This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that 's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at jhttp : //books . qooqle . com/
UJHHQ||ttl|B|BU|
00031666
<«b
'RAW
^fcWS LUYKEN U/Vo^
,rV .
oogle
Digitized by
Google
Digitized by
Google
BEI S
BOOR DE
MINAHASSA
EN DEN
MOLUKSCHEN ARCHIPEL.
Digitized by
Google
Digitized by
Google
REIS
DOOK DE
MINAHASSA
EN DEK
MOLUKSCHEN ARCHIPEL.
GEDAAN
IN DE MAANDEN SEPTEMBER EN OKTOBER 1855
IN UBT GEVOLG VAN DBN GOUVERNEUR GENERAAL Mr. A. j. DUYHAER VAN TWIST,
DOOR
py-'B L E E K E R,
Dekter in de Genees- , Natuur- en Wiskunde , Lid Kerrespondent der Koninklijk* Akidemie van Wetenschappen
te Aauterdam, Lid van de Aeademia Gaesarea Leopoldino-Carolina Natorae Curiosorum en van
verschillende andere binnen- en buitenlandsche geleerde genootschappen , President der Natuurkundige
Vereeniging in Nederlandseh Iidië, Lid der Heofdkommissie van Onderwijs in Nederlandseh
talie, Ridder der Orde van don Nederlandschen Leenw, obi.
EERSTE DEEL.
tKaus Xandfort
UiSlnhok i/W., den.
BATAVIA,
LANGE & CO.
185 6.
Digitized by
Google
"DS
444.6
."fcCS
v.l
GEDRUKT BIJ LANGE & CO.
Digitized by VjOCK?IC
AAN
ZIJNE EXCELLENTIE DEN HEERE
M E . A. J. DUYMAER VAN TWIST,
AFTREDENDEN GOUVERNEUR GENERAAL VAN NEDERIANDSCH INDIË.
KOHMANDEDR DER ORDE VAN DEN NEDEBLANDSCHBN LEEUW, BIDDER MET
DE STER DER ORDE VAN DE EIKÈKKBOOH, ENZ. ENZ.
Wordt dit eerste deel opgedragen, als eene hulde,
wegens den steun en bescherming, welke bescha-
ving, kennis en wetenschap gedurende zijn vijfjarig
Digitized by
Google
bestuur van Nederlandsen Indiê voortdurend van
hem hebben mogen ondervinden.
DE SCHRIJVER.
Digitized by
Google
<Z6->-q/ %■-■>*>-/
VOORBERIGT
Ik heb slechts weinige woorden dit werk te laten voorafgaan.
Be reis door de Molukken van den gouverneur generaal
Düymaer van Twist heeft stof gegeven aan meer dan eenepen.
Be Minahassa en de Molukken zijn nog zoo weinig bekend ,
dat eene toelichting dier gewesten van meer dan eene zijde niet
dan als wenschelijk te beschouwen is.
Ik heb mij in mijne beschrijving op een praktisch standpunt
geplaatst en mij bepaald tot het eenvoudig mededeelen van nut-
tig e kennis en het geven van nuttige wenken.
Digitized by
Google
VIII
Schilder noch dichter , heb ik mijne voorstellingen slechts aan
de werkelijkheid ontleend. Zij zijn daardoor zeker in een min-
der bevallig gewaad gehuld, maar ik heb bloemen en linten
weggelaten, om de waarheid onder geen valsch licht voor te
stellen.
P. BLEEKER.
Digitized by
Google
INHOUD
VAK HET
EERSTE DEEL.
EERSTE AFDEELING.
REIS NAAR EN DOOR DE MINAHASSA.
Hoofdstuk I.
Vak Batavia naar Manado.
bladz.
Algemeen overzigt der bezochte eilanden. — Reisgezelschap. — Officiële
bronnen betreffende de kennis der Molukken door den gouverneur
generaal ter beschikking van den schrijver gesteld. — Vertrek van
Batavia. — Bezwaren tegen het ondernemen der reis ingebragt —
Het stoomschip Ambon. — Overvaart. — De Java-zee, — Bawe-
an. — Groot- en Klein-Solombo. — Bruinvisschen. — Tony nen. —
Vliegende visschen. — Poeloe Matasiri. — Noesa Lima. — Eene
nieuwe soort van haai — Mandhar. — Palos. — Straat Makassar. —
Manado toewa: : . ; 3
Digitized by
Google
INHOUD.
BIADZ.
Hoofdstuk II.
De Minahassa.
Geringe belangstelling in en kennis van de Buitenbezittingen. —
- Algemeene schets der Minahassa. — Geologische gesteldheid. —
Planten en dieren. — Anthropologische aanteekeningen. — Nego-
ryen. — Huizen. — Overige landschappen tot de residentie Manado
behoorende. — Hunne verhouding tot het gouvernement. — Admi-
nistratieve verdeeling der Minahassa. — Afdeelingen en distrik- «
ten. — Bevolking der Minahassa in 1854 en vroegere jaren. . . 17
Hoofdstuk III.
Verblijf te Manado.
Aankomst te Manado. — Plegtige ontvangst van den gouverneur
generaal. — Kabesaran. — Topographie van Manado. — Publieke
gebouwen. — Het aanmaken van zout te Manado. — Aardbeving. —
Garnizoen en schutterij. — Handel en scheepvaart. — Produkten. —
Uitstapje naar Temoempah. — Leprozengesticht. — Koffokultuur
en bereiding. — Bantik en de Bantikkers. — Scholen in de Mina-
hassa. — Kakaokultuur 33
Hoofdstuk IV.
Van Manado naar Sonder.
Vertrek van Manado. — Lotta. — Feestelijke ontvangsten in de ver-
schillende negorijen. — Weg over den Empoeng. — Tineoor. —
Kinilow. — Kakaskassang. — Tomohon. — Hoogland van Tomo-
hon. — Alfoersche graven. — Veeteelt in de Minahassa. — Saron-
song. — Meer van Linoe. — Solfataren. — Lahendong. — Kofiy kui-
tuur in de Minahassa. — Sonder. — Tintjep. — Waterval Moenteh. 52
Digitized by
Google
INHOUD. XI
BLADZ.
Hoofdstuk V.
Van Sonder tot Tondano.
Sonder toewa. — Kawangkoan. — Hoogland van Tompasso. — Tom-
passo. — Modderwellen, zwavelpoelen en heete bronnen. — Lan-
gowan. — Zendelingen. — Kakas. — Meer van Tondano. — Ry st- ,
maïs-, klapper- en muskaatnoten-kultuur in de Minahassa. — Togt
naar Passo. — Warme bronnen van Passo. — Togt over het meer
van Tondano. — Rivier van Tondano. — Hoofdplaats Tondano. . 65
Hoofdstuk VI.
Verblijf te Tondano.
Toelianen Toelimambot. — Onderwas en christendom in de Mina-
hassa. — Stelsel van bestuur. — Geneeskundige hulp. — Dood van
den heer Visser. — Waterval van Tonsea lama. — Uitstapje naar
Awoean. — Koja. — Tataaran. — Zuidelyke grensbergen der hoog-
vlakte van Tondano. — Drooglegging van het meer van Tondano. —
Flegtige voorstelling van de hoofden der Minahassa. — De javaan-
sche kampong te Toelimambot 77
Hoofdstuk VIL
Van Tondano tot Kema.
Ravyn van Tangari. — Sawangan. — Groote weg van Manado naar
Kema. — Kassar, Kaima, Treman, Kawilej, Kauditan en Ton-
talete. — Kema. . . s :...... 93
Hoofdstuk VIII.
Statistische aanteekeningen betreffende de Minahassa.
Statistische tabellen betrekkelijk de negoryen en de negor\j-bevolking,
de koffij-, kakao-, koffo-, muskaatnoten- en klapper-kul tuur in
Digitized by
Google
XII INHOUD.
BLADZ.
de verschillende distrikten. — Kultures op de partikuliere landen
in de Minahassa. — Staat der gouvernements-, negory- en zende*
lingscholen. — Hoogte-opgaven van eenige bergen en negorijen. —
Justitie~en politie. — Staatsinkomsten. . : 97
Hoofdstuk IX.
Beschouwing van de Gorontalosche sn overige tot de re-
sidentie Manado behoorende landschappen.
Rykjes der residentie Manado buiten de Minahassa. — Rykjes aan
de noordkust. — Gorontalosche landschappen. — Moeton, Lemboe-
nen, Sogenti, Taada, Kasimber, Amphibaboe. — Parigi, Posso. —
Todjo, Ampanan, Togian-eilanden. — Sangir- en Talaut-eilan-
den. — Bevolking der rykjes bulten de Minahassa. — Toestand der
Gorontalosche landschappen. — Veestapel, landbouw en handel
aldaar. — Bolang mogondo. — Goudlevering. — Goudontginning. —
Het christendom buiten de Minahassa. — Wenschekjkheid der uit-
breiding van ons gezag. — BwooL — Het gezag van Boni in verval
Hoofdstuk X.
Over den tegenwoordigen stand der kennis
van Noord-Celebes.
Hydographie. — Geographie. — Geologie. — Flora. — Fauna. — Ethno-
logie. — Statistiek. . . : : ; . : 145
Digitized by
Google
INHOUD. XIÏI
BLADZ.
TWEEDE AFDEELING.
REIS DOOR DE RESIDENTIE TERNATE
Hoofdstuk I.
OVERTOGT VAN KEMA NAAR TfiRNATE.
Uittogt van Kema De resident Jansen. — Gezigt op de Minahassa
van de reede van Kema. — De Vesuvius. — Eilandjes Tifore en
Mayo. — Mitarra, Ternate en Tidore. — Schakel van vulkanen
langs Halmaheira. — Aankomst ter reede van Ternate. — De sul-
than van Ternate aan boord van de Ambon. : 155
Hoofdstuk IL
Verblijf te Ternate.
Plegtige ontvangst van den gouverneur generaal. — Gesteldheid van
het eiland. — Beschrijving der hoofdplaats. — Sulthans- en gouver-
nementsgebied. — Bevolking. — Aardbevingen en berguitbarstingen.
De sulthans van Tidore en Ternate. — Fort Oranje. — Garnizoen.
Schuttery. — Fort Terlokko. — Talangami. — Sakkovisschers. —
Plegtige ontvangst der sulthans. — ■ Tegenbezoek van den opper-
landvoogd aan den sulthan van Ternate in zyn paleis. — Togtje
naar Soela-takomi. — Lavastroomen. — Batoe - angoes. — Hieri. —
Verdronken land. — Ongeluk aan boord van de Vesuvius. . . . 161
Hoofdstuk III.
Verdere «bijzonderheden omtrent Ternate.
Grondgebied des sulthans en van het gouvernement. — Overzigt van
Digitized by VjOOQIC
XIV INHOUD.
BLADZ.
de landen en eilanden onder het gezag van den sulthan van Ter-
nate. — De magt des sulthans slechts schijnbaar. — Verbeteringen
gebragt in het bestuur der Molukken gedurende de laatste dertig
jaren. — Verval van Ternate. — Wenschelijkheid van de uitbreiding
van ons onmiddellijk beheer. — Statistieke opgaven omtrent de
onderdanen des sulthans van Ternate. — Geringe kennis der bezit-
tingen van den sulthan. — Natuurlijke geschiedenis van het eiland
Ternate. — De Ternatanen. — Statistiek der gouvernements-bevol-
king óp het eiland Ternate. — Slaven en Papoeërs. — Middelen van
bestaan der Europeanen en Mestiezen. — Landbouw. — Visscherij.—
Walvischvangst. — Handel — Levensmiddelen, — Bestuur der re-
sidentie. — Ophooping van dienstbetrekkingen. — Ternate nog een
lastpost. — Belastingen en verpachte middelen. — Zoutverkoop. —
Inlandsen bestuur. . . . : 181
Hoofdstuk IV.
TlDORE.
Vertrek van Ternate. — Overtogt — Gezigten op Tidore en Halma-
heira. — Filongia. — De piek van Tidore. — Soasio. — Verwoes-
tingen door de jongste aardbevingen aangerigt. — Korra korra's. —
Ontvangst van den gouverneur generaal te Soasio. — Tegenbezoek
aan den sulthan van Tidore. — Inlandsche dansen. — Paleis des
sulthans. — Bezittingen des sulthans buiten Tidore. — Halmaheira, —
Papoesche eilanden. — Nieuw-Guinea. — Verval van het rijk van
Tidore. — Wenschelijkheid van nederlandsche vestigingen op ver-
schillende punten van het Tidoresche grondgebied. — Onderdruk-
king der bevolkingen. — Onzekerheid der sterkte van de bevolking
onder Tidore. — De Tidorezen. — Landbouw en ny verheid. . .211
Hoofdstuk V.
Mak jan.
Mareh of Pottebakkers-eiland. — Motir of Morti. — Makjan. —
Digitized by
Google
INHOUD. XV
BLADZ.
Bijzonderheden omtrent deze eilanden. — Ngofomofakia en Ngofo-
gita. — Bezoek van Ngofogita. — Verlangen der Makjanners om
onder het dadelijk bestuur van het gouvernement te Jcomen. —
Wenschelykheid van het toegeven aan dat verlangen. — Onlusten
van 1848 en 1849. — Vertrek naar Batjan 225
Hoofdstuk VI.
Batjan.
De Goearitj i-eilanden. — Kajoa. — Straat Herberg. — Aanzien van
Groot-Tawalli en Batjan van de noordzy de. — De kapitein laut
en sekretaris van Batjan. — Nagelboomen. — Mandioli. — De sul-
than van Batjan aan boord van de Ambon. — Aankomst te La-
boeha. — De negory Laboeha. — Fort Barneveld. — Bevolking van
Batjan. — Inlandsche christenen. — Togt naar Mombia. — Kali
Amasing. — Etablissement voor de ontginning van steenkolen. —
Rykdom van Batjan aan kolen, goud en koper. — Zandsteenheu-
veis. — Goudwasschery door Chinezen te Soengei-Poang. — Chi-
nesche ballingen te Laboeha. — Toekomstvan Batjan. — Wensche-
lyk van een nader onderzoek van Batjan. . . : 231
Hoofdstuk VIL
Van Batjan tot Boeboe.
Afwisseling van tooneelen op de reis. — Rhizostomen. — Wit water. —
Potvisschen. — De Obi-eilanden. — Obi-major. — Reis derwaarts
van den heer Goldmann in 1855. — Ontginning van Obi-major
door by zondere personen. — Natuurlijke geschiedenis van de Obi-
eilanden. . ;.:......:... 250
Digitized by
Google
XVI INHOUD.
BLADZ.
Hoofdstuk VIII.
AaNTEBKENINGEN BETREFFENDE HALMAHEIRA, DB SoELA-EILANDEN,
DE KIJKJES BaNGGAAI EN ToiiBOEKOE , EENIGE EILANDEN VAN
DEN PaPOESCHBN ARCHIPEL EN NlEUW-QuiNEA.
Halmaheira. — Fauna en flora van Halmaheira — Morotai. — Soela-
eilanden. — Banggaai-archipeL — Banggaaisch gedeelte van Cele-
bes. Saloewan, Pattipatti, Boalemon, Balante, Batoei of Men-
dono. — Tomboekoe. — Boboni. — Manoei. — Tomori. — Boh-eilan-
den. — Poppa. — Misool. — Gebeh. — Wageoe. — Salwatti. — Ba-
tanta. — Nieuw-Guinea. — Natuurly ke geschiedenis van Nieuw-
Guinea. — Dorei. — Massinama. — Eilanden der Geelvinksbaai,
Jobi, Sabk, Mafor, Amberpoea, Miaswar, Run, Ansoes. Koe-
roedoe.— ïabi : 255
Digitized by
Google
EERSTE AEDEELING.
REIS
NAAB EK DOOK DE
MINAHASSA.
Digitized by
Google
Digitized by
Google
HOOFDSTUK I.
VAN BATAVIA NAAR MANADO.
Algemeen overzigt der bezochte eilanden. — Reisgezelschap. — Officiële
bronnen betreffende de kennis der Molukken door den gouverneur
generaal ter beschikking van den schrijver gesteld. — Vertrek van
Batavia. — Bezwaren, tegen het ondernemen der reis ingebragt. — Het
stoomschip Ambon. — Overvaart. — De Java-zee. — Bawean. — Groot
en Klein- Solombo. — Bruinvisschen. — Tonijnen. — Vliegende visschen.
Poeloe Matasiri. — Noesa Lima. — Eene nieuwe soort van haai. —
Mandhar. — Palos. — Straat Makassar. — Manado toewa.
Ik zet mij, om te verhalen, eene korte doch in vele op-
zigten belangrijke reis, welke ik in de maanden September en
Oktober 1855 maakte in het gevolg van den gouverneur generaal
van Nederlandsch Indië Mr. A. J. Duijmaer van Twist.
Sedert 1824, in welk jaar de gouverneur generaal Van der
Capellen de Moluksche eilanden bezocht , had geen opperland voogd
zich naar het gouvernement der Molukken begeven. In een tijdvak
van ruim dertig jaren had zich alzoo geen gouverneur generaal van
Nederlandsch Indië persoonlijk overtuigd van den toestand van ge-
westen, welke zeker niet tot de minst belangrijke van den Indischen
Archipel behooren , en de heer Duijmaer van Twist begreep te regt
het nut van een persoonlijk onderzoek dier zoo gezegende , doch
sedert jaren tevens zoo geteisterde eilanden.
Digitized by
Google
— 4 —
Bij gouverncinents besluit van den 2S* Augustus 1855 werd
bepaald , dat ik den opperlandvoogd op zijne reis in mijne dienst-
betrekking zou vergezellen. Dit besluit was mij zeer welkom.
Behalve toch dat ik door deze reis in de gelegenheid werd
gesteld, een gedeelte onzer bezittingen te zien, wat ik nog
slechts kende uit de veelal onvoldoende en onjuiste beschrijvingen ,
welke daarover zijn openbaar gemaakt, zag ik daarin een middel,
om ten opzigte van een' tak der natuurlijke geschiedenis, waar-
aan ik sedert jaren een niet onbelangrijk gedeelte van mijnen
tijd heb gewijd, tot talrijke nieuwe ontdekkingen te geraken.
Overeenkomstig het plan van den gouverneur generaal zouden
de volgende punten in het gouvernement der Molukken worden
aangedaan. Wij zouden ons eerst begeven naar Manado, van
daar uit de binnenlanden der Minahassa bezoeken en te Kema
weder scheepgaan voor Ternate. Van Ternate zou de reis gaan
naar Tidore, Batjan, Amboina, Saparoea en Banda, om van
laatstgenoemde plaats naar Batavia terug te keeren. Dit reisplan
werd in de hoofdpunten gevolgd, doch behalve de genoemde
eilanden werd ook den eilanden Makian, Boeroe en Ceram een
kort bezoek gebragt.
Uit den aard der zaak kon op de verschillende plaatsen , waar
wij vertoefden, slechts weinig tijd voor wetenschappelijke naspo-
ringen worden afgezonderd. Op verre weg de meeste plaatsen
verbleven wij niet langer dan een of een paar dagen en die
dagen lieten mij slechts weinige uren beschikbaar. Plegtige
ontvangsten, officiële voorstellingen, inspektiën, diners en bals
zijn uit den aard der zaak overal elementen van eene reis van
eenen gouverneur generaal en de personen , tot zijn gevolg be-
hoorende, kunnen zich daaraan niet wel geheel onttrekken.
Evenwel zie ik mij in staat gesteld, veel wetenswaardigs mede
te deelen en meerdere ten opzigte der Molukken bestaande
verkeerde voorstellingen te verbeteren. Dikwerf leert een oog-
opslag meer dan uitvoerige beschrijvingen, omdat ieder reiziger
van de door hem bezochte streken indrukken erlangt, welke
afhankelijk zijn van de rigting zijner nasporingen, indrukken
Digitized by
Google
en voorstellingen, welke gewoonlijk slechts een gering gedeelte
van het geheel omvatten. Maar vooral heb ik vele bijzonder-
heden, de Moluksche gewesten betreffende, kunnen putten uit
de officiële verslagen en statistieken, welke de opperlandvoogd
met de meeste welwillendheid ter mijner beschikking heeft
gesteld.
Het partikuliere stoomschip Ambon, onder het koinmando van den
heer Hugenholtz, was door het gouvernement afgehuurd voor.
/ 20000 s'maands, om den gouverneur generaal gedurende de reis
over te voeren. Te Manado zou het stoomschip der koninklijke
marine Vesuvius, de Ambon opwachten, om de verdere reis door
de Molukken mede te maken.
De Ambon was opzettelijk voor den gouverneur generaal en
zijn gevolg ingerigt en bood ruimschoots de gemakken aan,
welke men van zoodanig stoomschip mogt verlangen, en hoezeer
de hutten voor het gevolg bekrompen mogtcn heeten, werd het
gebrek aan ruimte daarin veel vergoed door eene ruime longroom
en kajuit en eene ruiin zestig voeten lange kampanje, terwijl
eene voorbeeldige netheid en reinheid niet weinig geschikt waren
om het verblijf aan boord te veraangenamen.
Het reisgezelschap was zamengesteld als volgt:
De gouverneur generaal en mevrouw Duijmaer van Twist.
De gouvernements sekretaris, oud gouverneur der Moluksche
eilanden, de heer C. M. Visser.
De kapitein-, thans majoor-adjudant de heer P. L. Bering
Liesberg.
De ridmeester- ordonnansofficier Jkhr E. C. De Casembroot.
De luitenant ter zee 2e klasse adjudant Jkhr H. Quarles
van Ufford.
De heer J. F. G. Brumund, predikant te Batavia, had den
gouverneur generaal verzocht de reis mede te mogen maken in
het belang zijner gezondheid en daartoe vergunning erlangd.
In de Molukken werd het reisgezelschap nog vermeerderd met
den gouverneur der Moluksche eilanden Jkhr C. F. (Joldinann,
den adsistent -resident toegevoegd aan den gouverneur der
Digitized by
Google
— 6
Moluksche eilanden den heer C. Bosscher en den luitenant ter
zee 2<*kl. ordonnansofficier Jkhr L. De Stuers; en voorts nog in
de verschillende residentiën en afdeelingen der Molukken met
de residenten van Manado, Ternate en Banda en de adsis-
tent-residenten van Amboina en Saparoea, de heeren A. J. F.
Jansen, J. L. De Dieu Stierling, A. L. Andriesse, J. H. Tobias
en W. Schmincke.
Het vertrek was bepaald op den In September. Fraai weder
begunstigde den uittogt van den gouverneur generaal, in den
vroegen morgen van den daartoe bepaalden dag. De koets,
waarin de gouverneur generaal en mevrouw Duijmaer van
Twist gezeten waren, werd stadwaarts begeleid door een deta-
chement kavallerie. Aan de haven van Batavia wachtten de vice-
president en de leden van* den raad van Indië, de luitenant-
generaal kommandant van het indische leger en de schout-bij -
nacht, kommandant van de koninklijke marine in Nederlandsch
Indië, benevens de te Batavia aanwezige hoofdambtenaren en hoofd-
officieren, om het hooge reisgezelschap uitgeleide te doen. Eene
kommissie, bestaande uit den algemeenen sekretaris , den militai-
ren kommandant van Batavia en den havenmeester van Batavia,
begeleidde den opperlandvoogd tot aan boord. De gebruikelijke
saluten van 21 schoten vielen van de Welkomstbatterij en van
het wachtschip ter reede; de oorlogsbodems paradeerden, de
handelsvloot vlagde en ten acht uur s' morgens stoomde de
Ambon van de reede van Batavia weg.
De reis begon onder niet bijzonder gunstige vooruitzigten en
zelfs had het te Batavia niet ontbroken aan raadgevingen om
den gouverneur generaal van de reis te doen afzien. Inderdaad, de
Molukken waren in de jongste tijden zeer geteisterd. De aard-
bevingen, die er in de laatste jaren zoo hadden gewoed, waren
nog verre van geëindigd te zijn, en volgens de jongste tijdingen
heette het, dat de hoofdplaatsen van Ternate en Tidore daardoor
grootendeels waren verwoest. Een hevige brand had kortelings
de hoofdplaats van de Banda-eilanden voor een groot gedeelte
in de asch gelegd en scheen de maat van rampen voor die fel
Digitized by
Google
— 7 —
geteisterde gewesten te hebben vol gemeten. De kinderziekte
heerschte in hevige mate op Amboina en omliggende eilanden
en had reeds duizenden in eenige weinige weken ten grave
gesleept. Zeerooversvloten hadden de Moluksche wateren door-
kruist en de bevolkingen met schrik en angst vervuld, en er
was geen stoomschip van de koninklijke marine beschikbaar, om
de Ambon van Batavia af te begeleiden en daardoor de vrees
voor alle gebeurlijkheden overbodig te doen zijn.
De gouverneur generaal was echter de man niet , om zich door
de hem voorgespiegelde schrikbeelden van de volvoering van zijn
voornemen te laten terughouden en begreep te regt, dat alle
die geschetste onheilen eene reden te meer voor hem moesten
zijn, om zich naar de plaatsen des ongeluks te begeven, waar
zijne komst opwekking en bemoediging kon schenken en zijne
milddadige hand verligting van den druk der rampen.
Weldra had de Ambon de reede van Batavia verlaten en
stoomde tusschen de eilandjes door, die als groote bloemvazen
in de baai van Batavia met hun altijddurend groen prijken,
groenende oasen in de ruime watervlakte, den zeelieden een
gids en een gevaar. Meermalen had ik meerderen dier eilandjes
bezocht en mij verlustigd in het omwaden er van over de
koraalriffen , die als onderzeesche tuinen in kleurenpracht en vorm-
verscheidenheid niet onderdoen voor de weelderige vegetatie,
die de eilandjes zelve kroont en eene veel meer geschakeerde
bevolking voeden van zeenetels, stekelhuiden, w r eek- en schaal-
dieren en visschen, dan de spaarzame fauna van het eiland
zelf aanbiedt.
Spoedig lagen die eilanden als groenende punten ver achter
ons en stoomden wij langs het lage land van Krawang oostwaarts.
De zee, nog kalm in de baai van Batavia, werd door den nog
stevig doorstaanden oostenwind van de drooge moesson in schui-
mende golven opgestuwd, deed de vaart van onze schroef boot
tot op slechts vier mijlen in de wacht terugbrengen en bragt
het schip in een onaangenaam stampen en slingeren , dat eenigen
onzer alras een begin van zeeziekte deed ondervinden. Gedu-
Digitized by
Google
— 8 —
rende den dag stoomden wij langs het kustland van Krawang.
Meerdere schepen, niet tegen den stijven oostenwind kunnende
opwerken, lagen onder den wal van het Krawangsche voor anker,
het doorkomen van den landwind afwachtende om hunne reis te
vervolgen. Het lage kustland van Oedjong Krawang en van
Oedjong Sedari kregen wij achtereenvolgens in het gezigt,
doch de dampige lucht belette ons de krawangsche ber-
gen, den Parang, Boerangrang, Tangkoebangprahoe en Boekit-
toenggoel te zien , bergen, welke bij helder weder tot ver in zee
hunne toppen en kruinen laten herkennen.
s' Morgens vroeg van den 2* September stoomden wij tus-
schen den hoek van Indramajoe en het Boompjeseiland. Eerst
in den namiddag van den 3* September bereikten wij de lengte
van het eilandje Mandelike, eene rots ten noorden van het voor-
gebergte van den Moeriah of berg van Japara, welke wij op
eenige mijlen afstands zuid van ons lieten liggen. De des daags
vrij sterke oostenwind bleef den voortgang van de Ambon zeer
vertragen, zoodat wij eerst in den namiddag van den 4» Sep-
tember het eiland Bawean en in den namiddag van den 5u
tusschen de eilandjes Solombo doorgingen. Bawean, ook Baviaan
of Lubeck geheeten, heeft eene bevolking van ongeveer 30000
zielen en behoort tot de residentie Soerabaja, van welke het eene
af deeling uitmaakt (1). Wij stoomden er zuidelijk op eenige mijlen
afstands langs heen. Het westelijke gedeelte van het eiland is
hooger dan het oostelijke, doch het middengedeelte verheft zich
het hoogste, ongeveer 2000 voeten boven de zeevlakte. Eenige
kegelvormige bergtoppen schenen mij toe op een vulkanisch ont-
staan van het eiland te duiden, hoezeer bezinkselvormingen er
niet zeldzaam zijn en er zelfs spraak van is geweest om de er
gevondene kolenbeddingen te ontginnen.
Terwijl wij Bawean voorbij stoomden , hulde zich het hoogere
(l) Z!e bijzonderheden omtrent dit eiland in een paar artikels, geplaatst in het
1° deel van den achtsten jaargang van het Tijdschrift van Nederlandsch Indië
en in het 2e deel van het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Tndië.
Digitized by
Google
— 9 —
gedeelte des eilands allengs in eene digter en digter wordende
wolkenmassa. De luchtlagen boven het eiland, met het dalen
der zon koeler wordende dan de luchtlagen boven dé zeevlakte,
verdikte zich de in de atmosfeer opgeloste waterdamp eerst om
de bergtoppen maar spoedig ook boven het geheele eiland tot
grootere en kleinere wolken, die zich allengskens meer en meer
zamenpakten en waarin het verbroken elektrisch evenwigt wei-
dra zich zocht te herstellen door op- en neerschietende bliksem-
stralen , welker gezigt in den vooravond ons aan het dek boeide.
De eilandjes Groot- en Klein-Solombo liggen wat noordelijker
dan Bawean, doch veel oostelijker, want terwijl Bawean onge-
veer ligt op de lengte van Soerabaja, zijn de Solombo's gelegen
ongeveer juist ten noorden van Banjoewangi of Straat Bali. De
Solombo's liggen op nog geen mijl afstands yan elkander ; Groot-
Solombo of Noessa Loembo zuidelijk van Klein-Solombo. Zij hebben
slechts eenige palen in omtrek, schijnen hun ontstaan aan riffen te
danken te hebben, en zijn laag, hoezeer Groot-Solombo in het zuid-
oosten een kegelbergje heeft van ongeveer 300' hoogte, misschien
wel de top eens vulkaans , welke grootendeels onder de zee bedolven
is en om welks helling de polijpen hunne riffen hebben opge-
bouwd. Hoezeer met eene rijke vegetatie bekleed, zijn beide
-eilandjes onbewoond en het grootste strekt slechts nu en dan ten
verblijfplaats aan zeeroovers, die er hunne praauwen herstellen
en zich van versch drinkwater voorzien. Op Groot-Solombo
moeten thans karbouwen gevonden worden, welke de overleden
sulthan van Sumanap er zou hebben doen overbrengen.
Tusschen Bawean en Solombo zagen wij de eerste zeevogels,
eenige meeuwen en vliegende visschen (Exocoetus unicolor CV.
en Exocoetus oxijcephalus Blkr). Op de verdere reis vertoonde
de zee meer leven. Bruinvisschen dartelden nu en dan in kortere
of langere , enkele of meervoudige reijen nabij het schip. Tonijnen
en boniten (Thijnnus thunnina CV., Thijnnus tonggol Blkr,
ïhijnnus pelamijs CV., Auxis thijnnoïdes Blkr) sprongen soms
met geheele scholen uit het water op of bewogen zich geheel
aan de oppervlakte der zee, het ligchaam slechts gedeeltelijk
Digitized by
Google
— 10 —
boven haar verheffende en nog op vrij grooten afstand herkenbaar
aan eene eigenaardige kabbeling, welke hunne scholen in de zee
deden ontstaan. Enkele keeren zagen wij groote haaijen bedaard
aan de watervlakte voortzwemmen , zich slechts verradende door
de boven den waterspiegel uitstekende rugvinnen. De vliegende
visschen vormden nu en dan scholen van meerdere miliioenen en
meermalen stoomden wij uren lang, alvorens die scholen geheel
gepasseerd te zijn. Opgejaagd door het geweldige ligchaam van
het stoomschip en de beroering des waters door de snelle omwen-
telingen der schroefbladen , vloden zij langs het schip uit het
water in eene achterwaartsche rigting, die ongeveer een' hoek
van 45° maakte met den romp des vaartuigs. Lang konden zij
zich echter niet boven het water houden en zij verhieven er
zich ook slechts een drie- of viertal voeten boven, om een tien-
tot twintigtal schreden verder weder in zee te storten. De
verschillende vliegende visschen (Exocoetus) , waarvan thans
reeds bijkans een veertigtal soorten bekend is, bezitten het
vermogen om zich boven het water vliegende of zwevende te
houden in zeer verschillenden graad. Dit vermogen is afhanke-
lijk van de grootte harer borstvinnen en voor een gedeelte ook
van die harer buikvinnen, maar, terwijl sommige soorten de
borstvinnen zoo lang hebben, dat. ze tot aan de staartvin reiken,
zoo als Exocoetus unicolor CV., Exocoetus speculiger CV., Exo-
coetus oxijcephaius Blkr, alle soorten van deze gewesten, zijn
die vinnen bij andere soorten zoo klein, dat ze volstrekt onvol-
doende zijn om hare ligchamen in de luchtruimte voldoende te
ondersteunen of zich door hare slagen er in te bewegen , zoo als
Exocoetus micropterus CV. van Boeroe en Amboina, enz.
In de Moluksche zeeën werd de reis bovendien nu en dan
verlevendigd door walvisschen , waarschijnlijk potvisschen (Phijseter
macrocephalus), van welke wij op meer of minder verwijderde
tijdstippen enkelen op eenigen afstand van het stoomschip te
zien kregen.
Den Gn September waren wij digt zuidelijk van Poeloe Matasiri.
Dit eiland is het zuidelijkste van eene kleine groep , waartoe ook
Digitized by
Google
— 11 —
Laurot of Laoet ketjil behoort. Het heeft eene lengte van onge-
veer eene halve mijl van west tot oost en verheft zich eenige
honderden voeten boven de zeevlakte. Matasiri naauwelijks gepas-
seerd zijnde, zagen wij ook Poeloe Laurot, hetwelk grooter en
hooger is dan Matasiri, doch door den verderen afstand minder
duidelijk herkenbaar was.
Met het aanbreken van den dag van den 7 n September waren wij
bij de Vijf- eilanden, Noesa Lima ofNoesa Sirih. Deze eilandjes,
vijf in getal, liggen op eene rei van noord naar zuid, zijn blijkbaar
met vegetatie bekleede koraalriffen, vlak, klein en onbewoond.
De zee was reeds kalmer dan gedurende de eerste dagen der reis.
Niet ver van Noesa Lima vingen wij eene haai, aan eene
van de kampanje in zee afhangende lijn, aan welke eene met
vederen omwondene haak bevestigd was. Deze haai was ruim
anderhalf ned. el lang en behoorde tot het geslacht Carcharias
en wel tot die afdeeling er van, bij welke de zijden der tanden
getand zijn (Prionodon). Deze soort was in de wetenschap nog
niet bekend. Naar haren breeden korten snuit, noemde ik haar
Carcharias (Prionodon) amblijrhijnchos. Ik beschreef haar naar
het leven (1), waarna ik kop en huid prepareerde voor mijn kabinet
van naturaliën. Het leven dezer soort is zeer taai. Slagen met
handspaken op den kop om het dier spoedig dood te maken,
hielpen weinig, niettegenstaande zij met de volle kracht van een'
sterken zeeman werden toegebragt. Bij de opening van het dier
bleek de maag volkomen ledig te zijn, zoodat het slechts door
honger er toe gebragt schijnt te zijn om in den haak te bijten.
In de streek waar wij dezen haai vingen , zagen wij noch vliegende
noch andere visschen. Toen wij later een paar koningsvisschen ot
zeesnoeken (Sphijraena jello CV.) vingen, geschiedde zulks
onder dezelfde omstandigheden en ook bij deze visschen was de
maag ledig.
Na Noesa Lima gepasseerd te zijn , stoomden wij meer noord-
oostelijk op de westkust van Celebes aan. Met het aanbreken
(1) Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, 10e deel, 1856.
.Google
Digitized by '
— 12 —
van den volgenden dag hadden wij het hooge land van Mandhar
voor ons en begonnen wij meer noordelijk koers te houden, om
door Straat Makassar langs de westkust en later langs de noord-
kust van Celebes naar Manado te stevenen.
Kaap Mandhar is den zeelieden bekend als eenigzins ge-
vaarlijk wegens de soms plotseling van daar waaijende hevi-
ge winden. Wij trofien er een dier windbu'jen. Een hevige
noordoostenwind maakte het noodzakelijk alle razeilen te bergen,
en naauwelijks was daartoe tijd genoeg. Dit verschijnsel moet
zich dikwerf herhalen. Het is gemakkelijk verklaarbaar uit de
groote massa land van Midden- Celebes , dat in het Mandharsche
zeer bergachtig is en zich in de nog van Straat Makassar op den
achtergrond zigtbare bergruggen tot meerdere duizenden voeten
boven de zeevlakte verheft. De sterke warmteuitstraling dezer
bergen brengt eene sterke verkoeling der op ze rustende lucht-
lagen teweeg en deze, daardoor digter wordende, dalen naar zee
om de daarop rustende warmere lucht te verdringen; en deze
verdringing geschiedt met te grootere snelheid, naarmate het
evenwigt in de temperatuur der luchtlagen boven zee en land
sterker verbroken is. Mijne voorspelling, dat deze wind naar
mate de zon hooger steeg in hevigheid zou afnemen om voor
stilte plaats te maken, moest zich uit den aard der zaak
dan ook spoedig verwezenlijken en na acht uur s' morgens begon
hij ook af te nemen om tegen tien uur over te gaan in stilte,
welke allengskens door eene zachte zeebries werd vervangen.
Het gezigt op de kust van Mandhar, langs welke wij den
geheelen dag voortstöomden , behoort ongetwijfeld tot de meer
fraaije. Meerdere bergketenen verheffen zich achter elkander
met onregelmatige , hier en daar hakkelige , toppen en geven een
geheel ander aanzien aan het landschap dan de vulkanische
kegelbcrgcn aan Java. Men gevoelt dan ook, daar een geheel
ander land voor zich te hebben , een land van oudere vorming
dan Java, en waarschijnlijk rijk aan nuttige delfstoffen. Maar
Midden- Celebes is nog even weinig bekend als ons gezag er
gering is. Slechts de naar het zuiden en het noorden uitstekende
Digitized by
Google
— 13 —
schiereilanden van Celebes zijn een weinig meer bekend, doch
ten opzigte van Midden-Celebes , enkele kuststreken uitgezonderd ,
bestaat nog nagenoeg volkomene onbekendheid. De wenschelijk-
heid van eene wetenschappelijke expeditie derwaarts is niet twij-
felachtig, zoowel in het belang der kennis van het land als
ter uitbreiding van ons gezag.
S toornende langs de kust van Mandhar, genoten wij de fraaije
gezigten op de njet eene weelderige en zeer geschakeerde vege-
tatie bekleede heuvels, die dadelijk achter het strand oprijzen
en slechts hier en daar kleine kustvlakten overlaten. Wild zijn
die heuvels daar nedergeworpen en laten over hunne steile rug-
gen of cloor hunne diepe ravijnen wegen naar het binnenland
open, waar al trotscher en trotscher wordende bergruggen zich
verheffen. Zeker is deze gesteldheid van Mandhar eene voorname
reden van de zucht naar onafhankelijkheid van zijne bewoners , die
zich door eene in den Indischen Archipel niet gewone veerkracht
kenmerken en zich ver van hunne onherbergzame kusten bege-
ven om op de riffen van vreemde zeeën zich met handel en tri-
pang vangst onledig te houden. De Mandharezen erkenden even-
wel nog kort geleden eene zekere staatkundige ondergeschiktheid
aan Boni , doch hebben zich, even als Sidenring , Tanette , Barroe
en Torathea in 1854 van Boni onafhankelijk gesteld. Lang te vo-
ren hadden zij zich reeds genesteld op verschillende plaatsen van
de lange landtong van het noordelijke schiereiland van Celebes,
waar meerdere plaatsen, zooals Sogenti, Taada, Kasimber en
Amphibaboe onder mandharesche prinsen staan.
Den geheelen dag bleef de kust van Mandhar in het gezigt,
zoodat wij door den verrekijker de menschen in dé overigens
spaarzame dorpen konden ontwaren. In den vooravond bereikten
wij Kaap William, noordelijk van welke het kustland zich meer
oostwaarts terugtrekt en lager is.
Van. hier af tot benoorden Straat Makassar was de zee zeer
stil, zoowel door eene weinig merkbare deining als door de zwakke
winden. Deze slegtheid der zee is den zqevaarders zeer wel be-
kend, en de kommandant van de Ambon, de heer Hugenholtz,
Digitized by
Google
— 14 —
had ons daarover vroeger reeds gesproken, toen ons schip in de
Javazee tegen de oostinoesson op gierde en stampte en slingerde
en meerderen aan boord zeeziek maakte. Het verschijnsel is
overigens gemakkelijk verklaarbaar, doordien Straat Makassar in
hare noordelijke helft slechts eene gemiddelde breedte heeft van
ongeveer twee graden (aan den uitgang der straat tusschen
kaap Donda en kaap Kanioengan van nog geen' graad) en
begrensd is door de beide groote landmassen van Celebes en
Borneo. Zoo al niet het geregeld doorkomen van de tegen el-
kander inloopende land- en zeewinden van beide eilanden daar-
door wordt verhinderd, kunnen die winden, in gewone omstan-
digheden, nimmer eene groote sterkte erlangen, vermits de koude
luchtstroomen der eilanden , elkander ontmoetende , elkanders vaart
stuiten, terwijl omgekeerd gedurende het heete van den dag de
koelere zeelucht westelijk in de straat naar Borneo en oostelijk
in de straat naar Celebes wil stroomen.
Den 9* September, met het opkomen der zon, waren wij
tegenover kaap Passangkajoe, behoorende tot het rijkje van
Kajeli, dat in 1854 bij traktaat onze souvereiniteit erkend heeft.
Het kustland is er heuvelachtig en met slanke op zich zél-
ve staande boomen begroeid. Achter die heuvels verliest zich
het oog in uitgestrekte vlakten, die meer op den achtergrond
in eene van het noorden naar het zuiden loopende bergketen
overgaan. Die bergketen heeft geen vulkanisch aanzien en ver-
toont slechts weinige bijzonder uitkomende toppen, welker
hoogte ik schat op ongeveer 4000 voeten.
Tegen twaalf uur s' middags waren wij tegen over de baai
van Palos. Het rijk van Palos beslaat de landengte, welke het
noordelijke schiereiland van Midden-Celebes scheidt. Van de
hoofdplaats Palos, aan de genoemde baai gelegen, gaat een weg
naar Parigi, eene handelplaats aan het zuiden der baai van
Gorontalo, bekend door het goud en de voortreffelijke paarden,
die van daar worden uitgevoerd. Men beweert, dat van Palos
ook een weg door Midden-Celebes naar Boni gaat. Indien, wat
ongetwijfeld wenschelijk is, het nederlandsche gezag over Midden-
Digitized by
Google
— 15 —
Celebes uitgebreid wordt, schijnt Palos of Parigi het gunstigste
gelegen te zijn voor de plaatsing van een' resident of gezagheb-
ber, en Palos schijnt zelfs de voorkeur te verdienen, in zooverre
het gelegen is aan een' grooten handelsweg en eene talrijke
bevolking heeft, welke aan de baai van Palos alleen, in de ne-
gorijen Palos, Dongoia en Tawali, meer dan 20000 zie-
len zou sterk zijn. Indien men mogt besluiten tot eene
staatkundige en wetenschappelijke expeditie naar Midden-Ce-
lebes, schijnt Palos ook het beste punt te zijn, van waar
uit de expeditie hare werkzaamheden zou kunnen aanvangen.
Na s' avonds de evennachtslijn gepasseerd te zijn , waren wij den
10* September met zonsopgang nabij het eilandje Noordwachter
het noordelijkste en meest westelijke van de lage en onbewoonde
Zeven-eilanden. Tusschen deze eilandjes en de eenige mij-
len noordelijker gelegene kaap Donda is het kustland weder
hoog en blikt men meer landwaarts in op bergtoppen, wel-
ke naar gissing meer dan 5000' hoog zijn en bij kaap Don-
da volgens Martendall zelfs eene hoogte zouden bereiken
van 9694 engelsche voeten of 2801 meters. Wij waren nu
Straat Makassar gepasseerd en hielden, na de Stroomenkaap
s' avpnds omgestoomd te zijn, oost een weinig noord koers
naar Manado. In Straat Makassar hadden wij slechts drie vaar-
tuigen ontmoet , een' chineschen schooner, een* engelschen walvisch-
vaarder en een vreemd getuigd inlandsch vaartuig, hetwelk een
verdacht voorkomen had. De walvischvaarders bezoeken dikwijls
Straat Makassar om op walvischachtige zoogdieren te kruisen. Wij
zagen echter geen dier dieren , voordat wij ons in de Moluksche
wateren bevonden. Het verdachte vaartuig was een praauw , ge-
brekkig getuigd, doch sterk bemand en goed gewapend. Toen
het ons schip koers er op zag zetten , deed het alle moeite om
ons te ontwijken en digt onder den wal te komen , doch bemer-
kende dat zulks niet gelukte, hield het zijn' ouden koers weder
en heesch onze vlag, terwijl de bemanning slechts gedeeltelijk
op dek bleef en bij het passeren van het stoomschip zich als
gewone inlandsche matrozen voordeed.
Digitized by
Google
— 16 —
Den 11* September stoomden wij in de zee van Celebes, koers
"houdende op het eilandje Manado toewa. Wij verloren tegen
den middag het land uit het gezigt en bereikten den 12«* met
zonsopgang bovengenoemd eilandje, hetwelk, met de eilandjes
Boenakin en Siladin, de baai van Manado in het noorden be-
schermt. Spoedig daarop hadden wij de reede van Manado
bereikt. Wij hadden alzoo ruim elf dagen besteed voor den
overtogt en dus geene spoedige reis gemaakt. Maar die reis
was allergenoegelijkst geweest en werd niet weinig veraangenaamd
door de minzaamheid van den gouverneur generaal en van zijne
voortreffelijke gade.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK IL
DE MINAHASSA.
Geringe belangstelling in en kennis van de Buitenbezittingen. — Algemeene
schets der Minahassa. — Geologische gesteldheid. — Planten en dieren.
— Anthropologische aanteekeningen. — Negoryen. — Huizen. — Overige
landschappen tot de residentie Manado behoorende. — Hunne verhou-
ding tot het gouvernement — Administratieve verdeeling der Minahas-
sa. — Afdeelingen en distrikten. — Bevolking * der Minahassa in 1854
en vroegere jaren.
Wanneer men jaren lang in Nederlandsch Indië slechts op
Java heeft doorgebragt, erlangt men gewoonlijk slechts eenzijdige
en weinig ruime begrippen van de schoone en uitgestrekte be-
zittingen, welke met Java den Indischen Archipel vormen. De
zoogenaamde buitenbezittingen wekken op Java slechts weinig de
belangstelling op en zijn daardoor veel minder bekend dan zij
verdienen. Zelfs was, nog weinige jaren geleden, de aandacht
van het gouvernement slechts bijkans alleen op het groote
winsten afwerpende Java gevestigd en liet men de buitenbezittin-
gen, voor zoo veel het kon, aan hun lot over. Sedert heeft die
onverschilligheid bij het gouvernement plaats gemaakt voor krach-
tige pogingen om de rijke gewesten buiten Java tot eene meer-
dere ontwikkeling te brengen , doch bij het gros der ingezetenen
is de belangstelling weinig toegenomen en wordt slechts nu en dan
meer opgewekt, wanneer hier of daar verzet der inlandsche be-
volkingen ons gezag bedreigt of krijgstoerustingen noodig maakt.
Digitized by
Google
— 18 —
Sumatra en Borneo hebben in de jongste tijden voorbeelden
opgeleverd van aanmerkelijken vooruitgang. Minder bekend is
echter de vooruitgang van een gewest, wat ik in deze bladen
eenigzins nader zal trachten te schetsen, een gewest, waar de
zegeningen van kuituur en beschaving meer en meer het deel wor-
den van een honderdduizendtal zielen en eene nog verdere ontwik-
keling wordt voorbereid van den bloei en welvaart eener vreed-
zame en nijvere bevolking.
De Minahassa heeft eene uitgestrektheid van 87,2 d duitsche of
geographische mijlen (4785 o kilometers of 2107 o javasche palen)
en is zeer zeker een der belangrijkste gewesten van den Indischen
Archipel. Wel beslaat de Minahassa slechts een betrekkelijk klein
gedeelte van het groote eiland Gelebes en is er als het ware in den
uitersten noordoostelijken hoek teruggedrongen, maar meer dan
eenig ander gewest van dit groote eiland , heeft zij een' gezegenden
bodem en heilzame klimaten ; meer dan eenige andere streek heeft
zij eene stille en talrijke bevolking , die , vroeger een statenverbond
uitmakende, zich onder het beschermende gezag van het Neder-
landsche gouvernement heeft gesteld en daarvoor sedert lang rust
en welvaart geniet.
De Minahassa maakt zelfs slechts een klein gedeelte uit van de
residentie Manado. Tot deze residentie toch wórdt gerekend geheel
het noordelijke schiereiland van Celebes, waarvan de Minahassa
slechts het uiterste noordoostelijke einde beslaat ; alsmede een groot
gedeelte van het land ten zuiden van de golf van Tomini, oostelijk
zich uitstrekkende tot aan Tandjong Api bezuiden het eiland
Togian gelegen en zuidelijk tot aan het waterscheidend gebergte
toe; voorts de eilanden in genoemde golf en langs de noordkust
van Celebes, alsmede de Sangir- en Talaut-eilanden , die onze
noordelijkste bezitting in den Indischen Archipel uitmaken. Maar
de Minahassa of het eigenlijke Manado is verreweg het belang-
rijkste gedeelte der residentie. Onze invloed verder zuid- en
westwaarts en op de eilanden is nog beperkt en in vele gewes-
ten zelfs naauwelijks noemenswaardig.
De Minahassa is merkwaardig door hare geologische gesteld-
Digitized by
Google
— 19 —
heid. Zij is als het ware een verlengsel van Celebes, dat in
latere geologische tijden zich door vulkanische opheffing aan het
overige eiland heeft gehecht. Men heeft de Minahassa nog nftt
in eene zuidelijke rigting verlaten, of men bevindt zich in de
goudlanden van het distrikt Ponosakan, die zich westwaarts in
de goudlanden van Bolang mogondo voortzetten, landen die door
hunne goudmijnen reeds bewijzen, dat zij van een' ouderen oor-
sprong zijn dan de Minahassa. Inderdaad de geheele Minahassa
is eene aaneenschakeling, een netwerk van vulkanen, welke deels
nog werken, deels echter hunne werkzaamheid reeds hebben
verloren. De Klabat, Lokon en Sepoetan zijn de voornaamste
kegelbergen der Minahassa, doch om en tusschen den driehoek,
welken men over hunne toppen kan trekken, zijn nog andere
talrijke vulkanische kegels, door jukken en ruggen veelvoudig
met elkander verbonden en meerdere hoogvlakten omsluitende,
waaronder de vlakten van Tomohon en Tondano wel de belang-
rijkste zijn en ruim een paar duizend voeten boven de zeevlakte
gelegen.
Treffend is de overeenkomst der Minahassa in een geo-
gnostisch opzigt, met vele gedeelten van Java. Ik heb een
vrij groot gedeelte der Minahassa doorreisd, van de westkust
te Manado naar het zuiden tot Langowan (eenige palen zuidelijk
van het meer van Tondano) , en van Langowan noord- en oost-
waarts tot Kema, aan de oostkust, — maar overal trof ik slechts
aan een trachietisch kerngesteente, dikwijls in ver ontleeden
toestand verkeerende, dikwerf bedekt met losse trachietblokken ,
veelal ook bedolven onder talrijke lagen van vulkanisch puin
en zand, door latere uitbarstingen over de massieve trachietge-
steenten uitgestort, en zelve bedekt door aangespoelden grond of
eene dunnere of dikkere laag humus. Nergens heb ik een spoor
gezien van oudere of zelfs van tertiaire bezinkselvormingen, maar des
te meer sporen van nog werkende vulkanische krachten; vertegen-
woordigd door talrijke solfataren. En rigt men den blik van de hoo-
gere punten op de streken , die buiten het door mij bereisde centrale
gedeelte der Minahassa zijn gelegen, dan duiden de heinde en
Digitized by
Google
— 20 —
verzigtbare kegeltoppen van de meer verwijderde bergen aan, dat
de geoloog daar geene andere formaties te wachten heeft. De land-
schappen van het centrale gedeelte der Minahassa riepen mij dan
ook telkens Java weder voor den geest, en indien niet de vegetatie
sommige op Java niet voorkomende vormen, en hier en daar, vooral
door sommige palmen, voornamelijk de sagoweer- en woka-pal-
men, eene eigenaardige phijsiognomie vertoonde, zou men, des
onbewust, ligtelijk meenen in een of ander gedeelte van Java
te zijn verplaatst. Evenwel is de Minahassa Java slechts in
miniatuur. De bergen zijn er niet zoo hoog, de hooglanden
niet zoo uitgestrekt, de kraters en solfataren op eene kleinere
schaal. Slechts de Klabat verheft zich tot eene hoogte van
weinig meer dan 2000 meters en doet dus ver onder voor de
geweldige vulkanische pieken van Java, meerdere van welker
tot bijkans of meer dan 3000 , enkele zelfs tot meer dan 3400 meters
boven de zeevlakte zich verheffen. De hoogvlakten hebben er op ver-
re na niet de uitgestrektheid van die van Bandong en Malang of
zijn althans niet door zulke indrukwekkende bergmassen omsloten.
De kraters en solfataren en modderwellen hebben er geenszins den
ijzingwekkenden omvang van die van den Tankoebanprahoe , van
Koewoe. Maar de indruk van het geheel van de Minahassa is
niet minder bekoorlijk dan die van Java's schoonste streken en
zij is zuiverder en blijvender, omdat de geringe afstanden het
beeld van het gewest meer in zijn geheel laten aanschouwen.
Van de dierenwereld ziet men, de Minahassa doorreizen-
de, slechts weinig. Het is daar als elders in de keerkrings-
gewesten. De landdieren leven er voornamelijk slechts s' nachts
en in de schemering. Zij verbergen zich veelal des daags
in hunne holen, in het diepe der ravijnen of in het digte
der wouden , om eerst bij of na zonsondergang het leven ruimer
te genieten. Het is alzoo eene bijzonderheid, wanneer de reiziger
eens een of ander dezer gewesten eigen zoogdier te zien krijgt,
en met de vogels en kruipende dieren is het evenzoo. Op de
geheele reis door de Minahassa zag ik in de vrije natuur slechts
een' enkelen zwarten celebischen aap (Cijnopithecus niger Geoffr.) en
Digitized by
Google
— 21 —
geen enkel kruipend dier; van de vogels slechts hier en daar
eenige zingvogels en wilde duiven en eenden, en nu en dan enkele
arenden, die hoog boven het geboomte de luchtruimte door-
kliefden. Hier en daar fladderden enkele vlinders tusschen de
struiken en lagere planten rond en zweefden talrijke juffertjes
over de meer vochtige plaatsen. Niettemin is de fauna van
de Minahassa zeer merkwaardig.
De anoa (Anoa depressicornis H. Smith) en babiroessa (Babi-
rusa alfurus Less.) zijn uiterst merkwaardige zoogdiervormen.
De koeskoes (Cuscus ursinus Less.) heeft hier zijne meest westelijke
woonplaats. De zwarte aap en het spookdier (Tarsius spectrum
Geoffr.) verdienen bijzondere opmerking onder de vierhandige
dieren. Eigenlijke roofdieren voedt de Minahassa geene andere
dan civetkatten. Vledermuizen , eekhoorntjes en andere knaag-
dieren worden er in meerdere soorten vertegenwoordigd.
Wat de vogels betreft, verdienen de jaarvogels (Buceros exa-
ratus Temm., Buceros cassidix Temm.) het meest opgemerkt te
worden. De alfoeren bezigen de snavels met de vreemdsoortige
neuskammen dezer vogels om er hunne hoofdtooisels mede te
versieren, wanneer zij zich bij plegtigheden in hunne nationale
kostumen vertoonen. De papegaaijen van Celebes onderscheiden
zich nog niet door de kleurenpracht , welke de moluksche papegaaijen
zqo doet schitteren. Meerdere soorten van duiven zijn in de
Minahassa aangetroffen , waaronder Columba Reinwardtii Temm. ,
Columba hijogastra Rwdt, Columba monacha Rwdt, Columba
purpurata Lath. en Columba diademata Temm. Van de roof-
vogels kent men in de Minahassar Falco leucogaster Lath., Falco
malaijensis Rwdt en Falco liventer Temm. Een der merkwaar-
digste vogels van de Minahassa is de amearo (Scijthrops Novae
Hollandiae Lath.), de weervoorspeller der alfoeren. Overigens
kent men van daar nog soorten van Drijmophila, Ceblephijris ,
Lamprotornis , Scissirostrum, Merops, Alcedo, Climacteris, Cen-
tropus, Megapodius, Phoenicophaeus, Parra, Oedicnemus, Galli-
nula, Ardea en Sterna.
Wat de kruipende dieren aangaat, van geheel Celebes kent
Digitized by
Google
— 22 —
men er tot nog toe slechts een veertigtal soorten van , welke echter
voor een groot gedeelte tot de fauna der Minahassa behooren.
De kustwateren voeden twee zeer nuttige schildpadden, Chelonia
midas Schw., gewild wegens haar smakelijk vleesch , en Chelonia
imbricata , niet minder gewild wegens haar karet. Van de hage-
disachtige dieren is Histiurus amboinensis Cuv. de meest bijzon-
dere vorm, ofschoon ook de gewone leguaan (Varanus bivittatus
D.B.), de gestreepte draak (Draco lineatus Daud.), eene eigene
soort van gekko (Platijdactijlus monorchis D.B.) en de Sebasche
skink (Euprepes Sebae D.B.) er voorkomen. De slangen worden
in de Minahassa vertegenwoordigd, behalve door de giftige
.zeeslangen (Pelamijs bicolor Daud., Hijdrophis pelamidioides
Schl.) en driehoekkopslangen (Bothrops viridis Wagl. en Tropido-
laemus Wagleri D.B.), door talrijke andere minder schadelijke
of onschadelijke soorten van de geslachten Calamaria, Rabdion,
Cijlindrophis , Xenopeltis en Acrochordus , Cerberus , Eurostus ,
Gonijosoma, Drijinus, Tragops, Leptophis, Elaphis, Dendrophis,
Lijcodon, Triglijphodon , Dipsas, Amphiesma, soorten welke
Celebes voor een groot gedeelte met andere eilanden van den
Archipel gemeen heeft en waarvan slechts Cijlindrophis me-
lanota Wagl., Rabdion Eorsteri D.B., Leptophis olivaceus D.B.
tot nog toe alleen op Celebes zijn aangetroffen. De geweldige
petola-slangen , de oelar santja of oelar sawah der Javanen (Pij-
thon reticulatus D.B. of Pijthon molurus D.B.) moeten insgelijks
in de Minahassa voorkomen. De bekende kikvorschachtige die-
ren van de Minahassa , Rana macrodon Kuhl, Polijpedates rugosus
D.B. en Bufo asper D.B. zijn niet aan Celebes eigen, maar
leven ook elders in den Indischen Archipel.
De visschen van de Minahassa zijn eerst door mijne naspo-
ringen meer bekend geworden. De zoetwatervisschen zijn weinig
talrijk en bepalen zich tot soorten van Dules, Anabas, Ophice-
phalus, Cestraeus, Sicijdium, Platijptera en Anguilla, welke
nagenoeg alle ook op andere eilanden van den Archipel voor-
komen. Opmerkelijk is er de volstrekte afwezigheid van soorten
uit de familiën der Karpers en Meervallen, waaraan het aan-
Digitized by
Google
— 23 —
grenzende Borneo nog zoo rijk is. Onder de meer dan 500
soorten van zeevisschen , welke mij reeds van Celebes bekend zijn ,
komen er meer dan 200 op de wateren van Manado. Hier zal
ik slechts noemen als, voor zoover bekend is, aan Celebes eigene
soorten, Holocentrum melanotopterus Blkr, Aploactis trachijce-
phalus Blkr, Scolopsides leucotaenioides Blkr , Amphacanthus tetra-
zona Blkr, Gobius decussatus Blkr, Eleotris belobrancha CV.
Ten opzigte van de ongewervelde dieren der Minahassa is de
bestaande kennis nog naauwelijks noemenswaardig.
