.
…
En
ed,
iLfd
en
de)
ghb Le
VEEN DL 1
ide
hd
en
NA
DE AE 0
fial
Re
ENAME
AN
fi ve
y
f
Á
VERHANDELINGEN
Girégbbnven noon Het |
Pe ZEE uk
GENOOTSCHAP
Ze TO |
WETENSCHAPPEN,
458
VEISSIN GEN.
UITLEGGING
DER
PATELPL AAT
Te wrsteiD, fiér Bezérnd op. aar Throons 5
Befchouwt men in MINERvE’s Wapenrusting 3
Doch, warsch van fabeldicht ca valfche Guòn,
Schept ze in cops BOEK haar groorfte zielsverlusting.
Twee Zuilen, die’ ’vgewelffel. van-haar/Kerke
Aan d'eenen kant bouwkunftig ofiderfchraagen »
Vertoonen “ZEEUWSCH en vLIssiNGS. wapenmerk,
En WaLLEMS beeld, wien.’t werk word: opgedragen
Deorluchtie. Hoofd, van nge Maatfchanpy N
Die; fcheon nach in heur zwakke en kindfche jaaren ;
Hem d'Eerfteling heur’s arbeids, vlùg en bly,
Voor de oogen brengt, met lust om voort êe vaaren,
Dr Zufrl meu d Hoorgrond’, ryk sbedeke
—Met Zeke enfcliets val a em Wetenfthappen,
En ‘t Pergezicht, dat ginder d'aandacht wekt
Ter zyde van Gordyn en tempeltrappen,
Getuigen , dat de weetzucht, viyt en lust,
Door de Eer gefboord, aan Zeelands, verfte paaler „
In onze Pest noch nief zyn ùiegebluscht: el
Men tracht door zut ‘er mede een? Prys te-haalen.
Handhaving van den Godsdienst en het Recht,
Geneesbehulp s torfteun van't menschlyk leeven,
tv Natuurboek , door. Gods nand ons voorgelegd „
*t Natuurboek „ door zyne Almagt zelf befchrev en,
De Meetkanst , in haar takken ruim verfpreid ,
De Schilderkunst, Zoo fix in kleur en trekken,
De Puikmuzyk , die harte opwaarts leidt,
Haar Zuster, die de dofheid zelf kan wekken,
t Vermogen om door ”x helder Spfzgelglas
Het Starrenbeir aan ’ menschlyk oog te klemmen
Of door behulp van Graadhoog en LK nmpas ;
Op verren tocht een dalle zee te temmen;
Hiftoriekunst , die °t oude ia nieuw herfchepr
Die munt en ffeen van vroeger eeuw doet tuigen;
Die honing zelfs uic bitrren alzem lept,
En uit vergift weet arczeny te zuigen, Bte
En wat zich meer liet fchetzen op. 'de print,
Zyn beeld{praak van her doel, waar heen wv trachten,
Is ’% werk gering 2 Wie deugd en wysheid mint,
Heeft eindelyk op, zyn’ arbeid vrucht ra wachten.
_ Dus huwt min.’ ryk van onzen Waterleeuw
De Scheepvaardy mer de oefening der verftanden, «
Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw
Den yvérgloed noch fterker doed oncbranden.
JJ BRAËÉ
HE
HE
Ki Jk
VERHANDELINGEN
ze Dn a DOOR Et
RB ZE U WSC
. GENOOTSCHAP
WETENSCHAPPEN,
vi ESL Kidea
fr AN x 3 d
TWAALFDE DEELS EERSTE STUK.
| TE MIDDELBURG;
B br PIETER SGIELES SEN,
7
Drukker wan het Zeeuwsch Genootfchap der
Wetenfchappen, MDCCLXEXYVL
Het Genooifchap erkent geene Exemplad-
pen voor echt, dan die doòr Eénen der
Secretarisfen eigenhändig onderteekend
k e
EI STORT ë
VAN HET
LEE Mn MiS LO AR
GENOOTSCHAP
DD E R |
WETENSCHAPPEN,
| ede |
VLISSINGEN
He: zal misfchien , deezen of gee-
nen bevreemden , dat, regen de ge-
woonte , tot nog toe, door het Ge-
1ootfchap, beftendig gevolgd „het
Lwaalfde Deel, van deszelfs ‘Ver-
handelingen, niet op eenmaal ge-
heel, maar by Stukken in her licht
koomt, en zulks te meer, om dat
men, byna te gelyker tyd, met hee
il ri, Eer:
HE MT Orale
Ferfle Suk van dar Deel, het Der-
tiende deel volledig zal ontfanget
Dan de reden hier van is cenvouwig
deeze + dee, -dewyl beide-die Dee:
lehá té geller tyd, opondertehei-
de Drukkeryén vorden gedrukr, die
geene, op welke men het Twaalfde
Deél vervaard: sde buiten ftaac was
zoo veel fj zöeds te maaken, als ver-
eischt verd om het, nog dir Jaar,
gekeclaan Bet Publiek mederedeelen.
Men zal deeze onregelmatigheid
tragten te verhelpen, door 4 zoo dra
| mogeljk, hee Tweede Stuk des
Twaalfden- Deels uittegeeven.
Dit, ter verfchooning , voor af
gemeld” hebbende, zullen wy den
draad, der Gefchiedeniste,, van dit
Genoosfchap ‚ daar, alwaar wy dien;
inhev Eiftorisch Voorbericht , voor
het "Elfde Deel, gelaaren hebben,
wederom: Opvarten.
‘De Beroerten; welke „ federt ee-
nen geruime uyd ‚ons dierbaar Va-
derhnd onwmrên ‚ hebben, tornog
: toe),
Their
©
toe, geen de minfte nadeclige ge-
volgen, ‘voor deezeMaatfchappye
gehad ; de beminnelyke Eendragt,
uit zoo veele Vergaderingen wegge-
vlooden, heeft haar verblyf betten:
dig: onder ons gehouden; en-hoe
zeeralleraandacht thans, tor de Staats-
zaaken wordt getrokken, verlooren
egter, noch de Beftierders, noch
de Leden, van het Genootfchap;,
deszelfs belangen uit het oog: de
Zorg der Eeriten is niet vermin:
derd, de Yver der Anderen is miet
bekoeld. Hier ván-kan ten bewyze
ftrekken, de fpocdige uitgaaf, van
meer dan één Deel, en de voorraad
nog overgebleeven; als mede; de
toeneeming, onzer verlaameling,
van „Boeken, Natuurlyke zeldzaam-
heden en Penningen. l)
Door de Kdelmoedigheid der
_ Heeren Royaards, Gesquiere, Ge
rard, van Breda , Bonn, Brender
a Brandis, Deiman , Hofftede,
Nuys wan Klinkenberg, Catteau,
5e
A _ Caels,
[MaM IJ
Cacls, de Launay, Aenea, Kaste:
leyn ‚en anderen;-gelykmede-door
den. Aankoop ‚ten Kosten des, Ges
nootfchaps, is deszelfs Boekery zeer
vermeerderd; de Heeren de la Ro
chette, Pruyst-envan Solingen, vers
rykten, door-hünne ‘Gefchenken;
het Naturalièn-Kabinet; en vooral;
is „dat, der Medailles ‘en Mumen;
aanmerkelyk toegenomen „ alzoo
voorhet zelve, onder opzigt;=van
den. Hooggeleerden Heer Le-lZa-
ter, een aanzienlyk aantal, van Gou-
dene; Zilvere en-Kopere, oudeier
nieuwere Penningen, voor-Recke-
ning „des Genootlchaps, zyn aange”
koor. g
Met Dankbaarheid (pellen wy bet
nevens de voorgemelde naamen , ook
dien van den Heer-A/tú,-Gouver:
neur Generaal, van Neerlandsch Zn-
diën,. die, „door eene milde Gift,
getoond heeft, hoc aangenaamvher
zyn Hoog Edelheid was, onder he
geval der, Heeren Bettierderen te
Zyn. gangenomen. Mer
Mer leedweezen, moeten wy ook
melding maakeag- van onze B
nc verliezen: uit den Rang Ter Di-
reêteuren ,- onmuktd. ons de dobd,
den Heer van Hoorn wan, Burat,
en uit dien der Leden , de Heere
, C. A, Hannes, Med. Dot. te e-
B el, en 5. Harger, Med Dol. te
Rotterdtm tv 2u EN MAH OL
| Daar en tegen, Zyn. tot kersen
treuren van dit Genoorfchaps feder
es dende ld
de Algemeene V ergadering sn
| feärs 1785, aanscteld, de Heeren:
4 OHANNES LOUIJSSEN, Penfionaris Ho=
\ ne „norair, der Stad Wiisft ngen,
8 Î JOHAN FREDERIKIDORVIELE, Sche-
en en Raad te Arifteldam 5 Bewiadheb-
bot der. Oost. Inafche Compagnie, ter Ka-
mer aldaar.
Mr. PAULUS GEVAERTS, Seprotaris der Stad
Dordrecht.
NE PIETER VAN BUREN, Secrétaris der.Bd.
… + Mog. Heeren Staaten: van „Holland en
Westvtiestarld, în ’s Huge, ”
LEONARD FERLEMAN, Subftitnut Bril.
Ver 5 Land is van den Mrijes ste Sluis in
Vicanderen,
ME wiLr'eM ANNE LESTEVENON , Vrij
heer van Hazaartswoude, - Schepen en
Kaad, der Stad Haarlem.
Nt Mr.
Loef
Mr. BASTIAEN NEBBENS, Heer van Kle-
verskerke, Bewindhebber der West-In-
difche Compagnie, ter Kamer Zeeländ,
te Middelburg.
„Eh in de Algemeene Verdide,
ring, deezes Faars, zyn tot Leden
verkooren, de Heeren:
JAN BERNARD JACOBS, Artis Obfietric.
Profesfor, te Gendt.
JOHAN THEODORUS VAN DER zentp,
Med. Dr, te Middelburg.
JAN PETERSEN MICHELL, Med. Dr,
ter Amfteldam. E
DE LAUNIJ, Secretaris van. Zijne Keizer-
‚lijke Koninglijke Majefteic, te Brusjeh,
T. P. CAELS, Med. Dr, té Brusfel.
G. BRENDER A BRANDIS, Leermee-
fter in de Wis- Natuur- en Starrckunde,
te. Amfleidam.
JACOBUS WATERVLIET, te Middelburg.
Het geen wy hier verder, raa-
kende de Vraagen door hetGenoot-
fchap voorgefteld, en de Antwoor-
en, door het zelve bekroond , zou-
den kunnen byvoegen, is te vinden
in het toen voorgeiteld, en daar na
uitgegeeven Programma ‚ zynde
van deezen inhoud:
KW Wer ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER
Hi WETENSCHAPPEN, TE VLISSINGEN,
iecté, in zyne jaarlyk{che Algemeene vergaderin:
ge „den zeveriden van: Wynmaand, des jaars 1786,
‚ “eenen gouden eerpffstoegewezen aan den Heere
LAURENS „VERWYKj te Rotierdamnvs- na dat,
by her openen vanhet verzegelde billet „ gebleken
was, der hy, onder de zinfpreuke: Fot: nut van
veelen, Schryver ware van het meest voldoende
Antwoord, op: de la:
Neardien ni Krankber oekers ‚În dienst deg:
tj nlifche” Compagnie deezer “Landen, van
eel nut kunnen zyn, en zuike op de meeste Oost-
en lifdhe Comprar en ûutbreken: welke zouden de
beste ver minst kostbanre middelen zym, vomshet
gebrek van goede. te werminderen @n:geheel weg
je “HEEMEN De de: Cons agnie van den last der
waade Kr ankbezoehers te berryden?
Een tweede Mipoord. on. dezelve Vraag inge-
koomen, onder de Zinfpteuks- Deo et Piri ide,
vil het Genootfchap gaarn,. meteenen zilveren,
‘Perpenning, bekrounen: ten welken einde „ de
Pchryver verzogt wordt, zyn naam, binnen zes-
weeken, door eenen. Brief te willen opciibaaren,
indien hy verkiest, dit bewysder hoogachtinge van
de Ma dankte voor zynen nuttigen arbeid te
“ontfangen, . > de À 6 S
Op de Vraas:, bererende de faam werking der
welerde Maatiehappjën, ten » meer aisemeds MC
nutte, is geen volêoend Antwoord ingekoomen.
Het Genoot fchap heeft egter, met ve cls genoegen,
geleezen, eend Verhandeling daar ever, onder de
‚ Zinipreuk:
Cou-
L xm dj |
Concordia res parva cresctuat ;
Discordia maxime dilabuntur.
Maar het wenschte, dat de bekwaame Schry-
ver zich, naar het docl der Vreag, meer had on-
ledig gehouden, met her opgeeven, der verhin-
deringen „ welke de geleerde Maarfchappyën mal
kanderen. ‘toebrengen, dan met die geene, welke
zy zich zelve veroorzaaken; en dar: hy zulk een
plan van faamwerking hadt opgegeeven „ het welk
gecne as eering, in den oorfprongl; yken aanleg,
dier M aatfchappyén maakte „ «en de Algemtêne,
niet in Byzondere deed overgaan. Het Genoot-
fchap noodigt daarom den zelven, en anderen,
andermaal uit, om deeze ftof, in nadoreoverwee-
ging te neemen, en ftelt „ onder toezegginge; van
den gouden Eerpenning, dezelve Vraag ter beënt-
woording, tegen den veerften van Louwmaand,
des jaars 1788, wederom, doch met eenige nader
re pepe al ngen, op deeze WNA) voor:
Welke fchikkingen kunnen 'er , tad de gefade
mentlyke: geleerde Maatfchappytn in ons Vader-
land, vemadk tsworden, om zonder alba Cát
eenigen hinde p-toe #2 brengen, zonder dz eenevai
de andere, of van eenig opperbew ind, cj hanghk
e niaaken ‚en: over eenkoom ftig elks oorfpr onshske
ânrigting ‚fa vam te werken. tot bereiking vanhadr
gemeen ‘doel: de b vevordering van den bh er en mikr
reiding der Konflen cn WD Crenf chappen?
De Vraagen „over den Bloei van Zeeland, en
over de Bn wyze, op welke men de MZuham-
“ eb rd 4 e 7 ° 7
medadnen, van de Waarheid des Christendom,
overiuigen kanp; beide breeder, in ’t voorgaande
Pra:
| Í
De es SIN
Prögrdmma vermeld; zyn onbeäntwóord geblëe-"
ven, en worden niet meer voorgefteld.
_ Op de voorffellen, betrefferide cen beknopt fa-
menftel van het Sraats-recht der Zeven Verdénigde
Nederlandfche Gewesten; cen tvdreekenkundig be-
richt der Schryveren, over de Nederlandfche Ge=
fchiedenisfen enOudheidzen de 7% erbetering derldgo-
ge Schoolén , geene Antwoorden ingekoomen zyn-
de, is goed gevonden ; uit aanmerkinge van ’t groot
gewigt en de üïtgebreide nuttigheid van die drie
voorftellen, dezelve hier wederom op te geeven ;
doch zonder bepaalinge van tyd, en met belofte
van den gouden Eerpenning aan den geenen, die
op het eene of andere eene voldoende beäntwoor-
ding, wanneer het ook wezen zal, aan dit Ger
nootfchap zullen toegezonden hebben. Deinhoud
daar van; is breeder te vinden, in het Program-
„ma, van 1785, gepläatst, in het Hifforisch Voor-
bericht, voor het XI Deel der Verhandelingen
deezes Genootfchaps.
Het Genootfchap herhaalt by deezen , om, on-
der toezegginge van den gewoonen gouden Eer-
penning, beäntwoord te worden voor den cerften
van Louwmaand des jaars 1787; de twee volgen-
_de Vraagen: de eerfte, voor reekening van het
Zeeuwfche; en de tweede, op kosten, van hee
Bataviaafche Genootfchap.
A. Hoedanig is de flaat der Zeden onzer Na-
tie geweest, zedert de oprechting van ons gemee-
nebest, tot op deezen tijd? Welke waren de oor-
zaaken hunner verbetering of verergering? En
welke zyn de beste middelen ter meer algemeene
Verbetering onzer Nationaale Zeden? 8
B. De
\ \ } » Â
be Aare A
B. De Wis- Natuur-en Teekenkunde, var
eenen bykans algemeenen invloed op alle Konften
en Handwerken eynde, wordt gevraagd optegee-
en: welkeshet-best middel is > om die kundighe-
den algemeene in trein te brengen en derzelyer
aanleeriug „ voor minvermoogenden , geinaklyker
te maaken?
Om beimtwoerd te worden voor den eerften van
Louwmaand des jaars 1788 , worden nu, voor de
eerftemaal;, de twee volgende Vraagen voorge-
fteld; de cerfte: voor reekening van het Zecuwf{che;
en de tweede op kosten van het Bataviaafche Ge-=
nootfchap
A. Dewi Jet gered. met ik: van Blend geny
de ziel i5, van àlle Handeling sen cn Bedryvers.
op welke wyze, konnen s eerlyke en naar flige,
Kooplieden „ Conrmisfionarisfen „of Onderneemers s
van Fabrieken en Trafieken , (die geene Obliga-
tien, of foortgelyke Efftêten bezisten „ om tot pand
ter“ minne te konnen overgeeven , maar voorzien
zyn, van vaste Panden , of Pakhuizen , Zolders ,
Kelders of Winkels; met gemegfaame. voorraad.
van goederen) jin deeze Provintie van Zeeeland
gelegt: nheidbekoonen om Gelden, à& depofito, op
Wisje, voor zekeren tyd, magtig te worden
ter. voortzetting ‘hunner, zadken ;-zoo dat teffens.
de Geldfchieters zekerheid hebben, voor „de pei=,
lige herkryging , van hoofdfonmme en interesfen} 2
B. Welke zyn de Ziekten en Kspaalen-; der Fa
ers in de Nederlandfche Volk plantingen, in de,
Î est-Indiën?— Welke zyn de-uit- en inwendige.
teekenen). van zulke derzelves-“die zondes han
‘hulp, van eenen crvaaren. Genees-“ of Heelmees
8 PER
Eb Ave
fler ; door Planters, óf Direfteuren, kunnen ge-
neezen worden,en Welke vaiddelen moeten, zy
daar toe gebruiken?— En welke zy die Ziekten
of Kwaalen , wier geneezing „ boven hun versno-
gen is? — Men vordert hier op een Antwoord;
gefchikt, naar de bevatsing, van zulken, die in
de Genees- en Heelkunde , geheel onbedreeven zyn.
lee 8 y
De Antwoorden op alle de gemelde Vraagen en
Voorftellen moeten leesbaar gefchrevenj— in de
À 5 Fi
Nederduiefches Latynfche, of Franfche vaal op-
_gefteld; - NB. mev een dubbel,, of’ affchrift,
voorziët ;— voor den bepaalden tyd‚— en vracht
Vry toegezonden worden aan den Heere. G.
KUIPERS; Predikant en Secretaris van het Zeeuw-
fehe. Genootfchap der iWVetenfchappen ;te Vlisftngen.
De Schryvers ntoeten hune naamen giet by de
Verhandelingen voegen; doch dezelve met eene
zinfpreuke voorzien; cn laaten verzeld gaan met
een verzegeld briefje, dezelfde zinfpreuke:tot op-
fchrift hebbende, en waar in de naam en woon-
plaats der Schryveren gemeld ftaan.
_ Het zel aan een ieder, zonder eenige uitzonde-
rige, vryftaan, om naar den prys op alle de voor-
geftelde vraagen te dingen, ook aan de Direéteuren
en.Leden van dit Genootfchip; doch ; ten aanzien
der bêtde laatstgemelden , onder-deeze voorwaar-,
den: dat zy wiets op hunne verhandelingen en bil-
lettem zultene plaatfen „waar uit blyken kan. ‘dac
Zy, in de cene of andere betrekkinge „ tot dit Ge-
nootfchap. behooren; én dat zy, om des te onbe-
kender te)konnen-blyven, hunne verhandelingen
door eene andere hand, moeten laaten, affchryven.:
! …… Nies
í Lal
[vr
Niemand, wiens Ve: rhandeling bekroond wordt,
zal vryheid hebben, om dezelve, -” t zy-geheel ,
’ zy. ten deele „ in het Nederduitsch, afzonderly k
te doen drukken, of in eenig ander werk uittegee-
ven, zonder voorafgaande kennisferen medebewil-
liginge deezer Maatfclappye:
[et Genootfichap behoude aan zich het recht,
om; naar goedvinden, tot nut van het algemeen „
gebruik van alle de toegezondene antw oorden te
maaken, «en dezelven, fchoon ’er de prys niet aan
toegeweezên wordt „ geheel of ten deele onder zy-
ne V erhandelirigen te doen drukken: ’t zy met by-
voeginge der zinfpreuken, door de Schryvers ge=
bruikt; is zy met uitdrukkinge van hunnene amen,’
indien zy „daar toe verzocht wordende „ dezelven
gelieven te openbaaren.
Niet lang na de Uirgaaf, van die
Programma ‚is aan het Genoorfchap;
pa ontfangen verlof en“het openen
van het verzegelde Briilet, geblee-
ken, dat de Schryver, der Verhan-
deling, over de Krankbezdekans
in dienst; der O: FE: Compagnie,
welke ten Zinfpreuk, hadt: Deo et
Patrie, was-de Heer Pp: HAACK;
Theol. et Hist. Sacra Profesfor en
Predikant, te Breda; aan wien der-
halv er volgens gedaane belofte, de
Zi
de «fr xvin-J
zilveren eerpenning is gefchonken.
Wat wyders de Inhoud, van dit
Twaalfde Deels eerffe Stuk bereft:
men vindt daar in, de Twee bekroon-
_de Antwoorden, van de Heeren vaN
LEEUWEN(*) en TERNE, over de
Schadelykheid, ‘der Begravenisfen,
binnen de Steden en Kerken. Het
Genoorfchap wenscht niets vicriger,
dan dareene onbevooroordeelde Lice-
zing en Overweging derzelve, ge-
volgd mag worden, niet flegts door
dif eene
NE ben nnn PS ij
pe
(&*) Men kan niet nalaaten , lier aantcteekenen,
dat de Hecr VAN LEEUWEN, by deLes, het
Voorbeeld heeft gevoegd: hebbende twee zyner
‚ ‚Kinderen, laaten begraaven, op het Kerkhof, te
Awvezathen, aan de zyde, van den, daar langs loo
penden, Utrechtfcken Zandweg; op eenen Steen ;
in den Kerkmuur, van buiten, boven het Graf s
dat behoorlyk afgeperkt is, leest men dit Opfchrift :
Hier rust myn Oudfle en Fongfte Kind.
„Ai! Lezer, fla dit woorbeeid gade.
Zot, levend , een waar Menfchen-vrind,
En doe ook, na uw dood geen fchade.
«… Ook is men, aan zyn Wel-Ed. Geb. voornaam
lyk verfchuldigd, het Plan, ter oprigting, van
eene Begraafplaats, buiten de Stad Thiel. Een Plan,
in welks úitvoering , men reeds verre gevorderdis „
en het welk , door den loflyken Magiftraat dier Stad»
; als mede door Hun Ed. Mog. wordt begunttigd,
Et iter
ene vördere Overtuiging, van de
nadeeligheid en vefportely kheid, dier
gewoonte, maar ook; van eene daa:
delyke aart panning , van Regenten
en Bur gers, om zoo veel in hun is
redetewerke n, tot eene geheele af-
Gehalte van dezelve. Her daar by
ge voegde Aandangzel van Aantee-
beningen, gemrokken uic de met be-
kroonde Antwoorden, is men fchul-
dig, aan de arbeidzaamheid en naauw-
keurigheid, van den Welk Lerwaar-
den Heere A. ’s Grawezande, Pre-
dikant te M iddelbus rg, die daar voor
den dank der Leezeren en des Ge-
noorichaps verdient.
Op deeze Stukken, volgt: de Be-
fchryving van eenen nieuwen Scarre-
kundigen Maanwyzer El door den
Weert Schortinghuis; ‚Kenige Aan-
merkingen over de Kaneel op Cey-
lon, van den Hoogleeraar Zhun-
berg, die, door Je kundige hand :
van den Heere Houttuyn Zyn ver-,
taald, en met aanteekeningen ver=
meer-
a Ar Lm
meerderd ; en eindelyk de Verhan-
deling van den Heere van den Hes-
pel, over Gods Goedheid, kenne-
lyk doorftraalende in de bepaaling Ô
omtrent den dood,der meeste Dieren.
Indien de Inhoud, van deezen
Bundel, aan onze Landsgenooten
‘behaagt en hun nuttigis, zalhet doel
des Genoorfchaps bereikt zyn, en
deszelfs Yver, nieuwe fpooren kry-
gen.
VLISSINGEN;
den 8 van Slagtmaand
des jaars 1786.
GERRARDUS KUIPERS,
SLEAGHREST DAR IS.
Ge
AUS LYST
VERHANDELINGEN
Van het Eerfte Stuk des Twaalfden Deels.
AK aevobrd op de Vraag, betreffende de nae
deelige gewoonte der Begravenisfen , bin-
nen de Steden en Kefken: hoe die best te.
doen ophouden? door Mr. JoH. DID. VAN
LEEUWEN, Ontfanger Generaal der Mid-
delen van bet Kwartier van Nymegen, over
bet Tbielfche KvRtoin: te Thiel. wr
Antwoord op. het zel Ifde ihre door
CORN. TERNE, Med Dof; Leétor in de
Vroedkonst, en Stads Vroedmeester , te Leiden. .
Aanhangfel van _ Aanteekenineen, tot nadcre
ftaving en opheldering der Gekroonde Vej-
handelingen, uit de niet gekroonde Verza-
meld, door ADR. ’SGRAVEZANDE „Pre
dikant te Middelburg. = -
Befehryving van ecn nieuw Lunarium , O0 Stat-
rekunaieen Maanwyzer ; door HENR. SCHOR-
TINGHUIS; Predikant te Koudekerke.
Aanmerkinge over de Kancel , op Ceylon ge=
maakt, door CAS. PETR.- THUNBERG;
Med. et Boran. Profesfor, te Upfal; vertaald
en met eenige Aanteekeningen vermeer-
derd, door MART” HOUTTUYN, Med.
Do. te Amfteldam. JÁ Ie
Verhandeling over Gods Goedheid, in de be=
paäling omtrent den dood der meeste Dic-
ren; door HENDR. VAN DEN HESPEL;
r6rsdikant te West-Zouburg, =
ANT-
BL 2
212
RL
‚\
id
ANTWOORDEN
OP DE
VRA Ar ds
von HET JAAR —
MD. GN Xx 1 Vv.
OPGEGEEVEN:
Dewyl de fchadelykheid der Begravenisfen, binnen de
Steden en Kerken, ten wollen beweezen en vry al-
gemeen erkend is: welke zyn de werfchillende re-
denen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Republyk
blyft fland grypens en welke zyn de beste midde=
Jen, om dezelve te doen ophouden ?
„Door het Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchap-
pen , met den Gouden en Zilveren Eerprys be=
kroond, in deszelfs Algemeene Vergadering , den
een-en-dertigften van Oogstmaand des jaars 1785.
vo
en
bev
beg ke
ke WAT
En
ANTWOOR D
OP DE
Mer BR Atak. Gs
Dewyl de fihadelykheid der begravenisfen, binnen
de Steden en Kerken, ten wollen berweezen en vry
algemeen erkend is: welke zyn de werfchillende re=
denen, dat die nadeelige gewoonte in deeze Ropu-
blyk blyft fland grypen; en welke zyn de beste
‚ middelen , om dezelve te doen ophouden?
DOOR
im. HOH. DID: VAN LEEUWEN.
1 zedert eenigen tyd is de fchadelyk:
heid en het. ongepaste van het be:
graven der Lyken, binnen de Steden ein
Kerken ‚ meer dan voorheen , opge=
merkt , en die nadeelige gewoonte in
verfcheide Plaatfen en Ryken ; buiten
onze Republyk , te keer gegaan en afge-
fehafts Geleerde Lieden in ons Vader-
land hebben ook niet nagelaaten die ge-
woonte; als fchadelyk, fchandelyk , en
Eri DEEL A2 haa-
A j. D.'V. LEEUWEN, OVER DE
haaren oorfprong alleen aanBygeloof ver-
fchuldigd , aan te toonen en op eene ver-
betering daar in kragtdaadig aangedron-—
gen. Dan, hoe zeer zy dien taak tref-
feivk hebben afgewerkt; hoe zeer ook
anderen daar van overtuigd geworden
zvn; en fommigen, door hunne voor-
beelden, van zich en de hunnen buiten
de Steden en Kerken te doen begraven ,
getoond hebben , dat zy daar in navolg-
baar waren, blyft echter het begraven,
binnen de Steden en Kerken , al noch in
Zwang: en zyn de vooroordeelen van de
meeften der Ingezetenen, tegen het be-
graven buiten de Steden, nog zoo fterk
als ingeworteld , dat men eer eene alge-
meene hervorming daar in te wenfchen,
dan te verwagten hebbe; immers niet, zoo
‚lange men niet met meer yver en zugt
daar toe de handen aan het werk flaat,
en zulk eene bervorming gunftiger tragt
te bevorderen , dan tot hier toe ge-
fchied is. |
Gepast is derhalven de Vraag van HET
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER
WETENSCHAPPEN,TE VLISSINGEN,
in October 1783, ter beantwoording
voorgefteld. Zy luidt aldus:
Dewyi de fchadelykheid der EN
en
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 5
fen ‚binnen de Steden en Kerken , ten vol-
len beweezen , en vry algemeen erkend is:
welke zyn de verfchillende redenen, dat
die nadeelige-gewoonte in deeze Republyk
blyft fland grypen; en welke zyn de beste
middelen, om dezelve te doen ophouden ?
… Daar ik al lang van deeze fchadelyke
gewoonte overtuigd geweest ben, en naar
middelen omgezien heb, omze oek in
mynen kring te helpen verbeteren, gaf
het leezen dier voorgeftelde vraag my
aanleiding, de zaak wat nader te over-
denken „ en het lusttemy ; het een en an-
der van het overdachte, op het papier te
ftellen : of het my, die alleen door het
nut van mynen evenmenfch hier toe ge-
dreven. wierd, ook gelukken mogte,
iets, ter beäntwoording der vraag, aan
dit treffelyk Genoot{chap voor te draa-
gen , dat, met der anderen pogingen ver-
geleeken , tot hetaffchaffen dier gewoon-
te noch eenigzins nuttig-mogte zyn.
De zaak zelve zal ik in deezen, zoo
kort als mogelyk , tragren te behandelen.
In het voorftel van het Vraägftuk,koomt
eerst voor eene redengeeving, waarom
het verwondering baart, dat de nadeelige
gewoonte van het begraven der dooden ,
binnen de Steden en Kerken , al noch in
onze Republyk blyft ftand grypen: des
AUB wyl
Ö J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
wyl naamlyk, gelyk de Vraagers zeggen;
de fchadelykheid daar van ten vollen bewe:
zen en vry algemeen erkend 155 “ent ten
tweeden, de vraag zelve , welke zich als
van zelfs in twee deelen {pliest: voor
eerst, welke de verfchillende redenenzyn,
waarom die nadeelige gewoonte al noch blyft
fand houden; en ten anderen, welke de
beste middelen zyn, om dezelve te doen
ophouden.
Naar deeze verdeeling zal ik dan ook
dit myn antwoord, zoo veel mogelyk,
tragten te fchikken ‚ en by hetopgeeven
van eene en andere voorgewendde ree-
den,dezelve medetragten tewederlegsen,
In de redengeevinge van het vraagftuk
wordt dan voor-onderfteld , dat de fcha-
delykheid der begravenisfen , binnen de
Steden en Kerken , ten vollen niet alleen
beweezen, maar ook vry algemeen er-
vend is.
Wat het eerfte van deeze voor-onder-=
ftellinge betreft: ben ik het met de Vraa-
gers volkomen eens, dat die fchadelyk-
heid, zoo door de fchriften van ervaren
en geloofwaardise Mannen , als doorde
ondervinding zelve, ten vollen Zewee-
gen is. Dus zal het dan niet noodig zyn,
dit ftuk , dat in de vraag, te regt voor-
onderfteld wordt, alhier nader te betoo-
gen,
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 2
gen; of te herhaalen, wat al federt
eenigen tyd door groote Mannen, als
EHRLICH(4), JOHN(L) , HOFMAN(C),
D'AZYR (d) , byzonder onder de onzen,
PERRENOT(E), TE WATER (f), VAN
CLEEFF (£) ‚ KLUIT (2) , en anderen (7),
A 4 ter
(4) JOH. CHRIST. EHRLICH, în disfertat. de
noxis ex fepultura in templis fafta oriundis;, Hale
Magd. 1728. onder preefidie van Profesf.-G. D. Cofch-
witz gehouden; en naderhand op zyn naam uitge=
geeven, onder den Titul: Mors ex fepulchris.
(b) CHRIST. GODFR, JOHN , in disfertat. de Se-
Pukhrorum falubri tranflatione extra unbem; aldaar
onder prefidie van Prof. Mieh. Alberti, 1743. ge=
houden.
(C) CHRIST. GODFR, HOFMAN, in commentat.
de coemeteriis , ex urbibus tollendis, 1729: onder zyn
prefidie gehouden, door Christ. Fred. Graeven, en
op Hofmans naam uitgegeeven, Franck. 1777.
(d) Esfai fur les lieux ev les dangers des fepultures ,
par M. VICQ D'AZYR; a Paris, 1778.
(e) ABRAH. PERRENOT, in disfertat. de probi=
benda, in urbeet templis , fepulturá, Ultraj. 1743. en
naderhand in fascicul. t. Exercitationum „Gron. 1775.
uitgegeeven ; waar agter hy gevoegd heeft Eleéta com-
mentationis Hofmanni, fupra cù.
(Ff) 1 w. TE WATER inde Verband. over bet be-
graven der lyken in de Steden en Kerken; in de Ver-
band. van dit Zeeuwfch Genootfchap ‚ 1. D. bladz. 629.
(3) NIC. CORN. VAN CLEEFF, in disfertat. deco,
guod exfeguiarum ratione in jure obtinet , Ultraf. 1776.
(HP) ADR. KLUIT in zyne Inwyings rede: over den
bygeloowigen oorfprong en fchadelyke gevolgen wan het
begraven in Kerken en Steden, gehouden te Mid=
de:burg „en vertaald aldaar uitgegeeven 1777.
(5) Ziede aangehaalde Schryverby TE WATER,
VAN CLEEFF, KLUIT ENZ.
8 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
ter ftaaving , van het zelve zoo treffend
verhandeld is, aan het welke ik my dan ge-
draage,en dit ftuk voor voldongen houde.
Doch wat het verdere van het voor-
onderftelde in de vraag belangt: ‘dat
naamlyk die fchadelykheid vry algemeen
erkend zoude zyn, zulks geloove ik
niet, dat-zoo ruim zal kunnen toege-
{taan en voor-onderfteld worden: im-
mers zoo verre niet, dat die erkentenis
genoegfaam zoude geweest zyn , tot het
affchaffen deezer nadeelige gewoonte; of
wel het daarom juist te verwonderen
zoude zyn , datze noch niet afgefchaft is.
En dus word ik als van zelfs geleid tot
het opgeeven der redenen „waarom die ge-
woonte van in Steden en Kerken te begra-
wen noch al blyft fland grypen: zoo der
zulke, welke ’er voor gehouden wor-
den, als welke het waarlyk zyn: waar
van ik meen, dat wel eene der voor-
naamfte is, dat de fchadelykheid van
deeze gewoonte in ons Land noch siet
genoeg bekend is, en erkend wordt.
Wel is waar, dat veele Vorften en
Volken in Europa de fchadelykheid daar
van begonnen hebben te erkennen: dit
blykt uit de affchafting van dezelve op
zoo veele rt Doch veele anderen
blyven het oud gebruik noch behouden;
8e
/
\
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 9
gelyk dit ook in onze Republyk noch
plaats heeft.. Hier zyn ook weleenige
weldenkende en kundige lieden, die,
of door het leezen der fchriften van an-
deren; of door eigen overdenking; of
door voorbeelden „ die hun voorgekoo-
men zyn, ten vollen zyn overtuigd, en
dezelve erkennen: doch als men het
wel inziet, zal het. getal. der zulken,
tegen over dat vananders denkenden ge-
fteld „ zeer klein zyn. Ik wil wel niet
gelooven , dat er onder onze Landslie-
den veele DUMOLINS zullen gevon-
den worden, die denken, dat delucht
der lyken de heerlykfte leevens balzem
zoude zyn , welke men inademen kan(%)).
Maar ’er zullen veelen zyn, die op het
voetfpoor en gezag van den Godvrugti-
gen HERVEY(/), in deeze gewoonte
niets oneigen; niets onbetaamlyk vin-
den: zonder op de fchadelykheid daar
van zoo veel ‚immers niet genoegfaam ,
acht te geeven (m1). En wordt hun dit al
A 5 eens
(&) Fen gevoelen, dat zeker Geneesheer Dn u=
MOLIN te Parys_ openbaar zoude geuit hebben.
Zie Genees-kund. Faarb. 7. D. 2. St.
U) Zie Overdenkingen over de Graffleden , bladz.
65. in not.
(am). Aanmerkelyk is het, dat Hervey zelfs van
ge {chadelykheid moet overtuigd geweest Zyn „daat
hy
IO J.D. Vs LEEUWEN, OVER DE
eens voorgehouden, zy draagen duide-
Iyke blyken, dät zy ‘er; of nooit regt
acht op gaven; of ‘er geen regt denkbeeld
van hebben; veel min dat zy de fcha-
delykheid daar van erkennen: en dus
blyven zy de oude gewoonte aankleeven,
De ondervinding heeft my dit meerma-
len , in gefprekken met lieden van aller-
lei rang geleerd. Zy zeggen onder an-
deren, dat,’ wat men daar van ; ter be-
ftryding van het begraven in Steden en
Kerken , ook moste voorgeeven „’er ZOO
veele althans voldoende, voorbeelden,
waar uit die fchadelykheid zoo openbaar
zyn zoude, immers in ons Vaderland, niet
voor handen zyn; en zoo die zoo groot
was, als men ‘er ophef van maakt , men ’er
meer van hooren zoude : daar in ons land
zoo veele lyken in eene Kerk , byzonder
in volkryke Steden, begraven worden;
ja dat, zoo men-al een enkel geval mogt
vin-
hy zyne gedachte: dat-geene onvoeglykheid in dit
gebruik Konde vinden, alleen woorwaardelyk voor-
felt, als, fchryft hy, zorge gedragen wordt , dat
het geen hinder kan doen aan de grondflagen van
Het gebouw ; en dar de fchadelyke uitwaasfemingen van
het wervottende Vlieefch wverhoed worden. Doch hier
op heeft hy geen acht genoeg geflagen : dewyl dit,
wanneer men het begraven in de Kerken zal aan=
houden, ten aanzien van het laat{te , eene onmo-
gelyke zaak is, gelyk de Geleerde TE WATER
J. c. aangetoond heeft.
De
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. LI
vinden, dit aan andere &n byzondere
oorzaaken zoude toe te fchryven zyn.
Zelfs gaat men zoo ver, dat men uit de
nalaatigheid en flordigheid fommiger O-
verheden, een befluft maakt, dat wen
die, zoo de fchadelykheid van het be-
graven in Steden en Kerken zoo groot
was, in tyden van pest en befimertelyke
ziekten, daar tegen wel beter zorgen,
en het begraven der lyken uit de Steden
weeren zouden: daar Zy nochtans meer-
endeels dat begraven in zulken tyd ge-
doogen , en maar voor het fchielyk toe-
maaken, en niet laaten open liggen der
graven ten tyde van den Godsdienst, enz.
voórzieningen doen: gevolglyk het be-
graven in Steden en Kerken zoo nadeelig
niet zoude zyn ; dat begraven ook in zul-
ke tyden ziet men dagelyks „ en van na-
deelige gevolgen hoort men in ons Va-
derland fchier niets. —
Deeze en dergelyke redeneeringen heeft
de Heer TE WATER! (u) wel reeds ge-
tragt op te ruimen , door te erkennen,
dat de voorbeelden daar van in Neder-
land wel minder bekend zyn, dan: el-
ders; maar dat het meer aan gebrek van
waarneeminge ‚dan ondervindinge , toe
tefehryven is; en te regt heeft zyn H.
Gel.
(u) ch. bl. 659.
\
Ï
12 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
Gel. daar by ops smerkts dat , na het ein-
digen der pest, in twee of drie eerstvol-
gende jaaren, en meest in volkryke Ste-
den van Nederland, gevaarlyke en kwaad-
aartige koortfen regeerden, en daar van
de manier. van begraven de voornaamfte
oorzaak zoude zyn; ja dat, al fchoon
de fchadelykheid van het begraven inde
Steden en Kerken in ons land zoo zeer
al niet in het oog loope , echter die niet
kan geloochend worden, daarze met
_onwraakbaare voorbeelden door beroem-
‚de en geloofwaardige Mannen uitandere
landen beweezen is.
Dit is zeker voor dezulken, die gele-
genheid gehad hebben dat te overwegen,
overredende genoeg: Ik voor my twyf-
fel er geen Bacon aan. … Voorbeelden
van onzuivere en ftinkende uitwaasfe-
mingen, by het openen der Graffteden,
zyn my in ons Vaderland ook bekend.
Wat was het geval te Bruinisfe , in Zee-
land, in Oétober 1783. niet gedugt! al-
waar , door het openen van een Graf kel-
der ‚ter begraving van Mevrouw pe wiT-
TE, Vrouwe dier plaatfe, de Kerk zoo
befinct was geworden, dat men den vol-
genden Zondag den openbaaren Gods-
dienst
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 13
dienst- daar in niet durfde waarnee-
men? (o)
Menigmaal heb ik mede begravenisfen
bygewoond, en ben verveelende uit-
waasfemingen by het roeren der aarde
ontwaar geworden ; ook heb ík dezelve in
de Kerken , na de begravenisfen , wel op-
gemerkt: en het ftaat by my vast, dat
die niet dan nadeelig kunnen zyn, zeer
wel kunnende gelooven, wat anderen,
door onwrikbare voorbeelden , daar van
gefchreven , en ‘er opkoomende Ziekten
uit afgeleid hebben. Zoo zullen ook
wel anderen met my denken, die gele-
genheid tot onderzoek , en het leezen
dier fchriften , gehad hebben, en op-
_merkfaam geweest zyn. Doch wat daar
van gefchreven is, koomt nietin ieders
handen; dus blyven de meesten , zelfs
die anders nog al overtuigd zouden zyn,
onkundig, en vooral heeft dit plaats in
lieden van minder ftaat, die toch het
grootfte gedeelte der menfchen uitmaa-
ken. … Deeze hebben ‘er geen genoegfaa-
me kennis van; de meesten hebben ’er
noch niet van hooren fpreeken , veel min
‘er over geleezen; ook daar toe geen ge-
le-
(o) Zie BOoEKzZ, DER GEL. War Novemb.
1753. bladz. 628,
IA J.D. V. LEEUWEN; OVER DE
legenheid gehad , geen geld om die fchrif-
ten te koopen, ja fommigen geen tyd
om te leezen 5 van fehadelyke gevolgen
en voorbeelden meest onkundig, heb=
benze ‘er ook niet van overtuigd kun-
nen worden , neeh dezelve erkennen.
Zy blyven derhalven ‘er onkundig van;
en houden vast aan de gewoonte hun-
ner Voorouders, die zich in Kerken en
Steden lieten begraven; dat men ook
noch doet.
Dus is en blyft het ‚, mynes erächtens,
eene uitgemaakte zaak ; dat de noch niet
senocgfàame kennis en erkentenis der
{chadelykheid van deeze gewoonteinons
Land een der eerfte redenen is , waar-
om dezelve al noch blyft ftand grypen;
en ‘er onder byzondere lieden niet meer
gevonden worden , die in navolginge van
anderen ( b) deeze nadeelige gewoonte,
door
(p) Voorbeelden daar van zie by TE WATE Rs
1, c. bladz. 650. en Volg; VAN CLEEFF Í, 6. pag,
166. ibigue all. Waar by men voege, dat de kun-
dige en brave Profesfor TyDEMAN, te Utrecht
in 1776. voor zich en de zynen, te Maarfen , eene
byzondere Begraafplaats heeft doen vervaardieen,
en daar zyn Vrouw en Kinderen begraven. Dat in
1779. eenige aanzienlyke Lieden in ’s Hage, mede
onder het beftier van den, Hr. PERRENOT, tus-
fchen die Plaats en Scheveningen , eene bemuurde
Begraafplaats voor zich zelven en hunne Familiën
heb=
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 15
door begraafplaatfen buiten de Steden
en Kerken te verkiezen, reeds getragt
hebben te helpen hervormen.
Eene andere en foortgelyke reden is ,
dat , zoo minde fehadelykheid deezer ge-
woonte by veelen bekenden erkend is,
zoo min ook deszelfs fchandely kheid en
ongepastheid , ja haare bygeloovige oors
{prong NN
hebben laate toebereiden; en dat nu onlangs, te
Zuilen by Utrecht, door den allezins pryzenswaar-
digen yver en zorg van den Heer dier plaats , eene by-
zondere Begraafplaats voor hem en de gantfche ge-
‚ meente van Zuilen is opgericht; om nu noch nict
te melden van de zoo ongemeen fchoone, doch fchie=
lyk geruïneerde Begraafplaats,met eenen hoogen muur
omringd , buiten Arnhem, door de Magiltraac dier
Stad vervaardied’, waar van gelegenheid. zal zyn be=
‚ meden nader te handelen. Te Abcoude, by Amftel-
dam ,is in 1781.de Eerw. JAC. DE vos, Predikant
aldaar, niet in de Kerk, maar op het Kerkhof , bc-
graven : boven Wiens graf een fteen met eene in-
fcriptie, doch alleen op zyn perfoon betrekkelyk ,
buiten in de Kerkmuur is geplaatst; en het graf
met een yzeren hek afgeperkt. Ook is in 1783. te
Zoelen ,by Ticl,de Eerw. BOG. DAV. CASSIUS,
Predikant aldaar , op zyne begeerte, om na zynen
dood niet fchadelyk te zyn, op het Kerkhof be-
graven: Voorbeelden, die waardig zyn meer be-
kent gemaakt te worden. —- In 1779. is door een
groot getal burgers en inwooners te Zwoll, waar
onder mede was-de onftervelyke CAPELLEN TOT
DEN POLL, een request aan de Magiftraat ge-
prefenteerd, om eene begraafplaats buiten de Stad
te mogen hebben: doch ik weet niet, dat ’er tot
zoch toe op gedisponeerd is.
16 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
fprong, by veelen geweeten wordt.—
Wat daar van zy, is door de vooraan-
gehaalde Schryvers mede wel treffelyk
behandeld: doch hier omtrent dient ook
aangemerkt, het geen op het vorige
ftuk , wegens de niet genoegfaame kennis
der fchadelykheid, opgemerkt is: de
meesten blyven ’er onkundig van; hier-
om kunnenze het onbetamelyke, het
fchandelyke enz. niet erkennen „ en dit
zal meer gedaan moeten worden , zal’er
hoope zyn, dat ‘er op eene, meer dan
nu, in te ftellen hervorming , met goed
gevolg, zal gewerkt en geyverd wor-
den.
By deeze redenen koomt ook noch,
dat de zaaden van bygeloof, omtrent het
begraven derlyken in Kerken en Steden ,
uit de Natie van onze Republyk noch
niet genoeg uitgeroeid zyn, maar ’er
by de meesten , hoewel zy al hervormden
in den Godsdienst mogen hieten , noch
eene aangekleefdheid aan hetbygeloovige
in deeze gewoonte overblyft; terwyl men
al noch, immers by de meesten, het
daar voor houdt, als of het heiliger zou-
de zyn, in de Kerken en Steden, dan
op andere plaatfen buiten dezelve, be-
graven te worden.
Behalven dat vindt men ’er veelen,
die
ee
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 17
die denken, dat de lyken in eee en
Steden veiliger, en niet Zoo ligt aan
Raa-roof en Graffchennis bloot gefteld
zouden zyn, zonder in achtte neemen , /
datze daar van minder in de Kerken en
Steden, dan buiten dezelve, bevryd
‚ Zyn(g)s en de Overheid daar minder
gelegenheid heeft, Om te waaken, dan
zy zoude kunnen doen, wanneer de ly-
ken, buiten de Kerken en Steden be:
graven, al mogteh beroofd worden; al-
waar „ wanneer. 'er gezette begraaf plaar-
{eri waren, die misdaad ook zoo ligt
niet zoüde gepleegd worderi; en meer-
er rûiimte, dan in de Kerkeii. Zynde;
het opruimen der Iyken, gelyk in de
Kerken, voor al in volkryke Steden ,
Zoo onbetamelyk gefchiedt, mede niet
behoeven, neen maar de lyken meerder.
rust genieten zouden.
Dan dát alles, denke ik, dat al mede
dit onkunde of gebrek van kennis en
Onderzoek voortkoomt.
Gelyk aan die zelfde bron ook ver«
fchuldigd is, dat fommigen het begra-
ven, in.de Kerken en Stelen, voor
Christenen gepaster hoûden, ter onder-
{cheiding der Jooden, welke men weet,
dat van oude tyden af, en al noch hee-
XII DEEL. B „den.
KD Zie kruit Á « bladz, 99 en volg.
I8 J: D: V: LEEUWEN, OVER DE
dendaagfch, ook in ons land, op by-
zondere begraafplaatfen buiten de Ste-
den, begraven worden, en van die ge-
woonte nimmer hebben willen afzien;
ja het voor een byzonder ftuk van hun-
nen Godsdienst houden , om zich daar in
van anderen te onderfcheiden: door wel-
ke gewoonte der Jooden, het begraven.
buiten de Steden , in eene foort van vers
achting gekoomen ís, even, gelyk dit
volk, onder ons by veelen, voor een
veracht volk gehouden wordt , dat noch-
tans, in het overige van hunnen Gods-
dienst, eer medelyden waardig, en in
die hunne volftandige gewoonte van be-
BAVEL LE PTYZEN. IS, 2
Vooroordeelen zyn derhalven de be-
letfels— Men houdt het begraven,
buiten de Steden en Kerken, al noch
meestäl voor eenige fchande, zoo voor
den Overledenen , als ook voor de Over-
blyvenden. En waär koomt dit verder
van daan, anders dan uit een verkeerd
en ingebeeld begrip, dat men tot hier
toe de Kerken en Kerkhoven, in Ste-
den en’ plaatfen, alleen voor eerlyke.
begraafplaatfen. gehouden heeft, en de.
zulken , die geene eerlyke begraving ver-
“diend hadden , daar van heeft afgeweerd;
en dit niet alleen, maar dac men ook
zelfs
i/
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ: 19
‚gelfs het begraven, in de Kerken en op
kerkhoven, zoo zeer onderfcheidt, en
het als een poinct van meerder tang en
fatzoen houdt in de eerfte, en niet op
de laatfte begraven te worden; ja noch
eene verdere onderfcheiding wordt op
veele plaatfen gevonden , dat het naam
Iyk hoch wat meerder zegt, op het
Choor, dan in de Kerk, begraven te
worden: éene gewoonte, die, hoewel
uit bygeloovige beginfelen, byzonder
vann de Roomfche Kerk, voortgefpro-
ten, echter al noch ftand houdt, en op
de meeste menfchen zoo veel invloed
heeft, dat de ‘deftige, ja zelfs middel-
_maatige, burgers, het voor een affront
zouden houden, op kerkhoven, en niet
im de Kerken begraven te worden. En
als zulke lieden, in verval geraakt zyn-
de „ eens op het kerkhof begraven
worden, om dat de belastingen daar op
700 groot niet Zyn, dan in de Kerk,
‘er niets gemeener is, dan, met een ze-
ker foort van fchande, daar van te hoo-
ren fpreeken. Is dat Zoo, hoe ligt
maikt men daar uit een befluit, dat het
noch flechter. zoude zyn, niet in de
Stad, miet op het gewoon Kerkhof,
maar buiten dezelvé, begraven te wor:
den: immers zoo hoort men veel rede-
B 2 ka-
‘ n \
20 J- D.V: LEEUWEN) OVER DE
kavelen , hoe wel ongelukkig; doch
wie, zegt men, wil dan de eerfte zyn,
om zulke ingebeelde fchande te onder-
gaan? Beesten ismen gewoon buiten de
Stad te begraven, maar niet menfchen 5,
offchoon ook wel Jeoden , maar noch-
tans geene Christenen, Redeneeringen
voorwaar, die alle uit onkunde en mis-
verftand voortkoomen , waar in derhal-
ven onze Nate noch beter verlicht zal
moeten worden (77). /
Dan laat ik ook niet vergeeten de zugt
van veelen, om by hunne Voorouders
begraven te worden. Deeze zugt is na-
tuurlyk , zegt men : men ziet het reeds
in de voorbeelden van de Aartsvadersen -
anderen, welke ons in de H. Schrift zyn
nagelaaten, fchoon die van een ander
voor-uitzigt waren. Dan , zoo redeneert
men
(+) Dat men voor zoo. jaaren zoo redeneerde;
is noch te begrypen : te Nymegen wierden toen de
geenen, die niet Cathoiyk gcftorven waren, vànde
gewoone begraafplaatzen in de Kerken uitgefloten 4
en by een beftuir van den 2g. Juiy 1587. vastge
fteld, dezulken op het Jooden Kerkhof, of by. de
put aan het Melatenhuis, te doen begraven. Zie
J sMETit Chron. wan Nymeg.verwolgd , en nu ons
langs uitgegeeven „door. den Hr. IN DE BETOUW;
bladz. 146. Men zie hier uit „uit welken bron zul-
ke redeneeringen noch zyn overgebleven, en be=
wondere de onkunde van veelen onzer Natie des-
wegen.
EE
\ k Ld
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 21
men al verder: onze Ouders , beste pan-
den en vrienden liggen in de Kerken en’
Steden’ begraven, zouden wy ook niet
eene plaats by hen mogen hebben Hie
toe verordineerden, hiertoeköchte Zy
aldaar hunne begraafplaatfen : nietalleen’
voor zich zelven, maar ook voor hun-
ne familie en nakoomelingen ; en wat ziet:
men dagelyks geene voorbeelden van:
lieden, vooräl van rang, die, op andere
plaatfen ftervende , naar de begraafplaats
hunner Voorouders heen gevoerd. WOr-
den’, enz.—=
Deeze redeneering ‘heeft wel eenigen
fchyn: doch als men het fchadelyke van
het begraven, ‘in de Kerken en'Steden,
regt wikt en weegt, zal zulk eene rede-
neering moeten wyken., voor de te wen-
fchene hervorminge , even daarom; on-
der ons te maaken: Ja hoe veele voors
beelden zyn ‘erniet van lieden,’ zelfs -
van den eerften rang „ die, door veran.
dering van ‘hunne woonplaats, vals an-
ders, op eene andere plaats, dan hunue
Voorouders, moeten begraven worden,
en zich voor hunne familie een andere
begraafplaats, als die van hunne Voor-
ouders ,aanftellen. Een derhalven moest
daar van de eerfte zyn, eh wordt daar
omtrent, om zulkeeenereden,, zoo veel
B 3 Zwaa-
22 J.D: Ve LEEUWEN, OVER DE
zwaarigheid niet gemaakt: wat moest
men dan niet eerder aan zynezugt, om
by zyn Voorouders te liggen, verloo-
chend zyn, door zyne begraafijlaat{en }
die ook voor de nakoomelingen kunneú
dienen, buiten de Kerken en Steden re be-
ftemmen; als men het fchadelyke , het
fchandelyke en bygeloovige van het be:
graven, in Kerken en Steden, mitsga-
ders het algemeen nut; om-zulks te her-
vormen , maar voor oogen hieldt. Maar
hier aan mangelt het veeltvds: om dat
men ‘er onkundig van is, en maar blin-
delings de gewoonte, welke men vindt,
in deezen tragt te volgen.
Deeze gewoonte dan wordt ook voor
geene mindere, dan eene der bovenge:
melde redenen, gehouden, en baart ver
baazende tegenkantingen. Is ’er iets;
waar op onze Natie van ouds her is ge-
‚zet geweest, en ook nach is „het is een
aankieeven van. oude „gewoonten: „en
geen wonder, daar ons Land lange,
meer door gewoonten en gebruiken „ ge-
regeerd is geworden , dan door wetten ;
en aan die gewoonten zoo veel kragt toe
gefchreven wordt, als de ftrengfte wet-
ten hebben kunnen. Ditblyven hangen
aan gewoonten isin onze Natie zoo diep
ingeworteld„ dat men, zonder te ft
er
_BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 23
derzoeken, ofze goed , of nadeelig zyn,
die ‚als onveranderlyk houdt. Het be-
graven, in Kerken en Steden, is‘er een
genoegzaam bewys van... Dat zeker-
‘had men al lange, als nadeelig en fcha-
delyk , moeten hervormen; en zoo wie,
daar van overtuigd, dezelve noch blyft
aankleeven, enkel, om dat het de ge-
woonte is, zulks mag men in den zul-
ken, met den Hr. kr Uir(s), die dat
te regt wederlegd heeft, wel noemen:
eene onberadenheid van het menichelyk
verftand; ; eene ten eenemaal verwon-
derlyke fryfhoofdigheid; ja een groote
fchandvlek voor den hervormden Gods-
dienst: daar andere Volken, wien het,
om hunne Godsdienftige begrippen (als
noch aan veele bygeloovigheden ver-
flaafd)) minder gemaklyk moet geweest
Zyn, die te verbeteren, dan het den
onzen zoude zyn, ons reeds zyn voor-
gegaan , en den weg hebben aangewezarr,
welken wy „ uit hoofde van onzen Gods-
dienst, van alle bygeloovigheid gezui-
verd, van zelfs behoorden in te flaan.
‚Doch ik denke, dat men de gewoonte
in het algemeen meer volgt, zonder on-
derzoek, of overdenking van het na-
delige, „ dan dat men overtuigd. daar
B 4 van,
(5). rijf 6. blie go. en wolg. |
òf JD. V. LEEUWEN, OVER DE
van, “uit ftyfhoofdigheid, aan dezelve
zoude blyven hangen. Vân onze Natie
kan ik my zulke leste denkbeelden niet
vormen; hettegendeel is, uit menigvul-
dige andere voorbeelden , dikwyls geble-
ken: om maar één, uit allen ‚te noemen,
herdenke men aan het geene,weinig jaaren
geleden, omtrent het behoud der Dren-
kelingen , welke men door vooroordée-
len, ‘zonder hun de noodige hulp toête
brengen, menigmaal liet “omkoomen,
hervormd heeft, en van gewenfchiten
uicflag geweest is, en noch dagelyks is.
Aan de overtuiging derhalven hapert het
in dit ftuk ook; en dient hier omtrent
mede, het geen hier voor, omtrent het
nadeelige enz. gemeld *s: zullendeé onze
Nate daar in meer algemeen moeten ‘on-
derregt worden, ‘hect welk gefchiedende,
twy rè ik niet „of Zy zal zich laaten over-
gaigen , en de’ gewoonte zal als van zelve
vervallen. à
De bovengenoemde redenen nu zyn,
tot hier toe, de oorzaak geweest,’ niet
alleen. dat by zondere perfoonen het hun-
ne niet meer toegebragt hebben, ‘«óm
deze nadeetige gewoonte te verande
ren; “maar Ook dat de wetgeevende magt,
welke dezelve, mins bedunkens , op één-
paie konde aitchaffen , daarinnoch zoo
Wz
EE sd
EN
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 95
traag is. De Leden, welke dezelve' in
handen hebben, zyn in langê ha nóch
niet allen over tuigd, van de noodza akes
| Iykheid van dien; “zy blyven het meest
noch hangen dan dé oude vooróórdée:
len, hier voor aangevoerd: en zy dienen
al mede nader onderregt ‚ En meer Over
reed te worden, :
Hier by koomt , dat wy in een Geliee:
nebest leeven, welkers gefteldheid zoo
ligt geen zoo algemeene verandering in
wetten, of gewognten, duldt. “Ineene
Eenhoofdige regeeringe gaat dat gemak-
lyker: waar én te gebieden ard |
maar behoeft overtuigd té zyn; maar in
onze Regeering baart het vry meer Zwaa-
righeid en oponthoud: 'er moeten zoo
veelen in toeftemmen; en dè meesten
Zyn, en blyven ’er noch tegen“ ja’ het
is byna ongelooflyk, hoe men zelfs
van fommigen , anders kundige en còr-
dee, “Regenten hoort redekavelen. ,
REA erd eene en andere, der hier voor
geöpperde : redenen, geeft “tren ook
voor: dat het beftaan der Kerken;
het welke deeze ‚uit de belastingen „op
het begraven der Iyken, voornaamlsk
hebben; en waar uit zy meest al móe-
tén onderhouden werden, door het be-
graven buiten’ dezelve, te veel Iyden
B 5 Zou-
26 J.D. V. LEEUWEN , OVER DE
zoude, het geen al mede als eene re+
den , waarom men deeze gewoonte
niet verandert, voorkoomt: en, men
zegt, de Overheid kan en mag die ker-
ken-inkoomften niet weg neemen. Doch
of fchoon ik toeftemme, dat voor het
onderhoud der Kerken gezorgd, en
der zelver inkoomften bewaard moeten
worden „ zal nochtans die reden ligtlyk
op te losfen zyn: want op eene andere
wyze kan er in voorzien worden; zelfs
zoo, gelyk wy hier na zien zullen, dat
al beg roef men zyne dooden, buiten de
Kerken en Steden, de Kerken daarom
niet te min van dezelve evenveel voor-
deel trekken konden, als nu van het be-
graven der dooden in de Kerken, wen
dat maar door eene wet vast gefteld was.
Niemand kan my toch ontkennen,
dat de wyze van begraven geen onver-
anderlyke zaak is, maar verandering on-
derworpen ; en overgelaaten aan de be-
{telling der Overheid, welke aan deeze
en alle andere plegtigheden, wat recht
en betaamlyk is, voorfchryft.
Maar, zegt men verder (eigen onder-
vinding in gefprekken met Leden der
Overheid heeft het my meermaalen gee
leerd), het veranderen der begraafplaat-
fen in de Kerken, buiten de Steden,
dat
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 27
‚dat met een verbod, van.in Kerken-te
begraven, zoude moeten gepaard gaans
zoude een ontzetting van iemands r recht
en eigendom zyn, het geen, voor al
in ons land, niet past; tegen de vry-
heid ftrydt; en geene Overheid zo ettaak
te doen. De Graffteden, welke wy in-
de Kerken hebben , zyn onze eigendom;
het zy datze ons by verfterf zyn aange-
koomen ; of door ons zelven aangekocht
hier op hebben wy dus het wettig recht
verkregen, „om ‚te begraven; „en dit
recht kan ons niet afgenoomen worden,
Doch dit laatfte ontken ik wel degelyks
Want, wat.de Vryheid belangt, waar
tegen “dat ftryden zoude, ik ben zoo
zeer, als iemand, voor de vryheid,
maar, wanneer dezelve geene banden
kent, wordt. zy ontaart,-en nadeelig
voor het algemeen welzyn; en het zy
al eens zoo , ik heb toch geen ander recht
verkregen „ dan. myne.dooden.op eene.
plaats, de Kerk toeftendig, te begra-
ven 5 „wanneer nu my zulks ook ver-
gund. wordt, koome ik -’er niets by te
Iyden. Immers ik mag, met myn eigen-
dom niet,doen, wat ik wil; ik ma “het
zelve niet gebruiken, tot fchadevan een
anders, ik :ben.met het:zelve., en hee
zelve met my, onderhevig aan de be-
fchik-
28 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
fchikking van’ myne Overheid niet al-
leen, maar ook en vooräl aan het al-
gemeen nut: wanneer derhalven dit
openbaar is, en de Overheid, wiens
pligt het voornaamlyk ‘is, het alge-
meen belang haareringezeetenen, verre
boven dat van byzondere perfoonen, te
tellen, dit daarom gebiedt, ben ik ver-
pligt, te gehoorzaamen. Zyn ’er niet
menigte van voorbeelden in de Rechts-
geleerdheid, die veel fterker zyn, en
nochtans aan de Overheid het recht gee-
ven, iets te doen, dat ook in fchyn,
tegen een, my aangeboren of verkre-
gen , recht ftrydt : by voorbeeld, zyn
alle goederen, die iemand bezit, niet
zyn eigendom, waar over hy de volko-
mene beftelling heeft? Immers ja: dit
leeren de Rechten. Doch is dit in
zulk eene volkomenheid altyd waar , dan
mag hy, dieook verteeren, verkwisten
enz. Zy Zyn toch de zynen; maar
neen: zoo dra dat gefchiedt, «en hy
een verkwister wordt, dan wordt hem
de beftelling daar over, door de Over-
heid, ontnoomen, en anderen tot be-
{tierders over dezelve aangefteld; dit
vereischt het algemeen welzyn: daar
het Gemeenebest ” er aangeleegen ligt,
dat niemand zyne goederen misbruike3
en
BEGRAVINGE IN REDEN ENZ. 29
en. het „byzonder belang, op-dat eene
kwaade beftiering en verkwisting geene
droevige uitkoomst voor hem, en de
zynen hebbe. Derhalven is dit zoo; in
die en diergelyke gevallen, welke ik
noch meer zoude kunnen aanhaalen , hoe
veel te meer mag en moet dan de beftel-
ling der Overheid, in het voorhanden
zynde geval, plaats hebben; daar. zy,
door zulke eene hervorming, voor den
dienst van God , voor de Kerken, voor de
Steden,voor zich zelven, voor Vrouwen,
voor Kinderen , voor Ouders , voor
Naastbeftaanden, ja voor het gantfche
Volk zorgen , en de nadeelen tegen hun
leeven. en gezondheid afweeren kan(7).
Dus zyn ook die, en dergelyke rede-
nen, ongegrond, hoe wel zy echter,
met anderen , intusfchen.de beletfels
blyven ‚waarom men niet fpoediger,
tot eene algemeene hervorming, over-
gaat. „Waar van ik denke „ dat mede oor-
zaak is , dat, hoe zeer ook het noodzake-=
lyke der hervorminge moge aangetoond ,
en by fommigen begrepen zyn, 'er tot
hier toe noch geene middelen, toerei-
kende genoeg , om eene ‘hervorminge
meer lesen te bevorderen, in het
werk
Q) KLUIT, &. /, bladz. 107, ek
SO J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
werk gefteld zyn. Dit blykt,' ten aan-
zien van byzondere perfoonen, die daar
toe, dóot hun eigen voorbeeld, getragt
hebben, mede te werken; uit het ge:
ring getal van dezelve, dat, hoe navolg:
baar zy OOk in deezen zouden zyn;
men nochtans weinige navolgers tot hier
toe gevondch heeft. En ten aanzien
der Wetgeevende magt, zyn 'er noch gee-
ne middelen, immers die daar toe aan-
leidende genoeg, of wel beraaden en
volleedig genoeg waren , ingefteld. Ten
minften ik weet niet, dat het in Ons
Land, noch een ftuk van overweginge ,
in eene of andere Staatsvergadering ge-
weest zy; Of deswegen eenige adresfen,
of propofitien , genoegzaam ter uitwer-
king gedaan zyn, maar het fchynt; dat
veelen die daar toe iets zouden kunnen
toebrengen, daar in noch fchoorvoe-
tende en nalaatig blyven: denkelyk hier
aan mede toe te fchryven, dat de zul-
ken ’er noch niet genoeg van overtuigd,
ja niet genoeg toe opgefpoord en aange-
„moedigd zyn, gelyk beneden, ondef
het opgeeven der middelen, nader bly-
ken zal, dat gefchieden kan.
Voorts, gelyk de boverigemelde re-
denen, by deezen en geenen , de belet-
fels van eene hervorming rezyn: ZOO ziet
men
1
BEÉRAVINGE IN STEDEN ENZ. êt
men in Anderen, weer eene al te groote
onverfchilligheid heerfchen , waarom
het hun niet verfchilt, waar zy begraven
zullen worden. Eene regt tegenover-
geftelde treden, welke, wanneer de zul-
ken de zaak regt bezeften , eerder in ftaat
zoude Zyn, om die vooroordeelen,
welke anderen weerhouden, te boven te
doen koomen, en te eerder tot het doen
begraven , buiten Kerken en Steden,
over te gaan: doch deeze trekken zich,
door zulke onverfchilligheid, de zaak
niet aan, en het ontbreekt hun mede
_aan noodige kennis en overtuiging; voor
al dat zy, als leden van de Maatfchap-
pye, waar onder zy leeven, ook in dit
luk verpligt zyn, het algemeen nut te
helpen bevorderen»).
Van
Cw). Van -dergelyke onverfchilligheid fchynt ook
de braave, w: v:;EENHOORN niet geheel vry
geweest te zyn: zie Zyne Euthanafia „ of Wel fler=
ven, IV D. bladz. 63. in not. alwaar hy, na den
uiterften Will van C. Craferus: waar by deeze be=
volen hadt, om niet in eene Kerk begraven te wor=
den; en, de gedagte van Stre/o aangehaaldte heb-
ben ; een mitroep doet : Wie zal de oude paalen nu:
verzetten kunnen! En ’er alleen byvoegt: dat hy
dagt, dat een. Christen van zyne begravenis, en
van andere dingen, na zynen Dood, niet veel moet
bepaalen„ als maar de- ziel, het beste deel wel
bezorgd is; dat de begravenis, en al wat tot de
wereld behoord, wel gefchikt zoude worden —
Wel
32 J.D V. LEEUWEN, OVER DE
Van deeze en dergelyke redenen zou:
de ik noch meer kunnen melden : doch,
welke mer ook Ro voorgeeven, de-
zelve, denk ik, zullen üit het behan-
delde alhier haare ÉBroshig wel kunnen
vinden, waar om ik daar in niet vefder
trede; te minder, om dat ik bemerke , in
hetopgeeven van reden ensal wy dloopiger
geweest te zin, dan ik zelf verwacht en
gewild had. Dar: dit.mogt zoo zyn , daar
toch naa verfchillende cdenen gevraagd
wordt. „Doch de opgegeevene, ter beänt-
wooiding ‘van het eerfte lid der Vraage ,
gend ee san achtende, gaa ik over tot
et tweede Ïd van dezelve.
“pe beste Middelen naamlyk , om de na-
de oelige gewoónte van begraven , in Steden
en Ker bn > in onsé Républyk te doen op
houden.
Wel gezegd „als men niets mêer , darì hét nut voor
de Ziel, in-het oog houdt. Dit zeker moet toch
het eerfte voor een Christen zyn, maar neemt niet
weg de vryheid, welke een Christen hecft, om
ook «over het overige beftellingen te maaken; ja
dit gebiedt dikwils de noodzaaklykheid en het nut-
tige, tot bevordering van het welke een Christen
mede verpligt is. Was de Hr. EENHOORN,
toen -Hyvdir-fchreef , ook van het fchadelyke van
het begraven, in de Kerken , genoegzaam overtuigd
geweest, sik geloof niet, dat die waardige Man ,
dus zoude. ge'chreven , maar mede wel onder het
oog-gebragt hebben „ dat ieder een verpligtis , het
algemeen weizyn te bevorderen,
Naar
Ee
kb (&) Zie hier voor blagz 14. Hot, p.
\
'BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 88
‚Naar de leere-der Rechtsgeleerden ä
wordt. eene SEWoonte, hoedanig eene
het begraven in Steden en Kerken alleen
is, door deeze twee wyzen afgefchaft: -
Of door eene tegen overgeftelde gewoonte ;
Of! door eene witdrukkelyke wet. Eene
van. deeze , of. ook wel die beide, “wan-'
neef de eene op de ándere moge volgen,
enrzy malkander behulpfaam ZYN, zul-
len dan ook de beste middelen, om de
Dadeelige gewoonte’ van begraven, in
Steden eu Kerken „te doen ophouden,
‘naar myn begrip, moeten zyn. Welke
zich dus gevoeglyk laaten onderfecheiden
in-zulke, welke buiten de wetgeeven-
de magts en die ‚welke door de wet-
geevende magt by de hand genoomen;
en-uitgevoerd kunnen worden.
„Fot dezulke, ‘welke buiten de: wete
geevende magt uitgevoerd kunnen WOr-
_den ,; breng ik die, welke byzondere
perfoonen :-het ZY byzonder , of in ver-
eeniging „ met fommigen te faamen ‚in
het -werk;kunnen ftellen » door begraaf.
plaatfen voor zich of ook wel voor het
_algemeen:en de hunnen, buiten deKer-
kenen Steden, te doen vervaardigen;
waar van reeds voorbeelden, ‘hoewel
noeh weinige; zyn(u). BN
SEENABNROO!S EEE te Cops … Dit
34 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
Dit denke ik, ieder een, vooräl in
onze Republyk , geöorlofd te zyn: hoe-
wel ik wel lieden aangetroffen heb, die
meenden, dat, de beftelling der begraaf-
plaatfen tot de Overheid behoorende,
en die, in de Kerken en Steden, be-
paald zynde, de ingezetenen ook daar
aan gehouden zouden zyn, en dezelve,
zonder het gezag der Overheid , niet mo-
gen verplaatfen; doch my is, tot hier
toe, geene byzondere wet, in ons land
bekend, waar by het begraven , in Ker-
ken en Steden, uitdrukkelyk bevolen , en
het zelve daar buiten (Zellig verboden
wordt. Het is alleen door de gewoon-
te ingevoerd; het is dus alleen toege-
ftaan en veroorlofd. De wetten die ’er
op gemaakt zyn , gaan maar over het
betaalen van eenige belastingen , op dee-
ze en geene wyze van begraven, ge-
fteld: en dus fchynt, door het ftellen
van boete, op het begraven buiten de
Steden, ja in fommige plaatfen , buiten
de Kerk of Parochie, waar onder men
behoort, zulk begraven buiten dezelve,
in zekeren zin , wel verboden ; maar het
is nochtans geen ffellig , en alle begrave-
nisfen buiten dezelve witflwitend ver-
bod: hebbende geen ander oogmerk,
dan op dat de Kerken daar door van-haa-
re
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 35
te Bkobiider niet zouden beroofd wor-
den; wie derhalven , die in zyne plaats
al zulk eene belasting vindt, voldoet
daar aan , door het betaalen van dezelve,
en mag zyne dooden buiten de Stad be-
graven, zonder dat eenig verder verbod
daar tegen ftrvdt.
Tot de andere; welke door de wete
geevende magt ter uitvoer kunnen ge-
bragt worden, behoort, dat de Over-
heid, aan welke, gelyk hier voor reeds
gezien is, dit zekeriyk ftaat, “het be-
graven, in de Steden en Ketrken, by
eene wet verbiede ; en daar toe zorge , dat
buiten de Steden; begraafplaatfen. op
algemeene kosten, befteld en gemaakt
worden. Het geen‘ met beleid en voor-
zigtigheid;, op zulk eene wyze , behoort
ingericht te worden, dat niemand daar
by eenig nadeel koome te Iyden , maar
zulks algemeen goedgekeurd worde,
waar van beneden nader.
Het is klaar, dat het beftellen derhe:
graafplaatfen , door byzondere perfoo«
hen , voornaamlyk en alleen te verwag-
ten is van ryke en vermoogende lieden,
dewylde minvermoogende’ernietinftaac
toe zyn: zoo om de kosten, die daar
toe zouden moeten sedraagen worden 5
als om de belasting , op het buiten de-Ste-
C7a GE
36 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE“
den: begraven in veelen van dezelve;
gefteld: welke :fchoon men buiten hun
bezwaar, de kosten tot het bereiden van
een-begraafplaats„ buiten de „Stad „al
mogtgevonden hebben, den minvermoo-
genden altyd bezwaaren zoude; ten wa-
re, door zulke byzondere perfvonen;
een fonds uitgevonden wierde , waar uit
die belasting voor «minvermoogenden
betaald; of een. preemie, op-elk Iyk,
buiten te begraven gefteld wierdt 5 of
dat „die byzondere perfoonen by de
Overheid -te weeg bragten , dat voor
het begraven buiten niet meerder, dan
van in de Steden ven ‘Kerken; betaald
werde: doch tot-hetreen. en ander zyn
noch veele zwaarigheden; ja ’er fchynt
noch, ‘immers zoo het voor het alge-
meen „zoude dienen, „weinig mogelyk-
heid ;. en behalven dat, zoude in. het
laatftegeval, de wetgeevende magt dan
hierin, ook gebruikt:moeten worden.
Het welk, wanneer dit toch gefchied-
de „zoude het. welvoegelyker zyn, “dat
het begraven in Kerken en Steden door
dezelve verboden; «en buiten de Steden
geregeld wierde: welk middel niemand
zal kunnen loochenen „de kortfte en bes-
te weg. te zyn, om deeze hervorming
te bezorgen; temeer, dewyl buiten dat;
zoms
.
Mn En lk
Ee od ze
ee,
e
BEGRAVINGE IN’ STEDEN ENZ, 37
zoms. ’er noch veele jaaren , ja ‘eene
eeuw, en. meer; noodig zoude-zyn,,
eer anders deeze gewoonte geheel ver-.
anderd zal zyn.” Intusfehen echter-zal
het nuttig zyn, ‘dat, offchoon, en zoo
lange, zy dat, door haare wetgeevende
magt, niet doet, niet te min byzondere
perfootnen,die van het nadeelige en fchan-
delyke overreed zyn, ‘meer en meerbe-.
_graafplaatfen buiten de Steden oprich-
ten: als ‘zynde „dít een!der eerfte -mid-
delen, waar door onze: Landgenooten
door zulks dagelyks te-zien, 'er: aan-ge=,
‚ woon zullen wordeti ; »sja ‘dac: veelen,
tot-een {tuk van nayvéren navolging ;-
zoukunnen dienen, >: KO TD
Dan hoe tot het eenvof ander; het zy
meer door byzondere pérfoonen shet zy -
door de, wetgeevende magt ;gekoomeén,?:
„Hierstoe zullen-voorbereidende amide:
delen-noodig.zyns oo ARN
r-Bevoorens hebben: wy onder desre-,
denen ,:» waar om ‘onze ‘Natie-aan de.
nadeelige gewoonte van begraven! in.
Kerken ‘en Steden, noch blyft hangen,
aangetoond „ dat Zy: in het algemeen,
noch. niet genoeg overtuigd:is;vän: het
fchadelyke , {chandelyke, bygeloovige,
en onvoeglyke van dien.
„Dat dit, zoo wel op de Overheid,
58 Je D. V. LEEUWEN; OVER DE.
als op den gemeeren man, toegepast
kan worden, is, dunkt my , ontegenzeg-
gelyk. „Ware dit zoo niet, zoude de
Overheid, welke wy vooronderttellen,
dat voor het ulgemeen welzyn anders waa-
kende is , lange ‘er tegen moeten gezorgd
hebben; doch daar aan mangelt het:
waarom men hier op uit zalmoeten zyn,
dat men den eenen en anderen meer tragt
te overreden en te overtuigen.
Dat men derhalven de voorbeelden
der fchadelykheid, vooräl in ons Land,
meer en meer bekend doe worden. Waar
toe het geval te Bruiniste, hier voor
„aangehaald, mede tot een voorbeeld kan -
zyn, en andere meer Van:Parys
werdt, niet lang geleden , ook een krag-
tig bewys der fchadelykheid , van de
Kerkhoven in de Steden gemeld ; waar,
in de nabuurfchap van de Graat de la
Lingerie, op een Godsäkker , in het jaar-
1779, eene menigte lyken, zelfs zeer
diep, begraven zynde, de kelders, der
ma by gelegen huizen, daar door zoo-
danig befinet en ver giftigde geworden zyn, .
dater geen licht in wilde branden ; en die
‘er in kwamen , met de hevigfte toeval-
len werden aang sedan; jade vockitigkeid,
welke op de muuren zat, zoo vergif-
úg wds; dat eene merfelaar dezelve met
ZY-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 39
“zyne hand, aangeraakt hebbende, dee-
ze eene geheele verdooving en gevoel-
loosheid onderging, vervolgens, met
veel pyn en fmerte , benevens den voor-
arm, opzwol, en blazen op de huid
kwamen; waar uit eene fcherp-bytende
vochtigheid te voorfchyn kwam , welke
eene geheele vervelling van de opper-
huid veroorzaakte (w). Deeze en der-
gelyke voorbeelden maake men meer
bekend; men gebruike daar toe zulke
__fchriften en boeken, die ook de min-
vermoogende lieden , en zelfs de gemee=
ne man, in handen krygen: al ware het
zelfs de Almanakken, waar in gewoon-
lyk ook een of ander Hiftorie, of ver-
haal gevonden wordt, en welke by de
meesten des volks geleezen worden.
Op een en andere plaacfen in Gelderland
heeft men, tot dergelyke einden, al
voor eenige jaaren van de Almanakken
dusdanig gebruik gemaakt, en daar in
Ordonnantien, Reglementen enz, die
het volk meerendeels onbekend waren,
en waar naar het echter leevenen hande-
len moest, laaten drukken; ook nu en
dan in Utrecht, alles met zeer goeden
uitflag; ja men herinnere zich, wat nut
het gehad hebbe, dat men, federt ze-
Di: ker
(w) Zie Geneesk. Faarb. v. D. u. St. bladz. zo.
A9 Je D: V: LEEUWEN , OVER DE
ker geleerd man daar toe aanleiding ges
geeven heeft (x), fommige- wetten ür
Zeeland in de Almanakken heeft laaten
drukken.,- Dus zelfs dit middel nieton-
gehoord , niet: nieuws zoude zyn , maar:
vooren gepast-middel „te-houdensis 5 «
waar “door: men. totrkennis vanden -ge-
meerren „mans brengen kan, „dat anders
voor hem mitestäl verborgen blyft 5 ex
door: deezen weg zoude.-hy ook vanhet
noodzaakelyke vanhet begraven der.doo-=
den; buitemde Steden en kerken, noch
eens overreed kunnen worden.
Ik beken „dat het wel moeielyker zal
zyn „oude =lieden „die: het meest. aan
vooroordeelen gekleefd blyven „te over-
tuigen „ “zoodanig, dat deeze zelve die
nadeelige gewoonte helpen „affechaffen 5
en dat, zoo ‘de wetgeevende magt die
niet „geheel „opruime, of zoo fchielyk
niet; alswel. zaudeskunnen „daar toe
de handen aan het werk floeg „ het.wel
fchynen- zoude, of-de bekendmaaking
van het fchadelyke- enz, niet veel uit-
wêrkingsdeed „ maar intusfchen zal/het
tach op» Jongere lieden. Wel eenigen in-
vloed maaken. Se
„Waarom, men: zich. al meer en meer
| „ber
(x) Zie Gedagien ower”bêt famenflel onzer he-
dend. burgerdsrecoisgeleerdh, gedrukt. te Goes, 1727.
_
/
N
er
BEGRAVINGE “INSSTEDEN ENZ. 41
Je behoore: te bevlytiger ,-om:het derjeugd
_-akvroeg in te-fcherpen. Hiertoe „denk
ik ‚-div-mede tot een middel zal kunnen
dienen, dat men hetsplaatfe in- een «of
ander. Schobiboek of ook darmen
een-byzonder-Beekje, het-zy onderiden
titul. van oude en hedendaagfche-wyze van
begraven. der Danden:enzwofseen anderens
daar-over. fchry ve,at-eenleerboek m
de Schoolen „ evenals shet;onlangs uit-
_ gekoomene Kader landschA. ‚B. Baek; Ca-
dechissmus. vaar de Jeugd enz. … In. zulk
hendalvke.: 55 verkeer de en ahead
van het begraven, ‚in, Kerken en; Ster
den ,-en;het. pry zenswaardige- vans het
teg genovergeftelde , „met „eenige, verhaa:
len.van het gebeurde-in ons Vaderlend
en. „elders, kortlyk voorftellen , „enter
— pavolging. van het laatítes, elk opwek-
ken, „zelfs met. byvoeging, van eenige
prentjes: by voorbeeld „ de wyze van
begraven. der Ouden „-voaräl der „eer-
fte. Christenen ; „de begraafplaatfen by
Scheveningen. en_te; Zuilen; Lykftatien
van by zondere Perfoonen, vooräl der
Aanzienlyken, -die--hierom- buiten: ber
“graven worden; het gebeurde. te ‚Brui-
nisle; enz. ehs eBasIg, V: aasjes ‘er on-
SS EREA OH iS ij
Cs 15 se ot
42 J.D V. LEEUWEN, OVÊR DE
Om nu zulke Boekjes fchielyk alge=
meen te maaken, zoude een of ander
Genootfchap die voor zyne reekening
kunnen laaten drukken, en aan zyne
Correfpondenten rond zenden , om aan
veelen, vooräl aan de Kinderen i in de
Schoolen , om niet uit te deelen: even
als de Oeconomifche Tak onlangs een
Boekje: behelzende Raadgeevingen van
Dr. L. BIKKER, om zich tegen de voor-
en najaarsziekten, rot- en galkoortf/en,
en roodenloop te behoeden, en ‘er zich van
de geneezen , algemeen gemaakt heeft.—_
Op zulk eene wyze zoude dergelyk
Boekje veel nut kunnen doen. En
daar het, in de Schoolen, in gebruik
brengen van nieuwe Boekjes , by de
Meesters, die aan hunne oude gewoon
Zyn, veeltyds zwaarigheid baart: zoude
men aan hun ook eenige dier boekjes
om niet kunnen zenden, met vryheid,
om ze vervolgens aan hunne leerlingen ,
voor zekeren prys,te verkoopen, waar
door zy te meer aangemoedigd zou-
den worden, om die in gebruik te bren-
gen. — Boven dien zoude men zul-
ke Meesters ook noch door beloonin-
gen daar toe kunnen uitlokken.
Welk een invloed het leeren in, en
leezen van zulke Schoolboekjes on
ar-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 43
hatten der jeugd maakt; behoeveik hier
niet te betoogen; dit is kennelyk ges
noeg; en de zoogenaamde Franfche T'y=
_ ranny, een Schoolboekje voorheen ges
bruikt, is er een fpreekend bewys van:
daar het zelve zulk een af keer en haat;
tegen die natie, veelen onzer Landge:
nooten heeft ingeboezemd , dat; of=
fchoon zy nu onze Bondgenooten; ja
onze Weldoeners zyn, dezelve by fom:
migen noch voortduurt.
De Leermeesters , vooräl der Latyn=
_fche Schoolen ; moesten ter overtuiging
van de jeugd, aan hun toebetrouwd ;
het hunne ook zoeken toe te brengen;
en daar toe opgefpoord worden. Deeéze
„zouden dat kunnen bevorderen, door
hunne leerlingen op te geeven Zhemata,
over de fchadelykheid van het begras
ven, in Kerken en Steden; overde ges
woonte der ouden, der eerfte Christe:
nen; over de tegenwoordige „ uit byge:
loof ingefloopene, gewoonte; en het
„begin der hervorming, door de reeds
voor handen zynde voorbeelden, aan-
getoond; jadoor deeze ftoffe tot een on-
derwerp van Oratien, die door de leer-
lingen gehouden worden , tegebruiken,
liever als daar toe , veeltyds oude afge-
werkte, ftoffen , welke weinig of geen
nut doen, te neemen. De
AA JD. Vs LEEUWEN. OVER DE
De Profesforen „op de hooge enande-
re Schoelen , moesten: ook Zhe/ts,: over
de fchadelykheid en ongerymdheid dees
zer gewoonte, ‘en -het noodzaakelyke
der ‘hervorming , meer laaten defèndee-'
ren „en voorts allerwegen, by alle'gele=
genheden in hunne lesfen het voor-
Ban Gem)
+ Wanneer. dit veen en” an lers it eren
Land ; ‘hier en daar: gefchiedde, zoude
de zaak zelve niet alleen der jeugd in=
geprent z-maar ook daar door meer ‘en
meer openbaar ‚en ter overweeging aän
de aandagt der hoorders gebragt. kun-
nen worden.
“En ‘om zulks nekt meer in het álge-
meen tedoen ,moestende Predikanten;
by deeze en geene gelegenheden , in hun-
ne Predikatien., ‘er van gewaagen „en het
fchadelyke ,- ongepaste en bygeloovige
enz. der gemeente voorftellen „en op
eene. hervorming aandringen. Die gele-
genheden behoeven niet opgezocht te
worden; zy zyn/erdagelyks : hoe meenie
ge Iyk-predikarie wordt niet gedaan? Jaar-
lyks- wordt ‘er gepredikt over de:begra-
venis van Christus, zoo in de dydens-
ftoffen , als over den Heidelbergfechen. _
Catechismus : welke eene gepasteraan-:
leiding daar toe is-hier te vinden! Die
Heer
BEGRAVINGE IN-STEDEN ENZ. 45
Heer van leeven’ en-dood werdbuiten
de Stad’ begraven: wie,-en waar zyn nu.
in ons-Land zyne navolgers: daar riri?
„Weinigen voorwaar!{ehoon allen naarzy-=
nen naam genoemd en hervormde van
het oude bygeloof hieten, het geen ech-
ter: de meesten nochin het begraven hun-
ner dooden. blyven-aankleven: “Moes-
tenze niet liever; het voorbeeld van on-
zen’ Heer en Meester, en der reerfté
Christenen, die in sgeene Kerken be-
sfdven „werden , daarin navolgen? enz.
‚Deeze en dergelyke aanmerkingen zou-
den ‘op zulke ftoffen, ‘ter betragting te
„regt-mede. pasfen.… En waarom zouden
de Predikanten „ vooräldie’er van over-
„tuisd zyn , in dewelke eene nalaatigheid
onverfchoonelykis,geene gelegenheden
kunnen/en mogenopzoeken, om ernu
en dan «eens opzettelyk over te-hande-
len? ‘Het ftuk zelve is „denk ìk, niet
buiten hunnen kring. »-Het behoort ook
tot het zedenkundige, “het welk hunne
posten pligt voöräl is , der gemeente
voor te ftellen „en -haar-daar in te ver-
beteren ;- voornaamlyk moeten: zy tegen
al wat;bygeloovig-hieten mag, of daar -
uit is voortgefprooten; -waaken. — Dat
gefchiedende, zouden: de vooroordee.
len, die noch by veelen plaats houden;
weg.
E
46 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
weggenomen kunnen worden : daar tocht
de Predikanten, onder, het volk, veel
al voor orakels gehouden worden; en
het geen zy zeggen, dikwils veel meer.
ingang vindt, dan dat het door anderen
met kragt van redenen betoogd wordt,
het welk zy echter in deezen ook niet
moeten verzuimen. |
My heugt, eens een geächt Leeraar,
in een voornaame plaats , te hebben hoo-
ren prediken , over Jofephs laatfte woor-
den Genef. L. vers 24 en volg. Die
maakte, in zyne toepasfing , eenige aan-
merkingen, ter leering: onder anderen
ook van de noodzaakelykheid en geöor-
lofdheid van Testament maaken , «en het
gevaarlyke van zulks uit te ftellen. Maar
dagt my ‚ zoude het hier ook nietalzoo
wel, ja meerte pas gekoomen zyn , aan=
merkingen over het begraven der lyken
in Kerken en Steden te maaken! enz.
Dit wil ik alhier maar aangehaald heb-
ben, om aan tetoonen , dat’er gelegen-
heid genoeg is, dat die Heeren ’er zich
op zouden kunnen toeleggen; ja wilde
ik dit noch breeder doen , ik zoude een
geheele Iyst van texten, ook veelen,
die dagelyks gepredikt worden, kunnen
opgeeven: doch zal die liever aan de
keuze en het doorzigt van die Heeren
overlaaten. Er
/
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ; 47
'Er zyn ook nech verfcheidene ver=
handelingen , over deeze ftoffe in het
Latyn, en Fransch, gefchreven , waar
van ík hier voor eenige aangehaald heb:
deeze zoude men ook in onze Lands
taal kunnen overzetten, uitgeeven en
alzoo onder den minkundigen meer be.
kend doen worden; of eene verzame-
ling daar van maaken en uitgeeven 5 voor-
äl zoude ik aanraden, de fchoone en
treffelyke verhandeling van den Heer
TE WATER byzonder uit te geeven,
en die zoo te laaten drukken, dat ze
voor teder een, om een geringen prys,
te verkrygen was; of dat ze, voor kos-
ten van een of ander Genootfchap , al-
zoo gedrukt, en even als de Raadgee-
vingen van Dr. BIKKER, om niet, al-
gemeen gemaakt wierde.. Het zelfde
zoude men ook met de fchoonvloeien-
de en aandoenlyke redenvoering van den
Heer kr urr kunnen doen; en by het
een of ander iets van de vertoogen uit
den Zriz van UNZER kunnen byvoe-
gen.
Voorts, wordt ’er hier of daar, in
ons Land, iemand, vooräl van aanzien,
buiten eene Stad, het zy opeen daar
toe bereid Kerkhof, of byzondere plaats,
begraven, men laate zulke gevallen,
daar
AS. JD: Vo “LEEUWEN, OVER DE
daar ze noch zeldfgam zyn „ niet onbe-
kend, maar melde diemeer ,„ en gebruis -
ke: daar toe de dagelykfche Couranten
_en nieuwspapieren , met byvoeging der
reden ; en aanmoediging tér navolging;
gelyke ik in eene Nederlandfche: Cau-
rent (4) zoo! eens van Touloufe-ge-
meld gevonden heb, dat aldaar, ophet
Kerkhof , de Burg-Graaf en Ridder pe
TH ISUN begraven was, zonder. dathet
voor! dien aanzienlyken: man eehigzins
vernederend gevonden werdt „ naast den
Armen begraven te:worden.
„En zulks: doemen ook vooriil ; wan=
neer deeze of geene byzondere perfoon k
of gemeente: ef uit overtuiging van het
fch adelyke wan het begraven; in'Kerken
en: Steden; of door nayver., veeneby=:
zondere begraafplaats daar buiten heeft
laaten vervaardigen. nd
Ook behoorden derzulken! Joffelyke
poogingen, nietalleen gepreezens maar
ook beloond te worden, om anderen
daar ;toe- mede aan-te moedigen. Pry-
zenswaardig is daar in, het zoo nuttige: -
Genootfchap van “den Oeconomifchen
Tak, hetwelk. de Hoog Welgcb. Heere
VAN :‘ZUILEN, Over -zynen: yvers in
bef beftellen. van, een@ begraafplaats, te:
| Zuis
® Van den ao, Ottober 1783.
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 49
Zuilen, met eenen Eer-penning vereerd
heeft; en dus met een goed voorbeeld
andere Genootfchappenis voorgegaan.
„En het zoude zeer nuttig zyn, dat
het zelfde Genootfchap , of een ander,
pryzen uitloofde aan de zulken, die
byzondere begraafplaatfen, buiten de
Steden, wilden inftellen.
_Ja dat, gelyk het Zeeuwfch Genoot-
fchap nu heeft willen goedvinden, eene
Pprysvraag daar van te maaken, elk Ge.
‚ nootfchap-het zyne, ter verdere bevor-
dering, mede in het werk ftelde.
„Waar toe zoude kunnen dienen ‚ dat
men ieder lid van het zelve opfpoorde,
om alles, wat tot bevordering eener her-
__vorminge kan ftrekken, elk in zynen
kring, in het werkteftellen, om by alle
gelegenheden zynen evenmenfch , wie hy
ook zy, van het fchadelyke en onbeta-
melyke van het begraven, in Kerken en
Steden, te poogen te overreeden.
Deeze leden immers zyn verpligt, met
dezelve mede te werken tot alles ‚ Wat
tot het algemeen nut bevorderlyk kan
zyn, en hebben zich daar toe, by het
verkrygen van hun lidmaatfchap in het
Genootfchap , verbonden. Door andes
te Genootfchappen, ook van den Oeco-
nomifchen Tak, zoude dit mede kun-
XII DEEL D ker fee CAGE
a «
-
50 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE _
nen gefchieden, en de leden daar toe
opgetpoord en gehouden worden.
Deeze en dergelyke middelen, ter
meerdere bekendmaaking , onderregting ,
overtuiging en opwekking gebezigd wor
dende, vleije ik my, dat onze Natie
daar door zich met ter tyd zoude laaten
overtuigen; en‚ of fchoon de Overheid.
al noch mogte draalen, haare magt,
ter geheele hervorming, te gebruiken,
‘er veelen in ons tand zouden gevonden
worden, de een voor, deander na, die
zich en de hunnen, in geene Kerken en
Steden, meer zouden laaten begraven,
maar daar toe begraafplaatfen buiten de-
zelve kiezen en aanleggen.
Het is waar , in hetaanleggen van zul-
ke begraafptaatfen , ook meer voor het
algemeen gefchikt, blyft wel eene zwaa-
righeid: waar van daan de kosten daat
toe te vinden? Om dat veelen, anders
noch al welgezind, daar tegen opzien,
en minvermoogenden die niet kunnen
draagen. Hierom heb ík wel eens ge=
dacht, een byzonder Genootfchap , even
als de Maatíchappye, ter behoud van
Drenkelingen te Amfteldam, daar toe
op te richten: ieder lid daar van konde
jaarlyks , zeker te bepaalen@ Som , contrí-
buéeren, en hier uit zouden eenige kos-
| ten ,
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. Sf
ten, of een gedeelte van dién, ter ver-
ligting van minvermoogenden kunnen
gevonden worden: „doch dit ontwerp is
my, in de. uitvoering, tot hier toe
moeijelyk gebleeven: uitvreeze, dat by
eene algemeenef overgang tot het maa-
ken, van zoo veele begraafplaatfen bui-
ten zoo veele Steden, als wy in ons Va-
derland hebben, de uitteloovene kos-
ten te groot zouden worden; en daar
toe de -contributien niet toereikende
zyn. Dus zulk een Genootfchap ; hoe
wel ’er in de beginfels al veel hoope
ware; niet lange ftand zoude houden:
echter heb ik den moed noch niet geheel
opgegeeven, terwyl’er noch hoope over-
blyft, dac, als men maar hier en daar,
ieder in zynen kring , meer werkte tot
hervorming, het zoms zoo geheel lang
niet aanloopen zoude, of de wetgeeven-
demagt; door deeze en geene voorbe=
reidende middeten overtuigd wordende ,
zoude de handen ook wel aan het werk
{laan , en dan zou zulk een Genootfchap
miet meer, imm@rs overäl niet, noodig
zyn. Men zoude het derhalven mede;
als een voorbereidend middel, kunnen
beproeven, al ware. het dan maar voor
eenen: zekeren tyd van jaaren , in dewel-
ke men.belooningen voor dezulken „die
for Dae be-
52 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
begraafplaacfen buiten de Steden fticht-
ten, uidoofde.—= Zoo de Oeconomi-
fche Tak dat op zich geliefde te nee-
men , zoude die ?er niet minder eer.me-
de inleggen, als, met zyne andere pry-
zenswaardige poogingen. Dit Genoot-
fchap is fterk , en konde het de onkos-
ten, uit zyne tegenswoordige kas , niet
vinden, het zoude den Leden kunnen
aanfchryven en beweegen , om.eene by-
zondere contributie daar toe vrywillig
op te brengen. Door de meenigte van
dien, terwyl ik my vleije, dat ’er-onder
dezelven noch al zyn, die overtuigd
zyn ,-en de meesten in gegoede lieden
beftaan „ zoude dat noch al wat kunnen
bybfengen.
Byzondere perfoonen, die van het
gepaste en noodzaakelyke , ter hervor-
mine, overreed zyn; vooräl-deryken,
moesten zich ook meer bevlytigen, om
niet alleen meer begraafplaatfen voor
zich: en de hunnen te beftellen ; maar
ook daar toe anderen ep te fpooren ; in-
fchryvingen te laaten doen , en verbind-
tenisfen te faamen te maaken , met aan-
fpooring van, en vryheidgeeving aan
minvermoogenden „om ook aldaar te
willen begraven «worden, en -deezen
hier door ’er toe op te wekken „zelfs
met
BECRAVINGE IN STEDEN ENZ: 53
met. belooningen.. Zulke poogingen
zouden ook veel vermoogen; en het
begraven , buiten” de Kerken en Ste-
den , al meer en meer doen gewoon wor-
den. - Zoo weet ík vaneen Vriend , die ;
voorneemens zynde ‚om zich by een
landgoed, eene begraafplaats te befchik-
ken, en daar over-met eenen arbeider
zich in gefprek begeevende, deezen over.
haalde, om ‘er zich ook te laaten be-
graven, onder voorwaarde, dat hy ’er
iets, by voorbeeld, de kist of derge-
lyk, toe betaalen zoude, het welk hy
hem toeftondt: in die verwagting:, dat
het alzoo allengskens al meer en meer
in de gewoonte koomen zoude. /
Waren ‘er veelen, die zulke aanmoe-
digingen durfden waagen, ik geloof ze-
ker; dat de hervorming fpoediger zou-
de bevorderd worden. . | |
Dan, daar alle de voorgeftelde mid:
delen, noch maar het werk van byzon-
dere perfoonen zyn , zal men my hier wel
tegenwerpen: datze niet alleen zoo veel
tyd zullen vereisfchen , eerze eene ge-
heele hervorming maaken ; maar ook
mogelyk die nooit geheel te boven koo-
men, uit vreeze, dat zoo lange het be-
graven, in Steden en Kerken, geöor-
lofd blyft, ’er noch zullen gevonden
Eik D 9 wor-
54 J- D. V. LEEUWEN, OVER DE
worden, die het zelve blyven aans
kleeven.
Ik beken, dat het oneindig nuttiger
zoude zyn, datde Overheid haare magt ,
ter geheele hervorming , gebruikte, daar
deeze, daar door in eens meer zoude
kunnen afdoen, dan duizend anderen ,
door hunne voorbeelden en poogin-
gen — Om zulk eene hervorming, door
de Overheid, te helpen bevorderen;
zyn 'er ook toch middelen, waar van
wy ftraks zullen hande
tusfchen blyft het my zeker, dat wier-
den de reeds gemelde middelen , ter over-
tuiging en opwekking van onze Natie,
en ter bevordering van byzondere be-
graafplaatfen, door byzondere perfoo-
nen, aan te richten , meer aangewend ,
het dan ook meer ter ooren van de Over-
heid, welke in ons Land úit zoo veele
ieden beftaat, zoude koomen; en de-
zelve mede ovèrtuigen, en tot nayver
opwekken, om eens met kragt, door
haare wetgeevende magt, eene hervorr
ming te weeg te brengen. j
Hier toe heb ik bevoorens reeds,onder
de opgégeevene redenen , aangemerkt:
dat het, naar de gefteldheid van onze
Republyk , moeijelyker, als elders,
zynde, oudee gewoonten en wetten te ver-
an-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 55
anderen , ‘ernoch geene middelen , noch
aanleidende , noch toereikende, of noch
welberaadene, genoeg zyn -ingefteld,
die zulks hebben kunnen te weeg bren-.
gen. Want het geen op eene en andere
plaats reeds ingefteld is; is waaïlyk van,
dien aart geweest. Wat te. Zwoll reeds
in 1779. gefchied is, is hier vóór blade:
15 .aangeftipt; en is dit noch van geen
_gewenícht gevolg geweest, ik twyffel
geenzins , of het heeft alleen hicr aan
gemangeld , dat de Magiftraat dier plaats ,
van,de fchadelykheid deezer gewoonte ,
en de noodzaakelykheid der hervorming,
noch. niet genoegfaam overtuigd ge-
weest is: anders hadt zy, immers zoo
men: zich een regt denkbeeld van haar
voorftelle, om in dit opzigt mede, ten
algemeen welzyn, te willen medewer-
ken, ook hier in, op het verzoek van
die braave en weldenkende. Ingezeete-
nen, acht gegeeven , en was naar haar
pligt lange daar toe behulpfàam ge-
weest, waar van ik echter noch niets
vernoomen heb. Het geen te Arnhem
in.1783. gebeurd is, verdient niet min-
der onze oplettendheid— — Aldaar hadt
de Magiftraat, buiten de Stad, een
keurige begraafplaats, omringd met eenen
hoogen muur; en deszelfs ingang, met
D 4 een
56 JF. D. V. LEEUWEN, OVER DE
een fraay yzeren hek, verfierd, laaten
maaken: doch ’er was pas noch maar
één lyk, ik meen, van eene Sergeants
vrouw, van het Regiment van Baden-
Durlach , begraven , of het gemeene volk
kwam, korten tyd daar na, op debeen,
haalde dat lyk weder daar van daan , be-
groef het in de Stad, en vernielde het
hek en de muuren, van die fraaije be-
graafplaats—- Zulk een geval dus, is;
zegt men , gefchikt , om anderen van zul-
ke poogingen aftefchrikken. Doch dit
zal alleen hegten op de zulken , die van
de waare omftandigheden der zaak niet
genoeg onderregt, en in waan zyn, als
of zulks alleen daar van daan gekoomen
ware, dat het volk niet buiten, ïnaar
binnen de Stad, zoude willen begra-
ven worden, en de begraafplaatfen bui-
ten de Stad afkeurde; en die daarom
vreezen, dat ’er in gevallen van veran-
dering, van de plaats der begravenisfen ,
geduurig oproer zoude te duchten zyn:
Want, als men de omítandigheden , van
zaak en tyd, regt in acht neemt „ zal
men bevinden, dat het daar aan niet toe
te fchryven is—- Ik heb, kort-na het
voorgevallen was, by zekere gelegen-
heid, eene.reis derwaards gemaakt, en
alles naauwkeurig opgenoomen. De vers
| niel-
pd
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 57
nielde begraafplaats heb ik „niet zonder.
aandoening, aanfchouwd. >Met myn
gantfche hart moest ik zulk een oproe=
rige daad van het gemeen afkeuren:
maar het meest beklaagde ik, dat, daar
het ftichten van dezelve, aan die plaats
reeds zoo ver gekoomen was; zulkeen
pryzenswaardige daad, zoo ongelukkig
uitgevallen was; ja dat, gelyk ik verder
hoorde , ‘het niet beter ingefteld was ge-
worden: want hier aan voorndamlyk
moet al dat gewoel, over deeze begraaf-
plaats, toegefchreeven worden. Immers
van veelen, die-by, my geloof verdie-
nen, ben ik onderregt} dat, de» Ge-
meente aldaar’, niet tegen. het begraven
buiten de Stad, was; noch hierom het
vernielen van die begraafplaats gefchiëd _
was 5 en zelfs hadt men toen noch hoope;
dat het” er noch eens beter toe in-ge-
fteld zoude worden: doch dat het op-
roer voorgevallen ‘was , in eenen tyd;
dat de Magiftraat en Gemeente in ande:
re ftukken; waar over hedendaagfch
meer verfchillen gevonden worden,
zeer ondéns waren; dat de Magiftraat
een gedeelte van het. oude Kerkhof, in
de Stad, aan eenen Jood verkocht hadt,
buiten coeftemming der Gemeente; dat
deeze Jood daar van een plaats of tuin
D 5 ge-
58 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
gemaakt hadt; en by het omdelven van
dezelve, de daar geleegen hebbende
beenderen der burgeren voor-ouders,
van daar hadt laaten voeren, en, zoo
men zeide, in of aan den Rhyn bren-
gen: dat dit vooräl aan het volk, dat
in deeze tyds omftandigheden reeds aan
het woelen was, gelegenheid daar toe
gegeeven , en zy het op die nieuwe be-
graafplaats verhaald hadt: dat ook de
Magiftraat het begraven op deeze nieu-
we plaats wel voor allen , die zulks zou-
den begeeren, opengefteld hadt, maar
dat zy belast hadt, dat, daar het toen
een tyd was, dat de befmettelyke roode
loop daar regeerde, de Armen en min-
vermoogenden daar moesten begraven
worden: het begraven in de Kerk voor
anderen noch toelaatende; dat ook in
deezen zelven tyd de Aanzienlyken,
zelfs die aan dezelve befmettelyke ziek=
te geftorven waren, noch in de Kerk
waren begraven; en dat dit het volk
al mede zeer in het oog geloopen hadt:
dat al verder de plaats, die ter begra-
ving aldaar gekoozen was , daar toe ook
niet al te wel gefchikt was: als zynde
geleegen nevens die, waar veele paar-
den en beesten voorheen begraven wa-
ren5 en waar noch de vuilnis uit de
Stad
\
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 59
Stad gelegd wordt ;-ja een gedeelte daar
van tot die begraafplaats gebruikt: waar
op het volk, in die waan zynde, dat
dezelve alleen voor het gemeen, was,
zeer gevallen was. Het blyke,dus , dat
zulk een mislukken, meer aan eeneniet
beraadene,. en niet omzigtig genoeg
ingeftelde befchikking , dan aan-de zaak
zelve, te wyten 1s5 en dat zulke gevol-
gen niet te duchten zyn, wanneer het
met meer beleid en vooruitzigtgefchiedr.
