Skip to main content

Full text of "Reis door de Minahassa en den Molukschen archipel"

See other formats


This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project 
to make the world's books discoverable online. 

It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject 
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover. 

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the 
publisher to a library and finally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to 
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying. 

We also ask that you: 

+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for 
personal, non-commercial purposes. 

+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine 
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the 
use of public domain materials for these purposes and may be able to help. 

+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find 
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just 
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of 
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner 
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe. 

About Google Book Search 

Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web 



at jhttp : //books . qooqle . com/ 




UJHHQ||ttl|B|BU| 

00031666 



<«b 




'RAW 



^fcWS LUYKEN U/Vo^ 




,rV . 




oogle 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 




BEI S 



BOOR DE 



MINAHASSA 



EN DEN 



MOLUKSCHEN ARCHIPEL. 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



REIS 



DOOK DE 



MINAHASSA 



EN DEK 



MOLUKSCHEN ARCHIPEL. 



GEDAAN 



IN DE MAANDEN SEPTEMBER EN OKTOBER 1855 

IN UBT GEVOLG VAN DBN GOUVERNEUR GENERAAL Mr. A. j. DUYHAER VAN TWIST, 



DOOR 



py-'B L E E K E R, 



Dekter in de Genees- , Natuur- en Wiskunde , Lid Kerrespondent der Koninklijk* Akidemie van Wetenschappen 

te Aauterdam, Lid van de Aeademia Gaesarea Leopoldino-Carolina Natorae Curiosorum en van 

verschillende andere binnen- en buitenlandsche geleerde genootschappen , President der Natuurkundige 

Vereeniging in Nederlandseh Iidië, Lid der Heofdkommissie van Onderwijs in Nederlandseh 

talie, Ridder der Orde van don Nederlandschen Leenw, obi. 



EERSTE DEEL. 



tKaus Xandfort 

UiSlnhok i/W., den. 
BATAVIA, 
LANGE & CO. 
185 6. 



Digitized by 



Google 



"DS 
444.6 

."fcCS 
v.l 



GEDRUKT BIJ LANGE & CO. 

Digitized by VjOCK?IC 



AAN 

ZIJNE EXCELLENTIE DEN HEERE 

M E . A. J. DUYMAER VAN TWIST, 

AFTREDENDEN GOUVERNEUR GENERAAL VAN NEDERIANDSCH INDIË. 

KOHMANDEDR DER ORDE VAN DEN NEDEBLANDSCHBN LEEUW, BIDDER MET 
DE STER DER ORDE VAN DE EIKÈKKBOOH, ENZ. ENZ. 



Wordt dit eerste deel opgedragen, als eene hulde, 
wegens den steun en bescherming, welke bescha- 
ving, kennis en wetenschap gedurende zijn vijfjarig 



Digitized by 



Google 



bestuur van Nederlandsen Indiê voortdurend van 
hem hebben mogen ondervinden. 



DE SCHRIJVER. 



Digitized by 



Google 



<Z6->-q/ %■-■>*>-/ 



VOORBERIGT 



Ik heb slechts weinige woorden dit werk te laten voorafgaan. 

Be reis door de Molukken van den gouverneur generaal 
Düymaer van Twist heeft stof gegeven aan meer dan eenepen. 

Be Minahassa en de Molukken zijn nog zoo weinig bekend , 
dat eene toelichting dier gewesten van meer dan eene zijde niet 
dan als wenschelijk te beschouwen is. 

Ik heb mij in mijne beschrijving op een praktisch standpunt 
geplaatst en mij bepaald tot het eenvoudig mededeelen van nut- 
tig e kennis en het geven van nuttige wenken. 



Digitized by 



Google 



VIII 



Schilder noch dichter , heb ik mijne voorstellingen slechts aan 
de werkelijkheid ontleend. Zij zijn daardoor zeker in een min- 
der bevallig gewaad gehuld, maar ik heb bloemen en linten 
weggelaten, om de waarheid onder geen valsch licht voor te 
stellen. 

P. BLEEKER. 



Digitized by 



Google 



INHOUD 



VAK HET 



EERSTE DEEL. 



EERSTE AFDEELING. 

REIS NAAR EN DOOR DE MINAHASSA. 

Hoofdstuk I. 

Vak Batavia naar Manado. 

bladz. 
Algemeen overzigt der bezochte eilanden. — Reisgezelschap. — Officiële 
bronnen betreffende de kennis der Molukken door den gouverneur 
generaal ter beschikking van den schrijver gesteld. — Vertrek van 
Batavia. — Bezwaren tegen het ondernemen der reis ingebragt — 
Het stoomschip Ambon. — Overvaart. — De Java-zee, — Bawe- 
an. — Groot- en Klein-Solombo. — Bruinvisschen. — Tony nen. — 
Vliegende visschen. — Poeloe Matasiri. — Noesa Lima. — Eene 
nieuwe soort van haai — Mandhar. — Palos. — Straat Makassar. — 
Manado toewa: : . ; 3 



Digitized by 



Google 



INHOUD. 

BIADZ. 

Hoofdstuk II. 
De Minahassa. 

Geringe belangstelling in en kennis van de Buitenbezittingen. — 
- Algemeene schets der Minahassa. — Geologische gesteldheid. — 
Planten en dieren. — Anthropologische aanteekeningen. — Nego- 
ryen. — Huizen. — Overige landschappen tot de residentie Manado 
behoorende. — Hunne verhouding tot het gouvernement. — Admi- 
nistratieve verdeeling der Minahassa. — Afdeelingen en distrik- « 
ten. — Bevolking der Minahassa in 1854 en vroegere jaren. . . 17 

Hoofdstuk III. 

Verblijf te Manado. 

Aankomst te Manado. — Plegtige ontvangst van den gouverneur 
generaal. — Kabesaran. — Topographie van Manado. — Publieke 
gebouwen. — Het aanmaken van zout te Manado. — Aardbeving. — 
Garnizoen en schutterij. — Handel en scheepvaart. — Produkten. — 
Uitstapje naar Temoempah. — Leprozengesticht. — Koffokultuur 
en bereiding. — Bantik en de Bantikkers. — Scholen in de Mina- 
hassa. — Kakaokultuur 33 

Hoofdstuk IV. 
Van Manado naar Sonder. 

Vertrek van Manado. — Lotta. — Feestelijke ontvangsten in de ver- 
schillende negorijen. — Weg over den Empoeng. — Tineoor. — 
Kinilow. — Kakaskassang. — Tomohon. — Hoogland van Tomo- 
hon. — Alfoersche graven. — Veeteelt in de Minahassa. — Saron- 
song. — Meer van Linoe. — Solfataren. — Lahendong. — Kofiy kui- 
tuur in de Minahassa. — Sonder. — Tintjep. — Waterval Moenteh. 52 



Digitized by 



Google 



INHOUD. XI 

BLADZ. 

Hoofdstuk V. 

Van Sonder tot Tondano. 

Sonder toewa. — Kawangkoan. — Hoogland van Tompasso. — Tom- 
passo. — Modderwellen, zwavelpoelen en heete bronnen. — Lan- 
gowan. — Zendelingen. — Kakas. — Meer van Tondano. — Ry st- , 
maïs-, klapper- en muskaatnoten-kultuur in de Minahassa. — Togt 
naar Passo. — Warme bronnen van Passo. — Togt over het meer 
van Tondano. — Rivier van Tondano. — Hoofdplaats Tondano. . 65 

Hoofdstuk VI. 

Verblijf te Tondano. 

Toelianen Toelimambot. — Onderwas en christendom in de Mina- 
hassa. — Stelsel van bestuur. — Geneeskundige hulp. — Dood van 
den heer Visser. — Waterval van Tonsea lama. — Uitstapje naar 
Awoean. — Koja. — Tataaran. — Zuidelyke grensbergen der hoog- 
vlakte van Tondano. — Drooglegging van het meer van Tondano. — 
Flegtige voorstelling van de hoofden der Minahassa. — De javaan- 
sche kampong te Toelimambot 77 

Hoofdstuk VIL 

Van Tondano tot Kema. 

Ravyn van Tangari. — Sawangan. — Groote weg van Manado naar 
Kema. — Kassar, Kaima, Treman, Kawilej, Kauditan en Ton- 
talete. — Kema. . . s :...... 93 

Hoofdstuk VIII. 

Statistische aanteekeningen betreffende de Minahassa. 

Statistische tabellen betrekkelijk de negoryen en de negor\j-bevolking, 
de koffij-, kakao-, koffo-, muskaatnoten- en klapper-kul tuur in 



Digitized by 



Google 



XII INHOUD. 

BLADZ. 

de verschillende distrikten. — Kultures op de partikuliere landen 
in de Minahassa. — Staat der gouvernements-, negory- en zende* 
lingscholen. — Hoogte-opgaven van eenige bergen en negorijen. — 
Justitie~en politie. — Staatsinkomsten. . : 97 

Hoofdstuk IX. 

Beschouwing van de Gorontalosche sn overige tot de re- 
sidentie Manado behoorende landschappen. 

Rykjes der residentie Manado buiten de Minahassa. — Rykjes aan 
de noordkust. — Gorontalosche landschappen. — Moeton, Lemboe- 
nen, Sogenti, Taada, Kasimber, Amphibaboe. — Parigi, Posso. — 
Todjo, Ampanan, Togian-eilanden. — Sangir- en Talaut-eilan- 
den. — Bevolking der rykjes bulten de Minahassa. — Toestand der 
Gorontalosche landschappen. — Veestapel, landbouw en handel 
aldaar. — Bolang mogondo. — Goudlevering. — Goudontginning. — 
Het christendom buiten de Minahassa. — Wenschekjkheid der uit- 
breiding van ons gezag. — BwooL — Het gezag van Boni in verval 

Hoofdstuk X. 

Over den tegenwoordigen stand der kennis 
van Noord-Celebes. 

Hydographie. — Geographie. — Geologie. — Flora. — Fauna. — Ethno- 
logie. — Statistiek. . . : : ; . : 145 



Digitized by 



Google 



INHOUD. XIÏI 

BLADZ. 

TWEEDE AFDEELING. 

REIS DOOR DE RESIDENTIE TERNATE 

Hoofdstuk I. 

OVERTOGT VAN KEMA NAAR TfiRNATE. 

Uittogt van Kema De resident Jansen. — Gezigt op de Minahassa 

van de reede van Kema. — De Vesuvius. — Eilandjes Tifore en 
Mayo. — Mitarra, Ternate en Tidore. — Schakel van vulkanen 
langs Halmaheira. — Aankomst ter reede van Ternate. — De sul- 
than van Ternate aan boord van de Ambon. : 155 

Hoofdstuk IL 

Verblijf te Ternate. 

Plegtige ontvangst van den gouverneur generaal. — Gesteldheid van 
het eiland. — Beschrijving der hoofdplaats. — Sulthans- en gouver- 
nementsgebied. — Bevolking. — Aardbevingen en berguitbarstingen. 
De sulthans van Tidore en Ternate. — Fort Oranje. — Garnizoen. 
Schuttery. — Fort Terlokko. — Talangami. — Sakkovisschers. — 
Plegtige ontvangst der sulthans. — ■ Tegenbezoek van den opper- 
landvoogd aan den sulthan van Ternate in zyn paleis. — Togtje 
naar Soela-takomi. — Lavastroomen. — Batoe - angoes. — Hieri. — 
Verdronken land. — Ongeluk aan boord van de Vesuvius. . . . 161 

Hoofdstuk III. 

Verdere «bijzonderheden omtrent Ternate. 
Grondgebied des sulthans en van het gouvernement. — Overzigt van 

Digitized by VjOOQIC 



XIV INHOUD. 

BLADZ. 

de landen en eilanden onder het gezag van den sulthan van Ter- 
nate. — De magt des sulthans slechts schijnbaar. — Verbeteringen 
gebragt in het bestuur der Molukken gedurende de laatste dertig 
jaren. — Verval van Ternate. — Wenschelijkheid van de uitbreiding 
van ons onmiddellijk beheer. — Statistieke opgaven omtrent de 
onderdanen des sulthans van Ternate. — Geringe kennis der bezit- 
tingen van den sulthan. — Natuurlijke geschiedenis van het eiland 
Ternate. — De Ternatanen. — Statistiek der gouvernements-bevol- 
king óp het eiland Ternate. — Slaven en Papoeërs. — Middelen van 
bestaan der Europeanen en Mestiezen. — Landbouw. — Visscherij.— 
Walvischvangst. — Handel — Levensmiddelen, — Bestuur der re- 
sidentie. — Ophooping van dienstbetrekkingen. — Ternate nog een 
lastpost. — Belastingen en verpachte middelen. — Zoutverkoop. — 
Inlandsen bestuur. . . . : 181 

Hoofdstuk IV. 

TlDORE. 

Vertrek van Ternate. — Overtogt — Gezigten op Tidore en Halma- 
heira. — Filongia. — De piek van Tidore. — Soasio. — Verwoes- 
tingen door de jongste aardbevingen aangerigt. — Korra korra's. — 
Ontvangst van den gouverneur generaal te Soasio. — Tegenbezoek 
aan den sulthan van Tidore. — Inlandsche dansen. — Paleis des 
sulthans. — Bezittingen des sulthans buiten Tidore. — Halmaheira, — 
Papoesche eilanden. — Nieuw-Guinea. — Verval van het rijk van 
Tidore. — Wenschelijkheid van nederlandsche vestigingen op ver- 
schillende punten van het Tidoresche grondgebied. — Onderdruk- 
king der bevolkingen. — Onzekerheid der sterkte van de bevolking 
onder Tidore. — De Tidorezen. — Landbouw en ny verheid. . .211 

Hoofdstuk V. 

Mak jan. 

Mareh of Pottebakkers-eiland. — Motir of Morti. — Makjan. — 



Digitized by 



Google 



INHOUD. XV 

BLADZ. 

Bijzonderheden omtrent deze eilanden. — Ngofomofakia en Ngofo- 
gita. — Bezoek van Ngofogita. — Verlangen der Makjanners om 
onder het dadelijk bestuur van het gouvernement te Jcomen. — 
Wenschelykheid van het toegeven aan dat verlangen. — Onlusten 
van 1848 en 1849. — Vertrek naar Batjan 225 

Hoofdstuk VI. 

Batjan. 

De Goearitj i-eilanden. — Kajoa. — Straat Herberg. — Aanzien van 
Groot-Tawalli en Batjan van de noordzy de. — De kapitein laut 
en sekretaris van Batjan. — Nagelboomen. — Mandioli. — De sul- 
than van Batjan aan boord van de Ambon. — Aankomst te La- 
boeha. — De negory Laboeha. — Fort Barneveld. — Bevolking van 
Batjan. — Inlandsche christenen. — Togt naar Mombia. — Kali 
Amasing. — Etablissement voor de ontginning van steenkolen. — 
Rykdom van Batjan aan kolen, goud en koper. — Zandsteenheu- 
veis. — Goudwasschery door Chinezen te Soengei-Poang. — Chi- 
nesche ballingen te Laboeha. — Toekomstvan Batjan. — Wensche- 
lyk van een nader onderzoek van Batjan. . . : 231 

Hoofdstuk VIL 

Van Batjan tot Boeboe. 

Afwisseling van tooneelen op de reis. — Rhizostomen. — Wit water. — 
Potvisschen. — De Obi-eilanden. — Obi-major. — Reis derwaarts 
van den heer Goldmann in 1855. — Ontginning van Obi-major 
door by zondere personen. — Natuurlijke geschiedenis van de Obi- 
eilanden. . ;.:......:... 250 



Digitized by 



Google 



XVI INHOUD. 



BLADZ. 

Hoofdstuk VIII. 

AaNTEBKENINGEN BETREFFENDE HALMAHEIRA, DB SoELA-EILANDEN, 

DE KIJKJES BaNGGAAI EN ToiiBOEKOE , EENIGE EILANDEN VAN 

DEN PaPOESCHBN ARCHIPEL EN NlEUW-QuiNEA. 

Halmaheira. — Fauna en flora van Halmaheira — Morotai. — Soela- 
eilanden. — Banggaai-archipeL — Banggaaisch gedeelte van Cele- 
bes. Saloewan, Pattipatti, Boalemon, Balante, Batoei of Men- 
dono. — Tomboekoe. — Boboni. — Manoei. — Tomori. — Boh-eilan- 
den. — Poppa. — Misool. — Gebeh. — Wageoe. — Salwatti. — Ba- 
tanta. — Nieuw-Guinea. — Natuurly ke geschiedenis van Nieuw- 
Guinea. — Dorei. — Massinama. — Eilanden der Geelvinksbaai, 
Jobi, Sabk, Mafor, Amberpoea, Miaswar, Run, Ansoes. Koe- 
roedoe.— ïabi : 255 



Digitized by 



Google 



EERSTE AEDEELING. 



REIS 



NAAB EK DOOK DE 



MINAHASSA. 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK I. 



VAN BATAVIA NAAR MANADO. 



Algemeen overzigt der bezochte eilanden. — Reisgezelschap. — Officiële 
bronnen betreffende de kennis der Molukken door den gouverneur 
generaal ter beschikking van den schrijver gesteld. — Vertrek van 
Batavia. — Bezwaren, tegen het ondernemen der reis ingebragt. — Het 
stoomschip Ambon. — Overvaart. — De Java-zee. — Bawean. — Groot 
en Klein- Solombo. — Bruinvisschen. — Tonijnen. — Vliegende visschen. 
Poeloe Matasiri. — Noesa Lima. — Eene nieuwe soort van haai. — 
Mandhar. — Palos. — Straat Makassar. — Manado toewa. 



Ik zet mij, om te verhalen, eene korte doch in vele op- 
zigten belangrijke reis, welke ik in de maanden September en 
Oktober 1855 maakte in het gevolg van den gouverneur generaal 
van Nederlandsch Indië Mr. A. J. Duijmaer van Twist. 

Sedert 1824, in welk jaar de gouverneur generaal Van der 
Capellen de Moluksche eilanden bezocht , had geen opperland voogd 
zich naar het gouvernement der Molukken begeven. In een tijdvak 
van ruim dertig jaren had zich alzoo geen gouverneur generaal van 
Nederlandsch Indië persoonlijk overtuigd van den toestand van ge- 
westen, welke zeker niet tot de minst belangrijke van den Indischen 
Archipel behooren , en de heer Duijmaer van Twist begreep te regt 
het nut van een persoonlijk onderzoek dier zoo gezegende , doch 
sedert jaren tevens zoo geteisterde eilanden. 



Digitized by 



Google 



— 4 — 

Bij gouverncinents besluit van den 2S* Augustus 1855 werd 
bepaald , dat ik den opperlandvoogd op zijne reis in mijne dienst- 
betrekking zou vergezellen. Dit besluit was mij zeer welkom. 
Behalve toch dat ik door deze reis in de gelegenheid werd 
gesteld, een gedeelte onzer bezittingen te zien, wat ik nog 
slechts kende uit de veelal onvoldoende en onjuiste beschrijvingen , 
welke daarover zijn openbaar gemaakt, zag ik daarin een middel, 
om ten opzigte van een' tak der natuurlijke geschiedenis, waar- 
aan ik sedert jaren een niet onbelangrijk gedeelte van mijnen 
tijd heb gewijd, tot talrijke nieuwe ontdekkingen te geraken. 

Overeenkomstig het plan van den gouverneur generaal zouden 
de volgende punten in het gouvernement der Molukken worden 
aangedaan. Wij zouden ons eerst begeven naar Manado, van 
daar uit de binnenlanden der Minahassa bezoeken en te Kema 
weder scheepgaan voor Ternate. Van Ternate zou de reis gaan 
naar Tidore, Batjan, Amboina, Saparoea en Banda, om van 
laatstgenoemde plaats naar Batavia terug te keeren. Dit reisplan 
werd in de hoofdpunten gevolgd, doch behalve de genoemde 
eilanden werd ook den eilanden Makian, Boeroe en Ceram een 
kort bezoek gebragt. 

Uit den aard der zaak kon op de verschillende plaatsen , waar 
wij vertoefden, slechts weinig tijd voor wetenschappelijke naspo- 
ringen worden afgezonderd. Op verre weg de meeste plaatsen 
verbleven wij niet langer dan een of een paar dagen en die 
dagen lieten mij slechts weinige uren beschikbaar. Plegtige 
ontvangsten, officiële voorstellingen, inspektiën, diners en bals 
zijn uit den aard der zaak overal elementen van eene reis van 
eenen gouverneur generaal en de personen , tot zijn gevolg be- 
hoorende, kunnen zich daaraan niet wel geheel onttrekken. 

Evenwel zie ik mij in staat gesteld, veel wetenswaardigs mede 
te deelen en meerdere ten opzigte der Molukken bestaande 
verkeerde voorstellingen te verbeteren. Dikwerf leert een oog- 
opslag meer dan uitvoerige beschrijvingen, omdat ieder reiziger 
van de door hem bezochte streken indrukken erlangt, welke 
afhankelijk zijn van de rigting zijner nasporingen, indrukken 



Digitized by 



Google 



en voorstellingen, welke gewoonlijk slechts een gering gedeelte 
van het geheel omvatten. Maar vooral heb ik vele bijzonder- 
heden, de Moluksche gewesten betreffende, kunnen putten uit 
de officiële verslagen en statistieken, welke de opperlandvoogd 
met de meeste welwillendheid ter mijner beschikking heeft 
gesteld. 

Het partikuliere stoomschip Ambon, onder het koinmando van den 
heer Hugenholtz, was door het gouvernement afgehuurd voor. 
/ 20000 s'maands, om den gouverneur generaal gedurende de reis 
over te voeren. Te Manado zou het stoomschip der koninklijke 
marine Vesuvius, de Ambon opwachten, om de verdere reis door 
de Molukken mede te maken. 

De Ambon was opzettelijk voor den gouverneur generaal en 
zijn gevolg ingerigt en bood ruimschoots de gemakken aan, 
welke men van zoodanig stoomschip mogt verlangen, en hoezeer 
de hutten voor het gevolg bekrompen mogtcn heeten, werd het 
gebrek aan ruimte daarin veel vergoed door eene ruime longroom 
en kajuit en eene ruiin zestig voeten lange kampanje, terwijl 
eene voorbeeldige netheid en reinheid niet weinig geschikt waren 
om het verblijf aan boord te veraangenamen. 

Het reisgezelschap was zamengesteld als volgt: 

De gouverneur generaal en mevrouw Duijmaer van Twist. 

De gouvernements sekretaris, oud gouverneur der Moluksche 
eilanden, de heer C. M. Visser. 

De kapitein-, thans majoor-adjudant de heer P. L. Bering 
Liesberg. 

De ridmeester- ordonnansofficier Jkhr E. C. De Casembroot. 

De luitenant ter zee 2e klasse adjudant Jkhr H. Quarles 
van Ufford. 

De heer J. F. G. Brumund, predikant te Batavia, had den 
gouverneur generaal verzocht de reis mede te mogen maken in 
het belang zijner gezondheid en daartoe vergunning erlangd. 

In de Molukken werd het reisgezelschap nog vermeerderd met 
den gouverneur der Moluksche eilanden Jkhr C. F. (Joldinann, 
den adsistent -resident toegevoegd aan den gouverneur der 



Digitized by 



Google 



— 6 



Moluksche eilanden den heer C. Bosscher en den luitenant ter 
zee 2<*kl. ordonnansofficier Jkhr L. De Stuers; en voorts nog in 
de verschillende residentiën en afdeelingen der Molukken met 
de residenten van Manado, Ternate en Banda en de adsis- 
tent-residenten van Amboina en Saparoea, de heeren A. J. F. 
Jansen, J. L. De Dieu Stierling, A. L. Andriesse, J. H. Tobias 
en W. Schmincke. 

Het vertrek was bepaald op den In September. Fraai weder 
begunstigde den uittogt van den gouverneur generaal, in den 
vroegen morgen van den daartoe bepaalden dag. De koets, 
waarin de gouverneur generaal en mevrouw Duijmaer van 
Twist gezeten waren, werd stadwaarts begeleid door een deta- 
chement kavallerie. Aan de haven van Batavia wachtten de vice- 
president en de leden van* den raad van Indië, de luitenant- 
generaal kommandant van het indische leger en de schout-bij - 
nacht, kommandant van de koninklijke marine in Nederlandsch 
Indië, benevens de te Batavia aanwezige hoofdambtenaren en hoofd- 
officieren, om het hooge reisgezelschap uitgeleide te doen. Eene 
kommissie, bestaande uit den algemeenen sekretaris , den militai- 
ren kommandant van Batavia en den havenmeester van Batavia, 
begeleidde den opperlandvoogd tot aan boord. De gebruikelijke 
saluten van 21 schoten vielen van de Welkomstbatterij en van 
het wachtschip ter reede; de oorlogsbodems paradeerden, de 
handelsvloot vlagde en ten acht uur s' morgens stoomde de 
Ambon van de reede van Batavia weg. 

De reis begon onder niet bijzonder gunstige vooruitzigten en 
zelfs had het te Batavia niet ontbroken aan raadgevingen om 
den gouverneur generaal van de reis te doen afzien. Inderdaad, de 
Molukken waren in de jongste tijden zeer geteisterd. De aard- 
bevingen, die er in de laatste jaren zoo hadden gewoed, waren 
nog verre van geëindigd te zijn, en volgens de jongste tijdingen 
heette het, dat de hoofdplaatsen van Ternate en Tidore daardoor 
grootendeels waren verwoest. Een hevige brand had kortelings 
de hoofdplaats van de Banda-eilanden voor een groot gedeelte 
in de asch gelegd en scheen de maat van rampen voor die fel 



Digitized by 



Google 



— 7 — 

geteisterde gewesten te hebben vol gemeten. De kinderziekte 
heerschte in hevige mate op Amboina en omliggende eilanden 
en had reeds duizenden in eenige weinige weken ten grave 
gesleept. Zeerooversvloten hadden de Moluksche wateren door- 
kruist en de bevolkingen met schrik en angst vervuld, en er 
was geen stoomschip van de koninklijke marine beschikbaar, om 
de Ambon van Batavia af te begeleiden en daardoor de vrees 
voor alle gebeurlijkheden overbodig te doen zijn. 

De gouverneur generaal was echter de man niet , om zich door 
de hem voorgespiegelde schrikbeelden van de volvoering van zijn 
voornemen te laten terughouden en begreep te regt, dat alle 
die geschetste onheilen eene reden te meer voor hem moesten 
zijn, om zich naar de plaatsen des ongeluks te begeven, waar 
zijne komst opwekking en bemoediging kon schenken en zijne 
milddadige hand verligting van den druk der rampen. 

Weldra had de Ambon de reede van Batavia verlaten en 
stoomde tusschen de eilandjes door, die als groote bloemvazen 
in de baai van Batavia met hun altijddurend groen prijken, 
groenende oasen in de ruime watervlakte, den zeelieden een 
gids en een gevaar. Meermalen had ik meerderen dier eilandjes 
bezocht en mij verlustigd in het omwaden er van over de 
koraalriffen , die als onderzeesche tuinen in kleurenpracht en vorm- 
verscheidenheid niet onderdoen voor de weelderige vegetatie, 
die de eilandjes zelve kroont en eene veel meer geschakeerde 
bevolking voeden van zeenetels, stekelhuiden, w r eek- en schaal- 
dieren en visschen, dan de spaarzame fauna van het eiland 
zelf aanbiedt. 

Spoedig lagen die eilanden als groenende punten ver achter 
ons en stoomden wij langs het lage land van Krawang oostwaarts. 
De zee, nog kalm in de baai van Batavia, werd door den nog 
stevig doorstaanden oostenwind van de drooge moesson in schui- 
mende golven opgestuwd, deed de vaart van onze schroef boot 
tot op slechts vier mijlen in de wacht terugbrengen en bragt 
het schip in een onaangenaam stampen en slingeren , dat eenigen 
onzer alras een begin van zeeziekte deed ondervinden. Gedu- 



Digitized by 



Google 



— 8 — 

rende den dag stoomden wij langs het kustland van Krawang. 
Meerdere schepen, niet tegen den stijven oostenwind kunnende 
opwerken, lagen onder den wal van het Krawangsche voor anker, 
het doorkomen van den landwind afwachtende om hunne reis te 
vervolgen. Het lage kustland van Oedjong Krawang en van 
Oedjong Sedari kregen wij achtereenvolgens in het gezigt, 
doch de dampige lucht belette ons de krawangsche ber- 
gen, den Parang, Boerangrang, Tangkoebangprahoe en Boekit- 
toenggoel te zien , bergen, welke bij helder weder tot ver in zee 
hunne toppen en kruinen laten herkennen. 

s' Morgens vroeg van den 2* September stoomden wij tus- 
schen den hoek van Indramajoe en het Boompjeseiland. Eerst 
in den namiddag van den 3* September bereikten wij de lengte 
van het eilandje Mandelike, eene rots ten noorden van het voor- 
gebergte van den Moeriah of berg van Japara, welke wij op 
eenige mijlen afstands zuid van ons lieten liggen. De des daags 
vrij sterke oostenwind bleef den voortgang van de Ambon zeer 
vertragen, zoodat wij eerst in den namiddag van den 4» Sep- 
tember het eiland Bawean en in den namiddag van den 5u 
tusschen de eilandjes Solombo doorgingen. Bawean, ook Baviaan 
of Lubeck geheeten, heeft eene bevolking van ongeveer 30000 
zielen en behoort tot de residentie Soerabaja, van welke het eene 
af deeling uitmaakt (1). Wij stoomden er zuidelijk op eenige mijlen 
afstands langs heen. Het westelijke gedeelte van het eiland is 
hooger dan het oostelijke, doch het middengedeelte verheft zich 
het hoogste, ongeveer 2000 voeten boven de zeevlakte. Eenige 
kegelvormige bergtoppen schenen mij toe op een vulkanisch ont- 
staan van het eiland te duiden, hoezeer bezinkselvormingen er 
niet zeldzaam zijn en er zelfs spraak van is geweest om de er 
gevondene kolenbeddingen te ontginnen. 

Terwijl wij Bawean voorbij stoomden , hulde zich het hoogere 



(l) Z!e bijzonderheden omtrent dit eiland in een paar artikels, geplaatst in het 
1° deel van den achtsten jaargang van het Tijdschrift van Nederlandsch Indië 
en in het 2e deel van het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Tndië. 



Digitized by 



Google 



— 9 — 

gedeelte des eilands allengs in eene digter en digter wordende 
wolkenmassa. De luchtlagen boven het eiland, met het dalen 
der zon koeler wordende dan de luchtlagen boven dé zeevlakte, 
verdikte zich de in de atmosfeer opgeloste waterdamp eerst om 
de bergtoppen maar spoedig ook boven het geheele eiland tot 
grootere en kleinere wolken, die zich allengskens meer en meer 
zamenpakten en waarin het verbroken elektrisch evenwigt wei- 
dra zich zocht te herstellen door op- en neerschietende bliksem- 
stralen , welker gezigt in den vooravond ons aan het dek boeide. 
De eilandjes Groot- en Klein-Solombo liggen wat noordelijker 
dan Bawean, doch veel oostelijker, want terwijl Bawean onge- 
veer ligt op de lengte van Soerabaja, zijn de Solombo's gelegen 
ongeveer juist ten noorden van Banjoewangi of Straat Bali. De 
Solombo's liggen op nog geen mijl afstands yan elkander ; Groot- 
Solombo of Noessa Loembo zuidelijk van Klein-Solombo. Zij hebben 
slechts eenige palen in omtrek, schijnen hun ontstaan aan riffen te 
danken te hebben, en zijn laag, hoezeer Groot-Solombo in het zuid- 
oosten een kegelbergje heeft van ongeveer 300' hoogte, misschien 
wel de top eens vulkaans , welke grootendeels onder de zee bedolven 
is en om welks helling de polijpen hunne riffen hebben opge- 
bouwd. Hoezeer met eene rijke vegetatie bekleed, zijn beide 
-eilandjes onbewoond en het grootste strekt slechts nu en dan ten 
verblijfplaats aan zeeroovers, die er hunne praauwen herstellen 
en zich van versch drinkwater voorzien. Op Groot-Solombo 
moeten thans karbouwen gevonden worden, welke de overleden 
sulthan van Sumanap er zou hebben doen overbrengen. 

Tusschen Bawean en Solombo zagen wij de eerste zeevogels, 
eenige meeuwen en vliegende visschen (Exocoetus unicolor CV. 
en Exocoetus oxijcephalus Blkr). Op de verdere reis vertoonde 
de zee meer leven. Bruinvisschen dartelden nu en dan in kortere 
of langere , enkele of meervoudige reijen nabij het schip. Tonijnen 
en boniten (Thijnnus thunnina CV., Thijnnus tonggol Blkr, 
ïhijnnus pelamijs CV., Auxis thijnnoïdes Blkr) sprongen soms 
met geheele scholen uit het water op of bewogen zich geheel 
aan de oppervlakte der zee, het ligchaam slechts gedeeltelijk 



Digitized by 



Google 



— 10 — 

boven haar verheffende en nog op vrij grooten afstand herkenbaar 
aan eene eigenaardige kabbeling, welke hunne scholen in de zee 
deden ontstaan. Enkele keeren zagen wij groote haaijen bedaard 
aan de watervlakte voortzwemmen , zich slechts verradende door 
de boven den waterspiegel uitstekende rugvinnen. De vliegende 
visschen vormden nu en dan scholen van meerdere miliioenen en 
meermalen stoomden wij uren lang, alvorens die scholen geheel 
gepasseerd te zijn. Opgejaagd door het geweldige ligchaam van 
het stoomschip en de beroering des waters door de snelle omwen- 
telingen der schroefbladen , vloden zij langs het schip uit het 
water in eene achterwaartsche rigting, die ongeveer een' hoek 
van 45° maakte met den romp des vaartuigs. Lang konden zij 
zich echter niet boven het water houden en zij verhieven er 
zich ook slechts een drie- of viertal voeten boven, om een tien- 
tot twintigtal schreden verder weder in zee te storten. De 
verschillende vliegende visschen (Exocoetus) , waarvan thans 
reeds bijkans een veertigtal soorten bekend is, bezitten het 
vermogen om zich boven het water vliegende of zwevende te 
houden in zeer verschillenden graad. Dit vermogen is afhanke- 
lijk van de grootte harer borstvinnen en voor een gedeelte ook 
van die harer buikvinnen, maar, terwijl sommige soorten de 
borstvinnen zoo lang hebben, dat. ze tot aan de staartvin reiken, 
zoo als Exocoetus unicolor CV., Exocoetus speculiger CV., Exo- 
coetus oxijcephaius Blkr, alle soorten van deze gewesten, zijn 
die vinnen bij andere soorten zoo klein, dat ze volstrekt onvol- 
doende zijn om hare ligchamen in de luchtruimte voldoende te 
ondersteunen of zich door hare slagen er in te bewegen , zoo als 
Exocoetus micropterus CV. van Boeroe en Amboina, enz. 

In de Moluksche zeeën werd de reis bovendien nu en dan 
verlevendigd door walvisschen , waarschijnlijk potvisschen (Phijseter 
macrocephalus), van welke wij op meer of minder verwijderde 
tijdstippen enkelen op eenigen afstand van het stoomschip te 
zien kregen. 

Den Gn September waren wij digt zuidelijk van Poeloe Matasiri. 
Dit eiland is het zuidelijkste van eene kleine groep , waartoe ook 



Digitized by 



Google 



— 11 — 

Laurot of Laoet ketjil behoort. Het heeft eene lengte van onge- 
veer eene halve mijl van west tot oost en verheft zich eenige 
honderden voeten boven de zeevlakte. Matasiri naauwelijks gepas- 
seerd zijnde, zagen wij ook Poeloe Laurot, hetwelk grooter en 
hooger is dan Matasiri, doch door den verderen afstand minder 
duidelijk herkenbaar was. 

Met het aanbreken van den dag van den 7 n September waren wij 
bij de Vijf- eilanden, Noesa Lima ofNoesa Sirih. Deze eilandjes, 
vijf in getal, liggen op eene rei van noord naar zuid, zijn blijkbaar 
met vegetatie bekleede koraalriffen, vlak, klein en onbewoond. 
De zee was reeds kalmer dan gedurende de eerste dagen der reis. 

Niet ver van Noesa Lima vingen wij eene haai, aan eene 
van de kampanje in zee afhangende lijn, aan welke eene met 
vederen omwondene haak bevestigd was. Deze haai was ruim 
anderhalf ned. el lang en behoorde tot het geslacht Carcharias 
en wel tot die afdeeling er van, bij welke de zijden der tanden 
getand zijn (Prionodon). Deze soort was in de wetenschap nog 
niet bekend. Naar haren breeden korten snuit, noemde ik haar 
Carcharias (Prionodon) amblijrhijnchos. Ik beschreef haar naar 
het leven (1), waarna ik kop en huid prepareerde voor mijn kabinet 
van naturaliën. Het leven dezer soort is zeer taai. Slagen met 
handspaken op den kop om het dier spoedig dood te maken, 
hielpen weinig, niettegenstaande zij met de volle kracht van een' 
sterken zeeman werden toegebragt. Bij de opening van het dier 
bleek de maag volkomen ledig te zijn, zoodat het slechts door 
honger er toe gebragt schijnt te zijn om in den haak te bijten. 
In de streek waar wij dezen haai vingen , zagen wij noch vliegende 
noch andere visschen. Toen wij later een paar koningsvisschen ot 
zeesnoeken (Sphijraena jello CV.) vingen, geschiedde zulks 
onder dezelfde omstandigheden en ook bij deze visschen was de 
maag ledig. 

Na Noesa Lima gepasseerd te zijn , stoomden wij meer noord- 
oostelijk op de westkust van Celebes aan. Met het aanbreken 



(1) Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, 10e deel, 1856. 

.Google 



Digitized by ' 



— 12 — 

van den volgenden dag hadden wij het hooge land van Mandhar 
voor ons en begonnen wij meer noordelijk koers te houden, om 
door Straat Makassar langs de westkust en later langs de noord- 
kust van Celebes naar Manado te stevenen. 

Kaap Mandhar is den zeelieden bekend als eenigzins ge- 
vaarlijk wegens de soms plotseling van daar waaijende hevi- 
ge winden. Wij trofien er een dier windbu'jen. Een hevige 
noordoostenwind maakte het noodzakelijk alle razeilen te bergen, 
en naauwelijks was daartoe tijd genoeg. Dit verschijnsel moet 
zich dikwerf herhalen. Het is gemakkelijk verklaarbaar uit de 
groote massa land van Midden- Celebes , dat in het Mandharsche 
zeer bergachtig is en zich in de nog van Straat Makassar op den 
achtergrond zigtbare bergruggen tot meerdere duizenden voeten 
boven de zeevlakte verheft. De sterke warmteuitstraling dezer 
bergen brengt eene sterke verkoeling der op ze rustende lucht- 
lagen teweeg en deze, daardoor digter wordende, dalen naar zee 
om de daarop rustende warmere lucht te verdringen; en deze 
verdringing geschiedt met te grootere snelheid, naarmate het 
evenwigt in de temperatuur der luchtlagen boven zee en land 
sterker verbroken is. Mijne voorspelling, dat deze wind naar 
mate de zon hooger steeg in hevigheid zou afnemen om voor 
stilte plaats te maken, moest zich uit den aard der zaak 
dan ook spoedig verwezenlijken en na acht uur s' morgens begon 
hij ook af te nemen om tegen tien uur over te gaan in stilte, 
welke allengskens door eene zachte zeebries werd vervangen. 

Het gezigt op de kust van Mandhar, langs welke wij den 
geheelen dag voortstöomden , behoort ongetwijfeld tot de meer 
fraaije. Meerdere bergketenen verheffen zich achter elkander 
met onregelmatige , hier en daar hakkelige , toppen en geven een 
geheel ander aanzien aan het landschap dan de vulkanische 
kegelbcrgcn aan Java. Men gevoelt dan ook, daar een geheel 
ander land voor zich te hebben , een land van oudere vorming 
dan Java, en waarschijnlijk rijk aan nuttige delfstoffen. Maar 
Midden- Celebes is nog even weinig bekend als ons gezag er 
gering is. Slechts de naar het zuiden en het noorden uitstekende 



Digitized by 



Google 



— 13 — 

schiereilanden van Celebes zijn een weinig meer bekend, doch 
ten opzigte van Midden-Celebes , enkele kuststreken uitgezonderd , 
bestaat nog nagenoeg volkomene onbekendheid. De wenschelijk- 
heid van eene wetenschappelijke expeditie derwaarts is niet twij- 
felachtig, zoowel in het belang der kennis van het land als 
ter uitbreiding van ons gezag. 

S toornende langs de kust van Mandhar, genoten wij de fraaije 
gezigten op de njet eene weelderige en zeer geschakeerde vege- 
tatie bekleede heuvels, die dadelijk achter het strand oprijzen 
en slechts hier en daar kleine kustvlakten overlaten. Wild zijn 
die heuvels daar nedergeworpen en laten over hunne steile rug- 
gen of cloor hunne diepe ravijnen wegen naar het binnenland 
open, waar al trotscher en trotscher wordende bergruggen zich 
verheffen. Zeker is deze gesteldheid van Mandhar eene voorname 
reden van de zucht naar onafhankelijkheid van zijne bewoners , die 
zich door eene in den Indischen Archipel niet gewone veerkracht 
kenmerken en zich ver van hunne onherbergzame kusten bege- 
ven om op de riffen van vreemde zeeën zich met handel en tri- 
pang vangst onledig te houden. De Mandharezen erkenden even- 
wel nog kort geleden eene zekere staatkundige ondergeschiktheid 
aan Boni , doch hebben zich, even als Sidenring , Tanette , Barroe 
en Torathea in 1854 van Boni onafhankelijk gesteld. Lang te vo- 
ren hadden zij zich reeds genesteld op verschillende plaatsen van 
de lange landtong van het noordelijke schiereiland van Celebes, 
waar meerdere plaatsen, zooals Sogenti, Taada, Kasimber en 
Amphibaboe onder mandharesche prinsen staan. 

Den geheelen dag bleef de kust van Mandhar in het gezigt, 
zoodat wij door den verrekijker de menschen in dé overigens 
spaarzame dorpen konden ontwaren. In den vooravond bereikten 
wij Kaap William, noordelijk van welke het kustland zich meer 
oostwaarts terugtrekt en lager is. 

Van. hier af tot benoorden Straat Makassar was de zee zeer 
stil, zoowel door eene weinig merkbare deining als door de zwakke 
winden. Deze slegtheid der zee is den zqevaarders zeer wel be- 
kend, en de kommandant van de Ambon, de heer Hugenholtz, 



Digitized by 



Google 



— 14 — 

had ons daarover vroeger reeds gesproken, toen ons schip in de 
Javazee tegen de oostinoesson op gierde en stampte en slingerde 
en meerderen aan boord zeeziek maakte. Het verschijnsel is 
overigens gemakkelijk verklaarbaar, doordien Straat Makassar in 
hare noordelijke helft slechts eene gemiddelde breedte heeft van 
ongeveer twee graden (aan den uitgang der straat tusschen 
kaap Donda en kaap Kanioengan van nog geen' graad) en 
begrensd is door de beide groote landmassen van Celebes en 
Borneo. Zoo al niet het geregeld doorkomen van de tegen el- 
kander inloopende land- en zeewinden van beide eilanden daar- 
door wordt verhinderd, kunnen die winden, in gewone omstan- 
digheden, nimmer eene groote sterkte erlangen, vermits de koude 
luchtstroomen der eilanden , elkander ontmoetende , elkanders vaart 
stuiten, terwijl omgekeerd gedurende het heete van den dag de 
koelere zeelucht westelijk in de straat naar Borneo en oostelijk 
in de straat naar Celebes wil stroomen. 

Den 9* September, met het opkomen der zon, waren wij 
tegenover kaap Passangkajoe, behoorende tot het rijkje van 
Kajeli, dat in 1854 bij traktaat onze souvereiniteit erkend heeft. 
Het kustland is er heuvelachtig en met slanke op zich zél- 
ve staande boomen begroeid. Achter die heuvels verliest zich 
het oog in uitgestrekte vlakten, die meer op den achtergrond 
in eene van het noorden naar het zuiden loopende bergketen 
overgaan. Die bergketen heeft geen vulkanisch aanzien en ver- 
toont slechts weinige bijzonder uitkomende toppen, welker 
hoogte ik schat op ongeveer 4000 voeten. 

Tegen twaalf uur s' middags waren wij tegen over de baai 
van Palos. Het rijk van Palos beslaat de landengte, welke het 
noordelijke schiereiland van Midden-Celebes scheidt. Van de 
hoofdplaats Palos, aan de genoemde baai gelegen, gaat een weg 
naar Parigi, eene handelplaats aan het zuiden der baai van 
Gorontalo, bekend door het goud en de voortreffelijke paarden, 
die van daar worden uitgevoerd. Men beweert, dat van Palos 
ook een weg door Midden-Celebes naar Boni gaat. Indien, wat 
ongetwijfeld wenschelijk is, het nederlandsche gezag over Midden- 



Digitized by 



Google 



— 15 — 

Celebes uitgebreid wordt, schijnt Palos of Parigi het gunstigste 
gelegen te zijn voor de plaatsing van een' resident of gezagheb- 
ber, en Palos schijnt zelfs de voorkeur te verdienen, in zooverre 
het gelegen is aan een' grooten handelsweg en eene talrijke 
bevolking heeft, welke aan de baai van Palos alleen, in de ne- 
gorijen Palos, Dongoia en Tawali, meer dan 20000 zie- 
len zou sterk zijn. Indien men mogt besluiten tot eene 
staatkundige en wetenschappelijke expeditie naar Midden-Ce- 
lebes, schijnt Palos ook het beste punt te zijn, van waar 
uit de expeditie hare werkzaamheden zou kunnen aanvangen. 
Na s' avonds de evennachtslijn gepasseerd te zijn , waren wij den 
10* September met zonsopgang nabij het eilandje Noordwachter 
het noordelijkste en meest westelijke van de lage en onbewoonde 
Zeven-eilanden. Tusschen deze eilandjes en de eenige mij- 
len noordelijker gelegene kaap Donda is het kustland weder 
hoog en blikt men meer landwaarts in op bergtoppen, wel- 
ke naar gissing meer dan 5000' hoog zijn en bij kaap Don- 
da volgens Martendall zelfs eene hoogte zouden bereiken 
van 9694 engelsche voeten of 2801 meters. Wij waren nu 
Straat Makassar gepasseerd en hielden, na de Stroomenkaap 
s' avpnds omgestoomd te zijn, oost een weinig noord koers 
naar Manado. In Straat Makassar hadden wij slechts drie vaar- 
tuigen ontmoet , een' chineschen schooner, een* engelschen walvisch- 
vaarder en een vreemd getuigd inlandsch vaartuig, hetwelk een 
verdacht voorkomen had. De walvischvaarders bezoeken dikwijls 
Straat Makassar om op walvischachtige zoogdieren te kruisen. Wij 
zagen echter geen dier dieren , voordat wij ons in de Moluksche 
wateren bevonden. Het verdachte vaartuig was een praauw , ge- 
brekkig getuigd, doch sterk bemand en goed gewapend. Toen 
het ons schip koers er op zag zetten , deed het alle moeite om 
ons te ontwijken en digt onder den wal te komen , doch bemer- 
kende dat zulks niet gelukte, hield het zijn' ouden koers weder 
en heesch onze vlag, terwijl de bemanning slechts gedeeltelijk 
op dek bleef en bij het passeren van het stoomschip zich als 
gewone inlandsche matrozen voordeed. 



Digitized by 



Google 



— 16 — 

Den 11* September stoomden wij in de zee van Celebes, koers 
"houdende op het eilandje Manado toewa. Wij verloren tegen 
den middag het land uit het gezigt en bereikten den 12«* met 
zonsopgang bovengenoemd eilandje, hetwelk, met de eilandjes 
Boenakin en Siladin, de baai van Manado in het noorden be- 
schermt. Spoedig daarop hadden wij de reede van Manado 
bereikt. Wij hadden alzoo ruim elf dagen besteed voor den 
overtogt en dus geene spoedige reis gemaakt. Maar die reis 
was allergenoegelijkst geweest en werd niet weinig veraangenaamd 
door de minzaamheid van den gouverneur generaal en van zijne 
voortreffelijke gade. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK IL 



DE MINAHASSA. 

Geringe belangstelling in en kennis van de Buitenbezittingen. — Algemeene 
schets der Minahassa. — Geologische gesteldheid. — Planten en dieren. 
— Anthropologische aanteekeningen. — Negoryen. — Huizen. — Overige 
landschappen tot de residentie Manado behoorende. — Hunne verhou- 
ding tot het gouvernement — Administratieve verdeeling der Minahas- 
sa. — Afdeelingen en distrikten. — Bevolking * der Minahassa in 1854 
en vroegere jaren. 

Wanneer men jaren lang in Nederlandsch Indië slechts op 
Java heeft doorgebragt, erlangt men gewoonlijk slechts eenzijdige 
en weinig ruime begrippen van de schoone en uitgestrekte be- 
zittingen, welke met Java den Indischen Archipel vormen. De 
zoogenaamde buitenbezittingen wekken op Java slechts weinig de 
belangstelling op en zijn daardoor veel minder bekend dan zij 
verdienen. Zelfs was, nog weinige jaren geleden, de aandacht 
van het gouvernement slechts bijkans alleen op het groote 
winsten afwerpende Java gevestigd en liet men de buitenbezittin- 
gen, voor zoo veel het kon, aan hun lot over. Sedert heeft die 
onverschilligheid bij het gouvernement plaats gemaakt voor krach- 
tige pogingen om de rijke gewesten buiten Java tot eene meer- 
dere ontwikkeling te brengen , doch bij het gros der ingezetenen 
is de belangstelling weinig toegenomen en wordt slechts nu en dan 
meer opgewekt, wanneer hier of daar verzet der inlandsche be- 
volkingen ons gezag bedreigt of krijgstoerustingen noodig maakt. 



Digitized by 



Google 



— 18 — 

Sumatra en Borneo hebben in de jongste tijden voorbeelden 
opgeleverd van aanmerkelijken vooruitgang. Minder bekend is 
echter de vooruitgang van een gewest, wat ik in deze bladen 
eenigzins nader zal trachten te schetsen, een gewest, waar de 
zegeningen van kuituur en beschaving meer en meer het deel wor- 
den van een honderdduizendtal zielen en eene nog verdere ontwik- 
keling wordt voorbereid van den bloei en welvaart eener vreed- 
zame en nijvere bevolking. 

De Minahassa heeft eene uitgestrektheid van 87,2 d duitsche of 
geographische mijlen (4785 o kilometers of 2107 o javasche palen) 
en is zeer zeker een der belangrijkste gewesten van den Indischen 
Archipel. Wel beslaat de Minahassa slechts een betrekkelijk klein 
gedeelte van het groote eiland Gelebes en is er als het ware in den 
uitersten noordoostelijken hoek teruggedrongen, maar meer dan 
eenig ander gewest van dit groote eiland , heeft zij een' gezegenden 
bodem en heilzame klimaten ; meer dan eenige andere streek heeft 
zij eene stille en talrijke bevolking , die , vroeger een statenverbond 
uitmakende, zich onder het beschermende gezag van het Neder- 
landsche gouvernement heeft gesteld en daarvoor sedert lang rust 
en welvaart geniet. 

De Minahassa maakt zelfs slechts een klein gedeelte uit van de 
residentie Manado. Tot deze residentie toch wórdt gerekend geheel 
het noordelijke schiereiland van Celebes, waarvan de Minahassa 
slechts het uiterste noordoostelijke einde beslaat ; alsmede een groot 
gedeelte van het land ten zuiden van de golf van Tomini, oostelijk 
zich uitstrekkende tot aan Tandjong Api bezuiden het eiland 
Togian gelegen en zuidelijk tot aan het waterscheidend gebergte 
toe; voorts de eilanden in genoemde golf en langs de noordkust 
van Celebes, alsmede de Sangir- en Talaut-eilanden , die onze 
noordelijkste bezitting in den Indischen Archipel uitmaken. Maar 
de Minahassa of het eigenlijke Manado is verreweg het belang- 
rijkste gedeelte der residentie. Onze invloed verder zuid- en 
westwaarts en op de eilanden is nog beperkt en in vele gewes- 
ten zelfs naauwelijks noemenswaardig. 

De Minahassa is merkwaardig door hare geologische gesteld- 



Digitized by 



Google 



— 19 — 

heid. Zij is als het ware een verlengsel van Celebes, dat in 
latere geologische tijden zich door vulkanische opheffing aan het 
overige eiland heeft gehecht. Men heeft de Minahassa nog nftt 
in eene zuidelijke rigting verlaten, of men bevindt zich in de 
goudlanden van het distrikt Ponosakan, die zich westwaarts in 
de goudlanden van Bolang mogondo voortzetten, landen die door 
hunne goudmijnen reeds bewijzen, dat zij van een' ouderen oor- 
sprong zijn dan de Minahassa. Inderdaad de geheele Minahassa 
is eene aaneenschakeling, een netwerk van vulkanen, welke deels 
nog werken, deels echter hunne werkzaamheid reeds hebben 
verloren. De Klabat, Lokon en Sepoetan zijn de voornaamste 
kegelbergen der Minahassa, doch om en tusschen den driehoek, 
welken men over hunne toppen kan trekken, zijn nog andere 
talrijke vulkanische kegels, door jukken en ruggen veelvoudig 
met elkander verbonden en meerdere hoogvlakten omsluitende, 
waaronder de vlakten van Tomohon en Tondano wel de belang- 
rijkste zijn en ruim een paar duizend voeten boven de zeevlakte 
gelegen. 

Treffend is de overeenkomst der Minahassa in een geo- 
gnostisch opzigt, met vele gedeelten van Java. Ik heb een 
vrij groot gedeelte der Minahassa doorreisd, van de westkust 
te Manado naar het zuiden tot Langowan (eenige palen zuidelijk 
van het meer van Tondano) , en van Langowan noord- en oost- 
waarts tot Kema, aan de oostkust, — maar overal trof ik slechts 
aan een trachietisch kerngesteente, dikwijls in ver ontleeden 
toestand verkeerende, dikwerf bedekt met losse trachietblokken , 
veelal ook bedolven onder talrijke lagen van vulkanisch puin 
en zand, door latere uitbarstingen over de massieve trachietge- 
steenten uitgestort, en zelve bedekt door aangespoelden grond of 
eene dunnere of dikkere laag humus. Nergens heb ik een spoor 
gezien van oudere of zelfs van tertiaire bezinkselvormingen, maar des 
te meer sporen van nog werkende vulkanische krachten; vertegen- 
woordigd door talrijke solfataren. En rigt men den blik van de hoo- 
gere punten op de streken , die buiten het door mij bereisde centrale 
gedeelte der Minahassa zijn gelegen, dan duiden de heinde en 



Digitized by 



Google 



— 20 — 

verzigtbare kegeltoppen van de meer verwijderde bergen aan, dat 
de geoloog daar geene andere formaties te wachten heeft. De land- 
schappen van het centrale gedeelte der Minahassa riepen mij dan 
ook telkens Java weder voor den geest, en indien niet de vegetatie 
sommige op Java niet voorkomende vormen, en hier en daar, vooral 
door sommige palmen, voornamelijk de sagoweer- en woka-pal- 
men, eene eigenaardige phijsiognomie vertoonde, zou men, des 
onbewust, ligtelijk meenen in een of ander gedeelte van Java 
te zijn verplaatst. Evenwel is de Minahassa Java slechts in 
miniatuur. De bergen zijn er niet zoo hoog, de hooglanden 
niet zoo uitgestrekt, de kraters en solfataren op eene kleinere 
schaal. Slechts de Klabat verheft zich tot eene hoogte van 
weinig meer dan 2000 meters en doet dus ver onder voor de 
geweldige vulkanische pieken van Java, meerdere van welker 
tot bijkans of meer dan 3000 , enkele zelfs tot meer dan 3400 meters 
boven de zeevlakte zich verheffen. De hoogvlakten hebben er op ver- 
re na niet de uitgestrektheid van die van Bandong en Malang of 
zijn althans niet door zulke indrukwekkende bergmassen omsloten. 
De kraters en solfataren en modderwellen hebben er geenszins den 
ijzingwekkenden omvang van die van den Tankoebanprahoe , van 
Koewoe. Maar de indruk van het geheel van de Minahassa is 
niet minder bekoorlijk dan die van Java's schoonste streken en 
zij is zuiverder en blijvender, omdat de geringe afstanden het 
beeld van het gewest meer in zijn geheel laten aanschouwen. 
Van de dierenwereld ziet men, de Minahassa doorreizen- 
de, slechts weinig. Het is daar als elders in de keerkrings- 
gewesten. De landdieren leven er voornamelijk slechts s' nachts 
en in de schemering. Zij verbergen zich veelal des daags 
in hunne holen, in het diepe der ravijnen of in het digte 
der wouden , om eerst bij of na zonsondergang het leven ruimer 
te genieten. Het is alzoo eene bijzonderheid, wanneer de reiziger 
eens een of ander dezer gewesten eigen zoogdier te zien krijgt, 
en met de vogels en kruipende dieren is het evenzoo. Op de 
geheele reis door de Minahassa zag ik in de vrije natuur slechts 
een' enkelen zwarten celebischen aap (Cijnopithecus niger Geoffr.) en 



Digitized by 



Google 



— 21 — 

geen enkel kruipend dier; van de vogels slechts hier en daar 
eenige zingvogels en wilde duiven en eenden, en nu en dan enkele 
arenden, die hoog boven het geboomte de luchtruimte door- 
kliefden. Hier en daar fladderden enkele vlinders tusschen de 
struiken en lagere planten rond en zweefden talrijke juffertjes 
over de meer vochtige plaatsen. Niettemin is de fauna van 
de Minahassa zeer merkwaardig. 

De anoa (Anoa depressicornis H. Smith) en babiroessa (Babi- 
rusa alfurus Less.) zijn uiterst merkwaardige zoogdiervormen. 
De koeskoes (Cuscus ursinus Less.) heeft hier zijne meest westelijke 
woonplaats. De zwarte aap en het spookdier (Tarsius spectrum 
Geoffr.) verdienen bijzondere opmerking onder de vierhandige 
dieren. Eigenlijke roofdieren voedt de Minahassa geene andere 
dan civetkatten. Vledermuizen , eekhoorntjes en andere knaag- 
dieren worden er in meerdere soorten vertegenwoordigd. 

Wat de vogels betreft, verdienen de jaarvogels (Buceros exa- 
ratus Temm., Buceros cassidix Temm.) het meest opgemerkt te 
worden. De alfoeren bezigen de snavels met de vreemdsoortige 
neuskammen dezer vogels om er hunne hoofdtooisels mede te 
versieren, wanneer zij zich bij plegtigheden in hunne nationale 
kostumen vertoonen. De papegaaijen van Celebes onderscheiden 
zich nog niet door de kleurenpracht , welke de moluksche papegaaijen 
zqo doet schitteren. Meerdere soorten van duiven zijn in de 
Minahassa aangetroffen , waaronder Columba Reinwardtii Temm. , 
Columba hijogastra Rwdt, Columba monacha Rwdt, Columba 
purpurata Lath. en Columba diademata Temm. Van de roof- 
vogels kent men in de Minahassar Falco leucogaster Lath., Falco 
malaijensis Rwdt en Falco liventer Temm. Een der merkwaar- 
digste vogels van de Minahassa is de amearo (Scijthrops Novae 
Hollandiae Lath.), de weervoorspeller der alfoeren. Overigens 
kent men van daar nog soorten van Drijmophila, Ceblephijris , 
Lamprotornis , Scissirostrum, Merops, Alcedo, Climacteris, Cen- 
tropus, Megapodius, Phoenicophaeus, Parra, Oedicnemus, Galli- 
nula, Ardea en Sterna. 

Wat de kruipende dieren aangaat, van geheel Celebes kent 



Digitized by 



Google 



— 22 — 

men er tot nog toe slechts een veertigtal soorten van , welke echter 
voor een groot gedeelte tot de fauna der Minahassa behooren. 
De kustwateren voeden twee zeer nuttige schildpadden, Chelonia 
midas Schw., gewild wegens haar smakelijk vleesch , en Chelonia 
imbricata , niet minder gewild wegens haar karet. Van de hage- 
disachtige dieren is Histiurus amboinensis Cuv. de meest bijzon- 
dere vorm, ofschoon ook de gewone leguaan (Varanus bivittatus 
D.B.), de gestreepte draak (Draco lineatus Daud.), eene eigene 
soort van gekko (Platijdactijlus monorchis D.B.) en de Sebasche 
skink (Euprepes Sebae D.B.) er voorkomen. De slangen worden 
in de Minahassa vertegenwoordigd, behalve door de giftige 
.zeeslangen (Pelamijs bicolor Daud., Hijdrophis pelamidioides 
Schl.) en driehoekkopslangen (Bothrops viridis Wagl. en Tropido- 
laemus Wagleri D.B.), door talrijke andere minder schadelijke 
of onschadelijke soorten van de geslachten Calamaria, Rabdion, 
Cijlindrophis , Xenopeltis en Acrochordus , Cerberus , Eurostus , 
Gonijosoma, Drijinus, Tragops, Leptophis, Elaphis, Dendrophis, 
Lijcodon, Triglijphodon , Dipsas, Amphiesma, soorten welke 
Celebes voor een groot gedeelte met andere eilanden van den 
Archipel gemeen heeft en waarvan slechts Cijlindrophis me- 
lanota Wagl., Rabdion Eorsteri D.B., Leptophis olivaceus D.B. 
tot nog toe alleen op Celebes zijn aangetroffen. De geweldige 
petola-slangen , de oelar santja of oelar sawah der Javanen (Pij- 
thon reticulatus D.B. of Pijthon molurus D.B.) moeten insgelijks 
in de Minahassa voorkomen. De bekende kikvorschachtige die- 
ren van de Minahassa , Rana macrodon Kuhl, Polijpedates rugosus 
D.B. en Bufo asper D.B. zijn niet aan Celebes eigen, maar 
leven ook elders in den Indischen Archipel. 

De visschen van de Minahassa zijn eerst door mijne naspo- 
ringen meer bekend geworden. De zoetwatervisschen zijn weinig 
talrijk en bepalen zich tot soorten van Dules, Anabas, Ophice- 
phalus, Cestraeus, Sicijdium, Platijptera en Anguilla, welke 
nagenoeg alle ook op andere eilanden van den Archipel voor- 
komen. Opmerkelijk is er de volstrekte afwezigheid van soorten 
uit de familiën der Karpers en Meervallen, waaraan het aan- 



Digitized by 



Google 



— 23 — 

grenzende Borneo nog zoo rijk is. Onder de meer dan 500 
soorten van zeevisschen , welke mij reeds van Celebes bekend zijn , 
komen er meer dan 200 op de wateren van Manado. Hier zal 
ik slechts noemen als, voor zoover bekend is, aan Celebes eigene 
soorten, Holocentrum melanotopterus Blkr, Aploactis trachijce- 
phalus Blkr, Scolopsides leucotaenioides Blkr , Amphacanthus tetra- 
zona Blkr, Gobius decussatus Blkr, Eleotris belobrancha CV. 

Ten opzigte van de ongewervelde dieren der Minahassa is de 
bestaande kennis nog naauwelijks noemenswaardig. 

Geheel anders voorts doet zich de Minahassa voor als Java, 
voor wie slechts het oog slaat op de bevolking en op de plaatsen , 
waar zij zich heeft gevestigd. 

De Manadorezen, vooral de bewoners der binnenlanden, de 
alfoeren, zijn van een* krachtigen ligchaamsbouw. Iiijziger dan 
de Javaan, is hun spierstelsel in het algemeen sterker ont- 
wikkeld, zonder dat zulks afbreuk doet aan de slankheid en 
fraaiheid van den algemeenen bouw des ligchaams; en ofschoon 
hunne gelaatstrekken in het algemeen weinig fraai zijn door hun- 
nen min of meer schuinschen stand der oogspleet, uitpuilende 
jukbeenderen, platten neuswortel, breede neusvleugels en dikke 
lippen, hebben zij in de uitdrukking der oogen, in den openen 
stand der neusgaten, in de buiging der lippen en de fraai ge- 
vormde kin iets bijzonders , wat hun gelaat iets meer degelijks en 
aangenaams geeft dan dat des Javaans of Maleijers. Deze uit- 
drukking wordt nog gunstiger gemaakt door den ovalen vorm 
van den schedel, gewelfd, weinig glooijend voorhoofd, hooge 
kruin en klein afgeplat achterhoofd , — doch aan den anderen kant 
weder verminderd door het regte stijve weinig glanzige zwarte 
hoofdhaar, hetwelk zij in het algemeen naar achteren tot in den 
nek en naar voren tot midden over het voorhoofd laten afhangen. 

Deze tegenstelling tusschen den Javaan of Maleijer en den 
bewoner der ' Minahassa wordt nog verhoogd door het verschil 
in kleeding. De Manadorezen zijn voor een groot gedeelte chris- 
tenen, voor een nog grooter gedeelte heidenen en voor een zeer 
klein gedeelte mohammedanen. In de door mij bereisde streken 
zijn de christenen met betrekking tot de volgers van andere 

Digitized by VjOOQIC 



— 24 — 

godsdiensten reeds zeer talrijk en in de afdeeling Tondano over- 
treft hun aantal zelfs reeds aanmerkelijk dat der heidenen, ter- 
wijl de mohammedanen hoofdzakelijk op de hoofdplaatsen Manado, 
Kema en Belang zijn zamengedrongen , doch in de geheele Mi- 
nahassa naauwelijks 1300 zielen tellen. De in den Indischen 
archipel onder de mohammedanen gebruikelijke kleederdragt is 
onder de christenen en heidenen niet in zwang en de meeste 
mannen, die wij ontmoetten, waren gekleed in eene zwarte of 
witte kabaai en ligten pantalon , terwijl velen ook onder de kabaai 
een wit op de borst gesloten vest of hemd droegen en het 
hoofd steeds onbedekt was. Ik bedoel hier het gros der bevol- 
king, want de meeste inlanders van eenigen rang of gezag waren, 
althans tijdens het doorreizen van den gouverneur generaal, op 
gewone europesche wijze in het zwart gekleed en met niet zeer 
talrijke uitzonderingen , in den regel zoodanig , dat een fatsoenlijke 
Europeaan er zich niet voor zou behoeven te schamen op dezelfde 
wijze gekleed te gaan. 

Een minder gunstig voorkomen dan de mannen hebben de 
vrouwen in de Minahassa. Hare kleeding bestaat gewoonlijk 
in eene sarong en kabaai en verschilt alzoo weinig van die der 
Javasche vrouwen. Hare ligchaamsvormen zijn niet zonder eene 
zekere bevalligheid, maar haar gelaat mist in den regel de uit- 
drukking, welke in de mannen der Minahassa bevalt, en slechts 
weinigen van de duizenden vrouwen, die ik gezien heb, waren 
als schoonheden te beschouwen. De weinig talrijke schoonere 
vrouwen zag ik voornamelijk in de distrikten Kakas en Tondano en 
onderscheidden zich veelal door een' aangenamen golvenden vorm 
der bovenlip, fraai afgeronde kin en heldere openstaande oogen. 
Doorreist men de Minahassa, dan wordt men getroffen door 
den goeden aanleg der negorijen, den netten bouw der eenvou- 
dige huizen en het waas van welvaart, dat er over huizen en er- 
ven verbreid ligt. Van die negorijen zijn er, de hoofdplaatsen 
Menado en Kema niet medegerekend , meerderen, welke met 
meer dan 2000 of 3000 zielen bevolkt zijn en eene uitge- 
strektheid hebben, voor meerdere niet onbelangrijke euro- 
pesche steden ruim genoeg. Die betrekkelijk groote uitgestrekt- 

Digitized by VjOOQIC 



— 25 — 

heid der minahassasche dorpen is daaraan toe* te schrijven, 
dat elk huis veelal aan eene enkele of aan een paar farai- 
liën behoort en van een vrij ruim erf is omgeven. De hui- 
zen zijn gewoonlijk op palen gebouwd , van hout of van bamboe 
opgetrokken en met atap gedekt. Tn de voornamere wijken der 
doorreisde dorpen , waren ze in den regel van hout en netjes 
wit geverwd niet eene soort van pijpaarde, het ontledingsprodukt 
van een trachietisch gesteente, dat in de Minahassa niet zeldzaam 
is. De hooge plaatsing der huizen op palen doet ze goed uit- 
komen van tusschen de veelsoortige vruchtboomen , waarmede 
de erven zijn beplant, die zelve door nette levende heggen van 
elkander en van de straten of wegen zijn gescheiden. Nog niet 
lang geleden waren de woningen in de meeste distrikten veel 
grooter, op hooge palen gebouwd, met heidensche zinnebeeldige 
voorstellingen versierd en een grooter aantal gezinnen huisvesting 
verschaffende. Deze bouwwijze is door de veiligheid en de toe- 
nemende beschaving onnoodig en ondoelmatig geworden en zij 
verdwijnt thans zelfs reeds in de nog grootendeels heidensche 
distrikten. 

Zooals ik boven reeds gezegd heb , maakt de Minahassa of 
het Bondgenootschap van Manado slechts een gering gedeelte 
uit van de residentie Manado. Maar zij is het eenige gedeelte der 
uitgestrekte residentie, wat onder dadelijk beheer staat van het 
nederlandsche gouvernement en met behulp van de inlandsche 
volkshoofden door gouvernementsambtenaren wordt bestuurd. 
De overige afdeelingen van de residentie zijn: 
a. De afdeeling Gorontalo, omvattende alle de landschappen 
welke noordelijk van de hoofdplaats Gorontalo en aan de groote 
golf van Tomini of Gorontalo zijn gelegen, t. w. Limbotto, Bone, 
Bintauna, Soewawa, Bolango, Attingola, Boealemo, Moeton, 
Parigi, Saoessoe, Posso, Tongko en Todjo, alsmede de in de 
golf gelegene Togian-eilanden. De eigenlijke Gorontalpsche land- 
schappen, t. w. Gorontalo, Limbotto, Bintauna, Soewawa, 
Bolango, Attingola, Bone en Boealemo, staan onder het meer 
dadelijk toezigt van een' te Gorontalo gevestigden adsistent resi- 



Digitized by 



Google 



— 26 — 

dent, terwijl het onmiddellijke bestuur over de bevolking in 
handen is van de vorsten en hoofden des lands, welker verhou- 
ding en verpligtingen bij kontrakten zijn geregeld. De land- 
schappen Moeton en Farigi staan slechts in staatkundige onder- 
geschiktheid aan het gouvernement volgens met ze in 1850 
geslotene kontrakten, terwijl de landschappen langs de zuidkust 
der golf van Tomini en de Togian-eilanden niet in regtstreeksche 
betrekking tot het gouvernement staan. 

b. De landschappen langs de noordkust van Celebes, t. w. 
Bolang mogondo, Bolang bangka, Bintauna, Bolang itam, Kaij- 
dipang, Bwool en Tolitoli. De verhouding dezer landen tot het 
gouvernement is gegrond op kontrakten, bij welke die landen 
in leen zijn gegeven en schatting is opgelegd , deels nog bestaande 
in de levering van eene zekere hoeveelheid goud tegen geringen 
prijs , en voor zoo veel Kaijdipang en Bolang itam betreft , sedert 
eenigen tijd veranderd in eene jaarlijksche opbrengst in geld, 
berekend tegen ƒ 5 per huisgezin, Het bestuur dezer land- 
schappen is overgelaten aan de radja's en hoofden des lands. 

c. De Sangir- en Talaut-eilanden , verdeeld in de radjaschap- 
pen Tagoelandang , Siauw, Manganitoe, Taroena, Kandahar en 
Taboekan. De verhouding der Sangir-eilanden is geregeld bij 
kontrakten, bij welke zij in leen zijn afgestaan. De bewoners 
erkennen zich als onderdanen van het gouvernement doch zijn 
aan geene schatting onderworpen. De Talaut-eilanden maken 
een onderdeel, uit van de Sangirs en staan onder het gezag van 
hoofden, die door de Sangiresche radja's worden aangesteld. 

De bevolking der landschappen, behoorende tot de afdeeling 
Gorontalo en der landen aan de noordkust van Celebes is groo- 
tendeels mohammedaansch , staat althans grootendeels onder mo- 
hammedaansche radja's, terwijl de Sangirezen voor verre weg 
het grootste gedeelte christenen zijn. Aan het einde van het 
verhaal der reis door de Minahassa zal nog een nadere blik op 
de rijkjes van Gorontalo en die der noordkust van Celebes wor- 
den geworpen. 

De Minahassa zelve is verdeeld in de vijf afdeelingen Manado, Ke- 



Digitized by 



Google 



— 27 — 

ma, Tondano, Amoerang en Belang (1). Van deze afdeelingen be- 
slaat Kemahet noordelijke en noordoostelijke gedeelte der Minahassa, 
Manado het westelijke, Amoerang het zuidwestelijke, Belang het 
zuidoostelijke en Tondano het centrale gedeelte. Met uitzondering 
van de afdeeling Manado , welke onder het meer onmiddellijk opzigt 
staat van den resident, zijn over die afdeelingen ambtenaren 
geplaatst met den titel van opziener, die het toezigt oefenen 
over de werkzaamheden van de bevolking en van hare hoofden 
en belast zijn met de dagelijksche leiding der aangelegenheden 
van binnenlandsch bestuur, alsmede met verschillende admini- 
stratieve werkzaamheden. Deze opzieners, welke dezelfde dien- 
sten verrigten als de kontroleurs op Java, genieten eene be- 
zoldiging van/ 125 tot / 75 s'maands benevens / 20 als indem- 
niteit voor reiskosten. Het onvoldoende der organisatie van het 
personeel van het binnenlandsch bestuur heeft reeds voorstellen 
uitgelokt om daarin verbeteringen te brengen. Het personeel 
der europesche ambtenaren in de geheele residentie Manado is 
nog gering te noemen. Buiten de Minahassa is sletfhts een en- 
kel ambtenaar gevestigd, de adsistent-resident van Gorontalo, 
die eene bezoldiging geniet van ƒ 300 s' maands. De overige 
ambtenaren zijn alle in de Minahassa zelve geplaatst, t. w. te Manado 
1 resident, bezoldigd met ƒ1000 s' maands, 1 sekretaris met / 400, 
1 kommies met ƒ 200 s'maands; voorts 3 opzieners, te Kema, 
Tondano, Amoerang, ieder bezoldigd met / 175, en 1 opziener te 
Belang met/ 75, 1 pakhuismeester te Belang met/ 200 en 
6onderpakhuismeesters, te Tomohon, Tondano, Kakas, Rembo- 
keng, Tanawangko enSonder, ieder met/ 70 s'maands. 
Elke der 5 afdeelingen van de Minahassa is weder verdeeld 



\1) De administratieve indeeling der Minahassa heeft meermalen wijzigingen 
ondergaan. De tegenwoordige verdeeling in vijf afdeelingen is eerst van den 
jongsten tyd. Op de Kaart van de Minahassa van den heer P. Baron 
Melvül van Carnbee, in 1853 zamengesteld, komen voor dè tegenwoor- 
dige afdeelingen Manado en Belang. De afdeeling Kema is daar uitge- 
drukt door Tonsea en IAkoepang en de afdeeling Amoerang door Amoerang 
en Tanawanko. 



Digitized by 



Google 



— 28 — 

in eenige distrikten. In het geheel zijn er 26 distrikten, van 
welke 5 behooren tot Manado t. w. Manado , Aris , Klabat dibawa , 
Negribaroe en Bantik; 3 tot Kenia t. w. Tonsea, Klabat diatas 
en Likoepang; 8 tot Tondano t. w. Tondano toelian, Tondano toeli- 
mainbot, Tomohon, Kakaskassang , Saronsong, Rembokeng, Kakas 
en Langowan ; 7 tot Amoerang, t. w. ïombariri, Sonder, Kawangko- 
an, Tompasso, Tonibasian, Romohon en Tonsawang; en 3 tot 
Belang t. w. Passan, Ratahan en Ponosakan. 

De hoofden dezer distrikten zijn alle inlanders, doch op 
slechts enkele uitzonderingen na, christenen, menschen van 
zekere beschaving en kennis, en die men, ze in hunne zwarte 
europesche kleeding en in hunne beschaafde manieren ziende, 
ligtelijk voor Europeanen zou houden, indien niet hunne kleur 
en gelaats vormen ze als inboorlingen der Minahassa kenmerkten. 
Vroeger werden deze distriktshoofden ook wel kapala balk ge- 
naamd, welke naam zijn' oorsprong ontleende aan de omstan- 
digheid, dat de distriktsbevolking verpligt was den hoofden jaarlijks 
een bepaald aantal balken te leveren voor het onderhoud van 
s' lands gebouwen. Bij de opheffing van het stelsel der Kom- 
pagnie heeft men ook dezen titel afgeschaft en hem in dien van ma- 
joor of hoekom besar veranderd. Elk distrikt heeft twee hoofden. 
De eigenlijke chef van het distrikt heeft den titel van majoor of 
hoekom besar; het tweede hoofd dien van hoekom kadoewa. 
De titel van majoor Is hooger dan die van hoekom besar, 
doch beider betrekking tot het distrikt is dezelfde. Zij worden 
door den resident van Manado benoemd en ontslagen, doch 
onder nadere goedkeuring, wat de majoors betreft van het gou- 
vernement en wat de hoekoms besar aangaat, van den gou- 
verneur der Moluksche eilanden. Vroeger was de benoeming 
dezer hoofden eenigzins afhankelijk van de keuze des, volks en 
hadden hunne regelingen en verordeningen de goedkenring noo- 
dig van den bondsraad. Thans echter staan zij vrij volkomen 
onder het gouvernement en zulks geheel overeenkomstig hunnen 
wensch. Zij zouden het als eene gunst beschouwen, indien het 
gouvernement hen tot eigenlijke ambtenaren verklaarde. 
Onder deze distriktshoofden heeft elke negorij haar eigen hoofd. 



Digitized by 



Google 



— 29 — 

Negorijen zijn er in de Minahassa meer dan 300 , elke gemiddeld 
bevolkt met ruim 300 zielen. De dorpshoofden dragen den titel 
van hoekom toewa of kapala djaga. Zij hebben weder een naar 
de grootte der dorpen verschillend aantal kleinere hoofden onder 
zich, die hoekom ketjil genoemd worden en slechts gezag heb- 
ben in eene wijk of over een zeker aantal huisgezinnen. Behalve 
deze dorpshoofden zijn er in elke negorij nog zoogenaamde 
mewittings of hoofden van een zeker aantal werkbare mannen. 

Geen dezer distrikts- of dorpshoofden wordt door het gouver- 
nement bezoldigd. Zij genieten daarentegen percenten van de 
hassil (hoofdelijke belasting, over 1855 gemiddeld / 1 per hoofd 
bedragende) en van de koffijkultuur (1), terwijl de eerste dis- 
triktshoofden bovendien genieten / 1 s' jaars van elk huisgezin, 
de tweede distriktshoofden ƒ l /2 s' jaars van elk huisgezin en de 
dorpshoofden vijf dagen arbeid s' jaars van elk huisgezin. Rekent 
men nu, dat de distrikten, zooals hieronder nader zal blijken, 
eene inlandsche bevolking hebben van in den regel meer dan 
2000, soms van meer dan 5000 zielen, dan ontwaart men, dat 
de hoofden een goed inkomen genieten, zonder eenig bezwaar 
voor het gouvernement. 

De bevolking der Minahassa, in 1851 en 1852 nog bijkans 
100000 zielen sterk, is in de jongste tijden door hevig gewoed 
hebbende epidemiën van koortsen, mazelen en dysenterie, met ee- 
nige duizenden zielen verminderd (2) en bestond op het einde van 
het jaar 1854 nog uit 92,546 zielen. 

Dit cijfer, is gering in verhouding tot de uitgestrektheid des 



(1) In 1854 genoten de hoofden der Minahassa ƒ 19112, t. w. ƒ 1 koper voor 
eiken pikol koffij, welke som onder de eerste en tweede distriktshoofden en 
de dorpshoofden van 17 distrikten werd verdeeld. 

(2) In 1849 bestond de bevolking uit 95661 en in 1853 nog uit 99588 
zielen. In 1854 was de mortaliteit zeer groot, zynde bijkans \ tier bevolking 
uitgestorven (12821 zielen), terwijl slechts 3348 geboorten plaats hadden of 
1 geboorte op ongeveer 29 zielen. In de afdeeling Amoerangwas de sterfte het 
grootst, zynde daar 22 \ percent der bevolking overleden ! In het jaar 1829 zou 
de bevolking 108000 zielen sterk geweest zyn, doch het is later gebleken, dat 
de bevolking der rykjes bewesten de Minahassa onder dat cyfer was begrepen. 



Digitized by 



Google 



— 30 — 

lands, welke niet veel verschilt van de uitgestrektheid van het eiland 
Madura, hetwelk, zelf niet digt bevolkt, toch ruim driemaal meer 
bewoners heeft, terwijl de nagenoeg even groote residentie Samarang 
meer dan zeven maal sterker is bevolkt. Onder de bevolking der Mi- 
nahassa waren in 1854 602 Europeanen of afstammelingen van 
Europeanen (ongeveer 60 blanken en de overigen kleurlingen) , 
669 Chinezen of pernakan-Chinezen en 314 slaven , terwijl de ove- 
rigen tot de inlandsche bevolking van de Minahassa behoorden. Deze 
inlanders echter worden weder verdeeld in twee groote kategoriën 
n. 1. in burgers, dat is vrije menschen, die niet voor heeren- 
diensten , kultures enz, kunnen worden opgeroepen ; — en inlanders, 
die wel tot die diensten verpligt zijn. De burgers zijn voorts 
christenen of mohammedanen en voornamelijk in de afdeelings- 
hoofdplaatsen gevestigd. Op het laatst van 1854 bedroeg hun 
aantal (vrouwen en kinderen medegerekend) 3322, waarvan 
1999 christenen waren. De inlanders worden weder verdeeld 
in christenen, mohammedanen en heidenen en waren gezamen- 
lijk op het genoemde tijdstip 87,639 zielen sterk t. w. 28,017 
christenen, 976 mohammedanen en 58,646 heidenen. De Chi- 
nezen zijn slechts op de afdeelingshoofdplaatsen gevestigd en 
tot daar beperkt, kunnende zij de overige negorijen slechts 
doorreizen om er handel te drijven, zonder er zich te mogen 
vestigen. Bijkans alle Chinezen wonenter hoofdplaatse Manado, 
zijnde overigens slechts 37 hunner te Amoerang en 2 te Kema 
gevestigd. Het christendom heeft de grootste voortschreden ge- 
maakt in de afdeeling Tondano en de minste in de afdeeling 
Belang, waar de mohammedanen de christenen in getal verre 
overtreffen, althans in de distrikten Belang en Ponosakan, terwijl 
de distrikten Passan en Ratahan nog bijkans geheel heidensch 
zijn. De afdeeling Tondano is absoluut het sterkst bevolkt 
(33000 zielen); daarop volgt in talrijkheid van inwoners de 
afdeeling Amoerang (30000 zielen), dan Kema (14000 zielen), 
dan Manado (bijkans 9000 zielen) en onderaan Belang (4000 
zielen). De volgende staat geeft een overzigt der bevolking in 
de verschillende distrikten der Minahassa op het einde van 1854. 



Digitized by 



Google 



- 31 - 



Bevolking der Minahmsa op hei einde van 1854. 



a 

% 



Distrikten. 



o 

€8 
G 

•3 



I 



l 



fep 



Hoofdplaats Manado 

Manado 

Aria 

Negri baroe 

Klabat dibawa 

Bantik 

Tot. 

\ Tonsea 

> Klabat diatas 

; Likoepang 

Tot. 

Tondano toelian 
! Tondano toelimambot 
Rembokeng 
Kakas 
Langowang 
Saronsong 
Tomohon 
Kakaskassang 

Tot. 

(Hoofdplaats Amoerang 
Tombariri 
Sonder 
Kawangkoan 
Tompasso 
Tombassian 
Romohon 
) Tonsawang 

Tot. 

Hoofdplaats Belang 
Ponosakan 
Passan 
Ratahan 

Tot. 

Algemeen totaal 



W 



Burgers. 



Inlanders. 



O 



s 



I 



291 482 

219 

2 

14 

5 

5 



291 



727 



142 

» 

29 

171 



492 

n 

67 

559 



X 9 



561 

22 

2 

1 

» 

2 

588 



^ s 



139 
158 
142 
171 
47 
2 
659 



86 
8 
» 
22 
» 
5 
121 






173 

15 

1391 

329 
1422 
2455 
5785 



630 



630 



167 



168 



! 

O 

H 



2529 
422 
1537 
538 
1474 
2469 
8969 



450 
» 
1 

451 



15 

27 
7 
7 
7 
» 

13 
» 

76 



5 

7 
» 
1 
1 
» 
2 

w 

16 



5 
15 

» 
6 

» 

6 
26 



2643 
155 
248 

3046 



14 


7964 


2 


74 


» 


1299 


» 


» 


w 


1146 


» 


i 


14 


10409 


2 


75 



11781 
1454 
1492 

14727 



4941 

4815 

2318 

3436 

1188 

853 

743 

445 

18739 



315 



13 

39 

8 

23 

398 



1526 

964 

582 

903 

2219 

1049 

3621 

3093 

13957 



3 
2 
2 

12 
2 

n 
3 

n 

24 



6495 
6145 
2909 
4365 
3430 
1941 
4390 
3561 
33236 



40 
7 
4 
6 
1 



58 



435 
191 
1 
6 
10 
5 
8 

n 

656 



» 
6 

e 

602 



41 



41 



1999 



41 
» 
5 



n 

602 
505 
»! 2579 
» 942 
i) 586 
» 216 
» 65 
46 5495 



212 



212 



1323 



» 
30 
18 
30 
78 



28017 



» 


37 


11 


5291 


» 


3 


6959 


» 


12 


3507 


» 


n 


3158 


» 


n 


1431 


» 


7 


2308 


» 


A 


1868 


» 


n 


24522 


37 


37 



566 
6094 
7486 
6098 
4111 
2029 
2536 
1933 
30853 



» 
435 

2 

4 
441 

976 58646 



384 
1279 
2310 
3973 



» 

2 

10 



669 314 92546 



261 

849 

1299 

2352 

4761 



Algemecne cijfers der bevolking inl853 636 
n n n n » 1852 663 

» » n n «1851,764 
» » n » » 1850 700 
» » » »> «1849 649 



1878 
1961 
1999 
1769 
1848 



1442 
1532 
1528 
1652 
1585 



27655 
26217 
24667 
21603 
15227 



()0872 
68010 
69131 
69806 
75084 



777 
907 
858 
895 
889 



328 
298 
309 
393 
380 



99588 
99588 
99255 
96815 
95661 



Digitized by 



Google 



— 32 — 

Valentijn schatte de bevolking der Minahassa op het einde der 
17 e eeuw op ongeveer 24000 zielen, ofschoon de hem beschik- 
bare opgaven slechts 3990 weerbare mannen vermeldden. 

In 1825 bestond de bevolking uit 73000 zielen, zoodat zij van dat 
jaar af tot 1850, en dus in l /± eeuw tijds, met ruim Va of 33 
percent vermeerderd zou zijn. In 1832 was zij vermeerderd tot 
83000 zielen (Europeanen . . ? , christen- en mohammedaansche bur- 
gers 2865, Chinezen 512, inlanders 78,770 en slaven 510); in 1840 
tot 88272 zielen (christen- en mohammedaansche burgers 2875, 
Chinezen 510, inlandsche christenen 5687, heidenen 78700); 
in 1842 tot 92332 zielen, waaronder toen nog slechts 7388 
christenen. 

In de laatste twaalf jaren is alzoo de bevolking niet in aan- 
tal toegenomen. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK III. 



VERBLIJF TE MANADO. 



Aankomst te Manado. — Plegtïge ontvangst van den gouverneur generaal. — 
Kabesaran. — Topographie van Manado. — Publieke gebouwen. — Het 
aanmaken van zout te Manado. — Aardbeving. — Garnizoen en schut- 
tery. — Handel en scheepvaart. — Produkten. — Uitstapje naar Te- 
moempah. — Leprozengesticht. — Koffbkultuur en bereiding. — Bantik en 
de Bantikkers. — Scholen in de Minahassa. — Kakaokultuur. 



Ik vat na deze voorloopige beschouwing der Minahassa den 
draad van het reisverhaal weder op. 