Geheel anders voorts doet zich de Minahassa voor als Java,
voor wie slechts het oog slaat op de bevolking en op de plaatsen ,
waar zij zich heeft gevestigd.
De Manadorezen, vooral de bewoners der binnenlanden, de
alfoeren, zijn van een* krachtigen ligchaamsbouw. Iiijziger dan
de Javaan, is hun spierstelsel in het algemeen sterker ont-
wikkeld, zonder dat zulks afbreuk doet aan de slankheid en
fraaiheid van den algemeenen bouw des ligchaams; en ofschoon
hunne gelaatstrekken in het algemeen weinig fraai zijn door hun-
nen min of meer schuinschen stand der oogspleet, uitpuilende
jukbeenderen, platten neuswortel, breede neusvleugels en dikke
lippen, hebben zij in de uitdrukking der oogen, in den openen
stand der neusgaten, in de buiging der lippen en de fraai ge-
vormde kin iets bijzonders , wat hun gelaat iets meer degelijks en
aangenaams geeft dan dat des Javaans of Maleijers. Deze uit-
drukking wordt nog gunstiger gemaakt door den ovalen vorm
van den schedel, gewelfd, weinig glooijend voorhoofd, hooge
kruin en klein afgeplat achterhoofd , — doch aan den anderen kant
weder verminderd door het regte stijve weinig glanzige zwarte
hoofdhaar, hetwelk zij in het algemeen naar achteren tot in den
nek en naar voren tot midden over het voorhoofd laten afhangen.
Deze tegenstelling tusschen den Javaan of Maleijer en den
bewoner der ' Minahassa wordt nog verhoogd door het verschil
in kleeding. De Manadorezen zijn voor een groot gedeelte chris-
tenen, voor een nog grooter gedeelte heidenen en voor een zeer
klein gedeelte mohammedanen. In de door mij bereisde streken
zijn de christenen met betrekking tot de volgers van andere
Digitized by VjOOQIC
— 24 —
godsdiensten reeds zeer talrijk en in de afdeeling Tondano over-
treft hun aantal zelfs reeds aanmerkelijk dat der heidenen, ter-
wijl de mohammedanen hoofdzakelijk op de hoofdplaatsen Manado,
Kema en Belang zijn zamengedrongen , doch in de geheele Mi-
nahassa naauwelijks 1300 zielen tellen. De in den Indischen
archipel onder de mohammedanen gebruikelijke kleederdragt is
onder de christenen en heidenen niet in zwang en de meeste
mannen, die wij ontmoetten, waren gekleed in eene zwarte of
witte kabaai en ligten pantalon , terwijl velen ook onder de kabaai
een wit op de borst gesloten vest of hemd droegen en het
hoofd steeds onbedekt was. Ik bedoel hier het gros der bevol-
king, want de meeste inlanders van eenigen rang of gezag waren,
althans tijdens het doorreizen van den gouverneur generaal, op
gewone europesche wijze in het zwart gekleed en met niet zeer
talrijke uitzonderingen , in den regel zoodanig , dat een fatsoenlijke
Europeaan er zich niet voor zou behoeven te schamen op dezelfde
wijze gekleed te gaan.
Een minder gunstig voorkomen dan de mannen hebben de
vrouwen in de Minahassa. Hare kleeding bestaat gewoonlijk
in eene sarong en kabaai en verschilt alzoo weinig van die der
Javasche vrouwen. Hare ligchaamsvormen zijn niet zonder eene
zekere bevalligheid, maar haar gelaat mist in den regel de uit-
drukking, welke in de mannen der Minahassa bevalt, en slechts
weinigen van de duizenden vrouwen, die ik gezien heb, waren
als schoonheden te beschouwen. De weinig talrijke schoonere
vrouwen zag ik voornamelijk in de distrikten Kakas en Tondano en
onderscheidden zich veelal door een' aangenamen golvenden vorm
der bovenlip, fraai afgeronde kin en heldere openstaande oogen.
Doorreist men de Minahassa, dan wordt men getroffen door
den goeden aanleg der negorijen, den netten bouw der eenvou-
dige huizen en het waas van welvaart, dat er over huizen en er-
ven verbreid ligt. Van die negorijen zijn er, de hoofdplaatsen
Menado en Kema niet medegerekend , meerderen, welke met
meer dan 2000 of 3000 zielen bevolkt zijn en eene uitge-
strektheid hebben, voor meerdere niet onbelangrijke euro-
pesche steden ruim genoeg. Die betrekkelijk groote uitgestrekt-
Digitized by VjOOQIC
— 25 —
heid der minahassasche dorpen is daaraan toe* te schrijven,
dat elk huis veelal aan eene enkele of aan een paar farai-
liën behoort en van een vrij ruim erf is omgeven. De hui-
zen zijn gewoonlijk op palen gebouwd , van hout of van bamboe
opgetrokken en met atap gedekt. Tn de voornamere wijken der
doorreisde dorpen , waren ze in den regel van hout en netjes
wit geverwd niet eene soort van pijpaarde, het ontledingsprodukt
van een trachietisch gesteente, dat in de Minahassa niet zeldzaam
is. De hooge plaatsing der huizen op palen doet ze goed uit-
komen van tusschen de veelsoortige vruchtboomen , waarmede
de erven zijn beplant, die zelve door nette levende heggen van
elkander en van de straten of wegen zijn gescheiden. Nog niet
lang geleden waren de woningen in de meeste distrikten veel
grooter, op hooge palen gebouwd, met heidensche zinnebeeldige
voorstellingen versierd en een grooter aantal gezinnen huisvesting
verschaffende. Deze bouwwijze is door de veiligheid en de toe-
nemende beschaving onnoodig en ondoelmatig geworden en zij
verdwijnt thans zelfs reeds in de nog grootendeels heidensche
distrikten.
Zooals ik boven reeds gezegd heb , maakt de Minahassa of
het Bondgenootschap van Manado slechts een gering gedeelte
uit van de residentie Manado. Maar zij is het eenige gedeelte der
uitgestrekte residentie, wat onder dadelijk beheer staat van het
nederlandsche gouvernement en met behulp van de inlandsche
volkshoofden door gouvernementsambtenaren wordt bestuurd.
De overige afdeelingen van de residentie zijn:
a. De afdeeling Gorontalo, omvattende alle de landschappen
welke noordelijk van de hoofdplaats Gorontalo en aan de groote
golf van Tomini of Gorontalo zijn gelegen, t. w. Limbotto, Bone,
Bintauna, Soewawa, Bolango, Attingola, Boealemo, Moeton,
Parigi, Saoessoe, Posso, Tongko en Todjo, alsmede de in de
golf gelegene Togian-eilanden. De eigenlijke Gorontalpsche land-
schappen, t. w. Gorontalo, Limbotto, Bintauna, Soewawa,
Bolango, Attingola, Bone en Boealemo, staan onder het meer
dadelijk toezigt van een' te Gorontalo gevestigden adsistent resi-
Digitized by
Google
— 26 —
dent, terwijl het onmiddellijke bestuur over de bevolking in
handen is van de vorsten en hoofden des lands, welker verhou-
ding en verpligtingen bij kontrakten zijn geregeld. De land-
schappen Moeton en Farigi staan slechts in staatkundige onder-
geschiktheid aan het gouvernement volgens met ze in 1850
geslotene kontrakten, terwijl de landschappen langs de zuidkust
der golf van Tomini en de Togian-eilanden niet in regtstreeksche
betrekking tot het gouvernement staan.
b. De landschappen langs de noordkust van Celebes, t. w.
Bolang mogondo, Bolang bangka, Bintauna, Bolang itam, Kaij-
dipang, Bwool en Tolitoli. De verhouding dezer landen tot het
gouvernement is gegrond op kontrakten, bij welke die landen
in leen zijn gegeven en schatting is opgelegd , deels nog bestaande
in de levering van eene zekere hoeveelheid goud tegen geringen
prijs , en voor zoo veel Kaijdipang en Bolang itam betreft , sedert
eenigen tijd veranderd in eene jaarlijksche opbrengst in geld,
berekend tegen ƒ 5 per huisgezin, Het bestuur dezer land-
schappen is overgelaten aan de radja's en hoofden des lands.
c. De Sangir- en Talaut-eilanden , verdeeld in de radjaschap-
pen Tagoelandang , Siauw, Manganitoe, Taroena, Kandahar en
Taboekan. De verhouding der Sangir-eilanden is geregeld bij
kontrakten, bij welke zij in leen zijn afgestaan. De bewoners
erkennen zich als onderdanen van het gouvernement doch zijn
aan geene schatting onderworpen. De Talaut-eilanden maken
een onderdeel, uit van de Sangirs en staan onder het gezag van
hoofden, die door de Sangiresche radja's worden aangesteld.
De bevolking der landschappen, behoorende tot de afdeeling
Gorontalo en der landen aan de noordkust van Celebes is groo-
tendeels mohammedaansch , staat althans grootendeels onder mo-
hammedaansche radja's, terwijl de Sangirezen voor verre weg
het grootste gedeelte christenen zijn. Aan het einde van het
verhaal der reis door de Minahassa zal nog een nadere blik op
de rijkjes van Gorontalo en die der noordkust van Celebes wor-
den geworpen.
De Minahassa zelve is verdeeld in de vijf afdeelingen Manado, Ke-
Digitized by
Google
— 27 —
ma, Tondano, Amoerang en Belang (1). Van deze afdeelingen be-
slaat Kemahet noordelijke en noordoostelijke gedeelte der Minahassa,
Manado het westelijke, Amoerang het zuidwestelijke, Belang het
zuidoostelijke en Tondano het centrale gedeelte. Met uitzondering
van de afdeeling Manado , welke onder het meer onmiddellijk opzigt
staat van den resident, zijn over die afdeelingen ambtenaren
geplaatst met den titel van opziener, die het toezigt oefenen
over de werkzaamheden van de bevolking en van hare hoofden
en belast zijn met de dagelijksche leiding der aangelegenheden
van binnenlandsch bestuur, alsmede met verschillende admini-
stratieve werkzaamheden. Deze opzieners, welke dezelfde dien-
sten verrigten als de kontroleurs op Java, genieten eene be-
zoldiging van/ 125 tot / 75 s'maands benevens / 20 als indem-
niteit voor reiskosten. Het onvoldoende der organisatie van het
personeel van het binnenlandsch bestuur heeft reeds voorstellen
uitgelokt om daarin verbeteringen te brengen. Het personeel
der europesche ambtenaren in de geheele residentie Manado is
nog gering te noemen. Buiten de Minahassa is sletfhts een en-
kel ambtenaar gevestigd, de adsistent-resident van Gorontalo,
die eene bezoldiging geniet van ƒ 300 s' maands. De overige
ambtenaren zijn alle in de Minahassa zelve geplaatst, t. w. te Manado
1 resident, bezoldigd met ƒ1000 s' maands, 1 sekretaris met / 400,
1 kommies met ƒ 200 s'maands; voorts 3 opzieners, te Kema,
Tondano, Amoerang, ieder bezoldigd met / 175, en 1 opziener te
Belang met/ 75, 1 pakhuismeester te Belang met/ 200 en
6onderpakhuismeesters, te Tomohon, Tondano, Kakas, Rembo-
keng, Tanawangko enSonder, ieder met/ 70 s'maands.
Elke der 5 afdeelingen van de Minahassa is weder verdeeld
\1) De administratieve indeeling der Minahassa heeft meermalen wijzigingen
ondergaan. De tegenwoordige verdeeling in vijf afdeelingen is eerst van den
jongsten tyd. Op de Kaart van de Minahassa van den heer P. Baron
Melvül van Carnbee, in 1853 zamengesteld, komen voor dè tegenwoor-
dige afdeelingen Manado en Belang. De afdeeling Kema is daar uitge-
drukt door Tonsea en IAkoepang en de afdeeling Amoerang door Amoerang
en Tanawanko.
Digitized by
Google
— 28 —
in eenige distrikten. In het geheel zijn er 26 distrikten, van
welke 5 behooren tot Manado t. w. Manado , Aris , Klabat dibawa ,
Negribaroe en Bantik; 3 tot Kenia t. w. Tonsea, Klabat diatas
en Likoepang; 8 tot Tondano t. w. Tondano toelian, Tondano toeli-
mainbot, Tomohon, Kakaskassang , Saronsong, Rembokeng, Kakas
en Langowan ; 7 tot Amoerang, t. w. ïombariri, Sonder, Kawangko-
an, Tompasso, Tonibasian, Romohon en Tonsawang; en 3 tot
Belang t. w. Passan, Ratahan en Ponosakan.
De hoofden dezer distrikten zijn alle inlanders, doch op
slechts enkele uitzonderingen na, christenen, menschen van
zekere beschaving en kennis, en die men, ze in hunne zwarte
europesche kleeding en in hunne beschaafde manieren ziende,
ligtelijk voor Europeanen zou houden, indien niet hunne kleur
en gelaats vormen ze als inboorlingen der Minahassa kenmerkten.
Vroeger werden deze distriktshoofden ook wel kapala balk ge-
naamd, welke naam zijn' oorsprong ontleende aan de omstan-
digheid, dat de distriktsbevolking verpligt was den hoofden jaarlijks
een bepaald aantal balken te leveren voor het onderhoud van
s' lands gebouwen. Bij de opheffing van het stelsel der Kom-
pagnie heeft men ook dezen titel afgeschaft en hem in dien van ma-
joor of hoekom besar veranderd. Elk distrikt heeft twee hoofden.
De eigenlijke chef van het distrikt heeft den titel van majoor of
hoekom besar; het tweede hoofd dien van hoekom kadoewa.
De titel van majoor Is hooger dan die van hoekom besar,
doch beider betrekking tot het distrikt is dezelfde. Zij worden
door den resident van Manado benoemd en ontslagen, doch
onder nadere goedkeuring, wat de majoors betreft van het gou-
vernement en wat de hoekoms besar aangaat, van den gou-
verneur der Moluksche eilanden. Vroeger was de benoeming
dezer hoofden eenigzins afhankelijk van de keuze des, volks en
hadden hunne regelingen en verordeningen de goedkenring noo-
dig van den bondsraad. Thans echter staan zij vrij volkomen
onder het gouvernement en zulks geheel overeenkomstig hunnen
wensch. Zij zouden het als eene gunst beschouwen, indien het
gouvernement hen tot eigenlijke ambtenaren verklaarde.
Onder deze distriktshoofden heeft elke negorij haar eigen hoofd.
Digitized by
Google
— 29 —
Negorijen zijn er in de Minahassa meer dan 300 , elke gemiddeld
bevolkt met ruim 300 zielen. De dorpshoofden dragen den titel
van hoekom toewa of kapala djaga. Zij hebben weder een naar
de grootte der dorpen verschillend aantal kleinere hoofden onder
zich, die hoekom ketjil genoemd worden en slechts gezag heb-
ben in eene wijk of over een zeker aantal huisgezinnen. Behalve
deze dorpshoofden zijn er in elke negorij nog zoogenaamde
mewittings of hoofden van een zeker aantal werkbare mannen.
Geen dezer distrikts- of dorpshoofden wordt door het gouver-
nement bezoldigd. Zij genieten daarentegen percenten van de
hassil (hoofdelijke belasting, over 1855 gemiddeld / 1 per hoofd
bedragende) en van de koffijkultuur (1), terwijl de eerste dis-
triktshoofden bovendien genieten / 1 s' jaars van elk huisgezin,
de tweede distriktshoofden ƒ l /2 s' jaars van elk huisgezin en de
dorpshoofden vijf dagen arbeid s' jaars van elk huisgezin. Rekent
men nu, dat de distrikten, zooals hieronder nader zal blijken,
eene inlandsche bevolking hebben van in den regel meer dan
2000, soms van meer dan 5000 zielen, dan ontwaart men, dat
de hoofden een goed inkomen genieten, zonder eenig bezwaar
voor het gouvernement.
De bevolking der Minahassa, in 1851 en 1852 nog bijkans
100000 zielen sterk, is in de jongste tijden door hevig gewoed
hebbende epidemiën van koortsen, mazelen en dysenterie, met ee-
nige duizenden zielen verminderd (2) en bestond op het einde van
het jaar 1854 nog uit 92,546 zielen.
Dit cijfer, is gering in verhouding tot de uitgestrektheid des
(1) In 1854 genoten de hoofden der Minahassa ƒ 19112, t. w. ƒ 1 koper voor
eiken pikol koffij, welke som onder de eerste en tweede distriktshoofden en
de dorpshoofden van 17 distrikten werd verdeeld.
(2) In 1849 bestond de bevolking uit 95661 en in 1853 nog uit 99588
zielen. In 1854 was de mortaliteit zeer groot, zynde bijkans \ tier bevolking
uitgestorven (12821 zielen), terwijl slechts 3348 geboorten plaats hadden of
1 geboorte op ongeveer 29 zielen. In de afdeeling Amoerangwas de sterfte het
grootst, zynde daar 22 \ percent der bevolking overleden ! In het jaar 1829 zou
de bevolking 108000 zielen sterk geweest zyn, doch het is later gebleken, dat
de bevolking der rykjes bewesten de Minahassa onder dat cyfer was begrepen.
Digitized by
Google
— 30 —
lands, welke niet veel verschilt van de uitgestrektheid van het eiland
Madura, hetwelk, zelf niet digt bevolkt, toch ruim driemaal meer
bewoners heeft, terwijl de nagenoeg even groote residentie Samarang
meer dan zeven maal sterker is bevolkt. Onder de bevolking der Mi-
nahassa waren in 1854 602 Europeanen of afstammelingen van
Europeanen (ongeveer 60 blanken en de overigen kleurlingen) ,
669 Chinezen of pernakan-Chinezen en 314 slaven , terwijl de ove-
rigen tot de inlandsche bevolking van de Minahassa behoorden. Deze
inlanders echter worden weder verdeeld in twee groote kategoriën
n. 1. in burgers, dat is vrije menschen, die niet voor heeren-
diensten , kultures enz, kunnen worden opgeroepen ; — en inlanders,
die wel tot die diensten verpligt zijn. De burgers zijn voorts
christenen of mohammedanen en voornamelijk in de afdeelings-
hoofdplaatsen gevestigd. Op het laatst van 1854 bedroeg hun
aantal (vrouwen en kinderen medegerekend) 3322, waarvan
1999 christenen waren. De inlanders worden weder verdeeld
in christenen, mohammedanen en heidenen en waren gezamen-
lijk op het genoemde tijdstip 87,639 zielen sterk t. w. 28,017
christenen, 976 mohammedanen en 58,646 heidenen. De Chi-
nezen zijn slechts op de afdeelingshoofdplaatsen gevestigd en
tot daar beperkt, kunnende zij de overige negorijen slechts
doorreizen om er handel te drijven, zonder er zich te mogen
vestigen. Bijkans alle Chinezen wonenter hoofdplaatse Manado,
zijnde overigens slechts 37 hunner te Amoerang en 2 te Kema
gevestigd. Het christendom heeft de grootste voortschreden ge-
maakt in de afdeeling Tondano en de minste in de afdeeling
Belang, waar de mohammedanen de christenen in getal verre
overtreffen, althans in de distrikten Belang en Ponosakan, terwijl
de distrikten Passan en Ratahan nog bijkans geheel heidensch
zijn. De afdeeling Tondano is absoluut het sterkst bevolkt
(33000 zielen); daarop volgt in talrijkheid van inwoners de
afdeeling Amoerang (30000 zielen), dan Kema (14000 zielen),
dan Manado (bijkans 9000 zielen) en onderaan Belang (4000
zielen). De volgende staat geeft een overzigt der bevolking in
de verschillende distrikten der Minahassa op het einde van 1854.
Digitized by
Google
- 31 -
Bevolking der Minahmsa op hei einde van 1854.
a
%
Distrikten.
o
€8
G
•3
I
l
fep
Hoofdplaats Manado
Manado
Aria
Negri baroe
Klabat dibawa
Bantik
Tot.
\ Tonsea
> Klabat diatas
; Likoepang
Tot.
Tondano toelian
! Tondano toelimambot
Rembokeng
Kakas
Langowang
Saronsong
Tomohon
Kakaskassang
Tot.
(Hoofdplaats Amoerang
Tombariri
Sonder
Kawangkoan
Tompasso
Tombassian
Romohon
) Tonsawang
Tot.
Hoofdplaats Belang
Ponosakan
Passan
Ratahan
Tot.
Algemeen totaal
W
Burgers.
Inlanders.
O
s
I
291 482
219
2
14
5
5
291
727
142
»
29
171
492
n
67
559
X 9
561
22
2
1
»
2
588
^ s
139
158
142
171
47
2
659
86
8
»
22
»
5
121
173
15
1391
329
1422
2455
5785
630
630
167
168
!
O
H
2529
422
1537
538
1474
2469
8969
450
»
1
451
15
27
7
7
7
»
13
»
76
5
7
»
1
1
»
2
w
16
5
15
»
6
»
6
26
2643
155
248
3046
14
7964
2
74
»
1299
»
»
w
1146
»
i
14
10409
2
75
11781
1454
1492
14727
4941
4815
2318
3436
1188
853
743
445
18739
315
13
39
8
23
398
1526
964
582
903
2219
1049
3621
3093
13957
3
2
2
12
2
n
3
n
24
6495
6145
2909
4365
3430
1941
4390
3561
33236
40
7
4
6
1
58
435
191
1
6
10
5
8
n
656
»
6
e
602
41
41
1999
41
»
5
n
602
505
»! 2579
» 942
i) 586
» 216
» 65
46 5495
212
212
1323
»
30
18
30
78
28017
»
37
11
5291
»
3
6959
»
12
3507
»
n
3158
»
n
1431
»
7
2308
»
A
1868
»
n
24522
37
37
566
6094
7486
6098
4111
2029
2536
1933
30853
»
435
2
4
441
976 58646
384
1279
2310
3973
»
2
10
669 314 92546
261
849
1299
2352
4761
Algemecne cijfers der bevolking inl853 636
n n n n » 1852 663
» » n n «1851,764
» » n » » 1850 700
» » » »> «1849 649
1878
1961
1999
1769
1848
1442
1532
1528
1652
1585
27655
26217
24667
21603
15227
()0872
68010
69131
69806
75084
777
907
858
895
889
328
298
309
393
380
99588
99588
99255
96815
95661
Digitized by
Google
— 32 —
Valentijn schatte de bevolking der Minahassa op het einde der
17 e eeuw op ongeveer 24000 zielen, ofschoon de hem beschik-
bare opgaven slechts 3990 weerbare mannen vermeldden.
In 1825 bestond de bevolking uit 73000 zielen, zoodat zij van dat
jaar af tot 1850, en dus in l /± eeuw tijds, met ruim Va of 33
percent vermeerderd zou zijn. In 1832 was zij vermeerderd tot
83000 zielen (Europeanen . . ? , christen- en mohammedaansche bur-
gers 2865, Chinezen 512, inlanders 78,770 en slaven 510); in 1840
tot 88272 zielen (christen- en mohammedaansche burgers 2875,
Chinezen 510, inlandsche christenen 5687, heidenen 78700);
in 1842 tot 92332 zielen, waaronder toen nog slechts 7388
christenen.
In de laatste twaalf jaren is alzoo de bevolking niet in aan-
tal toegenomen.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK III.
VERBLIJF TE MANADO.
Aankomst te Manado. — Plegtïge ontvangst van den gouverneur generaal. —
Kabesaran. — Topographie van Manado. — Publieke gebouwen. — Het
aanmaken van zout te Manado. — Aardbeving. — Garnizoen en schut-
tery. — Handel en scheepvaart. — Produkten. — Uitstapje naar Te-
moempah. — Leprozengesticht. — Koffbkultuur en bereiding. — Bantik en
de Bantikkers. — Scholen in de Minahassa. — Kakaokultuur.
Ik vat na deze voorloopige beschouwing der Minahassa den
draad van het reisverhaal weder op.
Zoo als ik in het eerste hoofdstuk gezegd heb, kwamen wij
den 12n te Manado aan. Nog voor de aankomst hadden wij ons
verlustigd in de fraaije gezigten, links op de eilandjes aan den
ingang der baai , vooral op Manado toewa , een' vulkanischen ke-
gel, die met zijnen voet geheel onder de zeevlakte is bedolven of
liever welks bovenhelft slechts zich boven den waterspiegel ver-
heft, doch daar nog met zijne met digt bosch bekleede hellingen
meer dan 550 meters hoog uitsteekt, — regts op het hooge
land van de kust en op den zich spoedig daarachter verheffenden
drietoppigen Empoeng. Manado toewa doet zich uiterst schil-
derachtig voor. Een paar eeuwen geleden was het met een
1000-tal zielen bevolkt, doch die bevolking dunde meer en meer
door oorlogen met het toen nog vrij magtige Bolang en ver-
huisde eindelijk op het laatst der 17e eeuw naar Manado.
I. 3
Digitized by
Google
— 3 1 —
Toen wij de reede naderden, werd onze aandacht meer geves-
tigd op den achtergrond der baai, op de hoofdplaats Manado
zelve en op de feestelijke toebereidselen tot de ontvangst van
den gouverneur generaal. Manado biedt , van zee gezien , weinig
fraai's aan. Behalve het fort Amsterdam, eenige pakhuizen en
enkele huizen of daken, ziet men er van de hoofdplaats weinig
anders dan het geboomte, waartusschen en waarachter de huizen
als zijn verscholen. Het geheele kustland der baai heeft overigens
een lagchend aanzien en is als eene aaneenschakeling van groenend
heuvelland. Ver op den achtergrond ontwaarden wij reeds den
Klabat en Lokon, die wij weldra in hunne volle pracht zouden
aanschouwen.
Terwijl wij de reede opstoomden kwam de havenmeester van
Manado aan boord, om zijne diensten aan te bieden bij het voor
anker gaan van de Ambon. Z. M. stoomschip Vesuvius en eenige
ter reede liggende korra-korra's, oorlogsvaartuigen van den
sulthan van Ternate in dienst van de residentie Manado, para-
deerden. De Vesuvius was opzettelijk naar Manado gekomen om
de Ambon verder door de Molukken te begeleiden. De kom-
mandant, de luitenant ter zee Ie klasse (thans kapitein-luite-
nant) H. F. Valentini was ook nog voor het vallen van ons
anker aan boord en werd spoedig gevolgd door eene kommissie,
bestaande uit den resident van Manado den heer Jansen, den
adsistent-resident den heer C. Bosscher en den militairen kom-
mandant den heer Steenbergen, die den gouverneur generaal
kwamen verwelkomen en in de kajuit van de Ambon ontvangen
werden. Ter ankerplaats aangekomen, viel een saluut yan 21
schoten van de Vesuvius, terwijl de korra-korra's onafgebroken
hare lilla's losbrandden en met hare gongs en tifa's eene oorver-
doovende muziek maakten.
Wij kwamen kort bij het havenhoofd op ongeveer 30 vade-
men voor anker. De reede van Manado biedt verder van den
wal geen' geschikten ankergrond aan. Zij is dan ook slechts
in de oostmoesson eenigzins veilig. Geheel open als zij is voor de
westenwinden , is er altijd gevaar, dat de digt onder den wal op
Digitized by
Google
— 35 —
diep water geankerde schepen in de westraoesson op den wal
gedreven worden, en zelfs in de oostmoesson bevestigt men de
schepen met trossen aan den wal , omdat men de ankers alleen niet
vertrouwt. De schepen, die op Manado varen, kiezen daarom
slechts in de oostmoesson Manado tot ligpaats, terwijl zij in de
westmoesson hunne ladingen lossen en innemen in de alsdan
veilige baai van Kema.
De bevolking van Manado, voor zoo verre zij niet met de
plegtigheid der ontvangst te maken had, was aan het strand
verzameld, om de hooge gasten te zien. Het reisgezelschap ging
dadelijk na de aankomst ter reede naar wal. Aan het met
vlaggen en eereboogen versierde havenhoofd werd de opper-
land voogd ontvangen door den gouverneur der Moluksche eilan-
den, den heer Jkhr C. F. Goldmann en den sekretaris der
residentie Manado den teer C. L. Valentini. Van het havenhoofd
af tot aan het residentiehuis toe was de weg versierd met
eerebogen, eerepoorten, trofeeën en vlaggen, terwijl het garnizoen,
de schutterij, de Chinezen en de kabesaran langs den weg waren
geschaard. Bij het aan wal stappen viel een saluut van 21 scho-
ten van het voor het fort opgestelde .geschut. De optogt naar het
residentiehuis geschiedde per rijtuig, stapvoets. Daar vereenig-
den zich alle ambtenaren en officieren, de hoofden der Mina-
hassa en de zendelingleeraars, om aan den gouverneur generaal
te worden voorgesteld. Nadat de gouverneur der Molukken
den opperlandvoogd met zijne komst in de Molukken had ge-
luk gewenscht en de verwachtingen had uitgedrukt, welke de
bevolkingen van zijn gouvernement van dit nieuwe bezoek
der Molukken door een' gouverneur generaal koesterden, gaf
de opperlandvoogd den verzamelden ambtenaren en volkshoofden
te kennen, dat hij de Molukken kwam bezoeken met het doel
om nuttig te zijn voor de bevolkingen dier gewesten, van welke
meerdere zoo zwaar waren beproefd geworden ; dat hij echter moest
waarschuwen tegen het koesteren van te groote verwachting
van de gevolgen zijner komst, vermits ter eener zijde de
magt van den gouverneur generaal niet onbegrensd is, en ten
Digitized by
Google
— 86 —
andere de vooruitgang der Molukken voor een groot gedeelte
afhankelijk van de nijverheid der bevolkingen; dat hij ver-
vertrouwde , dat zijne komst er toe zou bijdragen oin die nijver-
heid op te wekken, waar zij nog niet bestond en aan te moe-
digen waar zij reeds min of meer had wortel geschoten, en
dat hij der Voorzienigheid zou danken, indien zijne pogingen
daartoe het gewenschte gevolg zouden hebben.
Dadelijk na deze toespraken had de voorstelling plaats van de
ambtenaren en officieren en volkshoofden, waarna de plegtigheid
der ontvangst was afgeloopen.
Intusschen had zich de kabesaran voor het residentiehuis ver-
zameld en voerde er de aifoersche dansen en spiegelgevechten uit.
Kabesaran zijn eene soort van inlandsche burgerwacht, welke in
alle groote negorijen der Minahassa bestaan en bij plegtige gele-
genheden in alfoersch kostuum en met schild en zwaard of piek
gewapend paraderen en de nationale dansen vertoonen. De kabe-
saran zagen wij tot verveling toe in alle negorijen, welke wij door-
trokken en zelfs de verscheidenheid in kleeding, wapening en
bewegingen dezer alfoeren, eene verscheidenheid, welke geenszins
toevallig scheen te zijn, was niet in staat onze belangstelling op
den duur gaande te houden. Evenwel trok ons in de eerste
dagen der reis door de Minahassa nog het vreemde daarvan.
Meestal waren bij elke troep kabesaran eenige voorvechters, die,
nog opzigtelijker gekleed dan het gros der troep, zich soms on-
derscheidden door een krachtig en behendig spel hunner spieren.
Deze kabesaran s zouden toch nog meer belangstelling verdienen,
indien hunne kleeding en bewegingen inderdaad geheel nationaal
gebleven waren. Maar in vele negorijen waren die eene mengeling
van alfoersch en europeesch, en zelfs de aifoersche oorverdoo-
vende en onwelluidende marschen en de dansen hadden, in
vele negorijen althans, gedeeltelijk plaats gemaakt voor de
weinig minder aangename europesche muziek van trommels en
fluiten, op welker maat verwrongene europesche dansen werden
uitgevoerd, terwijl de aanvoerders, hier en daar gekleed in de
meest verschillende stukken van oude europesche monteringen of
Digitized by
Google
— 37 —
kostumen, van meening schenen te zijn daardoor een krijgshaftig
of aanzienlijk uiterlijk te hebben verkregen.
Het residentiehuis, eene onaanzienlijke op palen gebouwde
houten woning, was niet groot genoeg om het geheele gevolg
van den gouverneur generaal verblijf te geven, waarom een
gedeelte van het gevolg een paar voor dit doel ontruimde wo-
ningen in de nabijheid betrok.
Ik besteedde een goed gedeelte van den eersten dag van ons
verblijf te Manado, om de hoofdplaats meer in het bijzonder
op te nemen en te trachten mijne verzameling van naturaliën
te verrijken.
Manado is eene lieve net aangelegde plaats, gelegen aan
den oostelijken uithoek der baai, aan den linkeroever der rivier
van Manado, die uit de het hoogland van ïondano omringende
bergen ontspringt en bij de hoofdplaats eene breedte heeft van
meer dan 100 voet. Het stadje heeft eene bevolking van ruim
2500 zielen, waaronder bijkans 800 Europeanen of afstamme-
lingen van Europeanen, ruim 600 inlandsche christenen, on-
geveer evenveel mohammedanen en zoowat evenveel Chinezen.
Rekent men daarbij echter de bevolking der digt aan Manado
grenzende negorijen Bantik en Baroe, dan stijgt het cijfer der
bevolking van de hoofdplaats tot ongeveer 4000 zielen (1).
De eigenlijke stad is in wijken verdeeld. In het westelijke
gedeelte, nabij de reede, liggen het fort, het residentiekantoor,
de kazerne, de gouvernements-pakhuizen , de overdekte markt-
(1) Ik zie het cyfer van de bevolking der hoofdplaats in een artikel, ge-
plaatst in den derden jaargang van het Tydschrift voor Nederlandsch In-
dië, op 14000 gesteld. Manado heeft echter nooit eene zoo sterke bevolking
gehad.
In de bestaande literatuur over de Minahassa zie ik overigens zoo talryke
volstrekt onjuiste opgaven en verwarde voorstellingen van zaken, dat daar-
over alleen een breed artikel te schrjjven zou zijn* Ik zal mij niet onledig
houden met in dit reisverhaal die fouten telkens aan te wijzen, daar men de
hierin medegedeelde opgaven er voor in de plaats kan stellen. Dit geldt
evenzeer voor de eilanden, over welke later in dit verhaal gesproken wordt.
Digitized by
Google
— 33 —
plaats. De woonhuizen der Europeanen liggen noordelijk en
zuidelijk van het fort. Oostelijk van het fort is een heuvel,
welke het fort beheerscht en het doelmatige der strategische
ligging er van zeer twijfelachtig maakt. Noordelijk van dezen
heuvel is de wijk der Chinezen , die in digt bijeenstaande langs
regelmatige straten geplaatste huizen wonen. Deze wijk grenst
ten noorden aan de rivier van Manado. Het residentiehuis is
gebouwd aan de oostelijke grens der chinesche, wijk. Deze en
de europesche wijk zijn oostelijk en zuidelijk begrensd door de
wijken der inlanders. De rivier ter hoofdplaatse overgaande,
komt men in de negorij der Bantikkers, welke dus ten noorden
van de hoofdplaats gelegen is. Een weinig zuidelijk buiten de
hoofdplaats bereikt men de negorij Baroe, welke even als die
der Bantikkers nog grootendeels door heidenen bewoond is, of-
schoon het christendom er veel meer aanhangers heeft dan in
de negorij Bantik , welker bewoners nog bijna zonder uitzon- -
dering heidenen zijn. De huizen der europesche ingezetenen
te Manado zijn eenvoudig doch doelmatig gebouwd en langs
breede straten gelegen. Ook de hoofdstraten der inlandsche
wijken gijn breed en elkander veelal met regte hoeken snijdende.
Een van mijne eerste wandelingen te Manado was naar de
marktplaats. Deze is met eene loods overdekt en wordt vrij
druk bezocht. Men ziet er zoo wat dezelfde voorwerpen uitge-
stald als op de bazaars van de hoofdplaatsen op Java: vruchten,
gambier, tabak, betel, zout, lijnwaden, snuisterijen, visch, enz.
Bazaarloodsen zijn in de Minahassa niet talrijk en worden slechts
gevonden te Manado, Amoerang, Tomohon, Sonder, Tondano,
Kakas, Kema en Belang.. Zij zijn echter op de meeste plaatsen
van weinig nut, daar slechts te Manado, Tomohon, Kakas en
Tondano markten worden gehouden. De omzet van goederen
is er nog gering en schijnt slechts te Manado van eenig belang
te zijn , vermits de bazaars slechts te Manado verpacht zijn (in 1855
voor slechts ƒ 8250).
Het zout wordt in langwerpige half ovale korven van palm-
loof ter markt gebragt en vertoont dan eene massa van de
Digitized by
Google
— 39 —
kleur van ongeraffineerde suiker, voor welke ik het op eeni-
gen afstand aanvankelijk aanzag. Het aanmaken en de ver-
koop van zout hebben hier plaats buiten bemoeijing van het
gouvernement. Men verkrijgt het zout te Manado op de volgen-
de wijze. Men maakt nabij het strand houtstapels van eenige
voeten lengte en verbrandt die onder aanhoudenden toevoer van
zeewater en brandhout. Nadat deze verbranding drie dagen
lang onderhouden is, verzamelt men de teruggeblevene asch in
eene trechtervormige van gespleten bamboe vervaardigde korf,
die van boven eenige voeten wijd is en van binnen belegd met
de bladen van den wokapalm, ten einde de asch niet door de
spleten wegvalle. Men hangt nu deze korf eenige voeten boven
den grond op, verbindt haar aan het ondereinde met eene goot
en overgiet den inhoud op nieuw met zout water. Het op-
gevangen zoute water wordt in van wokabladen vervaardigde
emmers (timba), die eenige voeten boven den grond naast elkan-
der worden opgehangen, eerst onder sterker, later onder zacht
vuur uitgedampt, totdat het zout tot den vasten toestand is
overgegaan. Uit den aard van deze ondoelmatige bereidingswijze
vloeit voort, dat het zout eigenlijk een mengsel van verschillende
zouten is en bovendien zeer onzuiver. De Manadorezen en alfoe-
ren verkiezen het echter boven het gouvernementszout , zoodat dit
laatste weinig aftrek heeft, wat daaruit kan blijken, dat de ver-
koop van het gouvernements zout van 1841 tot 1853 van 812000
tot 2000 ponden s' jaars verminderd is.
Reeds den eersten dag van ons verblijf te Manado zag ik ter
markt meerdere vischsoorten / welke mij nog onbekend waren,
waaronder soorten van Mesoprion, Lethrinus, Sicijdium, Julis, Lep-
tocephalus , enz. Aan het einde van dit reisverhaal zal ik de lijsten
geven der door mij hier en elders gedurende de reis waargenomene
visschen. De vischvangst wordt te Manado geenszins op groote
schaal gedreven , hoezeer de baai rijk is aan visch en het verbruik
van gedroogden visch in de bovenlanden der Minahassa zeer zou
kunnen toenemen. Zelfs wordt niet genoegzaam voorzien in de
behoefte aan visch ter hoofdplaatse zelve en de visch is daar-
Digitized by
Google
^ — 40 —
door te Manado dan ook aanmerkelijk hoog in prijs, hooger dan
te Batavia, waar hij reeds niet goedkoop is. De visscherij is
nagenoeg uitsluitend in handen van de christen- en moham-
medaansche burgers. Kleine tonijnen van nog geen' voet lengte
zag ik verkoopen voor ƒ | tot ƒ 1. Eene gewone zeeschildpad
(Chelonia midas) van ruim 2 voeten lengte werd met ƒ12 betaald.
Tusschen 12 en 1 uur s' middags werd een matige schok van
aardbeving gevoeld, welke echter geene schade aanrigtte. Sedert
namen wij gedurende de reis geene andere aardbevingen waar,
tenzij een' ligten schok te Amboina en een' nog ligteren te Banda-
neira. Over de verwoestingen, in de laatste tijden in de Mo-
lukken door aardbevingen te weeg gebragt, zal ik later een en
ander mededeelen.
s' Avonds van den dag onzer aankomst te Manado was er
algemeene receptie in het residentiehuis en illuminatie van een
groot gedeelte der stad. Bij gebrek aan het noodige aantal
glazen voor de illuminatie, bediende men zich van halve
papaja-schillen , welke wel minder fraai waren doch goed vol-
deden.
Den 13» September inspekteerde de gouverneur generaal het
garnizoen, de schutterij, de kazernes, het fort, de infirmerie,
het residentiekantoor, de koffij- en andere pakhuizen.
Het garnizoen bestaat uit een vijftigtal militairen, slechts ge-
deeltelijk Europeanen , onder het kommandement van een' 1» lui-
tenant der infanterie. Dit is de eenige militaire magt in de
geheele Minahassa. Nergens elders in de geheele residentie ligt
eenig garnizoen, behalve te Gorontalo, welks garnizoen bestaat
uit 30 man onder een' 2* luitenant. De militaire magt kan
echter hier, zoowel als in de eigenlijke Molukken gezegd wor-
den aanmerkelijk sterker te zijn door de goede diensten, welke
de schutterijen verrigten of van ze te verwachten zijn. Deze
schutterijen bestaan uit de Europeanen der hoofdplaatsen, alsmede
uit de inlandsche burgers, zoowel christenen als mohammedanen.
De schutterij in de geheele Minahassa is ruim 600 man sterk
t. w. te Manado 264, te Kema 157, te Likoepang 20, te Amoe-
Digitized by
Google
— 41 —
rang 79, te Tanawangko 40 en te Belang 49 man. De schutters
doen dikwerf goede diensten, zelfs ter zee, daar zij soms de
bemanning versterken der roreehees of distriktsvaartuigen , bij het
aanwezen van zeeroovers op de kust of voor het verrigten van
andere diensten (1).
Het fort te Manado is een vierhoek met vier bastions. Thans
juist twee eeuwen geleden werd de eerste sterkte door de
Nederlanders te Manado gesticht en Nederlandsche Vastigheid
genoemd. In 1703 werd deze sterkte, welke van hout was op-
getrokken, door het tegenwoordige steenen fort Amsterdam ver-
vangen. Het bestrijkt zeer goed de reede, maar wordt zelf be-
streken door de bovengenoemde zeer nabij gelegene hoogte te
-midden der hoofdplaats zelve. Wij zagen slechts nog de muren
van het fort, benevens eene plaats voor de infirmerie, het kruidhuis
en de gevangenis , zijnde de overige gebouwen een paar maanden
voor onze komst afgebrand. Het garnizoen was op eenigen af-
stand van het fort in kazernes gehuisvest.
De gouvernementspakhuizen liggen gedeeltelijk geheel nabij
het fort. De koffijpakhuizen verkeeren bij het schieten uit het
fort steeds in gevaar van brand en moeten daarom verplaatst
worden, ofschoon ze nog in goeden staat zijn. Tijdens ons be-
zoek bevatteden deze pakhuizen ongeveer 11000 pikols koffij.
De manado- of minahassa-koffij is van goede hoedanigheid. De
voortbrenging er van is zeer aan het toenemen en in verge-
lijking van vroegere jaren meer dan verdubbeld. Later zal
ik ter gelegener plaatse op de koffijkultuur in de Minahassa
terugkomen.
(1) De maritieme magt ter beschikking van den resident van Manado
bestaat, behalve uit acht roreehees, welke tot de zeeplaatsen Manado, Likoe-
pang, Belang, Kema, Amoerang en Tanawangko behooren, uit drie korra-
korra's van den sulthan van Ternate, elke bemand met vijftig Ternatanen
en gekommandeerd door een hoofd met den titel van oetoesan. Deze Ter-
natanen wonen, wanneer zij niet in dienst z\jn, in eene afzonderlijke wijk
te Manado en behooren geenszins tot het meest rustige deel der bevolking.
Digitized by
Google
— 42 —
Omtrent de welvaart en den handel van Manado vernam ik tegen-
strijdige berigten. De vrijverklaring der havens van Manado en
Kema beweert men nog van weinig invloed geweest te zijn op
handel en scheepvaart. Men beweert ook, dat de thans gere-
gelde stoomvaart op de Molukken dien handel tot nog toe geens-
zins verlevendigt. Men zegt, en zulks heb ik te Ternate en
Amboina meermalen hooren herhalen, dat de ku^tvaarders door
de stoomvaart meer en meer verdrongen Avorden én dat men daar-
door beperkt is tot hetgeen de stoomschepen op hunne nog niet
talrijke reizen aanbrengen, waarvoor dan nog hooge prijzen en
vrachtgelden moeten betaald w r orden. Dit bezwaar schijnt ech-
ter uit den aard der zaak slechts tijdelijk te kunnen zijn, want
indien blijkt, dat de ruimte der stoomschepen zoodanig onvol-
doende is om in de behoeften der Molukken te voorzien, dat
de vaart derwaarts van andere schepen goede kans op voordeel
aanbiedt, zal de mededinging niet uitblijven en het evenwigt
moeten hersteld worden.
Maar indien men de officiële bescheiden raadpleegt, blijkt het
geenszins, dat de vaart op Manado in de laatste jaren ver-
minderd is. In 1851 werden de havens van Manado en Kema
bezocht door 45 europeesch getuigde en 23 ihlandsche vaartui-
gen, de eerste groot 4105V2, de laatste 36V2 lasten; in 1852
door 39 europesche en 12 inlandsche vaartuigen, metende 7lbO l / 2
en 14y2 lasten; in 1853 door 43 europesche en 28 inlandsche;
vaartuigen groot 5722 en 83 lasten; en in 1854 door 42 euro-
pesche en 65 inlandsche vaartuigen, metende 5139 en 110 1 /*
lasten. Terwijl alzoo de vaart van op europesche wijze getuigde
schepen ongeveer hetzelfde is gebleven, is die der inlandsche
vaartuigen , zoowel wat " aantal als scheepsruimte betreft , in de
beide laatste jaren aanmerkelijk toegenomen. Raadpleegt men
voorts de geldswaarde der in- en uitvoeren over de laatste jaren,
dan is veeleer een vooruitgang op te merken en blijkt zelfs het
jaar 1854, zoowel ten opzigte van den invoer als van den uitvoer
verreweg de voornaamste plaats te beslaan , en zulks nog wel niet-
tegenstaande de rampen , welke de bevolking der Minahassa op
Digitized by
Google
— 43 —
het laatst van 1853 en in de eerste helft van 1854 getroffen heb-
ben door de boven reeds vermelde epidemiën. Dat de bloei van
den handel van Manado ongetwijfeld zeer zou bevorderd worden,
indien het gouvernement er toe besloot, om de koffij der Minahassa
te Manado te verkoopen, lijdt geen' twijfel.
Volgend staatje geeft een overzigt van de invoer- en uitvoer-
waarden gedurende de laatste negen jaren.
Jaar.
Invoer.
Uitvoer.
Jaar.
Invoer.
Uitvoer.
1846
1847
1848
1849
1850
/ 200,686
364,842
242,108
268,123
432,913
/ 106,934
143,333
95,695
185,340
125,632
1S51
1852
1853
1854
/ 276,813
224,763
153,986
532,076
ƒ171,654
173,060
182,545
251,932
Het is opmerkelijk, dat, 1853 alleen uitgezonderd, in alle
bovengenoemde jaren de waarde van den invoer die van den uit-
voer aanmerkelijk en niet zelden met meer dan het dubbele heeft
overtroffen, waaruit men mag opmaken, dat de Minahassa,
behalve de artikelen van uitvoer, genoeg voortbrengt om de
meerder dan het bedrag der uitvoeren ingevoerde waarden te
betalen. De voornaamste voortbrengselen der Minahassa, wel-
ke worden uitgevoerd, zijn, behalve de gouvernementskofïij en
gemoetoe-touw (1), kakao, rijst, goud, tripang, was en karet.
Van de jaren 1846 tot en met 1855 bedroeg de waarde
der uitgevoerde kakao het hoogste cijfer in 1854, die der
rijst in 1853, die van het goud in 1853, die van tripang
in 1854, die van was in 1854 en die van karet in 1852.
(1) Het gemoetoe-touw wordt in eene gouvernements-lynbaan te Amoerang
geslagen. De grondstof daartoe wordt door de bevolking tegen geringen prys
geleverd. In 1854 werd voor eene gelds waarde van ruim ƒ 8000 aan trossen
kabels aangemaakt , welke het gouvernement slechts ruim ƒ 3000 kostten. In
hetzelfde jaar werd aan gemoetoe-touw verkocht, ten behoeve van s* lands
dienst verstrekt en naar Java uitgevoerd voor eene waarde van ƒ 15.500.
Digitized by
Google
— 44
Volgend staatje geeft een overzigt van den uitvoer dier arti-
kelen in de genoemde jaren.
Jaar.
Kakao.
Rijst.
Goud.
Tripang.
Was.
Karet.
1846
/ 45,940
/ 7,055
/ -
/ 2,178
/ 1,383
/ 1,546
1847
57,519
8,550
473
1,180
—
1848
26,274
1,535
—
943
127
—
1849
49,500
1,090
28,000
12,000
1,300
7,500
1850
48,000
3,600
16,000
19,500
2,000
7,000
1851
18,000
11,340
16,960
9,000
2,200
6,250
1852
64,800
52
16,000
12,000
3,000
12,000
1853
30,000
13,700
48,440
6,000
2,000
4.S00
1854
67,375
11,670
20,000
25,000
8,000
4,500
De voornaamste plaats onder de artikelen van invoer beslaan
de lijnwaden. Het blijkt niet , dat de invoer van lijnwaden zeer
toeneemt, want alhoewel het jaar 1854 ten dezen opzigte figu-
reert met eene waarde van/ 194,61 7 waren twee jaren van zeer
geringen invoer voorafgegaan, terwijl reeds in 1847 die waarde
meer dan ƒ136,000 bedroeg. Men moet echter hier in het oog
houden , dat de hervorming van het bestuur in deMinahassa, hoe
heilzaam ook voor de bevolking, in den eersten tijd van ongun-
stigen invloed kan geweest zijn op het koopen van lijnwaden
door de bevolking, terwijl de groote sterfte in 1854 er toe moet
bijgedragen hebben, dat het bedrag der verkochte lijnwaden
voor 1854 niet grooter is geweest.
In het belang van het handelsverkeer is voorgesteld geworden,
aan nederlandsche , nederlandsch-indische of moluksche op euro-
pesche wijze getuigde vaartuigen te vergunnen, de havens der
residentie buiten de vrijhavens Manado en Kema te bezoeken en
Gorontalo ook tot vrijhaven te verklaren. Te Gorontalo is de
handel aan het afnemen. De invoeren hebben er in de laatste
8 jaren gemiddeld slechts/ 30,000 en de uitvoeren ruim ƒ 15,500
bedragen , doch de eerste 4 jaren van dit tijdvak geven nog veel
hoogere cijfers dan de laatste 4, in welke de uitvoer gemid-
deld bedroeg / 16,000 en de invoer ƒ9000.
Digitized by
Google
— 45 —
De gouverneur generaal bezocht den 14a September bet lcpro-
eengesticht te Temoempah, nam de koffobereiding in oogen-
schouw en inspekteerde , na terugkomst te Manado, de christen-
kerk en de europesche en maleische scholen. Mevrouw Duijmaer
van Twist woonde deze bezoeken bij en was op de verdere reis
in den regel bij alle togten, hoe vermoeijend ze soms ook waren,
alsmede bij de meeste kerk- en schoolbezoeken tegenwoordig.
Temoempah is eene negorij , gelegen aan de noprdzijde der
baai van Manado, op slechts 2 of 3 palen afstands van de
hoofdplaats. Wij begaven ons derwaarts over zee en keerden
per rijtuig naar Manado terug. Na ongeveer 20 minuten roei-
jens hadden wij het strand bij Temoempah bereikt. Fraai is
het gezigt, hetwelk men van daar op de baai heeft. Het lepro-
zengesticht ligt op eenige honderden schreden van het strand,
afgezonderd van de negorij. Het bestaat uit twee reijen huisjes van
hout en bamboe , elk in een paar kamers verdeeld. Het bevatte
21 lijders, waarvan echter slechts 19, die in meerdere of mindere
mate door olifantsziekte (melaatschheid , lepra , elephantiasis) waren
aangetast. Deze ziekte, inde tropische gewesten zoo verbreid , en
het gelaat en de ledematen van den door haar aangetaste zoo zeer
misvormende, is een schrikbeeld voor de Europeanen, doch de
inlanders in deze gewesten zien haar met eene zekere onver-
schilligheid. Er is blijkbaar iets hards in gelegen, de ongelukkige
lijders, die door elephantiasis zijn aangetast uit de maatschappij te
verwijderen. De ziekte toch is in het oog van den deskundigen ge-
neesheer eene ziekte als zoo vele andere. Eene langzame onder-
huidsche uitzweeting van een eigenaardig exsudaat, dat zich
vooral vormt aan de niet ondersteunde deelen des ligchaams,
oorschelp, wenkbraauwen , neusvleugels, kin, vingers en teenen,
en deze eerst doet opzwellen, om later tot verweeking over te
gaan en de vingers en teenen te verwringen en zelfs af te stoo-
ten, maakt het eigenaardige dezer ziekte uit. Maar hare be-
smettelijkheid en overerfelijkheid zijn ver van bewezen en niet
waarschijnlijk. Jaren lang zijn soms leprozen met niet leprozen
in aanraking, in de leprozengestichten zelve, zonder dat er een
Digitized by
Google
— 46 —
spoor van besmetting plaats heeft, en talrijk zijn de voorbeelden
van kinderen van lepreuze ouders, die niet alleen niet lepreus
waren in hunne jeugd en tijdens zij bij hunne ouders in de ge-
stichten verbleven, maar die ook nooit lepreus zijn geworden.
Men vraagt alzoo, waarom den reeds zoo ongelukkigen toe-
stand der lepreuzen nog verergerd, door ze als misdadigers buiten
de zamenleving te sluiten? Hunne landgenooten vreezen hen,
noch mijden hunnen omgang. Zijn zij niet in staat zelve in
hun onderhoud te voorzien, geen bezwaar zou er in zijn, dat
de plaats hunner inwoning die voorziening overnam, zonder ze
van die plaats uit te sluiten, tenzij zij in een of ander gewoon
ziekengesticht konden worden opgenomen. Om de afzigtelijkheid
der leprozen behoeft men ze niet als te verbannen, want voor-
eerst bepaalt zich die afzigtelijkheid in den regel slechts tot de
handen en voeten en is zelden van belang, zoolang zich de zieken
nog in den kring hunner landgenooten kunnen bewegen, en ten
andere laat men meer afzigtelijke lijders, welker gelaat door
sijphilis min of meer is verwoest, in de zamenleving blijven.
Evenwel, zoolang als het tegenwoordige gebruik blijft bestaan,
is het een verblijdend verschijnsel, wanneer men het den leprozen
in hunne gedwongene afzondering zoo dragelijk mogelijk maakt, en
hiervoor is te Temoempah goed gezorgd. De verdeeling van het
gesticht in afzonderlijke huisjes geeft er het voorkomen aan van
een klein dorp en verzwakt het denkbeeld van afzondering en af-
sluiting. Goede voeding, huisvesting, kleeding en geneeskundige
behandeling dragen er overigens allezins toe bij , om het lot der
ongelukkigen te verzachten.
Van het leprozengesticht begaven wij ons naar de negorij
Temoempah. Ten dien einde moesten wij eerst naar de sloepen
terug, waarmede wij, na een klein eind wegs langs het strand
gegaan te zijn, het riviertje van Temoempah binnenroeiden en
na eenige minuten de negorij bereikten, waar de bevolking het
hooge reisgezelschap in feestgewaad opwachtte en den weg ter
beider zijde met eerebogen had beplant. Wij hielden er ons
echter niet op en gingen met de ons daar opwachtende rijtuigen
Digitized by
Google
— 47 —
dadelijk door naar een koffo-etablisseinent nabij de negorij Ban-
tik. Hier was het de eerste maal, dat ik de koffbbereiding zag.
Men weet thans reeds vrij algemeen, dat de koffohennep de vezels
zijn van de steng (eigenlijk de bladscheeden) van eene wilde
pisangsoort (Musa textilis). Deze vezels zijn door hare goede
eigenschappen in den handel zeer gewild. Zij worden voorna-
melijk van de Philippijnen uitgevoerd, doch de kuituur en be-
reiding er van hebben in de Minahassa reeds goed wortel ge-
schoten en laten spoedig eene grootere ontwikkeling van dezen
tak van nijverheid verwachten. Deze kult uur is, behalve ter
hoofdplaatse, in alle distrikten der Minahassa ingevoerd, en of-
schoon het bekende produkt van koffohennep over het jaar 1854
nog slechts ruim 10 pikols bedroeg, vertegenwoordigende eene
waarde van nagenoeg / 200 , was dit produkt slechts afkomstig
van vier distrikten, van Saronsong, Kakaskassang , Sonder en
Tompasso. De voortbrenging is echter nog geheel in haar begin.
De kuituur geschiedt op last en onder de leiding van het be-
stuur, doch tot uitsluitend voordeel van de planters. De tegen-
woordige resident van Manado, de heer A. J. F. Jansen, een
ambtenaar van talent en verdienste, ijverig werkzaam om den
bloei van het aan zijn bestuur toevertrouwde gewest te doen
toenemen , zorgt ook voor de uitbreiding dezer kuituur. In 1853
telde men in de Minahassa nog slechts 24481 koffbplanten. In
1854 werden er echter ruim 38000 stuks bijgeplant, waarvan
ruim 27| duizend in geregelde tuinen, terwijl in 1855 de aan-
plantingen weder eene niet onbelangrijke uitbreiding ondergaan
hebben. Men heeft thans waarschijnlijk reeds nagenoeg een
honderdduizendtal koffoplanten , welke , als ze rijp zijn voor de
schilling en bewerking, meerdere duizenden pikols koffovezels zul-
len kunnen opleveren. De belangrijkste aanplantingen hebben tot
nu toe plaats in de afdeeling Amoerang, vooral in het distrikt
Kawangkoan. In de afdeeling Belang daarentegen is de kuituur
nog naauwelijks noemenswaardig.
Het bovenstaande betrekkelijk de koffokultuur heeft slechts
betrekking tot de gouvernementslanden. In de Minahassa zijn
Digitized by
Google
— 48 —
echter talrijke landerijen, welke aan partikuliere eigenaars be-
hooren , meestal Europeanen of afstammelingen van Europeanen ,
landen, welke eene uitgestrektheid hebben van een of eenige
weinige tot meer dan 100 bunders en beplant zijn met kakao-
en muskaatnotenboomen , kokospalmen en koffoplanten. Op ve-
le dier landen maken de koffo-aanplantingen reeds een niet on-
belangrijk gedeelte der kuituur uit en in 1854 telde men er
reeds meer dan 16 £ duizend koffoplanten, waarvan meer dan
15| duizend op de landerijen van de afdeeling Manado alleen.
In een artikel, opgenomen in het 6 e deel van het Natuurkun-
dig Tijdschrift "voor Nederlandsch Indië, heeft de heer Jansen
bekend gemaakt, dat men tot de ontdekking gekomen is, dat de
koffo zich door zaad bij duizenden voortplant, en niet alleen,
zooals men vroeger dacht, door uitspruitsels van den moeder-
stam. Men kan hierover ook nazien het artikel over de koffo-
kultuur in het 2e deel van het Tijdschrift voor Nijverheid in
Nederlandsch Indië.
De verkrijging der koffovezels geschiedt nog op eene zeer gebrek-
kige wijze. Aan een' paal is, ter zijde eenige voeten boven den grond,
een houten blok bevestigd, dat aan de onder vlakte een stomp ijzeren
mes draagt ter breedte van een paar decimeters. Tegen dit ijzer be-
weegt zich een hefboom der eerste soort , welks eene arm met een
touw aan eene plank is bevestigd , welke met het eene einde op den
grond rust en aan het andere einde met den voet naar beneden ge-
drukt kan worden. Door deze drukking blijft tusschen het blokmes
en den hefboom eene ruimte over , tusschen welke men de blad-
scheeden der koffostammen plaatst, welke dan tusschen dat mes
en den hefboom beklemd worden wanneer men den voet van
de plank verwijdert, doordien aan het andere einde van den
hefboomsarm een zware steen opgehangen is, die, dit einde naar
beneden trekkende, het andere einde daardoor naar boven doet
bewegen. De op deze wijze beknelde koffoschillen worden dan
door de plaats van beknelling getrokken, waarbij de vezels
van de opperhuid en de vochten der schillen ontdaan en vrij
zuiver verkregen Morden. Hoezeer deze wijze van bewerking
Digitized by
Google
— 49 —
zeer eenvoudig is, valt het dadelijk in het oog, dat er Veel
tijd, of, wat op hetzelfde neerkomt, veel arbeidsloon noodig
is, om eene betrekkelijk geringe opbrengst te verkrijgen. De be-
hoefte aan een' meer doeltreffenden toestel ter afscheiding der vezels
wordt dan ook reeds gevoeld en zal meer en meer gevoeld worden ,
naarmate de koffobereiding op grootere schaal zal plaats hebben.