Immers de Aanzienlykenrmoesten inhet
begraven aldaar voorgegaan zyn;-endic
gefchied zynde, ‘zoude het volk inden
waan niet gekoomen zvn, dat die zich
te veel wilden onderfcheiden; en datde
minaanzienlyken, alleen buiten de Stad,
by of naast doode: krengen en vuilnis
moesten begraven. worden. Ook moest
men geheel andere zorg, voor het oude
Kerkhof, in de Stad, gedraagen heb-
ben. ‘Er waren toch wel andere mid-
delen toe; ja, gelyk men aldaar gewild
hadt, hadt de Magiftraat wel wat meer
communicatief met de gemeente „of die
dezelve, naar de conftitutie haarer re-
geering, aldaar repreefenteeren, mogen
handelen. Gantích anders heeft de Heer
VAN ZUILEN gehandeld: Deeze heeft
de Gemeente van die plaats ‘er over ge-
| ) kend,
60 Je D: V: LEEUWEN, OVER DE
kend, en het is Zyn Hoog Welgeb. ge-
lukt. : Doch die van Arnhem deeden dit
niet, en de Ingezeetenen waren alle-
zins op hunne Regeering geftoord: zoo
dat, al ware het gefticht van eenen an:
deren aart geweest , het zoude het
zelfde geweest zyn, en hingjuistnietaf
van eene begraafplaats buiten de Stad ;
waar voor men aldaar; zelfs in het al-
gemeen, fcheen te zyn. — Het veran-
deren dus van het oude Kerkhof in de
Stad; het verkoopen van een gedeelte
daar van, zonder toeftemming der Ge-
meente, en noch wel aan eenen Jood:
waar tegen toch , gelyk wy bevoorens ge-
zien hebben, de Natie zoo veel heeft;
het vervoeren der doodsbeenderen; de
plaatsgefteldheid; en de tydsomftandig-
heden, zyn 'er veel meer oorzaak van ,
en aanleiding toe geweest:zynde dit in het
volgende jaar noch meer gebleeken „toen
men, om het oude Kerkhof weer in
voorigen ftaat te brengen , noch al meer
gewoeld heeft, en ‘er zelfs weer een
nieuw oproer geweest is.
Om dat het voorgemelde Arnhemfch
geval, wyd en zyd, zoo veel gerucht
gemaakt heeft, heb ik het zelve hier
wat in het breede, in zyn faamenhang ,
moeten opgeeven: ten einde de Be \
ie
\
BEGRAVINGESIN STEDEN: ENZ. 6t
die anders welgezind. zyn ‚door niet
genoegfaame onderregting van het zel-
ve, daar door van hunne goede oog-
merken. niet verder afgefchrikt mogen
worden: gelyk my al reeds meermaalen
gebleeken is, dat-het al by veelen „door
gebrek aan onderregting , gehad heeft ; en
op: dat het, by het inftellen van eene of
andere, begraaf plaats, buiten de Stad,
altvd-zyn-moge tot een: baaken ,„ om
met meer omzigtigheid daar in te werk
tegaan (3). ja
mn EV 1 : Zal
‚ (@) Het geen ik over dat Arnhemfch geval hier
gemeld heb, had ik uit mondelinge berichten al-
daar bekoomen ; na dat dit Antwoord reeds gereed
was, vond ik het befchreeven, in de Vader/, Hiftor.
befshr. van deezen tyd, welke by 12. Dr JoNeH
en WYN. WYNANDS, te Amit. met ftukjes uit-
gegeeven. wordt, en hier ‘over verdient/nageleezen
te worden, No. 35. D,. x. -bladz.‚a63.en volge. Al-
daar wordt onder. anderen ook verhaald, dat de
Magiftraat’ een bevel hadt doen afkóndigen: dat
de Armen der Diaconie, of zulken , die geenvgraf
konden koopen, voortaan op die nieuwe begraaf-
plaats zouden worden begraven: dat dit, en het
ongenoegen der gezwooren Gemeente van de Stad,
over de verdonkerde voorrechten van ‘den burger,
enz. „zeer veel oproer: maakte „en daar over een
gemor kwam, niet te ftillen, dan “ten ware de
Magiftraat zich verpligtte, om, indien zy, of ie-
mand van hunne familie, overleed „ die alsdan’,
zonder aanzien van perfoonen, ook: aldaar zouden
‚moeten „begraven. worden :; doch dat: dit zeer on=
voorzigtig werdt afgeflaagen; en dat-toen het
é ( bt Us 2150 He
63 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
Zal toch eene Overheid haar gezag
tot het beftellen „en in trein brengen;
van begraafplaatten buiten de Steden,
gebruiken, uit overtuiginge , dat dezel-
ve in Kerken en Steden nadeelig zyn:
dan zoude dat moeten dienen, of tot
‘affchaffing van deeze nadeelige gewoon=
te, immers, zonder dit, kanze aan het
bedoelde oogmerk niet daadelyk vol-
doen; of ware zy al van begrip, dat
_ het begraven in de Kerken en Steden
niet eensklaps moeste verboden, maar,
door het bezorgen van begraafplaatfen ,
buiten Steden en Kerken , (waar toe ik
vermeen, dat zy ten hoogften verpligt
is, en dit haar op het ernftigfte aange-
raaden mag worden: op dat niemand,
die overtuigd is, verder, als gedwon-
gen. blyve, zyne dooden in Kerk en
Stad te begraven , maar gelegenheid
hebbe, dat even. gemaklyk buiten te
rot gd allengskes afgefchaft worden;
dan
gemeen begon te faamen te rotten, fterke maat-
regelen daar tegen werden gelteld, en ongelukkig ,
dien avond, de voorn. Sergeants vrouw , nict te+
genftaande ’er reeds voor haar, in de St. Jans Kerk
eer graf gekocht, en gereed was, op eene zon=
derlinge wyze, op de nieuwe begraafplaats begrae-
vens en aldaar eenigen tyd bewaakt werdt, enz.
Alles ten blyke derhaiven. dat het oproer niet flegts
ter vorzaake van de nieuwe begraafplaats ; maar
uit veele andere redenen meer, voortgekoomen is,
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 63
dan hebbe zy ook noch wel-toe te
zien, dat dezelve niet eerst voor den
geringeren en minvermoogenden flegts
beftemd werden, maar dar de Aanzien-
Iyken des Lands den minderen met bun
voorbeeld voorgaan , wanneer ’er meer
hoope zoude zyn, dat zy door den ge-
ringeren gevolgd zullen worden, en al-
zoo allengskes het begraven, in Kers
ken en Steden, uit het gebruik raaken.
Ik wil wel toegeeven , ‘en ben’er niet
tegen, dat, gelyk ’ertusfchen Aanzien=
lyken en Geringen, Ryken en Armen,
in het leeven, onderfcheid is, en zyn
moet, (dít vereifcht de welgeregeldheid
eener Maatfchappy), dat ook alzoo in
het begraven der dooden eenig onder-
fcheid mag ftand grypen, hoe welnoch
aanzien, noch eer, iemand nadaalt in
het graf. Doch ik kan niet zien, dat
zulks zoo zeer aan de byzonderheid der
plaats verbonden behoeft te zyn.
Het onderfcheid, dat men in begraaf:
plaatfen in de Kerken in acht neemt;
is oOk zoo groot niet. Eenen minder
burger begraaft men daar naast eenen
Aanzienlykeren; doch de meer behoef:
tigen en-Armen op de Kerkhoven. En
zulk of dergelyk onderfcheid alleen zou-
de men ook kunnen behouden, op de
in
64 J- D. V.-LEEUWEN, OVER DE
in; te. ftellen begraafplaatfen , buiten de
Steden, „houdende op dezelve een by-
zonder,vak voor de laatstgemelden.
Dit zoude, naar myne gedachten ,
geneeg, zyn, zonder dat het behoeve,
dat men voor den Armen en Ryken eene
byzonder afgeleegen begraafplaats maake,
kunnende ik daar in met den Heer TE
WATER (4) niet inftemmen , maar het
veel beter achtende maar ééne gehee-
le algemeene begraafplaats te. maaken ,
waar, en ‚„Ryken, en Armen, begra-
ven worden; «doch dat zich alleen,
doorgraven en graf kelders , naar ieders
verkiezing ‚-en door byzondere vakken,
onderfcheidt, even als nù de Kerken
en, Kerkhoven. Daar door, geloof ik,
kan de. zwakheid der Aanzienlyken ge-
noeg te gemoet gekoomen,. en zal de
gemeene man zoo niet afgefchrikt , maar
eerder te vrede gefteld, worden.
Voorts wil ik de Overheid wel over-
laaten. te. bepaalen , wat het bestzy „ op
haar gezag eerst „begraaf plaatfen, buiten
de Steden te maaken , en, door goede
voorbeelden „ van daar te begraven , de
ingezeetenen eerst daar aan te gewen-
nen; en het begraven in de Kerken en
Ste-
(a) d. 1. bladz: bel: en wolgg. doch Zie Job irr
byzonder vs. 19.
ee en ge
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 65
Steden „ by-provifie aan de vrye keu-
ze,van elk over te laaten , dan het zelve
direct te verbieden „ en het begraven van
allen buiten te ordonneeren. In het eerfte
geval zoude zy op het begraven, in Ker-
ken en Steden; eene hooger belasting
kunnen leggen „ en het zelve daar buiten
door-mindere, belastingen , faciliteeren:
doch ik twyftel echter niet, of wie on-
bevooroordeeld denkt, zal met my in-
{temmen „ dat het. veel nuttiger zoude
Zyn, en meer. aan het oogmerk en al-
gemeen welzyn voldoen , dat by het in-
{tellen van begraafpla atfen buiten de Stes
den, „het begraven, in Kerken en ‚Ste-
den ;; geheel afgefchaft en verboden
wierde.
»„Om nu;dit-te bevorderen „ zullen ook
voorbereidende. middelen in het werk
moeten gefteld worden. Op Staatsver-
gaderingen zoude het moeten voorgefteld,
worden: dit kon door. een lid van de-
zelve gefchieden; ook zouden de inge»
zetenen daar toe „ met aantooninge van
het noodzaakelyke; beleefde add nest
kunnen maaken: het zy aande Straaten
direct; of aan de Magiftraaten van hun-
ne Stad, om zelfs, (want veele Steden
in- zulke en andere zaaken van Politic,
waar voor men ook dithoudt, zelve der
KIL DEED. En be-
hd
66 J.D. V. LEEUWEN; OVER DE
beftiering hebben) het begraven buiten
haare Stad in te voeren; of anders om
het in Staatsvergaderingen te proponee:
ren. Dus doende, zal het een poinct
van onderzoek en deliberatie worden ;
en daar iedere Provincie Souverain op
zich zelve is, moest ‘er maar één voor-
gaan. Meogelyk, gelyk het in veele an:
dere gevallen gegaan is, zouden de an-
dere wel volgen, en het algemeen wor-
den.— Zoo het mogelyk ware, dat
men het in de vergadering der Staaten
Generaal behandelde, zoude zulks noch
beter, en meer algemeen kunnen ge-
fchieden. En waarom zoude dit toch
niet mogen zyn? Ieder der Provincien
zoude het niet te min in de haare kun-
nen behandelen, en dus het beftel van
een hervorming, over de algemeene
Provincien, niet tegen ieders Souverai-
niteit ftryden. De zaak zelve is’er ook
niet ongefchikt toe: men weet, hoe het,
weinige jaaren geleden, met de nieuwe
Pfalm-beryming gegaan is; welke noch-
tans van oneindig meer omflag was , als
in deezen zal behoeven. Andere voor-
beelden zal ik, om my te bekorten,
niet aanhaalen.
Ter opfpooring en aanmoediging ,
moest een of ander Genootfchap pre-
: ile
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 62
miën uitlooven aan dien der Leden van
de hooge Vergaderingen , die zulksmet
een goed gevolg, hier of daar, propo-
neerde 3 of die requesten daar toe , voor
de Ingezetenen, vervaardigde en deedt
ingeeven.
De Predikanten zouden in Clasfes en
Synoden ook het hunne ’er kunnen toe-
brengen. Hier moestenze een lemma
‘er over invoeren. Eene Clasfis kan het
op het Synode doen : en daar zulks van
het eene Synode aan het andere bekend
‘gemaakt wordt, zoude het ook mecr al-
gemeen bekend , en overwogen worden;
en, van gevolg kunnen Zyn, dat, door.
deeze, ‘en dergelyke wegen, de Over.
heid vriendelyk konde overtuigd „en
overgehaald worden.
Zulk een nu, die het eerst zulk een
lemma bevorderde, moest ook , door
een preemie aangemoedigd worden.
Of zoo een of ander Genootfchap :
ftel eens de Oeconomifche Tak, die.
de zaak, gelyk wy boven zagen; reeds
goedgekeurd heeft, dien taak op zich
wilde neemen: zoude deeze addresfen
by de byzondere Staaten kunnen maa-
ken, even als door de Maarfchappy ,
ter behoud der Drenkelingen, gefchied is.
Het Zeeuwfche Genootfchap, het
E 2 welk,
63 J.°D.V. LEEUWEN, OVER DE »
welk,-door hetopgeeven -deezer vraag ;
getoond heeft, dat in deezen wel denkt ;
zoude’ het ook-te regt kunnen doen; ja
dit zoude ’er ,myns sedimkersshetihans-
testoe:zyn: daar, het onder. hen, twee
waardige Leden heeft, die het-eerfte;
mede hier te Lande; zoo treffelyk over
deeze {toffe gehandeld. hebben. „Het
zoude zulke addresfen aan zvne Leden;
waarvan ‘er ook veelen Leden der-Re-
geering.- zyn, kunnen, toezenden; om
ze veräer te bevorderen. De Maatfchap-
py ‚tot behoud der Drenkelingen „deedt
zoo ; en is 'er-wel in -geflaagd.
Dit Zeeuwfch Genootfchap heeft ook
‚tot deszelfs Protector aan het hoofd Zyne
Doorl. Hoogh. den Heere Erfftadhou=
der. Deeze zoude door zynen invloed
veel ‘ter hervorming. kunnen te weeg
brengen. De „middelen ‚daar toe zym
veelerlei „in dezelve wil ik geene bepaa-
lingen ‘maaken. » Genoeg zoude het zyn,
dat het door Zyne Hoogh. voorgefteld
wierde, en door;deezen weg ter delibe-
ratie -der'-Staatsvergaderingen. kwame.
Deeze weg zoude noch de kortfte zyn:
de Leden der-Regeering, die van de
fchadelykheid van het begraven „ in Ste-
den en Kerken „ of reeds overtuigd zyn ;
of: noch overtuigd worden, ‘zouden,
4 wel-
BEGRAVINGE ÍN STEDEN ENZ. 69
welke een wonder-tyd wy ook beleven:
echter, want partyfchap‘mag ín deezen
niet te päs koomen, het beste van hún-
nen @venmenfch. en het algemeen nut
wel helpen bevorderen. — Zyne Hoogh.
„_derhalven meest, door den eenen of an-
deren weg, daar toe geperfuadeerd wor-
den: Ik twyffel niet, of die menfchlie-
vende Vorst zoude daar toe over te haa-
len zyn; en zal noch wel omringd zyn
van veelen, omtrent deeze ftoffe wel-
denkende en overtuigde lieden , die zyne
Hoogheid in deezen raaden en opfpooren’
zouden. Ja ik geeve in bedenking, of
‚ het niet best-ware, dat dit Genootfchap
daar toe aan Zyne ‘Hoogh. addres maak-
te: het zy om het ter Staatsvergadering
te willen doen proponeeren; of, zoo
het Genootfchap zelve daar adaresfen
maakte, met hoogst deszelfs invloed,
die te onderfteunen: en zoo al het Ge-
nootfchap niet goedvondt, zulk een ad-
dres direct te maaken, het kent de edel-
moedige principes van den Heere Baron
VAN LYNDEN #0f Blitterswyk ,reprae-
fentant van Zyne Hoogh., als eerfte Ede.
le van Zeeland: van de braave den-
Kens wyze van dien Heer overtuigd,
denk ik, dat in deezen ook noch iets
goeds te verwachten zoude zyn , en Zyn
Es Hoog
HN Jer D: V! LEEUWEN, OVER DE
Hoog Ed: Geb. zich niet onttrekken
zoude, het zyne ‘er te helpen toebren-
gen.
Maar, zal men zeggen, zoo veele
middelen! Ik beken het: doch daar ik
van gedagten ben, dat de grootfte rede-
nen, waarom het begraven, in Kerken
en Steden , tot hier toe noch ftand grypt,
zyn, dat het, en Overheden , en Inge-
zetenen, veelen noch aan overtuigd te
zyn van de fchadelykheid, het onge-
paste en bygeloovige van dien , mangelt ;
alsmede dat, om dezelve door de wet-
geevende magt af te fchaffen , nochniet
genoeg in het werk gefteld is, geloove
ik, dat men niets onbeproefd moet laa-
ten, om dat heilzaam oogmerk eens te
bereiken: zonder dat ik echter noodig
zoude oordeelen, dat alle de opgegee-
ven middelen te gelyk zouden moeten
gebruikt worden. Ik hebze uit zoo vee-
le andere, die my noch voor oogen ge-
koomen zyn, als de beste, naar myne
gedagten uytgekipt; en zoo doe een ie-
der in zynen kring met de opgegeevene 5
eene van dezelve, byzonder, omde
zaak aan. de Overheid, ter deliberatie
en hervorming, te brengen, zal fom:-
tyds genoeg zvn; indien nochtans vee-
Jen op verfchillende wyzen medewer-
ken,
/
BEGRAVINGE:-IN STEDEN ENZ. 71
ken, zal het des te meer kunnen door-
gedrongen worden.
Vraagt men nu, wanneer deeze na-
deelige gewoonte al afsefchaft, en be-
graafplaatfen buiten de Steden ingefteld
zouden worden: op welke eene wvze
dit het best ingerigt behoorde te worden,
zoo dat 'er, noch Kerk, noch ie-
mand, nadeel by lyde; en het eene al-
gemeene goedkeuring wegdraage? Zie
hier myne gedagten deswer en.
Men fchikke tot eene begraaf plaars
buiten eene Stad, of plaats , waar in men
maar ééne Kerk en Kerkhof heeft, waar
men tot hier toe de dooden begroef,
een ftuk lands, ruim zoo groot, alsde
Kerk en het Kerkhof waren; of is het
een grooter. Stad , waarin men veele Ker-
ken en Kerkhoven heeft, men regele dat
naar die allen; of maake’er, dat ik noch
beter keure, wertkheiderie: buiten een
of twee poorten, by voorbeeld één Men
zorge „ dat die plaats nict te digt by de
Stad zy, op dat het aan het oogmerk
voldoe; en ‘er niet mede-gaa, als met
de Puticult by de Romeinen, tot eene
begraafplaats der Armen,/even buiten
_de Stad, gefchikt, welke, door de na-
byheid, aan de gezondheid der Burgers
in de Stad nadeelig bevonden werden;
E 4 en
it
72 J- D. V. LEEUWEN: OVER DE
eù door Keizer Augustus hebben moc=
ten veranderd worden. Dan echter moet-
het ook ‘niet te ver van de Stad af zyn,
om het draagen der lyken , (want toch
de meesten te voet, Zoo men zegt, be-
graven -worden), niet te bezwaarlvk te
maaken (2); en niet te min op eene luch-
tige plaats ‚ waar de wind door waaijen-
}: kan; 3
(6) Dat de begravenisfen naar zulk eene plaats
direct gefchieden , denk ik, dat beter zoude zyn,
dan dat” men eerst de lyken , met de gewoone pleg-
tigheden, naar de Kerken brenge; die daar eenige”
uüren liet blyven, en vervolgens van daar over=
brenge naar de begraafplaats buiten, gelyk de Hr.
TE WATER d. } bladz. 667, in navolging van den
Hertog van Modena, die in zyn Piakaat aldaar aan=
gehaald, ook zulke en dergelyke maatregelen voor
chreef, heeft geöpperd. Doch met welneemen van
zyn H: G: zoude dat eerst brengen der lyken naar
de Kerk noch wat blyven fmaakên na het bygeloo=
vige; vooräl, als men in acht- neemt, om “welke
reden het blyven- ftaan der lyken, in de Roomfch-
gezinde Landen, al noch gebezigd wordt. 2. Zoude
de Kerk door fommige \yken kunnen befimet wors
den. 23 Zoude her weder ov erbrengen naar buiten:
meerder kosten baaren, waar tegen fommigen zul=
len opzien: de begravenisfen zyn in ons Land noch
kostbaar genoeg. 4. Zoude de natie door het direct
begraven naar buiten, in tegenwoordigheid van als
len, die het bywoonen ,-daarsaan meergewennen 5,
ja „die aanzieniyk maaken ; „Jen daar en boven
het zwak van veelen, willeride weeten , “waar de,
iyken van de hunnen blyvèn meer te gemoet 5e
koomen. worden : redenen, ‘welke ik van zy a HC G:
edelmoedigheid verwagte, dac Hy overweeging
waardig achten zal,
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 73
kan; ook niet in een ofander afweleesen
hoek; of by eene plaats ván vuilnis of
krengen , waar door het Volk een af keer
zoude ‘krygen: neen,‘ maar op eene
plaats, daar’ het aanzien. verwekt, omt
alle vooroordeelen weg te neemen: het
liefst aan den gemeenen weg , om te min-
der voor graffchennis bloot te zyn; en
te meer ter befchouwing @n navolging te
kunnen dienen: vercierende die, met
zulk eenen ingang, poort en infcriptie
ten teeken welk gefticht het zy, zoo
als men verkiest. |
Men ‘omringe zulk eene plaats met
eenen muúurs of waar dit te kostbaar
zoude zy; men omgrave die-met cene
ruime gragt,-en poote ‘er, tot cieraad
en‘eene omheining , eene haage van bin-
nen rondsom.—- Het beplanten van de-
zelve, met opgaande boomen, zoude
mede cierlyk zyn, doch zoo deezê den
wind te veel af keerde, om de Euchtte
kunnen zuiveren , kan ik -ditniet overät
aanraaden. Waar de plaats luchtig, ruim ,
en groot is, zullen die niet fchaden;
doch by kleine en niet luchtige begraaf:
platen zoudenze zoms nadeelig kun-
nen zyn; ten ware men dacht, -dat de
Lucht doorde boomen meer gezuiverd,
dan befmer, werde: over welke {toffe
E 5 het
74 J-D V- LEEUWEN, OVER DE
het Provinciaal Utrechtfch Genootfchap
der Kunften en Wetenfchappen eene
prysvraag opgegeeven, en onlangs den
Eer-penning aan de Heeren w. v. BAR-
NEVELD eN J. F. MULLER twegewe-
zen heeft, wier verhandeling ik met ver-
langen te gemoed zie, daar my berigt is,
dat die vraag ttellig beantwoord is: dat
het planten van baomen, binnen en
rondsom plaatfen , der gezondheid voor-
deelig, en daar van niet dan goede uit-
koomften te verwagten zouden zyn. Men
verdeele zulk eene plaats in vakken „ waar
van ‘er twee, de voornaamite moeten
zyn: het eene voor dezulken, die an-
ders in de Kerk; en het andere voor die
anders, op het Kerkhof, zouden be-
graven worden. Het eerfte verdeele men
weder in zoo veele deelen, als ’er graf.
fteden in de Kerk zyn, en men geeve
elken Eigenaar van een grat, in de Kerk ,
‘er hier eene in de plaats. Denzelven
_ zoude men daar voor iets kunnen laaten
betaalen ter bekooming en overteeke-
ning van den-eigendom, het welk niet
vreemd kan voorkoomen, noch daar
door iemand met recht zich benadeeld
achten. Dergelyk is reeds omtrent de
graven in de Kerken lang in. gebruik ge-
weest en noch. Wat is de Eigenaars
van
mn gaen
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 75
van dezelve al niet opgelegd? Daneens
moetenze hunnen eigendom en bewys
van dien aangeeven: zelfs op poene van
verftek; en’ worden dikwils, Ô ‘hoe
vreemd klinkt dit niet! daar op alleen,
buiten forme van proces, van hunnen
eigendom by de minfte nalaatigheid ont-
zet; dan weer moetenze het verhoogen
van dezelve betaalen; ja zelfs de vloer
van de Kerk, welke zy niet verflyten ,
onderhouden en repareeren. Leest men
niet geduurig advertentien deswegen in
de Couranten; zelfs met bepaaling der
kosten van verhooging, gelyk noch on-.
langs van die in de Westerkerk te Am-
fteldam, tot vyf gulden van een enkel,
en tien gulden van een dubbel graf: met
byvoeging , dat de in ftukken gebroken,
of anders min bekwaame Zarken ten kos-
ten der Eigenaars moesten herfteld wor-
den(c). En is dit zoo in gebruik , ge-
lyk hetis, zoo, dat het veeltyds gewillig
opgebragt wordt, wie, die wel denkt, zou-
de ‘er dan meer tegen hebben „om by het
Oovernheemen van een graf buiten, ook «
iets dergelyk, dat meer ten algemeene
„nutte is, te betaalen, waar uit zoms de
onkosten „ wanneer die van het Land,
of Stad, nf Kerk of door edelmoedige
‚Ry-
() Amf en Leid. cour. 3 @ 4 ‘Febr. 1784.
76 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
Ryken en Aanzienlyken, dieze te fa=
men opbrengen, al niet konden gevon-
den worden, zouden kunnen goed ge-
maakt worden. — Voorts geeve men de
overige gedeelren of graven, die geene
byzondere eigenaars hebben, aan de
Kerk; of die; gelvk gemeenlyk , ook
verfcheide ‚graven in de Kerk hebbende,
geeve men ’er zoo veele naar het getal der
zulke, die zy in eigendom heeft. Men
zoude ook naar de grootte van deeze
nieuwe begraafplaats ‘er noch eenigen,
over het getal, in het eerfte vak , dat
dan wat grooter zoude moeten vallen,
kunnen maaken , om aan anderen; noch
geene graven in de-Kerk hebbende , die
ze hier begeerden, te verkoopen, en
des noods daar ‘uit mede de kosten te
vinden, of die aan de Kerk overlaaten.
Het andere vak nu houde men tot het
begraven van dezulken, diemen anders
gewoon was op het Kerkhof te begra-
ven, em der mindere belastings wil,
welke dan in dit vak ook minder zoude
moeten zyn; ook konde men in ditvak
eenige byzondere graven afteekenen , en
den eigendom aan des begeerenden over-
geeven , mits daar voor ook iets rg
tende.
De toeëigening der graven aan de cigee
naars
0
BECRAVINGE VIN: STEDEN ENZ #7
naars konde nen -naar derzelvergeboor=
te of rang fchikken ; of’ dat naar het lot
doen ;:-of liever naar.denummers; waar
op hunne graven inrde Kerk ftaan: Dit.
zoude noch -hetminfte ongenoegenkun-
nen verwekken.—= De belastingen op
het begtaven, of-zoo-men het noemt „
Kerkerigerechtigheid:, konden -dezelve
blyven, en dieaande Kerkreven als an-
dets: betaäld worden ,-zoo dat. deeze’er
niets ‘by behoefde te lyden. » Alleenlyk
diende de zwaare'! belasting , op die bui-
tén: de: Stad begraven , : waar, die-plaats
heeft, vafsefchaft teworden; „of alleen
te pas gebragt, op die:geenen ‚« die bui-
ten deeze nieuwe begraafplaats elders be-
graven worden. „De beftiering en: het
onderhoud van de-nieuwe begraafplaats
konderaan de Kerk,-of deszelfs Beftier-
ders en Kerkmeesters ;- overgeldaten,
worden, op die zelfde wyze, als:thans
van de Kerk plaats heeft; met alle baa-
ten en voordeelen, daar van koomende,
zoo dat ook deeze; noch Kosters;noch
Doodgravers, ’er iets by zouden behoe-
ven te lyden , maar ook die hier dezelve «
blyven.— Wilde iemand een Grafkel-
der op deeze nieuwe begraaf plaäts maa-
ken, of die met Zarkfteenen of Pyrami-
des vercieren, dit moest de eigenaars
« de Î ë 4 é In
78 J.D. V. LEEUWEN, OVER DE
_in het eerst vryftaan zonder eenige bee
lasting: maar naderhand by het begra=
ven van iemand, Eer-teekens oprigten-
de, zoude zulk een daar van ook eene
‚ belasting aan de Kerk kunnen betaalen ,
even als dit nu gefchiedt voor het op-
hangen van Wapenborden in de Kerk 5
het welk in de Kerk te doen ook noch
konde vry blyven, hoe wel ik hetliefst
zag , dat daar in geen een van de zulken ,
waar van veele Kerken haast vol, en
die ook zeer gevaarlyk zyn, meer ge-
vonden werden ;. of dezelve beteraande
zyden «en niet door de geheele Kerk
door, zoo als nu, gerangfchikt wers
den. En eindelyk de oude begraafplaats
fen in de Kerken , en op de Kerkho-
ven , moesten blyvenliggen , en niet ver-
anderd noch geroerd worden , maar ge-
confidereerd als res nullius, zaaken die
niemand toekoomen, gelyk de Rechtsges
leerden zeggen: en op dit laatfte ver-
eifchte moest zorgvuldig acht geflagen
worden (4) , zoo om befimetting voor te
_ koo-
(d) By eene Ordonnantie, nopens de begraaf-
plaatfen en lykftatien in het Koningryk Hungaryen,
door de Keizerin Koningin. in 1778 geëmaneerd ;
is, daár tegen ook uitdrukkelyk gezorgd ; en bevo-
len, dat de oude Kerkhoven, welke van geen gee
bruik meer zyn, niet mogen geroerd noch gebruikt ,
maar
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 79
koomen ; als om geen voedfel tot oproer
onder hetgemeen t'eeniger tyd te geeven.
Dan waar van daan de eerfte onkos:
ten: tot het bereiden van zulk eene nieu-
we begraafplaats? Straks hebben wyge-
meld „dat ieder der eigenaars konde op-
gelegd. worden , by het aanvaarden of
overteekenen van zyn graf, iets te be-
taalen.: Dit, en het verkobperi der meer-=
dere graven voorgemeld , zoude noch
al wat opbrengen, en mogelyk op fom-
“ mige plaatfen, waar men een begraaf-
‚plaats van‘minder pragt maakte, genoeg
kunnen zyn, op andere niet; alwaar
derhalven het Land of Stad ’er iets toe
zoude. kunnen dre Het gefchiedt
| toch
maar gelest moeten worden. „De Kerkhoven bui=
ten de Steden en Dorpen aan te-leggen hadt Zy al-
daar beftemd voor go jaaren, en als die. vol wa-
ren, wede! nientwe in te rigten— Het begraven
in de Kerken hadt Zy niet finaal’ verboden , maar
gewild, dat de ingangen in de grafkelders buiten
_de muuren van de Kerk gemaakt, en de graf kel-
ders in byzondere hokken, waar van elk maar voor
een kist ware, verdeeid moesten worden : dat geen
dier hokken voor het verloop van go jaaren; ende
grafkelders, welke geene byzondere hokken heb=
ben, nooit. weder geöpend moesten worden. Zoo
men nu ín ons Land het begraven in de Kerken
niet finaal willende verbieden, op die of dergelyke
wyze de hervorming inftelde Zouden veele Kere
ken al met ’er haast vol zyn, en men wel genood=
zaakt worden, zyne dooden ‘buiten te begraven,
at
So J.D: V.-LEEUWEN; COVER DE
toch tot het algemeen nut: en waar dit
zoo geheel vallen kan „ zoude ik het des
te. meer goedkeuren, «om “datde eige-
naars der graven dan in-het geheel niet
zouden behoeven:belast te worden —=
Iser hier of daar eene Kerk ;-die door
baare inkoomften' en-het ontvangen der
belastingen. op de lyken, ‘er beftand ge-
noeg: toe is, die: zelve konde en moeste
het voor-haare rekening „doen,en; de
Beftierders van dezelve het uitvoeren ;
aan welkers toezigt men het‘maaken en
beftellen der begraafplaatfen óok,konde
overgeeveris: : ; ee 0
Doch; zoo uit geene van-alle ‘die
voorffellen. de kosten kunnen gevonden
worden, of dat het daar toe gebruiken van
Lands-, Stads-, of Kerk-penningen niet
gelukken mogte , dewyl over die door-
gaans niet, dan eenpaarig „mag gedis-
poneerd worden, het geen, in deezen
by - gebrek -van overtuiging noch zoo
fchielyk niet te verwachten is „ en mee=
nige goede zaak tegenhoudt, men doe
het by infchryving. Gegoede lieden,
die overtuigd zyn of worden, zouden
’er. noch wel wat toe contribuëeren ;
als zy ’er maar toe opgefpoord worden.
Verdere bepaalingen kan ik hier niet
maaken. Naar dat de omftandigheden
eener.
‘BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. Sí
eener plaats en lieden zyn, zoude:het,
als het maar Zoo ver was, dat men ’er
toe gerefolveerd was, zich wel fchik-
ken. Men heeft wel meer gezien, dat
eene zaak zullende uitgevoerd worden,
‘er zwaarigheden by fcheenen te zyn;
die echter zich door een goed overleg
wel lieten oplosfen ; en‘zoo zoude het
hier ook kunnen zyn: als by voorbeeld ,
dat ‘er, door de Stad of Kerk „een Ca:
pitaal toe opgenomen wierdt, en de be-
lastingen of Kerkengerechtigheid fetwes _
verhoogd, om daar uit de jaarlykfche
renten en de aflosfing van het‘Capitaal,
na zeker getal van jaaren, te vinden:
gelyk op dien voet wel meermaalen een
of ander inftitut in onze Republyk in=
gevoerd, keurig ter uitvoer gebrägt,
en eindelyk de nieuwe belasting geheel
opgeheven is, zonder dat-iemand-reden
van klaagen daar tegen gehadt , maar ie-
der het zyne gewillig opgebragt heeft;
of dergelyken , het welk in ieder plaats
‚aan goede Oeconomisten en Financiers ,
die in deezen hunnen arbeid ook wel
zullen willen befteeden , veilig overgelaa-
ten mag worden.
„Naar het voorgeftelde plan „dat ik hier.
als eene wyze van handelen opgegeeven
"KIT DEEL F heb,
e.
82 JD. V. LEEUWEN, OVER DE
heb, naar welke men by hetaffchaffen van
het begraven der.dooden „in Steden en;
Kerken. zich in het befchikken van cene
algemeene begraafplaats buiten de Stad „
zonder bezwaar van-de Kerken, en by-
ganderg Perfoonen ,„ zoude kunnen re=
eten, heb ik langen,tyd gedast, dit in
ms ne plaats, offchoon, door de wet-
geevende magt deaffchaffing vanrde -
oude gewoonte 'er niet-zy-, aneh koos
me ‚in te voeren op deeze.wyze dat
men, zich. met een genoegfaam aantal var
byzondere Perfoonen , min en meer vers
moogende, vereenige; dat dieinde op:
richting van zulk eene begraafplaats ; ie=
der naar zyn vermoogen, vrywillig laste
te 3 dat men de befchikking daar van te
faamen regele, of-een of meer vandien
daar toe uitkieze „en „ hetzelve in orde
gebragt. zynde, men aan, de. Kerk, en,
deszelfs, Beftierders om niet , of op eeni+
ge te bepaalen voorwaarden, ter fchade-
loos {telling „zoo als naarden ftaat des
Kerk gevonden zoude. kunnen worden;
overgeeve, om verder, te handelen, als
inhet voorfchreeven plan voorgefteld
is, behoudens ieder dier-vereenigde les
gen: eenot- meer graven ,, naar rato Zy
gecontibu: eerd hebben; dat. men. daf
zich
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 63
zichverder aan de Overheid der plaats
addresfeere , om haare goedkeuring daar
over, en toeftkemming: om ’er alzoo
eene gemeene begraafplaats van te maa-
‘ken, en, door dien weg, de gewoonte
‚van het begraven in Kerk en Stad alhier
af te fchaffen en te verbieden. „ Doch in
de uitvoering ben ik, door het gering
aantal van lieden, daar toe tet hier ge-
zind , ’er noch in te rug gehouden.
Evenwel, daar het getal der geenen, ie
overtuigd worden, «en zich met ons wil-
len vereenigen, van tyd tot tyd, ver-
meerdert, vleije ik my, dat het noch
eens met een goed gevolg zal kunnen
_ ingefteld worden , terwyl wy , als wy uit
onze eigen beurs, voor ons zulk eerie
begraafplaats zullen hebben , en het be-
graven in de Stad, door de Overheid,
al niet-afgefchaft wierde, onze dooden
niet te min daar zouden begraven, en
onze Overheid tragten te perfuadee-
ren, om alle dezulken, die daar begra-
_ ven; van de belasting der lyken naar bui-
ten te bevryden; of anders zoudenwe
die, daar toe taande, betaalen— En
dus doende zoude het begraven, bui-
ten onze plaats, in de gewoonte ge-
bragt; en onze Overheid. en mede inge-
| Ea Zeer
*
84 J.D. V: LEEUWEN) OVER DE'
zeetenen intusfchen meer en meer kune:
nen overtuigd worden. Waren de Be.
ftierders der Kerken met ons eens gez
weest, wy hadden ons Plan lange uitge-
voerd; doch aan dezelven hebben wy
tot hier toe de grootfte beftryders ge-
had: dus wachten wy op betere gelegen=
heid, tot dat wy hetalles, om niet, aan
de Kerk zullen kunnen overgeeven , wan-:
neer het een en ander noch wel beter
volgen zoude. 1
Eindely k tot zulke en dergelyke poo-
gingen is het, datikieder een , die over-
tuigd is, en in zyne woonplaats , tot:
algemeen ‘nut, miedewerken’ wil, ten
hoogften aanraaden mag, om, zooal
de wetgeevende magt in het algemeen
de hervorming zoo fchielyk niet te weeg
bragt, dezelve echter allenskens al te
doen plaats grypen, ‘al ‘ware hev dan,
dat het noch jaarén duuren zoude, eer
ze, of door eene in te voeren gewoonte
van begraven ‘buiten, of eindelyk ook:
wel door een’ directe wet, volkomen
wierde. |
Deeze immers zyn, gelykik hier voor
opmerkte, de twee wegen, door welke
naar de leere der Kechtsgeleerden „eene
gewoonte, hoedanig die van het begra-
ven
in
Ar
nr RN
zi
“BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 88
ven in Steden en Kerken is; afgefchaft
wordt.” En zekerlyk; die, of een van
dien; zuilen ook de beste middelen be-
vonden. worden; om deeze nadeelige
gewoonte te doen ophouden; terwyl
k het een aan het ander in deezen zal
kunnen behulpfaam zyn; en hier toe
moeten ook de voorbereidende midde-
len medewerken, gelyk ik vertrouw;
dat uit dit vertoog klaar genoeg zal zyn
gebleeken.
Meer derhalven zal ik nu hier niet by
‚voegen, achtende de vraag beäintwoord,
en ter ftoffe genoeg voorgefteld te heb-
ben: waar mede men een begin maaken
kan, het zy om de hervormirig, of
door byzöóndere Perfoonen , of door de
wetgeevende. magt ;- te bevorderen.
Hier aar toch. zal- met allen ernst en
yver begonnen en gewerkt moeten wor-=
den. Doet men dat, ‘er zullen wel noch
al meer middelen, welke ik nu voor by
gaa, van zelve in handen vallen, die
door dezulken, in welken nayver en be:
geerte tot mede hervorming koomt;
gebeezigd kunnen worden: het geen ik
van gantfcher harte hoope; zullendemy
verblyden; dat de poogingen van dit
Genootfchap , reeds door hetopgeeven
F:3 dees
“
86 J.D. V.LEEUWEN,BEGRAV.INSTED.ENZ.
deezer vraag begonnen , daar toe geze=
gend mogen wor-den. „Terwylik befluite
met deezen wenfch , dat ieder in zynen
kring véél mooge gedenken aan , en be-=
tragten de Zinfpreuk, welke ik thans
de myne maake:
Salus publica fuprema lex esto!
B tao) NT WOORD
vaN AORPE Ee jc nt ok
4 Deewyl de fchadelykheid der begravenisfen , binnen de
_ * Steden en Kerken, ten wollen beweezen en wry
“algemeen erkend is: welke zyn de werfchiilende re-
odenen, dat die madeesize gewoonte in deeze. Repu-
…hlyle blyft ftand. grypen, en welke ayn de beste
middelen, om dezelve te doen ophouden?
_
DooOkR
BHO RON B AUS) ot ERIN Ei
Med, Doltor; Lettor in de Vroedkonst ‚en
Stads Vroedmeester te Leiden.
Ee waare ên welberedeneerde zugt
van verftandige Mannen , om ons
dierbaar Vaderland nuttig te zvn , brasten
geleerde Genootfchappen , in navolging
van andere landen, by ons ook te voor-
fchyn; en het ontbreekt ons lieve Va«
derland oak niet aan verftandige Schry-
vers, welke tot genoegen der foflyke
Beftierderen der” Maatfchappven, de
F 4 op-
88 CORNELIS TERNE, OVER DE
opgegeevene vraagen bondig, gegrond
en nuttig beäntwoorden , ja voor hunnen
arbeid „met „fchitterende Lauwers be-
kroond worden. Zoo dat het dikwils te
bejammeren, en met heete traanen te
betreuren is, dat, de yverige en onver-
moeide pooginger der Genootfchappen,
en derzelver fchrandere fchryveren te
leur gefteld worden , in hunne pryzens-
waardige onderneemingen; en dulden
moeten, dat hunne betoogde waarhe-
den, ter verbetering der nuttige Konften
en Weetenfchappen , ter uitbreiding van
den Christelyken Godsdienst „ en ter vol=
maaking der zeeden, fchandelyk in de
wind geflagen worden; en voor ons Ge-
meenebest , en deszelfs talryke Inge--
zeetenen; die uitwerking niet, hebben,
welke zy zouden kunnen hebben,als men
de betoogde waarheden der fchryve-
ren, door verftand, gezag en magt ver-
fterkte, zoo dat zy in, de uitoefening
of praétyk gebragt wierden. Maarach
helaas ! Wat baat het , dat 'er nuttige Ge-
nootfchappen zyn: om vraagen vanhet
uiterfte belang voor te ftcllen ; en ook.
wel befneedene pennen, om dezelve
nuttig te beäntwoorden ? Als de fchoon-
fte, eenvoudigfte en wel beredeneerfte
Plans, ter verbetering en uitbreiding
der
BEGRAVINGE. IN “STEDEN ENZ, 85
der-Konften en Weetenfehappen; »weis
nig of geen ingang vinden by Regenten
en. Overheden ; welke in ftaat waren;
ten „minften dienden te-zyn:, om door
hunne „wysheid, magt-en gezag dezel-
ve ter uitvoer te brengen, ten minften
te begunftigen. Ja:hoe meenigmaalen
worden de beste inrichtingen , door on-
kundige Aterlingen, gedwarsboomd en
geheellyk belet? Daar en boven valt hy „
dieten beste der Konften , Weetenfchap-
pen, Republyk en Ingezeetenen , zelfs
met verlies van zyne gezondheid en pen-
ningen,’ zich onvermoeid afflooft, en
fchadelyke gedrochten -beftryde „de
eenvoudige en naakte waarheid bloot
legt, dikwils in ongenade van traage;,
onkundige, grilzieke, eigenbelangzoes=
kende en laage Zielen, die dan ook
trachten , als een afvaagfel der men-
fchen, hem te haaten; te vervolgen,
of ten minften. de- gelegenheid , of lie=
ver -de-lust, te beneemen, om langer
nuttig. te zyn: want die zich tegen de
gebreken van zyn Vaderland en mede-
burgers verzet, wordt altyd gelasterd.—=
De Maatfchappy of „Schryvers- zyn
nimmer onverfchillig„ als zy de oorzaa-
ken der dingen kenbaar maaken; en de
middelen , ter herftel gemaklyk , doen-
F 5 lyk,
69 CORNELIS TERNE, OVER DÈ
Iyk en onkostbaar, om ter uitvoer te
brengen , betoogen te zyn; dezelve noch-
tans achter de bank zien finyten en der
vergeetenheid toewyden. Moet ik voor-
beelden aan den dag brengen , die zoo
klaar fchynen, als de Zon op eénen hel-
deren dag? Neen: zulks zoude, hoe
wel niet beledigen, nochtans mishaa-
gen; doch vraagt het aan de Genoot-
fchappen en derzelver geleerde Schry-
vers, veelen zullen bekennen en ook ant-
woorden: wy zyn niet onnut geweest,
maar zouden nochtans nuttiger geweest
zyn, en noch zyn, als onze fchriften
meerder ingang by de Hooge Overhe-
den verkregen hadden en betracht wier- _
den, en dat het geene wy onfeilbaar en
wiskundig zeker , ter verbetering der nut-
tige, Konften en Weetenfchappen , Fa-
brieken en Trafieken , voorgefteld heb-
ben, ter uitvoer gebragt was geworden ,
om hetalgemeene welzyn te bevorderen.
Maar helaas! hoe meenigmaalen roept
men: Salus populi fuprema Lex! en on-
dertusfchen befchouwt men ’sLands wel-
vaaren alleen naar zyn eigen belangen ;
en de intresten van zyne gunftelingen.
Betchouwen wy ons Vaderland: moe-
ten wy ons dan niet verwonderen, dat
daar het eene beweezene waarheid is,en
voor
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, Oh
voor eene: van de-grootfte Staatkunde
gehouden wordt, „betreffende de land
Oeconomie; om uit het land of grond te
haalen ; wat 'er-uitte haalen is; ’er noch-
tans zulke onoverzienbaate en. uitge-
breide woeste velden, in het hart en op
de zoomen van ons Vaderland, onbe-
bouwd, braak en ledig liggen; en zul-
ke Hemelge-fchenken , waar van wy de
_ waarde kennen, nochtans verfmaaden ,
en niet wel en dankbaar behandelen , om
tot het meeste nut aan te wenden. Heb-
ben geen uitmuntende Mannen zich af-
gefloofd , om de fchadelykheid van onze
dorre heije en fchraalgeevende gronden
aan te toonen, en tevens de middelen
aan de hand gegeeven , om tegen de Na=
tuur te vegten en dezelve vruchtbaar
te maaken. Heeft eene Eerwaardige en
zeer Geleerde VAN IPEREN niet voor-
lang al gezegd, dat in Vlaanderen fes-
tig duizend, en in Braband over de hon=
derd duizend gemeeten lands , door onze
wegwerpfelen , zyn vruchtbaar gemaakt
geworden ; en heeftons Vaderland , zoo
_ wel van zynen nuttigen Perfoon, als van
zyne geleerde Schriften, wel dat gebruik
gemaakt,’t welk men hadde moeten doen?
Hoe gering is de uitwerking en pooging
der geleerde Schryvers tot noch toe ge=
weest ?
3 CORNELIS TERNE, OVER DE
weest? Ja voeren wy niet noch onze
beer, asfche; vulnis , mest en wegwerp-
felen naar de Brabanders: om hunne
landen te verryken , ons te verarmen en
uit te mergelen? Ja zien wy ons byna
niet in de noodzaakelykheid, om als
weerlooze fchepfelen ons de wet te
laaten voorfchryven? Ik weet zeer wel ,
dat wy onze weewerpfelen tot een zeer
duure prys aan hun kunnen verkoopen 5
maar zouden wy ‘er het zelfde gebruik
niet van kunnen maaken ; en die woeste
Velden, welke tot verwyt van ons Va-
derland ledig liggen kunnen. verbete-
ren met ploeg, fpaä en vulnis? O ja!
dan zouden de Wildernisfen zich verheu-
gen en als roozen bloeijen , volgens de
taal vanden Propheet; Niet, om de-
zelve in diergaarden en bloote lústtuinen
te veranderen , maâr om teffens het nut;
met het vermaak te vereenigen. Heb-
ben de voorbeelden: van andere Landen
ons wel zoodaanig getroffen , dat wy aan=
merkelyke vorderingen máaken , in het
uitbreiden - van vtfuchtbaár länd? Ach
neen! grillen; modens,; en een belach=
lyke opfchik volgen wy; maar zaaken
van belang worden zeldfaam nagevolgd.
De Koning van Pruifen heeft, als een
waar Vader van zijn’ volk, rie
e
enn se
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 93
ke kosten. gemaakt; in het ftichten- van:
Vlekken en Dorpen; het droogmaaken
van Moerasfen , em het delven van Vaart
ten. Hert geld, het welke andere Vors
{ten voor. hunne tydkortingen en vlugtige
vermaaken ver fpillen’, befteedt diewyze ze
Monarch, om de armfte inwooners
van ’t platte Land osfen, koejen, pure
den, en andere noodzaakelyke dingen,
tot het bebouwen van de Landery en ste
verfchaffen : en door zulke inrichtingen.
heeft de groote FREDERIK Cene mees
nigte dorre plaatfen weeten: vruchtbaar
te maaken, en zyne innerlyke waarde
en rykdommen verftandig vermeerderd.
Dat hiet eerst een Vader van zyn Volk
te-zyn5 van het zyne te neemenven aar
de behoeftige Landbouwers uiete zet-
ten , tot welzyn van her algemeen. Wat
Keizer JOSEPHUS ‘gedaan heeft, en
doet, in zyne dorre Landen, hebben
wy tot onze fchade en {chande onder-
vonden. Landeryenwelké cin-on-
bruiksof in verval geraakt zyn; te herz
ftellens” of. woeste “ens dorre “Landen
vruchtbaar te maaken, is de nuttigfte
richting voor. Staats en “Volk 3sjafeen.
‘Souverain, Overheid ‘of Ingezeeten,
die “door zyne: magt, gezag vof“ ryk-
dommen te weeg brengt , dat ; waar voor-
heen
94 CORNELIS TERNE, OVER DE
heen -flegs tien menfchen leeven kon-
den, thans twintig menfchen een goed
en gelukkig. beftaan vinden, iseen foort
van Schepper „ en een navolger der God-
heid Hoe meenige geleerden -heb-
ben in ens Vaderland, en ik zelve, de
pennen ftomp gefchreeven, en te vere
geefs de keel heefch gefchreeuwd, om
ons vruchtbaar Land te vermeerderen,
PLATO was Zoo gierig op het Land, dat
hy geen plaats voorde doodenover had,
zoo ‘er maar eenige vruchtbaarheid in
was: op dat de dooden, de plaats niet
zouden inneemen,welke tot graanen kon-
den verftrekken „omde leevendigen te
voeden. In ons Vaderland denkten han-
delt men anders: «door de zwaare das-
ten, „huur en ongelden zien wy den
Boer uit zyre goederen raaken,enrin
de droogmaakeryen heb ik een -meenig-
te Boeren gekend, welke, met zwaar
werken te gronde,gingen „ en-derzelver
boedels by executie zien verkoopen. De
groote. gevaarten” van. Lusthooven „en
Diergaarden toonen ook, dat wy zoo
gierig op het land niet zyn, als PLATO,
De geduchte Veepest „ die yslyke gee-
fel voor onze runderen , welkers nadee-
len-zoo zeer bekend zyn ;-en waar te-
gen noch: niets zekerder gevonden wordt,
dan
BEGRAVINGE IN/\STEDEN ENZ. 05.
_dan-de inënting , ja-welkers nuttigheid
overgenoeg bekendis:: en nochtans moes
ten wy bekennen, hoeheerlyk-de-uits
koomst. voor den landbouwer en-de-in-
gezeetenen- ook is5: en ook, door by:
zondere Genootfchappen aangemoedigd
wordt, nochtans-naauwlyks ingang” ges
vonden heeft ;-en. hoe gering is de bee
gunftiging, welke. door de Hooge Rens
heden aan,dit nuttig -geneesini idde
fchonken wordt ® 2
De Italiaanen , Engelfchen, Fran ben:
Duifchers, Brabanders en andere Vol-
keren, hebben reeds; door het dooden
der dieren, in de-eerfte 24 uurenvvan
den aanval der ziekte, getracht, die
pest met wortel ven tak: uit te rocijená
en met hoe veel fucces en goedgevolg
Zy daar in, geflaagd-zyn „ is over bekend:
en nochtans, zoo verre my bekend:is,,
hoewel. die yslyke ziekte-een onbegry-
pelyk nadeel aan onze Republyk veroof-
zaakt, is het naauwlyks in overweeging
genoomen, om langs dien zelfden weg;
perk. en paal te zetten aan dien vernicl,
der, van onze runderen. |
Wat baat het „dat onze Landgenoo-
ten, of geleerde Genootfchappenren vdr
derlandslievende Maattchappyen ’er op
uit Zyn; en krachtdadig, door welmeer
/ nen-
86 CORNELIS TEKNE, ÓVER DE
nende en vryheidliewende Ingezectenén,
met penningen onderfteund worden , om
prysvraagen op te'geeven, om de zoo
zeer vervallene-Fabrieken en’ Trafieken
te onderfteunen „en te trachten derzelver
bloei te herftellen en te bevorderen? Wan-
neer fommige Regenten en’ onberêde-
neerde Ingezeetenen geen eigen gemaak-
te goederen verkiezen te draagen , en gee=
ne Vaderlandfche deugd genoeg bezit»
ten, om eigene bewerkte ftoffen zelfs te
gebruiken.
„De wetten zyn de ftem eens besten
en lefdervken Vaders , dieaan zyne kin-
deren- hunne pligten, dat isde waare
middelen tot hun geluk verklaart, — Wat
baaten” nochtans wetten, als:-zy niet
naauwkeurig. gaade‘geflaagen; en” de-
zelve oogluikende overtreeden worden ?
Wat nut doetrhert, “braave Burgers! als
de wetten: gebieden aan hooge en laage
Amptenaaren en Officianten;--om eigen
gemaakte goederen, en hier te lande Ze.
fabriceerde ftoffen , te draagen; ja zulks
plechtig by ‘het vernieuwen of herinne-
ren der gedaane eed voor te leezen (ge-
Iyk in fommige Steden. plaats heeft) , als
_degetabberde eed-afneemer gebaakerd zit
in uidandfcheftoffe „en de zweerder van
onderen tot boven byna in Manchester
ge-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 07
gekleed is?— Doet zulks geen aan-
merkelyk nadeel aan. onze Vaderlandíche
Fabrieken; en inzonderheid den nutti-
gen handwerksman verarmen en uitdroo-
gen; Ja’s Lands inkoomften aanmerkelyk
verkleinen? Wien is het onbekend,dat een
grooter verval der Fabrieken ons zin-
kend Vaderland , geheel en al in den draai-
kolk van die onbegrypelyke onaandoen-
lykheid en onvergeeflyke onverfchillig-
heid, zal doen nederploffen. Vorst en
Overheden moeten de wetten onge-
fchonden betrachten, en ook zorgen,
dat hunne gegeevene wetten nagekoo-
men worden, door de Ingezeetenen,
mits hunne wetten op deugd , rechtvaar-
digheid en algemeene welvaard gegrond
zyn; en ik ben volkomen zeker, als
de Regenten die geenen te rug zon-
den, welke met een manchester fluwee-
len broek kwamen, om hunne eed afte.
leggen of te vernieuwen, als Officiant:,
zy in het toekoomende zoo niet zouden
verfchynen. Weeten wy niet, dat een
naauwkeurige wet en ftreng verbod,
door de Staaten Generaal der Verdénigde
Nederlanden , by Placaat van den 8 Mey
1732, van het invoeren van vreemde
dekens, en het heilig nakoomen van die
billyke, en voor Land en Ingezeetenen
XII DEE G heil.
Bin
93 CORNELIS TERNE, OVER DE
heilzaame wet, de eenige en waare oor-
zaak is, waar door onze deken-fabrieken
noch bloeijende zyn , en onderhoud ver-
fchaffen aan een meenigte nuttige Inge-
zeetenen. In Leiden zvn byna alle de
Fabrieken (uitgezonderd de dekens en
rokjes Fabriek) , door nalaatigheid ,
verkeerd beftier, het fteigeren der las-
ten, en het niet nakoomen van genoo-
men Refolutien, vervallen; zelfs zoo-
daanig dat de Hallen zich zelfs niet meer
kunnen maintineeren , maar tot hun on-
derhoud Stads onderfteuning noodig
hebben: daar te vooren de Stad noch
voordeelen van de Hallen trok.
Trekt nu hier uit waare Vaderlandlie-
vende gevolgen;leidt nu hier uit af, geëer=
biedigde Regenten en waardige Republy-
kaanfche Burgeren! wat uwe pligt is;
en betracht dezelve : dan zai Nederland
kunnen het geduchte Nederland biyven;
en de Genootfchappen en geleerde. Man-
nen nuttiger kunnen zyn. Wat baat het,
dat 'er verftandige Ingenieurs en Direc-
teurs binnén onze Republyk gevonden
worden , en door den Staat op groote jaar-
wedden gefteld zyn? Als de beste plan-
nen, ter verbetering van onze Frontie-
ren , om onzen $4aat geducht te maaken,
achter de bank gefchooven worden ;en
2
Er
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 09
er middelen zyn, om alles, wat ter de-
fenfie, zoo ter Zee, als te Land dien-
fig is, te leur te ftellen, en de beste
poogingen van Souverain, Vorsten Re-
genten in den wind geflagen worden,
Zoo dat, in tyden van gevaar en oor-
log, naauwlyks een weg gevonden wordt,
„om ons te verdeedigen, veel min om
roemruchtig en met voordeel te ftryden.
Wat baat het Landgenooten , datkun-
dige en rechtgeöarte Zoonen van Z-
Jeulaap de verdervende Landplaag der
Kwakzalvers, met vernielende wapenen
beftryden; en aantoonen, dat die on-
kundige bedriegers meerdere verwoes-
ting onder de menfchen aanrichten ‚dan
__byna alle kwaalen? Als zy nochtans Vry,
ongehinderd en openbaar hunne moor-
dende middelen, waar door duizende
menfchen jaarlyks omkoomen, mogen
uitveilen en verkoopen, en teffens groo-
te fommen gelds uit het land fleepen van
onkundige Ingezeetenen. Behoorde een
Staat, een Overheid niet voor eenvou-
dige Burgeren en onnoozele Boeren te
Zorgen, en door hunne billyke magt en
gezag alles te verhinderen, waar door
de gezondheid der Ingezeetenen konde
benadeeld worden, of de ziekten ver-
flimmeren: en zulke verderflyke men-
i G 2 {chen
!
foo CORNELIS TERNE, OVER DE
fchen uit het Land te weeren; of ge-
bruiken om het Brafiliënhout te raspe-
len of zaagen, of veroordeelen om aan
de vestingen te arbeiden ? Men weert wel
nuttiger menfchen uit ons Land in fom-
mige Steden en Dorpen, (even als of
een Land, het welk Colonien heeft ; waar
deLandbouw bloeit , dat Fabrieken heeft,
en daar Zeevaard aanweezig is, te veel
Volk hebben kan), door acten van In-
demniteit , welke aan de ontginning der
dorre heije greetig zouden arbeiden;
aan de Trafieken en Fabrieken nuttige
handen zouden kunnen zyn: en dus de
duurzaamfte rykdommen van een Repu-
blyk, op onwankelbaare gronden, fte-
vig vestigen. Maar helaas! menis ver-
blind en wreed genoeg , om nuttige han-
den en arbeidfaame menfchen te wee-
ren5 en eerlooze , onkundige en nadee-
lige landloopers en Eider Edele gedoogt
men, even als of: de bevolking en de
ezondheid der Ingezeetenen niet in de
Staatkunde behoorde in acht genoomen
te worden. Het kwaalyk beftier der Ge-
nees- en Heelkundige gilden is veeltyds
fchuld vande openbaare kwakzalvers;
en veele: hoofden der “Gilden vleijen
meer hunne Overheden, als dat zy-de
wäare ‘belangen zouden vry en rond:
bor-
…
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. iOi
borftig voordraagen; en de voordee-
len, welke hoofden der gilden hebben ,
om hunne fmulpartyên goed te maaken „
ten kosten vah de gezondheid, en het
leeven hunner Medeburgeren , zyn oor-
Zaak, dat de yverigfte poogingen der
waare Geneeskundigen fchandelyk te leur
gefteld worden ; en de inkoomften , wel-
ke fommige Schouten, Gerechtsdie-
haars en andere hebben van de open-
baare kwalzalvers, balfemi, fulpher én
olyverkoopers en andere bedriegers , Zyn
_de voornaamfte oorzaakemr., dat die na-
deelige rondloopers, tot verderf der In-
gezeetenen mogen. rondloopen ; ‘en
„hunne vergiften verkoopen, waar door
_ meenig onkundig menfch te vroeg en
_ ongelukkig van de aarde gezweept wordt;
dus de beste oogmerken der voorndam-
Îte Artzen verydeld worden, tot eerie
onbegrypelyke fchade en nadeel van
tT nds inkoomften. Hoe is het mo-
gelyk, dat men in dit gewigtig ftuk,
in onze Republyk, zoo geheel gevoel-
loos en onverfchillig is? Een verftandi-
ge Staatkunde behoorde niet eens te ge-
doogen , dat 'er gezonde Bedelaars rond
loopen, veel min dat Schurken en Va-
gebonden, welke doodende vergiften
verkoopen, omzwerven , en daar voor
noch duur betaald worden.
es En Om.
IO2 CORNELIS TERNE, OVER DE
Om nu met geen langer voorafreden
my op te houden, maar tot ons bedoeld
oogmerk, het begraven, in Steden en
Kerken, over te gaan; en de oorzaa-
ken, waarom zulk eene fchadelyke ge-
woonte noch blyft ftand houden , aan te
roeren 3 en tevens de middelen aan te too-
nen, waar door men de begravenisfen,
in de Steden en Kerken , zoude kunnen
verminderen, ja geheel en al doen op-
houden: zoo vraag ik noch eens, wat
zal het baaten, dat het loflyk Zeeuwfích
Genootfchap die gewigtige vraag op-
geeft; en antwoorden bekoomt, diede
waare oorzaaken, waar door die {chan-
delyke, gevaarlyke en vuile gewoonte
{tand houdt, aantoonen; en teffens de
middelen aan de hand geeven, om dit
gedrocht (uit onkunde en bygeloof ge-
booren, en door. woekerzugt en ge=
bruik onderhouden en voortduurende) ,
met wortel en tak om te wroeten en uit
te roeijen? Als verhinderd wordt, de ge-
kende waarheden te gelooven; en ge--
weigerd wordt, om de hinderpaalen uit
den weg te neemen? Ja dat zelfs moei-
jelyk gemaakt wordt, het begraven bui-
ten de Steden, zoo dat het in de uit-
oeffening bezwaarlyk kan gebragt wor-
den; en wel voornaamlyk door die gee-
nen
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 103
tien moeijelyk gemaakt wordt, welkede
voornaamfte Begunftigers dienden te
Zyn; en, zonder welkers toeftemming,
men nimmer zal kunnen verkrygen ‚dat
de lyken vry, ongehinderd en zonder
zwaare Kosten, buiten de Steden ‚op
de open Kerkhoven , zullen kunnen be-
graven worden? Hebben de voorbeel-
den, van de verftandige Oudheid , hier
in geen invloed gehade op onze. Repu-
blyk; de vernietiging van het begra-
ven, in de Kerken , van andere by geloo-
vige Landen, by ons bykans niets uit-
gewerkt; hebben de droevige gebeur-
tenisfen van andere Landen, door het
begraven in de Kerken, veroorzaakt;
hoch Overheden, noch Ingezeerenen
uit hunnen fwymflaap opgewekt of
kunnen opwekken; hebben de uitmun-
tende Schriften van LUTHERUS, RI-
_ VET, HUMAN; HEIDEGGER, DE
_ MOOR,BONNET,TE WATER; BRU-
NEMAN, LEYSER; THOMASIUS,
VAN DER GIESSEN, DE GROOT,
HOFFMANSPERRENOT ;VAN CLEEFF;
KLUIT, DUURKOOP, PARE, ME AD,
TRALLES, VAN SWIETEN;UNZER;,
LOUIS, BERKHEY; NAVIER; BIL-
GUER, en een meenigte andere verftan-
dige Mannen, (die alle voor Koningen,
G 4 Vor
104 CORNELIS TERNE, OVER DE
Vorften ent Overheden deeze fchadely-
ke, bygeloovige, ongezonde „en voor
de bevolking van het menfchdom zoo
naadeelige gewoonte, met de wapenen
hunner konst en verftand „ ruiterlyk be-
treden hebben), tot noch toe, dat by-
geloovig monfter by, ons niet kunnen
vergruizen :. hoe gering is dan de hoop
niet, dat de poogingen van het Genoot-
{chap van die uitwerking zyn zullen , wel-
ke de Wel Edele Heeren Beftierderen
wenfchten en verlangden; en ook tef=
fens beöogd worden van de fchryvers,
welke zich onderwinden, om naar de
opgehangen Lauwers te dingen? Hoe
gering ook myne kragten zyn; en hoe
luttel -de hoop is, om deeze fchadelyke
gewoonte van het begraven, in de Ste-
den en Kerken, te doen verminderen
of ophouden: nochtans kan een nuttige
en goede zaak niet te dikwyls-herhaald
worden , of ‘ernoch misfchien eens eene:
goede uitwerkinge uit gebooren mogte
worden! Gutta cavat lapidem, non vi,
fed faepe cadendo;. en. of wy eindelyk
noch eens verftandiger wierden , om ons
waar welzyn beter te leeren betrach-
ten: en men verhinderde, dat de doo-
den den leevenden niet meer fchade toe
konden brengen, en de Kerken alleen-
lyk
eenen dt rien eden
SP ze ae
vraagen OER Welke zyn de verfchil.
| G 5
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 203
lyk. gebruikt wierden, tot die heilige
oogmerken, waar. toe de Goddelyke
Voorzienigheid dezelve beftemd heeft.
Het Genootfchap heeft de lauwers op-
gehangen; en ik zal tragten 'er ná te
worftelen , met die vrymoedigheid „ wel-
ke een burger betaamt: doch zonder de
Overheden en Burgers aan te maanen
tot hunnen pligt, is. het my niet mo-
gelyk, naar den prys te dingen; en de-
wyl fommigen , in dit gewigtig ftuk , ver-
eelde en onaandoenly ke harten hebben,
zal ik ook verpligt zyn, om hen op
den bodem van het hart te bonfen, of
‘er ook noch gevoeligheid in te AAR
„Ware.
Dewyl de fchadelykheid der GENE.
nisfen, binnen de Steden en Kerken,
ten vollen beweezen, en vry algemeen
erkend is, zoo zal het onnoodig zyn,
om my daar over veel te uiten; en die
„ernoch, onder de verftandigen aan twyf-
felt, die kan de opgenoemde Schryvers
‘er over nazien: inzonderheid zullen de
fchriften van de twee beroemde Leid-
fche Hoogleeraats TE WATER en KLUIT ;
in ftaat zyn, om dezulken te overtui-
gen. Ik zal derhalven aanftonds tot het
beäntwoorden der twee voorgeftelde
len-
106 “CORNELIS TERNE, OVER DE
lende redenen’; dat die nadeclige gewoons
te, in deeze Republyk blyft fland srypen;
en welke eynde beste middelen , om dezelve
te doen ophouden? Wy zullen, zoo drá
wy eene rede of oorzaak aangetoond
hebben, aanftonds ook het middel trach=
ten aan te wyzen , om de oorzaak te ver=
minderen of weg te neemen.
Onder de verfchillenrde redenen of oor-
zaaken waarom de begravenisfen, in de
Steden em Kerken, noch blyven fland hoù-
den, mag men in de eerfte plaats flellen ,
dat veele Ingezeetenen van onze Republyk
noch niets weeten van de fchadelykhetds
welke wit het besraven, in de Steden en
Kerken ‚ voortvloeijen , en van de droevige
gebeurtenisfen, welke andere landen zoo
wel, als ons getroffen hebben. |
Het is eene uitgemaakte waarheid , dat
verftandige en weldenkende Menfchen
de fchadelykheid der begravenisfen, in
de Steden en Kerken, erkennen, en
voor. volkomen bewezen houden. Een
enkelde pennetrek van eenen Godvruch-
tigen Mervey mag niets beduidende re-
denen, om het begraven, in de Steden
en Kerken, te billyken , voor den dag
brengen; of een grilziek Duitfcher mag
zulks twyffelachtig ftellen: nochtans dur-
ven wy verzekeren , dat alle verftandige
God-
hd
_BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 107
Godgeleerden , Staatkundigen , Rechts-
geleerden en Geneeskundigen , uit eenen
mond, de fchadelykheid daar van zul-
len en moeten erkennen, als zynde op
verftandige en gezonde redenen gegrond,
en door de eenvoudige ondervinding
bevestigd: dus deeze geene bewyzen
meer zullen voortbrengen, om die by-
geloovige en nadeelige gewoonte te bil-
Iyken; ja veele Overheden, welke zelfs
het begraven buiten de Steden moeije=
lyk maaken, zyn genoeg overtuigd,
dat hunne onbillyke handelwys niet op
deugd, rechtvaardigheid en algemeen
belang gegrond is. Maar wy hebben
geen Republyk die enkel uit geleerden
beftaat; en kan ook nooit te verwach-
ten zyn. Duizende Menfchen vindt
men, die, buiten hunne broodwinning
„en eene geringe kundigheid in den Gods-
dienst en Zedenkunde, op byna niets
denken, wat in de Weereld verder te
betrachten is: veel minder dat zy zou-
den denken en zorgen, om na hun-
nen dood geene fchade aan de overbly-
_venden te doen; of dat zy Zoo verre zou-
den denken, dat hun onbezield over-
fchot de leevendigen zoude kunnen fcha-
delyke Ziekten veroorzaaken, als men
‚dezelve onder de zerken, in beflooten
se
|
108 CORNELIS TERNE, OVER DE
gehouwen, in de Steden, inkerkerté,
Willen wy hier van overtuigd zyn, zoo
moeten wy ons niet vervoegen by het
klein getal van denkende en verftandige
Mentfchen, maar by den Arbeidsman , »
by-het Gemeen, by den Landman, of
by den geringen Burger: de ondervin-
ding heeft my geleerd, dat veelen ‘er niets
van weeten; en het geen men ’er van
verhaalt, of voor een fabel , of voor on=
mogelyk houden. Zulks heeft niet al-
leen plaats by het gemeene plebs ‚ maat
zelfs by veele welgeftelde en vermoo-
gende Menfchen „ welke altoos zeer be=
zorgd zyn, om hunne onbezieldelichaa-
men, in de, Steden en Kerken, te laa=
ten begraven; ja offchoon zy by hun
leeven vyändig vande Kerken zyn, ver«
kiezen zy nochtans na hunnen dood ‘er
in te woonen , en wel in het koor ôf on-
der de predikftoel , of daar het Nacht-
maal uitgedeeld wordt. Ongelukkige erí
belachlyke verkiezing! Honderdmaalen.
heb ik by verfchillende foorten van
Menfchen, zoo Ryken, als Armen ent
Burgerlieden, over dit ftuk geredenkas=
veld: doch van de meesten bevonden,
dat zy niets wisten van die gebeurtenis-
fen, welke Geneeskundige Schryvers
ons nagelaaten hebben; ja over het al-
Be
Oorzaak van zyn gebrek , daar nochtans
' "
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 109
gemeen weet men zeer, weinig van de
fchadelykheid van eene beflootene lucht,
offchoon de ondervinding onsleert , dat
die onkunde jaarlyks hier en elders eeni=
ge Menfchen het leeven kost, en de
meeste Menfchen hebben met de leeven-
digen zoo veel te doen, datzy om doo=
den niet kunnen, of willen denken. '
Over het algemeen moeten wy be-
kennen, dat de meeste Menfchen on=
kundig zyn, in het kennen van het geen
hun nadeelig is aan de gezondheid; en
noch elendiger is het gefteld , in het ver-
myden. van die oorzaaken, waar uit
fchadelyke Ziekten kunnen gebooren
worden of verflimmeren: ook “Willen de
meeste Menfchen de oorzaaken hunner
‘kwaalen niet kennen, en ’er ís geen on-
gelukkiger Doctor, dan die zyne Zieken
aanraadt, om de oorzaaken der Ziekten
te vermyden. Zyne Zieken woonen ge-
meenlyk in gemeene hutten, en zyn kaale
rok toont genoeg ‚ dat hy een eerlyk Ge-
neeskundige i iS, well se by het aanzienlyk
ezelfchap der groote Weereld, het volk-
je van de Bon 7 ‚a, niet djent, om hun-
ne vertroetelde en nadeelige gewoonten
kenbaar te maaken. — Hoe meenigmaa-
len befchuldigt men wind en weder als
een
1IO CORNELIS TERNE, OVER DR
een verwyfde leevenswys alleen de oor-
zaak van is, en ons buiten ftaat ftelt,
om de heilzaame en verkwiklyke lucht
te verdraagen.
Duizendmaalen leidt men de bron van
zyn kwaalen af, uit verborgene en boven
natuurlyke oorzaaken , daar de verftandi-
ge Artz de oorzaaken dier kwaalen vindt
in de ongefchikte, pragtige.en nadeelige
leefregels; en met recht houden wy de
verflindende keel en vertroetelde verhee-
melten als de grootfte vyänd der ge=
zondheid. Wisten veele Menfchen de.
gevaarlykheid van hun beroep of han-
teering, honderden zouden zulke doo-
delyke beroepen niet by de hand vatten,
Wisten veele Menfchen de fchadelyke
vyänden van hunne gezondheid te ver-
myden, de Geneeskundigen zouden met
zulke pragtige paarden en rytuigen niet
ronddraaven. Maar helaas ! veelen ken-
nen hunne vyänden niet; en noch min-
der willen of kunnen zy ‘er zich voor
behoeden. Zoo is het ook gelegen met
het begraven der lyken, in de Steden
en Kerken: duizenden vindt men, die
‘er nimmer om gedacht hebben, dat
zulks fchadelyk is aan de gezondheid
der Menfchen, en veel minder dat zy
zouden medewerken, om dien lan
1y-
4
É
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. III
Iyken vyänd te keer te gaan, door die
geenen, over welke zy gefteld zyn , om
ze ter aarde te beftellen, zoodaanig te
laaten begraven, dat zy noch hen, noch
hunne Medeburgeren , kunnen fchaden.
Is het wel te verwonderen, dat veele
Menfchen van de fchadelykheid der Iy-
ken, in’ de. Steden en Kerken, niets
weeten : dewyl hier te Lande zulke klaa-
re en in het oog loopende toevallen niet
Zyn gebeurd, dat ‘er de gemeene man
door “kan getroffen worden. Andere lan-
den zyn, door droevige gebeurtenisfen,
van het fchielyk dood. blyven der dood--
gravers op de kuilen, en door algemee-
ne, befmettingen „ uit ‘Hunne onverfchil-
ligheid opgewekt, en het gemeen is ’er
door verlicht geworden, dat by ons zoo
duidelyk nochniet kenbaar is: of fchoon
SILVIUS , al in zynen tyd , de aanhoudend-
heid, en het te rug keeren van die be-
{mettelyke Ziekte, van het begraven
der dooden, in de Kerken te Leiden,
afleidde. Ook weeten wy zeer wel, dat
in zekere Kerk onlangs een verfchrik-
Iyke {tank plaats hadt, inzonderheid
by de Burgemeesters geftoelten; en dat
Mr heidene werklieden Ziekten er
zich van op den hals gehaald hebben:
doch men heeft de voorgigdsheid£ ge-
ad ,
112 CORNELIS TERNE, OVER DE
had, om de zaak zeer ftil te houden,
en aan de baazen zoo welals knegts ver-
boden, ‘er van te fbreeken: op dat het
begraven in de Kerken doch niet zou in
verval of vermindering koomen. Want
wie is gaarne in zyn inkoomften gefnuikt?
Het Westerkerkhof te Amfteldam werdt
om geene andere rede verplaatst, en
ook teffens om dat het in de buurt
was van aanzienlyke Inwooners, waar
onder Heeren van Regeeringe, wier
neuzen te delicaat waren , om dien ftank
te hebben. Daar en boven zoo zyn de
droevige gebeurtenisfen, welke‘andere
Landen, zoo wel als ons Vaderland,
door de verrotte Iyken, getroffen heb-
ben, niet genoeg geboekt; ten minften
niet in die fchriften, welke de gemeene
man leest en gebruikt: deeze derhalven
kunnen onmogelyk dat geene toebren-
gen , het welk zy misfchien zouden doen,
als zy van de fchadelykheid van die ge-
woonte waren onderricht en overtuigd
geworden, door onderwyzers en fchrif-
ten, welke zy daaglyks gebruiken, en
de kinderen van jongs op in de handen
hebben.
Welke nu de beste middelen zyn: om
deeze oorzaak te doen ophouden, ftaat
ons nu te onderzoeken,
Het
A
v
|
|
|
il
Ì
|
Ì
'
J
é
zi
«
Ed
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 113
Het is een aangenome leerftelling,
dat zoo wy de oorzaaken der dingen
wegneemen , derzelver uitwerkingen ook
ophouden of verminderen: Swb/ata caus-
fa, tollitur effedus. — Om derhalven dee-
ze oorzaak te doen ophouden of ver-
minderen-is het de fchuldige en onver-
mydelyke pligt van elk rechtgeïïart men-
fchen vriend , om zynen evenmensch on-
der het oog te brengen, die nadeelige
gevolgen, welke uit het begraven, it
de Steden en Kerken, veroorzaakt zvn,
fomtyds „ontftaan , en noch gebeuren
kunnen. — De Boer, de Arbeidsman
en Burger arbeiden niet alleen voor zich
zelven; maar ook zoo wel om den Staat
wezentlyk te onderhouden, als om den
‚Staatsman en Geleerden , niet alleen van
arbeidfaame en vermoeijende lichaams
verrichtingen te bevryden ; maar ook
om dezelve te-voeden en te onderhou-
den. Natuurlyk is het derhalven de pligt
van den Staat, Staatsman en Geleerden,
om voor de werkende Ingezeetenen „den
braven Burger en nuttigen Veldeling te
denken, en te zorgen, dat-zy die ver-
eischte kundigheden verkry gen „welke
hun geluk ens gezondheid konnen bevor-
deren en beftendig maaken ; ter minften
hen in ftaat te fkellen, die oorzaaken,-
XII DEEL H wel-
IIA CORNELIS TERNE, OVER DE“
welke hunne gezondheid nadeelig zyn,
kenbaar te maaken en onder het oog te
brengen.
Dewyl nu ten vollen bewezen is, dat
het begraven in de Steden en Kerken
zeer nadeelig is voor de gezondheid
der Ingezeetenen , zoo moeten de Staat-
kundigen en andere Geleerden die fcha-
delykheid hun kenbaar maaken ; en zor-
gen , dat zulke droevige gebeurtenisfen
niet verbloemd worden en verfchoolen
blyven, maar aanftonds door de Cou-
ranten aan dé In- of Opgezeetenen wor-
den bekend gemaakt: op dat dezelve
deezen vyänd van hunne gezondheid lee-
ren kennen, en dus langfaamer hand,
als van zelven medebegunftigers worden,
om de dooden buiten de Steden te be-
graven: op dat dus die fchandelyke gee
woonte in ons Vaderland eens eindelyk
moge ophouden —- De bejammerens-
waardige gebeurtenisfen, en nadeelige
gevolgen, door rottende lyken veroor-
zaakt, welke in beflooten gebouwen be-
graven zyn geweest, en ons door P A-
RÉ, MARET, UNZER, BRUNEMAN
en anderen zyn aangeteekend , moeten,
(ja zelfs op bevel der Hooge Overhe-
den) in zoodanige Boeken voorgefteld
worden, welke daaglyks in elks handen
Zyn »
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. IIS
zyn. „Ik prys daarom zeer , dat de Schry-
vers van den Staats-fecrertaris en Post-ry-
der ons, en inzonderheid voor den Bur-
ger, de droevige gebeurtenis uit het Four-
wal des Scavans hebben medegedeeld; en
wel inzonderheid dat geval, het welk
wy vinden aangehaald in ’t Londonfche
Magazyn van het jaar 1752.
TISSOT ‚ ROSEN VAN ROSENSTEIN Cn
andere Schryvers pryzen aan, om eeni-
ge regelen ter bewaaring van de gezond-
heid in den Almanach voor den gemee-
nen Man en Boer te plaatfen. ROSEN-
STEIN (wiens werken by alle Genees-
kundigen in achting zyn), heeft zelfs de
moeite genomen, om eenvoudige Ver-
handelingen over deVolksziekten faamen
te ftellen; en dezelve, in Plaats van een
hoop zotheden ‚ gevoegd in den Calen-
der „als een nuttig gefchenk voor den ge-
meenen Man „Boer en duizenden Men-
fehen, die anders geene Boeken gebrui-
ken; dan den Almanach. -Met het zelfde
recht oordeel ik ook, dat het nuttig zal
Zyn,de fehadelykheid der begravenisfen,
in de Steden en Kerken, in de nieuwspa-
pieren te plaatfen , en inzonderheid in die,
welke daaglyks.gebruikt worden door al-
derhande foorten van Menfchen , ryk en
arm ‚jong- en oud. De droevige ge-
Hs beur-
116 CORNELIS TERNE, OVER DE
beurtenisfen dienen ook zeernaauwkeu-
rig ‘er in aangeteekend te worden: op
dat de Menfchen gaande gemaakt wor-
den , om mede te werken ; ten minften
niet tegen te kanten, als de Overheden
deeze nuüttige verbetering, voor Larid
en Ingezeetenen, eens geliefden in ge-
bruik te brengen, ja daar door hunnen
pligt te betrachten — MÊisfchien denkt
en zegt men, het gemeen en de gerin-
ge Burgers worden veeltyds op de Kerk-
hoven begraven, en by dezelve is de
minfte tegenftand te wachten! Het is
zoo, en ik ben zeker, dat by fommige
Overheden en Kerkmeesters, meer te-
genftand zal gevonden worden; maar
men zal nochtans met my moeten be-
kennen, dat men duizenden menfchen
van geld en vermoogen vindt, welke ,_
om hun geld, niet gaarne onder de ge-
meene clasfes gebragt zyn 5 en noch-
tans wegens hunne kundigheden en ma-
nier van denken , niet boven de armfte
Ingezeetenen verheever zyn; terwyl zy
ook geene andere gebeurtenisfen weeten,
als hun gewoon zak-, tafél- en handboek, -
naamlyk de Almanach,hen geleerd en ken-
baar gemaakt heeft J eù ook geene ande-
re boeken gebruiken, In het vervolg
zal ook blyken, dat de’ geringe Burgers
niet
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, II 4
niet kunnen en mogen , ja niet moeten uit _
het oog verloren. worden. —- De Geesten
lyken dienen deeze fchadelykheid der be-
gravenisfen, in,‚de-Steden en Kerken ;
aan te toonen, en met de wapenen hun-
ner Konst te beftryden, zoo in de open
baare predikatiën, als in hunne byzon-
dere gefprekken ; en inzonderheid, by
voorkoomende gelegenheden „de jonge
kinderen daar van onderrichten: want
Quo femel eftimbutarecens, fervabit odo-
vem Testa din ;— — e@n-ZOO aan ouden als
jongen aanpryzen, om de voortreflyke
{chriften van TE WATER, KL UIT;
UNZER CN LE/FRANC VAN BERK:
HEY vlytig te leezen. of
„Indien Overheden eens. voorneemens
waren ‚ om, hunne Stad van dit onkruid
te zuiveren ; zoo,zal dienftig Zyn „ dat
Zy vooraf „door de Predikanten en Pries-
ters „ de Ingezeetenen verlichten en daar
toe gewillig maaken... Om kort te zyn,
hoe ‚meer de „fchadelykheid , onge-
rymdheid en dwaasheid, van het begra-
ven in de Kerken aan Groot en Klein
kenbaar wordt, hoe gemaklyker Overhe-
den „die pryzenswaardige inrichting „om
de dooden buiten de Steden te begra-
Ven, zullen kunnen ter uitvoer bren-
gen; en verzorgen, dat hy, die in zyn
Hi lee-
Î13 CORNELIS TERNE, OVER DE
teeven niemand beledigde,na zynen dood
ook geen oorzaak is van ziekten en den
dood van andere Menfchen.
Dewyl goede voorbeelden van aan-
zienlyke Burgers de geringe Ingezecte-
nen uitlokken, ter navolging, zoo die-
nen de verftandigen ook , door hunne
deugdlyke voorbeelden, te ftichten , ge-
Iyk Prins-MAURITS, Gouverneur van
Brafiel „ Prof. VERHEIJEN, de Meeren
SCHAGEN } VONK, PERRENOT ‚ Dr. BRAND,
en eene meenigte andere weldenkende
gedaan ‘hebben; die, op dat zy de lee:
vendigen niet mogten fchaden,voor zich,
onder den blooten Hemel, een graf vers
koozen hebben In de maandlyk-
{che Mercurius vindt men dikmaals aan-
geteekend van begravenisfen , met Koet-
fen „ op het Leidfche Kerkhof te Am-
fteldam; en federt-dien tyd, dat men
zulks gedaan heeft, wordt bevonden;
dat het begraven’, op het Leidfche Kerk-
hof, is vermeerderd , en veele menfchen
zoo haatelyk niet meer denken van het
begraven op de Kerkhoven. Dewylnu
verftandige Mannen niet alleen overtuigd
zyn van de fchadelykheid , maar teffens
óók van de ongerymdheid, om in de
Kerken té begraven, zoo is het hunné
Plig st, eh-wy eifchen van hún, dat Zy;
niet
,
BEGRAVINGE IN\STEDEN ENZ. 119
niet-alleen met woorden , maar ook met
voorbeelden , ftichten; en hoe meerde
aanzienlyke, ryke en verftandige men-
fchen voorgaan , hoe grooter ook het
getal der navolgeren zal worden. — Dus
zal men van langfaamerhand deeze {cha-
delyke en bygeloovige gewoonte doen
verouderen en ophouden; ja men zal
het gewenfchte oogmerk bereiken, om
paamlyk in de Kerken een veilige en ge-
zonde plaats te hebben, ter uitoeffening
van den nuttigen en _noodzaaklyken
Godsdienst, zonder zich zelven in lee-
vens gevaarte brengen , door de fchade-
lyke nitwaafemingen van verrottende
krengen.
„Onder de verftchillende redenen , waar-
our de begravenisfen,-inde Steden en Ker-
ken frand-houden ‚mogen wy met recht in
de tweede plaats flellen „gebrek aan goede
en. wel ingerichte, Kerkhoven of Begraaf-
plaaifen., buiten de Steden ‚ waar door het
aam goede gelegenheid ontbreekt, ou de
Eyken „buitende Steden „te kunnen bezra=
ven. Deeze oorzaak is niet zoo zeer aan
den Burger, als wel aan hun toe te fchry-
ven, welke over ons gefteld zyn, om
ons wyslyk te regeeren ; ten minften ik
vinde hier meer fchuld by de Overhe-
den, dan byde Ingezeetenen. Wy mo-
H 4 gen
120 CORNELIS TERNE, OVER DE
gen onze dooden niet begraven, waar
het ons goeddunkt; en zulk <s Zou Dok
in eene wel ingerichte Maatfchappy
wanorde veroorzaaken: nochtans eischt
het algemeen belang „, dat de verftorve-
ne moeten begraven worden; en elk
mensch heeft een zekere zucht, omzy-
ne dooden behoorlyk te begraven; ja
de Natuur leert ons (gelyk de beroem-
de Hoogleeraar TE waATER zich zeer
wel uitdrukt, pag. 63. in het vierde deel
van ’t Zeeuwsch Genootfchap), om de
doode lichaamen uit ons gezicht weg te doen,
en aan de aarde weder te geeven. Vor-
dert nu de Natuur, dat men-de dooden
verbergt voor de leevendigen , enis het
aan niemand geöorloofd zyne doodente
begraven , waar het hem goeddunkt:
zoo is het derhalven de pligt van onze
Overheden, om, buiten de Steden,
goede, welingerichte en beftemde Kerk-
hoven opterichten , om de dooden be-
hoorlyk en veilig te kunnen begraven.
Dan helaas ! woekerzucht , bygeloof’,
hoogmoed en verkeerde Staatkunde heb-
ben “ongelukkig de.Staatkundigen van
voorige en onze tyden verblind, et in
die liefdelooze- en dwaaze denkbeelden
doen ‘vallen „ om de dooden:by de leë-
vendigen te doen inwoonen, (daar in
de
EME NE
adm Hd hi Rais a des
“BEGRAVINGE! IN“ STEDEN ‘ENZ. II
de voorige eeuwen noch Egyptenaars,
noch Grieken , noch Romeinen, noch
eeríte- Christenen om dachten, ja een
afgryzen van hadden), en dezelve zoos
danig te plaatfen, dat zy tot nadeel. der
leevendigen kunnen verftrekken , zonder
dat men tot noch toe die afgodifche en
fchadelyke gewoonte zoekt uitte roeijens
onze -dierbaare Republyk is zelfs in dit
ftuk onbarmhartiger en onverfchilliger
gebleven, danalle overige landen van E us
TOpa.. PLUTARCHUS zegtelders-, die
ons regeeren „ doolen wel nuveelan zaa-
ken , niet om dat zy niet anders. willen:
maar om dat ’er niemand is, die e hun
durft waarfchouwen. Zulks, bekenik,
heeft fomtyds plaats: doch verftandigen
hebben reeds voor honderd jaaren dit
monfter wel beftreeden „ zonder vrucht;
en de Dichter A, STEIN befpotte reeds;
in de zeventiende Eeuw, het begraven
di: Dooden , op deezen geestigen trant:
Hier brenght hy doodaas „dat geen 7 Juy-
pre Food mocht raaken.
Ghy gaet Godts duurfaam Huys:;-tot eene
rorplaats maaken.
Daar’ tlevendegebedt is geurish offerwerckt
Wat doet daar doodt gebeent 7 mk flank
te Kerck?
H 5 VAN
e
122 CORNELIS TERNE, OVER DE_
VAN DER GHIESEN fchreef ’er al in
het jaar 1706, deftig over; en VAN CLEEFF;
PERRENOT, KLUIT, TE WATER
en BERKHEY hebben alle keurig er
over gehandeld, zoo dat wy het gezeg-
de van den Philofooph PLUTARCHUS
niet wel hier op toepasfelyk kunnen maa-
kenzen uitvlucht zoeken,dat aan de Over-
heden dit ftuk niet is onder het oog ge-
bragt; of men zou zoo liefdeloos moe-
ten denken , dat die fchriften niet waaren
geleezen geworden door Regenten: ’er
kunnen ’er zyn, welke meer werk maa-
ken van partyên, jaagen, visfen en vin-
ken, als van ftudeeren of leezen van
nuttige boeken ; maar wy bezitten ook
Regenten, welke als met de borst 'er op
toeleggen, om de waare belangen der
Burgeren te behartigen: offchoon tom-
tyds door eene onkundige meerderheid
deezer heilfaame poogingen worden ver-
ydeld.’Er moet echter eene plaats , om
de dooden te begraven, zyn; maar de-
wyl de Overheden nu, buiten de groo-
te of kleine Steden , geen bekwaame be-
graafplaatfen opgericht hebben „ waar
men ordentlyk, en met weinig kosten,
zyne dooden kan begraven, zoo is men
hier toe buiten ftaat gefteld,. en de In-
gezeetenen worden, golens volens „ ver-
pligt,
id
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 123
pligt, die plaatfen te gebruiken, wel-
ke door de Magiftraat der Steden daar
toe beftemd zyn——- Indien men het
zeer wel ingerichte Kerkhof in het Duin;
op den Scheveningfchen weg (een plaats,
welke prATO zelfs zoude goedkeuren),
uitzondert „ en eenige „ welke buitende
Provintie Holland gevonden worden;
zoo-zyn ‘er geen andere begraafplaatfen
aanweezig,als voor de Jooden „en diein
de Gasthuizen zyn overleden: zondert
nochtans die uit, welke om de Kerken
der Dorpen gevondên worden; welke
men, met geen recht, voor begraaf
plaatfen houden kan , welke aan de Ste-
den toebehooren.
Dit gebrek aan begraafplaatfen, bui-
ten de Steden ‚verftrekt zeker tot fchan-
«de, voor een wel ingerichte Republyk, en
voor eene Natie, welke zoo zeerroemt,
verlicht te zyn, en abuifen te verbete-
ren; ja dit ftelt de beste en weldenken-
fte Ingezeetenen buiten ftaat, om mede
te werken, om de dooden, buiten de
‘Steden, te begravens meù wordt dus
“genoodzaakt; zyne dooden „-aan’ welke
befmettelyke Ziekten ook geftorven,
binnen de Kerken te begraven, of ten
aninfter op Kerkhoven, of Bolwerken,
binnen de _muuren der Sceden befloten:
daar
124 CORNELIS TERNE, OVER DE.
daar dikmaals een zeer kwaade beftiering
omtrent dezelve plaats heett. Die be-
ítiering ziet men- niet zelden toever-
trouwd aan een Officiant , welke ’er een
gemaklyk leeven en een goede ruime
jaarwedde. van heeft; deeze dus houdt
‘er weder een. knegt op, en-die knest
heeft wederom andere knegts , welke
zulk een gering inkoomen hebben , dat
men door fteekpenningen hen gemak-
Iyk totlykdieven maaken kan : want hon-
ger is een fcherp zwaard. Deeze flegte
beftiering doet elk een afkeerig zyn , in
fommige Steden ,‚ om op de Kerkhoven
te begraven; niet alleen dat men de ly-
ken uit de eigene graven, binnen wei-
nige uuren, verplaatst in den gemeenen
kuil, (of zulks met, of zonder toeftem-
ming der Regeering is, weet ik miet) 5
maar zeer fpoedig de kisten openbreekt,
de fpaa in de /yken fteekt (ik heb het
zelf gezien), en de noch-naauwlyks
verrotte lichaamen onder de kluiten weg-
bergt; dit gaat zelfs zoo fchandelyk,
dat, voor eenigen tyd, een bleekers-
hond van zeker Kerkhof, met een doods-
hoofd, waar al het vleefch noch aan was ,
in den bek ‘er mede door de Stad liep,
het geen onder het gemeen eene groote
opfchudding, en dat niet zonder rede,
ver-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. ‘125
veroorzaakte. «Geen wonder dus, dat
het geringfte. volk zelfs ‘er niet gaar-
ne hunne, dooden begraaft: wat doch
is ’er{chandelyker, en verachter, dan met
JESABEL na zynen dood van de hon-
den gevreeten te worden. Ik zelf heb,
op het Reinsburger Bolwerk te Leiden,
daar de beenen en fchenkels by honder-
den open lagen, meenigmaalen gezien,
dat de honden aan dezelve knaauwden;
daarze zoo hoog lagen, dat als men de
bekoorlyke Cingels rondwandelt , de
doodskoppen boven het Bolwerk uitftee-
‘ken. Myns bedunkens was het beter,
dät men dezelve in een knekelhuis ver-
borg; of dewyl ’er geene knekelhuizen
op veele Kerkhoven zyn, dezelve on-
«der de aarde verborg: want het oprich-
ten‘van been: of knekelhuizen zou mis-
fchien veroorzaaken, dat het begraaf-
geld voor den gemeenen man verhoogd
‘wierd. Hier by koomt noch , dat op
fommige Kerkhoven geene veilige rust-
plaats is voor de dooden , maar doorde
‘greetige liefhebbers der.nuttige Ontleed-
„kunde fomtyds , offchoon tot een prys-
„waardig oogmerk, graffchenderyën be-
gaan worden: want men heeft, in fommige
Steden, geen goede inrichting, om aan
deliefhebbers der Anatomie de vereisch-
te
126 CORNELIS TERNE, OVER DE
te lyken te verzorgen , waarom de Kerk-
hoven ook fomtyds die graffchennis on-
dergaan. Ik zoude hier over my verder
kunnen uitlaaten , maar, dewyl ik - zel-
ve een groot lief hebber der Ontleedkun-
de ben, zoo zal ik hier van ftilzwygen:
genoeg dat wy aangetoond hebben, dat
door gebrek aan wel ingerichte Kerkho-
ven, buiten de Steden , de begravenis-
fen in de Kerken blyven ftandhouden,
en ook zullen duuren , tot dat men
daar in voorziet.
Deeze gewigtige oorzaak moet geheel
en al door den Souverain,de Magiftraaten
en Overheden weggenomen worden,
en dan zal bet begraven, buiten de Ste-
den, op opene Kerkhoven, gemaklyk
in het gebruik koomen : mits men zorgt, _
dat de onkosten niet te hoog loopen.
’Er moeten Kerkhoven buiten de Ste-
den aangelegd en gefticht worden, om
‘er de dooden op te kunnen begraven;
en dit zal een gefchikt middel zyn „ om
de begravenisfen , in de Kerken en Ste-
den, te doen verminderen en allenskens
geheel en al te doen ophouden. Welk
ruim veld voor U , Machten der Aar-
de! om heil over uwe Ingezeetenen uit
te ftorten? Hier hebt Gy eene fchoone
gelegenheid, om uwe nuttige Burgers
we-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 127
wezenlyk dienst te doen, en met de
daad te toonen, dat gy waare Vaders
des Vaderlands zyt.
Wel aan dan dierbaare Overheden en
verftandige Magiftraaten , laat dit voor- .
ftel uw welgevallen.
Sticht welingerichte Kerkhoven , bui-
ten de Steden: wy zullen, zelfs zonder
bevel, onze dooden en ons zelven ‘er
laaten begraaven; 5 maar Zulks immersis ,
zonder dat ‘er behoorlyke, en een ge-
noegfaam getal begraafplaatfen zyn , bui-
ten de Steden, niet mogelyk , en belet
verftandige Burgers ‚om in deezen het
Vaderland nuttig te zyn.
Verftandige Regeerders aan U, aan
U, Goden der aarde! is de gewigtige
post aanbevoolen, om voor de gezond-
heid, veiligheid en welvaart van uwe
Ingezeetenen te zorgen: deeze hebben
alles veil, hun goed en bloed , omuwe
Grootheid en Achtbaarheid niet alleen
te bewaaren, maar ook om onze Re-
publykaanfche Stadhouderlyke Conftí-
tutie te beveiligen. Maar zoekt gy
ook, om, door het vernuftig aankwee-
ken van uwe Ingezeetenen, de ver-
grooting van Lands en Stads inkoomften
te bevorderen, als het gefchikfte mid.
del, om de lasten en inposten niet te
7 hoog
128 CORNELIS TERNE, OVER DE
hoog te doen fteigeren. Overheden!
U is immers de fchadelykheid en onge- -
öorloofdheid van het begraven in de
Kerken volkomen bekend, Wie zal hier
aan, die een aas gezond verftand bezit,
in het minfte twyffelen , Weinige zullen
“er zoodanige zyn5 en noch minder,
die 'er openlyk mede voor den dag zul-
len koomen. Dit nu-te erkennen en
bekennen ; en nochtans huiverig te zyn,
om zoodanig eene fchadelyke gewoonte
niet te verminderen en te verbeteren „
zou ftrydig zyn met de verpligtinge van
een recht geäart Regeerder,
leder menfch is verpligt, het alge-
meen welzyn der Maatfchappy , waar
van-hy een lid is, zoo veel te bevorde-
ren, als. hem mogelyk is; en die hou-
den wy voor eenen goeden Burger , wel-
ke het zyne vrolyk achter laat, om het
algemeen welzyn te bewerken. Hoe
veel te meer is het derhalven de pligt
van een Overheid , om door zyne magt,
gezag en gezond verftand alles toe te
brengen, wat tot welvaart en behoude-
nis der. braave Íngezeetenen kan vers
ftrekken ? Ja het is de heilige pligt van
alle Vorften en Regenten, om al hun
vermoogen en kragten in te fpannen,
om het algemeen welzyn te bewerken,
ZOOo
BECRAVINGE IN STEDEN ENZ. 129
zoo veel hun mogelyk is; en alles aan
te wenden “om de volmaaking der Bur-
gerlyke Maatfchappy te begunítigen.…—
Noch. Vorst, noch Overheid , noch
Burger mag een byzonder belang voor
het algemeen trekken; de Vorften en
Overheden zyn alleen grooter en ge-
lukkiger dan de geringfte hunner onder-
daanen of Burgers, wanneer zy meer
het algemeen welzyn betracht hebben,
dan de Burgers konden doen. Daar nu
het algemeen welzyn vordert, dat de
gezondheid der Ingezeetenen behartigd
worde ; en daar de gewoonte, omde ly-
ken binnen de Steden en Kerken te bee
graven , eene bekende en beweezene oor-
zaak is, om fchadelyke Ziekten voort
te brengen en te verflimmeren : Zoo moe-
ten derhalven verftandige Overheden aan
de Stem der braaven gehoor geeven , wil-
Yen zy in dit geval het algemeen welzyn
bewerken, door gelegenheid te geeven,
dat deeze nadeclige oorzaak, uit hunne
Steden en Kerken weggenomen wor-
de ; en dit heilzaam oogmerk zal bereikt
worden , indien de Overheden (wier post
het alleen is) , buiten de Steden goede en
wel ingerichte Kerkhoven of Begraaf-
plaatfen oprichten. En deeze moeten
van verfchillende foorten , buiten de
XII DEEln Ï Ste-
_
130 CORNELIS TERNE, OVER DE
Steden , op ordre van de Overheden,
ten koste en tot voordeel van de Ste-
den en Kerken worden aangelegd, zoo
voor aanzienlyke Burgers als voor ge-
ringere Ingezeetenen: op dateen ieder,
naar evenredigheid van zynen rang , ver-
dienften en vermoogen , deftige Begraaf-
plaatfen kan bekoomen. De Begraaf-
plaatfen moeten zoodanig , buiten de Ste-
den, aangelegd worden , dat 'er niet het
vruchtbaarfte gedeelte des lands, maar de
onbewoondfte en onvruchtbaarfte plaat-
fen toe uitgekozen worden; zoo nochtans
dat elk teffens overtuigd zy, dat de Iy-
ken voor Graffchenders en de greetige
handen van Ontleedkundigen beveiligd
zyn. Dewyl men thans zoo prachtig en
met kostbaarheden niet begraaft, als in
voorige eeuwen, zoo heeft men niet te
duchten, dat, om de fchatten , welke
wel eer by ATTILA EN KAREL DEN
GROOTEN gevonden werden, Graffchen-
dery zal plaats hebben , maar wel dat Cnt-
leedkundigen zich hier aan vergrypen.
Altoos heeft men het berooven der gra-
ven, als een heiligfchennis , geftraft:
men kan hier over nazien den beroemden
LE FRANK VAN BERKHEY, in Zyn
Natuurlyke Hiftorie van Holland , der-
de Deel, derde Stukje, bladz. 1811 en
WEES Ie, 1812 3
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. I3I
r8re; alsmede strccaMmaA. De Wert-
ten, tegen de Graffchenders ingericht,
in de keuren der Steden te vinden, bil-
Iyken wy: maar, ons bedunkens, be-
hoorden oek de Overheden aan de lief-
hebbers der Ontleedkunde eene betere ,
gelegenheid te verzorgen , om die nuttige
Kunst te exerceeren: dan zouden de
graven geen, ten minften minder ge-
gevaar loopen van plunderinge te onder-
gaan; en de wetten vervielen van zelve,
en de Burgers zouden daar voor niet
hebben te vreezen,
„De plaatfen buiten de Steden , tot be-
_graafplaatfen uitgekozen zynde, zoude
men dezelve met eenen hoogen gemet-
felden muur dienen te omringen; waar
by men de wooningen van de Doodgra-
vers, met zyne knegts, moeste plaat-
fen, gelyk men in Amfteldam, Leiden
en andere Steden gemeenlyk de huizen
der Doodgravers by de Kerkhoven vindt.
Sommige Kerkhoven konde men def-
tig aanleggen: met gemetfelde graven en
kelders voorzien ; en met zerken dekken
en grafnaalden vercieren, gelyk ook met
een aanzienlyken ruimen ingang en een
prachtig yzeren hek : Mundus vult decipì ;
men konde derhalven de belaclilyke wee-
reld wat vergulden. De andere Begraaf-
|) plaat-
\
En
132 CORNELIS TERNE, OVER DE
plaatfen, voor geringe Burgers, konde
men even als deeze maaken ‚maar zonder
zerken of, gemetfelde. „graven. Het
veld, dat men daar toe uitkiest, moet
ruim en groot zyn , naar evenredigheid.
der Steden, op dat men tot geene te vroe-
ge fchudding genoodzaakt worde; ook
ware het te wenfchen , dat overal, ge-
lyk te Amfteldam, verboden wierden, het
begraven met eiken kisten: -dewyl het
vuurenhout fpoediger verrot en te ge-
Iyk met de dooden verteerd is. „Men
diende zoo groot eene plaats uit te kie-
zen, en zoodaanig een orde te hou-
den, dat binnen. twaalf. jaaren geene
fchudding noodig was: dan zou men
de noch onbedurvene planken zoo niet:
zien pronken op de bolwerken , dat waar-
Iyk aanftootelyk is—- Men heeft in
het aanleggen der begraafplaatfen voor
den geringen Burger vooral in het oog
te houden, dat zy eene aanzienlykever-
tooninge hebben: het Papegays - Kerk-
hof te Leiden is fraay aangelegd. Mis-
{chien was het niet kwaad, dat een en-
kelde tusfchen muur de beide begraaf-
plaatfen voor ryken,en armen van een
fcheidde: want als de ryken en geringe
Burgers, op een en het zelfde open veld,
begraven worden; ener, geen onder-
fcheid
Ë
BECRAVINGE IN STEDEN-ENZ, 133
fcheid gemaakt wordt, als dat op. de
eene zerken leggen, en op de ändere
niet, zoo kan het gemeen ‘er niets te=
gen hebben. Vooral moet men even-
wel in acht neemen , dat men geen haa-
telyke plaats, om een Kerkhof aan te
leggen, uitkiest, welke reeds onder het
| vooroordeel by de menfchen legt: het is
bekend , dat op het Palmkerk-hofte Am-
fteldam weinig dooden begräven wor-
den, alleen om dat het geteekend ftaat
metden naam van het Varkens-kerkhof.
Als men iets nieuws invoeren wil in een
Republyk , dan moet men het de Bur-
gers weeten fimaaklyk te maaken.
Misfchien zegt men, het zal zeer.
moeijelyk zyn, om, in groote Steden,
de „dooden buiten té begraven; en’het
vervoeren, of draagen der Iyken met
zeer. veel ongemak vergezeld gaan? Ik
beken, het zal iets moeijelyker Zyn;
maar heeft die zelfde moeijelykheid in
Engeland, Duitfchland en Frankryk ook
geen plaats? En evenwel begraaft men
aldaar buiten de Steden, en niet in de
Kerken, immers niet voor het grootfte
gedeelte, En wart -Zwaarigheid: al ís
eene zaak iets moeijelyker, als het maar
voor het algemeen wel Zyn nuttig zy , dan
is zulks te ‘beiven re koomen jd wie is
Eg Zoo
154 CORNELIS TERNE, OVER DE
zoo liefdeloos tegen zyn Vaderland , om
zich eene geringe moeite niet te troos-
ten, als het om heilzaame oogmerken
te bereiken, noodzaaklyk Ba DE
moeite is niets, de zaak ís maar alleen,
of de Overheden het begraven buiten de
Steden al of niet be sounttie gen. —— Doch
laaten wy-de grootfte en volkrykfte Stad
van geheel Nederland, tot een voor:
beeld neemen, naamlyk Amfteldam,
myne wieg en baakermat 3} en onderzoe-
ken, of het begraven, buiten de Stad,
wel eenige noemenswaardige moeijelyk-
heid zoude veroorzaaken—- Alle de
Kerkhoven zyn digt by de poorten
gelegen, het zou dus weinig verfchil-
len. als men dezelve buiten de poorten
verplaat{te.
Indien men, by voorbeeld, het An-
tonie-Kerkhof buiten de Weefeper-poort
verplaatfte; het Leidfche Kerkhof kon”
men gevoeglyk daar thans de boomen
faan, buiten de Leidfche-poort verleg-
gens bet Carthuifer-Kerkhof (dat des Zo-
mers.altoos een ondraaglyken ftank ver-
oorzaakt,en.een geeftl is voor de buuren,
welke daar. kort by woonen, zoo dat
zy fchroomen, om een venfter opente
zetten; terwyl voor eenige jaaren, toen
men in Amfteldam veele rot-koorfen
oil hadt,
k
_r
«
Á
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 135
had, dezelve in dien omtrek het eerst
ontftonden , als mede buiten de Stad aan
de Bleekeryén , ‚waar dezelve ook het
kwaadaardigfte waren) „ konde men ver-
voeren buiten de. Zaagmoolens-poort ;
het Palm-Kerkhof en de andere zoude
men ook gemaklyk naar buiten kunnen
verleggen.
