondertehei- 
de Drukkeryén vorden gedrukr, die 
geene, op welke men het Twaalfde 
Deél vervaard: sde buiten ftaac was 
zoo veel fj zöeds te maaken, als ver- 
eischt verd om het, nog dir Jaar, 
gekeclaan Bet Publiek mederedeelen. 
Men zal deeze onregelmatigheid 
tragten te verhelpen, door 4 zoo dra 
| mogeljk, hee Tweede Stuk des 
Twaalfden- Deels uittegeeven. 

Dit, ter verfchooning , voor af 
gemeld” hebbende, zullen wy den 
draad, der Gefchiedeniste,, van dit 
Genoosfchap ‚ daar, alwaar wy dien; 
inhev Eiftorisch Voorbericht , voor 
het "Elfde Deel, gelaaren hebben, 
wederom: Opvarten. 

‘De Beroerten; welke „ federt ee- 
nen geruime uyd ‚ons dierbaar Va- 
derhnd onwmrên ‚ hebben, tornog 
: toe), 


Their 
© 


toe, geen de minfte nadeclige ge- 
volgen, ‘voor deezeMaatfchappye 
gehad ; de beminnelyke Eendragt, 
uit zoo veele Vergaderingen wegge- 
vlooden, heeft haar verblyf betten: 
dig: onder ons gehouden; en-hoe 
zeeralleraandacht thans, tor de Staats- 
zaaken wordt getrokken, verlooren 
egter, noch de Beftierders, noch 
de Leden, van het Genootfchap;, 
deszelfs belangen uit het oog: de 
Zorg der Eeriten is niet vermin: 
derd, de Yver der Anderen is miet 
bekoeld. Hier ván-kan ten bewyze 
ftrekken, de fpocdige uitgaaf, van 
meer dan één Deel, en de voorraad 


nog overgebleeven; als mede; de 
toeneeming, onzer verlaameling, 


van „Boeken, Natuurlyke zeldzaam- 
heden en Penningen. l) 


Door de Kdelmoedigheid der 


_ Heeren Royaards, Gesquiere, Ge 


rard, van Breda , Bonn, Brender 


a Brandis, Deiman , Hofftede, 


Nuys wan Klinkenberg, Catteau, 
5e 


A _ Caels, 


[MaM IJ 


Cacls, de Launay, Aenea, Kaste: 
leyn ‚en anderen;-gelykmede-door 
den. Aankoop ‚ten Kosten des, Ges 
nootfchaps, is deszelfs Boekery zeer 
vermeerderd; de Heeren de la Ro 
chette, Pruyst-envan Solingen, vers 
rykten, door-hünne ‘Gefchenken; 
het Naturalièn-Kabinet; en vooral; 
is „dat, der Medailles ‘en Mumen; 
aanmerkelyk toegenomen „ alzoo 
voorhet zelve, onder opzigt;=van 
den. Hooggeleerden Heer Le-lZa- 
ter, een aanzienlyk aantal, van Gou- 
dene; Zilvere en-Kopere, oudeier 
nieuwere Penningen, voor-Recke- 
ning „des Genootlchaps, zyn aange” 
koor. g 
Met Dankbaarheid (pellen wy bet 
nevens de voorgemelde naamen , ook 
dien van den Heer-A/tú,-Gouver: 
neur Generaal, van Neerlandsch Zn- 
diën,. die, „door eene milde Gift, 
getoond heeft, hoc aangenaamvher 
zyn Hoog Edelheid was, onder he 
geval der, Heeren Bettierderen te 
Zyn. gangenomen. Mer 


Mer leedweezen, moeten wy ook 
melding maakeag- van onze B 
nc verliezen: uit den Rang Ter Di- 
reêteuren ,- onmuktd. ons de dobd, 
den Heer van Hoorn wan, Burat, 
en uit dien der Leden , de Heere 


, C. A, Hannes, Med. Dot. te e- 
B el, en 5. Harger, Med Dol. te 
Rotterdtm tv 2u EN MAH OL 

| Daar en tegen, Zyn. tot kersen 


treuren van dit Genoorfchaps feder 


es dende ld 


de Algemeene V ergadering sn 
| feärs 1785, aanscteld, de Heeren: 
4 OHANNES LOUIJSSEN, Penfionaris Ho= 
\ ne „norair, der Stad Wiisft ngen, 


8 Î JOHAN FREDERIKIDORVIELE, Sche- 

en en Raad te Arifteldam 5 Bewiadheb- 
bot der. Oost. Inafche Compagnie, ter Ka- 
mer aldaar. 


Mr. PAULUS GEVAERTS, Seprotaris der Stad 
Dordrecht. 


NE PIETER VAN BUREN, Secrétaris der.Bd. 
… + Mog. Heeren Staaten: van „Holland en 
Westvtiestarld, în ’s Huge, ” 


LEONARD FERLEMAN, Subftitnut Bril. 
Ver 5 Land is van den Mrijes ste Sluis in 
Vicanderen, 
ME wiLr'eM ANNE LESTEVENON , Vrij 
heer van Hazaartswoude, - Schepen en 
Kaad, der Stad Haarlem. 
Nt Mr. 


Loef 
Mr. BASTIAEN NEBBENS, Heer van Kle- 
verskerke, Bewindhebber der West-In- 
difche Compagnie, ter Kamer Zeeländ, 

te Middelburg. 

„Eh in de Algemeene Verdide, 
ring, deezes Faars, zyn tot Leden 

verkooren, de Heeren: 


JAN BERNARD JACOBS, Artis Obfietric. 
Profesfor, te Gendt. 


JOHAN THEODORUS VAN DER zentp, 
Med. Dr, te Middelburg. 


JAN PETERSEN MICHELL, Med. Dr, 
ter Amfteldam. E 


DE LAUNIJ, Secretaris van. Zijne Keizer- 
‚lijke Koninglijke Majefteic, te Brusjeh, 


T. P. CAELS, Med. Dr, té Brusfel. 


G. BRENDER A BRANDIS, Leermee- 
fter in de Wis- Natuur- en Starrckunde, 
te. Amfleidam. 


JACOBUS WATERVLIET, te Middelburg. 


Het geen wy hier verder, raa- 
kende de Vraagen door hetGenoot- 
fchap voorgefteld, en de Antwoor- 

en, door het zelve bekroond , zou- 
den kunnen byvoegen, is te vinden 
in het toen voorgeiteld, en daar na 
uitgegeeven Programma ‚ zynde 
van deezen inhoud: 


KW Wer ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER 
Hi WETENSCHAPPEN, TE VLISSINGEN, 
iecté, in zyne jaarlyk{che Algemeene vergaderin: 
ge „den zeveriden van: Wynmaand, des jaars 1786, 
‚ “eenen gouden eerpffstoegewezen aan den Heere 
LAURENS „VERWYKj te Rotierdamnvs- na dat, 
by her openen vanhet verzegelde billet „ gebleken 
was, der hy, onder de zinfpreuke: Fot: nut van 
veelen, Schryver ware van het meest voldoende 
Antwoord, op: de la: 


Neardien ni Krankber oekers ‚În dienst deg: 
tj nlifche” Compagnie deezer “Landen, van 
eel nut kunnen zyn, en zuike op de meeste Oost- 
en lifdhe Comprar en ûutbreken: welke zouden de 
beste ver minst kostbanre middelen zym, vomshet 
gebrek van goede. te werminderen @n:geheel weg 
je “HEEMEN De de: Cons agnie van den last der 
waade Kr ankbezoehers te berryden? 


Een tweede Mipoord. on. dezelve Vraag inge- 
koomen, onder de Zinfpteuks- Deo et Piri ide, 
vil het Genootfchap gaarn,. meteenen zilveren, 
‘Perpenning, bekrounen: ten welken einde „ de 
Pchryver verzogt wordt, zyn naam, binnen zes- 
weeken, door eenen. Brief te willen opciibaaren, 
indien hy verkiest, dit bewysder hoogachtinge van 
de Ma dankte voor zynen nuttigen arbeid te 
“ontfangen, . > de À 6 S 


Op de Vraas:, bererende de faam werking der 
welerde Maatiehappjën, ten » meer aisemeds MC 
nutte, is geen volêoend Antwoord ingekoomen. 
Het Genoot fchap heeft egter, met ve cls genoegen, 
geleezen, eend Verhandeling daar ever, onder de 
‚ Zinipreuk: 


Cou- 


L xm dj | 


Concordia res parva cresctuat ; 
Discordia maxime dilabuntur. 


Maar het wenschte, dat de bekwaame Schry- 
ver zich, naar het docl der Vreag, meer had on- 
ledig gehouden, met her opgeeven, der verhin- 
deringen „ welke de geleerde Maarfchappyën mal 
kanderen. ‘toebrengen, dan met die geene, welke 
zy zich zelve veroorzaaken; en dar: hy zulk een 
plan van faamwerking hadt opgegeeven „ het welk 
gecne as eering, in den oorfprongl; yken aanleg, 
dier M aatfchappyén maakte „ «en de Algemtêne, 
niet in Byzondere deed overgaan. Het Genoot- 
fchap noodigt daarom den zelven, en anderen, 
andermaal uit, om deeze ftof, in nadoreoverwee- 
ging te neemen, en ftelt „ onder toezegginge; van 
den gouden Eerpenning, dezelve Vraag ter beënt- 
woording, tegen den veerften van Louwmaand, 
des jaars 1788, wederom, doch met eenige nader 
re pepe al ngen, op deeze WNA) voor: 


Welke fchikkingen kunnen 'er , tad de gefade 
mentlyke: geleerde Maatfchappytn in ons Vader- 
land, vemadk tsworden, om zonder alba Cát 
eenigen hinde p-toe #2 brengen, zonder dz eenevai 
de andere, of van eenig opperbew ind, cj hanghk 

e niaaken ‚en: over eenkoom ftig elks oorfpr onshske 
ânrigting ‚fa vam te werken. tot bereiking vanhadr 
gemeen ‘doel: de b vevordering van den bh er en mikr 

reiding der Konflen cn WD Crenf chappen? 


De Vraagen „over den Bloei van Zeeland, en 

over de Bn wyze, op welke men de MZuham- 
“ eb rd 4 e 7 ° 7 

medadnen, van de Waarheid des Christendom, 

overiuigen kanp; beide breeder, in ’t voorgaande 


Pra: 


| Í 
De es SIN 
Prögrdmma vermeld; zyn onbeäntwóord geblëe-" 
ven, en worden niet meer voorgefteld. 


_ Op de voorffellen, betrefferide cen beknopt fa- 
menftel van het Sraats-recht der Zeven Verdénigde 
Nederlandfche Gewesten; cen tvdreekenkundig be- 
richt der Schryveren, over de Nederlandfche Ge= 
fchiedenisfen enOudheidzen de 7% erbetering derldgo- 
ge Schoolén , geene Antwoorden ingekoomen zyn- 
de, is goed gevonden ; uit aanmerkinge van ’t groot 
gewigt en de üïtgebreide nuttigheid van die drie 
voorftellen, dezelve hier wederom op te geeven ; 
doch zonder bepaalinge van tyd, en met belofte 
van den gouden Eerpenning aan den geenen, die 
op het eene of andere eene voldoende beäntwoor- 
ding, wanneer het ook wezen zal, aan dit Ger 
nootfchap zullen toegezonden hebben. Deinhoud 
daar van; is breeder te vinden, in het Program- 


„ma, van 1785, gepläatst, in het Hifforisch Voor- 


bericht, voor het XI Deel der Verhandelingen 
deezes Genootfchaps. 


Het Genootfchap herhaalt by deezen , om, on- 
der toezegginge van den gewoonen gouden Eer- 
penning, beäntwoord te worden voor den cerften 
van Louwmaand des jaars 1787; de twee volgen- 


_de Vraagen: de eerfte, voor reekening van het 


Zeeuwfche; en de tweede, op kosten, van hee 
Bataviaafche Genootfchap. 


A. Hoedanig is de flaat der Zeden onzer Na- 
tie geweest, zedert de oprechting van ons gemee- 
nebest, tot op deezen tijd? Welke waren de oor- 
zaaken hunner verbetering of verergering? En 
welke zyn de beste middelen ter meer algemeene 
Verbetering onzer Nationaale Zeden? 8 

B. De 


 \ \ } » Â 

be Aare A 
B. De Wis- Natuur-en Teekenkunde, var 
eenen bykans algemeenen invloed op alle Konften 


en Handwerken eynde, wordt gevraagd optegee- 


en: welkeshet-best middel is > om die kundighe- 
den algemeene in trein te brengen en derzelyer 
aanleeriug „ voor minvermoogenden , geinaklyker 
te maaken? 


Om beimtwoerd te worden voor den eerften van 
Louwmaand des jaars 1788 , worden nu, voor de 
eerftemaal;, de twee volgende Vraagen voorge- 
fteld; de cerfte: voor reekening van het Zecuwf{che; 
en de tweede op kosten van het Bataviaafche Ge-= 
nootfchap 

A. Dewi Jet gered. met ik: van Blend geny 
de ziel i5, van àlle Handeling sen cn Bedryvers. 
op welke wyze, konnen s eerlyke en naar flige, 
Kooplieden „ Conrmisfionarisfen „of Onderneemers s 
van Fabrieken en Trafieken , (die geene Obliga- 
tien, of foortgelyke Efftêten bezisten „ om tot pand 
ter“ minne te konnen overgeeven , maar voorzien 
zyn, van vaste Panden , of Pakhuizen , Zolders , 


Kelders of Winkels; met gemegfaame. voorraad. 


van goederen) jin deeze Provintie van Zeeeland 


gelegt: nheidbekoonen om Gelden, à& depofito, op 


Wisje, voor zekeren tyd, magtig te worden 
ter. voortzetting ‘hunner, zadken ;-zoo dat teffens. 
de Geldfchieters zekerheid hebben, voor „de pei=, 
lige herkryging , van hoofdfonmme en interesfen} 2 


B. Welke zyn de Ziekten en Kspaalen-; der Fa 


ers in de Nederlandfche Volk plantingen, in de, 


Î est-Indiën?— Welke zyn de-uit- en inwendige. 
teekenen). van zulke derzelves-“die zondes han 


‘hulp, van eenen crvaaren. Genees-“ of Heelmees 


8 PER 


Eb Ave 
fler ; door Planters, óf Direfteuren, kunnen ge- 
neezen worden,en Welke vaiddelen moeten, zy 
daar toe gebruiken?— En welke zy die Ziekten 


of Kwaalen , wier geneezing „ boven hun versno- 


gen is? — Men vordert hier op een Antwoord; 
gefchikt, naar de bevatsing, van zulken, die in 
de Genees- en Heelkunde , geheel onbedreeven zyn. 
lee 8 y 
De Antwoorden op alle de gemelde Vraagen en 
Voorftellen moeten leesbaar gefchrevenj— in de 
À 5 Fi 
Nederduiefches Latynfche, of Franfche vaal op- 


_gefteld; - NB. mev een dubbel,, of’ affchrift, 


voorziët ;— voor den bepaalden tyd‚— en vracht 
Vry toegezonden worden aan den Heere. G. 
KUIPERS; Predikant en Secretaris van het Zeeuw- 


fehe. Genootfchap der iWVetenfchappen ;te Vlisftngen. 


De Schryvers ntoeten hune naamen giet by de 
Verhandelingen voegen; doch dezelve met eene 
zinfpreuke voorzien; cn laaten verzeld gaan met 
een verzegeld briefje, dezelfde zinfpreuke:tot op- 
fchrift hebbende, en waar in de naam en woon- 
plaats der Schryveren gemeld ftaan. 


_ Het zel aan een ieder, zonder eenige uitzonde- 
rige, vryftaan, om naar den prys op alle de voor- 
geftelde vraagen te dingen, ook aan de Direéteuren 
en.Leden van dit Genootfchip; doch ; ten aanzien 
der bêtde laatstgemelden , onder-deeze voorwaar-, 
den: dat zy wiets op hunne verhandelingen en bil- 
lettem zultene plaatfen „waar uit blyken kan. ‘dac 
Zy, in de cene of andere betrekkinge „ tot dit Ge- 
nootfchap. behooren; én dat zy, om des te onbe- 
kender te)konnen-blyven, hunne verhandelingen 
door eene andere hand, moeten laaten, affchryven.: 


! …… Nies 


í Lal 

[vr 

Niemand, wiens Ve: rhandeling bekroond wordt, 
zal vryheid hebben, om dezelve, -” t zy-geheel , 
’ zy. ten deele „ in het Nederduitsch, afzonderly k 
te doen drukken, of in eenig ander werk uittegee- 
ven, zonder voorafgaande kennisferen medebewil- 
liginge deezer Maatfclappye: 


[et Genootfichap behoude aan zich het recht, 
om; naar goedvinden, tot nut van het algemeen „ 
gebruik van alle de toegezondene antw oorden te 
maaken, «en dezelven, fchoon ’er de prys niet aan 
toegeweezên wordt „ geheel of ten deele onder zy- 
ne V erhandelirigen te doen drukken: ’t zy met by- 
voeginge der zinfpreuken, door de Schryvers ge= 
bruikt; is zy met uitdrukkinge van hunnene amen,’ 
indien zy „daar toe verzocht wordende „ dezelven 
gelieven te openbaaren. 


Niet lang na de Uirgaaf, van die 
Programma ‚is aan het Genoorfchap; 
pa ontfangen verlof en“het openen 
van het verzegelde Briilet, geblee- 
ken, dat de Schryver, der Verhan- 
deling, over de Krankbezdekans 
in dienst; der O: FE: Compagnie, 
welke ten Zinfpreuk, hadt: Deo et 
Patrie, was-de Heer Pp: HAACK; 
Theol. et Hist. Sacra Profesfor en 
Predikant, te Breda; aan wien der- 
halv er volgens gedaane belofte, de 


Zi 


de «fr xvin-J 
zilveren eerpenning is gefchonken. 
Wat wyders de Inhoud, van dit 
Twaalfde Deels eerffe Stuk bereft: 
men vindt daar in, de Twee bekroon- 
_de Antwoorden, van de Heeren vaN 
LEEUWEN(*) en TERNE, over de 
Schadelykheid, ‘der Begravenisfen, 
binnen de Steden en Kerken. Het 
Genoorfchap wenscht niets vicriger, 
dan dareene onbevooroordeelde Lice- 
zing en Overweging derzelve, ge- 
volgd mag worden, niet flegts door 
dif eene 


NE ben nnn PS ij 


pe 


(&*) Men kan niet nalaaten , lier aantcteekenen, 
dat de Hecr VAN LEEUWEN, by deLes, het 
Voorbeeld heeft gevoegd: hebbende twee zyner 

‚ ‚Kinderen, laaten begraaven, op het Kerkhof, te 
Awvezathen, aan de zyde, van den, daar langs loo 
penden, Utrechtfcken Zandweg; op eenen Steen ; 
in den Kerkmuur, van buiten, boven het Graf s 


dat behoorlyk afgeperkt is, leest men dit Opfchrift : 


Hier rust myn Oudfle en Fongfte Kind. 
„Ai! Lezer, fla dit woorbeeid gade. 
Zot, levend , een waar Menfchen-vrind, 
En doe ook, na uw dood geen fchade. 


«… Ook is men, aan zyn Wel-Ed. Geb. voornaam 
lyk verfchuldigd, het Plan, ter oprigting, van 
eene Begraafplaats, buiten de Stad Thiel. Een Plan, 
in welks úitvoering , men reeds verre gevorderdis „ 
en het welk , door den loflyken Magiftraat dier Stad» 


; als mede door Hun Ed. Mog. wordt begunttigd, 


Et iter 


ene vördere Overtuiging, van de 
nadeeligheid en vefportely kheid, dier 
gewoonte, maar ook; van eene daa: 
delyke aart panning , van Regenten 
en Bur gers, om zoo veel in hun is 

redetewerke n, tot eene geheele af- 
Gehalte van dezelve. Her daar by 
ge voegde Aandangzel van Aantee- 
beningen, gemrokken uic de met be- 
kroonde Antwoorden, is men fchul- 
dig, aan de arbeidzaamheid en naauw- 
keurigheid, van den Welk Lerwaar- 
den Heere A. ’s Grawezande, Pre- 
dikant te M iddelbus rg, die daar voor 
den dank der Leezeren en des Ge- 
noorichaps verdient. 

Op deeze Stukken, volgt: de Be- 
fchryving van eenen nieuwen Scarre- 
kundigen Maanwyzer El door den 
Weert Schortinghuis; ‚Kenige Aan- 
merkingen over de Kaneel op Cey- 
lon, van den Hoogleeraar Zhun- 
berg, die, door Je kundige hand : 
van den Heere Houttuyn Zyn ver-, 
taald, en met aanteekeningen ver= 

meer- 


a Ar Lm 
meerderd ; en eindelyk de Verhan- 
deling van den Heere van den Hes- 
pel, over Gods Goedheid, kenne- 
lyk doorftraalende in de bepaaling Ô 
omtrent den dood,der meeste Dieren. 

Indien de Inhoud, van deezen 
Bundel, aan onze Landsgenooten 
‘behaagt en hun nuttigis, zalhet doel 
des Genoorfchaps bereikt zyn, en 
deszelfs Yver, nieuwe fpooren kry- 


gen. 


VLISSINGEN; 


den 8 van Slagtmaand 
des jaars 1786. 


GERRARDUS KUIPERS, 
SLEAGHREST DAR IS. 


Ge 


AUS LYST 


VERHANDELINGEN 


Van het Eerfte Stuk des Twaalfden Deels. 


AK aevobrd op de Vraag, betreffende de nae 


deelige gewoonte der Begravenisfen , bin- 


nen de Steden en Kefken: hoe die best te. 


doen ophouden? door Mr. JoH. DID. VAN 
LEEUWEN, Ontfanger Generaal der Mid- 
delen van bet Kwartier van Nymegen, over 
bet Tbielfche KvRtoin: te Thiel. wr 


Antwoord op. het zel Ifde ihre door 
CORN. TERNE, Med Dof; Leétor in de 


Vroedkonst, en Stads Vroedmeester , te Leiden. . 


Aanhangfel van _ Aanteekenineen, tot nadcre 
ftaving en opheldering der Gekroonde Vej- 
handelingen, uit de niet gekroonde Verza- 
meld, door ADR. ’SGRAVEZANDE „Pre 
dikant te Middelburg. = - 


Befehryving van ecn nieuw Lunarium , O0 Stat- 
rekunaieen Maanwyzer ; door HENR. SCHOR- 
TINGHUIS; Predikant te Koudekerke. 


Aanmerkinge over de Kancel , op Ceylon ge= 
maakt, door CAS. PETR.- THUNBERG; 
Med. et Boran. Profesfor, te Upfal; vertaald 
en met eenige Aanteekeningen vermeer- 
derd, door MART” HOUTTUYN, Med. 
Do. te Amfteldam. JÁ Ie 


Verhandeling over Gods Goedheid, in de be= 
paäling omtrent den dood der meeste Dic- 
ren; door HENDR. VAN DEN HESPEL; 
r6rsdikant te West-Zouburg, = 

ANT- 


BL 2 


212 


RL 


‚\ 


id 


ANTWOORDEN 


OP DE 
VRA Ar ds 
von HET JAAR — 
MD. GN Xx 1 Vv. 
OPGEGEEVEN: 


Dewyl de fchadelykheid der Begravenisfen, binnen de 
Steden en Kerken, ten wollen beweezen en vry al- 
gemeen erkend is: welke zyn de werfchillende re- 
denen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Republyk 
blyft fland grypens en welke zyn de beste midde= 
Jen, om dezelve te doen ophouden ? 


„Door het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchap- 


pen , met den Gouden en Zilveren Eerprys be= 
kroond, in deszelfs Algemeene Vergadering , den 
een-en-dertigften van Oogstmaand des jaars 1785. 


vo 
en 


bev 


beg ke 
ke WAT 


En 


ANTWOOR D 
OP DE 
Mer BR Atak. Gs 
Dewyl de fihadelykheid der begravenisfen, binnen 
de Steden en Kerken, ten wollen berweezen en vry 
algemeen erkend is: welke zyn de werfchillende re= 


denen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Ropu- 
blyk blyft fland grypen; en welke zyn de beste 


‚ middelen , om dezelve te doen ophouden? 
DOOR 


im. HOH. DID: VAN LEEUWEN. 


1 zedert eenigen tyd is de fchadelyk: 
heid en het. ongepaste van het be: 
graven der Lyken, binnen de Steden ein 
Kerken ‚ meer dan voorheen , opge= 
merkt , en die nadeelige gewoonte in 
verfcheide Plaatfen en Ryken ; buiten 
onze Republyk , te keer gegaan en afge- 
fehafts Geleerde Lieden in ons Vader- 
land hebben ook niet nagelaaten die ge- 
woonte; als fchadelyk, fchandelyk , en 
Eri DEEL A2 haa- 


A j. D.'V. LEEUWEN, OVER DE 


haaren oorfprong alleen aanBygeloof ver- 
fchuldigd , aan te toonen en op eene ver- 
betering daar in kragtdaadig aangedron-— 
gen. Dan, hoe zeer zy dien taak tref- 
feivk hebben afgewerkt; hoe zeer ook 
anderen daar van overtuigd geworden 
zvn; en fommigen, door hunne voor- 
beelden, van zich en de hunnen buiten 
de Steden en Kerken te doen begraven , 
getoond hebben , dat zy daar in navolg- 
baar waren, blyft echter het begraven, 
binnen de Steden en Kerken , al noch in 
Zwang: en zyn de vooroordeelen van de 
meeften der Ingezetenen, tegen het be- 
graven buiten de Steden, nog zoo fterk 
als ingeworteld , dat men eer eene alge- 
meene hervorming daar in te wenfchen, 
dan te verwagten hebbe; immers niet, zoo 
‚lange men niet met meer yver en zugt 
daar toe de handen aan het werk flaat, 
en zulk eene bervorming gunftiger tragt 
te bevorderen , dan tot hier toe ge- 
fchied is. | 


Gepast is derhalven de Vraag van HET 
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER 
WETENSCHAPPEN,TE VLISSINGEN, 
in October 1783, ter beantwoording 
voorgefteld. Zy luidt aldus: 

Dewyi de fchadelykheid der EN 

en 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 5 
fen ‚binnen de Steden en Kerken , ten vol- 
len beweezen , en vry algemeen erkend is: 
welke zyn de verfchillende redenen, dat 
die nadeelige-gewoonte in deeze Republyk 
blyft fland grypen; en welke zyn de beste 
middelen, om dezelve te doen ophouden ? 
… Daar ik al lang van deeze fchadelyke 
gewoonte overtuigd geweest ben, en naar 
middelen omgezien heb, omze oek in 
mynen kring te helpen verbeteren, gaf 
het leezen dier voorgeftelde vraag my 
aanleiding, de zaak wat nader te over- 
denken „ en het lusttemy ; het een en an- 
der van het overdachte, op het papier te 
ftellen : of het my, die alleen door het 
nut van mynen evenmenfch hier toe ge- 
dreven. wierd, ook gelukken mogte, 
iets, ter beäntwoording der vraag, aan 
dit treffelyk Genoot{chap voor te draa- 
gen , dat, met der anderen pogingen ver- 
geleeken , tot hetaffchaffen dier gewoon- 
te noch eenigzins nuttig-mogte zyn. 

De zaak zelve zal ik in deezen, zoo 
kort als mogelyk , tragren te behandelen. 
In het voorftel van het Vraägftuk,koomt 
eerst voor eene redengeeving, waarom 
het verwondering baart, dat de nadeelige 
gewoonte van het begraven der dooden , 
binnen de Steden en Kerken , al noch in 
onze Republyk blyft ftand grypen: des 
AUB wyl 


Ö J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


wyl naamlyk, gelyk de Vraagers zeggen; 

de fchadelykheid daar van ten vollen bewe: 
zen en vry algemeen erkend 155 “ent ten 
tweeden, de vraag zelve , welke zich als 


van zelfs in twee deelen {pliest: voor 


eerst, welke de verfchillende redenenzyn, 


waarom die nadeelige gewoonte al noch blyft 


fand houden; en ten anderen, welke de 
beste middelen zyn, om dezelve te doen 
ophouden. 


Naar deeze verdeeling zal ik dan ook 


dit myn antwoord, zoo veel mogelyk, 
tragten te fchikken ‚ en by hetopgeeven 
van eene en andere voorgewendde ree- 
den,dezelve medetragten tewederlegsen, 

In de redengeevinge van het vraagftuk 
wordt dan voor-onderfteld , dat de fcha- 


delykheid der begravenisfen , binnen de 


Steden en Kerken , ten vollen niet alleen 
beweezen, maar ook vry algemeen er- 
vend is. 


Wat het eerfte van deeze voor-onder-= 


ftellinge betreft: ben ik het met de Vraa- 
gers volkomen eens, dat die fchadelyk- 
heid, zoo door de fchriften van ervaren 
en geloofwaardise Mannen , als doorde 
ondervinding zelve, ten vollen Zewee- 
gen is. Dus zal het dan niet noodig zyn, 
dit ftuk , dat in de vraag, te regt voor- 
onderfteld wordt, alhier nader te betoo- 

gen, 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 2 


gen; of te herhaalen, wat al federt 
eenigen tyd door groote Mannen, als 
EHRLICH(4), JOHN(L) , HOFMAN(C), 
D'AZYR (d) , byzonder onder de onzen, 
PERRENOT(E), TE WATER (f), VAN 
CLEEFF (£) ‚ KLUIT (2) , en anderen (7), 

A 4 ter 


(4) JOH. CHRIST. EHRLICH, în disfertat. de 
noxis ex fepultura in templis fafta oriundis;, Hale 
Magd. 1728. onder preefidie van Profesf.-G. D. Cofch- 
witz gehouden; en naderhand op zyn naam uitge= 
geeven, onder den Titul: Mors ex fepulchris. 

(b) CHRIST. GODFR, JOHN , in disfertat. de Se- 
Pukhrorum falubri tranflatione extra unbem; aldaar 
onder prefidie van Prof. Mieh. Alberti, 1743. ge= 
houden. 

(C) CHRIST. GODFR, HOFMAN, in commentat. 
de coemeteriis , ex urbibus tollendis, 1729: onder zyn 
prefidie gehouden, door Christ. Fred. Graeven, en 
op Hofmans naam uitgegeeven, Franck. 1777. 

(d) Esfai fur les lieux ev les dangers des fepultures , 
par M. VICQ D'AZYR; a Paris, 1778. 

(e) ABRAH. PERRENOT, in disfertat. de probi= 
benda, in urbeet templis , fepulturá, Ultraj. 1743. en 
naderhand in fascicul. t. Exercitationum „Gron. 1775. 
uitgegeeven ; waar agter hy gevoegd heeft Eleéta com- 
mentationis Hofmanni, fupra cù. 

(Ff) 1 w. TE WATER inde Verband. over bet be- 
graven der lyken in de Steden en Kerken; in de Ver- 
band. van dit Zeeuwfch Genootfchap ‚ 1. D. bladz. 629. 

(3) NIC. CORN. VAN CLEEFF, in disfertat. deco, 
guod exfeguiarum ratione in jure obtinet , Ultraf. 1776. 

(HP) ADR. KLUIT in zyne Inwyings rede: over den 
bygeloowigen oorfprong en fchadelyke gevolgen wan het 
begraven in Kerken en Steden, gehouden te Mid= 
de:burg „en vertaald aldaar uitgegeeven 1777. 

(5) Ziede aangehaalde Schryverby TE WATER, 
VAN CLEEFF, KLUIT ENZ. 


8 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


ter ftaaving , van het zelve zoo treffend 
verhandeld is, aan het welke ik my dan ge- 


draage,en dit ftuk voor voldongen houde. 


Doch wat het verdere van het voor- 
onderftelde in de vraag belangt: ‘dat 
naamlyk die fchadelykheid vry algemeen 
erkend zoude zyn, zulks geloove ik 
niet, dat-zoo ruim zal kunnen toege- 
{taan en voor-onderfteld worden: im- 
mers zoo verre niet, dat die erkentenis 
genoegfaam zoude geweest zyn , tot het 
affchaffen deezer nadeelige gewoonte; of 
wel het daarom juist te verwonderen 
zoude zyn , datze noch niet afgefchaft is. 

En dus word ik als van zelfs geleid tot 
het opgeeven der redenen „waarom die ge- 
woonte van in Steden en Kerken te begra- 
wen noch al blyft fland grypen: zoo der 
zulke, welke ’er voor gehouden wor- 
den, als welke het waarlyk zyn: waar 
van ik meen, dat wel eene der voor- 
naamfte is, dat de fchadelykheid van 
deeze gewoonte in ons Land noch siet 
genoeg bekend is, en erkend wordt. 

Wel is waar, dat veele Vorften en 
Volken in Europa de fchadelykheid daar 
van begonnen hebben te erkennen: dit 
blykt uit de affchafting van dezelve op 
zoo veele rt Doch veele anderen 
blyven het oud gebruik noch behouden; 

8e 


/ 


\ 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 9 


gelyk dit ook in onze Republyk noch 
plaats heeft.. Hier zyn ook weleenige 
weldenkende en kundige lieden, die, 
of door het leezen der fchriften van an- 
deren; of door eigen overdenking; of 
door voorbeelden „ die hun voorgekoo- 
men zyn, ten vollen zyn overtuigd, en 
dezelve erkennen: doch als men het 
wel inziet, zal het. getal. der zulken, 
tegen over dat vananders denkenden ge- 
fteld „ zeer klein zyn. Ik wil wel niet 
gelooven , dat er onder onze Landslie- 
den veele DUMOLINS zullen gevon- 
den worden, die denken, dat delucht 
der lyken de heerlykfte leevens balzem 
zoude zyn , welke men inademen kan(%)). 
Maar ’er zullen veelen zyn, die op het 
voetfpoor en gezag van den Godvrugti- 
gen HERVEY(/), in deeze gewoonte 
niets oneigen; niets onbetaamlyk vin- 
den: zonder op de fchadelykheid daar 
van zoo veel ‚immers niet genoegfaam , 
acht te geeven (m1). En wordt hun dit al 
A 5 eens 


(&) Fen gevoelen, dat zeker Geneesheer Dn u= 
MOLIN te Parys_ openbaar zoude geuit hebben. 
Zie Genees-kund. Faarb. 7. D. 2. St. 

U) Zie Overdenkingen over de Graffleden , bladz. 
65. in not. 

(am). Aanmerkelyk is het, dat Hervey zelfs van 
ge {chadelykheid moet overtuigd geweest Zyn „daat 


hy 


IO J.D. Vs LEEUWEN, OVER DE 


eens voorgehouden, zy draagen duide- 
Iyke blyken, dät zy ‘er; of nooit regt 
acht op gaven; of ‘er geen regt denkbeeld 
van hebben; veel min dat zy de fcha- 
delykheid daar van erkennen: en dus 
blyven zy de oude gewoonte aankleeven, 
De ondervinding heeft my dit meerma- 
len , in gefprekken met lieden van aller- 
lei rang geleerd. Zy zeggen onder an- 
deren, dat,’ wat men daar van ; ter be- 
ftryding van het begraven in Steden en 
Kerken , ook moste voorgeeven „’er ZOO 
veele althans voldoende, voorbeelden, 
waar uit die fchadelykheid zoo openbaar 
zyn zoude, immers in ons Vaderland, niet 
voor handen zyn; en zoo die zoo groot 
was, als men ‘er ophef van maakt , men ’er 
meer van hooren zoude : daar in ons land 
zoo veele lyken in eene Kerk , byzonder 
in volkryke Steden, begraven worden; 
ja dat, zoo men-al een enkel geval mogt 

vin- 
hy zyne gedachte: dat-geene onvoeglykheid in dit 
gebruik Konde vinden, alleen woorwaardelyk voor- 
felt, als, fchryft hy, zorge gedragen wordt , dat 
het geen hinder kan doen aan de grondflagen van 
Het gebouw ; en dar de fchadelyke uitwaasfemingen van 
het wervottende Vlieefch wverhoed worden. Doch hier 
op heeft hy geen acht genoeg geflagen : dewyl dit, 
wanneer men het begraven in de Kerken zal aan= 
houden, ten aanzien van het laat{te , eene onmo- 
gelyke zaak is, gelyk de Geleerde TE WATER 
J. c. aangetoond heeft. 


De 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. LI 


vinden, dit aan andere &n byzondere 
oorzaaken zoude toe te fchryven zyn. 
Zelfs gaat men zoo ver, dat men uit de 
nalaatigheid en flordigheid fommiger O- 
verheden, een befluft maakt, dat wen 
die, zoo de fchadelykheid van het be- 
graven in Steden en Kerken zoo groot 
was, in tyden van pest en befimertelyke 
ziekten, daar tegen wel beter zorgen, 
en het begraven der lyken uit de Steden 
weeren zouden: daar Zy nochtans meer- 
endeels dat begraven in zulken tyd ge- 
doogen , en maar voor het fchielyk toe- 
maaken, en niet laaten open liggen der 
graven ten tyde van den Godsdienst, enz. 
voórzieningen doen: gevolglyk het be- 
graven in Steden en Kerken zoo nadeelig 
niet zoude zyn ; dat begraven ook in zul- 
ke tyden ziet men dagelyks „ en van na- 
deelige gevolgen hoort men in ons Va- 
derland fchier niets. — 

Deeze en dergelyke redeneeringen heeft 
de Heer TE WATER! (u) wel reeds ge- 
tragt op te ruimen , door te erkennen, 
dat de voorbeelden daar van in Neder- 
land wel minder bekend zyn, dan: el- 
ders; maar dat het meer aan gebrek van 
waarneeminge ‚dan ondervindinge , toe 
tefehryven is; en te regt heeft zyn H. 

Gel. 


(u) ch. bl. 659. 


\ 
Ï 


12 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


Gel. daar by ops smerkts dat , na het ein- 
digen der pest, in twee of drie eerstvol- 
gende jaaren, en meest in volkryke Ste- 
den van Nederland, gevaarlyke en kwaad- 
aartige koortfen regeerden, en daar van 
de manier. van begraven de voornaamfte 
oorzaak zoude zyn; ja dat, al fchoon 
de fchadelykheid van het begraven inde 
Steden en Kerken in ons land zoo zeer 
al niet in het oog loope , echter die niet 
kan geloochend worden, daarze met 
_onwraakbaare voorbeelden door beroem- 
‚de en geloofwaardige Mannen uitandere 
landen beweezen is. 

Dit is zeker voor dezulken, die gele- 
genheid gehad hebben dat te overwegen, 
overredende genoeg: Ik voor my twyf- 
fel er geen Bacon aan. … Voorbeelden 
van onzuivere en ftinkende uitwaasfe- 
mingen, by het openen der Graffteden, 
zyn my in ons Vaderland ook bekend. 
Wat was het geval te Bruinisfe , in Zee- 
land, in Oétober 1783. niet gedugt! al- 
waar , door het openen van een Graf kel- 
der ‚ter begraving van Mevrouw pe wiT- 
TE, Vrouwe dier plaatfe, de Kerk zoo 
befinct was geworden, dat men den vol- 
genden Zondag den openbaaren Gods- 

dienst 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 13 


dienst- daar in niet durfde waarnee- 

men? (o) 
Menigmaal heb ik mede begravenisfen 
bygewoond, en ben verveelende uit- 
waasfemingen by het roeren der aarde 
ontwaar geworden ; ook heb ík dezelve in 
de Kerken , na de begravenisfen , wel op- 
gemerkt: en het ftaat by my vast, dat 
die niet dan nadeelig kunnen zyn, zeer 
wel kunnende gelooven, wat anderen, 
door onwrikbare voorbeelden , daar van 
gefchreven , en ‘er opkoomende Ziekten 
uit afgeleid hebben. Zoo zullen ook 
wel anderen met my denken, die gele- 
genheid tot onderzoek , en het leezen 
dier fchriften , gehad hebben, en op- 
_merkfaam geweest zyn. Doch wat daar 
van gefchreven is, koomt nietin ieders 
handen; dus blyven de meesten , zelfs 
die anders nog al overtuigd zouden zyn, 
onkundig, en vooral heeft dit plaats in 
lieden van minder ftaat, die toch het 
grootfte gedeelte der menfchen uitmaa- 
ken. … Deeze hebben ‘er geen genoegfaa- 
me kennis van; de meesten hebben ’er 
noch niet van hooren fpreeken , veel min 
‘er over geleezen; ook daar toe geen ge- 
le- 


(o) Zie BOoEKzZ, DER GEL. War Novemb. 
1753. bladz. 628, 


IA J.D. V. LEEUWEN; OVER DE 


legenheid gehad , geen geld om die fchrif- 
ten te koopen, ja fommigen geen tyd 
om te leezen 5 van fehadelyke gevolgen 
en voorbeelden meest onkundig, heb= 
benze ‘er ook niet van overtuigd kun- 
nen worden , neeh dezelve erkennen. 
Zy blyven derhalven ‘er onkundig van; 
en houden vast aan de gewoonte hun- 
ner Voorouders, die zich in Kerken en 
Steden lieten begraven; dat men ook 
noch doet. 

Dus is en blyft het ‚, mynes erächtens, 
eene uitgemaakte zaak ; dat de noch niet 
senocgfàame kennis en erkentenis der 
{chadelykheid van deeze gewoonteinons 
Land een der eerfte redenen is , waar- 
om dezelve al noch blyft ftand grypen; 
en ‘er onder byzondere lieden niet meer 
gevonden worden , die in navolginge van 
anderen ( b) deeze nadeelige gewoonte, 

door 


(p) Voorbeelden daar van zie by TE WATE Rs 

1, c. bladz. 650. en Volg; VAN CLEEFF Í, 6. pag, 
166. ibigue all. Waar by men voege, dat de kun- 
dige en brave Profesfor TyDEMAN, te Utrecht 
in 1776. voor zich en de zynen, te Maarfen , eene 
byzondere Begraafplaats heeft doen vervaardieen, 
en daar zyn Vrouw en Kinderen begraven. Dat in 
1779. eenige aanzienlyke Lieden in ’s Hage, mede 
onder het beftier van den, Hr. PERRENOT, tus- 
fchen die Plaats en Scheveningen , eene bemuurde 
Begraafplaats voor zich zelven en hunne Familiën 
heb= 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 15 


door begraafplaatfen buiten de Steden 
en Kerken te verkiezen, reeds getragt 
hebben te helpen hervormen. 

Eene andere en foortgelyke reden is , 
dat , zoo minde fehadelykheid deezer ge- 
woonte by veelen bekenden erkend is, 
zoo min ook deszelfs fchandely kheid en 
ongepastheid , ja haare bygeloovige oors 

{prong NN 


hebben laate toebereiden; en dat nu onlangs, te 
Zuilen by Utrecht, door den allezins pryzenswaar- 
digen yver en zorg van den Heer dier plaats , eene by- 
zondere Begraafplaats voor hem en de gantfche ge- 
‚ meente van Zuilen is opgericht; om nu noch nict 
te melden van de zoo ongemeen fchoone, doch fchie= 
lyk geruïneerde Begraafplaats,met eenen hoogen muur 
omringd , buiten Arnhem, door de Magiltraac dier 
Stad vervaardied’, waar van gelegenheid. zal zyn be= 
‚ meden nader te handelen. Te Abcoude, by Amftel- 
dam ,is in 1781.de Eerw. JAC. DE vos, Predikant 
aldaar, niet in de Kerk, maar op het Kerkhof , bc- 
graven : boven Wiens graf een fteen met eene in- 
fcriptie, doch alleen op zyn perfoon betrekkelyk , 
buiten in de Kerkmuur is geplaatst; en het graf 
met een yzeren hek afgeperkt. Ook is in 1783. te 
Zoelen ,by Ticl,de Eerw. BOG. DAV. CASSIUS, 
Predikant aldaar , op zyne begeerte, om na zynen 
dood niet fchadelyk te zyn, op het Kerkhof be- 
graven: Voorbeelden, die waardig zyn meer be- 
kent gemaakt te worden. —- In 1779. is door een 
groot getal burgers en inwooners te Zwoll, waar 
onder mede was-de onftervelyke CAPELLEN TOT 
DEN POLL, een request aan de Magiftraat ge- 
prefenteerd, om eene begraafplaats buiten de Stad 
te mogen hebben: doch ik weet niet, dat ’er tot 
zoch toe op gedisponeerd is. 


16 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


fprong, by veelen geweeten wordt.— 
Wat daar van zy, is door de vooraan- 
gehaalde Schryvers mede wel treffelyk 
behandeld: doch hier omtrent dient ook 
aangemerkt, het geen op het vorige 
ftuk , wegens de niet genoegfaame kennis 
der fchadelykheid, opgemerkt is: de 
meesten blyven ’er onkundig van; hier- 
om kunnenze het onbetamelyke, het 
fchandelyke enz. niet erkennen „ en dit 
zal meer gedaan moeten worden , zal’er 
hoope zyn, dat ‘er op eene, meer dan 
nu, in te ftellen hervorming , met goed 
gevolg, zal gewerkt en geyverd wor- 
den. 

By deeze redenen koomt ook noch, 
dat de zaaden van bygeloof, omtrent het 
begraven derlyken in Kerken en Steden , 
uit de Natie van onze Republyk noch 
niet genoeg uitgeroeid zyn, maar ’er 
by de meesten , hoewel zy al hervormden 
in den Godsdienst mogen hieten , noch 
eene aangekleefdheid aan hetbygeloovige 
in deeze gewoonte overblyft; terwyl men 
al noch, immers by de meesten, het 
daar voor houdt, als of het heiliger zou- 
de zyn, in de Kerken en Steden, dan 
op andere plaatfen buiten dezelve, be- 
graven te worden. 

Behalven dat vindt men ’er veelen, 


die 


ee 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 17 


die denken, dat de lyken in eee en 
Steden veiliger, en niet Zoo ligt aan 
Raa-roof en Graffchennis bloot gefteld 
zouden zyn, zonder in achtte neemen , / 
datze daar van minder in de Kerken en 
Steden, dan buiten dezelve, bevryd 


‚ Zyn(g)s en de Overheid daar minder 


gelegenheid heeft, Om te waaken, dan 
zy zoude kunnen doen, wanneer de ly- 
ken, buiten de Kerken en Steden be: 
graven, al mogteh beroofd worden; al- 
waar „ wanneer. 'er gezette begraaf plaar- 
{eri waren, die misdaad ook zoo ligt 
niet zoüde gepleegd worderi; en meer- 

er rûiimte, dan in de Kerkeii. Zynde; 
het opruimen der Iyken, gelyk in de 
Kerken, voor al in volkryke Steden , 
Zoo onbetamelyk gefchiedt, mede niet 
behoeven, neen maar de lyken meerder. 
rust genieten zouden. 

Dan dát alles, denke ik, dat al mede 
dit onkunde of gebrek van kennis en 
Onderzoek voortkoomt. 

Gelyk aan die zelfde bron ook ver« 
fchuldigd is, dat fommigen het begra- 
ven, in.de Kerken en Stelen, voor 
Christenen gepaster hoûden, ter onder- 
{cheiding der Jooden, welke men weet, 
dat van oude tyden af, en al noch hee- 
XII DEEL. B „den. 


KD Zie kruit Á « bladz, 99 en volg. 


I8 J: D: V: LEEUWEN, OVER DE 


dendaagfch, ook in ons land, op by- 
zondere begraafplaatfen buiten de Ste- 
den, begraven worden, en van die ge- 
woonte nimmer hebben willen afzien; 
ja het voor een byzonder ftuk van hun- 
nen Godsdienst houden , om zich daar in 
van anderen te onderfcheiden: door wel- 


ke gewoonte der Jooden, het begraven. 


buiten de Steden , in eene foort van vers 
achting gekoomen ís, even, gelyk dit 
volk, onder ons by veelen, voor een 
veracht volk gehouden wordt , dat noch- 
tans, in het overige van hunnen Gods- 
dienst, eer medelyden waardig, en in 
die hunne volftandige gewoonte van be- 
BAVEL LE PTYZEN. IS, 2 
Vooroordeelen zyn derhalven de be- 


letfels— Men houdt het begraven, 


buiten de Steden en Kerken, al noch 
meestäl voor eenige fchande, zoo voor 
den Overledenen , als ook voor de Over- 
blyvenden. En waär koomt dit verder 
van daan, anders dan uit een verkeerd 
en ingebeeld begrip, dat men tot hier 
toe de Kerken en Kerkhoven, in Ste- 


den en’ plaatfen, alleen voor eerlyke. 
begraafplaatfen. gehouden heeft, en de. 


zulken , die geene eerlyke begraving ver- 
“diend hadden , daar van heeft afgeweerd; 
en dit niet alleen, maar dac men ook 

zelfs 


i/ 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ: 19 


‚gelfs het begraven, in de Kerken en op 


kerkhoven, zoo zeer onderfcheidt, en 
het als een poinct van meerder tang en 
fatzoen houdt in de eerfte, en niet op 
de laatfte begraven te worden; ja noch 
eene verdere onderfcheiding wordt op 
veele plaatfen gevonden , dat het naam 
Iyk hoch wat meerder zegt, op het 
Choor, dan in de Kerk, begraven te 
worden: éene gewoonte, die, hoewel 
uit bygeloovige beginfelen, byzonder 
vann de Roomfche Kerk, voortgefpro- 
ten, echter al noch ftand houdt, en op 
de meeste menfchen zoo veel invloed 
heeft, dat de ‘deftige, ja zelfs middel- 


_maatige, burgers, het voor een affront 


zouden houden, op kerkhoven, en niet 
im de Kerken begraven te worden. En 
als zulke lieden, in verval geraakt zyn- 
de „ eens op het kerkhof begraven 
worden, om dat de belastingen daar op 
700 groot niet Zyn, dan in de Kerk, 
‘er niets gemeener is, dan, met een ze- 
ker foort van fchande, daar van te hoo- 

ren fpreeken. Is dat Zoo, hoe ligt 


maikt men daar uit een befluit, dat het 


noch flechter. zoude zyn, niet in de 
Stad, miet op het gewoon Kerkhof, 
maar buiten dezelvé, begraven te wor: 
den: immers zoo hoort men veel rede- 

B 2 ka- 


‘ n \ 
20 J- D.V: LEEUWEN) OVER DE 


kavelen , hoe wel ongelukkig; doch 
wie, zegt men, wil dan de eerfte zyn, 
om zulke ingebeelde fchande te onder- 
gaan? Beesten ismen gewoon buiten de 
Stad te begraven, maar niet menfchen 5, 
offchoon ook wel Jeoden , maar noch- 
tans geene Christenen, Redeneeringen 
voorwaar, die alle uit onkunde en mis- 
verftand voortkoomen , waar in derhal- 
ven onze Nate noch beter verlicht zal 

moeten worden (77). / 
Dan laat ik ook niet vergeeten de zugt 
van veelen, om by hunne Voorouders 
begraven te worden. Deeze zugt is na- 
tuurlyk , zegt men : men ziet het reeds 
in de voorbeelden van de Aartsvadersen - 
anderen, welke ons in de H. Schrift zyn 
nagelaaten, fchoon die van een ander 
voor-uitzigt waren. Dan , zoo redeneert 
men 


(+) Dat men voor zoo. jaaren zoo redeneerde; 
is noch te begrypen : te Nymegen wierden toen de 
geenen, die niet Cathoiyk gcftorven waren, vànde 
gewoone begraafplaatzen in de Kerken uitgefloten 4 
en by een beftuir van den 2g. Juiy 1587. vastge 
fteld, dezulken op het Jooden Kerkhof, of by. de 
put aan het Melatenhuis, te doen begraven. Zie 
J sMETit Chron. wan Nymeg.verwolgd , en nu ons 
langs uitgegeeven „door. den Hr. IN DE BETOUW; 
bladz. 146. Men zie hier uit „uit welken bron zul- 
ke redeneeringen noch zyn overgebleven, en be= 
wondere de onkunde van veelen onzer Natie des- 
wegen. 


EE 


\ k Ld 
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 21 


men al verder: onze Ouders , beste pan- 
den en vrienden liggen in de Kerken en’ 
Steden’ begraven, zouden wy ook niet 
eene plaats by hen mogen hebben Hie 


toe verordineerden, hiertoeköchte Zy 


aldaar hunne begraafplaatfen : nietalleen’ 
voor zich zelven, maar ook voor hun- 
ne familie en nakoomelingen ; en wat ziet: 
men dagelyks geene voorbeelden van: 
lieden, vooräl van rang, die, op andere 
plaatfen ftervende , naar de begraafplaats 
hunner Voorouders heen gevoerd. WOr- 
den’, enz.—= 

Deeze redeneering ‘heeft wel eenigen 
fchyn: doch als men het fchadelyke van 
het begraven, ‘in de Kerken en'Steden, 
regt wikt en weegt, zal zulk eene rede- 
neering moeten wyken., voor de te wen- 
fchene hervorminge , even daarom; on- 
der ons te maaken: Ja hoe veele voors 
beelden zyn ‘erniet van lieden,’ zelfs - 
van den eerften rang „ die, door veran. 
dering van ‘hunne woonplaats, vals an- 
ders, op eene andere plaats, dan hunue 
Voorouders, moeten begraven worden, 
en zich voor hunne familie een andere 


begraafplaats, als die van hunne Voor- 


ouders ,aanftellen. Een derhalven moest 
daar van de eerfte zyn, eh wordt daar 
omtrent, om zulkeeenereden,, zoo veel 

B 3 Zwaa- 


22 J.D: Ve LEEUWEN, OVER DE 


zwaarigheid niet gemaakt: wat moest 
men dan niet eerder aan zynezugt, om 
by zyn Voorouders te liggen, verloo- 
chend zyn, door zyne begraafijlaat{en } 
die ook voor de nakoomelingen kunneú 
dienen, buiten de Kerken en Steden re be- 
ftemmen; als men het fchadelyke , het 
fchandelyke en bygeloovige van het be: 
graven, in Kerken en Steden, mitsga- 
ders het algemeen nut; om-zulks te her- 
vormen , maar voor oogen hieldt. Maar 
hier aan mangelt het veeltvds: om dat 
men ‘er onkundig van is, en maar blin- 
delings de gewoonte, welke men vindt, 
in deezen tragt te volgen. 

Deeze gewoonte dan wordt ook voor 
geene mindere, dan eene der bovenge: 
melde redenen, gehouden, en baart ver 
baazende tegenkantingen. Is ’er iets; 
waar op onze Natie van ouds her is ge- 
‚zet geweest, en ook nach is „het is een 
aankieeven van. oude „gewoonten: „en 
geen wonder, daar ons Land lange, 
meer door gewoonten en gebruiken „ ge- 
regeerd is geworden , dan door wetten ; 
en aan die gewoonten zoo veel kragt toe 
gefchreven wordt, als de ftrengfte wet- 
ten hebben kunnen. Ditblyven hangen 
aan gewoonten isin onze Natie zoo diep 
ingeworteld„ dat men, zonder te ft 
er 


_BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 23 


derzoeken, ofze goed , of nadeelig zyn, 
die ‚als onveranderlyk houdt. Het be- 
graven, in Kerken en Steden, is‘er een 
genoegzaam bewys van... Dat zeker- 
‘had men al lange, als nadeelig en fcha- 
delyk , moeten hervormen; en zoo wie, 
daar van overtuigd, dezelve noch blyft 
aankleeven, enkel, om dat het de ge- 
woonte is, zulks mag men in den zul- 
ken, met den Hr. kr Uir(s), die dat 
te regt wederlegd heeft, wel noemen: 
eene onberadenheid van het menichelyk 
verftand; ; eene ten eenemaal verwon- 
derlyke fryfhoofdigheid; ja een groote 
fchandvlek voor den hervormden Gods- 
dienst: daar andere Volken, wien het, 
om hunne Godsdienftige begrippen (als 
noch aan veele bygeloovigheden ver- 
flaafd)) minder gemaklyk moet geweest 
Zyn, die te verbeteren, dan het den 
onzen zoude zyn, ons reeds zyn voor- 
gegaan , en den weg hebben aangewezarr, 
welken wy „ uit hoofde van onzen Gods- 
dienst, van alle bygeloovigheid gezui- 
verd, van zelfs behoorden in te flaan. 
‚Doch ik denke, dat men de gewoonte 
in het algemeen meer volgt, zonder on- 
derzoek, of overdenking van het na- 
delige, „ dan dat men overtuigd. daar 
B 4 van, 
(5). rijf 6. blie go. en wolg. | 


òf JD. V. LEEUWEN, OVER DE 


van, “uit ftyfhoofdigheid, aan dezelve 
zoude blyven hangen. Vân onze Natie 
kan ik my zulke leste denkbeelden niet 
vormen; hettegendeel is, uit menigvul- 
dige andere voorbeelden , dikwyls geble- 
ken: om maar één, uit allen ‚te noemen, 
herdenke men aan het geene,weinig jaaren 
geleden, omtrent het behoud der Dren- 
kelingen , welke men door vooroordée- 
len, ‘zonder hun de noodige hulp toête 
brengen, menigmaal liet “omkoomen, 
hervormd heeft, en van gewenfchiten 
uicflag geweest is, en noch dagelyks is. 
Aan de overtuiging derhalven hapert het 
in dit ftuk ook; en dient hier omtrent 
mede, het geen hier voor, omtrent het 
nadeelige enz. gemeld *s: zullendeé onze 
Nate daar in meer algemeen moeten ‘on- 
derregt worden, ‘hect welk gefchiedende, 
twy rè ik niet „of Zy zal zich laaten over- 
gaigen , en de’ gewoonte zal als van zelve 
vervallen. à 

De bovengenoemde redenen nu zyn, 
tot hier toe, de oorzaak geweest,’ niet 
alleen. dat by zondere perfoonen het hun- 
ne niet meer toegebragt hebben, ‘«óm 
deze nadeetige gewoonte te verande 

ren; “maar Ook dat de wetgeevende magt, 
welke dezelve, mins bedunkens , op één- 
paie konde aitchaffen , daarinnoch zoo 
Wz 


EE sd 


EN 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 95 


traag is. De Leden, welke dezelve' in 
handen hebben, zyn in langê ha nóch 
niet allen over tuigd, van de noodza akes 


| Iykheid van dien; “zy blyven het meest 


noch hangen dan dé oude vooróórdée: 
len, hier voor aangevoerd: en zy dienen 
al mede nader onderregt ‚ En meer Over 
reed te worden, : 
Hier by koomt , dat wy in een Geliee: 
nebest leeven, welkers gefteldheid zoo 
ligt geen zoo algemeene verandering in 
wetten, of gewognten, duldt. “Ineene 
Eenhoofdige regeeringe gaat dat gemak- 
lyker: waar én te gebieden ard | 
maar behoeft overtuigd té zyn; maar in 
onze Regeering baart het vry meer Zwaa- 
righeid en oponthoud: 'er moeten zoo 


veelen in toeftemmen; en dè meesten 


Zyn, en blyven ’er noch tegen“ ja’ het 
is byna ongelooflyk, hoe men zelfs 
van fommigen , anders kundige en còr- 
dee, “Regenten hoort redekavelen. , 
REA erd eene en andere, der hier voor 
geöpperde : redenen, geeft “tren ook 
voor: dat het beftaan der Kerken; 
het welke deeze ‚uit de belastingen „op 
het begraven der Iyken, voornaamlsk 
hebben; en waar uit zy meest al móe- 
tén onderhouden werden, door het be- 
graven buiten’ dezelve, te veel Iyden 
B 5 Zou- 


26 J.D. V. LEEUWEN , OVER DE 


zoude, het geen al mede als eene re+ 
den , waarom men deeze gewoonte 
niet verandert, voorkoomt: en, men 
zegt, de Overheid kan en mag die ker- 
ken-inkoomften niet weg neemen. Doch 
of fchoon ik toeftemme, dat voor het 
onderhoud der Kerken gezorgd, en 
der zelver inkoomften bewaard moeten 
worden „ zal nochtans die reden ligtlyk 
op te losfen zyn: want op eene andere 
wyze kan er in voorzien worden; zelfs 
zoo, gelyk wy hier na zien zullen, dat 
al beg roef men zyne dooden, buiten de 
Kerken en Steden, de Kerken daarom 
niet te min van dezelve evenveel voor- 
deel trekken konden, als nu van het be- 
graven der dooden in de Kerken, wen 
dat maar door eene wet vast gefteld was. 

Niemand kan my toch ontkennen, 
dat de wyze van begraven geen onver- 
anderlyke zaak is, maar verandering on- 
derworpen ; en overgelaaten aan de be- 
{telling der Overheid, welke aan deeze 
en alle andere plegtigheden, wat recht 
en betaamlyk is, voorfchryft. 

Maar, zegt men verder (eigen onder- 
vinding in gefprekken met Leden der 
Overheid heeft het my meermaalen gee 
leerd), het veranderen der begraafplaat- 
fen in de Kerken, buiten de Steden, 

dat 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 27 


‚dat met een verbod, van.in Kerken-te 
begraven, zoude moeten gepaard gaans 
zoude een ontzetting van iemands r recht 
en eigendom zyn, het geen, voor al 
in ons land, niet past; tegen de vry- 
heid ftrydt; en geene Overheid zo ettaak 
te doen. De Graffteden, welke wy in- 
de Kerken hebben , zyn onze eigendom; 
het zy datze ons by verfterf zyn aange- 
koomen ; of door ons zelven aangekocht 
hier op hebben wy dus het wettig recht 
verkregen, „om ‚te begraven; „en dit 
recht kan ons niet afgenoomen worden, 
Doch dit laatfte ontken ik wel degelyks 


Want, wat.de Vryheid belangt, waar 


tegen “dat ftryden zoude, ik ben zoo 
zeer, als iemand, voor de vryheid, 
maar, wanneer dezelve geene banden 
kent, wordt. zy ontaart,-en nadeelig 
voor het algemeen welzyn; en het zy 
al eens zoo , ik heb toch geen ander recht 
verkregen „ dan. myne.dooden.op eene. 
plaats, de Kerk toeftendig, te begra- 
ven 5 „wanneer nu my zulks ook ver- 
gund. wordt, koome ik -’er niets by te 
Iyden. Immers ik mag, met myn eigen- 
dom niet,doen, wat ik wil; ik ma “het 
zelve niet gebruiken, tot fchadevan een 
anders, ik :ben.met het:zelve., en hee 
zelve met my, onderhevig aan de be- 
fchik- 


28 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


fchikking van’ myne Overheid niet al- 
leen, maar ook en vooräl aan het al- 
gemeen nut: wanneer derhalven dit 
openbaar is, en de Overheid, wiens 
pligt het voornaamlyk ‘is, het alge- 
meen belang haareringezeetenen, verre 
boven dat van byzondere perfoonen, te 
tellen, dit daarom gebiedt, ben ik ver- 
pligt, te gehoorzaamen. Zyn ’er niet 
menigte van voorbeelden in de Rechts- 
geleerdheid, die veel fterker zyn, en 
nochtans aan de Overheid het recht gee- 
ven, iets te doen, dat ook in fchyn, 
tegen een, my aangeboren of verkre- 
gen , recht ftrydt : by voorbeeld, zyn 
alle goederen, die iemand bezit, niet 
zyn eigendom, waar over hy de volko- 
mene beftelling heeft? Immers ja: dit 
leeren de Rechten. Doch is dit in 
zulk eene volkomenheid altyd waar , dan 
mag hy, dieook verteeren, verkwisten 
enz. Zy Zyn toch de zynen; maar 
neen: zoo dra dat gefchiedt, «en hy 
een verkwister wordt, dan wordt hem 
de beftelling daar over, door de Over- 
heid, ontnoomen, en anderen tot be- 
{tierders over dezelve aangefteld; dit 
vereischt het algemeen welzyn: daar 

het Gemeenebest ” er aangeleegen ligt, 
dat niemand zyne goederen misbruike3 
en 


BEGRAVINGE IN REDEN ENZ. 29 


en. het „byzonder belang, op-dat eene 
kwaade beftiering en verkwisting geene 
droevige uitkoomst voor hem, en de 
zynen hebbe.  Derhalven is dit zoo; in 
die en diergelyke gevallen, welke ik 
noch meer zoude kunnen aanhaalen , hoe 
veel te meer mag en moet dan de beftel- 
ling der Overheid, in het voorhanden 
zynde geval, plaats hebben; daar. zy, 
door zulke eene hervorming, voor den 
dienst van God , voor de Kerken, voor de 
Steden,voor zich zelven, voor Vrouwen, 
voor Kinderen , voor Ouders , voor 
Naastbeftaanden, ja voor het gantfche 
Volk zorgen , en de nadeelen tegen hun 
leeven. en gezondheid afweeren kan(7). 
Dus zyn ook die, en dergelyke rede- 
nen, ongegrond, hoe wel zy echter, 
met anderen , intusfchen.de beletfels 
blyven ‚waarom men niet fpoediger, 
tot eene algemeene hervorming, over- 
gaat. „Waar van ik denke „ dat mede oor- 
zaak is , dat, hoe zeer ook het noodzake-= 
lyke der hervorminge moge aangetoond , 
en by fommigen begrepen zyn, 'er tot 
hier toe noch geene middelen, toerei- 
kende genoeg , om eene ‘hervorminge 
meer lesen te bevorderen, in het 
werk 


Q) KLUIT, &. /, bladz. 107, ek 


SO J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


werk gefteld zyn. Dit blykt,' ten aan- 
zien van byzondere perfoonen, die daar 
toe, dóot hun eigen voorbeeld, getragt 
hebben, mede te werken; uit het ge: 
ring getal van dezelve, dat, hoe navolg: 
baar zy OOk in deezen zouden zyn; 
men nochtans weinige navolgers tot hier 
toe gevondch heeft. En ten aanzien 
der Wetgeevende magt, zyn 'er noch gee- 
ne middelen, immers die daar toe aan- 
leidende genoeg, of wel beraaden en 
volleedig genoeg waren , ingefteld. Ten 
minften ik weet niet, dat het in Ons 
Land, noch een ftuk van overweginge , 
in eene of andere Staatsvergadering ge- 
weest zy; Of deswegen eenige adresfen, 
of propofitien , genoegzaam ter uitwer- 
king gedaan zyn, maar het fchynt; dat 
veelen die daar toe iets zouden kunnen 
toebrengen, daar in noch fchoorvoe- 
tende en nalaatig blyven: denkelyk hier 
aan mede toe te fchryven, dat de zul- 
ken ’er noch niet genoeg van overtuigd, 
ja niet genoeg toe opgefpoord en aange- 
„moedigd zyn, gelyk beneden, ondef 
het opgeeven der middelen, nader bly- 
ken zal, dat gefchieden kan. 

Voorts, gelyk de boverigemelde re- 
denen, by deezen en geenen , de belet- 


fels van eene hervorming rezyn: ZOO ziet 
men 


1 


BEÉRAVINGE IN STEDEN ENZ. êt 


men in Anderen, weer eene al te groote 
onverfchilligheid heerfchen , waarom 
het hun niet verfchilt, waar zy begraven 
zullen worden. Eene regt tegenover- 
geftelde treden, welke, wanneer de zul- 
ken de zaak regt bezeften , eerder in ftaat 
zoude Zyn, om die vooroordeelen, 
welke anderen weerhouden, te boven te 
doen koomen, en te eerder tot het doen 


begraven , buiten Kerken en Steden, 


over te gaan: doch deeze trekken zich, 
door zulke onverfchilligheid, de zaak 
niet aan, en het ontbreekt hun mede 


_aan noodige kennis en overtuiging; voor 


al dat zy, als leden van de Maatfchap- 
pye, waar onder zy leeven, ook in dit 


luk verpligt zyn, het algemeen nut te 


helpen bevorderen»). 
Van 


Cw). Van -dergelyke onverfchilligheid fchynt ook 
de braave, w: v:;EENHOORN niet geheel vry 
geweest te zyn: zie Zyne Euthanafia „ of Wel fler= 
ven, IV D. bladz. 63. in not. alwaar hy, na den 
uiterften Will van C. Craferus: waar by deeze be= 
volen hadt, om niet in eene Kerk begraven te wor= 
den; en, de gedagte van Stre/o aangehaaldte heb- 
ben ; een mitroep doet : Wie zal de oude paalen nu: 
verzetten kunnen! En ’er alleen byvoegt: dat hy 
dagt, dat een. Christen van zyne begravenis, en 
van andere dingen, na zynen Dood, niet veel moet 
bepaalen„ als maar de- ziel, het beste deel wel 
bezorgd is; dat de begravenis, en al wat tot de 
wereld behoord, wel gefchikt zoude worden — 

Wel 


32 J.D V. LEEUWEN, OVER DE 


Van deeze en dergelyke redenen zou: 


de ik noch meer kunnen melden : doch, 


welke mer ook Ro voorgeeven, de- 
zelve, denk ik, zullen üit het behan- 
delde alhier haare ÉBroshig wel kunnen 

vinden, waar om ik daar in niet vefder 
trede; te minder, om dat ik bemerke , in 
hetopgeeven van reden ensal wy dloopiger 
geweest te zin, dan ik zelf verwacht en 
gewild had. Dar: dit.mogt zoo zyn , daar 


toch naa verfchillende cdenen gevraagd 


wordt. „Doch de opgegeevene, ter beänt- 

wooiding ‘van het eerfte lid der Vraage , 

gend ee san achtende, gaa ik over tot 
et tweede Ïd van dezelve. 


“pe beste Middelen naamlyk , om de na- 


de oelige gewoónte van begraven , in Steden 


en Ker bn > in onsé Républyk te doen op 


houden. 


Wel gezegd „als men niets mêer , darì hét nut voor 
de Ziel, in-het oog houdt. Dit zeker moet toch 


het eerfte voor een Christen zyn, maar neemt niet 
weg de vryheid, welke een Christen hecft, om 


ook «over het overige beftellingen te maaken; ja 
dit gebiedt dikwils de noodzaaklykheid en het nut- 
tige, tot bevordering van het welke een Christen 
mede verpligt is. Was de Hr. EENHOORN, 
toen -Hyvdir-fchreef , ook van het fchadelyke van 


het begraven, in de Kerken , genoegzaam overtuigd 


geweest, sik geloof niet, dat die waardige Man , 
dus zoude. ge'chreven , maar mede wel onder het 
oog-gebragt hebben „ dat ieder een verpligtis , het 
algemeen weizyn te bevorderen, 


Naar 


Ee 


kb (&) Zie hier voor blagz 14. Hot, p. 


\ 
'BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 88 


‚Naar de leere-der Rechtsgeleerden ä 
wordt. eene SEWoonte, hoedanig eene 
het begraven in Steden en Kerken alleen 
is, door deeze twee wyzen afgefchaft: - 
Of door eene tegen overgeftelde gewoonte ; 
Of! door eene witdrukkelyke wet. Eene 
van. deeze , of. ook wel die beide, “wan-' 
neef de eene op de ándere moge volgen, 
enrzy malkander behulpfaam ZYN, zul- 
len dan ook de beste middelen, om de 
Dadeelige gewoonte’ van begraven, in 
Steden eu Kerken „te doen ophouden, 

‘naar myn begrip, moeten zyn. Welke 
zich dus gevoeglyk laaten onderfecheiden 
in-zulke, welke buiten de wetgeeven- 
de magts en die ‚welke door de wet- 
geevende magt by de hand genoomen; 
en-uitgevoerd kunnen worden. 

„Fot dezulke, ‘welke buiten de: wete 
geevende magt uitgevoerd kunnen WOr- 


_den ,; breng ik die, welke byzondere 


perfoonen :-het ZY byzonder , of in ver- 
eeniging „ met fommigen te faamen ‚in 
het -werk;kunnen ftellen » door begraaf. 


plaatfen voor zich of ook wel voor het 


_algemeen:en de hunnen, buiten deKer- 
kenen Steden, te doen vervaardigen; 


waar van reeds voorbeelden, ‘hoewel 
noeh weinige; zyn(u). BN 
SEENABNROO!S EEE te Cops … Dit 


34 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


Dit denke ik, ieder een, vooräl in 
onze Republyk , geöorlofd te zyn: hoe- 
wel ik wel lieden aangetroffen heb, die 
meenden, dat, de beftelling der begraaf- 
plaatfen tot de Overheid behoorende, 
en die, in de Kerken en Steden, be- 
paald zynde, de ingezetenen ook daar 
aan gehouden zouden zyn, en dezelve, 
zonder het gezag der Overheid , niet mo- 
gen verplaatfen; doch my is, tot hier 
toe, geene byzondere wet, in ons land 
bekend, waar by het begraven , in Ker- 
ken en Steden, uitdrukkelyk bevolen , en 
het zelve daar buiten (Zellig verboden 
wordt. Het is alleen door de gewoon- 
te ingevoerd; het is dus alleen toege- 
ftaan en veroorlofd. De wetten die ’er 
op gemaakt zyn , gaan maar over het 
betaalen van eenige belastingen , op dee- 
ze en geene wyze van begraven, ge- 
fteld: en dus fchynt, door het ftellen 
van boete, op het begraven buiten de 
Steden, ja in fommige plaatfen , buiten 
de Kerk of Parochie, waar onder men 
behoort, zulk begraven buiten dezelve, 
in zekeren zin , wel verboden ; maar het 
is nochtans geen ffellig , en alle begrave- 
nisfen buiten dezelve witflwitend ver- 
bod: hebbende geen ander oogmerk, 
dan op dat de Kerken daar door van-haa- 

re 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 35 


te Bkobiider niet zouden beroofd wor- 


den; wie derhalven , die in zyne plaats 
al zulk eene belasting vindt, voldoet 
daar aan , door het betaalen van dezelve, 
en mag zyne dooden buiten de Stad be- 


graven, zonder dat eenig verder verbod 


daar tegen ftrvdt. 

Tot de andere; welke door de wete 
geevende magt ter uitvoer kunnen ge- 
bragt worden, behoort, dat de Over- 
heid, aan welke, gelyk hier voor reeds 
gezien is, dit zekeriyk ftaat, “het be- 
graven, in de Steden en Ketrken, by 
eene wet verbiede ; en daar toe zorge , dat 
buiten de Steden; begraafplaatfen. op 
algemeene kosten, befteld en gemaakt 
worden. Het geen‘ met beleid en voor- 
zigtigheid;, op zulk eene wyze , behoort 
ingericht te worden, dat niemand daar 


by eenig nadeel koome te Iyden , maar 


zulks algemeen goedgekeurd worde, 
waar van beneden nader. 

Het is klaar, dat het beftellen derhe: 
graafplaatfen , door byzondere perfoo« 
hen , voornaamlyk en alleen te verwag- 
ten is van ryke en vermoogende lieden, 
dewylde minvermoogende’ernietinftaac 
toe zyn: zoo om de kosten, die daar 
toe zouden moeten sedraagen worden 5 
als om de belasting , op het buiten de-Ste- 

C7a GE 


36 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE“ 


den: begraven in veelen van dezelve; 
gefteld: welke :fchoon men buiten hun 
bezwaar, de kosten tot het bereiden van 
een-begraafplaats„ buiten de „Stad „al 
mogtgevonden hebben, den minvermoo- 
genden altyd bezwaaren zoude; ten wa- 
re, door zulke byzondere perfvonen; 
een fonds uitgevonden wierde , waar uit 
die belasting voor «minvermoogenden 
betaald; of een. preemie, op-elk Iyk, 
buiten te begraven gefteld wierdt 5 of 
dat „die byzondere perfoonen by de 
Overheid -te weeg bragten , dat voor 
het begraven buiten niet meerder, dan 
van in de Steden ven ‘Kerken; betaald 
werde: doch tot-hetreen. en ander zyn 
noch veele zwaarigheden; ja ’er fchynt 
noch, ‘immers zoo het voor het alge- 
meen „zoude dienen, „weinig mogelyk- 
heid ;. en behalven dat, zoude in. het 
laatftegeval, de wetgeevende magt dan 
hierin, ook gebruikt:moeten worden. 
Het welk, wanneer dit toch gefchied- 
de „zoude het. welvoegelyker zyn, “dat 
het begraven in Kerken en Steden door 
dezelve verboden; «en buiten de Steden 
geregeld wierde: welk middel niemand 
zal kunnen loochenen „de kortfte en bes- 
te weg. te zyn, om deeze hervorming 
te bezorgen; temeer, dewyl buiten dat; 
zoms 


. 


Mn En lk 


Ee od ze 
ee, 


e 


BEGRAVINGE IN’ STEDEN ENZ, 37 


zoms. ’er noch veele jaaren , ja ‘eene 
eeuw, en. meer; noodig zoude-zyn,, 
eer anders deeze gewoonte geheel ver-. 
anderd zal zyn.” Intusfehen echter-zal 
het nuttig zyn, ‘dat, offchoon, en zoo 
lange, zy dat, door haare wetgeevende 
magt, niet doet, niet te min byzondere 
perfootnen,die van het nadeelige en fchan- 
delyke overreed zyn, ‘meer en meerbe-. 


_graafplaatfen buiten de Steden oprich- 


ten: als ‘zynde „dít een!der eerfte -mid- 
delen, waar door onze: Landgenooten 
door zulks dagelyks te-zien, 'er: aan-ge=, 


‚ woon zullen wordeti ; »sja ‘dac: veelen, 


tot-een {tuk van nayvéren navolging ;- 
zoukunnen dienen, >: KO TD 

Dan hoe tot het eenvof ander; het zy 
meer door byzondere pérfoonen shet zy - 
door de, wetgeevende magt ;gekoomeén,?: 
„Hierstoe zullen-voorbereidende amide: 
delen-noodig.zyns oo ARN 
r-Bevoorens hebben: wy onder desre-, 
denen ,:» waar om ‘onze ‘Natie-aan de. 

nadeelige gewoonte van begraven! in. 
Kerken ‘en Steden, noch blyft hangen, 
aangetoond „ dat Zy: in het algemeen, 
noch. niet genoeg overtuigd:is;vän: het 
fchadelyke , {chandelyke, bygeloovige, 


en onvoeglyke van dien. 


„Dat dit, zoo wel op de Overheid, 


58 Je D. V. LEEUWEN; OVER DE. 


als op den gemeeren man, toegepast 
kan worden, is, dunkt my , ontegenzeg- 
gelyk. „Ware dit zoo niet, zoude de 
Overheid, welke wy vooronderttellen, 
dat voor het ulgemeen welzyn anders waa- 
kende is , lange ‘er tegen moeten gezorgd 
hebben; doch daar aan mangelt het: 
waarom men hier op uit zalmoeten zyn, 
dat men den eenen en anderen meer tragt 
te overreden en te overtuigen. 


Dat men derhalven de voorbeelden 


der fchadelykheid, vooräl in ons Land, 
meer en meer bekend doe worden. Waar 
toe het geval te Bruiniste, hier voor 


„aangehaald, mede tot een voorbeeld kan - 


zyn, en andere meer Van:Parys 
werdt, niet lang geleden , ook een krag- 
tig bewys der fchadelykheid , van de 
Kerkhoven in de Steden gemeld ; waar, 
in de nabuurfchap van de Graat de la 


Lingerie, op een Godsäkker , in het jaar- 


1779, eene menigte lyken, zelfs zeer 
diep, begraven zynde, de kelders, der 
ma by gelegen huizen, daar door zoo- 


danig befinet en ver giftigde geworden zyn, . 


dater geen licht in wilde branden ; en die 
‘er in kwamen , met de hevigfte toeval- 

len werden aang sedan; jade vockitigkeid, 
welke op de muuren zat, zoo vergif- 
úg wds; dat eene merfelaar dezelve met 
ZY- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 39 


“zyne hand, aangeraakt hebbende, dee- 
ze eene geheele verdooving en gevoel- 
loosheid onderging, vervolgens, met 
veel pyn en fmerte , benevens den voor- 
arm, opzwol, en blazen op de huid 
kwamen; waar uit eene fcherp-bytende 
vochtigheid te voorfchyn kwam , welke 
eene geheele vervelling van de opper- 
huid veroorzaakte (w). Deeze en der- 
gelyke voorbeelden maake men meer 
bekend; men gebruike daar toe zulke 
__fchriften en boeken, die ook de min- 
vermoogende lieden , en zelfs de gemee= 
ne man, in handen krygen: al ware het 
zelfs de Almanakken, waar in gewoon- 
lyk ook een of ander Hiftorie, of ver- 
haal gevonden wordt, en welke by de 
meesten des volks geleezen worden. 
Op een en andere plaacfen in Gelderland 
heeft men, tot dergelyke einden, al 
voor eenige jaaren van de Almanakken 
dusdanig gebruik gemaakt, en daar in 
Ordonnantien, Reglementen enz, die 
het volk meerendeels onbekend waren, 
en waar naar het echter leevenen hande- 
len moest, laaten drukken; ook nu en 
dan in Utrecht, alles met zeer goeden 
uitflag; ja men herinnere zich, wat nut 
het gehad hebbe, dat men, federt ze- 

Di: ker 


(w) Zie Geneesk. Faarb. v. D. u. St. bladz. zo. 


A9 Je D: V: LEEUWEN , OVER DE 


ker geleerd man daar toe aanleiding ges 
geeven heeft (x), fommige- wetten ür 
Zeeland in de Almanakken heeft laaten 
drukken.,- Dus zelfs dit middel nieton- 
gehoord , niet: nieuws zoude zyn , maar: 
vooren gepast-middel „te-houdensis 5 « 
waar “door: men. totrkennis vanden -ge- 
meerren „mans brengen kan, „dat anders 
voor hem mitestäl verborgen blyft 5 ex 
door: deezen weg zoude.-hy ook vanhet 
noodzaakelyke vanhet begraven der.doo-= 
den; buitemde Steden en kerken, noch 
eens overreed kunnen worden. 

Ik beken „dat het wel moeielyker zal 
zyn „oude =lieden „die: het meest. aan 
vooroordeelen gekleefd blyven „te over- 
tuigen „ “zoodanig, dat deeze zelve die 
nadeelige gewoonte helpen „affechaffen 5 
en dat, zoo ‘de wetgeevende magt die 
niet „geheel „opruime, of zoo fchielyk 
niet; alswel. zaudeskunnen „daar toe 
de handen aan het werk floeg „ het.wel 
fchynen- zoude, of-de bekendmaaking 
van het fchadelyke- enz, niet veel uit- 
wêrkingsdeed „ maar intusfchen zal/het 
tach op» Jongere lieden. Wel eenigen in- 
vloed maaken. Se 

„Waarom, men: zich. al meer en meer 

| „ber 
(x) Zie Gedagien ower”bêt famenflel onzer he- 
dend. burgerdsrecoisgeleerdh, gedrukt. te Goes, 1727. 


_ 


/ 


N 
er 


BEGRAVINGE “INSSTEDEN ENZ. 41 


Je behoore: te bevlytiger ,-om:het derjeugd 
_-akvroeg in te-fcherpen. Hiertoe „denk 


ik ‚-div-mede tot een middel zal kunnen 
dienen, dat men hetsplaatfe in- een «of 


ander. Schobiboek of ook darmen 


een-byzonder-Beekje, het-zy onderiden 
titul. van oude en hedendaagfche-wyze van 
begraven. der Danden:enzwofseen anderens 
daar-over. fchry ve,at-eenleerboek m 
de Schoolen „ evenals shet;onlangs uit- 


_ gekoomene Kader landschA. ‚B. Baek; Ca- 


dechissmus. vaar de Jeugd enz. … In. zulk 
hendalvke.: 55 verkeer de en ahead 
van het begraven, ‚in, Kerken en; Ster 
den ,-en;het. pry zenswaardige- vans het 
teg genovergeftelde , „met „eenige, verhaa: 
len.van het gebeurde-in ons Vaderlend 
en. „elders, kortlyk voorftellen , „enter 


— pavolging. van het laatítes, elk opwek- 


ken, „zelfs met. byvoeging, van eenige 
prentjes: by voorbeeld „ de wyze van 
begraven. der Ouden „-voaräl der „eer- 
fte. Christenen ; „de begraafplaatfen by 
Scheveningen. en_te; Zuilen; Lykftatien 
van by zondere Perfoonen, vooräl der 
Aanzienlyken, -die--hierom- buiten: ber 


“graven worden; het gebeurde. te ‚Brui- 


nisle; enz. ehs eBasIg, V: aasjes ‘er on- 
SS EREA OH iS ij 


Cs 15 se ot 


42 J.D V. LEEUWEN, OVÊR DE 

Om nu zulke Boekjes fchielyk alge= 
meen te maaken, zoude een of ander 
Genootfchap die voor zyne reekening 
kunnen laaten drukken, en aan zyne 
Correfpondenten rond zenden , om aan 
veelen, vooräl aan de Kinderen i in de 
Schoolen , om niet uit te deelen: even 
als de Oeconomifche Tak onlangs een 
Boekje: behelzende Raadgeevingen van 
Dr. L. BIKKER, om zich tegen de voor- 
en najaarsziekten, rot- en galkoortf/en, 
en roodenloop te behoeden, en ‘er zich van 
de geneezen , algemeen gemaakt heeft.—_ 
Op zulk eene wyze zoude dergelyk 
Boekje veel nut kunnen doen. En 
daar het, in de Schoolen, in gebruik 
brengen van nieuwe Boekjes , by de 
Meesters, die aan hunne oude gewoon 
Zyn, veeltyds zwaarigheid baart: zoude 
men aan hun ook eenige dier boekjes 
om niet kunnen zenden, met vryheid, 
om ze vervolgens aan hunne leerlingen , 
voor zekeren prys,te verkoopen, waar 
door zy te meer aangemoedigd zou- 
den worden, om die in gebruik te bren- 
gen. — Boven dien zoude men zul- 
ke Meesters ook noch door beloonin- 
gen daar toe kunnen uitlokken. 

Welk een invloed het leeren in, en 


leezen van zulke Schoolboekjes on 
ar- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 43 


hatten der jeugd maakt; behoeveik hier 
niet te betoogen; dit is kennelyk ges 
noeg; en de zoogenaamde Franfche T'y= 
_ ranny, een Schoolboekje voorheen ges 
bruikt, is er een fpreekend bewys van: 
daar het zelve zulk een af keer en haat; 
tegen die natie, veelen onzer Landge: 
nooten heeft ingeboezemd , dat; of= 
fchoon zy nu onze Bondgenooten; ja 
onze Weldoeners zyn, dezelve by fom: 
migen noch voortduurt. 
De Leermeesters , vooräl der Latyn= 
_fche Schoolen ; moesten ter overtuiging 
van de jeugd, aan hun toebetrouwd ; 
het hunne ook zoeken toe te brengen; 
en daar toe opgefpoord worden. Deeéze 
„zouden dat kunnen bevorderen, door 
hunne leerlingen op te geeven Zhemata, 
over de fchadelykheid van het begras 
ven, in Kerken en Steden; overde ges 
woonte der ouden, der eerfte Christe: 
nen; over de tegenwoordige „ uit byge: 
loof ingefloopene, gewoonte; en het 
„begin der hervorming, door de reeds 
voor handen zynde voorbeelden, aan- 
getoond; jadoor deeze ftoffe tot een on- 
derwerp van Oratien, die door de leer- 
lingen gehouden worden , tegebruiken, 
liever als daar toe , veeltyds oude afge- 
werkte, ftoffen , welke weinig of geen 
nut doen, te neemen. De 


AA JD. Vs LEEUWEN. OVER DE 


De Profesforen „op de hooge enande- 
re Schoelen , moesten: ook Zhe/ts,: over 
de fchadelykheid en ongerymdheid dees 
zer gewoonte, ‘en -het noodzaakelyke 
der ‘hervorming , meer laaten defèndee-' 
ren „en voorts allerwegen, by alle'gele= 
genheden in hunne lesfen het voor- 
Ban Gem) 

+ Wanneer. dit veen en” an lers it eren 
Land ; ‘hier en daar: gefchiedde, zoude 
de zaak zelve niet alleen der jeugd in= 
geprent z-maar ook daar door meer ‘en 
meer openbaar ‚en ter overweeging aän 
de aandagt der hoorders gebragt. kun- 
nen worden. 

“En ‘om zulks nekt meer in het álge- 
meen tedoen ,moestende Predikanten; 
by deeze en geene gelegenheden , in hun- 
ne Predikatien., ‘er van gewaagen „en het 
fchadelyke ,- ongepaste en bygeloovige 
enz. der gemeente voorftellen „en op 
eene. hervorming aandringen. Die gele- 
genheden behoeven niet opgezocht te 
worden; zy zyn/erdagelyks : hoe meenie 
ge Iyk-predikarie wordt niet gedaan? Jaar- 
lyks- wordt ‘er gepredikt over de:begra- 
venis van Christus, zoo in de dydens- 
ftoffen , als over den Heidelbergfechen. _ 
Catechismus : welke eene gepasteraan-: 
leiding daar toe is-hier te vinden! Die 

Heer 


BEGRAVINGE IN-STEDEN ENZ. 45 


Heer van leeven’ en-dood werdbuiten 

de Stad’ begraven: wie,-en waar zyn nu. 

in ons-Land zyne navolgers: daar riri? 
„Weinigen voorwaar!{ehoon allen naarzy-= 

nen naam genoemd en hervormde van 

het oude bygeloof hieten, het geen ech- 

ter: de meesten nochin het begraven hun- 

ner dooden. blyven-aankleven: “Moes- 
tenze niet liever; het voorbeeld van on- 

zen’ Heer en Meester, en der reerfté 
Christenen, die in sgeene Kerken be- 
sfdven „werden , daarin navolgen? enz. 
‚Deeze en dergelyke aanmerkingen zou- 
den ‘op zulke ftoffen, ‘ter betragting te 
„regt-mede. pasfen.… En waarom zouden 

de Predikanten „ vooräldie’er van over- 
„tuisd zyn , in dewelke eene nalaatigheid 
onverfchoonelykis,geene gelegenheden 
kunnen/en mogenopzoeken, om ernu 

en dan «eens opzettelyk over te-hande- 

len? ‘Het ftuk zelve is „denk ìk, niet 
buiten hunnen kring. »-Het behoort ook 
tot het zedenkundige, “het welk hunne 
posten pligt voöräl is , der gemeente 
voor te ftellen „en -haar-daar in te ver- 
beteren ;- voornaamlyk moeten: zy tegen 
al wat;bygeloovig-hieten mag, of daar - 
uit is voortgefprooten; -waaken. — Dat 
gefchiedende, zouden: de vooroordee. 
len, die noch by veelen plaats houden; 
weg. 


E 


46 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


weggenomen kunnen worden : daar tocht 
de Predikanten, onder, het volk, veel 
al voor orakels gehouden worden; en 
het geen zy zeggen, dikwils veel meer. 
ingang vindt, dan dat het door anderen 
met kragt van redenen betoogd wordt, 
het welk zy echter in deezen ook niet 
moeten verzuimen. | 

My heugt, eens een geächt Leeraar, 
in een voornaame plaats , te hebben hoo- 
ren prediken , over Jofephs laatfte woor- 
den Genef. L. vers 24 en volg. Die 
maakte, in zyne toepasfing , eenige aan- 
merkingen, ter leering: onder anderen 
ook van de noodzaakelykheid en geöor- 
lofdheid van Testament maaken , «en het 
gevaarlyke van zulks uit te ftellen. Maar 
dagt my ‚ zoude het hier ook nietalzoo 
wel, ja meerte pas gekoomen zyn , aan= 
merkingen over het begraven der lyken 
in Kerken en Steden te maaken! enz. 
Dit wil ik alhier maar aangehaald heb- 
ben, om aan tetoonen , dat’er gelegen- 
heid genoeg is, dat die Heeren ’er zich 
op zouden kunnen toeleggen; ja wilde 
ik dit noch breeder doen , ik zoude een 
geheele Iyst van texten, ook veelen, 
die dagelyks gepredikt worden, kunnen 
opgeeven: doch zal die liever aan de 
keuze en het doorzigt van die Heeren 
overlaaten. Er 


/ 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ; 47 


'Er zyn ook nech verfcheidene ver= 
handelingen , over deeze ftoffe in het 
Latyn, en Fransch, gefchreven , waar 
van ík hier voor eenige aangehaald heb: 
deeze zoude men ook in onze Lands 
taal kunnen overzetten, uitgeeven en 
alzoo onder den minkundigen meer be. 
kend doen worden; of eene verzame- 
ling daar van maaken en uitgeeven 5 voor- 
äl zoude ik aanraden, de fchoone en 
treffelyke verhandeling van den Heer 
TE WATER byzonder uit te geeven, 
en die zoo te laaten drukken, dat ze 
voor teder een, om een geringen prys, 
te verkrygen was; of dat ze, voor kos- 
ten van een of ander Genootfchap , al- 
zoo gedrukt, en even als de Raadgee- 
vingen van Dr. BIKKER, om niet, al- 
gemeen gemaakt wierde.. Het zelfde 
zoude men ook met de fchoonvloeien- 
de en aandoenlyke redenvoering van den 
Heer kr urr kunnen doen; en by het 
een of ander iets van de vertoogen uit 
den Zriz van UNZER kunnen byvoe- 
gen. 

Voorts, wordt ’er hier of daar, in 
ons Land, iemand, vooräl van aanzien, 
buiten eene Stad, het zy opeen daar 
toe bereid Kerkhof, of byzondere plaats, 
begraven, men laate zulke gevallen, 

daar 


AS. JD: Vo “LEEUWEN, OVER DE 


daar ze noch zeldfgam zyn „ niet onbe- 
kend, maar melde diemeer ,„ en gebruis - 
ke: daar toe de dagelykfche Couranten 
_en nieuwspapieren , met byvoeging der 
reden ; en aanmoediging tér navolging; 
gelyke ik in eene Nederlandfche: Cau- 
rent (4) zoo! eens van Touloufe-ge- 
meld gevonden heb, dat aldaar, ophet 
Kerkhof , de Burg-Graaf en Ridder pe 
TH ISUN begraven was, zonder. dathet 
voor! dien aanzienlyken: man eehigzins 
vernederend gevonden werdt „ naast den 
Armen begraven te:worden. 

„En zulks: doemen ook vooriil ; wan= 
neer deeze of geene byzondere perfoon k 
of gemeente: ef uit overtuiging van het 
fch adelyke wan het begraven; in'Kerken 
en: Steden; of door nayver., veeneby=: 
zondere begraafplaats daar buiten heeft 
laaten vervaardigen. nd 

Ook behoorden derzulken! Joffelyke 
poogingen, nietalleen gepreezens maar 
ook beloond te worden, om anderen 
daar ;toe- mede aan-te moedigen. Pry- 
zenswaardig is daar in, het zoo nuttige: - 
Genootfchap van “den Oeconomifchen 
Tak, hetwelk. de Hoog Welgcb. Heere 
VAN :‘ZUILEN, Over -zynen: yvers in 
bef beftellen. van, een@ begraafplaats, te: 

| Zuis 


® Van den ao, Ottober 1783. 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 49 


Zuilen, met eenen Eer-penning vereerd 
heeft; en dus met een goed voorbeeld 
andere Genootfchappenis voorgegaan. 

„En het zoude zeer nuttig zyn, dat 
het zelfde Genootfchap , of een ander, 
pryzen uitloofde aan de zulken, die 
byzondere begraafplaatfen, buiten de 
Steden, wilden inftellen. 

_Ja dat, gelyk het Zeeuwfch Genoot- 
fchap nu heeft willen goedvinden, eene 
Pprysvraag daar van te maaken, elk Ge. 
‚ nootfchap-het zyne, ter verdere bevor- 
dering, mede in het werk ftelde. 

„Waar toe zoude kunnen dienen ‚ dat 
men ieder lid van het zelve opfpoorde, 
om alles, wat tot bevordering eener her- 
__vorminge kan ftrekken, elk in zynen 
kring, in het werkteftellen, om by alle 
gelegenheden zynen evenmenfch , wie hy 
ook zy, van het fchadelyke en onbeta- 
melyke van het begraven, in Kerken en 
Steden, te poogen te overreeden. 

Deeze leden immers zyn verpligt, met 
dezelve mede te werken tot alles ‚ Wat 
tot het algemeen nut bevorderlyk kan 
zyn, en hebben zich daar toe, by het 
verkrygen van hun lidmaatfchap in het 
Genootfchap , verbonden. Door andes 
te Genootfchappen, ook van den Oeco- 
nomifchen Tak, zoude dit mede kun- 

XII DEEL D ker fee CAGE 


a « 


- 


50 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE _ 


nen gefchieden, en de leden daar toe 
opgetpoord en gehouden worden. 

Deeze en dergelyke middelen, ter 
meerdere bekendmaaking , onderregting , 
overtuiging en opwekking gebezigd wor 
dende, vleije ik my, dat onze Natie 
daar door zich met ter tyd zoude laaten 
overtuigen; en‚ of fchoon de Overheid. 
al noch mogte draalen, haare magt, 
ter geheele hervorming, te gebruiken, 
‘er veelen in ons tand zouden gevonden 
worden, de een voor, deander na, die 
zich en de hunnen, in geene Kerken en 
Steden, meer zouden laaten begraven, 
maar daar toe begraafplaatfen buiten de- 
zelve kiezen en aanleggen. 

Het is waar , in hetaanleggen van zul- 
ke begraafptaatfen , ook meer voor het 
algemeen gefchikt, blyft wel eene zwaa- 
righeid: waar van daan de kosten daat 
toe te vinden? Om dat veelen, anders 
noch al welgezind, daar tegen opzien, 
en minvermoogenden die niet kunnen 
draagen. Hierom heb ík wel eens ge= 
dacht, een byzonder Genootfchap , even 
als de Maatíchappye, ter behoud van 
Drenkelingen te Amfteldam, daar toe 
op te richten: ieder lid daar van konde 
jaarlyks , zeker te bepaalen@ Som , contrí- 
buéeren, en hier uit zouden eenige kos- 

| ten , 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. Sf 


ten, of een gedeelte van dién, ter ver- 
ligting van minvermoogenden kunnen 
gevonden worden: „doch dit ontwerp is 
my, in de. uitvoering, tot hier toe 
moeijelyk gebleeven: uitvreeze, dat by 
eene algemeenef overgang tot het maa- 
ken, van zoo veele begraafplaatfen bui- 
ten zoo veele Steden, als wy in ons Va- 
derland hebben, de uitteloovene kos- 
ten te groot zouden worden; en daar 
toe de -contributien niet toereikende 
zyn. Dus zulk een Genootfchap ; hoe 
wel ’er in de beginfels al veel hoope 
ware; niet lange ftand zoude houden: 
echter heb ik den moed noch niet geheel 
opgegeeven, terwyl’er noch hoope over- 
blyft, dac, als men maar hier en daar, 
ieder in zynen kring , meer werkte tot 
hervorming, het zoms zoo geheel lang 
niet aanloopen zoude, of de wetgeeven- 
demagt; door deeze en geene voorbe= 
reidende middeten overtuigd wordende , 
zoude de handen ook wel aan het werk 
{laan , en dan zou zulk een Genootfchap 
miet meer, imm@rs overäl niet, noodig 
zyn. Men zoude het derhalven mede; 
als een voorbereidend middel, kunnen 
beproeven, al ware. het dan maar voor 
eenen: zekeren tyd van jaaren , in dewel- 
ke men.belooningen voor dezulken „die 
for Dae be- 


52 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


begraafplaacfen buiten de Steden fticht- 
ten, uidoofde.—= Zoo de Oeconomi- 
fche Tak dat op zich geliefde te nee- 
men , zoude die ?er niet minder eer.me- 
de inleggen, als, met zyne andere pry- 
zenswaardige poogingen. Dit Genoot- 
fchap is fterk , en konde het de onkos- 
ten, uit zyne tegenswoordige kas , niet 
vinden, het zoude den Leden kunnen 
aanfchryven en beweegen , om.eene by- 
zondere contributie daar toe vrywillig 
op te brengen. Door de meenigte van 
dien, terwyl ik my vleije, dat ’er-onder 
dezelven noch al zyn, die overtuigd 
zyn ,-en de meesten in gegoede lieden 
beftaan „ zoude dat noch al wat kunnen 
bybfengen. 

Byzondere perfoonen, die van het 
gepaste en noodzaakelyke , ter hervor- 
mine, overreed zyn; vooräl-deryken, 
moesten zich ook meer bevlytigen, om 
niet alleen meer begraafplaatfen voor 
zich: en de hunnen te beftellen ; maar 
ook daar toe anderen ep te fpooren ; in- 
fchryvingen te laaten doen , en verbind- 
tenisfen te faamen te maaken , met aan- 
fpooring van, en vryheidgeeving aan 
minvermoogenden „om ook aldaar te 
willen begraven «worden, en -deezen 
hier door ’er toe op te wekken „zelfs 
met 


BECRAVINGE IN STEDEN ENZ: 53 


met. belooningen.. Zulke poogingen 
zouden ook veel vermoogen; en het 
begraven , buiten” de Kerken en Ste- 
den , al meer en meer doen gewoon wor- 
den. - Zoo weet ík vaneen Vriend , die ; 
voorneemens zynde ‚om zich by een 
landgoed, eene begraafplaats te befchik- 
ken, en daar over-met eenen arbeider 
zich in gefprek begeevende, deezen over. 
haalde, om ‘er zich ook te laaten be- 
graven, onder voorwaarde, dat hy ’er 
iets, by voorbeeld, de kist of derge- 
lyk, toe betaalen zoude, het welk hy 
hem toeftondt: in die verwagting:, dat 
het alzoo allengskens al meer en meer 
in de gewoonte koomen zoude. / 
Waren ‘er veelen, die zulke aanmoe- 
digingen durfden waagen, ik geloof ze- 
ker; dat de hervorming fpoediger zou- 
de bevorderd worden. . | | 
Dan, daar alle de voorgeftelde mid: 
delen, noch maar het werk van byzon- 
dere perfoonen zyn , zal men my hier wel 
tegenwerpen: datze niet alleen zoo veel 
tyd zullen vereisfchen , eerze eene ge- 
heele hervorming maaken ; maar ook 
mogelyk die nooit geheel te boven koo- 
men, uit vreeze, dat zoo lange het be- 
graven, in Steden en Kerken, geöor- 
lofd blyft, ’er noch zullen gevonden 
Eik D 9 wor- 


54 J- D. V. LEEUWEN, OVER DE 


worden, die het zelve blyven aans 
kleeven. 

Ik beken, dat het oneindig nuttiger 
zoude zyn, datde Overheid haare magt , 
ter geheele hervorming , gebruikte, daar 
deeze, daar door in eens meer zoude 
kunnen afdoen, dan duizend anderen , 
door hunne voorbeelden en poogin- 
gen — Om zulk eene hervorming, door 
de Overheid, te helpen bevorderen; 

zyn 'er ook toch middelen, waar van 
wy ftraks zullen hande 
tusfchen blyft het my zeker, dat wier- 
den de reeds gemelde middelen , ter over- 
tuiging en opwekking van onze Natie, 
en ter bevordering van byzondere be- 
graafplaatfen, door byzondere perfoo- 
nen, aan te richten , meer aangewend , 
het dan ook meer ter ooren van de Over- 
heid, welke in ons Land úit zoo veele 
ieden beftaat, zoude koomen; en de- 
zelve mede ovèrtuigen, en tot nayver 
opwekken, om eens met kragt, door 
haare wetgeevende magt, eene hervorr 
ming te weeg te brengen. j 

Hier toe heb ik bevoorens reeds,onder 
de opgégeevene redenen , aangemerkt: 
dat het, naar de gefteldheid van onze 
Republyk , moeijelyker, als elders, 
zynde, oudee gewoonten en wetten te ver- 

an- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 55 


anderen , ‘ernoch geene middelen , noch 
aanleidende , noch toereikende, of noch 
welberaadene, genoeg zyn -ingefteld, 
die zulks hebben kunnen te weeg bren-. 
gen. Want het geen op eene en andere 
plaats reeds ingefteld is; is waaïlyk van, 
dien aart geweest. Wat te. Zwoll reeds 
in 1779. gefchied is, is hier vóór blade: 
15 .aangeftipt; en is dit noch van geen 
_gewenícht gevolg geweest, ik twyffel 
geenzins , of het heeft alleen hicr aan 
gemangeld , dat de Magiftraat dier plaats , 
van,de fchadelykheid deezer gewoonte , 
en de noodzaakelykheid der hervorming, 
noch. niet genoegfaam overtuigd ge- 
weest is: anders hadt zy, immers zoo 
men: zich een regt denkbeeld van haar 
voorftelle, om in dit opzigt mede, ten 
algemeen welzyn, te willen medewer- 
ken, ook hier in, op het verzoek van 
die braave en weldenkende. Ingezeete- 
nen, acht gegeeven , en was naar haar 
pligt lange daar toe behulpfàam ge- 
weest, waar van ik echter noch niets 
vernoomen heb. Het geen te Arnhem 
in.1783. gebeurd is, verdient niet min- 
der onze oplettendheid— — Aldaar hadt 
de Magiftraat, buiten de Stad, een 
keurige begraafplaats, omringd met eenen 
hoogen muur; en deszelfs ingang, met 
D 4 een 


56 JF. D. V. LEEUWEN, OVER DE 


een fraay yzeren hek, verfierd, laaten 
maaken: doch ’er was pas noch maar 
één lyk, ik meen, van eene Sergeants 
vrouw, van het Regiment van Baden- 
Durlach , begraven , of het gemeene volk 
kwam, korten tyd daar na, op debeen, 
haalde dat lyk weder daar van daan , be- 
groef het in de Stad, en vernielde het 
hek en de muuren, van die fraaije be- 
graafplaats—- Zulk een geval dus, is; 
zegt men , gefchikt , om anderen van zul- 
ke poogingen aftefchrikken. Doch dit 
zal alleen hegten op de zulken , die van 
de waare omftandigheden der zaak niet 
genoeg onderregt, en in waan zyn, als 
of zulks alleen daar van daan gekoomen 
ware, dat het volk niet buiten, ïnaar 
binnen de Stad, zoude willen begra- 
ven worden, en de begraafplaatfen bui- 
ten de Stad afkeurde; en die daarom 
vreezen, dat ’er in gevallen van veran- 
dering, van de plaats der begravenisfen , 
geduurig oproer zoude te duchten zyn: 
Want, als men de omítandigheden , van 
zaak en tyd, regt in acht neemt „ zal 
men bevinden, dat het daar aan niet toe 
te fchryven is—- Ik heb, kort-na het 
voorgevallen was, by zekere gelegen- 
heid, eene.reis derwaards gemaakt, en 
alles naauwkeurig opgenoomen. De vers 

| niel- 


pd 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 57 


nielde begraafplaats heb ik „niet zonder. 
aandoening, aanfchouwd. >Met myn 
gantfche hart moest ik zulk een oproe= 


rige daad van het gemeen afkeuren: 
maar het meest beklaagde ik, dat, daar 
het ftichten van dezelve, aan die plaats 
reeds zoo ver gekoomen was; zulkeen 
pryzenswaardige daad, zoo ongelukkig 
uitgevallen was; ja dat, gelyk ik verder 
hoorde , ‘het niet beter ingefteld was ge- 
worden: want hier aan voorndamlyk 
moet al dat gewoel, over deeze begraaf- 
plaats, toegefchreeven worden. Immers 
van veelen, die-by, my geloof verdie- 
nen, ben ik onderregt} dat, de» Ge- 
meente aldaar’, niet tegen. het begraven 
buiten de Stad, was; noch hierom het 


vernielen van die begraafplaats gefchiëd _ 


was 5 en zelfs hadt men toen noch hoope; 
dat het” er noch eens beter toe in-ge- 
fteld zoude worden: doch dat het op- 
roer voorgevallen ‘was , in eenen tyd; 

dat de Magiftraat en Gemeente in ande: 
re ftukken; waar over hedendaagfch 
meer verfchillen gevonden worden, 
zeer ondéns waren; dat de Magiftraat 
een gedeelte van het. oude Kerkhof, in 
de Stad, aan eenen Jood verkocht hadt, 

buiten coeftemming der Gemeente; dat 
deeze Jood daar van een plaats of tuin 


D 5 ge- 


58 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


gemaakt hadt; en by het omdelven van 
dezelve, de daar geleegen hebbende 
beenderen der burgeren voor-ouders, 
van daar hadt laaten voeren, en, zoo 
men zeide, in of aan den Rhyn bren- 
gen: dat dit vooräl aan het volk, dat 
in deeze tyds omftandigheden reeds aan 
het woelen was, gelegenheid daar toe 
gegeeven , en zy het op die nieuwe be- 
graafplaats verhaald hadt: dat ook de 
Magiftraat het begraven op deeze nieu- 
we plaats wel voor allen , die zulks zou- 
den begeeren, opengefteld hadt, maar 
dat zy belast hadt, dat, daar het toen 
een tyd was, dat de befmettelyke roode 
loop daar regeerde, de Armen en min- 
vermoogenden daar moesten begraven 
worden: het begraven in de Kerk voor 
anderen noch toelaatende; dat ook in 
deezen zelven tyd de Aanzienlyken, 
zelfs die aan dezelve befmettelyke ziek= 
te geftorven waren, noch in de Kerk 
waren begraven; en dat dit het volk 
al mede zeer in het oog geloopen hadt: 
dat al verder de plaats, die ter begra- 
ving aldaar gekoozen was , daar toe ook 
niet al te wel gefchikt was: als zynde 
geleegen nevens die, waar veele paar- 
den en beesten voorheen begraven wa- 


ren5 en waar noch de vuilnis uit de 
Stad 


\ 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 59 


Stad gelegd wordt ;-ja een gedeelte daar 
van tot die begraafplaats gebruikt: waar 
op het volk, in die waan zynde, dat 
dezelve alleen voor het gemeen, was, 
zeer gevallen was. Het blyke,dus , dat 
zulk een mislukken, meer aan eeneniet 
beraadene,. en niet omzigtig genoeg 
ingeftelde befchikking , dan aan-de zaak 
zelve, te wyten 1s5 en dat zulke gevol- 
gen niet te duchten zyn, wanneer het 
met meer beleid en vooruitzigtgefchiedr. 
Immers de Aanzienlykenrmoesten inhet 
begraven aldaar voorgegaan zyn;-endic 
gefchied zynde, ‘zoude het volk inden 
waan niet gekoomen zvn, dat die zich 
te veel wilden onderfcheiden; en datde 
minaanzienlyken, alleen buiten de Stad, 
by of naast doode: krengen en vuilnis 
moesten begraven. worden. Ook moest 
men geheel andere zorg, voor het oude 
Kerkhof, in de Stad, gedraagen heb- 
ben. ‘Er waren toch wel andere mid- 
delen toe; ja, gelyk men aldaar gewild 
hadt, hadt de Magiftraat wel wat meer 
communicatief met de gemeente „of die 
dezelve, naar de conftitutie haarer re- 
geering, aldaar repreefenteeren, mogen 
handelen. Gantích anders heeft de Heer 
VAN ZUILEN gehandeld: Deeze heeft 
de Gemeente van die plaats ‘er over ge- 

| ) kend, 


60 Je D: V: LEEUWEN, OVER DE 


kend, en het is Zyn Hoog Welgeb. ge- 
lukt. : Doch die van Arnhem deeden dit 
niet, en de Ingezeetenen waren alle- 
zins op hunne Regeering geftoord: zoo 
dat, al ware het gefticht van eenen an: 
deren aart geweest , het zoude het 


zelfde geweest zyn, en hingjuistnietaf 


van eene begraafplaats buiten de Stad ; 
waar voor men aldaar; zelfs in het al- 
gemeen, fcheen te zyn. — Het veran- 
deren dus van het oude Kerkhof in de 
Stad; het verkoopen van een gedeelte 
daar van, zonder toeftemming der Ge- 
meente, en noch wel aan eenen Jood: 
waar tegen toch , gelyk wy bevoorens ge- 
zien hebben, de Natie zoo veel heeft; 
het vervoeren der doodsbeenderen; de 
plaatsgefteldheid; en de tydsomftandig- 
heden, zyn 'er veel meer oorzaak van , 
en aanleiding toe geweest:zynde dit in het 
volgende jaar noch meer gebleeken „toen 
men, om het oude Kerkhof weer in 
voorigen ftaat te brengen , noch al meer 
gewoeld heeft, en ‘er zelfs weer een 
nieuw oproer geweest is. 