Na bezigtiging der koffobereiding keerden wij naar de hoofd-
plaats terug, onzen weg nemende door de negorij Bantik. De-
ze negorij telt eenige honderden inwoners. De Bantikkers zijn
een eigen slag van menschen. Krachtiger van ligchaamsbouw
dan de Manadorezen , hooger van gestalte en breeder van schou-
ders, onderscheiden zij zich ook, in hun gelaat door meerdere
uitdrukking, in hunne bewegingen door een zeker gevoel van
eigenwaarde. Sedert lang elders van Celebes herwaarts verhuisd,
houden zij zich afgescheiden van de overige bevolking. Zij
willen niets weten van mohammedanisme of christendom en
werden nog niet lang geleden door het bestuur min of meer
ontzien wegens hun onafhankelijk karakter en de weinige nei-
ging, die zij betoonen, om zich ten opzigte der kultures en
heerendiensten aan het wettige gezag te onderwerpen. Hunne
huizen zijn, even als elders in de Minahassa, op palen gebouwd,
doch veelal nog op de oudere wijze, hoog en meestal groot ge-
noeg om 4 familiën te huisvesten. Elke familie heeft dan eene
afdeeling aan een der hoeken van het huis, terwijl de overige
ruimte voor allen gemeenschappelijk is. De negorij Bantik was
even als alle negorijen, die wij later doortrokken, met eerebo-
gen langs de wegen versierd. De bantiksche schutters waren
langs beide zijden van den weg geschaard, om den gouverneur
generaal te ontvangen. Gekleed in blaauwe kielen en broeken,
de kielen met een' gordel om den middel bevestigd en het hoofd
bedekt met eene soort van tulband, waren zij gewapend met
pieken en hadden een tamelijk krijgshaftig voorkomen.
Ter hoofdplaatse teruggekeerd, wijdde de gouverneur generaal
het verdere gedeelte van den ochtend aan het bezoek der chris-
tenkerk en der scholen.
I. 4
Digitized by
Google
— 50 —
De christenkerk is een eenvoudig houten gebouw. Te Mana-
do is evenmin als elders in de Minahassa een predikant ge-
plaatst. Een zendelingleeraar, de heer F. H. Linemann, ver-
vult er de betrekking van predikant en geniet daarvoor eene
geldelijke toelage uit s'lands kas van ƒ 160 s'maands. Het
bezoek der gouvernements lagere school deed blijken, dat
het onderwijs er met veel oordeel en goed gevolg gegeven
wordt. Op weinige uitzonderingen na worden daar slechts kin-
deren van de europesche ingezetenen onderwezen. In de ma-
leische school waren de goede uitwerkselen van het onderwijs
minder merkbaar. De school was bij de komst van den gou-
verneur generaal als volgepropt met kinderen , doch gewoonlijk
wordt zij, door nalatigheid der ouders, weinig bezocht, betrek-
kelijk minder, naar ik vernam, dan de scholen elders in de
Minahassa.
In de Minahassa zijn drie soorten van inlandsche christen-
scholen t. w. gouvernementsscholen , negorij scholen en genoot-
schapsscholen. In het begin dezes jaars bedroeg het aantal gou-
vernementsscholen 12, dat der negorijscholen 24, dat der ge-
nootschapsscholen 88, te zamen 124. Het verschil tusschen
deze scholen is niet wezenlijk en bestaat slechts in den naam
en in de betaling der schoolmeesters , wordende de onderwijzers
der gouvernementsscholen door het gouvernement, die der ne-
gorijscholen door de bevolking (uit de distriktskassen) en die
der genootschapsscholen door het zendelinggenootschap bezol-
digd, terwijl de leiding van het onderwijs op alle scholen aan de
zendelingen is toevertrouwd. In het vervolg van dit reisverhaal
zal ik nog wel gelegenheid hebben op de scholen in de Mina-
hassa terug te komen.
De namiddag van den 14*, den laatsten dag dien wij te
Manado doorbragten , werd besteed aan wandelingen en toerridjes
door de hoofdplaats.
Voor vele huizen, vooral in de chinesche wijk, zag ik kakao-
boonen op gevlochtene platte bakken ter drooging uitgespreid.
Hiervoren is reeds gezegd, dat de kakao hier een niet onbe-
Digitized by
Google
— 51 —
langrijk artikel van uitvoer uitmaakt, en dat in 1854 voor
eene waarde van ruim ƒ 67000 van die boonen werd uit-
gevoerd. Ofschoon de kakao-kultuur zich in het algemeen in
geen' bloeijenden toestand bevindt, wegens de weinige voor-
deden, die zij in de laatste jaren heeft afgeworpen, bespeurt
men daarin op meerdere plaatsen reeds eenige verbetering. De
kuituur bestaat in alle distrikten der Minahassa. Het aantal
kakaoboomen, oude en jonge, bedroeg in 1854 meer dan een
millioen, waarvan ongeveer -^ gedeelte op partikuliere lande-
rijen. Het produkt der verschillende distrikten bedroeg in 1854
ruim 580 pikols. De Ie soort boonen heeft eene waarde van
/ 60 tot ƒ 80 de pikol, de middelsoort van ƒ 30 tot/ 60 en
de slechte boonen van ƒ 8 tot meer de pikol. In evenredigheid
van het aantal boomen is het produkt echter zeer gering, daar
men slechts in enkele distrikten gemiddeld 1£ kilogram, doch
meestal nog veel minder, tot slechts ^ kilogram boonen per boom
verkreeg. De opbrengst der kakaoboomen op de partikuliere landen
is mij niet bekend geworden. Men mag echter aannemen, dat
daar meer zorg aan de kuituur en inzameling der vruchten besteed
wordt, en neemt men nu maar aan, dat elke boom er gemiddeld
| kilogram boonen opbragt, dan zou de produktie dier landerijen
die der distrikten verre overtroffen hebben, vermits het cijfer der
kakaoboomen op de bedoelde landerijen in 1854 niet minder
dan 87710 bedroeg. De uitvoer der kakaoboonen heeft enkel
plaats naar Manilla. Tijdens ons verblijf te Manado lag er juist
een manillesche schooner ter reede om eene lading van dit
voortbrengsel in te nemen.
s' Avonds voor ons vertrek van Manado was er diner en daarna
groote afscheidsontvangst ten residentiehuize. Geen onzer had
gedacht te Manado een zoo talrijk europeesch publiek te zullen
aantreffen , als aan tafel en in den verderen avond tegenwoordig was.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK IV.
VAN MANADO TOT SONDER.
Vertrek van Manado. — Lotta. — Feestelijke ontvangsten in de verschil-
lende negorijen. — Weg over den Empoeng. — Tineoor. — Kinilow. —
Kakaskassang. — Tomohon. — Hoogland van Tomohon. — Alfoersche
graven. — Veeteelt in de Minahassa. — Saronsong. — Meer van Li-
noe. — Solfataren. — Lahendong. — KofBj kuituur in de Minahassa. —
Sonder. — Tintjep. — Waterval Moenteh.
s' Morgens vroeg van den 15& September begon onze reis door
de binnenlanden van Manado. De beste rijpaarden, welke te
verkrijgen waren, werden door den gouverneur generaal en
mevrouw Duijmaer van Twist en de heeren van het gevolg be-
stegen. Meerdere inlandsche hoofden sloten zich aan den trein
en ook de bedienden van het reisgezelschap volgden te paard.
Onder het bulderen van het geschut verliet deze stoet de hoofd-
plaats der residentie, den weg nemende naar Tomohon, eene
hoofdnegorij gelegen op 14£ palen afstands van Manado.
De weg naar Tomohon gaat in eene zuidelijke rigting van
Manado af, bereikt weldra den voet van het gebergte en slingert
zich om de hellingen van den Empoeng om de bergvlakte van
Tomohon te bereiken.
Naauwelijks waren wij de aan de hoofdplaats grenzende negorij
Baroe doorgetrokken, of wij zagen ons in digte stofwolken gehuld.
De groote wegen in de Minahassa, althans die, welke ik gezien
Digitized by
Google
— 53 —
heb, zijn breed en in goeden staat en zelfs geschikt voor rijtui-
gen. Maar na eenige droogte zijn zij bedekt met dikke lagen
van fijn trachietzand , afkomstig van het vulkanische puin, waar-
mede men ze, uit gebrek aan andere materialen, heeft moeten
aanleggen en onderhouden. Onze paarden deden weldra de fijnere
zandlaag als digte stofwolken opstijgen, die dikwerf ons geene
drie schreden ver om ons lieten zien en de ademhaling belem-
merden. In slechts weinige gedeelten der Minahassa hadden wij
geen of weinig last er van.
De Minahassa is bedekt met een net van goede wegen, welke
de gemeenschap met alle voorname punten gemakkelijk maken.
Van de hoofdplaats zelve gaan 4 wegen af, t. w. een naar het
noorden door de negorijen der Bantikkers ; een naar het oosten,
welke zich op eenige palen afstands van de hoofdplaats splitst
in den weg naar Kema en Likoepang; een naar het zuidoosten,
welke zich even buiten de hoofdplaats in twee armen verdeelt,
welke beide naar Sawangan (aan de rivier van Tondano of
Manado) geleiden; de vierde naar het zuiden, welke naar To-
mohon geleidt en een weinig bezuiden de negorij Baroe westwaarts
een' zijtak afgeeft, die naar Tanawanko en Amoerang voert.
Na 6^ paal rijdens bereikten wij de negorij Lotta, welke reeds
tot de afdeeling Tondano en tot het distrikt Kakaskassang behoort
en met ruim 400 zielen is bevolkt. De negorijhoofden, de ka-
besaran en de schoolkinderen waren in reijen geschaard langs
den weg en sloten achter den stoet op tot voor het gebouw,
waar de gouverneur generaal afstapte , de kabesaran op de muziek
van trom en gong en fluit marscherende en nu en dan de al-
foersche krijgskreten aanheffende. De kinderen, tot voor den
gouverneur generaal genaderd zijnde, hieven gezangen aan, wel-
komstgroeten aan het hooge echtpaar behelzende en gezet op de
wijzen van onze volksliederen. Dit gezang werd begeleid door de
muziek van eenige dwarsfluiten, op welk instrument de bespelers
het echter nog niet tot eene dragelijke hoogte gebragt hadden.
De kinderen trokken daarop naar het schoolgebouw en maakten
plaats voor de kabesaran, die nu hare evolutiën begon.
Digitized by
Google
— 54 —
In de negorijen, welke wij op onze verdere reis in de Mina-
hassa bezochten , hadden wij telkens eene herhaling van dezelfde
feestelijkheden, wel zoo veel mogelijk geschakeerd door verschil-
len in de zangwijzen der welkomstliederen, door bijzonderheden
in de kleeding en wapening der alfoeren en in hunne exercitiën
en dansen, doch in de hoofdzaak telkens op hetzelfde nederko-
mende, waarom ik er in dit reisverhaal verder weinig of geen
melding van zal maken.
Na den aftogt der kabesaran werden de christenkerk en school
van het dorp bezocht. De scholieren, alle inlanders, hadden
daar gelegenheid, te doen blijken van hunne vorderingen in het
lezen, schrijven, rekenen en zingen. Zoodanige kerk- en school-
bezoeken werden in alle volgende negorijen herhaald. De scholen
stichten ongetwijfeld veel goeds en leggen eene goede kiem van
beschaving, doch het onderwijs is er nog voor belangrijke ver-
beteringen vatbaar. Hierover echter later nader.
Lotta verlatende, trokken wij weder door de langs den weg ge-
schaarde kabesaran, die zich naar het einde van de negorij begeven
had om ons uitgeleide doen. Bij ons vertrek , zoowel als bij onze
aankomst in het dorp , bleven de saluutschoten niet achter. Dit
was trouwens in alle negorijen der Minahassa het geval. Elke
negorij heeft haar artillerie park, dat in den regel echter slechts
bestaat uit eenige oude lilla's van verschillend kaliber zonder
affuiten. Men schiet daarmede evenwel met de grootste gerust-
heid en laadt de stukjes gewoonlijk tot aan hunne monding,
waardoor natuurlijk veel kruid onverbrand verloren gaat en het
doel om een sterker schot voort te brengen toch niet bereikt
wordt.
Behalve de weg naar Tomohon, dien wij volgden, gaat van
Lotta oostwaarts nog een andere weg af , welke, na eenige palen
verder Kembes bereikt te hebben, zich daar splitst in twee
armen, van welke de oostelijke over Sawangan naar Kema, de
zuidelijke naar Tondano geleidt.
Bezuiden Lotta wordt de landstreek spoedig meer berg-
achtig. Men bevindt er zich op den voet van den Empoeng,
Digitized by
Google
öij
welke de vlakte van Manado van het hoogland van Tomohon
scheidt. De noordelijke hellingen van dit gebergte bestijgende,
bereikten wij bij paal 9 van Manado een punt, naar mijne
gissing ongeveer 350 meters boven de zeevlakte gelegen, van
waar wij een uitnemend fraai gezigt genoten op de vlakte van
Manado, op de baai der hoofdplaats en de eilanden, die noord-
westelijk van de baai in de zee van Celebes liggen verspreid.
Na daar eenige oogenblikken vertoefd te hebben, vervolgden
wij de reis. Naarmate wij hooger klommen, werd de natuur
woester en trotscher. Hier en daar is de weg diep in de berg-
hellingen uitgekapt. Men heeft daardoor fraaije ontblootingen
van het terrein, welke als in een oogenblik een beeld geven van
zijne geologische gesteldheid. Hier en daar grootere trachiet-
blokken, elders scherp afgedeelde op elkander rustende lagen
van trachietpuin en zand, uit omliggende vulkanen op van el-
kander verwijderde tijdstippen uitgeworpen, op andere plaatsen
weder dikke lagen van een trachietisch konglomeraat, — zietdaar
de natuurlijke konstruktie der wegwanden aan den Empoeng,
eene zamenstelling, die wij trouwens op vele plaatsen in Mina-
hassa terugvonden.
Nadat wij eene hoogte van ongeveer 900 meters bereikt had-
den , daalden wij naar de hoogvlakte van Tomohon af en kwamen ,
na door de negorijen Tineoor, Kinilow en Kakaskassang getrok-
ken te zijn, tegen den middag te Tomohon aan. De genoemde
negorijen liggen kort bij elkander, Kakaskassang nog op 813
meters boven de zeevlakte, Tomohon ruim 30 meters lager.
Tineoor heeft ruim 200 , Kinilow ongeveer 300 en Kakaskassang
ongeveer 1100 inwoners. Het distrikt Kakaskassang heeft veel
door de jongste epidemie geleden en zijne bevolking sedert 1852
met Vs zien verminderen. Thans bedraagt die bevolking nog
ruim 3500 zielen.
Tomohon, hoofdplaats van het distrikt van denzelfden naam,
is eene groote negorij. Een groot gedeelte der bevolking van
het distrikt is hier gevestigd en woont in veelal goed ge-
bouwde huizen omringd van erven met vruchtboomen , die door
Digitized by
Google
— 56 —
nette heggen van de negorij wegen zijn gescheiden. Het geheel
der negorij ademt welvaart. Eenige grootere gebouwen in het
midden der negorij duiden de woonplaatsen aan van den zen-
delingleeraar en van de inlandsche volkshoofden. Deze woningen
waren, even als elders in de Minahassa, voor de ontvangst
van den gouverneur generaal en het gevolg zoo goed mogelijk
ingerigt.
Eene koele temperatuur en ijlere lucht dragen er veel toe bij
het verblijf hier aangenaam te maken, s' Namiddags 6 uur had-
den wij 76 ° Eahrenheit en s' morgens 6 uur 65 °.
Eene wandeling door de achterwijken der negorij deed mij
voor de eerste maal kennis maken met de graven der alfoeren.
Onder alfoeren verstaat men in de Minahassa thans in den regel
nog dat gedeelte der bevolking, wat nog niet tot het christen-
dom is toegetreden. Alfoeren zijn echter eigenlijk alle bewoners
der bovenlanden, want de beteekenis van het woord // alifoeroe"
is, zooals men weet, eenvoudig //bergbewoner." Juister dus
zou ik mij uitdrukken door te spreken van de graven der hei-
densche alfoeren. Deze graven dan zijn zeer eigenaardig. Zij
bestaan uit een vierkant trachietblok van drie tot vier voeten
hoogte en een paar voeten lengte en breedte, en uitgehold om
het lijk te ontvangen. De opening der holte is aan het eene ein-
de van de lengte-as. Men plaatst de lijken daarin met de voeten
naar beneden en brengt ze in het lijkgesteente in eene hurkende
houding. Het gesteente wordt dan een paar voeten diep in
de aarde geplaatst, zoodat ongeveer de bovenhelft boven de
aarde uitsteekt. De opening wordt gesloten met een deksel , ins-
gelijks uit trachiet gehouwen en gewoonlijk de gedaante hebbende
van eene vierzijdige pijramiede met holle vlakken. Zoo zijn deze
graven in hunnen eenvoudigen vorm en te Tomohon zagen wij
geene andere. Maar in meerdere negorijen, welke wij op de ver-
dere reis bezochten, voornamelijk te Sawangan, waren die graven
met veelsoortige figuren gebeeldhouwd, onder welke figuren op
meerdere graven menschelijke gedaanten met overdreven voor-
gestelde geslachtswerktuigen de hoofdrol schijnen te vervullen.
Digitized by
Google
— 57 —
Ik behpef er naauwelijks bij te voegen , dat het beeldhouwwerk
zelf alles te wenschen overlaat.
Onze opmerkzaamheid werd ook getrokken door de menigte
varkens onder de huizen en op de erven der Tomohonners.
Het varkensvleesch beslaat geene geringe plaats onder de voe-
dingsmiddelen der bewoners van de Minahassa. Zij schijnen
veel met de teelt dezer nuttige dieren op te hebben, want
het aantal varkens in de Minahassa is in 1854 van 58129 tot
67440 geklommen en "dus in een jaar tij ds met meer dan 9000
stuks toegenomen. Gemiddeld kwam alzoo een varken op on-
geveer 1^ inwoner, de mohammedaansche bevolking niet mede-
gerekend. Onwillekeurig dachten wij aan den armen Javaan ,
die tot nog toe door de vooroordeelen zijner godsdienst een
voortreffelijk dierlijk voedingsmiddel derft, wat hij zonder veel
inspanning en voor geringen prijs in overvloed zou kunnen
bezitten. Overigens is de rijkdom aan varkens in de ver-
schillende distrikten nog al verschillend. In de afdeeling Be-
lang, bijvoorbeeld, kwam slechts een varken op 5 — 6 inenschen;
in de afdeeling Kema daarentegen bijkans 2 varkens op 1 mensch.
Het ware te wenschen , dat andere takken der veeteelt in de Mina-
hassa evenzeer bloeiden. Men telde er echter op het laatst van 1854
slechts 2797 paarden, 2459 runderen, 85 schapen en 2843 geiten.
De paarden waren door eene onder hen geheerscht hebbende ziekte
aanmerkelijk in aantal verminderd. Het getal der geiten had, ver-
geleken bij het cijfer van 1853, eene nog grootere vermindering
ondergaan en slechts het aantal runderen was eenigzins toegenomen.
Van buffels is in de Minahassa nog naauwelijks sprake, wat be-
vreemdend is, daar zij in het naburige Gorontalo vrij talrijk zijn.
In den jongsten tijd zijn er echter eenige aangebragt en men
schijnt zich reeds eenigzins aan het gebruik dezer dieren te
gewennen.
Van het dorpsplein te Tomohon heeft men een vrij ruim ge-
zigt op het hoogland, of liever op de het hoogland omringende
bergen. De Lokon, 1560 meters hoog, vertoont er zijn' top in het
n. w. t. w. Zijn geheele massieve kegel ligt er bloot voor het
Digitized by
Google
— 58 —
gezigt , van zijnen voet tot den afgeplatten top geheel met bosch
begroeid. De Empoeng verheft er zijn' hoogsten top in n. w.
doch is veel lager dan de Lokon. In het n. o. ontwaart men
den Goenong Api, minder opmerkelijk door zijne hoogte of
scherpe vormen dan door zijnen grooten krater, dien men echter
te Tomohon niet kan zien. • Nog meer oostwaarts stuit het oog
op een' drietoppigen berg, welks hoogte ik op ongeveer 1000
meters schat. De alfoeren noemen hem Massaran. Zijn krater
werkt niet meer en schijnt thans een meertje te zijn. In het
zuiden eindelijk , waar de grensbergen van de hoogvlakte het laag-
ste zijn, ontwaart men den Tolanko, welks hoogte zeker niet
meer dan 900 meters bedraagt. De Lokon moet aan zijne noord-
oostelijke helling eene solfatara hebben, waaruit de inlanders,
even als uit den krater van den Goenong Api, veel zwavel ver-
zamelen.
Den 16* September s' morgens vroeg was het reisgezelschap
weder te paard en op weg naar Sonder, tot welke negorij wij
dien dag de reis zouden voortzetten. De weg gaat steeds in
eene zuidelijke rigting en zelfs wat westelijk.
Tomohon is het punt van zamenkomst van de groote wegen van
Manado, Tanawanko, Amoerang en Tondano- Westelijk gaat er
een weg af naar de hoofdplaats Tanawanko of Tombariri, zuid-
oostelijk een weg, die over Koja naar Tondano voert, en jsuide-
lijk een weg, die over Saronsong geleidt naar Sonder, doch vóór
hij nog Saronsong heeft bereikt een' zijtak afgeeft, welke oostelijk
van den hoofdtak geleidt naar Rembokeng en Kakas.
Op een paar palen afstands van Tomohon bereikten wij Saron-
song, hoofdnegorij van het distrikt van denzelfden naam, dat
tot de afdeeling Tondano behoort en met nog geene 2000 zielen
bevolkt is.
Saronsong gepasseerd zijnde, maakten wij een uitstapje, links
van den weg af, naar het meer van Linoe.
Dit meertje ligt op nog geen paal afstands van den grooten
weg. Om het te bereiken moet men eerst een eind wegs klim-
men, waarbij men echter te paard kan blijven. Daarna daalt
Digitized by
Google
— 59 —
men langs een steiler pad naar het meer, dat men weldra voor
zich ziet, omringd van steile en hooge oevers, welke begroeid zijn
met palmen , kasuarinen , varens en pandanen. Het meertje zou
weinig belangrijks zijn op zich zelf, daar het naauwelijks \ paal
in doormeter zal hebben. Maar men ontwaart uit zijne gedaante
en wanden alras, dat het een echt kratermeer is, dat is, een
oude krater, welke tot op zekere hoogte door afslibbing is ge-
dempt en met water bedekt. Twijfelde men echter nog aan
deze beteekenis, dan zou die twijfel spoedig ophouden, wanneer
men de plaatsen bezoekt, waar de vulkanische werkzaamheid nog
bestaat. Nabij de plaats, waar wij aan het meer kwamen, be-
vindt zich eene zwavelpoel. De voornaamste solfatara ligt ech-
ter nabij den noordoostelijken rand van het meer. Daar stij-
gen nog onophoudelijk op talrijke plaatsen zwaveligzure dam-
pen uit de spleten des bodems op en zet zich de opgehevene
zwavel aan de spleetranden af. Hier is de plek, waar den graaf
Carlo de Vidua het bekende ongeluk overkwam, wat zijn' dood
ten gevolge had. Het water van het meertje is eenigzins wrang van
smaak door de er in opgeloste uit de solfataren vloeijende stoffen ,
wat evenwel niet belet , dat er talrijke insekten-larven en visschen in
leven. Het schijnt echter dat er geene andere vischsoorten in
voorkomen dan de gaboes (Ophicephalus striatus BI.) , hier kebos
genoemd, de betok (Anabas scandens CV.), geteh geteh gehee-
ten, en de soegili of kassili, eene soort van paling (Anguilla El-
phinstonei Sijk.), alle welke soorten ook in de zoete wateren van
Java en Sumatra en van het vaste land van Indië voorkomen.
Men deelde ons mede, dat de grootste diepte van het meer slechts
45 voeten bedraagt. Zijne uitwatering is in het zuidwesten.
Na met kleine praauwtjes een togtje dwars over het meer ge-
maakt te hebben , om de grootere solfatara te bezoeken , keerden
wij langs denzelfden weg terug , en bereikten weldra Lahendong,
eene negorij met ruim 400 inwoners.
Niet ver voorbij Lahendong verlieten wij nogmaals den grooten
weg, regts, en gingen nu door uitgestrekte koffijtuinen nog eenige
palen ver, over zeer ongelijk terrein, de grensheuvels van het
Digitized by
Google
— 60 —
hoogland van Tomohon, totdat wij in de kom van Sonder waren
afgedaald. Wij verlustigden ons op dezen togt in den rijken
bloei en dragt der koffijheesters.
De Minahassa is uitnemend geschikt voor de koffijkultuur.
Zij is er de voornaamste kuituur en verdient alzoo wel eenige
nadere beschouwing. De aanleg van geregelde tuinen is in
1822 begonnen. Wel bestond toen de koffij-kultuur reeds,
doch de 200000 boomen, die er toen waren, bragten weinig op,
zoowel door slechte wijze van aanplanting, als door verwaarloo-
zing. In 1822 bedroeg het geleverde produkt slechts 80 pikols.
In 1827 werd de verpligte levering van koffij in Manado afge-
schaft, met instandhouding evenwel van het gedwongen aanplan-
ten en de vaststelling eener belasting van ƒ 4 per pikol. Dit
stelsel maakte in 1832 weder plaats voor dat der verpligte leve-
ring der koffij tegen ƒ 15 de pikol, welke levering in 1850
nader geregeld werd bij de invoering van het nieuwe belasting-
stelsel, met terugbrenging van den prijs per pikol koffij op
ƒ 8.40 bij aflevering in de pakhuizen, welke inmiddels op ver-
schillende plaatsen in de binnenlanden werden opgerigt.
Thans brengt de koffijkultuur reeds bijkans twee en een halve
ton gouds jaarlijks onder de bevolking, waarvan ruim ƒ 19000 on-
der de volkshoofden , het overige onder den kleinen man , zoowel
voor het afgeleverde produkt (/ 8.40 per pikol) , als voor transport-
loonen (7| duit de pikol per paal) naar de strandpakhuizen.
De koffijkultuur is nog niet over de geheele Minahassa verbreid.
In de distrikten der afdeeling Manado bestaat zij niet en evenmin in
de distrikten Klabat diatas en Likoepang van de afdeeling Kema,
en in het distrikt Ponosakan van de afdeeling Belang , terwijl zij
in de distrikten Passang en Ratahan eerst kortelings is inge-
voerd en nog geen produkt geeft. Trekt men de bevolking dier
distrikten, alsmede die der hoofdplaatsen Ainoerang en Belang,
en de Europeanen en burgers (als niet in de koffijkultuur dee-
icnde) van het totale cijfer der bevolking van de Minahassa af,
dan blijkt het, dat in de koffijdistrikten gemiddeld ruim ƒ 3 per
ziel of / 16 per huisgezin te goed kwam, welke som echter
Digitized by
Google
— 61 —
tot ruim ƒ 19£, of de hoofden niet medegerekend, tot ruim ƒ 18
per huisgezin stijgt, wanneer men slechts de koffijplantende huis-
gezinnen in rekening brengt. In 1854 toch waren in de reeds pro-
dukt gevende distrikten 12064 huisgezinnen voor de koffijkultuur
beschikbaar en bedroeg het in de pakhuizen afgeleverde produkt
23890 pikols. Daarvoor werd betaald aan de hoofden ƒ 19112, aan
de bevolking als leveringsprijs / 191123 en als transportloonen
ƒ27264, zoodat de pikolhet gouvernement tot aan de strandpak-
huizen bijkans ƒ 10 kostte.
Eerst in de laatste jaren echter is de koffijkultuur aanmer-
kelijk vooruitgegaan. Bijkans 20 jaren lang is zij min of
meer op dezelfde hoogte gebleven. Voor dien tijd, van 1826
tot en met 1832, was de opbrengst jaarlijks gemiddeld 3856
pikols. In 1833 klom die opbrengst tot 6000 pikols en de
toenmalige resident van Manado Pietermaat schreef in het zelf-
de jaar, dat het niet te verwachten was, dat de opbrengst
immer 8000 tot 10000 pikols zou te bovengaan. In 1834 bedroeg
echter het produkt reeds. 10000 pikols. Het was toen evenwel
een goed koflfij-jaar, want in 1835 daalde de opbrengst tot
slechts 4000 pikols. Van dien tijd af verkreeg men eene
jaarlrjksche hoeveelheid koffij, welke van 2500 tot 13000
duizend pikols afwisselde, totdat de produktie in 1853 tot
16000 en in 1854 tot 23000 pikols steeg. Dat zij spoedig nog
meer zal toenemen is meer dan waarschijnlijk, vermits in 1854
meer dan 270000 koffijboomen nieuw zijn aangeplant, op het
einde van dat jaar meer dan 4,600,000 boomen aanwezig wa-
ren, waarvan ruim 3£ millioen in geregelde tuinen, en men
spoedig ook produkt te gemoet zag van de aanplantingen der
voorlaatste jaren.
Ofschoon de koffijtuinen van Sonder een zeer gunstig voor-
komen hadden, onderscheidden zij zich niet door groote op-
brengst. Men rekende dat de vruchtdragende boomen er jaar-
lijks elk slechts van ^ tot f pond (amst.) koffij opleverden. In
de overige distrikten van de afdeeling Amoerang is , met uitzon-
Digitized by
Google
— 02 —
dering slechts van Tonibariri, de opbrengst nog geringer, ter-
wijl men rekent, dat bijkans in alle distrikten der afdeeling Ton-
dano elke vruchtdragende boom van 1 tot 1| pond, en in Ton-
sea van 4 tot 2 pond koffij oplevert. In 1854 verkreeg men
uit het distrikt Sonder 1894 pikols koffij. Op het einde van
dat jaar waren er 525122 koffijheesters, voor welker onderhoud
1809 huisgezinnen beschikbaar waren.
De ontvangst van den gouverneur generaal te Sonder was zoo
mogelijk nog feestelijker dan in de reeds bezochte negorijen. Het
distriktshoofd van Sonder, een oud hoofdofficier uit den Java-
schen oorlog, had zijne kabesaran meer geëuropiseerd , meer
echter in de exercities dan in de kleeding. Tot deze kabesaran
behoorde zelfs eenige kavallerie.
Sonder is eene lieve negorij , gelegen op 519 meters boven de
zee, in eene kleine vlakte, welke lager is dan het hoogland van
Tomohon en met rijstvelden bedekt, die zich zelfs tot midden in
de negorij uitstrekken. Zij is de hoofdplaats van een der volk-
rijkste distrikten van de Minahassa en heeft zelve een tweedui-
zendtal inwoners en eenige goede gebouwen, de zoogenaamde
loge en de woningen der distrikts- en negorijhoofden.
De loge's in de Minahassa zijn, wat de passangrahans zijn op Ja-
va, gebouwen, door de bevolking der distrikten opgerigt en gemeu-
bileerd, om tot verblijfplaats te strekken aan doortrekkende amb-
tenaren. Zij zijn echter beter gebouwd en ingerigt dan de pas-
sangrahans en hebben ook uitwendig een beter voorkomen.
Men moet het tegenwoordige Sonder niet verwarren met eene an-
dere negorij Sonder, een paar palen zuidelijker buiten de vlakte
gelegen. Ongeveer zeven jaren geleden zijn de meeste bewoners
van laatstbedoelde negorij naar de vlakte van Sonder verhuisd en
hebben daar de. negorij gesticht. Het oude Sonder wordt daar-
om thans ook Sonder toewa genaamd.
Op het plein voor de loge te Sonder peilde ik den top van
den Lohon in noord ten oosten.
De bevolking van het distrikt Sonder bedraagt bijkans zeven
Digitized by
Google
— 63 —
en een half duizend zielen , van welke nog bijkans zeven duizend
heidenen zijn. Het christendom heeft er dus, in verg elijking met
zoovele andere distrikten der Minahassa, nog geene groote vor-
deringen gemaakt.
s' Namiddags maakten wij een uitstapje naar den waterval
Moenteh nabij Tintjep, eene kleine negorij, op ruim 2£ pa-
len af stands van Sonder gelegen. De weg derwaarts gaat in
eene voornamelijk n. w. strekking en, de vlakte van Sonder
verlaten hebbende, langs een diep ravijn, hetwelk, zich tus-
schen hoogere en lagere nu en dan zeer steile dan weder
meer glooijende gedeeltelijk met koffijheesters beplante wanden
slingerende , naar het westen in het lage land van het Amoerangsche
overgaat. De waterval ligt nog ongeveer \ paal voorbij Tintjep.
De weg loopt langs de steile wanden van het ravijn, waar men
den val diep beneden zich ziet. De val zelf is weinig in-
drukwekkend. De straal water is ruim 60 voeten hoog en
slechts eenige voeten breed en lost zich gedeeltelijk op in stof
bij den val in het bekken , dat uit een trachietisch gesteente
bestaat. Een steil voetpad geleidt tot aan het bekken, waar men
tot achter de vallende watermassa kan komen , vermits de straal
in zijn benedenste gedeelte nergens de rotswanden raakt. De
opperlandvoogd en zelfs mevrouw Duijmaer van Twist getroost-
ten zich den vermoeijenden togt langs den steilen weg tot op
den bodem van het bekken. Meerderen van het reisgezelschap
stelden zich te vreden met het genot van het gezigt op den
waterval, van eene pendoppoh, aan den bovenrand van het bek-
ken opgerigt, waar bovendien voor allerlei ververschingen ge-
zorgd was.
Van Tintjep keerden wij naar Sonder terug, waar wij aan-
kwamen, toen het reeds avond was. De negorij was feestelijk
verlicht, voornamelijk echter het plein voor de loge. De tal-
rijke lichten , zich afspiegelende in het water der rijstvelden ,
maakten eene goede uitwerking.
Het klimaat van Sonder moet veel minder aangenaam zijn
Digitized by
Google
— 64 —
dan dat vafc Tomohon, wegens de hevige winden, die er veelal waai-
jen. Deze winden zijn verklaarbaar uit de ligging van Sonder.
De vlakte van Sonder is eigenlijk slechts een breeder en vlak-
ker gedeelte van hetzelfde ravijn, dat zich naar Tintjep noord-
westelijk en naar Sonder toewa zuidoostelijk uitstrekt. De
koudere luchtstrooinen , hetzij ze komen van het hoogere land
van Kawangkoan of Tompasso, hetzij van de lagere landen van
Amoerang , moeten in het ravijn sterker zijn dan in meer open
land.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK V.
VAN SONDER TOT TONDANO.
Sonder toewa* — Kawangkoan. — Hoogland van Tompasso. — Tompas-
so. — Modderwellen , zwavelpoelen en heete bronnen. — Langowan. —
Zendelingen. — Kakas. — Meer van Tondano. — Ry st- f maïs- f klap-
per- en muskaatnoten-kultuur in de Minahassa. — Togt naar Passo. —
Warme bronnen van Passo. — Togt over het meer van Tondano.—-
Rembokeng. — Bi vier van Tondano, — Hoofdplaats Tondano,
Den 17 n September vertrokken wij van Sonder, om ons over
de negorijen Sonder toewa, Kawangkoan, Tompasso en Lango-
wan naar Kakas te begeven. Deze togt was zeer belangrijk en le-
verde ons niet de minst sshoone gezigten op van de Minahassa. Het
ravijn van onder en de wegwanden nemen er grootsche evenredighe-
den aan. Het schoone en lieve der natuur is er als naast het ijzing*
wekkende geplaatst. Na een paar palen stijgens en na de nego-
rij Sonder toewa, die eenigzins regts van den weg verwijderd ligt,
gepasseerd te zijn , bevonden wij ons op nieuw op eene hoogvlak-
te, welke men geschikt het hoogland van Tompasso zoude kun-
nen noemen. Wij gingen in eene in het algemeen zuidoostelijke
rigting, welke rigting wij volgden tot aan de negorij Langowan,
de meest zuidelijk gelegene plaats der Minahassa , welke wij zou-
den bezoeken.
- De eerste negorij, welke wij doortrokken, was Kawangkoan.
Zij ligt op 4| palen afstands van Sonder en op 23 van Mana- V
L 5
Digitized by
Google
— 66 — ■
do, 688 meters boven de zeevlakte. Zij is de hoofdplaats van
het distrikt Kawangkoan, dat, even als Sonder en het aangren-
zende distrikt Tompasso, tot de afdeeling Amoerang behoort en
met ruim 6000 zielen bevolkt is. De bevolking zelve is nog
voor de grootste helft heidensch; doch het christendom maakt
er goede voortschreden. Te Kawangkoan hielden wij ons slechts
eenige oogenblikken op en reden toen door naar de twee palen
verder gelegene negorij Tompasso, insgelijks hoofdplaats van een
distrikt, dat echter minder bevolkt is dan Kawangkoan, bezit-
tende het slechts ruim 4000 zielen, waarvan ruim drie vierden
nog heidenen zijn.
Op Kawangkoan komen vier groote wegen uit, de reeds ge-
noemde van Sonder, die zich zuidoostelijk naar Tompasso voort-
zet , de weg naar Romohon , die westelijk over talrijke negorijen
naar de baai van Amoerang geleidt, en een weg, die in eene
noordoostelijke rigting naar Rembokeng voert.
Te Tompasso, 703 meters hoog, heeft men weder een ruim gezigt
op de omliggende bergen. Vooral trekt de aandacht de Tam-
poesso. Zijne breede kruin heeft in gedaante veel van die van
den Tankoebanprahoe op Java, van Bandong gezien. Er moet
zich een vrij groot kratermeer op den Tampoesso bevinden. Het
hoogste gedeelte van zijnen stompen afgeronden top peilde ik
van de kerk te Tompasso in z. w. \ z. (1).
Tusschen Tompasso en Langowan biedt het terrein meerdere
bijzonderheden aan. Het is rijk aan warme bronnen, modder-
(1) De Tompoesso ligt tusschen den Sapoetan en de negory Tompasso.
/ De heer Melvill van Carnbee heeft naar eene manuskriptkaart van Forsten
1 en den heer Von Gafiron, op zyne Kaart der Minahassa, eenen Tompoesso
1 genoemden berg noord-noord-oost van Tompasso geplaatst, terwijl er de berg,
dien ik Tompoesso hoorde noemen, met den naam van Londo schijnt te zijn
aangeduid. Sommige bergen in de Minahassa dragen verschillende namen.
\ Te Awoean, niet ver van Rembokeng, hoorde ik den Tampoesso den naam
I geven van Papelimpoengan. Men zal echter bij betere kennis der Minahassa
hierin tot het aannemen van vaste namen moeten geraken, om verwarringen
te voorkomen.
Digitized by
Google
— 67 —
wellen en zwavelpoelen , meerdere van welke geheel in de nabij-
heid van den grooten weg zijn gelegen. De modderwellen en
solfataren zijn echter van geringen omvang en hebben niets van
het ontzagwekkende van vele gelijksoortige plekken op Java. Een
van de voornaamste dier modderwellen ligt op een paar palen af-
stands van Tompasso, eenige schreden regts van den grooten weg.
In mijne //Fragmenten eener reis over Java" heb ik de geo-
logische beteekenis der zoogenaamde modderwellen reeds opge-
helderd. Zij zijn niets anders dan minprale bronnen, koude of
warme, waarin, gelijktijdig met het bronwater, vrije gassen uit
den grond opstijgen en waar een voortdurende strijd bestaat
tusschen de losgeweekte of ontleede bronwanden , die als modder
de bron trachten te dempen, en de uit den grond opstijgende
gassen , welke dien modder opheffen en , na de noodige spankracht
erlangd te hebben, met geweld doen uiteenspatten om in den
dampkring te ontwijken.
Op ongeveer 2| palen afstands van Tompasso, links van den
grooten weg en te midden van koffijtuinen ligt eene heete bron,
welfce wij bezochten. Het water welt er op in een ruim trachietisch
bekken van meerdere voeten lengte en breedte zonder aanmer-
kelijke gasontwikkeling, maar door zijne hooge temperatuur, welke
eiwit doet stollen, veel waterdamp uitstootende, welke bij lagen
stand der zon, de bron als met eene wolk bedekt. De reuk
dier dampen zweemt eenigzins naar dien van zwaveligzuur, wat
waarschijnlijk in zeer geringe hoeveelheid met ze opstijgt. Overi-
gens is de smaak van het water zeer flaauw, zoodat het ver-
moedelijk geene andere geneeskrachten bezit dan die, welke aan
zijne hooge temperatuur zijn toe te schrijven en welke dus uit
den aard der zaak slechts ter plaatse zijn aan te wenden.
Tegen 11 uur s' morgens kwamen wij te Langowan aan. Deze
negorij, slechts 3| palen van Tompasso verwijderd, ligt op 34
palen afstands van Manado en 711 meters boven de zee.
Zij behoort niet meer, zooals Tompasso, tot de afdeeling Amoe-
rang, maar tot de afdeeling Tondano. Zij is de hoofdplaats
van het distrikt van denzelfden naam, dat bijkans 3| duizend
Digitized by
Google
— 68 —
inwoners heeft, welke echter grootendeels in de negorij zelve
wonen. De bevolking bestaat er voor een groot derde gedeelte
uit christenen en voor bijkans twee derden nog uit heidenen.
Wij stapten aan het negorijhuis 'af om de kabesaran en de
schoolkinderen te zien defileren en manoevreren en begaven ons
daarna naar het huis van den zendelingleeraar Schwarz, waar ons
een dejeuner wachtte.
De heer Schwarz is gedurende zijn lang verblijf in de Mina*
hassa er in geslaagd, een groot aantal heidenen tot het chris-
tendom te bekeeren en gaat daarmede nog met ijver voort.
Hem komt een groot gedeelte toe der eer van de meerdere be-
schaving, welke sedert de laatste twintig jaren in de Minahassa
is overgebragt. De zendelingen in de Minahassa hebben zich in
het algemeen zeer verdienstelijk gemaakt door den ijver, waar-
mede zij de verstandelijke en zedelijke vorming der alfoeren lei-
den. Hun leven moet overigens, afgescheiden nog van hunnen
aangenamen werkkring, die hunne idealen meer en meer ver-
wezenlijkt, veel aangenaams hebben. Van hunne groote opoffe-
ringen van levensgenot enz. waarvan door sommigen zoo hoog
opgegeven wordt, ontwaart men geenerlei sporen. Die opoffe-
ringen hebben misschien in reeds lang verloopen jaren plaats
gehad, maar wie thans de zendelingen bezoekt in hunne wel
ingerigte en goed gebouwde huizen, waarin de blijken van
welvaart niet te miskennen zijn , omringd gewoonlijk van vrouw
en kinderen, levende in een prachtig land en in een heerlijk
klimaat, te midden van volkrijke negorijen, door wier bewoners
zij zijn geacht en geëerd en ontzien, denkt onwillekeurig, niet
aan hunne groote opofferingen, vooral met het oog op hunne
maatschappelijke stelling vóór hun vertrek naar Indië, maar wel aan
eene hun ten deel gevallene betere positie en meerdere levens-
genieting, welke zeker nog al gunstig afsteken bij hunne vroe-
gere omstandigheden, toen zij nog veelal als handwerkslieden in
Nederland of Duitschland in hunne behoeften moesten voorzien.
Ik wil geenszins te kort doen aan de wezenlijke verdiensten
der zendelingen in de Minahassa in het algemeen, welke zeker
Digitized by
Google
— 69 —
door ieder, die wel denkt, worden op prijs gesteld, maar
toch er tegen waarschuwen , dat men zich van die verdiensten
geene al te overdrevene voorstellingen make en die zendelingen
niet als eene soort van martelaren voor het geloof beschouwe.
Ook is het niet overbodig, aan de overdrevene voorstellingen
van sommige schrijvers de juiste nuchtere beteekenis terug te ge-
ven. Zoo vindt men ineen artikel, geplaatst in het te Batavia
verschijnende Tijdschrift tot bevordering van christelijk leven in
Nederlandsch Indië, de volgende schildering van den ondergang van
het heidendom te Langowan. // Het dolle geraas der heidensche
feesten zweeg, hun woeste spel en zedeloosheid gingen voorbij,
reeds voor lang werd het laatste Baal's feest te Langowan gevierd,
en hier staan we bij de 'laatste zijner priesteressen, haar graf, bij-
na ook het graf van zijn verfoeijelijken dienst." De waarheid is
echter, dat in Langowan het aantal heidenen nog bijkans het
dubbele is van dat der christenen of, met andere woorden, dat
de christenen er nog verreweg de minderheid uitmaken.
Nog denzelfden dag vertrokken wij naar de negorij Kakas,
noordoostelijk van Langowan gelegen. De 4 palen wegs hadden
wij spoedig afgelegd. De weg tusschen Langowan en Kakas is
geheel effen, daalt tusschen beide plaatsen ongeveer 48 meters
met eene zachte helling en kan door een gewoon rijtuig met
de gewone snelheid bereden worden zonder vertragingen door
hoogten of laagten. De heer Jansen had dan ook voor de
beschikbaarheid van een geschikt rijtuig voor den gouverneur
generaal en mevrouw Duijmaer van Twist zorg gedragen.
Kakas is eene groote en sterk bevolkte negorij , die in fraaiheid
van aanleg en netheid van huizen en erven de vroeger genoemde
negorijen zelfs nog overtreft. Zij is de hoofdplaats van het dis-
trikt Kakas, dat tot de afdeeling Tondano behoort en in vijf
negorijen eene bevolking heeft van ruim 4300 zielen, waarvan
ongeveer 3000 in de hoofdnegorij in ongeveer 400 huizen wonen.
De negorij ligt allerbekoorlijkst aan den zuideroever van het
meer van Tondano. Meerdere huizen zijn met zekere weelde
gebouwd, vooral die der hoofden. De loge is goed gebouwd,
Digitized by
Google
— 70 —
goed ingerigt en ruim, hoezeer zij voor het groote reisgezelschap
te klein was. Uit de achtergaanderij der loge ziet men het meer
van Tondano in zijne geheele uitgestrektheid voor zich. Langen
tijd bleven wij daar, om ons in het gezigt op het meer te verlus-
tigen. Verrassend en verkwikkend is dat gezigt, wanneer men
eenige dagen een bergachtig terrein heeft doorreisd en zich dan
eensklaps, ruim 690 meters boven de zeevlakte, aan de oevers
van eene uitgestrekte watervlakte ziet verplaatst. Evenwel troffen
wij geen gunstig weder. Nevelachtig als de dampkring was,
ontwaarden wij slechts de zuidelijke helft van het meer met zijne
bergachtige en groenende oevers. De noordelijke helft schemerde
slechts even door en de noordelijke oevers waren in het geheel
niet te ontwaren. De volgende dagen zouden ons ten deze gun-
stiger zijn. Toen aanschouwden wij het meer in zijne geheele
lengte tot op de lage oevers van Tondano en de heuvelkruinen,
die de vlakte van Tondano noordelijk begrenzen, en bovendien
geheel op den achtergrond in het noord-noord-oosten den gewel-
digen kegeltop van den Klabat.
Het meer van Tondano beslaat het middelste gedeelte van
eene groote hoogvlakte, die, meer dan 690 meters boven de zee
gelegen, eene uitgestrektheid heeft van ongeveer 18 palen in de
rigting van het noorden naar het zuiden en van twee tot acht
palen van het oosten naat het westen. Deze hoogvlakte is
omringd door talrijke bergen. Rondom hare zuidelijke helft zijn
deze bergen aanmerkelijk hooger dan om hare noordelijke, waar
ze, zonder zich aanmerkelijk te verheffen, noordelijk en westelijk
overgaan in het lage land van Kema en noordwestelijk in het
hoogland van Tomohon. Het meer zelf ligt met zijne lengte-as
in de lengte-as van de hoogvlakte en wordt op ongeveer het mid-
den zijner lengte door westelijk en oostelijk inspringende trachiet-
ribben in twee bijkans gelijke helften verdeeld. In het geheel on-
geveer elf palen lang, is het meer ter plaatse der vernaauwing slechts
twee palen breed, doch die breedte neemt in de noordelijke helft
tot ongeveer drie palen en in de zuidelijke tot ongeveer vier
palen toe. Talrijke beekjes en riviertjes, geven hunne wateren aan
Digitized by
Google
— 71 —
het meer af, dat ze verzamelt en ze langs een enkel kanaal, de
rivier van Tondano weder afgeeft, voor zoover ze niet aan de
meervlakte zelve verdampen. Even als er zich talrijke wellen
nabij het meer bevinden, schijnen zich ook wellen onmiddel-
lijk in het meer te openen en aldus den toevloed van het
water in hetzelve te vergrooten. Meer dan een schrijver heeft
aan het meer van Tondano de beteekenis willen geven van een'
krater. Het heeft echter geenszins de kenmerken van een' krater,
maar is te beschouwen als een gedeelte der hoogvlakte , dat met
water bedekt is , eenvoudig omdat de bodem der rivier van Ton-
dano, ter plaatse waar zij van het meer afgaat, hooger gelegen
is dan de bodem van het lagere gedeelte der hoogvlakte, thans
door het meer bedekt.
Den 18* September werden de koffijtuinen van Kakas bezocht
en voorts een uitstapje gemaakt naar de negorij Passo. De
koffijtuinen liggen voornamelijk westelijk van Kakas , op korten
afstand van de negorij, in het noordelijke gedeelte van de zui-
delijke helft van het groote hoogland, dat ik hierboven heb om-
schreven en hetwelk ik de hoogvlakte van Tondano zal noemen.
De koffijheesters komen er uitmuntend voort en dragen reeds na
twee jaren vruchten. In 1854 werden er ruim 4000 pikols koffij
gewonnen en het laat zich aanzien, dat deze opbrengst nog zal
toenemen. 728 huisgezinnen van het distrikt zijn aan deze kui-
tuur werkzaam.
Van de kultures sprekende, mag ik die van de andere pro-
dukten niet voorbijgaan.
Het distrikt Kakas produceert ook rijst, turksche tarwe , kakao ,
koffo, muskaatnoten, kokosnoten, enz. Aan het einde van het
verhaal der reis door de Minahassa zal ik de meer uitvoerige
statistieke opgaven mededeelen, welke omtrent den stand der
kultures in de Minahassa op het einde van het vorige jaar zijn
opgemaakt.
Over de kuituur der koffij , koffo en kakao in Manado heb ik
hierboven reeds in algemeene trekken gesproken. Ook omtrent
Digitized by
Google
— 72 —
de rijst-, maïs-, muskaatnoten- en klapperteelt wil ik hier een
en ander mededeelen.
Men teelt de rijst in de Minahassa deels op drooge velden
(kebon kring) , deels op natte (kebon petjeh) , doch de drooge
velden zijn, waarschijnlijk wegens de bergachtige gesteldheid van
het terrein, verre weg het talrijkste. In de afdeeling Tondano
en voorts in de amoerangsche distrikten Tompasso en Tonsawang
treft men de meeste natte rijstvelden aan. Het produkt wordt
gezegd van geene bijzonder goede hoedanigheid te zijn, klein
van korrel , weinig voedzaam en spoedig aan bederf onderhevig.
Het doet van / 3 tot / 6 de pikol. Muizen en insekten rigten
soms groote verwoestingen in het rijstgewas aan. In 1854 ,
even als in 1853, rekende men het produkt aan rijst op 150000 tot
200000 pikols, waarvan, zooals vroeger reeds is gezegd, in 1853
meer dan 13000 en in 1854 meer dan 10000 pikols werden
uitgevoerd. Deze kuituur bestaat reeds sedert onheugelijke tij-
den in de Minahassa. Van het jaar 1671 vindt men aangetee-
kend, dat de rijst toen nog geene / 15 de last kostte, en
Valentijn vermeldt, als een blijk van den rijkdom aan rijst in de
Minahassa, dat bij een' brand te Tomon (zeker Tomohon) drie
duizend lasten te gelijk eene prooi der vlammen zijn geworden.
De turksche tarwe of miloe wordt in de Minahassa in groote
hoeveelheid geteeld. Den oogst van 1854 schatte men op een
millioen vruchten. Men heeft proeven genomen met de aan-
planting van amerikaansche en sijdneijsche maïs, doch slechts de
laatste soort is goed opgekomen.
De muskaatnotenteelt is nog van geheel nieuwe dagteekening.
Nadat gebleken was, dat de kuituur van den muskaatnotenboom
op partikuliere landerijen in Manado zeer wel geslaagd was, heeft
de heer Jansen in het laatst van 1853 ze in de verschillende
distrikten der Minahassa doen invoeren, met den uitslag, dat
men rekent, dat er op het laatst van 1854, en dus ruim een
jaar na de invoering , reeds meer dan 5000 boomen waren aan-
geplant. Deze kuituur kan eene weldaad voor de bevolking
•worden, wanneer men haar vrij over het produkt zal laten be-
Digitized by
Google
— 73 —
schikken, wat in het plan des bestuurs schijnt te liggen. Met
uitzondering slechts van Saronsong, Langowan, Rembokeng,
Tompasso en Ponosakan bestaat deze kuituur reeds in alle dis-
trikten der Minahassa. In het distrikt Kakas alleen waren op
het einde van 1854 reeds meer dan 800 muskaatnotenboomen
aangeplant.
Wat de klapperpalmen betreft, men ziet deze allerwege in de
Minahassa. Op het einde van 1854 gaf eene telling bijkans
186000 boomen, dat is, meer dan 2 boomen per inwoner of
meer dan 10 per huisgezin. De kokosnoten zijn in de geheele
Minahassa goedkoop, verschillende hare prijs slechts van 1 tot
2 duiten. De klapperolie kost er slechts van 20 tot 80 duiten
de flesch. De klapperteelt schijnt het best te slagen in het dis-
trikt Tonsea of Kema, hetwelk ongeveer de helft van alle ko-
kospalmen der geheele Minahassa voedt. De klapper kost in
de geheele afdeeling Kema nergens meer dan 1 duit per stuk.
Te Kakas geldt een klapper soms 3 duiten, maar Kakas is ook
het eenige distrikt, waar hij dien prijs haalt.
Tabak wordt in de Minahassa ook veel gekultiveerd , doch
slechts voor binnenlandsch verbruik.
Overigens vindt men in de negorijen overvloed van vrucht-
boomen, mangostans, doerians, manga's, djamboe's, langsa's,
pompelmoezen, chinasappelen , lemmetjes, broodvruchten, ana-
nassen, pisangs, pinangs, enz. Sagoweer- en sago-palmen vindt
men in de Minahassa zeer veelvuldig, vooral echter de sago-
weerpalmen, de seho der alfoeren, den bekenden palmwijn op-
leverende, welken de alfoeren moeijelijk kunnen ontberen en
dien zij zonder bijmenging van bittere zelfstandigheden gebrui-
ken. De sagopalm, de roembia der alfoeren, dient nog slechts in
een paar distrikten , in Tonsawang en Passang, om er het hoofd-
voedsel der bevolking uit te bereiden.
De bovenstaande mededeelingen hebben slechts betrekking
tot de kultures der negorijbewoners- Vroeger reeds heb ik een
en ander gezegd van de kuituur op de partikuliere landen in
de Minahassa. Daarop groeijen ook, om van andere vrucht*
Digitized by
Google
_ 74 —
boomen niet te gewagen, nog ongeveer 12000 klapperboomen
en meer dan 21000 muskaatnotenboomen , behalve nog 800 de-
zer laatste op beddingen. De partikuliere planters verkoopen de
noten tegen 5 duiten het stuk.
Na het bezoek der koffijtuinen van Kakas begaven wij ons
naar Passo , eene kleine negorij , gelegen aan het meer van Ton-
dano , op ruim een paar palen afstands noordwestelijk van Kakas.
Hier bevinden zich meerdere warme bronnen, een van welke
tot eene badplaats is ingerigt. Het water is flaauw van smaak
en zeker weinig geneeskrachtig door zijne bestanddeelen. Het
heeft echter eene temperatuur van 115° Fahr. en hieraan is
het toe te schrijven, dat meerdere lijders aan rheumatismus
door het baden in de bron veel beteren of genezen. Het uit
de bronnen vloeijende water verzamelt zich in een beekje, dat
bij de negorij in het meer van Tondano zich ontlast en het
welt in genoegzame hoeveelheid op, om het water van het meer
tot op eenige honderd voeten van den oever nog warm te maken.
Wij trokken door Passo en begaven ons toen nog ongeveer
een paal ver den weg op naar de negorij Rembokeng, waar
de trachietribben van het westelijk grensgebergte van het hoog-
land reeds het meer van Tondano bereiken. Van enkele dier
ribben hadden wij een vrij gezigt op het meer, voornamelijk
echter slechts op zijne breedere zuidelijke helft. Wij ont-
waarden er de negorij Kakas en de aan den oosteroever van
het meer gelegene negorijen Eris, Watumea en Telap en ach-
ter deze den Lembean en Kawin, oostelijke grensbergen van
het hoogland, welke zich ongeveer 150 meters boven het meer
verheffen en van welke de Kawin zuidelijk met een laag berg-
zadel in den aanmerkelijk hoogeren Sinawang overgaat.
Daar wij Rembokeng den volgenden dag een bezoek zouden bren-
gen, keerden wij naar Passo terug, waar onseene fraai ingerigte
orembaai wachtte, om ons over het meer naar Kakas terug te
brengen. Het meer, nergens dieper dan 90 voeten, is aan de
oevers, althans bij Passo en Kakas, zeer ondiep. Nabij Passo
is het met de groote bladen der taratti (Nelumbium speciosum)
Digitized by
Google
— 75 —
als bedekt en bij Kakas is het zoo vol begroeid met wieren,
dat het roeijen of scheppen er door wordt belemmerd. De 12
scheppers onzer orembaai sloegen er zich echter door heen en
gesteund door het maatgeluid van gong en tifa, eene muziek
welke den roeijers door de gewoonte tot eene behoefte schijnt
geworden te zijn, deden zij het vaartuig als over het water
vliegen. In zeker niet meer dan een half uur tijds hadden wij
dan ook den afstand van Passo tot Kakas afgelegd.
Het meer van Tondano moet rijk zijn aan visschen, die ech-
ter slechts tot drie soorten schijnen te behooren, dezelfde, welke
ik bij de beschrijving van het meer van Linoe heb genoemd.
Het meer was van veel nut voor den afvoer van produkten van
Kakas naar Manado, kunnende zij tot Tondano met praauwen
worden overgebragt. De inlanders worden door het meer ook
in staat gesteld om zich met kleine praauwen , blotto's genaamd ,
naar hunne aan den oever van het meer gelegene rijstvelden te *
begeven. Sedert den aanleg van goede karren wegen verkiest
de bevolking van Kakas en Langowan het vervoer der produkten
per as, deels omdat zij ze verder kan brengen dan Tondano
en daardoor grootere verdiensten erlangen , deels omdat het pro-
dukt door het vervoer per praauw dikwerf leed door lekken
der praauwen en soms bij zware winden zelfs door het omslaan
der praauwen geheel verloren ging.
Den 19* September verlieten wij Kakas per orembaai, voor-
afgegaan en gevolgd door eenige andere praauwen, alle met
vlaggen en wimpels versierd.
Eerst stevenden wij naar Rembokeng, welke negorij aan den
noordwestelijken oever van het zuidelijke bekken van het meer
op eene zich tot daar verlengende trachietrib is gebouwd. Door
den ongelijken bodem liggen de huizen op verschillende hoogte
achter elkander, wat eene goede uitwerking doet en de negorij
reeds in de verte aan hare amphitheatersgewijze geplaatste huizen
doet herkennen. Rembokeng is de hoofdplaats van het distrikt
van denzelfden naam, dat een groot gedeelte van het oeverland
van het meer van Tondano beslaat en met nog geene 3000 zielen
Digitized by
Google
— 76 —
is bevolkt , waarvan misschien ruim 1000 in de hoofdnegorij zelve.
Na de gewone feestelijke ontvangst en het gewone kerk- en school-
bezoek werd de reis naar Tondano over het meer vervolgd. De gezig-
ten in de noordelijke helft van het meer zijn minder fraai en indruk-
wekkend dan die, welke wij in de zuidelijke helft genoten. De
noordelijke oever van het meer is laag en vormt een' breeden
boog , waarin men met moeite de opening der rivier van Tondano
ontwaart. In minder dan twee uren schéppens hadden wij de
monding dier rivier bereikt. Ondiep, zoodat hier en daar de
kiel der orembaai over den bodem schoof en door menschen
moest voortgestuwd worden, met wier begroeid en loopende door
een moerassig terrein , zou de rivier weinig vervrolijkends hebben
aangeboden , indien niet de oevers met eerebogen waren ver-
sierd en een gedeelte der bevolking van Tondano met praauwen
en muziek naar buiten was gekomen om den opperlandvoogd
te ontvangen.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK VI.