Alle ‚deeze verplaatfingen der Kerk-
hoven zoude eene zeer geringe moei-
te zyn, om de lyken verder te draa-
gen. Om de Burgers van de Eilanden
te gemoet te koomen, konde men aan
het einde van Wittenburg ; alwaar een
zeer-groot ledig veld is; of aan het ein-
de van’ Funie ,. dat misfchien beter is ,
en minder gevaarloopt,om overftroomd
teworden, gevoeglyk een begraafplaats
oprichten; en om de Ingezeetenen van
het Bikkers Eiland , den Haarlemmerdyk
en daar omtrent woonende, te gemoet
te-koomen , konde men voorby de Moo-
len-van-de Varvanger, of daar omftreeks
een ruim en aanzienlyk Kerkhof -ftich-
ten. Deeze plaatfen zyn zoo goed, als
buiten de Stad te reekenen ; en aande
Ykant gelegen „en byna onbewoond,
alwaar „de rollende winden den vuilen
ftank „wel zullen verdryven.
En in,fteede van de graven inde Ker-
14 ken,
\
T56 CORNELIS TERNE, OVER DE
ken, ‘voor de lyken der aanzienlyken,
zoude men aan elke hoofdpoort een
wel ingericht Kerkhof kunnen aanleg-
gen, en dezelve aldaar , met een orden-
telyke en eenvoudige ftatie, begraven:
wanneer deeze ftinkende aasfen de leden
der Gemeente niet meer zouden ver-
giftigen, en afkeerig van de Kerken
maaken. Men zoude ook met een of
meer. jagten, als de weg al wat ver
was ; de dooden kunnen begraven „ge-
Iyk te Leiden zeer algemeen in gebruik
is. Ook zoude men, even als in fom-
mige Steden van Duitfchland, met een
Iykkoets kunnen begraven, alwaar de
draagers naast of terzyde van het Iyk
zitten: op die wyze heb ik zeer dik-
wils gezien, dat, in de zeer bloeijende
Academie Stad Straatsburg, de dooden
buiten de poorten gebragt werden. In
andere Steden van ons Vaderland zyn
de Kerkhoven ook al digt by de poor-
ten, óp de fchanfchen, of bolwerken;
en konden dus gemaklyk naar buiten
verlegd worden.
Maar veel ligt denkt men, wat zal
het oprichten van Kerkhoven buiten de
Steden baaten: 'er-zyn noch zeer veele
gewichtige oorzaaken by de Overheden
en Burgers aan tetreffen, waar door die
na-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 137
nadeelige eewoontceifi deeze Republyk
blyft ftand grypen? Ik ftem zulks gree-
tig toe; maar het is ook tevens waar ,
dat; als ’er buiten de Steden goede en
welingerichte Kerkhoven aanweezig wa=
ren, dat veele weldenkende menfchen
‘er gebruik van zotüden maaken. Te
Leiden; hoe drukkende ‘ook aldaar het
buiten’ besra ven ís, nochtans zyn zeer
veele Burgers voor het besraven op de
Dorps:Kerkhoven; en‘van de vyf hon-
defd:béjdarde Iyken , worden ’er byna
hönderd derzelve buiten de Stad gebrast 5
en dat zulks niet meer gefchiedt, “isniet
(gelyk men verkeerd opgeeft) aan ‘de
wilder: Burgers toe te-fchryven , mâar’
aan eene verkeerde Staatkunde , welke
fommige Overheden bezielt: doeh daär
van {tr aks nader.
Daar en boven als Magiftraaten -Be-
graafplaatfen buiten de Steden opgericht
hebben „zoo zyn zy, indien de Bür-
gers aldaar niet willen begraven, on-
fchuldig aan de kwaade gevolgen; dät:
geen plaats heeft, als zy door hun ver-
zuim de oorzaak zyn, dat de Ingezee-
tenen in hunne wanbegrippen blyven vol-
harden, in hunne afgodery voortvaa-
ren, en dertig; veertig, vyftig of meer.
jaaren ‘hunnen Naasten {chaden en leed
15 toc
i33 CORNELIS TERNE, OVER DE:
toe brengen, ja, mag ik my dus uitdruk-
ken; een hälve of heele eeuw na hun-
nen dood, anderen dooden.
Geëerde Regenten! uwe Vaderlyke
zorge , voor het welvaaren uwer Bur-
geren, is uw verhevendst cieraad en
heilige pligt; en daar de Natuur den
Mensch niet anders tocftaat gelukkig te
worden ; dan in zoo verre hy zyne plig-
ten betracht , en het algemeen geluk helpt
bevorderen: zoo moet uwe grootíte
zorg. zvn, hoe gy welvaart en heil aan
uwe Ingezeetenen zult te weeg brengen 5
en zy zyn reeds veroordeeld, welke on-
verfchillig zyn in het betrachten van
eenen pligt, welke zulk eenen verbaazen-
den invloed heeft op de gezondheid der
Ingezeetenen. …
‘Aarzelt dan toch niet langer. Overhe-
den, om Begraafplaatfen buiten de Ste-
den op te riehten „ en weigert niet langer
eene; veilige plaats, om den fchoonen
Godsdienst, zonder gevaar , uit te oef-
fenen. … Hebben: rechtgeäarde Burgers
Iyf en leeven , goeden bloed , veil voor
Vorst, Overheden en ’t dierbaar Vader-
lands. en zouden dan de Hooge Mach-
tender Provincien langer bedenking maa-
ken ‚om eene fchadelyke en fchandely-
ke gewoonte „ welke eene gezonde Staat-
kun-
nd
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 139
kunde veroordeeit, die tegen de Rede
en Natuur aandruist; enden waaren
Christelyken Godsdienst bezoedelt, en
het Ongeloof in de hand werkt, niet te
keer gaan en den bodem in flaan; dat
Zy verre. — Neen volk van Nederland
uwe Burger-Vaderen zullen in dit ftuk
niet BREE onverfchillis zyn, maar vol-
vaardig den wenfch der braaven en ver-
ftandigen vervullen, en, het algemeen
welzyn helpen bevorderen. De gezonde
Rede, Natuur, Godsdienst en het alge-
meen Belang eifehen volftrekt „dat geene
dooden, binnen de muuren der Steden
en Kerken, begraven worden: en wie
een vyänd van deeze vier heilzaame ge-
leiders toont te zyn, is den namun. van
Burger onwaardig, en hoe veel te meer
die van eenen waardigen Regent, wiens
post het is te zorgen, dat de.plaatfen ,
ter. Godsdienst gefchikt, veilige Choo-
ten Zyn, om van.geen gevaarlyke ge.
breken. of rampen getroffen te ‘worden,
welke men verftandig had kunnen voor-
koomen. Wat beweegt u dan noch Re-
genten! om den hartelyken wenfch der
braaven in den Lande niet te vervullen,
door Kerkhoven buiten de Steden op
te richten ? Waar naa getoefd: of moe-
ten dé droevige gebeurtenisfen „ ons aan-
ge-
Î4O * CORNELIS TÊRNE, OVER DE
seteekend inde Comm; de rebus & Scient,
dn Med. Gest. Tom. ao: by PARÉ , pag. 638.
in hêt journal des Scavans, dû. 1754.
in, ”t Hamburger. Magazyn, Tom. 25 în
‘2 Londonfche Magazyn, 1752 5 Dy UNZER ;
VAN CLEEFF en andere Schryvers
meer, ons dierbaar Vaderland ook zoo
ellendig teístêren’,. als andere Landen en
byzondere perfoonen, tot hun nadeel
Ondervonden hebben? Is het niet ge-
noeg, dat alle Geneeskundigen uit eenen
mond de fchadelykheid. ’er van erken-
nen? Dit een DIEMERBROEK, een
Str vrus eù anderen, het opwa ker en
der Epidemisfche Ziekten hier door on-
dervonden hebben; en de befinetting
der Kinderpokken in groote Steden ge-
duurig fporadi/th woeden , door het be-
graven der befmette dooden in de Ker-
ken, ‚ welke hun fyn Miassa aan de Kerk-
gangers, mede“ deelen. Myn groote
Meester, de onfterflyke G. VAN DOE-
VEREN (wiens vroegen dood ik myn
leeven lang zal betreuren), was van ge-
voelen’, dat door het begraven der bet
fmette ‘lyken in de Kerken’, duizend-
maâl mneer gevaar voor de befmetting
der pokken te vreezen is, dan door de
inenting. Doch al genoeg hier van , wy
zouden te ver uitweiden: wy wenfchent
en
a tin wind
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 141
en hoopen ; dat recht, geäarte Regenten
zullen voorkoomen „dat die gebeurte-
nisfen van andere landen by ons niet kun-
nen. gebeuren. ;
Dewyl nu het oprichten van Begraaf-
plaatfen „buiten de Steden, ons die vei=
. ligheid eenig en alleen verzorgen kan:
wie twyffelt dan noch , of zulks zal ook
door. verftandige Regenten verzorgd
worden ; en by het opbouwen van nieu-
we Kerken, zal door den Souverain der
Landen belet worden „geene Begraaf-
plaatfen in dezelve aan te leggen: Ree.
wel het tegendeel ten aanzien van. de
nieuwe. Kerk te Zegwaard en, Zoeter-
meer «plaats heeft. Het fchynt, dat de
geweldige ftank , welke onlangs in de
Kerk ‚in het nabuurig Berkel heerfchte ,
noch niet de vereischte invloed gehad
heeft. . Het behoud en het vermeerde-
ren der Ingezeetenen is nochtans van te
veel belang, voor ons dierbaar Vaderland,
om geen-middel te omhelzen en goed te
keuren, dat aan het zelve dienftig iS.
CICERO, als hy voor, de belangen
van Romen {prak , vondt het woord /4-
derland zoo,verheeven en fraay , dathy
het geduurig in den mond hadt. Ach
Vaderen des Vaderlands ! laat ik het
woord Vaderland ook. gebruiken , om
voor
IA2 CORNELIS TERNE, OVER DE
voor de belangen van het Vaderland en de
gezondheid van elk Ingezeeten te fpree-
ken: richt Begraafplaatfen op , buiten
de Steden, om de veiligheid van elk te
verzorgen , en het beste van het Vader-
land te weeg te brengen. ‘Het Vader-.
land heeft cr belang by : en het Vader- -
land is een heilig woord. Een zeker
fchryver zegt, het is een Godheid, die
alles, wat men ten beste aan het zelve
doet, dubbeld beloont.…—— Alles , waar-
dige en geëerbiedigde Regenten! moet
voor het algemeen” welzvn van het Va-
derland wyken: Cari fint parentes , zegt
CICERO, cari liberi, propingui, fami-
liares ; fed omnes omnium caritates Patria
vna complexa est. Wie is’er, dienoch
befchroomd is, om aan deeze treffely-
ke woorden van ciceRrO zyn zegel te
hangen? Geene oorzaak derhalven kan
‘er zyn, om onze pd. binnen de
muuren der Steden e {luiten, dewyl de
welvaart van °t lieve Vv aderland ’er door
gevaar loopt: en met die fchadelyke,
en waarlyk affchuwlyke gewoonte, om
de dooden in de Kerken te begraven,
af te fchaffen, zullen niet alleen ziekten
afgeweerd worden, maar ook zullen de
Christelyke en zedelyke deugden die-
pere wortelen fchieten, en het ongeloof
en
B
TE Ide Ei den ie
jen
Perte
BEGRAVINGE IN- STEDEN ENZ. 143
en een meenigte bygeloovige; valfche
en afgodifche. ondeugden en gewoon-
ten uit ons Vaderland werdelgd worden.
welke zoo vaak by-het begraven der
dooden plaats hebben— Doch laat ons
verder gaan.
‚Een derde „en niet mingen pigtige oorzaak ,
waar aan het begraven în de Steden en
Kerken zyn oor /Prong verfèhuldigdis , en
ook noch door blyftflandhouden , is te vin-
den in de voordeelen » welke er de Steden
of liever de Kerken wit trekk
Deeze oorzaak is zoo adve dat
alle Schryvers, welke zich tegen het be-
graven in de Kerken verzet hebben ‚ de-
Zêlve als een der voornaamfte. hebben
aangemerkt, waarom de Regenten van
ons Vaderland het begraven in de Ker-
ken niet hebben afwefchaft. Men kan
hier over nazien den beroemden Hoog-
leeraar TE WATER, in het vierde deel
van het Zeeuwfch Genootfchap „bL687,
638 en 639; den voortrefllyken Hoog:
Teeraar KrLurr, in zyn uitmuntende
Inweijings reden voering, bl. 45, 46 enz.
een werkje dat nimmer genoee door
Overheden en Burgers kan geleezen wor-
den; HOFFMAN,i7 Comment, Sur.Can,
de Coemet: ex Ürbivus tollendis , pag. 63.
en andere uitmuntende Schryvers meer.
Trou-
144 CORNELIS TERNE, OVER DE
‘Trouwens uit begeerte, om de Kerken
voordeel toe te brengen , heeft men niet
alleen het begraven in dezelve ongehin-
derd toegelaaten en begunftigd; - maar
men heeft zelfs , ter vermeerdering van
derzelver inkoomften , alles in hetwerk
gefteld , wat mogelyk is, om het be-
graven , buiten de Steden, bezwaarlyk
en voor minvermoogenden onmogelykte
maaken. Om nu niet uit te weiden in
ecne aanwyzinge „, wat al middelen, ter
bereiking van dit oogmerk , zyn.uitge-
dagt: zeg-ik maar alleen „dat de Hoog-
leeraar TE waATER met het hoogfte
recht heeft aangemerkt: dat alle Regle-
menten , op het begraven gefteld , ten
grootften deele uitkoomen op het on-
derhoud en de inkoomfíten der Kerken.
Moet (dus vervolgt die groote Voorftan-
der van het begraven buiten de Steden
dit onderwerp), men zich nief verwonde-
ren, als men in een der Reglementen van
de Stad Leiden „vanden 23 July, 1663.
5» LEEST, 5o Niemand zal vermoogen eeni-
“5 ge dooden te begraven, buiten deeze Stad
> op de Dorpen „ zonder toeftermming van
> Burgemeesteren ‚dewelke ptn zorge
53 draagen „ dat een REDELYKE ER-
> KENTENIS, fen behoeve van de Ker-
> ken, betaald worde.
Wat
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 148
Wat,zoude SOLON, welke het bee
graven binnen Athenen verboodt, zeg-
gen, als hy zulk eene wet of Reglement
binnen het Leidfeh Átheen vondt? De
„Romeinen ontleenden dat heilig recht
van sOLONs en bevalen in hunne ou-
de {praak: HEMONEM MORTUOM
ENDO-URBED NEI SEPELITOD;3
‘tgeen CICERO in de befchaafder {preek=
trant; van. zynen tyd uitdrukte: Ho Mm 1-
NEM-MORTUUM IN URBE NE SE:
Did MOij
Wat, zoude Keizer HADRIANUS
over zoodanig eene Staatkunde gebelgd
Zyn, wiens Staatkunde zoo. zeer. van de
onze verfchilde:: want hy ftelde eene
boete. van veertig dukaaten vcor hem,
dieseenlyk binnen de. Stad begroef, «en
een-gelyke boete voor. de Magiftraaten ;
welke zulks gedoogden; en hier fchynt
men op die fchadelyke gewoonte. zoo
verliefd te zyn, dat men; zonder, eene
redelyke erkentenis de iyken niet buiten,
de Steden mag begraven; welk eengroot
onderfcheid! Hoe ryk zoude de buit
niet „zyn. van Keizer, THEODOSIUS;
als hy by ons een,derdeygedeclte kreeg
de „goederen van de dooden. welke bin=
nen de Steden en.Kerken begraven wor-
den! Koning TueEOoDoRUS had nader-
à KI DEL ° K hand
I46 CORNELIS TERNE, OVER DE
hand eene heilzaame wet gemaakt: datal
wie binnen Rome een lyk begroef, hy het
vierde deel zynerbezittingen zoude ver-
liezen 5 en zoo hy niets bezat, met ftok-
ken ter Stad zoude uitgeflagen worden.
Wat zou Koning THEODERICUS,
die wyze Vorst een groote fomme gelds
hebben kunnen innen, of een meenigte
{tokflagen hebben uitgedeeld , als onder
zyn gebied, zoo veele menfchen in de
Steden waren begraven geworden, als
daaglyks by ons gefchiedt. Ik laat aan
de Overheden, het Genootfchap en
oordeelkundige Leezers over, om te
beflisfen , welke wet de beste zy; en
welke het best met den welvaard, de
gezondheid en behoudenis der Ingezee-
tenen overeenkoomt, en op de verftan=-
disfte redenen, gezonde Staatkunde en
zuiveren Godsdienst het meest gegrond
is: de boete, het dreigement van ftok-
flagen , als men in de Stad Rome begroef;
of die redelykeerkentenis , welke men te
Leiden afgevordert , en op het uitvoeren
der Lyken gefteld heeft. Ik voor my
geloof , dat ’s Konings ftrenge wet een
voortreflyk middel was, om de ftank
der dooden uit de Steden en Kerken te
weeren, en tevens diende ter afweerin-
ge vaneen oceäan van ziekten ; en de an-
de-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. i4?
dere wet in tegendeel een middelis, om
het begraven buiten de Steden te ver-
hinderen; -moeijlyk te maaken en bui-
ten gebruik te houden. Deeze zoo re-
delyke erkentenis , op het uitvoeren der
dooden -gefteld; is nochtans als eene
Wet van Perfen en Meden , byna in de
meeste Steden onzer Provincien ,aange-
nomen; en heeft waarfchynlyk “meer
invloed op de gezondheid en fterflyk-
heid der Ingezeetenen, dan men denkt.
Doch niettegenftaande deeze Wet heeft
men even wel, en dit zy. tot roem van
veele braave Burgers gezegd, de zucht
en liefde tot het begraven ‚op de Dorps-
kerkhoven, niet scheel en al kunnen
uitblusfchen. Om maar by de Stad Lei-
den te blyven: het is algemeen bekend;
dat veele Ingezeetenen , en voornaam-
yk die, welke tot de geringe burger-
‚ ftand behooren, en noch tot Ryken
noch tot Armen te brengen zyn, zoo
door het oprichten van beurfen , alsan-
derfins zorgen voor een eerlyke begrae
venis; en om dat de Bolwerken ‘der
Stad by veelen in geen goeden naam zyns
dat zeldfaam is in een Academie Stads
inzonderheid als ‘er vooreen lief heb-
ber der. Anatomie geene gelegenheid
is, om lyken te bekoomen, dan door
K 2 graf.
‘148 CORNELIS TERNE, OVER DE
graffchennis: ‘hier om ishet, dat zeer
veele menfchen hunne dooden, met
één of meer tent-fchuiten gewoon waren
te begraven op het Kerkhof te Leider-
dorp, of op het sewyde Kerkhof te
Oestgeest, te Warmord, of te Voor-
hout; en zich gulhartig en bereidvaar-
dig getroostten , die redelyke erkentenis
van: vier Gulden en negentien Stuivers
te betaalen. … De meenigvuldigheid der
Ivken, welke te. Leipzig begraven wer-
en, moet zekerlyk invloed gehad heb-
ben op hetinkoomen der Kerken , of den
“_ontfang > der Kerkmeesters: want Zer
ewamen bittere klachten aan den Hertog
van: Saxen te- Leipzig „in het jaar. 1536,
“dat, door het begraven buiten de Stad;
de Vigilten:, Miisfen en andere voordee-
ten ‘der Geestelyken merklyk vermin-
derden, ja byna ophielden; ‘er moet
zekerlyk ter Leiden aan hunne EDELE
GROOT ACHTBAARE ,; ook zoo iets
voórgekoomen zyn: althans men heeft
goedgevonden. (misfchien protempore),
in het jaar1731 , dieredelykeverkentenis
acht Gulden te verhoogen: zoo dat
voor den uitvoer van een 1ykethans twaalf
gulden, en negen ftuivers moet betaald
rde en daar mede heeft men mis-
Ì fchien
|
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 149
fchien getracht, het begraven op de
Dorps-kerkhoven te verminderen?
Het zoude althans niet te verwonde-
ren zyn, dat’erherbegraven , op de bui-
ten Dorpen, geheel den-bodem door
ware ingeflagen: dewyl, nu «de geringe
penningen van de beurfen niet toerei-
kend zyn, omde kosten: ‘van een ‘eer-
Iyke begravenis goed te maaken, entef=
fens eene armoedige weduwe met haare,
vaderlooze kinderen een gering treurge=.
waad te verfchaffen: want ,die,zoa ge-
naamde redelyke erkentenisis niet älleen
eene bezwaaring; maar hier kooimt noch
‚by; ‘dat. menfchen ;> die'-een ; ambt; of
‚een eigen huisje hebben; of-anderen,
welke onder eenige. Clasfis‚behooren,
niet «alleen. de fom vanrde Clastis „ on-
der, welke zy forteeren „in de Stad moe-:
ten betaalen „ maar ook opdie: plaats al-
waar. het yk begraven, wordt. „Een ar-:
me Geleerde, by voorbeeld „die een Gra-:
dus heeft, offchoon-de totten ‘van hon=:
ger in zyn huis fterven „moet zoo! wel
eenendertig Gulden en negen: Stuivers!
Clasfisgeld betaalen , als een “Ryk man
die millioenen bezit: uitgezonderd, dat
het zegel van deezen , tot de Ceel, tien.
Gulden hooger moet zyn.
Ik weet wel, dat als onvermoogende
K 3 ge.
150 CORNELIS TERNE, OVER DE
gepromoveerden zich by hunne Overhe-
den aangeeven , abolitie kunnen bekoo-
men: maar hoe hard zulks valt voor
menfchen van eer en verdienften, om
zoodanig eene -abolitie te verzoeken ,
geef ik ‘alle gevoelige harten in beden-
king.
Wy kennen verftandige mannen , wel-
ke om die abolitie gevraagd hebben, en
ook verkregen , om hunne kinders pro
Deo te begraven; maar wy kennen ’er
ook, die, om hunnen nood te verber-
gen, hunnen eenigften rykdom van boe-
ken verkochten.
Hier uic blykt genoegfaaam , dat die
bezwaaren , welke met het begraven bui-
ten de Steden vergezeld gaan, de oor-
zaaken zyn, dat het begraven i in de Ker-
ken en Steden ftand houdt. Hetis zelfs
te verwonderen, dat in het gepasfeerde”
jaar 1785, van de 391 bejaarde dooden ,
noch achtenfestig buiten de Stad Leiden
sebragt zyn: hebbende de verhoogde
redelyke erkentenis 544 Gulden opge-
bragt. Ja men kan thans byna voor
denzelfden prys een lyk in de Kerk te
Leiden begraven, als buiten op een
Dorps-kerkhof ;- zelfs al wat op deeze
begravenisfen loopt, wel berekend zyn-
€, Zoo zullen die kosten eer meer
dan
|
|
We
‘sLands recht met Zegel naar
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 151
dan. minder zyn. Ik zal hier een Iyst
byvoegen van de onkosten der begraves
nisfen, op twee Kerkhoven buiten de
Stad, waar het meest begraven wordt:
zoo als dezelve my ter hand gefteld zyn
geworden.
Te Leiderdorp op het Kerkhof loo-
___pen de volgende kosten:
Het Grafmaaken - O5
Het Graf, Klokluidenen Kleed 5:11:o0
De Dorps-draagers - - 4“10:0
De Klokluider en Weeskin-
deren … - = - =O 45
De Grafmaakers - A ok
Op het Stadhuis te Leiden 1250,
De Schryver aan de Poort Os
O OQ eo
de Clasfis
DeSecretaris naar rato,— pro Deoo: 9:8
Twee Jachten - - EDE Ale
Saamen = fg: 4:8
NB. By beflooten water 15 Stuivers
‚meer voor het eraf.
Te Oestgeest op het Kerkhof:
Voor het Graf, Klokluiden en
het Kleed - = f 6: o:o
1
{52 CORNELIS TERNE, OVER DE
ie, for orò
De Draagers -— rel 460
De Klokluider ts sous goat 8
De Grafimaaker rottige 1.58
Op- het Stadhuis-voor de ruit” vie von
voer te Leiden - - 123 ic je)
’s Lands recht met het Zegel
naar de Clasfis..
De Secretaris naar ralOs—pr0. Deo: 3:
Twee Jachten - EE CH 0
De Schry ver aan de Poort Ostend
Saamen — f 20:15:
NB. By beflooten water is het graf
f1:16:o meer.
) >
Uit deeze lysten bvk, dat d biikos:
ten aan het Landen de Städ'de voor-
paamfte Zyn, eh dat dieredelyke erken-
tenis een bezwaar ís , waar aan voornaam-
Iyk de vermindering van het begraven
der lyken buiten de Steden moet wor-
den toegefchreven. … Dit zy hier vange-
noeg: wy kunnen het gezegde op, alle
Steden toepasfen, daar vok foortgely-
ke belastingen , voor het uitvoeréh der
Jyken naar-de Dorps: kerkhoven, moer
ten betaald worden Sil
„Welke nu de bes ze middelen don or
deeze oorzaak wit den weg te neemen; en
zE daar
\
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 155
daar.door het begraven „ in desStedensen
Kerken ‚te verminderen, of 1e Waem ops
houden, zullen wy nu metbetamendlvke
vrymoedigheid. onderzoeken, ‘en: met
behoorlyk „ontzagven- eerbied voor de
hooge: Overheid voorftelien ; zoodat
wy-nimmer: het algemeen belang uit het
a verliezen.
„Deeze derde oorzaak is ZOO gewichtig;
en “houdt het begraven in de ° Steden en
Kerken zoodanigvin ftand ‚-dat-als-der
zelve wierdt weggenomen, “het begra-
ven in’de Steden en Kerken op fommi-
ge plaatfen aanmerklvk- zoude vermin-
deren. Ik-twyffel zelfs-niet; te verklaa-
ren, dat als ‘er wel ingerichte Begraaf-
plaatten, buiten-alle, Steden, ‘wierden
opgericht , waarop men zonder‘aanmerk-
Iyke kosten konde begraven 5 en als
menin fommige Steden geheel em al de
begravenisfen ontfloeg van die redelyke
erkentenis, voor het uitvoeren van een
lyk dat op een Dorps-kerkhof begraven
wordt, of ‘er zoude veel meer; op. de
Dorps-kerkhoven begraven worden,en
het begraven inde Steden ven Kerken
zoude-aanmerklyk afneemen.
ov ike beken Landgenooten!-dat de in-
koomften der Kerken gevoelig zouden
verminderen: doch zou hieruit volgen,
| K 5 dat
I54 CORNELIS TERNE, OVER DE
dat daar door de ondergang van den open-
baaren Godsdienst en der Kerken zoude
veroorzaakt worden, of gevaar loopen,
om in ftand te blyven? Dit koomt my
in het geheel niet waarfchynlyk voor:
waarom zou men niet gevoeglyk een
middel kunnen uitvinden, dat de Capie
taalisten en rykfte Burgers voornaam-
Iyk betrof, om daar uit het onderhoud
der Kerken te verkrygen. In veele Ste-
den hebben de Lutheraanen , „en in alle
Steden, zeo ver my bekendvis, de
Remonftranten , Meanoniten, KRoom-
fchen enz. in het geheel geen voordeel
van de begravenisfen ; en evenwel geraa-
ken hunne Kerken niet in verval: maar
de leden hunner Gemeenten brengen bly
moedig de kasten op, tot hunnen opene
baaren Godsdienst en het onderhoud der
gebouwen. Waarom zoude zulks door
de belyders der Hervormde Kerk-ge-
meenfchap ook niet kunnen gefchies
den? Ik ziegeene genoegtaame redenen,
om dit te ontkennen; te meer daar fom-
mige publieke gebouwen en Kerken
noch boven andere gezindheden groote
Capitaalen bezitten, zoo van de Graaf-
Iykheid, als anderfins; daar en boven
hebben eenige derzelve noch inkoom-
ften van erfpachten , vanlanderyen, en
hui-
k,
Î
.
beers tie tar dank.
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 153
huizen ; van den verkoop van huizen , en
andere voordeelen en inkoomften meer.
Voeg hier-by, dat de Tractementender
Predikanten van de publieke Kerken,
in fommige Steden en Dorpen gedeelte-
Iyk van het gemeene land, en gedeelte-
lyk van de Steden betaald worden, ter-
wyl alle Ingezeetenen, de Jooden zoo
wel als de Christenen , het hunne daar
toe opbrengen. Daar en tegen hebben al-
le andere gezindheden en Kerken geene
inkoomften als eenig en alleen. van hun-
ne Geloofsbelyders; en deeze nochtans,
(dit moeten wy bekennen), onderhou-
den behoorlyk hunne Kerken; geeven
hunne Predikanten aanzienlyke traéte-
menten , en bedeelen de Armen mildelyk.
Het zoude derhalven waarlyk te betreuren
zyn voor den Hervormden Godsdienst,
als deszelfs Belyders zoo weinig achting
voor den openbaaren dienst en de Ker-
ken hadden, dat zy tot onderhoud hier
van, het begraven in de Steden en Ker-
ken, volftrekt noodig zouden hebben.
Hetis waar , andere Gezindheden hebben
zulke aanzienlyke Kerkmeesters niet;
en betaalen zulke hooge loonen niet aan
Doodgravers, Kosters enz. doch zy ftel-
len het 'er evenwel mede: al wat men
‘er van zeggen kan, is,”dat zy noch
Vele
!
156 CORNELIS TERNE, OVER DE *_
verkwistend noch gierig zyn: Wat hier
van ook zyn mag, het is genoeg , dat
wy getoond hebben , dat andere Geloofs-
belyders, zonder het begraven in hun-
ne Kerken, middelen gevonden heb-
ben, om ‘hunne Kerken te-onderhou-
den. . Die zelfde middelen en fpaarzaam-
heid zou men, myns bedunkens , ook
kunnen gebruiken “om de Gerefor=
meerde Kerken te: onderhouden; en
wie durft eraan twyffelen , vof men: zal
‘er ook zoo wel, als by andere Gezind=
heden; milde-Voedfterheeren ; ondere
derhouders en. voorftandersvaantreffen.
Dit dochis-e@n- zaak , ‘die -van zelfs»
fpreekt, dat elk die zich tot een Kerk-
gemeehfchap: begeeft, „tot ‘welkers in=
ftandhoudins. zekere kosten vereifcht
worden, „zich. ftilzwygende’ verbindt,
tot het draagen. voor zyn aandeel in-die.
kosten, voor zoo verre-zyn vermoo-
gen zulks toelaat; mits alle onnoodi-
‚ge uitgaven en verkwistingen, zorgvul-
dig. vermyd worden, uit welke:bronnen
die ook mogten voortvloeijen… Of zyn
wy thans zoo verbasterd en ontaard van
onze braave Voorouders „die niet alleen.
hun tydiyk beftaan voor den waaren
Godsdienst veil hadden, maar ook 1lyf
en leeven opofferden ,om de zuiverheid
van
’
BEGRAVINGE IN/STEDENENZ. Î57
van hunner Godsdienst te behouden?
Neen: Landgenooten! “er mag hier en
elders ‘een afgedwaalde-en:laauwe voor=
ftander van: zynen Godsdienst gevon:
den worden; maar over-het algemeen
zal men bevinden, dat de yver voor
den openbaaren Godsdienst veel te die-
pe wortelen gefchooten heeft; dat de
milde’ hand;-om de Kerken en verdere
kosten te onderhouden, niettoereiken-
de zoude. zyn, zonder zoodanig een
__ftinkende goudmyn benoodigd te hebben.
Dat niet meer door de Gemeente aan
de Kerken opgebrast wordt, ontftaat
fomtyds uit eene kwaade beftiering, en
dat fommige Kerkdienaars als Vorften
leeven: zie maar eens {ommige Dood-
gravers: te Amfteldam; maar vooral
wordt dit verocrzaakt , om dat de Leken
_ denken en zeggen, de Kerk is ryk ge-
noeg: de Predikanten worden van ’tge-
meene Land betaald; de Kerk heeft veel
inkoomften; en inzonderheid zegt men,
de begravenisfen brengen „veel op aan
de-Kerken, en dus hebben die het niet
noodig. |
De Lutheraanen , Remonftranten,
Mennoniten en andere Belyders weeten,
dat hunne Kerken en openbaare Geds-
dienst niet kunnen in ftand gehouden
wor-
153 CORNELIS TERNE, OVER DE
worden , dan door hunne eigene Ledes
maaten 3; en daarom zyn zy ook gewoon ;
mildelyk te geeven , zoo in de Collec-
ten, als by andere gelegenheden. Ook
weeten hunne Predikanten by de aan-
zienlyke en vermoogende de harten te
treffen ; om by Donatien en Testameun-
ten aan de Kerken gelden en inkoom-
ften te verzorgen ; waar van de Leeraars
der publieke Kerk zoo veel geen werk
fchynen te maaken, dat misfchien zou-
de gefchieden, als het onderhoud voor
hun en den openbaaren Godsdienst door
de Leken moest opgebragt worden; of
de voordeelen der begravenisfen niet —
meer aanweezig waren, immers niet
zoo hoog liepen. Maar misfchien zou-
den de inkoomften der Kerken minder
Iyden , dan men denkt: kon men fom-
mige der Kerkhoven, buiten de Stad
aangelegd, niet beftempelen met naa-
men der Kerken, waar in men gewoon
is te begraven? Als, by voorbeeld , het
groote-Kerks-kerkhof, het nieuwe of
oude Kerks-kerkhof , of het Pieters-
Kerks-kerkhof enz, en dan dezelfde
voordeelen ’er van neemen, als men
gewoon ís te krygen, wanneer in dee-
ze of geene van die Kerken begraven
wierde; wierden al eens door eenige
gril
nn en nn EV
—
NE
BECRAVINGE IN STEDEN ENZ, 139
grilzieken deeze Kerkhoven voor byge-
gaan, en de lyken naar andere Steden
of Dorpen vervoerd, dan kon en dien-
de men een ruime en groote fomme te
vorderen, voor het begraven op andere
plaatfen , ten voordeele van de Kerken,
welke men hadde verfmaad en voor by
gegaan. Niets doch is ongerymder , dan
het vervoeren der dooden van de eene
plaats naar de andere; inzonderheid is
zulks fchadelyk, wanneer epidemifche
ziekten woeden. Wy hebben gezien,
dat van de eene Stad in de andere , door
eene befmetting , de kinderziekte werdt
voortgeplant, en ontftondt in het huis,
daar het lyk gebragt was, waar door an-
dere befinet werden en ook omkwamen.
Het is derhalven ook billyk , dat verftan-
dige en voorzichtige Overheden zulks
beletten, en te keer gaan, ja fomtyds
geheel en al verbieden. De kosten één,
twee, ja driemaal te verdubbelen, voor
den uitvoer van een lyk, zal daar toe
een bekwaam middel zyn. Misfchien
werpt men my tegen, dat, offchoon
de Overheden wel ingerichte Kerkho-
ven buiten de Steden, ten voerdeele
van de Kerken, aanleggen: veele inge-
zeetenen nochtans liever in de Kerken
zullen begraven „dan op die Kerkhoven !
Dit
160 CORNELIS TERNE; OVER DE
Dit wil ik: toeftemmen ; evenwel zullen
’ersook: duizenden gevonden worden ;
die de heilzaame voorzorg van de Over:
heden zullen roemen, en ’er gebruik
va maaken; en dus zoude allengskens ;
het begraven in de Kerken, geheel ver:
bannen, „en „als «eene zeldfaame zaak
aangezien. worden; inzonderheid als men
deeze, voor den Godsdienst oneerbie-
dige» gewoonte „ -_tegenging ‚met, het
verhoogen van dekosten, als in de Kerk
begraven wierde: de Overheden doch
hebben die zelfde magt , om het begraaf
geld in de Kerken. te verhoogen ; als om
eene redelyke erkentenis te verhoogens
wanneer een lyk op een buiten. Dorps-
kerkhof begraven wordt „en daar door
zoude ‘het begraven in de Kerken aan=
merklyk. tegengegaan worden. Jk heb
opgemerkt, “dat in Amfteldam;-;naar
evenredigheid der ingezeetenen , in de
Kerken minder begraven wordt, danin
andere Steden: waar van ik geene rede-
nen kan vinden, als dat het begraven,
in de Kerken ‘aldaar, hooger in prys iss
dan in andere Stedenz en dit ook:is de
oorzaak ; waarom veele Lutheraanen te
Amfteldam hunne Kerk voor by gaan
met. het begraven; -offchoon. zy hier
toe; by het ftichten humúner Kerk, op
hun
BEGRAVINCE IN STEDEN ENZ. IÓL
hún verzoek, vryheid hebben verkree
gen, mits zy aan de publieke Kerk te-
vens dezelve kosten betaalen „ als of het
Iyk in dezelve begraven wierde.
Ja maar zal men zeggen, veele men-
fchen hebben hunne eigene graf kelders
en graven: hoe zal men met die eigen-
dommen handelen? Eene kleine zwaa-
righeid, men zou dit gevoeglyk kun-
nen vergoeden, door de Eigenaars van
dezelve een Graf kelder of Graf op het
Kerkhof, van dien zelfden naam aan te
bieden: veelen zouden zulks met genoe-=
gen aanneemen ; eenige weinigen zouden
er zich misfchien tegen kanten: doch
als eens vyfentwintig en meer guldens
het begraafgeld in de Kerken verhoogd
wierde , dan zouden ’er maar een zeer ge=
ring'getal overblyven , dieden koop niet
zouden toeflaan ; en genomen ‚de Ovcr-
heden kregen het in eens niet naar hun
genoegen, door den tyd zou men zulks
te: boven koomen: maar zoo als thans de
beftiering plaats heeft, zal men nimmer
die nadeelige gewoonte kunnen uitroet-
jen. Daarenboven hebben wy geene
magt, om ons tegen zulk een pryzens-
waardige inrichting aan te kanten; maar
wy behooren , met de wyze fchikking
van. ONZE braave en zorgvuldige Beftier-
XIE DEEL L ders
162 CORNELIS TERNE, OVER DE
ders, ten besten van het algemeen, te
vreede te zyn. Hier koomt by, dat
zoo men erkent, de Staaten van den
Lande en de Overheden hebben magt,
om de eigendommen van huizen, als
dezelve tot een algemeen nut vereischt
worden, tegen behoorlyke fchatting of
kooppenningen, over te neemen: hoe
veel te meer zyn wy dan verplicht ons
te onderwerpen, als wy van onze graf-
kelders in de Kerken afftand moesten
doen, om dat deeze door de Overhe-
den , als nadeelig voor hetalgemeen , aan-
gezien worden. Men werpt ook tegen,
dat het oprichten van zoodanige Kerk-
hoven, ten koste van de Steden of
Kerken, zoude moeten gefchieden.
Dit is zoo: maar zullen die kosten wel
Zoo groot zyn, dat zy niet te vinden
zouden zyn? Misfchien konde men de
banken en de zitplaatfen in de Kerken
verhoogen; of dat meer zoude op-
brengen , men konde de Capitalisten hun
Clasfis-geld verhoogen. is het inder-
daad niethard , dat een arme geleerde „of
iemand van twaalf duizend gulden Ca-
Pitaal, gelyk {taat met rykaards van ton-
nen gouds? Zoodanig eene verhooging
zou voorzeeker, immer op fommige
plaatfen, aan het Land, de Stad of Kerk
een
k
E
x
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 168
een. aanzienlyke fomme gelds kunnen
opbrengen, ‘en een toereikend intrest
opleveren voor het uitgefchooten Ca-
pitaal: terwyl-zoodanig een billyke be-
Jasting voor zeer ryke menfchen weinis
zou beduiden, en voor het onderhoud
van-de. Kerk zeer veel zou toebren-
gen. En gefteld, het verlies der doo-
den in de Kerk veroorzaakt al eenige
fehade aan de Kerkkas: dan zullen onze
wyze Regenten, die doorkneed ZYN,
om minstdrukkende belastingen uit te
denken, wel middel vinden, om zulks
te herftellen; te meer daar ‘verftandige
Regenten de {chadelykheid van het be-
graven der Iyken zeer wel inzien, en
—teffens overtuigd zyn, dat de volkryk-
heid en gezondheid der werkzaame in-
gezeetenen de duurzaamfte rykdommen
voortbrengen , om den ftaat geducht te «
maaken: zoo zullen zy niet langer on-
verfchillig zyn in eene zaak, van zoo
veel belang ‚ en des noods,; de Kerken
“Onderfteunen -_ met penningen, welke
misfchien zouden overfchieten, door
het vermeerderen der ingezeetenen,
welke nu door befinettende en andere
ziekten, veroorzaakt door den ftark
in de Kerken, omkoomen: want het
js een-uitgemaakte waarheid , dat de fterf-
19 lyk-
164 CORNELIS TERNE, OVER DE
9 Í
Iykheid ; Geneeskundig befchouwd , ’er
door zoude verminderen; en veele kwy-
nende ziekten en aanfteekende- kwaalen
zouûden belet worden , om uitte bartten 5
waar door de volkry kheid zou ver-
meerderen, en dus ook ’s Lands en Stads
inkoomften vergrooten; waar door dan
ook aan de Kerk gemaklyk , een geledene
fchade, konde vergoed worden Laaten
wy nu tot een andere oorzaak overgaan.
Onder de verfchillende redenen , jat het
begraven in de Kerken en Steden ganhoudt 5
mag men met grond ten vierde frellens
dat langduurise gewoonten en gebruiken,
hoe fchadelyk' zy “ook door verftandige en
braave mannen aangezien worden, zeer
moeijelyk in Republyken zynte verbeteren »
en niet semaklyk zyn te onder te bren-
gen, vooral niet met eenen fprong.-Mee-
nigvuldige zaaken vindt men, welke op
geen andere gronden fteunen , dan op ge-
woorten en het gebruik , de moeder van
veele dwaalingen. En een Staat is fomtyds
verplicht, eene verouderde dwaaling of
gebruik te dulden, om in geen grooter
wanorde te geraaken. Die in ftaat is,
om den Landman van zyne wanbegrippen
en nadeelige behandelingen, zoo om-
trent het vee, âls omtrent den akker-
bouw, te ontheffen, zal den landman
E00
__BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 165
zoo wel, als het: algemeenebest een
gewigtigen dienst doen; welke wanbe-
grippen meestal op een oud gebruik
en gewoonte gevestigd Zyn: maar de
ondervinding heeft my zoo wel, als an-
deren geleerd, ‚dat. men eer een moo-
riäan zou blank wasfchen , dan een land-
man beweegen, om een oud en nadee-
lig gebruik te laaten vaaren.
In den Godsdienst van fommige Re-
ligien vindt men veele zaaken, welke
op niets anders rusten , dan op cen lang-
__duurig gebruik, het welk ‘misfchien al
lang zou veranderd zyn, vreesde men
niet voor grootere verwarring en fchcu-
ring; by voorbeeld, ’er is thans geen een
kundig. voorftander en belyder der Lu-
theraanen , welke niet toeftemt, dat
gemeen brood, om in het Avondmaal
te gebruiken, meer en beter met de ei-
genfchappen van dat Sacrament over-
eenkoomt, dan de ouwels, en noch-
tans zoo durft men, inzonderheid in
groote gemeenten, niet van het gebruik
der ouwels afwyken: om dat veele on-
kundige Leeken denken zouden, dat
men hunne Religie veranderde, waar
uit misfchien een grooter wanorde en
cen weezenlyk kwaad zoude voortvloei-
jen „en zulks is de eenige reden , waarom:
\ Ds de
166 CORNELIS TERNE, OVER DE
de Lutheraanen by het oud gebruik der
ouwels in het Nachtmaal blyven. _—
Hebben wy niet in onze dagen gezien
en gehoord ‘het gemor van veele inge-
zeetenen, toen men de nieuwe en nut-
tige beryming der Pfälmen in de Prote-
{tantfche Kerken invoerde; ja is men op
_fommige plaatfen zelfs tot geene daad-
Iykheid gekoomen, om ‘er zich tegen
te verzetten? Wat was hier van de oor-
zaak ? Niets anders, dan dat die onberede-
neerde menfchen, die verouderde ge-
woonte en het gebruik der oude bery-
ming, tit onkunde, niet gaarne wilden
verlaaten, om dat zy “er aan gewoon
waren. Om nu geen andere zaaken.
aan te haalen, welke geen ander bewys
hebben dan hetoud gebruik: zoo laaten
wy by het begraven ‘der dooden blyven.
Wart is ‘er gebeurd binnen Amfteldam,
in het jaar 1696, toen de Magiftraat de
zeer kwaade gewoonte wilde vernieti-
gen, welke bvia in alle onze Provincien
plaats hadt,om kostbaare begraafnis-maal-
tyden optedisfchen , waar door de vrien-
den van den Overledenen fomtyds ge-
heel gefuineerd “werden ; ten minfte
Zwaare en onnoodige kosten moesten
maaken. Deeze zeer nadeelige en on-
christely ke dan welke in onze
ver-
rsr
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 167
verlichte dagen noch.plaats heeft, in-
zonderheid op fommige dorpen, daar
ge warm krentebrood met bier geeft
in de herbergen), was bet voornaamfte
oogmerk vande Regeering van Amftel-
dam, om tegen te gaan; enteffens,om,
zonder aanmerklyk bezwaar voor de | ur-
gers, een nieuwe belasting, (welké de
Staat noodig hadt, om den Oorlog te
voeren en een goede vrede te verkry-
gen), te bekoomen, door het aanftellen
van aanfprekers, Iyk- en lantaarndraa-
gers, commisfarisfen en andere bedien-
den, om de begravenisten te regulee-
rens en om die. geenen, welke onver-
moogende waren, om den Tax te be-
taalen „ welke ’er de Overheid opgelegd
had, behoorlyk en ordentlyk ter aarde
te beftellen. Die ons Vaderland nu
kent, weet zeker, dat de lasten, welke
de ingezeetenen moeten opbrengen,
zeer aanmerklyk zyn; en moeten dee-
ze verhoogd worden, het verftand der
{chranderften en diepdenkende Staackun-
digen moet dikwils een groote proef uit=
ftaan, om dezelve zoodanig te vinden,
dat de natie en vooral het gemeen, ‘er
niet te zeer door wordt bezwaard, De
groote kosten, welke by de begravenisfen
plaats hadden, en de heidenfche onge
La Ic=
163 CORNELIS TERNE, OVER DE *
regeldheden daar mede verknocht , deede
de braave Overheid een befluit neemen,
em zoodanig eene belasting te leggen ,
dat het gemeen ‘er niets door zoude
kunnen lyden, en teffens voordeelig
voor de Stads kas zou zyn: kortom
alles kwam op de ryke en meest gegoe-
de Burgers aan, en het gemeen verloor
‘er byna niets door dan de fmulpartyén,
en misfchien nu en dan eene draag plaats.
Welke een beroerte en plundering heeft
nochtans het onbezonnen graauw, om
deeze verandering, aangerecht? Een
beroerte waarlyk , welke byna doodelyk
voor Amfteldam zoude geweest zyn,
ware het niet dat dezelve, door de wy-
ze maatregelen der braave Regenten,
fpoedig was te keer gegaan, door het
{traffen der meestfchuldigften , zoo zelfs
dat by het toortslicht de executie ter
uitvoer gebragt werdt. … Hoe fpoedig
en cordaat dit oproer ook geftuit werdt,
nochtans zag zich de Overheid ver-
plicht, het nieuwe Reglement, omtrent
de begravenisfen, te vernietigen, en tot’
heden toe is nimmer ondernomen , en
misfchien zal nimmer ondernomen wor-
den, om het zelve ter uitvoer te bren-
gen. Hier uit zal genoeg gebleken zyn,
dat zaaken, welke anders-geen bewys
$ op=-
Kamen a dk Eede
EE
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 169
opleveren, dan een oud gebruik, fom-
tyds niet zonder beweeging buiten ge
bruik te brengen zyn. let voorgeval-
lene binnen Ar nhem ‚„ metde begravenis-
fe, in onze dagen, geeft bewys genoeg,
dat. het gemeen, als het decor anderen
aangezet wordt, de beste inrichtingen
fomtyds dwarsboomt, en onder dit of-_
dat voorwendfel, het welk als een ge-
zochte oorzaak moet aangemerkt wor-
den, ter bereiking van een groot oog-
merk , verwoestingen veroorzaakt. Wy
ftellen met rede hierom, dat de Over-
heden „dit ftuk niet ernftiger behandeld
hebben , en dat die fchadelyke gewoon-
te, om de lyken in de Kerken en Ste-
den te begraven , noch al blyft ftand hou-
den, uit hoofde dat men fomtyds aan-
blaazers vindt, om het beste oogmerk
van verftandige Regenten te verachten,
en zich tegen het zelve, tot algemeen
nadeel , aankanten.’
De trek van één penceel, de geestig-
heid van éénen dichter, hebben het dol-
driftig Engeland eertyds in beweeging
kunnen brengen, en oorzaak geeven om
‚het Oorlogsvuur aan te ftooken met on-
ze Republyk; ja-de begraving van één
dooden is, in onze dagen, een fteen
des aanftoots en een voorwendfel ge-
L 5 weest
Dad
£70 CORNELIS TERNE, OVER DE
weest van eenen veel onderneemenden
Vorst, om onder dien fchyn, offchoon
ter bereiking van een gantfch ander oog-
merk, ons gemeencbest op het punt te
brengen, Om in eenen ongelukkigen en
kostbaaren Oorlog ingewikkeld te wor-
den. Zyn Vorften, by. welke de Gods-
vrucht, deugd en rechtvaardigheid ten
hoogften top moest geftegen zyn, om
eene laage oorzaak, fomwylen zoo irri-
tabel, dat zy duizende zielen doen fhee-
ven, als zy hun eigen belang bedevelen; -
en wordt meermaalen. alles, wat recht-_
vaardigheid vordert, van hun voorby-
gezien, om hunne heerzucht te toonen
en te doen gelden: geen wonder dan,
dat een misleid en onkume dig semeen,
ook door geringe oorzaaken , hoedanig_
by voorbeeld, eene verandering in het
begraven, fomtvds is vervoerd zewor-
den, om de paalen van redelykheid en
orde te buiten te gaan, vooral wanneer
fommige oproerige Mazanjelloos andere
oogmerken zoeken te bereiken, en het
graauw alleen maar gebruiken , om ver-
woestingen aan te rechten ‚ ten einde in
dezelve zoo ‘veel te beter te flaagen.
Dan hoe gewigtig deeze rede van op-
roerige beweegingen ook van veele Over-
heden wordt geöordeeld, in geval men
de
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 171
de begravenisfen buiten de Steden wil-
de invoeren, (want naauwlyks fpreekt
men ’er van, of het oproer van Am-
fterdam koomt op de baan), nechtans
fchynt het my toe, dat dezelve niet ge-
wigtig genoeg is, om daar om die on-
‘derneeïminge te ftaaken. En waarlyk
a
Vee
wy zouden een zeer ongelukkig gemee-
nebest hebben, als de Souverain van
den lande, de Vorst en hooge Overhe-
nen der Steden niet in ftaat waren , om
dit oud gebruik te vernietigen en te doen
ophouden, zonder een gevreesd oproer
voor te koomen, of het zelve te beteu-
gelen en krachtdaadig te keer te gaan , in-
dien de zaak waarlyk ernst was. Endat
de oudheid deezer gewoonte, om de
Iyken in de Steden en Kerken te begra-
ven, op zich zelve befchouwd, in het
geheel geene genoegfaame rede zy,om ’er
zich tegen te verzetten, en dezelve uit
te rocijen ‚ zal elk gereed erkennen;
wanneer ‘er maar overtuigende bewyzen
zyn, dat dit gebruik , voor den algemee-
nen welvaard , en de gezondheid der inge-
zeetenen nadeelig is. Hoe bedroefd
zoude’ bet met de Konften en Weeten-
fchappen gefteld zyn, als de nieuwe
verbeteringen in onbruik moesten bly-
ven, om dat men aan de oude dwaalin-
gen
172 CORNELIS TERNE, OVER DE.
gen zoo zeer gewoon was. Het bewys
derhalven van een oude gewoonte is
geen bewys, dat wy ’er aan moeten ver-
flaafd blyven; en verdient het bewys
van oudheid eenig gezag , dan moet de
begraving buiten de Steden de voorkeur
hebben, welke by de oudheid altoos
plaats gehad heeft. Ik moet hier noch-
tans aanmerken, dat, zoo het my voor-
koomt, de gefteldheid van onze Repu-
blyk thans niet zeer gunftig en. gefchikt
is, om die gewigrige verandering, in
het begraven der dooden, te ondernee-
men; en ik geloof, dat de Wel Edele
Heeren Beftierders van ’t Zeeuwfch Ge-
nootfchap zulks met my zeer gaarne zul-
len toeftemmen: daar de eendracht tus-
fchen den Vorst en veele Regenten is
geweeken, en de partyzucht van veele
Burgers ten top is gefteegen , zoo dat de
eene broeder den anderen naauwlyks dul-
den kan; ja de twistzieke en oproerige
gefteldheid van veele ingezestenen zou-
de misfchien hinderlyk zyn aan zulk eene
pryzenswaardige verbetering. Hoe nut-
tig en noodzaaklyk het fomtyds is, om
eene zaak te verbeteren , zoo zyn noch-
tans alle tyden daar toe niet even ge-
fchikt: de Hoogleeraar PESTEL zegt
met-recht: /epe interestcivitatis, errores
in-
fp
/
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, -175
‚ dnveteratos potius tolerari , quam fubito
per vim convelli. Geldt ooit de Vaderland-
fche Spreuk: Concordid res parva Cre-
Jeunt, zy geldt ookindit geval. „Wan-
neer eendracht by den Souverain, een-
dracht met den Vorst, eendracht by de
Overheden en een algemeene eendracht
onder de burgers en ingezeetenen plaats
heeft, zyn gewistige veranderingen ge-
maklyk te weeg te brengen: en verftan-
dige Regenten moeten van de kalmteen
rust der Republyk een goed gebruik
maaken, om die fchandeiyke en fchade-
Iyke gewoonte af te fchaffen. Om even-
„wel die gewoonte op eenmaal en door
geweld te vernietigen , vind ik ongeraa-
den: wy moeten, volgens de taal van
„PLATO, in de Republyken niets onder-
neemen, of men-moet weeten, het de
de burgers {maaklyk en aanneemlyk te
maaken ; zoo moeten wy ‘er Onze inge-
beetenen ook toe bereiden en allenss-
kens toegefchikt maaken, en niet, met
eenen fprong, tot zulk eene nuttige ver-
andering noodzaaken. Schielyke he
anderingen zyn veeltyds fchadelyk
worden meenigmaal met naberouw Ki
eenen kwaaden. uitflag achtervolgd. |
Hiet zal nuttiger en beter zyn, door
goede zeden. te verbeteren, en door
mee=
1
Í74 CORNELIS TERNE, OVER DE
meenigvuldige voorbeelden te overtui-
gen, dan door ftrenge wetten de Lur-
gers daar toe te noodzaaken, De waare
Godsdienst en de zeden zyn hier toe
de krachtdaadigfte en achtbaarfte midde-
len; en de onweetendheid van beiden
veroorzaakt; dat de meeste menfchen
hunnen plicht, en tevens den bron van
hun geluk ; niet kennen. Naar maate de
waare Godsdienst en zeden onder de
menfchen verbeterd en het ongodsdien-
tige en zedebedervende der begravenis-
fen in de Kerken meer en meer on-
der de ingezeetenen bekend wordt, zal
men ook gemaklyker deezen vlek voor
den Christlykemn Godsdienst kunnen uit-
wisfen. Een fchadelyke gewoonte met
eenen fprong te willen uitroeijen, is
dikwils de-baarmoeder van veele onhei-
len geweest; en daar aan moet ook het:
oproer te Amfteldam worden toege-
fchreven. ‘Daarenboven was toen het
tydftip ook niet zeer gunftig voor zulk
eene verandering; hier kwam noch by,
dat het getal der Officianten daar door
vermeerderd , en meenig Burger „ welke
vry Aanfpreeker konde worden, zulks
belet wierde, en dan noch het misten
der fmulpartyên. Nimmer zal het in-
voeren van het begraven, buiten de Ste-
den,
EEE 7e.
h E
BEGRAVINGE IN STDEEN ENZ. 175
den, zoodanig eene geweldige uitwer-
king kunnen hebben, als het oproer in
Amfteldam, by aldien zulks, met be-
leid , oordeel en verftand , allengskens
ingevoerd wordt. Zestina lente is een
oude fpreuk, hier zeer toepaslyk ; en
het is wgl een zeer voornaame pligt van
Overheden, om dit fchadelyk en onge-
zond gebruik te vernietigen; maar tef-
fens ook noodzaaklyk, eenige toegeef-
lykheid en -infchiklykheid te gebruiken
met hunne ingezeetenen. Aan den kant
der Overheden moet alles in het werk ge-
fteld worden, en geen hinderblokken
_ meer overblyven, welke het begraven
buiten-de Steden moeijelyk kan maaken:
alle belastingen, die ‘er op gefteld zyn,
moeten opgeheven, en aan de Burgers
een ruime gelegenheid gegeeven wor- -
den, om hunne dooden , buiten de Ste-
den, op Kerkhoven te kunnen begra-
ven. Zoo lang ‘er geene wel ingerichte
Kerkhoven buiten de Steden zyn, kan
die ongefchikte gewoonte niet in on-
bruik gebragt worden. Alle verftandige
Regenten moeten dit gebrek verbeteren;
en by het oprichten van nieuwe Ker-
ken geen begraafplaacfen ’er in ftichten :
dan zullen zy het verftandigfte deel der
Natie door hun voorbeeld voorlichten,
om
176 CORNELIS TERNE, OVER DE
om hunne dooden op de Kerkhoven te
begraven; en de geringe Burgers, die
altoos het oog op hunne meerderen heb-
ben, zullen van zelve volgen, zoo dat
binnen weinige jaaren onze Godshuizen
van dit bygeloovig misbruik zullen ge-
zuiverd worden, zonder dat er eenige
beweeging of oproer door te vreezen is;
even als thans de kostbaare maaltyden
by de begravenisfen vernietigd zyn. Om
dat de groote en aanzienly ‘ke Burgers
zulks afgefchaft hebben, wordt het» van
de geringere Burgers gevolgd, en de
gemeene man fehenkt ook zoo ruim niet
meer, deels uit gebrek, en deels door
den voorgang van zyns meerderen; en
wy hebben hoop, dat de boer ook met
er tyd zal afzien van zyn trateeren ;
en ‘het eeten van traanenbrood in de
herbergen zal affchaffen.. . Indien het
meerderdeel der natie nu reeds gewend
is, hunne dooden buiten, op de Kerk-
hoven, te begraven, dan ‘zal al het ove-
rige gemaklyk te verkrygen zyn; ja dan
zullen de Wetten, ter rechter tyd ge-
geeven, het zegel op deeze nuttigein- -
richting kunnen drukken, en de Wet-
ten der Roomfche Keizers „ en die van
Solon , zullen weder gangbaare munt wor-
den,
Et
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 177
Het-begraven buiten de Steden is ge-
grond, op het Godlvk bevel, geves-
tigd op den zuiveren: Godsdienst, en
Bebe uwd op de rede en den algemeenen
ivaard der Ingezeetenen: derhalven
zul mn ce wetten, welke de Burgers daar
toe verplichten, weini g tesenftand vin-
den; vooral wanneer de Ingezeetenen
ailenskens daar toe verftandig worden
opgeleid en daar voor vatbaar worden
gemaakt. leder Ingezeeten, die voor
Zyn byzonder belang, het ‘belang der
Maatfchappy doet wyken, is een flegt
Ingezeeten; maar ook elke Overheid,
die zyn byzonder belang niet ftelt, bez
neden het belang des Volks „en die iik
ander vogmerk heeft, dan het volk g
‚lukkig te maaken „is een flegte Drente:
Het al gemeen belang eifcht dus van Over-
heden in deezen zoodanige wetten, tot
welkers betrachting 5 ZY de Burgers in ftaat
_gefteld hebben; en deeze zyn verplicht,
Zoodanige wetten, welke, om het be-
graven bui ten de Steden in te voeren,
gegeeven worden (dewyl zy op de hoog:
{te rechtvaardigheid, gegrond zyn), te
gehoorzaamen, goed te keuren en nate
koomen. Indien nochtans, tegen alle
deeze voorzorgen der hooge Masten,
eenige geweldige tegenftand gevonden
XII DEEL ML ‚werdt,
ed
178 CORNELIS TERNE; OVER DE
werdt, (dat, myns bedunkens , onmoog.«
Ivk is) ‚ Zoo draagt de Rechter het
fwaard niet te vergeefs, en laat zich
door het graauw geenfins de handen bin-
den: $x al wierd: hemel en aarde zelfs
verwoest, om de taal van Horatius te ge-
bruiken, nochtan zou hy betrachten, wat
hy moeste, en het geluk des volks eifch-
te, om ter uitvoer te brengen, ten ein=
de den algemeenen welvaard en het heil
_overalle de Ingezeetenen uit te ftorten—
adt
Tot een wjfde oorzaak van het in fland
Ulyven der begravenisfen, in de Steden en
Kerken, kunnen wy gevoeglyk brengen het
heerfthende bygeloof „ de valftche Gods-
dienst en onkundige wanbegrippen der
menfchen— Dat het bygeloof een zeer
voornaame oorzaak geweest zy, om de
begravenisfen in de Steden en Kerken.
in te voeren, zal niemand, die één aas
gezond verftand heeft, ontkenmen; en
die hier noch âan twy (Felt t, die leezede
voortreflyke Inwijings Rede van den
Hoogleeraar KLUIT, inzonderheid bl.
32» 33, 34» 35 ENZ; en voeg hier by
de meergemelde Verhandeling van Pro-
fesfor TE WATER. Met vol recht
zoude ik hier een groot gedeelte der
gezegden van deeze twee beroemde Man-
hen kunnen bybrengen; maar daar elk
5e
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 179
gelegenheid heeft, om die Verhandelin-
gen in de Nederduitfche taal te leezen ,
zoo is het genoeg dezelve alleen aan te
haalen. jammer is het ondertusfchen,
dat dezelve niet genoeg geleezen wor-
den; en noch beklaagiyker is het, dat
de arbeid van zulke Mannen geer groo-
„tere uitwerking gehad heeft by Regen-
ten en Ingezeetenen : wy mogen met
„PETRONIUS wel zeggen,
Jmvenies quod qwisque velit: non omnibus
unum est;
Ouod placer. Hic fpinas collizit, ille
rofas.
Of met een ander beroemd Schryver
uitroepen :
Sis vir probus , fis dotus , fis nobilis,
Nil, nil juvabunt ista-in hocte feculo:s
Primas Jed adulator , {Dcophantd proxi-
mas
Ae tertias tenere cacoëthes folet.
Alle Schryvers , welke over deeze
‚ fchadelyke gewoonte “gefchreven heb-
ben ,erkennen de kragt van het Bygeloof,
B IM het voortbrengen en in ftandhouden
_van dezelve, als ze door geene verftan-
dige en weereldly ke magt en gezag wordt
tegengegaan. « Misfchien zal men my te-
genwerpen, veele Roomfche en Byge-
loovige Landen echter hebben zich te-
MORS M 2 ‚gen
180 CORNELIS TERNE, OVER DE
gen -deeze dwaaze gewoonte verzet en
dezelve uitgeroeid: zyn wy in dit tuk
dan onkundiger en bygelooviger dan in
andere Landen? D't is-zoo: tot onze
fchande moeten wy bekennen , dat zulks
ons Vaderland tot verwyt verftrekt; en
‚het is zelfs te verwonderen „ dat die goe-
de voorbeelden geen betere uitwerking
by ons gehad hebben, Dan helaas! wy
zyn wel gewoon van de Vreemdelingen
grillen , moden en belachenswaardige
zaaken over te neemen , maar geenfins
zaaken, welke tot welzyn en het behoud
der Ingezeetenen verttrekken. Nuttige
inrichtingen , van welke men natuurkun-
dig zeker overtuigd is, dat tot het alge-
meen welzvn dienftig zyn, om in ge-
bruik te brengen , worden wel nu en dan
eene ftof van overweeginge ‚ maar na lan-
ge deliberatien laat men veelal de zaak
in fratugquo. De Monarchaale Magt , van
eene zaak als nuttig zynde overtuigd,
zegt fic volo, fic juubeo ; en met die woor:
den en een leger van honderdduizend
man , kunnen veele bygeloovigheden,
welke geen voordeel aan de kroonop-
brengen , verbannen worden. Voor zulk
eene Regeeringsvorm heeft ons de he-
mel tot hier toe bewaard; en Hy hoede
ter ons verder voor! Wy zyn, wel is
waar ,
$
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 191
waar , niet bygelooviger dan in andere lan-
den: nochtans moet men bekennen, dat
veele Menfchen, uit geene andere rede-
nen, hun geldje fpaaren, om inde Kerk
“begraven te worden, als uit wanbegrip-
ha 2 .
pen, bygeloof en vooroordeelen, die
in der daad weinig verfchillen van afgo-
dery en beeldendienst, welke men noch:
tans verfoeit.
„Het kan niemand onbekénd zyn, dat,
by de grondlegsing van onze Republy ks,
deeze bygeloovige gewodnte , om de
‘dooden in de Kerken te begraven, ge-
vonden is: want in de zesde Eeuw, na
CHRISTUS geboorte, was het zelve over-
al doorgedrongen, door dien de Fran-
Ciscaanen en Dominicaanen , bemerken-
de ‘hoe hunne Broederfchappen toena-
men; en dat zy zoo veele kosten niet
konden goedmaaken , deeze kunst, om
geld te beuren , hebben. uitgevonden;
Zy drongen de onkundige Menfchen op,
dat zy in Monniken-kappen, of by de
_Altaaren moesten begraven worden; en
men is van gevoelen , dat CONSTANTYN
DE GROOTE, door zynefchikking , het
eerst daar toe aanleiding gegeeven heeft.
De Geestlyken lieten al vroeg voor
geld ieder een in de Kerken begraven.
Het grootfte gedeelte der Ingezeetenen
M 3 was
182 ‘CORNELIS TERNE, OVER DE
was alhier den Roomfchen Godsdienst
toegedaam, dien door de!Bisfchoppen,
Priesters en Monniken „ (weri cau/a;,
veele by geloovigheden waren ingeboe-
zemd, ook met betrekkinge op het be-
graven , het geen noch gefchiedt: zeld-
C am doch wordt een Roomschgezinde
begraven op eene ongewyde plaats , daar
de een of andere zoogenaamde Heilige
niet begraven ligt, welke men hen wys
maakt , “dat niet weinig dienst doen aan
de Zielen.
_ De Hervormden van dien tyd werden
meester van de Kerken als mede vande
Geestlyke goederen , en dus ook vande
voordeelen der Begravenisfen. Den zui-
veren Godsdienst uit te breiden, en de
kundigheden der Ingezeetenen te ver-
‚ meerderen , in die ftukken , welke vooral
noodzaaklyk waren, om den Hervorm-
den Godsdienst niet alleen voort te plan-
ten , maar ook om politieke oogmerken
te bereiken , maakte den Staatkundigen
en. Geestlyken toen zoo veel werk; en
‘er waren tevens zoo veel bygeloovig-
heden te beftryden, dat men, om het
bygeloovig en voordeelig begraven der
dooden in de Kerken niet eens dacht.
Geheele eeuwen gingen voorby, dat die
ftof niet eens aangeroerd werdt; en de
Lee-
ad
mt
Da
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 183
Leeken der Kerken werden hier omtrent
niet verlicht, gelyk in andere bygeloo-
vige ftukken plaats-had, Misfchien was
het. voordeel, dat het begraven aande
Kerk opbragt, hier wel de voornaamtte
oorzaak -van. MOLLIERE zegt niet onaar-
tig, out. Je Monde marche par Cabale
et par pur-interest; althans noch Staat-
kundigen, noch Geestiyvken raakten die
bygeloovige gewoonte aan 5 misfchien
zoude men ook een -filentium op een
waarheid fpreeker gelegd hebben: want
veritas odium parit. Niet dat het begra-
ven der dooden, in de Kerken, wel-
“meenende Vaderlanders niet al lang, te=
gen de borst geftooten heeft: dit kan
men opmaaken uit het zeggen van den
Dichter A. STEIN, die, volgens de taal
van den Beroemden- BERKHEY, een
goed Gereformeerde was, als hy zich,
dus laat hooren:
Wat zoekt gy hier. Cat zeg) de levende by
de dooden!
Zoo fprak in Christus Graf een Engel
wit Gods troon:
Ziel nu is deeze Vraag in Christus Kerk
vervan nooden:
Wat zoekt gy °t Leven aak by ’t flin-
kend aas der doûn?
„De Heer J. VAN DER k GMRBEN beef
M 4 in
184 CORNELIS TERNE, OVER DE
in het jaar 1706 , een fraaije verhandeling
daar over gefchreven; en, om anderen
ftijzwygende voor by te gaan , zoo heeft
de Wel Edele Heer A. PERRENOT dit
gewigtig ftuk opzetlyk behandeld, en
Zoo wel in zvn leeven, als na zynen
dood, verft: andig getoond, dat het be-
grav en ; buiten de Steden, hem ter har-
ten ging, en noodzaaklyk is. Niet zon-
der moeite, tegenftand en zwaare kos-
ten „ liet hy, dat duurzaam gedenktce-
ken zer Navolging op den Schevening
fchen weg oprichten: maar die bygeloo-
vige begrippen werden in voorige eeu-
wen niet ernftig genoeg beftreden; en
dit gefchiedt noch niet naar waarde; dus
bleven dezelve heerfchende en heer-
fchen noch. Ditgaatzoo ver, dat fom-
mige menfchen zich verb celden, Gode
eenen dienst te doen, door in de Ker-
ken tebegraven ; en dat zy hier mede zou-
den toonen , Christenen en geenfins Joo=.
den te zyn: even als men eertyds ge-
loofde , Gode eenen dienst te doen „door
menfchen te dooden, welke in Gods-
dienftige begrippen verfchilden , die om
deeze reden als Martelaars naar de brand-
ftapels en galgen gefleept werden. Vee-
len meenen, men moet voor de Gods-
huizen zorgen: en om dat deeze voor-
dee-
\
/
'
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ 195
deelen. uit de begravenisfen trekken , zoo
moet men in de Kerken begraven; dus
onde erfteunt mén, zelfs na zynen dood,
de"Kerken: doch, eenvoudige Zielen
Maakt by. Testament vvfentwiatis ee
den aan de Kerken, dan hebt gy in
deeze betrekkinge dubbel voldaan, en
laat de Kerken zonder ftank, Andere
willen begraven worden in die Kerken,
waar in zy gedoopt zyn, hunnen Gods-
dienst verrichtten; en /ommisen , ZeSt LE
FRANC VAN BERKHEY, worden * er-Ee-
vonden, wier Hersftnen zoo verre ver fen
meld zyn, dat zy niet alleen een ingebeel-
de Heiligheid flellen, in geduurende hun
Leeven dis st onder de Predikfoel te zitten,
maar zelfs „het koste wat het wil, daar-
omtrent, of in het Choor, of omtrent de
Plaatfe, daar men het Heilig Nachtmaal
viert, wenfchen begraven te worden. Wie
zal ontkennen, dat ‘er anders geene be-
wyzen voor zoodanige verkiezingen zyn,
dan inbeelding , valfche Godsdtenst-be-
_grippen en, verouderd by geloof ; waar
toe weinigen zich verledigen , om erde
Ingezeetenen van te zuiveren, Eenige
hebben noch’ wi idee wanbeserip-
pen, waarom zy in de Kerken begraven:
voorgeevende , dat zy daar door de ver-
_ fpreiding van hun en hunne Familie niet
M 5 als
{86 CORNELIS TERNE, OVER DE
alleen verhoeden , maar ook dat zy, wel. -
ke dwaasheden! in de opftanding- der
dooden niet van elkanderen zouden ge-
fcheiden. zyn, maar by elkander veree-
nigd, voor den Rechter van hemel en
aarde „zouden, kunnen. verfchynen.
Hoe is het mooglvk „ dat zulke bedroef-
de onkundige Menfechen in den Her-
vormden Godsdienst gevonden worden?
En evenwel treft men de zulken waarlyk
aan. Wy megen met JOHANNIS HUS;
toen hy naar den gevloekten brandftapel
geleid wierdt ‚en een onkundigen yve-
raar een ftrootje zag aandraagen omde
Vlam el vermeerderen , ook: al uitroe-
pen : 0 Sancta Simplicitas! o Heilige On-
Koala Behoorde elk niet overtuigd
te zyn; dat de verfpreiding der lichaam=
Iyke deelen, door de vernielende ty=
dens en het rollen der eeuwen, toch
gebeuren el; en door het zondig be=
graven. in de Kerken niet geweerd kan
worden: alle die denkbeelden zyn der-
halven vaìsch, bygeloovig en verfoeis
jenswaardig. k
Sommigen zyn noch met andere by=
geloovige denkbeelden bezield, engee=
ven voor; dat de Kerken niet alleen ;
uit hoofde van hun geloof, hunne ci
gendommen zyn, om hunnen Godsdienst
her
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 187
‘er in te verrichten; maâr datze met
“hunne begravenisfen betoonen, leden
der Kerken te zyn, en liefde voor de
Godshuizen te hebben; en dat de gee
loovigen, daarze dierbaar in Gods oo=
gen zyn, en fempeien des Heiligen
Geests, dus ook behooren in de Ker
ken en Tempelen te worden begraven,
Hoe fraai dit ook mag klinken, noch-
tans zZäl niemand, wiens Geloof op een
redelyke kennis , toeftemming en onwrik-
baar vertrouwen gegrondis, ‘ermedete
voorfchyn koomen; en ’er {chuiltmeer
bygeloof onkunde en hoogmoed onder,
dan bewyzen van een oprecht geloof.—=
Anderen willen de dooden, in de Stc.
den en Kerken, bewaaren, tot een ges
denkteeken, om ’er door opgeleid te
worden, om fterven te leeren: even of
hier toe geene andere en treffender gee
“legenheden daaglyks voorkwamen. Om
nu geene meer dwaaze denkbeelden en
bygeloovigheden aan te haalen, waar-
om fommige menfehen voor het begra-
ven in de Kerken pleiten: het bygebrag-
te is genoeg, om ons te overtuigen , dat
de Godsdienst , zoo wel als kennis,
waarheid en rede, noch in lang niet in
dien glans en in die verhevenheid zich
vertoont, als zy moeste: maar helaas!
met
188 CORNELIS TERNE, OVER DE
met veel bygeloof noch befinetis , voor-
al omtrent het begraven der dooden.
Deeze oorzaak, uit bygeloof en ver=
keerde wanbegrippen gebooren, is ja
> mede ook al eene rede , waarom fom-
mige onnoozele merfchen hunne doo-
den in de Kerken plaatfen „ en tot het
begraven , Op de Kerkhoven buiten
de Steden, niet wel kunnen overgaan :
doch dezelve is geenfins van zoo veel
aanbelans, dat als het de Overheden
waarlyk ernst is, om het begraven in
de Steden te doen ophouden, dezelve:
niet gemaklyk uit den weg zoude te
ruimen zvn.
k scloof, dat zoo ‘er geëné andere
oorzaaken plaats hadden, deeze redenen
geen of weinig invloed zouden hebben
in ons Gemeenebest, om het zelve te
verhinderen; en verftandige Overheden
en Magiftraaten zouden jure merito zich
aan dergelyke grollen en dwaasheden
niet ftooren.
Wy et ik beken het, vry gevogten
Nederlanders; en eeuwig zy het OPPER*=
WEEZEN gedankt; als mede PRINS WwiL-
LEM DE EERSTE, die waare Vader des
Vaderlands; en de Burgers van dien
tyd, welke ons zulks verzorgd hebben !
ja elk Burger en Ingezeeten heeft by de
Ero
„ige an
hd
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 189
grondlegging van ons dierbaar Vader:
dand, de vryheid van denken en tot de
uitveffening van den Openbaaren Gods-
dienst verkreg en5 en wy zyn verdraag-
faam, en laaten veele gezindheden toe;
ja dulden zelfs veele bygeloovigheden
en plechtigheden, welke de alsemeene
ruste niet ftooren. Geen Vorst of Over-
heid heeft magt, om over het geweeten
te heerfchen; en in betrekking tot de
Burgerlyke rechten zyn alle Geloofs-
_genooten elkander gelyk: alieen de zoo-
danige uitgezonder d , wier gevoelen
en grondftellingen ftrydig zyn met de
menfchlyke en burgerlyke pligten , vol-
gens de taal van 1sEeLIN.
Wy zyn vrye Republykaanen, maar
nochtans mogen wy niet doen, wat ons
goeddunkt : maar zyn bepaald aan deugd,
wetten en het algemeen belang. Zoo
dra nu onze daaden en handelingen ftry-
den tegen de deugd, wetten en het al-
gemeen belang, zoo verliezen wy ; ge-
vk billyk ís, alie recht en vryheid 5 en
wy zyn verplicht, hoe ftrydig zulks
gok. tegen onze byzondere denkwyze
is, den algemeenen welvaard boven de-
zelve te ftellen; en dus verliezen wy
ook onze vryheid , om onze dooden in
de Kerken te begraven: dewyl zulks ftry-
dig
\ ’ Wes
\
{90 CORNELIS TERNE, OVER DE
dig is tegen den algemeenen- welvaard
en de gezondheid van onzen even=
mensch, hoe zeer wy ook aan onze
bygeloovige denkbeelden verkleefd zyn.
Indien de Overheden eene volkomene
vryheid en gelegenheid geeven, om de
dooden buiten de Steden te kunven be-
graven, dan zullen denevelen van voors
oordeel en bygeloof opklaaren, en de
Christelyke Godsdienst zal van deezen
fchandvlek fpoedig gezuiverd worden:
inzonderheid als de Geleerden en Geest-
Iyken het fchandelyk bygeloof, by alle
gepastegelegenheden,onderfcheidenaan-
wyzen. En het is voorzeker de onver-
mydlyke pligt der Staatkundigen, Ge-
leerden en Geestlyken, dat zy hunne
medeburgers op alle wyze zoeken te
verlichten ‚en, het geen kun waar en het
algemeen welzyn vordert, te leeren ken-
nen, te betrachten en ter uitvoer bren-
gen. Het gemeen zal zelden bygeloo-
vige wanbeerippen en vooroordeelen,
uit eigene beweeginge, vaaren laaten; hier
toe dus niet aangefpoord , door den Sou-
verain, Vorst, Overheden, Geestly-
ken en andere Geleerden, blyft het vel=
harden in hunne bygeloovige en nadee=
lige gewoonte; maar heeft het verftan=
digfte deel der Natie. medelyden met
de
de wanbegrippen en dwaasheden hunner
medeingezeetenen, dan fpant de eene
door zyne magt en gezag alles in het
werk, om dezelve in ftaat te ftellen 5
datze ter bevordering van het waar en
algemeen welzyn kunnen medewerken.,
en de andere wektze hier toe op , door
hen te onderwyzen, verlichten , en de
nevelen van vooroordeelen en onkunde
te verdryven, en in derzelver plaats in
hunne gemoederen waarheid, deugd en
kennis, aan te kweeken.
N Doet men. zulks ook ten aanzien van '
de bygeloovige gewoonte , om in de Ste-
den en Kerken te begraven , dan zullen
die dwaaze wanbegrippen wel haast vere
dwynen en geheel en al uithet harte der
Ingezeetenen verdelgd worden,
… ‚Het is voornaamentlyk de pligt der
Geestlyken , om dit bygeloof krachtdaa-
dig te beftryden , en herin deszelfs fcha-
delykheid en fchandelykheid Opentlyk
"voor Overheden en Gemeenten voor
te ftellen, op-dat het aan een ieder ken-
ee pelyk worde, De Geestlyke mogen dit
niet langer voor hunne Leeken verzwy-
gen: want alles, wat naar bygeloovig-
heid fweemt, em niet met de gezonde
pj rede en de openbaaringe ftrookt, ver-
„ íchaft voed{el aan den vrygeest, die
Mn daar
_ EEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 191
‚192 CORNELIS TERNE, OVER DE
daar uit gelegenheid ontleent , om te fpot-
ten met zulke belyders van onzen Go.is-
dienst, welke befimet zvn met zulke
klaarblyklyke bygeloovigheden , die uit
veel bygelooviger Landen al lang ver-
bannen zyn. Alle die wanbegrippen en
vooroordeelen zyn by verftandigen wets:
noch balfeming, noch verzeekering in
de Kerken , zal de flooping der Lichaam-
lyke deelen kunnen verhinderen; door
den tyd- en jaaren vergaat immers. al-
les, en maakt alle bewaaring vruchte-
loos. Eene aardbeeving keert alles ton-
derfte boven; eene woeste Krygsbende
vernielt Kerken en. graven: hoe wer-
den de beenderen der oude Koningen
en Keizers door een woest volk te Worm-
Speier aan de vlammen opgeofferd! De
froffe en overblyffels van onze voorou-
ders verftrekken nu misfchien tot mes-
ting en voedfel voor beemden en vels
den, waar wy ons leevens-Onderhoud
door krygen, ter verfterking van ons
broos lichaam. Waar zyn de deelen
onzer Voorouders van over honderd
jaaren 5 eri waar zullen de onze zyn over
cene eeuw ? Onze deugden of ondeug-
den mogen noch in de roïle des nage-
flachts aangeteekend zyn ; en onze fchrif=
ten mogen, of goed, of kwaad veroor:
Zzad-
md
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 103
zaaken : maar van ons lichaam zal niets
meer te vinden zyn; en zoo ‘er noch
iets van onze beenderen is overgebleven ,
niemand zal dezelve kunnen onderfcheie
den. Ik zoek de beenderen van uwen
Vader PuILIPPUS, zeide DIOGENES
tegen ALEXANDER, (welke Hem op
een Kerkhof ontmoette), by die van
mynen- knegt , maar ik vind dezelve niet:
om. dat zy alle gelsk zyn. ' Welke ver-
fchiillendheden. kundige Befcdhouwers
ook aantreffen in de beender en,‚(want een
kies of tand van een kaakbeen past in géen
duizend andere kaakbeenderen naauw-
keurig) , wy moeten met DIÖGENES uit-
roepen: zy zyn alle gelyk, op ’t uiterlyk gee
zicht Waar toe dan dat bygeloovig en
fchadelyk begraven in de Kerken langer
aangehouden, en zich dwaaslyk bekom-
merd voor de verftrooijing der deelen 2
De wyze en aanbiddelyke Voorzie-
nigheid zal het iets, waar uit wy weder
zullen voortkoomen „ zonder onze zor-
gen, wel in zyne almagtige hoede nee.
men; en ten geene dagen, door zyn al-
vermoogende hand, zoodanig een vere
klaard lichaam ’er weder uitformeeren,
_het welk voor eene Eeuwigheid vatbaar
zyn zal — En wat aangaat : om de her-
_innering des doods in de Kerken, door
XIL DEB N | de
194 CORNELIS TERNE, OVER DE
de lyken, op te wekken, en daar door
ons de fterflykheid, _ onder het Kerk
gaan, te binnen te brengen; zulks ís
ook van weinig aanbelang: daar wy hier
aan gewoon zyn, geeft “het geene aan-
doening; te recht zegt de Hoogleeraar
TE WATER: dat het bedroefd is, als
de waggelende graven Ons zulks moeten
indachtig maaken.‘ Alles , wat in de na-
tuur is, leeft en fterft, en leidt ons
dus tot deeze-gewigtige bedenkinge op ;
men heeft derhalven daar toe het bij-
geloovig begraven in de Kerken niet
noodig. Is men echter op zulke ge-
denkteekenen gefteld , men kan dezelve
buiten op de Begraafplaatfen oprichten ,
en deeze zullen misfchien voor die On-
aandoenlyke menfchen beter uitwerking
hebben : dewyl het iets nieuws en bui-
tengewoon zoude zyn, dat natuurlyk
de aandacht meer zal trekken
“Zot een zesde reden of oorzaak , waar-
om het begraven in de Steden en Kerken
blyft fland houden, kunnen wy gevoegljk
brengen, verkterde hoogmoed, eerzucht,
pracht en flatie: om door het henra.
Den Lyn, danzien, Fang, deftigheid en
#ykdommen te vertoonen , en daar mede by
de weereld zich voor te doen, als aren
# hen van Jurfen en middelen, die de kos-
Eels
\
EE EEKE tn rd er a
hid
ME, 5
SECRAVINGE IN STEDEN ENZ. I95
zen, om in de Kerken te begraven, kun=
nen betaalen.
Niemand kan onbekend zyn, dat men
van alle eeuwen een onbegryplyke
pracht en ftatie gehouden heeft, ‘met
het begraven der dooden. De gewyde
zoo wel als de ongewyde Schryvers gee-
ven zulks genoeg te kennen; en alle
ceremonien van Heidenen , Romeinen,
Grieken, Jooden en Christenen, van
voorige eeuwen zoo wel, als van te-
__genwoordige tyden, zyn hier van zeke-
re getuigen, dat met het begraven der
dooden altoos een ydele pracht en hoog-
moed heeft vergezeld gegaan; ja het
verbranden der dooden, was volgens.
TACITUS, alleen eeneeer, welke men
aaa heerlyke Mannen deedt, wier as-
fche men onder prachtige Gedenkftee-
nen bewaarde. “KAREL DE GROOTE
“verboodt zulk eene pracht op doodftraf,
met deeze woorden: wanneer iemand
het lichaam van een overleden men/th,
waar de wyze der Heidenen , door de vlam-
me zal hebben doen verteeren, en de been-
deren tot asfthe verbranden, zal met den
dood geftraft worden. —Misfchien zullen
onze nazaaten ook noch zulk eene ftren-
ge wet krygen, om het Kerkbegraven
te fluiten. |
N 2 Het
\
196 CORNELIS TERNE, OVER DE
Het begraven der leevendigen met de
dooden, dat by fommige- barbaarfche
Volkeren noch plaats heeft, is niet an-
ders als eene doemenswaardige hoog-
moed en domme eerzucht; zoo wel als
het begraven by ons in de Kerken, niet
anders is dan een dwaaze hersfenfchim,
en eene verfoeilyke hoogmoed, allen
Christenen onbetaamlyk en ongeöor-
loofd; ja een hoogmoed, welke fom-
tyds ten verderf van Landen en Steden
kan ftrekken : zoo wel als alle onmaati-
ge pracht en eerzugt altoos geweest is ,
en altyd zal zyn, ten nadeele van alle
Landen —., Dan of fchoon ik de mee-
fte begravenisfen als een zekere waxe be-
fchouw, zoo moet men nochtans er-
kennen, dat dezelve in andere landen
veel prachtiger , en vooral ceremoniëel-
der altoos geweest zyn, dan by ons.
Wy zyn zindelyker , eenvoudiger-en
deftiger altyd met de begravenisfen ge-
weest, en noch ftéeken wy, inzonder-
heid de Amfteldammers, andere landen
den loef af. Het begravenin de Ker-
ken en Steden is nochtans een point. de
honneur, en wordt van ieder een , byna
tot ergernis, hooggeächt,. voor deftig
‘en zeer aanzienlyk gehouden; ja onze
Overheden, voor welken ik de grootíte
F3 Le ach-
Te
ren
\
BEGRAVINCE IN STEDEN ENZ. 197
achting heb en altoos eerbied zal behou-
den, zoo lang zy hunne gewigtige pos-
ten getrouw. waarneemen, Zyn meest
allen, om zonder vleijery te fpreeken,
‚op het begraven in de Kerken zeer ge-
dteld; ten minfte zy toonen dit door
daaden: daar zy zich zelven en ande.
ren, in de Steden en Kerken, laaten
begraven, en daar door een doodlyk
miasma voor de leevendigen bereiden.
Indien de aanzienlyken en Grooten,
die geene kosten te ontzien hebben,
hunne dooden in Holland meer lie-
‚ ten vervoeren naar het fraaije Kerkhof,
op den Scheveningfchen weg, of op de
Dorps-kerkhoven ; zoo zoude zulks in-
vloed hebben op de Burgers; maar dee-
ze zyn meestendeel te zeer ingenomen
met, en gehegt aan hunne Grafkelders,
en familie graven, waar in zy hunne
dooden laaten plaatfen: zy lichten der-
halven den gemeenen man, dat hunne
zaak nochtans zoude zyn, niet met hun
voorbeeld voor, en gaan dien ingebeel-
„den hoogmoed niet verftandig te keer.
…_ Groot en Klein, Ryk en Arm ach-
ten hetgemeenlyk , voor een groote eer ,
zyne dooden in de Kerken telaaten ver-
rotten; ja trekken den neus op, ais
men van het begraven op ‘het Kerkhof
zi N'3 fpreekt:
198 CORNELIS TERNE, OVER DE
{preekt: zoo. wy ons maar voegen by
de middelmaacige Burgers, zoo zal men
ras opmerken, dat als zy van het be-
graven van hunne familie {preeken, zy
altoos die den voorrang geeven, welke
in de Kerken begraven zyn; en als zy
met onbekenden fprecken, zullen. zy
altoos, die geenen trachten te verbergen,
welk van hunne familiën op de Kerkho-
ven zyn begraven: om dat men daar uit
a befluiten, dat deeze onvermoo-_
gender, waren geweest, dan. zy zyn:
De meeste menfehen oordeelen over
het begraven op de Kerkhoven ongun-
ftig, en rekenen het voor fchande: een
man van Fatfoen zoude men het zeer
kwâalyk neemen, als hy zyne dooden,
op een. Kerkhof, met gewoone ftatie ;
liet begraven; men houdt hem voor een
zeer Bizard menfch, of voor een Mi-
fanthrope: ik zelfs heb voor eenige jaa-
ren daar de proef van uitgeftaan. Van
hier dat veele geringe Burgers liever
eenige goederen verkoopen of verpan-
den, dan dat zy de overledenen niet de
fchandelyke eer zouden aandoen, om hen
in de Kerk te begraven. ’Er zyn zelfs
maar weinige menfchen uit een buurt of
familie, welke flegts van eenigen rang
of aanzien zyn, die zich verwaardigen
een
BEGRAVINGE iN STEDEN ENZ 109
een. lyk naar het Kerkhof te vergezels
len; Zy Zyn al te zeer op hetf: itfoen Tes,
íteld, om met een lyk- naar een Kerkhof
mede te. gaan :. onlangs zag ik hier een
aanmerklyvk voorbeeld van. Maar als
een lyk in de Kerk begraven wordt „dan
kan, mên medegangers, genoeg Krys gen:
een drom Van aanzienlyke Burgers vers.
gezelt het-lyk , en een ftoet van Geeste.
Iyken doet ook. den Overledenen de Jaac=
fte eer aan, om zyn rottend en ftinkend
overblyffel in den Tempei te plaatfen ;
even als of het een groote eer is, om ge-
tuigen te zyn van een {chenddaad, en
mede te gaans om ftinkende aasfen in-
Gods Huis te brengen, welke; door de
eene. of. andere bykoomende oorzaak;
hunne evennaasten kunnen. vergiftigen
Ja den-doed veroorzaaken. Men reekent
‚het dikmaals geen fchande, ten minfte
men trekt het zich niet fterk aan ; vals de
fchulden, van eenen overledenen. niet
Kunnen betaald worden; echter wil men
noch wel het fatfoen ophouden van Zy-
ne familie, om de kosten te betaalen van
eene Kerkbegravenisfe. Maar zoude het
niet veel fatfoenlyker Zyn, dat geld te
befpaaren, en het aan de fchuid lenaaren
te geeven 2 Dit prachtig en kostbaar
begraven in de Kerken is tê meer vers
N 4 derfe
JOO CORNELIS TERNE, OVER DE
derflyk voor het algemeen , dewyl zelfs
ook menfchen zulks doen, welke hun-
ne penningen veel beter en nuttiger zou-
den kunnen befteden; ja hoe meenige
weduwe, die met het verlies van haa-
ren man al haar inkoomen mist , en naauw-
Iyks eenig vooruitzicht heeft, om zich
zelve en haare kinderen te onderhouden ,
wordt door het begraven in de Kerken
noch verder geruineerd: want het is
niet alleen , dat de onkosten van de Kerk
dan hoogerloopen , maar alles moet naar -
evenredigheid dan veel duurder en kost=
baarder worden uitgevoerd: als de Aan-
fpreekers of Bidders, Draagers, de
Rouw enz: kortom alles loopt te faa- -
men, om haár geheel en al in den grond
te booren. Wy kennen ’er, die om de
onkosten van zoodanig eene Kerk-be-
gravenis goed te maaken jaar en dag zich
in fchulden ftaken. Ik weet wel, dat
de menfchen zelve wyzer moesten zyn,
maar zoo eene Kerk-begravenis houdt
men voor deftig en fatfoenlyk , en ís by de
familie in achtinge, derhalven durven
__zoodanige weduwen zulks nietnalaaten:
want anders fpreekt men ’er fchande
van , en zy vervallen in ongenade by haa-
re naastbeftaanden. Ongelukkige hoog-
moed! verfoecijelyke Kerk-begravenisfen !
Van
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. òof
Vän. wat kant men u ook befchouwt,
gy Zy ten blyft eert onrechtvaardige beul
van ons Vaderland.
Het is de post van alle Magiftraaten
aan deezen ongerymden hoogmoed perk
én paal te zetten: ‘gefchiedt dit, dan zal
déeze ootzaak niet lang ftand houden,
en hindernis veroórzaaken, om de doo-
den buiten de Steden te begraven. Dier-
baare Vorst! Waardige Overheden! Ge-
eerbiedigde Regenten! het is Uw post
daar in te voorzien; de braave en wel-
denkendfte in den lamde zullen mitedewer-
ken, om het begraven in de Steden en
Kerken te doen ophouden en daar door
ons Vaderland van dien fchandvlek te
zuiveren. Worden 'erkosten vereifcht,
om de begraafplaatfen op terichten, en
de ‘Kerken te gemoet te koomen’: men
kent het braaf ‘charaêter der Batavieren,
en ‘de bereidvaardige handen der edel-
moëdige Burgers {taan altoos open, om
pryswaardige “onderneemingen te helpen
bevorderen; ja de Genootfchappen zul-
len nimmer ledig zitten, om mede te
werken ten beste van Ker k en Staat.
Overheden en Burgers! ?er legt geen
waare eer in het begraven in de Kerken,
maar het is in tegendeel, gelyk wy ge-
zien hebben , een God onteerendefchan-
N 5 de-
202 CORNELIS TERNE, OVER DE
delyke daad, De waare eer beftaat niet
hier in, dat men de bedriegeryen , door
de Priesters en Monniken eerst verzon-
nen; blyft begunftigen ; maar hy , die de-
zelve: tegengaat, verdient lof en eer.
De waare eer-beftaat niet, in onze gril-
len en hersfenfchimmen op te volgen,
maar daar in, dat wy onze geliefde en
getroetelde neigingen bepaalen, als zy
ten nadeele van ons of van hetalgemeen
aanloopen.
De waare eer en roem wordt door niets
anders verkregen, dan door deugd en
verdienften; en zy, die zonder dezel-
ve, tot hoogheidfteigeren, ftellen zich
zelven verachtlyk ten toon. En wie
zou zoo verdwaald zyn, dat hy het
waare deugd zou noemen, zyne doo-
den zoo te plaatfen , dat zyn evenmenfch
‘er fchade door kanlyden? Strookt het
eenigfins met het denkbeeld van eer,
zyn dood lyk daar te plaatfen, alwaar
onze medeburgers geduurig moeten ver=
keeten.s, „en hen in gevaar te brengen „
dat ze door den fchadely ken ftank kun-
nen befmet, en met ziekten en kwaa-
len bezocht worden, welke hen in-het
graf fleepen ; om weder anderen nadee-
lig te zyn? Laat ik noch eens eene ge-
wigtige vraag doen! Is het een Chris=
ten
4
,
Nn nar tene
adt ze 8 Er
4
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 203
ten wel geöorloofd, om inde Kerken
te begraven: daar wy zekere bewyzen,
hebben,dat de leevendigen ‘er fchade, aan
hunne gezondheid , door kunnen lyden;
ja door den flank uxo 8u kunnen gedood.
worden? Ik antwoord volmondig: neen,
het is den Christen ongeöorloofd, zy-
ne, dooden in de Kerken te begraven :
want shet ftrydt tegen hét Godlyk be-
vel, aan het Ísraëlitifche volk gegeeven;
en inzonderheid tegen het zesde gebod:
gy. zult niet doodfhaan. Het is immers
een en het zelfde, of iemand door een
vergiftenden damp wordt gedood, of
door eenig ander geweldig middel; en
daar wy zulks nu uit de treurigfte
gebeurtenisfen, ontegenzeglyk zeker,
ondervonden hebben; zoo heeft noch
Overheid, noch Ingezeeten meer aan-
fpraak, op zulk eene verderflyke. ge-
woonte en eerzucht: ten zy men, wil
lens. en weetens, een overtreeder zyn
wil, der Heilige en Godlyke geboden.
Hier koomt noch by „ datonze Godlyke
Meester en Zaligmaker, de Heere Je/us
Christus „die in de weereld kwam , om
onze fchuld: op zich te neemen, en
voor onze zonden te voldoen; maar
ook tevens om door zyn volmaakt lee-
ven ep wandel ons tot een voorbeeld
; van
\
204 CORNELIS TERNE, OVER DÈ
van navolging te zyn, ons anders is
voorgegaan. Volg derhalven , Christe-=
nen! Christus, gelyk i in zyn Téeven en
wandel , zoo ook in uwe begravenisfen
De dig | laat u buiten de Steden brengen „
even als jesus buiten Jerufatem is be-
graven geworden: zulks zal waare eer
en roem zyh, des Zaligmakers voor-:
beeld na te volgen; dit zal tot een nieuw
bewys verftrekken, dat het Christen-
dom verlicht wordt; en dat ’er noch
waare navolgers van Je/us ook in dit op-
zicht aanweezig zyn. Kan 'er nu geen
grooter voorbeeld zyn, dan dat van den
Heere Je/us : laat dit voortreflykst
voorbeeld dan Overheden en Ingezee-
tenen genoeg zyn en aanmoedigen, om
daar onze eer en roem in te'ftellen , dat
wy uitoeffenen, het welk onze Godly-
ke Meester zich niet gefchaamd heeft.—
Men behoeft daarom geene fchandelyke
begravenis te ‘hebben, als Keizer po-
MITIANUS , die gehaaten Vorst: Wiens
dood lichaam met een gemeene baar door.
‚de Doodgravers werdt weggedraagen.
Neen het is billyk, dat wy die edele
zucht, om onze dooden ordentlyk te
begraven, wel ter uitvoer brengen; ja
alle pracht en eer konde volkomen de-
zelfde zyn : offchoon dit alles ydelheid is.
Dic
jn 1
)
bd)
zi
|
ll
y
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. 205
Dit begreep de groote SALADYN,
die, de dwaasheid der menfcheninzien-
den na dat.hy Overwinnaar van gehe sel
Afien, was „liet uit trompetten: dat hy
niets meer. in hetgraf zoude medenee-
men „dan een hemd.,-het welk hy.door
het leger liet ronddraagen.
k weiger: geen,menfch, „welke. het
zich: zelven niet onwa ardig heeft, ge-
maakt, eene eerlyke begravenis te heb-
ben; ook aan menfchen van rang, eer,
verdienften en fatfoen, geene eerbewy-
zingen by hunne begravenisfe: maar om
hun waare eer aan te doen, is niet noo-
dig, dat men hen in de Kerken begraaft.
Men konde hun immers dezelfde, ja
meer eer aan. doen , als men zulks
goedvondt: door hen met koetfen , lan-
varnen „dubbele draagers , Wapenenen
en een ruim gevolg, zoo wel naar een
Kerks-kerkhof te brengen, als naar de
Kerken ; men konde delyken zelfs „door
de „Kerken draagen; of. voor de ‘Kerk
„Jaaten {til {taan , ewen gelyk men gewoon
is, met een Profesfor te doen, om hem
voor de Acadeinie neder te zetten: op
die zelfde wyze , konde men de baar of
koets, met het Iyk, ook eenige minu-
ten voor de Kerk laaten {til {taan , tot
een bewys, dat het lyk naar een Kerks-
kerk-
206 CORNELIS TERNE, ÓVER DE
kerkhof gebragt wierdt. Men konde
ook met klokken gebrom , daar dit ge-
bruiklyk is, ftatie maaken, en daar
voor eenig geld, ten voordeele voor de
Kerken, neemen. Men zoude ook een
onderfcheid kunnen maaken in het uur
van begraven, midts ‘er voor betaald
wierde. Kortom ,’er was ftatie en pracht
genoeg te verzinnen; en ook middelen
om de fchade aan de Kerken te herftel-
len, als de Overheden zulks maar werk-
ftellig maakten.
Ja maar zal men zeggen, de dooden
liggen zekerder in de Kerk, dan in het
open veld: dit is noch niet beweezen;
misfchien zoude ik voor het tegendeel
zulke overredende bewyzen voor den
dag kunnen brengen, dat men aan die
zekerheid geen geloof meer zoude flaan.
Hoe weinig menfchen zyn’er, welke
noch na hunne dooden koomen zien,
als zy dezelve in handen van de dood-
gravers hebben overgeleverd ? Men be-
hoeft geen groot Philofoof te zyn, om
te begrypen, dat fommige Kerken alle
die dooden niet kunnen bergen, welke
men ’er inftopt, zonder eene te vroege
{chuddinge: ’s nachts vervoert men met
fchuiten het verrotte hout der kisten;
mis{chien wordt ‘er ook wel iets anders
me-
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 207
mede verhuist naar de Kerkhoven; en
de Kapels-kerk en Wester-kerk leveren,
zeer veel en zeer dikwils vragt vooreen
buiten kerkhof: trouwens waar zullen
ook de beenderen heen. Laaten wy
niet roemen op de zekerheid der Ker-
ken en Kerkhoven voor de dooden,
binnen de Steden: want de liefhebbers
der Anatomie, zegt men, plunderen
fomtyds de graven. Men heeft zelfs
Maakelaars en Kooplieden hier en el-
ders in verfche waar. Voor eenige jaa-
ren is ‘er noch te Leiden een Doodgra-
ver. gegeesfeld , om de mishandeling der
dooden; en te Warmond is, terwyl ik
dit fchryve, het lyk van JAN COU-
WENHOVEN, geweezen boomkwee-
ker, natuurlyk verdweenen.
Indien in ons Vaderland, en inzon-
derheid in Academie fteden, een rui-
mere gelegenheid was, om lyken te be-
koomen, zou zulks niet gebeuren;
vooral als men tevens vryheid hadt,
om Iyken te openen, welke aan onbes
„kende ziekten of zwanger geftorven
waren: zulk eene wet was , myns bedun-
kens, een gefchikt middel, om graf-
{chendery voor te koomen en tevens nut-
tig te zyn.
Ja maar zal men zeggen en denken. in
de
208 CORNELIS TERNE, OVER DE
de vaste en gekochte graven en in kel.
ders daar liggen de dooden gerust: dat
fchynt zoo, maar evenwel moet alles
vergaan, de yzere hengfels en fchroe-
ven van de kisten niet uitgezonderd,
welke fomtyds verteerd zyn, offehoon
de lyken ’er niet lang in geftaan heb-
ben. Dan al was ‘het begraven inde
Kerken ten vollen veilig voor delyken:
eene omwenteling in de Natuur: „eene
overrompeling van -krygsvolk maakt
een verwoesting van alles; en behalven
dit, kan de bouwvalligheid der Kerken,
vernieuwing eifchen : waar dan heen met
de dooden uit de Kerken? Zal dan elk
zyne dooden kennen en te huis haalen ?
Ik geloof neen: althans men heeft de-
zelve noch onlangs te Zoetermeer maar
onder elkanderen ink uilen seftopt. Een
voorzichtig Souverain en verftandige »
ftads Regeerders kunnen, door hetaan-
leggen van goede en wel ingerichte Be-,
graafplaatfen , buiten de Steden, die
zelfde AAE en veiligheid aan de dooden
verzorgen, als binnen de Kerken: in-
rd als billyke wetten daar om:
trent nagekoomen worden in de uicoceffe- 8
ning. Maar hoe dan gehandeld met de
Grafnaalden, monwmenta, en duurzaa-
rme graftomben voor verdienstlyke man-
nen
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ, 209
nen en waare weldoeners van Kerk
en Vaderland? Zoude men zoo wel
niet op eene buiten begraafplaats een
ombe kunnen oprichten als in de Ker-
ken? De Heer VAN DER GHIESSE N
antwoordde hier reeds dus op in zynen
tyd, dat zoodanig eene begraafplaats zou
Kunnen bevoordeeld worden > met allezulke
Byzonderheden en voorrechten , als de Ker-
ken hebben: indien een ieder ‚ naar zyn
sermoogen , zyn byzonder aanzi enbykeraf,
met zyne Wapens en Opfthrift had; ‘of
dat “er eenige grafnaalden op zulke gra-
Ven Wierden gemaakt, PRINS MAURITS ,
die Gouverneur geweest is van Brafiliën,
had voor zich te Berg en Daal, digt by
Kleef, op her kerkhof ‚alwaar hy , geftor-
Ven zZynde, den eo December 1679,
Oud 75 jaaren, is begraven geworden ‚ een
heerlyke Graftombe doen oprichten,
Zulks zoude meer kunnen gedaan wor-
den: maar boven dien wie Zou een ver-
dienstlyk man (hoewel men in Neder-
land niet ruimfchootig daar mede is, als
het niet uit de beurs der familien koomt),
EEN EGTE tombe weigeren in de Kerken;
of verhinderen, Zyne wapens in dezel-
ve Op te hangen ?
Ik denk niet, dat eenig verftandig Rc.
gent zich hier tegen zou verzetten,
XII DEED. 8) als
DIO CORNELIS TERNE, OVER DE
als het voor Mannen van verdienfted
was, en de /eges betaald wierden. Men
…_ zoude dezelve zelfs beter kunnen plaat“
fen, dan nu boven de graven; zoo is,
by voorbeeld, de tombe voor den Groo-
ten BOERHAAVE, door zyne luiste-
ryke Familie, Hem opgericht, boven
den grafkelder geplaatst. Men heeft
geen doode lichaamen noodig in de Kers
ken, om waare verdiensten der over-
ledenen met gedenkzuilen te vercieren,
Voor de Marfchal van Saxen „ dien groo-
ten verwoester en Held, is te Straatsburg
een overheerlyk monument opgericht ;
offchoon zyn ftofivk deel al verteerd
was; en de Heer BLEIZIG heeft, by
die gelegenheid, een fraaije redenvoe-
ring gedaan, en door den druk gemeen
gemaakt; voor den Groofen HUIGO DE
cROOT heeft men wel een fchitterende
tombe kunnen oprichten; ook voorden
grootften der Dichteren JoosT VAN
VONDEL; en voor meer andere be-
roemde Mannen, offchoon: men niet
eens weet, waar hunne Iyken begraven
zyn; zoo zou men ook kunnen doen,
offchoon de doode lichaamen buiten
de Steden waren begraven: zoo zou
het veelen ook aangenaam zyn, dat
voor den Heere PERRENOT, in de
cene
BEGRAVINGE IN STEDEN ENZ. zi
eenevof andere Kerk: in bikiapes als eed
der Eerfte en voornaamfte Voorftanders
van de begravenisfen buiten de fteden ;
eene sombe wierde. opgericht tot een
duurzaam aandenken. van zynen yver.
Ik vertrouwe hier mede genoeg, ter
beäïntwoording deropgegeevene vr zage a
gezegd te hebben.