Zoo als ik in het eerste hoofdstuk gezegd heb, kwamen wij 
den 12n te Manado aan. Nog voor de aankomst hadden wij ons 
verlustigd in de fraaije gezigten, links op de eilandjes aan den 
ingang der baai , vooral op Manado toewa , een' vulkanischen ke- 
gel, die met zijnen voet geheel onder de zeevlakte is bedolven of 
liever welks bovenhelft slechts zich boven den waterspiegel ver- 
heft, doch daar nog met zijne met digt bosch bekleede hellingen 
meer dan 550 meters hoog uitsteekt, — regts op het hooge 
land van de kust en op den zich spoedig daarachter verheffenden 
drietoppigen Empoeng. Manado toewa doet zich uiterst schil- 
derachtig voor. Een paar eeuwen geleden was het met een 
1000-tal zielen bevolkt, doch die bevolking dunde meer en meer 
door oorlogen met het toen nog vrij magtige Bolang en ver- 
huisde eindelijk op het laatst der 17e eeuw naar Manado. 

I. 3 



Digitized by 



Google 



— 3 1 — 

Toen wij de reede naderden, werd onze aandacht meer geves- 
tigd op den achtergrond der baai, op de hoofdplaats Manado 
zelve en op de feestelijke toebereidselen tot de ontvangst van 
den gouverneur generaal. Manado biedt , van zee gezien , weinig 
fraai's aan. Behalve het fort Amsterdam, eenige pakhuizen en 
enkele huizen of daken, ziet men er van de hoofdplaats weinig 
anders dan het geboomte, waartusschen en waarachter de huizen 
als zijn verscholen. Het geheele kustland der baai heeft overigens 
een lagchend aanzien en is als eene aaneenschakeling van groenend 
heuvelland. Ver op den achtergrond ontwaarden wij reeds den 
Klabat en Lokon, die wij weldra in hunne volle pracht zouden 
aanschouwen. 

Terwijl wij de reede opstoomden kwam de havenmeester van 
Manado aan boord, om zijne diensten aan te bieden bij het voor 
anker gaan van de Ambon. Z. M. stoomschip Vesuvius en eenige 
ter reede liggende korra-korra's, oorlogsvaartuigen van den 
sulthan van Ternate in dienst van de residentie Manado, para- 
deerden. De Vesuvius was opzettelijk naar Manado gekomen om 
de Ambon verder door de Molukken te begeleiden. De kom- 
mandant, de luitenant ter zee Ie klasse (thans kapitein-luite- 
nant) H. F. Valentini was ook nog voor het vallen van ons 
anker aan boord en werd spoedig gevolgd door eene kommissie, 
bestaande uit den resident van Manado den heer Jansen, den 
adsistent-resident den heer C. Bosscher en den militairen kom- 
mandant den heer Steenbergen, die den gouverneur generaal 
kwamen verwelkomen en in de kajuit van de Ambon ontvangen 
werden. Ter ankerplaats aangekomen, viel een saluut yan 21 
schoten van de Vesuvius, terwijl de korra-korra's onafgebroken 
hare lilla's losbrandden en met hare gongs en tifa's eene oorver- 
doovende muziek maakten. 

Wij kwamen kort bij het havenhoofd op ongeveer 30 vade- 
men voor anker. De reede van Manado biedt verder van den 
wal geen' geschikten ankergrond aan. Zij is dan ook slechts 
in de oostmoesson eenigzins veilig. Geheel open als zij is voor de 
westenwinden , is er altijd gevaar, dat de digt onder den wal op 



Digitized by 



Google 



— 35 — 

diep water geankerde schepen in de westraoesson op den wal 
gedreven worden, en zelfs in de oostmoesson bevestigt men de 
schepen met trossen aan den wal , omdat men de ankers alleen niet 
vertrouwt. De schepen, die op Manado varen, kiezen daarom 
slechts in de oostmoesson Manado tot ligpaats, terwijl zij in de 
westmoesson hunne ladingen lossen en innemen in de alsdan 
veilige baai van Kema. 

De bevolking van Manado, voor zoo verre zij niet met de 
plegtigheid der ontvangst te maken had, was aan het strand 
verzameld, om de hooge gasten te zien. Het reisgezelschap ging 
dadelijk na de aankomst ter reede naar wal. Aan het met 
vlaggen en eereboogen versierde havenhoofd werd de opper- 
land voogd ontvangen door den gouverneur der Moluksche eilan- 
den, den heer Jkhr C. F. Goldmann en den sekretaris der 
residentie Manado den teer C. L. Valentini. Van het havenhoofd 
af tot aan het residentiehuis toe was de weg versierd met 
eerebogen, eerepoorten, trofeeën en vlaggen, terwijl het garnizoen, 
de schutterij, de Chinezen en de kabesaran langs den weg waren 
geschaard. Bij het aan wal stappen viel een saluut van 21 scho- 
ten van het voor het fort opgestelde .geschut. De optogt naar het 
residentiehuis geschiedde per rijtuig, stapvoets. Daar vereenig- 
den zich alle ambtenaren en officieren, de hoofden der Mina- 
hassa en de zendelingleeraars, om aan den gouverneur generaal 
te worden voorgesteld. Nadat de gouverneur der Molukken 
den opperlandvoogd met zijne komst in de Molukken had ge- 
luk gewenscht en de verwachtingen had uitgedrukt, welke de 
bevolkingen van zijn gouvernement van dit nieuwe bezoek 
der Molukken door een' gouverneur generaal koesterden, gaf 
de opperlandvoogd den verzamelden ambtenaren en volkshoofden 
te kennen, dat hij de Molukken kwam bezoeken met het doel 
om nuttig te zijn voor de bevolkingen dier gewesten, van welke 
meerdere zoo zwaar waren beproefd geworden ; dat hij echter moest 
waarschuwen tegen het koesteren van te groote verwachting 
van de gevolgen zijner komst, vermits ter eener zijde de 
magt van den gouverneur generaal niet onbegrensd is, en ten 



Digitized by 



Google 



— 86 — 

andere de vooruitgang der Molukken voor een groot gedeelte 
afhankelijk van de nijverheid der bevolkingen; dat hij ver- 
vertrouwde , dat zijne komst er toe zou bijdragen oin die nijver- 
heid op te wekken, waar zij nog niet bestond en aan te moe- 
digen waar zij reeds min of meer had wortel geschoten, en 
dat hij der Voorzienigheid zou danken, indien zijne pogingen 
daartoe het gewenschte gevolg zouden hebben. 

Dadelijk na deze toespraken had de voorstelling plaats van de 
ambtenaren en officieren en volkshoofden, waarna de plegtigheid 
der ontvangst was afgeloopen. 

Intusschen had zich de kabesaran voor het residentiehuis ver- 
zameld en voerde er de aifoersche dansen en spiegelgevechten uit. 
Kabesaran zijn eene soort van inlandsche burgerwacht, welke in 
alle groote negorijen der Minahassa bestaan en bij plegtige gele- 
genheden in alfoersch kostuum en met schild en zwaard of piek 
gewapend paraderen en de nationale dansen vertoonen. De kabe- 
saran zagen wij tot verveling toe in alle negorijen, welke wij door- 
trokken en zelfs de verscheidenheid in kleeding, wapening en 
bewegingen dezer alfoeren, eene verscheidenheid, welke geenszins 
toevallig scheen te zijn, was niet in staat onze belangstelling op 
den duur gaande te houden. Evenwel trok ons in de eerste 
dagen der reis door de Minahassa nog het vreemde daarvan. 
Meestal waren bij elke troep kabesaran eenige voorvechters, die, 
nog opzigtelijker gekleed dan het gros der troep, zich soms on- 
derscheidden door een krachtig en behendig spel hunner spieren. 
Deze kabesaran s zouden toch nog meer belangstelling verdienen, 
indien hunne kleeding en bewegingen inderdaad geheel nationaal 
gebleven waren. Maar in vele negorijen waren die eene mengeling 
van alfoersch en europeesch, en zelfs de aifoersche oorverdoo- 
vende en onwelluidende marschen en de dansen hadden, in 
vele negorijen althans, gedeeltelijk plaats gemaakt voor de 
weinig minder aangename europesche muziek van trommels en 
fluiten, op welker maat verwrongene europesche dansen werden 
uitgevoerd, terwijl de aanvoerders, hier en daar gekleed in de 
meest verschillende stukken van oude europesche monteringen of 



Digitized by 



Google 



— 37 — 

kostumen, van meening schenen te zijn daardoor een krijgshaftig 
of aanzienlijk uiterlijk te hebben verkregen. 

Het residentiehuis, eene onaanzienlijke op palen gebouwde 
houten woning, was niet groot genoeg om het geheele gevolg 
van den gouverneur generaal verblijf te geven, waarom een 
gedeelte van het gevolg een paar voor dit doel ontruimde wo- 
ningen in de nabijheid betrok. 

Ik besteedde een goed gedeelte van den eersten dag van ons 
verblijf te Manado, om de hoofdplaats meer in het bijzonder 
op te nemen en te trachten mijne verzameling van naturaliën 
te verrijken. 

Manado is eene lieve net aangelegde plaats, gelegen aan 
den oostelijken uithoek der baai, aan den linkeroever der rivier 
van Manado, die uit de het hoogland van ïondano omringende 
bergen ontspringt en bij de hoofdplaats eene breedte heeft van 
meer dan 100 voet. Het stadje heeft eene bevolking van ruim 
2500 zielen, waaronder bijkans 800 Europeanen of afstamme- 
lingen van Europeanen, ruim 600 inlandsche christenen, on- 
geveer evenveel mohammedanen en zoowat evenveel Chinezen. 
Rekent men daarbij echter de bevolking der digt aan Manado 
grenzende negorijen Bantik en Baroe, dan stijgt het cijfer der 
bevolking van de hoofdplaats tot ongeveer 4000 zielen (1). 
De eigenlijke stad is in wijken verdeeld. In het westelijke 
gedeelte, nabij de reede, liggen het fort, het residentiekantoor, 
de kazerne, de gouvernements-pakhuizen , de overdekte markt- 



(1) Ik zie het cyfer van de bevolking der hoofdplaats in een artikel, ge- 
plaatst in den derden jaargang van het Tydschrift voor Nederlandsch In- 
dië, op 14000 gesteld. Manado heeft echter nooit eene zoo sterke bevolking 
gehad. 

In de bestaande literatuur over de Minahassa zie ik overigens zoo talryke 
volstrekt onjuiste opgaven en verwarde voorstellingen van zaken, dat daar- 
over alleen een breed artikel te schrjjven zou zijn* Ik zal mij niet onledig 
houden met in dit reisverhaal die fouten telkens aan te wijzen, daar men de 
hierin medegedeelde opgaven er voor in de plaats kan stellen. Dit geldt 
evenzeer voor de eilanden, over welke later in dit verhaal gesproken wordt. 



Digitized by 



Google 



— 33 — 

plaats. De woonhuizen der Europeanen liggen noordelijk en 
zuidelijk van het fort. Oostelijk van het fort is een heuvel, 
welke het fort beheerscht en het doelmatige der strategische 
ligging er van zeer twijfelachtig maakt. Noordelijk van dezen 
heuvel is de wijk der Chinezen , die in digt bijeenstaande langs 
regelmatige straten geplaatste huizen wonen. Deze wijk grenst 
ten noorden aan de rivier van Manado. Het residentiehuis is 
gebouwd aan de oostelijke grens der chinesche, wijk. Deze en 
de europesche wijk zijn oostelijk en zuidelijk begrensd door de 
wijken der inlanders. De rivier ter hoofdplaatse overgaande, 
komt men in de negorij der Bantikkers, welke dus ten noorden 
van de hoofdplaats gelegen is. Een weinig zuidelijk buiten de 
hoofdplaats bereikt men de negorij Baroe, welke even als die 
der Bantikkers nog grootendeels door heidenen bewoond is, of- 
schoon het christendom er veel meer aanhangers heeft dan in 
de negorij Bantik , welker bewoners nog bijna zonder uitzon- - 
dering heidenen zijn. De huizen der europesche ingezetenen 
te Manado zijn eenvoudig doch doelmatig gebouwd en langs 
breede straten gelegen. Ook de hoofdstraten der inlandsche 
wijken gijn breed en elkander veelal met regte hoeken snijdende. 

Een van mijne eerste wandelingen te Manado was naar de 
marktplaats. Deze is met eene loods overdekt en wordt vrij 
druk bezocht. Men ziet er zoo wat dezelfde voorwerpen uitge- 
stald als op de bazaars van de hoofdplaatsen op Java: vruchten, 
gambier, tabak, betel, zout, lijnwaden, snuisterijen, visch, enz. 
Bazaarloodsen zijn in de Minahassa niet talrijk en worden slechts 
gevonden te Manado, Amoerang, Tomohon, Sonder, Tondano, 
Kakas, Kema en Belang.. Zij zijn echter op de meeste plaatsen 
van weinig nut, daar slechts te Manado, Tomohon, Kakas en 
Tondano markten worden gehouden. De omzet van goederen 
is er nog gering en schijnt slechts te Manado van eenig belang 
te zijn , vermits de bazaars slechts te Manado verpacht zijn (in 1855 
voor slechts ƒ 8250). 

Het zout wordt in langwerpige half ovale korven van palm- 
loof ter markt gebragt en vertoont dan eene massa van de 



Digitized by 



Google 



— 39 — 

kleur van ongeraffineerde suiker, voor welke ik het op eeni- 
gen afstand aanvankelijk aanzag. Het aanmaken en de ver- 
koop van zout hebben hier plaats buiten bemoeijing van het 
gouvernement. Men verkrijgt het zout te Manado op de volgen- 
de wijze. Men maakt nabij het strand houtstapels van eenige 
voeten lengte en verbrandt die onder aanhoudenden toevoer van 
zeewater en brandhout. Nadat deze verbranding drie dagen 
lang onderhouden is, verzamelt men de teruggeblevene asch in 
eene trechtervormige van gespleten bamboe vervaardigde korf, 
die van boven eenige voeten wijd is en van binnen belegd met 
de bladen van den wokapalm, ten einde de asch niet door de 
spleten wegvalle. Men hangt nu deze korf eenige voeten boven 
den grond op, verbindt haar aan het ondereinde met eene goot 
en overgiet den inhoud op nieuw met zout water. Het op- 
gevangen zoute water wordt in van wokabladen vervaardigde 
emmers (timba), die eenige voeten boven den grond naast elkan- 
der worden opgehangen, eerst onder sterker, later onder zacht 
vuur uitgedampt, totdat het zout tot den vasten toestand is 
overgegaan. Uit den aard van deze ondoelmatige bereidingswijze 
vloeit voort, dat het zout eigenlijk een mengsel van verschillende 
zouten is en bovendien zeer onzuiver. De Manadorezen en alfoe- 
ren verkiezen het echter boven het gouvernementszout , zoodat dit 
laatste weinig aftrek heeft, wat daaruit kan blijken, dat de ver- 
koop van het gouvernements zout van 1841 tot 1853 van 812000 
tot 2000 ponden s' jaars verminderd is. 

Reeds den eersten dag van ons verblijf te Manado zag ik ter 
markt meerdere vischsoorten / welke mij nog onbekend waren, 
waaronder soorten van Mesoprion, Lethrinus, Sicijdium, Julis, Lep- 
tocephalus , enz. Aan het einde van dit reisverhaal zal ik de lijsten 
geven der door mij hier en elders gedurende de reis waargenomene 
visschen. De vischvangst wordt te Manado geenszins op groote 
schaal gedreven , hoezeer de baai rijk is aan visch en het verbruik 
van gedroogden visch in de bovenlanden der Minahassa zeer zou 
kunnen toenemen. Zelfs wordt niet genoegzaam voorzien in de 
behoefte aan visch ter hoofdplaatse zelve en de visch is daar- 



Digitized by 



Google 



^ — 40 — 

door te Manado dan ook aanmerkelijk hoog in prijs, hooger dan 
te Batavia, waar hij reeds niet goedkoop is. De visscherij is 
nagenoeg uitsluitend in handen van de christen- en moham- 
medaansche burgers. Kleine tonijnen van nog geen' voet lengte 
zag ik verkoopen voor ƒ | tot ƒ 1. Eene gewone zeeschildpad 
(Chelonia midas) van ruim 2 voeten lengte werd met ƒ12 betaald. 

Tusschen 12 en 1 uur s' middags werd een matige schok van 
aardbeving gevoeld, welke echter geene schade aanrigtte. Sedert 
namen wij gedurende de reis geene andere aardbevingen waar, 
tenzij een' ligten schok te Amboina en een' nog ligteren te Banda- 
neira. Over de verwoestingen, in de laatste tijden in de Mo- 
lukken door aardbevingen te weeg gebragt, zal ik later een en 
ander mededeelen. 

s' Avonds van den dag onzer aankomst te Manado was er 
algemeene receptie in het residentiehuis en illuminatie van een 
groot gedeelte der stad. Bij gebrek aan het noodige aantal 
glazen voor de illuminatie, bediende men zich van halve 
papaja-schillen , welke wel minder fraai waren doch goed vol- 
deden. 

Den 13» September inspekteerde de gouverneur generaal het 
garnizoen, de schutterij, de kazernes, het fort, de infirmerie, 
het residentiekantoor, de koffij- en andere pakhuizen. 

Het garnizoen bestaat uit een vijftigtal militairen, slechts ge- 
deeltelijk Europeanen , onder het kommandement van een' 1» lui- 
tenant der infanterie. Dit is de eenige militaire magt in de 
geheele Minahassa. Nergens elders in de geheele residentie ligt 
eenig garnizoen, behalve te Gorontalo, welks garnizoen bestaat 
uit 30 man onder een' 2* luitenant. De militaire magt kan 
echter hier, zoowel als in de eigenlijke Molukken gezegd wor- 
den aanmerkelijk sterker te zijn door de goede diensten, welke 
de schutterijen verrigten of van ze te verwachten zijn. Deze 
schutterijen bestaan uit de Europeanen der hoofdplaatsen, alsmede 
uit de inlandsche burgers, zoowel christenen als mohammedanen. 
De schutterij in de geheele Minahassa is ruim 600 man sterk 
t. w. te Manado 264, te Kema 157, te Likoepang 20, te Amoe- 



Digitized by 



Google 



— 41 — 

rang 79, te Tanawangko 40 en te Belang 49 man. De schutters 
doen dikwerf goede diensten, zelfs ter zee, daar zij soms de 
bemanning versterken der roreehees of distriktsvaartuigen , bij het 
aanwezen van zeeroovers op de kust of voor het verrigten van 
andere diensten (1). 

Het fort te Manado is een vierhoek met vier bastions. Thans 
juist twee eeuwen geleden werd de eerste sterkte door de 
Nederlanders te Manado gesticht en Nederlandsche Vastigheid 
genoemd. In 1703 werd deze sterkte, welke van hout was op- 
getrokken, door het tegenwoordige steenen fort Amsterdam ver- 
vangen. Het bestrijkt zeer goed de reede, maar wordt zelf be- 
streken door de bovengenoemde zeer nabij gelegene hoogte te 
-midden der hoofdplaats zelve. Wij zagen slechts nog de muren 
van het fort, benevens eene plaats voor de infirmerie, het kruidhuis 
en de gevangenis , zijnde de overige gebouwen een paar maanden 
voor onze komst afgebrand. Het garnizoen was op eenigen af- 
stand van het fort in kazernes gehuisvest. 

De gouvernementspakhuizen liggen gedeeltelijk geheel nabij 
het fort. De koffijpakhuizen verkeeren bij het schieten uit het 
fort steeds in gevaar van brand en moeten daarom verplaatst 
worden, ofschoon ze nog in goeden staat zijn. Tijdens ons be- 
zoek bevatteden deze pakhuizen ongeveer 11000 pikols koffij. 
De manado- of minahassa-koffij is van goede hoedanigheid. De 
voortbrenging er van is zeer aan het toenemen en in verge- 
lijking van vroegere jaren meer dan verdubbeld. Later zal 
ik ter gelegener plaatse op de koffijkultuur in de Minahassa 
terugkomen. 



(1) De maritieme magt ter beschikking van den resident van Manado 
bestaat, behalve uit acht roreehees, welke tot de zeeplaatsen Manado, Likoe- 
pang, Belang, Kema, Amoerang en Tanawangko behooren, uit drie korra- 
korra's van den sulthan van Ternate, elke bemand met vijftig Ternatanen 
en gekommandeerd door een hoofd met den titel van oetoesan. Deze Ter- 
natanen wonen, wanneer zij niet in dienst z\jn, in eene afzonderlijke wijk 
te Manado en behooren geenszins tot het meest rustige deel der bevolking. 



Digitized by 



Google 



— 42 — 

Omtrent de welvaart en den handel van Manado vernam ik tegen- 
strijdige berigten. De vrijverklaring der havens van Manado en 
Kema beweert men nog van weinig invloed geweest te zijn op 
handel en scheepvaart. Men beweert ook, dat de thans gere- 
gelde stoomvaart op de Molukken dien handel tot nog toe geens- 
zins verlevendigt. Men zegt, en zulks heb ik te Ternate en 
Amboina meermalen hooren herhalen, dat de ku^tvaarders door 
de stoomvaart meer en meer verdrongen Avorden én dat men daar- 
door beperkt is tot hetgeen de stoomschepen op hunne nog niet 
talrijke reizen aanbrengen, waarvoor dan nog hooge prijzen en 
vrachtgelden moeten betaald w r orden. Dit bezwaar schijnt ech- 
ter uit den aard der zaak slechts tijdelijk te kunnen zijn, want 
indien blijkt, dat de ruimte der stoomschepen zoodanig onvol- 
doende is om in de behoeften der Molukken te voorzien, dat 
de vaart derwaarts van andere schepen goede kans op voordeel 
aanbiedt, zal de mededinging niet uitblijven en het evenwigt 
moeten hersteld worden. 

Maar indien men de officiële bescheiden raadpleegt, blijkt het 
geenszins, dat de vaart op Manado in de laatste jaren ver- 
minderd is. In 1851 werden de havens van Manado en Kema 
bezocht door 45 europeesch getuigde en 23 ihlandsche vaartui- 
gen, de eerste groot 4105V2, de laatste 36V2 lasten; in 1852 
door 39 europesche en 12 inlandsche vaartuigen, metende 7lbO l / 2 
en 14y2 lasten; in 1853 door 43 europesche en 28 inlandsche; 
vaartuigen groot 5722 en 83 lasten; en in 1854 door 42 euro- 
pesche en 65 inlandsche vaartuigen, metende 5139 en 110 1 /* 
lasten. Terwijl alzoo de vaart van op europesche wijze getuigde 
schepen ongeveer hetzelfde is gebleven, is die der inlandsche 
vaartuigen , zoowel wat " aantal als scheepsruimte betreft , in de 
beide laatste jaren aanmerkelijk toegenomen. Raadpleegt men 
voorts de geldswaarde der in- en uitvoeren over de laatste jaren, 
dan is veeleer een vooruitgang op te merken en blijkt zelfs het 
jaar 1854, zoowel ten opzigte van den invoer als van den uitvoer 
verreweg de voornaamste plaats te beslaan , en zulks nog wel niet- 
tegenstaande de rampen , welke de bevolking der Minahassa op 



Digitized by 



Google 



— 43 — 

het laatst van 1853 en in de eerste helft van 1854 getroffen heb- 
ben door de boven reeds vermelde epidemiën. Dat de bloei van 
den handel van Manado ongetwijfeld zeer zou bevorderd worden, 
indien het gouvernement er toe besloot, om de koffij der Minahassa 
te Manado te verkoopen, lijdt geen' twijfel. 

Volgend staatje geeft een overzigt van de invoer- en uitvoer- 
waarden gedurende de laatste negen jaren. 



Jaar. 


Invoer. 


Uitvoer. 


Jaar. 


Invoer. 


Uitvoer. 


1846 
1847 
1848 
1849 
1850 


/ 200,686 
364,842 
242,108 
268,123 
432,913 


/ 106,934 

143,333 

95,695 

185,340 

125,632 


1S51 
1852 
1853 
1854 


/ 276,813 
224,763 
153,986 
532,076 


ƒ171,654 
173,060 
182,545 
251,932 



Het is opmerkelijk, dat, 1853 alleen uitgezonderd, in alle 
bovengenoemde jaren de waarde van den invoer die van den uit- 
voer aanmerkelijk en niet zelden met meer dan het dubbele heeft 
overtroffen, waaruit men mag opmaken, dat de Minahassa, 
behalve de artikelen van uitvoer, genoeg voortbrengt om de 
meerder dan het bedrag der uitvoeren ingevoerde waarden te 
betalen. De voornaamste voortbrengselen der Minahassa, wel- 
ke worden uitgevoerd, zijn, behalve de gouvernementskofïij en 
gemoetoe-touw (1), kakao, rijst, goud, tripang, was en karet. 
Van de jaren 1846 tot en met 1855 bedroeg de waarde 
der uitgevoerde kakao het hoogste cijfer in 1854, die der 
rijst in 1853, die van het goud in 1853, die van tripang 
in 1854, die van was in 1854 en die van karet in 1852. 



(1) Het gemoetoe-touw wordt in eene gouvernements-lynbaan te Amoerang 
geslagen. De grondstof daartoe wordt door de bevolking tegen geringen prys 
geleverd. In 1854 werd voor eene gelds waarde van ruim ƒ 8000 aan trossen 
kabels aangemaakt , welke het gouvernement slechts ruim ƒ 3000 kostten. In 
hetzelfde jaar werd aan gemoetoe-touw verkocht, ten behoeve van s* lands 
dienst verstrekt en naar Java uitgevoerd voor eene waarde van ƒ 15.500. 



Digitized by 



Google 



— 44 



Volgend staatje geeft een overzigt van den uitvoer dier arti- 
kelen in de genoemde jaren. 



Jaar. 


Kakao. 


Rijst. 


Goud. 


Tripang. 


Was. 


Karet. 


1846 


/ 45,940 


/ 7,055 


/ - 


/ 2,178 


/ 1,383 


/ 1,546 


1847 


57,519 


8,550 




473 


1,180 


— 


1848 


26,274 


1,535 


— 


943 


127 


— 


1849 


49,500 


1,090 


28,000 


12,000 


1,300 


7,500 


1850 


48,000 


3,600 


16,000 


19,500 


2,000 


7,000 


1851 


18,000 


11,340 


16,960 


9,000 


2,200 


6,250 


1852 


64,800 


52 


16,000 


12,000 


3,000 


12,000 


1853 


30,000 


13,700 


48,440 


6,000 


2,000 


4.S00 


1854 


67,375 


11,670 


20,000 


25,000 


8,000 


4,500 



De voornaamste plaats onder de artikelen van invoer beslaan 
de lijnwaden. Het blijkt niet , dat de invoer van lijnwaden zeer 
toeneemt, want alhoewel het jaar 1854 ten dezen opzigte figu- 
reert met eene waarde van/ 194,61 7 waren twee jaren van zeer 
geringen invoer voorafgegaan, terwijl reeds in 1847 die waarde 
meer dan ƒ136,000 bedroeg. Men moet echter hier in het oog 
houden , dat de hervorming van het bestuur in deMinahassa, hoe 
heilzaam ook voor de bevolking, in den eersten tijd van ongun- 
stigen invloed kan geweest zijn op het koopen van lijnwaden 
door de bevolking, terwijl de groote sterfte in 1854 er toe moet 
bijgedragen hebben, dat het bedrag der verkochte lijnwaden 
voor 1854 niet grooter is geweest. 

In het belang van het handelsverkeer is voorgesteld geworden, 
aan nederlandsche , nederlandsch-indische of moluksche op euro- 
pesche wijze getuigde vaartuigen te vergunnen, de havens der 
residentie buiten de vrijhavens Manado en Kema te bezoeken en 
Gorontalo ook tot vrijhaven te verklaren. Te Gorontalo is de 
handel aan het afnemen. De invoeren hebben er in de laatste 
8 jaren gemiddeld slechts/ 30,000 en de uitvoeren ruim ƒ 15,500 
bedragen , doch de eerste 4 jaren van dit tijdvak geven nog veel 
hoogere cijfers dan de laatste 4, in welke de uitvoer gemid- 
deld bedroeg / 16,000 en de invoer ƒ9000. 



Digitized by 



Google 



— 45 — 

De gouverneur generaal bezocht den 14a September bet lcpro- 
eengesticht te Temoempah, nam de koffobereiding in oogen- 
schouw en inspekteerde , na terugkomst te Manado, de christen- 
kerk en de europesche en maleische scholen. Mevrouw Duijmaer 
van Twist woonde deze bezoeken bij en was op de verdere reis 
in den regel bij alle togten, hoe vermoeijend ze soms ook waren, 
alsmede bij de meeste kerk- en schoolbezoeken tegenwoordig. 

Temoempah is eene negorij , gelegen aan de noprdzijde der 
baai van Manado, op slechts 2 of 3 palen afstands van de 
hoofdplaats. Wij begaven ons derwaarts over zee en keerden 
per rijtuig naar Manado terug. Na ongeveer 20 minuten roei- 
jens hadden wij het strand bij Temoempah bereikt. Fraai is 
het gezigt, hetwelk men van daar op de baai heeft. Het lepro- 
zengesticht ligt op eenige honderden schreden van het strand, 
afgezonderd van de negorij. Het bestaat uit twee reijen huisjes van 
hout en bamboe , elk in een paar kamers verdeeld. Het bevatte 
21 lijders, waarvan echter slechts 19, die in meerdere of mindere 
mate door olifantsziekte (melaatschheid , lepra , elephantiasis) waren 
aangetast. Deze ziekte, inde tropische gewesten zoo verbreid , en 
het gelaat en de ledematen van den door haar aangetaste zoo zeer 
misvormende, is een schrikbeeld voor de Europeanen, doch de 
inlanders in deze gewesten zien haar met eene zekere onver- 
schilligheid. Er is blijkbaar iets hards in gelegen, de ongelukkige 
lijders, die door elephantiasis zijn aangetast uit de maatschappij te 
verwijderen. De ziekte toch is in het oog van den deskundigen ge- 
neesheer eene ziekte als zoo vele andere. Eene langzame onder- 
huidsche uitzweeting van een eigenaardig exsudaat, dat zich 
vooral vormt aan de niet ondersteunde deelen des ligchaams, 
oorschelp, wenkbraauwen , neusvleugels, kin, vingers en teenen, 
en deze eerst doet opzwellen, om later tot verweeking over te 
gaan en de vingers en teenen te verwringen en zelfs af te stoo- 
ten, maakt het eigenaardige dezer ziekte uit. Maar hare be- 
smettelijkheid en overerfelijkheid zijn ver van bewezen en niet 
waarschijnlijk. Jaren lang zijn soms leprozen met niet leprozen 
in aanraking, in de leprozengestichten zelve, zonder dat er een 



Digitized by 



Google 



— 46 — 

spoor van besmetting plaats heeft, en talrijk zijn de voorbeelden 
van kinderen van lepreuze ouders, die niet alleen niet lepreus 
waren in hunne jeugd en tijdens zij bij hunne ouders in de ge- 
stichten verbleven, maar die ook nooit lepreus zijn geworden. 

Men vraagt alzoo, waarom den reeds zoo ongelukkigen toe- 
stand der lepreuzen nog verergerd, door ze als misdadigers buiten 
de zamenleving te sluiten? Hunne landgenooten vreezen hen, 
noch mijden hunnen omgang. Zijn zij niet in staat zelve in 
hun onderhoud te voorzien, geen bezwaar zou er in zijn, dat 
de plaats hunner inwoning die voorziening overnam, zonder ze 
van die plaats uit te sluiten, tenzij zij in een of ander gewoon 
ziekengesticht konden worden opgenomen. Om de afzigtelijkheid 
der leprozen behoeft men ze niet als te verbannen, want voor- 
eerst bepaalt zich die afzigtelijkheid in den regel slechts tot de 
handen en voeten en is zelden van belang, zoolang zich de zieken 
nog in den kring hunner landgenooten kunnen bewegen, en ten 
andere laat men meer afzigtelijke lijders, welker gelaat door 
sijphilis min of meer is verwoest, in de zamenleving blijven. 
Evenwel, zoolang als het tegenwoordige gebruik blijft bestaan, 
is het een verblijdend verschijnsel, wanneer men het den leprozen 
in hunne gedwongene afzondering zoo dragelijk mogelijk maakt, en 
hiervoor is te Temoempah goed gezorgd. De verdeeling van het 
gesticht in afzonderlijke huisjes geeft er het voorkomen aan van 
een klein dorp en verzwakt het denkbeeld van afzondering en af- 
sluiting. Goede voeding, huisvesting, kleeding en geneeskundige 
behandeling dragen er overigens allezins toe bij , om het lot der 
ongelukkigen te verzachten. 

Van het leprozengesticht begaven wij ons naar de negorij 
Temoempah. Ten dien einde moesten wij eerst naar de sloepen 
terug, waarmede wij, na een klein eind wegs langs het strand 
gegaan te zijn, het riviertje van Temoempah binnenroeiden en 
na eenige minuten de negorij bereikten, waar de bevolking het 
hooge reisgezelschap in feestgewaad opwachtte en den weg ter 
beider zijde met eerebogen had beplant. Wij hielden er ons 
echter niet op en gingen met de ons daar opwachtende rijtuigen 



Digitized by 



Google 



— 47 — 

dadelijk door naar een koffo-etablisseinent nabij de negorij Ban- 
tik. Hier was het de eerste maal, dat ik de koffbbereiding zag. 
Men weet thans reeds vrij algemeen, dat de koffohennep de vezels 
zijn van de steng (eigenlijk de bladscheeden) van eene wilde 
pisangsoort (Musa textilis). Deze vezels zijn door hare goede 
eigenschappen in den handel zeer gewild. Zij worden voorna- 
melijk van de Philippijnen uitgevoerd, doch de kuituur en be- 
reiding er van hebben in de Minahassa reeds goed wortel ge- 
schoten en laten spoedig eene grootere ontwikkeling van dezen 
tak van nijverheid verwachten. Deze kult uur is, behalve ter 
hoofdplaatse, in alle distrikten der Minahassa ingevoerd, en of- 
schoon het bekende produkt van koffohennep over het jaar 1854 
nog slechts ruim 10 pikols bedroeg, vertegenwoordigende eene 
waarde van nagenoeg / 200 , was dit produkt slechts afkomstig 
van vier distrikten, van Saronsong, Kakaskassang , Sonder en 
Tompasso. De voortbrenging is echter nog geheel in haar begin. 
De kuituur geschiedt op last en onder de leiding van het be- 
stuur, doch tot uitsluitend voordeel van de planters. De tegen- 
woordige resident van Manado, de heer A. J. F. Jansen, een 
ambtenaar van talent en verdienste, ijverig werkzaam om den 
bloei van het aan zijn bestuur toevertrouwde gewest te doen 
toenemen , zorgt ook voor de uitbreiding dezer kuituur. In 1853 
telde men in de Minahassa nog slechts 24481 koffbplanten. In 
1854 werden er echter ruim 38000 stuks bijgeplant, waarvan 
ruim 27| duizend in geregelde tuinen, terwijl in 1855 de aan- 
plantingen weder eene niet onbelangrijke uitbreiding ondergaan 
hebben. Men heeft thans waarschijnlijk reeds nagenoeg een 
honderdduizendtal koffoplanten , welke , als ze rijp zijn voor de 
schilling en bewerking, meerdere duizenden pikols koffovezels zul- 
len kunnen opleveren. De belangrijkste aanplantingen hebben tot 
nu toe plaats in de afdeeling Amoerang, vooral in het distrikt 
Kawangkoan. In de afdeeling Belang daarentegen is de kuituur 
nog naauwelijks noemenswaardig. 

Het bovenstaande betrekkelijk de koffokultuur heeft slechts 
betrekking tot de gouvernementslanden. In de Minahassa zijn 



Digitized by 



Google 



— 48 — 

echter talrijke landerijen, welke aan partikuliere eigenaars be- 
hooren , meestal Europeanen of afstammelingen van Europeanen , 
landen, welke eene uitgestrektheid hebben van een of eenige 
weinige tot meer dan 100 bunders en beplant zijn met kakao- 
en muskaatnotenboomen , kokospalmen en koffoplanten. Op ve- 
le dier landen maken de koffo-aanplantingen reeds een niet on- 
belangrijk gedeelte der kuituur uit en in 1854 telde men er 
reeds meer dan 16 £ duizend koffoplanten, waarvan meer dan 
15| duizend op de landerijen van de afdeeling Manado alleen. 

In een artikel, opgenomen in het 6 e deel van het Natuurkun- 
dig Tijdschrift "voor Nederlandsch Indië, heeft de heer Jansen 
bekend gemaakt, dat men tot de ontdekking gekomen is, dat de 
koffo zich door zaad bij duizenden voortplant, en niet alleen, 
zooals men vroeger dacht, door uitspruitsels van den moeder- 
stam. Men kan hierover ook nazien het artikel over de koffo- 
kultuur in het 2e deel van het Tijdschrift voor Nijverheid in 
Nederlandsch Indië. 

De verkrijging der koffovezels geschiedt nog op eene zeer gebrek- 
kige wijze. Aan een' paal is, ter zijde eenige voeten boven den grond, 
een houten blok bevestigd, dat aan de onder vlakte een stomp ijzeren 
mes draagt ter breedte van een paar decimeters. Tegen dit ijzer be- 
weegt zich een hefboom der eerste soort , welks eene arm met een 
touw aan eene plank is bevestigd , welke met het eene einde op den 
grond rust en aan het andere einde met den voet naar beneden ge- 
drukt kan worden. Door deze drukking blijft tusschen het blokmes 
en den hefboom eene ruimte over , tusschen welke men de blad- 
scheeden der koffostammen plaatst, welke dan tusschen dat mes 
en den hefboom beklemd worden wanneer men den voet van 
de plank verwijdert, doordien aan het andere einde van den 
hefboomsarm een zware steen opgehangen is, die, dit einde naar 
beneden trekkende, het andere einde daardoor naar boven doet 
bewegen. De op deze wijze beknelde koffoschillen worden dan 
door de plaats van beknelling getrokken, waarbij de vezels 
van de opperhuid en de vochten der schillen ontdaan en vrij 
zuiver verkregen Morden. Hoezeer deze wijze van bewerking 



Digitized by 



Google 



— 49 — 

zeer eenvoudig is, valt het dadelijk in het oog, dat er Veel 
tijd, of, wat op hetzelfde neerkomt, veel arbeidsloon noodig 
is, om eene betrekkelijk geringe opbrengst te verkrijgen. De be- 
hoefte aan een' meer doeltreffenden toestel ter afscheiding der vezels 
wordt dan ook reeds gevoeld en zal meer en meer gevoeld worden , 
naarmate de koffobereiding op grootere schaal zal plaats hebben. 

Na bezigtiging der koffobereiding keerden wij naar de hoofd- 
plaats terug, onzen weg nemende door de negorij Bantik. De- 
ze negorij telt eenige honderden inwoners. De Bantikkers zijn 
een eigen slag van menschen. Krachtiger van ligchaamsbouw 
dan de Manadorezen , hooger van gestalte en breeder van schou- 
ders, onderscheiden zij zich ook, in hun gelaat door meerdere 
uitdrukking, in hunne bewegingen door een zeker gevoel van 
eigenwaarde. Sedert lang elders van Celebes herwaarts verhuisd, 
houden zij zich afgescheiden van de overige bevolking. Zij 
willen niets weten van mohammedanisme of christendom en 
werden nog niet lang geleden door het bestuur min of meer 
ontzien wegens hun onafhankelijk karakter en de weinige nei- 
ging, die zij betoonen, om zich ten opzigte der kultures en 
heerendiensten aan het wettige gezag te onderwerpen. Hunne 
huizen zijn, even als elders in de Minahassa, op palen gebouwd, 
doch veelal nog op de oudere wijze, hoog en meestal groot ge- 
noeg om 4 familiën te huisvesten. Elke familie heeft dan eene 
afdeeling aan een der hoeken van het huis, terwijl de overige 
ruimte voor allen gemeenschappelijk is. De negorij Bantik was 
even als alle negorijen, die wij later doortrokken, met eerebo- 
gen langs de wegen versierd. De bantiksche schutters waren 
langs beide zijden van den weg geschaard, om den gouverneur 
generaal te ontvangen. Gekleed in blaauwe kielen en broeken, 
de kielen met een' gordel om den middel bevestigd en het hoofd 
bedekt met eene soort van tulband, waren zij gewapend met 
pieken en hadden een tamelijk krijgshaftig voorkomen. 

Ter hoofdplaatse teruggekeerd, wijdde de gouverneur generaal 
het verdere gedeelte van den ochtend aan het bezoek der chris- 
tenkerk en der scholen. 

I. 4 



Digitized by 



Google 



— 50 — 

De christenkerk is een eenvoudig houten gebouw. Te Mana- 
do is evenmin als elders in de Minahassa een predikant ge- 
plaatst. Een zendelingleeraar, de heer F. H. Linemann, ver- 
vult er de betrekking van predikant en geniet daarvoor eene 
geldelijke toelage uit s'lands kas van ƒ 160 s'maands. Het 
bezoek der gouvernements lagere school deed blijken, dat 
het onderwijs er met veel oordeel en goed gevolg gegeven 
wordt. Op weinige uitzonderingen na worden daar slechts kin- 
deren van de europesche ingezetenen onderwezen. In de ma- 
leische school waren de goede uitwerkselen van het onderwijs 
minder merkbaar. De school was bij de komst van den gou- 
verneur generaal als volgepropt met kinderen , doch gewoonlijk 
wordt zij, door nalatigheid der ouders, weinig bezocht, betrek- 
kelijk minder, naar ik vernam, dan de scholen elders in de 
Minahassa. 

In de Minahassa zijn drie soorten van inlandsche christen- 
scholen t. w. gouvernementsscholen , negorij scholen en genoot- 
schapsscholen. In het begin dezes jaars bedroeg het aantal gou- 
vernementsscholen 12, dat der negorijscholen 24, dat der ge- 
nootschapsscholen 88, te zamen 124. Het verschil tusschen 
deze scholen is niet wezenlijk en bestaat slechts in den naam 
en in de betaling der schoolmeesters , wordende de onderwijzers 
der gouvernementsscholen door het gouvernement, die der ne- 
gorijscholen door de bevolking (uit de distriktskassen) en die 
der genootschapsscholen door het zendelinggenootschap bezol- 
digd, terwijl de leiding van het onderwijs op alle scholen aan de 
zendelingen is toevertrouwd. In het vervolg van dit reisverhaal 
zal ik nog wel gelegenheid hebben op de scholen in de Mina- 
hassa terug te komen. 

De namiddag van den 14*, den laatsten dag dien wij te 
Manado doorbragten , werd besteed aan wandelingen en toerridjes 
door de hoofdplaats. 

Voor vele huizen, vooral in de chinesche wijk, zag ik kakao- 
boonen op gevlochtene platte bakken ter drooging uitgespreid. 
Hiervoren is reeds gezegd, dat de kakao hier een niet onbe- 



Digitized by 



Google 



— 51 — 

langrijk artikel van uitvoer uitmaakt, en dat in 1854 voor 
eene waarde van ruim ƒ 67000 van die boonen werd uit- 
gevoerd. Ofschoon de kakao-kultuur zich in het algemeen in 
geen' bloeijenden toestand bevindt, wegens de weinige voor- 
deden, die zij in de laatste jaren heeft afgeworpen, bespeurt 
men daarin op meerdere plaatsen reeds eenige verbetering. De 
kuituur bestaat in alle distrikten der Minahassa. Het aantal 
kakaoboomen, oude en jonge, bedroeg in 1854 meer dan een 
millioen, waarvan ongeveer -^ gedeelte op partikuliere lande- 
rijen. Het produkt der verschillende distrikten bedroeg in 1854 
ruim 580 pikols. De Ie soort boonen heeft eene waarde van 
/ 60 tot ƒ 80 de pikol, de middelsoort van ƒ 30 tot/ 60 en 
de slechte boonen van ƒ 8 tot meer de pikol. In evenredigheid 
van het aantal boomen is het produkt echter zeer gering, daar 
men slechts in enkele distrikten gemiddeld 1£ kilogram, doch 
meestal nog veel minder, tot slechts ^ kilogram boonen per boom 
verkreeg. De opbrengst der kakaoboomen op de partikuliere landen 
is mij niet bekend geworden. Men mag echter aannemen, dat 
daar meer zorg aan de kuituur en inzameling der vruchten besteed 
wordt, en neemt men nu maar aan, dat elke boom er gemiddeld 
| kilogram boonen opbragt, dan zou de produktie dier landerijen 
die der distrikten verre overtroffen hebben, vermits het cijfer der 
kakaoboomen op de bedoelde landerijen in 1854 niet minder 
dan 87710 bedroeg. De uitvoer der kakaoboonen heeft enkel 
plaats naar Manilla. Tijdens ons verblijf te Manado lag er juist 
een manillesche schooner ter reede om eene lading van dit 
voortbrengsel in te nemen. 

s' Avonds voor ons vertrek van Manado was er diner en daarna 
groote afscheidsontvangst ten residentiehuize. Geen onzer had 
gedacht te Manado een zoo talrijk europeesch publiek te zullen 
aantreffen , als aan tafel en in den verderen avond tegenwoordig was. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK IV. 



VAN MANADO TOT SONDER. 

Vertrek van Manado. — Lotta. — Feestelijke ontvangsten in de verschil- 
lende negorijen. — Weg over den Empoeng. — Tineoor. — Kinilow. — 
Kakaskassang. — Tomohon. — Hoogland van Tomohon. — Alfoersche 
graven. — Veeteelt in de Minahassa. — Saronsong. — Meer van Li- 
noe. — Solfataren. — Lahendong. — KofBj kuituur in de Minahassa. — 
Sonder. — Tintjep. — Waterval Moenteh. 

s' Morgens vroeg van den 15& September begon onze reis door 
de binnenlanden van Manado. De beste rijpaarden, welke te 
verkrijgen waren, werden door den gouverneur generaal en 
mevrouw Duijmaer van Twist en de heeren van het gevolg be- 
stegen. Meerdere inlandsche hoofden sloten zich aan den trein 
en ook de bedienden van het reisgezelschap volgden te paard. 
Onder het bulderen van het geschut verliet deze stoet de hoofd- 
plaats der residentie, den weg nemende naar Tomohon, eene 
hoofdnegorij gelegen op 14£ palen afstands van Manado. 

De weg naar Tomohon gaat in eene zuidelijke rigting van 
Manado af, bereikt weldra den voet van het gebergte en slingert 
zich om de hellingen van den Empoeng om de bergvlakte van 
Tomohon te bereiken. 

Naauwelijks waren wij de aan de hoofdplaats grenzende negorij 
Baroe doorgetrokken, of wij zagen ons in digte stofwolken gehuld. 
De groote wegen in de Minahassa, althans die, welke ik gezien 



Digitized by 



Google 



— 53 — 

heb, zijn breed en in goeden staat en zelfs geschikt voor rijtui- 
gen. Maar na eenige droogte zijn zij bedekt met dikke lagen 
van fijn trachietzand , afkomstig van het vulkanische puin, waar- 
mede men ze, uit gebrek aan andere materialen, heeft moeten 
aanleggen en onderhouden. Onze paarden deden weldra de fijnere 
zandlaag als digte stofwolken opstijgen, die dikwerf ons geene 
drie schreden ver om ons lieten zien en de ademhaling belem- 
merden. In slechts weinige gedeelten der Minahassa hadden wij 
geen of weinig last er van. 

De Minahassa is bedekt met een net van goede wegen, welke 
de gemeenschap met alle voorname punten gemakkelijk maken. 
Van de hoofdplaats zelve gaan 4 wegen af, t. w. een naar het 
noorden door de negorijen der Bantikkers ; een naar het oosten, 
welke zich op eenige palen afstands van de hoofdplaats splitst 
in den weg naar Kema en Likoepang; een naar het zuidoosten, 
welke zich even buiten de hoofdplaats in twee armen verdeelt, 
welke beide naar Sawangan (aan de rivier van Tondano of 
Manado) geleiden; de vierde naar het zuiden, welke naar To- 
mohon geleidt en een weinig bezuiden de negorij Baroe westwaarts 
een' zijtak afgeeft, die naar Tanawanko en Amoerang voert. 

Na 6^ paal rijdens bereikten wij de negorij Lotta, welke reeds 
tot de afdeeling Tondano en tot het distrikt Kakaskassang behoort 
en met ruim 400 zielen is bevolkt. De negorijhoofden, de ka- 
besaran en de schoolkinderen waren in reijen geschaard langs 
den weg en sloten achter den stoet op tot voor het gebouw, 
waar de gouverneur generaal afstapte , de kabesaran op de muziek 
van trom en gong en fluit marscherende en nu en dan de al- 
foersche krijgskreten aanheffende. De kinderen, tot voor den 
gouverneur generaal genaderd zijnde, hieven gezangen aan, wel- 
komstgroeten aan het hooge echtpaar behelzende en gezet op de 
wijzen van onze volksliederen. Dit gezang werd begeleid door de 
muziek van eenige dwarsfluiten, op welk instrument de bespelers 
het echter nog niet tot eene dragelijke hoogte gebragt hadden. 
De kinderen trokken daarop naar het schoolgebouw en maakten 
plaats voor de kabesaran, die nu hare evolutiën begon. 



Digitized by 



Google 



— 54 — 

In de negorijen, welke wij op onze verdere reis in de Mina- 
hassa bezochten , hadden wij telkens eene herhaling van dezelfde 
feestelijkheden, wel zoo veel mogelijk geschakeerd door verschil- 
len in de zangwijzen der welkomstliederen, door bijzonderheden 
in de kleeding en wapening der alfoeren en in hunne exercitiën 
en dansen, doch in de hoofdzaak telkens op hetzelfde nederko- 
mende, waarom ik er in dit reisverhaal verder weinig of geen 
melding van zal maken. 

Na den aftogt der kabesaran werden de christenkerk en school 
van het dorp bezocht. De scholieren, alle inlanders, hadden 
daar gelegenheid, te doen blijken van hunne vorderingen in het 
lezen, schrijven, rekenen en zingen. Zoodanige kerk- en school- 
bezoeken werden in alle volgende negorijen herhaald. De scholen 
stichten ongetwijfeld veel goeds en leggen eene goede kiem van 
beschaving, doch het onderwijs is er nog voor belangrijke ver- 
beteringen vatbaar. Hierover echter later nader. 

Lotta verlatende, trokken wij weder door de langs den weg ge- 
schaarde kabesaran, die zich naar het einde van de negorij begeven 
had om ons uitgeleide doen. Bij ons vertrek , zoowel als bij onze 
aankomst in het dorp , bleven de saluutschoten niet achter. Dit 
was trouwens in alle negorijen der Minahassa het geval. Elke 
negorij heeft haar artillerie park, dat in den regel echter slechts 
bestaat uit eenige oude lilla's van verschillend kaliber zonder 
affuiten. Men schiet daarmede evenwel met de grootste gerust- 
heid en laadt de stukjes gewoonlijk tot aan hunne monding, 
waardoor natuurlijk veel kruid onverbrand verloren gaat en het 
doel om een sterker schot voort te brengen toch niet bereikt 
wordt. 

Behalve de weg naar Tomohon, dien wij volgden, gaat van 
Lotta oostwaarts nog een andere weg af , welke, na eenige palen 
verder Kembes bereikt te hebben, zich daar splitst in twee 
armen, van welke de oostelijke over Sawangan naar Kema, de 
zuidelijke naar Tondano geleidt. 

Bezuiden Lotta wordt de landstreek spoedig meer berg- 
achtig. Men bevindt er zich op den voet van den Empoeng, 



Digitized by 



Google 



öij 



welke de vlakte van Manado van het hoogland van Tomohon 
scheidt. De noordelijke hellingen van dit gebergte bestijgende, 
bereikten wij bij paal 9 van Manado een punt, naar mijne 
gissing ongeveer 350 meters boven de zeevlakte gelegen, van 
waar wij een uitnemend fraai gezigt genoten op de vlakte van 
Manado, op de baai der hoofdplaats en de eilanden, die noord- 
westelijk van de baai in de zee van Celebes liggen verspreid. 
Na daar eenige oogenblikken vertoefd te hebben, vervolgden 
wij de reis. Naarmate wij hooger klommen, werd de natuur 
woester en trotscher. Hier en daar is de weg diep in de berg- 
hellingen uitgekapt. Men heeft daardoor fraaije ontblootingen 
van het terrein, welke als in een oogenblik een beeld geven van 
zijne geologische gesteldheid. Hier en daar grootere trachiet- 
blokken, elders scherp afgedeelde op elkander rustende lagen 
van trachietpuin en zand, uit omliggende vulkanen op van el- 
kander verwijderde tijdstippen uitgeworpen, op andere plaatsen 
weder dikke lagen van een trachietisch konglomeraat, — zietdaar 
de natuurlijke konstruktie der wegwanden aan den Empoeng, 
eene zamenstelling, die wij trouwens op vele plaatsen in Mina- 
hassa terugvonden. 

Nadat wij eene hoogte van ongeveer 900 meters bereikt had- 
den , daalden wij naar de hoogvlakte van Tomohon af en kwamen , 
na door de negorijen Tineoor, Kinilow en Kakaskassang getrok- 
ken te zijn, tegen den middag te Tomohon aan. De genoemde 
negorijen liggen kort bij elkander, Kakaskassang nog op 813 
meters boven de zeevlakte, Tomohon ruim 30 meters lager. 
Tineoor heeft ruim 200 , Kinilow ongeveer 300 en Kakaskassang 
ongeveer 1100 inwoners. Het distrikt Kakaskassang heeft veel 
door de jongste epidemie geleden en zijne bevolking sedert 1852 
met Vs zien verminderen. Thans bedraagt die bevolking nog 
ruim 3500 zielen. 

Tomohon, hoofdplaats van het distrikt van denzelfden naam, 
is eene groote negorij. Een groot gedeelte der bevolking van 
het distrikt is hier gevestigd en woont in veelal goed ge- 
bouwde huizen omringd van erven met vruchtboomen , die door 



Digitized by 



Google 



— 56 — 

nette heggen van de negorij wegen zijn gescheiden. Het geheel 
der negorij ademt welvaart. Eenige grootere gebouwen in het 
midden der negorij duiden de woonplaatsen aan van den zen- 
delingleeraar en van de inlandsche volkshoofden. Deze woningen 
waren, even als elders in de Minahassa, voor de ontvangst 
van den gouverneur generaal en het gevolg zoo goed mogelijk 
ingerigt. 

Eene koele temperatuur en ijlere lucht dragen er veel toe bij 
het verblijf hier aangenaam te maken, s' Namiddags 6 uur had- 
den wij 76 ° Eahrenheit en s' morgens 6 uur 65 °. 

Eene wandeling door de achterwijken der negorij deed mij 
voor de eerste maal kennis maken met de graven der alfoeren. 
Onder alfoeren verstaat men in de Minahassa thans in den regel 
nog dat gedeelte der bevolking, wat nog niet tot het christen- 
dom is toegetreden. Alfoeren zijn echter eigenlijk alle bewoners 
der bovenlanden, want de beteekenis van het woord // alifoeroe" 
is, zooals men weet, eenvoudig //bergbewoner." Juister dus 
zou ik mij uitdrukken door te spreken van de graven der hei- 
densche alfoeren. Deze graven dan zijn zeer eigenaardig. Zij 
bestaan uit een vierkant trachietblok van drie tot vier voeten 
hoogte en een paar voeten lengte en breedte, en uitgehold om 
het lijk te ontvangen. De opening der holte is aan het eene ein- 
de van de lengte-as. Men plaatst de lijken daarin met de voeten 
naar beneden en brengt ze in het lijkgesteente in eene hurkende 
houding. Het gesteente wordt dan een paar voeten diep in 
de aarde geplaatst, zoodat ongeveer de bovenhelft boven de 
aarde uitsteekt. De opening wordt gesloten met een deksel , ins- 
gelijks uit trachiet gehouwen en gewoonlijk de gedaante hebbende 
van eene vierzijdige pijramiede met holle vlakken. Zoo zijn deze 
graven in hunnen eenvoudigen vorm en te Tomohon zagen wij 
geene andere. Maar in meerdere negorijen, welke wij op de ver- 
dere reis bezochten, voornamelijk te Sawangan, waren die graven 
met veelsoortige figuren gebeeldhouwd, onder welke figuren op 
meerdere graven menschelijke gedaanten met overdreven voor- 
gestelde geslachtswerktuigen de hoofdrol schijnen te vervullen. 



Digitized by 



Google 



— 57 — 

Ik behpef er naauwelijks bij te voegen , dat het beeldhouwwerk 
zelf alles te wenschen overlaat. 

Onze opmerkzaamheid werd ook getrokken door de menigte 
varkens onder de huizen en op de erven der Tomohonners. 
Het varkensvleesch beslaat geene geringe plaats onder de voe- 
dingsmiddelen der bewoners van de Minahassa. Zij schijnen 
veel met de teelt dezer nuttige dieren op te hebben, want 
het aantal varkens in de Minahassa is in 1854 van 58129 tot 
67440 geklommen en "dus in een jaar tij ds met meer dan 9000 
stuks toegenomen. Gemiddeld kwam alzoo een varken op on- 
geveer 1^ inwoner, de mohammedaansche bevolking niet mede- 
gerekend. Onwillekeurig dachten wij aan den armen Javaan , 
die tot nog toe door de vooroordeelen zijner godsdienst een 
voortreffelijk dierlijk voedingsmiddel derft, wat hij zonder veel 
inspanning en voor geringen prijs in overvloed zou kunnen 
bezitten. Overigens is de rijkdom aan varkens in de ver- 
schillende distrikten nog al verschillend. In de afdeeling Be- 
lang, bijvoorbeeld, kwam slechts een varken op 5 — 6 inenschen; 
in de afdeeling Kema daarentegen bijkans 2 varkens op 1 mensch. 
Het ware te wenschen , dat andere takken der veeteelt in de Mina- 
hassa evenzeer bloeiden. Men telde er echter op het laatst van 1854 
slechts 2797 paarden, 2459 runderen, 85 schapen en 2843 geiten. 
De paarden waren door eene onder hen geheerscht hebbende ziekte 
aanmerkelijk in aantal verminderd. Het getal der geiten had, ver- 
geleken bij het cijfer van 1853, eene nog grootere vermindering 
ondergaan en slechts het aantal runderen was eenigzins toegenomen. 
Van buffels is in de Minahassa nog naauwelijks sprake, wat be- 
vreemdend is, daar zij in het naburige Gorontalo vrij talrijk zijn. 
In den jongsten tijd zijn er echter eenige aangebragt en men 
schijnt zich reeds eenigzins aan het gebruik dezer dieren te 
gewennen. 

Van het dorpsplein te Tomohon heeft men een vrij ruim ge- 
zigt op het hoogland, of liever op de het hoogland omringende 
bergen. De Lokon, 1560 meters hoog, vertoont er zijn' top in het 
n. w. t. w. Zijn geheele massieve kegel ligt er bloot voor het 



Digitized by 



Google 



— 58 — 

gezigt , van zijnen voet tot den afgeplatten top geheel met bosch 
begroeid. De Empoeng verheft er zijn' hoogsten top in n. w. 
doch is veel lager dan de Lokon. In het n. o. ontwaart men 
den Goenong Api, minder opmerkelijk door zijne hoogte of 
scherpe vormen dan door zijnen grooten krater, dien men echter 
te Tomohon niet kan zien. • Nog meer oostwaarts stuit het oog 
op een' drietoppigen berg, welks hoogte ik op ongeveer 1000 
meters schat. De alfoeren noemen hem Massaran. Zijn krater 
werkt niet meer en schijnt thans een meertje te zijn. In het 
zuiden eindelijk , waar de grensbergen van de hoogvlakte het laag- 
ste zijn, ontwaart men den Tolanko, welks hoogte zeker niet 
meer dan 900 meters bedraagt. De Lokon moet aan zijne noord- 
oostelijke helling eene solfatara hebben, waaruit de inlanders, 
even als uit den krater van den Goenong Api, veel zwavel ver- 
zamelen. 

Den 16* September s' morgens vroeg was het reisgezelschap 
weder te paard en op weg naar Sonder, tot welke negorij wij 
dien dag de reis zouden voortzetten. De weg gaat steeds in 
eene zuidelijke rigting en zelfs wat westelijk. 

Tomohon is het punt van zamenkomst van de groote wegen van 
Manado, Tanawanko, Amoerang en Tondano- Westelijk gaat er 
een weg af naar de hoofdplaats Tanawanko of Tombariri, zuid- 
oostelijk een weg, die over Koja naar Tondano voert, en jsuide- 
lijk een weg, die over Saronsong geleidt naar Sonder, doch vóór 
hij nog Saronsong heeft bereikt een' zijtak afgeeft, welke oostelijk 
van den hoofdtak geleidt naar Rembokeng en Kakas. 

Op een paar palen afstands van Tomohon bereikten wij Saron- 
song, hoofdnegorij van het distrikt van denzelfden naam, dat 
tot de afdeeling Tondano behoort en met nog geene 2000 zielen 
bevolkt is. 

Saronsong gepasseerd zijnde, maakten wij een uitstapje, links 
van den weg af, naar het meer van Linoe. 

Dit meertje ligt op nog geen paal afstands van den grooten 
weg. Om het te bereiken moet men eerst een eind wegs klim- 
men, waarbij men echter te paard kan blijven. Daarna daalt 



Digitized by 



Google 



— 59 — 

men langs een steiler pad naar het meer, dat men weldra voor 
zich ziet, omringd van steile en hooge oevers, welke begroeid zijn 
met palmen , kasuarinen , varens en pandanen. Het meertje zou 
weinig belangrijks zijn op zich zelf, daar het naauwelijks \ paal 
in doormeter zal hebben. Maar men ontwaart uit zijne gedaante 
en wanden alras, dat het een echt kratermeer is, dat is, een 
oude krater, welke tot op zekere hoogte door afslibbing is ge- 
dempt en met water bedekt. Twijfelde men echter nog aan 
deze beteekenis, dan zou die twijfel spoedig ophouden, wanneer 
men de plaatsen bezoekt, waar de vulkanische werkzaamheid nog 
bestaat. Nabij de plaats, waar wij aan het meer kwamen, be- 
vindt zich eene zwavelpoel. De voornaamste solfatara ligt ech- 
ter nabij den noordoostelijken rand van het meer. Daar stij- 
gen nog onophoudelijk op talrijke plaatsen zwaveligzure dam- 
pen uit de spleten des bodems op en zet zich de opgehevene 
zwavel aan de spleetranden af. Hier is de plek, waar den graaf 
Carlo de Vidua het bekende ongeluk overkwam, wat zijn' dood 
ten gevolge had. Het water van het meertje is eenigzins wrang van 
smaak door de er in opgeloste uit de solfataren vloeijende stoffen , 
wat evenwel niet belet , dat er talrijke insekten-larven en visschen in 
leven. Het schijnt echter dat er geene andere vischsoorten in 
voorkomen dan de gaboes (Ophicephalus striatus BI.) , hier kebos 
genoemd, de betok (Anabas scandens CV.), geteh geteh gehee- 
ten, en de soegili of kassili, eene soort van paling (Anguilla El- 
phinstonei Sijk.), alle welke soorten ook in de zoete wateren van 
Java en Sumatra en van het vaste land van Indië voorkomen. 
Men deelde ons mede, dat de grootste diepte van het meer slechts 
45 voeten bedraagt. Zijne uitwatering is in het zuidwesten. 

Na met kleine praauwtjes een togtje dwars over het meer ge- 
maakt te hebben , om de grootere solfatara te bezoeken , keerden 
wij langs denzelfden weg terug , en bereikten weldra Lahendong, 
eene negorij met ruim 400 inwoners. 

Niet ver voorbij Lahendong verlieten wij nogmaals den grooten 
weg, regts, en gingen nu door uitgestrekte koffijtuinen nog eenige 
palen ver, over zeer ongelijk terrein, de grensheuvels van het 



Digitized by 



Google 



— 60 — 

hoogland van Tomohon, totdat wij in de kom van Sonder waren 
afgedaald. Wij verlustigden ons op dezen togt in den rijken 
bloei en dragt der koffijheesters. 

De Minahassa is uitnemend geschikt voor de koffijkultuur. 
Zij is er de voornaamste kuituur en verdient alzoo wel eenige 
nadere beschouwing. De aanleg van geregelde tuinen is in 
1822 begonnen. Wel bestond toen de koffij-kultuur reeds, 
doch de 200000 boomen, die er toen waren, bragten weinig op, 
zoowel door slechte wijze van aanplanting, als door verwaarloo- 
zing. In 1822 bedroeg het geleverde produkt slechts 80 pikols. 
In 1827 werd de verpligte levering van koffij in Manado afge- 
schaft, met instandhouding evenwel van het gedwongen aanplan- 
ten en de vaststelling eener belasting van ƒ 4 per pikol. Dit 
stelsel maakte in 1832 weder plaats voor dat der verpligte leve- 
ring der koffij tegen ƒ 15 de pikol, welke levering in 1850 
nader geregeld werd bij de invoering van het nieuwe belasting- 
stelsel, met terugbrenging van den prijs per pikol koffij op 
ƒ 8.40 bij aflevering in de pakhuizen, welke inmiddels op ver- 
schillende plaatsen in de binnenlanden werden opgerigt. 

Thans brengt de koffijkultuur reeds bijkans twee en een halve 
ton gouds jaarlijks onder de bevolking, waarvan ruim ƒ 19000 on- 
der de volkshoofden , het overige onder den kleinen man , zoowel 
voor het afgeleverde produkt (/ 8.40 per pikol) , als voor transport- 
loonen (7| duit de pikol per paal) naar de strandpakhuizen. 

De koffijkultuur is nog niet over de geheele Minahassa verbreid. 
In de distrikten der afdeeling Manado bestaat zij niet en evenmin in 
de distrikten Klabat diatas en Likoepang van de afdeeling Kema, 
en in het distrikt Ponosakan van de afdeeling Belang , terwijl zij 
in de distrikten Passang en Ratahan eerst kortelings is inge- 
voerd en nog geen produkt geeft. Trekt men de bevolking dier 
distrikten, alsmede die der hoofdplaatsen Ainoerang en Belang, 
en de Europeanen en burgers (als niet in de koffijkultuur dee- 
icnde) van het totale cijfer der bevolking van de Minahassa af, 
dan blijkt het, dat in de koffijdistrikten gemiddeld ruim ƒ 3 per 
ziel of / 16 per huisgezin te goed kwam, welke som echter 



Digitized by 



Google 



— 61 — 

tot ruim ƒ 19£, of de hoofden niet medegerekend, tot ruim ƒ 18 
per huisgezin stijgt, wanneer men slechts de koffijplantende huis- 
gezinnen in rekening brengt. In 1854 toch waren in de reeds pro- 
dukt gevende distrikten 12064 huisgezinnen voor de koffijkultuur 
beschikbaar en bedroeg het in de pakhuizen afgeleverde produkt 
23890 pikols. Daarvoor werd betaald aan de hoofden ƒ 19112, aan 
de bevolking als leveringsprijs / 191123 en als transportloonen 
ƒ27264, zoodat de pikolhet gouvernement tot aan de strandpak- 
huizen bijkans ƒ 10 kostte. 

Eerst in de laatste jaren echter is de koffijkultuur aanmer- 
kelijk vooruitgegaan. Bijkans 20 jaren lang is zij min of 
meer op dezelfde hoogte gebleven. Voor dien tijd, van 1826 
tot en met 1832, was de opbrengst jaarlijks gemiddeld 3856 
pikols. In 1833 klom die opbrengst tot 6000 pikols en de 
toenmalige resident van Manado Pietermaat schreef in het zelf- 
de jaar, dat het niet te verwachten was, dat de opbrengst 
immer 8000 tot 10000 pikols zou te bovengaan. In 1834 bedroeg 
echter het produkt reeds. 10000 pikols. Het was toen evenwel 
een goed koflfij-jaar, want in 1835 daalde de opbrengst tot 
slechts 4000 pikols. Van dien tijd af verkreeg men eene 
jaarlrjksche hoeveelheid koffij, welke van 2500 tot 13000 
duizend pikols afwisselde, totdat de produktie in 1853 tot 
16000 en in 1854 tot 23000 pikols steeg. Dat zij spoedig nog 
meer zal toenemen is meer dan waarschijnlijk, vermits in 1854 
meer dan 270000 koffijboomen nieuw zijn aangeplant, op het 
einde van dat jaar meer dan 4,600,000 boomen aanwezig wa- 
ren, waarvan ruim 3£ millioen in geregelde tuinen, en men 
spoedig ook produkt te gemoet zag van de aanplantingen der 
voorlaatste jaren. 

Ofschoon de koffijtuinen van Sonder een zeer gunstig voor- 
komen hadden, onderscheidden zij zich niet door groote op- 
brengst. Men rekende dat de vruchtdragende boomen er jaar- 
lijks elk slechts van ^ tot f pond (amst.) koffij opleverden. In 
de overige distrikten van de afdeeling Amoerang is , met uitzon- 



Digitized by 



Google 



— 02 — 

dering slechts van Tonibariri, de opbrengst nog geringer, ter- 
wijl men rekent, dat bijkans in alle distrikten der afdeeling Ton- 
dano elke vruchtdragende boom van 1 tot 1| pond, en in Ton- 
sea van 4 tot 2 pond koffij oplevert. In 1854 verkreeg men 
uit het distrikt Sonder 1894 pikols koffij. Op het einde van 
dat jaar waren er 525122 koffijheesters, voor welker onderhoud 
1809 huisgezinnen beschikbaar waren. 

De ontvangst van den gouverneur generaal te Sonder was zoo 
mogelijk nog feestelijker dan in de reeds bezochte negorijen. Het 
distriktshoofd van Sonder, een oud hoofdofficier uit den Java- 
schen oorlog, had zijne kabesaran meer geëuropiseerd , meer 
echter in de exercities dan in de kleeding. Tot deze kabesaran 
behoorde zelfs eenige kavallerie. 

Sonder is eene lieve negorij , gelegen op 519 meters boven de 
zee, in eene kleine vlakte, welke lager is dan het hoogland van 
Tomohon en met rijstvelden bedekt, die zich zelfs tot midden in 
de negorij uitstrekken. Zij is de hoofdplaats van een der volk- 
rijkste distrikten van de Minahassa en heeft zelve een tweedui- 
zendtal inwoners en eenige goede gebouwen, de zoogenaamde 
loge en de woningen der distrikts- en negorijhoofden. 

De loge's in de Minahassa zijn, wat de passangrahans zijn op Ja- 
va, gebouwen, door de bevolking der distrikten opgerigt en gemeu- 
bileerd, om tot verblijfplaats te strekken aan doortrekkende amb- 
tenaren. Zij zijn echter beter gebouwd en ingerigt dan de pas- 
sangrahans en hebben ook uitwendig een beter voorkomen. 

Men moet het tegenwoordige Sonder niet verwarren met eene an- 
dere negorij Sonder, een paar palen zuidelijker buiten de vlakte 
gelegen. Ongeveer zeven jaren geleden zijn de meeste bewoners 
van laatstbedoelde negorij naar de vlakte van Sonder verhuisd en 
hebben daar de. negorij gesticht. Het oude Sonder wordt daar- 
om thans ook Sonder toewa genaamd. 

Op het plein voor de loge te Sonder peilde ik den top van 
den Lohon in noord ten oosten. 

De bevolking van het distrikt Sonder bedraagt bijkans zeven 



Digitized by 



Google 



— 63 — 

en een half duizend zielen , van welke nog bijkans zeven duizend 
heidenen zijn. Het christendom heeft er dus, in verg elijking met 
zoovele andere distrikten der Minahassa, nog geene groote vor- 
deringen gemaakt. 

s' Namiddags maakten wij een uitstapje naar den waterval 
Moenteh nabij Tintjep, eene kleine negorij, op ruim 2£ pa- 
len af stands van Sonder gelegen. De weg derwaarts gaat in 
eene voornamelijk n. w. strekking en, de vlakte van Sonder 
verlaten hebbende, langs een diep ravijn, hetwelk, zich tus- 
schen hoogere en lagere nu en dan zeer steile dan weder 
meer glooijende gedeeltelijk met koffijheesters beplante wanden 
slingerende , naar het westen in het lage land van het Amoerangsche 
overgaat. De waterval ligt nog ongeveer \ paal voorbij Tintjep. 
De weg loopt langs de steile wanden van het ravijn, waar men 
den val diep beneden zich ziet. De val zelf is weinig in- 
drukwekkend. De straal water is ruim 60 voeten hoog en 
slechts eenige voeten breed en lost zich gedeeltelijk op in stof 
bij den val in het bekken , dat uit een trachietisch gesteente 
bestaat. Een steil voetpad geleidt tot aan het bekken, waar men 
tot achter de vallende watermassa kan komen , vermits de straal 
in zijn benedenste gedeelte nergens de rotswanden raakt. De 
opperlandvoogd en zelfs mevrouw Duijmaer van Twist getroost- 
ten zich den vermoeijenden togt langs den steilen weg tot op 
den bodem van het bekken. Meerderen van het reisgezelschap 
stelden zich te vreden met het genot van het gezigt op den 
waterval, van eene pendoppoh, aan den bovenrand van het bek- 
ken opgerigt, waar bovendien voor allerlei ververschingen ge- 
zorgd was. 

Van Tintjep keerden wij naar Sonder terug, waar wij aan- 
kwamen, toen het reeds avond was. De negorij was feestelijk 
verlicht, voornamelijk echter het plein voor de loge. De tal- 
rijke lichten , zich afspiegelende in het water der rijstvelden , 
maakten eene goede uitwerking. 
Het klimaat van Sonder moet veel minder aangenaam zijn 



Digitized by 



Google 



— 64 — 

dan dat vafc Tomohon, wegens de hevige winden, die er veelal waai- 
jen. Deze winden zijn verklaarbaar uit de ligging van Sonder. 
De vlakte van Sonder is eigenlijk slechts een breeder en vlak- 
ker gedeelte van hetzelfde ravijn, dat zich naar Tintjep noord- 
westelijk en naar Sonder toewa zuidoostelijk uitstrekt. De 
koudere luchtstrooinen , hetzij ze komen van het hoogere land 
van Kawangkoan of Tompasso, hetzij van de lagere landen van 
Amoerang , moeten in het ravijn sterker zijn dan in meer open 
land. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK V. 



VAN SONDER TOT TONDANO. 

Sonder toewa* — Kawangkoan. — Hoogland van Tompasso. — Tompas- 
so. — Modderwellen , zwavelpoelen en heete bronnen. — Langowan. — 
Zendelingen. — Kakas. — Meer van Tondano. — Ry st- f maïs- f klap- 
per- en muskaatnoten-kultuur in de Minahassa. — Togt naar Passo. — 
Warme bronnen van Passo. — Togt over het meer van Tondano.—- 
Rembokeng. — Bi vier van Tondano, — Hoofdplaats Tondano, 

Den 17 n September vertrokken wij van Sonder, om ons over 
de negorijen Sonder toewa, Kawangkoan, Tompasso en Lango- 
wan naar Kakas te begeven. Deze togt was zeer belangrijk en le- 
verde ons niet de minst sshoone gezigten op van de Minahassa. Het 
ravijn van onder en de wegwanden nemen er grootsche evenredighe- 
den aan. Het schoone en lieve der natuur is er als naast het ijzing* 
wekkende geplaatst. Na een paar palen stijgens en na de nego- 
rij Sonder toewa, die eenigzins regts van den weg verwijderd ligt, 
gepasseerd te zijn , bevonden wij ons op nieuw op eene hoogvlak- 
te, welke men geschikt het hoogland van Tompasso zoude kun- 
nen noemen. Wij gingen in eene in het algemeen zuidoostelijke 
rigting, welke rigting wij volgden tot aan de negorij Langowan, 
de meest zuidelijk gelegene plaats der Minahassa , welke wij zou- 
den bezoeken. 

- De eerste negorij, welke wij doortrokken, was Kawangkoan. 
Zij ligt op 4| palen afstands van Sonder en op 23 van Mana- V 

L 5 



Digitized by 



Google 



— 66 — ■ 

do, 688 meters boven de zeevlakte. Zij is de hoofdplaats van 
het distrikt Kawangkoan, dat, even als Sonder en het aangren- 
zende distrikt Tompasso, tot de afdeeling Amoerang behoort en 
met ruim 6000 zielen bevolkt is. De bevolking zelve is nog 
voor de grootste helft heidensch; doch het christendom maakt 
er goede voortschreden. Te Kawangkoan hielden wij ons slechts 
eenige oogenblikken op en reden toen door naar de twee palen 
verder gelegene negorij Tompasso, insgelijks hoofdplaats van een 
distrikt, dat echter minder bevolkt is dan Kawangkoan, bezit- 
tende het slechts ruim 4000 zielen, waarvan ruim drie vierden 
nog heidenen zijn. 

Op Kawangkoan komen vier groote wegen uit, de reeds ge- 
noemde van Sonder, die zich zuidoostelijk naar Tompasso voort- 
zet , de weg naar Romohon , die westelijk over talrijke negorijen 
naar de baai van Amoerang geleidt, en een weg, die in eene 
noordoostelijke rigting naar Rembokeng voert. 

Te Tompasso, 703 meters hoog, heeft men weder een ruim gezigt 
op de omliggende bergen. Vooral trekt de aandacht de Tam- 
poesso. Zijne breede kruin heeft in gedaante veel van die van 
den Tankoebanprahoe op Java, van Bandong gezien. Er moet 
zich een vrij groot kratermeer op den Tampoesso bevinden. Het 
hoogste gedeelte van zijnen stompen afgeronden top peilde ik 
van de kerk te Tompasso in z. w. \ z. (1). 

Tusschen Tompasso en Langowan biedt het terrein meerdere 
bijzonderheden aan. Het is rijk aan warme bronnen, modder- 



(1) De Tompoesso ligt tusschen den Sapoetan en de negory Tompasso. 

/ De heer Melvill van Carnbee heeft naar eene manuskriptkaart van Forsten 

1 en den heer Von Gafiron, op zyne Kaart der Minahassa, eenen Tompoesso 

1 genoemden berg noord-noord-oost van Tompasso geplaatst, terwijl er de berg, 

dien ik Tompoesso hoorde noemen, met den naam van Londo schijnt te zijn 

aangeduid. Sommige bergen in de Minahassa dragen verschillende namen. 

\ Te Awoean, niet ver van Rembokeng, hoorde ik den Tampoesso den naam 

I geven van Papelimpoengan. Men zal echter bij betere kennis der Minahassa 

hierin tot het aannemen van vaste namen moeten geraken, om verwarringen 

te voorkomen. 



Digitized by 



Google 



— 67 — 

wellen en zwavelpoelen , meerdere van welke geheel in de nabij- 
heid van den grooten weg zijn gelegen. De modderwellen en 
solfataren zijn echter van geringen omvang en hebben niets van 
het ontzagwekkende van vele gelijksoortige plekken op Java. Een 
van de voornaamste dier modderwellen ligt op een paar palen af- 
stands van Tompasso, eenige schreden regts van den grooten weg. 

In mijne //Fragmenten eener reis over Java" heb ik de geo- 
logische beteekenis der zoogenaamde modderwellen reeds opge- 
helderd. Zij zijn niets anders dan minprale bronnen, koude of 
warme, waarin, gelijktijdig met het bronwater, vrije gassen uit 
den grond opstijgen en waar een voortdurende strijd bestaat 
tusschen de losgeweekte of ontleede bronwanden , die als modder 
de bron trachten te dempen, en de uit den grond opstijgende 
gassen , welke dien modder opheffen en , na de noodige spankracht 
erlangd te hebben, met geweld doen uiteenspatten om in den 
dampkring te ontwijken. 

Op ongeveer 2| palen afstands van Tompasso, links van den 
grooten weg en te midden van koffijtuinen ligt eene heete bron, 
welfce wij bezochten. Het water welt er op in een ruim trachietisch 
bekken van meerdere voeten lengte en breedte zonder aanmer- 
kelijke gasontwikkeling, maar door zijne hooge temperatuur, welke 
eiwit doet stollen, veel waterdamp uitstootende, welke bij lagen 
stand der zon, de bron als met eene wolk bedekt. De reuk 
dier dampen zweemt eenigzins naar dien van zwaveligzuur, wat 
waarschijnlijk in zeer geringe hoeveelheid met ze opstijgt. Overi- 
gens is de smaak van het water zeer flaauw, zoodat het ver- 
moedelijk geene andere geneeskrachten bezit dan die, welke aan 
zijne hooge temperatuur zijn toe te schrijven en welke dus uit 
den aard der zaak slechts ter plaatse zijn aan te wenden. 

Tegen 11 uur s' morgens kwamen wij te Langowan aan. Deze 
negorij, slechts 3| palen van Tompasso verwijderd, ligt op 34 
palen afstands van Manado en 711 meters boven de zee. 
Zij behoort niet meer, zooals Tompasso, tot de afdeeling Amoe- 
rang, maar tot de afdeeling Tondano. Zij is de hoofdplaats 
van het distrikt van denzelfden naam, dat bijkans 3| duizend 



Digitized by 



Google 



— 68 — 

inwoners heeft, welke echter grootendeels in de negorij zelve 
wonen. De bevolking bestaat er voor een groot derde gedeelte 
uit christenen en voor bijkans twee derden nog uit heidenen. 
Wij stapten aan het negorijhuis 'af om de kabesaran en de 
schoolkinderen te zien defileren en manoevreren en begaven ons 
daarna naar het huis van den zendelingleeraar Schwarz, waar ons 
een dejeuner wachtte. 

De heer Schwarz is gedurende zijn lang verblijf in de Mina* 
hassa er in geslaagd, een groot aantal heidenen tot het chris- 
tendom te bekeeren en gaat daarmede nog met ijver voort. 
Hem komt een groot gedeelte toe der eer van de meerdere be- 
schaving, welke sedert de laatste twintig jaren in de Minahassa 
is overgebragt. De zendelingen in de Minahassa hebben zich in 
het algemeen zeer verdienstelijk gemaakt door den ijver, waar- 
mede zij de verstandelijke en zedelijke vorming der alfoeren lei- 
den. Hun leven moet overigens, afgescheiden nog van hunnen 
aangenamen werkkring, die hunne idealen meer en meer ver- 
wezenlijkt, veel aangenaams hebben. Van hunne groote opoffe- 
ringen van levensgenot enz. waarvan door sommigen zoo hoog 
opgegeven wordt, ontwaart men geenerlei sporen. Die opoffe- 
ringen hebben misschien in reeds lang verloopen jaren plaats 
gehad, maar wie thans de zendelingen bezoekt in hunne wel 
ingerigte en goed gebouwde huizen, waarin de blijken van 
welvaart niet te miskennen zijn , omringd gewoonlijk van vrouw 
en kinderen, levende in een prachtig land en in een heerlijk 
klimaat, te midden van volkrijke negorijen, door wier bewoners 
zij zijn geacht en geëerd en ontzien, denkt onwillekeurig, niet 
aan hunne groote opofferingen, vooral met het oog op hunne 
maatschappelijke stelling vóór hun vertrek naar Indië, maar wel aan 
eene hun ten deel gevallene betere positie en meerdere levens- 
genieting, welke zeker nog al gunstig afsteken bij hunne vroe- 
gere omstandigheden, toen zij nog veelal als handwerkslieden in 
Nederland of Duitschland in hunne behoeften moesten voorzien. 
Ik wil geenszins te kort doen aan de wezenlijke verdiensten 
der zendelingen in de Minahassa in het algemeen, welke zeker 



Digitized by 



Google 



— 69 — 

door ieder, die wel denkt, worden op prijs gesteld, maar 
toch er tegen waarschuwen , dat men zich van die verdiensten 
geene al te overdrevene voorstellingen make en die zendelingen 
niet als eene soort van martelaren voor het geloof beschouwe. 
Ook is het niet overbodig, aan de overdrevene voorstellingen 
van sommige schrijvers de juiste nuchtere beteekenis terug te ge- 
ven. Zoo vindt men ineen artikel, geplaatst in het te Batavia 
verschijnende Tijdschrift tot bevordering van christelijk leven in 
Nederlandsch Indië, de volgende schildering van den ondergang van 
het heidendom te Langowan. // Het dolle geraas der heidensche 
feesten zweeg, hun woeste spel en zedeloosheid gingen voorbij, 
reeds voor lang werd het laatste Baal's feest te Langowan gevierd, 
en hier staan we bij de 'laatste zijner priesteressen, haar graf, bij- 
na ook het graf van zijn verfoeijelijken dienst." De waarheid is 
echter, dat in Langowan het aantal heidenen nog bijkans het 
dubbele is van dat der christenen of, met andere woorden, dat 
de christenen er nog verreweg de minderheid uitmaken. 

Nog denzelfden dag vertrokken wij naar de negorij Kakas, 
noordoostelijk van Langowan gelegen. De 4 palen wegs hadden 
wij spoedig afgelegd. De weg tusschen Langowan en Kakas is 
geheel effen, daalt tusschen beide plaatsen ongeveer 48 meters 
met eene zachte helling en kan door een gewoon rijtuig met 
de gewone snelheid bereden worden zonder vertragingen door 
hoogten of laagten. De heer Jansen had dan ook voor de 
beschikbaarheid van een geschikt rijtuig voor den gouverneur 
generaal en mevrouw Duijmaer van Twist zorg gedragen. 

Kakas is eene groote en sterk bevolkte negorij , die in fraaiheid 
van aanleg en netheid van huizen en erven de vroeger genoemde 
negorijen zelfs nog overtreft. Zij is de hoofdplaats van het dis- 
trikt Kakas, dat tot de afdeeling Tondano behoort en in vijf 
negorijen eene bevolking heeft van ruim 4300 zielen, waarvan 
ongeveer 3000 in de hoofdnegorij in ongeveer 400 huizen wonen. 
De negorij ligt allerbekoorlijkst aan den zuideroever van het 
meer van Tondano. Meerdere huizen zijn met zekere weelde 
gebouwd, vooral die der hoofden. De loge is goed gebouwd, 



Digitized by 



Google 



— 70 — 

goed ingerigt en ruim, hoezeer zij voor het groote reisgezelschap 
te klein was. Uit de achtergaanderij der loge ziet men het meer 
van Tondano in zijne geheele uitgestrektheid voor zich. Langen 
tijd bleven wij daar, om ons in het gezigt op het meer te verlus- 
tigen. Verrassend en verkwikkend is dat gezigt, wanneer men 
eenige dagen een bergachtig terrein heeft doorreisd en zich dan 
eensklaps, ruim 690 meters boven de zeevlakte, aan de oevers 
van eene uitgestrekte watervlakte ziet verplaatst. Evenwel troffen 
wij geen gunstig weder. Nevelachtig als de dampkring was, 
ontwaarden wij slechts de zuidelijke helft van het meer met zijne 
bergachtige en groenende oevers. De noordelijke helft schemerde 
slechts even door en de noordelijke oevers waren in het geheel 
niet te ontwaren. De volgende dagen zouden ons ten deze gun- 
stiger zijn. Toen aanschouwden wij het meer in zijne geheele 
lengte tot op de lage oevers van Tondano en de heuvelkruinen, 
die de vlakte van Tondano noordelijk begrenzen, en bovendien 
geheel op den achtergrond in het noord-noord-oosten den gewel- 
digen kegeltop van den Klabat. 