Om dat het voorgemelde Arnhemfch 
geval, wyd en zyd, zoo veel gerucht 
gemaakt heeft, heb ik het zelve hier 
wat in het breede, in zyn faamenhang , 
moeten opgeeven: ten einde de Be \ 

ie 


\ 


BEGRAVINGESIN STEDEN: ENZ.  6t 


die anders welgezind. zyn ‚door niet 
genoegfaame onderregting van het zel- 
ve, daar door van hunne goede oog- 
merken. niet verder afgefchrikt mogen 
worden: gelyk my al reeds meermaalen 
gebleeken is, dat-het al by veelen „door 
gebrek aan onderregting , gehad heeft ; en 
op: dat het, by het inftellen van eene of 
andere, begraaf plaats, buiten de Stad, 
altvd-zyn-moge tot een: baaken ,„ om 
met meer omzigtigheid daar in te werk 
tegaan (3). ja 

mn EV 1 : Zal 


‚ (@) Het geen ik over dat Arnhemfch geval hier 
gemeld heb, had ik uit mondelinge berichten al- 
daar bekoomen ; na dat dit Antwoord reeds gereed 
was, vond ik het befchreeven, in de Vader/, Hiftor. 
befshr. van deezen tyd, welke by 12. Dr JoNeH 
en WYN. WYNANDS, te Amit. met ftukjes uit- 
gegeeven. wordt, en hier ‘over verdient/nageleezen 
te worden, No. 35. D,. x. -bladz.‚a63.en volge. Al- 
daar wordt onder. anderen ook verhaald, dat de 
Magiftraat’ een bevel hadt doen afkóndigen: dat 
de Armen der Diaconie, of zulken , die geenvgraf 
konden koopen, voortaan op die nieuwe begraaf- 
plaats zouden worden begraven: dat dit, en het 

ongenoegen der gezwooren Gemeente van de Stad, 
over de verdonkerde voorrechten van ‘den burger, 
enz. „zeer veel oproer: maakte „en daar over een 
gemor kwam, niet te ftillen, dan “ten ware de 
Magiftraat zich verpligtte, om, indien zy, of ie- 
mand van hunne familie, overleed „ die alsdan’, 
zonder aanzien van perfoonen, ook: aldaar zouden 
‚moeten „begraven. worden :; doch dat: dit zeer on= 
voorzigtig werdt afgeflaagen; en dat-toen het 
é ( bt Us 2150 He 


63 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


Zal toch eene Overheid haar gezag 
tot het beftellen „en in trein brengen; 
van begraafplaatten buiten de Steden, 
gebruiken, uit overtuiginge , dat dezel- 
ve in Kerken en Steden nadeelig zyn: 
dan zoude dat moeten dienen, of tot 
‘affchaffing van deeze nadeelige gewoon= 
te, immers, zonder dit, kanze aan het 
bedoelde oogmerk niet daadelyk vol- 
doen; of ware zy al van begrip, dat 
_ het begraven in de Kerken en Steden 
niet eensklaps moeste verboden, maar, 
door het bezorgen van begraafplaatfen , 
buiten Steden en Kerken , (waar toe ik 
vermeen, dat zy ten hoogften verpligt 
is, en dit haar op het ernftigfte aange- 
raaden mag worden: op dat niemand, 
die overtuigd is, verder, als gedwon- 
gen. blyve, zyne dooden in Kerk en 
Stad te begraven , maar gelegenheid 
hebbe, dat even. gemaklyk buiten te 
rot gd allengskes afgefchaft worden; 

dan 
gemeen begon te faamen te rotten, fterke maat- 
regelen daar tegen werden gelteld, en ongelukkig , 
dien avond, de voorn. Sergeants vrouw , nict te+ 
genftaande ’er reeds voor haar, in de St. Jans Kerk 
eer graf gekocht, en gereed was, op eene zon= 
derlinge wyze, op de nieuwe begraafplaats begrae- 
vens en aldaar eenigen tyd bewaakt werdt, enz. 
Alles ten blyke derhaiven. dat het oproer niet flegts 


ter vorzaake van de nieuwe begraafplaats ; maar 
uit veele andere redenen meer, voortgekoomen is, 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 63 


dan hebbe zy ook noch wel-toe te 
zien, dat dezelve niet eerst voor den 
geringeren en minvermoogenden flegts 
beftemd werden, maar dar de Aanzien- 
Iyken des Lands den minderen met bun 
voorbeeld voorgaan , wanneer ’er meer 


hoope zoude zyn, dat zy door den ge- 


ringeren gevolgd zullen worden, en al- 
zoo allengskes het begraven, in Kers 
ken en Steden, uit het gebruik raaken. 

Ik wil wel toegeeven , ‘en ben’er niet 
tegen, dat, gelyk ’ertusfchen Aanzien= 
lyken en Geringen, Ryken en Armen, 
in het leeven, onderfcheid is, en zyn 
moet, (dít vereifcht de welgeregeldheid 
eener Maatfchappy), dat ook alzoo in 
het begraven der dooden eenig onder- 
fcheid mag ftand grypen, hoe welnoch 
aanzien, noch eer, iemand nadaalt in 
het graf. Doch ik kan niet zien, dat 
zulks zoo zeer aan de byzonderheid der 
plaats verbonden behoeft te zyn. 

Het onderfcheid, dat men in begraaf: 
plaatfen in de Kerken in acht neemt; 
is oOk zoo groot niet. Eenen minder 
burger begraaft men daar naast eenen 
Aanzienlykeren; doch de meer behoef: 
tigen en-Armen op de Kerkhoven. En 
zulk of dergelyk onderfcheid alleen zou- 
de men ook kunnen behouden, op de 

in 


64 J- D. V.-LEEUWEN, OVER DE 


in; te. ftellen begraafplaatfen , buiten de 
Steden, „houdende op dezelve een by- 
zonder,vak voor de laatstgemelden. 
Dit zoude, naar myne gedachten , 
geneeg, zyn, zonder dat het behoeve, 
dat men voor den Armen en Ryken eene 
byzonder afgeleegen begraafplaats maake, 
kunnende ik daar in met den Heer TE 
WATER (4) niet inftemmen , maar het 
veel beter achtende maar ééne gehee- 
le algemeene begraafplaats te. maaken , 
waar, en ‚„Ryken, en Armen, begra- 
ven worden; «doch dat zich alleen, 
doorgraven en graf kelders , naar ieders 
verkiezing ‚-en door byzondere vakken, 
onderfcheidt, even als nù de Kerken 
en, Kerkhoven. Daar door, geloof ik, 
kan de. zwakheid der Aanzienlyken ge- 
noeg te gemoet gekoomen,. en zal de 
gemeene man zoo niet afgefchrikt , maar 
eerder te vrede gefteld, worden. 
Voorts wil ik de Overheid wel over- 
laaten. te. bepaalen , wat het bestzy „ op 
haar gezag eerst „begraaf plaatfen, buiten 
de Steden te maaken , en, door goede 
voorbeelden „ van daar te begraven , de 
ingezeetenen eerst daar aan te gewen- 
nen; en het begraven in de Kerken en 
Ste- 


(a) d. 1. bladz: bel: en wolgg. doch Zie Job irr 


byzonder vs. 19. 


ee en ge 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 65 


Steden „ by-provifie aan de vrye keu- 
ze,van elk over te laaten , dan het zelve 
direct te verbieden „ en het begraven van 
allen buiten te ordonneeren. In het eerfte 
geval zoude zy op het begraven, in Ker- 
ken en Steden; eene hooger belasting 
kunnen leggen „ en het zelve daar buiten 
door-mindere, belastingen , faciliteeren: 
doch ik twyftel echter niet, of wie on- 
bevooroordeeld denkt, zal met my in- 
{temmen „ dat het. veel nuttiger zoude 
Zyn, en meer. aan het oogmerk en al- 
gemeen welzyn voldoen , dat by het in- 
{tellen van begraafpla atfen buiten de Stes 
den, „het begraven, in Kerken en ‚Ste- 
den ;; geheel afgefchaft en verboden 
wierde. 

»„Om nu;dit-te bevorderen „ zullen ook 
voorbereidende. middelen in het werk 
moeten gefteld worden. Op Staatsver- 


gaderingen zoude het moeten voorgefteld, 


worden: dit kon door. een lid van de- 
zelve gefchieden; ook zouden de inge» 
zetenen daar toe „ met aantooninge van 
het noodzaakelyke; beleefde add nest 
kunnen maaken: het zy aande Straaten 
direct; of aan de Magiftraaten van hun- 
ne Stad, om zelfs, (want veele Steden 
in- zulke en andere zaaken van Politic, 

waar voor men ook dithoudt, zelve der 
KIL DEED. En be- 


hd 


66 J.D. V. LEEUWEN; OVER DE 


beftiering hebben) het begraven buiten 
haare Stad in te voeren; of anders om 
het in Staatsvergaderingen te proponee: 
ren. Dus doende, zal het een poinct 
van onderzoek en deliberatie worden ; 
en daar iedere Provincie Souverain op 
zich zelve is, moest ‘er maar één voor- 
gaan. Meogelyk, gelyk het in veele an: 
dere gevallen gegaan is, zouden de an- 
dere wel volgen, en het algemeen wor- 
den.— Zoo het mogelyk ware, dat 
men het in de vergadering der Staaten 
Generaal behandelde, zoude zulks noch 
beter, en meer algemeen kunnen ge- 
fchieden. En waarom zoude dit toch 
niet mogen zyn? Ieder der Provincien 
zoude het niet te min in de haare kun- 
nen behandelen, en dus het beftel van 
een hervorming, over de algemeene 
Provincien, niet tegen ieders Souverai- 
niteit ftryden. De zaak zelve is’er ook 
niet ongefchikt toe: men weet, hoe het, 
weinige jaaren geleden, met de nieuwe 
Pfalm-beryming gegaan is; welke noch- 
tans van oneindig meer omflag was , als 
in deezen zal behoeven. Andere voor- 
beelden zal ik, om my te bekorten, 

niet aanhaalen. 
Ter opfpooring en aanmoediging , 
moest een of ander Genootfchap pre- 
: ile 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 62 


miën uitlooven aan dien der Leden van 
de hooge Vergaderingen , die zulksmet 
een goed gevolg, hier of daar, propo- 
neerde 3 of die requesten daar toe , voor 
de Ingezetenen, vervaardigde en deedt 
ingeeven. 

De Predikanten zouden in Clasfes en 
Synoden ook het hunne ’er kunnen toe- 
brengen. Hier moestenze een lemma 
‘er over invoeren. Eene Clasfis kan het 
op het Synode doen : en daar zulks van 
het eene Synode aan het andere bekend 
‘gemaakt wordt, zoude het ook mecr al- 
gemeen bekend , en overwogen worden; 
en, van gevolg kunnen Zyn, dat, door. 
deeze, ‘en dergelyke wegen, de Over. 
heid vriendelyk konde overtuigd „en 
overgehaald worden. 

Zulk een nu, die het eerst zulk een 
lemma bevorderde, moest ook , door 
een preemie aangemoedigd worden. 

Of zoo een of ander Genootfchap : 
ftel eens de Oeconomifche Tak, die. 
de zaak, gelyk wy boven zagen; reeds 
goedgekeurd heeft, dien taak op zich 
wilde neemen: zoude deeze addresfen 
by de byzondere Staaten kunnen maa- 
ken, even als door de Maarfchappy , 
ter behoud der Drenkelingen, gefchied is. 

Het Zeeuwfche Genootfchap, het 

E 2 welk, 


63 J.°D.V. LEEUWEN, OVER DE » 


welk,-door hetopgeeven -deezer vraag ; 
getoond heeft, dat in deezen wel denkt ; 
zoude’ het ook-te regt kunnen doen; ja 
dit zoude ’er ,myns sedimkersshetihans- 
testoe:zyn: daar, het onder. hen, twee 
waardige Leden heeft, die het-eerfte; 
mede hier te Lande; zoo treffelyk over 
deeze {toffe gehandeld. hebben. „Het 
zoude zulke addresfen aan zvne Leden; 
waarvan ‘er ook veelen Leden der-Re- 
geering.- zyn, kunnen, toezenden; om 
ze veräer te bevorderen. De Maatfchap- 
py ‚tot behoud der Drenkelingen „deedt 
zoo ; en is 'er-wel in -geflaagd. 

Dit Zeeuwfch Genootfchap heeft ook 
‚tot deszelfs Protector aan het hoofd Zyne 
Doorl. Hoogh. den Heere Erfftadhou= 
der. Deeze zoude door zynen invloed 
veel ‘ter hervorming. kunnen te weeg 
brengen. De „middelen ‚daar toe zym 
veelerlei „in dezelve wil ik geene bepaa- 
lingen ‘maaken. » Genoeg zoude het zyn, 
dat het door Zyne Hoogh. voorgefteld 
wierde, en door;deezen weg ter delibe- 
ratie -der'-Staatsvergaderingen. kwame. 
Deeze weg zoude noch de kortfte zyn: 
de Leden der-Regeering, die van de 
fchadelykheid van het begraven „ in Ste- 
den en Kerken „ of reeds overtuigd zyn ; 
of: noch overtuigd worden, ‘zouden, 

4 wel- 


BEGRAVINGE ÍN STEDEN ENZ. 69 


welke een wonder-tyd wy ook beleven: 
echter, want partyfchap‘mag ín deezen 
niet te päs koomen, het beste van hún- 
nen @venmenfch. en het algemeen nut 


wel helpen bevorderen. — Zyne Hoogh. 
„_derhalven meest, door den eenen of an- 


deren weg, daar toe geperfuadeerd wor- 


den: Ik twyffel niet, of die menfchlie- 


vende Vorst zoude daar toe over te haa- 
len zyn; en zal noch wel omringd zyn 
van veelen, omtrent deeze ftoffe wel- 
denkende en overtuigde lieden , die zyne 
Hoogheid in deezen raaden en opfpooren’ 
zouden. Ja ik geeve in bedenking, of 


‚ het niet best-ware, dat dit Genootfchap 


daar toe aan Zyne ‘Hoogh. addres maak- 
te: het zy om het ter Staatsvergadering 
te willen doen proponeeren; of, zoo 
het Genootfchap zelve daar adaresfen 
maakte, met hoogst deszelfs invloed, 

die te onderfteunen: en zoo al het Ge- 
nootfchap niet goedvondt, zulk een ad- 
dres direct te maaken, het kent de edel- 
moedige principes van den Heere Baron 
VAN LYNDEN #0f Blitterswyk ,reprae- 
fentant van Zyne Hoogh., als eerfte Ede. 
le van Zeeland: van de braave den- 


Kens wyze van dien Heer overtuigd, 


denk ik, dat in deezen ook noch iets 
goeds te verwachten zoude zyn , en Zyn 
Es Hoog 


HN Jer D: V! LEEUWEN, OVER DE 


Hoog Ed: Geb. zich niet onttrekken 
zoude, het zyne ‘er te helpen toebren- 
gen. 

Maar, zal men zeggen, zoo veele 
middelen! Ik beken het: doch daar ik 
van gedagten ben, dat de grootfte rede- 
nen, waarom het begraven, in Kerken 
en Steden , tot hier toe noch ftand grypt, 
zyn, dat het, en Overheden , en Inge- 
zetenen, veelen noch aan overtuigd te 
zyn van de fchadelykheid, het onge- 
paste en bygeloovige van dien , mangelt ; 
alsmede dat, om dezelve door de wet- 
geevende magt af te fchaffen , nochniet 
genoeg in het werk gefteld is, geloove 
ik, dat men niets onbeproefd moet laa- 
ten, om dat heilzaam oogmerk eens te 


bereiken: zonder dat ik echter noodig 


zoude oordeelen, dat alle de opgegee- 
ven middelen te gelyk zouden moeten 
gebruikt worden. Ik hebze uit zoo vee- 
le andere, die my noch voor oogen ge- 
koomen zyn, als de beste, naar myne 
gedagten uytgekipt; en zoo doe een ie- 
der in zynen kring met de opgegeevene 5 
eene van dezelve, byzonder, omde 
zaak aan. de Overheid, ter deliberatie 
en hervorming, te brengen, zal fom:- 
tyds genoeg zvn; indien nochtans vee- 
Jen op verfchillende wyzen medewer- 

ken, 


/ 


BEGRAVINGE:-IN STEDEN ENZ. 71 


ken, zal het des te meer kunnen door- 
gedrongen worden. 

Vraagt men nu, wanneer deeze na- 
deelige gewoonte al afsefchaft, en be- 
graafplaatfen buiten de Steden ingefteld 
zouden worden: op welke eene wvze 
dit het best ingerigt behoorde te worden, 
zoo dat 'er, noch Kerk, noch ie- 
mand, nadeel by lyde; en het eene al- 
gemeene goedkeuring wegdraage? Zie 
hier myne gedagten deswer en. 

Men fchikke tot eene begraaf plaars 
buiten eene Stad, of plaats , waar in men 
maar ééne Kerk en Kerkhof heeft, waar 
men tot hier toe de dooden begroef, 
een ftuk lands, ruim zoo groot, alsde 
Kerk en het Kerkhof waren; of is het 
een grooter. Stad , waarin men veele Ker- 
ken en Kerkhoven heeft, men regele dat 
naar die allen; of maake’er, dat ik noch 
beter keure, wertkheiderie: buiten een 
of twee poorten, by voorbeeld één Men 
zorge „ dat die plaats nict te digt by de 
Stad zy, op dat het aan het oogmerk 
voldoe; en ‘er niet mede-gaa, als met 
de Puticult by de Romeinen, tot eene 
begraafplaats der Armen,/even buiten 
_de Stad, gefchikt, welke, door de na- 
byheid, aan de gezondheid der Burgers 
in de Stad nadeelig bevonden werden; 

E 4 en 


it 


72 J- D. V. LEEUWEN: OVER DE 


eù door Keizer Augustus hebben moc= 
ten veranderd worden. Dan echter moet- 
het ook ‘niet te ver van de Stad af zyn, 
om het draagen der lyken , (want toch 
de meesten te voet, Zoo men zegt, be- 
graven -worden), niet te bezwaarlvk te 
maaken (2); en niet te min op eene luch- 
tige plaats ‚ waar de wind door waaijen- 

}: kan; 3 


(6) Dat de begravenisfen naar zulk eene plaats 
direct gefchieden , denk ik, dat beter zoude zyn, 
dan dat” men eerst de lyken , met de gewoone pleg- 
tigheden, naar de Kerken brenge; die daar eenige” 
uüren liet blyven, en vervolgens van daar over= 
brenge naar de begraafplaats buiten, gelyk de Hr. 
TE WATER d. } bladz. 667, in navolging van den 
Hertog van Modena, die in zyn Piakaat aldaar aan= 
gehaald, ook zulke en dergelyke maatregelen voor 
chreef, heeft geöpperd. Doch met welneemen van 
zyn H: G: zoude dat eerst brengen der lyken naar 
de Kerk noch wat blyven fmaakên na het bygeloo= 
vige; vooräl, als men in acht- neemt, om “welke 
reden het blyven- ftaan der lyken, in de Roomfch- 
gezinde Landen, al noch gebezigd wordt. 2. Zoude 
de Kerk door fommige \yken kunnen befimet wors 
den. 23 Zoude her weder ov erbrengen naar buiten: 
meerder kosten baaren, waar tegen fommigen zul= 
len opzien: de begravenisfen zyn in ons Land noch 
kostbaar genoeg. 4. Zoude de natie door het direct 
begraven naar buiten, in tegenwoordigheid van als 
len, die het bywoonen ,-daarsaan meergewennen 5, 
ja „die aanzieniyk maaken ; „Jen daar en boven 
het zwak van veelen, willeride weeten , “waar de, 
iyken van de hunnen blyvèn meer te gemoet 5e 

koomen. worden : redenen, ‘welke ik van zy a HC G: 
edelmoedigheid verwagte, dac Hy overweeging 
waardig achten zal, 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 73 


kan; ook niet in een ofander afweleesen 
hoek; of by eene plaats ván vuilnis of 
krengen , waar door het Volk een af keer 
zoude ‘krygen: neen,‘ maar op eene 
plaats, daar’ het aanzien. verwekt, omt 
alle vooroordeelen weg te neemen: het 
liefst aan den gemeenen weg , om te min- 
der voor graffchennis bloot te zyn; en 
te meer ter befchouwing @n navolging te 
kunnen dienen: vercierende die, met 
zulk eenen ingang, poort en infcriptie 
ten teeken welk gefticht het zy, zoo 
als men verkiest. | 

Men ‘omringe zulk eene plaats met 
eenen muúurs of waar dit te kostbaar 
zoude zy; men omgrave die-met cene 
ruime gragt,-en poote ‘er, tot cieraad 
en‘eene omheining , eene haage van bin- 
nen rondsom.—- Het beplanten van de- 
zelve, met opgaande boomen, zoude 
mede cierlyk zyn, doch zoo deezê den 
wind te veel af keerde, om de Euchtte 
kunnen zuiveren , kan ik -ditniet overät 
aanraaden. Waar de plaats luchtig, ruim , 
en groot is, zullen die niet fchaden; 
doch by kleine en niet luchtige begraaf: 
platen zoudenze zoms nadeelig kun- 
nen zyn; ten ware men dacht, -dat de 
Lucht doorde boomen meer gezuiverd, 
dan befmer, werde: over welke {toffe 
E 5 het 


74 J-D V- LEEUWEN, OVER DE 


het Provinciaal Utrechtfch Genootfchap 
der Kunften en Wetenfchappen eene 
prysvraag opgegeeven, en onlangs den 
Eer-penning aan de Heeren w. v. BAR- 
NEVELD eN J. F. MULLER twegewe- 
zen heeft, wier verhandeling ik met ver- 
langen te gemoed zie, daar my berigt is, 
dat die vraag ttellig beantwoord is: dat 
het planten van baomen, binnen en 
rondsom plaatfen , der gezondheid voor- 
deelig, en daar van niet dan goede uit- 
koomften te verwagten zouden zyn. Men 
verdeele zulk eene plaats in vakken „ waar 
van ‘er twee, de voornaamite moeten 
zyn: het eene voor dezulken, die an- 
ders in de Kerk; en het andere voor die 
anders, op het Kerkhof, zouden be- 
graven worden. Het eerfte verdeele men 
weder in zoo veele deelen, als ’er graf. 
fteden in de Kerk zyn, en men geeve 
elken Eigenaar van een grat, in de Kerk , 
‘er hier eene in de plaats. Denzelven 
_ zoude men daar voor iets kunnen laaten 
betaalen ter bekooming en overteeke- 
ning van den-eigendom, het welk niet 
vreemd kan voorkoomen, noch daar 
door iemand met recht zich benadeeld 
achten. Dergelyk is reeds omtrent de 
graven in de Kerken lang in. gebruik ge- 
weest en noch. Wat is de Eigenaars 
van 


mn gaen 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 75 


van dezelve al niet opgelegd? Daneens 
moetenze hunnen eigendom en bewys 
van dien aangeeven: zelfs op poene van 
verftek; en’ worden dikwils, Ô ‘hoe 
vreemd klinkt dit niet! daar op alleen, 
buiten forme van proces, van hunnen 
eigendom by de minfte nalaatigheid ont- 
zet; dan weer moetenze het verhoogen 
van dezelve betaalen; ja zelfs de vloer 
van de Kerk, welke zy niet verflyten , 
onderhouden en repareeren. Leest men 
niet geduurig advertentien deswegen in 
de Couranten; zelfs met bepaaling der 
kosten van verhooging, gelyk noch on-. 
langs van die in de Westerkerk te Am- 
fteldam, tot vyf gulden van een enkel, 
en tien gulden van een dubbel graf: met 
byvoeging , dat de in ftukken gebroken, 
of anders min bekwaame Zarken ten kos- 
ten der Eigenaars moesten herfteld wor- 
den(c). En is dit zoo in gebruik , ge- 
lyk hetis, zoo, dat het veeltyds gewillig 
opgebragt wordt, wie, die wel denkt, zou- 
de ‘er dan meer tegen hebben „om by het 
Oovernheemen van een graf buiten, ook « 
iets dergelyk, dat meer ten algemeene 


„nutte is, te betaalen, waar uit zoms de 


onkosten „ wanneer die van het Land, 
of Stad, nf Kerk of door edelmoedige 
‚Ry- 

() Amf en Leid. cour. 3 @ 4 ‘Febr. 1784. 


76 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


Ryken en Aanzienlyken, dieze te fa= 
men opbrengen, al niet konden gevon- 
den worden, zouden kunnen goed ge- 
maakt worden. — Voorts geeve men de 
overige gedeelren of graven, die geene 
byzondere eigenaars hebben, aan de 
Kerk; of die; gelvk gemeenlyk , ook 
verfcheide ‚graven in de Kerk hebbende, 
geeve men ’er zoo veele naar het getal der 
zulke, die zy in eigendom heeft. Men 
zoude ook naar de grootte van deeze 
nieuwe begraafplaats ‘er noch eenigen, 
over het getal, in het eerfte vak , dat 
dan wat grooter zoude moeten vallen, 
kunnen maaken , om aan anderen; noch 
geene graven in de-Kerk hebbende , die 
ze hier begeerden, te verkoopen, en 
des noods daar ‘uit mede de kosten te 
vinden, of die aan de Kerk overlaaten. 
Het andere vak nu houde men tot het 
begraven van dezulken, diemen anders 
gewoon was op het Kerkhof te begra- 
ven, em der mindere belastings wil, 
welke dan in dit vak ook minder zoude 
moeten zyn; ook konde men in ditvak 
eenige byzondere graven afteekenen , en 
den eigendom aan des begeerenden over- 
geeven , mits daar voor ook iets rg 

tende. 
De toeëigening der graven aan de cigee 
naars 


0 
BECRAVINGE VIN: STEDEN ENZ #7 


naars konde nen -naar derzelvergeboor= 
te of rang fchikken ; of’ dat naar het lot 
doen ;:-of liever naar.denummers; waar 
op hunne graven inrde Kerk ftaan: Dit. 
zoude noch -hetminfte ongenoegenkun- 
nen verwekken.—= De belastingen op 
het begtaven, of-zoo-men het noemt „ 
Kerkerigerechtigheid:, konden -dezelve 
blyven, en dieaande Kerkreven als an- 
dets: betaäld worden ,-zoo dat. deeze’er 
niets ‘by behoefde te lyden. » Alleenlyk 
diende de zwaare'! belasting , op die bui- 
tén: de: Stad begraven , : waar, die-plaats 
heeft, vafsefchaft teworden; „of alleen 
te pas gebragt, op die:geenen ‚« die bui- 
ten deeze nieuwe begraafplaats elders be- 
graven worden. „De beftiering en: het 
onderhoud van de-nieuwe begraafplaats 
konderaan de Kerk,-of deszelfs Beftier- 
ders en Kerkmeesters ;- overgeldaten, 
worden, op die zelfde wyze, als:thans 
van de Kerk plaats heeft; met alle baa- 
ten en voordeelen, daar van koomende, 
zoo dat ook deeze; noch Kosters;noch 
Doodgravers, ’er iets by zouden behoe- 
ven te lyden , maar ook die hier dezelve « 
blyven.— Wilde iemand een Grafkel- 
der op deeze nieuwe begraaf plaäts maa- 
ken, of die met Zarkfteenen of Pyrami- 
des vercieren, dit moest de eigenaars 
« de Î ë 4 é In 


78 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE 


_in het eerst vryftaan zonder eenige bee 
lasting: maar naderhand by het begra= 
ven van iemand, Eer-teekens oprigten- 
de, zoude zulk een daar van ook eene 
‚ belasting aan de Kerk kunnen betaalen , 
even als dit nu gefchiedt voor het op- 
hangen van Wapenborden in de Kerk 5 
het welk in de Kerk te doen ook noch 
konde vry blyven, hoe wel ik hetliefst 
zag , dat daar in geen een van de zulken , 
waar van veele Kerken haast vol, en 
die ook zeer gevaarlyk zyn, meer ge- 
vonden werden ;. of dezelve beteraande 
zyden «en niet door de geheele Kerk 
door, zoo als nu, gerangfchikt wers 
den. En eindelyk de oude begraafplaats 
fen in de Kerken , en op de Kerkho- 
ven , moesten blyvenliggen , en niet ver- 
anderd noch geroerd worden , maar ge- 
confidereerd als res nullius, zaaken die 
niemand toekoomen, gelyk de Rechtsges 
leerden zeggen: en op dit laatfte ver- 
eifchte moest zorgvuldig acht geflagen 
worden (4) , zoo om befimetting voor te 

_ koo- 


(d) By eene Ordonnantie, nopens de begraaf- 
plaatfen en lykftatien in het Koningryk Hungaryen, 
door de Keizerin Koningin. in 1778 geëmaneerd ; 
is, daár tegen ook uitdrukkelyk gezorgd ; en bevo- 
len, dat de oude Kerkhoven, welke van geen gee 
bruik meer zyn, niet mogen geroerd noch gebruikt , 

maar 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 79 


koomen ; als om geen voedfel tot oproer 
onder hetgemeen t'eeniger tyd te geeven. 
Dan waar van daan de eerfte onkos: 
ten: tot het bereiden van zulk eene nieu- 
we begraafplaats? Straks hebben wyge- 
meld „dat ieder der eigenaars konde op- 
gelegd. worden , by het aanvaarden of 
overteekenen van zyn graf, iets te be- 
taalen.: Dit, en het verkobperi der meer-= 
dere graven voorgemeld , zoude noch 
al wat opbrengen, en mogelyk op fom- 


“ mige plaatfen, waar men een begraaf- 
‚plaats van‘minder pragt maakte, genoeg 


kunnen zyn, op andere niet; alwaar 
derhalven het Land of Stad ’er iets toe 
zoude. kunnen dre Het gefchiedt 
| toch 


maar gelest moeten worden. „De Kerkhoven bui= 
ten de Steden en Dorpen aan te-leggen hadt Zy al- 
daar beftemd voor go jaaren, en als die. vol wa- 
ren, wede! nientwe in te rigten— Het begraven 
in de Kerken hadt Zy niet finaal’ verboden , maar 
gewild, dat de ingangen in de grafkelders buiten 


_de muuren van de Kerk gemaakt, en de graf kel- 


ders in byzondere hokken, waar van elk maar voor 
een kist ware, verdeeid moesten worden : dat geen 
dier hokken voor het verloop van go jaaren; ende 
grafkelders, welke geene byzondere hokken heb= 
ben, nooit. weder geöpend moesten worden. Zoo 
men nu ín ons Land het begraven in de Kerken 
niet finaal willende verbieden, op die of dergelyke 
wyze de hervorming inftelde Zouden veele Kere 
ken al met ’er haast vol zyn, en men wel genood= 
zaakt worden, zyne dooden ‘buiten te begraven, 


at 


So J.D: V.-LEEUWEN; COVER DE 


toch tot het algemeen nut: en waar dit 
zoo geheel vallen kan „ zoude ik het des 
te. meer goedkeuren, «om “datde eige- 
naars der graven dan in-het geheel niet 
zouden behoeven:belast te worden —= 
Iser hier of daar eene Kerk ;-die door 
baare inkoomften' en-het ontvangen der 
belastingen. op de lyken, ‘er beftand ge- 
noeg: toe is, die: zelve konde en moeste 
het voor-haare rekening „doen,en; de 
Beftierders van dezelve het uitvoeren ; 
aan welkers toezigt men het‘maaken en 
beftellen der begraafplaatfen óok,konde 
overgeeveris: : ; ee 0 
Doch; zoo uit geene van-alle ‘die 
voorffellen. de kosten kunnen gevonden 
worden, of dat het daar toe gebruiken van 
Lands-, Stads-, of Kerk-penningen niet 
gelukken mogte , dewyl over die door- 
gaans niet, dan eenpaarig „mag gedis- 
poneerd worden, het geen, in deezen 
by - gebrek -van overtuiging noch zoo 
fchielyk niet te verwachten is „ en mee= 
nige goede zaak tegenhoudt, men doe 
het by infchryving. Gegoede lieden, 
die overtuigd zyn of worden, zouden 
’er. noch wel wat toe contribuëeren ; 
als zy ’er maar toe opgefpoord worden. 
Verdere bepaalingen kan ik hier niet 
maaken. Naar dat de omftandigheden 


eener. 


‘BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. Sí 


eener plaats en lieden zyn, zoude:het, 
als het maar Zoo ver was, dat men ’er 
toe gerefolveerd was, zich wel fchik- 
ken. Men heeft wel meer gezien, dat 
eene zaak zullende uitgevoerd worden, 
‘er zwaarigheden by fcheenen te zyn; 
die echter zich door een goed overleg 
wel lieten oplosfen ; en‘zoo zoude het 
hier ook kunnen zyn: als by voorbeeld , 
dat ‘er, door de Stad of Kerk „een Ca: 
pitaal toe opgenomen wierdt, en de be- 


lastingen of Kerkengerechtigheid fetwes _ 


verhoogd, om daar uit de jaarlykfche 
renten en de aflosfing van het‘Capitaal, 
na zeker getal van jaaren, te vinden: 
gelyk op dien voet wel meermaalen een 
of ander inftitut in onze Republyk in= 
gevoerd, keurig ter uitvoer gebrägt, 
en eindelyk de nieuwe belasting geheel 
opgeheven is, zonder dat-iemand-reden 
van klaagen daar tegen gehadt , maar ie- 
der het zyne gewillig opgebragt heeft; 
of dergelyken , het welk in ieder plaats 
‚aan goede Oeconomisten en Financiers , 
die in deezen hunnen arbeid ook wel 
zullen willen befteeden , veilig overgelaa- 
ten mag worden. 


„Naar het voorgeftelde plan „dat ik hier. 


als eene wyze van handelen opgegeeven 
"KIT DEEL F heb, 


e. 


82 JD. V. LEEUWEN, OVER DE 


heb, naar welke men by hetaffchaffen van 
het begraven der.dooden „in Steden en; 
Kerken. zich in het befchikken van cene 
algemeene begraafplaats buiten de Stad „ 
zonder bezwaar van-de Kerken, en by- 
ganderg Perfoonen ,„ zoude kunnen re= 

eten, heb ik langen,tyd gedast, dit in 
ms ne plaats, offchoon, door de wet- 


geevende magt deaffchaffing vanrde - 


oude gewoonte 'er niet-zy-, aneh koos 
me ‚in te voeren op deeze.wyze dat 


men, zich. met een genoegfaam aantal var 


byzondere Perfoonen , min en meer vers 
moogende, vereenige; dat dieinde op: 
richting van zulk eene begraafplaats ; ie= 
der naar zyn vermoogen, vrywillig laste 
te 3 dat men de befchikking daar van te 
faamen regele, of-een of meer vandien 
daar toe uitkieze „en „ hetzelve in orde 
gebragt. zynde, men aan, de. Kerk, en, 
deszelfs, Beftierders om niet , of op eeni+ 
ge te bepaalen voorwaarden, ter fchade- 
loos {telling „zoo als naarden ftaat des 
Kerk gevonden zoude. kunnen worden; 
overgeeve, om verder, te handelen, als 
inhet voorfchreeven plan voorgefteld 
is, behoudens ieder dier-vereenigde les 
gen: eenot- meer graven ,, naar rato Zy 
gecontibu: eerd hebben; dat. men. daf 

zich 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 63 
zichverder aan de Overheid der plaats 
addresfeere , om haare goedkeuring daar 
over, en toeftkemming: om ’er alzoo 
eene gemeene begraafplaats van te maa- 
‘ken, en, door dien weg, de gewoonte 
‚van het begraven in Kerk en Stad alhier 
af te fchaffen en te verbieden. „ Doch in 
de uitvoering ben ik, door het gering 
aantal van lieden, daar toe tet hier ge- 
zind , ’er noch in te rug gehouden. 
Evenwel, daar het getal der geenen, ie 
overtuigd worden, «en zich met ons wil- 
len vereenigen, van tyd tot tyd, ver- 
meerdert, vleije ik my, dat het noch 
eens met een goed gevolg zal kunnen 


_ ingefteld worden , terwyl wy , als wy uit 


onze eigen beurs, voor ons zulk eerie 
begraafplaats zullen hebben , en het be- 
graven in de Stad, door de Overheid, 
al niet-afgefchaft wierde, onze dooden 
niet te min daar zouden begraven, en 
onze Overheid tragten te perfuadee- 
ren, om alle dezulken, die daar begra- 
_ ven; van de belasting der lyken naar bui- 
ten te bevryden; of anders zoudenwe 
die, daar toe taande, betaalen— En 
dus doende zoude het begraven, bui- 
ten onze plaats, in de gewoonte ge- 
bragt; en onze Overheid. en mede inge- 
| Ea Zeer 


* 


84 J.D. V: LEEUWEN) OVER DE' 


zeetenen intusfchen meer en meer kune: 
nen overtuigd worden. Waren de Be. 
ftierders der Kerken met ons eens gez 
weest, wy hadden ons Plan lange uitge- 
voerd; doch aan dezelven hebben wy 
tot hier toe de grootfte beftryders ge- 
had: dus wachten wy op betere gelegen= 
heid, tot dat wy hetalles, om niet, aan 
de Kerk zullen kunnen overgeeven , wan-: 
neer het een en ander noch wel beter 
volgen zoude. 1 
Eindely k tot zulke en dergelyke poo- 
gingen is het, datikieder een , die over- 
tuigd is, en in zyne woonplaats , tot: 
algemeen ‘nut, miedewerken’ wil, ten 
hoogften aanraaden mag, om, zooal 
de wetgeevende magt in het algemeen 
de hervorming zoo fchielyk niet te weeg 
bragt, dezelve echter allenskens al te 
doen plaats grypen, ‘al ‘ware hev dan, 
dat het noch jaarén duuren zoude, eer 
ze, of door eene in te voeren gewoonte 
van begraven ‘buiten, of eindelyk ook: 
wel door een’ directe wet, volkomen 
wierde. | 
Deeze immers zyn, gelykik hier voor 
opmerkte, de twee wegen, door welke 
naar de leere der Kechtsgeleerden „eene 
gewoonte, hoedanig die van het begra- 
ven 


in 


Ar 


nr RN 


zi 


“BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 88 


ven in Steden en Kerken is; afgefchaft 
wordt.” En zekerlyk; die, of een van 
dien; zuilen ook de beste middelen be- 
vonden. worden; om deeze nadeelige 
gewoonte te doen ophouden; terwyl 

k het een aan het ander in deezen zal 
kunnen behulpfaam zyn; en hier toe 
moeten ook de voorbereidende midde- 
len medewerken, gelyk ik vertrouw; 
dat uit dit vertoog klaar genoeg zal zyn 
gebleeken. 

Meer derhalven zal ik nu hier niet by 


‚voegen, achtende de vraag beäintwoord, 


en ter ftoffe genoeg voorgefteld te heb- 
ben: waar mede men een begin maaken 
kan, het zy om de hervormirig, of 
door byzöóndere Perfoonen , of door de 
wetgeevende. magt ;- te bevorderen. 
Hier aar toch. zal- met allen ernst en 
yver begonnen en gewerkt moeten wor-= 
den. Doet men dat, ‘er zullen wel noch 
al meer middelen, welke ik nu voor by 
gaa, van zelve in handen vallen, die 
door dezulken, in welken nayver en be: 
geerte tot mede hervorming koomt; 
gebeezigd kunnen worden: het geen ik 
van gantfcher harte hoope; zullendemy 
verblyden; dat de poogingen van dit 
Genootfchap , reeds door hetopgeeven 
F:3 dees 


“ 


86 J.D. V.LEEUWEN,BEGRAV.INSTED.ENZ. 


deezer vraag begonnen , daar toe geze= 
gend mogen wor-den. „Terwylik befluite 
met deezen wenfch , dat ieder in zynen 
kring véél mooge gedenken aan , en be-= 
tragten de Zinfpreuk, welke ik thans 
de myne maake: 


Salus publica fuprema lex esto! 


B tao) NT WOORD 


vaN AORPE Ee jc nt ok 


4 Deewyl de fchadelykheid der begravenisfen , binnen de 
_ * Steden en Kerken, ten wollen beweezen en wry 
“algemeen erkend is: welke zyn de werfchiilende re- 
odenen, dat die madeesize gewoonte in deeze. Repu- 

…hlyle blyft ftand. grypen, en welke ayn de beste 
middelen, om dezelve te doen ophouden? 


_ 


DooOkR 


BHO RON B AUS) ot ERIN Ei 


Med, Doltor; Lettor in de Vroedkonst ‚en 
Stads Vroedmeester te Leiden. 


Ee waare ên welberedeneerde zugt 
van verftandige Mannen , om ons 
dierbaar Vaderland nuttig te zvn , brasten 
geleerde Genootfchappen , in navolging 
van andere landen, by ons ook te voor- 
fchyn; en het ontbreekt ons lieve Va« 
derland oak niet aan verftandige Schry- 
vers, welke tot genoegen der foflyke 
Beftierderen der” Maatfchappven, de 
F 4 op- 


88 CORNELIS TERNE, OVER DE 


opgegeevene vraagen bondig, gegrond 
en nuttig beäntwoorden , ja voor hunnen 
arbeid „met „fchitterende Lauwers be- 
kroond worden. Zoo dat het dikwils te 
bejammeren, en met heete traanen te 
betreuren is, dat, de yverige en onver- 
moeide pooginger der Genootfchappen, 
en derzelver fchrandere fchryveren te 
leur gefteld worden , in hunne pryzens- 
waardige onderneemingen; en dulden 
moeten, dat hunne betoogde waarhe- 
den, ter verbetering der nuttige Konften 
en Weetenfchappen , ter uitbreiding van 
den Christelyken Godsdienst „ en ter vol= 
maaking der zeeden, fchandelyk in de 
wind geflagen worden; en voor ons Ge- 
meenebest , en deszelfs talryke Inge-- 
zeetenen; die uitwerking niet, hebben, 
welke zy zouden kunnen hebben,als men 
de betoogde waarheden der fchryve- 
ren, door verftand, gezag en magt ver- 
fterkte, zoo dat zy in, de uitoefening 
of praétyk gebragt wierden. Maarach 
helaas ! Wat baat het , dat 'er nuttige Ge- 
nootfchappen zyn: om vraagen vanhet 
uiterfte belang voor te ftcllen ; en ook. 
wel befneedene pennen, om dezelve 
nuttig te beäntwoorden ? Als de fchoon- 
fte, eenvoudigfte en wel beredeneerfte 
Plans, ter verbetering en uitbreiding 
der 


BEGRAVINGE. IN “STEDEN ENZ, 85 


der-Konften en Weetenfehappen; »weis 
nig of geen ingang vinden by Regenten 
en. Overheden ; welke in ftaat waren; 
ten „minften dienden te-zyn:, om door 
hunne „wysheid, magt-en gezag dezel- 
ve ter uitvoer te brengen, ten minften 
te begunftigen. Ja:hoe meenigmaalen 
worden de beste inrichtingen , door on- 
kundige Aterlingen, gedwarsboomd en 
geheellyk belet? Daar en boven valt hy „ 


dieten beste der Konften , Weetenfchap- 


pen, Republyk en Ingezeetenen , zelfs 
met verlies van zyne gezondheid en pen- 
ningen,’ zich onvermoeid afflooft, en 
fchadelyke  gedrochten -beftryde „de 
eenvoudige en naakte waarheid bloot 
legt, dikwils in ongenade van traage;, 
onkundige, grilzieke, eigenbelangzoes= 
kende en laage Zielen, die dan ook 
trachten , als een afvaagfel der men- 
fchen, hem te haaten; te vervolgen, 
of ten minften. de- gelegenheid , of lie= 
ver -de-lust, te beneemen, om langer 
nuttig. te zyn: want die zich tegen de 
gebreken van zyn Vaderland en mede- 
burgers verzet, wordt altyd gelasterd.—= 
De Maatfchappy of „Schryvers- zyn 
nimmer onverfchillig„ als zy de oorzaa- 
ken der dingen kenbaar maaken; en de 
middelen , ter herftel gemaklyk , doen- 

F 5 lyk, 


69 CORNELIS TERNE, OVER DÈ 


Iyk en onkostbaar, om ter uitvoer te 
brengen , betoogen te zyn; dezelve noch- 
tans achter de bank zien finyten en der 
vergeetenheid toewyden. Moet ik voor- 
beelden aan den dag brengen , die zoo 
klaar fchynen, als de Zon op eénen hel- 
deren dag? Neen: zulks zoude, hoe 
wel niet beledigen, nochtans mishaa- 
gen; doch vraagt het aan de Genoot- 
fchappen en derzelver geleerde Schry- 
vers, veelen zullen bekennen en ook ant- 
woorden: wy zyn niet onnut geweest, 
maar zouden nochtans nuttiger geweest 
zyn, en noch zyn, als onze fchriften 
meerder ingang by de Hooge Overhe- 


den verkregen hadden en betracht wier- _ 


den, en dat het geene wy onfeilbaar en 
wiskundig zeker , ter verbetering der nut- 
tige, Konften en Weetenfchappen , Fa- 
brieken en Trafieken , voorgefteld heb- 
ben, ter uitvoer gebragt was geworden , 
om hetalgemeene welzyn te bevorderen. 
Maar helaas! hoe meenigmaalen roept 
men: Salus populi fuprema Lex! en on- 
dertusfchen befchouwt men ’sLands wel- 
vaaren alleen naar zyn eigen belangen ; 

en de intresten van zyne gunftelingen. 
Betchouwen wy ons Vaderland: moe- 
ten wy ons dan niet verwonderen, dat 
daar het eene beweezene waarheid is,en 
voor 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, Oh 


voor eene: van de-grootfte Staatkunde 
gehouden wordt, „betreffende de land 
Oeconomie; om uit het land of grond te 
haalen ; wat 'er-uitte haalen is; ’er noch- 
tans zulke onoverzienbaate en. uitge- 
breide woeste velden, in het hart en op 
de zoomen van ons Vaderland, onbe- 
bouwd, braak en ledig liggen; en zul- 
ke Hemelge-fchenken , waar van wy de 


_ waarde kennen, nochtans verfmaaden , 


en niet wel en dankbaar behandelen , om 
tot het meeste nut aan te wenden. Heb- 
ben geen uitmuntende Mannen zich af- 
gefloofd , om de fchadelykheid van onze 
dorre heije en fchraalgeevende gronden 
aan te toonen, en tevens de middelen 
aan de hand gegeeven , om tegen de Na= 
tuur te vegten en dezelve vruchtbaar 
te maaken. Heeft eene Eerwaardige en 
zeer Geleerde VAN IPEREN niet voor- 
lang al gezegd, dat in Vlaanderen fes- 
tig duizend, en in Braband over de hon= 
derd duizend gemeeten lands , door onze 
wegwerpfelen , zyn vruchtbaar gemaakt 
geworden ; en heeftons Vaderland , zoo 


_ wel van zynen nuttigen Perfoon, als van 


zyne geleerde Schriften, wel dat gebruik 
gemaakt,’t welk men hadde moeten doen? 
Hoe gering is de uitwerking en pooging 
der geleerde Schryvers tot noch toe ge= 

weest ? 


3 CORNELIS TERNE, OVER DE 


weest? Ja voeren wy niet noch onze 
beer, asfche; vulnis , mest en wegwerp- 
felen naar de Brabanders: om hunne 
landen te verryken , ons te verarmen en 
uit te mergelen? Ja zien wy ons byna 
niet in de noodzaakelykheid, om als 
weerlooze fchepfelen ons de wet te 
laaten voorfchryven? Ik weet zeer wel , 
dat wy onze weewerpfelen tot een zeer 
duure prys aan hun kunnen verkoopen 5 
maar zouden wy ‘er het zelfde gebruik 
niet van kunnen maaken ; en die woeste 
Velden, welke tot verwyt van ons Va- 
derland ledig liggen kunnen. verbete- 
ren met ploeg, fpaä en vulnis? O ja! 
dan zouden de Wildernisfen zich verheu- 
gen en als roozen bloeijen , volgens de 
taal vanden Propheet; Niet, om de- 
zelve in diergaarden en bloote lústtuinen 
te veranderen , maâr om teffens het nut; 
met het vermaak te vereenigen. Heb- 
ben de voorbeelden: van andere Landen 
ons wel zoodaanig getroffen , dat wy aan= 
merkelyke vorderingen máaken , in het 
uitbreiden - van vtfuchtbaár länd? Ach 
neen! grillen; modens,; en een belach= 
lyke opfchik volgen wy; maar zaaken 
van belang worden zeldfaam nagevolgd. 
De Koning van Pruifen heeft, als een 
waar Vader van zijn’ volk, rie 
e 


enn se 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 93 


ke kosten. gemaakt; in het ftichten- van: 
Vlekken en Dorpen; het droogmaaken 


van Moerasfen , em het delven van Vaart 


ten. Hert geld, het welke andere Vors 
{ten voor. hunne tydkortingen en vlugtige 
vermaaken ver fpillen’, befteedt diewyze ze 
Monarch, om de armfte inwooners 
van ’t platte Land osfen, koejen, pure 
den, en andere noodzaakelyke dingen, 

tot het bebouwen van de Landery en ste 
verfchaffen : en door zulke inrichtingen. 
heeft de groote FREDERIK Cene mees 
nigte dorre plaatfen weeten: vruchtbaar 
te maaken, en zyne innerlyke waarde 


en rykdommen verftandig vermeerderd. 


Dat hiet eerst een Vader van zyn Volk 
te-zyn5 van het zyne te neemenven aar 
de behoeftige Landbouwers uiete zet- 
ten , tot welzyn van her algemeen. Wat 
Keizer JOSEPHUS ‘gedaan heeft, en 
doet, in zyne dorre Landen, hebben 
wy tot onze fchade en {chande onder- 
vonden. Landeryenwelké cin-on- 
bruiksof in verval geraakt zyn; te herz 
ftellens” of. woeste “ens dorre “Landen 
vruchtbaar te maaken, is de nuttigfte 
richting voor. Staats en “Volk 3sjafeen. 


‘Souverain, Overheid ‘of Ingezeeten, 


die “door zyne: magt, gezag vof“ ryk- 
dommen te weeg brengt , dat ; waar voor- 
heen 


94 CORNELIS TERNE, OVER DE 


heen -flegs tien menfchen leeven kon- 
den, thans twintig menfchen een goed 
en gelukkig. beftaan vinden, iseen foort 
van Schepper „ en een navolger der God- 
heid Hoe meenige geleerden -heb- 
ben in ens Vaderland, en ik zelve, de 
pennen ftomp gefchreeven, en te vere 
geefs de keel heefch gefchreeuwd, om 
ons vruchtbaar Land te vermeerderen, 


PLATO was Zoo gierig op het Land, dat 


hy geen plaats voorde doodenover had, 
zoo ‘er maar eenige vruchtbaarheid in 
was: op dat de dooden, de plaats niet 
zouden inneemen,welke tot graanen kon- 
den verftrekken „omde leevendigen te 
voeden. In ons Vaderland denkten han- 
delt men anders: «door de zwaare das- 


ten, „huur en ongelden zien wy den 


Boer uit zyre goederen raaken,enrin 
de droogmaakeryen heb ik een -meenig- 
te Boeren gekend, welke, met zwaar 
werken te gronde,gingen „ en-derzelver 
boedels by executie zien verkoopen. De 
groote. gevaarten” van. Lusthooven „en 
Diergaarden toonen ook, dat wy zoo 
gierig op het land niet zyn, als PLATO, 
De geduchte Veepest „ die yslyke gee- 
fel voor onze runderen , welkers nadee- 
len-zoo zeer bekend zyn ;-en waar te- 
gen noch: niets zekerder gevonden wordt, 
dan 


BEGRAVINGE IN/\STEDEN ENZ. 05. 
_dan-de inënting , ja-welkers nuttigheid 
overgenoeg bekendis:: en nochtans moes 
ten wy bekennen, hoeheerlyk-de-uits 
koomst. voor den landbouwer en-de-in- 
gezeetenen- ook is5: en ook, door by: 
zondere Genootfchappen aangemoedigd 
wordt, nochtans-naauwlyks ingang” ges 
vonden heeft ;-en. hoe gering is de bee 
gunftiging, welke. door de Hooge Rens 
heden aan,dit nuttig -geneesini idde 
fchonken wordt ® 2 

De Italiaanen , Engelfchen, Fran ben: 
Duifchers, Brabanders en andere Vol- 
keren, hebben reeds; door het dooden 
der dieren, in de-eerfte 24 uurenvvan 
den aanval der ziekte, getracht, die 
pest met wortel ven tak: uit te rocijená 
en met hoe veel fucces en goedgevolg 
Zy daar in, geflaagd-zyn „ is over bekend: 
en nochtans, zoo verre my bekend:is,, 
hoewel. die yslyke ziekte-een onbegry- 
pelyk nadeel aan onze Republyk veroof- 
zaakt, is het naauwlyks in overweeging 
genoomen, om langs dien zelfden weg; 
perk. en paal te zetten aan dien vernicl, 
der, van onze runderen. | 

Wat baat het „dat onze Landgenoo- 
ten, of geleerde Genootfchappenren vdr 
derlandslievende Maattchappyen ’er op 
uit Zyn; en krachtdadig, door welmeer 

/ nen- 


86 CORNELIS TEKNE, ÓVER DE 


nende en vryheidliewende Ingezectenén, 
met penningen onderfteund worden , om 
prysvraagen op te'geeven, om de zoo 
zeer vervallene-Fabrieken en’ Trafieken 
te onderfteunen „en te trachten derzelver 
bloei te herftellen en te bevorderen? Wan- 
neer fommige Regenten en’ onberêde- 
neerde Ingezeetenen geen eigen gemaak- 
te goederen verkiezen te draagen , en gee= 
ne Vaderlandfche deugd genoeg bezit» 
ten, om eigene bewerkte ftoffen zelfs te 
gebruiken. 

„De wetten zyn de ftem eens besten 
en lefdervken Vaders , dieaan zyne kin- 
deren- hunne pligten, dat isde waare 
middelen tot hun geluk verklaart, — Wat 
baaten” nochtans wetten, als:-zy niet 
naauwkeurig. gaade‘geflaagen; en” de- 
zelve oogluikende overtreeden worden ? 
Wat nut doetrhert, “braave Burgers! als 
de wetten: gebieden aan hooge en laage 
Amptenaaren en Officianten;--om eigen 
gemaakte goederen, en hier te lande Ze. 
fabriceerde ftoffen , te draagen; ja zulks 
plechtig by ‘het vernieuwen of herinne- 
ren der gedaane eed voor te leezen (ge- 
Iyk in fommige Steden. plaats heeft) , als 
_degetabberde eed-afneemer gebaakerd zit 
in uidandfcheftoffe „en de zweerder van 
onderen tot boven byna in Manchester 


ge- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 07 


gekleed is?— Doet zulks geen aan- 
merkelyk nadeel aan. onze Vaderlandíche 
Fabrieken; en inzonderheid den nutti- 
gen handwerksman verarmen en uitdroo- 
gen; Ja’s Lands inkoomften aanmerkelyk 
verkleinen? Wien is het onbekend,dat een 
grooter verval der Fabrieken ons zin- 
kend Vaderland , geheel en al in den draai- 
kolk van die onbegrypelyke onaandoen- 
lykheid en onvergeeflyke onverfchillig- 
heid, zal doen nederploffen. Vorst en 
Overheden moeten de wetten onge- 
fchonden betrachten, en ook zorgen, 
dat hunne gegeevene wetten nagekoo- 
men worden, door de Ingezeetenen, 
mits hunne wetten op deugd , rechtvaar- 


digheid en algemeene welvaard gegrond 


zyn; en ik ben volkomen zeker, als 
de Regenten die geenen te rug zon- 
den, welke met een manchester fluwee- 
len broek kwamen, om hunne eed afte. 
leggen of te vernieuwen, als Officiant:, 
zy in het toekoomende zoo niet zouden 
verfchynen. Weeten wy niet, dat een 
naauwkeurige wet en ftreng verbod, 
door de Staaten Generaal der Verdénigde 
Nederlanden , by Placaat van den 8 Mey 
1732, van het invoeren van vreemde 
dekens, en het heilig nakoomen van die 
billyke, en voor Land en Ingezeetenen 
XII DEE G heil. 


Bin 


93 CORNELIS TERNE, OVER DE 


heilzaame wet, de eenige en waare oor- 
zaak is, waar door onze deken-fabrieken 
noch bloeijende zyn , en onderhoud ver- 
fchaffen aan een meenigte nuttige Inge- 
zeetenen. In Leiden zvn byna alle de 
Fabrieken (uitgezonderd de dekens en 
rokjes Fabriek) , door nalaatigheid , 
verkeerd beftier, het fteigeren der las- 
ten, en het niet nakoomen van genoo- 
men Refolutien, vervallen; zelfs zoo- 
daanig dat de Hallen zich zelfs niet meer 
kunnen maintineeren , maar tot hun on- 
derhoud Stads onderfteuning noodig 
hebben: daar te vooren de Stad noch 
voordeelen van de Hallen trok. 

Trekt nu hier uit waare Vaderlandlie- 
vende gevolgen;leidt nu hier uit af, geëer= 
biedigde Regenten en waardige Republy- 
kaanfche Burgeren! wat uwe pligt is; 
en betracht dezelve : dan zai Nederland 
kunnen het geduchte Nederland biyven; 
en de Genootfchappen en geleerde. Man- 
nen nuttiger kunnen zyn. Wat baat het, 
dat 'er verftandige Ingenieurs en Direc- 
teurs binnén onze Republyk gevonden 
worden , en door den Staat op groote jaar- 
wedden gefteld zyn? Als de beste plan- 
nen, ter verbetering van onze Frontie- 
ren , om onzen $4aat geducht te maaken, 
achter de bank gefchooven worden ;en 


2 


Er 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 09 


er middelen zyn, om alles, wat ter de- 
fenfie, zoo ter Zee, als te Land dien- 
fig is, te leur te ftellen, en de beste 
poogingen van Souverain, Vorsten Re- 
genten in den wind geflagen worden, 
Zoo dat, in tyden van gevaar en oor- 
log, naauwlyks een weg gevonden wordt, 


„om ons te verdeedigen, veel min om 


roemruchtig en met voordeel te ftryden. 

Wat baat het Landgenooten , datkun- 
dige en rechtgeöarte Zoonen van Z- 
Jeulaap de verdervende Landplaag der 
Kwakzalvers, met vernielende wapenen 
beftryden; en aantoonen, dat die on- 
kundige bedriegers meerdere verwoes- 
ting onder de menfchen aanrichten ‚dan 


__byna alle kwaalen? Als zy nochtans Vry, 


ongehinderd en openbaar hunne moor- 
dende middelen, waar door duizende 
menfchen jaarlyks omkoomen, mogen 
uitveilen en verkoopen, en teffens groo- 
te fommen gelds uit het land fleepen van 
onkundige Ingezeetenen. Behoorde een 
Staat, een Overheid niet voor eenvou- 
dige Burgeren en onnoozele Boeren te 
Zorgen, en door hunne billyke magt en 
gezag alles te verhinderen, waar door 
de gezondheid der Ingezeetenen konde 
benadeeld worden, of de ziekten ver- 
flimmeren: en zulke verderflyke men- 

i G 2 {chen 


! 


foo CORNELIS TERNE, OVER DE 


fchen uit het Land te weeren; of ge- 
bruiken om het Brafiliënhout te raspe- 
len of zaagen, of veroordeelen om aan 
de vestingen te arbeiden ? Men weert wel 
nuttiger menfchen uit ons Land in fom- 
mige Steden en Dorpen, (even als of 
een Land, het welk Colonien heeft ; waar 
deLandbouw bloeit , dat Fabrieken heeft, 
en daar Zeevaard aanweezig is, te veel 
Volk hebben kan), door acten van In- 
demniteit , welke aan de ontginning der 
dorre heije greetig zouden arbeiden; 
aan de Trafieken en Fabrieken nuttige 
handen zouden kunnen zyn: en dus de 
duurzaamfte rykdommen van een Repu- 
blyk, op onwankelbaare gronden, fte- 
vig vestigen. Maar helaas! menis ver- 
blind en wreed genoeg , om nuttige han- 
den en arbeidfaame menfchen te wee- 
ren5 en eerlooze , onkundige en nadee- 
lige landloopers en Eider Edele gedoogt 
men, even als of: de bevolking en de 
ezondheid der Ingezeetenen niet in de 
Staatkunde behoorde in acht genoomen 
te worden. Het kwaalyk beftier der Ge- 
nees- en Heelkundige gilden is veeltyds 
fchuld vande openbaare kwakzalvers; 

en veele: hoofden der “Gilden vleijen 
meer hunne Overheden, als dat zy-de 
wäare ‘belangen zouden vry en rond: 
bor- 


… 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. iOi 


borftig voordraagen; en de voordee- 
len, welke hoofden der gilden hebben , 
om hunne fmulpartyên goed te maaken „ 
ten kosten vah de gezondheid, en het 
leeven hunner Medeburgeren , zyn oor- 
Zaak, dat de yverigfte poogingen der 
waare Geneeskundigen fchandelyk te leur 
gefteld worden ; en de inkoomften , wel- 
ke fommige Schouten, Gerechtsdie- 
haars en andere hebben van de open- 
baare kwalzalvers, balfemi, fulpher én 
olyverkoopers en andere bedriegers , Zyn 
_de voornaamfte oorzaakemr., dat die na- 
deelige rondloopers, tot verderf der In- 
gezeetenen mogen. rondloopen ; ‘en 
„hunne vergiften verkoopen, waar door 
_ meenig onkundig menfch te vroeg en 
_ ongelukkig van de aarde gezweept wordt; 
dus de beste oogmerken der voorndam- 
Îte Artzen verydeld worden, tot eerie 
onbegrypelyke fchade en nadeel van 
tT nds inkoomften. Hoe is het mo- 
gelyk, dat men in dit gewigtig ftuk, 
in onze Republyk, zoo geheel gevoel- 
loos en onverfchillig is? Een verftandi- 
ge Staatkunde behoorde niet eens te ge- 
doogen , dat 'er gezonde Bedelaars rond 
loopen, veel min dat Schurken en Va- 
gebonden, welke doodende vergiften 
verkoopen, omzwerven , en daar voor 
noch duur betaald worden. 

es En Om. 


IO2 CORNELIS TERNE, OVER DE 


Om nu met geen langer voorafreden 
my op te houden, maar tot ons bedoeld 
oogmerk, het begraven, in Steden en 
Kerken, over te gaan; en de oorzaa- 
ken, waarom zulk eene fchadelyke ge- 
woonte noch blyft ftand houden , aan te 
roeren 3 en tevens de middelen aan te too- 
nen, waar door men de begravenisfen, 
in de Steden en Kerken , zoude kunnen 
verminderen, ja geheel en al doen op- 
houden: zoo vraag ik noch eens, wat 

zal het baaten, dat het loflyk Zeeuwfích 
Genootfchap die gewigtige vraag op- 
geeft; en antwoorden bekoomt, diede 
waare oorzaaken, waar door die {chan- 
delyke, gevaarlyke en vuile gewoonte 
{tand houdt, aantoonen; en teffens de 
middelen aan de hand geeven, om dit 
gedrocht (uit onkunde en bygeloof ge- 
booren, en door. woekerzugt en ge= 
bruik onderhouden en voortduurende) , 
met wortel en tak om te wroeten en uit 
te roeijen? Als verhinderd wordt, de ge- 


kende waarheden te gelooven; en ge-- 


weigerd wordt, om de hinderpaalen uit 
den weg te neemen? Ja dat zelfs moei- 
jelyk gemaakt wordt, het begraven bui- 
ten de Steden, zoo dat het in de uit- 
oeffening bezwaarlyk kan gebragt wor- 
den; en wel voornaamlyk door die gee- 

nen 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 103 


tien moeijelyk gemaakt wordt, welkede 
voornaamfte Begunftigers dienden te 
Zyn; en, zonder welkers toeftemming, 
men nimmer zal kunnen verkrygen ‚dat 
de lyken vry, ongehinderd en zonder 
zwaare Kosten, buiten de Steden ‚op 
de open Kerkhoven , zullen kunnen be- 
graven worden? Hebben de voorbeel- 
den, van de verftandige Oudheid , hier 
in geen invloed gehade op onze. Repu- 
blyk; de vernietiging van het begra- 
ven, in de Kerken , van andere by geloo- 
vige Landen, by ons bykans niets uit- 
gewerkt; hebben de droevige gebeur- 
tenisfen van andere Landen, door het 
begraven in de Kerken, veroorzaakt; 
hoch Overheden, noch Ingezeerenen 
uit hunnen fwymflaap opgewekt of 
kunnen opwekken; hebben de uitmun- 
tende Schriften van LUTHERUS, RI- 
_ VET, HUMAN; HEIDEGGER, DE 
_ MOOR,BONNET,TE WATER; BRU- 
NEMAN, LEYSER; THOMASIUS, 
VAN DER GIESSEN, DE GROOT, 
HOFFMANSPERRENOT ;VAN CLEEFF; 
KLUIT, DUURKOOP, PARE, ME AD, 
TRALLES, VAN SWIETEN;UNZER;, 
LOUIS, BERKHEY; NAVIER; BIL- 
GUER, en een meenigte andere verftan- 
dige Mannen, (die alle voor Koningen, 

G 4 Vor 


104 CORNELIS TERNE, OVER DE 


Vorften ent Overheden deeze fchadely- 
ke, bygeloovige, ongezonde „en voor 
de bevolking van het menfchdom zoo 
naadeelige gewoonte, met de wapenen 
hunner konst en verftand „ ruiterlyk be- 
treden hebben), tot noch toe, dat by- 
geloovig monfter by, ons niet kunnen 
vergruizen :. hoe gering is dan de hoop 
niet, dat de poogingen van het Genoot- 
{chap van die uitwerking zyn zullen , wel- 
ke de Wel Edele Heeren Beftierderen 
wenfchten en verlangden; en ook tef= 
fens beöogd worden van de fchryvers, 
welke zich onderwinden, om naar de 
opgehangen Lauwers te dingen? Hoe 
gering ook myne kragten zyn; en hoe 
luttel -de hoop is, om deeze fchadelyke 
gewoonte van het begraven, in de Ste- 
den en Kerken, te doen verminderen 
of ophouden: nochtans kan een nuttige 
en goede zaak niet te dikwyls-herhaald 


worden , of ‘ernoch misfchien eens eene: 


goede uitwerkinge uit gebooren mogte 
worden! Gutta cavat lapidem, non vi, 
fed faepe cadendo;. en. of wy eindelyk 
noch eens verftandiger wierden , om ons 
waar welzyn beter te leeren betrach- 
ten: en men verhinderde, dat de doo- 
den den leevenden niet meer fchade toe 
konden brengen, en de Kerken alleen- 

lyk 


eenen dt rien eden 


SP ze ae 


vraagen OER Welke zyn de verfchil. 
| G 5 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 203 


lyk. gebruikt wierden, tot die heilige 


oogmerken, waar. toe de Goddelyke 


Voorzienigheid dezelve beftemd heeft. 


Het Genootfchap heeft de lauwers op- 


gehangen; en ik zal tragten 'er ná te 
worftelen , met die vrymoedigheid „ wel- 
ke een burger betaamt: doch zonder de 
Overheden en Burgers aan te maanen 
tot hunnen pligt, is. het my niet mo- 
gelyk, naar den prys te dingen; en de- 
wyl fommigen , in dit gewigtig ftuk , ver- 
eelde en onaandoenly ke harten hebben, 


zal ik ook verpligt zyn, om hen op 
den bodem van het hart te bonfen, of 


‘er ook noch gevoeligheid in te AAR 


„Ware. 


Dewyl de fchadelykheid der GENE. 
nisfen, binnen de Steden en Kerken, 
ten vollen beweezen, en vry algemeen 
erkend is, zoo zal het onnoodig zyn, 


om my daar over veel te uiten; en die 
„ernoch, onder de verftandigen aan twyf- 
felt, die kan de opgenoemde Schryvers 
‘er over nazien: inzonderheid zullen de 


fchriften van de twee beroemde Leid- 
fche Hoogleeraats TE WATER en KLUIT ; 
in ftaat zyn, om dezulken te overtui- 
gen. Ik zal derhalven aanftonds tot het 
beäntwoorden der twee voorgeftelde 


len- 


106 “CORNELIS TERNE, OVER DE 


lende redenen’; dat die nadeclige gewoons 
te, in deeze Republyk blyft fland srypen; 


en welke eynde beste middelen , om dezelve 


te doen ophouden? Wy zullen, zoo drá 
wy eene rede of oorzaak aangetoond 
hebben, aanftonds ook het middel trach= 
ten aan te wyzen , om de oorzaak te ver= 
minderen of weg te neemen. 

Onder de verfchillenrde redenen of oor- 


zaaken waarom de begravenisfen, in de 


Steden em Kerken, noch blyven fland hoù- 
den, mag men in de eerfte plaats flellen , 
dat veele Ingezeetenen van onze Republyk 
noch niets weeten van de fchadelykhetds 
welke wit het besraven, in de Steden en 
Kerken ‚ voortvloeijen , en van de droevige 
gebeurtenisfen, welke andere landen zoo 

wel, als ons getroffen hebben. | 
Het is eene uitgemaakte waarheid , dat 
verftandige en weldenkende Menfchen 
de fchadelykheid der begravenisfen, in 
de Steden en Kerken, erkennen, en 
voor. volkomen bewezen houden. Een 
enkelde pennetrek van eenen Godvruch- 
tigen Mervey mag niets beduidende re- 
denen, om het begraven, in de Steden 
en Kerken, te billyken , voor den dag 
brengen; of een grilziek Duitfcher mag 
zulks twyffelachtig ftellen: nochtans dur- 
ven wy verzekeren , dat alle verftandige 
God- 


hd 


_BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 107 


Godgeleerden , Staatkundigen , Rechts- 
geleerden en Geneeskundigen , uit eenen 
mond, de fchadelykheid daar van zul- 
len en moeten erkennen, als zynde op 
verftandige en gezonde redenen gegrond, 
en door de eenvoudige ondervinding 
bevestigd: dus deeze geene bewyzen 
meer zullen voortbrengen, om die by- 
geloovige en nadeelige gewoonte te bil- 
Iyken; ja veele Overheden, welke zelfs 
het begraven buiten de Steden moeije= 
lyk maaken, zyn genoeg overtuigd, 
dat hunne onbillyke handelwys niet op 
deugd, rechtvaardigheid en algemeen 
belang gegrond is. Maar wy hebben 
geen Republyk die enkel uit geleerden 
beftaat; en kan ook nooit te verwach- 
ten zyn. Duizende Menfchen vindt 
men, die, buiten hunne broodwinning 
„en eene geringe kundigheid in den Gods- 
dienst en Zedenkunde, op byna niets 
denken, wat in de Weereld verder te 
betrachten is: veel minder dat zy zou- 
den denken en zorgen, om na hun- 
nen dood geene fchade aan de overbly- 
_venden te doen; of dat zy Zoo verre zou- 
den denken, dat hun onbezield over- 
fchot de leevendigen zoude kunnen fcha- 
delyke Ziekten veroorzaaken, als men 
‚dezelve onder de zerken, in beflooten 
se 


| 


108 CORNELIS TERNE, OVER DE 


gehouwen, in de Steden, inkerkerté, 
Willen wy hier van overtuigd zyn, zoo 
moeten wy ons niet vervoegen by het 
klein getal van denkende en verftandige 
Mentfchen, maar by den Arbeidsman , » 
by-het Gemeen, by den Landman, of 
by den geringen Burger: de ondervin- 
ding heeft my geleerd, dat veelen ‘er niets 
van weeten; en het geen men ’er van 
verhaalt, of voor een fabel , of voor on= 
mogelyk houden. Zulks heeft niet al- 
leen plaats by het gemeene plebs ‚ maat 
zelfs by veele welgeftelde en vermoo- 
gende Menfchen „ welke altoos zeer be= 
zorgd zyn, om hunne onbezieldelichaa- 
men, in de, Steden en Kerken, te laa= 
ten begraven; ja offchoon zy by hun 
leeven vyändig vande Kerken zyn, ver« 
kiezen zy nochtans na hunnen dood ‘er 
in te woonen , en wel in het koor ôf on- 
der de predikftoel , of daar het Nacht- 
maal uitgedeeld wordt. Ongelukkige erí 
belachlyke verkiezing! Honderdmaalen. 
heb ik by verfchillende foorten van 
Menfchen, zoo Ryken, als Armen ent 
Burgerlieden, over dit ftuk geredenkas= 
veld: doch van de meesten bevonden, 
dat zy niets wisten van die gebeurtenis- 
fen, welke Geneeskundige Schryvers 
ons nagelaaten hebben; ja over het al- 


Be 


Oorzaak van zyn gebrek , daar nochtans 


' " 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 109 


gemeen weet men zeer, weinig van de 
fchadelykheid van eene beflootene lucht, 
offchoon de ondervinding onsleert , dat 
die onkunde jaarlyks hier en elders eeni= 
ge Menfchen het leeven kost, en de 
meeste Menfchen hebben met de leeven- 
digen zoo veel te doen, datzy om doo= 
den niet kunnen, of willen denken. ' 

Over het algemeen moeten wy be- 
kennen, dat de meeste Menfchen on= 
kundig zyn, in het kennen van het geen 
hun nadeelig is aan de gezondheid; en 
noch elendiger is het gefteld , in het ver- 
myden. van die oorzaaken, waar uit 
fchadelyke Ziekten kunnen gebooren 
worden of verflimmeren: ook “Willen de 
meeste Menfchen de oorzaaken hunner 


‘kwaalen niet kennen, en ’er ís geen on- 


gelukkiger Doctor, dan die zyne Zieken 
aanraadt, om de oorzaaken der Ziekten 
te vermyden. Zyne Zieken woonen ge- 
meenlyk in gemeene hutten, en zyn kaale 
rok toont genoeg ‚ dat hy een eerlyk Ge- 
neeskundige i iS, well se by het aanzienlyk 

ezelfchap der groote Weereld, het volk- 
je van de Bon 7 ‚a, niet djent, om hun- 
ne vertroetelde en nadeelige gewoonten 
kenbaar te maaken. — Hoe meenigmaa- 
len befchuldigt men wind en weder als 


een 


1IO CORNELIS TERNE, OVER DR 


een verwyfde leevenswys alleen de oor- 
zaak van is, en ons buiten ftaat ftelt, 


om de heilzaame en verkwiklyke lucht 


te verdraagen. 

Duizendmaalen leidt men de bron van 
zyn kwaalen af, uit verborgene en boven 
natuurlyke oorzaaken , daar de verftandi- 
ge Artz de oorzaaken dier kwaalen vindt 
in de ongefchikte, pragtige.en nadeelige 
leefregels; en met recht houden wy de 
verflindende keel en vertroetelde verhee- 
melten als de grootfte vyänd der ge= 


zondheid. Wisten veele Menfchen de. 


gevaarlykheid van hun beroep of han- 
teering, honderden zouden zulke doo- 
delyke beroepen niet by de hand vatten, 
Wisten veele Menfchen de fchadelyke 
vyänden van hunne gezondheid te ver- 
myden, de Geneeskundigen zouden met 
zulke pragtige paarden en rytuigen niet 
ronddraaven. Maar helaas ! veelen ken- 
nen hunne vyänden niet; en noch min- 
der willen of kunnen zy ‘er zich voor 
behoeden. Zoo is het ook gelegen met 
het begraven der lyken, in de Steden 
en Kerken: duizenden vindt men, die 
‘er nimmer om gedacht hebben, dat 
zulks fchadelyk is aan de gezondheid 
der Menfchen, en veel minder dat zy 
zouden medewerken, om dien lan 

1y- 


4 
É 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. III 


Iyken vyänd te keer te gaan, door die 
geenen, over welke zy gefteld zyn , om 
ze ter aarde te beftellen, zoodaanig te 
laaten begraven, dat zy noch hen, noch 
hunne Medeburgeren , kunnen fchaden. 
Is het wel te verwonderen, dat veele 
Menfchen van de fchadelykheid der Iy- 
ken, in’ de. Steden en Kerken, niets 
weeten : dewyl hier te Lande zulke klaa- 
re en in het oog loopende toevallen niet 
Zyn gebeurd, dat ‘er de gemeene man 
door “kan getroffen worden. Andere lan- 
den zyn, door droevige gebeurtenisfen, 
van het fchielyk dood. blyven der dood-- 
gravers op de kuilen, en door algemee- 
ne, befmettingen „ uit ‘Hunne onverfchil- 
ligheid opgewekt, en het gemeen is ’er 
door verlicht geworden, dat by ons zoo 
duidelyk nochniet kenbaar is: of fchoon 
SILVIUS , al in zynen tyd , de aanhoudend- 
heid, en het te rug keeren van die be- 
{mettelyke Ziekte, van het begraven 
der dooden, in de Kerken te Leiden, 
afleidde. Ook weeten wy zeer wel, dat 
in zekere Kerk onlangs een verfchrik- 
Iyke {tank plaats hadt, inzonderheid 
by de Burgemeesters geftoelten; en dat 
Mr heidene werklieden Ziekten er 
zich van op den hals gehaald hebben: 
doch men heeft de voorgigdsheid£ ge- 
ad , 


112 CORNELIS TERNE, OVER DE 


had, om de zaak zeer ftil te houden, 
en aan de baazen zoo welals knegts ver- 
boden, ‘er van te fbreeken: op dat het 
begraven in de Kerken doch niet zou in 
verval of vermindering koomen. Want 
wie is gaarne in zyn inkoomften gefnuikt? 
Het Westerkerkhof te Amfteldam werdt 
om geene andere rede verplaatst, en 
ook teffens om dat het in de buurt 
was van aanzienlyke Inwooners, waar 
onder Heeren van Regeeringe, wier 
neuzen te delicaat waren , om dien ftank 
te hebben. Daar en boven zoo zyn de 
droevige gebeurtenisfen, welke‘andere 
Landen, zoo wel als ons Vaderland, 
door de verrotte Iyken, getroffen heb- 
ben, niet genoeg geboekt; ten minften 
niet in die fchriften, welke de gemeene 
man leest en gebruikt: deeze derhalven 
kunnen onmogelyk dat geene toebren- 
gen , het welk zy misfchien zouden doen, 
als zy van de fchadelykheid van die ge- 
woonte waren onderricht en overtuigd 
geworden, door onderwyzers en fchrif- 
ten, welke zy daaglyks gebruiken, en 
de kinderen van jongs op in de handen 
hebben. 

Welke nu de beste middelen zyn: om 
deeze oorzaak te doen ophouden, ftaat 
ons nu te onderzoeken, 

Het 


A 
v 


| 
| 
| 


il 
Ì 
| 
Ì 
' 
J 
é 
zi 


« 
Ed 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 113 


Het is een aangenome leerftelling, 
dat zoo wy de oorzaaken der dingen 
wegneemen , derzelver uitwerkingen ook 
ophouden of verminderen: Swb/ata caus- 
fa, tollitur effedus. — Om derhalven dee- 
ze oorzaak te doen ophouden of ver- 
minderen-is het de fchuldige en onver- 
mydelyke pligt van elk rechtgeïïart men- 
fchen vriend , om zynen evenmensch on- 
der het oog te brengen, die nadeelige 
gevolgen, welke uit het begraven, it 
de Steden en Kerken, veroorzaakt zvn, 
fomtyds „ontftaan , en noch gebeuren 
kunnen. — De Boer, de Arbeidsman 
en Burger arbeiden niet alleen voor zich 
zelven; maar ook zoo wel om den Staat 
wezentlyk te onderhouden, als om den 
‚Staatsman en Geleerden , niet alleen van 
arbeidfaame en vermoeijende lichaams 
verrichtingen te bevryden ; maar ook 
om dezelve te-voeden en te onderhou- 
den. Natuurlyk is het derhalven de pligt 
van den Staat, Staatsman en Geleerden, 
om voor de werkende Ingezeetenen „den 
braven Burger en nuttigen Veldeling te 
denken, en te zorgen, dat-zy die ver- 
eischte kundigheden verkry gen „welke 
hun geluk ens gezondheid konnen bevor- 
deren en beftendig maaken ; ter minften 
hen in ftaat te fkellen, die oorzaaken,- 
XII DEEL H wel- 


IIA CORNELIS TERNE, OVER DE“ 


welke hunne gezondheid nadeelig zyn, 
kenbaar te maaken en onder het oog te 
brengen. 

Dewyl nu ten vollen bewezen is, dat 
het begraven in de Steden en Kerken 
zeer nadeelig is voor de gezondheid 
der Ingezeetenen , zoo moeten de Staat- 
kundigen en andere Geleerden die fcha- 
delykheid hun kenbaar maaken ; en zor- 
gen , dat zulke droevige gebeurtenisfen 
niet verbloemd worden en verfchoolen 
blyven, maar aanftonds door de Cou- 
ranten aan dé In- of Opgezeetenen wor- 
den bekend gemaakt: op dat dezelve 
deezen vyänd van hunne gezondheid lee- 
ren kennen, en dus langfaamer hand, 
als van zelven medebegunftigers worden, 
om de dooden buiten de Steden te be- 
graven: op dat dus die fchandelyke gee 
woonte in ons Vaderland eens eindelyk 
moge ophouden —- De bejammerens- 
waardige gebeurtenisfen, en nadeelige 
gevolgen, door rottende lyken veroor- 
zaakt, welke in beflooten gebouwen be- 
graven zyn geweest, en ons door P A- 
RÉ, MARET, UNZER, BRUNEMAN 
en anderen zyn aangeteekend , moeten, 
(ja zelfs op bevel der Hooge Overhe- 
den) in zoodanige Boeken voorgefteld 
worden, welke daaglyks in elks handen 

Zyn » 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. IIS 


zyn. „Ik prys daarom zeer , dat de Schry- 
vers van den Staats-fecrertaris en Post-ry- 
der ons, en inzonderheid voor den Bur- 
ger, de droevige gebeurtenis uit het Four- 
wal des Scavans hebben medegedeeld; en 
wel inzonderheid dat geval, het welk 
wy vinden aangehaald in ’t Londonfche 
Magazyn van het jaar 1752. 
TISSOT ‚ ROSEN VAN ROSENSTEIN Cn 
andere Schryvers pryzen aan, om eeni- 
ge regelen ter bewaaring van de gezond- 
heid in den Almanach voor den gemee- 
nen Man en Boer te plaatfen. ROSEN- 
STEIN (wiens werken by alle Genees- 
kundigen in achting zyn), heeft zelfs de 
moeite genomen, om eenvoudige Ver- 
handelingen over deVolksziekten faamen 
te ftellen; en dezelve, in Plaats van een 
hoop zotheden ‚ gevoegd in den Calen- 
der „als een nuttig gefchenk voor den ge- 
meenen Man „Boer en duizenden Men- 
fehen, die anders geene Boeken gebrui- 
ken; dan den Almanach. -Met het zelfde 
recht oordeel ik ook, dat het nuttig zal 
Zyn,de fehadelykheid der begravenisfen, 
in de Steden en Kerken, in de nieuwspa- 
pieren te plaatfen , en inzonderheid in die, 
welke daaglyks.gebruikt worden door al- 
derhande foorten van Menfchen , ryk en 
arm ‚jong- en oud. De droevige ge- 
Hs beur- 


116 CORNELIS TERNE, OVER DE 


beurtenisfen dienen ook zeernaauwkeu- 
rig ‘er in aangeteekend te worden: op 
dat de Menfchen gaande gemaakt wor- 
den , om mede te werken ; ten minften 
niet tegen te kanten, als de Overheden 
deeze nuüttige verbetering, voor Larid 
en Ingezeetenen, eens geliefden in ge- 
bruik te brengen, ja daar door hunnen 
pligt te betrachten — MÊisfchien denkt 
en zegt men, het gemeen en de gerin- 
ge Burgers worden veeltyds op de Kerk- 
hoven begraven, en by dezelve is de 
minfte tegenftand te wachten! Het is 
zoo, en ik ben zeker, dat by fommige 
Overheden en Kerkmeesters, meer te- 
genftand zal gevonden worden; maar 
men zal nochtans met my moeten be- 
kennen, dat men duizenden menfchen 


van geld en vermoogen vindt, welke ,_ 


om hun geld, niet gaarne onder de ge- 
meene clasfes gebragt zyn 5 en noch- 
tans wegens hunne kundigheden en ma- 
nier van denken , niet boven de armfte 
Ingezeetenen verheever zyn; terwyl zy 
ook geene andere gebeurtenisfen weeten, 


als hun gewoon zak-, tafél- en handboek, - 


naamlyk de Almanach,hen geleerd en ken- 
baar gemaakt heeft J eù ook geene ande- 
re boeken gebruiken, In het vervolg 
zal ook blyken, dat de’ geringe Burgers 

niet 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, II 4 


niet kunnen en mogen , ja niet moeten uit _ 
het oog verloren. worden. —- De Geesten 
lyken dienen deeze fchadelykheid der be- 
gravenisfen, in,‚de-Steden en Kerken ; 
aan te toonen, en met de wapenen hun- 
ner Konst te beftryden, zoo in de open 
baare predikatiën, als in hunne byzon- 
dere gefprekken ; en inzonderheid, by 
voorkoomende gelegenheden „de jonge 
kinderen daar van onderrichten: want 
Quo femel eftimbutarecens, fervabit odo- 
vem Testa din ;— — e@n-ZOO aan ouden als 
jongen aanpryzen, om de voortreflyke 
{chriften van TE WATER, KL UIT; 
UNZER CN LE/FRANC VAN BERK: 
HEY vlytig te leezen. of 
„Indien Overheden eens. voorneemens 

waren ‚ om, hunne Stad van dit onkruid 
te zuiveren ; zoo,zal dienftig Zyn „ dat 
Zy vooraf „door de Predikanten en Pries- 
ters „ de Ingezeetenen verlichten en daar 
toe gewillig maaken... Om kort te zyn, 
hoe ‚meer de „fchadelykheid , onge- 
rymdheid en dwaasheid, van het begra- 
ven in de Kerken aan Groot en Klein 
kenbaar wordt, hoe gemaklyker Overhe- 
den „die pryzenswaardige inrichting „om 
de dooden buiten de Steden te begra- 
Ven, zullen kunnen ter uitvoer bren- 
gen; en verzorgen, dat hy, die in zyn 
Hi lee- 


Î13 CORNELIS TERNE, OVER DE 


teeven niemand beledigde,na zynen dood 
ook geen oorzaak is van ziekten en den 
dood van andere Menfchen. 

Dewyl goede voorbeelden van aan- 
zienlyke Burgers de geringe Ingezecte- 
nen uitlokken, ter navolging, zoo die- 
nen de verftandigen ook , door hunne 
deugdlyke voorbeelden, te ftichten , ge- 
Iyk Prins-MAURITS, Gouverneur van 
Brafiel „ Prof. VERHEIJEN, de Meeren 
SCHAGEN } VONK, PERRENOT ‚ Dr. BRAND, 
en eene meenigte andere weldenkende 
gedaan ‘hebben; die, op dat zy de lee: 
vendigen niet mogten fchaden,voor zich, 
onder den blooten Hemel, een graf vers 
koozen hebben In de maandlyk- 
{che Mercurius vindt men dikmaals aan- 
geteekend van begravenisfen , met Koet- 
fen „ op het Leidfche Kerkhof te Am- 
fteldam; en federt-dien tyd, dat men 
zulks gedaan heeft, wordt bevonden; 
dat het begraven’, op het Leidfche Kerk- 
hof, is vermeerderd , en veele menfchen 
zoo haatelyk niet meer denken van het 
begraven op de Kerkhoven. Dewylnu 
verftandige Mannen niet alleen overtuigd 
zyn van de fchadelykheid , maar teffens 
óók van de ongerymdheid, om in de 
Kerken té begraven, zoo is het hunné 
Plig st, eh-wy eifchen van hún, dat Zy; 

niet 


, 


BEGRAVINGE IN\STEDEN ENZ. 119 


niet-alleen met woorden , maar ook met 
voorbeelden , ftichten; en hoe meerde 
aanzienlyke, ryke en verftandige men- 
fchen voorgaan , hoe grooter ook het 
getal der navolgeren zal worden. — Dus 
zal men van langfaamerhand deeze {cha- 
delyke en bygeloovige gewoonte doen 
verouderen en ophouden; ja men zal 
het gewenfchte oogmerk bereiken, om 
paamlyk in de Kerken een veilige en ge- 
zonde plaats te hebben, ter uitoeffening 
van den nuttigen en _noodzaaklyken 
Godsdienst, zonder zich zelven in lee- 
vens gevaarte brengen , door de fchade- 
lyke nitwaafemingen van verrottende 
krengen. 

„Onder de verftchillende redenen , waar- 
our de begravenisfen,-inde Steden en Ker- 
ken frand-houden ‚mogen wy met recht in 
de tweede plaats flellen „gebrek aan goede 
en. wel ingerichte, Kerkhoven of Begraaf- 
plaaifen., buiten de Steden ‚ waar door het 
aam goede gelegenheid ontbreekt, ou de 
Eyken „buitende Steden „te kunnen bezra= 
ven. Deeze oorzaak is niet zoo zeer aan 
den Burger, als wel aan hun toe te fchry- 
ven, welke over ons gefteld zyn, om 
ons wyslyk te regeeren ; ten minften ik 
vinde hier meer fchuld by de Overhe- 
den, dan byde Ingezeetenen. Wy mo- 


H 4 gen 


120 CORNELIS TERNE, OVER DE 


gen onze dooden niet begraven, waar 
het ons goeddunkt; en zulk <s Zou Dok 
in eene wel ingerichte Maatfchappy 
wanorde veroorzaaken: nochtans eischt 
het algemeen belang „, dat de verftorve- 
ne moeten begraven worden; en elk 
mensch heeft een zekere zucht, omzy- 
ne dooden behoorlyk te begraven; ja 
de Natuur leert ons (gelyk de beroem- 
de Hoogleeraar TE waATER zich zeer 
wel uitdrukt, pag. 63. in het vierde deel 
van ’t Zeeuwsch Genootfchap), om de 
doode lichaamen uit ons gezicht weg te doen, 
en aan de aarde weder te geeven. Vor- 
dert nu de Natuur, dat men-de dooden 
verbergt voor de leevendigen , enis het 
aan niemand geöorloofd zyne doodente 
begraven , waar het hem goeddunkt: 
zoo is het derhalven de pligt van onze 
Overheden, om, buiten de Steden, 
goede, welingerichte en beftemde Kerk- 
hoven opterichten , om de dooden be- 
hoorlyk en veilig te kunnen begraven. 
Dan helaas ! woekerzucht , bygeloof’, 
hoogmoed en verkeerde Staatkunde heb- 
ben “ongelukkig de.Staatkundigen van 
voorige en onze tyden verblind, et in 
die liefdelooze- en dwaaze denkbeelden 

doen ‘vallen „ om de dooden:by de leë- 
vendigen te doen inwoonen, (daar in 
de 


EME NE 


adm Hd hi Rais a des 


“BEGRAVINGE! IN“ STEDEN ‘ENZ. II 


de voorige eeuwen noch Egyptenaars, 
noch Grieken , noch Romeinen, noch 
eeríte- Christenen om dachten, ja een 
afgryzen van hadden), en dezelve zoos 
danig te plaatfen, dat zy tot nadeel. der 
leevendigen kunnen verftrekken , zonder 
dat men tot noch toe die afgodifche en 
fchadelyke gewoonte zoekt uitte roeijens 
onze -dierbaare Republyk is zelfs in dit 
ftuk onbarmhartiger en onverfchilliger 
gebleven, danalle overige landen van E us 
TOpa.. PLUTARCHUS zegtelders-, die 
ons regeeren „ doolen wel nuveelan zaa- 
ken , niet om dat zy niet anders. willen: 
maar om dat ’er niemand is, die e hun 
durft waarfchouwen. Zulks, bekenik, 
heeft fomtyds plaats: doch verftandigen 
hebben reeds voor honderd jaaren dit 
monfter wel beftreeden „ zonder vrucht; 
en de Dichter A, STEIN befpotte reeds; 
in de zeventiende Eeuw, het begraven 
di: Dooden , op deezen geestigen trant: 


Hier brenght hy  doodaas „dat geen 7 Juy- 
pre Food mocht raaken. 
Ghy gaet Godts duurfaam Huys:;-tot eene 
rorplaats maaken. 
Daar’ tlevendegebedt is geurish offerwerckt 
Wat doet daar doodt gebeent 7 mk flank 
te Kerck? 


H 5 VAN 


e 


122 CORNELIS TERNE, OVER DE_ 


VAN DER GHIESEN fchreef ’er al in 
het jaar 1706, deftig over; en VAN CLEEFF; 
PERRENOT, KLUIT, TE WATER 
en BERKHEY hebben alle keurig er 
over gehandeld, zoo dat wy het gezeg- 
de van den Philofooph PLUTARCHUS 
niet wel hier op toepasfelyk kunnen maa- 
kenzen uitvlucht zoeken,dat aan de Over- 
heden dit ftuk niet is onder het oog ge- 
bragt; of men zou zoo liefdeloos moe- 
ten denken , dat die fchriften niet waaren 
geleezen geworden door Regenten: ’er 
kunnen ’er zyn, welke meer werk maa- 
ken van partyên, jaagen, visfen en vin- 
ken, als van ftudeeren of leezen van 
nuttige boeken ; maar wy bezitten ook 
Regenten, welke als met de borst 'er op 
toeleggen, om de waare belangen der 
Burgeren te behartigen: offchoon tom- 
tyds door eene onkundige meerderheid 
deezer heilfaame poogingen worden ver- 
ydeld.’Er moet echter eene plaats , om 
de dooden te begraven, zyn; maar de- 
wyl de Overheden nu, buiten de groo- 
te of kleine Steden , geen bekwaame be- 
graafplaatfen opgericht hebben „ waar 
men ordentlyk, en met weinig kosten, 
zyne dooden kan begraven, zoo is men 
hier toe buiten ftaat gefteld,. en de In- 
gezeetenen worden, golens volens „ ver- 

pligt, 


id 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 123 


pligt, die plaatfen te gebruiken, wel- 
ke door de Magiftraat der Steden daar 
toe beftemd zyn——- Indien men het 
zeer wel ingerichte Kerkhof in het Duin; 
op den Scheveningfchen weg (een plaats, 
welke prATO zelfs zoude goedkeuren), 
uitzondert „ en eenige „ welke buitende 
Provintie Holland gevonden worden; 
zoo-zyn ‘er geen andere begraafplaatfen 
aanweezig,als voor de Jooden „en diein 
de Gasthuizen zyn overleden: zondert 
nochtans die uit, welke om de Kerken 
der Dorpen gevondên worden; welke 
men, met geen recht, voor begraaf 
plaatfen houden kan , welke aan de Ste- 
den toebehooren. 
Dit gebrek aan begraafplaatfen, bui- 
ten de Steden ‚verftrekt zeker tot fchan- 
«de, voor een wel ingerichte Republyk, en 
voor eene Natie, welke zoo zeerroemt, 
verlicht te zyn, en abuifen te verbete- 
ren; ja dit ftelt de beste en weldenken- 
fte Ingezeetenen buiten ftaat, om mede 
te werken, om de dooden, buiten de 
‘Steden, te begravens meù wordt dus 
“genoodzaakt; zyne dooden „-aan’ welke 
befmettelyke Ziekten ook geftorven, 
binnen de Kerken te begraven, of ten 
aninfter op Kerkhoven, of Bolwerken, 
binnen de _muuren der Sceden befloten: 
daar 


124 CORNELIS TERNE, OVER DE. 


daar dikmaals een zeer kwaade beftiering 
omtrent dezelve plaats heett. Die be- 
ítiering ziet men- niet zelden toever- 
trouwd aan een Officiant , welke ’er een 
gemaklyk leeven en een goede ruime 
jaarwedde. van heeft; deeze dus houdt 
‘er weder een. knegt op, en-die knest 
heeft wederom andere knegts , welke 
zulk een gering inkoomen hebben , dat 
men door fteekpenningen hen gemak- 
Iyk totlykdieven maaken kan : want hon- 
ger is een fcherp zwaard. Deeze flegte 
beftiering doet elk een afkeerig zyn , in 
fommige Steden ,‚ om op de Kerkhoven 
te begraven; niet alleen dat men de ly- 
ken uit de eigene graven, binnen wei- 
nige uuren, verplaatst in den gemeenen 
kuil, (of zulks met, of zonder toeftem- 
ming der Regeering is, weet ik miet) 5 
maar zeer fpoedig de kisten openbreekt, 
de fpaa in de /yken fteekt (ik heb het 
zelf gezien), en de noch-naauwlyks 
verrotte lichaamen onder de kluiten weg- 
bergt; dit gaat zelfs zoo fchandelyk, 
dat, voor eenigen tyd, een bleekers- 
hond van zeker Kerkhof, met een doods- 
hoofd, waar al het vleefch noch aan was , 
in den bek ‘er mede door de Stad liep, 
het geen onder het gemeen eene groote 
opfchudding, en dat niet zonder rede, 

ver- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. ‘125 


veroorzaakte. «Geen wonder dus, dat 
het geringfte. volk zelfs ‘er niet gaar- 
ne hunne, dooden begraaft: wat doch 
is ’er{chandelyker, en verachter, dan met 
JESABEL na zynen dood van de hon- 
den gevreeten te worden. Ik zelf heb, 
op het Reinsburger Bolwerk te Leiden, 
daar de beenen en fchenkels by honder- 
den open lagen, meenigmaalen gezien, 
dat de honden aan dezelve knaauwden; 
daarze zoo hoog lagen, dat als men de 
bekoorlyke Cingels rondwandelt , de 
doodskoppen boven het Bolwerk uitftee- 
‘ken. Myns bedunkens was het beter, 
dät men dezelve in een knekelhuis ver- 
borg; of dewyl ’er geene knekelhuizen 
op veele Kerkhoven zyn, dezelve on- 
«der de aarde verborg: want het oprich- 
ten‘van been: of knekelhuizen zou mis- 
fchien veroorzaaken, dat het begraaf- 
geld voor den gemeenen man verhoogd 
‘wierd. Hier by koomt noch , dat op 
fommige Kerkhoven geene veilige rust- 
plaats is voor de dooden , maar doorde 
‘greetige liefhebbers der.nuttige Ontleed- 
„kunde fomtyds , offchoon tot een prys- 
„waardig oogmerk, graffchenderyën be- 
gaan worden: want men heeft, in fommige 
Steden, geen goede inrichting, om aan 
deliefhebbers der Anatomie de vereisch- 
te 


126 CORNELIS TERNE, OVER DE 


te lyken te verzorgen , waarom de Kerk- 
hoven ook fomtyds die graffchennis on- 
dergaan. Ik zoude hier over my verder 
kunnen uitlaaten , maar, dewyl ik - zel- 
ve een groot lief hebber der Ontleedkun- 
de ben, zoo zal ik hier van ftilzwygen: 
genoeg dat wy aangetoond hebben, dat 
door gebrek aan wel ingerichte Kerkho- 
ven, buiten de Steden , de begravenis- 
fen in de Kerken blyven ftandhouden, 
en ook zullen duuren , tot dat men 
daar in voorziet. 

Deeze gewigtige oorzaak moet geheel 
en al door den Souverain,de Magiftraaten 
en Overheden weggenomen worden, 
en dan zal bet begraven, buiten de Ste- 
den, op opene Kerkhoven, gemaklyk 
in het gebruik koomen : mits men zorgt, _ 
dat de onkosten niet te hoog loopen. 

’Er moeten Kerkhoven buiten de Ste- 
den aangelegd en gefticht worden, om 
‘er de dooden op te kunnen begraven; 
en dit zal een gefchikt middel zyn „ om 
de begravenisfen , in de Kerken en Ste- 
den, te doen verminderen en allenskens 
geheel en al te doen ophouden. Welk 
ruim veld voor U , Machten der Aar- 
de! om heil over uwe Ingezeetenen uit 
te ftorten? Hier hebt Gy eene fchoone 
gelegenheid, om uwe nuttige Burgers 

we- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 127 


wezenlyk dienst te doen, en met de 
daad te toonen, dat gy waare Vaders 
des Vaderlands zyt. 

Wel aan dan dierbaare Overheden en 
verftandige Magiftraaten , laat dit voor- . 
ftel uw welgevallen. 

Sticht welingerichte Kerkhoven , bui- 
ten de Steden: wy zullen, zelfs zonder 
bevel, onze dooden en ons zelven ‘er 
laaten begraaven; 5 maar Zulks immersis , 
zonder dat ‘er behoorlyke, en een ge- 
noegfaam getal begraafplaatfen zyn , bui- 
ten de Steden, niet mogelyk , en belet 
verftandige Burgers ‚om in deezen het 
Vaderland nuttig te zyn. 

Verftandige Regeerders aan U, aan 
U, Goden der aarde! is de gewigtige 
post aanbevoolen, om voor de gezond- 
heid, veiligheid en welvaart van uwe 
Ingezeetenen te zorgen: deeze hebben 
alles veil, hun goed en bloed , omuwe 
Grootheid en Achtbaarheid niet alleen 
te bewaaren, maar ook om onze Re- 
publykaanfche Stadhouderlyke Conftí- 
tutie te beveiligen. Maar zoekt gy 
ook, om, door het vernuftig aankwee- 
ken van uwe Ingezeetenen, de ver- 
grooting van Lands en Stads inkoomften 
te bevorderen, als het gefchikfte mid. 
del, om de lasten en inposten niet te 

7 hoog 


128 CORNELIS TERNE, OVER DE 


hoog te doen fteigeren. Overheden! 
U is immers de fchadelykheid en onge- - 
öorloofdheid van het begraven in de 
Kerken volkomen bekend, Wie zal hier 
aan, die een aas gezond verftand bezit, 
in het minfte twyffelen , Weinige zullen 
“er zoodanige zyn5 en noch minder, 
die 'er openlyk mede voor den dag zul- 
len koomen. Dit nu-te erkennen en 
bekennen ; en nochtans huiverig te zyn, 
om zoodanig eene fchadelyke gewoonte 
niet te verminderen en te verbeteren „ 
zou ftrydig zyn met de verpligtinge van 

een recht geäart Regeerder, 
leder menfch is verpligt, het alge- 
meen welzyn der Maatfchappy , waar 
van-hy een lid is, zoo veel te bevorde- 
ren, als. hem mogelyk is; en die hou- 
den wy voor eenen goeden Burger , wel- 
ke het zyne vrolyk achter laat, om het 
algemeen welzyn te bewerken. Hoe 
veel te meer is het derhalven de pligt 
van een Overheid , om door zyne magt, 
gezag en gezond verftand alles toe te 
brengen, wat tot welvaart en behoude- 
nis der. braave Íngezeetenen kan vers 
ftrekken ? Ja het is de heilige pligt van 
alle Vorften en Regenten, om al hun 
vermoogen en kragten in te fpannen, 
om het algemeen welzyn te bewerken, 
ZOOo 


BECRAVINGE IN STEDEN ENZ. 129 


zoo veel hun mogelyk is; en alles aan 
te wenden “om de volmaaking der Bur- 
gerlyke Maatfchappy te begunítigen.…— 
Noch. Vorst, noch Overheid , noch 
Burger mag een byzonder belang voor 
het algemeen trekken; de Vorften en 
Overheden zyn alleen grooter en ge- 
lukkiger dan de geringfte hunner onder- 
daanen of Burgers, wanneer zy meer 
het algemeen welzyn betracht hebben, 
dan de Burgers konden doen. Daar nu 
het algemeen welzyn vordert, dat de 
gezondheid der Ingezeetenen behartigd 
worde ; en daar de gewoonte, omde ly- 
ken binnen de Steden en Kerken te bee 
graven , eene bekende en beweezene oor- 
zaak is, om fchadelyke Ziekten voort 
te brengen en te verflimmeren : Zoo moe- 
ten derhalven verftandige Overheden aan 
de Stem der braaven gehoor geeven , wil- 
Yen zy in dit geval het algemeen welzyn 
bewerken, door gelegenheid te geeven, 
dat deeze nadeclige oorzaak, uit hunne 
Steden en Kerken weggenomen wor- 
de ; en dit heilzaam oogmerk zal bereikt 
worden , indien de Overheden (wier post 
het alleen is) , buiten de Steden goede en 
wel ingerichte Kerkhoven of Begraaf- 
plaatfen oprichten. En deeze moeten 
van verfchillende foorten , buiten de 
XII DEEln Ï Ste- 


_ 


130 CORNELIS TERNE, OVER DE 


Steden , op ordre van de Overheden, 
ten koste en tot voordeel van de Ste- 
den en Kerken worden aangelegd, zoo 
voor aanzienlyke Burgers als voor ge- 
ringere Ingezeetenen: op dateen ieder, 
naar evenredigheid van zynen rang , ver- 
dienften en vermoogen , deftige Begraaf- 
plaatfen kan bekoomen. De Begraaf- 
plaatfen moeten zoodanig , buiten de Ste- 
den, aangelegd worden , dat 'er niet het 
vruchtbaarfte gedeelte des lands, maar de 
onbewoondfte en onvruchtbaarfte plaat- 
fen toe uitgekozen worden; zoo nochtans 
dat elk teffens overtuigd zy, dat de Iy- 
ken voor Graffchenders en de greetige 
handen van Ontleedkundigen beveiligd 
zyn. Dewyl men thans zoo prachtig en 
met kostbaarheden niet begraaft, als in 
voorige eeuwen, zoo heeft men niet te 
duchten, dat, om de fchatten , welke 
wel eer by ATTILA EN KAREL DEN 
GROOTEN gevonden werden, Graffchen- 
dery zal plaats hebben , maar wel dat Cnt- 
leedkundigen zich hier aan vergrypen. 
Altoos heeft men het berooven der gra- 
ven, als een heiligfchennis , geftraft: 
men kan hier over nazien den beroemden 
LE FRANK VAN BERKHEY, in Zyn 
Natuurlyke Hiftorie van Holland , der- 
de Deel, derde Stukje, bladz. 1811 en 
WEES Ie, 1812 3 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. I3I 


r8re; alsmede strccaMmaA. De Wert- 
ten, tegen de Graffchenders ingericht, 
in de keuren der Steden te vinden, bil- 
Iyken wy: maar, ons bedunkens, be- 
hoorden oek de Overheden aan de lief- 
hebbers der Ontleedkunde eene betere , 
gelegenheid te verzorgen , om die nuttige 
Kunst te exerceeren: dan zouden de 
graven geen, ten minften minder ge- 
gevaar loopen van plunderinge te onder- 
gaan; en de wetten vervielen van zelve, 
en de Burgers zouden daar voor niet 
hebben te vreezen, 

„De plaatfen buiten de Steden , tot be- 
_graafplaatfen uitgekozen zynde, zoude 
men dezelve met eenen hoogen gemet- 
felden muur dienen te omringen; waar 
by men de wooningen van de Doodgra- 
vers, met zyne knegts, moeste plaat- 
fen, gelyk men in Amfteldam, Leiden 
en andere Steden gemeenlyk de huizen 
der Doodgravers by de Kerkhoven vindt. 

Sommige Kerkhoven konde men def- 
tig aanleggen: met gemetfelde graven en 
kelders voorzien ; en met zerken dekken 
en grafnaalden vercieren, gelyk ook met 
een aanzienlyken ruimen ingang en een 
prachtig yzeren hek : Mundus vult decipì ; 
men konde derhalven de belaclilyke wee- 
reld wat vergulden. De andere Begraaf- 
|) plaat- 


\ 
En 


132 CORNELIS TERNE, OVER DE 


plaatfen, voor geringe Burgers, konde 
men even als deeze maaken ‚maar zonder 
zerken of, gemetfelde. „graven. Het 
veld, dat men daar toe uitkiest, moet 
ruim en groot zyn , naar evenredigheid. 
der Steden, op dat men tot geene te vroe- 
ge fchudding genoodzaakt worde; ook 
ware het te wenfchen , dat overal, ge- 
lyk te Amfteldam, verboden wierden, het 
begraven met eiken kisten: -dewyl het 
vuurenhout fpoediger verrot en te ge- 
Iyk met de dooden verteerd is. „Men 
diende zoo groot eene plaats uit te kie- 
zen, en zoodaanig een orde te hou- 
den, dat binnen. twaalf. jaaren geene 
fchudding noodig was: dan zou men 


de noch onbedurvene planken zoo niet: 


zien pronken op de bolwerken , dat waar- 
Iyk aanftootelyk is—- Men heeft in 
het aanleggen der begraafplaatfen voor 
den geringen Burger vooral in het oog 
te houden, dat zy eene aanzienlykever- 
tooninge hebben: het Papegays - Kerk- 
hof te Leiden is fraay aangelegd. Mis- 
{chien was het niet kwaad, dat een en- 
kelde tusfchen muur de beide begraaf- 
plaatfen voor ryken,en armen van een 
fcheidde: want als de ryken en geringe 
Burgers, op een en het zelfde open veld, 
begraven worden; ener, geen onder- 


fcheid 


Ë 


BECRAVINGE IN STEDEN-ENZ, 133 


fcheid gemaakt wordt, als dat op. de 
eene zerken leggen, en op de ändere 
niet, zoo kan het gemeen ‘er niets te= 
gen hebben. Vooral moet men even- 
wel in acht neemen , dat men geen haa- 
telyke plaats, om een Kerkhof aan te 
leggen, uitkiest, welke reeds onder het 
| vooroordeel by de menfchen legt: het is 
bekend , dat op het Palmkerk-hofte Am- 
fteldam weinig dooden begräven wor- 

den, alleen om dat het geteekend ftaat 
metden naam van het Varkens-kerkhof. 
Als men iets nieuws invoeren wil in een 
Republyk , dan moet men het de Bur- 
gers weeten fimaaklyk te maaken. 
Misfchien zegt men, het zal zeer. 
moeijelyk zyn, om, in groote Steden, 
de „dooden buiten té begraven; en’het 
vervoeren, of draagen der Iyken met 
zeer. veel ongemak vergezeld gaan? Ik 
beken, het zal iets moeijelyker Zyn; 
maar heeft die zelfde moeijelykheid in 
Engeland, Duitfchland en Frankryk ook 
geen plaats? En evenwel begraaft men 
aldaar buiten de Steden, en niet in de 
Kerken, immers niet voor het grootfte 
gedeelte, En wart -Zwaarigheid: al ís 
eene zaak iets moeijelyker, als het maar 
voor het algemeen wel Zyn nuttig zy , dan 
is zulks te ‘beiven re koomen jd wie is 
Eg Zoo 


154 CORNELIS TERNE, OVER DE 


zoo liefdeloos tegen zyn Vaderland , om 
zich eene geringe moeite niet te troos- 
ten, als het om heilzaame oogmerken 
te bereiken, noodzaaklyk Ba DE 
moeite is niets, de zaak ís maar alleen, 
of de Overheden het begraven buiten de 
Steden al of niet be sounttie gen. —— Doch 
laaten wy-de grootfte en volkrykfte Stad 
van geheel Nederland, tot een voor: 
beeld neemen, naamlyk Amfteldam, 
myne wieg en baakermat 3} en onderzoe- 
ken, of het begraven, buiten de Stad, 
wel eenige noemenswaardige moeijelyk- 
heid zoude veroorzaaken—- Alle de 
Kerkhoven zyn digt by de poorten 
gelegen, het zou dus weinig verfchil- 
len. als men dezelve buiten de poorten 
verplaat{te. 
Indien men, by voorbeeld, het An- 
tonie-Kerkhof buiten de Weefeper-poort 


verplaatfte; het Leidfche Kerkhof kon” 


men gevoeglyk daar thans de boomen 
faan, buiten de Leidfche-poort verleg- 
gens bet Carthuifer-Kerkhof (dat des Zo- 
mers.altoos een ondraaglyken ftank ver- 
oorzaakt,en.een geeftl is voor de buuren, 
welke daar. kort by woonen, zoo dat 
zy fchroomen, om een venfter opente 
zetten; terwyl voor eenige jaaren, toen 
men in Amfteldam veele rot-koorfen 

oil hadt, 


k 


_r 


« 


Á 
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 135 


had, dezelve in dien omtrek het eerst 
ontftonden , als mede buiten de Stad aan 
de Bleekeryén , ‚waar dezelve ook het 
kwaadaardigfte waren) „ konde men ver- 


voeren buiten de. Zaagmoolens-poort ; 


het Palm-Kerkhof en de andere zoude 
men ook gemaklyk naar buiten kunnen 
verleggen. 

Alle ‚deeze verplaatfingen der Kerk- 
hoven zoude eene zeer geringe moei- 
te zyn, om de lyken verder te draa- 
gen. Om de Burgers van de Eilanden 
te gemoet te koomen, konde men aan 


het einde van Wittenburg ; alwaar een 


zeer-groot ledig veld is; of aan het ein- 
de van’ Funie ,. dat misfchien beter is , 
en minder gevaarloopt,om overftroomd 
teworden, gevoeglyk een begraafplaats 
oprichten; en om de Ingezeetenen van 
het Bikkers Eiland , den Haarlemmerdyk 
en daar omtrent woonende, te gemoet 
te-koomen , konde men voorby de Moo- 
len-van-de Varvanger, of daar omftreeks 
een ruim en aanzienlyk Kerkhof -ftich- 
ten. Deeze plaatfen zyn zoo goed, als 
buiten de Stad te reekenen ; en aande 
Ykant gelegen „en byna onbewoond, 
alwaar „de rollende winden den vuilen 
ftank „wel zullen verdryven. 
En in,fteede van de graven inde Ker- 
14 ken, 


\ 


T56 CORNELIS TERNE, OVER DE 


ken, ‘voor de lyken der aanzienlyken, 
zoude men aan elke hoofdpoort een 
wel ingericht Kerkhof kunnen aanleg- 
gen, en dezelve aldaar , met een orden- 
telyke en eenvoudige ftatie, begraven: 
wanneer deeze ftinkende aasfen de leden 
der Gemeente niet meer zouden ver- 
giftigen, en afkeerig van de Kerken 
maaken. Men zoude ook met een of 
meer. jagten, als de weg al wat ver 
was ; de dooden kunnen begraven „ge- 
Iyk te Leiden zeer algemeen in gebruik 
is. Ook zoude men, even als in fom- 
mige Steden van Duitfchland, met een 
Iykkoets kunnen begraven, alwaar de 
draagers naast of terzyde van het Iyk 
zitten: op die wyze heb ik zeer dik- 
wils gezien, dat, in de zeer bloeijende 
Academie Stad Straatsburg, de dooden 
buiten de poorten gebragt werden. In 
andere Steden van ons Vaderland zyn 
de Kerkhoven ook al digt by de poor- 
ten, óp de fchanfchen, of bolwerken; 
en konden dus gemaklyk naar buiten 

verlegd worden. 
Maar veel ligt denkt men, wat zal 
het oprichten van Kerkhoven buiten de 
Steden baaten: 'er-zyn noch zeer veele 
gewichtige oorzaaken by de Overheden 
en Burgers aan tetreffen, waar door die 
na- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 137 


nadeelige eewoontceifi deeze Republyk 
blyft ftand grypen? Ik ftem zulks gree- 
tig toe; maar het is ook tevens waar , 
dat; als ’er buiten de Steden goede en 
welingerichte Kerkhoven aanweezig wa= 
ren, dat veele weldenkende menfchen 
‘er gebruik van zotüden maaken. Te 
Leiden; hoe drukkende ‘ook aldaar het 
buiten’ besra ven ís, nochtans zyn zeer 
veele Burgers voor het besraven op de 
Dorps:Kerkhoven; en‘van de vyf hon- 
defd:béjdarde Iyken , worden ’er byna 
hönderd derzelve buiten de Stad gebrast 5 
en dat zulks niet meer gefchiedt, “isniet 
(gelyk men verkeerd opgeeft) aan ‘de 
wilder: Burgers toe te-fchryven , mâar’ 
aan eene verkeerde Staatkunde , welke 
fommige Overheden bezielt: doeh daär 
van {tr aks nader. 