VERBLIJF TE TONDANO.
Toelian en Toelimambot. — Onderwys en christendom in de Minahassa. —
Stelsel van bestuur. — Geneeskundige hulp. — Dood van den beer
Visser. — Waterval van Tonsea lama. — Uitstapje naar Awoean. —
Koja. — Tataaran. — Zuidelijke grensbergen der hoogvlakte van Ton-
dano. — Drooglegging van bet meer van Tondano. — Flegtige voor-
stelling van de hoofden der Minahassa. — De javaansche kampong te
Toelimambot.
Wij stapten te Tondano aan wal in de hoofdnegorij Toelian,
waar zij door eene groote houten brug met de aan den regter-
oever gelegene hoofdnegorij Toelimambot verbondenis, en begaven
ons, te midden der duizenden toeschouwers en van de langs den
weg geschaarde kabesaran, naar de ruime kortelings gebouwde
loge, waar wij een paar dagen zouden verblijven.
Ik moet hier al dadelijk eene opheldering geven omtrent de
namen Toelian en Toelimambot. Beide deze groote negorijen
vormen te zamen de hoofdplaats Tondano en men noemt ze
daarom ook wel Tondano Toelian en Tondano Toelimambot. Zij
zijn slechts door de rivier van elkander gescheiden en maken
dus voor het oog één geheel uit.
Toelian en Toelimambot behooren echter in een administratief
opzigt niet tot elkander. Zij zijn de hoofdplaatsen van twee
verschillende distrikten en hebben alzoo hare eigene majoors en
Digitized by
Google
■— 78 —
hoekoms kadoewa. Midden tusschen Toelian en Toelimambot
ligt een eilandje in de rivier, waarop zich het huis bevindt van den
ambtenaar, die met het toezigt der afdeeling Tondano belast is.
Beide negorijen te zamen hebben eene bevolking ven meer dan
5000 zielen en beslaan eene uitgestrektheid van meerdere vier-
kante palen. Wanneer ik van beide te zamen spreek, zal ik
ze, overeenkomstig het spraakgebruik, Tondano noemen.
Tondano is de fraaiste negorij , welke ik in de Minahassa gezien
heb. De regtlijnige, breede en effene wegen zijn overal gezoomd
met rozenheggen, die, wanneer de bloemen ontloken zijn, hare
aangename geur aan geheel Tondano mededeelen. Millioenen
rozen veraangenaamden onze lange wandelingen door de negorij.
Goed gebouwde huizen en nette en ruime met vruchtboomen
beplante erven verspreiden er een waas van welvaart. De talrij-
ke bevolking zagen wij ook in het algemeen zeer goed gekleed.
Op geene plaats elders in de Minahassa zagen wij voortdurend
zoovele menschen zich in de straten bewegen en er was iets
aangenaams, iets hollandsch, in hunne levendigheid, in hunne
praatzaamheid , tot in hunne zucht toe om in groote hoopen de
heeren van het gevolg op hunne wandelingen te volgen, onder
druk gepraat en het uiten van allerlei beschouwingen en meenin-
gen omtrent onze personen en rangen.
Tondano is als de hoofdplaats van het christendom in de Mina-
hassa. Het zendelingswerk in Manado is in het algemeen het
vruchtbaarste geweest in de distrikten , die om het meer van Ton-
dano zijn gelegen , dat is , in Toelian en Toelimambot , Rein-
bokeng en Kakas. Ongeveer een twintigduizendtal zielen is om
en bij de boorden van het meer in talrijke negorijen verbreid.
Meer dan 15000 hunner zijn reeds christenen en nog geene 4000
zijn heidenen gebleven. In Toelimambot staan de heidenen
thans tot de christenen als 1 tot 5, in Toelian als 1 tot ruim
3, in Rembokeng als 1 tot 4 en in Kakas als 1 tot bijkans 4.
De christenen maken er dus de overgroote meerderheid uit, in
tegenstelling van hetgeen tot nog toe in de meeste distrikten
elders in de Minahassa het geval is. Neemt men toch het geheet
Digitized by
Google
— 79 —
der inlandsche bevolking van de Minahassa, dan hebben de
heidenen nog verre de overhand en staan de christenen nog tot
de heidenen als 1 tot 1,88. Deze verhouding wordt echter jaar-
lijks gewijzigd door de talrijke bekeeringen tot het christendom.
Vijftien jaren geleden telde men nog slechts ruim 5000 christe-
nen in de Minahassa en was de verhouding der christenen tot
de heidenen nog als 1 : 16.
Dikwerf, gedurende de reis in de Minahassa, bij dat onop-
houdelijk bezoeken van kerken en gouvernements - en negorij -
en zendelingscholen , bij dat onophoudelijk aanschouwen van de
kieeding van zoovele inlanders, die ze ais christenen aanduidt,
dacht ik aan den invloed , dien het christendom op de alfoeren
heeft gehad en nog heeft. Onwillekeurig vraagt men zich telkens
af; wat waren die alfoeren, voor dat het christendom zoo welig
wortel onder hen schoot, wat was hunne levenswijze, wat waren
hunne woningen, wat hunne bedrijven, wat hunne welvaart?
Indien men de getuigenis der oude rapporten en die der oude
ingezetenen van de Minahassa raadpleegt, en er bestaan weinig
redenen om de waarheid dier getuigenissen te betwijfelen , dan is
de tegenstelling van het toen en het heden ten gunste van het
heden zoodanig, dat men de zegeningen, over de bevolking ver-
spreid, niet miskennen kan. De verfoeijelijke gewoonte van het
koppensnellen kan gezegd worden reeds sedert jaren geheel uit-
geroeid te zijn. In 1833 nog, dus ruim 20 jaren geleden,
schreef de toenmalige resident Pietermaat in zijn officieel verslag
van Manado: //Met de schrijf-, lees- en rekenkunde zijn zij
geheel onbekend. Zij rekenen door kerven, die zij op stukjes
hout of bamboe snijden of door middel van knoopen , die zij in
eene koord leggen, b. v. een inlander, die gehouden is op eenen
bepaalden tijd op de eene of andere plaats tegenwoordig te zijn,
zal vooraf zooveel knoopen in eene koord leggen, als hij gelooft,
dat hem nog dagen overblijven, om zyne reis te kunnen doen,
iederen dag één knoop losmakende, enz."
De alfoeren, voor zoover ze tot het christendom zijn bekeerd
of in het christendom zijn opgevoed, en zelfs de nog heidensche
Digitized by
Google
— 80 —
alfoeren, zijn blijkbaar andere menschen geworden , menschen van
meerdere beschaving en zachtere zeden; zij wonen beter, zij
voeden zich beter, zij kleeden zich beter.
Maar men verwarre de zaken niet. Beschaving en christen-
dom gaan veelal hand aan hand, maar zij zijn niet hetzelfde.
De zendelingen hebben beide in de Minahassa verbreid. Het
lezen, schrijven en rekenen is den alfoeren geleerd en duizenden
hunner zijn er niet geheel onervaren in. Thans nog geniet een
achtste gedeelte der geheele bevolking van de Minahassa school-
onderwijs en ongeveer een zestiende gedeelte geniet dat vrij
geregeld. Bovendien wordt zij geoefend in het lezen van den
bijbei en in de bijbelsche geschiedenis. — Wat daarvan heeft er
het meeste toe bijgebragt, om de alfoeren te brengen op het
standpunt waarop zij thans staan?
Ik kom hier op een terrein, waar eene bepaalde beslissing
zeker moeijelijk is, moeijelijk voor een ieder, maar vooral voor
wie de Minahassa doorreisden als wij, die naauwelijks een of
een paar dagen, meestal slechts eenige minuten, in de verschil-
lende negorijen verbleven en den tijd niet hadden, diep in het
inwendige leven der alfoersche christenen door te dringen. Zoo-
veel bleek echter voldoende, dat de hoogere klasssen op de scho-
len in het algemeen tamelijke vorderingen hadden gemaakt in
het lezen en rekenen en groote vorderingen in het schrijven,
maar dat het godsdienstig onderwijs, wat zijne doelmatigheid
betreft, veel te wenschen overliet. Men laat de alfoeren hunne
bijbelkennis putten uit den bijbel zelven en godsdienstige werk-
jes; maar die bijbel en die werkjes zijn gedrukt in het hoog
maleisch, eene taal, die zij niet verstaan en, zoo als bleek uit
de alfoersche schoolmeesters, de meer beschaafden onder de be-
volking, niet regt leeren verstaan; eene taal, die niet in het
volksleven doordringt en voor de alfoersche christenen is wat
latijn of grieksch ongeveer is voor ons. Wij ontwaarden dan
ook bij de meeste schoolbezoeken, dat in het algemeen zelfs de
eenvoudige plaatsen in den bijbel niet werden begrepen, niette-
genstaande gedane vragen den leerlingen het antwoord als in
Digitized by
Google
— 81 —
den mond gaven. Bovendien moet men zich niet laten verbliii-
den door de schoolbezoeken van hooggeplaatste personen. Dan
wordt alles bijgezet om vertooning te maken. De scholen schij-
nen dan veel te klein voor het getal schoolkinderen, maar men
ziet er dan ook de geheele jeugd van het dorp bijeen, niet al-
leen de eigenlijke scholieren , maar toekomstige scholieren , niet-
scholieren en exscholieren , jongens en meisjes, die den volwas-
sen leeftijd zeer nabij zijn en reeds lang vaders of moeders kon-
den wezen ; — en opmerkelijk was het, dat de vragen meestal gerigt
werden tot deze laatsten, waarvan velen reeds lang de school
verlaten hadden of als hulponderwijzers werkzaam waren. Men
wordt onwillekeurig geneigd aan te nemen , dat zoodanige gods-
dienstige opleiding niet de vruchten kan dragen, welke men
van eene meer doelmatige zou mogen verwachten. Waarschijnlijk
worden die gebreken in de opleiding wel veel verholpen door
de zendelingen, wanneer de scholieren eenmaal tot leden der
christelijke gemeenten zijn aangenomen, maar dat men soms
dan meer aan de vormen dan aan den geest des christendoms
hecht, kan men daaruit opmaken, dat men b. v. leden voor
een* tijd lang uit de kerk bant, omdat zij op een' zondag ge-
arbeid hebben en wegens dergelijke zware zonden meer.
Wanneer men de zucht der volkshoofden en zelfs van velen
der lagere volksklassen ziet , om ons Nederlanders na te bootsen,
in het bouwen hunner huizen, in hunne meubels, in hunne
kleeding , in hunne zeden en gewoonten , — en wanneermen ver-
neemt , dat de hoofden er prijs op zouden stellen om ambtena-
ren te worden van ons gouvernement, terwijl de bevolking zelve
liever hare belangen en klagten onderwerpt aan de beslissing
der ambtenaren dan aan die harer eigene hoofden, dan moet
men de wenken niet miskennen, welke die stand van zaken
zoo ruimschoots geeft. Het ligt in den aard der zaak, dat die
toenadering tot onze beschaving en zeden en godsdienst elke
nieuwe generatie een ander standpunt zal doen bereiken , waarop
het verschil tusschen Europeaan en Alfoer minder merkbaar
zal zijn. Het christendom zal uit zijnen aard zelven meer en
I. 6
Digitized by
Google
— 82 —
meer er toe bijbrengen om het bewustzijn van gelijkheid op te
wekken en levendig te houden. De onderworpenheid en ge-
dweeheid kunnen niet meer blijven die van vroeger dagen en
zij zijn het ook reeds niet meer. Twee gedachten drongen zich
ten deze bij mij op. //Maak ze Nederlanders" en //Geef ze in-
stellingen, die aan hunne behoeften beantwoorden en daarmede
gelijken tred houden." Zal het wenschelijk, en zoo ja, zal het
mogelijk zijn? De wenschelijkheid is mijns inziens buiten twij-
fel. Hoemeer wij de bevolkingen onzer bezittingen met ons als
vereenzelvigen, zoodat zij zich ook ais Nederlanders leeren be-
schouwen, niet meer als aan het nederlandsch gezag onderwor-
penen , des te meer zal onze kracht in Indië toenemen , zal ons
kleine vaderland in magt en aanzien stijgen, zullen de elemen-
ten van opstand of verzet tegen vreemde overheersching worden
weggenomen. Die elementen van opstand en verzet zijn in de
Minahassa reeds gebroken. De gelijkheid in kleeding , gewoonten
en godsdienst heeft de alfoeren ons veel nader gebragt, zoowei
als ons den alfoeren. Er ontbreekt nu slechts nog de gelijkheid
der taal, het eigenlijke hollandsche element, om de toenadering
volkomen te maken. Die toenadering wordt door de hoofden
en minderen zeer gewenscht en gewis door ons niet versmaad.
Is nu het invoeren der nederduitsche taal in de Minahassa
mogelijk. De hoofden wenschen ook dit, en een bewijs is ge-
leverd in den majoor van Tonsea den heer O. J. Pelenkahoe,
dat het kan. De resident van Manado , de heer Jansen , getuigt,
dat de aanleg der inlanders , om het nederduitsch te leeren ,
goed is, dat zij bij onderwijs daarin spoedig goede vorderingen
maken en dat zij het veel beter zouden leeren spreken , indien
niet het vooraf leeren van eene hun insgelijks vreemde doch
zeer gebrekkige taal, het maleisch, daartegen hinderpalen aan-
bragt. Men leere hen alzoo niet eerst maleisch en daarna
hollandsch, tenzij daar, waar eene andere wijze vooreerst nog
niet mogelijk is. De zendelingen, die het alfoersch der dis-
trikten hunner zending kennen, kunnen aan zoodanig onder-
wijs veel doen en zijne aanvankelijke slaging zou door de ge-
Digitized by
Google
— 33 —
heele Minahassa een' naijver opwekken, die weldra zou doen
zien , dat het nederduitsch eene betere taal is , om er de talrijke
talen der Minahassa in op te lossen, dan het hoog-maleisch.
Der Minahassa is eene schoone toekomst voorbehouden. Maar
het ligt in den aard der zaak , dat de wijze , waarop het land
bestuurd zal worden met die voortgaande ontwikkeling niet te
zeer in strijd mag zijn. Eene wijze staatkunde heeft dit reeds
begrepen. De oude drukkende instellingen, afkomstig uit den
tijd der Kompagnie, zijn vervallen en hebben in 1852 beslissend
plaats gemaakt voor een geregeld en billijk bestuur, voor een
geregeld stelsel van belastingen, welke in geld en persoonlijke
diensten worden opgebragt, persoonlijke diensten, die met wei-
nig uitzonderingen strekken tot nut van het algemeen en die
voor een groot gedeelte het volk opwekken tot een' arbeid , waar-
van het de vruchten geheel of gedeeltelijk geniet. Dat stel-
sel heeft nog veel, wat in den loop der tijden verbeterd zal die-
nen te worden. In de verpligting tot arbeid en in de verhou-
ding van het voor dien arbeid te betalen loon, zullen met der
tijd wijzigingen wenscheiijk en noodig worden, — thans echter
mag men zeggen , dat het stelsel van bestuur den inlander voor
alsnog eene weldaad is en vatbaar om , naar gelang der wensche-
lijkheid, wijzigingen te ondergaan zonder schokken aan te bren-
gen. Meerdere kultures hebben in de Minahassa plaats , tot welke
de last van het bestuur is uitgegaan, maar de inlander beschikt
vrij over zijn produkt, en indien hij na eenige jaren de voor-
deden daarvan genoten heeft, zal hij die wenschen te blijven ge-
nieten en verdere dwang zal allengskens overbodig worden. De
bevolking heeft in de latere jaren zwaren arbeid verrigt aan de we-
gen, maar eenmaal daargesteld zijnde, bestaan die wegen bijkans
uitsluitend in haar eigen belang , voor haren eigen' handel en voor
den afvoer der produkten, die zij thans zich vrijwillig beijvert,
om met karren naar de pakhuizen te vervoeren tegen een billijk
loon van 1\ duit de pikol per paal. De inlander betaalt als
onmiddellijke belasting / 5 per huisgezin s' jaars en verrigt enkele
dagen s' jaars onbeloonden arbeid voor zijne hoofden. Deze on-
Digitized by
Google
— 84 —
beloonde dagen arbeids liggen in de gewoonten des volks en
drukken daarom niet, wanneer zij billijk worden verdeeld. Ook
de geldelijke belasting kan niet drukkend genoemd worden , in-
dien zij, zooals geschiedt, in twee termijnen wordt geheven,
en, wat niet geschiedt, bij tij ds door den belastingschuldige
wordt afgezonderd. De verpligte kuituur der koffij eindelijk is
eene bron van welvaart voor de bevolking, al is het, dat de
daarvoor verstrekte arbeid slechts gedeeltelijk of onevenredig wordt
beloond. Maar voor die belastingen genieten ze vrede en veilig-
heid en voorspoed, onder de gelijktijdige zegeningen van eene
toenemende beschaving door een algemeen verspreid onderwijs.
Eene nieuwe zegening heeft de bevolking nog van het gouver-
nement te verwachten in de hulp, die zij behoeft in tijden van
ziekte,
Eenige oogenblikken na onze aankomst te Tondano werd mijne
hulp ingeroepen bij de echtgenoote, van den opziener der afdee-
lin<r Tondano. De opziener, die van Manado de reis in het
gevolg van den gouverneur generaal medegemaakt had, vond
bij zijne terugkomst zijne vrouw stervende. Den vorigen dag
was zij door cholera aangetast. Ik zag haar met ingezonken ge-
laat , heesche naauwelijks verstaanbare stem , koude ledematen ,
niet meer voelbaren pols, den dood nabij. Weinige uren na onze
aankomst was zij overleden. Geneeskundige hulp was haar niet
bij tijds toegebragt kunnen worden. Luide waren de klagten over
het gebrek aan zoodanige hulp. Inderdaad , in de geheele residentie
Manado bevindt zich slechts één geneesheer, een officier van
gezondheid der 2<* klasse , die te Manado geplaatst is en , be-
halve met zijne militaire dienst, belast is met de civiele ge-
neeskundige dienst in de geheele Minahassa, ik mag wei zeg-
gen in de geheele residentie. Voor de bevolkingen der hon-
derden negorijen van de Minahassa is die eenige geneesheer
natuurlijk zooveel als niets en het is al veel, ais hij Ma-
nado van tijd tot tijd eens kan verlaten, om den Europeaan
in de binnenlanden in dringende gevallen te hulp te komen.
Langzaam aan zal echter ook in deze behoefte voorzien worden
Digitized by
Google
— 85 —
en reeds leggen zich twee alfoersche jongelieden met zeer goed ge-
volg toe op de geneeskunde aan de geneeskundige school te Bata-
via, om later, na afgelegd examen, als geneesheeren onder hunne
eigene natie werkzaam te zijn. Indien deze alfoersche geneeskun-
digen eenmaal talrijker zullen zijn, zullen zij veel kunnen bijbrengen
om voor het leven en de toename der bevolking nadeelige voor-
oordeelen en gebruiken uit te roeijen en bij gewone en heer-
schende ziekten van krachtige hulp te zijn. Ook aan de voorzie-
ning in de behoefte aan verloskundige hulp wordt gedacht, zijnde
de resident van Manado tijdens ons verblijf in de Minahassa
door den gouverneur generaal gemagtigd geworden om een voor-
stel te doen tot het zenden van twee alfoersche vrouwen naar
Batavia, ten einde ze aan de inlandsche school aldaar verloskun-
dig onderwijs te doen erlangen.
Het is opmerkelijk , dat de bevolking der Minahassa zoo wei-
nig toeneemt. Zoo als ik boven reeds gezegd heb , bedroeg zij
in 1825 73000 zielen en klom in 25 jaren tijds tot 96000,
dat is, eene vermeerdering van nog geene 1000 zielen per jaar.
Ook van 1849 tot 1852 is de bevolking met slechts 4000
zielen vermeerderd, en de epidemiën van 1854 (koortsen, dijsen-
teriën en mazelen) hebben haar gebragt tot een cijfer, 3000
minder dan dat van 1849. Ligtelijk zou men door dezen ach-
teruitgang of, het jaar der epidemie niet medegerekend, door
de geringe toename , der bevolking verleid worden tot het
besluit, dat stoffelijke achteruitgang der bevolking de oorzaak
daarvan is. Het schijnt echter, dat men de ware reden er van
te zoeken heeft in de groote mortaliteit onder de vruchten en
de kinderen, — onder de vruchten, door de weinige zorg der
moeders voor zich zelve gedurende de zwangerschap, welke haar
niet verhindert z waren arbeid te verrigten, — onder de jonge
kinderen, even zoo door de weinige zorg hunner moeders , die ze
op haren rug gebonden, medevoeren, wanneer zij op het veld of
in de tuinen arbeiden en dus aan alle ongunstige invloeden bloot-
stellen. Het genoemde gebrek aan verloskundige en geneeskundige
hulp heeft daartoe gewis het zijne bijgebragt. De geboorten hebben
Digitized by
Google
— 86 —
in de laatste 4 afgewisseld tusschen 3092 en 3348 , dat is
ongeveer 1 geboorte op 30 , terwijl de sterfte in de jaren Ï851 ,
1852 en 1853 afwisselde tusschen 2512 en 3147, dat is on-
geveer 1 sterfgeval op de 34 zielen. In het jaar 1854 echter
stierven 12821 inlanders, alzoo ongeveer 10000 of drie tot vier
maal meer dan in gewone jaren. Jaren van ontzaggelijke sterfte
onder de bevolking schijnen overigens niet zeldzaam te zijn. In
een oud rapport zie ik aangeteekend , dat in het jaar 1819 in de
Minahassa , alleen aan de kinderpokken , meer dan vijftien en een
half duizend menschen gestorven zijn. Door de invoering en vrij
geregelde werking der koepok-inenting zijn evenwel dergelijke
rampen in den tegenwoordigen tijd niet meer te vreezen.
Denzelfden dag van onze komst te Tondano hadden wij den
dood te betreuren van een lid van het reisgezelschap. De heer
C. M. Visser, oud gouverneur der Moluksche eilanden en als
gouvernements sekretaris den opperlandvoogd vergezellende, door
ons allen evenzeer geacht als bemind, had zich in den namiddag
begeven naar den waterval bij ïonsea lama, een paar palen van
de loge van Tondano verwijderd. Hij had zich daar gewaagd
op een naast den waterval uitpuilend trachietblok en was van daar
nedergestort en spoorloos verdwenen. Eene groote verslagenheid
heerschte onder ons, toen wij de tijding van dit ongeval vernamen.
Weinige uren te voren hadden wij nog met hem aan tafel ge-
zeten , en over de meest verschillende onderwerpen in opgeruim-
de stemming gesproken, weinig vermoedende, dat hij, nog vóór
dat het avond zou zijn, niet meer tot ons reisgezelschap zou be-
hooren. De heeren welke den waterval reeds kenden, vermoed-
den dat het ligchaam beneden aan den val op de steenen ver-
pletterd moest zijn. 's Avonds nog niets van het lijk gevonden
zijnde, gaf de heer Jansen last tot het afdammen der rivier van
Tondano, ten einde de kolom van het neerstortende water in den
val te verzwakken en een onderzoek naar het lijk in het bekken
van den val mogelijk te maken.
Den 20» September bezocht ik den waterval, waaraan zich
eene zoo treurige herinnering verbindt. Hij maakt een gedeel-
Digitized by
Google
— S7 —
te uit der rivier van Tondano en bevindt zich ongeveer een halve
paal noordelijk van de negorij Tonsea lama, in het noordelijk
uiteinde van het hoogland van Tondano, waar de grensbergen
van de hoogvlakte met sterke hellingen in het lage land om den
zuidelijken voet van den Klabat overgaan. De val is vrij alge-
meen bekend onder den naam van waterval van Tondano, doch
doelmatiger zou het zijn hem den waterval van Tonsea lama te
noemen.
Na eene rid van ruim een paal door de negorij Tondano,
van de loge af gerekend, komt men buiten de noordelijke grens
der negorij, waar de weg door rijstvelden, die bijkans de ge-
heele negorij omringen , naar Tonsea lama geleidt , eene negorij
met ongeveer 500 inwoners. Het water van den val stort zich
door eene enge bedding van eenige weinige voeten breedte in drie
verschillende boven elkander gelegene bekkens van trachietisch ge-
steente, welke bekkens in eene vertikale rigting zoo nabij elkander
gelegen zijn, dat de kolommen water op eenigen afstand gezien
slechts een enkelen val zouden schijnen daar te stellen. De beide
bovenste kolommen water hebben slechts eene hoogte van twee tot
drie vademen en de aan ze beantwoordende bekkens zijn eng en
beneden de plaats, waar zij het water in de volgende bekkens
ontlasten, ongeveer een paar vademen diep. Tusschen den mid-
delsten en ondersten val, die ongeveer 70 voeten hoog is en
zich in eene diepe kom met reusachtige nagenoeg vertikale,
geheel met eene digte vegetatie bekleede, wanden stort, heeft
men eene brug geslagen, welke naar den tegenovergestelden
oever geleidt en op welke men het indrukwekkende gezigt op
beide vallen het best kan genieten. Een ander fraai gezigt,
vooral op den benedensten val, heeft men van eene aan den
rand van het groote bekken opgerigte tent. Langs den wand
van dit bekken hangt eene touwladder af, langs welke waag-
halzen tot nabij den bodem van het groote bekken kunnen af-
dalen , wanneer zij niets van het schoone van dit oord verloren
willen laten gaan.
De heer Visser had in den middelsten der drie vallen zijnen
Digitized by
Google
— 88 —
dood gevonden. Wij zagen niet zonder ontzetting het trachiet-
blok, van waar hij was neder gestort. Het is geene vijf schre-
den van de brug verwijderd.
Den 21n September maakten wij een uitstapje naar eene plek,
genaamd Awoean en gelegen ongeveer 500 voeten boven het
meer van Tondano, nabij zijnen westelijken oever, op ongeveer
5^ palen afstands van Toelian. De weg derwaarts geleidt door
de negorijen Koja en Tataaran, welke op een tot twee palen
afstands van Toelian nabij de westelijke grens van het hoogland
zijn gelegen en beide tot het distrikt Toelian behooren. Koja
heeft bijkans 500, Tataaran ruim 400 inwoners. Bij Tataaran
zijn meerdere warme bronnen, digt bij den grooten weg gelegen.
Zij bezitten waarschijnlijk geene bestanddeelen , die haar water
van eenig belangrijk geneeskundig nut kunnen doen zijn. Van
Tataaran loopt de weg voornamelijk in zuidelijke rigting en bereikt
allengskens de heuvelribben, die van het westelijk grensgebergte
van het hoogland naar het meer afdalen en geleidt verder naar de
negorijen Rembokeng, Passo en Kakas. Allengs, naarmate wij
stegen, ontwikkelde zich het panorama van de noordelijke helft van
het hoogland en het meer van Tondano, met den Klabat verder op
den achtergrond. Doch dat panorama was weinig fraai nog, in
vergelijking van dat, hetwelk voor onze blikken open lag, toen
wij Awoean hadden bereikt. Men is daar eenige honderden
voeten boven de oppervlakte van het meer. Links ziet men het
zuidelijke gedeelte van 'het meer aan zijne voeten, scherp begrensd,
in het oosten door den Lembean en Kawin, die zich tot 350
en 450 meters boven de meervlakte verheffen en onmiddellijk
achter de negorijen Eris (400 inwoners), Watoemea (350 inwo-
ners) en Telap (400 inwoners) oprijzen. Een laag bergzadel
gaat van den Kawin af, omtrekt de vlakte van Kakas en verbindt
den Kawin met den Sinawang, die, ruim 500 meters boven
het hoogland uitstekende , zijnen kegeltop in het zuid-zuid- westen
achter Langowan vertoont en westelijk overgaat in den breed-
kruinigen Papelimpoengan of Tampoesso, die zelf nog westelijk
van zich heeft twee weinig minder hooge bergen, den Manim-
Digitized by
Google
— 89 —
poroh en Kelelondeh. Verder op den achtergrond, achter den
Kelelondeh, in het zuidwesten, ontwaart men nog den top van
den Sapoetan, den reus der bergen van het zuiden der
Minahassa, gelijk de Klabat het is van het noorden, en die
nog in deze tijden nu en dan het omliggende land met zijne uit-
werpingsstoffen bedreigt (1). De wijde kring, door de genoemde
bergen gevormd , is in twee groote helften verdeeld door eene berg-
rib, die van den Sinawang afgaat en de zuidwestelijke grens
vormt van het hoogland van Tondano. Hare hoogste punten dra-
gen de namen van Tokambai (bij de negorij Passo) en Winerin-
nenbenko (bij Rembokeng), Regts van deze bergrib, welke
zich, lager wordende, tot Awoean verlengt, blikt men in eene
groote prachtige vallei, die zich palen ver uitstrekt, doch welker
algemeene begrenzing ik niet kon bepalen, doordien het digte
geboomte van Awoean het gezigt niet geheel vrij liet.
Maar is het niet moeijelijk, eene algemeene beschrijving te
geven der omtrekken van het panorama , Wat men te Awoean voor
zich heeft , onmogelijk is het , de pracht en schoonheid er van in
woorden terug te geven. Op Java, zoo bekend door zijne schoone
natuur, ken ik geene streek, die met Awoean en zijne omstre-
ken in schoonheid zou kunnen wedijveren. Na ons er geruimen
tijd in de fraaije gezigten verlustigd te hebben, keerden wij
langs denzelfden weg naar Tondano tetfug.
Dikwerf bij de togtjes op en om het meer van Tondano rees de
gedachte bij mij op of het niet wenschelijk en of het niet mogelijk
(1) De meeste dezer bergen komen op den Kaart van de Minahassa van
den heer Melvïll van Carnbee met andere namen voor. Mijne Sinawang
is daar Kawatak genoemd, myne Tampoessoe of Papelimpoengan is er uit-
gedrukt door G. Londo, mijne Manimporoh door G. Sempo en mijne Kele-
londeh door G. Tonderoekan. Men kan zich overigens uit die kaart geen
het minste denkbeeld vormen van de hooglanden en ravynen, die ik hierbo-
ven heb geschetst, waaruit is op te maken, in hoevele opzigten de bouwstof-
fen, welke den heer Melvill wj de zamenstelling zynen kaart ten dienste
stonden, nog gebrekkig waren.
Digitized by
Google
— 90 —
zou zijn , dit meer in een vruchtbaar land te herscheppen. Indien
men hoort spreken van de geringe bevolktheid der Minahassa, dan
bedoelt men voorzeker daarmede niet de Tondanosche hoogvlakte.
Daar toch woont het grootste gedeelte der bevolking van de dis-
trikten Toelian , Toelimambot , Rembokeng , Kakas en Langowan
ter sterkte van bijkans 20000 zielen. Waar.geene negorijen zijn
en de bodem den aanleg toeliet is de hoogvlakte met rijstvelden
bedekt, terwijl de hoogere gronden er meer dan een millioen
koffijheesters voeden, om van de overige kultures niet eens te
spreken. De wenschelijkheid kan niet twijfelachtig zijn om der
bevolking door drooglegging van het jneer een' schat van vrucht-
bare gronden te schenken ter uitbreiding der bestaande kultures,
ter voorziening in de behoefte aan gronden, die bij toename
der bevolking in een niet meer ver verwijderden tijd moet ont-
staan. Boven heb ik reeds gezegd, dat het meer voor het
vervoer der produkten niet zoo gewild is als de thans bestaande
groote wegen, zoodat het daarvoor niet behoeft te blijven bestaan,
terwijl bovendien, bij drooglegging altijd een ruim kanaal naar
Tondano zou moeten overblijven voor den afloop van het in de
hoogvlakte zich verzamelende water. Er zou dus slechts sprake
kunnen zijn van de mogelijkheid der geheele of gedeeltelijke
drooglegging en van de verwezenlijking daarvan met niet te
bezwarende middelen.
Van Awoean teruggekeerd, woonden wij eene niet onbelang-
rijke plegtigheid bij. Het was de plegtigè voorstelling van alle
de majoors en hoekoms besaar, uitmakende den grooten Mina-
hassa-raad, aan den gouverneur generaal. De gouverneur gene-
raal, omringd van den gouverneur der Moluksche eilanden, den
resident van Manado en het verdere gevolg, ontving de hoofden
in de loge te Toelian. De oudste der hoofden, de majoor van
Sonder, bragt in het maleisch de hulde van alle overige hoofden
en van de geheele bevolking aan den gouverneur generaal over,
waarna de majoor van Tonsea in denzelfden zin eene aanspraak
hield in het nederd uitsch , in eene taal en met eene uitspraak ,
welke in sierlijkheid en zuiverheid niets te wenschen overlieten.
Digitized by
Google
— 91 —
Deze huidebetuiging was voorafgegaan door eene toespraak van
den gouverneur generaal, waarin hij het doel zijner komst in
de Minahassa openlegde, zijne tevredenheid betuigde over den
stoffelijken en zedelijken vooruitgang, dien hij allërwege in de
Minahassa had mogen ontwaren, den hoofden zijnen dank bragt
voor de medewerking, welke zij der pogingen van het gouver-
nement met zooveel ijver hadden verleend en den wensch te
kennen gaf, dat zij zouden voortgaan op dezelfde wijze de
stoffelijke en zedelijke belangen hunner bevolkingen te behartigen.
Nadat de gouverneur generaal ook de aanspraken van de majoors
van Sonder en Kema beantwoord had, was deze plegtigheid af-
geloopen. Zij was indrukwekkend met het oog op land en volk ,
want moeijelijk was het, bij het zien en hooren spreken dezer
geheel europeesch en goed gekleede hoofden en bij het zien
hunner beschaafde manieren, zich voor te stellen, dat men hier
zich bevond in land, waar het tegenwoordige geslacht nog de
tijden heeft beleefd , waarin het zoogenaamde koppensnellen geene
zeldzaamheid was.
Wij vernamen nu ook de tijding dat het lijk van den heer Vis-
ser was gevonden en naar het huis van den majoor van ïoeli-
mambot overgebragt. Meerderen onzer begaven zich derwaarts om
den waardigen afgestorvene nog eens te zien. Het lijk was in
het middelste der drie bekkens gevonden en vertoonde slechts
eene kneuzing van weinig belang aan het voorhoofd. De noo-
dige bevelen werden gegeven om het ligchaam zoo plegtstatig
mogelijk bij te zetten.
s' Namiddags maakten wij eene wandeling naar de javaansche
kampong, welke in het noordelijke gedeelte van Toelimambot
is gelegen. Daar vindt men eenigzins eene javaansche dessa
terug, ofschoon er de invloed van de bouwwijze en de netheid,
in de Minahassasche negorijen zoo algemeen, niet te miskennen
is. In die kampong wonen 45 staatsbanneüngen van Java:
twee pangerans van Soerakarta en een aantal volgelingen van
Dipo Negoro. Met hunne familiën en bedienden maken zij in
het geheel een driehonderdtal zielen uit. In het geheel bevonden
Digitized by
Google
— 92 —
zich tijdens onze reis 82 staatsbannelingen van verschillende
eilanden van den Archipel in de Minahassa, zijnde 19 hunner
te Manado en de overigen te Lotta, Tomohon, Saronsong,
Langowan, Amoerang, Sawangan en Ajermadidi woonachtig.
Zij trouwen gewoonlijk met alfoersche vrouwen, welke zij echter
eerst tot het mohammedanisme doen overgaan. Zij maken de
kern uit van eene nieuwe mohammedaansche bevolking, welke
waarschijnlijk spoedig in talrijkheid. zal toenemen.
De 22 e September was bestemd voor ons vertrek naar Kema.
De heeren Goldmann en Bosscher bleven met mij te Tondano
achter, om de begrafenis van den heer Visser bij te wonen,
welke eerst in den loop van den morgen kon plaats hebben.
De ter aarde bestelling had met de meeste plegtigheid plaats.
Alle majoors en hoekoms besaar van de Minahassa volgden de
lijkbaar, als om een bewijs te geven van de hooge achting, die
zij hunnen oud-gouverneur der Molukken toedroegen. Tegen
omstreeks 10 uur in den morgen vertrokken wij naar Kema,
werwaarts de gouverneur generaal en mevrouw Duijmaer van
Twist , gevolgd door den resident van Manado en de adjudanten,
zich reeds vroeg in den morgen begeven hadden.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK VIL
VAN TONDANO TOT KEMA.
Ravijn van Tangari. — Sawangan. — Groote weg van Manado naar Ma-
nado naar Keiha. — Kassar, Kaima, Treman, Kawilej, Kauditan en
Tontalete. — Kema.
De weg van Tondano naar Kema, ruim 19 palen lang, geleidt eerst
naar Tonsea lama, verlaat de hoogvlakte van Tondano bij den water-
val van Tonsea lama en slingert zich dan door het ravijn der rivier
van Tondano naar den voet van den Klabat. Dit ravijn heeft eene
lengte, zijne kronkelingen medegerekend, van ongeveer 8 palen.
Het biedt allerbekoorlijkste gezigtsp linten aan, zoowel op de met
digt bosch begroeide ravijnwanden als op de achter deze zich
verheffende hoogere bergribben. Een' tijd lang volgt men den
linkeroever der rivier, die men hier en daar in de diepte
ziet, hare wateren brekende op de trachietblokken waarmede
de ondiepe bedding is bedekt. Dan gaat men over op den
regteroever der rivier en bereikt, na een paar palen te hebben
afgelegd, dalende en klimmende en weder dalende, Tangari,
eene kleine negorij met ruim 100 inwoners, welke op een paar na
alle nog heidenen zijn. De negorij ligt eenigzins van den weg ver-
wijderd in het bosch. Ongeveer ter halver wege tusschen Ton-
danq en Sawangan was een groot gedeelte van het bosch weg-
gekapt en het gezigt geheel vrij op den Klabat en de groote
Digitized by
Google
— 94 —
vlakte over welken de groote 21 palen lange weg van Manado
naar Kenia loopt. Het heldere weder vergunde ons, het gezigt
op den Klabat in alle zijne fraaiheid te genieten. Oostelijk van
den Klabat, meer op den achtergrond zagen wij bovendien nog
de scherpe kegeltoppen van de vulkanen Doewasoedara en Batoe-
angoes. Van Tangari af blijft het terrein nog vrij sterk dalen,
totdat het bij Sawangan, ongeveer 10 palen van Tondano, in het
meer vlakke land overgaat.
Sawangan behoort, even als Tonsea lama en Tangari tot het
distrikt Tonsea. Het is eene vrij groote negorij, bevolkt met
ruim 500 zielen, van welke tot nog toe slechts ruim 30 chris-
tenen zijn. De rivier van Tondano gaat westelijk langs Sawan-
gan heen, altijd nog ondiep en onbevaarbaar, totdat zij eenige
palen noordelijker eene noordwestelijke rigtiag aanneemt, bij
Moömbi, op ongeveer 6 palen afstands van Manado voor kleine
vaartuigen bevaarbaar wordt en ter hoofdplaatse der residentie
als rivier van Manado in zee eindigt. Te Sawangan is eene alfoer-
sche begraafplaats, welke wel bezigtiging verdient. De graven
zijn zeer talrijk en op de gewone wijze uit trachiet gehouwen,
zooals ik vroeger reeds heb beschreven , maar bijkans alle boven-
dien met ruw beeldhouwwerk versierd.
Het distrikt Tonsea is een der voornaamste van de Minahassa
en heeft de grootste volstrekte bevolking. Het is er het eenige
distrikt, dat meer dan 10000 zielen telt. Ofschoon het chris-
tendom er nog niet zoo gfoote voortschreden heeft gemaakt als
in zoovele andere distrikten, is er toch onder zijne 29 negorijen
geene enkele, waarin niet reeds christenen gevonden worden , ter-
wijl in de overige distrikten te zamen nog ongeveer 50 negorijen
zijn in welke het christendom tot nog toe niet doorgedrongen
is. Het grootste gedeelte der bevolking van Tonsea is gevestigd
langs den grooten weg van Manado naar Kema, te weten in de
negorijen Soekoer, Ajermadidi, Lembean, Toemaloentoeng, Kas-
sar , Kaima , Treman , Kawilej , Kauditan , Tontalete en de hoofd-
plaats Kema zelve. Alle deze negorijen liggen op geringen af-
stand van elkander aan genoemden weg. Van Sawangan naar
Digitized by
Google
— 95 —
Kema reizende, bereikt men dezen weg tusschen de negorijen
Toemaloentoeng en Kassar. Men kan dan echter twee wegen
volgen , welke nagenoeg parallel met elkander loopen , t. w. den
ouden weg, die noordelijk om de negorijen Kassar, Kaima en
Treman loopt, en den nieuwen weg, die onmiddellijk langs ge-
noemde negorijen gaat en zich dan weder met den ouden weg
vereenigt. Een gedeelte van het reisgezelschap volgde den ouden
weg, wegens zijne aangename belommering en mindere lengte,
een ander gedeelte den nieuwen , om de daaraan gelegene nego-
rijen te zien en van de plegtige ontvangsten van den gouverneur ge-
neraal getuige te zijn. De afstand van Kassar tot Kema zal zoo wat
6 palen bedragen. De negorijen, van Kassar af tot Kema toe,
zijn vrij wel bevolkt. Kassar heeft 360, Kaima 460, Treman
bijkans 800, Kawilej ruim 400 en Kauditan 250 inwoners;
Tontalete achter nog geene 100.
Tontalete gepasseerd zijnde, reden wij bijkans onmiddellijk
daarop de hoofdstraat van Kema binnen.
Kema ligt zeer bekoorlijk aan het oosterstrand der Minahassa,
aan eene ruime doch opene baai, aan den zuidzuidoostelijken
voet van den Klabat, wiens laagste ribben noordelijk van de
baai tot in de zee zich verlengen. Hoofdplaats van de afdeeling
Kema en tevens van het distrikt Tonsea , is zij de zetel van den
europeschen ambtenaar, die met het beheer der afdeeling belast
is , alsmede van den majoor of het distriktshoofd van Tonsea.
Op het laatst van 1854 had Kema eene bevolking van 1776
zielen, t. w. 142 Europeanen en afstammelingen van Europeanen,
1108 inlandsche christenen, waaronder 492 als burgers tellen,
450 mohammedanen, 2 Chinezen en 74 slaven. Behalve de in-
landers, die den islam zijn toegedaan, zijn alle overige reeds
tot het christendom overgegaan. Als handelplaats is Kema niet
zonder gewigt. In de westmoesson is zij de gewone ankerplaats
der schepen, welke de Minahassa bezoeken, doch in de oost-
moesson staan er soms vrij hooge zeeën in de dan door niets
beschutte baai. Kema wordt nu en dan aangedaan door de walvisch-
Digitized by
Google
— 96 —
vaerders, die zich in de Molukken ophouden, en tijdens ons
verblijf lag er ook een whaler ter reede. In den laatsten tijd
schijnen de Moluksche wateren echter minder door walvischvaarders
bezocht te worden dan vroeger. Deze schepen bezoeken Kema
voornamelijk om zich te voorzien van versch water en levens-
middelen. Zij doen in den laatsten tijd ook meer de haven van
Lirang op de Talautsche eilanden als ververschingsplaats aan.
Runderen, varkens, gevogelte, aardappelen, enz. zijn te Kema
evenwel gewoonlijk in overvloed te verkrijgen.
Een gedeelte der negorij ligt onmiddellijk aan het strand,
gehuld in klapperpalmen , die er zeer welig groeijen. Opmer-
kenswaardige gebouwen heeft Kema niet, ofschoon er vele nette
huizen zijn en de plaats er in het algemeen welvarend uitziet.
De loge, de kerk, de woningen der hoofden, bieden geene van
alle iets bijzonders aan. Eene smalle en ondiepe rivier, die
haren toevoer erlangt uit takken, welke op den Klabat en de
noordoostelijke grensbergen van de Tondanosche hoogvlakte ont-
springen , gaat door . de negorij naar zee , waar zij eene lange
smalle bank gevormd heeft, welke hare wateren noodzaken een
eind wegs noordelijk te loopen , alvorens zij zich in de zee kun-
nen uitstorten.
Daar wij den 23* September naar Ternate zouden vertrekken,
kon ons verblijf te Kema slechts kort van duur zijn. De namid-
dag werd nog besteed tot het inspekteren van garnizoen en
schutterij en van kerk en school, s' Avonds was er receptie in
de loge. . Meerdere ingezetenen van Manado, heeren en dames
hadden zich naar Kema begeven, om deze receptie nog bij te
wonen en den gouverneur generaal hunne afscheidshulde te brengen,
s' Morgens vroeg van den 23n begaven wij ons naar boord
van de Ambon, die intusschen even als de Vesuvius, den noor-
delijken hoek van Celebes was omgestoomd, om het hooge
reisgezelschap te Kema op te wachten.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK VIII.
STATISTISCHE AANTEEKENINGEN BETREFFENDE DE
MINAHASSA.
Statistische tabellen betrekkelijk de negoryen en de negorij-bevolking, de
koffij-, kakao-, koffo-, muskaatnoten- en klapper-kultuur in de ver-
schillende distrikten. — Kultures op de partikuliere landen in de Mi-
nahassa. — Staat der gouvernements-, negorij- en zendelingscholen. —
Hoogte-opgaven van eenige bergen en negorijen. — Justitie en politie. —
Staatsinkomsten.
Ik heb in het verhaal van de reis door de Minahassa reeds
talrijke statistische bijzonderheden betreffende dit belangrijke ge-
west medegedeeld. De aard van dat verhaal liet echter niet toe,
die aanteekeningen te zeer uit te breiden. Intusschen is het ,
voor wie eene nadere en naauwkeurige kennis der Minahassa ver-
langt te bezitten , zeker niet onverschillig, wanneer ik die nadere
bijzonderheden in een afzonderlijk hoofdstak zanienvat. Die bij-
zonderheden zijn geput uit echte bescheiden. Ik wil ze hier ook
mededeelen, omdat zij de kennis geven van het heden , en daardoor
bepaalde gegevens voor eene vergelijking in de toekomst. Zij
hebben voornamelijk betrekking tot de bevolking en de kultures.
In het 2 e Hoofdstuk heb ik reeds een' algeineenen bevolking-
staat der Minahassa medegedeeld. Hieronder volgt eene reeks
I. 7
Digitized by
Google
— 98 —
van opgaven, welke het cijfer der bevolking in de verschillende
negorijen der Minahassa doet kennen, zoo als het was op het einde
van 1852. Daarin is echter alleen het inlandsche element der
bevolking opgenomen, voor zooverre het niet tot de burgerij en
niet tot de mohammedaansche godsdienst behoort. De europea-
nen, de inlandsche christen-burgers, de mohammedanen, Chine-
zen en slaven zijn slechts over betrekkelijk weinige negorijen,
meestal de distriktshoofdplaatsen , verdeeld. Hun gezamenlijk
aantal verschilde op het einde van 1852 niet aanmerkelijk van dat,
twee jaren later, hierboven aangegeven.
Inlandsche negorijbevolking der Minahassa op het einde van 1852.
g
M
O
7P.
O
nö
CS
Ö
CS
Distrikten en Negorijen.
1. Distrikt hoofdplaats Manado.
2. Distrikt negorij Manado.. .
3. Distrikt Bantik.
Neg. 1. Singil
2. Malalajang. . .
3. Boeha
4. Benkol ....
5. Bailang
6. Molas
7. Meras. . , . .
8. Talawaan. . . .
Tot .
4. Distrikt Negri baroc.
Neg. 1. Tetewongan. . .
2. Tonkcjna. . . .
3. Tiwoho ....
Tot .
Inlandsche negorij-
bevolking.
Christenen.
Heidenen.
204
2
338
3
4
345
50
389
688
404
363
197
169
182
163
2555
235
175
410
Totaal.
50
204
391
688
404
363
197
169
182
163
2557
338
238
179
755
Digitized by
Google
09
^3
Distrikten en Negoiijen.
5. Distrikt Aris.
Neg. 1. Aris.
o
C3
e
CS
2. Sonder aris.
3. Tikala. . . .
4. Sawangan.
5. Kamantah
6. Pandoeh. . .
7. Sonder pandoeh
8. Talawaan.
9. Pamoelij. . .
Tot
6. Distrikt Klabat di bawa.
Neg. 1. Klabat-di-bawa.
2. Paniki-di-bawa .
3. Paniki-di-atas. .
4. Tomboeloean.
5. Kajoerageh. . .
Tot .
Totaal der Afdeeling.
CS
s
1. Distrikt Tonsea.
Neg. 1. Kema
2. Lilang.
3. Makalisoeng. . . .
4. Tandjong mejrah. .
5. Lansot
6. Tontalete
7. Kauditan
8. Kawilej
9. Treman
10. Kaiman
11. Karegesan. . . .
12. Kassar
13. Lambean
Transport. ♦
Inlandsche negorij-
bevolking.
Christenen.
Heidenen.
38
5
96
24
163
33
17
50
764
650
136
99
2
6
57
49
144
1'28
20
137
129
32
1589
236
77
361
211
169
155
147
108
1464
255
565
356
289
144
1609
6088
18
338
210
126
24
202
244
604
430
169
270
334
Totaal.
274
82
96
361
211
169
155
171
108
1627
288
582
356
289
114
1629
6852
2969
668
474
99
212
132
81
251
388
732
450
306
399
366
4558
Digitized by
Google
— 100 —
Distrikten en Negorijen.
Inlandsche negorij- I
bevolking. I
Christenen.
Per -transport.
14. Paslaten. . . .
15. Toemaloentoeng.
16. Toemopoh. . .
17. Wangoercn. . .
18. Ajer inadidi. . .
19. Saronsong . . .
20. Raprap. . . .
21. Soekoer. . . .
22. Matoenkas . . .
23. Laikit . . . .
24. Tetej
25. Mapangit. . . .
26. Kolongan . . .
27. Talawaan. . . .
28. Tateloe
29. Sawangan . . .
30. TangarL . . .
31. ïonsea lama. . .
Tot
2. Distrikt Klabat diatas.
Neg. 1. Maoembi. . . .
2. Lansot
3. Kajoerojah. . .
4. Watoetoemouw. .
5. Koe wil
6. Tawaa
7. Kaleosan. . . .
8. Soewaan. . . .
9. Kolongan. . . .
10. Oentepan. . . ,
11. Mapapera. . . .
12. Kawangkoan. . .
Tot
3. Distrikt Likoepang.
Neg. 1. Sarani lama )
2. Sarani baroe J
Transport.
1589
48
110
40
50
65
17
11
50
67
19
16
48
14
12
83
26
1
200
2466
25
8
8
4
8
1
3
7
16
10
1
13
Heidenen.
104
176
176
2969
282
300
188
136
152
685
180
414
185
298
267
267
154
389
567
549
126
306
8414
102
153
123
132
309
66
112
80
108
97
79
158
1519
Totaal.
4558
330
410
228
186
217
702
191
464
252
317
283'
315
168
401
650
575
127
506
10880
127
161
131
136
317
67
115
87
124
107
80
171
1623
177
Digitized by
177
Google
101
Inlandsche negorij-
Distrikten en Negorijen.
bevolking.
Totaal.
Christenen.
Heidenen.
Per transport. * .
176
1
177
3, Maen. . . ,
64
14
78
4. Sarawet . • ,
1
78
79
5. Likoepang atas
3
109
' 112
G. Paslaten.
5
98
103
7. Kamanga. •
3
80
83
8. Sawangan •
5
104
109
ai
9. Kokole . .
91
91
a
10. Kawoeroean.
2
115
117
«
11. Loempias. . .
1
117
118
w
12. Batoe. . . .
170
170
.
13. Werot . . ,
101
101
14. Lolah. . . ,
58
58
15. Wangoerer . ,
60
60
Tot
260
1196
1456
Totaal der Afdeeling.
2830
11129
13959
1. Distrikt Tondano toelian.
Neg. 1. Wewelen
260
138
398
2. Watoelambot .
307
243
550
3. Rerewoken .
234
167
401
4. Wawalintoean.
243
158
401
Ó
5. Toekoeramber
322
117
439
6. Reregetang.
242
135
377
^
7. Toetoe. . .
332
123
455
Ö
8. Eoong. . .
293
145
438
O
Én
9. Koja ....
414
72
486
10. Tata&ran . .
359
68
417
11. Tandengan . .
174
78
252
hH
12. Eris
273
132
405
13. Telap. . . .
306
143
449
14. Watoelani
172
63
235
15. Kajoeroja.
213
16
229
16. Wenkol . . .
121
5
126
Transport
•
•
| 4265
1793
6058
Digitized by VjOOQIC
102
o
et
O
H
Per transport. .
17. Kapatarang. . .
18. Atep
% 19. Pinasoenkoelan.
Tot .
2. Distrikt Tondano toelimambot.
Neg. 1. Loeaan. . . .
2. Ranawanko . .
3. Wenkol. . . .
4. Kendis. . . .
5. Tetengolan . .
6. Liningaan . .
7. Talor. . . .
8. Kiniar. . . .
9. Papakelang.
10. Toelian ketjiL ,
11. Watoemea. , .
12. Toelap. . . .
13. Lalocinpeh. . ,
14. Ranawanko.
15. Kombi. . . .
16. Sosolongan. . .
17. Sawangan. . .
18. Kolongan. . .
19. Rerer. . . .
20. Makalisoeng. .
21. Pauneran. . .
Tot.
3. Distrikt Rcmbokeng.
Neg. 1. Talikoeran. . .
2. Paslaten. . . .
3* Sindangan. . .
4. Leleka. . . .
5. Tiraoe. . . .
Transport.
Inlandsche negorij-
bevolking.
Christenen.
Heidenen.
4265
1793
388
5
70
11
93
55
4816
1864
319
94
275
72
247
89
270
100
241
63
876
97
243
145
300
135
80
112
216
91
337
17
191
35
306
16
177
21
277
93
15
121
60
283
36
214
29
140
8
124
106
1341
4730
365
90
410
75
304
68
430
23
308
67
1817
323
Totaal.
6058
393
81
148
6680
413
347
336
370
304
873
388
435
192
307
354
226
322
198
277
108
181
S19
243
148
230
6071
455
485
372
453
375
2140
Digitized by
Google
— 103 —
ö
.5
Distrikten en Negorijen.
o
e
o
H
Per transport
6. Kaima. . . .
7. Parepij . . .
8. Kasoeratan . .
Tot
4. Distrikt Kakas.
Neg. 1. Paslaten. . . .
2. Sindangen. . .
3. Pahaleten. . .
4. Talikoerang.
5. Toemelet . .
6. Passo
7. Paimassen . .
8. Toelian ketjil .
9. Sombokej . .
10. Kajoewatoe . .
11. Karor ....
Tot.
5. Distrikt Langowan.
Neg. 1, Tonelet .
2. Woloan .
3. Amongena
4. Waleure .
5. Walantakan
6. Kojawas .
7. Atep . .
8. Palamba .
9. Talawatoe
Tot.
6. Distrikt Saronsong.
Neg. 1. Pinankejan . .
2. Toemalantang .
3. Koror . . .
Inlandsche negorij -
bevolking.
Christenen.
1817
148
35
8
2008
507
484
421
440
507
194
140
8
97
194
144
3136
176
208
189
29
76
49
137
255
122
1241
Transport.
100
36
33
169
Heidenen.
323
42
208
397
970
16
85
82
40
24
610
199
256
18
37
17
1384
303
305
264
469
397
440
194
142
163
2677
144
104
113
Totaal.
2140
190
243
405
2978
523
569
503
480
531
804
339
264
115
231
161
4520
479
513
453
498
473
489
331
397
285
3918
244
140
146
361
530
Digitized by
Google
— 104
s
Inlandsche negorij -
bevolking.
s
Distrikten en Negorijen.
Christenen.
Heidenen.
Totaal.
Per transp
4. Lansot
5. Regesan .
6. Wiwoek .
7. Kapoja
8. Lahendong
9. Tondangon ,
10. Pinaras .
11. Ramboenan ,
>ort . .
1G9
27
59
51
16
144
73
43
33
361
109
80
91
116
277
146
166
159
530
136
139
142
132
421
219
209
192
Tot. . .
7. Distrikt Tomohon.
Neg. 1. Talete.
2. Kamassi
615
1505
2120
ö
174
30
53
91
241
4
9
2
467
501
538
387
585
233
247
390
646
641
501
P2
3. Paslaten
568
o
4. Kolongan ....
5. Matani
440
676
H
6. Tatailran ....
7. Pangolombian . . .
8. Roeroekan . . . .
9. Kembes
474
251
. 399
648
Tot. . .
8. Distrikt Kakaskassang.
Neg. 1. Timoe lotta . . .
2. Amian
604
3994
4598
23
46
123
105
7
5
10
408
341
984
948
359
154
200
289
431
387
3. Kakaskassang . . .
4. Tateli
1107
1053
5. Koka
366
6. Warenboengan . .
7. Tineoor
154
205
8. Kinilow
299
Tot. . .
319
8683
4002
Totaal der j
A^fdeeling
17469
17418
34887
Digitized by
Google
tJ5
fi
Pi
O
S
105 -
Inlandsche negorij-
bevolking.
Distrikten en Negorijen.
/n 4 v
Totaal.
Christenen.
Heidenen.
1. Distrikt Amoerang.
Neg. 1. Hoofdplaats.
2. Dist. Toinbaririof Tanawanko
12
12
Neg. 1. Hoofdplaats.
3. Distrikt Sonder.
2
2
Neg. 1. Kaoenerang.
4
425
429
2. Sendangan ....
24
304
328
3. Talikoerang .
67
441
508
4. Kolongan-bawa
258
258
5. Kekeseen
220
220
6. Tonellet . .
23
526
549
7. Kolongan-atas
88
748
886
8. Lanah . . .
86
271
307
9. Kihawah . .
34
• 408
442
10. Lejlem . .
8
633
641
11. Tintjep . .
14
383
397
12. Timboekar .
114
114
13. Tankoenej . .
11
259
270
14. Soeloehen
81
440
471
15. Pinapalanko
7
809
816
16. Kapojfi . .
96
314
410
17. Toempa&n matani
194
194
18. Toempaan pante
121
258
379
19. Tinoendok . .
22
100
122
20. Sinenkenjan
80
80
21. Soeloe . . .
141
141
22. Popontolim . .
19
270
289
23. Leler ....
8
107
115
24. Lelima. . . .
218
218
25. Moenteh. . .
28
188
216
26. Tengah. . . .
297
297
27. Pakoe. . . .
529
529
Tot. . .
641
8435
9076
4. Distrikt Kawangkoan.
Neg. 1. Sindangan. \
2. Talikoerang. f . .
367
738
1105
3. Oener. m )
Transport. . .
367
738
1105
Digitized by VjOOQIC
— 100 —
g
.8
Distrikten en Negorijen.
U
O
O
s
Per transport.
4. Tonclegesan.
5. Kinali. . . .
6. Kajoe oewi.
7. Lansot . . .
8. Lapi
9. Tonsaronsong.
10. Kajondom. . .
11. Woewoek. . .
12. Koreng. . . .
13. Kancijang. . .
14. Ranowanko.
15. Pinamorongan.
16. Paslaten. . .
17. Boejoenga. . .
18. Kawangkoan bawa,
19. Tewasen.
20. Pakajoe. .
21. Liwason .
22. Sooet. .
23. Pondos. .
24. Wakan. .
25. Karimbow,
26. Koemeloemboeaai
27. Poigar. . . .
Tot.
5. Distrikt Tompasso.
Neg. 1. Liba. . .
2. Sendangan.
3. Tempok. .
4. Talikoerang,
5. Kamanga..
6. Tollok. .
7. Kanonang.
8. Paleh. .
9. Pinaling.
10. Toking. .
Transport.
Inlandsche negorij-
bevolking.
Christenen.
867
98
49
108
58
45
48
95
120
19&
31
85
229
42
107
61
85
12
64
78
22
277
2221
15
24
83
60
237
60
7
8
9
503
Heidenen.
738
163
169
105
149
114
145
64
207
174
48
282
167
70
164
211
52
159
170
139
214
204
272
200
4330
185
189
180
156
275
177
189
106
111
199
1767
Totaal
1105
261
218
211
207
159
193
159
827
192
205
48
317
167
299
206
818
113
194
182
203
292
226
549
200
6551
200
213
263
216
512
237
196
106
119
208
2270
Digitized by
Google
— 107 —
§
o
08
0)
O
6
Distrikten^en Negorijen.
Per transport,
11. Wanga. . . .
12. Pitjoean. . . .
13. Lom pat . . .
14. Pontak . . .
15. Mopoio. . . .
16. Popoh. . . .
17. Ranaan. . . .
18. Moloting. , .
Totaal. . .