Het meer van Tondano beslaat het middelste gedeelte van 
eene groote hoogvlakte, die, meer dan 690 meters boven de zee 
gelegen, eene uitgestrektheid heeft van ongeveer 18 palen in de 
rigting van het noorden naar het zuiden en van twee tot acht 
palen van het oosten naat het westen. Deze hoogvlakte is 
omringd door talrijke bergen. Rondom hare zuidelijke helft zijn 
deze bergen aanmerkelijk hooger dan om hare noordelijke, waar 
ze, zonder zich aanmerkelijk te verheffen, noordelijk en westelijk 
overgaan in het lage land van Kema en noordwestelijk in het 
hoogland van Tomohon. Het meer zelf ligt met zijne lengte-as 
in de lengte-as van de hoogvlakte en wordt op ongeveer het mid- 
den zijner lengte door westelijk en oostelijk inspringende trachiet- 
ribben in twee bijkans gelijke helften verdeeld. In het geheel on- 
geveer elf palen lang, is het meer ter plaatse der vernaauwing slechts 
twee palen breed, doch die breedte neemt in de noordelijke helft 
tot ongeveer drie palen en in de zuidelijke tot ongeveer vier 
palen toe. Talrijke beekjes en riviertjes, geven hunne wateren aan 



Digitized by 



Google 



— 71 — 

het meer af, dat ze verzamelt en ze langs een enkel kanaal, de 
rivier van Tondano weder afgeeft, voor zoover ze niet aan de 
meervlakte zelve verdampen. Even als er zich talrijke wellen 
nabij het meer bevinden, schijnen zich ook wellen onmiddel- 
lijk in het meer te openen en aldus den toevloed van het 
water in hetzelve te vergrooten. Meer dan een schrijver heeft 
aan het meer van Tondano de beteekenis willen geven van een' 
krater. Het heeft echter geenszins de kenmerken van een' krater, 
maar is te beschouwen als een gedeelte der hoogvlakte , dat met 
water bedekt is , eenvoudig omdat de bodem der rivier van Ton- 
dano, ter plaatse waar zij van het meer afgaat, hooger gelegen 
is dan de bodem van het lagere gedeelte der hoogvlakte, thans 
door het meer bedekt. 

Den 18* September werden de koffijtuinen van Kakas bezocht 
en voorts een uitstapje gemaakt naar de negorij Passo. De 
koffijtuinen liggen voornamelijk westelijk van Kakas , op korten 
afstand van de negorij, in het noordelijke gedeelte van de zui- 
delijke helft van het groote hoogland, dat ik hierboven heb om- 
schreven en hetwelk ik de hoogvlakte van Tondano zal noemen. 
De koffijheesters komen er uitmuntend voort en dragen reeds na 
twee jaren vruchten. In 1854 werden er ruim 4000 pikols koffij 
gewonnen en het laat zich aanzien, dat deze opbrengst nog zal 
toenemen. 728 huisgezinnen van het distrikt zijn aan deze kui- 
tuur werkzaam. 

Van de kultures sprekende, mag ik die van de andere pro- 
dukten niet voorbijgaan. 

Het distrikt Kakas produceert ook rijst, turksche tarwe , kakao , 
koffo, muskaatnoten, kokosnoten, enz. Aan het einde van het 
verhaal der reis door de Minahassa zal ik de meer uitvoerige 
statistieke opgaven mededeelen, welke omtrent den stand der 
kultures in de Minahassa op het einde van het vorige jaar zijn 
opgemaakt. 

Over de kuituur der koffij , koffo en kakao in Manado heb ik 
hierboven reeds in algemeene trekken gesproken. Ook omtrent 



Digitized by 



Google 



— 72 — 

de rijst-, maïs-, muskaatnoten- en klapperteelt wil ik hier een 
en ander mededeelen. 

Men teelt de rijst in de Minahassa deels op drooge velden 
(kebon kring) , deels op natte (kebon petjeh) , doch de drooge 
velden zijn, waarschijnlijk wegens de bergachtige gesteldheid van 
het terrein, verre weg het talrijkste. In de afdeeling Tondano 
en voorts in de amoerangsche distrikten Tompasso en Tonsawang 
treft men de meeste natte rijstvelden aan. Het produkt wordt 
gezegd van geene bijzonder goede hoedanigheid te zijn, klein 
van korrel , weinig voedzaam en spoedig aan bederf onderhevig. 
Het doet van / 3 tot / 6 de pikol. Muizen en insekten rigten 
soms groote verwoestingen in het rijstgewas aan. In 1854 , 
even als in 1853, rekende men het produkt aan rijst op 150000 tot 
200000 pikols, waarvan, zooals vroeger reeds is gezegd, in 1853 
meer dan 13000 en in 1854 meer dan 10000 pikols werden 
uitgevoerd. Deze kuituur bestaat reeds sedert onheugelijke tij- 
den in de Minahassa. Van het jaar 1671 vindt men aangetee- 
kend, dat de rijst toen nog geene / 15 de last kostte, en 
Valentijn vermeldt, als een blijk van den rijkdom aan rijst in de 
Minahassa, dat bij een' brand te Tomon (zeker Tomohon) drie 
duizend lasten te gelijk eene prooi der vlammen zijn geworden. 

De turksche tarwe of miloe wordt in de Minahassa in groote 
hoeveelheid geteeld. Den oogst van 1854 schatte men op een 
millioen vruchten. Men heeft proeven genomen met de aan- 
planting van amerikaansche en sijdneijsche maïs, doch slechts de 
laatste soort is goed opgekomen. 

De muskaatnotenteelt is nog van geheel nieuwe dagteekening. 
Nadat gebleken was, dat de kuituur van den muskaatnotenboom 
op partikuliere landerijen in Manado zeer wel geslaagd was, heeft 
de heer Jansen in het laatst van 1853 ze in de verschillende 
distrikten der Minahassa doen invoeren, met den uitslag, dat 
men rekent, dat er op het laatst van 1854, en dus ruim een 
jaar na de invoering , reeds meer dan 5000 boomen waren aan- 
geplant. Deze kuituur kan eene weldaad voor de bevolking 
•worden, wanneer men haar vrij over het produkt zal laten be- 



Digitized by 



Google 



— 73 — 

schikken, wat in het plan des bestuurs schijnt te liggen. Met 
uitzondering slechts van Saronsong, Langowan, Rembokeng, 
Tompasso en Ponosakan bestaat deze kuituur reeds in alle dis- 
trikten der Minahassa. In het distrikt Kakas alleen waren op 
het einde van 1854 reeds meer dan 800 muskaatnotenboomen 
aangeplant. 

Wat de klapperpalmen betreft, men ziet deze allerwege in de 
Minahassa. Op het einde van 1854 gaf eene telling bijkans 
186000 boomen, dat is, meer dan 2 boomen per inwoner of 
meer dan 10 per huisgezin. De kokosnoten zijn in de geheele 
Minahassa goedkoop, verschillende hare prijs slechts van 1 tot 
2 duiten. De klapperolie kost er slechts van 20 tot 80 duiten 
de flesch. De klapperteelt schijnt het best te slagen in het dis- 
trikt Tonsea of Kema, hetwelk ongeveer de helft van alle ko- 
kospalmen der geheele Minahassa voedt. De klapper kost in 
de geheele afdeeling Kema nergens meer dan 1 duit per stuk. 
Te Kakas geldt een klapper soms 3 duiten, maar Kakas is ook 
het eenige distrikt, waar hij dien prijs haalt. 

Tabak wordt in de Minahassa ook veel gekultiveerd , doch 
slechts voor binnenlandsch verbruik. 

Overigens vindt men in de negorijen overvloed van vrucht- 
boomen, mangostans, doerians, manga's, djamboe's, langsa's, 
pompelmoezen, chinasappelen , lemmetjes, broodvruchten, ana- 
nassen, pisangs, pinangs, enz. Sagoweer- en sago-palmen vindt 
men in de Minahassa zeer veelvuldig, vooral echter de sago- 
weerpalmen, de seho der alfoeren, den bekenden palmwijn op- 
leverende, welken de alfoeren moeijelijk kunnen ontberen en 
dien zij zonder bijmenging van bittere zelfstandigheden gebrui- 
ken. De sagopalm, de roembia der alfoeren, dient nog slechts in 
een paar distrikten , in Tonsawang en Passang, om er het hoofd- 
voedsel der bevolking uit te bereiden. 

De bovenstaande mededeelingen hebben slechts betrekking 
tot de kultures der negorijbewoners- Vroeger reeds heb ik een 
en ander gezegd van de kuituur op de partikuliere landen in 
de Minahassa. Daarop groeijen ook, om van andere vrucht* 



Digitized by 



Google 



_ 74 — 

boomen niet te gewagen, nog ongeveer 12000 klapperboomen 
en meer dan 21000 muskaatnotenboomen , behalve nog 800 de- 
zer laatste op beddingen. De partikuliere planters verkoopen de 
noten tegen 5 duiten het stuk. 

Na het bezoek der koffijtuinen van Kakas begaven wij ons 
naar Passo , eene kleine negorij , gelegen aan het meer van Ton- 
dano , op ruim een paar palen afstands noordwestelijk van Kakas. 
Hier bevinden zich meerdere warme bronnen, een van welke 
tot eene badplaats is ingerigt. Het water is flaauw van smaak 
en zeker weinig geneeskrachtig door zijne bestanddeelen. Het 
heeft echter eene temperatuur van 115° Fahr. en hieraan is 
het toe te schrijven, dat meerdere lijders aan rheumatismus 
door het baden in de bron veel beteren of genezen. Het uit 
de bronnen vloeijende water verzamelt zich in een beekje, dat 
bij de negorij in het meer van Tondano zich ontlast en het 
welt in genoegzame hoeveelheid op, om het water van het meer 
tot op eenige honderd voeten van den oever nog warm te maken. 

Wij trokken door Passo en begaven ons toen nog ongeveer 
een paal ver den weg op naar de negorij Rembokeng, waar 
de trachietribben van het westelijk grensgebergte van het hoog- 
land reeds het meer van Tondano bereiken. Van enkele dier 
ribben hadden wij een vrij gezigt op het meer, voornamelijk 
echter slechts op zijne breedere zuidelijke helft. Wij ont- 
waarden er de negorij Kakas en de aan den oosteroever van 
het meer gelegene negorijen Eris, Watumea en Telap en ach- 
ter deze den Lembean en Kawin, oostelijke grensbergen van 
het hoogland, welke zich ongeveer 150 meters boven het meer 
verheffen en van welke de Kawin zuidelijk met een laag berg- 
zadel in den aanmerkelijk hoogeren Sinawang overgaat. 

Daar wij Rembokeng den volgenden dag een bezoek zouden bren- 
gen, keerden wij naar Passo terug, waar onseene fraai ingerigte 
orembaai wachtte, om ons over het meer naar Kakas terug te 
brengen. Het meer, nergens dieper dan 90 voeten, is aan de 
oevers, althans bij Passo en Kakas, zeer ondiep. Nabij Passo 
is het met de groote bladen der taratti (Nelumbium speciosum) 



Digitized by 



Google 



— 75 — 

als bedekt en bij Kakas is het zoo vol begroeid met wieren, 
dat het roeijen of scheppen er door wordt belemmerd. De 12 
scheppers onzer orembaai sloegen er zich echter door heen en 
gesteund door het maatgeluid van gong en tifa, eene muziek 
welke den roeijers door de gewoonte tot eene behoefte schijnt 
geworden te zijn, deden zij het vaartuig als over het water 
vliegen. In zeker niet meer dan een half uur tijds hadden wij 
dan ook den afstand van Passo tot Kakas afgelegd. 

Het meer van Tondano moet rijk zijn aan visschen, die ech- 
ter slechts tot drie soorten schijnen te behooren, dezelfde, welke 
ik bij de beschrijving van het meer van Linoe heb genoemd. 
Het meer was van veel nut voor den afvoer van produkten van 
Kakas naar Manado, kunnende zij tot Tondano met praauwen 
worden overgebragt. De inlanders worden door het meer ook 
in staat gesteld om zich met kleine praauwen , blotto's genaamd , 
naar hunne aan den oever van het meer gelegene rijstvelden te * 
begeven. Sedert den aanleg van goede karren wegen verkiest 
de bevolking van Kakas en Langowan het vervoer der produkten 
per as, deels omdat zij ze verder kan brengen dan Tondano 
en daardoor grootere verdiensten erlangen , deels omdat het pro- 
dukt door het vervoer per praauw dikwerf leed door lekken 
der praauwen en soms bij zware winden zelfs door het omslaan 
der praauwen geheel verloren ging. 

Den 19* September verlieten wij Kakas per orembaai, voor- 
afgegaan en gevolgd door eenige andere praauwen, alle met 
vlaggen en wimpels versierd. 

Eerst stevenden wij naar Rembokeng, welke negorij aan den 
noordwestelijken oever van het zuidelijke bekken van het meer 
op eene zich tot daar verlengende trachietrib is gebouwd. Door 
den ongelijken bodem liggen de huizen op verschillende hoogte 
achter elkander, wat eene goede uitwerking doet en de negorij 
reeds in de verte aan hare amphitheatersgewijze geplaatste huizen 
doet herkennen. Rembokeng is de hoofdplaats van het distrikt 
van denzelfden naam, dat een groot gedeelte van het oeverland 
van het meer van Tondano beslaat en met nog geene 3000 zielen 



Digitized by 



Google 



— 76 — 

is bevolkt , waarvan misschien ruim 1000 in de hoofdnegorij zelve. 
Na de gewone feestelijke ontvangst en het gewone kerk- en school- 
bezoek werd de reis naar Tondano over het meer vervolgd. De gezig- 
ten in de noordelijke helft van het meer zijn minder fraai en indruk- 
wekkend dan die, welke wij in de zuidelijke helft genoten. De 
noordelijke oever van het meer is laag en vormt een' breeden 
boog , waarin men met moeite de opening der rivier van Tondano 
ontwaart. In minder dan twee uren schéppens hadden wij de 
monding dier rivier bereikt. Ondiep, zoodat hier en daar de 
kiel der orembaai over den bodem schoof en door menschen 
moest voortgestuwd worden, met wier begroeid en loopende door 
een moerassig terrein , zou de rivier weinig vervrolijkends hebben 
aangeboden , indien niet de oevers met eerebogen waren ver- 
sierd en een gedeelte der bevolking van Tondano met praauwen 
en muziek naar buiten was gekomen om den opperlandvoogd 
te ontvangen. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK VI. 



VERBLIJF TE TONDANO. 



Toelian en Toelimambot. — Onderwys en christendom in de Minahassa. — 
Stelsel van bestuur. — Geneeskundige hulp. — Dood van den beer 
Visser. — Waterval van Tonsea lama. — Uitstapje naar Awoean. — 
Koja. — Tataaran. — Zuidelijke grensbergen der hoogvlakte van Ton- 
dano. — Drooglegging van bet meer van Tondano. — Flegtige voor- 
stelling van de hoofden der Minahassa. — De javaansche kampong te 
Toelimambot. 



Wij stapten te Tondano aan wal in de hoofdnegorij Toelian, 
waar zij door eene groote houten brug met de aan den regter- 
oever gelegene hoofdnegorij Toelimambot verbondenis, en begaven 
ons, te midden der duizenden toeschouwers en van de langs den 
weg geschaarde kabesaran, naar de ruime kortelings gebouwde 
loge, waar wij een paar dagen zouden verblijven. 

Ik moet hier al dadelijk eene opheldering geven omtrent de 
namen Toelian en Toelimambot. Beide deze groote negorijen 
vormen te zamen de hoofdplaats Tondano en men noemt ze 
daarom ook wel Tondano Toelian en Tondano Toelimambot. Zij 
zijn slechts door de rivier van elkander gescheiden en maken 
dus voor het oog één geheel uit. 

Toelian en Toelimambot behooren echter in een administratief 
opzigt niet tot elkander. Zij zijn de hoofdplaatsen van twee 
verschillende distrikten en hebben alzoo hare eigene majoors en 



Digitized by 



Google 



■— 78 — 

hoekoms kadoewa. Midden tusschen Toelian en Toelimambot 
ligt een eilandje in de rivier, waarop zich het huis bevindt van den 
ambtenaar, die met het toezigt der afdeeling Tondano belast is. 
Beide negorijen te zamen hebben eene bevolking ven meer dan 
5000 zielen en beslaan eene uitgestrektheid van meerdere vier- 
kante palen. Wanneer ik van beide te zamen spreek, zal ik 
ze, overeenkomstig het spraakgebruik, Tondano noemen. 

Tondano is de fraaiste negorij , welke ik in de Minahassa gezien 
heb. De regtlijnige, breede en effene wegen zijn overal gezoomd 
met rozenheggen, die, wanneer de bloemen ontloken zijn, hare 
aangename geur aan geheel Tondano mededeelen. Millioenen 
rozen veraangenaamden onze lange wandelingen door de negorij. 
Goed gebouwde huizen en nette en ruime met vruchtboomen 
beplante erven verspreiden er een waas van welvaart. De talrij- 
ke bevolking zagen wij ook in het algemeen zeer goed gekleed. 
Op geene plaats elders in de Minahassa zagen wij voortdurend 
zoovele menschen zich in de straten bewegen en er was iets 
aangenaams, iets hollandsch, in hunne levendigheid, in hunne 
praatzaamheid , tot in hunne zucht toe om in groote hoopen de 
heeren van het gevolg op hunne wandelingen te volgen, onder 
druk gepraat en het uiten van allerlei beschouwingen en meenin- 
gen omtrent onze personen en rangen. 

Tondano is als de hoofdplaats van het christendom in de Mina- 
hassa. Het zendelingswerk in Manado is in het algemeen het 
vruchtbaarste geweest in de distrikten , die om het meer van Ton- 
dano zijn gelegen , dat is , in Toelian en Toelimambot , Rein- 
bokeng en Kakas. Ongeveer een twintigduizendtal zielen is om 
en bij de boorden van het meer in talrijke negorijen verbreid. 
Meer dan 15000 hunner zijn reeds christenen en nog geene 4000 
zijn heidenen gebleven. In Toelimambot staan de heidenen 
thans tot de christenen als 1 tot 5, in Toelian als 1 tot ruim 
3, in Rembokeng als 1 tot 4 en in Kakas als 1 tot bijkans 4. 
De christenen maken er dus de overgroote meerderheid uit, in 
tegenstelling van hetgeen tot nog toe in de meeste distrikten 
elders in de Minahassa het geval is. Neemt men toch het geheet 



Digitized by 



Google 



— 79 — 

der inlandsche bevolking van de Minahassa, dan hebben de 
heidenen nog verre de overhand en staan de christenen nog tot 
de heidenen als 1 tot 1,88. Deze verhouding wordt echter jaar- 
lijks gewijzigd door de talrijke bekeeringen tot het christendom. 
Vijftien jaren geleden telde men nog slechts ruim 5000 christe- 
nen in de Minahassa en was de verhouding der christenen tot 
de heidenen nog als 1 : 16. 

Dikwerf, gedurende de reis in de Minahassa, bij dat onop- 
houdelijk bezoeken van kerken en gouvernements - en negorij - 
en zendelingscholen , bij dat onophoudelijk aanschouwen van de 
kieeding van zoovele inlanders, die ze ais christenen aanduidt, 
dacht ik aan den invloed , dien het christendom op de alfoeren 
heeft gehad en nog heeft. Onwillekeurig vraagt men zich telkens 
af; wat waren die alfoeren, voor dat het christendom zoo welig 
wortel onder hen schoot, wat was hunne levenswijze, wat waren 
hunne woningen, wat hunne bedrijven, wat hunne welvaart? 
Indien men de getuigenis der oude rapporten en die der oude 
ingezetenen van de Minahassa raadpleegt, en er bestaan weinig 
redenen om de waarheid dier getuigenissen te betwijfelen , dan is 
de tegenstelling van het toen en het heden ten gunste van het 
heden zoodanig, dat men de zegeningen, over de bevolking ver- 
spreid, niet miskennen kan. De verfoeijelijke gewoonte van het 
koppensnellen kan gezegd worden reeds sedert jaren geheel uit- 
geroeid te zijn. In 1833 nog, dus ruim 20 jaren geleden, 
schreef de toenmalige resident Pietermaat in zijn officieel verslag 
van Manado: //Met de schrijf-, lees- en rekenkunde zijn zij 
geheel onbekend. Zij rekenen door kerven, die zij op stukjes 
hout of bamboe snijden of door middel van knoopen , die zij in 
eene koord leggen, b. v. een inlander, die gehouden is op eenen 
bepaalden tijd op de eene of andere plaats tegenwoordig te zijn, 
zal vooraf zooveel knoopen in eene koord leggen, als hij gelooft, 
dat hem nog dagen overblijven, om zyne reis te kunnen doen, 
iederen dag één knoop losmakende, enz." 

De alfoeren, voor zoover ze tot het christendom zijn bekeerd 
of in het christendom zijn opgevoed, en zelfs de nog heidensche 



Digitized by 



Google 



— 80 — 

alfoeren, zijn blijkbaar andere menschen geworden , menschen van 
meerdere beschaving en zachtere zeden; zij wonen beter, zij 
voeden zich beter, zij kleeden zich beter. 

Maar men verwarre de zaken niet. Beschaving en christen- 
dom gaan veelal hand aan hand, maar zij zijn niet hetzelfde. 
De zendelingen hebben beide in de Minahassa verbreid. Het 
lezen, schrijven en rekenen is den alfoeren geleerd en duizenden 
hunner zijn er niet geheel onervaren in. Thans nog geniet een 
achtste gedeelte der geheele bevolking van de Minahassa school- 
onderwijs en ongeveer een zestiende gedeelte geniet dat vrij 
geregeld. Bovendien wordt zij geoefend in het lezen van den 
bijbei en in de bijbelsche geschiedenis. — Wat daarvan heeft er 
het meeste toe bijgebragt, om de alfoeren te brengen op het 
standpunt waarop zij thans staan? 

Ik kom hier op een terrein, waar eene bepaalde beslissing 
zeker moeijelijk is, moeijelijk voor een ieder, maar vooral voor 
wie de Minahassa doorreisden als wij, die naauwelijks een of 
een paar dagen, meestal slechts eenige minuten, in de verschil- 
lende negorijen verbleven en den tijd niet hadden, diep in het 
inwendige leven der alfoersche christenen door te dringen. Zoo- 
veel bleek echter voldoende, dat de hoogere klasssen op de scho- 
len in het algemeen tamelijke vorderingen hadden gemaakt in 
het lezen en rekenen en groote vorderingen in het schrijven, 
maar dat het godsdienstig onderwijs, wat zijne doelmatigheid 
betreft, veel te wenschen overliet. Men laat de alfoeren hunne 
bijbelkennis putten uit den bijbel zelven en godsdienstige werk- 
jes; maar die bijbel en die werkjes zijn gedrukt in het hoog 
maleisch, eene taal, die zij niet verstaan en, zoo als bleek uit 
de alfoersche schoolmeesters, de meer beschaafden onder de be- 
volking, niet regt leeren verstaan; eene taal, die niet in het 
volksleven doordringt en voor de alfoersche christenen is wat 
latijn of grieksch ongeveer is voor ons. Wij ontwaarden dan 
ook bij de meeste schoolbezoeken, dat in het algemeen zelfs de 
eenvoudige plaatsen in den bijbel niet werden begrepen, niette- 
genstaande gedane vragen den leerlingen het antwoord als in 



Digitized by 



Google 



— 81 — 

den mond gaven. Bovendien moet men zich niet laten verbliii- 
den door de schoolbezoeken van hooggeplaatste personen. Dan 
wordt alles bijgezet om vertooning te maken. De scholen schij- 
nen dan veel te klein voor het getal schoolkinderen, maar men 
ziet er dan ook de geheele jeugd van het dorp bijeen, niet al- 
leen de eigenlijke scholieren , maar toekomstige scholieren , niet- 
scholieren en exscholieren , jongens en meisjes, die den volwas- 
sen leeftijd zeer nabij zijn en reeds lang vaders of moeders kon- 
den wezen ; — en opmerkelijk was het, dat de vragen meestal gerigt 
werden tot deze laatsten, waarvan velen reeds lang de school 
verlaten hadden of als hulponderwijzers werkzaam waren. Men 
wordt onwillekeurig geneigd aan te nemen , dat zoodanige gods- 
dienstige opleiding niet de vruchten kan dragen, welke men 
van eene meer doelmatige zou mogen verwachten. Waarschijnlijk 
worden die gebreken in de opleiding wel veel verholpen door 
de zendelingen, wanneer de scholieren eenmaal tot leden der 
christelijke gemeenten zijn aangenomen, maar dat men soms 
dan meer aan de vormen dan aan den geest des christendoms 
hecht, kan men daaruit opmaken, dat men b. v. leden voor 
een* tijd lang uit de kerk bant, omdat zij op een' zondag ge- 
arbeid hebben en wegens dergelijke zware zonden meer. 

Wanneer men de zucht der volkshoofden en zelfs van velen 
der lagere volksklassen ziet , om ons Nederlanders na te bootsen, 
in het bouwen hunner huizen, in hunne meubels, in hunne 
kleeding , in hunne zeden en gewoonten , — en wanneermen ver- 
neemt , dat de hoofden er prijs op zouden stellen om ambtena- 
ren te worden van ons gouvernement, terwijl de bevolking zelve 
liever hare belangen en klagten onderwerpt aan de beslissing 
der ambtenaren dan aan die harer eigene hoofden, dan moet 
men de wenken niet miskennen, welke die stand van zaken 
zoo ruimschoots geeft. Het ligt in den aard der zaak, dat die 
toenadering tot onze beschaving en zeden en godsdienst elke 
nieuwe generatie een ander standpunt zal doen bereiken , waarop 
het verschil tusschen Europeaan en Alfoer minder merkbaar 
zal zijn. Het christendom zal uit zijnen aard zelven meer en 

I. 6 



Digitized by 



Google 



— 82 — 

meer er toe bijbrengen om het bewustzijn van gelijkheid op te 
wekken en levendig te houden. De onderworpenheid en ge- 
dweeheid kunnen niet meer blijven die van vroeger dagen en 
zij zijn het ook reeds niet meer. Twee gedachten drongen zich 
ten deze bij mij op. //Maak ze Nederlanders" en //Geef ze in- 
stellingen, die aan hunne behoeften beantwoorden en daarmede 
gelijken tred houden." Zal het wenschelijk, en zoo ja, zal het 
mogelijk zijn? De wenschelijkheid is mijns inziens buiten twij- 
fel. Hoemeer wij de bevolkingen onzer bezittingen met ons als 
vereenzelvigen, zoodat zij zich ook ais Nederlanders leeren be- 
schouwen, niet meer als aan het nederlandsch gezag onderwor- 
penen , des te meer zal onze kracht in Indië toenemen , zal ons 
kleine vaderland in magt en aanzien stijgen, zullen de elemen- 
ten van opstand of verzet tegen vreemde overheersching worden 
weggenomen. Die elementen van opstand en verzet zijn in de 
Minahassa reeds gebroken. De gelijkheid in kleeding , gewoonten 
en godsdienst heeft de alfoeren ons veel nader gebragt, zoowei 
als ons den alfoeren. Er ontbreekt nu slechts nog de gelijkheid 
der taal, het eigenlijke hollandsche element, om de toenadering 
volkomen te maken. Die toenadering wordt door de hoofden 
en minderen zeer gewenscht en gewis door ons niet versmaad. 
Is nu het invoeren der nederduitsche taal in de Minahassa 
mogelijk. De hoofden wenschen ook dit, en een bewijs is ge- 
leverd in den majoor van Tonsea den heer O. J. Pelenkahoe, 
dat het kan. De resident van Manado , de heer Jansen , getuigt, 
dat de aanleg der inlanders , om het nederduitsch te leeren , 
goed is, dat zij bij onderwijs daarin spoedig goede vorderingen 
maken en dat zij het veel beter zouden leeren spreken , indien 
niet het vooraf leeren van eene hun insgelijks vreemde doch 
zeer gebrekkige taal, het maleisch, daartegen hinderpalen aan- 
bragt. Men leere hen alzoo niet eerst maleisch en daarna 
hollandsch, tenzij daar, waar eene andere wijze vooreerst nog 
niet mogelijk is. De zendelingen, die het alfoersch der dis- 
trikten hunner zending kennen, kunnen aan zoodanig onder- 
wijs veel doen en zijne aanvankelijke slaging zou door de ge- 



Digitized by 



Google 



— 33 — 

heele Minahassa een' naijver opwekken, die weldra zou doen 
zien , dat het nederduitsch eene betere taal is , om er de talrijke 
talen der Minahassa in op te lossen, dan het hoog-maleisch. 
Der Minahassa is eene schoone toekomst voorbehouden. Maar 
het ligt in den aard der zaak , dat de wijze , waarop het land 
bestuurd zal worden met die voortgaande ontwikkeling niet te 
zeer in strijd mag zijn. Eene wijze staatkunde heeft dit reeds 
begrepen. De oude drukkende instellingen, afkomstig uit den 
tijd der Kompagnie, zijn vervallen en hebben in 1852 beslissend 
plaats gemaakt voor een geregeld en billijk bestuur, voor een 
geregeld stelsel van belastingen, welke in geld en persoonlijke 
diensten worden opgebragt, persoonlijke diensten, die met wei- 
nig uitzonderingen strekken tot nut van het algemeen en die 
voor een groot gedeelte het volk opwekken tot een' arbeid , waar- 
van het de vruchten geheel of gedeeltelijk geniet. Dat stel- 
sel heeft nog veel, wat in den loop der tijden verbeterd zal die- 
nen te worden. In de verpligting tot arbeid en in de verhou- 
ding van het voor dien arbeid te betalen loon, zullen met der 
tijd wijzigingen wenscheiijk en noodig worden, — thans echter 
mag men zeggen , dat het stelsel van bestuur den inlander voor 
alsnog eene weldaad is en vatbaar om , naar gelang der wensche- 
lijkheid, wijzigingen te ondergaan zonder schokken aan te bren- 
gen. Meerdere kultures hebben in de Minahassa plaats , tot welke 
de last van het bestuur is uitgegaan, maar de inlander beschikt 
vrij over zijn produkt, en indien hij na eenige jaren de voor- 
deden daarvan genoten heeft, zal hij die wenschen te blijven ge- 
nieten en verdere dwang zal allengskens overbodig worden. De 
bevolking heeft in de latere jaren zwaren arbeid verrigt aan de we- 
gen, maar eenmaal daargesteld zijnde, bestaan die wegen bijkans 
uitsluitend in haar eigen belang , voor haren eigen' handel en voor 
den afvoer der produkten, die zij thans zich vrijwillig beijvert, 
om met karren naar de pakhuizen te vervoeren tegen een billijk 
loon van 1\ duit de pikol per paal. De inlander betaalt als 
onmiddellijke belasting / 5 per huisgezin s' jaars en verrigt enkele 
dagen s' jaars onbeloonden arbeid voor zijne hoofden. Deze on- 



Digitized by 



Google 



— 84 — 

beloonde dagen arbeids liggen in de gewoonten des volks en 
drukken daarom niet, wanneer zij billijk worden verdeeld. Ook 
de geldelijke belasting kan niet drukkend genoemd worden , in- 
dien zij, zooals geschiedt, in twee termijnen wordt geheven, 
en, wat niet geschiedt, bij tij ds door den belastingschuldige 
wordt afgezonderd. De verpligte kuituur der koffij eindelijk is 
eene bron van welvaart voor de bevolking, al is het, dat de 
daarvoor verstrekte arbeid slechts gedeeltelijk of onevenredig wordt 
beloond. Maar voor die belastingen genieten ze vrede en veilig- 
heid en voorspoed, onder de gelijktijdige zegeningen van eene 
toenemende beschaving door een algemeen verspreid onderwijs. 
Eene nieuwe zegening heeft de bevolking nog van het gouver- 
nement te verwachten in de hulp, die zij behoeft in tijden van 

ziekte, 

Eenige oogenblikken na onze aankomst te Tondano werd mijne 
hulp ingeroepen bij de echtgenoote, van den opziener der afdee- 
lin<r Tondano. De opziener, die van Manado de reis in het 
gevolg van den gouverneur generaal medegemaakt had, vond 
bij zijne terugkomst zijne vrouw stervende. Den vorigen dag 
was zij door cholera aangetast. Ik zag haar met ingezonken ge- 
laat , heesche naauwelijks verstaanbare stem , koude ledematen , 
niet meer voelbaren pols, den dood nabij. Weinige uren na onze 
aankomst was zij overleden. Geneeskundige hulp was haar niet 
bij tijds toegebragt kunnen worden. Luide waren de klagten over 
het gebrek aan zoodanige hulp. Inderdaad , in de geheele residentie 
Manado bevindt zich slechts één geneesheer, een officier van 
gezondheid der 2<* klasse , die te Manado geplaatst is en , be- 
halve met zijne militaire dienst, belast is met de civiele ge- 
neeskundige dienst in de geheele Minahassa, ik mag wei zeg- 
gen in de geheele residentie. Voor de bevolkingen der hon- 
derden negorijen van de Minahassa is die eenige geneesheer 
natuurlijk zooveel als niets en het is al veel, ais hij Ma- 
nado van tijd tot tijd eens kan verlaten, om den Europeaan 
in de binnenlanden in dringende gevallen te hulp te komen. 
Langzaam aan zal echter ook in deze behoefte voorzien worden 



Digitized by 



Google 



— 85 — 

en reeds leggen zich twee alfoersche jongelieden met zeer goed ge- 
volg toe op de geneeskunde aan de geneeskundige school te Bata- 
via, om later, na afgelegd examen, als geneesheeren onder hunne 
eigene natie werkzaam te zijn. Indien deze alfoersche geneeskun- 
digen eenmaal talrijker zullen zijn, zullen zij veel kunnen bijbrengen 
om voor het leven en de toename der bevolking nadeelige voor- 
oordeelen en gebruiken uit te roeijen en bij gewone en heer- 
schende ziekten van krachtige hulp te zijn. Ook aan de voorzie- 
ning in de behoefte aan verloskundige hulp wordt gedacht, zijnde 
de resident van Manado tijdens ons verblijf in de Minahassa 
door den gouverneur generaal gemagtigd geworden om een voor- 
stel te doen tot het zenden van twee alfoersche vrouwen naar 
Batavia, ten einde ze aan de inlandsche school aldaar verloskun- 
dig onderwijs te doen erlangen. 

Het is opmerkelijk , dat de bevolking der Minahassa zoo wei- 
nig toeneemt. Zoo als ik boven reeds gezegd heb , bedroeg zij 
in 1825 73000 zielen en klom in 25 jaren tijds tot 96000, 
dat is, eene vermeerdering van nog geene 1000 zielen per jaar. 
Ook van 1849 tot 1852 is de bevolking met slechts 4000 
zielen vermeerderd, en de epidemiën van 1854 (koortsen, dijsen- 
teriën en mazelen) hebben haar gebragt tot een cijfer, 3000 
minder dan dat van 1849. Ligtelijk zou men door dezen ach- 
teruitgang of, het jaar der epidemie niet medegerekend, door 
de geringe toename , der bevolking verleid worden tot het 
besluit, dat stoffelijke achteruitgang der bevolking de oorzaak 
daarvan is. Het schijnt echter, dat men de ware reden er van 
te zoeken heeft in de groote mortaliteit onder de vruchten en 
de kinderen, — onder de vruchten, door de weinige zorg der 
moeders voor zich zelve gedurende de zwangerschap, welke haar 
niet verhindert z waren arbeid te verrigten, — onder de jonge 
kinderen, even zoo door de weinige zorg hunner moeders , die ze 
op haren rug gebonden, medevoeren, wanneer zij op het veld of 
in de tuinen arbeiden en dus aan alle ongunstige invloeden bloot- 
stellen. Het genoemde gebrek aan verloskundige en geneeskundige 
hulp heeft daartoe gewis het zijne bijgebragt. De geboorten hebben 



Digitized by 



Google 



— 86 — 

in de laatste 4 afgewisseld tusschen 3092 en 3348 , dat is 
ongeveer 1 geboorte op 30 , terwijl de sterfte in de jaren Ï851 , 
1852 en 1853 afwisselde tusschen 2512 en 3147, dat is on- 
geveer 1 sterfgeval op de 34 zielen. In het jaar 1854 echter 
stierven 12821 inlanders, alzoo ongeveer 10000 of drie tot vier 
maal meer dan in gewone jaren. Jaren van ontzaggelijke sterfte 
onder de bevolking schijnen overigens niet zeldzaam te zijn. In 
een oud rapport zie ik aangeteekend , dat in het jaar 1819 in de 
Minahassa , alleen aan de kinderpokken , meer dan vijftien en een 
half duizend menschen gestorven zijn. Door de invoering en vrij 
geregelde werking der koepok-inenting zijn evenwel dergelijke 
rampen in den tegenwoordigen tijd niet meer te vreezen. 

Denzelfden dag van onze komst te Tondano hadden wij den 
dood te betreuren van een lid van het reisgezelschap. De heer 
C. M. Visser, oud gouverneur der Moluksche eilanden en als 
gouvernements sekretaris den opperlandvoogd vergezellende, door 
ons allen evenzeer geacht als bemind, had zich in den namiddag 
begeven naar den waterval bij ïonsea lama, een paar palen van 
de loge van Tondano verwijderd. Hij had zich daar gewaagd 
op een naast den waterval uitpuilend trachietblok en was van daar 
nedergestort en spoorloos verdwenen. Eene groote verslagenheid 
heerschte onder ons, toen wij de tijding van dit ongeval vernamen. 
Weinige uren te voren hadden wij nog met hem aan tafel ge- 
zeten , en over de meest verschillende onderwerpen in opgeruim- 
de stemming gesproken, weinig vermoedende, dat hij, nog vóór 
dat het avond zou zijn, niet meer tot ons reisgezelschap zou be- 
hooren. De heeren welke den waterval reeds kenden, vermoed- 
den dat het ligchaam beneden aan den val op de steenen ver- 
pletterd moest zijn. 's Avonds nog niets van het lijk gevonden 
zijnde, gaf de heer Jansen last tot het afdammen der rivier van 
Tondano, ten einde de kolom van het neerstortende water in den 
val te verzwakken en een onderzoek naar het lijk in het bekken 
van den val mogelijk te maken. 

Den 20» September bezocht ik den waterval, waaraan zich 
eene zoo treurige herinnering verbindt. Hij maakt een gedeel- 



Digitized by 



Google 



— S7 — 

te uit der rivier van Tondano en bevindt zich ongeveer een halve 
paal noordelijk van de negorij Tonsea lama, in het noordelijk 
uiteinde van het hoogland van Tondano, waar de grensbergen 
van de hoogvlakte met sterke hellingen in het lage land om den 
zuidelijken voet van den Klabat overgaan. De val is vrij alge- 
meen bekend onder den naam van waterval van Tondano, doch 
doelmatiger zou het zijn hem den waterval van Tonsea lama te 
noemen. 

Na eene rid van ruim een paal door de negorij Tondano, 
van de loge af gerekend, komt men buiten de noordelijke grens 
der negorij, waar de weg door rijstvelden, die bijkans de ge- 
heele negorij omringen , naar Tonsea lama geleidt , eene negorij 
met ongeveer 500 inwoners. Het water van den val stort zich 
door eene enge bedding van eenige weinige voeten breedte in drie 
verschillende boven elkander gelegene bekkens van trachietisch ge- 
steente, welke bekkens in eene vertikale rigting zoo nabij elkander 
gelegen zijn, dat de kolommen water op eenigen afstand gezien 
slechts een enkelen val zouden schijnen daar te stellen. De beide 
bovenste kolommen water hebben slechts eene hoogte van twee tot 
drie vademen en de aan ze beantwoordende bekkens zijn eng en 
beneden de plaats, waar zij het water in de volgende bekkens 
ontlasten, ongeveer een paar vademen diep. Tusschen den mid- 
delsten en ondersten val, die ongeveer 70 voeten hoog is en 
zich in eene diepe kom met reusachtige nagenoeg vertikale, 
geheel met eene digte vegetatie bekleede, wanden stort, heeft 
men eene brug geslagen, welke naar den tegenovergestelden 
oever geleidt en op welke men het indrukwekkende gezigt op 
beide vallen het best kan genieten. Een ander fraai gezigt, 
vooral op den benedensten val, heeft men van eene aan den 
rand van het groote bekken opgerigte tent. Langs den wand 
van dit bekken hangt eene touwladder af, langs welke waag- 
halzen tot nabij den bodem van het groote bekken kunnen af- 
dalen , wanneer zij niets van het schoone van dit oord verloren 
willen laten gaan. 
De heer Visser had in den middelsten der drie vallen zijnen 



Digitized by 



Google 



— 88 — 

dood gevonden. Wij zagen niet zonder ontzetting het trachiet- 
blok, van waar hij was neder gestort. Het is geene vijf schre- 
den van de brug verwijderd. 

Den 21n September maakten wij een uitstapje naar eene plek, 
genaamd Awoean en gelegen ongeveer 500 voeten boven het 
meer van Tondano, nabij zijnen westelijken oever, op ongeveer 
5^ palen afstands van Toelian. De weg derwaarts geleidt door 
de negorijen Koja en Tataaran, welke op een tot twee palen 
afstands van Toelian nabij de westelijke grens van het hoogland 
zijn gelegen en beide tot het distrikt Toelian behooren. Koja 
heeft bijkans 500, Tataaran ruim 400 inwoners. Bij Tataaran 
zijn meerdere warme bronnen, digt bij den grooten weg gelegen. 
Zij bezitten waarschijnlijk geene bestanddeelen , die haar water 
van eenig belangrijk geneeskundig nut kunnen doen zijn. Van 
Tataaran loopt de weg voornamelijk in zuidelijke rigting en bereikt 
allengskens de heuvelribben, die van het westelijk grensgebergte 
van het hoogland naar het meer afdalen en geleidt verder naar de 
negorijen Rembokeng, Passo en Kakas. Allengs, naarmate wij 
stegen, ontwikkelde zich het panorama van de noordelijke helft van 
het hoogland en het meer van Tondano, met den Klabat verder op 
den achtergrond. Doch dat panorama was weinig fraai nog, in 
vergelijking van dat, hetwelk voor onze blikken open lag, toen 
wij Awoean hadden bereikt. Men is daar eenige honderden 
voeten boven de oppervlakte van het meer. Links ziet men het 
zuidelijke gedeelte van 'het meer aan zijne voeten, scherp begrensd, 
in het oosten door den Lembean en Kawin, die zich tot 350 
en 450 meters boven de meervlakte verheffen en onmiddellijk 
achter de negorijen Eris (400 inwoners), Watoemea (350 inwo- 
ners) en Telap (400 inwoners) oprijzen. Een laag bergzadel 
gaat van den Kawin af, omtrekt de vlakte van Kakas en verbindt 
den Kawin met den Sinawang, die, ruim 500 meters boven 
het hoogland uitstekende , zijnen kegeltop in het zuid-zuid- westen 
achter Langowan vertoont en westelijk overgaat in den breed- 
kruinigen Papelimpoengan of Tampoesso, die zelf nog westelijk 
van zich heeft twee weinig minder hooge bergen, den Manim- 



Digitized by 



Google 



— 89 — 

poroh en Kelelondeh. Verder op den achtergrond, achter den 
Kelelondeh, in het zuidwesten, ontwaart men nog den top van 
den Sapoetan, den reus der bergen van het zuiden der 
Minahassa, gelijk de Klabat het is van het noorden, en die 
nog in deze tijden nu en dan het omliggende land met zijne uit- 
werpingsstoffen bedreigt (1). De wijde kring, door de genoemde 
bergen gevormd , is in twee groote helften verdeeld door eene berg- 
rib, die van den Sinawang afgaat en de zuidwestelijke grens 
vormt van het hoogland van Tondano. Hare hoogste punten dra- 
gen de namen van Tokambai (bij de negorij Passo) en Winerin- 
nenbenko (bij Rembokeng), Regts van deze bergrib, welke 
zich, lager wordende, tot Awoean verlengt, blikt men in eene 
groote prachtige vallei, die zich palen ver uitstrekt, doch welker 
algemeene begrenzing ik niet kon bepalen, doordien het digte 
geboomte van Awoean het gezigt niet geheel vrij liet. 

Maar is het niet moeijelijk, eene algemeene beschrijving te 
geven der omtrekken van het panorama , Wat men te Awoean voor 
zich heeft , onmogelijk is het , de pracht en schoonheid er van in 
woorden terug te geven. Op Java, zoo bekend door zijne schoone 
natuur, ken ik geene streek, die met Awoean en zijne omstre- 
ken in schoonheid zou kunnen wedijveren. Na ons er geruimen 
tijd in de fraaije gezigten verlustigd te hebben, keerden wij 
langs denzelfden weg naar Tondano tetfug. 

Dikwerf bij de togtjes op en om het meer van Tondano rees de 
gedachte bij mij op of het niet wenschelijk en of het niet mogelijk 



(1) De meeste dezer bergen komen op den Kaart van de Minahassa van 
den heer Melvïll van Carnbee met andere namen voor. Mijne Sinawang 
is daar Kawatak genoemd, myne Tampoessoe of Papelimpoengan is er uit- 
gedrukt door G. Londo, mijne Manimporoh door G. Sempo en mijne Kele- 
londeh door G. Tonderoekan. Men kan zich overigens uit die kaart geen 
het minste denkbeeld vormen van de hooglanden en ravynen, die ik hierbo- 
ven heb geschetst, waaruit is op te maken, in hoevele opzigten de bouwstof- 
fen, welke den heer Melvill wj de zamenstelling zynen kaart ten dienste 
stonden, nog gebrekkig waren. 



Digitized by 



Google 



— 90 — 

zou zijn , dit meer in een vruchtbaar land te herscheppen. Indien 
men hoort spreken van de geringe bevolktheid der Minahassa, dan 
bedoelt men voorzeker daarmede niet de Tondanosche hoogvlakte. 
Daar toch woont het grootste gedeelte der bevolking van de dis- 
trikten Toelian , Toelimambot , Rembokeng , Kakas en Langowan 
ter sterkte van bijkans 20000 zielen. Waar.geene negorijen zijn 
en de bodem den aanleg toeliet is de hoogvlakte met rijstvelden 
bedekt, terwijl de hoogere gronden er meer dan een millioen 
koffijheesters voeden, om van de overige kultures niet eens te 
spreken. De wenschelijkheid kan niet twijfelachtig zijn om der 
bevolking door drooglegging van het jneer een' schat van vrucht- 
bare gronden te schenken ter uitbreiding der bestaande kultures, 
ter voorziening in de behoefte aan gronden, die bij toename 
der bevolking in een niet meer ver verwijderden tijd moet ont- 
staan. Boven heb ik reeds gezegd, dat het meer voor het 
vervoer der produkten niet zoo gewild is als de thans bestaande 
groote wegen, zoodat het daarvoor niet behoeft te blijven bestaan, 
terwijl bovendien, bij drooglegging altijd een ruim kanaal naar 
Tondano zou moeten overblijven voor den afloop van het in de 
hoogvlakte zich verzamelende water. Er zou dus slechts sprake 
kunnen zijn van de mogelijkheid der geheele of gedeeltelijke 
drooglegging en van de verwezenlijking daarvan met niet te 
bezwarende middelen. 

Van Awoean teruggekeerd, woonden wij eene niet onbelang- 
rijke plegtigheid bij. Het was de plegtigè voorstelling van alle 
de majoors en hoekoms besaar, uitmakende den grooten Mina- 
hassa-raad, aan den gouverneur generaal. De gouverneur gene- 
raal, omringd van den gouverneur der Moluksche eilanden, den 
resident van Manado en het verdere gevolg, ontving de hoofden 
in de loge te Toelian. De oudste der hoofden, de majoor van 
Sonder, bragt in het maleisch de hulde van alle overige hoofden 
en van de geheele bevolking aan den gouverneur generaal over, 
waarna de majoor van Tonsea in denzelfden zin eene aanspraak 
hield in het nederd uitsch , in eene taal en met eene uitspraak , 
welke in sierlijkheid en zuiverheid niets te wenschen overlieten. 



Digitized by 



Google 



— 91 — 

Deze huidebetuiging was voorafgegaan door eene toespraak van 
den gouverneur generaal, waarin hij het doel zijner komst in 
de Minahassa openlegde, zijne tevredenheid betuigde over den 
stoffelijken en zedelijken vooruitgang, dien hij allërwege in de 
Minahassa had mogen ontwaren, den hoofden zijnen dank bragt 
voor de medewerking, welke zij der pogingen van het gouver- 
nement met zooveel ijver hadden verleend en den wensch te 
kennen gaf, dat zij zouden voortgaan op dezelfde wijze de 
stoffelijke en zedelijke belangen hunner bevolkingen te behartigen. 
Nadat de gouverneur generaal ook de aanspraken van de majoors 
van Sonder en Kema beantwoord had, was deze plegtigheid af- 
geloopen. Zij was indrukwekkend met het oog op land en volk , 
want moeijelijk was het, bij het zien en hooren spreken dezer 
geheel europeesch en goed gekleede hoofden en bij het zien 
hunner beschaafde manieren, zich voor te stellen, dat men hier 
zich bevond in land, waar het tegenwoordige geslacht nog de 
tijden heeft beleefd , waarin het zoogenaamde koppensnellen geene 
zeldzaamheid was. 

Wij vernamen nu ook de tijding dat het lijk van den heer Vis- 
ser was gevonden en naar het huis van den majoor van ïoeli- 
mambot overgebragt. Meerderen onzer begaven zich derwaarts om 
den waardigen afgestorvene nog eens te zien. Het lijk was in 
het middelste der drie bekkens gevonden en vertoonde slechts 
eene kneuzing van weinig belang aan het voorhoofd. De noo- 
dige bevelen werden gegeven om het ligchaam zoo plegtstatig 
mogelijk bij te zetten. 

s' Namiddags maakten wij eene wandeling naar de javaansche 
kampong, welke in het noordelijke gedeelte van Toelimambot 
is gelegen. Daar vindt men eenigzins eene javaansche dessa 
terug, ofschoon er de invloed van de bouwwijze en de netheid, 
in de Minahassasche negorijen zoo algemeen, niet te miskennen 
is. In die kampong wonen 45 staatsbanneüngen van Java: 
twee pangerans van Soerakarta en een aantal volgelingen van 
Dipo Negoro. Met hunne familiën en bedienden maken zij in 
het geheel een driehonderdtal zielen uit. In het geheel bevonden 



Digitized by 



Google 



— 92 — 

zich tijdens onze reis 82 staatsbannelingen van verschillende 
eilanden van den Archipel in de Minahassa, zijnde 19 hunner 
te Manado en de overigen te Lotta, Tomohon, Saronsong, 
Langowan, Amoerang, Sawangan en Ajermadidi woonachtig. 
Zij trouwen gewoonlijk met alfoersche vrouwen, welke zij echter 
eerst tot het mohammedanisme doen overgaan. Zij maken de 
kern uit van eene nieuwe mohammedaansche bevolking, welke 
waarschijnlijk spoedig in talrijkheid. zal toenemen. 

De 22 e September was bestemd voor ons vertrek naar Kema. 
De heeren Goldmann en Bosscher bleven met mij te Tondano 
achter, om de begrafenis van den heer Visser bij te wonen, 
welke eerst in den loop van den morgen kon plaats hebben. 
De ter aarde bestelling had met de meeste plegtigheid plaats. 
Alle majoors en hoekoms besaar van de Minahassa volgden de 
lijkbaar, als om een bewijs te geven van de hooge achting, die 
zij hunnen oud-gouverneur der Molukken toedroegen. Tegen 
omstreeks 10 uur in den morgen vertrokken wij naar Kema, 
werwaarts de gouverneur generaal en mevrouw Duijmaer van 
Twist , gevolgd door den resident van Manado en de adjudanten, 
zich reeds vroeg in den morgen begeven hadden. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK VIL 



VAN TONDANO TOT KEMA. 



Ravijn van Tangari. — Sawangan. — Groote weg van Manado naar Ma- 
nado naar Keiha. — Kassar, Kaima, Treman, Kawilej, Kauditan en 
Tontalete. — Kema. 



De weg van Tondano naar Kema, ruim 19 palen lang, geleidt eerst 
naar Tonsea lama, verlaat de hoogvlakte van Tondano bij den water- 
val van Tonsea lama en slingert zich dan door het ravijn der rivier 
van Tondano naar den voet van den Klabat. Dit ravijn heeft eene 
lengte, zijne kronkelingen medegerekend, van ongeveer 8 palen. 
Het biedt allerbekoorlijkste gezigtsp linten aan, zoowel op de met 
digt bosch begroeide ravijnwanden als op de achter deze zich 
verheffende hoogere bergribben. Een' tijd lang volgt men den 
linkeroever der rivier, die men hier en daar in de diepte 
ziet, hare wateren brekende op de trachietblokken waarmede 
de ondiepe bedding is bedekt. Dan gaat men over op den 
regteroever der rivier en bereikt, na een paar palen te hebben 
afgelegd, dalende en klimmende en weder dalende, Tangari, 
eene kleine negorij met ruim 100 inwoners, welke op een paar na 
alle nog heidenen zijn. De negorij ligt eenigzins van den weg ver- 
wijderd in het bosch. Ongeveer ter halver wege tusschen Ton- 
danq en Sawangan was een groot gedeelte van het bosch weg- 
gekapt en het gezigt geheel vrij op den Klabat en de groote 



Digitized by 



Google 



— 94 — 

vlakte over welken de groote 21 palen lange weg van Manado 
naar Kenia loopt. Het heldere weder vergunde ons, het gezigt 
op den Klabat in alle zijne fraaiheid te genieten. Oostelijk van 
den Klabat, meer op den achtergrond zagen wij bovendien nog 
de scherpe kegeltoppen van de vulkanen Doewasoedara en Batoe- 
angoes. Van Tangari af blijft het terrein nog vrij sterk dalen, 
totdat het bij Sawangan, ongeveer 10 palen van Tondano, in het 
meer vlakke land overgaat. 

Sawangan behoort, even als Tonsea lama en Tangari tot het 
distrikt Tonsea. Het is eene vrij groote negorij, bevolkt met 
ruim 500 zielen, van welke tot nog toe slechts ruim 30 chris- 
tenen zijn. De rivier van Tondano gaat westelijk langs Sawan- 
gan heen, altijd nog ondiep en onbevaarbaar, totdat zij eenige 
palen noordelijker eene noordwestelijke rigtiag aanneemt, bij 
Moömbi, op ongeveer 6 palen afstands van Manado voor kleine 
vaartuigen bevaarbaar wordt en ter hoofdplaatse der residentie 
als rivier van Manado in zee eindigt. Te Sawangan is eene alfoer- 
sche begraafplaats, welke wel bezigtiging verdient. De graven 
zijn zeer talrijk en op de gewone wijze uit trachiet gehouwen, 
zooals ik vroeger reeds heb beschreven , maar bijkans alle boven- 
dien met ruw beeldhouwwerk versierd. 

Het distrikt Tonsea is een der voornaamste van de Minahassa 
en heeft de grootste volstrekte bevolking. Het is er het eenige 
distrikt, dat meer dan 10000 zielen telt. Ofschoon het chris- 
tendom er nog niet zoo gfoote voortschreden heeft gemaakt als 
in zoovele andere distrikten, is er toch onder zijne 29 negorijen 
geene enkele, waarin niet reeds christenen gevonden worden , ter- 
wijl in de overige distrikten te zamen nog ongeveer 50 negorijen 
zijn in welke het christendom tot nog toe niet doorgedrongen 
is. Het grootste gedeelte der bevolking van Tonsea is gevestigd 
langs den grooten weg van Manado naar Kema, te weten in de 
negorijen Soekoer, Ajermadidi, Lembean, Toemaloentoeng, Kas- 
sar , Kaima , Treman , Kawilej , Kauditan , Tontalete en de hoofd- 
plaats Kema zelve. Alle deze negorijen liggen op geringen af- 
stand van elkander aan genoemden weg. Van Sawangan naar 



Digitized by 



Google 



— 95 — 

Kema reizende, bereikt men dezen weg tusschen de negorijen 
Toemaloentoeng en Kassar. Men kan dan echter twee wegen 
volgen , welke nagenoeg parallel met elkander loopen , t. w. den 
ouden weg, die noordelijk om de negorijen Kassar, Kaima en 
Treman loopt, en den nieuwen weg, die onmiddellijk langs ge- 
noemde negorijen gaat en zich dan weder met den ouden weg 
vereenigt. Een gedeelte van het reisgezelschap volgde den ouden 
weg, wegens zijne aangename belommering en mindere lengte, 
een ander gedeelte den nieuwen , om de daaraan gelegene nego- 
rijen te zien en van de plegtige ontvangsten van den gouverneur ge- 
neraal getuige te zijn. De afstand van Kassar tot Kema zal zoo wat 
6 palen bedragen. De negorijen, van Kassar af tot Kema toe, 
zijn vrij wel bevolkt. Kassar heeft 360, Kaima 460, Treman 
bijkans 800, Kawilej ruim 400 en Kauditan 250 inwoners; 
Tontalete achter nog geene 100. 

Tontalete gepasseerd zijnde, reden wij bijkans onmiddellijk 
daarop de hoofdstraat van Kema binnen. 

Kema ligt zeer bekoorlijk aan het oosterstrand der Minahassa, 
aan eene ruime doch opene baai, aan den zuidzuidoostelijken 
voet van den Klabat, wiens laagste ribben noordelijk van de 
baai tot in de zee zich verlengen. Hoofdplaats van de afdeeling 
Kema en tevens van het distrikt Tonsea , is zij de zetel van den 
europeschen ambtenaar, die met het beheer der afdeeling belast 
is , alsmede van den majoor of het distriktshoofd van Tonsea. 
Op het laatst van 1854 had Kema eene bevolking van 1776 
zielen, t. w. 142 Europeanen en afstammelingen van Europeanen, 
1108 inlandsche christenen, waaronder 492 als burgers tellen, 
450 mohammedanen, 2 Chinezen en 74 slaven. Behalve de in- 
landers, die den islam zijn toegedaan, zijn alle overige reeds 
tot het christendom overgegaan. Als handelplaats is Kema niet 
zonder gewigt. In de westmoesson is zij de gewone ankerplaats 
der schepen, welke de Minahassa bezoeken, doch in de oost- 
moesson staan er soms vrij hooge zeeën in de dan door niets 
beschutte baai. Kema wordt nu en dan aangedaan door de walvisch- 



Digitized by 



Google 



— 96 — 

vaerders, die zich in de Molukken ophouden, en tijdens ons 
verblijf lag er ook een whaler ter reede. In den laatsten tijd 
schijnen de Moluksche wateren echter minder door walvischvaarders 
bezocht te worden dan vroeger. Deze schepen bezoeken Kema 
voornamelijk om zich te voorzien van versch water en levens- 
middelen. Zij doen in den laatsten tijd ook meer de haven van 
Lirang op de Talautsche eilanden als ververschingsplaats aan. 
Runderen, varkens, gevogelte, aardappelen, enz. zijn te Kema 
evenwel gewoonlijk in overvloed te verkrijgen. 

Een gedeelte der negorij ligt onmiddellijk aan het strand, 
gehuld in klapperpalmen , die er zeer welig groeijen. Opmer- 
kenswaardige gebouwen heeft Kema niet, ofschoon er vele nette 
huizen zijn en de plaats er in het algemeen welvarend uitziet. 
De loge, de kerk, de woningen der hoofden, bieden geene van 
alle iets bijzonders aan. Eene smalle en ondiepe rivier, die 
haren toevoer erlangt uit takken, welke op den Klabat en de 
noordoostelijke grensbergen van de Tondanosche hoogvlakte ont- 
springen , gaat door . de negorij naar zee , waar zij eene lange 
smalle bank gevormd heeft, welke hare wateren noodzaken een 
eind wegs noordelijk te loopen , alvorens zij zich in de zee kun- 
nen uitstorten. 

Daar wij den 23* September naar Ternate zouden vertrekken, 
kon ons verblijf te Kema slechts kort van duur zijn. De namid- 
dag werd nog besteed tot het inspekteren van garnizoen en 
schutterij en van kerk en school, s' Avonds was er receptie in 
de loge. . Meerdere ingezetenen van Manado, heeren en dames 
hadden zich naar Kema begeven, om deze receptie nog bij te 
wonen en den gouverneur generaal hunne afscheidshulde te brengen, 
s' Morgens vroeg van den 23n begaven wij ons naar boord 
van de Ambon, die intusschen even als de Vesuvius, den noor- 
delijken hoek van Celebes was omgestoomd, om het hooge 
reisgezelschap te Kema op te wachten. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK VIII. 



STATISTISCHE AANTEEKENINGEN BETREFFENDE DE 
MINAHASSA. 



Statistische tabellen betrekkelijk de negoryen en de negorij-bevolking, de 
koffij-, kakao-, koffo-, muskaatnoten- en klapper-kultuur in de ver- 
schillende distrikten. — Kultures op de partikuliere landen in de Mi- 
nahassa. — Staat der gouvernements-, negorij- en zendelingscholen. — 
Hoogte-opgaven van eenige bergen en negorijen. — Justitie en politie. — 
Staatsinkomsten. 



Ik heb in het verhaal van de reis door de Minahassa reeds 
talrijke statistische bijzonderheden betreffende dit belangrijke ge- 
west medegedeeld. De aard van dat verhaal liet echter niet toe, 
die aanteekeningen te zeer uit te breiden. Intusschen is het , 
voor wie eene nadere en naauwkeurige kennis der Minahassa ver- 
langt te bezitten , zeker niet onverschillig, wanneer ik die nadere 
bijzonderheden in een afzonderlijk hoofdstak zanienvat. Die bij- 
zonderheden zijn geput uit echte bescheiden. Ik wil ze hier ook 
mededeelen, omdat zij de kennis geven van het heden , en daardoor 
bepaalde gegevens voor eene vergelijking in de toekomst. Zij 
hebben voornamelijk betrekking tot de bevolking en de kultures. 

In het 2 e Hoofdstuk heb ik reeds een' algeineenen bevolking- 
staat der Minahassa medegedeeld. Hieronder volgt eene reeks 

I. 7 



Digitized by 



Google 



— 98 — 

van opgaven, welke het cijfer der bevolking in de verschillende 
negorijen der Minahassa doet kennen, zoo als het was op het einde 
van 1852. Daarin is echter alleen het inlandsche element der 
bevolking opgenomen, voor zooverre het niet tot de burgerij en 
niet tot de mohammedaansche godsdienst behoort. De europea- 
nen, de inlandsche christen-burgers, de mohammedanen, Chine- 
zen en slaven zijn slechts over betrekkelijk weinige negorijen, 
meestal de distriktshoofdplaatsen , verdeeld. Hun gezamenlijk 
aantal verschilde op het einde van 1852 niet aanmerkelijk van dat, 
twee jaren later, hierboven aangegeven. 

Inlandsche negorijbevolking der Minahassa op het einde van 1852. 



g 

M 

O 

7P. 



O 

nö 

CS 

Ö 

CS 



Distrikten en Negorijen. 



1. Distrikt hoofdplaats Manado. 

2. Distrikt negorij Manado.. . 

3. Distrikt Bantik. 

Neg. 1. Singil 

2. Malalajang. . . 

3. Boeha 

4. Benkol .... 

5. Bailang 

6. Molas 

7. Meras. . , . . 

8. Talawaan. . . . 

Tot . 

4. Distrikt Negri baroc. 
Neg. 1. Tetewongan. . . 

2. Tonkcjna. . . . 

3. Tiwoho .... 

Tot . 



Inlandsche negorij- 
bevolking. 



Christenen. 



Heidenen. 



204 



2 










338 
3 
4 



345 



50 



389 
688 
404 
363 
197 
169 
182 
163 



2555 




235 
175 



410 



Totaal. 



50 



204 



391 
688 
404 
363 
197 
169 
182 
163 



2557 



338 
238 
179 

755 



Digitized by 



Google 



09 



^3 



Distrikten en Negoiijen. 



5. Distrikt Aris. 
Neg. 1. Aris. 



o 

C3 

e 

CS 



2. Sonder aris. 

3. Tikala. . . . 

4. Sawangan. 

5. Kamantah 

6. Pandoeh. . . 

7. Sonder pandoeh 

8. Talawaan. 

9. Pamoelij. . . 



Tot 
6. Distrikt Klabat di bawa. 
Neg. 1. Klabat-di-bawa. 

2. Paniki-di-bawa . 

3. Paniki-di-atas. . 

4. Tomboeloean. 

5. Kajoerageh. . . 



Tot . 
Totaal der Afdeeling. 



CS 

s 



1. Distrikt Tonsea. 
Neg. 1. Kema 

2. Lilang. 

3. Makalisoeng. . . . 

4. Tandjong mejrah. . 

5. Lansot 

6. Tontalete 

7. Kauditan 

8. Kawilej 

9. Treman 

10. Kaiman 

11. Karegesan. . . . 

12. Kassar 

13. Lambean 

Transport. ♦ 



Inlandsche negorij- 
bevolking. 



Christenen. 



Heidenen. 



38 
5 

96 





24 




163 



33 

17 









50 



764 



650 
136 

99 
2 
6 

57 

49 
144 
1'28 

20 
137 
129 

32 



1589 



236 
77 

361 
211 
169 
155 
147 
108 



1464 



255 
565 
356 
289 
144 



1609 



6088 



18 

338 



210 

126 

24 
202 
244 
604 
430 
169 
270 
334 



Totaal. 



274 
82 
96 
361 
211 
169 
155 
171 
108 



1627 



288 
582 
356 
289 
114 

1629 



6852 



2969 



668 
474 

99 
212 
132 

81 
251 
388 
732 
450 
306 
399 
366 

4558 



Digitized by 



Google 



— 100 — 



Distrikten en Negorijen. 



Inlandsche negorij- I 
bevolking. I 



Christenen. 



Per -transport. 

14. Paslaten. . . . 

15. Toemaloentoeng. 

16. Toemopoh. . . 

17. Wangoercn. . . 

18. Ajer inadidi. . . 

19. Saronsong . . . 

20. Raprap. . . . 

21. Soekoer. . . . 

22. Matoenkas . . . 

23. Laikit . . . . 

24. Tetej 

25. Mapangit. . . . 

26. Kolongan . . . 

27. Talawaan. . . . 

28. Tateloe 

29. Sawangan . . . 

30. TangarL . . . 

31. ïonsea lama. . . 

Tot 

2. Distrikt Klabat diatas. 
Neg. 1. Maoembi. . . . 

2. Lansot 

3. Kajoerojah. . . 

4. Watoetoemouw. . 

5. Koe wil 

6. Tawaa 

7. Kaleosan. . . . 

8. Soewaan. . . . 

9. Kolongan. . . . 

10. Oentepan. . . , 

11. Mapapera. . . . 

12. Kawangkoan. . . 

Tot 

3. Distrikt Likoepang. 
Neg. 1. Sarani lama ) 

2. Sarani baroe J 

Transport. 



1589 
48 

110 
40 
50 
65 
17 
11 
50 
67 
19 
16 
48 
14 
12 
83 
26 
1 

200 



2466 



25 

8 

8 

4 

8 

1 

3 

7 

16 

10 

1 

13 



Heidenen. 



104 



176 



176 



2969 
282 
300 
188 
136 
152 
685 
180 
414 
185 
298 
267 
267 
154 
389 
567 
549 
126 
306 



8414 



102 
153 
123 
132 
309 

66 
112 

80 
108 

97 

79 
158 

1519 



Totaal. 



4558 
330 
410 
228 
186 
217 
702 
191 
464 
252 
317 
283' 
315 
168 
401 
650 
575 
127 
506 



10880 



127 
161 
131 
136 
317 

67 
115 

87 
124 
107 

80 
171 



1623 



177 



Digitized by 



177 

Google 



101 







Inlandsche negorij- 






Distrikten en Negorijen. 


bevolking. 










Totaal. 






Christenen. 


Heidenen. 






Per transport. * . 


176 


1 


177 




3, Maen. . . , 






64 


14 


78 




4. Sarawet . • , 






1 


78 


79 




5. Likoepang atas 






3 


109 


' 112 




G. Paslaten. 






5 


98 


103 




7. Kamanga. • 






3 


80 


83 




8. Sawangan • 






5 


104 


109 


ai 


9. Kokole . . 









91 


91 


a 


10. Kawoeroean. 






2 


115 


117 


« 


11. Loempias. . . 






1 


117 


118 


w 


12. Batoe. . . . 









170 


170 


. 


13. Werot . . , 









101 


101 




14. Lolah. . . , 









58 


58 




15. Wangoerer . , 









60 


60 




Tot 




260 


1196 


1456 




Totaal der Afdeeling. 


2830 


11129 


13959 




1. Distrikt Tondano toelian. 










Neg. 1. Wewelen 


260 


138 


398 




2. Watoelambot . 






307 


243 


550 




3. Rerewoken . 






234 


167 


401 




4. Wawalintoean. 






243 


158 


401 


Ó 


5. Toekoeramber 






322 


117 


439 




6. Reregetang. 






242 


135 


377 


^ 


7. Toetoe. . . 






332 


123 


455 


Ö 


8. Eoong. . . 






293 


145 


438 


O 

Én 


9. Koja .... 






414 


72 


486 


10. Tata&ran . . 






359 


68 


417 




11. Tandengan . . 






174 


78 


252 


hH 


12. Eris 






273 


132 


405 




13. Telap. . . . 






306 


143 


449 




14. Watoelani 






172 


63 


235 




15. Kajoeroja. 






213 


16 


229 




16. Wenkol . . . 




121 


5 


126 




Transport 


• 


• 


| 4265 


1793 


6058 



Digitized by VjOOQIC 



102 




o 

et 
O 

H 



Per transport. . 

17. Kapatarang. . . 

18. Atep 

% 19. Pinasoenkoelan. 

Tot . 

2. Distrikt Tondano toelimambot. 
Neg. 1. Loeaan. . . . 

2. Ranawanko . . 

3. Wenkol. . . . 

4. Kendis. . . . 

5. Tetengolan . . 

6. Liningaan . . 

7. Talor. . . . 

8. Kiniar. . . . 

9. Papakelang. 

10. Toelian ketjiL , 

11. Watoemea. , . 

12. Toelap. . . . 

13. Lalocinpeh. . , 

14. Ranawanko. 

15. Kombi. . . . 

16. Sosolongan. . . 

17. Sawangan. . . 

18. Kolongan. . . 

19. Rerer. . . . 

20. Makalisoeng. . 

21. Pauneran. . . 

Tot. 

3. Distrikt Rcmbokeng. 
Neg. 1. Talikoeran. . . 

2. Paslaten. . . . 

3* Sindangan. . . 

4. Leleka. . . . 

5. Tiraoe. . . . 

Transport. 



Inlandsche negorij- 


bevolking. 


Christenen. 


Heidenen. 


4265 


1793 


388 


5 


70 


11 


93 


55 


4816 


1864 


319 


94 


275 


72 


247 


89 


270 


100 


241 


63 


876 


97 


243 


145 


300 


135 


80 


112 


216 


91 


337 


17 


191 


35 


306 


16 


177 


21 


277 





93 


15 


121 


60 


283 


36 


214 


29 


140 


8 


124 


106 
1341 


4730 


365 


90 


410 


75 


304 


68 


430 


23 


308 


67 


1817 


323 



Totaal. 



6058 

393 

81 

148 

6680 

413 
347 
336 
370 
304 
873 
388 
435 
192 
307 
354 
226 
322 
198 
277 
108 
181 
S19 
243 
148 
230 



6071 

455 
485 
372 
453 
375 

2140 



Digitized by 



Google 



— 103 — 



ö 
.5 



Distrikten en Negorijen. 



o 

e 
o 

H 



Per transport 

6. Kaima. . . . 

7. Parepij . . . 

8. Kasoeratan . . 

Tot 

4. Distrikt Kakas. 

Neg. 1. Paslaten. . . . 

2. Sindangen. . . 

3. Pahaleten. . . 

4. Talikoerang. 

5. Toemelet . . 

6. Passo 

7. Paimassen . . 

8. Toelian ketjil . 

9. Sombokej . . 

10. Kajoewatoe . . 

11. Karor .... 



Tot. 



5. Distrikt Langowan. 
Neg. 1, Tonelet . 

2. Woloan . 

3. Amongena 

4. Waleure . 

5. Walantakan 

6. Kojawas . 

7. Atep . . 

8. Palamba . 

9. Talawatoe 



Tot. 

6. Distrikt Saronsong. 

Neg. 1. Pinankejan . . 

2. Toemalantang . 

3. Koror . . . 



Inlandsche negorij - 
bevolking. 



Christenen. 



1817 

148 

35 

8 



2008 



507 
484 
421 
440 
507 
194 
140 
8 
97 
194 
144 



3136 



176 

208 

189 

29 

76 

49 

137 

255 

122 



1241 



Transport. 



100 
36 
33 



169 



Heidenen. 



323 

42 

208 

397 



970 



16 

85 

82 

40 

24 

610 

199 

256 

18 

37 

17 



1384 



303 
305 
264 
469 
397 
440 
194 
142 
163 



2677 



144 
104 
113 



Totaal. 



2140 
190 
243 
405 

2978 

523 
569 
503 
480 
531 
804 
339 
264 
115 
231 
161 

4520 



479 
513 
453 
498 
473 
489 
331 
397 
285 

3918 

244 
140 
146 



361 



530 



Digitized by 



Google 



— 104 



s 






Inlandsche negorij - 
bevolking. 




s 


Distrikten en Negorijen. 


Christenen. 


Heidenen. 


Totaal. 




Per transp 

4. Lansot 

5. Regesan . 

6. Wiwoek . 

7. Kapoja 

8. Lahendong 

9. Tondangon , 

10. Pinaras . 

11. Ramboenan , 


>ort . . 


1G9 
27 
59 
51 
16 

144 
73 
43 
33 


361 

109 
80 
91 
116 
277 
146 
166 
159 


530 
136 
139 
142 
132 
421 
219 
209 
192 




Tot. . . 
7. Distrikt Tomohon. 
Neg. 1. Talete. 

2. Kamassi 


615 


1505 


2120 


ö 


174 



30 

53 

91 

241 

4 

9 

2 


467 
501 
538 
387 
585 
233 
247 
390 
646 


641 
501 


P2 


3. Paslaten 


568 


o 


4. Kolongan .... 

5. Matani 


440 
676 


H 


6. Tatailran .... 

7. Pangolombian . . . 

8. Roeroekan . . . . 

9. Kembes 


474 

251 

. 399 

648 




Tot. . . 

8. Distrikt Kakaskassang. 
Neg. 1. Timoe lotta . . . 
2. Amian 






604 


3994 


4598 




23 

46 

123 

105 

7 



5 

10 


408 
341 
984 
948 
359 
154 
200 
289 


431 

387 




3. Kakaskassang . . . 

4. Tateli 


1107 
1053 




5. Koka 


366 




6. Warenboengan . . 

7. Tineoor 


154 
205 




8. Kinilow 


299 




Tot. . . 






319 


8683 


4002 




Totaal der j 


A^fdeeling 


17469 


17418 


34887 



Digitized by 



Google 



tJ5 
fi 

Pi 

O 

S 





105 - 










Inlandsche negorij- 






bevolking. 




Distrikten en Negorijen. 






/n 4 v 






Totaal. 




Christenen. 


Heidenen. 




1. Distrikt Amoerang. 








Neg. 1. Hoofdplaats. 
2. Dist. Toinbaririof Tanawanko 





12 


12 








Neg. 1. Hoofdplaats. 
3. Distrikt Sonder. 





2 


2 








Neg. 1. Kaoenerang. 


4 


425 


429 


2. Sendangan .... 


24 


304 


328 


3. Talikoerang . 






67 


441 


508 


4. Kolongan-bawa 









258 


258 


5. Kekeseen 









220 


220 


6. Tonellet . . 






23 


526 


549 


7. Kolongan-atas 






88 


748 


886 


8. Lanah . . . 






86 


271 


307 


9. Kihawah . . 






34 


• 408 


442 


10. Lejlem . . 






8 


633 


641 


11. Tintjep . . 






14 


383 


397 


12. Timboekar . 









114 


114 


13. Tankoenej . . 






11 


259 


270 


14. Soeloehen 






81 


440 


471 


15. Pinapalanko 






7 


809 


816 


16. Kapojfi . . 






96 


314 


410 


17. Toempa&n matani 







194 


194 


18. Toempaan pante 




121 


258 


379 


19. Tinoendok . . 




22 


100 


122 


20. Sinenkenjan 









80 


80 


21. Soeloe . . . 









141 


141 


22. Popontolim . . 






19 


270 


289 


23. Leler .... 






8 


107 


115 


24. Lelima. . . . 









218 


218 


25. Moenteh. . . 






28 


188 


216 


26. Tengah. . . . 









297 


297 


27. Pakoe. . . . 









529 


529 


Tot. . . 


641 


8435 


9076 


4. Distrikt Kawangkoan. 








Neg. 1. Sindangan. \ 








2. Talikoerang. f . . 


367 


738 


1105 


3. Oener. m ) 








Transport. . . 


367 


738 


1105 



Digitized by VjOOQIC 



— 100 — 



g 

.8 



Distrikten en Negorijen. 



U 
O 
O 

s 



Per transport. 

4. Tonclegesan. 

5. Kinali. . . . 

6. Kajoe oewi. 

7. Lansot . . . 

8. Lapi 

9. Tonsaronsong. 

10. Kajondom. . . 

11. Woewoek. . . 

12. Koreng. . . . 

13. Kancijang. . . 

14. Ranowanko. 

15. Pinamorongan. 

16. Paslaten. . . 

17. Boejoenga. . . 

18. Kawangkoan bawa, 

19. Tewasen. 

20. Pakajoe. . 

21. Liwason . 

22. Sooet. . 

23. Pondos. . 

24. Wakan. . 

25. Karimbow, 

26. Koemeloemboeaai 

27. Poigar. . . . 



Tot. 



5. Distrikt Tompasso. 
Neg. 1. Liba. . . 

2. Sendangan. 

3. Tempok. . 

4. Talikoerang, 

5. Kamanga.. 

6. Tollok. . 

7. Kanonang. 

8. Paleh. . 

9. Pinaling. 
10. Toking. . 



Transport. 



Inlandsche negorij- 
bevolking. 



Christenen. 



867 
98 
49 

108 
58 
45 
48 
95 

120 

19& 

31 



85 



229 
42 

107 
61 
85 
12 
64 
78 
22 

277 




2221 



15 

24 

83 

60 

237 

60 

7 



8 

9 

503 



Heidenen. 



738 
163 
169 
105 
149 
114 
145 

64 

207 



174 

48 
282 
167 

70 
164 
211 

52 
159 
170 
139 
214 
204 
272 
200 



4330 



185 

189 
180 
156 
275 
177 
189 
106 
111 
199 

1767 



Totaal 



1105 
261 
218 
211 
207 
159 
193 
159 
827 
192 
205 
48 
317 
167 
299 
206 
818 
113 
194 
182 
203 
292 
226 
549 
200 



6551 



200 
213 
263 
216 
512 
237 
196 
106 
119 
208 

2270 



Digitized by 



Google 



— 107 — 



§ 

o 



08 

0) 

O 

6 



Distrikten^en Negorijen. 



Per transport, 

11. Wanga. . . . 

12. Pitjoean. . . . 

13. Lom pat . . . 

14. Pontak . . . 

15. Mopoio. . . . 

16. Popoh. . . . 

17. Ranaan. . . . 

18. Moloting. , . 



Totaal. . . 
6. Distrikt Tombassian. 
Neg. 1. Tombassian atas. . . 

2. Tomb. bawa sandangan. 

3. Tombassian talikoerang. 

4. Tombassian sarani. 

5. Ranolauibot. . . 

6. Toemaloentoeng.. . 

7. Malikoe. 

8. Eitej. 

9. Malenos. 

10. Lopana. 

11. Ranomea. 



Tot. . . 
7. Distrikt Romohon. 
Neg. 1. Rom. bawa sendangan, 

2. Rom. bawa talikoerang, 

3. Romohon sarani. 

4. Romohon atas. . . 

5. Eloesang 

6. Winajang 

7. Malinow 

8. Tawaang. .... 

9. Radej 

10. Tengah 

11. Wijauw 

12. Poigar 

Tot. . . 



Inlandsche negorij- 
bevolking. 



Christenen. 



503 

16 

2 

29 

28 

15 

4 



70 



667 



764 



29 

17 
127 

85 


9 



,0 
6 




223 



Heidenen. 



1767 
95 
116 
165 
242 
168 
806 
197 
123 

3179 



Totaal. 



2270 
111 
118 
194 
270 
183 
810 
197 
193 

3846 



98 


505 


40 


207 


34 


207 


230 





37 


91 


26 


131 


57 


316 


105 


182 


42 


141 


65 


74 


30 


119 



1973 



488 
482 
8 
402 
200 
118 
128 
185 
187 
188 
117 
96 



2594 



603 
247 
241 
230 
128 
157 
373 
287 
183 
139 
149 

2737 

517 
499 
135 
437 
200 
118 
187 
185 
187 
183 
123 
96 

2817 



Digitized by 



Google 



— 108 — 





Distrikten en Negorijen. 


Inlandsche negorij - 
bevolking. 


Totaal. 


1 


Christenen. 


Heidenen. 


CS 

e 

o 

e 

< 

> 


8. Distrikt Tonsawang. • 
Neg. 1. Tombatoe 1. . . . 

2. Tombatoe 2. . . . 

3. Tombatoe 3. . . . 

4. Salian . .... 

5. Talemale 

6. Roengoes 

7. Lobae 

8. Kalij. ...... 

9. Katoeakan. . . . 

10. Koejanja. . « . 

11. Moendoeng. . . . 

Tot. . . 
Totaal der Afdeeling 


5 

6 
4 





3 
1 
5 


225 

181 

171 

333 

223 

182 

200 ' 

168 

158 

218 

332 

2386 


230 
187 
175 
833 
223 
182 
200 
168 
156 
219 
337 




24 


2410 




4540 


22911 


27451 




1. Distrikt Belang. 

Neg. 1. Belang 

2. Distrikt Ponosakan. 

Neg. 1. Ponosakan. . . . 

2. Tobabo. . . ... 

3. Boekoe 

4. Moentrij. .... . 

5. Bangangoan. . • • 

Tot. . . 

3. Distrikt Passan. 
Neg. 1. Towoentoe. ... . 

2. Toeloenawa. . . • 

3. Toeloembakan. .... 

4. "Wawalij. .... 

5. Sasakoelang. • • • 

6. Wiauw 

Tot. . . . 











ö 

CS 
O 






24 


234 
315 
124 
106 

77 


234 
815 
124 
106 
101 


J> 


24 


856 


880 




5 
5 
1 

5 




379 
137 
169 
277 
268 
155 


384 
142 
170 
282 
268 
155 




16 


1885 


1401 



Digitized by 



Google 



— 109 — 



c 

OP 

3 

3 


Distrikten en Negorijen. 


Inlandsche negorij- 
bevolking. 




Christenen. 


Heidenen. 


Totaal. 




4. Distrikt Katahan. 
Neg. 1. Lowoeh. . • . . 

2. Tasoeroja. . . . 

3. Pangolombian. • . 

4. Tetengesang. . . . 

5. Soemampow. . . . 

Tot. . . 

Totaal der Afdeeling. 
Totaal der 5 afdeelingen. 


2 
9 
1 
3 
1 


833 

779 
268 
847 
285 


835 
788 
269 
350 
286 


« 


16 


2512 


2528 


> 


56 


4758 


4809 




25659 | 62299 


87958 



De hoofdplaatsen van verscheidene distrikten bestaan uit meer- 
dere negorijen, welke afzonderlijke namen dragen en niet den 
naam der hoofdplaats zelve. Zoo b.v. bestaat de hoofdplaats 
Tondano toelian uit de negorijen Wewelen, Watoelambot, Re- 
rewoken , Wawalintoean , Toekoeramber , Reregetang , Toetoe 
en Roong; de hoofdplaats Tondano toelimambot uit de nego- 
rijen Loeaan, Ranawanko, Wenkol, Kendis, Tetengolan, Li- 
ningaan , Talor , Kiniar en Papakelang ; de hoofdplaats Tomohon 
uit de negorijen Talete, Kamassi, Paslaten; de hoofdplaats 
Kakas uit de negorijen Paslaten, Sindangen, Pahaleten, Tali- 
koerang en Toemelet, enz. Slechts de namen dezer nego- 
rijen zijn in de bovenstaande tabellen vermeld, niet de na- 
men der hoofdplaatsen, waartoe zij behooren. 

De eilandjes welke de Minahassa westelijk, noordelijk en 
oostelijk omringen t. w. Tatapaan, Manado toewa, Boenaken, 
Silading, Mantrauw, Nain besaar, Nain Ketjil, Talissin, Ban- 
ka, Kaberoekan, Tindila, Gangal, Lehaga, Batoe bandela, 
Pandite, Boelang itam, Batoe poeti, Lembeh, Soesoelina, Poe- 
loe doea, Pakolor, Bentenang, Poentan, Bankoang, Balibaling, 
Bohoij , Toelang , Hogoe , Babi en Dakokajoe , schijnen alle on- 



Digitized by 



Google 



— 110 — 

bewoond te zijn. Deze eilanden ziet men alle aangeduid op 
de Kaart der Minahassa van den heer Melvill van Carnbee. 
Slechts Boenaken, Manado toewa, Mantrauw, Talissin, Banka 
en Lembeh verdienen eenige opmerking wegens hunnen omvang. 
Op Banka was nog weinige jaren geleden een leprozengesticht , 
dat sedert naar Menoempah, in de nabijheid der hoofdplaats 
Manado, is verplaatst. 



Digitized by 



Google 



— 111 — 



00 






50 

Ö 

1 

© 

s 






I 

g oq 



3 




•puod 9ïpsun?pjo;s 

-UI* UT fuj03l 9pJ9A 

-9]92 ppqxeoAaojj 






k 
» 



I 



§3 

il 
1)1 

lp 

-^ co 



•pi9jdSJ9A 



1 .A 

2 5 



& 



bO 



f58 T u ! luttidufcy 



•f$8ï 

UT U9A9Jq360Sjy 



ifi 

2" 



pioadsJDA 






JBtjq^tqosoq 

jnn^n^-'fuj03[9p 

jooa uaauizo^smj-i 



© 

<*» 

(O 

•F* 

o 



•a9£knio9pjY 



S ° 

8 

1"H 

's 



CO 

fl o 



Cl 



co 

3 

'M 

CO 



3 

O 

<m 



o 

00 



00 



•°«> OOI-m'ZS / 



00 CO 
00 *ft 



CD O *** -*f< -<* 



00»2»0OO(NO 
<M002o*<Ot^<N00 
<NrH ^ CO i-i C* 

S 



(M 00 <M CO CO CO ^ 

t-i 00 HQiQOO 



^ 



»h oo a co <m *o oo 

»o co co 00 H o> o 

-< O G^ O tH l> -^ 

?H 

<S 



<S 



HOWQ00Q0HH 

*"i HH 

00 <N -^T *h of tff of cd 

Q000iOtOO>A<M)A 
OlOOCOOlCOt^OIOO 
WHHCOH O* 



<DI>»OI>t-i00C0CO 

C0C0*Hl>-^C0^»O 

COiNCONOCOCOOO 

■^ooooo^hcon 



OOOHOi<NN«D<N 

oooooooooooco 

COOC100«OH^O 
NOHOOOOöïOO 
t»00iH00C0t>»C0kO 



(MiOHN^COOO» 
OOIO*OI'«*OOiOCO 
»-*0i^CO»«^»O-* 
OOOOhHhOJO 
COOlCOiOOOICOOO 



r r r js a 



00 CO t> t> £• i-H 
^» O Oi CO <N <M 

-*0»0»OON 



<N O tH ^ CO l> O 

o có" co"* oo f-T cT 10 

H ö> (N O H h ^ 



<S X 



'S 



CO O Ci t* l>. t> 00 
i> t> oa iO oo co t> 

'N O «O (N O Oi 00 

'M -^ CO CO CO rH 
O* rH iH rH 



(NCiOiftOOO 

*noooooooo 
iOQ(Noö^«oeo 

00 t>» OI 00 ^ O* CD 
<N O* CD O* <N 



O CO CO O* © CO © 
00 00 CO O* CO CD O* 
»C O* Ol.i-I CO O <N 

CD 00 <<* (N C* CO -^ 

& i-H CO CO CO "* o 
-f ^ WHHC0H 



»0 tf5 © iO © © © 

t> o* »-i o* co © © 

»0">f00(NO(NO 
NCOH h WCOiO 



ooooo^t-i^qooo 

OiOOOOOCOCOO 
COOlCO^i-HCOCOOO 
C0NHN<Nh«h 



CO00CD0000<N(NC7> 
WH«(NNCONH 
00t>-^t>i«C0t>CO 



o t> o 

R CO lO O 

co »-i t> 



R ^ 



co 00 
!>• CO 

oo oo 



o> o 
co ^ 

CO CD 

o co 



CO CD 

co co 

O O* 



s 8 * s a 



co oo 

t^ CO 

00 00 



OHONOCOO 
O CD CO O O CO <N 
CO -« *H OJ O CO O* 

Hl>NI>COH^ 
(NOOOWHHlft 
^CONHHCO 



O «^ CO l> CO O* i-l 

O -^ O O 00 i-i CO 

00 rj< O O O H O 



<M CO 




ffjj 

« S o « 







ÜUI93 



ou«puox 



•2utJJ9ouiy 



Digitized by VjOOQIC 



— 112 



Overzxgt der Kaiaohütuur over het jaar 1854. (1) 



| Afdeelingen. f 


Dis trikten. 