Daar en boven als Magiftraaten -Be- 
graafplaatfen buiten de Steden opgericht 
hebben „zoo zyn zy, indien de Bür- 
gers aldaar niet willen begraven, on- 
fchuldig aan de kwaade gevolgen; dät: 
geen plaats heeft, als zy door hun ver- 
zuim de oorzaak zyn, dat de Ingezee- 
tenen in hunne wanbegrippen blyven vol- 
harden, in hunne afgodery voortvaa- 
ren, en dertig; veertig, vyftig of meer. 
jaaren ‘hunnen Naasten {chaden en leed 

15 toc 


i33 CORNELIS TERNE, OVER DE: 


toe brengen, ja, mag ik my dus uitdruk- 
ken; een hälve of heele eeuw na hun- 
nen dood, anderen dooden. 

Geëerde Regenten! uwe Vaderlyke 
zorge , voor het welvaaren uwer Bur- 
geren, is uw verhevendst cieraad en 
heilige pligt; en daar de Natuur den 
Mensch niet anders tocftaat gelukkig te 
worden ; dan in zoo verre hy zyne plig- 
ten betracht , en het algemeen geluk helpt 
bevorderen: zoo moet uwe grootíte 
zorg. zvn, hoe gy welvaart en heil aan 
uwe Ingezeetenen zult te weeg brengen 5 
en zy zyn reeds veroordeeld, welke on- 
verfchillig zyn in het betrachten van 
eenen pligt, welke zulk eenen verbaazen- 
den invloed heeft op de gezondheid der 
Ingezeetenen. … 

‘Aarzelt dan toch niet langer. Overhe- 
den, om Begraafplaatfen buiten de Ste- 
den op te riehten „ en weigert niet langer 
eene; veilige plaats, om den fchoonen 
Godsdienst, zonder gevaar , uit te oef- 
fenen. … Hebben: rechtgeäarde Burgers 
Iyf en leeven , goeden bloed , veil voor 
Vorst, Overheden en ’t dierbaar Vader- 
lands. en zouden dan de Hooge Mach- 
tender Provincien langer bedenking maa- 
ken ‚om eene fchadelyke en fchandely- 
ke gewoonte „ welke eene gezonde Staat- 

kun- 


nd 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 139 


kunde veroordeeit, die tegen de Rede 
en Natuur aandruist; enden waaren 
Christelyken Godsdienst bezoedelt, en 
het Ongeloof in de hand werkt, niet te 
keer gaan en den bodem in flaan; dat 
Zy verre. — Neen volk van Nederland 
uwe Burger-Vaderen zullen in dit ftuk 
niet BREE onverfchillis zyn, maar vol- 
vaardig den wenfch der braaven en ver- 
ftandigen vervullen, en, het algemeen 
welzyn helpen bevorderen. De gezonde 
Rede, Natuur, Godsdienst en het alge- 
meen Belang eifehen volftrekt „dat geene 
dooden, binnen de muuren der Steden 
en Kerken, begraven worden: en wie 
een vyänd van deeze vier heilzaame ge- 
leiders toont te zyn, is den namun. van 
Burger onwaardig, en hoe veel te meer 
die van eenen waardigen Regent, wiens 
post het is te zorgen, dat de.plaatfen , 
ter. Godsdienst gefchikt, veilige Choo- 
ten Zyn, om van.geen gevaarlyke ge. 
breken. of rampen getroffen te ‘worden, 
welke men verftandig had kunnen voor- 
koomen. Wat beweegt u dan noch Re- 
genten! om den hartelyken wenfch der 
braaven in den Lande niet te vervullen, 
door Kerkhoven buiten de Steden op 
te richten ? Waar naa getoefd: of moe- 
ten dé droevige gebeurtenisfen „ ons aan- 


ge- 


Î4O * CORNELIS TÊRNE, OVER DE 


seteekend inde Comm; de rebus & Scient, 
dn Med. Gest. Tom. ao: by PARÉ , pag. 638. 
in hêt journal des Scavans, dû. 1754. 
in, ”t Hamburger. Magazyn, Tom. 25 în 
‘2 Londonfche Magazyn, 1752 5 Dy UNZER ; 
VAN CLEEFF en andere Schryvers 
meer, ons dierbaar Vaderland ook zoo 
ellendig teístêren’,. als andere Landen en 
byzondere perfoonen, tot hun nadeel 
Ondervonden hebben? Is het niet ge- 
noeg, dat alle Geneeskundigen uit eenen 
mond de fchadelykheid. ’er van erken- 
nen? Dit een DIEMERBROEK, een 
Str vrus eù anderen, het opwa ker en 
der Epidemisfche Ziekten hier door on- 
dervonden hebben; en de befinetting 
der Kinderpokken in groote Steden ge- 
duurig fporadi/th woeden , door het be- 
graven der befmette dooden in de Ker- 
ken, ‚ welke hun fyn Miassa aan de Kerk- 
gangers, mede“ deelen. Myn groote 
Meester, de onfterflyke G. VAN DOE- 
VEREN (wiens vroegen dood ik myn 
leeven lang zal betreuren), was van ge- 


voelen’, dat door het begraven der bet 


fmette ‘lyken in de Kerken’, duizend- 
maâl mneer gevaar voor de befmetting 
der pokken te vreezen is, dan door de 
inenting. Doch al genoeg hier van , wy 
zouden te ver uitweiden: wy wenfchent 
en 


a tin wind 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 141 


en hoopen ; dat recht, geäarte Regenten 


zullen voorkoomen „dat die gebeurte- 


nisfen van andere landen by ons niet kun- 
nen. gebeuren. ; 

Dewyl nu het oprichten van Begraaf- 
plaatfen „buiten de Steden, ons die vei= 


. ligheid eenig en alleen verzorgen kan: 


wie twyffelt dan noch , of zulks zal ook 
door. verftandige Regenten verzorgd 
worden ; en by het opbouwen van nieu- 
we Kerken, zal door den Souverain der 
Landen belet worden „geene Begraaf- 
plaatfen in dezelve aan te leggen: Ree. 
wel het tegendeel ten aanzien van. de 
nieuwe. Kerk te Zegwaard en, Zoeter- 
meer «plaats heeft. Het fchynt, dat de 
geweldige ftank , welke onlangs in de 
Kerk ‚in het nabuurig Berkel heerfchte , 
noch niet de vereischte invloed gehad 
heeft. . Het behoud en het vermeerde- 
ren der Ingezeetenen is nochtans van te 
veel belang, voor ons dierbaar Vaderland, 
om geen-middel te omhelzen en goed te 
keuren, dat aan het zelve dienftig iS. 
CICERO, als hy voor, de belangen 
van Romen {prak , vondt het woord /4- 
derland zoo,verheeven en fraay , dathy 
het geduurig in den mond hadt. Ach 
Vaderen des Vaderlands ! laat ik het 
woord Vaderland ook. gebruiken , om 
voor 


IA2 CORNELIS TERNE, OVER DE 


voor de belangen van het Vaderland en de 
gezondheid van elk Ingezeeten te fpree- 
ken: richt Begraafplaatfen op , buiten 
de Steden, om de veiligheid van elk te 
verzorgen , en het beste van het Vader- 


land te weeg te brengen. ‘Het Vader-. 
land heeft cr belang by : en het Vader- - 


land is een heilig woord. Een zeker 
fchryver zegt, het is een Godheid, die 
alles, wat men ten beste aan het zelve 
doet, dubbeld beloont.…—— Alles , waar- 
dige en geëerbiedigde Regenten! moet 
voor het algemeen” welzvn van het Va- 
derland wyken: Cari fint parentes , zegt 
CICERO, cari liberi, propingui, fami- 
liares ; fed omnes omnium caritates Patria 
vna complexa est. Wie is’er, dienoch 
befchroomd is, om aan deeze treffely- 
ke woorden van ciceRrO zyn zegel te 
hangen? Geene oorzaak derhalven kan 
‘er zyn, om onze pd. binnen de 
muuren der Steden e {luiten, dewyl de 
welvaart van °t lieve Vv aderland ’er door 
gevaar loopt: en met die fchadelyke, 
en waarlyk affchuwlyke gewoonte, om 
de dooden in de Kerken te begraven, 
af te fchaffen, zullen niet alleen ziekten 
afgeweerd worden, maar ook zullen de 
Christelyke en zedelyke deugden die- 
pere wortelen fchieten, en het ongeloof 

en 


B 
TE Ide Ei den ie 


jen 


Perte 


BEGRAVINGE IN- STEDEN ENZ. 143 


en een meenigte bygeloovige; valfche 
en afgodifche. ondeugden en gewoon- 
ten uit ons Vaderland werdelgd worden. 
welke zoo vaak by-het begraven der 
dooden plaats hebben— Doch laat ons 
verder gaan. 


‚Een derde „en niet mingen pigtige oorzaak , 


waar aan het begraven în de Steden en 
Kerken zyn oor /Prong verfèhuldigdis , en 
ook noch door blyftflandhouden , is te vin- 
den in de voordeelen » welke er de Steden 


of liever de Kerken wit trekk 


Deeze oorzaak is zoo adve dat 
alle Schryvers, welke zich tegen het be- 
graven in de Kerken verzet hebben ‚ de- 
Zêlve als een der voornaamfte. hebben 
aangemerkt, waarom de Regenten van 
ons Vaderland het begraven in de Ker- 


ken niet hebben afwefchaft. Men kan 


hier over nazien den beroemden Hoog- 


leeraar TE WATER, in het vierde deel 


van het Zeeuwfch Genootfchap „bL687, 
638 en 639; den voortrefllyken Hoog: 


Teeraar KrLurr, in zyn uitmuntende 


Inweijings reden voering, bl. 45, 46 enz. 
een werkje dat nimmer genoee door 
Overheden en Burgers kan geleezen wor- 
den; HOFFMAN,i7 Comment, Sur.Can, 
de Coemet: ex Ürbivus tollendis , pag. 63. 
en andere uitmuntende Schryvers meer. 


Trou- 


144 CORNELIS TERNE, OVER DE 


‘Trouwens uit begeerte, om de Kerken 
voordeel toe te brengen , heeft men niet 
alleen het begraven in dezelve ongehin- 
derd toegelaaten en begunftigd; - maar 
men heeft zelfs , ter vermeerdering van 
derzelver inkoomften , alles in hetwerk 
gefteld , wat mogelyk is, om het be- 
graven , buiten de Steden, bezwaarlyk 
en voor minvermoogenden onmogelykte 
maaken. Om nu niet uit te weiden in 
ecne aanwyzinge „, wat al middelen, ter 
bereiking van dit oogmerk , zyn.uitge- 
dagt: zeg-ik maar alleen „dat de Hoog- 
leeraar TE waATER met het hoogfte 
recht heeft aangemerkt: dat alle Regle- 
menten , op het begraven gefteld , ten 
grootften deele uitkoomen op het on- 
derhoud en de inkoomfíten der Kerken. 
Moet (dus vervolgt die groote Voorftan- 
der van het begraven buiten de Steden 
dit onderwerp), men zich nief verwonde- 
ren, als men in een der Reglementen van 
de Stad Leiden „vanden 23 July, 1663. 
5» LEEST, 5o Niemand zal vermoogen eeni- 
“5 ge dooden te begraven, buiten deeze Stad 
> op de Dorpen „ zonder toeftermming van 
> Burgemeesteren ‚dewelke ptn zorge 
53 draagen „ dat een REDELYKE ER- 
> KENTENIS, fen behoeve van de Ker- 

> ken, betaald worde. 
Wat 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 148 


Wat,zoude SOLON, welke het bee 
graven binnen Athenen verboodt, zeg- 
gen, als hy zulk eene wet of Reglement 
binnen het Leidfeh Átheen vondt? De 
„Romeinen ontleenden dat heilig recht 
van sOLONs en bevalen in hunne ou- 
de {praak: HEMONEM MORTUOM 
ENDO-URBED NEI SEPELITOD;3 
‘tgeen CICERO in de befchaafder {preek= 
trant; van. zynen tyd uitdrukte: Ho Mm 1- 
NEM-MORTUUM IN URBE NE SE: 
Did MOij 

Wat, zoude Keizer HADRIANUS 
over zoodanig eene Staatkunde gebelgd 
Zyn, wiens Staatkunde zoo. zeer. van de 
onze verfchilde:: want hy ftelde eene 
boete. van veertig dukaaten vcor hem, 
dieseenlyk binnen de. Stad begroef, «en 
een-gelyke boete voor. de Magiftraaten ; 
welke zulks gedoogden; en hier fchynt 
men op die fchadelyke gewoonte. zoo 
verliefd te zyn, dat men; zonder, eene 
redelyke erkentenis de iyken niet buiten, 
de Steden mag begraven; welk eengroot 
onderfcheid! Hoe ryk zoude de buit 
niet „zyn. van Keizer, THEODOSIUS; 
als hy by ons een,derdeygedeclte kreeg 
de „goederen van de dooden. welke bin= 
nen de Steden en.Kerken begraven wor- 
den! Koning TueEOoDoRUS had nader- 


à KI DEL ° K hand 


I46 CORNELIS TERNE, OVER DE 


hand eene heilzaame wet gemaakt: datal 
wie binnen Rome een lyk begroef, hy het 
vierde deel zynerbezittingen zoude ver- 
liezen 5 en zoo hy niets bezat, met ftok- 
ken ter Stad zoude uitgeflagen worden. 
Wat zou Koning THEODERICUS, 
die wyze Vorst een groote fomme gelds 
hebben kunnen innen, of een meenigte 
{tokflagen hebben uitgedeeld , als onder 
zyn gebied, zoo veele menfchen in de 
Steden waren begraven geworden, als 
daaglyks by ons gefchiedt. Ik laat aan 
de Overheden, het Genootfchap en 
oordeelkundige Leezers over, om te 
beflisfen , welke wet de beste zy; en 
welke het best met den welvaard, de 
gezondheid en behoudenis der Ingezee- 
tenen overeenkoomt, en op de verftan=- 
disfte redenen, gezonde Staatkunde en 
zuiveren Godsdienst het meest gegrond 
is: de boete, het dreigement van ftok- 
flagen , als men in de Stad Rome begroef; 
of die redelykeerkentenis , welke men te 
Leiden afgevordert , en op het uitvoeren 
der Lyken gefteld heeft. Ik voor my 
geloof , dat ’s Konings ftrenge wet een 
voortreflyk middel was, om de ftank 
der dooden uit de Steden en Kerken te 
weeren, en tevens diende ter afweerin- 
ge vaneen oceäan van ziekten ; en de an- 
de- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. i4? 


dere wet in tegendeel een middelis, om 
het begraven buiten de Steden te ver- 
hinderen; -moeijlyk te maaken en bui- 
ten gebruik te houden. Deeze zoo re- 
delyke erkentenis , op het uitvoeren der 
dooden -gefteld; is nochtans als eene 
Wet van Perfen en Meden , byna in de 
meeste Steden onzer Provincien ,aange- 
nomen; en heeft waarfchynlyk “meer 
invloed op de gezondheid en fterflyk- 
heid der Ingezeetenen, dan men denkt. 
Doch niettegenftaande deeze Wet heeft 
men even wel, en dit zy. tot roem van 
veele braave Burgers gezegd, de zucht 
en liefde tot het begraven ‚op de Dorps- 
kerkhoven, niet scheel en al kunnen 
uitblusfchen. Om maar by de Stad Lei- 
den te blyven: het is algemeen bekend; 
dat veele Ingezeetenen , en voornaam- 
yk die, welke tot de geringe burger- 
‚ ftand behooren, en noch tot Ryken 
noch tot Armen te brengen zyn, zoo 
door het oprichten van beurfen , alsan- 
derfins zorgen voor een eerlyke begrae 
venis; en om dat de Bolwerken ‘der 
Stad by veelen in geen goeden naam zyns 
dat zeldfaam is in een Academie Stads 
inzonderheid als ‘er vooreen lief heb- 
ber der. Anatomie geene gelegenheid 
is, om lyken te bekoomen, dan door 
K 2 graf. 


‘148 CORNELIS TERNE, OVER DE 


graffchennis: ‘hier om ishet, dat zeer 
veele menfchen hunne dooden, met 
één of meer tent-fchuiten gewoon waren 
te begraven op het Kerkhof te Leider- 
dorp, of op het sewyde Kerkhof te 
Oestgeest, te Warmord, of te Voor- 
hout; en zich gulhartig en bereidvaar- 
dig getroostten , die redelyke erkentenis 
van: vier Gulden en negentien Stuivers 
te betaalen. … De meenigvuldigheid der 
Ivken, welke te. Leipzig begraven wer- 
en, moet zekerlyk invloed gehad heb- 
ben op hetinkoomen der Kerken , of den 
“_ontfang > der Kerkmeesters: want Zer 
ewamen bittere klachten aan den Hertog 
van: Saxen te- Leipzig „in het jaar. 1536, 
“dat, door het begraven buiten de Stad; 
de Vigilten:, Miisfen en andere voordee- 
ten ‘der Geestelyken merklyk vermin- 
derden, ja byna ophielden; ‘er moet 
zekerlyk ter Leiden aan hunne EDELE 
GROOT ACHTBAARE ,; ook zoo iets 
voórgekoomen zyn: althans men heeft 
goedgevonden. (misfchien protempore), 
in het jaar1731 , dieredelykeverkentenis 
acht Gulden te verhoogen: zoo dat 
voor den uitvoer van een 1ykethans twaalf 
gulden, en negen ftuivers moet betaald 
rde en daar mede heeft men mis- 
Ì fchien 


| 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 149 


fchien getracht, het begraven op de 


Dorps-kerkhoven te verminderen? 
Het zoude althans niet te verwonde- 


ren zyn, dat’erherbegraven , op de bui- 


ten Dorpen, geheel den-bodem door 
ware ingeflagen: dewyl, nu «de geringe 
penningen van de beurfen niet toerei- 
kend zyn, omde kosten: ‘van een ‘eer- 
Iyke begravenis goed te maaken, entef= 
fens eene armoedige weduwe met haare, 
vaderlooze kinderen een gering treurge=. 

waad te verfchaffen: want ,die,zoa ge- 
naamde redelyke erkentenisis niet älleen 
eene bezwaaring; maar hier kooimt noch 


‚by; ‘dat. menfchen ;> die'-een ; ambt; of 
‚een eigen huisje hebben; of-anderen, 


welke onder eenige. Clasfis‚behooren, 
niet «alleen. de fom vanrde Clastis „ on- 
der, welke zy forteeren „in de Stad moe-: 
ten betaalen „ maar ook opdie: plaats al- 
waar. het yk begraven, wordt. „Een ar-: 
me Geleerde, by voorbeeld „die een Gra-: 
dus heeft, offchoon-de totten ‘van hon=: 
ger in zyn huis fterven „moet zoo! wel 
eenendertig Gulden en negen: Stuivers! 
Clasfisgeld betaalen , als een “Ryk man 
die millioenen bezit: uitgezonderd, dat 
het zegel van deezen , tot de Ceel, tien. 

Gulden hooger moet zyn. 
Ik weet wel, dat als onvermoogende 
K 3 ge. 


150 CORNELIS TERNE, OVER DE 


gepromoveerden zich by hunne Overhe- 
den aangeeven , abolitie kunnen bekoo- 
men: maar hoe hard zulks valt voor 
menfchen van eer en verdienften, om 
zoodanig eene -abolitie te verzoeken , 
geef ik ‘alle gevoelige harten in beden- 
king. 

Wy kennen verftandige mannen , wel- 
ke om die abolitie gevraagd hebben, en 
ook verkregen , om hunne kinders pro 
Deo te begraven; maar wy kennen ’er 
ook, die, om hunnen nood te verber- 
gen, hunnen eenigften rykdom van boe- 
ken verkochten. 

Hier uic blykt genoegfaaam , dat die 
bezwaaren , welke met het begraven bui- 
ten de Steden vergezeld gaan, de oor- 
zaaken zyn, dat het begraven i in de Ker- 
ken en Steden ftand houdt. Hetis zelfs 


te verwonderen, dat in het gepasfeerde” 


jaar 1785, van de 391 bejaarde dooden , 
noch achtenfestig buiten de Stad Leiden 
sebragt zyn: hebbende de verhoogde 
redelyke erkentenis 544 Gulden opge- 
bragt. Ja men kan thans byna voor 
denzelfden prys een lyk in de Kerk te 
Leiden begraven, als buiten op een 
Dorps-kerkhof ;- zelfs al wat op deeze 
begravenisfen loopt, wel berekend zyn- 
€, Zoo zullen die kosten eer meer 

dan 


| 
| 


We 


‘sLands recht met Zegel naar 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 151 


dan. minder zyn. Ik zal hier een Iyst 
byvoegen van de onkosten der begraves 
nisfen, op twee Kerkhoven buiten de 
Stad, waar het meest begraven wordt: 
zoo als dezelve my ter hand gefteld zyn 
geworden. 


Te Leiderdorp op het Kerkhof loo- 
___pen de volgende kosten: 


Het Grafmaaken - O5 
Het Graf, Klokluidenen Kleed 5:11:o0 
De Dorps-draagers - - 4“10:0 
De Klokluider en Weeskin- 

deren … - = - =O 45 
De Grafmaakers - A ok 
Op het Stadhuis te Leiden 1250, 
De Schryver aan de Poort Os 


O OQ eo 


de Clasfis 
DeSecretaris naar rato,— pro Deoo: 9:8 
Twee Jachten - - EDE Ale 


Saamen = fg: 4:8 
NB. By beflooten water 15 Stuivers 


‚meer voor het eraf. 


Te Oestgeest op het Kerkhof: 


Voor het Graf, Klokluiden en 
het Kleed - = f 6: o:o 


1 


{52 CORNELIS TERNE, OVER DE 


ie, for orò 

De Draagers -— rel 460 
De Klokluider ts sous goat 8 
De Grafimaaker rottige 1.58 
Op- het Stadhuis-voor de ruit” vie von 
voer te Leiden - - 123 ic je) 


’s Lands recht met het Zegel 
naar de Clasfis.. 

De Secretaris naar ralOs—pr0. Deo: 3: 

Twee Jachten - EE CH 0 

De Schry ver aan de Poort Ostend 


Saamen — f 20:15: 
NB. By beflooten water is het graf 
f1:16:o meer. 


) > 


Uit deeze lysten bvk, dat d biikos: 
ten aan het Landen de Städ'de voor- 
paamfte Zyn, eh dat dieredelyke erken- 
tenis een bezwaar ís , waar aan voornaam- 
Iyk de vermindering van het begraven 
der lyken buiten de Steden moet wor- 
den toegefchreven. … Dit zy hier vange- 
noeg: wy kunnen het gezegde op, alle 
Steden toepasfen, daar vok foortgely- 
ke belastingen , voor het uitvoeréh der 
Jyken naar-de Dorps: kerkhoven, moer 
ten betaald worden Sil 

„Welke nu de bes ze middelen don or 
deeze oorzaak wit den weg te neemen; en 
zE daar 


\ 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 155 


daar.door het begraven „ in desStedensen 
Kerken ‚te verminderen, of 1e Waem ops 
houden, zullen wy nu metbetamendlvke 
vrymoedigheid. onderzoeken, ‘en: met 
behoorlyk „ontzagven- eerbied voor de 
hooge: Overheid voorftelien ; zoodat 
wy-nimmer: het algemeen belang uit het 
a verliezen. 

„Deeze derde oorzaak is ZOO gewichtig; 
en “houdt het begraven in de ° Steden en 
Kerken zoodanigvin ftand ‚-dat-als-der 
zelve wierdt weggenomen, “het begra- 
ven in’de Steden en Kerken op fommi- 
ge plaatfen aanmerklvk- zoude vermin- 
deren. Ik-twyffel zelfs-niet; te verklaa- 
ren, dat als ‘er wel ingerichte Begraaf- 
plaatten, buiten-alle, Steden, ‘wierden 
opgericht , waarop men zonder‘aanmerk- 
Iyke kosten konde begraven 5 en als 
menin fommige Steden geheel em al de 
begravenisfen ontfloeg van die redelyke 
erkentenis, voor het uitvoeren van een 
lyk dat op een Dorps-kerkhof begraven 
wordt, of ‘er zoude veel meer; op. de 
Dorps-kerkhoven begraven worden,en 
het begraven inde Steden ven Kerken 
zoude-aanmerklyk afneemen. 
ov ike beken Landgenooten!-dat de in- 
koomften der Kerken gevoelig zouden 
verminderen: doch zou hieruit volgen, 

| K 5 dat 


I54 CORNELIS TERNE, OVER DE 


dat daar door de ondergang van den open- 
baaren Godsdienst en der Kerken zoude 
veroorzaakt worden, of gevaar loopen, 
om in ftand te blyven? Dit koomt my 
in het geheel niet waarfchynlyk voor: 
waarom zou men niet gevoeglyk een 
middel kunnen uitvinden, dat de Capie 
taalisten en rykfte Burgers voornaam- 
Iyk betrof, om daar uit het onderhoud 
der Kerken te verkrygen. In veele Ste- 
den hebben de Lutheraanen , „en in alle 
Steden, zeo ver my bekendvis, de 
Remonftranten , Meanoniten, KRoom- 
fchen enz. in het geheel geen voordeel 
van de begravenisfen ; en evenwel geraa- 
ken hunne Kerken niet in verval: maar 
de leden hunner Gemeenten brengen bly 
moedig de kasten op, tot hunnen opene 
baaren Godsdienst en het onderhoud der 
gebouwen. Waarom zoude zulks door 
de belyders der Hervormde Kerk-ge- 
meenfchap ook niet kunnen gefchies 
den? Ik ziegeene genoegtaame redenen, 
om dit te ontkennen; te meer daar fom- 
mige publieke gebouwen en Kerken 
noch boven andere gezindheden groote 
Capitaalen bezitten, zoo van de Graaf- 
Iykheid, als anderfins; daar en boven 
hebben eenige derzelve noch inkoom- 
ften van erfpachten , vanlanderyen, en 

hui- 


k, 
Î 
. 


beers tie tar dank. 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 153 


huizen ; van den verkoop van huizen , en 
andere voordeelen en inkoomften meer. 
Voeg hier-by, dat de Tractementender 
Predikanten van de publieke Kerken, 
in fommige Steden en Dorpen gedeelte- 
Iyk van het gemeene land, en gedeelte- 
lyk van de Steden betaald worden, ter- 
wyl alle Ingezeetenen, de Jooden zoo 
wel als de Christenen , het hunne daar 
toe opbrengen. Daar en tegen hebben al- 
le andere gezindheden en Kerken geene 
inkoomften als eenig en alleen. van hun- 
ne Geloofsbelyders; en deeze nochtans, 
(dit moeten wy bekennen), onderhou- 
den behoorlyk hunne Kerken; geeven 
hunne Predikanten aanzienlyke traéte- 
menten , en bedeelen de Armen mildelyk. 
Het zoude derhalven waarlyk te betreuren 
zyn voor den Hervormden Godsdienst, 
als deszelfs Belyders zoo weinig achting 
voor den openbaaren dienst en de Ker- 
ken hadden, dat zy tot onderhoud hier 
van, het begraven in de Steden en Ker- 
ken, volftrekt noodig zouden hebben. 
Hetis waar , andere Gezindheden hebben 
zulke aanzienlyke Kerkmeesters niet; 
en betaalen zulke hooge loonen niet aan 
Doodgravers, Kosters enz. doch zy ftel- 
len het 'er evenwel mede: al wat men 


‘er van zeggen kan, is,”dat zy noch 


Vele 


! 


156 CORNELIS TERNE, OVER DE *_ 


verkwistend noch gierig zyn: Wat hier 
van ook zyn mag, het is genoeg , dat 
wy getoond hebben , dat andere Geloofs- 
belyders, zonder het begraven in hun- 
ne Kerken, middelen gevonden heb- 
ben, om ‘hunne Kerken te-onderhou- 
den. . Die zelfde middelen en fpaarzaam- 
heid zou men, myns bedunkens , ook 
kunnen gebruiken “om de Gerefor= 
meerde Kerken te: onderhouden; en 
wie durft eraan twyffelen , vof men: zal 
‘er ook zoo wel, als by andere Gezind= 
heden; milde-Voedfterheeren ; ondere 
derhouders en. voorftandersvaantreffen. 
Dit dochis-e@n- zaak , ‘die -van zelfs» 
fpreekt, dat elk die zich tot een Kerk- 


gemeehfchap: begeeft, „tot ‘welkers in= 


ftandhoudins. zekere kosten vereifcht 
worden, „zich. ftilzwygende’ verbindt, 
tot het draagen. voor zyn aandeel in-die. 
kosten, voor zoo verre-zyn vermoo- 
gen zulks toelaat; mits alle onnoodi- 
‚ge uitgaven en verkwistingen, zorgvul- 
dig. vermyd worden, uit welke:bronnen 
die ook mogten voortvloeijen… Of zyn 
wy thans zoo verbasterd en ontaard van 
onze braave Voorouders „die niet alleen. 
hun tydiyk beftaan voor den waaren 
Godsdienst veil hadden, maar ook 1lyf 
en leeven opofferden ,om de zuiverheid 

van 


’ 


BEGRAVINGE IN/STEDENENZ. Î57 


van hunner Godsdienst te behouden? 
Neen: Landgenooten! “er mag hier en 
elders ‘een afgedwaalde-en:laauwe voor= 
ftander van: zynen Godsdienst gevon: 
den worden; maar over-het algemeen 
zal men bevinden, dat de yver voor 
den openbaaren Godsdienst veel te die- 
pe wortelen gefchooten heeft; dat de 
milde’ hand;-om de Kerken en verdere 
kosten te onderhouden, niettoereiken- 
de zoude. zyn, zonder zoodanig een 
__ftinkende goudmyn benoodigd te hebben. 
Dat niet meer door de Gemeente aan 
de Kerken opgebrast wordt, ontftaat 
fomtyds uit eene kwaade beftiering, en 
dat fommige Kerkdienaars als Vorften 
leeven: zie maar eens {ommige Dood- 
gravers: te Amfteldam; maar vooral 
wordt dit verocrzaakt , om dat de Leken 
_ denken en zeggen, de Kerk is ryk ge- 
noeg: de Predikanten worden van ’tge- 
meene Land betaald; de Kerk heeft veel 
inkoomften; en inzonderheid zegt men, 
de begravenisfen brengen „veel op aan 
de-Kerken, en dus hebben die het niet 
noodig. | 

De Lutheraanen ,  Remonftranten, 
Mennoniten en andere Belyders weeten, 
dat hunne Kerken en openbaare Geds- 
dienst niet kunnen in ftand gehouden 
wor- 


153 CORNELIS TERNE, OVER DE 


worden , dan door hunne eigene Ledes 
maaten 3; en daarom zyn zy ook gewoon ; 
mildelyk te geeven , zoo in de Collec- 
ten, als by andere gelegenheden. Ook 
weeten hunne Predikanten by de aan- 
zienlyke en vermoogende de harten te 
treffen ; om by Donatien en Testameun- 
ten aan de Kerken gelden en inkoom- 
ften te verzorgen ; waar van de Leeraars 
der publieke Kerk zoo veel geen werk 
fchynen te maaken, dat misfchien zou- 
de gefchieden, als het onderhoud voor 
hun en den openbaaren Godsdienst door 
de Leken moest opgebragt worden; of 


de voordeelen der begravenisfen niet — 


meer aanweezig waren, immers niet 
zoo hoog liepen. Maar misfchien zou- 
den de inkoomften der Kerken minder 
Iyden , dan men denkt: kon men fom- 
mige der Kerkhoven, buiten de Stad 
aangelegd, niet beftempelen met naa- 
men der Kerken, waar in men gewoon 
is te begraven? Als, by voorbeeld , het 
groote-Kerks-kerkhof, het nieuwe of 
oude Kerks-kerkhof , of het Pieters- 
Kerks-kerkhof enz, en dan dezelfde 
voordeelen ’er van neemen, als men 
gewoon ís te krygen, wanneer in dee- 
ze of geene van die Kerken begraven 
wierde; wierden al eens door eenige 

gril 


nn en nn EV 


— 


NE 


BECRAVINGE IN STEDEN ENZ, 139 


grilzieken deeze Kerkhoven voor byge- 
gaan, en de lyken naar andere Steden 
of Dorpen vervoerd, dan kon en dien- 


de men een ruime en groote fomme te 


vorderen, voor het begraven op andere 
plaatfen , ten voordeele van de Kerken, 
welke men hadde verfmaad en voor by 
gegaan. Niets doch is ongerymder , dan 
het vervoeren der dooden van de eene 
plaats naar de andere; inzonderheid is 
zulks fchadelyk, wanneer epidemifche 
ziekten woeden. Wy hebben gezien, 
dat van de eene Stad in de andere , door 
eene befmetting , de kinderziekte werdt 
voortgeplant, en ontftondt in het huis, 
daar het lyk gebragt was, waar door an- 
dere befinet werden en ook omkwamen. 
Het is derhalven ook billyk , dat verftan- 
dige en voorzichtige Overheden zulks 
beletten, en te keer gaan, ja fomtyds 
geheel en al verbieden. De kosten één, 
twee, ja driemaal te verdubbelen, voor 
den uitvoer van een lyk, zal daar toe 
een bekwaam middel zyn. Misfchien 
werpt men my tegen, dat, offchoon 
de Overheden wel ingerichte Kerkho- 
ven buiten de Steden, ten voerdeele 
van de Kerken, aanleggen: veele inge- 
zeetenen nochtans liever in de Kerken 


zullen begraven „dan op die Kerkhoven ! 
Dit 


160 CORNELIS TERNE; OVER DE 


Dit wil ik: toeftemmen ; evenwel zullen 
’ersook: duizenden gevonden worden ; 
die de heilzaame voorzorg van de Over: 
heden zullen roemen, en ’er gebruik 
va maaken; en dus zoude allengskens ; 
het begraven in de Kerken, geheel ver: 
bannen, „en „als «eene zeldfaame zaak 
aangezien. worden; inzonderheid als men 
deeze, voor den Godsdienst oneerbie- 
dige» gewoonte „ -_tegenging ‚met, het 
verhoogen van dekosten, als in de Kerk 
begraven wierde: de Overheden doch 
hebben die zelfde magt , om het begraaf 
geld in de Kerken. te verhoogen ; als om 
eene redelyke erkentenis te verhoogens 
wanneer een lyk op een buiten. Dorps- 
kerkhof begraven wordt „en daar door 
zoude ‘het begraven in de Kerken aan= 
merklyk. tegengegaan worden. Jk heb 
opgemerkt, “dat in Amfteldam;-;naar 
evenredigheid der ingezeetenen , in de 
Kerken minder begraven wordt, danin 
andere Steden: waar van ik geene rede- 
nen kan vinden, als dat het begraven, 
in de Kerken ‘aldaar, hooger in prys iss 
dan in andere Stedenz en dit ook:is de 
oorzaak ; waarom veele Lutheraanen te 
Amfteldam hunne Kerk voor by gaan 
met. het begraven; -offchoon. zy hier 
toe; by het ftichten humúner Kerk, op 

hun 


BEGRAVINCE IN STEDEN ENZ. IÓL 


hún verzoek, vryheid hebben verkree 
gen, mits zy aan de publieke Kerk te- 
vens dezelve kosten betaalen „ als of het 
Iyk in dezelve begraven wierde. 

Ja maar zal men zeggen, veele men- 
fchen hebben hunne eigene graf kelders 
en graven: hoe zal men met die eigen- 
dommen handelen? Eene kleine zwaa- 
righeid, men zou dit gevoeglyk kun- 
nen vergoeden, door de Eigenaars van 
dezelve een Graf kelder of Graf op het 


Kerkhof, van dien zelfden naam aan te 
bieden: veelen zouden zulks met genoe-= 


gen aanneemen ; eenige weinigen zouden 


er zich misfchien tegen kanten: doch 


als eens vyfentwintig en meer guldens 
het begraafgeld in de Kerken verhoogd 
wierde , dan zouden ’er maar een zeer ge= 
ring'getal overblyven , dieden koop niet 
zouden toeflaan ; en genomen ‚de Ovcr- 
heden kregen het in eens niet naar hun 


genoegen, door den tyd zou men zulks 


te: boven koomen: maar zoo als thans de 
beftiering plaats heeft, zal men nimmer 


die nadeelige gewoonte kunnen uitroet- 
jen. Daarenboven hebben wy geene 


magt, om ons tegen zulk een pryzens- 
waardige inrichting aan te kanten; maar 
wy behooren , met de wyze fchikking 
van. ONZE braave en zorgvuldige Beftier- 
XIE DEEL L ders 


162 CORNELIS TERNE, OVER DE 


ders, ten besten van het algemeen, te 
vreede te zyn. Hier koomt by, dat 
zoo men erkent, de Staaten van den 
Lande en de Overheden hebben magt, 
om de eigendommen van huizen, als 
dezelve tot een algemeen nut vereischt 
worden, tegen behoorlyke fchatting of 
kooppenningen, over te neemen: hoe 
veel te meer zyn wy dan verplicht ons 
te onderwerpen, als wy van onze graf- 
kelders in de Kerken afftand moesten 
doen, om dat deeze door de Overhe- 
den , als nadeelig voor hetalgemeen , aan- 
gezien worden. Men werpt ook tegen, 
dat het oprichten van zoodanige Kerk- 
hoven, ten koste van de Steden of 
Kerken, zoude moeten gefchieden. 
Dit is zoo: maar zullen die kosten wel 
Zoo groot zyn, dat zy niet te vinden 
zouden zyn? Misfchien konde men de 
banken en de zitplaatfen in de Kerken 
verhoogen; of dat meer zoude op- 
brengen , men konde de Capitalisten hun 
Clasfis-geld verhoogen. is het inder- 
daad niethard , dat een arme geleerde „of 
iemand van twaalf duizend gulden Ca- 
Pitaal, gelyk {taat met rykaards van ton- 
nen gouds? Zoodanig eene verhooging 
zou voorzeeker, immer op fommige 
plaatfen, aan het Land, de Stad of Kerk 

een 


k 
E 


x 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 168 


een. aanzienlyke fomme gelds kunnen 
opbrengen, ‘en een toereikend intrest 
opleveren voor het uitgefchooten Ca- 
pitaal: terwyl-zoodanig een billyke be- 


Jasting voor zeer ryke menfchen weinis 


zou beduiden, en voor het onderhoud 
van-de. Kerk zeer veel zou toebren- 
gen. En gefteld, het verlies der doo- 
den in de Kerk veroorzaakt al eenige 
fehade aan de Kerkkas: dan zullen onze 
wyze Regenten, die doorkneed ZYN, 
om minstdrukkende belastingen uit te 
denken, wel middel vinden, om zulks 
te herftellen; te meer daar ‘verftandige 
Regenten de {chadelykheid van het be- 


graven der Iyken zeer wel inzien, en 
—teffens overtuigd zyn, dat de volkryk- 


heid en gezondheid der werkzaame in- 


gezeetenen de duurzaamfte rykdommen 


voortbrengen , om den ftaat geducht te « 
maaken: zoo zullen zy niet langer on- 
verfchillig zyn in eene zaak, van zoo 
veel belang ‚ en des noods,; de Kerken 


“Onderfteunen -_ met penningen, welke 


misfchien zouden overfchieten, door 


het vermeerderen der ingezeetenen, 


welke nu door befinettende en andere 
ziekten, veroorzaakt door den ftark 
in de Kerken, omkoomen: want het 


js een-uitgemaakte waarheid , dat de fterf- 


19 lyk- 


164 CORNELIS TERNE, OVER DE 
9 Í 


Iykheid ; Geneeskundig befchouwd , ’er 
door zoude verminderen; en veele kwy- 
nende ziekten en aanfteekende- kwaalen 
zouûden belet worden , om uitte bartten 5 
waar door de volkry kheid zou ver- 
meerderen, en dus ook ’s Lands en Stads 
inkoomften vergrooten; waar door dan 
ook aan de Kerk gemaklyk , een geledene 
fchade, konde vergoed worden Laaten 
wy nu tot een andere oorzaak overgaan. 

Onder de verfchillende redenen , jat het 
begraven in de Kerken en Steden ganhoudt 5 
mag men met grond ten vierde frellens 
dat langduurise gewoonten en gebruiken, 
hoe fchadelyk' zy “ook door verftandige en 
braave mannen aangezien worden, zeer 
moeijelyk in Republyken zynte verbeteren » 
en niet semaklyk zyn te onder te bren- 
gen, vooral niet met eenen fprong.-Mee- 
nigvuldige zaaken vindt men, welke op 
geen andere gronden fteunen , dan op ge- 
woorten en het gebruik , de moeder van 
veele dwaalingen. En een Staat is fomtyds 
verplicht, eene verouderde dwaaling of 
gebruik te dulden, om in geen grooter 
wanorde te geraaken. Die in ftaat is, 
om den Landman van zyne wanbegrippen 
en nadeelige behandelingen, zoo om- 
trent het vee, âls omtrent den akker- 
bouw, te ontheffen, zal den landman 
E00 


__BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 165 


zoo wel, als het: algemeenebest een 
gewigtigen dienst doen; welke wanbe- 
grippen meestal op een oud gebruik 
en gewoonte gevestigd Zyn: maar de 
ondervinding heeft my zoo wel, als an- 
deren geleerd, ‚dat. men eer een moo- 
riäan zou blank wasfchen , dan een land- 
man beweegen, om een oud en nadee- 
lig gebruik te laaten vaaren. 

In den Godsdienst van fommige Re- 
ligien vindt men veele zaaken, welke 
op niets anders rusten , dan op cen lang- 


__duurig gebruik, het welk ‘misfchien al 


lang zou veranderd zyn, vreesde men 
niet voor grootere verwarring en fchcu- 
ring; by voorbeeld, ’er is thans geen een 
kundig. voorftander en belyder der Lu- 
theraanen , welke niet toeftemt, dat 
gemeen brood, om in het Avondmaal 
te gebruiken, meer en beter met de ei- 
genfchappen van dat Sacrament over- 
eenkoomt, dan de ouwels, en noch- 
tans zoo durft men, inzonderheid in 
groote gemeenten, niet van het gebruik 
der ouwels afwyken: om dat veele on- 


kundige Leeken denken zouden, dat 
men hunne Religie veranderde, waar 


uit misfchien een grooter wanorde en 
cen weezenlyk kwaad zoude voortvloei- 
jen „en zulks is de eenige reden , waarom: 

\ Ds de 


166 CORNELIS TERNE, OVER DE 


de Lutheraanen by het oud gebruik der 
ouwels in het Nachtmaal blyven. _— 
Hebben wy niet in onze dagen gezien 
en gehoord ‘het gemor van veele inge- 
zeetenen, toen men de nieuwe en nut- 
tige beryming der Pfälmen in de Prote- 
{tantfche Kerken invoerde; ja is men op 
_fommige plaatfen zelfs tot geene daad- 
Iykheid gekoomen, om ‘er zich tegen 
te verzetten? Wat was hier van de oor- 
zaak ? Niets anders, dan dat die onberede- 
neerde menfchen, die verouderde ge- 
woonte en het gebruik der oude bery- 
ming, tit onkunde, niet gaarne wilden 
verlaaten, om dat zy “er aan gewoon 
waren. Om nu geen andere zaaken. 
aan te haalen, welke geen ander bewys 
hebben dan hetoud gebruik: zoo laaten 
wy by het begraven ‘der dooden blyven. 
Wart is ‘er gebeurd binnen Amfteldam, 
in het jaar 1696, toen de Magiftraat de 
zeer kwaade gewoonte wilde vernieti- 
gen, welke bvia in alle onze Provincien 
plaats hadt,om kostbaare begraafnis-maal- 
tyden optedisfchen , waar door de vrien- 
den van den Overledenen fomtyds ge- 
heel gefuineerd “werden ; ten minfte 
Zwaare en onnoodige kosten moesten 
maaken. Deeze zeer nadeelige en on- 
christely ke dan welke in onze 
ver- 


rsr 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 167 


verlichte dagen noch.plaats heeft, in- 


zonderheid op fommige dorpen, daar 
ge warm krentebrood met bier geeft 
in de herbergen), was bet voornaamfte 
oogmerk vande Regeering van Amftel- 
dam, om tegen te gaan; enteffens,om, 
zonder aanmerklyk bezwaar voor de | ur- 
gers, een nieuwe belasting, (welké de 
Staat noodig hadt, om den Oorlog te 
voeren en een goede vrede te verkry- 
gen), te bekoomen, door het aanftellen 
van aanfprekers, Iyk- en lantaarndraa- 
gers, commisfarisfen en andere bedien- 
den, om de begravenisten te regulee- 
rens en om die. geenen, welke onver- 
moogende waren, om den Tax te be- 
taalen „ welke ’er de Overheid opgelegd 
had, behoorlyk en ordentlyk ter aarde 
te beftellen. Die ons Vaderland nu 
kent, weet zeker, dat de lasten, welke 
de ingezeetenen moeten opbrengen, 
zeer aanmerklyk zyn; en moeten dee- 
ze verhoogd worden, het verftand der 
{chranderften en diepdenkende Staackun- 
digen moet dikwils een groote proef uit= 
ftaan, om dezelve zoodanig te vinden, 
dat de natie en vooral het gemeen, ‘er 
niet te zeer door wordt bezwaard, De 
groote kosten, welke by de begravenisfen 
plaats hadden, en de heidenfche onge 
La Ic= 


163 CORNELIS TERNE, OVER DE * 


regeldheden daar mede verknocht , deede 
de braave Overheid een befluit neemen, 
em zoodanig eene belasting te leggen , 
dat het gemeen ‘er niets door zoude 
kunnen lyden, en teffens voordeelig 
voor de Stads kas zou zyn: kortom 
alles kwam op de ryke en meest gegoe- 
de Burgers aan, en het gemeen verloor 
‘er byna niets door dan de fmulpartyén, 
en misfchien nu en dan eene draag plaats. 
Welke een beroerte en plundering heeft 
nochtans het onbezonnen graauw, om 
deeze verandering, aangerecht? Een 
beroerte waarlyk , welke byna doodelyk 
voor Amfteldam zoude geweest zyn, 
ware het niet dat dezelve, door de wy- 
ze maatregelen der braave Regenten, 
fpoedig was te keer gegaan, door het 
{traffen der meestfchuldigften , zoo zelfs 
dat by het toortslicht de executie ter 
uitvoer gebragt werdt. … Hoe fpoedig 
en cordaat dit oproer ook geftuit werdt, 
nochtans zag zich de Overheid ver- 
plicht, het nieuwe Reglement, omtrent 
de begravenisfen, te vernietigen, en tot’ 
heden toe is nimmer ondernomen , en 
misfchien zal nimmer ondernomen wor- 
den, om het zelve ter uitvoer te bren- 
gen. Hier uit zal genoeg gebleken zyn, 
dat zaaken, welke anders-geen bewys 

$ op=- 


Kamen a dk Eede 


EE 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 169 


opleveren, dan een oud gebruik, fom- 


tyds niet zonder beweeging buiten ge 
bruik te brengen zyn. let voorgeval- 
lene binnen Ar nhem ‚„ metde begravenis- 
fe, in onze dagen, geeft bewys genoeg, 
dat. het gemeen, als het decor anderen 
aangezet wordt, de beste inrichtingen 
fomtyds dwarsboomt, en onder dit of-_ 
dat voorwendfel, het welk als een ge- 
zochte oorzaak moet aangemerkt wor- 
den, ter bereiking van een groot oog- 
merk , verwoestingen veroorzaakt. Wy 
ftellen met rede hierom, dat de Over- 
heden „dit ftuk niet ernftiger behandeld 
hebben , en dat die fchadelyke gewoon- 


te, om de lyken in de Kerken en Ste- 


den te begraven , noch al blyft ftand hou- 
den, uit hoofde dat men fomtyds aan- 
blaazers vindt, om het beste oogmerk 
van verftandige Regenten te verachten, 
en zich tegen het zelve, tot algemeen 
nadeel , aankanten.’ 

De trek van één penceel, de geestig- 
heid van éénen dichter, hebben het dol- 
driftig Engeland eertyds in beweeging 
kunnen brengen, en oorzaak geeven om 


‚het Oorlogsvuur aan te ftooken met on- 


ze Republyk; ja-de begraving van één 


dooden is, in onze dagen, een fteen 


des aanftoots en een voorwendfel ge- 
L 5 weest 


Dad 


£70 CORNELIS TERNE, OVER DE 


weest van eenen veel onderneemenden 
Vorst, om onder dien fchyn, offchoon 
ter bereiking van een gantfch ander oog- 
merk, ons gemeencbest op het punt te 
brengen, Om in eenen ongelukkigen en 
kostbaaren Oorlog ingewikkeld te wor- 
den. Zyn Vorften, by. welke de Gods- 
vrucht, deugd en rechtvaardigheid ten 
hoogften top moest geftegen zyn, om 
eene laage oorzaak, fomwylen zoo irri- 
tabel, dat zy duizende zielen doen fhee- 
ven, als zy hun eigen belang bedevelen; - 
en wordt meermaalen. alles, wat recht-_ 
vaardigheid vordert, van hun voorby- 
gezien, om hunne heerzucht te toonen 
en te doen gelden: geen wonder dan, 
dat een misleid en onkume dig semeen, 
ook door geringe oorzaaken , hoedanig_ 
by voorbeeld, eene verandering in het 
begraven, fomtvds is vervoerd zewor- 
den, om de paalen van redelykheid en 
orde te buiten te gaan, vooral wanneer 
fommige oproerige Mazanjelloos andere 
oogmerken zoeken te bereiken, en het 
graauw alleen maar gebruiken , om ver- 
woestingen aan te rechten ‚ ten einde in 
dezelve zoo ‘veel te beter te flaagen. 
Dan hoe gewigtig deeze rede van op- 
roerige beweegingen ook van veele Over- 
heden wordt geöordeeld, in geval men 

de 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 171 


de begravenisfen buiten de Steden wil- 
de invoeren, (want naauwlyks fpreekt 
men ’er van, of het oproer van Am- 
fterdam koomt op de baan), nechtans 
fchynt het my toe, dat dezelve niet ge- 
wigtig genoeg is, om daar om die on- 


‘derneeïminge te ftaaken. En waarlyk 


a 


Vee 


wy zouden een zeer ongelukkig gemee- 
nebest hebben, als de Souverain van 
den lande, de Vorst en hooge Overhe- 
nen der Steden niet in ftaat waren , om 
dit oud gebruik te vernietigen en te doen 
ophouden, zonder een gevreesd oproer 
voor te koomen, of het zelve te beteu- 
gelen en krachtdaadig te keer te gaan , in- 
dien de zaak waarlyk ernst was. Endat 
de oudheid deezer gewoonte, om de 
Iyken in de Steden en Kerken te begra- 
ven, op zich zelve befchouwd, in het 
geheel geene genoegfaame rede zy,om ’er 
zich tegen te verzetten, en dezelve uit 
te rocijen ‚ zal elk gereed erkennen; 
wanneer ‘er maar overtuigende bewyzen 
zyn, dat dit gebruik , voor den algemee- 
nen welvaard , en de gezondheid der inge- 
zeetenen nadeelig is. Hoe bedroefd 
zoude’ bet met de Konften en Weeten- 
fchappen gefteld zyn, als de nieuwe 
verbeteringen in onbruik moesten bly- 
ven, om dat men aan de oude dwaalin- 

gen 


172 CORNELIS TERNE, OVER DE. 


gen zoo zeer gewoon was. Het bewys 
derhalven van een oude gewoonte is 
geen bewys, dat wy ’er aan moeten ver- 
flaafd blyven; en verdient het bewys 
van oudheid eenig gezag , dan moet de 
begraving buiten de Steden de voorkeur 
hebben, welke by de oudheid altoos 
plaats gehad heeft. Ik moet hier noch- 
tans aanmerken, dat, zoo het my voor- 
koomt, de gefteldheid van onze Repu- 
blyk thans niet zeer gunftig en. gefchikt 
is, om die gewigrige verandering, in 
het begraven der dooden, te ondernee- 
men; en ik geloof, dat de Wel Edele 
Heeren Beftierders van ’t Zeeuwfch Ge- 
nootfchap zulks met my zeer gaarne zul- 
len toeftemmen: daar de eendracht tus- 
fchen den Vorst en veele Regenten is 
geweeken, en de partyzucht van veele 
Burgers ten top is gefteegen , zoo dat de 
eene broeder den anderen naauwlyks dul- 
den kan; ja de twistzieke en oproerige 
gefteldheid van veele ingezestenen zou- 
de misfchien hinderlyk zyn aan zulk eene 
pryzenswaardige verbetering. Hoe nut- 
tig en noodzaaklyk het fomtyds is, om 
eene zaak te verbeteren , zoo zyn noch- 
tans alle tyden daar toe niet even ge- 
fchikt: de Hoogleeraar PESTEL zegt 
met-recht: /epe interestcivitatis, errores 

in- 


fp 


/ 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, -175 


‚ dnveteratos potius tolerari , quam fubito 


per vim convelli. Geldt ooit de Vaderland- 
fche Spreuk: Concordid res parva Cre- 
Jeunt, zy geldt ookindit geval. „Wan- 
neer eendracht by den Souverain, een- 
dracht met den Vorst, eendracht by de 
Overheden en een algemeene eendracht 
onder de burgers en ingezeetenen plaats 
heeft, zyn gewistige veranderingen ge- 
maklyk te weeg te brengen: en verftan- 
dige Regenten moeten van de kalmteen 
rust der Republyk een goed gebruik 
maaken, om die fchandeiyke en fchade- 
Iyke gewoonte af te fchaffen. Om even- 


„wel die gewoonte op eenmaal en door 


geweld te vernietigen , vind ik ongeraa- 
den: wy moeten, volgens de taal van 


„PLATO, in de Republyken niets onder- 


neemen, of men-moet weeten, het de 
de burgers {maaklyk en aanneemlyk te 
maaken ; zoo moeten wy ‘er Onze inge- 
beetenen ook toe bereiden en allenss- 
kens toegefchikt maaken, en niet, met 
eenen fprong, tot zulk eene nuttige ver- 
andering noodzaaken. Schielyke he 
anderingen zyn veeltyds fchadelyk 
worden meenigmaal met naberouw Ki 
eenen kwaaden. uitflag achtervolgd. | 
Hiet zal nuttiger en beter zyn, door 


goede zeden. te verbeteren, en door 


mee= 


1 


Í74 CORNELIS TERNE, OVER DE 


meenigvuldige voorbeelden te overtui- 
gen, dan door ftrenge wetten de Lur- 
gers daar toe te noodzaaken, De waare 
Godsdienst en de zeden zyn hier toe 
de krachtdaadigfte en achtbaarfte midde- 
len; en de onweetendheid van beiden 
veroorzaakt; dat de meeste menfchen 
hunnen plicht, en tevens den bron van 
hun geluk ; niet kennen. Naar maate de 
waare Godsdienst en zeden onder de 
menfchen verbeterd en het ongodsdien- 
tige en zedebedervende der begravenis- 
fen in de Kerken meer en meer on- 
der de ingezeetenen bekend wordt, zal 
men ook gemaklyker deezen vlek voor 
den Christlykemn Godsdienst kunnen uit- 
wisfen. Een fchadelyke gewoonte met 
eenen fprong te willen uitroeijen, is 
dikwils de-baarmoeder van veele onhei- 
len geweest; en daar aan moet ook het: 
oproer te Amfteldam worden toege- 
fchreven. ‘Daarenboven was toen het 
tydftip ook niet zeer gunftig voor zulk 
eene verandering; hier kwam noch by, 
dat het getal der Officianten daar door 
vermeerderd , en meenig Burger „ welke 
vry Aanfpreeker konde worden, zulks 
belet wierde, en dan noch het misten 
der fmulpartyên. Nimmer zal het in- 
voeren van het begraven, buiten de Ste- 

den, 


EEE 7e. 


h E 


BEGRAVINGE IN STDEEN ENZ. 175 


den, zoodanig eene geweldige uitwer- 
king kunnen hebben, als het oproer in 
Amfteldam, by aldien zulks, met be- 
leid , oordeel en verftand , allengskens 
ingevoerd wordt. Zestina lente is een 
oude fpreuk, hier zeer toepaslyk ; en 
het is wgl een zeer voornaame pligt van 
Overheden, om dit fchadelyk en onge- 
zond gebruik te vernietigen; maar tef- 
fens ook noodzaaklyk, eenige toegeef- 
lykheid en -infchiklykheid te gebruiken 
met hunne ingezeetenen. Aan den kant 
der Overheden moet alles in het werk ge- 
fteld worden, en geen hinderblokken 


_ meer overblyven, welke het begraven 


buiten-de Steden moeijelyk kan maaken: 
alle belastingen, die ‘er op gefteld zyn, 
moeten opgeheven, en aan de Burgers 
een ruime gelegenheid gegeeven wor- - 
den, om hunne dooden , buiten de Ste- 
den, op Kerkhoven te kunnen begra- 
ven. Zoo lang ‘er geene wel ingerichte 
Kerkhoven buiten de Steden zyn, kan 
die ongefchikte gewoonte niet in on- 
bruik gebragt worden. Alle verftandige 
Regenten moeten dit gebrek verbeteren; 
en by het oprichten van nieuwe Ker- 
ken geen begraafplaacfen ’er in ftichten : 
dan zullen zy het verftandigfte deel der 
Natie door hun voorbeeld voorlichten, 

om 


176 CORNELIS TERNE, OVER DE 


om hunne dooden op de Kerkhoven te 
begraven; en de geringe Burgers, die 
altoos het oog op hunne meerderen heb- 
ben, zullen van zelve volgen, zoo dat 
binnen weinige jaaren onze Godshuizen 
van dit bygeloovig misbruik zullen ge- 
zuiverd worden, zonder dat er eenige 
beweeging of oproer door te vreezen is; 
even als thans de kostbaare maaltyden 
by de begravenisfen vernietigd zyn. Om 
dat de groote en aanzienly ‘ke Burgers 
zulks afgefchaft hebben, wordt het» van 
de geringere Burgers gevolgd, en de 
gemeene man fehenkt ook zoo ruim niet 
meer, deels uit gebrek, en deels door 
den voorgang van zyns meerderen; en 
wy hebben hoop, dat de boer ook met 
er tyd zal afzien van zyn trateeren ; 
en ‘het eeten van traanenbrood in de 
herbergen zal affchaffen.. . Indien het 
meerderdeel der natie nu reeds gewend 
is, hunne dooden buiten, op de Kerk- 
hoven, te begraven, dan ‘zal al het ove- 
rige gemaklyk te verkrygen zyn; ja dan 
zullen de Wetten, ter rechter tyd ge- 
geeven, het zegel op deeze nuttigein- - 
richting kunnen drukken, en de Wet- 
ten der Roomfche Keizers „ en die van 
Solon , zullen weder gangbaare munt wor- 


den, 
Et 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 177 


Het-begraven buiten de Steden is ge- 
grond, op het Godlvk bevel, geves- 
tigd op den zuiveren: Godsdienst, en 
Bebe uwd op de rede en den algemeenen 

ivaard der Ingezeetenen: derhalven 
zul mn ce wetten, welke de Burgers daar 
toe verplichten, weini g tesenftand vin- 
den; vooral wanneer de Ingezeetenen 
ailenskens daar toe verftandig worden 
opgeleid en daar voor vatbaar worden 
gemaakt. leder Ingezeeten, die voor 
Zyn byzonder belang, het ‘belang der 
Maatfchappy doet wyken, is een flegt 
Ingezeeten; maar ook elke Overheid, 
die zyn byzonder belang niet ftelt, bez 
neden het belang des Volks „en die iik 
ander vogmerk heeft, dan het volk g 
‚lukkig te maaken „is een flegte Drente: 
Het al gemeen belang eifcht dus van Over- 
heden in deezen zoodanige wetten, tot 
welkers betrachting 5 ZY de Burgers in ftaat 
_gefteld hebben; en deeze zyn verplicht, 
Zoodanige wetten, welke, om het be- 
graven bui ten de Steden in te voeren, 
gegeeven worden (dewyl zy op de hoog: 
{te rechtvaardigheid, gegrond zyn), te 
gehoorzaamen, goed te keuren en nate 
koomen. Indien nochtans, tegen alle 
deeze voorzorgen der hooge Masten, 
eenige geweldige tegenftand gevonden 


XII DEEL ML ‚werdt, 


ed 


178 CORNELIS TERNE; OVER DE 


werdt, (dat, myns bedunkens , onmoog.« 

Ivk is) ‚ Zoo draagt de Rechter het 
fwaard niet te vergeefs, en laat zich 
door het graauw geenfins de handen bin- 
den: $x al wierd: hemel en aarde zelfs 
verwoest, om de taal van Horatius te ge- 
bruiken, nochtan zou hy betrachten, wat 
hy moeste, en het geluk des volks eifch- 
te, om ter uitvoer te brengen, ten ein= 
de den algemeenen welvaard en het heil 


_overalle de Ingezeetenen uit te ftorten— 


adt 


Tot een wjfde oorzaak van het in fland 
Ulyven der begravenisfen, in de Steden en 
Kerken, kunnen wy gevoeglyk brengen het 
heerfthende bygeloof „ de valftche Gods- 
dienst en onkundige wanbegrippen der 
menfchen— Dat het bygeloof een zeer 
voornaame oorzaak geweest zy, om de 
begravenisfen in de Steden en Kerken. 
in te voeren, zal niemand, die één aas 
gezond verftand heeft, ontkenmen; en 
die hier noch âan twy (Felt t, die leezede 
voortreflyke Inwijings Rede van den 
Hoogleeraar KLUIT, inzonderheid bl. 
32» 33, 34» 35 ENZ; en voeg hier by 
de meergemelde Verhandeling van Pro- 
fesfor TE WATER. Met vol recht 
zoude ik hier een groot gedeelte der 
gezegden van deeze twee beroemde Man- 

hen kunnen bybrengen; maar daar elk 


5e 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 179 


gelegenheid heeft, om die Verhandelin- 
gen in de Nederduitfche taal te leezen , 
zoo is het genoeg dezelve alleen aan te 
haalen. jammer is het ondertusfchen, 
dat dezelve niet genoeg geleezen wor- 
den; en noch beklaagiyker is het, dat 
de arbeid van zulke Mannen geer groo- 
„tere uitwerking gehad heeft by Regen- 
ten en Ingezeetenen : wy mogen met 
„PETRONIUS wel zeggen, 
Jmvenies quod qwisque velit: non omnibus 
unum est; 
Ouod placer. Hic fpinas collizit, ille 
rofas. 
Of met een ander beroemd Schryver 
uitroepen : 
Sis vir probus , fis dotus , fis nobilis, 
Nil, nil juvabunt ista-in hocte feculo:s 
Primas Jed adulator , {Dcophantd proxi- 
mas 
Ae tertias tenere cacoëthes folet. 
Alle Schryvers , welke over deeze 
‚ fchadelyke gewoonte “gefchreven heb- 
ben ,erkennen de kragt van het Bygeloof, 
B IM het voortbrengen en in ftandhouden 
_van dezelve, als ze door geene verftan- 
dige en weereldly ke magt en gezag wordt 
tegengegaan. « Misfchien zal men my te- 
genwerpen, veele Roomfche en Byge- 
loovige Landen echter hebben zich te- 
MORS M 2 ‚gen 


180 CORNELIS TERNE, OVER DE 


gen -deeze dwaaze gewoonte verzet en 
dezelve uitgeroeid: zyn wy in dit tuk 
dan onkundiger en bygelooviger dan in 
andere Landen? D't is-zoo: tot onze 
fchande moeten wy bekennen , dat zulks 
ons Vaderland tot verwyt verftrekt; en 
‚het is zelfs te verwonderen „ dat die goe- 
de voorbeelden geen betere uitwerking 
by ons gehad hebben, Dan helaas! wy 
zyn wel gewoon van de Vreemdelingen 
grillen , moden en belachenswaardige 
zaaken over te neemen , maar geenfins 
zaaken, welke tot welzyn en het behoud 
der Ingezeetenen verttrekken. Nuttige 
inrichtingen , van welke men natuurkun- 
dig zeker overtuigd is, dat tot het alge- 
meen welzvn dienftig zyn, om in ge- 
bruik te brengen , worden wel nu en dan 
eene ftof van overweeginge ‚ maar na lan- 
ge deliberatien laat men veelal de zaak 
in fratugquo. De Monarchaale Magt , van 
eene zaak als nuttig zynde overtuigd, 
zegt fic volo, fic juubeo ; en met die woor: 
den en een leger van honderdduizend 
man , kunnen veele bygeloovigheden, 
welke geen voordeel aan de kroonop- 
brengen , verbannen worden. Voor zulk 
eene Regeeringsvorm heeft ons de he- 
mel tot hier toe bewaard; en Hy hoede 
ter ons verder voor! Wy zyn, wel is 
waar , 


$ 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 191 


waar , niet bygelooviger dan in andere lan- 
den: nochtans moet men bekennen, dat 
veele Menfchen, uit geene andere rede- 
nen, hun geldje fpaaren, om inde Kerk 


“begraven te worden, als uit wanbegrip- 
ha 2 . 
pen, bygeloof en vooroordeelen, die 


in der daad weinig verfchillen van afgo- 
dery en beeldendienst, welke men noch: 
tans verfoeit. 

„Het kan niemand onbekénd zyn, dat, 


by de grondlegsing van onze Republy ks, 


deeze bygeloovige gewodnte , om de 


‘dooden in de Kerken te begraven, ge- 


vonden is: want in de zesde Eeuw, na 


CHRISTUS geboorte, was het zelve over- 
al doorgedrongen, door dien de Fran- 


Ciscaanen en Dominicaanen , bemerken- 
de ‘hoe hunne Broederfchappen toena- 
men; en dat zy zoo veele kosten niet 
konden goedmaaken , deeze kunst, om 
geld te beuren , hebben. uitgevonden; 
Zy drongen de onkundige Menfchen op, 
dat zy in Monniken-kappen, of by de 


_Altaaren moesten begraven worden; en 


men is van gevoelen , dat CONSTANTYN 


DE GROOTE, door zynefchikking , het 


eerst daar toe aanleiding gegeeven heeft. 
De Geestlyken lieten al vroeg voor 
geld ieder een in de Kerken begraven. 
Het grootfte gedeelte der Ingezeetenen 

M 3 was 


182 ‘CORNELIS TERNE, OVER DE 
was alhier den Roomfchen Godsdienst 
toegedaam, dien door de!Bisfchoppen, 
Priesters en Monniken „ (weri cau/a;, 
veele by geloovigheden waren ingeboe- 
zemd, ook met betrekkinge op het be- 
graven , het geen noch gefchiedt: zeld- 
C am doch wordt een Roomschgezinde 
begraven op eene ongewyde plaats , daar 
de een of andere zoogenaamde Heilige 
niet begraven ligt, welke men hen wys 

maakt , “dat niet weinig dienst doen aan 
de Zielen. 

_ De Hervormden van dien tyd werden 
meester van de Kerken als mede vande 
Geestlyke goederen , en dus ook vande 
voordeelen der Begravenisfen. Den zui- 
veren Godsdienst uit te breiden, en de 
kundigheden der Ingezeetenen te ver- 

‚ meerderen , in die ftukken , welke vooral 
noodzaaklyk waren, om den Hervorm- 
den Godsdienst niet alleen voort te plan- 
ten , maar ook om politieke oogmerken 
te bereiken , maakte den Staatkundigen 
en. Geestlyken toen zoo veel werk; en 
‘er waren tevens zoo veel bygeloovig- 
heden te beftryden, dat men, om het 
bygeloovig en voordeelig begraven der 
dooden in de Kerken niet eens dacht. 
Geheele eeuwen gingen voorby, dat die 

ftof niet eens aangeroerd werdt; en de 

Lee- 


ad 


mt 


Da 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 183 


Leeken der Kerken werden hier omtrent 


niet verlicht, gelyk in andere bygeloo- 


vige ftukken plaats-had, Misfchien was 
het. voordeel, dat het begraven aande 
Kerk opbragt, hier wel de voornaamtte 
oorzaak -van. MOLLIERE zegt niet onaar- 
tig, out. Je Monde marche par Cabale 
et par pur-interest; althans noch Staat- 
kundigen, noch Geestiyvken raakten die 
bygeloovige gewoonte aan 5 misfchien 
zoude men ook een -filentium op een 
waarheid fpreeker gelegd hebben: want 


veritas odium parit. Niet dat het begra- 
ven der dooden, in de Kerken, wel- 
“meenende Vaderlanders niet al lang, te= 


gen de borst geftooten heeft: dit kan 
men opmaaken uit het zeggen van den 
Dichter A. STEIN, die, volgens de taal 
van den Beroemden- BERKHEY, een 
goed Gereformeerde was, als hy zich, 
dus laat hooren: 
Wat zoekt gy hier. Cat zeg) de levende by 
de dooden! 


Zoo fprak in Christus Graf een Engel 


wit Gods troon: 
Ziel nu is deeze Vraag in Christus Kerk 
vervan nooden: 
Wat zoekt gy °t Leven aak by ’t flin- 
kend aas der doûn? 
„De Heer J. VAN DER k GMRBEN beef 
M 4 in 


184 CORNELIS TERNE, OVER DE 


in het jaar 1706 , een fraaije verhandeling 
daar over gefchreven; en, om anderen 
ftijzwygende voor by te gaan , zoo heeft 
de Wel Edele Heer A. PERRENOT dit 
gewigtig ftuk opzetlyk behandeld, en 
Zoo wel in zvn leeven, als na zynen 
dood, verft: andig getoond, dat het be- 
grav en ; buiten de Steden, hem ter har- 
ten ging, en noodzaaklyk is. Niet zon- 
der moeite, tegenftand en zwaare kos- 
ten „ liet hy, dat duurzaam gedenktce- 
ken zer Navolging op den Schevening 
fchen weg oprichten: maar die bygeloo- 
vige begrippen werden in voorige eeu- 
wen niet ernftig genoeg beftreden; en 
dit gefchiedt noch niet naar waarde; dus 
bleven dezelve heerfchende en heer- 
fchen noch. Ditgaatzoo ver, dat fom- 
mige menfchen zich verb celden, Gode 
eenen dienst te doen, door in de Ker- 
ken tebegraven ; en dat zy hier mede zou- 
den toonen , Christenen en geenfins Joo=. 
den te zyn: even als men eertyds ge- 
loofde , Gode eenen dienst te doen „door 
menfchen te dooden, welke in Gods- 
dienftige begrippen verfchilden , die om 
deeze reden als Martelaars naar de brand- 
ftapels en galgen gefleept werden. Vee- 
len meenen, men moet voor de Gods- 
huizen zorgen: en om dat deeze voor- 

dee- 


\ 


/ 
' 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 195 


deelen. uit de begravenisfen trekken , zoo 
moet men in de Kerken begraven; dus 
onde erfteunt mén, zelfs na zynen dood, 

de"Kerken: doch, eenvoudige Zielen 

Maakt by. Testament vvfentwiatis ee 
den aan de Kerken, dan hebt gy in 
deeze betrekkinge dubbel voldaan, en 
laat de Kerken zonder ftank, Andere 
willen begraven worden in die Kerken, 
waar in zy gedoopt zyn, hunnen Gods- 
dienst verrichtten; en /ommisen , ZeSt LE 
FRANC VAN BERKHEY, worden * er-Ee- 
vonden, wier Hersftnen zoo verre ver fen 
meld zyn, dat zy niet alleen een ingebeel- 
de Heiligheid flellen, in geduurende hun 
Leeven dis st onder de Predikfoel te zitten, 
maar zelfs „het koste wat het wil, daar- 
omtrent, of in het Choor, of omtrent de 
Plaatfe, daar men het Heilig Nachtmaal 
viert, wenfchen begraven te worden. Wie 
zal ontkennen, dat ‘er anders geene be- 
wyzen voor zoodanige verkiezingen zyn, 
dan inbeelding , valfche Godsdtenst-be- 


_grippen en, verouderd by geloof ; waar 


toe weinigen zich verledigen , om erde 
Ingezeetenen van te zuiveren, Eenige 


hebben noch’ wi idee wanbeserip- 


pen, waarom zy in de Kerken begraven: 
voorgeevende , dat zy daar door de ver- 
_ fpreiding van hun en hunne Familie niet 

M 5 als 


{86 CORNELIS TERNE, OVER DE 


alleen verhoeden , maar ook dat zy, wel. - 
ke dwaasheden! in de opftanding- der 
dooden niet van elkanderen zouden ge- 
fcheiden. zyn, maar by elkander veree- 
nigd, voor den Rechter van hemel en 
aarde „zouden, kunnen. verfchynen. 
Hoe is het mooglvk „ dat zulke bedroef- 
de onkundige Menfechen in den Her- 
vormden Godsdienst gevonden worden? 
En evenwel treft men de zulken waarlyk 
aan. Wy megen met JOHANNIS HUS; 
toen hy naar den gevloekten brandftapel 
geleid wierdt ‚en een onkundigen yve- 
raar een ftrootje zag aandraagen omde 
Vlam el vermeerderen , ook: al uitroe- 
pen : 0 Sancta Simplicitas! o Heilige On- 
Koala Behoorde elk niet overtuigd 
te zyn; dat de verfpreiding der lichaam= 
Iyke deelen, door de vernielende ty= 
dens en het rollen der eeuwen, toch 
gebeuren el; en door het zondig be= 
graven. in de Kerken niet geweerd kan 
worden: alle die denkbeelden zyn der- 
halven vaìsch, bygeloovig en verfoeis 

jenswaardig. k 
Sommigen zyn noch met andere by= 
geloovige denkbeelden bezield, engee= 
ven voor; dat de Kerken niet alleen ; 
uit hoofde van hun geloof, hunne ci 
gendommen zyn, om hunnen Godsdienst 
her 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 187 


‘er in te verrichten; maâr datze met 

“hunne begravenisfen betoonen, leden 
der Kerken te zyn, en liefde voor de 

Godshuizen te hebben; en dat de gee 

loovigen, daarze dierbaar in Gods oo= 

gen zyn, en fempeien des Heiligen 

Geests, dus ook behooren in de Ker 

ken en Tempelen te worden begraven, 

Hoe fraai dit ook mag klinken, noch- 

tans zZäl niemand, wiens Geloof op een 
redelyke kennis , toeftemming en onwrik- 

baar vertrouwen gegrondis, ‘ermedete 

voorfchyn koomen; en ’er {chuiltmeer 
bygeloof onkunde en hoogmoed onder, 

dan bewyzen van een oprecht geloof.—= 

Anderen willen de dooden, in de Stc. 

den en Kerken, bewaaren, tot een ges 
denkteeken, om ’er door opgeleid te 

worden, om fterven te leeren: even of 

hier toe geene andere en treffender gee 

“legenheden daaglyks voorkwamen. Om 
nu geene meer dwaaze denkbeelden en 

bygeloovigheden aan te haalen, waar- 

om fommige menfehen voor het begra- 

ven in de Kerken pleiten: het bygebrag- 

te is genoeg, om ons te overtuigen , dat 

de Godsdienst , zoo wel als kennis, 

waarheid en rede, noch in lang niet in 

dien glans en in die verhevenheid zich 

vertoont, als zy moeste: maar helaas! 

met 


188 CORNELIS TERNE, OVER DE 


met veel bygeloof noch befinetis , voor- 
al omtrent het begraven der dooden. 

Deeze oorzaak, uit bygeloof en ver= 
keerde wanbegrippen gebooren, is ja 
> mede ook al eene rede , waarom fom- 
mige onnoozele merfchen hunne doo- 
den in de Kerken plaatfen „ en tot het 
begraven , Op de Kerkhoven buiten 
de Steden, niet wel kunnen overgaan : 
doch dezelve is geenfins van zoo veel 
aanbelans, dat als het de Overheden 
waarlyk ernst is, om het begraven in 
de Steden te doen ophouden, dezelve: 
niet gemaklyk uit den weg zoude te 
ruimen zvn. 

k scloof, dat zoo ‘er geëné andere 
oorzaaken plaats hadden, deeze redenen 
geen of weinig invloed zouden hebben 
in ons Gemeenebest, om het zelve te 
verhinderen; en verftandige Overheden 
en Magiftraaten zouden jure merito zich 
aan dergelyke grollen en dwaasheden 
niet ftooren. 

Wy et ik beken het, vry gevogten 
Nederlanders; en eeuwig zy het OPPER*= 
WEEZEN gedankt; als mede PRINS WwiL- 
LEM DE EERSTE, die waare Vader des 
Vaderlands; en de Burgers van dien 
tyd, welke ons zulks verzorgd hebben ! 
ja elk Burger en Ingezeeten heeft by de 

Ero 


„ige an 


hd 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 189 
grondlegging van ons dierbaar Vader: 
dand, de vryheid van denken en tot de 
uitveffening van den Openbaaren Gods- 
dienst verkreg en5 en wy zyn verdraag- 
faam, en laaten veele gezindheden toe; 
ja dulden zelfs veele bygeloovigheden 
en plechtigheden, welke de alsemeene 
ruste niet ftooren. Geen Vorst of Over- 
heid heeft magt, om over het geweeten 
te heerfchen; en in betrekking tot de 
Burgerlyke rechten zyn alle Geloofs- 
_genooten elkander gelyk: alieen de zoo- 
danige uitgezonder d , wier gevoelen 
en grondftellingen ftrydig zyn met de 
menfchlyke en burgerlyke pligten , vol- 


gens de taal van 1sEeLIN. 


Wy zyn vrye Republykaanen, maar 


nochtans mogen wy niet doen, wat ons 


goeddunkt : maar zyn bepaald aan deugd, 
wetten en het algemeen belang. Zoo 


dra nu onze daaden en handelingen ftry- 


den tegen de deugd, wetten en het al- 
gemeen belang, zoo verliezen wy ; ge- 
vk billyk ís, alie recht en vryheid 5 en 
wy zyn verplicht, hoe ftrydig zulks 
gok. tegen onze byzondere denkwyze 
is, den algemeenen welvaard boven de- 
zelve te ftellen; en dus verliezen wy 
ook onze vryheid , om onze dooden in 
de Kerken te begraven: dewyl zulks ftry- 

dig 


\ ’ Wes 


\ 


{90 CORNELIS TERNE, OVER DE 


dig is tegen den algemeenen- welvaard 
en de gezondheid van onzen even= 
mensch, hoe zeer wy ook aan onze 
bygeloovige denkbeelden verkleefd zyn. 
Indien de Overheden eene volkomene 
vryheid en gelegenheid geeven, om de 
dooden buiten de Steden te kunven be- 
graven, dan zullen denevelen van voors 
oordeel en bygeloof opklaaren, en de 
Christelyke Godsdienst zal van deezen 
fchandvlek fpoedig gezuiverd worden: 
inzonderheid als de Geleerden en Geest- 
Iyken het fchandelyk bygeloof, by alle 
gepastegelegenheden,onderfcheidenaan- 
wyzen. En het is voorzeker de onver- 
mydlyke pligt der Staatkundigen, Ge- 
leerden en Geestlyken, dat zy hunne 
medeburgers op alle wyze zoeken te 
verlichten ‚en, het geen kun waar en het 
algemeen welzyn vordert, te leeren ken- 
nen, te betrachten en ter uitvoer bren- 
gen. Het gemeen zal zelden bygeloo- 
vige wanbeerippen en vooroordeelen, 
uit eigene beweeginge, vaaren laaten; hier 
toe dus niet aangefpoord , door den Sou- 
verain, Vorst, Overheden, Geestly- 
ken en andere Geleerden, blyft het vel= 
harden in hunne bygeloovige en nadee= 
lige gewoonte; maar heeft het verftan= 
digfte deel der Natie. medelyden met 
de 


de wanbegrippen en dwaasheden hunner 


medeingezeetenen, dan fpant de eene 
door zyne magt en gezag alles in het 
werk, om dezelve in ftaat te ftellen 5 
datze ter bevordering van het waar en 
algemeen welzyn kunnen medewerken., 
en de andere wektze hier toe op , door 
hen te onderwyzen, verlichten , en de 
nevelen van vooroordeelen en onkunde 
te verdryven, en in derzelver plaats in 
hunne gemoederen waarheid, deugd en 
kennis, aan te kweeken. 


N Doet men. zulks ook ten aanzien van ' 
de bygeloovige gewoonte , om in de Ste- 


den en Kerken te begraven , dan zullen 
die dwaaze wanbegrippen wel haast vere 
dwynen en geheel en al uithet harte der 
Ingezeetenen verdelgd worden, 
… ‚Het is voornaamentlyk de pligt der 
Geestlyken , om dit bygeloof krachtdaa- 
dig te beftryden , en herin deszelfs fcha- 
 delykheid en fchandelykheid Opentlyk 
"voor Overheden en Gemeenten voor 
te ftellen, op-dat het aan een ieder ken- 


ee pelyk worde, De Geestlyke mogen dit 


niet langer voor hunne Leeken verzwy- 
gen: want alles, wat naar bygeloovig- 
heid fweemt, em niet met de gezonde 
pj rede en de openbaaringe ftrookt, ver- 
„ íchaft voed{el aan den vrygeest, die 
Mn daar 


_ EEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 191 


‚192 CORNELIS TERNE, OVER DE 


daar uit gelegenheid ontleent , om te fpot- 
ten met zulke belyders van onzen Go.is- 
dienst, welke befimet zvn met zulke 
klaarblyklyke bygeloovigheden , die uit 
veel bygelooviger Landen al lang ver- 
bannen zyn. Alle die wanbegrippen en 
vooroordeelen zyn by verftandigen wets: 
noch balfeming, noch verzeekering in 
de Kerken , zal de flooping der Lichaam- 
lyke deelen kunnen verhinderen; door 
den tyd- en jaaren vergaat immers. al- 
les, en maakt alle bewaaring vruchte- 
loos. Eene aardbeeving keert alles ton- 
derfte boven; eene woeste Krygsbende 
vernielt Kerken en. graven: hoe wer- 
den de beenderen der oude Koningen 
en Keizers door een woest volk te Worm- 
Speier aan de vlammen opgeofferd! De 
froffe en overblyffels van onze voorou- 
ders verftrekken nu misfchien tot mes- 
ting en voedfel voor beemden en vels 
den, waar wy ons leevens-Onderhoud 
door krygen, ter verfterking van ons 
broos lichaam. Waar zyn de deelen 
onzer Voorouders van over honderd 
jaaren 5 eri waar zullen de onze zyn over 
cene eeuw ? Onze deugden of ondeug- 
den mogen noch in de roïle des nage- 
flachts aangeteekend zyn ; en onze fchrif= 
ten mogen, of goed, of kwaad veroor: 

Zzad- 


md 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 103 


zaaken : maar van ons lichaam zal niets 
meer te vinden zyn; en zoo ‘er noch 
iets van onze beenderen is overgebleven , 
niemand zal dezelve kunnen onderfcheie 
den. Ik zoek de beenderen van uwen 
Vader PuILIPPUS, zeide DIOGENES 
tegen ALEXANDER, (welke Hem op 
een Kerkhof ontmoette), by die van 
mynen- knegt , maar ik vind dezelve niet: 
om. dat zy alle gelsk zyn. ' Welke ver- 
fchiillendheden. kundige Befcdhouwers 
ook aantreffen in de beender en,‚(want een 
kies of tand van een kaakbeen past in géen 
duizend andere kaakbeenderen naauw- 
keurig) , wy moeten met DIÖGENES uit- 


roepen: zy zyn alle gelyk, op ’t uiterlyk gee 


zicht Waar toe dan dat bygeloovig en 
fchadelyk begraven in de Kerken langer 
aangehouden, en zich dwaaslyk bekom- 


merd voor de verftrooijing der deelen 2 


De wyze en aanbiddelyke Voorzie- 


nigheid zal het iets, waar uit wy weder 


zullen voortkoomen „ zonder onze zor- 
gen, wel in zyne almagtige hoede nee. 
men; en ten geene dagen, door zyn al- 
vermoogende hand, zoodanig een vere 


klaard lichaam ’er weder uitformeeren, 
_het welk voor eene Eeuwigheid vatbaar 


zyn zal — En wat aangaat : om de her- 


_innering des doods in de Kerken, door 


XIL DEB N | de 


194 CORNELIS TERNE, OVER DE 


de lyken, op te wekken, en daar door 


ons de fterflykheid, _ onder het Kerk 
gaan, te binnen te brengen; zulks ís 
ook van weinig aanbelang: daar wy hier 
aan gewoon zyn, geeft “het geene aan- 
doening; te recht zegt de Hoogleeraar 
TE WATER: dat het bedroefd is, als 
de waggelende graven Ons zulks moeten 
indachtig maaken.‘ Alles , wat in de na- 
tuur is, leeft en fterft, en leidt ons 
dus tot deeze-gewigtige bedenkinge op ; 
men heeft derhalven daar toe het bij- 
geloovig begraven in de Kerken niet 
noodig. Is men echter op zulke ge- 
denkteekenen gefteld , men kan dezelve 
buiten op de Begraafplaatfen oprichten , 
en deeze zullen misfchien voor die On- 
aandoenlyke menfchen beter uitwerking 
hebben : dewyl het iets nieuws en bui- 
tengewoon zoude zyn, dat natuurlyk 
de aandacht meer zal trekken 
“Zot een zesde reden of oorzaak , waar- 
om het begraven in de Steden en Kerken 
blyft fland houden, kunnen wy gevoegljk 
brengen, verkterde hoogmoed, eerzucht, 
pracht en flatie: om door het henra. 
Den Lyn, danzien, Fang, deftigheid en 
#ykdommen te vertoonen , en daar mede by 
de weereld zich voor te doen, als aren 
# hen van Jurfen en middelen, die de kos- 
Eels 


\ 


EE EEKE tn rd er a 


hid 


ME, 5 


SECRAVINGE IN STEDEN ENZ. I95 


zen, om in de Kerken te begraven, kun= 
nen betaalen. 

Niemand kan onbekend zyn, dat men 
van alle eeuwen een onbegryplyke 
pracht en ftatie gehouden heeft, ‘met 


het begraven der dooden. De gewyde 
zoo wel als de ongewyde Schryvers gee- 


ven zulks genoeg te kennen; en alle 
ceremonien van Heidenen , Romeinen, 
Grieken, Jooden en Christenen, van 


voorige eeuwen zoo wel, als van te- 
__genwoordige tyden, zyn hier van zeke- 
re getuigen, dat met het begraven der 
dooden altoos een ydele pracht en hoog- 
moed heeft vergezeld gegaan; ja het 


verbranden der dooden, was volgens. 
TACITUS, alleen eeneeer, welke men 
aaa heerlyke Mannen deedt, wier as- 
fche men onder prachtige Gedenkftee- 
nen bewaarde. “KAREL DE GROOTE 


“verboodt zulk eene pracht op doodftraf, 


met deeze woorden: wanneer iemand 
het lichaam van een overleden men/th, 


waar de wyze der Heidenen , door de vlam- 
me zal hebben doen verteeren, en de been- 


deren tot asfthe verbranden, zal met den 
dood geftraft worden. —Misfchien zullen 
onze nazaaten ook noch zulk eene ftren- 
ge wet krygen, om het Kerkbegraven 
te fluiten. | 

N 2 Het 


\ 


196 CORNELIS TERNE, OVER DE 


Het begraven der leevendigen met de 
dooden, dat by fommige- barbaarfche 
Volkeren noch plaats heeft, is niet an- 
ders als eene doemenswaardige hoog- 
moed en domme eerzucht; zoo wel als 
het begraven by ons in de Kerken, niet 
anders is dan een dwaaze hersfenfchim, 
en eene verfoeilyke hoogmoed, allen 
Christenen onbetaamlyk en ongeöor- 
loofd; ja een hoogmoed, welke fom- 
tyds ten verderf van Landen en Steden 
kan ftrekken : zoo wel als alle onmaati- 
ge pracht en eerzugt altoos geweest is , 
en altyd zal zyn, ten nadeele van alle 
Landen —., Dan of fchoon ik de mee- 
fte begravenisfen als een zekere waxe be- 
fchouw, zoo moet men nochtans er- 


kennen, dat dezelve in andere landen 


veel prachtiger , en vooral ceremoniëel- 
der altoos geweest zyn, dan by ons. 
Wy zyn zindelyker , eenvoudiger-en 
deftiger altyd met de begravenisfen ge- 
weest, en noch ftéeken wy, inzonder- 
heid de Amfteldammers, andere landen 
den loef af. Het begravenin de Ker- 
ken en Steden is nochtans een point. de 
honneur, en wordt van ieder een , byna 
tot ergernis, hooggeächt,. voor deftig 
‘en zeer aanzienlyk gehouden; ja onze 
Overheden, voor welken ik de grootíte 
F3 Le ach- 


Te 
ren 


\ 


BEGRAVINCE IN STEDEN ENZ. 197 


achting heb en altoos eerbied zal behou- 
den, zoo lang zy hunne gewigtige pos- 
ten getrouw. waarneemen, Zyn meest 
allen, om zonder vleijery te fpreeken, 
‚op het begraven in de Kerken zeer ge- 
dteld; ten minfte zy toonen dit door 
daaden: daar zy zich zelven en ande. 
ren, in de Steden en Kerken, laaten 
begraven, en daar door een doodlyk 
miasma voor de leevendigen bereiden. 
Indien de aanzienlyken en Grooten, 
die geene kosten te ontzien hebben, 
hunne dooden in Holland meer lie- 
‚ ten vervoeren naar het fraaije Kerkhof, 
op den Scheveningfchen weg, of op de 
Dorps-kerkhoven ; zoo zoude zulks in- 
vloed hebben op de Burgers; maar dee- 
ze zyn meestendeel te zeer ingenomen 
met, en gehegt aan hunne Grafkelders, 
en familie graven, waar in zy hunne 
dooden laaten plaatfen: zy lichten der- 
halven den gemeenen man, dat hunne 
zaak nochtans zoude zyn, niet met hun 
voorbeeld voor, en gaan dien ingebeel- 
„den hoogmoed niet verftandig te keer. 
…_ Groot en Klein, Ryk en Arm ach- 
ten hetgemeenlyk , voor een groote eer , 
zyne dooden in de Kerken telaaten ver- 
rotten; ja trekken den neus op, ais 
men van het begraven op ‘het Kerkhof 
zi N'3 fpreekt: 


198 CORNELIS TERNE, OVER DE 


{preekt: zoo. wy ons maar voegen by 
de middelmaacige Burgers, zoo zal men 
ras opmerken, dat als zy van het be- 
graven van hunne familie {preeken, zy 
altoos die den voorrang geeven, welke 
in de Kerken begraven zyn; en als zy 
met onbekenden fprecken, zullen. zy 
altoos, die geenen trachten te verbergen, 
welk van hunne familiën op de Kerkho- 
ven zyn begraven: om dat men daar uit 
a befluiten, dat deeze onvermoo-_ 
gender, waren geweest, dan. zy zyn: 
De meeste menfehen oordeelen over 
het begraven op de Kerkhoven ongun- 
ftig, en rekenen het voor fchande: een 
man van Fatfoen zoude men het zeer 
kwâalyk neemen, als hy zyne dooden, 
op een. Kerkhof, met gewoone ftatie ; 
liet begraven; men houdt hem voor een 
zeer Bizard menfch, of voor een Mi- 
fanthrope: ik zelfs heb voor eenige jaa- 
ren daar de proef van uitgeftaan. Van 
hier dat veele geringe Burgers liever 
eenige goederen verkoopen of verpan- 
den, dan dat zy de overledenen niet de 
fchandelyke eer zouden aandoen, om hen 
in de Kerk te begraven. ’Er zyn zelfs 
maar weinige menfchen uit een buurt of 
familie, welke flegts van eenigen rang 
of aanzien zyn, die zich verwaardigen 

een 


BEGRAVINGE iN STEDEN ENZ 109 


een. lyk naar het Kerkhof te vergezels 
len; Zy Zyn al te zeer op hetf: itfoen Tes, 
íteld, om met een lyk- naar een Kerkhof 
mede te. gaan :. onlangs zag ik hier een 
aanmerklyvk voorbeeld van. Maar als 
een lyk in de Kerk begraven wordt „dan 
kan, mên medegangers, genoeg Krys gen: 
een drom Van aanzienlyke Burgers vers. 
gezelt het-lyk , en een ftoet van Geeste. 
Iyken doet ook. den Overledenen de Jaac= 
fte eer aan, om zyn rottend en ftinkend 
overblyffel in den Tempei te plaatfen ; 
even als of het een groote eer is, om ge- 
tuigen te zyn van een {chenddaad, en 
mede te gaans om ftinkende aasfen in- 
Gods Huis te brengen, welke; door de 
eene. of. andere bykoomende oorzaak; 
hunne evennaasten kunnen. vergiftigen 
Ja den-doed veroorzaaken. Men reekent 
‚het dikmaals geen fchande, ten minfte 
men trekt het zich niet fterk aan ; vals de 
fchulden, van eenen overledenen. niet 
Kunnen betaald worden; echter wil men 
noch wel het fatfoen ophouden van Zy- 
ne familie, om de kosten te betaalen van 
eene Kerkbegravenisfe. Maar zoude het 
niet veel fatfoenlyker Zyn, dat geld te 
befpaaren, en het aan de fchuid lenaaren 
te geeven 2 Dit prachtig en kostbaar 
begraven in de Kerken is tê meer vers 

N 4 derfe 


JOO CORNELIS TERNE, OVER DE 


derflyk voor het algemeen , dewyl zelfs 
ook menfchen zulks doen, welke hun- 
ne penningen veel beter en nuttiger zou- 
den kunnen befteden; ja hoe meenige 
weduwe, die met het verlies van haa- 
ren man al haar inkoomen mist , en naauw- 
Iyks eenig vooruitzicht heeft, om zich 
zelve en haare kinderen te onderhouden , 
wordt door het begraven in de Kerken 
noch verder geruineerd: want het is 
niet alleen , dat de onkosten van de Kerk 
dan hoogerloopen , maar alles moet naar - 
evenredigheid dan veel duurder en kost= 
baarder worden uitgevoerd: als de Aan- 
fpreekers of Bidders, Draagers, de 
Rouw enz: kortom alles loopt te faa- - 
men, om haár geheel en al in den grond 
te booren. Wy kennen ’er, die om de 
onkosten van zoodanig eene Kerk-be- 
gravenis goed te maaken jaar en dag zich 
in fchulden ftaken. Ik weet wel, dat 
de menfchen zelve wyzer moesten zyn, 
maar zoo eene Kerk-begravenis houdt 
men voor deftig en fatfoenlyk , en ís by de 
familie in achtinge, derhalven durven 
__zoodanige weduwen zulks nietnalaaten: 
want anders fpreekt men ’er fchande 
van , en zy vervallen in ongenade by haa- 
re naastbeftaanden. Ongelukkige hoog- 
moed! verfoecijelyke Kerk-begravenisfen ! 

Van 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. òof 


Vän. wat kant men u ook befchouwt, 
gy Zy ten blyft eert onrechtvaardige beul 
van ons Vaderland. 

Het is de post van alle Magiftraaten 
aan deezen ongerymden hoogmoed perk 
én paal te zetten: ‘gefchiedt dit, dan zal 
déeze ootzaak niet lang ftand houden, 
en hindernis veroórzaaken, om de doo- 
den buiten de Steden te begraven. Dier- 
baare Vorst! Waardige Overheden! Ge- 
eerbiedigde Regenten! het is Uw post 
daar in te voorzien; de braave en wel- 
denkendfte in den lamde zullen mitedewer- 
ken, om het begraven in de Steden en 
Kerken te doen ophouden en daar door 
ons Vaderland van dien fchandvlek te 
zuiveren. Worden 'erkosten vereifcht, 
om de begraafplaatfen op terichten, en 
de ‘Kerken te gemoet te koomen’: men 
kent het braaf ‘charaêter der Batavieren, 
en ‘de bereidvaardige handen der edel- 
moëdige Burgers {taan altoos open, om 
pryswaardige “onderneemingen te helpen 
bevorderen; ja de Genootfchappen zul- 
len nimmer ledig zitten, om mede te 
werken ten beste van Ker k en Staat. 

Overheden en Burgers! ?er legt geen 
waare eer in het begraven in de Kerken, 
maar het is in tegendeel, gelyk wy ge- 
zien hebben , een God onteerendefchan- 

N 5 de- 


202 CORNELIS TERNE, OVER DE 


delyke daad, De waare eer beftaat niet 
hier in, dat men de bedriegeryen , door 
de Priesters en Monniken eerst verzon- 
nen; blyft begunftigen ; maar hy , die de- 
zelve: tegengaat, verdient lof en eer. 
De waare eer-beftaat niet, in onze gril- 
len en hersfenfchimmen op te volgen, 
maar daar in, dat wy onze geliefde en 
getroetelde neigingen bepaalen, als zy 
ten nadeele van ons of van hetalgemeen 
aanloopen. 

De waare eer en roem wordt door niets 
anders verkregen, dan door deugd en 
verdienften; en zy, die zonder dezel- 
ve, tot hoogheidfteigeren, ftellen zich 
zelven verachtlyk ten toon. En wie 
zou zoo verdwaald zyn, dat hy het 
waare deugd zou noemen, zyne doo- 


den zoo te plaatfen , dat zyn evenmenfch 


‘er fchade door kanlyden? Strookt het 


eenigfins met het denkbeeld van eer, 
zyn dood lyk daar te plaatfen, alwaar 


onze medeburgers geduurig moeten ver= 
keeten.s, „en hen in gevaar te brengen „ 
dat ze door den fchadely ken ftank kun- 


nen befmet, en met ziekten en kwaa- 
len bezocht worden, welke hen in-het 


graf fleepen ; om weder anderen nadee- 
lig te zyn? Laat ik noch eens eene ge- 
wigtige vraag doen! Is het een Chris= 

ten 


4 


, 
Nn nar tene 
adt ze 8 Er 


4 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 203 


ten wel geöorloofd, om inde Kerken 
te begraven: daar wy zekere bewyzen, 
hebben,dat de leevendigen ‘er fchade, aan 
hunne gezondheid , door kunnen lyden; 
ja door den flank uxo 8u kunnen gedood. 
worden? Ik antwoord volmondig: neen, 
het is den Christen ongeöorloofd, zy- 
ne, dooden in de Kerken te begraven : 
want shet ftrydt tegen hét Godlyk be- 
vel, aan het Ísraëlitifche volk gegeeven; 
en inzonderheid tegen het zesde gebod: 
gy. zult niet doodfhaan. Het is immers 
een en het zelfde, of iemand door een 
vergiftenden damp wordt gedood, of 
door eenig ander geweldig middel; en 
daar wy zulks nu uit de treurigfte 
gebeurtenisfen, ontegenzeglyk zeker, 
ondervonden hebben; zoo heeft noch 
Overheid, noch Ingezeeten meer aan- 
fpraak, op zulk eene verderflyke. ge- 
woonte en eerzucht: ten zy men, wil 
lens. en weetens, een overtreeder zyn 
wil, der Heilige en Godlyke geboden. 
Hier koomt noch by „ datonze Godlyke 
Meester en Zaligmaker, de Heere Je/us 
Christus „die in de weereld kwam , om 
onze fchuld: op zich te neemen, en 
voor onze zonden te voldoen; maar 
ook tevens om door zyn volmaakt lee- 
ven ep wandel ons tot een voorbeeld 

; van 


\ 


204 CORNELIS TERNE, OVER DÈ 


van navolging te zyn, ons anders is 
voorgegaan. Volg derhalven , Christe-= 
nen! Christus, gelyk i in zyn Téeven en 
wandel , zoo ook in uwe begravenisfen 
De dig | laat u buiten de Steden brengen „ 
even als jesus buiten Jerufatem is be- 
graven geworden: zulks zal waare eer 


en roem zyh, des Zaligmakers voor-: 


beeld na te volgen; dit zal tot een nieuw 
bewys verftrekken, dat het Christen- 
dom verlicht wordt; en dat ’er noch 
waare navolgers van Je/us ook in dit op- 
zicht aanweezig zyn. Kan 'er nu geen 
grooter voorbeeld zyn, dan dat van den 
Heere Je/us : laat dit voortreflykst 
voorbeeld dan Overheden en Ingezee- 
tenen genoeg zyn en aanmoedigen, om 
daar onze eer en roem in te'ftellen , dat 
wy uitoeffenen, het welk onze Godly- 
ke Meester zich niet gefchaamd heeft.— 
Men behoeft daarom geene fchandelyke 
begravenis te ‘hebben, als Keizer po- 
MITIANUS , die gehaaten Vorst: Wiens 


dood lichaam met een gemeene baar door. 


‚de Doodgravers werdt weggedraagen. 
Neen het is billyk, dat wy die edele 
zucht, om onze dooden ordentlyk te 
begraven, wel ter uitvoer brengen; ja 
alle pracht en eer konde volkomen de- 


zelfde zyn : offchoon dit alles ydelheid is. 


Dic 


jn 1 
) 

bd) 
zi 

| 
ll 
y 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 205 


Dit begreep de groote SALADYN, 


die, de dwaasheid der menfcheninzien- 


den na dat.hy Overwinnaar van gehe sel 
Afien, was „liet uit trompetten: dat hy 
niets meer. in hetgraf zoude medenee- 
men „dan een hemd.,-het welk hy.door 
het leger liet ronddraagen. 

k weiger: geen,menfch, „welke. het 
zich: zelven niet onwa ardig heeft, ge- 
maakt, eene eerlyke begravenis te heb- 
ben; ook aan menfchen van rang, eer, 
verdienften en fatfoen, geene eerbewy- 
zingen by hunne begravenisfe: maar om 
hun waare eer aan te doen, is niet noo- 
dig, dat men hen in de Kerken begraaft. 
Men konde hun immers dezelfde, ja 
meer eer aan. doen , als men zulks 
goedvondt: door hen met koetfen , lan- 
varnen „dubbele draagers , Wapenenen 
en een ruim gevolg, zoo wel naar een 
Kerks-kerkhof te brengen, als naar de 
Kerken ; men konde delyken zelfs „door 
de „Kerken draagen; of. voor de ‘Kerk 


„Jaaten {til {taan , ewen gelyk men gewoon 


is, met een Profesfor te doen, om hem 


voor de Acadeinie neder te zetten: op 


die zelfde wyze , konde men de baar of 


koets, met het Iyk, ook eenige minu- 


ten voor de Kerk laaten {til {taan , tot 
een bewys, dat het lyk naar een Kerks- 
kerk- 


206 CORNELIS TERNE, ÓVER DE 


kerkhof gebragt wierdt. Men konde 
ook met klokken gebrom , daar dit ge- 
bruiklyk is, ftatie maaken, en daar 
voor eenig geld, ten voordeele voor de 
Kerken, neemen. Men zoude ook een 
onderfcheid kunnen maaken in het uur 
van begraven, midts ‘er voor betaald 
wierde. Kortom ,’er was ftatie en pracht 
genoeg te verzinnen; en ook middelen 
om de fchade aan de Kerken te herftel- 
len, als de Overheden zulks maar werk- 
ftellig maakten. 

Ja maar zal men zeggen, de dooden 
liggen zekerder in de Kerk, dan in het 
open veld: dit is noch niet beweezen; 
misfchien zoude ik voor het tegendeel 
zulke overredende bewyzen voor den 
dag kunnen brengen, dat men aan die 
zekerheid geen geloof meer zoude flaan. 

Hoe weinig menfchen zyn’er, welke 
noch na hunne dooden koomen zien, 
als zy dezelve in handen van de dood- 
gravers hebben overgeleverd ? Men be- 
hoeft geen groot Philofoof te zyn, om 
te begrypen, dat fommige Kerken alle 
die dooden niet kunnen bergen, welke 
men ’er inftopt, zonder eene te vroege 
{chuddinge: ’s nachts vervoert men met 
fchuiten het verrotte hout der kisten; 
mis{chien wordt ‘er ook wel iets anders 

me- 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 207 


mede verhuist naar de Kerkhoven; en 
de Kapels-kerk en Wester-kerk leveren, 
zeer veel en zeer dikwils vragt vooreen 
buiten kerkhof: trouwens waar zullen 
ook de beenderen heen. Laaten wy 
niet roemen op de zekerheid der Ker- 
ken en Kerkhoven voor de dooden, 
binnen de Steden: want de liefhebbers 
der Anatomie, zegt men, plunderen 
fomtyds de graven. Men heeft zelfs 
Maakelaars en Kooplieden hier en el- 
ders in verfche waar. Voor eenige jaa- 
ren is ‘er noch te Leiden een Doodgra- 
ver. gegeesfeld , om de mishandeling der 


dooden; en te Warmond is, terwyl ik 


dit fchryve, het lyk van JAN COU- 
WENHOVEN, geweezen boomkwee- 
ker, natuurlyk verdweenen. 

Indien in ons Vaderland, en inzon- 
derheid in Academie fteden, een rui- 
mere gelegenheid was, om lyken te be- 
koomen, zou zulks niet gebeuren; 
vooral als men tevens vryheid hadt, 
om Iyken te openen, welke aan onbes 
„kende ziekten of zwanger geftorven 
waren: zulk eene wet was , myns bedun- 
kens, een gefchikt middel, om graf- 
{chendery voor te koomen en tevens nut- 
tig te zyn. 

Ja maar zal men zeggen en denken. in 

de 


208 CORNELIS TERNE, OVER DE 


de vaste en gekochte graven en in kel. 
ders daar liggen de dooden gerust: dat 
fchynt zoo, maar evenwel moet alles 
vergaan, de yzere hengfels en fchroe- 
ven van de kisten niet uitgezonderd, 
welke fomtyds verteerd zyn, offehoon 
de lyken ’er niet lang in geftaan heb- 
ben. Dan al was ‘het begraven inde 
Kerken ten vollen veilig voor delyken: 
eene omwenteling in de Natuur: „eene 
overrompeling van -krygsvolk maakt 
een verwoesting van alles; en behalven 
dit, kan de bouwvalligheid der Kerken, 
vernieuwing eifchen : waar dan heen met 
de dooden uit de Kerken? Zal dan elk 
zyne dooden kennen en te huis haalen ? 
Ik geloof neen: althans men heeft de- 
zelve noch onlangs te Zoetermeer maar 
onder elkanderen ink uilen seftopt. Een 
voorzichtig Souverain en verftandige » 
ftads Regeerders kunnen, door hetaan- 
leggen van goede en wel ingerichte Be-, 
graafplaatfen , buiten de Steden, die 
zelfde AAE en veiligheid aan de dooden 
verzorgen, als binnen de Kerken: in- 
rd als billyke wetten daar om: 


trent nagekoomen worden in de uicoceffe- 8 


ning. Maar hoe dan gehandeld met de 
Grafnaalden, monwmenta, en duurzaa- 
rme graftomben voor verdienstlyke man- 

nen 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 209 


nen en waare weldoeners van Kerk 
en Vaderland? Zoude men zoo wel 
niet op eene buiten begraafplaats een 

ombe kunnen oprichten als in de Ker- 
ken? De Heer VAN DER GHIESSE N 
antwoordde hier reeds dus op in zynen 
tyd, dat zoodanig eene begraafplaats zou 
Kunnen bevoordeeld worden > met allezulke 
Byzonderheden en voorrechten , als de Ker- 
ken hebben: indien een ieder ‚ naar zyn 
sermoogen , zyn byzonder aanzi enbykeraf, 
met zyne Wapens en Opfthrift had; ‘of 
dat “er eenige grafnaalden op zulke gra- 
Ven Wierden gemaakt, PRINS MAURITS , 
die Gouverneur geweest is van Brafiliën, 
had voor zich te Berg en Daal, digt by 
Kleef, op her kerkhof ‚alwaar hy , geftor- 
Ven zZynde, den eo December 1679, 
Oud 75 jaaren, is begraven geworden ‚ een 
heerlyke Graftombe doen oprichten, 
Zulks zoude meer kunnen gedaan wor- 
den: maar boven dien wie Zou een ver- 
dienstlyk man (hoewel men in Neder- 
land niet ruimfchootig daar mede is, als 
het niet uit de beurs der familien koomt), 
EEN EGTE tombe weigeren in de Kerken; 
of verhinderen, Zyne wapens in dezel- 
ve Op te hangen ? 

Ik denk niet, dat eenig verftandig Rc. 
gent zich hier tegen zou verzetten, 
XII DEED. 8) als 


DIO CORNELIS TERNE, OVER DE 


als het voor Mannen van verdienfted 
was, en de /eges betaald wierden. Men 
…_ zoude dezelve zelfs beter kunnen plaat“ 
fen, dan nu boven de graven; zoo is, 
by voorbeeld, de tombe voor den Groo- 
ten BOERHAAVE, door zyne luiste- 
ryke Familie, Hem opgericht, boven 
den grafkelder geplaatst. Men heeft 
geen doode lichaamen noodig in de Kers 
ken, om waare verdiensten der over- 
ledenen met gedenkzuilen te vercieren, 
Voor de Marfchal van Saxen „ dien groo- 
ten verwoester en Held, is te Straatsburg 
een overheerlyk monument opgericht ; 
offchoon zyn ftofivk deel al verteerd 
was; en de Heer BLEIZIG heeft, by 
die gelegenheid, een fraaije redenvoe- 
ring gedaan, en door den druk gemeen 
gemaakt; voor den Groofen HUIGO DE 
cROOT heeft men wel een fchitterende 
tombe kunnen oprichten; ook voorden 
grootften der Dichteren JoosT VAN 
VONDEL; en voor meer andere be- 
roemde Mannen, offchoon: men niet 
eens weet, waar hunne Iyken begraven 
zyn; zoo zou men ook kunnen doen, 
offchoon de doode lichaamen buiten 
de Steden waren begraven: zoo zou 
het veelen ook aangenaam zyn, dat 
voor den Heere PERRENOT, in de 
cene 


BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. zi 


eenevof andere Kerk: in bikiapes als eed 
der Eerfte en voornaamfte Voorftanders 
van de begravenisfen buiten de fteden ; 
eene sombe wierde. opgericht tot een 
duurzaam aandenken. van zynen yver. 

Ik vertrouwe hier mede genoeg, ter 


beäïntwoording deropgegeevene vr zage a 


gezegd te hebben. 

Zie daar! Wel Edele Hoog- ent zeer Geleers 
de Heeren beftierders van't Zeeuwsch Ge- 
noonfthap ‚ eenige oorzaaken aangewe- 
zen ‚waar door “het begraven inde Ker: 
ken en Steden blyft ftandhouden, en 


_ geffens eenige middelen aan de hand ge- 


__ geeven, om die. vuile „ Onredelyke en 
verwerpelyke gewoonte te doen ophou- 
den: hoe verre ik aan het oogmerk van 
deeze gewigtige vraage, en de meening 
van Uw Wel Edelens beäntwoord hebbe ; 
zy aan Uw Edelens aanbevolen. Oprecht- 
« heid, deugd, en waare zucht; ommyn 
geliefd „Vaderland nutuúg te zyn „ heeft 
… my hier toe-ap het onverwagtst aange- 
Zet, om, waar het my mogelyk, eenig 

nut toe te brengen, ten einde die on- 
patuurlyke gewoonte, die waarlyk tot 
oneer is. voor den Christlyken Gods 
dienst, uit ons Vâderland te doen ver- 
minderen, ja geheel en al te doen op: 


houden: dat zeer wel doenlykis, als de 


O 2 Overs 


212 CORNELIS TERNE, OVER DE ENZ, 


Overheden de hand uitftrekken‚om zulks 
fpoedig werkftellig te maaken. Vindt 
men in deeze verhandeling zaaken, die 
niet allen zullen behaagen , en fommige 
uitdrukkingen die wat fterkzyn, dit fchry- 
ve men toe aan den aart van het onder- 
werp , befchouwd in het Licht, waar inde 
zaak my voorkoomt, en niet aan eenig 
oogmerk , om iemand te beleedigen. On- 
dertusfchen hoop en wensch ik, dat 
alle Magiftraaten en Overheden zullen 
medewerken, om dit ongevoeglyk be- 
graven in de Kerken te doen ophouden, 
en geenfins zich ftooren zullen aan den 
tesenfpraak van onkundige menfchen; 
want het betaamt een wys Regent, al- 
toos indachtig te zyn aan de Zinípreuk 
van HORATIUS: 


Een wyz’ heeft zich * gefnap van 
*t graauw niet aan te trekken, 


Wyl onfchuld en verdienst’ hem tot 
een muur verftrekken. 


zE 


AAN- 


o13 


AANHANGSEL 


Van dAanteekeningen , verzameld uit 
de NIET GEKROONDE Verhan- 
delingen, tot nader flaving en op- 
heldering der GEKROONDE, en 
gefthikt naar de Bladzyden der 
Verhandelinge van den Heer VAN 
LEEUWEN. 