6. Distrikt Tombassian.
Neg. 1. Tombassian atas. . .
2. Tomb. bawa sandangan.
3. Tombassian talikoerang.
4. Tombassian sarani.
5. Ranolauibot. . .
6. Toemaloentoeng.. .
7. Malikoe.
8. Eitej.
9. Malenos.
10. Lopana.
11. Ranomea.
Tot. . .
7. Distrikt Romohon.
Neg. 1. Rom. bawa sendangan,
2. Rom. bawa talikoerang,
3. Romohon sarani.
4. Romohon atas. . .
5. Eloesang
6. Winajang
7. Malinow
8. Tawaang. ....
9. Radej
10. Tengah
11. Wijauw
12. Poigar
Tot. . .
Inlandsche negorij-
bevolking.
Christenen.
503
16
2
29
28
15
4
70
667
764
29
17
127
85
9
,0
6
223
Heidenen.
1767
95
116
165
242
168
806
197
123
3179
Totaal.
2270
111
118
194
270
183
810
197
193
3846
98
505
40
207
34
207
230
37
91
26
131
57
316
105
182
42
141
65
74
30
119
1973
488
482
8
402
200
118
128
185
187
188
117
96
2594
603
247
241
230
128
157
373
287
183
139
149
2737
517
499
135
437
200
118
187
185
187
183
123
96
2817
Digitized by
Google
— 108 —
Distrikten en Negorijen.
Inlandsche negorij -
bevolking.
Totaal.
1
Christenen.
Heidenen.
CS
e
o
e
<
>
8. Distrikt Tonsawang. •
Neg. 1. Tombatoe 1. . . .
2. Tombatoe 2. . . .
3. Tombatoe 3. . . .
4. Salian . ....
5. Talemale
6. Roengoes
7. Lobae
8. Kalij. ......
9. Katoeakan. . . .
10. Koejanja. . « .
11. Moendoeng. . . .
Tot. . .
Totaal der Afdeeling
5
6
4
3
1
5
225
181
171
333
223
182
200 '
168
158
218
332
2386
230
187
175
833
223
182
200
168
156
219
337
24
2410
4540
22911
27451
1. Distrikt Belang.
Neg. 1. Belang
2. Distrikt Ponosakan.
Neg. 1. Ponosakan. . . .
2. Tobabo. . . ...
3. Boekoe
4. Moentrij. .... .
5. Bangangoan. . • •
Tot. . .
3. Distrikt Passan.
Neg. 1. Towoentoe. ... .
2. Toeloenawa. . . •
3. Toeloembakan. ....
4. "Wawalij. ....
5. Sasakoelang. • • •
6. Wiauw
Tot. . . .
ö
CS
O
24
234
315
124
106
77
234
815
124
106
101
J>
24
856
880
5
5
1
5
379
137
169
277
268
155
384
142
170
282
268
155
16
1885
1401
Digitized by
Google
— 109 —
c
OP
3
3
Distrikten en Negorijen.
Inlandsche negorij-
bevolking.
Christenen.
Heidenen.
Totaal.
4. Distrikt Katahan.
Neg. 1. Lowoeh. . • . .
2. Tasoeroja. . . .
3. Pangolombian. • .
4. Tetengesang. . . .
5. Soemampow. . . .
Tot. . .
Totaal der Afdeeling.
Totaal der 5 afdeelingen.
2
9
1
3
1
833
779
268
847
285
835
788
269
350
286
«
16
2512
2528
>
56
4758
4809
25659 | 62299
87958
De hoofdplaatsen van verscheidene distrikten bestaan uit meer-
dere negorijen, welke afzonderlijke namen dragen en niet den
naam der hoofdplaats zelve. Zoo b.v. bestaat de hoofdplaats
Tondano toelian uit de negorijen Wewelen, Watoelambot, Re-
rewoken , Wawalintoean , Toekoeramber , Reregetang , Toetoe
en Roong; de hoofdplaats Tondano toelimambot uit de nego-
rijen Loeaan, Ranawanko, Wenkol, Kendis, Tetengolan, Li-
ningaan , Talor , Kiniar en Papakelang ; de hoofdplaats Tomohon
uit de negorijen Talete, Kamassi, Paslaten; de hoofdplaats
Kakas uit de negorijen Paslaten, Sindangen, Pahaleten, Tali-
koerang en Toemelet, enz. Slechts de namen dezer nego-
rijen zijn in de bovenstaande tabellen vermeld, niet de na-
men der hoofdplaatsen, waartoe zij behooren.
De eilandjes welke de Minahassa westelijk, noordelijk en
oostelijk omringen t. w. Tatapaan, Manado toewa, Boenaken,
Silading, Mantrauw, Nain besaar, Nain Ketjil, Talissin, Ban-
ka, Kaberoekan, Tindila, Gangal, Lehaga, Batoe bandela,
Pandite, Boelang itam, Batoe poeti, Lembeh, Soesoelina, Poe-
loe doea, Pakolor, Bentenang, Poentan, Bankoang, Balibaling,
Bohoij , Toelang , Hogoe , Babi en Dakokajoe , schijnen alle on-
Digitized by
Google
— 110 —
bewoond te zijn. Deze eilanden ziet men alle aangeduid op
de Kaart der Minahassa van den heer Melvill van Carnbee.
Slechts Boenaken, Manado toewa, Mantrauw, Talissin, Banka
en Lembeh verdienen eenige opmerking wegens hunnen omvang.
Op Banka was nog weinige jaren geleden een leprozengesticht ,
dat sedert naar Menoempah, in de nabijheid der hoofdplaats
Manado, is verplaatst.
Digitized by
Google
— 111 —
00
50
Ö
1
©
s
I
g oq
3
•puod 9ïpsun?pjo;s
-UI* UT fuj03l 9pJ9A
-9]92 ppqxeoAaojj
k
»
I
§3
il
1)1
lp
-^ co
•pi9jdSJ9A
1 .A
2 5
&
bO
f58 T u ! luttidufcy
•f$8ï
UT U9A9Jq360Sjy
ifi
2"
pioadsJDA
JBtjq^tqosoq
jnn^n^-'fuj03[9p
jooa uaauizo^smj-i
©
<*»
(O
•F*
o
•a9£knio9pjY
S °
8
1"H
's
CO
fl o
Cl
co
3
'M
CO
3
O
<m
o
00
00
•°«> OOI-m'ZS /
00 CO
00 *ft
CD O *** -*f< -<*
00»2»0OO(NO
<M002o*<Ot^<N00
<NrH ^ CO i-i C*
S
(M 00 <M CO CO CO ^
t-i 00 HQiQOO
^
»h oo a co <m *o oo
»o co co 00 H o> o
-< O G^ O tH l> -^
?H
<S
<S
HOWQ00Q0HH
*"i HH
00 <N -^T *h of tff of cd
Q000iOtOO>A<M)A
OlOOCOOlCOt^OIOO
WHHCOH O*
<DI>»OI>t-i00C0CO
C0C0*Hl>-^C0^»O
COiNCONOCOCOOO
■^ooooo^hcon
OOOHOi<NN«D<N
oooooooooooco
COOC100«OH^O
NOHOOOOöïOO
t»00iH00C0t>»C0kO
(MiOHN^COOO»
OOIO*OI'«*OOiOCO
»-*0i^CO»«^»O-*
OOOOhHhOJO
COOlCOiOOOICOOO
r r r js a
00 CO t> t> £• i-H
^» O Oi CO <N <M
-*0»0»OON
<N O tH ^ CO l> O
o có" co"* oo f-T cT 10
H ö> (N O H h ^
<S X
'S
CO O Ci t* l>. t> 00
i> t> oa iO oo co t>
'N O «O (N O Oi 00
'M -^ CO CO CO rH
O* rH iH rH
(NCiOiftOOO
*noooooooo
iOQ(Noö^«oeo
00 t>» OI 00 ^ O* CD
<N O* CD O* <N
O CO CO O* © CO ©
00 00 CO O* CO CD O*
»C O* Ol.i-I CO O <N
CD 00 <<* (N C* CO -^
& i-H CO CO CO "* o
-f ^ WHHC0H
»0 tf5 © iO © © ©
t> o* »-i o* co © ©
»0">f00(NO(NO
NCOH h WCOiO
ooooo^t-i^qooo
OiOOOOOCOCOO
COOlCO^i-HCOCOOO
C0NHN<Nh«h
CO00CD0000<N(NC7>
WH«(NNCONH
00t>-^t>i«C0t>CO
o t> o
R CO lO O
co »-i t>
R ^
co 00
!>• CO
oo oo
o> o
co ^
CO CD
o co
CO CD
co co
O O*
s 8 * s a
co oo
t^ CO
00 00
OHONOCOO
O CD CO O O CO <N
CO -« *H OJ O CO O*
Hl>NI>COH^
(NOOOWHHlft
^CONHHCO
O «^ CO l> CO O* i-l
O -^ O O 00 i-i CO
00 rj< O O O H O
<M CO
ffjj
« S o «
ÜUI93
ou«puox
•2utJJ9ouiy
Digitized by VjOOQIC
— 112
Overzxgt der Kaiaohütuur over het jaar 1854. (1)
| Afdeelingen. f
Dis trikten.
Aanwezige 1
boomen op H
31 Dec. 1853. ||
Produkt in H
1854 in pikols.
Van hoeveel
boomen geoogst
Prijs van den |
pikol Kakao.
Manado ....
n
ii
$
Aris
3370
60
Negri baroe ....
ii
ii
i
Klabat-di-bawa
Bantik ....
Totaal . .
Tonsea ....
7470
800
950
18,09
0,20
2080
200
ƒ 60 tot/ 70
11640
1010
18,29
ë
148862
43652
222
ƒ 40
i
Kiabat-di-atas
28905
2560
5
volwassen
40
M
Likoepang
Totaal . .
Tondano toelian
11278
2430
8
boomen.
40
189045
48642
235
51990
861
33
10300
ƒ42
Tondano toelimambot .
46486
9415
38
28658
de
ó
Rembokeng
15687
160
0,25
590
middelsoort;
■3
g
Kakas
20206
12832
20
20206
ƒ 12 tot/ 8
Langowan
72940
1958
11
46015
de
H
Saronsong
1424
466
»
ii
slechte.
Tomohon ....
4555
409
3
3255
Kakaskassang .
Totaal . .
Amoerang (hoofdplaats).
14399
40856
4,50
14212
227687
66957
109,75
123236
»
49000
60
49500
ƒ 50-/70
Tombariri ....
26599
3,90
onbekend.
45
bb
Sonder ....
107836
43,40
107836
80-70
§
Kawankoan
43892
2755
15,50
38203
40-55
§
Tompasso ....
28235
8919
25,50
17106
63
4
Tombassian
27582
4103
17,
23479
30-60
Roraohon ....
23050
3900
41,50
13590
45
Tonsawang
Totaal . .
Belang (Hoofdplaats) .
13736
3181
2,50
7207
54
319930
22858
209,30
ii
»
*
3505
1,50
3505
ƒ70
3
Ponosakan
11320
1700
1,12
4520
70
pi)
Passang ....
15500
788
2,33
2000
70
Ratahan ....
Totaal . .
Generaal totaal . .
16760
678
3,81
1676
70
47085
3166
8,76
11701
»
795387
142633
581,10
—
»
(1) Ten opzigte dezer kuituur vind ik aangeteekend, dat de aanplantingen in
het algemeen verwaarloosd zijn ten gevolge van de weinige voordeelen, welke
ze in de laatste jaren hebben afgeworpen. In de afdeeling Manado waren
zedeels uitgestorven, deels ook zeer oud, zoodat ze geene goede vruchten meer
— 113 —
Overzigt der Koffohdtuur in de Minahassa over het jaar 1854.
èó
Bijgepl
ant in
c2
d
c3
.
s
Distrikten.
co
1854.
O w
M 2
<d ra
'8 g
>
>
b!
3
Si
in gere-
gelde
tuinen.
ver-
spreid.
m
C q
***
Manado ....
»
n
»
»
»
»>
'S
Aris
204
»
494
»
n
»
1
Negri Baroe
90
»
1599
»
»
»
Klabat-di-bawa
231
749
386
»
»
»i
Bantik ....
Totaal . .
Likoepang
300
»
»
n
n
w
825
749
2479
n
»
»
09
1
600
1579
»
»
»
»
Tonsea ....
6735
6231
»j
n
»
»
M
Klabat-di-atas
Totaal . .
Tondano toelian
630
1040
»
»
»
»
7965
8850
»
»
»
»
765
990
373
n
»
»
Tondano toelimambot .
555
699
273
»
»
»
d
Rembokeng
144
»
291
«
»
»i
T3
Kakas ....
486
729
21
»
5)
»
Ê
Langowang
78
200
153
))
n
»
Saronsong
183
2000
383
tVi
25
10dt. pkat.
Tomohon ....
1965
1956
1189
»
»
»
Kakaskassang .
Totaal . .
Amoerang (hoofdplaats)
420
1400
293
1
100
20 id.
4596
7974
2976
1 31
1000
1500
500
»
»
)i
tb
p
Tombariri
2758
1180
1812
w
»
»
2
Sonder ....
1000
2735
n
8
onbek.
fl6^0p.pk.
g
Kawankoan
4634
1946
1018
»>
»
n
s
-<5
Tompasso ....
1429
992
1584
1
onbek.
ƒ 20
Tombassian
»
388
280
»
n
»
Romohon ....
n
643
»
n
n
»
Tonsawang
Totaal . .
Belang (hoofdplaats) .
30
307
47
n
»
»>
10851
9691
5241
9
>»
»
.
n
60
»
»
»
»
1
*
Ponosakan
n
9
»
n
»
»
Passang ;
84
152
31
»
»
>i
Ratahan ....
Totaal . .
Generaal totaal
160
109
53
»>
»
»
244
330
84
»
»
»
24481
27594
10780
lOrVï
))
»
gaven. In de afdeeling Kema, Tondano Amoerang en Belang, waren de
hoornen meestal in goeden staat, doch de vruchten van weinig goede hoeda-
nigheid.
I. A
— 114
Overzljt der Muskaatnotenkultuur in de Minahassa over het jaar 1854.
Aanwezige boomen
a
9
fco
1
Distrikten.
31 Dec. 1853.
Bijgeplant in 1854.
'■Ó
T3
S
3
in geregelde
'i
tn
u
o
>
in geregelde
1
tuinen.
tuinen.
e
o
>
Manado
»
»
»
)»
tj
Aris. .
»
»
1148
105
Ö
Negri Baroe.
80
n
100
460
Klabat-di-ba\va.
»
»
148
»
Bantik
Totaal.
Tonsca. .
49
n
»
i»
129
»
1396
565
cö
756
»
100
j>
Ö
Klabat di atas.
n
n
80
i»
w
Likoepang.
Totaal.
Tondano toelian.
»»
n
76
»>
756
n
256
»
94
»
200
»
Tondano toelimambot.
134
130
200
»
d
o
Rembokeng.
»
w
»
n
«3
^3
Kakas. ....
70
M
750
3
Ö
o
Langowang.
i)
»
n
»
H
Saronsong.
V
»
Tomohon.
n
23
17
51
Kakaskassang. . f
Totaal
Amoerang (hoofdplaats .
»
56
87
303
298
209
1254
357
180
40
»
30
Tombariri.
i)
22
30
Sonder. .
n
»
7
2
s
1
Kawankoan.
n
22
303
n
Tompasso.
n
»
»
Tonibassian.
n
»
177 -
Romolion.
n
n
201
n
Tonsawang.
Totaal.
Ponosakan.
n
n
10
n
180
84
728
30
fcb
o
)>
ï)
.2
Passant. .
29
»
»
tt
Katahan
Totaal.
Generaal totaal.
31
n
n
»
60
»
»
«
1423
293
3634
952
Digitized by
Google
— 115
Overzigt der Ktapperhdtuur in de Minahassa over het jaar 1854.
i
Distrikten.
Aanwezige
boomen31 Dec
1853.
Bijgeplant in
1854.
p
O iO
O 00
T& TH
•SM
Prijs in dui-
ten
.3
1
3
I-H •
.9
I
e
|o§
9> "3
d
O.
£
-8 .
f 1
P
Ö
(9
p
Manado
Aris
Negri Baroe. . . .
Klabat-di-bawa.
Bantik
Totaal. . .
Tonsea. ....
Klabat-di-atas. . .
Likoepang. . . .
Totaal. . .
Tondano toelian. .
Tondano toelimambot
Rembokeng. . . .
Kakas
Langowang. . . .
Saronsong. . . .
Tomohon
Kakaskassang. . .
Totaal. . .
Amoerang (hoofdpl.).
Tombariri. . . .
Sonder
Kawangkoan. . .
Tompasso. . . .
Tombassian. . . .
Romohon
Tonsawang. . . .
Totaal. . .
Belang (hoofdplaats).
Ponosakan. . . .
Passan
Ratahan
Totaal . .
Generaal totaal.
1418
800
480
315
250
171
1587
»
544
663
300
89
205
250
981
569
395
235
1589
3618
1138
1459
1398
9202
2
2
2
2
2
24
24
24
24
24
3263
2915
844
2180
—
—
es
1
16355
n
58870
4200
5655
16870
»
1135
541
92095
5335
6196
1
1
1
24
24
24
16355
68725
16870
1676
103626
—
—
ö
p
a
1438
185
41
380
2868
3316
3390
303
2487
5191
523
1455
»
»
n
210
»
»
»
647
4502
134
265
396
93
358
606
3963
9330
437
3147
5587
657
2193
3474
1—2
1—2
1—2
1—3
1—2
2
2
2
24
24
24
30
24
24
24
24
4912
16665
210
7001
28788
—
tb
a
2
O
1
4007
1170
2854
38
155
818
n
1139
1000
1826
6273
2680
1693
1958
1340
5268
531
50
375
225
500
1016
134
643
798
100
537
425
5507
4543
9311
3736
2646
2876
1877
7057
A 3
1 ?
1 1
i ï
A T
1 1
2
20
24
20
24
20
20-24
24
20
10181
22038
1181
4153
37553
—
—
p
304
287
340
865
195
2825
475
777
n
»
265
109
»
n
119
190
499
3112
1200
1941
2
2
2
2
24
20
30
30
1796
4272
374
309
6752
—
—
36507
114615
19479
15319
185921
—
—
Digitized by
Google
116 —
Oversifjt der Partikuliere Landerijen iu de Minahaasa in het jaar 1854.
Uitgestrektheid
co ■*■»
£.2
s
tfl
Namen
vierk. inhoud.
Aanplanting
en.
.2
•5
der
Landerijen.
2 g
'S §
1
i
d
o
'S
ê
o
Js
1
3
o
w
*&
M
s §
IMakaret of La-
[wingiroen. .
7
76
54
ƒ 2500
.
6
368
291
400
306
50
1 Tikoeroengan. .
7
58
61
3000
450
| Sario
113
26
63
15000
5000
1303
4000
jMalalajang. . .
ITeiling. 4 . .
18
30
22
52
6000
3000
4900
1200
5000
1754
3100(2)
2000
1 Toempa&n. ; .
102
27
60
6266
—
350
400
130
j Ranomot. . .
57
51
84
2000
15000
50
170
'Koemeraka. . .
25
73
10
2000
ó Tikala. . . .
14
72
2500
1000
200
500
2000
g Sario
15
49
90
2000
1600
7000
8000
4000
es Maassing. (1) .
S Bailang. . .
—
—
—
4000
5000
3000
2500
Ranotaka. . .
25
68
40
bcneden2000
4000
__
2000
500
Toempaün. . .
16
11
57
» id.
1000
35
Diningaan. . .
1
29
5
n id.
1400
379
350
Sario
3
66
9{
i) id.
1300
349
590
250
56
36
190
Karembassinjr. .
36
42
92
» id.
3360
500
1031
;Bïtoeng. . . .
2
21
82
» id.
—
120
15
Wanean. . . .
Totaal. . .
2
46
57
i) id.
—
T9
""IK)
—
—
42760
15727
18016
11977
ii
—
ƒ 3000
14000
1000
3000
— —
n
3
52
50
2000
—
, ,
_
ri
w
—
—
—
bmcden2000
3000
__
-
1
»»
—
—
—
l»
1000
_
.
M
n
—
—
—
»
1800
—
20
n
Totaal. . .
■'
~—~
—
n
200
—
—
—
—
—
—
—
20000
1000
3020
Alar. : . . .
9
44
95
ƒ 2000
—
,
'■
n
2
85
54
beiieden2000
6000
50
25
fcb
M
3
10
85
i) id.
5000
50
100
ë
II
2
22
77
» id.
2000
80
o
11
—
—
—
ii id.
1000
_
e
II
—
—
—
i> id.
4000
__
,
^
II
Totaal. . .
*—
—
» id.
6000
50
—
—
fcb
— -
—
—
24000
150
205
-2
"o
Totaal. . .
.
—
__
b«../2000
950
—
—
_
Generaal totaal.
—
-
-
87710
16877
21241
—
o lclnSn landeHjen ' WeIk ° r uit S cslrek,heid niet ''s opgpgevon, wgitc* tajp®*^
(2) 8000 notenboomen op bcddin<rn.
117
Overzigt van den Veestapel in de Minahassa op 31 December 185-1.
Afdeelingen.
Paarden.
Runderen
Schapen.
Geiten.
Varkens.
Manado
Kema.
Amoerang. ; . . .
Tondano
Belang
198
295
824
1417
63
508
182
285
1458
26
16
16
27
16
10
301
765
1104
520
153
5360
20087
27078
14204
711
Totaal
2797
• 2459
85
2843
67440
Op 31 Dec. 1853. . .
n n n 1851. .
n n n 1850. .
3035
4867
6649
2296
1677
1648
80
122
141
3442
4179
3772
58129
49840
48487
Overzigt der Inlandsche Christenscholen in de Minahassa in 1853 en 1854.
Distrikt.
Plaats.
Schoolkinderen.
t
1853. | 1854.
Éj
#
g
y>ê
1 <£>
-•| C
1 o
O T3
fc
M c
o. 2
■Sjp
M
O ti
%*
O s
I. GonverB
tements-scholen.
1
Tondano
Tondano
500
260
500
26a
2
»
Kapatarang. . . .
105
87
102
72
3
Langowan
Langowan
172
90
164
110
4
Kakas
Kakas
190
98
153
89
5
Likoepang
Likoepang. ....
68
51
53
41
6
Tonsea
Kema
56
48
112
70
7
Kakaskassang. . .
Lotta.
122
24
104
30
8
»
Tateli
101
32
93
bl
9
Manado
Manado
72
19
95
28
10
Klabat-di-bawa. . .
Paniki
80
50
83
54
11
Tombariri
Tanawanko. . . .
170
84
224
67
12
Amoerang. ....
Amoerang
157
54
130
82
ET. Negorij-scholen.
Tonsea.
Likoepang. . .
Kakaskassan. .
Tomohon.
n
Klabat-di-atas.
Ajer madidi.
Tonsea lama.
Kawanian. .
Koka. . .
Pangolombian.
Kembes. . .
Maoembi.
102
62
33
83
69
26
80
62
34
22
70
46
46
24
46
24
36
20
33
33
80
62
46
27
. -.,
23
150
64
— 118
D i s t r i k t.
Klabat-di-atas.
Sonder. . . .
Romohon. . :
Sonder. . .
Tombassian.
Sonder. . .
ïombariri.
Tompasso. .
Tonsawang.
Tombariri. .
Sonder. . .
Tompasso. .
Plaats.
Koe wil. .
Kolongan.
Moenteh.
Tawaan.
Tengali. .
Pakoe. . .
Malikoe.
Soeloeoen.
Tankoeneb.
Popen tolen.
Maasing.
Paparen.
Pinalen. .
Loboe.
Senduk. .
Lelejma.
Popob. . ,
III. Zendclings- (Gcnootscbaps) scholen.
Tondano.
Langowan.
Kakas.
Tomohon. ,
Tonsawang.
Renibokeng.
Kakas. . ,
Rembokeng.
Tompasso.
Makalisoeng.
Rerer. . .
Kolongan. .
Sawangan. .
Kombi. . .
Ranowanko.
Laloempeh.
Toelap. . .
Watoelanej.
Telap. . .
AVatoemea. .
Toelian ketjil.
Negri Baroe.
Koja. . .
Atep. . . .
Palamba.
Talawatoe. .
Sembokej. .
Kajoewatoe.
Roerookan. .
Silijen. . .
Kasoeratan.
Karor. . .
Rembokeng.
Tompasso. .
Tolock. . .
Schoolkinderen.
1853.
o-g
o e
1854.
co ^
i-s
o g
63
85
97
17
94
44
65
18
66
27
177
74
108
62
38
17
33
25
39
36
42
31
45
18
100
40
50
68
80
50
61
45
68
54
48
85
90
64
69
80
56
78
42
31
43
42
190
155
57
49
100
24
92
72
50
50
103
21
41
29
41
50
125
54
42
54
50
50
58
64
67
72
33
48
53
71
42
46
50
90
40
56
38
45
70
102
74
97
58
63
59
88
77
70
40
65
50
50
80
44
22
20
30
44
80
84
70
36
26
90
250
95
155
43
61
29
49
13
54
29
36
30
35
19
24
20
25
30
25
50
28
15
45
47
68
44
67
46
90
51
44
97
57
63
63
70
57
48
40
17
30
63
51
55
23
124
95
50
Digitized by
Google
119 —
Distrikt.
Plaats.
Schoolkinderen.
2
1853.
1854.
a
a
M ft
il
■f .B>
ft 3)
o a
CO ft
o a
27
Kawankoan. . . .
Kawankoan. . . .
187
100
200
130
28
»
Kajoewi
54
40
37
28
29
n
Tendegesan. . . .
67
46
60
45
30
Tombassian. . . .
Tombasian atas. . .
150
90
149
80
31
Passang en Katahan.
Passang en Katahan.
205
85
170
85
32
Passang. .....
ïatengesan. . . .
125
70
113
90
33
Tonsea
Treman. .....
142
61
129
72
34
»
Kassar
85
98
116
74
35
»
Toemaloentoeng. . .
101
58
112
43
36
n
Sawangan
85
47
94
67
37
»
Soekoer
61
37
61
36
38
»
Lahiket of Laikit. .
120
44
86
38
39
n
Talawaan
119
37
119
45
40
»
Tateloe
82
27
65
21
41
»
Lilang
50
30
45
26
42
Likoepang. ....
Pasalatan
48
35
?
?
43
Tomohon
Tomohon
333
122
313
192
44
»
Tataüran
97
68
127
113
45
Saronsong. . . .
Saronsong. . . .
128
46
128
63
46
»
Tondango
37
27
48
39
47
M
Lahendong. , . .
53
36
90
82
48
»
Remboenan. . . .
44
24
47
34
49
n
Pinares
42
18
50
39
50
Kakaskassang. . .
Kakaskassang. . . .
105
59
139
114
51
Manado
Sindoelang. . . .
42
25
34
26
52
Tetewoengan. . . .
Negri baroe. . . .
58
38
63
28
53
»
Tonkejna
80
25
72
24
54
Tombariiï
Lemo
100
60
72
46
55
»
Lola
126
63
125
91
56
»
Taratara
144
76
97
55
57
»
Woloan of Doloan. .
95
50
120
76
58
n
Ranowanko. . . .
111
80
100
55
59
Kawankoan. . . .
Koemeloemboeai. . .
125
70
130
76
GO
»
Wakan
80
35
44
32
61
j)
Tawasan
73
55
57
40
62
)>
Karunbow
48
30
55
50
63
i)
Liwasen. . . ; .
76
31
74
52
64
n
Saoet
44
60
42
25
65
»
Kanejan
63
61
60
48
66
»
Roring of Koreng. .
67
34
59
50
67
»
Saronsong
47
34
45
41
68
»
Woewoek
128
97
100
70
69
))
Pinaraorongan. . .
75
57
60
50
70
»
Pasalatan
79
35
53
35
71
Tompasso. ....
1 Pontak
69
15
63
27
Digitized by
Google
— 120 —
a
s
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
D i s t r i k t.
Tompasso.
Sonder.
Tombassian.
Romohon.
Tonsawang.
Tonsea. .
Tompasso.
Plaats.
Schoolkinderen.
1853.
o *&
o *n
Motoling. . .
Pokin ot' Tokin.
Mapoio. . . .
Sonder. . . .
Lejlem. . . .
Tintjep. . . .
Kiawa lama.
Toempaün. . .
Kapoja. . . .
Pondang. . . .
Riteh
Romoton atas. .
Romohon bawa.
Tombatoe. . .
Moendoeng. . .
Lansot. . . .
Wanga. . . .
56
70
65
250
90
64
68
65
90
120
130
119
259
148
75
o g
1854.
35
30
31
23
72
50
22
48
30
81
100
83
96
70
36
os
51
54
54
212
69
72
95
91
60
100
120
122
177
120
64
20
42
28
15
15
166
66
54
57
55
50
54
75
80
80
52
38
22
In 1854 is het getal der negorij scholen met 1 en dat der zen-
delingscholen niet 5 vermeerderd. Alle drie soorten van scholen
ten getale van 124 staan onder de leiding van de zendelingen.
Digitized by
Google
— 121 —
Hoogte boven de zeevlakte van eenige bergtoppen en negorijen in de Minaltassa.
Bergen.
Hoogte (1) in nederlandsche ellen volgens
Reinwardt.
Forsten.
S. H. en G. A. De Lange.
Klabat. ....
Soedara. . . .
Batoe angoes.
Tampat itam. .
Talankow. . .
Lokon
Sapoetan. . . .
Kawin
Massarang. . .
Mahawoet. . .
ïompoesso. . .
Kawatak. . . .
Sempo
Manado toewa. .
N e g o r ij e n.
Maoembi. . . .
Paniki
Mapangit. . . .
Loempias. . . .
Ajer madidi.
Kakaskassang. .
Tomohon. . . .
Saronsong. . .
Sonder. . . .
Kawangkoan.
Tompasso. . .
Langowan. . .
Kakas. . . .
Rembokeng. . .
Toelian. . . .
Eris
Ratahan. . . .
Tombatoe. . .
Moenteb. . . .
Koemeloemboeai.
1925
1586
1749
1318*
1490*
2021
1338*
699*
338*
1522
1760*
1274*
1495*
813*
758
658
992*
1598*
1818*
1049*
1265*
1209*
826*
1573
1694
1202
1173*
741
661
716
751
678
393
780*
775*
693*
692*
55*
60*
124*
202*
212*
750
739
526*
695*
710*
718*
670
673
670
674
335*
392*
312*
471*
(1) De hoogte-opgaven volgens Reinwardt, Forsten en die in de laatste kolom
van de gebroeders De Lange zijn opgemaakt naar barometer-metingen. Die
in de 3de kolom zyn bepaald door geodesische meting. De getallen met een *
gemerkt heeft de heer Melvill van Carnbee aangenomen voor z\jne Kaart
van de Minahassa.
Digitized by
Google
— 122 —
In de residentie Manado zijn twee soorten van regtbanken
aanwezig. De volgende aanteekeningen desbetrekkelijk ontleen ik
aan eene officiële opgave.
De regtbanken zijn:
lo. Een Land- of Minahassa-raad.
2°. Rijksraden.
De Land- of Minahassa-raad wordt voorgezeten door den resi-
dent en is overigens zamengesteld uit drie europesche leden en
zoovele distriktshoofden als tegenwoordig zijn. De sekretaris ver-
vult het ambt van griffier. Het openbaar ministerie wordt waar-
genomen door een' djaksa onder genot eener toelage van / 50
'smaands. De bevoegdheid van deze regtbank is aangewezen
bij de Nederlandsch-indische Staatsbladen van 1824 No. 28a en
1828 No. 67. De wijze van procederen geschiedt overeenkomstig
het reglement van 1825 (Staatsblad No. 39) in verband met de
nieuwe wet.
De Rijksraden worden eveneens voorgezeten^ door/ den resident,
te Gorontalo door den adsistent resident, en zijn overigens zamen-
gesteld uit de radja's en rijksgrooten der betrokkene landen.
Het openbaar ministerie bij deze rijksraden wordt uitgeoefend, te
Gorontalo door een djaksa onder genot eener toelage van ƒ 30
s' maands, en voor de landen op de noordkust, alsmede voor de
Sangir-eilanden door den djaksa bij den Land- of Minahassa-raad
te Manado. De bevoegdheid dezer regtbanken is omschreven bij
Staatsblad 1828 No, 67 en bij de kontrakten met de betrokkene
landschappen. In de wijze van procederen wordt zooveel mogelijk
gevolgd het reglement van 1825 (Staatsblad No. 39) in ver-
band tot de nieuwe wet. Voor de rijksraden staan te regt alle in-
landers van de landschappen , waarover geen onmiddellijk gouvcr-
nements beheer gevoerd wordt.
Tot hulp in de uitoefening der politie zijn beschikbaar te
Manado zes en te Gorontalo twee politiedienaren.
De Chinezen ter hoofdplaatse staan onder twee hoofden met
dfe titels van kapitein en luitenant.
De mohammedaansche ingezetenen te Manado, Kema en Be-
Digitized by
Google
— 123 —
lang staan onder het toezigt van kampongshoofden.
Over de Boeginezen te Gorontalo is een hoofd gesteld met
den titel van kapitein.
In de uitoefening der politie wordt gevolgd het reglement
voor den magistraat te Amboina (Staatsblad 1825 No. 39).
Terwijl de bevolking de zegeningen geniet van welvaart en
beschaving, is de Minahassa allengs geworden eene bron van
inkomsten voor den staat. Vroeger een zoogenaamde lastpost,
heeft de residentie Manado sedert jaren reeds bijgedragen tot
het batig saldo van Nederlandsch Indië en die overwinst der
residentie is alleen verkregen door de Minahassa, voornamelijk
door de kuituur der koffij en de invoering der hassil. In het
jaar 1854 beliepen de inkomsten der Minahassa alleen, behalve
de waarde der 23000 pikols koffij (1), welke het gouvernement
slechts ongeveer/ 23000 kostten, / 83,915 aan hoofdelijke be-
lasting (hassil), / 15,951 aan verpachte middelen (hoofdgeld der
Chinezen , verkoop van arak , rum en tjoe , pacht der bazaars en
warongs , der po- en topho-spelen , der pandjeshuizen en van den
verkoop van amfioen) , en / 5,290 aan belastingen van verschil-
lenden aard (zegelregt, jaar- en reispassen, kollaterale sukcessie,
sla venbelasting, venduregten, posterijen, paarden en rijtuigen;
regten van overschrijving van vaste goederen en boeten en kon-
fiskatiën) , behalve nog verschillende andere posten , zooals aan-
zuivering van den achterstand op de vroegere verpligte rijst-
levering (12450 gantangs), inkomsten van de lijnbaan te Amoe-
ran g (ƒ 15,500), aanzuivering van den achterstand op de ver-
pligte vroegere goudlevering van het distrikt Ponosakan (154
(1) Vertegenwoordigende eene waarde van ongeveer 7 tonnen gouds. Het
koffyprodukt van 1855 heeft volgens dezer dagen bekbmene mededeelingen
meer dan 25000 pikols bedragen, vertegenwoordigende thans eene waarde
van 7 tot 8 tonnen gouds.
Digitized by
Google
— 124 —
realen) enz. Alle deze sommen en waarden overtreffen aanmerke-
lijk de gezamenlijke kosten van administratie en militaire bezetting
der geheele residentie. De inkomsten van de buiten de Minahassa
gelegene gewesten der residentie zijn tegenover die der Minahassa
van weinig belang. In de Gorontalosche landschappen bragt de
amfioenpacht op / 2880. De radja's dier landschappen hebben
zich in 1849, zoo als hier voren reeds is gezegd, verbonden tot
de opbrengst van een kontingent , berekend tegen / 5 per huis-
gezin , en zulks ter vervanging van de tot dien tijd toe verpligte
goudlevering. Alle die landschappen, t. w. Gorontalo, Limbotto,
Bone, Bolango, Attingola en Boealemon, blijven zeer achterlijk
in de betaling van dat kontingent en hunne achterstand beliep in
1854 eene som van nagenoeg / 25000. Niet beter is het gesteld
met de landschappen op de noordkust van Celebes. In de rijkjes
Kaijdipang en Bolang itam , waar de verpligte goudlevering reeds
door een kontingent van / 5 per huisgezin vervangen is, wordt
dat kontingent slechts gedeeltelijk aangezuiverd en in de rijkjes
Bolang mogondo, Bolang banka, Bintauna, Bwool en Tolitoli ,
waar de verpligte goudlevering nog bestaat, betaalt men niet
veel meer dan niets, zoodat in 1854 de achterstand reeds meer
dan 13000 realen beliep.
In 1849 bedroeg het totaal der kosten van civiel en militair
beheer der residentie / 335,915 tegen een totaal van inkomsten
van / 330,489 plus de waarde van 8338 pikols koffij. In 1850
stegen de uitgaven tot/ 443,573, waartegen ontvangen werden
/ 398,950 plus 13288 pikols koffij. In 1851 was de balans als
volgt: uitgaven / 357,935; inkomsten / 393,291 plus 13818
pikols koffij. Voorts in 1852: uitgaven / 249,039; inkomsten
/ 256,677 plus 7775 pikols koffij.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK IX.
BESCHOUWING VAN DE GORONTALOSCHE EN OVERIGE TOT
DE RESIDENTIE MANADO BEHOORENDE LANDSCHAPPEN.
Rijkjes der residentie Manado buiten de Minahassa.— Rijkjes aan de noord-
kust. — Gorontalosche landschappen. — Moeton , Lemboenen , Sogenti ,
Taada, Kasimber, Ampnibaboe. — Parigi, Posso. — Todjo, Ampanan,
Togian-eiianden. — Sangir- en Talaut- eilanden. — Bevolking der ry kjes
buiten de Minahassa. — Toestand der Gorontalosche landschappen. —
Veestapel, landbouw en handel aldaar. — Bolang mogondo. — Goudle-
vering. — Goudontginning. — Het christendom buiten de Minahassa. —
Wenschelijkheid der uitbreiding van on3 gezag, — Bwool. — Het gezag
van Boni in verval.
Zooals ik in het tweede hoofdstuk reeds heb gezegd, kan
men de gewesten, welke, behalve de Minahassa, tot de residentie
Manado behooren tot drie groepen brengen , t. w.
1. De afdeeling Gorontalo, waartoe behooren de Gorontalosche
landschappen , alsmede de rijkjes , aan de bogt van Tomini gelegen ,
met uitzondering van Loeinan , Saloewan, Pattipatti en Boealemon.
2. De rijkjes aan de noordkust van Celebes ten westen van
de Minahassa.
3. De Sangir- en Talaut-eilanden.
De verhouding dier gewesten tot het gouvernement heb ik
ter zelfder plaatse in algemeene trekken reeds aangestipt. Ons
gezag, te Gorontalo nog vertegenwoordigd door een' adsistent
Digitized by
Google
— 126 —
resident, is in de overige gewesten nog aanmerkelijk voor betere
vestiging en uitbreiding vatbaar. Die gewesten staan alle onder
eigene radja's en vormen alzoo afzonderlijke rijkjes, welker schaarschc
bevolking bijkans overal in armoedigen toestand verkeert en ge-
drukt wordt door de willekeur van hare vorsten. Deze vorsten
hebben kontrakten met het gouvernement aangegaan en indien
de opvolging dier kontrakten, wat de meesten betreft, veel te
wenschen overlaat, is zulks meer toe te schrijven aan onvermogen
dan aan onwil. Daar is nog een ruim veld open voor de wel-
dadige bemoeijingen van het gouvernement, bemoeijingen welke
echter, althans voor de rijkjes op den vasten wal van Celebes , in
de eerste tijden met eenige magtsontwikkeling moeten gepaard
gaan, zullen zij aan de bedoeling beantwoorden. Magteloos als
overigens die vorsten zijn en gering het zielental, waarover zij
heerschen, moet het eener krachtige hand, gesteund door de
noodige middelen, welke echter niet groot behoeven te zijn,
niet moeijelijk vallen, (üe rijkjes binnen een' betrekkelijk korten
tijd in een' veel beteren toestand te brengen en onder een ge-
regeld bestuur.
De rijkjes langs de noordkust liggen, van het oosten naar
het westen gerekend, naast elkander als volgt: Bolang mogondo,
Bolang banka, Bintaoena, Bolang itam, Kaijdipang, Bwool en
Tolitoli of Tontoli. De Gorontalosche landschappen springen
slechts aan de noordkust uit, om de baai van Kwandang, en
scheiden de rijkjes Kaijdipang en Bwool van elkander.
Volgens de officiële opgaven over het jaar 1852 waren de
rijkjes der noordkust bevolkt als volgt:
Bolang mogondo
Bolang banka
Bintaoena .
Bolang itam
Kaijdipang .
Bwool . .
Tolitoli of Tontoli
Google
25000 zielen.
450
u
880
ii
2750
ii
2200
ii
7550
ii
560
ii
Tc zamen
39390
ii
Digitized by
— 127 —
Bolang mogondo is van deze rijkjes verreweg het meest be-
volkt en het cijfer van 25000 schijnt veel te laag gesteld
te zijn. Tijdens een verblijf van den heer G. A. De Lange te
Kottaboena, aan de oostkust van Bolang mogondo, in 1852,
teekende hij de namen op van een 28tal negorijen van dit rijkje,
welke toen te zamen eene bevolking hadden van minstens 3615
huisgezinnen, wat, het huisgezin op 5 zielen berekend, eene
bevolking zou geven van 18075 zielen. Het rijkje moet echter
meer dan het dubbele aantal negorijen bevatten, welke het cijfer
der bevolking, indien die negorijen gemiddeld even sterk bevolkt
zijn, tot meer dan 36000 zouden doen stijgen. Indien men dit laatste
cijfer aanneemt als der juistheid te naderen, kan men het totale cij-
fer der bevolking van de rijkjes derNoordkustop ruim 50000 stellen.
Bij Valentijn vindt men eene schatting van de sterkte der
bevolking van de rijkjes der noordkust op het einde der 17 e
eeuw. Die rijkjes noemde hij Boelan, Boelan itam, Dauw,
Bwool, Attingola en Tontoli en werden toen gerekend gezamen-
lijk eene bevolking te bezitten van slechts 1395 weerbare mannen
of 4228 zielen.
De Gorontalosche landschappen , dat is , de rijkjes Gorontalo ,
Limbotto, Boni, Bintauna en Soewawa, Bolango, Attingola en
Boealemo, liggen alle nabij elkander, beslaan het centrale ge-
deelte van het noordelijke schiereiland en hebben gezamenlijk
ongeveer de uitgestrektheid van de Minahassa. Na de Minahassa
is het nederlandsche gezag in deze rijkjes het best gevestigd.
Hunne bevolking is over 1852 opgegeven als volgt:
Gorontalo 28700 zielen.
Limbotto 5954 //
Bone, Bintauna en Soewawa. 1733 h
Bolango . . - 759 //
Attingola 299 >/
Boealemo 1243 //
Te zamen 38688 » (1).
(1) Volgens een verslag van den gezaghebber van Gorontalo Scherius
(thans resident van Probolinggo), zouden de Gorontalosche landschappen in
Digitized by
Google
— 128 —
Onder het cijfer der bevolking van Gorontalo zijn begrepen
325 inlandsche burgers, 750 Boeginezen en 3683 boedak di
moeka of erfslaven. In de rijkjes Limbotto, Boni, Bintauna
en Soewawa en Bolango zijn ook nog 1200 erfslaven, zoodat
nog | tot £ der bevolking van de Gorontalosche landschappen
uit slaven bestaat. Elke slaaf geldt gemiddeld ruim / 76. De
vrije lieden der mindere klasse worden balla's genaamd. Zij
waren in 1852 in de gezamenlijke rijkjes 32730 zielen sterk.
De talrijke hoofden der bevolking, welke tot den zoogenaamden
adel behooren , zijn in de bovenstaande opgave niet begrepen. Met
hunne familiën zullen zij het globale cijfer der bevolking nog aan-
merkelijk verhoogen , doch ik vind hun aantal nergens opgegeven ,
evenmin als dat der Europeanen en afstammelingen van Europeanen.
Onder Gorontalo behooren nog de rijkjes Moeton (gelegen
aan het noordwesten en westen) en Parigi (gelegen aan het westen en
zuidwesten der Tominibogt), alsmede het rijkje Todjo (aan het zuiden
der bogt van Tomini) en de nabijgelegene Togian-eilanden. Om-
trent de sterkte der bevolking van Todjo, verkeert men nog in
volstrekte onzekerheid, terwijl men die van Parigi en Moeton op
ongeveer 22000 zielen stelt , welk cijfer echter slechts op gissing
berust en zeker veel te gering gesteldis. De Togian-eilanden hebbeu
eene bevolking van 700 tot 800 zielen. Het zal niet overdreven
zijn, wanneer men aanneemt, dat het geheel der bevolking van
de afdeeling Gorontalo uit ruim 80,000 zielen bestaat.
De Sangir- en Talaut-eilanden zijn betrekkelijk veel sterker be-
volkt. Zij bestaan uit eene groep van talrijke, gedeeltelijk vulkani-
sche, eilanden, welke tot zes rijkjes behooren, die elk onder een' radja
staan, t. w. Taboekan, Manganitoe, Taroena en Kandhar, alle
gelegen op het eiland Sangir, -en Tagoelanda en Tsiauw, uitmakende
de eilanden , welke dezelfde namen dragen. Het cijfer der bevol-
king zou er in 1852 ruim 66000 bedragen hebben, te weten:
1840 bevolkt geweest zyn, als volgt: Gorontalo 20000 zielen, Limbotto
8000, Bone 2000, Bolango 800, Attingola 400, Boealemo 500, te zamen
31700 zielen, zoodat het totaal der bevolking dier landschappen in 12 jaren
tij ds met ongeveer 7000 zielen zou vermeerderd zijn.
Digitized by
Google
— 129 —
Taboekan 31400 zielen.
Manganitoe 6000 //
Taroena 5000 »
Kandhar 800 »
Tsiauw 16650 //
Tagoelanda 6550 u
Te zauien 66400 //
Van dit cijfer zouden alzoo niet minder dan 43200 zielen op
het eiland Groot Sangir zelf komen. Het rijkje Taboekan beslaat
de oostkust, terwijl de rijkjes Manganitoe , Taroena en Kandhar aan
de westkust van het eiland zijn gelegen. Een gedeelte van de west-
kust van Sangir, Tamako, behoort onder den radja van Tsiauw,
zoodat het cijfer van 43200 nog niet eens het geheel der bevolking
van Groot Sangir zou uitdrukken. Ik vermoed echter, dat de
bevolking der Talaut-eilanden , welke onder de Sangir-eilanden
staan, onder de cijfers der 6 genoemde rijkjes begrepen is, daar
ik ze nergens afzonderlijk vermeld zie.
De bevolking der Sangir-eilanden (1) bestaat grootendeels uit
christenen en is zeer verlangende om onder een meer dadelijk
beheer van ons gouvernement te komen. Zij is zeer gehecht
aan ons gouvernement en zou gaarne de kosten betalen,
welke de vestiging van onze ambtenaren aldaar zou veroor-
zaken. Zoodanige vestiging zou zeer heilzaam kunnen werken
voor de bevolking en een einde maken aan de steeds aanhou-
dende verdeeldheden en twisten in den boezem der rijkjes zelve,
welke de ontwikkeling van nijverheid en voorspoed tegenhouden.
Zendelingen zouden daar ook zeer nuttig werkzaam kunnen zijn.
Naar hetgeen mij uit mondelinge mededeelingen en echte beschei-
den van de bevolking der Sangir-eilanden bekend geworden is,
schijnt het, dat die eilanden, met talent bestuurd, ook spoedig
produktief zouden kunnen worden voor het gouvernement.
(1) Een belangryk artikel over de Sangir-eilanden is te vinden in het
Indisch Magazijn, 1844. Dit artikel heeft echter betrekking tot 1825. In
de sedert verloopene 30 jaren zal waarschynlyk veel veranderd zijn.
I. 9
Digitized by
Google
— 130 —
Het geheel der bevolking van de residentie Manado volgens
de bovenstaande mededeelingen zamen trekkende, erlangt men vol-
gende ronde cijfers.
De Minahassa 92,000 zielen
Afdeeling Gorontalo . . . 80,000 »
Kijkjes der Noordkust . . 50,000 //
Sangir-eilanden .... 66,000 tt
Globaal totaal 288,000 //
Dit cijfer overtreft met meer dan 130000 dat, hetwelk in
het tweede deel van den Moniteur des Indes door den heer
P. Baron Melvill van Carnbee is opgegeven als het geheel der
bevolking van de residentie Manado voorstellende. Laatstbedoeld
cijfer (156000) is zamengesteld uit opgaven over de jaren 1844, 1840
en 1825, welke opgaven echter, zelfs de Minahassa niet uitgezonderd,
stellig ook voor den tijd, waartoe zijbehooren, de cijfers veelte
gering hebben voorgesteld. In 1784 schatte Radermacher de
geheele bevolking van het noordelijke schiereiland van Celebes,
met inbegrip van Palos, op ruim 55000 zielen.
De landstreek, gelegen tusschen Gorontalo enParigi, beslaande
het zuidwestelijke gedeelte van het noorder- schiereiland, Moeton
in ruimeren zin , bevat nog vele overblijfselen van een' vroeger tal-
rijken stam van alfoeren. De meesten dier alfoeren, welke als zeer
onbeschaafd en wreedaardig worden geschetst , bevinden zich nu
nog in het gebergte van Amphibaboe en Sogenti, Elders treft men er
slechts enkelen van aan , die zich hier en daar verspreid, zonder vaste
woonplaatsen ophouden. Het is zeer waarschijnlijk , dat de Ma-
kassaren , doch vooral de Mandharezen , uitgelokt door het goud ,
hetwelk het land oplevert, reeds lang vóór de komst der Neder-
landers in den Archipel , zich hier vestigden. In deze vestiging en
de daarmede vermoedelijk gepaard gegaan hebbende oorlogen, als-
mede in den slavenhandel, welke daarvan het gevolg was, mag
de voorname oorzaak gezocht worden der ontvolking , eene oorzaak ,
welke misschien reeds bestond tijdens de vroegere overheersching der
Digitized by
Google
— 131 —
Ternatanen , die, vóór de Makassaren, het noordelijke schiereiland
van Celebes aan zich onderworpen hadden. Bij den val van
het Makassaarsche rijk, werd dat schiereiland, met uitzondering
van een gedeelte, hetwelk de Kompagnie aan zich behield, wel
weder aan Ternate teruggeven, doch de magt van dit rijk was
destijds reeds te zeer gezonken, dan dat het zijn gezag zou
hebben kunnen handhaven in deze afgelegene gewesten. De Mand-
harezen gingen intusschen voort zich te nestelen en hunnen in-
vloed uit te breiden. De Kompagnie, die wel eenige posten
bezette, doch welker gezag niet groot genoeg was om de Mand-
harezen te weren, ging hen daarin niet tegen en de Maudharezen ,
met de inheemsche bevolking langzamerhand vermengd, deden
zich voor als heeren van het land en traden zelfs als radja's
met de Kompagnie in verbond.
De hoofdzetel van het mandharesche bestuur in de landstreek
tusschen Gorontalo en Parigi was in vroegere eeuwen gevestigd
in de thans nog bestaande negorij Tomini. Dat bestuur zou
voorheen in één of twee personen zijn vereenigd geweest, maar
door onderlinge twisten en oorlogen en ten gevolge der aanran-
ding van nieuw aangekomene mandharesche prinsen verbrokkeld
tusschen onderscheidene personen, die zich als gezagvoerders
opwierpen of van de vroegere bestuurders afstamden.
Zoo was ongeveer de stand van zaken, toen in 1831 met den
radja van Moeton eene overeenkomst werd getroffen tot het leveren
van goud tegen geringen prijs, welke overeenkomst in 1850 is
vervangen door een kontrakt, enkel staatkundige ondergeschikt-
heid beoogende.
Het landschap Moeton (in engeren zin) beslaat slechts een ge-
deelte van de landstreek tusschen Gorontalo en Parigi en be-
paalt zich tot Moeton, Tomini, Mobadjolo, Tinombo en Sido-
wang, en zelfs bevindt zich nog tusschen Moeton en Tomini, te
Lemboenan, gelegen aan een meer, waaruit een breede stroom
zeewaarts vloeit, eene vestiging van Boeginezen, die zich achten
niet onder Moeton te behooren.
Het bestuur van Moeton is in handen van een radja (men-
Digitized by
Google
— 132 —
gaoe), een djoegoegoe, twee marsaoli's en een' kapitein laoet.
Nu en dan bragt het schatten op aan Mandhar, doch met veel
tegenzin en slechts uit vrees. Thans heeft dat opgehouden. De
bevolking van de negorij bestaat uit ongeveer 400 zielen, de
adel, de vrije onderdanen en de slaven van den radja bijeen-
gerekend. De negorij werd eenige jaren geleden door de Tabel-
lorezen vernield, doch is sedert weder geheel opgebouwd.
Te Sogenti en Lipaijo, welke plaatsen zich aan het bestuur
van Moeton onttrokken hebben , regeert een aan den radja van
Moeton verwante niandharesche prins. Zoo ook staan de land-
streken Taada, Kasimber (waaronder Toeboeloe, Labalanga en
Dongoeloe behooren) en Amphibaboe (met de plaatsen Tomo-
liengnge en Taboera) onder mandharesche hoofden , welker gezag
echter uiterst gering schijnt te zijn.
De rijkjes langs het zuiden der bogt van Tomini hebben vroeger,
even als de bovengenoemde, onder het gezag gestaan van den
sulthan van Ternate en thans heeft dat gezag zelfs nog niet ge-
heel opgehouden, wat betreft de landschappen Boealemon en
Pattipatti, welke aan het zuidoostelijke gedeelte der bogt van
Tomini zijn gelegen. Parigi, Todjo en de Togian- eilanden er-
kenden daarentegen nog kortelings de souvereiniteit van Boni,
ofschoon zij niet gehouden waren schatting aan Boni op te brengen,
althans het niet deden. De aanspraken van Boni zijn onaan-
nemelijk en bestaan ook meer in naam. De zucht van Boni om
zich regten aan te matigen over gewesten, op welke het niet
de geringste aanspraak heeft, is in vroegere tijden te weinig
tegengegaan. Sedert eenige jaren zijn de eischen van Boni ech-
ter aanmerkelijk lager gestemd en zullen spoedig geheel ophou-
den, wanneer eene krachtige staatkunde blijft toonen, dat die eischen
niet gedoogd worden. De boeginesche handelaren, welke in de
bogt van Tomini de hoofdrol spelen, en door hunne veerkracht
en meerdere beschaving de meeste vorstjes van zich afhankelijk
hebben gemaakt, onderhouden in hun eigen voordeel bij hen het
denkbeeld der ondergeschiktheid aan Boni en nu en dan ontzien
Digitized by
Google
— 133 —
sommige Boeginezen zich niet , om namens hunnen vorst belastingen
te heffen , zonder dat zij daartoe een' schijn van volmagt bezitten.
De vorsten van Parigi en Todjo en de hoofden der Togian-
eilanden, zich beroepende op hunne verhouding tot Boni, be-
toonden zich dan ook nog weinige jaren geleden weinig genegen
om kontrakten met het gouvernement aan te gaan. De zeld-
zaamheid van het verschijnen onzer vlag in deze wateren , bevor-
derde geenszins het ontzag voor onze magt. De vorsten beweer-
den zich niet te herinneren in staatkundige ondergeschiktheid tot
ons te staan en kwamen sedert lang niet meer te Gorontalo of
Manado, om hunne hulde aan den vertegenwoordiger van het
gouvernement aldaar te bewijzen.
In 1850 bezocht de kapitein ter zee Van der Hart deze gewes-
ten met de Argo en Bromo. Toen er sprake was van het aan-
gaan van kontrakten, beriep men zich op de oppermagt van
Boni, welke het aangaan van overeenkomsten met het gouver-
nement niet toeliet. Daar de vorsten zich echter weinig of niet
om Boni bekreunden, en Boni inderdaad geen regt op Parigi
en Todjo had, kon men het beroep op die oppermagt gerustelijk
beschouwen als uitvlugten, en men slaagde er in, om een kon-
trakt te sluiten, ten oogmerk hebbende de erkenning van staat-
kundige ondergeschiktheid.
Zoodra men eene meer gevestigde overtuiging zal bezitten van
de magt van ons gouvernement, zal ons gezag in alle de ge-
noemde lijkjes, meer dan thans nog het geval is, geëerbiedigd
worden. Dikwerf herhaalde bezoeken van onze oorlogschepen van
de bogt van Tomini zouden die rijkjes weldra in eene gewenschte
verhouding tot ons brengen en bovendien nog eene weldaad zijn,
door den schrik, dien zij zouden brengen onder de zeeroovers, wel-
ke voortdurend de wateren en kusten der bogt onveilig maken.
Een later bezoek van Parigi door den resident van Manado,
met het stoomschip Etna, in Mei 1854, heeft reeds eene gun-
stige uitwerking gehad en ook bijgedragen tot eenige meerdere
kennis van dit landschap.
Parigi strekt zich uit van Amphibaboe tot aan de rivier
Digitized by
Google
— 134 —
Doelagoe en schijnt eene talrijke en welvarende bevolking te
hebben. Het staat onder het bestuur van hoofden, die de titels
dragen van magaoe (radja), djoegoegoe, madiki matoea, madiki
malolo, kapitein laoet, majoor, hoekom en glarang, de verhou-
ding tusschen welke rangen, behalve dien van radja, niet juist
bepaald is. Het gezag der hoofden van Parigi schijnt niet groot te
zijn. Volksvergaderingen beslissen over aanhangige belangrijke
aangelegenheden. De voornaamste negorijen van Parigi zijn Pari-
gi-di-bawa, Parigi-di-atas , Pelawa, Doelagoe, Tololi, Toboli,
Kaijbokko en Tobinankali. Behalve de beide negorijen Parigi zijn
Pelawa en Doelagoe de meest bevolkte. Het bestuur van Parigi
heeft zich bij het laatstbedoeld bezoek genegen betoond, om het
gouvernement behulpzaam te zijn in den opbouw eener verster-
king, indien het er zich, even als in vroegere tijden , weder wilde
vestigen. Parigi wordt beschouwd als de voorname stapelplaats
van den levendigen handel, welke over Palos en door tusschen-
komst der Boeginezen, tusschen de landen der Tominibogt eh
Singapore gedreven wordt, en zeker zou deze plaats of Palos
het geschikste punt zijn ter plaatsing van een' ambtenaar over
onze bezittingen van Midden-Celebes en de landen aan het
zuiden der bogt van Tomini.
Oostelijk van Parigi ligt de landstreek Posso, dus genaamd
naar de voornaamste rivier, w r elke het land doorstroomt.
Van de monding der rivier Posso opgaande, komt men na
twee dagreizen aan een meer, Tolagi, waaruit- de rivier ontspringt.
Aan dit meer liggen, op drie tot vier uren afstands van elkander,
drie groote negorijen, bewoond door alfoeren, die zich awrang
tolagi noemen. De namen dezer negorijen zijn Tapadodong, Ta-
pada en Toeapa. De bewoners drijven handel met de Boeginezen ,
welken zij in ruil voor het hun benoodigde aanbieden gewerkt en
ongewerkt goud, klewangs en pedakken van pamor, gekleurde
sala wako's met bokkenhaar ingelegd, enz.
In 1854, tijdens de reis van den tegenwoordigen resident van
Manado in de bogt van Tomini, werden ook eenige nadere
bijzonderheden omtrent Todjo en de Togian-eilanden bekend.
Digitized by
Google
— 135 —
Todjo, waaraan de geheele landstreek tot Tandjong Api en
zelfs de Togian-eilanden in naam onderworpen zijn, staat onder
het bestuur van een opperhoofd, dat den titel van kaboesena
voert. Todjo achtte zich nog kort geleden aan Boni ondergeschikt
en schatpligtig , doch had niettemin sedert vele jaren geene schatting
meer opgebragt. Men herinnerde er zich echter, dat men in vroegere
jaren onderworpen was geweest aan den radja van Limbotto, een
der Gorontalosche landschappen. Het land in de omstreken van
Todjo moet zeer schoon en vruchtbaar zijn. De bevolking woont
in het algemeen verspreid, is zeer onafhankelijk gezind en veeltijds
in oorlog met naburige stammen. De kaboesena houdt gewoonlijk
zijn verblijf in de negorij Kompah , in het gebergte op een uur
af stands van het strand gelegen. Aan het strand , nabij de mon-
ding eener snelstroomende rivier, zijn eenige Boeginezen geves-
tigd, die onder het opzigt staan van het boeginesche hoofd op
het eiland Togian. Ook elders langs de kust, op voor den ruil-
handel geschikt gelegene punten, zijn boeginesche vestigingen.