Aanwezige 1 

boomen op H 

31 Dec. 1853. || 




Produkt in H 
1854 in pikols. 


Van hoeveel 
boomen geoogst 


Prijs van den | 
pikol Kakao. 




Manado .... 


n 


ii 








$ 


Aris 


3370 


60 










Negri baroe .... 


ii 


ii 








i 


Klabat-di-bawa 
Bantik .... 

Totaal . . 
Tonsea .... 


7470 
800 


950 


18,09 
0,20 


2080 
200 


ƒ 60 tot/ 70 




11640 


1010 


18,29 






ë 


148862 


43652 


222 




ƒ 40 


i 


Kiabat-di-atas 


28905 


2560 


5 


volwassen 


40 


M 


Likoepang 

Totaal . . 
Tondano toelian 


11278 


2430 


8 


boomen. 


40 




189045 


48642 


235 








51990 


861 


33 


10300 


ƒ42 




Tondano toelimambot . 


46486 


9415 


38 


28658 


de 


ó 


Rembokeng 


15687 


160 


0,25 


590 


middelsoort; 


■3 
g 


Kakas 


20206 


12832 


20 


20206 


ƒ 12 tot/ 8 


Langowan 


72940 


1958 


11 


46015 


de 


H 


Saronsong 


1424 


466 


» 


ii 


slechte. 




Tomohon .... 


4555 


409 


3 


3255 






Kakaskassang . 

Totaal . . 
Amoerang (hoofdplaats). 


14399 


40856 


4,50 


14212 






227687 


66957 


109,75 


123236 


» 




49000 





60 


49500 


ƒ 50-/70 




Tombariri .... 


26599 





3,90 


onbekend. 


45 


bb 


Sonder .... 


107836 





43,40 


107836 


80-70 


§ 


Kawankoan 


43892 


2755 


15,50 


38203 


40-55 


§ 


Tompasso .... 


28235 


8919 


25,50 


17106 


63 


4 


Tombassian 


27582 


4103 


17, 


23479 


30-60 


Roraohon .... 


23050 


3900 


41,50 


13590 


45 




Tonsawang 

Totaal . . 
Belang (Hoofdplaats) . 


13736 


3181 


2,50 


7207 


54 




319930 


22858 


209,30 


ii 


» 


* 


3505 





1,50 


3505 


ƒ70 


3 


Ponosakan 


11320 


1700 


1,12 


4520 


70 


pi) 


Passang .... 


15500 


788 


2,33 


2000 


70 




Ratahan .... 

Totaal . . 
Generaal totaal . . 


16760 


678 


3,81 


1676 


70 




47085 


3166 


8,76 


11701 


» 




795387 


142633 


581,10 


— 


» 



(1) Ten opzigte dezer kuituur vind ik aangeteekend, dat de aanplantingen in 
het algemeen verwaarloosd zijn ten gevolge van de weinige voordeelen, welke 
ze in de laatste jaren hebben afgeworpen. In de afdeeling Manado waren 
zedeels uitgestorven, deels ook zeer oud, zoodat ze geene goede vruchten meer 



— 113 — 



Overzigt der Koffohdtuur in de Minahassa over het jaar 1854. 







èó 


Bijgepl 


ant in 


c2 


d 

c3 


. 


s 


Distrikten. 


co 


1854. 


O w 

M 2 

<d ra 
'8 g 


> 

> 


b! 


3 
Si 


in gere- 
gelde 
tuinen. 


ver- 
spreid. 


m 

C q 
*** 




Manado .... 


» 


n 


» 


» 


» 


»> 


'S 


Aris 


204 


» 


494 


» 


n 


» 


1 


Negri Baroe 


90 


» 


1599 


» 


» 


» 


Klabat-di-bawa 


231 


749 


386 


» 


» 


»i 




Bantik .... 

Totaal . . 
Likoepang 


300 


» 


» 


n 


n 


w 




825 


749 


2479 


n 


» 


» 


09 

1 


600 


1579 


» 


» 


» 


» 


Tonsea .... 


6735 


6231 


»j 


n 


» 


» 


M 


Klabat-di-atas 

Totaal . . 
Tondano toelian 


630 


1040 


» 


» 


» 


» 




7965 


8850 


» 


» 


» 


» 




765 


990 


373 


n 


» 


» 




Tondano toelimambot . 


555 


699 


273 


» 


» 


» 


d 


Rembokeng 


144 


» 


291 


« 


» 


»i 


T3 


Kakas .... 


486 


729 


21 


» 


5) 


» 


Ê 


Langowang 


78 


200 


153 


)) 


n 


» 


Saronsong 


183 


2000 


383 


tVi 


25 


10dt. pkat. 




Tomohon .... 


1965 


1956 


1189 


» 


» 


» 




Kakaskassang . 

Totaal . . 
Amoerang (hoofdplaats) 


420 


1400 


293 


1 


100 


20 id. 




4596 


7974 


2976 


1 31 








1000 


1500 


500 


» 


» 


)i 


tb 
p 


Tombariri 


2758 


1180 


1812 


w 


» 


» 


2 


Sonder .... 


1000 


2735 


n 


8 


onbek. 


fl6^0p.pk. 


g 


Kawankoan 


4634 


1946 


1018 


»> 


» 


n 


s 
-<5 


Tompasso .... 


1429 


992 


1584 


1 


onbek. 


ƒ 20 


Tombassian 


» 


388 


280 


» 


n 


» 




Romohon .... 


n 


643 


» 


n 


n 


» 




Tonsawang 

Totaal . . 
Belang (hoofdplaats) . 


30 


307 


47 


n 


» 


»> 




10851 


9691 


5241 


9 


>» 


» 


. 


n 


60 


» 


» 


» 


» 


1 
* 


Ponosakan 


n 


9 


» 


n 


» 


» 


Passang ; 


84 


152 


31 


» 


» 


>i 


Ratahan .... 

Totaal . . 
Generaal totaal 


160 


109 


53 


»> 


» 


» 




244 


330 


84 


» 


» 


» 




24481 


27594 


10780 


lOrVï 


)) 


» 



gaven. In de afdeeling Kema, Tondano Amoerang en Belang, waren de 
hoornen meestal in goeden staat, doch de vruchten van weinig goede hoeda- 
nigheid. 

I. A 



— 114 



Overzljt der Muskaatnotenkultuur in de Minahassa over het jaar 1854. 







Aanwezige boomen 






a 

9 
fco 

1 


Distrikten. 


31 Dec. 1853. 


Bijgeplant in 1854. 




'■Ó 




T3 


S 

3 




in geregelde 


'i 

tn 
u 
o 

> 


in geregelde 


1 




tuinen. 


tuinen. 


e 

o 

> 




Manado 


» 


» 


» 


)» 


tj 


Aris. . 


» 


» 


1148 


105 


Ö 


Negri Baroe. 


80 


n 


100 


460 




Klabat-di-ba\va. 


» 


» 


148 


» 




Bantik 

Totaal. 
Tonsca. . 


49 


n 


» 


i» 




129 


» 


1396 


565 


cö 


756 


» 


100 


j> 


Ö 


Klabat di atas. 


n 


n 


80 


i» 


w 


Likoepang. 

Totaal. 
Tondano toelian. 


»» 


n 


76 


»> 




756 


n 


256 


» 




94 


» 


200 


» 




Tondano toelimambot. 


134 


130 


200 


» 


d 
o 


Rembokeng. 


» 


w 


» 


n 


«3 

^3 


Kakas. .... 


70 


M 


750 


3 


Ö 

o 


Langowang. 


i) 


» 


n 


» 


H 


Saronsong. 


V 


» 








Tomohon. 


n 


23 


17 


51 




Kakaskassang. . f 

Totaal 
Amoerang (hoofdplaats . 


» 


56 


87 


303 




298 


209 


1254 


357 




180 


40 


» 


30 





Tombariri. 


i) 


22 


30 




Sonder. . 


n 


» 


7 




2 

s 

1 


Kawankoan. 


n 


22 


303 


n 


Tompasso. 


n 


» 


» 




Tonibassian. 


n 


» 


177 - 






Romolion. 


n 


n 


201 


n 




Tonsawang. 

Totaal. 
Ponosakan. 


n 


n 


10 


n 




180 


84 


728 


30 


fcb 

o 


)> 


ï) 






.2 


Passant. . 


29 


» 


» 




tt 


Katahan 

Totaal. 
Generaal totaal. 


31 


n 


n 


» 




60 


» 


» 


« 




1423 


293 


3634 


952 



Digitized by 



Google 



— 115 



Overzigt der Ktapperhdtuur in de Minahassa over het jaar 1854. 



i 


Distrikten. 


Aanwezige 

boomen31 Dec 

1853. 


Bijgeplant in 
1854. 


p 

O iO 
O 00 

T& TH 

•SM 


Prijs in dui- 
ten 


.3 
1 

3 


I-H • 

.9 


I 

e 


|o§ 
9> "3 

d 


O. 

£ 


-8 . 

f 1 


P 


Ö 
(9 

p 


Manado 

Aris 

Negri Baroe. . . . 
Klabat-di-bawa. 
Bantik 

Totaal. . . 

Tonsea. .... 
Klabat-di-atas. . . 
Likoepang. . . . 

Totaal. . . 
Tondano toelian. . 
Tondano toelimambot 
Rembokeng. . . . 

Kakas 

Langowang. . . . 
Saronsong. . . . 

Tomohon 

Kakaskassang. . . 

Totaal. . . 

Amoerang (hoofdpl.). 
Tombariri. . . . 

Sonder 

Kawangkoan. . . 
Tompasso. . . . 
Tombassian. . . . 

Romohon 

Tonsawang. . . . 

Totaal. . . 

Belang (hoofdplaats). 
Ponosakan. . . . 

Passan 

Ratahan 

Totaal . . 

Generaal totaal. 


1418 
800 
480 
315 
250 


171 
1587 

» 

544 
663 


300 

89 

205 

250 


981 
569 
395 
235 


1589 
3618 
1138 
1459 
1398 

9202 


2 
2 

2 
2 
2 


24 
24 
24 
24 
24 




3263 


2915 


844 


2180 


— 


— 


es 
1 


16355 

n 


58870 
4200 
5655 


16870 
» 


1135 
541 


92095 
5335 
6196 


1 
1 
1 


24 
24 
24 




16355 


68725 


16870 


1676 


103626 


— 


— 


ö 
p 

a 


1438 

185 

41 

380 

2868 


3316 
3390 

303 
2487 
5191 

523 
1455 

» 


» 

n 

210 
» 
» 

» 


647 
4502 
134 
265 
396 
93 
358 
606 


3963 
9330 

437 
3147 
5587 

657 
2193 
3474 


1—2 
1—2 
1—2 
1—3 
1—2 

2 

2 

2 


24 
24 
24 
30 
24 
24 
24 
24 




4912 


16665 


210 


7001 


28788 


— 


tb 

a 

2 

O 

1 


4007 

1170 

2854 

38 

155 

818 

n 

1139 


1000 
1826 
6273 
2680 
1693 
1958 
1340 
5268 


531 

50 

375 

225 


500 
1016 
134 
643 
798 
100 
537 
425 


5507 
4543 
9311 
3736 
2646 
2876 
1877 
7057 


A 3 

1 ? 
1 1 

i ï 

A T 
1 1 

2 


20 
24 
20 
24 
20 
20-24 
24 
20 




10181 


22038 


1181 


4153 


37553 


— 


— 


p 


304 
287 
340 
865 


195 

2825 

475 

777 


n 

» 

265 
109 


» 
n 

119 
190 


499 
3112 
1200 
1941 


2 
2 
2 
2 


24 
20 
30 
30 




1796 


4272 


374 


309 


6752 


— 


— 




36507 


114615 


19479 


15319 


185921 


— 


— 



Digitized by 



Google 



116 — 



Oversifjt der Partikuliere Landerijen iu de Minahaasa in het jaar 1854. 







Uitgestrektheid 


co ■*■» 

£.2 











s 

tfl 


Namen 


vierk. inhoud. 


Aanplanting 


en. 


.2 
•5 


der 
Landerijen. 








2 g 

'S § 










1 


i 


d 
o 

'S 






ê 
o 


Js 


1 






3 


o 


w 


*& 


M 


s § 




IMakaret of La- 




















[wingiroen. . 


7 


76 


54 


ƒ 2500 





. 


6 


368 
291 
400 
306 
50 


1 Tikoeroengan. . 


7 


58 


61 


3000 





450 




| Sario 


113 


26 


63 


15000 


5000 


1303 


4000 


jMalalajang. . . 
ITeiling. 4 . . 


18 
30 


22 


52 


6000 
3000 


4900 
1200 


5000 


1754 

3100(2) 
2000 


1 Toempa&n. ; . 


102 


27 


60 


6266 


— 


350 


400 
130 


j Ranomot. . . 


57 


51 


84 


2000 


15000 


50 


170 


'Koemeraka. . . 


25 


73 


10 


2000 








ó Tikala. . . . 


14 


72 




2500 


1000 


200 


500 


2000 


g Sario 


15 


49 


90 


2000 


1600 


7000 




8000 
4000 


es Maassing. (1) . 
S Bailang. . . 


— 


— 


— 


4000 
5000 


3000 




2500 




Ranotaka. . . 


25 


68 


40 


bcneden2000 


4000 


__ 


2000 


500 




Toempaün. . . 


16 


11 


57 


» id. 


1000 


35 






Diningaan. . . 


1 


29 


5 


n id. 


1400 


379 


350 






Sario 


3 


66 


9{ 


i) id. 


1300 


349 


590 


250 
56 
36 

190 




Karembassinjr. . 


36 


42 


92 


» id. 


3360 


500 


1031 


;Bïtoeng. . . . 


2 


21 


82 


» id. 


— 


120 


15 




Wanean. . . . 
Totaal. . . 


2 


46 


57 


i) id. 


— 








T9 


""IK) 


— 


— 


42760 


15727 


18016 


11977 




ii 


— 


ƒ 3000 


14000 


1000 


3000 


— — 




n 


3 


52 


50 


2000 


— 


, , 


_ 




ri 


w 


— 


— 


— 


bmcden2000 


3000 


__ 


- 




1 


»» 


— 


— 


— 


l» 


1000 


_ 


. 




M 


n 


— 


— 


— 


» 


1800 


— 


20 






n 
Totaal. . . 


■' 


~—~ 


— 


n 


200 


— 


— 


— 




— 


— 


— 


— 


20000 


1000 


3020 






Alar. : . . . 


9 


44 


95 


ƒ 2000 


— 


, 





'■ 




n 


2 


85 


54 


beiieden2000 


6000 


50 


25 




fcb 


M 


3 


10 


85 


i) id. 


5000 


50 


100 




ë 


II 


2 


22 


77 


» id. 


2000 




80 




o 


11 


— 


— 


— 


ii id. 


1000 


_ 






e 


II 


— 


— 


— 


i> id. 


4000 


__ 


, 




^ 


II 
Totaal. . . 


*— 


— 





» id. 


6000 


50 


— 


— 


fcb 


— - 


— 


— 


24000 


150 


205 




-2 

"o 


Totaal. . . 


. 


— 


__ 


b«../2000 


950 


— 


— 


_ 


Generaal totaal. 


— 


- 


- 


87710 


16877 


21241 


— 



o lclnSn landeHjen ' WeIk ° r uit S cslrek,heid niet ''s opgpgevon, wgitc* tajp®*^ 
(2) 8000 notenboomen op bcddin<rn. 



117 



Overzigt van den Veestapel in de Minahassa op 31 December 185-1. 



Afdeelingen. 


Paarden. 


Runderen 


Schapen. 


Geiten. 


Varkens. 


Manado 

Kema. 

Amoerang. ; . . . 

Tondano 

Belang 


198 

295 

824 

1417 

63 


508 

182 

285 

1458 

26 


16 
16 
27 
16 
10 


301 
765 
1104 
520 
153 


5360 

20087 

27078 

14204 

711 


Totaal 


2797 


• 2459 


85 


2843 


67440 


Op 31 Dec. 1853. . . 

n n n 1851. . 
n n n 1850. . 


3035 
4867 
6649 


2296 
1677 
1648 


80 
122 
141 


3442 
4179 
3772 


58129 
49840 
48487 



Overzigt der Inlandsche Christenscholen in de Minahassa in 1853 en 1854. 





Distrikt. 


Plaats. 


Schoolkinderen. 


t 


1853. | 1854. 


Éj 




# 






g 






y>ê 


1 <£> 


-•| C 


1 o 

O T3 


fc 








M c 
o. 2 


■Sjp 


M 








O ti 


%* 


O s 




I. GonverB 


tements-scholen. 










1 


Tondano 


Tondano 


500 


260 


500 


26a 


2 


» 


Kapatarang. . . . 


105 


87 


102 


72 


3 


Langowan 


Langowan 


172 


90 


164 


110 


4 


Kakas 


Kakas 


190 


98 


153 


89 


5 


Likoepang 


Likoepang. .... 


68 


51 


53 


41 


6 


Tonsea 


Kema 


56 


48 


112 


70 


7 


Kakaskassang. . . 


Lotta. 


122 


24 


104 


30 


8 


» 


Tateli 


101 


32 


93 


bl 


9 


Manado 


Manado 


72 


19 


95 


28 


10 


Klabat-di-bawa. . . 


Paniki 


80 


50 


83 


54 


11 


Tombariri 


Tanawanko. . . . 


170 


84 


224 


67 


12 


Amoerang. .... 


Amoerang 


157 


54 


130 


82 



ET. Negorij-scholen. 



Tonsea. 



Likoepang. . . 
Kakaskassan. . 
Tomohon. 

n 

Klabat-di-atas. 



Ajer madidi. 
Tonsea lama. 
Kawanian. . 
Koka. . . 
Pangolombian. 
Kembes. . . 
Maoembi. 



102 


62 


33 


83 


69 


26 


80 


62 


34 


22 


70 


46 


46 


24 


46 


24 


36 


20 


33 


33 


80 


62 


46 


27 


. -., 


23 




150 




64 



— 118 



D i s t r i k t. 



Klabat-di-atas. 

Sonder. . . . 
Romohon. . : 



Sonder. . . 
Tombassian. 
Sonder. . . 



ïombariri. 



Tompasso. . 
Tonsawang. 
Tombariri. . 
Sonder. . . 
Tompasso. . 



Plaats. 



Koe wil. . 

Kolongan. 

Moenteh. 

Tawaan. 

Tengali. . 

Pakoe. . . 

Malikoe. 

Soeloeoen. 

Tankoeneb. 

Popen tolen. 

Maasing. 

Paparen. 

Pinalen. . 

Loboe. 

Senduk. . 

Lelejma. 

Popob. . , 



III. Zendclings- (Gcnootscbaps) scholen. 



Tondano. 



Langowan. 



Kakas. 



Tomohon. , 
Tonsawang. 
Renibokeng. 
Kakas. . , 
Rembokeng. 
Tompasso. 



Makalisoeng. 
Rerer. . . 
Kolongan. . 
Sawangan. . 
Kombi. . . 
Ranowanko. 
Laloempeh. 
Toelap. . . 
Watoelanej. 
Telap. . . 
AVatoemea. . 
Toelian ketjil. 
Negri Baroe. 
Koja. . . 
Atep. . . . 
Palamba. 
Talawatoe. . 
Sembokej. . 
Kajoewatoe. 
Roerookan. . 
Silijen. . . 
Kasoeratan. 
Karor. . . 
Rembokeng. 
Tompasso. . 
Tolock. . . 



Schoolkinderen. 



1853. 






o-g 

o e 



1854. 



co ^ 



i-s 

o g 



63 


85 


97 


17 


94 


44 


65 


18 


66 


27 


177 


74 


108 


62 


38 


17 


33 


25 


39 


36 


42 


31 


45 


18 


100 


40 



50 
68 
80 
50 
61 
45 
68 
54 
48 
85 
90 
64 
69 
80 
56 
78 
42 
31 
43 



42 
190 
155 

57 



49 
100 
24 
92 
72 
50 
50 
103 
21 
41 
29 
41 
50 
125 
54 
42 
54 



50 


50 


58 


64 


67 


72 


33 


48 


53 


71 


42 


46 


50 


90 


40 


56 


38 


45 


70 


102 


74 


97 


58 


63 


59 


88 


77 


70 


40 


65 


50 


50 


80 


44 


22 


20 


30 


44 




80 




84 




70 


36 


26 


90 


250 


95 


155 


43 


61 



29 
49 
13 
54 
29 
36 
30 
35 
19 
24 
20 
25 
30 
25 
50 
28 
15 



45 
47 
68 
44 
67 
46 
90 
51 
44 
97 
57 
63 
63 
70 
57 
48 
40 
17 
30 
63 
51 
55 
23 
124 
95 
50 



Digitized by 



Google 



119 — 





Distrikt. 


Plaats. 


Schoolkinderen. 


2 


1853. 


1854. 


a 
a 


M ft 


il 


■f .B> 


ft 3) 








o a 


CO ft 


o a 


27 


Kawankoan. . . . 


Kawankoan. . . . 


187 


100 


200 


130 


28 


» 


Kajoewi 


54 


40 


37 


28 


29 


n 


Tendegesan. . . . 


67 


46 


60 


45 


30 


Tombassian. . . . 


Tombasian atas. . . 


150 


90 


149 


80 


31 


Passang en Katahan. 


Passang en Katahan. 


205 


85 


170 


85 


32 


Passang. ..... 


ïatengesan. . . . 


125 


70 


113 


90 


33 


Tonsea 


Treman. ..... 


142 


61 


129 


72 


34 


» 


Kassar 


85 


98 


116 


74 


35 


» 


Toemaloentoeng. . . 


101 


58 


112 


43 


36 


n 


Sawangan 


85 


47 


94 


67 


37 


» 


Soekoer 


61 


37 


61 


36 


38 


» 


Lahiket of Laikit. . 


120 


44 


86 


38 


39 


n 


Talawaan 


119 


37 


119 


45 


40 


» 


Tateloe 


82 


27 


65 


21 


41 


» 


Lilang 


50 


30 


45 


26 


42 


Likoepang. .... 


Pasalatan 


48 


35 


? 


? 


43 


Tomohon 


Tomohon 


333 


122 


313 


192 


44 


» 


Tataüran 


97 


68 


127 


113 


45 


Saronsong. . . . 


Saronsong. . . . 


128 


46 


128 


63 


46 


» 


Tondango 


37 


27 


48 


39 


47 


M 


Lahendong. , . . 


53 


36 


90 


82 


48 


» 


Remboenan. . . . 


44 


24 


47 


34 


49 


n 


Pinares 


42 


18 


50 


39 


50 


Kakaskassang. . . 


Kakaskassang. . . . 


105 


59 


139 


114 


51 


Manado 


Sindoelang. . . . 


42 


25 


34 


26 


52 


Tetewoengan. . . . 


Negri baroe. . . . 


58 


38 


63 


28 


53 


» 


Tonkejna 


80 


25 


72 


24 


54 


Tombariiï 


Lemo 


100 


60 


72 


46 


55 


» 


Lola 


126 


63 


125 


91 


56 


» 


Taratara 


144 


76 


97 


55 


57 


» 


Woloan of Doloan. . 


95 


50 


120 


76 


58 


n 


Ranowanko. . . . 


111 


80 


100 


55 


59 


Kawankoan. . . . 


Koemeloemboeai. . . 


125 


70 


130 


76 


GO 


» 


Wakan 


80 


35 


44 


32 


61 


j) 


Tawasan 


73 


55 


57 


40 


62 


)> 


Karunbow 


48 


30 


55 


50 


63 


i) 


Liwasen. . . ; . 


76 


31 


74 


52 


64 


n 


Saoet 


44 


60 


42 


25 


65 


» 


Kanejan 


63 


61 


60 


48 


66 


» 


Roring of Koreng. . 


67 


34 


59 


50 


67 


» 


Saronsong 


47 


34 


45 


41 


68 


» 


Woewoek 


128 


97 


100 


70 


69 


)) 


Pinaraorongan. . . 


75 


57 


60 


50 


70 


» 


Pasalatan 


79 


35 


53 


35 


71 


Tompasso. .... 


1 Pontak 


69 


15 


63 


27 



Digitized by 



Google 



— 120 — 



a 

s 



72 
73 
74 
75 
76 
77 
78 
79 
80 
81 
82 
83 
84 
85 
86 
87 
88 



D i s t r i k t. 



Tompasso. 



Sonder. 



Tombassian. 

Romohon. 

Tonsawang. 



Tonsea. . 
Tompasso. 



Plaats. 



Schoolkinderen. 



1853. 



o *& 

o *n 



Motoling. . . 
Pokin ot' Tokin. 
Mapoio. . . . 
Sonder. . . . 
Lejlem. . . . 
Tintjep. . . . 
Kiawa lama. 
Toempaün. . . 
Kapoja. . . . 
Pondang. . . . 

Riteh 

Romoton atas. . 
Romohon bawa. 
Tombatoe. . . 
Moendoeng. . . 
Lansot. . . . 
Wanga. . . . 



56 

70 

65 

250 

90 

64 

68 

65 

90 

120 

130 

119 

259 

148 

75 



o g 



1854. 






35 
30 
31 
23 
72 
50 
22 
48 
30 
81 
100 
83 
96 
70 
36 



os 



51 

54 

54 

212 

69 

72 

95 

91 

60 

100 

120 

122 

177 

120 

64 

20 

42 



28 
15 
15 
166 
66 
54 
57 
55 
50 
54 
75 
80 
80 
52 
38 

22 



In 1854 is het getal der negorij scholen met 1 en dat der zen- 
delingscholen niet 5 vermeerderd. Alle drie soorten van scholen 
ten getale van 124 staan onder de leiding van de zendelingen. 



Digitized by 



Google 



— 121 — 



Hoogte boven de zeevlakte van eenige bergtoppen en negorijen in de Minaltassa. 



Bergen. 



Hoogte (1) in nederlandsche ellen volgens 



Reinwardt. 



Forsten. 



S. H. en G. A. De Lange. 



Klabat. .... 
Soedara. . . . 
Batoe angoes. 
Tampat itam. . 
Talankow. . . 

Lokon 

Sapoetan. . . . 

Kawin 

Massarang. . . 
Mahawoet. . . 
ïompoesso. . . 
Kawatak. . . . 

Sempo 

Manado toewa. . 

N e g o r ij e n. 

Maoembi. . . . 

Paniki 

Mapangit. . . . 

Loempias. . . . 
Ajer madidi. 

Kakaskassang. . 

Tomohon. . . . 

Saronsong. . . 

Sonder. . . . 
Kawangkoan. 

Tompasso. . . 

Langowan. . . 

Kakas. . . . 

Rembokeng. . . 

Toelian. . . . 

Eris 

Ratahan. . . . 

Tombatoe. . . 

Moenteb. . . . 
Koemeloemboeai. 



1925 



1586 
1749 



1318* 
1490* 



2021 
1338* 
699* 
338* 

1522 
1760* 



1274* 



1495* 



813* 
758 



658 



992* 
1598* 
1818* 
1049* 
1265* 



1209* 
826* 



1573 
1694 

1202 

1173* 



741 

661 
716 
751 



678 



393 



780* 

775* 



693* 
692* 



55* 

60* 

124* 

202* 

212* 

750 

739 

526* 

695* 

710* 

718* 

670 

673 

670 

674 

335* 

392* 

312* 

471* 



(1) De hoogte-opgaven volgens Reinwardt, Forsten en die in de laatste kolom 
van de gebroeders De Lange zijn opgemaakt naar barometer-metingen. Die 
in de 3de kolom zyn bepaald door geodesische meting. De getallen met een * 
gemerkt heeft de heer Melvill van Carnbee aangenomen voor z\jne Kaart 
van de Minahassa. 



Digitized by 



Google 



— 122 — 

In de residentie Manado zijn twee soorten van regtbanken 
aanwezig. De volgende aanteekeningen desbetrekkelijk ontleen ik 
aan eene officiële opgave. 

De regtbanken zijn: 

lo. Een Land- of Minahassa-raad. 

2°. Rijksraden. 

De Land- of Minahassa-raad wordt voorgezeten door den resi- 
dent en is overigens zamengesteld uit drie europesche leden en 
zoovele distriktshoofden als tegenwoordig zijn. De sekretaris ver- 
vult het ambt van griffier. Het openbaar ministerie wordt waar- 
genomen door een' djaksa onder genot eener toelage van / 50 
'smaands. De bevoegdheid van deze regtbank is aangewezen 
bij de Nederlandsch-indische Staatsbladen van 1824 No. 28a en 
1828 No. 67. De wijze van procederen geschiedt overeenkomstig 
het reglement van 1825 (Staatsblad No. 39) in verband met de 
nieuwe wet. 

De Rijksraden worden eveneens voorgezeten^ door/ den resident, 
te Gorontalo door den adsistent resident, en zijn overigens zamen- 
gesteld uit de radja's en rijksgrooten der betrokkene landen. 
Het openbaar ministerie bij deze rijksraden wordt uitgeoefend, te 
Gorontalo door een djaksa onder genot eener toelage van ƒ 30 
s' maands, en voor de landen op de noordkust, alsmede voor de 
Sangir-eilanden door den djaksa bij den Land- of Minahassa-raad 
te Manado. De bevoegdheid dezer regtbanken is omschreven bij 
Staatsblad 1828 No, 67 en bij de kontrakten met de betrokkene 
landschappen. In de wijze van procederen wordt zooveel mogelijk 
gevolgd het reglement van 1825 (Staatsblad No. 39) in ver- 
band tot de nieuwe wet. Voor de rijksraden staan te regt alle in- 
landers van de landschappen , waarover geen onmiddellijk gouvcr- 
nements beheer gevoerd wordt. 

Tot hulp in de uitoefening der politie zijn beschikbaar te 
Manado zes en te Gorontalo twee politiedienaren. 

De Chinezen ter hoofdplaatse staan onder twee hoofden met 
dfe titels van kapitein en luitenant. 

De mohammedaansche ingezetenen te Manado, Kema en Be- 



Digitized by 



Google 



— 123 — 

lang staan onder het toezigt van kampongshoofden. 

Over de Boeginezen te Gorontalo is een hoofd gesteld met 
den titel van kapitein. 

In de uitoefening der politie wordt gevolgd het reglement 
voor den magistraat te Amboina (Staatsblad 1825 No. 39). 



Terwijl de bevolking de zegeningen geniet van welvaart en 
beschaving, is de Minahassa allengs geworden eene bron van 
inkomsten voor den staat. Vroeger een zoogenaamde lastpost, 
heeft de residentie Manado sedert jaren reeds bijgedragen tot 
het batig saldo van Nederlandsch Indië en die overwinst der 
residentie is alleen verkregen door de Minahassa, voornamelijk 
door de kuituur der koffij en de invoering der hassil. In het 
jaar 1854 beliepen de inkomsten der Minahassa alleen, behalve 
de waarde der 23000 pikols koffij (1), welke het gouvernement 
slechts ongeveer/ 23000 kostten, / 83,915 aan hoofdelijke be- 
lasting (hassil), / 15,951 aan verpachte middelen (hoofdgeld der 
Chinezen , verkoop van arak , rum en tjoe , pacht der bazaars en 
warongs , der po- en topho-spelen , der pandjeshuizen en van den 
verkoop van amfioen) , en / 5,290 aan belastingen van verschil- 
lenden aard (zegelregt, jaar- en reispassen, kollaterale sukcessie, 
sla venbelasting, venduregten, posterijen, paarden en rijtuigen; 
regten van overschrijving van vaste goederen en boeten en kon- 
fiskatiën) , behalve nog verschillende andere posten , zooals aan- 
zuivering van den achterstand op de vroegere verpligte rijst- 
levering (12450 gantangs), inkomsten van de lijnbaan te Amoe- 
ran g (ƒ 15,500), aanzuivering van den achterstand op de ver- 
pligte vroegere goudlevering van het distrikt Ponosakan (154 



(1) Vertegenwoordigende eene waarde van ongeveer 7 tonnen gouds. Het 
koffyprodukt van 1855 heeft volgens dezer dagen bekbmene mededeelingen 
meer dan 25000 pikols bedragen, vertegenwoordigende thans eene waarde 
van 7 tot 8 tonnen gouds. 



Digitized by 



Google 



— 124 — 

realen) enz. Alle deze sommen en waarden overtreffen aanmerke- 
lijk de gezamenlijke kosten van administratie en militaire bezetting 
der geheele residentie. De inkomsten van de buiten de Minahassa 
gelegene gewesten der residentie zijn tegenover die der Minahassa 
van weinig belang. In de Gorontalosche landschappen bragt de 
amfioenpacht op / 2880. De radja's dier landschappen hebben 
zich in 1849, zoo als hier voren reeds is gezegd, verbonden tot 
de opbrengst van een kontingent , berekend tegen / 5 per huis- 
gezin , en zulks ter vervanging van de tot dien tijd toe verpligte 
goudlevering. Alle die landschappen, t. w. Gorontalo, Limbotto, 
Bone, Bolango, Attingola en Boealemon, blijven zeer achterlijk 
in de betaling van dat kontingent en hunne achterstand beliep in 
1854 eene som van nagenoeg / 25000. Niet beter is het gesteld 
met de landschappen op de noordkust van Celebes. In de rijkjes 
Kaijdipang en Bolang itam , waar de verpligte goudlevering reeds 
door een kontingent van / 5 per huisgezin vervangen is, wordt 
dat kontingent slechts gedeeltelijk aangezuiverd en in de rijkjes 
Bolang mogondo, Bolang banka, Bintauna, Bwool en Tolitoli , 
waar de verpligte goudlevering nog bestaat, betaalt men niet 
veel meer dan niets, zoodat in 1854 de achterstand reeds meer 
dan 13000 realen beliep. 

In 1849 bedroeg het totaal der kosten van civiel en militair 
beheer der residentie / 335,915 tegen een totaal van inkomsten 
van / 330,489 plus de waarde van 8338 pikols koffij. In 1850 
stegen de uitgaven tot/ 443,573, waartegen ontvangen werden 
/ 398,950 plus 13288 pikols koffij. In 1851 was de balans als 
volgt: uitgaven / 357,935; inkomsten / 393,291 plus 13818 
pikols koffij. Voorts in 1852: uitgaven / 249,039; inkomsten 
/ 256,677 plus 7775 pikols koffij. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK IX. 



BESCHOUWING VAN DE GORONTALOSCHE EN OVERIGE TOT 
DE RESIDENTIE MANADO BEHOORENDE LANDSCHAPPEN. 



Rijkjes der residentie Manado buiten de Minahassa.— Rijkjes aan de noord- 
kust. — Gorontalosche landschappen. — Moeton , Lemboenen , Sogenti , 
Taada, Kasimber, Ampnibaboe. — Parigi, Posso. — Todjo, Ampanan, 
Togian-eiianden. — Sangir- en Talaut- eilanden. — Bevolking der ry kjes 
buiten de Minahassa. — Toestand der Gorontalosche landschappen. — 
Veestapel, landbouw en handel aldaar. — Bolang mogondo. — Goudle- 
vering. — Goudontginning. — Het christendom buiten de Minahassa. — 
Wenschelijkheid der uitbreiding van on3 gezag, — Bwool. — Het gezag 
van Boni in verval. 



Zooals ik in het tweede hoofdstuk reeds heb gezegd, kan 
men de gewesten, welke, behalve de Minahassa, tot de residentie 
Manado behooren tot drie groepen brengen , t. w. 

1. De afdeeling Gorontalo, waartoe behooren de Gorontalosche 
landschappen , alsmede de rijkjes , aan de bogt van Tomini gelegen , 
met uitzondering van Loeinan , Saloewan, Pattipatti en Boealemon. 

2. De rijkjes aan de noordkust van Celebes ten westen van 
de Minahassa. 

3. De Sangir- en Talaut-eilanden. 

De verhouding dier gewesten tot het gouvernement heb ik 
ter zelfder plaatse in algemeene trekken reeds aangestipt. Ons 
gezag, te Gorontalo nog vertegenwoordigd door een' adsistent 



Digitized by 



Google 



— 126 — 



resident, is in de overige gewesten nog aanmerkelijk voor betere 
vestiging en uitbreiding vatbaar. Die gewesten staan alle onder 
eigene radja's en vormen alzoo afzonderlijke rijkjes, welker schaarschc 
bevolking bijkans overal in armoedigen toestand verkeert en ge- 
drukt wordt door de willekeur van hare vorsten. Deze vorsten 
hebben kontrakten met het gouvernement aangegaan en indien 
de opvolging dier kontrakten, wat de meesten betreft, veel te 
wenschen overlaat, is zulks meer toe te schrijven aan onvermogen 
dan aan onwil. Daar is nog een ruim veld open voor de wel- 
dadige bemoeijingen van het gouvernement, bemoeijingen welke 
echter, althans voor de rijkjes op den vasten wal van Celebes , in 
de eerste tijden met eenige magtsontwikkeling moeten gepaard 
gaan, zullen zij aan de bedoeling beantwoorden. Magteloos als 
overigens die vorsten zijn en gering het zielental, waarover zij 
heerschen, moet het eener krachtige hand, gesteund door de 
noodige middelen, welke echter niet groot behoeven te zijn, 
niet moeijelijk vallen, (üe rijkjes binnen een' betrekkelijk korten 
tijd in een' veel beteren toestand te brengen en onder een ge- 
regeld bestuur. 

De rijkjes langs de noordkust liggen, van het oosten naar 
het westen gerekend, naast elkander als volgt: Bolang mogondo, 
Bolang banka, Bintaoena, Bolang itam, Kaijdipang, Bwool en 
Tolitoli of Tontoli. De Gorontalosche landschappen springen 
slechts aan de noordkust uit, om de baai van Kwandang, en 
scheiden de rijkjes Kaijdipang en Bwool van elkander. 

Volgens de officiële opgaven over het jaar 1852 waren de 
rijkjes der noordkust bevolkt als volgt: 

Bolang mogondo 

Bolang banka 

Bintaoena . 

Bolang itam 

Kaijdipang . 

Bwool . . 

Tolitoli of Tontoli 



Google 







25000 zielen. 






450 


u 






880 


ii 






2750 


ii 






2200 


ii 






7550 


ii 






560 


ii 


Tc zamen 


39390 


ii 








Digitized by 



— 127 — 

Bolang mogondo is van deze rijkjes verreweg het meest be- 
volkt en het cijfer van 25000 schijnt veel te laag gesteld 
te zijn. Tijdens een verblijf van den heer G. A. De Lange te 
Kottaboena, aan de oostkust van Bolang mogondo, in 1852, 
teekende hij de namen op van een 28tal negorijen van dit rijkje, 
welke toen te zamen eene bevolking hadden van minstens 3615 
huisgezinnen, wat, het huisgezin op 5 zielen berekend, eene 
bevolking zou geven van 18075 zielen. Het rijkje moet echter 
meer dan het dubbele aantal negorijen bevatten, welke het cijfer 
der bevolking, indien die negorijen gemiddeld even sterk bevolkt 
zijn, tot meer dan 36000 zouden doen stijgen. Indien men dit laatste 
cijfer aanneemt als der juistheid te naderen, kan men het totale cij- 
fer der bevolking van de rijkjes derNoordkustop ruim 50000 stellen. 
Bij Valentijn vindt men eene schatting van de sterkte der 
bevolking van de rijkjes der noordkust op het einde der 17 e 
eeuw. Die rijkjes noemde hij Boelan, Boelan itam, Dauw, 
Bwool, Attingola en Tontoli en werden toen gerekend gezamen- 
lijk eene bevolking te bezitten van slechts 1395 weerbare mannen 
of 4228 zielen. 

De Gorontalosche landschappen , dat is , de rijkjes Gorontalo , 
Limbotto, Boni, Bintauna en Soewawa, Bolango, Attingola en 
Boealemo, liggen alle nabij elkander, beslaan het centrale ge- 
deelte van het noordelijke schiereiland en hebben gezamenlijk 
ongeveer de uitgestrektheid van de Minahassa. Na de Minahassa 
is het nederlandsche gezag in deze rijkjes het best gevestigd. 
Hunne bevolking is over 1852 opgegeven als volgt: 

Gorontalo 28700 zielen. 

Limbotto 5954 // 

Bone, Bintauna en Soewawa. 1733 h 

Bolango . . - 759 // 

Attingola 299 >/ 

Boealemo 1243 // 

Te zamen 38688 » (1). 

(1) Volgens een verslag van den gezaghebber van Gorontalo Scherius 
(thans resident van Probolinggo), zouden de Gorontalosche landschappen in 



Digitized by 



Google 



— 128 — 

Onder het cijfer der bevolking van Gorontalo zijn begrepen 
325 inlandsche burgers, 750 Boeginezen en 3683 boedak di 
moeka of erfslaven. In de rijkjes Limbotto, Boni, Bintauna 
en Soewawa en Bolango zijn ook nog 1200 erfslaven, zoodat 
nog | tot £ der bevolking van de Gorontalosche landschappen 
uit slaven bestaat. Elke slaaf geldt gemiddeld ruim / 76. De 
vrije lieden der mindere klasse worden balla's genaamd. Zij 
waren in 1852 in de gezamenlijke rijkjes 32730 zielen sterk. 
De talrijke hoofden der bevolking, welke tot den zoogenaamden 
adel behooren , zijn in de bovenstaande opgave niet begrepen. Met 
hunne familiën zullen zij het globale cijfer der bevolking nog aan- 
merkelijk verhoogen , doch ik vind hun aantal nergens opgegeven , 
evenmin als dat der Europeanen en afstammelingen van Europeanen. 
Onder Gorontalo behooren nog de rijkjes Moeton (gelegen 
aan het noordwesten en westen) en Parigi (gelegen aan het westen en 
zuidwesten der Tominibogt), alsmede het rijkje Todjo (aan het zuiden 
der bogt van Tomini) en de nabijgelegene Togian-eilanden. Om- 
trent de sterkte der bevolking van Todjo, verkeert men nog in 
volstrekte onzekerheid, terwijl men die van Parigi en Moeton op 
ongeveer 22000 zielen stelt , welk cijfer echter slechts op gissing 
berust en zeker veel te gering gesteldis. De Togian-eilanden hebbeu 
eene bevolking van 700 tot 800 zielen. Het zal niet overdreven 
zijn, wanneer men aanneemt, dat het geheel der bevolking van 
de afdeeling Gorontalo uit ruim 80,000 zielen bestaat. 

De Sangir- en Talaut-eilanden zijn betrekkelijk veel sterker be- 
volkt. Zij bestaan uit eene groep van talrijke, gedeeltelijk vulkani- 
sche, eilanden, welke tot zes rijkjes behooren, die elk onder een' radja 
staan, t. w. Taboekan, Manganitoe, Taroena en Kandhar, alle 
gelegen op het eiland Sangir, -en Tagoelanda en Tsiauw, uitmakende 
de eilanden , welke dezelfde namen dragen. Het cijfer der bevol- 
king zou er in 1852 ruim 66000 bedragen hebben, te weten: 



1840 bevolkt geweest zyn, als volgt: Gorontalo 20000 zielen, Limbotto 
8000, Bone 2000, Bolango 800, Attingola 400, Boealemo 500, te zamen 
31700 zielen, zoodat het totaal der bevolking dier landschappen in 12 jaren 
tij ds met ongeveer 7000 zielen zou vermeerderd zijn. 



Digitized by 



Google 



— 129 — 

Taboekan 31400 zielen. 

Manganitoe 6000 // 

Taroena 5000 » 

Kandhar 800 » 

Tsiauw 16650 // 

Tagoelanda 6550 u 

Te zauien 66400 // 
Van dit cijfer zouden alzoo niet minder dan 43200 zielen op 
het eiland Groot Sangir zelf komen. Het rijkje Taboekan beslaat 
de oostkust, terwijl de rijkjes Manganitoe , Taroena en Kandhar aan 
de westkust van het eiland zijn gelegen. Een gedeelte van de west- 
kust van Sangir, Tamako, behoort onder den radja van Tsiauw, 
zoodat het cijfer van 43200 nog niet eens het geheel der bevolking 
van Groot Sangir zou uitdrukken. Ik vermoed echter, dat de 
bevolking der Talaut-eilanden , welke onder de Sangir-eilanden 
staan, onder de cijfers der 6 genoemde rijkjes begrepen is, daar 
ik ze nergens afzonderlijk vermeld zie. 

De bevolking der Sangir-eilanden (1) bestaat grootendeels uit 
christenen en is zeer verlangende om onder een meer dadelijk 
beheer van ons gouvernement te komen. Zij is zeer gehecht 
aan ons gouvernement en zou gaarne de kosten betalen, 
welke de vestiging van onze ambtenaren aldaar zou veroor- 
zaken. Zoodanige vestiging zou zeer heilzaam kunnen werken 
voor de bevolking en een einde maken aan de steeds aanhou- 
dende verdeeldheden en twisten in den boezem der rijkjes zelve, 
welke de ontwikkeling van nijverheid en voorspoed tegenhouden. 
Zendelingen zouden daar ook zeer nuttig werkzaam kunnen zijn. 
Naar hetgeen mij uit mondelinge mededeelingen en echte beschei- 
den van de bevolking der Sangir-eilanden bekend geworden is, 
schijnt het, dat die eilanden, met talent bestuurd, ook spoedig 
produktief zouden kunnen worden voor het gouvernement. 



(1) Een belangryk artikel over de Sangir-eilanden is te vinden in het 
Indisch Magazijn, 1844. Dit artikel heeft echter betrekking tot 1825. In 
de sedert verloopene 30 jaren zal waarschynlyk veel veranderd zijn. 

I. 9 



Digitized by 



Google 



— 130 — 

Het geheel der bevolking van de residentie Manado volgens 
de bovenstaande mededeelingen zamen trekkende, erlangt men vol- 
gende ronde cijfers. 

De Minahassa 92,000 zielen 

Afdeeling Gorontalo . . . 80,000 » 

Kijkjes der Noordkust . . 50,000 // 

Sangir-eilanden .... 66,000 tt 

Globaal totaal 288,000 // 

Dit cijfer overtreft met meer dan 130000 dat, hetwelk in 
het tweede deel van den Moniteur des Indes door den heer 
P. Baron Melvill van Carnbee is opgegeven als het geheel der 
bevolking van de residentie Manado voorstellende. Laatstbedoeld 
cijfer (156000) is zamengesteld uit opgaven over de jaren 1844, 1840 
en 1825, welke opgaven echter, zelfs de Minahassa niet uitgezonderd, 
stellig ook voor den tijd, waartoe zijbehooren, de cijfers veelte 
gering hebben voorgesteld. In 1784 schatte Radermacher de 
geheele bevolking van het noordelijke schiereiland van Celebes, 
met inbegrip van Palos, op ruim 55000 zielen. 



De landstreek, gelegen tusschen Gorontalo enParigi, beslaande 
het zuidwestelijke gedeelte van het noorder- schiereiland, Moeton 
in ruimeren zin , bevat nog vele overblijfselen van een' vroeger tal- 
rijken stam van alfoeren. De meesten dier alfoeren, welke als zeer 
onbeschaafd en wreedaardig worden geschetst , bevinden zich nu 
nog in het gebergte van Amphibaboe en Sogenti, Elders treft men er 
slechts enkelen van aan , die zich hier en daar verspreid, zonder vaste 
woonplaatsen ophouden. Het is zeer waarschijnlijk , dat de Ma- 
kassaren , doch vooral de Mandharezen , uitgelokt door het goud , 
hetwelk het land oplevert, reeds lang vóór de komst der Neder- 
landers in den Archipel , zich hier vestigden. In deze vestiging en 
de daarmede vermoedelijk gepaard gegaan hebbende oorlogen, als- 
mede in den slavenhandel, welke daarvan het gevolg was, mag 
de voorname oorzaak gezocht worden der ontvolking , eene oorzaak , 
welke misschien reeds bestond tijdens de vroegere overheersching der 



Digitized by 



Google 



— 131 — 

Ternatanen , die, vóór de Makassaren, het noordelijke schiereiland 
van Celebes aan zich onderworpen hadden. Bij den val van 
het Makassaarsche rijk, werd dat schiereiland, met uitzondering 
van een gedeelte, hetwelk de Kompagnie aan zich behield, wel 
weder aan Ternate teruggeven, doch de magt van dit rijk was 
destijds reeds te zeer gezonken, dan dat het zijn gezag zou 
hebben kunnen handhaven in deze afgelegene gewesten. De Mand- 
harezen gingen intusschen voort zich te nestelen en hunnen in- 
vloed uit te breiden. De Kompagnie, die wel eenige posten 
bezette, doch welker gezag niet groot genoeg was om de Mand- 
harezen te weren, ging hen daarin niet tegen en de Maudharezen , 
met de inheemsche bevolking langzamerhand vermengd, deden 
zich voor als heeren van het land en traden zelfs als radja's 
met de Kompagnie in verbond. 

De hoofdzetel van het mandharesche bestuur in de landstreek 
tusschen Gorontalo en Parigi was in vroegere eeuwen gevestigd 
in de thans nog bestaande negorij Tomini. Dat bestuur zou 
voorheen in één of twee personen zijn vereenigd geweest, maar 
door onderlinge twisten en oorlogen en ten gevolge der aanran- 
ding van nieuw aangekomene mandharesche prinsen verbrokkeld 
tusschen onderscheidene personen, die zich als gezagvoerders 
opwierpen of van de vroegere bestuurders afstamden. 

Zoo was ongeveer de stand van zaken, toen in 1831 met den 
radja van Moeton eene overeenkomst werd getroffen tot het leveren 
van goud tegen geringen prijs, welke overeenkomst in 1850 is 
vervangen door een kontrakt, enkel staatkundige ondergeschikt- 
heid beoogende. 

Het landschap Moeton (in engeren zin) beslaat slechts een ge- 
deelte van de landstreek tusschen Gorontalo en Parigi en be- 
paalt zich tot Moeton, Tomini, Mobadjolo, Tinombo en Sido- 
wang, en zelfs bevindt zich nog tusschen Moeton en Tomini, te 
Lemboenan, gelegen aan een meer, waaruit een breede stroom 
zeewaarts vloeit, eene vestiging van Boeginezen, die zich achten 
niet onder Moeton te behooren. 

Het bestuur van Moeton is in handen van een radja (men- 



Digitized by 



Google 



— 132 — 

gaoe), een djoegoegoe, twee marsaoli's en een' kapitein laoet. 
Nu en dan bragt het schatten op aan Mandhar, doch met veel 
tegenzin en slechts uit vrees. Thans heeft dat opgehouden. De 
bevolking van de negorij bestaat uit ongeveer 400 zielen, de 
adel, de vrije onderdanen en de slaven van den radja bijeen- 
gerekend. De negorij werd eenige jaren geleden door de Tabel- 
lorezen vernield, doch is sedert weder geheel opgebouwd. 

Te Sogenti en Lipaijo, welke plaatsen zich aan het bestuur 
van Moeton onttrokken hebben , regeert een aan den radja van 
Moeton verwante niandharesche prins. Zoo ook staan de land- 
streken Taada, Kasimber (waaronder Toeboeloe, Labalanga en 
Dongoeloe behooren) en Amphibaboe (met de plaatsen Tomo- 
liengnge en Taboera) onder mandharesche hoofden , welker gezag 
echter uiterst gering schijnt te zijn. 



De rijkjes langs het zuiden der bogt van Tomini hebben vroeger, 
even als de bovengenoemde, onder het gezag gestaan van den 
sulthan van Ternate en thans heeft dat gezag zelfs nog niet ge- 
heel opgehouden, wat betreft de landschappen Boealemon en 
Pattipatti, welke aan het zuidoostelijke gedeelte der bogt van 
Tomini zijn gelegen. Parigi, Todjo en de Togian- eilanden er- 
kenden daarentegen nog kortelings de souvereiniteit van Boni, 
ofschoon zij niet gehouden waren schatting aan Boni op te brengen, 
althans het niet deden. De aanspraken van Boni zijn onaan- 
nemelijk en bestaan ook meer in naam. De zucht van Boni om 
zich regten aan te matigen over gewesten, op welke het niet 
de geringste aanspraak heeft, is in vroegere tijden te weinig 
tegengegaan. Sedert eenige jaren zijn de eischen van Boni ech- 
ter aanmerkelijk lager gestemd en zullen spoedig geheel ophou- 
den, wanneer eene krachtige staatkunde blijft toonen, dat die eischen 
niet gedoogd worden. De boeginesche handelaren, welke in de 
bogt van Tomini de hoofdrol spelen, en door hunne veerkracht 
en meerdere beschaving de meeste vorstjes van zich afhankelijk 
hebben gemaakt, onderhouden in hun eigen voordeel bij hen het 
denkbeeld der ondergeschiktheid aan Boni en nu en dan ontzien 



Digitized by 



Google 



— 133 — 

sommige Boeginezen zich niet , om namens hunnen vorst belastingen 
te heffen , zonder dat zij daartoe een' schijn van volmagt bezitten. 

De vorsten van Parigi en Todjo en de hoofden der Togian- 
eilanden, zich beroepende op hunne verhouding tot Boni, be- 
toonden zich dan ook nog weinige jaren geleden weinig genegen 
om kontrakten met het gouvernement aan te gaan. De zeld- 
zaamheid van het verschijnen onzer vlag in deze wateren , bevor- 
derde geenszins het ontzag voor onze magt. De vorsten beweer- 
den zich niet te herinneren in staatkundige ondergeschiktheid tot 
ons te staan en kwamen sedert lang niet meer te Gorontalo of 
Manado, om hunne hulde aan den vertegenwoordiger van het 
gouvernement aldaar te bewijzen. 

In 1850 bezocht de kapitein ter zee Van der Hart deze gewes- 
ten met de Argo en Bromo. Toen er sprake was van het aan- 
gaan van kontrakten, beriep men zich op de oppermagt van 
Boni, welke het aangaan van overeenkomsten met het gouver- 
nement niet toeliet. Daar de vorsten zich echter weinig of niet 
om Boni bekreunden, en Boni inderdaad geen regt op Parigi 
en Todjo had, kon men het beroep op die oppermagt gerustelijk 
beschouwen als uitvlugten, en men slaagde er in, om een kon- 
trakt te sluiten, ten oogmerk hebbende de erkenning van staat- 
kundige ondergeschiktheid. 

Zoodra men eene meer gevestigde overtuiging zal bezitten van 
de magt van ons gouvernement, zal ons gezag in alle de ge- 
noemde lijkjes, meer dan thans nog het geval is, geëerbiedigd 
worden. Dikwerf herhaalde bezoeken van onze oorlogschepen van 
de bogt van Tomini zouden die rijkjes weldra in eene gewenschte 
verhouding tot ons brengen en bovendien nog eene weldaad zijn, 
door den schrik, dien zij zouden brengen onder de zeeroovers, wel- 
ke voortdurend de wateren en kusten der bogt onveilig maken. 

Een later bezoek van Parigi door den resident van Manado, 
met het stoomschip Etna, in Mei 1854, heeft reeds eene gun- 
stige uitwerking gehad en ook bijgedragen tot eenige meerdere 
kennis van dit landschap. 

Parigi strekt zich uit van Amphibaboe tot aan de rivier 



Digitized by 



Google 



— 134 — 

Doelagoe en schijnt eene talrijke en welvarende bevolking te 
hebben. Het staat onder het bestuur van hoofden, die de titels 
dragen van magaoe (radja), djoegoegoe, madiki matoea, madiki 
malolo, kapitein laoet, majoor, hoekom en glarang, de verhou- 
ding tusschen welke rangen, behalve dien van radja, niet juist 
bepaald is. Het gezag der hoofden van Parigi schijnt niet groot te 
zijn. Volksvergaderingen beslissen over aanhangige belangrijke 
aangelegenheden. De voornaamste negorijen van Parigi zijn Pari- 
gi-di-bawa, Parigi-di-atas , Pelawa, Doelagoe, Tololi, Toboli, 
Kaijbokko en Tobinankali. Behalve de beide negorijen Parigi zijn 
Pelawa en Doelagoe de meest bevolkte. Het bestuur van Parigi 
heeft zich bij het laatstbedoeld bezoek genegen betoond, om het 
gouvernement behulpzaam te zijn in den opbouw eener verster- 
king, indien het er zich, even als in vroegere tijden , weder wilde 
vestigen. Parigi wordt beschouwd als de voorname stapelplaats 
van den levendigen handel, welke over Palos en door tusschen- 
komst der Boeginezen, tusschen de landen der Tominibogt eh 
Singapore gedreven wordt, en zeker zou deze plaats of Palos 
het geschikste punt zijn ter plaatsing van een' ambtenaar over 
onze bezittingen van Midden-Celebes en de landen aan het 
zuiden der bogt van Tomini. 

Oostelijk van Parigi ligt de landstreek Posso, dus genaamd 
naar de voornaamste rivier, w r elke het land doorstroomt. 

Van de monding der rivier Posso opgaande, komt men na 
twee dagreizen aan een meer, Tolagi, waaruit- de rivier ontspringt. 
Aan dit meer liggen, op drie tot vier uren afstands van elkander, 
drie groote negorijen, bewoond door alfoeren, die zich awrang 
tolagi noemen. De namen dezer negorijen zijn Tapadodong, Ta- 
pada en Toeapa. De bewoners drijven handel met de Boeginezen , 
welken zij in ruil voor het hun benoodigde aanbieden gewerkt en 
ongewerkt goud, klewangs en pedakken van pamor, gekleurde 
sala wako's met bokkenhaar ingelegd, enz. 

In 1854, tijdens de reis van den tegenwoordigen resident van 
Manado in de bogt van Tomini, werden ook eenige nadere 
bijzonderheden omtrent Todjo en de Togian-eilanden bekend. 



Digitized by 



Google 



— 135 — 

Todjo, waaraan de geheele landstreek tot Tandjong Api en 
zelfs de Togian-eilanden in naam onderworpen zijn, staat onder 
het bestuur van een opperhoofd, dat den titel van kaboesena 
voert. Todjo achtte zich nog kort geleden aan Boni ondergeschikt 
en schatpligtig , doch had niettemin sedert vele jaren geene schatting 
meer opgebragt. Men herinnerde er zich echter, dat men in vroegere 
jaren onderworpen was geweest aan den radja van Limbotto, een 
der Gorontalosche landschappen. Het land in de omstreken van 
Todjo moet zeer schoon en vruchtbaar zijn. De bevolking woont 
in het algemeen verspreid, is zeer onafhankelijk gezind en veeltijds 
in oorlog met naburige stammen. De kaboesena houdt gewoonlijk 
zijn verblijf in de negorij Kompah , in het gebergte op een uur 
af stands van het strand gelegen. Aan het strand , nabij de mon- 
ding eener snelstroomende rivier, zijn eenige Boeginezen geves- 
tigd, die onder het opzigt staan van het boeginesche hoofd op 
het eiland Togian. Ook elders langs de kust, op voor den ruil- 
handel geschikt gelegene punten, zijn boeginesche vestigingen. 

In het landschap Ampanan , dat aan Todjo grenst en in naam 
ondergeschikt is, ligt de handelplaats Bonka. De Boeginezen 
hebben hier , op een uur afstands van de kust , een gepallisadeerd 
etablissement, alwaar de alfoeren hunne voortbrengselen ruilen 
tegen de goederen, aangevoerd door de handelaren, die zich aan 
de monding der rivier in praauwen en kleine hutten ophouden. 

De inheemsche bevolking der Togian-eilanden is schatpligtig 
aan Todjo. De schatting bestaat s'jaars in 40 fardoes sago, 
welke op Togian in groote hoeveelheid verkregen wordt. Het 
hoofd der inheemsche bevolking voert den titel van olongia, 
welke waardigheid thans door eene vrouw vervuld wordt. De 
verkiezing tot olongia geschiedt door het volk. Overigens is het 
inlandsche bestuur zamengesteld uit twee djoegoegoe's , twee 
marsaoli's, een' tolomato en een' kimalaha. 

De bevolking der Togian-eilanden bestaat uit meer dan 700 
zielen, waaronder ongeveer 150 Boeginezen, 400 Togianners en 
200 Saloewanezen. De Boeginezen voeren er den boventoon. 
De Boeginezen, die regtstreeks van Boni of van elders komen 
en vroeger meestal Gorontalo aandeden , begeven zich thans bij 

Digitized by VjOOQlC 



— 136 — 

voorkeur naar Togian. Zij vinden daar eene uitmuntende haven 
voor hunne praauwen, beschermd door een' doolhof van riffen, 
en bevinden er zich in het middenpunt van hun handelsterrein. 
Op het groote eiland Togian zijn zij gevestigd in de negorij 
Balabatang, die met eenen 6 voeten dikken muur van klipsteen 
en klei versterkt is tegen de aanvallen der zeeroovers. Zij staan 
onder een hoofd met den titel van kapitein en erkennen een 
zeker oppergezag van den kapitein der Boeginezen te Gorontalo. 

In 1854 zijn de rijkjes Loeinan, Saloewan, Pattipatti en Boea- 
leinon, zich uitstrekkende van Tandjong api (op de lengte van 
het eiland Togian) tot aan Kaap Taliabo, van de residentie 
Manado afgescheiden en tot het gebied der residentie Ternate 
gebragt en wel tot het rijkje Banggaai. 

De Gorontalosche landschappen verkeeren in een' weinig gun- 
stigen toestand. De bevolking is er voor een groot gedeelte 
mohammedaansch. In het rijkje van Gorontalo alleen zijn meer 
dan 200 mohammedaansche priesters, die echter meestal niet 
niet kunnen lezen en schrijven. De bevolking schijnt weinig 
gehecht te zijn aan den islam. Het bestuur is er nog gedeel- 
telijk tweehoofdig , bestaande uit gouvernements-radja's en negorij- 
radjas. Daardoor ontstaan twee soorten van adel, welke aan 
den eenen of anderen radja gehecht zijn , en hen bij hunne on- 
derlinge oneenigheden in het bestuur bijstaan, om beide magte- 
loos te maken en eene voortdurende bron van verwikkelingen te 
doen ontstaan, welke alle goede zaken tegenhouden. Het schijnt 
dat men dit stelsel van tweehoofdig bestuur langzaam aan zal 
afschaffen , wat ook in het belang der bevolking noodig is. Men 
heeft getracht verbetering in den toestand der gedrukte bevolking 
te brengen en ten dien einde de vroegere verpligte goudlevering, 
welke de bevolking bovenmatig kwelde ten voordeele van de 
hoofden, zonder dat de overeengekomene hoeveelheid goud (tegen 
f 16 koper het ons) aan het gouvernement werd geleverd, in 
1849 doen vervangen door eene hoofdelijke belasting van / 5 
s'jaars per huisgezin, even als in de Minahassa. Zoolang echter 



Digitized by 



Google 



— 137 — 

de bevolking blijft onder het dadelijke beheer harer vorsten en 
onder den druk van haren adel, is geene groote verbetering in 
haar lot te voorzien. De hoofden , dom , vadzig en trotsch , leven 
van de opbrengst van den arbeid van de minderen, zoowel 
vrijen als slaven. Zij leenen de veelsoortigste zaken van de 
minderen om ze nimmer terug te geven. Regt daarvoor is niet 
te krijgen, omdat de vorsten hetzelfde doen. Eigendomsregt 
bestaat alzoo niet of wordt althans niet gehandhaafd. Lust tot 
arbeid kan er alzoo ook nief zijn en de armoede neemt dan ook 
zoodanig toe, dat, even als tijdens de verpligte goudlevering, 
talrijke inwoners hun land verlaten, om in Bwool, Kaijdipang 
en Bolang itam een beter bestaan te vinden. Zelfs de belasting 
van ƒ5 s' jaars per huisgezin schijnt er zoo drukkend te zijn , 
dat er slechts een gering gedeelte van kan worden opgebragt, 
zelfs in produkten (katoen), waartoe der bevolking vrijheid gelaten 
is. Over de vijf jaren, gedurende welke deze belasting werkt , is 
men in alle jaren in elk rijkje zeer achterlijk gebleven in de beta- 
ling van het kontingent. De achterstand bedroeg in 1854 reeds 
voor Gorontalo ruim / 70600, voor Limbotto ƒ 17600, voor 
Bone ƒ 7300, voor Bolango / 700, voor Attingola ƒ 200 en voor 
Boealemo f 3700 , dat is ongeveer een ton gouds , zonder dat 
bet te denken is, dat die som aangezuiverd zal kunnen worden. 

De huizen zijn algemeen slecht gebouwd van houten stijlen 
en bamboezen wanden en niet minder slecht onderhouden. De 
meeste hoofden zijn overgegeven aan het gebruik van amfioen. 
Wel brengt de amfioenpacht naauwelijks ƒ 3000 s' jaars op, en 
bedraagt voor 1855 zelfs slechts / 1800, doch de Boeginezen 
brengen veel opium ter sluiks aan, waarschijnlijk meer dan de 
door het gouvernement verkochte hoeveelheid. 

Van de Gorontalosche landschappen bezit men overigens meer 
statistische gegevens, dan van eenig ander buiten de Minahassa 
gelegen gewest der residentie Manado. De cijfers der bevolking 
heb ik hierboven reeds medegedeeld. 

De veestapel was in de Gorontalosche landschappen in 1852 
zaïnengesteld als volgt. 



Digitized by 



Google 



— 138 — 



Veestapel in de Gorontalosche landschappen in 1852. 



Kijkjes. 


Karbou- 
wen. 


Runde- 
ren. 


Schapen. 


Geiten. 


Paarden. 


Gorontalo 

Limbotto . . ; 

Boni, Bintauna en Soe- 
wawa 


2739 
701 

186 

113 

40 

45 


23 


70 
60 


2029 
190 

85 

58 

116 

70 


1212 
452 

185 


Bolango 

Attingola 

Boealemo 


27 

15 

3 




3824 


23 


130 


2548 


1394 



Het garnizoen te Gorontalo bestaat, zooals reeds hierboven is 
gezegd, uit een officier en 30 onderofficieren en manschappen. 
Er zijn fortjes te Gorontalo (fort Nassau), en te Kwandang en 
Soemalatte, welke laatste plaatsen aan de noordkust zijn gelegen. 
De schutterij is er 64 man sterk. De schutters zijn personen 
van verschillenden landaard, meest alle zeer behoeftig en van 
de vischvangst levende. Zij wonen in eene kampong bijeen en 
doen s' avonds en s' nachts wachtdiensten. 

De landbouw bestaat voornamelijk in het aanplanten van rijst, 
turksche tarwe, suikerriet en eenige aard vruchten. De katoen- 
teelt schijnt nog al iets voor de toekomst te beloven, doch de 
koffij- en kakao-kultuur heeft men vruchteloos beproefd. De 
ploeg is te Gorontalo in gebruik en wordt gewoonlijk met kar- 
bouwen bespannen. De karbouwen zijn groot en sterk en gel- 
den, wanneer zij goed zijn, ongeveer/ 12 koper het stuk. De 
karbouwen vermenigvuldigen sterk, doordien zij slechts bij fees- 
ten nu en dan geslagt en genuttigd worden. Het aantal paar- 
den daarentegen vermindert sterk, zoowel door slechte verzorging 
als doordien de Boeginezen veel van paardenvleesch houden en 
er velen doen slagten. De gorontalosche en limbottosche paar- 
den zijn van een veel minder edel ras dan die van Parigi , wel- 
ke laatste in deze streken eene zekere vermaardheid hebben. Vroeger 



Digitized by 



Google 



— 139 — 

werden vele paarden van Gorontalo naar Manado uitgevoerd, 
doch met het verval van het ras is ook die uitvoer veel vermin- 
derd. Hoenders zijn te Gorontalo in overvloed en goedkoop te 
verkrijgen; eenden en ganzen minder. 

De vischvangst wordt zeer belemmerd door de bijkans voort- 
durende aanwezigheid van zeeroovers in de Gorontaiosche wate- 
ren. Het zout verkrijgt men op dezelfde wijze als in de Mina- 
hassa. De volksvlijt is overigens gering. De vrouwen houden 
zich nog al bezig met het weven van sarongs, korte broeken 
en hoofddoeken. Van eene geringe beteekenis is de handel. 
Sedert de vrij verklaring der havens van Manado en Kema doen 
de boeginesche -handelspraauwen Gorontalo niet meer aan. De 
zeeroovers doen het overige om den handel te vernietigen. Men 
wenscht dan ook Gorontalo tot vrijhaven verklaard te zien en 
de tijd is meer dan gekomen dat maatregeien genomen dienen 
te worden om de zeeroovers voor goed uit de wateren van Ce- 
lebes verwijderd te houden. 

De in- en uitvoer te Gorontalo bedroeg: 



Jaren, 



1847 
1848 
1849 
1850 



Invoer. 



/ 55,638 
39,707 
61,487 
13,246 



Uitvoer. 



Jaren. 



/ 30,173 
21,577 
26,411 
11,717 



1851 
1852 
1853 
1854 



Invoer. 



/ 14,061 

14,993 

9,574 

26,245 



Uitvoer. 



ƒ18,112 
3,995 
6,521 
7,140 



Omtrent de rijkjes ter noordkust van Ceiebes is onze kennis 
nog van geringe beteekenis. Bolang mogondo is het minst on- 
belangrijke dier rijkjes. Bwool is als het tweede in rang te be- 
schouwen. In alle rijkjes bestaat meer ontzag voor het gouver- 
nement dan men zou vermoeden, met het oog op de weinige 
magt en klem , welke daar in de latere tijden ontwikkeld zijn, en dat 
ontzag is inderdaad ook nog slechts het gevolg van den grooten 



Digitized by 



Google 



— 140 — 

invloed, dien de Kompagnie in deze gewesten wist te verkrijgen 
en te behouden. Wanneer men de krachtige bemoeijingen van 
Padbruggge op het laatst der 17 e eeuw naleest, kan het geene 
bevreemding wekken , indien de overlevering daarvan bij de vol- 
ken der noordkust nog niet is verloren gegaan en onwillekeurig 
wenscht men, dat de Nederlanders der 19e eeuw eene gelijke 
veerkracht mogen ontwikkelen. Veerkracht toch is op zich zelve 
reeds eene magt, welke het ontbrekende van genoegzame stof- 
felijke magt veel kan verhelpen. 

Alle de rijtjes der noordkust zijn , even als de Gorontalosche land- 
schappen , rijk aan goud , maar dat goud is ook voor hen geweest 
eene bron van rampen en eene groote oorzaak van den achterlijken 
toestand der bevolking. Tot 1826 waren de vorsten gehouden al het 
goud , dat in hunne rijkjes gevonden werd , aan het gouvernement te 
leveren tegen den geringen prijs van / 16 tot ƒ 14 koper het ons. 
Het bleek echter, dat een groot gedeelte van het verkregen goud den 
gewonen handelsweg zocht , dat is : aan den meestbiedende verkocht 
werd. Men kwam toen overeen , dat men slechts eene bepaalde 
hoeveelheid van het goudprodukt aan het gouvernement zou leve- 
ren. Maar men bleef natuurlijk liever het goud tegen den dub- 
belen prijs aan de Boeginezen verkoopen en de achterstand op 
de verpligte levering heeft niet opgehouden toe te nemen. Op 
het laatst van 1854 bedroeg die achterstand voor de rijkjes 
Bolang mogondo , Bolang banka , Bolang itam , Bintauna , Bwool 
en Tolitoli reeds 13177 realen. Meer en meer bleek alzoo de 
wenschelijkheid, ook hier, even als in de Gorontalosche landschap- 
pen , de verpligte goudlevering af te schaffen en haar door eene 
hoofdelijke belasting te doen vervangen van ƒ 5 per huisgezin 
s' jaars, betaalbaar in geld, goud of produkten. Men heeft ook 
reeds getracht nieuwe kontrakten in dien zin te sluiten, doch 
tot nog toe zijn slechts met de vorsten van Bolang itam en 
Kaijdipang zoodanige overeenkomsten aangegaan. 

Ofschoon het een feit is, dat de goudgravende bevolking in 
armoedigen toestand verkeert en in vele mijnen de arbeid naau- 
welijks beloond wordt, mag men daaruit niet het gevolg trekken , 



Digitized by 



Google 



— 141 — 

dat derwaarts gebragte kapitalen geene goede renten zouden 
geven. Vooreerst verkeert men omtrent den goudrijkdom der 
gronden nog in groote onzekerheid. Een deskundig onderzoek 
hieromtrent zou geenszins overbodig zijn. De algemeene ver- 
breiding van het goud in het noordelijke schiereiland, tot in 
het westelijke gedeelte der Minahassa toe, laat vermoeden, dat 
er gronden zijn, veel rijker aan goud, dan eenige der tot nog 
toe bewerkte. Maar zelfs de opbrengst der bestaande mijnen 
is zeker slechts een gering gedeelte van hetgeen zij zoude kun- 
nen zijn bij eene betere werkwijze, bij eene geregelde admi- 
nistratie en verzorging der arbeiders en bij eene behoorlijke beta- 
ling van den arbeid. De afkeer der bevolking van den mijn- 
arbeid, die haar thans slechts zorgen en kommer baart, terwijl 
de hoofden de voordeelen van de opbrengst genieten , kou dan 
allengs verminderen of wel geheel ophouden. 

De heer P. Baron Melvill van Carnbee heeft zich eenige jaren 
geleden tot het gouvernement gewend, om eene toelating te er- 
langen tot het ontginnen der goudgronden in Noord-Celebes met 
partikuliere middelen. Die toelating is niet verleend geworden. De 
tijden en de omstandigheden zijn sedert veranderd. Bij voort- 
gaande vestiging van ons göfcag zal de tijd waarschijnlijk spoedig 
aanbreken, waarin de ontginning der goudgronden van Noord- 
Celebes aan europesche kapitalen zal kunnen worden toevertrouwd. 

Beschaving en christendom hebben in vorige tijden in som- 
mige rijkjes langs de noordkust eenige voortschreden gemaakt. 
Naarmate wij ons gezag echter hebben laten verflaauwen, zijn 
beide weder achteruitgegaan en bij de christenen, die er nog 
zijn, de vorsten aan het hoofd, bestaat blijkbare neiging om tot 
het mohammedanisme, de algemeene godsdienst der bevolking 
over te gaan. De zendelingen zouden hier een' ruimen werk- 
kring voor zich geopend zien en het zal zeker menigeen ver- 
wondering baren, bij de talrijkheid der zendelingen in de Mina- 
hassa, dat voor de rijkjes ter noordkust nog geene zendelingen zijn 
bestemd. Zij zouden daar zeker niet die aangenaamheden des levens 
genieten , welke in de Minahassa hun deel zijn , maar zij zouden even 



Digitized by 



Google 



— 142 — 

nuttig kunnen zijn en niet minder blijken geven van eene zekere 
onverschilligheid voor aardsche goederen, van hunne gewijdheid 
aan het bekeeringswerk. Dat de zendelingen in de Minahassa 
zich nog niet derwaarts hebben begeven, is zeker daaraan toe 
te schrijven, dat ieder hunner reeds een' uitgebreiden werk- 
kring heeft. Waarschijnlijk zouden zij geheel bereid zijn, in 
de rijkjes Bolang, Bwool enz. hun beschavings- en bekeerings- 
werk voort te zetten, indien zij slechts vervangers hadden voor 
hunne betrekking in de schoone oorden, die zij thans bewonen, 

De alfoeren van Bolang mogondo moeten in vele opzigten 
overeenkomen met die der Minahassa. Velen ook, misdadigers 
en ontevredenen, zijn uit de grensdistrikten der Minahassa der- 
waarts verhuisd. Wars van een geregeld bestuur, houden zij 
zich verspreid in de bosschen op en mijden een geregeld han- 
delsverkeer met de bewoners der grensdistrikten, omdat zij 
vreezen diensten voor het gouvernement te zullen moeten ver- 
rigten, waardoor zij veel van hunne onafhankelijkheid zquden 
moeten verliezen, hebbende zelfs de radja van hun rijk weinig 
of geen gezag over hen. 

Met de bevolking der kuststreken is het echter veel gunstiger 
gesteld en indien het de bepaalde wil was van het gouvernement, 
zou het dit rijkje op eene vreedzame wijze met weinig moeite 
en opoffering in gelijke verhouding kunnen brengen als de Mina- 
hassa. Er bestaat nu reeds een weg dwars door het eiland van 
de hoofdplaats Bolang mogondo naar Kottaboena en deze weg 
zou van uit Mogondo ligtelijk met de Minahassa in gemeenschap 
kunnen gebragt worden. Bolang mogondo eens onder de on- 
middellijke leiding van het gouvernement getrokken zijnde, zullen 
Bolang banka en Bolang itam, beide trouwens zeer onbeduidende 
rijkjes, spoedig dat voorbeeld kunnen volgen, daar zij thans 
reeds geheel onder den invloed van Bolang mogondo staan. 

In Bwool wonen vele Boeginezen, Wadjorezen en Mandhare- 
zen. Er schijnt eene tamelijke mate van welvaart te bestaan, 
doch er is veel grond , om aan te nemen , dat de Bwoolers , even 
als de Tolitolorezen met de zeeroovers heulen, ofschoon de Bwoo- 



Digitized by 



Google 



— 143 — 

Iers zeggen er veel last van te hebben. De verpligte goudlevering 
is er sedert 1847 geheel gestaakt, hoezeer die verpligting nog 
niet opgeheven is. In Tolitoli of Tontoli heeft men daarmede 
reeds in 1843 geheel opgehouden. 



Meermalen heb ik reeds gesproken over den invloed der Boe- 
ginezen ver buiten het land hunner inwoning. Zij hebben dien 
invloed deels te danken aan hunne verstandelijke meerderheid 
en hunne veerkracht, deels echter en voor geen gering gedeelte 
aan de aanmatigingen van het rijk van Boni. Dit rijk, groot 
geworden door ons na de vernedering van het rijk van Goa, 
heeft, sedert de verovering van Makassardoor Speelman, de vroe- 
gere rol van Goa op zich genomen en steeds getracht zich uit 
te breiden en de overige staten van Celebes aan zich cijnsbaar 
te maken. Het verval der Kompagnie heeft die uitbreiding 
mogelijk gemaakt en de magt van Boni nam in dezelfde ver- 
houding toe, als die der Kompagnie verzwakte. Evenwel is de 
magt van Boni op het einde der vorige eeuw ook reeds begon- 
nen te dalen. De leen vorsten kwamen toen reeds in verzet, zon- 
der dat Boni bij magte was ze te straffen. Der magt van Boni werd 
later door het europesche gezag meermalen gevoelig afbreuk ge- 
daan, vooral door de vernieuwing van het Bongaaische verbond 
in 1824, dat de door Boni aan zich cijnsbaar gerekende staten de 
nederlandsche oppermagt op nieuw deed erkennen en door de 
niet toetreding van Boni tot de nieuwe daarin voorkomende be- 
palingen de voorname oorzaak was van den oorlog van 1825. Boni 
bleef ook na 1824 steeds een' hoogen toon voeren en zich tegen over 
de overige staten van Celebes gedragen , alsof het er de heerschappij 
over voerde. De tegenwoordige vorst van Boni, Aroe Poegie,ging 
zelfs in de jongste tijden zoo ver, dat hij de vorsten van Siden- 
ring, Sawito, Soepa, die der Mandharsche staten, die van Ta- 
nette, Torathea, Kajeli, enz. deed ontbieden, om bij het besnij- 
dingsfeest van een zijner kinderen tegenwoordig te zijn, onder be- 
dreiging van zware straffen bij nalatigheid. Deze onbezonnen eisch 
heeft er nog meer toe bijgebragt om Boni te verzwakken , doordien 



Digitized by 



Google 



— 144 — 

eensdeels de vorsten bepaald weigerden aan die ontbieding te 
voldoen en zich nader aan het gouvernement sloten , en ander- 
deels een magtvertoon van onze zijde deh vorst van Boni spoedig 
een' meer nederigen toon deed aanslaan. Wij hebben er uit 
geleerd, dat de hooge toon van Boni weinig beteekent en dat 
eene krachtige en beleidvolle hand Boni spoedig zal kunnen te- 
rugbrengen tot de ondergeschikte verhouding, waarin het be- 
hoort. Mogt het noodig zijn, dan zal men ook niet behoeven 
te aarzelen verder te gaan en een einde te maken aan het be- 
staan van een rijk, dat, na zijne opkomst aan ons te danken 
te hebben gehad, zulks steeds met ondankbaarheid heeft vergolden. 

Ik ben in dit Hoofdstuk opzettelijk in eenige bijzondere be- 
schouwingen getreden, om aan tetoonen, dat ons gezag in Noord- 
Celebes beter is gevestigd dan algemeen bekend is. Er is daar 
geen rijkje, dat niet door kontrakten minstens staatkundige on- 
dergeschiktheid aan ons gouvernement erkend heeft, — en waar nog 
voor enkele gewesten zoodanige kontrakten niet bestaan, is het niet 
twijfelachtig, dat die gewesten behooren tot de rijkjes, zooals 
Moeton, Parigi en Limbotto, waarmede overeenkomsten door 
het gouvernement zijn aangegaan. En zelfs in de weinige en 
weinig beteekenende gewesten , welke zich van Moeton of Parigi 
of Limbotto min of meer hebben afgescheiden , erkent men eene 
meerdere of mindere ondergeschiktheid aan Boni of Mandhar , 
staten welke onder ons staatkundig gezag staan. Bovendien is 
geheel noordelijk Celebes, als oude bezitting van Ternate, door 
de onderwerping van Ternate, aan ons overgegaan. De geringe 
uitwerking van ons gezag aldaar is louter het gevolg geweest van 
onze weinige bemoeijenis en van het verderfelijke stelsel, dat zoo 
lang bij onze vorige staatsmannen heeft geheerscht, om de buiten- 
bezittingen aan Java op te offeren. In de volgende afdeeling van 
dit verhaal zal ik aantoonen, dat ook op de oostkust van Celebes 
ons gezag veel uitgebreider is dan men vrij algemeen denkt. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK X. 



OVER DEN TEGENWOORDIGEN STAND DER 
KENNIS VAN NOORD-CELEBES. 



Hydografie. — Geografie. — Geologie. — Flora. — Fauna. — Ethnologie. 
Statistiek. 



Hoezeer de kennis der tot de residentie Manado behoorende 
gewesten in de laatste drie tientallen jaren groote voortschreden 
heeft gemaakt (1) , is het er nog verre af, dat men daarin 
eenigzins der volledigheid zoude genaderd zijn. De kusten zijn 
nog slechts voor een gedeelte opgenomen en de gesteldheid der wate- 
ren langs de kusten, vooral in de Tominibogt, voor een groot gedeel- 
te onbekend. De geografische kennis van de rijkjes langs de noord- 
kust, van de Gorontalosche landschappen en van alle overige 



(1) Op de kaarten van het begin der vorige eeuw is Noord- en Midden- 
Celebes nog voorgesteld als een massief langwerpig vierkant. De groote 
bogten van Tomini en Tomaiki komen daarop niet voor. Zie Valentijn's 
kaart van de » Landvoogcuj der Moluccos" met de aangrenzende eilanden in 
het eerste deel van zijn groot werk. Valentyn bezat echter veel meer kennis 
van Noord-Celebes dan die kaart aanwast Zyne beschrijvingen van de 
noordkust en van de landen om de Tominibogt, hoezeer tot een reeds ver 
verwijderd tijdstip betrekking hebbende, zyn nog zeer lezenswaardig. Zijn 
zy voor dat tijdstip juist, dan had men toen zeker betrekkehjk weinig minder 
kennis van de gesteldheid dier landen dan thans. Zij schijnen toen veel meer 
bevolkt en bebouwd geweest te zijn dan tegenwoordig. 

I " 10 



Digitized by 



Google 



— 146 — 

aan de bogt van Tomini gelegene gewesten is eigenlijk nog slechts 
als geheel in haar begin te beschouwen en in een geologisch 
opzigt weet men weinig meer van ze, dan dat de bodem van het 
Parigische af tot in de Minahassa toe op zeer talrijke plaatsen 
goudhoudend is en op vele plaatsen uit zandsteen bestaat. 
Van de bergen tusschen Palos en de Minahassa weet men niets 
anders, dan dat er velen zijn, die zich van 1000 tot 2000 meters, enkele 
zelfs die zich tot meer dan 2000 meters boven de zeevlakte ver- 
heffen. Van de kennis van het planten- en dierenrijk van het 
noordelijk schiereiland, van Palos af tot Bolang mogondo toe, 
is zelfs nog geen sprake, indien men de tamiiie dieren uitzon- 
dert. In een anthropologisch opzigt zijn wij niet veel verder 
gevorderd en wat het ethnologische van onze kennis betreft, 
staan wij nog op eene naauwelijks noemenswaardige hoogte. Van 
de Gorontalosche landschappen bezit men echter omtrent een en 
ander nog de meeste gegevens. 

Geheel anders is het gesteld met hetgeen ons van de Mina- 
hassa bekend geworden is. Maar ook die kennis, hoe zij ook 
in de latere tijden moge toegenomen zijn, is nog zeer eenzijdig 
en in vele opzigten nog volstrekt onvoldoende. Wanneer men 
de thans reeds uitgebreide literatuur over de Minahassa naslaat , zal 
men zich tamelijk bevredigd gevoelen over wat men er uit ver- 
neemt omtrent de bevolking , hare zeden en gewoonten , hare 
maatschappelijke instelling, hare godsdienst, hare bedrijvigheid, 
hare middelen van bestaan, hare verhouding tot de hoofden en 
en tot het gouvernement. Maar wil men vzich eene eenigzins 
grondige kennis verschaffen van het land zelf, van zijne geologie, 
van zijne flora en fauna, van de verschillende talen door de 
volken der Minahassa gesproken , — waar zal men de bronnen 
er voor vinden? 

Ik heb vijf speciale kaarten der Minahassa voor mij liggen : 
die van den Baron Van Derfelden van Hinderstein, van den 
heer Van Spreeuwenberg , van den heer J. C. Neurdenburg , een 
manuskriptkaartje tot een der jongste officiële verslagen behoo- 
rende en eindelijk de Kaart van de Minahassa van mijnen vriend 



Digitized by 



Google 



— 147 — 

den heer P. Baron Melvill van Carnbee. Van deze kaarten is 
de laatstgenoemde verreweg de beste. De heer Melvill van 
Carnbee heeft bij de zamenstelling er van gebruik kunnen maken 
van de geodesische bepalingen van de gebroeders De Lange en 
van de waarnemingen van Forsten , den heer F. W. Paepke Bulow 
en anderen. Zijne kaart is een verblijdend verschijnsel van vooruit- 
gang, wanneer men die bij de overige genoemde vergelijkt, doch 
zij is er nog verre af aan de eischen der wetenschap te voldoen. 
Ik zal niet spreken van de daarop aangeduide oudere admini- 
strative indeeling of van de afwezigheid van aanduiding of 
grensbepaling der distrikten, maar zij geeft geene juiste voor- 
stelling van de gesteldheid van het land, dat er grootendeels 
ais vlak land voorkomt, wijst weinig of niets aan van de 
ribben, welke de voornaamste bergen met elkander vereeni- 
gen, niets van de hoogvlakten van het centrale gedeelte der 
Minahassa, enz. Wenschelijk is het, dat eene geregelde opname 
van de Minahassa, welke door de heeren S. H. De Lange 
(wiens overlijden de wetenschap betreurt) en G. A. De Lange 
is voorbereid, weldra de gegevens moge verschaffen, om eene 
nieuwe en meer der volledigheid naderende kaart zamente stellen. 
Daardoor zullen ook de grenzen der distrikten beter bepaald 
kunnen worden dan thans nog het geval is , en daardoor zal dan 
ook een einde gemaakt kunnen worden aan de kleine rustver- 
storingen , welke tot nog toe wegens grensgeschillen vrij dikwerf 
plaats hebben. 