S 8 ®& 8 


ehalven de GEKROONDE VERHAND Ee 
Ee LINGEN Zyn 'er zog anderen toegee 
zonden, en daar onder drie, op welke de aan- 
dacht insgelyks byzonder is gevestigd ; Twee dere 
zelve, die eenen geruimen tyd, za elkanderen 
zyn aangekoomen, zouden zeer fterk iz aaz- 
merking Zyn geweest } om naar den eerften prys 
te dingen. De eerfle met de woorden? 


” Zoolang het rottend Iyks alom befmetting wekt; 
 Gewelf der Kerk, de Grafzerk dekt ; 
1s’*zeker, dat de Lucht der Stadt: 

Het zaad der Pest in zich bevat.” 


De andere, waar onder ftaat, uit B-de Boch: 


"Hoe teer gy werdt gelieft , hoe dier gefchat 
voor heen s 

Hoe hoog vw Eer uit ww Geboorte is opgerezen; 

Niets blyft u overig , dan een boopje ftof aileens 

Dit's alles wat zy zy! Cn TROTSEN zulke 
len wezen?” 

0 3 Bei 


\ 


\ 


ZI AANHANGSEL OVER 
Beide deeze Verhandelingen waren, op Zich 
elven geleezen zynde, zeer pryzenswaardig. 

Maar had men de eerfie doorleezen, en las men, 

Nasr na de tweede, „dan. v rlevendigden zich 
eelzins dezelfde denkbeelden. Vergeleëk men 

die met velkanderen , Zy fcheenen: op dezelfde 

leest «a zyn pgefchoeid. Waat de hoofdzaak, 
eerst bivwitsde edelen dat-de gewoonte van 

Begraven in de Kerken onder ons bZyfk plaats 

grypen, wordt #2 beide behandeld volgens de- 

zelfde orde, in vyf ftukken, 1. Oude gewoonte. 
2e Eerzucht, 3, Hoogmoed, 4.'t Eigenbelang, 

5. Bygeloovigheid. En op dezelfde wijze zyn zy 

aan elkanderen gelyk in de middelen, die vor 

weeringe worden opgegeeven. De zaaken, die 
in de uitbreidinge gemeld worden ; Zyiú wezende 
yk dezelfde.  Verfcheide byzonderbedens zoo in 
de aagtrekking van Schryveren; Opgaaven van 
byzondere. aorbeelden, en gevallen; eigene, en 
zoo ’t fchynt by den Schryver geliefde Mpreek- 
wyzen, zyù in beide dezelfde, Ondertusfchen 
is’er ten aanzien van den vorm en fchikkinge 
eene zonderlinge en opgetlyke. ver; cheidenheid 
in te vinden, . da aar in,gelegen, dat het ‚geene: 
in de eerfle „Verhandeling, hier, en daar in den 
text is geplaatst, ia de tweede is te vinden inde 

Aanteekeningen; en ook wederom omgekeerd, 

Ook, wel eens, eene zaak wat vroeger of wat Za- 

ter geplaatst, in de ééne Verhandelinge dan ia 

deandersi- Om van andere verwi. deling ea niet 
te melden, vooral die ia den 7y/ gemaakt Zy, 
om id dit tweede fluk eene verandering rde 
van {chryfzwieren in te brengen. 

‘Hier uit is het aan ’ Genoatfchap voorgekco=. 

MEN == 


en xy | ef 


DE BEGRAVINGE ENZ. 215 


of dat de twee Verhandelingen waren kin- 
ders wan denzelfden Vader, doch opeene vere 
fchillende ‘wyze uitgedofcht en op onderfchei- 
de tyden afgezonden , welligt om zoo wee kanse. 
Jen te hebben; in vermoeden „ dat de Beöordeee 
ders de Oorfpronglyke wezens trekkeug niet zou- 
den konnen onderkennen. Ten waares -z00 
de opfteller van Beide de ftukken dezelfde wan 
res hy het laatfte als eene verbetering van het 
eerftes met intrekkinge van het eerfte, had wil- 
len toezenden: doch daar van is geen blyk 
geweeste 
Of dat iemand , welke des Schryvers opgeftelde ge- 
{chreeven Verhandeling als vriend, had gelee- 
Zen, die, buiten deszelvs weeten, ter kwaader 
trouwe, eenigzins had verhanfeld, en zoo als 
eigen werk aan % Gerootfchap gezonden, Om 
ook met een’s anders vederen gedekt, naar den 
prys te dingens 
_Altans het Genootfchap heeft niet konnen 
befluten, uit hoofde dier onzekerheid, de eene, 
of de andere van deeze twee ftukken, in aan- 
merkinge te neemen, tot het toewyzen vaa den 
prys, als buiten ftaat zynde, over de wagre re- 
den van deeze gelykhetd, naar, waarheid te oore 
deelen. Echter heeft het zelve ten nutte van het 
gemeen, wel willen gebruik maaken van eezige 
byzonderheden ,‚ welke. deeze beide gefchriften 
zy afzonderlyk of beide te faamen hebben , en 
in,de gekroonde Verhandelingen of zret „ of im- 
mers wiet op die wyze worden aangetroffen, 
De derde Verhandeling s heeft het Genootfchap 


“zeer behaagd, en fchoon ’t geen daar in bevat 


was, voor 't meest in de gekroonde Verhande= 
lingen wordt gevonden, is de Schryver, (die 
O4 ge: 


216 AANHANGSEL OVER 


. gebruikt had, de Staats Spreuk: Concordia res 
parva Crefcunt) ter aanmoediging verzocht, 
zynen naam te willen bekend maaken en te ge- 
lyk goed gevonden het een en ander, uit zyne 
Verhandelinge, in dit Aanhangfel Over te nee- 
men; zynde uit het antwoord op dat verzoek 
gebleeken, dat de Schryver was De Wel Berw: 
Heer JOHANNRS KUYPERS MARTINET, 
toen Proponent te Zutphen, doch tans Predi- 


‘ 


kantte Bergen by Alkmaar, 


@ 8 
5 


AANTEEKENINGEN. 


By Bl 6 BEWEEZEN. Behalven de $chry- 
wers hier te vooren op ble 7 aangehaald, wor- 
den nog opgegeeven, in de Verh. Zoo aug het 
Rottend enz. de volgende 
F: van der Ghiefen , Distert. Jurid. de jure Se- 

pulturz. Lugd. Bat. 1706, 

F: Habermann. Disfert. de Sepulturis innoxiise 

Vienne 1713e 
Nice Corn, van Cleeff, de eo quod Exequiarum 

ratione in jure obtinet &c. a Mai 1776, Traje 

ad- Rhenum. f 
Bernh.de Moor, in Comment, perpetuo ad Marck. 

P. vre C, 34. Pe 7049 705 
Gisb. Bonnet , in Specim. Hiltor. de Causfis fù- 

perft. inter Christianos. 3 OCt, 1753 Ultr. $ 17e 

3 | 


4 8. 
Pe 47» 4 di 


DE BEGRAVINGE ENZ. 217 


Les Lettres fur la certirude desfignes dela Mort 
du Grand Louis; Paris 1752. | 

Memoire fur Fufage, ou Pon est d'enterrer les 
morts, dans les Eglifes & dans Yenceinte de 
villes, par Marret. Dijon 1773. 

Disfertation relative au droit canon , fur la neces- 
fite de placer les cimetieres hors,des villes, par 
MM. offman. Franf, fur POder 1776. 

Reflexions fur les abus des inhumations, de Moní 
Naviers &c. | 

Recueil des Pieces, concernant les cimetieresde 
la ville de Verfailless Paris 1774. 

C. van Alkemade, Ceremonieel der Begravenis- 
fen enz. Hoofdd. 19. 

Je ie Frank van Berkhey, Nat. Hilt. van Hol- 

„land 1u D. St. 19. 

Algemeene Vaderl. Letteroeff. 11 De Ne re Meng, 

‚Werk. bl, 34—374 EN 
Postryder , en Europe Staats Seeret. van 1776. 

F. van Spaans Proeven der Potufche Mengels 
ftoffen- 7. De bl. LOog—r32. van ’t Genoot- 
fchap: Kuastliefde fpaart geen Vlyte 

Alle dezelfde Schryvers worden ook genoemd , in 
de Verh. Hoeteer gy werdt bemind enz.,doch 
waar by nog gevoegd wordt, Befchryving van 

„Leyden door F.van Mieris-1 Ds bl. 52. .en 
Hie D. bl. g5a. meldende de orde van * Ge- 
recht dier Stad, tot weertng van kwaade lucht 
en de snfeltie, die de doode Lichaamen zou 
den mogen caufveren, in de Kerken, 


Bl 8, Dat de fchadelykheid vry algemeener- 
kend zoude zyn gelooft de Schryver niet. Op 
dit luk wordt in Cozcordia res Parve &c. aan- 
gemerkt: dat de bewyzen en proeven door Ge- 

| Os ARR Jeer 


RIJ AANHANCSEL OVER 


leerder opgegêeven, weinig of geen overreeding 
op ’t gemeen gemaakt hebben, en derhalven, 
dat op de meeste’ plaatfen', niemand daar toe 
overhelt;- maar in tegendeet, dat hèt gemeen, 
‚zoo ’t aan „hunne: kéuze ‘wierde gelaatea, zich 
daar tegen verzetten zoude, altans niet geree- 
delyk verkiezen, de dooden buiten de Kerken in 
de openeluchtte begraven. Dit doet den Schry- 
ver oördeelen, dät de eerfte groote hinderpaals 
tegen eene betere wyze van begraven, moet ge. 
zocht worden ‘iz het miet genoeg werlichtte en 
overtuigde Gemeen; *t welk geen de minfte poo- 
ging aanwendt tor verandering, of eenige genes 
gecheid daar toe laat. blyken. 

Bl. g. geavery. Nopens de twee Voorwaar. 
den, welke de Heer Hervey vorderde, en in de 
Aant. (m) op bl. ge ea ro. gemeld zyn, wordt 
opgemerkt, ten aanzien der eerffe Voorwaarde : 
Als ‘er zorge gedragen wordt, dat zy [te we- 
ten, de begravenisfen der Lyken in de Kerken] 
geen hindêr kunnen doen aan de grondflagen van 
bet Gebouw. Dat zulk eene zorg noodzaaklyk zy; 
Dit toont het voorbeeld van Hitlegondsberg „een 
uur van Rotterdam, daar men in jaar 1764. 
ontdekte, het /Chewren der omuuren en zakken 
der pylaaren van het fraaje Kerkgebouw, —Wan- 
neer *t by onderzoek bleek, dat de Doodkisten 
onder de pylaaren en muuren door, waren bee 
graven, zoo zelfs , dat fommige kisten, buiten 
en binnen de Kerk bevonden werden. Dies 
men, met gelukkig gevolg, alle vermogens te 
faamen Ípande, om eene geheele inftotting van 
dit Kerkgebouw voor te koomen. pe 
“En wât de tweede Voorwaarde belargt: Di 


DE BEGRAVINGE ENZ. 219 


de fchadelyke witswaasftmingtnvan hèt verrotten 
de pleefch werhoed worde in de Kerken. Wordt. 
gezegd: dat dit genoegfaam om veele redenen” 
onmogelyk zy 3 en dat dit de bron is van bet 
kwaads dat juist wordt gevreesd. «Zoo daf, in= 
dien ’er deeze zwaarigheid niet ware , mên alles 
te boven zoude zyn, ‘en’ niets te duchteù heb- 
ben; zynde dit (tuk door den Heer TE WATER(a) 
in helder daglicht gefteld, en ook door zya 
Hoog Eerw: het oordeel van Ri veTus(b) op 
bl. 661 em 662 aangehaald, en uitgetrokken. 
Men vraagt verder of het te beilyken iss dât 
men eene Gode geheiligde plaats , door rottende 
en tot ziekten, zoo fpoedig gelegenheid gevende 
Lichaamen aldaar te begraven, ontreinigt? of 
'c wel beäntwoordt aan Tt voogmerk van Gods=" 
dienttige t'laamenkomften, ‘dat men aandoenly-- 
ke menfchens door ’ begraven in de Kerken’ 
uit dezelve verbant? Dewyl dikwerf de gedachte 
ten van menfchen, door *t gedenken aan Echte 
genootens Ouders, Kinders, Vriendenenande=" 
re dierbaare panden, aldaar begraven liggende; 
worden afgetrokken en de aandacht wordt ver- 
ftrooìd en gehinderd; ja zelfte dikwils lang moeite. 
gebaard „om zoo veel op. zich zelven te ver winnen „ 
dat menin zulk eene plaats-den Godsdienst kan by 
woonen. Ook zyn'er niet zelden hevige gemoeds 
en Lichaams aandoeninge door verwekt. Le 
Frank van Berkhey verhaalt ooggetuige geweest 
te zyn, dat eene zwangere Vrouw,op aanraden van * 
haare vrienden te Kerk ging, daar onlangs haar 
waarde manswas begraven , met dat gevolg, dat zy 
- ZOO= 
(a) Verhand. van % Zeeuwfth Genootf. mv. D, 
bl 653. | 
(5) in Gen. C. zrvm. Exereit. 172, 


220 AANHANGSEL OVER 


zoodanig werd aangedaan, dat haar de arbeid 

ontydig overviel, en zy inde Kerk dood bieef.(c} 

zeer uitvoerig heeft zich over deeze fchadelyke . 
beid uitgelaaten 5. van Loes in de 6 zyzer 
Leerredezen bl, zog—z21te Ten opzichte van 

deeze fchadelykheid, moet voor al in aans 
merkinge koomen, dat men ìn tyden van be= 
fimettende Ziektens, door het begraven der Ly- 

ken van menfchen aan die befmetting geftorven 9 
in Steden en Kerken, de levende en gezonde in 

gevaar brengt, om door dezelve ook te worden 

aangetast. 

Hoe was ’t met de Ziekten en Sterfgevallen, 
die ‘er ’er in jaar 1779 in ons Vaderland heb- 
ben gewoed? Te Harlingen en Arnm heerfchte 
de Roode loop. zoo, dat ’er in twee maanden 
453 meníchen begraven werden, daar “tanders 
maar 5o was. Oos naar Leeswaarden en Fra- 
neker kwam de Ziekteover. Te Groningen waa- 
ren weeklyks de Doodea 6o, in de plaatfe van 
12 à 15 menfchea. In Drenthe heerfchte de Gal- 
koortfe, en-te Kampen fùerven veele-menichene 
In Gelderland woedde eene befinettelyke Ziekte 
en in de Meijery wan ’s Bofch een befmeitende 
Roode loop. In de nabuurfchap van Deift en Rof= 
terdam, was een buitengewoon aantal van epl- 
demifche galachtige Herfstkoortíen. 

Tot weering der uitbreidinge van zulke on- 
heilen, past het alle maatregels van voorbehoeding 
by- de hand te neemen; . Voorbeelden van ge- 
noomen voorbehoedfels zyn 'er veele in Vrank- 
ryks Engeland, Rusland, Zweeden, Denemar- 
ken en elders. Ook in onsgemeenebest, zyn die 
dikwils aangewend; in t jaar 1664. en Toon 

ce- 


(5) Nat St. ven.Holland, zi. D. rg. St. bl, 1989° 


DE BEGRAVINGE ENZ. 22} 


deeden ° Eands mwaderen by de wvoornaamfte 
Steden Pest- of Zrekenbuizen bouwen , die na- 
derhand in den Oorlog van 1747 en 1748. en 
nog onlangs na den Zeeflag op Doggersbank , 
den 5 Augustus 1782, zoo wel te pas kwamen, 
om de gekwerften te ontfangen en van het 
nodige te verzorgene 

Wat heeft de Raad van Staaten, zoo ras ’er 
eenige ziekte onder *t gemeen voorkwam, in de 
Metjery van *s Bo/ch, geen gepaste maatregels 
geaoomen ? 

Zoo als ook, door de Staaten des kwartiers 
van Nymegen, voorbeeldig is gezorgd, in de 
Bpidemifche Ziekten te Maurik. Daar nu gee 
bieeken is de fchadelykheid der uitwaasfemingen 
van Lyken, om de pernicieufte en gevaarlykfte 
Ziektens uit te breiden, hoe zeer moest dan tot 
voorbehoeding de*begraving der Lyken in Ste- 
denen Kerken worden geweerd. Dewyl'er niers 
vermogender is om den menfch te verzwekken, 
bloed en vochten te ontaarten, te ontbinden, 
en aile de vermogens ook van den fterkften te 
ontzenuwen, dan het verkeer in eenen damp- 
kring door mephitifche en rottige uitvloeifels 
beladen. Waaromdegroote H BOERHAVEN 
zegt: indien ’ allergezondfie menfch, by geval 
op dat oogeablik tegenwoordig was, als de ge- 
zwolle rotuge buik, van een groot verdronken 
dier openbar{ítte , by zoudeteritond met zoo een 
finkende lucht omvangen worden, dat hy in 
bezwyming vallen, en den geheelen dag met eene 
kwaadaaruge walgingfukkelen zoude. Zoo /anz 
bet Rottend enz. Alsmede: Hoe teer gy enz, 


Bl 12, BRUINISSE. Andere gevallen van 


222 AANHANGSEL OVE el 
dien Aart, worden door j» A. UNZERs inde 
Arts 1 De 47. Vertoog ; vooral bl. go=g4. ge: 
meld. Ook heeft de Heer Ta. SCHWENKE; 
fchryvende over de voortplantinge der kinder- 
ziekte zich dus uitgedrukt: * Wat zal men zeg= 
gen van onze Kerken, daar men de menfchen, 
begraaft; zoo dat fomtyds die geenen, welke 
yzen, als zy. maar, aan de pokjes denken, 
nochtans turen doorbrengens boven de on- 
zichtbaare uitwaasfemingen van Lyken , die 
kort te vooren aan _de Keuderziekte geftors 
ven, en ‚aldaar, begraven zyn”, Hy brengt 
een voorbeeld by van eenen man, die 30 jaa“ 
ren geleden aan de Kinderziekte geftorven was, 
wiens graf geöpends en de daar in nog gave 
eiken kist, door den Doodgraver met zyn {pa 
doorftooken wordende, ’er wel ras zulk een, 
vreesiyke ftank uit voortkwam, dat zy de geheele 
Kerk te Chelwood befmette, zoo dat 'er eerst 14 
en binnen 3 dagen tot 3o menfchen, die de 
begravenis van een aanzienlyk Lyk, *t welk in 
dit graf moest bijgezet worden, hadden verge- 
zeld, door de kinderpokjes werden weggeno- 
men. Zie Inenting der kinderpokjes by A. 4r= 
renberg te Rotterdam 1717. Zoo lang het Rote 
tend lyk enzs en Hoe teer Zy enZ. 


Bl 13. Verveelende uitwaasfemingen in de 
Kerken , va de begravenisfen. "ir isgeen Kerk 
vooral in de groote Steden gelyk Loxdes, of 
men wordt ’er eene befmette vunfige reuk ges 
waar in bedompte dagen» wanneer de Lucht de 
noodige doortogt mist. … Wie maar een weinig 
ervaaren ìs, in de natuurkunde, weet, dat de 


Lichaameas die verrottens eene verbaazende 
mee. 


ahd 
vee 


DE BEGRAVENIS ENZi 223 


, 1 M «el =i 7 ie Vn Tal s fz 

meenigte veerkrachtige vloeistoffen uitwaasfe- 
men „ beftaande uit rottende deeltjes „welke, zich 
met. de Lucht verméengende , ‘dezeive bederven, 


„Uit de Recherches libres Sc, Zoo Larzg het Rots 


tend Lyx enz. d 
_ In eene voorname Stad der Republyk is eene 


Kerk, voorzien met 4 groote Kelders , bekwaam 


Om ieder roo à 150 Lyken te konnen bergen.— 
Dan weinige jaaren geleeden onderwond men 
zich; om dezelve te doen ruimen ; maar ziet $ 
ééne Kelder geöpend zynde, ontdekte men mil 
hoenen van zwarte vliegen; en kakkerlakken(d) 3 


deeze werden zoo geweldig door de Kerk ver- 


fpreid, dat 'er een iegelyk geduurende den Gods- 
dienst over klaagde, Ja het ging zoo verre, dat 
by de bediening van het H. Nachtmaal het 
brood als bezaaid en de beekers als overtoogen 
waten met dit ongedierte, _ De rondsom lig- 
gende wooningen leden hier door geen gerin- 
gen ooverlast. Men vondt goed geen verdere 
poogingen tot ontruiming aan te wenden; en 
deeze Kelder wel en dicht te fluitene 

Men opende eene andere Kelder, dan de uit. 
komst was ruim zoo erg als de eerfte, ’er wers 
den verfcheide middelen ter verdelging dezer in- 
felten, doch te vergeefs aangewend. … Dus is 
deeze Kelder toen, als de voorige geflooten, 
en men heeft tot heden geene durven ontfluiten, 


Hoe teer gy werdt enz. 


Predikanten ruiken dikwils ’s Zomers, onder 
het verrichten van hun werk, den ftank ‘der 
Lyken in de Kerken. Niet lang geleden ver. 

> \ haal- 


_() Eenige jaaren geleden, had men in de Oost= 
kerk te Middelburg ook hinder van, foortgelyke ins 


febben. 


204 AANHANGSEL OVER 


haalde my een Leeraar in eene voornaame Va- 
derlandfche Stad, dat men des Zaturdags mor- 
gens ten 4 à 5 uuren een mênfch begraven had, 
die aan de Waterzucht geftorven was; dat uit 
‚de kist eenige droppels, onder het draagen naar 
“het graf» gevallen waren; dat men de Kerk 
om den frank te doen verdwynen den geheelen 
dag had gelucht; dat dezelve echter des Zon- 
dags morgens, noch zoodanig ftonk, dar ge- 
melde Leeraar, by het vroeg inkoomen, zuiks 
aanftonds riekte, en den koster op {taande voet 
by zich deed koomen, hem vraagende van wat 
Lyk die ftank was, en waarom hy de kerk niet 
had gelucht?» De man betuigde zyne onfchuld, 
zeggende, terwyl by de nog zichtbaare blyken 
der droppelen uit de kist gelekt aan den Leeraar 
aanwees: dat hy niet alleen den geheelen Za- 
wrdag de Kerk had open gezet, maar ook dien 
morgen reeds ten vyf uuren dit gedaan had, 
maar dat de ftank daar door niet te overwinnen 
wase Concordia res &c. 


BL ra. Gewoonte hunner Voorouders, Gee 
woonte is eene aangenoomene wyze, om ietste 
doen of te lyden; en is dus goed of kwaad , naar 
maate de zaak, die men gewoon is te doen, 
goed of kwaad is. Doch als de gewoonte, zy 
goed, * zy kwaad, eens is ingeworteld, wordt 
ze als de tweede natuur; zy houdt vast, en de 
menfch is ’er niet ligt van af te brengen. Ovt 
dins fchreef: Nil confuetudine majus - Niets 
gaat de gewoonte te boven. En Augustinus: 
Vincere confuetudinem dura est pugna, De ge- 
woonte te overwinnen is een harde ftryd, 


Het begraven binnen de Steden en Kerken on- 
zer 


DE BEGRAVINGE ENZ. 225 


zer Republiek is eene overoude gewoonte; one 
ze Voorouders, eenvoudig zynde, en in die 
padeelige gewoonte minder doorzicht en geen 
denkbeeld van het fchadelyke. hebbende, hebben 
dezelve gevolgd: En fchoon men nu roemt 
meer verlicht te zyns men houdt zich echter 
aan de oude gewoonte. Poogt iemand de tyd= 
genooten met klem van redenen te overtuigen, 
van de fchadelykheid deezer gewoonte; ras is 
“t antwoord: men moet de oude paalen niet te 
rug zetten ; wy moeten oude gewoonten niet vere 
anderen ; onze vaders hebben *t zoo veele jaaren 
alzoo gedaan, waarom zouden wy het anders 
doen? En dus blyft men onaangezien alle reden, 
de gewoonte aankleeven; alleen, om dat het 
gewoon is. Zoo lang het rottend Lyk. En 
Hoe teer gp wordt gelieft enz. 


Bl. r4. Navolging van anderen. Behalven 
de voorbeelden by TE wATER, en hier in de 
Aanteekeninge (p) opgegeeven, wordt ook de 
Bredafche ReCtor scHONK geroemd. Coe 
cordia res &c. : 

Bl 14. Aante (p). PERRENOT=— by Sches 
veningene Begeert men luisterryker Toonbeel- 
den , men vestige de aandacht op de Be. 
graafplaats, die Prins Maurits, Gouverneur 
van Brazil, zich te Berg en Daal, had doen 
vervaardigen, en in welke hy den 22. Decem- 
ber 1679. buiten eenige Kerk of Kerkhof is bee 
graven (e). 

Maar dat alles overtreft , is,’ dat Hua Ed: 

E Mog: 

(€) Nat. Hift van Holl. door Berkhey ri. D bl 
1990. en de afbeelding in CJ, Brui Cleef fche en 
Zuidholl. Arcadiabl. 34, 35. 


226 AANHANGSEL OVER 


Mog: de Heeren Gecommitteerde. Raaden van 
Hoiland, aan den Heer PERRENOT, Domein 
raad van. Zyne Doorl, Hoogheid , benevens eeni- 
ge andere Heeren voor circa zes jaaren, heb- 
ben toegeftaan eene plaats in de Graaflykheids 
Duinen, om aldaar eene begraafplaats voor zich 
“en anderen te mogen flichten, welke hun ook 
in Chyns uitgegeeven is, om te beheinen of te 
bemuuren. _Deeze plaats is groot negen vier. 
kantte Rhynlandíche Roeden, aan de westzyde 
der Schevening{che weg, dig by *t Dorp ge« 
legens omringd met eenen {teenen muurs ter 
hoogte van ruim g voeten, 

Binnen dit muurwerk Zyn aan weerskanten 15 
gemetfelde Grafkelders, bekwaam om in ieder 
drie groote lyken te bergen 

Aan de Oostzvde, tegen den weg, isde Poort ; 
boven dezelve is eene Antique lyk-bufch, en in 
de corniche: TER NAVOLGING Alledeeze 
Grafiteden zyn gedekt met blaauwe zerken, op 
welke men naamen, wapens enZe kan ftellen ; 
terwyl die van den Heere A: PERRENOT reeds 
het volgende byfchrift draagte Exuvie jactaut 
putres procul Urbe: Nocebams Quinemint pru- 
dens, Noceam ne Alortuus opto. “Saat is: Myne 
rottende overblpffels moeten verve van de Stad 
liggen; daar ik (levende) vermydde iemand te 
benadeelen, wenfch ik ook zulks na myn dood 
niet te doen, 

Volgt nu eene Lyst van begravene op de Be. 
graafpiaats ter navolging by Scheveningee 


1780, Den 11 Mey Johanna Mabella Adelaïde 


Singendonk. 
Den 24 Juny Baron P, A» de Huibert, 
Heer van Kruiningen, 


1780, 


DE BEGRAVINGE ENZ. 227 


1780. Den 5 Augustus Alida Verfteeg, gebo; 
ren van Westreenen. 

e= Den 17 Oftober Frederik Salomon Tavel, 

1781. Den 15 October, Abigaëlt Antonia Mare 
celis, 

1782. Den 14 February, Cornelia Colombyn. 

—— Den 23 Maart, Jofina Loef 

—_ Dea 15 Juny, Johan Willem van Haar; 

1783e Den 5 july, Abrabam Kruyte 

1784. Den 12 July, Mr, ABRAHAM PERRENOT, 

e= Den 28 October, Stephanus Jacobus 
Scheltuse(f) 

Zoo lang het rottend Lykenz. Alsmede: Hoe 


teer Zy wort bemint. 


Bl. 15. Aant. (p) Te Zuilen by Utrecht. Te 
ZUILEN een der. vermaakelykite oorden in de 
Provinue van Utrecht, heeft men onlangs, on- 


„der de goedkeuringe van de Ed: Mog: Heeren 


Staaten dier Provintie, zoo door de Regeering 
als de overige Dorpelingen eenpaarig beflooten, 


om de dooden zonder onderfchcid buiten hee 


Dorp te doen begraaven. De Wel Ed: Geb: 
Heer en Vrouw van Zuilen, zynde Thuil van 
Serooskerken, als loflyke voorgangers, hebben 
hier toe een fluk lands gefchonken, ten bewy- 
ze hunner goedkeuringe, en om ook zelve ale 
daar te worden begraven. Terwyl het begras 
ven in de Kerken aldaar is werboden. Deeze 
plaats. is omringd met eenen fteenen muur, en 

ben en 2 vers 


Cf) 1786. Den 3 Juny is des morgens weder een 
Lyk aldaar by gezet van Vrouwe DEBORA ALET- 
TA BOOT; » Huisvrouwe. van den. Heere Profes- 
for, en Emeritus Predikant in ’s Hage NicoLAas 


BARKEY, 


923 AANHANGSEL OVER 


verfierd met eene Poort, waar op te leezen Hat: 
WY LEEVEN OM TE STERVEN, Zoolang 
het rottend Lyk enze Zoo ook: Hoe teer gy 
wort bemint enz, 

De Inwoonders van het Vaderlandfch Alem, 
gelegen by de Schans St. Andries, niet verre 
van Bommel, hebben, nu al zedert veele jaaren 
hunne dooden in hunne Hoven ter aarde be- 
fteld, om dat de &ivier de Maas hun Kerkhof 
heeft weggefpoeld , en er zedert niet gedacht is 
(zoo veel wy weeten) om een ander Kerkhof 
toe te (tellen. Corcordia res &c. 


Bl. 15. Aant. (p) CAPELLEN TOT DEN 
POLL Schoon deeze Heer is overleden, en 
’ verzoek te Zwolle 1779. geen gevolg toen ge= 
had heeft, (bl, 55.) Echter is de Familie van 
de CAPELLENS lang voorneemens geweests 
om een buiten Kerkhof voor zich te ttichtens 
nu meen ik; is bepaald, het zelve op de Heide, 
tusfchen Zutphes en Gorfel te maaken, waar in 
men eerst zal overbrengen het Lyk van den ver= 
dieuftelyken Vaderlander j De VAN DE CAe 
PELLEN TOT DEN POLL, (die nu in een 
looden kist, tot dat einde is bygezet , in de Graf= 
kelder dier Familie, in de Kerke van Gorfel ;) 
En dan zal ’er tevens, een pragtig gedenkiee- 
ken, voor hem opgericht worden. Gaan myne 
berichten zeker, dan zal men de poort enz. van 
dit byzonder Kerkhof grootfch maaken , ten voor- 
beeld van anderen. Len werk, dier Familie in 
der daad waardig. Concordia res &c. 


Bl 16. Het onbetaamelyke en fchadelyke enze 
wort miet erkend, om dat men van het ie ea 
dyke 


EER DN ANN AES ij ez 


DE BEGRAVINGE ENZ 229 


Zyke niet overreed is. De Schryver van Hoe teer 
Zy EenZe laat zich dus uit: Aan wien is ’t onbe- 
kend, dat het luisterrykfte Pronkftuk van de 
Waereld, zoo verachtelyk en afzienelyk wordt, 
na zynen dood, dat de overblyvende huisgenoo- 
ten, wel dra bezig zyn om bederf wederftand 
biedende middelen by de hand te neemen. Ja 
zoms gevoodzaakt worden, vroegtydig den doo- 
deu te den kistens om alle onheilea voor te 
koomen? intusíchen de dag der begravinge is 
daar, (welke by veelen meer dan te lang wordt 
uitgefteld) wanneer niet zelden door de Lykdra= 
gers en Doodgravers, op dientyd , de naaste by 
het Lyk zynde, al fchoon de kist we/ is bezorgd, 
echter noch eenige voorziening moet worden 
gedaan, om de onaangenaame reuk te voorkoo- 


men of liever af te weeren. Men nadert allengs-. 


kens tot aan het Graf; het Lyk daalt in de groee 
ve der verteeringe; het bederf klimt ten top‚de 
vlugge uitwaasfemingen der verrottinge kunnen 
naauw!yks beteugeld worden, maar dringen door 


‚de kist als % waare heen, uitwyzens derzelver 


gewaarwording; het mulle zand of losfe aarde is 
niet vermogend dezelve tegen te houden; de 
reeten, fpleeten en fcheuren der aaneengevoeg- 
de zerken of tegels zyn als zoo veele ontlastbuie 
zen, om deeze rouige uitvloeifels, in en metde 
Dampkringlucht der Kerken te vereenigen, te 
befinetten, en de fchromelyktte gevolgen voor 
de menfchen te doen ondervinden. Die onaan- 
genaame vunzige reuk, dewelke men voor al in 


geflootene Kerken aantreft, overtuigt ons ge- 


noegfaam, dat 'er chadelyke en romige deeltjes, 
uit de Graven opgelteegen, aanweezig zyn. 
Wie weet hoe meenig meních ’er daaglyks het 

P 3 be- 


030 AANHANGSEL OVER 


eginfel eener rottige of kinderziekte, ten kose 
ten van zyn dierbaar Leevens of die zyner gêe 
Jieflte panden en Huisgenooten in de Kerk ger 
haald heeft ? 

En hoe gaat het, Helaas! met het begraven 
der dooden op de Kerkhoven en Bolwerken bin- 
nen de Steden? Als men de waarheid zal huilde 
doen, kan het dan in de daad wel begraven ge- 
noemd worden» worden de kisten, niet maar 
als pakken op elkanderen geftapeld? wordt er 
wel genoegzaame aarde of zand over de Dood- 
kisten geltrooid en dezelve 'er mede gedekt? 
Was het niet beter, dat mee fomtyds zeide : men 
heeft eenen dooden op het Kerkhof te droogen 
gezet, dan begraven? doordien men wel’ de 
doodkisten genoegfaam ontbloot, en maar met 
eenige losfe planken,“ en daar na met geen ge= 
noegfaarhe aarde gedekt, aan de brandende zon- 
rieltraalen op de Kerkhoven, bloot ftelt; waar 
in hoogaadigt voorziening gevorderd wordte 
My is bekend eene Stad in de Republiek; voors 
zien met drie Kerkhoven; Het eene min het’ 
andere meer, met wooningen omringd, die ’er 
met raamen en’ venfters op uitkoomen; dan, 
voor al by Zomerhitte, fchroomen de bewoo:- 
ners dezelve te openen, van wegen de Onaan- 
gendatme lucht, die ’er van buiten indringt. Is 
nietvom dezelfde reden, en tot voorkooming 
van’ befmettelyke Ziekten té Am/lerdam, in de 
voorige eeuw het Kerkhof van de Westerkerk’ 
verplaatst} Voege hier noch by iets uit eene Am 
pliatte op het begraven in de Bölwerken der 
Stad Leyden: ” Die van den Gerechie der Stad 
Leyden in ervatinge gekomen zynde, dat onder 
andereri wel is Komen te gebeuren, dat d aen 
is | _ftor- 


DE BEGRAVINGE ENZ. 231 


ftórvene Lichaamen niet genoegzaam met aarde 
overdekt zyn geworden, waar door dan eene 
aflchuwelyke en infecteerende flank daar omtrent 
werd veroorzaakt, hebben tot verbetering ge= 
ordonneerd, onder anderen, dat de bovenfte 
doodkisten, ten minften drie voeten hoog, met 
zand of. aarde moeten bedekt worden, en dat 
wel den zelfden dag, zonder uitftel op eene boe= 
te van so Guldens énze” Zie 7. van Mieris, 
Befchre van Leyden, bl. 953, 954e. Noch kan 
men leezen, een fchrikwekkend bewys van de 
fchadelykheid der Kerkhoven binnen de Steden 
in de Nieuwe Gen. Nat. en Húishoudkuidize 
Jadrboeken 5 De 2 Ste of Noe 26e Hoe teer zy 
wert XC. 


_BL 16. Bygeloif. De Hoog Eetw: Heer as 
BONNET, heeft nog op de Hoogefchool zyns. 
de, eene Gefchtedkundige proeve ver deedigd over; 
de, oorzaaken van ’t bygeloof onder de Christe- 
den, en meldt: ” dat het begraven in de Ker- 
ken afgeleid wordt uit, of door de bygeloovige 


heid der Christenen, door welke zy wilden, dat - 


hunne‘ doode Lichaamen, digt by de Lichaa- 
men, der Mactelaaren gelegd wierden, op dat zy 
‚by God door de gebeden van zoodanige voors 
treflyke voorfpraaken, des te krachtiger zouden 
geholpen worde,” Behalven welke bygeloóvig- 
heid, noch veele anderen, omtrent het fterven, 
en begraven, zelvs wel onder Hervormde Chris= 
tenen gevonden worden, als by voorbeeld. om 
flegts weinigen uit velen te noemen: het neder- 
zetten. van een Lyk voor iemands deur; het 
huilen van een’ Hond, of het uitkrabben der 
aarde met de pooten, voor iemands Huis; hec 
4 kraais 


hi 


252 AANHANGSEL OVER 


kraaijen of vliegen van vogelen ; de zoogenaamt- 
de kleppertjes, (door houtluizen veroorzaakt) ; 
het kraaken of klappen van deuren; eenig on- 
gewoon geluid; zelvs ook min gewoone bewees 
ging van muizen en rotten op zolders of daken ; 
’ vallen van een fchildery, ’ berften of vallen 
van een fpiegel ; ja zeker bepaald getal van men= 
fchen aan eene tafel enz. enz. Zoo lana het 

Rottend enz. Hoe teer gy wordt enzo 
In overoude tyden pleeg men meer eerbied dan 
nu aan de dooden te bewyzen, toen men de 
aarde, waar in zy gelegd werden, wydde en 
heiligde, het zy om hen te eeren, of voor de 
geenen, die men daar in gelegd had, of leggen 
zoude nuttig en heilig te maaken, Daar dat By- 
geloof grond won, en men prys (telde om niet 
ver van zyne geliefde vrienden te weezen en 
gelegenheid te hebben, om aan hun beter te ge- 
denken, of by hunne graven te bidden voor 
hunne Zielen, (dat beter in een Kerk, dan bui- 
ten in de open lucht, ver af kon gefchieden), 
wonnen zoodanige begravenisfen in de Kerken 
meer velds, en die gewoonte werd zoodanig 
diep in de gemoederen der menfchen ingeprent , 
dat hun geen plaats gefchikter fcheen, dan de 
dooden te begraven in Kerken en aller{taatelykite 
gebouwen aan God en den Godsdienst toege= 
wyd; dus werden zy, ook na hunnen dood als 
“t waare meer geëerd, en zy lagen op de veilig- 
fte plaats waar men alles heilig keurde. En 
denkt het gemeen, al is het Protestantíchs nog 
in deezen tyd, zoo ten deele niet? Wy hebe 
ben arme Lieden gekend, die in hun leven 
Zoo veel opfpaarden, als ’er noodig was om 
gen graf in de Kerk te hebben, en na hun- 
nen 


rl EN 


nee 


_DE BEGRAVINGE ENZ. 235 


nen dood daar gelegd te konnen worden. Coz- 
eordia res &c. 


Bl. 17e Voor Christenen gepaster. „ Doch ten 
onrecht, want de eerite Ghristenen begroeven 
hunne dooden in de open Velden, Hoven en 
aan de wegen; dan, on.ler de latere „bristeneng 
is het begraven in de Kerken allengskens inges 
floopen, en wel op voorgang van Keizer Coz- 
flantyn. den Grooten, welke gewild heeft: dat 
by in de Kerk der Apostelen zoude begraven 
worden, die hy met dat oogmerk gebouwd 
had, op dat de Keizers en Bisfchoppen digt by 
de overblyffels der Apostelen zya zouden. So 
erates Libe Te Cap. Ult. P. 7ó. Dit voorbeeld 
(zoo als ’t niet zelden gaat); wierd ras doorde 


_ Aanzienlykften, en daar na door den minderen 


rang der Christenen, hoe zeer ‘er ook tegen gee 
yverd wierd, gevolgd. Hoe zeer gy enze  Zoa 
tang bet Rottend enz.(g) 


Bl, 18. Begraven buiten Steden en Kerken 
houdt mem voor [chande, De oorzaak ligt in de 
eerzugt en hoogmoed der meníchen, die zich 
zelfs tot den dood ea begraving uittrekt. Stond 
het veelen in hunne magt, zy Zouden de doo- 
den in de eerfte en kostbaarfte Kerken, met 


eene praal boven hunnen {tands trots den bes- 


ten doen begravene Boven dien een aantal men- 
fchen rekenen het als een byzonder voorrecht, 
dat hunne Ouders en Bloedverwanten , juist in 
ééne en dezelfde Kerk begraven zyn, en zouden 
het hoogst misdaadig reekenen, zoo iemand 
Ps han- 


(2) Men vergelykt Cave eerfte Christendom , Utr, 
1692, bl. 551. 


dj \ 


834 AANMHANCSEL OVER 


hunner nabeftaande in eene axdere kerk gelegd 
wierde. Loutere onkunde , dwaasheid, ‘en 
dwaaling, “uit eerzugte Wordt iemand al eens 
daar van overreed, ras Ípringt men te 2 Tug; men 
heeft zich nader bedacht, men wil niet byzon- 
der zyn, Vader, Moeder, Broeder enz, jat ge- 
heel geflagt isin die ééne Kerk begraven. „Deeze 
moeten nu niet minder eer hebben. De Schry- 
ver brengt tot voorbeeld een geval aan, hem 
in 1784. bejegend, dáár kinders, die zelve be- 
nodigd waaren, meerder onkosten voor hunne 
reekening daamen, op dat Moeder even als Va- 

er fehobá het graf vol was, zoude begraven 
worden, in dezelfde kerk; wel in een: ander 
graf, maar met dezelfde Statie. 

De Hovaardy in het begraven der dooden, 
is zoo doorgedrongen, dat de meeste Ingezete- 
nén van eenig vermogen , het verre beneden hun- 
nen ftaat en fatfoen zouden oordeelen, als men 
wilde onderwinden, iemand hunner nabeftaande 
buiten de kerk te doen begravene Men rekent 
het begraven op een kerkhof, als eene verachte- 
Iyke zaak; eene Ezels begravenis, ten minften, 
een doorflaande blyk van Arm en ‚bs boefig 
te zyn. 

Wy ftemmen toe „dat aan eener deftigen Bur- 
ger ook eene deftige begraving toekoomt, maat 
veele waanen, dat eene eerlyke begravenis al. 
Ysen-beftaat in de pragt en pompe, die ‘ef mede 
vergezeld gaat. Maar wat baat die pragt en 
kostbaarheid den dooden? Wat voordeel heeft 
‘er de Ziel van? en welk nut het Lichaam» of 
wordt ‘de ftaat van één wan beide ’er wel iets 
door gebeterd? Evenwel wil men liever fomtyds 
kleinodien- verkoopen, gebrek lyden, dan An 

16 


EN 


DE) BEGRAVINGESCENZS 9255 


die »praalzagt niet te voldoen ; “om op dit pöïzt 
d'honneur te ftaan, voor niemand onder te doen „ 
of minder dan een ander te weezen, Men zegt, 
was ’t gebruik algemeen, mien zou 't volgen: 
Maar nu ‘wat zou de Wereld zeggen? Myn Va- 
der, Moeder enz. buiten de kerk te begraven, 


» waare een eeuwige fchande ‚men wiërde wel: 
uitgejouwd, of met vingers nageweezen,- En 


waarom zoude ik myne dooden buiten de Kerk 
of -“Stad-doen bögraven? ’tiwäs-geen dief, fchekt. 
of flegt  Menfch ; “de overledene-ftief met eere’; 
wy hoopen: dit verlies in den Hemel weer aatr 
te treffens en zouden wy onzen dooden dan 


niet in „de-Kerk vof Stad doen begraven? ’t was 
‚ onvergeeflyk ; nu konnen wy ook eenige fatfoens’ 


lyke heden verzoeken tot‘ het aandoen der laat" 
ite Eer dai den Overledenen, die anders niet Zou- 
de willen: mede gaan. «Ook heeft het de Over” 
lédene“zoo. gewild, en heeft my zelvs bevoor- 
deeld, zoude ik hem die eer niet aandoen? Zoo. 
lang het Rottend enz. en doe teer zy wordt enz, 


Bl 25. Im eene Eenhoofdige Regeeringe gant 
dat gemiaklyker. Neemt eens de tegenwoordige 
Keizer josermus de tweede gaf een Edict 
(volgens bericht tit Brusfel-dea'1g: July 1784.) 
waat in gezeed wordt, dat zyne Majeiteit oor- 


deelt,” dar devzorg , die by voor den welftand 
zyser Onderdaanen nam, vorderde,'om het 


fchadelyk gebruik van het begraven in de kêra 


‘ken, en-op de kerkhoven der-Steden én Dor 


pen „zoo „wel, als in-de kerken ten platten Lane, 


deaf te-{chaffens, weshalven, hy-beval , dat-nies: 


mand van wat ftaat y- ftand, rangyvof waardig 
heid’ by zoude mogen weezen; het zy Leek of 


256 AANHANGSEL OVER 


Geestelyk, het zy Kerkelyk of Weereldlyk van 
beiderlei kunne voortaan zoude mogen begraven 
worden, in eenige Kerk, Kapel, Bedehuis , of 
ander overdekt Gebouw, ’t zy in de Steden, 
of ten platten Lande, En dat, na den 1 No- 
vember van % toen loopende jaar 1784, ’er niet 
meer zoude mogen begraven worden op de 
kerkhoven of andere plaatfen, fchoon ziet over= 
dekt zynde, in de Steden of Dorpen gelegene 
Men zie het Edict in 22 Artikelen beftaande, 
in de Amfterdamfche Franfche Courant, Nos 
59. van 23 Juiy 1784. Hoe teer Zy wordt ge- 
Lueft. enz. 

’Er zyn behalven dit bevel veele andere voor= 
beelden, onder aïlerlei Volken, die op dit (tuk 
anders denken , dan onder ons noch plaats heeft. 

De Begraafplaatfen der Zwrkex zyn alie buiten 
de Steden aan de groote wegen, ep dat. de 
Lucht, door de kwaadaartige dampen uit de 
graven opfiygende niet zoude befmet worden. h) 

De Chtneezen te Batavia, begraven. hunne 
dooden buiten de Stad, in eene vlakte het Chi 
neesfche Kerkhof genaamd, gelegen aan den aan- 
genaamen weg van Jacatra (1): ook is aan die weg 
buiten Batavia aan de Fasfenbrugs 't Portugee- 
fche Kerkhof, in den Jaare 1697 , met eenen iteee 

nen 

(#) C. de Bruin reizen door Afien, 1 _D. bl. 129. 

(£) Oostind. Voy. 1 D. 4 St. bl. 26 C. de Bruin 
L ce. 1. D. bl 398. In het Tafereel van Nat. en 
Kunst. 11. D. bl. 345 — Leest men onder de zor- 
gen der Chineezen tegen hun overlyden , dat zy voor 
eenen doodkist zorgen in hun leven, om Zich het 
fterven te herinneren, en de vermogende een ftuk 
gronds afzonderen, om aidaar na hunnen dood be- 
graven te worden; ook wordt niemand hunner ooit 
binnen de muuren van eene Stad begraven. 


DE 'BEGRAVINGE ENZ 237 


nen muur omringd, alwaar de begraafplaats is 
der meeste Zeevaarenden en M4zlitairen. Hier 
van is een fpreekwoord ontleend, dat als men 
op Batavia naar den eenen of anderen Zeevaa- 
renden of Militair vraagt, dieg buiten ons weee 
ten geftorven is, dan krygt men niet zelden tot 
bericht: Die fs OVER JASSENBRUG #huis 
gevaarene Dat is: Die menfch ts doods en over 
die brug, op dat Kerkhof, ter aarde befteld, 
Op dat Kerkhof is, volgens eigen bevel, de 
Hoog Ed: Heer Gouverneur Generaal van Nes 
derlands Indiën, Hezdrik van Zwaardekroon , 
den 1ó Augustus 1723. gelegde 

Binnen Batavia, by de groote agthoekige 
Kerk der Nederduitfche Gemeente is een Kerk- 
hof, alwaar veele traaje Zerken liggen, dat ruim 
en luchtig is, en ‚met een fraaje muur, borst- 
weeringswyze omringd, en fchoon de meeste 
Gouverneurs van Neerlands Indiën in de Hoofd- 
kerk worden begraven, verkoos echter de Hoog 
Ed; Heer Mr. Abraham van Riebeek, op dit 
Kerkhof ter aarde te worden befteld, zoo als 
gefchiedde den 16 November 1718. 

De voorbeelden van veelerlei zelfs der oxbes 
fchaafdfle natien, die hunne dooden buiten de 
Tempels, in de opeze velden en Bosfchen be= 
graven, zyn in ’ werk van William Hurd, 
Getchiedenis van alle Godsdieniten aan te 
treffen. 

t Zelfde heeft plaats onder befchaafder Vole 
ken. In Boheemen werd reeds in 1623, op Kei- 
zerlyk bevel by Placaat verbooden, dat niemand 
van wat ftaat hy weezen mogt in de Kerken, 
of op de Kerkhoven zoude mogen begraven 
worden, ten waare hy Roomfchgezind geftor- 

ven 


258 AANHANGSEL OVER 


ven. waare{k). Algemeener was het bevel der 

Keizerinne van Rusland(l), welke onderricht 

van de fchroomelyke gevolgen, die niet zelden 

het gevaarlyk en fchandelyk begraven der doo- 

den, binnen de Steden, maar boven al in de 

Kerken, en dus als onder de levendigen , na zich 

{leepen, een bevel heeft gegeeven, dat van nu 

voortaan der dooden begraafplaatfen , verre van - 
alie t'zaamenlevinge moesten verwyderd wordene 

Men zie voorts de voorbeelden door js w. TE 

WATER, in € Iv, De der Verhand, van ’ 

Zeeuwfch Genootfchap ble 645—ó4ge aange= 

haald, Ook het voorbeeld van den Gereesheer 

Philippus Verbeijern (ma) die zich te Leuven eene 
begraafplaats onder. den blooten Hemel had vers 

koozen, op dat by de Kerk niet zouden onteeren 

na Zynen dood, noch door fchadelyke dampen 

befmerten.. Zoo lang het enz, En Hoe teer 

Zy EA. í 


Bl, 25. Maar äz onze Regeering baart het 
vry meer zowaarisheid en oponthoud enz. Een 
beletiel van de flegte, nog ftandhoudende gee 
‘woonte, meen ik moet men (t zy met eerbied 
gezegd) zoeken by de Regeeriuge wan Steden 
en. Dorpen; voor zoo verre dezelve in de afe 
fchaffinge dier kwaade gewoonte nier voorgaan 5 
dat zy die gewigúge zaak niet ernftig ter hand 
neemen; dat zy hunne Bloedverwanten in de 

| $ open 


CD Dus raakte dit alleen de onroomfche, Staatk. 
Hift. van Holl. Maart 1776, « St bl. 57. } 
€) Journal Politigue-de Geneve, du zo Aat 


1774 „-d 
en Memoires {ur les fepultures hors des villes 
8zc. P. 40. 


ten behoorden op te koomen om de affchatfing 


DE BEGRAVINGE ENZ, 239 


_ open lacht niet laaten begraven, of bevel gee- 


vens om zulks te doen, wanneer zy zelve uit 
dit leven zullen weggenomen zyne Zou men 
zich: niet mogen vleijen met grond, wanneër 
eenige door eigen. voorbeeld voorgingen, dat 
mindere en eindelyk het gemeen fpoedig volgen 
zou? Ik zeg meer, zoude men zich daar van 
niet mogen verzekerd houden? De /choon/ie ge- 
Jegendheden hebben zich ter aflchafing dier 
kwaade gewoonte onlangs opgedaan; ik meen in 
de persloop van 1779 te Harlingen en elders. 
% Gemeen ftond ten vollen in het denkbeeld van 
de zekerheid der befmettinges en dus was de 


kans allergunftigst, om dat denkbeeld, (waar 


of valfch, dat doet niets ter zaake), zich ten 
nutte te maaken, en de begravenisfen buiten de 
Stad, te, beginnen. Maar wat is doch daar toe 
aangewend? Te Nymegen heeft men (zoo ik wel 
onderrecht ben) deeze zaak, voor de persloop 
van 1783, reeds in overweeginge genoomen: 


‘maar my is onbekend, waarom de Magiftraat 


zulks heeft laaten fteeken. Dezelve had medeg 
in dat Jaar 1783, toen de ziekte in de Stad gea 
weldig woedde, alle aanleiding, om zich die 
gelegenheid ten nutte te maaken; en *t gemeen 


zoude ongetwyffeld weinig tegen gefparreld heb- 


bene Dan wat is in dien allergunttügf{ten tyd, 
daar toe aangewend? gaan de berichten zeker , 
dan is die zaak niet eens in. bedenkinge gekoo= 
men, De Waarheid dringt my verder te gaans 
De eerfte pooging der Regeeringen moest wezen 
by alle gelegenheden hunne afkeuring te too- 
nen van de Begravenisfen in de kerken, en de 
Burgers {ul laaten beduiden, dat zy met reques- 


Ie 


240 AANHANGSEL OVER 


te verzoeken. Dit behoorde elk lid der Magi- 
ftraat te doen. Dan zou men best hoorens 
waar het gemeen heen wilde; men zou de te- 
genwerpingen verneemen, en die vervolgens 
kunnen wederleggen. En hoedanig zouden de 
befluiten van het gemeen zyn, wanneer het hoor- 
de, dar een Regeering, by alle gevallen te ken- 
nen gaf, hoe nuwig het voor eene Stad, en hoe 
aangenaam het voor de Regenten in *t byzonder 
zou weezen , wanneer Burgers daar toe wilden 
koomen? Maar neigen nu onze beftierders wel 
tot eene zoodanige verandering ? Is het hun ernst > 
zyn zy allen; is de helft, is het derde of vierde 
deel van hun, in elke plaats, in der daad vol« 
koomen overtuigd of geneigd, tot eene hervor- 
ming in deezen? verneemt men dat, in de dage- 
lykfche tzaamenfpraaken? wordt ‘er wel iets van 
te kennen gegeeven? of moet het volk eerst be- 


ginnen, zonder te weeten, hoe de Magistraaten . 


gefteld zyn, hoe zy daar omtrent denken? Coz= 
cordia res Èce 


Bl. 25e Dat het beflaan der Kerken te veel 
ydeu zoudee Uit hoofde van de inkomften op 
het begraven , zooook de Kosters; Aanfpreekers 
en Doodgravers, die daar van leeven ; maar dit 
alles kon op den ouden voet blyven, zoo ist in 
's Hage. Al wie in het Schevenszgfehe kerkhof 
ter aarde wordt befteld, moet even zoo veel aan 
de Haagfche Kerken enz. beraalen, als of hy 
daar begraven wierd, Dus zoude deeze beden. 
king ras vervallen, als men eensgezind was in 
de groote zaak. Concordia res &ce 

De zwaarigheid nopens het beftaan der Ker- 
ken, en de bedienden derzelve, fpruit uit de 

bron 


42 
ir per 


ETE € 0 


DE BEGRAVINGE:,ENZ: 24E 


bron der zelfsliefde of 't wigan belang. …t Is 
zeker, zullen de Kerken binnen de Steden on= 
derhouden worden, het begraven tort voordeel 
van dezelve ftrekken; en hect houden der Dood= 
registers, met alles wat daartoe behoort, wel 
worden uitgeöeffend, ‘er moeten onderfcheiden 
menfchen behulpfaam toe zyne 

Dit Opperbewind wordt in de ‘voorpaamfte 
Steden beituurds door de leden der Regeeringe, 
met den naam van Kerkmeesteren of anderen. tie 
tel bekleed,: Ook zyn. verfcheide amptenaars 
aan de Kerken verknocht, onder den naam vaa 
Ontfangers „ Rentmeesters, ‚Klerken „ Kosters; 
Zarkenligterss Gravenmaakers, Doodgravers!, 
Klokluiderssenze ’t Is niet te verwonderen, Ban 
deeze uit «eigen belang, het groot en algemeen. 
belang, voor by Ziens en % begraven in Kerken 
en Steden, ais met banden en tanden vasthou= 
den. Het welk fpruit uit gebrek van recht: bes, 
fef, dat 'er tot alle verrichtingen beftuur en hulp, 
noodig zynde, dat gezag konde blyven in de- 
zelfde handen 3-en ‚dat men dezelfde Amrrenaa= 
ren konderte werk {tellen, ‚en _bun het zelfde 
loon. doensgenietene Zoo lang. het. rottend ae 
als mede: Hoe teer Zy enzo 

BL 33e iwroinderd dela nn, of i in werà 
geniging—= waar. van reeds voorbeelden , hoes 
wel weinige zyn. _ Geene, aanzienlyke Genoorr 
fchappen , geene. Gegelfchapren van, men{chen 
of byzondere geflagten hebben, zich,nog, te faa- 
men. vereenigd 4 om voor zich, byzondere Kerks 
hoven, buiten, Steden of Dorpen ‚ste Lichten, 
en hunne Lyken daar te laaten begraven. Of 
zyn 'er meer, dan het Hadslshe, „dat mude Sche 
XII DEEL Vga 


243 AANHANGSEL OVER 


vening fche duinen een zoodanig heeft laaten maa- 
ken? En hoe veele navolgers heeft dit gehad, 
in ons Vaderland, of in ’s Hage, waar men ans 
ders, om de meerdere befchaafdheid , en beter 
wyze van denken, verwachten mogt, dat het 
algemeener in trein zoude koomen? Concordia 
res parva &c. 


. BL 35. Dat de overheden zorgen, dat but- 
ten de Steden begraafplaatfen op algemeene kos 
ten befleld en gemaakt worden. Onder de res 
denen van gewigts dat het begraven in de Ste« 
den en Kerken blyft aanhouden is, om dat men 
buiten veele Vaderlandfche Steden geez gefehhike 
te plaatfen tot Kerkhoven vindt; of zulke, die 
te verre van dezelve af liggen, of die ’s Winters 
overftroomd worden, In de eerfte gevalien ziet 
men tegen de kosten op. ’t Land zaby eene 
Stad „kost doorgaans meer geld, dan Landens 
die verder afgeleegen zyn. 

Alles in te richten, tot eene algemeene bes 
graafplaats zoude, (zegt of denkt men) eene 
gtoote fomme gelds wegneemene En ’er is zeer 
veel reden om te denken, dat fommige Magie 
ftraats leden, die niet ongenegen zyn, tot zulk 
eene verbetering; om deeze oorzaak te rug ges 
hôuden worden, van de zaak zelve voorste 
flaan.- Piaatfen te kiezen, verre van de Stads 
heeft: ook zyn ongemakken; en zoo het omlig: 
gende Land eener Stad ’s Winters door kwe/ 
water of andere overflroomingen fomtyds onder- 
loopt, zal niemand durven reppen, van daar 
een Kerkhof te flichtene Concordia res Scce 


Bl. 39 Almanakkene Alle de Verhandelin= 
gent 


DE BEGRAVINGE ENZ. 343 


gen aan % Genootfchap- gezonden, pryzen dit 
middel der A/manakken aan, byzonder ten.nut- 
te der Land-/ieden en kinderen, „Waar toe ook 
worden aangetrokken de woorden van Zinumer- 
man; Verhandeling, over de rogdeloop; bl. 225, 
en geweezen op Hooft, IX, over de konst om 
vooröordeelen by ’t gemeen ten platten Landete 
verminderen , bl. 201—2ó1. Hoe teer gy wert enz. 
…_ Hebben wy geen reden om te hoopen, dat 
als men eens een kort en eenvoudig bericht. ‚ van 
‘t fchadelyke en onvoegfaame, dat’erin t begra= 
ven der Dooden; in de Kerken en Steden der 
Republiek, ligt opgeflooten, en van het voors 
deelige om’ de dooden ij buiten de Steden en Kerk- 
hoven’ tersaarde te be tellen „ ten nutte.van het 
algemeen, in den Almanak deede plaatfen, zulks 
gretig aangenoomen, en van de Lezers zal … or= 
_ den goedgekeurd; ten mintten oneindigmaaten 
_ meerder voordeel doen, dan deZelve met zoo 
veele zoutelooze en zedebedervende vertellingen 
te vollen, Het nut der A/manakken heeft de 
Heer ROSENSTEIN in Zweden ervaren; tere 
wyl de Desfauw/the Kalender door Dr. kRETsCH- 
MAR vervaardigd, daar van een nieuw bewys 
aan de aand geeft. Zoo lang het rottend enze 


„Bl 55. Het geen te Arnhem in 1983. debeurd 
dssenz In % jaar 1783. werd Arnhem ook 
zwaar door de Persloop aengevallen;, maar wel- 
ken opltand heeft men ’er niet vernoomen , toen 
de Kegeering bevel gaf, eene Vrouw buiten. de 
Stad, ter aarde te beitellen ; en zoude men dien 
wel vernoomen hebben, Zoo een lid der Regces 
ringe, door eenen Burger of gemeen man ge- 
vraagde zyade, ot hy „ttervende, zich ook op 

2 hee 


244 AANHANGSEL OVER 


het reeds gemaakt Kerkhof zoude laaten begra« 
ven, Ja geäntwoord had? Maar nu hy MNeez 
zeide, of zweeg ; voerde het gemeen hem toe: 

Wy dan ook. niet daar buiten 

Dit voorbeeld: moet niet doen vreezen, dat 
het Begraven van Dooden buiten de Steden of 
Kerken onrust: zoude verwekken, indten:maar 
de zaak wel- en vwoorzigtig wordt aangelegd. 
Waar heeft men ééne proef in ons Vaderland, 
dat het gemeen zich openlyk verzet heeft tegen 
de neiging van een, in alles overeenkoomende 
Magistraat, om dit {tuk ter.baane te brengen? 
Zyn dan onze Burgers, ons Gemeens te voo- 
ren wel onderricht van de waare nuttighetd der 
zaak, zoo ftyfhoofdig „ zoo onverzettelyk „ zoo 
muitziek, dat zy zich mer geweld tegen zulk 
een onderneeming zouden aankanten?. Hebben 
Regenten daar van eene volkoomene en beflis- 
fende ondervinding? Zou het in der daad ope 
fchudding in een Stad verwekken, deeze zaak 
te beproeven? De eerbied voor myn Vaderlane 
ders doet my gunfliger van hun vara Con- 
cordia res &c. 


Bl. 71e Men fchikke tot een Begraafplaats 
buiten de Stad enz. Voor eerét benoorden de 
Magiftraaren hand aan dit werk te flaan, en 
buiten Dorpen (zoo men niet verkiest het oude 
Kerkhof daar toe te blyven gebruiken) maar 
voor. al buiten de ‘Steden eene best gefchikte 
plaats, naar genoegen der Burgery uit te kiezen 
ter Begravenis, „ken vierkant plein, naar maate 
van de Volkrykheid der Steden ; behoorde daar 
toe gekooren te wordene 

Noodzakelyk is het, dat het. zelve omringd 

wors 


DE BEGRAVINGE ENZ. 245 


worde met hooge muuren, met yzere pinnen, 
die het overklauteren belctten, Een paar of 
meer reken boomen, daar om heen te zetten; 
zou met den tyd, zu! k een Kerkhof deftiger maa- 
ken, en een fomber aanzien geeven, het geen 
met den aart der zaake, zeer wel zoude over- 
eenkoomen. 

Geen gemeene maar eene zeer grootíche poort 
van eene Re bouworde, moest aan den in- 
gang flaan, met een welvoegend Nederduitfch 
Op/chrift daar boven, 

Binnen moest eene allernaauwkeurigfte zinde- 
Iykheid, welvoeglykbeid en orde bepaald wor- 
den: Hier in kan niet te veel gedaan worden. 
HEenige plaaten moesten als *t ware voor de 
beste gekeurd, ens alleen voor Lyken varirang , 
beftemd worden, mits dat men iets meer daar 
voor betaalde, Het onderfcheid na den dood, 
begeert mea ook in acht genoomen te hebben. 
Andere graven behoorden voor de tweede, en! 
eenige derden voor lieden van de geringfte klas= 
fe gehouden te worden De uiterfte naauw= 
keurigheid behoorde daar by ín acht genoomen 
te worden, en elk vryheid gegeeven; om of by 
het bouwen tegenwoordig te mogen zyn, of 
Zyne aanmerkingen daar omtrent alvorens te 
geeen opgeeven. 

Zal men zulke Begraafplaatfen aanmoedigen, 
en bet volk daar toe averhaalen, dan moeten 
de Magistreaaten niet in gedachten neemen, de: 
kosten op rekening der Burgeren aan te fchry- 
ven, ten zys die “zôuden begeeren dezelve te 
betaalen. De Steden zelve moeten „uit aanmer: 
kinge van het voordeel, het welk zy daar van 
genieten, en op dat alles met-het minfte onge 


Q3 noee 


246 AANHANGSEL OVEN 


noegen, door ga, alles voor. haare Reekening 
laaten maaken. 4 5 
Di is van veel gewigt, Willen vermoogenden 
hunne eigen graven daar laaten maaken op eie 
gen kosten, dat is Grafkelders laaten mettelen 
met zarken of ornamenten tot het ophangen hun- 
ner Wapens, men zal dat gereedelyk inwilligen. 
„De Regeerings leeden behooren zich alle in 
ééne Stad te vereenigen, dat is, eenftemmig te 
denken, om dat men gevaar loopt» dat onder 
het gemeen, zoo dra het hoort, dat fommige 
Regenten verfchillen, ook eenige. die niet genee- 
gen mogten zyn tot de groote zaak, doch zich 
tül houden, zich niet openbaaren, als tegen- 
ftreevers, en door hunnen invloed en ftooken, 
geene verdeeldheid maaken, of de zaak zelve 
ia het riet doen loopene 
Regenten zelve eer het zoo ver komt, datde 
zaak bellooten wordt, moeten waar zy koomen, 
te kennen geeven, dat ‘er zoodanige zaak in ul 
iss en doen ziens niet alleen daar van voorftan- 
ders te Zyn, maar ook derzelver nutugheid ‚me 
klem van redenen aanbinden. Zy zullen ook 
tevens moeten verklaaren, dat de eerst{tervende 
Burgemeesters zoo wel in het nieuwe buiten 
Kerkhof, als de laagte van het gemeen aldaar 
behoort, en zal begraven worden, Zy moeten, 
in de bepaalinge, of men Lykftatien zal toelaa- 
tens tot aan de poort, of tot het graf zelve, 
zoo. het niet te ver van de Stad is gelegen ? 
zulks in elks keuze laaten, of den zin-van den 
Zrootflen hoops daar in, ten minften voor eersf 
volgens dewyl fommigen zoo zeer op groote def= 
tige Lykftauen gefteld zyn, en deze klein:gheid, 
de groote zaak niet behoort te ru ve zetten, of 
beg Bn 


: 
| 


DE BEGRAVINGE ENZ 247 


te belemmeren. Voor ongenoegen daar om- 
trent behoeft men op fommige plaatfen in het 
geheel niet te vreezen, zoo men heimelyk (gelyk 
thans te Zutphen gefchiedt) de meeste Lyken 
voor al der aanzienlykflen, ’s morgens vroeg 
zonder eenige plegtigheden, goed vindt by te 
ZeECDe 

Ook konden de Predikanten door de de Ma- 
gistraaten worden verzocht, om by gelegenheid, 
in het-Prediken en verkeer het {chadelyke te too- 
nen der oude gewoonte, de vooroordeelen van 
“t bygeloof en andere zwaarigheden tegen te gaan, 
en op te losfen; de voorbeelden der Jooden, 
van den Heere Jefus in zyne Begravenisfe, en 
anderen aan te pryzen. 

Lieden die graven in Kerken gekocht hebben, 
“behoort men om allen tegenftand voor te koo- 
„men gerust te ftellen, dat men hun byzondere 
graven te rug zal geeven, zonder dat zy. daar 
voor eenig geld zullen behoeven te geeven, arie 
ders zouden zy verpligt zyn dubbele onkosten 
te draagen. ’t Spreekt van zelve, dat het Zt- 
meen volkoomen vry moet zyn, van alle giegwe 
lasten, De oude Kerkgerechtigheden , ook hee 
geen Aanfpreekers, ten minften Kosters en Dood- 
gravers getrokken hebben , ‘moeten in ftand 
„bly vens JI SED 

Cm alles een deftig aanzien.te geeven „ moes- 
en de gewoone Kerkmeesters, als opzichters 
der Graven niet alleen in hunne bedieninge gea 
laaten worden, maar by hen (Leden van Regee. 
neg zynde,) noch. twee uit. de-aanzienlykfte 
Burgers en twee uit de meer gemeene Ingeze- 
tenen, doch lieden van braaf heid, verftand en 
deugd getteld worden, op dat het gemeen meer 
abt | vers 


248 KANHANGSEL OVER 


vertrouwen mogt tellen, dat alles in orde zour 
de toegaan. : Welke nieuwe Kerkmeesters alleen 
moesten opzicht hebben op het nieuwe buiten 
Kerkhof. tn op dat han gezag en luister, by 
gemeen wkebd wierde, en gewenfchten in- 
vloed hadde, zoude men ‘dezelve eenige nieuwe 

eer behooren te geeven , by voorbeeld’: een zee 
keren rang in verfchéide. gevallen, onderfcheis 
den zitplaats in de Kerken, zoo veel de Her- 
vormde n berrefte Want van deeze vier dienden 
Zer ten mioften-twez Roomfchgezinden onder te 
zyas doch mannen van eer en deugd, op dat 
niemand” van die gezindheid eenige aanleiding 
‚vans ongenoegen. gegeeven wierde, maar dat 
veel eer van hunne zyde het nieuwe Kerkhof, 
des te. vuuriger begeerd wierde: 

… Zoo nagelaatene vrienden verkiezen; of de 
overledene belast heeft, hem: eene Openbaare 
Lykítatie te geeven , ’t zy tot aan de Poort sof 
tot aan het Graf; behoorde de Regeering te be- 
flaiten, dat alle „de Magiftraatsperfoonen, de 
twaalf eerfle Lyken, van wat rang, die ook 
zouden mogen zyn, die naamelyk ‘daar buiten 
begraven zouden worden, achter op zouden 
„volgen; om dus alle mogelyke eer aan het eerst 
‘begraven-der ‘Lyken buiten de Stad by te zets 
ten; ten zy iemand dat niet mogt verkiezene 
„Concordia res OSE. 


ia é Ey 
«Bis 78. De oude. Bezraafplaatfen in de Ker= 
ken sen opde Kerkhoven moesten uiet ge- 
voerd worden Loo 1emand,gezer was de beez- 
derens en‚wat dets meer, hunger Overledenen 
ris, in de Kerken te. doen opdelven , naauwkeu- 
rig te vergaderen», en, dezelve wel gefchike in 
10 1 een 


\ 


DE BEGRAVINGE ENZ. 249 


een der nieuwé graven buiten de Stad te doen 
overbrengen, konde dit ‘hun worden vry gela: 
“ten, ea dus zouden die Lieden konnen voldaan 
Zyn, en na; hun overlyden by bet overfchot 
hunner bloedverwanten konnen begraven wore 
den. Doch wat het opdelwen der Lyken zelve, 
betreft, dre last was wegeos de Kerk van Ste Eloy 
te Duinkerken aan den Heer Haguet opgedra- 
gea; volgens de nieuwe Genees Nat. en Huish. 
kundige Jaarboeken V, D 1 St No 25. En 
waten ‘er im verfcheide Kerken 1602 groote 
Lyken opgedolven. Nochtans onder beter oor- 
deel, zoude ak ter liever voor zyn, om de Bee 
gravene in de Kerken te laaten rusten, de gra- 
ven aldaar wel te verzorger „(z) om de befmetten- 
de deeltjes, in den grond fimeulende; niet te 
roeren, “en. decor de lucht te verfpreiden; als 
mede om geene vreemde noch akelige idenkbeel- 
den te verwekken, by die meníchen, welke (lil, 
bedaard en genôeglyk thans over dit onderwerp 
denken Zoo Jang het rottend enz. En Hoe 
teer Zy enZ. Dek | 

| ON | Bl. 


(n) Verzorgen. De Edel Heer Adriaan Moens, 
thans Directeur Generaal van Nederlands Indiën , 
fchreef voor zyn vertrek uit zyn Gouvernement 
op de Malabaarfche Kust aan den Predikant Adr. 
's-Gravezande te Middelburg, dat zyn Wel Ed bui- 
ten Cochim twee nieuwe Begraafplaatfen had laa- 
tem gereed maaken, en in gebruik brengen, door 
% maaken van eenen aanvang, met het begraven 
van bet Lyk van cenea der aanzienlyken; en dat 
men de Lvken die in de Kerk waren begraven 
onaangeroerd had gelaaten, maar den Vloer der 
Kerk, zeer zorgvuidig zoo voorzien , toegeilree- 
ken eh bedekte, dat daar uit geene nadeelige op=. 

…waasfemingen konden voorkomen. 


850 AANHANGSEL ENZ 


Bl, 20: Gegoede, REN die“ overtuigd zyn of 
worden, zouden ‘er noch wel tets toe contribs 
eere, "Tot zulk eene contributie is een vry- 
willig aanbod in de verhandelinge: Zoo lang 
bet rottend enz, Als ook: Hoe teer zj enz. 
Ook door een voorftel van belasting, zoo dat 


jemand, die van vaste panden 20 Gl. „verpone 


ding betaalde, voor eenige jaaren, ééne Gute 
den of tien ftuivers droeg i in oee onkosten. 


7 ût, la de evo 


SEON 


ae Zn 
dj rt 


5 zé 


kh 


251 
BESCHRYVING 
VAN EEN NIEUW 
LUNARIUM 
OF STARREKUNDIGE N 
MAANWYZER, 
Ter onderrichting in, en gemakljke baud 
wan de Byzonderbeden van den omloop der 
Maane om de Aarde, uitgedacht en aan heb 


Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen te V lis 
Singen , ter beüordeeling toegezanden, 


DD Oo oo R 
HENRICUS SCHORTING HUIS, 
Predikant te Koudekerk. 


do &' Ender de ontzachlyk groote He- 
5 mellichten, die tot ons verba- 
Og zend Zonneftelfel behooren, 
HoJk en de fterkfte bewyzen der 
onêindige Grootheid, Wysheid , Al- 
N magt 


252 Hi: SCHORTINGHUIS 


magt en Goedheid van het eeuwig en 
alrescer end Opperwezen uitleveren , Sns 
buiten twvffel ook de Maan, die door 
eene te rugkaatfing der Zónneftralen den 
bewooneren der Aarde, in de anders 
dikmaal zeer duistere nachten , een an- 
genaam licht veroorzaakt, en veelerlei 
nuttisheden aanbrengt. De Maan die 
rider de Planeeten ‘het naast by onzé 
Aarde geplaatst, haar beftendig op ha- 


ren. jaarlykfchen omloop om de Zon 


verzelt, en ín een el} ptifchen kring, wel 
13 maal i in het jaar, van het westen ‘naar 
het oosten, dan boven, dan beneeden 
den Aard- of Zonnecirkel haren omloop 
om de Aarde volbrengt, en geftadig nu 
in deze, dan in geene Schyngeftalte zich 
aan ons vertoont; deeze Maan heeft de 
Alwyze Boetzeerder van “t gansch Heel- 
al zoo wel als alle de andere Hoofd- en 
Byplaneeten ín haaren ommekring aan 
eene wonderbaare orde en vaste wet ge- 
bonden, die echter de Beoefenaars der 
Starrekunde niet dan met veel moeite, 
en.na meenigvuldige waarhneemingen, 
wegens verfcheiden onregelmatigheden 
in haren omloop hebben konnen navor- 
fchen en bepalen, 

‘t Lust my niet eene Sclenographie 
of Miaanbefchryving aan het ‘beroemd 


Ger 


al 


STARREKUNDIGE MAANWYZERI 253 


Geénootfchap der Weetenfchappen voor 
LAPP 


_teoftellen, “dit zou trouwens een over- 


bodig werk zyn , daar zoo veele geleer- 
de Mannen inde Astronomie -doorkun- 
dig alle-de Byzonderheden nauwkeurig 
hebben befchreeven „die wy van de 
Maan en haare beweeging om de Aarde 
konnen werfchen te verftaan. (4) 

Laat ik de wryheid mogeri neemen al- 
leen: eene befchryving aan het Gencot- 
fchap voor te:dragen van een eenvoudig 
werktuig, dat ik onlangs heb uitgedacht 
tot myn eigen gebruik, en meen gefchikt 

DV HON Bunte 
(a) Wat voortrefljke werken ’er al 'ovet de Stare 
rekunde zy gefchreeven, is aan veele leden van 
’e Genootfchap „bekend, en wat kan, men over de 
Astronoimie in ’ gemeen, en over de Maan in ' 
byzonder meer wenfchen, dan ’er-is in de-Starre- 
kundige Boeken en Tafelen van den grooten Astro- 
nomist,de La Lande? En wat zvn ?er niet voor 
minkupdigen en Leerlingen duidelyke berichtert van 
deze wetenfchap int licht! als N: Schmid befchou- 
wing wan ’t Waereldgeftel. 7: E- Bode Handlei- 


ding tot de kennis van den Starrenhemels, Jr: Ray, 


Gods wysheid in de werken der Scheppinge. «+ De 
Artronomifcbe Oeffeningen voor Leerlingen.‘ B-Mar- 
tin Filofeph: onderwyzer. WW: Derbam Godgeleer- 
de Starrekunde.. B: Nieuwentyd regt gebruik der 
Waereldbefchouwing , enz. Terwyl men in het ge- 
noemd werkje van den beroemden H: Bode, over 
de Maan en haaren:omloop omde Aarde , zulk een 
beknopt en „alierduidelykst onderricht vindt, dat ik 
het niet korter en bevatbaarder voor Leerlingen 
zow weeten voor te ftellen , men zie Zyn Hoog E; 


_ Handleiding bl. 4045. en weder bl, 592-598, 


D54 Hi SCHORTINGHUIS 


te zyn om de voornaamfte Byzonderhe- 
den van de Beweeging der Maan om 
onze Aarde met een opflag van het oog 
te vertoonen en minkundigen of Leer- 
lingen daaromtrent te onderwyzen; > im- 
mers zal men aan dit werktuigje de vol- 
_ gende zaken dagelyks konnen befchou- 
wen: 

1, Wat lengte en breedte de Maan 
heeft, of waar Zy in den Dieren- 
riem aan den Sterrenhemel zich 
moet vertoonen. | 

a. Hoe veel teekens en graden de 
Maan van de Zon verw wyderd ZY; 
of hoe naby de Zon zich bevinde. 

3. In welk Starrenbeeld de Maan zich 
vertoone, en welke vaste Starren 
zy in haren tegenwoordigen omloop 
zal bedekken of voorbygaan. 

A. Of de Maan in haar verfte of naas- 
te Punt zy, ofin een middeläfftand 
van de Aarde, of tusfehen die ftan- 
den. 

5. Wanneer en waar de loop der Maan 
verfnelt of vertraagt, en hoe veel 
graden zy boven of beneden het ge- 
middelde vordert. 

6. Wat breedte de Maan heeft ten 
noorden of ten zuiden van de Eclip- 
tica, en hoe ver zy van de Knoopen 
of hoe naby dezelve is. 7. Wan- 


BTARREKUNDIGE MAÄANWYZER. 255 


7. Wanneer de Maan alleen tot 5 gra- « 
den ‚ en wanneer verder van de 
Ecliptica afwykt. 

8. De Periodifche-en Synodifche om- 
loop der. Maan, en. hoe die ver- 
fehulien. 

9. Hoe een Knoopsömloop en Puntse 
‚omloop in tyd verfchillen van den 
Keerkringsömloop der Maan. (4) . 

zo; Waar, in den Dierenriem, of in 
welke Hemelsteekens en Startebeel- 
den alle Nieuwe en Volle Manen 
des jaars zullen invallen. 

31. Of “er in een lopend jaär, of een 
ander Eclipfen zullen zyn; zooja, 
hoe veel , wanneer en waar, 


Bd 


18. Of de invallende Eclipfen aan de 


“s… Zon, of aan de Maan zyn zullen; 

of die groot, of weinig moeten zyn, 

en of ze ten noorden of ten zuiden 

van den Aquator zichtbaar zullen 
zyn. 

13. Den ouderdom der Maan, of hoe 

‚ao 1veel dagen fints de nieuwe Maan 


mi verloopen zyn. 


„14. De Phafes of Schyngeftalten der 
_ Maan. | 


15. De 


_(b) De woorden Period, Synod, Puntsomboop, 
Knoopen , werfle- en naaste-punt zal een Leerling uit 


myne befchryving nederwaards gemaklyk verfiaan, 


„886 Hi°SCHORTINGHUTS 


15. De gemiddelde verandering va 
het Watergety te Vlisfingen. 

16, De pasfàge der Maan en Starren 
door den Meridiaan. 

Í7. Waar by een fteeds voortduuren- 
de Almanak „ welke aanwyst de 
Maanden des “ears de Zodiakstee- 


kens, waar in de Zon van Maand 


tot Maand fchynt over tegaan; de 
lengte der dagen en Nachten: van 
elken Maand; de op- enondergang 
der Zonne in ‘dezelve, en eene ge- 


middelde tydsverëffening van IO tof 


„to dagen... 
Alle deze zaken zal myn eenvoudige 


Maanwyzer, wanneer behooriyk gefteld - 


wordt, zeer eenvoudig; doch vry-dui- 
delyk aanwyzen, ’t geen blyken zal, als 
ik de byzondere deelen van het werktuig 


_en derzelver gebruik wat nader verklaares 


SL 


Het werktuig beftaat uit één: vast pa- 
pieren blad op houtgeplakt , en zes ron-= 
de beweegbaare fchyven of blaadjes van 
ftyf papier, in het middelpunt op mal- 
kander vast gefchroefd, waar by twee 
wyzertjes, het een om de Zon, en het 
ander om de Maan te verbeelden. 


4 


Lies À 


‘ 
8 


AN 


‚_ STARREKUNDIGE MAANWYZER. 257 


‚Het vaste blad geeft eene vertooning 
van dat gedeelte van den wyduiteeftrek- 
ten Starrenhemel; dat men den Dieren- 
riem noemt, en 16 graden breedte heeft, 
waar in de Zon, Maan-en alle-de Pla- 
meeten beftendig van het Westen naar 


het Oosten rondwandelen, « 


In dezen Dierenriem zyn geteekend 
L De ra Starrebeelden zoo-kleinere: als 
_ grootere, die in den Dierenriem flik- 

keren, volgens denieuwe en verklein- 
gode Hemelkaarten van den Heere F lam- 
…fteed, en de ‘rade Tafel van den’ Hee- 

re Bode, in zyne Handl: tot de kennis 
van den Starrenhemel , bl: 573 en 
_ volgende.” atb 
II. Eene Ecliptica ( Zonsweg of Taan- 
kring) midden in den Dierenriem: in 
_teekens en graaden behoorlyk afges 
deeld, om daar door de juiste lengte 
van Zon -en-Maan aan te-wyzen, 
HIL Een kleine Cirkel aan, de-binnen 
„zyde van den Dierenriem ín _25® dee: 
„sten van ongelyke grootte, ten noor- 
“_ den en terr zuiden van de Evenmäch tS- 
_ Punten verdeeld; om hier Aân:de grá; 
“den der Noorder- en Zuiderdeclinatie 
_ van de Zon. daaglyks te konnen be: 
ik, 10 MAJ MERS 5 


_fehouwen.(c) 


NA li Veith 


Cc) Onder dit Cirkeltje kanvmen; dico trekken; 
om 


258 HirSCHORTINGHUIS 


IV.-Een dito- Cirkel aan de buitenfte of 
bovenfte zyde van den Dierenriem in 
365: deelen afgeperkt, en geteekend 

‚met de maanden des jaars en ’t getal 
‘hunner-dagen, om voor een gemee- 
pen Almanak te dienen en minkundí-. 
gen te wyzen waar op zekeren dag de 
„Zon-inden Dierenriem, of op welken 
graad der Ecliptica zich moet vertoo- 
nen 


om daar op de graden van de Hoogte der Zon 
en Maan: boven den Horizon, op den middag te 
teekenen: De hoogte der © in den Mefidiaan ver= 
fchilt naar mate wy ‘op den Aardkloot een Polus= 
hoogte bewoonen, ;’t geen de rede is, waarom 
ik ’er die cirkel niet by heb gevoegd; by ons is 
gemelde. Hoogte der © des Winters flests Is gra 
den boven den Horizon, maar des Zomers klimt de= 
zelve. tot- 62 gr. als wy den langften dag hebben : 


Als men dan 15:teekent onder vp of het punt.der _— 


grootfie Zuiderdeelinatie 235» en Zoo aan wederzy- 
den voortgaat -de ‘opgaande getallen te fteilen tot 
62, en wel ieder getal onder de halve graden der 
bovenftaande declinatie, dan-zal men, by de wer= 
zetting der © - en Cwyzers, daaglyks zien, hoc 
hoog “de © en C in den Meridiaan verfchynen: 
alleen móet men in opzigt tot de-C, de graden 
harer Noorderdeclinatie by, het aangeweezen getal 
bytellen , en die van hare Zuiderdeclinatie aftrek 
ken. 

Om ter teekening van dezen Hoogte-Cirkel voor 
de Liefhebbers plaats te laten, ís op de gegravecr- / 
de Platen een befchaduwde rand geformd » tusfchen 
de Declinatie-Cirkel en die voor ’t Apog- en Per 
figeüm gefchikt, welke rand afgefneden wordende, 
de juiste ruimte geeft, é 


pn 


STARREKUNDIGE MAÁNWYZER: 259 


„nen, en waar het Zonnewyzertje ge: 
fteld moetworden; zynde dit wyzert- 
je met een fteeltje in een der beweeg- 
bare fchyven ‘vast „waar van de reden 
nederwaards zal blyken; terwyl het 
Zonnetje langs de Ecliptica kan en 
„moet rondgaan, om te leeren ; dat de 
… fchynbaate loop der Zonne beftendig 
in dezelveis; enom Hervaldeng daag- 
…lyks aan te.wyzen 


er De. lengte. der. Zonne, of hoe 


„veel teekens en graaden zy. van 
her: Lente-Evennachtspunt verwy- 
derd zy. 

‚8, Denoorder- of zuiderdeclinatie der 
„Zonne, of haare afwyking van den 
_‚Zquator Cevennachtslyn). ‚die op 
_ het werktuig aangeweezen wordt in 
de eerfte punten van ven, al- 
waar de Zon op den Evennachits- 
yn zich bevindt, en dus o declina- 

“tie heeft; terwyl zy van deze pun- 
„ten fchynbaar voortgaande des Zo- 
mers-tot 23: graden boven ;-en. des 
Winters tot dito graden beneden 
den, Aquator afwykt: 

he In welk Starrebeeld de Zon zich 

| bevindt’, en dat zelve voor ons Oi- 

5 zichtbaar maakt. RS 


Rab Me fe 


abo Ht: SCHORTINGHUIS * 


4. De Heliafche op- en Ondergang: der 
Starren en?. (4) 
5, Welke Starren, ter raaermadtie 
“recht tegen over de Zon zynde, in 
den zuidelyken Meridiaan moeten 
„verfchynen. 
Op dezen Dierenriem “is mmedenmêt 
Maantje geplaatst, en moet binnên den- 
zelven rondgaan, doch dan boven, en 
dan beneeden de Ecliptica, naar: mate 
de beweegbaare fchyf voor de Knoopen, 
waar van S ILL. zal melden, eene’noor- 
det - of ‘zuider-breedte der Maan aan- 
wyst: om welke reden het Maantje op 
zyn’ wyzer hooger en lagef gefchooven 
kan worden tot ruim 5 graden boven en 
beneden de Ecliptica, en de maate dezer 
gra- 


(4) Liefhebbers. kunnen het Maanwyzertje ook 
zoo laten soeliëllen, dat het Maantje , by het rond 
draaïjen , van zelve op en neêr ga, en dus zonder 
werfchuiving de noorder- en zuiderbreedte aanwy= 
Zen, wanneer men , en, mna in ltede 


is, juist in cen rechte Iyn komen met de punten, 
van de klimmende en’dalende khoopen,”en zoo 
verbonden met deze fchyf derknoopen, dat by vef= 
zetting derzelve, dit plaatje te gelyk verzet ofge- 
draaid worde, 


STARREKUNDIGE-. MAANWYZER. 261 


graden, door ftiplynen of geftipte cirkels 
aangeweezen is (£). 


SIL 


Binnen de gemelde cirkels zyn op het 
vaste. blad zes beweegbare ronde blaad- 
jes, die trapswys in omtrek kleiner zyn, 
zoodat de, Randen van alle duidlyk 
gezien worden „en elke rand het zyne 
van den loop der C aanwyze; (f) de 4 
grootíte behooren tot de beweeging der 
C, en dee kleinfte of bovenfte zyn voor 
den Almanak gefchikc. 

Het onderfte en grootfte blad is ge- 
{chikt om de uitmiddelpuntigheid van 
den omloop der «, en hare ongelyke 
vordering te toonen ; en moet men zich 
dus wat ovaal of langwerpig verbeelden, 
zoo dat het eene punt verder, en ’tan- 


_… dere nader by het middelpunt van het 


werktuig zy; Het verfte punt is getee- 
R-3- kend 


(€) Wat die zy, vinden Leene en duidlyk in 
de. Astr. Oefeningen, 1 D. 1i ooft b bl. 143. a 
by den Hr. La Lande, fe 8 Boek $ - 

Als ook by den Hr. Rost Beginf. der Sarde 
Hoofdft 41. $ 7. 

Cf) Wyl dikmaal de woorden Zon, Maan en 
Aarde zullen voorkomen, neem ik de vryheid daar 
voor de bekende Charaters ©; Cen $ of Q vere 


volgens te gebruiken. 


262 Hi SCHORTINGHUIS 


kend Apogeiim „ en het naaste punt Pee 


rigeum, en de tusfchen punten aan weer- 
zyden Middeläfftand. De Maan toch 
loopt niet om de & in een juisten cirkel, 
maar in een ellyptifchen kring, dies moet 
haare loopbaan een verfte punt hebben, 
dat men Apogeiüm, en een daar tegen- 
overftaand naaste punt, dat men Peri 
geüm noemt; terwyl de € in dezen loop 
onregelmatig. voortgaat, op den eenen 
tyd merklyk fneller dan op den ande- 
ren: Hare middelbare vordering van het 
Westen naar het Oosten is daaglyks 13 
gr. ro min. 35 fecund. en zoo veel ten 
naasten vordert zy in haare middeläf- 
ftanden van de &, maâr nadert zy haar 
Perigeüm, ze begint in haren loop te 
verfnellen, en vordert van tyd tot tyd 
meer, en wel 13:, 14, 14; en inhet Pe- 
rigeum zelfs 15 en 15; graden; dan van 
hier voortgaande neemt deze fnelheid af, 
eu komt in haar’ middelafftand weder op 
23 gr, van hier nu naar het „Zpogeim 
voortgaande, vertraagt de loop der C, 
en bedraagt maar 121, i2, enin’t Apog. 
flegts 11; graden. 

Deze onêgale vordering der C wordt 
op den rand van dit blad geleerd door 
de cyfergetallen XII, XII, XIV enz:, 
welke aanwyzen;, waar en wanneer de 


„Maan 


EE 


STARREKUNDIGE MAANWYZER. 263 


Maan in haar omloop verfnelt of ver 
traagt, en wanneer men deshalven in ’ 
gebruik van dit werktuig het Maanwy- 
zertje flegts 13 gr. en wanneer meer of 
minder moet voortzetten. 

Intusfchen veränderen de Apfiden 
(verfte en naaste punt) geduurig van 
plaats, en de punten Zpog. en Perig. 
gaan volgens de orde der Teekenen van 
den Dierenriem langzaam voort, en ko-= 
men geheel rond in 8 jaren, 311 dagen, 
8 uuren, 34 en 57’, vorderende in el- 
ken omloop der « ongeveer 3 gr, om 
welke rede deze fchyf beweegbaar zyn. 
moeste , op dat men alle maanden of na 
elken Maansömloop het punt -4pogeüm 
3 gr, naar die van de Eclipt. zoude 
konnen voortzetten.(g ) 


SHI 


De wandelkring der Maan helt tot 


den Zonnecirkel met een hoek van 5 gr. 


of 5 18°, en moet derhalven twee {ny- 
punten hebben, die men knoopen noemt: 
ate R 4 | als 


Cg) Somtyds kan dit punt wel 2 maanden en 
iets langer Ítaan' blyven, wegens eene flinger of 
oOngelykmatige beweeging van het -Apogeiüm der C, + 
Zie den Heer de la Lande, Astron. V1L Boek „ 

$ 1437 enz. 


264 Ht SCHORTINGHUIS 


als-de C indeze puntenis, heeft ze geen 
breedte, gemerkt zy dan in de Ecliptica 

zich bevindt, maar wanneer ze van die 

plaatfen zich verwydert, dan verfchynt- 

ze nu boven , en dan beneeden de Eelipt: 

en krygt daar door of een Noorder- of 
Zuiderbreedte. 

Deze Knoopen en breedten der < wor- 
den op het tweede blad aangeweezen 5, 
daar, is aan ’t zelve een uitfteekend punt- 
je, ’t welk den Noordknoop aantoont, 
en  geteekend is Klimmende Knoop, om 
dat de C daarboven de Ecliptica zich be- 
gint teverheffen en dus opklimt. Recht. 
hier tegen over wordt de Zuiderknoop 
vertoond, en daar ftaat geteekend Da- 
lende Knoop ‚, om dat daar de « benedende 
Ecliptica begint neder te dalen: Tus-_ 
fchen beide deze punten wordt aan weer- 
zyden de grootfte Noorder- en Zuider- 
breedte aangeweezen , terwyl op den 
rand de graden en minuten der breedten 
ftaan geteekend, van o by de Knoopen: 
tot 5 gr..»8 min. by de grootfte breedte, 
zynde dit het uiterfíte of de verfte Noor: 
der- en Zuideräfwyking van de Eclipt. 
die de C ooit krygt, en wel dan, als zy 
in haare quadratuuren, en op denzelf- 
den tyd juist midden tusfchen de,Knoo- » 
pen iss Dan wyl de C op ee verfte vau 

de 


STARREKUNDIGE MAANWYZER.. 265 


de Knoopen niet altyd zoo ver van de 
Ecliptica afwykt, maar fomtyds „ ‚door 
de rechtftreekfche werking der Zon.met 
onze Aarde alleen tot, 5 ‘graden breed- 
te komt, gelyk gefchiedt by de Koppe- 
lingen, of de Nieuwe en Volle Maanen: 
moest "ik ’er een tweede afdeeling der 
graden. en minuten op een bycirkel by-_ 
voegen , die maar van o tot 5 graden 
komt.(/%) „Dit verfchil is niet merkbaar 
by de Knoopen en zeer weinig by 1àg 
graden breedte, doch wordt zeer merk- 
baar yvan by de 2 graden en voorder ; uit 
dien hoofde beginnen daar de Bycirkels 
die op eene grootfte Breedte van 5 gr: 
geteekend zyn, welke Breedte de Maan 
flegts krygt , wanneer ze midden tus- 
fchen de Knoopen , en tegelyktydig in 
de Koppelingen zich bevindt. [ 
Om nu aan deze Cirkels op myn Werk- 
tuig de juiste Breedte der « te zien, 
moet het punt Alimmende ka op zyn 


nbr: ‚plaats 


(5) De Heer Bode spreekt in“zyne Handleid bl. 
4t-alleen van de 5 gr. en de Astronomife Oefening 
2 D. bl. r4s, van 5° 18 ’tgeen Leerlingen hier 
merken geene firydigheid te zyn: de eene meldt al- 
leen volle graden, of de kleinfie, en “de andere de 
grootte helling van den omloop der @ : men zie cen 
breed bericht over deze zaak en bevestiging mynes 
gezegde. by „den „Hr Keilf, Inleìd. tot. de Stare 
rekunde, bl. 292» en vooral by den Heer de Ja Lan= 
de, in\zyne Astron, Vil Boek, bled rygoven volg. 


266 Mm SCHORTINGHUIS 


plaats gefteld, en maandelyks of in el- 
ken Maansomloop r: gr. (volgens de gra- 
den der Eclipt.) te rug gezet worden, 
want de knoopen houden geen ftand, 
maar gaan langfaam te rug, en tegen de 
orde der Heemelteekens rond, in 18 
jaren, 228 dagen 4 u, 52 & 52’, vOr- 
derende in hunne te rug gang ontrent 
een geheel tecken of 30 gr, in ander- 
half jaar tyds (#), en in een omloop der C 
juist 1°, 26, 48“, dus omtrent 1; graad: 
wanneer men het Maanwyzertje dage- 
Iyks verzettende, zoo veel graden als 
op den rand van de eerfte beweegbare 
fchyve ftaat aangeweezen, vry naauw- 
keurig zal zien, daar de wyzer den rand 
van deze tweede fchyf {nydt, hoe veel 
graden en minuten breedte de Maan 
hebbe, ten Noorden of ten Zuiden van 
den Taankring ? 

Waar by echter is op temerken , dat 
de Maan naar haare grootfte Noorder 
of Zuider breedte voortgaande, en te 
gelyk naby Vol of Nieuw zynde, men 

zien 


(5) Den 8 Febr. des jaars 1783 was de sq (de noord 
knoop) in het Lentc-nachtsêveningspunt , 18 Maan= 
den na dezen zal die Knoop niet zyn in xy, maar 
in 't begin van X , en zoo verder achterwaards gaan , 
tot hy na gemelde 18 Jaren ce: z. weder in het nachte 
&veningspunt der Lente verfehyne. 


STARREKUNDIGE MAANWYZER!! 267 


zien “moet op den ingebogenenrof By- 
cirkel „ die alleen: tot 5 graden’ gêtee- 
kend is; doch wanneer de C haar groöt- 
fte breedte ftaat te hetldh en dan ges 
lyktydig ongeveer 3 teekens ‘van de © 
af, en in een der quadratuuren is, men 
waarnéemen moet de buitenfte meer’‘uit- 


wykende cirkel, die tot 5 gr. 18 min. 


afgedeeld is: En is % geval in den loop 
der @ tusfchen bêiden. die onftandighe- 


den, gelyk by de’ O@tanten gebeurdt, 


dan zal men de juiste breedte der C 
in en_ omtrent haare grootfte afwyking 
liehelyk konnen gisfen of bereekenen; 


_terwyl in de andere gevallen (de wy- 


zer der €, behoorlyk- verzet worden- 
de) de aanwyzing van de graden en miíi- 
nuten der breedten op myn werktuigje 
vry wel met de Ephemerides zal over- 
enafternen: (4) 


S IV. 


Op deze gemelde HEREN is een der- 
de 


HCE). Ik ‚zou wel. de gemiddelde, helling van den 
Joop der (C hebben konnen verkiezen om maar een 
cirkel te Eebben, geteekend van o tot V® 95 doch 
vand dan ‘minder overeenftemming metde Ephemer : 
by „de, grootite, breedtens, der 6e en kon-zoo duid= 
lyk niet doen zien aan Leerlingen, van waar de 
verfchillende grootte in de breedten ‘der C ontfta? 


268 Hi SCHORTINGHUIS - 


de geplaatst, dat ik gefchikt heb , om den 
keerkrings-omloop der «,„ en de plaat- 
fen , daar jaarlyks de nieuwe Maanen en 
Eclipfen zullen invallen, aan-’t oog te 
vertoonen: ’Er zyn op den rand 2 on- 
derfcheidene cirkels geteekend 
A. De binnenfte is afgedeeld i in 27 dee- 
len, «en dient ter leering van het vol- 
gende: 

a. om te toonen, in hoe veel dagen 
de C haar eigen omloop om de é 
volbrenge, en den ganfchen Die- 
renriem rond wandele; ’t geen ge- 
fchied in 27 dagen 7 uuren 43 min. 
& 5 fec., welke rondwandeling der 
C, van ’t Westen naar ’t Oosten NN 
de Periocifche of Keerkrings om- 
loop der Maan genoemd wordt. 

b. Om het onderfcheid te leeren tus- 
fchen den Periodifchen en. Synodie 
fchen omloop der &. Men zette 
het Zon- en Maanwyzertje beide 
by het punt 275, en draaje dan het 
Maanwyzertje over dit blad geheel 
rond; dan ziet men dat de C in 
97; dagen den ganfchen Dierenriem 
is rond gelopen : Maar geduurende 
dezen tijd rust onze Aarde niet, 
ncen, ze is in haren jaarlykfchen - 
WEE om de © ontrent 27 

grd- 


STARREKUNDIGE MAANWYZER. 269 


“- gräden gevorderd; „derhalven-moet 

Aad Zon in haar’ fchynbarên’ loop. 

“zoo' veel graden op de Eelipt. zyn 

LEL n HOGrtbegaan,” ‘en {chuon de € wel 

… /rônd geloopen zy; is ze evenwel 

nog niet weder by de ©, maar, de 

„Zon ongeveer 27 gr. voor tit zyn- 

des moóetze nog plus minus 2 dagen 

_“befteeden, om de-Ote acktérhalen, , 

en met’ haat’ in ‘famenftand te ko- 

vo “men, of weder Nieuwe « te ma- 

vegen 't welk gefchied în 2ordagen, 

ver deze omloop der € van den eenen 

“fämenftand tot den anderen wordt 

Seen’ Synodifchen omloop „ Maan- 
Maand of Maanfchyn genoemd. 

Cc, om te doen opmerken hét onder- 
fcheid tusfchen den Period. omloop 
der Maan,en haare Punts-eú Knoops- 
ommekringen(l): Dat namelyk een 

| Puntsömloop langer en een Knoöps- 
| | Ömloop korter zy,dan deKeerkrings- 
“ömloop der C ‚ want vermits de Ap- 

fiden geftadig voorwaarts gaan, en 

sur jn een’ Omloop der € ongeveer 3 
ge aided Ne nd , ZOO’ „moet het 


Lat j „dpo- 


2 
io hae der ra is, als zy ‘van’ ie punt 
Ae rond gaat totdat zelfde punt,r, 
__ _…_Koopsömloop , als de & van den Klimm Knoop 
‚gh voortgaat tot weder in dengelven verfchyne, 


870 H:--SCHORTINGHULS, 


Apozeüm Cverfte punt) iets, voot 
uit-zyn, alsde Maan, na eene 
rondwandeling door: den. Dieren- 
riem in dat punt weder koomt: Im- 
„mers een puntsömloop der. ge- 
__„fchiedt in 27 dagen 13 u. 18’ 34; 
„en is dus.5 U. 55-en 30 langer als 
een keerkringsömloop der. Maan: 
„Maar de Knoopen geftadig te rug 
gaande „ en wel ontrent 1; gr. in el- 
„ken omloop der, zoo moeten 
„„dezelve de, Maan in haren omloop 
te-.gemoet komen; „en. de Knoops= 
ömwandeling der C, dewelke ge- 
fchiedt in-27 dagen, 5 u.5! min; 
is twee uuren 37; min. korter dan 
een Period. omloop. der Maan- 

_ B. De buïitenfte cirkel van dit blad is 
verdeeld in 125, afdeelingen met Ro- 
meinfche cyfferletters geteekend , wel- 

‚ke dienen , om de plaatfen der:Nieu- 
„we Maanen en,derzelver getal in elk 
loopend jaar aante Wyzen , als mede of 

er by.de nieuwe, & C niet of al Ectipfen. 
„Zullen. gebeuren. „Men ftelle het punt 
recht over dien, graad vande Eclip- 
tica; daar de eerfte Nieuwe Maan in 
’t Jaar voorvalt; en wel met waarnee- 
„ming-van het juiste uur der Conjunc= — 
tie van © en Cs; enlaat dan dit blad 


b hd PK) 


‚alzoo-het-geheele jaar. door ftil_ftaan, 
dan zullen de Cy fergetallen a UI ‚II, 
IV. enz. aanftonds toonen 

a. De, juiste plaatfen, „waar alle de 

Nieuwe Maanen, des jaars moeten 
invallen, terwyl de tusfchen ftip- 
pen aantoonen dat daar tegen over 

‚„allede Volle C £ zullen verfchynen , 

… ‚te weten op die plaats van den Die- 

renriem „of dien graad der Eclipt. 

MEt meerder. of „minder breedte; 
‚daar „de gemelde getallen eú ftip- 
‚pen heen wyzen. 

b. -Of er in’ Jaar waar in men Zich 
„bevindt, of in. eenander , Eclipfen 

zullen zyn ? hoe veel ? waar? aan de 
„Zon of aan de Maan ? ’Er is vry wat 

_ aan vast, om door. bereekening te 
„verneemen, by welke koppelingen 
‚van Zon en Maan „ „Eclipfen, moe- 
_ten- gebeuren „of geheel, niet kon- 

nen. gebeuren (2) „en men, heeft 

veel gewonnenin de. bereekening, 
„als men zeker weet, welke koppe- 
| lingen men veilig mag uitfluiten, 

… als ver genoeg van de Knoopen der 

Es om een Achip te konnen ver- 
| ‚ oor- 


he 


ven vindt dit breedvoerig aangeweezen by 
dt eer!de da Lande ; in- hét 10 Boek: oder Stars 
Eng: $ 1759 en volg. ä 


172 "Ht SCHORTINGHUIS 


oorzaken ; en dit zietmen aan myn 
‚ werktuig met een opflag van het 
oog; want alle de gemelde getallen , 
die'nietnaby de Knoovpen ftaan , wy- 
zen koppelingen aan, by de welke 
zeeker geen Eclips kan voorvallen ; 
Maar ziet men een of meer dezer 
Cyfergetallen naby den Noord- of 
Zuidknoop , zoo dat de Maan daar 
zynde, geen anderhalf graad, of 
“geen 94 minuten breedte konne 
hebben, en geen 17° of 15’ op de 
Eclipt. van den Knoop af konne 
zyn; dan ishet zeker, ‘dät ‘et er- 
gens by de Conjunctie van Zon en 
Maan, een Zon-Eclips zal moeten 
gebeuren; en ziet men aan de tus- 
fchenftippen, dat de € wyzer 14 
of 15 dagen daar na, (by de oppo- 
fitie der € met de Zon), ‘den rand 
der tweede beweegbare fchyven zal 
fhyden op een punt, ’% welk geen 
64. minuten breedte wyst, en min- 
“der dan 12° afftands van den Knoop 
op de Eclipt. heeft, het wyst aan, 
dat daar éen Maan-Eclips zal ver- 
fchynen: Én die Eclipfen“zullen 
grooter of kleiner zvn, naar mate 
de € dan een meerder. of-minder 
breedte hecft, en naby:haare knoo- 
pen is. RS QAT ENTS 


need 


STARREKUNDIGE MAANWYZER. 275 


© Als men nu die gemelde eindpalen 
der Eclipfen g gade flaat, en op het 
werktuig ziet, welke, en hoe veel 
der gecallen IL. IL IL enz. zao na- 
by de Knoopen der Maan getee- 
kend ftaan, merkt men terftond, 
hoe veel Eclipfen in ’t jaar,en waar 

‘__ dezelve invallen zullen. Terwyl 
een Liefhebber der Starrekunde ten 
minften dit voordeel of gemak-door 
myn werktuig ontfangt, dat hy zon- 
der eenige berekening verneemt, 
welke Koppelingen ver zyn van de 

‘Knoopen, en welke in derzelver 
nabyheid gebeurende, eene bere- 
kening verdienen, ten einde den 
juisten tyd en grootte eener Eclips 
naauwkeurig te weeten, 

d. Men kan, echter zonder bereke- 
ning op dit werktuig zien, of de 
Z onéclipfen, die op zekeren tyd 
invallen, ten Noorden of ten Zui- 
den van den Equator zichtbaar zyn 
zullen: want indien de C ten tyde 
van een Zontöclips even den klim- 

__menden Knoop voorby is, zal de 

Eclips ten Noorden van de Even- 

_ nachtslyn zichtbaar zyn; doch zoo 

‚de Maan dien knoop nogniet voor-, 
by is, en dus nog eenige Zuider- 

S breed. 


874 Hi: SCHORTINGHUIS, 


breedte heeft, zal de Eclips tad 
Zuiden van den Aquator kunnen 
gezien worden: maar wanneer een 
‚Zonëclips gebeurt, als de C by 
den Zuiderknoop zich bevindt, zal 
die zichtbaar zyn ten Noorden van 
den A£q., zoo de Maan dezen knoop 
nog niet gepasfeerd is ; en ten Zui- 
den van den ZEq.als de € dien Zuid- 
knoop reeds doorgegaan zal zyn. 


S V. 


r Ld 
De vierde beweegbare fchyf zalmede 

verfcheidene zaaken aanwyzen „en wel 
i. den Synodifchen Omloop en ouder 
dom der Maan. 2. Eene gemiddelde 
verandering van het Watergety te Vlis- 
fingen. 3. De Phafes of Schyngeftalten 
der Maan; en 4. de morgen en avond - 
uuren, em de pasfagie der C en Starren. 
door den Meridiëan te verneemen. 

A. De buitenfte cirkel van dit blaadje is 
in 90: afgedeeld, om den tyd vaneen 
Maanfchyn, of den Synod. omloop 
der < te toonen , welke gefchiedt in 29 
dagen, 12 uuren, 44 en 5’; zynde de 
juiste tyd, die ’er verloopt van de 
eene nieuwe Maan totdeandere: wes- 
halve de getallen van dezen cirkel 

| ten 


STARREKUNDIGE MAANWYZER. 275 


ten naasten aanwyzen, hoe veel de & 
daaglyks voortgaat „ en wat ouderdom 
de Niaan heeft, ot hoe veel dagen ’er 
‘fints de laattte Nieuwe « verloopen 

Wezyn. 

B. De ade citkcl wyst de uuren et mi- 
nuten aan van het Watergety, zoo 
als het in de Stad Vlisfingen, op de 
daar bovenftaande dagen van den ou- 
derdom der C Hoogwater zyn moet, 

‚volgens eene gemiddelde daaglykfche 

verandering van 48 à 49 minuten; waar 
uit het hoogwater op andere plaat- 
fen, daar het zelve by Nieuwe of Vol- 
le C eerder of laater gebeurt, gemak- 
Iyk berekend kan wofden ; gelyk 
ook de pastagie der € door den Me- 
ridiëïan, of haar verfchyning in het 
Zuiden, die by de N. en V. Maan ten 

12, en by de quartieren teh 6 uuren, 
en daaglyks omtrent 49 minuten laater 
moet gebeuren. 

C. De derde cirkel toont eenvoudig de 
onderfcheidene Phafês vande @;, of: in 
wat gedaante en fchyngeftalte zy zich 

aan den Hemel op den tyd der waar- 
neeminge vertoont, ’t geen hier de 
Teekeningen van cene Nieuwe Maan , 
Volle Maan, og en Oéëtanten 

te kennen geeven 
S 2 Md De 


276 H: SCHORTINGHUIS 


De Nieuwe Cis geteekend by het 
punt 29, daar men dezelve moet 
begrypen te beginnen, 7 of 8 dagen 
daar na ftaat de & 9o graden van ak 
Zon af, en is dan in naar eerfte Quar- 
tier, 14 Of 15 dagen na de Nieuwe Ca 
ftzat ze 180 gr, van de Zon, en is in 
oppofitie mer- of regt tegen over de- 

zelve, wanneer de Maan. zich geheel 
verlicht vertoont, en wy Volle Maan 
hebben. Dan ‘wel haast vermindert 
de volle glans der &, en zy nadert 
weder tor de ©, en gekomen zynde 
op go gr. afftands, krygen wy het 
laatfte Quartfer, terwyl na 29: dagen 

de « weder in conjunctie met de © 
zynde, een maanfchyn volbragt is, 
en wy op nieuw een Nieuwe C erlan- 
gen. 

Om deze Phafes der C en de ande- 
re zaaken even gemeld , moet het Zon- 
a aan dit blad by het punt 

daar de N. € geteekend is , gehecht 
blyven; immers gebeurt de Nieuwe 
€ niet anders altoos dan by de Con- 
junctie van © en «5 de Volle („vals 
ze in ôppofitie zichbevinden, omde 
Sg 1 en vier Oétanten tus- 

Chen beiden, des moet het Zonne. 
wyzertje by gemeld punt beftendig 
bly- 


en 


STARREKUNDIGE MAANWYZER. 277 


blyven;, en dit blad met het zelve te 


gelyk verzet worden, zoo dat het 


zelve juist met het Zonnetje voort- 
en eens in ’t jaar rondga, waar door 
men tevens duidlyk ziet; hoe tel- 
kens elke nieuwe « in een ander He- 
melteeken moet invallen: 


D. Binnen deze 3 cirkels is nog een 


- 


vierde; bevattende eene uurwyzing 
van 2 maal 12 uuren met delettertjes 
(aen (m). De getallen , van de Nieu- 
« door het eerfte Oëtant en Quartier 


„naar de Volle Maan voortgaande , wy- 


zen de Namiddag- of Avonduuren 

aan, en hebben een bygevoegde (a) 

nevens zich; en die; dewelke, van 

de Volle « door ’ laatfte Quartier 
tot de Nieuwe voortgaan , toonen de 

„voormiddag- of morgenuuren en zvn 

met eene Cm) by geteekend. 