In het landschap Ampanan , dat aan Todjo grenst en in naam
ondergeschikt is, ligt de handelplaats Bonka. De Boeginezen
hebben hier , op een uur afstands van de kust , een gepallisadeerd
etablissement, alwaar de alfoeren hunne voortbrengselen ruilen
tegen de goederen, aangevoerd door de handelaren, die zich aan
de monding der rivier in praauwen en kleine hutten ophouden.
De inheemsche bevolking der Togian-eilanden is schatpligtig
aan Todjo. De schatting bestaat s'jaars in 40 fardoes sago,
welke op Togian in groote hoeveelheid verkregen wordt. Het
hoofd der inheemsche bevolking voert den titel van olongia,
welke waardigheid thans door eene vrouw vervuld wordt. De
verkiezing tot olongia geschiedt door het volk. Overigens is het
inlandsche bestuur zamengesteld uit twee djoegoegoe's , twee
marsaoli's, een' tolomato en een' kimalaha.
De bevolking der Togian-eilanden bestaat uit meer dan 700
zielen, waaronder ongeveer 150 Boeginezen, 400 Togianners en
200 Saloewanezen. De Boeginezen voeren er den boventoon.
De Boeginezen, die regtstreeks van Boni of van elders komen
en vroeger meestal Gorontalo aandeden , begeven zich thans bij
Digitized by VjOOQlC
— 136 —
voorkeur naar Togian. Zij vinden daar eene uitmuntende haven
voor hunne praauwen, beschermd door een' doolhof van riffen,
en bevinden er zich in het middenpunt van hun handelsterrein.
Op het groote eiland Togian zijn zij gevestigd in de negorij
Balabatang, die met eenen 6 voeten dikken muur van klipsteen
en klei versterkt is tegen de aanvallen der zeeroovers. Zij staan
onder een hoofd met den titel van kapitein en erkennen een
zeker oppergezag van den kapitein der Boeginezen te Gorontalo.
In 1854 zijn de rijkjes Loeinan, Saloewan, Pattipatti en Boea-
leinon, zich uitstrekkende van Tandjong api (op de lengte van
het eiland Togian) tot aan Kaap Taliabo, van de residentie
Manado afgescheiden en tot het gebied der residentie Ternate
gebragt en wel tot het rijkje Banggaai.
De Gorontalosche landschappen verkeeren in een' weinig gun-
stigen toestand. De bevolking is er voor een groot gedeelte
mohammedaansch. In het rijkje van Gorontalo alleen zijn meer
dan 200 mohammedaansche priesters, die echter meestal niet
niet kunnen lezen en schrijven. De bevolking schijnt weinig
gehecht te zijn aan den islam. Het bestuur is er nog gedeel-
telijk tweehoofdig , bestaande uit gouvernements-radja's en negorij-
radjas. Daardoor ontstaan twee soorten van adel, welke aan
den eenen of anderen radja gehecht zijn , en hen bij hunne on-
derlinge oneenigheden in het bestuur bijstaan, om beide magte-
loos te maken en eene voortdurende bron van verwikkelingen te
doen ontstaan, welke alle goede zaken tegenhouden. Het schijnt
dat men dit stelsel van tweehoofdig bestuur langzaam aan zal
afschaffen , wat ook in het belang der bevolking noodig is. Men
heeft getracht verbetering in den toestand der gedrukte bevolking
te brengen en ten dien einde de vroegere verpligte goudlevering,
welke de bevolking bovenmatig kwelde ten voordeele van de
hoofden, zonder dat de overeengekomene hoeveelheid goud (tegen
f 16 koper het ons) aan het gouvernement werd geleverd, in
1849 doen vervangen door eene hoofdelijke belasting van / 5
s'jaars per huisgezin, even als in de Minahassa. Zoolang echter
Digitized by
Google
— 137 —
de bevolking blijft onder het dadelijke beheer harer vorsten en
onder den druk van haren adel, is geene groote verbetering in
haar lot te voorzien. De hoofden , dom , vadzig en trotsch , leven
van de opbrengst van den arbeid van de minderen, zoowel
vrijen als slaven. Zij leenen de veelsoortigste zaken van de
minderen om ze nimmer terug te geven. Regt daarvoor is niet
te krijgen, omdat de vorsten hetzelfde doen. Eigendomsregt
bestaat alzoo niet of wordt althans niet gehandhaafd. Lust tot
arbeid kan er alzoo ook nief zijn en de armoede neemt dan ook
zoodanig toe, dat, even als tijdens de verpligte goudlevering,
talrijke inwoners hun land verlaten, om in Bwool, Kaijdipang
en Bolang itam een beter bestaan te vinden. Zelfs de belasting
van ƒ5 s' jaars per huisgezin schijnt er zoo drukkend te zijn ,
dat er slechts een gering gedeelte van kan worden opgebragt,
zelfs in produkten (katoen), waartoe der bevolking vrijheid gelaten
is. Over de vijf jaren, gedurende welke deze belasting werkt , is
men in alle jaren in elk rijkje zeer achterlijk gebleven in de beta-
ling van het kontingent. De achterstand bedroeg in 1854 reeds
voor Gorontalo ruim / 70600, voor Limbotto ƒ 17600, voor
Bone ƒ 7300, voor Bolango / 700, voor Attingola ƒ 200 en voor
Boealemo f 3700 , dat is ongeveer een ton gouds , zonder dat
bet te denken is, dat die som aangezuiverd zal kunnen worden.
De huizen zijn algemeen slecht gebouwd van houten stijlen
en bamboezen wanden en niet minder slecht onderhouden. De
meeste hoofden zijn overgegeven aan het gebruik van amfioen.
Wel brengt de amfioenpacht naauwelijks ƒ 3000 s' jaars op, en
bedraagt voor 1855 zelfs slechts / 1800, doch de Boeginezen
brengen veel opium ter sluiks aan, waarschijnlijk meer dan de
door het gouvernement verkochte hoeveelheid.
Van de Gorontalosche landschappen bezit men overigens meer
statistische gegevens, dan van eenig ander buiten de Minahassa
gelegen gewest der residentie Manado. De cijfers der bevolking
heb ik hierboven reeds medegedeeld.
De veestapel was in de Gorontalosche landschappen in 1852
zaïnengesteld als volgt.
Digitized by
Google
— 138 —
Veestapel in de Gorontalosche landschappen in 1852.
Kijkjes.
Karbou-
wen.
Runde-
ren.
Schapen.
Geiten.
Paarden.
Gorontalo
Limbotto . . ;
Boni, Bintauna en Soe-
wawa
2739
701
186
113
40
45
23
70
60
2029
190
85
58
116
70
1212
452
185
Bolango
Attingola
Boealemo
27
15
3
3824
23
130
2548
1394
Het garnizoen te Gorontalo bestaat, zooals reeds hierboven is
gezegd, uit een officier en 30 onderofficieren en manschappen.
Er zijn fortjes te Gorontalo (fort Nassau), en te Kwandang en
Soemalatte, welke laatste plaatsen aan de noordkust zijn gelegen.
De schutterij is er 64 man sterk. De schutters zijn personen
van verschillenden landaard, meest alle zeer behoeftig en van
de vischvangst levende. Zij wonen in eene kampong bijeen en
doen s' avonds en s' nachts wachtdiensten.
De landbouw bestaat voornamelijk in het aanplanten van rijst,
turksche tarwe, suikerriet en eenige aard vruchten. De katoen-
teelt schijnt nog al iets voor de toekomst te beloven, doch de
koffij- en kakao-kultuur heeft men vruchteloos beproefd. De
ploeg is te Gorontalo in gebruik en wordt gewoonlijk met kar-
bouwen bespannen. De karbouwen zijn groot en sterk en gel-
den, wanneer zij goed zijn, ongeveer/ 12 koper het stuk. De
karbouwen vermenigvuldigen sterk, doordien zij slechts bij fees-
ten nu en dan geslagt en genuttigd worden. Het aantal paar-
den daarentegen vermindert sterk, zoowel door slechte verzorging
als doordien de Boeginezen veel van paardenvleesch houden en
er velen doen slagten. De gorontalosche en limbottosche paar-
den zijn van een veel minder edel ras dan die van Parigi , wel-
ke laatste in deze streken eene zekere vermaardheid hebben. Vroeger
Digitized by
Google
— 139 —
werden vele paarden van Gorontalo naar Manado uitgevoerd,
doch met het verval van het ras is ook die uitvoer veel vermin-
derd. Hoenders zijn te Gorontalo in overvloed en goedkoop te
verkrijgen; eenden en ganzen minder.
De vischvangst wordt zeer belemmerd door de bijkans voort-
durende aanwezigheid van zeeroovers in de Gorontaiosche wate-
ren. Het zout verkrijgt men op dezelfde wijze als in de Mina-
hassa. De volksvlijt is overigens gering. De vrouwen houden
zich nog al bezig met het weven van sarongs, korte broeken
en hoofddoeken. Van eene geringe beteekenis is de handel.
Sedert de vrij verklaring der havens van Manado en Kema doen
de boeginesche -handelspraauwen Gorontalo niet meer aan. De
zeeroovers doen het overige om den handel te vernietigen. Men
wenscht dan ook Gorontalo tot vrijhaven verklaard te zien en
de tijd is meer dan gekomen dat maatregeien genomen dienen
te worden om de zeeroovers voor goed uit de wateren van Ce-
lebes verwijderd te houden.
De in- en uitvoer te Gorontalo bedroeg:
Jaren,
1847
1848
1849
1850
Invoer.
/ 55,638
39,707
61,487
13,246
Uitvoer.
Jaren.
/ 30,173
21,577
26,411
11,717
1851
1852
1853
1854
Invoer.
/ 14,061
14,993
9,574
26,245
Uitvoer.
ƒ18,112
3,995
6,521
7,140
Omtrent de rijkjes ter noordkust van Ceiebes is onze kennis
nog van geringe beteekenis. Bolang mogondo is het minst on-
belangrijke dier rijkjes. Bwool is als het tweede in rang te be-
schouwen. In alle rijkjes bestaat meer ontzag voor het gouver-
nement dan men zou vermoeden, met het oog op de weinige
magt en klem , welke daar in de latere tijden ontwikkeld zijn, en dat
ontzag is inderdaad ook nog slechts het gevolg van den grooten
Digitized by
Google
— 140 —
invloed, dien de Kompagnie in deze gewesten wist te verkrijgen
en te behouden. Wanneer men de krachtige bemoeijingen van
Padbruggge op het laatst der 17 e eeuw naleest, kan het geene
bevreemding wekken , indien de overlevering daarvan bij de vol-
ken der noordkust nog niet is verloren gegaan en onwillekeurig
wenscht men, dat de Nederlanders der 19e eeuw eene gelijke
veerkracht mogen ontwikkelen. Veerkracht toch is op zich zelve
reeds eene magt, welke het ontbrekende van genoegzame stof-
felijke magt veel kan verhelpen.
Alle de rijtjes der noordkust zijn , even als de Gorontalosche land-
schappen , rijk aan goud , maar dat goud is ook voor hen geweest
eene bron van rampen en eene groote oorzaak van den achterlijken
toestand der bevolking. Tot 1826 waren de vorsten gehouden al het
goud , dat in hunne rijkjes gevonden werd , aan het gouvernement te
leveren tegen den geringen prijs van / 16 tot ƒ 14 koper het ons.
Het bleek echter, dat een groot gedeelte van het verkregen goud den
gewonen handelsweg zocht , dat is : aan den meestbiedende verkocht
werd. Men kwam toen overeen , dat men slechts eene bepaalde
hoeveelheid van het goudprodukt aan het gouvernement zou leve-
ren. Maar men bleef natuurlijk liever het goud tegen den dub-
belen prijs aan de Boeginezen verkoopen en de achterstand op
de verpligte levering heeft niet opgehouden toe te nemen. Op
het laatst van 1854 bedroeg die achterstand voor de rijkjes
Bolang mogondo , Bolang banka , Bolang itam , Bintauna , Bwool
en Tolitoli reeds 13177 realen. Meer en meer bleek alzoo de
wenschelijkheid, ook hier, even als in de Gorontalosche landschap-
pen , de verpligte goudlevering af te schaffen en haar door eene
hoofdelijke belasting te doen vervangen van ƒ 5 per huisgezin
s' jaars, betaalbaar in geld, goud of produkten. Men heeft ook
reeds getracht nieuwe kontrakten in dien zin te sluiten, doch
tot nog toe zijn slechts met de vorsten van Bolang itam en
Kaijdipang zoodanige overeenkomsten aangegaan.
Ofschoon het een feit is, dat de goudgravende bevolking in
armoedigen toestand verkeert en in vele mijnen de arbeid naau-
welijks beloond wordt, mag men daaruit niet het gevolg trekken ,
Digitized by
Google
— 141 —
dat derwaarts gebragte kapitalen geene goede renten zouden
geven. Vooreerst verkeert men omtrent den goudrijkdom der
gronden nog in groote onzekerheid. Een deskundig onderzoek
hieromtrent zou geenszins overbodig zijn. De algemeene ver-
breiding van het goud in het noordelijke schiereiland, tot in
het westelijke gedeelte der Minahassa toe, laat vermoeden, dat
er gronden zijn, veel rijker aan goud, dan eenige der tot nog
toe bewerkte. Maar zelfs de opbrengst der bestaande mijnen
is zeker slechts een gering gedeelte van hetgeen zij zoude kun-
nen zijn bij eene betere werkwijze, bij eene geregelde admi-
nistratie en verzorging der arbeiders en bij eene behoorlijke beta-
ling van den arbeid. De afkeer der bevolking van den mijn-
arbeid, die haar thans slechts zorgen en kommer baart, terwijl
de hoofden de voordeelen van de opbrengst genieten , kou dan
allengs verminderen of wel geheel ophouden.
De heer P. Baron Melvill van Carnbee heeft zich eenige jaren
geleden tot het gouvernement gewend, om eene toelating te er-
langen tot het ontginnen der goudgronden in Noord-Celebes met
partikuliere middelen. Die toelating is niet verleend geworden. De
tijden en de omstandigheden zijn sedert veranderd. Bij voort-
gaande vestiging van ons göfcag zal de tijd waarschijnlijk spoedig
aanbreken, waarin de ontginning der goudgronden van Noord-
Celebes aan europesche kapitalen zal kunnen worden toevertrouwd.
Beschaving en christendom hebben in vorige tijden in som-
mige rijkjes langs de noordkust eenige voortschreden gemaakt.
Naarmate wij ons gezag echter hebben laten verflaauwen, zijn
beide weder achteruitgegaan en bij de christenen, die er nog
zijn, de vorsten aan het hoofd, bestaat blijkbare neiging om tot
het mohammedanisme, de algemeene godsdienst der bevolking
over te gaan. De zendelingen zouden hier een' ruimen werk-
kring voor zich geopend zien en het zal zeker menigeen ver-
wondering baren, bij de talrijkheid der zendelingen in de Mina-
hassa, dat voor de rijkjes ter noordkust nog geene zendelingen zijn
bestemd. Zij zouden daar zeker niet die aangenaamheden des levens
genieten , welke in de Minahassa hun deel zijn , maar zij zouden even
Digitized by
Google
— 142 —
nuttig kunnen zijn en niet minder blijken geven van eene zekere
onverschilligheid voor aardsche goederen, van hunne gewijdheid
aan het bekeeringswerk. Dat de zendelingen in de Minahassa
zich nog niet derwaarts hebben begeven, is zeker daaraan toe
te schrijven, dat ieder hunner reeds een' uitgebreiden werk-
kring heeft. Waarschijnlijk zouden zij geheel bereid zijn, in
de rijkjes Bolang, Bwool enz. hun beschavings- en bekeerings-
werk voort te zetten, indien zij slechts vervangers hadden voor
hunne betrekking in de schoone oorden, die zij thans bewonen,
De alfoeren van Bolang mogondo moeten in vele opzigten
overeenkomen met die der Minahassa. Velen ook, misdadigers
en ontevredenen, zijn uit de grensdistrikten der Minahassa der-
waarts verhuisd. Wars van een geregeld bestuur, houden zij
zich verspreid in de bosschen op en mijden een geregeld han-
delsverkeer met de bewoners der grensdistrikten, omdat zij
vreezen diensten voor het gouvernement te zullen moeten ver-
rigten, waardoor zij veel van hunne onafhankelijkheid zquden
moeten verliezen, hebbende zelfs de radja van hun rijk weinig
of geen gezag over hen.
Met de bevolking der kuststreken is het echter veel gunstiger
gesteld en indien het de bepaalde wil was van het gouvernement,
zou het dit rijkje op eene vreedzame wijze met weinig moeite
en opoffering in gelijke verhouding kunnen brengen als de Mina-
hassa. Er bestaat nu reeds een weg dwars door het eiland van
de hoofdplaats Bolang mogondo naar Kottaboena en deze weg
zou van uit Mogondo ligtelijk met de Minahassa in gemeenschap
kunnen gebragt worden. Bolang mogondo eens onder de on-
middellijke leiding van het gouvernement getrokken zijnde, zullen
Bolang banka en Bolang itam, beide trouwens zeer onbeduidende
rijkjes, spoedig dat voorbeeld kunnen volgen, daar zij thans
reeds geheel onder den invloed van Bolang mogondo staan.
In Bwool wonen vele Boeginezen, Wadjorezen en Mandhare-
zen. Er schijnt eene tamelijke mate van welvaart te bestaan,
doch er is veel grond , om aan te nemen , dat de Bwoolers , even
als de Tolitolorezen met de zeeroovers heulen, ofschoon de Bwoo-
Digitized by
Google
— 143 —
Iers zeggen er veel last van te hebben. De verpligte goudlevering
is er sedert 1847 geheel gestaakt, hoezeer die verpligting nog
niet opgeheven is. In Tolitoli of Tontoli heeft men daarmede
reeds in 1843 geheel opgehouden.
Meermalen heb ik reeds gesproken over den invloed der Boe-
ginezen ver buiten het land hunner inwoning. Zij hebben dien
invloed deels te danken aan hunne verstandelijke meerderheid
en hunne veerkracht, deels echter en voor geen gering gedeelte
aan de aanmatigingen van het rijk van Boni. Dit rijk, groot
geworden door ons na de vernedering van het rijk van Goa,
heeft, sedert de verovering van Makassardoor Speelman, de vroe-
gere rol van Goa op zich genomen en steeds getracht zich uit
te breiden en de overige staten van Celebes aan zich cijnsbaar
te maken. Het verval der Kompagnie heeft die uitbreiding
mogelijk gemaakt en de magt van Boni nam in dezelfde ver-
houding toe, als die der Kompagnie verzwakte. Evenwel is de
magt van Boni op het einde der vorige eeuw ook reeds begon-
nen te dalen. De leen vorsten kwamen toen reeds in verzet, zon-
der dat Boni bij magte was ze te straffen. Der magt van Boni werd
later door het europesche gezag meermalen gevoelig afbreuk ge-
daan, vooral door de vernieuwing van het Bongaaische verbond
in 1824, dat de door Boni aan zich cijnsbaar gerekende staten de
nederlandsche oppermagt op nieuw deed erkennen en door de
niet toetreding van Boni tot de nieuwe daarin voorkomende be-
palingen de voorname oorzaak was van den oorlog van 1825. Boni
bleef ook na 1824 steeds een' hoogen toon voeren en zich tegen over
de overige staten van Celebes gedragen , alsof het er de heerschappij
over voerde. De tegenwoordige vorst van Boni, Aroe Poegie,ging
zelfs in de jongste tijden zoo ver, dat hij de vorsten van Siden-
ring, Sawito, Soepa, die der Mandharsche staten, die van Ta-
nette, Torathea, Kajeli, enz. deed ontbieden, om bij het besnij-
dingsfeest van een zijner kinderen tegenwoordig te zijn, onder be-
dreiging van zware straffen bij nalatigheid. Deze onbezonnen eisch
heeft er nog meer toe bijgebragt om Boni te verzwakken , doordien
Digitized by
Google
— 144 —
eensdeels de vorsten bepaald weigerden aan die ontbieding te
voldoen en zich nader aan het gouvernement sloten , en ander-
deels een magtvertoon van onze zijde deh vorst van Boni spoedig
een' meer nederigen toon deed aanslaan. Wij hebben er uit
geleerd, dat de hooge toon van Boni weinig beteekent en dat
eene krachtige en beleidvolle hand Boni spoedig zal kunnen te-
rugbrengen tot de ondergeschikte verhouding, waarin het be-
hoort. Mogt het noodig zijn, dan zal men ook niet behoeven
te aarzelen verder te gaan en een einde te maken aan het be-
staan van een rijk, dat, na zijne opkomst aan ons te danken
te hebben gehad, zulks steeds met ondankbaarheid heeft vergolden.
Ik ben in dit Hoofdstuk opzettelijk in eenige bijzondere be-
schouwingen getreden, om aan tetoonen, dat ons gezag in Noord-
Celebes beter is gevestigd dan algemeen bekend is. Er is daar
geen rijkje, dat niet door kontrakten minstens staatkundige on-
dergeschiktheid aan ons gouvernement erkend heeft, — en waar nog
voor enkele gewesten zoodanige kontrakten niet bestaan, is het niet
twijfelachtig, dat die gewesten behooren tot de rijkjes, zooals
Moeton, Parigi en Limbotto, waarmede overeenkomsten door
het gouvernement zijn aangegaan. En zelfs in de weinige en
weinig beteekenende gewesten , welke zich van Moeton of Parigi
of Limbotto min of meer hebben afgescheiden , erkent men eene
meerdere of mindere ondergeschiktheid aan Boni of Mandhar ,
staten welke onder ons staatkundig gezag staan. Bovendien is
geheel noordelijk Celebes, als oude bezitting van Ternate, door
de onderwerping van Ternate, aan ons overgegaan. De geringe
uitwerking van ons gezag aldaar is louter het gevolg geweest van
onze weinige bemoeijenis en van het verderfelijke stelsel, dat zoo
lang bij onze vorige staatsmannen heeft geheerscht, om de buiten-
bezittingen aan Java op te offeren. In de volgende afdeeling van
dit verhaal zal ik aantoonen, dat ook op de oostkust van Celebes
ons gezag veel uitgebreider is dan men vrij algemeen denkt.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK X.
OVER DEN TEGENWOORDIGEN STAND DER
KENNIS VAN NOORD-CELEBES.
Hydografie. — Geografie. — Geologie. — Flora. — Fauna. — Ethnologie.
Statistiek.
Hoezeer de kennis der tot de residentie Manado behoorende
gewesten in de laatste drie tientallen jaren groote voortschreden
heeft gemaakt (1) , is het er nog verre af, dat men daarin
eenigzins der volledigheid zoude genaderd zijn. De kusten zijn
nog slechts voor een gedeelte opgenomen en de gesteldheid der wate-
ren langs de kusten, vooral in de Tominibogt, voor een groot gedeel-
te onbekend. De geografische kennis van de rijkjes langs de noord-
kust, van de Gorontalosche landschappen en van alle overige
(1) Op de kaarten van het begin der vorige eeuw is Noord- en Midden-
Celebes nog voorgesteld als een massief langwerpig vierkant. De groote
bogten van Tomini en Tomaiki komen daarop niet voor. Zie Valentijn's
kaart van de » Landvoogcuj der Moluccos" met de aangrenzende eilanden in
het eerste deel van zijn groot werk. Valentyn bezat echter veel meer kennis
van Noord-Celebes dan die kaart aanwast Zyne beschrijvingen van de
noordkust en van de landen om de Tominibogt, hoezeer tot een reeds ver
verwijderd tijdstip betrekking hebbende, zyn nog zeer lezenswaardig. Zijn
zy voor dat tijdstip juist, dan had men toen zeker betrekkehjk weinig minder
kennis van de gesteldheid dier landen dan thans. Zij schijnen toen veel meer
bevolkt en bebouwd geweest te zijn dan tegenwoordig.
I " 10
Digitized by
Google
— 146 —
aan de bogt van Tomini gelegene gewesten is eigenlijk nog slechts
als geheel in haar begin te beschouwen en in een geologisch
opzigt weet men weinig meer van ze, dan dat de bodem van het
Parigische af tot in de Minahassa toe op zeer talrijke plaatsen
goudhoudend is en op vele plaatsen uit zandsteen bestaat.
Van de bergen tusschen Palos en de Minahassa weet men niets
anders, dan dat er velen zijn, die zich van 1000 tot 2000 meters, enkele
zelfs die zich tot meer dan 2000 meters boven de zeevlakte ver-
heffen. Van de kennis van het planten- en dierenrijk van het
noordelijk schiereiland, van Palos af tot Bolang mogondo toe,
is zelfs nog geen sprake, indien men de tamiiie dieren uitzon-
dert. In een anthropologisch opzigt zijn wij niet veel verder
gevorderd en wat het ethnologische van onze kennis betreft,
staan wij nog op eene naauwelijks noemenswaardige hoogte. Van
de Gorontalosche landschappen bezit men echter omtrent een en
ander nog de meeste gegevens.
Geheel anders is het gesteld met hetgeen ons van de Mina-
hassa bekend geworden is. Maar ook die kennis, hoe zij ook
in de latere tijden moge toegenomen zijn, is nog zeer eenzijdig
en in vele opzigten nog volstrekt onvoldoende. Wanneer men
de thans reeds uitgebreide literatuur over de Minahassa naslaat , zal
men zich tamelijk bevredigd gevoelen over wat men er uit ver-
neemt omtrent de bevolking , hare zeden en gewoonten , hare
maatschappelijke instelling, hare godsdienst, hare bedrijvigheid,
hare middelen van bestaan, hare verhouding tot de hoofden en
en tot het gouvernement. Maar wil men vzich eene eenigzins
grondige kennis verschaffen van het land zelf, van zijne geologie,
van zijne flora en fauna, van de verschillende talen door de
volken der Minahassa gesproken , — waar zal men de bronnen
er voor vinden?
Ik heb vijf speciale kaarten der Minahassa voor mij liggen :
die van den Baron Van Derfelden van Hinderstein, van den
heer Van Spreeuwenberg , van den heer J. C. Neurdenburg , een
manuskriptkaartje tot een der jongste officiële verslagen behoo-
rende en eindelijk de Kaart van de Minahassa van mijnen vriend
Digitized by
Google
— 147 —
den heer P. Baron Melvill van Carnbee. Van deze kaarten is
de laatstgenoemde verreweg de beste. De heer Melvill van
Carnbee heeft bij de zamenstelling er van gebruik kunnen maken
van de geodesische bepalingen van de gebroeders De Lange en
van de waarnemingen van Forsten , den heer F. W. Paepke Bulow
en anderen. Zijne kaart is een verblijdend verschijnsel van vooruit-
gang, wanneer men die bij de overige genoemde vergelijkt, doch
zij is er nog verre af aan de eischen der wetenschap te voldoen.
Ik zal niet spreken van de daarop aangeduide oudere admini-
strative indeeling of van de afwezigheid van aanduiding of
grensbepaling der distrikten, maar zij geeft geene juiste voor-
stelling van de gesteldheid van het land, dat er grootendeels
ais vlak land voorkomt, wijst weinig of niets aan van de
ribben, welke de voornaamste bergen met elkander vereeni-
gen, niets van de hoogvlakten van het centrale gedeelte der
Minahassa, enz. Wenschelijk is het, dat eene geregelde opname
van de Minahassa, welke door de heeren S. H. De Lange
(wiens overlijden de wetenschap betreurt) en G. A. De Lange
is voorbereid, weldra de gegevens moge verschaffen, om eene
nieuwe en meer der volledigheid naderende kaart zamente stellen.
Daardoor zullen ook de grenzen der distrikten beter bepaald
kunnen worden dan thans nog het geval is , en daardoor zal dan
ook een einde gemaakt kunnen worden aan de kleine rustver-
storingen , welke tot nog toe wegens grensgeschillen vrij dikwerf
plaats hebben.
De natuurkundige kennis der Minahassa laat nog zeer veel
te wenschen over. Mijne reis heeft mij geleerd, dat geheelehet
centrale gedeelte der Minahassa vidkanisch is, maar bijzondere
kennis van de vele bergen , die er zich verheffen , van de jukken
en ribben, die ze verbinden, bestaat nog niet. De weinige
dagen van de reis, gebonden als ik bovendien was aan de na-
bijheid van den gouverneur generaal, lieten mij niet toe, zelf
desbetrekkelijk onderzoekingen te doen. Ik heb slechts kunnen
teruggeven, wat ik van de groote wegen af op een' vlugtigen
doortogt heb kunnen nagaan. Van meerdere bergen, zoo als van
Digitized by
Google
— 148 —
den Sapoetan, weet men dat zij van tijd tot tijd nog modder,
zand of lava uitwerpen. Meerdere solfataren zijn reeds bekend.
Maar al die kennis is nog slechts oppervlakkig en laat veel te
wenschen over. Van oudere dan alluviale bezinkselvormingen in
de Minahassa weet men nog niets, ten zij van die van het
distrikt Ponosakan. Waarschijnlijk echter zullen ze op meerdere
plaatsen gevonden worden in de nabijheid der kusten.
De flora der Minahassa is nog geheel te bewerken. Men kent
er niet veel meer dan de kultuurplanten en de in het wild groei-
jende gewassen van uitstekend nut, de sago-, sagoweer- en
wokam-palmen, de bamboe, kajoepoeti, koelit lawan, tapaloe,
enz. en voorts nog een aantal boomen, welke bruikbare hout-
soorten opleveren, boomen van welke men de alfoersche, doch
voor een groot gedeelte nog niet de wetenschappelijke namen
heeft leeren kennen.
Van de fauna der Minahassa is meer bekend geworden dan
van hare flora. Die kennis dagteekent eerst van de jongste tij-
den. Reinwardt, Quoij en Gaimard, Forsten, S. H. De Lange en
de heeren C. W. F. Mogk en H. E. Thepass hebben de bouwstof-
fen geleverd voor de beginselen dier kennis. De heeren C. J. Tem-
minck,H. Schlegel , S. Muller en W. De Haan hebben de voorwer-
pen, door Reinwardt en Forsten in de Minahassa verzameld, voor een
gedeelte althans, aan de geleerde wereld bekend gemaakt. De verza-
melingen van S. H. De Lange en de heeren Mogk, Thepass en A.
F. J. Jansen, heb ik, voor zooverre zij tot de visschen betrekking
hebben, in het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch In-
dië beschreven en thans houd ik mij onledig met de beschrijvin-
gen der uitgebreide verzamelingen, welke ik zelf in de Minahassa
heb gemaakt en waartoe de heeren Jansen en Dr. C. H. H. Muhlert
veel hebben bijgedragen. De verzamelingen, door Quoij en Gaimard
in Manado gemaakt, zijn gedeeltelijk beschreven door hen zelven, ge-
deeltelijk door de heeren Boisduval , Walckenaer en anderen. Niet-
tegenstaande die nasporingen bepaalt zich onze kennis van de fauna
der Minahassa nog grootendeels tot die der voornaamste zoogdieren
vogels, reptiliën en visschen, en, wat de ongewervelde die-
Digitized by
Google
— 149 —
ren betreft, tot een aantal insekten en zoctwater-motlusken (1).
Wat de nadere kennis der talen van de Minahassa betreft,
zal men veel mogen verwachten van de zendelingen, voor welke
de beoefening daarvan een hoofdvereischte is tot wezenlijke sla-
ging in hunnen arbeid. Tot nog toe weet men er weinig van
(1) De thans van het geheele eiland Celebes bekende dieren zijn de hieronder
genoemde, althans voor zooverre ik zulks uit de ter myner beschikking staan-
de hulpmiddelen heb kunnen nagaan. Slechts van de Minahassa, van Ma-
kassar en van Straat Makassar zijn diervormen bekend geworden. De hier-
onder genoemde zoogdieren, vogels, reptiliën, schaaldieren , spin non, insek-
hen en zoetwater-cephalophoren, zijn voor verre weg het grootste gedeelte
gevonden in de Minahassa en de meeste der opgesomde zee-cephalophoron
en acephalen in Straat Makassar. In myn kabinet bevinden zich vrij talrijke
schaaldieren van het eiland Celebes welke ik na bepaling der soorten nader
hoop te vermelden.
Zoogdieren. — Macacus cynomolgus Gr., Cynopithecus niger I. Geoffr. t
ïarsius spectrum Geoffr., Taphozous saccolaimus Temm., Pteropus phaiops
Temm., Pteropus alecto Temm., Macroglossus minimus Gr., Harpij ia cepha-
lotes Gr., Cephalotes Peronii Geoffr., Viverra zibetha L., Viverra tangalunga
Gr., discus ursinus Less., Mus decumanus Pall., Artherura fesciculata Cuv.
Gr., Sciurus rubriventer S. Müll., Sciurus leucomus Forst, Sciurus murinus
Forst., Sciurus erythromelas Temm., Anoa depressicornis H. Smith., Rusa
moluccensis Gr., Sus celebensis S. MülL, Babijrusa alfurus Less., Halicore
dugong F. Cuv. — Voorts de gewone huisdieren en het gewone vee.
Vogels. — Falco liventer Temm., Falco leucogaster Lath., Falco malaijensis
Rwdt., Falco Reinwardtii Schl. Müll., Noctua punctulata QG., Scopsmena-
densis QG. , Corvus enka % Buceros exaratus Temm. , Buceros cassidix Temm f
Scijthrops Novae Hollandiae Lath., Scissirostrum Pagei Guër., Trichostoma
celebense StrickL, Lamprotornis erijthrophis Temm., Lamprotornis metallicus
Temm., Pastor corythaix Wagl., Pitta celebensis Forsten, Pitta melanoce-
phala Forsten, Muscicapa manadensis QG. , Drijmophila alecto Temm., Acri-
dotheres cinereus S. Müll., Cebiepyris (Campephega) morio Müll. Schl., Ceble-
pijris (Lalage) orientalis Temm. , Ceblepij ris (Lalage) aurea Temm., Cebiepijris
melanops Temm., Ceblepyris Novae Guineae Lath., Ceblepyris (Graucalus) atri-
ceps S. Müll., Ceblepy ris (Graucalus) papuensis Lath., Cebiepijris (Graucalus)
Temminckii S. MülL, Ceblepyris (Graucalus) bicolor Temm. , Ocy pterus mo-
nachus Temm., Ocijpterus leucorhynchos Temm., Turdus eremita ofmaniilen-
sis , Merops corniculatus Lath., Arachnothera longirostris SchL MülL, Nectarinia
sericea Schl. MülL, Nectarinia frenata S. MülL , Dicaeum Leclancheri Lafresn.,
Dicaeum celebicum S. MülL, Alcedo ispida L., Alcedo melanorhüncha Temm., Al-
Digitizedby GOOgle
— 150 —
en niet veel meer dan door eene woordenlijst, in het Tijdschrift
voor Indische taal-, land- en volkenkunde van het Bataviaasch
genootschap van kunsten en wetenschappen is gepubliceerd.
Ten opzigte van de statistiek der bevolking bezit men slechts
tot tamelijk in bijzonderheden gaande bescheiden omtrent de
Minahassa en de Gorontalosche landschappen. Wij mogen ook
cedo diops Temm n Todiramphus funebris Temm., Todiramplms Forsteni Temm.,
Ly ncornis macropterus Temm., Climacteris picumnus Temm. , Psittacus omatus
Gm. (Australasia Malaisiae Less.), Psittacus setarius, Psittacus Mülleri, Psitta-
cus (Psittacula) stigmatus S. MiilL, Psittacus (Cacatua)sulphureusGm., Picus
fulvus QG., Picus Temminckii Malherbe, Venulia Albertuli Bp., Centropus
celebensis QG., Centropus bicolor Less. , Eudij namis melanorhy nchus S. MülL,
Phoenicophaeus calorhy nchus Temm., Gallus bankiva Temm., Megapodius
rubripes Temm n Columba hyogastra Rwdt, Columba diademata Temm.,
Columba monacha Rwdt., Columba purpurata Latb., Columba Reinwardtii
Temm., Columba radiata QG., Columba gularis QG., Columba manadensis
QG., Oedicnemus magnirostris Geoffr., Parra gallinacea Temm., Gallinula
pboenicura Penn., Gallinula leucomelana S. MülL, Rallus celebensis QG.,
Ardea caledonica Gm. , Sterna'melanauchen Temm., Sterna velox Rüpp., Anas
superciliosa, Anas (Mareca) gibberifrons S. MülL, — Voorts liet gewone tam-
me gevogelte. De genoemde soorten maken natuurlijk slechts een gering ge-
deelte uit der op Celebes levende vogels.
Beptilim. — Chelonia midas Schw., Chelonia imbricata Schw., Emijs courou
DB., Crocodilus biporcatus Cuv., Varanus bivittatus DB., Platy dactylus
monorchis D.B., Draco lineatus Daud., Histiurus amboinensis Cuv., Gongylus
(Euprepes) Sebae DB., Dibamus Novae Guineae DR, Cylindrophis melanota
WagL, Rabdion torquatum DB., Rabdion Forsteri DR, Calamaria lumbri-
coidea Boie, Xenopeltis unicolof DB., Acrochordus fasciatus Shaw, Gonijo-
soma oxijcephalum DB., Leptophis olivaceus DB., Lijcodon aulicum Boie,
Dendrophis picta Boie, Compsosoma subradiatum DB., Comprosoma mela-
nurum DB., Amphiesma chrysargum DB., Eurostus plumbeus DB., Cerberus
boaeformis DB., Tragops prasinus WagL, Dryinus nasutus Merr., Trigly-
phodon flavescens DB., Triglyphodon Drapiezii DB., Tiïglijphodon gemmi-
cinctum DB., Triglyphodon irregulare DB., Triglyphodon dendrophilum DB.,
Dipsas multimaculata Boie, Pelamys bicolor Daud., Hydrophis pelamidioïdes
Schl., Platurus fasciatus DaucL, Bothrops viridis Wagl., Tropidolaemus Wag-
leri DB., Kana macrodon Kuhl., Polypedates rugosus DB., Bufo asper Schl,
Visschen. — Deze zullen aan het einde van dit werk vermeld worden.
Schaaldieren. — Birgus latro Leach, Limulus moluccanus Latr.
Spinnen. — Thomisus farinarius Walck., Epeira anseripes Walck., Epeira
aemula Walck., Plectana clavatrix Walck., Tetragnatha celebesiana WalcJ^g
— 151 —
daaromtrent nieuwe vorderingen te gemoet zien, sedert aan de
radja's van meerdere rijkjes bevolen is de invulling en aanhou-
ding van bevolking- , geboorte- en sterfte- staten volgens modellen,
hun tot dat einde toegezonden.
De overige statistische kennis der Minahassa is veel gevorderd
door de officiële opgaven, welke ik hierboven heb kunnen me-
Deineiresus Walckenaerii White.
Iruekten. — Schxldvleugelxgeru — Chalcosoma atlas Burm., Lucanus metallifer
Boisd., Lucanus titanus Boisd., Buprestis cbrijsocoelis Boisd., Scarabaeus atlas
Boisd., Lamia octomaculata Fabr., Saperda vanikorensis Boisd., Anomala Bous-
queti Le Guillou, Isomerintbus dives Scboenb., Isomerintbus opulentus Scboenb. ,
Peesvleugeligen. — Libellula menadensis Boisd. — Regtvleugeligen. — Blatta
(Epilampra) jaspideaServ., Blatta (Epilampra) macassariensis DH., Mantis
(Mantis) bybrida Burm., Mantis (Mantis) superstitiosa S., Mantis (Mantis)
heteroptera DH., Mantis oligoneura DH., Pbasma Boiei DH, Pbasma (Pbijl-
lium) celebicum DH., Pbasma (Ascepbasma) Forstenii DH., Pbasma (Necrosia)
roseipenne DH., Acridium (Truxalis) psittacinum Hag., Acridium (Acridium)
ruficorne F. of ranaceum B., Acridium (Acridium) consanguineum S., Acridium
(Oxya) infuscatum DH., Acridium (Oxya) velox F. of hijla S., Acridium (Oxija)
abbreviatum S., Acridium (Oedipoda) nigrofasciatum Latr., Acridium (Oedipoda)
nigratorium L. B., Acridium (Oedipoda) maculata Cbarpent, Acridium (Gom-
pbocerus) tamulus F., Acridium (Tetrix) gracile DH., Acridium (Tetrix) breve
DH., Acridium (Truxalis) nasutum DH., Locusta (Mecopoda) macassariensis
DH., Locusta (Mecopoda) javana L., Locusta (Pbaneroptera) celebica DH.,
Locusta (Phaneroptera) hordeifolia DH., Locusta (Pbaneroptera) brevis Serv.,
Locusta (Phijlloptera) Forstenii DH., Locusta (Xipbidium) lepida Hag., Lo-
custa (Xijpbidium) maculatum Cbarpent., Locusta (Locusta) plantaris DH.,
Locusta (Grijllacris) rubrinervosa S., Gryllus (Eneoptera) fasciatus DH.,
Gryllus (Eneopterus) cinereus DH., Grijllus (Eneoptera) punctatus DH.,
Grijllus (Oecantbus) gracilis DH., Forncula (Forficesila) indica Hag. —
Vliesvleugeligen. — Crocisa lamprosoma Boisd. — Schubvleugeligen. — Órnitboptera
ampbimedon Boisd., Órnitboptera arcbideus G. R. Gray, Órnitboptera pria-
mus Boisd., Órnitboptera balipbron Boisd., Papilio ascalapbus Boisd., Papilio
cirrba Boisd., Papilio nepbelus Boisd., Papilio dorcus Rwdt, Papilio memnon
L., Papilio deipbobus L., Papilio ubjsses L., Papilio peranthus God. , Papilio
severus Gram., Papilio ampbitrion Cram., Papilio eurijpilus L., Papilio an-
drocles Boisd., Papilio aristaeus Cram., Papilio polijpbontes Boisd., Papilio
alpbenor Cram., Pieris isse Grod., Pieris coronea God., Pieris celestina Boisd.,
Terias candida Boisd., Terias egnatia Boisd.
Cepliahpoden. — Octopus indicus Rapp., Sepia latimanus QG., Onijcbo-
teutbis armatus QG.
Digitized by VjOOQIC
— 152 —
dedeelen. Die der overige gewesten vau Noord-Celebes laten
ten huidigen dage nog bijkans alles te wenschen over, maar
het laat zich voorzien, dat ook daaromtrent spoedig een nieuw
licht zal opgaan , wanneer het bestuur over die gewesten zal blij-
ven in zulke kundige en krachtige handen, als aan welke het
tegenwoordig is toevertrouwd.
Cephalophoren. — Helix Quoiji Desb., Helix bulbus Mouss., Helix colorata
Mouss., Helix mamilla Fër., Helix laeva Chemn., Helicogena papilla Fër.,
Nanina Stuartiae Beek., Cyclostoma laeve Graij, Cijclostoma vitreum MülL,
Planorbis tondanensis Q., Ampullaria celebensis Q, Paludina costata Q.,
Paludina ventricosa Q.,Melania celebensis Q M Melania uniformisQ., Melania tirou-
ri Q., Melania perfecta Mouss., Melania aspirans Hinds, Bulimus perversus
L., Bulimus contusus Reeve, Vitrina flammulata Q., Vitrina viridis Q., Rin-
gicula caron Hinds, Siphonaria acuta Q., Ceritbium palustre Lam., Cerithium ma-
crostoma Hinds, Solarium asperum Hinds, Solarium coelatum Hinds, Scalaria
glabrata Hinds, Ovulum gallinaceum Hinds, Rotella sagittata Hinds, Murex
cirrosus Hinds, Typbis nitens Hinds, Tripboris clemens Hinds, Tripboris con-
cors Hinds, Tripboris sculptus Hinds, Tropbon fimbriatus Hinds, Tropbou
gyratus Hinds, Mangelia oriza Reeve, Mangelia celebensis Reeve, Mangelia
cinnamomea Hinds, Mangelia celebensis Hinds, Mangelia coronata Hinds,
Mangelia vittata Hinds, Pleurotoma mystica Reeve, Pleurotoma violacea
Hinds, Defrancia pbilippensis Hinds, Clavatula sinensis Hinds, Clavatula de-
bilis Hinds, Clavatula scalaris Hinds, Clavatula laeta Hinds , Clavatula nitens
Hinds , Clavatula py ramis Hinds , Clavatula polita Hinds , Clavatula tessellata
Hinds , Clavatula fulva Hinds , Clavatula retusa Hinds , Terebra amanda Hinds ,
Terebra textilis Hinds, Cancellaria bicolor Hinds, Rostellaria fusus Mart,
Marginella scripta Hinds, Marginella tricincta Hinds, Patelloida striata Q.
Acephalen. — Corbula modesta Hinds , Corbula tunicata Hinds , Corbula
crassa Hinds, Corbula albuginosa Hinds, Corbula solidula Hinds, Nucula
Cumingii Hinds, Tellina rbodora Hinds, Pecten velutinus Sowb.
Stekelhuiden, — Holotburia fusco-cinerea Jaeg., Holotburia atra Jaeg., Ho-
lotburia punctata Jaeg., Holotburia scabra Jaeg., Trepang ananas Jaeg.,
Sijnapta Beselii Jaeg., Mulleria ecbinites Jaeg., Mulleria Lecanora Jaeg^
Bobadscbia mamorata Jaeg., Bobadscbia argus Jaeg., Bobadscbia ocellata
Jaeg., Bobadscbia lineolata Jaeg., Bobadscbia albiguttata Jaeg. Deze Holo-
tburiën zijn in Jaeger's Monograpbie besebreven naar voorwerpen, welke hy
van Celebes ontvangen bad. Het is echter nog geenszins zeker, dat die soor-
ten alle op de riffen van Celebes voorkomen, maar waarschijnlijker, dat meer-
deren daarvan van elders door de makassaarsebe, boeginesche en mandba-
resebe tripangvissebers te Makassar waren aangebragt.
Digitized by
Google
TWEEDE AFDEELING.
REIS
DOOB DB
RESIDENTIE TERNATE
Digitized by
Google
Digitized by
Google
HOOFDSTUK I.
OVERTOGT VAN KEMA NAAR TERNATE.
Uittogt van Kema. — De resident Jansen. — Gezigt op de Minahassa van
de reede van Kema. — De Vesuvius. — Eilandjes Tifore en Mayo. —
Mi tarra, Ternate en Tidore. — Schakel van vulkanen langs Halma-
heira. — Aankomst ter reede van Ternate. — De sulthanvan Ternate
aan boord van de Ambon.
Des morgens vroeg van den 23* September waren de schutterij
en de kabesaran van Kema, van de loge tot aan het haven-
hoofd in twee reijen geschaard , om den gouverneur generaal uit-
geleide te doen. Onder het lossen van het geschut van den
wal en van de Vesuvius begaf het hooge reisgezelschap, na elf
dagen verblijf in de Minahassa, zich weder aan boord van het
stoomschip Ambon, om de reis naar de eigenlijke Molukken te
vervolgen.
Vol van aangename herinneringen aan dat verblijf, kwam ik
aan boord terug. De reis door dat schoone land was mij als
een droom, zoo spoedig was zij geëindigd, zoo weinig rust-
punten had zij aangeboden door de onophoudelijke afwisseling
van tooneelen en indrukken, en indien niet het betreurenswaar-
dige ongeluk aan den waterval van Tonsea lama waren voorge-
Digitized by
Google
— 15G —
gevallen, zonden alle die indrukken nog aangenamer zijn geweest.
Met veel genoegen had ik te Manado de kennismaking hernieuwd
met mijnen vriend den resident Jansen, een uitstekend ambte-
naar vol kennis en energie, nog jong en vol ijver, van wien
het gouvernement, dat hij dient, en de bevolkingen, die hij be-
stuurt of nog besturen zal, gespannen verwachting mogen koes-
teren. De heer Jansen bleef te Kema achter. Wij hadden den
takt en smaak bewonderd , met welke hij het hooge reisgezelschap
overal in de Minahassa had weten te ontvangen en te doen qnt-
vangen en hij oogstte dan ook, bij het vertrek van den gouver-
neur generaal, over die ontvangst en over zijn bestuur ruimschoots
de goedkeuring in, welke hij in zoo hooge mate verdiende.
Dadelijk na onze wederinscheping werd het anker geligt. Het
strand van Kema en het havenhoofd waren met menschen als
bezaaid. De Vesuvius schepte zich in wijde kringen om de
Ambon, als om zijne groeten te brengen aan ons stoomschip,
dat de eer te beurt viel den opperlandvoogd tot gast te heb-
ben.
Spoedig echter rigtten zich onze blikken verder om ons heen.
Prachtig is het gezigt van de reede op het land. De heldere
hemel vergunde ons dat prachtige in zijne volheid te genieten.
De Klabat lag geheel vrij voor ons , met zijnen breeden voet zich
in de zee verliezende. Het lieve Kema met zijne onbeschaduwde
strandhutten en duizenden kokospalmen ligt op zijnen uitersten
voet. Achter Kema gaat het terrein in de zachte hellingen des
bergs over, die, tot ongeveer 600 meters boven de zeevlakte
bebouwd, van af die hoogte tot nog wel 1000 meters hooger met
digt oorspronkelijk woud zijn bekleed, boven hetwelk de kegel-
vormige top zich naakt verheft. Dien top peilde ik in noord-
west ten westen. Hij schijnt een' krater te hebben, die naar
het zuid-zuid-oosten is gekeerd. Zuidelijk gaat de voet van den
Klabat over in het Tondanosche gebergte, noordoostelijk door
een laag bergzadelin dien der tweelingvulkanen Soedara, welke,
veel minder hoog dan de Klabat, op een' grooteren afstand hunne
scherpe kegel vormen in het noordnoordoosten lieten ontwaren.
Digitized by
Google
— 157 —
Het eiland Lembeh lag niet ver van ons verwijderd met zijn.
hoogsten top in noordnoordoost-half-oost en door eene enge
straat van den voet der Twee gebroeders (Soedara) gescheiden.
Steile, zich bijkans regtstandig uit de zee verheffende rotsen,
onzer marine in hare schietoefeningen soms tot schijf dienende,
begrenzen de reede in het zuidzuidoosten.
Lang nog lïadat wij van de reede waren gestoomd, waren
onze blikken aan het prachtige landschap geboeid, dat waarschijn-
lijk geen onzer immer zou terugzien.
De Vesuvius vergezelde ons van Kema tot Ban da op bij-
kans alle togten door de Molukken. De officieren van dien
bodem konden wij bijkans beschouwen ais tot het reisgezelschap
te behooren en een dier officieren, de heer Jkhr L. De Stuers
werd zelfs tot ordonnansofficier aan den gouverneur generaal toe-
gevoegd. Het etat-major bestond, behalve uit den heer L. de
Stuers, uit den heer Vaientini, kommandant, en de heeren Faure,
Meijer, Baron Van Tuijl Van Serooskerken en Erucht. Eenige jaren
vroeger, in 1848, tijdens de tweede balische expeditie, had ik met
denzelfden bodem een togtje gemaakt van Bezoeki naar Soerabaja.
Van het toenmalige etat-major was er niemand meer. De meeste
heeren waren op andere bodems overgegaan, de overigen waren
overleden.
De nabijheid van de Vesuvius droeg er veel toe bij , om onze
verdere togten te veraangenamen. Het geeft altijd een' aange-
namen indruk, eene zekere gezelligheid, wanneer men op de on-
metelijke vlakte der zee een punt heeft, waarop het oog kan
rusten.
De overtogt van Kema naar Ternate geschiedde onder het
schoonste weder. De afstand tusschen beide plaatsen bedraagt
nog geene 2| graden. Ofschoon de Ambon niet te tellen is
onder de snelloopende stoomers, berekenden wij toch den over-
togt binnen het etmaal te zullen kunnen volbrengen.
Ongeveer half weg tusschen beide plaatsen liggen de eilandjes Ti-
Digitized by
Google
— 158 —
fore (Tafoeri) en noordoostelijk van Tifore het eiland Maijo (Ma-
jauw). Tifore bereikten wij tegen half vijf uur in den namiddag.
Wij stoomden tusschen dit eiland en Maijo door. Maijo, dat wij op
grooteren afstand links lieten liggen, is grooter en hooger dan
Tifore. Ik schat zijne hoogte op ongeveer 200 meters, die van
Tifore op slechts ongeveer 100. Geen van beiden heeft een
vulkanisch voorkomen. Men ziet slechts heuvelreijen , welke in
het centrale gedeelte der eilanden de grootste hoogte bereiken,
zonder echter scherp geteekende toppen te vormen. Beide eilan-
den zijn onbewoond. Men vindt er vele klapperpalmen en wilde
geiten, waarom ze door de Sangirezen op hunne reizen naar
Ternate gewoonlijk worden aangedaan.
Nog voor het vallen v&n den avond ontwaarden wij reeds, ofschoon
nog geheel in de verte, den top van den berg van Ternate boven
den horizon, s' Avonds werd de Vesuvius gepraaid en bevolen om
gedurende den nacht langzamer te stoomen, omdat wij anders
Ternate nog in den nacht zouden bereiken. Niettegenstaande
onze tragere gang waren wij toch in den nanacht reeds bij het
eiland Ternate.
Toen de zon opging, verlichtte zij een tafereel, waarvan de
indruk bij een ieder, die het heeft aanschouwd, niet ligt zal wor-
den uitgewischt. Wij gleden over het enge vaarwater, dat Ter-
nate van Mitarra (Noorwegen) scheidt. In de schemering zagen
wij de beide kegels dezer bergen als geweldige zwarte massen,
doch naarmate de schemering week voor den dag en wij de
hoofdplaats Ternate meer nabijkwamen, zagen wij die kegels,
alsook dien van Tidore met zijne rei van voorbergen, in al
hunne pracht voor ons.
Het eilandje Mitarra bestaat geheel uit een' vulkanischen doch
niet werkenden kegel, die, hoezeer veel minder hoog dan Ter-
nate en Tidore, zeer indrukwekkend is, wanneer men zich nabij
zijne steile kusten bevindt. Het behoort, even als Ternate en
Tidore tot den schakel van vulkanen, die zich niet ver van de
Digitized by
Google
— 159 —
westkust van Halmaheira van het zuiden naar het noorden
uitstrekt en zich noordelijk in de vulkanen van het noordelijk
schiereiland van Halmaheira voortzet.
Mitarra verheft -zich nog geene 1000 meters boven de zee-
viakte en is onbewoond. Slechts tijdelijk houden zich er eenige
tidoresche visschers en landbouwers op. Lang is Mitarra een twist-
appel geweest tusschen de sulthans van Ternate en Tidore en
thans nog is niet volkomen beslist, onder welken sulthan het
behoort. De regten van Tidore op het eilandje schijnen echter
het minste aan betwisting onderhevig te zijn en in het algemeen
beschouwt men het ook als onder den sulthan van Tidore
te staan.
Langzaam tusschen Ternate en Mitarra voortstoomende, ontwik-
kelde zich ook meer en meer het bergachtige land van Halmaheira
voor het oog , doch het was te ver verwijderd en de lucht boven het land
te weinig helder, dan dat het onze blikken lang van het bekoorlijke
panorama van de drielingkegels van Ternate , Mitarra en Tidore zou
hebben kunnen afhouden. Spoedig echter kregen wij de hoofdplaats
in het gezigt en werd onze aandacht getrokken door de ter reede
van Ternate liggende vaartuigen , door het lieve en levendige gezigt
op de langs het strand zich uitstrekkende huizen der hoofdplaats en
door de drukte ter ontvangst van den opperlandvoogd aan strand
en op de bij het havenhoofd liggende praauwen. De Vesuvius,
die een weinig was vooruitgestoomd , kwam eenige oogenblikken
voor ons ten anker en loste het gewone salvo, dat bij het aan
wal gaan van den gouverneur generaal door een saluut uit het
fort Oranje gevolgd werd.
Naauwelijks had de Ambon het anker laten vallen of talrijke, met
vlaggen en wimpels versierde, praauwen van den sulthan van Ternate
staken van wal , om zich naar de Ambon te begeven. Op een dier
praauwen, de grootste en fraaiste , bemand met een vijftigtal schep-
pers en van eene nette tent voorzien, bevond zich de sulthan zelf,
wiens hooge jaren hem niet tegengehouden hadden, om als blijk
Digitized by
Google
— 160 —
zijner verknochtheid aan ons gouvernement, den opperlandvoogd
aan boord te komen verwelkomen. Ook de resident van Ternatc
de heer J. L. De Dieu Stierling, de sckretaris der residentie
en de militaire kommandant kwamen aan boord, om den gou-
verneur generaal welkom te heeten.
Digitizedby VjOCK?
HOOFDSTUK II.
VERBLIJF TE TEENATE.
Plegtige ontvangst van den gouverneur generaal. — Gesteldheid van het
eiland. — Beschrijving der hoofdplaats. — Sulthans- en gouvernements-
gebied. — Bevolking. — Aardbevingen en berguitbarstingen. — De sul-
thans van Tidore en Ternate. — Fort Oranje. — Garnizoen. — Schut-
terij. — Fort Terlokko. — Talangami. — Sakkovisschers. — Plegtige ont-
vangst der sulthans. — Tegenbezoek van den opperlandvoogd aan den
suithan van Ternate in zyn paleis. — Togtje naar Soela-takomi. —
Lavastroomen. — Batoe angoes. — Hiera. — Verdronken land. — Ongeluk
aan boord van de Vesuvius.
Dadelijk na aankomst aan wal, begaf het hooge reisgezelschap,
begeleid door den resident en den suithan van Ternate, zich
naar het residentiehuis.
Het garnizoen, de schutterij en de troepen des sulthans ston-
den van het havenhoofd tot aan het residentiehuis langs den
weg geschaard. Onder het oorverdoovend gerommel der trom-
men en de onwelluidende zoogenaamde europesche muziek van
den suithan kwamen wij ten residentiehuize aan, waar ter-
stond de voorstelling plaats had aan den opperlandvoogd van
de ambtenaren, officieren en notabele ingezetenen, alsmede van
de prinsen en rijksgrooten van Ternate en Tidore, welke laatste
daartoe van Tidore waren overgekomen.
Na afloop dezer plegtigheid maakte ik eene wandeling door de
hoofdplaats, om mij eenigzins nader met haar bekend te maken.
I. il
Digitized by
Google
— 162 —
Het eiland Ternate is als een enkelen vulkanischen kegel te
beschouwen, aan welks tot in de zee afdalenden voet slechts
hier en daar enkele kleine vlakten zijn te bespeuren. Zijn ruim
1500 meters hooge top vertoont zich, van de hoofdplaats ge-
zien, vrij breed en afgeknot , doch onder eene veel spitsere ge-
daante, wanneer men hem van de noordoost- en noordzijde des
eilands aanschouwt. '
De hoofdplaats strekt zich langs de oostzijde des eilands uit
en rust hier op de zachte hellingen van den voet des bergs ,
verheffende het terrein zich reeds op eenige schreden af-
stands van het strand. De bevolking van het geheele eiland
bedroeg op het einde van 1854 ruim 8000 zielen, welke voor
verre weg het grootste gedeelte ter hoofdplaats zelve wonen,
terwijl de overige spaarzame bevolking aan den voet en de lagere
hellingen des bergs verspreid woont.
Slechts een klein gedeelte des eilands is gouvernementsgrond-
gebied. Het beslaat niet veel meer dan het grootere gedeelte
der hoofdplaats, behoorende het overige gedeelte des eilands ge-
heel tot het grondgebied des sulthans.
De hoofdplaats zelve is verdeeld in twee groote afdeelingen. Dat
gedeelte, hetwelk gouvernementsgrondgebied is, beslaat de zui-
delijke helft er van en heet ook wel Malaijoe. De noordelijke helft
der stad, geheel den sulthan toebehoorende, draagt meer bijzon-
der den naam van Ternate. Daar ligt het paleis des sulthans,
gebouwd om en opeen* heuvel, in europeschen stijl, en van het
niet ver verwijderde strand gezien de vertooning makende van een
groot landhuis. In de wijken van het eigenlijke Ternate, die zich
nog vrij ver langs het strand in noordelijke rigting tot aan een fortje,
Terlokko genoemd, uitstrekken, wonen meer dan 4000 Ternatanen,
die onderdanen des sulthans zijn. Bezuiden het paleis des sul-
thans komt men spoedig in het kamp der Makassaren en andere
vreemde oosterlingen , bevolkt met meer dan 1000 zielen. Dit kamp
behoort reeds tot het grondgebied van het gouvernement. Zui-
delijk er van ligt het fort Oranje , hetwelk ten zuiden weder wordt
begrensd door het chinesche kamp, dat zich zuidelijk sluit aan
Digitized by
Google
— 163 —
de wijk der Europeanen, welke het zuidelijkste gedeelte der
hoofdplaats uitmaakt. De Chinezen zijn te Ternate nog geene
400 zielen sterk. De Europeanen zijn er ten getale van ruim
100, of, de mestiezen en andere kleurlingen medegerekend, ten
getale van meer dan 450. De geheele stad heeft slechts twee
of drie hoofdstraten , welke ongeveer evenwijdig met elkander en
met het strand loopen en op meerdere plaatsen door dwarsstraten
met elkander vereenigd zijn.