De natuurkundige kennis der Minahassa laat nog zeer veel 
te wenschen over. Mijne reis heeft mij geleerd, dat geheelehet 
centrale gedeelte der Minahassa vidkanisch is, maar bijzondere 
kennis van de vele bergen , die er zich verheffen , van de jukken 
en ribben, die ze verbinden, bestaat nog niet. De weinige 
dagen van de reis, gebonden als ik bovendien was aan de na- 
bijheid van den gouverneur generaal, lieten mij niet toe, zelf 
desbetrekkelijk onderzoekingen te doen. Ik heb slechts kunnen 
teruggeven, wat ik van de groote wegen af op een' vlugtigen 
doortogt heb kunnen nagaan. Van meerdere bergen, zoo als van 



Digitized by 



Google 



— 148 — 

den Sapoetan, weet men dat zij van tijd tot tijd nog modder, 
zand of lava uitwerpen. Meerdere solfataren zijn reeds bekend. 
Maar al die kennis is nog slechts oppervlakkig en laat veel te 
wenschen over. Van oudere dan alluviale bezinkselvormingen in 
de Minahassa weet men nog niets, ten zij van die van het 
distrikt Ponosakan. Waarschijnlijk echter zullen ze op meerdere 
plaatsen gevonden worden in de nabijheid der kusten. 

De flora der Minahassa is nog geheel te bewerken. Men kent 
er niet veel meer dan de kultuurplanten en de in het wild groei- 
jende gewassen van uitstekend nut, de sago-, sagoweer- en 
wokam-palmen, de bamboe, kajoepoeti, koelit lawan, tapaloe, 
enz. en voorts nog een aantal boomen, welke bruikbare hout- 
soorten opleveren, boomen van welke men de alfoersche, doch 
voor een groot gedeelte nog niet de wetenschappelijke namen 
heeft leeren kennen. 

Van de fauna der Minahassa is meer bekend geworden dan 
van hare flora. Die kennis dagteekent eerst van de jongste tij- 
den. Reinwardt, Quoij en Gaimard, Forsten, S. H. De Lange en 
de heeren C. W. F. Mogk en H. E. Thepass hebben de bouwstof- 
fen geleverd voor de beginselen dier kennis. De heeren C. J. Tem- 
minck,H. Schlegel , S. Muller en W. De Haan hebben de voorwer- 
pen, door Reinwardt en Forsten in de Minahassa verzameld, voor een 
gedeelte althans, aan de geleerde wereld bekend gemaakt. De verza- 
melingen van S. H. De Lange en de heeren Mogk, Thepass en A. 
F. J. Jansen, heb ik, voor zooverre zij tot de visschen betrekking 
hebben, in het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch In- 
dië beschreven en thans houd ik mij onledig met de beschrijvin- 
gen der uitgebreide verzamelingen, welke ik zelf in de Minahassa 
heb gemaakt en waartoe de heeren Jansen en Dr. C. H. H. Muhlert 
veel hebben bijgedragen. De verzamelingen, door Quoij en Gaimard 
in Manado gemaakt, zijn gedeeltelijk beschreven door hen zelven, ge- 
deeltelijk door de heeren Boisduval , Walckenaer en anderen. Niet- 
tegenstaande die nasporingen bepaalt zich onze kennis van de fauna 
der Minahassa nog grootendeels tot die der voornaamste zoogdieren 
vogels, reptiliën en visschen, en, wat de ongewervelde die- 



Digitized by 



Google 



— 149 — 

ren betreft, tot een aantal insekten en zoctwater-motlusken (1). 
Wat de nadere kennis der talen van de Minahassa betreft, 
zal men veel mogen verwachten van de zendelingen, voor welke 
de beoefening daarvan een hoofdvereischte is tot wezenlijke sla- 
ging in hunnen arbeid. Tot nog toe weet men er weinig van 



(1) De thans van het geheele eiland Celebes bekende dieren zijn de hieronder 
genoemde, althans voor zooverre ik zulks uit de ter myner beschikking staan- 
de hulpmiddelen heb kunnen nagaan. Slechts van de Minahassa, van Ma- 
kassar en van Straat Makassar zijn diervormen bekend geworden. De hier- 
onder genoemde zoogdieren, vogels, reptiliën, schaaldieren , spin non, insek- 
hen en zoetwater-cephalophoren, zijn voor verre weg het grootste gedeelte 
gevonden in de Minahassa en de meeste der opgesomde zee-cephalophoron 
en acephalen in Straat Makassar. In myn kabinet bevinden zich vrij talrijke 
schaaldieren van het eiland Celebes welke ik na bepaling der soorten nader 
hoop te vermelden. 

Zoogdieren. — Macacus cynomolgus Gr., Cynopithecus niger I. Geoffr. t 
ïarsius spectrum Geoffr., Taphozous saccolaimus Temm., Pteropus phaiops 
Temm., Pteropus alecto Temm., Macroglossus minimus Gr., Harpij ia cepha- 
lotes Gr., Cephalotes Peronii Geoffr., Viverra zibetha L., Viverra tangalunga 
Gr., discus ursinus Less., Mus decumanus Pall., Artherura fesciculata Cuv. 
Gr., Sciurus rubriventer S. Müll., Sciurus leucomus Forst, Sciurus murinus 
Forst., Sciurus erythromelas Temm., Anoa depressicornis H. Smith., Rusa 
moluccensis Gr., Sus celebensis S. MülL, Babijrusa alfurus Less., Halicore 
dugong F. Cuv. — Voorts de gewone huisdieren en het gewone vee. 

Vogels. — Falco liventer Temm., Falco leucogaster Lath., Falco malaijensis 
Rwdt., Falco Reinwardtii Schl. Müll., Noctua punctulata QG., Scopsmena- 
densis QG. , Corvus enka % Buceros exaratus Temm. , Buceros cassidix Temm f 
Scijthrops Novae Hollandiae Lath., Scissirostrum Pagei Guër., Trichostoma 
celebense StrickL, Lamprotornis erijthrophis Temm., Lamprotornis metallicus 
Temm., Pastor corythaix Wagl., Pitta celebensis Forsten, Pitta melanoce- 
phala Forsten, Muscicapa manadensis QG. , Drijmophila alecto Temm., Acri- 
dotheres cinereus S. Müll., Cebiepyris (Campephega) morio Müll. Schl., Ceble- 
pijris (Lalage) orientalis Temm. , Ceblepij ris (Lalage) aurea Temm., Cebiepijris 
melanops Temm., Ceblepyris Novae Guineae Lath., Ceblepyris (Graucalus) atri- 
ceps S. Müll., Ceblepy ris (Graucalus) papuensis Lath., Cebiepijris (Graucalus) 
Temminckii S. MülL, Ceblepyris (Graucalus) bicolor Temm. , Ocy pterus mo- 
nachus Temm., Ocijpterus leucorhynchos Temm., Turdus eremita ofmaniilen- 
sis , Merops corniculatus Lath., Arachnothera longirostris SchL MülL, Nectarinia 
sericea Schl. MülL, Nectarinia frenata S. MülL , Dicaeum Leclancheri Lafresn., 
Dicaeum celebicum S. MülL, Alcedo ispida L., Alcedo melanorhüncha Temm., Al- 

Digitizedby GOOgle 



— 150 — 

en niet veel meer dan door eene woordenlijst, in het Tijdschrift 
voor Indische taal-, land- en volkenkunde van het Bataviaasch 
genootschap van kunsten en wetenschappen is gepubliceerd. 

Ten opzigte van de statistiek der bevolking bezit men slechts 
tot tamelijk in bijzonderheden gaande bescheiden omtrent de 
Minahassa en de Gorontalosche landschappen. Wij mogen ook 



cedo diops Temm n Todiramphus funebris Temm., Todiramplms Forsteni Temm., 
Ly ncornis macropterus Temm., Climacteris picumnus Temm. , Psittacus omatus 
Gm. (Australasia Malaisiae Less.), Psittacus setarius, Psittacus Mülleri, Psitta- 
cus (Psittacula) stigmatus S. MiilL, Psittacus (Cacatua)sulphureusGm., Picus 
fulvus QG., Picus Temminckii Malherbe, Venulia Albertuli Bp., Centropus 
celebensis QG., Centropus bicolor Less. , Eudij namis melanorhy nchus S. MülL, 
Phoenicophaeus calorhy nchus Temm., Gallus bankiva Temm., Megapodius 
rubripes Temm n Columba hyogastra Rwdt, Columba diademata Temm., 
Columba monacha Rwdt., Columba purpurata Latb., Columba Reinwardtii 
Temm., Columba radiata QG., Columba gularis QG., Columba manadensis 
QG., Oedicnemus magnirostris Geoffr., Parra gallinacea Temm., Gallinula 
pboenicura Penn., Gallinula leucomelana S. MülL, Rallus celebensis QG., 
Ardea caledonica Gm. , Sterna'melanauchen Temm., Sterna velox Rüpp., Anas 
superciliosa, Anas (Mareca) gibberifrons S. MülL, — Voorts liet gewone tam- 
me gevogelte. De genoemde soorten maken natuurlijk slechts een gering ge- 
deelte uit der op Celebes levende vogels. 

Beptilim. — Chelonia midas Schw., Chelonia imbricata Schw., Emijs courou 
DB., Crocodilus biporcatus Cuv., Varanus bivittatus DB., Platy dactylus 
monorchis D.B., Draco lineatus Daud., Histiurus amboinensis Cuv., Gongylus 
(Euprepes) Sebae DB., Dibamus Novae Guineae DR, Cylindrophis melanota 
WagL, Rabdion torquatum DB., Rabdion Forsteri DR, Calamaria lumbri- 
coidea Boie, Xenopeltis unicolof DB., Acrochordus fasciatus Shaw, Gonijo- 
soma oxijcephalum DB., Leptophis olivaceus DB., Lijcodon aulicum Boie, 
Dendrophis picta Boie, Compsosoma subradiatum DB., Comprosoma mela- 
nurum DB., Amphiesma chrysargum DB., Eurostus plumbeus DB., Cerberus 
boaeformis DB., Tragops prasinus WagL, Dryinus nasutus Merr., Trigly- 
phodon flavescens DB., Triglyphodon Drapiezii DB., Tiïglijphodon gemmi- 
cinctum DB., Triglyphodon irregulare DB., Triglyphodon dendrophilum DB., 
Dipsas multimaculata Boie, Pelamys bicolor Daud., Hydrophis pelamidioïdes 
Schl., Platurus fasciatus DaucL, Bothrops viridis Wagl., Tropidolaemus Wag- 
leri DB., Kana macrodon Kuhl., Polypedates rugosus DB., Bufo asper Schl, 

Visschen. — Deze zullen aan het einde van dit werk vermeld worden. 

Schaaldieren. — Birgus latro Leach, Limulus moluccanus Latr. 

Spinnen. — Thomisus farinarius Walck., Epeira anseripes Walck., Epeira 
aemula Walck., Plectana clavatrix Walck., Tetragnatha celebesiana WalcJ^g 



— 151 — 

daaromtrent nieuwe vorderingen te gemoet zien, sedert aan de 
radja's van meerdere rijkjes bevolen is de invulling en aanhou- 
ding van bevolking- , geboorte- en sterfte- staten volgens modellen, 
hun tot dat einde toegezonden. 

De overige statistische kennis der Minahassa is veel gevorderd 
door de officiële opgaven, welke ik hierboven heb kunnen me- 



Deineiresus Walckenaerii White. 

Iruekten. — Schxldvleugelxgeru — Chalcosoma atlas Burm., Lucanus metallifer 
Boisd., Lucanus titanus Boisd., Buprestis cbrijsocoelis Boisd., Scarabaeus atlas 
Boisd., Lamia octomaculata Fabr., Saperda vanikorensis Boisd., Anomala Bous- 
queti Le Guillou, Isomerintbus dives Scboenb., Isomerintbus opulentus Scboenb. , 
Peesvleugeligen. — Libellula menadensis Boisd. — Regtvleugeligen. — Blatta 
(Epilampra) jaspideaServ., Blatta (Epilampra) macassariensis DH., Mantis 
(Mantis) bybrida Burm., Mantis (Mantis) superstitiosa S., Mantis (Mantis) 
heteroptera DH., Mantis oligoneura DH., Pbasma Boiei DH, Pbasma (Pbijl- 
lium) celebicum DH., Pbasma (Ascepbasma) Forstenii DH., Pbasma (Necrosia) 
roseipenne DH., Acridium (Truxalis) psittacinum Hag., Acridium (Acridium) 
ruficorne F. of ranaceum B., Acridium (Acridium) consanguineum S., Acridium 
(Oxya) infuscatum DH., Acridium (Oxya) velox F. of hijla S., Acridium (Oxija) 
abbreviatum S., Acridium (Oedipoda) nigrofasciatum Latr., Acridium (Oedipoda) 
nigratorium L. B., Acridium (Oedipoda) maculata Cbarpent, Acridium (Gom- 
pbocerus) tamulus F., Acridium (Tetrix) gracile DH., Acridium (Tetrix) breve 
DH., Acridium (Truxalis) nasutum DH., Locusta (Mecopoda) macassariensis 
DH., Locusta (Mecopoda) javana L., Locusta (Pbaneroptera) celebica DH., 
Locusta (Phaneroptera) hordeifolia DH., Locusta (Pbaneroptera) brevis Serv., 
Locusta (Phijlloptera) Forstenii DH., Locusta (Xipbidium) lepida Hag., Lo- 
custa (Xijpbidium) maculatum Cbarpent., Locusta (Locusta) plantaris DH., 
Locusta (Grijllacris) rubrinervosa S., Gryllus (Eneoptera) fasciatus DH., 
Gryllus (Eneopterus) cinereus DH., Grijllus (Eneoptera) punctatus DH., 
Grijllus (Oecantbus) gracilis DH., Forncula (Forficesila) indica Hag. — 
Vliesvleugeligen. — Crocisa lamprosoma Boisd. — Schubvleugeligen. — Órnitboptera 
ampbimedon Boisd., Órnitboptera arcbideus G. R. Gray, Órnitboptera pria- 
mus Boisd., Órnitboptera balipbron Boisd., Papilio ascalapbus Boisd., Papilio 
cirrba Boisd., Papilio nepbelus Boisd., Papilio dorcus Rwdt, Papilio memnon 
L., Papilio deipbobus L., Papilio ubjsses L., Papilio peranthus God. , Papilio 
severus Gram., Papilio ampbitrion Cram., Papilio eurijpilus L., Papilio an- 
drocles Boisd., Papilio aristaeus Cram., Papilio polijpbontes Boisd., Papilio 
alpbenor Cram., Pieris isse Grod., Pieris coronea God., Pieris celestina Boisd., 
Terias candida Boisd., Terias egnatia Boisd. 

Cepliahpoden. — Octopus indicus Rapp., Sepia latimanus QG., Onijcbo- 
teutbis armatus QG. 

Digitized by VjOOQIC 



— 152 — 

dedeelen. Die der overige gewesten vau Noord-Celebes laten 
ten huidigen dage nog bijkans alles te wenschen over, maar 
het laat zich voorzien, dat ook daaromtrent spoedig een nieuw 
licht zal opgaan , wanneer het bestuur over die gewesten zal blij- 
ven in zulke kundige en krachtige handen, als aan welke het 
tegenwoordig is toevertrouwd. 



Cephalophoren. — Helix Quoiji Desb., Helix bulbus Mouss., Helix colorata 
Mouss., Helix mamilla Fër., Helix laeva Chemn., Helicogena papilla Fër., 
Nanina Stuartiae Beek., Cyclostoma laeve Graij, Cijclostoma vitreum MülL, 
Planorbis tondanensis Q., Ampullaria celebensis Q, Paludina costata Q., 
Paludina ventricosa Q.,Melania celebensis Q M Melania uniformisQ., Melania tirou- 
ri Q., Melania perfecta Mouss., Melania aspirans Hinds, Bulimus perversus 
L., Bulimus contusus Reeve, Vitrina flammulata Q., Vitrina viridis Q., Rin- 
gicula caron Hinds, Siphonaria acuta Q., Ceritbium palustre Lam., Cerithium ma- 
crostoma Hinds, Solarium asperum Hinds, Solarium coelatum Hinds, Scalaria 
glabrata Hinds, Ovulum gallinaceum Hinds, Rotella sagittata Hinds, Murex 
cirrosus Hinds, Typbis nitens Hinds, Tripboris clemens Hinds, Tripboris con- 
cors Hinds, Tripboris sculptus Hinds, Tropbon fimbriatus Hinds, Tropbou 
gyratus Hinds, Mangelia oriza Reeve, Mangelia celebensis Reeve, Mangelia 
cinnamomea Hinds, Mangelia celebensis Hinds, Mangelia coronata Hinds, 
Mangelia vittata Hinds, Pleurotoma mystica Reeve, Pleurotoma violacea 
Hinds, Defrancia pbilippensis Hinds, Clavatula sinensis Hinds, Clavatula de- 
bilis Hinds, Clavatula scalaris Hinds, Clavatula laeta Hinds , Clavatula nitens 
Hinds , Clavatula py ramis Hinds , Clavatula polita Hinds , Clavatula tessellata 
Hinds , Clavatula fulva Hinds , Clavatula retusa Hinds , Terebra amanda Hinds , 
Terebra textilis Hinds, Cancellaria bicolor Hinds, Rostellaria fusus Mart, 
Marginella scripta Hinds, Marginella tricincta Hinds, Patelloida striata Q. 

Acephalen. — Corbula modesta Hinds , Corbula tunicata Hinds , Corbula 
crassa Hinds, Corbula albuginosa Hinds, Corbula solidula Hinds, Nucula 
Cumingii Hinds, Tellina rbodora Hinds, Pecten velutinus Sowb. 

Stekelhuiden, — Holotburia fusco-cinerea Jaeg., Holotburia atra Jaeg., Ho- 
lotburia punctata Jaeg., Holotburia scabra Jaeg., Trepang ananas Jaeg., 
Sijnapta Beselii Jaeg., Mulleria ecbinites Jaeg., Mulleria Lecanora Jaeg^ 
Bobadscbia mamorata Jaeg., Bobadscbia argus Jaeg., Bobadscbia ocellata 
Jaeg., Bobadscbia lineolata Jaeg., Bobadscbia albiguttata Jaeg. Deze Holo- 
tburiën zijn in Jaeger's Monograpbie besebreven naar voorwerpen, welke hy 
van Celebes ontvangen bad. Het is echter nog geenszins zeker, dat die soor- 
ten alle op de riffen van Celebes voorkomen, maar waarschijnlijker, dat meer- 
deren daarvan van elders door de makassaarsebe, boeginesche en mandba- 
resebe tripangvissebers te Makassar waren aangebragt. 



Digitized by 



Google 



TWEEDE AFDEELING. 



REIS 



DOOB DB 



RESIDENTIE TERNATE 



Digitized by 



Google 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK I. 



OVERTOGT VAN KEMA NAAR TERNATE. 



Uittogt van Kema. — De resident Jansen. — Gezigt op de Minahassa van 
de reede van Kema. — De Vesuvius. — Eilandjes Tifore en Mayo. — 
Mi tarra, Ternate en Tidore. — Schakel van vulkanen langs Halma- 
heira. — Aankomst ter reede van Ternate. — De sulthanvan Ternate 
aan boord van de Ambon. 



Des morgens vroeg van den 23* September waren de schutterij 
en de kabesaran van Kema, van de loge tot aan het haven- 
hoofd in twee reijen geschaard , om den gouverneur generaal uit- 
geleide te doen. Onder het lossen van het geschut van den 
wal en van de Vesuvius begaf het hooge reisgezelschap, na elf 
dagen verblijf in de Minahassa, zich weder aan boord van het 
stoomschip Ambon, om de reis naar de eigenlijke Molukken te 
vervolgen. 

Vol van aangename herinneringen aan dat verblijf, kwam ik 
aan boord terug. De reis door dat schoone land was mij als 
een droom, zoo spoedig was zij geëindigd, zoo weinig rust- 
punten had zij aangeboden door de onophoudelijke afwisseling 
van tooneelen en indrukken, en indien niet het betreurenswaar- 
dige ongeluk aan den waterval van Tonsea lama waren voorge- 



Digitized by 



Google 



— 15G — 

gevallen, zonden alle die indrukken nog aangenamer zijn geweest. 
Met veel genoegen had ik te Manado de kennismaking hernieuwd 
met mijnen vriend den resident Jansen, een uitstekend ambte- 
naar vol kennis en energie, nog jong en vol ijver, van wien 
het gouvernement, dat hij dient, en de bevolkingen, die hij be- 
stuurt of nog besturen zal, gespannen verwachting mogen koes- 
teren. De heer Jansen bleef te Kema achter. Wij hadden den 
takt en smaak bewonderd , met welke hij het hooge reisgezelschap 
overal in de Minahassa had weten te ontvangen en te doen qnt- 
vangen en hij oogstte dan ook, bij het vertrek van den gouver- 
neur generaal, over die ontvangst en over zijn bestuur ruimschoots 
de goedkeuring in, welke hij in zoo hooge mate verdiende. 

Dadelijk na onze wederinscheping werd het anker geligt. Het 
strand van Kema en het havenhoofd waren met menschen als 
bezaaid. De Vesuvius schepte zich in wijde kringen om de 
Ambon, als om zijne groeten te brengen aan ons stoomschip, 
dat de eer te beurt viel den opperlandvoogd tot gast te heb- 
ben. 

Spoedig echter rigtten zich onze blikken verder om ons heen. 
Prachtig is het gezigt van de reede op het land. De heldere 
hemel vergunde ons dat prachtige in zijne volheid te genieten. 
De Klabat lag geheel vrij voor ons , met zijnen breeden voet zich 
in de zee verliezende. Het lieve Kema met zijne onbeschaduwde 
strandhutten en duizenden kokospalmen ligt op zijnen uitersten 
voet. Achter Kema gaat het terrein in de zachte hellingen des 
bergs over, die, tot ongeveer 600 meters boven de zeevlakte 
bebouwd, van af die hoogte tot nog wel 1000 meters hooger met 
digt oorspronkelijk woud zijn bekleed, boven hetwelk de kegel- 
vormige top zich naakt verheft. Dien top peilde ik in noord- 
west ten westen. Hij schijnt een' krater te hebben, die naar 
het zuid-zuid-oosten is gekeerd. Zuidelijk gaat de voet van den 
Klabat over in het Tondanosche gebergte, noordoostelijk door 
een laag bergzadelin dien der tweelingvulkanen Soedara, welke, 
veel minder hoog dan de Klabat, op een' grooteren afstand hunne 
scherpe kegel vormen in het noordnoordoosten lieten ontwaren. 



Digitized by 



Google 



— 157 — 

Het eiland Lembeh lag niet ver van ons verwijderd met zijn. 
hoogsten top in noordnoordoost-half-oost en door eene enge 
straat van den voet der Twee gebroeders (Soedara) gescheiden. 
Steile, zich bijkans regtstandig uit de zee verheffende rotsen, 
onzer marine in hare schietoefeningen soms tot schijf dienende, 
begrenzen de reede in het zuidzuidoosten. 

Lang nog lïadat wij van de reede waren gestoomd, waren 
onze blikken aan het prachtige landschap geboeid, dat waarschijn- 
lijk geen onzer immer zou terugzien. 

De Vesuvius vergezelde ons van Kema tot Ban da op bij- 
kans alle togten door de Molukken. De officieren van dien 
bodem konden wij bijkans beschouwen ais tot het reisgezelschap 
te behooren en een dier officieren, de heer Jkhr L. De Stuers 
werd zelfs tot ordonnansofficier aan den gouverneur generaal toe- 
gevoegd. Het etat-major bestond, behalve uit den heer L. de 
Stuers, uit den heer Vaientini, kommandant, en de heeren Faure, 
Meijer, Baron Van Tuijl Van Serooskerken en Erucht. Eenige jaren 
vroeger, in 1848, tijdens de tweede balische expeditie, had ik met 
denzelfden bodem een togtje gemaakt van Bezoeki naar Soerabaja. 
Van het toenmalige etat-major was er niemand meer. De meeste 
heeren waren op andere bodems overgegaan, de overigen waren 
overleden. 

De nabijheid van de Vesuvius droeg er veel toe bij , om onze 
verdere togten te veraangenamen. Het geeft altijd een' aange- 
namen indruk, eene zekere gezelligheid, wanneer men op de on- 
metelijke vlakte der zee een punt heeft, waarop het oog kan 
rusten. 

De overtogt van Kema naar Ternate geschiedde onder het 
schoonste weder. De afstand tusschen beide plaatsen bedraagt 
nog geene 2| graden. Ofschoon de Ambon niet te tellen is 
onder de snelloopende stoomers, berekenden wij toch den over- 
togt binnen het etmaal te zullen kunnen volbrengen. 

Ongeveer half weg tusschen beide plaatsen liggen de eilandjes Ti- 



Digitized by 



Google 



— 158 — 

fore (Tafoeri) en noordoostelijk van Tifore het eiland Maijo (Ma- 
jauw). Tifore bereikten wij tegen half vijf uur in den namiddag. 
Wij stoomden tusschen dit eiland en Maijo door. Maijo, dat wij op 
grooteren afstand links lieten liggen, is grooter en hooger dan 
Tifore. Ik schat zijne hoogte op ongeveer 200 meters, die van 
Tifore op slechts ongeveer 100. Geen van beiden heeft een 
vulkanisch voorkomen. Men ziet slechts heuvelreijen , welke in 
het centrale gedeelte der eilanden de grootste hoogte bereiken, 
zonder echter scherp geteekende toppen te vormen. Beide eilan- 
den zijn onbewoond. Men vindt er vele klapperpalmen en wilde 
geiten, waarom ze door de Sangirezen op hunne reizen naar 
Ternate gewoonlijk worden aangedaan. 

Nog voor het vallen v&n den avond ontwaarden wij reeds, ofschoon 
nog geheel in de verte, den top van den berg van Ternate boven 
den horizon, s' Avonds werd de Vesuvius gepraaid en bevolen om 
gedurende den nacht langzamer te stoomen, omdat wij anders 
Ternate nog in den nacht zouden bereiken. Niettegenstaande 
onze tragere gang waren wij toch in den nanacht reeds bij het 
eiland Ternate. 

Toen de zon opging, verlichtte zij een tafereel, waarvan de 
indruk bij een ieder, die het heeft aanschouwd, niet ligt zal wor- 
den uitgewischt. Wij gleden over het enge vaarwater, dat Ter- 
nate van Mitarra (Noorwegen) scheidt. In de schemering zagen 
wij de beide kegels dezer bergen als geweldige zwarte massen, 
doch naarmate de schemering week voor den dag en wij de 
hoofdplaats Ternate meer nabijkwamen, zagen wij die kegels, 
alsook dien van Tidore met zijne rei van voorbergen, in al 
hunne pracht voor ons. 

Het eilandje Mitarra bestaat geheel uit een' vulkanischen doch 
niet werkenden kegel, die, hoezeer veel minder hoog dan Ter- 
nate en Tidore, zeer indrukwekkend is, wanneer men zich nabij 
zijne steile kusten bevindt. Het behoort, even als Ternate en 
Tidore tot den schakel van vulkanen, die zich niet ver van de 



Digitized by 



Google 



— 159 — 

westkust van Halmaheira van het zuiden naar het noorden 
uitstrekt en zich noordelijk in de vulkanen van het noordelijk 
schiereiland van Halmaheira voortzet. 

Mitarra verheft -zich nog geene 1000 meters boven de zee- 
viakte en is onbewoond. Slechts tijdelijk houden zich er eenige 
tidoresche visschers en landbouwers op. Lang is Mitarra een twist- 
appel geweest tusschen de sulthans van Ternate en Tidore en 
thans nog is niet volkomen beslist, onder welken sulthan het 
behoort. De regten van Tidore op het eilandje schijnen echter 
het minste aan betwisting onderhevig te zijn en in het algemeen 
beschouwt men het ook als onder den sulthan van Tidore 
te staan. 

Langzaam tusschen Ternate en Mitarra voortstoomende, ontwik- 
kelde zich ook meer en meer het bergachtige land van Halmaheira 
voor het oog , doch het was te ver verwijderd en de lucht boven het land 
te weinig helder, dan dat het onze blikken lang van het bekoorlijke 
panorama van de drielingkegels van Ternate , Mitarra en Tidore zou 
hebben kunnen afhouden. Spoedig echter kregen wij de hoofdplaats 
in het gezigt en werd onze aandacht getrokken door de ter reede 
van Ternate liggende vaartuigen , door het lieve en levendige gezigt 
op de langs het strand zich uitstrekkende huizen der hoofdplaats en 
door de drukte ter ontvangst van den opperlandvoogd aan strand 
en op de bij het havenhoofd liggende praauwen. De Vesuvius, 
die een weinig was vooruitgestoomd , kwam eenige oogenblikken 
voor ons ten anker en loste het gewone salvo, dat bij het aan 
wal gaan van den gouverneur generaal door een saluut uit het 
fort Oranje gevolgd werd. 

Naauwelijks had de Ambon het anker laten vallen of talrijke, met 
vlaggen en wimpels versierde, praauwen van den sulthan van Ternate 
staken van wal , om zich naar de Ambon te begeven. Op een dier 
praauwen, de grootste en fraaiste , bemand met een vijftigtal schep- 
pers en van eene nette tent voorzien, bevond zich de sulthan zelf, 
wiens hooge jaren hem niet tegengehouden hadden, om als blijk 



Digitized by 



Google 



— 160 — 

zijner verknochtheid aan ons gouvernement, den opperlandvoogd 
aan boord te komen verwelkomen. Ook de resident van Ternatc 
de heer J. L. De Dieu Stierling, de sckretaris der residentie 
en de militaire kommandant kwamen aan boord, om den gou- 
verneur generaal welkom te heeten. 



Digitizedby VjOCK? 



HOOFDSTUK II. 



VERBLIJF TE TEENATE. 

Plegtige ontvangst van den gouverneur generaal. — Gesteldheid van het 
eiland. — Beschrijving der hoofdplaats. — Sulthans- en gouvernements- 
gebied. — Bevolking. — Aardbevingen en berguitbarstingen. — De sul- 
thans van Tidore en Ternate. — Fort Oranje. — Garnizoen. — Schut- 
terij. — Fort Terlokko. — Talangami. — Sakkovisschers. — Plegtige ont- 
vangst der sulthans. — Tegenbezoek van den opperlandvoogd aan den 
suithan van Ternate in zyn paleis. — Togtje naar Soela-takomi. — 
Lavastroomen. — Batoe angoes. — Hiera. — Verdronken land. — Ongeluk 
aan boord van de Vesuvius. 

Dadelijk na aankomst aan wal, begaf het hooge reisgezelschap, 
begeleid door den resident en den suithan van Ternate, zich 
naar het residentiehuis. 

Het garnizoen, de schutterij en de troepen des sulthans ston- 
den van het havenhoofd tot aan het residentiehuis langs den 
weg geschaard. Onder het oorverdoovend gerommel der trom- 
men en de onwelluidende zoogenaamde europesche muziek van 
den suithan kwamen wij ten residentiehuize aan, waar ter- 
stond de voorstelling plaats had aan den opperlandvoogd van 
de ambtenaren, officieren en notabele ingezetenen, alsmede van 
de prinsen en rijksgrooten van Ternate en Tidore, welke laatste 
daartoe van Tidore waren overgekomen. 

Na afloop dezer plegtigheid maakte ik eene wandeling door de 
hoofdplaats, om mij eenigzins nader met haar bekend te maken. 

I. il 



Digitized by 



Google 



— 162 — 

Het eiland Ternate is als een enkelen vulkanischen kegel te 
beschouwen, aan welks tot in de zee afdalenden voet slechts 
hier en daar enkele kleine vlakten zijn te bespeuren. Zijn ruim 
1500 meters hooge top vertoont zich, van de hoofdplaats ge- 
zien, vrij breed en afgeknot , doch onder eene veel spitsere ge- 
daante, wanneer men hem van de noordoost- en noordzijde des 
eilands aanschouwt. ' 

De hoofdplaats strekt zich langs de oostzijde des eilands uit 
en rust hier op de zachte hellingen van den voet des bergs , 
verheffende het terrein zich reeds op eenige schreden af- 
stands van het strand. De bevolking van het geheele eiland 
bedroeg op het einde van 1854 ruim 8000 zielen, welke voor 
verre weg het grootste gedeelte ter hoofdplaats zelve wonen, 
terwijl de overige spaarzame bevolking aan den voet en de lagere 
hellingen des bergs verspreid woont. 

Slechts een klein gedeelte des eilands is gouvernementsgrond- 
gebied. Het beslaat niet veel meer dan het grootere gedeelte 
der hoofdplaats, behoorende het overige gedeelte des eilands ge- 
heel tot het grondgebied des sulthans. 

De hoofdplaats zelve is verdeeld in twee groote afdeelingen. Dat 
gedeelte, hetwelk gouvernementsgrondgebied is, beslaat de zui- 
delijke helft er van en heet ook wel Malaijoe. De noordelijke helft 
der stad, geheel den sulthan toebehoorende, draagt meer bijzon- 
der den naam van Ternate. Daar ligt het paleis des sulthans, 
gebouwd om en opeen* heuvel, in europeschen stijl, en van het 
niet ver verwijderde strand gezien de vertooning makende van een 
groot landhuis. In de wijken van het eigenlijke Ternate, die zich 
nog vrij ver langs het strand in noordelijke rigting tot aan een fortje, 
Terlokko genoemd, uitstrekken, wonen meer dan 4000 Ternatanen, 
die onderdanen des sulthans zijn. Bezuiden het paleis des sul- 
thans komt men spoedig in het kamp der Makassaren en andere 
vreemde oosterlingen , bevolkt met meer dan 1000 zielen. Dit kamp 
behoort reeds tot het grondgebied van het gouvernement. Zui- 
delijk er van ligt het fort Oranje , hetwelk ten zuiden weder wordt 
begrensd door het chinesche kamp, dat zich zuidelijk sluit aan 



Digitized by 



Google 



— 163 — 

de wijk der Europeanen, welke het zuidelijkste gedeelte der 
hoofdplaats uitmaakt. De Chinezen zijn te Ternate nog geene 
400 zielen sterk. De Europeanen zijn er ten getale van ruim 
100, of, de mestiezen en andere kleurlingen medegerekend, ten 
getale van meer dan 450. De geheele stad heeft slechts twee 
of drie hoofdstraten , welke ongeveer evenwijdig met elkander en 
met het strand loopen en op meerdere plaatsen door dwarsstraten 
met elkander vereenigd zijn. 

Volgens de officiële opgaven bestond de bevolking van het 
geheele eiland op den 1» Januarij 1855 uit: 

Nederlanders in Nederland of elders buiten Neder- 

landsch Indië geboren ; 9 

Nederlanders in Nederlandsch Indië geboren . . : 87 
Vreemde Europeanen in of buiten Nederlandsch In- 
dië geboren 13 

Mestiezen en andere kleurlingen 345 

Chinezen 385 

Arabieren en andere vreemde oosterlingen .... 21 

Inlanders onder het gouvernement 2056 

Slaven 323 

Inlanders onder den sulthan van Ternate . . . . 5250 

Militairen van het garnizoen ; . . . 115 

Totaal T : . 8594, 
waarbij nog te tellen zijn eenige leprozen, welke in een gesticht 
aan de zuidkust des eilands verblijf houden , en eenige tientallen 
bannelingen en kettinggangers 

Merkwaardige gebouwen bezit Ternate niet; zelfs het paleis 
des sulthans is daartoe niet te rekenen. Het fort Oranje is niet 
onbelangrijk en ofschoon het door herhaalde aardbevingen zeer 
heeft geleden, maakt het nog eene goede vertooning met zijne 
dikke steenen wallen, zijne uitgestrektheid en de talrijke gebou- 
wen, die er zich in bevinden, kazernes, officierswoningen en 
magazijnen. Het residentiehuis is weinig geschikt om indruk 
op de bevolking te maken en beantwoordt geenszins aan de stel- 



Digitized by 



Google 



— 164 — 

ling van den vertegenwoordiger van ons gezag, en als zoodanig 
verheven boven de drie sulthans van Ternate, Tidore en Batjan, 
welker gebied onder de residentie Ternate is geplaatst. De kerk, 
school, pakhuizen, marktplaats en het hospitaal verdienen, wat 
hun voorkomen betreft, niet meer dan eene bloote vermelding. 
De europesche wijk heeft eenige vrij goed gebouwde steenen 
huizen, en in de inlandsche en chinesche wijken hebben de hui- 
zen, hoezeer eenvoudig gebouwd, een tamelijk goed voorkomen, 
voor zoover ze door de laatste hevige aardbevingen zijn gespaard 
gebleven. De sporen dier aardbevingen waren nog op vele plaat- 
sen zigtbaar. Meerdere huizen van de europesche ingezetenen 
waren nog zwaar gescheurd en onbewoonbaar en in de wijk der 
Chinezen zag ik nog meerdere bouwvallen van geheel ingestorte hui- 
zen. Het kwam mij echter voor , dat de naar Java gezondene berig- 
ten omtrent de jongste aardbevingen (in Junij en Julij 1855) zeer 
overdreven waren. De goed gebouwde huizen stonden nog alle 
daar en hadden weinig of niets geleden en zelfs het residentie- 
huis scheen meer door vermolming of witte mieren, dan door 
de aardbevingen in een' toestand van onbewoonbaarheid gebragt 
te zijn. Als men overigens ziet, hoe de muren van vele huizen, 
vooral in de chinesche wijk, zijn opgetrokken, uit ongelijke tra- 
chietsteenen en eene slechte metselspecie , verwondert men er 
zich over , dat zij zelfs slechts matige aardbevingen hebben kun- 
nen wederstaan. 

Ternate wordt sedert eeuwen door aardbevingen en uitbarstin- 
gen geteisterd. De aardbevingen van 1686, 1840 en 1855 schijnen 
de hevigste te zijn geweest. Uitbarstingen kent men reeds sedert 
1608. Bij de uitbarsting van 1673 viel de vulkanische asch tot 
op Amboina. In 1687 had ook een zware aschregen plaats. Bij 
de uitbarsting van 1763 vloeide de lavastroom tot in zee. Zoo 
ook in 1840. Deze waren zeker de hevigste eruptiën der latere 
eeuwen. In vroegere eeuwen, in de voorhistorische tijden van 
Ternate, hebben die lavastroomen zich meermalen tot in zee uit- 
gestrekt. In deze eeuw zijn aardbevingen en uitbarstingen te 
Ternate zeer talrijk geweest, vooral echter na 1835. Na 1835 is er 



Digitized by 



Google 



— 165 — 

naauwelijks een jaar voorbijgegaan, waarin niet meerdere erup- 
ties of aardbevingen zijn waargenomen. In 1840 was de aard- 
beving zoo hevig, dat men er ernstig aan dacht, de hoofdplaats 
elders, ergens op Halmaheira, over te brengen. 1855 heeft dat 
plan weder levendig in herinnering gebragt, doch spoedig na 
elke hevige eruptie acht men zich weder veilig en eene verplaat- 
sing onnoodig. Zoo gaat het meestal, wanneer men te midden 
van gevaren leeft. De gewoonte van het gevaar doet het minder 
vreezen. Zelfs de Nederlanders in Indië gewennen zich aan het 
denkbeeld van aardbevingen, gelijk zij het in Nederland doen 
aan dat van watervloeden. Te Amboina verraste ons eene aard- 
beving , terwijl wij te Batoegadja aan het ontbijt zaten. Niemand der 
talrijke gasten bekommerde er zich over en van opstaan of van 
tafel gaan was zelfs geen sprake. Zoo is het ongeveer ook met 
ons Europeanen op Java. Wie jaren op Java gewoond heeft, 
verlaat bij eene aardbeving niet ligt zijne woning, of de schok- 
ken moeten al vrij hevig zijn. De inlanders bekommeren er zich 
nog minder om. Tijdens de hevige cheribonsche aardbeving van 
1847, welke ook sterk gevoeld werd te Samarang, waar ik toen 
verbleef, was een mijner bedienden slechts bemoeid de hevig 
schommelende hanglampen tot rust te brengen, terwijl het hevig 
kraken en schudden van het huis mij noopte de open lucht te 
zoeken. 

Te Ternate was men echter door de aardbevingen van Junij 
en Julij, welke ook nog in Augustus en September aanhielden, 
niet geheel gerust. Wel had men de bewoonbare huizen weder 
betrokken , doch men vreesde toch voor eene herhaling van zwaar- 
dere schokken. Den 16* September, dus acht dagen voor onze 
komst, had nog een schok plaats gehad. Aan die vrees was 
het voornamelijk toe te schrijven, dat het residentiehuis zelf 
niet voor de ontvangst van den gouverneur generaal was ingerigt. 
Een gedeelte van de pendoppo was afgeschoten en tot verblijf 
van den opperlandvoogd en zijne gemalin zoo veel mogelijk in 
orde gebragt. De resident en zijne familie logeerden in een op 
het erf achter het residentiehuis opgeslagen gabbagabba-huisje. 



Digitized by 



Google 



— 166 — 

Het gevolg moest zich in de bijgebouwen behelpen, gedeeltelijk 
twee heeren in één kamer. De inrigting dezer logeervertrekken 
liet, wat noodige artikelen betreft, veel te wenschen over. 
Aan artikelen van weelde was daar niet te denken. De aard- 
bevingen kregen van veel de schuld, maar er waren blijkbaar 
andere redenen voor. Bij goede gezindheid der ingezetenen jegens 
het hoofd der residentie zou in meerdere zaken voorzien hebben 
kunnen zijn. Overigens liet de ontvangst van het gevolg niet 
te wenschen over. 

s' Avonds van den dag onzer aankomst was er groote receptie 
in de pendoppo van het residentiehuis. Tegen acht uur waren 
de ambtenaren, officieren en voorname ingezetenen met hunne 
dames aldaar verzameld. Ook de sulthans van Ternate en Tidore, 
met hunne prinsen en rijksgrooten, werden verwacht. 

De sulthan van Tidore, Chalifatoen Noeroel Moelki Daiman 
lïlasjik Wahoea Saijid Achmadoel Mansoer Siradjoedin Sjah 
Kaitjili Djehan Joesoef, kwam kort na 8 uur, gevolgd door zijne 
rijksgrooten, den rijksbestierder, den kapitein laoet en verder ge- 
volg. Hij was, niettegenstaande zijne hooge jaren en zijne zwakte, 
die hem in de laatste tijden bijkans aanhoudend bedlegerig had 
doen zijn , van zijn rijk naar Ternate overgekomen , om als blijk 
zijner verknochtheid aan het gouvernement den opperland voogd 
zijne hulde te brengen. De sulthan regeert reeds sedert 1821, 
toen hij zijnen vader Mohamad Tahir, bijgenaamd prins Mos- 
sel, is opgevolgd. Thans 81 jaar oud, heeft hij voor zijnen 
hoogen leeftijd een nog vrij goed voorkomen, waartoe zeker de 
bij de moluksche vorsten sedert lang gebruikelijke europesche 
kleeding bijdraagt. Zijne kleeding heeft veel van de gala-kos- 
tumen van onze hoofdambtenaren : geborduurde rok , geborduurd 
vest, gegalonneerde pantalon, witte das met boordjes, enz. Slechts 
het hoofddeksel is niet europeesch en bestaat uit eene wrong of 
tulband, rijk met vederen en edelgesteenten versierd. Ook de 
prinsen en rijksgrooten waren in europesche kleeding of in de 
hollandsche montering, altijd echter met de wrong als hoofd- 
deksel. In het algemeen kleeden de prinsen en rijksgrooten 



Digitized by 



Google 



— 167 — 

zich goed , wat ook en in nog hoogere mate van die van Ternate 
moet gezegd worden. Slechts scheen de reeds zeer bejaarde 
rijksbestierder van Tidore, die in het zwart gekleed was, nog 
dezelfde modellen in zijne kleedingstukken te volgen als in zijne 
jonge jaren. 

Te Ternate , niet ver van het havenhoofd en dus ook niet ver 
van het residentiehuis, is een weinig aanzienlijk gebouw, den vorst 
van Tidore toebehoorende en hem of zijnen rijksgrooten , bij aan- 
wezigheid te Ternate, tot verblijf dienende. De reeds van oude 
tijden af bestaan hebbende verwijdering tusschen de vorsten van 
Ternate en Tidore heeft onder de tegenwoordige nog geenszins 
opgehouden. Zij en zelfs hunne bewindslieden vermijden allen 
omgang of aanraking met elkander zooveel mogelijk. Van ont- 
vangst of verblijf van den eenen vorst bij den ander is alzoo nooit 
sprake. Misschien ligt het ook niet in de etikette. 

De optogt van den sulthan van Tidore, wel tusschen militairen 
en eerewachten, maar in een oud, door menschen getrokken, 
rijtuig, was weinig vorstelijk. Door den resident binnengeleid, 
nam de sulthan plaats naast den gouverneur generaal. De vorst 
scheen gedrukt te gaan onder het gewigt van zijne met edelge- 
steenten als bezaaide wrong. Na reiniging van den mond met drink- 
water, het gebruik van een kop thee, op oostersche wijze toege- 
diend, en een kort onderhoud met den opperland voogd was het 
bezoek afgeloopen. De vorst had blijkbaar zijne krachten inge- 
spannen om het bezoek te volbrengen en werd door den resi- 
dent weder uitgeleide gedaan. 

Eerst na het vertrek van den sulthan van Tidore kwam de 
sulthan van Ternate Tadjoel Moelki Amiroedin Iskandar Khaoe- 
leini Sjah. Tijdens ons bezoek 73 jaren oud , regeerde hij toen reeds 
sedert den 8» April 1824, in welk jaar hij zijnen vader, sulthan 
Mohamad Jassiem opvolgde. Zijn innemend uiterlijk beantwoordt 
aan de goede hoedanigheden, die hem worden toegekend en 
zich in zijne lange regering nooit verloochend hebben. Hij was 
gekleed ongeveer als de sulthan van Tidore en vergezeld van de 
sulthane, die den titel van toewan poetri draagt, en van eene 



Digitized by 



Google 



— 168 — 

prinses , hier bokki genoemd , beide gekleed in saja en witte ka- 
baai. Ook de prinsen en rijksgrooten waren tegenwoordig, en 
meest alle bij een goed voorkomen goed gekleed. Het bezoek 
droeg zich ongeveer op dezelfde wijze toe als dat des suithans 
van Tidore, doch het duurde langer. De sulthan was zeer 
spraakzaam. Ik gaf hem mijnen wensch te kennen, om den 
krater des bergs een bezoek te brengen. Hij had daartegen 
echter bedenkingen, hoofdzakelijk daarop nederkomende , dat 
hij vreesde, dat de beklimming des bergs nieuwe aardbevingen 
zou te weeg brengen en den gouverneur generaal eenig on- 
heil berokkenen. Hij verklaarde echter bereid te zijn bij die 
beklimming alle hulp te verleenen, indien de gouverneur ge- 
neraal bepaald wenschte, dat ik den togt zou ondernemen. 
Na raadpleging van den gouverneur generaal besloot ik maar 
van de beklimming des bergs af te zien, te meer daar ons 
verblijf te Ternate slechts kort zou zijn en ik voor die beklim- 
ming andere togtjes en onderzoekingen zou hebben moeten op- 
offeren. 

De top van den piek van Ternate is reeds meermalen door 
Europeanen beklommen, het eerst reeds in 1C86 door David 
Haak en Meindert de Rooij. In 1818 werd de berg beklommen 
door de zeeofficieren Q. M. R. Ver Huell, J. Boelen en H. P. 
N. t' Hooft; in 1830 door J. H. De Boudijck Bastiaanse; in 
1836 of 1837 door Laij, natuuronderzoeker aan boord van de 
amerikaansche brik Hummaleh. In 1839 beklom de natuuron- 
derzoeker Hombron van de zuidpoolexpeditie van Dumont d'Ur- 
ville den berg, doch hij bereikte de krateropening niet. Het 
verslag van Hombron's beklimming is in het reisverhaal dier 
expeditie opgenomen. Veel heeft de wetenschap er niet door 
gewonnen, evenmin als door de berigten der overige genoemde 
reizigers. 

De bezoeken van de beide suithans waren slechts officieus. 
De plegtige officiële receptie zou den 25* en 26» September 
plaats hebben. 

De ochtend van den 25» September werd grootendeels besteed 



Digitized by 



Google 



— 169 — 

aan het bezoeken van het fort Oranje, van de christenkerk, de 
school, het hospitaal, enz. 

Het fort bestaat reeds sedert 1607. De gouverneur generaal 
Van der Capellen beschouwde het als het beste fort in Ne- 
deriandsch Indië. De tijden zijn sedert echter veel veranderd. 
Van de prachtige javasche forten bestond toen nog niets. Het 
fort Oranje heeft evenwel zelfs na de aardbevingen van 1840, en 
1855 nog een vrij goed uiterlijk. Zijne hooge dikke muren 
met bastions en talrijke schietgaten, zijne ligging nabij het 
strand en zijne uitgestrektheid zijn wel geschikt om eenigen 
indruk te maken. Het is echter veel te groot voor het garnizoen , 
dat slechts bestaat uit 173 man infanterie en artillerie met 6 
officieren: 1 kapitein kommandant , 1 officier van gezondheid der 
2e klasse , 1 officier der admimistratie , 1 officier der artillerie en 
2 of 3 officieren der infanterie. Van dit garnizoen zijn nog 7 man 
gedetacheerd teDodinga opHalmaheira, tegenover ïernate, en 25 
man op het eiland Batjan. Deze is de geheele krijgsmagt van het 
gouvernement in de residentie Ternate. Het garnizoen met de of- 
ficieren (de officier van gezondheid uitgezonderd, die nabij het 
hospitaal te midden der europesche wijk woont) is in het fort 
gehuisvest in vrij goede woningen en kazernes. In het fort zijn 
ook verschillende pakhuizen en magazijnen. 

In de vroegere tijden der Kompagnie had Ternate nog eenige 
andere forten , welke echter thans deels niet meer bestaan , deels 
niet meer bewapend zijn. Slechts Terlokko of Hollandia is thans 
nog van eenige waarde. 

De militaire magt van Ternate kan zoo noodig nog vrij aan- 
zienlijk versterkt worden door de schutterij. Deze bestaat uit 
250 leden, waaronder 9 officieren, met een kapitein als komman- 
dant (de tegenwoordige majoor der schutterij is zulks honorair). 
De schutterij is zamengesteld uit de christenen, Makassaren en 
Javanen der hoofdplaats, welke onder het onmiddellijke beheer 
staan van het gouvernement. Meermalen heeft de schutterij van 
Ternate belangrijke diensten bewezen, hetzij ter herstelling van 
de plaatselijke rust, hetzij ter bezetting van het fort Oranje bij 



Digitized by 



Google 



— 170 — 

gedeeltelijke afwezigheid of te geringe sterkte der militaire magt, 
hetzij door deelneming aan militaire expeditiën buiten het eiland, 
zooals in 1849 aan die tegen Makjan. 

Het officiële bezoek van den sulthan van Tidore had plaats 
na de inspektie der landsgebouwen. De gouverneur generaal, 
gezeten in een met gele zijde bekleed gestoelte en omringd van 
den gouverneur der Molukken, den resident van Ternate en de 
personen van het gevolg, ontving den sulthan, gevolgd door 
zijne prinsen en rijksgrooten , in de groote zaal van het resi- 
dentiehuis. Slechts voor den gouverneur generaal, den gouver- 
neur der Molukken, den resident van Ternate en den sulthan 
waren zitplaatsen; ook hun alleen werden ververschingen aan- 
geboden. De receptie was wegens de hooge jaren des sulthans 
spoedig geëindigd. Eene eerewacht van het garnizoen was langs 
zijnen weg geschaard en sloeg de marsch bij zijn vertrek. 

s' Namiddags werd een uitstapje gemaakt naar het fortje 
Terlokko, gelegen noordelijk van de inlandsche kampongs der 
hoofdplaats op eene in zee uitstekende rots, welke blijkbaar is 
gevormd door een' ouden lavastroom van den vuurberg. Wij be- 
gaven ons derwaarts over zee met de rijk met vlaggen versierde 
praauw banko van den sulthan van Ternate, die gevolgd werd 
door meerdere andere, eveneens rijk met vlaggen versierde, praau- 
wen. Behalve uit den opperlandvoogd en zijne gemalin en gevolg 
bestond het gezelschap uit den gouverneur der Molukken, den 
resident van Ternate en twee prinsen van Ternate, een zoon van 
den sulthan, de kapitein laoet (in onze uniform van kapitein 
luitenant ter zee) en een zijner kleinzonen, 2« luitenant. 

De 48 scheppers, op de uitleggers gezeten, deden het vaar- 
tuig met snelle vaart over de kalme zee glijden en voerden ons 
binnen een klein uur tijds naar de landtong, op welke het fort 
Terlokko is gelegen. De Vesuvius zond het gewone saluut af 
en paradeerde. Bijzonder aangenaam was dit togtje door de 
fraaije en lieve gezigten, die de heldere hemel en de nabijheid 
van de kust ons toelieten te genieten. De pieken van Ternate 
en Tidore waren geheel onbewolkt. De noordelijke helft van 



Digitized by 



Google 



— 171 — 

Tidore, hoezeer door haar liefelijk groen het oog bekorende, 
lag daar als eene groep woest dooreengeworpene bergen regts 
als naast ons. Niettegenstaande de diepte der bogt van Dodinga 
konden wij toch haar uiterste grensland ontwaren. Noordelijk 
van die bogt verhieven zich de vulkanische kegels van het noor- 
delijke schiereiland van Halmaheira. Maar lief vooral was het 
gezigt op de kust van Ternate zelf, met hare talrijke huizen en 
vruchtboomen , met het fort Oranje en met het paleis des sul- 
thans, alles op den achtergrond scherp begrensd door de spoedig 
zich aanmerkelijk verheffende, met veelsoortig groen geschakeerde 
hellingen des vuurbergs, op welke hier een daar een hutje het 
oog een rustpunt schonk. 

Het fortje Terlokko is van steen opgetrokken. Het is van 
meerdere bekendheid dan vele andere versterkingen in de Mo- 
lukken, deels door zijne zonderlinge gedaante, welke den lingam 
min of meer herinnert, deels door de heldhaftige verdediging 
tegen de Engelschen op het einde der vorige eeuw. Het is 
thans nog met een paar stukken geschut bewapend en wordt 
bewaakt door eenige soldaten des sulthans. 

Van Terlokko keerden wij over land naar het residentiehuis 
terug, door de ternataansche kampongs, langs het paleis des 
sulthans, door de makassaarsche kampong, langs het fort Oranje 
en door de chinesche en europesche wijken. De weg was overal 
met eerebogen en op meerdere plaatsen met eerepoorten versierd. 
De meesten van ons waren te paard gestegen, eene niet alledaag- 
sche weelde te Ternate, waar paarden en rijtuigen zeer schaarsch 
zijn en in het algemeen ook weinig noodig, wegens het geringe 
aantal en de kortheid der voor het dagelijksche verkeer gebruikt 
wordende wegen. De verschillende bevolkingen van Ternate be- 
zetteden heggen en wegen en maakten nu en dan door hare soms 
vrij ver gaande nieuwsgierigheid den doortogt minder gemak- 
kelijk. In den vooravond waren wij ten residentiehuize terug. 

s' Avonds was eene sierlijke illuminatie voor het residentiehuis 
ontstoken. Ook de chinesche en makassaarsche kampongs waren 
verlicht. 



Digitized by 



Google 



— 172 — 

Met veel genoegen had ik te Ternate kennis gemaakt met 
den heer M. D. Van Duivenbode, voornaam handelaar aldaar 
en tevens in meerdere eerebetrekkingen geplaatst. Reeds vroe- 
ger had mijn kabinet van naturaliën eenige bijdragen aan 
hem te danken. Hij bood mij nu aan daartoe bij te dragen 
door een vischpartijtje te regelen nabij Klappapindah en Talang- 
ami een paar plaatsen tegenover Mitarra, zuidelijk van de hoofd- 
plaats Ternate. Gretig nam ik dit aanbod aan. In den vroegen 
morgen van den 25* September begaven wij ons per praauwr 
naar bovengemelde plaatsen en deden daar herhaaldelijk een groot 
treknet uitwerpen. De vangst was echter gering wat de ver- 
scheidenheid van soorten betrof. Meer nabij de hoofdplaats waren 
wij gelukkiger. In het algemeen was ik tevreden over de aan- 
winsten voor mijne verzamelingen, welke ik in de weinige dagen 
van mijn verblijf en in de weinige beschikbare uren voor der- 
gelijke nasporingen magtig werd. De marktplaats droeg daartoe 
niet weinig bij, vooral in de laatste dagen, toen de visschers de 
bedoeling mijner komst kenden en ontwaard hadden, dat zij ook 
voor voorwerpen, in hun oog zonder waarde, ruime betaling 
erlangden. De voornaamste vangst echter deed ik zelf op 
de koraalriffen, die zich als een breede gordel om de hoofd- 
plaats uitstrekken, tijdens eene bijzonder lage eb. Ik vond daar 
meerdere nieuwe soorten en ook talrijke schaaldieren , mollusken 
en stekelhuiden (1). 

Door het togtje naar Klappapindah en Talangami leerde ik 



(1) De door my te Ternate verzamelde visschen, ten getale van 133 soorten, 
heb ik opgesomd in mijne » Zevende By drage tot de kennis der ichthyologische 
fauna van Ternate", opgenomen in het 10e deel van het Natuurkundig Tijd- 
schrift voor Nederlandsen Indië, bladz. 857 — 386. Onder die soorten waren 
meerdere in de wetenschap nog onbekende, t. w. Apogonichthys gracilis Blkr, 
Caesio gymnopterus Blkr, Pseudochromis pohjacanthus Blkr, Pomacentrus 
tapeinosoma Blkr, Heliases ternatensis Blkr, Novacula Twistii Blkr, Muraena 
monochrous Blkr, en Muraena Duivenbodei Blkr, alle welke soorten in ge- 
noemde Bgdrage z$n beschreven. 



Digitized by 



Google 



— 173 — 

tevens eenigzins het landschap kennen, dat zich ten zuiden van 
de hoofdplaats uitstrekt. Nabij het zuidelijke einde cjer hoofd- 
plaats bevindt zich een landgoed van den heer Van Duivenbode. 
Het is vrij digt beplant met klapperpalmen. Er is eene voor- 
treffelijke badplaats en een groote vischvijver, waar men het 
zeewater kan laten in- en uitvloeijen. De visschen in den vijver 
zijn alle zeevisschen. Zij worden gevoed met kleinere vischjes, 
welke ten (üen einde in zee worden gevangen, soorten van En- 
graulis, Clupeoïdes, Apogonichthijs , enz. Het geluid van een 
belletje duidt den bewoners van den vijver het oogenblik van 
den maaltijd aan en zij haasten zich dan nabij de plaats te komen, 
van waar hun het voedsel wordt toegeworpen. 

Zuidelijk van het landhuis van dep heer Van Duivenbode 
strekken zich nog uitgebreide klapperaanplantingen langs de kust 
uit. Bij Talangami is het land moerassig. Het is daar eene 
vlakte van eenige uitgestrektheid, gevormd door de afzetsels van 
een zich daar in zee uitstortend riviertje. Het terrein is geheel 
met rhizophoren begroeid, doch door eene strook zandachtige 
kust van de zee gescheiden, met welke het slechts door het 
riviertje gemeenschap heeft. Eenige visschers wonen in de na- 
bijheid en hebben er een paar staaknetten (sero's). 

Talrijke kleine vischpraauwtjes dobberden in de kom tusschen 
Ternate, Tidore en Mitarra. Elk dier praauwtjes was slechts 
bemand met één visscher, die van tijd tot tijd een geep 
(Belone sp.) met zijn' hengel boven water bragt. De geepen 
worden door de Ternatanen sakko genoemd. 

De sakkovisscherij heeft plaats met den hengel. Het aas be- 
staat uit een klompje rag. De geepen, daarin bijtende, dringt 
het rag tusschen de spitse en tallooze tanden hunner lange bek- 
ken en zoo worden zij ligt de buit der visschers. De zee van 
Ternate schijnt door talrijke scholen van geepen te worden bezocht. 
Zij komen in alle zeeën van den Indischen archipel veel voor. 
Enkele soorten houden zich bij voorkeur in de brakke wateren der 
riviermondingen op, zooals Belone caudimacula Cuv., andere door- 
kruisen de zee in alle rigtingen , zooals de te Ternate door mij 



Digitized by 



Google 



— 174 — 

waargenomene Belone cijlindrica Blkr en Belonc schismato- 
rhijnchos Blkr. De markt te Temate is gewoonlijk ruimschoots 
van geepen voorzien. Zij geven echter een weinig smakelijk 
voedsel. 

s' Morgens 10 uur had ten residentiehuize de plegtige receptie 
plaats van den sulthan van Teïnate. Het geschut van het fort 
Oranje kondigde kort voor 10 uur aan, dat de sulthan het fort 
voorbij toog. Het ceremonieel was overigens ongeveer hetzelfde 
als dat bij de ontvangst van den sulthan van Tidore. Slechts 
werd de sulthan begeleid , behalve door eene eerewacht , ook door 
zijne eigene troepen. Die troepen heetten op europesche wijze 
gekleed en gewapend te zijn. Noch in het een , noch in het ander 
had men het echter ver gebragt, evenmin als in de europesche 
muziek , welke de sterkte onze trommelvliezen scheen op de proef 
te willen stellen. 

s' Avonds bragt de gouverneur generaal en zijne gemalin den 
sulthan een tegenbezoek in zijn paleis. De autoriteiten en het 
gevolg begaven zich ook derwaarts. De optogt naar het paleis 
en de ontvangst aldaar waren zoo plegtig , als de plaatselijke om- 
standigheden het toelieten. In de groote zaal van het paleis 
was een troonhemel opgerigt, onder welken de opperlandvoogd 
en zijne gemalin plaats namen. De toewan poetri, de voor- 
naamste prinsen en prinsessen en de rijksgrooten waren tegen- 
woordig. Na het gebruik van de gewone ververschingen begon 
de tjakalele, een kunstige dans door vlugge knapen in min of 
meer gewijzigde oude spaansche kleederdragt uitgevoerd , en daar- 
na de menareh , een smakeloze dans , geheel het tegenovergestelde 
van de tjakalele, uitgevoerd door vrouwen, even onbevallig van 
gelaat als van kostuum. De inrigting van het paleis, de 
groote receptiezaal niet uitgezonderd , was volstrekt niet vorstelijk. 
Een eenigzins welgesteld europeesch ingezetene te Batavia zou 
het ameublement zijner receptiezaal en vooral niet dat zijner huis- 
kamers, willen verwisselen met dat van den vorst van Ternate. 
De wanden waren nog, even als een twintigtal of meer jaren geleden, 
behangen met eenige oude schilderijen , welker beeldjes opzettelijk 



Digitized by 



Google 



— 175 — 

waren uitgekrabt. De vorsten op Java zijn zoo angstvallig niet 
met hunne schilderijen, niettegenstaande zij, even als de sulthan 
van Ternate, aan het hoofd staan der godsdienst in hunne rijken. 
In vroegere jaren had ik reeds meerdere inlandsche vorsten aan 
hunne hoven bezocht, den soesoehoenan van Soerakarta en de 
suithans van Djokdjokarta , Madura en Sumanap, vorsten meer 
afhankelijk en een veel minder uitgestrekt gebied beheerschende 
dan de sulthan van Ternate, de voornaamste der Moluksche 
suithans. Het inwendige der kratons van de javasche en ma- 
duresche vorsten, hoezeer insgelijks weinig vorstelijks bezit- 
tende, doet evenwel veel meer uitwerking dan dat van het 
paleis van Ternate. Wat al prullen wij zagen in eene aan de 
groote receptiezaal grenzende kamer, welke zeker nog de best 
ingerigte was, daar de sulthan ons uitnoodigde die te bezoeken, 
zal ik liefst niet melden. Wij hadden veel moeite om onze 
lachlust te bedwingen. 

Nadat ons geduld vrij lang door de tjakaiele en de menareh 
op de proef was gesteld en het bezoek ruim een uur had geduurd, 
begaven wij ons weder naar het residentiehuis. 

De 27e September was bestemd tot een togtje noordelijk om 
het eiland heen naar het meertje Soela-takomi, nabij de noord- 
westkust van het eiland gelegen. Dit togtje was in meerdere 
opzigten belangrijk en deed mij het niet betreuren, dat er zich 
bedenkingen hadden opgedaan tegen het beklimmen des bergs. 
Deze togt om ongeveer de helft van het eiland, begunstigd door 
eene heldere lucht en onbewolktheid der berghellingen, leerde 
mij de voornaamste punten van het karakter van den piek van 
Ternate kennen. 

Onder het gewone saluut van de Vesuvius , waarbij zich de salvo's 
voegden van de Ambon en van de ter reede liggende handelsvaar- 
tuigen, verliet hetgeheele reisgezelschap, vergezeld door den sul- 
than en meerdere prinsen, in eenige met vlaggen versierde 
praauwen de hoofdplaats. Na het fortje Terlokko gepasseerd te zijn , 
ontwikkelden zich aanhoudend nieuwe, prachtige en indrukwek- 



Digitized by 



Google 



— 176 — 

kende tafereelen voor ons oog. De scheppers deden op het 
maatgeluid der inlandsche muziek de praauwen nabij het strand 
voortglijden en spoedig de noordkust van het eiland bereiken. 
Van daar doet zich de berg geheel anders voor, dan van de 
oostzijde , dat is , vau de hoofdplaats. De stompe vorm des tops 
is daar verdwenen en in stede van dien enkelen top ziet men 
er nu drie, den Arfat, Madiena en Kekau. De Arfat ligt tus- 
schen de beide andere en is de hoogste. Ter hoofdplaatse is 
die top niet zigtbaar en achter den oostelijken top verborgen, 
die echter ook, van de noordkust gezien, geenszins de stompe 
gedaante vertoont, onder welke men hem van de hoofdplaats 
aanschouwt. De krater, nabij den Arfat gelegen, is van de 
noordkust af goed zigtbaar. 

De uitbarstingen van den berg hebben op de noordelijke 
helft des eilands de meeste verwoestingen aangerigt. Tal- 
rijke lavastroomen zijn hier van den krater tot in zee afge- 
daald. Het fortje Terlokko ligt op een der oudere lavaribben, 
welke het meest oostwaarts is gevloeid. Andere nieuwe stroo- 
men zijn meer noordwaarts gevloeid en meerdere breedere en. 
oudere lavaribben vertoonen hare uiteinden aan de noordwestkust 
des eilands tegenover het eiland Hiera. De meeste dier lava- 
stroomen prijken thans met eene weelderige vegetatie en men 
ontdekt hunne geaardheid slechts aan de ontblootingen aan het 
strand, waar ze met steile door den golfslag naakt gehoudene 
wanden in zee dalen De vorm der lavastroomen is nog gedeeltelijk 
herkenbaar aan de wormsgewijze ribben, die zij op de berghellin- 
gen nog laten ontwaren. 

De meeste dier lavaribben bestaan zeker reeds sedert voorhis- 
torische tijden. Getuige het fortje Terlokko , welks stichting van 
den vroegeren tijd der portugesche vestiging dagteekent. Van 
de breede lavastroomen aan de noordwestelijke helling des bergs 
bestaan ook geene overleveringen. 

Niet zoo echter ten opzigte van een' jongeren lavastroom, 
die aan de noordzijde des eilands in zee is gevloeid en waarnaar 



Digitized by 



Googk 



— 177 — 

dat punt der kust Batoe-angoes of de Verbrande hoek is ge- 
noemd. Deze lavamassa zou de berg tijdens de eruptie van 1763 
uitgeworpen hebben. De eeuw, bijkans verloopen na deze uit- 
barsting, is niet voldoende geweest om de oppervlakte dezer 
massa in die mate te ontleden, dat er zich eene vegetatie op 
heeft kunnen vestigen. Als eene breede zwarte streep kan men 
daarom thans nog dien stroom nagaan van het strand af tot 
nabij den krater, en slechts op ongeveer het midden der hoogte 
van den berg, daar waar vochtigheid en wolken liet krachtigste 
ter ontleding hebben ingewerkt, is deze lava hoezeer nog slechts 
dun begroeid. Daar, waar deze lavastroom de kust bereikt, 
heeft hij nog een indrukwekkend voorkomen. Aan het strand 
is de massa bijkans vertikaal afgebroken en vormt daar een' 
ongeveer 30 voet hoogen en wel 400 voet breeden zwarten muur, 
aan den grond meer uit eene massieve min of meer kristallijne, 
van boven uit eene slakachtige trachietische lava bestaande. 
De bovenvlakte der lavamassa is zeer oneffen en vertoont talrijke 
onregelmatige puntige en scherpe stukken, die tot meerdere 
voeten hoog boven de lavavlakte uitsteken. Het schijnt, dat de 
lava tijdens hare uitwerping heeft bestaan deels uit groote 
blokken, deels uit gesmoltene massa. De blokken, door de vloei- 
bare massa medegevoerd , steken thans nog op vele plaatsen boven 
de sedert gestolde vloeibare massa uit. 

De beschouwing van dezen nieuwcren lavastroom maakte mij 
duidelijk de talrijke dergelijke verschijnselen, welke zich elders 
op de noordelijke en noordwestelijke hellingen des bergs voorde- 
den en mij tot de meening bragten, boven uitgedrukt, dat zoo 
vele van den berg tot in zee afdalende ribben insgelijks door 
oude lavastroomen zijn gevormd. 

Hier en daar, tusschen die ribben en zich niet ver binnens- 
lands uitstrekkende , ontwaart men langs de noordoost- en noord- 
kust van het eiland, kleine vruchtbare vlakten, beplant met djagong, 
padi of klapperpalmen. Enkele hutjes dienen daar tot slechts 
tijdelijk verblijf der landbouwers. 

I. 12 



Digitized by 



Google 



— 178 — 

Langs de kust voortscheppende , kwam weldra het eilandje 
Hiera in het gezigt. Wij moesten tusschen dit eiland en Temate 
door om de noord westkust van Ternate te bereiken. Hiera is 
slechts door eene enge straat van Ternate gescheiden. Even als 
Mitarra is het een vulkanische kegel, welks voet zich onder de 
zeevlakte verliest. Het zal ongeveer 2000' hoog zijn en is geheel 
met digt geboomte bekleed. Het is onbewoond. 

Hierna gepasseerd zijnde, kwamen wij in eene hooge deining, 
welke de beweging der praauwen zeer onaangenaam deed zijn. 
Aan de oostzijde der eilandenreeks van Hiera tot Batjan heeft 
men meestal weinig deining. De zee vormt daar eene breede 
straat, welke, bij Hiera beginnende, zich om Batjan heen in de 
straat Patientie en straat Herberg splitst. Het groote eiland 
Halmaheira begrenst die straat oostelijk van de baai van Djilolo 
af tot tegenover het zuidelijke punt van Batjan. Westelijk van de 
genoemde eilandenreeks is de Moluksche zee geheel open en breekt 
hare deining' tegen de westkusten dier eilanden. Na ongeveer 
een uur schéppens van Hiera af, in zuidelijke rigting, bereikten 
wij de noordwestkust van Ternate bij Soela-takomi. 

Soela-takomi, thans zonder andere dan eenige natuurkun- 
dige belangrijkheid, was in het begin van den kompagnie'a 
tijd eene plaats, waaraan gewigt genoeg werd gehecht, om er 
een fort op te rigten en een garnizoen van ongeveer 100 man 
te houden. Toen was die plaats ook bewoond door onge- 
veer een duizendtal zielen en zelfs in de laatste helft der 
18e eeuw was er nog eene wei bevolkte negorij. Thans bestaat 
niets meer v&n dat alles. De bezetting is reeds vóór 100 jaren 
ingetrokken, het fort vernietigd en de laatste bevolking door den zich 
geopend hebbenden bodem verzwolgen. Men wijst er thans twee 
kleine meren aan , welke , even als vroeger de negorij , den naam 
dragen van Soela-takomi. - Het eene meertje ligt slechta ongeveer 
een honderdtal schreden van het strand, weinig boven de zee- 
vlakte verheven. Een goed voetpad geleidt derwaarts. Het is 
niet veel meer dan eene uitgestrekte poel, bedekt met wieren en 



Digitized by 



Google 



— 179 — 

iotusplanten (Nelumbiuin speciosum) en omringd van eene woeste 
vegetatie voornamelijk uit Pandanen bestaande. Men noemt dit 
meertje Soela-takomi-di-bawa. Het hooger gelegene meertje Soe- 
ia-takomi-di-atas is ongeveer een halve paal van strand verwijderd 
en beslaat het midden van een vrij hoogen stompkruinigen slechts 
met gramineën en heesters begroeiden heuvel. Hier stond vroe- 
ger de negorij Soela-takomi. Het meertje, rond van gedaante en 
naauweüjks een halve paal in omtrek groot, wijst de plaats aan, 
waar die negorij verzwolgen is. Men noemt het thans ook wel 
het //verdronken land/' Het heeft geheel het karakter van een 
kratermeer. Nagenoeg loodregt verheffen zich zijne oevers tot meer 
dan 100 voeten boven zijn niveau en gevaarlijk zou het zijn den 
oeverrand te betreden. Vulkanische uitwerpselen op de heuvel- 
hellingen, aan de bo venvlakte slakachtig gestold , duiden op den 
hittegraad, welke tijdens de vorming diens kraters hier moet 
hebben geheerscht. Na die vorming, welke in 1763 of 1771 
moet hebben plaats gehad, schijnen daar ter plaatse geene vul- 
kanische verschijnselen meer te zijn waargenomen. De Ternatanen 
hebben er althans geene overlevering of herinnering van. 

Van Soela-takomi keerde het reisgezelschap langs denzelfden 
weg naar de hoofdplaats terug. Het togtje had meer tij ds ge- 
vorderd dan gegist was en daarom werd afgezien van het bezoek 
van eene plaats aan de noordkust, gelegen een weinig beoosten 
den hoek van Ternate, die het naast aan Hiera grenst en Soela 
medahah geheeten, eene plaats, waar vroeger ook eene negorij 
moet hebben gebloeid. 

Tegen 1 uur in den namiddag waren wij ter hoofdplaatse terug. 
Het rif voor en noordelijk van de hoofdplaats was door den bij- 
. zonder lagen waterstand grootendeels droog en talrijke inlan- 
ders, mannen, vrouwen en kinderen, waren daar ijverig bezig, 
om zich van eene gemakkelijke vangst van visch, schaaldieren 
en weekdieren te verzekeren. Ik spoedde mij ook derwaarts en 
maakte eene rijke vangst voor de wetenschap. 

Later in den namiddag vernamen wij , dat bij het saluut van 



Digitized by 



Google 



— 180 — 

de Vesuvius twee matrozen gewond waren. Een dier matrozen 
was buiten boord gevallen en onmiddellijk in de diepte der zee 
verdwenen , de ander was naar het hospitaal ter hoofdplaats ver- 
voerd, waar zijne door de verwonding verbrijzelde arm uit de 
geleding met het schouderblad was weggenomen. Ik maakte 
het mij ten pligt den lijder te bezoeken en vond de operatie 
goed verrigt en den toestand des lijders bevredigend. De gou- 
verneur generaal vaardigde den last uit, dat voortaan niet meer 
zou gesalueerd worden dan volstrekt noodig zou zijn. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK III. 



VERDERE BIJZONDERHEDEN OMTRENT TERNATE. 

Grondgebied des sulthans en van het gouvernement. — Overzigt van de 
landen en eilanden onder het gezag van den sulthan van Ternate. — 
De magt des sulthans slechts schijnbaar. — Verbeteringen gebragt in 
het bestuur der Molukken gedurende de laatste dertig jaren. — Verval 
van Ternate. — Wenschelijkheid van de uitbreiding van ons onmiddel- 
lijk beheer. — Statistieke opgaven omtrent de onderdanen des sulthans 
van Ternate. — Geringe kennis der bezittingen van den sulthan. — 
Natuurlijke geschiedenis van het eiland Ternate. — De Ternatanen. — 
Statistiek der gouvernements bevolking op het eiland Ternate. — Slaven 
en Papoeërs. — Middelen van bestaan der Europeanen en Mestiezen. — 
Landbouw. — Visscherij. — Walvischvangst. — Handel. — Levensmid- 
delen. — Bestuur der residentie. — Ophooping van dienstbetrekkingen. — 
Ternate nog een lastpost. — Belastingen en verpachte middelen. — 

Zoutverkoop. — Inlandsen bestuur. 

# 

Wanneer men spreekt van Ternate, is het noodig, om ver- 
warring voor te komen, te zeggen wat men onder dien naam 
verstaat. Men moet dan onderscheiden : 

Ie- De residentie Ternate. 

2e. Het gebied van den sulthan van Ternate. 

3e. Het eiland Ternate. 

4e. De hoofdplaats Ternate. 

De residentie Ternate is, wat uitgestrektheid betreft, verreweg 
de grootste van alle onze residentiën in den Indischen Archipel. 



Digitized by 



Google 



— 182 — 

Zij omvat de menigte eilanden van den Molukschen archipel, 
gelegen benoorden de eilanden Ceram en Boeroe, de westelijke 
helft van Nieuw Guinea namelijk tot eene lijn, getrokken van 
141° oosterlengte van Greenwich op de zuidkust van dat eiiand 
tot Telokh Lintjoe op de noordkust, alsmede de talrijke eilan- 
den langs de westkust van Nieuw-Guinea en de Geelvinksbaai. 
Westelijk strekt het gebied der residentie zich uit over het 
grootste gedeelte van de landen der oostkust van Celebes. 
Slechts een gering gedeelte van die gewesten staat onder het 
dadelijk beheer van het gouvernement. De Obi-eilanden (Obi- 
major of Ombira, Bissa, Tupa, Beilanbeilan, Tolo, Obi lattoe, 
Njanja, Malamala, Karanga, Oewang, Laloeng, Massarang, 
Moerassar oesana (4 eilanden), Loijang, Miola, Tapiola, Raijola, 
Gomomo en Sambiramin), zijn in 1683 door den sulthan van 
Batjan voor 800 rijksdaalders aan de Kompagnie verkocht en 
thans nog geheel gouvernements-eigendom. Op Batjan zelf heeft 
het gouvernement het fort Barneveld en de negorij Laboeha. In 
1847 heeft de sulthan van Ternate afstand gedaan van de regten, 
die hij sedert oude tijden bezat op het distrikt Kalongtjoesa of 
Kalang-soesoe van het eiland Boeton en van de distrikten Wöean, 
Tibore en Lohia van het eiland Pegansane , Pangasanen of Moena , 
welke gewesten thans tot het gouvernement \an Celebes behooren. 
De gou vernemen tsgrond op het eiland Ternate zelf , maakt, zooals 
boven reeds is gezegd, slechts een klein gedeelte van het eiland uit. 

Het onmiddellijke gezag over alle de overige eilanden berust 
bij de sulthans van Ternate, Tidore en Batjan. Over de bezit- 
tingen der sulthans van Tidore en Batjan zal ik later nog gele- 
genheid hebben te spreken. Die van den vorst van Batjan be- 
palen zich tot de Batjan-eilanden. Die van den vorst van Tidore 
omvatten, behalve de eilanden Tidore en Mareh, het centrale ge- 
deelte van Halmaheira , de tusschen Halmaheira en Nieuw-Guinea 
gelegene eilanden , een groot gedeelte van Nieuw-Guinea zelf en 
de eilanden der Geelvinksbaai. 

Het gebied van den sulthan van Ternate omvat behalve het 
grootste gedeelte van het eiland Ternate: 

a. De eilanden Hieri, Tifore en Majoe. 



Digitized by 



Google 



— 183 — 

b. Het noordelijke schiereiland van Halmaheira met zijne kus- 
ten en eilanden tot aan den noorderoever der rivier Kajassa, 
op de westkust, regtlijnig naar Jofongo of de oostkust, waar- 
onder Manamadek, Djoerangrood , een veertigtal kleine onge- 
naamde eilanden in de bogt van Sindangole en de op de west- 
kust gelegene eilanden Dooi, Toba, Tongo-ai, Tjera (4 eilanden), 
Toewah-kara (3 eilanden), Goe-ai (2 eilanden), Salangadi (6 eilan- 
den), Diti (2 eilanden), Goeralama (4 eilanden), Aroe-baik, 
Sengaroe (3 eilanden), Toengoesoeng, Mareh-porotjo , Foetoe, 
Gohakake, Njawolakko, Adoei, Lidoewah (3 eilanden), Tamoe,. 
Djerek , Moestagi-tagi , Leloe , Saöraga , Sabol , Oessololi. Voorts 
het ten noorden van het noordelijk schiereiland gelegene grootere 
eiland Morotai , waarbij Na-ai-morodera , Ngele-lainoe , Ngele-itji, 
Nobela-lawoe, Nobela-itji, Dondola-lawoe, Dondola-itji, Perloe, 
Galoegaloe-lawoe , Galoegaloe-itji , Tagalaja, Kokoja, Soessoem- 
lawoe, Soessoem-itji , Kodogoeroe (2 eilanden), Sakita, Pedang 
en Rau (5 eilanden); en de langs de oostkust van het noordelijk 
schiereiland gelegene eilandjes Metti, Golarai, Takawo, Toppo- 
toppo, Barangkanek, Wobi, Tolonaen, Koewoem, Kokare-iawoe , 
Kokare-itji, Powaleh, Meddek, Popilo, Solat en nog 5 onge- 
naamde eilandjes. 

c. Het zuiderschiereiland van Halmaheira van af Taja langs 
den zuidhoek Libora naar Djojopo, waaronder behooren Doeroe- 
lawoe, Doeroe-itji, Katinai-lawoe, Katinai-itji , Gaaneh, Wedah 
of Widi, Djerongan, Kobei, Orangkaja, Topa, Solomakit, Ka- 
toedoekoe, Djodigaila en een twintigtal ongenaamde eilanden. 

d. De eilanden nabij de westkust van het zuidelijk schiereiland 
van Halmaheira, t. w. Makjan, Sikoe, Kefi, Naigonio, Tolomau, 
Tameti, Memori, Tawohi en 10 ongenaamde eilanden. 

e. De groep der Soela-eilanden , waaronder Taliabo, Sehoe, 
Bawana, Djeni, Lemboe, Daloema, Aroe, Jano, Kano, Mang- 
kololi, Toenassim, Matete, Damain, Tabalami, Ketoep, Maka- 
nateh, Noessa Hai, Noessa Mehoedjoe, Aala, Saroembah, Pas- 
sikaja, Toentangan, Lahi, Penoe; voorts Soela-mangoli (waaronder 
Toeboeloe en Paskoro), Soela-besi, Liffa-matoela, Pagama, Paskora, 
en 2 ongenaamde eilanden. 



Digitized by 



Google 



— 184 — 

/. De groep der Banggaai-eilanden , waaronder Baloeka, Ba- 
kakan (2 eilanden), Tongakat, Tiga (3 eilanden), Tanlau, Sassan, 
Tompotele, Panda-boboi, Molilis, Kambongan, Tiwalat, Poetat, 
Boeang-boeang, Tetepon, Timpano en Massoni. 

g. De eilanden be westen de Banggaai-groep t. w. Bankoeloe, 
waaronder Lamoenan, Linsaweh, Togang pelogot (2 eilanden), 
Mari-boeboe, Tatoebek, Tamotoon, Teloh-boeloe , Saijoe, Man- 
dibon, Toenoewan, Togong-baijoko. 

h. De Labobo-groep t. w. Labobo, Malamoelang, Sailomanok, 
Toembakpaono , Toembak (2 eilanden). 

t. Groep tusschen Banggaai en Tomboekoe, t. w. Lilepan, To- 
gong bedaijong (7 eilanden), Sompoean en Mentoeleh. 

j. De oostkustlanden van Celebes , van af ïandjong Api in de 
bogt van Tomini in het noorden en Lassola in het zuiden en 
in het binnenland tot aan de grens van het rijk Loewoe bij de 
negorij Toe-epeh, met de eilanden Langala, ïoko-eja, Pahoe, 
Tombolo, Sainoa, Entahoe, Boengentedeh , Sofaïna, Tokoasolo, 
Pitamengolo (2 eilanden), Baneteh, Benoei, Kowehkowelah , 
Foeimenoei, Padaëja (2 eilanden), Manoei, Roembia, Nanak- 
ka, Batoe, Baik, Gimpah, Dediri, Karanto, Nanossi, Bolasikan, 
Paropoh en Boboni of Wowoni, welk laatste eiland door Straat 
Boeton van het eiland Boeton gescheiden is. 

Wanneer men op de kaart die uitgestrekte bezittingen aan- 
schouwt, verbindt men, met den stand der zaken niet bekend, 
daaraan noodzakelijk het denkbeeld van grootheid en magt des 
bezitters. 

Inderdaad bezaten de sulthans van Ternate in vroegere eeuwen 
eene magt, welke ontzien werd en gevreesd. Maar die magt 
is allengskens tot een minimum gedaald, en indien zij niet 
door de beschermende hand des gouvernements nog eenig- 
zins werd in stand gehouden, zou zij reeds geheel verdwenen 
zijn, niet alleen in de van de hoofdplaats verwijderde gewesten; 
maar ook op de hoofdplaats zelve. 

Het monopoliestelsel der Kompagnie heeft de vorsten der Mo- 
lukken, toen zij nog ontzien werden, aan zich dienstbaar weten 
te maken. Algemeen verval, achteruitgang en gedeeltelijke ver- 



Digitized by 



Google 



— 185 — 

dwijning van zoovele vc>lkeren van den Molukschen archipel zijn 
de bittere vrucht geweest van een bedroevend stelsel, dat over- 
heerschten en overheerschers gelijkelijk heeft benadeeld en te 
gronde gebragt. 

De handelsvloten van vroegere eeuwen werden vervangen door 
vloten van zeeroovers. De vreedzame en nijvere bevolkingen 
van oudere tijden maakte plaats voor eene spaarzame popula- 
tie, die deels te zwak was, om zich tegen de op hare kusten 
stroopende zeeroovers te weren, deels aan de zeerooverijen zelve 
deel nam of ze ondersteunde. 

Zoo was het in het algemeen in de Molukken nog niet lang 
geleden, en zoo is het gedeeltelijk nog. 

De wonde door de Kompagnie geslagen, is diep. Hare 
diepte evenwel is sedert een aantal jaren bekend en dat was 
de eerste schrede om haar te heelen. Bovendien bestaat de 
wensch tot hare genezing. Herhaaldelijk is die reeds door 
een billijk en verlicht gouvernement beproefd en naarmate het 
blijkt, dat de aangewende middelen het doel niet of slechts 
onvolkomen bereikt hebben, schrikt men niet terug voor het 
beproeven van nieuwe middelen, welke er eindelijk toe zullen 
moeten leiden, om de Molukken te maken tot gelukkige ge- 
westen, welker bewoners ons gezag zullen achten en liefheb- 
ben en door hunne welvaart de kracht van het gouvernement 
steunen en den handel van het moederland nieuwe bronnen 
openen. 

Ik herinner hier slechts de onderdrukking der schrik en ver- 
woesting verspreidende hongitogten ter uitroeijing der specerij - 
boomen, de beperking der togten van de Ternatanen en vooral 
van de Tidorezen , om de bevolkingen der hun ondergeschikte ge- 
westen , die zij als niet veel meer dan hunne slaven beschouwen , 
te plunderen en weg te voeren; de betere regtsbedeeling aan zoo- 
vele volken reeds verleend; de betere betaling der gedwongen 
geleverde specerijen; de vrijverklaring der havens van Kema en 
Manado; de openstelling der voornaamste Moluksche eilanden 
voor den algemeenen handel. 



Digitized by 



Google 



— 186 — 

Veel echter blijft er nog te doen over en men kan geen' gegron- 

den twijfel koesteren, dat ook dat niet allengs zal geschieden. 

Ik wil thans meer bepaald het oog vestigen op de residentie 

Ternate. Amboina en Banda zullen later het onderwerp eener 

meer bijzondere beschouwing uitmaken. 

Ternate is blijkbaar in verval. De bevolking gaat gedrukt on- 
der de lasten, die zij moet opbrengen om den sulthan met zijne 
125 kinderen en kleinkinderen te onderhouden. De 5000 Ter- 
natanen , armoedig als zij reeds zijn , zijn daartoe niet in staat. 
Halmaheira, Makjan, de Soela's, enz. moeten daartoe bijdragen. 
De bevolking wordt geprest tot het doen van onbeloonde 
heerendiensten, gedwongen tot het opbrengen zonder betaling 
van rijst, sago, muskaatnoten en foelie, vogelnestjes, tripang, 
karet en paarlen, en erlangt vele haar benoodigde artikelen 
slechts tegen buitensporig hooge prijzen, vermits die artikelen 
door den sulthan en de prinsen zijn gemonopoliseerd. De 
negorijen van het westelijk gedeelte van het noordelijk schier- 
eiland van Halmaheira leveren dagelijks 100 mannen voor het 
verrigten van heerendiensten te Ternate en moeten daarbij te- 
vens voor de voeding dier mannen zorg dragen. 