Deze uurcirkel moet dienen; om 
daaglyks aan te wyzen; 

& Op wat uur ’s avonds of ’s morgens 
de vaste Starren van den Dieren- 
riem culmineeren; of door den 
Zuidlyken Meridiäan gaan , als 
men flegts een draad fpant van ’ 
middelpunt des werktuigs, of het 
wyzer tje der C brengt tot die Star, 
wiens culminatie men poogt te ver- 

, » 3 nce- 


258 H: SCHORTINGHUIS 


neemen , en dan ziet, over welk uur 
de draad geftrekt is, of over welk 
punt der uurwyzinge de fteel van 
het Maantje gaat, op dat uur zal 
die {tar door den Meridiëan gaan. 
By voorb. den 7 Decemb.is de Zon 
(volgens een gemiddelde bereke- 
ning) 16 gr. in den Schutter, of 
haare lengte is 8 teek. 16°, „daar 
zette men dit blad (waar van ik nog 
fpreeke) met het Zonnetje, zoo 
dat de © op gemelden graad der 
Eclipt. zy, ‘en dan een draad ge= 
fpannen naar de Star Regulus in deni 
Leeuw, zal die den uurcirkel {ny- 
den by 5 m., 't geen aantoont, dat 
Regulus culmineert of door ’t Zui- 
den gaat ten 5 uuren des morgens; 
{pant men den draad over de Star 
Spica in de Maagd, de uurcirkel 
word geraakt een ftipje (.) verder 
als 8 m. ‘tgeen zegt, dat Spica door 
den. meridiëan gaat ten 8 en tuur. - 

Gast men voort en fpant aan de 
andere zyde der Zonne den draad 
tot het Lenteëvennachtspunt, de 
{nyding gefchiedt op de uurwyzing 
juist by VII a,, en dit zal zeggen „ 
dat het eerfte punt van Y- culmi- 
neert ten 7 uuren desavonds. Vraagt 
men 


STARREKUNDIGE MAANWYZER. 2/0 


men naa de culminatie van Mezar- 
thim, de eerfte Star aan ’t oor van 
den Ram, alwaar de Nachtévening 
voor 2200 geweest is, de draad, 

naa hier gericht, wyst IX. a; dat 
is 9 uuren ’savonds. 

b. Op dezelfde wys ziet men daaglyks 
“aan dezen uurcirkel, by het ver- 
zetten van ’t Maanwyzertje, op 
wat uur de Maan in het. Zuiden 
moet verfchynen; waar uit mede 
het uur van den op- en ondergang 
der C ten naasten vernomen kan 
worden. Ik zeg ten naasten, want 
om dit op minuten te weeten, zyn 
‘er veele. zaaken waar te neemen, 
als de juiste hoogte der Eclipt. in 
den Meridian, de ftand van den 
Dierenriem in het Oosten en Wes- 
ten, de Noorder en Zuider breedte 
“der C, de ongelyke vordering en 
uurbeweeging van dezelve, van al- 
le welke zaken het eerder en laater 
op- en ondergaan der C af hangt. 
Echter kan men uitde uurwyzinge 
van de pasfagie der C door den Me- 
ridiïan hier daaglyks ten naasten 
aangeweezen , hetùur weeten , wan- 
neer de maan moet op- en onder- 
gaan, ‘door den halven dagboog 


S 4 der. 


ir Art 


280 IK<SCH OR TING HUIS 


der C te zoeken uit den dasboog 
der O, die doorgaans elk bekend 
is, en op den Almanak van dit werk- 
tuig voor elke maand getoond 
wordt(/:). 


S VE <A 


Boven over deze 4 blaadjes , wier ge- 
bruik ik befchreven heb, is het Maan- 
wyzertje geplaatst , dat men daaglyks ver- 
zet, of 13 graden volgens den gemiddel- 
den loop der «, of liever dan wat meer 
en dan minder; naar aanwyzing van de 
getallen , die den rand dereerfte Schyve, 
voor de Zpfiden gefchikt; aanwyst: en 
als nu alle de 4 bladen naar behooren 
gefteld zyn, volgens de korte verklaring 
van het werktuig en deszelfs gebruik op 
de 2 bovenfte Schyfjes gefchreeven, 
dan ziet men flegts , waar het Maanwy- 
zertje de randen der- blaadjes fnydt, 
en óverswelke fyfergetallen  geftrekt 
ligt, wanneer daar aan met een opflag 
van het oog vry duidlyk gezien wordt 
EL. Op den rand van het vierde blad, 

1. Wat uur voor- of na den middag 

| de 


(1) Men vindt hier van eene naaùwkcurige on- 
derrichting by den Heer Bode în zyne meergen 
melde Handleiding tot enz. bl, 604606. 


BTARREKUNDIGE MAANWYZER. 981 


de Maan ten naasten door den Me- 
ridiaan. ga. ì 
a. Of-de C Nieuw-of Vols ineen der 
Quadratuuren of OCtanten, of tus- 
fchen die Phafes zich Moet ver- 
toonen. 

3, Wanneer te Vlisfingen en: de plaat- 
_fens- daar mede ten-naasten:over- 
eenkomende hoogwater moet;zyn , 
4« Wat ouderdom dec hebbe, of hoe 

veel dagen fints de Nieuwe C ver- 
hagen Zadar 

U. Op den rand der ade. Sahumien ver- 
geleeken met de plaats der Knoopen; 
of. by de tegenwoordige of‘aannade- 
‚rende Nieuwe en Volle C een Eclips 
zyn zal; of niet zyn zal. 

HIL Op den rand der tweede; of de < 

„tr. Een Noorder of Zuider breedte 

hebbe, en hoe veel graden en mis 
nuten. 0 Bot 

2. Tot haar grootfte Noorder of Zui- 
der breedte naderende alleen 5°, of 
verder van de Ecliptica zal decli- 
neeren. 

IV. Op-den rand van het eerfte Ek 
‚1. Of de C in of by haar -Zpog. Perig 
middeläfst. of tusféhen die ftanden 

Zy. 
2. Of de Cin haaren omloop verfel- 
S 5 le 


332 WM SCHORTINGHUIS 
le of vertraage; en hoe veel gras 
den zy tusfchen heden en morgen 
vordere; waar uit de uurbewee- 
ging der C mede kan vernomen 
worden. 
V. Kd: het vaste blad ziet men; 
„Waar de C in den Dierenriem aan 
waden Starrenhemel zich moet ver- 
toonern.:s 
a, Hoe ver es van de Zon of naby 
| ndezelve. Byars 
‚In welk een Starr ebeeld de C zich 
4d 7 vertoone. 
—g- Welke Starren de C in haaren loop, 
zal bedekken of voor by gaan. 
” Behalven deze zaaken , diemen by de 
verzetting van het wyzertje daaglyks be- 
fchouwen kan, is het werktuig dienftig 
om alle uuren van den dag of “nacht de 
juiste plaats der. € te verncemen , als 
men flegts het wyzertje ruim'zoó veele 
halve graden op” de Eelipt. voort of te 
rug zet, als men uuren na- of voor den 
middag begeert. in de Ephemerides of. 
Starrekundige Almanakken” wordt de 
plaats der « daaglyks aatnigeweezen , ZOO 
als zich op den middag bevindt: maar 
begeert men haas juiste plaats op cen 
bepaald uur voor den middag, men 
zette. het Maanwyzerije (valgens eene 
\ ge- 


id 


STARREKUNDICE MAANWYZER. 283 


gemiddelde uurbeweeging: der Maan) 
ruim. zoo veele; gr: te rug, em naden 
middag. zoo, veele, halve gr. voor uits 


als het begeerde uur van ge n middag in 


tyd verfchilt, 


Op die wys: ES men. vry duidt! k het 


\ juiste. wur-derConjunêtie en Oppofitie 


vane en-Cs-en der invaljende Eclipfen 
verneemen; ook-kan men de berekening 
dersgemeene Almanakken ‘daaromtrent 
beproeven, en eene misftelling „die in 
dezelve meer dan eêns plaacs heeft, ont- 


dekken. By voorbeeld: den 1o Septem- 


ber des jaars 1783-bepaalden de meeste, 
Almanakkeneen Maanëclips op’s avonds 
ten G:, of ruim 7 uuren; volg ik nu de 
gemelde handelwyze op myn ‘werktuig 
‘t zal my genoegtàam zeeker aanwyzen, A 
of die wel, dan kwalyk gefsferd: zy. 
Ds befehrevene blaadjes behoorlyk 
gefteld, zynde, vindt ik het Zpog. plus 
minus 1o grin het teek. 69, den klim- 
mende Knoop 18 gt. in X,de Zon op 
den ie na 17e in ®,- enrde Maan 
piïvin het daar tegen over ftaanide ‘tee- 
ken Xx: zetrik pu het m aanwyzertje voor 
Elk “var. ruim een ‘halve. graad verder, 
dan koom ik ten. 7-uuren Op 15sin Xx, 
en dus “ben ik nog geenfins inoppofi- 
Hie met de € ©: waar uit Bi kt, dat de ge- 
mee: 


882 Hi SCHORTINGHUIS 


meene Almanhakken niet wel gerekend 
en de Maanëclips te vroeg bepaald heb- 
ben. Laat ik dan voortgaan in ’ ver- 
zetten van myn wyzertje; ik koom om 
8 uuren by de 16°, om ro uùren over 
17’; en nu berm ik juist zoo veel gr. 
in X3 als de © op-den middag wasin ®, 
en te gelyk ben ik (volgens aanwyzing 
van den rând der tweede Schyve) zeer 
naby den Noordknoop , derhalven moet 
'er-Een- Maanéëclips gebeuren „ en kan 
wel nu beginnen: doch de juiste oppo- 
fitie der C met de 9 moet nog laater zyn 3 
gemerkt de © fints den middag ongeveer 
een halve graad in haar’ fchynbaren loop 
moet gevorderd zyn ; en ik aan den rand 
der eerfte Schyve voor de Apfiden zie, 
dat.de Maan thans 14’ in 24 uuren vor- 
dert, toonende dat de uurbeweeging 
der C merklyk meer dan een halve gr, 
moet zyn(o) en dit gade flaande merk 
ik genoegftam, dat de oppofitie van © 
en « niet eerder dan tusfchen rr en 12 
uuren zyn kan, ’t geen met de verfchy- 

ning 


(o) De gemiddelde, uurbeweeging der C is 32’ 
56’, doch meer aìs zy haar Perig. nadert, en min- 
det als zy by het Apog. zich bevindt. Men vindt 
hier van een naauwkeurig Tafelte in een der Engel= 
fche Alm, Parkers Epbemeris. en een uitvoerig be= 
richt by den Heer de Ja Lande in zyne Ar. VIE 
Bock, 9 1519 enz, 


STARREKUNDIGE MAANWYZER, 285 


ning der Eclips op dien avond waarge- 
nomen, en de berekening der Epheme- 
rides de Connoisfance des Temps en the 
Cielestial. Atlas juist. overeenftemt. 


S VIEL 


Op de 4 bladen ‚ die tot den Maan- 
wyzer behooren, zyn nog 2 gevoegd, 
die met het geen ’er onder geteekend 
is, een {teeds voortduurenden Almanak 
Uitmaaken, 'Er zyn óp het laatst be- 
fchreeven blad binnen ‘den uur- cirkel 
nog 5 eirkeltjes , waar van de bovenfte of 
zite’ Aanwyst de naamen der 1e Maan- 

den des jaars, met het getal hunner 

dagen. De 
ede de ra Zodiak- of Hemelteekens, 
met aanwy Zing van den dag, op wel: 
ken de Zon in dezelve fchynt over 
vete gaan: De 
gde De uuren van de lengte der Dagen 
“en Nachten in elkë Maand. De 
4de De uuren van den Op- en Onder- 
«gang der Zou op den tyd als de Zon 
ie aangeweezen Hemelteeken in of 
overgaat; ‘tgeen tevens de grootte van 
den Dagboog der Zom aanwyst. De 
sce Bevar eene gemiddelde tydsverëffe- 
h ning van {Oo tot ro'dagen in elke 
_ Maand, 


á26 Ht SCHORTINGHUIS 


Maand, om het onderfcheid tusfcher 
den waaren en gemiddelden tyd te zien ; 
hoe: veel minuten namelyk de Zon 
voor of achter den middelbaren tyd 
Zy (£)- 

Deze 5 cirkels zyn bedekt door de 2 
bovenfte Schyfjes,wier grootfte eene uit- 
{nyding heeft, waar nevens aan beide 
zyden geteekend is, wat de onderleg- 
gende, of voor de opening verfchynen= 
de getallen te kennen geeven: terwyt 
cirkelswyze op dit blad met korte woor- 
den ’t gebruik van ’t geheele werktuig 
gefchreeven ftaat, en binnen dat gef: chre: 
vene is nog een cirkeltje, in 31 deelen 

afgemecten’, waar op juist het laatfte 

blaadje geplaatst is met een kleine uitfny - 
ding van den rand; zoo wyd dat ’er 7 
van die 3 1 getallen te voorfchyn kunnen 

kome, waar nevens de dagen der week 
se 

(p)) Men noemt waaren fyd , die door den fchyn- 
baren loop der Zon, op eem’ welgeformden Zon- 


newyzer wordt aangewezen, en die door den on- 
gelyk fnellen loop der $, en de fchuinheid der 
Eclipt. of haare helling tot den Equator ongelyk i is. 
Waar gemidaelde iyd is, dic door een naauwkeurig 
uurwerk, ’ welk alle dagen en uuren des jaars vol= 
komen egaal wyst, wordt te kennen gegeeven. 
Leerlingen konnen ie deze zaak onderwys “vinden 
by de ‘Leeren FL. Rost, Beginfelen der Starrei. 
Hoofdft. 49. De La Lande Astron. Boek 4. JF. Keil 
Starrekuadige Lesfen, 26 Les. 


\ 


N 


STARREKUNDIGE MAANWYZER,. 287 


geteekend zyn, om dus voor een Da- 
tumwyzer te dienen, mits men dat blaad- 
je eens om de week verzette , gelyk men 
het even voorgaand eens om de Maand 
Zoo veel verfchuift, dat de Maand, 
waar in men zich bevindt, voorde ope- 


‚ning zich vertoone, En eindlyk heb ik 


ter onderrichtinge op dit bovenfte blaad- 
je nog eene korte verklaaring gevoegd 
van het werktuig, om aan te wyzen, 
waar toe elk blad gefchikt zy. 


S VIIL 


Schoon de (S 7) gemelde Almanak 
wel tot den Maanwyzer niet noodzaakt- 
lyk zy, heb ik dien echter daar by niet 
ondienftig geöordeeld, niet alleen om 
de evengemelde zaaken daaglyks met ge- 
mak te befchouwen , maar vooral, om 
zonder gemeenen Almanak, of eenige 
Starrekundige Ephemeris, als de Con- 
noisfance des Temps, de Coelestial At- 
las van White, Parkers Ephemeris en 
foortgelyke, van myn Lunarium dienst 
te konnen hebben, en *t zelve in ftede 
van zulk een Ephemeris voor de ftan- 
den der Zon en Maan te kunnen gebrui- 
ken. Immers ik heb myn werktuigje 
een geruimen tyd lang geduurig aan die 

| ge- 


288 Hi SC/HORTINGH UIS® 


gemelde Ephemerides beproefd , en tel- 
kens het genoegen gehad van te zien, 
dat deszelfs aanwyzing met de bereke- 
ning van dezelve daaglyks vry wel ac- 
coord wees. Laat dan iemand in de 
Starrekunde geheel onkundig zyn, en 
van het gebruik der Ephemeric ies niets 
weeren 5 indien hem door een Lief heb- 
ber dezer Wetenfchap flests eens in 
*% begin des jaars getoond worde, waat: 
het Apogeiim der « zy, waar de klim- 
mende Knoop, en waar de eerfte Nieu- 
we C ingevalle zy? dan heeft hy op dit 
werktuig alleenlyk, om de Maand of 2 
Maanden, het Apog. iets voor uit, en 
den klimmenden Knoop iets terug te zet- 
zen, en hy ziet daaglyks by de verzet- 
ting (g) van het Zon- en Maanwyzertje 
alle de byzonderheden, die ik boven 

S VL heb opgenoemd. 
Ter- 


(4) De verzetting van ’t Maanwyzertje kan hy 
ook doen, zonder op graden te letten , alleen naar 
den ouderdom der (, door den buicenften citkel 
van ’t 4 blad aangewezen. Zie boven $ V. No. 
A, ’t geen, zoo men geene juistheid begeert, ge= 
noeg is om de zaakenten naastente zien. En heeft 
icmand een geruimen tyd naar het werktuig niet 
omgezien , of de verzetting vergeeten , hy zette 
dan, als ’t hem eens weder gelust, de Byzonderhe- 


den ‚van den loop der C na te zien, het Zonne- 


Wy zêrtje. op den däg des jaars , in we iken hy zich be= 
vig 2 


\ ) 


 STARREKUNDIGE MAANWYZER. 289 


„„…Lerwyl een Liefhebber der Starre. 
kunde dit Lunarium kan gebruiken , om 


_op Eene gemaklyke wyze de byzonder- 
heden van den loop der € daaglyks té 


befchouwen, of die van voorleedene en 
toekoomende jaaren na te gaan , of door 
middel van diet Lunarium fommige goe: 
de Vrienden, Leerlingen , of eigen Kin- 
deren te onderwyzen , en van bovenge: 
melde zaaken een duidlyk denkbeeld in 
te boezemen. 


SIX. 


En is het ter verbetering van het 
Schoolwezen , onder anderen: ook 
wenfchlyk, dat Schoolmeesters em an- 
dere Onderwyzers der jeugd eenige or- 
derrichting gaven in fommige deelen der 
Starrekunde, gelyk de Hoog Eerw: Heer 
11. F. Krom, Hoogl. en Predik. te Mid- 
sdelburs, in zyne uitmuntende en met 

echt doôr het Zeeuwfch Genootfchap 
angepreezene Verhandelifg, over. de 
II DEEL gn VETT 


pdt, en zie in zyn gewoonen Almanak, hoe 
veele dagen ‘er na de laatfte Nieuwe { verloopen 
zyn; of bezit by een uurwerk meteen omloopende 
„Maan, hy zie flechts daar aan, hoe oud de ( is, 
en ftelle na die aanwyzing het Maanwyzertje , wan- 
er hy terfiond van alles op het Lunatium onder= 


„richt zal krygen. 


iN 
kJ 


200 Hi SCHOÓRTINGHUIS 
verbetering der Schoolen, zeer kundig 


beredeneert(s) ‚dan zoude dit myn werk- 
‚tuig mede niet ongefchikt zyn voor 


„4 
h) 


veele Schoolmeesters, zoo om dezelve _ 


in de boven befchrevene zaaken, omtrent 
den loop der Maan , met weinig moeite 
wat kundig te worden, als om hunne 
Leerlingen daar in met gemak te onder- 
wyzen. 

„En vermits de meeste werktuigen , ter 
beöefening der Astronomie, doorgaans 
kostbaar zyn, en deswegen van veelen, 
die nog wel eenige lust tot die Weeten- 
fchap zouden hebben, niet verkreegen 
worden, ishet, myns bedunkens , noo- 
dig, dat men op eenvoudige Werktui- 


gen denke, die zonder of met zeer klei- « 
ne kosten verkrygbaar zyn; en ditwerk- « 
tuigje zouden de Schoolmeesters zelve 
Gmmers zy, die wel fchryven enteeke- — 


nen verftaan) konnen nateekenen, €@n 


malkander mede deelen; of men kon 
de bladen tot het werktuig behoorende 
laaten drukken, en ze zouden voor een 


gering prysje verkrygbaar zyn. 
| Ook 


r 
t 


(fr) Zie de Verhandelingen van de Heeren Krom, 


wan der Palm en wan Woorst,,over de verbetering « 
der Schoolen , door het Genootfchap ook afzon= # 


derlyk uitgegeeven, Bl 129—147. 


ì 


ee 


___STARREKUNDIGE MAANWYZER, 291 


Kk; if S SE 

Ook konde men foortgelyk Werktuig 
vervaardigen tot een Planecarium , om 
de voornaamfte byzondetheden van ge- 
‚heel ons Zonne-ftelzel daar op te Zien, 
en de Helio- en Geocentrifche bewe. 
Bing der Planeeten na te gaan, of op de 
Wys, als in de algemeene Oefenfchool 
der Konften en. W: eetenfchappen, in 
ke eerfte Deel, de 14de Samen{praak , be- 
fehreven wordt, of op eene andere 
WYS wat meer gefchikt, om door het 
Werktuig zelve onderricht te worden. 
Hoedanig een ik meen op een EeNVOU- 
„dige en nochthansmin of meer voldoen- 
de wys wel te konnen toeftellen ‚en mis- 
fchien D. V. wel eens zal beproeven. 
s Althans ilk denk , dat, wanneer veele 
Schoolmeesters zoodanige Werktuigen 
in bezit hadden, en flegts daar by ge- 
bruikten de bekende Astronomifche 
defeningen , 2 Deeldes in 8vo, neveus 
t voortreflyk Werkje van den Hoogl. 
J Bode, Handleiding tot de kennis van 
den Starrenhemel, zy genoegzaam in 
ftaat zouden zvn, om de jeugd indebe- 
ginfelen der Starrekunde te onderwy- 
Zen zen men zoude by tydsvervolg zulk 
ne Jammerlyke onkunde in en al- 

2 | ler: 


202 Hi“ sC HORTINGHUIS 


lerdwaast vooroordeel tegen die voor- 
treffelvke Weetenfchap , die thans in de 
meeste onzer Gemeenten ; helaas! veel 
te fterk heerfchen , niet meer bemerken. 
En myu eenvoudig Lunarium , dat ik de 
vryheid neeme, nevens deeze befchry- 
ving, aan het Zeeuwfch Genootfchap der 
Weetenfchappen aan te bieden, zou 
misfchien daar toe mede dienftig geöor- 
deeld kunnen worden: immers dan; 
wanneer fommige Leden, die met lust 
de Starrekunde beöefenen , en by wel: 
ken ik my niet anders dan een leergie= 
rig Leerling wil hebben aangemerkt, 
zich geliefden te verledigen, om de 

gebreken, die ze zullen ontdekken, te 
„verbeteren, of ’er iets ter vermeerde- 
ring en befchaaving by uitte denken, 
waar op , by de eerfte uitvinding, My- 
ne aandacht niet gevallen is. ee 

En zeker zal het Genootfchap: wel 
willen opmerken, dat myne gewigtige 
Bediening in eene vry volkryke Gemeen- 
te niet toelaat, vafi de Astronomie myne 
hoofdftudie te maaken , fchoon ik ech:® 
ter wel deeglyk my verplichtachte , zoo 
wel het Boek der Natuur, als dat der 
H. Schriftuur met noesten yver te door: 


bladeren jen dikmaals bevinde ik, het eer- 
| „fte 


î 


te N 


FAKES 


b _ STARREKUNDIGE MAANWYZER: 293 
K er fte by de verklaring van het tweede al- 
zing noodig te hebben. 
Terwyl, onder alle de takken der wyd 
uitgebreide en onzer nafpeuring AAE 
waardige Natuurkunde, niets my g 
fchikter voorkoomt, om ons, Ed 


Stervelingen, zeer hooge gedachten’ van. 


den Almagtigen en Volzaligen Formeer- 
der van ’tgantfch Heeläl , enlaage , ja zee 

Jaage denkbeelden van ons zelven inte 
boezemen , als een aandachtige befchou= 
wing, zoo van ons verbaazend Zonne- 
ftelfel, als van het ontzachlyk heir der 


eeuwig fchitterende vaste Starren. Im- 


„mers volgt men billyk het voorbeeld van 
den Godverheerlykenden Dichter Da- 
vid, die in den Villtten der Pfalmen be- 
tuigt: „ Als ik uwen Hemel aanzie, 
» het werk uwer Vingeren, -de Maan en 
» de Starren, die gy bereid hebt, wat 
» is de Menfch, dat gy zyner gedenkt”? 


k Mag ik de vryheid neemen uit deeze 
Ki eenige regels in Dichtimaat te 
ellen , ze zouden dus luiden: 


Sla in naar ’% ruim der heldre pe 
boogen, 

N Dat Heerlyk Gods- werk myn ie 

f k ; pende oogen, / 

Ik be | T 3 a 


294 Hi SCHORTINGHUIS® 


„Zie ’k op den dag de Zon, en 
4 ’s nachts de Maan, , 
* Planeergeftel en % heir der Stars 


ren aan, | 

Myn God! wat is de Mene wat 
‚heel deez’ Aarde? « 

Hy elke ydelheid, en zy een ftofje 
in waarde. 


En laat ik deeze weinige Dicht-regels, _ 
dewelke eene aandachtige befchouwing 
van den prachtigen Starrenhemel my on- 
langs deed opftellen, ‘er ten befluite. 
mogen by voegen. | e 


Ontzachgelyk gezicht! ) 
Een Hemel vol van licht, 
In heldere avondftonden ! 
Hier zie ’k de zilvren Maan, 
Daar duizend Starren ftaan , 
‚Die ’s HEEREN lof verkonden. 


‚Is 't mooglyk op te zien, 
En niet van de Aard’ te vliêú 
Naar ’t eeuwig Hof der Hoven! … 
Is ’t mooglyk dat een Ziel | 
Niet voor de Godheid kniel’, 
En weiger’ Haar te looven}  ä 


_i N Í je ) 
Rb 4 ‘ 
8 4 # 


Ce 


T 


TT 
RC 
HAN! 


pep epen 


ï 


SUTIp opin 


N 


Dad 


&ALMANACH.4 


ze OPS 


et punt I. kome daar 5 
) ret iet Zoumewj 20) 


tp dat, 
ten, 


Vn 
agu 
eo, dn Leur art, Ce Dd 
HRE. Je de Nieren be stre 
Smit deu iddelde verander Tesse 
a rate ; benevens de tyd haar® NI 
San 
Re Eter 


aal. 


_____STARREKUNDIGE MAANWYZER, 298 


—… __Koom hier toch, Atheïst, k 
Die trots ’t beftaan betwist 
_ _ Van ’t magtig Opperwezen, 
is) Moet niet de glinftering 
Van Maan en Starrenkring 
Uw godloos hart doen vreezen? 


Bk, 
IN | 
Be 
| 
Î 
{ 


ae 


RE 
hi: 
grt 


< ‚Doof, zoo gy kunt, dienglans 
ease Van 'sHemels Starrentrans, 

Bae sOf leer de Godheid eêren.. Yoke 
SS Roept niet deez’ Starrenboog? 
8 he Heft hart Ô Menfch , omhoog 
» En loof den Heer der Heeren. … 


„Voor my, ’k verlies my zelf, 
ik Als ik het Stargewelf Re 
„Met eerbied mag aanfchouwen, 
___’k Aanbid Gods Majefteit, 

En hoop zyn Heerlykheid 
‚In eeuwigheid te ontvouwen. | 


on KOUDEKERK, … 
SJ Wintermaand 1783. 


B Cg 
B DD Cee 
Ge 


ae l Ni ik ï fi vi Bek 


296 
AANMERKINGEN 


OVER DE 


KANEEL, 
Abia LDA 
GE MA AKT DOOR 
CPE NBE RG 
thans Hoogleeraar te UP SAL in Sweeden. 


Dit Vertoog is, ten dienfte van 
het Zeeuwsch Genootfchap ‚ Ver- 
taald, ‘en met eenige Zan- 
teekeningen vermeerderd, , 
door deszelfs Medelid , 


M. ERO UE: DN 
Med, Dol. te Amfleldam. 


bderenjentkeike 


Wen ouds her is de Kaneel gehouden 


voor de fynfte aller Speceryen, 


welke, ons de Oost-Indifche Eilanden 
| ee 7 ki id 
= Ah pr : d ver- Ná 


B OTER DE KANEEL 297 


verfchaffen , en tevens voor het uitmun- 
tendfte harfterkend middel, tot heden — 
nog een Monopolie zynde der Neder- 
> fanderen. 

____ De meeste en voornaamfte brengt het 
… Eiland Ceylon voort. Men heeft ge- 
meend, dat dit de eenigfte Landftreek 
ware ; wélke deeze Boomfchors Voort- 
brengen kon , doch in laater tyden heeft : 
men die ‘ook elders gevonden. « Dus 
nan Profesfor JACQUIN dezelve op. 
_ Martenique, ik op het Eiland Java, en 
de Franfchen nog op andere plaatfen, 
waar. Men moet echter opmerken; dat 
de Kaneelfchors nergens zoo fyn en aan- 
genaam valle als op Ceylon, maar gro- 

ver, fcherper en heeter(4). 

Toen ik my in ’t jaär 1777, en in! 
___*tbegin van 1778, op Ceylon bevond, 
| heb ik „ by gelegenheid myner Reistoch- 
4 


ten door dat Eiland, de meeste wilde 
en geplante Kaneelbosfchen bezigtigd 
uit welke de Kaneel, die men jaarlyks, 
_ ‘van daar naar Europa zendt, gehaald 
wordt. Hier door werden verfcheide zaa- 
d en van my waargenomen, welke de 
T 5 | Voor 

à (5) Over de twyfelingen hier omtrent, of naam 
44 ik de echte Kancelboom ook elders dan op Ceylon, 
ait _groeije, dan_ of de anderen. Laurus Casfia zyn, k 


{prak ik omftandig in ’t II. Deels, IL Stuk der Na 
tuur Jyke Hiftorie, blade. 334, enZ 


er 


208 C: B,THUN BERG, 


voorige Reisbefchryvers uiet hebben op- 
gemerkt, en daar van zal ik nu verflag 
doen. 

De echte Kaneel komt van den Boom, 
genaamd Laurus Cinnamomum, dezelve 
is middelmaatig hoog en uitgebreid , on- 
derfcheidende zich,door breedere en niet 
zoo fpite Bladen (4), van den Laurus 


Casfia, welke de grovere Kaneel geeft, Ì 


en my toefchynt flegts eene verfchei- 
denheid te zyn van den eerften. Het 
is te geloof baarer , dat de Laurus Casfia 
en Cinnamomum, of wel de grovere en 
fynere Kaneel, louter verfcheidenheden 
zyn, die van de Landftreek en Gronds- 


gefteldheid af hangen: terwyl Ceylon de- 


allerbeste Kaneel in de geheele Wereld , 
en zulks niet over het geheele Eiland, 
maar alleenlyk op eenige weinige plaat- 
fen, waar het Aardryk hier toe dienftig 
is, voortbrengt; gelyk men voor lang 
reeds uit de in ‘t wilde gegroeide en chans 

ook uit de geplante, bevonden heeft. 
De Zuid-Westlyke hoek van Ceylon 
ver- 


(b) Dit is zeer zeker en algemeen bekend, des 


men te meer zich moet verwonderen , dat door den. 


Heer MURRAY, Hoogleeraar te Gottingen, in de 
thans nieuwe Veertiende Uitgaave van het Samen- 
ftel der Planten van Linneus, de Laurus Casfia 


voorgefteld worde Polis angustioribus et obtufio= 
r:bus, 
v 


OVER DE KANEELE 299 


verfchaft dit aangenaam Gewas, dat 


meest gehaald wordt van omftreeks Ne- 
_gumbo, Colombo, Calture , Barber y, Ga- 


le en Mature, alle langsheen of digt aan 
de Zeekust. De Kaneel, welke zelfs 
dit Zuid-westlyk deel dieper in ’t Land 
voortbrengt ‚wordt, ‘hoe verder in- 
waards, hoe grover, fcherper en meer 


bytende op de tong. Deeze geheele 


ftreek der Zeekust is digter of dunner 
begroeid met Kokosnooten- Boomen, 


ee terwyl het Aardryk uit Heijen en Dui- 


nen beftaat. Op ’t Ceylonífch noemt 
men die Zandheuvels Marendan. Het is 
daar algemeen bekend, dat de op Ma- 
rendan gegroeide Kaneel de fyníte en 
beste zy. Zie hier de Eigenlehappen 
derzelve. 

1, Zy is wat buigzaam en dun, dikwils 
maar weinig dikker dan fchr yfpapier. 
2, Wat ligt en geelachtig van kleur, 
veeltyds naar ’t bruine trekkende. 


3. Zoetachtig, zoodanig dat men ze 


“niet fcherp voelt op de tong en zon- 
der nafmaak. 
Hoe meer de Kaneel van deeze merk- 


e teekens afwykt, zoo veel te grover en 
_flegter wordt zy geïcht: gelyk 

ki Wanneer zy hard en dik is, als een 
) 


‚ Sweedfch Stuiverftuk, | 
/ 2. Zeer 


zi 


800 €: PS THUNEBE RG 


2. Zeer bruin en donker van kleur. 

3. Sterk bytende en brandende op de 
Tong, met een fimaak naby komende 
aan dien der Kruidnagelen , zoo dat 
men hem zonder branden niet verdra- 
gen kan, en zelfs, door het dikwils 
proeven, de Tong als velleloos wordt. 

4. Een wrangen, bitteren of flymigen 

— nafmaak hebbende. 

Zoodanig zyn de foorten van Kaneel, 
wanneer die uit de Pakhuizen gehaald 
en tot vervoering geforteerd worde: by 
welke Commisfie ik, geduurende myn 
verblyf op Ceylon, meermaal en op 
verfcheide plaatfen „, nevens andere daar 
toe gefchikte Perfoonen, tegenwoordig 
‚ben geweest. Maar de geenen, die in 
de Bosfchen de Kaneelboomen. ter af- 
fchilling opzoeken , worden nog andere 
foorten van Kaneelboomen gewaar , wier 
Loof wel veel overeenkomst met den 
echten- heeft, doch die zy zorgvuldig 
uitmonfteren. Dit is het werk van de 
Kaneelfchillers , in *t CingaleefchSchyja- 
lias, en de Kaneel in ’t algemeen Cu- 
rundu genaamd. Dit Volk tele de vol- 
gende fooften. 

1. Rasfe-Curundu of Penni- Carundu: 
dat is Zoete of Honig- Kaneel. Zy 

is 


GVER DE KANEEE 30% 


| 
isde beste en aangenaamfte. De Boom 
heeft groote, breede en dikke Bladen. 
2. Nai-Curundu: dat is Slangen-Kaneel. 
Zy komt de voorige naast by , doch 
is een weinig minder fyn: heeft ook 
groote Bladen. 
3 ‘Capuru- Curundu , Kamfer -Kaneel- 
boom, Deezen vindt men alleenlyk in 
’s Konings Landen. Uit den Wortel 
wordt Kamfer gedestilleerd. 


‚4. Cahatte- Curundu , famentrekkende 


„wrange. Kaneel. … Deeze heeft wat klei= 

„ner Bladen. 

‚De vier hier opgetelde Soorten zyn 
louter. verfcheidenheeden van Laurus 
Cinnamomum ‚ wordende van de Schillers 
enkel door den fimaak onderfcheiden. 
Het zyn de eenigfte, die goede Kaneel 
uitleveren. De volgende Soorten wor- 
den niet gefchild. 


5. Saevel-Curundu, flymige Kaneel, die 


een lymerigen nafmaak heeft, bykans 
„als een Mucilago:, De bast is,week, 
‚draadig met verdraaide Vezelen, niet 
_ zoo digten vast als die der anderen; 
…taay , Jaatende zich lig gtelyk buigen, 
„zonder op’ ftaande voet te barften. 
“ Het is ook een verfcheidenheid van 

L. Cinnamomum. 
6 Dawul-Curandt, iede of Plank- ik. 
neel; 


862 C: B THUNBERG 


neel; dus genaamd, om dat de bast 

by het draaijen zich niet krult of op- 

rolt, maar plat blyftù. Dit is Laurus 

Casfia (c). 

7. Nica-Curundu, Kaneel met Bladen, 
die naar het Loof van Nicacol of /i- 
tex Neöundo Zweemen; zynde, haa- 
melyk , Lancetvormig of lang en final. 
Dit fchynt eene verfcheidenheid te 
zyn van Laurus Camphora. 

Buiten deeze zeven Soorten , telt men 
’er nog drie, welke zich merkelyk van 
de echte. Kaneel onderfcheiden. Men 
kan ook in den eerften opflag zien, dat 
dezelve niet billyk te rekenen zyn tot 
de Kaneelboomen. Ik heb daar van maar 
de eerfte gezien: de overige zyn zeer 
zeldzaam en groeijen flegts in des Ko- 
nings gebied. 

8. Caturu-Curundut , Doorn - Kaneel. 
Deeze is van een geheel ander geflagt 
als de Kaneelboom, en de Schors 
fmaakt niet het minfte naar Kaneel. 

De 

(©) Dit fchynt de Boom van de Casfia Lignea 
niet te zyn, als welke;-gelyk bekend is, ook op- 
geroid voorkomt, en, Zo wylen de Wel Ed: Heer 
RADERMACHER my{chrecf, niet op Ceylon ‚ maar 
op Malabar groeit, hebbende de Vrugten wat lang- 
werpiger; gelyk zyn Wel Ed: my dien Bast gezon- 
den heeft, als ook een Wilde Kaneel van Malabar, 


den Reuk en Smaak van de gewoone Kaneel naauw= 
Jyks hebbende. 


Kr edn dd 
Ean 


OVER DE KANEEL 803 


De Bladen gelyken geenszins naar Lau- 
rierbladen, en de Takken zyn ge- 
doornd, of met fteekels voorzien. 

9. Mal- Curundu ‚ Bloemen-Kaneel , (om 
dat de Boom altyd bloeit, doch geen 
Vrugt geeft). 


10. Tompot: -Cúrundu , Drieblad-Kaneel; | 


_wââr van de Bladen zich aan de ip 
in drieën verdeelen zouden. | 
De Käneelboomen, die gefchild wor- 


den, zyn tot dus verre grootendeels in 
„Bosfehen wild gegroeid, zonder eenige 
behandeling „ en groeijen nog alzo: jade 


Europeërs hebben geloofd, op de ver- 
zekering der Cingalcezen, dat goede 


x 


Kaneel diie altoos van zelf moest voorts 


komen en dat geplante niet echt zou 


zyn.  Natuurlyk wordt de Boom ge- 


zaaid door de Ceylonfe Aakfters, die, 


de pitten der rype Besfenloozende, de- 
zelve dus hier en daar in de Boslehen 


voortplanten. Derhalve vernielde men 
die Vogels niet, maar liet ze broeden; 


en dit achtte men tot de deugd der Ka- 


neel het meeste toe te brengen: Zulk 
___vooroordeel heeft geduurd tot omtrent 
| den jaare 1770, wanneer de Wiene 


FALCK, in ’ klein de proef nam van dei 


Kancelboom door korst aan te kwed: 


: ; ken. 


J 


BÓ4  “CrliBE TH VAN IBAEGRIG 


ken. De Besfen werden gezaaid; zy 
fchooten wel en fchielyk op , maar had- 
den het noodlot, van na eenigen tyd 
uit te gaan. De oorzaak nafpoorende, 
bevondt men, dat de Cingaleezen, die 
hun voordeel van het fehillen der Ka- 
neel in de Bosfchen trekken, en-het 
planten niet gaarn zagen: dewyl de in- 
zameling daar door gemaklyker zou 
worden; de jonge Boomen by nagt, 
heimelyk , met heet water hadden begoo- 
ten. Dit bedrog ontdekt zynde, liet 
de Gouverneur op nieuws, in de aan- 
vang des Jaars 1770, mêer Besfen en 
op meer plaatfen, in ’t klein en in % 
groot, planten, die voortgekomen zyn 
en reeds Kaneel-Oogften hebben uitge- 
leverd. 

Men fchilt de Kaneel , in de Bosfchen, 
op twee verfchillende tyden des jaars. 
De groote Oogst duurt van April tot 
Augustus 0E kleine van November tot 
January toe. 

De Kusten van ’t Eiland Ceylon , tof 
eene breedte van zes of meer mylen 
Landwaards in, behooren volftrekt aan 
de Hollandfche Oost-Indifche Kompag- 
nie, en worden van haa ren Gouverneur 
geregeerd, offchoon het Land door 
Cingalcezen bewoond worde; want dee- 

Ze 


OVER DE KANEEL 305 


ze zyn door de Kompagnieë tot onder= 
werping gebragt. Het binnenfte, mid- 
delfte en bergachtige des Eilands, be- 
hoort den Koning van Ceylon, die in 
Kandia zyn verblyf houdt, en tegen- 
woordig van alle kanten zoodanig inge- 
{loten is, daf hy zyne Kaneel ;ook door 
fluikhandel , aan vreemde Natiën niet kan 
verkoopen. 

De Schjalias zoeken ent fchillen de 
Kaneel in de Bosfchen op de eigene Lans 
den der Kotmpagnie, doch fteelen die 
ook fomtyds in °s Konings Landen, en 
gaan dikwils tot op-een halve myl van 
’s Konings Hofplaats ; maar , ontdekten 
gevangen wordende , raaken zy Neus en 
Ooren kwvt. 

Ieder Diftrikt , in de Landen der Kom- 
pagnie, moet jaarlyks zekere veelhéid 
van Kaneel gefchild leveren. Over ze- 
ker getal van Schillers zyn Ceylonfche 
Overlieden gefteld, die het opzigt heb- 


_ ben over dezelven en over de Kaneel,hun 


wegens geringe misdryven ook ftraffen- 


de.” Over alle te famen is wederom een 


Buropeefci- Hoofdman, «genaamd het 
Hoofd der Mahabaddi , of dikwils; inde 


_ gemeene fpraak ;« Kaneel Kapitein; die 


alle Kaneel an en BAE Kompag- 
Vv Ki 


xii peur RE. dl PL Si nie 


306 CirP:-T HUNBE RG 


nie daar voor in ftaat, ftraf oefenende 
over zwaare-misdaaden. 

Het (chillen. der. Kameelboomen wordt 
op de volgende manier verrigt. 
r. Men zoekt, naar aanwy zins der Bla- 


den of andere hester men goede- 


Kaneelboomen uit, waar van de Take 


ken, welke drie Jaar-oud zyn, met: 


een gewoon krom Snoeimes worden, 
afgefneeden. 

oe. Vandeafgefneeden Takken wordt het 
buitenfte huidje afgefchaafd met een 
ander Mes , dat-aan deeene zyde ver- 
heven, en aan de andere hol rondis, 
hebbende eene wederzyds fcherpe 
punt. … 

3. Na het affchaaven worden de Tak- 
ken, -miet-de punt van't Mes, over- 


langs opgefplieeten , en de Schors daar- 
van allengs-met-de verhevene fcherp-, 


te van het Mes los gemaakt, tot dat 
men die-geheel en al daar af kan haalen, 
4. Men verzamelt de afgefchilde Schors; 


fteekt: verfcheide kleine pypjes daar. 


van inde, grootere; fpreidt ze uit om 
te droogen; als-wanneer zy zich van 
zelf oprollen „en bindt ze eindelyk aan 

Bondels.,-om ze te vervoeren. 
Deeze ‘bereidingen zyn. onder ver- 
fcheide Luiden verdeeld. De Schillers 
le- 


ek. 


ES 
Lr rl ee 


OVER DE KANEEL 307 


„leveren als dan de Kaneel in de Pakhui- 
zen der Kompagnie, welke ’er op ver- 
fcheide plaatten zyn; wordende dezel- 
ve derwaards gedragen, of, zoo ‘er Ris 
vieren zyn, te Water gevoerd. leder 
bondel is met drie dunne Rotting-Riet- 
Jes omwonden, en weegt ongevaar der- 
tig pond. In de Pakhuizen legt men ze 
„op-hoopen „ van ieder Diftrict afzonder- 
Wk, en bedektze met Bastmatten. 
Tegen den tyd, wanneer-de Scheper 
naar. Europa vertrekken zullen , dat ge- 
meenlyk in November en January ge- 
fchiedt , doet de Hollandfche Hoofdman 
„eene Beize naar alle die Pakhuizen , om 
de Kaneel, tot verzending, af te wee- 
genen in te pakken. Hier by zyn de 
Door. of Chirurgyn der Plaats alleen, 
of met hem tevens de Scheeps-Chirur- 
gynstegenwoordig, om ieder Bondel te 
proeven; voor wiens deugd zy vervol- 
Bens moeten inftaan (7). 

„Jeder -Bondel wordt omtrent twee El 
rd lang gemaakt.en op 85 Pond afge: 
«Woogens hoewel men ‚het maar. voor 80 
„Pond aantekent; dewyl 5 Ponden door 
het uitdroogen verlooren gaan. Met ban- 
Va den 


@ De, beste of fynfie , Kaneel komt van Pune 
_ Gale, daar aan volgt die van’ Barbery, dän "dié van 
Mature, cn “cindelyk die van Colombo, 


BOB ce PT RUN BDE RG 


den wel omwonden, wordt dan de Kae 
neelbondel in twee Zakken om elkan- 
der vastgenaaid en getekend met het 
gewigt en den naam der Plaats , waar men 
ze afgewoogen en ingepakt heeft. Die 
zakken zyn niet van Zeildoek of Lin- 
nen , maar van het zoogenaamde Gonje „ 
waar door de Kaneel, geduurende de 
overvaart, voor befchadiging beveiligd 
„wordt (e). 

Uit die Pakhuizen worden deeze Ka- 
neelzakken op de Schepen gebragt, en 
na dat zy, gelyk andere Waaren , ingela- 
den zyn, ftrooit men losjes zwarte Pe- 
per daar over, om de tusfchenruimten 
op te vullen. Door de droogte en hitte 
van de Peper wordt de vogtigheid der 
Kaneel , geduurende de Reize , zoodanig 
opgeflurpt, dat dezelve niet alleen goed 
blyft, maar nog aanmerkelyk verbeterd 
wordt. 

Kaneel - Plantagien zyn 'er, na de ge- 
dachte Proefneemingen , door het beleid 
van den Gouverneur FALCK, op ver- 
fcheide Plaatfen aangelégd, daar men 
duizenden van Boomen in Zandgrond, 

wel- 


(€) Deeze Bondels, Furdeelen genaamd, meer 
„dan een voet dik, komen dikwils nog boven- 
dien, met een dunne Lederachtige huid omkleed , 
Over. 


OVER DE KANEEL. 30q 


welke de dienftigfte-is voor de Kaneel, 
heeft aangeplant. By S/uwpaka, dat aan 
de Grenzen tusfchen ’s Konings en der 
Compagnie Landen is.gelegen, bevindt 
zich een zeer groote Kaneeltuin,waar uit, 
in't jaar 1778, reeds driemaal Kaneel ge- 
fchild was en naar Europagezonden. By 
Pasf', een Lustplaats van den Gouver- 
neur, niet ver van Colombo, als ook 
voor die Vesting en Stad , voorts by Cali- 
toer en Mature, heb ik zelf aanzienly- 
ke Kaneel-Plantagiën bezigtigd , die voor 
twee, drie of vier Jaaren , waren aange- 
legd, 

Het is oneindig dienftiger voor de 
Hollandfche Kompagnie, haare Kaneel 
dus uit een geplante Tuin te doen haa- 
len, dan die door de Cingaleezen wyd 
en Zyd in de Bosfchen te laaten opzoe- 
ken. Bovendien is deeze Droogery in 
de Bosfchen niet meer zoo overvloedig 
als voorheen: ten deele, alzoo de Lan- 
deryên, welke de beste Kaneel gaven, 
tot andere gebruiken zyn befteed; ten 
deele, om dat de Kaneelboomen in de 
Wildernisfen niet gehavend werden. 

Van de geplante Kaneel werden, in 
…tjaar 1775, eenige Bondels ter proeve 

naar, Europa gezonden ; doch deeze had- 
den den vereisfchten fmaak niet, hoe- 
Bs MIL adinedn wel- 


310 Ge PS TE UNNEER G 


wel zy by de proeving op Ceylon fyn en 
goed bevonden waren. Derhalven wer- 
den vyf bondels weder terug gezonden , 
welke, in ’t Jaar 1777 op Ceylon aan- 
komende, van my en anderen , Ampts- 
wege, onderzogt en geproeft werden. 
Wy bevonden, dat zy een genoegzaam 
fynen en aangenaamen reuk hadden, 
doch zeer weinig en bykans geenen Ka- 
neelfmaak. Buiten twyffel hadden zy 
den Smaak op de reis verlooten, doch 
de oorzaak daar van kan ik met zeker- 
heid niet opgeeven. Vermoedelvk be= 
ftondt dezelve daar in, dat de Olie in 
dezelven te vlug, en in de jonge Tak- 
ken niet genoegzaam geconcentreerd zy 
geweest; alzoo de Stammen maar drie 
Jaaren oud waren. Men fchilt wel al- 
toos driejaarige Takken, doch de Wor- 
tel en Stam moeten ouder zyn. By 
het inpakken en overzenden waren ook 
fouten begaan, die tot het verlies van 
den Smaak veel, zoo niet alles, kun- 

nen toegebracht hebben : want men hadt 
" deeze bondels in enkelde Zakken ge- 
pakt, en dezelven ín de Kajuit gelegd, 
niet in twee Zakken, tusfchen Peper, 
Van die zelfde Kaneel waren in % jaar 
1776 zeven en veertig Bondels naar het 
Vaderland gezonden, en even zoo veel 
ì in 


DOVER DE KANEEL. Sit 


in ’t volgende Jaar, waar uit nu blyken 
moet, in hoe verre het Kaneelplanten, 
op Ceylon, het planten der Muskaat- 
nooten en Kruidnagelen op Amboina 

en Banda kan evenaaren(f). 
Kaneel-Olie , die de kostbaarfte en uit- 
muntendfte is van alle Olieteiten , wordt 
op Ceylon gedestilleerd van de by het 
inpakken af breekende en afvallende ftuk- 
ken. Deezen afval doet men in groote 
vaten, en giet 'er zoo veel water op, 
dat alles wel bedekt is. - Dus laat men 
het, in verfcheide vaten, wel zes of 
agt dagen ‘weeken. In ieder vat zyn 
gemeenlyk ‘honderd Ponden afval van 
Kaneel. Vervolgens wordt het in een 
koperen Destilleerketel overgehaald, met 
zagt vuur; waar door men een menigte 
Kaneelwater bekomt; dat byna zoo wit 
is als melk, met de daarop dryvende 
Olie. Twee Kommisfarisfen of Leden 
van den Juftitie-Raad behooren ‘er ge- 
duurende “den geheelen tyd der Destil- 
latie, die wel een etmaäl duurt, beur- 
telings by tegenwoordig te zyn , doch zy 
koomen doorgaans eerst, wanneer de 
Olie van het Water zal afgefcheiden wor- 
NE 4 den, 


(Ff) Gedagte Kaneel der Plantagiën op Ceylon, 
hoewel goed van fimaak, is tot heden alhier nog 
miet 200 fyn en geurig als de andere bevonden, 


$12 C: P: THUNBERG OVER DE KANEEL, 


den, die men dan in een flefch doet; 
welke de Kommisfarisfen verzegelen, 
zoo wel als de kist, daar men die fles- 
{chen influit. 

Ik gaf my veel moeite, om te ont- 
dekken, hoe veel Olie van honderd 
Pond afval kwame , doch te vergeefs : ‘tis 
des Apotheekers belang niet, zulks be- 
kend te maaken; maar ’t is zeker dat de 
Kaneel, in vergelyking met andere Spe- 
ceryén, zeer weinig Olie uitlevere, 
Hierom worden zelden goede Kaneel- 
ítokken tot de Destillatie gebruikt, en 
in Holland koopt men liever van de 
Ceylonfche , die op dat Eiland zelf om- 
trent tien Ryksdaalders, en in Holland 
dertig of veertig Guldens de Once geldt, 
De Kaneel-bladen ruiken fterk naar 
Kruidnagelen , de wortels volkomen als 
Sasfafras, 


BI VIIID 
Bef 
& 


tol sd 


VER- 


| 


315 

VERHANDELING 

OVER | 

GODS GOEDHEID, 
IN DE BEPAALING OMTRENT DEN 


an: Ore) 


“DER MEESTE 


EA Lorena RoorddeolNg 


HENDRIK VAN DEN HESPEL, 
Predikant te West - Zouburg. 


IE DIE 


ls wy eenigen tyd onze aandacht op 

| het ryk der Dieren, welken wy 

op en in onze aarde, in de lucht en wa- 

__ teren, ontmoeten, vestigen, dan wor- 
den wy aanftonds overtuigd, dat elk 
zoort, tot een zeker tydperk van lee- 
ven, kleine uitzonderingen „ welke ’er 
in de gantfche natuur altoos plaats heb- 
ben, voorby gezien , bepaald zy._— 
| V 5 | De 


\ 


3i4 Hi: VAN DEN HESPEL OVER 


De loopkringen hunner leevens verfchil- 
len wel zeer naar de eindens, waar toe 
zy verordend zyn: zoo dat fommige 
verfcheidene jaaren , andere alleen eeni- 
ge maanden , of weeken leeven; terwyl 
wederom andere zoorten in weinige da- 
gen, ja zommige in korte uuren zeif 
hunne loopbaanen hebben ten einde ge- 
bragt. Doch hoe dit ook weezen mag, 
ieder zoort, iederSchepfel, gelyk eene 
naauwkeurige befchouwing leert, be- 
äntwoordt echter hier door, en hier 
door alleen, volkomen aan die eindens, 
waar toe het, op het toneel van dit lee- 
ven, verfchynt. 

Dezelve opmerking brengt tevens 
voor onzen geest eene vertooning , wel- 
ke by de éerfte befchouwing zeer ake= 
lig is: hoe gaaamlyk milliöenen dier Schep- 
felen hun leeven, op eene wreede wy- 
ze, fchynen te eindigen, ais die door 
hunne medefchepfelen, in hunne rust 
en genoegens verftoord, aangerand , on- 
verwagts gedood en verteerd worden; 
terwyl deezen ook , doer anderen, het 
zelve lot treft; en de laatfte ook op 
hunne beurt wederom door anderen 
verflonden worden: eene noodlottige 
gebeurtenis, welke byna het gantfche 
Dierenryk, zoo-dra ze min of meer aan 

hun- 


_ ‘DEN DOOD DER DIEREN. S15 


hunne eindens beiintwoord hebben , ver- 
nielt; eene gebeurtenis, die wy telkens 
door voorbeelden van allerlei aart , wel- 
ken in een dag, in een uur, in een oo« 
genblik, dit lot ondergaan, kunnen be- 
vestigd zien. 

Niemand kan twyffelen , of deeze flag: 
ting is door God zelven verordend: 
„deeze alle immers zyn door Hem tot een 
onderling voedfel bereid; want veele 
moeten daar door alleen leeven; ‘groei- 
jen, vermeenigvuldigen; duizende Vo- 
gelen, kruipende Dieren, Visfen zyn 
daar toe ook als opzettelyk ingericht: 
hunne bekken, hunne maagen; hunne 
vlugheid, driften, behendigheden, zyn 
hun als zoo veele middelen gefchonken, 
om hunne medefchepfelen ‘tot voedfel 
te erlangen. 

Is dit zoo gelyk dit is, da prent aat 
hier uit by zommigen eene gewigtige be- 
denking: daar dani (zegt men) deeze 
nuttige Schepfels , hierdoor gefnarteld , 
gepynigd worden, en zoo {imertelyk 
_omkoomen; eene zaak waar van zy zelfs 
den grootften af keer betoonen, en waar 
tegen Zy, als tegen iets onnatüurlyk, 
met al hunne kt? agten fchynen te ftry- 
den: is dit dan niet hard? Niet wreed? 
Is ae niet kiten „Waren zy aan 
| Ze-: 


316| Ht VAN DEN HESPEL OVER 


zedelyke wetten verbonden; en konden 
zy befchouwd worden als fchuldigen , 
die deezen pynlyken dood regtmaatig 
ondergingen , ‘er was eenige fchyn voor 
die wreede handelwys: maar kan het in 
gezonde harsfenen opkoomen, dat die 
Dieren hunnen Maaker vertoornd heb- 
ben? Kan God (vraagt men) dan goed 
zyn, en alles.zoo bepaalen, doen wer- 
ken en beftieren, dat deeze onfchuldige 
flagtoffers zoo ellendig het leeven ein- 
digen ? 

Dit begrip heeft den geest van veele 
wysgeeren van ouds zeer vermoeid: zom- 
mige meenden, dat dit met Gods deugs 
den volftreke niet over een ve brengen 
Zy 5 andere hebben allerleie ftelzels uits 
gedacht ‚, om dit met dezelwe te plooijen , 
waar door zommige zelfs tot de groot 
fte ongerymtheden vervallen zyn: die 
de gefchiedenis der wysbegeerte believe 
op te flaan, zal zig moeten verwonde= 
ren, over de verfchillende bedenkin- 
gen, omtrent dit verfchynfel. Wy mers 
ken dit alleen aan, om te doen zien, 
hoe noodzaakelyk en nuttig het is, dat 
dit gewigtig ftuk eens opzettelyk be- 
fchouwd worde. Dit is ons doel in dee- 
ze Verhandeling: wy zullen ’er, tegen 
die verkeerde bedenkingen, ten duide: 

lyke 


“DEN DOOD DER DIEREN:  â17 


Iykften in zoeken te betoogen , dat Gods 
bepaaling , omtrent den dood der Dieren, 


een onwraakbaar bewys voor- Zy negoed® 


heid oplevere; en dat het ’er zoo ver 
van af zy, dat dit beste Weezen hier 
door als onregtvaardig , wreed of onbarm. 
hartig zou voorkoomen, dat het in te- 
gendeel door die bepaaling, door die 
werking en beftiering , de-zichtbaarfte 
blyken van die beminnelyke deugd aller- 
wegen duidelyk ten toon fpreidt. 
Ordershalve zullen wy eerst doen zien , 


“dat ’er in die bepaaling blyken van Gods 


goedheid voor het algemeen welzyn 
plaats hebbe; dan dat de Dieren zelve, 
in en door deezen hunnen dood, die 
goedheid te beurt valle. 

Zullen wy het eerfte in het noodige 
licht plaatfen, het zal vooraf dienttie 
Zyn, in een kort beftek, de orde, in 
welke alle dingen deezer aarde, byzon- 
der de Dieren op haar geplaatst, moe- 
ten vöorkoomen en waarlyk voorkoo- 


men, af te teekenen. Wy moeten ten 


dien. einde de zaak wat hooger ophaa- 


‘len, en de aandacht vestigen op de: na- 
“tuur van het Opperweezen. . Dit Wees 


“zen aller Weezens , de eenige oorfprong 
van ’% gantfch Heeläl, heeft de Wereld 
Elen voortgebragt, op dat die aanzyne 

vers 


818 Hi -VAN DEN-HESPEL OVER 


verhevene oogmerken volkomen zou 
beäntwoerden: Zyne oneindige Wys- 
heid avertuist ons hier van ten vollen. 
Het eerfte‘ deezer oogmerken is , buiten 
infpraa'k ‚dte opluistering zyner deugden; 
het andere, op dat die, door redelyke 
weezetis „in zyn werk zouden erkend, 
bewoit.derd; en geëerbiedigd worden; 
en daâ rzulks, volgens zyn beftek , moet 
plaats’ hebben , niet alleen als deeze Wee- 
zens zzich zelven en anderen van hunne 
zoort befchouwen; maar ook dan, als 
Zy Of » redenlooze en leevenlooze Schep- 
zele naauwkeurig acht geeven , ZOO vor- 
derd: en die oogmerken, dat zy daartoe 
voot zien waren van zulke hoedanighe- 
den , gefteldheden of cigenfchappen, 
waa r-door’ zy kier aan konden beänt- 
wor orden5 hier by ‘bragt Gods hoogfte 
Go edheid mede, dat Hy alle die Schep- 


zel en, ook van zoo veele en zoo groo-. 


te blykvenvan zyne liefde deelgenooten 
de ed zrvn ; als zyne hoogfte oogmerken , 
hunne-natuurên , en de beste zamen- 
hing; waêr in zy geplaatst werden „kon- 
den ‘dulden;— en dit laatfte is zoo 
waarag tig, dat Hy anderfins de hoogfte 
goedheid nooit, wezen konde: nooit 
kan Eäy “behaagen fcheppen in iets ‚dat 
geheel «of voor: een; gedeelte van. die 

na- 


DEN DOOD DER DIEREN. 818 


“_patyur verfchilt; nooit kan Hy zelf ans 
ders, op eene volmaakte wyze, er 
omtrent werkzaam begrepen worden: 
Wanneer wy-eindelyk Gods oneindige- 
Wysheid, zonder welke Hy ook nimmer 
iecs doet, of ergens omtrent verkeert of 
verkeeren kan, in de benaaling, fchep- 
Ping en beftiering deezer Schepfelen in 
aanmerking, neemen, in zoo ver Hy 
doorde beste ‚nuttigfte en kortfte we- 
gen hen het een en ander doetgenieten: 
dan volgen uit al het getelde, deeze 
vier gewigtige Waarheden: „dar alle de 
_Schepzelens in eene gelukkige gefteld. 
heid moeten verkeeren;— dat hunne ge- 
darcheden moeten. verfcheiden zyn, om 
te beter aan. Gods oogmerken te kun- 
… nen beäntwoorden;— dat die verfchei- 
‚denheid zelfs, volgens Gods, oneindige 
Wysheid, op alle mogelyke wyzen, er 
onder moet plaats. hebben s— en ciù- 
delyk, dat ’er in die verfcheidenheid, 
orde en overeenfteimming tot die verhe=, 

“vene eindens moet gevonden worden, 
_ Als wy-nu, het geen wy»-uit het van 
Vooren. (a priori) beredeneerde, tot ons 
oogmerk hebben afgeleid, «opeen zeer 
gering gedeelte, der Wereld.‚-onze aar- 
de „toepasfelyk. maaken, „dan. moeten 
buiten twyffel. de vier. voorgeftelde zaa- 
…N = ken 


mâ 


80Ó H: VAN DEN HESPEL OVER 


kens; in het Dierenryk gevonden wots 
den: want daar zy voortvloeijen uit 
Gods deugden, moeten zy niet alleen 
in een groot gedeelte; maar zelfs in het 
allerminfte van dit heelal plaats hebben. 
Dat zulks zoo is, bevestigt ook de on- 
dervinding. 

1. Alle Dieren verkeeren by ons in cené 


en het is-door deeze geäartheid , dat’ 


gelukkige gefteldheid :—— onze aarde 
befchóuwd in haare betrekking tot an= 
dere Werelddeelen, is doôr haaren 
afftand van de Zon, Maan en Star- 
ren 5 door haar licht, warmte, be- 


weging; door de vloeiftof, welke | 


haar omringt; door haate vruchtbaar- 
heid enz. eene gefchikte verblyfplaats 
voor alle dieren: alle vinden zy, op 
en omtrent haar, alles, wat tot hun 
onderhoud noodig is, zoo-dat zy in 
een vollen overvloed leeven en al- 
les genieten; daar hunne geneigthe- 
den naar uitgaan. 

In alle Dieren ontdekt men ook de’ 
grootfte verfcheidenheid: fehoon alle 
in het byzonder verfchillen en ver- 
fchillen moeten, zoo oog ik hier al- 
leen op de verfcheidenheid der zoor- 
ten, welke onze natuurkundige Zad- 
menftelzels en Kabinetten onsleeren 3’ 


“DEN DOOD DER DIEREN. 82i 


bile niet gefchikt zyn voor dezelv- 
‚deluchtsgefteldheid , uitwaafemingen, 
_ dezelvde graad van warmte , het zelv- 
„de voedfel: want buiten dat geerie, 
waar naar hunne geneigtheden uitgaan , 
kunnen zy nooit regt gezond Zyn, 
tieren en behoorlyk voort teelen , maar 


kwynen en fterven; trouwens hun 


innerlyk geftel, hun maag, hun trek, 
hun fimaak vorderen ook iets byzon- 
„ders — Het is ook aan die geäiart- 
heid, waar aan hun goede Schepper 
zeer wys heeft believen te beäntwoor- 
den, door hen te plaatfen , in of op 
zulke gedeeltens der aarde, die door 
hunne le gging omtrent de poolen , ‘tzy 
nader ‘tzy verder , aan of van dezelvens 
die door hunne luchtsgefteldheid enz, 
hun nuttige wooningen konden zyn, en 
waar door de noodzaakelykheden , om, 
ste leeven , hun verzorgd wierden. 
doer die gefteldheid der Dieren en 
we aarde , als voor malkanderen gefcha- 
„pen , is alles vervuld, en bewoond, zoo 
dat ‘er geene plaats op deezen gurt- 
 fehen aardbol te vinden is : welke niet 
‚met veelerleye zoorten van Dieren 
milt, en dit veroorzaakt, dat de 
verfcheidenheid onder hen ‘oneindig 
‚ groot ZY ik - 
| sc \EKIIDEEL Mi 3. Ook 


en 


\ 


429 H: VAN DEN HESPEL OVER 
3. Ook vindt men; dat die zelvde verz 
fcheidenheid onder hen, op alle mo- 
gelyke wyzen , plaats hebbel—- Eene 
naauwkeurige befchouwing-overtuist 
ons hier van ten vollen: nooit heeft 
iemand aangetoond , dat ze door eene 
zoort of dier kan vergroot worden; 
dit zal ook nooit kunnen gefchieden: 
het geen wy ‘er van kennen, doet ons 
in verwondering opgetoogen ftaan ; 
hoe ’er zulk eene verbaazende ver- 
fcheidenheid in zekere omtrekken ; 
of bepaalde groottens kan plaats heb- 
ben: de befchouwing der geringfte 
dieren, zoo ver het ons mogelyk is, 
doet zelfs de verbaazing ten top fty- 
gen. Niemand kan hier van in deeze 
eeuw onkundig zyn, ik behoef dital-- © 
leen aan te ftippen. : 
Ei 
! 


eden 


A. De orde en overeenftemming tot Gods 
verhevene eindens , welke Bet in al- 
lensgevonden worden, bevestigen on- 
ze voorigeftelling volkonren: wy zien 
immers op en in deeze aarde, in de 
wateren, alles door zyfie hand zòo 
gefchikt, dat wy gedwongen worden , 
om op te merken, eenen fchakel van 
dieren, welke hier voortloopt tot den 

“ menfch; daar eindigt in het ryk der 

„planten of leevenlooze Schepfelen : 

res een 


k 
ki 


S 


DEN DOOD DER DIEREN. 333 


«een fchakel , waar wy de minfte on- 
l evenredigheid, of gaaping, of fprong 
in ontdekken kunnen, maar eene düi- 
delyken overgang van. het volmaak- 
te tot het. meer volmaakte; of aan 
„de andere zyde, tot: het: nrindere 
„volmaakte: een overgang zoo juist, 
Zoo zagt, zoo ongevoelig; een over- 
ang, die onze verbaazing werkzaam 
houdt, en ons zoo best eenige fcha- 
„duw leert opmerken van die oneindi- 
‘ge verfcheidenheid, waar van wy te 
„vooren (praken— En wie (vergun 
my, dat ik ‘er dit vanter zyde byvoe- 
ge); wie durft {taande houden, dat : 
„wy dien fchakel volmaakt kennen? 
Daar 'er nog geduurige ontdekkingen 
„gefchieden, welke de door onste voo- 
ten onopgemerkte gapingen vervul- 
„len —- En wat zullen onze nageflach- 
ten noch niet opmerken ?2—- Doch 
op dat de bekoorlykheid deezer zaak 


heS 


3 ons niet afleide, neemen wy liever de 


hand van het papier. 


- Denkt een opmerkzaam tecant waar 


e al het bygebragte: daar het: O0g- 
T rk'is, een betoog van Gods goedheid 


vet 


Omtrent zyne bepaaling in den dood der 


Dieren 2 Doch dit alles was onvermyde- 
oe om daar door tegen te gaan , diege 
| X 2 wig. 


324 Hi VAN DEN HESPEL OVER 


wigtige bedenking door welke veelen 
Gods onveranderlyke deugden en zyn al- 
lerheerlykst werk poogen te ontluisteren, 
en welk ons zelfs by de befchouwing 
deezer zaak geduurig voor den geest 
koomt3 zeis: zou God dan geene ande- 
re bepaaling en fchikking omtrent het 
Dierenryk hebben kunnen verordenen ? 
Al het bygebragte , vertrouwen wy , leert 
onweerfpreekbaar , uit aanmerking van 
Gods deugden; en van de altervoortref- 
felykfte en onverbeterlyke fchikking der 


Dieren, op deeze aarde, dat dit vol- 


ftrekt onmogelyk zy3 doch dit ís het 
noch al niet, wy moesten al het, tot dus 
ver bygebragte , ook noodzaakelyk voor- 
ftellen: om dat dit, naar ons inzien, al- 
leen gegronde bewyzen aan de hand 
geevt, ter bevestiging „ dat Gods bepaa- 
ling, omtrent den dood der Dieren , zyne 
goedheid omtrent het algemeen welzyn 
betooge. Bevestigen wy zulks in be- 
trekking van eenige Dieren, en van ’£ 
Menfchelyk geflacht. 

In betrekking van het Dierenryk, 
moeten wy , klaarheidshalven , met eer 
woord herkaalen, dat Gods goedheid 
haar in het zelve, in die omftandighe- 
den , waar in de Dieren geplaatst zyn , zoo’ 
ver. uitftrekke, als het immer mogelyk, 

is 5 


« 


— DEN DOOD DER DIEREN. 325 


iss en wel tot iedere zoort van hun , tot 
ieder dier zelfs; en zulks alles, nietals 
op eene verftandige wyze , overeenkom- 
ftig zyne verhevene eindens—- En het 
zyn deeze gewigtige en beweezene rege- 
len, welke wy ons hier geftadig voor 
de aandacht moeten houden. Deeze 
leeren ons, 1. dat, na dat de Heer alle 
leevende Dieren , volgens zyne oogmer- 
ken en hunne vatbaarheid, eenige goed- 
heid betoond hebbe, zy dan ook allenks- 
kens noodwendig moeten fterven, zal 
Hy ook goedheid aan hunne nageflach- 
ten, ook naar deezer ‘hunner vatbaar- 
heid, en tot die zelvde eindens , kunnen 
fchenken: want deed Hy de eerfte in 
leeven blyven, verder vermeenigvuldi- 
gen, of niet vermeenigvuldigen; de’aar- 
de, de zeën, de lucht, hoe uitgebreid 
ook, zouden ze niet kunnen bevatten ; 
behalven dat zy, om hunne innerlyke 
geftellen, zoo hier al gelegenheid toe 
was, aan alle plaatfen niet zouden kun- 
nen verkeeren, ook was 'er dan voor 
deeze alle geen genoegzaam voedfel: 
en zoo kon het Opperweezen, naar het 
beftek deezer aarde, geen genoegzaa- 
me goedheid aan de jongere geflachten 
betoonen; de ouden zouden het deezen 
ook zeer lastig maaken; en ‘er kon niet 
X 3 _an- 


926 HH: VAN DEN HESPEL OVER 


anders dan verwarring, Ondergang, ver- 
derf uit ontftaan : is dan de ondergang van 
de eerfte voor de laatften, geen blyk 
van de grootfíte goedheid ? 

2. Dat ‘er veele Dieren in de driery- 
ken zyn, die alleen door het bloed, 
vleefch of andere deelen hunner mede- 
fchepfelen, of door allen deezen ge- 
voed worden, is allen bekend: een 
voedfel, dat wy te vooren aanmerkten , 
dat Zy, om hunne natuurlyke gefteld= 
heden, volftrekt niet kunnen misfen, 
zullen zy niet van honger fterven , nim- 
mer voortteelen. Is het nu geen goed- 
heid, dat hun Heer den ondergang van 
veelen , welke ’er toch volgens zyne be- 
paaling moest plaats hebben, daar toe 
gefchikt heeft? Is het nietoneindig wys , 
dat Hy, door dit eenvoudig middel; 
deezen de kennelykfte blyken zyner al: 
genoegzaamheid en zorg fchenkt.— Het 
is waar, men kan hier denken, indfen 
de Schepper der Natuur hunne lighaa- 
men zoo gefchapen hadt, dat ze tot . 
hun” onderhoud atleen kruiden, plan- 
ten, wortels , vruchten noodig hadden, 
dan. behoefden de eerften niet te fter- 
ven? Doch dan zou volgen. ofdat onze 
garde, even als in ’t voorige geval , geen 
genoegzaamen. voorraat vant fpyzen khing 
Pen \ un 


EC Si 


DEN DOOD DER DIEREN. 927 


hun konde uitleeveren, en zy dus van 
honger zoude moetenfterven. Dieicts 
van de ontallyke meenigte der Dieren 
kent, en hoe veele milliöenen van de- 
zelve alleen door bloed, vleefch enz. 
van hunne mededieren gevoed worden É 
ziet hier niet een ontebovenkoomelyke 
Zwaarigheid ; of ‘er zou volgen ; dat’er 
zommige zoorten dan geheel wierden uit- 
geroeid: doch wie merkt niet, dat in ’t 
eerfte geval, de Heer niet alleen zou 
ophouden van voor deezen goed re Zyù; 
maar veel eer als wreed voorkoomen; 
en in 't laatfte geval, dat dan ook zyne 


goedheid „ zorg, werkzaamheid haar tot 


een minder aantal zou bepaalen; en Hy 


kon zoo de grootfte trap van liefde nooit 


betoonen: Hy was zich zelven ongelyk à 
en zoude zich dus verloochenen. 

__3. Indien eindelyk in een derde geval 
eenige zoorten, die op andere aafen, 
niet weder de flagtoffers wierden van 
eene derde zoort, voor welken Zy ook 


‚tot voedfel zyn, wat zou het gevolg 
_ weezen? Dat zy zelven; en; door de 
_ voortteeling, cok hun geflagt eindelyk 
alle die zoorten, welken hun aas Zyn, 


geheel zouden verdelgen, waar door 
deeze laatfte zouden ophouden voor- 
Werpen van Gods goedheid te-zyn.— 

afd X 5 e En 


ze * 


328 H: VAN DEN HESPEL OVER 


En maaken:wy dit toepasfelyk op de 
onderlinge verdelging, waar toe het 
wordt aangevoerd: wie bewondert niet 
de Goddelyke fchikking , die hier door 
zyne liefde zoo aan milliöenen betoont, 
de wéreld volmaakt doet blyven, alles 
in eene verrukkelyke órde houdt, die 
duizende kwaädén door de eenvoudig- 
fte wegen voorkoomt. 

Doch hier van zal noch iets nader 
gezegd worden, by de befchouwing van 
Geds goedheid, in het dooden der dieren: 
in betrekking dan van het menfchdom , 
hier toe zal het volgende genoeg zyn. 

Als wy ons, volgens onze voorige af= 
teekeningen, erinneren, hoe de Heer 
het Dierenryk heeft voortgebragt, be- 
{tiert en voedt, ter opluistering zyner 


volmaaktheden , door redenmagtige wee: 


zehss— en wy voegen ‘er by, hoe 
zulks volgens zyn doel niet alleen moet 
plaats hebben , omtrent het gantfche ryk , 
maar ook omtrent ieder zoort, ieder 
fchepfel in het byzonder, en wel zoo, 
dat derzelver overeenftemming, ver- 
{chil, orde, ons den heerlykften fcha- 
kel, waar van wy te vooren fpraken, 
voor de aandacht brengt: om zoo in 
alle deezen zyne Almagt, Wiysheid, 
Grootheid, Goedheid te doen aanbid- 
den, 


À d 


DEN DOOD DER DIEREN. 32Q 


den, verheffen. Indien nu zommige 
zoorten al te zeer vermenigvuldigd wa- 
ren; zoo deeze daar door aan allerlei 
gebrek waren bloot gefteld, anderen 
kwelden, verdreeven , onzichtbaar maak- 
ten, of geheel verdelgden: hoe zou dit 
Gogmerk niet verydeld zyn ? Hoe flaauw 
zouden Gods deugden uitblinken? Ja 
zyne Heerlykheid zou dan door de ver- 
warring,ongemakken,fmerten, gebreken, 


„welke daar noodwendige alle uit moes+- 
ten voortvloeijen, geheel verdonkerd 


worden. - Daar nu de erkentenis van 
Gods deugden , de aanbidding , de verhef- 
fing derzelve het grootfte genoegen is,het 
welk het menfchdom fmaaken kan: wat 
is zyne goedheid dan niet onbezef baar 
groot, dat hy den ondergang der Die- 
ren ‘zoo aanhoudend wys beftiere, dat 


wy geduurig die verrukkelyke aandoe- 


ningen, in de befchouwinge zyner wer- 


‚ken, kunnen fmaaken…—— Doch dit is 


het noch al niet, het is dezelvde goe- 
dertierene bepaaling, welke ook zeer 
veel invloed heeft op een gelukkig lee- 
ven in deeze wereld. 


mrDe te groote hoeveelheid der Die- 


ven, welke ter zonder eenen geduurigen 
Ondergang, zoo als te vooren bleck, 
ontftaan moet, kan niet anders, als ten 

NB ui- 


330 * Hi VAN DEN HESPEL OVER 


uiterften fchadelyk zyn voor het menfch- 
dom: een enkele zoort al te zeer ver- 
meenigvuldigd, is een geduchte plaag, 
tot verderf en tot ondergang van het geen 
de goede Voorzienigheid. anderzints 
het menfchdom zoo gunftig toefchikt: 
de bekende aanvallen der muizen; wor- 
men , zwarte vliegen, die ons zoo dike 
werf plaagen, bevestigen dit; dit blykt 
ook uit zommige gedeeltens van Ameri- 
ca, waar in, na een aanhoudende re- 
gen, zulk een verbaazend aaïtalvan In- 
feéten- Ontftaat , dat door hunne verflin- 
ding en kwelling de bewooners verarmd , 
en hun leeven ondraaglyk gemaakt wordt; 
en had-de goede Voorzienigheid daar 
geen aantal Vogels gereed, die deezen 


verflinden: hoe fchroomelyk zouden de 


verdere gevolgen zyn? Valt ons die 
zelvde goedheid niet te beurt, door on- 
ze Oyevaars, Zwaluwen en Rygers , als 
zommige Sprinkhaanea, Kikvorsfen en 


andere. diertjes ons te veel kwellen? Ja 


behoeft men wel iets meer vande groote 
fchadelykheid der- dieren, als ze al te 
veel vermenigvuldigen , by te brengen , 
en zoo de oneindige goedheid Gods te 
betoogen, als die zulks door hunnen 
dood tegengaat :.wanneer men maar even 
het oog vestigt, op de verfchrikkelyke 

plaa- 


| 
| 
| 


DEN DOOR DER DIEREN. 331 


‚plaagen , welken den ZEgyptenaaren trof- - 
fen, toen zy de kinderen Ifraëls weiger- 


“den te laaten trekken. Wie, die zich 


een regt denkbeeld vormt van-de elen- 
de, jammer, benaauwtheid ‚ welke hier 
door dat volk trof, moet niet-met oût- 
roering aan eene al te groote vermenig- 
vuldiging van zommige Dieren denken; 
en den oneindigen Beftierer van alles 
erpítig verheffen „in zyne onbegrypely- 
ke goedheid, die ter voorkooming van 
die alles vernielende plaagen,. den dood 
der Dieren zoo wys bepaald heeft ? 
Moet de te groote vermeenigvuldi- 
ging van zommige Dieren, zoo als wy 
te vooren zeiden, den ondergang van 
dere zoorten „ noodwendig tot zyn 
gevolg hebben; ten minften in die plaat- 
‘fen daar de eerften ‘te veel vermeenig- 
vuldigd zyn: dit fchynt veelen , by het 
eerfte inzien, van weinig belang; doch — 
dit vooronderftelt in hun ook een die- 
pe enkunde, in de wigtige eindoogmer- 
ken van alle zoorten , en waar toe die aan 
verfchiltende plaatfen opzettelyk gefteld 
zyn: waarlyk het is te bedroeven, dat 
men in de kennisfe van het nuttige der 
‘Dieren „ noch zoo weinig ervaaren is. 
Waarom is dit aan alle Academien geen 
byzondere tak: van onderwys ? „Was men 
CNN > MNN 


332 H: VAN DEN HESPEL OVER 
hier in bedreeven, men zou duidelyk 
zien, van welk eene aller gewigtigfte aan- 
gelegenheid het zou zyn , een eenig zoort 
te misfen , om dat het, om Gods wysheid, 
die in alles het nuttige ook bedoelt, een 
vaste regel is , dat’er geen enkele zoort, 
zonder de ongelukkigfte gevolgen, om 
hier andere eindens te verzwygen , kan 
ontbeerd worden — Blykt zulks ook 
niet ten duidelykften uit de ondervin- 
ding? In zekere Colonie van America, 
meende men zich meesterlyk te heb- 
ben gekweeten, als men een zoort van 
Kraafjen daar geheel vernielde: om dat 
men dacht, dat zy hunne erweten op- 
aaten : daar zy niet aasden, als op wor- 
men of rupsen, die hun dit nadeel al- 
leen toebragten; en’men had, door 
deezen dwaazen ftap, in dat jaar een 
zeer geringen Oogst. Dachten die zelv- 
de Volkeren, of eenige daaromftreeks 
niet even ongelukkig, die een andere 
huttige Vogel in hun land ombragten, 
en verjaagden: om datzy waanden, dat 
zy hun gras opaaten, daar zy het alleen 
van zekere rupfen, die het verdierven, 
zuiverden? En groeiden door dit mis- 
verftand, die rupfen'daar toe niet zoo 
fterk , datmen’er, in het jaar 1749 , geen 
gras, geen hooy had? Moest men het 
daar- 


DEN DOOD DER DIEREN: 934 


daarom niet, tot een tegtmaatigen tol 
van, die onkunde, uit Engeland doen 
overkoomen? Moest men ’er zelfs dien 
nuttigen Vogel niet weder inbrengen; 
en wilde men aanhoudend gras hebben, 
hem ’er gerust doenleeven ? Is niet om- 
trent het zelvde in Zweeden gebeurd ? 
Heeft men niet door zoortgelyke dwaas- 
heden het nut onzer gemeene Spinnen , 
tot eene gezonde ademhaaling , ontdekt 2 
Zyn onze Muizen; onze Mieren enz. niet 
onontbeerlyk in onze. hoven? En is 
het dan niet oneindig liefderyk van den 
Alleen wyzen Albeftierer, dat Hy den 
ondergang der Dieren zoo heeft be- 
lieven te bepaalen ; dat door de altegroote 
hoeveelheid van anderen, die deezen 
zouden vernielen, ons dit ongeluk niet 
treffe 2 gt 

Ik fluite dit {tuk ; door noch alleen te 
doen zien; hoe oneindig nuttig het is 
voor het Menfchdom, dat veele dieren 
leevend verflonden ;of ook geftorven tot 
bekwaam voedfel voor anderen verftrek- 
ken: het blykt ten duidelykften sumië 
hun maakzel , uit hunne beweeging, uit 
de wryving, de {lyting hunner leden, 
dat wierden zy niet verflonden, zy ech- 
ter na zeker tydsbeftek zouden moeten 
fterven ; waren zy nu.geen voedfel 
OET voor 


834 H: VAN DEN HESPEL OVER 


voor anderen 2 Hoe vervuld zou onzer 


dampkring niet zyn van alle de uitwaas-. 


femingen van tienduizenden van milli- 
oenen Iyken ; in alle plaatfen ? Hoe on- 
bruikbaar onze wateren? De wind, de 
loop der wateren, kon ’er ons wel wat 
van bevryden 5; maar zouden intusfchen 
ook middelen zyn; waar door die uit- 
waasfemingen,die verdorvene deelen, van 


elders aangevoerd, ons benaauwden : zou 


dit dan ;- em alleen van de lucht verder 
te fpreeken, dezelve niet geheel onzui- 
ver maäken „en verpesten? Wat zou het 


zyn op plaatfen daar men uittraagheid, 
de grootfte dieren niet onder de aarde 


delft 2 Zou het een en ander onsleeven 
piet in het uiterfte gevaar brengen ? Zou- 
den erniet duizeriden menfchen fterven ; 


zeker fterven, wierden deeze, wierden: 


ook onze Iyken,; niet door die allernút- 


tigfte dieren verflonden? Een weinig 
nadenkens , en eene vergelyking van my- 


ne ftelling met de proeven, welke men 
thans omtrent de gephlogisteerde luch- 
ten, zoo nuttig in het werk ftelt, bes 
vestigen deeze meening volkomen. Eu 
om het te brengen daar het behoort: 
hoe onbegrypelyk goed zyn Gods be- 
ftieringen dan niet voor het menfche- 


lyk geflachts die door alle leevenden en 


doo- 


Te EN 


Kd 


reti 


- 


FR 


LONEN Vie Ie DO ad 
> DEN DOOD DER DIEREN. - 335 


dooden, tot een aangenaam voedfel; 
voor dieren te verorderen, ons van dit 
gewistig kwaad, en van veele andere 
nadeelen , die ’er uit kunnen-worden af: 
geleid, zoo gunftig heeft believen te be- 
vry den. 

Indien ik my durf vleyén, dat devoor- 
geftelde redenen , myne geëerde Lieeze- 
ren, Zullen overtuigd hebben,dat de dood 
dermeeste Dieren, zoo als die door God 
bepaald is, waarlyk zyne goedheid be- 
tooge: zoo twyffel ik echter niet, of 
men zal denken; en. heeft reeds voor 
lang gedacht; dat of fchoon het betoog- 
de ‘eene zekere waarheid. zy „ omtrent 
zommige Dieren: en Menfchen 3 ‘dat zy 
echter; die op zulk eene wyzefterven, 
en zoo de flagtoffers worden-van hunne 
verflindende medefchepfelen ; niet kun- 
nen gezegd worden, daar ín blyken van 
Gods goedheid te genieten? Dat zy die 
in en’ door hunnén dood zeker genie- 


_ tens zullen wy nu in ons tweede ee 
_aantoonen , wy moeten daar toe de zaa 
geheel aan hunne zyde befchouwen. 


_Mogelyk kan-hier by zommigen in be- 
denking koomen : dat daar de lighaamen 
der Dieren bezield zyn, zoo als hunne 
zintuigen, welke aan de onzen evenaa- 
ren, “en ‘hunne daaden, welke zonder 
eene 


é ty PE 
336 _H: VAN DÉN HESPEL OVER: 


eene ziel niet begreepen kunnen wof: 


den, leeren; en, dat daar deeze zielen - 


hoogwaarfchynlyk na hunnen dood aan-. 
weezig blyven: ’t zy men dat verblyf 
gelukkiger, ’t zy min gelukkig, als het 
geen zv in de vereeniging met hunne 
lighaamen  genootem, befchouwd: of 
dit overblyven hunner zielen hier niet 
in aanmerking koomt ? Wy meenen neen: 
dewyl het voorige reeds geleerd heeft, 


en het vervolg nader bevestigen zal , dat 


Zy, op eenen bepaalden tyd, zeker 
moeten fterven: welke gevolgen nu die 
dood heeft, doet niets tot ons oog- 
merk, dewyl wy alleen betoogen, dat 
in hunnen dood, als dood; en in de 
wyze, op welke zy fterven, geen bly- 


ken van onbarmhartigheid of wreed- 


heid, maar van Goddelyke goedheid 


omtrent hen zichtbaar doorftraalen. Dit 


zullen wy beide bevestigen. 

Wat hun dood betreft, wy moeten 
hier nooit uit het oog verliezen, datde 
Heere, volgens zyn oneindig wys beftek p 
aan ieder Schepfel van het Heelal, en 
dus ook op onze aarde, aan ieder ge- 
voelig weezen , zekere maat van gunst: 
bewyzen heeft toegefchikt, welke Hy 
door zyn beftier hun ook daadelyk 
fchenkt; zoo dra Hy nu aan dat wys 

be- 


DEN DOOD DER DIEREN. 837 


| 


beftek beäïhtwoord heeft, en Hy ftelt. 


paal aan die gunstbewyzen , ©f Hy ont- 
houdt ze dezelve, dan kan Hy nooit 
gezegd worden, wreed of onbarmhar- 
tig te zyn: dewyl Hy dan niet anders 
doet, als dat Hy zyne. oneindig-wysbe- 
paalde goedheid inhoudt, en dit doet 
Hy alleen, als Hy de Dieren láat om- 
koomen. Had Hy ze niet gefchaa- 
pen, en dus die bepaalde maat van gunst- 
“bewyzen niet gefchonken: zou Hy hun 
dan niet minder goedheid betoond heb- 
ben? Zeker ja, daar Hy dan nù zulk 
eene bepaalde maat hier van fchenke, 
en die. op zekeren tyd inhoudt, is Hy 
immers daarom’ niet van onbarmhartig- 
heid te befchuldigen ? 

Maar aan de andere zyde, de Heer 
beliefde ‚ naar het aantal zyner, gunstbe- 
wyzen , welken Hy aan ieder dier Schep- 
zelen zou fchenken, (en wie kan hier 
aan twyffelen, die zyne wysheid eerbie- 
dit) hunne. vatbaarheden te bepaalen. 
Hy fchonk daarom een ieder een lichaam 

eene ziel, alleen gefchikt voor zulk 
een aantal goedheden, als Hy voor hun 
in, die leeven verordend had; daar dan 
deeze nu genooten Zyn, ZOO ZOU een 
langer verblyf , in dit leeven , hun 
_ niet tot genoegen kunnen ftr ekken; al- 
BELL DER | a thans 


530 Hi VAN DEN HESPEL, OVER 
thans 'er zoude dan in zulk een verblij 
onaangenaame aandoeningen ontftaan; 
welke deeze verlenging, over het geheel 
befchouwd, OHGERO EET zoude doen 
Zy. 

Doch dit leidt my tot eene andere 
reden, wanneer wy Onze aandacht ves- 
tigen op hunne maakzels: deeze zyn 
allerkonftigfte werktuigen, min of meet 


fterk , naar hunne geäartheden , en dety=, 


den, welke zy op deeze aarde mot- 
ten verkeeren; hoe wel ingericht deeze 
nu ook zyn,:en hoe ze door voedzel 
ook mogen verfterkt worden, zy fly- 
ten af, zy verdroogen, verharden „ en 
worden eindelyk onbekwaam, zoo dat 
ieder dier , al kon het’ noodige voedzel 
bekoomen, eindelyk zóu moeten fter- 
ven. — Hier koomt by , dat zy aan de 
wet der voortteeling onderworpen , huns 
ne taak hier in , naar ‘hun afgeloopen tyds-= 
beftek, hebben afgedaan, zy hebben 
dan hun zoort voortgebragt. Dewylnú 


het voedzel in deeze voortreffelyke wes- 


reld geëvenredigdis , naar het gebruik van 
zeker aantal Schepfelen, moesten of zy 
of hun geflacht dan vangebrek vergaan; 
of op ‘eene andere wyze omkoomen; 
doch zy afgefleeten en des magteloozer 


dan hun Kroost, kondennietanders, of 
moe 


4 
8 
3 
î 


DEN DOOD DER DIEREN. 339 


moesten in die omftandigheden de on- 
gelukkige flagtoffers zyn — In beide 
die gevallen, of door beide deeze rede- 
nen, zouden zy een lankwylig, een al- 
leronaangenaamst, ja zeer (mertelyk uit- 
„einde hebben: is het. dan geen groote. 
goedheid van hunnen Maaker , dat zy, 
voor het ondervinden dier kwaaden, 
teevend verflonden worden ? 
…_ Inde overweeging der wyze, op wel- 
ke zy fterven, vooronderftellen wy, 
dat zy waarlyk gevoel hebben ; en des ook 
{merten kunnen ondervinden. Schoon 
deeze onze meening reeds in verfchei- 
dene uitdrukkingen gebleeken is, wil- 
den wy die hier echter opzettelyk voor- 
ftellen , als iets „ dat ons allerduidelykst 
en zeker voorkoomt „ uit hun uiterlyk 
en innerlyk geftel; en uit de ondervin- 


‚ding, Om dat dit hier byzonder in aan- 


merking koomt—- Doch dit te erken- 
nen, zal, vertrouwen wy, ons betoog 
niet om ver werpen. 

‚Hier moet men voor alles opmerken, 
dat volgens de byna algemeene: bepaa: 
ling van hunnen dood, deeze hun al- 
toos zeer onverwagt te beurt valt; eene 
verordening, waar door hun ook, een 
byzonder blyk van ’s Heeren goedheid, 
gefchonken-wordt—— Op het oogenblik, 
nek D dat 


540 Hi VAN DEN “HESPEL, OVER 


dat duizende gerust vliegen, kruipen, 
zwemmen, worden ze in het midden hun- 
ner genoegens verdelgd.——. Het is waar , 
zommige fchynen eenigen tyd met den 
dood te worftelen: “by ‘voorbeeld; ‚een 
worm, «een mug „een vlieg „ een visch, 
zoo “zelfs, dat wy dikwerf hunne wor- 
ftelingen , in de odsgevaar „ kunnen zien 5 
en ons mededoogen voor hun voelen 
ontvonken. Doch in zulke gevallen is 
hetvseen verkeerd vooroordeel te waa- 
neu, dat zy dan van hun doodsgevaar 
zouden bewust zyn, en daarom met al 
urine. kragten “tegen -hunne: vyanden 
worftelen. Neen ,zoo ver ftrekken hun- 
ne begrippen zich nooit uit: zulk een 
denkbeeld vordert veele. anderen en ver- 
fcheidene befluiten , welke in hun niet 
vallen kunnen. De gantíche zaak, is 
deeze: “zy vinden zich belemmerd in 
hunne vryheid en genoegens, en alle 
pogingen , welke zyvin het werk ftellens 
dienen alleen, om .deeze weder te bez 
koomen en zoo worden zy „ onder dit 
poogen:,-om hunne vryheid, verflon- 
den. Ísonu de dood voor een fter- 
vende ‘Onaangehaam „akelig, «om het 
begrip. der verandering „om de verlaas 
ting van veelesgenoegens , om gevrees= 
ge fmert „enz.s dit alles. kan hun nooit 


tref. 
Ë 


DEN DOOD DER DIEREN. dát 


treffen; dewyl zy volftrekt onverwagt 

fterven,. | | 
_ Het tydftip eindelyk, in het welk Zy 
fterven, kan noch eenige bedenking gee= 
ven: dit koomt althans onaangenaam 
voor. — Doch wie heeft niet opgemerkt; 
dat door de liefdenryke bepaalins des 
Heeren, omfrentden dood der Dieren bi 
dit tydftip volftrekt oogenblikkelyk zy: 
zoo dra duizenden worden aangerand, 
cer Zy zelfs die aanranding restontwaar 
worden, zyn ze reeds verflonden; hun-= 
nen vyanden febynt opzettelykeene ge- 
neigdheid te zyn ingedrukt, om: hun 
oögenblikkelyk van het leevente berog- 
ven: het-zv zehen dandelyk inzwelgen ; 
het Zy ze 'er een agtervolgend gebruik 
van maaken — Eene kleine uitzonde- 
ring mag hier omtrent, in zeer weinige 
gevallen; worden opgemerkt: “Dan te 
vooren hebben wy reeds gezegd; dat 
wy dit ftuk in het algemeen befchou- 
Wen: in zeer weinige uitzonderingen, 
welke, buiten infpraak, altoos wyze 
bedoelingen hebben, willen wy ons des 
niet inlaaten: met een woord alieen 
dient,” dat als fommige dieren; door 
hunne vyanden, langzaam fchynen ge- 
deod te worden , ‘dat zulks:niet is OM 
deezerdieren te pynigen „maar om nute 
e L19W 3 tis 


/, 
342 H: VAN DEN HESPEL; OVER 


tige ontdekkingen: onze katten zouden 
denkelyk eenige muizen en rotten nooit 
zoo lang kwellen; indien wy ze zoo 
fterk niet voededen; als wy zeniet meer 
gaven, dan ze in pldatzen , daar ze oor- 
fpronkelyk, daar ze wild zyn, genie- 
ten; en kan het ook niet zyn, dat zy 
door de wyze; op welke zy dezelve 
dooden, gelegenheid zoeken, om an- 
deren, welke zy ook moeten verflin- 
den, te ontdekken. —- Hoe dit ook wee: 
zen mag; zulk een enkeld geval, zeg 
ik, “doet niets af: millioenen van aller- 
leyen «aart worden oogenblikkelyk ge- 
dood, en ís zulk een wyze van fterven ; 
dan geene uitnemende goedheid: dewyl 
ze zoo in den dood; die ze toch moe- 
ten ondergaan, van fimerten bevryd zyn. 
Noch moet ik hier in bedenking gee: 
ven, of hunne oogenblikkelyke dood; 
wel in ’t minst fmertelyk kan begrepen 
worden? Het is immers niets anders; 
dan een daadelyk gemis van alle lichaa- 
melyk gevoel; hetis niets meer , dan een 
ophouden van een genoeglyk verkeer in 
het ryk der dieren. En dit kan zonder 
het begrip van eenige {merten , zeer wel 
plaats hebben : menfchen die oogenblik- 
kelyk beroerd worden , zoo dat ze ge- 
heel zonder kennis zyn, weeten dik- 
werf; 


ee 


« 


DEN DOOD DER DIEREN. 349 


werf, als zv wederom herftellen, niets 
van eenige fmerten, toen zy beroerd. 
wierden; als deeze nu in zulk eenen 
{taat {terven, dan fterven zy volftrekt 
gevoelloos: kan 'er nu zulk een dood 
ook niet in de dieren plaacs hebben 2—- 
Alles dat ons in het affterven van zul- 
ke menfchen onaangenaam voorkoomt, 
is eigentlyk alleen dat, het welk het tyd- 
flip des doods voorgaat, en dit treft 
Ons , als onaangenaame voorboden , van 
hun. aannaderend gemis en verhuizinge, 
naar de gewesten der ceuwigheid— 
Doch daar deeze omftandigheden ’er 
niet zyn, is denkelyk eene ‘oogenblik- 
kige fcheiding geheel niet (mertelyk. 


„Daar nu de dieren zoo momentelyk, 


zoo onverwast fterven, genieten zy ze- 
ker in hunnen dood, kragtige blyken 
van Gods gocdheid. 

„De bedenking: zou Gods goedheid 
hiet grooter zyn; zoo hy bepaald had, 
dat de dieren langer of aanhoudend op 
deeze aarde verkeerden 2 Kan in nic- 
mand, die, deeze verhandeling, byzon- 
der het eerfte gedeelte, aandachtig gc- 
leezen heeft; opryzen. 

Maar de befchouwing van zommi- 
se. menfchen , byzonder van de losfe 
en „onbedachte jeugd, die veele dies 

ren 


844 HI VAN DEN HESPEL; OVER 


ten ellendig martelen, en op eene zeef 
wreede wyze, allenskens het leeven be? 
neemen, kan doen vraagen: is Gods 
bepaaling omtrent zulker dood dan goed: 
heid2—- Doch dit gedrag in het mars 
telen en dooden van deeze onfchuldige 
dieren,’ is ten uiterften wreed en -on- 
barmhartig; en eenallerkragtigst bewvs; 
van de groote boosheid van het mensch: 
dom: die dieren tot deszelfs nut ge- 
fchaapen, in plaats van deeze eerbiedig 
te befchouwen, te bewondereitt, én ’er 
Gods -eer in op te luisteren; dezel? 
ve zoo moordaadig te mishandelen — 
Nooit heeft de Heer zulks gewild; of 
voorgefchreven; maar heeft volftrekt 
het tegendeel , en in ons hart, en m de 
natuur, en in zyn woord ten ‘duiaelyk: 

en. uitgedrukt. Zulks is des niets 
anders, dan een boosaartig en Godont 


teerend misbruik; het is een ftraffchul- 


dig doen iets dat niets afdoet tegen ot 
ze ftelling: dewyl die zelfde dieren 8 dan 
hun lot overgelaaten , dezelfde goeder- 
tierenheden , door ’s Heeren hand”, zou: 
den genieten, die anderen te beurt val- 
len, daar zy nu op zuik eene fiioode 
wyze van beroofd worden. 
Ik behoef tot befluic naauwlyks te er- 
inneren „dat wy- ten -fterkften verplige 
Zyn, 


dr 


ON 7 | 2 


rn. 


Ee 
Tic + 


ef 


ee APEN 


rie amide 


DEN DOOD DER DIEREN. 345 


zyn, om zulke {hoode martelaryen , op 


> alle mogelyke wyzen, tegen te gaan, 


en zyn wy dikwerf in de onvermydely- 
ke noodzaaklykheid, om zommige die- 
ren te dooden; dat het ons dán ook be- 
taame, de algemeene natuurwet , ons 
in het ryk der dieren zoo duidelyk voor- 
gefchreven, te volgen; dat is, dat wy 
dit, volgens Gods oogmerk , langs den 
korften weg uitvoeren. 


MOLLIE 
ES met 
EL MMES 
Ero 


\ 8 
| 


EN N st! bd 
ER zon zo 
e FNS 


gaen mag de 


& É Ar D \ 4 
EN helse DE 4 
Sv, eha , 
fr me 1% En 

art dl 3 


Tae ade os 
Iet Br end En 
Oe antie» Be kei 


4 p ve) 2 
Brot et alt gade)” 


wr: 


En Ess 


2 ive ps Ee wen ee 


REGISTER 
de a 
ZEEUWSCHE 


GENOOTSCHAP. 


ke 


ij 


| 


E 


BEREDENEERD 


REGISTER 


VAN ALLE 


VERHMANDELINGEN s 
k EN | 
se Dll. KE N, 


EERSTE TWAALF DEELEN 


es DER <te 
VERHANDELINGEN. VAN HET ZEEUWSCHE 
GENOOTSCHAP per WETENSCHAPPEN 
TE VLISSINGE crPLaaTsT ZYN 3 


et MG EAS E ND D 
DOOR 


MeeR LF HO UIT, 


4. L. M. PHIL. et THEOL. DOCT. 


Lid van verfcheidene geleerde Maatfthappyen ; 
‚sekretaris van het ZeEuUwsCcHe Genootfchap 
der Wetenfchappen te vrLISSINGE: pl 
en Predikant te MIDDELBURG. 


TWAALFDE N DEELS TweEeEDe sTuK. 
Dd 
TE MIDDELBURG: 

Kr ORETER GILLISSEN, 


Drukker van het Zeeuwfche Genootfchap 
der Werenfchappen. MDCCHUXX IX 


G at had & & , e 
4 5 
ln N * ie | 


Het crNoorscuar erkent geene exem- 
plaren voor echt, dan die door éénen 


3 p 
der“ Sekretarisfen eigenhandig omdertee- 


kend zyn. 

OC REC HCE ENIG ROES UN 
Ede nd . 
\ 


VOORBERICHT. 


Te jd eene der voornaamfte re= 
denen , waarom belangry- 
ke ontwerpen, (door deskundi: 


gen, zoo in de Werhandelingen 
_ VAN GELEERDE GENOOTSCHAP- 


PEN,, als by afzonderlyke ge- 
fchriften, opgegeven) niet in. 
meerderen ‘trein gebracht wor- 
den; tot bevordering van het at- 
gemeene nut: daarin befta, dat” 
dezelven dikwyls aan weinigen be-: 
kend zyn: uit hoofde, deefs van 
de kostbaarheid dier werken jk 
waardoor. velen “verhinderd wor- 
XII. DEELS IL STUK. * 3 den, 


r Ci 


den, om dezelven aan te koo- 
pen; deels van derzelver uitge- 
breidheid, die niet zelden opzien 
baart, omze met de vereischte 
aandacht te lezen: — zal clk op- 
lettend overweger van dit ftuk, 
zoo ik vertrouw , gereedelyk toe- 
ftemmen. Om beide deze belet- 
felen te keer te gaan, met betrek- 
king op de Verhandelingen, door 
het ZEEUWSCHE GeENoor- 
SCHAP der Wetenfchappen uitge- 
geven, wist ik geen gefchikter 
middel: dan (in naarvolging van 
de HOLLANDSCHE maar- 
SCHAPPY der MWetenfchappen te 
HAARLEM) derzelver hoofdzakely- 
ken inhoud, met alle mogelvke 
bekorting, by wyze van cen RE- 
GISTER op de eerfte TWAALF dee- 

E | len, 


f Livar df 

len, in eene alphabetifthe orde, 
als de gemakkelykfte voor het ge- 
bruik, uit te geven; en hierdoor 
een’ ieder’ in {taat te ftellen, om, 
in eenen zeer korten tyd, en 
„voor eenen geringen prys, het 
voornaamfte, dat in dezelven ges 
vonden word, te kunnen naars 
gaan. 

Wanneer ik dit ontwerp in het 
ruwe had afgewerkt, gaf ik van 
hetzelve kennis, en bood het Hee= 
_ FEN DIRECTEUREN aan: die niet al- 
leen-myn’ arbeid met dankzegging 
goedkeurden ; en my, wanneer 
het plan geheel in orde zoude ge- 
bracht zyn, ter uitgave, op naam 
des GENOOTSCHAPS, machtigden: 
maar, tot een fprekend bewys 
van het genoegen der. Vergade: 


‘4 ring, 


[var J 


ring, met een duurzaam -GEDENK- 
STUK in ZILVER, ter waarde van 
HONDERD Zeeuwfche. Ryksdaal- 
ders, eenftemmig befloten te ver- 
eeren. | 
Niemand zal het vreemd kun- 
nen voorkomen ,„ dat dit ftuk niet 
eerder ‚het licht, zie: — als men 
flechts overweegt de moeite, die 
vereischt word , om foortgelyke 
Regijlers, als dit is, op te ftel- 
len ; en daarby in aanmerking 
neemt, dat dit. als een bywerk 
befchouwd moete worden , ’t wel- 
ke ik, in de weinige ledige uren 
heb- moeten verrichten, die ik , 
in ftede van my op de eene of 
andere geoorloofde wyze uit te 
fpannen, heb afgefnipperd van 
„dien tyd, welken myn hoofd- 
é werk, 


Reni 

werk , als. bedienaar-des-Ewanges 
liums , “en verfcheidene. andere 
bezigheden, daaraan meer of min 
onmiddelyk verbonden „ vorder: 
den: —. om. van geene andere 
betrekkingen en. veelvuldige be- 
letfelen te gewagen! ai 
Ten aanzien van het REGISTER 
zelve, Ct gene ik, wat de wyze 
van opftel en uitvoering betreft, 
aan het oordeel van den befchei- 
den’ Lezer onderwerpe,) zal ik 
niets zeggen: dan dat het my ge- 
voeglykst is voorgekomen, de 
fchriftuurtexten, die in de eerfte 
twaalf deelen meer of min op- 
zettelyk worden opgehelderd , af- 
zonderlyk aan het einde te plaat- 
fen: — het opfchrift van dit Regi- 
fler ‚en vooral het gemak voor de 
*5 By-. 


tr 

Bybelminnaren in het gebruik 
van ’t zelve, fcheen my toe hier- 
voor te pleiten. Deze lyst had 
ik zeer kunnen vergrooten , in- 
dien ik alle de plaatfen der H. S. 
daarop gefteld had, die hier en 
daar alleen worden bygebracht 
òf aangehaald, tot ftaving van de 
eene of andere zaak; of van de 
beteekenis van eenig grond- 
woord : dan dit zoude , mynes 
erachtens , ftrydig zyn met het 
oogmerk van een Regifter; en, 
wegens gedurige misleiding „ veel- 
eer gefchikt zyn ter affchrikking , 
dan ter aanmoediging van deszelfs 
gebruik. 

Het Genootfchap heeft goed- 
gevonden, dat tevens hierby zou- 
de gevoegd worden de LYST der 
NN te- 


[ard 
tegenwoordige Heeren DIRECTEU* 
REN Ell LEDEN; — der SCHRYVE> 
REN , die eenige verhandeling’; 
waarneming „ of bericht , hebben 
ingeleverd, ’t welke men in een 
der eerfte twaalf deelen vindt; — 
gelyk ook van alle PRYSVRAGEN , 
die federt de oprichting des GE- 
NOOTSCHAPS tot heden toe 
zyn opgegeven: het zy dezelven 
al of niet beantwoordt en be- 
kroond zyn geworden. 

Moge myn arbeid in deze 
eenigszins dienen tot bereiking 
van het voorname doelwit des 
GENOOTSCHAPS: dez dlleen= 
wyzen GOD te verbeerlyken; bet 
gantfche menschdom, en voorna= 
melyk den landsgenooten, voordeelig 
te zyn; en allerlei nuttige kunften 
Re LG en 


emd 
enn wetenfchappen voort te planten: 
dan zal ik myne moeite rykelyk: 
vergoedt achten ! 


VLISSINGE: 
den 7. van Wyumaand 


1789. 
ADR EH OT Te 
SEKRETARIS. 


ka 


Ll) 


sTUK- 


SST U K K:EANS 


17 


IN DIT, 


R E G IS T E R 
VOORKOMENDE 


qd Aisha pe fs AN TA IR an 
Ks \ 4 | { í vr Ls % 
# Ki \ , ‚ 4 Kd 


y 
ae 
| 


IAN mien der tegenwoordige Hee- 
TEN DIRECTEUREN - _- bl. XIV. 
Namen der tegenwoordige Heeren * 
LEDEN ag cap” bl zarv, 
Namen “der sCHRYVEREN ‚ die 
ééne of meer Verhandeling enz 
hebben ingeleverd _ - = bl. oan 
Lyst der" PRYSVRAGENs door het % 
| Genootfthap psegeuih SCHE Sevan 


dodencel REGISTER der. Ver- 
_ handelingen _ « ohh ke IE Ae 
Regifter der scurieruuRPIjKAT- 
EBEN icon «. =voor „bl 196 
ax NAAM- 


NAAMLY ST 
DIRECTEUREN EN LEDEN 


‚VAN HE T: 


ZEEUWSCHE 
GENOOTSCHAP 


DER 


WETENSCHAPPEN. 


PROTECTOR. 


ran DOORLUCHTIGE HOOGHEID WIls 
…_ LEM De VYFDE: PRINS VAN ORANJE 
EN NASSAU: Erffadhouder, Kapitein gene- 
raal en Admiraal der Vereenigde Nederlanden : 
enz. enz. ENZe 


DE HEEREN DIRECTEUREN. 


Mr. ISAAC WINCKELMAN & Commisgeneraal 
van Zeeland; Oudburgemeester te Plisfinge: — 
Praefident van het-Genootfchap: den 25. Jas 
nuari 1769. 

Mr. 


LYST: DER DIRECT. XV 


_ Mr. JOHAN ADRIAAN VAN DE PERRE: Heef 


1 van Nieuwerve, Welfinge, Everdswaard, en 

„5 Westhovez-.extraordinair Gedeputeerde ter Ver- 
gadering van de Heeren Staten Geweraal: den 
25. Januari 1769. 

Mr. KORNELIS VAN DEN HELM BODDAERT: 

‚… „Raad en Burgemeester te Middelburg; Bewind- 
„hebber van de WestIndifche Compâguie ter ka- 
mer Zeeland: Bers Ws Lebret bne 


Mr. ANTHONI PIETER LAMBRECHTSEN: 
w… Heer van Ritthemy Raad sen Burgemeester te 
ue Niisfinge; Bewindhebber der WestIndifche Com- 

pagnie ter kamer Zeeland: den or. WAgart 1769. 


Mr‚-MARTINUS JOHAN VETH VAN DE PERRÉS 

\earVryheer van Westkapelle, Heer van fet Nieuw- 
land; Raad en Burgemeester te Middelburg: 
den a1. Maart 1769. 

ize dean akk 


Mr. CORNELIS CHRISTIAAN BERTLING: 
Raad eu-regerend Burgemeester der ftad #7is- 
fing HEE — Vicepraefì dent van het verwende 
den or. Maart rie 


ietor 


Mr. DANIELE CRUEDE KEN: Heer van Melis- en 

or dMariëkerke; Raad en Burgemeester te Adiddel- 
burg: den or. Maart 1769, 

TM Ms, 


XVI NAAMLYST: DER. 


Mr. DANIEL! PIETER DE MAUREGNAULT! 
Raad en Penfionaris te Veres Advokaat fiskaal 
militair wegens de Generaliteit in Zeeland :. den 
er. Maart 1769. 
WILLEM KAREL HENDRIK, Baron VAN LYNe 
“ADEN “tof Blitterswyk: “repraefenterende « den 
„Heere » Prinse ‘Erfftadhouder, als Eerstedelen 
‘ van Zeeland: enz.enz. den a1. Maart 1769. 


Mr. WILLEM VAN CITTERS: Oudraadpenfiona- 
ris van Zeeland; extraordinair. Gedeputeerde 
„ter Vergadering van de- Heeren Staten Genee 
raal ; Sekretaris-van -Zyne Doorl. Hoogheid, in 

’s Hage: den-28, Maart:1769. 


Mr. JOHAN MARINUS CHALMERS: Oudraad. 
sapien van Zeeland, te Vere: den 25. in 
1769. 


Mr. BONIFACIUS MATHIA s Pous: Bewinde 
hebber van de OostIndifche Compagnie ter kas 
mer Zeeland, te Middelburg: den 25. April 
1769. 


Mr. MEINARD VAN VISVLIET: Oudpenfionaris 
der ftad Middelburg ; Opperboekhouder der 
……OostIndifche Compagnie ter kamer Zeeland : 
den 25. April 1769. 
aid Mr, 


HEEREN DIRECTEUREN. XVII 


Mr EVERT CLYVER: Räad en Oudburgemees- 
ter te VHsfinge ; “gecommitteerde Raad’, en 
Raad ter Admiraliteit van Zeeland , te Middel. 
sdh den zo Mei 1769, - "Tur AN 


Mr. JOHANNES MAURITZ: Raad en Burgemees- 
ter te eVlif nge: den 30. Mei 1769. 


CORNELIS PLOOS VAN AMSTEL” Yacoh Cor- 
nelisz. te Amfteldams den 29. Auguftus 1769. 


Mr. PAUL HURGRONJE: wegens Zeeland ge- 
committeerd in den Raad ter Admiraliteit e 
Amfteldam ; Penfionaris honorair der (tad Mid- 
delburg: den 1o. October 1769. aa 


Mr. AARNOUD VAN ZUYLEN VAN NYEVELT: 
Sekretaris der Heeren Weesmeesteren te Rotter 
dam: den vo. Puli 1770. 