Zie daar! Wel Edele Hoog- ent zeer Geleers
de Heeren beftierders van't Zeeuwsch Ge-
noonfthap ‚ eenige oorzaaken aangewe-
zen ‚waar door “het begraven inde Ker:
ken en Steden blyft ftandhouden, en
_ geffens eenige middelen aan de hand ge-
__ geeven, om die. vuile „ Onredelyke en
verwerpelyke gewoonte te doen ophou-
den: hoe verre ik aan het oogmerk van
deeze gewigtige vraage, en de meening
van Uw Wel Edelens beäntwoord hebbe ;
zy aan Uw Edelens aanbevolen. Oprecht-
« heid, deugd, en waare zucht; ommyn
geliefd „Vaderland nutuúg te zyn „ heeft
… my hier toe-ap het onverwagtst aange-
Zet, om, waar het my mogelyk, eenig
nut toe te brengen, ten einde die on-
patuurlyke gewoonte, die waarlyk tot
oneer is. voor den Christlyken Gods
dienst, uit ons Vâderland te doen ver-
minderen, ja geheel en al te doen op:
houden: dat zeer wel doenlykis, als de
O 2 Overs
212 CORNELIS TERNE, OVER DE ENZ,
Overheden de hand uitftrekken‚om zulks
fpoedig werkftellig te maaken. Vindt
men in deeze verhandeling zaaken, die
niet allen zullen behaagen , en fommige
uitdrukkingen die wat fterkzyn, dit fchry-
ve men toe aan den aart van het onder-
werp , befchouwd in het Licht, waar inde
zaak my voorkoomt, en niet aan eenig
oogmerk , om iemand te beleedigen. On-
dertusfchen hoop en wensch ik, dat
alle Magiftraaten en Overheden zullen
medewerken, om dit ongevoeglyk be-
graven in de Kerken te doen ophouden,
en geenfins zich ftooren zullen aan den
tesenfpraak van onkundige menfchen;
want het betaamt een wys Regent, al-
toos indachtig te zyn aan de Zinípreuk
van HORATIUS:
Een wyz’ heeft zich * gefnap van
*t graauw niet aan te trekken,
Wyl onfchuld en verdienst’ hem tot
een muur verftrekken.
zE
AAN-
o13
AANHANGSEL
Van dAanteekeningen , verzameld uit
de NIET GEKROONDE Verhan-
delingen, tot nader flaving en op-
heldering der GEKROONDE, en
gefthikt naar de Bladzyden der
Verhandelinge van den Heer VAN
LEEUWEN.
S 8 ®& 8
ehalven de GEKROONDE VERHAND Ee
Ee LINGEN Zyn 'er zog anderen toegee
zonden, en daar onder drie, op welke de aan-
dacht insgelyks byzonder is gevestigd ; Twee dere
zelve, die eenen geruimen tyd, za elkanderen
zyn aangekoomen, zouden zeer fterk iz aaz-
merking Zyn geweest } om naar den eerften prys
te dingen. De eerfle met de woorden?
” Zoolang het rottend Iyks alom befmetting wekt;
Gewelf der Kerk, de Grafzerk dekt ;
1s’*zeker, dat de Lucht der Stadt:
Het zaad der Pest in zich bevat.”
De andere, waar onder ftaat, uit B-de Boch:
"Hoe teer gy werdt gelieft , hoe dier gefchat
voor heen s
Hoe hoog vw Eer uit ww Geboorte is opgerezen;
Niets blyft u overig , dan een boopje ftof aileens
Dit's alles wat zy zy! Cn TROTSEN zulke
len wezen?”
0 3 Bei
\
\
ZI AANHANGSEL OVER
Beide deeze Verhandelingen waren, op Zich
elven geleezen zynde, zeer pryzenswaardig.
Maar had men de eerfie doorleezen, en las men,
Nasr na de tweede, „dan. v rlevendigden zich
eelzins dezelfde denkbeelden. Vergeleëk men
die met velkanderen , Zy fcheenen: op dezelfde
leest «a zyn pgefchoeid. Waat de hoofdzaak,
eerst bivwitsde edelen dat-de gewoonte van
Begraven in de Kerken onder ons bZyfk plaats
grypen, wordt #2 beide behandeld volgens de-
zelfde orde, in vyf ftukken, 1. Oude gewoonte.
2e Eerzucht, 3, Hoogmoed, 4.'t Eigenbelang,
5. Bygeloovigheid. En op dezelfde wijze zyn zy
aan elkanderen gelyk in de middelen, die vor
weeringe worden opgegeeven. De zaaken, die
in de uitbreidinge gemeld worden ; Zyiú wezende
yk dezelfde. Verfcheide byzonderbedens zoo in
de aagtrekking van Schryveren; Opgaaven van
byzondere. aorbeelden, en gevallen; eigene, en
zoo ’t fchynt by den Schryver geliefde Mpreek-
wyzen, zyù in beide dezelfde, Ondertusfchen
is’er ten aanzien van den vorm en fchikkinge
eene zonderlinge en opgetlyke. ver; cheidenheid
in te vinden, . da aar in,gelegen, dat het ‚geene:
in de eerfle „Verhandeling, hier, en daar in den
text is geplaatst, ia de tweede is te vinden inde
Aanteekeningen; en ook wederom omgekeerd,
Ook, wel eens, eene zaak wat vroeger of wat Za-
ter geplaatst, in de ééne Verhandelinge dan ia
deandersi- Om van andere verwi. deling ea niet
te melden, vooral die ia den 7y/ gemaakt Zy,
om id dit tweede fluk eene verandering rde
van {chryfzwieren in te brengen.
‘Hier uit is het aan ’ Genoatfchap voorgekco=.
MEN ==
en xy | ef
DE BEGRAVINGE ENZ. 215
of dat de twee Verhandelingen waren kin-
ders wan denzelfden Vader, doch opeene vere
fchillende ‘wyze uitgedofcht en op onderfchei-
de tyden afgezonden , welligt om zoo wee kanse.
Jen te hebben; in vermoeden „ dat de Beöordeee
ders de Oorfpronglyke wezens trekkeug niet zou-
den konnen onderkennen. Ten waares -z00
de opfteller van Beide de ftukken dezelfde wan
res hy het laatfte als eene verbetering van het
eerftes met intrekkinge van het eerfte, had wil-
len toezenden: doch daar van is geen blyk
geweeste
Of dat iemand , welke des Schryvers opgeftelde ge-
{chreeven Verhandeling als vriend, had gelee-
Zen, die, buiten deszelvs weeten, ter kwaader
trouwe, eenigzins had verhanfeld, en zoo als
eigen werk aan % Gerootfchap gezonden, Om
ook met een’s anders vederen gedekt, naar den
prys te dingens
_Altans het Genootfchap heeft niet konnen
befluten, uit hoofde dier onzekerheid, de eene,
of de andere van deeze twee ftukken, in aan-
merkinge te neemen, tot het toewyzen vaa den
prys, als buiten ftaat zynde, over de wagre re-
den van deeze gelykhetd, naar, waarheid te oore
deelen. Echter heeft het zelve ten nutte van het
gemeen, wel willen gebruik maaken van eezige
byzonderheden ,‚ welke. deeze beide gefchriften
zy afzonderlyk of beide te faamen hebben , en
in,de gekroonde Verhandelingen of zret „ of im-
mers wiet op die wyze worden aangetroffen,
De derde Verhandeling s heeft het Genootfchap
“zeer behaagd, en fchoon ’t geen daar in bevat
was, voor 't meest in de gekroonde Verhande=
lingen wordt gevonden, is de Schryver, (die
O4 ge:
216 AANHANGSEL OVER
. gebruikt had, de Staats Spreuk: Concordia res
parva Crefcunt) ter aanmoediging verzocht,
zynen naam te willen bekend maaken en te ge-
lyk goed gevonden het een en ander, uit zyne
Verhandelinge, in dit Aanhangfel Over te nee-
men; zynde uit het antwoord op dat verzoek
gebleeken, dat de Schryver was De Wel Berw:
Heer JOHANNRS KUYPERS MARTINET,
toen Proponent te Zutphen, doch tans Predi-
‘
kantte Bergen by Alkmaar,
@ 8
5
AANTEEKENINGEN.
By Bl 6 BEWEEZEN. Behalven de $chry-
wers hier te vooren op ble 7 aangehaald, wor-
den nog opgegeeven, in de Verh. Zoo aug het
Rottend enz. de volgende
F: van der Ghiefen , Distert. Jurid. de jure Se-
pulturz. Lugd. Bat. 1706,
F: Habermann. Disfert. de Sepulturis innoxiise
Vienne 1713e
Nice Corn, van Cleeff, de eo quod Exequiarum
ratione in jure obtinet &c. a Mai 1776, Traje
ad- Rhenum. f
Bernh.de Moor, in Comment, perpetuo ad Marck.
P. vre C, 34. Pe 7049 705
Gisb. Bonnet , in Specim. Hiltor. de Causfis fù-
perft. inter Christianos. 3 OCt, 1753 Ultr. $ 17e
3 |
4 8.
Pe 47» 4 di
DE BEGRAVINGE ENZ. 217
Les Lettres fur la certirude desfignes dela Mort
du Grand Louis; Paris 1752. |
Memoire fur Fufage, ou Pon est d'enterrer les
morts, dans les Eglifes & dans Yenceinte de
villes, par Marret. Dijon 1773.
Disfertation relative au droit canon , fur la neces-
fite de placer les cimetieres hors,des villes, par
MM. offman. Franf, fur POder 1776.
Reflexions fur les abus des inhumations, de Moní
Naviers &c. |
Recueil des Pieces, concernant les cimetieresde
la ville de Verfailless Paris 1774.
C. van Alkemade, Ceremonieel der Begravenis-
fen enz. Hoofdd. 19.
Je ie Frank van Berkhey, Nat. Hilt. van Hol-
„land 1u D. St. 19.
Algemeene Vaderl. Letteroeff. 11 De Ne re Meng,
‚Werk. bl, 34—374 EN
Postryder , en Europe Staats Seeret. van 1776.
F. van Spaans Proeven der Potufche Mengels
ftoffen- 7. De bl. LOog—r32. van ’t Genoot-
fchap: Kuastliefde fpaart geen Vlyte
Alle dezelfde Schryvers worden ook genoemd , in
de Verh. Hoeteer gy werdt bemind enz.,doch
waar by nog gevoegd wordt, Befchryving van
„Leyden door F.van Mieris-1 Ds bl. 52. .en
Hie D. bl. g5a. meldende de orde van * Ge-
recht dier Stad, tot weertng van kwaade lucht
en de snfeltie, die de doode Lichaamen zou
den mogen caufveren, in de Kerken,
Bl 8, Dat de fchadelykheid vry algemeener-
kend zoude zyn gelooft de Schryver niet. Op
dit luk wordt in Cozcordia res Parve &c. aan-
gemerkt: dat de bewyzen en proeven door Ge-
| Os ARR Jeer
RIJ AANHANCSEL OVER
leerder opgegêeven, weinig of geen overreeding
op ’t gemeen gemaakt hebben, en derhalven,
dat op de meeste’ plaatfen', niemand daar toe
overhelt;- maar in tegendeet, dat hèt gemeen,
‚zoo ’t aan „hunne: kéuze ‘wierde gelaatea, zich
daar tegen verzetten zoude, altans niet geree-
delyk verkiezen, de dooden buiten de Kerken in
de openeluchtte begraven. Dit doet den Schry-
ver oördeelen, dät de eerfte groote hinderpaals
tegen eene betere wyze van begraven, moet ge.
zocht worden ‘iz het miet genoeg werlichtte en
overtuigde Gemeen; *t welk geen de minfte poo-
ging aanwendt tor verandering, of eenige genes
gecheid daar toe laat. blyken.
Bl. g. geavery. Nopens de twee Voorwaar.
den, welke de Heer Hervey vorderde, en in de
Aant. (m) op bl. ge ea ro. gemeld zyn, wordt
opgemerkt, ten aanzien der eerffe Voorwaarde :
Als ‘er zorge gedragen wordt, dat zy [te we-
ten, de begravenisfen der Lyken in de Kerken]
geen hindêr kunnen doen aan de grondflagen van
bet Gebouw. Dat zulk eene zorg noodzaaklyk zy;
Dit toont het voorbeeld van Hitlegondsberg „een
uur van Rotterdam, daar men in jaar 1764.
ontdekte, het /Chewren der omuuren en zakken
der pylaaren van het fraaje Kerkgebouw, —Wan-
neer *t by onderzoek bleek, dat de Doodkisten
onder de pylaaren en muuren door, waren bee
graven, zoo zelfs , dat fommige kisten, buiten
en binnen de Kerk bevonden werden. Dies
men, met gelukkig gevolg, alle vermogens te
faamen Ípande, om eene geheele inftotting van
dit Kerkgebouw voor te koomen. pe
“En wât de tweede Voorwaarde belargt: Di
DE BEGRAVINGE ENZ. 219
de fchadelyke witswaasftmingtnvan hèt verrotten
de pleefch werhoed worde in de Kerken. Wordt.
gezegd: dat dit genoegfaam om veele redenen”
onmogelyk zy 3 en dat dit de bron is van bet
kwaads dat juist wordt gevreesd. «Zoo daf, in=
dien ’er deeze zwaarigheid niet ware , mên alles
te boven zoude zyn, ‘en’ niets te duchteù heb-
ben; zynde dit (tuk door den Heer TE WATER(a)
in helder daglicht gefteld, en ook door zya
Hoog Eerw: het oordeel van Ri veTus(b) op
bl. 661 em 662 aangehaald, en uitgetrokken.
Men vraagt verder of het te beilyken iss dât
men eene Gode geheiligde plaats , door rottende
en tot ziekten, zoo fpoedig gelegenheid gevende
Lichaamen aldaar te begraven, ontreinigt? of
'c wel beäntwoordt aan Tt voogmerk van Gods="
dienttige t'laamenkomften, ‘dat men aandoenly--
ke menfchens door ’ begraven in de Kerken’
uit dezelve verbant? Dewyl dikwerf de gedachte
ten van menfchen, door *t gedenken aan Echte
genootens Ouders, Kinders, Vriendenenande="
re dierbaare panden, aldaar begraven liggende;
worden afgetrokken en de aandacht wordt ver-
ftrooìd en gehinderd; ja zelfte dikwils lang moeite.
gebaard „om zoo veel op. zich zelven te ver winnen „
dat menin zulk eene plaats-den Godsdienst kan by
woonen. Ook zyn'er niet zelden hevige gemoeds
en Lichaams aandoeninge door verwekt. Le
Frank van Berkhey verhaalt ooggetuige geweest
te zyn, dat eene zwangere Vrouw,op aanraden van *
haare vrienden te Kerk ging, daar onlangs haar
waarde manswas begraven , met dat gevolg, dat zy
- ZOO=
(a) Verhand. van % Zeeuwfth Genootf. mv. D,
bl 653. |
(5) in Gen. C. zrvm. Exereit. 172,
220 AANHANGSEL OVER
zoodanig werd aangedaan, dat haar de arbeid
ontydig overviel, en zy inde Kerk dood bieef.(c}
zeer uitvoerig heeft zich over deeze fchadelyke .
beid uitgelaaten 5. van Loes in de 6 zyzer
Leerredezen bl, zog—z21te Ten opzichte van
deeze fchadelykheid, moet voor al in aans
merkinge koomen, dat men ìn tyden van be=
fimettende Ziektens, door het begraven der Ly-
ken van menfchen aan die befmetting geftorven 9
in Steden en Kerken, de levende en gezonde in
gevaar brengt, om door dezelve ook te worden
aangetast.
Hoe was ’t met de Ziekten en Sterfgevallen,
die ‘er ’er in jaar 1779 in ons Vaderland heb-
ben gewoed? Te Harlingen en Arnm heerfchte
de Roode loop. zoo, dat ’er in twee maanden
453 meníchen begraven werden, daar “tanders
maar 5o was. Oos naar Leeswaarden en Fra-
neker kwam de Ziekteover. Te Groningen waa-
ren weeklyks de Doodea 6o, in de plaatfe van
12 à 15 menfchea. In Drenthe heerfchte de Gal-
koortfe, en-te Kampen fùerven veele-menichene
In Gelderland woedde eene befinettelyke Ziekte
en in de Meijery wan ’s Bofch een befmeitende
Roode loop. In de nabuurfchap van Deift en Rof=
terdam, was een buitengewoon aantal van epl-
demifche galachtige Herfstkoortíen.
Tot weering der uitbreidinge van zulke on-
heilen, past het alle maatregels van voorbehoeding
by- de hand te neemen; . Voorbeelden van ge-
noomen voorbehoedfels zyn 'er veele in Vrank-
ryks Engeland, Rusland, Zweeden, Denemar-
ken en elders. Ook in onsgemeenebest, zyn die
dikwils aangewend; in t jaar 1664. en Toon
ce-
(5) Nat St. ven.Holland, zi. D. rg. St. bl, 1989°
DE BEGRAVINGE ENZ. 22}
deeden ° Eands mwaderen by de wvoornaamfte
Steden Pest- of Zrekenbuizen bouwen , die na-
derhand in den Oorlog van 1747 en 1748. en
nog onlangs na den Zeeflag op Doggersbank ,
den 5 Augustus 1782, zoo wel te pas kwamen,
om de gekwerften te ontfangen en van het
nodige te verzorgene
Wat heeft de Raad van Staaten, zoo ras ’er
eenige ziekte onder *t gemeen voorkwam, in de
Metjery van *s Bo/ch, geen gepaste maatregels
geaoomen ?
Zoo als ook, door de Staaten des kwartiers
van Nymegen, voorbeeldig is gezorgd, in de
Bpidemifche Ziekten te Maurik. Daar nu gee
bieeken is de fchadelykheid der uitwaasfemingen
van Lyken, om de pernicieufte en gevaarlykfte
Ziektens uit te breiden, hoe zeer moest dan tot
voorbehoeding de*begraving der Lyken in Ste-
denen Kerken worden geweerd. Dewyl'er niers
vermogender is om den menfch te verzwekken,
bloed en vochten te ontaarten, te ontbinden,
en aile de vermogens ook van den fterkften te
ontzenuwen, dan het verkeer in eenen damp-
kring door mephitifche en rottige uitvloeifels
beladen. Waaromdegroote H BOERHAVEN
zegt: indien ’ allergezondfie menfch, by geval
op dat oogeablik tegenwoordig was, als de ge-
zwolle rotuge buik, van een groot verdronken
dier openbar{ítte , by zoudeteritond met zoo een
finkende lucht omvangen worden, dat hy in
bezwyming vallen, en den geheelen dag met eene
kwaadaaruge walgingfukkelen zoude. Zoo /anz
bet Rottend enz. Alsmede: Hoe teer gy enz,
Bl 12, BRUINISSE. Andere gevallen van
222 AANHANGSEL OVE el
dien Aart, worden door j» A. UNZERs inde
Arts 1 De 47. Vertoog ; vooral bl. go=g4. ge:
meld. Ook heeft de Heer Ta. SCHWENKE;
fchryvende over de voortplantinge der kinder-
ziekte zich dus uitgedrukt: * Wat zal men zeg=
gen van onze Kerken, daar men de menfchen,
begraaft; zoo dat fomtyds die geenen, welke
yzen, als zy. maar, aan de pokjes denken,
nochtans turen doorbrengens boven de on-
zichtbaare uitwaasfemingen van Lyken , die
kort te vooren aan _de Keuderziekte geftors
ven, en ‚aldaar, begraven zyn”, Hy brengt
een voorbeeld by van eenen man, die 30 jaa“
ren geleden aan de Kinderziekte geftorven was,
wiens graf geöpends en de daar in nog gave
eiken kist, door den Doodgraver met zyn {pa
doorftooken wordende, ’er wel ras zulk een,
vreesiyke ftank uit voortkwam, dat zy de geheele
Kerk te Chelwood befmette, zoo dat 'er eerst 14
en binnen 3 dagen tot 3o menfchen, die de
begravenis van een aanzienlyk Lyk, *t welk in
dit graf moest bijgezet worden, hadden verge-
zeld, door de kinderpokjes werden weggeno-
men. Zie Inenting der kinderpokjes by A. 4r=
renberg te Rotterdam 1717. Zoo lang het Rote
tend lyk enzs en Hoe teer Zy enZ.
Bl 13. Verveelende uitwaasfemingen in de
Kerken , va de begravenisfen. "ir isgeen Kerk
vooral in de groote Steden gelyk Loxdes, of
men wordt ’er eene befmette vunfige reuk ges
waar in bedompte dagen» wanneer de Lucht de
noodige doortogt mist. … Wie maar een weinig
ervaaren ìs, in de natuurkunde, weet, dat de
Lichaameas die verrottens eene verbaazende
mee.
ahd
vee
DE BEGRAVENIS ENZi 223
, 1 M «el =i 7 ie Vn Tal s fz
meenigte veerkrachtige vloeistoffen uitwaasfe-
men „ beftaande uit rottende deeltjes „welke, zich
met. de Lucht verméengende , ‘dezeive bederven,
„Uit de Recherches libres Sc, Zoo Larzg het Rots
tend Lyx enz. d
_ In eene voorname Stad der Republyk is eene
Kerk, voorzien met 4 groote Kelders , bekwaam
Om ieder roo à 150 Lyken te konnen bergen.—
Dan weinige jaaren geleeden onderwond men
zich; om dezelve te doen ruimen ; maar ziet $
ééne Kelder geöpend zynde, ontdekte men mil
hoenen van zwarte vliegen; en kakkerlakken(d) 3
deeze werden zoo geweldig door de Kerk ver-
fpreid, dat 'er een iegelyk geduurende den Gods-
dienst over klaagde, Ja het ging zoo verre, dat
by de bediening van het H. Nachtmaal het
brood als bezaaid en de beekers als overtoogen
waten met dit ongedierte, _ De rondsom lig-
gende wooningen leden hier door geen gerin-
gen ooverlast. Men vondt goed geen verdere
poogingen tot ontruiming aan te wenden; en
deeze Kelder wel en dicht te fluitene
Men opende eene andere Kelder, dan de uit.
komst was ruim zoo erg als de eerfte, ’er wers
den verfcheide middelen ter verdelging dezer in-
felten, doch te vergeefs aangewend. … Dus is
deeze Kelder toen, als de voorige geflooten,
en men heeft tot heden geene durven ontfluiten,
Hoe teer gy werdt enz.
Predikanten ruiken dikwils ’s Zomers, onder
het verrichten van hun werk, den ftank ‘der
Lyken in de Kerken. Niet lang geleden ver.
> \ haal-
_() Eenige jaaren geleden, had men in de Oost=
kerk te Middelburg ook hinder van, foortgelyke ins
febben.
204 AANHANGSEL OVER
haalde my een Leeraar in eene voornaame Va-
derlandfche Stad, dat men des Zaturdags mor-
gens ten 4 à 5 uuren een mênfch begraven had,
die aan de Waterzucht geftorven was; dat uit
‚de kist eenige droppels, onder het draagen naar
“het graf» gevallen waren; dat men de Kerk
om den frank te doen verdwynen den geheelen
dag had gelucht; dat dezelve echter des Zon-
dags morgens, noch zoodanig ftonk, dar ge-
melde Leeraar, by het vroeg inkoomen, zuiks
aanftonds riekte, en den koster op {taande voet
by zich deed koomen, hem vraagende van wat
Lyk die ftank was, en waarom hy de kerk niet
had gelucht?» De man betuigde zyne onfchuld,
zeggende, terwyl by de nog zichtbaare blyken
der droppelen uit de kist gelekt aan den Leeraar
aanwees: dat hy niet alleen den geheelen Za-
wrdag de Kerk had open gezet, maar ook dien
morgen reeds ten vyf uuren dit gedaan had,
maar dat de ftank daar door niet te overwinnen
wase Concordia res &c.
BL ra. Gewoonte hunner Voorouders, Gee
woonte is eene aangenoomene wyze, om ietste
doen of te lyden; en is dus goed of kwaad , naar
maate de zaak, die men gewoon is te doen,
goed of kwaad is. Doch als de gewoonte, zy
goed, * zy kwaad, eens is ingeworteld, wordt
ze als de tweede natuur; zy houdt vast, en de
menfch is ’er niet ligt van af te brengen. Ovt
dins fchreef: Nil confuetudine majus - Niets
gaat de gewoonte te boven. En Augustinus:
Vincere confuetudinem dura est pugna, De ge-
woonte te overwinnen is een harde ftryd,
Het begraven binnen de Steden en Kerken on-
zer
DE BEGRAVINGE ENZ. 225
zer Republiek is eene overoude gewoonte; one
ze Voorouders, eenvoudig zynde, en in die
padeelige gewoonte minder doorzicht en geen
denkbeeld van het fchadelyke. hebbende, hebben
dezelve gevolgd: En fchoon men nu roemt
meer verlicht te zyns men houdt zich echter
aan de oude gewoonte. Poogt iemand de tyd=
genooten met klem van redenen te overtuigen,
van de fchadelykheid deezer gewoonte; ras is
“t antwoord: men moet de oude paalen niet te
rug zetten ; wy moeten oude gewoonten niet vere
anderen ; onze vaders hebben *t zoo veele jaaren
alzoo gedaan, waarom zouden wy het anders
doen? En dus blyft men onaangezien alle reden,
de gewoonte aankleeven; alleen, om dat het
gewoon is. Zoo lang het rottend Lyk. En
Hoe teer gp wordt gelieft enz.
Bl. r4. Navolging van anderen. Behalven
de voorbeelden by TE wATER, en hier in de
Aanteekeninge (p) opgegeeven, wordt ook de
Bredafche ReCtor scHONK geroemd. Coe
cordia res &c. :
Bl 14. Aante (p). PERRENOT=— by Sches
veningene Begeert men luisterryker Toonbeel-
den , men vestige de aandacht op de Be.
graafplaats, die Prins Maurits, Gouverneur
van Brazil, zich te Berg en Daal, had doen
vervaardigen, en in welke hy den 22. Decem-
ber 1679. buiten eenige Kerk of Kerkhof is bee
graven (e).
Maar dat alles overtreft , is,’ dat Hua Ed:
E Mog:
(€) Nat. Hift van Holl. door Berkhey ri. D bl
1990. en de afbeelding in CJ, Brui Cleef fche en
Zuidholl. Arcadiabl. 34, 35.
226 AANHANGSEL OVER
Mog: de Heeren Gecommitteerde. Raaden van
Hoiland, aan den Heer PERRENOT, Domein
raad van. Zyne Doorl, Hoogheid , benevens eeni-
ge andere Heeren voor circa zes jaaren, heb-
ben toegeftaan eene plaats in de Graaflykheids
Duinen, om aldaar eene begraafplaats voor zich
“en anderen te mogen flichten, welke hun ook
in Chyns uitgegeeven is, om te beheinen of te
bemuuren. _Deeze plaats is groot negen vier.
kantte Rhynlandíche Roeden, aan de westzyde
der Schevening{che weg, dig by *t Dorp ge«
legens omringd met eenen {teenen muurs ter
hoogte van ruim g voeten,
Binnen dit muurwerk Zyn aan weerskanten 15
gemetfelde Grafkelders, bekwaam om in ieder
drie groote lyken te bergen
Aan de Oostzvde, tegen den weg, isde Poort ;
boven dezelve is eene Antique lyk-bufch, en in
de corniche: TER NAVOLGING Alledeeze
Grafiteden zyn gedekt met blaauwe zerken, op
welke men naamen, wapens enZe kan ftellen ;
terwyl die van den Heere A: PERRENOT reeds
het volgende byfchrift draagte Exuvie jactaut
putres procul Urbe: Nocebams Quinemint pru-
dens, Noceam ne Alortuus opto. “Saat is: Myne
rottende overblpffels moeten verve van de Stad
liggen; daar ik (levende) vermydde iemand te
benadeelen, wenfch ik ook zulks na myn dood
niet te doen,
Volgt nu eene Lyst van begravene op de Be.
graafpiaats ter navolging by Scheveningee
1780, Den 11 Mey Johanna Mabella Adelaïde
Singendonk.
Den 24 Juny Baron P, A» de Huibert,
Heer van Kruiningen,
1780,
DE BEGRAVINGE ENZ. 227
1780. Den 5 Augustus Alida Verfteeg, gebo;
ren van Westreenen.
e= Den 17 Oftober Frederik Salomon Tavel,
1781. Den 15 October, Abigaëlt Antonia Mare
celis,
1782. Den 14 February, Cornelia Colombyn.
—— Den 23 Maart, Jofina Loef
—_ Dea 15 Juny, Johan Willem van Haar;
1783e Den 5 july, Abrabam Kruyte
1784. Den 12 July, Mr, ABRAHAM PERRENOT,
e= Den 28 October, Stephanus Jacobus
Scheltuse(f)
Zoo lang het rottend Lykenz. Alsmede: Hoe
teer Zy wort bemint.
Bl. 15. Aant. (p) Te Zuilen by Utrecht. Te
ZUILEN een der. vermaakelykite oorden in de
Provinue van Utrecht, heeft men onlangs, on-
„der de goedkeuringe van de Ed: Mog: Heeren
Staaten dier Provintie, zoo door de Regeering
als de overige Dorpelingen eenpaarig beflooten,
om de dooden zonder onderfchcid buiten hee
Dorp te doen begraaven. De Wel Ed: Geb:
Heer en Vrouw van Zuilen, zynde Thuil van
Serooskerken, als loflyke voorgangers, hebben
hier toe een fluk lands gefchonken, ten bewy-
ze hunner goedkeuringe, en om ook zelve ale
daar te worden begraven. Terwyl het begras
ven in de Kerken aldaar is werboden. Deeze
plaats. is omringd met eenen fteenen muur, en
ben en 2 vers
Cf) 1786. Den 3 Juny is des morgens weder een
Lyk aldaar by gezet van Vrouwe DEBORA ALET-
TA BOOT; » Huisvrouwe. van den. Heere Profes-
for, en Emeritus Predikant in ’s Hage NicoLAas
BARKEY,
923 AANHANGSEL OVER
verfierd met eene Poort, waar op te leezen Hat:
WY LEEVEN OM TE STERVEN, Zoolang
het rottend Lyk enze Zoo ook: Hoe teer gy
wort bemint enz,
De Inwoonders van het Vaderlandfch Alem,
gelegen by de Schans St. Andries, niet verre
van Bommel, hebben, nu al zedert veele jaaren
hunne dooden in hunne Hoven ter aarde be-
fteld, om dat de &ivier de Maas hun Kerkhof
heeft weggefpoeld , en er zedert niet gedacht is
(zoo veel wy weeten) om een ander Kerkhof
toe te (tellen. Corcordia res &c.
Bl. 15. Aant. (p) CAPELLEN TOT DEN
POLL Schoon deeze Heer is overleden, en
’ verzoek te Zwolle 1779. geen gevolg toen ge=
had heeft, (bl, 55.) Echter is de Familie van
de CAPELLENS lang voorneemens geweests
om een buiten Kerkhof voor zich te ttichtens
nu meen ik; is bepaald, het zelve op de Heide,
tusfchen Zutphes en Gorfel te maaken, waar in
men eerst zal overbrengen het Lyk van den ver=
dieuftelyken Vaderlander j De VAN DE CAe
PELLEN TOT DEN POLL, (die nu in een
looden kist, tot dat einde is bygezet , in de Graf=
kelder dier Familie, in de Kerke van Gorfel ;)
En dan zal ’er tevens, een pragtig gedenkiee-
ken, voor hem opgericht worden. Gaan myne
berichten zeker, dan zal men de poort enz. van
dit byzonder Kerkhof grootfch maaken , ten voor-
beeld van anderen. Len werk, dier Familie in
der daad waardig. Concordia res &c.
Bl 16. Het onbetaamelyke en fchadelyke enze
wort miet erkend, om dat men van het ie ea
dyke
EER DN ANN AES ij ez
DE BEGRAVINGE ENZ 229
Zyke niet overreed is. De Schryver van Hoe teer
Zy EenZe laat zich dus uit: Aan wien is ’t onbe-
kend, dat het luisterrykfte Pronkftuk van de
Waereld, zoo verachtelyk en afzienelyk wordt,
na zynen dood, dat de overblyvende huisgenoo-
ten, wel dra bezig zyn om bederf wederftand
biedende middelen by de hand te neemen. Ja
zoms gevoodzaakt worden, vroegtydig den doo-
deu te den kistens om alle onheilea voor te
koomen? intusíchen de dag der begravinge is
daar, (welke by veelen meer dan te lang wordt
uitgefteld) wanneer niet zelden door de Lykdra=
gers en Doodgravers, op dientyd , de naaste by
het Lyk zynde, al fchoon de kist we/ is bezorgd,
echter noch eenige voorziening moet worden
gedaan, om de onaangenaame reuk te voorkoo-
men of liever af te weeren. Men nadert allengs-.
kens tot aan het Graf; het Lyk daalt in de groee
ve der verteeringe; het bederf klimt ten top‚de
vlugge uitwaasfemingen der verrottinge kunnen
naauw!yks beteugeld worden, maar dringen door
‚de kist als % waare heen, uitwyzens derzelver
gewaarwording; het mulle zand of losfe aarde is
niet vermogend dezelve tegen te houden; de
reeten, fpleeten en fcheuren der aaneengevoeg-
de zerken of tegels zyn als zoo veele ontlastbuie
zen, om deeze rouige uitvloeifels, in en metde
Dampkringlucht der Kerken te vereenigen, te
befinetten, en de fchromelyktte gevolgen voor
de menfchen te doen ondervinden. Die onaan-
genaame vunzige reuk, dewelke men voor al in
geflootene Kerken aantreft, overtuigt ons ge-
noegfaam, dat 'er chadelyke en romige deeltjes,
uit de Graven opgelteegen, aanweezig zyn.
Wie weet hoe meenig meních ’er daaglyks het
P 3 be-
030 AANHANGSEL OVER
eginfel eener rottige of kinderziekte, ten kose
ten van zyn dierbaar Leevens of die zyner gêe
Jieflte panden en Huisgenooten in de Kerk ger
haald heeft ?
En hoe gaat het, Helaas! met het begraven
der dooden op de Kerkhoven en Bolwerken bin-
nen de Steden? Als men de waarheid zal huilde
doen, kan het dan in de daad wel begraven ge-
noemd worden» worden de kisten, niet maar
als pakken op elkanderen geftapeld? wordt er
wel genoegzaame aarde of zand over de Dood-
kisten geltrooid en dezelve 'er mede gedekt?
Was het niet beter, dat mee fomtyds zeide : men
heeft eenen dooden op het Kerkhof te droogen
gezet, dan begraven? doordien men wel’ de
doodkisten genoegfaam ontbloot, en maar met
eenige losfe planken,“ en daar na met geen ge=
noegfaarhe aarde gedekt, aan de brandende zon-
rieltraalen op de Kerkhoven, bloot ftelt; waar
in hoogaadigt voorziening gevorderd wordte
My is bekend eene Stad in de Republiek; voors
zien met drie Kerkhoven; Het eene min het’
andere meer, met wooningen omringd, die ’er
met raamen en’ venfters op uitkoomen; dan,
voor al by Zomerhitte, fchroomen de bewoo:-
ners dezelve te openen, van wegen de Onaan-
gendatme lucht, die ’er van buiten indringt. Is
nietvom dezelfde reden, en tot voorkooming
van’ befmettelyke Ziekten té Am/lerdam, in de
voorige eeuw het Kerkhof van de Westerkerk’
verplaatst} Voege hier noch by iets uit eene Am
pliatte op het begraven in de Bölwerken der
Stad Leyden: ” Die van den Gerechie der Stad
Leyden in ervatinge gekomen zynde, dat onder
andereri wel is Komen te gebeuren, dat d aen
is | _ftor-
DE BEGRAVINGE ENZ. 231
ftórvene Lichaamen niet genoegzaam met aarde
overdekt zyn geworden, waar door dan eene
aflchuwelyke en infecteerende flank daar omtrent
werd veroorzaakt, hebben tot verbetering ge=
ordonneerd, onder anderen, dat de bovenfte
doodkisten, ten minften drie voeten hoog, met
zand of. aarde moeten bedekt worden, en dat
wel den zelfden dag, zonder uitftel op eene boe=
te van so Guldens énze” Zie 7. van Mieris,
Befchre van Leyden, bl. 953, 954e. Noch kan
men leezen, een fchrikwekkend bewys van de
fchadelykheid der Kerkhoven binnen de Steden
in de Nieuwe Gen. Nat. en Húishoudkuidize
Jadrboeken 5 De 2 Ste of Noe 26e Hoe teer zy
wert XC.
_BL 16. Bygeloif. De Hoog Eetw: Heer as
BONNET, heeft nog op de Hoogefchool zyns.
de, eene Gefchtedkundige proeve ver deedigd over;
de, oorzaaken van ’t bygeloof onder de Christe-
den, en meldt: ” dat het begraven in de Ker-
ken afgeleid wordt uit, of door de bygeloovige
heid der Christenen, door welke zy wilden, dat -
hunne‘ doode Lichaamen, digt by de Lichaa-
men, der Mactelaaren gelegd wierden, op dat zy
‚by God door de gebeden van zoodanige voors
treflyke voorfpraaken, des te krachtiger zouden
geholpen worde,” Behalven welke bygeloóvig-
heid, noch veele anderen, omtrent het fterven,
en begraven, zelvs wel onder Hervormde Chris=
tenen gevonden worden, als by voorbeeld. om
flegts weinigen uit velen te noemen: het neder-
zetten. van een Lyk voor iemands deur; het
huilen van een’ Hond, of het uitkrabben der
aarde met de pooten, voor iemands Huis; hec
4 kraais
hi
252 AANHANGSEL OVER
kraaijen of vliegen van vogelen ; de zoogenaamt-
de kleppertjes, (door houtluizen veroorzaakt) ;
het kraaken of klappen van deuren; eenig on-
gewoon geluid; zelvs ook min gewoone bewees
ging van muizen en rotten op zolders of daken ;
’ vallen van een fchildery, ’ berften of vallen
van een fpiegel ; ja zeker bepaald getal van men=
fchen aan eene tafel enz. enz. Zoo lana het
Rottend enz. Hoe teer gy wordt enzo
In overoude tyden pleeg men meer eerbied dan
nu aan de dooden te bewyzen, toen men de
aarde, waar in zy gelegd werden, wydde en
heiligde, het zy om hen te eeren, of voor de
geenen, die men daar in gelegd had, of leggen
zoude nuttig en heilig te maaken, Daar dat By-
geloof grond won, en men prys (telde om niet
ver van zyne geliefde vrienden te weezen en
gelegenheid te hebben, om aan hun beter te ge-
denken, of by hunne graven te bidden voor
hunne Zielen, (dat beter in een Kerk, dan bui-
ten in de open lucht, ver af kon gefchieden),
wonnen zoodanige begravenisfen in de Kerken
meer velds, en die gewoonte werd zoodanig
diep in de gemoederen der menfchen ingeprent ,
dat hun geen plaats gefchikter fcheen, dan de
dooden te begraven in Kerken en aller{taatelykite
gebouwen aan God en den Godsdienst toege=
wyd; dus werden zy, ook na hunnen dood als
“t waare meer geëerd, en zy lagen op de veilig-
fte plaats waar men alles heilig keurde. En
denkt het gemeen, al is het Protestantíchs nog
in deezen tyd, zoo ten deele niet? Wy hebe
ben arme Lieden gekend, die in hun leven
Zoo veel opfpaarden, als ’er noodig was om
gen graf in de Kerk te hebben, en na hun-
nen
rl EN
nee
_DE BEGRAVINGE ENZ. 235
nen dood daar gelegd te konnen worden. Coz-
eordia res &c.
Bl. 17e Voor Christenen gepaster. „ Doch ten
onrecht, want de eerite Ghristenen begroeven
hunne dooden in de open Velden, Hoven en
aan de wegen; dan, on.ler de latere „bristeneng
is het begraven in de Kerken allengskens inges
floopen, en wel op voorgang van Keizer Coz-
flantyn. den Grooten, welke gewild heeft: dat
by in de Kerk der Apostelen zoude begraven
worden, die hy met dat oogmerk gebouwd
had, op dat de Keizers en Bisfchoppen digt by
de overblyffels der Apostelen zya zouden. So
erates Libe Te Cap. Ult. P. 7ó. Dit voorbeeld
(zoo als ’t niet zelden gaat); wierd ras doorde
_ Aanzienlykften, en daar na door den minderen
rang der Christenen, hoe zeer ‘er ook tegen gee
yverd wierd, gevolgd. Hoe zeer gy enze Zoa
tang bet Rottend enz.(g)
Bl, 18. Begraven buiten Steden en Kerken
houdt mem voor [chande, De oorzaak ligt in de
eerzugt en hoogmoed der meníchen, die zich
zelfs tot den dood ea begraving uittrekt. Stond
het veelen in hunne magt, zy Zouden de doo-
den in de eerfte en kostbaarfte Kerken, met
eene praal boven hunnen {tands trots den bes-
ten doen begravene Boven dien een aantal men-
fchen rekenen het als een byzonder voorrecht,
dat hunne Ouders en Bloedverwanten , juist in
ééne en dezelfde Kerk begraven zyn, en zouden
het hoogst misdaadig reekenen, zoo iemand
Ps han-
(2) Men vergelykt Cave eerfte Christendom , Utr,
1692, bl. 551.
dj \
834 AANMHANCSEL OVER
hunner nabeftaande in eene axdere kerk gelegd
wierde. Loutere onkunde , dwaasheid, ‘en
dwaaling, “uit eerzugte Wordt iemand al eens
daar van overreed, ras Ípringt men te 2 Tug; men
heeft zich nader bedacht, men wil niet byzon-
der zyn, Vader, Moeder, Broeder enz, jat ge-
heel geflagt isin die ééne Kerk begraven. „Deeze
moeten nu niet minder eer hebben. De Schry-
ver brengt tot voorbeeld een geval aan, hem
in 1784. bejegend, dáár kinders, die zelve be-
nodigd waaren, meerder onkosten voor hunne
reekening daamen, op dat Moeder even als Va-
er fehobá het graf vol was, zoude begraven
worden, in dezelfde kerk; wel in een: ander
graf, maar met dezelfde Statie.
De Hovaardy in het begraven der dooden,
is zoo doorgedrongen, dat de meeste Ingezete-
nén van eenig vermogen , het verre beneden hun-
nen ftaat en fatfoen zouden oordeelen, als men
wilde onderwinden, iemand hunner nabeftaande
buiten de kerk te doen begravene Men rekent
het begraven op een kerkhof, als eene verachte-
Iyke zaak; eene Ezels begravenis, ten minften,
een doorflaande blyk van Arm en ‚bs boefig
te zyn.
Wy ftemmen toe „dat aan eener deftigen Bur-
ger ook eene deftige begraving toekoomt, maat
veele waanen, dat eene eerlyke begravenis al.
Ysen-beftaat in de pragt en pompe, die ‘ef mede
vergezeld gaat. Maar wat baat die pragt en
kostbaarheid den dooden? Wat voordeel heeft
‘er de Ziel van? en welk nut het Lichaam» of
wordt ‘de ftaat van één wan beide ’er wel iets
door gebeterd? Evenwel wil men liever fomtyds
kleinodien- verkoopen, gebrek lyden, dan An
16
EN
DE) BEGRAVINGESCENZS 9255
die »praalzagt niet te voldoen ; “om op dit pöïzt
d'honneur te ftaan, voor niemand onder te doen „
of minder dan een ander te weezen, Men zegt,
was ’t gebruik algemeen, mien zou 't volgen:
Maar nu ‘wat zou de Wereld zeggen? Myn Va-
der, Moeder enz. buiten de kerk te begraven,
» waare een eeuwige fchande ‚men wiërde wel:
uitgejouwd, of met vingers nageweezen,- En
waarom zoude ik myne dooden buiten de Kerk
of -“Stad-doen bögraven? ’tiwäs-geen dief, fchekt.
of flegt Menfch ; “de overledene-ftief met eere’;
wy hoopen: dit verlies in den Hemel weer aatr
te treffens en zouden wy onzen dooden dan
niet in „de-Kerk vof Stad doen begraven? ’t was
‚ onvergeeflyk ; nu konnen wy ook eenige fatfoens’
lyke heden verzoeken tot‘ het aandoen der laat"
ite Eer dai den Overledenen, die anders niet Zou-
de willen: mede gaan. «Ook heeft het de Over”
lédene“zoo. gewild, en heeft my zelvs bevoor-
deeld, zoude ik hem die eer niet aandoen? Zoo.
lang het Rottend enz. en doe teer zy wordt enz,
Bl 25. Im eene Eenhoofdige Regeeringe gant
dat gemiaklyker. Neemt eens de tegenwoordige
Keizer josermus de tweede gaf een Edict
(volgens bericht tit Brusfel-dea'1g: July 1784.)
waat in gezeed wordt, dat zyne Majeiteit oor-
deelt,” dar devzorg , die by voor den welftand
zyser Onderdaanen nam, vorderde,'om het
fchadelyk gebruik van het begraven in de kêra
‘ken, en-op de kerkhoven der-Steden én Dor
pen „zoo „wel, als in-de kerken ten platten Lane,
deaf te-{chaffens, weshalven, hy-beval , dat-nies:
mand van wat ftaat y- ftand, rangyvof waardig
heid’ by zoude mogen weezen; het zy Leek of
256 AANHANGSEL OVER
Geestelyk, het zy Kerkelyk of Weereldlyk van
beiderlei kunne voortaan zoude mogen begraven
worden, in eenige Kerk, Kapel, Bedehuis , of
ander overdekt Gebouw, ’t zy in de Steden,
of ten platten Lande, En dat, na den 1 No-
vember van % toen loopende jaar 1784, ’er niet
meer zoude mogen begraven worden op de
kerkhoven of andere plaatfen, fchoon ziet over=
dekt zynde, in de Steden of Dorpen gelegene
Men zie het Edict in 22 Artikelen beftaande,
in de Amfterdamfche Franfche Courant, Nos
59. van 23 Juiy 1784. Hoe teer Zy wordt ge-
Lueft. enz.
’Er zyn behalven dit bevel veele andere voor=
beelden, onder aïlerlei Volken, die op dit (tuk
anders denken , dan onder ons noch plaats heeft.
De Begraafplaatfen der Zwrkex zyn alie buiten
de Steden aan de groote wegen, ep dat. de
Lucht, door de kwaadaartige dampen uit de
graven opfiygende niet zoude befmet worden. h)
De Chtneezen te Batavia, begraven. hunne
dooden buiten de Stad, in eene vlakte het Chi
neesfche Kerkhof genaamd, gelegen aan den aan-
genaamen weg van Jacatra (1): ook is aan die weg
buiten Batavia aan de Fasfenbrugs 't Portugee-
fche Kerkhof, in den Jaare 1697 , met eenen iteee
nen
(#) C. de Bruin reizen door Afien, 1 _D. bl. 129.
(£) Oostind. Voy. 1 D. 4 St. bl. 26 C. de Bruin
L ce. 1. D. bl 398. In het Tafereel van Nat. en
Kunst. 11. D. bl. 345 — Leest men onder de zor-
gen der Chineezen tegen hun overlyden , dat zy voor
eenen doodkist zorgen in hun leven, om Zich het
fterven te herinneren, en de vermogende een ftuk
gronds afzonderen, om aidaar na hunnen dood be-
graven te worden; ook wordt niemand hunner ooit
binnen de muuren van eene Stad begraven.
DE 'BEGRAVINGE ENZ 237
nen muur omringd, alwaar de begraafplaats is
der meeste Zeevaarenden en M4zlitairen. Hier
van is een fpreekwoord ontleend, dat als men
op Batavia naar den eenen of anderen Zeevaa-
renden of Militair vraagt, dieg buiten ons weee
ten geftorven is, dan krygt men niet zelden tot
bericht: Die fs OVER JASSENBRUG #huis
gevaarene Dat is: Die menfch ts doods en over
die brug, op dat Kerkhof, ter aarde befteld,
Op dat Kerkhof is, volgens eigen bevel, de
Hoog Ed: Heer Gouverneur Generaal van Nes
derlands Indiën, Hezdrik van Zwaardekroon ,
den 1ó Augustus 1723. gelegde
Binnen Batavia, by de groote agthoekige
Kerk der Nederduitfche Gemeente is een Kerk-
hof, alwaar veele traaje Zerken liggen, dat ruim
en luchtig is, en ‚met een fraaje muur, borst-
weeringswyze omringd, en fchoon de meeste
Gouverneurs van Neerlands Indiën in de Hoofd-
kerk worden begraven, verkoos echter de Hoog
Ed; Heer Mr. Abraham van Riebeek, op dit
Kerkhof ter aarde te worden befteld, zoo als
gefchiedde den 16 November 1718.
De voorbeelden van veelerlei zelfs der oxbes
fchaafdfle natien, die hunne dooden buiten de
Tempels, in de opeze velden en Bosfchen be=
graven, zyn in ’ werk van William Hurd,
Getchiedenis van alle Godsdieniten aan te
treffen.
t Zelfde heeft plaats onder befchaafder Vole
ken. In Boheemen werd reeds in 1623, op Kei-
zerlyk bevel by Placaat verbooden, dat niemand
van wat ftaat hy weezen mogt in de Kerken,
of op de Kerkhoven zoude mogen begraven
worden, ten waare hy Roomfchgezind geftor-
ven
258 AANHANGSEL OVER
ven. waare{k). Algemeener was het bevel der
Keizerinne van Rusland(l), welke onderricht
van de fchroomelyke gevolgen, die niet zelden
het gevaarlyk en fchandelyk begraven der doo-
den, binnen de Steden, maar boven al in de
Kerken, en dus als onder de levendigen , na zich
{leepen, een bevel heeft gegeeven, dat van nu
voortaan der dooden begraafplaatfen , verre van -
alie t'zaamenlevinge moesten verwyderd wordene
Men zie voorts de voorbeelden door js w. TE
WATER, in € Iv, De der Verhand, van ’
Zeeuwfch Genootfchap ble 645—ó4ge aange=
haald, Ook het voorbeeld van den Gereesheer
Philippus Verbeijern (ma) die zich te Leuven eene
begraafplaats onder. den blooten Hemel had vers
koozen, op dat by de Kerk niet zouden onteeren
na Zynen dood, noch door fchadelyke dampen
befmerten.. Zoo lang het enz, En Hoe teer
Zy EA. í
Bl, 25. Maar äz onze Regeering baart het
vry meer zowaarisheid en oponthoud enz. Een
beletiel van de flegte, nog ftandhoudende gee
‘woonte, meen ik moet men (t zy met eerbied
gezegd) zoeken by de Regeeriuge wan Steden
en. Dorpen; voor zoo verre dezelve in de afe
fchaffinge dier kwaade gewoonte nier voorgaan 5
dat zy die gewigúge zaak niet ernftig ter hand
neemen; dat zy hunne Bloedverwanten in de
| $ open
CD Dus raakte dit alleen de onroomfche, Staatk.
Hift. van Holl. Maart 1776, « St bl. 57. }
€) Journal Politigue-de Geneve, du zo Aat
1774 „-d
en Memoires {ur les fepultures hors des villes
8zc. P. 40.
ten behoorden op te koomen om de affchatfing
DE BEGRAVINGE ENZ, 239
_ open lacht niet laaten begraven, of bevel gee-
vens om zulks te doen, wanneer zy zelve uit
dit leven zullen weggenomen zyne Zou men
zich: niet mogen vleijen met grond, wanneër
eenige door eigen. voorbeeld voorgingen, dat
mindere en eindelyk het gemeen fpoedig volgen
zou? Ik zeg meer, zoude men zich daar van
niet mogen verzekerd houden? De /choon/ie ge-
Jegendheden hebben zich ter aflchafing dier
kwaade gewoonte onlangs opgedaan; ik meen in
de persloop van 1779 te Harlingen en elders.
% Gemeen ftond ten vollen in het denkbeeld van
de zekerheid der befmettinges en dus was de
kans allergunftigst, om dat denkbeeld, (waar
of valfch, dat doet niets ter zaake), zich ten
nutte te maaken, en de begravenisfen buiten de
Stad, te, beginnen. Maar wat is doch daar toe
aangewend? Te Nymegen heeft men (zoo ik wel
onderrecht ben) deeze zaak, voor de persloop
van 1783, reeds in overweeginge genoomen:
‘maar my is onbekend, waarom de Magiftraat
zulks heeft laaten fteeken. Dezelve had medeg
in dat Jaar 1783, toen de ziekte in de Stad gea
weldig woedde, alle aanleiding, om zich die
gelegenheid ten nutte te maaken; en *t gemeen
zoude ongetwyffeld weinig tegen gefparreld heb-
bene Dan wat is in dien allergunttügf{ten tyd,
daar toe aangewend? gaan de berichten zeker ,
dan is die zaak niet eens in. bedenkinge gekoo=
men, De Waarheid dringt my verder te gaans
De eerfte pooging der Regeeringen moest wezen
by alle gelegenheden hunne afkeuring te too-
nen van de Begravenisfen in de kerken, en de
Burgers {ul laaten beduiden, dat zy met reques-
Ie
240 AANHANGSEL OVER
te verzoeken. Dit behoorde elk lid der Magi-
ftraat te doen. Dan zou men best hoorens
waar het gemeen heen wilde; men zou de te-
genwerpingen verneemen, en die vervolgens
kunnen wederleggen. En hoedanig zouden de
befluiten van het gemeen zyn, wanneer het hoor-
de, dar een Regeering, by alle gevallen te ken-
nen gaf, hoe nuwig het voor eene Stad, en hoe
aangenaam het voor de Regenten in *t byzonder
zou weezen , wanneer Burgers daar toe wilden
koomen? Maar neigen nu onze beftierders wel
tot eene zoodanige verandering ? Is het hun ernst >
zyn zy allen; is de helft, is het derde of vierde
deel van hun, in elke plaats, in der daad vol«
koomen overtuigd of geneigd, tot eene hervor-
ming in deezen? verneemt men dat, in de dage-
lykfche tzaamenfpraaken? wordt ‘er wel iets van
te kennen gegeeven? of moet het volk eerst be-
ginnen, zonder te weeten, hoe de Magistraaten .
gefteld zyn, hoe zy daar omtrent denken? Coz=
cordia res Èce
Bl. 25e Dat het beflaan der Kerken te veel
ydeu zoudee Uit hoofde van de inkomften op
het begraven , zooook de Kosters; Aanfpreekers
en Doodgravers, die daar van leeven ; maar dit
alles kon op den ouden voet blyven, zoo ist in
's Hage. Al wie in het Schevenszgfehe kerkhof
ter aarde wordt befteld, moet even zoo veel aan
de Haagfche Kerken enz. beraalen, als of hy
daar begraven wierd, Dus zoude deeze beden.
king ras vervallen, als men eensgezind was in
de groote zaak. Concordia res &ce
De zwaarigheid nopens het beftaan der Ker-
ken, en de bedienden derzelve, fpruit uit de
bron
42
ir per
ETE € 0
DE BEGRAVINGE:,ENZ: 24E
bron der zelfsliefde of 't wigan belang. …t Is
zeker, zullen de Kerken binnen de Steden on=
derhouden worden, het begraven tort voordeel
van dezelve ftrekken; en hect houden der Dood=
registers, met alles wat daartoe behoort, wel
worden uitgeöeffend, ‘er moeten onderfcheiden
menfchen behulpfaam toe zyne
Dit Opperbewind wordt in de ‘voorpaamfte
Steden beituurds door de leden der Regeeringe,
met den naam van Kerkmeesteren of anderen. tie
tel bekleed,: Ook zyn. verfcheide amptenaars
aan de Kerken verknocht, onder den naam vaa
Ontfangers „ Rentmeesters, ‚Klerken „ Kosters;
Zarkenligterss Gravenmaakers, Doodgravers!,
Klokluiderssenze ’t Is niet te verwonderen, Ban
deeze uit «eigen belang, het groot en algemeen.
belang, voor by Ziens en % begraven in Kerken
en Steden, ais met banden en tanden vasthou=
den. Het welk fpruit uit gebrek van recht: bes,
fef, dat 'er tot alle verrichtingen beftuur en hulp,
noodig zynde, dat gezag konde blyven in de-
zelfde handen 3-en ‚dat men dezelfde Amrrenaa=
ren konderte werk {tellen, ‚en _bun het zelfde
loon. doensgenietene Zoo lang. het. rottend ae
als mede: Hoe teer Zy enzo
BL 33e iwroinderd dela nn, of i in werà
geniging—= waar. van reeds voorbeelden , hoes
wel weinige zyn. _ Geene, aanzienlyke Genoorr
fchappen , geene. Gegelfchapren van, men{chen
of byzondere geflagten hebben, zich,nog, te faa-
men. vereenigd 4 om voor zich, byzondere Kerks
hoven, buiten, Steden of Dorpen ‚ste Lichten,
en hunne Lyken daar te laaten begraven. Of
zyn 'er meer, dan het Hadslshe, „dat mude Sche
XII DEEL Vga
243 AANHANGSEL OVER
vening fche duinen een zoodanig heeft laaten maa-
ken? En hoe veele navolgers heeft dit gehad,
in ons Vaderland, of in ’s Hage, waar men ans
ders, om de meerdere befchaafdheid , en beter
wyze van denken, verwachten mogt, dat het
algemeener in trein zoude koomen? Concordia
res parva &c.
. BL 35. Dat de overheden zorgen, dat but-
ten de Steden begraafplaatfen op algemeene kos
ten befleld en gemaakt worden. Onder de res
denen van gewigts dat het begraven in de Ste«
den en Kerken blyft aanhouden is, om dat men
buiten veele Vaderlandfche Steden geez gefehhike
te plaatfen tot Kerkhoven vindt; of zulke, die
te verre van dezelve af liggen, of die ’s Winters
overftroomd worden, In de eerfte gevalien ziet
men tegen de kosten op. ’t Land zaby eene
Stad „kost doorgaans meer geld, dan Landens
die verder afgeleegen zyn.
Alles in te richten, tot eene algemeene bes
graafplaats zoude, (zegt of denkt men) eene
gtoote fomme gelds wegneemene En ’er is zeer
veel reden om te denken, dat fommige Magie
ftraats leden, die niet ongenegen zyn, tot zulk
eene verbetering; om deeze oorzaak te rug ges
hôuden worden, van de zaak zelve voorste
flaan.- Piaatfen te kiezen, verre van de Stads
heeft: ook zyn ongemakken; en zoo het omlig:
gende Land eener Stad ’s Winters door kwe/
water of andere overflroomingen fomtyds onder-
loopt, zal niemand durven reppen, van daar
een Kerkhof te flichtene Concordia res Scce
Bl. 39 Almanakkene Alle de Verhandelin=
gent
DE BEGRAVINGE ENZ. 343
gen aan % Genootfchap- gezonden, pryzen dit
middel der A/manakken aan, byzonder ten.nut-
te der Land-/ieden en kinderen, „Waar toe ook
worden aangetrokken de woorden van Zinumer-
man; Verhandeling, over de rogdeloop; bl. 225,
en geweezen op Hooft, IX, over de konst om
vooröordeelen by ’t gemeen ten platten Landete
verminderen , bl. 201—2ó1. Hoe teer gy wert enz.
…_ Hebben wy geen reden om te hoopen, dat
als men eens een kort en eenvoudig bericht. ‚ van
‘t fchadelyke en onvoegfaame, dat’erin t begra=
ven der Dooden; in de Kerken en Steden der
Republiek, ligt opgeflooten, en van het voors
deelige om’ de dooden ij buiten de Steden en Kerk-
hoven’ tersaarde te be tellen „ ten nutte.van het
algemeen, in den Almanak deede plaatfen, zulks
gretig aangenoomen, en van de Lezers zal … or=
_ den goedgekeurd; ten mintten oneindigmaaten
_ meerder voordeel doen, dan deZelve met zoo
veele zoutelooze en zedebedervende vertellingen
te vollen, Het nut der A/manakken heeft de
Heer ROSENSTEIN in Zweden ervaren; tere
wyl de Desfauw/the Kalender door Dr. kRETsCH-
MAR vervaardigd, daar van een nieuw bewys
aan de aand geeft. Zoo lang het rottend enze
„Bl 55. Het geen te Arnhem in 1983. debeurd
dssenz In % jaar 1783. werd Arnhem ook
zwaar door de Persloop aengevallen;, maar wel-
ken opltand heeft men ’er niet vernoomen , toen
de Kegeering bevel gaf, eene Vrouw buiten. de
Stad, ter aarde te beitellen ; en zoude men dien
wel vernoomen hebben, Zoo een lid der Regces
ringe, door eenen Burger of gemeen man ge-
vraagde zyade, ot hy „ttervende, zich ook op
2 hee
244 AANHANGSEL OVER
het reeds gemaakt Kerkhof zoude laaten begra«
ven, Ja geäntwoord had? Maar nu hy MNeez
zeide, of zweeg ; voerde het gemeen hem toe:
Wy dan ook. niet daar buiten
Dit voorbeeld: moet niet doen vreezen, dat
het Begraven van Dooden buiten de Steden of
Kerken onrust: zoude verwekken, indten:maar
de zaak wel- en vwoorzigtig wordt aangelegd.
Waar heeft men ééne proef in ons Vaderland,
dat het gemeen zich openlyk verzet heeft tegen
de neiging van een, in alles overeenkoomende
Magistraat, om dit {tuk ter.baane te brengen?
Zyn dan onze Burgers, ons Gemeens te voo-
ren wel onderricht van de waare nuttighetd der
zaak, zoo ftyfhoofdig „ zoo onverzettelyk „ zoo
muitziek, dat zy zich mer geweld tegen zulk
een onderneeming zouden aankanten?. Hebben
Regenten daar van eene volkoomene en beflis-
fende ondervinding? Zou het in der daad ope
fchudding in een Stad verwekken, deeze zaak
te beproeven? De eerbied voor myn Vaderlane
ders doet my gunfliger van hun vara Con-
cordia res &c.
Bl. 71e Men fchikke tot een Begraafplaats
buiten de Stad enz. Voor eerét benoorden de
Magiftraaren hand aan dit werk te flaan, en
buiten Dorpen (zoo men niet verkiest het oude
Kerkhof daar toe te blyven gebruiken) maar
voor. al buiten de ‘Steden eene best gefchikte
plaats, naar genoegen der Burgery uit te kiezen
ter Begravenis, „ken vierkant plein, naar maate
van de Volkrykheid der Steden ; behoorde daar
toe gekooren te wordene
Noodzakelyk is het, dat het. zelve omringd
wors
DE BEGRAVINGE ENZ. 245
worde met hooge muuren, met yzere pinnen,
die het overklauteren belctten, Een paar of
meer reken boomen, daar om heen te zetten;
zou met den tyd, zu! k een Kerkhof deftiger maa-
ken, en een fomber aanzien geeven, het geen
met den aart der zaake, zeer wel zoude over-
eenkoomen.
Geen gemeene maar eene zeer grootíche poort
van eene Re bouworde, moest aan den in-
gang flaan, met een welvoegend Nederduitfch
Op/chrift daar boven,
Binnen moest eene allernaauwkeurigfte zinde-
Iykheid, welvoeglykbeid en orde bepaald wor-
den: Hier in kan niet te veel gedaan worden.
HEenige plaaten moesten als *t ware voor de
beste gekeurd, ens alleen voor Lyken varirang ,
beftemd worden, mits dat men iets meer daar
voor betaalde, Het onderfcheid na den dood,
begeert mea ook in acht genoomen te hebben.
Andere graven behoorden voor de tweede, en!
eenige derden voor lieden van de geringfte klas=
fe gehouden te worden De uiterfte naauw=
keurigheid behoorde daar by ín acht genoomen
te worden, en elk vryheid gegeeven; om of by
het bouwen tegenwoordig te mogen zyn, of
Zyne aanmerkingen daar omtrent alvorens te
geeen opgeeven.
Zal men zulke Begraafplaatfen aanmoedigen,
en bet volk daar toe averhaalen, dan moeten
de Magistreaaten niet in gedachten neemen, de:
kosten op rekening der Burgeren aan te fchry-
ven, ten zys die “zôuden begeeren dezelve te
betaalen. De Steden zelve moeten „uit aanmer:
kinge van het voordeel, het welk zy daar van
genieten, en op dat alles met-het minfte onge
Q3 noee
246 AANHANGSEL OVEN
noegen, door ga, alles voor. haare Reekening
laaten maaken. 4 5
Di is van veel gewigt, Willen vermoogenden
hunne eigen graven daar laaten maaken op eie
gen kosten, dat is Grafkelders laaten mettelen
met zarken of ornamenten tot het ophangen hun-
ner Wapens, men zal dat gereedelyk inwilligen.
„De Regeerings leeden behooren zich alle in
ééne Stad te vereenigen, dat is, eenftemmig te
denken, om dat men gevaar loopt» dat onder
het gemeen, zoo dra het hoort, dat fommige
Regenten verfchillen, ook eenige. die niet genee-
gen mogten zyn tot de groote zaak, doch zich
tül houden, zich niet openbaaren, als tegen-
ftreevers, en door hunnen invloed en ftooken,
geene verdeeldheid maaken, of de zaak zelve
ia het riet doen loopene
Regenten zelve eer het zoo ver komt, datde
zaak bellooten wordt, moeten waar zy koomen,
te kennen geeven, dat ‘er zoodanige zaak in ul
iss en doen ziens niet alleen daar van voorftan-
ders te Zyn, maar ook derzelver nutugheid ‚me
klem van redenen aanbinden. Zy zullen ook
tevens moeten verklaaren, dat de eerst{tervende
Burgemeesters zoo wel in het nieuwe buiten
Kerkhof, als de laagte van het gemeen aldaar
behoort, en zal begraven worden, Zy moeten,
in de bepaalinge, of men Lykftatien zal toelaa-
tens tot aan de poort, of tot het graf zelve,
zoo. het niet te ver van de Stad is gelegen ?
zulks in elks keuze laaten, of den zin-van den
Zrootflen hoops daar in, ten minften voor eersf
volgens dewyl fommigen zoo zeer op groote def=
tige Lykftauen gefteld zyn, en deze klein:gheid,
de groote zaak niet behoort te ru ve zetten, of
beg Bn
:
|
DE BEGRAVINGE ENZ 247
te belemmeren. Voor ongenoegen daar om-
trent behoeft men op fommige plaatfen in het
geheel niet te vreezen, zoo men heimelyk (gelyk
thans te Zutphen gefchiedt) de meeste Lyken
voor al der aanzienlykflen, ’s morgens vroeg
zonder eenige plegtigheden, goed vindt by te
ZeECDe
Ook konden de Predikanten door de de Ma-
gistraaten worden verzocht, om by gelegenheid,
in het-Prediken en verkeer het {chadelyke te too-
nen der oude gewoonte, de vooroordeelen van
“t bygeloof en andere zwaarigheden tegen te gaan,
en op te losfen; de voorbeelden der Jooden,
van den Heere Jefus in zyne Begravenisfe, en
anderen aan te pryzen.
Lieden die graven in Kerken gekocht hebben,
“behoort men om allen tegenftand voor te koo-
„men gerust te ftellen, dat men hun byzondere
graven te rug zal geeven, zonder dat zy. daar
voor eenig geld zullen behoeven te geeven, arie
ders zouden zy verpligt zyn dubbele onkosten
te draagen. ’t Spreekt van zelve, dat het Zt-
meen volkoomen vry moet zyn, van alle giegwe
lasten, De oude Kerkgerechtigheden , ook hee
geen Aanfpreekers, ten minften Kosters en Dood-
gravers getrokken hebben , ‘moeten in ftand
„bly vens JI SED
Cm alles een deftig aanzien.te geeven „ moes-
en de gewoone Kerkmeesters, als opzichters
der Graven niet alleen in hunne bedieninge gea
laaten worden, maar by hen (Leden van Regee.
neg zynde,) noch. twee uit. de-aanzienlykfte
Burgers en twee uit de meer gemeene Ingeze-
tenen, doch lieden van braaf heid, verftand en
deugd getteld worden, op dat het gemeen meer
abt | vers
248 KANHANGSEL OVER
vertrouwen mogt tellen, dat alles in orde zour
de toegaan. : Welke nieuwe Kerkmeesters alleen
moesten opzicht hebben op het nieuwe buiten
Kerkhof. tn op dat han gezag en luister, by
gemeen wkebd wierde, en gewenfchten in-
vloed hadde, zoude men ‘dezelve eenige nieuwe
eer behooren te geeven , by voorbeeld’: een zee
keren rang in verfchéide. gevallen, onderfcheis
den zitplaats in de Kerken, zoo veel de Her-
vormde n berrefte Want van deeze vier dienden
Zer ten mioften-twez Roomfchgezinden onder te
zyas doch mannen van eer en deugd, op dat
niemand” van die gezindheid eenige aanleiding
‚vans ongenoegen. gegeeven wierde, maar dat
veel eer van hunne zyde het nieuwe Kerkhof,
des te. vuuriger begeerd wierde:
… Zoo nagelaatene vrienden verkiezen; of de
overledene belast heeft, hem: eene Openbaare
Lykítatie te geeven , ’t zy tot aan de Poort sof
tot aan het Graf; behoorde de Regeering te be-
flaiten, dat alle „de Magiftraatsperfoonen, de
twaalf eerfle Lyken, van wat rang, die ook
zouden mogen zyn, die naamelyk ‘daar buiten
begraven zouden worden, achter op zouden
„volgen; om dus alle mogelyke eer aan het eerst
‘begraven-der ‘Lyken buiten de Stad by te zets
ten; ten zy iemand dat niet mogt verkiezene
„Concordia res OSE.
ia é Ey
«Bis 78. De oude. Bezraafplaatfen in de Ker=
ken sen opde Kerkhoven moesten uiet ge-
voerd worden Loo 1emand,gezer was de beez-
derens en‚wat dets meer, hunger Overledenen
ris, in de Kerken te. doen opdelven , naauwkeu-
rig te vergaderen», en, dezelve wel gefchike in
10 1 een
\
DE BEGRAVINGE ENZ. 249
een der nieuwé graven buiten de Stad te doen
overbrengen, konde dit ‘hun worden vry gela:
“ten, ea dus zouden die Lieden konnen voldaan
Zyn, en na; hun overlyden by bet overfchot
hunner bloedverwanten konnen begraven wore
den. Doch wat het opdelwen der Lyken zelve,
betreft, dre last was wegeos de Kerk van Ste Eloy
te Duinkerken aan den Heer Haguet opgedra-
gea; volgens de nieuwe Genees Nat. en Huish.
kundige Jaarboeken V, D 1 St No 25. En
waten ‘er im verfcheide Kerken 1602 groote
Lyken opgedolven. Nochtans onder beter oor-
deel, zoude ak ter liever voor zyn, om de Bee
gravene in de Kerken te laaten rusten, de gra-
ven aldaar wel te verzorger „(z) om de befmetten-
de deeltjes, in den grond fimeulende; niet te
roeren, “en. decor de lucht te verfpreiden; als
mede om geene vreemde noch akelige idenkbeel-
den te verwekken, by die meníchen, welke (lil,
bedaard en genôeglyk thans over dit onderwerp
denken Zoo Jang het rottend enz. En Hoe
teer Zy enZ. Dek |
| ON | Bl.
(n) Verzorgen. De Edel Heer Adriaan Moens,
thans Directeur Generaal van Nederlands Indiën ,
fchreef voor zyn vertrek uit zyn Gouvernement
op de Malabaarfche Kust aan den Predikant Adr.
's-Gravezande te Middelburg, dat zyn Wel Ed bui-
ten Cochim twee nieuwe Begraafplaatfen had laa-
tem gereed maaken, en in gebruik brengen, door
% maaken van eenen aanvang, met het begraven
van bet Lyk van cenea der aanzienlyken; en dat
men de Lvken die in de Kerk waren begraven
onaangeroerd had gelaaten, maar den Vloer der
Kerk, zeer zorgvuidig zoo voorzien , toegeilree-
ken eh bedekte, dat daar uit geene nadeelige op=.
…waasfemingen konden voorkomen.
850 AANHANGSEL ENZ
Bl, 20: Gegoede, REN die“ overtuigd zyn of
worden, zouden ‘er noch wel tets toe contribs
eere, "Tot zulk eene contributie is een vry-
willig aanbod in de verhandelinge: Zoo lang
bet rottend enz, Als ook: Hoe teer zj enz.
Ook door een voorftel van belasting, zoo dat
jemand, die van vaste panden 20 Gl. „verpone
ding betaalde, voor eenige jaaren, ééne Gute
den of tien ftuivers droeg i in oee onkosten.
7 ût, la de evo
SEON
ae Zn
dj rt
5 zé
kh
251
BESCHRYVING
VAN EEN NIEUW
LUNARIUM
OF STARREKUNDIGE N
MAANWYZER,
Ter onderrichting in, en gemakljke baud
wan de Byzonderbeden van den omloop der
Maane om de Aarde, uitgedacht en aan heb
Zeeuwsch Genootfchap der Wetenfchappen te V lis
Singen , ter beüordeeling toegezanden,
DD Oo oo R
HENRICUS SCHORTING HUIS,
Predikant te Koudekerk.
do &' Ender de ontzachlyk groote He-
5 mellichten, die tot ons verba-
Og zend Zonneftelfel behooren,
HoJk en de fterkfte bewyzen der
onêindige Grootheid, Wysheid , Al-
N magt
252 Hi: SCHORTINGHUIS
magt en Goedheid van het eeuwig en
alrescer end Opperwezen uitleveren , Sns
buiten twvffel ook de Maan, die door
eene te rugkaatfing der Zónneftralen den
bewooneren der Aarde, in de anders
dikmaal zeer duistere nachten , een an-
genaam licht veroorzaakt, en veelerlei
nuttisheden aanbrengt. De Maan die
rider de Planeeten ‘het naast by onzé
Aarde geplaatst, haar beftendig op ha-
ren. jaarlykfchen omloop om de Zon
verzelt, en ín een el} ptifchen kring, wel
13 maal i in het jaar, van het westen ‘naar
het oosten, dan boven, dan beneeden
den Aard- of Zonnecirkel haren omloop
om de Aarde volbrengt, en geftadig nu
in deze, dan in geene Schyngeftalte zich
aan ons vertoont; deeze Maan heeft de
Alwyze Boetzeerder van “t gansch Heel-
al zoo wel als alle de andere Hoofd- en
Byplaneeten ín haaren ommekring aan
eene wonderbaare orde en vaste wet ge-
bonden, die echter de Beoefenaars der
Starrekunde niet dan met veel moeite,
en.na meenigvuldige waarhneemingen,
wegens verfcheiden onregelmatigheden
in haren omloop hebben konnen navor-
fchen en bepalen,
‘t Lust my niet eene Sclenographie
of Miaanbefchryving aan het ‘beroemd
Ger
al
STARREKUNDIGE MAANWYZERI 253
Geénootfchap der Weetenfchappen voor
LAPP
_teoftellen, “dit zou trouwens een over-
bodig werk zyn , daar zoo veele geleer-
de Mannen inde Astronomie -doorkun-
dig alle-de Byzonderheden nauwkeurig
hebben befchreeven „die wy van de
Maan en haare beweeging om de Aarde
konnen werfchen te verftaan. (4)
Laat ik de wryheid mogeri neemen al-
leen: eene befchryving aan het Gencot-
fchap voor te:dragen van een eenvoudig
werktuig, dat ik onlangs heb uitgedacht
tot myn eigen gebruik, en meen gefchikt
DV HON Bunte
(a) Wat voortrefljke werken ’er al 'ovet de Stare
rekunde zy gefchreeven, is aan veele leden van
’e Genootfchap „bekend, en wat kan, men over de
Astronoimie in ’ gemeen, en over de Maan in '
byzonder meer wenfchen, dan ’er-is in de-Starre-
kundige Boeken en Tafelen van den grooten Astro-
nomist,de La Lande? En wat zvn ?er niet voor
minkupdigen en Leerlingen duidelyke berichtert van
deze wetenfchap int licht! als N: Schmid befchou-
wing wan ’t Waereldgeftel. 7: E- Bode Handlei-
ding tot de kennis van den Starrenhemels, Jr: Ray,
Gods wysheid in de werken der Scheppinge. «+ De
Artronomifcbe Oeffeningen voor Leerlingen.‘ B-Mar-
tin Filofeph: onderwyzer. WW: Derbam Godgeleer-
de Starrekunde.. B: Nieuwentyd regt gebruik der
Waereldbefchouwing , enz. Terwyl men in het ge-
noemd werkje van den beroemden H: Bode, over
de Maan en haaren:omloop omde Aarde , zulk een
beknopt en „alierduidelykst onderricht vindt, dat ik
het niet korter en bevatbaarder voor Leerlingen
zow weeten voor te ftellen , men zie Zyn Hoog E;
_ Handleiding bl. 4045. en weder bl, 592-598,
D54 Hi SCHORTINGHUIS
te zyn om de voornaamfte Byzonderhe-
den van de Beweeging der Maan om
onze Aarde met een opflag van het oog
te vertoonen en minkundigen of Leer-
lingen daaromtrent te onderwyzen; > im-
mers zal men aan dit werktuigje de vol-
_ gende zaken dagelyks konnen befchou-
wen:
1, Wat lengte en breedte de Maan
heeft, of waar Zy in den Dieren-
riem aan den Sterrenhemel zich
moet vertoonen. |
a. Hoe veel teekens en graden de
Maan van de Zon verw wyderd ZY;
of hoe naby de Zon zich bevinde.
3. In welk Starrenbeeld de Maan zich
vertoone, en welke vaste Starren
zy in haren tegenwoordigen omloop
zal bedekken of voorbygaan.
A. Of de Maan in haar verfte of naas-
te Punt zy, ofin een middeläfftand
van de Aarde, of tusfehen die ftan-
den.
5. Wanneer en waar de loop der Maan
verfnelt of vertraagt, en hoe veel
graden zy boven of beneden het ge-
middelde vordert.
6. Wat breedte de Maan heeft ten
noorden of ten zuiden van de Eclip-
tica, en hoe ver zy van de Knoopen
of hoe naby dezelve is. 7. Wan-
BTARREKUNDIGE MAÄANWYZER. 255
7. Wanneer de Maan alleen tot 5 gra- «
den ‚ en wanneer verder van de
Ecliptica afwykt.
8. De Periodifche-en Synodifche om-
loop der. Maan, en. hoe die ver-
fehulien.
9. Hoe een Knoopsömloop en Puntse
‚omloop in tyd verfchillen van den
Keerkringsömloop der Maan. (4) .
zo; Waar, in den Dierenriem, of in
welke Hemelsteekens en Startebeel-
den alle Nieuwe en Volle Manen
des jaars zullen invallen.
31. Of “er in een lopend jaär, of een
ander Eclipfen zullen zyn; zooja,
hoe veel , wanneer en waar,
Bd
18. Of de invallende Eclipfen aan de
“s… Zon, of aan de Maan zyn zullen;
of die groot, of weinig moeten zyn,
en of ze ten noorden of ten zuiden
van den Aquator zichtbaar zullen
zyn.
13. Den ouderdom der Maan, of hoe
‚ao 1veel dagen fints de nieuwe Maan
mi verloopen zyn.
„14. De Phafes of Schyngeftalten der
_ Maan. |
15. De
_(b) De woorden Period, Synod, Puntsomboop,
Knoopen , werfle- en naaste-punt zal een Leerling uit
myne befchryving nederwaards gemaklyk verfiaan,
„886 Hi°SCHORTINGHUTS
15. De gemiddelde verandering va
het Watergety te Vlisfingen.
16, De pasfàge der Maan en Starren
door den Meridiaan.
Í7. Waar by een fteeds voortduuren-
de Almanak „ welke aanwyst de
Maanden des “ears de Zodiakstee-
kens, waar in de Zon van Maand
tot Maand fchynt over tegaan; de
lengte der dagen en Nachten: van
elken Maand; de op- enondergang
der Zonne in ‘dezelve, en eene ge-
middelde tydsverëffening van IO tof
„to dagen...
Alle deze zaken zal myn eenvoudige
Maanwyzer, wanneer behooriyk gefteld -
wordt, zeer eenvoudig; doch vry-dui-
delyk aanwyzen, ’t geen blyken zal, als
ik de byzondere deelen van het werktuig
_en derzelver gebruik wat nader verklaares
SL
Het werktuig beftaat uit één: vast pa-
pieren blad op houtgeplakt , en zes ron-=
de beweegbaare fchyven of blaadjes van
ftyf papier, in het middelpunt op mal-
kander vast gefchroefd, waar by twee
wyzertjes, het een om de Zon, en het
ander om de Maan te verbeelden.
4
Lies À
‘
8
AN
‚_ STARREKUNDIGE MAANWYZER. 257
‚Het vaste blad geeft eene vertooning
van dat gedeelte van den wyduiteeftrek-
ten Starrenhemel; dat men den Dieren-
riem noemt, en 16 graden breedte heeft,
waar in de Zon, Maan-en alle-de Pla-
meeten beftendig van het Westen naar
het Oosten rondwandelen, «
In dezen Dierenriem zyn geteekend
L De ra Starrebeelden zoo-kleinere: als
_ grootere, die in den Dierenriem flik-
keren, volgens denieuwe en verklein-
gode Hemelkaarten van den Heere F lam-
…fteed, en de ‘rade Tafel van den’ Hee-
re Bode, in zyne Handl: tot de kennis
van den Starrenhemel , bl: 573 en
_ volgende.” atb
II. Eene Ecliptica ( Zonsweg of Taan-
kring) midden in den Dierenriem: in
_teekens en graaden behoorlyk afges
deeld, om daar door de juiste lengte
van Zon -en-Maan aan te-wyzen,
HIL Een kleine Cirkel aan, de-binnen
„zyde van den Dierenriem ín _25® dee:
„sten van ongelyke grootte, ten noor-
“_ den en terr zuiden van de Evenmäch tS-
_ Punten verdeeld; om hier Aân:de grá;
“den der Noorder- en Zuiderdeclinatie
_ van de Zon. daaglyks te konnen be:
ik, 10 MAJ MERS 5
_fehouwen.(c)
NA li Veith
Cc) Onder dit Cirkeltje kanvmen; dico trekken;
om
258 HirSCHORTINGHUIS
IV.-Een dito- Cirkel aan de buitenfte of
bovenfte zyde van den Dierenriem in
365: deelen afgeperkt, en geteekend
‚met de maanden des jaars en ’t getal
‘hunner-dagen, om voor een gemee-
pen Almanak te dienen en minkundí-.
gen te wyzen waar op zekeren dag de
„Zon-inden Dierenriem, of op welken
graad der Ecliptica zich moet vertoo-
nen
om daar op de graden van de Hoogte der Zon
en Maan: boven den Horizon, op den middag te
teekenen: De hoogte der © in den Mefidiaan ver=
fchilt naar mate wy ‘op den Aardkloot een Polus=
hoogte bewoonen, ;’t geen de rede is, waarom
ik ’er die cirkel niet by heb gevoegd; by ons is
gemelde. Hoogte der © des Winters flests Is gra
den boven den Horizon, maar des Zomers klimt de=
zelve. tot- 62 gr. als wy den langften dag hebben :
Als men dan 15:teekent onder vp of het punt.der _—
grootfie Zuiderdeelinatie 235» en Zoo aan wederzy-
den voortgaat -de ‘opgaande getallen te fteilen tot
62, en wel ieder getal onder de halve graden der
bovenftaande declinatie, dan-zal men, by de wer=
zetting der © - en Cwyzers, daaglyks zien, hoc
hoog “de © en C in den Meridiaan verfchynen:
alleen móet men in opzigt tot de-C, de graden
harer Noorderdeclinatie by, het aangeweezen getal
bytellen , en die van hare Zuiderdeclinatie aftrek
ken.
Om ter teekening van dezen Hoogte-Cirkel voor
de Liefhebbers plaats te laten, ís op de gegravecr- /
de Platen een befchaduwde rand geformd » tusfchen
de Declinatie-Cirkel en die voor ’t Apog- en Per
figeüm gefchikt, welke rand afgefneden wordende,
de juiste ruimte geeft, é
pn
STARREKUNDIGE MAÁNWYZER: 259
„nen, en waar het Zonnewyzertje ge:
fteld moetworden; zynde dit wyzert-
je met een fteeltje in een der beweeg-
bare fchyven ‘vast „waar van de reden
nederwaards zal blyken; terwyl het
Zonnetje langs de Ecliptica kan en
„moet rondgaan, om te leeren ; dat de
… fchynbaate loop der Zonne beftendig
in dezelveis; enom Hervaldeng daag-
…lyks aan te.wyzen
er De. lengte. der. Zonne, of hoe
„veel teekens en graaden zy. van
her: Lente-Evennachtspunt verwy-
derd zy.
‚8, Denoorder- of zuiderdeclinatie der
„Zonne, of haare afwyking van den
_‚Zquator Cevennachtslyn). ‚die op
_ het werktuig aangeweezen wordt in
de eerfte punten van ven, al-
waar de Zon op den Evennachits-
yn zich bevindt, en dus o declina-
“tie heeft; terwyl zy van deze pun-
„ten fchynbaar voortgaande des Zo-
mers-tot 23: graden boven ;-en. des
Winters tot dito graden beneden
den, Aquator afwykt:
he In welk Starrebeeld de Zon zich
| bevindt’, en dat zelve voor ons Oi-
5 zichtbaar maakt. RS
Rab Me fe
abo Ht: SCHORTINGHUIS *
4. De Heliafche op- en Ondergang: der
Starren en?. (4)
5, Welke Starren, ter raaermadtie
“recht tegen over de Zon zynde, in
den zuidelyken Meridiaan moeten
„verfchynen.
Op dezen Dierenriem “is mmedenmêt
Maantje geplaatst, en moet binnên den-
zelven rondgaan, doch dan boven, en
dan beneeden de Ecliptica, naar: mate
de beweegbaare fchyf voor de Knoopen,
waar van S ILL. zal melden, eene’noor-
det - of ‘zuider-breedte der Maan aan-
wyst: om welke reden het Maantje op
zyn’ wyzer hooger en lagef gefchooven
kan worden tot ruim 5 graden boven en
beneden de Ecliptica, en de maate dezer
gra-
(4) Liefhebbers. kunnen het Maanwyzertje ook
zoo laten soeliëllen, dat het Maantje , by het rond
draaïjen , van zelve op en neêr ga, en dus zonder
werfchuiving de noorder- en zuiderbreedte aanwy=
Zen, wanneer men , en, mna in ltede
is, juist in cen rechte Iyn komen met de punten,
van de klimmende en’dalende khoopen,”en zoo
verbonden met deze fchyf derknoopen, dat by vef=
zetting derzelve, dit plaatje te gelyk verzet ofge-
draaid worde,
STARREKUNDIGE-. MAANWYZER. 261
graden, door ftiplynen of geftipte cirkels
aangeweezen is (£).
SIL
Binnen de gemelde cirkels zyn op het
vaste. blad zes beweegbare ronde blaad-
jes, die trapswys in omtrek kleiner zyn,
zoodat de, Randen van alle duidlyk
gezien worden „en elke rand het zyne
van den loop der C aanwyze; (f) de 4
grootíte behooren tot de beweeging der
C, en dee kleinfte of bovenfte zyn voor
den Almanak gefchikc.
Het onderfte en grootfte blad is ge-
{chikt om de uitmiddelpuntigheid van
den omloop der «, en hare ongelyke
vordering te toonen ; en moet men zich
dus wat ovaal of langwerpig verbeelden,
zoo dat het eene punt verder, en ’tan-
_… dere nader by het middelpunt van het
werktuig zy; Het verfte punt is getee-
R-3- kend
(€) Wat die zy, vinden Leene en duidlyk in
de. Astr. Oefeningen, 1 D. 1i ooft b bl. 143. a
by den Hr. La Lande, fe 8 Boek $ -
Als ook by den Hr. Rost Beginf. der Sarde
Hoofdft 41. $ 7.
Cf) Wyl dikmaal de woorden Zon, Maan en
Aarde zullen voorkomen, neem ik de vryheid daar
voor de bekende Charaters ©; Cen $ of Q vere
volgens te gebruiken.
262 Hi SCHORTINGHUIS
kend Apogeiim „ en het naaste punt Pee
rigeum, en de tusfchen punten aan weer-
zyden Middeläfftand. De Maan toch
loopt niet om de & in een juisten cirkel,
maar in een ellyptifchen kring, dies moet
haare loopbaan een verfte punt hebben,
dat men Apogeiüm, en een daar tegen-
overftaand naaste punt, dat men Peri
geüm noemt; terwyl de € in dezen loop
onregelmatig. voortgaat, op den eenen
tyd merklyk fneller dan op den ande-
ren: Hare middelbare vordering van het
Westen naar het Oosten is daaglyks 13
gr. ro min. 35 fecund. en zoo veel ten
naasten vordert zy in haare middeläf-
ftanden van de &, maâr nadert zy haar
Perigeüm, ze begint in haren loop te
verfnellen, en vordert van tyd tot tyd
meer, en wel 13:, 14, 14; en inhet Pe-
rigeum zelfs 15 en 15; graden; dan van
hier voortgaande neemt deze fnelheid af,
eu komt in haar’ middelafftand weder op
23 gr, van hier nu naar het „Zpogeim
voortgaande, vertraagt de loop der C,
en bedraagt maar 121, i2, enin’t Apog.
flegts 11; graden.
Deze onêgale vordering der C wordt
op den rand van dit blad geleerd door
de cyfergetallen XII, XII, XIV enz:,
welke aanwyzen;, waar en wanneer de
„Maan
EE
STARREKUNDIGE MAANWYZER. 263
Maan in haar omloop verfnelt of ver
traagt, en wanneer men deshalven in ’
gebruik van dit werktuig het Maanwy-
zertje flegts 13 gr. en wanneer meer of
minder moet voortzetten.
Intusfchen veränderen de Apfiden
(verfte en naaste punt) geduurig van
plaats, en de punten Zpog. en Perig.
gaan volgens de orde der Teekenen van
den Dierenriem langzaam voort, en ko-=
men geheel rond in 8 jaren, 311 dagen,
8 uuren, 34 en 57’, vorderende in el-
ken omloop der « ongeveer 3 gr, om
welke rede deze fchyf beweegbaar zyn.
moeste , op dat men alle maanden of na
elken Maansömloop het punt -4pogeüm
3 gr, naar die van de Eclipt. zoude
konnen voortzetten.(g )
SHI
De wandelkring der Maan helt tot
den Zonnecirkel met een hoek van 5 gr.
of 5 18°, en moet derhalven twee {ny-
punten hebben, die men knoopen noemt:
ate R 4 | als
Cg) Somtyds kan dit punt wel 2 maanden en
iets langer Ítaan' blyven, wegens eene flinger of
oOngelykmatige beweeging van het -Apogeiüm der C, +
Zie den Heer de la Lande, Astron. V1L Boek „
$ 1437 enz.
264 Ht SCHORTINGHUIS
als-de C indeze puntenis, heeft ze geen
breedte, gemerkt zy dan in de Ecliptica
zich bevindt, maar wanneer ze van die
plaatfen zich verwydert, dan verfchynt-
ze nu boven , en dan beneeden de Eelipt:
en krygt daar door of een Noorder- of
Zuiderbreedte.
Deze Knoopen en breedten der < wor-
den op het tweede blad aangeweezen 5,
daar, is aan ’t zelve een uitfteekend punt-
je, ’t welk den Noordknoop aantoont,
en geteekend is Klimmende Knoop, om
dat de C daarboven de Ecliptica zich be-
gint teverheffen en dus opklimt. Recht.
hier tegen over wordt de Zuiderknoop
vertoond, en daar ftaat geteekend Da-
lende Knoop ‚, om dat daar de « benedende
Ecliptica begint neder te dalen: Tus-_
fchen beide deze punten wordt aan weer-
zyden de grootfte Noorder- en Zuider-
breedte aangeweezen , terwyl op den
rand de graden en minuten der breedten
ftaan geteekend, van o by de Knoopen:
tot 5 gr..»8 min. by de grootfte breedte,
zynde dit het uiterfíte of de verfte Noor:
der- en Zuideräfwyking van de Eclipt.
die de C ooit krygt, en wel dan, als zy
in haare quadratuuren, en op denzelf-
den tyd juist midden tusfchen de,Knoo- »
pen iss Dan wyl de C op ee verfte vau
de
STARREKUNDIGE MAANWYZER.. 265
de Knoopen niet altyd zoo ver van de
Ecliptica afwykt, maar fomtyds „ ‚door
de rechtftreekfche werking der Zon.met
onze Aarde alleen tot, 5 ‘graden breed-
te komt, gelyk gefchiedt by de Koppe-
lingen, of de Nieuwe en Volle Maanen:
moest "ik ’er een tweede afdeeling der
graden. en minuten op een bycirkel by-_
voegen , die maar van o tot 5 graden
komt.(/%) „Dit verfchil is niet merkbaar
by de Knoopen en zeer weinig by 1àg
graden breedte, doch wordt zeer merk-
baar yvan by de 2 graden en voorder ; uit
dien hoofde beginnen daar de Bycirkels
die op eene grootfte Breedte van 5 gr:
geteekend zyn, welke Breedte de Maan
flegts krygt , wanneer ze midden tus-
fchen de Knoopen , en tegelyktydig in
de Koppelingen zich bevindt. [
Om nu aan deze Cirkels op myn Werk-
tuig de juiste Breedte der « te zien,
moet het punt Alimmende ka op zyn
nbr: ‚plaats
(5) De Heer Bode spreekt in“zyne Handleid bl.
4t-alleen van de 5 gr. en de Astronomife Oefening
2 D. bl. r4s, van 5° 18 ’tgeen Leerlingen hier
merken geene firydigheid te zyn: de eene meldt al-
leen volle graden, of de kleinfie, en “de andere de
grootte helling van den omloop der @ : men zie cen
breed bericht over deze zaak en bevestiging mynes
gezegde. by „den „Hr Keilf, Inleìd. tot. de Stare
rekunde, bl. 292» en vooral by den Heer de Ja Lan=
de, in\zyne Astron, Vil Boek, bled rygoven volg.
266 Mm SCHORTINGHUIS
plaats gefteld, en maandelyks of in el-
ken Maansomloop r: gr. (volgens de gra-
den der Eclipt.) te rug gezet worden,
want de knoopen houden geen ftand,
maar gaan langfaam te rug, en tegen de
orde der Heemelteekens rond, in 18
jaren, 228 dagen 4 u, 52 & 52’, vOr-
derende in hunne te rug gang ontrent
een geheel tecken of 30 gr, in ander-
half jaar tyds (#), en in een omloop der C
juist 1°, 26, 48“, dus omtrent 1; graad:
wanneer men het Maanwyzertje dage-
Iyks verzettende, zoo veel graden als
op den rand van de eerfte beweegbare
fchyve ftaat aangeweezen, vry naauw-
keurig zal zien, daar de wyzer den rand
van deze tweede fchyf {nydt, hoe veel
graden en minuten breedte de Maan
hebbe, ten Noorden of ten Zuiden van
den Taankring ?
Waar by echter is op temerken , dat
de Maan naar haare grootfte Noorder
of Zuider breedte voortgaande, en te
gelyk naby Vol of Nieuw zynde, men
zien
(5) Den 8 Febr. des jaars 1783 was de sq (de noord
knoop) in het Lentc-nachtsêveningspunt , 18 Maan=
den na dezen zal die Knoop niet zyn in xy, maar
in 't begin van X , en zoo verder achterwaards gaan ,
tot hy na gemelde 18 Jaren ce: z. weder in het nachte
&veningspunt der Lente verfehyne.
STARREKUNDIGE MAANWYZER!! 267
zien “moet op den ingebogenenrof By-
cirkel „ die alleen: tot 5 graden’ gêtee-
kend is; doch wanneer de C haar groöt-
fte breedte ftaat te hetldh en dan ges
lyktydig ongeveer 3 teekens ‘van de ©
af, en in een der quadratuuren is, men
waarnéemen moet de buitenfte meer’‘uit-
wykende cirkel, die tot 5 gr. 18 min.
afgedeeld is: En is % geval in den loop
der @ tusfchen bêiden. die onftandighe-
den, gelyk by de’ O@tanten gebeurdt,
dan zal men de juiste breedte der C
in en_ omtrent haare grootfte afwyking
liehelyk konnen gisfen of bereekenen;
_terwyl in de andere gevallen (de wy-
zer der €, behoorlyk- verzet worden-
de) de aanwyzing van de graden en miíi-
nuten der breedten op myn werktuigje
vry wel met de Ephemerides zal over-
enafternen: (4)
S IV.
Op deze gemelde HEREN is een der-
de
HCE). Ik ‚zou wel. de gemiddelde, helling van den
Joop der (C hebben konnen verkiezen om maar een
cirkel te Eebben, geteekend van o tot V® 95 doch
vand dan ‘minder overeenftemming metde Ephemer :
by „de, grootite, breedtens, der 6e en kon-zoo duid=
lyk niet doen zien aan Leerlingen, van waar de
verfchillende grootte in de breedten ‘der C ontfta?
268 Hi SCHORTINGHUIS -
de geplaatst, dat ik gefchikt heb , om den
keerkrings-omloop der «,„ en de plaat-
fen , daar jaarlyks de nieuwe Maanen en
Eclipfen zullen invallen, aan-’t oog te
vertoonen: ’Er zyn op den rand 2 on-
derfcheidene cirkels geteekend
A. De binnenfte is afgedeeld i in 27 dee-
len, «en dient ter leering van het vol-
gende:
a. om te toonen, in hoe veel dagen
de C haar eigen omloop om de é
volbrenge, en den ganfchen Die-
renriem rond wandele; ’t geen ge-
fchied in 27 dagen 7 uuren 43 min.
& 5 fec., welke rondwandeling der
C, van ’t Westen naar ’t Oosten NN
de Periocifche of Keerkrings om-
loop der Maan genoemd wordt.
b. Om het onderfcheid te leeren tus-
fchen den Periodifchen en. Synodie
fchen omloop der &. Men zette
het Zon- en Maanwyzertje beide
by het punt 275, en draaje dan het
Maanwyzertje over dit blad geheel
rond; dan ziet men dat de C in
97; dagen den ganfchen Dierenriem
is rond gelopen : Maar geduurende
dezen tijd rust onze Aarde niet,
ncen, ze is in haren jaarlykfchen -
WEE om de © ontrent 27
grd-
STARREKUNDIGE MAANWYZER. 269
“- gräden gevorderd; „derhalven-moet
Aad Zon in haar’ fchynbarên’ loop.
“zoo' veel graden op de Eelipt. zyn
LEL n HOGrtbegaan,” ‘en {chuon de € wel
… /rônd geloopen zy; is ze evenwel
nog niet weder by de ©, maar, de
„Zon ongeveer 27 gr. voor tit zyn-
des moóetze nog plus minus 2 dagen
_“befteeden, om de-Ote acktérhalen, ,
en met’ haat’ in ‘famenftand te ko-
vo “men, of weder Nieuwe « te ma-
vegen 't welk gefchied în 2ordagen,
ver deze omloop der € van den eenen
“fämenftand tot den anderen wordt
Seen’ Synodifchen omloop „ Maan-
Maand of Maanfchyn genoemd.
Cc, om te doen opmerken hét onder-
fcheid tusfchen den Period. omloop
der Maan,en haare Punts-eú Knoops-
ommekringen(l): Dat namelyk een
| Puntsömloop langer en een Knoöps-
| | Ömloop korter zy,dan deKeerkrings-
“ömloop der C ‚ want vermits de Ap-
fiden geftadig voorwaarts gaan, en
sur jn een’ Omloop der € ongeveer 3
ge aided Ne nd , ZOO’ „moet het
Lat j „dpo-
2
io hae der ra is, als zy ‘van’ ie punt
Ae rond gaat totdat zelfde punt,r,
__ _…_Koopsömloop , als de & van den Klimm Knoop
‚gh voortgaat tot weder in dengelven verfchyne,
870 H:--SCHORTINGHULS,
Apozeüm Cverfte punt) iets, voot
uit-zyn, alsde Maan, na eene
rondwandeling door: den. Dieren-
riem in dat punt weder koomt: Im-
„mers een puntsömloop der. ge-
__„fchiedt in 27 dagen 13 u. 18’ 34;
„en is dus.5 U. 55-en 30 langer als
een keerkringsömloop der. Maan:
„Maar de Knoopen geftadig te rug
gaande „ en wel ontrent 1; gr. in el-
„ken omloop der, zoo moeten
„„dezelve de, Maan in haren omloop
te-.gemoet komen; „en. de Knoops=
ömwandeling der C, dewelke ge-
fchiedt in-27 dagen, 5 u.5! min;
is twee uuren 37; min. korter dan
een Period. omloop. der Maan-
_ B. De buïitenfte cirkel van dit blad is
verdeeld in 125, afdeelingen met Ro-
meinfche cyfferletters geteekend , wel-
‚ke dienen , om de plaatfen der:Nieu-
„we Maanen en,derzelver getal in elk
loopend jaar aante Wyzen , als mede of
er by.de nieuwe, & C niet of al Ectipfen.
„Zullen. gebeuren. „Men ftelle het punt
recht over dien, graad vande Eclip-
tica; daar de eerfte Nieuwe Maan in
’t Jaar voorvalt; en wel met waarnee-
„ming-van het juiste uur der Conjunc= —
tie van © en Cs; enlaat dan dit blad
b hd PK)
‚alzoo-het-geheele jaar. door ftil_ftaan,
dan zullen de Cy fergetallen a UI ‚II,
IV. enz. aanftonds toonen
a. De, juiste plaatfen, „waar alle de
Nieuwe Maanen, des jaars moeten
invallen, terwyl de tusfchen ftip-
pen aantoonen dat daar tegen over
‚„allede Volle C £ zullen verfchynen ,
… ‚te weten op die plaats van den Die-
renriem „of dien graad der Eclipt.
MEt meerder. of „minder breedte;
‚daar „de gemelde getallen eú ftip-
‚pen heen wyzen.
b. -Of er in’ Jaar waar in men Zich
„bevindt, of in. eenander , Eclipfen
zullen zyn ? hoe veel ? waar? aan de
„Zon of aan de Maan ? ’Er is vry wat
_ aan vast, om door. bereekening te
„verneemen, by welke koppelingen
‚van Zon en Maan „ „Eclipfen, moe-
_ten- gebeuren „of geheel, niet kon-
nen. gebeuren (2) „en men, heeft
veel gewonnenin de. bereekening,
„als men zeker weet, welke koppe-
| lingen men veilig mag uitfluiten,
… als ver genoeg van de Knoopen der
Es om een Achip te konnen ver-
| ‚ oor-
he
ven vindt dit breedvoerig aangeweezen by
dt eer!de da Lande ; in- hét 10 Boek: oder Stars
Eng: $ 1759 en volg. ä
172 "Ht SCHORTINGHUIS
oorzaken ; en dit zietmen aan myn
‚ werktuig met een opflag van het
oog; want alle de gemelde getallen ,
die'nietnaby de Knoovpen ftaan , wy-
zen koppelingen aan, by de welke
zeeker geen Eclips kan voorvallen ;
Maar ziet men een of meer dezer
Cyfergetallen naby den Noord- of
Zuidknoop , zoo dat de Maan daar
zynde, geen anderhalf graad, of
“geen 94 minuten breedte konne
hebben, en geen 17° of 15’ op de
Eclipt. van den Knoop af konne
zyn; dan ishet zeker, ‘dät ‘et er-
gens by de Conjunctie van Zon en
Maan, een Zon-Eclips zal moeten
gebeuren; en ziet men aan de tus-
fchenftippen, dat de € wyzer 14
of 15 dagen daar na, (by de oppo-
fitie der € met de Zon), ‘den rand
der tweede beweegbare fchyven zal
fhyden op een punt, ’% welk geen
64. minuten breedte wyst, en min-
“der dan 12° afftands van den Knoop
op de Eclipt. heeft, het wyst aan,
dat daar éen Maan-Eclips zal ver-
fchynen: Én die Eclipfen“zullen
grooter of kleiner zvn, naar mate
de € dan een meerder. of-minder
breedte hecft, en naby:haare knoo-
pen is. RS QAT ENTS
need
STARREKUNDIGE MAANWYZER. 275
© Als men nu die gemelde eindpalen
der Eclipfen g gade flaat, en op het
werktuig ziet, welke, en hoe veel
der gecallen IL. IL IL enz. zao na-
by de Knoopen der Maan getee-
kend ftaan, merkt men terftond,
hoe veel Eclipfen in ’t jaar,en waar
‘__ dezelve invallen zullen. Terwyl
een Liefhebber der Starrekunde ten
minften dit voordeel of gemak-door
myn werktuig ontfangt, dat hy zon-
der eenige berekening verneemt,
welke Koppelingen ver zyn van de
‘Knoopen, en welke in derzelver
nabyheid gebeurende, eene bere-
kening verdienen, ten einde den
juisten tyd en grootte eener Eclips
naauwkeurig te weeten,
d. Men kan, echter zonder bereke-
ning op dit werktuig zien, of de
Z onéclipfen, die op zekeren tyd
invallen, ten Noorden of ten Zui-
den van den Equator zichtbaar zyn
zullen: want indien de C ten tyde
van een Zontöclips even den klim-
__menden Knoop voorby is, zal de
Eclips ten Noorden van de Even-
_ nachtslyn zichtbaar zyn; doch zoo
‚de Maan dien knoop nogniet voor-,
by is, en dus nog eenige Zuider-
S breed.
874 Hi: SCHORTINGHUIS,
breedte heeft, zal de Eclips tad
Zuiden van den Aquator kunnen
gezien worden: maar wanneer een
‚Zonëclips gebeurt, als de C by
den Zuiderknoop zich bevindt, zal
die zichtbaar zyn ten Noorden van
den A£q., zoo de Maan dezen knoop
nog niet gepasfeerd is ; en ten Zui-
den van den ZEq.als de € dien Zuid-
knoop reeds doorgegaan zal zyn.
S V.
r Ld
De vierde beweegbare fchyf zalmede
verfcheidene zaaken aanwyzen „en wel
i. den Synodifchen Omloop en ouder
dom der Maan. 2. Eene gemiddelde
verandering van het Watergety te Vlis-
fingen. 3. De Phafes of Schyngeftalten
der Maan; en 4. de morgen en avond -
uuren, em de pasfagie der C en Starren.
door den Meridiëan te verneemen.
A. De buitenfte cirkel van dit blaadje is
in 90: afgedeeld, om den tyd vaneen
Maanfchyn, of den Synod. omloop
der < te toonen , welke gefchiedt in 29
dagen, 12 uuren, 44 en 5’; zynde de
juiste tyd, die ’er verloopt van de
eene nieuwe Maan totdeandere: wes-
halve de getallen van dezen cirkel
| ten
STARREKUNDIGE MAANWYZER. 275
ten naasten aanwyzen, hoe veel de &
daaglyks voortgaat „ en wat ouderdom
de Niaan heeft, ot hoe veel dagen ’er
‘fints de laattte Nieuwe « verloopen
Wezyn.
B. De ade citkcl wyst de uuren et mi-
nuten aan van het Watergety, zoo
als het in de Stad Vlisfingen, op de
daar bovenftaande dagen van den ou-
derdom der C Hoogwater zyn moet,
‚volgens eene gemiddelde daaglykfche
verandering van 48 à 49 minuten; waar
uit het hoogwater op andere plaat-
fen, daar het zelve by Nieuwe of Vol-
le C eerder of laater gebeurt, gemak-
Iyk berekend kan wofden ; gelyk
ook de pastagie der € door den Me-
ridiëïan, of haar verfchyning in het
Zuiden, die by de N. en V. Maan ten
12, en by de quartieren teh 6 uuren,
en daaglyks omtrent 49 minuten laater
moet gebeuren.
C. De derde cirkel toont eenvoudig de
onderfcheidene Phafês vande @;, of: in
wat gedaante en fchyngeftalte zy zich
aan den Hemel op den tyd der waar-
neeminge vertoont, ’t geen hier de
Teekeningen van cene Nieuwe Maan ,
Volle Maan, og en Oéëtanten
te kennen geeven
S 2 Md De
276 H: SCHORTINGHUIS
De Nieuwe Cis geteekend by het
punt 29, daar men dezelve moet
begrypen te beginnen, 7 of 8 dagen
daar na ftaat de & 9o graden van ak
Zon af, en is dan in naar eerfte Quar-
tier, 14 Of 15 dagen na de Nieuwe Ca
ftzat ze 180 gr, van de Zon, en is in
oppofitie mer- of regt tegen over de-
zelve, wanneer de Maan. zich geheel
verlicht vertoont, en wy Volle Maan
hebben. Dan ‘wel haast vermindert
de volle glans der &, en zy nadert
weder tor de ©, en gekomen zynde
op go gr. afftands, krygen wy het
laatfte Quartfer, terwyl na 29: dagen
de « weder in conjunctie met de ©
zynde, een maanfchyn volbragt is,
en wy op nieuw een Nieuwe C erlan-
gen.