Tn tijden van onlusten in eenig gedeelte van het rijk , en die tijden 
zijn niet zeldzaam, moeten de uitrustingen bekostigd worden 
en de manschappen geleverd door de gewesten, die niet in 
de onlusten deelen. 

Volkomene uitputting van vorst en volk is noodzakelijk van 
een en ander het gevolg. 

De rekognitiegelden van het gouvernement voor den sulthan en de 
rijksgrooten , ten bedrage van ƒ 17400 s' jaars, kunnen slechts in 
een gedeelte van de behoeften van het hof en het bestuur voorzien. 
Tijdens den javaschen oorlog van 1825 tot 1830 was de sulthan 
nog bij inagte om een korps hulptroepen te leveren ten dienste 
van het gouvernement. 

Thans zou hij zonder hulp van het gouvernement de rust in 
zijn eigen rijk niet kunnen handhaven. 
In 1848 en 1849 was hij niet bij magte om de bevolking 



Digitized by 



Google 



— 187 — 

van Makjan, welke zich aan zijn gezag had onttrokken, tot on- 
derwerping te brengen en die opstand werd niet onderdrukt, 
dan nadat de sulthan de hulp van het gouvernement had inge- 
roepen en erlangd. 

De Tobellorezen en Galelorezen minachten het gezag van den 
sulthan en plegen stoutmoedig hunne zeerooverijen bijkans ailer- 
wege in zijn gebied. 

Banggaai en Tomboekoe hebben reeds meermalen zijne stede- 
houders verjaagd of vermoord en worden telkens slechts door 
de vrees voor het gouvernement of door zijne dwangmiddelen tot 
gehoorzaamheid aan Ternate teruggebragt. 

En zelfs de ternataansche bevolking ter hoofdplaats, gedrukt 
als zij is, heeft geene achting en weinig ontzag voor den vorst en 
zijne familie en blijft hem slechts gehoorzamen , omdat zij begrijpt, 
dat eene vrijmaking van dat gezag niet mogelijk is, zoolang het 
gouvernement den sulthan beschermt. 

Het rijk van Ternate heeft uitgeleefd en voor verjonging is 
het niet vatbaar. De leiding van het bestuur over de talrijke 
er nog toe behoorende gewesten moet in andere handen overgaan , 
indien gewenscht wordt, dat die gewesten weder tot een' staat 
van bloei zullen geraken. 

Het gouvernement zal de teugels van het bewind zelf geheel 
in handen moeten nemen, tegen billijke schadeloosstelling der 
titularissen van het rijk. 

Ik weet wel, dat er zijn , die de sulthans beschouwen als het goed- 
koopste middel voor het gouvernement, om de onder hen staande 
gewesten te beheeren, om door hunnen invloed zonder vestigin- 
gen van europesche ambtenaren of bezettingen uit ons leger, 
ons gezag in stand te houden. 

Indien evenwel zoodanige staatkunde ooit te prijzen is geweest of 
door de noodzakelijkheid werd geboden , thans in zij onnoodig en 
schadelijk. Onnoodig, omdat het nederlandsche gezag overal, tenzij 
op Tidore zelf, meer ontzien is en gewenscht, dan dat der sul- 
thans en de sulthans hun gezag nergens kunnen staande houden zon- 
der ons ; — schadelijk, omdat de weinige inmenging van ons gezag 
in de landen der sulthans slechts strekt tot meerdere onderdrukking 

Digitized by VjOCK?IC 



— 183 — 

der bevolkingen , waar het gezag der vorsten het grootst is , tot be- 
vordering van onlusten , waar men zich aan dat gezag meent te kun- 
nen onttrekken en tot ontwikkeling der zeerooverij , daar waar dat 
gezag wordt veracht of niet gehandhaafd. Het wordt daarom meer 
en meer tijd, ook in het belang van onzen handel, welke ook 
voor de residentie Ternate is vrij verklaard , dat het gouvernement 
aan die onderdrukkingen, opstanden en rooverijen voor goed een 
einde make en de edele taak op zich neme , welke de sulthans niet 
bij magte zouden zijn te volbrengen , al ware hunne wil ook goed. 

Wanneer dan het bestuur toevertrouwd zal zijn aan eene kun - 
dige en krachtvolle hand, zal zich ongetwijfeld voor de bevol- 
kingen der ternataansche gewesten eene betere toekomst openen, 
onder gelijktijdige betere bevestiging van ons gezag en uitbreiding 
van onzen handel. 

De bevolking der talrijke gewesten onder het beheer van den 
sulthan van Ternate is betrekkelijk zeer gering. De opgaven, 
welke men omtrent hare sterkte bezit, zijn echter voor vele ge- 
westen onvolledig en verdienen slechts een beperkt vertrouwen. 
Men stelt evenwel de volgende cijfers, welke waarde genoeg 
hebben , om eene der waarheid min of meer nabijkomende voor- 
stelling van de sterkte der bevolking te erlangen, 

De onderdanen van den sulthan van Ternate waren in 

1S54. Op Ternate 5250 zielen. 

1854. » Halmaheira 23079 // 

1854. // Makjan 6152 // 

1854. // Kajoa 403 * 

1854. // de Soela-eilanden 6447 // 

1852. In de rijkjes Loeinan, Saloewan, Patti- 
patti en Boealemon en overige di- 
strikten van Banggaai op Celebes met 

uitzondering van Mondono p. m. . 27000 // 

1852. In Mondono (onder Banggaai) f . . . 9843 // 

1852. Op de Banggaai-eilanden . .' . . . 7024 // 

1852. In het radjaschap Tomboekoe .... 15030 » 

Globaal totaal, bij benadering. . 100000 // 

Digitized by VjOOQIC 



— 189 — 

Indien men voor de gewesten, van welke de sterkte der bevol- 
king niet bekend is, dat is, voor de rijkjes Loeinan, Saloewan 
Pattipatti, Boealemon en overige distrikten van Banggaai op 
Celebes met uitzondering van Mondono, een cijfer van ruim 
27000 zielen stelt, wat zeker niet overdreven is, daar b.v. de 
geringe gegevens, welke men bezit, op eene vrij sterke alfoer- 
sche bevolking duiden van het noordoostelijke schiereiland van 
Celebes, op hetwelk genoemde rijkjes gelegen zijn, mag men 
gerustelijk aannemen , dat het wezenlijke of nominale gezag van 
den sulthan van Ternate zich nog over een honderdduizendtal 
zielen uitstrekt. 

Raadpleegt men de bestaande werken, welke over de genoemde 
gewesten handelen, dan vindt men zich teleurgesteld door de 
weinige gegevens, die men er in aantreft. 

Ten opzigte der Soela-eilanden en de rijkjes van Banggaai en 
Tomboekoe is men tot eenige meerdere kennis gekomen door twee 
in 1853 en 1854 uitgegevene werken; het eerste van den kapi- 
tein ter zee C. Van der Hart getiteld // Reize rondom het eiland 
Celebes en naar eenige der Moluksche eilanden, gedaan in den 
jare 1850 door Z. M. schepen van oorlog Argo en Bromo;" — 
het andere van de heeren C. Bosscher en P. A. Matthijsen , geti- 
teld // Schetsen van de rijken van Tomboekoe en Banggaai op de 
oostkust van Celebes" en opgenomen in het 2© deel van het Tijd- 
schrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde , uitgegeven door 
het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. 

Ten opzigte van Halmaheira, Morotai, Makjan, Kajoa, enz. 
wordt men door de bestaande geschriften weinig of niet ingelicht 
en sedert Valentijn is de kennis dier gewesten niet veel vooruit- 
gegaan, want de Molukken van anderhalve eeuw geleden zijn 
niet meer de Molukken van het heden en men mist voor talrijke 
eilanden de gegevens, om het verschil van het toen en het heden 
te beoordeelen. Evenwel heeft een belangrijk artikel van den 
heer T. J. Willer , geplaatst in het 2e deel van den eersten Jaar- 
gang van het Indisch Archief, aanmerklijk bijgedragen tot eene 
betere kennis van het noordelijke schiereiland van Halmaheira. 
Raadpleegt men do archieven van de residentie Ternate, dan 



Digitized by 



Google 



— 190 — 

staat men verbaasd over het weinig beteekenende der meeste 
verslagen, welke door de residenten over de onder hun be- 
heer en toezigt geplaatste gewesten zijn opgemaakt en aan het 
gouvernement ingezonden. Ik heb alle algemeene verslagen der 
residentie, welke sedert de herstellingvan ons gezag in het archief 
van het gouvernement bewaard worden geraadpleegd, t. w. de ver- 
slagen van de residenten J. A. Neijs, J. H. J. Moorrees, A. J. 
Van Olpen, D. F. H. Helbach, C. M. Visser, van den sekre- 
taris der residentie C. De Mulder, en van de residenten W. L. Van 
Guericke en Jkhr C. F. Goldmann. De rapporten van de heeren Vis- 
ser en Goldmann uitgezonderd , vindt men in de overige beschei- 
den naauwelijks een' vlugtigen blik geworpen op de talrijke gewes- 
ten , welker nadere kennis zoo wenschelijk is voor de wetenschap , 
zoo noodig voor de voorbereidende regelingen tot een beter bestuur. 
In volgende hoofdstukken zal ik nog gelegenheid hebben het voor- 
naamste betreffende die gewesten mede te deelen. Vooraf valt nog 
veel wetenswaardigs te melden omtrent het eiland Ternate zelf. 
De botanische verhoudingen van het eiland zijn nog niet toe- 
gelicht. 

De fauna is eenigzins beter bekend. Arm aan zoogdieren en 
reptiliën, is zij rijk aan vogels, visschen en ongewervelde dieren. 
Het hertzwijn (Babijrusa alfurus Less.) wordt beweerd op Ter- 
nate evenzeer voor te komen als op noordelijk Celebes en Boeroe. 
Men kent van Ternate drie soorten van vledermuizen (Megaderma 
spasma Geoffr. , Taphozous saccoiaimus Temm. , Pteropus perso- 
natus Temm.). Van de tamme zoogdieren heeft men er de ge- 
wone indische vormen , met uitzondering van den buffel. 

Forsten moet talrijke vogelsoorten van Ternate en Halma- 
heira naar het moederland gezonden hebben, doch het is mij 
niet bekend of daarover iets anders is publiek gemaakt gewor- 
den , dan hetgeen voorkomt in het 8<> deel van het Coup d'oeil sur 
les possessions néêrlandaises dans 1'Inde Archipélagique van onzen 
beroemden landgenoot den heer C. J. Temminck. Daarin is 
sprake van meerdere nieuwe soorten van roofvogels, jaarvogels, 
duiven en papegaaijen, van twee reusachtige soorten van Cen- 
tropus en Pitta, enz. van welke soorten, ofschoon op den over- 



Digitized by 



Google 



— 191 — 

wal van Ternate bij Dodinga gevangen, ook wel meerdere in 
de bosschen van Ternate zullen voorkomen. Van Ternate zelf zie 
ik in de ter mijner beschikking staande hulpmiddelen overigens 
geene andere vogels vermeld dan Lamprotornis metallicus Temm., 
Ceblepijris (Graucalus) papuensis Lath., Tanijsiptera dea Less., 
Cuculus poüogaster S. Müll., Psittacus xanthosomus Vig. en Psit- 
tacus riciniatus Bechst. (Eos riciniata Bonap.). 

Van de reptiliën van Ternate is wel de krokodil (Crocodilus 
biporcatus Cuv.) de voornaamste soort. Andere soorten zijn 
trouwens van daar nog niet vermeld. 

Het meeste bekend is nog de vischfauna, waarover ik echter 
hier ter plaatse niet zal uitwijden. Ik ken thans 233 vischsoor- 
ten van de kustwateren van Ternate, welke alle zijn opgesomd 
in mijne boven reeds aangehaalde Bijdrage over dit onderwerp. 
Van echte riviervisschen is hier geene sprake. 

De wereld der ongewervelde dieren van Ternate is nog bijkans 
geheel onbekend. Enkele snuitkevers (Geonomus insignis Guér., 
Coptorhijnchus ternatensis Guér., Coptorhijnchus elegans Guér.) 
en vlinders (Papilio ascalaphus Boisd. en Papilio deiphobus L.) 
en eene soort uit de familie der mieren (Ponera bispinosa Le 
Guillou) zijn alle de insekten , welke men van daar kent. De beurs- 
krab (Birgus latro Leach) en de schijfvormige zeester (Cuicita 
discoidea Ag.) heb ik van Ternate ontvangen. De beurskrab is 
een der keurigste geregten op de tafels der Europeanen , wegens 
den fijnen smaak van het olieachtige vet , dat in haar achterlijf is 
opgehoopt. Zij komt ook elders in den Archipel voor , te Manado, 
op de Sangir-eilanden , en ook op de eilandjes nabij Batavia. 
De schijfvormige zeester is uiterst merkwaardig doordien zij even als 
sommige tripangsoorten, soms levende vischjes (Oxijbeles Brandesii 
Blkr) herbergt. Mijne te Ternate opgedane verzamelingen bevatten 
meerdere soorten van schaaldieren, weekdieren en stekelhuiden, 
welke ik nader hoop te vermelden. — Enkele land-gasteropoden 
van Ternate zijn door de naturalisten van de zuidpoolexpeditie van 
Dumont d'Urville verzameld en door den heer Le Guillou beschre- 
ven t. w. Helix albula Le Guill., Helix approximata Le Guill., 
Helix quadrifasciata Le Guill. en Helix ternatana Le Guill. 

Tijdens mijn verblijf te Ternate heb ik getracht mij een beeld 

Digitized by VjOCK?IC 



— 192 — 

te vormen van de eigenlijke ternataansche bevolking. Elders reeds 
heb ik de afmetingen medegedeeld van eenige door mij waarge- 
nomene schedels van ïernatanen (1). De Ternatanen zijn echter 
een gemengd ras. Ik zou er ook geen eigen karakter van weten 
te vermelden, omdat ik gedurende de weinige dagen van mijn 
overigens nog zeer weinig vrij beschikbaar verblijf te Ternate 
niet in de gelegenheid was om van vele personen den eigenlijken 
on vermengden landaard op te sporen. In bonte mengeling ziet 
men onder de inlandsche bevolking Ternatanen, Tidorezen, Gi- 
lolorezen, Boeginezen, Maleijers en Javanen onder elkander en 
die landaarden meestal nog vermengd. Arabieren, Chinezen, 
Papoeërs en de vrij talrijke klasse der mestiezen voltooijen de 
geschakeerdheid der ternataansche bevolking. 

In het voorgaande hoofdstuk heb ik reeds een overzigt gege- 
ven van de cijfers der verschillende bevolkingen van het eiland 
Ternate op het einde van 1854. Voor zooveel de mij beschik- 
bare bescheiden zulks hebben toegelaten, heb ik onderzoekingen 
in het werk gesteld naar de vermeerdering of vermindering der 
verschillende afdeelingen van de bevolking over een aantal jaren. 
De ingezetenen in de bevolkingstaten over de beide laatste jaren 
onder andere hoofden verdeeld zijnde dan vroeger, laten zich 
ten opzigte der landaarden geene goede vergelijkingen maken 
met vroegere jaren. Het verschil in het aantal Europeanen en 
mestiezen van 1854 met 1853 duidt op eene vermindering van 
een veertigtal zielen. Europeanen en mestiezen te zamen geno- 
men, in 1829 nog 784 zielen sterk, waren in 1854 tot 454 ver- 
minderd. Van 1829 tot 1852 laten de bevolkingsstaten echter 
eene meer bijzondere vergelijking toe, hoezeer in verschillende 
jaren de Makassaren, Arabieren en Papoeërs nu eens met de 
overige inlandsche bevolking in een algemeen cijfer voorkomen, 
dan weder afzonderlijk zijn opgesomd. Ik laat hier eene zamen- 
trekking van die cijfers volgen over die. jaren, omtrent welke 
officiële bescheiden bestaan. 



(1) Afmetingen van schedels van inboorlingen van Java, Sumatra, Nias, 
Borneo, Celebes, de Moluksche eilanden en Nieuw-Guinea. Zie Natuurkun- 
dig Tijdschrift voor Nederlandsen Indië 2n Jaargang bladz. 489 — 520. 



Digitized by 



Google 



— 193 — 





«* 


M< 




uo 


co 


*4< 


CO 


o 




en 




io 


WO 




00 


WO 


GS 


GS 


rf5 


1 


00 




00 


"«*< 




co 


o 




CO 


CN 




^ 




fH 
CO 








CM 






W3 




co 




O 




wo 


l> 


O 


O 


c 




fH 




lO 


Cn 




00 


WO 


CS 


co 


CC 


1 


WO 




00 


«<* 




co 


o 




CO 


CC 


1 


co 




i-H 








CM 






W3 




a> 




GS 


WO 


c 


en 


fH fH 




o 


l> 


a> 


fH 




O 


O 


w: 


l> 


CM »H 




fH 


»C 


o* 


O 




CO 


CS 


CN 


CO 


fH »H 




CS 


CC 


fH 


en 




•H 








i-4 








CO 


co 




fH 


1-4 


GS 


00 


CM 




o 


00 








wo 


O* 


*«* 


co 


00 




00 


f"1 


1 






00 


CS 


CS 


co 


*H 1 




CM 


cc 


I 






ö 








«H 














co 


cc 


tf> 


co 




«^ 


CS 








»o 


o 


CC 


-^ 


CM 1 




00 


cc 


1 






oo 


GS 


CS 


co 


CM | 




CM 


CC 


1 






— < 








fH 














o 


l> 


\G 


CS 


co 




uO 


cc 






• 


^ 


en 


O: 


l> 


» 1 




co 


o 


1 




•* 


co 


GS 


CS 


00 


co 1 




co 


cc 


1 




to 
GO 


»- - 








fH 












00 


fH 


O 


O* 


l>» 




wO 


cc 






1 


«■* 


o* 


cc 


CO 


en 1 




co 


en 


1 




1 


00 


co 


<N 


co 


CO 1 




co 


CO 


1 




en 


fH 








fH 












CS 

00 

w>4 


t^ 


en 


O 


HO 


o 




T*< 


cc 






3S 


i-H 

co 


CM 


o 






3 


o 


1 




« 


fH 








•H 












E 


o 


CO 


»o 


3S 


o en 




a> 


co 


co 


o 


3 


t>- 


co 


CO CM 




t* 


co 


00 


en 


*Ö 


co 


CS 


oo 


co 




co 


■«* 


co 


00 




»~* 








f-l 








CO 


co 


§ 


W3 


Cn 


e 


o 


O 00 




co 


WO 


Oi 


H4 


js[ 


•^ 


co 


** 


CO 


CO CM 




CO 


CM 


00 


CM 


& 


00 


co 


CS 


^ 


-^ 




CO 


•^ 


co 


O 


*H 








f-l 








co 


l> 


^ 


H< 


CM 


CO 


00 


O CM 




co 


CO 


CM 


^ 


« : 


^H 


t> 


«0 


CO 


CM CO 




o 


00 


o 


fH 


5 


00 


-*« 


CM 


"tf 


fH 




co 


^1 


co 


GS 


* 


co 


S 


l> 


00 


CM "H* 




H* 


o 


00 


GS 


^» 


3 


o 


CC 


fH 


wo en 




CM 


GS 


o 


CO 


*> 


^ 


CS 


*<* 


CM tH 




co 


%a 


l> 


o 


"SS 


»H 
CS 








tH 








co 


l> 


K 


fH 


l> 


fH 


*h CM 




co 




»tt 


rH 


O 


-H* 


Cn 


CM 


fH 


co o 




o 


cc 


o 


en 


& 


00 


CO 


CM 


^ 


CM O 




co 


wO 


l> 


co 


5* 


»H 








fH 








CO 


co 


1— 1 


co 


tH 


CO 


t» CO 




fH 


fH 


fH 


o 


^ 


H< 


t> 


00 


o 


^ co 




o* 


\£i 


fH 


en 


^ 


00 


co 


iH 


-* 


CM O 




CS 


ia 


t>. 


b- 


o 

1 


~~© 








*H 








co 


_co 


CM 


fH 


fH 


t* 




CO 


»fl 


00 


i^ 


^ 


th 


cc 


o 


WO 1 




wo 


iO 


fH 


GS 


i* 


2 


«<* 


<N 


^ 


vH 1 




CS 


WO 


l>. 


t^ 


►2 










rH 






CO 


co 
co 


co 


^J 


00 


O 


3 


uo 


WO 






o 


«o 


co 


Cn 


co 


O 1 




1 


oo 


WO 


"^1* 


4 


00 


GS 


CO 


00 


O 1 




co 


co 


fH 


f* 








fH 








_oo 


CO 


t^ 


CO 


GS 


Tj< " 


WO 






co 


co 


co 


8 


co 

2 


Ü 


CC 


tO 


** 1 




1 


o 


00 


co^ 




co 


eg 


00 


*-< 1 




1 


l> 


o 


en 


-8 








*H 








WO 


t>- 


O 


co 


§ 


o 


-* 






CS 


T* 


00 


« 


SS 


CM 


co 


t*" 1 




1 


cc 


a> 


en 


o 


00 


co 


cc 


CO 


00 1 




1 


cc 


fH 


i> 


ft 


*h 
















U0 


t^ 


"et 


^ 


CM 


CN 


co 


■^ 






fH 






.^> 


s 


CM 


t^ 


CO 


O) 1 




1 


cc 






6 


co 


CM CO 


o 1 

fH 




1 


l> 






^ 


CO 


«o 


t* 


o 


iH 






cc 


s 


CM 


o 


co 


t* 


en 


co 


co 1 




I 


CO 


t^ 




00 


co 


CS 


co 


iH | 




1 


cc 


WO 


H^ 




~H 








•H 








co 


en 




Cn 
GS 

00 

?H 
- 


o* 


*a 


WO 


O 






-** 


o 


CM 




3 


•** 


t> 


CM 1 




1 


-^ 


o 


co 




*<f 


co 


C?i I 




ï 


o 


co 


1 ~h 


i. 














fH 


t* 


o 

fH 


OS 
-«5 

fl 
«ï 
►H 


§ a : 

a §>§ 

|2« 


i 

i 

■ii 


d 

§ & 
i »l 

8 1 


S : 

a 

i s 


as 
S : 


• 1 

§ 
1 

o 
il 


de 



— 194 — 

Deze staat in verband met de in de dienstverslagen voorko- 
mende aanteekeningen , leiden tot meerdere gevolgtrekkingen en 
tot de kennis van niet onbelangrijke feiten. 

lo. Het cijfer der bevolking van het eiland onder het gezag 
van den sulthan is eerst in 1836 tot in bijzonderheden opgege- 
ven. Van dat jaar af tot op 1854 is dat cijfer aan onophoudelijke 
golvingen onderhevig geweest, voortgebragt door onevenredigheden 
in de sterfte, door afwezigheid van het eiland, expeditiën, enz. 
Het minimum, vallende in 1888, bedroeg weinig meer dan de 
helft van het maximum, dan in 1852, doch na een tijdsverloop 
van bijkans 20 jaren zijn de cijfers van beide tijdstippen weder 
nagenoeg gelijk, t. w. 5194 en 5250. Er is alzoo geene toename 
der bevolking van eenig belang waar te nemen, maar ook geene 
vermindering. 

2<>. De bevolking van Europeanen en afstammelingen van Eu- 
ropeanen is van 1829 tot 1844 van 389 tot 477 zielen gestegen 
en alzoo met 39 percent vermeerderd, maar sedert allengskens 
verminderd tot dat in 1852 haar cijfer tot 255 was gedaald en 
alzoo in bijkans een vierde eeuw tijds met 25 percent vermin- 
derd. 

3°. De inlandsche christenen zijn in hetzelfde tijdvak van 445 
tot 250 gedund en alzoo bijkans tot op de helft verminderd. 
Sedert 1852 komen de inlandsche christenen op de bevolkings- 
staten voor onder het hoofd mestiezen en andere kleurlingen. 

4°. De chinesche bevolking heeft zich zonder groote golvingen 
staande gehouden en is in bijkans \ eeuw van dezelfde getalsterkte 
gebleven. 

5<>. De onder het dadelijk gezag van het gouvernement staan- 
de inlanders , Boeginezen , Makassaren , Javanen , Arabieren , enz. 
zijn van ruim 900 tot ruim 1200 zielen toegenomen, alzoo met 
ongeveer 33 percent. 

6°. Voor de 12 jaren, in welke de Papoeërs speciaal op de 
staten voorkomen , is hun aantal eerst van 253 tot 379 gestegen 
en daarna weder gedaald tot dat er in 1852 slechts 119 over- 
bleven. 



Digitized by 



Google 



— 195 — 

7°. De slavenbevolking , in 1829 nog 1044 zielen sterk, is 
vrij regelmatig elk jaar verminderd, totdat in 1854 nog slechts 
323 slaven overbleven. 

In het algemeen ziet men alzoo meer achteruitgang dan voor- 
uitgang in de getalsterkte der verschillende afdeelingen van Ter- 
nate's bevolking. 

Bedroevend als dit verschijnsel is, omdat het, over een groot 
tijdvak loopende, wijst op achteruitgang in den stoffelijken toe- 
stand der bevolking, is het verblijdend ten opzigtevan twee pun- 
ten, de voortdurende vermindering van het aantal slaven en van 
het aantal Papoeërs. 

De Papoeërs te Ternate, hoezeer niet tot den slavenstand behoo- 
rende, worden toch nagenoeg als slaven beschouwd. De moeijelijk- 
heid voor de europesche en chinesche ingezetenen, om zich te Ter- 
nate van bedienden te voorzien, van welke betrekking de Terna- 
tanen een' afkeer hebben, heeft, toen de slaven in aantal aanmer- 
kelijk afnamen, er op bedacht doen zijn om bedienden van elders 
te erlangen. De hongivloten bragten toen , met toestemming van 
den sulthan van Tidore, Papoeërs naar Tidore en Ternate over 
en deze werden dan tegen betaling van eene bepaalde som, als 
dienstboden aan de ingezetenen afgestaan. Dat was alzoo niet 
veel anders dan een bedekte slavenhandel. Van 1840 tot 1846 nam 
die aanvoer van Papoeërs steeds toe, doch desbetrekkelijk den 
sulthan van Tidore gemaakte opmerkingen hebben er een einde 
aan gemaakt en het aantal der Papoeërs, in 1846 nog 379 be- 
dragende, was dan öok in- 1852 reeds tot 219 verminderd. 

De stoffelijke en zedelijke toestand der bevolkingen van Ter- 
nate wordt als zeer ongunstig afgeschilderd. Armoede en ze- 
denbederf schijnen onder kleurlingen en inlanders sedert jaren 
toe te nemen. De bronnen van welvaart, welke te Ternate ruim- 
schoots zouden kunnen vloeijen door land- en tuinbouw en visch- 
vangst en handel, zijn grootendeels gestopt, eensdeels door de 
traagheid der bevolking zelve, ten andere, wat de onderdanen 
der suithans betreft, door den druk der hun opgelegde lasten, 
voorts wat de christen-bevolking betreft, door gebrek aan kapi- 



Digitized by 



Google 



— 196 — 

taal, door kwalijk geplaatst eergevoel, hetwelk op het oefenen 
van vele nuttige bedrijven met zekere verachting doet neerzien 
enz., en eindelijk door de ongunstige verhouding, waarin Ter- 
nate zich nog kort geleden bevond ten opzigte van den handel 
tegenover de vrijhavens Makassar, Kema en Manado. 

De naauwkeurigheid waarmede sedert een paar jaren de be- 
volkingsstaten der Europeanen en mestiezen worden opgemaakt, 
laat toe, ook een blik te slaan op de middelen van bestaan der 
bevolking. Uit de bijzondere registers van Ternate over 1854 
heb ik ondervolgend staatje kunnen opmaken. Vrouwen en 
kinderen zijn daar buitengesloten. 





Nederlanders geboren 


Mestiezen en 

andere 
kleurlingen. 


Vreemde II 
Europeanen. Il 


Totaal. I 


Beroepen. 


in 
Neérl. Indië 


buiten 
Neêrl. Indië 


Gouvem. dienaren, » 
Gepensioneerden . . 

Kooplieden 

Zeevarenden 

Smeden 

Timmerlieden 

Kleermakers 

Schoenmakers .... 

Kammakers 

Zonder .beroep .... 


5 
1 
1 





1 





4 

8 
1 






4 


13 
3 
6 
8 
3 
4 
4 
8 
1 

51 


1 

2 

2 








23 
6 

15 

11 
3 
4 
4 
9 
1 

35 


Totaal .. 


8 | 17 


81 


5 | Hl 



'De rubriek, welke hier meer bijzonder de aandacht verdient, 
is die der mestiezen of zoogenaamde inlandsche kinderen. 31 van 
de 81 zijn zonder beroep, zonder andere middelen van bestaan, 
dan de resten van een vervallen fortuin, vertegenwoordigd door 
slaven of kleine erven en tuinen. Velen hunner bezitten ook die 
middelen niet en kunnen dagelijks naauwelijks beschikken over 
eenige weinige duiten om in hun onderhoud en dat hunner fa- 



Digitized by 



Google 



— 197 — 

miliën te voorzien. 16 van de overige 50 kleurlingen vinden een 
sober bestaan als klerken of geëmploijeerden in s'lands dienst 
of in geringe pensioenen. Alzoo leeft nog niet de helft hunner 
van eenig nuttig bedrijf van handel , zeevaart of industrie. . 

Gelijk armoede zedenbederf baart, baart zedenbederf nieuwe ar- 
moede, en eene bevolking, die uit zoodanigen toestand zich niet 
weet op te heffen of er uit opgeheven wordt , gaat eenen langza- 
men doch zekeren ondergang te gemoet. 

Wel heeft de achteruitgang van den handel te Ternate bij- 
gebragt tot die armoede. De vrijverklaring der havens van 
Makassar, Kema en Manado heeft den stroom der produkten 
van den oostelijken Molukschen archipel en Nieuw-Guinea groo- 
tendeels van Ternate afgeleid en velen, welker bestaan van 
dien handel in mindere of meerdere mate afhankelijk was, zich 
naar Celebes doen verplaatsen of in minder gunstige of ar- 
moedige omstandigheden gebragt. 

De aardbevingen, welke Ternate sedert de laatste 20 jaren 
zoo zeer teisteren, hebben gewis veler eigendommen verwoest en 
het maatschappelijk kapitaal aanmerkelijk verminderd. 

Maar behalve dat der menschen vlijt spoedig de door rampen 
verdwenen waarden weder te voorschijn roept, heeft Ternate in 
vorige eeuwen meermalen dergelijke rampen doorgestaan , zonder 
dat dezelfde maatschappelijke verschijnselen zijn gevolgd. 

Het zou dus eenzijdig zijn, alleen in de celebesche vrij- 
havens of in de aardbevingen het verval van Ternate's ingezete- 
nen te zoeken. 

Er moeten nog andere oorzaken voor zijn en daaronder be- 
kieeden zeker opvoeding en onderwijs eene niet onbelangrijke 
plaats. 

Ik weet wel, dat voor het onderwijs, ook voor dat der in^ 
landsche christenen , veel zorg wordt gedragen en dat vooral de 
inlandsche christenschool te Ternate bloeit, maar wil men iets 
van de christenjeugd* te Ternate verwachten voor de toekomst, 
dan zal zijne opvoeding aan zijn onderwijs moeten beantwoor- 



Digitized by 



Google 



— 198 — 

den en dit laatste moeten worden uitgestrekt tot vele onderwerpen, 
die de jonge lieden kunnen doen opleiden tot kundige handwerks- 
lieden, zeelieden en handelaars. 

Wat de overige klassen der bevolking aangaat, ook van deze 
is, wat het stoffelijke aangaat, weinig gunstigs te zeggen. 

De weinige Arabieren zijn ijverig en leven van den invoer- 
handel met Java en Manado. 

De Chinezen bestaan evenzoo door den handel en door het 
pachten van s'lands middelen. Zij staan bekend als rustige en 
deftige ingezetenen, in vele opzigten verschillende van hunne 
landgenooten elders in den archipel. 

De overige inlanders op gouvernementsgrond , Boeginezen, 
Makassaren en Javanen , leven van een weinig landbouw, van de 
vischvangst, van den kleinen handel met de omliggende eilan- 
den, enkelen ook van de uitoefening van eenig ambacht. Meest 
alle echter zijn arm en vinden hun levensonderhoud niet zon- 
der moeite. 

Is het met de eigenlijke ternataansche of inlandsche bevol- 
king beter gesteld? 

De landbouw kwijnt, de vischvangst bloeit niet, de handel is 
in verval 

De landbouw is nog weinig ontwikkeld. Nergens ziet men 
waterleidingen, nergens den ploeg of den patjol. Men vindt 
niets dan kleine aanplantingen, door afzonderlijke huisgezinnen 
aangelegd , waarbij de mensch zoo weinig arbeid verrigt als mo- 
gelijk is en de opbrengst geheel van het toeval afhangt. 

De voormalige Hoofdkommissie van landbouw heeft door ha- 
re subkommissie te Ternate getracht ook den bloei van Ternate 
door ontwikkeling van den landbouw te bevorderen. In 1829 
zouden er op Ternate 14541 kofBjboomen, 38 muskaatnoten- 
boomen, 43 nagelboomen, 835 kakaoboomen, 1800 katoen- 
heesters en 2584 peperranken in aanplant zijn geweest, ongere- 
kend de gewone kultuurge wassen en vruchtboomen. Sedert heb- 
ben de kultuurstaten jaren lang van de hoeveelheid der ge- 
noemde kultuurgewassen melding gemaakt en het doen voor- 



Digitized by 



Google 



n 



— 199 — 

komen, alsof die kultures in bloeijenden toestand verkeerden. 
Zoo spreekt het algemeen verslag over 1846 nog van meer dan 
36000 koffijboomen, 15000 kakaoboomen, 1450 peperranken, 
850 kruidnagelboomen en 14000 muskaatnotenboomen. Maar later 
bleek het, dat, indien die cijfers al eenig vertrouwen verdienden, 
wat zeer betwijfeld werd, de opbrengst in allen gevalle onbe- 
teekenend was, voornamelijk door de zorgeloosheid der planters. 
De meesten dier kultures kunnen tegenwoordig beschouwd wor- 
den als te niet gegaan te zijn of althans als geene produkten 
voor den uitvoer te leveren , tenzij voor zoover van ze Halmaheira 
worden aangebragt. 

Men heeft op Ternate ook beproefd het kultiveren van tabak, 
indigo en djati, doch deze kultures zijn evenmin geslaagd, waar- 
schijnlijk, wat althans den tabak aangaat, insgelijks door gebrek 
aan zorg, vermits bijvoorbeeld het nabij gelegene Makjan, dat 
evenzoo geheel uit een enkelen vulkanischen kegel bestaat, uit- 
muntenden tabak oplevert. 

Men houdt zich op het eiland Ternate liever bezig met het 
kweeken van aardvruchten, vruchtboomen , sagoweerpalmen , een 
weinig rijst, enz. Een sagoweertuin van 200 tot 300 palmen 
verzekert den bezitter een maandelijks inkomen van / 50 tot f 60 
en de vruchten vinden op de markten in het algemeen goeden 
aftrek. Al spoedig wint men daarmede zooveel als genoeg is, 
om den honger te stillen en weder rust te genieten. Verder 
gaat de ijverzucht van velen niet. 

Van een' veestapel is op Ternate naauwelijks sprake. Hij be- 
stond sedert jaren en bestaat nog uit een twee- tot driehonderd- 
tal runderen , een honderdtal varkens en eenige weinige paarden 
en schapen , wat het gouvernementsgrondgebied betreft , — en op 
het grondgebied des sulthans is hij van nog minder beteekenis. 
Gebrek aan goede weiden maakt het gebrek aan hoorn vee , gebrek 
aan wegen dat aan paarden verklaarbaar. Voor den geringen 
landbouw is geen hoornvee noodig. 

De weinige rijst, maïs en koffij, welke op het eiland wordt 
geteeld , is nog niet eens voldoende voor de behoefte der geringe 



Digitized by 



Google 



— 200 — 

bevolking. De sago, het zoo algemeene volksvoedsel , wordt voor 
verreweg liet grootste gedeelte van Halmaheira aangebragt of 
door de Ternatanen zelve daar geklopt. Ook tabak, boomwol en 
muskaatnoten, worden grootendeels van de omliggende eilanden 
aangebragt. 

De vischvangst, waarin vele Ternatanen hun bestaan vinden, 
kon veel grootere voordeden afwerpen, indien men er zich meer 
in het groot op toelegde. Men rekent dat ter hoofdplaats jaar- 
lijks eene waarde van ongeveer / 50000 aan visch wordt verkocht. 
De zee om Ternate is zeer vischrijk, maar de Ternatanen 
leggen zich niet eens in die mate op de vischvangst toe, dat zij 
in de behoefte aan visch van hun eilandje voorzien. Het ont- 
brekende wordt door de Tidorezen gevangen en te Ternate ter 
markt gebragt. Behalve de sleepnetten van den heer Van Duiven- 
bode en een paar kleine staaknetten bij Talangami heb ik te Ter- 
nate geene vischtoestellen van eenigen omvang gezien. Gewoonlijk 
wordt slechts gevischt met hengels en lijnen. 

Men legt zich nog het meest toe op de vangst van den sakko 
en tjakalang. Omtrent de sakko-visscherij heb ik hierboven reeds 
een en ander medegedeeld. Van meer belang is de tjakalang- 
visscherij. Deze visch is eene soort van tonijn of boniet (Thijnnus 
pelamijs CV., Thijnnus thunnina CV. etc.), welke soms in groote 
scholen in de meeste moluksche wateren voorkomt, doch sich 
veelal van de kusten verwijderd houdt. De waarde van een 
tjakalang van 2£ tot 5 kilogrammen zwaarte is ongeveer / ] . 
Een goede vangst kan alzoo zeer winstgevend zijn. 

In de laatste tijden is de walvischvangst in de Molukken meer 
ter sprake gebragt. Zeker is het vreemd, dat deze zoogdieren 
van onder onze kusten door Amerikanen en Engelschen worden 
weggehaald en wij ons alzoo voordeelen laten ontnemen, welke 
zeker zeer belangrijk zijn , daar belangrijke uitrustingen en verre 
en langdurige reizen er door worden goedgemaakt. Het ligt zoo 
geheel in den aard der zaak, dat men in Nederlandsch Indië 
zich met nog veel beter gevolg op deze visscherij zou kunnen 
toeleggen dan de Engelschen en Amerikanen, dat het bevreem- 



Digitized by 



Google 



— 201 — 

ding moet baren, dat wij ten deze nog zoo geheel achterlijk 
zijn. Er bestaat thans vooruitzigt tot oprigting van eene ven- 
nootschap, ten doel hebbende de wal visch vangst in en om de 
Molukken met nederlandsch kapitaal. Indien , wat bij verwezen- 
lijking dezer vennootschap waarschijnlijk zou zijn, Ternate werd 
gekozen voor het hoofdetablissement eener dergelijke onderneming, 
zou daarin een krachtig middel zijn gelegen om Ternate uit zijn 
verval op te heffen. Talrijke iniandsche kinderen en Ternatanen, 
Tidorezen, Gilolorezen of Soelarezen zouden bij zoodanige onder- 
neming kunnen worden gebezigd. De noodige schepen en klei- 
nere vaartuigen zouden goedkoop en uit uitmuntend hout kunnen 
worden aangebouwd op de Soela-eilanden , waar reeds goede 
iniandsche scheepsbouwers zijn, welke onder deskundige hoogere 
leiding, zeker voortreffelijke voor het doel geschikte vaartuigen 
zouden leveren. De terugwerking eener zoodanige onderneming 
op den geheeien maatschappelijken toestand van Ternate zou zeker 
zeer heilzaam zijn en meerdere andere industriën zouden er zeker 
door te voorschijn worden geroepen. 

Slaat men een blik op den handel van Ternate en brengt 
men dien in verband met de voortreffelijke ligging der plaats 
aan den noordelijken ingang der Moluksche zee, dan erlangt 
men daarvan een' weinig bevredigenden indruk. 

Ternate zelf brengt tot nog toe geene artikelen voor den uit- 
voer voort. Deze artikelen worden eerst van de omliggende ei- 
landen, vooral echter van de Papoesche eilanden en Nieuw-Guinea 
aangebragt. Wilde muskaatnoten, schildpad, tripang, vogelnest- 
jes, verwhout, massooi, was, parelschelpen, zijn de voornaamste 
dier artikelen. 

De invoer-artikelen bestaan voornamelijk uit europesche en in- 
iandsche lijd waden , rijst, zout en olie, welke artikelen grootendeels 
van Java en Makassar worden aangevoerd. Daar echter de han- 
del voor het grootste gedeelte is in handen van den sulthan en 
de prinsen , erlangt de iniandsche bevolking de haar benoodigde 
artikelen slechts tegen de willekeurige prijzen, welke de vorsten 
gelieven te stellen. 



Digitized by 



Google 



— 202 — 

In de verslagen der residentie van 1829 tot en met 1343 zie 
ik geen gewag gemaakt van het geldswaardig bedrag der in- en 
uitvoeren te Ternate over die jaren, tenzij slechts over dat van 
enkele artikelen. 

Van 1844 af zijn de totale bedragen der uit- en invoeren 
vermeld , t. w. 



Jaren. 


Invoer. 


Uitvoer. 


Jaren. 


Invoer. 


Uitvoer. 


1844 
1845 
1846 
1847 
1848 
1849 


f 128,251 
80,192 
162,872 
200,793 
153,388 
135,002 


/ 73,725 
56,935 
62,839 
35,483 
79,961 
45,857 1 


1850 
1851 
1852 
1853 
1854 


/ 140,825 

180,600 

169,218 

107,472 

95,845 


/ 42,225 
65,344 
44,319 
14,174 
43,073 



Neemt men de laatste 10 jaren tot grondslag van vergelijking 
en verdeelt men die in twee tijdvakken van 5 jaren , dan blijkt 
het, dat gedurende de vijf laatste jaren de uitvoeren bijkans 
/ 62000 en de invoeren ruim / 38000 minder hebben bedragen 
dan in de vijf eerste jaren, waaruit volgt, dat de handel, zelfs 
in de laatste vijf jaren, met betrekking tot de weinige om- 
gezette waarden, nog aanmerkelijk is achteruitgegaan, en dat 
die achteruitgang het meeste merkbaar was wat den uitvoer 
betreft. 

Inderdaad , er is thans een groot verschil in de hoeveelheid der 
van de overige Moiukken en van Nieuw-Guinea te Ternate ter 
uitvoer aangebragte artikelen. In 1836 werd nog voor eene waarde 
van / 10000 aan paradijsvogels van Ternate uitgevoerd. In de 
laatste jaren is op de uitvoerstaten van dit artikel zelfs geene 
melding meer gemaakt en in 1850 bedroeg de uitvoerwaarde er 
van nog slechts ƒ 37. 

Ondervolgend overzigt, uit de staten van den uitvoerhandel 
getrokken, toont aan, in welke mate de vermindering in den 
uitvoer der voornaamste artikelen heeft plaats gehad. 



Digitized by 



Google 



203 



Uitvoer van Ternate. 



Jaar. 


Schildpad. 


Tripang. 


Paradijsvogels. 


Massoo i. 


Was. 


1832 


ƒ 43727 


ƒ 1889 


ƒ 1218 


? 


? 


1833 


41978 


1367 


2829 


? 


? 


1834 


67347 


7869 


5171 


? 


? 


1835- 


26543 


6732 


9065 


? 


7 


1836 


29067 


19327 


10223 


? 


? 


1837 


32627 


8520 


5235 


? 


? 


1844 


13537 


21660 


500 


10460 


1680 


1845 


6974 


14374 


311 


7762 


347 


1846 


12054 


19517 


90 


268 


4827 


1847 


3655 


9676 


24 





40 


1848 


5210 


7185 


154 


2040 


1130 


1849 


3799 


6949 





1113 


4430 


1850 


8848 


10388 


37 


8980 


8233 


1851 


11516 


8522 





7040 


1025 


1852 


1762 


6456 





3760 


940 


1853 


330 


3647 





927 


2066 


1854 


11060 


10650 





648 


600 



Van de jaren 1888 tot en met 1844 zie ik de uitvoerwaarden 
van bovengenoemde artikelen niet vermeld. Ik vind alleen , wat 
de uitvoer van paradijsvogels betreft, in de Reis naar de Zuidpool 
van Duinont d'Urville vermeld, dat in het begin van 1839, tij- 
dens het verblijf der Astrolabe en Zelée te Ternate, meer dan 
400 paradijsvogels tegen ongeveer / 2£ het stuk, aan de be- 
manning dier korvetten werden verkocht. Na 1850 heeft de 
uitvoer dier vogels, zooals uit het staatje blijkt, geheel op- 
gehouden. 

Het is te vermoeden, dat de openstelling van Ternate voor 
den handel, welke in 1854 plaats had, weder eene stijging der 
uitvoerwaarden zal ten gevolge hebben. De voornaamste reden 
althans, waarom die produkten van Halmaheira, den Oosterschen 
archipel en Nieuw-Guinea elders aan Boeginezen werden van de 
hand gezet, heeft thans opgehouden te bestaan. 

Omtrent de Ternate geïnde in- en uitgaande regten vind ik be- 
scheiden over een grooter aantal jaren dan over de geldswaardige 
bedragen der in- en uitgevoerde artikelen. Ik laat een overzigt 



Digitized by 



Google 



— 204 — 

daarvan hieronder volgen. Men ontwaart daaruit, dat het verval 
des handels, zoowel van den in- als uitvoer-handel , reeds een 
twintigtal jaren bestaat. Het bedrag der regten in 1829 en 
1834 nog van/ 9000 tot/ 10000 beloopende, daalde sedert 
1834 aanmerkelijk, doch bleef tot 1852 nog steeds boven de 
ƒ 2000, waarna het in de beide laatste jaren tot / 1900 en 
/ 1400 afnam. 

Gelteven regten te Ternate. 



Jaar. 


Inkomende. 


Uitgaande. 


Additionele. 


Totaal. 


1829 


ƒ 4238 


ƒ 4955 


f — 


ƒ 9193 


1834 


6449 


3382 




9831 


1835 


383 


5113 


— 


5496 


1836 


944 


3597 


227 


4768 


1837 


602 


2978 


179 


3759 


1838 


1870 


1693 


178 


3741 


1840 


812 


4156 


248 


5216 


1841 


2820 


2825 


282 


5927 


1842 


778 


1925 


135 


2838 


1843 


1311 


1872 


159 


3342 


• 1844 


588 


3885 


223 


4696 


1845 


570 


1947 


125 


2642 


184G 


47 


2351 


119 


2517 


1847 


1256 


1097 


96 


2449 


1848 


1299 


1952 


162 


3413 


1849 


1677 


3040 


235 


4952 


1850 


2241 


1383 


181 


3805 


1851 


1920 


2302 


211 


4433 


1852 


4561 


1083 


282 


5926 


1853 


1292 


521 


90 


1903 


1854 (1) 


— 


— 


— 


1414 



In 1854 bestond de handelsvloot van Ternate uit 7 rascheepjes 
en eenige padoeakans. 

Te Ternate hoorde ik, evenzeer als te Manado en later ook 
te Amboina, dat de stoom vaart de handelsschepen van Java 



(1) Jaar der vijverklaring van de haven van Ternate. 



Digitized by 



Google 



— 205 — 

weert en de ingezetenen in het erlangen van vele artikelen 
afhankelijk maakt van de beperkte ruimte der stoomschepen 
en van de hooge prijzen, welke men, door de afwezigheid van 
mededinging, goed vindt daarvoor te vorderen. De levensmid- 
delen, welke niet noodzakelijk door de stoomschepen worden 
aangevoerd, halen overigens geene buitensporige prijzen. De rijst 
gold in de beide laatste jaren / 5 — / 7 de pikol , sago onge- 
veer / 1 de fardoe (van ongeveer 25 kilogrammen), gedroogde 
visch 35 tot 40 duiten het katti, rundvleesch 45 en varkens - 
vleesch 60 duiten het pond, dinding 35 tot 40 duiten het katti, 
hoenders / 3 tot / 4 het dozijn , • kippeneijeren 2 duiten het 
stuk; voorts zout / 5 tot / 3 de pikol, turksche tarwe 100 dui- 
ten de honderd trossen, klappers 3 tot 4 duiten het stuk, 
klapperolie 24 en lampoiie 20 duiten de flesch, gambier 60 tot 
70 en tabak 40 duiten het katti, enz. 



Alvorens dit hoofdstuk te eindigen, wil ik nog een en ander 
mededeelen omtrent de bestuurs- en administratieve verhoudingen 
der residentie Ternate. 

De residentie staat, even als Manado, Amboina en Banda 
onder een' resident, die ondergeschikt is aan den gouverneur 
der Moluksche eilanden. Hij geniet eene bezoldiging van/ 1000 
s' maands. Behalve den resident zijn er slechts 2 ambtenaren 
voor het residentiebestuur , een sekretaris met een traktement 
van / 400 en ongeveer ƒ 150 emolumenten en een kommies met 
/ 200 s' maands ; voorts eenige klerken, welke bezoldigd zijn 
met ƒ 10 tot f 90 s' maands en 2 maleische schrijvers, welke 
ƒ40 en ƒ 50 s' maands genieten. Aan deze bezoldigde betrek- 
kingen zijn vele onbezoldigde verbonden. Zoo b.v. is de resident 
tevens president van den te Ternate gevestigden raad van justi- 
tie. De sekretaris is tevens magistraat, officier van justitie, au- 
diteur militair, notaris, vendumeester, pakhuismeester, ambte- 
naar van den burgerlijken stand en debitant van het klein-zegel. 



Digitized by 



Google 



— 206 — 

De kommies is tevens landmeter en belast met de waterstaats* 
werken. Enkele klerken zijn tevens griffier van den raad van 
justitie, of sekretaris van de wees- en boedelkamer of postkom- 
mies , ha venmeester , enz. Zeker een merkwaardig voorbeeld van 
hetgeen soms in een' indischen ambtenaar geëischt wordt. 

Het lidmaatschap van den raad van justitie is evenzeer slechts 
eene eerebetrekking als het voorzitterschap van dien raad. Met de 
wees- en boedelkamer is het niet anders. In de civiele geneeskundige 
dienst wordt voorzien door den officier van gezondheid van het 
garnizoen. 

Elders dan ter hoofdplaatse zijn nergens ambtenaren van het 
europeesch bestuur, tenzij op Batjan, waar zich thans, hoezeer 
niet organiek , bevinden een officier van gezondheid voor de mi- 
litaire en civiele geneeskundige dienst, een ingenieur van het 
mijnwezen en een voorman van het mijnwezen voor de ontgin- 
ning der steenkolen aldaar. Op Halmaheira waren vroeger 2 ad- 
sistent-residenten , te Galelaen Bitjoli, doch in 1827 zijn die be- 
trekkingen ingetrokken. Thans is op het geheele eiland slechts 
een kleine militaire post te Dodinga. Er is in de laatste tijden 
echter weder sprake geweest en nog van het plaatsen van euro- 
pesche ambtenaren in het Banggaaische of Tomboekoesche en op 
Nieuw-Guinea , een maatregel, die ook voor nog andere eilan- 
den der residentie noodig zal zijn , indien men werkelijk onzen 
invloed wil uitbreiden en nuttig doen werken. 

Men noemt Ternate gewoonlijk een' lastpost voor het gouver- 
nement. Inderdaad overtreffen de lasten de baten der residentie. 
In 1852 bedroegen de uitgaven ruim 2| tonnen gouds, terwijl 
de inkomsten ongeveer / 84000 minder beliepen. In 1853 be- 
droeg het nadeelig verschil ruim / 38000. In 1854 waren de 
lajsten gedaald tot ruim / 197000 en de baten gestegen tot ruim 
f 184000, zoodat het nadeelig verschil nog slechts / 13000 be- 
droeg. 

Het is echter de vraag, of het noodig is> dat Ternate een lastpost 
blijve. Ik geloof het niet. Nieuwe kontrakten met de sulthans, 
de strekking hebbende om tegen schadeloosstelling meer grond- 



Digitized by 



Google 



— 207 — 

gebied onder het onmiddellijk beheer van het gouvernement te 
brengen , zouden de zaken geheel va» aanzien kunnen doen ver- 
anderen tot heil der betrokkene bevolkingen, tot vermeerdering 
van ons gezag, tot voordeel der schatkist. 

Ik wil hier er slechts op wijzen dat de landbouwende bevol- 
kingen van Tidore en Halmaheira, doch vooral die van Makjan 
en de Soela-eilanden , zonder veel moeite en zonder groote kos- 
ten van militaire bezettingen , er toe zouden te brengen zijn , om 
voor het gouvernement voortbrengselen voor de europesche markt 
te kweeken. De bevolkingen van den sulthan van Ternate ver- 
hangen bijkans algemeen te staan onder ons onmiddellijk bestuur 
en een resident van takt zou spoedig er in kunnen slagen , zonder 
eenige botsing of zonder benadeeling van de vorstelijke familie, 
ten deze tot de wenschelijke uitkomsten te geraken. 

De verpachte middelen en de verschillende belastingen, welke 
ter hoofdplaatse geheven worden , voorzien slechts voor een gering 
gedeelte in de kosten van bestuur. 

De opbrengsten der in en uitgaande regten over de laatste 
25 jaren heb ik hierboven reeds vermeld. Ik zal hier laten vol- 
gen een dergelijk overzigt van verschillende andere belastingen 
en van de verpachte middelen. 



Digitized by 



Google 



— 208 — 



Belastingen van verschillenden aard geheven te Ternate. 



Jaren. 


e 8 
ê 8 


Overschrij- 
ving van vaste 
goederen. 


i 

3 SP 

•i * 


o a 

3i 

al 


p 
S 

e 

a 
> 


Haven- en 
ankerage- 
gelden. 


Slavenbelas- 
ting. 


■*-» en 


f 

-4-» 
P-l 


1827 





ƒ1135 


ƒ1238 


ƒ 143 


f 724 


f 675 


» 


ƒ 220 





1828 





533 


1067 


139 


951 


610 


ƒ1828 


130 





1832 





700 


1477 


65 


989 


1251 


1762 


110 





1833 


ƒ450 


1207 


1382 


49 


624 


517 


1695 


359 





1834 





700 


747 


63 


675 


509 


1632 


50 





1835 





901 


1638 


76 


347 


392 


1461 


232 


0, 


1836 


590 


1098 


2578 


90 


1940 


445 


1313 


262 





1837 


106 


1044 


1316 


116 


392 


432 


1450 


210 





1838 





388 


1335 


103 


530 


953 


1467 


62 





1839 





600 


1442 


90 


399 


449 


1412 





ƒ 89 


1840 





586 


1338 


76 


461 


6 


1315 





115 


1841 





115 


1373 


31 


1203 


50 


1213 


2700 


146 


1842 


57 


668 


1958 


49 


802 


254 


1291 





135 


1843 





341 


1513 


31 


772 


43 


1129 


200 


210 


1844 





184 


1307 


27 


633 


5 


1166 


o 


181 


1845 





132 


1763 


45 


555 


51 


1006 


2 


184 


1846 





588 


1302 


41 


498 


8 


765 


469 


201 


1847 


156 


190 


1248 


45 


1161 


; 60 


877 


70 


187 


1848 





624 


1487 


49 


865 


5 


937 





151 


1849 


68 


38 


1277 


l 49 


970 


110 


828 


o 


179 


1850 


51 


541 


1686 


45 


878 


137 


920 





265 


1851 


247 


234 


1023 


36 


846 


131 


781 





171 


1852 





137 


1393 


66 


1057 


1 207 


741 





162 


1853 


808 


300 


901 


| 60 


559 


1 414 


703 





289 


1854 


23 


108 


738 


54 


822 


1 236 


700 





454 








% 















De belasting op de slaven is in 1828 ingevoerd. Van inkom- 
sten der brievenposterij zie ik geene opgave van vóór het jaar 
1840. 

De verpachte middelen zijn de volgende: hoofdgeld der Chi- 
nezen (in 1829 ingevoerd); kleine lombard; arak en andere 
sterke dranken; sagoweerj bazaars, winkels en kramen (1); am- 
fioen; slagten van varkens (ingevoerd in 1835) en van rundvee 
(ingevoerd in 1835). De opbrengsten dier verpachtingen waren 
als volgt. 



(1) Onlangs afgeschaft. 



Digitized by 



Google 



— 209 — 



il ■ 1 M 


Verpachte middelen te Ternate. 






Jaren, 


o 
m 
S 
■3 


f 

5 


1 


4 


§ 

2 
o 


O 
O 


a 

es 

■f. 


1826-1828 jgemïdd.) fS%M 

1821* . . | 4188 


ƒ3324 
4032 


/" 3200 
3996 


ƒ 676 
504 


ƒ 792 

852 


672 





1830-1833 (gcmidd.) 


tfW 


6801 


3UÜ 


615 


1329 


483 





issi < , 


5196 


8001 ' 


3396 


501 


1248 


372 





1835 , . 


6106 


8364 


2748 


804 


2916 


384 


48 


1836 . ■ 


5340; 


7620 


2148 


600 


1512 


360 


168 


1838 . . 


7560 


6504 


18G0 


600 


1008 


276 


108 


1*39 . , 


8875 


7410 


1536 


1128 


1008 


3 is 


141 


1810 ■ . 


11125 


6396 


1421 


Hol 


1020 


312 


11Ï2 


1841 . , 


7875 


4080 


1008 


^ 


600 


210 


156 


1812 . , 


7875 


6144 


1800 


120G 


1101 


270 


144 


iwa , ; 


7125 


4880 


1G0O 


810 


800 


275 


170 


18 4 i , . 


7800 


555ii 


1810 


990 


1450 


810 


135 


1845 . . 


7800 


5550 


1810 


990 


1450 


310 


]:;;» 


181G . . 


6500 


4625 


1508 


825 


1208 


258 


112 


1847 . - 


7SSÖ 


5300 


1900 


1610 


3240 


300 


120 


4848 . . 


79dÖ 


5300 


1900 


1610 


3240 


300 


120 


1849 . . 


7Q80 


5300 


1900 


1610 


3240 


300 


1 20 


1850 , , 


9880 


Gson 


1010 


1900 


3550 


332 


150 


IBH • . 


9880 


6800 


1610 


1900 


3550, 


332 


150 


1852 , , 


9 


6800 


1610 


1900 


3550 


332 


150 


1853 , . 


7930 


6340 


l&Mf 


1060 


3200 


330 


l;;o 


1854 . . 


7930 


0340 


l«U 


1060 


:!20ii 


330 


180 



Men ontwaart hieruit, dat de pachten der voornaamste midde- 
len in de laatste 25 jaren aanmerkelijk zijn gestegen, hebbende 
slechts die der sagoweer eene vermindering ondergaan. 

Het gouvernement voorziet ook gedeeltelijk in de behoefte aan 
zout van Ternate. Het verkocht echter in de laatste 12 jaren 
gemiddeld nog geene 280 pikols s'jaars. De overige benoodigde 
hoeveelheid wordt door den partikulieren handel voor / 3 tot / &{ 
de pikol verkocht, terwijl het gouvernementszout met ƒ 5 de 
pikol moet betaald worden. De inlanders gebruiken het zout, 
dat zij zelve uit het zeewater winnen. 



(1) In 1855 zijn de bazaarpachten op de buitenbezittingen afgeschaft;, even 
als zulks vroeger, insgelijks onder het bestuur van den gouverneur generaal 
Duymaer van Twist, reeds voor bijkans geheel Java plaats had. 

I. 14 



Digitized by 



Google 



— 210 — 

De verhouding der sulthans van Ternate, Tidore en Batjan 
tot het gouvernement is als die van leenmannen en bepaald bij 
kontrakten, gesloten in 1824 en 1826. 

De sulthans bezitten hunne rijken zelfs niet als een erfelijk 
leen. De keuze hunner opvolgers blijft geheel aan het gou- 
vernement. De regtspleging hunner onderdanen is hun wel 
overgelaten, maar de vonnissen in strafzaken, door de rijksra- 
den geveld, zijn aan de goedkeuring van den resident van Ter- 
nate onderworpen- Zij hebben het regt niet, zelve hunne rijks- 
grooten en hoofden te benoemen of te ontslaan anders dan na 
schriftelijke goedkeuring van het gouvernements. 

De rijkjes Banggaai en Tomboekoe worden door den sulthan 
van Ternate als achterleen bezeten. 

Den sulthan staat een rijksraad of babatoeter zijde, welke door 
een' djoegoegoe of rijksbestierder wordt voorgezeten. De tegen- 
woordige sulthan behandelt evenwel gewoonlijk de rijkszaken zelf, 
zonder hulp van den raad of van de rijksgrooten. Daar hij der 
tweede kindschheid nabij is , gaan de zaken er niet beter om en 
de ontevredenheid onder grooten en geringen moet dan ook alge- 
meen zijn. Een der voornaamste posten is die van kapitein laoet. 
De titularis, gewoonlijk een bloedverwant des sulthans, heeft 
alle vaartuigen des sulthans onder zijn beheer en kleedt zich in 
den montering van kapitein ter zee of kapitein-luitenant ter zee. 
De negorijen onder het gebied des sulthans worden beheerd 
door sengadji's, welke slechts met goedkeuring van het gouver- 
nement kunnen worden aangesteld. De hoofden der tot eene negorij 
behoorende kampong dragen den titel van kimalaha of pomenila. 
Op het noordelijke schiereiland van Halmaheira, waar ruim 
20000 onderdanen van den sulthan van Ternate wonen, regeert 
de sulthan door ternataansche babato's, djoeroetoelies , kalaudi's 
of luitenants, welke chefs zijn van distrikten, welke onder hen 
door halmaheirasche sengadji's, kimalaha's, ngofamanira's of 
kolano's beheerd worden. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK IV. 



TIDOKE. 

Vertrek van Ternate. — Overtogt, — Gezigten op Tidoro en Halmaheira. — 
Filongia. — De piek van Tidore. — Soasio. — Verwoestingen door de 
jongste aardbevingen aangerigt. — Korra korra's. — Ontvangst van den 
gouverneur generaal te Soasio. — Tegenbezoek aan den sulthan van 
Tidore. — Inlandsche dansen. — Paleis des sulthans. — Bezittingen des 
sulthans buiten Tidore. — Halmaheira. — Papoesche eilanden. — Nieuw- 
Guinea. — Verval van het rijk van Tidore. — Wenschelijkheid van 
nederlandsche vestigingen op verschillende punten van het Tidoresche 
grondgebied. — Onderdrukking der bevolkingen. — Onzekerheid der 
sterkte van de bevolking onder Tidore. — De Tidorezen. — Landbouw 
en nijverheid. 

Den 28* September vertrok het reisgezelschap van Ternate 
naar Tidore. De sulthan en rijksgrooten van Ternate deden 
den gouverneur generaal uitgeleide. De troepen van het garni- 
zoen, de schutterij en de troepen des sulthans, de laatste onge- 
veer 100 man sterk en met degeëuropiseerde voorvechters aan 
het hoofd stonden, even als bij onze aankomst, langs den weg 
geschaard. Saluten als naar gebruik. De resident van Ternate 
ging mede aan boord, om den gouverneur generaal tot Batjan 
te vergezellen. Eenige rijksgrooten van Tidore , die na het ver- 
trek huns sulthans te Ternate waren achtergebleven, maakten 
den overtogt mede. 



Digitized by 



Google 



— 212 — 

De overtogt was spoedig volbragt en werd door fraai weder 
begunstigd. 

Stoomende langs de oostkust van het eiland Tidore, geno- 
ten wij de schóone gezigten, welke het eiland zoo ruimschoots 
aanbiedt. Het eiland bestaat uit twee zeer van elkander ver- 
schillende helften. De zuidelijke helft wordt gevormd door den 
piek van Tidore, een regelmatige kegel, welks voet geheel de 
zuidelijke helft van het eiland beslaat. De noordelijke helft 
daarentegen bestaat uit een bergachtig land, woest dooreenge- 
worpen, maar blijkbaar toch van vulkanischen aard en slechts 
een verbindingslid , een schakel van de vulkanische keten , welke 
Halmaheira ten westen omringt. De noordhelft van Tidore is 
weinig of niet bewoond. Steil dalen de bergwanden in zee en 
slechts hier en daar, waar het strand een vlak terrein aanbiedt 
van eenige weinige schreden omvang, zijn enkele hutjes gebouwd, 
bewoond door visschers of landbouwers, die er zich tijdelijk ne- 
derzetten, om te zijn nabij de plaatsen waar zij hun bedrijf 
oefenen. 

Bijkans de geheele bevolking van Tidore bewoont de zuidelijke 
helft van het eiland en is daar nog voornamelijk aan de oostkust 
bijeen gedrongen. De zachte en vruchtbare hellingen van den 
voet des bergs zijn gunstig voor den landbouw en tot onge- 
veer 900 meters hoog langs de helling des bergs ziet men dan 
ook het land in ontginning. Boven de grens der kuituur breidt 
zich nog een breede gordel van oorspronkelijk woud uit, doch 
deze reikt niet tot den top, die zich spits en kaal nog aanmer- 
kelijk boven de grens van het woud verheft. 

Oostelijk van Tidore ligt een klein eilandje of liever eene rots , 
welke misschien 100 voeten lang en 60 voeten hoog is en met 
vegetatie bekleed. Deze rots draagt den naam van Filongia. Wij 
passeerden tusschen haar en Tidore. 

Links verder op den achtergrond lag het onder het gebied van 
Tidore behoorende hooge kustland van Halmaheira nabij genoeg 
om de begeerte op te wekken, ook daar eens voet aan wal te 
zetten. In het zuiden, maar nog geheel in de verte begonnen 



Digitized by 



Google 



— 213 — 

zich allengs te vertoonen de kruinen van de eilandjes Mareh, 
Motir en Makjan , welke wij in den loop van den dag meer van 
nabij zouden aanschouwen. 

Na een paar uren stoomens kwamen wij voor de Soasio, of de 
hoofdplaats van het eiland Tidore, de verblijfplaats van den sul- 
than. Eene flotille van koïïa-korra's van den sulthan lag ter ree- 
de geschaard en kwam de Ambon bij het opstoomen te gemoet. 

Men kan zich naauwelijks voorstellen, dat met zulke ellendige 
vaartuigen uitgestrekte bezittingen, zooals die van Ternate en 
Tidore, kunnen worden beheerscht en zulks is alleen verklaarbaar 
doordien de vaartuigen der overheerschte volken nog ellendiger 
zijn, zoodat de Tidorezen elders in het gebied huns sulthans 
nog vrij algemeen worden ontzien en wegens hunne wreede han- 
delingen in nog hoogere mate gevreesd. 

Eene praauw des sulthans , met vlaggen en wimpels versierd en 
aan boord hebbende eenige rijksgrooten , kwam op zijde van de 
Ambon om den gouverneur generaal te verwelkomen en naar wal 
te begeleiden. Dit vaartuig stak echter zeer ongunstig af bij dat, 
hetwelk bij onze komst te Ternate den opperlandvoogd van boord 
kwam afhalen , niet alleen wat het uitwendige maar ook en voor- 
namelijk wat het inwendige betrof. De toestand en inrigtïng 
van dat vaartuig waren zelfs zoodanig, dat geaarzeld werd om 
daarmede naar wal te gaan en besloten om althans den terug- 
togt naar boord met de sloepen van de Ambon te doen. In- 
dien het niet gebleken was, dat men hier niet mogt denken 
aan gebrek aan eerbied van de zijde des sulthans , die, meer dan 
80 jaren oud en meestal bedlegerig, toch een paar dagen vroe- 
ger zich naar Ternate had begeven om den gouverneur generaal 
te verwelkomen, zou het tegenbezoek van den opperlandvoogd 
waarschijnlijk niet hebben plaats gehad. 

De hoofdplaats van Tidore, ook wel genaamd Soasio (zetel 
van het hoofd van het rijk), ligt onmiddellijk aan het strand. 
De negorij, op eenigen afstand van zee gezien, heeft geen 
onbevallig uiterlijk. Het terrein der hoofdplaats, uitmaken- 
de een gedeelte van den oostelijken voet van den piek 



Digitized by 



Google 



— 214 — 

van Tidore, verheft zich dadelijk achter het strand, zoodat de 
talrijke huizen amphitheatersgewijze achter elkander geplaatst zijn. 

Vele dier huizen, van steen opgetrokken en wit gepleisterd, 
teekenen zich scherp en niet onoogelijk op het schuinsche vlak 
der negorij af en voornamelijk trekt daar het hooger gelegene 
en hooger opgetrokkene zoogenaamde paleis des sulthans het oog. 
Komt men echter naderbij, dan verdwijnt al dat bevallige en 
er blijft niets over als eene massa digt op een gedrongene on- 
oogelijke huizen en hutten. 

De jongste aardbevingen, welke hier blijkbaar veel heviger 
zijn geweest dan op te Ternate , hadden groote verwoestingen te 
Soasio aangerigt en van de meeste overigens slecht gebouwde 
steenen hnizen waren slechts de muren of gedeelten der muren 
blijven staan. Zelfs het paleis van den sulthan was zoodanig 
beschadigd, dat de sulthan het geraden geoordeeld had zich 
voorloopig in hulpgebouwen te vestigen. 

Het naderen van Soasio van de zeezijde is bemoeijelijkt door 
een zich voor de negorij uitstrekkend rif, dat door aangebragte 
steenen zoodanig is opgehoogd en uitgebreid, dat zelfs weinig 
diepgaande vaartuigen slechts door eene in het rif gelatene ope- 
ning Soasio kunnen bereiken, en ook wij moesten een 9 kleinen 
omweg maken om dit rif te vermijden. 

Te Soasio aan wal stappende begaven wij ons dadelijk naar 
het tijdelijke verblijf des sulthans, geheel nabij het gedeeltelijk 
verwoeste paleis ingerigt. Een steenen trap van eenige honder- 
den schreden lengte geleidt van het strand derwaarts. Deze 
trap was belegd met wit lijnwaad, eene eerbewijzing welke wij 
op meerdere andere plaatsen in de Molukken aantroffen. De 
troepen der sulthans en de daar gedetacheerde weinige soldaten 
van ons leger welke als eerewacht der sulthans figureren, ston- 
den langs den weg geschaard en de tidoresche artillerie deed 
haar best om het bezoek van den hoogen gast te begroeten. 

De sulthanstroepen heetten op europesche wijze gekleed en 
gewapend te zijn. Wij hadden er vrede mede. De troepen van 
den sulthan van Ternate zagen er evenwel veel minder onoo- 



Digitized by 



Google 



_ 215 — 

gelijk uit en in het algemeen had alles wat wij van de inlandsche 
hof- en huidhouding te Ternate zagen een gunstiger uiterlijk dan 
op Tidore, waarschijnlijk door de meerdere aanraking van de 
Ternatanen met de Europeanen. 

Op Tidore toch is zelfs geen vertegenwoordiger van ons ge- 
zag, niettegenstaande bij het van kracht zijnde traktaat het 
regt van het gouvernement om ambtenaren op het grondgebied 
van den sulthan te plaatsen is erkend. 

De sulthan van Tidore ontving den gouverneur generaal en 
mevrouw Duymaer van Twist in eene lange smalle gaanderij, 
welke tamelijk netjes gedrapeerd en van eenige oude europesche 
meubelen voorzien, doch er geenszins mede versierd was. Ook 
eenige prinsessen waren bij de ontvangst tegenwoordig, alsmede 
de voornaamste prinsen en rijksgrooten. Na het gebruiken van 
eenige ververschingen werden wij hier even als bij den sulthan 
van Ternate onthaald op eenige inlandsche dansen, uitgevoerd 
door vrouwen van uiterst geringe schoonheid. Deze dansen wa- 
ren door niets anders merkwaardig als door eene bijzondere 
onbevalligheid van de trage en als kruipende bewegingen der 
danseressen en werden dan ook zooveel bekort als de etikette 
slechts toeliet. 

Na afloop der ontvangst bezigtigden wij nog de bouwvallen van 
het paleis. Het hoofdgebouw had, hoezeer zwaar beschadigd, 
het minste geleden en zal misschien nog weder bewoonbaar kun- 
nen worden gemaakt, doch de bijgebouwen lagen grootendeels 
in puin. Belangrijker dan dit vorstenverblijf was het fraaije 
gezigt, wat het terras voor hetzelve aanbood op de reede en het 
tegenover liggende gedeelte van Halmaheira. 

Ruim een paar eeuwen geleden, waren op Tidore drie euro* 
pesche forten , Tahoela aan de oostkust en Romi en Mareico aan 
de westkust, die waarschijnlijk door de Portugezen en Spanjaar- 
den gebouwd waren. Zij hadden in den tijd van Valentijn reeds 
opgehouden te bestaan. 

Ons verblijf op Tidore duurde niet veel langer dan een uur. 
Onder hetzelfde plegtstatige geleide als bij de aankomst ging 



Digitized by 



Google 



— 216 — 

het reisgezelschap naar boord van de Ambon terug. 

De sulthan van Tidore, hoezeer het voorkomen van zijn hof en 
van zijne troepen en vaartuigen minder gunstig is dan dat van het 
hof van Ternate, moet niet zoo arm en zelfs tamelijk vermogend zijn , 
met meer beleid regeren en althans op Tidore minder door de 
bevolking zijn gehaat. Hij wordt gezegd te zijn spaarzaam en 
zeer gehecht aan den Islam. Hij heeft de sago weer-palmen op 
Tidore doen uitroeijen om te voorkomen, dat zijn volk zich aan 
het gebruik van palm wijn te buiten zou gaan, doch hun daar- 
door tevens een' hunner nuttigste gewassen ontnomen. Zijn ge- 
zag is niet minder uitgebreid dan dat van den sulthan van Ter- 
nate, hoezeer hij de tweede in rang is der Moluksche vorsten. 
Het gouvernement heeft in het rijk van Tidore geen ander 
grondgebied, dan hetgeen den sulthan in leen is afgestaan, zoo- 
dat geheel het rijk staat onder het onmiddellijke beheer van den 
sulthan. 

De bezittingen van den sulthan , zijn , voor zooverre ze bij na- 
me bekend zijn, de volgende. 

1°. De eilanden Tidore, Tilango (Filongia), Siboe, Mareh. 

2°. De twee oostelijke schiereilanden van Halmaheira, begrepen 
tusschen de in het vorige hoofdstuk gegevene grenzen van het 
ternataansche gebied aldaar , waartoe behooren de eilanden Jehoe 
op de westkust, Woda, Radja Liawohoe, Tamin, Goratoe, Djodi, 
Poeloe Roniri op de westkust , Baija-eh, Kappal, Ef-pakkal, Gee- 
eeh, Samedi, Sau, Ef-miloeas, Nailoei-pakkal , Seloton, Saje, 
Nasloei-miakol , Man, Belengsel, Lai-lai, Ef-mia, Kapaja, Oroe, 
Ingalan, Ota, Tjampanes-moleles , Se-ofi, Lan, Eeöe, Mor, 
Moetoe-maja, Oe-ef, Telingi-mendi ; langs Weda-Oewan-wajo- 
taw, Liab, Je-ef, Oela-i-ef, Salotan. 

3°. Het gedeelte van Nieuw-Guinea , zich uitstrekkende van af 
den hoek Seprop-maneh (hoek Bonpland , 140°47' lengte beoosten 
Greenwich), op de noordkust , langs die kust, de baai van Wan- 
dammen (Geelvinksbaai) , tot den hoek Kain-kain-beba (Kaap de 
Goede Hoop) en verder west , zuid en zuidoostelijk tot aan de , 
bij de Proklamatie van 24 Augustus 1828 voorloopig aangeno- 



Digitized by 



Google 



— 217 — 

mene grens op 141° oosterlengte op de zuidkust, met inbegrip 
van het binnenland; zijnde onder dit gedeelte van Nieuw-Guinea 
begrepen, de krachtens de Proklamatie van 14 Augustus 1828 
in bezit genomene landstreek , uitmakende de landschappen Wo- 
nin di bawa (1) en Namatotta van en met Poeloe Adi tot de bij 
die Proklamatie voorloopig aangenomene scheiding op 141° lengte 
lengte, waaronder de eilanden: Adi-besar, Adi-ketjil (6 eilan- 
den) , Toekarwatoe of Kerwatoe , Selinalam , Boeroe , Mandoeis , 
Namatotta, Saretta, Sagil, Aidoema, Dramaai, de eilanden der 
Oeroe Lagoeroe , Lakahia , drie ongenaamde eilanden , Prins Fre- 
derik Hendrik-eiland; behoorende verder nog tot het voormelde 
gedeelte van Nieuw-Guinea de eilanden gelegen langs de noord- 
kust t. w. Pamaris (in de Iintjoebaai) , Leesioe, Oeakedeh, Tabi, 
Soerabi, Padima, Bongka, Samit, Nirom, Koeramba of Arimoa, 
alsmede de eilanden in en voor de Geelvinksbaai t. w. Mofia 
(3 eilanden), Biah en Soök of Mijsole (Willem Schoutens-eiland), 
waaronder Korido, Meskaroar, Manor, Pade-ido (15 eilanden), 
Mafor , Manim , Jaoer , Soebiba , Mimomin , Jappens ( Jobi) , 
Ansoés (6 eilanden) , Koeroedoe (7 eilanden) , Amboi , Aropin 
(5 eilanden) , Wandammen (10 eilanden) , Missian (6 eilanden) , 
Arpai, Woendes, Yob, Roni (3 eilanden), Wammessan, Rem- 
bab en een aantal eilanden zonder naam ; voorts Poeloe Doewa (2) 
aan de noordwestkust. 

4°. De Wageoe-Misool- archipel t. w. Wageoe, Batampele, 
Tamagoei, Lontjoe-i, Wagloel, Alioe-keteo, Esmal, Eritopago, 
Kamtoem, Aalebas, Fagi, Tip, Keboe, Moeter, Biantji, Bean- 
keü, Gof-pial, Gof-kali, Kofani, Kapegog, Gemien, Mangoleh, 
Oewoffo, Kapatboes, Boeiem, Ballabollah, Oewajagoe, Metjee, 
Jen, Bag, Patjao, Alifin, Oneh, Sipasipa, Mammau, Lau-lau, 



(1) Wonin-di-bawa en de eilanden langs de zuidkust van Nieuw-Guinea 
van Adi en Namatotta tot 141° o. 1. zyn administratief gebragt tot de resi- 
dentie Banda. Merkusoord, met de Tritonsbaai, aan welke het fort Du Bus was 
opgerigt, liggen in het westen van de uitgestrekte landstreek Wonin-di-bawa. 

(2) De eilanden op de oude Kompagnie's kaarten Amsterdam en Middel- 
burg genaamd en onder anderen door Abel Tasraan gezien. Zie de plaat 
op bladz. 57 van het 3e deel 2e stuk van Valentijn. 



Digitized by 



Google 



— 218 — 

benevens de eilanden zonder namen; voorts Passi (3 eilanden), 
Ayoe (9 eilanden); Gebeh, waaronder Ayoe , Oetoe,Tanau, Solil, 
Fau, Gag, IJoe; Gagi met Ajoe. De Faam-groep (15 eilanden), 
Poeloe Pisang (2 eilanden) , Boh (2 eilanden), Poppa (10 eilanden) ; 
Salwatti, waaronder Batanta, IJoef , Wariri, Man, Man-ketjil, Kes- 
sim, Djandjaha, Kebiah, Balbil, Maij-maij, Iref, Menil, Moh, 
Bih , Messigiet , Gellewoh , Peleh , Labah , Pahan , Denneh , Poe- 
loe Jegin (4 eilanden) , Misool , waaronder de groepen Temmee (13 
eilanden), Daram (27 eilanden), Oea (24 eilanden) , Mateloh (8 
eilanden), Kanari (13 eilanden), Woni-melot (6 eilanden), Ajer- 
goenoe in de Berrowbaai (9 eilanden), Mafoe-portih (2 eilanden) , 
Noessa Oelar, Toegoe serang, Botor, Noessa Oelar en Karra- 
wari (2 eilanden). 

De bovengenoemde talrijke eilanden en eilandgroepen zijn voor 
een groot gedeelte aangeduid op de //Kaart van Ternate, Hal- 
maheira en omringende eilanden" en de //Kaart der Nederland- 
sche bezittingen op het eiland Nieuw-Guinea", beide zamengesteld 
door den heer P. Baron Melvill van Carnbee in de jaren 1855 
en 1853 en behoorende tot den Geographischen Atlas, waar- 
mede deze uistekende zeeofficier thans de kennis van den Indi- 
schen Archipel verrijkt. 

Ons gezag over die menigte van gewesten bestaat thans wel 
slechts door tusschenkomst van den sulthan van Tidore, doch 
het gezag van den sulthan , die gezegd wordt in 1638 een leger 
van 50000 man te velde te hebben gebragt , heeft sedert lang reeds 
onzen steun en onze bescherming noodig. Zonder die bescher- 
ming zou het rijk van Tidore waarschijnlijk reeds opgehouden 
hebben te bestaan of teruggebragt zijn tot de nabij de hoofd- 
plaats gelegene gewesten. 

De bevolkingen van de noordkust van Nieuw-Guinea en die 
der eilanden van de Geelvinksbaai zijn onderling in onophou- 
delijke oorlogen gewikkeld en talrijk zijn hunne pogingen in de 
laatste jaren geweest om zich van het juk van Tidore te ontslaan. 
Men verlangt er naar onze vestiging en vereert bij voorraad reeds 
de door ons geplaatste merkpalenf, omdat zij eerst in onze ves- 
tiging een einde zien aan de pi ander- en moordtogten der hongi- 



Digitized by 



Google 



— 219 — 

vloten , die , nu ze niet meer gebezigd worden ter uitroeijing der 
specerijen, zich slechts schijnen te bemoeijen met het uitroeijen 
van eigendommen en menschen. De Tobeliorezen, overigens 
zelve een volk van zeeroovers, voeden een' ingeworteldeiï haat 
tegen Tidore. Gebeh en de bevolkingen in de nabuurschap, 
nog niet lang geleden door Tidore ten onder gebragt, zullen 
niet nalaten het juk van Tidore af te schudden, zoodra zij be- 
begrijpen, dat zij slechts met Tidore en niet met ons gouver- 
nement te doen zullen hebben. En ofschoon het schijnt , dat de 
Tidorezen zelve het bestuur van hunnen vorst minder haten dan 
de Ternatanen dat van hunnen sulthan , lijdt het geen twijfel of 
het rijk van Tidore heeft evenzeer uitgeleefd als zijn tegenwoor- 
dige sulthan. 

Wanneer men nu echter bedenkt, dat de steun aan den sul- 
than van Tidore verleend, de uitwerking heeft, dat de veel- 
soortige bevolkingen van het rijk van Tidore overgelaten blijven 
aan de willekeur van den vorst, of wat erger is, aan dien van 
zijne plaatsbekleeders en van zijne chefs der hongivloten , blijkt 
de wenschelijkheid van meerdere dadelijke inmenging van ons gezag 
in het beheer der onder Tidore behoorende gewesten. Die wen- 
schelijkheid wordt dan ook door het gouvernement weder gevoeld 
en er bestaat vooruitzigt , dat binnen kort , althans op de noordkust 
van Nieuw-Guinea , eene nederlandsche vestiging zal verrijzen. 

Er zal echter meer behooren gedaan te worden dan dat, en 
er bestaat veel grond om te vermoeden, dat zulks zal kunnen 
geschieden door het aangaan van nieuwe kontrakten, hetzij met 
den nog levenden vorst , hetzij met zijnen door het gouvernement 
te benoemen opvolger. 

De gouverneur generaal Van der Capellen had het nuttige van 
het zenden van vertegenwoordigers van ons gezag beoosten Ter- 
nate reeds ingezien en op Halmaheira twee adsistent-residenten 
geplaatst, een te Galela (aan de oostkust van het onder Ternate 
behoorende noordelijke schiereiland) en een te Bitjoli (aan de 
noordkust van het onder Tidore behoorende zuidoostelijke schier- 
eiland). De kommissaris generaal Du Bus de Gisighnies trok 



Digitized by 



Google 



— 220 -r- 

die posten te Galela en Bitjoli in, doch slechts als bezui- 
nigingsmaatregel. Hij was zelf overtuigd van de noodzakelijkheid 
van onze dadelijke vestiging beoosten Halmaheira en het fort 
Du Bus aan de zuidkust van Nieuw-Guinea (aan de Tritonbaai) 
werd onder zijn bestuur gesticht. Ook die vestiging is eenige 
jaren later weder ingetrokken, niet omdat, zoo als voorgegeven 
is, de plaats zoo ongezond was, maar omdat zij als een banne- 
lingsoord beschouwd werd, waar bij voorkeur menschen werden 
geplaatst, die door kennis en gedrag het minst geschikt waren, 
om onzen invloed daar te vestigen en uit te breiden en evenmin 
geschikt door hunne levenswijze om daar eene eenigzins duurzame 
gezondheid te genieten. 

Te dikwijls helaas stuit de vooruitgang der buitenbezittingen 
op de ongeschiktheid der daar geplaatste ambtenaren. 

Ruim als de werkkring daar in den regel is voor de vertegenwoor- 
digers van ons gezag, van onze nationale eer, behooren tot de vervui- 
ling er van geroepen te worden mannen van kunde, talent en 
veerkracht;- niet, zoo als meermalen is gebeurd, ambtenaren, welke 
men liever niet op Java plaatst en die men toch niet , ofschoon 
rijp voor pensioenering , zooals men met eene triviale uitdrukking 
pleegt te zeggen, aan den dijk wil zetten. Die ambtenaren 
hebben dan veelal nog hunne eischen , zijn 'ontevreden, omdat zij 
meenen op eene voor hunne belangen betere plaatsing aanspraak 
te hebben en het natuurlijke gevolg is geringe ijver in de be- 
hartiging der hun toevertrouwde belangen, stilstand of achter- 
uitgang van onzen invloed, verzwakking van ons gezag, verwaar- 
lozing der inlandsche bevolkingen. 

Kundige en talentvolle ambtenaren zijn op de buitenbezittingen 
meer nog noodig dan op Java , waar de gang van zaken geregeld 
is en routine gebrek aan kennis of talent veel kan vergoeden. 

De vraag is, en ik heb haar meermalen door hooggeplaatste 
ambtenaren hooren uiten: of men voor die afgelegene posten 
wel de geschikte personen zou kunnen vinden? 

Het antwoord , dunkt mij , is niet moeijelijk. Vooreerst neem 
ik aan, dat het gouvernement over zijne ambtenaren moet kunnen 



Digitized by 



Google 



— 221 — 

beschikken , zoo als het werkelijk doet over zijne officieren, dat is, 
ze overal kunnen plaatsen , waar het nuttig wordt geacht. Maar 
ook zonder dat zal men steeds onder onze minder in leeftijd ge- 
vorderdeambtenaren, vooral in den tegenwoordigen tijd, mannen 
genoeg vinden van lust en talent, welke, indien gunstige voor- 
uitzigten worden geopend , eene plaatsing op de buitenbezittingen 
zullen begeeren en zullen trachten zich daar te onderscheiden. 

Dit punt is ten opzigte de verheffing van de Molukken uit 
hunnen tegenwoordigen toestand van geen ondergeschikt belang 
en wel waardig, dat er eene bladzijde aan wordt gewijd. 

Ten opzigte van onze kennis der gewesten, welke onder het 
gebied van Tidore behooren, ia het nog treurig gesteld. Van 
vele weten wij iets, van de meeste niets, tenzij de namen en 
de ligging en die nog niet eens voldoende. Tidore naauwalijks 
uitgezonderd, weet men, zonderling genoeg, nog het meest van 
Nieuw-Guinea. De voornaamste zeereizigers van vroegere en la- 
tere tijden hebben Nieuw-Guinea bezocht, Schouten en Le Maire, 
Abel Tasman, Vink, Joannes Keijts, Dampier, Cook, Bougain- 
ville, d'Entrecasteaux, Forrest, Delano, MacCluer, W. Bam- 
pton, B. Alt, Duperrey, Dumont d'Urville, Jacquinot. 