1 


HENDRIK VINK: d. L. MZ. Med. et phil. Doct, 


„Anatomiae et chirurgiae Profesfor honorarius; 
Oudfchepen te kre zj den ao. September 
1771. 


PIETER VAN DAMME: te Amfieldam: hief 20. 
September 1771. 


Xll, DEELS II. STUK. zld Mr. 


VEH > NAAMEWET DER 


Ir. CORNELIS CAEN: Raad en Burgemeester te 
Hlisfinge; Bewindhebber van de OostIndifche 
Compagnie ter kamer Zeeland: den 26. No- 
veinber 1771. 


Air, PIETER PAUL VAN GELRE: Raad der ftad 
Zierikzee; en wegens dezelve gecommitteerde 
Raad, en Raad ter Admiraliteit van Zeeland, 
te Middelburg: den zo. Funi 1772 


bir. HENRICUS CALKOEN: Advokaat voor de 
Hoven van juftitie in Holland, en de Vierfchaar 
te Amfteldam: den 29. October 1772. 


Al, JOHAN PIETER VAN DEN BRANDE: Rid- 

der baronet; Heer van Gapinge , Krabbendyke, 
Kouwerve enz.; gecominitteerde Raad, en Raad 
ter Admiraliteit in Zeeland; Bewindhebber der 
WestIndifche Compagnie ter kamer Zeeland , te 
Aliddelburg: den 6. April 1773. 


\lr, RENEKE BUSCH GOCKINGA: Sckretaris der 
Heeren gedeputeerde Staten van Groninge en 
» Oinlanden: den 29. November 1774. 


Alt. DAVID THOMASSEN à THUESSINCK: Bur- 
gemeester der ftad Zwol: den 29. November 


1774 


f ABR A= 


gd 


HEEREN DIRECTEUREN. XIX 
ABRAHAM JACOB SCRAEUWEN: Stads Medic, 
Doctor: ; Penfionaris honorair te Zierikzee: den 


go. Juli 1776. 


Mr. CORNELIS VAN LENNEP: te Amfreldam: 
den 30. Juli 1776. 


Mr. WILLEM VAN DER BREKE: Penfionaris 
honorair ’s Lands van den Vrye te Sluis; Raad 
extraordinair van Nederlandsch Zndië te Data: 
via: den 30, Puli 1776. 


Mr. JAN VAN DER WOLFF: Raad en Burgemeester 
te Zierikzee: den 1. October 1776. 


J. €. MAUGIN: Lieutenantkolonel en Kapitein teu 
dienfte dezer Landen: den 1: October 1776. 


ADRIAAN MOENS: eerfte Raad en Directeur ge- 
neraal van Nederlandsch Zndië ve Batavia: der 
29. October 1776. 


JOHAN COENRAAD BRANDT: Koopman te rs: 
fleldam: den 24. Fanuari 1777. 


Mr. FRANCOIS ADRIAAN VAN ROSEVELD 
CATTEAU: Oudfchepen en Raad te //i5/#1- 
ges — Thefaurier van dit Genootfchap: dr 
24. Januari 1777. 


sk a DA 


/ 


XX. NAAMLYST DER! 


DANIEL STEVEN SCHORER:- Raad en Burgee 
meester te Middelburg; Bewindhebber der Oost- 
Indifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 27. 
Juli 1779. 


Mr. PETRUS GULIELMUS SCHORER: Raad 
en Sekretaris te lisfinge: den 9. Auguftus 
1780. í 

Mr. WILLEM ARNOLD ALTING: Gouverneur 
generaal van Nederlandsch Zudië te Batavia: den 
27. Auguftus 1782. 


PIETER JACOB CLYVER: Raad en Burgemee- 
fter te Vlisfinge: den 28. Fanuari 1783. 


Mr. ANTONI EWOUD VAN DISHOECK: Heer 
van Domburg; Raad te Wlisfinge ; Bewind- ” 
hebber der OostIndifche Compagnie ter kamer 
Zeeland: den 28. Fanuari 1783. 


Mr. JACOB VAN DISHOECK: Schepen en Raad te- 
Viisfinges: den 28, Januari 1783. 


Mr. JACOB WOUTER BOUWENS: Raad te Vlis 
“finge: den 28. Januari 1783. 
Jit 
JOHANNES DE FREMERY: Predikant in de Ne- 
derduitfche gemeente te Middelburg: den 28. 
October 1783. 


Mr, 


HEEREN DIRECTEUREN. XXI 


Mr.cA. SANDRA: ‘Schepen en Raad te Zlisfinges 
den 31. Waart 1784. 


Pa. REYNST: Viceadmiraal by het Bd: Mog: - 
Collegie ter Admiraliteic te Asfleldan: „dehh 28. 
September 1784. 4 


Mr. JoHaN Baron MEERMAN: Vryheer van Dae 
lem; Schepenen ‘Raad te Zeide ;- Bewindhebe 
ber der Oostindifche Compagnie ter kamer m- 
fleldam: den 26. October 1784. | 
Mr. WILLEN AARNOUD DE BEVEREN: Oud: 
penfionaris te Middelburg; Sektetaris der Ed: 
Mog: Heeren Staten van Zeeland; den 26, 
October 1784. 


Mr. JAN jJÁcoBijs MACQUET: Schepen er 
Raad te Middelburg : den 26. October 1784. 


JOHANNES PRUYST: Kapitein by Het Ed: Mog: 
Collegie ter Admiraliteit in Zeelands. en Equi- 
pagemeester derzelfde Admiralitêit, te P/isfin- 
ge: den 30. November 1784. 

JAN SCHREUDER HARINGMAN?: Kapitein by 

… het Ed: Mog: Collegie ter“ Admiraliteit op de 
dlaas , in ’s Hage: den 30. November 1784. 


riche Mr. 


XXII NAAMLYST DER 


Mr. JACOB HENDRIK SCHORER: Penfionaris der 
ftad Middelburg: den 12. April 1785. 


JAN GREEVE: Raad extraordinair van Neder- 
landsch Zundië; Gouverneur van Pava’s noord- 
oost-kust, te Samarang: den 31. Auguflus 
1785. 


JOHANNES TEELLINCK LE GRAND: Penfiona- 
ris honorair te WJisfinge : den 31. Auguftus 


1785. _ 


JOHAN FREDERIK D'ORVILLE: Schepen en 
Raad te Amfteldam; Bewindhebber der OostIn- 
difche Compagnie ter kamer aldaar: dez 18. Ja- 
nuari 1786. 


JOHANNES LOUYSSEN: Penfionaris honorair 
der ftad Wlisfinge: den 18. Januari 1786. 


Mr. PIETER VAN BUREN: Sekretaris der Ed: Gr: 
Mog: Heeren Staten van Holland en Westvries- 
land in*s Hage: den 29. Auguflus 1786. 


LEONARD FERLEMAN: Heer van Croifillez; 
Rentmeester des Epargnes van Hun Hoog Mog: 
in het Quartier van Sluis in Vlaanderen; Lt. 
Bailliu, en ontfanger der generale middelen 
’s lands van den Vrye: den 29. Auguftus 1786. 

Mr. 


HEEREN DIRECTEUREN. XXIII 


Mr. WILLEM ANNE LESTEVENON: Vryheer 
van Hazardswoude, Oudfchepen en Raad der 
ftad Haarlem: den 26. September 1786. 


Mr. BASTIAAN NEBBENS: Heer van Kleverskers 
ke; Bewindhebber der WestIndifche Compagnie 
ter kamer Zeeland, te BE den 6 
October 1786. 


PETRUS ALEXANDER BOREEL DE MAURE- 
ENAULT: Schepen en Raad te Goes: den 30. 
Januari 1787. 


Mr. NICOLAAS JOHAN VAN HOORN VAN 
BURGH: Raad der flad Piisfinge: den 24. 
_ April 1787. 


Mr. APOLLONIUS JAN CORNELIS LAMPSINS: 
Bailliu, ‘wegens Zyne Door. Hoogheid den Hee- 
re PRINSE van Oranje, te Wlisfinge: den az. 
November 1787. 


JAN STAVORINUS: Schepen en Raad der ftad 
Middelkurg : den 29, Januari 1788. 


hd 


Mr. GYSBERT KAREL VAN HOGENDORP: Pen. 
fionaris der flad Rorterdars: den 9. Mei 1788, 


Me. 


XXIV NWAAMLYSIE DER! 


Mr, JOHAN: ADRIAAN MOENS & Raad ‘der ftad: 
… Wlisfâ ap Ren 12, rj, len 


ek k X dhr We kk E 


Mr. ADRIAAN FRANCOIS LAMMENS: Schepen 
en Ee it ftad brl ee z den» pl va là 
hf ea 3 SHIADMIZ 


rt 


zacogbs VAN DER STEEGE: Med. Doch te 
URS den 25. dn 1789. 
1e Tar / 
Mr. JOHAN: Assurmus Becrus:r Schepen en 
Raad te Middelburg: den 7. October 1789, 


DE HEEREN ZEDEN.: 
ABRAHAM MULLER: Stads Med. Doct. Sche- 
pen en Raad-te WJisfinge. 


JONA WILLEM TE WATER: Hiftoriefchryver 
van Zeeland; S. S. Th. Doct. ejusdemgue êt 
Hift. eccl. Profesfor te Leide, 


SAMUEL ESCHAUZIER: Predikant in de Wal- 
fche gemeente in ’s Gravenhage. 


GY S= 


EF (”) Deze drie eerfle Heeren waren LEDEN van bet GENOOT: 
SCHAP fidert deszelfs eerffe oprichting. 


HEEREN LEDE 5 XXV 

EYSBERT DE WITT: Med. Doct. Chirurgyn ma- 

jor onder het regiment Mariniers ten dienfte 
dezer Landen: den 30, Maart 1768. 


MARTINUS SLABBER: Raad der ftad Goes: den, 
31. Mei 1768. 


PETRUS NIEUWLAND: Predikant in de Neder- 
duitfche gemeente in Gravenhage: den 28. 
Juni 1768. Ll 


Mr. LAURENS PIETER VAN DE SPIEGEL: - 
Raadpenfionaris en grooizegelbewaarder van 
Holland en Westvriesland sdn % Hage: den 28, 
Juni 1768. 


Mr. PIETER BODDAERT: Med. Doct,. Oudraad 
der ftad Vlisfinge, te Utrecht: den 28. Juni 
1768. \ 


JOHANNES PETSCH, te Velflein: den 26 Fu 
1768, 


JOHANNES RATELBAND: SS Thed). Doet. et 
Profesfor ; alsmede Akademieprediker te Franen 
ker: den 30. Auguftus 1968, 


JACOB JOHAN ANDRIESSEN: Med. Doet. Raad 
en Burgemeester te Were: den 27. September 
1768. 

Xl, DEELS U. STUK, JA 


XXVI NAAMLYST DER 
ai 


JACOBUS ERMERINS: / OudSekretaris der ftad 
… Pere: den 27. September 1768. 


PETRUS HOFSTEDE: S. S. Theol. Doct. ejus- 

…_ demgue, hifforiae, et antiguitatum facrarum, 
Profesfor honorarius; Oudpredikant te Rotter- 
dam:-den 29. November 1768. 


JOHANNES JACOBUS VAN DRUNEN: Profes- 

pe for ling. Orient. en Predikant in de Nederduit- 
fche gemeente in ’s Hertogenbosch: den 29. No- 
vember 1768. 


JOHAN -JACOB DE FREYTAG: Majorlngenieur 
ten dienfte dezer Landen; Intendant van ’s Lands 
dok en fas, te Wlisfinge: den 29. November 
1768. f 


ANDREAS BONN: AZed. Doct. Anatomiae et chi- 
rurgiae Profesfor, te Amfteldam: den 28, De- 
cembet 1768. 


J- DU PONT? Med, Doct. en Vroedmeester te Rot- 
sterdam: den 28, December 1768. 


CORNELIS CLEYNS Emerituspredikant in de Ne- 


derduitfche gemeente in den Briel: den 28. Dee 
cember 1768. 


Jo- 


HEEREN LEDEN. XXVII 


JOHANNES OOSTERDYK scHACHT: Al L. Mo 
Med. Doct. en Profesfor te. Utrecht: den», Fe- 
bruari 1769. 


NICOLAUS GEORGIUS OOSTERDYK, Joansz. 
Med. Doct.-en ian te Leide: den ie dd 
bruari 1769. a 


NICOLAUS LAURENTIUS BURMAN: Med. Doct. 
ve en Profesfor te redden: denver. Maart 
1769. | E 


AARNOUD VOSMAER: Directeur van het natuut- 
kabinet Z: D: H: des Prinfèn: van Oranje ; it 
’s Gravenhage: den 28. Maart 1769. 


LOUIS DE BEAUFORT: te Maastricht: miij 258 
April. 1769. boet, 


EDUARD SANDIFORT: Med. Doct, en Profesfor: 
te Leide: den 95. April 1769. 


Mr. BAVIUS vOoRDA: OudProfesfor juris te Leis. 
… de: den 25. Apr il 1769. al 
SEBALDUS RAVIUS: SS. Theol. Doct. ejus- 
“… demgue ; linguarum Orientaliam „ et ‘dntiguita= 
tum Hebraicarum Profesfor „te Utrecht : den 30. 
‚Mei 1769. 
hk vind GER- 


XXVIII NAAMLYST DER 
GERARDUS NICOLAUS HEERKENS) te Gros 
ninge: den 29. Auguftus 1769. 


. \ . 
Marguis De ST. SIMON: Ridder der orde van 
Maltha , te Utrecht : den 29. Auguftus 769. 
E \ nb 
DAVID VAN GESSCHER: Heelmeester te Amffel- 
dam: den 29. Auguftus 1769. 


FRANCISCUS HENRICUS GRAM: Heel- en 
Vroedmeester te Rotterdam: den 29. Auguftus 
1769. 


ADRIAAN VAN GEERT: Lands Medic. Doct. 
der Baronie van Breda: den ro. October 1769. 


PHILIPPE FERMIN: Medic. Doctor , gezworen 
Raad te Maastricht: den 31. October 1769. 


PIETER JONAS BERGIUS: Medic, Doctor en 
Profesfor , te Stokholms den 26. December 1769. 


ALEXANDER MONRO: Medic. anatom. et chi= 
rurgiae Profesfor te Edinburg: den 26. Dee 


cember 1769. 


Mr. HERMANNUS CANNEGIETER: Profesfor 
juris te Franeker : den 26. December 1769. 


FRE. 


HEEREN LEDEN: XXIX 


FREDRIK CHRISTIAAN MEUSCHEN: Corn: 
Pal. Caef.-Legationsraad van verfcheidene Ho- 
ven, in ’s Hage: den 26. Januari. 1770, 

JEAN SAMUEL ROBERT: Predikant in de. Wal- 
{che gemeente’te Am/teldam:; den: 87e Februari 
1770. Al 


SAMUÊL' HENDRIK MANGER?:S. Si „Theol 
„Doets te Franeker: den 27. Maart-1770s 


& Ì N à e, be k GE 0 Ì Á 3 
EVERHARD PIETER SWAGERMAN: Heelmees- 
ter te Amfteldam: den 27, Maart 1yzos- «rr 
FREDERICUS HENRICUS CHRISTIANUS HOFF: 
Med. Doctor te Arnhem: den 25. ief 


1770. ê ê iE 


IGNATIUS VAN ZELDER: Med. Doct. te Gouda: 
„den 25: September 1770. k / a 


” Rd 


4 


ok HENDRIK VAN WYN: zier Eg te 
“Goudar:den 27. November:1zza. «7 on nanor 
67 j : … A3 ° Ì 
DIONYsIUS VAN-DE WYNPERSSE: ri, Li M. 
Philof. Doct. en Profesfor te Weena den 20. 
regan sia Miley S DAA 


7 nnn , dn | zo 


XK NAW MIL!Y ST DER 


JOANNES FREDERICUS HENNERT: 4. L. M, 
„Philof. Doct. en Profésfor te Utrecht: den 20. 
September 1771. … \ 


JAN BERNARD SANDIFORT: Stads Medicinae 
vee Doctor in ’s Gravenhage : den 20. September 


1771. 


JEREMIAS-.NICOLAUS EYRING: Phil. Doctorse 
Rector van: het Koninglyke en “Keurvorftelyke 
Seminarium te Göttinge: den 29. October 1772. 


HERMANNUS GERARDUS OOSTERDYK: Med, 
Doctor by het Ed: Mog: Collegie ter Admirali- 
teit te Amfteldam: den 29. October 1772. 


BENJAMIN BOSMA: 4. L. MZ. Philof. Doctor, te 
Aimfteldam: den 29. October 1772. 


HENRICUS AENEAE: 4. L. M.- Phiiofs Doctor, 
te Amfteldam: den 29. October 1772. 


JOHANNES LE FRANCQ VAN BERKHEY: Med, 
Doctor; en Lector in de natuurlyke hiftorie te 
… Leide: den 29. October 1772. Î 


ARCHIBALD MACLAINE: SiS, Theol. Doctor, 
Predikant in de Engelfche gemeente in ’s Gra- 
wenhage: den 29. October 1772. 


” 


Mr. 


HEEREN LEDEN. ‘XXx1 


Mr. MEINARDUS TYDEMAN: Profesfor. juris 
te Utrecht: den og. October. 1772. 


JACOBUS DE RHOER: Profesfor hiftoriarum te 
Groninge: den 29. October 17732, 


LAMBERTUS BICKER: Med. Doctor te Rotter- 
dam: den 29. October 1772. 


Mr. PETRUS BONDAM: Profesfor juris te Utrecht ; 
Hiftoriefchryver van Gelderland: den 7. Septem- 
ber 1773: 


G. Je GERARD: duditeur ter Rekenkamer te Bruse 
fel: den 7. September .1773, 


GERARD DE WIND: Med, Doctor en Profesfor- 
te Middelburg: den 7. bots 1773e 


GERARD GREEVE: Heel- en Vroedimeester j 
„Utrecht: den 26. Puli 1774. 


JAMES BEATTIE: Profesfor philof. moralis te 
Aberdeen: den 26. Fuli 1774. 


SÉROME DE LA LANDE: Math. et aftron, Pro 
fes/ör ve Parys: den 28. Puli 1773 


ces MEt 


XXXII NAAMLYST DER 


ese MECHAIN: Affronome hydrographe du de- 
pot de la marine, te Parys: den 28. Juli 1775. 


ANDREAS BOHN: Phil, et math. Profesfor pri- 
marius te.Giefen; Vorftelyke HesfenDarmftad- 
fche bergraad: den 28. Puli 1775. 

MARTINUS HOUTTUYN: Med, Doctor ; te Am- 
fteldam: den 28. Juli 1775. 


JOHAN ALBERT EULER: Philof. Prof. te Pe- 
tersburg: den 28. Juli 1775. 


ADRIAAN KLUIT: dntiguitatum et hifloriarum, 
in primis diplomaticae Belgiì foederati , Proftse 
for te Leide: den 3o. Puli 1776. 


JOHANNES VEIRAC: Med. Doctor te Rotter. 
dam: den 30. En 1776 


Mr. SERVAAS VAN DE COPPELLO: Medic, 
Doctor te Middelburg: den 3o. Juli 1776. 
CHRISTOPHORUS SAXE: dd. L. M. Philof. 
_ Doctor; Hifforiarum, antigg. elog. et hift. Ba- 
“tavae Profesfor, te Uirecht:, den 1x. December 

1778. & ke 23 NG, 


®z e HER. 


È 


HEEREN: LEDEN. KXxul 


HERMANNUS JOHANNES KROM: Theols veneg. 


&tbiff, eeclefs Profesfóry ven Predikantsin de 
Nêderduitfche. gemeemie „te Jliddelburgn den 
E ek ad 1778. 
: * ri hAOT alt 
SALOMON DE MONCHYt: Med: give ro 

for, te Rotterda : „den, Ee vo 1778. 

\ DAN Je 4 AE 

FRANCOIS WILLEM DE MONCHY: Med. Doe 

ctor te Rotterdams: deny, December ies ot 


ARNOLDUS VAN DE LAAR: Med. Bld in 
’s Gravenhage: den: 1 daneen 1778 EK 


BERNARDUS HUSSEM: eden dan de Ad- 
miraliteit te Amfleldam: den 1. December Ab 


HENDRIK ALBERT SCHULTENS: Kids Griens, 
et antigùitatum Hebr. Profesfor te Leiden den 
10. vei 1779: 


ANE‘DRYFHOUT: 4. LM. Theol. vet / web: 
Doetor; Predikant in de Nederduitfche gemeente 
te Middelburg: den ro. Auguftus 1719 —r Sé 
kretaris van dìt roger of 


“ 
N 


Mr. PIETER PAULUS: Oni en Advokaat 
fiskaal ter Admiraliteit op de Maas, te Rotter 
“dam:.den ro. en 1779. HEEE NEA 


e jn Sam 


AED DEELS IL. STUK, EEE, s An 


iNXXIV .-.NAAMLYST DER! 
“SAMUEL-DE WIND: Med. Doctors ’s Landsope- 
“> … rateur en fteenfnyder 5 Stadsoperateur en Vrocd- 


wab meester , te Middelburg: den zo. Auguftus 1779. 


Mr. JOHAN DIEDERIK VAN LEEUWEN: Ont- 


“-… fanger generaal der middelen van het: Kwartier: 


van: Nymege-over- het. Thielfche. komtoir, te 
Thiel: den 9. Auguftus 1780. 
JORAN. JACOB LRE SAGE TEN BROEK: 4. L. M, 
Theol. et philof. Doctor: den 9. Auguftus 1780. 
mi voro 
JOHANNES FLORENTIUS- MARTINET: d. L. M, 
Philof. Doctor; Predikant in de Nederduitfche 
| gemeente te Zutphen: den 9. Auguftus 1780. 
M. S. DU Pur: Stads Med. Doctor; dAnat. chi- 
rurgiae et artis obfletr. Profesfor honorarius: 
ven te Alkmaar: den 9 Auguftus 1780. 


Mr. WILLEM AARNOUD KIEN VAN CITTERS: 
… Raad en Burgemeester-te Middelburg: den 28. 
&___Auguflus 1781. 
JEAN HENDRIK STOLTE: Stads: Med. Doctor ; 
Lid van de gezworen gemeente te Zwol: en 
: 28. ne 1781. 


jn 


Je B. DE BEUNIE: Med. nde te Antwerpen: 
den 28. Augufius 1781. 
2e ; mee GER- 


GERRARDUS. KUIPERS: Predikant in de Neders 
_duitfche gemeente. te Dordrecht :. den ‚27. Aus 
Zuflus 1782, etek: bar. nik 


MARCUS ELIËSER BLOCH: Med. Doctor te 


… „Berlin: den 97, Auguftus 1782. 


JOHANNES PIETER FOKKER: Á. L. MM. Philof. 
„Doctor; Lector in de wis--natuur-„enfterren 
kunde te Middelburg : den 97. Auguflus 1782. 


MARTINUS VAN MARUM: 4. L. M. Med. et 


philof. Doctor 5 “Lector „in, de natuurkunde te, 


Haarlem:.den o7. Auguflus 1782. 
JosePH GHESQUIERE: Hiftoriefchryver te Bras- 
Jel: den 27. amica TIS2e- ps oan arora 
ADRIAAN VAN SOLINGEN: Med. Doctor te 
„Middelburg: den 27. Aaguftus A78. 10 5D 
FLORIS JACOBUS VOLTELEN: Med. sl 
Med. et chem. „Profesfor,-te Leide: - dens 27e 

Auguftus.1782. Ky ee Kee 

\ A Q 3 ANU En ‘ 
Mr. NICOLAAS CORNELIS LAMBRECHTSEN: 
„… Oudraad en. Penfionaris, te # lisfinge : „den -28e 


td 1783 


eh Mr, 


ed 


WOI NAAMLYST DER! 


Mt. Fi: De BERG! Cofifeiller du “Confeil Royal 
orda Gouvernement gintral des PaysBas Autri- 
Chiens, te Brusfel: den 7. October 1783, 


Mere. murTMAN: Griffier van het Provincie 
ale Hof van Gesderländ; ve Arnhems den 7. 
Octozer 1783. 

EYSBERT BONNET! SS. Theol. Doctor en Pro- 

fesfor 3 alsmede Akadérnieprediker; te Utrécht : 

den 7. Auguftus 1783. 


ERFRÚS LUCHTMANS: Med, Doctor; Anat. et 
chirurg. Profesfor te Utrecht: den 7. October 
1783. 

ADOLF MURRAY:-WMed. Doctor en Profesfòr te 
Upfal: den 7. October 1783. 

C. G. GRUNER Med. Dottor ef -Profesfor te 
Pena: den 7. October 1793. 

JACOBUS VAN NÚYs KLINKENBERG: Á. L. MM, 
Philof. Doctor; Theol. et hifts ecel. Profesfor ; 
Predikant te dmffeldam: den 7. October 1783. 


CHRISTOPHORUS HENRICUS DIDERICUS 
BALLOT: Philof. in primis Phyf. éxpèr. Pro- 
fesfors Predikant in de Nederduitfche gemeente 

te Middelburg: den 7. October 1783. 
ne dk HER» 


HEEREN LEDEN XXXVIE 


HERMANNUS ROYVAARDS: 9. S; Theol. Docts ebr 
Profesfor; en Akademieprediker; te Utrechts. den 
7. October 178 3e 


JACOB CASPER METZLAR: ithedianes te eu: 
fichem: den 7. October 1783. 
- , FJAD ZM í mm AABI 
Mr. RHyYNVISCH FEITH: Advokâât ste: Zwol : 
den it senda iel 
edo nd ke 
DRE eden BROES: SS. Theol. mo PEN 
Rr te La den 7. Sthhanken, ae 
LOUIS PORTE: Predikant inde. Walfche pe 
te Middelburg: den 7. iens vld 
EMAT 
Mr. KAREL KOENRAAD REITZ: Gäffer i in den 
Ed. Hove van Vlaanderen, te re an den 
33, ge Let , AT 


HENRICUS SCHORTINGHUIS: Dredd te 
Koudekerke : den 7. September 1784. 
GODEFRIDUS WILHELMUS CALLENFELS: 
Med. Doctor; Burgemeester van de Courps, te 
Sluis in Vlaanderen: den 7. pi tige 1784 7 
0 


Je A. MURRAY: Med. Doctor en | Profisfir te Göt- 


„tinges den 7. September 1784, 
«Ds dk: fe 


XXXVII NAAMLYST. DER 


FX. BURTIN: Med. Doctor te zr den 7e 
veSeptember 1784. 


JAN RUDOLPH DEIMAN: Med, Doctor te Am 
freldam: den 31. Auguftus 1785. 


ISAAC HENRY GALLANDAT: Stads Med. Do- 
« vetorste Hulst: den 31. duguffus 1785. aM 


CAROLUS PETRUS THUNBERG: Medic. et bo- 
“tan. Profil te Upfal: den 31. ai 1785. 


ee GEORGERT: nenten des havik et chaus= 
8 alie te Kr ai den 31. Auguflus 1785: 


ven BERNARD JACOBS: Artis obhtenie: dede 
2e te Gend:-den 7. October ik 


JAN PETERSEN MICHELL:. Med, Doctor te 
Amfteldaim: den 7. October 1786. 

se... DE LAUNAY: Sekretaris. van Zyne Kei- 
zerlyke en Koninglyke Majefteit , te Cecil 
den 7. Caaden 1786. 


F. P. CAELS? Med. Doctor te rale den 7. 
October 1786, 


% 


a 


jh 


HEEREN LEDEN. :XXXEX 


G: BRENDER A BRANDIS:/ Leermeester inode 
‚‚ wis- natuur- en fterrekunde te zAimfteldam: den 


7. October 1786. 


J. WATERVLIET: te Middelburg :.den.7. Octos 
ber 1786. 

HENRIK VAN ROIJEN: Rector ‚der Latynfche 

fcholen te Wlisfinge: den 24. Juni ier — See 

‘kretaris van het: etend 


Mr. . Red VAN HUPSCH; Lid van ver- 
feheidene Akademien en geleerde Maat{chap- 
pyen, te Keulen: den 29. October 1788. 


SEB. JUST. BRUGMANS: Prof. prins te Leide: 
den 29. October 1788. 
RUD. FORSTEN: Anat. et chirurg. Prof. te Hars 
va derwyks: den 29. October 1788. «— rq 
FREDR. WILLEM VAN DER LEEUW: Med. 
_ Doctor; Lector anat. et chirurg. te Dordrecht: 
den 29. October 1788. 


E. J. THOMASSEN A“ THUESSINK: 4e L. JM, 
Phil. et med, Doctor , in ’s Hage: den 29n 
October 1788, 


Ter. Jom; 


KL NAAMLS DER LEDEN! 


JOH. HENDR. VAN DER PALM: Predikant; thans 
“_… wonende te Middelburg: den 29. October 1788. 


JAC. DE PuyT: Stadsoperateur en Vroedmeester 
ee te Middelburg: den 29: October 1788. 


J- DE KANTER, Phil. z, Notaris te Zierikzee: 

eden og. October 1788. > KVC ATEN AN 

WILLEM KIST; Ant. z. Hiffor. Prof. en Re- 
ctor der Latynfche fcholen te Middelburg : den 

wir ope October 1789. 

JAN AARNOUD BENNET: 4. L. M. Phil. et med. 
hrg te gest den 7. October LANE 


Je VAN BREDA: Stads md. Dactor te dai 
Ms 7 October zl 


P. J. KASTELEIJN: Apotheker en-Chemist , te Am- 
Jleldam: den 7. October 1789. 


8 


LYST 


DE R 
SC B Rl A ER & A0 


die ééne of meer verhandelingen, waarneming , of 
bericht, hebben ingeleverd: welken in de eerfte 
twaalf Deelen des Genootfchaps geplaatst 
Zyn: — met aanwyzing, waar dezelven 
in dit Regifter gevonden. worden. 


B. 


Mserer ) bl. 119. 133. 

Bergius (re. 7.) bl. 23. | 

Berkhey (y. Le Francq van) bl, 23. 

Beunie (y. B. de) bl.-126, r 
Bicker (1) bl. si. 

Boddaert (p.) bl 127. > zo} 
Bomme (1) bl. 174 137. 143. 143. ald, RA 
Bonn (A) bl. 73. 74. ald. 
Brahé (7. 5.) bl, oo. 
Brande (Gj. c.) bl, 118. 


C ea 
Callenfels (a. w.) bl, Gast ‘or — ha 
Charante-(wa z.-wan) bl; PORR: drone} 


Cruysfelbergen (D. van) bl 76, st 
El DEELS Ie STUK Har  D, Dam: 


Damme Ce. van) bl So. ald. LS 
Dinckler (. s. 6) bl. 32. 

Ellerbeek (j. zr.) bi. 53. 

Ermerins (j.) bl. or. 113, 

Efchauzier (s.) bl. 86. « 

Euler (r.) bh zer. 


F. 
Fagaras (3. Pap de) bk-67. 
Fermin (rr.) bl, zo. 
Fokker (j. P.) bl. 19. 58. 
Francq van Berihey. Zie B 
G. «9 ld GL) dln 


Gallandat (p. 1.) bl 33- 50. IIS. 130. 138. 
Garnier de St. Fuliens bl. 106. 


Gesfchert (p. van) bleentaid Comr om) elstnalteD 
Ghert (mn. Mirandolle van) Di. Gh, 154 
gen (F. HK) he kad | 53 


ee 7 hiet 3 % Gra- 


ee ed € Nak 


SCHRYVEREN. KLM 


%s Gravezande (a) Dl, 14. 25 35. 44 Ald. 45: 
Greeve (a.) bl. 41. 42% 97. 138. 


oe: 


Haaren (o. z. ván) bl, gr. 

Harger (3) bl 6. 63. 103. 

Hennert (J. rf.) bl. 29. 20. 

Hespel (nm. van den) bl. 36. 

Hofftede (r.) bl. 115. 

Houttuyn Cm.) bl, 49. 82. 98. 120, 12t 
Husfem GE) bl. 22. En 136. 


IL. 
Iperen (j. van) bl, 16. 35. 66. 87. 107. 
Kens 
Kanter (c. de) bl, rá1. | 
Krom (u. j.) bl. rog. 
Kuipers (e.) bl, 39. 482 


L. 


Lambrechifen (Ne c.)-bl, 83.0 > 
«CO ” FANS 5 Leeus 


Pl 


_XLIV ELST LHR RR 


Leeuwen (Je D. van) bl. zo. 
Lieftinck (A) bl. 128. ald. 
Lombard (e.) bl. zoo. 


M. 


Macquet (j.) bl. 64. 
Mareeuw (j.) bl. 6r. 
__Martinet (7. r.) bl. 37. 
Mechain (m.) bl, 5. ig. zoo, 
Meefe (p.) bl. 39. 

Michel (y. P.) bl 25. 
Mirandolle van Ghert: zie G. 
Mulier Ca.) bl. 133. 7 


N. 


Nahuys (A. P.) bl. 54:76. 
Nahuys (6. j.) bl 114. 149. 
Nebbens (B) bl. 140. 
Nieuwland (r.) bl. 46. 
Nooten (s. van) bl 53e 


O0. 


Oosterdyk {n. o,) bh 20e 23e. 


SCH RY VIEREN. 


Oosterdyk Schacht (j.) bl. 126. 
Pe 


Palm (x. van der) bl, 110, 
Paris (7. w.) bl. 89. 

Pont Gj. du) bl. 135. 

Puyt (G. de) bl. 131. 


R. 


Radermacher (p.) bl, 50. 102. 
Reitz (r. 1.) bl 15. 

Reitz (xk. k…) bl. 55. 

Reitz (w. o.) bl. 18. 

Renou (2) bl. r4r. 

Rhoer (j. de) bl ar. 

Roy (j. le) bl. 134. 


_ Saxe (car) bl. 75. 
Schlosfer (y. A) bl. 58. 
Schorer (w.) bl. 124. 
Schortinghuis (x.) bl, 56. 


Slabber (m.) bl. 148. 
ERREE 3 


XLV 


Smith 


NLP Uwer Diek o 


Smith Cw.) bl. 118. 
Solingen (A. van) bl. 129. 131. 
Spiegel (1. P. van de) bh, 144. 
Swagerman (E. P,) bl, 5. ald, 43. I1ó, 


TL 


Terne (c.) bl, 12. 
Tieboel (».) bl. 119. 
‘Thunberg (c. P.) bl. 49.“ 
Tjeenk (y.) bl. 1. 3. 4 


bei, 
Udemans (w.) bl, ror. 
V. 


Veirac {y.) bl. 52. 56. 94- 
Voltelen (r. y.) bl. 73. 
Voorst (p. c. van) bl. 112. 
Vries (c. de) bl. 24. 


SA é W. 


Water (7. wa 7e) bl, 9. 81, ib, 155. 


+ 


Wa 


/ 
SCHR Y v EREN. XLVII 


Watervliet (7) bl. 24-5390, 

W'inckelmen (1.)bl, 29. 35. 40. wies ie ald, 15. es al 
Wind (ede) bl. 15. BCN 
Wind (re. de) bl. 33. 
Wind (s. de) bl. 84. 85.134.  / 
Wit (e, de) bl."57. 116: 127. 
Wy (Gr J-rvan) ble 38e inning 
_ Weyn (rz. van) bl. 54e 0 NT, 


Ze 


Zillefen (c.) bl. 6o. 


lin Mg F 


si / ij 


N 


HS 


terr LYST 


DN 


Tar ne Beweb T 
os ER 


PRYSVRAGEN: 
UITG ES € HR EPB N 
D o o RH E Et 
ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER 
WETENSCHAPPEN re VLISSINGE ; 


van het jaar 1769, tot 1789. 
Gr rar a an Sa tan Sz? 


EERSTE vRrAAG: IN HET JAAR 1769, 
OM BEANTWOORDT TE WORDEN 
vóór r. Mei 1770. 


9 Wetten zyn de bewoners van ZEELAND 
» geweest tot aan de vyftiende eeuw? Hoeda- 
2» nig waren hunne zeden en Godsdienstplich= 
9» ten? en welken voortgang hebben de fraaije 
s letteren, kunsten, en wetenfchappen, onder 
» dezelven gehad”? 


Het antwoord van DIDERICUS VAN CRUTS- 
SELBERGEN ós met den gouden eerpen- 
ning bekroond, « die het Regifter , bl, 76. 
hi Î S UH. 


mn EE 


LYST DER PRYSVR. XLIX 


/ 


IL vraag: iz bet jaar 1769, tegen Mei 1771. 


» Welken zyn de redenen der meenigvuldige 


en VALLEN, of GRONDBRAKEN in de zeedyken , 


» voornamelyk die der Provincie ZEELAND? 
dege Op welke wyze kunnen dezelven best 
»» voorkomen; — of, daar zynde, fpoedigst en 
s> minst kostbaar, herfteld worden” ? 


Het antwoord van BASTIAAN NEBBENS is 
met de gouden; — en dat van CORNELIS 
DE KANTER; gelyk ook dat van BARe 
THOLDUS RENOU, met de zilveren me- 
daille bekroond. _ = - _ Zie bl. 140, 


UI, vraag: in bet jaar 1770. tegen Mei 1772. 


‚> Mag een natuuronderzoeker, uit de reeds 
s gemaakte waarnemingen en proefondervin= 


‚« dingen, verdere gevolgen trekken ter uit« 


» vorfching van de nog onbekende oorzaken 
» der verfchynfelen ? — zoo Ja! hoeverre mag 
2» by daarin voortgaan? en welke regelen moet 
» hy daaromtrent in acht nemen”? 


Deze vraag werd geoordeeld best beant= 
woordt te zyn door eene Verhandeling, 
Nf: nk ok 5 ges 


El LVENSAT PRE KR 


„gefchreven door josuA. VAN IPEREN 5 
gelyk by de opening van het billet 
“bleek s — dan, deze Heer Lid des ce- 
“ moorschars zjnde , werd de gouden 
eerprys aan het antwoord van josk- 
PHUS PAP DE FAGARAS tOEZEWEZEN: — 
de zilveren zoude aan dat van pui 
EIPPE FÊRMIN zyn toegekend, indien 
niet, ook die Heer, Lid des eenoor- 
SCHAPS Ware geweest. == Zie bl. 66. 


IV. vraag: iu bet jaar 1771. tegen Mei x773. 


“_„ Hoe kunnen de vallen of grondbraken in de 
9» zeedyken , voornamelyk die der Provincie 
3 ZEELAND, best en minst kostbaar voorgeko- 
men worden”? (zynde dit gedeelte der twee« 
de: vraag niet voliedig beantwoordt.) 


Hierop is geen voldoend antwoord inge- 

_ komen: — en „ wannzer dit word in- 
geleverd , is het Genoot/chap ten al- 
len tyde genegen , hetzelve met de gou= 
den eermunt te bekroonen. 


Ve 


PRYSVRAGEN. LI 


v. VRAAG: in hetjaar 177 1 tegen Mei 1773 


sp War isde iden: van het fterk oep 
‚der ZeEUWSCHE, voornamielyk der Waicher- 
»» fche, duinen en ftranden ? „Hoe is. zulks voor 
‚ te komen? “en welke middelen, buiten de. 
4 reeds bekenden, zyn (op de nutigfte en. 
‚> minst kostbare wyze) tot derzelver behou= 
»s ding aan te wenden” ? 


Op deze vraag word ook nóg, onder 
„dezelfde belofte, een voldoend ant- 
„woord verwacht, 


VI vraag: in bet jaar 1772. tegen Mei 1774. 


s In welke evenredigheid zyn de landen in 
„, de Provincie ZEELAND, en in ieder eiland in 
_‚ het byzonder, aangelegd tot bosfchen, boom- 

‚ gaarden, weilanden, en bouwlanden? Is die 
‚‚ evenredigheid, welke thans tusfchen dit 
„s vierfoortig gebruik der landen-in. deze Pro- 
‚s vincie plaats heeft, de voordeeligfte, vol- 
„5 gens welke de landen binnen dezelve kunnen, 
‚worden aangelegd? Zoo neen! hoedanige vers, 
2 Aadoriosi is daarin voor het algemeen belang, 

ss WER 


LI EN SAADENR 


93 


wenfchelyk? en welken zyn de beste en 
vruchtbaarfte middelen, om dezelven daar te 
ftellen? Welke foorten van houtgewasfen -en 


; landvruchten zyn 'er, buiten die, welken in 


Zeeland doorgaans het meest worden aange. 
kweekt, die in onze Zeeuwfche gronden; 
met een evengelyk. of grooter voordeel 
voor het gemeenebest, en voor den land- 
man, dan de thans gecultiveerden, zouden 
kunnen worden geteeld? Welken van dezel- 
ven verdienen ín het byzonder aangemoedigd 
te worden? en hoedanig zyn de gefchiktfte 
middelen, om derzelver culture gemeen te 
maken” ? 


Op deze vraag is GEEN antwoord inge- 


id 


Ld 


komen. 


VII. vraag: in het jaar 1773. tegen 
1. Januari 1775 


„, Welke gedeelten van de NEDERLANDSCHE 
Hiftorie, byzonder van ZEELAND, zyn tot 
nu toe niet naauwkeurig genoeg behandeld ? 
en uit welke bronnen zouden dezelven in 
een beter licht kunnen gefteld worden, ter 

/ 2 aan- 


| 
| 


PRYSVRAGEN. TIN 


„aanvulling van de Vaderlandfche gefchiedenis- 
93 fen”? 


Op deze vraag» offchoon dezelve in 
1775. tegen Januari 1777. weder is 

“opgegeven ‚ met belofte van een’ dub- 
belen gouden eerpennings is geen vol- 
doend antwoord nm 


N VI. VRAAG: în het jaar 1774. 7 vas 
Januari 1776. | 


os, Welken zyn de duidelyke en onderfchei- 
(5 dene kenmerken van die befmettelyke ror- 
35 KOORTS, (Gftbris maligna putrida,) welke 
‚ thans zoo algemeen befpeurd word op de uit- 
ys gaande OostIndifshe Schepen dezer Landen? 
„Door welke oorzaken word deze koorss 
voortgebracht? en welken zyn-de middelen, 
„5 om dezelve-te behandelen; voor te-komen 3 
5 en den voortgang -daar van te fteuiten”? 


„Het antwoord van JOHANNES VEIRAC if 
oormeét den gouden; — en dat van B. 
« mussem met den zilveren. eerpenning 
eebekroond, eee Zie bl. 93. 


LIV KV HE VIE RK 


IX.rwraae: du bet jaar 1776. tegen. 
Januari 1778. 


> Daar de STATEN Van °ZeELARD: — hiet tôt 
s> voordeel. van ‚de financien der Provincie ; 
» maar tot weorkoaming van gebrek. aan von- 
» tante penningen :— al voor meer dan honderd 
» jaren, den zegotiepenning „bekend onder den 
> naam Van ZijVEREN DUKAAT Of RYKsDAALle 
„DER, mEt deszelfs. gedeelten „geoordeeld 
s hebben van so. tot 51. ftuivers te moeten ver- 
2, hoogen ; mitsgaders , federt dien tyd, om 
ss dezelfde reden nog tweemalen-gelyke ver- 
ss hooging met één’ ftuiver te moeren doen: en 
2 dus dien uegotiepenning binnen Hunne Pro- 
s vincie tot 53. ftuivers gangbaar te ftellen: — 
 Welken zyn de middelen , om de aanmerke- 
«55 lyke fchade, die de ingezetenen der Provin- 
ss Cie ZEELAND , door den nadeeligen . wisfel- 
“ss COUFS ‚inzonderheid federt-de-laatfte verhoo- 
s» Sing, geacht worden te lyden, voor te ko- 
s> men: — zonder deze Provincie aan gebrek 
van contanten bloot te ftellen ; maar dezelve 
«> integendeel in {taat te houden, om de benoo- 
» digde nieuwe /pecien te kunnen aanmuntenà 
as En wat middel zoude ’er zyn, om de munt- 

vs » JPe= 


ee 


EENES, da 


PRYSVRAGEN. EY 


» fpecien, door de geheele Republik ‚op eeen 
‚> egalen voet van gehalte en evaluatie te bren- 
»> gen: met dat-effect, dat op alie de munten, 
> by aanhoudendheid „ zoo. gouden als. zilveren 
» „Jpecien tot de geftatueerde, of nog te flatue- 

2, ren, gehalten en evaluatien wer kúnnen 
gn wor eed worden”? et 


De DORE OA dist en Bs 

SYMAREEUW „offchaon niet woldoende ,/ … 

5 eyn deder met eenen zilveren eerpen= > … 
rk en ae ‚Zie bl, 


Pa 
de  


il ‚Xe VRAAG; in. het jaar 17 7. vagen 
nefinils …_Janwari ERD. mä 


Ke ‚ Hoedanig. is de wys À om Fe armen : ‘zóo 
„ binnen de fteden, als op hét platte land véa 
… her Wereenigde NEDERLAND; en in hes by- 
»» zonder. van, ZEELAND: te enderftegnen „ en 
„ beftendigaan den, kostte. helpen? welke, 
»» voor de-Diakenien en Armenmiddelen- mia 
ws bezwarende; vaor de armen zelven nuttiger ; 
»> En voor de burgerlyke maatfchappy ‚ waar- 
ss Van zy Jeden zyn; voordeeligerszys dan. die 
s wyze van bedeeling, weike nu byoa alom 


fu’? 


3, plaats ‚heeft | schor ed! 
090 Her 


LVI VST ER 


Het antwoord van JOHANNES HARGER is 
met de gouden eermunt; — en dat 
VAN NICOL, HENDR. VAN. CHARANTE 
met de zilveren bekroond. «Zie bh, 6. 


nd dende on ae Bean Seche it en 


XL, VRAAG: ôn bet jaar 1777. tegen Januari 
1779. op het edelmoedige verzoek van 
den Heer DANIEL RADERMACHER. 


s> Welke fchepen, behoorende aan de Ne- 
» derlandfche ‘OostIndifche. Compagnie , van 
3,140. 150, En 155. voeten lang: zoo met een’ 
2» openen; als gedekten kuil: (anders genoemd 
> DRIEDEKKERS:) zyn in allen deele de be- 
‚> kwaamften , nuttigften, en voordeeligften 
» voor Haren dienst: zoo tusfchen Europa en 
» Indië varende; als in de Indifthe zeeën zel- 
s ven gebruikt wordende”? 


eN Kn nt neee RE pe 


Het antwoord van EZECHIEL LOMBARD 
heeft de gouden medaille; — en dat 
VAN WILLEM UDEMANS de zilveren be= 
— haald. a da é Zie bl. roo. 


XII. vraag: in bet jaar 1778. tegen 
_Jennari 1780. 


Welke verbetering hebben de gemeene of 
» Opens 


9 


Led 


92 


bd 
9 


: 9 


ER YS VRAGEN. ;EVI 


ojenbare, vooral de Nederduitfthe scrorEn ; 
ter meerdere befchaving onzer. natie, nog 
wel noodig? — Hoe zoude dezelve op de 
voordeeligfte wyze kunnen ingevoerd, en op 
eenen beftendigen voet onderhouden wor- 
den”? 


Het antwoord van HERMANUS JOHANNES 


, 


KROM» indien hy geen Lid des Gre 
NOOTSCHAPS ware geweest , zoude den 
gouden eerprys hebben weggedrageng 
— nu is dezelve aan KORNELIS vAN 
DER PALM toegewezen; en een zilveren 
aan DID. CORN. VAN VOORST. « Zie bh, 107, 


XIII. vraag: iz het jaar 1779. tegen 
Januari 1781. 8 


Vorderende “een tydrekenkundig en naauws 


Keurig bericht van alle inlandfche en uits 


heemíche fchryveren en fchriften, die tot 
opheldering der wepemranpscue gefchieden 
nisfèn en oudheden ftrekken, federt het bes 
gin der Graaflyke regering ®%t op dezen 
tyd” 


Op deze vraag ir, tot heden toe, geen 


„voldoend antwoord ingekomens doch 


KERK HE word 


Xl. DEELS IL, STUK. 


LVIII EW SP WISE AR 


word nog met verlangen, onder de 
gewone toezegging, te gemaet gezien. 


XIV. vraag: in het jaar 1779. tegen Ja- 


nuari 1782 voor rekening van het 
BATAVIASCHE Genootfchap. 


Behelzende ”het kortfte, zaaklykfte, en ze= 
kerfte bericht, belangende de bouwing der 
fchepen, en ’t gene daartoe behoort; voor 
zoo veel zulks invloed heeft op de gezond- 
heid en het goed der zeevarenden: — de 
onderhouding der manfchap ; zoo aan land, en 
op de reede, als in zee; ten aanzien eener 
goede huisvesting, kleeding, fpys en drank: 
— de beste wys-om den mondkost in te 
leggen, te bewaren, en te bereiden , aan 


land en op zee: — de heilzaamfte dranken 


voor. dagelyksch gebruik , tot voorkoming 
van den /corbut, en andere op de fchepen 
heerfchende ziekten; met de voorfchriften 
daarvan, en derzelver maten: — de noodige 
verbetering. van het by ons in gebruik zynde 
fcheepsbrood: — de beste manier , om de 
fchepen en het kooigoed zuiver te houden: — 
het afzonderen der gezonden van de zieken ; 
zoo op kuil- als driedeksfchepen: — en hetge- 

„ ne 


PR YSNVRAGEN.  KEIX 


» ne hiertoe verder kan en moet tement ae 
ss gemaakt worden”. 


Aan het antwoord van JOHANNES HARGER 
is de gouden medaille toegewezen. Zie bl, 103: 


XV. vraag: in het jaar 1780. tegen 
Januari 1782. 


Begerende ”het volledigfte en beknoptfte fas 
s menftel van het Staatsrecht der zeven wveree- 
‚s nigde Nederlanden ; met aanwyzing der 
‘sp bronnen, waaruit men nadere en meer uit= 
s> voerige kundigheden , belangende de byzon« 
» dere punten van dit recht, kan halen” 


Op dit wvoorftel ziet heg GENOOTSCHAP 
nog met verlangen een volledig ant- 
woord te gemoet 


XVI. vraag: in het jaar 1780. tegen Fa- 
nuari 1783. voor rekening van het 
BATAVIASCHE Genootfchap, 


»» Hoegroot moet de cirkelboog zyn van het 
2» VOORSCHIP , of de zoogenaamde sorG, indien 
s dezelve zal gefchikt zyn, om het water 
ss Zacht te klieven, tot bevordering van eenen 


s> Vaardigen voortgang; en teffens beftand te 
Ed} » Wee 


LX EVEN VEER 


… wezen , om het diep inzinken der zwaarte 
s van het fchip en lading, door de drukkende 
», kracht der byftaande zeilen, voor te komen? 
s> — Hoegroot moet de boog van het geheele 
s fcheepslichaam zyn, op de lyn van het ncêr- 
», geladen fchip, tot bevordering van het fpoe- 
„> dig wenden , zoo wel vóór den wind als 
») door den wind”? 


Eet antwoord van GARNIER DE ST. JU= 
LIEN js de gouden medaille waardig 
gekeurd. _« - - Zie bl, 1o6. 


XVII vraag: in het jaar 1780. tegen Janu- 
ari 1782. op het edelmoedige verzoek 
van den Heer w. Baron vaN Doprr. 


2, Welken zyn de ware oorzaken en ken= 
2 teekenen van de NAJAARSKOORTSEN in de 
» guarnifoensplaatfen van StaatsVlaanderen ? 
„> en welken zyn de beste behoed- en genees- 
»‚ middelen, die daartegen, vooral by de nziláe 
» tairen, kunnen aangewendt worden”? 


Aan het antwoord van G. W. CALLEN= 

FELS is de gouden eerpenning; — en 

aan dat van JOH. HARGER de zilve- 
ren, toegekend, e … … die ble 62. 
XVIII. 


_ 


PEYS VRAGEN. „EXE 


XVIIL vraac: in het jaar 1782. tegen 
Fanuari 1784. 


„ Wat is ’er tot nog toe, in de Nederlands. 
‚, fche taal, over de febres catarrbhales, wel- 
’ 
‚ ken zich, federt eenige jaren meer dan voor- 
„ heen, in deze Landen vertoond hebben , ge 
fchreven ; en wat ontbreekt ’er aan? — Wel 
Li 
ken zvú hare gewone kenteekenen, loops 
> hf p 
„‚ fymptomata, en complicatien? — Zyn'er ee 
„ nige redenen te ontdekken, waaruit b'yken 
an, waarom deze ziekte meer dan voorhee 
„ kan, waä de kt d heen 
» „pian heeft? — Welke is hare veilige en ze= 
‚ kere genezing, in alie hare onderfcheidene 
„ foorten”’ê 


Het antwoord van JAN PETERSEN MI+ 
cHELL ós met de gouden eermunt be- 
kroond., - a = Zie bl. 25. 


XIX. vraag: in bet jaar 1782. zegen Ja- 
nuarì 1784. voor rekening van bet 
BATAVIASCHE Genootfchap. 


Vorderende ”het best gefchikte en minst 
‚ kostbare ontwerp, tot het ftichten van een 


„ bekwaam-gebouw , onder den naam van Hose 


EK. “UE S MIER 


9 PITAALs of manhuis, voor onvermogende en 
»» oude zeelieden”. 


Het antwoord van C. KärsER is met de 
gouden medaille vereerd. Zie in het 
XIII. Deel. 


XX. vraag: nz bet jaar 1783. tegen 
Januari 1785. 


‚> Zyn ’er geene algemeene en byzondere 
, gebreken in de inrichting en leerwys onzer 
», Waderlandfthe nooeescnoren? — Welken 
» Zyn de voornaamften? — en wat kan, tot ver- 
„, betering daarvan, in ’t werk gefteld worden: 
9 tot fpoediger voortzetting van aïlerlei weten- 
9 fchappen; en ter meerdere befchaving onzer 
ss natie”? | 


De beantwoording van deze vraag 
flaat , onder de gewone toezegging; 
nog Open. 


XXI. vraag: voor rekening van bet 
“BATAVIASCHE Genootfchap. 


5 Dewyl de fchadelykheid der begrafenisfen, 
3, binnen de fteden en kerken, ten vollen bewe- 
‚> ZEDs 


PRYSVRAGEN, LXIM 


„, zen, en vry algemeen erkend is: welken zyn 
„de verfchillende redenen, dat die nadeelige 
s» gewoonte in deze REPUBLIK blyft ftand grye 
„„ pen? — en welken zyn de beste middelen; 
„ om dezelve te doen ophouden”? 


Het antwoord van JOH. DID. VAN LEEU= 
wen is de gouden; — en dat van 
CORN. TERNE de zilveren eerprys 
waardig gekeurd, = Zie bl. 10. 


XXII. vraag: op het edelmoedige verzoek 
wan zyne Excellentie, den Heere w. C.H. 
Baron vAN LYNDEN #0/ Blitterswyk. 


Elk uitnoodigende om ”op te geven het diff? 
rent van den fchadelyken wisfelcours, wel- 
ke (in ieder der zes vereenigde Provincien, 
met relatie tot de Provincie van Holland „) 
in ordinaire tyden gemeenlyk plaats heeft; 
— voorts aan te wyzen de fundamentele oor- 
zaken, door welken deze wisfelfchade in de 
3 Provincie van ZEELAND grooter zoude zyn, 

» dan in de vyf andere Provincien ; gefteld 
zynde , dat de zilveren dukaat ín Zeeland 
s tot geen’ hoogeren prys gangbaar ware, dan 


» in de overige Provincien; — yerder te ber 
Hktenen 4 2 to= 


LXIV et nn 


s togen: of, en welke, redenen de „Provincie 
2 Van ZEELAND heeft, om beducht te zyn, dat 
» aldaar eerder en meerder gebrek aan ftand- 
» peùningen „ en andere gangbare fpeciën, zou- 
»» de exfteren, dan in de vyf andere Provin- 
» cien ? — en hoe zulk defect best zoude kun- - 
> nen voorkomen worden”? 


Het antwoord van j. F. Muuren âs, als 
het allermeest uitmuntende, de gou 
den eerprys waardig geoordeeld. Zie 


in bet XIII. Deel, 


XXIII. vraAG: in het gaar 1784. tegen. 
Fanuari 1786. 


‚… Wanneer is de Provincie van ZEELAND, 
» federt de affchudding van het Graafiyke juk, 
‚‚ op den hoogften top van eer en voorfpoed: 
„, zoo in den koophandel; zeevaart; en land- 
s‚ bouw ; als in de wetenfchappen: geweest? — 
s‚ Hoe en door welke middelen is zy daartoe 
ss gekomen? — Is dezelve tot heden toe op dat 
» toppunt gebleven? — Of hoe, en in hoe verre, 
se is dezelve daarin aan het dalen geraakt? — 
») Waardoor is zulks voorgevallen? — En 
», welken zyn de beste middelen , om dezelve 
„> wederom tot dat toppunt te brengen” ? 

Des 


BR YSIV ROGEN. CEM 


Deze vraag is niet beantwoordt; ook 
niet wederom voorgefteld. 


XXIV. vraag: in het jaar 1784. tegen 
Januari 1786. 


‚„ Welke fchikkingen kunnen ’er, door de 
»» gezamenlyke geleerde Maatfthappyen in ons 
2» VADERLAND, gemaakt worden: om, zonder 
‚, elkander eenig hinder toe te brengen, faam 
2 te werken tot bereiking van haar gemeen 
‚‚ doel: de bevordering van den bloei en de 
„ uitbreiding der kunsten en wetenfchappen? 


Op deze vraag geen antwoord ingeko= 
men zynde, is dezelve, met eenige 
„werandering , in 1786. by vernieu- 
wing voorgeftelds (zie XXIX, vRAAG») 


XXV. vraag: voor rekening van het 
BATAVIASCHE Genootfchap. 


‚, Naardien goede krankbezoekers, in dienst 
s der OostIndifche Compagnie dezer Landen, 
» van veel nut kunnen zyn; en zulken op de 
» meeste OostIndifche comptoiren ontbreken: — 
» welken zouden de beste en minst kostbare 
» middelen zyn, om het gebrek van goeden te 
leak » Vers 


EVE SWW S TUNDE RK 


s verminderen, en geheel weg te nemen: en 
» de Compagnie van den last der kwade krank- 
» bezoekeren te bevryden”? 


Het antwoord van LAURENS VERWYK ós 
smet de gouden; — en dat van PETRUS 
HAAK met de zilveren eermunt be= 
kroond, Zie in het XIV, Deel, 


XXVI. vraag: voor rekening van bet 
BATAVIASCHE Genootfchap. 


„ Welke is de beste en eenvoudigfte wys, 
» op welke de zendelingen, in Asta en AFRIKA 9 
» de Mubhammedanen omtrent de valschheid 
van hunnen Godsdienst, en de waarheid van 
») den Christelyken , overtuigen kunnen”? 


Deze vraag, niet beantwoordt zynde, 
îs ingetrokken. 


XXVII. vraag: iz het jaar 1785. tegen 
Januari 1787. 


 Hoedanig is de ftaat der zeden onzer Na 
»» tie geweest, federt de oprichting van ons 
@» Gemeenebest, tot op dezen tyd? — Welken 
», Waren de oorzaken hunner verbetering of 
» verergering? — En welken zynde beste mid- 
‚ de= 


PRYSVRAGEN. LXVII 


‚‚ delen ter meer algemeene verbetering onzer 
» nationale zeden’? 


Deze praag flaat, zonder tyds bepa- 
ling, open. 


XXVIII. vRrAAG: voor rekening van het 
BATAVIASCHE Genootfchap. 


‚> De Wis- Natuurs en Teekenkunde, van 
‚„ eenen bykans algemeenen invloed op alle 
„> kunften en handwerken zynde: — word gee 
», Vraagd op te geven : — welk het beste middel 
3» Zy» om die kundigheden algemeener in trein 
» te brengen; en derzelver aanleering, voor 
»„ min vermogenden , gemaklyker te maken? 


Het antwoord van- ADR. VAN SOLINGEN 
is met den gouden eerpenning bee 
kroond » en zal in het XV. Deel ge 
plaatst worden. 


XXIX. vraag: in het jaar 1786. tegen 
Januari 1788, 


» Welke fchikkingen kunnen ’er, door de 
e gezamenlyke geleerde Maatfchappyen in 
2» ONS VADERLAND, gemaakt worden: om, zons 
e der elkander ecnig hinder toe te brengen; 

2 200 


KERVIN ALV OS/TI IDE R 


s» zonder de eene van de andere, of van eenig 
» opperbewind, afhanglyk te maken; en over- 
» eenkomftig elks oorfpronkelyke inrichting: 
s» faam te werken tot bereiking van haar ge- 
„ meen doel: de bevordering van den bloei en 
_s‚ de uitbreiding der kunften en wetenfchap- 
» pen”? (Wergelyk hiervoren XXIV. vraag.) 


dan het antwoord van ANDREAS BONN 
is de gouden medaille toegewezen: zie 


in het KIV. Deel. 
XXX. vraag: in bet jaar 1786. tegen 1738. 


» Dewyl het gereede gebruik van PENNIN= 
s» GEN de ziel ís van alle handelingen en. be- 
„ dryven: op welke wys kunnen eerlyke en 
s naarftige kooplieden, commisfionarisfen, of 
‚ ondernemers van fabriken en trafiken, (die 
s geene obligatien, of foortgelyke effecten be= 
2» Zitten , om tot pand ter minne te kunnen 
9» Overgeven : maar voorzien zyn van vaste 
s, panden; of pakhuizen, zolders, kelders, of 
» winkels, met genoegfamen voorraad van goe= 
» deren;) in deze Provincie van ZEELAND gele- 
ss genheid bekomen, om gelden à depofito, of 
3» Op wisfel, voor zekeren tyd, machtig te wors 
» den, ter- voortzetting hunner zaken: zoodat 

 tefs 


PRYSVRAGE:N. LXIEX 


„ teffens de geldfchieters zekerheid hebben 


„ voor de veilige herkryging van boafiumee en 


48 


interesfen’’ ? 


Het antwoord van J. FR. MULLER ô5 ; 


9 


in de jongstgehoudene algemeene Ver- 
gadering , den 7. van JWWynmaand _ 
des jaars 1789. als het best woldoen= —_ 
de, met den gouden eerpenning be- 
kroond. | 


XXXI. vRrAAG: woor rekening van bet. 
„BATAVIASCHE Genootfchap. 


» Welken zyn de ziekten en kwalen der 
NEGERS in de Nederlandf/the volkplantingen 
in de WestIndiën? — Welken zyn de uit- 
en inwendige hef van zulken derzél- 
ven, die (zonder behulp van eenen ervaren’ 

genees- of heelmeester) door planters, of dí« 


recteuren, kunnen genezen worden? en wel- 


ke middelen moeten zy daartoe gebruiken? 
— En welken zyn die ziekten of kwaleë’, 
wier genezing boven hun vermogen is”? 


Op deze vraag ziet het Genootfchap , zone 


„der tydsbepaling , ‘met verlangen een 


voldoend antwoord, onder de bekende 


be= 


LXX EED s PPE RM 


belofte, te gemoets zynde, ter aan- 
moediging , in de laatfle algemeene 
Vergadering, aan de fchryvers van: 
3wee verhandelingen: de eene in hee 
jaar 1787. de andere in 1788. ingele- 
werd, eene zilveren medaille toege- 
zegd, zoo zy hunne namen tydig be- 
kend maken. Zie het Programma on- 
langs uitgegeven; en in het woorben 
bericht van het XIV. Deel te winden. 


XXXII vraag: in het jaar 1788. tegen 
SYanuari 1790. 


2, Hoe is de aardrykskundige gefteldheid van 

»» ZEELAND (voornamelyk ook met betrekking 
„ tot de rivieren en ffroomen) geweest, van 
2 de oudfte tyden dat hetzelve bekend is ge= 
s raakt, tot aan het begin der Graaflyke regen 
» Ting? — Welke veranderingen zyn in dezelven 
je. voorgevallen , federt dat laatfte tydperk, tot 
» aan het einde der veertiende eeuw ? — Is na- 
 derhand hare gefteldheid dezelfde gebleven ; 
2 of heeft zy ook merkelyke veranderingen 
ondergaan? zoo ja! welken waren dezen ? — 
2» en van welken invloed zyn alle die verande= 
2 tingen geweest: zoo op het huishoudelyke 
| » be: 


PRFVIS VRA GENN - 'LXEXT 


5 beftaan; als op het ftaatswezen van dat Land. 
‚> fchap”? 


XXXIII. vraAG: voor rekening van bet 
BATAVIASCHE Genootfíchap. 


‚ Wat is de reden, dat de kinderpokjes 
»‚. (wariolae) , op byzondere tyden en plaatfen, 
s> fomtyds onverwacht zich openbaren, en zeer 
1» -geweldig woeden; terwyl anderen, zelfs in 
»-de nabuurfchap, daarvan op denzelfden tyd 
» geheel bevrydt zyn ? — Hangt zulks af van 
2 eene byzondere gefteldheid in den damp= 
skring; van de hoedanigheid der. fteden en 
2, plaatfen ; van het voedfel; of andere oorza= 
ss-ken? — Zyn ’er ook voorbehoedende mide 
s delen ten dien opzichte te bedenken? 


XXXIV. vraag: Nog ós in bet;jaar 1788. 
tegen Fauuari 1791. 


(onder toezegging van. den. gewonen gouden 
eerpenning, En VEERTIG gouden dukaten boven- 
dien) dit voorflel gedaan; ”De Keuren van 
2 ZEELAND, in eene goede Nederduitfche. «aal 
sr overgebracht, en met korte aanmerkingen , 
» ter opheldering, voorzien”, 


oe He drie vragen; gelyk ook op de 
twee 


/ 


LXXII LYST DER PRYSVR. 


twee volgenden, verwacht men de 
antwoorden iegen den bepaalden tyd. 


_XXXV. vraag: in het jaar 1739. tegen 
Januari 1791: 


Het Genootfchap vordert: “Een volledig 
2» compendium van de STRAFBEPALENDE WET= 
s> TEN; die thans in de Nederlanden plaats 
> hebben; en eene opgave van de wyze, op 
» welke die behooren ingericht te worden: — 
ss zoodat tusfchen dezelven , en de misdaden; 
9 Eene gepaste evenredigheid gevonden worde; 
„die niet te ftreng is „ en echter voldoen kan toe 
s het oogmerk , om aan de misdadigers gevoel 
» te doen hebben van hunne euveldaden, en 
ss tot affchrik te firekken aan anderen”, 


XXXVI. vraa: voor rekening van bet 
BATAVIASCHE Genootfchap. 


 Welken zyn de gefchiktfte middelen, om 
» nuttige ontwerpen, door deskundigen in de 
» verhandelingen van geleerde Genootfchappen 
„> en andere werken opgegeven, tot nut der 
s» burgerlyke maatfchappy in:trein te bren= 


2k 


« gen”? 


B E« 


Ee 


Pe” bo Aert aar Ptn mend ne ademende: e 


BEREDENEERD | 
Re b-Gl S TE R 
Le VAN ALLE 

VERHANDELINGEN 

OREERT PG 

LWAALE EERSTE DEELEN 


DER 


VERHANDELINGEN VAN HET ZEEU W- 
SCHE GENOOTSCHAP DER WE- 
TENSCHAPPEN, TE VLISSINGEN, 


GEPLAATST Z Y Ne 


Eà 
ER (HEILIGE). Bydragen tot 
wedezelve: door gusTus TJEENK. 4/. Deel, bl. 465— 
6oo.- Na een kort voorftel, over het aangename en 
nuttige der Heilige aardrykskunde; bl. 465»: en 
over’tgene men, in deze Bydragen over dezelve , 
XII, DEELS U, STUK, Ä on- 


2 


AARDRYKSKUNDE. 


onder de aandacht moet houden; 5/, 467. begint 


de Schryver met het woord van ‚aarde; en on- 
derzoekt, in hoever het eenig licht over de H, 
Landbefchryving kan werfpreiden: by welke gele- 
genheid hy aanwyst, dat het veelmalen eene aarde 


beteekent, „die woest en ledig iss bl. 472. van 


hier, dat het eene wilde en woeste zandvlakte, en 
wel.het woeste Arabië, te kennen geeft; 1, KON. IX: 
18. 4/.-487. gelyk.ook zes. XVI: 1. A/. 491. wane 
neer tevens over de levenswys., en rykheid in vee, 
vooral in fchapen , van de Nabatheën en Kedarenen 
gehandeld word: 5/. 497. het gene aanleiding geeft 


stot-opheldering van jer. XLIX: 30. Al. 522. waare 


na de vorige draad (de verklaring van jes. XVI: 
1.) word vervolgd: en-ondertdsfchen onderzocht, 
of het Selahe der Nabatheën hetzelfde zy met dat 
der Ldomiten ? waartegen gewichtige bedenkingen 
worden ingebracht: A/. 533. Hierop gaat de Schry= 
ver: over tot Ps.CVI: 27. en CVII: 3. 4/. 539. — 
het gene hem aanleiding geeft tot opheldering van 
ps. LXVIIl: rr. AJ. 541. en van ExoD. XIV: 3. 
bl. 552.-gelyk ook van zon 1: 7. en IL:ap 2/. 560. 
Inmiddels word zor XII: 8. toegelicht; en tevens 
aangewezen, hoe luisterryk de fchepfelen in deze 
barre zandwoestynen “getuigenis geven van hun- 
nen Schepper: U/. 569. waarna jzoB XXXVII: 13. 
word opgehelderd: 47. 575. En, daar het land der 
belofte ook in vele- plaatfen zandig was, word hier- 
uit MATT. VII: 26. en Luc. VI: 49. bl. 584. JOB 
IV: 19. Dl. 585. Ps. LXXII: 16. 4/. 587600. 
opgehelderd, 

em Fife 


AARDRYKSKUND & 8 
-_ nn Vervolg der ban door 

J- TJEENK: ZV. Deel, bl 465602. Op grond van 
het gene „ in de vorige Verhandeling, omtrent het 
woord IN, aarde, in de H. Aardrykskunde 
gebezigd, is bygebracht; zoekt de Schryver eenige 
duistere plaat{en op te helderen: en wel ps, XLI. 
bl. 463. (by welke gelegenheid eene befchryving 
van het Land der Sordane word gegevens en 
vooral van den berg Hermon} het gene aanleiding 
geeft, om verfcheidene plaaten meteen woord toe 
te lichten: vooral ps. CXXXIII. 5/,-478) — wadde 
neef de opheldering van ps, XLI. weder word 
vervolgd; hl. 496. en tevens. onderzocht, waar= 
op iù Ps. CUI: 153, 16. gon Vl: ga ps. XCt 
3, 6.-jos Vls 1517. en XÌV: ir. zoën di 9e 
jer. XIV: 16. jon XXXIX: 4-6. word gee 
zinfpeeldt df. sor. en dat {tuk voortgezet tot „bh 
543. -Hierop-words; in de aanteekeningen op. het 
Land der:Fardane , gehandeld over jos. XIX: 34be 
bl. zat. (en met een woord Il, kon, XIV t 49. ops 
gehelderd 5.b/. 552.) terwyl dit gedeelte det bydra« 
gen word befloten, thet ‘eene behandeling van #9. 
CV: 30, bl. 566. Grmiddels aart jes. XXII: 3. eenig 
licht bygezets hl. 369. gelyk ook jrs, XVII: all, 
5i7. jer. KLVI: 8. bl578. Amos VIll: 8. IX: 5e 
bl582.) Lindelyk word eene bedenking „tegenda 
vete voren opgegevene beteekenis van het woord 
sedrets, uit befchouwing ván de cigenlyke gefteldheid 
van Egypteland, weggenomen: Lí. 50, waarop 
dit (kuk:, na eene korte verdediging van een gezegde 

Van MANILLUS , orùttent het silaud Cyprus „ word 
Ó A 3 _ ge 


4 


ABJ. ADON. ax. ALDEB. 


geëindigd, met uit het ‘bygebrachte op te maken, 
dat de voorgeftelde beteekenis van’ het woord 
eend in volle kracht pasfe op ps. DV 30, h/. 6or. 


ABJATHAR rechtvaardig geflraft: zie’ SALOMO’s 


kroonrecht. 


ADONIA, wegens hoog verraad gepraf” zie SA- 


LOMO’s den odnr ica 


SIN en MIN Pahimsring over vite woorden : 


door jusTus TJEENK. /. Deel , bl. 546584. waarin 


de geleerde Aucteur jes. XXIX : 4. opheldert, door 


overweging van de donkere. en akelige holen , „uit 
welken der Heidenen godfpraken gefchiedden ; waar- 
uit ‘geestberoerende dampen opftegen , die de pries- 
terinnen van LOXIAs tot woede en razerny ver- 


‘voerden; zoo dat zy een naar en;piepend geluid 


voortbrachten: van welke holen die woorden ge- 
bezigd worden. «Om dit nader aan te wyzen , 
word derzelver eigenlyke en ontleende beteekenis 
verder ontwikkeld; uit de oude gefchiedenis met 
vele voorbeelden opgehelderd; en daardoor aan 


_ verfcheidene plaatfen der H. S. eenig licht bygezet : 


en eindelyk word ‘het bygebrachte op Jerufalem 
ten tyde van deszelfs laatfte en allerbenaauwendfte 
belegering door de Romeinen , overgebracht: van 
welke tydsomftandigheden bovengemelde plaats uit 


Jes. XXIX: 4. verklaard word, 


ALDEBARANS bedekking door de Maan , waarge- 


10e 


' 


ALPHAB. APOCYNUM 5 


nomen te VERSAILLES „ den 14. April 1774.— vers 
geleken met dezelfde waarnemingen, te PARYS», te 
PETEPSBURG ‚ GENEVE, €# BRUSSEL, gedaan: door 


_M‚. MECHAIN. J/, Deel, Dl. 307— 323. 


ALPHABET-PSALMEN. Zie Beurtgezangen (ge- 


wyde). 


APOCYNUM. Waarneming omtrent eene byzondere 


eigenfchap van de APOCYNUM, ig het dooden van 
fommige foorten van vliegen: door @. P. SWAGER- 
MAN. //. Deel, bl. 281—306. Naeene naauwkeuri- 
ge en ontleedkundige befchryving der bloemen van 
deze plant: 4/. 281. toont de Schryver, uit de in- 
wendige fEructuur van de bloem „ hoe die vlie- 
gen, door derzelver honigachtige reuk verleidt „ 


‘haren zuiger, om het zoete vocht naar zichte trek- 


ken , zoodanig tusfchen derzelver ftofknopjes (an- 
therae) beklemmen en verwarren, dat deszelfs te- 
rugtrekken haar onmogelyk is 3. en dat dit de ware 
oorzaak van-haren dood in deze bloem zy: 4/. 292. 
terwyl men eene uitlegging van de, ter ophelde- 
ring bygevoegde , Afbeeldingen vindt, 4/. 304— 306. 


FOLIO ANDROSAEMI. Mervolg 


op de Verhandeling van deze plant: (zie V, Deel , bl. 


281) dienendê tot apheldering , zoo van het maakfel 


en de famenftelling der deelen van de bloem, als 
„van den zuiger der vliegen: door E‚ P. SWAGERMAN. 
„AX, Deel : achter de Prysveruandelingen : Zl. 1—3% 


Na eene inleiding, waarin de naauwkeurige Na- 


A 3 tuur 


6 


APOCYNUM ARMEN, 


tuurkenner redenen geeft, waarom hy dit vervolg 
heeft vervaardigd: Bf. 1. geeft hy eene befchryving 
omtrent den bloemkelk ; 4/.4- hetbloemblad; 47. 5, 
de helmpjes; 2/, 6. de helmftyltjes; 4/. 9, de ho- 
nigkasjes; Z/. zo. het vruchtbeginfel; 2/. 12. het 
ftampertjes Dl. 13. het merk; AJ, r4. den zuiger 
van de vlieg; 5/. 16. en dan eenige nadere ophel= 
deringen, omtrent fommige ftukken in zyne voor 
gaande Verhandeling: 47, 22. waarby eene uidlegging 
der afbeeldingen op ééne Plaat ten befluite gevoegd 
word , 4/; 28—32. 


ARMEN. Over de beste wys om dezelven te onder- 


houden. 


me Ïe ANTWOORD op de vraag : „ hoedanig 


sis de wys, om de armen, zoo binnen de fte- 
» den, als op het platte land van het Vereenigde 
2, NEDERLAND, en in het byzonder van ZEELAND 8 
v> te onderfteunens en beftendig aan den kost te 


„‚ helpen? welke, voor de Diakonyen en Armen. 


2 middelen min bezwarende; voor de armen zel- 
3, ven nuttiger; en voor de burgerlyke maatfchappy , 
‚, waarvan zy leden zyn, voordeeliger zy: dan 
„> die wyze van bedeeling, welke nu byna alom 
„, Plaats heeft?” door jor, HARGER, WIJ. Deel, 
bl. 3138. met aanteekeningen, zoo wegens het 
Genootfchap , als uit onbekroonde Verhandelingen, 


Na dat de Schryver het voorname doeleinde van des 
ze vraag , en de billyke voorwaarden in dezelve , heeft 
opgegeven; wyer hy eenige zaken aan, waarop in 


de 


nn rr er Nen nd a dende Shet Mr 


ve 


. 


de beantwoording moer gelevwordem 5/. 3: Om het 
gewichtige doeleinderte bereiken „ moet men bedacht 
zyn op middelen „ om het getal der bedeelingen, en 
dus ook der armen, te verminderen; en: hiertoe 
komt vooreerst in’ aanmerking, de opvoeding van 
derzelver kinderen: waartoe de oprichting-en ver- 
betering der fcholen vooral vereischt word; als 
by. voorbeeld die te ROTTERDAM: Zl. 6. een 
naauwkeurig onderzoek, omtrent de: uitgiften der 
armen-penningen. 2/. gt. Wat, gevorderd: worde 
ten aanzien. der Godshuizen?- bf; 38. van lien 
die van elders inkomen? 4; 42. van. de: zieken- 
of gasthuizen3 en verfcheidene andere middelen „ 
waardoor men de- inkomften- der. armenpenningen 
zoude kunnen vermeerderen: Al. 57. Maar voor= 
al moet men in dezen op handwerken bedaclit zyn , 
om hierdoor de: armen befltendig: aan den. kost te 
helpen; waarvan: ’er eenigen aan de hand’ worden 
gegeven: en wat daartoe zoude vereischt wordeir 2 
bl. Gr. terwyl eenige bedenkingen tegen: het byge= 
brachte worden opgelost: 4/:9g. Het nuttige, dat 
uit het voorgeftelde te wachten:zy, indien:het werd 
ingevoerd’, vooral met betrekking:tot de wyze van 
bedeeling ‚ welke thans meestalin gebruik:iss 4/. 107. 
Eindelyk word aangewezen, hoe de fcheepvaart , - 
voor de jeugd daar toe lust hebbende, ten meesten 
nutte kan geoefend worden: Zf, 114—139. 


Île “ANTWOORD op dezelfde. vraag: door 


NICOL. HENDR. VAN CHARANTE: FI. Deel „bl. 
139200, Ons NEDERLAND is, boven andere ge- 
A4 wes. 


8 ARMEN mr 


westen, beroemd wegens liefdezorg omtrent de 
armen: dan deze word van velen fchendig mis- 
bruikt. Van hier het verval in der armen fondfen 3 
en wat al tot herftel aangewendtzy ? Uit overwe- 
ging van deze ftukken word. de aanleiding tot de 
voorgeftelde vraag afgeleide, en derzelver aanbelang 
aangewezen. D/. 139. In derzelver beantwoording 
word eerst onderzocht: hoedanig het middel, ter 
onderfteuning en tot het beftendig aan den kost 
helpen der armen, behoore te zyn? Niet door licf- 
degaven 5 (waarover eene zeer uitvoerige aan- 
merking in eene noot ;) maar door eigen vlyt en ar- 
beid: en ‘wat hiertoe vereischt worde? en dat wel 
op eene voordeeliger wyze voor de Diakonyen, 
dan de tegenwoordige; zoo dat tevens het nut der 
Maatfchappy daardoor. bevorderd word: b/. 145. 
Maar, welk handwerk voldoet aan alle die vereisch= 
ten? ditisde tweede naarvorfching:. het linnenwe- 
ven, met den aankleve van dien. 4/..166. Dederde 
“vraag is: welk plan men, in de oprichting en voort- 
zetting dezer onderneming, te volgen hebbe? Dít 
word aangewezen: zoo ten aanzien van het be- 
ftuur der reedery; als van de wyze, om dezelve 
aan te vangen ; en de vereischte geldmiddelen te vin- 
den: b/. 178. Eindelyk worden eenige tegenbedene 
kingen geopperd en beantwoordt: AJ. 192200. 


“IN? Over den oorfprong , de beteekenis „ en het gen 
bruik van dit woord, in de H, Landbefchryving: 
zie Aardrykskunde (Heilige). 


B, 


PS en es anal 


BIE GRA VEN. & 
ve rege sbr al er 


BEGRAVEN DER LYKEN #7 de fleden en kerken. Vere 
“handeling over ditonderwerp : door j. w. TE WATER. 
IV. Deel, bl. 639—667. Dat het begraven der Iy- 
ken, vande vroegfte tyden „ gebruiklyk zy geweest, 
merkt de geleerde Schryver vooraf aan: h/. 629. en 
dan leidt hy uit derzelver oorfprongaf , dat de wyze 
van begraven niet fchadelyk moge zyn; en dus niet 
in de fteden en kerken gefchieden. A/. 631. Deze 
gewoonte ftrydt met de oudheid : 47, 633. derzelver 
oorfprong: b/. 637. zy is fchadelyk. 4/. 639. Hoe 
roemruchtig derhalven is het verbod van deze ge- 
woonte in verfcheidene Ryken en Steden? 5/. 645. 
als ook eene meenigte voorbeelden van groote man- 
nen. A/. 65o. Niet tegenftaande al het bygebrachte 
heeft die dwaze gewoonte echter hare voorfpraken , 
vooral in den beroemden ervey: die wederlegd 
word; gelyk ook andere fchynredenen. 4/. 652. Be- 
fluit, teraffchafing van die gewoonte: en hoe zulks, 
zonder vrees voor nadeelige gevolgen, het beste 
zoude kunnen gefchieden? 47, 661—667. 


binnen de fledan en Rerkene 
“Je ANtTwoorp op de vraag:  dewyl de fchadelyk- 
„heid der begrafenisfen binnen de fteden en ker- 
9» ken, ten vollen bewezen, en vry algemeen be- 
9 kend is: welken zyn de verfchillende redenen , 
pp dat die nadeelige gewoonte in deze REPUBLIK 
„ Blyft fand houden? en welken zyn de beste mid- 
A5 » de 


® BVE SG (RAAPV ZE INS 


» delen, om dezelve te doen ophouden”? door 
Mr. Jon. DID. VAN LEEUWEN. X//. Deels,1. fluk: bl. 
r=86, Vooraf laat: de geleerde Schryver eene inleis 
ding gaan, ter aanwyzing van de gepastheid dezer 
vraag: Dl. 3. dan verdeelt hy dezelve , overeen- 
komftig het voorftel, in twee hoofdzaken: voor- 
eerst, in eene redengeving, waarom die nadeelige 
gewoonte in onze REPUBLIK nog al blyft ftand hou- 
den 3 terwyl derzelver fchadelykheid ten vollen be- 
wezen „ en vry algemeenerkend is, : — en dan in de 
VRAAG zelve: welke zich mede in twee deelen 
fplitst: — vooreerst „ welke de verfchillende redenen 
zyn, waarom die nadeelige gewoonte nog al blyft 
ftand houden? ter anderen, welken de beste mid- 
delen zyn, om dezelve te doen ophouden? 4/. 5. 
In ’t eerffe deel vindt men eene tweeledige vooron- 
derftelling: dat namelyk de fchadelykheid dier ge- 
woonte niet alleen ten vollen bewezen; maar ook 
vry algemeen erkend zy. Heteerfte ftaat de Schry- 
ver volkomen toe ; 4/. 6. maar aan ’t andere kan hy 
zoo volledig zyne toeftemming niet geven, uit aan- 
merking van het eerste deel der vraag zelve : de rede- 
nen, waarom die gewoonte nog al blyft ftand gry- 
pen: van welke wel eene der voornaamfte is, dat 
derzelver fchadelykheid onder ons nog niet genoeg 
bekend is, en erkend word: 57, 8. blykens de rede- 
kavelingen , welken van velen daartegen worden. aan- 
gevoerd: 5/. to, en dat ’er nog zoo weinige voor- 
beelden in ons Land zyn, die zulks ter naarvol- 
ging ftaven. 2/. 14. Echter is ’er nog eene mee- 
nigte andere redenen, die voortvloeijen uit onkun- 

de; 


EE 


a 


î 
{ 
Ö 


' 
« 


BYESG\R Al VE No re 


„des bygeloofs; verkeerde vooroordeelen; dat het 
„buiten begraven fchandelyk zy; uit eene zucht, 
—óm by zyne vooroüders begraven te worden; uit 
verkleefdheïd-aan oude gewoonten; enz, doch gebrek 
‘aar genoegfame overtuiging. van het fchadelyke, 
fchandelyke-„ en bygeloovige dier gewoonte, is de 
voornaamfte. reden: 4/15. Dan, behalve deze rede- 
nen „ zyn ’er nog anderen; het benadeelen van de 
ikomften der kerken £/. e5- dat men niemand 
van zyù recht en eigendom kan óntzetten 5 b/, 27. 
terwyl by anderen eene al te groote onverfchillig- 
heid omtrent dit ftuk plaats heeft: 4/, 30, Hierop 
word het tweede deel der vraag beantwoordt: wel- 
ken de beste middelen zyn, om die nadeelige 
gewoonte te doen ophouden ? Dit kam gefchie- 
den: of door eene tegenovergeftelde gewoonte; of 
door eene uitdrukkelyke wet ; of wel door deze bei- 
de wyzen te faam gevoegd: 4/. 32. Het eerfte kan 
door byzondere perfoonen gefchiedens het tweede 
alleen door de wetgevende macht: 4/. 33. om hei- 
den hiertoe te bewegen, worden eerst vaorbereie 
dende middelen opgegeven: — de meerdere over- 
tuiging en bekendmaking van ’t fchadelyke , fchán- 
delyke, bygeloovige, en onvoeglyke dier gewoon 
te: ZA. 37. opwekkingen en aanmoedigingen: tot 
het begraven buiten de fteden en kerken: 4/, 47. 
__Maar hoe de kosten, tot het aanleggen van zulke 
begraafplaatfen, te vinden? AJ. zo, Zullen al- 
zulke pogingen van byzondere perfoonen wel: toe- 
gelkende zyn? AJ, 53. _Zoude het invoeren van 
_ buien te begraven geene oproerige gevolgen ge- 
BEE Iyk 


Is B1EEG? RO AR MIE NS 


Iyk onlangs te ARNHEM, veroorzaken? Zl. 55. 
Hoe de Overheid in zulk een geval zich te gedra- 
gen hebbe: 4/. 62. en welke middelen, ter be- 
vordering hiervan, om namelyk dezelve daartoe te 
bewegen, zouden dienen aangewendt te worden ? 
Dl. 65. en zoo men hierin flaagde:. hoe dan de 
zaak best ín te richten: zoo dat noch kerk , noch 
iemand , nadeel daarby lyde; en dezelve eene alge- 
meene goedkeuring wegdrage? J/. 71. maar hoe 
hiertoe de eerfte onkosten te bekomen? Z/. 79. 
Eindelyk geeft de Zucteur een plan op, om ter 
zyner plaatfe „ gefteld dat de Overheid niet medewerk- 
te, het begraven der lyken buiten ín te voeren: 
bl.82. Opwekkingter naarvolging in deze !* 54. 84. 
het flot: Zl. 85—86. 


— Ile Anrwoorp: door CORNELIS 
TERNE. XJ. Deels, 1. ffuk: bl. 87—212. Naeene 
inleiding , over eene meenigte wél beredeneerde en 
gemeen gemaakte plans, omtrent verfcheidene ge- 
wichtige onderwerpen ; maar welker uitvoering 
door onze Overheden niet begunftigd word; ge- 
Iyk door voorbeelden word aangewezen: b/. 87. 

past de geleerde Schryver dit op het tegenwoordige 

veftuk toe: bf. 1o2. en dan gaat hy ter beant- 
woording van de twee voorgeftelde vragen over: 
(de fchadelykheid der begrafenisfen, binnen de 
fteden en kerken, volgens het voorftel, als be- 
wezen en erkend vooronderftellende :) Z/. 105e 
en wel, vooreerst „ door de verfchillende redenen, 
welken veroorzaken, datdie nadeelige gewoonte, 
in 


BEG RA WELIN 13 


rin deze Republik nos blyft ftand grypen „ in dier- 


‘ voegen ‘aan te-wyzen 3 dat hy tevens „ by de opga- 
ve van een ieder derzelven, het middel voorftêlt , 


om die redenen te verminderen: of weg te nemen. 


… Onder die redenen ‘telt hy eerst :- dat velen van’ de 


fchadelykheid dier gewoonte in onze Republik nog 
niets weten: /. 1o6. elk dus is verplicht, de- 
zelve by alle mogelyke gelegenheden bekend te 
maken; Zl. 113, en dit niet alleen met monden 


pen, maar vooral met hun voorbeeld, ZJ 118. 


Ten tweeden, ‘er is gebrek aan goede en wel in- 
gerichte kerkhoven buiten de fteden : 4/19. 
deze oorzaak moet dus door ‘de’ Overheden wor- 
den weggenomen: 4/. 126; en hoe die in de uit- 
voering van dit ftuk: behooren te verkeeren ? 
bl. 130. maar zal het: begraven buiten niet 
met vele moeilykheid verzeld gaan? AZ 133. 
opwekking aan de Overheden! 4/, 139. «Lene 


derde reden is te vinden in de-voordeelen , welken 


«de kerken daaruit trekken ;- waarom het’ begraven 


í 


buiten , in-vele fteden , zelfs is bezwaard: 2/, 143. 


deze bezwaren moeten ’er afgenomen « worden 5 
sterwyl ’erop verfchillende wyzen voor de inkom-= 


„ftew der kerken. kan gezorgd worden. ZA 153. 


„> Bene vierde reden is, dat oude: gewoonten, hoe 


€ 


“fchadelyk ook, in, Republiken moeilyk te verbete- 


ren zyn; voordl. niet met éénen fprong. b/. 164» 


„Eene vyfde ishet heerfchende bygetoof, de valfche 


„Godsdienst , en onkundige: wanbegrippen:- dezen 


moesten meer beftreden en: tegengegaan worden. 
«_&l. 178. Als eene zesde reden kan man befchou- 


wei 


a4 BrE: Gr R Ab VOE: N, 


wen verkeerde hoogmoed, eerzucht, pracht , en 
ftaatfis Z/. 194- hoe ‘hieraan perk en paal te 
tellen? B, oor. Bindelyk worden eenige be- 
denkingen en zwarigheden opgelost: 5/. 206 
waarmede deze Verhandeling word befloteu: ZJ. 
alte 


en == AANHANGSEL Va AANTEE“ 
KENINGEN » verzameld uit de niet bekroonde Zer« 
handelingen, tot nadere flaving enopheldering der 
gekroondens en gefchikt naar de bladzyden van 
den Heer VAN LEEUWEN: door A. ’S GRAVEZAN= 
pe. XII. Deels ‚1. luk: bl. 213250. In dit Aane 
hangfel vindt ‚men vooraf eenig bericht, omtrent 
de ingekomene en niet bekroonde Verhandelingen ; 
en waarom tweerderzelven zyn geoordeeld niet ge= 
voeglyk tot den prys in aanmerking te kunnen;ko= 
men? Zl. 213. Hierop volgen de AANTEEKENIN= 
GEN zelven, en wel van eenige fchryvers omtrent 
„dit onderwerp. 4/. 216. Dat het gemeen niet ge= 
noeg omtrent. de fchadelykheid der-beftredene gee 
woonte overtuigd zy: Al. e17. nopens de voors 
waarden , welken de Heer nervey vorderde: -5/, 
218. nopens de onvoeglykheid en fchadelykheid 
dier gewoonte; en ftrydig met maatregelen , mee- 
nigmalen , tot wering van den voortgang van bee 
fmettelyke ziekten genomen: Af. o1g. foortgelyke 
gevallen als te Bruinisfe: bl. 921. vervelende uits 
walemingen in de kerken, na de begrafenisfen, 
bl. 222. Betrekkelyk de gewoonte der voorouderen 
&l..224. Over de begraafplaats in de duinen by 
ef Schee 


BEGRAV. BEL. BEURSGEZW. as 


Scheveninge „door den-Heer PERRENOT opgericht 5 
bl. 225, die te Zwilen , door den Heer Tnuir van se- 
ROOSKERKE5 &/. 227, en door den. Heer van Dr 
CAPELLEN TOT DEN POLL, bl, 228. Over het 
niet behoorlyk bedekken der,doodkisten-by hetsbe- 
graven; zoo wel op deskerkhowen, als in deiker- 
ken: b/. 229. over het-bygeloof: h/. 231 het 
„begraven buiten word voor fchande gehouden. +b/. 
233, In eene éénhoofdige regering ‚gaat zulk Eene 
zaak gemakkelyker; terwyl-men vele voorbeelden 
daarvan heeft ‚by onderfcheidene Volken : &/, 235 
men vindt veelal een beletfel by de Regering vandften 
den en dorpen. Af. 238. Ten aanzien van bet be- 
ftaan der kerken „en derzelver bedienden: 2/, 240. 
omtrent het gebruik der almanakken in dezen : ‚5/7. 
242. over het gebeurde te Arnhem. bl. 243. 
Hoe de Magiftraten in het fchikken der begraaf- 
‚plaatfen buiten de fteden zich dienen te gedragen ? 
bl. 244. de oude begraafplaatfen- behooren onge- 
‚roerd gelaten te worden: ‚4/. 248. hoe de ‚noo- 
dige onkosten te vinden? 47.250, 


BELETTE poorzwereime. Ontleedkundig bericht 
‚van dit geval: door Fre T. RaxTz. V, Deel „ bl. 
460464. 

8 l 

BEURSGEZWEL. _ Ontleedkundige waarneming 

„van een verwonderingswaardig BEURSGEZWEL- „în 

de holligheid van de horst.van.een dood lichaam ge- 
Vonden: befchreven in het Latyn. doer. c.p. WIND; 

€ 


16 BEURTGEZ. BEVEREN. 


‘ 
‚ 


en vertaald door ABR. MULLER. ZIJ, Deel, bl. 491 
—-504. met eene juiste afbeelding-in plaat. 


BEURTGEZANGEN (cEwYDE). «Verhandeling 


over dezelven: door JOSUA VAN IPEREN. //Z. Deel, 


bl; 358—434. Derzelver verfcheidenheid: h/. 358. 
“Eenige regelen , ter ontdekking van dezelven, 


waar zy mochten voorkomen; en ter onderfchei- 


& ding der zangen en tegenzangen in, dezelven : opge- 


helderd door eene ‘meenigte voorbeelden, uit on- 


-gewyde fchry veren 5 bl. 364. en uit gewyden :b/. 


387. in dezen onderfcheidt men twee-zangen en 
veelzangen: A/. 399. en betrekkelyk tot de eerstge- 
noemden word eene proeve genomen , om de opge- 
‚gevene regelen daarop toe te pasfen: en wel mer be- 


strekking: tot het-Liéd van Moses5' Deur. XXXIL. 
bl. 394. het Lied van DEBORA3 RICHT. V. Dl. 416. 


het Hooglied van sALoMO. b/, gar. Verder zymals 
beurtzangen. aan te merken, ps. Lj en CXIX. 
alle Alphabet Pfalmen;: sPR.' XXXI: ro—gr: de 
Klaagliederen. van yer. T-IV. “ble 423. mis- 
fchien ook nog verfcheidene andere P/almen; als 


“ode XXIX. CL. CXXXVL CVIL 47 427. Of de 


SELA’s niet- dienen „ om eenen afwisfelenden per- 
foon aante duidenalsb. v. ps. XXIV? ZZ. 432. ook 
komen die in ’t Gebed van HABAKUK voor: dl. 433. 


BEVEREN. Over de oudheid en lotgevallen van 


shet Land en de Baronie, van BEVEREN: zie . 


Deel, Dl. ehs AN, 
’ re BE; 


|___C BEV. BEZ. BIS. BL. BREUKEN. 17. 


BEVRUCHTE oranjeaPPeL. Natuurkundige 
waarneming omtrent denzelyen: door L. BOMME. 
VII. Deel, achter de Prysverhandeling geplaatst, 
bl,208—e12. Dezelve word naauwkeurig befchreven, 
zoo als een kleine oranjeappel, in het midden van 
een’ grooten, zich bevond; en in Plaat afgebeeldt. 


BEZOAR Orientale; het nagemaakte van KOROMAN= 
DEL; en het Westerfche, Zie Steenen (dierlyke). 


BISCUIT of TwerBAK. Hoe best op de fchepen voor 
de wormen te beveiligen? Dit word, uit eene Ver- 
handeling van j. B. X. JOYEUSE, kortelyk opgege- 
ven in het Miftorifche bericht vóór het VIII. Deel, 
Dl. 19. 


BLAAS. Ziekten van dezelve, en van den PAMA: 
zie Kaarsje (werwydend). 


BREUKSNEDE. Waarneming van eene liesbreuk , 
door middel van de breukfnede gelukkig genezen: 
door F. H. GRAM. By de opening bleek , dat het 
omentum niet alleen verftorven was; maar ook het 
voorfte gedeelte van den darm , ter grootte van eenen 
deuit: dat zich aan den ring vasthechte, en geluk- 
kig genas. Dit geval, en de wyze van behande 
ling , word befchreven: Z. Deel, bl. 595—6a3. 


_BREUKTALLEN. Grondig onderwys in de behande 
ling der BREUKTALLEN, zoo gemeenen , als deci- 
malen of tientalligen , benevens de daaraf hangende 

_ Xl. DEELS Il. STUK, B re. 


) 
18. BREUKTALL. BYS. CAL. CAT. 
rekeningen : door Mr. Witt. orto Rerrz. J. Deel, 
bl. 293—386. Im. de voorrede merkt de wiskun- 
dige Schryver aan: dát de Nederlanders in hunne 
taal nog misfen eene volkomene (praakkunst; een’ 
volledig woordenboek ; en een grondig onderwys der 
decimale of tientallige rekeningen. bl. 293. De 
Verhandeling over dit laatfte onderwerp word in 
twee afdeclingen onderfcheiden. De eerffe gaat 
over de GEMEENE breuktallen: en wel over derzel« 
ver natuur en eigenfchap; 4/. 297. derzelver ver- 
kortings Zh 303. óplosfings bl. ‘sir. herbren- 
Sings bl,-313. vergadering 5 Al. 314. aftrek- 
king; 2/7. gar. verméngings Ll. gaa. en deeling: 
bl. 827. terwyl de tweede afdeeling zich bepaalt 
tot de TIENDREKENING en tiendebreuken: en*wel 
tot derzelver natuur en eigenfchap; 4/. 333. hoe N 
gemeene breuken tot tiendebreùken te brengen? bl. 
335. oplosfing derzelven: Zl. 339. Tiendetafels 
en derzelver gebruik: 4/. 343. de vermeuging of 
vermeeniging der tiendebreuken 3 47, 356, en deeling 
derzelven 5; Dl. 367—386. 


BYSSUS. Zie Linnen. 


„Ge 


CALLOO. De oudheid en lotgevallen dezer heere 
lykheid: zie /. Deel, bl. 42—45. 
\___ CATARACT. Zie Staar. 
We a | CHRI 


CHRIST. COMEET. COMP. DARM. DIAR. 19 
CHRISTENEN (St. Thomas). Zie “Poder te Ch 
chim: en wel in het dltte der gefthiedkundige 


naarrichten. 


wtb infelen bii van les jaar 1779. Zia 
de de 6afle, wier loopkring berekend ist door j. ®. 
FoKKER. VIII. Deel, bh, 513530: Dedweteurftelt 
alhier zyrie waarnemingen voor , omtrent den fchyù= 
baren 5’ én de berekenitig , van dei waren loop diër 
comeet voegende daarby eene tafel van eenigd geo= 
centrifche plaatfen; en- twee Platen wegens dert 
loopkring derzelve, 


— Waarnemingen der Comeet van 1286, doot 
den Heêr mrerain. ZIJT: Dêel ; bl. 531539: Zyiì- 
de dêze comeet de Gsffe, van welke men den loop: 
kring heeft berekend: terwyl zy óp geenen vaù diè 
gelykt , welken men tof hiët ‘toe ‘heeft waargenometis 


| _COMPAS.  Miswyzing van 4 zelve , door dendonder — 
veroorzaakt, III, Deel, bl. 615616 


D. 
DARMNET. Varftrapping van zehve: zie Perflrip= 
Ping. RA 
DIAKONEN: Zie Zrmên 


Ba bi: 


ao DIER... DOEL. DOND. DOORZ W. 


DIEREN. cops goedheid in de bepaling van der 
zelver dood: zie cops goedhefd. 


DIERPLANTEN. Zie Zee-infect. 


DOEL (pe). Derzelver oudheid, flichting , en lots 
gevallen: zie V. Deel, bl. 35—41e 


DONDERSTEENEN. De zoogenaamde donderftee- 
nen zyn maar vetfteende zeeappelen. Zie Hiflor. 
Voorber. VI. Deel , bl. 63. 


DOORZWELGING. Bedenkingen over eene moeily- 
ke doorzwelging. en inhouding van fpys en drank: 
door NIC. GEORG: OOSTERDYK; Je Z. WII. Deel , ge- 
plaatst achter de Prysverhandelingen , /. 185—207. 
Dit geval: dat in vele opzichten van de gewone be- 
lette doorzwelging verfchillende was; doch in ande- 
ren eenige overeenkomften met dezelve had: word 
opgegeven, &J. 185. nader opgehelderd : 47. 189. 
En dan merkt de Schryveraan: (x.) dat ’er waarlyk 

_dysphagia door wormen kan veroorzaakt worden 3 
bl. 190. (2) dat eene grootere gevoeligheid, of 
fterkere prikkeling der zenuwen, alveeltyds hare 
vitwerking heeft op-de deelen by of omtrent de 
keel; hl. 193. (3-) dat weekmakende middelen fom- 
tyds de beste antifpafimodica zyn; bl. 195. (4) dat 
uit de ongefteldheid der eerfte wegen die der extre= 
miteiten meermalen volgt. 4/. 198. — Een tweede 
geval word befchreven van een’ perfoon, geftorven 
aan eene braking, veroorzaakt door eenen beletten 

door 


DOORZWELGING. DORESTADUM. or 


doortocht van fpys en drank uit ‘de maag in de dar- 
men; die zyn’ oorfprong aan misbruik van fterken 
drank verfchuldigd was. 4/. 199—207. 


_—_ (belette). Zie Belette doorzwel- 
Zing. / 


DORESTADUM der’ BATAVIEREN, door de NOR- 
MANNEN onrust en geplunderd; en het gevoelen 
van den Heer B. HUYDECOPER - getoetst: door 
J- DERHOER. Z. Deel, bl. 324—4g22. Deze Verhan- 
deling is in drie hoofdftukken verdeeld. In het 
“eerffe word de gewone gedachte voorgefteld , dat 
“het Vicus. BATAVODURUM by rACITUS, Wijk te 
Duurflede zoudezyn; veelmalenelders DorofZatus , 
Doreftadinm, of poRsTADUYM genoemd: ’tgene van 
B. HUYDECOPER is tegengefproken, die daardoor 
eene ftad verftaat, welke aan den mond der Elve 
gelegen, en door de Normannen verwoest zoude 
zyû: ’t gene ook door anderen word beweerd, 
bl. 324. Dan het gefchil is: of de aanvallen ‚ inde 
IX. ecuw gefchiedt op Doreftadium, van het 
Utrechtfche WYK TE DUURSTEDE al of niet moeten 
verftaan worden? Het eerfte word beweerd; en uit 
getuigenisfen geftaafd: by welke gelegenheid de ge 
fchiedenis van die zeeroovers tevens word opgchel- 
„derd; en de oorfprong van den naam DAVENTRIA 
(Deventer) in het voorbygaan aangewezen. bl. 335. 
In het zweede hoofdftuk word „ eerst, uit de gedenk 
ftukken der oudheid, de vermaardheid van die ftad in 
de middeneeuw aangetoond; als, onder auderea, 
B 3 dat 


24 _DORESTADUM. DRACUNCULUS, 


dat er 52, hoofdkerken zouden geweest zyn: en 
dan worden verfcheidene andere getuigenisfen by- 
gebracht , die het gevoelen van den Schryver meer. 
of min begunftigen. B/. 373, In het derde hoofd. 
ftuk worden de bewyzen van den Heer Huvpecó- 
PER getoetst, en wederlegd: Af, 400—422. 


DBRACUNCULUS. Aanmerkingen over denzelven ; 
door B. BUSSEM. JJ. Deel, bl. 443—464« Na eene 
opgave van vroegere en latere fchryvers , die hun- 
ne gedachten omtrent dit gebrek hebben opgege- 

‚vens Dl. 443. ftelt de Aucteur zyne waarnémin- 

gen in de Westindiën ‚ en voornamenlyk op Curacao 
„gemaakt, voor : waaruit blyke, dat het een levende 
worm zy, die zeer verfchillende namen draagt; en 
dat men met dien worm eenen geruimen tyd kan 
befinet zyn , eer het ongemak zich openbaart. bl, 445. 
Deze worm word nader befchreven bl. 448. Over 
de wyze der befinetting, zyn de gedachten zeer 
verfchillende. 4/. 450. Onze Schryver wil, dat 

_ dezelve alleen uitwendig gefchiede, door het ba- 
den in zee, en wasfchen met putwater. 4/. 452. 
Deze wormzickte heerscht niet altoos even fterk : 
bl. 455. derzelver werfchynfelen zyn ook niet al- 
tyd dezelfden: 2/. 456. derzelver behandeling is 
insgelyks verfchillende. AA 457. Eenige waarne= 
ingen „ over de verfcheidene wyzen , op welken de 
dracunculì te voorfchyn komen. ZZ. 459. Geen 
behoedmiddel tegen deze ziekte; dan zich niet te 
wasfchen noch baden in put» of zeewater: Dl 463 


464 
DYE 


\DYE,/DYK., ECHITES. EL, 3 


DYEBEEN,. Verhandeling over een zeldfaam gebrek 
van, het dyeheen door NIC, GEORG. OOSTERDYK. 
JI. Deel, bl. 343-360. In deze Verhandeling word 

eerst de gefteldheid der lyderes de aanleidende 
oorzaak tot, en de verergering van, haar ongemak 
befchreven: dan de vergeefs aangewende pogingen 
des Schryvers, met de gevolgen, tot haren dood 

toe, verhaald; benevens de ontleding: terwyl het 
gebrek van het dyebeen in eene Plaat word afge- 
beeldt: en eindelyk eenige aanmerkingen gemaakt, 
om -uit mislukte gevallen nut en licht te trekken „ 
tot gelukkiger beoefening van de Geneeskunde. 


DYKEN. Zie Zeedyken.. 


Ei, 


ECHITES Semidigyna. Eene nieuwe foort van eene 
Amerikaanfche plant, naauwkeurig befchreven , en 
in plaat afgebeeldt: door p. j. BeRGIUS. ZJ/. Deel, 


bl. 583591. 


EL Een hard gefchaald. eì van een’ zeehoorn ; een 
bellhoorns ook wel de Kaapfche ezel genaamd: 
„ naauwkeurig befchreven, en in plaat gebracht, 
„doory. LE FRANCQ VAN BERKHEY: #2 eenen brief 
„Gan JOB BASTER. ZIJ. Deel, bl. 576532. 


B4 slan Ce 


Î 


og EL ELECTRIC. EUANGELIE. | 


— — Bericht vaneen vreemd lichaam, gevonden in een 
HOENDEREI: medegedeeld door JACOBUS WATER- 
vier. ZX. Deel, bl. 507—51ge Im dit bericht 
vindt men een verhaal , nopens een’ geronnen klomp 
bloed, ter grootte van eene hazelnoot, in een 
hoenderei: en tevens met eene proef geftaafd, 
hoe men hoendereijeren langer dan een jaar kan 
bewaren, om dezelven, met een gewenscht ge- 
volg , te laten uitbroeden. 


ELECTRICITEIT. Derzelver medicinaal gebruik: 
zie Lammigheid. 


EUANGELIE. Onderzoek: of de befchuldiging, 
dat het BuANGeLIE den plicht van byzondere 
vriendfchap over ’t hoofd gezien hebbe, gegrondt 
zy? door CORNELIS DE VRIES. JZ, Deel, bl. A13— 
442. Het ftilzwygen liervan word tegen het Zu- 
angelie ingebracht, niet alleen door den Graaf 
van SCHAFTESBURY En A. COLLINS; maar ook, 
vit onkunde, door anderen. &/. 413. — Na 
eene meer algemeene aanmerking, b/. 415. word, 
om dit verfchil bondig te bellisfen, vooraf bepaald , 
waarin deze deugd befta; en waarvan men dezelve 
wel hebbe te onderfcheiden: A/. 416. waaruit 
word afgeleidt: dat, daar in de Chriffelyke zede- 
kunde op de algemeene goedwilligheid zoo fterk 
word aangedrongen; het dus niet vreemd zoude 
zyn, al werd?er in dezelve geene rechtftreekfche wet 
ten aanzien vande byzondere goedwilligheid gevon, 

| den. 


\ 


EUANGELIE. FEBR.CATARRH. 25 


„den: ja dat diteer na- dan voordeelig zoude zyn. 5/. 


423. Doch het voorbeeld van den ZALIGMAKER niet 


alleen 5 4/. 426. maar ook het herhaalde bevel tot broe- 
_ derlyke liefde: verplicht elken Chrijfen ten duurften 


tot de uitoefening’ van rechtgeaarde vriendfchap; 
die alles in zich bevat, volgens het voorfchrift 
van het Zwangelium, wat tot het denkbeeld van 
dezelve redelykerwys kan gebracht worden. 4/. 428. 
De opgeworpene befchuldiging is derhalven ten 
eenenmale ongegrondt; en ten beste eene loutere 
woordenvittery: DJ. 440—442. 


F. 


FEBRES CATARRHALES. ANTwoorp op de 


vraag: “Wat is ’er tot nog toe in de Nederland- 
2» Jche taal over de febres catarrhales, welken 
5 zich, federt eenige jaren , meer dan voorheen in 
2» deze Landen vertoond hebben, gefthreven; en 
„> wat ontbreekt 'er aan? Welken zyn hare gewone 
2» Renteekenen, loop „fymptomata , er complicatien? 


2 Zyn 'er eenige redenen te ontdekken, waaruit 


5» blyken kan, waarom deze ziekte meer dan voor- 
z> heen plaatsheeft? Welke is hare veilige en zeke- 


_ 2 re genezing, in alle hare onderfcheidene foorten”? 


doór JAN PETERSEN MICHELL. XJ. Deel, 
bl. 89—256. Tot eene inleiding van deze Ver- 
handeling wyst de ervaren Aucteur de aanmerke- 
Iyke vordering aan, welke de Geneeskunde in ons 

B 5 Va 


26 FEBRES CATARRHALES. \ 


Vaderland , binnen. weinigen tyd, gemaakt heeft: 
waartoe het fchryven in de Nederduitfche taal, 
over onderwerpen tot die kunst betrekkelyk, van 
veel nut geweest is; gelyk ook het gemeenmaken 
van zulke ftukken, door geleerde Maatfchappyen 
en Genootfchappen. 2/. 91. Hy verdeelt zvne 
Verhandeling in vier hoofdftukken. In het eerfle: 
handelende over de fchryvers, welken, in de Ne- 
derlandfche taal, over de febres catarrhales, ge- 
fchreven hebben: laat hy eenige aanmerkingen 
voorafgaan , om te bepalen, welke ziekte hier. ei- 
genlyk bedoeld worde? 4/. 98. hieruit maakt 
hy op: welke fchry vers in de vraag alleen beoogd 
worden; Z/. to4. en dan geeft hy eene lyst van 
die fchryvers op, met aanwyzing van ’t gene in 
hunne uitgegevene ftukken, ten dezen opzichte, 
al of niet pryzenswaardig zy: b/. toó. waar 
uit hy befluit, dat ’er weinig van aanbelang tot 
nog toe is uitgekomen ; en dat dus de voorgeftelde 
vraag, van groot gewicht zy. &/. 123. Hierop 
geeft hy, in het tweede hoofdftuk , de kenteekenen; 
bl, 125. den loops 4/. 139. de fymptomata; bl. 
144» en de verfcheidene comp/icatien dezer ziekte, 
waarop men vooral te letten heeft, op. À/. 153. 
Dan vooraf is noodig, tot opheldering van dit 
ftuk, iets aan te merken omtrentsden aard en de 
oorzaken van de febres catarrhales in ons Land. 
bl. 155. Dit gefchiedt zynde, worden de comp/i- 
catien derzelven, die men voornamelyk waar- 
neemt, opgegeven: b/. 163. vanwaardeze ziekte 
verfchillende namen verkrygt. Zl. 166, Op deze 

gron= 


FEBR-CAT. FRANSCHE STYL. 27 


„gronden word de aard van onze voor- en najaars- 
koortfen , en van derzelver onderfcheidene comp/i- 
catien inhet byzonder , naderoverwogen: bl, 174. 
en dit geeft aanleiding, om in het derde hoofdftuk 

„te handelen: over de oorzaken der vermeerdering 
van de febres catarrhales in ons Laúd:_zoo als 
die voornamelyk te vinden zyn in eene ongeregelde 
levenswyze, zeer verfchillende van die onzer voor- 

„ouderen; en in het misbruik derlaauwe dranken: Z/ 
188, « waarop e@indelyk, inhet vierde hoofdítuk, 
word overgegaan: om de genezingswys dezer ziek- 
te voor te fchryven: AZ, 199, waartoe eerst alge= 
meene regelen worden opgegeven, die men als de 
gronden meet befchouwen, welken eenen Arts in 
het genezen der byzondere koortfen moeten voor- 
lichten , en welken hy nooit uit het oog moet ver- 
liezen: b/, vor. dan worden eenige aanmerkin- 
gen voorafgezonden, waarop de Arts in het ver- 
fchil der genezingswyze in de febres catarrhales wél 
te letten hebbe: 4/, 220. waarna, het ‘verfchil 
der geneeswyze zelve, naarde verfcheïdenheid der 
complicatien in deze ziekte, in *t gemeen wordaan- 
gewezen; bf. 224. en dan meer in ’t byzonder 
ten aanzien van de voorjaarsziekten; A/. 233. en van 
de najaarsziekten: 4/. 243. waarmede deze belang- 
ryke Verhandeling word befloten, 


ee Zie Najaarskoortfen, 


FRANSCHE scuryrstyr. Verhandeling over den 
Franfchen fchryftyl, doorgaans genoemd ftülus 
j Cu« 


e8 FRANSCHE ST. FREDR. FUNGUS. 