Om deze Phafes der C en de ande-
re zaaken even gemeld , moet het Zon-
a aan dit blad by het punt
daar de N. € geteekend is , gehecht
blyven; immers gebeurt de Nieuwe
€ niet anders altoos dan by de Con-
junctie van © en «5 de Volle („vals
ze in ôppofitie zichbevinden, omde
Sg 1 en vier Oétanten tus-
Chen beiden, des moet het Zonne.
wyzertje by gemeld punt beftendig
bly-
en
STARREKUNDIGE MAANWYZER. 277
blyven;, en dit blad met het zelve te
gelyk verzet worden, zoo dat het
zelve juist met het Zonnetje voort-
en eens in ’t jaar rondga, waar door
men tevens duidlyk ziet; hoe tel-
kens elke nieuwe « in een ander He-
melteeken moet invallen:
D. Binnen deze 3 cirkels is nog een
-
vierde; bevattende eene uurwyzing
van 2 maal 12 uuren met delettertjes
(aen (m). De getallen , van de Nieu-
« door het eerfte Oëtant en Quartier
„naar de Volle Maan voortgaande , wy-
zen de Namiddag- of Avonduuren
aan, en hebben een bygevoegde (a)
nevens zich; en die; dewelke, van
de Volle « door ’ laatfte Quartier
tot de Nieuwe voortgaan , toonen de
„voormiddag- of morgenuuren en zvn
met eene Cm) by geteekend.
Deze uurcirkel moet dienen; om
daaglyks aan te wyzen;
& Op wat uur ’s avonds of ’s morgens
de vaste Starren van den Dieren-
riem culmineeren; of door den
Zuidlyken Meridiäan gaan , als
men flegts een draad fpant van ’
middelpunt des werktuigs, of het
wyzer tje der C brengt tot die Star,
wiens culminatie men poogt te ver-
, » 3 nce-
258 H: SCHORTINGHUIS
neemen , en dan ziet, over welk uur
de draad geftrekt is, of over welk
punt der uurwyzinge de fteel van
het Maantje gaat, op dat uur zal
die {tar door den Meridiëan gaan.
By voorb. den 7 Decemb.is de Zon
(volgens een gemiddelde bereke-
ning) 16 gr. in den Schutter, of
haare lengte is 8 teek. 16°, „daar
zette men dit blad (waar van ik nog
fpreeke) met het Zonnetje, zoo
dat de © op gemelden graad der
Eclipt. zy, ‘en dan een draad ge=
fpannen naar de Star Regulus in deni
Leeuw, zal die den uurcirkel {ny-
den by 5 m., 't geen aantoont, dat
Regulus culmineert of door ’t Zui-
den gaat ten 5 uuren des morgens;
{pant men den draad over de Star
Spica in de Maagd, de uurcirkel
word geraakt een ftipje (.) verder
als 8 m. ‘tgeen zegt, dat Spica door
den. meridiëan gaat ten 8 en tuur. -
Gast men voort en fpant aan de
andere zyde der Zonne den draad
tot het Lenteëvennachtspunt, de
{nyding gefchiedt op de uurwyzing
juist by VII a,, en dit zal zeggen „
dat het eerfte punt van Y- culmi-
neert ten 7 uuren desavonds. Vraagt
men
STARREKUNDIGE MAANWYZER. 2/0
men naa de culminatie van Mezar-
thim, de eerfte Star aan ’t oor van
den Ram, alwaar de Nachtévening
voor 2200 geweest is, de draad,
naa hier gericht, wyst IX. a; dat
is 9 uuren ’savonds.
b. Op dezelfde wys ziet men daaglyks
“aan dezen uurcirkel, by het ver-
zetten van ’t Maanwyzertje, op
wat uur de Maan in het. Zuiden
moet verfchynen; waar uit mede
het uur van den op- en ondergang
der C ten naasten vernomen kan
worden. Ik zeg ten naasten, want
om dit op minuten te weeten, zyn
‘er veele. zaaken waar te neemen,
als de juiste hoogte der Eclipt. in
den Meridian, de ftand van den
Dierenriem in het Oosten en Wes-
ten, de Noorder en Zuider breedte
“der C, de ongelyke vordering en
uurbeweeging van dezelve, van al-
le welke zaken het eerder en laater
op- en ondergaan der C af hangt.
Echter kan men uitde uurwyzinge
van de pasfagie der C door den Me-
ridiïan hier daaglyks ten naasten
aangeweezen , hetùur weeten , wan-
neer de maan moet op- en onder-
gaan, ‘door den halven dagboog
S 4 der.
ir Art
280 IK<SCH OR TING HUIS
der C te zoeken uit den dasboog
der O, die doorgaans elk bekend
is, en op den Almanak van dit werk-
tuig voor elke maand getoond
wordt(/:).
S VE <A
Boven over deze 4 blaadjes , wier ge-
bruik ik befchreven heb, is het Maan-
wyzertje geplaatst , dat men daaglyks ver-
zet, of 13 graden volgens den gemiddel-
den loop der «, of liever dan wat meer
en dan minder; naar aanwyzing van de
getallen , die den rand dereerfte Schyve,
voor de Zpfiden gefchikt; aanwyst: en
als nu alle de 4 bladen naar behooren
gefteld zyn, volgens de korte verklaring
van het werktuig en deszelfs gebruik op
de 2 bovenfte Schyfjes gefchreeven,
dan ziet men flegts , waar het Maanwy-
zertje de randen der- blaadjes fnydt,
en óverswelke fyfergetallen geftrekt
ligt, wanneer daar aan met een opflag
van het oog vry duidlyk gezien wordt
EL. Op den rand van het vierde blad,
1. Wat uur voor- of na den middag
| de
(1) Men vindt hier van eene naaùwkcurige on-
derrichting by den Heer Bode în zyne meergen
melde Handleiding tot enz. bl, 604606.
BTARREKUNDIGE MAANWYZER. 981
de Maan ten naasten door den Me-
ridiaan. ga. ì
a. Of-de C Nieuw-of Vols ineen der
Quadratuuren of OCtanten, of tus-
fchen die Phafes zich Moet ver-
toonen.
3, Wanneer te Vlisfingen en: de plaat-
_fens- daar mede ten-naasten:over-
eenkomende hoogwater moet;zyn ,
4« Wat ouderdom dec hebbe, of hoe
veel dagen fints de Nieuwe C ver-
hagen Zadar
U. Op den rand der ade. Sahumien ver-
geleeken met de plaats der Knoopen;
of. by de tegenwoordige of‘aannade-
‚rende Nieuwe en Volle C een Eclips
zyn zal; of niet zyn zal.
HIL Op den rand der tweede; of de <
„tr. Een Noorder of Zuider breedte
hebbe, en hoe veel graden en mis
nuten. 0 Bot
2. Tot haar grootfte Noorder of Zui-
der breedte naderende alleen 5°, of
verder van de Ecliptica zal decli-
neeren.
IV. Op-den rand van het eerfte Ek
‚1. Of de C in of by haar -Zpog. Perig
middeläfst. of tusféhen die ftanden
Zy.
2. Of de Cin haaren omloop verfel-
S 5 le
332 WM SCHORTINGHUIS
le of vertraage; en hoe veel gras
den zy tusfchen heden en morgen
vordere; waar uit de uurbewee-
ging der C mede kan vernomen
worden.
V. Kd: het vaste blad ziet men;
„Waar de C in den Dierenriem aan
waden Starrenhemel zich moet ver-
toonern.:s
a, Hoe ver es van de Zon of naby
| ndezelve. Byars
‚In welk een Starr ebeeld de C zich
4d 7 vertoone.
—g- Welke Starren de C in haaren loop,
zal bedekken of voor by gaan.
” Behalven deze zaaken , diemen by de
verzetting van het wyzertje daaglyks be-
fchouwen kan, is het werktuig dienftig
om alle uuren van den dag of “nacht de
juiste plaats der. € te verncemen , als
men flegts het wyzertje ruim'zoó veele
halve graden op” de Eelipt. voort of te
rug zet, als men uuren na- of voor den
middag begeert. in de Ephemerides of.
Starrekundige Almanakken” wordt de
plaats der « daaglyks aatnigeweezen , ZOO
als zich op den middag bevindt: maar
begeert men haas juiste plaats op cen
bepaald uur voor den middag, men
zette. het Maanwyzerije (valgens eene
\ ge-
id
STARREKUNDICE MAANWYZER. 283
gemiddelde uurbeweeging: der Maan)
ruim. zoo veele; gr: te rug, em naden
middag. zoo, veele, halve gr. voor uits
als het begeerde uur van ge n middag in
tyd verfchilt,
Op die wys: ES men. vry duidt! k het
\ juiste. wur-derConjunêtie en Oppofitie
vane en-Cs-en der invaljende Eclipfen
verneemen; ook-kan men de berekening
dersgemeene Almanakken ‘daaromtrent
beproeven, en eene misftelling „die in
dezelve meer dan eêns plaacs heeft, ont-
dekken. By voorbeeld: den 1o Septem-
ber des jaars 1783-bepaalden de meeste,
Almanakkeneen Maanëclips op’s avonds
ten G:, of ruim 7 uuren; volg ik nu de
gemelde handelwyze op myn ‘werktuig
‘t zal my genoegtàam zeeker aanwyzen, A
of die wel, dan kwalyk gefsferd: zy.
Ds befehrevene blaadjes behoorlyk
gefteld, zynde, vindt ik het Zpog. plus
minus 1o grin het teek. 69, den klim-
mende Knoop 18 gt. in X,de Zon op
den ie na 17e in ®,- enrde Maan
piïvin het daar tegen over ftaanide ‘tee-
ken Xx: zetrik pu het m aanwyzertje voor
Elk “var. ruim een ‘halve. graad verder,
dan koom ik ten. 7-uuren Op 15sin Xx,
en dus “ben ik nog geenfins inoppofi-
Hie met de € ©: waar uit Bi kt, dat de ge-
mee:
882 Hi SCHORTINGHUIS
meene Almanhakken niet wel gerekend
en de Maanëclips te vroeg bepaald heb-
ben. Laat ik dan voortgaan in ’ ver-
zetten van myn wyzertje; ik koom om
8 uuren by de 16°, om ro uùren over
17’; en nu berm ik juist zoo veel gr.
in X3 als de © op-den middag wasin ®,
en te gelyk ben ik (volgens aanwyzing
van den rând der tweede Schyve) zeer
naby den Noordknoop , derhalven moet
'er-Een- Maanéëclips gebeuren „ en kan
wel nu beginnen: doch de juiste oppo-
fitie der C met de 9 moet nog laater zyn 3
gemerkt de © fints den middag ongeveer
een halve graad in haar’ fchynbaren loop
moet gevorderd zyn ; en ik aan den rand
der eerfte Schyve voor de Apfiden zie,
dat.de Maan thans 14’ in 24 uuren vor-
dert, toonende dat de uurbeweeging
der C merklyk meer dan een halve gr,
moet zyn(o) en dit gade flaande merk
ik genoegftam, dat de oppofitie van ©
en « niet eerder dan tusfchen rr en 12
uuren zyn kan, ’t geen met de verfchy-
ning
(o) De gemiddelde, uurbeweeging der C is 32’
56’, doch meer aìs zy haar Perig. nadert, en min-
det als zy by het Apog. zich bevindt. Men vindt
hier van een naauwkeurig Tafelte in een der Engel=
fche Alm, Parkers Epbemeris. en een uitvoerig be=
richt by den Heer de Ja Lande in zyne Ar. VIE
Bock, 9 1519 enz,
STARREKUNDIGE MAANWYZER, 285
ning der Eclips op dien avond waarge-
nomen, en de berekening der Epheme-
rides de Connoisfance des Temps en the
Cielestial. Atlas juist. overeenftemt.
S VIEL
Op de 4 bladen ‚ die tot den Maan-
wyzer behooren, zyn nog 2 gevoegd,
die met het geen ’er onder geteekend
is, een {teeds voortduurenden Almanak
Uitmaaken, 'Er zyn óp het laatst be-
fchreeven blad binnen ‘den uur- cirkel
nog 5 eirkeltjes , waar van de bovenfte of
zite’ Aanwyst de naamen der 1e Maan-
den des jaars, met het getal hunner
dagen. De
ede de ra Zodiak- of Hemelteekens,
met aanwy Zing van den dag, op wel:
ken de Zon in dezelve fchynt over
vete gaan: De
gde De uuren van de lengte der Dagen
“en Nachten in elkë Maand. De
4de De uuren van den Op- en Onder-
«gang der Zou op den tyd als de Zon
ie aangeweezen Hemelteeken in of
overgaat; ‘tgeen tevens de grootte van
den Dagboog der Zom aanwyst. De
sce Bevar eene gemiddelde tydsverëffe-
h ning van {Oo tot ro'dagen in elke
_ Maand,
á26 Ht SCHORTINGHUIS
Maand, om het onderfcheid tusfcher
den waaren en gemiddelden tyd te zien ;
hoe: veel minuten namelyk de Zon
voor of achter den middelbaren tyd
Zy (£)-
Deze 5 cirkels zyn bedekt door de 2
bovenfte Schyfjes,wier grootfte eene uit-
{nyding heeft, waar nevens aan beide
zyden geteekend is, wat de onderleg-
gende, of voor de opening verfchynen=
de getallen te kennen geeven: terwyt
cirkelswyze op dit blad met korte woor-
den ’t gebruik van ’t geheele werktuig
gefchreeven ftaat, en binnen dat gef: chre:
vene is nog een cirkeltje, in 31 deelen
afgemecten’, waar op juist het laatfte
blaadje geplaatst is met een kleine uitfny -
ding van den rand; zoo wyd dat ’er 7
van die 3 1 getallen te voorfchyn kunnen
kome, waar nevens de dagen der week
se
(p)) Men noemt waaren fyd , die door den fchyn-
baren loop der Zon, op eem’ welgeformden Zon-
newyzer wordt aangewezen, en die door den on-
gelyk fnellen loop der $, en de fchuinheid der
Eclipt. of haare helling tot den Equator ongelyk i is.
Waar gemidaelde iyd is, dic door een naauwkeurig
uurwerk, ’ welk alle dagen en uuren des jaars vol=
komen egaal wyst, wordt te kennen gegeeven.
Leerlingen konnen ie deze zaak onderwys “vinden
by de ‘Leeren FL. Rost, Beginfelen der Starrei.
Hoofdft. 49. De La Lande Astron. Boek 4. JF. Keil
Starrekuadige Lesfen, 26 Les.
\
N
STARREKUNDIGE MAANWYZER,. 287
geteekend zyn, om dus voor een Da-
tumwyzer te dienen, mits men dat blaad-
je eens om de week verzette , gelyk men
het even voorgaand eens om de Maand
Zoo veel verfchuift, dat de Maand,
waar in men zich bevindt, voorde ope-
‚ning zich vertoone, En eindlyk heb ik
ter onderrichtinge op dit bovenfte blaad-
je nog eene korte verklaaring gevoegd
van het werktuig, om aan te wyzen,
waar toe elk blad gefchikt zy.
S VIIL
Schoon de (S 7) gemelde Almanak
wel tot den Maanwyzer niet noodzaakt-
lyk zy, heb ik dien echter daar by niet
ondienftig geöordeeld, niet alleen om
de evengemelde zaaken daaglyks met ge-
mak te befchouwen , maar vooral, om
zonder gemeenen Almanak, of eenige
Starrekundige Ephemeris, als de Con-
noisfance des Temps, de Coelestial At-
las van White, Parkers Ephemeris en
foortgelyke, van myn Lunarium dienst
te konnen hebben, en *t zelve in ftede
van zulk een Ephemeris voor de ftan-
den der Zon en Maan te kunnen gebrui-
ken. Immers ik heb myn werktuigje
een geruimen tyd lang geduurig aan die
| ge-
288 Hi SC/HORTINGH UIS®
gemelde Ephemerides beproefd , en tel-
kens het genoegen gehad van te zien,
dat deszelfs aanwyzing met de bereke-
ning van dezelve daaglyks vry wel ac-
coord wees. Laat dan iemand in de
Starrekunde geheel onkundig zyn, en
van het gebruik der Ephemeric ies niets
weeren 5 indien hem door een Lief heb-
ber dezer Wetenfchap flests eens in
*% begin des jaars getoond worde, waat:
het Apogeiim der « zy, waar de klim-
mende Knoop, en waar de eerfte Nieu-
we C ingevalle zy? dan heeft hy op dit
werktuig alleenlyk, om de Maand of 2
Maanden, het Apog. iets voor uit, en
den klimmenden Knoop iets terug te zet-
zen, en hy ziet daaglyks by de verzet-
ting (g) van het Zon- en Maanwyzertje
alle de byzonderheden, die ik boven
S VL heb opgenoemd.
Ter-
(4) De verzetting van ’t Maanwyzertje kan hy
ook doen, zonder op graden te letten , alleen naar
den ouderdom der (, door den buicenften citkel
van ’t 4 blad aangewezen. Zie boven $ V. No.
A, ’t geen, zoo men geene juistheid begeert, ge=
noeg is om de zaakenten naastente zien. En heeft
icmand een geruimen tyd naar het werktuig niet
omgezien , of de verzetting vergeeten , hy zette
dan, als ’t hem eens weder gelust, de Byzonderhe-
den ‚van den loop der C na te zien, het Zonne-
Wy zêrtje. op den däg des jaars , in we iken hy zich be=
vig 2
\ )
STARREKUNDIGE MAANWYZER. 289
„„…Lerwyl een Liefhebber der Starre.
kunde dit Lunarium kan gebruiken , om
_op Eene gemaklyke wyze de byzonder-
heden van den loop der € daaglyks té
befchouwen, of die van voorleedene en
toekoomende jaaren na te gaan , of door
middel van diet Lunarium fommige goe:
de Vrienden, Leerlingen , of eigen Kin-
deren te onderwyzen , en van bovenge:
melde zaaken een duidlyk denkbeeld in
te boezemen.
SIX.
En is het ter verbetering van het
Schoolwezen , onder anderen: ook
wenfchlyk, dat Schoolmeesters em an-
dere Onderwyzers der jeugd eenige or-
derrichting gaven in fommige deelen der
Starrekunde, gelyk de Hoog Eerw: Heer
11. F. Krom, Hoogl. en Predik. te Mid-
sdelburs, in zyne uitmuntende en met
echt doôr het Zeeuwfch Genootfchap
angepreezene Verhandelifg, over. de
II DEEL gn VETT
pdt, en zie in zyn gewoonen Almanak, hoe
veele dagen ‘er na de laatfte Nieuwe { verloopen
zyn; of bezit by een uurwerk meteen omloopende
„Maan, hy zie flechts daar aan, hoe oud de ( is,
en ftelle na die aanwyzing het Maanwyzertje , wan-
er hy terfiond van alles op het Lunatium onder=
„richt zal krygen.
iN
kJ
200 Hi SCHOÓRTINGHUIS
verbetering der Schoolen, zeer kundig
beredeneert(s) ‚dan zoude dit myn werk-
‚tuig mede niet ongefchikt zyn voor
„4
h)
veele Schoolmeesters, zoo om dezelve _
in de boven befchrevene zaaken, omtrent
den loop der Maan , met weinig moeite
wat kundig te worden, als om hunne
Leerlingen daar in met gemak te onder-
wyzen.
„En vermits de meeste werktuigen , ter
beöefening der Astronomie, doorgaans
kostbaar zyn, en deswegen van veelen,
die nog wel eenige lust tot die Weeten-
fchap zouden hebben, niet verkreegen
worden, ishet, myns bedunkens , noo-
dig, dat men op eenvoudige Werktui-
gen denke, die zonder of met zeer klei- «
ne kosten verkrygbaar zyn; en ditwerk- «
tuigje zouden de Schoolmeesters zelve
Gmmers zy, die wel fchryven enteeke- —
nen verftaan) konnen nateekenen, €@n
malkander mede deelen; of men kon
de bladen tot het werktuig behoorende
laaten drukken, en ze zouden voor een
gering prysje verkrygbaar zyn.
| Ook
r
t
(fr) Zie de Verhandelingen van de Heeren Krom,
wan der Palm en wan Woorst,,over de verbetering «
der Schoolen , door het Genootfchap ook afzon= #
derlyk uitgegeeven, Bl 129—147.
ì
ee
___STARREKUNDIGE MAANWYZER, 291
Kk; if S SE
Ook konde men foortgelyk Werktuig
vervaardigen tot een Planecarium , om
de voornaamfte byzondetheden van ge-
‚heel ons Zonne-ftelzel daar op te Zien,
en de Helio- en Geocentrifche bewe.
Bing der Planeeten na te gaan, of op de
Wys, als in de algemeene Oefenfchool
der Konften en. W: eetenfchappen, in
ke eerfte Deel, de 14de Samen{praak , be-
fehreven wordt, of op eene andere
WYS wat meer gefchikt, om door het
Werktuig zelve onderricht te worden.
Hoedanig een ik meen op een EeNVOU-
„dige en nochthansmin of meer voldoen-
de wys wel te konnen toeftellen ‚en mis-
fchien D. V. wel eens zal beproeven.
s Althans ilk denk , dat, wanneer veele
Schoolmeesters zoodanige Werktuigen
in bezit hadden, en flegts daar by ge-
bruikten de bekende Astronomifche
defeningen , 2 Deeldes in 8vo, neveus
t voortreflyk Werkje van den Hoogl.
J Bode, Handleiding tot de kennis van
den Starrenhemel, zy genoegzaam in
ftaat zouden zvn, om de jeugd indebe-
ginfelen der Starrekunde te onderwy-
Zen zen men zoude by tydsvervolg zulk
ne Jammerlyke onkunde in en al-
2 | ler:
202 Hi“ sC HORTINGHUIS
lerdwaast vooroordeel tegen die voor-
treffelvke Weetenfchap , die thans in de
meeste onzer Gemeenten ; helaas! veel
te fterk heerfchen , niet meer bemerken.
En myu eenvoudig Lunarium , dat ik de
vryheid neeme, nevens deeze befchry-
ving, aan het Zeeuwfch Genootfchap der
Weetenfchappen aan te bieden, zou
misfchien daar toe mede dienftig geöor-
deeld kunnen worden: immers dan;
wanneer fommige Leden, die met lust
de Starrekunde beöefenen , en by wel:
ken ik my niet anders dan een leergie=
rig Leerling wil hebben aangemerkt,
zich geliefden te verledigen, om de
gebreken, die ze zullen ontdekken, te
„verbeteren, of ’er iets ter vermeerde-
ring en befchaaving by uitte denken,
waar op , by de eerfte uitvinding, My-
ne aandacht niet gevallen is. ee
En zeker zal het Genootfchap: wel
willen opmerken, dat myne gewigtige
Bediening in eene vry volkryke Gemeen-
te niet toelaat, vafi de Astronomie myne
hoofdftudie te maaken , fchoon ik ech:®
ter wel deeglyk my verplichtachte , zoo
wel het Boek der Natuur, als dat der
H. Schriftuur met noesten yver te door:
bladeren jen dikmaals bevinde ik, het eer-
| „fte
î
te N
FAKES
b _ STARREKUNDIGE MAANWYZER: 293
K er fte by de verklaring van het tweede al-
zing noodig te hebben.
Terwyl, onder alle de takken der wyd
uitgebreide en onzer nafpeuring AAE
waardige Natuurkunde, niets my g
fchikter voorkoomt, om ons, Ed
Stervelingen, zeer hooge gedachten’ van.
den Almagtigen en Volzaligen Formeer-
der van ’tgantfch Heeläl , enlaage , ja zee
Jaage denkbeelden van ons zelven inte
boezemen , als een aandachtige befchou=
wing, zoo van ons verbaazend Zonne-
ftelfel, als van het ontzachlyk heir der
eeuwig fchitterende vaste Starren. Im-
„mers volgt men billyk het voorbeeld van
den Godverheerlykenden Dichter Da-
vid, die in den Villtten der Pfalmen be-
tuigt: „ Als ik uwen Hemel aanzie,
» het werk uwer Vingeren, -de Maan en
» de Starren, die gy bereid hebt, wat
» is de Menfch, dat gy zyner gedenkt”?
k Mag ik de vryheid neemen uit deeze
Ki eenige regels in Dichtimaat te
ellen , ze zouden dus luiden:
Sla in naar ’% ruim der heldre pe
boogen,
N Dat Heerlyk Gods- werk myn ie
f k ; pende oogen, /
Ik be | T 3 a
294 Hi SCHORTINGHUIS®
„Zie ’k op den dag de Zon, en
4 ’s nachts de Maan, ,
* Planeergeftel en % heir der Stars
ren aan, |
Myn God! wat is de Mene wat
‚heel deez’ Aarde? «
Hy elke ydelheid, en zy een ftofje
in waarde.
En laat ik deeze weinige Dicht-regels, _
dewelke eene aandachtige befchouwing
van den prachtigen Starrenhemel my on-
langs deed opftellen, ‘er ten befluite.
mogen by voegen. | e
Ontzachgelyk gezicht! )
Een Hemel vol van licht,
In heldere avondftonden !
Hier zie ’k de zilvren Maan,
Daar duizend Starren ftaan ,
‚Die ’s HEEREN lof verkonden.
‚Is 't mooglyk op te zien,
En niet van de Aard’ te vliêú
Naar ’t eeuwig Hof der Hoven! …
Is ’t mooglyk dat een Ziel |
Niet voor de Godheid kniel’,
En weiger’ Haar te looven} ä
_i N Í je )
Rb 4 ‘
8 4 #
Ce
T
TT
RC
HAN!
pep epen
ï
SUTIp opin
N
Dad
&ALMANACH.4
ze OPS
et punt I. kome daar 5
) ret iet Zoumewj 20)
tp dat,
ten,
Vn
agu
eo, dn Leur art, Ce Dd
HRE. Je de Nieren be stre
Smit deu iddelde verander Tesse
a rate ; benevens de tyd haar® NI
San
Re Eter
aal.
_____STARREKUNDIGE MAANWYZER, 298
—… __Koom hier toch, Atheïst, k
Die trots ’t beftaan betwist
_ _ Van ’t magtig Opperwezen,
is) Moet niet de glinftering
Van Maan en Starrenkring
Uw godloos hart doen vreezen?
Bk,
IN |
Be
|
Î
{
ae
RE
hi:
grt
< ‚Doof, zoo gy kunt, dienglans
ease Van 'sHemels Starrentrans,
Bae sOf leer de Godheid eêren.. Yoke
SS Roept niet deez’ Starrenboog?
8 he Heft hart Ô Menfch , omhoog
» En loof den Heer der Heeren. …
„Voor my, ’k verlies my zelf,
ik Als ik het Stargewelf Re
„Met eerbied mag aanfchouwen,
___’k Aanbid Gods Majefteit,
En hoop zyn Heerlykheid
‚In eeuwigheid te ontvouwen. |
on KOUDEKERK, …
SJ Wintermaand 1783.
B Cg
B DD Cee
Ge
ae l Ni ik ï fi vi Bek
296
AANMERKINGEN
OVER DE
KANEEL,
Abia LDA
GE MA AKT DOOR
CPE NBE RG
thans Hoogleeraar te UP SAL in Sweeden.
Dit Vertoog is, ten dienfte van
het Zeeuwsch Genootfchap ‚ Ver-
taald, ‘en met eenige Zan-
teekeningen vermeerderd, ,
door deszelfs Medelid ,
M. ERO UE: DN
Med, Dol. te Amfleldam.
bderenjentkeike
Wen ouds her is de Kaneel gehouden
voor de fynfte aller Speceryen,
welke, ons de Oost-Indifche Eilanden
| ee 7 ki id
= Ah pr : d ver- Ná
B OTER DE KANEEL 297
verfchaffen , en tevens voor het uitmun-
tendfte harfterkend middel, tot heden —
nog een Monopolie zynde der Neder-
> fanderen.
____ De meeste en voornaamfte brengt het
… Eiland Ceylon voort. Men heeft ge-
meend, dat dit de eenigfte Landftreek
ware ; wélke deeze Boomfchors Voort-
brengen kon , doch in laater tyden heeft :
men die ‘ook elders gevonden. « Dus
nan Profesfor JACQUIN dezelve op.
_ Martenique, ik op het Eiland Java, en
de Franfchen nog op andere plaatfen,
waar. Men moet echter opmerken; dat
de Kaneelfchors nergens zoo fyn en aan-
genaam valle als op Ceylon, maar gro-
ver, fcherper en heeter(4).
Toen ik my in ’t jaär 1777, en in!
___*tbegin van 1778, op Ceylon bevond,
| heb ik „ by gelegenheid myner Reistoch-
4
ten door dat Eiland, de meeste wilde
en geplante Kaneelbosfchen bezigtigd
uit welke de Kaneel, die men jaarlyks,
_ ‘van daar naar Europa zendt, gehaald
wordt. Hier door werden verfcheide zaa-
d en van my waargenomen, welke de
T 5 | Voor
à (5) Over de twyfelingen hier omtrent, of naam
44 ik de echte Kancelboom ook elders dan op Ceylon,
ait _groeije, dan_ of de anderen. Laurus Casfia zyn, k
{prak ik omftandig in ’t II. Deels, IL Stuk der Na
tuur Jyke Hiftorie, blade. 334, enZ
er
208 C: B,THUN BERG,
voorige Reisbefchryvers uiet hebben op-
gemerkt, en daar van zal ik nu verflag
doen.
De echte Kaneel komt van den Boom,
genaamd Laurus Cinnamomum, dezelve
is middelmaatig hoog en uitgebreid , on-
derfcheidende zich,door breedere en niet
zoo fpite Bladen (4), van den Laurus
Casfia, welke de grovere Kaneel geeft, Ì
en my toefchynt flegts eene verfchei-
denheid te zyn van den eerften. Het
is te geloof baarer , dat de Laurus Casfia
en Cinnamomum, of wel de grovere en
fynere Kaneel, louter verfcheidenheden
zyn, die van de Landftreek en Gronds-
gefteldheid af hangen: terwyl Ceylon de-
allerbeste Kaneel in de geheele Wereld ,
en zulks niet over het geheele Eiland,
maar alleenlyk op eenige weinige plaat-
fen, waar het Aardryk hier toe dienftig
is, voortbrengt; gelyk men voor lang
reeds uit de in ‘t wilde gegroeide en chans
ook uit de geplante, bevonden heeft.
De Zuid-Westlyke hoek van Ceylon
ver-
(b) Dit is zeer zeker en algemeen bekend, des
men te meer zich moet verwonderen , dat door den.
Heer MURRAY, Hoogleeraar te Gottingen, in de
thans nieuwe Veertiende Uitgaave van het Samen-
ftel der Planten van Linneus, de Laurus Casfia
voorgefteld worde Polis angustioribus et obtufio=
r:bus,
v
OVER DE KANEELE 299
verfchaft dit aangenaam Gewas, dat
meest gehaald wordt van omftreeks Ne-
_gumbo, Colombo, Calture , Barber y, Ga-
le en Mature, alle langsheen of digt aan
de Zeekust. De Kaneel, welke zelfs
dit Zuid-westlyk deel dieper in ’t Land
voortbrengt ‚wordt, ‘hoe verder in-
waards, hoe grover, fcherper en meer
bytende op de tong. Deeze geheele
ftreek der Zeekust is digter of dunner
begroeid met Kokosnooten- Boomen,
ee terwyl het Aardryk uit Heijen en Dui-
nen beftaat. Op ’t Ceylonífch noemt
men die Zandheuvels Marendan. Het is
daar algemeen bekend, dat de op Ma-
rendan gegroeide Kaneel de fyníte en
beste zy. Zie hier de Eigenlehappen
derzelve.
1, Zy is wat buigzaam en dun, dikwils
maar weinig dikker dan fchr yfpapier.
2, Wat ligt en geelachtig van kleur,
veeltyds naar ’t bruine trekkende.
3. Zoetachtig, zoodanig dat men ze
“niet fcherp voelt op de tong en zon-
der nafmaak.
Hoe meer de Kaneel van deeze merk-
e teekens afwykt, zoo veel te grover en
_flegter wordt zy geïcht: gelyk
ki Wanneer zy hard en dik is, als een
)
‚ Sweedfch Stuiverftuk, |
/ 2. Zeer
zi
800 €: PS THUNEBE RG
2. Zeer bruin en donker van kleur.
3. Sterk bytende en brandende op de
Tong, met een fimaak naby komende
aan dien der Kruidnagelen , zoo dat
men hem zonder branden niet verdra-
gen kan, en zelfs, door het dikwils
proeven, de Tong als velleloos wordt.
4. Een wrangen, bitteren of flymigen
— nafmaak hebbende.
Zoodanig zyn de foorten van Kaneel,
wanneer die uit de Pakhuizen gehaald
en tot vervoering geforteerd worde: by
welke Commisfie ik, geduurende myn
verblyf op Ceylon, meermaal en op
verfcheide plaatfen „, nevens andere daar
toe gefchikte Perfoonen, tegenwoordig
‚ben geweest. Maar de geenen, die in
de Bosfchen de Kaneelboomen. ter af-
fchilling opzoeken , worden nog andere
foorten van Kaneelboomen gewaar , wier
Loof wel veel overeenkomst met den
echten- heeft, doch die zy zorgvuldig
uitmonfteren. Dit is het werk van de
Kaneelfchillers , in *t CingaleefchSchyja-
lias, en de Kaneel in ’t algemeen Cu-
rundu genaamd. Dit Volk tele de vol-
gende fooften.
1. Rasfe-Curundu of Penni- Carundu:
dat is Zoete of Honig- Kaneel. Zy
is
GVER DE KANEEE 30%
|
isde beste en aangenaamfte. De Boom
heeft groote, breede en dikke Bladen.
2. Nai-Curundu: dat is Slangen-Kaneel.
Zy komt de voorige naast by , doch
is een weinig minder fyn: heeft ook
groote Bladen.
3 ‘Capuru- Curundu , Kamfer -Kaneel-
boom, Deezen vindt men alleenlyk in
’s Konings Landen. Uit den Wortel
wordt Kamfer gedestilleerd.
‚4. Cahatte- Curundu , famentrekkende
„wrange. Kaneel. … Deeze heeft wat klei=
„ner Bladen.
‚De vier hier opgetelde Soorten zyn
louter. verfcheidenheeden van Laurus
Cinnamomum ‚ wordende van de Schillers
enkel door den fimaak onderfcheiden.
Het zyn de eenigfte, die goede Kaneel
uitleveren. De volgende Soorten wor-
den niet gefchild.
5. Saevel-Curundu, flymige Kaneel, die
een lymerigen nafmaak heeft, bykans
„als een Mucilago:, De bast is,week,
‚draadig met verdraaide Vezelen, niet
_ zoo digten vast als die der anderen;
…taay , Jaatende zich lig gtelyk buigen,
„zonder op’ ftaande voet te barften.
“ Het is ook een verfcheidenheid van
L. Cinnamomum.
6 Dawul-Curandt, iede of Plank- ik.
neel;
862 C: B THUNBERG
neel; dus genaamd, om dat de bast
by het draaijen zich niet krult of op-
rolt, maar plat blyftù. Dit is Laurus
Casfia (c).
7. Nica-Curundu, Kaneel met Bladen,
die naar het Loof van Nicacol of /i-
tex Neöundo Zweemen; zynde, haa-
melyk , Lancetvormig of lang en final.
Dit fchynt eene verfcheidenheid te
zyn van Laurus Camphora.
Buiten deeze zeven Soorten , telt men
’er nog drie, welke zich merkelyk van
de echte. Kaneel onderfcheiden. Men
kan ook in den eerften opflag zien, dat
dezelve niet billyk te rekenen zyn tot
de Kaneelboomen. Ik heb daar van maar
de eerfte gezien: de overige zyn zeer
zeldzaam en groeijen flegts in des Ko-
nings gebied.
8. Caturu-Curundut , Doorn - Kaneel.
Deeze is van een geheel ander geflagt
als de Kaneelboom, en de Schors
fmaakt niet het minfte naar Kaneel.
De
(©) Dit fchynt de Boom van de Casfia Lignea
niet te zyn, als welke;-gelyk bekend is, ook op-
geroid voorkomt, en, Zo wylen de Wel Ed: Heer
RADERMACHER my{chrecf, niet op Ceylon ‚ maar
op Malabar groeit, hebbende de Vrugten wat lang-
werpiger; gelyk zyn Wel Ed: my dien Bast gezon-
den heeft, als ook een Wilde Kaneel van Malabar,
den Reuk en Smaak van de gewoone Kaneel naauw=
Jyks hebbende.
Kr edn dd
Ean
OVER DE KANEEL 803
De Bladen gelyken geenszins naar Lau-
rierbladen, en de Takken zyn ge-
doornd, of met fteekels voorzien.
9. Mal- Curundu ‚ Bloemen-Kaneel , (om
dat de Boom altyd bloeit, doch geen
Vrugt geeft).
10. Tompot: -Cúrundu , Drieblad-Kaneel; |
_wââr van de Bladen zich aan de ip
in drieën verdeelen zouden. |
De Käneelboomen, die gefchild wor-
den, zyn tot dus verre grootendeels in
„Bosfehen wild gegroeid, zonder eenige
behandeling „ en groeijen nog alzo: jade
Europeërs hebben geloofd, op de ver-
zekering der Cingalcezen, dat goede
x
Kaneel diie altoos van zelf moest voorts
komen en dat geplante niet echt zou
zyn. Natuurlyk wordt de Boom ge-
zaaid door de Ceylonfe Aakfters, die,
de pitten der rype Besfenloozende, de-
zelve dus hier en daar in de Boslehen
voortplanten. Derhalve vernielde men
die Vogels niet, maar liet ze broeden;
en dit achtte men tot de deugd der Ka-
neel het meeste toe te brengen: Zulk
___vooroordeel heeft geduurd tot omtrent
| den jaare 1770, wanneer de Wiene
FALCK, in ’ klein de proef nam van dei
Kancelboom door korst aan te kwed:
: ; ken.
J
BÓ4 “CrliBE TH VAN IBAEGRIG
ken. De Besfen werden gezaaid; zy
fchooten wel en fchielyk op , maar had-
den het noodlot, van na eenigen tyd
uit te gaan. De oorzaak nafpoorende,
bevondt men, dat de Cingaleezen, die
hun voordeel van het fehillen der Ka-
neel in de Bosfchen trekken, en-het
planten niet gaarn zagen: dewyl de in-
zameling daar door gemaklyker zou
worden; de jonge Boomen by nagt,
heimelyk , met heet water hadden begoo-
ten. Dit bedrog ontdekt zynde, liet
de Gouverneur op nieuws, in de aan-
vang des Jaars 1770, mêer Besfen en
op meer plaatfen, in ’t klein en in %
groot, planten, die voortgekomen zyn
en reeds Kaneel-Oogften hebben uitge-
leverd.
Men fchilt de Kaneel , in de Bosfchen,
op twee verfchillende tyden des jaars.
De groote Oogst duurt van April tot
Augustus 0E kleine van November tot
January toe.
De Kusten van ’t Eiland Ceylon , tof
eene breedte van zes of meer mylen
Landwaards in, behooren volftrekt aan
de Hollandfche Oost-Indifche Kompag-
nie, en worden van haa ren Gouverneur
geregeerd, offchoon het Land door
Cingalcezen bewoond worde; want dee-
Ze
OVER DE KANEEL 305
ze zyn door de Kompagnieë tot onder=
werping gebragt. Het binnenfte, mid-
delfte en bergachtige des Eilands, be-
hoort den Koning van Ceylon, die in
Kandia zyn verblyf houdt, en tegen-
woordig van alle kanten zoodanig inge-
{loten is, daf hy zyne Kaneel ;ook door
fluikhandel , aan vreemde Natiën niet kan
verkoopen.
De Schjalias zoeken ent fchillen de
Kaneel in de Bosfchen op de eigene Lans
den der Kotmpagnie, doch fteelen die
ook fomtyds in °s Konings Landen, en
gaan dikwils tot op-een halve myl van
’s Konings Hofplaats ; maar , ontdekten
gevangen wordende , raaken zy Neus en
Ooren kwvt.
Ieder Diftrikt , in de Landen der Kom-
pagnie, moet jaarlyks zekere veelhéid
van Kaneel gefchild leveren. Over ze-
ker getal van Schillers zyn Ceylonfche
Overlieden gefteld, die het opzigt heb-
_ ben over dezelven en over de Kaneel,hun
wegens geringe misdryven ook ftraffen-
de.” Over alle te famen is wederom een
Buropeefci- Hoofdman, «genaamd het
Hoofd der Mahabaddi , of dikwils; inde
_ gemeene fpraak ;« Kaneel Kapitein; die
alle Kaneel an en BAE Kompag-
Vv Ki
xii peur RE. dl PL Si nie
306 CirP:-T HUNBE RG
nie daar voor in ftaat, ftraf oefenende
over zwaare-misdaaden.
Het (chillen. der. Kameelboomen wordt
op de volgende manier verrigt.
r. Men zoekt, naar aanwy zins der Bla-
den of andere hester men goede-
Kaneelboomen uit, waar van de Take
ken, welke drie Jaar-oud zyn, met:
een gewoon krom Snoeimes worden,
afgefneeden.
oe. Vandeafgefneeden Takken wordt het
buitenfte huidje afgefchaafd met een
ander Mes , dat-aan deeene zyde ver-
heven, en aan de andere hol rondis,
hebbende eene wederzyds fcherpe
punt. …
3. Na het affchaaven worden de Tak-
ken, -miet-de punt van't Mes, over-
langs opgefplieeten , en de Schors daar-
van allengs-met-de verhevene fcherp-,
te van het Mes los gemaakt, tot dat
men die-geheel en al daar af kan haalen,
4. Men verzamelt de afgefchilde Schors;
fteekt: verfcheide kleine pypjes daar.
van inde, grootere; fpreidt ze uit om
te droogen; als-wanneer zy zich van
zelf oprollen „en bindt ze eindelyk aan
Bondels.,-om ze te vervoeren.
Deeze ‘bereidingen zyn. onder ver-
fcheide Luiden verdeeld. De Schillers
le-
ek.
ES
Lr rl ee
OVER DE KANEEL 307
„leveren als dan de Kaneel in de Pakhui-
zen der Kompagnie, welke ’er op ver-
fcheide plaatten zyn; wordende dezel-
ve derwaards gedragen, of, zoo ‘er Ris
vieren zyn, te Water gevoerd. leder
bondel is met drie dunne Rotting-Riet-
Jes omwonden, en weegt ongevaar der-
tig pond. In de Pakhuizen legt men ze
„op-hoopen „ van ieder Diftrict afzonder-
Wk, en bedektze met Bastmatten.
Tegen den tyd, wanneer-de Scheper
naar. Europa vertrekken zullen , dat ge-
meenlyk in November en January ge-
fchiedt , doet de Hollandfche Hoofdman
„eene Beize naar alle die Pakhuizen , om
de Kaneel, tot verzending, af te wee-
genen in te pakken. Hier by zyn de
Door. of Chirurgyn der Plaats alleen,
of met hem tevens de Scheeps-Chirur-
gynstegenwoordig, om ieder Bondel te
proeven; voor wiens deugd zy vervol-
Bens moeten inftaan (7).
„Jeder -Bondel wordt omtrent twee El
rd lang gemaakt.en op 85 Pond afge:
«Woogens hoewel men ‚het maar. voor 80
„Pond aantekent; dewyl 5 Ponden door
het uitdroogen verlooren gaan. Met ban-
Va den
@ De, beste of fynfie , Kaneel komt van Pune
_ Gale, daar aan volgt die van’ Barbery, dän "dié van
Mature, cn “cindelyk die van Colombo,
BOB ce PT RUN BDE RG
den wel omwonden, wordt dan de Kae
neelbondel in twee Zakken om elkan-
der vastgenaaid en getekend met het
gewigt en den naam der Plaats , waar men
ze afgewoogen en ingepakt heeft. Die
zakken zyn niet van Zeildoek of Lin-
nen , maar van het zoogenaamde Gonje „
waar door de Kaneel, geduurende de
overvaart, voor befchadiging beveiligd
„wordt (e).
Uit die Pakhuizen worden deeze Ka-
neelzakken op de Schepen gebragt, en
na dat zy, gelyk andere Waaren , ingela-
den zyn, ftrooit men losjes zwarte Pe-
per daar over, om de tusfchenruimten
op te vullen. Door de droogte en hitte
van de Peper wordt de vogtigheid der
Kaneel , geduurende de Reize , zoodanig
opgeflurpt, dat dezelve niet alleen goed
blyft, maar nog aanmerkelyk verbeterd
wordt.
Kaneel - Plantagien zyn 'er, na de ge-
dachte Proefneemingen , door het beleid
van den Gouverneur FALCK, op ver-
fcheide Plaatfen aangelégd, daar men
duizenden van Boomen in Zandgrond,
wel-
(€) Deeze Bondels, Furdeelen genaamd, meer
„dan een voet dik, komen dikwils nog boven-
dien, met een dunne Lederachtige huid omkleed ,
Over.
OVER DE KANEEL. 30q
welke de dienftigfte-is voor de Kaneel,
heeft aangeplant. By S/uwpaka, dat aan
de Grenzen tusfchen ’s Konings en der
Compagnie Landen is.gelegen, bevindt
zich een zeer groote Kaneeltuin,waar uit,
in't jaar 1778, reeds driemaal Kaneel ge-
fchild was en naar Europagezonden. By
Pasf', een Lustplaats van den Gouver-
neur, niet ver van Colombo, als ook
voor die Vesting en Stad , voorts by Cali-
toer en Mature, heb ik zelf aanzienly-
ke Kaneel-Plantagiën bezigtigd , die voor
twee, drie of vier Jaaren , waren aange-
legd,
Het is oneindig dienftiger voor de
Hollandfche Kompagnie, haare Kaneel
dus uit een geplante Tuin te doen haa-
len, dan die door de Cingaleezen wyd
en Zyd in de Bosfchen te laaten opzoe-
ken. Bovendien is deeze Droogery in
de Bosfchen niet meer zoo overvloedig
als voorheen: ten deele, alzoo de Lan-
deryên, welke de beste Kaneel gaven,
tot andere gebruiken zyn befteed; ten
deele, om dat de Kaneelboomen in de
Wildernisfen niet gehavend werden.
Van de geplante Kaneel werden, in
…tjaar 1775, eenige Bondels ter proeve
naar, Europa gezonden ; doch deeze had-
den den vereisfchten fmaak niet, hoe-
Bs MIL adinedn wel-
310 Ge PS TE UNNEER G
wel zy by de proeving op Ceylon fyn en
goed bevonden waren. Derhalven wer-
den vyf bondels weder terug gezonden ,
welke, in ’t Jaar 1777 op Ceylon aan-
komende, van my en anderen , Ampts-
wege, onderzogt en geproeft werden.
Wy bevonden, dat zy een genoegzaam
fynen en aangenaamen reuk hadden,
doch zeer weinig en bykans geenen Ka-
neelfmaak. Buiten twyffel hadden zy
den Smaak op de reis verlooten, doch
de oorzaak daar van kan ik met zeker-
heid niet opgeeven. Vermoedelvk be=
ftondt dezelve daar in, dat de Olie in
dezelven te vlug, en in de jonge Tak-
ken niet genoegzaam geconcentreerd zy
geweest; alzoo de Stammen maar drie
Jaaren oud waren. Men fchilt wel al-
toos driejaarige Takken, doch de Wor-
tel en Stam moeten ouder zyn. By
het inpakken en overzenden waren ook
fouten begaan, die tot het verlies van
den Smaak veel, zoo niet alles, kun-
nen toegebracht hebben : want men hadt
" deeze bondels in enkelde Zakken ge-
pakt, en dezelven ín de Kajuit gelegd,
niet in twee Zakken, tusfchen Peper,
Van die zelfde Kaneel waren in % jaar
1776 zeven en veertig Bondels naar het
Vaderland gezonden, en even zoo veel
ì in
DOVER DE KANEEL. Sit
in ’t volgende Jaar, waar uit nu blyken
moet, in hoe verre het Kaneelplanten,
op Ceylon, het planten der Muskaat-
nooten en Kruidnagelen op Amboina
en Banda kan evenaaren(f).
Kaneel-Olie , die de kostbaarfte en uit-
muntendfte is van alle Olieteiten , wordt
op Ceylon gedestilleerd van de by het
inpakken af breekende en afvallende ftuk-
ken. Deezen afval doet men in groote
vaten, en giet 'er zoo veel water op,
dat alles wel bedekt is. - Dus laat men
het, in verfcheide vaten, wel zes of
agt dagen ‘weeken. In ieder vat zyn
gemeenlyk ‘honderd Ponden afval van
Kaneel. Vervolgens wordt het in een
koperen Destilleerketel overgehaald, met
zagt vuur; waar door men een menigte
Kaneelwater bekomt; dat byna zoo wit
is als melk, met de daarop dryvende
Olie. Twee Kommisfarisfen of Leden
van den Juftitie-Raad behooren ‘er ge-
duurende “den geheelen tyd der Destil-
latie, die wel een etmaäl duurt, beur-
telings by tegenwoordig te zyn , doch zy
koomen doorgaans eerst, wanneer de
Olie van het Water zal afgefcheiden wor-
NE 4 den,
(Ff) Gedagte Kaneel der Plantagiën op Ceylon,
hoewel goed van fimaak, is tot heden alhier nog
miet 200 fyn en geurig als de andere bevonden,
$12 C: P: THUNBERG OVER DE KANEEL,
den, die men dan in een flefch doet;
welke de Kommisfarisfen verzegelen,
zoo wel als de kist, daar men die fles-
{chen influit.
Ik gaf my veel moeite, om te ont-
dekken, hoe veel Olie van honderd
Pond afval kwame , doch te vergeefs : ‘tis
des Apotheekers belang niet, zulks be-
kend te maaken; maar ’t is zeker dat de
Kaneel, in vergelyking met andere Spe-
ceryén, zeer weinig Olie uitlevere,
Hierom worden zelden goede Kaneel-
ítokken tot de Destillatie gebruikt, en
in Holland koopt men liever van de
Ceylonfche , die op dat Eiland zelf om-
trent tien Ryksdaalders, en in Holland
dertig of veertig Guldens de Once geldt,
De Kaneel-bladen ruiken fterk naar
Kruidnagelen , de wortels volkomen als
Sasfafras,
BI VIIID
Bef
&
tol sd
VER-
|
315
VERHANDELING
OVER |
GODS GOEDHEID,
IN DE BEPAALING OMTRENT DEN
an: Ore)
“DER MEESTE
EA Lorena RoorddeolNg
HENDRIK VAN DEN HESPEL,
Predikant te West - Zouburg.
IE DIE
ls wy eenigen tyd onze aandacht op
| het ryk der Dieren, welken wy
op en in onze aarde, in de lucht en wa-
__ teren, ontmoeten, vestigen, dan wor-
den wy aanftonds overtuigd, dat elk
zoort, tot een zeker tydperk van lee-
ven, kleine uitzonderingen „ welke ’er
in de gantfche natuur altoos plaats heb-
ben, voorby gezien , bepaald zy._—
| V 5 | De
\
3i4 Hi: VAN DEN HESPEL OVER
De loopkringen hunner leevens verfchil-
len wel zeer naar de eindens, waar toe
zy verordend zyn: zoo dat fommige
verfcheidene jaaren , andere alleen eeni-
ge maanden , of weeken leeven; terwyl
wederom andere zoorten in weinige da-
gen, ja zommige in korte uuren zeif
hunne loopbaanen hebben ten einde ge-
bragt. Doch hoe dit ook weezen mag,
ieder zoort, iederSchepfel, gelyk eene
naauwkeurige befchouwing leert, be-
äntwoordt echter hier door, en hier
door alleen, volkomen aan die eindens,
waar toe het, op het toneel van dit lee-
ven, verfchynt.
Dezelve opmerking brengt tevens
voor onzen geest eene vertooning , wel-
ke by de éerfte befchouwing zeer ake=
lig is: hoe gaaamlyk milliöenen dier Schep-
felen hun leeven, op eene wreede wy-
ze, fchynen te eindigen, ais die door
hunne medefchepfelen, in hunne rust
en genoegens verftoord, aangerand , on-
verwagts gedood en verteerd worden;
terwyl deezen ook , doer anderen, het
zelve lot treft; en de laatfte ook op
hunne beurt wederom door anderen
verflonden worden: eene noodlottige
gebeurtenis, welke byna het gantfche
Dierenryk, zoo-dra ze min of meer aan
hun-
_ ‘DEN DOOD DER DIEREN. S15
hunne eindens beiintwoord hebben , ver-
nielt; eene gebeurtenis, die wy telkens
door voorbeelden van allerlei aart , wel-
ken in een dag, in een uur, in een oo«
genblik, dit lot ondergaan, kunnen be-
vestigd zien.
Niemand kan twyffelen , of deeze flag:
ting is door God zelven verordend:
„deeze alle immers zyn door Hem tot een
onderling voedfel bereid; want veele
moeten daar door alleen leeven; ‘groei-
jen, vermeenigvuldigen; duizende Vo-
gelen, kruipende Dieren, Visfen zyn
daar toe ook als opzettelyk ingericht:
hunne bekken, hunne maagen; hunne
vlugheid, driften, behendigheden, zyn
hun als zoo veele middelen gefchonken,
om hunne medefchepfelen ‘tot voedfel
te erlangen.
Is dit zoo gelyk dit is, da prent aat
hier uit by zommigen eene gewigtige be-
denking: daar dani (zegt men) deeze
nuttige Schepfels , hierdoor gefnarteld ,
gepynigd worden, en zoo {imertelyk
_omkoomen; eene zaak waar van zy zelfs
den grootften af keer betoonen, en waar
tegen Zy, als tegen iets onnatüurlyk,
met al hunne kt? agten fchynen te ftry-
den: is dit dan niet hard? Niet wreed?
Is ae niet kiten „Waren zy aan
| Ze-:
316| Ht VAN DEN HESPEL OVER
zedelyke wetten verbonden; en konden
zy befchouwd worden als fchuldigen ,
die deezen pynlyken dood regtmaatig
ondergingen , ‘er was eenige fchyn voor
die wreede handelwys: maar kan het in
gezonde harsfenen opkoomen, dat die
Dieren hunnen Maaker vertoornd heb-
ben? Kan God (vraagt men) dan goed
zyn, en alles.zoo bepaalen, doen wer-
ken en beftieren, dat deeze onfchuldige
flagtoffers zoo ellendig het leeven ein-
digen ?
Dit begrip heeft den geest van veele
wysgeeren van ouds zeer vermoeid: zom-
mige meenden, dat dit met Gods deugs
den volftreke niet over een ve brengen
Zy 5 andere hebben allerleie ftelzels uits
gedacht ‚, om dit met dezelwe te plooijen ,
waar door zommige zelfs tot de groot
fte ongerymtheden vervallen zyn: die
de gefchiedenis der wysbegeerte believe
op te flaan, zal zig moeten verwonde=
ren, over de verfchillende bedenkin-
gen, omtrent dit verfchynfel. Wy mers
ken dit alleen aan, om te doen zien,
hoe noodzaakelyk en nuttig het is, dat
dit gewigtig ftuk eens opzettelyk be-
fchouwd worde. Dit is ons doel in dee-
ze Verhandeling: wy zullen ’er, tegen
die verkeerde bedenkingen, ten duide:
lyke
“DEN DOOD DER DIEREN: â17
Iykften in zoeken te betoogen , dat Gods
bepaaling , omtrent den dood der Dieren,
een onwraakbaar bewys voor- Zy negoed®
heid oplevere; en dat het ’er zoo ver
van af zy, dat dit beste Weezen hier
door als onregtvaardig , wreed of onbarm.
hartig zou voorkoomen, dat het in te-
gendeel door die bepaaling, door die
werking en beftiering , de-zichtbaarfte
blyken van die beminnelyke deugd aller-
wegen duidelyk ten toon fpreidt.
Ordershalve zullen wy eerst doen zien ,
“dat ’er in die bepaaling blyken van Gods
goedheid voor het algemeen welzyn
plaats hebbe; dan dat de Dieren zelve,
in en door deezen hunnen dood, die
goedheid te beurt valle.
Zullen wy het eerfte in het noodige
licht plaatfen, het zal vooraf dienttie
Zyn, in een kort beftek, de orde, in
welke alle dingen deezer aarde, byzon-
der de Dieren op haar geplaatst, moe-
ten vöorkoomen en waarlyk voorkoo-
men, af te teekenen. Wy moeten ten
dien. einde de zaak wat hooger ophaa-
‘len, en de aandacht vestigen op de: na-
“tuur van het Opperweezen. . Dit Wees
“zen aller Weezens , de eenige oorfprong
van ’% gantfch Heeläl, heeft de Wereld
Elen voortgebragt, op dat die aanzyne
vers
818 Hi -VAN DEN-HESPEL OVER
verhevene oogmerken volkomen zou
beäntwoerden: Zyne oneindige Wys-
heid avertuist ons hier van ten vollen.
Het eerfte‘ deezer oogmerken is , buiten
infpraa'k ‚dte opluistering zyner deugden;
het andere, op dat die, door redelyke
weezetis „in zyn werk zouden erkend,
bewoit.derd; en geëerbiedigd worden;
en daâ rzulks, volgens zyn beftek , moet
plaats’ hebben , niet alleen als deeze Wee-
zens zzich zelven en anderen van hunne
zoort befchouwen; maar ook dan, als
Zy Of » redenlooze en leevenlooze Schep-
zele naauwkeurig acht geeven , ZOO vor-
derd: en die oogmerken, dat zy daartoe
voot zien waren van zulke hoedanighe-
den , gefteldheden of cigenfchappen,
waa r-door’ zy kier aan konden beänt-
wor orden5 hier by ‘bragt Gods hoogfte
Go edheid mede, dat Hy alle die Schep-
zel en, ook van zoo veele en zoo groo-.
te blykvenvan zyne liefde deelgenooten
de ed zrvn ; als zyne hoogfte oogmerken ,
hunne-natuurên , en de beste zamen-
hing; waêr in zy geplaatst werden „kon-
den ‘dulden;— en dit laatfte is zoo
waarag tig, dat Hy anderfins de hoogfte
goedheid nooit, wezen konde: nooit
kan Eäy “behaagen fcheppen in iets ‚dat
geheel «of voor: een; gedeelte van. die
na-
DEN DOOD DER DIEREN. 818
“_patyur verfchilt; nooit kan Hy zelf ans
ders, op eene volmaakte wyze, er
omtrent werkzaam begrepen worden:
Wanneer wy-eindelyk Gods oneindige-
Wysheid, zonder welke Hy ook nimmer
iecs doet, of ergens omtrent verkeert of
verkeeren kan, in de benaaling, fchep-
Ping en beftiering deezer Schepfelen in
aanmerking, neemen, in zoo ver Hy
doorde beste ‚nuttigfte en kortfte we-
gen hen het een en ander doetgenieten:
dan volgen uit al het getelde, deeze
vier gewigtige Waarheden: „dar alle de
_Schepzelens in eene gelukkige gefteld.
heid moeten verkeeren;— dat hunne ge-
darcheden moeten. verfcheiden zyn, om
te beter aan. Gods oogmerken te kun-
… nen beäntwoorden;— dat die verfchei-
‚denheid zelfs, volgens Gods, oneindige
Wysheid, op alle mogelyke wyzen, er
onder moet plaats. hebben s— en ciù-
delyk, dat ’er in die verfcheidenheid,
orde en overeenfteimming tot die verhe=,
“vene eindens moet gevonden worden,
_ Als wy-nu, het geen wy»-uit het van
Vooren. (a priori) beredeneerde, tot ons
oogmerk hebben afgeleid, «opeen zeer
gering gedeelte, der Wereld.‚-onze aar-
de „toepasfelyk. maaken, „dan. moeten
buiten twyffel. de vier. voorgeftelde zaa-
…N = ken
mâ
80Ó H: VAN DEN HESPEL OVER
kens; in het Dierenryk gevonden wots
den: want daar zy voortvloeijen uit
Gods deugden, moeten zy niet alleen
in een groot gedeelte; maar zelfs in het
allerminfte van dit heelal plaats hebben.
Dat zulks zoo is, bevestigt ook de on-
dervinding.
1. Alle Dieren verkeeren by ons in cené
en het is-door deeze geäartheid , dat’
gelukkige gefteldheid :—— onze aarde
befchóuwd in haare betrekking tot an=
dere Werelddeelen, is doôr haaren
afftand van de Zon, Maan en Star-
ren 5 door haar licht, warmte, be-
weging; door de vloeiftof, welke |
haar omringt; door haate vruchtbaar-
heid enz. eene gefchikte verblyfplaats
voor alle dieren: alle vinden zy, op
en omtrent haar, alles, wat tot hun
onderhoud noodig is, zoo-dat zy in
een vollen overvloed leeven en al-
les genieten; daar hunne geneigthe-
den naar uitgaan.
In alle Dieren ontdekt men ook de’
grootfte verfcheidenheid: fehoon alle
in het byzonder verfchillen en ver-
fchillen moeten, zoo oog ik hier al-
leen op de verfcheidenheid der zoor-
ten, welke onze natuurkundige Zad-
menftelzels en Kabinetten onsleeren 3’
“DEN DOOD DER DIEREN. 82i
bile niet gefchikt zyn voor dezelv-
‚deluchtsgefteldheid , uitwaafemingen,
_ dezelvde graad van warmte , het zelv-
„de voedfel: want buiten dat geerie,
waar naar hunne geneigtheden uitgaan ,
kunnen zy nooit regt gezond Zyn,
tieren en behoorlyk voort teelen , maar
kwynen en fterven; trouwens hun
innerlyk geftel, hun maag, hun trek,
hun fimaak vorderen ook iets byzon-
„ders — Het is ook aan die geäiart-
heid, waar aan hun goede Schepper
zeer wys heeft believen te beäntwoor-
den, door hen te plaatfen , in of op
zulke gedeeltens der aarde, die door
hunne le gging omtrent de poolen , ‘tzy
nader ‘tzy verder , aan of van dezelvens
die door hunne luchtsgefteldheid enz,
hun nuttige wooningen konden zyn, en
waar door de noodzaakelykheden , om,
ste leeven , hun verzorgd wierden.
doer die gefteldheid der Dieren en
we aarde , als voor malkanderen gefcha-
„pen , is alles vervuld, en bewoond, zoo
dat ‘er geene plaats op deezen gurt-
fehen aardbol te vinden is : welke niet
‚met veelerleye zoorten van Dieren
milt, en dit veroorzaakt, dat de
verfcheidenheid onder hen ‘oneindig
‚ groot ZY ik -
| sc \EKIIDEEL Mi 3. Ook
en
\
429 H: VAN DEN HESPEL OVER
3. Ook vindt men; dat die zelvde verz
fcheidenheid onder hen, op alle mo-
gelyke wyzen , plaats hebbel—- Eene
naauwkeurige befchouwing-overtuist
ons hier van ten vollen: nooit heeft
iemand aangetoond , dat ze door eene
zoort of dier kan vergroot worden;
dit zal ook nooit kunnen gefchieden:
het geen wy ‘er van kennen, doet ons
in verwondering opgetoogen ftaan ;
hoe ’er zulk eene verbaazende ver-
fcheidenheid in zekere omtrekken ;
of bepaalde groottens kan plaats heb-
ben: de befchouwing der geringfte
dieren, zoo ver het ons mogelyk is,
doet zelfs de verbaazing ten top fty-
gen. Niemand kan hier van in deeze
eeuw onkundig zyn, ik behoef dital-- ©
leen aan te ftippen. :
Ei
!
eden
A. De orde en overeenftemming tot Gods
verhevene eindens , welke Bet in al-
lensgevonden worden, bevestigen on-
ze voorigeftelling volkonren: wy zien
immers op en in deeze aarde, in de
wateren, alles door zyfie hand zòo
gefchikt, dat wy gedwongen worden ,
om op te merken, eenen fchakel van
dieren, welke hier voortloopt tot den
“ menfch; daar eindigt in het ryk der
„planten of leevenlooze Schepfelen :
res een
k
ki
S
DEN DOOD DER DIEREN. 333
«een fchakel , waar wy de minfte on-
l evenredigheid, of gaaping, of fprong
in ontdekken kunnen, maar eene düi-
delyken overgang van. het volmaak-
te tot het. meer volmaakte; of aan
„de andere zyde, tot: het: nrindere
„volmaakte: een overgang zoo juist,
Zoo zagt, zoo ongevoelig; een over-
ang, die onze verbaazing werkzaam
houdt, en ons zoo best eenige fcha-
„duw leert opmerken van die oneindi-
‘ge verfcheidenheid, waar van wy te
„vooren (praken— En wie (vergun
my, dat ik ‘er dit vanter zyde byvoe-
ge); wie durft {taande houden, dat :
„wy dien fchakel volmaakt kennen?
Daar 'er nog geduurige ontdekkingen
„gefchieden, welke de door onste voo-
ten onopgemerkte gapingen vervul-
„len —- En wat zullen onze nageflach-
ten noch niet opmerken ?2—- Doch
op dat de bekoorlykheid deezer zaak
heS
3 ons niet afleide, neemen wy liever de
hand van het papier.
- Denkt een opmerkzaam tecant waar
e al het bygebragte: daar het: O0g-
T rk'is, een betoog van Gods goedheid
vet
Omtrent zyne bepaaling in den dood der
Dieren 2 Doch dit alles was onvermyde-
oe om daar door tegen te gaan , diege
| X 2 wig.
324 Hi VAN DEN HESPEL OVER
wigtige bedenking door welke veelen
Gods onveranderlyke deugden en zyn al-
lerheerlykst werk poogen te ontluisteren,
en welk ons zelfs by de befchouwing
deezer zaak geduurig voor den geest
koomt3 zeis: zou God dan geene ande-
re bepaaling en fchikking omtrent het
Dierenryk hebben kunnen verordenen ?
Al het bygebragte , vertrouwen wy , leert
onweerfpreekbaar , uit aanmerking van
Gods deugden; en van de altervoortref-
felykfte en onverbeterlyke fchikking der
Dieren, op deeze aarde, dat dit vol-
ftrekt onmogelyk zy3 doch dit ís het
noch al niet, wy moesten al het, tot dus
ver bygebragte , ook noodzaakelyk voor-
ftellen: om dat dit, naar ons inzien, al-
leen gegronde bewyzen aan de hand
geevt, ter bevestiging „ dat Gods bepaa-
ling, omtrent den dood der Dieren , zyne
goedheid omtrent het algemeen welzyn
betooge. Bevestigen wy zulks in be-
trekking van eenige Dieren, en van ’£
Menfchelyk geflacht.
In betrekking van het Dierenryk,
moeten wy , klaarheidshalven , met eer
woord herkaalen, dat Gods goedheid
haar in het zelve, in die omftandighe-
den , waar in de Dieren geplaatst zyn , zoo’
ver. uitftrekke, als het immer mogelyk,
is 5
«
— DEN DOOD DER DIEREN. 325
iss en wel tot iedere zoort van hun , tot
ieder dier zelfs; en zulks alles, nietals
op eene verftandige wyze , overeenkom-
ftig zyne verhevene eindens—- En het
zyn deeze gewigtige en beweezene rege-
len, welke wy ons hier geftadig voor
de aandacht moeten houden. Deeze
leeren ons, 1. dat, na dat de Heer alle
leevende Dieren , volgens zyne oogmer-
ken en hunne vatbaarheid, eenige goed-
heid betoond hebbe, zy dan ook allenks-
kens noodwendig moeten fterven, zal
Hy ook goedheid aan hunne nageflach-
ten, ook naar deezer ‘hunner vatbaar-
heid, en tot die zelvde eindens , kunnen
fchenken: want deed Hy de eerfte in
leeven blyven, verder vermeenigvuldi-
gen, of niet vermeenigvuldigen; de’aar-
de, de zeën, de lucht, hoe uitgebreid
ook, zouden ze niet kunnen bevatten ;
behalven dat zy, om hunne innerlyke
geftellen, zoo hier al gelegenheid toe
was, aan alle plaatfen niet zouden kun-
nen verkeeren, ook was 'er dan voor
deeze alle geen genoegzaam voedfel:
en zoo kon het Opperweezen, naar het
beftek deezer aarde, geen genoegzaa-
me goedheid aan de jongere geflachten
betoonen; de ouden zouden het deezen
ook zeer lastig maaken; en ‘er kon niet
X 3 _an-
926 HH: VAN DEN HESPEL OVER
anders dan verwarring, Ondergang, ver-
derf uit ontftaan : is dan de ondergang van
de eerfte voor de laatften, geen blyk
van de grootfíte goedheid ?
2. Dat ‘er veele Dieren in de driery-
ken zyn, die alleen door het bloed,
vleefch of andere deelen hunner mede-
fchepfelen, of door allen deezen ge-
voed worden, is allen bekend: een
voedfel, dat wy te vooren aanmerkten ,
dat Zy, om hunne natuurlyke gefteld=
heden, volftrekt niet kunnen misfen,
zullen zy niet van honger fterven , nim-
mer voortteelen. Is het nu geen goed-
heid, dat hun Heer den ondergang van
veelen , welke ’er toch volgens zyne be-
paaling moest plaats hebben, daar toe
gefchikt heeft? Is het nietoneindig wys ,
dat Hy, door dit eenvoudig middel;
deezen de kennelykfte blyken zyner al:
genoegzaamheid en zorg fchenkt.— Het
is waar, men kan hier denken, indfen
de Schepper der Natuur hunne lighaa-
men zoo gefchapen hadt, dat ze tot .
hun” onderhoud atleen kruiden, plan-
ten, wortels , vruchten noodig hadden,
dan. behoefden de eerften niet te fter-
ven? Doch dan zou volgen. ofdat onze
garde, even als in ’t voorige geval , geen
genoegzaamen. voorraat vant fpyzen khing
Pen \ un
EC Si
DEN DOOD DER DIEREN. 927
hun konde uitleeveren, en zy dus van
honger zoude moetenfterven. Dieicts
van de ontallyke meenigte der Dieren
kent, en hoe veele milliöenen van de-
zelve alleen door bloed, vleefch enz.
van hunne mededieren gevoed worden É
ziet hier niet een ontebovenkoomelyke
Zwaarigheid ; of ‘er zou volgen ; dat’er
zommige zoorten dan geheel wierden uit-
geroeid: doch wie merkt niet, dat in ’t
eerfte geval, de Heer niet alleen zou
ophouden van voor deezen goed re Zyù;
maar veel eer als wreed voorkoomen;
en in 't laatfte geval, dat dan ook zyne
goedheid „ zorg, werkzaamheid haar tot
een minder aantal zou bepaalen; en Hy
kon zoo de grootfte trap van liefde nooit
betoonen: Hy was zich zelven ongelyk à
en zoude zich dus verloochenen.
__3. Indien eindelyk in een derde geval
eenige zoorten, die op andere aafen,
niet weder de flagtoffers wierden van
eene derde zoort, voor welken Zy ook
‚tot voedfel zyn, wat zou het gevolg
_ weezen? Dat zy zelven; en; door de
_ voortteeling, cok hun geflagt eindelyk
alle die zoorten, welken hun aas Zyn,
geheel zouden verdelgen, waar door
deeze laatfte zouden ophouden voor-
Werpen van Gods goedheid te-zyn.—
afd X 5 e En
ze *
328 H: VAN DEN HESPEL OVER
En maaken:wy dit toepasfelyk op de
onderlinge verdelging, waar toe het
wordt aangevoerd: wie bewondert niet
de Goddelyke fchikking , die hier door
zyne liefde zoo aan milliöenen betoont,
de wéreld volmaakt doet blyven, alles
in eene verrukkelyke órde houdt, die
duizende kwaädén door de eenvoudig-
fte wegen voorkoomt.
Doch hier van zal noch iets nader
gezegd worden, by de befchouwing van
Geds goedheid, in het dooden der dieren:
in betrekking dan van het menfchdom ,
hier toe zal het volgende genoeg zyn.
Als wy ons, volgens onze voorige af=
teekeningen, erinneren, hoe de Heer
het Dierenryk heeft voortgebragt, be-
{tiert en voedt, ter opluistering zyner
volmaaktheden , door redenmagtige wee:
zehss— en wy voegen ‘er by, hoe
zulks volgens zyn doel niet alleen moet
plaats hebben , omtrent het gantfche ryk ,
maar ook omtrent ieder zoort, ieder
fchepfel in het byzonder, en wel zoo,
dat derzelver overeenftemming, ver-
{chil, orde, ons den heerlykften fcha-
kel, waar van wy te vooren fpraken,
voor de aandacht brengt: om zoo in
alle deezen zyne Almagt, Wiysheid,
Grootheid, Goedheid te doen aanbid-
den,
À d
DEN DOOD DER DIEREN. 32Q
den, verheffen. Indien nu zommige
zoorten al te zeer vermenigvuldigd wa-
ren; zoo deeze daar door aan allerlei
gebrek waren bloot gefteld, anderen
kwelden, verdreeven , onzichtbaar maak-
ten, of geheel verdelgden: hoe zou dit
Gogmerk niet verydeld zyn ? Hoe flaauw
zouden Gods deugden uitblinken? Ja
zyne Heerlykheid zou dan door de ver-
warring,ongemakken,fmerten, gebreken,
„welke daar noodwendige alle uit moes+-
ten voortvloeijen, geheel verdonkerd
worden. - Daar nu de erkentenis van
Gods deugden , de aanbidding , de verhef-
fing derzelve het grootfte genoegen is,het
welk het menfchdom fmaaken kan: wat
is zyne goedheid dan niet onbezef baar
groot, dat hy den ondergang der Die-
ren ‘zoo aanhoudend wys beftiere, dat
wy geduurig die verrukkelyke aandoe-
ningen, in de befchouwinge zyner wer-
‚ken, kunnen fmaaken…—— Doch dit is
het noch al niet, het is dezelvde goe-
dertierene bepaaling, welke ook zeer
veel invloed heeft op een gelukkig lee-
ven in deeze wereld.
mrDe te groote hoeveelheid der Die-
ven, welke ter zonder eenen geduurigen
Ondergang, zoo als te vooren bleck,
ontftaan moet, kan niet anders, als ten
NB ui-
330 * Hi VAN DEN HESPEL OVER
uiterften fchadelyk zyn voor het menfch-
dom: een enkele zoort al te zeer ver-
meenigvuldigd, is een geduchte plaag,
tot verderf en tot ondergang van het geen
de goede Voorzienigheid. anderzints
het menfchdom zoo gunftig toefchikt:
de bekende aanvallen der muizen; wor-
men , zwarte vliegen, die ons zoo dike
werf plaagen, bevestigen dit; dit blykt
ook uit zommige gedeeltens van Ameri-
ca, waar in, na een aanhoudende re-
gen, zulk een verbaazend aaïtalvan In-
feéten- Ontftaat , dat door hunne verflin-
ding en kwelling de bewooners verarmd ,
en hun leeven ondraaglyk gemaakt wordt;
en had-de goede Voorzienigheid daar
geen aantal Vogels gereed, die deezen
verflinden: hoe fchroomelyk zouden de
verdere gevolgen zyn? Valt ons die
zelvde goedheid niet te beurt, door on-
ze Oyevaars, Zwaluwen en Rygers , als
zommige Sprinkhaanea, Kikvorsfen en
andere. diertjes ons te veel kwellen? Ja
behoeft men wel iets meer vande groote
fchadelykheid der- dieren, als ze al te
veel vermenigvuldigen , by te brengen ,
en zoo de oneindige goedheid Gods te
betoogen, als die zulks door hunnen
dood tegengaat :.wanneer men maar even
het oog vestigt, op de verfchrikkelyke
plaa-
|
|
|
DEN DOOR DER DIEREN. 331
‚plaagen , welken den ZEgyptenaaren trof- -
fen, toen zy de kinderen Ifraëls weiger-
“den te laaten trekken. Wie, die zich
een regt denkbeeld vormt van-de elen-
de, jammer, benaauwtheid ‚ welke hier
door dat volk trof, moet niet-met oût-
roering aan eene al te groote vermenig-
vuldiging van zommige Dieren denken;
en den oneindigen Beftierer van alles
erpítig verheffen „in zyne onbegrypely-
ke goedheid, die ter voorkooming van
die alles vernielende plaagen,. den dood
der Dieren zoo wys bepaald heeft ?
Moet de te groote vermeenigvuldi-
ging van zommige Dieren, zoo als wy
te vooren zeiden, den ondergang van
dere zoorten „ noodwendig tot zyn
gevolg hebben; ten minften in die plaat-
‘fen daar de eerften ‘te veel vermeenig-
vuldigd zyn: dit fchynt veelen , by het
eerfte inzien, van weinig belang; doch —
dit vooronderftelt in hun ook een die-
pe enkunde, in de wigtige eindoogmer-
ken van alle zoorten , en waar toe die aan
verfchiltende plaatfen opzettelyk gefteld
zyn: waarlyk het is te bedroeven, dat
men in de kennisfe van het nuttige der
‘Dieren „ noch zoo weinig ervaaren is.
Waarom is dit aan alle Academien geen
byzondere tak: van onderwys ? „Was men
CNN > MNN
332 H: VAN DEN HESPEL OVER
hier in bedreeven, men zou duidelyk
zien, van welk eene aller gewigtigfte aan-
gelegenheid het zou zyn , een eenig zoort
te misfen , om dat het, om Gods wysheid,
die in alles het nuttige ook bedoelt, een
vaste regel is , dat’er geen enkele zoort,
zonder de ongelukkigfte gevolgen, om
hier andere eindens te verzwygen , kan
ontbeerd worden — Blykt zulks ook
niet ten duidelykften uit de ondervin-
ding? In zekere Colonie van America,
meende men zich meesterlyk te heb-
ben gekweeten, als men een zoort van
Kraafjen daar geheel vernielde: om dat
men dacht, dat zy hunne erweten op-
aaten : daar zy niet aasden, als op wor-
men of rupsen, die hun dit nadeel al-
leen toebragten; en’men had, door
deezen dwaazen ftap, in dat jaar een
zeer geringen Oogst. Dachten die zelv-
de Volkeren, of eenige daaromftreeks
niet even ongelukkig, die een andere
huttige Vogel in hun land ombragten,
en verjaagden: om datzy waanden, dat
zy hun gras opaaten, daar zy het alleen
van zekere rupfen, die het verdierven,
zuiverden? En groeiden door dit mis-
verftand, die rupfen'daar toe niet zoo
fterk , datmen’er, in het jaar 1749 , geen
gras, geen hooy had? Moest men het
daar-
DEN DOOD DER DIEREN: 934
daarom niet, tot een tegtmaatigen tol
van, die onkunde, uit Engeland doen
overkoomen? Moest men ’er zelfs dien
nuttigen Vogel niet weder inbrengen;
en wilde men aanhoudend gras hebben,
hem ’er gerust doenleeven ? Is niet om-
trent het zelvde in Zweeden gebeurd ?
Heeft men niet door zoortgelyke dwaas-
heden het nut onzer gemeene Spinnen ,
tot eene gezonde ademhaaling , ontdekt 2
Zyn onze Muizen; onze Mieren enz. niet
onontbeerlyk in onze. hoven? En is
het dan niet oneindig liefderyk van den
Alleen wyzen Albeftierer, dat Hy den
ondergang der Dieren zoo heeft be-
lieven te bepaalen ; dat door de altegroote
hoeveelheid van anderen, die deezen
zouden vernielen, ons dit ongeluk niet
treffe 2 gt
Ik fluite dit {tuk ; door noch alleen te
doen zien; hoe oneindig nuttig het is
voor het Menfchdom, dat veele dieren
leevend verflonden ;of ook geftorven tot
bekwaam voedfel voor anderen verftrek-
ken: het blykt ten duidelykften sumië
hun maakzel , uit hunne beweeging, uit
de wryving, de {lyting hunner leden,
dat wierden zy niet verflonden, zy ech-
ter na zeker tydsbeftek zouden moeten
fterven ; waren zy nu.geen voedfel
OET voor
834 H: VAN DEN HESPEL OVER
voor anderen 2 Hoe vervuld zou onzer
dampkring niet zyn van alle de uitwaas-.
femingen van tienduizenden van milli-
oenen Iyken ; in alle plaatfen ? Hoe on-
bruikbaar onze wateren? De wind, de
loop der wateren, kon ’er ons wel wat
van bevryden 5; maar zouden intusfchen
ook middelen zyn; waar door die uit-
waasfemingen,die verdorvene deelen, van
elders aangevoerd, ons benaauwden : zou
dit dan ;- em alleen van de lucht verder
te fpreeken, dezelve niet geheel onzui-
ver maäken „en verpesten? Wat zou het
zyn op plaatfen daar men uittraagheid,
de grootfte dieren niet onder de aarde
delft 2 Zou het een en ander onsleeven
piet in het uiterfte gevaar brengen ? Zou-
den erniet duizeriden menfchen fterven ;
zeker fterven, wierden deeze, wierden:
ook onze Iyken,; niet door die allernút-
tigfte dieren verflonden? Een weinig
nadenkens , en eene vergelyking van my-
ne ftelling met de proeven, welke men
thans omtrent de gephlogisteerde luch-
ten, zoo nuttig in het werk ftelt, bes
vestigen deeze meening volkomen. Eu
om het te brengen daar het behoort:
hoe onbegrypelyk goed zyn Gods be-
ftieringen dan niet voor het menfche-
lyk geflachts die door alle leevenden en
doo-
Te EN
Kd
reti
-
FR
LONEN Vie Ie DO ad
> DEN DOOD DER DIEREN. - 335
dooden, tot een aangenaam voedfel;
voor dieren te verorderen, ons van dit
gewistig kwaad, en van veele andere
nadeelen , die ’er uit kunnen-worden af:
geleid, zoo gunftig heeft believen te be-
vry den.
Indien ik my durf vleyén, dat devoor-
geftelde redenen , myne geëerde Lieeze-
ren, Zullen overtuigd hebben,dat de dood
dermeeste Dieren, zoo als die door God
bepaald is, waarlyk zyne goedheid be-
tooge: zoo twyffel ik echter niet, of
men zal denken; en. heeft reeds voor
lang gedacht; dat of fchoon het betoog-
de ‘eene zekere waarheid. zy „ omtrent
zommige Dieren: en Menfchen 3 ‘dat zy
echter; die op zulk eene wyzefterven,
en zoo de flagtoffers worden-van hunne
verflindende medefchepfelen ; niet kun-
nen gezegd worden, daar ín blyken van
Gods goedheid te genieten? Dat zy die
in en’ door hunnén dood zeker genie-
_ tens zullen wy nu in ons tweede ee
_aantoonen , wy moeten daar toe de zaa
geheel aan hunne zyde befchouwen.
_Mogelyk kan-hier by zommigen in be-
denking koomen : dat daar de lighaamen
der Dieren bezield zyn, zoo als hunne
zintuigen, welke aan de onzen evenaa-
ren, “en ‘hunne daaden, welke zonder
eene
é ty PE
336 _H: VAN DÉN HESPEL OVER:
eene ziel niet begreepen kunnen wof:
den, leeren; en, dat daar deeze zielen -
hoogwaarfchynlyk na hunnen dood aan-.
weezig blyven: ’t zy men dat verblyf
gelukkiger, ’t zy min gelukkig, als het
geen zv in de vereeniging met hunne
lighaamen genootem, befchouwd: of
dit overblyven hunner zielen hier niet
in aanmerking koomt ? Wy meenen neen:
dewyl het voorige reeds geleerd heeft,
en het vervolg nader bevestigen zal , dat
Zy, op eenen bepaalden tyd, zeker
moeten fterven: welke gevolgen nu die
dood heeft, doet niets tot ons oog-
merk, dewyl wy alleen betoogen, dat
in hunnen dood, als dood; en in de
wyze, op welke zy fterven, geen bly-
ken van onbarmhartigheid of wreed-
heid, maar van Goddelyke goedheid
omtrent hen zichtbaar doorftraalen. Dit
zullen wy beide bevestigen.
Wat hun dood betreft, wy moeten
hier nooit uit het oog verliezen, datde
Heere, volgens zyn oneindig wys beftek p
aan ieder Schepfel van het Heelal, en
dus ook op onze aarde, aan ieder ge-
voelig weezen , zekere maat van gunst:
bewyzen heeft toegefchikt, welke Hy
door zyn beftier hun ook daadelyk
fchenkt; zoo dra Hy nu aan dat wys
be-
DEN DOOD DER DIEREN. 837
|
beftek beäïhtwoord heeft, en Hy ftelt.
paal aan die gunstbewyzen , ©f Hy ont-
houdt ze dezelve, dan kan Hy nooit
gezegd worden, wreed of onbarmhar-
tig te zyn: dewyl Hy dan niet anders
doet, als dat Hy zyne. oneindig-wysbe-
paalde goedheid inhoudt, en dit doet
Hy alleen, als Hy de Dieren láat om-
koomen. Had Hy ze niet gefchaa-
pen, en dus die bepaalde maat van gunst-
“bewyzen niet gefchonken: zou Hy hun
dan niet minder goedheid betoond heb-
ben? Zeker ja, daar Hy dan nù zulk
eene bepaalde maat hier van fchenke,
en die. op zekeren tyd inhoudt, is Hy
immers daarom’ niet van onbarmhartig-
heid te befchuldigen ?
Maar aan de andere zyde, de Heer
beliefde ‚ naar het aantal zyner, gunstbe-
wyzen , welken Hy aan ieder dier Schep-
zelen zou fchenken, (en wie kan hier
aan twyffelen, die zyne wysheid eerbie-
dit) hunne. vatbaarheden te bepaalen.
Hy fchonk daarom een ieder een lichaam
eene ziel, alleen gefchikt voor zulk
een aantal goedheden, als Hy voor hun
in, die leeven verordend had; daar dan
deeze nu genooten Zyn, ZOO ZOU een
langer verblyf , in dit leeven , hun
_ niet tot genoegen kunnen ftr ekken; al-
BELL DER | a thans
530 Hi VAN DEN HESPEL, OVER
thans 'er zoude dan in zulk een verblij
onaangenaame aandoeningen ontftaan;
welke deeze verlenging, over het geheel
befchouwd, OHGERO EET zoude doen
Zy.
Doch dit leidt my tot eene andere
reden, wanneer wy Onze aandacht ves-
tigen op hunne maakzels: deeze zyn
allerkonftigfte werktuigen, min of meet
fterk , naar hunne geäartheden , en dety=,
den, welke zy op deeze aarde mot-
ten verkeeren; hoe wel ingericht deeze
nu ook zyn,:en hoe ze door voedzel
ook mogen verfterkt worden, zy fly-
ten af, zy verdroogen, verharden „ en
worden eindelyk onbekwaam, zoo dat
ieder dier , al kon het’ noodige voedzel
bekoomen, eindelyk zóu moeten fter-
ven. — Hier koomt by , dat zy aan de
wet der voortteeling onderworpen , huns
ne taak hier in , naar ‘hun afgeloopen tyds-=
beftek, hebben afgedaan, zy hebben
dan hun zoort voortgebragt. Dewylnú
het voedzel in deeze voortreffelyke wes-
reld geëvenredigdis , naar het gebruik van
zeker aantal Schepfelen, moesten of zy
of hun geflacht dan vangebrek vergaan;
of op ‘eene andere wyze omkoomen;
doch zy afgefleeten en des magteloozer
dan hun Kroost, kondennietanders, of
moe
4
8
3
î
DEN DOOD DER DIEREN. 339
moesten in die omftandigheden de on-
gelukkige flagtoffers zyn — In beide
die gevallen, of door beide deeze rede-
nen, zouden zy een lankwylig, een al-
leronaangenaamst, ja zeer (mertelyk uit-
„einde hebben: is het. dan geen groote.
goedheid van hunnen Maaker , dat zy,
voor het ondervinden dier kwaaden,
teevend verflonden worden ?
…_ Inde overweeging der wyze, op wel-
ke zy fterven, vooronderftellen wy,
dat zy waarlyk gevoel hebben ; en des ook
{merten kunnen ondervinden. Schoon
deeze onze meening reeds in verfchei-
dene uitdrukkingen gebleeken is, wil-
den wy die hier echter opzettelyk voor-
ftellen , als iets „ dat ons allerduidelykst
en zeker voorkoomt „ uit hun uiterlyk
en innerlyk geftel; en uit de ondervin-
‚ding, Om dat dit hier byzonder in aan-
merking koomt—- Doch dit te erken-
nen, zal, vertrouwen wy, ons betoog
niet om ver werpen.
‚Hier moet men voor alles opmerken,
dat volgens de byna algemeene: bepaa:
ling van hunnen dood, deeze hun al-
toos zeer onverwagt te beurt valt; eene
verordening, waar door hun ook, een
byzonder blyk van ’s Heeren goedheid,
gefchonken-wordt—— Op het oogenblik,
nek D dat
540 Hi VAN DEN “HESPEL, OVER
dat duizende gerust vliegen, kruipen,
zwemmen, worden ze in het midden hun-
ner genoegens verdelgd.——. Het is waar ,
zommige fchynen eenigen tyd met den
dood te worftelen: “by ‘voorbeeld; ‚een
worm, «een mug „een vlieg „ een visch,
zoo “zelfs, dat wy dikwerf hunne wor-
ftelingen , in de odsgevaar „ kunnen zien 5
en ons mededoogen voor hun voelen
ontvonken. Doch in zulke gevallen is
hetvseen verkeerd vooroordeel te waa-
neu, dat zy dan van hun doodsgevaar
zouden bewust zyn, en daarom met al
urine. kragten “tegen -hunne: vyanden
worftelen. Neen ,zoo ver ftrekken hun-
ne begrippen zich nooit uit: zulk een
denkbeeld vordert veele. anderen en ver-
fcheidene befluiten , welke in hun niet
vallen kunnen. De gantíche zaak, is
deeze: “zy vinden zich belemmerd in
hunne vryheid en genoegens, en alle
pogingen , welke zyvin het werk ftellens
dienen alleen, om .deeze weder te bez
koomen en zoo worden zy „ onder dit
poogen:,-om hunne vryheid, verflon-
den. Ísonu de dood voor een fter-
vende ‘Onaangehaam „akelig, «om het
begrip. der verandering „om de verlaas
ting van veelesgenoegens , om gevrees=
ge fmert „enz.s dit alles. kan hun nooit
tref.
Ë
DEN DOOD DER DIEREN. dát
treffen; dewyl zy volftrekt onverwagt
fterven,. | |
_ Het tydftip eindelyk, in het welk Zy
fterven, kan noch eenige bedenking gee=
ven: dit koomt althans onaangenaam
voor. — Doch wie heeft niet opgemerkt;
dat door de liefdenryke bepaalins des
Heeren, omfrentden dood der Dieren bi
dit tydftip volftrekt oogenblikkelyk zy:
zoo dra duizenden worden aangerand,
cer Zy zelfs die aanranding restontwaar
worden, zyn ze reeds verflonden; hun-=
nen vyanden febynt opzettelykeene ge-
neigdheid te zyn ingedrukt, om: hun
oögenblikkelyk van het leevente berog-
ven: het-zv zehen dandelyk inzwelgen ;
het Zy ze 'er een agtervolgend gebruik
van maaken — Eene kleine uitzonde-
ring mag hier omtrent, in zeer weinige
gevallen; worden opgemerkt: “Dan te
vooren hebben wy reeds gezegd; dat
wy dit ftuk in het algemeen befchou-
Wen: in zeer weinige uitzonderingen,
welke, buiten infpraak, altoos wyze
bedoelingen hebben, willen wy ons des
niet inlaaten: met een woord alieen
dient,” dat als fommige dieren; door
hunne vyanden, langzaam fchynen ge-
deod te worden , ‘dat zulks:niet is OM
deezerdieren te pynigen „maar om nute
e L19W 3 tis
/,
342 H: VAN DEN HESPEL; OVER
tige ontdekkingen: onze katten zouden
denkelyk eenige muizen en rotten nooit
zoo lang kwellen; indien wy ze zoo
fterk niet voededen; als wy zeniet meer
gaven, dan ze in pldatzen , daar ze oor-
fpronkelyk, daar ze wild zyn, genie-
ten; en kan het ook niet zyn, dat zy
door de wyze; op welke zy dezelve
dooden, gelegenheid zoeken, om an-
deren, welke zy ook moeten verflin-
den, te ontdekken. —- Hoe dit ook wee:
zen mag; zulk een enkeld geval, zeg
ik, “doet niets af: millioenen van aller-
leyen «aart worden oogenblikkelyk ge-
dood, en ís zulk een wyze van fterven ;
dan geene uitnemende goedheid: dewyl
ze zoo in den dood; die ze toch moe-
ten ondergaan, van fimerten bevryd zyn.
Noch moet ik hier in bedenking gee:
ven, of hunne oogenblikkelyke dood;
wel in ’t minst fmertelyk kan begrepen
worden? Het is immers niets anders;
dan een daadelyk gemis van alle lichaa-
melyk gevoel; hetis niets meer , dan een
ophouden van een genoeglyk verkeer in
het ryk der dieren. En dit kan zonder
het begrip van eenige {merten , zeer wel
plaats hebben : menfchen die oogenblik-
kelyk beroerd worden , zoo dat ze ge-
heel zonder kennis zyn, weeten dik-
werf;
ee
«
DEN DOOD DER DIEREN. 349
werf, als zv wederom herftellen, niets
van eenige fmerten, toen zy beroerd.
wierden; als deeze nu in zulk eenen
{taat {terven, dan fterven zy volftrekt
gevoelloos: kan 'er nu zulk een dood
ook niet in de dieren plaacs hebben 2—-
Alles dat ons in het affterven van zul-
ke menfchen onaangenaam voorkoomt,
is eigentlyk alleen dat, het welk het tyd-
flip des doods voorgaat, en dit treft
Ons , als onaangenaame voorboden , van
hun. aannaderend gemis en verhuizinge,
naar de gewesten der ceuwigheid—
Doch daar deeze omftandigheden ’er
niet zyn, is denkelyk eene ‘oogenblik-
kige fcheiding geheel niet (mertelyk.
„Daar nu de dieren zoo momentelyk,
zoo onverwast fterven, genieten zy ze-
ker in hunnen dood, kragtige blyken
van Gods gocdheid.
„De bedenking: zou Gods goedheid
hiet grooter zyn; zoo hy bepaald had,
dat de dieren langer of aanhoudend op
deeze aarde verkeerden 2 Kan in nic-
mand, die, deeze verhandeling, byzon-
der het eerfte gedeelte, aandachtig gc-
leezen heeft; opryzen.
Maar de befchouwing van zommi-
se. menfchen , byzonder van de losfe
en „onbedachte jeugd, die veele dies
ren
844 HI VAN DEN HESPEL; OVER
ten ellendig martelen, en op eene zeef
wreede wyze, allenskens het leeven be?
neemen, kan doen vraagen: is Gods
bepaaling omtrent zulker dood dan goed:
heid2—- Doch dit gedrag in het mars
telen en dooden van deeze onfchuldige
dieren,’ is ten uiterften wreed en -on-
barmhartig; en eenallerkragtigst bewvs;
van de groote boosheid van het mensch:
dom: die dieren tot deszelfs nut ge-
fchaapen, in plaats van deeze eerbiedig
te befchouwen, te bewondereitt, én ’er
Gods -eer in op te luisteren; dezel?
ve zoo moordaadig te mishandelen —
Nooit heeft de Heer zulks gewild; of
voorgefchreven; maar heeft volftrekt
het tegendeel , en in ons hart, en m de
natuur, en in zyn woord ten ‘duiaelyk:
en. uitgedrukt. Zulks is des niets
anders, dan een boosaartig en Godont
teerend misbruik; het is een ftraffchul-
dig doen iets dat niets afdoet tegen ot
ze ftelling: dewyl die zelfde dieren 8 dan
hun lot overgelaaten , dezelfde goeder-
tierenheden , door ’s Heeren hand”, zou:
den genieten, die anderen te beurt val-
len, daar zy nu op zuik eene fiioode
wyze van beroofd worden.
Ik behoef tot befluic naauwlyks te er-
inneren „dat wy- ten -fterkften verplige
Zyn,
dr
ON 7 | 2
rn.
Ee
Tic +
ef
ee APEN
rie amide
DEN DOOD DER DIEREN. 345
zyn, om zulke {hoode martelaryen , op
> alle mogelyke wyzen, tegen te gaan,
en zyn wy dikwerf in de onvermydely-
ke noodzaaklykheid, om zommige die-
ren te dooden; dat het ons dán ook be-
taame, de algemeene natuurwet , ons
in het ryk der dieren zoo duidelyk voor-
gefchreven, te volgen; dat is, dat wy
dit, volgens Gods oogmerk , langs den
korften weg uitvoeren.
MOLLIE
ES met
EL MMES
Ero
\ 8
|
EN N st! bd
ER zon zo
e FNS
gaen mag de
& É Ar D \ 4
EN helse DE 4
Sv, eha ,
fr me 1% En
art dl 3
Tae ade os
Iet Br end En
Oe antie» Be kei
4 p ve) 2
Brot et alt gade)”
wr:
En Ess
2 ive ps Ee wen ee
REGISTER
de a
ZEEUWSCHE
GENOOTSCHAP.
ke
ij
|
E
BEREDENEERD
REGISTER
VAN ALLE
VERHMANDELINGEN s
k EN |
se Dll. KE N,
EERSTE TWAALF DEELEN
es DER <te
VERHANDELINGEN. VAN HET ZEEUWSCHE
GENOOTSCHAP per WETENSCHAPPEN
TE VLISSINGE crPLaaTsT ZYN 3
et MG EAS E ND D
DOOR
MeeR LF HO UIT,
4. L. M. PHIL. et THEOL. DOCT.
Lid van verfcheidene geleerde Maatfthappyen ;
‚sekretaris van het ZeEuUwsCcHe Genootfchap
der Wetenfchappen te vrLISSINGE: pl
en Predikant te MIDDELBURG.
TWAALFDE N DEELS TweEeEDe sTuK.
Dd
TE MIDDELBURG:
Kr ORETER GILLISSEN,
Drukker van het Zeeuwfche Genootfchap
der Werenfchappen. MDCCHUXX IX
G at had & & , e
4 5
ln N * ie |
Het crNoorscuar erkent geene exem-
plaren voor echt, dan die door éénen
3 p
der“ Sekretarisfen eigenhandig omdertee-
kend zyn.
OC REC HCE ENIG ROES UN
Ede nd .
\
VOORBERICHT.
Te jd eene der voornaamfte re=
denen , waarom belangry-
ke ontwerpen, (door deskundi:
gen, zoo in de Werhandelingen
_ VAN GELEERDE GENOOTSCHAP-
PEN,, als by afzonderlyke ge-
fchriften, opgegeven) niet in.
meerderen ‘trein gebracht wor-
den; tot bevordering van het at-
gemeene nut: daarin befta, dat”
dezelven dikwyls aan weinigen be-:
kend zyn: uit hoofde, deefs van
de kostbaarheid dier werken jk
waardoor. velen “verhinderd wor-
XII. DEELS IL STUK. * 3 den,
r Ci
den, om dezelven aan te koo-
pen; deels van derzelver uitge-
breidheid, die niet zelden opzien
baart, omze met de vereischte
aandacht te lezen: — zal clk op-
lettend overweger van dit ftuk,
zoo ik vertrouw , gereedelyk toe-
ftemmen. Om beide deze belet-
felen te keer te gaan, met betrek-
king op de Verhandelingen, door
het ZEEUWSCHE GeENoor-
SCHAP der Wetenfchappen uitge-
geven, wist ik geen gefchikter
middel: dan (in naarvolging van
de HOLLANDSCHE maar-
SCHAPPY der MWetenfchappen te
HAARLEM) derzelver hoofdzakely-
ken inhoud, met alle mogelvke
bekorting, by wyze van cen RE-
GISTER op de eerfte TWAALF dee-
E | len,
f Livar df
len, in eene alphabetifthe orde,
als de gemakkelykfte voor het ge-
bruik, uit te geven; en hierdoor
een’ ieder’ in {taat te ftellen, om,
in eenen zeer korten tyd, en
„voor eenen geringen prys, het
voornaamfte, dat in dezelven ges
vonden word, te kunnen naars
gaan.
Wanneer ik dit ontwerp in het
ruwe had afgewerkt, gaf ik van
hetzelve kennis, en bood het Hee=
_ FEN DIRECTEUREN aan: die niet al-
leen-myn’ arbeid met dankzegging
goedkeurden ; en my, wanneer
het plan geheel in orde zoude ge-
bracht zyn, ter uitgave, op naam
des GENOOTSCHAPS, machtigden:
maar, tot een fprekend bewys
van het genoegen der. Vergade:
‘4 ring,
[var J
ring, met een duurzaam -GEDENK-
STUK in ZILVER, ter waarde van
HONDERD Zeeuwfche. Ryksdaal-
ders, eenftemmig befloten te ver-
eeren. |
Niemand zal het vreemd kun-
nen voorkomen ,„ dat dit ftuk niet
eerder ‚het licht, zie: — als men
flechts overweegt de moeite, die
vereischt word , om foortgelyke
Regijlers, als dit is, op te ftel-
len ; en daarby in aanmerking
neemt, dat dit. als een bywerk
befchouwd moete worden , ’t wel-
ke ik, in de weinige ledige uren
heb- moeten verrichten, die ik ,
in ftede van my op de eene of
andere geoorloofde wyze uit te
fpannen, heb afgefnipperd van
„dien tyd, welken myn hoofd-
é werk,
Reni
werk , als. bedienaar-des-Ewanges
liums , “en verfcheidene. andere
bezigheden, daaraan meer of min
onmiddelyk verbonden „ vorder:
den: —. om. van geene andere
betrekkingen en. veelvuldige be-
letfelen te gewagen! ai
Ten aanzien van het REGISTER
zelve, Ct gene ik, wat de wyze
van opftel en uitvoering betreft,
aan het oordeel van den befchei-
den’ Lezer onderwerpe,) zal ik
niets zeggen: dan dat het my ge-
voeglykst is voorgekomen, de
fchriftuurtexten, die in de eerfte
twaalf deelen meer of min op-
zettelyk worden opgehelderd , af-
zonderlyk aan het einde te plaat-
fen: — het opfchrift van dit Regi-
fler ‚en vooral het gemak voor de
*5 By-.
tr
Bybelminnaren in het gebruik
van ’t zelve, fcheen my toe hier-
voor te pleiten. Deze lyst had
ik zeer kunnen vergrooten , in-
dien ik alle de plaatfen der H. S.
daarop gefteld had, die hier en
daar alleen worden bygebracht
òf aangehaald, tot ftaving van de
eene of andere zaak; of van de
beteekenis van eenig grond-
woord : dan dit zoude , mynes
erachtens , ftrydig zyn met het
oogmerk van een Regifter; en,
wegens gedurige misleiding „ veel-
eer gefchikt zyn ter affchrikking ,
dan ter aanmoediging van deszelfs
gebruik.
Het Genootfchap heeft goed-
gevonden, dat tevens hierby zou-
de gevoegd worden de LYST der
NN te-
[ard
tegenwoordige Heeren DIRECTEU*
REN Ell LEDEN; — der SCHRYVE>
REN , die eenige verhandeling’;
waarneming „ of bericht , hebben
ingeleverd, ’t welke men in een
der eerfte twaalf deelen vindt; —
gelyk ook van alle PRYSVRAGEN ,
die federt de oprichting des GE-
NOOTSCHAPS tot heden toe
zyn opgegeven: het zy dezelven
al of niet beantwoordt en be-
kroond zyn geworden.
Moge myn arbeid in deze
eenigszins dienen tot bereiking
van het voorname doelwit des
GENOOTSCHAPS: dez dlleen=
wyzen GOD te verbeerlyken; bet
gantfche menschdom, en voorna=
melyk den landsgenooten, voordeelig
te zyn; en allerlei nuttige kunften
Re LG en
emd
enn wetenfchappen voort te planten:
dan zal ik myne moeite rykelyk:
vergoedt achten !
VLISSINGE:
den 7. van Wyumaand
1789.
ADR EH OT Te
SEKRETARIS.
ka
Ll)
sTUK-
SST U K K:EANS
17
IN DIT,
R E G IS T E R
VOORKOMENDE
qd Aisha pe fs AN TA IR an
Ks \ 4 | { í vr Ls %
# Ki \ , ‚ 4 Kd
y
ae
|
IAN mien der tegenwoordige Hee-
TEN DIRECTEUREN - _- bl. XIV.
Namen der tegenwoordige Heeren *
LEDEN ag cap” bl zarv,
Namen “der sCHRYVEREN ‚ die
ééne of meer Verhandeling enz
hebben ingeleverd _ - = bl. oan
Lyst der" PRYSVRAGENs door het %
| Genootfthap psegeuih SCHE Sevan
dodencel REGISTER der. Ver-
_ handelingen _ « ohh ke IE Ae
Regifter der scurieruuRPIjKAT-
EBEN icon «. =voor „bl 196
ax NAAM-
NAAMLY ST
DIRECTEUREN EN LEDEN
‚VAN HE T:
ZEEUWSCHE
GENOOTSCHAP
DER
WETENSCHAPPEN.
PROTECTOR.
ran DOORLUCHTIGE HOOGHEID WIls
…_ LEM De VYFDE: PRINS VAN ORANJE
EN NASSAU: Erffadhouder, Kapitein gene-
raal en Admiraal der Vereenigde Nederlanden :
enz. enz. ENZe
DE HEEREN DIRECTEUREN.
Mr. ISAAC WINCKELMAN & Commisgeneraal
van Zeeland; Oudburgemeester te Plisfinge: —
Praefident van het-Genootfchap: den 25. Jas
nuari 1769.
Mr.
LYST: DER DIRECT. XV
_ Mr. JOHAN ADRIAAN VAN DE PERRE: Heef
1 van Nieuwerve, Welfinge, Everdswaard, en
„5 Westhovez-.extraordinair Gedeputeerde ter Ver-
gadering van de Heeren Staten Geweraal: den
25. Januari 1769.
Mr. KORNELIS VAN DEN HELM BODDAERT:
‚… „Raad en Burgemeester te Middelburg; Bewind-
„hebber van de WestIndifche Compâguie ter ka-
mer Zeeland: Bers Ws Lebret bne
Mr. ANTHONI PIETER LAMBRECHTSEN:
w… Heer van Ritthemy Raad sen Burgemeester te
ue Niisfinge; Bewindhebber der WestIndifche Com-
pagnie ter kamer Zeeland: den or. WAgart 1769.
Mr‚-MARTINUS JOHAN VETH VAN DE PERRÉS
\earVryheer van Westkapelle, Heer van fet Nieuw-
land; Raad en Burgemeester te Middelburg:
den a1. Maart 1769.
ize dean akk
Mr. CORNELIS CHRISTIAAN BERTLING:
Raad eu-regerend Burgemeester der ftad #7is-
fing HEE — Vicepraefì dent van het verwende
den or. Maart rie
ietor
Mr. DANIELE CRUEDE KEN: Heer van Melis- en
or dMariëkerke; Raad en Burgemeester te Adiddel-
burg: den or. Maart 1769,
TM Ms,
XVI NAAMLYST: DER.
Mr. DANIEL! PIETER DE MAUREGNAULT!
Raad en Penfionaris te Veres Advokaat fiskaal
militair wegens de Generaliteit in Zeeland :. den
er. Maart 1769.
WILLEM KAREL HENDRIK, Baron VAN LYNe
“ADEN “tof Blitterswyk: “repraefenterende « den
„Heere » Prinse ‘Erfftadhouder, als Eerstedelen
‘ van Zeeland: enz.enz. den a1. Maart 1769.
Mr. WILLEM VAN CITTERS: Oudraadpenfiona-
ris van Zeeland; extraordinair. Gedeputeerde
„ter Vergadering van de- Heeren Staten Genee
raal ; Sekretaris-van -Zyne Doorl. Hoogheid, in
’s Hage: den-28, Maart:1769.
Mr. JOHAN MARINUS CHALMERS: Oudraad.
sapien van Zeeland, te Vere: den 25. in
1769.
Mr. BONIFACIUS MATHIA s Pous: Bewinde
hebber van de OostIndifche Compagnie ter kas
mer Zeeland, te Middelburg: den 25. April
1769.
Mr. MEINARD VAN VISVLIET: Oudpenfionaris
der ftad Middelburg ; Opperboekhouder der
……OostIndifche Compagnie ter kamer Zeeland :
den 25. April 1769.
aid Mr,
HEEREN DIRECTEUREN. XVII
Mr EVERT CLYVER: Räad en Oudburgemees-
ter te VHsfinge ; “gecommitteerde Raad’, en
Raad ter Admiraliteit van Zeeland , te Middel.
sdh den zo Mei 1769, - "Tur AN
Mr. JOHANNES MAURITZ: Raad en Burgemees-
ter te eVlif nge: den 30. Mei 1769.
CORNELIS PLOOS VAN AMSTEL” Yacoh Cor-
nelisz. te Amfteldams den 29. Auguftus 1769.
Mr. PAUL HURGRONJE: wegens Zeeland ge-
committeerd in den Raad ter Admiraliteit e
Amfteldam ; Penfionaris honorair der (tad Mid-
delburg: den 1o. October 1769. aa
Mr. AARNOUD VAN ZUYLEN VAN NYEVELT:
Sekretaris der Heeren Weesmeesteren te Rotter
dam: den vo. Puli 1770.