In de laatste tijden is door de bemoeijingen van ons gouver- 
nement, veel betreffende westelijk Nieuw-Guinea bekend gewor- 
den. De bijdragen tot die kennis van Kolff, Modera en Lan- 
genberg Kool en van de heeren J. H. Van Boudijck Bastiaanse, 
S. Muller en G. F. De Bruijn Kops zijn in verschillende vormen 
door den druk bekend gemaakt. Wetenswaardige mededeelingen 
omtrent Gebeh en Fow heeft men te danken aan den heer De Bruijn 
Kops. Omtrent Halmaheira, zoowel het Ternataansche als het 
Tidoresche gedeelte, zullen hieronder eenige mededeelingen volgen. 

Aan eene eenigzins der juistheid naderende opgave der sterkte 
van de bevolkingen, onder den sulthan van Tidore behoorende, 
is in de eerste jaren nog niet te denken. Men kent naauwelijks 
met eenige juistheid de cijfers der populatie van het eiland Tidore 
zelf, van Mareh en van het tidoresche gedeelte van Halmaheira. 
In 1829 vind ik voor de bevolking van Tidore en Mareh te 



Digitized by 



Google 



— 222 — 

zamen opgegeven een rond cijfer van 10000 zielen en voor ti- 
doreesch Halmaheira van 5000 zielen. In 1836 zou de bevolking 
van Tidore met Mareh slechts 5720 en die van Tidoreesch Hal- 
maheira slechts 3900 zielen sterk geweest zijn. Van 1836 tot 
1845 zou de bevolking van Tidore met Mareh weder tot 7488 
en die van tidoreesch Halmaheira tot 4102 zielen vermeerderd 
zijn. In de bevolkingsstaten van 1846 zie ik de cijfers voor 
Tidore en Mareh voor het eerst gescheiden. Tidore alleen zou 
toen 7338 en Mareh 204 inwoners hebben gehad. Later komen 
die cijfers weder vereenigd voor en in 1852 werd de geheele 
bevolking van het tidoresche grondgebied omgegeven als volgt. 

Tidore en Mareh 7316 zielen. 

Tidoreesch Halmaheira 4638 // 

Nieuw-Guinea, noordelijk gedeelte . 11400 u 

Idem, zuidelijk gedeelte met inbegrip 

van de eilanden Batoer en Vaoer 3107 » 

Idem , binnenland 14000 >/ 

Te zamen. . 40461 // 
In die opgave wordt niet gesproken van de bevolking der tal- 
rijke eilanden, welke tusschen Halmaheira en Nieuw-Guinea en 
in en voor de Geelvinksbaai zijn gelegen, en het blijft bij de 
weinige zorg, waarmede de algemeene verslagen van de residentie 
Ternate in den regel zijn opgemaakt onzeker, of die eilanden in 
de opgave zijn begrepen. In allen gevalle zijn de cijfers, mis- 
schien Tidore (welks bevolking in 1854 tot een cijfer van 8157 
geklommen was) slechts uitgezonderd, zeer verre beneden de 
werkelijkheid. De eilanden Gebeh, Misool, Batanta, Salwatti, 
Wageoe, herbergen een talrijke bevolking eneven zoo verscheidene 
eilanden van de Geelvinksbaai. In de Voijage pittoresque autour 
du Monde, gepubliceerd onder de leiding van Dumont d'Urville 
wordt de bevolking van Wageoe gezegd 100000 zielen sterk te 
zijn, welk cijfer schijnt overgenomen te zijn uit de beschrijving 
der reis van Forrest in 1775, doch wel in hooge mate over- 
dreven zal wezen. 
Westelijk Nieuw-Guinea heeft aan zijne kusten talrijke dorpen 



Digitized by 



Google 



_ 223 — 

en in zijne binnenlanden eene nog geheel wilde populatie, wel- 
ker gezamenlijk cijfer zeker ver de hierboven medegedeelde over- 
treft. Amasa Delano spreekt in zijne reizen om de wereld van 
eene plaats aan de Golf van MacCluer, welker bevolking hij (in 
1791) op 20000 of 30000 zielen schatte. Die schatting was zeker 
wel te hoog, maar het is toch buiten twijfel, dat thans nog aan 
genoemde golf talrijke dorpen gelegen zijn, even als aan de Geel- 
vinksbaai en aan de zuidkust van het zuidwestelijk schiereiland. 

De heer S. Muller heeft talrijke dorpen opgesomd, welke in 
en om Merkusoord gelegen zijn. 

De singadji van h 6ebeh, zou nog niet lang geleden en voordat 
hij door den sulthan van Tidore ten onder gebragt is, 300 wel 
uitgeruste vaartuigen in zee hebben kunnen brengen. Van het 
eiland Misool weet men , dat er minstens 3 negorijen zijn , t. w. 
Waigamma, Silinta en Kakap. Salwatti wordt gerekend buiten 
de bewoners der negorijen Semeter en Sailolo eene binnenland- 
sche bevolking van 4000 zielen te hebben. Batanta zou met min- 
stens 1000 zielen bevolkt zijn. 

Ten opzigte van hetgeen omtrent den aard, de levenswijze en 
de zeden dier bevolkingen bekend is, verwijzende naar de be- 
staande geschriften, wil ik hier slechts met een paar woorden 
spreken van die van Tidore. 

De Tidorezen worden minder verdrukt door hunnen vorst dan 
de Ternatanen. De sulthan van Tidore is sedert lang bekend als 
spaarzaam. De inkomsten, die hij van Halmaheira en zijne overige 
buitenbezittingen trekt, de sago, massooi, karet, tripang en 
paradijsvogels , die jaarlijks van de Papoesche eilanden als kon- 
tributie door de hongivloten worden aangebragt, gevoegd bij de 
jaarlijksche rekognitiegelden ten bedrage van ƒ 12800 , welke het 
gouvernement ook na het afschaffen van het extirpatiestelsel der spe- 
cerijboomen aan den sulthan blijft uitbetalen, hebben het, bij 
de spaarzaamheid des sulthans, niet noodig gemaakt, dat der 
bevolking van Tidore de zware lasten werden opgelegd, waar- 
aan de Ternatanen zijn onderworpen. De Tidorezen belijden de 
mohammedaansche godsdienst en hebben daarin een' ijverigen 
voorganger in hunnen vorst. Zij zijn werkzamer en onderne- 



Digitized by 



Google 



— 224 — 

inender dan de Ternatanen en genieten ook meer welvaart. De 
handel van ïernate wordt voor een groot gedeelte door Tidorezen 
gevoed. Den overvloedigen visch, dien zij vangen, brengen zij 
te Ternate ter markt. ^ Zij leggen zich met goed gevolg toe op 
den landbouw, en hoezeer Tidore door zijne geologische gesteld- 
heid niet geschikt is voor den rijstboüw, kweekt men er toch met 
goed gevolg verschillende aard- en boomvruchten, tabak, katoen, 
muskaatnoten en koffij. In 1852 zouden er 20000 katoenheesters, 
3980 muskaatnotenboomen en 15729 koffijheesters op Tidore ge- 
teld zijn. De op het zuidelijk aan Tidore grenzende eilandje 
Mareh wonende Tidorezen leggen zich met .goed gevolg toe op 
het vervaardigen van aardewerk, hetwelk tot ver buiten Tidore 
zeer gewild is. Op het eiland Morti, zuidelijk van Mareh ge- 
legen, hebben de Tidorezen hunne plantsoenen, niettegenstaande 
Morti onder het gebied des sulthans van Ternate behoort. De 
Tidorezen zijn bedreven in het breijen van vischnetten. Zij zijn 
goede smeden en ondernemen zelfs verre togten om hun smids- 
ambacht uit te oefenen, zoo als ik reeds hiervoren, van Manado 
sprekende, aangeteekend heb. 

Behalve de hoofdnegorij of Soasio heeft Tidore nog eenige 
andere negorijen, welke echter meest alle langs de oostkust des 
eilands gelegen zijn. Bijzonderheden omtrent die negorijen vind 
ik nergens vermeld. 

Ten opzigte der flora en fauna van Tidore verkeert men nog 
in nagenoeg volkomene onwetendheid. Het eiland schijnt rijk te 
zijn aan herten en wilde varkens, doch men weet nog niet tot 
welke soorten ze behooren. Van de vogels kent men er tot nog toe 
slechts eene kleine soort, de versierde papegaai (Psittacus ovna- 
tus Gm.), welke algemeen in de Molukken verbreid is. Reptiliën 
en visschen zijn in het geheel nog niet van Tidore bekend geworden , 
tenzij men de visschen van Ternate en Sindangole , wegens de nabij- 
heid van Tidore, insgelijks als bij Tidore voorkomende, beschouwe. 
Van de ongewervelde dieren kent men tot nog toe geen' enkelen 
tidoreschen vorm. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK V. 



MAKJAN. 



Mareh of Pottebakkers-eiiand. — Motir of Mortï. — Makjan. — Bijzonder- 
heden omtrent deze eilanden. — Ngofomofakia en Ngofogita. — Bezoek 
van Ngofogita. — Verlangen der Makjanners om onder het dadelijk 
bestuur van het gouvernement te komen. — Wenschelijkheid van het 
toegeven aan dat verlangen. — Onlusten van 1848 en 1849. — Vertrek 
naar Batjan. 

Tidore verlaten hebbende zette het reisgezelschap de reis voort 
naar Batjan. 

De togt derwaarts was als een pleiziertogt , altijd in het ge- 
zigt van fraaije landschappen en dikwerf zoo nabij de kusten , 
dat de boomen zich lieten onderscheiden. Zoo passeerden wij 
Mareh en Morti. 

Mareh is, zooals ik hierboven reeds heb gezegd, met ruim een 
200-tal Tidorezen bevolkt, die zich toeleggen deels op de visch- 
vangst, deels op het vervaardigen van aardewerk, waartoe de 
bodem van het eiland eene goede grondstof levert. Het eilandje 
is veel kleiner dan Tidore. Het is ook bekend onder den naam 
van Fottebakkerseiland. Het zal zich naar mijne gissing onge- 
veer 300 meters boven de zee verheffen. Het kwam mij voor de 
meertoppige kruin te zijn van een' thans onwerkzamen vulkaan. 

Het eiland Motir of Morti is door eene smalle straat van 
Mareh gescheiden. Het is een trachietkegel , even als Ternate 
en Tidore, doch kleiner van omvang en minder hoog. Zijne 
hoogte schat ik op niet veel meer dan 700 meters. Oostelijk 

I. 15 



Digitized by 



Google 



— 226 — 

van Motir strekt zich een parelbank tot vrij ver in zee uit. 
Tusschen Mareh en Motir is een lage zandbank, welke tij- 
dens ons voorbij stoomen op enkele punten droog lag en daar 
bedekt was met eene menigte zeevogels, die wij echter we- 
gens den te grooten afstand niet konden herkennen! Ik zag 
Motir van de noordoost-, oost-, zuid- en zuidwestzijde, omdat 
wij, na de ooskust langs gestoomd te zijn, tusschen Motir en 
Makjan doorgingen. Het eiland is niet anders bewoond als door 
eenige Tidorezen , die er geregelde katoenaanplantigen (te zamen 
ongeveer 12000 heesters bevattende) hebben aangelegd. DeTerna- 
tanen , aan welke het eiland behoort , verzetten er zich niet tegen. 

In het begin der 17 e eeuw, toen hier eene nederlandsche ver- 
sterking bestond, was Motir met een paar duizend inwoners be- 
volkt , die de Kompagnie deels van Halmaheira , deels van Kajoa 
had doen overkomen, 'doch bij het slechten der versterking naar 
Makjan deed verhuizen. Aan de zuidzuidwestzijde van Motir ziet 
men nog de groote kraterkloof van den berg , die zich van de zee 
af tot nabij den top des eilands laat nagaan. Deze kloof is thans, 
even als het geheele eiland, met een rijk plantenkleed bedekt. 

Tegen 3 uur in den namiddag waren wij bij den noordoos- 
telijken hoek van het eiland Makjan. Dit eiland is evenzeer een 
vulkanische kegel als Motir, Tidore, Mitarra, Ternate en Hieri. 
De kegel is tijdens eene hevige uitbarsting, welke gezegd wordtin 
het jaar 1646 plaats te hebben gehad en vele dorpen verwoest 
zou hebben, in tweeën gespleten en inderdaad strekt thans de 
groote kraterkloof zich niet , zooals bij de meeste vulkanische ke- 
gels, slechts naar eene zijde des bergs uit, maar heeft den 
top des bergs geheel gespleten, zoodat het eiland, van de zijde 
der kloof gezien, twee spitse toppen heeft, welke zich meer dan 
1000 meters boven de zeevlakte verheffen. De rigting der groote 
kloof is van z. w. naar n. o. De berg van Makjan werd in 
1854 door den heer C. De Groot beklommen. Binnen den kra- 
ter des bergs moet zich eene kleine eruptiekegel verheffen , welke 
geheel begroeid moet wezen en daardoor aanduidt, dat sedert 
lang geene uitbarstingen meer hebben plaats gehad. 



Digitized by 



Google 



— 227 — 

Makjan is aanmerkelijk grooter en hooger dan Motir, doch 
kleiner en lager dan Tidore en Ternate. Het is lang een twist- 
appel geweest tusschen Ternate en Tidore en eindelijk onder 
Ternate verbleven. De Portugezen en Spanjaarden hebben het 
achtereenvolgens in bezit gehad. Meer dan twee eeuwen is het 
thans reeds onder onze oppermagt. Nog thans wordt de over- 
levering van onze voormalige vestiging op het eiland levendig 
gehouden door de overblijfselen der forten, die er in vroegere 
tijden zijn gebouwd. Valentijn beschrijft zeer omstandig Mak- 
jan's geschiedenis tot op zijnen tijd. Ik zal die geschiedenis 
hier niet overschrijven, en verwijs slechts naar de niet onbe- 
langrijke mededeelingen , door Valentijn geboekt. Van hetgeen 
met Makjan na Valentijn is voorgevallen is weinig bekend. 

Makjan heeft eehe nijvere mohammedaansche bevolking, welke, 
zooals boven reeds gezegd is, uit meer dan 6000 zielen bestaat. 
De Makjanners wonen in groote bloeijende negorijen en leven 
van landbouw en vischvangst en handel. De negorijen Ngofomo- 
fakia en Ngofogita schijnen tot de voornaamste te behooren. Wij 
stoomden digt langs beide heen , eerst langs de negorij Ngofomo- 
fakia, die meer in het noordoosten ligt, en toen langs Ngofogita. 
De Ambon namelijk hield koers tusschen Motir en Makjan om de 
westkust van Makjan te bereiken en dan zuidelijk naar straat 
Herberg te stevenen voor welke wij in den vroegen morgen 
van den volgenden dag dachten aan te komen. 

Bij Ngofogita passeerden wij twee groote praauwen van deze 
negorij, versierd met vlaggen en scheppende op het maatgeluid 
van tifa en gong. Blijkbaar hadden de Makjanners , kennis dra- 
gende van de reis van den opperlandvoogd , de stoomschepen met 
hunne versierde en sterk bemande praauwen opgewacht om den 
gouverneur generaal bij het voorbij stoomen te begroeten. Nadat 
de stoomschepen gepasseerd waren spanden zij alle krachten in 
om ze te volgen en niettegenstaande ze veel terrein verloren, 
bleven zij trachten de schepen zoolang mogelijk nabij te blijven. 
Men meende daarin te zien een blijk van bijzondere belangstel- 
ling en gehechtheid en de gouverneur generaal besloot negorij 



Digitized by 



Google 



— 228 — 

Ngofogita daarvoor met een bezoek te vereeren De steven werd 
alzoo weder gewend naar Ngofogita. 

Ngofogita is eene vrij groote negorij, onmiddellijk aan het 
strand gelegen. Dadelijk achter het strand verheft zich het ter- 
rein met sterke hellingen, zoodat het hoogere gedeelte der negorij 
meer dan 100 voeten boven de zee is gelegen. Van zee gezien, 
doet de negorij zich zeer bevallig voor. De huigen, achter elkan- 
der oprijzende en met vruchtboomen omgeven, zijn van zee af 
meest alle zigtbaar. Ik telde er van de Ambon af ruim 80. 
Misschien zijn er meer dan 100 en bedraagt het aantal bewoners 
ruim 800. 

De landing was moeijelijk door de steilte van het strand , dat 
van koraalriffen omgeven is. Groote trachietblokken liggen op 
het terrein der negorij tusschen de huizen verspreid. Er was 
geen sprake van eene wandeling door de negorij, want het 
was letterlijk eene beklimming, zoo spoedig rijst er de grond, 
welke ook niets anders is als de voet des bergs of beter ge- 
zegd, het gedeelte van de berghelling, dat zich nabij de zee- 
vlakte bevindt, want de eigenlijke voet des bergs verliest zich 
onder de zee. De negorijbewoners waren naar het strand ge- 
stroomd om de hooge gasten te zien en begeleidden ons door 
het geheele dorp. Vrouwen echter waren er niet te zien, noch 
buiten, noch in de huizen welke wij bezochten. Misschien dat 
vroegere bezoeken aanleiding hadden gegeven om de vrouwen 
niet aan de blikken van vreemde bezoekers bloot te stellen. 
De vrouwen hielden zich voor het oog verborgen en trokken 
zich, wanneer wij de huizen binnen gingen, op de zolderingen 
terug of verlieten ze door eene achterdeur. De mannen echter 
toonden zich zeer vrolijk en vertrouwvol en waren zelfs luidruch- 
tig. Men leidde het daarheen , dat men het hooge reisgezelschap, 
na de beklimming der negorij, bragt in het huis van het dorps- 
hoofd. Men had dat in der haast zoo feestelijk mogelijk inge- 
rigt, de wanden behangen met wit lijnwaad en gezorgd voor de 
noodige muziek, althans voor de noodige instrumenten om geraas 
te maken. Ook aan ververschingen ontbrak het niet. Er was 



Digitized by 



Google 



— 229 — 

geen twijfel aan of men was zeer verblijd over de eer, door den: 
opperlandvoogd Ngofogita aangedaan. 

Makjan is sedert lang de heerschappij van Ternate moede. 

Het verlangt niet liever dan onder het dadelijk beheer van 
het gouvernement te komen. In 1848 kwam het in openlijk 
verzet tegen Ternate, verjoeg den oetoesan van Ternate, riep, 
hoezeer vergeefs, de hulp in van Tidore om het ternataansche juk 
af te schudden en gaf den resident van Ternate te kennen het 
verzoek om door een' ambtenaar van ons gouvernement beheerd 
te worden. De Makjanners erkenden gaarne het gezag van een' 
door den resident van Ternate naar hun eiland gezonden' beambte, 
doch wilden niets weten van onderwerping aan den sulthan van 
Ternate. Gebonden als wij waren door de kontrakten met de 
vorsten, moesten wij den sulthan wel hulp verleenen tegen de 
opstandelingen en in Julij 1849 vertrok van Ternate derwaarts 
eene expeditie, bestaande uit de brik de Zwaluw en eenige korra- 
korra's van Ternate, aan boord hebbende een detachement in* 
fanterie van het garnizoen te Ternate en een aantal vrijwilligers 
van de ternataansche schutterij, alsmede eenige honderden tenra* 
taansche krijgslieden van den sulthan. De tegenstand der Mak- 
janners had weinig te beduiden en de hoofdschuldigen werden 
den derden dag na de aankomst der expeditie uitgeleverd , waar- 
mede de opstand gedempt was. 

Het verschijnsel is treurig genoeg en bewijst hoe noodig het 
is, dat de kontrakten met de sulthans gewijzigd worden. Wij 
hebben, om getrouw te zijn aan die kontrakten, een volk moeten 
tuchtigen, dat, willekeur en afpersing moede, ons aanhangt en 
ons bestuur en onze bescherming zoekt. 

Het kan niet moeijelijkzijn, door minnelijke schikking met den 
sulthan van Ternate, het beheer van Makjan geheel op ons te doen 
overgaan. Wij hebben er bovendien het regt toe , want het gou- 
vernement heeft zich voorbehouden , om ten allen tijde de in leen 
afgestane gewesten volkomen tot zich te trekken en er ambtenaren 
te plaatsen waar het zal verkiezen. De tijd schijnt reeds lang 
gekomen te zijn, om van dat regt gebruikte maken, indien eene 



Digitized by 



Google 



— 230 — 

minnelijke schikking niet in het vooruitzigt niogt liggen, wat ik 
echter geenszins betwijfel. Een beter beheer zou de nijvere bevol- 
king van Makjan ontheffen van de drukkende lasten , die zij nu 
in produkten en heerendiensten zonder erlanging van betaling moet 
opbrengen en het eiland is volkrijk en vruchtbaar genoeg, om 
het gouvernement schadeloos te stellen voor de kosten , die zijne 
dadelijke bescherming noodwendig zou veroorzaken. 

Makjan werd gezegd het vaderland te zijn der nagelen , die er 
sedert 1655 door het extirpatiestelsel der Kompagnie zijn uit* 
geroeid. De kuituur er van is er welligt met goeden kans van 
slaging weder in te voeren. Makjan levert uitmuntenden tabak op, 
die heinde en ver in den eigenlijken Moiukschen archipel zeer 
gewild is. De koffijkultuur en de muskaatnotenkultuur zijn er 
waarschijnlijk met goed gevolg op eene eenigzins belangrijke schaal 
in te voeren. Aard- en boomvruchten tieren er weelderig. 

In oude tijden moet Makjan veel sterker bevolkt geweest zijn 
dan thans. Men leest van 9000 mannen, welke in vorige eeu- 
wen daar zouden hebben gewoond en van nog 2220 mannen in 
het jaar 1627. In het begin der vorige eeuw waren er nog 14 
negorijen. Aardbevingen en berguitbarstingen hebben de bevol- 
king dikwerf geteisterd en van het eiland verjaagd. 

In den laatsten tijd echter moet de bevolking er weder vrij 
aanmerkelijk toegenomen zijn , althans indien de desbetrekkelijke 
opgaven eenig vertrouwen verdienen. Van 1836 tot 1846 zou zij 
ongeveer stationnair gebleven zijn en nog geene 4000 zielen sterk 
geweest zijn. Van 1852 af komt zij echter voor met een cijfer 
van meer dan 6000, in 1853 met een cijfer van 6326 en in 
1854 met dat van 6152 zielen. In meerdere negorijen langs de 
kusten des eilands verdeeld, moet deze bevolking gemakkelijk 
onder een geregeld bestuur zijn te brengen, wat voor den billijk 
geëischten arbeid een billijk loon en eene behoorlijke bescherming 
zal over stellen. 

Tegen 5 uur in den namiddag waren wij aan boord van de 
Ambon terug en werd de reis naar Batjan vervolgd. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK VI. 



BATJAN. 



De Goearitji-eilanden. — Kajoa. — Straat Herberg. — Aanzien van Groot 
Tawalli en Batjan van de noordzijde. — De kapitein laut en sekretaria 
van Batjan. — Nagelboomen. — Mandioli. — De sulthan van Batjan aan 
boord van de Ambon. — Aankomst te Laboeha. — De negorij Laboeha. — 
Fort Barneveld. — Bevolking van Batjan. — Inlandsche christenen. — 
Togt naar Mombia. — Kali Amasing. — Etablissement voor de ont- 
ginning van steenkolen. — Rykdom van Batjan aan kolen, goud en 
koper. — Zandsteenheuvelfl. — G-oud wasscherij door Chinezen te Soengei- 
Poang. — Chinesche ballingen te Laboeha. — Toekomst van Batjan. — 
Wenschelijkheid van een nader onderzoek van Batjan. 

Tusschen Makjan en Batjan ligt. eene groep van vrij talrijke 
eilanden, welke wel met den algemeenen naam van Goearitji- 
eilanden worden aangeduid, ofschoon daartoe gewoonlijk slechts 
gebragt worden de westelijke onbewoonde eilandjes der groep, 
Laijgoma, Goenange, Sikoa, Lealij, enz. De oostelijke eilanden 
der groep liggen nagenoeg regt ten zuiden van Makjan en zijn 
grooter t. w. Miskien, Kajoa of Kiouw en Bentjan. 

Kajoa is het grootste der geheele groep , schijnt vulkanisch te 
zijn en heeft eene bevolking van 500 tot 600 zielen, welke in 
vischvangst en rijstbouw , alsmede in de klapperpalmen , waaraan 
het eiland rijk moet zijn , de voornaamste middelen van bestaan 
vinden. Het eiland staat onder Ternate en is gehouden jaarlijks 



Digitized by 



Google 



— 232 — 

75 ponden rijst per huisgezin aan den sulthan op te brengen, 
alsmede tripang , paarlen , schildpad en vogelnestjes. 

Wij stoomden s'nachts tusschen de eigenlijke Goearitji's en 
Miskien en Kajoa en Bentjan door en zagen er alzoo weinig van. 
Met het aanbreken van den dag, den 29en September, hadden 
wij Bentjan niet ver van ons in het noordoosten en het eiland 
Klein Tawalli, dat reeds tot de Batjan-eilanden gerekend wordt, 
nabij ons in het noordnoordwesten. De noordelijke ingang van 
Staat Herberg zagen wij duidelijk regt voor ons in het zuiden. 

Straat Herberg is de enge zeeweg, welke het eiland Batjan 
scheidt van de westelijk nabij hetzelve gelegene eilanden. Men 
kan zich naauwelijks meer schilderachtige natuurtooneelen voor- 
stellen, dan die, welke zich in deze zeeëngte voordoen. De rijk 
begroeide heuvelachtige kusten van Batjan en Groot Tawalli of 
Kasiroeta en de talrijke overige kleinere, de straat westelijk begren- 
zende, eilandjes omgeven een bekken, dat nu eens zich meervor- 
mig verbreedt en nergens eene opening bespeuren laat , dan we- 
der zich riviervormig vernaauwt, zoodat de tegenover elkander 
liggende kusten weinig meer dan een honderdtal ellen van el- 
kander zijn verwijderd. 

Batjan en Kasiroeta, van Straat Herberg gezien, hebben meer 
een heuvelachtig dan een bergachtig voorkomen. Het zijn eilan- 
den van eene oudere, geheel andere vorming dan de eilanden- 
reeks tusschen Hieri en Makjan. Nergens ontwaart men op 
Tawalli en de noordelijke helft van Batjan de kegelvormige ge- 
daanten, welke vulkanen zoo gemakkelijk op groote afstanden, 
zelfs door weinig deskundigen, doen herkennen, en welke wij aan 
den ingang van Straat Herberg nog ver achter ons aanschouw- 
den in de zich boven den horizon verheffende toppen van Mak- 
jan en Tidore. 

Het gebergte van noordelijk Batjan heeft geene bijzonder ge- 
kenmerkte toppen en zal zich weinig meer dan 300 meters bo- 
ven de zeevlakte verheffen. De hoogste plaatsen op het noord- 
westelijke gedeelte van Batjan noemt men Boekit Sembakeh en 
Boekit Loid, 



Digitized by 



Google 



— 238 — 

Groot Tawalli en de omliggende kleinere eilanden zij nog lager. 

Maar waar het oog op de kusten of verder in het binnenland 
van beide eilanden blikt , ontwaart het geen plekje , wat niet met 
een rijk plantenkleed is bedekt, een plantenkleed , dat door zijn 
veelvuldig geschakeerd groen en heerlijke groepering het oog be- 
koort, vooral aan enjui de nabijheid der kust, van welke wij 
nergens in de geheele Straat Herberg meer dan een of een paar 
palen verwijderd waren , en welke wij dikwerf geen geweerschot 
afstands nabij ons hadden. 

Neemt men aan, dat Straat Herberg zich uitstrekt van af de 
noordkust van Batjan tot aan de zuidelijke opening der baai van 
Laboeha of den zuidoostelijken uithoek van het eiland Mandioli, 
dan kan men haar verdeelen in drie groote bekkens , welke men 
zou kunnen noemen hèt bekken van Tawalli, het bekken van 
Soengei-Poang en het bekken van Laboeha. Het bekken van Ta- 
walli is het noordelijkste. Het schijnt ook wel straat Sembaki 
genoemd te worden. Is men het van de noordzijde een eindwegs 
binnengedrongen, dan verbeeldt men zich ligteüjk zich op een 
fraai meer te bevinden, dat, behalve met zijne groenende heuvel- 
achtige oevers, prijkt met enkele kleine geheel met vegetatie 
bekleede eilandjes en rotsen. Nergens ziet men dan een' uitgang, 
die zou kunnen aanwijzen, welken koers te volgen om weder uit 
het bekken te geraken. 

Toen wij dit bekken naauwelijks waren binnen gestoomd , kwam 
eene met vlaggen versierde praauw op óns aanhouden. Het was 
een vaartuig van den sulthan van Batjan, aan boord hebbende 
den kapitein laut en den rijksbestierder des sulthans, alsmede 
den batjanschen loods. De beide eerstgenoemde autoriteiten 
kwamen den opperlandvoogd namens den sulthan verwelkomen 
en mededeelen , dat de sulthan zelf nabij den ingang van de baai 
van Laboeha, de Ambon opwachtte om daar aan boord te ko- 
men. De afgevaardigden des sulthans en de loods bleven aan 
boord van de Ambon, terwijl hunne praauw op sleeptouw werd 
genomen. 

De kapitein laut, gekleed in onze uniform van kapitein lui- 



Digitized by 



Google 



— 234 — 

tenant ter zee, maakte met zijnen persoon en zijne kleeding een' 
minder gunstigen indruk op ons dan de kapiteins laut van Ter- 
nate en Tidore. Hij deelde mij eenige bijzonderheden mede 
omtrent het gebied van Batjan, welke mededeelingen mij echter 
voorkwamen niet veel vertrouwen te verdienen, daar hij b.v. 
zelfs met de namen der eilanden, welke wij later passeerden en 
tusschen Groot Tawalli, Batjan en Mandioli zijn gelegen, niet 
goed bekend bleek te zijn. 

In het zuiden van het bekken van Tawalli, langs de kust 
van Groot Tawalli, strekt zich eene vrij groote parelbank uit. 

Groot Tawalli en Batjan zelf moeten nog rijk zijn aan nagelboo- 
men , welke er overvloedig in het wild zouden groeijen , doch door 
gebrek aan bevolking geene voordeelen afwerpen. Het schijnt ook , 
dat zich hier geene bevolking durft vestigen uit vrees voor de 
zeeroovers, die hier tusschen de talrijke nabijliggende eilandjes 
veilige schuilplaatsen vinden en nog weinige maanden voor onze 
komst vele menschen van Batjan hadden weggevoerd. 

Het bekken van Tawalli is van dat van Soengei-Foang gescheiden 
door een zeer smalle zeeëngte, welker breedte niet meer dan 
100 meters zal bedragen. Deze engte, straat Herberg in en- 
geren zin, reeds zeer nabij gekomen zijnde, bespeurden wij 
er nog niets van. De Vesuvius, welks kommandant, de heer 
Valentini, straat Herberg reeds vroeger had bezocht, ging voor 
de Ambon uit. Eensklaps zagen wij dat stoomschip tusschen 
het geboomte verdwijnen. De engte maakt namelijk een' hoek 
met het bekken van Tawalli en opent zich westelijk in het bekken 
van Soengei-Poang. Zij wordt gevormd door Batjan zelf en het 
eilandje Tambeli, dat noordelijk door eene enge straat van Groot 
Tawalli is gescheiden, welke men echter van het bekken van 
Tawalli naauwelijks kan herkennen, omdat Tawalli zich achter 
Tambeli nog een eind wegs zuidelijk uitstrekt, zoodat beide 
eilanden slechts een enkel schijnen uit te maken. Ook wij waren 
weldra in de engte tusschen Tambeli en Batjan. De kust was 
aan beide zijden niet verder dan een steenworp van de Ambon 
verwijderd. Wij konden als het ware van het schip af botaniseren. 



Digitized by 



Google 



— 235 — 

Spoedig echter veranderde weder het tooneel. Wij waren nu in 
het midden-bekken van straat Herberg. Dit is wijder en niet 
zoo besloten als het bekken van Tawalli. Westelijk is het be- 
grensd door het zuidelijke gedeelte van Groot Tawalli, door Tam- 
beli en door een aantal kleine eilanden, welke zich tusschen 
Tawalli en Mandioli uitstrekken en slechts door naauwe straten 
van elkander zijn gescheiden. In dit bekken opent zich de rivier 
Poang of Poean van Batjan, de Soengei Poang, welke weldra 
eene meerdere bekendheid zal erlangen door de rijke goudgronden, 
welke zij doorstroomt en met welker ontginning reeds een begin 
is gemaakt. De lengte van het bekken van Soengei-Poang verschilt 
niet veel van dat van Tawalli. Botangloman en Mamboeat en 
nog enkele kleinere eilandjes , Poeloe Ra en Poeloe Dekat, schei- 
den het van de baai van Laboeha. 

Wij gingen tusschen Botangloman en Batjan door. Dit ge- 
deelte der straat wordt ook wel straat Mamboeat of Botangloman 
genoemd. Daar kwam een praauw des sulthans van Batjan ons 
te gemoet scheppen, den sulthan zei ven aan boord hebbende, 
alsmede eene kommissie, bestaande uit den officier van gezond- 
heid der 2e klasse den heer Bernelot Moens en den ingenieur 
der mijnen den heer Schreuder, de eenige Europeanen van 
eenigen rang, welke zich op Batjan bevonden. 

De sulthan van Batjan, Moehamad Haijatoedien, heeft, niet- 
tegenstaande zijnen ruim 60jarigen leeftijd, een nog fiksch en 
krachtig voorkomen. Zijne lengte gaat niet boven het middel- 
matige en zijne leest nadert het tengere, doch zijne houding is 
die van iemand van veel minder rijpen leeftijd en zijn gelaat 
vol uitdrukking en innemend. Zijne gehechtheid aan het gou* 
vernement is boven allen twijfel verheven en hij gevoelt ook dat hij 
zijne kroon geheel aan het gouvernement heeft te danken , zonder 
hetwelk zijn rijkje zeker reeds zou opgehouden hebben te bestaan. 
Geheel vrijwillig heeft hij het gouvernement de rijkdommen van 
zijne landen aangewezen en zich steeds bereid getoond, om bij 
de nasporingen naar steenkolen, goud en koper alle mogelijke 
hulp te verleenen. Indien hij over eene meer talrijke bevolking 



Digitized by 



Google 



— 286 — 

regeerde , zou zeker Batjan reeds in meerdere opzigten meer zijn 
vooruitgegaan dan Ternate en Tidore. Maar de geringe bevol- 
king en de betrekkelijk talrijke hoofden maken zijne magt niet 
noemenswaardig en zijnen invloed beperkt. 

De sulthan, aan boord van de Ambon gekomen, wist zich 
zeer waardig te gedragen. Hij was zeer goed gekleed, beter 
nog dan de sulthans van Ternate en Tidore, in europeesoh ge- 
borduurd kostuum, met uitzondering van zijn hoofddeksel, dat 
van het voorhoofd af min of meer waaijervormig oprees en met 
vederen was versierd. De Moluksche vorsten zijn sedert oude 
tijden aan de europesche kleederdragt gewoon. 

Tegen 1 uur in den namiddag kwamen wij voor de negorij 
Laboeha, welke ook wel Batjan genoemd wordt, ten anker. 
Fraai is het gezigt van de reede op de lief aan het strand gele- 
gene negorij en het nabijgelegene fort Barneveld, doch fraaijer 
nog op het overige kustgedeelte der baai, op het eiland Mandioli 
en het gebergte van Zuid-Batjan. 

Batjan is als in twee ongelijke helften verdeeld, welke door 
eene landtong van eenige palen breedte met elkander zijn ver- 
bonden. De noordelijke helft, welke de grootste is en welke 
wij in hare geheele lengte waren langs gestoomd, heeft geen 
hoog gebergte en schijnt uit nieuwere en oudere bezinkselvor- 
mingen te bestaan, in welke goud, steenkolen en koper op 
meerdere plaatsen zijn afgezet. Zandsteen en dioriet beslaan er 
geheele terreinen en vormen er talrijke heuvels. De zuidelijke 
helft van Batjan heeft aanmerkelijk hooger gebergte en schijnt 
althans gedeeltelijk vulkanisch te zijn. De Sebela, welke zich op 
het zuidwestelijke gedeelte van het eiland het meest verheft, heeft 
eene eenigzins kegelvormige gedaante en reikt met zijnen top 
tot zeker niet veel minder dan 600 meters boven de zeevlakte. 
De landtong, welke beide helften vereenigt en op welker west- 
kust de negorij Laboeha is gelegen, is laag land, zoodat men, 
Batjan op eenigen afstand uit zee op dit punt aanschouwende, 
het zich zou kunnen denken als uit twee eilanden te bestaan. 
De gewone welkomstschoten vielen van de Vesuvius (die vóór 



Digitized by 



Google 



— 237 — 

de Ainbon de reede bereikt had) en van het fort Barneveld, bij 
het ten anker komen en het landen. 

De kommandant van de Vesuvius ontving den last om dadelijk 
door te stoomen naar Kajeli op het eiland Boeroe, om den ge- 
zaghebber aldaar kennis te geven, dat de opperlandvoogd voorne- 
mens was ook Kajeli een bezoek te brengen. De heer Bosscher 
ging op de Vesuvius over, om te Kajeli met den gezaghebber 
aldaar een en ander voor de onverwachte komst van den gou- 
verneur generaal te regelen. 

Te Laboeha aan wal gekomen zijnde, begaven wij ons dadelijk 
naar het nabijgelegene gouvernementshuis , waar de voorstelling 
plaats had van de batjansche rijksgrooten en hoofden. Het 
kleine garnizoen van Batjan, bestaande uit een paar dozijn man- 
schappen en de geringe militaire magt des sulthans reikten naau- 
welijks toe, om het kleine eind wegs van het strand tot het 
gouvernementshuis te bezetten. 

De bevolking van Batjan is bijkans geheel zamengedrongen 
in en om de negorij Laboeha en bedroeg in 1854 slechts 
ruim 1800 zielen, waaronder 13 blanke Europeanen, 211 Mes* 
tiezen en andere kleurlingen, 1421 inlanders en 25 militairen, 
zijnde de overigen chinesche bannelingen (ongeveer 25) en in- 
landsche veroordeelden. Vroeger moeten er meerdere negorijen 
langs de kusten zijn geweest, welke voornamelijk door de vrees 
voor zeeroovers zijn opgebroken , doch nooit schijnt de bevolking 
zeer talrijk geweest te zijn (1). 



(1) Hoezeer ik in het algemeen in dit reisverhaal geene melding maak van 
de tallooze verkeerde voorstellingen, by verschillende schrijvers over de Mo- 
lukken geboekt, mag ik hier niet verzwygen, dat zoodanige voorstellingen 
zelfs voorkomen in de werken van de hoogste achting verdienende schrij vers. 
Zoo is b.v. het artikel van den heer Temminck over Batjan (Coup d'oeil. 
Tom. III. p. 417, 418) slechts eene opeenhooping van onnaauwkeurigheden. 

Deze aanmerking is noodig om te voorkomen, dat het in de bestaande 
werken over de Molukken geschrevene , niet onvoorwaardelijk als waarheid 
worde aangenomen. 



Digitized by 



Google 



— 238 — 

Ik ken, wat deze eeuw betreft, geene vroegere opgaven om- 
trent de sterkte der bevolking van Batjan dan die van 1829. 
Toen zou de bevolking (waarschijnlijk slechts de inlandsche), 
niet sterker geweest zijn dan 1000 zielen. Voor 1838 zie ik 
nog hetzelfde cijfer vermeld, doch het is waarschijnlijk dat men 
in de dienstverslagen, waaraan ik deze cijfers heb ontleend, de 
getallen van vroegere jaren zonder nader onderzoek overnam. 
In de verslagen van 1840 komt de eerste splitsing der bevolking 
voor in inlanders (mohammedanen) en inlandsche christenen. 
De inlanders zouden toen 1111, de inlandsche christenen 161 
zielen sterk geweest zijn. Van 1840 tot 1846 nam het cijfer 
der inlanders toe tot 1230, dat der inlandsche christenen tot 187. 
Voor 1848 zie ik slechts het cijfer 1010 vermeld zonder speci- 
fikatie. Voor de jaren 1849, 1850 en 1851 zijn in het geheel 
geene cijfers vermeld en voor 1852 is het eensklaps gebragt tot 
2863, terwijl het voor 1843 weder gedaald zou zijn tot 1459. 
Ik kan niet beoordeelen in hoeverre die vroegere cijfers vertrou- 
wen verdienen, maar hecht meer waarde aan die na 1852, ver- 
mits sedert dat jaar Batjan meer bekend is geworden door de 
ijverige nasporingen van den toenmaligen resident van Ternate 
Jkhr C. F. Goldmann, thans gouverneur der Moluksche ei- 
landen. 

Het christendom bestaat op Batjan reeds sedert vorige eeuwen. 

De inlandsche christenen (Mestiezen en andere kleurlingen) ge- 
vestigd in de eigenlijke gouvernements-kampong Laboeha, wor- 
den ook wel Laboeharezen genoemd. Laboeha werd in 1699 
door ons op de Portugezen veroverd, zoodat het ons eigendom 
geworden is door het regt van overwinning. De Laboeharezen 
staan onder het gezag van een' beambte met den titel van ser- 
geant laboeha , die eenige hoofden met den titel van kapala laboeha 
onder zich heeft. Deze christenen vormen eene gemeente , welke van 
tijd tot tijd bekocht wordt door den zendelingleeraar van Ternate. 
Voor het onderwijs is gezorgd door eene school, in welke 40 tot 50 
kinderen door een inlandschen schoolmeester onderwezen worden. 
De Laboeharezen leven meest alle van den kleinhandel, althans 



Digitized by 



Google 



— 239 — 

komen de 53 mannen, welke in 1854 tot deze afdeeling der 
bevolking van Batjan behoorden op de dienststaten voor als te 
te zijn 1 sergeant laboeha, 9 kapala, 1 vakcinateur en 42 han- 
delaars. 

De inlanders, waaronder meerdere Ternatanen voorkomen, leven 
grootendeels van handel en vischvangst. De landbouw is op 
Batjan nog van weinig beteekenis. 

De negorij Laboeha heeft een vrij goed voorkomen. De hui- 
zen, meest van bamboe gebouwd, hebben veelal ruime met vrucht- 
boomen beplante erven en zijn door bamboezen of levende heg- 
gen van de breede straten gescheiden. Het paleis des sulthans, 
alles behalve paleisachtig van voorkomen, is een onaanzienlijk 
gebouw. Het fort Barneveld ligt eenige minuten gaans buiten 
de negorij en heeft een goed voorkomen. De infirmerie, welke 
wij bezochten en waar ongeveer een 40-tal lijders verpleegd werd, 
was vrij goed ingerigt. Wij hadden evenwel den tijd niet om 
de negorij in bijzonderheden op te nemen, s' Namiddags ten 
een uur aangekomen, moesten wij nog vóór den avond weder 
aan boord zijn om naar Boeroe te stevenen , en het vier- tot vijf- 
tal uren, wat beschikbaar was, moest besteed worden aan een 
togtje per draagstoel naar de zoogenaamde vlakte van Mombia, 
een vijf- tot zestal palen binnen s'lands gelegen , waar sedert eeni- 
gen tijd belangrijke werkzaamheden waren aangevangen voor de 
ontginning van steenkolen. 

Zoodra de noodige draagstoelen dan ook gereed waren, ver- 
lieten wij , niettegenstaande het regenachtige weder, Laboeha, om 
ons naar het kolen-etablissement te Mombia te begeven. De 
sulthan en eenige prinsen maakten dit togtje mede. 

Van Laboeha gaat een goede kortelings aangelegde weg naar 
Mombia. Indien te Laboeha rijpaarden waren aanwezig geweest , 
zouden wij den geheelen weg zeer goed te paard hebben kunnen 
afleggen en dan zeker aangenamer dan in draagstoelen, welke, 
hoe goed ook ingerigt en hoe goed ook gedragen , toch een onaan- 
genaam vervoermiddel zijn. De weg is aangelegd ten behoeve van 
de steenkolen-ontginning , daar het nut er van voor de Batjanners 



Digitized by 



Google 



— 240 — 

zelve , die slechts aan de kust wonen, niet zou opwegen tegen 
de aan het daarstellen en onderhouden er van besteeden arbeid. 

Hij volgt den loop der Amasing, eene vrij breede doch ondiepe 
rivier, welke te Laboeha zich in zee ontlast. Eene groote bam- 
boezen brug geleidt even buiten de negorij over die rivier. De 
weg blijft dan een eindwegs aan haren regteroever, om later 
over eene andere brug weder op haren linkeroever over te gaan. 

Tot op ongeveer drie palen afstands van de hoofdplaats is het 
terrein vlak, geheel bedekt met hooger en lager geboomte, tus- 
schen welke nog eene veelsoortige vegetatie van bamboe, va- 
rens , lianen , aronskelken , enz. wortelt. De Amasing is op vele 
plaatsen door het geboomte geheel beschaduwd en heeft hare 
ondiepe bedding geheel bedekt met rolsteenen van eene zand- 
steenachtige of dioritische geaardheid. . 

Nadat wij ongeveer 3 palen wegs hadden afgelegd, werd het 
terrein heuvelachtig. De Amasing komt hier uit zandsteenheu- 
vels te voorschijn, langs welker hellingen de weg is uitgekapt. 

Op meerdere plaatsen heeft men de zandsteenmassa door bus- 
kruid moeten doen springen , om den weg geene te groote hellin- 
gen te geven. Overal omringde ons eene krachtige vegetatie. 

Meerdere edele stammen wachten er nog slechts op den bijl, 
om den mensch tot nut te zijn; vele lagen reeds geveld. 

Batjan moet rijk zijn aan apen, papegaaijen en reptiliën. Be- 
halve enkele apen en vlinders zagen wij echter bijna geen dier- 
lijk leven op onzen togt door deze nog woeste natuur. 

Na een paar uren gaans, gedeeltelijk per draagstoel, gedeel- 
telijk te voet, bereikten wij het etablissement te Mombia. 

De zoogenoemde vlakte van Mombia is eene kleine vallei, door 
vrij hooge heuvels omsloten. Men meent daar rijke kolenlagen te 
zullen aantreffen en heeft daartoe reeds kostbare werken begon- 
nen. Men heeft met veel moeite een' weg van 6 palen lengte 
aangelegd en duizenden besteed aan den aanleg van en de vervaar- 
diging der materialen voor eene zinkput, welke reeds tot op eenige 
diepte gevorderd is. Eene goede woning voor den mijningenieur 
of voorman is reeds in gereedheid. Evenzoo woningen voor de 



Digitized by 



Google 



— 241 — 

arbeiders. De omstreken van het etablissement zijn met veel 
arbeid kaal gekapt en forsche boomstammen lagen nog hier en 
daar neergeveld. 

De gouverneur generaal nam alle bijzonderheden van het eta- 
blissement in oogenschouw. Nergens echter was een spoor van 
steenkool te ontwaren. Wij vernamen nu, dat de vindplaats der 
reeds van Batjan onderzochte steenkolen ongeveer nog 1 — 2 palen 
van het etablissement verwijderd was. Voor wie onzer niet in 
de geheimen der wetenschap was doorgedrongen, zou het uit- 
werking gemaakt hebben, indien men nu te Mombia alleen op 
de gegevens der wetenschap af inderdaad kolen gevonden had of 
met eenige zekerheid de diepte had kunnen bepalen op welke ze 
zouden aangetroffen worden. Toen wij echter uit den mond van den 
mijningenieur, den heer Schreuder, vernamen, dat het nog geens- 
zins zeker was, dat de zinkput te eeniger tijd op eene kolenlaag 
zou treffen , waren de meer eenvoudigen onder ons van oordeel , 
dat het welligt beter ware geweest te beginnen met eene boring 
bij wijze van onderzoek, dan eerst een' kostbaren weg aan te 
leggen en de kostbare werken te Mombia daar te stellen. Indien 
het waar mogt wezen, dat men het verder bouwen der zinkput 
heeft gestaakt en boortoestellen heeft ontboden , om alsnog eerst 
boringen te bewerkstelligen, zou zulks er voor schijnen te plei- 
ten, dat te Mombia noodeloos veel nutteloos werk is verrigt. 

Maar zoo wij te Mombia al geene kolen zagen, werd zulks 
eenigzins vergoed door het gezigt van eene hoeveelheid van een 
ander mineraal, waaraan Batjan bijzonder rijk schijnt te zijn. 

De heer Schreuder vertoonde den gouverneur generaal eene hoe- 
veelheid goud, te Soengei-Poang gewasschen door eenige Chinezen. 

Deze hoeveelheid had de waarde van ongeveer ƒ 1400. 

Later is dit goud te Batavia voor rekening van den lande 
verkocht. 

Het voorkomen van goud op Batjan is sedert lang bekend. 
Forrest sprak reeds van het voorkomen van goud op Batjan in 
1774. De toenmalige sulthan van Batjan had vroeger reeds de 
goudgronden op zijn eiland willen doen ontginnen, doch schijnt 

T. 16 



Digitized by 



Google 



— 242 — 

daarvan te hebben afgezien, omdat de Kompagnie de uitsluitende 
opkooper daarvan wilde zijn. In 1781 had de toenmalige sul- 
than van Batjan het goudgraven op zijn eiland verpacht. Later 
liet die sulthan goudgravers komen van Gorontalo en Bwool , om 
de Batjanners in dit werk te onderrigten. De zaak werd echter 
niet lang voortgezet, omdat er gebrek was aan handen en toe- 
zigt. Het gegravene goud werd verduisterd. 

Het was toen evenwel reeds bekend, dat de goudhoudende 
grond zeer uitgestrekt is en zeer gunstig voor de goudwassching 
door de aanwezigheid van geschikte rivieren. In 1835 stelde 
de toenmalige resident van Ternate Van Olpen voor, om de goud- 
graving op Batjan voor gouvernementsrekening door Chinezen 
te doen plaats hebben, welk voorstel echter toen zonder gevolg 
bleef. In 1848 werd door den oud-kapitein der artillerie F. A. 
Neijs op nieuw het voorstel gedaan om de goudgronden van 
Batjan voor gouvernementsrekening te bewerken. De sulthan 
van Batjan had veel met dat voorstel op, doch de toenmalige 
resident van Ternate, wijlen de heer C. M. Visser, adviseerde 
er tegen, waarschijnlijk ten gevolge van ongunstige berigten uit 
Manado omtrent de verkrijgbaarheid van goudgravers van daar. 
In den jongsten tijd echter heeft het gouvernement besloten eene 
proef te nemen door 24 chinesche opstandelingen van Borneo , 
gevangen genomen tijdens de expeditie tegen Montrado, naar 
Batjan te verbannen en door hen de gouddelving aldaar te 
doen plaats hebben. 

Het waren deze Chinezen, welke in het laatst van Maart 1855 
op Batjan aankwamen , die het te Mombia vertoonde goud had- 
den gewasschen. 

Uit de ingewonnen berigten was voldoende op te maken, dat 
de omstreken van Soengei-Poang veel rijker zijn aan goud, dan 
de afgeleverde hoeveelheid zou doen vermoeden. Inderdaad, het 
opzigt over de Chinezen , op eene ongeveer 20 palen van Laboeha 
verwijderde plaats, op een eiland, waar buiten Laboeha ■ naau- 
welijks eenige bevolking is en geen europeesch bestuur, moet 
uiterst onvoldoende zijn. De Chinezen, gewezene opstande- 



Digitized by 



Google 



— 243 — 

lingen tegen ons gezag en thans bannelingen, zullen zich geens- 
zins verpligt achten, om al het goud, wat zij winnen, aan het 
gouvernement af te staan en de gelegenheid moet hun niet ont- 
breken om het grootste gedeelte van het gewonnen goud te ver- 
duisteren en tot op voor hun meer gunstige tijden verborgen te hou* 
den of het met inlandsche hoofden te deelen. Bovendien heeft een 
der op Batjan aanwezige Europeanen, die Soengei-Poang heeft 
bezocht, mij verzekerd, dat hij daar persoonlijk in twee da- 
gen tijds, zonder zwaren arbeid, voor eene waarde van / 18 
aan goud gewasschen heeft. 

De bestaande gegevens schijnen genoegzaam te zijn om vast 
te stellen, dat Batjan bijzonder rijk is aan goud. Dit aangeno- 
men, zou slechts de vraag te beantwoorden zijn, op welke wijze 
van dezen rijkdom het beste partij zal kunnen worden getrokken. 

Het schijnt mij toe, dat de goudgraving van wege het gouver- 
nement de minst goede wijze is. Steeds zal een groot gedeelte 
van de opbrengst het gouvernement worden onthouden. Indien, 
wat niet te betwijfelen is, ondernemingen van industrie of land- 
bouw in de regel gunstiger uitkomsten opleveren onder beheer van 
bijzondere personen of ondernemingen, dan onder, dat van het gou- 
vernement , hetwelk altijd genoodzaakt is het beheer toe te vertrou- 
wen aan gemagtigden , die niet hetzelfde belang bij die onderne- 
mingen hebben als partikulieren, moet zulks in nog hoogere mate het 
geval zijn bij goudontginningen, waar de prikkel tot verduistering 
van het produkt zoo ligtelijk werkt, niet alleen bij de mijnar- 
beiders , maar ook bij wie het toezigt over die arbeiders hebben. 
Ik geloof alzoo, dat de goudontginning op Batjan zal behooren 
over te gaan op partikuliere ondernemers, onder voorwaarde al- 
tijd van afstand van een bepaald deel der winst aan het gouver- 
nement of aan den eigenaar van den grond , voor de vergunning , 
de ondersteuning en de bescherming, der onderneming verleend. 
Handen voor den arbeid, thans misschien nog moeijelijk te er- 
langen , zouden wel gevonden worden , hetzij op of buiten Batjan , 
zoodra het bekend zou wezen, dat de arbeid behoorlijk wordt 
beloond en de eigendom der arbeiders geëerbiedigd. 



Digitized by 



Google 



— 244 — 

Na het gebruiken van eenige ververschingen te Mombia keer- 
den wij langs denzelfden weg, langs welken wij gekomen wa- 
ren, naar Laboeha terug. 

Ik moet hier nog aajiteekenen dat, alhoewel wij te Mombia 
geene steenkolen zagen, er echter niet de minste twijfel be- 
staat aan den rijkdom van Batjan aan steenkolen. In de Java- 
sche Couranten en in het Natuurkundig tijdschrift voor Neder- 
landsch Indië is deze aangelegenheid reeds dikwerf kortelijk ter 
ter sprake gebragt. Het zal zeker niet overbodig geacht worden 
het daarin desbetrekkelijk voorkomende in het kort te overzien. 

Reeds in 1852 werd eene hoeveelheid steenkolen van Batjan 
op het stoomschip Vesuvius beproefd. Die kolen waren weinig 
bruikbaar. In 1853 werd de eerste mijn geopend op een' heu- 
veltop op ongeveer een paar palen afstands van Mombia. Men 
ontdekte spoedig ook nog andere kolenlagen, elders op het 
eiland. Eene hoeveelheid van 10000 ponden kolen werd op 
het stoomschip Etna beproefd en bleek zoo goed te zijn, dat 
engelsche kolen in hoedanigheid niet boven ze gesteld wer- 
den. Men begon te Amasing, 6 palen ten noorden van Laboe- 
ha, kolen te graven voor de stoomboot-onderneming van den 
heer Cores de. Vries doch staakte dit weder, vermits de kolen 
minder goed bleken te zijn dan men verwacht had. De bewer- 
king der mijnen had aanvankelijk plaats met Ternatanen , welke 
echter, daar zij niet voldeden, door kettinggangers werden ver- 
vangen. Sedert werden de werkzaamheden meer zamengedron- 
gen te Mombia, met de bedoeling om door het zinken eener 
put de geregelde ontginning der kolenlagen te bespoedigen. 

Hierboven heb ik reeds gezegd, dat het nog zeer twijfelachtig 
schijnt te zijn of de ingeslagen weg wel het spoedigste tot berei- 
king van het doel zal leiden. 

De onderzoekingen naar kolen en goud hebben ook op meerde- 
re plaatsen kopererts doen ontdekken. Die erts moet vrij rijk 
zijn en het koper er in aanwezig in den vorm van malachiet. 
Het is echter nog niet gebleken of de kopergronden rijk ge- 
noeg zijn om geregeld ontgonnen te worden. 



Digitized by 



Google 



— 245 — 

Tusschen 5 en 6 uur in den namiddag kwamen wij te La- 
boeha terug. Er bleef slechts nog tijd beschikbaar voor eene 
kleine wandeling door de negorij en het bezoek der infirmerie. 
De chinesche bannelingen hadden zich voor het gouvernements* 
huis verzameld en wierpen zich voor de voeten van den gouver- 
neur generaal ter neder, vergiffenis smeekende voor hetgeen zij 
tegen het gouvernement hadden misdreven. Van het bijzondere 
van hun verzoek werd gelast aanteekening te houden. 

Volgens den heer Bernelot Moens is het geheele eiland nog 
woest, uitgezonderd Mombia en Laboeha, alsmede eenige ge- 
deelten der alluvievlakte van Laboeha , Amasing , Ne-neri , Ajer- 
besaar, Indommoet, enz., waar enkele Batjanezen kleine rijst- 
velden hebben aangelegd. Sommige inlanders begeven zich nu 
en dan naar verschillende plaatsen aan de kusten des eilands 
om te visschen, te jagen, dammerhars te verzamelen of sago 
te kloppen. Wegen bestaan op Batjan geene andere dan de 
genoemde naar Mombia, alsmede een naar Soengei-Poang en een 
over Ne-neri naar straat Patientie. 

Terwijl het nog dag was gingen wij weder naar boord, om 
nog vóór den avond de reis naar Boeroe voort te zetten. De 
sulthan en rijksgrooten en de europesche beambten van Batjan 
deden den opperlandvoogd tot aan boord uitgeleide. 

Batjan belooft veel voor de toekomst. Indien het gouverne- 
ment de bezittingen van den sulthan geheel aan zich trekt, der- 
waarts bevolking lokt en een geregeld bestuur invoert, laat 
zich verwachten, dat Batjan eene belangrijke bezitting zal worden. 
De sulthan van Batjan zou waarschijnlijk niet ongenegen be- 
vonden worden om zijn leenrijkje geheel aan het gouvernement 
af te staan , indien men hem voor dien afstand schadeloos stelde en 
hem zijn' titel liet behouden. Hij is thans nog leenheer van de 
geheele Batjan groep t. w. van de eilanden Batjan, Mandiolo, Botang 
loman, Ora-ora, Embatoe, Waindi (3 eilanden), Yojo, Einba- 
tien, Kasiroeta of Groot Tawalli, Wiri, Batoe-ampat, Wai-Apo- 
kan, Nanoang, Lintang-barat , Oewah, Bamilajoe, Tambeli, Ti- 
wada, Onoh, Beroe, Lintang-timor , Salipogat, Tawalla (3 ei- 



Digitized by 



Google 



— 246 — 

landen), Raloeit, Babi, Djilalan, Allang-allang , Roewo, Pigira- 
dja, Latta-latta (Lawe en Moring), Towapien, Goranofodjojo en 
Kappal. — Maar die eilanden , onbevolkt als zij thans zijn, met uit- 
zondering slechts van Batjan zelf, dienen tot niets dan tot verblijf 
en schuilplaatsen voor de zeeroovers, die nog pas eenige maan- 
den voor onze komst verwoesting en schrik over Batjan ver- 
spreid hadden. De sulthan zal zich gelukkig mogen achten, 
wanneer het gouvernement hem boven de rekognitie-gelden , die 
hij thans geniet, ten bedrage van/ 1920 s'jaars, voor den al- 
geheelen afstand van zijn grondgebied eene jaarwedde toekent 
of eene som in eens, welke hem in staat zal stellen, om hem 
én zijne nabestaanden onbekrompen te doen leven. 
Aan bevolking zal het niet behoeven te ontbreken. 
Nog slechts weinige jaren geleden verhuisde een vrij groot 
aantal Bonoarezen vrijwillig naar Batjan, doch de toenmalige 
gouverneur der Molukken, de generaal Cleerens, dwong hen 
naar Bonoa terug te keeren. 

Men ziet daaruit, dat er wel neiging bestaat bij de bewoners der 
omliggende eilanden om zich naar Batjan te verplaatsen. Het 
voorbeeld van Bonoa is echter afschrikkend en zal veel kwaad 
doen voor den vervolge, tenzij het gouvernement zelf de indruk 
er van tracht weg te nemen , door volksverhuizingen naar Batjan 
te begunstigen. 

Batjan verdient in hooge mate de belangstelling van het gou- 
vernement. Zijne rijkdommen zijn nog slechts voor een gedeelte 
bekend. Behalve kolen, goud en koper, is er eene menigte 
in het wild groeijende specerijboomen , voornamelijk nagelboomen, 
welke het extirpatiestelsel hebben overleefd en er thans weder 
welig tieren. Aan voortreffelijk bouw- en meubelhout is groote 
overvloed. Lang werd reeds uit de bosschen van Batjan ge- 
put om in de behoefte aan bouwhout te Ternate te voorzien. 

Maar men kent die rijkdommen op verre na nog niet in hun- 
ne uitgebreidheid en de rijkste plaatsen aan alle die voortbreng- 
selen zijn waarschijnlijk nog niet gevonden. 

Batjan is zeker niet minder dan eenig ander van onze Moluk- 



Digitized by 



Google 



— 247 — 

sche eilanden waardig om nader en grondiger onderzocht te 
worden , dan tot nu toe heeft plaats gehad. 

De togtjes van een' mijningenieur of van een' resident zijn 
daartoe niet voldoende. 

Groote schreden zouden in de kennis onzer uitgestrekte be- 
zittingen kunnen worden gedaan, indien het gouvernement kon 
besluiten tot de wederoprigting eener Natuurkundige Kommis-- 
sie in deze gewesten. 

Sedert de opheffing dier Kommissie zijn wel andere ligchamen 
daargesteld, welker doelwit insgelijks geheel of gedeeltelijk is 
uitbreiding der natuurkennis van den Indischen Archipel , zoo als 
de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië , de Mijn- 
bouwkundige genie , de Landbouw-scheikundige inrigting te Bui- 
tenzorg, — en gewis wordt door die instellingen veel goeds 
verrigt en veel bijgedragen tot de betere kennis van vele 
punten der natuurlijke geschiedenis van deze gewesten. Maar 
de Natuurkundige kommissie is daardoor geenszins overbodig 
geworden. Er bestaat behoefte aan natuurkundige reizigers, 
pionniers der wetenschap, tirailleurs, die de nog niet bekende 
terreinen onderzoeken en de schatten ontdekken, welker exploita* 
tie dan voor zooveel noodig aan andere ligchamen kan worden 
opgedragen. 

De fout der voormalige Natuurkundige kommissie lag niet 
in de instelling zelve , maar in hare organisatie , in hare leiding. 
Er moet een vast plan van werken zijn. De verschillende takken 
der natuurwetenschappen moeten in de verschillende leden der 
kommissie vertegenwoordigd zijn en de chef der kommissie iemand 
van veel talent en veerkracht, en van voldoende omvattende ken- 
nis, om te kunnen oordeelen over den gang der nasporingen 
van elk lid in het bijzonder. De leden, den aanstoot van den 
chef volgende , zouden overigens geheel onafhankelijk moeten zijn in 
hunne bijzondere studiën , zoodra zij zich bevinden op het te onder- 
zoeken terrein, en geheel moet hun worden gewaarborgd de eer, 
die groote prikkel tot ijver voor den wetenschappelijken man, 
welke hun voor de gedane nasporingen en ontdekkingen zal 



Digitized by 



Google 



— 248 — 

toekomen. Eene zoo zamengestelde kommissie, voorzien van de 
noodige hulpmiddelen, zou in betrekkelijk korten tijd tottallooze 
ontdekkingen kunnen geraken, afgescheiden nog, dat zij tevens 
in een staatkundig opzigt van groot nut zou kunnen wezen in 
het aanknoopen van betrekkingen of het sluiten van kontrakten 
met vorsten en volken, daar waar zulks noodig of wenschelijk 
geoordeeld mogt worden. Ik geloof niet onjuist te zijn , wanneer 
ik zeg, dat men b. v. door zoodanige kommissie in eenige maan- 
den tijds eene grondige kennis zou kunnen erlangen van het 
land, van de natuur en van de bevolkingen van alle voorname 
eilanden der groep van Halmaheira. In een paar maanden tijds 
zou zoodanige kommissie ineen grondig geologisch, mineralogisch , 
botanisch en zoölogisch onderzoek van Batjan ver gevorderd kun- 
nen zijn. De oppervlakte van het eiland zal in uitgestrektheid 
niet veel verschillen van de residentie Batavia en ongeveer r * T 
van die van Nederland bedragen. 

Wat wij thans weten van Batjan in een natuurhistorisch op- 
zigt is niet veel meer dan het hierboven medegedeelde. 

De flora van Batjan is nog eene terra incognita. 

Van de fauna weten wij niet veel meer. 

Herten en varkens bevolken Batjan's bosschen, doch wij weten 
niet of het elders ook voorkomende of aan Batjan eigene soor- 
ten zijn. Er moet ,eene kleine soort van apen voorkomen , welke 
evenmin bekend is. 

Met de vogels en reptiliën is het niet anders. De heer Bernelot 
Moens zond mij eene slang van Batjan, welke ik herkend heb 
te zijn Brachijorrhos albus Kuhl. 

Van de batjansche visschen weet men nog het meest. De 
heeren Goldmann en Bernelot Moens hebben mij in de gele- 
genheid gesteld, onze kennis in deze rigting aanmerkelijk te 
verrijken, ofschoon ook ten deze nog veel te doen overblijft. 
Uit de mij van Batjan gewordene verzamelingen is mij geble- 
ken, dat in zijne wateren leven eenige soorten, welke elders 
nog niet zijn aangetroffen t. w. Mugil heterocheilos Blkr , Gly- 
phisodon batjanensis Blkr en Dascyllus polyacanthus Blkr. In de 



Digitized by 



Google 



— 249 — 

zoete wateren ontbreken hier, even als op Celebes, de karperach- 
tige visschen, welke er vervangen zijn door soorten van Ambassis, 
Dules , Mesoprion , Eleotris enz. , van welke slechts die van Dules 
als eigenlijke zoetwatervisschen zijn aan te merken. In het ge- 
heel ken ik 149 vischsoorten van dit eiland, welke stellig ech- 
ter slechts een gering gedeelte voorstellen van zijne vischfau- 
na. Aan het einde van dit reisverhaal zal ik alle de mij tot 
nu toe van Batjan bekend gewordene vischsoorten vermelden. 
Ten opzigte van de ongewervelde dieren van Batjan bestaat 
tot nog toe volstrekte onbekendheid. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK VH. 



VAN BATJAN TOT BOEROE. 

Afwisseling van tooneelen op de reis. — Rhizos tomen. — Wit water. — 
Potvisschen. — De Obi-eilanden. — Obi major. — Reis derwaarts van 
den heer Goldmann in 1855. — Ontginning van Obi-major door bijzon- 
dere personen. — Natuurly ke geschiedenis van de Obi-eilanden. 

In den vooravond van den 29* September stoomden wij uit 
de baai van Laboeha. Het weder, dat bijkans den geheelen 
namiddag regenachtig was geweest, klaarde op en beloofde een' 
aangenamen avondtogt. 

De afwisseling in onze togten, nu op het land dan weder 
op zee, welke aanhield van de Minahassa af tot op onze te- 
rugreis van Banda naar Batavia, droeg niet weinig .bij om de 
reis door de Molukken te veraangenamen. Het beeld van een 
eiland of van een landschap had zich naauwelijks in onzen geest 
geprent of het werd tijdelijk weder verdrongen door andere 
tooneelen. Het was alsof die talrijke eilanden als een pano- 
rama voor ons heen werden bewogen. Veertien dagen vroeger 
waren wij nog te Manado. Acht dagen slechts waren besteed 
voor de Minahassa. Zes dagen vroeger waren wij nog te Kenia. 
Tifore en Mayo , Mitarra , Ternate en Hieri , Tidore , Mareh en 
Makjan , de Goearitji's , Halmaheira en de talrijke eilanden 
van Batjan , zij waren als in een' droom ons voorbijgegaan. Wij 



Digitized by 



Google 



— 251 — 

hadden moeite om ons in onze voorstellingen van die talrijke 
eilanden niet te verwarren, zoo spoedig hadden hunne beelden 
zich bij ons verdrongen. 

Nog in de baai van Laboeha waren wij getuigen van een be- 
langwekkend natuurverschijnsel. Wij zagen de zee rondom ons 
schip eensklaps als bezaaid met witte, meer dan vuistgroote, bol- 
vormige ligchamen , welke talrijker en talrijker werden en bij het 
vallen der duisternis een zacht licht van zich gaven. De helderheid 
der zee liet deze ligchamen niet alleen nabij maar tot diep onder 
de oppervlakte der zee ontwaren, Millioenen en millioenen dier 
bollen deinden met de golven op en neder of volbragten hunne 
langzame schommelende bewegingen op grootere diepte. Ik her- 
kende ze voor rhizostomen, wortelbekkige zeenetels of kwallen, die 
ook elders in de indische wateren leven en in de Java-zee vroe- 
ger meermalen door mij werden waargenomen, doch die ik nooit 
in zulke uitgebreide en digte scholen had gezien. Ik dacht da- 
delijk aan het in de bandasche wateren zoo dikwerf waargenome- 
ne en in meerdere wetenschappelijke werken ter sprake gebrag- 
te, doch nog niet genoegzaam verklaarde, verschijnsel van het 
zoogenaamde witte water, ajer poeti. Ook in de baai van La- 
boeha was het water door de millioenen rhizostomen min of meer 
wit gekleurd en indien wij het verschijnsel niet slechts in den 
laten namiddag en den beginnenden avond hadden gezien maar 
in het donkere van den nacht, had het zich zeker aan ons voor- 
gedaan zooals het witte water is beschreven. Maar voordat het 
nog goed donker was, waren wij deze mijriaden van zeenetels 
voorbijgestoomd en bleef niets over dan het gewone lichten van 
het kielwater. 

In den nacht stoomden wij door den breeden zeeweg, welke 
de Obi-eilanden scheidt van den Soela-archipel. Obi-lattoe, het 
meest westelijke der Obi-groep , alsmede Obi-major of Groot-Obi 
waren s'morgens vroeg nog flaauw te zien. Life-matoela het 
meest oostelijk gelegene eiland van den Soela-archipel gingen 
wij op grooteren afstand voorbij en kwam niet in het gezigt. 

Een potvisch (Phijseter macrocephalus) passeerde vroeg in 



Digitized by 



Google 



— 252 — 

den morgen op geringen afstand van het schip. In den na- 
middag werden nog enkele walvischachtige zoogdieren gezien 
doch op grooteren afstand, zoodat niet bepaald kon worden of 
zij behoorden tot de overigens gemakkelijk aan hunnen stompen 
hoogen snuit herkenbare potvisschen of tot andere soorten. De 
zee om Boeroe schijnt het rijkste aan deze nuttige dieren te zijn 
en maakt het verklaarbaar, waarom zij zoo veelvuldig door wal- 
vischvaarders wordt bezocht. 

Niet zonder leedwezen had ik gestaard op de doffe omtrekken 
van de Obi-eilanden en op den horizon , achter welken de Soela's 
lagen verborgen. 

Zoo gaarne had ik deze lang bekende en toch nog zoo weinig 
bekende eilanden een bezoek gebragt. 

De Obi-eilanden, zoo ata ik hierboven reeds heb gezegd ge- 
heel gouvernements-grond, liggen daar onbewoond en onbenut- 
tigd, tenzij door de zeeroovers van Galela en Tabello, die er eene 
ververschingplaats van hebben gemaakt op hunne strooptogten. 
Nadat de Kompagnie door aankoop meester van de Obi-groep 
geworden was , stichtte zij op Groot-Obi of Obi-major eene vesti- 
ging, de Bril genaamd, van welke de overblijfselen nog heden 
bestaan. De gouverneur generaal Van der Capellen gaf reeds in 
1824 last om Obi-major naauwkeurig te doen onderzoeken. Hij 
was niet vreemd aan het denkbeeld, dat het zou kunnen dienen 
als eene plaats van ballingschap voor misdadigers uit het moeder- 
land , een denkbeeld , dat zeker op nieuw overweging zou verdie- 
nen, indien het eiland niet aan de partikuliere industrie mogt 
worden dienstbaar gemaakt, waartoe reeds aanzoek is gedaan. 

Het is mij niet gebleken, welke de uitkomst is geweest van 
den last van Van der Capellen. 

Ook zie ik vermeld, dat in 1828 een voorstel is gedaan om 
de muskaatnotenkultuur van Banda naar de Obi-eilanden over 
te brengen en dat in 1829 aan den toen benoemden gouverneur 
der Moluksche eilanden Besier opgedragen werd om te dienen 
van berigt, in hoeverre zoodanige verplaatsing was aan te raden. 

Aan die opdragt is echter nooit voldaan geworden. 



Digitized by 



Google 



— 253 — 

In 1847 werden de Obi-eilanden bezocht door een jong ambte- 
naar, welke ze afschetste als zeer onbelangrijk, doch zijne rap- 
porten, ook over andere gewesten, zijn gebleken weinig ver- 
trouwen te verdienen. 

De heer Goldmann, gouverneur der Moluksche eilanden, bezocht 
Obi-major eenige maanden geleden en bragt van zijn bezoek ver- 
slag uit aan het gouvernement. Volgens dit verslag stonden in 
April 1855 nog de muren van het fort of blokhuis de Bril en 
bevond zich noch eene merkpaal met het naamcijfer der Kompag- 
nie nabij die bouwvallen in gaven toestand. De Tabellorezen zijn, 
zonderling genoeg, gewoon aan deze merkpaal offerhanden te 
brengen, een feit, wat het plaatsen van merkpalen op de kust van 
Nieuw-Guinea in 1850 x onder de leiding van wijlen den heer Van 
der Dungen Gronovius in een geheel ander dan een bespottelijk 
licht stelt, daar het bewijst, dat de eenvoudige inlanders een' 
bijgeloovigen eerbied voor zoodanige palen kunnen hebben, dien 
zij inderdaad ook thans er nog voor hebben op Nieuw-Guinea. 
Het bezoek van Obi-major door den heer Goldmann heeft voorts 
nog aan het licht gebragt , dat de omstreken van het oude kom- 
pagnie's fort thans nog moerassig zijn en bedekt met uitgestrekte 
sagobosschen , die zwervende visschers en ook de zeeroovers uit- 
lokken om er hun voedsel uit te trekken. De Galelorezen, 
voor zooverre zij vreedzame handelaren of visschers zijn, bezoe- 
ken Obi nu en dan om er karet te vangen. Het is voorts ge- 
bleken , dat Obi-major , Obi-lattoe en de beide Tapa-eilanden rijk 
zijn aan muskaatnotenboomen. 

Overigens is van de geologische gesteldheid van de Obi-eilan- 
den niets noemenswaardigs bekend } evenmin als van hunne flora. 

Wat de fauna betreft is tot nog toe slechts iets bepaald be- 
kend geworden betreffende de visschen , welke aan de kusten van 
Groot-Obi leven. De heer Goldmann had de goedheid mij 32 
vischsoorten van daar te doen geworden , waarover ik berigt heb in 
een artikel, geplaatst in het negende deel van het Natuurkundig 
Tijdschrift voor Nederlandsch Indië. Ik vond onder die soorten 
twee, welke tot nog toe nergens anders dan bij Obi zijn aange- 



Digitized by 



Google 



— 254 — 

troffen t. w. Serranus Goldmanni Blkr en Lethrinus Moensii Blkr. 

Terwijl ik dit schrijf zal waarschijnlijk reeds eene kommissie 
naar Obi-major vertrokken zijn, om de rijkdommen van dit ei- 
land op te sporen en te beoordeelen, in hoeverre het wenschelijk 
zal kunnen worden geacht om Obi-major ter ontginning af te 
staan aan partikulieren. 

Den 30 September bragten wij geheel op zee door. s'Nacbts 
stoomden wij langzamer , om eerst met het aanbreken van den 
dag de baai van Kajeli binnen te stevenen. 



Digitized by 



Google 



HOOFDSTUK VUL 



AANÏEEKENINGEN BETREFFENDE HALMAHEIRA, DE SOELA- 

ETLANDEN, DE KIJKJES BANGGAAI EN TOxMBOEKOE, 

EENIGE EILANDEN VAN DEN PAPOESCHEN 

ARCHIPEL EN NIEUW-GUINEA. 

Halmaheira. — Fauna en flora van Halmaheira. — Morotai. — Soela-eilan- 
den. — Banggaai- Archipel. — Banggaaisch gedeelte van Celebes. Saloe- 
wan, Patti patti, Boalemon, Balante, Batoei of Mondono. — Tom- 
boekoe. — Boboni. — Manoei. — Tomori. — Bob -eilanden. — Poppa. — 
Misool. — Gebeb. — Wageoe. — Salwati. — Batanta. — Nieuw-Guinea. — 
Natuurlijke geschiedenis van Nieuw-Guinea. — Dorei. — Massinama. — 
Eilanden der Geelvinksbaai. Jobi, Saök, Mafor, Amberpoea, Mias- 
war, Run, Ansoes, Koeroedoe. — Tabi. 

Alvorens afscheid te nemen van de residentie Ternate , wil ik 
nog enkele bijzonderheden mededeelen aangaande eenige der 
meer belangrijke eilanden en gewesten , welke tot Ternate behoo- 
ren, doch niet door mij bezocht zijn geworden. 

Midden in de Moluksche zee (1), op ongeveer gelijken afstand 
van Celebes en Nieuw-Guinea, ligt een eiland , het grootste van alle 
eilanden der Molukken, weinig in algemeenen vorm verschillen- 
de van Celebes, even als Celebes uit 4 schiereilanden zamenge- 
steld en met zijne lengte-as van het zuiden naar het noorden 
gerigt. Halmaheira wordt gerekend, met de kleine eilandjes 



(1) Het gedeelte der Moluksche zee beöosten Halmaheira gelegen, wordt 
ook wel de Zee van Halmaheira of Zee van Gilolo genoemd. 



Digitized by 



Google 



— 256 — 

die zijne kusten omringen, eene oppervlakte te beslaan van 
358 d duitsche mijlen , dat is , veel meer dan de helft der uit- 
gestrektheid van Nederland en bijkans dezelfde oppervlakte als 
de residentiën Batavia , Bantam , Buitenzorg en Krawang te za- 
men. Dit groote eiland heeft, indien men de opgaven eenigzins 
mag vertrouwen, slechts eene bevolking van 27£ duizend zielen , 
welke wezenlijk of in naam zijn onderworpen aan de sulthans 
van Ternate en Tidore. Het grootste gedeelte van Midden-Hal- 
maheira, de beide oostelijke en het noordelijke gedeelte van het 
zuidelijke schiereiland staan onder Tidore, — het noordelijke schier- 
eiland en de grootste helft van het zuidelijke schiereiland onder 
Ternate. Het grondgebied, onder beide rijken behoorende, zal in 
uitgestrektheid niet veel van elkander verschillen, maar het ter- 
nataansche gedeelte heeft verre weg de grootste bevolking, aan- 
gezien van de geheele populatie slechts ruim 4| duizend zielen 
gerekend worden als gevestigd op tidoreesch grondgebied. 
De negorijen zijn meest aan of nabij het strand gelegen. 
Het grootste gedeelte der bevolking woont om de baai van 
Dodinga en op het noordelijke schiereiland. Langs de genoem- 
de baai liggen de negorijen Kajassa, Tonika, Dodinga en Sin- 
dangole. Aan de westkust van het noordelijke schiereiland lig- 
gen voorts, gerekend van het zuiden naar het noorden, de ne- 
gorijen Djilolo of Djaïlolo, Sahoe, Gamoekoenora, Folofoëo, 
Loloda en Toebaro. De bevolkingen dezer negorijen gehoor- 
zamen nog het meest de bevelen des sulthans van Ternate, die, 
wat Halmaheira betreft, de meeste inkomsten en heeren- en krijgs- 
diensten trekt van de inwoners van Dodinga, Sindangole, Djaï- 
lolo en Sahoe. Sahoe ligt in eene vruchtbare vlakte, waar 
veel rijst wordt verbouwd. In 1848 werden 125 kojangs rijst 
van Halmareira op Ternate ingevoerd. De geheele opbrengst 
aan rijst van het noordelijke schiereiland van Halmaheira wordt 
op 260 kojangs jaarlijks geschat. Sahoe brengt ook een weinig 
kruidnagelen op. Een goede weg geleidt van Sahoe naar Djaï- 
lolo. Het bergachtige terrein, dat zich bijkans overal tot aan 
zee toe uitstrekt, maakt de gemeenschap over land tusschen de 



Digitized by 



Google 



r 



— 257 — 

verschillende negorijen moeijelijker dan die over zee. 

Aan de oostkust van het noordelijke schiereiland wonen de 
Galelorezen en Tabellorezen, berucht in de Moluksche wateren 
door hunne zeerooverijen. Meer zuidelijk op de oostkust liggen 
de negorijen Kaoe en Bab^ne, de laatstgenoemde aan de land- 
engte van Dodinga, welke tusschen Dodinga en Babane slechts 
een drietal palen of een uur gaans breed is en den handelaren 
dient om hunne produkten over te dragen en dus in weinig 
tijds van de westkust- naar de oostkust-wateren des eilands en 
omgekeerd over te brengen. 

Het noordelijke schiereiland van Halmaheira is meer bekend 
geworden door een belangrijk artikel van den heer T. J. Willer 
getiteld: n Aanteekeningen omtrent het noorderschiereiland van 
het eiland Halmaheira" en geplaatst in het eerste deel van den 
eersten jaargang van het Indisch Archief. Volgens dit artikel is 
het schiereiland verdeeld in 10 distrikten, welke staan onder 
het beheer van ternataansche babatto's, djoeroetoeli's , kalaodi's, 
luitenants of oetoesans, onder welke halmaheirasche hoofden met 
de titels van sengadji's, kimelaha's, ngofamanira's of kolano's 
het gezag voeren. Van de 10 distrikten of djiko's liggen 7 aan 
de westkust, t. w. Dodinga, Djaïlolo, Sahoe, Gamoekoenora, 
Toebaroe, Folofoëo en Loloda, en 3 aan de oostkust t. w. Ga- 
lela , Tabello en Kaoe. Deze distrikten zouden, ongeveer 8 jaren 
geleden, bevolkt geweest zijn met 20684 zielen, t. w. Dodinga 
met 75 , Djaïlolo met 200 , Sahoe met 4649, Gamoekoenora met 
1070, Toebaroe met 4400, Folofoëo met 260, Loloda met 1100, 
Galela met 4200 , Tabello met 2234 en Kaoe met 2460 zielen. 
Omtrent den aard der bevolking van deze distrikten , hare talen, 
maatscbappelijken toestand, godsdienst en gewoonten heeft de 
heer Willer talrijke bijzonderheden medegedeeld, welke der na- 
lezing overwaardig zijn. Men weet daaruit, dat bij de alfoeren 
van het noordelijke schiereiland, behalve die van de djiko's 
Dodinga, Djaïlolo en Sahoe, de gewoonte van het koppensnel- 
len nog in volle kracht is. 

Het zuidelijke schiereiland van Halmaheira behoort ongeveer 

I. 17 



Digitized by 



Google 



— 258 — 

van de hoogte van het eiland Tidore tot op de hoogte van 
de noordkust van Batjan of tot aan Straat Patientie, onder 
den sulthan van Tidore. Aan de westkust van dit gedeelte lig- 
gen, van het noorden naar het zuiden, de negorijen Kalam, 
Taoena, Gita, Pajali, Maidi en Wama, en aan de oostkust de 
negorijen Weda en Taja. Het geheele gedeelte van Halmaheira, 
oostelijk van Straat Patientie, is weder ternataansch. Aan Straat 
Patientie ligt de negorij Sakitta en aan den zuidelijken ingang 
der straat , Talangami , terwijl de negorijen Maffa , Osia en Ganc- 
diloir aan de oostkust zijn gelegen. 

Het noordoostelijke schiereiland heeft aan zijne noordkust de 
negorijen Jofongo, Wassilee en Lolobato en aan zijne zuidkust 
aan de vereenigingsplaats met het zuidoostelijke schiereiland de 
negorij Maba. 

Het zuidelijke schiereiland eindelijk heeft aan zijne noordkust 
de negorijen Tawia, Gottowassia en Bitjoli, aan zijne oostkust 
Gali, Kokawari, Dolafeij, Tippalaho, Gemia en Patani en aan 
zijne zuidkust Kobi, Koje, Walli, Maïssa, Dote en Ganimasoengi. 

Ik heb de namen dezer negorijen ontleend aan de // Kaart van 
Ternate , Halmaheira en omringende eilanden door P. Baron Mei- 
vill van Carnbee." Op de //Kaart der Moluksche eilanden en 
vaarwaters door F. A. A. Gregory," komen die negorijen ge- 
deeltelijk met andere namen voor , terwijl er meerdere andere ne- 
gorijen zijn aangeduid, van welke op de kaart van den heer 
Melvill van Carnbee geen gewag is gemaakt. 

Zeker is het geen verblijdend verschijnsel , dat deze uitmuntende 
arbeiden van twee uitstekende officieren , kaarten , vervaardigd op 
geheel nabij elkander liggende tijdstippen, ten genoemden opzigte 
nog zoo weinig overeenstemmen en zeker is zulks toe te schrijven 
aan de nog volstrekt onvolledige en onzekere kennis, welke wij 
van Halmaheira en zijne bevolking bezitten. 

Inderdaad, dat groote eiland, sedert meer dan twee eeuwen 
onder onze opperheerschappij, ligt, wat drie zijner schiereilanden 
betreft, nog daar als een' land, waarvan wij niet veel meer kennen 
dan de omtrekken. Onze vroegere vestiging te Bitjoli blijkt niet 



Digitized by 



Google 



— 259 — 

de kennis van de oostelijke schiereilanden eenigzins vermeerderd 
te hebben en zelfs zijn van die tijden (1825 — 1827) geene dienst- 
verslagen in de gouvernements archieven te Batavia aanwezig. 

Op ternataansch zoowel als op tidoreesch Halmaheira moeten 
veel muskaatnotenboomen voorkomen, welker vruchten men zich 
evenwel de moeite niet geeft te verzamelen, of welker aanplanting, 
voor zooveel tidoreesch Halmaheira betreft , door den sulthan van 
Tidore, in navolging zeker der Kompagnie, wordt tegengegaan 
om den prijs van het produkt niet door zijne hoeveelheid te schaden. 
De muskaatnoot van Halmaheira is van eene mindere hoedanig- 
heid dan die van Banda en zelfs dan die van Amboina , doch haalt 
te Makassar nog p. m. ƒ 50 de pikol , terwijl zij op Halmaheira 
slechts ƒ 25 kost in ruil tegen lijnwaden of andere goederen. 

Halmaheira is nog niet door natuurkundigen bezocht gewor- 
den, tenzij Sindangole door Forsten. 

Bijzondere soorten van zoogdieren van Halmaheira zijn mij nog 
niet bekend geworden. Waarschijnlijk echter zijn meerdere halma- 
heirasche zoogdieren door Forsten naar ons groot Nationaal Museum 
van Natuurlijke Historie te Leiden verzonden. Herten en wil- 
de zwijnen schijnen op Halmaheira in menigte voor te komen. 

De van dit groote eiland bekend gewordene vogels zijn nog 
weinig talrijk. Zij bepalen zich tot eenige soorten van papagaaijen 
(Eclectus grandis Wagl., Geoffroyus cyanicollis Bonap., Platycercus 
hypophonius S. Müll., Eos riciniata Bonap., Plyctolophus aequato- 
riaüs Bp., Tanygnathus macrorhynchos Wagl.), eene groote soort 
van Centropus (Centropus goliath Temm.), eene groote soort van 
Pitta (Brachyurus maximus Bp.), een paar duiven (Ducula basilica 
Bp., Janthoenas albigularis J.) en voorts nog enkele raven, 
jaarvogels en honigzuigers (Corvus pyrrhopterus Temm., Corvus 
validus Temm., Calao ruficollis Bp., Nectarinia eques Schl. Müll.), 
alsmede Lamprotornis obscura Forst., Tropidorhynchus güolensis 
Temm., Cinnyris zenobia Less. en Graucalus magnirostris Forst. 

Van de reptiliën kent men van Halmaheira nog slechts een 
schildpad (Testudo Forstenii Schl. Müll.) en een paar leguanen 
(Varanus bivitltatus DB. en Varanus chlorostigma DB.). 