Volgens de officiële opgaven bestond de bevolking van het
geheele eiland op den 1» Januarij 1855 uit:
Nederlanders in Nederland of elders buiten Neder-
landsch Indië geboren ; 9
Nederlanders in Nederlandsch Indië geboren . . : 87
Vreemde Europeanen in of buiten Nederlandsch In-
dië geboren 13
Mestiezen en andere kleurlingen 345
Chinezen 385
Arabieren en andere vreemde oosterlingen .... 21
Inlanders onder het gouvernement 2056
Slaven 323
Inlanders onder den sulthan van Ternate . . . . 5250
Militairen van het garnizoen ; . . . 115
Totaal T : . 8594,
waarbij nog te tellen zijn eenige leprozen, welke in een gesticht
aan de zuidkust des eilands verblijf houden , en eenige tientallen
bannelingen en kettinggangers
Merkwaardige gebouwen bezit Ternate niet; zelfs het paleis
des sulthans is daartoe niet te rekenen. Het fort Oranje is niet
onbelangrijk en ofschoon het door herhaalde aardbevingen zeer
heeft geleden, maakt het nog eene goede vertooning met zijne
dikke steenen wallen, zijne uitgestrektheid en de talrijke gebou-
wen, die er zich in bevinden, kazernes, officierswoningen en
magazijnen. Het residentiehuis is weinig geschikt om indruk
op de bevolking te maken en beantwoordt geenszins aan de stel-
Digitized by
Google
— 164 —
ling van den vertegenwoordiger van ons gezag, en als zoodanig
verheven boven de drie sulthans van Ternate, Tidore en Batjan,
welker gebied onder de residentie Ternate is geplaatst. De kerk,
school, pakhuizen, marktplaats en het hospitaal verdienen, wat
hun voorkomen betreft, niet meer dan eene bloote vermelding.
De europesche wijk heeft eenige vrij goed gebouwde steenen
huizen, en in de inlandsche en chinesche wijken hebben de hui-
zen, hoezeer eenvoudig gebouwd, een tamelijk goed voorkomen,
voor zoover ze door de laatste hevige aardbevingen zijn gespaard
gebleven. De sporen dier aardbevingen waren nog op vele plaat-
sen zigtbaar. Meerdere huizen van de europesche ingezetenen
waren nog zwaar gescheurd en onbewoonbaar en in de wijk der
Chinezen zag ik nog meerdere bouwvallen van geheel ingestorte hui-
zen. Het kwam mij echter voor , dat de naar Java gezondene berig-
ten omtrent de jongste aardbevingen (in Junij en Julij 1855) zeer
overdreven waren. De goed gebouwde huizen stonden nog alle
daar en hadden weinig of niets geleden en zelfs het residentie-
huis scheen meer door vermolming of witte mieren, dan door
de aardbevingen in een' toestand van onbewoonbaarheid gebragt
te zijn. Als men overigens ziet, hoe de muren van vele huizen,
vooral in de chinesche wijk, zijn opgetrokken, uit ongelijke tra-
chietsteenen en eene slechte metselspecie , verwondert men er
zich over , dat zij zelfs slechts matige aardbevingen hebben kun-
nen wederstaan.
Ternate wordt sedert eeuwen door aardbevingen en uitbarstin-
gen geteisterd. De aardbevingen van 1686, 1840 en 1855 schijnen
de hevigste te zijn geweest. Uitbarstingen kent men reeds sedert
1608. Bij de uitbarsting van 1673 viel de vulkanische asch tot
op Amboina. In 1687 had ook een zware aschregen plaats. Bij
de uitbarsting van 1763 vloeide de lavastroom tot in zee. Zoo
ook in 1840. Deze waren zeker de hevigste eruptiën der latere
eeuwen. In vroegere eeuwen, in de voorhistorische tijden van
Ternate, hebben die lavastroomen zich meermalen tot in zee uit-
gestrekt. In deze eeuw zijn aardbevingen en uitbarstingen te
Ternate zeer talrijk geweest, vooral echter na 1835. Na 1835 is er
Digitized by
Google
— 165 —
naauwelijks een jaar voorbijgegaan, waarin niet meerdere erup-
ties of aardbevingen zijn waargenomen. In 1840 was de aard-
beving zoo hevig, dat men er ernstig aan dacht, de hoofdplaats
elders, ergens op Halmaheira, over te brengen. 1855 heeft dat
plan weder levendig in herinnering gebragt, doch spoedig na
elke hevige eruptie acht men zich weder veilig en eene verplaat-
sing onnoodig. Zoo gaat het meestal, wanneer men te midden
van gevaren leeft. De gewoonte van het gevaar doet het minder
vreezen. Zelfs de Nederlanders in Indië gewennen zich aan het
denkbeeld van aardbevingen, gelijk zij het in Nederland doen
aan dat van watervloeden. Te Amboina verraste ons eene aard-
beving , terwijl wij te Batoegadja aan het ontbijt zaten. Niemand der
talrijke gasten bekommerde er zich over en van opstaan of van
tafel gaan was zelfs geen sprake. Zoo is het ongeveer ook met
ons Europeanen op Java. Wie jaren op Java gewoond heeft,
verlaat bij eene aardbeving niet ligt zijne woning, of de schok-
ken moeten al vrij hevig zijn. De inlanders bekommeren er zich
nog minder om. Tijdens de hevige cheribonsche aardbeving van
1847, welke ook sterk gevoeld werd te Samarang, waar ik toen
verbleef, was een mijner bedienden slechts bemoeid de hevig
schommelende hanglampen tot rust te brengen, terwijl het hevig
kraken en schudden van het huis mij noopte de open lucht te
zoeken.
Te Ternate was men echter door de aardbevingen van Junij
en Julij, welke ook nog in Augustus en September aanhielden,
niet geheel gerust. Wel had men de bewoonbare huizen weder
betrokken , doch men vreesde toch voor eene herhaling van zwaar-
dere schokken. Den 16* September, dus acht dagen voor onze
komst, had nog een schok plaats gehad. Aan die vrees was
het voornamelijk toe te schrijven, dat het residentiehuis zelf
niet voor de ontvangst van den gouverneur generaal was ingerigt.
Een gedeelte van de pendoppo was afgeschoten en tot verblijf
van den opperlandvoogd en zijne gemalin zoo veel mogelijk in
orde gebragt. De resident en zijne familie logeerden in een op
het erf achter het residentiehuis opgeslagen gabbagabba-huisje.
Digitized by
Google
— 166 —
Het gevolg moest zich in de bijgebouwen behelpen, gedeeltelijk
twee heeren in één kamer. De inrigting dezer logeervertrekken
liet, wat noodige artikelen betreft, veel te wenschen over.
Aan artikelen van weelde was daar niet te denken. De aard-
bevingen kregen van veel de schuld, maar er waren blijkbaar
andere redenen voor. Bij goede gezindheid der ingezetenen jegens
het hoofd der residentie zou in meerdere zaken voorzien hebben
kunnen zijn. Overigens liet de ontvangst van het gevolg niet
te wenschen over.
s' Avonds van den dag onzer aankomst was er groote receptie
in de pendoppo van het residentiehuis. Tegen acht uur waren
de ambtenaren, officieren en voorname ingezetenen met hunne
dames aldaar verzameld. Ook de sulthans van Ternate en Tidore,
met hunne prinsen en rijksgrooten, werden verwacht.
De sulthan van Tidore, Chalifatoen Noeroel Moelki Daiman
lïlasjik Wahoea Saijid Achmadoel Mansoer Siradjoedin Sjah
Kaitjili Djehan Joesoef, kwam kort na 8 uur, gevolgd door zijne
rijksgrooten, den rijksbestierder, den kapitein laoet en verder ge-
volg. Hij was, niettegenstaande zijne hooge jaren en zijne zwakte,
die hem in de laatste tijden bijkans aanhoudend bedlegerig had
doen zijn , van zijn rijk naar Ternate overgekomen , om als blijk
zijner verknochtheid aan het gouvernement den opperland voogd
zijne hulde te brengen. De sulthan regeert reeds sedert 1821,
toen hij zijnen vader Mohamad Tahir, bijgenaamd prins Mos-
sel, is opgevolgd. Thans 81 jaar oud, heeft hij voor zijnen
hoogen leeftijd een nog vrij goed voorkomen, waartoe zeker de
bij de moluksche vorsten sedert lang gebruikelijke europesche
kleeding bijdraagt. Zijne kleeding heeft veel van de gala-kos-
tumen van onze hoofdambtenaren : geborduurde rok , geborduurd
vest, gegalonneerde pantalon, witte das met boordjes, enz. Slechts
het hoofddeksel is niet europeesch en bestaat uit eene wrong of
tulband, rijk met vederen en edelgesteenten versierd. Ook de
prinsen en rijksgrooten waren in europesche kleeding of in de
hollandsche montering, altijd echter met de wrong als hoofd-
deksel. In het algemeen kleeden de prinsen en rijksgrooten
Digitized by
Google
— 167 —
zich goed , wat ook en in nog hoogere mate van die van Ternate
moet gezegd worden. Slechts scheen de reeds zeer bejaarde
rijksbestierder van Tidore, die in het zwart gekleed was, nog
dezelfde modellen in zijne kleedingstukken te volgen als in zijne
jonge jaren.
Te Ternate , niet ver van het havenhoofd en dus ook niet ver
van het residentiehuis, is een weinig aanzienlijk gebouw, den vorst
van Tidore toebehoorende en hem of zijnen rijksgrooten , bij aan-
wezigheid te Ternate, tot verblijf dienende. De reeds van oude
tijden af bestaan hebbende verwijdering tusschen de vorsten van
Ternate en Tidore heeft onder de tegenwoordige nog geenszins
opgehouden. Zij en zelfs hunne bewindslieden vermijden allen
omgang of aanraking met elkander zooveel mogelijk. Van ont-
vangst of verblijf van den eenen vorst bij den ander is alzoo nooit
sprake. Misschien ligt het ook niet in de etikette.
De optogt van den sulthan van Tidore, wel tusschen militairen
en eerewachten, maar in een oud, door menschen getrokken,
rijtuig, was weinig vorstelijk. Door den resident binnengeleid,
nam de sulthan plaats naast den gouverneur generaal. De vorst
scheen gedrukt te gaan onder het gewigt van zijne met edelge-
steenten als bezaaide wrong. Na reiniging van den mond met drink-
water, het gebruik van een kop thee, op oostersche wijze toege-
diend, en een kort onderhoud met den opperland voogd was het
bezoek afgeloopen. De vorst had blijkbaar zijne krachten inge-
spannen om het bezoek te volbrengen en werd door den resi-
dent weder uitgeleide gedaan.
Eerst na het vertrek van den sulthan van Tidore kwam de
sulthan van Ternate Tadjoel Moelki Amiroedin Iskandar Khaoe-
leini Sjah. Tijdens ons bezoek 73 jaren oud , regeerde hij toen reeds
sedert den 8» April 1824, in welk jaar hij zijnen vader, sulthan
Mohamad Jassiem opvolgde. Zijn innemend uiterlijk beantwoordt
aan de goede hoedanigheden, die hem worden toegekend en
zich in zijne lange regering nooit verloochend hebben. Hij was
gekleed ongeveer als de sulthan van Tidore en vergezeld van de
sulthane, die den titel van toewan poetri draagt, en van eene
Digitized by
Google
— 168 —
prinses , hier bokki genoemd , beide gekleed in saja en witte ka-
baai. Ook de prinsen en rijksgrooten waren tegenwoordig, en
meest alle bij een goed voorkomen goed gekleed. Het bezoek
droeg zich ongeveer op dezelfde wijze toe als dat des suithans
van Tidore, doch het duurde langer. De sulthan was zeer
spraakzaam. Ik gaf hem mijnen wensch te kennen, om den
krater des bergs een bezoek te brengen. Hij had daartegen
echter bedenkingen, hoofdzakelijk daarop nederkomende , dat
hij vreesde, dat de beklimming des bergs nieuwe aardbevingen
zou te weeg brengen en den gouverneur generaal eenig on-
heil berokkenen. Hij verklaarde echter bereid te zijn bij die
beklimming alle hulp te verleenen, indien de gouverneur ge-
neraal bepaald wenschte, dat ik den togt zou ondernemen.
Na raadpleging van den gouverneur generaal besloot ik maar
van de beklimming des bergs af te zien, te meer daar ons
verblijf te Ternate slechts kort zou zijn en ik voor die beklim-
ming andere togtjes en onderzoekingen zou hebben moeten op-
offeren.
De top van den piek van Ternate is reeds meermalen door
Europeanen beklommen, het eerst reeds in 1C86 door David
Haak en Meindert de Rooij. In 1818 werd de berg beklommen
door de zeeofficieren Q. M. R. Ver Huell, J. Boelen en H. P.
N. t' Hooft; in 1830 door J. H. De Boudijck Bastiaanse; in
1836 of 1837 door Laij, natuuronderzoeker aan boord van de
amerikaansche brik Hummaleh. In 1839 beklom de natuuron-
derzoeker Hombron van de zuidpoolexpeditie van Dumont d'Ur-
ville den berg, doch hij bereikte de krateropening niet. Het
verslag van Hombron's beklimming is in het reisverhaal dier
expeditie opgenomen. Veel heeft de wetenschap er niet door
gewonnen, evenmin als door de berigten der overige genoemde
reizigers.
De bezoeken van de beide suithans waren slechts officieus.
De plegtige officiële receptie zou den 25* en 26» September
plaats hebben.
De ochtend van den 25» September werd grootendeels besteed
Digitized by
Google
— 169 —
aan het bezoeken van het fort Oranje, van de christenkerk, de
school, het hospitaal, enz.
Het fort bestaat reeds sedert 1607. De gouverneur generaal
Van der Capellen beschouwde het als het beste fort in Ne-
deriandsch Indië. De tijden zijn sedert echter veel veranderd.
Van de prachtige javasche forten bestond toen nog niets. Het
fort Oranje heeft evenwel zelfs na de aardbevingen van 1840, en
1855 nog een vrij goed uiterlijk. Zijne hooge dikke muren
met bastions en talrijke schietgaten, zijne ligging nabij het
strand en zijne uitgestrektheid zijn wel geschikt om eenigen
indruk te maken. Het is echter veel te groot voor het garnizoen ,
dat slechts bestaat uit 173 man infanterie en artillerie met 6
officieren: 1 kapitein kommandant , 1 officier van gezondheid der
2e klasse , 1 officier der admimistratie , 1 officier der artillerie en
2 of 3 officieren der infanterie. Van dit garnizoen zijn nog 7 man
gedetacheerd teDodinga opHalmaheira, tegenover ïernate, en 25
man op het eiland Batjan. Deze is de geheele krijgsmagt van het
gouvernement in de residentie Ternate. Het garnizoen met de of-
ficieren (de officier van gezondheid uitgezonderd, die nabij het
hospitaal te midden der europesche wijk woont) is in het fort
gehuisvest in vrij goede woningen en kazernes. In het fort zijn
ook verschillende pakhuizen en magazijnen.
In de vroegere tijden der Kompagnie had Ternate nog eenige
andere forten , welke echter thans deels niet meer bestaan , deels
niet meer bewapend zijn. Slechts Terlokko of Hollandia is thans
nog van eenige waarde.
De militaire magt van Ternate kan zoo noodig nog vrij aan-
zienlijk versterkt worden door de schutterij. Deze bestaat uit
250 leden, waaronder 9 officieren, met een kapitein als komman-
dant (de tegenwoordige majoor der schutterij is zulks honorair).
De schutterij is zamengesteld uit de christenen, Makassaren en
Javanen der hoofdplaats, welke onder het onmiddellijke beheer
staan van het gouvernement. Meermalen heeft de schutterij van
Ternate belangrijke diensten bewezen, hetzij ter herstelling van
de plaatselijke rust, hetzij ter bezetting van het fort Oranje bij
Digitized by
Google
— 170 —
gedeeltelijke afwezigheid of te geringe sterkte der militaire magt,
hetzij door deelneming aan militaire expeditiën buiten het eiland,
zooals in 1849 aan die tegen Makjan.
Het officiële bezoek van den sulthan van Tidore had plaats
na de inspektie der landsgebouwen. De gouverneur generaal,
gezeten in een met gele zijde bekleed gestoelte en omringd van
den gouverneur der Molukken, den resident van Ternate en de
personen van het gevolg, ontving den sulthan, gevolgd door
zijne prinsen en rijksgrooten , in de groote zaal van het resi-
dentiehuis. Slechts voor den gouverneur generaal, den gouver-
neur der Molukken, den resident van Ternate en den sulthan
waren zitplaatsen; ook hun alleen werden ververschingen aan-
geboden. De receptie was wegens de hooge jaren des sulthans
spoedig geëindigd. Eene eerewacht van het garnizoen was langs
zijnen weg geschaard en sloeg de marsch bij zijn vertrek.
s' Namiddags werd een uitstapje gemaakt naar het fortje
Terlokko, gelegen noordelijk van de inlandsche kampongs der
hoofdplaats op eene in zee uitstekende rots, welke blijkbaar is
gevormd door een' ouden lavastroom van den vuurberg. Wij be-
gaven ons derwaarts over zee met de rijk met vlaggen versierde
praauw banko van den sulthan van Ternate, die gevolgd werd
door meerdere andere, eveneens rijk met vlaggen versierde, praau-
wen. Behalve uit den opperlandvoogd en zijne gemalin en gevolg
bestond het gezelschap uit den gouverneur der Molukken, den
resident van Ternate en twee prinsen van Ternate, een zoon van
den sulthan, de kapitein laoet (in onze uniform van kapitein
luitenant ter zee) en een zijner kleinzonen, 2« luitenant.
De 48 scheppers, op de uitleggers gezeten, deden het vaar-
tuig met snelle vaart over de kalme zee glijden en voerden ons
binnen een klein uur tijds naar de landtong, op welke het fort
Terlokko is gelegen. De Vesuvius zond het gewone saluut af
en paradeerde. Bijzonder aangenaam was dit togtje door de
fraaije en lieve gezigten, die de heldere hemel en de nabijheid
van de kust ons toelieten te genieten. De pieken van Ternate
en Tidore waren geheel onbewolkt. De noordelijke helft van
Digitized by
Google
— 171 —
Tidore, hoezeer door haar liefelijk groen het oog bekorende,
lag daar als eene groep woest dooreengeworpene bergen regts
als naast ons. Niettegenstaande de diepte der bogt van Dodinga
konden wij toch haar uiterste grensland ontwaren. Noordelijk
van die bogt verhieven zich de vulkanische kegels van het noor-
delijke schiereiland van Halmaheira. Maar lief vooral was het
gezigt op de kust van Ternate zelf, met hare talrijke huizen en
vruchtboomen , met het fort Oranje en met het paleis des sul-
thans, alles op den achtergrond scherp begrensd door de spoedig
zich aanmerkelijk verheffende, met veelsoortig groen geschakeerde
hellingen des vuurbergs, op welke hier een daar een hutje het
oog een rustpunt schonk.
Het fortje Terlokko is van steen opgetrokken. Het is van
meerdere bekendheid dan vele andere versterkingen in de Mo-
lukken, deels door zijne zonderlinge gedaante, welke den lingam
min of meer herinnert, deels door de heldhaftige verdediging
tegen de Engelschen op het einde der vorige eeuw. Het is
thans nog met een paar stukken geschut bewapend en wordt
bewaakt door eenige soldaten des sulthans.
Van Terlokko keerden wij over land naar het residentiehuis
terug, door de ternataansche kampongs, langs het paleis des
sulthans, door de makassaarsche kampong, langs het fort Oranje
en door de chinesche en europesche wijken. De weg was overal
met eerebogen en op meerdere plaatsen met eerepoorten versierd.
De meesten van ons waren te paard gestegen, eene niet alledaag-
sche weelde te Ternate, waar paarden en rijtuigen zeer schaarsch
zijn en in het algemeen ook weinig noodig, wegens het geringe
aantal en de kortheid der voor het dagelijksche verkeer gebruikt
wordende wegen. De verschillende bevolkingen van Ternate be-
zetteden heggen en wegen en maakten nu en dan door hare soms
vrij ver gaande nieuwsgierigheid den doortogt minder gemak-
kelijk. In den vooravond waren wij ten residentiehuize terug.
s' Avonds was eene sierlijke illuminatie voor het residentiehuis
ontstoken. Ook de chinesche en makassaarsche kampongs waren
verlicht.
Digitized by
Google
— 172 —
Met veel genoegen had ik te Ternate kennis gemaakt met
den heer M. D. Van Duivenbode, voornaam handelaar aldaar
en tevens in meerdere eerebetrekkingen geplaatst. Reeds vroe-
ger had mijn kabinet van naturaliën eenige bijdragen aan
hem te danken. Hij bood mij nu aan daartoe bij te dragen
door een vischpartijtje te regelen nabij Klappapindah en Talang-
ami een paar plaatsen tegenover Mitarra, zuidelijk van de hoofd-
plaats Ternate. Gretig nam ik dit aanbod aan. In den vroegen
morgen van den 25* September begaven wij ons per praauwr
naar bovengemelde plaatsen en deden daar herhaaldelijk een groot
treknet uitwerpen. De vangst was echter gering wat de ver-
scheidenheid van soorten betrof. Meer nabij de hoofdplaats waren
wij gelukkiger. In het algemeen was ik tevreden over de aan-
winsten voor mijne verzamelingen, welke ik in de weinige dagen
van mijn verblijf en in de weinige beschikbare uren voor der-
gelijke nasporingen magtig werd. De marktplaats droeg daartoe
niet weinig bij, vooral in de laatste dagen, toen de visschers de
bedoeling mijner komst kenden en ontwaard hadden, dat zij ook
voor voorwerpen, in hun oog zonder waarde, ruime betaling
erlangden. De voornaamste vangst echter deed ik zelf op
de koraalriffen, die zich als een breede gordel om de hoofd-
plaats uitstrekken, tijdens eene bijzonder lage eb. Ik vond daar
meerdere nieuwe soorten en ook talrijke schaaldieren , mollusken
en stekelhuiden (1).
Door het togtje naar Klappapindah en Talangami leerde ik
(1) De door my te Ternate verzamelde visschen, ten getale van 133 soorten,
heb ik opgesomd in mijne » Zevende By drage tot de kennis der ichthyologische
fauna van Ternate", opgenomen in het 10e deel van het Natuurkundig Tijd-
schrift voor Nederlandsen Indië, bladz. 857 — 386. Onder die soorten waren
meerdere in de wetenschap nog onbekende, t. w. Apogonichthys gracilis Blkr,
Caesio gymnopterus Blkr, Pseudochromis pohjacanthus Blkr, Pomacentrus
tapeinosoma Blkr, Heliases ternatensis Blkr, Novacula Twistii Blkr, Muraena
monochrous Blkr, en Muraena Duivenbodei Blkr, alle welke soorten in ge-
noemde Bgdrage z$n beschreven.
Digitized by
Google
— 173 —
tevens eenigzins het landschap kennen, dat zich ten zuiden van
de hoofdplaats uitstrekt. Nabij het zuidelijke einde cjer hoofd-
plaats bevindt zich een landgoed van den heer Van Duivenbode.
Het is vrij digt beplant met klapperpalmen. Er is eene voor-
treffelijke badplaats en een groote vischvijver, waar men het
zeewater kan laten in- en uitvloeijen. De visschen in den vijver
zijn alle zeevisschen. Zij worden gevoed met kleinere vischjes,
welke ten (üen einde in zee worden gevangen, soorten van En-
graulis, Clupeoïdes, Apogonichthijs , enz. Het geluid van een
belletje duidt den bewoners van den vijver het oogenblik van
den maaltijd aan en zij haasten zich dan nabij de plaats te komen,
van waar hun het voedsel wordt toegeworpen.
Zuidelijk van het landhuis van dep heer Van Duivenbode
strekken zich nog uitgebreide klapperaanplantingen langs de kust
uit. Bij Talangami is het land moerassig. Het is daar eene
vlakte van eenige uitgestrektheid, gevormd door de afzetsels van
een zich daar in zee uitstortend riviertje. Het terrein is geheel
met rhizophoren begroeid, doch door eene strook zandachtige
kust van de zee gescheiden, met welke het slechts door het
riviertje gemeenschap heeft. Eenige visschers wonen in de na-
bijheid en hebben er een paar staaknetten (sero's).
Talrijke kleine vischpraauwtjes dobberden in de kom tusschen
Ternate, Tidore en Mitarra. Elk dier praauwtjes was slechts
bemand met één visscher, die van tijd tot tijd een geep
(Belone sp.) met zijn' hengel boven water bragt. De geepen
worden door de Ternatanen sakko genoemd.
De sakkovisscherij heeft plaats met den hengel. Het aas be-
staat uit een klompje rag. De geepen, daarin bijtende, dringt
het rag tusschen de spitse en tallooze tanden hunner lange bek-
ken en zoo worden zij ligt de buit der visschers. De zee van
Ternate schijnt door talrijke scholen van geepen te worden bezocht.
Zij komen in alle zeeën van den Indischen archipel veel voor.
Enkele soorten houden zich bij voorkeur in de brakke wateren der
riviermondingen op, zooals Belone caudimacula Cuv., andere door-
kruisen de zee in alle rigtingen , zooals de te Ternate door mij
Digitized by
Google
— 174 —
waargenomene Belone cijlindrica Blkr en Belonc schismato-
rhijnchos Blkr. De markt te Temate is gewoonlijk ruimschoots
van geepen voorzien. Zij geven echter een weinig smakelijk
voedsel.
s' Morgens 10 uur had ten residentiehuize de plegtige receptie
plaats van den sulthan van Teïnate. Het geschut van het fort
Oranje kondigde kort voor 10 uur aan, dat de sulthan het fort
voorbij toog. Het ceremonieel was overigens ongeveer hetzelfde
als dat bij de ontvangst van den sulthan van Tidore. Slechts
werd de sulthan begeleid , behalve door eene eerewacht , ook door
zijne eigene troepen. Die troepen heetten op europesche wijze
gekleed en gewapend te zijn. Noch in het een , noch in het ander
had men het echter ver gebragt, evenmin als in de europesche
muziek , welke de sterkte onze trommelvliezen scheen op de proef
te willen stellen.
s' Avonds bragt de gouverneur generaal en zijne gemalin den
sulthan een tegenbezoek in zijn paleis. De autoriteiten en het
gevolg begaven zich ook derwaarts. De optogt naar het paleis
en de ontvangst aldaar waren zoo plegtig , als de plaatselijke om-
standigheden het toelieten. In de groote zaal van het paleis
was een troonhemel opgerigt, onder welken de opperlandvoogd
en zijne gemalin plaats namen. De toewan poetri, de voor-
naamste prinsen en prinsessen en de rijksgrooten waren tegen-
woordig. Na het gebruik van de gewone ververschingen begon
de tjakalele, een kunstige dans door vlugge knapen in min of
meer gewijzigde oude spaansche kleederdragt uitgevoerd , en daar-
na de menareh , een smakeloze dans , geheel het tegenovergestelde
van de tjakalele, uitgevoerd door vrouwen, even onbevallig van
gelaat als van kostuum. De inrigting van het paleis, de
groote receptiezaal niet uitgezonderd , was volstrekt niet vorstelijk.
Een eenigzins welgesteld europeesch ingezetene te Batavia zou
het ameublement zijner receptiezaal en vooral niet dat zijner huis-
kamers, willen verwisselen met dat van den vorst van Ternate.
De wanden waren nog, even als een twintigtal of meer jaren geleden,
behangen met eenige oude schilderijen , welker beeldjes opzettelijk
Digitized by
Google
— 175 —
waren uitgekrabt. De vorsten op Java zijn zoo angstvallig niet
met hunne schilderijen, niettegenstaande zij, even als de sulthan
van Ternate, aan het hoofd staan der godsdienst in hunne rijken.
In vroegere jaren had ik reeds meerdere inlandsche vorsten aan
hunne hoven bezocht, den soesoehoenan van Soerakarta en de
suithans van Djokdjokarta , Madura en Sumanap, vorsten meer
afhankelijk en een veel minder uitgestrekt gebied beheerschende
dan de sulthan van Ternate, de voornaamste der Moluksche
suithans. Het inwendige der kratons van de javasche en ma-
duresche vorsten, hoezeer insgelijks weinig vorstelijks bezit-
tende, doet evenwel veel meer uitwerking dan dat van het
paleis van Ternate. Wat al prullen wij zagen in eene aan de
groote receptiezaal grenzende kamer, welke zeker nog de best
ingerigte was, daar de sulthan ons uitnoodigde die te bezoeken,
zal ik liefst niet melden. Wij hadden veel moeite om onze
lachlust te bedwingen.
Nadat ons geduld vrij lang door de tjakaiele en de menareh
op de proef was gesteld en het bezoek ruim een uur had geduurd,
begaven wij ons weder naar het residentiehuis.
De 27e September was bestemd tot een togtje noordelijk om
het eiland heen naar het meertje Soela-takomi, nabij de noord-
westkust van het eiland gelegen. Dit togtje was in meerdere
opzigten belangrijk en deed mij het niet betreuren, dat er zich
bedenkingen hadden opgedaan tegen het beklimmen des bergs.
Deze togt om ongeveer de helft van het eiland, begunstigd door
eene heldere lucht en onbewolktheid der berghellingen, leerde
mij de voornaamste punten van het karakter van den piek van
Ternate kennen.
Onder het gewone saluut van de Vesuvius , waarbij zich de salvo's
voegden van de Ambon en van de ter reede liggende handelsvaar-
tuigen, verliet hetgeheele reisgezelschap, vergezeld door den sul-
than en meerdere prinsen, in eenige met vlaggen versierde
praauwen de hoofdplaats. Na het fortje Terlokko gepasseerd te zijn ,
ontwikkelden zich aanhoudend nieuwe, prachtige en indrukwek-
Digitized by
Google
— 176 —
kende tafereelen voor ons oog. De scheppers deden op het
maatgeluid der inlandsche muziek de praauwen nabij het strand
voortglijden en spoedig de noordkust van het eiland bereiken.
Van daar doet zich de berg geheel anders voor, dan van de
oostzijde , dat is , vau de hoofdplaats. De stompe vorm des tops
is daar verdwenen en in stede van dien enkelen top ziet men
er nu drie, den Arfat, Madiena en Kekau. De Arfat ligt tus-
schen de beide andere en is de hoogste. Ter hoofdplaatse is
die top niet zigtbaar en achter den oostelijken top verborgen,
die echter ook, van de noordkust gezien, geenszins de stompe
gedaante vertoont, onder welke men hem van de hoofdplaats
aanschouwt. De krater, nabij den Arfat gelegen, is van de
noordkust af goed zigtbaar.
De uitbarstingen van den berg hebben op de noordelijke
helft des eilands de meeste verwoestingen aangerigt. Tal-
rijke lavastroomen zijn hier van den krater tot in zee afge-
daald. Het fortje Terlokko ligt op een der oudere lavaribben,
welke het meest oostwaarts is gevloeid. Andere nieuwe stroo-
men zijn meer noordwaarts gevloeid en meerdere breedere en.
oudere lavaribben vertoonen hare uiteinden aan de noordwestkust
des eilands tegenover het eiland Hiera. De meeste dier lava-
stroomen prijken thans met eene weelderige vegetatie en men
ontdekt hunne geaardheid slechts aan de ontblootingen aan het
strand, waar ze met steile door den golfslag naakt gehoudene
wanden in zee dalen De vorm der lavastroomen is nog gedeeltelijk
herkenbaar aan de wormsgewijze ribben, die zij op de berghellin-
gen nog laten ontwaren.
De meeste dier lavaribben bestaan zeker reeds sedert voorhis-
torische tijden. Getuige het fortje Terlokko , welks stichting van
den vroegeren tijd der portugesche vestiging dagteekent. Van
de breede lavastroomen aan de noordwestelijke helling des bergs
bestaan ook geene overleveringen.
Niet zoo echter ten opzigte van een' jongeren lavastroom,
die aan de noordzijde des eilands in zee is gevloeid en waarnaar
Digitized by
Googk
— 177 —
dat punt der kust Batoe-angoes of de Verbrande hoek is ge-
noemd. Deze lavamassa zou de berg tijdens de eruptie van 1763
uitgeworpen hebben. De eeuw, bijkans verloopen na deze uit-
barsting, is niet voldoende geweest om de oppervlakte dezer
massa in die mate te ontleden, dat er zich eene vegetatie op
heeft kunnen vestigen. Als eene breede zwarte streep kan men
daarom thans nog dien stroom nagaan van het strand af tot
nabij den krater, en slechts op ongeveer het midden der hoogte
van den berg, daar waar vochtigheid en wolken liet krachtigste
ter ontleding hebben ingewerkt, is deze lava hoezeer nog slechts
dun begroeid. Daar, waar deze lavastroom de kust bereikt,
heeft hij nog een indrukwekkend voorkomen. Aan het strand
is de massa bijkans vertikaal afgebroken en vormt daar een'
ongeveer 30 voet hoogen en wel 400 voet breeden zwarten muur,
aan den grond meer uit eene massieve min of meer kristallijne,
van boven uit eene slakachtige trachietische lava bestaande.
De bovenvlakte der lavamassa is zeer oneffen en vertoont talrijke
onregelmatige puntige en scherpe stukken, die tot meerdere
voeten hoog boven de lavavlakte uitsteken. Het schijnt, dat de
lava tijdens hare uitwerping heeft bestaan deels uit groote
blokken, deels uit gesmoltene massa. De blokken, door de vloei-
bare massa medegevoerd , steken thans nog op vele plaatsen boven
de sedert gestolde vloeibare massa uit.
De beschouwing van dezen nieuwcren lavastroom maakte mij
duidelijk de talrijke dergelijke verschijnselen, welke zich elders
op de noordelijke en noordwestelijke hellingen des bergs voorde-
den en mij tot de meening bragten, boven uitgedrukt, dat zoo
vele van den berg tot in zee afdalende ribben insgelijks door
oude lavastroomen zijn gevormd.
Hier en daar, tusschen die ribben en zich niet ver binnens-
lands uitstrekkende , ontwaart men langs de noordoost- en noord-
kust van het eiland, kleine vruchtbare vlakten, beplant met djagong,
padi of klapperpalmen. Enkele hutjes dienen daar tot slechts
tijdelijk verblijf der landbouwers.
I. 12
Digitized by
Google
— 178 —
Langs de kust voortscheppende , kwam weldra het eilandje
Hiera in het gezigt. Wij moesten tusschen dit eiland en Temate
door om de noord westkust van Ternate te bereiken. Hiera is
slechts door eene enge straat van Ternate gescheiden. Even als
Mitarra is het een vulkanische kegel, welks voet zich onder de
zeevlakte verliest. Het zal ongeveer 2000' hoog zijn en is geheel
met digt geboomte bekleed. Het is onbewoond.
Hierna gepasseerd zijnde, kwamen wij in eene hooge deining,
welke de beweging der praauwen zeer onaangenaam deed zijn.
Aan de oostzijde der eilandenreeks van Hiera tot Batjan heeft
men meestal weinig deining. De zee vormt daar eene breede
straat, welke, bij Hiera beginnende, zich om Batjan heen in de
straat Patientie en straat Herberg splitst. Het groote eiland
Halmaheira begrenst die straat oostelijk van de baai van Djilolo
af tot tegenover het zuidelijke punt van Batjan. Westelijk van de
genoemde eilandenreeks is de Moluksche zee geheel open en breekt
hare deining' tegen de westkusten dier eilanden. Na ongeveer
een uur schéppens van Hiera af, in zuidelijke rigting, bereikten
wij de noordwestkust van Ternate bij Soela-takomi.
Soela-takomi, thans zonder andere dan eenige natuurkun-
dige belangrijkheid, was in het begin van den kompagnie'a
tijd eene plaats, waaraan gewigt genoeg werd gehecht, om er
een fort op te rigten en een garnizoen van ongeveer 100 man
te houden. Toen was die plaats ook bewoond door onge-
veer een duizendtal zielen en zelfs in de laatste helft der
18e eeuw was er nog eene wei bevolkte negorij. Thans bestaat
niets meer v&n dat alles. De bezetting is reeds vóór 100 jaren
ingetrokken, het fort vernietigd en de laatste bevolking door den zich
geopend hebbenden bodem verzwolgen. Men wijst er thans twee
kleine meren aan , welke , even als vroeger de negorij , den naam
dragen van Soela-takomi. - Het eene meertje ligt slechta ongeveer
een honderdtal schreden van het strand, weinig boven de zee-
vlakte verheven. Een goed voetpad geleidt derwaarts. Het is
niet veel meer dan eene uitgestrekte poel, bedekt met wieren en
Digitized by
Google
— 179 —
iotusplanten (Nelumbiuin speciosum) en omringd van eene woeste
vegetatie voornamelijk uit Pandanen bestaande. Men noemt dit
meertje Soela-takomi-di-bawa. Het hooger gelegene meertje Soe-
ia-takomi-di-atas is ongeveer een halve paal van strand verwijderd
en beslaat het midden van een vrij hoogen stompkruinigen slechts
met gramineën en heesters begroeiden heuvel. Hier stond vroe-
ger de negorij Soela-takomi. Het meertje, rond van gedaante en
naauweüjks een halve paal in omtrek groot, wijst de plaats aan,
waar die negorij verzwolgen is. Men noemt het thans ook wel
het //verdronken land/' Het heeft geheel het karakter van een
kratermeer. Nagenoeg loodregt verheffen zich zijne oevers tot meer
dan 100 voeten boven zijn niveau en gevaarlijk zou het zijn den
oeverrand te betreden. Vulkanische uitwerpselen op de heuvel-
hellingen, aan de bo venvlakte slakachtig gestold , duiden op den
hittegraad, welke tijdens de vorming diens kraters hier moet
hebben geheerscht. Na die vorming, welke in 1763 of 1771
moet hebben plaats gehad, schijnen daar ter plaatse geene vul-
kanische verschijnselen meer te zijn waargenomen. De Ternatanen
hebben er althans geene overlevering of herinnering van.
Van Soela-takomi keerde het reisgezelschap langs denzelfden
weg naar de hoofdplaats terug. Het togtje had meer tij ds ge-
vorderd dan gegist was en daarom werd afgezien van het bezoek
van eene plaats aan de noordkust, gelegen een weinig beoosten
den hoek van Ternate, die het naast aan Hiera grenst en Soela
medahah geheeten, eene plaats, waar vroeger ook eene negorij
moet hebben gebloeid.
Tegen 1 uur in den namiddag waren wij ter hoofdplaatse terug.
Het rif voor en noordelijk van de hoofdplaats was door den bij-
. zonder lagen waterstand grootendeels droog en talrijke inlan-
ders, mannen, vrouwen en kinderen, waren daar ijverig bezig,
om zich van eene gemakkelijke vangst van visch, schaaldieren
en weekdieren te verzekeren. Ik spoedde mij ook derwaarts en
maakte eene rijke vangst voor de wetenschap.
Later in den namiddag vernamen wij , dat bij het saluut van
Digitized by
Google
— 180 —
de Vesuvius twee matrozen gewond waren. Een dier matrozen
was buiten boord gevallen en onmiddellijk in de diepte der zee
verdwenen , de ander was naar het hospitaal ter hoofdplaats ver-
voerd, waar zijne door de verwonding verbrijzelde arm uit de
geleding met het schouderblad was weggenomen. Ik maakte
het mij ten pligt den lijder te bezoeken en vond de operatie
goed verrigt en den toestand des lijders bevredigend. De gou-
verneur generaal vaardigde den last uit, dat voortaan niet meer
zou gesalueerd worden dan volstrekt noodig zou zijn.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK III.
VERDERE BIJZONDERHEDEN OMTRENT TERNATE.
Grondgebied des sulthans en van het gouvernement. — Overzigt van de
landen en eilanden onder het gezag van den sulthan van Ternate. —
De magt des sulthans slechts schijnbaar. — Verbeteringen gebragt in
het bestuur der Molukken gedurende de laatste dertig jaren. — Verval
van Ternate. — Wenschelijkheid van de uitbreiding van ons onmiddel-
lijk beheer. — Statistieke opgaven omtrent de onderdanen des sulthans
van Ternate. — Geringe kennis der bezittingen van den sulthan. —
Natuurlijke geschiedenis van het eiland Ternate. — De Ternatanen. —
Statistiek der gouvernements bevolking op het eiland Ternate. — Slaven
en Papoeërs. — Middelen van bestaan der Europeanen en Mestiezen. —
Landbouw. — Visscherij. — Walvischvangst. — Handel. — Levensmid-
delen. — Bestuur der residentie. — Ophooping van dienstbetrekkingen. —
Ternate nog een lastpost. — Belastingen en verpachte middelen. —
Zoutverkoop. — Inlandsen bestuur.
#
Wanneer men spreekt van Ternate, is het noodig, om ver-
warring voor te komen, te zeggen wat men onder dien naam
verstaat. Men moet dan onderscheiden :
Ie- De residentie Ternate.
2e. Het gebied van den sulthan van Ternate.
3e. Het eiland Ternate.
4e. De hoofdplaats Ternate.
De residentie Ternate is, wat uitgestrektheid betreft, verreweg
de grootste van alle onze residentiën in den Indischen Archipel.
Digitized by
Google
— 182 —
Zij omvat de menigte eilanden van den Molukschen archipel,
gelegen benoorden de eilanden Ceram en Boeroe, de westelijke
helft van Nieuw Guinea namelijk tot eene lijn, getrokken van
141° oosterlengte van Greenwich op de zuidkust van dat eiiand
tot Telokh Lintjoe op de noordkust, alsmede de talrijke eilan-
den langs de westkust van Nieuw-Guinea en de Geelvinksbaai.
Westelijk strekt het gebied der residentie zich uit over het
grootste gedeelte van de landen der oostkust van Celebes.
Slechts een gering gedeelte van die gewesten staat onder het
dadelijk beheer van het gouvernement. De Obi-eilanden (Obi-
major of Ombira, Bissa, Tupa, Beilanbeilan, Tolo, Obi lattoe,
Njanja, Malamala, Karanga, Oewang, Laloeng, Massarang,
Moerassar oesana (4 eilanden), Loijang, Miola, Tapiola, Raijola,
Gomomo en Sambiramin), zijn in 1683 door den sulthan van
Batjan voor 800 rijksdaalders aan de Kompagnie verkocht en
thans nog geheel gouvernements-eigendom. Op Batjan zelf heeft
het gouvernement het fort Barneveld en de negorij Laboeha. In
1847 heeft de sulthan van Ternate afstand gedaan van de regten,
die hij sedert oude tijden bezat op het distrikt Kalongtjoesa of
Kalang-soesoe van het eiland Boeton en van de distrikten Wöean,
Tibore en Lohia van het eiland Pegansane , Pangasanen of Moena ,
welke gewesten thans tot het gouvernement \an Celebes behooren.
De gou vernemen tsgrond op het eiland Ternate zelf , maakt, zooals
boven reeds is gezegd, slechts een klein gedeelte van het eiland uit.
Het onmiddellijke gezag over alle de overige eilanden berust
bij de sulthans van Ternate, Tidore en Batjan. Over de bezit-
tingen der sulthans van Tidore en Batjan zal ik later nog gele-
genheid hebben te spreken. Die van den vorst van Batjan be-
palen zich tot de Batjan-eilanden. Die van den vorst van Tidore
omvatten, behalve de eilanden Tidore en Mareh, het centrale ge-
deelte van Halmaheira , de tusschen Halmaheira en Nieuw-Guinea
gelegene eilanden , een groot gedeelte van Nieuw-Guinea zelf en
de eilanden der Geelvinksbaai.
Het gebied van den sulthan van Ternate omvat behalve het
grootste gedeelte van het eiland Ternate:
a. De eilanden Hieri, Tifore en Majoe.
Digitized by
Google
— 183 —
b. Het noordelijke schiereiland van Halmaheira met zijne kus-
ten en eilanden tot aan den noorderoever der rivier Kajassa,
op de westkust, regtlijnig naar Jofongo of de oostkust, waar-
onder Manamadek, Djoerangrood , een veertigtal kleine onge-
naamde eilanden in de bogt van Sindangole en de op de west-
kust gelegene eilanden Dooi, Toba, Tongo-ai, Tjera (4 eilanden),
Toewah-kara (3 eilanden), Goe-ai (2 eilanden), Salangadi (6 eilan-
den), Diti (2 eilanden), Goeralama (4 eilanden), Aroe-baik,
Sengaroe (3 eilanden), Toengoesoeng, Mareh-porotjo , Foetoe,
Gohakake, Njawolakko, Adoei, Lidoewah (3 eilanden), Tamoe,.
Djerek , Moestagi-tagi , Leloe , Saöraga , Sabol , Oessololi. Voorts
het ten noorden van het noordelijk schiereiland gelegene grootere
eiland Morotai , waarbij Na-ai-morodera , Ngele-lainoe , Ngele-itji,
Nobela-lawoe, Nobela-itji, Dondola-lawoe, Dondola-itji, Perloe,
Galoegaloe-lawoe , Galoegaloe-itji , Tagalaja, Kokoja, Soessoem-
lawoe, Soessoem-itji , Kodogoeroe (2 eilanden), Sakita, Pedang
en Rau (5 eilanden); en de langs de oostkust van het noordelijk
schiereiland gelegene eilandjes Metti, Golarai, Takawo, Toppo-
toppo, Barangkanek, Wobi, Tolonaen, Koewoem, Kokare-iawoe ,
Kokare-itji, Powaleh, Meddek, Popilo, Solat en nog 5 onge-
naamde eilandjes.
c. Het zuiderschiereiland van Halmaheira van af Taja langs
den zuidhoek Libora naar Djojopo, waaronder behooren Doeroe-
lawoe, Doeroe-itji, Katinai-lawoe, Katinai-itji , Gaaneh, Wedah
of Widi, Djerongan, Kobei, Orangkaja, Topa, Solomakit, Ka-
toedoekoe, Djodigaila en een twintigtal ongenaamde eilanden.
d. De eilanden nabij de westkust van het zuidelijk schiereiland
van Halmaheira, t. w. Makjan, Sikoe, Kefi, Naigonio, Tolomau,
Tameti, Memori, Tawohi en 10 ongenaamde eilanden.
e. De groep der Soela-eilanden , waaronder Taliabo, Sehoe,
Bawana, Djeni, Lemboe, Daloema, Aroe, Jano, Kano, Mang-
kololi, Toenassim, Matete, Damain, Tabalami, Ketoep, Maka-
nateh, Noessa Hai, Noessa Mehoedjoe, Aala, Saroembah, Pas-
sikaja, Toentangan, Lahi, Penoe; voorts Soela-mangoli (waaronder
Toeboeloe en Paskoro), Soela-besi, Liffa-matoela, Pagama, Paskora,
en 2 ongenaamde eilanden.
Digitized by
Google
— 184 —
/. De groep der Banggaai-eilanden , waaronder Baloeka, Ba-
kakan (2 eilanden), Tongakat, Tiga (3 eilanden), Tanlau, Sassan,
Tompotele, Panda-boboi, Molilis, Kambongan, Tiwalat, Poetat,
Boeang-boeang, Tetepon, Timpano en Massoni.
g. De eilanden be westen de Banggaai-groep t. w. Bankoeloe,
waaronder Lamoenan, Linsaweh, Togang pelogot (2 eilanden),
Mari-boeboe, Tatoebek, Tamotoon, Teloh-boeloe , Saijoe, Man-
dibon, Toenoewan, Togong-baijoko.
h. De Labobo-groep t. w. Labobo, Malamoelang, Sailomanok,
Toembakpaono , Toembak (2 eilanden).
t. Groep tusschen Banggaai en Tomboekoe, t. w. Lilepan, To-
gong bedaijong (7 eilanden), Sompoean en Mentoeleh.
j. De oostkustlanden van Celebes , van af ïandjong Api in de
bogt van Tomini in het noorden en Lassola in het zuiden en
in het binnenland tot aan de grens van het rijk Loewoe bij de
negorij Toe-epeh, met de eilanden Langala, ïoko-eja, Pahoe,
Tombolo, Sainoa, Entahoe, Boengentedeh , Sofaïna, Tokoasolo,
Pitamengolo (2 eilanden), Baneteh, Benoei, Kowehkowelah ,
Foeimenoei, Padaëja (2 eilanden), Manoei, Roembia, Nanak-
ka, Batoe, Baik, Gimpah, Dediri, Karanto, Nanossi, Bolasikan,
Paropoh en Boboni of Wowoni, welk laatste eiland door Straat
Boeton van het eiland Boeton gescheiden is.
Wanneer men op de kaart die uitgestrekte bezittingen aan-
schouwt, verbindt men, met den stand der zaken niet bekend,
daaraan noodzakelijk het denkbeeld van grootheid en magt des
bezitters.
Inderdaad bezaten de sulthans van Ternate in vroegere eeuwen
eene magt, welke ontzien werd en gevreesd. Maar die magt
is allengskens tot een minimum gedaald, en indien zij niet
door de beschermende hand des gouvernements nog eenig-
zins werd in stand gehouden, zou zij reeds geheel verdwenen
zijn, niet alleen in de van de hoofdplaats verwijderde gewesten;
maar ook op de hoofdplaats zelve.
Het monopoliestelsel der Kompagnie heeft de vorsten der Mo-
lukken, toen zij nog ontzien werden, aan zich dienstbaar weten
te maken. Algemeen verval, achteruitgang en gedeeltelijke ver-
Digitized by
Google
— 185 —
dwijning van zoovele vc>lkeren van den Molukschen archipel zijn
de bittere vrucht geweest van een bedroevend stelsel, dat over-
heerschten en overheerschers gelijkelijk heeft benadeeld en te
gronde gebragt.
De handelsvloten van vroegere eeuwen werden vervangen door
vloten van zeeroovers. De vreedzame en nijvere bevolkingen
van oudere tijden maakte plaats voor eene spaarzame popula-
tie, die deels te zwak was, om zich tegen de op hare kusten
stroopende zeeroovers te weren, deels aan de zeerooverijen zelve
deel nam of ze ondersteunde.
Zoo was het in het algemeen in de Molukken nog niet lang
geleden, en zoo is het gedeeltelijk nog.
De wonde door de Kompagnie geslagen, is diep. Hare
diepte evenwel is sedert een aantal jaren bekend en dat was
de eerste schrede om haar te heelen. Bovendien bestaat de
wensch tot hare genezing. Herhaaldelijk is die reeds door
een billijk en verlicht gouvernement beproefd en naarmate het
blijkt, dat de aangewende middelen het doel niet of slechts
onvolkomen bereikt hebben, schrikt men niet terug voor het
beproeven van nieuwe middelen, welke er eindelijk toe zullen
moeten leiden, om de Molukken te maken tot gelukkige ge-
westen, welker bewoners ons gezag zullen achten en liefheb-
ben en door hunne welvaart de kracht van het gouvernement
steunen en den handel van het moederland nieuwe bronnen
openen.
Ik herinner hier slechts de onderdrukking der schrik en ver-
woesting verspreidende hongitogten ter uitroeijing der specerij -
boomen, de beperking der togten van de Ternatanen en vooral
van de Tidorezen , om de bevolkingen der hun ondergeschikte ge-
westen , die zij als niet veel meer dan hunne slaven beschouwen ,
te plunderen en weg te voeren; de betere regtsbedeeling aan zoo-
vele volken reeds verleend; de betere betaling der gedwongen
geleverde specerijen; de vrijverklaring der havens van Kema en
Manado; de openstelling der voornaamste Moluksche eilanden
voor den algemeenen handel.
Digitized by
Google
— 186 —
Veel echter blijft er nog te doen over en men kan geen' gegron-
den twijfel koesteren, dat ook dat niet allengs zal geschieden.
Ik wil thans meer bepaald het oog vestigen op de residentie
Ternate. Amboina en Banda zullen later het onderwerp eener
meer bijzondere beschouwing uitmaken.
Ternate is blijkbaar in verval. De bevolking gaat gedrukt on-
der de lasten, die zij moet opbrengen om den sulthan met zijne
125 kinderen en kleinkinderen te onderhouden. De 5000 Ter-
natanen , armoedig als zij reeds zijn , zijn daartoe niet in staat.
Halmaheira, Makjan, de Soela's, enz. moeten daartoe bijdragen.
De bevolking wordt geprest tot het doen van onbeloonde
heerendiensten, gedwongen tot het opbrengen zonder betaling
van rijst, sago, muskaatnoten en foelie, vogelnestjes, tripang,
karet en paarlen, en erlangt vele haar benoodigde artikelen
slechts tegen buitensporig hooge prijzen, vermits die artikelen
door den sulthan en de prinsen zijn gemonopoliseerd. De
negorijen van het westelijk gedeelte van het noordelijk schier-
eiland van Halmaheira leveren dagelijks 100 mannen voor het
verrigten van heerendiensten te Ternate en moeten daarbij te-
vens voor de voeding dier mannen zorg dragen.
Tn tijden van onlusten in eenig gedeelte van het rijk , en die tijden
zijn niet zeldzaam, moeten de uitrustingen bekostigd worden
en de manschappen geleverd door de gewesten, die niet in
de onlusten deelen.
Volkomene uitputting van vorst en volk is noodzakelijk van
een en ander het gevolg.
De rekognitiegelden van het gouvernement voor den sulthan en de
rijksgrooten , ten bedrage van ƒ 17400 s' jaars, kunnen slechts in
een gedeelte van de behoeften van het hof en het bestuur voorzien.
Tijdens den javaschen oorlog van 1825 tot 1830 was de sulthan
nog bij inagte om een korps hulptroepen te leveren ten dienste
van het gouvernement.
Thans zou hij zonder hulp van het gouvernement de rust in
zijn eigen rijk niet kunnen handhaven.
In 1848 en 1849 was hij niet bij magte om de bevolking
Digitized by
Google
— 187 —
van Makjan, welke zich aan zijn gezag had onttrokken, tot on-
derwerping te brengen en die opstand werd niet onderdrukt,
dan nadat de sulthan de hulp van het gouvernement had inge-
roepen en erlangd.
De Tobellorezen en Galelorezen minachten het gezag van den
sulthan en plegen stoutmoedig hunne zeerooverijen bijkans ailer-
wege in zijn gebied.
Banggaai en Tomboekoe hebben reeds meermalen zijne stede-
houders verjaagd of vermoord en worden telkens slechts door
de vrees voor het gouvernement of door zijne dwangmiddelen tot
gehoorzaamheid aan Ternate teruggebragt.
En zelfs de ternataansche bevolking ter hoofdplaats, gedrukt
als zij is, heeft geene achting en weinig ontzag voor den vorst en
zijne familie en blijft hem slechts gehoorzamen , omdat zij begrijpt,
dat eene vrijmaking van dat gezag niet mogelijk is, zoolang het
gouvernement den sulthan beschermt.
Het rijk van Ternate heeft uitgeleefd en voor verjonging is
het niet vatbaar. De leiding van het bestuur over de talrijke
er nog toe behoorende gewesten moet in andere handen overgaan ,
indien gewenscht wordt, dat die gewesten weder tot een' staat
van bloei zullen geraken.
Het gouvernement zal de teugels van het bewind zelf geheel
in handen moeten nemen, tegen billijke schadeloosstelling der
titularissen van het rijk.
Ik weet wel, dat er zijn , die de sulthans beschouwen als het goed-
koopste middel voor het gouvernement, om de onder hen staande
gewesten te beheeren, om door hunnen invloed zonder vestigin-
gen van europesche ambtenaren of bezettingen uit ons leger,
ons gezag in stand te houden.
Indien evenwel zoodanige staatkunde ooit te prijzen is geweest of
door de noodzakelijkheid werd geboden , thans in zij onnoodig en
schadelijk. Onnoodig, omdat het nederlandsche gezag overal, tenzij
op Tidore zelf, meer ontzien is en gewenscht, dan dat der sul-
thans en de sulthans hun gezag nergens kunnen staande houden zon-
der ons ; — schadelijk, omdat de weinige inmenging van ons gezag
in de landen der sulthans slechts strekt tot meerdere onderdrukking
Digitized by VjOCK?IC
— 183 —
der bevolkingen , waar het gezag der vorsten het grootst is , tot be-
vordering van onlusten , waar men zich aan dat gezag meent te kun-
nen onttrekken en tot ontwikkeling der zeerooverij , daar waar dat
gezag wordt veracht of niet gehandhaafd. Het wordt daarom meer
en meer tijd, ook in het belang van onzen handel, welke ook
voor de residentie Ternate is vrij verklaard , dat het gouvernement
aan die onderdrukkingen, opstanden en rooverijen voor goed een
einde make en de edele taak op zich neme , welke de sulthans niet
bij magte zouden zijn te volbrengen , al ware hunne wil ook goed.
Wanneer dan het bestuur toevertrouwd zal zijn aan eene kun -
dige en krachtvolle hand, zal zich ongetwijfeld voor de bevol-
kingen der ternataansche gewesten eene betere toekomst openen,
onder gelijktijdige betere bevestiging van ons gezag en uitbreiding
van onzen handel.
De bevolking der talrijke gewesten onder het beheer van den
sulthan van Ternate is betrekkelijk zeer gering. De opgaven,
welke men omtrent hare sterkte bezit, zijn echter voor vele ge-
westen onvolledig en verdienen slechts een beperkt vertrouwen.
Men stelt evenwel de volgende cijfers, welke waarde genoeg
hebben , om eene der waarheid min of meer nabijkomende voor-
stelling van de sterkte der bevolking te erlangen,
De onderdanen van den sulthan van Ternate waren in
1S54. Op Ternate 5250 zielen.
1854. » Halmaheira 23079 //
1854. // Makjan 6152 //
1854. // Kajoa 403 *
1854. // de Soela-eilanden 6447 //
1852. In de rijkjes Loeinan, Saloewan, Patti-
patti en Boealemon en overige di-
strikten van Banggaai op Celebes met
uitzondering van Mondono p. m. . 27000 //
1852. In Mondono (onder Banggaai) f . . . 9843 //
1852. Op de Banggaai-eilanden . .' . . . 7024 //
1852. In het radjaschap Tomboekoe .... 15030 »
Globaal totaal, bij benadering. . 100000 //
Digitized by VjOOQIC
— 189 —
Indien men voor de gewesten, van welke de sterkte der bevol-
king niet bekend is, dat is, voor de rijkjes Loeinan, Saloewan
Pattipatti, Boealemon en overige distrikten van Banggaai op
Celebes met uitzondering van Mondono, een cijfer van ruim
27000 zielen stelt, wat zeker niet overdreven is, daar b.v. de
geringe gegevens, welke men bezit, op eene vrij sterke alfoer-
sche bevolking duiden van het noordoostelijke schiereiland van
Celebes, op hetwelk genoemde rijkjes gelegen zijn, mag men
gerustelijk aannemen , dat het wezenlijke of nominale gezag van
den sulthan van Ternate zich nog over een honderdduizendtal
zielen uitstrekt.
Raadpleegt men de bestaande werken, welke over de genoemde
gewesten handelen, dan vindt men zich teleurgesteld door de
weinige gegevens, die men er in aantreft.
Ten opzigte der Soela-eilanden en de rijkjes van Banggaai en
Tomboekoe is men tot eenige meerdere kennis gekomen door twee
in 1853 en 1854 uitgegevene werken; het eerste van den kapi-
tein ter zee C. Van der Hart getiteld // Reize rondom het eiland
Celebes en naar eenige der Moluksche eilanden, gedaan in den
jare 1850 door Z. M. schepen van oorlog Argo en Bromo;" —
het andere van de heeren C. Bosscher en P. A. Matthijsen , geti-
teld // Schetsen van de rijken van Tomboekoe en Banggaai op de
oostkust van Celebes" en opgenomen in het 2© deel van het Tijd-
schrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde , uitgegeven door
het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
Ten opzigte van Halmaheira, Morotai, Makjan, Kajoa, enz.
wordt men door de bestaande geschriften weinig of niet ingelicht
en sedert Valentijn is de kennis dier gewesten niet veel vooruit-
gegaan, want de Molukken van anderhalve eeuw geleden zijn
niet meer de Molukken van het heden en men mist voor talrijke
eilanden de gegevens, om het verschil van het toen en het heden
te beoordeelen. Evenwel heeft een belangrijk artikel van den
heer T. J. Willer , geplaatst in het 2e deel van den eersten Jaar-
gang van het Indisch Archief, aanmerklijk bijgedragen tot eene
betere kennis van het noordelijke schiereiland van Halmaheira.