1
HENDRIK VINK: d. L. MZ. Med. et phil. Doct,
„Anatomiae et chirurgiae Profesfor honorarius;
Oudfchepen te kre zj den ao. September
1771.
PIETER VAN DAMME: te Amfieldam: hief 20.
September 1771.
Xll, DEELS II. STUK. zld Mr.
VEH > NAAMEWET DER
Ir. CORNELIS CAEN: Raad en Burgemeester te
Hlisfinge; Bewindhebber van de OostIndifche
Compagnie ter kamer Zeeland: den 26. No-
veinber 1771.
Air, PIETER PAUL VAN GELRE: Raad der ftad
Zierikzee; en wegens dezelve gecommitteerde
Raad, en Raad ter Admiraliteit van Zeeland,
te Middelburg: den zo. Funi 1772
bir. HENRICUS CALKOEN: Advokaat voor de
Hoven van juftitie in Holland, en de Vierfchaar
te Amfteldam: den 29. October 1772.
Al, JOHAN PIETER VAN DEN BRANDE: Rid-
der baronet; Heer van Gapinge , Krabbendyke,
Kouwerve enz.; gecominitteerde Raad, en Raad
ter Admiraliteit in Zeeland; Bewindhebber der
WestIndifche Compagnie ter kamer Zeeland , te
Aliddelburg: den 6. April 1773.
\lr, RENEKE BUSCH GOCKINGA: Sckretaris der
Heeren gedeputeerde Staten van Groninge en
» Oinlanden: den 29. November 1774.
Alt. DAVID THOMASSEN à THUESSINCK: Bur-
gemeester der ftad Zwol: den 29. November
1774
f ABR A=
gd
HEEREN DIRECTEUREN. XIX
ABRAHAM JACOB SCRAEUWEN: Stads Medic,
Doctor: ; Penfionaris honorair te Zierikzee: den
go. Juli 1776.
Mr. CORNELIS VAN LENNEP: te Amfreldam:
den 30. Juli 1776.
Mr. WILLEM VAN DER BREKE: Penfionaris
honorair ’s Lands van den Vrye te Sluis; Raad
extraordinair van Nederlandsch Zndië te Data:
via: den 30, Puli 1776.
Mr. JAN VAN DER WOLFF: Raad en Burgemeester
te Zierikzee: den 1. October 1776.
J. €. MAUGIN: Lieutenantkolonel en Kapitein teu
dienfte dezer Landen: den 1: October 1776.
ADRIAAN MOENS: eerfte Raad en Directeur ge-
neraal van Nederlandsch Zndië ve Batavia: der
29. October 1776.
JOHAN COENRAAD BRANDT: Koopman te rs:
fleldam: den 24. Fanuari 1777.
Mr. FRANCOIS ADRIAAN VAN ROSEVELD
CATTEAU: Oudfchepen en Raad te //i5/#1-
ges — Thefaurier van dit Genootfchap: dr
24. Januari 1777.
sk a DA
/
XX. NAAMLYST DER!
DANIEL STEVEN SCHORER:- Raad en Burgee
meester te Middelburg; Bewindhebber der Oost-
Indifche Compagnie ter kamer Zeeland: den 27.
Juli 1779.
Mr. PETRUS GULIELMUS SCHORER: Raad
en Sekretaris te lisfinge: den 9. Auguftus
1780. í
Mr. WILLEM ARNOLD ALTING: Gouverneur
generaal van Nederlandsch Zudië te Batavia: den
27. Auguftus 1782.
PIETER JACOB CLYVER: Raad en Burgemee-
fter te Vlisfinge: den 28. Fanuari 1783.
Mr. ANTONI EWOUD VAN DISHOECK: Heer
van Domburg; Raad te Wlisfinge ; Bewind- ”
hebber der OostIndifche Compagnie ter kamer
Zeeland: den 28. Fanuari 1783.
Mr. JACOB VAN DISHOECK: Schepen en Raad te-
Viisfinges: den 28, Januari 1783.
Mr. JACOB WOUTER BOUWENS: Raad te Vlis
“finge: den 28. Januari 1783.
Jit
JOHANNES DE FREMERY: Predikant in de Ne-
derduitfche gemeente te Middelburg: den 28.
October 1783.
Mr,
HEEREN DIRECTEUREN. XXI
Mr.cA. SANDRA: ‘Schepen en Raad te Zlisfinges
den 31. Waart 1784.
Pa. REYNST: Viceadmiraal by het Bd: Mog: -
Collegie ter Admiraliteic te Asfleldan: „dehh 28.
September 1784. 4
Mr. JoHaN Baron MEERMAN: Vryheer van Dae
lem; Schepenen ‘Raad te Zeide ;- Bewindhebe
ber der Oostindifche Compagnie ter kamer m-
fleldam: den 26. October 1784. |
Mr. WILLEN AARNOUD DE BEVEREN: Oud:
penfionaris te Middelburg; Sektetaris der Ed:
Mog: Heeren Staten van Zeeland; den 26,
October 1784.
Mr. JAN jJÁcoBijs MACQUET: Schepen er
Raad te Middelburg : den 26. October 1784.
JOHANNES PRUYST: Kapitein by Het Ed: Mog:
Collegie ter Admiraliteit in Zeelands. en Equi-
pagemeester derzelfde Admiralitêit, te P/isfin-
ge: den 30. November 1784.
JAN SCHREUDER HARINGMAN?: Kapitein by
… het Ed: Mog: Collegie ter“ Admiraliteit op de
dlaas , in ’s Hage: den 30. November 1784.
riche Mr.
XXII NAAMLYST DER
Mr. JACOB HENDRIK SCHORER: Penfionaris der
ftad Middelburg: den 12. April 1785.
JAN GREEVE: Raad extraordinair van Neder-
landsch Zundië; Gouverneur van Pava’s noord-
oost-kust, te Samarang: den 31. Auguflus
1785.
JOHANNES TEELLINCK LE GRAND: Penfiona-
ris honorair te WJisfinge : den 31. Auguftus
1785. _
JOHAN FREDERIK D'ORVILLE: Schepen en
Raad te Amfteldam; Bewindhebber der OostIn-
difche Compagnie ter kamer aldaar: dez 18. Ja-
nuari 1786.
JOHANNES LOUYSSEN: Penfionaris honorair
der ftad Wlisfinge: den 18. Januari 1786.
Mr. PIETER VAN BUREN: Sekretaris der Ed: Gr:
Mog: Heeren Staten van Holland en Westvries-
land in*s Hage: den 29. Auguflus 1786.
LEONARD FERLEMAN: Heer van Croifillez;
Rentmeester des Epargnes van Hun Hoog Mog:
in het Quartier van Sluis in Vlaanderen; Lt.
Bailliu, en ontfanger der generale middelen
’s lands van den Vrye: den 29. Auguftus 1786.
Mr.
HEEREN DIRECTEUREN. XXIII
Mr. WILLEM ANNE LESTEVENON: Vryheer
van Hazardswoude, Oudfchepen en Raad der
ftad Haarlem: den 26. September 1786.
Mr. BASTIAAN NEBBENS: Heer van Kleverskers
ke; Bewindhebber der WestIndifche Compagnie
ter kamer Zeeland, te BE den 6
October 1786.
PETRUS ALEXANDER BOREEL DE MAURE-
ENAULT: Schepen en Raad te Goes: den 30.
Januari 1787.
Mr. NICOLAAS JOHAN VAN HOORN VAN
BURGH: Raad der flad Piisfinge: den 24.
_ April 1787.
Mr. APOLLONIUS JAN CORNELIS LAMPSINS:
Bailliu, ‘wegens Zyne Door. Hoogheid den Hee-
re PRINSE van Oranje, te Wlisfinge: den az.
November 1787.
JAN STAVORINUS: Schepen en Raad der ftad
Middelkurg : den 29, Januari 1788.
hd
Mr. GYSBERT KAREL VAN HOGENDORP: Pen.
fionaris der flad Rorterdars: den 9. Mei 1788,
Me.
XXIV NWAAMLYSIE DER!
Mr, JOHAN: ADRIAAN MOENS & Raad ‘der ftad:
… Wlisfâ ap Ren 12, rj, len
ek k X dhr We kk E
Mr. ADRIAAN FRANCOIS LAMMENS: Schepen
en Ee it ftad brl ee z den» pl va là
hf ea 3 SHIADMIZ
rt
zacogbs VAN DER STEEGE: Med. Doch te
URS den 25. dn 1789.
1e Tar /
Mr. JOHAN: Assurmus Becrus:r Schepen en
Raad te Middelburg: den 7. October 1789,
DE HEEREN ZEDEN.:
ABRAHAM MULLER: Stads Med. Doct. Sche-
pen en Raad-te WJisfinge.
JONA WILLEM TE WATER: Hiftoriefchryver
van Zeeland; S. S. Th. Doct. ejusdemgue êt
Hift. eccl. Profesfor te Leide,
SAMUEL ESCHAUZIER: Predikant in de Wal-
fche gemeente in ’s Gravenhage.
GY S=
EF (”) Deze drie eerfle Heeren waren LEDEN van bet GENOOT:
SCHAP fidert deszelfs eerffe oprichting.
HEEREN LEDE 5 XXV
EYSBERT DE WITT: Med. Doct. Chirurgyn ma-
jor onder het regiment Mariniers ten dienfte
dezer Landen: den 30, Maart 1768.
MARTINUS SLABBER: Raad der ftad Goes: den,
31. Mei 1768.
PETRUS NIEUWLAND: Predikant in de Neder-
duitfche gemeente in Gravenhage: den 28.
Juni 1768. Ll
Mr. LAURENS PIETER VAN DE SPIEGEL: -
Raadpenfionaris en grooizegelbewaarder van
Holland en Westvriesland sdn % Hage: den 28,
Juni 1768.
Mr. PIETER BODDAERT: Med. Doct,. Oudraad
der ftad Vlisfinge, te Utrecht: den 28. Juni
1768. \
JOHANNES PETSCH, te Velflein: den 26 Fu
1768,
JOHANNES RATELBAND: SS Thed). Doet. et
Profesfor ; alsmede Akademieprediker te Franen
ker: den 30. Auguftus 1968,
JACOB JOHAN ANDRIESSEN: Med. Doet. Raad
en Burgemeester te Were: den 27. September
1768.
Xl, DEELS U. STUK, JA
XXVI NAAMLYST DER
ai
JACOBUS ERMERINS: / OudSekretaris der ftad
… Pere: den 27. September 1768.
PETRUS HOFSTEDE: S. S. Theol. Doct. ejus-
…_ demgue, hifforiae, et antiguitatum facrarum,
Profesfor honorarius; Oudpredikant te Rotter-
dam:-den 29. November 1768.
JOHANNES JACOBUS VAN DRUNEN: Profes-
pe for ling. Orient. en Predikant in de Nederduit-
fche gemeente in ’s Hertogenbosch: den 29. No-
vember 1768.
JOHAN -JACOB DE FREYTAG: Majorlngenieur
ten dienfte dezer Landen; Intendant van ’s Lands
dok en fas, te Wlisfinge: den 29. November
1768. f
ANDREAS BONN: AZed. Doct. Anatomiae et chi-
rurgiae Profesfor, te Amfteldam: den 28, De-
cembet 1768.
J- DU PONT? Med, Doct. en Vroedmeester te Rot-
sterdam: den 28, December 1768.
CORNELIS CLEYNS Emerituspredikant in de Ne-
derduitfche gemeente in den Briel: den 28. Dee
cember 1768.
Jo-
HEEREN LEDEN. XXVII
JOHANNES OOSTERDYK scHACHT: Al L. Mo
Med. Doct. en Profesfor te. Utrecht: den», Fe-
bruari 1769.
NICOLAUS GEORGIUS OOSTERDYK, Joansz.
Med. Doct.-en ian te Leide: den ie dd
bruari 1769. a
NICOLAUS LAURENTIUS BURMAN: Med. Doct.
ve en Profesfor te redden: denver. Maart
1769. | E
AARNOUD VOSMAER: Directeur van het natuut-
kabinet Z: D: H: des Prinfèn: van Oranje ; it
’s Gravenhage: den 28. Maart 1769.
LOUIS DE BEAUFORT: te Maastricht: miij 258
April. 1769. boet,
EDUARD SANDIFORT: Med. Doct, en Profesfor:
te Leide: den 95. April 1769.
Mr. BAVIUS vOoRDA: OudProfesfor juris te Leis.
… de: den 25. Apr il 1769. al
SEBALDUS RAVIUS: SS. Theol. Doct. ejus-
“… demgue ; linguarum Orientaliam „ et ‘dntiguita=
tum Hebraicarum Profesfor „te Utrecht : den 30.
‚Mei 1769.
hk vind GER-
XXVIII NAAMLYST DER
GERARDUS NICOLAUS HEERKENS) te Gros
ninge: den 29. Auguftus 1769.
. \ .
Marguis De ST. SIMON: Ridder der orde van
Maltha , te Utrecht : den 29. Auguftus 769.
E \ nb
DAVID VAN GESSCHER: Heelmeester te Amffel-
dam: den 29. Auguftus 1769.
FRANCISCUS HENRICUS GRAM: Heel- en
Vroedmeester te Rotterdam: den 29. Auguftus
1769.
ADRIAAN VAN GEERT: Lands Medic. Doct.
der Baronie van Breda: den ro. October 1769.
PHILIPPE FERMIN: Medic. Doctor , gezworen
Raad te Maastricht: den 31. October 1769.
PIETER JONAS BERGIUS: Medic, Doctor en
Profesfor , te Stokholms den 26. December 1769.
ALEXANDER MONRO: Medic. anatom. et chi=
rurgiae Profesfor te Edinburg: den 26. Dee
cember 1769.
Mr. HERMANNUS CANNEGIETER: Profesfor
juris te Franeker : den 26. December 1769.
FRE.
HEEREN LEDEN: XXIX
FREDRIK CHRISTIAAN MEUSCHEN: Corn:
Pal. Caef.-Legationsraad van verfcheidene Ho-
ven, in ’s Hage: den 26. Januari. 1770,
JEAN SAMUEL ROBERT: Predikant in de. Wal-
{che gemeente’te Am/teldam:; den: 87e Februari
1770. Al
SAMUÊL' HENDRIK MANGER?:S. Si „Theol
„Doets te Franeker: den 27. Maart-1770s
& Ì N à e, be k GE 0 Ì Á 3
EVERHARD PIETER SWAGERMAN: Heelmees-
ter te Amfteldam: den 27, Maart 1yzos- «rr
FREDERICUS HENRICUS CHRISTIANUS HOFF:
Med. Doctor te Arnhem: den 25. ief
1770. ê ê iE
IGNATIUS VAN ZELDER: Med. Doct. te Gouda:
„den 25: September 1770. k / a
” Rd
4
ok HENDRIK VAN WYN: zier Eg te
“Goudar:den 27. November:1zza. «7 on nanor
67 j : … A3 ° Ì
DIONYsIUS VAN-DE WYNPERSSE: ri, Li M.
Philof. Doct. en Profesfor te Weena den 20.
regan sia Miley S DAA
7 nnn , dn | zo
XK NAW MIL!Y ST DER
JOANNES FREDERICUS HENNERT: 4. L. M,
„Philof. Doct. en Profésfor te Utrecht: den 20.
September 1771. … \
JAN BERNARD SANDIFORT: Stads Medicinae
vee Doctor in ’s Gravenhage : den 20. September
1771.
JEREMIAS-.NICOLAUS EYRING: Phil. Doctorse
Rector van: het Koninglyke en “Keurvorftelyke
Seminarium te Göttinge: den 29. October 1772.
HERMANNUS GERARDUS OOSTERDYK: Med,
Doctor by het Ed: Mog: Collegie ter Admirali-
teit te Amfteldam: den 29. October 1772.
BENJAMIN BOSMA: 4. L. MZ. Philof. Doctor, te
Aimfteldam: den 29. October 1772.
HENRICUS AENEAE: 4. L. M.- Phiiofs Doctor,
te Amfteldam: den 29. October 1772.
JOHANNES LE FRANCQ VAN BERKHEY: Med,
Doctor; en Lector in de natuurlyke hiftorie te
… Leide: den 29. October 1772. Î
ARCHIBALD MACLAINE: SiS, Theol. Doctor,
Predikant in de Engelfche gemeente in ’s Gra-
wenhage: den 29. October 1772.
”
Mr.
HEEREN LEDEN. ‘XXx1
Mr. MEINARDUS TYDEMAN: Profesfor. juris
te Utrecht: den og. October. 1772.
JACOBUS DE RHOER: Profesfor hiftoriarum te
Groninge: den 29. October 17732,
LAMBERTUS BICKER: Med. Doctor te Rotter-
dam: den 29. October 1772.
Mr. PETRUS BONDAM: Profesfor juris te Utrecht ;
Hiftoriefchryver van Gelderland: den 7. Septem-
ber 1773:
G. Je GERARD: duditeur ter Rekenkamer te Bruse
fel: den 7. September .1773,
GERARD DE WIND: Med, Doctor en Profesfor-
te Middelburg: den 7. bots 1773e
GERARD GREEVE: Heel- en Vroedimeester j
„Utrecht: den 26. Puli 1774.
JAMES BEATTIE: Profesfor philof. moralis te
Aberdeen: den 26. Fuli 1774.
SÉROME DE LA LANDE: Math. et aftron, Pro
fes/ör ve Parys: den 28. Puli 1773
ces MEt
XXXII NAAMLYST DER
ese MECHAIN: Affronome hydrographe du de-
pot de la marine, te Parys: den 28. Juli 1775.
ANDREAS BOHN: Phil, et math. Profesfor pri-
marius te.Giefen; Vorftelyke HesfenDarmftad-
fche bergraad: den 28. Puli 1775.
MARTINUS HOUTTUYN: Med, Doctor ; te Am-
fteldam: den 28. Juli 1775.
JOHAN ALBERT EULER: Philof. Prof. te Pe-
tersburg: den 28. Juli 1775.
ADRIAAN KLUIT: dntiguitatum et hifloriarum,
in primis diplomaticae Belgiì foederati , Proftse
for te Leide: den 3o. Puli 1776.
JOHANNES VEIRAC: Med. Doctor te Rotter.
dam: den 30. En 1776
Mr. SERVAAS VAN DE COPPELLO: Medic,
Doctor te Middelburg: den 3o. Juli 1776.
CHRISTOPHORUS SAXE: dd. L. M. Philof.
_ Doctor; Hifforiarum, antigg. elog. et hift. Ba-
“tavae Profesfor, te Uirecht:, den 1x. December
1778. & ke 23 NG,
®z e HER.
È
HEEREN: LEDEN. KXxul
HERMANNUS JOHANNES KROM: Theols veneg.
&tbiff, eeclefs Profesfóry ven Predikantsin de
Nêderduitfche. gemeemie „te Jliddelburgn den
E ek ad 1778.
: * ri hAOT alt
SALOMON DE MONCHYt: Med: give ro
for, te Rotterda : „den, Ee vo 1778.
\ DAN Je 4 AE
FRANCOIS WILLEM DE MONCHY: Med. Doe
ctor te Rotterdams: deny, December ies ot
ARNOLDUS VAN DE LAAR: Med. Bld in
’s Gravenhage: den: 1 daneen 1778 EK
BERNARDUS HUSSEM: eden dan de Ad-
miraliteit te Amfleldam: den 1. December Ab
HENDRIK ALBERT SCHULTENS: Kids Griens,
et antigùitatum Hebr. Profesfor te Leiden den
10. vei 1779:
ANE‘DRYFHOUT: 4. LM. Theol. vet / web:
Doetor; Predikant in de Nederduitfche gemeente
te Middelburg: den ro. Auguftus 1719 —r Sé
kretaris van dìt roger of
“
N
Mr. PIETER PAULUS: Oni en Advokaat
fiskaal ter Admiraliteit op de Maas, te Rotter
“dam:.den ro. en 1779. HEEE NEA
e jn Sam
AED DEELS IL. STUK, EEE, s An
iNXXIV .-.NAAMLYST DER!
“SAMUEL-DE WIND: Med. Doctors ’s Landsope-
“> … rateur en fteenfnyder 5 Stadsoperateur en Vrocd-
wab meester , te Middelburg: den zo. Auguftus 1779.
Mr. JOHAN DIEDERIK VAN LEEUWEN: Ont-
“-… fanger generaal der middelen van het: Kwartier:
van: Nymege-over- het. Thielfche. komtoir, te
Thiel: den 9. Auguftus 1780.
JORAN. JACOB LRE SAGE TEN BROEK: 4. L. M,
Theol. et philof. Doctor: den 9. Auguftus 1780.
mi voro
JOHANNES FLORENTIUS- MARTINET: d. L. M,
Philof. Doctor; Predikant in de Nederduitfche
| gemeente te Zutphen: den 9. Auguftus 1780.
M. S. DU Pur: Stads Med. Doctor; dAnat. chi-
rurgiae et artis obfletr. Profesfor honorarius:
ven te Alkmaar: den 9 Auguftus 1780.
Mr. WILLEM AARNOUD KIEN VAN CITTERS:
… Raad en Burgemeester-te Middelburg: den 28.
&___Auguflus 1781.
JEAN HENDRIK STOLTE: Stads: Med. Doctor ;
Lid van de gezworen gemeente te Zwol: en
: 28. ne 1781.
jn
Je B. DE BEUNIE: Med. nde te Antwerpen:
den 28. Augufius 1781.
2e ; mee GER-
GERRARDUS. KUIPERS: Predikant in de Neders
_duitfche gemeente. te Dordrecht :. den ‚27. Aus
Zuflus 1782, etek: bar. nik
MARCUS ELIËSER BLOCH: Med. Doctor te
… „Berlin: den 97, Auguftus 1782.
JOHANNES PIETER FOKKER: Á. L. MM. Philof.
„Doctor; Lector in de wis--natuur-„enfterren
kunde te Middelburg : den 97. Auguflus 1782.
MARTINUS VAN MARUM: 4. L. M. Med. et
philof. Doctor 5 “Lector „in, de natuurkunde te,
Haarlem:.den o7. Auguflus 1782.
JosePH GHESQUIERE: Hiftoriefchryver te Bras-
Jel: den 27. amica TIS2e- ps oan arora
ADRIAAN VAN SOLINGEN: Med. Doctor te
„Middelburg: den 27. Aaguftus A78. 10 5D
FLORIS JACOBUS VOLTELEN: Med. sl
Med. et chem. „Profesfor,-te Leide: - dens 27e
Auguftus.1782. Ky ee Kee
\ A Q 3 ANU En ‘
Mr. NICOLAAS CORNELIS LAMBRECHTSEN:
„… Oudraad en. Penfionaris, te # lisfinge : „den -28e
td 1783
eh Mr,
ed
WOI NAAMLYST DER!
Mt. Fi: De BERG! Cofifeiller du “Confeil Royal
orda Gouvernement gintral des PaysBas Autri-
Chiens, te Brusfel: den 7. October 1783,
Mere. murTMAN: Griffier van het Provincie
ale Hof van Gesderländ; ve Arnhems den 7.
Octozer 1783.
EYSBERT BONNET! SS. Theol. Doctor en Pro-
fesfor 3 alsmede Akadérnieprediker; te Utrécht :
den 7. Auguftus 1783.
ERFRÚS LUCHTMANS: Med, Doctor; Anat. et
chirurg. Profesfor te Utrecht: den 7. October
1783.
ADOLF MURRAY:-WMed. Doctor en Profesfòr te
Upfal: den 7. October 1783.
C. G. GRUNER Med. Dottor ef -Profesfor te
Pena: den 7. October 1793.
JACOBUS VAN NÚYs KLINKENBERG: Á. L. MM,
Philof. Doctor; Theol. et hifts ecel. Profesfor ;
Predikant te dmffeldam: den 7. October 1783.
CHRISTOPHORUS HENRICUS DIDERICUS
BALLOT: Philof. in primis Phyf. éxpèr. Pro-
fesfors Predikant in de Nederduitfche gemeente
te Middelburg: den 7. October 1783.
ne dk HER»
HEEREN LEDEN XXXVIE
HERMANNUS ROYVAARDS: 9. S; Theol. Docts ebr
Profesfor; en Akademieprediker; te Utrechts. den
7. October 178 3e
JACOB CASPER METZLAR: ithedianes te eu:
fichem: den 7. October 1783.
- , FJAD ZM í mm AABI
Mr. RHyYNVISCH FEITH: Advokâât ste: Zwol :
den it senda iel
edo nd ke
DRE eden BROES: SS. Theol. mo PEN
Rr te La den 7. Sthhanken, ae
LOUIS PORTE: Predikant inde. Walfche pe
te Middelburg: den 7. iens vld
EMAT
Mr. KAREL KOENRAAD REITZ: Gäffer i in den
Ed. Hove van Vlaanderen, te re an den
33, ge Let , AT
HENRICUS SCHORTINGHUIS: Dredd te
Koudekerke : den 7. September 1784.
GODEFRIDUS WILHELMUS CALLENFELS:
Med. Doctor; Burgemeester van de Courps, te
Sluis in Vlaanderen: den 7. pi tige 1784 7
0
Je A. MURRAY: Med. Doctor en | Profisfir te Göt-
„tinges den 7. September 1784,
«Ds dk: fe
XXXVII NAAMLYST. DER
FX. BURTIN: Med. Doctor te zr den 7e
veSeptember 1784.
JAN RUDOLPH DEIMAN: Med, Doctor te Am
freldam: den 31. Auguftus 1785.
ISAAC HENRY GALLANDAT: Stads Med. Do-
« vetorste Hulst: den 31. duguffus 1785. aM
CAROLUS PETRUS THUNBERG: Medic. et bo-
“tan. Profil te Upfal: den 31. ai 1785.
ee GEORGERT: nenten des havik et chaus=
8 alie te Kr ai den 31. Auguflus 1785:
ven BERNARD JACOBS: Artis obhtenie: dede
2e te Gend:-den 7. October ik
JAN PETERSEN MICHELL:. Med, Doctor te
Amfteldaim: den 7. October 1786.
se... DE LAUNAY: Sekretaris. van Zyne Kei-
zerlyke en Koninglyke Majefteit , te Cecil
den 7. Caaden 1786.
F. P. CAELS? Med. Doctor te rale den 7.
October 1786,
%
a
jh
HEEREN LEDEN. :XXXEX
G: BRENDER A BRANDIS:/ Leermeester inode
‚‚ wis- natuur- en fterrekunde te zAimfteldam: den
7. October 1786.
J. WATERVLIET: te Middelburg :.den.7. Octos
ber 1786.
HENRIK VAN ROIJEN: Rector ‚der Latynfche
fcholen te Wlisfinge: den 24. Juni ier — See
‘kretaris van het: etend
Mr. . Red VAN HUPSCH; Lid van ver-
feheidene Akademien en geleerde Maat{chap-
pyen, te Keulen: den 29. October 1788.
SEB. JUST. BRUGMANS: Prof. prins te Leide:
den 29. October 1788.
RUD. FORSTEN: Anat. et chirurg. Prof. te Hars
va derwyks: den 29. October 1788. «— rq
FREDR. WILLEM VAN DER LEEUW: Med.
_ Doctor; Lector anat. et chirurg. te Dordrecht:
den 29. October 1788.
E. J. THOMASSEN A“ THUESSINK: 4e L. JM,
Phil. et med, Doctor , in ’s Hage: den 29n
October 1788,
Ter. Jom;
KL NAAMLS DER LEDEN!
JOH. HENDR. VAN DER PALM: Predikant; thans
“_… wonende te Middelburg: den 29. October 1788.
JAC. DE PuyT: Stadsoperateur en Vroedmeester
ee te Middelburg: den 29: October 1788.
J- DE KANTER, Phil. z, Notaris te Zierikzee:
eden og. October 1788. > KVC ATEN AN
WILLEM KIST; Ant. z. Hiffor. Prof. en Re-
ctor der Latynfche fcholen te Middelburg : den
wir ope October 1789.
JAN AARNOUD BENNET: 4. L. M. Phil. et med.
hrg te gest den 7. October LANE
Je VAN BREDA: Stads md. Dactor te dai
Ms 7 October zl
P. J. KASTELEIJN: Apotheker en-Chemist , te Am-
Jleldam: den 7. October 1789.
8
LYST
DE R
SC B Rl A ER & A0
die ééne of meer verhandelingen, waarneming , of
bericht, hebben ingeleverd: welken in de eerfte
twaalf Deelen des Genootfchaps geplaatst
Zyn: — met aanwyzing, waar dezelven
in dit Regifter gevonden. worden.
B.
Mserer ) bl. 119. 133.
Bergius (re. 7.) bl. 23. |
Berkhey (y. Le Francq van) bl, 23.
Beunie (y. B. de) bl.-126, r
Bicker (1) bl. si.
Boddaert (p.) bl 127. > zo}
Bomme (1) bl. 174 137. 143. 143. ald, RA
Bonn (A) bl. 73. 74. ald.
Brahé (7. 5.) bl, oo.
Brande (Gj. c.) bl, 118.
C ea
Callenfels (a. w.) bl, Gast ‘or — ha
Charante-(wa z.-wan) bl; PORR: drone}
Cruysfelbergen (D. van) bl 76, st
El DEELS Ie STUK Har D, Dam:
Damme Ce. van) bl So. ald. LS
Dinckler (. s. 6) bl. 32.
Ellerbeek (j. zr.) bi. 53.
Ermerins (j.) bl. or. 113,
Efchauzier (s.) bl. 86. «
Euler (r.) bh zer.
F.
Fagaras (3. Pap de) bk-67.
Fermin (rr.) bl, zo.
Fokker (j. P.) bl. 19. 58.
Francq van Berihey. Zie B
G. «9 ld GL) dln
Gallandat (p. 1.) bl 33- 50. IIS. 130. 138.
Garnier de St. Fuliens bl. 106.
Gesfchert (p. van) bleentaid Comr om) elstnalteD
Ghert (mn. Mirandolle van) Di. Gh, 154
gen (F. HK) he kad | 53
ee 7 hiet 3 % Gra-
ee ed € Nak
SCHRYVEREN. KLM
%s Gravezande (a) Dl, 14. 25 35. 44 Ald. 45:
Greeve (a.) bl. 41. 42% 97. 138.
oe:
Haaren (o. z. ván) bl, gr.
Harger (3) bl 6. 63. 103.
Hennert (J. rf.) bl. 29. 20.
Hespel (nm. van den) bl. 36.
Hofftede (r.) bl. 115.
Houttuyn Cm.) bl, 49. 82. 98. 120, 12t
Husfem GE) bl. 22. En 136.
IL.
Iperen (j. van) bl, 16. 35. 66. 87. 107.
Kens
Kanter (c. de) bl, rá1. |
Krom (u. j.) bl. rog.
Kuipers (e.) bl, 39. 482
L.
Lambrechifen (Ne c.)-bl, 83.0 >
«CO ” FANS 5 Leeus
Pl
_XLIV ELST LHR RR
Leeuwen (Je D. van) bl. zo.
Lieftinck (A) bl. 128. ald.
Lombard (e.) bl. zoo.
M.
Macquet (j.) bl. 64.
Mareeuw (j.) bl. 6r.
__Martinet (7. r.) bl. 37.
Mechain (m.) bl, 5. ig. zoo,
Meefe (p.) bl. 39.
Michel (y. P.) bl 25.
Mirandolle van Ghert: zie G.
Mulier Ca.) bl. 133. 7
N.
Nahuys (A. P.) bl. 54:76.
Nahuys (6. j.) bl 114. 149.
Nebbens (B) bl. 140.
Nieuwland (r.) bl. 46.
Nooten (s. van) bl 53e
O0.
Oosterdyk {n. o,) bh 20e 23e.
SCH RY VIEREN.
Oosterdyk Schacht (j.) bl. 126.
Pe
Palm (x. van der) bl, 110,
Paris (7. w.) bl. 89.
Pont Gj. du) bl. 135.
Puyt (G. de) bl. 131.
R.
Radermacher (p.) bl, 50. 102.
Reitz (r. 1.) bl 15.
Reitz (xk. k…) bl. 55.
Reitz (w. o.) bl. 18.
Renou (2) bl. r4r.
Rhoer (j. de) bl ar.
Roy (j. le) bl. 134.
_ Saxe (car) bl. 75.
Schlosfer (y. A) bl. 58.
Schorer (w.) bl. 124.
Schortinghuis (x.) bl, 56.
Slabber (m.) bl. 148.
ERREE 3
XLV
Smith
NLP Uwer Diek o
Smith Cw.) bl. 118.
Solingen (A. van) bl. 129. 131.
Spiegel (1. P. van de) bh, 144.
Swagerman (E. P,) bl, 5. ald, 43. I1ó,
TL
Terne (c.) bl, 12.
Tieboel (».) bl. 119.
‘Thunberg (c. P.) bl. 49.“
Tjeenk (y.) bl. 1. 3. 4
bei,
Udemans (w.) bl, ror.
V.
Veirac {y.) bl. 52. 56. 94-
Voltelen (r. y.) bl. 73.
Voorst (p. c. van) bl. 112.
Vries (c. de) bl. 24.
SA é W.
Water (7. wa 7e) bl, 9. 81, ib, 155.
+
Wa
/
SCHR Y v EREN. XLVII
Watervliet (7) bl. 24-5390,
W'inckelmen (1.)bl, 29. 35. 40. wies ie ald, 15. es al
Wind (ede) bl. 15. BCN
Wind (re. de) bl. 33.
Wind (s. de) bl. 84. 85.134. /
Wit (e, de) bl."57. 116: 127.
Wy (Gr J-rvan) ble 38e inning
_ Weyn (rz. van) bl. 54e 0 NT,
Ze
Zillefen (c.) bl. 6o.
lin Mg F
si / ij
N
HS
terr LYST
DN
Tar ne Beweb T
os ER
PRYSVRAGEN:
UITG ES € HR EPB N
D o o RH E Et
ZEEUWSCHE GENOOTSCHAP DER
WETENSCHAPPEN re VLISSINGE ;
van het jaar 1769, tot 1789.
Gr rar a an Sa tan Sz?
EERSTE vRrAAG: IN HET JAAR 1769,
OM BEANTWOORDT TE WORDEN
vóór r. Mei 1770.
9 Wetten zyn de bewoners van ZEELAND
» geweest tot aan de vyftiende eeuw? Hoeda-
2» nig waren hunne zeden en Godsdienstplich=
9» ten? en welken voortgang hebben de fraaije
s letteren, kunsten, en wetenfchappen, onder
» dezelven gehad”?
Het antwoord van DIDERICUS VAN CRUTS-
SELBERGEN ós met den gouden eerpen-
ning bekroond, « die het Regifter , bl, 76.
hi Î S UH.
mn EE
LYST DER PRYSVR. XLIX
/
IL vraag: iz bet jaar 1769, tegen Mei 1771.
» Welken zyn de redenen der meenigvuldige
en VALLEN, of GRONDBRAKEN in de zeedyken ,
» voornamelyk die der Provincie ZEELAND?
dege Op welke wyze kunnen dezelven best
»» voorkomen; — of, daar zynde, fpoedigst en
s> minst kostbaar, herfteld worden” ?
Het antwoord van BASTIAAN NEBBENS is
met de gouden; — en dat van CORNELIS
DE KANTER; gelyk ook dat van BARe
THOLDUS RENOU, met de zilveren me-
daille bekroond. _ = - _ Zie bl. 140,
UI, vraag: in bet jaar 1770. tegen Mei 1772.
‚> Mag een natuuronderzoeker, uit de reeds
s gemaakte waarnemingen en proefondervin=
‚« dingen, verdere gevolgen trekken ter uit«
» vorfching van de nog onbekende oorzaken
» der verfchynfelen ? — zoo Ja! hoeverre mag
2» by daarin voortgaan? en welke regelen moet
» hy daaromtrent in acht nemen”?
Deze vraag werd geoordeeld best beant=
woordt te zyn door eene Verhandeling,
Nf: nk ok 5 ges
El LVENSAT PRE KR
„gefchreven door josuA. VAN IPEREN 5
gelyk by de opening van het billet
“bleek s — dan, deze Heer Lid des ce-
“ moorschars zjnde , werd de gouden
eerprys aan het antwoord van josk-
PHUS PAP DE FAGARAS tOEZEWEZEN: —
de zilveren zoude aan dat van pui
EIPPE FÊRMIN zyn toegekend, indien
niet, ook die Heer, Lid des eenoor-
SCHAPS Ware geweest. == Zie bl. 66.
IV. vraag: iu bet jaar 1771. tegen Mei x773.
“_„ Hoe kunnen de vallen of grondbraken in de
9» zeedyken , voornamelyk die der Provincie
3 ZEELAND, best en minst kostbaar voorgeko-
men worden”? (zynde dit gedeelte der twee«
de: vraag niet voliedig beantwoordt.)
Hierop is geen voldoend antwoord inge-
_ komen: — en „ wannzer dit word in-
geleverd , is het Genoot/chap ten al-
len tyde genegen , hetzelve met de gou=
den eermunt te bekroonen.
Ve
PRYSVRAGEN. LI
v. VRAAG: in hetjaar 177 1 tegen Mei 1773
sp War isde iden: van het fterk oep
‚der ZeEUWSCHE, voornamielyk der Waicher-
»» fche, duinen en ftranden ? „Hoe is. zulks voor
‚ te komen? “en welke middelen, buiten de.
4 reeds bekenden, zyn (op de nutigfte en.
‚> minst kostbare wyze) tot derzelver behou=
»s ding aan te wenden” ?
Op deze vraag word ook nóg, onder
„dezelfde belofte, een voldoend ant-
„woord verwacht,
VI vraag: in bet jaar 1772. tegen Mei 1774.
s In welke evenredigheid zyn de landen in
„, de Provincie ZEELAND, en in ieder eiland in
_‚ het byzonder, aangelegd tot bosfchen, boom-
‚ gaarden, weilanden, en bouwlanden? Is die
‚‚ evenredigheid, welke thans tusfchen dit
„s vierfoortig gebruik der landen-in. deze Pro-
‚s vincie plaats heeft, de voordeeligfte, vol-
„5 gens welke de landen binnen dezelve kunnen,
‚worden aangelegd? Zoo neen! hoedanige vers,
2 Aadoriosi is daarin voor het algemeen belang,
ss WER
LI EN SAADENR
93
wenfchelyk? en welken zyn de beste en
vruchtbaarfte middelen, om dezelven daar te
ftellen? Welke foorten van houtgewasfen -en
; landvruchten zyn 'er, buiten die, welken in
Zeeland doorgaans het meest worden aange.
kweekt, die in onze Zeeuwfche gronden;
met een evengelyk. of grooter voordeel
voor het gemeenebest, en voor den land-
man, dan de thans gecultiveerden, zouden
kunnen worden geteeld? Welken van dezel-
ven verdienen ín het byzonder aangemoedigd
te worden? en hoedanig zyn de gefchiktfte
middelen, om derzelver culture gemeen te
maken” ?
Op deze vraag is GEEN antwoord inge-
id
Ld
komen.
VII. vraag: in het jaar 1773. tegen
1. Januari 1775
„, Welke gedeelten van de NEDERLANDSCHE
Hiftorie, byzonder van ZEELAND, zyn tot
nu toe niet naauwkeurig genoeg behandeld ?
en uit welke bronnen zouden dezelven in
een beter licht kunnen gefteld worden, ter
/ 2 aan-
|
|
PRYSVRAGEN. TIN
„aanvulling van de Vaderlandfche gefchiedenis-
93 fen”?
Op deze vraag» offchoon dezelve in
1775. tegen Januari 1777. weder is
“opgegeven ‚ met belofte van een’ dub-
belen gouden eerpennings is geen vol-
doend antwoord nm
N VI. VRAAG: în het jaar 1774. 7 vas
Januari 1776. |
os, Welken zyn de duidelyke en onderfchei-
(5 dene kenmerken van die befmettelyke ror-
35 KOORTS, (Gftbris maligna putrida,) welke
‚ thans zoo algemeen befpeurd word op de uit-
ys gaande OostIndifshe Schepen dezer Landen?
„Door welke oorzaken word deze koorss
voortgebracht? en welken zyn-de middelen,
„5 om dezelve-te behandelen; voor te-komen 3
5 en den voortgang -daar van te fteuiten”?
„Het antwoord van JOHANNES VEIRAC if
oormeét den gouden; — en dat van B.
« mussem met den zilveren. eerpenning
eebekroond, eee Zie bl. 93.
LIV KV HE VIE RK
IX.rwraae: du bet jaar 1776. tegen.
Januari 1778.
> Daar de STATEN Van °ZeELARD: — hiet tôt
s> voordeel. van ‚de financien der Provincie ;
» maar tot weorkoaming van gebrek. aan von-
» tante penningen :— al voor meer dan honderd
» jaren, den zegotiepenning „bekend onder den
> naam Van ZijVEREN DUKAAT Of RYKsDAALle
„DER, mEt deszelfs. gedeelten „geoordeeld
s hebben van so. tot 51. ftuivers te moeten ver-
2, hoogen ; mitsgaders , federt dien tyd, om
ss dezelfde reden nog tweemalen-gelyke ver-
ss hooging met één’ ftuiver te moeren doen: en
2 dus dien uegotiepenning binnen Hunne Pro-
s vincie tot 53. ftuivers gangbaar te ftellen: —
Welken zyn de middelen , om de aanmerke-
«55 lyke fchade, die de ingezetenen der Provin-
ss Cie ZEELAND , door den nadeeligen . wisfel-
“ss COUFS ‚inzonderheid federt-de-laatfte verhoo-
s» Sing, geacht worden te lyden, voor te ko-
s> men: — zonder deze Provincie aan gebrek
van contanten bloot te ftellen ; maar dezelve
«> integendeel in {taat te houden, om de benoo-
» digde nieuwe /pecien te kunnen aanmuntenà
as En wat middel zoude ’er zyn, om de munt-
vs » JPe=
ee
EENES, da
PRYSVRAGEN. EY
» fpecien, door de geheele Republik ‚op eeen
‚> egalen voet van gehalte en evaluatie te bren-
»> gen: met dat-effect, dat op alie de munten,
> by aanhoudendheid „ zoo. gouden als. zilveren
» „Jpecien tot de geftatueerde, of nog te flatue-
2, ren, gehalten en evaluatien wer kúnnen
gn wor eed worden”? et
De DORE OA dist en Bs
SYMAREEUW „offchaon niet woldoende ,/ …
5 eyn deder met eenen zilveren eerpen= > …
rk en ae ‚Zie bl,
Pa
de Â
il ‚Xe VRAAG; in. het jaar 17 7. vagen
nefinils …_Janwari ERD. mä
Ke ‚ Hoedanig. is de wys À om Fe armen : ‘zóo
„ binnen de fteden, als op hét platte land véa
… her Wereenigde NEDERLAND; en in hes by-
»» zonder. van, ZEELAND: te enderftegnen „ en
„ beftendigaan den, kostte. helpen? welke,
»» voor de-Diakenien en Armenmiddelen- mia
ws bezwarende; vaor de armen zelven nuttiger ;
»> En voor de burgerlyke maatfchappy ‚ waar-
ss Van zy Jeden zyn; voordeeligerszys dan. die
s wyze van bedeeling, weike nu byoa alom
fu’?
3, plaats ‚heeft | schor ed!
090 Her
LVI VST ER
Het antwoord van JOHANNES HARGER is
met de gouden eermunt; — en dat
VAN NICOL, HENDR. VAN. CHARANTE
met de zilveren bekroond. «Zie bh, 6.
nd dende on ae Bean Seche it en
XL, VRAAG: ôn bet jaar 1777. tegen Januari
1779. op het edelmoedige verzoek van
den Heer DANIEL RADERMACHER.
s> Welke fchepen, behoorende aan de Ne-
» derlandfche ‘OostIndifche. Compagnie , van
3,140. 150, En 155. voeten lang: zoo met een’
2» openen; als gedekten kuil: (anders genoemd
> DRIEDEKKERS:) zyn in allen deele de be-
‚> kwaamften , nuttigften, en voordeeligften
» voor Haren dienst: zoo tusfchen Europa en
» Indië varende; als in de Indifthe zeeën zel-
s ven gebruikt wordende”?
eN Kn nt neee RE pe
Het antwoord van EZECHIEL LOMBARD
heeft de gouden medaille; — en dat
VAN WILLEM UDEMANS de zilveren be=
— haald. a da é Zie bl. roo.
XII. vraag: in bet jaar 1778. tegen
_Jennari 1780.
Welke verbetering hebben de gemeene of
» Opens
9
Led
92
bd
9
: 9
ER YS VRAGEN. ;EVI
ojenbare, vooral de Nederduitfthe scrorEn ;
ter meerdere befchaving onzer. natie, nog
wel noodig? — Hoe zoude dezelve op de
voordeeligfte wyze kunnen ingevoerd, en op
eenen beftendigen voet onderhouden wor-
den”?
Het antwoord van HERMANUS JOHANNES
,
KROM» indien hy geen Lid des Gre
NOOTSCHAPS ware geweest , zoude den
gouden eerprys hebben weggedrageng
— nu is dezelve aan KORNELIS vAN
DER PALM toegewezen; en een zilveren
aan DID. CORN. VAN VOORST. « Zie bh, 107,
XIII. vraag: iz het jaar 1779. tegen
Januari 1781. 8
Vorderende “een tydrekenkundig en naauws
Keurig bericht van alle inlandfche en uits
heemíche fchryveren en fchriften, die tot
opheldering der wepemranpscue gefchieden
nisfèn en oudheden ftrekken, federt het bes
gin der Graaflyke regering ®%t op dezen
tyd”
Op deze vraag ir, tot heden toe, geen
„voldoend antwoord ingekomens doch
KERK HE word
Xl. DEELS IL, STUK.
LVIII EW SP WISE AR
word nog met verlangen, onder de
gewone toezegging, te gemaet gezien.
XIV. vraag: in het jaar 1779. tegen Ja-
nuari 1782 voor rekening van het
BATAVIASCHE Genootfchap.
Behelzende ”het kortfte, zaaklykfte, en ze=
kerfte bericht, belangende de bouwing der
fchepen, en ’t gene daartoe behoort; voor
zoo veel zulks invloed heeft op de gezond-
heid en het goed der zeevarenden: — de
onderhouding der manfchap ; zoo aan land, en
op de reede, als in zee; ten aanzien eener
goede huisvesting, kleeding, fpys en drank:
— de beste wys-om den mondkost in te
leggen, te bewaren, en te bereiden , aan
land en op zee: — de heilzaamfte dranken
voor. dagelyksch gebruik , tot voorkoming
van den /corbut, en andere op de fchepen
heerfchende ziekten; met de voorfchriften
daarvan, en derzelver maten: — de noodige
verbetering. van het by ons in gebruik zynde
fcheepsbrood: — de beste manier , om de
fchepen en het kooigoed zuiver te houden: —
het afzonderen der gezonden van de zieken ;
zoo op kuil- als driedeksfchepen: — en hetge-
„ ne
PR YSNVRAGEN. KEIX
» ne hiertoe verder kan en moet tement ae
ss gemaakt worden”.
Aan het antwoord van JOHANNES HARGER
is de gouden medaille toegewezen. Zie bl, 103:
XV. vraag: in het jaar 1780. tegen
Januari 1782.
Begerende ”het volledigfte en beknoptfte fas
s menftel van het Staatsrecht der zeven wveree-
‚s nigde Nederlanden ; met aanwyzing der
‘sp bronnen, waaruit men nadere en meer uit=
s> voerige kundigheden , belangende de byzon«
» dere punten van dit recht, kan halen”
Op dit wvoorftel ziet heg GENOOTSCHAP
nog met verlangen een volledig ant-
woord te gemoet
XVI. vraag: in het jaar 1780. tegen Fa-
nuari 1783. voor rekening van het
BATAVIASCHE Genootfchap,
»» Hoegroot moet de cirkelboog zyn van het
2» VOORSCHIP , of de zoogenaamde sorG, indien
s dezelve zal gefchikt zyn, om het water
ss Zacht te klieven, tot bevordering van eenen
s> Vaardigen voortgang; en teffens beftand te
Ed} » Wee
LX EVEN VEER
… wezen , om het diep inzinken der zwaarte
s van het fchip en lading, door de drukkende
», kracht der byftaande zeilen, voor te komen?
s> — Hoegroot moet de boog van het geheele
s fcheepslichaam zyn, op de lyn van het ncêr-
», geladen fchip, tot bevordering van het fpoe-
„> dig wenden , zoo wel vóór den wind als
») door den wind”?
Eet antwoord van GARNIER DE ST. JU=
LIEN js de gouden medaille waardig
gekeurd. _« - - Zie bl, 1o6.
XVII vraag: in het jaar 1780. tegen Janu-
ari 1782. op het edelmoedige verzoek
van den Heer w. Baron vaN Doprr.
2, Welken zyn de ware oorzaken en ken=
2 teekenen van de NAJAARSKOORTSEN in de
» guarnifoensplaatfen van StaatsVlaanderen ?
„> en welken zyn de beste behoed- en genees-
»‚ middelen, die daartegen, vooral by de nziláe
» tairen, kunnen aangewendt worden”?
Aan het antwoord van G. W. CALLEN=
FELS is de gouden eerpenning; — en
aan dat van JOH. HARGER de zilve-
ren, toegekend, e … … die ble 62.
XVIII.
_
PEYS VRAGEN. „EXE
XVIIL vraac: in het jaar 1782. tegen
Fanuari 1784.
„ Wat is ’er tot nog toe, in de Nederlands.
‚, fche taal, over de febres catarrbhales, wel-
’
‚ ken zich, federt eenige jaren meer dan voor-
„ heen, in deze Landen vertoond hebben , ge
fchreven ; en wat ontbreekt ’er aan? — Wel
Li
ken zvú hare gewone kenteekenen, loops
> hf p
„‚ fymptomata, en complicatien? — Zyn'er ee
„ nige redenen te ontdekken, waaruit b'yken
an, waarom deze ziekte meer dan voorhee
„ kan, waä de kt d heen
» „pian heeft? — Welke is hare veilige en ze=
‚ kere genezing, in alie hare onderfcheidene
„ foorten”’ê
Het antwoord van JAN PETERSEN MI+
cHELL ós met de gouden eermunt be-
kroond., - a = Zie bl. 25.
XIX. vraag: in bet jaar 1782. zegen Ja-
nuarì 1784. voor rekening van bet
BATAVIASCHE Genootfchap.
Vorderende ”het best gefchikte en minst
‚ kostbare ontwerp, tot het ftichten van een
„ bekwaam-gebouw , onder den naam van Hose
EK. “UE S MIER
9 PITAALs of manhuis, voor onvermogende en
»» oude zeelieden”.
Het antwoord van C. KärsER is met de
gouden medaille vereerd. Zie in het
XIII. Deel.
XX. vraag: nz bet jaar 1783. tegen
Januari 1785.
‚> Zyn ’er geene algemeene en byzondere
, gebreken in de inrichting en leerwys onzer
», Waderlandfthe nooeescnoren? — Welken
» Zyn de voornaamften? — en wat kan, tot ver-
„, betering daarvan, in ’t werk gefteld worden:
9 tot fpoediger voortzetting van aïlerlei weten-
9 fchappen; en ter meerdere befchaving onzer
ss natie”? |
De beantwoording van deze vraag
flaat , onder de gewone toezegging;
nog Open.
XXI. vraag: voor rekening van bet
“BATAVIASCHE Genootfchap.
5 Dewyl de fchadelykheid der begrafenisfen,
3, binnen de fteden en kerken, ten vollen bewe-
‚> ZEDs
PRYSVRAGEN, LXIM
„, zen, en vry algemeen erkend is: welken zyn
„de verfchillende redenen, dat die nadeelige
s» gewoonte in deze REPUBLIK blyft ftand grye
„„ pen? — en welken zyn de beste middelen;
„ om dezelve te doen ophouden”?
Het antwoord van JOH. DID. VAN LEEU=
wen is de gouden; — en dat van
CORN. TERNE de zilveren eerprys
waardig gekeurd, = Zie bl. 10.
XXII. vraag: op het edelmoedige verzoek
wan zyne Excellentie, den Heere w. C.H.
Baron vAN LYNDEN #0/ Blitterswyk.
Elk uitnoodigende om ”op te geven het diff?
rent van den fchadelyken wisfelcours, wel-
ke (in ieder der zes vereenigde Provincien,
met relatie tot de Provincie van Holland „)
in ordinaire tyden gemeenlyk plaats heeft;
— voorts aan te wyzen de fundamentele oor-
zaken, door welken deze wisfelfchade in de
3 Provincie van ZEELAND grooter zoude zyn,
» dan in de vyf andere Provincien ; gefteld
zynde , dat de zilveren dukaat ín Zeeland
s tot geen’ hoogeren prys gangbaar ware, dan
» in de overige Provincien; — yerder te ber
Hktenen 4 2 to=
LXIV et nn
s togen: of, en welke, redenen de „Provincie
2 Van ZEELAND heeft, om beducht te zyn, dat
» aldaar eerder en meerder gebrek aan ftand-
» peùningen „ en andere gangbare fpeciën, zou-
»» de exfteren, dan in de vyf andere Provin-
» cien ? — en hoe zulk defect best zoude kun- -
> nen voorkomen worden”?
Het antwoord van j. F. Muuren âs, als
het allermeest uitmuntende, de gou
den eerprys waardig geoordeeld. Zie
in bet XIII. Deel,
XXIII. vraAG: in het gaar 1784. tegen.
Fanuari 1786.
‚… Wanneer is de Provincie van ZEELAND,
» federt de affchudding van het Graafiyke juk,
‚‚ op den hoogften top van eer en voorfpoed:
„, zoo in den koophandel; zeevaart; en land-
s‚ bouw ; als in de wetenfchappen: geweest? —
s‚ Hoe en door welke middelen is zy daartoe
ss gekomen? — Is dezelve tot heden toe op dat
» toppunt gebleven? — Of hoe, en in hoe verre,
se is dezelve daarin aan het dalen geraakt? —
») Waardoor is zulks voorgevallen? — En
», welken zyn de beste middelen , om dezelve
„> wederom tot dat toppunt te brengen” ?
Des
BR YSIV ROGEN. CEM
Deze vraag is niet beantwoordt; ook
niet wederom voorgefteld.
XXIV. vraag: in het jaar 1784. tegen
Januari 1786.
‚„ Welke fchikkingen kunnen ’er, door de
»» gezamenlyke geleerde Maatfthappyen in ons
2» VADERLAND, gemaakt worden: om, zonder
‚, elkander eenig hinder toe te brengen, faam
2 te werken tot bereiking van haar gemeen
‚‚ doel: de bevordering van den bloei en de
„ uitbreiding der kunsten en wetenfchappen?
Op deze vraag geen antwoord ingeko=
men zynde, is dezelve, met eenige
„werandering , in 1786. by vernieu-
wing voorgeftelds (zie XXIX, vRAAG»)
XXV. vraag: voor rekening van het
BATAVIASCHE Genootfchap.
‚, Naardien goede krankbezoekers, in dienst
s der OostIndifche Compagnie dezer Landen,
» van veel nut kunnen zyn; en zulken op de
» meeste OostIndifche comptoiren ontbreken: —
» welken zouden de beste en minst kostbare
» middelen zyn, om het gebrek van goeden te
leak » Vers
EVE SWW S TUNDE RK
s verminderen, en geheel weg te nemen: en
» de Compagnie van den last der kwade krank-
» bezoekeren te bevryden”?
Het antwoord van LAURENS VERWYK ós
smet de gouden; — en dat van PETRUS
HAAK met de zilveren eermunt be=
kroond, Zie in het XIV, Deel,
XXVI. vraag: voor rekening van bet
BATAVIASCHE Genootfchap.
„ Welke is de beste en eenvoudigfte wys,
» op welke de zendelingen, in Asta en AFRIKA 9
» de Mubhammedanen omtrent de valschheid
van hunnen Godsdienst, en de waarheid van
») den Christelyken , overtuigen kunnen”?
Deze vraag, niet beantwoordt zynde,
îs ingetrokken.
XXVII. vraag: iz het jaar 1785. tegen
Januari 1787.
Hoedanig is de ftaat der zeden onzer Na
»» tie geweest, federt de oprichting van ons
@» Gemeenebest, tot op dezen tyd? — Welken
», Waren de oorzaken hunner verbetering of
» verergering? — En welken zynde beste mid-
‚ de=
PRYSVRAGEN. LXVII
‚‚ delen ter meer algemeene verbetering onzer
» nationale zeden’?
Deze praag flaat, zonder tyds bepa-
ling, open.
XXVIII. vRrAAG: voor rekening van het
BATAVIASCHE Genootfchap.
‚> De Wis- Natuurs en Teekenkunde, van
‚„ eenen bykans algemeenen invloed op alle
„> kunften en handwerken zynde: — word gee
», Vraagd op te geven : — welk het beste middel
3» Zy» om die kundigheden algemeener in trein
» te brengen; en derzelver aanleering, voor
»„ min vermogenden , gemaklyker te maken?
Het antwoord van- ADR. VAN SOLINGEN
is met den gouden eerpenning bee
kroond » en zal in het XV. Deel ge
plaatst worden.
XXIX. vraag: in het jaar 1786. tegen
Januari 1788,
» Welke fchikkingen kunnen ’er, door de
e gezamenlyke geleerde Maatfchappyen in
2» ONS VADERLAND, gemaakt worden: om, zons
e der elkander ecnig hinder toe te brengen;
2 200
KERVIN ALV OS/TI IDE R
s» zonder de eene van de andere, of van eenig
» opperbewind, afhanglyk te maken; en over-
» eenkomftig elks oorfpronkelyke inrichting:
s» faam te werken tot bereiking van haar ge-
„ meen doel: de bevordering van den bloei en
_s‚ de uitbreiding der kunften en wetenfchap-
» pen”? (Wergelyk hiervoren XXIV. vraag.)
dan het antwoord van ANDREAS BONN
is de gouden medaille toegewezen: zie
in het KIV. Deel.
XXX. vraag: in bet jaar 1786. tegen 1738.
» Dewyl het gereede gebruik van PENNIN=
s» GEN de ziel ís van alle handelingen en. be-
„ dryven: op welke wys kunnen eerlyke en
s naarftige kooplieden, commisfionarisfen, of
‚ ondernemers van fabriken en trafiken, (die
s geene obligatien, of foortgelyke effecten be=
2» Zitten , om tot pand ter minne te kunnen
9» Overgeven : maar voorzien zyn van vaste
s, panden; of pakhuizen, zolders, kelders, of
» winkels, met genoegfamen voorraad van goe=
» deren;) in deze Provincie van ZEELAND gele-
ss genheid bekomen, om gelden à depofito, of
3» Op wisfel, voor zekeren tyd, machtig te wors
» den, ter- voortzetting hunner zaken: zoodat
tefs
PRYSVRAGE:N. LXIEX
„ teffens de geldfchieters zekerheid hebben
„ voor de veilige herkryging van boafiumee en
48
interesfen’’ ?
Het antwoord van J. FR. MULLER ô5 ;
9
in de jongstgehoudene algemeene Ver-
gadering , den 7. van JWWynmaand _
des jaars 1789. als het best woldoen= —_
de, met den gouden eerpenning be-
kroond. |
XXXI. vRrAAG: woor rekening van bet.
„BATAVIASCHE Genootfchap.
» Welken zyn de ziekten en kwalen der
NEGERS in de Nederlandf/the volkplantingen
in de WestIndiën? — Welken zyn de uit-
en inwendige hef van zulken derzél-
ven, die (zonder behulp van eenen ervaren’
genees- of heelmeester) door planters, of dí«
recteuren, kunnen genezen worden? en wel-
ke middelen moeten zy daartoe gebruiken?
— En welken zyn die ziekten of kwaleë’,
wier genezing boven hun vermogen is”?
Op deze vraag ziet het Genootfchap , zone
„der tydsbepaling , ‘met verlangen een
voldoend antwoord, onder de bekende
be=
LXX EED s PPE RM
belofte, te gemoets zynde, ter aan-
moediging , in de laatfle algemeene
Vergadering, aan de fchryvers van:
3wee verhandelingen: de eene in hee
jaar 1787. de andere in 1788. ingele-
werd, eene zilveren medaille toege-
zegd, zoo zy hunne namen tydig be-
kend maken. Zie het Programma on-
langs uitgegeven; en in het woorben
bericht van het XIV. Deel te winden.
XXXII vraag: in het jaar 1788. tegen
SYanuari 1790.
2, Hoe is de aardrykskundige gefteldheid van
»» ZEELAND (voornamelyk ook met betrekking
„ tot de rivieren en ffroomen) geweest, van
2 de oudfte tyden dat hetzelve bekend is ge=
s raakt, tot aan het begin der Graaflyke regen
» Ting? — Welke veranderingen zyn in dezelven
je. voorgevallen , federt dat laatfte tydperk, tot
» aan het einde der veertiende eeuw ? — Is na-
derhand hare gefteldheid dezelfde gebleven ;
2 of heeft zy ook merkelyke veranderingen
ondergaan? zoo ja! welken waren dezen ? —
2» en van welken invloed zyn alle die verande=
2 tingen geweest: zoo op het huishoudelyke
| » be:
PRFVIS VRA GENN - 'LXEXT
5 beftaan; als op het ftaatswezen van dat Land.
‚> fchap”?
XXXIII. vraAG: voor rekening van bet
BATAVIASCHE Genootfíchap.
‚ Wat is de reden, dat de kinderpokjes
»‚. (wariolae) , op byzondere tyden en plaatfen,
s> fomtyds onverwacht zich openbaren, en zeer
1» -geweldig woeden; terwyl anderen, zelfs in
»-de nabuurfchap, daarvan op denzelfden tyd
» geheel bevrydt zyn ? — Hangt zulks af van
2 eene byzondere gefteldheid in den damp=
skring; van de hoedanigheid der. fteden en
2, plaatfen ; van het voedfel; of andere oorza=
ss-ken? — Zyn ’er ook voorbehoedende mide
s delen ten dien opzichte te bedenken?
XXXIV. vraag: Nog ós in bet;jaar 1788.
tegen Fauuari 1791.
(onder toezegging van. den. gewonen gouden
eerpenning, En VEERTIG gouden dukaten boven-
dien) dit voorflel gedaan; ”De Keuren van
2 ZEELAND, in eene goede Nederduitfche. «aal
sr overgebracht, en met korte aanmerkingen ,
» ter opheldering, voorzien”,
oe He drie vragen; gelyk ook op de
twee
/
LXXII LYST DER PRYSVR.
twee volgenden, verwacht men de
antwoorden iegen den bepaalden tyd.
_XXXV. vraag: in het jaar 1739. tegen
Januari 1791:
Het Genootfchap vordert: “Een volledig
2» compendium van de STRAFBEPALENDE WET=
s> TEN; die thans in de Nederlanden plaats
> hebben; en eene opgave van de wyze, op
» welke die behooren ingericht te worden: —
ss zoodat tusfchen dezelven , en de misdaden;
9 Eene gepaste evenredigheid gevonden worde;
„die niet te ftreng is „ en echter voldoen kan toe
s het oogmerk , om aan de misdadigers gevoel
» te doen hebben van hunne euveldaden, en
ss tot affchrik te firekken aan anderen”,
XXXVI. vraa: voor rekening van bet
BATAVIASCHE Genootfchap.
Welken zyn de gefchiktfte middelen, om
» nuttige ontwerpen, door deskundigen in de
» verhandelingen van geleerde Genootfchappen
„> en andere werken opgegeven, tot nut der
s» burgerlyke maatfchappy in:trein te bren=
2k
« gen”?
B E«
Ee
Pe” bo Aert aar Ptn mend ne ademende: e
BEREDENEERD |
Re b-Gl S TE R
Le VAN ALLE
VERHANDELINGEN
OREERT PG
LWAALE EERSTE DEELEN
DER
VERHANDELINGEN VAN HET ZEEU W-
SCHE GENOOTSCHAP DER WE-
TENSCHAPPEN, TE VLISSINGEN,
GEPLAATST Z Y Ne
Eà
ER (HEILIGE). Bydragen tot
wedezelve: door gusTus TJEENK. 4/. Deel, bl. 465—
6oo.- Na een kort voorftel, over het aangename en
nuttige der Heilige aardrykskunde; bl. 465»: en
over’tgene men, in deze Bydragen over dezelve ,
XII, DEELS U, STUK, Ä on-
2
AARDRYKSKUNDE.
onder de aandacht moet houden; 5/, 467. begint
de Schryver met het woord van ‚aarde; en on-
derzoekt, in hoever het eenig licht over de H,
Landbefchryving kan werfpreiden: by welke gele-
genheid hy aanwyst, dat het veelmalen eene aarde
beteekent, „die woest en ledig iss bl. 472. van
hier, dat het eene wilde en woeste zandvlakte, en
wel.het woeste Arabië, te kennen geeft; 1, KON. IX:
18. 4/.-487. gelyk.ook zes. XVI: 1. A/. 491. wane
neer tevens over de levenswys., en rykheid in vee,
vooral in fchapen , van de Nabatheën en Kedarenen
gehandeld word: 5/. 497. het gene aanleiding geeft
stot-opheldering van jer. XLIX: 30. Al. 522. waare
na de vorige draad (de verklaring van jes. XVI:
1.) word vervolgd: en-ondertdsfchen onderzocht,
of het Selahe der Nabatheën hetzelfde zy met dat
der Ldomiten ? waartegen gewichtige bedenkingen
worden ingebracht: A/. 533. Hierop gaat de Schry=
ver: over tot Ps.CVI: 27. en CVII: 3. 4/. 539. —
het gene hem aanleiding geeft tot opheldering van
ps. LXVIIl: rr. AJ. 541. en van ExoD. XIV: 3.
bl. 552.-gelyk ook van zon 1: 7. en IL:ap 2/. 560.
Inmiddels word zor XII: 8. toegelicht; en tevens
aangewezen, hoe luisterryk de fchepfelen in deze
barre zandwoestynen “getuigenis geven van hun-
nen Schepper: U/. 569. waarna jzoB XXXVII: 13.
word opgehelderd: 47. 575. En, daar het land der
belofte ook in vele- plaatfen zandig was, word hier-
uit MATT. VII: 26. en Luc. VI: 49. bl. 584. JOB
IV: 19. Dl. 585. Ps. LXXII: 16. 4/. 587600.
opgehelderd,
em Fife
AARDRYKSKUND & 8
-_ nn Vervolg der ban door
J- TJEENK: ZV. Deel, bl 465602. Op grond van
het gene „ in de vorige Verhandeling, omtrent het
woord IN, aarde, in de H. Aardrykskunde
gebezigd, is bygebracht; zoekt de Schryver eenige
duistere plaat{en op te helderen: en wel ps, XLI.
bl. 463. (by welke gelegenheid eene befchryving
van het Land der Sordane word gegevens en
vooral van den berg Hermon} het gene aanleiding
geeft, om verfcheidene plaaten meteen woord toe
te lichten: vooral ps. CXXXIII. 5/,-478) — wadde
neef de opheldering van ps, XLI. weder word
vervolgd; hl. 496. en tevens. onderzocht, waar=
op iù Ps. CUI: 153, 16. gon Vl: ga ps. XCt
3, 6.-jos Vls 1517. en XÌV: ir. zoën di 9e
jer. XIV: 16. jon XXXIX: 4-6. word gee
zinfpeeldt df. sor. en dat {tuk voortgezet tot „bh
543. -Hierop-words; in de aanteekeningen op. het
Land der:Fardane , gehandeld over jos. XIX: 34be
bl. zat. (en met een woord Il, kon, XIV t 49. ops
gehelderd 5.b/. 552.) terwyl dit gedeelte det bydra«
gen word befloten, thet ‘eene behandeling van #9.
CV: 30, bl. 566. Grmiddels aart jes. XXII: 3. eenig
licht bygezets hl. 369. gelyk ook jrs, XVII: all,
5i7. jer. KLVI: 8. bl578. Amos VIll: 8. IX: 5e
bl582.) Lindelyk word eene bedenking „tegenda
vete voren opgegevene beteekenis van het woord
sedrets, uit befchouwing ván de cigenlyke gefteldheid
van Egypteland, weggenomen: Lí. 50, waarop
dit (kuk:, na eene korte verdediging van een gezegde
Van MANILLUS , orùttent het silaud Cyprus „ word
Ó A 3 _ ge
4
ABJ. ADON. ax. ALDEB.
geëindigd, met uit het ‘bygebrachte op te maken,
dat de voorgeftelde beteekenis van’ het woord
eend in volle kracht pasfe op ps. DV 30, h/. 6or.
ABJATHAR rechtvaardig geflraft: zie’ SALOMO’s
kroonrecht.
ADONIA, wegens hoog verraad gepraf” zie SA-
LOMO’s den odnr ica
SIN en MIN Pahimsring over vite woorden :
door jusTus TJEENK. /. Deel , bl. 546584. waarin
de geleerde Aucteur jes. XXIX : 4. opheldert, door
overweging van de donkere. en akelige holen , „uit
welken der Heidenen godfpraken gefchiedden ; waar-
uit ‘geestberoerende dampen opftegen , die de pries-
terinnen van LOXIAs tot woede en razerny ver-
‘voerden; zoo dat zy een naar en;piepend geluid
voortbrachten: van welke holen die woorden ge-
bezigd worden. «Om dit nader aan te wyzen ,
word derzelver eigenlyke en ontleende beteekenis
verder ontwikkeld; uit de oude gefchiedenis met
vele voorbeelden opgehelderd; en daardoor aan
_ verfcheidene plaatfen der H. S. eenig licht bygezet :
en eindelyk word ‘het bygebrachte op Jerufalem
ten tyde van deszelfs laatfte en allerbenaauwendfte
belegering door de Romeinen , overgebracht: van
welke tydsomftandigheden bovengemelde plaats uit
Jes. XXIX: 4. verklaard word,
ALDEBARANS bedekking door de Maan , waarge-
10e
'
ALPHAB. APOCYNUM 5
nomen te VERSAILLES „ den 14. April 1774.— vers
geleken met dezelfde waarnemingen, te PARYS», te
PETEPSBURG ‚ GENEVE, €# BRUSSEL, gedaan: door
_M‚. MECHAIN. J/, Deel, Dl. 307— 323.
ALPHABET-PSALMEN. Zie Beurtgezangen (ge-
wyde).
APOCYNUM. Waarneming omtrent eene byzondere
eigenfchap van de APOCYNUM, ig het dooden van
fommige foorten van vliegen: door @. P. SWAGER-
MAN. //. Deel, bl. 281—306. Naeene naauwkeuri-
ge en ontleedkundige befchryving der bloemen van
deze plant: 4/. 281. toont de Schryver, uit de in-
wendige fEructuur van de bloem „ hoe die vlie-
gen, door derzelver honigachtige reuk verleidt „
‘haren zuiger, om het zoete vocht naar zichte trek-
ken , zoodanig tusfchen derzelver ftofknopjes (an-
therae) beklemmen en verwarren, dat deszelfs te-
rugtrekken haar onmogelyk is 3. en dat dit de ware
oorzaak van-haren dood in deze bloem zy: 4/. 292.
terwyl men eene uitlegging van de, ter ophelde-
ring bygevoegde , Afbeeldingen vindt, 4/. 304— 306.
FOLIO ANDROSAEMI. Mervolg
op de Verhandeling van deze plant: (zie V, Deel , bl.
281) dienendê tot apheldering , zoo van het maakfel
en de famenftelling der deelen van de bloem, als
„van den zuiger der vliegen: door E‚ P. SWAGERMAN.
„AX, Deel : achter de Prysveruandelingen : Zl. 1—3%
Na eene inleiding, waarin de naauwkeurige Na-
A 3 tuur
6
APOCYNUM ARMEN,
tuurkenner redenen geeft, waarom hy dit vervolg
heeft vervaardigd: Bf. 1. geeft hy eene befchryving
omtrent den bloemkelk ; 4/.4- hetbloemblad; 47. 5,
de helmpjes; 2/, 6. de helmftyltjes; 4/. 9, de ho-
nigkasjes; Z/. zo. het vruchtbeginfel; 2/. 12. het
ftampertjes Dl. 13. het merk; AJ, r4. den zuiger
van de vlieg; 5/. 16. en dan eenige nadere ophel=
deringen, omtrent fommige ftukken in zyne voor
gaande Verhandeling: 47, 22. waarby eene uidlegging
der afbeeldingen op ééne Plaat ten befluite gevoegd
word , 4/; 28—32.
ARMEN. Over de beste wys om dezelven te onder-
houden.
me Ïe ANTWOORD op de vraag : „ hoedanig
sis de wys, om de armen, zoo binnen de fte-
» den, als op het platte land van het Vereenigde
2, NEDERLAND, en in het byzonder van ZEELAND 8
v> te onderfteunens en beftendig aan den kost te
„‚ helpen? welke, voor de Diakonyen en Armen.
2 middelen min bezwarende; voor de armen zel-
3, ven nuttiger; en voor de burgerlyke maatfchappy ,
‚, waarvan zy leden zyn, voordeeliger zy: dan
„> die wyze van bedeeling, welke nu byna alom
„, Plaats heeft?” door jor, HARGER, WIJ. Deel,
bl. 3138. met aanteekeningen, zoo wegens het
Genootfchap , als uit onbekroonde Verhandelingen,
Na dat de Schryver het voorname doeleinde van des
ze vraag , en de billyke voorwaarden in dezelve , heeft
opgegeven; wyer hy eenige zaken aan, waarop in
de
nn rr er Nen nd a dende Shet Mr
ve
.
de beantwoording moer gelevwordem 5/. 3: Om het
gewichtige doeleinderte bereiken „ moet men bedacht
zyn op middelen „ om het getal der bedeelingen, en
dus ook der armen, te verminderen; en: hiertoe
komt vooreerst in’ aanmerking, de opvoeding van
derzelver kinderen: waartoe de oprichting-en ver-
betering der fcholen vooral vereischt word; als
by. voorbeeld die te ROTTERDAM: Zl. 6. een
naauwkeurig onderzoek, omtrent de: uitgiften der
armen-penningen. 2/. gt. Wat, gevorderd: worde
ten aanzien. der Godshuizen?- bf; 38. van lien
die van elders inkomen? 4; 42. van. de: zieken-
of gasthuizen3 en verfcheidene andere middelen „
waardoor men de- inkomften- der. armenpenningen
zoude kunnen vermeerderen: Al. 57. Maar voor=
al moet men in dezen op handwerken bedaclit zyn ,
om hierdoor de: armen befltendig: aan den. kost te
helpen; waarvan: ’er eenigen aan de hand’ worden
gegeven: en wat daartoe zoude vereischt wordeir 2
bl. Gr. terwyl eenige bedenkingen tegen: het byge=
brachte worden opgelost: 4/:9g. Het nuttige, dat
uit het voorgeftelde te wachten:zy, indien:het werd
ingevoerd’, vooral met betrekking:tot de wyze van
bedeeling ‚ welke thans meestalin gebruik:iss 4/. 107.
Eindelyk word aangewezen, hoe de fcheepvaart , -
voor de jeugd daar toe lust hebbende, ten meesten
nutte kan geoefend worden: Zf, 114—139.
Île “ANTWOORD op dezelfde. vraag: door
NICOL. HENDR. VAN CHARANTE: FI. Deel „bl.
139200, Ons NEDERLAND is, boven andere ge-
A4 wes.
8 ARMEN mr
westen, beroemd wegens liefdezorg omtrent de
armen: dan deze word van velen fchendig mis-
bruikt. Van hier het verval in der armen fondfen 3
en wat al tot herftel aangewendtzy ? Uit overwe-
ging van deze ftukken word. de aanleiding tot de
voorgeftelde vraag afgeleide, en derzelver aanbelang
aangewezen. D/. 139. In derzelver beantwoording
word eerst onderzocht: hoedanig het middel, ter
onderfteuning en tot het beftendig aan den kost
helpen der armen, behoore te zyn? Niet door licf-
degaven 5 (waarover eene zeer uitvoerige aan-
merking in eene noot ;) maar door eigen vlyt en ar-
beid: en ‘wat hiertoe vereischt worde? en dat wel
op eene voordeeliger wyze voor de Diakonyen,
dan de tegenwoordige; zoo dat tevens het nut der
Maatfchappy daardoor. bevorderd word: b/. 145.
Maar, welk handwerk voldoet aan alle die vereisch=
ten? ditisde tweede naarvorfching:. het linnenwe-
ven, met den aankleve van dien. 4/..166. Dederde
“vraag is: welk plan men, in de oprichting en voort-
zetting dezer onderneming, te volgen hebbe? Dít
word aangewezen: zoo ten aanzien van het be-
ftuur der reedery; als van de wyze, om dezelve
aan te vangen ; en de vereischte geldmiddelen te vin-
den: b/. 178. Eindelyk worden eenige tegenbedene
kingen geopperd en beantwoordt: AJ. 192200.
“IN? Over den oorfprong , de beteekenis „ en het gen
bruik van dit woord, in de H, Landbefchryving:
zie Aardrykskunde (Heilige).
B,
PS en es anal
BIE GRA VEN. &
ve rege sbr al er
BEGRAVEN DER LYKEN #7 de fleden en kerken. Vere
“handeling over ditonderwerp : door j. w. TE WATER.
IV. Deel, bl. 639—667. Dat het begraven der Iy-
ken, vande vroegfte tyden „ gebruiklyk zy geweest,
merkt de geleerde Schryver vooraf aan: h/. 629. en
dan leidt hy uit derzelver oorfprongaf , dat de wyze
van begraven niet fchadelyk moge zyn; en dus niet
in de fteden en kerken gefchieden. A/. 631. Deze
gewoonte ftrydt met de oudheid : 47, 633. derzelver
oorfprong: b/. 637. zy is fchadelyk. 4/. 639. Hoe
roemruchtig derhalven is het verbod van deze ge-
woonte in verfcheidene Ryken en Steden? 5/. 645.
als ook eene meenigte voorbeelden van groote man-
nen. A/. 65o. Niet tegenftaande al het bygebrachte
heeft die dwaze gewoonte echter hare voorfpraken ,
vooral in den beroemden ervey: die wederlegd
word; gelyk ook andere fchynredenen. 4/. 652. Be-
fluit, teraffchafing van die gewoonte: en hoe zulks,
zonder vrees voor nadeelige gevolgen, het beste
zoude kunnen gefchieden? 47, 661—667.
binnen de fledan en Rerkene
“Je ANtTwoorp op de vraag: dewyl de fchadelyk-
„heid der begrafenisfen binnen de fteden en ker-
9» ken, ten vollen bewezen, en vry algemeen be-
9 kend is: welken zyn de verfchillende redenen ,
pp dat die nadeelige gewoonte in deze REPUBLIK
„ Blyft fand houden? en welken zyn de beste mid-
A5 » de
® BVE SG (RAAPV ZE INS
» delen, om dezelve te doen ophouden”? door
Mr. Jon. DID. VAN LEEUWEN. X//. Deels,1. fluk: bl.
r=86, Vooraf laat: de geleerde Schryver eene inleis
ding gaan, ter aanwyzing van de gepastheid dezer
vraag: Dl. 3. dan verdeelt hy dezelve , overeen-
komftig het voorftel, in twee hoofdzaken: voor-
eerst, in eene redengeving, waarom die nadeelige
gewoonte in onze REPUBLIK nog al blyft ftand hou-
den 3 terwyl derzelver fchadelykheid ten vollen be-
wezen „ en vry algemeenerkend is, : — en dan in de
VRAAG zelve: welke zich mede in twee deelen
fplitst: — vooreerst „ welke de verfchillende redenen
zyn, waarom die nadeelige gewoonte nog al blyft
ftand houden? ter anderen, welken de beste mid-
delen zyn, om dezelve te doen ophouden? 4/. 5.
In ’t eerffe deel vindt men eene tweeledige vooron-
derftelling: dat namelyk de fchadelykheid dier ge-
woonte niet alleen ten vollen bewezen; maar ook
vry algemeen erkend zy. Heteerfte ftaat de Schry-
ver volkomen toe ; 4/. 6. maar aan ’t andere kan hy
zoo volledig zyne toeftemming niet geven, uit aan-
merking van het eerste deel der vraag zelve : de rede-
nen, waarom die gewoonte nog al blyft ftand gry-
pen: van welke wel eene der voornaamfte is, dat
derzelver fchadelykheid onder ons nog niet genoeg
bekend is, en erkend word: 57, 8. blykens de rede-
kavelingen , welken van velen daartegen worden. aan-
gevoerd: 5/. to, en dat ’er nog zoo weinige voor-
beelden in ons Land zyn, die zulks ter naarvol-
ging ftaven. 2/. 14. Echter is ’er nog eene mee-
nigte andere redenen, die voortvloeijen uit onkun-
de;
EE
a
î
{
Ö
'
«
BYESG\R Al VE No re
„des bygeloofs; verkeerde vooroordeelen; dat het
„buiten begraven fchandelyk zy; uit eene zucht,
—óm by zyne vooroüders begraven te worden; uit
verkleefdheïd-aan oude gewoonten; enz, doch gebrek
‘aar genoegfame overtuiging. van het fchadelyke,
fchandelyke-„ en bygeloovige dier gewoonte, is de
voornaamfte. reden: 4/15. Dan, behalve deze rede-
nen „ zyn ’er nog anderen; het benadeelen van de
ikomften der kerken £/. e5- dat men niemand
van zyù recht en eigendom kan óntzetten 5 b/, 27.
terwyl by anderen eene al te groote onverfchillig-
heid omtrent dit ftuk plaats heeft: 4/, 30, Hierop
word het tweede deel der vraag beantwoordt: wel-
ken de beste middelen zyn, om die nadeelige
gewoonte te doen ophouden ? Dit kam gefchie-
den: of door eene tegenovergeftelde gewoonte; of
door eene uitdrukkelyke wet ; of wel door deze bei-
de wyzen te faam gevoegd: 4/. 32. Het eerfte kan
door byzondere perfoonen gefchiedens het tweede
alleen door de wetgevende macht: 4/. 33. om hei-
den hiertoe te bewegen, worden eerst vaorbereie
dende middelen opgegeven: — de meerdere over-
tuiging en bekendmaking van ’t fchadelyke , fchán-
delyke, bygeloovige, en onvoeglyke dier gewoon
te: ZA. 37. opwekkingen en aanmoedigingen: tot
het begraven buiten de fteden en kerken: 4/, 47.
__Maar hoe de kosten, tot het aanleggen van zulke
begraafplaatfen, te vinden? AJ. zo, Zullen al-
zulke pogingen van byzondere perfoonen wel: toe-
gelkende zyn? AJ, 53. _Zoude het invoeren van
_ buien te begraven geene oproerige gevolgen ge-
BEE Iyk
Is B1EEG? RO AR MIE NS
Iyk onlangs te ARNHEM, veroorzaken? Zl. 55.
Hoe de Overheid in zulk een geval zich te gedra-
gen hebbe: 4/. 62. en welke middelen, ter be-
vordering hiervan, om namelyk dezelve daartoe te
bewegen, zouden dienen aangewendt te worden ?
Dl. 65. en zoo men hierin flaagde:. hoe dan de
zaak best ín te richten: zoo dat noch kerk , noch
iemand , nadeel daarby lyde; en dezelve eene alge-
meene goedkeuring wegdrage? J/. 71. maar hoe
hiertoe de eerfte onkosten te bekomen? Z/. 79.
Eindelyk geeft de Zucteur een plan op, om ter
zyner plaatfe „ gefteld dat de Overheid niet medewerk-
te, het begraven der lyken buiten ín te voeren:
bl.82. Opwekkingter naarvolging in deze !* 54. 84.
het flot: Zl. 85—86.
— Ile Anrwoorp: door CORNELIS
TERNE. XJ. Deels, 1. ffuk: bl. 87—212. Naeene
inleiding , over eene meenigte wél beredeneerde en
gemeen gemaakte plans, omtrent verfcheidene ge-
wichtige onderwerpen ; maar welker uitvoering
door onze Overheden niet begunftigd word; ge-
Iyk door voorbeelden word aangewezen: b/. 87.
past de geleerde Schryver dit op het tegenwoordige
veftuk toe: bf. 1o2. en dan gaat hy ter beant-
woording van de twee voorgeftelde vragen over:
(de fchadelykheid der begrafenisfen, binnen de
fteden en kerken, volgens het voorftel, als be-
wezen en erkend vooronderftellende :) Z/. 105e
en wel, vooreerst „ door de verfchillende redenen,
welken veroorzaken, datdie nadeelige gewoonte,
in
BEG RA WELIN 13
rin deze Republik nos blyft ftand grypen „ in dier-
‘ voegen ‘aan te-wyzen 3 dat hy tevens „ by de opga-
ve van een ieder derzelven, het middel voorftêlt ,
om die redenen te verminderen: of weg te nemen.
… Onder die redenen ‘telt hy eerst :- dat velen van’ de
fchadelykheid dier gewoonte in onze Republik nog
niets weten: /. 1o6. elk dus is verplicht, de-
zelve by alle mogelyke gelegenheden bekend te
maken; Zl. 113, en dit niet alleen met monden
pen, maar vooral met hun voorbeeld, ZJ 118.
Ten tweeden, ‘er is gebrek aan goede en wel in-
gerichte kerkhoven buiten de fteden : 4/19.
deze oorzaak moet dus door ‘de’ Overheden wor-
den weggenomen: 4/. 126; en hoe die in de uit-
voering van dit ftuk: behooren te verkeeren ?
bl. 130. maar zal het: begraven buiten niet
met vele moeilykheid verzeld gaan? AZ 133.
opwekking aan de Overheden! 4/, 139. «Lene
derde reden is te vinden in de-voordeelen , welken
«de kerken daaruit trekken ;- waarom het’ begraven
í
buiten , in-vele fteden , zelfs is bezwaard: 2/, 143.
deze bezwaren moeten ’er afgenomen « worden 5
sterwyl ’erop verfchillende wyzen voor de inkom-=
„ftew der kerken. kan gezorgd worden. ZA 153.
„> Bene vierde reden is, dat oude: gewoonten, hoe
€
“fchadelyk ook, in, Republiken moeilyk te verbete-
ren zyn; voordl. niet met éénen fprong. b/. 164»
„Eene vyfde ishet heerfchende bygetoof, de valfche
„Godsdienst , en onkundige: wanbegrippen:- dezen
moesten meer beftreden en: tegengegaan worden.
«_&l. 178. Als eene zesde reden kan man befchou-
wei
a4 BrE: Gr R Ab VOE: N,
wen verkeerde hoogmoed, eerzucht, pracht , en
ftaatfis Z/. 194- hoe ‘hieraan perk en paal te
tellen? B, oor. Bindelyk worden eenige be-
denkingen en zwarigheden opgelost: 5/. 206
waarmede deze Verhandeling word befloteu: ZJ.
alte
en == AANHANGSEL Va AANTEE“
KENINGEN » verzameld uit de niet bekroonde Zer«
handelingen, tot nadere flaving enopheldering der
gekroondens en gefchikt naar de bladzyden van
den Heer VAN LEEUWEN: door A. ’S GRAVEZAN=
pe. XII. Deels ‚1. luk: bl. 213250. In dit Aane
hangfel vindt ‚men vooraf eenig bericht, omtrent
de ingekomene en niet bekroonde Verhandelingen ;
en waarom tweerderzelven zyn geoordeeld niet ge=
voeglyk tot den prys in aanmerking te kunnen;ko=
men? Zl. 213. Hierop volgen de AANTEEKENIN=
GEN zelven, en wel van eenige fchryvers omtrent
„dit onderwerp. 4/. 216. Dat het gemeen niet ge=
noeg omtrent. de fchadelykheid der-beftredene gee
woonte overtuigd zy: Al. e17. nopens de voors
waarden , welken de Heer nervey vorderde: -5/,
218. nopens de onvoeglykheid en fchadelykheid
dier gewoonte; en ftrydig met maatregelen , mee-
nigmalen , tot wering van den voortgang van bee
fmettelyke ziekten genomen: Af. o1g. foortgelyke
gevallen als te Bruinisfe: bl. 921. vervelende uits
walemingen in de kerken, na de begrafenisfen,
bl. 222. Betrekkelyk de gewoonte der voorouderen
&l..224. Over de begraafplaats in de duinen by
ef Schee
BEGRAV. BEL. BEURSGEZW. as
Scheveninge „door den-Heer PERRENOT opgericht 5
bl. 225, die te Zwilen , door den Heer Tnuir van se-
ROOSKERKE5 &/. 227, en door den. Heer van Dr
CAPELLEN TOT DEN POLL, bl, 228. Over het
niet behoorlyk bedekken der,doodkisten-by hetsbe-
graven; zoo wel op deskerkhowen, als in deiker-
ken: b/. 229. over het-bygeloof: h/. 231 het
„begraven buiten word voor fchande gehouden. +b/.
233, In eene éénhoofdige regering ‚gaat zulk Eene
zaak gemakkelyker; terwyl-men vele voorbeelden
daarvan heeft ‚by onderfcheidene Volken : &/, 235
men vindt veelal een beletfel by de Regering vandften
den en dorpen. Af. 238. Ten aanzien van bet be-
ftaan der kerken „en derzelver bedienden: 2/, 240.
omtrent het gebruik der almanakken in dezen : ‚5/7.
242. over het gebeurde te Arnhem. bl. 243.
Hoe de Magiftraten in het fchikken der begraaf-
‚plaatfen buiten de fteden zich dienen te gedragen ?
bl. 244. de oude begraafplaatfen- behooren onge-
‚roerd gelaten te worden: ‚4/. 248. hoe de ‚noo-
dige onkosten te vinden? 47.250,
BELETTE poorzwereime. Ontleedkundig bericht
‚van dit geval: door Fre T. RaxTz. V, Deel „ bl.
460464.
8 l
BEURSGEZWEL. _ Ontleedkundige waarneming
„van een verwonderingswaardig BEURSGEZWEL- „în
de holligheid van de horst.van.een dood lichaam ge-
Vonden: befchreven in het Latyn. doer. c.p. WIND;
€
16 BEURTGEZ. BEVEREN.
‘
‚
en vertaald door ABR. MULLER. ZIJ, Deel, bl. 491
—-504. met eene juiste afbeelding-in plaat.
BEURTGEZANGEN (cEwYDE). «Verhandeling
over dezelven: door JOSUA VAN IPEREN. //Z. Deel,
bl; 358—434. Derzelver verfcheidenheid: h/. 358.
“Eenige regelen , ter ontdekking van dezelven,
waar zy mochten voorkomen; en ter onderfchei-
& ding der zangen en tegenzangen in, dezelven : opge-
helderd door eene ‘meenigte voorbeelden, uit on-
-gewyde fchry veren 5 bl. 364. en uit gewyden :b/.
387. in dezen onderfcheidt men twee-zangen en
veelzangen: A/. 399. en betrekkelyk tot de eerstge-
noemden word eene proeve genomen , om de opge-
‚gevene regelen daarop toe te pasfen: en wel mer be-
strekking: tot het-Liéd van Moses5' Deur. XXXIL.
bl. 394. het Lied van DEBORA3 RICHT. V. Dl. 416.
het Hooglied van sALoMO. b/, gar. Verder zymals
beurtzangen. aan te merken, ps. Lj en CXIX.
alle Alphabet Pfalmen;: sPR.' XXXI: ro—gr: de
Klaagliederen. van yer. T-IV. “ble 423. mis-
fchien ook nog verfcheidene andere P/almen; als
“ode XXIX. CL. CXXXVL CVIL 47 427. Of de
SELA’s niet- dienen „ om eenen afwisfelenden per-
foon aante duidenalsb. v. ps. XXIV? ZZ. 432. ook
komen die in ’t Gebed van HABAKUK voor: dl. 433.
BEVEREN. Over de oudheid en lotgevallen van
shet Land en de Baronie, van BEVEREN: zie .
Deel, Dl. ehs AN,
’ re BE;
|___C BEV. BEZ. BIS. BL. BREUKEN. 17.
BEVRUCHTE oranjeaPPeL. Natuurkundige
waarneming omtrent denzelyen: door L. BOMME.
VII. Deel, achter de Prysverhandeling geplaatst,
bl,208—e12. Dezelve word naauwkeurig befchreven,
zoo als een kleine oranjeappel, in het midden van
een’ grooten, zich bevond; en in Plaat afgebeeldt.
BEZOAR Orientale; het nagemaakte van KOROMAN=
DEL; en het Westerfche, Zie Steenen (dierlyke).
BISCUIT of TwerBAK. Hoe best op de fchepen voor
de wormen te beveiligen? Dit word, uit eene Ver-
handeling van j. B. X. JOYEUSE, kortelyk opgege-
ven in het Miftorifche bericht vóór het VIII. Deel,
Dl. 19.
BLAAS. Ziekten van dezelve, en van den PAMA:
zie Kaarsje (werwydend).
BREUKSNEDE. Waarneming van eene liesbreuk ,
door middel van de breukfnede gelukkig genezen:
door F. H. GRAM. By de opening bleek , dat het
omentum niet alleen verftorven was; maar ook het
voorfte gedeelte van den darm , ter grootte van eenen
deuit: dat zich aan den ring vasthechte, en geluk-
kig genas. Dit geval, en de wyze van behande
ling , word befchreven: Z. Deel, bl. 595—6a3.
_BREUKTALLEN. Grondig onderwys in de behande
ling der BREUKTALLEN, zoo gemeenen , als deci-
malen of tientalligen , benevens de daaraf hangende
_ Xl. DEELS Il. STUK, B re.
)
18. BREUKTALL. BYS. CAL. CAT.
rekeningen : door Mr. Witt. orto Rerrz. J. Deel,
bl. 293—386. Im. de voorrede merkt de wiskun-
dige Schryver aan: dát de Nederlanders in hunne
taal nog misfen eene volkomene (praakkunst; een’
volledig woordenboek ; en een grondig onderwys der
decimale of tientallige rekeningen. bl. 293. De
Verhandeling over dit laatfte onderwerp word in
twee afdeclingen onderfcheiden. De eerffe gaat
over de GEMEENE breuktallen: en wel over derzel«
ver natuur en eigenfchap; 4/. 297. derzelver ver-
kortings Zh 303. óplosfings bl. ‘sir. herbren-
Sings bl,-313. vergadering 5 Al. 314. aftrek-
king; 2/7. gar. verméngings Ll. gaa. en deeling:
bl. 827. terwyl de tweede afdeeling zich bepaalt
tot de TIENDREKENING en tiendebreuken: en*wel
tot derzelver natuur en eigenfchap; 4/. 333. hoe N
gemeene breuken tot tiendebreùken te brengen? bl.
335. oplosfing derzelven: Zl. 339. Tiendetafels
en derzelver gebruik: 4/. 343. de vermeuging of
vermeeniging der tiendebreuken 3 47, 356, en deeling
derzelven 5; Dl. 367—386.
BYSSUS. Zie Linnen.
„Ge
CALLOO. De oudheid en lotgevallen dezer heere
lykheid: zie /. Deel, bl. 42—45.
\___ CATARACT. Zie Staar.
We a | CHRI
CHRIST. COMEET. COMP. DARM. DIAR. 19
CHRISTENEN (St. Thomas). Zie “Poder te Ch
chim: en wel in het dltte der gefthiedkundige
naarrichten.
wtb infelen bii van les jaar 1779. Zia
de de 6afle, wier loopkring berekend ist door j. ®.
FoKKER. VIII. Deel, bh, 513530: Dedweteurftelt
alhier zyrie waarnemingen voor , omtrent den fchyù=
baren 5’ én de berekenitig , van dei waren loop diër
comeet voegende daarby eene tafel van eenigd geo=
centrifche plaatfen; en- twee Platen wegens dert
loopkring derzelve,
— Waarnemingen der Comeet van 1286, doot
den Heêr mrerain. ZIJT: Dêel ; bl. 531539: Zyiì-
de dêze comeet de Gsffe, van welke men den loop:
kring heeft berekend: terwyl zy óp geenen vaù diè
gelykt , welken men tof hiët ‘toe ‘heeft waargenometis
| _COMPAS. Miswyzing van 4 zelve , door dendonder —
veroorzaakt, III, Deel, bl. 615616
D.
DARMNET. Varftrapping van zehve: zie Perflrip=
Ping. RA
DIAKONEN: Zie Zrmên
Ba bi:
ao DIER... DOEL. DOND. DOORZ W.
DIEREN. cops goedheid in de bepaling van der
zelver dood: zie cops goedhefd.
DIERPLANTEN. Zie Zee-infect.
DOEL (pe). Derzelver oudheid, flichting , en lots
gevallen: zie V. Deel, bl. 35—41e
DONDERSTEENEN. De zoogenaamde donderftee-
nen zyn maar vetfteende zeeappelen. Zie Hiflor.
Voorber. VI. Deel , bl. 63.
DOORZWELGING. Bedenkingen over eene moeily-
ke doorzwelging. en inhouding van fpys en drank:
door NIC. GEORG: OOSTERDYK; Je Z. WII. Deel , ge-
plaatst achter de Prysverhandelingen , /. 185—207.
Dit geval: dat in vele opzichten van de gewone be-
lette doorzwelging verfchillende was; doch in ande-
ren eenige overeenkomften met dezelve had: word
opgegeven, &J. 185. nader opgehelderd : 47. 189.
En dan merkt de Schryveraan: (x.) dat ’er waarlyk
_dysphagia door wormen kan veroorzaakt worden 3
bl. 190. (2) dat eene grootere gevoeligheid, of
fterkere prikkeling der zenuwen, alveeltyds hare
vitwerking heeft op-de deelen by of omtrent de
keel; hl. 193. (3-) dat weekmakende middelen fom-
tyds de beste antifpafimodica zyn; bl. 195. (4) dat
uit de ongefteldheid der eerfte wegen die der extre=
miteiten meermalen volgt. 4/. 198. — Een tweede
geval word befchreven van een’ perfoon, geftorven
aan eene braking, veroorzaakt door eenen beletten
door
DOORZWELGING. DORESTADUM. or
doortocht van fpys en drank uit ‘de maag in de dar-
men; die zyn’ oorfprong aan misbruik van fterken
drank verfchuldigd was. 4/. 199—207.
_—_ (belette). Zie Belette doorzwel-
Zing. /
DORESTADUM der’ BATAVIEREN, door de NOR-
MANNEN onrust en geplunderd; en het gevoelen
van den Heer B. HUYDECOPER - getoetst: door
J- DERHOER. Z. Deel, bl. 324—4g22. Deze Verhan-
deling is in drie hoofdftukken verdeeld. In het
“eerffe word de gewone gedachte voorgefteld , dat
“het Vicus. BATAVODURUM by rACITUS, Wijk te
Duurflede zoudezyn; veelmalenelders DorofZatus ,
Doreftadinm, of poRsTADUYM genoemd: ’tgene van
B. HUYDECOPER is tegengefproken, die daardoor
eene ftad verftaat, welke aan den mond der Elve
gelegen, en door de Normannen verwoest zoude
zyû: ’t gene ook door anderen word beweerd,
bl. 324. Dan het gefchil is: of de aanvallen ‚ inde
IX. ecuw gefchiedt op Doreftadium, van het
Utrechtfche WYK TE DUURSTEDE al of niet moeten
verftaan worden? Het eerfte word beweerd; en uit
getuigenisfen geftaafd: by welke gelegenheid de ge
fchiedenis van die zeeroovers tevens word opgchel-
„derd; en de oorfprong van den naam DAVENTRIA
(Deventer) in het voorbygaan aangewezen. bl. 335.
In het zweede hoofdftuk word „ eerst, uit de gedenk
ftukken der oudheid, de vermaardheid van die ftad in
de middeneeuw aangetoond; als, onder auderea,
B 3 dat
24 _DORESTADUM. DRACUNCULUS,
dat er 52, hoofdkerken zouden geweest zyn: en
dan worden verfcheidene andere getuigenisfen by-
gebracht , die het gevoelen van den Schryver meer.
of min begunftigen. B/. 373, In het derde hoofd.
ftuk worden de bewyzen van den Heer Huvpecó-
PER getoetst, en wederlegd: Af, 400—422.
DBRACUNCULUS. Aanmerkingen over denzelven ;
door B. BUSSEM. JJ. Deel, bl. 443—464« Na eene
opgave van vroegere en latere fchryvers , die hun-
ne gedachten omtrent dit gebrek hebben opgege-
‚vens Dl. 443. ftelt de Aucteur zyne waarnémin-
gen in de Westindiën ‚ en voornamenlyk op Curacao
„gemaakt, voor : waaruit blyke, dat het een levende
worm zy, die zeer verfchillende namen draagt; en
dat men met dien worm eenen geruimen tyd kan
befinet zyn , eer het ongemak zich openbaart. bl, 445.
Deze worm word nader befchreven bl. 448. Over
de wyze der befinetting, zyn de gedachten zeer
verfchillende. 4/. 450. Onze Schryver wil, dat
_ dezelve alleen uitwendig gefchiede, door het ba-
den in zee, en wasfchen met putwater. 4/. 452.
Deze wormzickte heerscht niet altoos even fterk :
bl. 455. derzelver werfchynfelen zyn ook niet al-
tyd dezelfden: 2/. 456. derzelver behandeling is
insgelyks verfchillende. AA 457. Eenige waarne=
ingen „ over de verfcheidene wyzen , op welken de
dracunculì te voorfchyn komen. ZZ. 459. Geen
behoedmiddel tegen deze ziekte; dan zich niet te
wasfchen noch baden in put» of zeewater: Dl 463
464
DYE
\DYE,/DYK., ECHITES. EL, 3
DYEBEEN,. Verhandeling over een zeldfaam gebrek
van, het dyeheen door NIC, GEORG. OOSTERDYK.
JI. Deel, bl. 343-360. In deze Verhandeling word
eerst de gefteldheid der lyderes de aanleidende
oorzaak tot, en de verergering van, haar ongemak
befchreven: dan de vergeefs aangewende pogingen
des Schryvers, met de gevolgen, tot haren dood
toe, verhaald; benevens de ontleding: terwyl het
gebrek van het dyebeen in eene Plaat word afge-
beeldt: en eindelyk eenige aanmerkingen gemaakt,
om -uit mislukte gevallen nut en licht te trekken „
tot gelukkiger beoefening van de Geneeskunde.
DYKEN. Zie Zeedyken..
Ei,
ECHITES Semidigyna. Eene nieuwe foort van eene
Amerikaanfche plant, naauwkeurig befchreven , en
in plaat afgebeeldt: door p. j. BeRGIUS. ZJ/. Deel,
bl. 583591.
EL Een hard gefchaald. eì van een’ zeehoorn ; een
bellhoorns ook wel de Kaapfche ezel genaamd:
„ naauwkeurig befchreven, en in plaat gebracht,
„doory. LE FRANCQ VAN BERKHEY: #2 eenen brief
„Gan JOB BASTER. ZIJ. Deel, bl. 576532.
B4 slan Ce
Î
og EL ELECTRIC. EUANGELIE. |
— — Bericht vaneen vreemd lichaam, gevonden in een
HOENDEREI: medegedeeld door JACOBUS WATER-
vier. ZX. Deel, bl. 507—51ge Im dit bericht
vindt men een verhaal , nopens een’ geronnen klomp
bloed, ter grootte van eene hazelnoot, in een
hoenderei: en tevens met eene proef geftaafd,
hoe men hoendereijeren langer dan een jaar kan
bewaren, om dezelven, met een gewenscht ge-
volg , te laten uitbroeden.
ELECTRICITEIT. Derzelver medicinaal gebruik:
zie Lammigheid.
EUANGELIE. Onderzoek: of de befchuldiging,
dat het BuANGeLIE den plicht van byzondere
vriendfchap over ’t hoofd gezien hebbe, gegrondt
zy? door CORNELIS DE VRIES. JZ, Deel, bl. A13—
442. Het ftilzwygen liervan word tegen het Zu-
angelie ingebracht, niet alleen door den Graaf
van SCHAFTESBURY En A. COLLINS; maar ook,
vit onkunde, door anderen. &/. 413. — Na
eene meer algemeene aanmerking, b/. 415. word,
om dit verfchil bondig te bellisfen, vooraf bepaald ,
waarin deze deugd befta; en waarvan men dezelve
wel hebbe te onderfcheiden: A/. 416. waaruit
word afgeleidt: dat, daar in de Chriffelyke zede-
kunde op de algemeene goedwilligheid zoo fterk
word aangedrongen; het dus niet vreemd zoude
zyn, al werd?er in dezelve geene rechtftreekfche wet
ten aanzien vande byzondere goedwilligheid gevon,
| den.
\
EUANGELIE. FEBR.CATARRH. 25
„den: ja dat diteer na- dan voordeelig zoude zyn. 5/.
423. Doch het voorbeeld van den ZALIGMAKER niet
alleen 5 4/. 426. maar ook het herhaalde bevel tot broe-
_ derlyke liefde: verplicht elken Chrijfen ten duurften
tot de uitoefening’ van rechtgeaarde vriendfchap;
die alles in zich bevat, volgens het voorfchrift
van het Zwangelium, wat tot het denkbeeld van
dezelve redelykerwys kan gebracht worden. 4/. 428.
De opgeworpene befchuldiging is derhalven ten
eenenmale ongegrondt; en ten beste eene loutere
woordenvittery: DJ. 440—442.
F.
FEBRES CATARRHALES. ANTwoorp op de
vraag: “Wat is ’er tot nog toe in de Nederland-
2» Jche taal over de febres catarrhales, welken
5 zich, federt eenige jaren , meer dan voorheen in
2» deze Landen vertoond hebben, gefthreven; en
„> wat ontbreekt 'er aan? Welken zyn hare gewone
2» Renteekenen, loop „fymptomata , er complicatien?
2 Zyn 'er eenige redenen te ontdekken, waaruit
5» blyken kan, waarom deze ziekte meer dan voor-
z> heen plaatsheeft? Welke is hare veilige en zeke-
_ 2 re genezing, in alle hare onderfcheidene foorten”?
doór JAN PETERSEN MICHELL. XJ. Deel,
bl. 89—256. Tot eene inleiding van deze Ver-
handeling wyst de ervaren Aucteur de aanmerke-
Iyke vordering aan, welke de Geneeskunde in ons
B 5 Va
26 FEBRES CATARRHALES. \
Vaderland , binnen. weinigen tyd, gemaakt heeft:
waartoe het fchryven in de Nederduitfche taal,
over onderwerpen tot die kunst betrekkelyk, van
veel nut geweest is; gelyk ook het gemeenmaken
van zulke ftukken, door geleerde Maatfchappyen
en Genootfchappen. 2/. 91. Hy verdeelt zvne
Verhandeling in vier hoofdftukken. In het eerfle:
handelende over de fchryvers, welken, in de Ne-
derlandfche taal, over de febres catarrhales, ge-
fchreven hebben: laat hy eenige aanmerkingen
voorafgaan , om te bepalen, welke ziekte hier. ei-
genlyk bedoeld worde? 4/. 98. hieruit maakt
hy op: welke fchry vers in de vraag alleen beoogd
worden; Z/. to4. en dan geeft hy eene lyst van
die fchryvers op, met aanwyzing van ’t gene in
hunne uitgegevene ftukken, ten dezen opzichte,
al of niet pryzenswaardig zy: b/. toó. waar
uit hy befluit, dat ’er weinig van aanbelang tot
nog toe is uitgekomen ; en dat dus de voorgeftelde
vraag, van groot gewicht zy. &/. 123. Hierop
geeft hy, in het tweede hoofdftuk , de kenteekenen;
bl, 125. den loops 4/. 139. de fymptomata; bl.
144» en de verfcheidene comp/icatien dezer ziekte,
waarop men vooral te letten heeft, op. À/. 153.