Digitized by 



Google 



— 260 — 

Het meest weet men nog van de aan de kusten van Halma- 
fa eira levende visschen , welke ik door de verzamelingen , welke de 
heer Goldmann te Sindangole en Sahoe gemaakt heeft en mij 
welwillend ten geschenke gegeven, althans gedeeltelijk heb kunnen 
vermelden. Het geheele aantal mij bekend gewordene vischsoor- 
ten van Halmaheira bedraagt echter nog slechts 89. Eenigen dier 
soorten, zooais Helotes polytaenia Blkr, Cichlops trispilos Blkr, 
Scarus macrocheilos Blkr en Belone brachyrhynchos Blkr, zijn tot 
nog toe nergens anders aangetroffen en zijn welligt aan Halma- 
heira eigen. Alle die soorten zijn opgesomd in mijne Nieuwe 
Bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van Halmaheira, 
opgenomen in het 9e deel (1855) van het Natuurkundig Tijd- 
schrift voor Nederlandsch Indië. 

Wat de ongewervelde dieren van Halmaheira betreft, laat onze 
kennis nog alles te wenschen over. Ik zie geene andere soort 
van daar vermeld als Octopus indicus Rapp. 

De flora van Halmaheira is nog minder bekend dan de fauna. 
Muskaatnotenboomen en nagelboomen groeijen er nog in het wild. 

De sagopalm tiert er op meerdere plaatsen, doch daar het 
eiland bijkans geheel bergachtig is en de bergribben zich veelal 
tot aan zee toe uitstrekken, zijn er slechts weinige vochtige vlak- 
ten, waar de sagopalm geschikten bodem heeft. In het noordelijke 
schiereiland is hij thans slechts eene kultuurplant , welke trouwens 
der bevolking goede winsten afwerpt. 

De geologische gesteldheid van Halmaheira is evenmin nog 
onderzocht. Men weet alleen, dat zich talrijke vulkanen op het 
eiland verheffen. 

Zoo stuit men, de Mol ukken doorreizende, bijkans overal op 
eilanden, van welke de bestaande kennis nog nagenoeg in alle 
opzigten te wenschen overlaat en welker bevolkingen, indien zij 
er al zijn, nog op een' uiterst lagen trap van beschaving staan en 
bij sommige van welke koppensnellen of menschenroof tot de 
deugden behooren, zonder welke een jong man zelfs niet waar- 
dig geacht wordt een huwelijk aan te gaan. 



Digitized by 



Google 



— 261 — 
Een ruime werkkring is daar geopend voor onze zendelingen. 



Noordoostelijk van het 'hoorderschiereiland van Halmaheira ligt 
een ander eiland, wel veel kleiner dan Halmaheira, doch onge- 
veer even groot als de Minahassa. Morotai of Moro schijnt vul- 
kanisch te zijn. Er is een vuurberg, de Tolo, die in vorige 
eeuwen hevig gewerkt moet hebben. Het eiland moet vroeger 
eene vrij talrijke bevolking hebben gehad doch thans onbewoond 
zijn. Slechts de Galelorezen of Tabellorezen houden er nu en 
dan slechts tijdelijk verblijf in gehuchten aan de westkust. 



Vestigen wij een' blik op de kaart op het westelijke gedeelte 
der Moluksche zee, dan zien wij daar twee eilandengroepen, bekend 
onder de namen van Soela-eilanden en den Banggaaischen ar- 
chipel. 

De Soela-eilanden zijn in den laatsten tijd een weinig nader 
bekend geworden door den kapitein ter zee C. Van der Hart, 
welke hoofdofficier ze in 1850 met de schepen van oorlog Argo 
en Bromo bezocht. De voornaamste dier eilanden zijn 4 in getal 
Taliaboe, Mangoeli, Lifa-matoela en Soela-besi. Taliaboe is het 
grootste , Soela-besi het belangrijkste. De bevolking dezer eilanden , 
welke te zamen eene uitgestrektheid hebben van ongeveer 67 a duit- 
sche mijlen, is zeer schaarsch. Men vindt vermeld, dat zij in 
vroegere tijden eene bevolking hadden van ongeveer 40000 zielen, 
doch thans is zij nog geene 6| duizend zielen sterk. Sedert 
1836 is dit cijfer zoowat blijvende, zijnde het in 1853 tot slechts 
7193 gestegen. Mangoeli en Lifa-matoela zijn onbewoond even 
als de talrijke kleinere om Mangoeli en Taliaboe gelegene eiland- 
jes. De kapitein luitenant Valentini, de Soela's in 1855 be- 
zoekende met Z. M. stoomschip Vesuvius, vond aan den zuid- 
westhoek van Mangoeli eene schoone baai , zeer geschikt als an- 
kerplaats voor schepen. Taliaboe, het grootste der Soela's, heeft 
slechts 4 negorijen , Soela-besi 1 1 aan de oostkust bijeenliggende 
negorijen of kampongs met ongeveer 2500 inwoners. 

De Soela's staan, zooals ik reeds hierboven gezegd, heb onder 

Digitized by VjOOQIC 



den sulthan van Ternate, die met betrekking tot de geringe 
bevolking vrij groote inkomsten van de Soelarezen geniet in den 
vorm van rijst, sago, meubelen en vaartuigen. Het gezag van 
Ternate wordt er namens den sulthan uitgeoefend door een' 
ambtenaar met den titel van salakakan, die op Soela-besi ge- 
vestigd is. Op Taliaboe heeft deze salakakan een alftris onder 
zich, die verblijf houdt in de negorij Likitabiop Lekitobi , welke 
aan de zuidkust des eilands gelegen is en bevolkt met meer dan 
600 zielen, grootendeels mohammedanen. De bergbevolking van 
Taliaboe 7 welke het oostelijke gedeelte van het eiland bewoont, 
is naar gissing ongeveer 2000 zielen sterk , erkent het gezag des 
sulthans niet , is zeer schuw en onbeschaafd , gaat geheel naakt en 
heeft bijkans nooit eenige gemeenschap met de strandbewoners. 

Taliaboe moet uitgestrekte sagobosschen bezitten. Men rekent 
dat de Soela's jaarlijks 240 kojangs rijst opbrengen, van welke 
een groot gedeelte aan den sulthan wordt opgebragt. 

De Soelarezen zijn bekend niet alleen als goede landbouwers maar 
ook als goede scheepsbouwers. Hunne eilanden zijn rijk aan voor- 
treffelijke houtsoorten. De sulthan van Ternate heeft er schooners 
laten bouwen, en ook voor Amboina zijn op de Soela's in den 
jongsten tijd grootere vaartuigen aangebouwd voor de vaart op 
de Zuidwester-eilanden. 

De bevolking is zwaar belast, nog niet zoozeer door de ged wongene 
opbrengst in produkten , en door den handel in lijnwaden en andere 
artikelen , welke een monopolie is des sulthans en der prinsen , 
maar door kwellende heerendiensten, boutveilingen, koeliewerk, 
het bouwen en herstellen van de vaartuigen des sulthans, enz. 

Indien ons gezag op de Soela's meer dadelijk werkte door een 
onzer ambtenaren, zouden vermoedelijk de bevolking, de nijver- 
heid, de handel en 's lands schatkist er door worden gebaat. 

De Badjorezen en Mandharezen bezoeken dikwerf de Soela's 
voor de tripang- en karetvangst. 

Van de natuurlijke gesteldheid der eilanden heeft men geene 
andere gegevens, dan dat zij meestal hoog land zijn, met rijke 
bosschen bekleed. Zij leveren eenig was en vogelnestjes en de 
riffen schildpadden en tripang. 



Digitized by 



Google 



— 263 — 

De Banggaai-archipel ligt tusschen het noordoostelijke (of zoo 
men wil het midden-oostelijke) schiereiland van Celebes en de 
Soela's. Deze groep is in de jongste jaren bezocht door de 
heeren C. Van Der Hart en C. Bosscher en P. A. Matthij- 
sen, welker bevindingen, zooals ik hierboven reeds heb aan- 
gestipt, tot openbare bekendheid zijn gebragt. Zij behoort tot 
het rijk van Banggaai, waartoe ook de grootste helft van het 
noordoostelijke schiereiland van Celebes gerekend wordt te be- 
hooren. Volgens de heeren Bosscher en Matthijsen bestaat de 
groep uit een veertigtal eilanden, van welke slechts de grootere, 
Peling, Banggaai, Laboibo en Bankoeloe bewoond zijn. De ove- 
rige eilanden zouden zijn : — ten zuiden van Banggaai ; Bankoeli, 
Kanau , Tompakka , Melappa , Popiesti , Mololiessi , Tongoe , Boe- 
kan (vroeger bewoond), Timpoes, Marsoni, Piloekoe, Boeloe, 
Bianko , Manika , Malamboeloenge en Tanawanna ; — ten westen 
van Banggaai: Paonoe, Bandoe, Baloenana, Poeloe Sagoe, Boe- 
auw, Tankoeta , Pokka , Tolonbondo , Delapan en Sosopoean ; — 
ten noorden van Banggaai : Bankallan , Mattawoeloe besar , Mat- 
tawoeloe ketjil , Sendiri , Poewat en Basinpelan ; — ten oosten van 
Banggaai : Tongopilla en Klappa. Deze namen komen geenszins 
overeen met de op bladzijde 184 vermelde, welke ontleend 
zijn aan de gouvernementsomschrijving van het gouvernement 
der Molukken, bevat in het regeringsbesluit van den 30 Julij 
1848. Te vergeefs zoekt men de meeste dezer namen zelfs op de 
nieuwste speciale kaarten , zooals de // Kaart van Noorden Oost- 
Celebes door P. Baron Melvill van Carnbee ,> (1854) en de // Kaart 
van de Oostkust van Celebes met aangrenzende vaarwaters 
door H. D. A. Smits en P. Baron Melvill van Carnbee" (1855). 
De zaak is, dat onze kennis van deze eilandengroep, de groote 
eilanden uitgezonderd, meer nominaal dan wezenlijk is. 

Volgens de nasporingen van de heeren Bosscher en Matthijsen, 
welke nieuwer zijn dan die van den heer Van der Hart en wel- 
ker uitkomsten weinig met de mededeelingen van den heer Van 
der Hart overeenstemmen, warende vier grootere Banggaai-eilan- 
den in 1853 bevolkt met 7024 zielen, waarvan 5881 op Peling, 



Digitized by 



Google 



— 264 — 

690 op Banggaai, 166 op Labobo en 280 op Bankoeloe. Peling 
is verdeeld in 17 distrikten, t. w. Seasea (906 inwoners), Bolagi 
(1291 inwoners), Tomboelak (74 inwoners), Kananda (142 in- 
woners), Paisiloenoe (191 inwoners), Tinanko (200 inwoners),* 
Sopessi (343 inwoners), Totikan (419 inwoners), Sembioe (314 
inwoners), Kobotokan (298 inwoners), Pondipondi (252 inwoners), 
Tatakolaij (215 inwoners), Pilila (383 inwoners), Bonitam (66 
inwoners), Tanato (244 inwoners), Bansama (110 inwoners) en 
Mowala (440 inwoners). 

Het eiland Banggaai geeft 5 negorijen, Soasio (231 inwoners), 
Tanan-bonoa (96 inwoners), Gonggong (87 inwoners), Doedong 
(115 inwoners) en Bontonge (161 inwoners). 

De eilanden Labobo en Bankoeloe schijnen elk slechts één 
negorij te hebben. 

Alle deze eilanden staan onder een' radja. De radja bezit 
dit rijk in achterleen, zijnde hij ondergeschikt aan den sulthan van 
Ternate, die zelf al zijne landen in leen heeft van het gouver- 
nement. De tegenwoordige radja heet Kaitjil Tatoetong. De sul- 
than van Ternate heeft er zijnen oetoesan , sekretaris en alfieri's , 
alsmede eenige ternataansche soldaten , ter handhaving zijner belan- 
gen, welke geenszins zijn die der bewoners. 

De toestand der Banggaai-eilanden schijnt allertreurigst te zijn. 
De inheemsche bevolking gaat er gedrukt onder de banggaaische en 
ternataansche gezaghebbers en de vreemdelingen (Tabellorezen, 
enz.), die er zich gevestigd hebben, plegen ongestoord menschenroof 
op de omliggende kusten en verkoopen hunnen buit aan andere 
vreemdelingen, die ten dien einde Banggaai bezoeken. Omtrent bij- 
zonderheden moet ik verwijzen naar de bovenaangehaalde berigten 
van de heeren Van der Hart, Bosscher en Matthijsen. De ge- 
gevens daarin voorkomende betrekkelijk de natuurlijke geschiedenis 
der Banggaai-eilanden hebben voornamelijk slechts betrekking tot 
eenige opgaven omtrent kultuurgewassen , de schildpad-, visch- 
en tripangvangst en de was-inzameling. De landbouw staat er 
op een' lagen trap. De visscherij laat men grootendeels over aan 
Badjorezen en Mandharezen. 



Digitized by 



Google 



— 265 — 

Het grootste eiland van den Banggaaschen archipel, Peling, 
is slechts door de smalle straat Balante van het noordoostelijke 
schiereiland van Celebes gescheiden. 

Dit schiereiland behoort voor een gedeelte tot het vroeger reeds 
vermelde en tot de residentie Manado behoorende rijkje Todjo 
en voor een ander gedeelte tot het rijk Tomboekoe. Het overige 
schiereiland, gelegen beoosten eene lijn, welke men zich getrok- 
ken kan denken tusschen Tandjong Api (in de Tominibogt) en 
het eilandje Tegonteja (westelijk van den zuidwesthoek van het 
eiland Peling), heeft den naam van tot Banggaai te behooren. 

De gegevens, welke men omtrent het banggaaische gedeelte 
van het schiereiland bezit, zijn nog weinig voldoende. 

Langs de noordkust (aan de Tominibogt) liggen de gewesten Sa- 
loewan , Pattipatti en Boealemon , welke nog in het 1853 gerekend 
werden onder de residentie Manado te behooren. Deze gewesten 
zijn nog uiterst weinig bekend. In een verslag van de afdeeling 
Gorontalo over het jaar 1852 vind ik aangeteekend , dat aan de 
baai van Pattipatti, ruim 20 jaren geleden, eene negorij heeft 
gestaan, welker bewoners destijds naar het binnenland zijn ver- 
huisd, dat in Boealemon de bevolking door de gedurige invallen 
van de Tabellorezen en van de magindanaosche zeeroovers ver- 
strooid is en dat men er eerst na anderhalve dagreis binnens- 
lands hier en daar eene woning aantreft; en voorts nog, dat 
de alfoeren, die het gebergte van af Boealemon tot aan de ri- 
vier Posso bewonen, zeer talrijk zijn en voornamelijk leven van 
rijst en djagong, die zij zelve verbouwen. 

Omtrent de gewesten der zuid- en oostkust van het banggaai- 
sche gedeelte van Celebes weten wij iets meer door de reizen 
der reeds meergenoemde heeren. Aan de oostkust ligt het ge- 
west Balante , aan de zuidkust het landschap Batoei of Mondono. 

Deze landschappen schijnen eene vrij talrijke, vreedzame en 
nijvere landbouwende bevolking te bezitten , welke zich echter 
grootendeels van de kusten heeft teruggetrokken uit vrees voor 
de zeeroovers. Men verbouwt er rijst, djagong, de katoen- en 
indigoplant en suikerriet, weeft er kleedjes en bouwt er praau- 



Digitized by 



Google 



— 26C — 

wen, de laatste echter meer om ze te verkoopen, dan er zelf 
gebruik van te maken wegens de onveiligheid der zee. De rijst- 
bouw zou er jaarlijks 400 tot 500 kojangs voor den uitvoer 
leveren. Sagopalmen zijn in sommige streken in overvloed aan- 
wezig. Men heeft er voorts karbouwen, wilde runderen en geiten, 
doch geene paarden. De bevolking woont in geregelde negorijen , 
in welke de huizen, op hooge palen gebouwd, aan meerdere 
gezinnen tot verblijf dienen. De heer Van der Hart hoorde het 
cijfer der bevolking van Balante en Mondpno op 40000 tot 50000 
zielen begrooten. De heeren Bosscher en Matthijsen, welke de 
negorij Mondono bezochten, spreken van 8 negorijen in het 
landschap of distrikt Mondono alleen, welke te zamen op het 
einde van 1852 eene bevolking zouden gehad hebben van 9843 
zielen. Onder die negorijen zouden er zijn met eene bevolking 
van ruim 3000 (La-inang barat) en ruim 4000 zielen (La-inang 
timor). De negorij Mondono, welke als zeer bloeijend wordt 
afgeschetst , zou toen bevolkt geweest zijn met 575, de negorij 
Batoei met 606, Tankean met 234, Kintow met 306, Lantio 
met 451 en Loeok met 561 zielen. 

Ook in deze gewesten wordt de druk van het gezag van Ter- 
nate gevoeld. Te Mondono is een ternataansch hoofd gevestigd 
met den titel van sekretaris. Deze is ondergeschikt aan den 
oetoesan van Banggaai. 



Uitgestrekter dan het banggaaische gedeelte van Celebes is 
het rijk van Tomboekoe. Dit rijk beslaat een groot gedeelte 
van de oostkust van Celebes , grijpt in het noordoostelijke schier- 
eiland tot aan het landschap Batoei (Mondono) en in het zuid- 
oostelijke schiereiland tot het rijkje Lawoei. De golf van Tomini 
scheidt dit rijk in twee ongelijke helften, van welke de zuidelijke 
verreweg de grootste is. 

Ook omtrent dit rijk zijn de nieuwste openbaar gemaakte 
berigten, die van de heeren Bosscher en Matthijsen. 

Tomboekoe is, niet minder dikwerf dan Banggaai, in verzet 



Digitized by 



Google 



— 267 — 

geweest tegen den sulthan van Ternate. Meerdere hongitogten 
zijn nog in de latere tijden noodig geweest om er het gezag 
des sulthans te herstellen. De opstand van Tomboekoe van het 
jaar 1842 tegen Ternate is niet gedempt, dan nadat eene aan- 
zienlijke vloot van korra-korra's derwaarts was gezonden en 500 
.Ternatanen er het leven gelaten hadden. Sedert is het er zel- 
den rustig geweest. 

De radja van Tomboekoe, verkiesbaar door de rijksgrooten van 
Tomboekoe doch slechts benoembaar door den sulthan van Ter- 
nate, is evenzeer leenpligtig aan den sulthan als de radja van 
Banggaai, en de sulthan heeft er evenzeer zijnen oetoesan en 
andere beambten, officieren en soldaten, die even als elders, de 
bevolking meer onderdrukken en afpersen dan de sulthan kan 
wenschen en weinig aan het gezag van den radja overlaten. 

De tegenwoordige radja heet Kaitjil Baba. 

Tomboekoe is verdeeld in de 4 distrikten Tomboekoe, Bahoe- 
solo, Toeeppeh en Tqffi, welke te zaïnen op het einde van 
1852 bevolkt geweest zouden zijn met 15030 zielen, of, het 
eiland Manoei niet medegerekend , met 13411 zielen, een uiterst 
gering cijfer, wanneer men in het oog houdt, dat Tomboekoe 
meer dan de dubbele uitgestrektheid beslaat van de Minahassa. 
Noordelijk Tomboekoe, dat is, het aan Mondono grenzende gedeelte, 
schijnt weinig of niet bewoond te zijn. De distrikten Toffi en Toe- 
eppeh liggen om en nabij de golf van Tomori, Tomboekoe meer 
naar het zuiden en het distrikt Bahoe-solo het meest zuidelijk. 

Het distrikt Tomboekoe, uitmakende bijkans het geheele kust- 
land van het rijk, t. w. van de grenzen van Banggaai tot aan de 
kaap Tapoe-oeloeno, waar de negorij Faja gelegen is, had op 
gezegd tijdstip 18 negorijen met 9687 inwoners t. w. Lanona of 
de hoofdplaats Tomboekoe met (1438 inwoners), Wosso (200 inw.), 
Kolono (418 inw.), Tanda-oüo (83 inw.), Bahoe (75 inw.), 
Faro (74 inw.), Faja (126 inw.), Betteh-betteh (28 inw.), Am- 
boenoe (30 inw.), Bahoe-eja (115 inw.), Tafaroe (518 inw.), 
Talabahoe (634 inw.), Tokondidi (170 inw.), Topogaroe (379 
inw.) Tokonoewa (263 inw.), Tonkalla en Teronga en Bahoe- 
soeaai (86 inw.) , te zamen 5060 inwoners. 



Digitized by 



Google 



— 268 — 

De hoofdnegorij van Tomboekoe is in dit jaar verplaatst van 
Lanona naar Sakita, wat zuidelijker aan de oostkust. 

Het distrikt Bahoe-solo beslaat het zuidelijke kustgedeelte van 
het rijk , strekt zich uit van kaap Tapoe-oeloeno tot tegenover het 
eilandje Lambiki (Labenke), waar La woei begint, en had in 1852 
slechts 5 negorijen op de vaste kust met 423 inwoners t. w. Mata- 
rape (74 inw : ), Bahoe-inso (53 inw.), Bahoe-solo (136 inw.), Tomofi 
(57 inw.) en Bilalo (103 inw.). Tot dit distrikt behoort het 
bovengenoemde eiland Manoei, gelegen oostelijk van het rijkje 
Lawoei, eenige mijlen uit den wal. Dit eilandje heeft meer bevol- 
king dan het eigenlijke distrikt Bahoe-solo, t. w. 1619 zielen, 
welke in 9 negorijen wonen, t. w. Manoei (304 inw.), Tofoni 
(373 inw.), Boelelee (74 inw.), Tana-eteh (84 inw.), Labota (47 
inw.), Toelang-batoe (372 inw.), Toerete (125 inw.), Mintasalla 
(180 inw.) en Falantea (60 inw.). 

De Manoeiërs vervaardigen goede praauwen en padoeakans, 
van welk bedrijf velen hunner leven. 

Het distrikt Toe-eppeh ligt ten westen van Bahoesolo , wordt 
zelf westelijk en zuidelijk begrensd door het rijk Loefoe en 
noordelijk door het distrikt Tomboekoe en het landschap Tomo- 
ri en had in 1852 10 negorijen met 2186 inwoners t. w. Toro- 
oeta (187 inw.), Padabahoe (204 inw.), Tafaro (236 inw.) 
Tarongtong-doea (160 inw.), Masara (160 inw.), Topodoie (3S6 
inw.), Tiferano (413 inw.), Tifijaö (140 inw.), Fatoepali (169 inw.) 
en Tapodidi (131 inw.). 

Het distrikt Toffi ligt westelijk van de golf van Tomori, sluit 
zich noordelijk aan het noordelijke gedeelte van het distrikt Tom- 
boeko en zuidelijk en oostelijk aan Tomori. Het had in 1852 slechts 
3 negorijen met 1115 inwoners, t. w. Toffi (411 inw.) Tambi- 
lalan (480 inw.) en Tapada (224 inw). 

De Tomoriërs hebben dit distrikt sedert eenige jaren over- 
heerd. Tot nog toe is de magt van den radja van Tomboekoe, 
gesteund door die van den sulthan van Ternate, niet voldoende 
geweest, om Toffi den Tomoriërs weder te ontweldigen. 

Het distrikt Toe-eppeh lijdt insgelijks door de invallen der 



Digitized by 



Google 



— 269 — 

Tomoriërs, die er in 1853 meerdere negorijen verwoest en de 
inwoners weggevoerd hebben. Zonder onze hulp is ook hier de 
sulthan van Ternate niet in staat zijn gezag te handhaven. Ter- 
wijl ik dit schrijf, wordt gevolg gegeven aan eene reeds se- 
dert een paar jaren bestaand plan, om eene militaire expeditie 
naar Toraboekoe te zenden, ten einde het gezag van Tomboekoe 
tegenover de Tomoriërs te handhaven. 

De negorijen van Tomboekoe staan onder tomboekoe'sche sen- 
gadji's, welken echter, indien de negorijen groot zijn, een ter* 
nataansche ambtenaar ter zijde staat, die ondergeschikt is aan 
den oetoesan ter hoofdplaatse. 

Het bovenvermelde bevolkingscijfer van Tomboekoe (15030) 
drukt nog geenszins uit de geheele hoegrootheid der populatie. 
Van de binnenlanden van de noojdelijke helft van Tomboekoe is 
het cijfer der bevolking niet bekend en zelfs nog niet gegist. 

Bovendien is het eiland Boboni bewoond, zonder dat ik ergens 
iets omtrent de sterkte der bevolking aldaar zie opgegeven. Zij 
schijnt vrij talrijk te zijn, vermits het eiland jjezegd wordt over- 
vloed te hebben aan aard- en andere vruchten, karbouwen en 
geiten , terwijl het voorts roode en zwarte rijst , rotan en klappers 
zou opleveren. Ook het eiland Lenoei (wat ik echter op geene 
der mij beschikbare kaarten vermeld zie, — misschien hetzelfde 
als Manoei), moet volgens den heer Bosscher bewoond zijn en 
dezelfde voortbrengselen opleveren als Boboni. 

De bevolking van Tomboekoe, aan de stranden gedeeltelijk 
mohammedaansch , is in de binnenlanden grootendeels heidensch. 
Zij woont in op hooge palen gebouwde huizen. In meerdere 
streken van Tomboekoe wordt rijst verbouwd. Ook vindt men 
er djagong, katoen, tabak, verschillende aard vruchten , sago-, 
klapper- en pisangpalmen enz. IJzer wordt in overvloed in het 
distrikt Toe-eppeh en het aangrenzende rijk Loefoe gevonden. 
Onder de Tomboekoerezen bevinden zich vrij goede wapensme- 
den. De Badjorezen vangen veel tripang op de riffen der tal- 
rijke nabij de zuidkust van Tomboekoe gelegene eilandjes. Voor 
elke praauw, die er komt visschen , wordt een regt van / 2 geheven. 



Digitized by 



Google 



— 270 — 

Van de natuurlijke geschiedenis der oostkust van Celebcs is 
nog uiterst weinig bekend. 

Van de geologische en mineralogische gesteldheid weet men 
niet veel meer dan niets. 

De flora is nog geheel te onderzoeken en wat de fauna be- 
treft weet men niet veel meer dan dat er (behalve de tamme 
dieren, karbouwen, varkens en herten) eenige zoogdieren ge- 
vonden worden, welke ook elders op Celebes voorkomen, zooals 
de tonggallong of timpoes , de anoa of anoenang (Anoa depressi- 
cornis), de babiroessa, en voorts apen, wilde varkens, herten, 
ratten enz. welker soorten uit de oppervlakkige opgaven daarom- 
trent niet te bepalen zijn. Sawa-slangen en krokodillen schijnen 
in het Tomboekoesche veel voor te komen. De visschen van de 
oostkust van Celebes zijn nog t volstrekt onbekend. Even zoo de 
ongewervelde dieren. 

Omtrent talrijke nadere bijzonderheden, de oostkust van Ce- 
lebes betreffende, moet ik verwijzen naar de aangehaalde wer- 
ken van de heeren Van der Hart, Bosscher en Matthijsen. 

In de rapporten van beide laatstgenoemde heeren werd de 
beklagenswaardige toestand van land en volk in Tomboekoe 
toegeschreven aan het wanbestuur van den radja, aan de zee- 
rooverijen der Magindanaozen en Tabellorezen. De tomboekoe- 
sche zoowel als de ternataansche hoofden bleken met de zee- 
roovers te heulen. Zekere oe toesan Abdoel Rachman had zelfs 
metRobodoij, een' beruchten zeeroover, die zich later aan ons on- 
derwierp, een verbond van vriendschap aangegaan en aan zijne 
vrouwen en kinderen eene schuilplaats te Banggaai verleend , ter- 
wijl hij in de golf van Tomini op een' rooftogt was. Sedert 
zijn de wateren van Tomboeko nog bekruist geworden door een 
onzer oorlogsstoomschepen , de zeeroovers daar ten onder ge- 
bragt en verjaagd, de ternataansche oetoesan van Tomboeko ge- 
vangelijk naar Ternate opgebragt, de nieuwbenoemde radja van 
Tomboekoe , Kaitjil Baba in zijn gezag bevestigd , enz. De toe- 
stand van Tomboekoe werd daardoor veel verbeterd, doch de 
invallen der Tomoriërs houden een gedeelte der bevolking steeds 
in onrust en angst. 



Digitized by 



Google 



— 271 — 

Hiervoren heb ik reeds een en ander aangeteekend betreffende 
de eilanden, gelegen oostelijk van Halinaheira en de eilanden en 
landstreken van Nieuw-G uinea, welke tot de bezitttngen van den 
sulthan van Tidore behooren. Ik wil hier nog enkele aantee- 
keningen bijvoegen, gedeeltelijk getrokken uit een officieel ver- 
slag van een' togt derwaarts door den heer Goldmann in de 
eerste helft van 1855 ondernomen, verwijzende ik overigens 
naar de over die gewesten reeds openbaar gemaakte geschriften. 



De belangrijkste eilanden tusschen Halmaheira en Nieuw-Gui- 
nea zijn Gebeh, Wageoe, Batanta, Salwatti en Misool. 

Ook de kleine Boh-eilanden , gelegen te midden van den zuide- 
lijken ingang der zee van Halmaheira verdienen eenige vermelding, 
omdat zij bevolkt zijn en rijk aan visch en klappers. Zooook 
nog het eiland Poppa (gelegen tusschen de Boh-eilanden en 
Salwatti), waarop zich de negorijen Moepalli en Mata bevinden. 

Misool moet ongeveer 11 duitsche mijlen lang zijn en 5 breed. 
De negorij Kakap of Koppop ligt aan de oostzijde des eilands aan 
eene diepe baai , Silinta aan de zuidzijde en Waigamma aan de 
noordzijde, laatsgenoemde plaats aan eene uitmuntendendebaöi, 
welke eene menigte schepen kan bevatten. Het eiland staat 
onder een' radjah, leenman van Tidore. 

Gebeh ligt te midden der oostelijke Moluksche zee, welke ook wel 
zee van Gilolo of Halmaheira genoemd wordt. Het eiland is ongeveer 
6£ duitsche mijlen lang doch veel smaller. Het verheft zich ongeveer 
140 tot 150 meters boven de zeevlakte en heeft aan de zuid- 
oostkust, waar het eilandje Fow ligt, eene goede ankerplaats in 
eene veilige baai. Drinkwater en brandhout zijn daar in over- 
vloed te verkrijgen, even als schoone lolaroestammen voor mast- 
hout, aard- en boomvruchten, enz. De sengadji van Gebeh staat 
wel onder den sulthan van Tidore doch bekommert zich weinig 
om zijne bevelen. Engelsche en amerikaansche walvischvaar- 
ders doen nu en dan Gebeh aan, waardoor het verklaarbaar is, 



Digitized by 



Google 



— 272 — 

dat de bevolking , deels Ternatanen , deels alfoeren , zeer vrij is in 
haren omgang met Europeanen en dat meerderen onder haar het en- 
gelsch verstaan en ?elfs een weinig spreken. Men teelt er ook 
djagong en suikerriet. 

De kennis der fauna van Gebeh bepaalt zich tot die van ee- 
nige weinige vogels t w. Barita tibicen QG., Alecthelia Urvillei 
Less , Dacelo Gaudichaudii QG , Lorius guebeënsis Less., Chal- 
copsitta rubigirlosa Bonap., Columba Pinon QG. en Megapodius 
Freycinetii QG. Een zeenetel, Pontocardia cruciata Less., stelt 
al onze kennis voor van de ongewervelde dieren, welke zich bij 
of op dit eiland ophouden. 



Wageoe, ongeveer 16 duitsche mijlen lang, is meer bekend 
geworden , zelfs wat zijne natuurlijke geschiedenis betreft, door de 
reizen van Dampier, Bougainville, Forrest, Sonnerat, d'Entrecas- 
teaux, De Freycinet, Duperrey en Dumont d'Urville. Quoy en Gai- 
mard, welke als naturalisten De Freycinet vergezelden, en Lesson, 
de reisgenoot van Duperrey , hebben vooral de zoölogische merk- 
waardigheden van dit eiland toegelicht. Quoy en Gaimard heb- 
ben in hunne zoölogie der Uranie en Lesson in zijne beschrijving 
der reis van de Coquille en in de zoölogie dier reis menig be- 
langrijk artikel, tot de fauna van Wageoe betrekking hebbende, 
openbaar gemaakt (1). 



(1) Men kent thans de volgende diervormen van Wageoe. 

Zoogdieren. Babyrusa alfurus Less. (twijfelachtig) , Perameles ? kalubu Less., 
Cuscus maculata Less., Cuscus macrourns Less., Phalangista Quoyi G. 

Vogels, Calao ruficollis Bp., Calao plicatus Bp., Barita tibicen QG., Para- 
disea rubra VieilL, Cicinnurus regius VieilL, Nectarinia eques Schl. MütL, 
Dacelo Gaudichaudii QG., Microglossus aterrimus Wagl., Trichoglossus or- 
natus Vig., Psittacus Stavorini Less., Psittacodis paragua, Psittacodis mag- 
nus Wagl., Lorius tricolor Less., Eclectus puniceus Bp., Megapodius Froy- 
cineti QO., Columba aenea Lath., Columba Pinon QG. 

Reptilicn. Varanus chlorostigma DB. 

Visschen. Psammoperca waigiensis Blkr, Serranus punctulatus CV., Serra- 
nus merra CV., Serranus guttatus CV., Mesoprion vitta T. Schl., Mesoprion oc- 
tolineatus Blkr, Mesoprion olivaceus CV., Mesoprion semicinctus CV., Mesopri- 



Digitized by 



Google 



— 273 — 

Salwatti staat even als Wageoe en Misool onder een' radja, 
die aan den sulthan van Tidore leenpligtig is. Volgens de den 
heer Goldmann tijdens zijn bezoek van het eiland gewordene 

on olivaceus CV., Mesoprion Sebae Blkr, Myriodon scorpaenoides Bris. Barn., 
Holocentrum leo CV., Upeneus waigiensis CV, Dactylopterus orientalis CV., 
Pterois antennata CV, Platycepbalus isacantbus CV., Scorpaena vaigiensis 
QG., Scorpaena rawakensis QG., Pelor maculatum CV., Synanceia brachio CV, 
Diagramma Lessonii CV., Scolopsides temporalis CV., Scolopsides margaritifer 
CV., Scolopsides cancellatus CV., Dentex tolu CV., Lethrinus reticulatus CV., 
Lethrinus waigiensis CV, Gerres argyreus CV., Holacanthus semicirculatus 
CV., Pimelepterus marciac QG., Scomber loo CV., Caranx Forsteri CV., Ca- 
ranx melampygus CV., Equula filigeraCV., Acanthurus lineatus Lac, Acan- 
thurus nummifer CV, Naseus fronticornis Coram., Naseus bracbycentron 
CV., Mugil melanochir K. v. H., Atberina cylindrica CV., Atherina lacuno- 
8a CV., Periophthalmus Koelreuteri CV., Periophthalmus argentilineatus CV., 
Eleotris nigra QG., Pomacentrus emarginatos CV., Glypbisodon unimacula- 
tus CV., Glyphisodon antjerius E. v. H. (Glypbisodon zonatu3 CV.), Xy- 
ricbtbys macrolepidotus CV., Scarus vaigiensis CV., Scarus longiceps CV., 
Callyodon vaigiensis CV., Plotosus anguiilaris CV., Saurida tombil CV., Rhom- 
bus pantberinus Rüpp., Anguilla Elpbinstonei Syk., Opbisurus rostratus QG., 
Muraena canina QG., Muraena marmorata QG., Balistes praslinus Lac, Alu- 
tarius personatus Less., Scyllium ? ferrugineum Less., Cbiloscyllium plagiosum 
MU., Cbiloscyllium malayanum MH., Carcbarias (Priodon) melanopterus 
QG., Taeniura lymma MH. 

Schaaldieretu Cyclocarcinus pinnotberoides Guër., Palaemon ornatus Oliv. 

Spinnen. Gastracantha rubrospinis Guër, Scorpio waigiensis Gerv. 

Insekten. — Schildvleugeligen. Tberates labiata Fab., Tricondyla aptera 
Oliv., Anomala aeruginosa d' Urv., Anomala assimilis Dej., Cetonia bifas- 
ciata QG., Cetonia papua Guër. (Lomaptera papua Gor. Percb.), Lam- 
prima fulgida Dup., Tmesisternus spinicollis d' Urv., Altica cbalybeipen- 
nis (Podagrica cbalybeipennis Dej.), Pbyllocbaris sinuata Oliv., Hispa spe- 
ciosa d'Urv., Galeruca subsulcata d'Urv. (Monolepta subsulcata d* Urv.), 
Caliistola speciosa d' Urv., Lycus parallelus Guër., Lycus crocicollis Boisd. 
(Lycus ruücollis Guër.), Lampyris marginipennis Guër. (Colopbotia mar- 
ginipennis Dej.), Cantbaras acuüpennis Boisd. (Telepborus acutipennis Guër.), 
Lagria castanea Guër., Oedemera substriata Guër., Aporbina spinosa d'Urv., 
Pacbyrbyncbus aeneus Guër., Rhynchaenus dorypborus QG., Coccinella si- 
gnatipcnius d'Urv. — Halfvleugeligen. Pentatoma crassula Guër., Halys Win- 
tbemii Guër., Nematopus flaviceps Guër., Alydus annjulicornis Guër., Scutel- 
lera Billardieri Fabr., Scutellera papua Guër., Flata pyralis Guër. — Schubvleu- 
geligen. Ornitboptera priamus Boisd., Ornitboptera bellen Boisd., Ornitboptera 

I. 18 

Digitized by VjOOQlC 



— 274 — 

opgaven moet de bevolking in de binnenlanden van Salwatti 8000 
tot 10000 zielen sterk zijn. Deze alfoeren komen weinig met 
de strandbewoners in aanraking. De hoofdplaats van Salwatti, 
waar de zetel is van den radja , heet Samateis en ligt in een 



Urvilleanus Guér., Papüio axion Boisd., Papilio ormenus Guér., Papilio eroc- 
theus Donov., Papilio sarpedon L., Pieris bajura Boisd., Pieris gabia Boisd., Da- 
mis coritus Guér., Damis Sebae Boisd., Simoethes rex Boisd., Simoethes panda 
Boisd., Arhopala meander Bobd., Lycaena Duponchelii God., Hamadryas zoilus 
Boisd,, Hamadryas assarlcus Bobd., Nymphalis nais Guér., Euploea Herbstii 
Boisd., Euploea aglicide Boisd., Euploea melina Boisd., Euploea alcathoë Bobd., 
Danais sobrina Boisd., Danais meganira God., Danais juventa GocL, Argynnis 
lampetia God., Argynnis erymanthis God., Cyresiis acilia Boisd., Yanessa 
algina Boisd., Vanessa amelia Guér, Mynes leucis Boisd., Mynes Geoftroyi 
Guér., Limenitis melaleuca Boisd. , Limenitis venilia Boisd., Cyllo constantia 
Boisd., Satyrus manipa Boisd., Satyrus remulia Boisd., Satyrus osirus Boisd., 
Hyadesjairus Boisd., Thymelea odix Boisd., Thymelea orida Boisd., Glaucopis 
irius Boisd., Leptosoma aëres Boisd., Leptosoma agacles Boisd., Leptosoma 
artemis Boisd., Hazis militaris Boisd., Hazis agotrias Boisd., Hazis mars 
Boisd., Chelonia saucia Boisd. (Euprepia saucia Blkr), Phyllodes conspicil- 
lator Boisd., Aganais caricae Boisd., Damias elegans Boisd., Damias dicbroa 
Boisd., Callimorpba rawakensb QG. — Peesvleugeligen. — Agrion australis 
Guér. — V liesvleug êlixf en. Bracon concinnus Brul!., Formica macra Guér., 
Formica sericata Guér., Formica sexspinosa Latr. — Tweevleugeligen. Calli- 
phora papua Guér., Sarcopbaga musea Guér. (Myopbora musea Desv.), Chry- 
sosoma maculipennis Guér., Musea mirabilis Guér. (Rutilia mirabilis Guér.), 
Calobata indica Guér. (Neria indica Bob. Desv.) — Duizendpooten. Julus 
dorsalis Le Guill., Julus longipes Le Guill. 

Ringwormen. Homopneusis frondosus Less. 

Gastropoden. Helix rawakensis Fér., Helix circumdata Fér., Helix cris- 
tula Fér., Helix argilacea Fér n Helix zonaria L., Helix zonalis Fér., Helix 
exclusa Fér., Helix citrina L., Scarabus castaneus Less., Scarabus undatus 
Less., Scarabus imbrium Montf., Scarabus Petiverianus Desb., Oncbidium 
vaigiense QG., Auricula Judae L., Melania setosa Swains., Melania inermis Less., 
Melania offacbiensis Less., Melania waigiensis Less., Neritina undata Desb., 
Neritina sumatrensis Sow., Neritina pulligera Link, Neritina waigiensis Less., 
Turbo marraoratus Lam., Turbinelia racemosa Less., Ceritbium sulcatumLam., 
Delpbinula laciniata Lam., Hipponix acuta QG., Dolabella truncata Rang, Do- 
labella ecaudata Rang, Doris eolida QG* 

Schelpdieren. Tridacne gigas Lam., Cyrena Eeraudreni Less., Cyrena papua 
Less., Salpa informis QG., 

Stekelhuiden. Hololhuria (Phallusa) quadrangularis Less., Holotburia (Phal- 
lusa) timaraa Less., Holotburia (Phallusa) edulis Less. 

Digitized by VjOOQIC 



— 275 — 

moerassig terrein op de noordooskust. Zij heeft 85 niohamme- 
daansche ingezetenen. Het bestuur van het eiland bestaat, be- 
halve uit den radja, uit een djoegoegoe, majoor, sengadji, ka- 
pitein, iman en hoekom. De sulthan van Tidore laat zich op 
Salwatti vertegenwoordigen door een' alferes. Aan de zuidwest- 
kust van Salwatti ligt nog eene mohammedaansche negorij, Sailo 
genaamd, welke beheerd wordt door een' kapitein laoet, bijge- 
staan door een' djoegoegoe en iman. De waardigheden van rad- 
ja en kapitein laut zijn erfelijk in de familie volgens volkskeuze, 
welke keuze de bekrachtiging noodig heeft van den sulthan van 
Tidore en, volgens de bestaande kontrakten, ook die van het gouver- 
nement. De radja benoemt de overige volkshoofden onder nadere 
goedkeuring des sulthans. 

Onder Salwatti behooren de landstreken Assi en Megga op 
het noordwestelijke schiereiland van Nieuw-Guinea , waar de 
fraaiste paradijs vogels gevonden worden. Salwatti is gehouden 
als gewone schatting aan den sulthan van Tidore jaarlijks op 
te brengen 100 paradijs vogels en 100 pakken sago. Er is ta- 
melijk veel handel tusschen Salwatti en Wageoe. Veel sago 
wordt uitgevoerd naar Ceram. Men schat dezen uitvoer op on- 
geveer 200 kójangs in het jaar. De jaarlijks uitgevoerd wor- 
dende schildpad schat men op 50 katti's en de tripang op 400 
pikols. 

Batanta schijnt wel waardig te zijn nader onderzocht te 
worden. Het schijnt tamelijk wel bevolkt te zijn, doch men 
heeft daaromtrent slechts weinige gegevens. Batanta heeft eene 
negorij nabij den zuidoosthoek. De bevolking woont er grooten- 
deels aan de zuidkust en leeft voornamelijk van sago en visch. 
Zeevaarders vinden er goede gelegenheid om zich te voorzien 
van goed drinkwater, vruchten en gevogelte. 

Op de genoemde eilanden en langs de westkust van Nieuw- 



ZeeneteU. Discus hydropotes Less. , Bursarius cy thereae Less., Turris papua 
Less., Cephea papua Less., Microstoma ambiguus Less., Aequorea mitra Less. 

Poli/pen. Sarcophinanthes papillosus Less., Actinia Novae Hiberniae Less., 
Actinantha florida Less. 



Digitized by 



Google 



— 276 — 

Guinea moet een levendige handel in wilde muskaatnoten gedreven 
worden. Wijlen de heer Visser schatte de jaarlijksche uitvoer 
van die streken op ruim 2000 pikols. Massooi levert Nieuw- 
Guinea in overvloed. 

De natuurlijke geschiedenis van de beide westelijke schiereilan- 
den van Nieuw-Guinea is door meerdere natuurkundigen toege- 
licht. Het noordwestelijke schiereiland is ten dezen opzigte meer 
toegelicht door fransche naturalisten, het zuidwestelijke schier- 
eiland door nederlandsche natuuronderzoekers. 

De fauna is beter onderzocht dan de flora. 

Men kent ongeveer 12 zoogdiervormen (1) van Nieuw-Guinea, 
waarvan bijkans de helft buideldieren en drie zeezoogdieren. 

Het aantal van Nieuw-Guinea bekend gewordene vogels (2) be- 



(1) Petaurus sciurus S. Müll. (Belideus aiïel Gould), Cuscus maculata Loss. 
(Phalangista maculata Temm.), Dendrolagus ursinus 8. Müll. (Hypriprymnus 
ursinus Temm.), Dendrolagus inustus S. Müll., Dorecopsis asiaticus Gr. 
(Hypsiprymnus Brunii S. Müll.), Perameles doreyanus QG., Phascogplea me- 
las S. Müll., Sus papuensis Less., Halicore australis Owen, Delphinus Peronii 
QG., Physeter polycyphus QG.. 

(2) Platycercus dorsalis QG., Platycercus tabuensis Less., Charmosiua pa- 
puensis Wagl., Trichoglossus ornatus Vig., Trichoglossus placentis Temm., 
Trichoglossus capistratus Temm., Chalcopsitta Novae Guineae Bp., Chal- 
copsitta sclntillatus Bp., Cyclopsitta diophthalma Hombr. Jacq., Eos ruber 
Wagl., Lorius tricolor Less., Lorius domicolla Briss., Lorius guebensis 
Levaill. , Eclectus grandis Wagl. , Eclectus puniceus Bp. , Psittacodis magnus 
Wagl , Tanygnathus macrorhynchos Wagl, Tanygnathus Mülleri Bp. , Ge- 
oflroyus personalus Bp. , Pionus fuscicapillus WagL , Pöittacuia diophthalma 
Hombr. Jacq., Psittacula Desmarestü Garn., Nasiterna pygmaea Wagl., Mi- 
eroglossus aterrimus Wagl., Microglossus gigas Wagl., Mieroglosus alecto Bp., 
Calyptorliynchus funereus Shaw, Plyctolophus goliath VieilL, Plyctolophus ga- 
levita Vieill., Plyctolophus aequatorialis VieilL, Plyctolophus triton Temm., 
Dasyptilus Pecquetii WagL, Haliastur ponticcrianus Bp., Haliaetus bla- 
grus Bp., Astur Novae-Hollandiae Bp., Astur longicauda Bp., Athene hu- 
merulis Hombr. Jacq.. — Podargus papuensis QG. f Podargus ocellatus QG., 
Dendrochelidon mystaceus Bp., Calao ruficollis Bp., Calao plicatus Bp., Eu- 
dynamis punctatua Müll., Hierococcyx leucolophus Bp., Chrysococcyx lucidus 
Bp., Centropus violaceus QG., Centropus menebiki Less. Garn., Edolisoma 
Marescoti Puch., Pteruthius spinicaudus Puch., Rectcs strepitans Puch., Rectes 
fcrnigineus Bp., Ptiladela Boycri Puch., Chrysocalcptcs cardinalis Bp., Melidora 



Digitized by 



Google 



— 277 — 

draagt reeds minstens 170, hoezeer ook ten deze nog talrijke ont- 
dekkingen te maken zijn. Nieuvv-Guinea is het land der paradijs- 
vogels, papagaaijen en duiven bij uitnemendheid. Van de pa- 



EuphrosiaeLess., Syma torotoro Less., Dacelo Gaudichaudii QG., Todiramphus 
collaris Bp., Todiramphus saurophagus Bp , Tanysiptera dea Vig., Ceyx 
lepida Temm., Alcyone solitaria Bp., Alcyono pus il la Temm., Alcyone azurea 
Bp., Alcedo meninting Horsf., Merops monachus Luth., Coracia9 Temrainc- 
kii WagL, Coracias gularis Bp. , Peltops BlainvÜlei WagL, Turdirostris mu- 
rinus Temm., Eupetes ajax Temm., Eupetes coerulescens Temm. . Brachyu- 
rus Mackloti Bp., Brachyurus Novae Guineae Bp., Rhipidura threnotliorax 
S. Müll. , Rhipidura gularis S. MülL, Rhipidura rufïventris S. Müll., Muscïpeta 
Gaimardi Bp, Monarcha velata Bp., Monarcha guttata Gr., Arses telesc- 
ophthalma Garn. Less., Arses chrysomela Garn. Less., Hirundo neoxena Gould, 
Herse nigricans Bp., Artamus papuensis Bp, Mimeta melanotis Bp., Mimeta 
Mülleri Bp., Sericulus au reu 9 Bp., Sericulus anais Less., Dicrourus carbonarius 
Bp. , Dicrourus megarhynchus Gr., Campephaga cinnamomea Gr., Campephaga 
melas Gr. , Campephaga plumbea Gr , Graucalus melanops Bly th , Graucalus 
fasciatus Bp., Graucalus papuensis Bp, Graucalu9 Desgrazii Gr., Ceblepyris 
schisticeps Hombr. Jacq., Myiolestes megarhyncha Bp., Myiolestes pulveru- 
lentus S. MülL, Cracticus varius Bp., Phonygama viridis Bp., Phonygama 
Keraudreni Less., Phonygama atra Less., Ptilorhynchus buccoides Bp., Cor- 
vus orru S. Müll., Gymnocorvus senex Bp., Tropidorhynchus Novae Guineae 
S. Müll., Ptilotis similis Hombr. Jacq. , Ptilotis fïimata S. Müll. , Glyciphila 
ocularis Gould, Myzomela chermesina Gr. et Mitch., Zosterops albiventer 
Hombr. Jacg., Dicaeum papuense Gr., Dicaeum pectorale S. MülL, Nectarinia 
eques Schl. MülL, Cinnyris frenata Bp., Cinnyris zenobia Less., Cinnyris aspasia 
Less. , Arachnothera Novae Guineae S. MülL, Epimachus magnus Bp., Ptiloris 
Victoriae Gould , Craspedophora magnificus Bp. , Seleucides alba Bp., Paradisea 
apoda L., Paradisea papuana Bechst., Paradisea rubra VieilL, Diphyllodes mag- 
nificus Bp., Diphyllodes respublica Bp., Cicinnurus regitis VieilL, Lophoriua 
superba VieilL , Parotia aurea Bp. , Astrapia nigra Bp. , Parad igalla carun- 
culata Less , Lamprotornis cantor Temm., Gracula Dumontii WagL, Me- 
gapodius Duperi'eyi Less. Garn., Megapodius rufipes., Tallegallus Cuvieri Less., 
Hemipodius thoracicus Temm., Columba rufigaster QG, Columba puella 
Less., Columba zoë Less., Columba humeralis , Columba pulchella Temm., 
Columba perlata Temm., Columba Mülleri Temm., Columba nana, Colum- 
ba viridis, Columba (Peristera) javanica Less., Columba (Ptilinopus) cyauo- 
virens Less., Columba (Ptilinopus) virens Less., Columba (Ectopistes) Reia- 
wardtii Less., Trugon terrestris Hombr. Jacq., Megapelia coronata Kaup, Me- 
gapelïa Steursii v. d. Hoev., Megapelia Victoria Fras., Ardea virescens, Ardea 
heliosyla Less., Oedicnemus magnirostris Shaw, Haematopus ustralegus, Nu- 

Digitized by VjOOQIC 



— 278 — 

pagaaijen kent men er reeds meer dan 80, van de paradijs vogels 
ongeveer 10 en van de duiven minstens 10 soorten. 

De van Nieuw-Guinea bekend gewordene kruipende dieren (1) 
bedragen nog slechts een veertigtal soorten , waaronder 3 schild- 
padden, 1 krokodil, 2 leguanen, 4 gekko's, 3 hagedissen, 8 
skinken, 17 slangen en 3 kikvorschen. 

Uit de klasse der visschen (2) kent men tot nu toe ongeveer 
100 soorten van Nieuw-Guinea. 



menius phaiopus Less., Totanus hypoleucos, Himantopu9 leucocephalus Gould, 
Himantopus melanopterus , Tringapusilia, Trioga minuta Leisl., Sterna velox 
Rüpp. , Sterna melanauchen Temm. (Ter opsomming van de vogels van Nieuw 
Guinealieb ik slechts van zeer onvolkomens hulpmiddelen gebruik kumen maken). 

(1) /Schildpadden., Chelonia midas Schw. f Chelonia imbricata Schw., 
Chelonia virgata Dum. — Hagedissen. Crocodilus biporcatus Cuv., Varanus 
chlorostigma DB., Varanus prasinus DB., Platy dactylus bivittatus DB., 
Hemidactylus baliolus A. Dumér. , Gymnodactylus marmoratus Cuv., Phyi- 
lodactylus Lesueurii DB., Brachylophus fasciatus Cuv., Lophyrus dilophus, 
DB. , Tribolonotus Novae Guineae DB. , Gongylus (Eumeces) Baudinii DB. 
Gongylus (Eumeces) Freycinetii DB., Gongylus (Eumeces) OppeUii DB., 
Gongylus (Euprepes Physicae DB., Gongylus (Lygosoma) melanopogon 
DB., Gongylus (Lygosoma) smaragdinum DB., Gongylus (Lygosoma) Mul* 
leri DB., Dibamus Novae Guineae DB. — Slangen. Onychocephalus muit il i- 
neatus DB., Enygrus carinatus Wagl. , Brachyorrhos albus Kuhl. , Chersydrus 
fasciatus DB. , Lycodon cucullatum DB. , Dendrophis picta H. Boie, Tropidono- 
tus picturatus Schl. , Tropidonotus semicinctus DB. , Hemiodontus leucobalia 
DB, Cerberus boaeformis DB. , Triglyphodon Drapiezü DB., Pseudelaps Mülleri 
DB. , Pseudelaps squamulosus DB. , Trimeresurus ophiophagus DB. , Platu- 
rus fasciatus Daud. (Pelamis bicolor Daud.), Hydrophis pelamidioides SchL , 
Hydrophis gracilis SchL — Kikvorschen. Hyla cyanea Daud. , Cornufer unicolor 
Tschudi, Ceratophrys turpicola S. Muil. 

(2) Apogon fraenatus Valenc, Apogon Novae Guineae Yalenc, Serranus boe- 
lang CV., Serranus myriaster C V., Serranus Quoyanus CV., Serranus Gai- 
maidi CV., Mesoprion fulviflamma Blkr, Mesoprion octolineatusBlkr, Mesoprion 
macolor Blkr, Mesoprion rufolinealus Blkr, Mesoprion bottonensis Bikr,Ho- 
locentrum argenteum CV. , Holocentrum binotatum QG. (Holocentrum leonoïdes 
Blki?), Upeneus crassilabris CV., Mulloides zeylonicus Blkr, Pterois zebra 
CV. , Platycephalus pristiger CV. , Scorpaena diabolus CV. , Scorpaena Novae 
Guineae CV. , Scorpaena papuensis CV. , Synanceia brachio CV. , Synan- 
ceia astroblepa Richds. , Scoiopsides lycogenis CV., Scolopsides tempora- 
lis CV., Heterognathodon bifasciatus Blkr, Malacanthus taeniatus CV., 



Digitized by 



Google 



— 279 — 

Ook ten opzigte van de kennis der ongewervelde dieren van 
Nieuw-Guinea heeft men in de laatste tientallen jaren groote 
voortschreden gemaakt. 

Voor zoover ik uit de mij beschikbare hulpmiddelen heb kun- 
nen nagaan, zijn van de ongewervelde dieren als bewoners van Nieuw- 
Guinea bekend geworden 14 schaaldieren (1), 16 spinnen (2), een 



Dentex tolu CV., Lethrinus anatarius Richds. , Lethrinus waigiensis CV., 
Lethrinus reticulatus CV. , Lethrinus sordidus CV. , Lethrinus latidens CV. , 
Gerres filamento3U3 CV. 9 Chaetodon princeps CV., Chaetodon ephippium 
CV., Heniochus macrolepidotus CV., Drepane punctata CV., Holacanthus 
dux Lac. , Platax vespertilio Cuv. , Platax Gaimardi CV. , Platax teira 
CV., Pimelepterus altipinnis CV., ToxotesjaculatorCV. , Scomber loo C V. , 
Auxis taso CV., Selar Hasseltii Blkr, Selar Novae Guineae Blkr, Caranx 
Les3onü CV., Caranx Forsteri CV., Carangoides citula Blkr, Carangoides coe- 
ruleopinnatus Blkr, Seriolichthys bipinnulatus Blkr, Amphacanthus vulpinus 
Muil. Schl., Amphacanthus vermiculatus CV. , Amphacanthus lineatus CV., 
Acanthurus hepatus BI., Acanthurus doreënsls CV, Acanthurus ctenodon CV., 
Acanthurus strigosus Benn. , Acanthurus scopas CV., Naseus brevirostris CV., 
Axinurus thynnoides CV., Mugil axillaria C V., Atherina endrachtensis CV., Pe- 
troskirtes filament o 3us Rüpp. , Gobius elegans K. v. H. , Gobius criniger CV. , 
Gobius sphynxCV., Gobius papuensis CV, Periophthalmus Koel reu teri CV., 
Periophthalmus Freycineti CV., Periophthalmus argentilineatus CV., Antenna- 
rius marmoratus Blkr, Antennarius raninus Cant. , Amphiprion laticlavius CV., 
Amphiprion percula CV, Glyphisodon rahti CV., Glyphisodon antjerius K. v. H. 
(Glyphisodon biocellatus CV , Glyph. zonatus CV.), Heliases lepisurus CV. , 
Heliases coeruleus CV, Labrichthys ? Arago Blkr, Julis (Julis) dorsalis QG. , 
Xyrichthysmacrolepidotus CV., Cheilinus radiatus Blkr, Hemiramphus Quoyi 
CV., Chirocentrus dorab CV., AlbulaneoguinaicaCV. , Albula seminuda CV., 
Alausa melanurus CV., Saurus synodus CV., Saurida nebuk>3a CV., Leptocep- 
halus taenia Less. , Muraena siderea Richds. , Muraena lita Richds., Balistes 
conspicillum BI. Schn., Balistes maculatus BI. Balistes rectangulus BI. Schn., 
Alutarius personatus Less., Alutarius Berardi Less., ïropidichthys mappa 
Blkr, Diodon coeruleus QG., Diodon n o vem maculatus Cuv., Pegasus natans 
L., Carcharias (Hypoprion) Macloti ME, Carcharias (Prionodon) pleur o taenia 
Blkr, Taeniura lymma MH., Tiygon Kuhlii MH. 

(1) Schaaldieren. Cyclograpsus Audouinit M. Edw. (anvar Cyclogr. punctat. 
M. Edw?), Leucosia urania Lichtenst, Camposcia retusa Leach, Pagurus an- 
nulipes M. Edw., Pagurus tomentosus M. Edw., Pagurus setosus M. Edw., 
Erichtus narwal Guér., Alima tetracanthura Latr., Alima laticauda M. Edw., 
Alima incisa M. Edw., Phyllosoma Freycinetit Guër., PhyUosoma laticorne 
Leach , Phyllosoma afflnis GuéY., Phyllosoma longicornis Guér. 



(2) Spinnen, Attus ruber Walck., Attus d'ürvillei Walck., Attus doreyanus 

Digitized by> - 



— 280 — 

groot aantal iusekten (1) , waaronder meer dan 140 torren , meer dan 

Walck., Attus lepidus Walck. (Saltieus lepidus Guér.), Clastes Freycinetü Walck. 
Epeira alveata Walck., Epeira grata Guér., Epeira doreyana Walck., Epeira 
aetherea Walck., Epeira prudens Walck., Plectana variegata Walck., Plectana, 
praetextata Walck., Plectana taeniata Walck., Tetragnatha granulata Walck. , 
Drassus dysderiformis Guér., Gastracantha Thesii Guér. 

(1) Schildvleugeligen. Cicindela Urvillei Dej. , Cicindela Latreillii Guér., 
Cicindela funerata Boisd. , Therates labiata Dej. , Therates festiva Dup. , 
Therates basalis Dej., Tricondlya aptera Oliv., Passalus australis Boisd., 
Passalus compergus Boisd., Passalus timoriensis Perch. , Scapanes australis 
Burm. (Oryctes aus tralis Boisd.), Lomaptera papua Gor. Perch. , Oryctoderes 
latitarsis Boisd. , Celidia marginata Dej. , Pyronota rcfulgcns Boisd. , Luca- 
nus cancroides Fabr., Buprestis aurofoveata Guér. , Buprestis arrogans Boisd. , 
Buprestis foveicollis Boisd., Buprestis laevipennis Boisd., Buprestis Lottinü 
Dup. , Buprestis bipustulata Boisd. , Acanthocinus fastidiosus d'Urv. , Ceram- 
byx dorycus Boisd. , Tmesisternus jaspideus d'Urv. , Tmesisternus mirabilis 
Boisd. , Tmesisternus biciuctus d' Urv. , Tmesisternus unipunctatu3 Guér. , 
Tmesisternus distinctus d'Urv. (Tmesisternus marmoratus Guér. ?), Tmesi- 
sternus oblongus d'Urv., Tmesisternus tesseliatus d'Urv., Coptop3 fastidiosa 
d'Urv., Gnoma giraffa Donov. , Gnoma affinis Guér., Gnoma antilope Dej. , 
Colobothea picta Boisd. , Splienura viridi-signata d'Urv. , Saperda elongatu- 
la Dup. , Saperda festiva d'Urv. , Saperda vittifera Boisd. , Saperda rubro- 
punctata Guér. , Saperda Lefebvrii Guér. , Lamia punctatissima Boisd., 
Dytiscus flavocinctus Guér., Saerangodes suleicollis d'Urv., Nyctozoïlus 
obesus Guér. , Upis Lottinü Dup. , Upis janthina Dup. , Amarygmus cu- 
preus Guér., Deloyala divisa d'Urv., Coptocycla sexguttata d'Urv., Cop- 
tocycla diomma Boisd. , Adorium ponticum Dej. , Adorium melanocephalum 
d'Urvr, Adorium basale Guér., Adorium posticale Guér., Crioceris unifas- 
ciatus Guér. , Hispa Fabricii Guér. , Podontia splendens Guér. , Eumolpus 
cyanellus Dej., Callipepla postica d'Urv., Callipepla sexsignata d'Urv., 
Aulacophora cyanoptera d'Urv. , Aulacophora dorsata d'Urv. , Aulacopliora 
vicina d'Urv. , Aulacophora viridipennis Dej. , Raphidopalpa bipes ChcvroL, 
Cerotoma melanura Oliv. , Monolepta argutula Dej. , Monolepta basimargi- 
nata Dej. , Philocalis pulchra d'Urv. , Promechus splendidus d'Urv., Typo- 
phorus cyanellus d'Urv. , Cassida novaeguineënsis Boisd., Cassida punctum 
Fabr. , Cassida Guérini Boisd., Cassida sexguttata Dej. , Cassida diomma 
Boisd. , Cassida divisa Dej. , Lema doryca Boisd. , Lema bicolora Boisd. , 
Lema cyanesthis Boisd. , Galeruca melanoptera Dej. , Galeruca psittacina 
Boisd., Galeruca pallia ta Fabr., Galeruca flaveola Dej., Altica azurea Latr n 
Altica Chevrolatii Buér., Promechus splendidus Dej., Colaspis corinthius 
Boisd., Telephorus praeustus Buér., Arrhenodes puncticollis d'Urv., Arrhe- 
nodes digrarama Boisd. , Leptorhynchus bicolor Guér. , Leptorhynchus an- 

Digitized by VjOOQIC 



— 281 — 

30 halfvleugeligen , meer dan 30 regtvleugeligen , ongeveer S0 



gustatus Boisd., Geonemus Geoffroyi Guér., Geoneraus Cuvieri Guér., Geonemus 
avrogans Boisd., G eonemus striatopunctatus Guér., Eupholus Schönherri Boisd., 
Eupholus Petitii Guér., Eiythrogonus griseus Guér., Amycterus trisfis Schoenh., 
Lixus australis Dej. , Lixus fkrinosus Dup, , Alcides australis Dej. , Alcides 
luctuosus d'Urv. , Alcides dealbatus Boisd. , Alcides praeustus Guér. , Otior- 
hynchus luctuosus d'Urv. , Otiorhynchus australis Boisd., Mecopus strigatus 
d'Urv., Mecopus triliueatus Guér., Sphaeropterus albolineatus Guér., Stenocerus 
Garnotii Guér., Pachyrhynchus aeneus Guér., Coptorhynchus bombilius Guér. , 
Rhinaria variegata Boisd. , Laemosaccus australis Dup. , Arachnobas striga 
Boisd., Arachnobas gazella OÜv., Zygops Boisduvalii Dup., Cleogonus rubri- 
collis Scboenb., Sipalus Burmeisteri Bobem., Malacbius beterocerus d'Urv., La- 
gria aureopilosa Le Guill., Lagria longicollis Dup., Lagria pulchelia Guér., Sta- 
pbylinus apicicornis Dej., Callirbipis Dejeanii Latr., Cryptocbilus melanoptera 
Latr. , Pterotarsus marmoratus Guér. , Lycus thoracicus Fabr. , Bycus do- 
rycus Boisd. , Cladopborus dimidiatus Guér. , Cladopborus suturalis Guér. , 
Cladopborus collaris Guér. , Metriorbyncbus funestus Guér. , Metriorbyncbus 
epbippiger Guér. , Lucciok ruficollis Guér. , Dictyoptera dicbroma Boisd. , 
Mordella deceniguttata Boisd. , Mordella Bottinii Dup. Boisd. , Mordelia 
Urvillei Boisd. , Apate religio3a Dej. , Epilachna signatipennis d*Urv. , Epi- 
bicbna baemorrboa d'Urv. , Coccinella uudecimvariolata Boisd. , Coccinella 
arcuata Fabr. , Cocciueila lunata Fabr. , Coccinella signatipennis d*Urv. , 
Coccinella doryca Boisd., Coccinella baematomelas Boisd., Coccinella ptero- 
melas Boisd. , Coccinella baemorrboa Dej. , Coccinella endomycina Dup. — 
Halfvleugeligen. Pentatoma melacantbus Boisd., Pontatoma Le Reddi Le 
Guill. , Pentatoma Fallenii Guér., Ilalys Wintbemii Guér., Tesseratoma 
flavicorne Boisd. , Megymenum dentatum Guér. , Megymenum crenatum La 
Guill, Megymenum afline Boisd., Plataspis nigriventris Hope, Lygaeus 
atrorufus Guér. , Dysdercus pyrocbroa Boisd. , Helonotus tuberculatus Guér. t 
Pristbesancus doiycus Boisd., Zelus dorycus Boisd., Nematopus altitborax 
Boisd. , Alydus annulicornis Boisd. , Gonocerus collaris Guér. , Anisosceiis 
macromerus Guér., Astacops australis Boisd. , Astacop3 dorycus Boisd. , Pe- 
logonu3 laticollis Guér., Cicada doryca Boisd., Cicada microcephala Le 
Guill. , Cercopis discolor Boisd., Cercopis xantborhina Boisd., Flata doryca 
Boisd. , Flata io Boisd. , Apbaena fuscata Guér. , Ricania trimaculata Guér. , 
Ricania iodipennis Guér., Ricania splendida Guér., Ricania oculata Guér., — 
Regtvleugeligen. Mantis Novae Guineae DH. , Pbasma (Ectatosoma) tiaratum 
Macl. , Phasma (Pbyiiium) siccifolium L., Pbasma (Cypbocrania) maculatum 
Oliv. , Pbasma (Cypbocrania) Reinwardtii DH., Pbasma (Pachymorpba) 
coronatum DH. , Phasma (Euryacantba) borridum d'Urv. , Pbasma (Cypbo- 
crania) goliath Gr. , Acridium (Pyrgomorpba)) Novae Guineae DH. , Acri- 



Digitized by 



Google 



— 282 — 

vlinders, slechts 14 vliesvleugeligen , slechts 10 tweevleugeligen , 
en 7 duizendpooten. 



dium (Pyrgomorpha) brachypterum DH., Acridium ( Acridium) consanguineum 
S., Acridium (Oxya) unistrigatum DH., Acridium (Hymenotes) arcuatum DH., 
Acridium (Tetrix) breve DH. , Acridium (Tetrix) emarginatum DH., Locua- 
ta Novae Guineae DH. , Locusta laticeps DH., Locusta megacephala DH. , 
Locusta (Phaneroptera) adusta DH. , Locusta (Gonocephalus) Troudeti Gharp. , 
Locusta (Phyllophora) Gaimardi Charp. , Locusta (Phyllophora) speciosa 
Thunb., Locusta (Phyllophora) Habasqui Charp., Locusta (Locusta) loboën- 
sis DH., Locusta (Locusta) pectinata Guër., Locusta (Gryllacris) rubrinervosa S., 
Locusta (Rhaphidophorus) picea L., Locusta (Rhaphidophorus) marmorata 
DH., Gryllus (Eneoptera) cinereus DH., Gryllus (Platydactylus) Novae Guineae 
DH., Gryllus (Platydactylus) GaimardiS., Forficula (Psalidophora) rufitarsis S., 
Schubvleugeligen. Ornithoptera priamus Boisd. , Ornithoptera tithonus DH., 
Papilio ambrax Boisd., Papilio erectheus Donov M Papilio euchenor Guër., 
Papilio aegeus Boisd., Papilio codrus Fabr. , Papilio severus Cram. , Papi- 
lio phestus Boisd. , Papilio ormenus Guër. , Papilio amanga Boisd. , Papi- 
lio axion Boisd. , Papilio eurypilus L. , Papilio puella Boisd. , Idea Urvillei 
Boisd., Pieris philyra God., Pieris aruna Boisd., Pieris teutonia God., 
Pieris ada God. , Pieris celestina Boisd. , Terias candida Boisd. , Emesis 
leosida Boisd. (Argynnis pulchra Guër.), Damis epicoritus Boisd., Damis 
Sebae Boisd., Damis coritus Guër., Damis hylas Guër., Simoethes rex 
Boisd. , Arhopala phryxus Boisd. , Lycaena ? cilinde Boisd. , Lycaena dio- 
nijsius Boisd., Hamadryas zoilus Boisd., Euploea callithoë Boisd., Euploea 
Herbstii Boisd., Euploea melina Boisd., Gethosia cydippe God., Argynnis 
erymantlüs God. , Gyrestis acilia Boisd. , Yanessa cardui Latr. , Yanessa 
algina Boisd., Lexias europus Boisd., Minetra nodrica Boisd., Minetra syl- 
via Boisd. , Amathusia nacer Boisd. , Limenitis Brebissonii Boisd. , Limeni- 
tis venilia Boisd. , Diadema lasinassa Boisd. , Cyllo constantia Boisd. , Sa- 
tyrus shiva Boisd., Satyrus mahadeva Boisd., Satyrus dorycus Boisd., 
Satyrus cyamitis Boisd. , Hyades j ai rus Boisd. , Hyades indra Boisd. , Thy- 
mejea dichroa Boisd., Thymelea triton Boisd., Thymelea lugubris Boisd., 
Thymelea phalos Boisd., Agarista? megisto Boisd., Urania orontes Boisd., 
Macroglossa alcedo Boisd., Gocytia d'Urvillei Boisd., Glaucopis irius Boisd., 
Ophideres princeps Boisd., Phyllodes inspicillator Guër., Phyllodes conspi- 
cillator Boisd., Aganais caricae Boisd., Aganais strigosa Boisd., Aganais 
dama Boisd., Aganais doryca Boisd., Aganais australis Boisd., Aganais 
versicolor Boisd., Leptosoma annulatum Boisd., Leptosoma aëres Boisd., 
Leptosoma artemis Boisd. , Gallimorpha lesne Boisd. , Cypra delicatula Boisd., 
Damias elegans Boisd. , Urapteryx equestraria Boisd. , Urapteryx caudifera- 
ria Boisd. — Vliesvleugeligen. Bracon tricolor Guër., Bracon marginellus 



Digitized by 



Google 



— 283 — 

Eene Borlasia en een Dentalium zijn alle ringwormen (1), 
van Nieuw-Guinea tot nog toe ter onzer kennis gekomen. 

De groote afdeeling der weekdieren (2) is van Nieuw-Guinea 
reeds voor een vrij aanmerkelijk gedeelte vertegenwoordigd , voor- 
namelijk de klasse der gastropoden. Uit deze klasse kent men 



BrulL, Stephanus coronator Boisd., Pompilus ichneumoneus Guér. , Macro- 
meris violacea St. Farg., Sphex dorycus Guér., Ehopalidia maculiventris 
Guér. t Ischnogaster fulgipennis Guér. , Polistes Lefebvrii LeGuill. , Formica 
grisea Le Guill. , Pimpla crassipes Brull. , Ophion flavolinea BrulL , Ischno- 
oeros? dimidiatus BrulL, Labium bicolor Brull. — Tweevleugeligen. Cleita- 
mia Astrolabei Boisd., Ortalis Astrolabei Boisd., Cruphiocera sp?, Nerius 
cyaneus Guér., Pangonia lasiopbthalma Macq. , Laphria cyanea Macq. 
Laphria coerulea Meig. Boisd., Lampria claripennis Le GuilL, Dasypogon 
dorycus Boisd., Agonosoma fasciata Guér., Anthrax dorycus Boisd. — 7>w- 
zendpooten. Poly desmus denticulatus Le GuiU., 'Polydesmusjimpressus Le 
GuilL , Polydesmus Brandtii Gerv. , Julus Blainvillei Le Guill. , Julus spinosus 
Julus doreyanus Gerv., Julus Roissyi Le GuilL 

(1) Ringwormen, — Dentalium Lessonii Desh., Borlasia quinquelineata QG. 

(2) Cephcdopoden. — Onychoteuthis Banksii, Sepia latimanus QG. , Sepioteu- 
this guineënsis GQ. , Sepioteuthis Lessoniana Fér. , Loligo brevitentaculata 
QG., Octopus membranaceus QG. 

Gastropoden. Kamkieuwigen. Strombus papilio Chemn., Strombus lentigino- 
sus Lam., Strombus luhuanus Lam., Strombus plicatus Lam., Conus citri- 
nus Gm. , Conus guinaicus Brug. , Conus janus Brug. , Conus striatus Lam., 
Conus pulicarius Lam., Conus arenatus Lam., Conus textilis Lam., Clava- 
tula sinensis Hinds, Clavatula spurca Hinds, Clavatula debilis Hinds, 
Clavatula rubida Hinds, Clavatula laeta Hinds, Clavatula nitens Hinds., 
Clavatula fimbriata Hinds, Clavatula donata Hinds, Clavatula dentifera 
Hinds., Clavatula glumacea Hinds., Conopieura stnata Hinds, Daphnella 
marmorata Hinds, Daphnella ornata Hinds, Mangelia cinnamomea Hinds, 
Mangelia oriza Hinds , Defrancia linearis Hinds , Pleurotoma violacea Hinds, 
Pleurotoma babylonia Lam., Pleurotoma echinata Lam., Pleurotoma tenuis 
Gr. , Buccinum thyrsites (wordt als sieraad gebruikt), Buccinum coronatum 
Lam., Buccinum commaculatum Gm. , Terebi*a violascens Hinds , Cancella- 
ria antiquata Hinds, Turbinella rbinoceros Lam., Turbinella lineata Lam., 
ïurbinella nassatula Lam., Turbinella rustica Lam., Tritonium anus Cuv., 
Columbella pardallna Lam. , Purpura sertum Lam. , Purpura buccinea Desh., 
Purpura violacea Kien. , Cassis cornuta Lam. , Voluta diadema (wordt door 
de vrouwen gebezigd om voor de schaamdeelen te hangen), Voluta vespertilio 
Lam., Voluta cymbium, Mitra corrugata Lam., Mitra lutea Q. , Mitra 

Digitized by VjOOQIC 



— 284 — 

reeds ongeveer 173 vormen van Nieuw-Guinea en voorts uit de 
klasse der cephalopoden 6, uit die der schelpdieren ongeveer 17, 
uit die der zakdieren 4 soorten, terwijl men van de draad voeten 
nog slechts een' enkelen vorm kent. 



adusta Lam., Mitra stigmataria Lam., Oliva elegans Lam., Oliva erythros- 
stoma Lam., Oliva sanguinolenta Lam., Oliva textilina Lam., Harpa ven- 
tricosa Lam., Cypraea arabica L. Cypraea variolaria Lam., Cypraea oli- 
vacea Lam., Ovulum oviforme Lam., Ovulum gallinaceum Hinds, Ovu- 
lum corrugatum Hinds, Triphoris corrugatus Hinds, Triphoris (Ino) gi- 
gas Hinds, Triphoris (Ino) asperrimus Hinds, Triphoris (Ino) micans 
Hinds, Pirena atra Lam., Pirena tereoralis Lam. , Cerithium taeniatum 
QG. , Cerithium vertagus Lam., Cerithium rugosum Kien., Cerithium tur- 
ritella QG. , Cerithium sulcatum Lam. , Melania erosa Less. , Méiania papuensis 
Q. , Melania setosa Swns., Melania spinescens Less., Melania terebra Less., Me- 
lania aspera Less. , Melania doreyana Less. , Melania Blosseviileana Less. , Me- 
lania graciosa Less. , Littorina angulifera Q. , Planaxis brevis Q. , Planaxis de- 
collata Q. , Valvata hebraica Less. , Paludina tricostata Less., Solarium fragile 
Hinds, Solarium fulvum Hinds , Solarium virgatum Hinds, Solarium fenestratura 
Hinds , Scalaria vestalis Hinds , Scalaria creberrima Hinds , Natica ma- 
rochiensis Lam., Natica melanostomoides QG. , Siphonaria viridis QG. — 
JSchildkieuwigen. Nerita doreyana QG., Nerita reticulata QG., Nerita Novae 
Guineae Less., Nerita papuana RécL, Nerita guttata Récl., Nerita trifascia- 
ta Récl., Nerita corrosula Hinds, Neritina pulligera Lam., Neritina lugu- 
bris Lam. , Neritina morio Swb. , Clithon coronoïdes Less. , Clithon variabilis 
(Neritina brevispina Lam.) , Navicella depressa Less. — Kringldeutoigen. Chiton 
aculeatus Gm., Chitonellus oculatus QG. — Bedektkieuwigen. Aplysia stria- 
ta Q.G., Bulla lutea Q.G. — Longslakken. Helix papua Less., Helix plan- 
orbis Less., Helix lituus Less., Helix Rangii Less., Helix cheiri Less., 
Helix lemniscata Less., Helix translucida QG., Helix explanata QG., He- 
lix exclusa Fér., Helix Baudinü Desh., Helix granulata QG., Helix mul- 
tizona Less. , Helix aeuta Q. , Helix Gaberti Less. , Helix tortilabia Less. , 
Helix purpurostoma Le Guill., Helix Fouillioyi Le Guill., Helix undulata 
Le Guill., Helix tritoniensis Le Guill., Helix spiralis Le Guill., Helix ar- 
rowensis Le Guill., Helix Biainvillei Le Guill., Helicogenia Ferrusacii 
Less., Partuia grisea Less., Partuia bulimoides Less., Auricula fasciata Desh., 
Auricula Midae Lam., Cyclostoma multilabris QG., Cyclo3toma distomella 
Sowb., Cyclostoma Massena Less., Cyclostoma vitrea Less., Cyclostoma 
papua Q. , Cyclostoma cancellata Wood , Helicina lutea Less. , Helicina mar- 
garitacea Less., Pupina aurea Hinds, Onchidium ater Less., Onchidium punc- 
tatum QG., Onchidium ferrugineum Less. — Naakt lieuwigen. Doris tuberculo- 



Digitized by 



Google 



— 285 — 

Onze kennis van nieuw-guinesche dieren uit de nog lagere 
klasse is nog van uiterst geringe beteekenis en bepaalt zich tot 
die van eenige weinige stekelhuiden, zeenetels en polypen (1). 

De geologische kennis van beide schiereilanden is nog niet noe- 
menswaardig. 

Ik ben in het bezit geweest van de rijke botanische nalatenschap 
van Zippelius, bestaande uit een groot aantal beschrijvingen van 
planten van Merkusoord, Aidoema en Nainatotte, Timor, Am- 
boina, enz. met talrijke fraaije afbeeldingen dier planten. Ik heb 
die nalatenschap eenige jaren geleden door tusschenkomst der Na- 
tuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië doen aanbieden 
aan den hoogleeraar Blume te Leiden , nadat vooraf de verzeke- 
ring was verkregen, dat de heer Blume genegen was die nala- 
tenschap voor de pers te bewerken en van de uitkomsten daar- 



saQG., Dorïs atromargïnata Cuv. , Doris scabra Cuv. , Doris cruenta QG. , Do- 
ris magnifica QG., Aeolis annulata QG., Scyllaea fulva QG., Nerea punc- 
tata Less., Phyllidia trilineata, PhylBdia pustulosa. — Kielpootigen. Atlanta 
Keraudrenii Less., Pterotracfaea placenta Less., Pterosoma plana Less. 

Schelpdieren, Cyrena papua Less., Cyrena cyprinoïdes QG., Venus aspe- 
ra QG., Donax australis Lam., Donax cardioldes Lam., Corbula albuginosa 
Ilinds, Corbula eburnea Hinds, Neaera elegans Hinds, Neaera Gouldiana 
Illnds, Neaera rosea Hinds, Nucula Cumingii Hinds, Nucula lata Hinds, 
Nucula recta Hinds, Perna isognomum, Pecten asper Sowb., Lima lingua- 
tula Lam., Lithodomus laevigatus QG. 

Zakdiere*. Ascidia aurata QG., Salpa monotoma QG., Salpa emarginata 
QG., Pterolyra beroïdes Less. 

Draadvoeten. Trilasmis eburnea Hinds. 

( l) Stekelhuiden, — Culcita Novae Guineae MUIL Trosch., Goniosdiscüs Sebae 
MUIL TrosclL, Synapta (Fistularia) punctulata QG., Synapta (Fistularia) dorey- 
ana QG., Holotburia quadrangularis Less., Holothuria ophidiana QG. 

Zeenetels. Melitra brachyura, Less. , Aegina semirosea Less. , Marsupia- 
lis flagellata Less. , Bursarius cytbereae Less. , Cephea papua Less, , Eury- 
ale dubia Less. , Sarooconus foliaceus Less. , Lemniscus marginatus Less. , 
Beroe (ldya) macrostoma Péron, Dipbyes cuoullus QG. , Eudoxia triangu- 
laris Eschh. , Porpita cbrysocoma Less. , Velella oblonga Ghamiss. , Yelella 
emarginata QG. — Poli/pen. Goniopora pedunculata QG. , Ammothea ramo- 
sa Desh., Eumenides ophiseocoma Less. , Actinodendron arboreum Blv., Acti- 
nia papuana QG., Actinia doreënsis QG. , Actinia aurora QG. , Actinia 
arborca QG., Actinia vagans Less. 

Digitized by VjOCK?IC 



— 286 — 

van de genoemde vereeniging kennis te doen dragen. Hand- 
schriften en platen zijn aan den heer Blume, thans ruim vier jaren 
geleden verzonden, maar ik heb sedert niets meer daarvan ver- 
nomen. De wetenschap mag alzoo waarschijnlijk nog veel, de 
flora van Nieuw-Guinea , Timor, enz. betreffende, van den 'heer 
Blume te gemoet zien. 

Het bezoek van den heer Goldmann van Dorei, aan den 
noordoostelijken hoek van het noordwestelijke schiereiland van 
Nieuw-Guinea is het laatste, waaromtrent mij enkele bijzonder- 
heden bekend zijn. Dorei is dikwerf door Europeanen bezocht gewor- 
den en in verschillende werken vermeld. 

De aandacht van het gouvernement is sedert lang op Dorei 
gerigt, als een punt, welligt geschikt voor eene meer dadelijke 
vestiging van ons gezag. 

Dorei wordt door den heer Goldmann echter weinig geschikt 
geacht voor zoodanige vestiging. Het gebergte, dat zich langs de 
noordkust van het noordelijke schiereiland van Nieuw-Guinea uit- 
strekt, heeft meerdere toppen van 2000 — 3000 meters hoogte en 
gaat in een steil en onherbergzaam kustland over, het land van 
Amberbaki, dat zich oostelijk tot ten zuiden van Dorei uitstrekt, 
waar de Arfak met zijnen 2900 meters hoogen top het gebergte 
kroont. Hooge deining en branding maken Dorei, volgens den 
heer Goldmann , voor inlandsche vaartuigen schier ongenaakbaar. 

De heer De Bruijn Kops, die Dorei in 1850 bezocht, heeft 
evenwel een gunstiger oordeel over Dorei als plaats eener ves- 
tiging en haven. 

Het komt den heer De Bruijn Kops voor, dat Dorei of het 
voor de baai van Dorei gelegen bewoonde eilandje Massinama 
voor eene nederzetting aan. de noordkust van Nieuw-Guinea het 
eerst in aanmerking dient te komen. De gunstige ligging van 
Dorei aan en nabij baaijen van goede diepte, waar de schepen 
ten allen tijde veilig liggen en met alle winden gemakkelijk 
binnen kunnen loopen door zuivere en diepe vaarwaters ; de over- 
vloed aan goed drinkwater; de vruchtbaarheid van den bodem; 
de gesteldheid van de landstreek, eenigzins bergachtig zonder 
moerassen ; de geringe moeite , welke het zou kosten om eene 
groote vlakte ter bebouwing geschikt te maken wegens de zach- 

Digitized by VjOOQIC 



— 297 — 

te helling en dunne begroeijing van het terrein; het voor de gezond- 
heid gunstige klimaat ; de zachte geaardheid der bevolking ; de han- 
delsartikelen, die vooral in China eene voordeelige markt vinden ; 
de nabijheid van verschillende eilanden in de Geelvinksbaai en 
van de westkust over de smalle landtong beoosten de Telok-be- 
• rouw (golf van MacCluer) ; overvloed van bouwhout en kalk , — 
alle deze omstandigheden worden door den heer De Bruijn Kops 
opgesomd, om Dorei als een geschikt punt voor eene nederzet- 
ting aan te bevelen. Bij het bestaande verschil van meening om- 
trent Dorei is het te meer wenschelijk , dat het gouvernement 
een nader onderzoek doe plaats hebben en eene kommissie zende 
van kundige personen, om de gesteldheid van Dorei nader te 
onderzoeken en de noodige nasporingen te doen, ook in andere 
der meest bevolkte landstreken aan de Geelvinksbaai. 

De binnenlandsche bevolking van Amberbaki moet vrij talrijk 
zijn en zich op den landbouw toeleggen. Ook langs de oostkust 
van de Geelvinksbaai moet het land sterk bevolkt zijn. Er schijnt 
een levendig handelsverkeer met de bevolkingen der kusten en 
eilanden van de Geelvinksbaai te bestaan. 

De zendelingen Ottow en Geisler hadden zich in 1855 bij Dorei 
gevestigd en waren door de inlandsche bevolking, te Dorei zelf 
250 — 300 zielen sterk, wel gezien. Een dier zendelingen heeft 
echter deze plaats weder moeten verlaten wegens eene gevaarlijke 
ziekte. De ander is er gebleven, niettegenstaande hij insgelijks 
met ziekte had te kampen. 

Van de talrijke eilanden , in en voor de Geelvinksbaai gelegen , 
hebben meerdere eene belangrijke grootte en bevolking. Jobi is 
meer dan 22 duitsche mijlen lang. Saök en Biah hebben te zamen 
eene uitgestrektheid van meer dan 15 duitsche mijlen. Mafor 
(Myfore), Misnoem, Amberpoea, Miaswar (Muismar), Run, An- 
soes en Koeroedoe, hoezeer kleiner, huisvesten eene bevolking, 
welke tot het levendig verkeer in de groóte baai veel bijbrengt. 

De bevolkingen dier eilanden erkennen het gezag van Tidore 
slechts uit vrees voor de hongivloten en zelfs zijn deze schrik 
en verwoesting verspreidende vloten daartoe niet voldoende en 
zetten daar, waar de bevolking meer binnenlands gevestigd 

Digitized by VjOOQIC 



I 



H 



I