Curiae, of fly/ van den Hove: door ADRIANUS 
?S GRAVEZANDE. JW. Deel, Dl. 577—612. Dit'on- 
derwerp, als dienende ter opheldering van de Ge- 
fchiedenis, nopens de jaartelling in vorige tyden „ is 
overeenkomftig met het oogmerk des Genootfchaps. 
bl. 577. Wat men daardoor te verftaan hebbe? NiET 
de gemeene Chriffelyke jaartelling; b/. 578. noch 
de zoogenaamde oude en nieuwe ftyl: Dl. 580. 
MAAR die fchryfftyl , welke de jaren met Paaschdag - 
begint. A/. 582. Eenige ophelderende aanmerkin= 
gen omtrent denzelven: en wel, met betrekking tot 
het begin dier jaren; en derzelver onderfcheidene 
lengte. Dl. 583. De reden van derzelver bena- 
ming; derzelver oudheid; en oorfprong: b/. 587. 
Wie zich al van dezen fchryfftyl hebben bediend ? 
bl. 591. De moeilykheid it het niet altyd vol- 
gen van denzelven; en hoe te onderkennen van 
den gemeenen ftyl? 47. 593. Deszelfs onvoegfaam- 
heid heeft, al vroeg, eerst den kerkelyken op voor- 
ziening doen bedacht zyn; hetgene naderhand in 
den burgerftaat is gevolgd. 4/. 596. De veelvul- 
dige nuttigheden van die aanmerkingen eerst aan- 
gewezen; D/. 6o2. en dan met verfcheidene voor- 
beelden geftaafd: 57. 605—612. 


FREDRIK HENDRIK EN BLAAUWGAREN: 
twee fchanfen beneden Zillo. Derzelver oudheid 
en lotgevallen: zie /, Deel, bl. o2, 23. 


FUNGUS: of uitwas. Zie Polypus : of flymprop. 


G. GAL« 


GALLANDAT. GEDAANTE. 29 


G. 


GALLANDAT (DAvID HENRY). Zevensbefùhryving 
en lofrede van denzelven : door Mr. j. WINCKELMAN. 
Hiflor. voorbericht , IX. Deel , bl, 13—45e waarby 
gevoegd is eene lyst der Verhandelingen van den 
overledenen: ’tzy afzonderlyks “zy in de Werken van 

_dit en andere geleerde Genootfchappen, uitgegeven. 


GEDAANTE DER AARDE. Onderzoeking omtrent de 
ware gedaante der aarde: door zor. FRED. HEN- 
NERT. II. Deel, bl. 529—575. Eerst bepaalt de 
Schryver de vraag: of de aarde namelyk cene wiskun 
ftige regelmatige g san hebbe; wier natuur men 5 
door. eene. vergelyking hees de wiskunde kan 
bepalen? 4/. 530. Zoo dacht NEwron! 4/. 531. 
Echter kan dit, uit de verfchillende dichtheid der 
ftoffe, waaruit de aarde is faamgefteid,. niet be- 
flist worden: BJ, 532. maar dit moet ‚ uitde metin- 
„gen der graden van breedte , worden afgeleidt; wel- 
keu ten dien einde worden opgegeven: J/. 537. 
hieruit blykt, dat de aarde niet bol- maar knolrond 
Zy: — daar echter de aanwas der graden niet gere- 
geld is,-zoo kan de gedaante ook niet elliptisch 
wezen. hl, 538. Dit word, uit de onevenredigheden « 
der asfen, nader geftaafd:- Al, 539. dan onder- 
„zocht, of de afdwaling van fommige graden evenwel 
niet uit de omftandigheden der plaatfen , en de aan- 
trekkende kracht der bergen, kunne worden afgeleidt? 
bl. 546. het tegendeel word aangewezen: Bl. 549. 

Dan 


go GEDAANTE DER AARDE, 


Dan valt de vraag: of men niet door correctten „ des 
zelve kunne doen overeenkomen? 2/. 552. Om ditte 
bepalen, word onderzocht: hoe grooten misflag 
men, in zulk een geval , voor iederen graad moete 
onderftellen ? b/. 554. en daaruit kan de irregue 
lariteit ten naasten by verklaard worden: Al. 5órs 
dit word nog nader bevestigd op eene andere wyze. 
bl. 564— 566. Deelliptifche gedaante komt naauw- 
keuriger met de metingen overeen, dan die van 
êene Aypothefe, door BOUGUER opgegeven: Di, 
567. Om dit nader te ftaven wórd eene ftelkun- 
dige formule, tot het berekenen der graden van 
den meridiaan, voorgefteld:. b/. 569. deze fors 
mule volgende, komt men het naast aan de waar- 
heid; echter moet men befluiten, dat de gedaante 
der aarde merkelyk afwyke van een volmaakt e//ip- 
tisch knolrond: Al. 573—575e 


Enten 


mnd eenst 


Onderzoek + of de onzes 
Rerheid omtrent de ware gedaante der aarde eenen 
merkelyken invloed hebbe op de STERREKUNDE en 
NAVIGATIE? door jon. FRED, HENNERT. // Deel , 
bl. 499—544. Dat, uit de overblyvende onzeker- 
heid, geene dwaling van gewicht voor de theorie 
der maan kan voortfpruiten: word uitvoerig , door 
een wiskundig onderzoek, omtrent de parallaxe 
der maan Aangewezen: bl. 499. het gene ten aans 
zien der navigatie ook word aangetoond ; en tevens 
bewezen; dat men in dezelve van de gewone pass 
kaarten, tot de breedte van zo® „ ja van 6o®, zich bes 
dienen kunnes maar van de 6o® -af moet men letten op 

à den 


GEDAANTE. GEDICHTEN. … qì 


den overgang van de /phaerifbhe'tot de knolronde ge- 
daante der aarde; en zich bedienen van de gemaäkte 
correctien-omtrent wasfende breedten: Al. 530544. 


GEDICHTEN (Waderlandfch®j. Verhandelingbver 
de Nationale of VADERLANDSCHE, gedichten: door 
FPonker 0. Z. VAN HAAREN. PI. Deel, bl;225—329. 
Na eene befchryving van deze gedichten: h/. axs. 
onderzoekt de Schryver ‘eerst, wier vaderlandfche 
gedichten aan de nakomelingfchap zyn overgeble- 
ven? en hieronder telt hy die van HOMERUS 3 
VIRGILIUS5 LUCANUS5 PETRONIUS; CAMOËNS, 
een’ Portugees ; en VOLTAIRE. b/. 226. Hierop 
ishet tweede onderzoek: waarom ; in zekere tyden, 
een meerder geral groote geesten verfchenen zy; 
_dan in anderen ? Deze vraag : na in een gefchiedkun- 
dig tafereel te hebben voorgefteld ; waar , en by wel. 
ke gelegenheden, de wetenfchappen al hebben ge- 
bloeid: D/. 258— 296. word beantwoordt : door aan 
te wyzen , dat deze reden niet moete gezocht worden 
in. de verfchillende tyden:. (want het heeft nimmer 
aan groote geesten ontbroken; en dezer getal is 
mísfchien altyd genoegfaam het zelfde:) maar in 
zekere gelukkige tydsgewrichten, of omftandigheden, 
om dezelven te verzamelen, En wat hiertoe ver- 
eischt worde, ziet men b/. 297. voorgefteld. . Het 
laatffe onderzoek betreft de redenen , waarom her 
getal van die genen, die goedgekeurde nationale of 
vaderlandfche gedichten hebben opgefteld „ zoo 
gering zy? Miervan is de oorzaak te vinden er 
inde vereischten van dezelven; ez inde gefteldheid 

ì vau 


, 


ge GED. GEEST. GEKK. GEMS. GENEESK. 


van het Land, waarin men, woont: by welke alge- | 
meene zwarigheden nog anderen komen; ten aan- 

zien van den Godsdienst, de zeden , den {maak 

de taal, en den ftaat der kennisfen van hêt Vader- 

land: 4/. 298—329. 


GEESTKUNDE. Zie P/ychologie: 
GEKKO'S. Zie Salamanderen (onderfcheid der) enz. 
‚ GEMSBAL: of ermskocer. Zie Steenen (dierlyke). 


GENEES- ez HEELKUNDE. Zie Kaarsje (verwy- 
dend). 


___— Genees- en heelkundige waarnemingen: door 
J- S.G. DINCKLER. PZ. Deel, bl, 255—280. beftaan- 
de in zes waarnemingen: de eerffe: over de heil 
zame kracht van den vluggen geest van Ammontak- 
zout , met zout van wynfteen bereidt, en met ge- 
diftilleerde oliën vermengd; in eene foort van zwar- 
te flaar, of in het begin derzelve. bl. 255. De 
tweede : over een phofphorisch licht, door de uit- 
vloeifelen wan menfchen veroorzaakt; en van de 
belediging, door deszelfs aanporring te weeg ge- 
bracht. Af. 2ór. De derde: over eene foort van 
doofheid, waarin het geluid wel duidelyk gehoord 
werd; doch de toon van hetzelve, die tot de fa- 
menfpraak noodig is, niet konde onderfcheiden 
worden. AZ. 266. De vierde: over een wanftaltig 
velum Palatinum. bl. 272. De vyfde: over een 

kind, 


GENEESKUNDE” 35 
kind, mêt eene darmbreuk geboren. ZJ. 236. De 
zesde: over een genezen rope he 280, 


Een wibtera zere in de rechterborst 
van EENC VFOUW : door PAULUS DE WIND genezen: 
waarfchynelyk beftaande in eene uitzetting van een 
watervat5 veroorzaakt door eene fchielyke en bo- 
venmatige uitrekking et Kileuzing : hoedanige ge 
zwellen onder den okfel en ‘aan de liezen meerma- 


len worden waargenomen. 4. Deel, Dl. 587—59 1e 


WAARNEMINGEN, getrokken uit het journaal 
van den opperchirurgyn J.T. ELLERBEEK. VL 
Deel, achter de Prysverhandelingen geplaatst, 5/. 259 
— 276. Naeenebefchryving, hoe de Heer ELLER- 


“BEEK een verbazend getal van /corbutici behan- 


deld, en voornamenlyk door middel van mosterd= 
zaad in het leven behouden had: Z/. 259. « word 
de heilzame uitwerking, tegen deze gevaarlyke 
ziekte, van het gramen marinum (een kruid, dat 
buiten aan de fchepen wast,) voorgefteld en be- 


' nie geftaafd: bl. rain he 


Zeldfame waarneming van eene zwangere 


‘vrouw, by welker verlosfing de Ifmoeder en nage 
_boorte met fcherpe verfreende punten begroeid be- 


wonden werden : door D. H. GALLANDAT. y. Deel, 


dl 452459: 


„Waarneming eener ontlasting van een aan 
XI, DEELS IL. STUK, C merke 


4 GENEESKUNDEGENOOTS. Ô 


merklyk aantal van waterblazen, door den _af= 
Zang: door AP. NAHUYS. ZZZ. Deel, bl. 455—46ó2. 
Na dat de Aucteur zyne waarneming omtrent dit 
geval heeft opgegeven, beantwoordt hy deze vra- 
gen: wat zyn die balletjes of waterblazen geweest ? 
waar hebben dezelven gehuisvest ? hoe konden de- 
zelven door den afgang geloosd worden ? en wat is 
de reden „ dat de lyderes hierdoor van haar vo- 
rig ongemak i is bevrydt geworden ? 


nn Zie verder Breukfnede: Hoofdpyn (fpyker) : 
Hoofdwonden : Hoornachtig uitwas: Longtering: 
Medelydendheid der deelen van't menfchelykelichaam * 
in ziekten: NatuurCwerkende): „Navelbreuken : 
Opflopping van water: Polypus of flymprop + Spiri- 
tus falis marini: Vallende ziekte: Verftropping 
van het net: WerktuigCwerbeterd): Witte willigen 
bast. 


GENOOTSCHAPPEN (GELEERDE). Dezelven, 
hoezeer van veel aanbelang, hebben echter eenen 
geruimen tyd in ons Vaderland ontbroken. Zie het 
Hiftor. voorbericht van’t 1. Deel, bl. 2. 


ame 


(ZEEUWSCH). Mifforie van 
het zrrRuwscHer GENOOTSCHAP der Wetenfchap- 
pen te VLISSINGEN. Koorbericht I. Deel, bl. 1-38. 
Waarin gemeldt word deszelfs eerfte oorfprong , in 
Hooimaand 1765. bl. 5. Deszelfs eerfte leden, 
&l. 6. In 1768. werd het meer uitgebreidt, en 


A Gere 


GENOOTSCHAP. GEZICHT. 38 


Neerlands ERFSTADIIOUDER tot deszelfs Protector 
verzocht. bf. 7. In Louwmaand 1769. werden 
de eerfte Directeuren verkoren; en Moderatores 
aangefteld. 4/. ro. Deszelfs wetten bepaald: 4/. 
rr. Deszelfs eerfte Programma: bl. 16. In Sproke 
kelmaand van 1769. werd aan de Regering det 
Stad, en vervolgens aan de Heeren STATEN van 
ZEELAND, Kennis van deszelfs oprichting gêge- 
ven; en Hoogderzelver befcherming verkregen. bla 
19. Van fladswege werd eene vergaderplaats vers 
leend3 en de eerfte zitting op dezelve met eene aan- 


fpraak door den praefiderenden Heer Mr. j. Wince _ 


KELMAN geopend. bl. 25. Het Genootfchap word 
door de Heeren STATEN, by Refolutie, nader goed= 
gekeurd en bekrachtigd. 4/, 3238. De wet, om- 
trent de beantwoording der Prysvragen, word tot 
de Leden des Genootfchaps uitgebreidt ; zonder eche 
ter naar den ptys mede te dingen: op aanleiding 

| van eenige bedenkingen door den Heer A. ’S GRA* 
VEZANDE medegedeeld. iff, Bericht II. Deel, bl: 
17-26. Ook die bepaling word ingetrokken ; en 
aan elk vryheid verleend om naar den prys te din- 
gen. iff. Bericht LX, Deel, bl. 57e 


GEZICHTS ZINTUIG, parhandeling over eene God- 
delyke verbetering. van het zintuig des gezichts: 
door JOsvA VAN IPEREN.  J. Deel, bl. 461509: 

Onder de wyzen, op welken cop eertyds zyne 

Openbaringen heeft bekend gemaakt , telt de Schry= 
Ner men de wonderdadige verbetering vat het Zine 

: Cs tuig 


, 


36 GEZICHT. GEZWEL. GIFT. GOD. 


tuig des gezichts; ’t gene niet weinig moest die- 
nen tot ftaving van derzelver Goddelykheid. Dit 
word bevestigd door het voorbeeld van AnRaHAM : 
toen de Heere hem beloofde, dat zyn zaad zoude 
zyn als de fterren, die hy niet tellen konde; GEN. 
XV: 5. van BILEAM: toen hy Zsraë/, in ftede 
van Op BALAKS begeerte te vloeken, by herhaling 
zegende; Num. XXI—XXIV. en van Moses: 
toen hy van Nebo het beloofde land zag; peur. 
VI: 28. ZJ. 46r. Waarop, na deze en gene 
voorafgaande ophelderende aammerkingen , word 
aangewezen: dat die verbetering van het zintuig 


- des gezichts ook behoore tot die zaken , welken in 


het geloof, na.de voleindiging der eeuwen; ver- 
wacht worden. Zl, 499—509. 


GEZWEL (wareracurTiG). Zie Genees- en Heel. 


kunde. 


GIFTEN ez LEGATEN aan het Genootfchap, vry= 


gefteld van de betaling des col/ateraals. WV, Deel, 
‚Hijf. voorber. bl. 43e 


GODS coerpneip in de bepaling omtrent den dood 


der meeste dieren: betoogd door HENDRIK VAN DEN 


\_HESPEL. X//. Deels, 1. luk , Dl. 313—345. Voor 


af meldt de Schryver in deze Verhandeling , wat al 


_ bedenkingen der dieren dood (zoo als het eene 


meestal door het andere verflonden word) aan ve- 
len heeft opgeleverd: Af, 313. en dan wyst-hy 
ij é eerst 


GOD. GOML. GRAM. GRONDYS. 37 


gerst aan dat die bepaling niet ftrydig zy ; maar 
vele blyken van cops goedheid voor het algemeen 
welzyn.in zich bevatte: b/. 317. zoo met betrek- 
king tot het dierenryk zelves AJ, 324. als van het 
menfchelyke geflacht.4/. 328. En dan bewyst hy , 
dat de dieren zelve, in en door hunnen dood, 
de uitlating der Goddelyke goedheid genieten: 7. 
335. terwyl hy ten befluite aanmerkt: hoe ont- 
aard en ftrydig met cops goedheid het zy, beesten 
zonder noodzaak te martelen: waartegen hy waär- 
fchuwt. Zl. 343—345. 

te mj T3 


GOM[AK. Zie Infecten, welken in den GOMLAK 


gevonden worden. _ Zie ook Tincturen. 


GRAMEN marinum: of Zeegras, dat aan de fche= 


pen wast, een der beste middelen tegen den /cor= 
but. Zie onder Genees- en Heelkunde. 


GRONDYS.. Zerhandeling over het Grondys: door 


J- F. MARTINET. AZ. Deel, bl. 4or—42o. Na 
dat de geleerde Schryver de redenen tegen de for= 
mering van dit foort van ys, op den bodem der 
zeeën en rivieren, van w.-A WINSCHOTEN € NOL- 
LET , heeft opgegeven; meldt hy , wat al van an- 
deren, vóór dat gevoelen, word bygebracht: en 


dan bewyst hy, met proeven, door hem zelve ge- 
„nomen, ter beflisfing van dit gefchil: dat de wa- 


teren, op den grond der zee, nimmer zoo koud 


Zyn, als op derzelver oppervlakte; zelfs niet den 


C 3 vers 


88 GRONDYS. HAAGD, HAB. HEELK. 


vereischten trap van koude ter bevriezing heb- 
ben: en dat dus aldaar geene ysformering kan ge- 
fchieden, Hierop verklaart hy de wyze, op wel 
ke het zoogenoemde grondys geboren word; en 
leidt daaruit tevens af, hoe men de tegenwerpin- 
gen gemakkelyk kunne oplosfen, 


HAAGDISSEN. Zie Salámanderen: onder fcheid 
van dezelven. hd 


HABAKUKS eenen. Zie Beurtgezangen (gewyde). 
HEELKUNDE, Zie Geneeskunde. 


HEELKUNDIGE sewerkine. Merinnering eener 
zeldfame, en mogelyk niet algemeen genoeg bekens 
de, heelkundige bewerking: door G.J. VAN WY. 
IX. Deet, bl. 254-269, Na een voorbericht , 
waarin de geleerde Schryver reden geeft van het 
opfchrift dezer Verhandeling: ftelt hy de affnyding 
van den wervus infraorbitalis voor, als het eenige 
middel tegen eene plaatfelyke pyn in het aange 
zicht, op de hoogte dezer zenuw 3 anders de 
fbykerhoofdpyn , by fommigen Aaemicrania ges 
noemd: en flaaft de nuttigheia dezer heelkundige 
bewerking: welke hy, ia naarvalging van den 

gras 


HEELKUND. HEILIGE SCHR, HEIT. 39 


grooten ArBiNus, met eênen gewenschiten uitlag 
gedaan heeft, door eene proef. 


HEILIGE SCHRIFT. Over hetgenê men heeft te 


betrachten, en te vermyden, in de opheldering 
der Heilige Schrift uit reisbefchryvingen: door 
GERRARDUS KUIPERS. XZ. Deel ,-bl. 354—382. 
Na eene korte inleiding, over het gebruik en mis- 
bruik der reisbefchryvingen, in de uitlegkunde 
des Bybels: deelt de geleerde Schryver eenige re- 
gels mede, welken men, om in dit ftuk recht te 
verkeeren , dient op het oog te houden; terwyl hy, 
by deze gelegenheid, aan verfcheidene plaatfen der 
‘Heilige Schrift een aanmerkelyk licht byzet: als by 
voorbeeld II. KON. V: 9. AJ. 360. EZECH. XXX: 
go. bl. 361. IT. sam. XXVI: 12, en 16. I. KON. 
XVII: ro. jon. IV: 7. Dl. 362. MARK. VI: 30. 
vergeleken vs. 43. b/. 363. Jom. VII: o2. Al. 370. 


MARK. II: 4. LUK. V: 19. bl. 373. in de noot en 


tevens eene meenigte van voorbeelden bybrengt, ten 
blyke, dat fommigen in dezen meermalen , zelfs be- 
lachelyke, misflagen hebben begaan: A/. 373—382. 


HEITUIG. Lene verbetering wan hetzelve: door 


DAV. MEESE. . Deel, bl. 423—451. Na eene 
befchryving van twee onderfcheidene afbeeldingen 
van dit werktuig (op Plaat 1. en II) bl. 423— 
443. word de reden waarom? en hoe de uitvinder 
op deze veranderingen gekomen zy? voorgefteld: 
gelyk ook het nut, dat daaruit zoude voortvloei« 

ú, C 4 jene 


4e. HEITUIG: % HERTOGENBOSCH, 


jen. Dl. 444451. „Dan tegen dit laatfte (luk wor- 
den in eene noot, op 4/.423—433- door den Heer 
FREYTAG, allergewichtig{te bedenkingen gemaakt, 
’s HERTOGENBOSCH. « Gefchiedkundig bericht 
eener weinig bekende anecdote, rakende het over- 
gaan dier flad, in het jaar 1629: door den. prae- 
fiderenden Meer Directeur Mr. j. WINCKELMANe 
XL. Deel, Hift. Voorbericht, Dl. 23—29. Na een 
kort verhaal van de merkwaardige belegering en 
verovering van ’s Hertogenbosch, door FREDERIK 
HENRIK Prins van Oranje , word de bedoelde 
byzonderheid opgegeven. Zy beftaat in een ver- 
flag van eenen zilveren toren, nog te Plisfinge be- 
_ waard, welke elders door den Heer 7. w. TE wA- 
TER nader is befchreven. Deze toren, die zeven 
zyden heeft, draagt op deszelfs voorften kant de 
wapenen dier ftad en van FREDERIK HENRIK: wel- 
ke Prins denzelven, nevens eene beurs van 5oo. 
dukaten, gefchonken heeft aan eenen PIETER JAN-* 
SEN5 ter gedachtenis zyner kloekmoedigheid en 
list: daar hy, (als Vaandrig onder eenige vrywil- 
Jigers van Vlisfinge dienende) by het beleg van 
…?s Hertogenbosch , na dat bres gefchoten was, 
door dezelve, met het van den ftok afgefcheurde 
vaandel, in de {tad indrong; en, den toren be- 
klommen hebbende , dat vaandel aan het kruis vast 
maakte: door welk middel de overgang der {tad 
niet weinig bevorderd werd, 


El 


HIST. HOF HOOFDP. HOOFDWOND: 4x 
HISTORIE (NATUURLYKE). Zie Natuurlyke hiftorie. 


HOF van HOLLAND en ZEELAND. Deszelfs oor- 
__fprong is waarfchynlyk te zoeken in den ouden 
Graaflyken raad: en hieruit de reden te vinden, 
dat het neg de rechter in appél zy van ZEEUW- 
„SCHE. zaken. Zie Zeelands hooge of Graaflyke 


.vierfchaar. 


HOOFDPYN (spyxer). By fommigen haemicrania 
genoemd: hoe te genezen? Zie Heelkundige he= 
werking. 


HOOFDWONDEN. Waarnemingen over genezene 
HOOFDWONDEN „ verzeld met fracturen in het cra= 
nium: door GERARD GREEVE. V. Deel, bl. 147 
—199. In deze Verhandeling worden. twee waar- 
nemingen met de uiterfte naauwkeurigheid befchree 
ven. De eerffe is van een’ jongeling, oud 15. ja- 
ren: wiens cranium, door eenen zwaren val op 
het hoofd, zoodanig was vermorfeld , dat in 
hetzelve , na datde fragmenten waren uitgeno- 
men, eene opening was van eenen langachtigen 

„driehoek, ruim drie en een’ halven duim lang , en 

twee duimen van boven breed ;. behalven eene 

fcheur door ’ gantfche voorhoofdsbeen. De twee- 
de van een’ koetfier, oud 28. jaren: wiens hoofd „ 

„terwyl hy voorover bukte , door een paard zoo.ge- 

‚lagen was, dat, na het uitnemen der ftukken, in 

„het cranium een vry regelmatig ovaalsgewys gat 


C 5 ge 


ad 


#2 _HOOFDW. HOORN. HUNG. JAARM. 


gevonden werd, ter lengte byna van drie, en tet 


, 


breedte van één’ en drie vierde duim. Beide deze 
gevallen zyn zeer gelukkig en volkomen genezen 5 
niettegenftaande de laatfte Iyder ondertusfchen met 
eene gevaarlyke borstziekte werd overvallen. 


HOORNACHTIG uitwas. Waarneming van het= 


zelve, gegroeid aan de binnenzyde van de dye: 
door GERARD GREEVE. ZX. Deel, bl. 240—246. 
Na eene korte opgave van dít lastige ongemak ; ’t 
gene echter, daar het alleen in de huid gehecht 
was, gemakkelyk zich liet wegnemen, en geene 
nadeelige gevolgen had: word het hoornachtige 
uitwas nader befchreven , en in plaat afgebeeldt. 


HUNGERUS, Bisfthop van urrecurt. De rege- 


ringstyd en het fterfjaar van denzelven onderzocht. 
Zie Lodewyk, Koning van Germanië, 


benk 


JAARMARKTEN : of zoogenaamde KERMISSEN in 


ons Vaderland. Verhandeling over dit onderwerp : 
door Mr. j. WINCKELMAN. Hifforisch bericht 
vóór het W. Deel, bl. 7—28. waarin gehandeld 
word over derzelver oorfprong en benamingen; bf. 
7. en aangemerkt, dat het verleenen derzelven 


weleer flond aan de GRAVEN: en vervolgens aan 
de 


JAARM: INSCRIPT. INSECT. JOAB. 48 


„de STATEN. hl: 11. — Dat derzelver rechten en 
vryheden in die oude tyden zeer groot waren; Zl. 

“t4- terwyl zy als groote voorrechten befchouwd; 
en dus als nuttig en voordeelig gerekend - were 
“den. — Maar moet menze nog als zoodanig aan- 
merken? Het tegendeel word aangetoond: Al. ar 
28, 


INSCRIPTIEN, Zie Op/chriften. 


INSECTEN , welken in den GOMLAK gevonden wor- 
den: waargenomen door E. P. SWAGERMAN. VI 
Deel, ‘achter de Prysverhandelingen geplaatst, b/. 

“227258. Na eene korte opgave, van ’t gene 
LEDERMULLER nopens den gomlak en deszelfs in- 
fecten getuigt; Zl. 227. ftelt de Schryver zulks 
voor van den Heer GEOFFROY. bl. 231. En dan 
deelt hy zyne waarnemingen mede, omtrent den … 
gomlak , en deszelfs in/ecten.: welken hy tot eene 
foort der fchildluizen brengt: en die de oorzaak 
der fchoone kleur zyn, zoo in den Bengaalfchen , 
Koromandelfchen , als Siamf/chen gomlak, die de 
beste is. De in/ecten worden naauwkeurig befchre- 
ven, en in Plaat afgebeeldt: A/. 235253, en Vere 

„volgens eene gisfing omtrent de gom opgegeven: 
‚of dezelve misfchien ook , by-wyze van doorzwee- 

scting, of door ontlasting van de infeoten, zoude 

«geboren worden? Al. 254-258, 


JOAB vechtvaardig gefraft, Zie sauamo’s kroon- 
echt. Jo 


44 JODEN TE COCHIM. 

JODEN re cocnim.  Gefchiedkundige naarrich- 
ten, betreffende de blanke en zwarte JODEN te 
Cochim: door ADPIANUS ’s GRAVEZANDE. JZ, 
Deel, bl. 517—586. In de Inleiding word de 
aanleidende gelegenheid tot het fchryven van deze 
naarrichten 3 en de bronnen, waaruit zy voortgee 
vloeid zyn, aangewezen: Z/. 517. Dan volgen 
de naarrichten van deri toenmaligen Gouverneur 
en Directeur ADRIAAN MOENS: met bygevoegde 
befcheiden, ter opheldering en nadere verklaring: 
omtrent hunnen oorfprong en oudheid op die kust; 
hun Kranganoorsch koningryk; hunne voorrech- 

“sten, vooral van den Keizer ERAWI WANMARA in 
de V.eeuw: dat, (in het oorfpronkelyke, met by- 
gevoegde Nederlandfche letteren, in eene Plaat) 
benevens de vertaling, word opgegeven: gelyk ook 
hunne lotgevallen tot op dezen tyd: enz. terwyl 
tevens van andere oden, die in het Ogsten huis- 
vesten , met een woord word gewag gemaakt. ZZ, 
528—58re Eindelyk het befluit, zoo ten aan- 
zien van het verhandelde, als van de oden meer 
in het gemeen. bl. 582—586. 


_— Vervolg der gefchiedkundige naarrichten , 
betreffende de blanke en zwarte JODEN te Cochim: 
door ADRIANUS °S GRAVEZANDE. ZX. Deel , bl. 515 
— 544. In dit vervolg meldt de gel. Schryver, hoe 
zyne gefchiedkundige naarrichten ter kennis zyn 
gekomen van den beroemden aardrykskundigen 

“A. FR. BUSCHING: en welk gebruik die Heer 

daar- 


JODEN TE COCHIM. 45 


‚daarvan gemaakt hebbe? hoe dit aanleiding heeft 
“gegeven, dat P.J. BRUNS, in een periodik wark, 
„dat te Leipzig uitkomt, zyne bevreemding voorftelt : 
dat noch de uitgever, noch de overzetter, dier ge- 
fchiedkundige naarrichten eenig gewag maken van 
ANQUETIL DU PERRON; welke de Soden te Cockimn 
ook bezocht „ en het privilegium, van. CHERAN PE- 
‚_ROEMAL aan hen gegeven, in zyn Zend Avefta had me- 
-degedeeld :-dat tusfchen de afdrukken van dat privise- 
‚Zie, by ANQUETIL en BUSCHING, in de karakters 
groote verfcheidenheid plaats heeft : en dat het niet te 
vermoeden zy, dat beiden naar hetzelfde origineel 
zyn gemaakt. Dan datdit vermoeden ongegrondt , 
„en de verfcheidenheid niet zoo groot zy , word ver- 
“volgens aangewezen; en tevens aangetoond, dat 
het affchrift van den Heer Moens, met de hoogfte 
waarfchynlykheid , boven dat van den Heer An= 
„QUETIL, in naauwkeurigheid te fchatten zy. Ter- 
„wyl de geleerde Schryver „ na eene korte uitweiding 
„Over de ST. THOMAS CHRISTENEN , dit zyn vervolg 
„befluit, met eenige verbeteringen en aanvullingen 
zyner vorige naarrichten nopens het ryk Kranganoor ; 
‘omtrent eene verzameling van Ooster fche handfchrif- 
ten, welken wylen Prof. JAC. WILLEMSEN bezat fi 
„ten met een. bericht, aangaande de aandoeningen by 
v-die Natie, op de voorlezing zyner naarrichten „ 
„door den Heer morws aan dezelven. 


iN 
ren 


= Nafchrift betreffende de blanke en zwarte JODEN 
te Cochim „ uit latere ingekomene berichten van den 


Heer 


46 JODEN TE COCHIM. JODEN. 


‚ Heer MOENS : door ADRIANUS ’$ GRAVEZANDE, 
IX. Deel, bl. 545—574- Dit nafchrift behelst nog 
eenige nadere ophelderende , verbeterende, en ver- 
meerderende aanmerkingen op de gefchiedkundige 
naarrichten , vooral met betrekking tot het pa= 
tent van CHERAN PEROEMAL, bevattende het pri- 

vilegie aan de PFoden gegeven: van * welke nog 

„twee vertalingen, onder anderen, die de Heer 
MOENs heeft laten vervaardigen, hier worden ge= 
vonden; die, gelyk van de bevorens opgegevenen , 

“zoo ook van elkanderen , vry wat verfchillen. Waar- 
by nog eene vertaling word gevoegd „ die De CASTRO 
heeft medegebracht naar London. De overige aan- 

-—merkingen ‘hebben voornamelyk hare betrekking op 
het koningryk van Kranganoor: of de Foden dat 

«immer in eigendom hebben gehad? op de onder= 

_fcheiding der Poder in blanken-en zwarten; op der- 
zelver verfchillen; op de geweldenaryen der Portu- 
gezen tegen dezelven; op het devensbeftaan en 

“karakter der Soden op die kust; op derzelver © 
rechtsplegingen; op hunne /yragogen; en op hun- 

„ne kerkboeken en handfchriften. 


JODEN. (Derzelver inwinning ©) Beknopt onderzoek, 
of alle mogelyke en middelykewegen , tot inwinning 
der zonen, reeds zjn aangewendt van den kant 
der CHRISTENEN; dan of 'er nog niet één mogelyk 
middel overblyve? door PETRUS NIEULAND. XZ, 
Deel, bl. 323—353. Na eene korte melding van 

de middelen, -zoo die gefchikt als ongefchikt zyn 
S wel 


ner 0: DET IN. 7 À 47 


„welken ter bekeering der Foden reeds zyn aange- 
wendt: bl. 323. vraagt de geleerde Schryver: „„of 
9 dan alle mogelyke middelen, op dit pas, zoo zyn 
9» uitgeput, dat ’er nog niet het eene of andere zoude 
“ss Overig blyven”? hl. 327. Na hieromtrent eene 
aanmerking te hebben gemaakt, dat de Poden, 
ondanks de verharding hunner harten, kunnen 
overtuigd worden 3 4/, 328. beantwoordt hy de vraag: 
door het voorftellen eener algemeene kerkelyke verga- 
„dering, uit Christen en Soodfche Leeraars faamge- 
fteld, op hoog gezag belegd , met de noodige vereisch- 
ten. ZJ. 329. Dat hetgene NIcEPHORUS van eene 
foortgelyke vergadering, ten tyde van Keizer CoN- 
;STANTINUS , verhaalt; fabelachtig zy: 4/. 330. en 
‚dat: zoo men de gefchiedkundige waarheid van een 
foortgelyk Joodsch concilie, te St. Agatha, in 
Hungarië , in het jaar 169o, gehouden, aannemes, 


‚het zelve niet’ gefchikt geweest zy ter bereiking van 


„dat gewichtige einde 3 word onlochenbaar bewezen : 
bl. 333. en dan word aangetoond : hoedanig zulk 
eene vergadering zoude behooren gefteld te zyn ? 
zal men zich van dezelve iets goeds kunnen belo- 
ven. Al. 340. Dit zoude het laatfte. middel zyn, 
dat nog te beproeven is: 2/. 344. dan der Poder 
verharding, als een oordeel van cop over hen, 
maakt het bedenkelyk: of niet iets wonderdadigs 
ter omzetting van hun. gemoed zal vereischt wor- 
den? Z/. 345. en of dit IL. rm. 1: 16. nict geleerd 
worde? #7, 346. Dit echter belet niet, dat het 
wipogeftelde middel konde werkftellig gemaakt wor- 

den; 


48 JODEN./IZAAK. ‘KAARSJE. 


„den: waaromtrent verder nog eenige aanmerkingen 
worden opgegeven : bl. 349—353. 


IZAAK op MORIA: door GERRARDUS KUIPERS. X. 
Deel, bl. 614—636. Daar, en de Dichters en de 
Schriftverklarers „, IZAAK (by zyne opoffering door 
ABRAHAM op Moria) zich vertegenwoordigen als 
eenen kloekmoedigen geloofsheld van den allereer- 
ften rang: wyst de geleerde Schryver aan, dat deze 

-_voorftelling nit alleen ongegrondt; maar ook haren 

-_oorfprong verichuldigd zy aan eene onbewezene 

„wooronderftelling ; dat 1zAAks opoffering een voor- 
beeld zoude geweest zyn der opoffering van den mes- 
sas: welke (telling integendeel ftrydig is met het gene 

„men, omtrent dit aandoenlyke geval, uit de Hei- 

‚lige Schrift „en de natuur der zaak, kan opmaken :— 
dat wy dus izaAKs gemoedsbeftaan en gedrag ons 
moeten voorftellen, zoo als men dat van elk kind 
of jongeling, tusfchen de acht en twaalf jaren, in 
zyne omftandigheden befchouwd , te wachten 
heeft: — en dat deze opvatting aan alles, wat wy 
van deze belangryke gefchiedenis weten , ten wei 
len beantwoordt. | 


KAARSJE (veRwyDEND). Met maakfel en gebruik 
_ van een verwydend KAARSJE , ter behandeling van 
did vere 


KAARSJE” KANEEL: 49 


verfcheidene ziekten der blaas en van den dee: 
door DAVID VAN GESSCHER. JI. Deel , bl. 303— 
328. De wys; op welke deze kaarsjes worden, toe- 
bereidt, vindt men Z/, 303. en de ziekten ‚zoo in 
de blaas, als in den pisweg , waarin mem,dezelven 
met vrucht kan gebruiken, ziet men bl, 315. aàrì- 
gewezen: en dan worden drie gevallen voorgefteld , 

waarin men zich met eenen gewenschten ùitflag van 
dezelven bediend heeft. bl. 317—328. Een zabe- 
richt wegeús deze kaarsjes vindt men Z/..644. en 
645. waarin te kennên word gegeven, dat deze 
uitvinding niet geheel nieuw zy. 


[ 


dn 4 


KANEEL. Aanmerkingen over het KANEEL op CEI 


LON3 gemaakt door Cc. P. THUNBERG: vertaald, 
en met eenige Aanmerkingen vermeerderd, doot 
M. HOUTTUYN. X/Z. Deels, ute flùk , bl. 296— 
gia. Na eene korte inleiding over de kaneelfchorss 
van welke, offchoon dezelve ook elders gevonden 
word; hiet eilarid,Cei/on de beste'foort voortbrengt, 
ftelt de uPsarscre Hoogleeraar zyne waarnemin= 
gen voor omtrent den kaneelboom ; en wyst de ei- 
genfchappen van het beste kaneel aan. Op Ceilon 
zyn ’er tienderlei foorten; van welken flechts vier 
goede kaneel opleveren : en offchoon de kanecl- 
boomen meestal in bosfchen wild opgroeijeti , zoo 
kan men dezelven ook door kunst aankweeke 

De kusten, wadrop zy wasfen, beliooren aan le 
Kompagnie; door welken, en onder wier. opzicht, 
zy gefchild. worden; — op welke manier dit ver- 
Xl DEELS il. STUK D richt 


zo KÄNEEL. KEERING. _ KEIZER. 


richt. wordez —- de WyZe valt 'inzämeling, verzen 
ding sraar ‘het Vaderland, en'bewaring în de fche- 
pén. Aangelesde plantagiën van kaneelboomen 
federt ‘éeriige jarch: % gene veel dienftiger is voor 
de Hohipehie, dan dezelven in-de bosfchen te la- 
iten ópzoeken. De eeffte Bondels echter van deze 
kweekery, ter proêve naar Europa gezonden, 
haddên ‘den vêréischten fmaak niet; maar dien op 
reis verloren. Gisfingen over de oorzaak hiervan; 
wyze op welke de kaneelolie word toebereidt. 


KEERING ds ván Hèt WATER in een’ VYVER , als 
de waarfchynlyke oorzaak, waatom meermalen de 
wisch-in Zeeland erft, befchreven: welke de ware 
‘Oorzaâk ddarvan ‘zy? ‘en door wat middelen zulks 
voorkomen ‘kan worden? gevraagd door D. Ra- 
DERMACHËR Van NIEUWERKERKE. ZZZ. Deel, bl. 
592596. 


KEIZERLYKE SNEDE. Verhandeling over dezel- 
ve: doör D. mn. GALLANDAT. ZIL. Deel, bl. 319— 
337. ‘Deéze ‘kunstbeoefening word befchreven: 

cen wel, ‘ingevalle de moeder geftorveu is, om 
‘het mind” in het leven te behouden. Van hoc- 
veel belang en nuttigheid dezelve zy: wat al gee 
wenschte “uitwefkfelen daarvan voor hânden zyn: 
uit ‘welke dwaze bronnen het verwaarlozen van de- 
zelve în lätere «tyden is voortgevloeid: en hoezeer 
het te beklagen zy, dat der Romeinen wet hierom 
‘trent-by ons in onbruik is; wanneer dezelve te flas 
us, 8 de 


17 KEZERL, KERMIS, KINDERP.. 5 
de kont: én wat then by hét: óvaigake van zwan- 
gere vrouwen hi ra in hi te’ riemen? 


KERMISSEN: nie Jearmarken. 


KINDERPOKJES : Zoo NATUURLYKE als INGEËNTE. 
Proeven en waarnemingen wopens dezelven: door 
L. BICKER, Med. Doct. VII Deel, geplaatst ach- 
ter de Prysantwoordert , bl. 1167. Des Schry- 
vers doelwit. D/. 1. Zyne proeven en waarnemin- 
gen omtrent de ingeënten : waaruit hy opmaakt , dat 
het jaarfaifoen geen aanmerkelyk onderfcheid. geve ; 
bl. 3. noch ook de ouderdom der kinderen; 5% 6. 

even weinig de gefteldheid dér perfoonen: Af. 9. 
alle voorbereiding is onnoodig. b/.- 13. _Hièrna 
word de wyze van inenting befchreven: bf, 17. 
en dan de levenswyze, eetregel, en eenige‘ ge- 

“neesmiddèlen na--de operatie, aangewezen : bl. 19. 
vervolgens de gewone en buitengewone verfcliyn= 
felen , middelerwyl ‘waargenomen „ opgegeven. 
bl. 38. De ingeënten, gépokt hebbende , zyn Him- 
mer wederom vatbaar voor de befmetting gevon- 
den. bl. 59. De befinetting van ingeënten word 
niet gemakkelyk aah anderén medegedeeld. -4/, ‘67. 
De kinderziekte en_ mazelen kunnen gelyktydig be- 
ftäan. ‘47. 76. Uit de beoefening der inenting eenige 
gevolgen afgeleidt ter opheldering van den aard , 
de werking , toevallen, en geneeswyze der natuurlyke 
befimetting. 4/,8r. En Waarom ingeëmte kindet- 
bi ak veelal minder in getal, goedaardiger, en 
ea Da min 


se KINDERP. KOLYK, KRUISS. KUNSTT. 


minder gevaarlyk zyn} dan de natuurlyken ? om dif 
aan te wyzen ‚word vooraf onderzocht naar de 
oorzaken, welken de natuurlyke pokjes doorgaans 
zoo gevaarlyk maken: 4/, 97. en daaruit zulks af- 
geleidt. Al. 130. De kennis van deze redenen heeft 

„aande behandeling der natuurlyke kinderziekte 
licht bygezet; terwyl gebrek van oplettendheid op 
die oorzaken, welken dezelven gevaarlyk maken , 
meermalen ten gevolge heeft, dat een fchadelyk 
gebruik daarvan gemaakt word. 4/. r4r. Eindelyk 
de inenting heeft, in het gebruik van geneesmidde- 
len, in de natuurlyke pokjes ook eenig riut-toege- 
bracht. hf. 158. Ten befluite worden eenige alge= 
meene waarnemingen , omtrent de behandeling de- 
zer ziekte, opgegeven. bl. 163167. 


KOLYKDARM. Zene KOLYKDARMSVERNAAUWING : 
waargenomen door Jor. VEIRAC. VII. Deel, ge- 
plaatst achter de Prysverhandelingen, 4/. 168 

184. In deze lyderes werden, behalven het op= 
genoemde; verfcheidene andere ongemakken by de 
ontleding ontdekt: onder anderen, dat zy maar 
ééne nier had, in welke drie fteenen gevonden wer- 
den, die in Plaat zyn afgebeeldt. 


KRUISSCHANS.  Derzelver flichting „ oudheid ; en 
lotgevallen: zie V. Deel, bl. ao. en 21. 


KUNSTTALLEN. Zie Logarithmus. 


LAMMIGH. LAPIS. LEGATEN. 53 


LAMMIGHEID. Bericht van het gebruik der cle- 
triciteit in de genezing van lammigheìd: door 
Se VAN NOOTEN, Jansz. III. Deel, bl. 463—490. 
Na cen kort bericht nopens den toeftand van den 
deerniswaardigen lyder, geeft de Schryver verflag 
van de wys, or welke hy denzelven behandeld - 
heeft; met byvoeging van den allergewenschten 
uitflag» terwyl dit bericht befloten word iet eene 
verklaring van den lyder, onderteckend- Amfter- 
dam, den 4e Jan. 1771: WELREEM LEENDERT 

__KRIEGER, | 

aan beide handen: bindae gene. 
zen „ door middel van de electriciteit: volgens een 
bericht, medegedeeld door j. wartervuieT. IX. 
Deel, bl. 3o0—3og. Dit bericht bevat cene ap 
gave, hoe eene volkomene tammigheid in ‘heide 

_ handen, veroorzaakt door ‘het /kolyk van” Poitou „ 
met het gebruik der e/ectriciteit , binnen den tyd 
van twee maanden , volkomen is herfteld :° zoo dat 
de lyder weder, even als bevorens, alles, zelfs 
zwaren arbeid , met gemak konde doen. 


LAPIS de eoa. Zie Steenen (dierlyke). 
LEGATEN. Zie Giften. 


D 3 LIER 


s4 LIEFK- LILLO. LINNEN. LODEWYK. 


LIEFKENSHOEK. Deszelfs oudheid, flichting , en 
lotgevallen: zie V. Deel, bl. 46—51. 


LILLO. Deszelfs oudheid, ffichting , en biga 

Jen: zie V. Deel bn eg, oai 

LINNEN. Het pa lianen der Ouden „ Ays/us ge- 
heeten, is niet geel, maar blinkend: wit van kleur. 
mijn Sorekwyn, asbl. : 

LODEWYK, elk van GERMANIE. volken 
Hopeus het jaar „in het welke hy aan den Utrecht- 
fchen Bisfchap nuNGeRUS de vryheid. zyner kerk 
bevestigd. hebbe? door Mr. H. vAN wyN. JZ, 
Deel, bl. 177—270. Na eene korte inleiding, 
„waarin het gewicht van dit onderwerp, om ver- 
fcheidene aanmerkelyke zaken in de Mifforie te be- 

„palen , word „aangewezen: Ll 177. geeft de 

„Schryver den. giftbrief zelve op; bl: 180, toont 

… deszelfs echtheid aans hl. 185. en gaat dan over, 
om het ware tydpunt , op ’t welke dit charter ge- 
geven zy, te bepalen. FURMERIUS ftelt dit i in het 
jaar 869: Dl, 189.dan, na aangemerkt te hebben, dat 
de Prankifche koningen , en ook LOpEWYK, hun- 
ne annen berekenen naar verfcheidene. tyd- 
flippen 5 in welken zy merkelyke voordeelen hebben 
behaald à bl. 191. word dit gevoelen wederlegd: 
en by deze gelegenheid uitvoerig over het fterfjaar 
van Mp in 866, gehandeid, en over. zyn’ 
regine 4 bl, 194, Dan word de gedachte van 


gon 


Î 
| 


LODEWYK. OGABITHMUS. ss 


„ORRINGrUs, die de gig op $ap- plaakst ny bles a1S. 
getoetst; en, als, in t ge 1 niet aannemelyk â 
verworpen: kls 19. bet. welke aanleiding geeft, 
om te bewyzen, dat LODEWYK reeds federt 843. 
genoegfaam gezag in het Utrechtfche flicht gehad 
hebbe, kl, EE Eindelyk_ „word het. gevoelen van 
_BUCHELIUS voorgefteld ; en aangewezen, dat de 
„bygebrachte reden. tegen. shet ‚jaar 85de op; Spel 
valfchen grond fleune, bl. 237, Tot dit jaar Ì leidt 
ons. de. beste, lezing van, het chart ter ‚en iik zn 
geene. om(fandigheden ’ ‚welken hiermede AS ' 
ble 244, waaruit twee corq llaria worden afg geleide: 
en dan vindt men de vereischte. vlagen. . 259 
270. 
ESRRKR UI hk WEEET KA 
LOGARITHMUS. er handleiding. gern 
Logatithmus. voor. ig gegeven. geral, uaaukeurig 
ie vinden, zat veertien letteren haven den dend 5 
„benevens eENC tafel der kunsttallen voor zóoo ie 
__ 1001000, berekend door M Mr, K‚ Ks REL TZ. XT, 
… Deel, bl. 423-480, Na eene. algemeene 2 aanmêr- 
king over. de reeds. uitg gegeyene , Jogaritfmustafe- 
len, bl 423, Stelt de wiskundige Schryver de ge 
„wone „manier, der behandeling en berekening van 
de logarithmì Voor; waarvan, de zyne eigenlyk cene 
‚verbetering is: bl. 427: dan wyst hy de zyne 
‚aan, waardoor het gebrek der gewone handelwys 
word verbokpen : bl, 431 en heldere dezelve door 
„ verfcheidene voorbeelden op. bl. 433: òn hierop 
val eene korte, aanwyzing en, befgryving. van het 
D 4 ge 


’ 
{ 


56 _LOGAR. LONG. LUCHT. LUNAR: 


€ gebruik en de nuttigheden, die men kan maken 
van de bygevoegde tafel der kunsttallen „ voor 
1oooooo—ioorooo. bl. 450, en daa de tafel zelve: 
bl. 45 5480. 


rte Zie Opflopping van id 


LONGTERING, door freenftoffe veroorzaakt: waar- 
genomen en befèhreven door j. VEIRAC. Eene 
ziekte, die niet zeldfaam is, gelyk de Schryver. 
door vele voorbeelden van anderen aanwyst : en 
wat ter genezing word. aangeprezen ? HL nek 


bl So5e5ig. 
LUCHTSGESTELDHEID, Zie Waarnemingen. 


LUNARIUM. Befchryving van een nieuw lunari- 
um , of flervekunddigen maanwyzer , ter onder- 
richting in, en gemakkelyke waarneming van, de 
byzonderhèden van den omloop der maan: door. 

___HENRICUS SCHORTINGHUIS. XJ. Deels, 1. fruk „bl, 

251295. Na eene korte inleiding over de maan , 

en haren omloop om de aarde, telt de fterrekundi- 
ge Schryver 17. zaken op.» die men dagelyks op 
dezen zynen maanwyzer kan befchouwen. Om 
it bev atbaar te maken voor. een” ieder, verklaart 

hv eerst de byzondere deelen van dit werktuig; en 

gan wyst hy derzelver gebruik uitvoeriger aan : 3 

terwyl hy eindelyk aanmerkt, dat men ook een 

foongelyk werktuig t tot cen planetarium zoude 


EUN, "MAAN, MAG, MED MERG, sr 


-* kunnen vêrvaardigen : ‘befluitende deze verhande- 
“fing ‘met een -dichtftukje, door Zyn Eerw. by ‘de 
redenen van hf ECN hos tp 


\ p * gers ij v 
MAANWYZER. Zie Eimarlum, Fres asf 
MAGICA zuadr red Zie hedde 


Js 


MEDELYDENDHEID der deelen van het’ wifi 
“bk lichaam In kièkten. Verhandeling ' over. dis 


“onderwerp ; door cisB. DE witr. V. Deel, bl. 


200254. Waarin’ deze medelydéridheid befta ? 4/. 
200. ZY word véroorzaakt door de zenuwen : niet 
door de vliezen ; noch door: de vaten. bl. 201, 


é ‚Dit zoude ‘echter, zonder de ‘onderlinge vereeni- 


“ging van ziet en lichaam, geene plaats hebben. b/. 
f 205. Om nu de verfchynfelen in verfchillende ziek- 
“ten ten dezen opzichte te verklaren à preekt de 
“Schryver vooráf van’ de vereeniging der zenuwen 


“ín het algemeen: Bl, 209. dan handelt hy van alle 


‘de vereenigingen derzelven in het byzonder : ‘4, 


“212. waaruit hy vervolgens de voorkomende vreem: 


“de en verwonderingswaardige verfchynfelen van 


__ medelydendheid in ziekten afleidt, 5/. 223254. 


MERCURIUS. Zoorbygang van denzelven over de. 


D 5 ZON 3 


s8 MERCURIUS, METAALBOOMTJES, 


‘zon, dente, November 1782. berekend door jor, 
„„FOKKER. ZX. Deel, bl, 473-480. „Na eenige be- 
richten van waarnemingen en berekeningen, door 
vroegere en latere fterrekundigen gedaan, omtrent 
de voorbygangen van MERCURIUS over de Zon, 
ftelt de geleerde Schryver het re/ultat zyner bere- 


kening voor; en eene verklaring van de bygevoeg- 


de Plaat, waarop die voorbygang is afgebeeldt , zoo 
als dezelve uit het centrum der aarde te zien zoude 


METAALBOOMTJES. Verhandeling wer dezelvens 


„door, JOHANNES, ALBERTUS SGHLOSSER. L Deel, 
wab, H38-t52s… Vooraf merkt de Schryver aan, 
‚dat men-de theorie der mertgalboaomtjes voorna- 
‚‚menlyk verfchuldigd zy aan. den beroemden HoMm- 


BERG. hl, 138. Dees onderfcheidt dezelven in drie. 


_„hoofdfoorten: in zulken, die uit zuiver metaal be- 


ftaan3 in zulken, die uit eenig zuur of zout en me- 


taal zyn famengefteld ; en in zulken , die alleen uit 
„zout- aard- en olieachtige ftoffen. worden tocbe- 
reidt, bl. 139, „Dan verklaart hy de werfchillende 
WyS» OP. welke de eerfte foort-word gefurmeerd; 
‚bl. 140, en hoe de plantswyze groeijing der tweede 
foort vervaardigd word: bl. 146. terwyl de lezer , 
‚ter aanwyzing van andere door kunst gemaakte 
takfchietingen, verzonden word naar de verhan- 
delingen van de Koninglyke Maatfchappy der wen 
genfchappen te PARYS, vant 1692. En 1710. bl 152e 


MO. 


__MOABITEN. MUMIEN. MUNTWEZEN. 59 


5 MOARJTEN,. „Derzelver. onde, Heden: 1 „zie 


erin be hifborige vn 


6 1 


MUMEN,, rid. deden. windt zie gerak, 


MUNTWEZEN. ‚5 Daar ha STATEN. van. ZEE 


epo LAND „riet Hot voordeel; van „de financien der 
s Provincies. maar. tat. voorkoming, van gebrek aan 
“p> contante penningen: al, voor meer dan honderd 


cap daren den megotiepenning, bekend. onder den 


22 MAAM, VAM, TULVEREN, DUKAAT „ Gf RYKSDAAL- 


pe rt kik „met deszelfs. gedeelten, van 50; tot 51, fui- 


ao Vers: geoordeeld hebben:te, maeten. verhogen; 


von, mitsgaders, Jeders dien tyd „am dezelfde zeden, 


22 #08 tweemalen gelyke. verhooging met. één” fluiver 
ao, i6 moeten, doen: en dus dien negotiepenning bir- 


_ vas ven hunne Provincie. tot.53, MAuivers gangbaar 


van He Rellen: — welken zyn de middelen, om, de 


22 aanmerkelyke fhade, die de ingezetenen, der 
za Provincie. ZEELAND bri: „den, adeeligen, wise 
de feleours, inzonderheid. fedest ‚de Vaarfte verhoo- 


ar EINE 3 geacht, worden te‚Jyden,, voor ke komen? 


2» zonder. deze Provincie aan „gebrek van. contan- 
so ten bloot te flellen; maar.dezelwe integendeel 


vogpin ffaat te houden, om de benodigde nieuwe 


se 


wan Ípecien te. kunnen aanmunten? en wat widdel 
22. zoude ter zyn om de muntfpecien „ door, de 


ep geheele. Republik „op eenen ,egalen, voet van 


EN gehalte en evaluatie te brengen, met dat effect, 
nd w ale de „manden, 4y aauhoudendheid, 
» zoe 


6 MUNT WEZEN, 


» zoo gouden als zilveren fpecien tot de geftatu- 
„> eerde, of nog te ftatueren “gehalten en eva- 
2» luatien zouden kunnen aangemunt worden”? 
Ie ANTWOORD op deze vraag: door CORNELIS 
ZILLESEN. JX. Deel, bl. 122, De kundige 
“Schryver merkt aan, dat (volgens deze vraag) 
\_ ZEELANDS Staten, ter voorkoming van gebrek aan 
contante penningen, genoodzaakt zyn geweest den 
‘zilweren dukaat of ryksdaalder van 5o. tot 53. 
_ftuivers te verhoogen: waaruit de nadeelige wisfel. 
“leours, tot fchadederingezetenen , voortvloeit. De 
‘vraag dus is: hoe die fchade voor te komen,, zon- 
der dat men voor gebrek aan contanten behoeft te 

« wreezen? en hoe men de munt/pecien, op eenen 
—egalen voet, door de geheele Republik, zoude 
“kunnen brengen? 4/. 4. Ter beantwoording van de- 
ze ftukken worden vooraf onderzocht de nadecten , 
“die uit de verhooging der munt/pecien boven de. 
innerlyke waarde fn den wisfelcours fpruiten. Dit 
word, (ma dat de oorfprong om geld te flaan is 
voorgefteld, 5/. 6.) aangewezen /. 9. Dan wor- 
den de voorname oorzaken, die aanleiding geven 
“tot vervoering der munt/pecien „, om het gebrek aan 
contanten voor te komen, naargefpoord: 5/. 14. 
en welken die in ZEELAND voornamelyk geweest 
zyn: Bl. 15. waarop het middel word voorgedra- 
gen, waardoor het nadeel voor zeeLANDS ingeze- 
tenen in den wisfelcours kan herfteld; 4/. 18. hun 
gebrek aan contanten voorgekomen; DA 19. en de 
munt/pecier , door de geheele Republik, op eenen, 
2gan 


MUNTWEZEN, NAGEBOORTE. ót 


galen voet van gehalte g gelraglië worden : Zl. 20— 
22e Î 


in Ic ANTWOORD op dezelfde vraag 
door jacogus MARBEUW junior. IX, Deel, bl. 
23-48. Na eene inleiding, om te doen « opmer- 
ken, dat niet het voordeel van de financien der 


„Provincie , maar de dringendfte noodzaak, om het 


gebrek aan contante penningen voor te komen, 
ZEELANDS Staten heeft doen overgaan tot de /uc- 


„cesfive verhogingen van de evaluatie der zilveren 


dukaten: Z/, 23. worden eenige middelen opges 
géve, om de fchade af te wenden, die uit den 
nadeeligen wisfelcours voor de ingezetenen ont{taan 
en wel vooreerst de zulken, die binnen deze Pro- 
vincie zelve voorhanden zyn; bi. 26. en dan de 
zoodanigen, die door alle „de Provincien gemeen- 
fchappelyk , zonder iemands nadeel, in het werk 
gefteld konden worden: 4/. 47. en 48. 


NAGEBOORTE. Lene Nacrsoorte, welke na de 
verlosfing) afzonderlyk in de baarmoeder was ach- 


tergebleven : waargenomen door H. MIRANDOLLE 
VAN GHERT. ZZ, Deel, bl. 613—619. De Au- 
cteur befchryft dit geval; de wyze van behandeling ; 
en de volkomene herftelling der Iyderes. 

| NA» 


62 NAJAARSKOORTSEN. 
NAJAARSKOORTSEN, IE AnTwoor op de vr&ag + 
„, Welken zyn de ware oorzaken en kenteekenen 
„> Vande NAJAARSKOORTSEN in de guarnifbensplaat- 
so Jen van StaatsVlaanderen? en welken zyn de 
25 beste behoed- en geneesmiddelen , die daartegen , 
3» vooral by de militairen, kunnen aangewendt 
2 Worden”’? door ce. w. CALLENFELS. X, Deel, 
b). 3130. Na eene inleiding, over het belang 
der vraag, 5/. 3. word de beantwootding bepaald 
tot een onderzoek (1) welken de ware oorzaken 
zyn dier koortfen? (a) welken derzelver kenteeke- 
nen zyn? (3) welken de beste behoedmiddelen daar- 
tegen zyn? en eindelyk: (4) welken de beste ge- 
neesmiddelen zyn? en dan gaat de Schryver, na 
reden te hebben gegeven, waarom hy zyn onder- 
zoek voornamelyk tot het eerffe en derde ftuk zal 
bepalen, b/. 5. over'tot het eerfle : en wel op deze 
wyze: dat hy vooraf met een woord {preekt van de 
najaarskoortfen „ en derzelver afloop; Af. 7. en 
dan wyst hy derzelver ware oorzaken aan, zoo 
als die te vinden zyn: in de luchts- en landsgefteld- 
heid van „StaatsVlaanderen ; bl. 11. in de guarni= 
foensplaatfen3 b/. ao. en vooral by de militairen 
zelven: die tot een tiental gebracht worden. AJ, 28 
Hierop, om de kenteekenen dier koortfen te be- 
fchryven „ vertoont hy derzelver veelvuldige en on» 
derfcheidene verfchynfelen , van het begin tot het 
einde toe: 4/. 66. terwyl de Aucteur in de behan- 
deling van het derde ftuk, of de behoedmiddelen 


tegen deze ziekte , dezelve tot twee foorten brengt : 
aks de 


NAJAARSKOORTSEN.: 64 
de eerste beftaat in ‘het wegnemen of verminderen 
der opgetelde” oorzâken; bl. 77 de tweede , in 
zich te bedienen vän Voorbehoedehde geneesmidde- 
len: ZA rro. Hierop gaât hy over, na eenige aÀn- 
merkingen te hebben gemaakt, Bl. 114, töt dé ge- 
nezirg en de ‘geneesmiddelen zelve: b/, 120130. 
waarmede deze verhandeling wotd befloten. 


ee Ie ANfwoorD » op dezelfde vraag: 
‚ door JOHANNES HARGER. X. Deel, bl. 131—gi2. 
De Schryver fplitst de vraag in twee deelen: — in 
een onderzoek naar de ware ootzaken en kenteeke. 
nen van de najaarskoorcten in de voorgeftelde 
_guarnifdensplaatfen; — en in eene opgave der bes= 
te behoed- en geneesmiddelen tegen dezelven , voor- 
al by de militairen. bl. 132. ‘Na ‘eenige voorbe- 
reidfelen, word vooraf te kennen gegevên , wat 
men eigenlyk door de bedoelde najaarskoortfen 
moet verflaan? Z/. 134. en om dezen. recht te ken- 
nen, word in de behandeling van het eerfte onder- 
Werp naargefpoord: wat welde naaste ; en welke de 
Voorafgaande oorzaken zyn? b/. 1 35. de laatstgenoem. 
den worden in voorfchikkenden en in aanleiding- 
gevenden verdeeld: 27. 136. hierop word ecne 
tegenbedenking opgelost: bl. 150. én dan het on- 
_ derwerp weder voortgezet: Zl. 157. waarna detee- 
kenen, volgens het gewone beloop der najaarsk oort- 
fen, worden opgegeven ; 4}. 174. En dan uit de 
gevolgen, zoo als dezelven by onderfcheidene per- 
fonen verfchillende zyn, nâdèr ópgehelderd. 47. 
177. 


ó4 NAJAARSK: NATUUR: 


_ 127. ‘In de behandeling van het tweede deel det 
vraag word eerst aangewezen ‚ wat middelen diens 
ftig zyn; om voor deze geduchte koortfen behoedt 
te worden: b/. 187; hoe die best ir te voeren ? //. 
258. en dan, welken de krachtdadigfte middelen te£ 
genezing derzelven zyn ; wanneer zy reeds woeden. 
Hiertoe word vereischt: de beledigende ftoffen te 
verbeteren, of uit te dryvens dl. 363. derzelver 
voortgang tegen te gaan 5 bl, 286: en de krachten 

der Iyderen te onderfteunení bl. 306—3 12 


Zie mede Pebres catarrhales. 


NATUUR. (pe WERKENDE) Wat men hierdoor in de 
Geneeskunde te verftaan hebbe? onderzocht door 
J- MACQUET: ZJ. Deel, bl. 1ó1—23ó. De ver- 
fchillende gedachten over dit onderwerp van vroe- 
gere en latere mannen. Z/. 161, De Schryver ver- 
ftaat daardoor dat gene, ’t welke by de Genees- 
heeren het LEVEN genoemd word. Wat dit zy; 
durft hy niet bepalen: zyn oogmerk is alleen, om 
de overkomst tusfchen de werkingen der natuur 
en van het leven aan te toonen ; en dat dezelve maar 
ééne kracht uitmaken , welker denkbeeld hy naauw- 
keuriger zal bepalen. hl 167. Dit veroorzaakt 
ftof tot twee hoofdftukken & in het eerffe hoofdftuk 
word de werkende NATUUR in den gezonden; bl, 
169—195. in het tweede in den zieken ftaat bes 
fchouwd: en aangetoond , dat alie die werkingen iù 
het deven, door de Godheid in de ftof gegoten, 

: be= 


TOS AN AT TDBAU.RIITAN 63 


„berústens bl. 196—a30. “Dit word aangetöond te 
aanzien van de voeding; ZJ. 169. van dé. opeuins 
gen tot. ontlasting der-overtollighedens A. 172. 
van de verfchillende ‘úatwreilen of temperamenten ? 
bl» 177. hiervan is nog onderfcheiden dat gene 4 
t welke de geneesheeren idiofyncrafia noemen 3 
anders aard (indoles)-geheeten 3 van hier word 
het kwalyk bekomen van mosfelen enz. op fömmis 
ge tyden afgeleidt. 4/, 183: De menfchen verdù= 
deren op zekere tyden , zonder dat men die juist 
tot het zevental kán bepalen. b/. 487, Waarom de 
gewoonte eene tweede natuur genadmd worde? bli 
189: _Dit-alles word ‚uit de leveriskracht afgeleidt $ 
en dus getoond; dat de-NaTuuR en het Jever dezelf- 
de kracht zyn. Dit heeft int byzonder ook plaats 
in de ziekten: wanneer de natuur of levenskracht al 
les aanwendt, om dezelven te bevechten; AA 196s 
Zy- heeft. een herftellend vermogen: dit ziet men 
aller duidelykst in vele dieren3 maar ook , oftchoon 
in eeen minderen träp „in ons lichaam: …b/,- 107: 
zy heeft een kokingsvermogen; ter bereiding cefier 
raauwe en genezende ftof; 4/. 200. insgelyks om 
krampen te maken: eene der heilzaamfte pogingén 5 
gelyk door: verfcheidene byzonderheden , vooral de 
Vallende ziekte, word: aatigewezen. bl, oda=-ad5s 
By deze gelegenheid word van de venynen „ en-.bys 

„zonder van de ticuta , en derzelver uitwerking en 

» verdooving gehandeld. b/ 206: De hâtuur heeft 
het heilzame vermogen om eene koorts te-ttalen 4 
bl, 3i2.-zy heeft seen medewerkirigsverniogen 3 

EIL. DEELS ils STUK E Waas 


56 NATUUR. NATUURKUNDE, 


wâardoor het eene deel aan het andere zoekt be- 
hulpfaam te zyn. bl, o18. Hieruit kan men mis- 
fchien de vreemde lusten in zieken tot zekere by- 
zondere- zaken verklaren. 4/. zo. Uit het byge- 
‚ brachte' aangewezen , wart het zegge: de NATUUR 
te leiden? bl, 223. aan de matuur, of het leven , 
fchryft een geneesheer dus met recht ín het dierly- 
ke lichaam, zonder de Godheid in * minfte te be- 


ledigen, veel toe! gelyk tot flot word voorgefteld : 


bl. "226230. 


NATUURKUNDIGE cevorcGen. Ie ANTWOORD 
opde vraag: "Mag een natuuronderzoeker, uit 
3» de reeds gemaakte waarnemingen en proefonder- 
ss Viûdingen, verdere gevolgen trekken ter uitvor- 
»s fching van de nog onbekende oorzaken der ver- 
sx fchyufelen? zoo ja! hoeverre mag hy daarin 
5» voortgaan? en welke regelen moet hy daarom- 
ss trent in vacht nemen”? door j. VAN IPEREN. 
1V.. Deel , bl. 31r7. De Schryver richt zZyne 
Verhandeling zoo in, dat hy eerst aanwyst , 
waarom het eerfte gedeelte der vraag met- JA ! 
moete. worden beantwoordt: uit hoofde namelyk 
van de algemeene erkentenis der natuuronderzoc- 
keren; b/. 4. en uit de natuur der zaak zelve: 
bl, 8. men vindt daartoe eene aangeborene drift 
en. geneigdheid „ zoo wel by beesten als men- 
fchen: A/. 15. zy word door de verwondering 
aangevuurd: bl. 19. zonder gevolgtrekkingen ís ’er 
geene vordering in de natuurkennis mogelyk; df 

Î i  „ÎZe 


les” 


NATUURKUNDE 5 
as, zelfs hèbben de mmisfiagén „die if dezer oma 
wyleù “bië voorbarigheid begaan wórden ; hünne 
Huttigheîd,- 27, 34. “DE” gevolgtrekkingen j uit 

“ wâatriemingen afgeleidt ; banen «dén weg tot Vor- 
dering ‘in de ratiitirlyke wetenfchapfen: hetgene 
door voorbeelden word geftaafd. b/. 26, En van 
hoeveel belafg- is in dezen de réderieërkunde ? b/, 
37. ja het is; uit hoofde wan ’smenfcheì geftêld= 
heid, orimogelyk , om de gevolgttekkingen te Ver 
lochenen , vooral in een” ervaten” wysgeers jä dees 
is ten duurften dáartoë verplicht: B. 46. doekt die 
gevolgtrekkingen moeteri uit teeds gemaakte Waars 

“memingen en proefondetvindingen alleen afgeläidt 
worden. 4/. 53. Dan: en dit is het tweede deel 
der vraag: hoeverre mag men daarin voortgâën ? 
Niet verders ‘dan de gevolgtrekkingen oriniddelyk 
uit de feeds gemaakte waâr- en proefhemitigen 
voortvloeifen! #/. 62. Vooral word hier oimzich- 
tigheid gevofderd in de gevolgtrekkingen, döor 
anderen’ gemaakt: Al #3. gelyk ook ten &arfzien 
van natuurlyke oorzaken, die daardoor zouden 
ontdekt zyn. b/. 5, Nimmer mag men’ verder 
gaan, dan eerie gezonde tedeneerkunde toëlaat! 47. 
85. En dit geeft aanleiding, om 13 algemeene 're- 
gelen voor te ftellen , op welken men, by het ge- 
volgttekken uit waar- ‘en hroetkndenf s moet 
% acht Edin bl. 89. Beffuit. b/, Ok 


de DE ANTWOORD op Fezelfle vraag: dóot 
> PAP DE FACARAS. IV. Deel; wbt de fot 
E 3 ine 


68 NATUURKUNDE, 


„inleiding van deze Verhandeling ftelt de Schryver 
„dee wisfelvalligheden voor, welken de kennis der 
‚„natuursheeft ondergaan, D/. 118, En hieruit leidt 
„„chy-de aanleiding #of, en het gewicht van, de voor- 
„geftelde vraag af, b/..131. In de oplosfing van-de- 
„zelve is het van veel belang, dat men alle kundigheid 
„<van-de natuurgewrochten, en hare oorzaken, uit de | 
eerfte beginfelen ophale. 4/. 133. Welke nuttigheid 
„uit,deze wys van philofapheren voortvloeije ‚ word | 
‚ aangewezen; bl, 139. dan dezelve heeft hare moei- 
„Iykheden, die niet dan. door eene wélbeftierde re- 
„_denkaveling kunnen overwonnen worden „ waarin 
… men. zich van proef- en wiskunde bedient. 2/. 142. 
1--„Zoo klimt men „ door de eigenfchappen der lichamen 
“en wetten van beweging te ontdekken , van de ‚ge- 
„„wrochten tot de oorzaken op. AJ. 151. Dan , hoe- 
„verre moet men ia het ontdekken. der oorzaken 
voortgaan 2. Hieromtrent is verfchil ! daarnaar word 
gevraagd? Z/. 153. ter beflisfing. hiervan moeten 
de eigenfchappen der lichamen „ zoo wel als de 
wetten. van beweging , in algemeenen en byzonde- 
ren onderfcheiden worden. 5/. 154. Met betrek- 
king- tot de laatstgenoemden, is ’er ten aanzien 
van de wetten der algemeene zwaartekracht ver- 
fchil: b/, 158. de: aantrekkingskracht behoort niet 
tot de wezenlyke eigenfchappen der lichamen : 4/, 
159. maar moet men dan, met NEWTON , dezelve 
als eene inwendige hoedanigheid; of, met LeIe- 
NITZ, als een uitwerkfel van uitwendige oorza- 
ken, befchouwen? &/. ‘170. Het gevoelen der 
Wol- 


‘n 


NATUURKUNDE 6 


Wolfaen getoetst; en als-onbeftaanbaar met zich= 


zelve verworpen : bl. 174. gelyk ook dat der New- 
tonianen: bl. 192. en ‘dan word, door eene een- 


« voudige ontwikkeling van kunstwoorden, die men 
“in-dezen’ gebruikt , ‘het gefchil beflist: dat mich na- 
“melyk cop’ moet eerbiedigen , als de eerfte' oor- 


zaak, die de beweging in zekere deelen der ftoffe 


«heeft ingedrukt 5 en_ wadrdoor „ overeenikomtftig 
“met de wetten der werktuigkunde, alle nätùurlyke 


“ verfchynfelen’ ontftaan: BA, 205. hoe moeilyk ook 


hen 


de naarvorfching van de keten der natuurlyke òör- 


zaken zy, is ’er echter eene gegronde hoop’ op 


“vordering. b/.“ers.’ Om nu aan. te wyzen, wat 


> nt 


men in acht te nemen hébbe, 3 6m veilig var de ge- 
“wrochten tot de oorzaken ‘op te klimmen? word 


eerst naar de redenen onderzocht , waarom alles‘in 
de natuurkunde, wat niet op de wiskunde en“de 
ondervinding gegrondt is, óp losfe fchroeven.fta ? 


bl. 235.""En- hieruit worden “regelen afgeleidt , 


“waarvan men zich met vrucht kan bedienen’, in het 


“ontdekken van de oorzaken der verfchvnfelen: /. 


257. Daar uu hieraan dienftiszyn ‘de ‘waar- én 


proefnemingen 3’ gelyk ook de gisfingen en vooron- 


« derftellingen : -wòrd van: de eerften 47.” 275. en van 


Ld 


de laatften 4/.' 293. gehandeld: met byvoeging, 
“wat mens’ omtrent dezelven „ ter * naarvorfching 
‚van onbekende oorzaken ; têt-tmeesten nutte onder 


“de aandacht hebbe te houden? Waarfchouwend 


pe ri | — [le 


hf bl.-317: en Sis 


12 NA FU ORK ONIDAE,: 


meene (Ie ANTWwoorD. op.dezelfde vraag : : door 
PIT EERMIN. Jl”. Deel „bl, 319416, De Waar-en 
proefnemingen zouden, van eene. mindere nuttigheid 
„Zyn, indien, men geene gevolgen daaruit afleidde , 
dan die, rechtstreeks, uit-dezelven,voortvloeijen. 5/, 
„819e De brommen onzer. kundigheden zyn »onder- 
_ vinding en redenkavelings die, van elkander, af- 
„,gefcheiden,, van, geen nut zyn, «bl, ger, In de 
„kunst: van waarnemingen: is, men allengskens. zeer 
„gevorderd: bl, 323. maar heeft dit ook, plaats in 
de kennis der. oorzaken 2 Deze, vraag, in den 
« Strikitten. zin, genomen „ word „ontkennend, beant. 
„woordt, bl. 325e: Wat zym wysgeerige vooronder- 
flellingen 2. h/, 338, om hiervan, „ter, verklaring 
van verfchynfelen ‚gebruik. te maken , komt-het 
vooral,op. een goed. oordeel en, juist vernuft aan : 
bl, 330. terwyl de. yoornaamfte bronnen der dwa- 
« lmgen. worden, opgeteld, AJ. 333. Wat word dan 
ter. uitbreiding van onze kundigheden vereischt? 4/, 
342. en wat ter. vermeerdering van derzelver juist- 
heiden zekerheid? 2/, 346, waarop in ’t byzonder 
te letten? bl, 349. niets is zoo gering in de na- 
tuur, dat onzer aandacht niet overwaardig is: 5/, 
350, men moet de natuur zelve raadplegen 3 meer 
dan de fchriften der Ouden , die in verfcheidene be- 
„trekkingen, ruim zoo veel nadeel „ als voordeel toe» 
brengen: Af, 353. wat in de hedendaagfche fchriften 
‚der natuurlyke kiforie te laken en te pryzen zy? 
&:.361, Doch de reden , wél beftierd „gevoegd by de 
waarnemingen, is de veiligfte gids, ter ontdekking 
van 


NATUURK: NATUURL/NAVELBREUK. 717 


van de- gewichtigfte waarheden. Dl. 364. Het is; 
boven al,van belang, zich op het oefenèn dèr aan- 
“dacht wél voete leggen :-wat ten dien einde vermydt; 
wat betracht moete-wordèn? ‚h/, 370. -daar nu het 
vernuft in dezen van geen minder aanbelang iss. 
“word onderzocht: <hoe-dit best te verwekkenen-te” 
vermeerderen? «bl; “978. 'hetgène aanleiding geeft, 
omde blykbaarheid. en het’ onderfcheiderrde ken- 
merk-der waarheid‘te-befchouwen : 2/, 382,.waarna 
regels worden voorgefteld , die-men in de oplosfing 
van “älle vraagttukken moet waatnemen, -D/. 398. 
__Befluît+ fet eëné aanmerking ; - omzich inhet ttek- 
‘ken. van gevolgen # ne ste vid misleiden. BI AIA 
4TO6C HEL 5e tone kkk Se EN 


pii gure MSTORIE: q Zie Yyâors 27e! 
$ Hott! 
NAVELBREUK.. AAE van een oe 
ter behandeling der NAVELBREUKEN : door DAVID 
“VAN GesscmieR. JZ, Deel) bl. 32922353, De 
Schryver verklaart “eerst de drie Stukken’; waaruit 
dit werktuig beftaat „ àfzöftderlyk: — -dân: wyst hy 
derzêlver oniderlinge"famenvoëging aaf; er vertoont 
_de voortreffelykheid. van dit werktuig , uit êenc. be- 
‚redeneerde vergelyking wan  hetzelve mef zoo vele 
anderen „ als mien’, tôt Iief toc ; if de behandeling 
der navelbreuken heeft aangeprezen: — terwyleene 
bygevoegde plaat niet weinig lichts aan het eerfte 
gedeelte dezer Verhandéling byzet. 


AA ereta  


Ex NE 


va NEDERL, NET, OLIFAN T., 


NEDERLANDEN, « Der: NEDERLANDEREN- RECHT 
in de. afzwering van PHILIPS regering beweerd, 
-Zie- Philips „ de derde van: dien naam onder de Hol: 
hadj ven Zeeuwfche Graven, 


nnn ES Fru Volken die on 
‚derde medewerkende befliering van ’s HEEREN gunfti- 
„ge Voorzienigheid „ den weg gebaand hebben tot onze 
rust vrede „ en vryheid 5 federt den affland van Kei- 
“RCT KAREL den WV. òn hetgaar 555. tot den 6. van 
„Grasimaand 1572. in eene redevoering gefchetst ;. ter 
„opening eener, Vergadering „van Heeren Directeu- 
men: door-den praefiderenden Heer j. WINGKELMAN, 
iff. bericht vóór het LI, Deel, bl. 19—43, 


Het vervolg hiervan tot op-dezen tyd: door dens 
zelfden Heer, by eene gelyke gelegenheid. Hift, 
ade vóór het VIII, Deels bl. 56—83. 


_ NEDERLANDSCHE ervinid naargedacht „en 

derzelven grondlegging. er -herftelling: by gelegen- 

h heid van derzelver eeuwgetyde „ in het jaar 1772. 
in dichtmaat. Mijl, voordericht III, Deel, Bh 
1383: 


WET der DARMEN, Zie Vurftropping. 


0. 


OLWANT, Perfdheidene aanmerkingen, betrekken 
hk 


OLIFANT. ONDERB, ONTLEEDK, :’ 73 


vhjkotot, de: varuurljke vrudied kes dir dier, Zie 
Bh, ROO, / 


KH nf Ë +Ì Î 
an Mad”, 1 sij Hor r 


ONDERBUIKS (ONTSTEKING. “Aanmerkingen over 
eene bedekte ontfteking of verzwering in den on- 
derbuik , verzeld van eene ifchurixs eerst na den 
dood ontdekt: door F. j. VOLTELEN. X. Deel, bl, 

1349574. De rkundige- Schryver-geeft eerst een 

„naauwkéurig verhaal, van. het :geval „7zoo als ‘het 
door hem, van het begin tot aan den--dood des 
HE, OA een Kopland van ge, jaraas, io 
Bird lyk 3 „man dead linna GREEVE , \hetft 
ontdekt: — en daarna wyst hy aan, in gegen aan- 

„.mêrkingen:, „dat sdit „geval « def» geneèskundigén) 
aandacht. dubbelwaardig zy, @n eene ruime ftof 
tot leering en He ldenving oplwele, gans 

ONTLEEDKUNDE. Zie: Belette dootzwelling : 
-„Beursgezwel: - Dyebeen: __ Kolykdarmsvernaau- 

„wing: « Onderbuiksontfleking + bebat 

- tige KROS oa gdoh 

=== ONTLEED- €#, VROEDKUNDIGE waarneming 

vgener aanmerkelijk. uitgezette pisblaas sen omgebe- 
s,gene zwangere baarimoeder : door: as-BONN. "IP. 
Deel, bl. 613628.» Na eene naauwkeurige op- 

‚gave van deze waarneming , in vele opzichten over 

„genkomende met. die van den Hoogleeraar G. VAN 

DOEVEREN ; Chefcbwauon in deszelfs Spec. ob/erva 
eN ON lide …_acad, 


74 ONTLEEDK; ONTWR. ONVRUCHTB, k 
- dead, Cap. Viet VII) bl. 6tgbzrsftelt de Schry- 
ver de verfchillende byzonderheden van dezelve 
voor, en leidt daaruit de oorzaken dier verfchyn- 
felen afs bf. 622 eindelyk wyst hy het nut 
van. zulke waarnemingen in de. vroedkunde aan, 
vl. -627.-€n 628, 
eV NES edi VILLA TH " ik E. en 
ve In een-mabericht geeft hy-een foortgelyk- geval 
z-Op 5; door.w. HUNTER wrange Zie VZ. Deel, 
eb. seren d 


ONTWRICHTE. SCHOUDER. Zie brein, geerd 
sterd). totsherftelling van den ontwrichten fchouder. — 


ONVRUCHTBAARHEID iz: vrRoUwEN. Perhan- 
„deling over eenige voorname oorzaken derzelye: 
waargenomen. door ANDR. BONN: ZZ. Deel , Ul. 330 
— 353. Na eene inleiding tot deze Verhandeling , 
bl. 330. befchryft hy zyne eerffé waarneming , om- 
trent een. jong vrouwsperfoon: by welke de moe- 
dermond; de geheele hals; en de inwendige holte 
der baarmoeder; met die der trompetten ontbraken : 
die dus volftrekt onvruchtbaar was. 4/. 334. De 
preede waarneming behelst een bericht van eenen 
„geflotenen. moedermond: die ook als oorzaak van 
enVruchtbaarheid word befehouwds doch door de 
„natuur en kunst kan weggenomen worden. l„337. 
De derde waarneming beftaat in een verflag van 
eene allerbyzonderfte gefteldheid def « teeldeclen 
‚in een vrouwsperfoon, ontdekt by gelegenheid, 
„dat cen gezwel in derzelwer rechterliesch werd weg- 
ge 


ONVRUCHTB, OOG, OPEND, OPSCHR., 75 


„genomen: welke, gefteldheid., veroorzaakte , ‚dat zy. 

_oök volftrekt, onvruchtbaar moest gerekend worden. 
bl, Faes Hierop. volgt bl. 352 en 353-.de opgaaf 
vaneen geval, betrekkelyk, tot „zyne- waarneming , 
„geplaatstsin het ZZ. Deel „bl, 613.) ens bl. 354 

„856, de verklaring, der. afbeeldingen. van. de voor- 
k ‚ MRIRSN: oes, twee eerfte waarnemingen „dg Platen. 


oc. Het ooG ‘ontladkundig perth Zie ea 


OPENBARINGEN (GODDELYKE)). Onder he 
hoort «ook, de. wonderdadige verbetering van, het 
zintuig des gezichts, Zie Gezichtsintuig. 


vr 


O 
OPSCHRIFTEN. gp ketenen over een. Et 
opfchrift op een gedenkftuk der oudheid, voor 
eenigen tyd, gevonden: doot CHRISTOPH: SAXE 5’ in 
cher Latyn. Xe Deel, bl; 275-299. Na eene 
„korte opgave aan wien. dit gedenkftuk- behoore ? 
waar het gevonden? p hoedanig hetzelve zy? be- 
fluit de oudheidkundige. Hoogleeraar hieruit, dat 
het een, edelgefteente is, vervaardigd tot een ge- 
denkteeken van. eenen ouden-oow/ist, of heelmees- - 
„terder oogen; terwyl het opfchrift een bericht der 
„van, hem aangewende artfenyen in'-gich bevat. Dat 
« ter „van: dit foort van geneesmeesteren’ een geheel 
‚aantal by de. Quden geweest zy 5 welker namen , 
„door diergelyke gedenkftukken- der oudheid, aamde 
„vergetelheid ontrukt zyn, word. vervolgens aange- 
wezens eene Iyst derzelven. opgegeven; en dan 
het opfchrift zelve. verklaard, zen 
OP. 


76 OPST. ORANJ. OSSEND.' OUDHED. 


OPSTOPPING van wATER. Bene volkomene opffop- 

pine van water, en eene hevige longontfleking : 
welke laatfte , door eene van zelve voortkomende 
-kwyling „ gelukkig geredt werd. - Deze twee ver- 
“fchrikkelyke toevallen, aan eene en dezelfde Iyde- 
“res, by herhaling, overkomen: worden, met de 
‘aangewende middelen’, en den gewenschten uitflag „ 


naauwkeurig befchreven: door A. P. NAHUYS. ZI. 


Deel, bl. 435—455e 


ORANJEAPPEL. - “Waarneming omtrent een’ be- 
“vruchten oranjeappel: zie! Bevruchte menen! 


OSSENDRECHT. Deszelf raked: fichting, en 
“torgevalten: zie 4 Deel, bl. 29. En 30. 


OUDHEDEN van ZEELAND. ANTwoorD op de 
rad: „, Welken zyn de bewoners van ZEELAND 
: 7 geweest tot aan de vyftiende eeuw? hoedanig 
25 Waren hunne zeden en Godsdienstplichten ? en 
“95 welken: voortgang hebben de fraaije letteren, 
“ss kunsten, en wetenfchappen , onder dezelven ge- 
5 had”? door DIDERICUS VAN CRUYSSELBERGEN. 
SI. Deel, bl. 1—68. Na eene korte inleiding, 
verdeelt de Schryver zyne Verhandeling in vier 
‘shoofdftukken. 4/. 3. Het eerffe handelt over de 
„bewoners van ZEELAND tot aan de vyftiende eeuw. 
“Om dit aan te wyzen , moet men eerst de grenspa- 
“Jen van dit gewest onderzoeken: dezen wor- 
&den bepaald tusfchen BorNisse (weleer een wyd 
water tusfchen de landen wan Voorne en Putter) en 
/ HEI 


( 
ì 


OUD HEDEN 7 


HEIDENSEE „ nu onbekend ;- misfchien- weleer. ge- 
„legen onder de wateren, die nu Walcheren, en 
„Vlaanderen fcheiden, bl. 5, De gisfingen over,de 
vroegfte bewoners dezer landen „ vóór de aankomst 
Van, JULIUS CAESAR „ zvn zeer onzeker ! misfchien 
moet men daarvoor houdende KELTEN; en KAT- 
TEN: bl. 9. waarfchynlyker de BATAVIEREN.s ‚€11 
KANINEFATEN :; Zl. 11. dezen, aanmerkelyk ver- 
zwakt, fehynen omtrent de derde ecuw verdreven , 
en opgevolgd te zyn door de FRANKEN en SALIËRS 5 
bl. ta. die, omtrent het midden der vierde eeuw , 
door de sAXEN 3 en dezen, wederom door „de 
FRIESEN „ verjaagd, werden :- 4/. 17. terwyl de laat- 
ften weder door de FRANKEN vermeesterd zyn zen 
dus dit gewest andermaal door dezen. cen” gerui- 
men tyd is beheerd geweest: doch welken doorde 
DENEN € NORMANNEN „ vooral federt de negende 
eeuw, veel geleden hebben: dezen hielden hun-ver- 
blyf ettelyken tyd in ZEELAND, vooral in Walchéren : 
onder welken eenige anderen zich zullen gemengd 
hebben. 2/. 19. Het tweede hoofdftuk fpreekt van 
derzelver - zeden. De zeden der _oudfte bewo- 
ners, de Batavieren en Kaninefaten : die zeer 
eenvoudig waren; en beiden hunnen oorfprong 
van de Germanen hadden, welken in dezen met 
de Kelten overeenkwamen: worden voornamelyk 
uit TACITUS en CAESAR afgeleidt. D/, 24. Het land 
onbedykt zynde; woonden zy op terpen of tor- 
Pen: Dl. 25. hunne kleeding 3.» iuzoover zy niet naakt 
gingen, was zeer eenvoudig; bl, 26. hun grootfte 
fie- 


98 OUDHEDEN 


ficraad wás goudgeel haîr: b/. 28, zy bezaten vele 
“nâdrvolgingswäärdige déugden s, AJ, 30: htinue' vóor- 
“_maatmifte gebreken waren, dat zy op den fterken 
drank, het fpeleú , én het dobbelen , zeer verzot 
waren. bl, 39. De verandering van bewoners heeft 
zekerlyk ook invloed op hunne zeden gehad: die. 
door hun verkeer met de Romeinen „ wel be- 
fchaafd , maar tevens niet weinig verbásterd , zul- 
lenzyn geworden. 4/. 33. Im het derde hoofdftuk 
word van hurinen Godsdienst gehandeld. Deze was 
zeer afgodisch + 4/, 35. hunne priesters droegen den 
naam van Druïides. bl. 36. Zy hebben waarfchjn= 
Iyk de zon, maan , het vuur of Puleamit, Mais, 
Tuifto of Tuifco, Mlannus, Hetthus of Hertha; 
behalven nog anderen gediend; 47. 38. zeker altans 
PFupiter , Neptunus, Hercules, Mercurius, Neha- 
lennia en Burorina , gelyk uit genoegfame befcliei- 
den kan worden aangewezen. /. 39. Alvroeg is in 
deze landen, misfchten zoowel-door de Romeinen 
als door de Franken, eenig licht van ’t Zuangelie óp- 
gegaan: Zl. 49. waarfchynlyk heeft erreius, reeds 
omtrent het midden der zevende eeuw , hetzelve hier 
gepredikt; misfchien ook wiLrrip ; En WIGBERT: 
maar zeker, omtrent het einde van die eeuw, wir- 
_LIBRORD: en, offchoon men zulks var wiNFRID 
… anders BONIFAcius genaamd, en WiLLImAD, hiet 
kunne bewyzen; zoo weet men, dat het gefchiedt 
‘Zy door den Ufrechtfchen Bisfchop FREDERIK. Dl 
“go. Het geloof is dus alvroeg in dit gewest afge- 
wisfeld met de bygeloovige leer des Pausdoms; of- 
oa fchoon 


OUDHED, “PAARDENS: PEDRO #ô 


fchoom ook, reeds omtrent het jaar +312. TANCHE: 
“oriNus zich daartegen hebbe aängekant. 47. 53. Pin- 
se delyk handelt “het wierde hoofdftuleover den oor 
…fprong en voortgâng der fraaije letteten’, keaftén , 
en. wetenfcliappen.” Dat 'er geen grond zy, om de 
bewoners van dit länd te verwytèn ; dat zy het le- 
zen en fchryven niet hebben verftaan „word aan, 
gewezen. bl. 54.” Zy hebben waarfchyniyk dé 
Keltifche , en Runifche; misfchien ook de Griek- 
fche, en in latere tyden de Latynfche taal gefpro- 
ken; gelyk iede de Bhiefthe „en Gottifche. 'bl. 59. 
Onder de kuriften-cft wetenfchappen , alvroeg in 
“ZEELAND bekend; word opgegeven de rechtsge- 
leerdheid; de fterrektinde; de natuurkunde; voor- 
al de wichelkunst; de dichtkùnde; de mufikkun- 
de: — en (onder de handwerken) het bereiden van 
“linnen; de zóutziedery; het werken in wol; en 
bereiden van- lakens de haringvisfchery ; dé mee- 
reederys gelyk ook de koophandel , vooral op En- 
geland. bl. 61—68. 


jd $ | 
PAARDENSTEEN. Zie Steenen (dierlyke). 


PEDRO del porco. Die van Malakka ; en van 
— Ceilon. kan Steenen (dier hk 


PEILS- 


Bo_PEILSHOOGTEN. „PENNINGKUNDE. 


PEILSHOOGTEN. danteekeningens gehouden door 
„de Societeit te NYMEGEN, van de peilshoogten er 

„_merkwaardigfte. gebeurtenisfen op de rivieren den 

RHYN; MAAS, WAAL; NEDERRHYN; @ll YSSEL : 

van primo Januari 1770. tof ultimo Februari 1771. 
II. Deel, bl. 614—630s 


Ì * 

PENNINGKUNDE. Bericht van eene talryke ver- 
zameling van Griekfche , Romeinfche, en andere 
oude penningen: door PIETER VAN DAMME. In dit 

„bericht, ’t welke de eerfte afdeeling in zich be- 
vat van den prof/pectys der uitmuntende penning- 
kas van den Heer vAN DAMME ; die uit ruim twin= 
tigduizend gedenkpenningen beftaat: geeft de ge= 

_ leerde Schryver een kort verflag van die pennin- 

‚gen ; welken in de kennis der aloude koningen , 
vermaarde vorften, en beroemde mannen en vrou- 
wen , van eene uitftekende nuttigheid kunnen zyn: 
zeven dier penningen worden in plaat vertoond. 7, 
Deel, bl. 419—452. 


Eemnes 


— AANHANGSEL tot de eerffe af= 
deeling van het bericht der talryke verzameling 
van oude penningen: door Pp. v. DAMME. V. Deel; 
bl. 603—603. betrekkelyk tot de koningen van Ma 
cedonië; van Numidië; van Syriës-en van Bithynië: 
die allen op eene bygevoegde plaat afgebeeldt zyn. 
’ 
Verhandeling over een’ penring 
Valk PTOLEMAEUS, 200% 4 MENNAEUS, Zetrar= 
rt cha 


a. & 


„PEN NINGKUNDE, ér 


eha. van Chalcidene: door j. w. TE WATER. /. 
Deel, bl. 6og—62g. met deszelfs afbeelding op 
het vignet. Na een kort bericht over de nuttig- 


heid der oude penningen, ter opheldering van de 


gefchiedenisfen , betuigt de Schryver, dat tot die 
foort ook behooren de penningen van PTOLEMAEUS, 
Tetrarcha van Chalcidene : van welken tot hiertoe 
maar #wee bekend waren, door den db# LE BLOND, 
en JOS. ECKHEL uitgegeven: b/. 6og. Hierop word 
de derde penning befchreven, die berust in de 
aanzienlyke muntkas van den [eer vaN DAMME. 
bl. Gre. En dan word het gevoelen van den Aa7- 
dinaal Noris, dat er twee koningen van Chalcis 
zouden geweest zyn: PTOLEMAEUS MENNAEUS; €en 
PTOLEMAEUS, Zoon van MENNAEUS : door verfchei- 
dene groote mannen gevolgd, voorgefteld 5. en als 
ongegrondt afgekeurd: A/.-613: daaralles , wat men 
van PTOLEMAEUS, gebieder van Chalcis, vindt; 
gevoeglyk op één’ perfoon zich laat toepasfen: ge« 
Iyk word aangewezen. bl, 616—621. Dan word, 
ter verklaring van dezen penning, onderzocht: 
waarom PTOLEMAEUS tefrarcha (viervorst) en niet 
koning worde genaamd? Al. óes, Eindelyk word van 
de jaartelling, die op denzelven gevonden word; 
gelyk ook van de twee gewapende mannen, op 
deszclfs rugzyde ; kortelyk gehandeld. 47. 627—629e 
‘hid 


Aanmerkingen over eenige Smyr- 
mafche penningen: door j. w. TE WATER. JX. 
Deel, bl. 481506. Na een kort verflag omtrent 

Xl, DEELS II. STUK Ke de 


_ 


54 3 


Be PENNINGKUNDE. PEPER. 


de Smyrnafche penningen, waarvân in koper eeu 

“ méenigte bekend zyn, geëft de geteerde Schryver 
eén naauwkeurig bericht van negen Zilveren, die 

(ín het kabinet vat den Heer p. vAN bamme be- 
waard) in eene Plaat afgebeeldt worden, en zeer 
zeldfaam zyn. Dezen befchreven zynde , word on- 
dérzócht, welken rang én waardigheid de perfoo- 
nen, wier namen men op deze penningen vindt, 
té Smyrna hebben bekleedt? en by deze gelegen- 
heid worden de voornaamfte eertirelên, onder wel- 
Ken zy, die het bewind van zaken te Smyrna in 
handen hadden, federt oude tyden, bekend wa- 
ren, kortelyk opgehelderd: terwyl van de pryra- 
NES eenigszins uitvoeriger word gehandeld, 


dd nes 


PEPER. Het onderftheid der zwarte en witte pe- 
PER; éen de afbeelding van het gewas der ftaart- 
PEPER: door M. HOUT TUYN. X. Deel, bl. 6o4— 
615. Het onderfcheid tusfchen de zwarte en witte 
peper beftaat alleen in de bereiding, volgens be- 
richte van Mr. j. C. M. RADERMACHER , Raad 
extraordinair van Neerlands Indië. Eigenlyk groeit 
‘er niet dan zwarte peper: — die wit word: of 

‚_door dezelve in kalkwater te leggen; of door de- 

zelve aan het gewas (dat, gelyk de turk{che boo- 

nen, by ftaken , ter hoogte van 15. of 20. voeten 
opklimt) ryp te laten worden; wanneer de bast af- 
valt, en de peper natuurlyk wit is. Hierop word het 
gewas der ziparte , lange , en faartpeper, waarom- 
tent by de kruidkenneren eene groote verwarring 

heerdh: 


PEPER PHILEPS:: 83 


heerscht, door den geleerden natyuronderzoeker 
befchreven: en van ieder derzelven in Plaat eene 
afbeelding, naar gedroogde, planten outworpen , 
gegeven. f 


PHILIPS: de neRDE van dien naam onder de Hot 

LANDSCHE €# ZEEUWSCHE Graven. Onderzoek 
of hy zich ooit door den. Roomfchen paus hebbe 
doen ontflaan van den eed, dien hy by het aan- 
vaarden der regering, gedaan had: door Mr. Ne 
C. LAMBRECHTSEN. ZX. Deel; bl. 431472 «Na 
eene korte inleiding over den eed: 4/. 431. doet 
de geleerde Schryver. onderzoek naar het recht der 
afzwering van PHILIPS, ten jare 158r. en wyst 
aan, dat hiertoe niet alleen genoegfame grond ge- 
vonden worde in zyne bevestiging van het vlock- 
vonnis, op den 16. Fehr. 1568. tegen alle de Nee 
derlanderen (behalven weinigen) uitgefproken: ZJ. 
434 maar dat zulks al plaats gehad hebbe, toen 
hy zich, is dit waarlyk gefchiedt, door den Paus 
heeft doen ontflaan wan den eed, dien hy, by zy- 
me komst tot de regering, aan deze Landen gedaan 
had: ZJ. 436. en dat zulks. waarlyk gefchiedt zy, 
befluit hy uit de bygebrachte gefchiedkundige be« 
wyzen. bl. 438. Maar dan is de vraag: is dat ont- 
flag betrekkelyk tot allen , dan alleen ten aanzien 
van eenige byzondere privilegien en voorrechten, 
te verftaan? en is hetzelve by eenen daartoe opzet- 
telyk ingerichten brief; dan wel by. gelegenheid 
van eenig ander gunstbewys, gegeven? Dl. 443. 
F a Maar 


84 PHILIPS. POLYPEN. POLYPUS. 


Maar van wien, en wanneer, heeft puiries die 
gunst bekomen? Z/. 447. Schoon het onzeker is, 
of dit gefchiedt zy door Paus pauLus den rv. of 
door zyne opvolgers prius den Iv. of v« — is het 
echter genoegfaam bewysbaar, dat hy meermalen 
diergelyke voorrechten van de opperhoofden der 
Roomfche kerk verkregen hebbe. 4/. 459. Ramp- | 
zalige gevolgen van zulke vrybrieven! Al. 466— | 
472. 


POLYPEN. Zie Zeeinfect. 


POLYPUS of srymeroP: en FUNGUS, of UITWAS. 
Verhandeling over dezelven: benevens een bericht 
en afbeelding van een zeer nuttig werktuig, ter 
afbinding dienende : door SAMUEL DE WIND, 
X. Deel, bl. 497—548. Vóór dat de geleerde 
Schryver dit werktuig, afkomftig van den ver- 
maarden HOFFMAN, chirurgyn major van het hos- 
pitaal te MAASTRICHT, blykens eenen brief van 
denzelven , achter deze Verhandeling geplaatst, 
bl. 545. den lezer leert kennen; geeft hy eenekor- 
te befchryving: wat men in *t algemeen door een’ 
polypus en fungus verfta? die, offchoon in ge- 
daante, vastigheid van /ubffantie, en plaatfing on- 
derfcheiden , echter in hunne natuur en fchadelyke 
uitwerkfelen dezelfden zyn. Zy worden onderfchei- 
den in twee foorten: (x) die aan beide /exen ge- 
meen zyn; en (2) die aan de vrouwelyke alleen 
eigen zyn. Waar geplaatst; welken derzelver oor- 

3 Zä= 


POLYPUS, PREDIKER 85 


zaken. zyn; op, welk eene wyze zy worden voorts 
gebracht; s-en welke fchadelyke uitwerkfelen zy door- 
gaans te weeg brengen. bl. 499. « Hierop, volgt ‚de 
befchryving van het werktuig , dienende ter afbin- 
ding van de polypi en fungi: bl. 515. dande ma- 
nier van deszelfs werking „ zoo voor den polypus ; 
als fuugus 5 opgehelderd. door wier waarnemingen , 
welke allen van een gewenscht gevolg zyn geweest: 
„waaruit de voortzeffelykheid van dit werktuig, bo- 
‚ven de reeds. uitgedachten , word afgeleidt: b/. Bit. 
terwyl men eene uitlegging der twee bygevoegde, 
Platen vindt: 2/. 546548, vii” | 


c 


Vervolg op. ide sds over gond 
POLYPUS „ of SLYMPROP : benevens eene afbeelding 
van een, daaraan nog ontbrekend werktuig, ter 
afbinding van alle foorten:van polypi, welken , on- 
der het bereik der vingeren vallen; doch te ver van 
de haud zyn, en in te veel verengde holten hun. 
ne zitplaats genomen hebben; om „ door eenen Alap- 
Pen draad te kunnen omvat worden: met bygevoeg= 
de aanmerkingen ; en met drie gevallen, ter flaving 
van dezelven, opgehelderd : door SAMUEL DE WIND : 
met eene bygevoegde uitlegging van het in plaat 

‚afgebeelde werktuig, XI. Deel, bl. A81—508. 


Î 

PREDIKER van saLomo. Kort begrip vanhet boek 
den PREDIKER: door het welke men bewyst, dat de 
voorflellen en, grondregels , by den SCHRYVER în het 
beloop zyner redengring voor gedragen; 5 hoe tegen. 


tE Arys 


zé Pp REED TT E ROT 
__fprydig dezelven ook aan zyn befluit voorkomen; bn- 
dertusfthen daartoe regelrecht leiden: door samver 
ESCHAUZIER. Z. Deel; bl. 153-208, Na een kort 
voorftel van fommige toute gisfingen , omtrent den 
__SCHRYVER van dit boek, en deszelfs echtheid ; b/. 153. 
alsmede over de verfchillende wegen, die de uitleg- 
gers hebben ingeflagen ter ontknooping van sALOMO’s 
_Wyze van redenkaveling: bl. 162, ftelt de Auctéur 


zyne ‘gedachten voor: dat namélvk alles, ‘wat in. 


dit boek voorkomt , ‘Iyrirecht diëne ver -fthving van 
SALOMO’s godvruchtig oogmerk ; ‘en ter bevestiging 
van zyn befluit. Z/; *o. “Oin dit aan te toonén , 
legt hy twee aanmerkingen tot grondflag : vooreerst : 
dat men fomwylen” eene grondftelling bondig weder= 
legt, die men fchynt te leeren: ‘door: namélyk de 
‘ongêrymdheid van de gevolgen , dië natuütlyk daar- 
uit voortvloeijen, in het helderfte daglicht te plaat- 
fen: ten tweeden dat men , door de ongerymdheid 
van een voorftel aan te wyzen , «de waarheid van 
__het tegenovergeftelde'betoogt. b/. 171. — Van deze 
« rédeneerwyze bedient zich saroMmo in dit boek. 
Wat hem daartoe waarfchyniyk aanleiding gege 
ven hebbe? 47. r7o. Dit bewyst hy, na eene 
‘Korte aanmerking ter opheldering: AL 174. uit 
een beknopt voorftel van den inhoud der rederika- 
kaveling van sALÓMO in dit boek: bl. 180. en 
van de gevolgen, die saromos in de vooronder. 
ftelling: dat ‘er geen leven na dit leven te wachten 
zy daaruit trekt: welke allen van dien aard zyn, 
dat derzelver ongerymdheid eon” ieder in de oogen 
{aaalin 


PREDIKER, PROPMHETIE, … 83 


fraalt. bl, 193. „En dus dient saromo’s gantfche 
redenering, tot een treffend betoog van de tegen- 
overgeftelde waarheid : „oo daar, MOET. een leven, na 
2» dit leven zyn; waarin eene juiste belooning ; zal 
2» Plaats hebben”! AJ, 204. terwyl tot flot daarby 
gevoegd word „ wat deze uitlegging aanpryst. bl. 207, 
en 209, 


PROPHETISCHE nistorie, Per handeling. over 
dezelve: door josua vaN IPEREN. IL. Deel, bl. 
361412, In deze Verhandeling merkt de Schry- 
ver op, dat ziet de gefchiedkundige befchryving 
van den Zevitifchen Godsdienst; maar wel de af- 
beeldingen „ naar dezelve ingericht, fchaduyen en 
voorbeelden waren. Z/. 361. En dat Zoo ook, de 
vervulling van voorfpelde gebeurtenisfen in fommige 
gevallen, als pr la toefpelingen zyn. te be- 
fchouwen: die dan met de Prophetifche gezichten ‘ 
veel overeenkomst hebben. 5/, 363. Wil men dan 
dezen en anderen voorzichtig overbrengen, men zal 
zich de gezichten levendig voor den geest, of in 
eene print, en de gefchiedenisfen in derzelver wa- - 
ren aard, naauwkeurig vooral moeten voorftellen. 
bl. 365. Zulke prophetifche toefpelingen of kiftorien 
dienen, in de verklaring der Heilige Schrift, ter 
wegneming van vele. zwarigheden: A/ 368. zy 

_zyn van eenen byzonderen nadruk; en GODS WyS- 
heid, almacht, goedheid, en waarheid , worden 
daardoor luisterryk verheerlykt. A/. 369, „Dit word 
door eenige voorbeelden opgehelderd: als hes Lied 

Be va 


88 PROPHET. PSYCHOLOGIE, 


van HANNA: Ï, saM. Il: 1—10; de laatfte woorden 
van DAvip: II. sam. XXIII: r—7 5 de erfelyke be- 
zitting van KANAAN. Dl. 373. Maar in zulk een ge- 
val moeten die prophetifche hiftorien volftrekt letter- 
Iyk worden opgevat: en wat men hierby dan hebbe 
“in acht te nemen? Dit opgeheïiderd met de gefchie- 
denis van josias, indien men jes. XL. en XIL 
zoo kan opvatten; die dan uit deze Godsfprake word 
aangevuld, en nieuw licht bygezet. AA, 376. Het 
zal ter verbetering van de prophetifthe Godgeleerd- 
heid dienen, wanneer men de voorzeggingen naar 
“den letter vooraf opvat; en alles, dat de propheti- 
fthe geographie en chronologie bepaalt, te baat 
neemt, om de gevallen zich zoo voorte ftellen , als 
het verband en oogmerk vordert:. de vervulling 
toch der voorfpelde gebeurtenis moet voorafgaan; 
__ zal deze als eene voorbeeldige fchildery kunnen be- 
fchoud worden. 5/. 385. De last van moan word 
tot een voorbeeld voorgefteld ; zoo als die jes. XV. 
en XVI. vertoond word. 47. 386. Deze gefchiede- 
nis der Moabiten word aangevuld, uit de bedreiging 
over dezelven; jer. XLVIIL hf. 398. en ezecn. XXV: 
8—1o. /. 403, Het voordeel, dat men híeruit te 
wachten hebbe: en wat daartoe verder nuttig zoude 
kunnen zyn? bl, 407-412. waarachter nog gevoegd 
is eene Kaart van de Landen der oude MOABITEN , 
ter opheldering der gewyde Mifforien en Prophetiën, 


PSYCHOLOGIE. P/ychologifche en moralifthe aan« 
“ gerkingen, òver het verband van VERSTAND en 
te Wil? 


PSY CH OL OG TIE. 89 


WIL: door’ j. w. PAris. JW: Déél; bl. 453498. 
“Is de éénheid de grond der volmaaktheid: dan moet 
“vr ook één grondbeginfel in de ziët zyn’, wäâr- 
“uit derzêlver vermogens en werkingen allen voort- 
«“vloeijen: en ‘Zit is de VOORSTELLINGSKRACHT. 
bl 453. Hiervan zyn vERSTAND- en wil modifica- 

tiens en dus ‘häauw aan elkamnder verbonden. b/, 
455. Dan ‘dit verband heeft alleen in woralifthe 

dingen plaats; en kan met recht-een wexus'Jogico- 

“môralis genoemd worden. b/. 456. Sommigen , die 

een imvendig zedelyk gevoel dryven , begrypen de 

zaak anders. ‘Dit word onderzócht: 47. 458.” Dan, 
en dit is de redelykheid onzer ziel, het verffand 
gaat vóór, en de wi/ volgt: dit verband, in goede 
orde, bewaard wordende , zyn onze neigingen en da- 
den zedelyk goed. ‘b/. 461. Dit echter heeft in vele 
gevallen geene plaats: onze verkeerde wilsneigin- 
gen dwarsboomen dikwyls het voorfchrift des vers 
ftands. Van waar deze wanorde ? om dit te ver- 
klaren, worden de wermogens der ziel in hoogeren 
en lageren verdeeld; en hieruit afgeleidt, hoe een 
mensch zich geheel agn zinnelyke bevindingen, 

Ceven als de dieren,) door verwaarloozing zyner 

verhevene vermogens, onderwerpt; waarby mis- 
fchien de onregelmatige gefteldheid des lichaams 

ook in aanmerking moet komen. 2/, 463. « Maar 

“hoe word die wanorde herfteld? heerfchende zin- 

Iyke neigingen moeten in goeden ‘veranderd wor- 

den? dit kan , de zaak geestkundig befchouwd , niet 

_gefchieden zonder beweegredenen , die-den wil tot 

het goede neigen en bepalen; dan’ derzelger ken- 


Ës nig 


go PSYCHOL. QUADRATA. „RADERD. 


nis alleen is niet genoeg: blykens de ondervinding. 
Wat word dan hier vereischt? 4/, 474. Daar den 
mensch eene begeerte tot zelfvolmaking sis inge- 
fchapen: dat men de waarheden, niet in het afge- 
trokkene; maar in derzelver betrekking tot ons, 
en het belang, dat wy daarin hebben, befchou- 
“wen: dan maken dezelven eenen vereischten in- 
vloed op den wil, en veroorzaken eene overhel- 
lende en heerfchende neiging ten goede. D/. 484. 
En hieruit word allengskens wederom eene ware 
deugdfame gemoedsgefteldheid geboren: en wat 
_ hiertoe al vereischt worde? bl. 489—498.. 