Dan vooraf is noodig, tot opheldering van dit
ftuk, iets aan te merken omtrentsden aard en de
oorzaken van de febres catarrhales in ons Land.
bl. 155. Dit gefchiedt zynde, worden de comp/i-
catien derzelven, die men voornamelyk waar-
neemt, opgegeven: b/. 163. vanwaardeze ziekte
verfchillende namen verkrygt. Zl. 166, Op deze
gron=
FEBR-CAT. FRANSCHE STYL. 27
„gronden word de aard van onze voor- en najaars-
koortfen , en van derzelver onderfcheidene comp/i-
catien inhet byzonder , naderoverwogen: bl, 174.
en dit geeft aanleiding, om in het derde hoofdftuk
„te handelen: over de oorzaken der vermeerdering
van de febres catarrhales in ons Laúd:_zoo als
die voornamelyk te vinden zyn in eene ongeregelde
levenswyze, zeer verfchillende van die onzer voor-
„ouderen; en in het misbruik derlaauwe dranken: Z/
188, « waarop e@indelyk, inhet vierde hoofdítuk,
word overgegaan: om de genezingswys dezer ziek-
te voor te fchryven: AZ, 199, waartoe eerst alge=
meene regelen worden opgegeven, die men als de
gronden meet befchouwen, welken eenen Arts in
het genezen der byzondere koortfen moeten voor-
lichten , en welken hy nooit uit het oog moet ver-
liezen: b/, vor. dan worden eenige aanmerkin-
gen voorafgezonden, waarop de Arts in het ver-
fchil der genezingswyze in de febres catarrhales wél
te letten hebbe: 4/, 220. waarna, het ‘verfchil
der geneeswyze zelve, naarde verfcheïdenheid der
complicatien in deze ziekte, in *t gemeen wordaan-
gewezen; bf. 224. en dan meer in ’t byzonder
ten aanzien van de voorjaarsziekten; A/. 233. en van
de najaarsziekten: 4/. 243. waarmede deze belang-
ryke Verhandeling word befloten,
ee Zie Najaarskoortfen,
FRANSCHE scuryrstyr. Verhandeling over den
Franfchen fchryftyl, doorgaans genoemd ftülus
j Cu«
e8 FRANSCHE ST. FREDR. FUNGUS.
Curiae, of fly/ van den Hove: door ADRIANUS
?S GRAVEZANDE. JW. Deel, Dl. 577—612. Dit'on-
derwerp, als dienende ter opheldering van de Ge-
fchiedenis, nopens de jaartelling in vorige tyden „ is
overeenkomftig met het oogmerk des Genootfchaps.
bl. 577. Wat men daardoor te verftaan hebbe? NiET
de gemeene Chriffelyke jaartelling; b/. 578. noch
de zoogenaamde oude en nieuwe ftyl: Dl. 580.
MAAR die fchryfftyl , welke de jaren met Paaschdag -
begint. A/. 582. Eenige ophelderende aanmerkin=
gen omtrent denzelven: en wel, met betrekking tot
het begin dier jaren; en derzelver onderfcheidene
lengte. Dl. 583. De reden van derzelver bena-
ming; derzelver oudheid; en oorfprong: b/. 587.
Wie zich al van dezen fchryfftyl hebben bediend ?
bl. 591. De moeilykheid it het niet altyd vol-
gen van denzelven; en hoe te onderkennen van
den gemeenen ftyl? 47. 593. Deszelfs onvoegfaam-
heid heeft, al vroeg, eerst den kerkelyken op voor-
ziening doen bedacht zyn; hetgene naderhand in
den burgerftaat is gevolgd. 4/. 596. De veelvul-
dige nuttigheden van die aanmerkingen eerst aan-
gewezen; D/. 6o2. en dan met verfcheidene voor-
beelden geftaafd: 57. 605—612.
FREDRIK HENDRIK EN BLAAUWGAREN:
twee fchanfen beneden Zillo. Derzelver oudheid
en lotgevallen: zie /, Deel, bl. o2, 23.
FUNGUS: of uitwas. Zie Polypus : of flymprop.
G. GAL«
GALLANDAT. GEDAANTE. 29
G.
GALLANDAT (DAvID HENRY). Zevensbefùhryving
en lofrede van denzelven : door Mr. j. WINCKELMAN.
Hiflor. voorbericht , IX. Deel , bl, 13—45e waarby
gevoegd is eene lyst der Verhandelingen van den
overledenen: ’tzy afzonderlyks “zy in de Werken van
_dit en andere geleerde Genootfchappen, uitgegeven.
GEDAANTE DER AARDE. Onderzoeking omtrent de
ware gedaante der aarde: door zor. FRED. HEN-
NERT. II. Deel, bl. 529—575. Eerst bepaalt de
Schryver de vraag: of de aarde namelyk cene wiskun
ftige regelmatige g san hebbe; wier natuur men 5
door. eene. vergelyking hees de wiskunde kan
bepalen? 4/. 530. Zoo dacht NEwron! 4/. 531.
Echter kan dit, uit de verfchillende dichtheid der
ftoffe, waaruit de aarde is faamgefteid,. niet be-
flist worden: BJ, 532. maar dit moet ‚ uitde metin-
„gen der graden van breedte , worden afgeleidt; wel-
keu ten dien einde worden opgegeven: J/. 537.
hieruit blykt, dat de aarde niet bol- maar knolrond
Zy: — daar echter de aanwas der graden niet gere-
geld is,-zoo kan de gedaante ook niet elliptisch
wezen. hl, 538. Dit word, uit de onevenredigheden «
der asfen, nader geftaafd:- Al, 539. dan onder-
„zocht, of de afdwaling van fommige graden evenwel
niet uit de omftandigheden der plaatfen , en de aan-
trekkende kracht der bergen, kunne worden afgeleidt?
bl. 546. het tegendeel word aangewezen: Bl. 549.
Dan
go GEDAANTE DER AARDE,
Dan valt de vraag: of men niet door correctten „ des
zelve kunne doen overeenkomen? 2/. 552. Om ditte
bepalen, word onderzocht: hoe grooten misflag
men, in zulk een geval , voor iederen graad moete
onderftellen ? b/. 554. en daaruit kan de irregue
lariteit ten naasten by verklaard worden: Al. 5órs
dit word nog nader bevestigd op eene andere wyze.
bl. 564— 566. Deelliptifche gedaante komt naauw-
keuriger met de metingen overeen, dan die van
êene Aypothefe, door BOUGUER opgegeven: Di,
567. Om dit nader te ftaven wórd eene ftelkun-
dige formule, tot het berekenen der graden van
den meridiaan, voorgefteld:. b/. 569. deze fors
mule volgende, komt men het naast aan de waar-
heid; echter moet men befluiten, dat de gedaante
der aarde merkelyk afwyke van een volmaakt e//ip-
tisch knolrond: Al. 573—575e
Enten
mnd eenst
Onderzoek + of de onzes
Rerheid omtrent de ware gedaante der aarde eenen
merkelyken invloed hebbe op de STERREKUNDE en
NAVIGATIE? door jon. FRED, HENNERT. // Deel ,
bl. 499—544. Dat, uit de overblyvende onzeker-
heid, geene dwaling van gewicht voor de theorie
der maan kan voortfpruiten: word uitvoerig , door
een wiskundig onderzoek, omtrent de parallaxe
der maan Aangewezen: bl. 499. het gene ten aans
zien der navigatie ook word aangetoond ; en tevens
bewezen; dat men in dezelve van de gewone pass
kaarten, tot de breedte van zo® „ ja van 6o®, zich bes
dienen kunnes maar van de 6o® -af moet men letten op
à den
GEDAANTE. GEDICHTEN. … qì
den overgang van de /phaerifbhe'tot de knolronde ge-
daante der aarde; en zich bedienen van de gemaäkte
correctien-omtrent wasfende breedten: Al. 530544.
GEDICHTEN (Waderlandfch®j. Verhandelingbver
de Nationale of VADERLANDSCHE, gedichten: door
FPonker 0. Z. VAN HAAREN. PI. Deel, bl;225—329.
Na eene befchryving van deze gedichten: h/. axs.
onderzoekt de Schryver ‘eerst, wier vaderlandfche
gedichten aan de nakomelingfchap zyn overgeble-
ven? en hieronder telt hy die van HOMERUS 3
VIRGILIUS5 LUCANUS5 PETRONIUS; CAMOËNS,
een’ Portugees ; en VOLTAIRE. b/. 226. Hierop
ishet tweede onderzoek: waarom ; in zekere tyden,
een meerder geral groote geesten verfchenen zy;
_dan in anderen ? Deze vraag : na in een gefchiedkun-
dig tafereel te hebben voorgefteld ; waar , en by wel.
ke gelegenheden, de wetenfchappen al hebben ge-
bloeid: D/. 258— 296. word beantwoordt : door aan
te wyzen , dat deze reden niet moete gezocht worden
in. de verfchillende tyden:. (want het heeft nimmer
aan groote geesten ontbroken; en dezer getal is
mísfchien altyd genoegfaam het zelfde:) maar in
zekere gelukkige tydsgewrichten, of omftandigheden,
om dezelven te verzamelen, En wat hiertoe ver-
eischt worde, ziet men b/. 297. voorgefteld. . Het
laatffe onderzoek betreft de redenen , waarom her
getal van die genen, die goedgekeurde nationale of
vaderlandfche gedichten hebben opgefteld „ zoo
gering zy? Miervan is de oorzaak te vinden er
inde vereischten van dezelven; ez inde gefteldheid
ì vau
,
ge GED. GEEST. GEKK. GEMS. GENEESK.
van het Land, waarin men, woont: by welke alge- |
meene zwarigheden nog anderen komen; ten aan-
zien van den Godsdienst, de zeden , den {maak
de taal, en den ftaat der kennisfen van hêt Vader-
land: 4/. 298—329.
GEESTKUNDE. Zie P/ychologie:
GEKKO'S. Zie Salamanderen (onderfcheid der) enz.
‚ GEMSBAL: of ermskocer. Zie Steenen (dierlyke).
GENEES- ez HEELKUNDE. Zie Kaarsje (verwy-
dend).
___— Genees- en heelkundige waarnemingen: door
J- S.G. DINCKLER. PZ. Deel, bl, 255—280. beftaan-
de in zes waarnemingen: de eerffe: over de heil
zame kracht van den vluggen geest van Ammontak-
zout , met zout van wynfteen bereidt, en met ge-
diftilleerde oliën vermengd; in eene foort van zwar-
te flaar, of in het begin derzelve. bl. 255. De
tweede : over een phofphorisch licht, door de uit-
vloeifelen wan menfchen veroorzaakt; en van de
belediging, door deszelfs aanporring te weeg ge-
bracht. Af. 2ór. De derde: over eene foort van
doofheid, waarin het geluid wel duidelyk gehoord
werd; doch de toon van hetzelve, die tot de fa-
menfpraak noodig is, niet konde onderfcheiden
worden. AZ. 266. De vierde: over een wanftaltig
velum Palatinum. bl. 272. De vyfde: over een
kind,
GENEESKUNDE” 35
kind, mêt eene darmbreuk geboren. ZJ. 236. De
zesde: over een genezen rope he 280,
Een wibtera zere in de rechterborst
van EENC VFOUW : door PAULUS DE WIND genezen:
waarfchynelyk beftaande in eene uitzetting van een
watervat5 veroorzaakt door eene fchielyke en bo-
venmatige uitrekking et Kileuzing : hoedanige ge
zwellen onder den okfel en ‘aan de liezen meerma-
len worden waargenomen. 4. Deel, Dl. 587—59 1e
WAARNEMINGEN, getrokken uit het journaal
van den opperchirurgyn J.T. ELLERBEEK. VL
Deel, achter de Prysverhandelingen geplaatst, 5/. 259
— 276. Naeenebefchryving, hoe de Heer ELLER-
“BEEK een verbazend getal van /corbutici behan-
deld, en voornamenlyk door middel van mosterd=
zaad in het leven behouden had: Z/. 259. « word
de heilzame uitwerking, tegen deze gevaarlyke
ziekte, van het gramen marinum (een kruid, dat
buiten aan de fchepen wast,) voorgefteld en be-
' nie geftaafd: bl. rain he
Zeldfame waarneming van eene zwangere
‘vrouw, by welker verlosfing de Ifmoeder en nage
_boorte met fcherpe verfreende punten begroeid be-
wonden werden : door D. H. GALLANDAT. y. Deel,
dl 452459:
„Waarneming eener ontlasting van een aan
XI, DEELS IL. STUK, C merke
4 GENEESKUNDEGENOOTS. Ô
merklyk aantal van waterblazen, door den _af=
Zang: door AP. NAHUYS. ZZZ. Deel, bl. 455—46ó2.
Na dat de Aucteur zyne waarneming omtrent dit
geval heeft opgegeven, beantwoordt hy deze vra-
gen: wat zyn die balletjes of waterblazen geweest ?
waar hebben dezelven gehuisvest ? hoe konden de-
zelven door den afgang geloosd worden ? en wat is
de reden „ dat de lyderes hierdoor van haar vo-
rig ongemak i is bevrydt geworden ?
nn Zie verder Breukfnede: Hoofdpyn (fpyker) :
Hoofdwonden : Hoornachtig uitwas: Longtering:
Medelydendheid der deelen van't menfchelykelichaam *
in ziekten: NatuurCwerkende): „Navelbreuken :
Opflopping van water: Polypus of flymprop + Spiri-
tus falis marini: Vallende ziekte: Verftropping
van het net: WerktuigCwerbeterd): Witte willigen
bast.
GENOOTSCHAPPEN (GELEERDE). Dezelven,
hoezeer van veel aanbelang, hebben echter eenen
geruimen tyd in ons Vaderland ontbroken. Zie het
Hiftor. voorbericht van’t 1. Deel, bl. 2.
ame
(ZEEUWSCH). Mifforie van
het zrrRuwscHer GENOOTSCHAP der Wetenfchap-
pen te VLISSINGEN. Koorbericht I. Deel, bl. 1-38.
Waarin gemeldt word deszelfs eerfte oorfprong , in
Hooimaand 1765. bl. 5. Deszelfs eerfte leden,
&l. 6. In 1768. werd het meer uitgebreidt, en
A Gere
GENOOTSCHAP. GEZICHT. 38
Neerlands ERFSTADIIOUDER tot deszelfs Protector
verzocht. bf. 7. In Louwmaand 1769. werden
de eerfte Directeuren verkoren; en Moderatores
aangefteld. 4/. ro. Deszelfs wetten bepaald: 4/.
rr. Deszelfs eerfte Programma: bl. 16. In Sproke
kelmaand van 1769. werd aan de Regering det
Stad, en vervolgens aan de Heeren STATEN van
ZEELAND, Kennis van deszelfs oprichting gêge-
ven; en Hoogderzelver befcherming verkregen. bla
19. Van fladswege werd eene vergaderplaats vers
leend3 en de eerfte zitting op dezelve met eene aan-
fpraak door den praefiderenden Heer Mr. j. Wince _
KELMAN geopend. bl. 25. Het Genootfchap word
door de Heeren STATEN, by Refolutie, nader goed=
gekeurd en bekrachtigd. 4/, 3238. De wet, om-
trent de beantwoording der Prysvragen, word tot
de Leden des Genootfchaps uitgebreidt ; zonder eche
ter naar den ptys mede te dingen: op aanleiding
| van eenige bedenkingen door den Heer A. ’S GRA*
VEZANDE medegedeeld. iff, Bericht II. Deel, bl:
17-26. Ook die bepaling word ingetrokken ; en
aan elk vryheid verleend om naar den prys te din-
gen. iff. Bericht LX, Deel, bl. 57e
GEZICHTS ZINTUIG, parhandeling over eene God-
delyke verbetering. van het zintuig des gezichts:
door JOsvA VAN IPEREN. J. Deel, bl. 461509:
Onder de wyzen, op welken cop eertyds zyne
Openbaringen heeft bekend gemaakt , telt de Schry=
Ner men de wonderdadige verbetering vat het Zine
: Cs tuig
,
36 GEZICHT. GEZWEL. GIFT. GOD.
tuig des gezichts; ’t gene niet weinig moest die-
nen tot ftaving van derzelver Goddelykheid. Dit
word bevestigd door het voorbeeld van AnRaHAM :
toen de Heere hem beloofde, dat zyn zaad zoude
zyn als de fterren, die hy niet tellen konde; GEN.
XV: 5. van BILEAM: toen hy Zsraë/, in ftede
van Op BALAKS begeerte te vloeken, by herhaling
zegende; Num. XXI—XXIV. en van Moses:
toen hy van Nebo het beloofde land zag; peur.
VI: 28. ZJ. 46r. Waarop, na deze en gene
voorafgaande ophelderende aammerkingen , word
aangewezen: dat die verbetering van het zintuig
- des gezichts ook behoore tot die zaken , welken in
het geloof, na.de voleindiging der eeuwen; ver-
wacht worden. Zl, 499—509.
GEZWEL (wareracurTiG). Zie Genees- en Heel.
kunde.
GIFTEN ez LEGATEN aan het Genootfchap, vry=
gefteld van de betaling des col/ateraals. WV, Deel,
‚Hijf. voorber. bl. 43e
GODS coerpneip in de bepaling omtrent den dood
der meeste dieren: betoogd door HENDRIK VAN DEN
\_HESPEL. X//. Deels, 1. luk , Dl. 313—345. Voor
af meldt de Schryver in deze Verhandeling , wat al
_ bedenkingen der dieren dood (zoo als het eene
meestal door het andere verflonden word) aan ve-
len heeft opgeleverd: Af, 313. en dan wyst-hy
ij é eerst
GOD. GOML. GRAM. GRONDYS. 37
gerst aan dat die bepaling niet ftrydig zy ; maar
vele blyken van cops goedheid voor het algemeen
welzyn.in zich bevatte: b/. 317. zoo met betrek-
king tot het dierenryk zelves AJ, 324. als van het
menfchelyke geflacht.4/. 328. En dan bewyst hy ,
dat de dieren zelve, in en door hunnen dood,
de uitlating der Goddelyke goedheid genieten: 7.
335. terwyl hy ten befluite aanmerkt: hoe ont-
aard en ftrydig met cops goedheid het zy, beesten
zonder noodzaak te martelen: waartegen hy waär-
fchuwt. Zl. 343—345.
te mj T3
GOM[AK. Zie Infecten, welken in den GOMLAK
gevonden worden. _ Zie ook Tincturen.
GRAMEN marinum: of Zeegras, dat aan de fche=
pen wast, een der beste middelen tegen den /cor=
but. Zie onder Genees- en Heelkunde.
GRONDYS.. Zerhandeling over het Grondys: door
J- F. MARTINET. AZ. Deel, bl. 4or—42o. Na
dat de geleerde Schryver de redenen tegen de for=
mering van dit foort van ys, op den bodem der
zeeën en rivieren, van w.-A WINSCHOTEN € NOL-
LET , heeft opgegeven; meldt hy , wat al van an-
deren, vóór dat gevoelen, word bygebracht: en
dan bewyst hy, met proeven, door hem zelve ge-
„nomen, ter beflisfing van dit gefchil: dat de wa-
teren, op den grond der zee, nimmer zoo koud
Zyn, als op derzelver oppervlakte; zelfs niet den
C 3 vers
88 GRONDYS. HAAGD, HAB. HEELK.
vereischten trap van koude ter bevriezing heb-
ben: en dat dus aldaar geene ysformering kan ge-
fchieden, Hierop verklaart hy de wyze, op wel
ke het zoogenoemde grondys geboren word; en
leidt daaruit tevens af, hoe men de tegenwerpin-
gen gemakkelyk kunne oplosfen,
HAAGDISSEN. Zie Salámanderen: onder fcheid
van dezelven. hd
HABAKUKS eenen. Zie Beurtgezangen (gewyde).
HEELKUNDE, Zie Geneeskunde.
HEELKUNDIGE sewerkine. Merinnering eener
zeldfame, en mogelyk niet algemeen genoeg bekens
de, heelkundige bewerking: door G.J. VAN WY.
IX. Deet, bl. 254-269, Na een voorbericht ,
waarin de geleerde Schryver reden geeft van het
opfchrift dezer Verhandeling: ftelt hy de affnyding
van den wervus infraorbitalis voor, als het eenige
middel tegen eene plaatfelyke pyn in het aange
zicht, op de hoogte dezer zenuw 3 anders de
fbykerhoofdpyn , by fommigen Aaemicrania ges
noemd: en flaaft de nuttigheia dezer heelkundige
bewerking: welke hy, ia naarvalging van den
gras
HEELKUND. HEILIGE SCHR, HEIT. 39
grooten ArBiNus, met eênen gewenschiten uitlag
gedaan heeft, door eene proef.
HEILIGE SCHRIFT. Over hetgenê men heeft te
betrachten, en te vermyden, in de opheldering
der Heilige Schrift uit reisbefchryvingen: door
GERRARDUS KUIPERS. XZ. Deel ,-bl. 354—382.
Na eene korte inleiding, over het gebruik en mis-
bruik der reisbefchryvingen, in de uitlegkunde
des Bybels: deelt de geleerde Schryver eenige re-
gels mede, welken men, om in dit ftuk recht te
verkeeren , dient op het oog te houden; terwyl hy,
by deze gelegenheid, aan verfcheidene plaatfen der
‘Heilige Schrift een aanmerkelyk licht byzet: als by
voorbeeld II. KON. V: 9. AJ. 360. EZECH. XXX:
go. bl. 361. IT. sam. XXVI: 12, en 16. I. KON.
XVII: ro. jon. IV: 7. Dl. 362. MARK. VI: 30.
vergeleken vs. 43. b/. 363. Jom. VII: o2. Al. 370.
MARK. II: 4. LUK. V: 19. bl. 373. in de noot en
tevens eene meenigte van voorbeelden bybrengt, ten
blyke, dat fommigen in dezen meermalen , zelfs be-
lachelyke, misflagen hebben begaan: A/. 373—382.
HEITUIG. Lene verbetering wan hetzelve: door
DAV. MEESE. . Deel, bl. 423—451. Na eene
befchryving van twee onderfcheidene afbeeldingen
van dit werktuig (op Plaat 1. en II) bl. 423—
443. word de reden waarom? en hoe de uitvinder
op deze veranderingen gekomen zy? voorgefteld:
gelyk ook het nut, dat daaruit zoude voortvloei«
ú, C 4 jene
4e. HEITUIG: % HERTOGENBOSCH,
jen. Dl. 444451. „Dan tegen dit laatfte (luk wor-
den in eene noot, op 4/.423—433- door den Heer
FREYTAG, allergewichtig{te bedenkingen gemaakt,
’s HERTOGENBOSCH. « Gefchiedkundig bericht
eener weinig bekende anecdote, rakende het over-
gaan dier flad, in het jaar 1629: door den. prae-
fiderenden Meer Directeur Mr. j. WINCKELMANe
XL. Deel, Hift. Voorbericht, Dl. 23—29. Na een
kort verhaal van de merkwaardige belegering en
verovering van ’s Hertogenbosch, door FREDERIK
HENRIK Prins van Oranje , word de bedoelde
byzonderheid opgegeven. Zy beftaat in een ver-
flag van eenen zilveren toren, nog te Plisfinge be-
_ waard, welke elders door den Heer 7. w. TE wA-
TER nader is befchreven. Deze toren, die zeven
zyden heeft, draagt op deszelfs voorften kant de
wapenen dier ftad en van FREDERIK HENRIK: wel-
ke Prins denzelven, nevens eene beurs van 5oo.
dukaten, gefchonken heeft aan eenen PIETER JAN-*
SEN5 ter gedachtenis zyner kloekmoedigheid en
list: daar hy, (als Vaandrig onder eenige vrywil-
Jigers van Vlisfinge dienende) by het beleg van
…?s Hertogenbosch , na dat bres gefchoten was,
door dezelve, met het van den ftok afgefcheurde
vaandel, in de {tad indrong; en, den toren be-
klommen hebbende , dat vaandel aan het kruis vast
maakte: door welk middel de overgang der {tad
niet weinig bevorderd werd,
El
HIST. HOF HOOFDP. HOOFDWOND: 4x
HISTORIE (NATUURLYKE). Zie Natuurlyke hiftorie.
HOF van HOLLAND en ZEELAND. Deszelfs oor-
__fprong is waarfchynlyk te zoeken in den ouden
Graaflyken raad: en hieruit de reden te vinden,
dat het neg de rechter in appél zy van ZEEUW-
„SCHE. zaken. Zie Zeelands hooge of Graaflyke
.vierfchaar.
HOOFDPYN (spyxer). By fommigen haemicrania
genoemd: hoe te genezen? Zie Heelkundige he=
werking.
HOOFDWONDEN. Waarnemingen over genezene
HOOFDWONDEN „ verzeld met fracturen in het cra=
nium: door GERARD GREEVE. V. Deel, bl. 147
—199. In deze Verhandeling worden. twee waar-
nemingen met de uiterfte naauwkeurigheid befchree
ven. De eerffe is van een’ jongeling, oud 15. ja-
ren: wiens cranium, door eenen zwaren val op
het hoofd, zoodanig was vermorfeld , dat in
hetzelve , na datde fragmenten waren uitgeno-
men, eene opening was van eenen langachtigen
„driehoek, ruim drie en een’ halven duim lang , en
twee duimen van boven breed ;. behalven eene
fcheur door ’ gantfche voorhoofdsbeen. De twee-
de van een’ koetfier, oud 28. jaren: wiens hoofd „
„terwyl hy voorover bukte , door een paard zoo.ge-
‚lagen was, dat, na het uitnemen der ftukken, in
„het cranium een vry regelmatig ovaalsgewys gat
C 5 ge
ad
#2 _HOOFDW. HOORN. HUNG. JAARM.
gevonden werd, ter lengte byna van drie, en tet
,
breedte van één’ en drie vierde duim. Beide deze
gevallen zyn zeer gelukkig en volkomen genezen 5
niettegenftaande de laatfte Iyder ondertusfchen met
eene gevaarlyke borstziekte werd overvallen.
HOORNACHTIG uitwas. Waarneming van het=
zelve, gegroeid aan de binnenzyde van de dye:
door GERARD GREEVE. ZX. Deel, bl. 240—246.
Na eene korte opgave van dít lastige ongemak ; ’t
gene echter, daar het alleen in de huid gehecht
was, gemakkelyk zich liet wegnemen, en geene
nadeelige gevolgen had: word het hoornachtige
uitwas nader befchreven , en in plaat afgebeeldt.
HUNGERUS, Bisfthop van urrecurt. De rege-
ringstyd en het fterfjaar van denzelven onderzocht.
Zie Lodewyk, Koning van Germanië,
benk
JAARMARKTEN : of zoogenaamde KERMISSEN in
ons Vaderland. Verhandeling over dit onderwerp :
door Mr. j. WINCKELMAN. Hifforisch bericht
vóór het W. Deel, bl. 7—28. waarin gehandeld
word over derzelver oorfprong en benamingen; bf.
7. en aangemerkt, dat het verleenen derzelven
weleer flond aan de GRAVEN: en vervolgens aan
de
JAARM: INSCRIPT. INSECT. JOAB. 48
„de STATEN. hl: 11. — Dat derzelver rechten en
vryheden in die oude tyden zeer groot waren; Zl.
“t4- terwyl zy als groote voorrechten befchouwd;
en dus als nuttig en voordeelig gerekend - were
“den. — Maar moet menze nog als zoodanig aan-
merken? Het tegendeel word aangetoond: Al. ar
28,
INSCRIPTIEN, Zie Op/chriften.
INSECTEN , welken in den GOMLAK gevonden wor-
den: waargenomen door E. P. SWAGERMAN. VI
Deel, ‘achter de Prysverhandelingen geplaatst, b/.
“227258. Na eene korte opgave, van ’t gene
LEDERMULLER nopens den gomlak en deszelfs in-
fecten getuigt; Zl. 227. ftelt de Schryver zulks
voor van den Heer GEOFFROY. bl. 231. En dan
deelt hy zyne waarnemingen mede, omtrent den …
gomlak , en deszelfs in/ecten.: welken hy tot eene
foort der fchildluizen brengt: en die de oorzaak
der fchoone kleur zyn, zoo in den Bengaalfchen ,
Koromandelfchen , als Siamf/chen gomlak, die de
beste is. De in/ecten worden naauwkeurig befchre-
ven, en in Plaat afgebeeldt: A/. 235253, en Vere
„volgens eene gisfing omtrent de gom opgegeven:
‚of dezelve misfchien ook , by-wyze van doorzwee-
scting, of door ontlasting van de infeoten, zoude
«geboren worden? Al. 254-258,
JOAB vechtvaardig gefraft, Zie sauamo’s kroon-
echt. Jo
44 JODEN TE COCHIM.
JODEN re cocnim. Gefchiedkundige naarrich-
ten, betreffende de blanke en zwarte JODEN te
Cochim: door ADPIANUS ’s GRAVEZANDE. JZ,
Deel, bl. 517—586. In de Inleiding word de
aanleidende gelegenheid tot het fchryven van deze
naarrichten 3 en de bronnen, waaruit zy voortgee
vloeid zyn, aangewezen: Z/. 517. Dan volgen
de naarrichten van deri toenmaligen Gouverneur
en Directeur ADRIAAN MOENS: met bygevoegde
befcheiden, ter opheldering en nadere verklaring:
omtrent hunnen oorfprong en oudheid op die kust;
hun Kranganoorsch koningryk; hunne voorrech-
“sten, vooral van den Keizer ERAWI WANMARA in
de V.eeuw: dat, (in het oorfpronkelyke, met by-
gevoegde Nederlandfche letteren, in eene Plaat)
benevens de vertaling, word opgegeven: gelyk ook
hunne lotgevallen tot op dezen tyd: enz. terwyl
tevens van andere oden, die in het Ogsten huis-
vesten , met een woord word gewag gemaakt. ZZ,
528—58re Eindelyk het befluit, zoo ten aan-
zien van het verhandelde, als van de oden meer
in het gemeen. bl. 582—586.
_— Vervolg der gefchiedkundige naarrichten ,
betreffende de blanke en zwarte JODEN te Cochim:
door ADRIANUS °S GRAVEZANDE. ZX. Deel , bl. 515
— 544. In dit vervolg meldt de gel. Schryver, hoe
zyne gefchiedkundige naarrichten ter kennis zyn
gekomen van den beroemden aardrykskundigen
“A. FR. BUSCHING: en welk gebruik die Heer
daar-
JODEN TE COCHIM. 45
‚daarvan gemaakt hebbe? hoe dit aanleiding heeft
“gegeven, dat P.J. BRUNS, in een periodik wark,
„dat te Leipzig uitkomt, zyne bevreemding voorftelt :
dat noch de uitgever, noch de overzetter, dier ge-
fchiedkundige naarrichten eenig gewag maken van
ANQUETIL DU PERRON; welke de Soden te Cockimn
ook bezocht „ en het privilegium, van. CHERAN PE-
‚_ROEMAL aan hen gegeven, in zyn Zend Avefta had me-
-degedeeld :-dat tusfchen de afdrukken van dat privise-
‚Zie, by ANQUETIL en BUSCHING, in de karakters
groote verfcheidenheid plaats heeft : en dat het niet te
vermoeden zy, dat beiden naar hetzelfde origineel
zyn gemaakt. Dan datdit vermoeden ongegrondt ,
„en de verfcheidenheid niet zoo groot zy , word ver-
“volgens aangewezen; en tevens aangetoond, dat
het affchrift van den Heer Moens, met de hoogfte
waarfchynlykheid , boven dat van den Heer An=
„QUETIL, in naauwkeurigheid te fchatten zy. Ter-
„wyl de geleerde Schryver „ na eene korte uitweiding
„Over de ST. THOMAS CHRISTENEN , dit zyn vervolg
„befluit, met eenige verbeteringen en aanvullingen
zyner vorige naarrichten nopens het ryk Kranganoor ;
‘omtrent eene verzameling van Ooster fche handfchrif-
ten, welken wylen Prof. JAC. WILLEMSEN bezat fi
„ten met een. bericht, aangaande de aandoeningen by
v-die Natie, op de voorlezing zyner naarrichten „
„door den Heer morws aan dezelven.
iN
ren
= Nafchrift betreffende de blanke en zwarte JODEN
te Cochim „ uit latere ingekomene berichten van den
Heer
46 JODEN TE COCHIM. JODEN.
‚ Heer MOENS : door ADRIANUS ’$ GRAVEZANDE,
IX. Deel, bl. 545—574- Dit nafchrift behelst nog
eenige nadere ophelderende , verbeterende, en ver-
meerderende aanmerkingen op de gefchiedkundige
naarrichten , vooral met betrekking tot het pa=
tent van CHERAN PEROEMAL, bevattende het pri-
vilegie aan de PFoden gegeven: van * welke nog
„twee vertalingen, onder anderen, die de Heer
MOENs heeft laten vervaardigen, hier worden ge=
vonden; die, gelyk van de bevorens opgegevenen ,
“zoo ook van elkanderen , vry wat verfchillen. Waar-
by nog eene vertaling word gevoegd „ die De CASTRO
heeft medegebracht naar London. De overige aan-
-—merkingen ‘hebben voornamelyk hare betrekking op
het koningryk van Kranganoor: of de Foden dat
«immer in eigendom hebben gehad? op de onder=
_fcheiding der Poder in blanken-en zwarten; op der-
zelver verfchillen; op de geweldenaryen der Portu-
gezen tegen dezelven; op het devensbeftaan en
“karakter der Soden op die kust; op derzelver ©
rechtsplegingen; op hunne /yragogen; en op hun-
„ne kerkboeken en handfchriften.
JODEN. (Derzelver inwinning ©) Beknopt onderzoek,
of alle mogelyke en middelykewegen , tot inwinning
der zonen, reeds zjn aangewendt van den kant
der CHRISTENEN; dan of 'er nog niet één mogelyk
middel overblyve? door PETRUS NIEULAND. XZ,
Deel, bl. 323—353. Na eene korte melding van
de middelen, -zoo die gefchikt als ongefchikt zyn
S wel
ner 0: DET IN. 7 À 47
„welken ter bekeering der Foden reeds zyn aange-
wendt: bl. 323. vraagt de geleerde Schryver: „„of
9 dan alle mogelyke middelen, op dit pas, zoo zyn
9» uitgeput, dat ’er nog niet het eene of andere zoude
“ss Overig blyven”? hl. 327. Na hieromtrent eene
aanmerking te hebben gemaakt, dat de Poden,
ondanks de verharding hunner harten, kunnen
overtuigd worden 3 4/, 328. beantwoordt hy de vraag:
door het voorftellen eener algemeene kerkelyke verga-
„dering, uit Christen en Soodfche Leeraars faamge-
fteld, op hoog gezag belegd , met de noodige vereisch-
ten. ZJ. 329. Dat hetgene NIcEPHORUS van eene
foortgelyke vergadering, ten tyde van Keizer CoN-
;STANTINUS , verhaalt; fabelachtig zy: 4/. 330. en
‚dat: zoo men de gefchiedkundige waarheid van een
foortgelyk Joodsch concilie, te St. Agatha, in
Hungarië , in het jaar 169o, gehouden, aannemes,
‚het zelve niet’ gefchikt geweest zy ter bereiking van
„dat gewichtige einde 3 word onlochenbaar bewezen :
bl. 333. en dan word aangetoond : hoedanig zulk
eene vergadering zoude behooren gefteld te zyn ?
zal men zich van dezelve iets goeds kunnen belo-
ven. Al. 340. Dit zoude het laatfte. middel zyn,
dat nog te beproeven is: 2/. 344. dan der Poder
verharding, als een oordeel van cop over hen,
maakt het bedenkelyk: of niet iets wonderdadigs
ter omzetting van hun. gemoed zal vereischt wor-
den? Z/. 345. en of dit IL. rm. 1: 16. nict geleerd
worde? #7, 346. Dit echter belet niet, dat het
wipogeftelde middel konde werkftellig gemaakt wor-
den;
48 JODEN./IZAAK. ‘KAARSJE.
„den: waaromtrent verder nog eenige aanmerkingen
worden opgegeven : bl. 349—353.
IZAAK op MORIA: door GERRARDUS KUIPERS. X.
Deel, bl. 614—636. Daar, en de Dichters en de
Schriftverklarers „, IZAAK (by zyne opoffering door
ABRAHAM op Moria) zich vertegenwoordigen als
eenen kloekmoedigen geloofsheld van den allereer-
ften rang: wyst de geleerde Schryver aan, dat deze
-_voorftelling nit alleen ongegrondt; maar ook haren
-_oorfprong verichuldigd zy aan eene onbewezene
„wooronderftelling ; dat 1zAAks opoffering een voor-
beeld zoude geweest zyn der opoffering van den mes-
sas: welke (telling integendeel ftrydig is met het gene
„men, omtrent dit aandoenlyke geval, uit de Hei-
‚lige Schrift „en de natuur der zaak, kan opmaken :—
dat wy dus izaAKs gemoedsbeftaan en gedrag ons
moeten voorftellen, zoo als men dat van elk kind
of jongeling, tusfchen de acht en twaalf jaren, in
zyne omftandigheden befchouwd , te wachten
heeft: — en dat deze opvatting aan alles, wat wy
van deze belangryke gefchiedenis weten , ten wei
len beantwoordt. |
KAARSJE (veRwyDEND). Met maakfel en gebruik
_ van een verwydend KAARSJE , ter behandeling van
did vere
KAARSJE” KANEEL: 49
verfcheidene ziekten der blaas en van den dee:
door DAVID VAN GESSCHER. JI. Deel , bl. 303—
328. De wys; op welke deze kaarsjes worden, toe-
bereidt, vindt men Z/, 303. en de ziekten ‚zoo in
de blaas, als in den pisweg , waarin mem,dezelven
met vrucht kan gebruiken, ziet men bl, 315. aàrì-
gewezen: en dan worden drie gevallen voorgefteld ,
waarin men zich met eenen gewenschten ùitflag van
dezelven bediend heeft. bl. 317—328. Een zabe-
richt wegeús deze kaarsjes vindt men Z/..644. en
645. waarin te kennên word gegeven, dat deze
uitvinding niet geheel nieuw zy.
[
dn 4
KANEEL. Aanmerkingen over het KANEEL op CEI
LON3 gemaakt door Cc. P. THUNBERG: vertaald,
en met eenige Aanmerkingen vermeerderd, doot
M. HOUTTUYN. X/Z. Deels, ute flùk , bl. 296—
gia. Na eene korte inleiding over de kaneelfchorss
van welke, offchoon dezelve ook elders gevonden
word; hiet eilarid,Cei/on de beste'foort voortbrengt,
ftelt de uPsarscre Hoogleeraar zyne waarnemin=
gen voor omtrent den kaneelboom ; en wyst de ei-
genfchappen van het beste kaneel aan. Op Ceilon
zyn ’er tienderlei foorten; van welken flechts vier
goede kaneel opleveren : en offchoon de kanecl-
boomen meestal in bosfchen wild opgroeijeti , zoo
kan men dezelven ook door kunst aankweeke
De kusten, wadrop zy wasfen, beliooren aan le
Kompagnie; door welken, en onder wier. opzicht,
zy gefchild. worden; — op welke manier dit ver-
Xl DEELS il. STUK D richt
zo KÄNEEL. KEERING. _ KEIZER.
richt. wordez —- de WyZe valt 'inzämeling, verzen
ding sraar ‘het Vaderland, en'bewaring în de fche-
pén. Aangelesde plantagiën van kaneelboomen
federt ‘éeriige jarch: % gene veel dienftiger is voor
de Hohipehie, dan dezelven in-de bosfchen te la-
iten ópzoeken. De eeffte Bondels echter van deze
kweekery, ter proêve naar Europa gezonden,
haddên ‘den vêréischten fmaak niet; maar dien op
reis verloren. Gisfingen over de oorzaak hiervan;
wyze op welke de kaneelolie word toebereidt.
KEERING ds ván Hèt WATER in een’ VYVER , als
de waarfchynlyke oorzaak, waatom meermalen de
wisch-in Zeeland erft, befchreven: welke de ware
‘Oorzaâk ddarvan ‘zy? ‘en door wat middelen zulks
voorkomen ‘kan worden? gevraagd door D. Ra-
DERMACHËR Van NIEUWERKERKE. ZZZ. Deel, bl.
592596.
KEIZERLYKE SNEDE. Verhandeling over dezel-
ve: doör D. mn. GALLANDAT. ZIL. Deel, bl. 319—
337. ‘Deéze ‘kunstbeoefening word befchreven:
cen wel, ‘ingevalle de moeder geftorveu is, om
‘het mind” in het leven te behouden. Van hoc-
veel belang en nuttigheid dezelve zy: wat al gee
wenschte “uitwefkfelen daarvan voor hânden zyn:
uit ‘welke dwaze bronnen het verwaarlozen van de-
zelve în lätere «tyden is voortgevloeid: en hoezeer
het te beklagen zy, dat der Romeinen wet hierom
‘trent-by ons in onbruik is; wanneer dezelve te flas
us, 8 de
17 KEZERL, KERMIS, KINDERP.. 5
de kont: én wat then by hét: óvaigake van zwan-
gere vrouwen hi ra in hi te’ riemen?
KERMISSEN: nie Jearmarken.
KINDERPOKJES : Zoo NATUURLYKE als INGEËNTE.
Proeven en waarnemingen wopens dezelven: door
L. BICKER, Med. Doct. VII Deel, geplaatst ach-
ter de Prysantwoordert , bl. 1167. Des Schry-
vers doelwit. D/. 1. Zyne proeven en waarnemin-
gen omtrent de ingeënten : waaruit hy opmaakt , dat
het jaarfaifoen geen aanmerkelyk onderfcheid. geve ;
bl. 3. noch ook de ouderdom der kinderen; 5% 6.
even weinig de gefteldheid dér perfoonen: Af. 9.
alle voorbereiding is onnoodig. b/.- 13. _Hièrna
word de wyze van inenting befchreven: bf, 17.
en dan de levenswyze, eetregel, en eenige‘ ge-
“neesmiddèlen na--de operatie, aangewezen : bl. 19.
vervolgens de gewone en buitengewone verfcliyn=
felen , middelerwyl ‘waargenomen „ opgegeven.
bl. 38. De ingeënten, gépokt hebbende , zyn Him-
mer wederom vatbaar voor de befmetting gevon-
den. bl. 59. De befinetting van ingeënten word
niet gemakkelyk aah anderén medegedeeld. -4/, ‘67.
De kinderziekte en_ mazelen kunnen gelyktydig be-
ftäan. ‘47. 76. Uit de beoefening der inenting eenige
gevolgen afgeleidt ter opheldering van den aard ,
de werking , toevallen, en geneeswyze der natuurlyke
befimetting. 4/,8r. En Waarom ingeëmte kindet-
bi ak veelal minder in getal, goedaardiger, en
ea Da min
se KINDERP. KOLYK, KRUISS. KUNSTT.
minder gevaarlyk zyn} dan de natuurlyken ? om dif
aan te wyzen ‚word vooraf onderzocht naar de
oorzaken, welken de natuurlyke pokjes doorgaans
zoo gevaarlyk maken: 4/, 97. en daaruit zulks af-
geleidt. Al. 130. De kennis van deze redenen heeft
„aande behandeling der natuurlyke kinderziekte
licht bygezet; terwyl gebrek van oplettendheid op
die oorzaken, welken dezelven gevaarlyk maken ,
meermalen ten gevolge heeft, dat een fchadelyk
gebruik daarvan gemaakt word. 4/. r4r. Eindelyk
de inenting heeft, in het gebruik van geneesmidde-
len, in de natuurlyke pokjes ook eenig riut-toege-
bracht. hf. 158. Ten befluite worden eenige alge=
meene waarnemingen , omtrent de behandeling de-
zer ziekte, opgegeven. bl. 163167.
KOLYKDARM. Zene KOLYKDARMSVERNAAUWING :
waargenomen door Jor. VEIRAC. VII. Deel, ge-
plaatst achter de Prysverhandelingen, 4/. 168
184. In deze lyderes werden, behalven het op=
genoemde; verfcheidene andere ongemakken by de
ontleding ontdekt: onder anderen, dat zy maar
ééne nier had, in welke drie fteenen gevonden wer-
den, die in Plaat zyn afgebeeldt.
KRUISSCHANS. Derzelver flichting „ oudheid ; en
lotgevallen: zie V. Deel, bl. ao. en 21.
KUNSTTALLEN. Zie Logarithmus.
LAMMIGH. LAPIS. LEGATEN. 53
LAMMIGHEID. Bericht van het gebruik der cle-
triciteit in de genezing van lammigheìd: door
Se VAN NOOTEN, Jansz. III. Deel, bl. 463—490.
Na cen kort bericht nopens den toeftand van den
deerniswaardigen lyder, geeft de Schryver verflag
van de wys, or welke hy denzelven behandeld -
heeft; met byvoeging van den allergewenschten
uitflag» terwyl dit bericht befloten word iet eene
verklaring van den lyder, onderteckend- Amfter-
dam, den 4e Jan. 1771: WELREEM LEENDERT
__KRIEGER, |
aan beide handen: bindae gene.
zen „ door middel van de electriciteit: volgens een
bericht, medegedeeld door j. wartervuieT. IX.
Deel, bl. 3o0—3og. Dit bericht bevat cene ap
gave, hoe eene volkomene tammigheid in ‘heide
_ handen, veroorzaakt door ‘het /kolyk van” Poitou „
met het gebruik der e/ectriciteit , binnen den tyd
van twee maanden , volkomen is herfteld :° zoo dat
de lyder weder, even als bevorens, alles, zelfs
zwaren arbeid , met gemak konde doen.
LAPIS de eoa. Zie Steenen (dierlyke).
LEGATEN. Zie Giften.
D 3 LIER
s4 LIEFK- LILLO. LINNEN. LODEWYK.
LIEFKENSHOEK. Deszelfs oudheid, flichting , en
lotgevallen: zie V. Deel, bl. 46—51.
LILLO. Deszelfs oudheid, ffichting , en biga
Jen: zie V. Deel bn eg, oai
LINNEN. Het pa lianen der Ouden „ Ays/us ge-
heeten, is niet geel, maar blinkend: wit van kleur.
mijn Sorekwyn, asbl. :
LODEWYK, elk van GERMANIE. volken
Hopeus het jaar „in het welke hy aan den Utrecht-
fchen Bisfchap nuNGeRUS de vryheid. zyner kerk
bevestigd. hebbe? door Mr. H. vAN wyN. JZ,
Deel, bl. 177—270. Na eene korte inleiding,
„waarin het gewicht van dit onderwerp, om ver-
fcheidene aanmerkelyke zaken in de Mifforie te be-
„palen , word „aangewezen: Ll 177. geeft de
„Schryver den. giftbrief zelve op; bl: 180, toont
… deszelfs echtheid aans hl. 185. en gaat dan over,
om het ware tydpunt , op ’t welke dit charter ge-
geven zy, te bepalen. FURMERIUS ftelt dit i in het
jaar 869: Dl, 189.dan, na aangemerkt te hebben, dat
de Prankifche koningen , en ook LOpEWYK, hun-
ne annen berekenen naar verfcheidene. tyd-
flippen 5 in welken zy merkelyke voordeelen hebben
behaald à bl. 191. word dit gevoelen wederlegd:
en by deze gelegenheid uitvoerig over het fterfjaar
van Mp in 866, gehandeid, en over. zyn’
regine 4 bl, 194, Dan word de gedachte van
gon
Î
|
LODEWYK. OGABITHMUS. ss
„ORRINGrUs, die de gig op $ap- plaakst ny bles a1S.
getoetst; en, als, in t ge 1 niet aannemelyk â
verworpen: kls 19. bet. welke aanleiding geeft,
om te bewyzen, dat LODEWYK reeds federt 843.
genoegfaam gezag in het Utrechtfche flicht gehad
hebbe, kl, EE Eindelyk_ „word het. gevoelen van
_BUCHELIUS voorgefteld ; en aangewezen, dat de
„bygebrachte reden. tegen. shet ‚jaar 85de op; Spel
valfchen grond fleune, bl. 237, Tot dit jaar Ì leidt
ons. de. beste, lezing van, het chart ter ‚en iik zn
geene. om(fandigheden ’ ‚welken hiermede AS '
ble 244, waaruit twee corq llaria worden afg geleide:
en dan vindt men de vereischte. vlagen. . 259
270.
ESRRKR UI hk WEEET KA
LOGARITHMUS. er handleiding. gern
Logatithmus. voor. ig gegeven. geral, uaaukeurig
ie vinden, zat veertien letteren haven den dend 5
„benevens eENC tafel der kunsttallen voor zóoo ie
__ 1001000, berekend door M Mr, K‚ Ks REL TZ. XT,
… Deel, bl. 423-480, Na eene. algemeene 2 aanmêr-
king over. de reeds. uitg gegeyene , Jogaritfmustafe-
len, bl 423, Stelt de wiskundige Schryver de ge
„wone „manier, der behandeling en berekening van
de logarithmì Voor; waarvan, de zyne eigenlyk cene
‚verbetering is: bl. 427: dan wyst hy de zyne
‚aan, waardoor het gebrek der gewone handelwys
word verbokpen : bl, 431 en heldere dezelve door
„ verfcheidene voorbeelden op. bl. 433: òn hierop
val eene korte, aanwyzing en, befgryving. van het
D 4 ge
’
{
56 _LOGAR. LONG. LUCHT. LUNAR:
€ gebruik en de nuttigheden, die men kan maken
van de bygevoegde tafel der kunsttallen „ voor
1oooooo—ioorooo. bl. 450, en daa de tafel zelve:
bl. 45 5480.
rte Zie Opflopping van id
LONGTERING, door freenftoffe veroorzaakt: waar-
genomen en befèhreven door j. VEIRAC. Eene
ziekte, die niet zeldfaam is, gelyk de Schryver.
door vele voorbeelden van anderen aanwyst : en
wat ter genezing word. aangeprezen ? HL nek
bl So5e5ig.
LUCHTSGESTELDHEID, Zie Waarnemingen.
LUNARIUM. Befchryving van een nieuw lunari-
um , of flervekunddigen maanwyzer , ter onder-
richting in, en gemakkelyke waarneming van, de
byzonderhèden van den omloop der maan: door.
___HENRICUS SCHORTINGHUIS. XJ. Deels, 1. fruk „bl,
251295. Na eene korte inleiding over de maan ,
en haren omloop om de aarde, telt de fterrekundi-
ge Schryver 17. zaken op.» die men dagelyks op
dezen zynen maanwyzer kan befchouwen. Om
it bev atbaar te maken voor. een” ieder, verklaart
hv eerst de byzondere deelen van dit werktuig; en
gan wyst hy derzelver gebruik uitvoeriger aan : 3
terwyl hy eindelyk aanmerkt, dat men ook een
foongelyk werktuig t tot cen planetarium zoude
EUN, "MAAN, MAG, MED MERG, sr
-* kunnen vêrvaardigen : ‘befluitende deze verhande-
“fing ‘met een -dichtftukje, door Zyn Eerw. by ‘de
redenen van hf ECN hos tp
\ p * gers ij v
MAANWYZER. Zie Eimarlum, Fres asf
MAGICA zuadr red Zie hedde
Js
MEDELYDENDHEID der deelen van het’ wifi
“bk lichaam In kièkten. Verhandeling ' over. dis
“onderwerp ; door cisB. DE witr. V. Deel, bl.
200254. Waarin’ deze medelydéridheid befta ? 4/.
200. ZY word véroorzaakt door de zenuwen : niet
door de vliezen ; noch door: de vaten. bl. 201,
é ‚Dit zoude ‘echter, zonder de ‘onderlinge vereeni-
“ging van ziet en lichaam, geene plaats hebben. b/.
f 205. Om nu de verfchynfelen in verfchillende ziek-
“ten ten dezen opzichte te verklaren à preekt de
“Schryver vooráf van’ de vereeniging der zenuwen
“ín het algemeen: Bl, 209. dan handelt hy van alle
‘de vereenigingen derzelven in het byzonder : ‘4,
“212. waaruit hy vervolgens de voorkomende vreem:
“de en verwonderingswaardige verfchynfelen van
__ medelydendheid in ziekten afleidt, 5/. 223254.
MERCURIUS. Zoorbygang van denzelven over de.
D 5 ZON 3
s8 MERCURIUS, METAALBOOMTJES,
‘zon, dente, November 1782. berekend door jor,
„„FOKKER. ZX. Deel, bl, 473-480. „Na eenige be-
richten van waarnemingen en berekeningen, door
vroegere en latere fterrekundigen gedaan, omtrent
de voorbygangen van MERCURIUS over de Zon,
ftelt de geleerde Schryver het re/ultat zyner bere-
kening voor; en eene verklaring van de bygevoeg-
de Plaat, waarop die voorbygang is afgebeeldt , zoo
als dezelve uit het centrum der aarde te zien zoude
METAALBOOMTJES. Verhandeling wer dezelvens
„door, JOHANNES, ALBERTUS SGHLOSSER. L Deel,
wab, H38-t52s… Vooraf merkt de Schryver aan,
‚dat men-de theorie der mertgalboaomtjes voorna-
‚‚menlyk verfchuldigd zy aan. den beroemden HoMm-
BERG. hl, 138. Dees onderfcheidt dezelven in drie.
_„hoofdfoorten: in zulken, die uit zuiver metaal be-
ftaan3 in zulken, die uit eenig zuur of zout en me-
taal zyn famengefteld ; en in zulken , die alleen uit
„zout- aard- en olieachtige ftoffen. worden tocbe-
reidt, bl. 139, „Dan verklaart hy de werfchillende
WyS» OP. welke de eerfte foort-word gefurmeerd;
‚bl. 140, en hoe de plantswyze groeijing der tweede
foort vervaardigd word: bl. 146. terwyl de lezer ,
‚ter aanwyzing van andere door kunst gemaakte
takfchietingen, verzonden word naar de verhan-
delingen van de Koninglyke Maatfchappy der wen
genfchappen te PARYS, vant 1692. En 1710. bl 152e
MO.
__MOABITEN. MUMIEN. MUNTWEZEN. 59
5 MOARJTEN,. „Derzelver. onde, Heden: 1 „zie
erin be hifborige vn
6 1
MUMEN,, rid. deden. windt zie gerak,
MUNTWEZEN. ‚5 Daar ha STATEN. van. ZEE
epo LAND „riet Hot voordeel; van „de financien der
s Provincies. maar. tat. voorkoming, van gebrek aan
“p> contante penningen: al, voor meer dan honderd
cap daren den megotiepenning, bekend. onder den
22 MAAM, VAM, TULVEREN, DUKAAT „ Gf RYKSDAAL-
pe rt kik „met deszelfs. gedeelten, van 50; tot 51, fui-
ao Vers: geoordeeld hebben:te, maeten. verhogen;
von, mitsgaders, Jeders dien tyd „am dezelfde zeden,
22 #08 tweemalen gelyke. verhooging met. één” fluiver
ao, i6 moeten, doen: en dus dien negotiepenning bir-
_ vas ven hunne Provincie. tot.53, MAuivers gangbaar
van He Rellen: — welken zyn de middelen, om, de
22 aanmerkelyke fhade, die de ingezetenen, der
za Provincie. ZEELAND bri: „den, adeeligen, wise
de feleours, inzonderheid. fedest ‚de Vaarfte verhoo-
ar EINE 3 geacht, worden te‚Jyden,, voor ke komen?
2» zonder. deze Provincie aan „gebrek van. contan-
so ten bloot te flellen; maar.dezelwe integendeel
vogpin ffaat te houden, om de benodigde nieuwe
se
wan Ípecien te. kunnen aanmunten? en wat widdel
22. zoude ter zyn om de muntfpecien „ door, de
ep geheele. Republik „op eenen ,egalen, voet van
EN gehalte en evaluatie te brengen, met dat effect,
nd w ale de „manden, 4y aauhoudendheid,
» zoe
6 MUNT WEZEN,
» zoo gouden als zilveren fpecien tot de geftatu-
„> eerde, of nog te ftatueren “gehalten en eva-
2» luatien zouden kunnen aangemunt worden”?
Ie ANTWOORD op deze vraag: door CORNELIS
ZILLESEN. JX. Deel, bl. 122, De kundige
“Schryver merkt aan, dat (volgens deze vraag)
\_ ZEELANDS Staten, ter voorkoming van gebrek aan
contante penningen, genoodzaakt zyn geweest den
‘zilweren dukaat of ryksdaalder van 5o. tot 53.
_ftuivers te verhoogen: waaruit de nadeelige wisfel.
“leours, tot fchadederingezetenen , voortvloeit. De
‘vraag dus is: hoe die fchade voor te komen,, zon-
der dat men voor gebrek aan contanten behoeft te
« wreezen? en hoe men de munt/pecien, op eenen
—egalen voet, door de geheele Republik, zoude
“kunnen brengen? 4/. 4. Ter beantwoording van de-
ze ftukken worden vooraf onderzocht de nadecten ,
“die uit de verhooging der munt/pecien boven de.
innerlyke waarde fn den wisfelcours fpruiten. Dit
word, (ma dat de oorfprong om geld te flaan is
voorgefteld, 5/. 6.) aangewezen /. 9. Dan wor-
den de voorname oorzaken, die aanleiding geven
“tot vervoering der munt/pecien „, om het gebrek aan
contanten voor te komen, naargefpoord: 5/. 14.
en welken die in ZEELAND voornamelyk geweest
zyn: Bl. 15. waarop het middel word voorgedra-
gen, waardoor het nadeel voor zeeLANDS ingeze-
tenen in den wisfelcours kan herfteld; 4/. 18. hun
gebrek aan contanten voorgekomen; DA 19. en de
munt/pecier , door de geheele Republik, op eenen,
2gan
MUNTWEZEN, NAGEBOORTE. ót
galen voet van gehalte g gelraglië worden : Zl. 20—
22e Î
in Ic ANTWOORD op dezelfde vraag
door jacogus MARBEUW junior. IX, Deel, bl.
23-48. Na eene inleiding, om te doen « opmer-
ken, dat niet het voordeel van de financien der
„Provincie , maar de dringendfte noodzaak, om het
gebrek aan contante penningen voor te komen,
ZEELANDS Staten heeft doen overgaan tot de /uc-
„cesfive verhogingen van de evaluatie der zilveren
dukaten: Z/, 23. worden eenige middelen opges
géve, om de fchade af te wenden, die uit den
nadeeligen wisfelcours voor de ingezetenen ont{taan
en wel vooreerst de zulken, die binnen deze Pro-
vincie zelve voorhanden zyn; bi. 26. en dan de
zoodanigen, die door alle „de Provincien gemeen-
fchappelyk , zonder iemands nadeel, in het werk
gefteld konden worden: 4/. 47. en 48.
NAGEBOORTE. Lene Nacrsoorte, welke na de
verlosfing) afzonderlyk in de baarmoeder was ach-
tergebleven : waargenomen door H. MIRANDOLLE
VAN GHERT. ZZ, Deel, bl. 613—619. De Au-
cteur befchryft dit geval; de wyze van behandeling ;
en de volkomene herftelling der Iyderes.
| NA»
62 NAJAARSKOORTSEN.
NAJAARSKOORTSEN, IE AnTwoor op de vr&ag +
„, Welken zyn de ware oorzaken en kenteekenen
„> Vande NAJAARSKOORTSEN in de guarnifbensplaat-
so Jen van StaatsVlaanderen? en welken zyn de
25 beste behoed- en geneesmiddelen , die daartegen ,
3» vooral by de militairen, kunnen aangewendt
2 Worden”’? door ce. w. CALLENFELS. X, Deel,
b). 3130. Na eene inleiding, over het belang
der vraag, 5/. 3. word de beantwootding bepaald
tot een onderzoek (1) welken de ware oorzaken
zyn dier koortfen? (a) welken derzelver kenteeke-
nen zyn? (3) welken de beste behoedmiddelen daar-
tegen zyn? en eindelyk: (4) welken de beste ge-
neesmiddelen zyn? en dan gaat de Schryver, na
reden te hebben gegeven, waarom hy zyn onder-
zoek voornamelyk tot het eerffe en derde ftuk zal
bepalen, b/. 5. over'tot het eerfle : en wel op deze
wyze: dat hy vooraf met een woord {preekt van de
najaarskoortfen „ en derzelver afloop; Af. 7. en
dan wyst hy derzelver ware oorzaken aan, zoo
als die te vinden zyn: in de luchts- en landsgefteld-
heid van „StaatsVlaanderen ; bl. 11. in de guarni=
foensplaatfen3 b/. ao. en vooral by de militairen
zelven: die tot een tiental gebracht worden. AJ, 28
Hierop, om de kenteekenen dier koortfen te be-
fchryven „ vertoont hy derzelver veelvuldige en on»
derfcheidene verfchynfelen , van het begin tot het
einde toe: 4/. 66. terwyl de Aucteur in de behan-
deling van het derde ftuk, of de behoedmiddelen
tegen deze ziekte , dezelve tot twee foorten brengt :
aks de
NAJAARSKOORTSEN.: 64
de eerste beftaat in ‘het wegnemen of verminderen
der opgetelde” oorzâken; bl. 77 de tweede , in
zich te bedienen vän Voorbehoedehde geneesmidde-
len: ZA rro. Hierop gaât hy over, na eenige aÀn-
merkingen te hebben gemaakt, Bl. 114, töt dé ge-
nezirg en de ‘geneesmiddelen zelve: b/, 120130.
waarmede deze verhandeling wotd befloten.
ee Ie ANfwoorD » op dezelfde vraag:
‚ door JOHANNES HARGER. X. Deel, bl. 131—gi2.
De Schryver fplitst de vraag in twee deelen: — in
een onderzoek naar de ware ootzaken en kenteeke.
nen van de najaarskoorcten in de voorgeftelde
_guarnifdensplaatfen; — en in eene opgave der bes=
te behoed- en geneesmiddelen tegen dezelven , voor-
al by de militairen. bl. 132. ‘Na ‘eenige voorbe-
reidfelen, word vooraf te kennen gegevên , wat
men eigenlyk door de bedoelde najaarskoortfen
moet verflaan? Z/. 134. en om dezen. recht te ken-
nen, word in de behandeling van het eerfte onder-
Werp naargefpoord: wat welde naaste ; en welke de
Voorafgaande oorzaken zyn? b/. 1 35. de laatstgenoem.
den worden in voorfchikkenden en in aanleiding-
gevenden verdeeld: 27. 136. hierop word ecne
tegenbedenking opgelost: bl. 150. én dan het on-
_ derwerp weder voortgezet: Zl. 157. waarna detee-
kenen, volgens het gewone beloop der najaarsk oort-
fen, worden opgegeven ; 4}. 174. En dan uit de
gevolgen, zoo als dezelven by onderfcheidene per-
fonen verfchillende zyn, nâdèr ópgehelderd. 47.
177.
ó4 NAJAARSK: NATUUR:
_ 127. ‘In de behandeling van het tweede deel det
vraag word eerst aangewezen ‚ wat middelen diens
ftig zyn; om voor deze geduchte koortfen behoedt
te worden: b/. 187; hoe die best ir te voeren ? //.
258. en dan, welken de krachtdadigfte middelen te£
genezing derzelven zyn ; wanneer zy reeds woeden.
Hiertoe word vereischt: de beledigende ftoffen te
verbeteren, of uit te dryvens dl. 363. derzelver
voortgang tegen te gaan 5 bl, 286: en de krachten
der Iyderen te onderfteunení bl. 306—3 12
Zie mede Pebres catarrhales.
NATUUR. (pe WERKENDE) Wat men hierdoor in de
Geneeskunde te verftaan hebbe? onderzocht door
J- MACQUET: ZJ. Deel, bl. 1ó1—23ó. De ver-
fchillende gedachten over dit onderwerp van vroe-
gere en latere mannen. Z/. 161, De Schryver ver-
ftaat daardoor dat gene, ’t welke by de Genees-
heeren het LEVEN genoemd word. Wat dit zy;
durft hy niet bepalen: zyn oogmerk is alleen, om
de overkomst tusfchen de werkingen der natuur
en van het leven aan te toonen ; en dat dezelve maar
ééne kracht uitmaken , welker denkbeeld hy naauw-
keuriger zal bepalen. hl 167. Dit veroorzaakt
ftof tot twee hoofdftukken & in het eerffe hoofdftuk
word de werkende NATUUR in den gezonden; bl,
169—195. in het tweede in den zieken ftaat bes
fchouwd: en aangetoond , dat alie die werkingen iù
het deven, door de Godheid in de ftof gegoten,
: be=
TOS AN AT TDBAU.RIITAN 63
„berústens bl. 196—a30. “Dit word aangetöond te
aanzien van de voeding; ZJ. 169. van dé. opeuins
gen tot. ontlasting der-overtollighedens A. 172.
van de verfchillende ‘úatwreilen of temperamenten ?
bl» 177. hiervan is nog onderfcheiden dat gene 4
t welke de geneesheeren idiofyncrafia noemen 3
anders aard (indoles)-geheeten 3 van hier word
het kwalyk bekomen van mosfelen enz. op fömmis
ge tyden afgeleidt. 4/, 183: De menfchen verdù=
deren op zekere tyden , zonder dat men die juist
tot het zevental kán bepalen. b/. 487, Waarom de
gewoonte eene tweede natuur genadmd worde? bli
189: _Dit-alles word ‚uit de leveriskracht afgeleidt $
en dus getoond; dat de-NaTuuR en het Jever dezelf-
de kracht zyn. Dit heeft int byzonder ook plaats
in de ziekten: wanneer de natuur of levenskracht al
les aanwendt, om dezelven te bevechten; AA 196s
Zy- heeft. een herftellend vermogen: dit ziet men
aller duidelykst in vele dieren3 maar ook , oftchoon
in eeen minderen träp „in ons lichaam: …b/,- 107:
zy heeft een kokingsvermogen; ter bereiding cefier
raauwe en genezende ftof; 4/. 200. insgelyks om
krampen te maken: eene der heilzaamfte pogingén 5
gelyk door: verfcheidene byzonderheden , vooral de
Vallende ziekte, word: aatigewezen. bl, oda=-ad5s
By deze gelegenheid word van de venynen „ en-.bys
„zonder van de ticuta , en derzelver uitwerking en
» verdooving gehandeld. b/ 206: De hâtuur heeft
het heilzame vermogen om eene koorts te-ttalen 4
bl, 3i2.-zy heeft seen medewerkirigsverniogen 3
EIL. DEELS ils STUK E Waas
56 NATUUR. NATUURKUNDE,
wâardoor het eene deel aan het andere zoekt be-
hulpfaam te zyn. bl, o18. Hieruit kan men mis-
fchien de vreemde lusten in zieken tot zekere by-
zondere- zaken verklaren. 4/. zo. Uit het byge-
‚ brachte' aangewezen , wart het zegge: de NATUUR
te leiden? bl, 223. aan de matuur, of het leven ,
fchryft een geneesheer dus met recht ín het dierly-
ke lichaam, zonder de Godheid in * minfte te be-
ledigen, veel toe! gelyk tot flot word voorgefteld :
bl. "226230.
NATUURKUNDIGE cevorcGen. Ie ANTWOORD
opde vraag: "Mag een natuuronderzoeker, uit
3» de reeds gemaakte waarnemingen en proefonder-
ss Viûdingen, verdere gevolgen trekken ter uitvor-
»s fching van de nog onbekende oorzaken der ver-
sx fchyufelen? zoo ja! hoeverre mag hy daarin
5» voortgaan? en welke regelen moet hy daarom-
ss trent in vacht nemen”? door j. VAN IPEREN.
1V.. Deel , bl. 31r7. De Schryver richt zZyne
Verhandeling zoo in, dat hy eerst aanwyst ,
waarom het eerfte gedeelte der vraag met- JA !
moete. worden beantwoordt: uit hoofde namelyk
van de algemeene erkentenis der natuuronderzoc-
keren; b/. 4. en uit de natuur der zaak zelve:
bl, 8. men vindt daartoe eene aangeborene drift
en. geneigdheid „ zoo wel by beesten als men-
fchen: A/. 15. zy word door de verwondering
aangevuurd: bl. 19. zonder gevolgtrekkingen ís ’er
geene vordering in de natuurkennis mogelyk; df
Î i „ÎZe
les”
NATUURKUNDE 5
as, zelfs hèbben de mmisfiagén „die if dezer oma
wyleù “bië voorbarigheid begaan wórden ; hünne
Huttigheîd,- 27, 34. “DE” gevolgtrekkingen j uit
“ wâatriemingen afgeleidt ; banen «dén weg tot Vor-
dering ‘in de ratiitirlyke wetenfchapfen: hetgene
door voorbeelden word geftaafd. b/. 26, En van
hoeveel belafg- is in dezen de réderieërkunde ? b/,
37. ja het is; uit hoofde wan ’smenfcheì geftêld=
heid, orimogelyk , om de gevolgttekkingen te Ver
lochenen , vooral in een” ervaten” wysgeers jä dees
is ten duurften dáartoë verplicht: B. 46. doekt die
gevolgtrekkingen moeteri uit teeds gemaakte Waars
“memingen en proefondetvindingen alleen afgeläidt
worden. 4/. 53. Dan: en dit is het tweede deel
der vraag: hoeverre mag men daarin voortgâën ?
Niet verders ‘dan de gevolgtrekkingen oriniddelyk
uit de feeds gemaakte waâr- en proefhemitigen
voortvloeifen! #/. 62. Vooral word hier oimzich-
tigheid gevofderd in de gevolgtrekkingen, döor
anderen’ gemaakt: Al #3. gelyk ook ten &arfzien
van natuurlyke oorzaken, die daardoor zouden
ontdekt zyn. b/. 5, Nimmer mag men’ verder
gaan, dan eerie gezonde tedeneerkunde toëlaat! 47.
85. En dit geeft aanleiding, om 13 algemeene 're-
gelen voor te ftellen , op welken men, by het ge-
volgttekken uit waar- ‘en hroetkndenf s moet
% acht Edin bl. 89. Beffuit. b/, Ok
de DE ANTWOORD op Fezelfle vraag: dóot
> PAP DE FACARAS. IV. Deel; wbt de fot
E 3 ine
68 NATUURKUNDE,
„inleiding van deze Verhandeling ftelt de Schryver
„dee wisfelvalligheden voor, welken de kennis der
‚„natuursheeft ondergaan, D/. 118, En hieruit leidt
„„chy-de aanleiding #of, en het gewicht van, de voor-
„geftelde vraag af, b/..131. In de oplosfing van-de-
„zelve is het van veel belang, dat men alle kundigheid
„<van-de natuurgewrochten, en hare oorzaken, uit de |
eerfte beginfelen ophale. 4/. 133. Welke nuttigheid
„uit,deze wys van philofapheren voortvloeije ‚ word |
‚ aangewezen; bl, 139. dan dezelve heeft hare moei-
„Iykheden, die niet dan. door eene wélbeftierde re-
„_denkaveling kunnen overwonnen worden „ waarin
… men. zich van proef- en wiskunde bedient. 2/. 142.
1--„Zoo klimt men „ door de eigenfchappen der lichamen
“en wetten van beweging te ontdekken , van de ‚ge-
„„wrochten tot de oorzaken op. AJ. 151. Dan , hoe-
„verre moet men ia het ontdekken. der oorzaken
voortgaan 2. Hieromtrent is verfchil ! daarnaar word
gevraagd? Z/. 153. ter beflisfing. hiervan moeten
de eigenfchappen der lichamen „ zoo wel als de
wetten. van beweging , in algemeenen en byzonde-
ren onderfcheiden worden. 5/. 154. Met betrek-
king- tot de laatstgenoemden, is ’er ten aanzien
van de wetten der algemeene zwaartekracht ver-
fchil: b/, 158. de: aantrekkingskracht behoort niet
tot de wezenlyke eigenfchappen der lichamen : 4/,
159. maar moet men dan, met NEWTON , dezelve
als eene inwendige hoedanigheid; of, met LeIe-
NITZ, als een uitwerkfel van uitwendige oorza-
ken, befchouwen? &/. ‘170. Het gevoelen der
Wol-
‘n
NATUURKUNDE 6
Wolfaen getoetst; en als-onbeftaanbaar met zich=
zelve verworpen : bl. 174. gelyk ook dat der New-
tonianen: bl. 192. en ‘dan word, door eene een-
« voudige ontwikkeling van kunstwoorden, die men
“in-dezen’ gebruikt , ‘het gefchil beflist: dat mich na-
“melyk cop’ moet eerbiedigen , als de eerfte' oor-
zaak, die de beweging in zekere deelen der ftoffe
«heeft ingedrukt 5 en_ wadrdoor „ overeenikomtftig
“met de wetten der werktuigkunde, alle nätùurlyke
“ verfchynfelen’ ontftaan: BA, 205. hoe moeilyk ook
hen
de naarvorfching van de keten der natuurlyke òör-
zaken zy, is ’er echter eene gegronde hoop’ op
“vordering. b/.“ers.’ Om nu aan. te wyzen, wat
> nt
men in acht te nemen hébbe, 3 6m veilig var de ge-
“wrochten tot de oorzaken ‘op te klimmen? word
eerst naar de redenen onderzocht , waarom alles‘in
de natuurkunde, wat niet op de wiskunde en“de
ondervinding gegrondt is, óp losfe fchroeven.fta ?
bl. 235.""En- hieruit worden “regelen afgeleidt ,
“waarvan men zich met vrucht kan bedienen’, in het
“ontdekken van de oorzaken der verfchvnfelen: /.
257. Daar uu hieraan dienftiszyn ‘de ‘waar- én
proefnemingen 3’ gelyk ook de gisfingen en vooron-
« derftellingen : -wòrd van: de eerften 47.” 275. en van
Ld
de laatften 4/.' 293. gehandeld: met byvoeging,
“wat mens’ omtrent dezelven „ ter * naarvorfching
‚van onbekende oorzaken ; têt-tmeesten nutte onder
“de aandacht hebbe te houden? Waarfchouwend
pe ri | — [le
hf bl.-317: en Sis
12 NA FU ORK ONIDAE,:
meene (Ie ANTWwoorD. op.dezelfde vraag : : door
PIT EERMIN. Jl”. Deel „bl, 319416, De Waar-en
proefnemingen zouden, van eene. mindere nuttigheid
„Zyn, indien, men geene gevolgen daaruit afleidde ,
dan die, rechtstreeks, uit-dezelven,voortvloeijen. 5/,
„819e De brommen onzer. kundigheden zyn »onder-
_ vinding en redenkavelings die, van elkander, af-
„,gefcheiden,, van, geen nut zyn, «bl, ger, In de
„kunst: van waarnemingen: is, men allengskens. zeer
„gevorderd: bl, 323. maar heeft dit ook, plaats in
de kennis der. oorzaken 2 Deze, vraag, in den
« Strikitten. zin, genomen „ word „ontkennend, beant.
„woordt, bl. 325e: Wat zym wysgeerige vooronder-
flellingen 2. h/, 338, om hiervan, „ter, verklaring
van verfchynfelen ‚gebruik. te maken , komt-het
vooral,op. een goed. oordeel en, juist vernuft aan :
bl, 330. terwyl de. yoornaamfte bronnen der dwa-
« lmgen. worden, opgeteld, AJ. 333. Wat word dan
ter. uitbreiding van onze kundigheden vereischt? 4/,
342. en wat ter. vermeerdering van derzelver juist-
heiden zekerheid? 2/, 346, waarop in ’t byzonder
te letten? bl, 349. niets is zoo gering in de na-
tuur, dat onzer aandacht niet overwaardig is: 5/,
350, men moet de natuur zelve raadplegen 3 meer
dan de fchriften der Ouden , die in verfcheidene be-
„trekkingen, ruim zoo veel nadeel „ als voordeel toe»
brengen: Af, 353. wat in de hedendaagfche fchriften
‚der natuurlyke kiforie te laken en te pryzen zy?
&:.361, Doch de reden , wél beftierd „gevoegd by de
waarnemingen, is de veiligfte gids, ter ontdekking
van
NATUURK: NATUURL/NAVELBREUK. 717
van de- gewichtigfte waarheden. Dl. 364. Het is;
boven al,van belang, zich op het oefenèn dèr aan-
“dacht wél voete leggen :-wat ten dien einde vermydt;
wat betracht moete-wordèn? ‚h/, 370. -daar nu het
vernuft in dezen van geen minder aanbelang iss.
“word onderzocht: <hoe-dit best te verwekkenen-te”
vermeerderen? «bl; “978. 'hetgène aanleiding geeft,
omde blykbaarheid. en het’ onderfcheiderrde ken-
merk-der waarheid‘te-befchouwen : 2/, 382,.waarna
regels worden voorgefteld , die-men in de oplosfing
van “älle vraagttukken moet waatnemen, -D/. 398.
__Befluît+ fet eëné aanmerking ; - omzich inhet ttek-
‘ken. van gevolgen # ne ste vid misleiden. BI AIA
4TO6C HEL 5e tone kkk Se EN
pii gure MSTORIE: q Zie Yyâors 27e!
$ Hott!
NAVELBREUK.. AAE van een oe
ter behandeling der NAVELBREUKEN : door DAVID
“VAN GesscmieR. JZ, Deel) bl. 32922353, De
Schryver verklaart “eerst de drie Stukken’; waaruit
dit werktuig beftaat „ àfzöftderlyk: — -dân: wyst hy
derzêlver oniderlinge"famenvoëging aaf; er vertoont
_de voortreffelykheid. van dit werktuig , uit êenc. be-
‚redeneerde vergelyking wan hetzelve mef zoo vele
anderen „ als mien’, tôt Iief toc ; if de behandeling
der navelbreuken heeft aangeprezen: — terwyleene
bygevoegde plaat niet weinig lichts aan het eerfte
gedeelte dezer Verhandéling byzet.
AA ereta Â
Ex NE
va NEDERL, NET, OLIFAN T.,
NEDERLANDEN, « Der: NEDERLANDEREN- RECHT
in de. afzwering van PHILIPS regering beweerd,
-Zie- Philips „ de derde van: dien naam onder de Hol:
hadj ven Zeeuwfche Graven,
nnn ES Fru Volken die on
‚derde medewerkende befliering van ’s HEEREN gunfti-
„ge Voorzienigheid „ den weg gebaand hebben tot onze
rust vrede „ en vryheid 5 federt den affland van Kei-
“RCT KAREL den WV. òn hetgaar 555. tot den 6. van
„Grasimaand 1572. in eene redevoering gefchetst ;. ter
„opening eener, Vergadering „van Heeren Directeu-
men: door-den praefiderenden Heer j. WINGKELMAN,
iff. bericht vóór het LI, Deel, bl. 19—43,
Het vervolg hiervan tot op-dezen tyd: door dens
zelfden Heer, by eene gelyke gelegenheid. Hift,
ade vóór het VIII, Deels bl. 56—83.
_ NEDERLANDSCHE ervinid naargedacht „en
derzelven grondlegging. er -herftelling: by gelegen-
h heid van derzelver eeuwgetyde „ in het jaar 1772.
in dichtmaat. Mijl, voordericht III, Deel, Bh
1383:
WET der DARMEN, Zie Vurftropping.
0.
OLWANT, Perfdheidene aanmerkingen, betrekken
hk
OLIFANT. ONDERB, ONTLEEDK, :’ 73
vhjkotot, de: varuurljke vrudied kes dir dier, Zie
Bh, ROO, /
KH nf Ë +Ì Î
an Mad”, 1 sij Hor r
ONDERBUIKS (ONTSTEKING. “Aanmerkingen over
eene bedekte ontfteking of verzwering in den on-
derbuik , verzeld van eene ifchurixs eerst na den
dood ontdekt: door F. j. VOLTELEN. X. Deel, bl,
1349574. De rkundige- Schryver-geeft eerst een
„naauwkéurig verhaal, van. het :geval „7zoo als ‘het
door hem, van het begin tot aan den--dood des
HE, OA een Kopland van ge, jaraas, io
Bird lyk 3 „man dead linna GREEVE , \hetft
ontdekt: — en daarna wyst hy aan, in gegen aan-
„.mêrkingen:, „dat sdit „geval « def» geneèskundigén)
aandacht. dubbelwaardig zy, @n eene ruime ftof
tot leering en He ldenving oplwele, gans
ONTLEEDKUNDE. Zie: Belette dootzwelling :
-„Beursgezwel: - Dyebeen: __ Kolykdarmsvernaau-
„wing: « Onderbuiksontfleking + bebat
- tige KROS oa gdoh
=== ONTLEED- €#, VROEDKUNDIGE waarneming
vgener aanmerkelijk. uitgezette pisblaas sen omgebe-
s,gene zwangere baarimoeder : door: as-BONN. "IP.
Deel, bl. 613628.» Na eene naauwkeurige op-
‚gave van deze waarneming , in vele opzichten over
„genkomende met. die van den Hoogleeraar G. VAN
DOEVEREN ; Chefcbwauon in deszelfs Spec. ob/erva
eN ON lide …_acad,
74 ONTLEEDK; ONTWR. ONVRUCHTB, k
- dead, Cap. Viet VII) bl. 6tgbzrsftelt de Schry-
ver de verfchillende byzonderheden van dezelve
voor, en leidt daaruit de oorzaken dier verfchyn-
felen afs bf. 622 eindelyk wyst hy het nut
van. zulke waarnemingen in de. vroedkunde aan,
vl. -627.-€n 628,
eV NES edi VILLA TH " ik E. en
ve In een-mabericht geeft hy-een foortgelyk- geval
z-Op 5; door.w. HUNTER wrange Zie VZ. Deel,
eb. seren d
ONTWRICHTE. SCHOUDER. Zie brein, geerd
sterd). totsherftelling van den ontwrichten fchouder. —
ONVRUCHTBAARHEID iz: vrRoUwEN. Perhan-
„deling over eenige voorname oorzaken derzelye:
waargenomen. door ANDR. BONN: ZZ. Deel , Ul. 330
— 353. Na eene inleiding tot deze Verhandeling ,
bl. 330. befchryft hy zyne eerffé waarneming , om-
trent een. jong vrouwsperfoon: by welke de moe-
dermond; de geheele hals; en de inwendige holte
der baarmoeder; met die der trompetten ontbraken :
die dus volftrekt onvruchtbaar was. 4/. 334. De
preede waarneming behelst een bericht van eenen
„geflotenen. moedermond: die ook als oorzaak van
enVruchtbaarheid word befehouwds doch door de
„natuur en kunst kan weggenomen worden. l„337.
De derde waarneming beftaat in een verflag van
eene allerbyzonderfte gefteldheid def « teeldeclen
‚in een vrouwsperfoon, ontdekt by gelegenheid,
„dat cen gezwel in derzelwer rechterliesch werd weg-
ge
ONVRUCHTB, OOG, OPEND, OPSCHR., 75
„genomen: welke, gefteldheid., veroorzaakte , ‚dat zy.
_oök volftrekt, onvruchtbaar moest gerekend worden.
bl, Faes Hierop. volgt bl. 352 en 353-.de opgaaf
vaneen geval, betrekkelyk, tot „zyne- waarneming ,
„geplaatstsin het ZZ. Deel „bl, 613.) ens bl. 354
„856, de verklaring, der. afbeeldingen. van. de voor-
k ‚ MRIRSN: oes, twee eerfte waarnemingen „dg Platen.
oc. Het ooG ‘ontladkundig perth Zie ea
OPENBARINGEN (GODDELYKE)). Onder he
hoort «ook, de. wonderdadige verbetering van, het
zintuig des gezichts, Zie Gezichtsintuig.
vr
O
OPSCHRIFTEN. gp ketenen over een. Et
opfchrift op een gedenkftuk der oudheid, voor
eenigen tyd, gevonden: doot CHRISTOPH: SAXE 5’ in
cher Latyn. Xe Deel, bl; 275-299. Na eene
„korte opgave aan wien. dit gedenkftuk- behoore ?
waar het gevonden? p hoedanig hetzelve zy? be-
fluit de oudheidkundige. Hoogleeraar hieruit, dat
het een, edelgefteente is, vervaardigd tot een ge-
denkteeken van. eenen ouden-oow/ist, of heelmees- -
„terder oogen; terwyl het opfchrift een bericht der
„van, hem aangewende artfenyen in'-gich bevat. Dat
« ter „van: dit foort van geneesmeesteren’ een geheel
‚aantal by de. Quden geweest zy 5 welker namen ,
„door diergelyke gedenkftukken- der oudheid, aamde
„vergetelheid ontrukt zyn, word. vervolgens aange-
wezens eene Iyst derzelven. opgegeven; en dan
het opfchrift zelve. verklaard, zen
OP.
76 OPST. ORANJ. OSSEND.' OUDHED.
OPSTOPPING van wATER. Bene volkomene opffop-
pine van water, en eene hevige longontfleking :
welke laatfte , door eene van zelve voortkomende
-kwyling „ gelukkig geredt werd. - Deze twee ver-
“fchrikkelyke toevallen, aan eene en dezelfde Iyde-
“res, by herhaling, overkomen: worden, met de
‘aangewende middelen’, en den gewenschten uitflag „
naauwkeurig befchreven: door A. P. NAHUYS. ZI.
Deel, bl. 435—455e
ORANJEAPPEL. - “Waarneming omtrent een’ be-
“vruchten oranjeappel: zie! Bevruchte menen!
OSSENDRECHT. Deszelf raked: fichting, en
“torgevalten: zie 4 Deel, bl. 29. En 30.
OUDHEDEN van ZEELAND. ANTwoorD op de
rad: „, Welken zyn de bewoners van ZEELAND
: 7 geweest tot aan de vyftiende eeuw? hoedanig
25 Waren hunne zeden en Godsdienstplichten ? en
“95 welken: voortgang hebben de fraaije letteren,
“ss kunsten, en wetenfchappen , onder dezelven ge-
5 had”? door DIDERICUS VAN CRUYSSELBERGEN.
SI. Deel, bl. 1—68. Na eene korte inleiding,
verdeelt de Schryver zyne Verhandeling in vier
‘shoofdftukken. 4/. 3. Het eerffe handelt over de
„bewoners van ZEELAND tot aan de vyftiende eeuw.
“Om dit aan te wyzen , moet men eerst de grenspa-
“Jen van dit gewest onderzoeken: dezen wor-
&den bepaald tusfchen BorNisse (weleer een wyd
water tusfchen de landen wan Voorne en Putter) en
/ HEI
(
ì
OUD HEDEN 7
HEIDENSEE „ nu onbekend ;- misfchien- weleer. ge-
„legen onder de wateren, die nu Walcheren, en
„Vlaanderen fcheiden, bl. 5, De gisfingen over,de
vroegfte bewoners dezer landen „ vóór de aankomst
Van, JULIUS CAESAR „ zvn zeer onzeker ! misfchien
moet men daarvoor houdende KELTEN; en KAT-
TEN: bl. 9. waarfchynlyker de BATAVIEREN.s ‚€11
KANINEFATEN :; Zl. 11. dezen, aanmerkelyk ver-
zwakt, fehynen omtrent de derde ecuw verdreven ,
en opgevolgd te zyn door de FRANKEN en SALIËRS 5
bl. ta. die, omtrent het midden der vierde eeuw ,
door de sAXEN 3 en dezen, wederom door „de
FRIESEN „ verjaagd, werden :- 4/. 17. terwyl de laat-
ften weder door de FRANKEN vermeesterd zyn zen
dus dit gewest andermaal door dezen. cen” gerui-
men tyd is beheerd geweest: doch welken doorde
DENEN € NORMANNEN „ vooral federt de negende
eeuw, veel geleden hebben: dezen hielden hun-ver-
blyf ettelyken tyd in ZEELAND, vooral in Walchéren :
onder welken eenige anderen zich zullen gemengd
hebben. 2/. 19. Het tweede hoofdftuk fpreekt van
derzelver - zeden. De zeden der _oudfte bewo-
ners, de Batavieren en Kaninefaten : die zeer
eenvoudig waren; en beiden hunnen oorfprong
van de Germanen hadden, welken in dezen met
de Kelten overeenkwamen: worden voornamelyk
uit TACITUS en CAESAR afgeleidt. D/, 24. Het land
onbedykt zynde; woonden zy op terpen of tor-
Pen: Dl. 25. hunne kleeding 3.» iuzoover zy niet naakt
gingen, was zeer eenvoudig; bl, 26. hun grootfte
fie-
98 OUDHEDEN
ficraad wás goudgeel haîr: b/. 28, zy bezaten vele
“nâdrvolgingswäärdige déugden s, AJ, 30: htinue' vóor-
“_maatmifte gebreken waren, dat zy op den fterken
drank, het fpeleú , én het dobbelen , zeer verzot
waren. bl, 39. De verandering van bewoners heeft
zekerlyk ook invloed op hunne zeden gehad: die.
door hun verkeer met de Romeinen „ wel be-
fchaafd , maar tevens niet weinig verbásterd , zul-
lenzyn geworden. 4/. 33. Im het derde hoofdftuk
word van hurinen Godsdienst gehandeld. Deze was
zeer afgodisch + 4/, 35. hunne priesters droegen den
naam van Druïides. bl. 36. Zy hebben waarfchjn=
Iyk de zon, maan , het vuur of Puleamit, Mais,
Tuifto of Tuifco, Mlannus, Hetthus of Hertha;
behalven nog anderen gediend; 47. 38. zeker altans
PFupiter , Neptunus, Hercules, Mercurius, Neha-
lennia en Burorina , gelyk uit genoegfame befcliei-
den kan worden aangewezen. /. 39. Alvroeg is in
deze landen, misfchten zoowel-door de Romeinen
als door de Franken, eenig licht van ’t Zuangelie óp-
gegaan: Zl. 49. waarfchynlyk heeft erreius, reeds
omtrent het midden der zevende eeuw , hetzelve hier
gepredikt; misfchien ook wiLrrip ; En WIGBERT:
maar zeker, omtrent het einde van die eeuw, wir-
_LIBRORD: en, offchoon men zulks var wiNFRID
… anders BONIFAcius genaamd, en WiLLImAD, hiet
kunne bewyzen; zoo weet men, dat het gefchiedt
‘Zy door den Ufrechtfchen Bisfchop FREDERIK. Dl
“go. Het geloof is dus alvroeg in dit gewest afge-
wisfeld met de bygeloovige leer des Pausdoms; of-
oa fchoon
OUDHED, “PAARDENS: PEDRO #ô
fchoom ook, reeds omtrent het jaar +312. TANCHE:
“oriNus zich daartegen hebbe aängekant. 47. 53. Pin-
se delyk handelt “het wierde hoofdftuleover den oor
…fprong en voortgâng der fraaije letteten’, keaftén ,
en. wetenfcliappen.” Dat 'er geen grond zy, om de
bewoners van dit länd te verwytèn ; dat zy het le-
zen en fchryven niet hebben verftaan „word aan,
gewezen. bl. 54.” Zy hebben waarfchyniyk dé
Keltifche , en Runifche; misfchien ook de Griek-
fche, en in latere tyden de Latynfche taal gefpro-
ken; gelyk iede de Bhiefthe „en Gottifche. 'bl. 59.
Onder de kuriften-cft wetenfchappen , alvroeg in
“ZEELAND bekend; word opgegeven de rechtsge-
leerdheid; de fterrektinde; de natuurkunde; voor-
al de wichelkunst; de dichtkùnde; de mufikkun-
de: — en (onder de handwerken) het bereiden van
“linnen; de zóutziedery; het werken in wol; en
bereiden van- lakens de haringvisfchery ; dé mee-
reederys gelyk ook de koophandel , vooral op En-
geland. bl. 61—68.
jd $ |
PAARDENSTEEN. Zie Steenen (dierlyke).
PEDRO del porco. Die van Malakka ; en van
— Ceilon. kan Steenen (dier hk
PEILS-
Bo_PEILSHOOGTEN. „PENNINGKUNDE.
PEILSHOOGTEN. danteekeningens gehouden door
„de Societeit te NYMEGEN, van de peilshoogten er
„_merkwaardigfte. gebeurtenisfen op de rivieren den
RHYN; MAAS, WAAL; NEDERRHYN; @ll YSSEL :
van primo Januari 1770. tof ultimo Februari 1771.
II. Deel, bl. 614—630s
Ì *
PENNINGKUNDE. Bericht van eene talryke ver-
zameling van Griekfche , Romeinfche, en andere
oude penningen: door PIETER VAN DAMME. In dit
„bericht, ’t welke de eerfte afdeeling in zich be-
vat van den prof/pectys der uitmuntende penning-
kas van den Heer vAN DAMME ; die uit ruim twin=
tigduizend gedenkpenningen beftaat: geeft de ge=
_ leerde Schryver een kort verflag van die pennin-
‚gen ; welken in de kennis der aloude koningen ,
vermaarde vorften, en beroemde mannen en vrou-
wen , van eene uitftekende nuttigheid kunnen zyn:
zeven dier penningen worden in plaat vertoond. 7,
Deel, bl. 419—452.
Eemnes
— AANHANGSEL tot de eerffe af=
deeling van het bericht der talryke verzameling
van oude penningen: door Pp. v. DAMME. V. Deel;
bl. 603—603. betrekkelyk tot de koningen van Ma
cedonië; van Numidië; van Syriës-en van Bithynië:
die allen op eene bygevoegde plaat afgebeeldt zyn.
’
Verhandeling over een’ penring
Valk PTOLEMAEUS, 200% 4 MENNAEUS, Zetrar=
rt cha
a. &
„PEN NINGKUNDE, ér
eha. van Chalcidene: door j. w. TE WATER. /.
Deel, bl. 6og—62g. met deszelfs afbeelding op
het vignet. Na een kort bericht over de nuttig-
heid der oude penningen, ter opheldering van de
gefchiedenisfen , betuigt de Schryver, dat tot die
foort ook behooren de penningen van PTOLEMAEUS,
Tetrarcha van Chalcidene : van welken tot hiertoe
maar #wee bekend waren, door den db# LE BLOND,
en JOS. ECKHEL uitgegeven: b/. 6og. Hierop word
de derde penning befchreven, die berust in de
aanzienlyke muntkas van den [eer vaN DAMME.
bl. Gre. En dan word het gevoelen van den Aa7-
dinaal Noris, dat er twee koningen van Chalcis
zouden geweest zyn: PTOLEMAEUS MENNAEUS; €en
PTOLEMAEUS, Zoon van MENNAEUS : door verfchei-
dene groote mannen gevolgd, voorgefteld 5. en als
ongegrondt afgekeurd: A/.-613: daaralles , wat men
van PTOLEMAEUS, gebieder van Chalcis, vindt;
gevoeglyk op één’ perfoon zich laat toepasfen: ge«
Iyk word aangewezen. bl, 616—621. Dan word,
ter verklaring van dezen penning, onderzocht:
waarom PTOLEMAEUS tefrarcha (viervorst) en niet
koning worde genaamd? Al. óes, Eindelyk word van
de jaartelling, die op denzelven gevonden word;
gelyk ook van de twee gewapende mannen, op
deszclfs rugzyde ; kortelyk gehandeld. 47. 627—629e
‘hid
Aanmerkingen over eenige Smyr-
mafche penningen: door j. w. TE WATER. JX.
Deel, bl. 481506. Na een kort verflag omtrent
Xl, DEELS II. STUK Ke de
_
54 3
Be PENNINGKUNDE. PEPER.
de Smyrnafche penningen, waarvân in koper eeu
“ méenigte bekend zyn, geëft de geteerde Schryver
eén naauwkeurig bericht van negen Zilveren, die
(ín het kabinet vat den Heer p. vAN bamme be-
waard) in eene Plaat afgebeeldt worden, en zeer
zeldfaam zyn. Dezen befchreven zynde , word on-
dérzócht, welken rang én waardigheid de perfoo-
nen, wier namen men op deze penningen vindt,
té Smyrna hebben bekleedt? en by deze gelegen-
heid worden de voornaamfte eertirelên, onder wel-
Ken zy, die het bewind van zaken te Smyrna in
handen hadden, federt oude tyden, bekend wa-
ren, kortelyk opgehelderd: terwyl van de pryra-
NES eenigszins uitvoeriger word gehandeld,
dd nes
PEPER. Het onderftheid der zwarte en witte pe-
PER; éen de afbeelding van het gewas der ftaart-
PEPER: door M. HOUT TUYN. X. Deel, bl. 6o4—
615. Het onderfcheid tusfchen de zwarte en witte
peper beftaat alleen in de bereiding, volgens be-
richte van Mr. j. C. M. RADERMACHER , Raad
extraordinair van Neerlands Indië. Eigenlyk groeit
‘er niet dan zwarte peper: — die wit word: of
‚_door dezelve in kalkwater te leggen; of door de-
zelve aan het gewas (dat, gelyk de turk{che boo-
nen, by ftaken , ter hoogte van 15. of 20. voeten
opklimt) ryp te laten worden; wanneer de bast af-
valt, en de peper natuurlyk wit is. Hierop word het
gewas der ziparte , lange , en faartpeper, waarom-
tent by de kruidkenneren eene groote verwarring
heerdh:
PEPER PHILEPS:: 83
heerscht, door den geleerden natyuronderzoeker
befchreven: en van ieder derzelven in Plaat eene
afbeelding, naar gedroogde, planten outworpen ,
gegeven. f
PHILIPS: de neRDE van dien naam onder de Hot
LANDSCHE €# ZEEUWSCHE Graven. Onderzoek
of hy zich ooit door den. Roomfchen paus hebbe
doen ontflaan van den eed, dien hy by het aan-
vaarden der regering, gedaan had: door Mr. Ne
C. LAMBRECHTSEN. ZX. Deel; bl. 431472 «Na
eene korte inleiding over den eed: 4/. 431. doet
de geleerde Schryver. onderzoek naar het recht der
afzwering van PHILIPS, ten jare 158r. en wyst
aan, dat hiertoe niet alleen genoegfame grond ge-
vonden worde in zyne bevestiging van het vlock-
vonnis, op den 16. Fehr. 1568. tegen alle de Nee
derlanderen (behalven weinigen) uitgefproken: ZJ.
434 maar dat zulks al plaats gehad hebbe, toen
hy zich, is dit waarlyk gefchiedt, door den Paus
heeft doen ontflaan wan den eed, dien hy, by zy-
me komst tot de regering, aan deze Landen gedaan
had: ZJ. 436. en dat zulks. waarlyk gefchiedt zy,
befluit hy uit de bygebrachte gefchiedkundige be«
wyzen. bl. 438. Maar dan is de vraag: is dat ont-
flag betrekkelyk tot allen , dan alleen ten aanzien
van eenige byzondere privilegien en voorrechten,
te verftaan? en is hetzelve by eenen daartoe opzet-
telyk ingerichten brief; dan wel by. gelegenheid
van eenig ander gunstbewys, gegeven? Dl. 443.
F a Maar
84 PHILIPS. POLYPEN. POLYPUS.
Maar van wien, en wanneer, heeft puiries die
gunst bekomen? Z/. 447. Schoon het onzeker is,
of dit gefchiedt zy door Paus pauLus den rv. of
door zyne opvolgers prius den Iv. of v« — is het
echter genoegfaam bewysbaar, dat hy meermalen
diergelyke voorrechten van de opperhoofden der
Roomfche kerk verkregen hebbe. 4/. 459. Ramp- |
zalige gevolgen van zulke vrybrieven! Al. 466— |
472.
POLYPEN. Zie Zeeinfect.
POLYPUS of srymeroP: en FUNGUS, of UITWAS.
Verhandeling over dezelven: benevens een bericht
en afbeelding van een zeer nuttig werktuig, ter
afbinding dienende : door SAMUEL DE WIND,
X. Deel, bl. 497—548. Vóór dat de geleerde
Schryver dit werktuig, afkomftig van den ver-
maarden HOFFMAN, chirurgyn major van het hos-
pitaal te MAASTRICHT, blykens eenen brief van
denzelven , achter deze Verhandeling geplaatst,
bl. 545. den lezer leert kennen; geeft hy eenekor-
te befchryving: wat men in *t algemeen door een’
polypus en fungus verfta? die, offchoon in ge-
daante, vastigheid van /ubffantie, en plaatfing on-
derfcheiden , echter in hunne natuur en fchadelyke
uitwerkfelen dezelfden zyn. Zy worden onderfchei-
den in twee foorten: (x) die aan beide /exen ge-
meen zyn; en (2) die aan de vrouwelyke alleen
eigen zyn. Waar geplaatst; welken derzelver oor-
3 Zä=
POLYPUS, PREDIKER 85
zaken. zyn; op, welk eene wyze zy worden voorts
gebracht; s-en welke fchadelyke uitwerkfelen zy door-
gaans te weeg brengen. bl. 499. « Hierop, volgt ‚de
befchryving van het werktuig , dienende ter afbin-
ding van de polypi en fungi: bl. 515. dande ma-
nier van deszelfs werking „ zoo voor den polypus ;
als fuugus 5 opgehelderd. door wier waarnemingen ,
welke allen van een gewenscht gevolg zyn geweest:
„waaruit de voortzeffelykheid van dit werktuig, bo-
‚ven de reeds. uitgedachten , word afgeleidt: b/. Bit.
terwyl men eene uitlegging der twee bygevoegde,
Platen vindt: 2/. 546548, vii” |
c
Vervolg op. ide sds over gond
POLYPUS „ of SLYMPROP : benevens eene afbeelding
van een, daaraan nog ontbrekend werktuig, ter
afbinding van alle foorten:van polypi, welken , on-
der het bereik der vingeren vallen; doch te ver van
de haud zyn, en in te veel verengde holten hun.
ne zitplaats genomen hebben; om „ door eenen Alap-
Pen draad te kunnen omvat worden: met bygevoeg=
de aanmerkingen ; en met drie gevallen, ter flaving
van dezelven, opgehelderd : door SAMUEL DE WIND :
met eene bygevoegde uitlegging van het in plaat
‚afgebeelde werktuig, XI. Deel, bl. A81—508.
Î
PREDIKER van saLomo. Kort begrip vanhet boek
den PREDIKER: door het welke men bewyst, dat de
voorflellen en, grondregels , by den SCHRYVER în het
beloop zyner redengring voor gedragen; 5 hoe tegen.
tE Arys
zé Pp REED TT E ROT
__fprydig dezelven ook aan zyn befluit voorkomen; bn-
dertusfthen daartoe regelrecht leiden: door samver
ESCHAUZIER. Z. Deel; bl. 153-208, Na een kort
voorftel van fommige toute gisfingen , omtrent den
__SCHRYVER van dit boek, en deszelfs echtheid ; b/. 153.
alsmede over de verfchillende wegen, die de uitleg-
gers hebben ingeflagen ter ontknooping van sALOMO’s
_Wyze van redenkaveling: bl. 162, ftelt de Auctéur
zyne ‘gedachten voor: dat namélvk alles, ‘wat in.
dit boek voorkomt , ‘Iyrirecht diëne ver -fthving van
SALOMO’s godvruchtig oogmerk ; ‘en ter bevestiging
van zyn befluit. Z/; *o. “Oin dit aan te toonén ,
legt hy twee aanmerkingen tot grondflag : vooreerst :
dat men fomwylen” eene grondftelling bondig weder=
legt, die men fchynt te leeren: ‘door: namélyk de
‘ongêrymdheid van de gevolgen , dië natuütlyk daar-
uit voortvloeijen, in het helderfte daglicht te plaat-
fen: ten tweeden dat men , door de ongerymdheid
van een voorftel aan te wyzen , «de waarheid van
__het tegenovergeftelde'betoogt. b/. 171. — Van deze
« rédeneerwyze bedient zich saroMmo in dit boek.
Wat hem daartoe waarfchyniyk aanleiding gege
ven hebbe? 47. r7o. Dit bewyst hy, na eene
‘Korte aanmerking ter opheldering: AL 174. uit
een beknopt voorftel van den inhoud der rederika-
kaveling van sALÓMO in dit boek: bl. 180. en
van de gevolgen, die saromos in de vooronder.
ftelling: dat ‘er geen leven na dit leven te wachten
zy daaruit trekt: welke allen van dien aard zyn,
dat derzelver ongerymdheid eon” ieder in de oogen
{aaalin
PREDIKER, PROPMHETIE, … 83
fraalt. bl, 193. „En dus dient saromo’s gantfche
redenering, tot een treffend betoog van de tegen-
overgeftelde waarheid : „oo daar, MOET. een leven, na
2» dit leven zyn; waarin eene juiste belooning ; zal
2» Plaats hebben”! AJ, 204. terwyl tot flot daarby
gevoegd word „ wat deze uitlegging aanpryst. bl. 207,
en 209,
PROPHETISCHE nistorie, Per handeling. over
dezelve: door josua vaN IPEREN. IL. Deel, bl.
361412, In deze Verhandeling merkt de Schry-
ver op, dat ziet de gefchiedkundige befchryving
van den Zevitifchen Godsdienst; maar wel de af-
beeldingen „ naar dezelve ingericht, fchaduyen en
voorbeelden waren. Z/. 361. En dat Zoo ook, de
vervulling van voorfpelde gebeurtenisfen in fommige
gevallen, als pr la toefpelingen zyn. te be-
fchouwen: die dan met de Prophetifche gezichten ‘
veel overeenkomst hebben. 5/, 363. Wil men dan
dezen en anderen voorzichtig overbrengen, men zal
zich de gezichten levendig voor den geest, of in
eene print, en de gefchiedenisfen in derzelver wa- -
ren aard, naauwkeurig vooral moeten voorftellen.
bl. 365. Zulke prophetifche toefpelingen of kiftorien
dienen, in de verklaring der Heilige Schrift, ter
wegneming van vele. zwarigheden: A/ 368. zy
_zyn van eenen byzonderen nadruk; en GODS WyS-
heid, almacht, goedheid, en waarheid , worden
daardoor luisterryk verheerlykt. A/. 369, „Dit word
door eenige voorbeelden opgehelderd: als hes Lied
Be va
88 PROPHET. PSYCHOLOGIE,
van HANNA: Ï, saM. Il: 1—10; de laatfte woorden
van DAvip: II. sam. XXIII: r—7 5 de erfelyke be-
zitting van KANAAN. Dl. 373. Maar in zulk een ge-
val moeten die prophetifche hiftorien volftrekt letter-
Iyk worden opgevat: en wat men hierby dan hebbe
“in acht te nemen? Dit opgeheïiderd met de gefchie-
denis van josias, indien men jes. XL. en XIL
zoo kan opvatten; die dan uit deze Godsfprake word
aangevuld, en nieuw licht bygezet. AA, 376. Het
zal ter verbetering van de prophetifthe Godgeleerd-
heid dienen, wanneer men de voorzeggingen naar
“den letter vooraf opvat; en alles, dat de propheti-
fthe geographie en chronologie bepaalt, te baat
neemt, om de gevallen zich zoo voorte ftellen , als
het verband en oogmerk vordert:. de vervulling
toch der voorfpelde gebeurtenis moet voorafgaan;
__ zal deze als eene voorbeeldige fchildery kunnen be-
fchoud worden. 5/. 385. De last van moan word
tot een voorbeeld voorgefteld ; zoo als die jes. XV.
en XVI. vertoond word. 47. 386. Deze gefchiede-
nis der Moabiten word aangevuld, uit de bedreiging
over dezelven; jer. XLVIIL hf. 398. en ezecn. XXV:
8—1o. /. 403, Het voordeel, dat men híeruit te
wachten hebbe: en wat daartoe verder nuttig zoude
kunnen zyn? bl, 407-412. waarachter nog gevoegd
is eene Kaart van de Landen der oude MOABITEN ,
ter opheldering der gewyde Mifforien en Prophetiën,
PSYCHOLOGIE. P/ychologifche en moralifthe aan«
“ gerkingen, òver het verband van VERSTAND en
te Wil?
PSY CH OL OG TIE. 89
WIL: door’ j. w. PAris. JW: Déél; bl. 453498.
“Is de éénheid de grond der volmaaktheid: dan moet
“vr ook één grondbeginfel in de ziët zyn’, wäâr-
“uit derzêlver vermogens en werkingen allen voort-
«“vloeijen: en ‘Zit is de VOORSTELLINGSKRACHT.
bl 453. Hiervan zyn vERSTAND- en wil modifica-
tiens en dus ‘häauw aan elkamnder verbonden. b/,
455. Dan ‘dit verband heeft alleen in woralifthe
dingen plaats; en kan met recht-een wexus'Jogico-
“môralis genoemd worden. b/. 456. Sommigen , die
een imvendig zedelyk gevoel dryven , begrypen de
zaak anders. ‘Dit word onderzócht: 47. 458.” Dan,
en dit is de redelykheid onzer ziel, het verffand
gaat vóór, en de wi/ volgt: dit verband, in goede
orde, bewaard wordende , zyn onze neigingen en da-
den zedelyk goed. ‘b/. 461. Dit echter heeft in vele
gevallen geene plaats: onze verkeerde wilsneigin-
gen dwarsboomen dikwyls het voorfchrift des vers
ftands. Van waar deze wanorde ? om dit te ver-
klaren, worden de wermogens der ziel in hoogeren
en lageren verdeeld; en hieruit afgeleidt, hoe een
mensch zich geheel agn zinnelyke bevindingen,
Ceven als de dieren,) door verwaarloozing zyner
verhevene vermogens, onderwerpt; waarby mis-
fchien de onregelmatige gefteldheid des lichaams
ook in aanmerking moet komen. 2/, 463. « Maar
“hoe word die wanorde herfteld? heerfchende zin-
Iyke neigingen moeten in goeden ‘veranderd wor-
den? dit kan , de zaak geestkundig befchouwd , niet
_gefchieden zonder beweegredenen , die-den wil tot
het goede neigen en bepalen; dan’ derzelger ken-
Ës nig
go PSYCHOL. QUADRATA. „RADERD.
nis alleen is niet genoeg: blykens de ondervinding.