Q 


QUADRATA MAGICA,, (quarre’s MAGIQUES.) 
Zie Tooverzierkanten: 


R. 


RADERDIERTJES. Waarnemingen over de voort- 
teeling van de zoetwaterRADERDIERTJES: door 
JACOBUS WATERVLIET, AL. Deel, bl. 390-400. 
Vooraf geeft de wysgeerige ducteur eene. korte 
befchryving dezer diertjes: — daa meldt hy de 
wyze zyner waarnemingen 5 en wat hy ontdekt 


hebbe, — Hieruit meent hy. te moeten befluiten , 
dat 


RÄDERDIERTJES, RAMMEKENS. gr 


sodat dezelven eigenlyke Aermaphraditen zyn: dat 
Ay „door veitjes” voorrteglen ;. waaruit zeer kleine 
diertjes voortkomen: welker gedaanteverwisfeling 
hy van tyd tot tyd naamwykeurig opgeeft; en in 
“eene Plaat afbeeldt, 


RAMMEKENS, Hiftorifche verhandeling over dit 
KASTEEL : door JACOBUS ERMERINS. ZZZ, Deel, 
Dl. 133—r76. Eerst -word de naamsoorfprong ‘on: 
derzocht; Zl 1 33 dan de opbouw van Ramme- 
„kens befchrevens h/, 138. en eindelyk de hifforie 
„van. dit kasteel: opgegeven : waarin het aanbelang 
“van deze vesting, en derzelver inneminrg doorde 
, Prinsgezinden, op den 5. Zug. 1573. word ver- 
„haald; ZZ, 149, de gevolgen daarvan opgegeven: 
bl. 157. en dam de gefchiedenis van. het. kasteel 
vervolgd :- waarin, onder verfcheidene byzondere 
“heden, gemeldt word, hoe hetzelve aan Koningin 
ELIZABET van Bascant tot een onderga: 
voor de hulp die zy aan het Gemeenebest bewees 5 
werd overgegeven, op-den 29. Oet. 1585. bl.15g, 
en in bewaring der Zygelfvhe bezetting bleef, tot 
dat het, na voorafgegane onderhandelingen met 
Koning jacoB, in den zomer van ’ jaar 1616. 
benevens lisfinge „ werd ingeruimd „ en aan 
Staatsgemachtigden overgegeven. «4/. 171. ‘blyde 
Íchap daarover ‘betoand: bl. 172. Slat: bh 17e 

176 (5), 
REIS- 
9 Gedarende het drukken van dit Rogier, deelde de Heee 
Grifs 


Hd 


92 REISBESCHRYV. RIVIERK. 


REISBESCHRYVINGEN.  Derzelver gebruik en 
snisbruik, in de uitlegkundedes ByBeLs. Zie Hei- 
lige Schrift. 


RIVIERKUNDIGE WAARNEMINGEN. Zie Peils- 
hoogten. 
ROT- 


Griffer REITZ my mede een affchrift van het navolgende, inzoover 
ZynEd. en my bekend is, nog onuitgegevene {tuk: berust hebbende 
ender handen van den Heer Mr. ne BouRssr wits, Raadsheer in 
den Ed, Hove van Vlaanderen; doch door Zyn WelEd. aan de ftad 
Plisfinge verzorgd, om onder de archiven te worden bewaard, 
«Ik oordeelde dit, als eene aanmerkelyke anecdote, en bylage tot 
de gefchiedenis van het kasteel Rammekens, waardig, om ter dezer 
plaats ingelascht te worden. De lezing en fpelling ís, in alles, naaukeurig 
gevolgd naúr het oorfpronkelyke, waarmede de Heer REITZ dat 
affchrift had vergeleken. Ook verdient dit ffuk alle aandacht, we* 
gens de zeldfaamheid van het daaraanhangende zegel, met de zeven- 
tien pylen: waaromtrent men kan naarzien de Verklaring der Unie 
van UIRECHT: door Mr, Pe PAULUS, dll. Deel , bl, 86. en 57, 


„LES ESTATS GENERAULX DES PAIJS BAS VNIZ; 
„> a tous ceulx, qui ces presentes Lettres verront, Scauoir. faisons ; 
ss Comme ainsij soit, qu'il a pleu au ROIJ de /a GRANDE BRITAIGNE, 
„ à nostre tres serieuse instance, faire traicter et accorder par le 
Sr. NOËL DE CARON, Cheualier, nostre Ambassadeur, fur le 
payement de ses debtes, et restitution des Villes et places cau- 
tionaires3 et ce evfuivant par sA MAJTé. est Commis le Sr, ROB- 
BERT SIDNEIJ, Viconte de Lisle, Cheualier de lordre de la Tarre= 
tiere, Chambeiain de la ROYNE de Ja GRANDE BRITAIGNE, Goue 
verneyr de la Ville de vuISsiNGES et Chasteau de RAMMEKENS, Ct 
„‚ pour icelle Ville et Chasteau, auec T'Ardllerie, munitions de 
‚ Guerre, et aultres appertenances , nous restituer, ou à noz Come 
2» Missaires: SI EST il, que nous auons commis, et commectons 


pa PE 


RATKOORTESEN 93 


ROTKOORTSEN op de O. L.C. fchepen. 1e ANT- 
“woorp op de vraag: ”Welken.zyn de, duidelyke 
» en onderfcheidene kenmerken van die befmette- 
2, lyke ROTKOORTS , (febris: maligna putrida „) 
„, welke thans zoo algemeen befpeurd word op de 
2) uitgaande OostZndifche fchepen. dezer Landen? 

2 Door 


» Par cestes, les Srse JAQUES DE MALDEREE, Cheualier , Sr, de Ileijes, 
»s premier et reprèsentant. la Noblesse ès EsTATS de ZEELANDE; 
»» ESTIENNE TONIJS; HUBERT STEENGRACHT 5 @t JOHAN HUIJSSEN, Con- 
9» seilliers des dits Seigrs. EsTATS de ZEELANDE, pour tous en- 
> sembles, trois, ou pour le moins deux d’iceulx, sì tous quatre , 
» ou trois d'iceulx ne peuuent vacquer, se trouuer en la Zilje de 
3» VLISSINGES „ et illecq de nostre part, et des Seignrs. ESTATZ de 
») ZEELANDE recepuoir des mains, et par la direction du dit Sr. 
2» ROBBERT SIDNEIJ, la restitution de la de. Ville et Chasteau de 
2» RAMMEKENS, auec les Clefs, Artillerie, Munitions de Guêrre, 
„‚ Et aultres appertenances, competentes au Paijs, et la de, Zille, 
») respectivement, et pour demander le deschargement du Serment, 
»; Par lequel des Baillij, Bourgemaistres, Regents, Bourgeois, et 
», Habitans , ensemble les Officiers et Soldats dela de. Wille, et 
> Chasteau , sont obligez a sA MAJTÉ., et vlterieurement de faire 
s tout ce que la de. affiire requiert, en conformité de leur Ine 
„> Struction: Promectans de tenir pour bon, ferme, et estable ce 
s que les ds, Srs. Commisfaires, en ce que dict est, et en depend, 
» sera faict, foulz toutes obligations de droict à ce requifes, 

» FAICT EN LA HAIJE, en nostre AssemaLE’g, Je Septiesme de 
2» juny Seize Cens et Seize, ayants la presente pour plus grande 
„‚ Seureté faict seeler de nostre sEAU, Parapher, et signer- par 
2, nostre Greflier”. (:geparapbeerd:) FUSTUS vaN RYSEN- 
BURGH Vet, Gop de plique flond:) “Par Pordonnance desdicts Sete 
$ SNCUIS ESTATS GENERAULX®” (sgeteekend:) %. AERSSEN 1616. 


Hebbende onderaan uithangen het contrazegel van HUNNE HOOG- 
MOGENDEN wet de zevensien pylen , in rooden wasfthe uitgedrukt. 


u OKOTKOORTSEN. 


ss Door welke oorzaken word deze koorts voortges 
„, bracht? en welken zyn de middelen, om dezel- 
„5 ve te behandelen; voor te komen; en den voort- 
„> gang daarvan te fteuiten” ? door j, vesmac. VL. 
Deel, bl. g3—=r1o. In deze Verhandeling word de 
vraag, na eene korte inleiding ‚ volgens derzelver 
inhoud, in vyf afdeelingen of hoofdftukken ver- 
deeld. 4/. 3. In de eerffe worden de duidelyke en 
onderfcheidene kenmerken dezer ziekte opgegeven : 
en dat wel op zoo eene wys, dat eerst de ziekte 
kort en klaar word befchreven: b/. 5. en daaruít 
“worden, als kenmerken derzelve, voorgefteld (1) een 
fchielyk verval van krachten: (2) eene byzondere 
foort van hoofdpyn: (3) flaaploosheid: (4) de ge- 
fteldheid van het bloed: (5) van de tong: (6) van 
de pols: (7) de natuur der koorts. b/. zo. In 
het tweede hoofdftuk worden de oorzaken van de 
vermeenigvuldiging der befinettelyke rotkoorts op 
de uitgaande O. IL. fchepen dezer Landen aangewe- 
zen; Nadat dit gedeelte der vraag, op deze wyze, 
overcenkomftig met derzelver oogmerk, bepaald 
is: ”welken zyn de oorzaken op de uitvarende 
53 fchepen, die maken, dat dezelve thans gemee- 
ner zy dan te voren” ? Zl. 14. word aange- 
toond, dat de voornaamfte oorzaak te zoeken zy , 
F in de meerderheid der manfchappen, die door de 
volkhouders „ of zielverkoopers , aan de Compagnie 
bezorgd worden: waaruit de voorfchikkende oor 
zaken van die koorts worden afgeleidt: dan de 
aanleidinggevende oorzaken tot dezelve naarge- 
£peurd 


KOTKOÓOORTFTSEN % 


_fpeurd, en daaruit het befluit opgemaakt. 4/. 16. 
In ‘het derde hoóofdftuk : over de miädelen, om 
deze ziekte te behandelen: word voorgetteld, hoe 
het de plicht van den heelmeester zy: (1) om de 
‘rotftof uit het lichaam te dryven, door braking- 
en afgangverwekkende middelen: — dan moet 
hy den voortgang der rotting fteuiten, door ver- 
dunnende en affpoelende middelen der rotftof; en 
door zuren eene tegengeftelde eigenfchap aan de- 
zelve verfchaffen; alsmede door eene zuivere koe- 
le lucht: en eindelyk zynen Iyder verfterken , na 
dat de kwaadaardigheid der ziekte is overwonnen: 
Dl. A1. — waarop deze afdeeling word geeindigd 
met eene aanwyzing der behandeling in fommige 
toevallen. Al. 77. Het wierde hoofdftuk: nopens 
de middelen, om deze ziekte, in zoo verre die 
thans gemeener is dan te voren, voor te komen: 
dezen zyn: of geene manfchappen van volkhouders 
te nemen; of te zorgen, dat derzelver"behande- 
ling aldaar beter zy. En, daar het eerfte nict wel 
mogelyk fchynt te zyn: worden, ten aanzien 
van het tweede, allergewichtigfte middelen, van 
verfchillenden aard, ter bereiking van zulk een 
heilzaam einde , opgegeven. «A/. 81. Eindelyk 
word onderzocht en aangetoond , hoe best den 
voortgang dezer ziekte, op een {chip outftoken 
zynde, te fteuiten. AJ. 07. Hierop volgt een na- 
bericht, voornamelyk dienende, om aan te wy- 
zen, waarom in het voorgaande Antwoord fommie 
ge zaken niet opzettelyk , en anderen niet. uitvoe= 
tiger , Zyn behandeld. 4/, 1o6—110. 

— It, 


96 NOTETEOORTSEN. 


Ile ANTwoorD op dezelfde vraag * 
door B. HUSSEM, ZJ. Deel, 1. bl. 11r—aar. De 
Schryver, offchoon hy de vraag drieledig be- 
fchouwt te zyn, verdeelt zyn antwoord in vier 
afdeelingen. 4/. ttr. In de eerffe: om. de onder- 
fcheidene en duidelyke kenmerken van de bedoelde 
rotkoorts op te geven, verdeelt hy deze zickte in 
drie tydperken: en geeft in elk tydperk derzelver 
kenmerken op; fchoon deze tydperken , ingeval de 
ziekte kwaadaardig is, zich meenigmalen zoo niet 
laten onderfcheiden: ZJ. 113. waarop de flachting , 
door deze ziekte, vooral in de laatfte jaren, ver- 
oorzaakt, word-opgegeven. Z/. 134. De oorza- 
ken , waardoor deze ziekte word voortgebracht: 
die in de tweede afdeeling worden overwogen : 
zoekt de Schryver in den ftaat van het volk zel- 
ve, waarmede de fehepen worden bemand: waar- 
by derzelver behandeling, en levenswys by de 
volkheuders , zeer in aanmerking komt: 44. 139— 
en ten tweeden in de verblyfplaats voor die man- 
fchappen. op de fchepen, en de befmerting in 
dezelven door de bedorvene lucht: 2/. 147. waar- 
by nog verfcheidene andere oorzaken worden op- 
getelds ZZ, 152. vooral ook eene onmiddelyk me- 
degedeelde betimetting: % zy door het volk zelve 
of hunne aanhebbende plunjes, waarmede zy op 
het fchip komen. &/. 158. In de derde afdeeling 
worden eerst de middelen overwogen, die dienftig 
zyn in de behandeling dezer ziekte: zoo door de 
beledigende rottige ftof te ontlasten en uit te dry- 
ven 5 als door dezelve tegen te gaan, en te verbe- 

, te 


„ROTKOORTSEN. RUGGRAAT, > > 97 


teren;s en eindelyk doorde lichaamskrachten te 
oaderfteunen: tot het eêrfte komen de buikopenen= 
de en braakmiddelens tot het tweede, behalven 
„eenige anderen, voornamelyk de cortex Peravianuss 
in aanmerking; en tot het derde, de wyn. /. 162. 
Hierop word voorgefteld, wat in acht te nemen 
Zy, om den voortgang dezer ziekte te fteuiten ? 5}, 
180, In de vierde afdeeling word, onder de bes 
hoedmiddelen, om deze ziekte te voorkomen s 
eerst opgegeven de aanneming van gezond volk ; en 
‚de bezorging van hetzelve op de fchepen : bi. 184. 
dan, wat er vereischt worde, om in der fchepelin- 
gen verblyfplaats zuivere lucht te houden? onder 
deze middelen word eene windmouw ‘opgegeven 3 
en in Plaat afgebeeldt. 47. 198. Onder de behoed- 
middelen is ook van veel aanbelang het ftraffen van 
dievery; 4/. 206. en verfcheidene anderen: vooral 
ook het dagelyks uitdeelen van fterken dranks en 
het mengen van het water met eenig zuur: dat in 
eene genoegzame hoeveelheid voor elk verkrygbaar 
moet zyn. 4/. 208. Het befluit. AZ. aao. en ear. 


RUGGRAATSserLyTinG, vergezeld met een groot 
waterhoofd: waargenomen door Gc. cREEVE. VL 
Deel, bl. 6oo—612, Men vindt hier eene naauwe 

„keurige befchryving der gefteldheid van dit one 
gelukkige kind, ‘by deszelfs geboortes gedurende 
deszelfs leeftyd , van bykans één jaar; en hoe des 
zelve, na den dood, ontleedkundig werd bevone 
den, ni 

Xl. DEELS Il, STUK. G S. SAF 


68° SAFTINGEN. SALAMANDER. 
S. 


SAFTINGEN. De ondheid, en lotgevallen van het 
Lánd en de Heerlykheid SAFTINGEN : zie WV. Deel, 
B Bob64s 


SALAMANDER. Onderfcheid der SALAMANDEREN 
«van de BAAGDISSEN în hèt algemeen; enn van de GEK- 
Ko’s #% het byzonder: aangetoond door M. HouT- 
fyn. ZX. Deel; B. 305—336. Dat de zijt 
“Fie der frlasmanderen aan groote duisterheid ondere 
hevig zy, maakt de geleerde Schryver, uit dé ver- 
fehillénde berichten van de beroemdfte natuúturkenne- 
ren op : et, zonder over de natuur en eigenfchappen 
van dit dier uit te weiden, toont hy adn: dat de 
Onderfcheiding derzelven van de haagdisfen, en 
dergelvke dieren, die van fommigen als zeer blyk- 
baar worden opgegeven, echter niet ir allé deele 
„voldoen. Dan telt hy zes foorten van HAAGDISSEN 
Óp: zynde de laätfte foort de gewone Duitfche, 
Franfche , ltaliaanfche LANDSALAMANDER. De 
EEKKo, offchoon van fommigen tot de fliman: 
ders gebracht, moet daarvan afgezonderd blyven: 
deze word van hem gekenfchetst ‚ en dan vier foor- 
ten van denzelven befchteven. En eindelyk leert 
hy den lezer den fulamander in het gemeen; en 
“gf foorten van denzelven in het byzonder; nader 
kennen: — terwyl achter dit vertoog de Westindifche 
GEKKO met den Azolftaart; de gefnoerde GEKKO; 
de 


SALAMANDER. SALOMO; SATURNUS. _99 


„de. Fapanfche SALAMANRER à en. de ied in 
plaat zyn afsehaclde. ie: 19511 r Ster oh 


SALOMO’S KEOONRBERS tee en ADONÍA; 
ABJATHAR „ €# JOAB „wegens hoog verraad, gefiraft : 
door- JAN JAcoB BRAUE, Je Deel, bi. 209292. 
Na eene korte inleiding , bl.‚209. merkt de, gelger- 
de Sehryver aan: dat het, in de verdediging der 
gewyde gefchiedenislen , «piet alleen aankome; op 
derzelver geloofwaardieheid ; maar vooral op derzel- 
ver waarde, 4/, 21o. Het hier bedoelde geval. word 
uit Is KON. IL. en II. gefchetst: b/. 213. en het 
geeft aanleiding tot. nadeelige gedachten van sa- 
LoMo. bl. 214. ‚Wat al. door fommigen daartegen 
ingebracht zy? #/. aag. Hierop word, ter verdedi- 
ging van SALOMO’s eer, eerst de wettigheid van 
zyn kroonrecht betoogd, uit de Godsregering on« 

… der Zsraë/; kl. 227. eu dan de wettigheid van het 
doodvonnis over. aponras met de gevolgen daar- 
Van, uit het geval zelve: befchouwd in deszelfs 
waren aard; verband, en bykomende. omftandig- 
heden. Dl, 245, Waaruit , na eenige voorafgaande 

„aanmerkingen, word aangewezen: dat een gegrondt 

-… vermoeden van verraad in het verzoek van ADONIA 
opgefloten. ligge. 4/,257. Hierop worden eenige, tes 

‚„genbedenkingen overwogen; Ll. 283. en dan bee 

„toogd, dat Joas ook den dood verdiend had5 42 

„28g, gelyk mede ABsarmARs hl. 29o. en-agte — ° 


SATURNUS, Ogppofitie van SATURNUS: waargend 
38 G a - MEH 


LN 
do SATURNUS. SCHEPEN. 


5 men den 1. Meir 778. te PARYS; en vergeleken met 


de tafels: door den Heer mecnarn. WIL. Deel , bl. 
503512, waarin hy de feilen der tafelen , gegrondt 
op vyf volkomene waarnemingen op Saturnus, in 
den meridiaan gedaan, zoo in de lengte als breed- 
te, naauwkeurig opgeeft : en dan aanwyst, hoe den 
tyd en de plaats der oppofitie te vinden ? 


SCHEPEN voor de O. 1, compacnie. — Ie ‘AnT- 
WOORD op de vraag : ” Welke fchepen , behoorende 
2, aam de Nederlandfche Oostindifthe Compagnie, 
5 VAN 140. 150. EN 155, voeten lang, zoo met 
»» Een’ openen , als gedekten kuil; anders genoemd 
2 DRIEDEKKERS; Zyn in allen deele de bekwaamtten, 

> Ruttigften , en voordeeligften voor Haren dienst , 
25 Zoo tusfchen Zwropa en Indië varende; als in 
2» de Indifche zeeën zelven gebruikt wordende”? 
door ezeciuiër LOMBARD. WIL. Deel, bl. 203— 
299. In deze Verhandeling word vooraf aangewee 
zen, dat de driedekkers van 15o. en 158. voeten 
de besten zyn: zoo ten aanzien van de vaart; 2/. 
203. als in gevalle van actie; hb. 206. en in het 
gebruik en de berging der ankertouwen. 5/, 208. 

Dan word, ter beantwoording van de nadere bee 
palingen der vraag, aangewezen: vooreerst: dat 
een {chip van 155. vocten één’ duim minder diep, 

by het afloopen, in het water tast, dan van 150. 
voeten : gefteld dat zy op dezelfde malle gebouwd 
zyn: bl, ero. dan dat de driedekkers gemakkely- 
ker te beftieren zyn, dan de kuilfchepen: 4/, 213. 

dat 


Sá Cu Bi RiEs N ot 


dat zv minder afdryven „en beter oploeven;5/. 
220. bekwamer by zwaar ftormweder en hoogloo- 
pende ftortzeeën zyn: b/. 223. voordeeliger „ niet 
alleen, om de manfchappen gezond over.te bren- 
gens Dl, 245. maar ook,, om een grooter getal te 
voeren; J/. 260, vooral wanneer ’er vele zieken 
aan boord zyn: bl. 267. allermeest , om dat men, 
ter voorkoming van de befinetting, de zieken bee, 
ter van de gezonden kan. afzonderen. b/. 287. 
Hierop word proefondervindelyk opgegeven „ „dat 
een fchip, 155. voeten lang, op dezelfde wyze be= 
laden, 26% lasten meer voert, dan een fchip. van 
150. voeten ;-en 71. lasten meer , dan een {chip van 
140, voeten. Al, 295. Eindelyk worden twee be- 
denkingen voorgefteld en weggenomen. //. 297— 
299. 


nn Ile ANTwoorp- op dezelfde vraag : 
door WILLEM UDEMANS, 11. Deel, bl. 3oo—360. 
Na eene korte inleiding: Z/. 3oo. wyst de Schryver 
mede aan de fchepen van 155. voeten den voorrang 
toe boven die van r5o. voeten: om dat zy minder 
diep vatten in het waters, h/.-303. en meerder naar 
„evenredigheid inladen. 4/. 308. En dan-word aan- 
getoond , dat de driedeksfchepen veel (boven de 
kuilfchepen) voorhebben, in dezelven. te beftie- 
ren: zoo, wanneer zy onder zeil zullen gaan; als 
vooral ; wanneer ‘zy onder zeil zyn, en met ftorm- 
weder overvallen worden: 4/, 309. zy loeven ook 
beter op, en dryven minder af: Z/, 314. dan 

G3 wars 


toa SCHEREN 


worden: ha twee tegenbedenkingen, wegens het 
dieper gaan , en de rankheid der driedekkers , opge- 
Tost te hebben; derzelver voordeelen, en minder | 
gevaâr in zwate ftoftaen voorgetteld: 4/, 319. als- | 
mede dat zy een grooter getal manfchappen , én wel | 
veiliger ; kunnèn vérvoëren. D. 339. … Alle welke 
ftukken tiet alleen #eoretisch overwogen; ‘maar 
ook proefondervindelyk geftaafd worden. Eindee 
1yk worden nog twée zwarigheden wegBenonken, 
bl; 356—360. / 


er BYLAGEN ‘over hetzelfde onderwerp: 
medegedeeld ‘door Mt. DANIEL RADERMACHER van 
Nieuwerkerk: allen dienende tot nadere (raving 
van het betoogde in de beide antwoorden. //, 
Deel, bl. 361—401. 


BOUWING der fohépen, met betreke 
Ring tot de- gezondheid’ der zeevarenden, _ANT- 
\WooRD ‘op de vraag: behelzende het kortste , 
„ zaäklykfte, eh -zekerfte bericht, belangende de 
z bouwing der fchepen, en ’t gene daartoe ‘bee 
> hoort; voor zoo veel zulks invloed heeft op s 
„ de gezondheid en het goed der zeevarenden: — 
, de onderhouding der manfchap: zoo aan land 
zeen op de reede, als in zee; ten aanzien eener 
5 goede huisvesting, kleeding , fpys en drank: — 
„‚ de Beste wyze om den mondkost in te leggen, 
‚te bewaren, en te bereiden , aan landen Ap eeh 


dh hd he 


de 32 ruik, 2 


SCHENEN 1o3 


“3 bruik „tot voorkoming van den fcorbut; en -an- 


„> dere op de fchepen heerfchende ziekten 3 met de 
„5. voorfchriften daarvan, en derzelwer maten : — 
», de noodige verbetering van het by ons in gebruik 
2» zynde fcheepsbrood: — de beste manier, om 
„> de fchepen en het kooigoed zuiver te hou- 
2» den: — het afzonderen der gezonden van-de zie- 
> ken, zoo op kuil- als driedeksfchepen: —_ en 
z hêtgene hiertoe verder kan en moet betrekkelyk 
» gemaakt worden”; door JOHANNES HARGER. 
X. Deel, bh 313—496. « Na eene korte inlei- 
ding: DJ. 315. verdeelt de geleerde Schryver ‘het 
voorgeftelde onderwerp in acht deelen In de 
behandeling van het eerffe deel, betreffende de bou- 
wing der fehepen; woor zoo veel zulks invloed 
heeft op de gezondheid, en het goed der zeeva- 
renden 3 word onderzocht: aan welk charter van 
fchepen, driedeks- of kuilfchepen , de voorkeur 
gegeven moete worden ? En dan word aande eerst- 
genoemden de voorrang toegekend, als meest’ ge= 
fchikt tot het voorgefchrevene doel. 2/. 317. In 
het tweede deel word eerst aangewezen: hoe men 
voor de onderhouding der manfchap, (ten aan- 
zien eener goede huisvesting, kleeding , fpys* en 
drank) aan land best zoude kunnen zorgen; b/. 
938. dan op de reede; bl. 356: en eindelyk op zee. 
bl. 361. By deze gelegenheid word , onder anderen, 
woorgefteld: dat den fchepelingen te veel vleesch 


en fpek, en te weinig {tokvisch, word opgedischt : 


bl. 372. hoe de {chafing best te regelen ? 4. 376. 
É 
G 4 hoe 


104 SCHEPEN. 


hóe het water best te bewaren en te zuiveren? 
bl. 382. over de andere dranken. 4/. 386. Het 
derde deel behelst een woorfchrift over de beste | 
wys, om den mondkost in te leggen; bl. 388, te 
bewaren; 4/. 398. en te bereiden: aan land-en op 
zeez bf. 400. en tevens een hulpmiddel tegen ge- 
brek aan eetwaren op zee aan de hand gegeven, 
Di. goa. Het vierde dee! behelse eene opgave der 
‘heilzaamfte dranken , “ter voorkoming van den 
fcorbut en andere op de zee heerfchende ziekten 5 
met derzelver woorfchriften en maten. Al. 403e 
Het vyfde deel bevat de noodige verbetering van 
het ingebruik zynde fchreepsbrood. 4/. 426. Wat 
men diene in acht te nemen, om de fchepen en 
het kooigoed zuiver tehouden? word in het zesde 
deel voorgedragen. b/.. 433. Doch dat niets van 
meerder aanbelang zy, zoo op kuil- als driedeks- 
fchepen, dan dat de zieken van de gezonden wor- 
den afgefcheiden, word in het zevende deel dezer 
Verhandeling aangetoond; en, uit vergelyking van 
de gefchiktfte plaatfen , op deze tweederlei fchepen , 
tegen elkander , aangewezen: dat op driedeksfche- 
pen de beste gelegenheid hiertoe zys &/. 439. en 
tevens, wat menin alle gevallen hebbe: in acht te 
nemen, zal deze afzondering het gewenschte-doel 
bereiken. 5A 452, «Het achtffe deel bevat nog 
eenige byzonderheden, welken op den welftand 
der fchepelingen verder betrekking hebben ; als eene 
_ matige bewegings b/. 456. flaap3 5/. 459. het be- 
tongelen der driften, DA, 460. De vereischte buiks- 
e on 


SCHEPEN: SSCHEEPS BOUW. °ros 


sbontlasting „vende-ongevoelige uitwafeming , moet 
‚(zoo veel. mogelyk) bewaard „en het overbodige 
azweeten vermydt worden: b/. 465. ook «verdient 
shet opmerking, waarom de kombuis-op de meeste 
„onzer O. L C.fchepen tusfchendeks 3 en niet „ge- 
evlyk by die van andêre watien,: en op de-oorlógs- 
fchepen, in het ruim, of onder de bak , geplaatst 
v-zy? bl. 468. verder word onder de te nemene voor- 
“zorgen ook opgeteld de plaatfing vof ligging der 
fchepen- op rde vreeden: h/.-474« by welke gelegen- 
heid (eenige kenteekenen vaneen ongezond land 
worden medegedeeld : 4/. 480. en hoe best daarte- 
„gen te zorgen? /. 482. Het'is- ook van belang , 
“rdat de wachten wél worden verdeeld3 A/. 486. 
„dat in de fchepen,;-die aangelegd-worden „ eenigen 
tyd voor dat menze uitrust, vuur geftookt worde ; 
“bl, 492e dät men ‚goed toeverzicht ‘houde ; op-die 
genen, die als genees- en heelmeesters op de fche- 
„pen worden aangefteld ; en op de medicyukisten :-D/, 
493. waarop deze Verhandeling word beflotens 


„SCHEEPSBOUW, ANTwoorp op: de-vraag + ”Hoe- 
2-92 groot, moet de cirkelboog zyn van: het voor- 
2» SCHIP „ of «de zoogenaamde BorG , indiendde- 
“ss zelve zal-gefchikt zyn, -om het water zacht te 
9, klieven, tot bevordering van eenen vaardigen 
s… voortgang 5 en teffens beftand- te wezen , onbhet 
‚g> diep inzinken der zwaarte van het fchip en: la- 
se ding, door de drukkende kracht der byftaande, 
» hgellen: voor te komen? en hoegroot moet de 
Gi ‚ boog 


z06 SCHEEPSBOUW. 


75 boog van ’t geheele fcheepslichaam zyn, opde 
„, yn van het neêrgeladen fchip, ter bevordering 
5» van het fpoedig wenden , zoo wel vóór den wind 
» Als door deu: wind’? door GARNIER PEST 
JULIEN; gefchreven in het Fransch. XI. Deel, 
bl, 1—88, Na dat de geleerde Schryver eenige 

aanmerkingen omtrent deze vraag heeft voorgefteld : 
bl. 3. maakt hy daaruit op, dat men, ter beant- 
zv woording wan dezelve, flechts grondbeginfelen 

“moet ontvouwen, waaruit men in het algemeen 
befluiten kan, welke gedaante de fchepen behoo- 

_Pen te hebben3 op dat zy dezelven , zooals zy tot 

‚ <hiertoe gebouwd worden, in hoedanigheden „ of 

…án zekere meer in ’t byzonder bepaalde of aange- 
prezene hoedanigheden , overtreffen. bl. 6. Doch 
dit oogmerk zal men niet bereiken , door het fchip 
als een meetkundig lichaam te befchouwen: Ll 
7. dus bepaalt de Awcteur zyne beantwoording 

‘ijvaf de wraag tot twee hoofdzaken: vooreerst: 
om de voordeelen van allerlei foort te verklaren „ 
welken uit eene groote wydte in het grootfpant, 
en voornamelyk by de bovenfte waterlyn, voort- 
wlocijen : — ten tweeden, om aan te toonen, dat 
Jhet beste middel om den fcheepsbouw te volma- 
ken, hierin beftaat: dat men kundige fcheeps- 
bouwers aan de vaart ‘brenge; hun het bevel over 
de fchepen opdrage 3 of wel de fchepen door 
geoefende zeelieden late bouwen; of eindelyk , 
dat men deze twee ftaten in denzelfden perfoon 

ovvereenige, 4. 1g. Het eerste fluk word behan- 

deld , 


SCHEEPSB: SCHILDP, SCHOLEN, aop 


vodeld ; doorde: zès voornaamfte hoedanigheden 
wan een fchip ste befchouwens-5/, 14, daa word 

eene tegenwerping beantwoordt, betrekkelyk tot 
de grootfte dracht en meeste fnelheid:, gls nief 
faam te woegen in’ één fchip: bl: 61, Eindelyk 
word het belang der tweede hoofdzaak , zal men 
in den fcheepsbouw en de zeevaart de hoogfte yol- 
maaktlreid bereiken , aangewezen : waartoe zieh in 
wieger Koi hoop opd bl, jn want obs 

SCHILDPAD. „Bericht wegens. eeue sCraLDEKD ; 
vvpan de kust van ZERLAND gezien, door LEEN 
TELLE en zyn volk, fchipper op eene visfchuit , 
den 17, van ‘Hooimaand 1777. doch die, wegens 
hare verbazende grootte, niet binnen boord konde 
gehaald worden. Dat deze waarneming niet »ge- 
‘heel zonder voorbeeld zy: “word door 30s. VAN 
IPEREN , Schryver van dit bericht „ vanen VL 
Deel. hl. 62o—b2g. 


SCHOLEN, 1e. ANTwoorD, op de vraag: ”Welke 
ss verbetering ‘hebben «de gemeene vof openbare „ 
s> vooral de Nederduitfche SCHOLEN, ter meerdere 
3» befchaving onzer matie, nog wel moodig? Hoe 

ys zoude dezelve «op de voordeeligfte wyze kun- 
‚men ingevoerd, en op eenen beftendigen woet — 
gs Onderhouden worden”? door. j..kROM. VAIL 
__ Deel, bl. 1—-228. Inleiding tot, en belang van, - 
geze vraag. 4/. 1. Dezelve is tweeledig : ‘het eerfle 
did beteft de vereischte verbetering: hêt tweede de — 

Wy- 


ge ANTOINE ATOM, EIANI 


wyze, op welke die best in te voeren en te“on- 


veederhouden: Beide deze ftukken worden in twee 


hoofddeelen behandeld: in het eerffe, met “be- 
trekking op de Nederduitfche fcholen; in het twee- 
de , ‘ten aanzien. van de Pranfche en Latyn/che 
fcholen. b/. 5. Waartoe de eerfte foort moet inge- 
richt zyn? A/. 7, echter moet ’er onderfcheid zyn 


“ tusfchen de fcholen ten platten lande en in kleine 


fteden 3 en die inde voornamere {teden.. Van beiden 
word afzonderlyk gehandeld; en wel op dien voet: 
dat eerst ten aanzien van de fcholen ten platten lande 
word aangewezen , waarin die al verbetering noodig 
hebben: ín t gemeen ten aanzien van de gelegen- 


«heid, om fchool te houden; en de vertrekken; in 


welken zulks gefchiedt : 2/. ro. in ’t byzonder in de 
fchoolmeesters , dien het niet zelden ontbreekt ez 
aan de noodige kundigheden, ex aan de vereischte 
hoedanigheden. 4/, 12. Wat hiervan meermalen de 
reden zy? A/. 15. verder het gebrek in de manier 
van het leeren3 4/. 17. in eene al te geftrenge en niet 


‘recht beftierde tuchtoefening ; h/. er. dat het oor- 


deel der kinderen niet word opgefcherpt, enz. b/. 
o4. Hierop gaat de Schryver over, om aan te 
wyzen, hoe deze fcholen behoorden ingericht te 
zyn, tot meerdere befchaving onzer natie? bl, 26, 
men moest geene perfoonen , dan die bekwaam zyn, 
tot het fchoolhouden aanftellen; 4/, 27. voor hun- 
ne achting en bezolding moet gezorgd worden; Z/. 
og. hoedanig de plaats, waar fchool gehouden 
word „ behoore gefteld te zyn? hl. 34. de tyd, 
/ wans 


SC HO LIEN 1og 


Wanneer; en hoelang? 5/. 36. de meesters gee- 
ne andere posten en bedieningen waar te nemen. 
bl; 40. Hierop word voorgefteld , waarin onder- 


“wys moet gegeven worden: en de-wys, op welke ? 
‚zoo voor kleine kinderen 5 4/. 42. als voor de 
“meer gevorderde jeugd. 2.47. Daarna word de 
“wys van fchoolhouden voorgedragen; -A/. 72. en 
„daaruit aanleiding gemaakt, om in het byzonder 
“jets te melden. van de zorg voor armenkinderen- 


en diakeniefcholen. bl. zoo. Het is echter noo- 
dig, dat ’er in fFeden en groote dorpen 9. of 3. 
rangen van fcholen zyn, waarin. onderfcheiden on= 


‘derwys word gegeven; waartoe de kunst- en kost- 


-fcholen ook gebracht worden : — en wat in dezen in 


het byzonder moet geleerd worden? /. 118. waar- 
op twee vragen worden beantwoordt: vooreerst : 
hoe krygt men in alzulke fcholen bekwame mees- 
ters 2 bl. 148. Hen tweeden : hoe zal men de verbe- 


„teringen , gefteld dat zy ingevoerd werden „ overal , 


s.voornamelyk ten platten lande , ‘beftendig doen 


onderhouden? 4/. 153. Hierop gaat de Schryver 


“over, om zyue. aanmerkingen op te geven ter ver= 


betering , vooreerst van de Franfche fcholen: en 
wel voor jonge heeren; bf. 161. voor jonge juf 
frouwen: wat al gebreken in dezen. veelal plaats 


„hebben ; «en hoe dezelven dienden ingerichtste 


zyn? bl. 165. Eindelyk befluit de Aucteur zyne 


‚ Verhandeling, met eene-opgave van ’t gene ter-ver= 


betering van fommige Latynfche fcholen altans 
zoude kunnen plaats hebben. 4/, 188, Hoedanige 
per 


tto Si Ca Hr OD lu Bo MW 


„perfoonen tot Rectoren en Praeceptoren moeten 
aangefteld worden ? 4/. 189, wat op deze fcholen | 
„diene geleerd te worden? bl. 193. en dan worden 
eenige aanmerkingen gemaakt: om eene betämely- 
‘ke ambitie op dezelven aan te kweeken; &/. 1974 
“betrekkelyk het van buiten leeren3 hf. ooo. het 
maken van themata; bl. zor. het explicéren; bl. 
‘-go6. het maken van fommige exercitatien ; bl. 
ger. het leeren van Grieksch; bl. 222, en eindes 
Iyk het befluit. 4/. 227-—e28. 


ma Île anTwoorp op dezelfde vraag: door 
-_ KORNELIS VAN DER PALM. VZ//. Deel, bl. 229—316s 
‚Na eene korte inleiding over de beantwoording der 
vraag: bl. oog. verdeelt de Schryver het voorftel 
jn eene behandeling over de openbare fcholen in 
het gemeen; en de Nederduitfëhen in het byzon- 
der. b/. 230. Hierop wyst hy aaf, welke fcholen 
hy door de eerfte foort, die eene min uitvoerige 
behandeling vereifchen, verftaat: dezulken , “in 
welken de jeugd in vreemde talen word onderwe= 
zen: bl. 23r. terwyl hy zich voornamelyk bepaalt tot 
de Latynfche en Pranfche: en wel vooreerst overde 
_Latynfche ; omtrent welke hy, na een kort voorftel , 
“ten aanzien van het gewone onderwys, hl. 232. 
‘Onderzoekt , wanneer men beginnen moete dezelve 
‘erder jeugd te onderwyzen? bl 233. Hierop gaat 
“hy over tot de Fraufchefcholen , waarin ook het 
Engelsch, Hoogduitsch, enz. geleerd word : D/. 
238. hieromtrent word eerst de vraag beantwoordt £ 
hd wele 


SC HOLEN ne 


welke de belkwaamfte perfoonen zyn; ofn de jetiëd 
in vreemde talen te onderwyzen? Geene vreemde« 
lingen , maar bekwame Nederlanderen! bl. 239. 
(En hoe moet het onderwys, ten meesten voors 
deele, ingericht zyn? Dit word aangewezen: 4/ 
244. vervolgens aangetoond, hoe nadeelig het zy , 
dat kost- en gemeene fcholen fomtyds. worden 
faamgevoegd. 4, 252. « Hoe dit kwaad best te 
weten; en tevens voor het beftaan der meesters ‘te 
zorgen? bl. 254. Vervolgens gaat de Zuctewr over 
tot de befchouwing der Nederlandfche {choten , als 
zynde de hoofdbedoeling der vraag: BJ. 258. vêr- 
„deelt deze in twee foorten: 47. 259. fpreekt dan 
eerst over de fcholen in ’t gemeen: wat ter verbe- 
“tering van dezelven zoude kunnen dienen? ten adn- 
zien van de meesters; wier flechte gefteldheid , ven 
“de oorzaken daarvan , worden opgegeven: 4/. ot2, 
dan onderzoekt hy, welke kundigheid zy-moeten 
hebben? b/. 265. hoe de zoodanigen te verkry- 
‘gen? 27. 275. ‘Hierna word gefproken van ‘de 
“jeugd, die in de fchoten word onderwezen; D/. 
279. van de boeken, waarins AJ, 288. en van de 
manier van het onderwys zelve: ‘waarin alles ge- 
bracht word tot „de verdeeling der leerlingen in 
clasfen ; en-dät-de boeken naar dezelven ingeriëht 
zyn: bl-2g4. en dan word gelrandeld over het 
„onderwys in den Godsdienst. 5/. 301. Waarop de 
Aucteur overgaat tot de armfcholen , in zoo verre 
die van de openbaren onderfcheiden zyn: waarotn= 
trent onderzocht word , wät „en tot hoe ver, hier 
het 


La, SyC HO Lt IN.o 


- het onderwys moete gaan? 4/.-306. Befluit. bl. 
- 315e 


—— IIe ANTwoorp op dezelfde vraag: door 
DID. CORN. VAN VOORST. 111. Deel , Dl. 317—394« 
Ter inleiding dezer Verhandeling doet de Schryver 

‚vooraf zien het groote aanbelang van de opvoeding 

„ derkinderen. 4/. 317. Overgang totde vraag: b/. 321. 
derzelver verdeeling in drie deelen: hoe moeten de 
openbare , vooral de Nederduitfche fcholen, verbeterd 
worden? Hoe gefchiedt dit,op de beste en minst 
kostbare wyze?. Hoe word die beftendig onder- 
houden? 2/. 322. Daar de befchaving onzer uatie 
het hoofdoogmerk der vraag is: word, vóór de be- 
handeling van het eerfle ftuk , een recht denkbeeld 
voorgefteld van de befchaafdheid eener maat{chap- 
py; 4l. 323. en dan wat tot befchaving van een? 
mensch gevorderd worde? 5/. 331. Hierop onder- 
zoekt de Aucteur ,-of onze fcholen: (de Neder- 
duitfchen namelyk; % zy de Fran/tche taal tevens 
al of niet daarin geleerd word :) gefchikt zyn , om 
dat einde te bereiken? Z/. 336. en het antwoord 
is: neen! Dit word eu van de kinderfcholen , ez 

‚van die, waarin verder onderwys word gegeven, 

- aangetoond , door eene fchets voor te ftellen van het 

„„onderwys in beiden. 4/. 337. Hieruit worden-de 
gebreken in dit onderwys afgeleidt; 2/. 346. en 
voorts aangewezen, hoe die te verbeteren? door 

„eene opgaaf van de hoedanigheden, die in een? 

- meester gevorderd worden; 2/. 349. en hoe die in 

het 


PIROTTE BN” Li 
het onderwys aan te leggen? b/. 356. en eindelykg 
hoe zich in de behandeling omtrent de kinderen, 
ter hunner verbetering, te gedragen? Z/. 372 
Hierop gaat de Schryver tot het tweede deel zynet 
verhandeling overs en bepaalt dit tot het onders 
zoek: hoe en waar men , metde minfte kosten, zul- 
ke maitresfen en meesters zal vinden en onderhou- 
den? bh 375. en hoe gehandeld met de thans in 
dienst zynde onbekwamen? Zj. 388. terwyl uit 

"het voorgeftelde de beantwoording van het derde 
deel der vraag van zelve volgt. Al. 391: Dus de 
Aucteiur ‚ met eenige aanmerkingen, over de bezol« 
dingen; en het getal van zulke onderwyzers, Zy= 
ne Verhandeling befluit. DZ, 3913944 


ie Verzameling van AANMERKINGEN tit de 
overige toegezondene ANTWOORDEN. VIII. Deel, bl. 
393464» En wel nopens een zeggen van AGESILAUS 
over ’t gene de kinderen moeten leeren: bl. 395e 
over de fchoolmeesteresfen: hoe die gewoorilyk zyn; 
en behoorden te wezen? bl. 396: insgelyks over de 
fchoolmeesters; 57. 4or. den fchooltyd ; bl. 405: 
de vatbaarheid der jeugd3 4/ì 406. fcholen voor 
‘arme kinderen van allerlei gezindheden; 2/. 408. 
het leeren van A: B. 4/. 413. het fpellen; DJ. 414. 
het lezen; hl.415. hèt fchryven3 &l. 417: over het 
fyferen; bl. 422. het pfalmzingen; bl. 431. onderwys 
cin den Godsdienst; b/. 435: de zedekunde ; b/. 437. 
over de kastyding; bl. 447: over de fchoolboeken 3 
bl. 450. over de fchooiplaatfen ; DJ. 452. over de /cho= 
“Kil, DEELS IL STUK HH lars « 


114 SCHOLEN, SCHRYFST. SECTIO, 


larchen ; bl. 454. Eindelyk worden deze bylagen 
befloten met eene aanmerking over. eenen opper- 
fchoolmeester in elke voorname ftad. bl. 461—464. 


== AANHANGSEL: Dehelzende eenige wittrekfelen 
uit de beoordeeling der verhandelingen. over deze 
prysvraag: door G.-J. NaHUys. VIJL. Deel, bf. 465 
— 502. waarin de Schryver, na eene korte inleiding „ 
bl. 465. én eene verklaring omtrent zyne overeen- 
ftemming van gedachten met de bestgekeurde Verhans 
deling 3 Z/. 467. zich voornamelyk bepaalt tot eenige 
byzonderheden omtrent de armfcholen: — en wel, 
dat ’er geene vrees zy, dat de behoeftige ouders hunne 
kinderen te lang op dezelven zouden laten; 5/. 470. 
of dat men , door derzelver befchaving , aan de bur- 
„gerlyke maatfchappy , in meer dan ééne betrek- 
king, nadeel zoude toebrengen! ZZ. 471. Dan 
volgt eene aanmerking: hoe zulke meesters te ver- 
krygen, die-de vereischte hoedanigheden en be- 
kwaamheden bezitten? 5/, 482. De derde aanteeke- 
ning betreft de Franfche fcholen: welken de geleer» 
de NAHUYs in de verbeterde fcholen wilde ínfimel- 
ten: bl. 493. en dan eindigt hy , met een’ voorflag : 
of ’er geene mogelykheid zoude zyn, om het op- 
gegevene ontwerp van verbetering dadelyk ter uit- 
voering te brengen? 4/, 5or. 


SCHRYFSTYL (rRaNscrHe). Zie Franfche fchryf}}yl. 


SECTIO CAESAREA. Zie Keizerlyke fnede. 
SLAAF. 


v 


SLAAFHANDEL. SOREKWYN. 15 


SLAAFHANDEL. MNoodige onderrichtingen voor 
de flaafhandelaren: door D. H. GALLANDAT. L, 
Deel, bl. 429—a460. In deze Verhandeling wor- 
den eerst eenige gronden gelegd ter wettiging van 
dezen handel, DJ. 422. De Vlisfingers leggen zich 
daarop het meest toe. 4/. 427. Dan word aan« 
gewezen: wat omtrent het onderzoek der {laven , 
die men op de kusten van Afrika inkoopt, wél 
moet in acht genomen worden? 4/. 428. Einde- 
lyk, wat voorzorgen en middelen men moet aans 
wenden, om de flaven veilig, en in een’ gezonden 
ftaat , over te voeren? bl, 439—460. 


SOREKWYN, De ware kleur van den edelen, of 
Bybelfthen, soREKWYN aangetoond; en by die gelen 
genheid verfcheidene aanmerkelyke Bybelplaatfen 
opgehelderd: door verrus norstreve. XZ. Deel, 
bl. 257—322. Na dat de Hoogleeraar de redenen , 
tot het fchryven dezer Verhandeling „ heeft opge- 
geven; om zyne byzondere gedachten over GEN. 
XLIX: 12, te ftaven: die geheel zouden vervallen „ 
indien de kleur van den soReKWYs lichtgeel ware 
gelvk de geleerde TjJEENK wils en niet, zoo als by 
denkt, purrerraod.: bl. 257. wyst hy aan, dat de 
twee voorname redenen: de eene ontleend uit het ga- 
bruik vanhet woord sorEK: zacH.1:8. jes. XVI: 
8. en XIX:9. hl. 262, (by welke gelegenheid van 
het fyne linnen der Ouden , Zysfits gehieeten; als niet 
geel, maar blinkend wit; uitvoerig word gehan- 
deld: gelyk ook over de windfels der degyptijche mU- 
He " MIENS 


16 SOREKW. SPIRITUS. STAAR: 
MIEN : b/, 268—386.) en de andere van het bericht 
der reizigers, die beste druiven en wynen van 
eene Zichtgele kleur in Palaeftina, en ook in het 
erfdeel van Suda, gevonden hebben: Z/. 298, 
even weinig dienen, om het gevoelen van den Heer 
TJEENK, omtrent de ware kleur van den edelen of 
Bybelfchen soREKWyA, te begunftigen. De Schryver ; 
by-de verhandeling van bet laatfte (tuk ; de voor- 
treffelykheid des rooden wyns, in oude tyden, boven 
den witten wyn; bewezen hebbende; heldert daar- 
uit op peur. XXXII: 13. en 14. A. 3d4« EQ JES. 
XXVII: 2. /. 320. wadrop het befluit volgt. AJ. ger. 


el SALIS MARINL Verhandeling over des- 
zelfs gebruik in fommige uitwendige gebreken: 
door E. P, SWAGERMAN. /. Deel, bl. 65—146. Na 
eene korte inleiding, ftelt de Schryver de aanleiding 
voor, die hem gelegenheid heeft gegeven tot het 
gebruik van den /piritus falis marini: en daarna 
befchryft hy eene meenigte gevallen van celtachtige 
uitbottingen. aan de vingeren en teenen; fommige 
wratten; eenige /arcomata, zoo aangeborene als 
verkregene 3 enkele zweren aan onderfcheidene dee- 
len;3 en van fommige polypi , zoo die der ooren , 
als van den neus, die daardoor zeer gelukkig vol- 
komen genezen zyn. Terwyl tevens word bericht, 
dat eenige farcomata enkel door drukking geheel 
zyn verdreven. 


STAAR, Onderlinge vergelykingen” tusfchen de 
vers 


f l 


STAAR. STANKWER, STEENEN. . 17 


verfchillende manieren, om de STAAR uit te ne- 
men: door GYSBERT DE WIT. 4, Deel, bl. 1— 
136. De ducteur geeft, na een korte inleiding; 

bl. 1. eene. ontleedkundige befchryving van het 
0083 bl. 2—54. meldt dan, waarin de sTaar, of 
cataract befta: bl, 55. derzelver uitneming is 
veiliger dan de nederdrukking: b/. 55. dan ftelt 
hy de verfcheidene methoden voor, waarop 
dezelve van tyd tot tyd is verricht; met byvoeging 
van de daartoe uitgedachte werktuigen : tevens 
aanwyzende de byzondere voor- en nadeelen, die 
een ieder derzelven heeft. Al. 55—116. Hieruit 
maakt hy tot befluit op, welke inffrumenten de 
besten. zyn, om deze operatie te verrichten, en 
hoe dezelve het veiligst gefchiede? ZJ, 116—133. 
en eindigt deze Verhandeling met eene opgave, 
hoe men de lyders , na de operatie , diene te behan» 
len? bl, 133—136, 


e_—— Nut van den (pirit. À lis ammoniacì ter genc» 
zing eener foort van zwarte STAAR: V/. Deel, bl. 
255-260. Zie Genees- en heelkundige waarnen 
mingen. 

é \ 

STANKWEREND MIDDEL én vuile verzweringen,. 
Zie Witte willigenbast. VLAN 


STEENEN (pierLyKE) hefthreven : vooral ten aan= 
zien van derzelver nat: aurlyke kenteekenen. Hift, 
voorbericht van het VI. Deel, bl. 31—Ó, En, 

H 3 wek 


18 STEEN. STEENW. STERREK. STICHT. 


wel de Pedro del porco van Malakka: Dl. 33. — 
Pedro del porco van Ceilon: bl. go. — de Gemsbal, 
of Geinskogel: bl. 42. — het Bezoar orientale; ende 
Apenfteen: JJ. 44.— Lapis de Goa: bl. 53. — Nages 
maakte Bezoar van Koromandel: bl. 54. — Westèr- 
Sche Bezoar: bl, 57. — Paardenfteenen. 4/. 58—6o, 
Dit bericht is van den Heer j. c. BRANDT: die de= 
ze kostbare fteenen aan het Genootfchap, voor 
deszelfs kabinet, gefchonken heeft. 


STEENWORM, sTEENMOSsEL, of Pholade. Zie 


Zeeinfecten: in het verdere bericht aangaande de= 
zelven, 


STERREKUNDE. Zie dAldeharans bedekking: 
Comeet: Lunarium: Mercurius (voorbygang van) 
over de zon; Saturnüs (oppofitie van): Venus 

| 2 overgang van) over de zon. 


nn mr 


STERREKUNDIGE waarnemingen: 20 
daan ter bepaling van de breedte en lengte van 
COCHIN , op de kust van MALABAAR: door we. 
sMITH. ZL. Deel, bl. 625. 


STICHTING (BERSTE) 6% LOTGEVALLEN van fome 
mige plaatfen, ten oosten en westen der scHeL= 
pe gelegen: door JAC. ERMERINS. /. Deel, bl, 
z—ó4. Na eene inleiding over de eerfte bedyking 
dezer Landen: ZJ, 1—3. geeft de geleerde Schry- 
ver op» de oudheid, (tichting, en lotgevallen van 

Lik 


STICHT. STIL. TARW. TINCTUR. rr 


Lillo; bl. 4. van de Kruisfchans; bl. oo. van Fre- 

drik Hendrik en Blaauwgaren, twee fchanfen be- 

neden Lillo; bl. oo. van de heerlykheid Zandvliet ; 
bl. 94. van Osfendrecht ; bl. og. van Woonsdrecht , 

Hildernisfe , en Borchvliet; bl. 31. van het land en 

de baronie van Beveren; bl. 32. van de Doel; bl. 

35. van de heerlykheid Kalloos bl. 42. van Lief-- 
kenshoek ; bl. 46. en van het land en de heerlijk 
heid Saftingen. bl. 52—64. 


STILUS currae: of Styl van den Hove, Zie Fran- 
Sche fehryf}yl. 


d T 
id € 


TARWTEELT: volgens het voorfchrift van den 
Heer MILLER, mislukt: door y. sasTER. ZZ, 
Deel, bl. 597—607. By.welke gelegenheid de 
verfchillende gedachten over de vermeenigvuldigen- 
de voortteeling van georganifterde lichamen tevens 
worden voorgefteld. 57, 608—614. 


TINCTUREN. Zerkandeling over de bereiding der 
TINCTUREN, welken in de geneeskunde gebruikt 
worden: benevens eenige proeven, om dezelven, 
volgens eene nieuwe manier, voordeeliger , in Ror- 
ter’ tyd, en krachtiger , te bereiden : door Boune- 
WYN TIEBOEL. JZ. Deel, bl. 231—276. Na cen 

H 4 kort 


| 


sao TINCTUREN. TINERTSEN. 


kort voorftel nopens de tincturen: bl, 231. handelt 

de Schryver over de gewone wys van toeberei- 
ding; met aanwyzing,, waarvoor men zich byzon- 
der te wachten hebbe? Z/. 235. wat in fommige 
gevallen van dienst kunne zyn? A/..239.« Doch 
eene betere wys van bereiding is door den pot 
van PAPIN 5 die naauwkeurig befchreven, en ir 
eene plaat afgebeeldt word: 4, ago. eenige aan- 
merkingen over deszelfs werkingen en voordeelen: 
bl. 245. dan worden proeven , met denzelven 
genomen, opgegeven. En wel van de tinctura 
caftorei bl. 247. van de tinctura fuccini; bl. 
s5r. van de tinctura myrrhae;s bl. 255. van de 
tinctura gummi laccae: bl. 258. eene aaumer- 
king over de drie foorten van, gomlak: bl, 263. 
van de tinctura cort peruviani ; Dl. 265. van de 
tinctuyra rhabarbari: bl, 269. waarby eindelyk 
‘eenige aanmerkingen, en eene verklaring der Figu= 
ren, ten beflgite geyoegd worden. 2/, 272276. 


TINERTSEN. Zenige Oostindifthe TINERTSEN 

befchpeven: door M. HOUTTUYN. ZX, Deel, bl, 
337-350. Na eenige aanmerkingen over den -wa- 
ren aard, in welken de natuur de metalen ople- 
vert: — zuiver, volkomen , gedegen ; of. onvol 
maakt, met andere ftoffen vermomd: — word in 
deze betrekking uitvoeriger over het TiN gefproken ; 
en zeven foorten van % zelve uit Indië, van Sumae 
ig, Cn plaatfen gan de o9stayde van Sumatra geles 
gen: befchreven, 


bezeerde 


er Bl 


TINERTSEN, TOOVERVIERKANTEN, raz 


NLS 

—_——— Befchryving van den, Malakfchen vane 
ERTS; en, deszelfs mynen:. door um, HOUT TUYN, 
XI. Deel , bl.…383—389, Na eene korte inleiding 

„over den WMalakfthen TINERTS, die de zeldfaamfte is ; 
deelt. de „geleerde Schryver eenen brief mede van 
wylen Mr. jc. M. RADERMACHER „ behelzende 
befchryving dier mynen 3 ‚van de manier van gra= 
ving ; en uitfmelting; en van den erts, 


TOOVERVIERKANTEN.. Recherches Jur une nous 
velle efpècede. QUARRE’S MAGIQUES: door.L, EULER, 
LA Deels, bl: 85-239. De aanleiding, welke den 
„wiskundigen, Schryver bracht tot het opftellen van 
dit onderzoek eener-nieuwe foort van TOOVERVIER= 
KANTEN „ beftond (voigens-zyne opgave) in een 
„gedaan voorftel; ”om 36, Officieren, uit zes on= 
‚22 derfcheidene: regimenten getrokken » en even zoo- 
2 vele trappen van rang bekleedende, in het vier 
» kant te flellen: zoo, dat elke Iyn Ct zy rechts 
2 of links;.*t zy Morizontaal of verticaal geno- 
» men zynde;) juist zes Officieren van verfchillen- 
»e13s den rang, en wel uit de onderfcheidene regimen- 
2» fen „ zoude vertoonen”! Dit werd , niettegenftaan- 
de by velen herhaalde proeven , ondoenlyk bevon- 
den: doch men verlangde naar een wiskundig be= 
toog van die onmogelykheid. A7. 85. en @6. Hier- 
‚toe brengt eurerR deze vraag in de gedaante van 
een mathematisch voorftel:- noemende de regimen= 
gen met Latynfche letteren a, h, C ‚enz. en -de 
rangen met Griekfchen «> B> Y> ENZ. waaruit, om 
H 5 aan 


tee TOOVERVIERKANTEN. | 


aan het oogmerk te voldoen , drie bepalingen voorte 
vloeijen :“welk een en ander vervolgens, zoo in ’t 
byzonder op het gegevene getal 36. als in’t gemeen 
op een generaal getal, toegepast en behandeld 
word: 5/7. 86—96. by welke gelegenheid , onder an- 
“deren, in $ 5—8. de letteren a, bh, ce, befchouwd 
worden als de natuurlyke getallen 1, 2, 3. en de Griek- 
fchen u, Boy, alshunne machten: zoodat 1* betee- 
kene den Jaagflen vang van het EERSTE regiment: 
g° den paast/aagffen vanhet TWEEDE : enz. — voor 
welke machten de Schryver eene behoorlyke fchik- 
king tracht te maken , door het daarftellen van al- 
gemeene voorfchriften „ of formules directrices: ge- 

“ vende de reden dier benaming op: Z/. ge. Vere 
volgens tot grondflag leggende de vierkanten voor 
de Zatynfche letteren , of gewone getallen; brengt 
de Aucteur dezelven in zekere orden: zulks zy be- 
fchouwd moeten worden „of als eenvoudig voortgaan- 
den (guarrés à fimple marche); of twee en twee 
faamgenomen (à double marche); ook drie en 
drie (à triple marche) ; alsmede vier en vier 
(& guadruple marche). bl. 96—10o. Hierop volgt 
dan, in de eerffe afdeeling, het onderzoek der EERSTE 
clasfe, van den eenvoudigen voortgang: bl. Too. 
en volg. waaruit tot regel word genomen: dat het 
voorgeftelde geval, en alle andere! diergelyken „ 
volftrekt onmogelyk zy, zoodra de zyden van het 
gegevene vierkant uit dubbel onevene vakken zyn. 
faamgeftelds en bewys daarvan. 4/. 103. Alge- 
meene regelen tot het vinden der bovengemelde 


fore 


. ' 
TOOVERVIERKANTEN. rag 
fopmiùlae directrices. voor alle mogelyke gevallen 5 
wanneer natmelyke het TT uit oneffene vakken be- 
‘taat. b/. tro, Nadere regels, om nieuwe formulen 
te erlangen „ en de reeds- gevondenen in andere ge= 
_daântén te brengen: B/. 125. alsmede, om vier. 
kanten faam te ftellen, in welken ook de diagona- 
Jen aan het voorftel voldoen: 4/.r3i.- Inde tweede 
afdeeling behandelt de Schryver de TWEEDE clasfe , 
of den dubbelen voórtgang: omtrent welken , als een 
doorgaande regel , word opgegeven: dat elke zyde 
van hét vierkant uit een dubbel effen getal moete 
beftaan: bf. 47. De DERDE rang (à #riple mar= 
che) is het onderwerp der derde afdeeling: in dezen 
moet het getal der vakken van elke zyde in 3. 
deelbaar zyn: A/, 180, terwyl de vreRDE rang 
(@ guadruple marche), waarin iedere zyde door 
4. moet kunnen gedeeld worden, in de vierde afe 
deeling word behandeld: b/, 205. Eindelyk ftrekt 
de. vyfde afdeeling , om voor de onderfcheidene ver- 
wisfelingen , overbrengingen „ of veranderingen der 
gevondene 3 de noodige regelen te geven: waar« 
omtrent nader word aangedrongen de bevorens ge- 
maakte aanmerking , dat (om aan het voarftel te vol- 
_ doen) het getal der vakken in ééne zyde nimmer 
het dubbel van een onpaar getal moge zyn: Z/ 
422, voorts worden eenige aanmerkingen gemaakt 
nopens de leer der combinatien: tot naarfporing 
van welken dit voorftel ; fchoon anders (gelyk de ge- 
leerde Schryver tot flot zegt) op zichzelve van weie 
uig of geen nut; aanleiding heeft gegeven: ZJ. 239.- 
TWEE. 


- 


124 TWEEGEVECHTEN. 


TWEEGEVECHTEN. Verhandeling over de 
dwaasheid en fchadelykheid der TWEEGEVECH- 
TEN: door Mr. WILLEM SCHORER. JZ. Deel, bl, 
545-576. De behandeling dezer ftof, offchoon 
„door groote mannen meermalen opgegeven; en of- 
…fchoon die razerny onder ons niet zoo fterk in 
zwang gaat, als in Vrankryk; is echter niet on- 
nuttig, bl. 545. In vroegere eeuwen „waren de 
tweegevechten niet alleen gewoon , maar werden 
„geoorloofd gerekend. 4/. 550. Wanneer eerst; en 
„door wien verboden? 5/. 552. Maar hoe is zulk 
„een verbod met het punt van eer voor een’ edel- 
„man en krygsman beftaanbaar? Deze tegenwer- 
ping word beantwoordt: uit overweging van de 
zaak zelve, in haar gunftigst licht befchouwd: — 
van hare onbetamelykheid en redenloosheid; — ja 
‚deze gewoonte kan niet aangemerkt worden als 
„een blyk van heldenmoed: te min, daar zoo fterk 
by plakaten daartegen voorziening is gedaan, b/, 
„554 „En welk een gruwelis het tweegevecht, 
_ van de zedelyke zyde aangemerkt, Dl. 561. Doch 
_ welke, is de reden, dat dit kwaad zoo diep inge- 
worteld zy? Een gebrek in de opvoeding, en het 
niet uitvoeren der plakaten; alsmede uit aanmer- 
king van eene tegenftrydigheid, die ín dezelven 
plaats heeft. b/. 564. Eindelyk word onderzocht, 
„hoe die fchandelyke gewoonte best tegen te gaan ? 
bl, 571576. 


U. UNIE, 


UNIE. VADERLANDSCHE og 


B 


NE (be) van UTRECHT: als een voorname broù 
befchouwd , waaruit (onder cops gunffige Voor- 
zienigheid) NEERLANDS wvoorfpoed en luister is - 
voortgevloeid: en op welke gronden de hoop op des- 
zelfs voortdurenden welftand is gevestigd: in eene 
Vergadering van Heeren Directeuren , gehouden 
den 23, van Louwmaand 1779. (zynde juist die 

dag, op welken de gedachtenis dier Vereeniging 
voor de tweedemaal vereeuwigde „) voorgelezen : 

door den praefù derenden Heer Mr. J. WINCKEL= 
MAN. WII. Deel, Hift. voorbericht , bl. 87—92. 


—_—_— De UNIE van UTRECHT nader overwoe 
gen; ‘by diezelfde gelegenheid: door jz. w. Te 
WATER, toen tweeden Sekretaris van het Genoot- 
fchap. VIII. Deel, Hift. voorbericht. bl. 93—13t. 
In deze Redevoering word een zaakryk verflag ge- 
geven van de aanleidende gelegenheid tot, en de om- 
ftandigheden în welken, deze belangryke UNIE is 
gefloten: den inhoud van dezelve: en van de on- 
derteekenaars, zoo van het ii 5 als van de 

Unie wikke 


M. 


VADERLANDSCHE cepicHTEN, Zie Gedichten. 


VAL» 


126 VALLENDE ZIEKTE. 


VALLENDE ZIEKTE, Meu geneesmiddel tegen 
dezelve, ter beproeving voorgefteld: door j. oos- 
TERDYK SCHACHT. J/L. Deel , bl. 971—283. Dit 
middel word, na eene inleiding, opgegeven: als 
beftaande uit zooveel faccharum faturni, als dries 
malen op de punt van een mes lissen kans en 
twee lood /piritus nitri: welk mengfel eenigen tyd 
moet flilftaan. By ’t gebruik moet het flesje wél 
worden omgefchudt: de lyder neemt drie dagen 
achter elkanderen daarvan alle morgen zes droppels, 
met wat wyn, vleeschnat, of ander vocht; doch 
niet op den vierden dag: maar dan een purgeer- 
middel van de pillen de /uccino cRATONIS. Men 
begint dit middel des daags na den aanval, en 
gaat daarmede vier weken voort. \ 
Eene VALLENDE ZIEKTE , door koud 
water genezen. De Schryver van dit bericht, j. Be 
DE BEUNIE; wyst (na een korte befchryving van 
deze ziekte) aan, van hoeveel aanbelang het „ ter 
genezing derzelve, zy, de oorzaken naar te fpeu- 
ren „ waaruit dezelve ont{taan is: — en dan geeft hy 
het geval op van een’ jongeling van 1e. jaren, in 
wien de atonia de waarfchynelyke oorzaak van dit 
allertreurigfte toeval was; en hoe hy, in eenen 
korten tyd , alleen door het gebruik van het koude 
bad herfteld zy: — terwyl hy, in het voorbygaan „ 
ook de genezing van dit ongemak, met anthelmin= 
tica, in verfcheidene kinderen, aanteekent, ZZ. 
Deel, Dl. 587600, 


VE 


VENUS. VERBAND. VERSTROPPING. 127 


VENUS overgang over de ZON: den 3. van Zomer- 
maand 1769. te PHILADRLPHIA waargenomen: ge- 
trokken wit eene verhandeling van den Heer 
EWING: door Pp. BODDAERT. JIJ. Deel, bl. 617— 
647. De geleerde Schryver meldt, na eene korte 
inleiding „ de aanleidende gelegenheid, die hem 
aangefpoord heeft, om dit uittrekfel te maken „en 
het der Maatfchappy aan te bieden; met byvoe- 
ging: dat hy alle de waarnemingen, omtrent „de 
verfchilzichten , iz haar geheel heeft opgegeven, 
als zynde de zaak, waarop het meest aankomt, 
„om den afftand der zon te bepalen 3 terwyl hy , zoo 
van de evenredigheden, als van de waarnemin- 
gen, alleen de witkomffen der rekeningen hecft 
aangeteekend, 


VERBAND van vERSTAND en wir. Zie Pfychôlo- 
gifche en moralifche aanmerkingen over dit onder 
werp. 


VERSTROPPING van Zet DARMNET. Waarne- 
ming van eene verflropping van het NET rondom 
den darm, ontdekt na den dood van een’ lyder, 
op welken men de breukfiede had verricht: door 
GYSBERT DE WITT. Z. Deel, bl. 6oz—620. Na 
dat de geleerde Schryver den {taat des Iyders; ven 
de middelen, ter zyner redding, ‘hoewel wruchte- 
loos , aangewendt, heeft opgegeven: befchryft shy 
de ‚gewone operatie , met de gevolgen derzelve. tot 
aan den dood des Iyders. , Hierop “bericht hy ; 
‘hoe men  de opening van het lyk eene verftrop« 


ping, 


___138 VERSTROPPING. VESTINGBOUW: 
“ping, rondom derì darm, van het met ontdekte 4 
xt welke aan het buikvlies was vastgegroeid; eri 
dus de uithaling van den darm, door den verwy-= 
derden ring, by het leven van deû lyder ; onmoge- 
lyk had geraakt. In zulke gevallen is het cenìge 
middel ter redding ‚ om de gemaakte wonde, door 
infnyding tot in den buik; te verlengen; ten einde 
de vasthechtirig te ontdekken , en los te maken: ’% 
“gene zonder merkelyk gevaar kan gefchieden : 
wanneer de verftropping gemakkelyk kan ontdekt 
en weggenomen worden: 


VESTINGBOUW, Verhandeling over eene nieuwe 
manier om kleinê ZESHOEKEN te verfterken; en in 
dezelven eene behoorlyke verdediging te verkrygen: 
door ALBERT LIEFTINCK. //. Deel, bl. 127—160s 
De Schryver wyst de ongerymdheid aan , om eené 

algemeene verfterkingsmethode in te voeren, die 
op alle gevallen toepasfelyk zoude zyn: D/, 127. — 
dan befchryft hy zyne nieuwe manier, om kleine 

‘ ZESHOEKEN te verfterken: 2/, 138, — eindelyk 
verdedigt hy dezelve , door het oplosfen van eenige _ 
zwarigheden. LJ, 147— 160; 


__ Verhandeling over de GORDYNEN def 
vestingen: door A. LIEFTINCK. //. Deel, bl. 6or 
—612. waarin de Schryver, na de opgave van de 
aanleidende gelegenheid, eene definitie geeft var 
eene GORDYN; waaruit hy afleidt , dat eene vesting 
des-te meer eene vesting is, naar mate zy nieer 


gord 


VRSTINGB. VIERSCHAAR. VOEDING. 129 


gordynen heeft aan haren omktings en dat; der= 
halven, de volkomenheid van eene vesting hierin 
gelegen is, dat zy uit enkele gordynen en bedekté 
Panguen beftaat: — zulk eene uitgedachte vesting 
word befchreven , en in plaat afgebeeldt. 


VIERSCHAAR Crooee); Zie Zeelands vierfthaas. 


VOEDING der-vrucur in de baarmoeder. Dit (luk 
Word overwogen in de Verhandeling over eene bee 
_uchte proefneming van den Geheesheer w. NOORTs 
WYKi — hieruit ontdekkingen , die der ontleedküne 
de onlangs veel lichts hebben bygezet , op eene nieu 
we wys opgelost: door ADRIAAN VAN SOLINGEN. 
IX. Deel, bl. 392429. Na ectie korte inleiding 
over de verfchillende gedachten omtrent de VOE= 
DING der vrucht in de baarmoeder: Bf, 392. word 
de proefnéming van Doezor NOORTWYK op. eene 
bevruchte baarmoeder, die de gemeenfchap van der- 
zelver vaten. met die der nageboorte volkomen fchynt 
te bewyzen, voorgefteld. 4/, 595. Dan word , door 
proefnemingen van den Heet Arex. MOURO ; en Re 
FORSTEN , dè misflag, die by- gemelde ‘proefne= 
ming plaats zoude gehad hebben’, aangewezen. 4/. 
400. En daarop word, uit de-madere ontdekkin= 
gen van den Heer c. zuNrTerR » dit fluk verder be. 
vestigd; en daaruit afgeleidt „ “dat de proefneming 
van den Heer NoorTwYk niets afdoe „ter beto- 
Sing, in het verfchilftuk over den gemeenfchappe- 
lyken omloop des bloeds van de moeder met de 
vrucht, /, 407—422, 
Xl. DEELS II, STUK. ì VOOR. 


130: VOORJ. VOORT: VRIEND. VROED: 
VOORJAARSZIEKTEN, Zie Febres catarrhaless 


VOORTGANG der WETENSCHAPPEN in NEDER- 
DEAND , /èdert het begin der achttiende eeuw. Zie 
de Redevoering van den praefiderenden Heer Diz 
recteur , Mr. j. WINCKELMAN: gedaan ter opening 
van de tweede algemeene Vergadering des Ge- 
nootfchaps. Hiftor. ber icht vóór het II, Deel: bl. 
etn 


VOORTTEELING wan geotganifverde lichamen, 
“Zie Tar zelst \ 


VRIENDSCHAPSPLICHT 4 hét EUANGELIE aans 
- bevolen. Zie Euangelie, 


VROEDKUNDE. Zie Ontleed. en ine 
waarneming. 


\VROEDKUNDIGR verhandeling over de 

“wyze, om een kind in de Iyfmoeder te keeren, en 
by de voeten af te halen: door D. 11. GALLANDAT. 
F. Deel „bl. 403421. waarinde geleerde Aucteur , 
na eene gepaste inleiding , 4/. 403: de gemakkelyk- 
fte en veiligfte wyze: om kinderen, welken zich in 
eene kwade geftalte voor den mond der lyfmoeder 
aanbieder, te keeren3 en by de voeten af te halen : 
voorftelt.. Hierop word het gewicht van dit on- 
- derwerp aangewezen: bl. 405. — dan de gewone 
handelwys der vroedvrouwen in zulke gevallen aan- 
getoond. hl 406. — en daarop onderfcheid gemaakt 
& q tus= 


VeRO ED KUN D E‚ 131 
„tusfclien de keeririg , als eene voorbereiding; en de 
afhaling zelve. 4/. 410. Van de wyze, op welke 
de verfchikking of voorbereiding moet gefchieden, 
word gehandeld , b/. 411. — van de afhaling zelve, 
bl, 415. waaruit andere gevallen gemakkelyk wor- 

… den verftaan. Zl. 418421. 


VROEDKUNDIGE waarneming van ween 
lingen, die het water en de vliezen gemeen had- 
den: door jacogus pe puwr, JX. Deel, bl. 423 
—430. Door deze waarneming ziet men eene uit- 
zondering op den regel, die algemeen. van de 
vroedkundigen is aangenomen : — dat twee- of dric- 
lingen, gedurende de zwangerheid , ieder hun by- 

zonder water en vliezen hebben; tenware zy te- 
gennatuurlyk aan elkanderen. gewasfen zyn. En 
hieruit leidt de kundige Schryver twee aanmerkin= 
gen af: vooreerst: dat deze waarneming diene ter - 
opheldering van de verlosfingen , GEN. XXV : 24. 

25e en XXXVII: 37-40. gemeldt;. — fer 
tweeden: om in foortgelyke gevallen. omzichitig- 

heid te gebruiken by de verlosfing.. De-nageboor« 
te der tweelingen word in Plaat afgebeeldt. 


EE Sne VROEDKUNDIGE « waarneming * door 
ADRIAAN VAN ‘SOLINGEN. X. Deel ; bl. 575-—603e 
„Deze waarneming behelst een - bericht van eene 
wonderlyke wys „ op welke de natuur zich „ in cene 
mocilyke verlosfing, door „eene …plaatfelyke „ader- 
gee geredt heeft: — wanneer mamelyk de kwade 
Ia plaats 


133 VROEDKUNDÉ. 


/ 
pldatfing van het hoofd des kinds eene geweldige 
drukking-, en eene daaruit ontftane inflammatot- 
re opzetting der uitwendige deelen veroorzaakt 
‘had: zoodaûig, dat dezen eene byzonder groote „ 
“hoogroode, en fterk gefpanne zwelling vertoon- 
den: — redde zich de natuur , die te lang aan zich: 
zelve was overgelaten , doof eene gunftige poging, 
die zoo verbazend als gelukkig was: — op cene 
wys, waarvan men by vroegere noch latere wroedkun- 
dige fchryvers geen voorbeeld vindt: — eene open- 
barfting der uitwendige declen verwekte eere plaats 
felyke aderlating: die eerst met een’ vloed , en 
vervolgens druppelsgewys; eerie aanmerkelyke hoc- 
veelheid bloeds deed ontlasten ; waardoor, met 
toereiking der wereischte hulp, de ref/olutie der ge- 
fpanne deelen, en de geboorte van een levend 
welgefchaper kind werd te weeg gebracht. Deze 
Verhandeling geeft tevens de middelen op, waar- 
door de kwade plaatfing van het hoofd , met der- 
zelver fchroomelyke gevolgen , behoord had voor- 
gekomen of verbeterd te zyn : — en is met aantee- 
keningen voorzien: waaronder twee de gewichtig- 
ften zyn. De eerfte handelt over.de fchadetykheid 
en nutteloosheid der zoogenaamde voorbereidingen, 
die de beroemde revreT op zyne fcholen zoo 
fterk heeft aangeprezen + — de tweede behelst eene 
aankondiging der verbetering van den forceps à axe 
ambulant, door den Heer courourLy; waardoor 
de tang, zonder parallelismus der bladen, in kwa- 
Iykgeftelde bekkens kan worden ingebracht. 


VROEDK. WAARNEM. WANSCHAP. 133 


Zie verder Nagehoorte, — Weeön en 
gamen, 


W, 


hd 


_ WAARNEMINGEN omtrent de 1ucursCESTEID- 
HEID, WEDER, €# WIND; mitsgaders aanteeken 
ningen der ZIEKTEN , én iedere maand voorgeval-. 
Jen te VLISSINGE , in het jaar 1768: door A. Mur» 
LER, J, Deel, bl. 620651, 


rr gelyke waarnemingen: (doch zonder 
byvoeging der ZIEKTEN :) door DENZELFDEN: 
over het jaar 1769. II. Deel, bl. 631—643. 

1770. ZI. Deel, bl. 65t-662. 

over de jaren 17711773 VI, dae s bl, grep pici 


K tnnmenenmsnssend 


- omtrent den gevallen’ BEGEN te zin- 
RIKZEE: in de jaren 1770. en 1771. door JOB BAs- 
TER; Zlf, Deel, bl, 649—630. 


omtrent de LUCHTS- en WEERSCE= 
STELTENIS; en gevallen’ REGEN: in de faren 
1772 17744 fe ZIERIKZEES dOOr- DENZELFDEN, 
IV. Deel, bl. 6zo—675e 


Vm d 
Ee 


KCANSCHAPENHEID, Waarneming gensrent een 
13 CSE 


4 WANSCHAPENHEID. 


eerstgeboren kind, waarvan de ingewanden (de 
nieren, pisleiders , en waterblaas witgezonderd) zich 
buiten den buik bevonden: door SAMUEL DE WIND. 
L. Deel, bl. 592—594. Na eene naauwkeurige 
befchryving van het geval , meldt de geleerde Schry- 
ver, dat men, na de geboorte van het kind, geen’ 
anderen blyk van leven daarin ontdekte, dan dat 
het hart, zonder de minfte vertraging, ruim een 
helf uur by aanhoudendheid zich bésweegde's de in- 
geblazene lucht ging niet in de longen 3 “maar in de 
ingewanden: de beweging, allengskens verminde- 
rende , hield eindelyk g geheel op. Daar alle pogin- 
gen, om de ouders over te halen, dat men ‘het 
kind mocht openen , vruchteloos waren, konde 
geen nader onderzoek daaromtrent ure mieltelien wor- 
den gemaakt. 


Bene allerzonderlingfte wanftallige 
f MENSCHENVRUCHT » waauwkeurig befchreven; en 
in eene plaat afgeteekend: door j. 1e Roy. IL 
Deel, bl. 520—528. Aire 4 


Waarneming van twee wanfchapene 
| KINDEREN: door H. MIRANDOLLE VAN GHERT, 
IX. Deel, bl. 270—274. Deze wangedrochten 
(die, behalven het hoofd, welgefchapene kinderen 
waren) werden befchreven; en van een diergelyk 
door den gel. arts zelve in *t jaar 1767. gezien, 
’ welke eenigszins naar een’ aap geleek, gewag 
Kon Deszelfs EE was „ gedurende hare 
Nt EN zwan- 


, 
hr iS 


WATER. WATERBLAZEN. WEE'EN, 135 


zwangerheid , door den fprong yan eenen aap op 
haar lichaam zeer verfchrikt:, terwyl. de- moeder 
van de twee eerstgemelde kinderen; in ’t-eerfle 


— geval, door het zien van een? zeehond „ was onte 


fteld geweest; maar iets foortgelyks ‘had in het az- 
dere geval geene glas gehad, ï 


WATER, “Zeering van verche Zie Koering.” 


WATERBLAZEN door: den AFGANG gelost. » Zie 
Geneeskunde: h 


WEEEN ENNAWEPEN. De WEEËN en NAWEEËN 
der barende en ‘kraamvrouwen ; in hunnen aard, 
oorzaken , en uitwerkingen befchouwd :door-z.smu 
PONT. WI. Deel, bl. 4o1—516. Na eene korte 
inleiding, 2 gor. ftelt-de Schryver voor, wat 
vereischt worde, om een recht denkbeeld van -dit 
onderwerp zich te maken: bl. 405. en geeft dan 
de orde zyner behandeling op. 4/. 407. Het eerffe 
hoofdftuk handelt over de ware weeën, Dezen 
worden befchreven: en wel de bareunsweeën : “zoo 
de voorfpellenden; als de waren: 4/. 4og. == dan 
de naweeën, zoo vóór als na het afkomen der na- 
geboorte: bl. 420. — hierop worden derzelver. ci-_ 
genlyke oorzaken aangetoond; bf. 427. waarna de 
vitwerking ; nuttigheid, en noodzakelykheid „zoo 
der weeën als der naweeën word voorgefteld. 7. 448, 
Deze en gene bedenking tegen het bygebrachte op- 
gelost zynde , bl. 460. word onderzocht, hoe de- 

Ï4 zel. 


136 WEE’EN. WERKTUIG. 


zelven best te beftieren en te bepalen: op dat de 
fimerten verkort en verminderd , en de verlosfing 
bevorderd worde: b/. 462. waarna word aangewe- 
zen, hoe dezelven kunnen aangewakkerd ; en hin- 
derpalen , die fomwylen wederftand bieden, wegge- 
ruimd worden: 41-479. — terwyl de valfche weeën 
het onderwerp des tweeden hoofdftuks uitmaken: 
na welker bepaling dezelven worden verdeeld , 
met opzicht tot den tyd, waarin zy voorvallen ; 
en in hunnen loop «en aard. befchreven: :4/. 490. 
dan derzelver oorzaken aangewezen; 4/, soo. 'ge- 
Iyk ook hunne uitwerkingen en nadeelen : Af. 504. 
en eindelyk hoe men dezelven op het fpoedigst , 
„veiligst, en gemakkelykst, kan tegengaan, en doen 
| cin aan bl. glknste, 


WERKTUIG. Zen verbeterd WERKTUIG tof, de, 
herftelling van den ontwrichten fchouder : befchre- 
ven door B, nUSsEM. ZX, Deel, achter de Peys- 
verhandelingen: bh. 3384. De ervaren Schry- 
ver geeft eerst bericht van de werktuigen , en der- 
zelver verbeteringen , van welken de vroegere en 
latere heelmeesters zich bediend hebben, om, den 
ontwrichten fchouder te berftellen. 4/, 32. Doch 
de ondervinding leerde, dat dezelven in vele ge- 
vallen niet voldeden; en ter belediging van andere 
ledematen dienden: &/. 4o. aanleiding, hieruit ont- 
Jecud ; om een VERBETERD werktuig uit te den. 
ken: ò/. 42. de grootfte zwarigheid die zich hier, 
opdoet: ble 43e Cn dan, om een Klaarder denke 


ect, 


WERKT. WESP. WETT, WILLIG; 337 


beeld van de herftelling te geven, eene aanwyzing, 
waar; in de meeste oùtwrichtingen, het hoofd 
des opperarmbeens zich bevinde; af de herftelling 
doenlyk zy; en wat hiertoe vereischt worde ? ‚bl, 
48. Hierop. volgt de befchryving van het werk: 
Tuig zelve, „bl. 64.  Deszelfs goedkeuring door 
deskundigen. „ en-door het collegium chirurgicum 
te AMSTERDAM. ‚pl .67. Een twaalftal proeven, 
met dit werktuig genomen, die eene gewensch- 
te uitwerking hebben gehad: A4 68, — waarna 
de manier, „om „daarmede. te werketi , word voof- 
geïteld; en wat vervolgens diene in-acht. genomen 
te worden? bl. 75. Het werkTuieG zelve, met 
hetgene daartoe-behoort , is in eene. plaat afgebeeldt. 


WESPENNESTJE, Natuurkundige waarneming 
van een zonderling WESPENNESTJE : door L. BOMME, 
FIL Deel, achter de Ppysverhandeling geplaatst: 
hl. 213— 226. ‘Dit nestje, door eene wesp ver= 
vaardigd, volgens de waarneming van den vinder, 
was vastgehecht aan een’ balk op. de bovenfte ver- 

dieping. van ‘het huis : wordende -alhier naauwkeu- 

6 rig befchyeven , en afgebeeldt i in plaat vertoond. 


WETTEN vaN HET. ZEBUWSCHE, GENOOTSCHAP, 
Zie Genoafchun gehareared 


JILLIGEN. BAST (WITTE). De ware deugd van 
deszelfs flankwerend. vermogen „ uitwendig bes 
reti in, vuile, Linkende, eu kankerverzweringen:., 

Ee daor, 


139 WILLIG. WOONSDR. WYK. YVOOR. 


door GERARD GREEVE. £X. Deel, bl. 247—253. 
_ Van hoeveel belang het zy , om aan lyderen „ wel- 
ker gebreken ongeneeslyk zyn , dezelven zoo draag- 
yk te maken, als mogelyk is ? merkt de geleerde 
Schryyer vooraf aan: dan ftaaft hy, door eene 
proef, het ftankwerende vermogen van den witten 
WILLIGEN bast in kankervérzweringen; en geeft. 
Eindelyk de wyze van toebereiding en het gebruik 
op. 


p 
É 


WOONSDRECHT, HILDERNISSE , 2 BORCHVLIET. 
Derzelver oudheid enlotgevallen: V, Deel, bl. 31. 

WYK fe DUURSTEDE. Het vicus BATAVODURUM 
van TACITUS. Zie Dorefladum der Batavieren. 


Y 


“YVOOR.- Befchryving van een zonderling fluk 
YvooRs en aanmerkingen, betrekkelyk tot de na- 
tuurlyke. hîftorie van den Olifant: door D. u. 
GALLANDAT. ZX. Deel, bl. 351—39t. De kun- 
dige Schryver geeft, na eene ‘korte inleiding over 
den olifant; B/.-351. eene befchryving van een 
ftuk yvoor, in ’t welke een yzeren kogel befloten 
was: bl. 353. dit geeft aanleiding tot het maken 
„vân eenige aanmerkingen over «de verfchillende 

deugd, werdeeling, gebreken, prys, en zwaarte 

Res de der 


HIA NSO LG TKA 5 439 


der olifantstanden. bl. 356, De besten komen 
van de kust van Guiné. bl, 365: Hierop ftelt de 
fchryver zyne gedachten voor, over het gegraven 
> yvoor, ende groote tanden eu beenderen, in de 
‚ noordelyke deelen van Europa @n Amerika opge: 
dolven; beweert, met HUNTER, tegen DE-BUF- 
FON, D'AUBENTON, GMELIN, SLOANE, dat des 
‚ zelven niet vän wisk zyns bl, 366. en wyst den 
| waarfchynlyken- „oorfprong: dezer „misvatting aan; 
bl. 371. hy verfchikt echter ook wan den gerstge- 
noemden Eéhryvérs als swelke-die tanden toefchuryft 
aan een onbekend dier, wâarvanshet geflacht zou- 
de uitgeftorven zyn: terwyl ‚hy dezelven: houdt 
„voor tanden. van «een „groot: zeedier., misfchien de 
‘MAMMOUTH van Siberië, dat hetzelfde is met het 
zeepaard ; en % gene men sden WATBROLIFANT 
mag poetsen. bl.374 Dari, verhaalt hy, hoe het 
inflinct van den olifant gelëgenheid gegeven hebbe 
tot het gebr uik‘van zekere goin, (geer veel gely- 
kenis hebbende näar de.drabifche gom ,) tegen he- 
vige buikpynen en buikloopeu:.-4/. 381. gelyk ook 
tot zeker zout, naar aluin eenigszins :fmakende 5 
vvals-een middel tegen ‘het wergift: bl. 383. Dat ’er 
meer foortgelyke geneesmiddelen, enstegengiften, 
door beesten Zyn ‘ontdekt wordVverder. geftaafd z 
bl. 385. ‘En, naseen kort bericht van het baifa- 
mum animáe, bl. 387: “word deze verhandeling 
“befloten, meteen verhaal vanhet gebruik , dat de 
Negers van den drek der mei wanehd bl. 

gon 
Z. ZAND: 


49 ZANDVL. ZEEDYK, 


Le 


ZANDVLIET. De oudheid, flichting, en lotge- 
vallen dezer Heerlykheid. Zie WV. Deel, bh. 24 
Ts8, 75 


ZEEDYKEN. Ie Anrwoorp op de vraag: “Wel. 

s‚ ken zyn de redenen der meenigvuldige VALLEN 

9» Of GRONDBRAKEN in de zeedyken; voornamelyk 

„ die der Provincie ZEELAND ? — Op welke wyze 

s> kannen dezelven best voorkomen ; — of, daat 
zynde, fpoedigst en minst kostbaar, herfteld 
„> worden”? door BASTIAAN NEBBENS. ZZA Deel, 
bl. 3-60. Vooraf: merkt de Schryver, na eene 
korte inleiding, aan: dat hy, de vraag drieledig 
zynde, dezelve ook alzoo zal behandelen. 4/, 3. 
In het eerffe lid verklaart hy, eerst, wat men door. 
vallen of grondbraken te verftaan hebbe? 24 7. 
dan geeft hy de omftandigheden op, welken met, 
in, by, en omtrent dezelven, gewoonlyk plaats 
hebben: zoo ten opzichte van de vaALLEN zelven; 
als ten aanzien der plaatfen en fituatiën , waar de- 
zelven gebeuren: £/. 8, waaruit hy dan de meest 
waarfchynlyke redenen van dezelven afleidt: in ’t 
gemeen; &/. ro. En van die in de Provincie ZEE= 
LAND in %t byzonder. Al 30. Dit geeft tevens 
aanleiding ter behandeling van het tweede lid der. 
vraag: hoe die vallen best kunnen voorgekomen, 
worden? 4/, 40, waarop hy overgaat tot het Jaatffe 


; Ha 


25 


LIE EDD IKN E IN …iat 
Îid der vraag: de herftelling van dezelven op dé 
fpoedigfte en minst kostbare wyze: wanneer na- 
melyk een dyk gedeeltelyk is weggevallen: *t gene 
hier eigenlyk alleen fchynt bedoeld te worden: bf. 
46—60. 


IE AnrTwoorD op dezelfde vraag : door 
BARTHOLDUS RENOU. JZ. Deel, bl. 61—98. De 
Schryver behandelt ook de drie leden der vraag 
ieder afzonderlyk : en, zonder op de onderfcheidene 
berderen van het aardryk te letten , Icidt hy de re- 
denen. van de meenigvuldige grondbraken alleen 
af, uit Bie befpiegelende befchouwing van de 
waterloopkunde: Af. 61, — terwyl hy, op diezelf= 
de grondbeginfelen , door het regelmatig leiden der 
ftroomen , aánwyst: hoe men die vallen best kan 
voorkomen: b/. 75. — cindelyk ftelt hy „voor, hoe 
dezelven op de minstkostbare wys kunnen herfteld 
worden: ZA go—g8. terwyl hy eene plaat ter nas 
dere opheldering daarby heeft gevoegd. 


Ille Anrwoorp op dezelfde vraag: doof 
CORNELIS DE KANTER. /Z/. Deel, bl. 99—129. 
In dit antwoord worden eerst vier oorzaken, als 
de redenen van de meenigvuldige vallen, opgege- 
ven: J/. 99. — dan word, uit overweging van ieder 
derzelven, aangewezen: hoe moeilyk het zy, de 
grondbraken voor te komen; en wat men, met 
eenigen grond van waarfchynlykheid ; het best 
hebbe aan te wenden 2 A, 104. — eindelyk worden 
eenie 


jaa ZEEDYK. ZEEDUIZENDB: ZEEINS. 
eenige redenen voorgelteld; waatomi geen vaste 
regel kan worden voorgefchreven + hoe men de 
vallen, daar zynde; fpoedigst en rminst kostbaar 
kan herftellen? h/, 117. Zoo echter de nood vorí 
dert, dat cêne gemaakte Ares fpoedig worde her- 
fteld, word de beste mariier, volgens de gedach= 

ten van den fchryverz vwoorgeftelds Ah; 130— 

129. 


ZEEDUIZENDBEEN: of Nereis prtacicá. Zie 
Zeeinfecten: onder het Verdere bericht , aangaande 
verfcheidene derzelven: 


ZEEINSECT:  Beticht wegens ten zonderling 
ZEEINSECT ; gevonden aan eenige zeewieren, @e= 
pischt op het frrand van het- Eiland WALCHEREN! 
door LEENDERD BOMME befchreven, en in eene 

_ plaat naauwkeurig geteekend,. 4. Deel, bl. 34 
4o2. Dit infect word, wegens deszelfs fraaije ge- 
daante, het gekuifde of gekroonde ZRRSLAKJE ge- 
noemd: het is tot kruipen en zwemmen gefchikt. 
bl. 394. _Deszelfs veijerftok is niet minder be- 
fchouwenswaardig,.dan het diertje zelf. 5/. 397. 
By deze gelegenheid word tevens een kort bericht 
gegeven van de dierplanten of polypen: die ook 

op Walcheren , en aan-deszelfs ftranden, gevon- 
den worden: benevens eenige nieuwe. waarnemin- 
gen omtrent dezelven; vooral aangaande de wyze, 
op welke zy de fpyzen naar zich lokken. £/, 398 
402. 

— ZEE 


rr AURRRE IAN ISSELOEF: 143 

B ÊRRINSECTEN 3 gevonden Gan het 
zeewier op het flrand van WALCHEREN: befthre- 
ven door Lr. BOMME. JIJ. Deel, bl. 583—358. en 
in gene plaat afgeteekend. Na dat de Schiyver èez 
nige danmerkingen ovef cops werken, zoo in het 
groote, als in het kleine, heeft laten voorafgaan ; 
bl. 383. felt hy eerst voor zyne naderé waarnemin- 
gen omtrent de ZEESLAKJES3 (zie / Deel, bl. 
394— 402.) ván welken hy vyf onderfcheidene 
foorten, door hem ontdekt, befchryft: 5/. 289. 
dan dië der ZEERADERDIERTJES; van welken hy 
twee foorten waargenomen heeft: b/. 305. en ein- 
delyk eene EIJERTROS3 en eerst uitgekomen ZEE- 
KATJE: Dl. 311—318, 


Verder bericht aangaande verftheide- 
ne derzelven, zoo in de wateren ván ZEELAND, 
als aan de flranden van het Eiland WALCHEREN: 
waargenomen door L. BOMME. VZ. Deel, bl. 357 
—400. En wel de STEENWORM , STEENMOSSEL 
of pholade: die (na eene korte opgave, wat van 
anderen omtrent denzelven reeds is geboekt ,) zoo 
in zyne gefteldheid, als wyze van werken, be- 
fchreven word. 2/. 358. Hierop-ftelt de Schryver 
zyne ontdekkingen voor omtrent den ZEEDUIZEND- 
BEEN, of gereïs pelagica; en den zeerups , of 
ZEEPISSEBED. Zl. 376. Van deze infecten moet 
men de roodglinfterende wereïde , of den zee- 
DUIZENDBEEN , by onzen fchryver genoemd, wél 
onderfcheiden: als die, vooral wegens het byzon- 
de= 


enteren 


kig ZEEINSECT: ZEEKATJEZBELAND: 


dere maakfel van deszelfs kop, verfchilt van alie 
andere bekende duizeridbeerien: ZZ. 379: De dut: 

„zendbeenen; ten onrechte door fommigen gehou- 
den voor vernielers van het hout: als hebbende 
nocht eene fchulpachtigë boor 4 gelyk de paat- 
wormen; noch eene fchulps gelyk de pholaden 
als een werktuig gefchikt tot boren: moeten mis- 
fchien eerder als vernielers van deze verderfelyke 
diertjes befchouwd worden. ZZ, 388, In cen na+ 
fchrift vindt men een kort bericht van een? worm, 
behoorende tot het geflacht der pholaden, die nict 
in (teen , maar flechts in (lyk en derry zich inboort. 
bl. 394—396. Dit infect, gelyk ook de vorigen , 
zyn in eene Plaat afgebeeldt, met eene bygevoegde 
verklaring. Dl. 397-400. 


ZEEKATJE ;, en eijerTROS. Zie Zeeïnfecten,. 


ZEELAND (ouDuepeN van). Zie Oudheden: k 


ZEELANDS Hooge of Grafelyke vier- 
SCHAAR. Verhandeling over de opkomst, het ge- 
zag, en den ondergang, der aloude nooer of 
GRAFELYKE vierfchaar in ZEELAND: door Mr. 
L. P. VAN DE SPIPGEL. JL. Deel; bl. 69—126. 
Na eene korte inleiding, 5/. 69. merkt de Schry- 
ver aan, dat de Mraukifche Vorften onder anderen 
ZEELAND hebben beheerscht: en gelyk hunne wet- 
ten en gewoonten ; zoo ook hunne rechtsple- 
ging, hier hebben ingevoerd: wordende de koag- 


fe 


Biet Be il 


pe rechtspleging in eene pleëhtige jaarlykfche 
j vergadering gehouden. bi. 7o. Deze zyn hief: 
in doot de Gravên gevolgd, bl. 7e Het bleëf 
echter eer gefchil in ZEELAND , wien dé hoogs 
fte teélitsplegende facht toekwam ; tot op het 
jaar 1856. wäntieer dezelve aän Grave rFùO- 
RENS tê leen is gegeven. BL. 7% Dé oprich. 
ting van een zittend gerechtshof i is waatfchyna 
iyk gefchiedt in het jäät 1290, bl. 77 Bas 
offchoof dé hooge vierfchaar onderfcheiden word 
in hewesten- en, heoostenfchelde : was Zy éch- 
ter ééne eri dezelfde 4 eri werd ín Zaken wvärì “bee 
lang tot één gerechtshof fiamgevoegd. bf. Bos 
De voorzitter daarin was de Graaf zelf; of Zyn 
Stedehouder. bl, 89. Het getal der Leder: 44 
bewesten=, en 24 beoostènfchelde; ìs nàderhând 
op 13 verminderd t 7 bewesten=j èn 5 beoos- 
tenfcheìde: anderë Edele; eh de Schepèrien der 
fteden koriden echter in” de vierfchaat ook Zite 
ting nemen. b/. 85. De Graaf wis gehoùderi ; 
by het vonnisfen in de hoge vierfchaar ;- aar 
de meerderheid-der Itemrtien zich té onderwers 
pen. 5, 87. De tyd ván derzelver zitting be= 
paald: 2/3 89. de plaats waar: b. jo. de zâ 
ken waatover. in dezelve sgevontisd werd; “B/; Gs 
… Derzelver gezag flrékte zich uit tot het uitleg: 
gen der ‘wetten ; zelfs tot het aken väii miëis 
wen: Dl. 95: ook tot dé klaëhteri over déri Graaf 

bl. g7. Tot dezelve imoêsten- de zakten irt afé 
pel gebracht worden, bl. od. Väri hét gewysdd 
Hi, Demis ii, sruRs — KR dek 


46 ZEBLAN D, 


„„dezer hooge wvierfchaar was geen:…appdl, Zoo - 


de Graaf by dezelve: tegenwoordig was; maar 
wel sin andere, gevallen „ Aan der Gfaaf: en 
zynen Rade, bl, too: — Van dezen Raad word 
gehandeld 4/.1ore van deszelfs gezag en fechts- 
gebied, ZJ. tog. Hoe het toenemende gezag 
der- Graven „ ende daaruit voortvloeijende ge= 
negenheid „ om Dezelven te believen , gediend 
hebbe tot den- ondergang van die aangzienelyke 
vierfchaar; waardoor de. Graaf en zyn Raad, 
en dees (in geval. van-des Graafs-uitlandigheid) 
alleen „ de gewone rechters in appél geworden _ 
zyn. &/. 106. Hierin. vindt men den grond, 


„„waarop-het Hof van, HOLLAND Een ZEELAND (gc- 


fteld ,- gelyk zeer waarfchynlyk. is „ dat dit oor- 
fpronkelyk de oude Grafelyke. raad. ay ;) thaus 


nog de gewone rechter in appêl is van Zeeuw- 


fchérzaken. bf. «107. De Graven hebben, ver- 
volgens; alles aangewendt tot vernietiging van 
het rechtsgebied. ders hooge vierfchaarz en om 
dat aan het. Hof toe te voegen. bl. 109. De 
byzondere dagvaarten der EDELEN en STEDEN 4 
hebben. medegewerkt tot vermindering van het 
gezag der Kooge vierfchaar. bl. 111. Het: Zelde 
faam houden van dezelve; en het uîitftellen var 


»_vonnmisfen over zware misdaden; heeft veroor- 
„…_zaakt, dat de fteden ook dit gedeelte van derzele 


ver gezag,” voor zoo ver het hare ingézetenen. be- 


«trof „ hebben aam-zich getrokken. 4/. 113. Hier- 


s_pit-ontftond-groote-moeilykheid ig, het houden der 
ab pi Joos 


ZEELAND: ZEEPOLYPENr: záj 
hooge vierfchaar : en dit gaf aanleiding, dat eerst 
Aan alle fteden, en naderhand aln MIDDELBURG 
alleen, „privilegie gegeven werd, tot het ftraffen 
vari zware inisdaden bewestenfchelde : bl. 116. en 

aan ZIERIKZEE _beoostenfchelde, bl. 119. Latere 
veranderingen en gefchillen buiten des Schryvers 
beftek zynde: wyst hy verder äan: waarom het 
gewysde ; in lyfftraffelvke zaken, by de fteden van 

ZEELAND aan geen hooger beroep onderworpen 
Zy? bl. 120. De Graven echtet hebben, met hun« 
ne edele mannen, zoo lang zy hier verkeerd ‘heb= 
ben, te recht gezeten. bf. jo2, Nu-was de faris 
dictie van de hooge vier fthaar, uitgezonderd ovef 
de leenen, geheel vernietigd: — bl. 123 dan 
ook dit recht, (by.de verandering der regering , 
en hee vertrek van de meeste Edelen uit zees 
LAND „) „Eerst aan de Gecommitteerde Raden; en 
naderhand aan het Hof van HOLLAND el ZEELAND , 

toevertrouwd zynde:. —, werd het overdragen eri - 
belasten der leenen dari byzondere collegiën, aanbes 
volen, bl, 125—126. 


ZEEPOLYPEN. Waarnejning dmirent derzelyer 
gefleldheid en. groeijing: door 1e Bommer: JL 
Deel, bl. 277300 — Na eenige aanmerkingen 
Over. „de infecten in t gemeen; en de Polypen, ia 
% byzonder: bl. 277. ; bepaalt de Schryver zich 
tot. twee foorten; de Carolina tubularia Jaryngi 

ofimilis 5 en, de franije inkarnaatpoljpent die hy 3 
volgens „zyne gedane waarnemingei, gerst in ders 

Ten Ke zele 


48 ZEEP. ZEER. ZEES. ZEEV. ZEEW. 
‘zelver gefteldheid befchryft’ en in eene plaat af. 
teekent: b/. 281, dan felt hy derzeiver trapswyze 
groêijing , als zynde nog niet waargenomen , wat 
uitvoeriger voor. bl. 391308. 


ZEERADERDIERTJES. Zie Zeeinfecten. 


ZEERUPS: of zrepisseerD. Zie Zeeïnfecten: en 
wel in het Verdere bericht aangaande verfcheidene 
derzelvens 


ZEESLAKJE. Zie Zeeinfect: NO 1, en 2. 


_ ZEEUWSCH cerroorscHaP der WETENSCHAPPEN 
te VLISSINGEN. Zie Genootfchappen: 


ZEEVARENDEN. Moe best te zorgen voor ders 
zelver gezondheid ten aanzien van hunne huiss 
vesting, kleeding , fpys, en drank? Zie Schepen: 
derzelver bouwing ; besrekkelyk de gezondheid enz. 


ZEEWORM. Waarneming van eenen Oostindi- 
fchen” ZEEWORM : doof MARTINUS ' SLAÄBBER: 
J. Deel; bl: 387—393.- Dit dier, dat tevens in 
plaat naauwkeurig is afgeteekend, hecft (volgens 

_deszelfs befchryving) veel gelykheid met onze 
paalwormen: en fchynt; door eene dubbele rei 

van vierendertig harde gouden tanden, hetzelfde 

‚te verrichten ;- als de paalwormen door de twee 

_fchulpen; uit welken derzelver kop beftaat, « 

4 — Zie 


„ha © 


ZEEW. ZIEL. ZINK. ZWAARTE, 149 


Zie Zeeinfecten :; in het Verdere bee 
richt aangaande verfoheidane derzelven. 


ZIELKUNDE, Zie Pfycholagie A7 


ZIELS oNsTorLYKHEID’en ONSTERFLYKHEID. Kort 
vertoog over dit onderwerp: door G. J. NAHUIS, 
gE Dêel, bl. zlo—g43. Dit vertoog is ingericht 
tegen den Baron DE BIELFELD : die verklaart, dat 
de onfterflykheid der zeer, onmogelyk betoogd kun- 
ne worden: dewyl men het over derzelver natuur 

“nog nièt eens is 3 en men den'aart van een wezen 
door en door moet kennen, om te beflisfen, of 
het onfterflyk zy, dan niet? De Schryver ftelt 
eerst eenige gewichtige aanmerkingen voor: Al 
510, dan wyst hy aan; dat men, uit de reden en 
ondervinding , zooveel van onze zier kent, om 
„derzelver oNsTOFLYKHEID met genoegfame overre- 
ding daaruit te betogen: bl. 528. wanneer, het niet 

broefijk is, om ook hare ONSTERFLYKHEID te be- 
wyzen: bl. 541545: 


ZINKINGSKOORTSEN. Zie Febres catarrhales. 


ZWAARTEKRACHT (aLcemerNe). Hoe dezeh 
ve te befchouwen zy? Zie Natuurkundige ge- 
volgen: ne ANTWOORD : JV. Deel, bl. 158—214e 


® 


K 3 RE 


OR E 6 ek 8 T E Ro 
_p en 
SCHRIFTUURPLAATSEN; 
VE 
EERSTE DIPAALF DEELEN | 
45 z | 


Zerhandel ngen van het ZEEUWSCHE Genonafhag 
der wetenfchappen. te VLISSINGEN 
worden. opgehelderd. 


GEN. T: I, iS 9, 10, MN. Deet, bh, 473. 
== Ki ‚e Vv. — 590. 
Vs L —_— — 466. 
dn terr As 25 Dn 428. 
Vi: 3740. IX. —— — 428, 
XLIX: Ä me, wi XL — — 237. 
ExOD, XIV: dad: as jg pie 
XNEIV: 29» 30, 35; | enne oi 495 
EVIL NX: En 1. ——- — 566. 
SUM, XVI: 13. V. == — 590. 
oe XXI: 28, en ze e nld 
he ni fl Tee 16, 30 al, Le — 473 
DEUT. IL 4e ed « V. 559 
zen VE Bad LL —— — 483 
za XXXIL! « ä en se 39 3e 
ede EU ee \ 
DEUT, 


REGISTER per SCHRIFTUURPL. 151 


DEUT. XXXII: 13, 14, 
Se \KXNIV: ig. 


Josua XIII: 23. 
KIK 34e 
RICHT: V. 
“FeSAM. II: 1—ro, 


__ XXVI: 12, 16, 


_ XXVII: 7. 
2. SAM. XXIII: 1-=7, 
1. KON: TL. en II, 
_ IX: 18. 

—_ XVII: zo. 
2, KON. III: 4. 

mk Vr: g. 

—— XIV: 7. 

—— XIV: 28. 
Jos JI: 7. en 

— HE: 2, 

—_—— V: 22, 2% 
—_—— XII: 8, 
——= XXXVII: 13. 


PSALM XLII, 


— LXVIIE: r7. 
een LXXII: 16. 
—_ LXXXIX: 13 


== CV: 30, 


K4 


XL” 


HEEE EEE ALLEL EE 


Deel, 


— (C465 
=j 496» 


bl. 314, 


== 4846 


— 395: 


— 544 


— 416, 
== 373e 
— 3626 
5/24 
== 374: 
== 21e 
— 487: 
Ds 362 
er 360 
en 53e 
Fee 552e 


— 560. 
— 569. 
55e 


_ 508. 
39e 
54e 
— 587 
— 494 


- 566. 
me | 8e 
Óol. 


PSALM 


152 REGISTER DER 


PpsaLMCVI: 27. en CE: MAG 
ran CU 3e …I Ha, bl. 539 
—— CXIX. 7 | II 423 
ra ERIN Vaar 40 
it CXXI: 6,: | XL tn 


eri 2e 

XXX: Var 4910 
PREDIKER van SALOMD od 153 
HOOGLIED EE UL — — 420. 
IV.s.8. ij en 4860 


Vv 
tr ALE Beek l 
—— Xl en XI, IL 
XV, en XVL IJ 


— XVI: 1. geen! 497% 


ep XVII: 2e Vl 8 
—— XIX: 5 Vi — 5954 
XIXe ge XI. ei 
wr KKIs-3. Vv. 
KV d XI 
== KXIKe 4e ‘TL: 
‚ XLIE: rib IL 
gee XIV: 5. ) V. 
XLVI: 8. Y. 


zr 

ie KEV EEE …!! ud 
en md 
Re 


ie KLIK 165 Û. 
en KELGs- zdf u. 
EZUC H. XXVr S= 10, MN. 
Sr SEKUI: 30. Ea XL 
Anns, Vakts8, 7 Ver 
Ben, 5 al 6 
Ln | QEADJA, 


SCHRIFTUURPLAATSEN. 14 


OBADJA ; VS. 3e II, Deel, bh 533. 
ea ® KL end 263, 
MATTH. Vil: 26, IL. —— — 584. 
MARK, II: 4. XL. —_——— — 373 
VI: 30. verg. met vS. 43, Xl. —— — 363: 

IX: 17—29. LL — 570 
Lukas Vv: 19. XI. 373 
VI: 49. IL —— — 584 
XIX: 43» 440 treerd 
JOANN, IV: 7. XI. —— — 362, 
IV: rp. IL —_— — 585 

- VII: 22, XL. —_— — 370 


2 KORINTH. u: 7 1 _—_— 4950 


Ee dan Big, 
ger WRATA: NAEAORETAND? 


AA 
ea EO Et, pin 
er JK Kd 2E hij As 


ENT en tn JL En de ike 
eeen ene D î en heren 


had 
EO mr ere EK ED OV JA BTAV ie si ee 


Org mn AE Og 7 KT BVS 
ESE mm IK zi UTD Vobis 
BBP ee, ee EE en 
ER ed RET KD 
SOR me „IK é ts Wi snor 
weêr ed annd Ii fa, is VES 


Op re Kk aad Ean 
SOR Te emme d Ô We Wirra. 


3 EN ZEN ZD , 
vd ad } va b. 
ICH Zer 
Nl 
4D ns 
Ë « 
nd 
ard 
… 
’ ee 
« 
- ed 
. 
Ge 
5 
4 / 
% Á e, lk 4 
’e 7 | 
hl 
FA 


\_\ 


p 


TE 75 
- Er 


raf 
te 


{