Wat word dan hier vereischt? 4/, 474. Daar den
mensch eene begeerte tot zelfvolmaking sis inge-
fchapen: dat men de waarheden, niet in het afge-
trokkene; maar in derzelver betrekking tot ons,
en het belang, dat wy daarin hebben, befchou-
“wen: dan maken dezelven eenen vereischten in-
vloed op den wil, en veroorzaken eene overhel-
lende en heerfchende neiging ten goede. D/. 484.
En hieruit word allengskens wederom eene ware
deugdfame gemoedsgefteldheid geboren: en wat
_ hiertoe al vereischt worde? bl. 489—498..
Q
QUADRATA MAGICA,, (quarre’s MAGIQUES.)
Zie Tooverzierkanten:
R.
RADERDIERTJES. Waarnemingen over de voort-
teeling van de zoetwaterRADERDIERTJES: door
JACOBUS WATERVLIET, AL. Deel, bl. 390-400.
Vooraf geeft de wysgeerige ducteur eene. korte
befchryving dezer diertjes: — daa meldt hy de
wyze zyner waarnemingen 5 en wat hy ontdekt
hebbe, — Hieruit meent hy. te moeten befluiten ,
dat
RÄDERDIERTJES, RAMMEKENS. gr
sodat dezelven eigenlyke Aermaphraditen zyn: dat
Ay „door veitjes” voorrteglen ;. waaruit zeer kleine
diertjes voortkomen: welker gedaanteverwisfeling
hy van tyd tot tyd naamwykeurig opgeeft; en in
“eene Plaat afbeeldt,
RAMMEKENS, Hiftorifche verhandeling over dit
KASTEEL : door JACOBUS ERMERINS. ZZZ, Deel,
Dl. 133—r76. Eerst -word de naamsoorfprong ‘on:
derzocht; Zl 1 33 dan de opbouw van Ramme-
„kens befchrevens h/, 138. en eindelyk de hifforie
„van. dit kasteel: opgegeven : waarin het aanbelang
“van deze vesting, en derzelver inneminrg doorde
, Prinsgezinden, op den 5. Zug. 1573. word ver-
„haald; ZZ, 149, de gevolgen daarvan opgegeven:
bl. 157. en dam de gefchiedenis van. het. kasteel
vervolgd :- waarin, onder verfcheidene byzondere
“heden, gemeldt word, hoe hetzelve aan Koningin
ELIZABET van Bascant tot een onderga:
voor de hulp die zy aan het Gemeenebest bewees 5
werd overgegeven, op-den 29. Oet. 1585. bl.15g,
en in bewaring der Zygelfvhe bezetting bleef, tot
dat het, na voorafgegane onderhandelingen met
Koning jacoB, in den zomer van ’ jaar 1616.
benevens lisfinge „ werd ingeruimd „ en aan
Staatsgemachtigden overgegeven. «4/. 171. ‘blyde
Íchap daarover ‘betoand: bl. 172. Slat: bh 17e
176 (5),
REIS-
9 Gedarende het drukken van dit Rogier, deelde de Heee
Grifs
Hd
92 REISBESCHRYV. RIVIERK.
REISBESCHRYVINGEN. Derzelver gebruik en
snisbruik, in de uitlegkundedes ByBeLs. Zie Hei-
lige Schrift.
RIVIERKUNDIGE WAARNEMINGEN. Zie Peils-
hoogten.
ROT-
Griffer REITZ my mede een affchrift van het navolgende, inzoover
ZynEd. en my bekend is, nog onuitgegevene {tuk: berust hebbende
ender handen van den Heer Mr. ne BouRssr wits, Raadsheer in
den Ed, Hove van Vlaanderen; doch door Zyn WelEd. aan de ftad
Plisfinge verzorgd, om onder de archiven te worden bewaard,
«Ik oordeelde dit, als eene aanmerkelyke anecdote, en bylage tot
de gefchiedenis van het kasteel Rammekens, waardig, om ter dezer
plaats ingelascht te worden. De lezing en fpelling ís, in alles, naaukeurig
gevolgd naúr het oorfpronkelyke, waarmede de Heer REITZ dat
affchrift had vergeleken. Ook verdient dit ffuk alle aandacht, we*
gens de zeldfaamheid van het daaraanhangende zegel, met de zeven-
tien pylen: waaromtrent men kan naarzien de Verklaring der Unie
van UIRECHT: door Mr, Pe PAULUS, dll. Deel , bl, 86. en 57,
„LES ESTATS GENERAULX DES PAIJS BAS VNIZ;
„> a tous ceulx, qui ces presentes Lettres verront, Scauoir. faisons ;
ss Comme ainsij soit, qu'il a pleu au ROIJ de /a GRANDE BRITAIGNE,
„ à nostre tres serieuse instance, faire traicter et accorder par le
Sr. NOËL DE CARON, Cheualier, nostre Ambassadeur, fur le
payement de ses debtes, et restitution des Villes et places cau-
tionaires3 et ce evfuivant par sA MAJTé. est Commis le Sr, ROB-
BERT SIDNEIJ, Viconte de Lisle, Cheualier de lordre de la Tarre=
tiere, Chambeiain de la ROYNE de Ja GRANDE BRITAIGNE, Goue
verneyr de la Ville de vuISsiNGES et Chasteau de RAMMEKENS, Ct
„‚ pour icelle Ville et Chasteau, auec T'Ardllerie, munitions de
‚ Guerre, et aultres appertenances , nous restituer, ou à noz Come
2» Missaires: SI EST il, que nous auons commis, et commectons
pa PE
RATKOORTESEN 93
ROTKOORTSEN op de O. L.C. fchepen. 1e ANT-
“woorp op de vraag: ”Welken.zyn de, duidelyke
» en onderfcheidene kenmerken van die befmette-
2, lyke ROTKOORTS , (febris: maligna putrida „)
„, welke thans zoo algemeen befpeurd word op de
2) uitgaande OostZndifche fchepen. dezer Landen?
2 Door
» Par cestes, les Srse JAQUES DE MALDEREE, Cheualier , Sr, de Ileijes,
»s premier et reprèsentant. la Noblesse ès EsTATS de ZEELANDE;
»» ESTIENNE TONIJS; HUBERT STEENGRACHT 5 @t JOHAN HUIJSSEN, Con-
9» seilliers des dits Seigrs. EsTATS de ZEELANDE, pour tous en-
> sembles, trois, ou pour le moins deux d’iceulx, sì tous quatre ,
» ou trois d'iceulx ne peuuent vacquer, se trouuer en la Zilje de
3» VLISSINGES „ et illecq de nostre part, et des Seignrs. ESTATZ de
») ZEELANDE recepuoir des mains, et par la direction du dit Sr.
2» ROBBERT SIDNEIJ, la restitution de la de. Ville et Chasteau de
2» RAMMEKENS, auec les Clefs, Artillerie, Munitions de Guêrre,
„‚ Et aultres appertenances, competentes au Paijs, et la de, Zille,
») respectivement, et pour demander le deschargement du Serment,
»; Par lequel des Baillij, Bourgemaistres, Regents, Bourgeois, et
», Habitans , ensemble les Officiers et Soldats dela de. Wille, et
> Chasteau , sont obligez a sA MAJTÉ., et vlterieurement de faire
s tout ce que la de. affiire requiert, en conformité de leur Ine
„> Struction: Promectans de tenir pour bon, ferme, et estable ce
s que les ds, Srs. Commisfaires, en ce que dict est, et en depend,
» sera faict, foulz toutes obligations de droict à ce requifes,
» FAICT EN LA HAIJE, en nostre AssemaLE’g, Je Septiesme de
2» juny Seize Cens et Seize, ayants la presente pour plus grande
„‚ Seureté faict seeler de nostre sEAU, Parapher, et signer- par
2, nostre Greflier”. (:geparapbeerd:) FUSTUS vaN RYSEN-
BURGH Vet, Gop de plique flond:) “Par Pordonnance desdicts Sete
$ SNCUIS ESTATS GENERAULX®” (sgeteekend:) %. AERSSEN 1616.
Hebbende onderaan uithangen het contrazegel van HUNNE HOOG-
MOGENDEN wet de zevensien pylen , in rooden wasfthe uitgedrukt.
u OKOTKOORTSEN.
ss Door welke oorzaken word deze koorts voortges
„, bracht? en welken zyn de middelen, om dezel-
„5 ve te behandelen; voor te komen; en den voort-
„> gang daarvan te fteuiten” ? door j, vesmac. VL.
Deel, bl. g3—=r1o. In deze Verhandeling word de
vraag, na eene korte inleiding ‚ volgens derzelver
inhoud, in vyf afdeelingen of hoofdftukken ver-
deeld. 4/. 3. In de eerffe worden de duidelyke en
onderfcheidene kenmerken dezer ziekte opgegeven :
en dat wel op zoo eene wys, dat eerst de ziekte
kort en klaar word befchreven: b/. 5. en daaruít
“worden, als kenmerken derzelve, voorgefteld (1) een
fchielyk verval van krachten: (2) eene byzondere
foort van hoofdpyn: (3) flaaploosheid: (4) de ge-
fteldheid van het bloed: (5) van de tong: (6) van
de pols: (7) de natuur der koorts. b/. zo. In
het tweede hoofdftuk worden de oorzaken van de
vermeenigvuldiging der befinettelyke rotkoorts op
de uitgaande O. IL. fchepen dezer Landen aangewe-
zen; Nadat dit gedeelte der vraag, op deze wyze,
overcenkomftig met derzelver oogmerk, bepaald
is: ”welken zyn de oorzaken op de uitvarende
53 fchepen, die maken, dat dezelve thans gemee-
ner zy dan te voren” ? Zl. 14. word aange-
toond, dat de voornaamfte oorzaak te zoeken zy ,
F in de meerderheid der manfchappen, die door de
volkhouders „ of zielverkoopers , aan de Compagnie
bezorgd worden: waaruit de voorfchikkende oor
zaken van die koorts worden afgeleidt: dan de
aanleidinggevende oorzaken tot dezelve naarge-
£peurd
KOTKOÓOORTFTSEN %
_fpeurd, en daaruit het befluit opgemaakt. 4/. 16.
In ‘het derde hoóofdftuk : over de miädelen, om
deze ziekte te behandelen: word voorgetteld, hoe
het de plicht van den heelmeester zy: (1) om de
‘rotftof uit het lichaam te dryven, door braking-
en afgangverwekkende middelen: — dan moet
hy den voortgang der rotting fteuiten, door ver-
dunnende en affpoelende middelen der rotftof; en
door zuren eene tegengeftelde eigenfchap aan de-
zelve verfchaffen; alsmede door eene zuivere koe-
le lucht: en eindelyk zynen Iyder verfterken , na
dat de kwaadaardigheid der ziekte is overwonnen:
Dl. A1. — waarop deze afdeeling word geeindigd
met eene aanwyzing der behandeling in fommige
toevallen. Al. 77. Het wierde hoofdftuk: nopens
de middelen, om deze ziekte, in zoo verre die
thans gemeener is dan te voren, voor te komen:
dezen zyn: of geene manfchappen van volkhouders
te nemen; of te zorgen, dat derzelver"behande-
ling aldaar beter zy. En, daar het eerfte nict wel
mogelyk fchynt te zyn: worden, ten aanzien
van het tweede, allergewichtigfte middelen, van
verfchillenden aard, ter bereiking van zulk een
heilzaam einde , opgegeven. «A/. 81. Eindelyk
word onderzocht en aangetoond , hoe best den
voortgang dezer ziekte, op een {chip outftoken
zynde, te fteuiten. AJ. 07. Hierop volgt een na-
bericht, voornamelyk dienende, om aan te wy-
zen, waarom in het voorgaande Antwoord fommie
ge zaken niet opzettelyk , en anderen niet. uitvoe=
tiger , Zyn behandeld. 4/, 1o6—110.
— It,
96 NOTETEOORTSEN.
Ile ANTwoorD op dezelfde vraag *
door B. HUSSEM, ZJ. Deel, 1. bl. 11r—aar. De
Schryver, offchoon hy de vraag drieledig be-
fchouwt te zyn, verdeelt zyn antwoord in vier
afdeelingen. 4/. ttr. In de eerffe: om. de onder-
fcheidene en duidelyke kenmerken van de bedoelde
rotkoorts op te geven, verdeelt hy deze zickte in
drie tydperken: en geeft in elk tydperk derzelver
kenmerken op; fchoon deze tydperken , ingeval de
ziekte kwaadaardig is, zich meenigmalen zoo niet
laten onderfcheiden: ZJ. 113. waarop de flachting ,
door deze ziekte, vooral in de laatfte jaren, ver-
oorzaakt, word-opgegeven. Z/. 134. De oorza-
ken , waardoor deze ziekte word voortgebracht:
die in de tweede afdeeling worden overwogen :
zoekt de Schryver in den ftaat van het volk zel-
ve, waarmede de fehepen worden bemand: waar-
by derzelver behandeling, en levenswys by de
volkheuders , zeer in aanmerking komt: 44. 139—
en ten tweeden in de verblyfplaats voor die man-
fchappen. op de fchepen, en de befmerting in
dezelven door de bedorvene lucht: 2/. 147. waar-
by nog verfcheidene andere oorzaken worden op-
getelds ZZ, 152. vooral ook eene onmiddelyk me-
degedeelde betimetting: % zy door het volk zelve
of hunne aanhebbende plunjes, waarmede zy op
het fchip komen. &/. 158. In de derde afdeeling
worden eerst de middelen overwogen, die dienftig
zyn in de behandeling dezer ziekte: zoo door de
beledigende rottige ftof te ontlasten en uit te dry-
ven 5 als door dezelve tegen te gaan, en te verbe-
, te
„ROTKOORTSEN. RUGGRAAT, > > 97
teren;s en eindelyk doorde lichaamskrachten te
oaderfteunen: tot het eêrfte komen de buikopenen=
de en braakmiddelens tot het tweede, behalven
„eenige anderen, voornamelyk de cortex Peravianuss
in aanmerking; en tot het derde, de wyn. /. 162.
Hierop word voorgefteld, wat in acht te nemen
Zy, om den voortgang dezer ziekte te fteuiten ? 5},
180, In de vierde afdeeling word, onder de bes
hoedmiddelen, om deze ziekte te voorkomen s
eerst opgegeven de aanneming van gezond volk ; en
‚de bezorging van hetzelve op de fchepen : bi. 184.
dan, wat er vereischt worde, om in der fchepelin-
gen verblyfplaats zuivere lucht te houden? onder
deze middelen word eene windmouw ‘opgegeven 3
en in Plaat afgebeeldt. 47. 198. Onder de behoed-
middelen is ook van veel aanbelang het ftraffen van
dievery; 4/. 206. en verfcheidene anderen: vooral
ook het dagelyks uitdeelen van fterken dranks en
het mengen van het water met eenig zuur: dat in
eene genoegzame hoeveelheid voor elk verkrygbaar
moet zyn. 4/. 208. Het befluit. AZ. aao. en ear.
RUGGRAATSserLyTinG, vergezeld met een groot
waterhoofd: waargenomen door Gc. cREEVE. VL
Deel, bl. 6oo—612, Men vindt hier eene naauwe
„keurige befchryving der gefteldheid van dit one
gelukkige kind, ‘by deszelfs geboortes gedurende
deszelfs leeftyd , van bykans één jaar; en hoe des
zelve, na den dood, ontleedkundig werd bevone
den, ni
Xl. DEELS Il, STUK. G S. SAF
68° SAFTINGEN. SALAMANDER.
S.
SAFTINGEN. De ondheid, en lotgevallen van het
Lánd en de Heerlykheid SAFTINGEN : zie WV. Deel,
B Bob64s
SALAMANDER. Onderfcheid der SALAMANDEREN
«van de BAAGDISSEN în hèt algemeen; enn van de GEK-
Ko’s #% het byzonder: aangetoond door M. HouT-
fyn. ZX. Deel; B. 305—336. Dat de zijt
“Fie der frlasmanderen aan groote duisterheid ondere
hevig zy, maakt de geleerde Schryver, uit dé ver-
fehillénde berichten van de beroemdfte natuúturkenne-
ren op : et, zonder over de natuur en eigenfchappen
van dit dier uit te weiden, toont hy adn: dat de
Onderfcheiding derzelven van de haagdisfen, en
dergelvke dieren, die van fommigen als zeer blyk-
baar worden opgegeven, echter niet ir allé deele
„voldoen. Dan telt hy zes foorten van HAAGDISSEN
Óp: zynde de laätfte foort de gewone Duitfche,
Franfche , ltaliaanfche LANDSALAMANDER. De
EEKKo, offchoon van fommigen tot de fliman:
ders gebracht, moet daarvan afgezonderd blyven:
deze word van hem gekenfchetst ‚ en dan vier foor-
ten van denzelven befchteven. En eindelyk leert
hy den lezer den fulamander in het gemeen; en
“gf foorten van denzelven in het byzonder; nader
kennen: — terwyl achter dit vertoog de Westindifche
GEKKO met den Azolftaart; de gefnoerde GEKKO;
de
SALAMANDER. SALOMO; SATURNUS. _99
„de. Fapanfche SALAMANRER à en. de ied in
plaat zyn afsehaclde. ie: 19511 r Ster oh
SALOMO’S KEOONRBERS tee en ADONÍA;
ABJATHAR „ €# JOAB „wegens hoog verraad, gefiraft :
door- JAN JAcoB BRAUE, Je Deel, bi. 209292.
Na eene korte inleiding , bl.‚209. merkt de, gelger-
de Sehryver aan: dat het, in de verdediging der
gewyde gefchiedenislen , «piet alleen aankome; op
derzelver geloofwaardieheid ; maar vooral op derzel-
ver waarde, 4/, 21o. Het hier bedoelde geval. word
uit Is KON. IL. en II. gefchetst: b/. 213. en het
geeft aanleiding tot. nadeelige gedachten van sa-
LoMo. bl. 214. ‚Wat al. door fommigen daartegen
ingebracht zy? #/. aag. Hierop word, ter verdedi-
ging van SALOMO’s eer, eerst de wettigheid van
zyn kroonrecht betoogd, uit de Godsregering on«
… der Zsraë/; kl. 227. eu dan de wettigheid van het
doodvonnis over. aponras met de gevolgen daar-
Van, uit het geval zelve: befchouwd in deszelfs
waren aard; verband, en bykomende. omftandig-
heden. Dl, 245, Waaruit , na eenige voorafgaande
„aanmerkingen, word aangewezen: dat een gegrondt
-… vermoeden van verraad in het verzoek van ADONIA
opgefloten. ligge. 4/,257. Hierop worden eenige, tes
‚„genbedenkingen overwogen; Ll. 283. en dan bee
„toogd, dat Joas ook den dood verdiend had5 42
„28g, gelyk mede ABsarmARs hl. 29o. en-agte — °
SATURNUS, Ogppofitie van SATURNUS: waargend
38 G a - MEH
LN
do SATURNUS. SCHEPEN.
5 men den 1. Meir 778. te PARYS; en vergeleken met
de tafels: door den Heer mecnarn. WIL. Deel , bl.
503512, waarin hy de feilen der tafelen , gegrondt
op vyf volkomene waarnemingen op Saturnus, in
den meridiaan gedaan, zoo in de lengte als breed-
te, naauwkeurig opgeeft : en dan aanwyst, hoe den
tyd en de plaats der oppofitie te vinden ?
SCHEPEN voor de O. 1, compacnie. — Ie ‘AnT-
WOORD op de vraag : ” Welke fchepen , behoorende
2, aam de Nederlandfche Oostindifthe Compagnie,
5 VAN 140. 150. EN 155, voeten lang, zoo met
»» Een’ openen , als gedekten kuil; anders genoemd
2 DRIEDEKKERS; Zyn in allen deele de bekwaamtten,
> Ruttigften , en voordeeligften voor Haren dienst ,
25 Zoo tusfchen Zwropa en Indië varende; als in
2» de Indifche zeeën zelven gebruikt wordende”?
door ezeciuiër LOMBARD. WIL. Deel, bl. 203—
299. In deze Verhandeling word vooraf aangewee
zen, dat de driedekkers van 15o. en 158. voeten
de besten zyn: zoo ten aanzien van de vaart; 2/.
203. als in gevalle van actie; hb. 206. en in het
gebruik en de berging der ankertouwen. 5/, 208.
Dan word, ter beantwoording van de nadere bee
palingen der vraag, aangewezen: vooreerst: dat
een {chip van 155. vocten één’ duim minder diep,
by het afloopen, in het water tast, dan van 150.
voeten : gefteld dat zy op dezelfde malle gebouwd
zyn: bl, ero. dan dat de driedekkers gemakkely-
ker te beftieren zyn, dan de kuilfchepen: 4/, 213.
dat
Sá Cu Bi RiEs N ot
dat zv minder afdryven „en beter oploeven;5/.
220. bekwamer by zwaar ftormweder en hoogloo-
pende ftortzeeën zyn: b/. 223. voordeeliger „ niet
alleen, om de manfchappen gezond over.te bren-
gens Dl, 245. maar ook,, om een grooter getal te
voeren; J/. 260, vooral wanneer ’er vele zieken
aan boord zyn: bl. 267. allermeest , om dat men,
ter voorkoming van de befinetting, de zieken bee,
ter van de gezonden kan. afzonderen. b/. 287.
Hierop word proefondervindelyk opgegeven „ „dat
een fchip, 155. voeten lang, op dezelfde wyze be=
laden, 26% lasten meer voert, dan een fchip. van
150. voeten ;-en 71. lasten meer , dan een {chip van
140, voeten. Al, 295. Eindelyk worden twee be-
denkingen voorgefteld en weggenomen. //. 297—
299.
nn Ile ANTwoorp- op dezelfde vraag :
door WILLEM UDEMANS, 11. Deel, bl. 3oo—360.
Na eene korte inleiding: Z/. 3oo. wyst de Schryver
mede aan de fchepen van 155. voeten den voorrang
toe boven die van r5o. voeten: om dat zy minder
diep vatten in het waters, h/.-303. en meerder naar
„evenredigheid inladen. 4/. 308. En dan-word aan-
getoond , dat de driedeksfchepen veel (boven de
kuilfchepen) voorhebben, in dezelven. te beftie-
ren: zoo, wanneer zy onder zeil zullen gaan; als
vooral ; wanneer ‘zy onder zeil zyn, en met ftorm-
weder overvallen worden: 4/, 309. zy loeven ook
beter op, en dryven minder af: Z/, 314. dan
G3 wars
toa SCHEREN
worden: ha twee tegenbedenkingen, wegens het
dieper gaan , en de rankheid der driedekkers , opge-
Tost te hebben; derzelver voordeelen, en minder |
gevaâr in zwate ftoftaen voorgetteld: 4/, 319. als- |
mede dat zy een grooter getal manfchappen , én wel |
veiliger ; kunnèn vérvoëren. D. 339. … Alle welke
ftukken tiet alleen #eoretisch overwogen; ‘maar
ook proefondervindelyk geftaafd worden. Eindee
1yk worden nog twée zwarigheden wegBenonken,
bl; 356—360. /
er BYLAGEN ‘over hetzelfde onderwerp:
medegedeeld ‘door Mt. DANIEL RADERMACHER van
Nieuwerkerk: allen dienende tot nadere (raving
van het betoogde in de beide antwoorden. //,
Deel, bl. 361—401.
BOUWING der fohépen, met betreke
Ring tot de- gezondheid’ der zeevarenden, _ANT-
\WooRD ‘op de vraag: behelzende het kortste ,
„ zaäklykfte, eh -zekerfte bericht, belangende de
z bouwing der fchepen, en ’t gene daartoe ‘bee
> hoort; voor zoo veel zulks invloed heeft op s
„ de gezondheid en het goed der zeevarenden: —
, de onderhouding der manfchap: zoo aan land
zeen op de reede, als in zee; ten aanzien eener
5 goede huisvesting, kleeding , fpys en drank: —
„‚ de Beste wyze om den mondkost in te leggen,
‚te bewaren, en te bereiden , aan landen Ap eeh
dh hd he
de 32 ruik, 2
SCHENEN 1o3
“3 bruik „tot voorkoming van den fcorbut; en -an-
„> dere op de fchepen heerfchende ziekten 3 met de
„5. voorfchriften daarvan, en derzelwer maten : —
», de noodige verbetering van het by ons in gebruik
2» zynde fcheepsbrood: — de beste manier, om
„> de fchepen en het kooigoed zuiver te hou-
2» den: — het afzonderen der gezonden van-de zie-
> ken, zoo op kuil- als driedeksfchepen: —_ en
z hêtgene hiertoe verder kan en moet betrekkelyk
» gemaakt worden”; door JOHANNES HARGER.
X. Deel, bh 313—496. « Na eene korte inlei-
ding: DJ. 315. verdeelt de geleerde Schryver ‘het
voorgeftelde onderwerp in acht deelen In de
behandeling van het eerffe deel, betreffende de bou-
wing der fehepen; woor zoo veel zulks invloed
heeft op de gezondheid, en het goed der zeeva-
renden 3 word onderzocht: aan welk charter van
fchepen, driedeks- of kuilfchepen , de voorkeur
gegeven moete worden ? En dan word aande eerst-
genoemden de voorrang toegekend, als meest’ ge=
fchikt tot het voorgefchrevene doel. 2/. 317. In
het tweede deel word eerst aangewezen: hoe men
voor de onderhouding der manfchap, (ten aan-
zien eener goede huisvesting, kleeding , fpys* en
drank) aan land best zoude kunnen zorgen; b/.
938. dan op de reede; bl. 356: en eindelyk op zee.
bl. 361. By deze gelegenheid word , onder anderen,
woorgefteld: dat den fchepelingen te veel vleesch
en fpek, en te weinig {tokvisch, word opgedischt :
bl. 372. hoe de {chafing best te regelen ? 4. 376.
É
G 4 hoe
104 SCHEPEN.
hóe het water best te bewaren en te zuiveren?
bl. 382. over de andere dranken. 4/. 386. Het
derde deel behelst een woorfchrift over de beste |
wys, om den mondkost in te leggen; bl. 388, te
bewaren; 4/. 398. en te bereiden: aan land-en op
zeez bf. 400. en tevens een hulpmiddel tegen ge-
brek aan eetwaren op zee aan de hand gegeven,
Di. goa. Het vierde dee! behelse eene opgave der
‘heilzaamfte dranken , “ter voorkoming van den
fcorbut en andere op de zee heerfchende ziekten 5
met derzelver woorfchriften en maten. Al. 403e
Het vyfde deel bevat de noodige verbetering van
het ingebruik zynde fchreepsbrood. 4/. 426. Wat
men diene in acht te nemen, om de fchepen en
het kooigoed zuiver tehouden? word in het zesde
deel voorgedragen. b/.. 433. Doch dat niets van
meerder aanbelang zy, zoo op kuil- als driedeks-
fchepen, dan dat de zieken van de gezonden wor-
den afgefcheiden, word in het zevende deel dezer
Verhandeling aangetoond; en, uit vergelyking van
de gefchiktfte plaatfen , op deze tweederlei fchepen ,
tegen elkander , aangewezen: dat op driedeksfche-
pen de beste gelegenheid hiertoe zys &/. 439. en
tevens, wat menin alle gevallen hebbe: in acht te
nemen, zal deze afzondering het gewenschte-doel
bereiken. 5A 452, «Het achtffe deel bevat nog
eenige byzonderheden, welken op den welftand
der fchepelingen verder betrekking hebben ; als eene
_ matige bewegings b/. 456. flaap3 5/. 459. het be-
tongelen der driften, DA, 460. De vereischte buiks-
e on
SCHEPEN: SSCHEEPS BOUW. °ros
sbontlasting „vende-ongevoelige uitwafeming , moet
‚(zoo veel. mogelyk) bewaard „en het overbodige
azweeten vermydt worden: b/. 465. ook «verdient
shet opmerking, waarom de kombuis-op de meeste
„onzer O. L C.fchepen tusfchendeks 3 en niet „ge-
evlyk by die van andêre watien,: en op de-oorlógs-
fchepen, in het ruim, of onder de bak , geplaatst
v-zy? bl. 468. verder word onder de te nemene voor-
“zorgen ook opgeteld de plaatfing vof ligging der
fchepen- op rde vreeden: h/.-474« by welke gelegen-
heid (eenige kenteekenen vaneen ongezond land
worden medegedeeld : 4/. 480. en hoe best daarte-
„gen te zorgen? /. 482. Het'is- ook van belang ,
“rdat de wachten wél worden verdeeld3 A/. 486.
„dat in de fchepen,;-die aangelegd-worden „ eenigen
tyd voor dat menze uitrust, vuur geftookt worde ;
“bl, 492e dät men ‚goed toeverzicht ‘houde ; op-die
genen, die als genees- en heelmeesters op de fche-
„pen worden aangefteld ; en op de medicyukisten :-D/,
493. waarop deze Verhandeling word beflotens
„SCHEEPSBOUW, ANTwoorp op: de-vraag + ”Hoe-
2-92 groot, moet de cirkelboog zyn van: het voor-
2» SCHIP „ of «de zoogenaamde BorG , indiendde-
“ss zelve zal-gefchikt zyn, -om het water zacht te
9, klieven, tot bevordering van eenen vaardigen
s… voortgang 5 en teffens beftand- te wezen , onbhet
‚g> diep inzinken der zwaarte van het fchip en: la-
se ding, door de drukkende kracht der byftaande,
» hgellen: voor te komen? en hoegroot moet de
Gi ‚ boog
z06 SCHEEPSBOUW.
75 boog van ’t geheele fcheepslichaam zyn, opde
„, yn van het neêrgeladen fchip, ter bevordering
5» van het fpoedig wenden , zoo wel vóór den wind
» Als door deu: wind’? door GARNIER PEST
JULIEN; gefchreven in het Fransch. XI. Deel,
bl, 1—88, Na dat de geleerde Schryver eenige
aanmerkingen omtrent deze vraag heeft voorgefteld :
bl. 3. maakt hy daaruit op, dat men, ter beant-
zv woording wan dezelve, flechts grondbeginfelen
“moet ontvouwen, waaruit men in het algemeen
befluiten kan, welke gedaante de fchepen behoo-
_Pen te hebben3 op dat zy dezelven , zooals zy tot
‚ <hiertoe gebouwd worden, in hoedanigheden „ of
…án zekere meer in ’t byzonder bepaalde of aange-
prezene hoedanigheden , overtreffen. bl. 6. Doch
dit oogmerk zal men niet bereiken , door het fchip
als een meetkundig lichaam te befchouwen: Ll
7. dus bepaalt de Awcteur zyne beantwoording
‘ijvaf de wraag tot twee hoofdzaken: vooreerst:
om de voordeelen van allerlei foort te verklaren „
welken uit eene groote wydte in het grootfpant,
en voornamelyk by de bovenfte waterlyn, voort-
wlocijen : — ten tweeden, om aan te toonen, dat
Jhet beste middel om den fcheepsbouw te volma-
ken, hierin beftaat: dat men kundige fcheeps-
bouwers aan de vaart ‘brenge; hun het bevel over
de fchepen opdrage 3 of wel de fchepen door
geoefende zeelieden late bouwen; of eindelyk ,
dat men deze twee ftaten in denzelfden perfoon
ovvereenige, 4. 1g. Het eerste fluk word behan-
deld ,
SCHEEPSB: SCHILDP, SCHOLEN, aop
vodeld ; doorde: zès voornaamfte hoedanigheden
wan een fchip ste befchouwens-5/, 14, daa word
eene tegenwerping beantwoordt, betrekkelyk tot
de grootfte dracht en meeste fnelheid:, gls nief
faam te woegen in’ één fchip: bl: 61, Eindelyk
word het belang der tweede hoofdzaak , zal men
in den fcheepsbouw en de zeevaart de hoogfte yol-
maaktlreid bereiken , aangewezen : waartoe zieh in
wieger Koi hoop opd bl, jn want obs
SCHILDPAD. „Bericht wegens. eeue sCraLDEKD ;
vvpan de kust van ZERLAND gezien, door LEEN
TELLE en zyn volk, fchipper op eene visfchuit ,
den 17, van ‘Hooimaand 1777. doch die, wegens
hare verbazende grootte, niet binnen boord konde
gehaald worden. Dat deze waarneming niet »ge-
‘heel zonder voorbeeld zy: “word door 30s. VAN
IPEREN , Schryver van dit bericht „ vanen VL
Deel. hl. 62o—b2g.
SCHOLEN, 1e. ANTwoorD, op de vraag: ”Welke
ss verbetering ‘hebben «de gemeene vof openbare „
s> vooral de Nederduitfche SCHOLEN, ter meerdere
3» befchaving onzer matie, nog wel moodig? Hoe
ys zoude dezelve «op de voordeeligfte wyze kun-
‚men ingevoerd, en op eenen beftendigen woet —
gs Onderhouden worden”? door. j..kROM. VAIL
__ Deel, bl. 1—-228. Inleiding tot, en belang van, -
geze vraag. 4/. 1. Dezelve is tweeledig : ‘het eerfle
did beteft de vereischte verbetering: hêt tweede de —
Wy-
ge ANTOINE ATOM, EIANI
wyze, op welke die best in te voeren en te“on-
veederhouden: Beide deze ftukken worden in twee
hoofddeelen behandeld: in het eerffe, met “be-
trekking op de Nederduitfche fcholen; in het twee-
de , ‘ten aanzien. van de Pranfche en Latyn/che
fcholen. b/. 5. Waartoe de eerfte foort moet inge-
richt zyn? A/. 7, echter moet ’er onderfcheid zyn
“ tusfchen de fcholen ten platten lande en in kleine
fteden 3 en die inde voornamere {teden.. Van beiden
word afzonderlyk gehandeld; en wel op dien voet:
dat eerst ten aanzien van de fcholen ten platten lande
word aangewezen , waarin die al verbetering noodig
hebben: ín t gemeen ten aanzien van de gelegen-
«heid, om fchool te houden; en de vertrekken; in
welken zulks gefchiedt : 2/. ro. in ’t byzonder in de
fchoolmeesters , dien het niet zelden ontbreekt ez
aan de noodige kundigheden, ex aan de vereischte
hoedanigheden. 4/, 12. Wat hiervan meermalen de
reden zy? A/. 15. verder het gebrek in de manier
van het leeren3 4/. 17. in eene al te geftrenge en niet
‘recht beftierde tuchtoefening ; h/. er. dat het oor-
deel der kinderen niet word opgefcherpt, enz. b/.
o4. Hierop gaat de Schryver over, om aan te
wyzen, hoe deze fcholen behoorden ingericht te
zyn, tot meerdere befchaving onzer natie? bl, 26,
men moest geene perfoonen , dan die bekwaam zyn,
tot het fchoolhouden aanftellen; 4/, 27. voor hun-
ne achting en bezolding moet gezorgd worden; Z/.
og. hoedanig de plaats, waar fchool gehouden
word „ behoore gefteld te zyn? hl. 34. de tyd,
/ wans
SC HO LIEN 1og
Wanneer; en hoelang? 5/. 36. de meesters gee-
ne andere posten en bedieningen waar te nemen.
bl; 40. Hierop word voorgefteld , waarin onder-
“wys moet gegeven worden: en de-wys, op welke ?
‚zoo voor kleine kinderen 5 4/. 42. als voor de
“meer gevorderde jeugd. 2.47. Daarna word de
“wys van fchoolhouden voorgedragen; -A/. 72. en
„daaruit aanleiding gemaakt, om in het byzonder
“jets te melden. van de zorg voor armenkinderen-
en diakeniefcholen. bl. zoo. Het is echter noo-
dig, dat ’er in fFeden en groote dorpen 9. of 3.
rangen van fcholen zyn, waarin. onderfcheiden on=
‘derwys word gegeven; waartoe de kunst- en kost-
-fcholen ook gebracht worden : — en wat in dezen in
het byzonder moet geleerd worden? /. 118. waar-
op twee vragen worden beantwoordt: vooreerst :
hoe krygt men in alzulke fcholen bekwame mees-
ters 2 bl. 148. Hen tweeden : hoe zal men de verbe-
„teringen , gefteld dat zy ingevoerd werden „ overal ,
s.voornamelyk ten platten lande , ‘beftendig doen
onderhouden? 4/. 153. Hierop gaat de Schryver
“over, om zyue. aanmerkingen op te geven ter ver=
betering , vooreerst van de Franfche fcholen: en
wel voor jonge heeren; bf. 161. voor jonge juf
frouwen: wat al gebreken in dezen. veelal plaats
„hebben ; «en hoe dezelven dienden ingerichtste
zyn? bl. 165. Eindelyk befluit de Aucteur zyne
‚ Verhandeling, met eene-opgave van ’t gene ter-ver=
betering van fommige Latynfche fcholen altans
zoude kunnen plaats hebben. 4/, 188, Hoedanige
per
tto Si Ca Hr OD lu Bo MW
„perfoonen tot Rectoren en Praeceptoren moeten
aangefteld worden ? 4/. 189, wat op deze fcholen |
„diene geleerd te worden? bl. 193. en dan worden
eenige aanmerkingen gemaakt: om eene betämely-
‘ke ambitie op dezelven aan te kweeken; &/. 1974
“betrekkelyk het van buiten leeren3 hf. ooo. het
maken van themata; bl. zor. het explicéren; bl.
‘-go6. het maken van fommige exercitatien ; bl.
ger. het leeren van Grieksch; bl. 222, en eindes
Iyk het befluit. 4/. 227-—e28.
ma Île anTwoorp op dezelfde vraag: door
-_ KORNELIS VAN DER PALM. VZ//. Deel, bl. 229—316s
‚Na eene korte inleiding over de beantwoording der
vraag: bl. oog. verdeelt de Schryver het voorftel
jn eene behandeling over de openbare fcholen in
het gemeen; en de Nederduitfëhen in het byzon-
der. b/. 230. Hierop wyst hy aaf, welke fcholen
hy door de eerfte foort, die eene min uitvoerige
behandeling vereifchen, verftaat: dezulken , “in
welken de jeugd in vreemde talen word onderwe=
zen: bl. 23r. terwyl hy zich voornamelyk bepaalt tot
de Latynfche en Pranfche: en wel vooreerst overde
_Latynfche ; omtrent welke hy, na een kort voorftel ,
“ten aanzien van het gewone onderwys, hl. 232.
‘Onderzoekt , wanneer men beginnen moete dezelve
‘erder jeugd te onderwyzen? bl 233. Hierop gaat
“hy over tot de Fraufchefcholen , waarin ook het
Engelsch, Hoogduitsch, enz. geleerd word : D/.
238. hieromtrent word eerst de vraag beantwoordt £
hd wele
SC HOLEN ne
welke de belkwaamfte perfoonen zyn; ofn de jetiëd
in vreemde talen te onderwyzen? Geene vreemde«
lingen , maar bekwame Nederlanderen! bl. 239.
(En hoe moet het onderwys, ten meesten voors
deele, ingericht zyn? Dit word aangewezen: 4/
244. vervolgens aangetoond, hoe nadeelig het zy ,
dat kost- en gemeene fcholen fomtyds. worden
faamgevoegd. 4, 252. « Hoe dit kwaad best te
weten; en tevens voor het beftaan der meesters ‘te
zorgen? bl. 254. Vervolgens gaat de Zuctewr over
tot de befchouwing der Nederlandfche {choten , als
zynde de hoofdbedoeling der vraag: BJ. 258. vêr-
„deelt deze in twee foorten: 47. 259. fpreekt dan
eerst over de fcholen in ’t gemeen: wat ter verbe-
“tering van dezelven zoude kunnen dienen? ten adn-
zien van de meesters; wier flechte gefteldheid , ven
“de oorzaken daarvan , worden opgegeven: 4/. ot2,
dan onderzoekt hy, welke kundigheid zy-moeten
hebben? b/. 265. hoe de zoodanigen te verkry-
‘gen? 27. 275. ‘Hierna word gefproken van ‘de
“jeugd, die in de fchoten word onderwezen; D/.
279. van de boeken, waarins AJ, 288. en van de
manier van het onderwys zelve: ‘waarin alles ge-
bracht word tot „de verdeeling der leerlingen in
clasfen ; en-dät-de boeken naar dezelven ingeriëht
zyn: bl-2g4. en dan word gelrandeld over het
„onderwys in den Godsdienst. 5/. 301. Waarop de
Aucteur overgaat tot de armfcholen , in zoo verre
die van de openbaren onderfcheiden zyn: waarotn=
trent onderzocht word , wät „en tot hoe ver, hier
het
La, SyC HO Lt IN.o
- het onderwys moete gaan? 4/.-306. Befluit. bl.
- 315e
—— IIe ANTwoorp op dezelfde vraag: door
DID. CORN. VAN VOORST. 111. Deel , Dl. 317—394«
Ter inleiding dezer Verhandeling doet de Schryver
‚vooraf zien het groote aanbelang van de opvoeding
„ derkinderen. 4/. 317. Overgang totde vraag: b/. 321.
derzelver verdeeling in drie deelen: hoe moeten de
openbare , vooral de Nederduitfche fcholen, verbeterd
worden? Hoe gefchiedt dit,op de beste en minst
kostbare wyze?. Hoe word die beftendig onder-
houden? 2/. 322. Daar de befchaving onzer uatie
het hoofdoogmerk der vraag is: word, vóór de be-
handeling van het eerfle ftuk , een recht denkbeeld
voorgefteld van de befchaafdheid eener maat{chap-
py; 4l. 323. en dan wat tot befchaving van een?
mensch gevorderd worde? 5/. 331. Hierop onder-
zoekt de Aucteur ,-of onze fcholen: (de Neder-
duitfchen namelyk; % zy de Fran/tche taal tevens
al of niet daarin geleerd word :) gefchikt zyn , om
dat einde te bereiken? Z/. 336. en het antwoord
is: neen! Dit word eu van de kinderfcholen , ez
‚van die, waarin verder onderwys word gegeven,
- aangetoond , door eene fchets voor te ftellen van het
„„onderwys in beiden. 4/. 337. Hieruit worden-de
gebreken in dit onderwys afgeleidt; 2/. 346. en
voorts aangewezen, hoe die te verbeteren? door
„eene opgaaf van de hoedanigheden, die in een?
- meester gevorderd worden; 2/. 349. en hoe die in
het
PIROTTE BN” Li
het onderwys aan te leggen? b/. 356. en eindelykg
hoe zich in de behandeling omtrent de kinderen,
ter hunner verbetering, te gedragen? Z/. 372
Hierop gaat de Schryver tot het tweede deel zynet
verhandeling overs en bepaalt dit tot het onders
zoek: hoe en waar men , metde minfte kosten, zul-
ke maitresfen en meesters zal vinden en onderhou-
den? bh 375. en hoe gehandeld met de thans in
dienst zynde onbekwamen? Zj. 388. terwyl uit
"het voorgeftelde de beantwoording van het derde
deel der vraag van zelve volgt. Al. 391: Dus de
Aucteiur ‚ met eenige aanmerkingen, over de bezol«
dingen; en het getal van zulke onderwyzers, Zy=
ne Verhandeling befluit. DZ, 3913944
ie Verzameling van AANMERKINGEN tit de
overige toegezondene ANTWOORDEN. VIII. Deel, bl.
393464» En wel nopens een zeggen van AGESILAUS
over ’t gene de kinderen moeten leeren: bl. 395e
over de fchoolmeesteresfen: hoe die gewoorilyk zyn;
en behoorden te wezen? bl. 396: insgelyks over de
fchoolmeesters; 57. 4or. den fchooltyd ; bl. 405:
de vatbaarheid der jeugd3 4/ì 406. fcholen voor
‘arme kinderen van allerlei gezindheden; 2/. 408.
het leeren van A: B. 4/. 413. het fpellen; DJ. 414.
het lezen; hl.415. hèt fchryven3 &l. 417: over het
fyferen; bl. 422. het pfalmzingen; bl. 431. onderwys
cin den Godsdienst; b/. 435: de zedekunde ; b/. 437.
over de kastyding; bl. 447: over de fchoolboeken 3
bl. 450. over de fchooiplaatfen ; DJ. 452. over de /cho=
“Kil, DEELS IL STUK HH lars «
114 SCHOLEN, SCHRYFST. SECTIO,
larchen ; bl. 454. Eindelyk worden deze bylagen
befloten met eene aanmerking over. eenen opper-
fchoolmeester in elke voorname ftad. bl. 461—464.
== AANHANGSEL: Dehelzende eenige wittrekfelen
uit de beoordeeling der verhandelingen. over deze
prysvraag: door G.-J. NaHUys. VIJL. Deel, bf. 465
— 502. waarin de Schryver, na eene korte inleiding „
bl. 465. én eene verklaring omtrent zyne overeen-
ftemming van gedachten met de bestgekeurde Verhans
deling 3 Z/. 467. zich voornamelyk bepaalt tot eenige
byzonderheden omtrent de armfcholen: — en wel,
dat ’er geene vrees zy, dat de behoeftige ouders hunne
kinderen te lang op dezelven zouden laten; 5/. 470.
of dat men , door derzelver befchaving , aan de bur-
„gerlyke maatfchappy , in meer dan ééne betrek-
king, nadeel zoude toebrengen! ZZ. 471. Dan
volgt eene aanmerking: hoe zulke meesters te ver-
krygen, die-de vereischte hoedanigheden en be-
kwaamheden bezitten? 5/, 482. De derde aanteeke-
ning betreft de Franfche fcholen: welken de geleer»
de NAHUYs in de verbeterde fcholen wilde ínfimel-
ten: bl. 493. en dan eindigt hy , met een’ voorflag :
of ’er geene mogelykheid zoude zyn, om het op-
gegevene ontwerp van verbetering dadelyk ter uit-
voering te brengen? 4/, 5or.
SCHRYFSTYL (rRaNscrHe). Zie Franfche fchryf}}yl.
SECTIO CAESAREA. Zie Keizerlyke fnede.
SLAAF.
v
SLAAFHANDEL. SOREKWYN. 15
SLAAFHANDEL. MNoodige onderrichtingen voor
de flaafhandelaren: door D. H. GALLANDAT. L,
Deel, bl. 429—a460. In deze Verhandeling wor-
den eerst eenige gronden gelegd ter wettiging van
dezen handel, DJ. 422. De Vlisfingers leggen zich
daarop het meest toe. 4/. 427. Dan word aan«
gewezen: wat omtrent het onderzoek der {laven ,
die men op de kusten van Afrika inkoopt, wél
moet in acht genomen worden? 4/. 428. Einde-
lyk, wat voorzorgen en middelen men moet aans
wenden, om de flaven veilig, en in een’ gezonden
ftaat , over te voeren? bl, 439—460.
SOREKWYN, De ware kleur van den edelen, of
Bybelfthen, soREKWYN aangetoond; en by die gelen
genheid verfcheidene aanmerkelyke Bybelplaatfen
opgehelderd: door verrus norstreve. XZ. Deel,
bl. 257—322. Na dat de Hoogleeraar de redenen ,
tot het fchryven dezer Verhandeling „ heeft opge-
geven; om zyne byzondere gedachten over GEN.
XLIX: 12, te ftaven: die geheel zouden vervallen „
indien de kleur van den soReKWYs lichtgeel ware
gelvk de geleerde TjJEENK wils en niet, zoo als by
denkt, purrerraod.: bl. 257. wyst hy aan, dat de
twee voorname redenen: de eene ontleend uit het ga-
bruik vanhet woord sorEK: zacH.1:8. jes. XVI:
8. en XIX:9. hl. 262, (by welke gelegenheid van
het fyne linnen der Ouden , Zysfits gehieeten; als niet
geel, maar blinkend wit; uitvoerig word gehan-
deld: gelyk ook over de windfels der degyptijche mU-
He " MIENS
16 SOREKW. SPIRITUS. STAAR:
MIEN : b/, 268—386.) en de andere van het bericht
der reizigers, die beste druiven en wynen van
eene Zichtgele kleur in Palaeftina, en ook in het
erfdeel van Suda, gevonden hebben: Z/. 298,
even weinig dienen, om het gevoelen van den Heer
TJEENK, omtrent de ware kleur van den edelen of
Bybelfchen soREKWyA, te begunftigen. De Schryver ;
by-de verhandeling van bet laatfte (tuk ; de voor-
treffelykheid des rooden wyns, in oude tyden, boven
den witten wyn; bewezen hebbende; heldert daar-
uit op peur. XXXII: 13. en 14. A. 3d4« EQ JES.
XXVII: 2. /. 320. wadrop het befluit volgt. AJ. ger.
el SALIS MARINL Verhandeling over des-
zelfs gebruik in fommige uitwendige gebreken:
door E. P, SWAGERMAN. /. Deel, bl. 65—146. Na
eene korte inleiding, ftelt de Schryver de aanleiding
voor, die hem gelegenheid heeft gegeven tot het
gebruik van den /piritus falis marini: en daarna
befchryft hy eene meenigte gevallen van celtachtige
uitbottingen. aan de vingeren en teenen; fommige
wratten; eenige /arcomata, zoo aangeborene als
verkregene 3 enkele zweren aan onderfcheidene dee-
len;3 en van fommige polypi , zoo die der ooren ,
als van den neus, die daardoor zeer gelukkig vol-
komen genezen zyn. Terwyl tevens word bericht,
dat eenige farcomata enkel door drukking geheel
zyn verdreven.
STAAR, Onderlinge vergelykingen” tusfchen de
vers
f l
STAAR. STANKWER, STEENEN. . 17
verfchillende manieren, om de STAAR uit te ne-
men: door GYSBERT DE WIT. 4, Deel, bl. 1—
136. De ducteur geeft, na een korte inleiding;
bl. 1. eene. ontleedkundige befchryving van het
0083 bl. 2—54. meldt dan, waarin de sTaar, of
cataract befta: bl, 55. derzelver uitneming is
veiliger dan de nederdrukking: b/. 55. dan ftelt
hy de verfcheidene methoden voor, waarop
dezelve van tyd tot tyd is verricht; met byvoeging
van de daartoe uitgedachte werktuigen : tevens
aanwyzende de byzondere voor- en nadeelen, die
een ieder derzelven heeft. Al. 55—116. Hieruit
maakt hy tot befluit op, welke inffrumenten de
besten. zyn, om deze operatie te verrichten, en
hoe dezelve het veiligst gefchiede? ZJ, 116—133.
en eindigt deze Verhandeling met eene opgave,
hoe men de lyders , na de operatie , diene te behan»
len? bl, 133—136,
e_—— Nut van den (pirit. À lis ammoniacì ter genc»
zing eener foort van zwarte STAAR: V/. Deel, bl.
255-260. Zie Genees- en heelkundige waarnen
mingen.
é \
STANKWEREND MIDDEL én vuile verzweringen,.
Zie Witte willigenbast. VLAN
STEENEN (pierLyKE) hefthreven : vooral ten aan=
zien van derzelver nat: aurlyke kenteekenen. Hift,
voorbericht van het VI. Deel, bl. 31—Ó, En,
H 3 wek
18 STEEN. STEENW. STERREK. STICHT.
wel de Pedro del porco van Malakka: Dl. 33. —
Pedro del porco van Ceilon: bl. go. — de Gemsbal,
of Geinskogel: bl. 42. — het Bezoar orientale; ende
Apenfteen: JJ. 44.— Lapis de Goa: bl. 53. — Nages
maakte Bezoar van Koromandel: bl. 54. — Westèr-
Sche Bezoar: bl, 57. — Paardenfteenen. 4/. 58—6o,
Dit bericht is van den Heer j. c. BRANDT: die de=
ze kostbare fteenen aan het Genootfchap, voor
deszelfs kabinet, gefchonken heeft.
STEENWORM, sTEENMOSsEL, of Pholade. Zie
Zeeinfecten: in het verdere bericht aangaande de=
zelven,
STERREKUNDE. Zie dAldeharans bedekking:
Comeet: Lunarium: Mercurius (voorbygang van)
over de zon; Saturnüs (oppofitie van): Venus
| 2 overgang van) over de zon.
nn mr
STERREKUNDIGE waarnemingen: 20
daan ter bepaling van de breedte en lengte van
COCHIN , op de kust van MALABAAR: door we.
sMITH. ZL. Deel, bl. 625.
STICHTING (BERSTE) 6% LOTGEVALLEN van fome
mige plaatfen, ten oosten en westen der scHeL=
pe gelegen: door JAC. ERMERINS. /. Deel, bl,
z—ó4. Na eene inleiding over de eerfte bedyking
dezer Landen: ZJ, 1—3. geeft de geleerde Schry-
ver op» de oudheid, (tichting, en lotgevallen van
Lik
STICHT. STIL. TARW. TINCTUR. rr
Lillo; bl. 4. van de Kruisfchans; bl. oo. van Fre-
drik Hendrik en Blaauwgaren, twee fchanfen be-
neden Lillo; bl. oo. van de heerlykheid Zandvliet ;
bl. 94. van Osfendrecht ; bl. og. van Woonsdrecht ,
Hildernisfe , en Borchvliet; bl. 31. van het land en
de baronie van Beveren; bl. 32. van de Doel; bl.
35. van de heerlykheid Kalloos bl. 42. van Lief--
kenshoek ; bl. 46. en van het land en de heerlijk
heid Saftingen. bl. 52—64.
STILUS currae: of Styl van den Hove, Zie Fran-
Sche fehryf}yl.
d T
id €
TARWTEELT: volgens het voorfchrift van den
Heer MILLER, mislukt: door y. sasTER. ZZ,
Deel, bl. 597—607. By.welke gelegenheid de
verfchillende gedachten over de vermeenigvuldigen-
de voortteeling van georganifterde lichamen tevens
worden voorgefteld. 57, 608—614.
TINCTUREN. Zerkandeling over de bereiding der
TINCTUREN, welken in de geneeskunde gebruikt
worden: benevens eenige proeven, om dezelven,
volgens eene nieuwe manier, voordeeliger , in Ror-
ter’ tyd, en krachtiger , te bereiden : door Boune-
WYN TIEBOEL. JZ. Deel, bl. 231—276. Na cen
H 4 kort
|
sao TINCTUREN. TINERTSEN.
kort voorftel nopens de tincturen: bl, 231. handelt
de Schryver over de gewone wys van toeberei-
ding; met aanwyzing,, waarvoor men zich byzon-
der te wachten hebbe? Z/. 235. wat in fommige
gevallen van dienst kunne zyn? A/..239.« Doch
eene betere wys van bereiding is door den pot
van PAPIN 5 die naauwkeurig befchreven, en ir
eene plaat afgebeeldt word: 4, ago. eenige aan-
merkingen over deszelfs werkingen en voordeelen:
bl. 245. dan worden proeven , met denzelven
genomen, opgegeven. En wel van de tinctura
caftorei bl. 247. van de tinctura fuccini; bl.
s5r. van de tinctura myrrhae;s bl. 255. van de
tinctura gummi laccae: bl. 258. eene aaumer-
king over de drie foorten van, gomlak: bl, 263.
van de tinctura cort peruviani ; Dl. 265. van de
tinctuyra rhabarbari: bl, 269. waarby eindelyk
‘eenige aanmerkingen, en eene verklaring der Figu=
ren, ten beflgite geyoegd worden. 2/, 272276.
TINERTSEN. Zenige Oostindifthe TINERTSEN
befchpeven: door M. HOUTTUYN. ZX, Deel, bl,
337-350. Na eenige aanmerkingen over den -wa-
ren aard, in welken de natuur de metalen ople-
vert: — zuiver, volkomen , gedegen ; of. onvol
maakt, met andere ftoffen vermomd: — word in
deze betrekking uitvoeriger over het TiN gefproken ;
en zeven foorten van % zelve uit Indië, van Sumae
ig, Cn plaatfen gan de o9stayde van Sumatra geles
gen: befchreven,
bezeerde
er Bl
TINERTSEN, TOOVERVIERKANTEN, raz
NLS
—_——— Befchryving van den, Malakfchen vane
ERTS; en, deszelfs mynen:. door um, HOUT TUYN,
XI. Deel , bl.…383—389, Na eene korte inleiding
„over den WMalakfthen TINERTS, die de zeldfaamfte is ;
deelt. de „geleerde Schryver eenen brief mede van
wylen Mr. jc. M. RADERMACHER „ behelzende
befchryving dier mynen 3 ‚van de manier van gra=
ving ; en uitfmelting; en van den erts,
TOOVERVIERKANTEN.. Recherches Jur une nous
velle efpècede. QUARRE’S MAGIQUES: door.L, EULER,
LA Deels, bl: 85-239. De aanleiding, welke den
„wiskundigen, Schryver bracht tot het opftellen van
dit onderzoek eener-nieuwe foort van TOOVERVIER=
KANTEN „ beftond (voigens-zyne opgave) in een
„gedaan voorftel; ”om 36, Officieren, uit zes on=
‚22 derfcheidene: regimenten getrokken » en even zoo-
2 vele trappen van rang bekleedende, in het vier
» kant te flellen: zoo, dat elke Iyn Ct zy rechts
2 of links;.*t zy Morizontaal of verticaal geno-
» men zynde;) juist zes Officieren van verfchillen-
»e13s den rang, en wel uit de onderfcheidene regimen-
2» fen „ zoude vertoonen”! Dit werd , niettegenftaan-
de by velen herhaalde proeven , ondoenlyk bevon-
den: doch men verlangde naar een wiskundig be=
toog van die onmogelykheid. A7. 85. en @6. Hier-
‚toe brengt eurerR deze vraag in de gedaante van
een mathematisch voorftel:- noemende de regimen=
gen met Latynfche letteren a, h, C ‚enz. en -de
rangen met Griekfchen «> B> Y> ENZ. waaruit, om
H 5 aan
tee TOOVERVIERKANTEN. |
aan het oogmerk te voldoen , drie bepalingen voorte
vloeijen :“welk een en ander vervolgens, zoo in ’t
byzonder op het gegevene getal 36. als in’t gemeen
op een generaal getal, toegepast en behandeld
word: 5/7. 86—96. by welke gelegenheid , onder an-
“deren, in $ 5—8. de letteren a, bh, ce, befchouwd
worden als de natuurlyke getallen 1, 2, 3. en de Griek-
fchen u, Boy, alshunne machten: zoodat 1* betee-
kene den Jaagflen vang van het EERSTE regiment:
g° den paast/aagffen vanhet TWEEDE : enz. — voor
welke machten de Schryver eene behoorlyke fchik-
king tracht te maken , door het daarftellen van al-
gemeene voorfchriften „ of formules directrices: ge-
“ vende de reden dier benaming op: Z/. ge. Vere
volgens tot grondflag leggende de vierkanten voor
de Zatynfche letteren , of gewone getallen; brengt
de Aucteur dezelven in zekere orden: zulks zy be-
fchouwd moeten worden „of als eenvoudig voortgaan-
den (guarrés à fimple marche); of twee en twee
faamgenomen (à double marche); ook drie en
drie (à triple marche) ; alsmede vier en vier
(& guadruple marche). bl. 96—10o. Hierop volgt
dan, in de eerffe afdeeling, het onderzoek der EERSTE
clasfe, van den eenvoudigen voortgang: bl. Too.
en volg. waaruit tot regel word genomen: dat het
voorgeftelde geval, en alle andere! diergelyken „
volftrekt onmogelyk zy, zoodra de zyden van het
gegevene vierkant uit dubbel onevene vakken zyn.
faamgeftelds en bewys daarvan. 4/. 103. Alge-
meene regelen tot het vinden der bovengemelde
fore
. '
TOOVERVIERKANTEN. rag
fopmiùlae directrices. voor alle mogelyke gevallen 5
wanneer natmelyke het TT uit oneffene vakken be-
‘taat. b/. tro, Nadere regels, om nieuwe formulen
te erlangen „ en de reeds- gevondenen in andere ge=
_daântén te brengen: B/. 125. alsmede, om vier.
kanten faam te ftellen, in welken ook de diagona-
Jen aan het voorftel voldoen: 4/.r3i.- Inde tweede
afdeeling behandelt de Schryver de TWEEDE clasfe ,
of den dubbelen voórtgang: omtrent welken , als een
doorgaande regel , word opgegeven: dat elke zyde
van hét vierkant uit een dubbel effen getal moete
beftaan: bf. 47. De DERDE rang (à #riple mar=
che) is het onderwerp der derde afdeeling: in dezen
moet het getal der vakken van elke zyde in 3.
deelbaar zyn: A/, 180, terwyl de vreRDE rang
(@ guadruple marche), waarin iedere zyde door
4. moet kunnen gedeeld worden, in de vierde afe
deeling word behandeld: b/, 205. Eindelyk ftrekt
de. vyfde afdeeling , om voor de onderfcheidene ver-
wisfelingen , overbrengingen „ of veranderingen der
gevondene 3 de noodige regelen te geven: waar«
omtrent nader word aangedrongen de bevorens ge-
maakte aanmerking , dat (om aan het voarftel te vol-
_ doen) het getal der vakken in ééne zyde nimmer
het dubbel van een onpaar getal moge zyn: Z/
422, voorts worden eenige aanmerkingen gemaakt
nopens de leer der combinatien: tot naarfporing
van welken dit voorftel ; fchoon anders (gelyk de ge-
leerde Schryver tot flot zegt) op zichzelve van weie
uig of geen nut; aanleiding heeft gegeven: ZJ. 239.-
TWEE.
-
124 TWEEGEVECHTEN.
TWEEGEVECHTEN. Verhandeling over de
dwaasheid en fchadelykheid der TWEEGEVECH-
TEN: door Mr. WILLEM SCHORER. JZ. Deel, bl,
545-576. De behandeling dezer ftof, offchoon
„door groote mannen meermalen opgegeven; en of-
…fchoon die razerny onder ons niet zoo fterk in
zwang gaat, als in Vrankryk; is echter niet on-
nuttig, bl. 545. In vroegere eeuwen „waren de
tweegevechten niet alleen gewoon , maar werden
„geoorloofd gerekend. 4/. 550. Wanneer eerst; en
„door wien verboden? 5/. 552. Maar hoe is zulk
„een verbod met het punt van eer voor een’ edel-
„man en krygsman beftaanbaar? Deze tegenwer-
ping word beantwoordt: uit overweging van de
zaak zelve, in haar gunftigst licht befchouwd: —
van hare onbetamelykheid en redenloosheid; — ja
‚deze gewoonte kan niet aangemerkt worden als
„een blyk van heldenmoed: te min, daar zoo fterk
by plakaten daartegen voorziening is gedaan, b/,
„554 „En welk een gruwelis het tweegevecht,
_ van de zedelyke zyde aangemerkt, Dl. 561. Doch
_ welke, is de reden, dat dit kwaad zoo diep inge-
worteld zy? Een gebrek in de opvoeding, en het
niet uitvoeren der plakaten; alsmede uit aanmer-
king van eene tegenftrydigheid, die ín dezelven
plaats heeft. b/. 564. Eindelyk word onderzocht,
„hoe die fchandelyke gewoonte best tegen te gaan ?
bl, 571576.
U. UNIE,
UNIE. VADERLANDSCHE og
B
NE (be) van UTRECHT: als een voorname broù
befchouwd , waaruit (onder cops gunffige Voor-
zienigheid) NEERLANDS wvoorfpoed en luister is -
voortgevloeid: en op welke gronden de hoop op des-
zelfs voortdurenden welftand is gevestigd: in eene
Vergadering van Heeren Directeuren , gehouden
den 23, van Louwmaand 1779. (zynde juist die
dag, op welken de gedachtenis dier Vereeniging
voor de tweedemaal vereeuwigde „) voorgelezen :
door den praefù derenden Heer Mr. J. WINCKEL=
MAN. WII. Deel, Hift. voorbericht , bl. 87—92.
—_—_— De UNIE van UTRECHT nader overwoe
gen; ‘by diezelfde gelegenheid: door jz. w. Te
WATER, toen tweeden Sekretaris van het Genoot-
fchap. VIII. Deel, Hift. voorbericht. bl. 93—13t.
In deze Redevoering word een zaakryk verflag ge-
geven van de aanleidende gelegenheid tot, en de om-
ftandigheden în welken, deze belangryke UNIE is
gefloten: den inhoud van dezelve: en van de on-
derteekenaars, zoo van het ii 5 als van de
Unie wikke
M.
VADERLANDSCHE cepicHTEN, Zie Gedichten.
VAL»
126 VALLENDE ZIEKTE.
VALLENDE ZIEKTE, Meu geneesmiddel tegen
dezelve, ter beproeving voorgefteld: door j. oos-
TERDYK SCHACHT. J/L. Deel , bl. 971—283. Dit
middel word, na eene inleiding, opgegeven: als
beftaande uit zooveel faccharum faturni, als dries
malen op de punt van een mes lissen kans en
twee lood /piritus nitri: welk mengfel eenigen tyd
moet flilftaan. By ’t gebruik moet het flesje wél
worden omgefchudt: de lyder neemt drie dagen
achter elkanderen daarvan alle morgen zes droppels,
met wat wyn, vleeschnat, of ander vocht; doch
niet op den vierden dag: maar dan een purgeer-
middel van de pillen de /uccino cRATONIS. Men
begint dit middel des daags na den aanval, en
gaat daarmede vier weken voort. \
Eene VALLENDE ZIEKTE , door koud
water genezen. De Schryver van dit bericht, j. Be
DE BEUNIE; wyst (na een korte befchryving van
deze ziekte) aan, van hoeveel aanbelang het „ ter
genezing derzelve, zy, de oorzaken naar te fpeu-
ren „ waaruit dezelve ont{taan is: — en dan geeft hy
het geval op van een’ jongeling van 1e. jaren, in
wien de atonia de waarfchynelyke oorzaak van dit
allertreurigfte toeval was; en hoe hy, in eenen
korten tyd , alleen door het gebruik van het koude
bad herfteld zy: — terwyl hy, in het voorbygaan „
ook de genezing van dit ongemak, met anthelmin=
tica, in verfcheidene kinderen, aanteekent, ZZ.
Deel, Dl. 587600,
VE
VENUS. VERBAND. VERSTROPPING. 127
VENUS overgang over de ZON: den 3. van Zomer-
maand 1769. te PHILADRLPHIA waargenomen: ge-
trokken wit eene verhandeling van den Heer
EWING: door Pp. BODDAERT. JIJ. Deel, bl. 617—
647. De geleerde Schryver meldt, na eene korte
inleiding „ de aanleidende gelegenheid, die hem
aangefpoord heeft, om dit uittrekfel te maken „en
het der Maatfchappy aan te bieden; met byvoe-
ging: dat hy alle de waarnemingen, omtrent „de
verfchilzichten , iz haar geheel heeft opgegeven,
als zynde de zaak, waarop het meest aankomt,
„om den afftand der zon te bepalen 3 terwyl hy , zoo
van de evenredigheden, als van de waarnemin-
gen, alleen de witkomffen der rekeningen hecft
aangeteekend,
VERBAND van vERSTAND en wir. Zie Pfychôlo-
gifche en moralifche aanmerkingen over dit onder
werp.
VERSTROPPING van Zet DARMNET. Waarne-
ming van eene verflropping van het NET rondom
den darm, ontdekt na den dood van een’ lyder,
op welken men de breukfiede had verricht: door
GYSBERT DE WITT. Z. Deel, bl. 6oz—620. Na
dat de geleerde Schryver den {taat des Iyders; ven
de middelen, ter zyner redding, ‘hoewel wruchte-
loos , aangewendt, heeft opgegeven: befchryft shy
de ‚gewone operatie , met de gevolgen derzelve. tot
aan den dood des Iyders. , Hierop “bericht hy ;
‘hoe men  de opening van het lyk eene verftrop«
ping,
___138 VERSTROPPING. VESTINGBOUW:
“ping, rondom derì darm, van het met ontdekte 4
xt welke aan het buikvlies was vastgegroeid; eri
dus de uithaling van den darm, door den verwy-=
derden ring, by het leven van deû lyder ; onmoge-
lyk had geraakt. In zulke gevallen is het cenìge
middel ter redding ‚ om de gemaakte wonde, door
infnyding tot in den buik; te verlengen; ten einde
de vasthechtirig te ontdekken , en los te maken: ’%
“gene zonder merkelyk gevaar kan gefchieden :
wanneer de verftropping gemakkelyk kan ontdekt
en weggenomen worden:
VESTINGBOUW, Verhandeling over eene nieuwe
manier om kleinê ZESHOEKEN te verfterken; en in
dezelven eene behoorlyke verdediging te verkrygen:
door ALBERT LIEFTINCK. //. Deel, bl. 127—160s
De Schryver wyst de ongerymdheid aan , om eené
algemeene verfterkingsmethode in te voeren, die
op alle gevallen toepasfelyk zoude zyn: D/, 127. —
dan befchryft hy zyne nieuwe manier, om kleine
‘ ZESHOEKEN te verfterken: 2/, 138, — eindelyk
verdedigt hy dezelve , door het oplosfen van eenige _
zwarigheden. LJ, 147— 160;
__ Verhandeling over de GORDYNEN def
vestingen: door A. LIEFTINCK. //. Deel, bl. 6or
—612. waarin de Schryver, na de opgave van de
aanleidende gelegenheid, eene definitie geeft var
eene GORDYN; waaruit hy afleidt , dat eene vesting
des-te meer eene vesting is, naar mate zy nieer
gord
VRSTINGB. VIERSCHAAR. VOEDING. 129
gordynen heeft aan haren omktings en dat; der=
halven, de volkomenheid van eene vesting hierin
gelegen is, dat zy uit enkele gordynen en bedekté
Panguen beftaat: — zulk eene uitgedachte vesting
word befchreven , en in plaat afgebeeldt.
VIERSCHAAR Crooee); Zie Zeelands vierfthaas.
VOEDING der-vrucur in de baarmoeder. Dit (luk
Word overwogen in de Verhandeling over eene bee
_uchte proefneming van den Geheesheer w. NOORTs
WYKi — hieruit ontdekkingen , die der ontleedküne
de onlangs veel lichts hebben bygezet , op eene nieu
we wys opgelost: door ADRIAAN VAN SOLINGEN.
IX. Deel, bl. 392429. Na ectie korte inleiding
over de verfchillende gedachten omtrent de VOE=
DING der vrucht in de baarmoeder: Bf, 392. word
de proefnéming van Doezor NOORTWYK op. eene
bevruchte baarmoeder, die de gemeenfchap van der-
zelver vaten. met die der nageboorte volkomen fchynt
te bewyzen, voorgefteld. 4/, 595. Dan word , door
proefnemingen van den Heet Arex. MOURO ; en Re
FORSTEN , dè misflag, die by- gemelde ‘proefne=
ming plaats zoude gehad hebben’, aangewezen. 4/.
400. En daarop word, uit de-madere ontdekkin=
gen van den Heer c. zuNrTerR » dit fluk verder be.
vestigd; en daaruit afgeleidt „ “dat de proefneming
van den Heer NoorTwYk niets afdoe „ter beto-
Sing, in het verfchilftuk over den gemeenfchappe-
lyken omloop des bloeds van de moeder met de
vrucht, /, 407—422,
Xl. DEELS II, STUK. ì VOOR.
130: VOORJ. VOORT: VRIEND. VROED:
VOORJAARSZIEKTEN, Zie Febres catarrhaless
VOORTGANG der WETENSCHAPPEN in NEDER-
DEAND , /èdert het begin der achttiende eeuw. Zie
de Redevoering van den praefiderenden Heer Diz
recteur , Mr. j. WINCKELMAN: gedaan ter opening
van de tweede algemeene Vergadering des Ge-
nootfchaps. Hiftor. ber icht vóór het II, Deel: bl.
etn
VOORTTEELING wan geotganifverde lichamen,
“Zie Tar zelst \
VRIENDSCHAPSPLICHT 4 hét EUANGELIE aans
- bevolen. Zie Euangelie,
VROEDKUNDE. Zie Ontleed. en ine
waarneming.
\VROEDKUNDIGR verhandeling over de
“wyze, om een kind in de Iyfmoeder te keeren, en
by de voeten af te halen: door D. 11. GALLANDAT.
F. Deel „bl. 403421. waarinde geleerde Aucteur ,
na eene gepaste inleiding , 4/. 403: de gemakkelyk-
fte en veiligfte wyze: om kinderen, welken zich in
eene kwade geftalte voor den mond der lyfmoeder
aanbieder, te keeren3 en by de voeten af te halen :
voorftelt.. Hierop word het gewicht van dit on-
- derwerp aangewezen: bl. 405. — dan de gewone
handelwys der vroedvrouwen in zulke gevallen aan-
getoond. hl 406. — en daarop onderfcheid gemaakt
& q tus=
VeRO ED KUN D E‚ 131
„tusfclien de keeririg , als eene voorbereiding; en de
afhaling zelve. 4/. 410. Van de wyze, op welke
de verfchikking of voorbereiding moet gefchieden,
word gehandeld , b/. 411. — van de afhaling zelve,
bl, 415. waaruit andere gevallen gemakkelyk wor-
… den verftaan. Zl. 418421.
VROEDKUNDIGE waarneming van ween
lingen, die het water en de vliezen gemeen had-
den: door jacogus pe puwr, JX. Deel, bl. 423
—430. Door deze waarneming ziet men eene uit-
zondering op den regel, die algemeen. van de
vroedkundigen is aangenomen : — dat twee- of dric-
lingen, gedurende de zwangerheid , ieder hun by-
zonder water en vliezen hebben; tenware zy te-
gennatuurlyk aan elkanderen. gewasfen zyn. En
hieruit leidt de kundige Schryver twee aanmerkin=
gen af: vooreerst: dat deze waarneming diene ter -
opheldering van de verlosfingen , GEN. XXV : 24.
25e en XXXVII: 37-40. gemeldt;. — fer
tweeden: om in foortgelyke gevallen. omzichitig-
heid te gebruiken by de verlosfing.. De-nageboor«
te der tweelingen word in Plaat afgebeeldt.
EE Sne VROEDKUNDIGE « waarneming * door
ADRIAAN VAN ‘SOLINGEN. X. Deel ; bl. 575-—603e
„Deze waarneming behelst een - bericht van eene
wonderlyke wys „ op welke de natuur zich „ in cene
mocilyke verlosfing, door „eene …plaatfelyke „ader-
gee geredt heeft: — wanneer mamelyk de kwade
Ia plaats
133 VROEDKUNDÉ.
/
pldatfing van het hoofd des kinds eene geweldige
drukking-, en eene daaruit ontftane inflammatot-
re opzetting der uitwendige deelen veroorzaakt
‘had: zoodaûig, dat dezen eene byzonder groote „
“hoogroode, en fterk gefpanne zwelling vertoon-
den: — redde zich de natuur , die te lang aan zich:
zelve was overgelaten , doof eene gunftige poging,
die zoo verbazend als gelukkig was: — op cene
wys, waarvan men by vroegere noch latere wroedkun-
dige fchryvers geen voorbeeld vindt: — eene open-
barfting der uitwendige declen verwekte eere plaats
felyke aderlating: die eerst met een’ vloed , en
vervolgens druppelsgewys; eerie aanmerkelyke hoc-
veelheid bloeds deed ontlasten ; waardoor, met
toereiking der wereischte hulp, de ref/olutie der ge-
fpanne deelen, en de geboorte van een levend
welgefchaper kind werd te weeg gebracht. Deze
Verhandeling geeft tevens de middelen op, waar-
door de kwade plaatfing van het hoofd , met der-
zelver fchroomelyke gevolgen , behoord had voor-
gekomen of verbeterd te zyn : — en is met aantee-
keningen voorzien: waaronder twee de gewichtig-
ften zyn. De eerfte handelt over.de fchadetykheid
en nutteloosheid der zoogenaamde voorbereidingen,
die de beroemde revreT op zyne fcholen zoo
fterk heeft aangeprezen + — de tweede behelst eene
aankondiging der verbetering van den forceps à axe
ambulant, door den Heer courourLy; waardoor
de tang, zonder parallelismus der bladen, in kwa-
Iykgeftelde bekkens kan worden ingebracht.
VROEDK. WAARNEM. WANSCHAP. 133
Zie verder Nagehoorte, — Weeön en
gamen,
W,
hd
_ WAARNEMINGEN omtrent de 1ucursCESTEID-
HEID, WEDER, €# WIND; mitsgaders aanteeken
ningen der ZIEKTEN , én iedere maand voorgeval-.
Jen te VLISSINGE , in het jaar 1768: door A. Mur»
LER, J, Deel, bl. 620651,
rr gelyke waarnemingen: (doch zonder
byvoeging der ZIEKTEN :) door DENZELFDEN:
over het jaar 1769. II. Deel, bl. 631—643.
1770. ZI. Deel, bl. 65t-662.
over de jaren 17711773 VI, dae s bl, grep pici
K tnnmenenmsnssend
- omtrent den gevallen’ BEGEN te zin-
RIKZEE: in de jaren 1770. en 1771. door JOB BAs-
TER; Zlf, Deel, bl, 649—630.
omtrent de LUCHTS- en WEERSCE=
STELTENIS; en gevallen’ REGEN: in de faren
1772 17744 fe ZIERIKZEES dOOr- DENZELFDEN,
IV. Deel, bl. 6zo—675e
Vm d
Ee
KCANSCHAPENHEID, Waarneming gensrent een
13 CSE
4 WANSCHAPENHEID.
eerstgeboren kind, waarvan de ingewanden (de
nieren, pisleiders , en waterblaas witgezonderd) zich
buiten den buik bevonden: door SAMUEL DE WIND.
L. Deel, bl. 592—594. Na eene naauwkeurige
befchryving van het geval , meldt de geleerde Schry-
ver, dat men, na de geboorte van het kind, geen’
anderen blyk van leven daarin ontdekte, dan dat
het hart, zonder de minfte vertraging, ruim een
helf uur by aanhoudendheid zich bésweegde's de in-
geblazene lucht ging niet in de longen 3 “maar in de
ingewanden: de beweging, allengskens verminde-
rende , hield eindelyk g geheel op. Daar alle pogin-
gen, om de ouders over te halen, dat men ‘het
kind mocht openen , vruchteloos waren, konde
geen nader onderzoek daaromtrent ure mieltelien wor-
den gemaakt.
Bene allerzonderlingfte wanftallige
f MENSCHENVRUCHT » waauwkeurig befchreven; en
in eene plaat afgeteekend: door j. 1e Roy. IL
Deel, bl. 520—528. Aire 4
Waarneming van twee wanfchapene
| KINDEREN: door H. MIRANDOLLE VAN GHERT,
IX. Deel, bl. 270—274. Deze wangedrochten
(die, behalven het hoofd, welgefchapene kinderen
waren) werden befchreven; en van een diergelyk
door den gel. arts zelve in *t jaar 1767. gezien,
’ welke eenigszins naar een’ aap geleek, gewag
Kon Deszelfs EE was „ gedurende hare
Nt EN zwan-
,
hr iS
WATER. WATERBLAZEN. WEE'EN, 135
zwangerheid , door den fprong yan eenen aap op
haar lichaam zeer verfchrikt:, terwyl. de- moeder
van de twee eerstgemelde kinderen; in ’t-eerfle
— geval, door het zien van een? zeehond „ was onte
fteld geweest; maar iets foortgelyks ‘had in het az-
dere geval geene glas gehad, ï
WATER, “Zeering van verche Zie Koering.”
WATERBLAZEN door: den AFGANG gelost. » Zie
Geneeskunde: h
WEEEN ENNAWEPEN. De WEEËN en NAWEEËN
der barende en ‘kraamvrouwen ; in hunnen aard,
oorzaken , en uitwerkingen befchouwd :door-z.smu
PONT. WI. Deel, bl. 4o1—516. Na eene korte
inleiding, 2 gor. ftelt-de Schryver voor, wat
vereischt worde, om een recht denkbeeld van -dit
onderwerp zich te maken: bl. 405. en geeft dan
de orde zyner behandeling op. 4/. 407. Het eerffe
hoofdftuk handelt over de ware weeën, Dezen
worden befchreven: en wel de bareunsweeën : “zoo
de voorfpellenden; als de waren: 4/. 4og. == dan
de naweeën, zoo vóór als na het afkomen der na-
geboorte: bl. 420. — hierop worden derzelver. ci-_
genlyke oorzaken aangetoond; bf. 427. waarna de
vitwerking ; nuttigheid, en noodzakelykheid „zoo
der weeën als der naweeën word voorgefteld. 7. 448,
Deze en gene bedenking tegen het bygebrachte op-
gelost zynde , bl. 460. word onderzocht, hoe de-
Ï4 zel.
136 WEE’EN. WERKTUIG.
zelven best te beftieren en te bepalen: op dat de
fimerten verkort en verminderd , en de verlosfing
bevorderd worde: b/. 462. waarna word aangewe-
zen, hoe dezelven kunnen aangewakkerd ; en hin-
derpalen , die fomwylen wederftand bieden, wegge-
ruimd worden: 41-479. — terwyl de valfche weeën
het onderwerp des tweeden hoofdftuks uitmaken:
na welker bepaling dezelven worden verdeeld ,
met opzicht tot den tyd, waarin zy voorvallen ;
en in hunnen loop «en aard. befchreven: :4/. 490.
dan derzelver oorzaken aangewezen; 4/, soo. 'ge-
Iyk ook hunne uitwerkingen en nadeelen : Af. 504.
en eindelyk hoe men dezelven op het fpoedigst ,
„veiligst, en gemakkelykst, kan tegengaan, en doen
| cin aan bl. glknste,
WERKTUIG. Zen verbeterd WERKTUIG tof, de,
herftelling van den ontwrichten fchouder : befchre-
ven door B, nUSsEM. ZX, Deel, achter de Peys-
verhandelingen: bh. 3384. De ervaren Schry-
ver geeft eerst bericht van de werktuigen , en der-
zelver verbeteringen , van welken de vroegere en
latere heelmeesters zich bediend hebben, om, den
ontwrichten fchouder te berftellen. 4/, 32. Doch
de ondervinding leerde, dat dezelven in vele ge-
vallen niet voldeden; en ter belediging van andere
ledematen dienden: &/. 4o. aanleiding, hieruit ont-
Jecud ; om een VERBETERD werktuig uit te den.
ken: ò/. 42. de grootfte zwarigheid die zich hier,
opdoet: ble 43e Cn dan, om een Klaarder denke
ect,
WERKT. WESP. WETT, WILLIG; 337
beeld van de herftelling te geven, eene aanwyzing,
waar; in de meeste oùtwrichtingen, het hoofd
des opperarmbeens zich bevinde; af de herftelling
doenlyk zy; en wat hiertoe vereischt worde ? ‚bl,
48. Hierop. volgt de befchryving van het werk:
Tuig zelve, „bl. 64. Deszelfs goedkeuring door
deskundigen. „ en-door het collegium chirurgicum
te AMSTERDAM. ‚pl .67. Een twaalftal proeven,
met dit werktuig genomen, die eene gewensch-
te uitwerking hebben gehad: A4 68, — waarna
de manier, „om „daarmede. te werketi , word voof-
geïteld; en wat vervolgens diene in-acht. genomen
te worden? bl. 75. Het werkTuieG zelve, met
hetgene daartoe-behoort , is in eene. plaat afgebeeldt.
WESPENNESTJE, Natuurkundige waarneming
van een zonderling WESPENNESTJE : door L. BOMME,
FIL Deel, achter de Ppysverhandeling geplaatst:
hl. 213— 226. ‘Dit nestje, door eene wesp ver=
vaardigd, volgens de waarneming van den vinder,
was vastgehecht aan een’ balk op. de bovenfte ver-
dieping. van ‘het huis : wordende -alhier naauwkeu-
6 rig befchyeven , en afgebeeldt i in plaat vertoond.
WETTEN vaN HET. ZEBUWSCHE, GENOOTSCHAP,
Zie Genoafchun gehareared
JILLIGEN. BAST (WITTE). De ware deugd van
deszelfs flankwerend. vermogen „ uitwendig bes
reti in, vuile, Linkende, eu kankerverzweringen:.,
Ee daor,
139 WILLIG. WOONSDR. WYK. YVOOR.
door GERARD GREEVE. £X. Deel, bl. 247—253.
_ Van hoeveel belang het zy , om aan lyderen „ wel-
ker gebreken ongeneeslyk zyn , dezelven zoo draag-
yk te maken, als mogelyk is ? merkt de geleerde
Schryyer vooraf aan: dan ftaaft hy, door eene
proef, het ftankwerende vermogen van den witten
WILLIGEN bast in kankervérzweringen; en geeft.
Eindelyk de wyze van toebereiding en het gebruik
op.
p
É
WOONSDRECHT, HILDERNISSE , 2 BORCHVLIET.
Derzelver oudheid enlotgevallen: V, Deel, bl. 31.
WYK fe DUURSTEDE. Het vicus BATAVODURUM
van TACITUS. Zie Dorefladum der Batavieren.
Y
“YVOOR.- Befchryving van een zonderling fluk
YvooRs en aanmerkingen, betrekkelyk tot de na-
tuurlyke. hîftorie van den Olifant: door D. u.
GALLANDAT. ZX. Deel, bl. 351—39t. De kun-
dige Schryver geeft, na eene ‘korte inleiding over
den olifant; B/.-351. eene befchryving van een
ftuk yvoor, in ’t welke een yzeren kogel befloten
was: bl. 353. dit geeft aanleiding tot het maken
„vân eenige aanmerkingen over «de verfchillende
deugd, werdeeling, gebreken, prys, en zwaarte
Res de der
HIA NSO LG TKA 5 439
der olifantstanden. bl. 356, De besten komen
van de kust van Guiné. bl, 365: Hierop ftelt de
fchryver zyne gedachten voor, over het gegraven
> yvoor, ende groote tanden eu beenderen, in de
‚ noordelyke deelen van Europa @n Amerika opge:
dolven; beweert, met HUNTER, tegen DE-BUF-
FON, D'AUBENTON, GMELIN, SLOANE, dat des
‚ zelven niet vän wisk zyns bl, 366. en wyst den
| waarfchynlyken- „oorfprong: dezer „misvatting aan;
bl. 371. hy verfchikt echter ook wan den gerstge-
noemden Eéhryvérs als swelke-die tanden toefchuryft
aan een onbekend dier, wâarvanshet geflacht zou-
de uitgeftorven zyn: terwyl ‚hy dezelven: houdt
„voor tanden. van «een „groot: zeedier., misfchien de
‘MAMMOUTH van Siberië, dat hetzelfde is met het
zeepaard ; en % gene men sden WATBROLIFANT
mag poetsen. bl.374 Dari, verhaalt hy, hoe het
inflinct van den olifant gelëgenheid gegeven hebbe
tot het gebr uik‘van zekere goin, (geer veel gely-
kenis hebbende näar de.drabifche gom ,) tegen he-
vige buikpynen en buikloopeu:.-4/. 381. gelyk ook
tot zeker zout, naar aluin eenigszins :fmakende 5
vvals-een middel tegen ‘het wergift: bl. 383. Dat ’er
meer foortgelyke geneesmiddelen, enstegengiften,
door beesten Zyn ‘ontdekt wordVverder. geftaafd z
bl. 385. ‘En, naseen kort bericht van het baifa-
mum animáe, bl. 387: “word deze verhandeling
“befloten, meteen verhaal vanhet gebruik , dat de
Negers van den drek der mei wanehd bl.
gon
Z. ZAND:
49 ZANDVL. ZEEDYK,
Le
ZANDVLIET. De oudheid, flichting, en lotge-
vallen dezer Heerlykheid. Zie WV. Deel, bh. 24
Ts8, 75
ZEEDYKEN. Ie Anrwoorp op de vraag: “Wel.
s‚ ken zyn de redenen der meenigvuldige VALLEN
9» Of GRONDBRAKEN in de zeedyken; voornamelyk
„ die der Provincie ZEELAND ? — Op welke wyze
s> kannen dezelven best voorkomen ; — of, daat
zynde, fpoedigst en minst kostbaar, herfteld
„> worden”? door BASTIAAN NEBBENS. ZZA Deel,
bl. 3-60. Vooraf: merkt de Schryver, na eene
korte inleiding, aan: dat hy, de vraag drieledig
zynde, dezelve ook alzoo zal behandelen. 4/, 3.
In het eerffe lid verklaart hy, eerst, wat men door.
vallen of grondbraken te verftaan hebbe? 24 7.
dan geeft hy de omftandigheden op, welken met,
in, by, en omtrent dezelven, gewoonlyk plaats
hebben: zoo ten opzichte van de vaALLEN zelven;
als ten aanzien der plaatfen en fituatiën , waar de-
zelven gebeuren: £/. 8, waaruit hy dan de meest
waarfchynlyke redenen van dezelven afleidt: in ’t
gemeen; &/. ro. En van die in de Provincie ZEE=
LAND in %t byzonder. Al 30. Dit geeft tevens
aanleiding ter behandeling van het tweede lid der.
vraag: hoe die vallen best kunnen voorgekomen,
worden? 4/, 40, waarop hy overgaat tot het Jaatffe
; Ha
25
LIE EDD IKN E IN …iat
Îid der vraag: de herftelling van dezelven op dé
fpoedigfte en minst kostbare wyze: wanneer na-
melyk een dyk gedeeltelyk is weggevallen: *t gene
hier eigenlyk alleen fchynt bedoeld te worden: bf.
46—60.
IE AnrTwoorD op dezelfde vraag : door
BARTHOLDUS RENOU. JZ. Deel, bl. 61—98. De
Schryver behandelt ook de drie leden der vraag
ieder afzonderlyk : en, zonder op de onderfcheidene
berderen van het aardryk te letten , Icidt hy de re-
denen. van de meenigvuldige grondbraken alleen
af, uit Bie befpiegelende befchouwing van de
waterloopkunde: Af. 61, — terwyl hy, op diezelf=
de grondbeginfelen , door het regelmatig leiden der
ftroomen , aánwyst: hoe men die vallen best kan
voorkomen: b/. 75. — cindelyk ftelt hy „voor, hoe
dezelven op de minstkostbare wys kunnen herfteld
worden: ZA go—g8. terwyl hy eene plaat ter nas
dere opheldering daarby heeft gevoegd.
Ille Anrwoorp op dezelfde vraag: doof
CORNELIS DE KANTER. /Z/. Deel, bl. 99—129.
In dit antwoord worden eerst vier oorzaken, als
de redenen van de meenigvuldige vallen, opgege-
ven: J/. 99. — dan word, uit overweging van ieder
derzelven, aangewezen: hoe moeilyk het zy, de
grondbraken voor te komen; en wat men, met
eenigen grond van waarfchynlykheid ; het best
hebbe aan te wenden 2 A, 104. — eindelyk worden
eenie
jaa ZEEDYK. ZEEDUIZENDB: ZEEINS.
eenige redenen voorgelteld; waatomi geen vaste
regel kan worden voorgefchreven + hoe men de
vallen, daar zynde; fpoedigst en rminst kostbaar
kan herftellen? h/, 117. Zoo echter de nood vorí
dert, dat cêne gemaakte Ares fpoedig worde her-
fteld, word de beste mariier, volgens de gedach=
ten van den fchryverz vwoorgeftelds Ah; 130—
129.
ZEEDUIZENDBEEN: of Nereis prtacicá. Zie
Zeeinfecten: onder het Verdere bericht , aangaande
verfcheidene derzelven:
ZEEINSECT: Beticht wegens ten zonderling
ZEEINSECT ; gevonden aan eenige zeewieren, @e=
pischt op het frrand van het- Eiland WALCHEREN!
door LEENDERD BOMME befchreven, en in eene
_ plaat naauwkeurig geteekend,. 4. Deel, bl. 34
4o2. Dit infect word, wegens deszelfs fraaije ge-
daante, het gekuifde of gekroonde ZRRSLAKJE ge-
noemd: het is tot kruipen en zwemmen gefchikt.
bl. 394. _Deszelfs veijerftok is niet minder be-
fchouwenswaardig,.dan het diertje zelf. 5/. 397.
By deze gelegenheid word tevens een kort bericht
gegeven van de dierplanten of polypen: die ook
op Walcheren , en aan-deszelfs ftranden, gevon-
den worden: benevens eenige nieuwe. waarnemin-
gen omtrent dezelven; vooral aangaande de wyze,
op welke zy de fpyzen naar zich lokken. £/, 398
402.
— ZEE
rr AURRRE IAN ISSELOEF: 143
B ÊRRINSECTEN 3 gevonden Gan het
zeewier op het flrand van WALCHEREN: befthre-
ven door Lr. BOMME. JIJ. Deel, bl. 583—358. en
in gene plaat afgeteekend. Na dat de Schiyver èez
nige danmerkingen ovef cops werken, zoo in het
groote, als in het kleine, heeft laten voorafgaan ;
bl. 383. felt hy eerst voor zyne naderé waarnemin-
gen omtrent de ZEESLAKJES3 (zie / Deel, bl.
394— 402.) ván welken hy vyf onderfcheidene
foorten, door hem ontdekt, befchryft: 5/. 289.
dan dië der ZEERADERDIERTJES; van welken hy
twee foorten waargenomen heeft: b/. 305. en ein-
delyk eene EIJERTROS3 en eerst uitgekomen ZEE-
KATJE: Dl. 311—318,
Verder bericht aangaande verftheide-
ne derzelven, zoo in de wateren ván ZEELAND,
als aan de flranden van het Eiland WALCHEREN:
waargenomen door L. BOMME. VZ. Deel, bl. 357
—400. En wel de STEENWORM , STEENMOSSEL
of pholade: die (na eene korte opgave, wat van
anderen omtrent denzelven reeds is geboekt ,) zoo
in zyne gefteldheid, als wyze van werken, be-
fchreven word. 2/. 358. Hierop-ftelt de Schryver
zyne ontdekkingen voor omtrent den ZEEDUIZEND-
BEEN, of gereïs pelagica; en den zeerups , of
ZEEPISSEBED. Zl. 376. Van deze infecten moet
men de roodglinfterende wereïde , of den zee-
DUIZENDBEEN , by onzen fchryver genoemd, wél
onderfcheiden: als die, vooral wegens het byzon-
de=
enteren
kig ZEEINSECT: ZEEKATJEZBELAND:
dere maakfel van deszelfs kop, verfchilt van alie
andere bekende duizeridbeerien: ZZ. 379: De dut:
„zendbeenen; ten onrechte door fommigen gehou-
den voor vernielers van het hout: als hebbende
nocht eene fchulpachtigë boor 4 gelyk de paat-
wormen; noch eene fchulps gelyk de pholaden
als een werktuig gefchikt tot boren: moeten mis-
fchien eerder als vernielers van deze verderfelyke
diertjes befchouwd worden. ZZ, 388, In cen na+
fchrift vindt men een kort bericht van een? worm,
behoorende tot het geflacht der pholaden, die nict
in (teen , maar flechts in (lyk en derry zich inboort.
bl. 394—396. Dit infect, gelyk ook de vorigen ,
zyn in eene Plaat afgebeeldt, met eene bygevoegde
verklaring. Dl. 397-400.
ZEEKATJE ;, en eijerTROS. Zie Zeeïnfecten,.
ZEELAND (ouDuepeN van). Zie Oudheden: k
ZEELANDS Hooge of Grafelyke vier-
SCHAAR. Verhandeling over de opkomst, het ge-
zag, en den ondergang, der aloude nooer of
GRAFELYKE vierfchaar in ZEELAND: door Mr.
L. P. VAN DE SPIPGEL. JL. Deel; bl. 69—126.
Na eene korte inleiding, 5/. 69. merkt de Schry-
ver aan, dat de Mraukifche Vorften onder anderen
ZEELAND hebben beheerscht: en gelyk hunne wet-
ten en gewoonten ; zoo ook hunne rechtsple-
ging, hier hebben ingevoerd: wordende de koag-
fe
Biet Be il
pe rechtspleging in eene pleëhtige jaarlykfche
j vergadering gehouden. bi. 7o. Deze zyn hief:
in doot de Gravên gevolgd, bl. 7e Het bleëf
echter eer gefchil in ZEELAND , wien dé hoogs
fte teélitsplegende facht toekwam ; tot op het
jaar 1856. wäntieer dezelve aän Grave rFùO-
RENS tê leen is gegeven. BL. 7% Dé oprich.
ting van een zittend gerechtshof i is waatfchyna
iyk gefchiedt in het jäät 1290, bl. 77 Bas
offchoof dé hooge vierfchaar onderfcheiden word
in hewesten- en, heoostenfchelde : was Zy éch-
ter ééne eri dezelfde 4 eri werd ín Zaken wvärì “bee
lang tot één gerechtshof fiamgevoegd. bf. Bos
De voorzitter daarin was de Graaf zelf; of Zyn
Stedehouder. bl, 89. Het getal der Leder: 44
bewesten=, en 24 beoostènfchelde; ìs nàderhând
op 13 verminderd t 7 bewesten=j èn 5 beoos-
tenfcheìde: anderë Edele; eh de Schepèrien der
fteden koriden echter in” de vierfchaat ook Zite
ting nemen. b/. 85. De Graaf wis gehoùderi ;
by het vonnisfen in de hoge vierfchaar ;- aar
de meerderheid-der Itemrtien zich té onderwers
pen. 5, 87. De tyd ván derzelver zitting be=
paald: 2/3 89. de plaats waar: b. jo. de zâ
ken waatover. in dezelve sgevontisd werd; “B/; Gs
… Derzelver gezag flrékte zich uit tot het uitleg:
gen der ‘wetten ; zelfs tot het aken väii miëis
wen: Dl. 95: ook tot dé klaëhteri over déri Graaf
bl. g7. Tot dezelve imoêsten- de zakten irt afé
pel gebracht worden, bl. od. Väri hét gewysdd
Hi, Demis ii, sruRs — KR dek
46 ZEBLAN D,
„„dezer hooge wvierfchaar was geen:…appdl, Zoo -
de Graaf by dezelve: tegenwoordig was; maar
wel sin andere, gevallen „ Aan der Gfaaf: en
zynen Rade, bl, too: — Van dezen Raad word
gehandeld 4/.1ore van deszelfs gezag en fechts-
gebied, ZJ. tog. Hoe het toenemende gezag
der- Graven „ ende daaruit voortvloeijende ge=
negenheid „ om Dezelven te believen , gediend
hebbe tot den- ondergang van die aangzienelyke
vierfchaar; waardoor de. Graaf en zyn Raad,
en dees (in geval. van-des Graafs-uitlandigheid)
alleen „ de gewone rechters in appél geworden _
zyn. &/. 106. Hierin. vindt men den grond,
„„waarop-het Hof van, HOLLAND Een ZEELAND (gc-
fteld ,- gelyk zeer waarfchynlyk. is „ dat dit oor-
fpronkelyk de oude Grafelyke. raad. ay ;) thaus
nog de gewone rechter in appêl is van Zeeuw-
fchérzaken. bf. «107. De Graven hebben, ver-
volgens; alles aangewendt tot vernietiging van
het rechtsgebied. ders hooge vierfchaarz en om
dat aan het. Hof toe te voegen. bl. 109. De
byzondere dagvaarten der EDELEN en STEDEN 4
hebben. medegewerkt tot vermindering van het
gezag der Kooge vierfchaar. bl. 111. Het: Zelde
faam houden van dezelve; en het uîitftellen var
»_vonnmisfen over zware misdaden; heeft veroor-
„…_zaakt, dat de fteden ook dit gedeelte van derzele
ver gezag,” voor zoo ver het hare ingézetenen. be-
«trof „ hebben aam-zich getrokken. 4/. 113. Hier-
s_pit-ontftond-groote-moeilykheid ig, het houden der
ab pi Joos
ZEELAND: ZEEPOLYPENr: záj
hooge vierfchaar : en dit gaf aanleiding, dat eerst
Aan alle fteden, en naderhand aln MIDDELBURG
alleen, „privilegie gegeven werd, tot het ftraffen
vari zware inisdaden bewestenfchelde : bl. 116. en
aan ZIERIKZEE _beoostenfchelde, bl. 119. Latere
veranderingen en gefchillen buiten des Schryvers
beftek zynde: wyst hy verder äan: waarom het
gewysde ; in lyfftraffelvke zaken, by de fteden van
ZEELAND aan geen hooger beroep onderworpen
Zy? bl. 120. De Graven echtet hebben, met hun«
ne edele mannen, zoo lang zy hier verkeerd ‘heb=
ben, te recht gezeten. bf. jo2, Nu-was de faris
dictie van de hooge vier fthaar, uitgezonderd ovef
de leenen, geheel vernietigd: — bl. 123 dan
ook dit recht, (by.de verandering der regering ,
en hee vertrek van de meeste Edelen uit zees
LAND „) „Eerst aan de Gecommitteerde Raden; en
naderhand aan het Hof van HOLLAND el ZEELAND ,
toevertrouwd zynde:. —, werd het overdragen eri -
belasten der leenen dari byzondere collegiën, aanbes
volen, bl, 125—126.
ZEEPOLYPEN. Waarnejning dmirent derzelyer
gefleldheid en. groeijing: door 1e Bommer: JL
Deel, bl. 277300 — Na eenige aanmerkingen
Over. „de infecten in t gemeen; en de Polypen, ia
% byzonder: bl. 277. ; bepaalt de Schryver zich
tot. twee foorten; de Carolina tubularia Jaryngi
ofimilis 5 en, de franije inkarnaatpoljpent die hy 3
volgens „zyne gedane waarnemingei, gerst in ders
Ten Ke zele
48 ZEEP. ZEER. ZEES. ZEEV. ZEEW.
‘zelver gefteldheid befchryft’ en in eene plaat af.
teekent: b/. 281, dan felt hy derzeiver trapswyze
groêijing , als zynde nog niet waargenomen , wat
uitvoeriger voor. bl. 391308.
ZEERADERDIERTJES. Zie Zeeinfecten.
ZEERUPS: of zrepisseerD. Zie Zeeïnfecten: en
wel in het Verdere bericht aangaande verfcheidene
derzelvens
ZEESLAKJE. Zie Zeeinfect: NO 1, en 2.
_ ZEEUWSCH cerroorscHaP der WETENSCHAPPEN
te VLISSINGEN. Zie Genootfchappen:
ZEEVARENDEN. Moe best te zorgen voor ders
zelver gezondheid ten aanzien van hunne huiss
vesting, kleeding , fpys, en drank? Zie Schepen:
derzelver bouwing ; besrekkelyk de gezondheid enz.
ZEEWORM. Waarneming van eenen Oostindi-
fchen” ZEEWORM : doof MARTINUS ' SLAÄBBER:
J. Deel; bl: 387—393.- Dit dier, dat tevens in
plaat naauwkeurig is afgeteekend, hecft (volgens
_deszelfs befchryving) veel gelykheid met onze
paalwormen: en fchynt; door eene dubbele rei
van vierendertig harde gouden tanden, hetzelfde
‚te verrichten ;- als de paalwormen door de twee
_fchulpen; uit welken derzelver kop beftaat, «
4 — Zie
„ha ©
ZEEW. ZIEL. ZINK. ZWAARTE, 149
Zie Zeeinfecten :; in het Verdere bee
richt aangaande verfoheidane derzelven.
ZIELKUNDE, Zie Pfycholagie A7
ZIELS oNsTorLYKHEID’en ONSTERFLYKHEID. Kort
vertoog over dit onderwerp: door G. J. NAHUIS,
gE Dêel, bl. zlo—g43. Dit vertoog is ingericht
tegen den Baron DE BIELFELD : die verklaart, dat
de onfterflykheid der zeer, onmogelyk betoogd kun-
ne worden: dewyl men het over derzelver natuur
“nog nièt eens is 3 en men den'aart van een wezen
door en door moet kennen, om te beflisfen, of
het onfterflyk zy, dan niet? De Schryver ftelt
eerst eenige gewichtige aanmerkingen voor: Al
510, dan wyst hy aan; dat men, uit de reden en
ondervinding , zooveel van onze zier kent, om
„derzelver oNsTOFLYKHEID met genoegfame overre-
ding daaruit te betogen: bl. 528. wanneer, het niet
broefijk is, om ook hare ONSTERFLYKHEID te be-
wyzen: bl. 541545:
ZINKINGSKOORTSEN. Zie Febres catarrhales.
ZWAARTEKRACHT (aLcemerNe). Hoe dezeh
ve te befchouwen zy? Zie Natuurkundige ge-
volgen: ne ANTWOORD : JV. Deel, bl. 158—214e
®
K 3 RE
OR E 6 ek 8 T E Ro
_p en
SCHRIFTUURPLAATSEN;
VE
EERSTE DIPAALF DEELEN |
45 z |
Zerhandel ngen van het ZEEUWSCHE Genonafhag
der wetenfchappen. te VLISSINGEN
worden. opgehelderd.
GEN. T: I, iS 9, 10, MN. Deet, bh, 473.
== Ki ‚e Vv. — 590.
Vs L —_— — 466.
dn terr As 25 Dn 428.
Vi: 3740. IX. —— — 428,
XLIX: Ä me, wi XL — — 237.
ExOD, XIV: dad: as jg pie
XNEIV: 29» 30, 35; | enne oi 495
EVIL NX: En 1. ——- — 566.
SUM, XVI: 13. V. == — 590.
oe XXI: 28, en ze e nld
he ni fl Tee 16, 30 al, Le — 473
DEUT. IL 4e ed « V. 559
zen VE Bad LL —— — 483
za XXXIL! « ä en se 39 3e
ede EU ee \
DEUT,
REGISTER per SCHRIFTUURPL. 151
DEUT. XXXII: 13, 14,
Se \KXNIV: ig.
Josua XIII: 23.
KIK 34e
RICHT: V.
“FeSAM. II: 1—ro,
__ XXVI: 12, 16,
_ XXVII: 7.
2. SAM. XXIII: 1-=7,
1. KON: TL. en II,
_ IX: 18.
—_ XVII: zo.
2, KON. III: 4.
mk Vr: g.
—— XIV: 7.
—— XIV: 28.
Jos JI: 7. en
— HE: 2,
—_—— V: 22, 2%
—_—— XII: 8,
——= XXXVII: 13.
PSALM XLII,
— LXVIIE: r7.
een LXXII: 16.
—_ LXXXIX: 13
== CV: 30,
K4
XL”
HEEE EEE ALLEL EE
Deel,
— (C465
=j 496»
bl. 314,
== 4846
— 395:
— 544
— 416,
== 373e
— 3626
5/24
== 374:
== 21e
— 487:
Ds 362
er 360
en 53e
Fee 552e
— 560.
— 569.
55e
_ 508.
39e
54e
— 587
— 494
- 566.
me | 8e
Óol.
PSALM
152 REGISTER DER
PpsaLMCVI: 27. en CE: MAG
ran CU 3e …I Ha, bl. 539
—— CXIX. 7 | II 423
ra ERIN Vaar 40
it CXXI: 6,: | XL tn
eri 2e
XXX: Var 4910
PREDIKER van SALOMD od 153
HOOGLIED EE UL — — 420.
IV.s.8. ij en 4860
Vv
tr ALE Beek l
—— Xl en XI, IL
XV, en XVL IJ
— XVI: 1. geen! 497%
ep XVII: 2e Vl 8
—— XIX: 5 Vi — 5954
XIXe ge XI. ei
wr KKIs-3. Vv.
KV d XI
== KXIKe 4e ‘TL:
‚ XLIE: rib IL
gee XIV: 5. ) V.
XLVI: 8. Y.
zr
ie KEV EEE …!! ud
en md
Re
ie KLIK 165 Û.
en KELGs- zdf u.
EZUC H. XXVr S= 10, MN.
Sr SEKUI: 30. Ea XL
Anns, Vakts8, 7 Ver
Ben, 5 al 6
Ln | QEADJA,
SCHRIFTUURPLAATSEN. 14
OBADJA ; VS. 3e II, Deel, bh 533.
ea ® KL end 263,
MATTH. Vil: 26, IL. —— — 584.
MARK, II: 4. XL. —_——— — 373
VI: 30. verg. met vS. 43, Xl. —— — 363:
IX: 17—29. LL — 570
Lukas Vv: 19. XI. 373
VI: 49. IL —— — 584
XIX: 43» 440 treerd
JOANN, IV: 7. XI. —— — 362,
IV: rp. IL —_— — 585
- VII: 22, XL. —_— — 370
2 KORINTH. u: 7 1 _—_— 4950
Ee dan Big,
ger WRATA: NAEAORETAND?
AA
ea EO Et, pin
er JK Kd 2E hij As
ENT en tn JL En de ike
eeen ene D î en heren
had
EO mr ere EK ED OV JA BTAV ie si ee
Org mn AE Og 7 KT BVS
ESE mm IK zi UTD Vobis
BBP ee, ee EE en
ER ed RET KD
SOR me „IK é ts Wi snor
weêr ed annd Ii fa, is VES
Op re Kk aad Ean
SOR Te emme d Ô We Wirra.
3 EN ZEN ZD ,
vd ad } va b.
ICH Zer
Nl
4D ns
Ë «
nd
ard
…
’ ee
«
- ed
.
Ge
5
4 /
% Á e, lk 4
’e 7 |
hl
FA
\_\
p
TE 75
- Er
raf
te
{