Raadpleegt men do archieven van de residentie Ternate, dan
Digitized by
Google
— 190 —
staat men verbaasd over het weinig beteekenende der meeste
verslagen, welke door de residenten over de onder hun be-
heer en toezigt geplaatste gewesten zijn opgemaakt en aan het
gouvernement ingezonden. Ik heb alle algemeene verslagen der
residentie, welke sedert de herstellingvan ons gezag in het archief
van het gouvernement bewaard worden geraadpleegd, t. w. de ver-
slagen van de residenten J. A. Neijs, J. H. J. Moorrees, A. J.
Van Olpen, D. F. H. Helbach, C. M. Visser, van den sekre-
taris der residentie C. De Mulder, en van de residenten W. L. Van
Guericke en Jkhr C. F. Goldmann. De rapporten van de heeren Vis-
ser en Goldmann uitgezonderd , vindt men in de overige beschei-
den naauwelijks een' vlugtigen blik geworpen op de talrijke gewes-
ten , welker nadere kennis zoo wenschelijk is voor de wetenschap ,
zoo noodig voor de voorbereidende regelingen tot een beter bestuur.
In volgende hoofdstukken zal ik nog gelegenheid hebben het voor-
naamste betreffende die gewesten mede te deelen. Vooraf valt nog
veel wetenswaardigs te melden omtrent het eiland Ternate zelf.
De botanische verhoudingen van het eiland zijn nog niet toe-
gelicht.
De fauna is eenigzins beter bekend. Arm aan zoogdieren en
reptiliën, is zij rijk aan vogels, visschen en ongewervelde dieren.
Het hertzwijn (Babijrusa alfurus Less.) wordt beweerd op Ter-
nate evenzeer voor te komen als op noordelijk Celebes en Boeroe.
Men kent van Ternate drie soorten van vledermuizen (Megaderma
spasma Geoffr. , Taphozous saccoiaimus Temm. , Pteropus perso-
natus Temm.). Van de tamme zoogdieren heeft men er de ge-
wone indische vormen , met uitzondering van den buffel.
Forsten moet talrijke vogelsoorten van Ternate en Halma-
heira naar het moederland gezonden hebben, doch het is mij
niet bekend of daarover iets anders is publiek gemaakt gewor-
den , dan hetgeen voorkomt in het 8<> deel van het Coup d'oeil sur
les possessions néêrlandaises dans 1'Inde Archipélagique van onzen
beroemden landgenoot den heer C. J. Temminck. Daarin is
sprake van meerdere nieuwe soorten van roofvogels, jaarvogels,
duiven en papegaaijen, van twee reusachtige soorten van Cen-
tropus en Pitta, enz. van welke soorten, ofschoon op den over-
Digitized by
Google
— 191 —
wal van Ternate bij Dodinga gevangen, ook wel meerdere in
de bosschen van Ternate zullen voorkomen. Van Ternate zelf zie
ik in de ter mijner beschikking staande hulpmiddelen overigens
geene andere vogels vermeld dan Lamprotornis metallicus Temm.,
Ceblepijris (Graucalus) papuensis Lath., Tanijsiptera dea Less.,
Cuculus poüogaster S. Müll., Psittacus xanthosomus Vig. en Psit-
tacus riciniatus Bechst. (Eos riciniata Bonap.).
Van de reptiliën van Ternate is wel de krokodil (Crocodilus
biporcatus Cuv.) de voornaamste soort. Andere soorten zijn
trouwens van daar nog niet vermeld.
Het meeste bekend is nog de vischfauna, waarover ik echter
hier ter plaatse niet zal uitwijden. Ik ken thans 233 vischsoor-
ten van de kustwateren van Ternate, welke alle zijn opgesomd
in mijne boven reeds aangehaalde Bijdrage over dit onderwerp.
Van echte riviervisschen is hier geene sprake.
De wereld der ongewervelde dieren van Ternate is nog bijkans
geheel onbekend. Enkele snuitkevers (Geonomus insignis Guér.,
Coptorhijnchus ternatensis Guér., Coptorhijnchus elegans Guér.)
en vlinders (Papilio ascalaphus Boisd. en Papilio deiphobus L.)
en eene soort uit de familie der mieren (Ponera bispinosa Le
Guillou) zijn alle de insekten , welke men van daar kent. De beurs-
krab (Birgus latro Leach) en de schijfvormige zeester (Cuicita
discoidea Ag.) heb ik van Ternate ontvangen. De beurskrab is
een der keurigste geregten op de tafels der Europeanen , wegens
den fijnen smaak van het olieachtige vet , dat in haar achterlijf is
opgehoopt. Zij komt ook elders in den Archipel voor , te Manado,
op de Sangir-eilanden , en ook op de eilandjes nabij Batavia.
De schijfvormige zeester is uiterst merkwaardig doordien zij even als
sommige tripangsoorten, soms levende vischjes (Oxijbeles Brandesii
Blkr) herbergt. Mijne te Ternate opgedane verzamelingen bevatten
meerdere soorten van schaaldieren, weekdieren en stekelhuiden,
welke ik nader hoop te vermelden. — Enkele land-gasteropoden
van Ternate zijn door de naturalisten van de zuidpoolexpeditie van
Dumont d'Urville verzameld en door den heer Le Guillou beschre-
ven t. w. Helix albula Le Guill., Helix approximata Le Guill.,
Helix quadrifasciata Le Guill. en Helix ternatana Le Guill.
Tijdens mijn verblijf te Ternate heb ik getracht mij een beeld
Digitized by VjOCK?IC
— 192 —
te vormen van de eigenlijke ternataansche bevolking. Elders reeds
heb ik de afmetingen medegedeeld van eenige door mij waarge-
nomene schedels van ïernatanen (1). De Ternatanen zijn echter
een gemengd ras. Ik zou er ook geen eigen karakter van weten
te vermelden, omdat ik gedurende de weinige dagen van mijn
overigens nog zeer weinig vrij beschikbaar verblijf te Ternate
niet in de gelegenheid was om van vele personen den eigenlijken
on vermengden landaard op te sporen. In bonte mengeling ziet
men onder de inlandsche bevolking Ternatanen, Tidorezen, Gi-
lolorezen, Boeginezen, Maleijers en Javanen onder elkander en
die landaarden meestal nog vermengd. Arabieren, Chinezen,
Papoeërs en de vrij talrijke klasse der mestiezen voltooijen de
geschakeerdheid der ternataansche bevolking.
In het voorgaande hoofdstuk heb ik reeds een overzigt gege-
ven van de cijfers der verschillende bevolkingen van het eiland
Ternate op het einde van 1854. Voor zooveel de mij beschik-
bare bescheiden zulks hebben toegelaten, heb ik onderzoekingen
in het werk gesteld naar de vermeerdering of vermindering der
verschillende afdeelingen van de bevolking over een aantal jaren.
De ingezetenen in de bevolkingstaten over de beide laatste jaren
onder andere hoofden verdeeld zijnde dan vroeger, laten zich
ten opzigte der landaarden geene goede vergelijkingen maken
met vroegere jaren. Het verschil in het aantal Europeanen en
mestiezen van 1854 met 1853 duidt op eene vermindering van
een veertigtal zielen. Europeanen en mestiezen te zamen geno-
men, in 1829 nog 784 zielen sterk, waren in 1854 tot 454 ver-
minderd. Van 1829 tot 1852 laten de bevolkingsstaten echter
eene meer bijzondere vergelijking toe, hoezeer in verschillende
jaren de Makassaren, Arabieren en Papoeërs nu eens met de
overige inlandsche bevolking in een algemeen cijfer voorkomen,
dan weder afzonderlijk zijn opgesomd. Ik laat hier eene zamen-
trekking van die cijfers volgen over die. jaren, omtrent welke
officiële bescheiden bestaan.
(1) Afmetingen van schedels van inboorlingen van Java, Sumatra, Nias,
Borneo, Celebes, de Moluksche eilanden en Nieuw-Guinea. Zie Natuurkun-
dig Tijdschrift voor Nederlandsen Indië 2n Jaargang bladz. 489 — 520.
Digitized by
Google
— 193 —
«*
M<
uo
co
*4<
CO
o
en
io
WO
00
WO
GS
GS
rf5
1
00
00
"«*<
co
o
CO
CN
^
fH
CO
CM
W3
co
O
wo
l>
O
O
c
fH
lO
Cn
00
WO
CS
co
CC
1
WO
00
«<*
co
o
CO
CC
1
co
i-H
CM
W3
a>
GS
WO
c
en
fH fH
o
l>
a>
fH
O
O
w:
l>
CM »H
fH
»C
o*
O
CO
CS
CN
CO
fH »H
CS
CC
fH
en
•H
i-4
CO
co
fH
1-4
GS
00
CM
o
00
wo
O*
*«*
co
00
00
f"1
1
00
CS
CS
co
*H 1
CM
cc
I
ö
«H
co
cc
tf>
co
«^
CS
»o
o
CC
-^
CM 1
00
cc
1
oo
GS
CS
co
CM |
CM
CC
1
— <
fH
o
l>
\G
CS
co
uO
cc
•
^
en
O:
l>
» 1
co
o
1
•*
co
GS
CS
00
co 1
co
cc
1
to
GO
»- -
fH
00
fH
O
O*
l>»
wO
cc
1
«■*
o*
cc
CO
en 1
co
en
1
1
00
co
<N
co
CO 1
co
CO
1
en
fH
fH
CS
00
w>4
t^
en
O
HO
o
T*<
cc
3S
i-H
co
CM
o
3
o
1
«
fH
•H
E
o
CO
»o
3S
o en
a>
co
co
o
3
t>-
co
CO CM
t*
co
00
en
*Ö
co
CS
oo
co
co
■«*
co
00
»~*
f-l
CO
co
§
W3
Cn
e
o
O 00
co
WO
Oi
H4
js[
•^
co
**
CO
CO CM
CO
CM
00
CM
&
00
co
CS
^
-^
CO
•^
co
O
*H
f-l
co
l>
^
H<
CM
CO
00
O CM
co
CO
CM
^
« :
^H
t>
«0
CO
CM CO
o
00
o
fH
5
00
-*«
CM
"tf
fH
co
^1
co
GS
*
co
S
l>
00
CM "H*
H*
o
00
GS
^»
3
o
CC
fH
wo en
CM
GS
o
CO
*>
^
CS
*<*
CM tH
co
%a
l>
o
"SS
»H
CS
tH
co
l>
K
fH
l>
fH
*h CM
co
»tt
rH
O
-H*
Cn
CM
fH
co o
o
cc
o
en
&
00
CO
CM
^
CM O
co
wO
l>
co
5*
»H
fH
CO
co
1— 1
co
tH
CO
t» CO
fH
fH
fH
o
^
H<
t>
00
o
^ co
o*
\£i
fH
en
^
00
co
iH
-*
CM O
CS
ia
t>.
b-
o
1
~~©
*H
co
_co
CM
fH
fH
t*
CO
»fl
00
i^
^
th
cc
o
WO 1
wo
iO
fH
GS
i*
2
«<*
<N
^
vH 1
CS
WO
l>.
t^
►2
rH
CO
co
co
co
^J
00
O
3
uo
WO
o
«o
co
Cn
co
O 1
1
oo
WO
"^1*
4
00
GS
CO
00
O 1
co
co
fH
f*
fH
_oo
CO
t^
CO
GS
Tj< "
WO
co
co
co
8
co
2
Ü
CC
tO
** 1
1
o
00
co^
co
eg
00
*-< 1
1
l>
o
en
-8
*H
WO
t>-
O
co
§
o
-*
CS
T*
00
«
SS
CM
co
t*" 1
1
cc
a>
en
o
00
co
cc
CO
00 1
1
cc
fH
i>
ft
*h
U0
t^
"et
^
CM
CN
co
■^
fH
.^>
s
CM
t^
CO
O) 1
1
cc
6
co
CM CO
o 1
fH
1
l>
^
CO
«o
t*
o
iH
cc
s
CM
o
co
t*
en
co
co 1
I
CO
t^
00
co
CS
co
iH |
1
cc
WO
H^
~H
•H
co
en
Cn
GS
00
?H
-
o*
*a
WO
O
-**
o
CM
3
•**
t>
CM 1
1
-^
o
co
*<f
co
C?i I
ï
o
co
1 ~h
i.
fH
t*
o
fH
OS
-«5
fl
«ï
►H
§ a :
a §>§
|2«
i
i
■ii
d
§ &
i »l
8 1
S :
a
i s
as
S :
• 1
§
1
o
il
de
— 194 —
Deze staat in verband met de in de dienstverslagen voorko-
mende aanteekeningen , leiden tot meerdere gevolgtrekkingen en
tot de kennis van niet onbelangrijke feiten.
lo. Het cijfer der bevolking van het eiland onder het gezag
van den sulthan is eerst in 1836 tot in bijzonderheden opgege-
ven. Van dat jaar af tot op 1854 is dat cijfer aan onophoudelijke
golvingen onderhevig geweest, voortgebragt door onevenredigheden
in de sterfte, door afwezigheid van het eiland, expeditiën, enz.
Het minimum, vallende in 1888, bedroeg weinig meer dan de
helft van het maximum, dan in 1852, doch na een tijdsverloop
van bijkans 20 jaren zijn de cijfers van beide tijdstippen weder
nagenoeg gelijk, t. w. 5194 en 5250. Er is alzoo geene toename
der bevolking van eenig belang waar te nemen, maar ook geene
vermindering.
2<>. De bevolking van Europeanen en afstammelingen van Eu-
ropeanen is van 1829 tot 1844 van 389 tot 477 zielen gestegen
en alzoo met 39 percent vermeerderd, maar sedert allengskens
verminderd tot dat in 1852 haar cijfer tot 255 was gedaald en
alzoo in bijkans een vierde eeuw tijds met 25 percent vermin-
derd.
3°. De inlandsche christenen zijn in hetzelfde tijdvak van 445
tot 250 gedund en alzoo bijkans tot op de helft verminderd.
Sedert 1852 komen de inlandsche christenen op de bevolkings-
staten voor onder het hoofd mestiezen en andere kleurlingen.
4°. De chinesche bevolking heeft zich zonder groote golvingen
staande gehouden en is in bijkans \ eeuw van dezelfde getalsterkte
gebleven.
5<>. De onder het dadelijk gezag van het gouvernement staan-
de inlanders , Boeginezen , Makassaren , Javanen , Arabieren , enz.
zijn van ruim 900 tot ruim 1200 zielen toegenomen, alzoo met
ongeveer 33 percent.
6°. Voor de 12 jaren, in welke de Papoeërs speciaal op de
staten voorkomen , is hun aantal eerst van 253 tot 379 gestegen
en daarna weder gedaald tot dat er in 1852 slechts 119 over-
bleven.
Digitized by
Google
— 195 —
7°. De slavenbevolking , in 1829 nog 1044 zielen sterk, is
vrij regelmatig elk jaar verminderd, totdat in 1854 nog slechts
323 slaven overbleven.
In het algemeen ziet men alzoo meer achteruitgang dan voor-
uitgang in de getalsterkte der verschillende afdeelingen van Ter-
nate's bevolking.
Bedroevend als dit verschijnsel is, omdat het, over een groot
tijdvak loopende, wijst op achteruitgang in den stoffelijken toe-
stand der bevolking, is het verblijdend ten opzigtevan twee pun-
ten, de voortdurende vermindering van het aantal slaven en van
het aantal Papoeërs.
De Papoeërs te Ternate, hoezeer niet tot den slavenstand behoo-
rende, worden toch nagenoeg als slaven beschouwd. De moeijelijk-
heid voor de europesche en chinesche ingezetenen, om zich te Ter-
nate van bedienden te voorzien, van welke betrekking de Terna-
tanen een' afkeer hebben, heeft, toen de slaven in aantal aanmer-
kelijk afnamen, er op bedacht doen zijn om bedienden van elders
te erlangen. De hongivloten bragten toen , met toestemming van
den sulthan van Tidore, Papoeërs naar Tidore en Ternate over
en deze werden dan tegen betaling van eene bepaalde som, als
dienstboden aan de ingezetenen afgestaan. Dat was alzoo niet
veel anders dan een bedekte slavenhandel. Van 1840 tot 1846 nam
die aanvoer van Papoeërs steeds toe, doch desbetrekkelijk den
sulthan van Tidore gemaakte opmerkingen hebben er een einde
aan gemaakt en het aantal der Papoeërs, in 1846 nog 379 be-
dragende, was dan öok in- 1852 reeds tot 219 verminderd.
De stoffelijke en zedelijke toestand der bevolkingen van Ter-
nate wordt als zeer ongunstig afgeschilderd. Armoede en ze-
denbederf schijnen onder kleurlingen en inlanders sedert jaren
toe te nemen. De bronnen van welvaart, welke te Ternate ruim-
schoots zouden kunnen vloeijen door land- en tuinbouw en visch-
vangst en handel, zijn grootendeels gestopt, eensdeels door de
traagheid der bevolking zelve, ten andere, wat de onderdanen
der suithans betreft, door den druk der hun opgelegde lasten,
voorts wat de christen-bevolking betreft, door gebrek aan kapi-
Digitized by
Google
— 196 —
taal, door kwalijk geplaatst eergevoel, hetwelk op het oefenen
van vele nuttige bedrijven met zekere verachting doet neerzien
enz., en eindelijk door de ongunstige verhouding, waarin Ter-
nate zich nog kort geleden bevond ten opzigte van den handel
tegenover de vrijhavens Makassar, Kema en Manado.
De naauwkeurigheid waarmede sedert een paar jaren de be-
volkingsstaten der Europeanen en mestiezen worden opgemaakt,
laat toe, ook een blik te slaan op de middelen van bestaan der
bevolking. Uit de bijzondere registers van Ternate over 1854
heb ik ondervolgend staatje kunnen opmaken. Vrouwen en
kinderen zijn daar buitengesloten.
Nederlanders geboren
Mestiezen en
andere
kleurlingen.
Vreemde II
Europeanen. Il
Totaal. I
Beroepen.
in
Neérl. Indië
buiten
Neêrl. Indië
Gouvem. dienaren, »
Gepensioneerden . .
Kooplieden
Zeevarenden
Smeden
Timmerlieden
Kleermakers
Schoenmakers ....
Kammakers
Zonder .beroep ....
5
1
1
1
4
8
1
4
13
3
6
8
3
4
4
8
1
51
1
2
2
23
6
15
11
3
4
4
9
1
35
Totaal ..
8 | 17
81
5 | Hl
'De rubriek, welke hier meer bijzonder de aandacht verdient,
is die der mestiezen of zoogenaamde inlandsche kinderen. 31 van
de 81 zijn zonder beroep, zonder andere middelen van bestaan,
dan de resten van een vervallen fortuin, vertegenwoordigd door
slaven of kleine erven en tuinen. Velen hunner bezitten ook die
middelen niet en kunnen dagelijks naauwelijks beschikken over
eenige weinige duiten om in hun onderhoud en dat hunner fa-
Digitized by
Google
— 197 —
miliën te voorzien. 16 van de overige 50 kleurlingen vinden een
sober bestaan als klerken of geëmploijeerden in s'lands dienst
of in geringe pensioenen. Alzoo leeft nog niet de helft hunner
van eenig nuttig bedrijf van handel , zeevaart of industrie. .
Gelijk armoede zedenbederf baart, baart zedenbederf nieuwe ar-
moede, en eene bevolking, die uit zoodanigen toestand zich niet
weet op te heffen of er uit opgeheven wordt , gaat eenen langza-
men doch zekeren ondergang te gemoet.
Wel heeft de achteruitgang van den handel te Ternate bij-
gebragt tot die armoede. De vrijverklaring der havens van
Makassar, Kema en Manado heeft den stroom der produkten
van den oostelijken Molukschen archipel en Nieuw-Guinea groo-
tendeels van Ternate afgeleid en velen, welker bestaan van
dien handel in mindere of meerdere mate afhankelijk was, zich
naar Celebes doen verplaatsen of in minder gunstige of ar-
moedige omstandigheden gebragt.
De aardbevingen, welke Ternate sedert de laatste 20 jaren
zoo zeer teisteren, hebben gewis veler eigendommen verwoest en
het maatschappelijk kapitaal aanmerkelijk verminderd.
Maar behalve dat der menschen vlijt spoedig de door rampen
verdwenen waarden weder te voorschijn roept, heeft Ternate in
vorige eeuwen meermalen dergelijke rampen doorgestaan , zonder
dat dezelfde maatschappelijke verschijnselen zijn gevolgd.
Het zou dus eenzijdig zijn, alleen in de celebesche vrij-
havens of in de aardbevingen het verval van Ternate's ingezete-
nen te zoeken.
Er moeten nog andere oorzaken voor zijn en daaronder be-
kieeden zeker opvoeding en onderwijs eene niet onbelangrijke
plaats.
Ik weet wel, dat voor het onderwijs, ook voor dat der in^
landsche christenen , veel zorg wordt gedragen en dat vooral de
inlandsche christenschool te Ternate bloeit, maar wil men iets
van de christenjeugd* te Ternate verwachten voor de toekomst,
dan zal zijne opvoeding aan zijn onderwijs moeten beantwoor-
Digitized by
Google
— 198 —
den en dit laatste moeten worden uitgestrekt tot vele onderwerpen,
die de jonge lieden kunnen doen opleiden tot kundige handwerks-
lieden, zeelieden en handelaars.
Wat de overige klassen der bevolking aangaat, ook van deze
is, wat het stoffelijke aangaat, weinig gunstigs te zeggen.
De weinige Arabieren zijn ijverig en leven van den invoer-
handel met Java en Manado.
De Chinezen bestaan evenzoo door den handel en door het
pachten van s'lands middelen. Zij staan bekend als rustige en
deftige ingezetenen, in vele opzigten verschillende van hunne
landgenooten elders in den archipel.
De overige inlanders op gouvernementsgrond , Boeginezen,
Makassaren en Javanen , leven van een weinig landbouw, van de
vischvangst, van den kleinen handel met de omliggende eilan-
den, enkelen ook van de uitoefening van eenig ambacht. Meest
alle echter zijn arm en vinden hun levensonderhoud niet zon-
der moeite.
Is het met de eigenlijke ternataansche of inlandsche bevol-
king beter gesteld?
De landbouw kwijnt, de vischvangst bloeit niet, de handel is
in verval
De landbouw is nog weinig ontwikkeld. Nergens ziet men
waterleidingen, nergens den ploeg of den patjol. Men vindt
niets dan kleine aanplantingen, door afzonderlijke huisgezinnen
aangelegd , waarbij de mensch zoo weinig arbeid verrigt als mo-
gelijk is en de opbrengst geheel van het toeval afhangt.
De voormalige Hoofdkommissie van landbouw heeft door ha-
re subkommissie te Ternate getracht ook den bloei van Ternate
door ontwikkeling van den landbouw te bevorderen. In 1829
zouden er op Ternate 14541 kofBjboomen, 38 muskaatnoten-
boomen, 43 nagelboomen, 835 kakaoboomen, 1800 katoen-
heesters en 2584 peperranken in aanplant zijn geweest, ongere-
kend de gewone kultuurge wassen en vruchtboomen. Sedert heb-
ben de kultuurstaten jaren lang van de hoeveelheid der ge-
noemde kultuurgewassen melding gemaakt en het doen voor-
Digitized by
Google
n
— 199 —
komen, alsof die kultures in bloeijenden toestand verkeerden.
Zoo spreekt het algemeen verslag over 1846 nog van meer dan
36000 koffijboomen, 15000 kakaoboomen, 1450 peperranken,
850 kruidnagelboomen en 14000 muskaatnotenboomen. Maar later
bleek het, dat, indien die cijfers al eenig vertrouwen verdienden,
wat zeer betwijfeld werd, de opbrengst in allen gevalle onbe-
teekenend was, voornamelijk door de zorgeloosheid der planters.
De meesten dier kultures kunnen tegenwoordig beschouwd wor-
den als te niet gegaan te zijn of althans als geene produkten
voor den uitvoer te leveren , tenzij voor zoover van ze Halmaheira
worden aangebragt.
Men heeft op Ternate ook beproefd het kultiveren van tabak,
indigo en djati, doch deze kultures zijn evenmin geslaagd, waar-
schijnlijk, wat althans den tabak aangaat, insgelijks door gebrek
aan zorg, vermits bijvoorbeeld het nabij gelegene Makjan, dat
evenzoo geheel uit een enkelen vulkanischen kegel bestaat, uit-
muntenden tabak oplevert.
Men houdt zich op het eiland Ternate liever bezig met het
kweeken van aardvruchten, vruchtboomen , sagoweerpalmen , een
weinig rijst, enz. Een sagoweertuin van 200 tot 300 palmen
verzekert den bezitter een maandelijks inkomen van / 50 tot f 60
en de vruchten vinden op de markten in het algemeen goeden
aftrek. Al spoedig wint men daarmede zooveel als genoeg is,
om den honger te stillen en weder rust te genieten. Verder
gaat de ijverzucht van velen niet.
Van een' veestapel is op Ternate naauwelijks sprake. Hij be-
stond sedert jaren en bestaat nog uit een twee- tot driehonderd-
tal runderen , een honderdtal varkens en eenige weinige paarden
en schapen , wat het gouvernementsgrondgebied betreft , — en op
het grondgebied des sulthans is hij van nog minder beteekenis.
Gebrek aan goede weiden maakt het gebrek aan hoorn vee , gebrek
aan wegen dat aan paarden verklaarbaar. Voor den geringen
landbouw is geen hoornvee noodig.
De weinige rijst, maïs en koffij, welke op het eiland wordt
geteeld , is nog niet eens voldoende voor de behoefte der geringe
Digitized by
Google
— 200 —
bevolking. De sago, het zoo algemeene volksvoedsel , wordt voor
verreweg liet grootste gedeelte van Halmaheira aangebragt of
door de Ternatanen zelve daar geklopt. Ook tabak, boomwol en
muskaatnoten, worden grootendeels van de omliggende eilanden
aangebragt.
De vischvangst, waarin vele Ternatanen hun bestaan vinden,
kon veel grootere voordeden afwerpen, indien men er zich meer
in het groot op toelegde. Men rekent dat ter hoofdplaats jaar-
lijks eene waarde van ongeveer / 50000 aan visch wordt verkocht.
De zee om Ternate is zeer vischrijk, maar de Ternatanen
leggen zich niet eens in die mate op de vischvangst toe, dat zij
in de behoefte aan visch van hun eilandje voorzien. Het ont-
brekende wordt door de Tidorezen gevangen en te Ternate ter
markt gebragt. Behalve de sleepnetten van den heer Van Duiven-
bode en een paar kleine staaknetten bij Talangami heb ik te Ter-
nate geene vischtoestellen van eenigen omvang gezien. Gewoonlijk
wordt slechts gevischt met hengels en lijnen.
Men legt zich nog het meest toe op de vangst van den sakko
en tjakalang. Omtrent de sakko-visscherij heb ik hierboven reeds
een en ander medegedeeld. Van meer belang is de tjakalang-
visscherij. Deze visch is eene soort van tonijn of boniet (Thijnnus
pelamijs CV., Thijnnus thunnina CV. etc.), welke soms in groote
scholen in de meeste moluksche wateren voorkomt, doch sich
veelal van de kusten verwijderd houdt. De waarde van een
tjakalang van 2£ tot 5 kilogrammen zwaarte is ongeveer / ] .
Een goede vangst kan alzoo zeer winstgevend zijn.
In de laatste tijden is de walvischvangst in de Molukken meer
ter sprake gebragt. Zeker is het vreemd, dat deze zoogdieren
van onder onze kusten door Amerikanen en Engelschen worden
weggehaald en wij ons alzoo voordeelen laten ontnemen, welke
zeker zeer belangrijk zijn , daar belangrijke uitrustingen en verre
en langdurige reizen er door worden goedgemaakt. Het ligt zoo
geheel in den aard der zaak, dat men in Nederlandsch Indië
zich met nog veel beter gevolg op deze visscherij zou kunnen
toeleggen dan de Engelschen en Amerikanen, dat het bevreem-
Digitized by
Google
— 201 —
ding moet baren, dat wij ten deze nog zoo geheel achterlijk
zijn. Er bestaat thans vooruitzigt tot oprigting van eene ven-
nootschap, ten doel hebbende de wal visch vangst in en om de
Molukken met nederlandsch kapitaal. Indien , wat bij verwezen-
lijking dezer vennootschap waarschijnlijk zou zijn, Ternate werd
gekozen voor het hoofdetablissement eener dergelijke onderneming,
zou daarin een krachtig middel zijn gelegen om Ternate uit zijn
verval op te heffen. Talrijke iniandsche kinderen en Ternatanen,
Tidorezen, Gilolorezen of Soelarezen zouden bij zoodanige onder-
neming kunnen worden gebezigd. De noodige schepen en klei-
nere vaartuigen zouden goedkoop en uit uitmuntend hout kunnen
worden aangebouwd op de Soela-eilanden , waar reeds goede
iniandsche scheepsbouwers zijn, welke onder deskundige hoogere
leiding, zeker voortreffelijke voor het doel geschikte vaartuigen
zouden leveren. De terugwerking eener zoodanige onderneming
op den geheeien maatschappelijken toestand van Ternate zou zeker
zeer heilzaam zijn en meerdere andere industriën zouden er zeker
door te voorschijn worden geroepen.
Slaat men een blik op den handel van Ternate en brengt
men dien in verband met de voortreffelijke ligging der plaats
aan den noordelijken ingang der Moluksche zee, dan erlangt
men daarvan een' weinig bevredigenden indruk.
Ternate zelf brengt tot nog toe geene artikelen voor den uit-
voer voort. Deze artikelen worden eerst van de omliggende ei-
landen, vooral echter van de Papoesche eilanden en Nieuw-Guinea
aangebragt. Wilde muskaatnoten, schildpad, tripang, vogelnest-
jes, verwhout, massooi, was, parelschelpen, zijn de voornaamste
dier artikelen.
De invoer-artikelen bestaan voornamelijk uit europesche en in-
iandsche lijd waden , rijst, zout en olie, welke artikelen grootendeels
van Java en Makassar worden aangevoerd. Daar echter de han-
del voor het grootste gedeelte is in handen van den sulthan en
de prinsen , erlangt de iniandsche bevolking de haar benoodigde
artikelen slechts tegen de willekeurige prijzen, welke de vorsten
gelieven te stellen.
Digitized by
Google
— 202 —
In de verslagen der residentie van 1829 tot en met 1343 zie
ik geen gewag gemaakt van het geldswaardig bedrag der in- en
uitvoeren te Ternate over die jaren, tenzij slechts over dat van
enkele artikelen.
Van 1844 af zijn de totale bedragen der uit- en invoeren
vermeld , t. w.
Jaren.
Invoer.
Uitvoer.
Jaren.
Invoer.
Uitvoer.
1844
1845
1846
1847
1848
1849
f 128,251
80,192
162,872
200,793
153,388
135,002
/ 73,725
56,935
62,839
35,483
79,961
45,857 1
1850
1851
1852
1853
1854
/ 140,825
180,600
169,218
107,472
95,845
/ 42,225
65,344
44,319
14,174
43,073
Neemt men de laatste 10 jaren tot grondslag van vergelijking
en verdeelt men die in twee tijdvakken van 5 jaren , dan blijkt
het, dat gedurende de vijf laatste jaren de uitvoeren bijkans
/ 62000 en de invoeren ruim / 38000 minder hebben bedragen
dan in de vijf eerste jaren, waaruit volgt, dat de handel, zelfs
in de laatste vijf jaren, met betrekking tot de weinige om-
gezette waarden, nog aanmerkelijk is achteruitgegaan, en dat
die achteruitgang het meeste merkbaar was wat den uitvoer
betreft.
Inderdaad , er is thans een groot verschil in de hoeveelheid der
van de overige Moiukken en van Nieuw-Guinea te Ternate ter
uitvoer aangebragte artikelen. In 1836 werd nog voor eene waarde
van / 10000 aan paradijsvogels van Ternate uitgevoerd. In de
laatste jaren is op de uitvoerstaten van dit artikel zelfs geene
melding meer gemaakt en in 1850 bedroeg de uitvoerwaarde er
van nog slechts ƒ 37.
Ondervolgend overzigt, uit de staten van den uitvoerhandel
getrokken, toont aan, in welke mate de vermindering in den
uitvoer der voornaamste artikelen heeft plaats gehad.
Digitized by
Google
203
Uitvoer van Ternate.
Jaar.
Schildpad.
Tripang.
Paradijsvogels.
Massoo i.
Was.
1832
ƒ 43727
ƒ 1889
ƒ 1218
?
?
1833
41978
1367
2829
?
?
1834
67347
7869
5171
?
?
1835-
26543
6732
9065
?
7
1836
29067
19327
10223
?
?
1837
32627
8520
5235
?
?
1844
13537
21660
500
10460
1680
1845
6974
14374
311
7762
347
1846
12054
19517
90
268
4827
1847
3655
9676
24
40
1848
5210
7185
154
2040
1130
1849
3799
6949
1113
4430
1850
8848
10388
37
8980
8233
1851
11516
8522
7040
1025
1852
1762
6456
3760
940
1853
330
3647
927
2066
1854
11060
10650
648
600
Van de jaren 1888 tot en met 1844 zie ik de uitvoerwaarden
van bovengenoemde artikelen niet vermeld. Ik vind alleen , wat
de uitvoer van paradijsvogels betreft, in de Reis naar de Zuidpool
van Duinont d'Urville vermeld, dat in het begin van 1839, tij-
dens het verblijf der Astrolabe en Zelée te Ternate, meer dan
400 paradijsvogels tegen ongeveer / 2£ het stuk, aan de be-
manning dier korvetten werden verkocht. Na 1850 heeft de
uitvoer dier vogels, zooals uit het staatje blijkt, geheel op-
gehouden.
Het is te vermoeden, dat de openstelling van Ternate voor
den handel, welke in 1854 plaats had, weder eene stijging der
uitvoerwaarden zal ten gevolge hebben. De voornaamste reden
althans, waarom die produkten van Halmaheira, den Oosterschen
archipel en Nieuw-Guinea elders aan Boeginezen werden van de
hand gezet, heeft thans opgehouden te bestaan.
Omtrent de Ternate geïnde in- en uitgaande regten vind ik be-
scheiden over een grooter aantal jaren dan over de geldswaardige
bedragen der in- en uitgevoerde artikelen. Ik laat een overzigt
Digitized by
Google
— 204 —
daarvan hieronder volgen. Men ontwaart daaruit, dat het verval
des handels, zoowel van den in- als uitvoer-handel , reeds een
twintigtal jaren bestaat. Het bedrag der regten in 1829 en
1834 nog van/ 9000 tot/ 10000 beloopende, daalde sedert
1834 aanmerkelijk, doch bleef tot 1852 nog steeds boven de
ƒ 2000, waarna het in de beide laatste jaren tot / 1900 en
/ 1400 afnam.
Gelteven regten te Ternate.
Jaar.
Inkomende.
Uitgaande.
Additionele.
Totaal.
1829
ƒ 4238
ƒ 4955
f —
ƒ 9193
1834
6449
3382
9831
1835
383
5113
—
5496
1836
944
3597
227
4768
1837
602
2978
179
3759
1838
1870
1693
178
3741
1840
812
4156
248
5216
1841
2820
2825
282
5927
1842
778
1925
135
2838
1843
1311
1872
159
3342
• 1844
588
3885
223
4696
1845
570
1947
125
2642
184G
47
2351
119
2517
1847
1256
1097
96
2449
1848
1299
1952
162
3413
1849
1677
3040
235
4952
1850
2241
1383
181
3805
1851
1920
2302
211
4433
1852
4561
1083
282
5926
1853
1292
521
90
1903
1854 (1)
—
—
—
1414
In 1854 bestond de handelsvloot van Ternate uit 7 rascheepjes
en eenige padoeakans.
Te Ternate hoorde ik, evenzeer als te Manado en later ook
te Amboina, dat de stoom vaart de handelsschepen van Java
(1) Jaar der vijverklaring van de haven van Ternate.
Digitized by
Google
— 205 —
weert en de ingezetenen in het erlangen van vele artikelen
afhankelijk maakt van de beperkte ruimte der stoomschepen
en van de hooge prijzen, welke men, door de afwezigheid van
mededinging, goed vindt daarvoor te vorderen. De levensmid-
delen, welke niet noodzakelijk door de stoomschepen worden
aangevoerd, halen overigens geene buitensporige prijzen. De rijst
gold in de beide laatste jaren / 5 — / 7 de pikol , sago onge-
veer / 1 de fardoe (van ongeveer 25 kilogrammen), gedroogde
visch 35 tot 40 duiten het katti, rundvleesch 45 en varkens -
vleesch 60 duiten het pond, dinding 35 tot 40 duiten het katti,
hoenders / 3 tot / 4 het dozijn , • kippeneijeren 2 duiten het
stuk; voorts zout / 5 tot / 3 de pikol, turksche tarwe 100 dui-
ten de honderd trossen, klappers 3 tot 4 duiten het stuk,
klapperolie 24 en lampoiie 20 duiten de flesch, gambier 60 tot
70 en tabak 40 duiten het katti, enz.
Alvorens dit hoofdstuk te eindigen, wil ik nog een en ander
mededeelen omtrent de bestuurs- en administratieve verhoudingen
der residentie Ternate.
De residentie staat, even als Manado, Amboina en Banda
onder een' resident, die ondergeschikt is aan den gouverneur
der Moluksche eilanden. Hij geniet eene bezoldiging van/ 1000
s' maands. Behalve den resident zijn er slechts 2 ambtenaren
voor het residentiebestuur , een sekretaris met een traktement
van / 400 en ongeveer ƒ 150 emolumenten en een kommies met
/ 200 s' maands ; voorts eenige klerken, welke bezoldigd zijn
met ƒ 10 tot f 90 s' maands en 2 maleische schrijvers, welke
ƒ40 en ƒ 50 s' maands genieten. Aan deze bezoldigde betrek-
kingen zijn vele onbezoldigde verbonden. Zoo b.v. is de resident
tevens president van den te Ternate gevestigden raad van justi-
tie. De sekretaris is tevens magistraat, officier van justitie, au-
diteur militair, notaris, vendumeester, pakhuismeester, ambte-
naar van den burgerlijken stand en debitant van het klein-zegel.
Digitized by
Google
— 206 —
De kommies is tevens landmeter en belast met de waterstaats*
werken. Enkele klerken zijn tevens griffier van den raad van
justitie, of sekretaris van de wees- en boedelkamer of postkom-
mies , ha venmeester , enz. Zeker een merkwaardig voorbeeld van
hetgeen soms in een' indischen ambtenaar geëischt wordt.
Het lidmaatschap van den raad van justitie is evenzeer slechts
eene eerebetrekking als het voorzitterschap van dien raad. Met de
wees- en boedelkamer is het niet anders. In de civiele geneeskundige
dienst wordt voorzien door den officier van gezondheid van het
garnizoen.
Elders dan ter hoofdplaatse zijn nergens ambtenaren van het
europeesch bestuur, tenzij op Batjan, waar zich thans, hoezeer
niet organiek , bevinden een officier van gezondheid voor de mi-
litaire en civiele geneeskundige dienst, een ingenieur van het
mijnwezen en een voorman van het mijnwezen voor de ontgin-
ning der steenkolen aldaar. Op Halmaheira waren vroeger 2 ad-
sistent-residenten , te Galelaen Bitjoli, doch in 1827 zijn die be-
trekkingen ingetrokken. Thans is op het geheele eiland slechts
een kleine militaire post te Dodinga. Er is in de laatste tijden
echter weder sprake geweest en nog van het plaatsen van euro-
pesche ambtenaren in het Banggaaische of Tomboekoesche en op
Nieuw-Guinea , een maatregel, die ook voor nog andere eilan-
den der residentie noodig zal zijn , indien men werkelijk onzen
invloed wil uitbreiden en nuttig doen werken.
Men noemt Ternate gewoonlijk een' lastpost voor het gouver-
nement. Inderdaad overtreffen de lasten de baten der residentie.
In 1852 bedroegen de uitgaven ruim 2| tonnen gouds, terwijl
de inkomsten ongeveer / 84000 minder beliepen. In 1853 be-
droeg het nadeelig verschil ruim / 38000. In 1854 waren de
lajsten gedaald tot ruim / 197000 en de baten gestegen tot ruim
f 184000, zoodat het nadeelig verschil nog slechts / 13000 be-
droeg.
Het is echter de vraag, of het noodig is> dat Ternate een lastpost
blijve. Ik geloof het niet. Nieuwe kontrakten met de sulthans,
de strekking hebbende om tegen schadeloosstelling meer grond-
Digitized by
Google
— 207 —
gebied onder het onmiddellijk beheer van het gouvernement te
brengen , zouden de zaken geheel va» aanzien kunnen doen ver-
anderen tot heil der betrokkene bevolkingen, tot vermeerdering
van ons gezag, tot voordeel der schatkist.
Ik wil hier er slechts op wijzen dat de landbouwende bevol-
kingen van Tidore en Halmaheira, doch vooral die van Makjan
en de Soela-eilanden , zonder veel moeite en zonder groote kos-
ten van militaire bezettingen , er toe zouden te brengen zijn , om
voor het gouvernement voortbrengselen voor de europesche markt
te kweeken. De bevolkingen van den sulthan van Ternate ver-
hangen bijkans algemeen te staan onder ons onmiddellijk bestuur
en een resident van takt zou spoedig er in kunnen slagen , zonder
eenige botsing of zonder benadeeling van de vorstelijke familie,
ten deze tot de wenschelijke uitkomsten te geraken.
De verpachte middelen en de verschillende belastingen, welke
ter hoofdplaatse geheven worden , voorzien slechts voor een gering
gedeelte in de kosten van bestuur.
De opbrengsten der in en uitgaande regten over de laatste
25 jaren heb ik hierboven reeds vermeld. Ik zal hier laten vol-
gen een dergelijk overzigt van verschillende andere belastingen
en van de verpachte middelen.
Digitized by
Google
— 208 —
Belastingen van verschillenden aard geheven te Ternate.
Jaren.
e 8
ê 8
Overschrij-
ving van vaste
goederen.
i
3 SP
•i *
o a
3i
al
p
S
e
a
>
Haven- en
ankerage-
gelden.
Slavenbelas-
ting.
■*-» en
f
-4-»
P-l
1827
ƒ1135
ƒ1238
ƒ 143
f 724
f 675
»
ƒ 220
1828
533
1067
139
951
610
ƒ1828
130
1832
700
1477
65
989
1251
1762
110
1833
ƒ450
1207
1382
49
624
517
1695
359
1834
700
747
63
675
509
1632
50
1835
901
1638
76
347
392
1461
232
0,
1836
590
1098
2578
90
1940
445
1313
262
1837
106
1044
1316
116
392
432
1450
210
1838
388
1335
103
530
953
1467
62
1839
600
1442
90
399
449
1412
ƒ 89
1840
586
1338
76
461
6
1315
115
1841
115
1373
31
1203
50
1213
2700
146
1842
57
668
1958
49
802
254
1291
135
1843
341
1513
31
772
43
1129
200
210
1844
184
1307
27
633
5
1166
o
181
1845
132
1763
45
555
51
1006
2
184
1846
588
1302
41
498
8
765
469
201
1847
156
190
1248
45
1161
; 60
877
70
187
1848
624
1487
49
865
5
937
151
1849
68
38
1277
l 49
970
110
828
o
179
1850
51
541
1686
45
878
137
920
265
1851
247
234
1023
36
846
131
781
171
1852
137
1393
66
1057
1 207
741
162
1853
808
300
901
| 60
559
1 414
703
289
1854
23
108
738
54
822
1 236
700
454
%
De belasting op de slaven is in 1828 ingevoerd. Van inkom-
sten der brievenposterij zie ik geene opgave van vóór het jaar
1840.
De verpachte middelen zijn de volgende: hoofdgeld der Chi-
nezen (in 1829 ingevoerd); kleine lombard; arak en andere
sterke dranken; sagoweerj bazaars, winkels en kramen (1); am-
fioen; slagten van varkens (ingevoerd in 1835) en van rundvee
(ingevoerd in 1835). De opbrengsten dier verpachtingen waren
als volgt.
(1) Onlangs afgeschaft.
Digitized by
Google
— 209 —
il ■ 1 M
Verpachte middelen te Ternate.
Jaren,
o
m
S
■3
f
5
1
4
§
2
o
O
O
a
es
■f.
1826-1828 jgemïdd.) fS%M
1821* . . | 4188
ƒ3324
4032
/" 3200
3996
ƒ 676
504
ƒ 792
852
672
1830-1833 (gcmidd.)
tfW
6801
3UÜ
615
1329
483
issi < ,
5196
8001 '
3396
501
1248
372
1835 , .
6106
8364
2748
804
2916
384
48
1836 . ■
5340;
7620
2148
600
1512
360
168
1838 . .
7560
6504
18G0
600
1008
276
108
1*39 . ,
8875
7410
1536
1128
1008
3 is
141
1810 ■ .
11125
6396
1421
Hol
1020
312
11Ï2
1841 . ,
7875
4080
1008
^
600
210
156
1812 . ,
7875
6144
1800
120G
1101
270
144
iwa , ;
7125
4880
1G0O
810
800
275
170
18 4 i , .
7800
555ii
1810
990
1450
810
135
1845 . .
7800
5550
1810
990
1450
310
]:;;»
181G . .
6500
4625
1508
825
1208
258
112
1847 . -
7SSÖ
5300
1900
1610
3240
300
120
4848 . .
79dÖ
5300
1900
1610
3240
300
120
1849 . .
7Q80
5300
1900
1610
3240
300
1 20
1850 , ,
9880
Gson
1010
1900
3550
332
150
IBH • .
9880
6800
1610
1900
3550,
332
150
1852 , ,
9
6800
1610
1900
3550
332
150
1853 , .
7930
6340
l&Mf
1060
3200
330
l;;o
1854 . .
7930
0340
l«U
1060
:!20ii
330
180
Men ontwaart hieruit, dat de pachten der voornaamste midde-
len in de laatste 25 jaren aanmerkelijk zijn gestegen, hebbende
slechts die der sagoweer eene vermindering ondergaan.
Het gouvernement voorziet ook gedeeltelijk in de behoefte aan
zout van Ternate. Het verkocht echter in de laatste 12 jaren
gemiddeld nog geene 280 pikols s'jaars. De overige benoodigde
hoeveelheid wordt door den partikulieren handel voor / 3 tot / &{
de pikol verkocht, terwijl het gouvernementszout met ƒ 5 de
pikol moet betaald worden. De inlanders gebruiken het zout,
dat zij zelve uit het zeewater winnen.
(1) In 1855 zijn de bazaarpachten op de buitenbezittingen afgeschaft;, even
als zulks vroeger, insgelijks onder het bestuur van den gouverneur generaal
Duymaer van Twist, reeds voor bijkans geheel Java plaats had.
I. 14
Digitized by
Google
— 210 —
De verhouding der sulthans van Ternate, Tidore en Batjan
tot het gouvernement is als die van leenmannen en bepaald bij
kontrakten, gesloten in 1824 en 1826.
De sulthans bezitten hunne rijken zelfs niet als een erfelijk
leen. De keuze hunner opvolgers blijft geheel aan het gou-
vernement. De regtspleging hunner onderdanen is hun wel
overgelaten, maar de vonnissen in strafzaken, door de rijksra-
den geveld, zijn aan de goedkeuring van den resident van Ter-
nate onderworpen- Zij hebben het regt niet, zelve hunne rijks-
grooten en hoofden te benoemen of te ontslaan anders dan na
schriftelijke goedkeuring van het gouvernements.
De rijkjes Banggaai en Tomboekoe worden door den sulthan
van Ternate als achterleen bezeten.
Den sulthan staat een rijksraad of babatoeter zijde, welke door
een' djoegoegoe of rijksbestierder wordt voorgezeten. De tegen-
woordige sulthan behandelt evenwel gewoonlijk de rijkszaken zelf,
zonder hulp van den raad of van de rijksgrooten. Daar hij der
tweede kindschheid nabij is , gaan de zaken er niet beter om en
de ontevredenheid onder grooten en geringen moet dan ook alge-
meen zijn. Een der voornaamste posten is die van kapitein laoet.
De titularis, gewoonlijk een bloedverwant des sulthans, heeft
alle vaartuigen des sulthans onder zijn beheer en kleedt zich in
den montering van kapitein ter zee of kapitein-luitenant ter zee.
De negorijen onder het gebied des sulthans worden beheerd
door sengadji's, welke slechts met goedkeuring van het gouver-
nement kunnen worden aangesteld. De hoofden der tot eene negorij
behoorende kampong dragen den titel van kimalaha of pomenila.
Op het noordelijke schiereiland van Halmaheira, waar ruim
20000 onderdanen van den sulthan van Ternate wonen, regeert
de sulthan door ternataansche babato's, djoeroetoelies , kalaudi's
of luitenants, welke chefs zijn van distrikten, welke onder hen
door halmaheirasche sengadji's, kimalaha's, ngofamanira's of
kolano's beheerd worden.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK IV.
TIDOKE.
Vertrek van Ternate. — Overtogt, — Gezigten op Tidoro en Halmaheira. —
Filongia. — De piek van Tidore. — Soasio. — Verwoestingen door de
jongste aardbevingen aangerigt. — Korra korra's. — Ontvangst van den
gouverneur generaal te Soasio. — Tegenbezoek aan den sulthan van
Tidore. — Inlandsche dansen. — Paleis des sulthans. — Bezittingen des
sulthans buiten Tidore. — Halmaheira. — Papoesche eilanden. — Nieuw-
Guinea. — Verval van het rijk van Tidore. — Wenschelijkheid van
nederlandsche vestigingen op verschillende punten van het Tidoresche
grondgebied. — Onderdrukking der bevolkingen. — Onzekerheid der
sterkte van de bevolking onder Tidore. — De Tidorezen. — Landbouw
en nijverheid.
Den 28* September vertrok het reisgezelschap van Ternate
naar Tidore. De sulthan en rijksgrooten van Ternate deden
den gouverneur generaal uitgeleide. De troepen van het garni-
zoen, de schutterij en de troepen des sulthans, de laatste onge-
veer 100 man sterk en met degeëuropiseerde voorvechters aan
het hoofd stonden, even als bij onze aankomst, langs den weg
geschaard. Saluten als naar gebruik. De resident van Ternate
ging mede aan boord, om den gouverneur generaal tot Batjan
te vergezellen. Eenige rijksgrooten van Tidore , die na het ver-
trek huns sulthans te Ternate waren achtergebleven, maakten
den overtogt mede.
Digitized by
Google
— 212 —
De overtogt was spoedig volbragt en werd door fraai weder
begunstigd.
Stoomende langs de oostkust van het eiland Tidore, geno-
ten wij de schóone gezigten, welke het eiland zoo ruimschoots
aanbiedt. Het eiland bestaat uit twee zeer van elkander ver-
schillende helften. De zuidelijke helft wordt gevormd door den
piek van Tidore, een regelmatige kegel, welks voet geheel de
zuidelijke helft van het eiland beslaat. De noordelijke helft
daarentegen bestaat uit een bergachtig land, woest dooreenge-
worpen, maar blijkbaar toch van vulkanischen aard en slechts
een verbindingslid , een schakel van de vulkanische keten , welke
Halmaheira ten westen omringt. De noordhelft van Tidore is
weinig of niet bewoond. Steil dalen de bergwanden in zee en
slechts hier en daar, waar het strand een vlak terrein aanbiedt
van eenige weinige schreden omvang, zijn enkele hutjes gebouwd,
bewoond door visschers of landbouwers, die er zich tijdelijk ne-
derzetten, om te zijn nabij de plaatsen waar zij hun bedrijf
oefenen.
Bijkans de geheele bevolking van Tidore bewoont de zuidelijke
helft van het eiland en is daar nog voornamelijk aan de oostkust
bijeen gedrongen. De zachte en vruchtbare hellingen van den
voet des bergs zijn gunstig voor den landbouw en tot onge-
veer 900 meters hoog langs de helling des bergs ziet men dan
ook het land in ontginning. Boven de grens der kuituur breidt
zich nog een breede gordel van oorspronkelijk woud uit, doch
deze reikt niet tot den top, die zich spits en kaal nog aanmer-
kelijk boven de grens van het woud verheft.
Oostelijk van Tidore ligt een klein eilandje of liever eene rots ,
welke misschien 100 voeten lang en 60 voeten hoog is en met
vegetatie bekleed. Deze rots draagt den naam van Filongia. Wij
passeerden tusschen haar en Tidore.
Links verder op den achtergrond lag het onder het gebied van
Tidore behoorende hooge kustland van Halmaheira nabij genoeg
om de begeerte op te wekken, ook daar eens voet aan wal te
zetten. In het zuiden, maar nog geheel in de verte begonnen
Digitized by
Google
— 213 —
zich allengs te vertoonen de kruinen van de eilandjes Mareh,
Motir en Makjan , welke wij in den loop van den dag meer van
nabij zouden aanschouwen.
Na een paar uren stoomens kwamen wij voor de Soasio, of de
hoofdplaats van het eiland Tidore, de verblijfplaats van den sul-
than. Eene flotille van koïïa-korra's van den sulthan lag ter ree-
de geschaard en kwam de Ambon bij het opstoomen te gemoet.
Men kan zich naauwelijks voorstellen, dat met zulke ellendige
vaartuigen uitgestrekte bezittingen, zooals die van Ternate en
Tidore, kunnen worden beheerscht en zulks is alleen verklaarbaar
doordien de vaartuigen der overheerschte volken nog ellendiger
zijn, zoodat de Tidorezen elders in het gebied huns sulthans
nog vrij algemeen worden ontzien en wegens hunne wreede han-
delingen in nog hoogere mate gevreesd.
Eene praauw des sulthans , met vlaggen en wimpels versierd en
aan boord hebbende eenige rijksgrooten , kwam op zijde van de
Ambon om den gouverneur generaal te verwelkomen en naar wal
te begeleiden. Dit vaartuig stak echter zeer ongunstig af bij dat,
hetwelk bij onze komst te Ternate den opperlandvoogd van boord
kwam afhalen , niet alleen wat het uitwendige maar ook en voor-
namelijk wat het inwendige betrof. De toestand en inrigtïng
van dat vaartuig waren zelfs zoodanig, dat geaarzeld werd om
daarmede naar wal te gaan en besloten om althans den terug-
togt naar boord met de sloepen van de Ambon te doen. In-
dien het niet gebleken was, dat men hier niet mogt denken
aan gebrek aan eerbied van de zijde des sulthans , die, meer dan
80 jaren oud en meestal bedlegerig, toch een paar dagen vroe-
ger zich naar Ternate had begeven om den gouverneur generaal
te verwelkomen, zou het tegenbezoek van den opperlandvoogd
waarschijnlijk niet hebben plaats gehad.
De hoofdplaats van Tidore, ook wel genaamd Soasio (zetel
van het hoofd van het rijk), ligt onmiddellijk aan het strand.
De negorij, op eenigen afstand van zee gezien, heeft geen
onbevallig uiterlijk. Het terrein der hoofdplaats, uitmaken-
de een gedeelte van den oostelijken voet van den piek
Digitized by
Google
— 214 —
van Tidore, verheft zich dadelijk achter het strand, zoodat de
talrijke huizen amphitheatersgewijze achter elkander geplaatst zijn.
Vele dier huizen, van steen opgetrokken en wit gepleisterd,
teekenen zich scherp en niet onoogelijk op het schuinsche vlak
der negorij af en voornamelijk trekt daar het hooger gelegene
en hooger opgetrokkene zoogenaamde paleis des sulthans het oog.
Komt men echter naderbij, dan verdwijnt al dat bevallige en
er blijft niets over als eene massa digt op een gedrongene on-
oogelijke huizen en hutten.
De jongste aardbevingen, welke hier blijkbaar veel heviger
zijn geweest dan op te Ternate , hadden groote verwoestingen te
Soasio aangerigt en van de meeste overigens slecht gebouwde
steenen hnizen waren slechts de muren of gedeelten der muren
blijven staan. Zelfs het paleis van den sulthan was zoodanig
beschadigd, dat de sulthan het geraden geoordeeld had zich
voorloopig in hulpgebouwen te vestigen.
Het naderen van Soasio van de zeezijde is bemoeijelijkt door
een zich voor de negorij uitstrekkend rif, dat door aangebragte
steenen zoodanig is opgehoogd en uitgebreid, dat zelfs weinig
diepgaande vaartuigen slechts door eene in het rif gelatene ope-
ning Soasio kunnen bereiken, en ook wij moesten een 9 kleinen
omweg maken om dit rif te vermijden.
Te Soasio aan wal stappende begaven wij ons dadelijk naar
het tijdelijke verblijf des sulthans, geheel nabij het gedeeltelijk
verwoeste paleis ingerigt. Een steenen trap van eenige honder-
den schreden lengte geleidt van het strand derwaarts. Deze
trap was belegd met wit lijnwaad, eene eerbewijzing welke wij
op meerdere andere plaatsen in de Molukken aantroffen. De
troepen der sulthans en de daar gedetacheerde weinige soldaten
van ons leger welke als eerewacht der sulthans figureren, ston-
den langs den weg geschaard en de tidoresche artillerie deed
haar best om het bezoek van den hoogen gast te begroeten.
De sulthanstroepen heetten op europesche wijze gekleed en
gewapend te zijn. Wij hadden er vrede mede. De troepen van
den sulthan van Ternate zagen er evenwel veel minder onoo-
Digitized by
Google
_ 215 —
gelijk uit en in het algemeen had alles wat wij van de inlandsche
hof- en huidhouding te Ternate zagen een gunstiger uiterlijk dan
op Tidore, waarschijnlijk door de meerdere aanraking van de
Ternatanen met de Europeanen.
Op Tidore toch is zelfs geen vertegenwoordiger van ons ge-
zag, niettegenstaande bij het van kracht zijnde traktaat het
regt van het gouvernement om ambtenaren op het grondgebied
van den sulthan te plaatsen is erkend.
De sulthan van Tidore ontving den gouverneur generaal en
mevrouw Duymaer van Twist in eene lange smalle gaanderij,
welke tamelijk netjes gedrapeerd en van eenige oude europesche
meubelen voorzien, doch er geenszins mede versierd was. Ook
eenige prinsessen waren bij de ontvangst tegenwoordig, alsmede
de voornaamste prinsen en rijksgrooten. Na het gebruiken van
eenige ververschingen werden wij hier even als bij den sulthan
van Ternate onthaald op eenige inlandsche dansen, uitgevoerd
door vrouwen van uiterst geringe schoonheid. Deze dansen wa-
ren door niets anders merkwaardig als door eene bijzondere
onbevalligheid van de trage en als kruipende bewegingen der
danseressen en werden dan ook zooveel bekort als de etikette
slechts toeliet.
Na afloop der ontvangst bezigtigden wij nog de bouwvallen van
het paleis. Het hoofdgebouw had, hoezeer zwaar beschadigd,
het minste geleden en zal misschien nog weder bewoonbaar kun-
nen worden gemaakt, doch de bijgebouwen lagen grootendeels
in puin. Belangrijker dan dit vorstenverblijf was het fraaije
gezigt, wat het terras voor hetzelve aanbood op de reede en het
tegenover liggende gedeelte van Halmaheira.
Ruim een paar eeuwen geleden, waren op Tidore drie euro*
pesche forten , Tahoela aan de oostkust en Romi en Mareico aan
de westkust, die waarschijnlijk door de Portugezen en Spanjaar-
den gebouwd waren. Zij hadden in den tijd van Valentijn reeds
opgehouden te bestaan.
Ons verblijf op Tidore duurde niet veel langer dan een uur.
Onder hetzelfde plegtstatige geleide als bij de aankomst ging
Digitized by
Google
— 216 —
het reisgezelschap naar boord van de Ambon terug.
De sulthan van Tidore, hoezeer het voorkomen van zijn hof en
van zijne troepen en vaartuigen minder gunstig is dan dat van het
hof van Ternate, moet niet zoo arm en zelfs tamelijk vermogend zijn ,
met meer beleid regeren en althans op Tidore minder door de
bevolking zijn gehaat. Hij wordt gezegd te zijn spaarzaam en
zeer gehecht aan den Islam. Hij heeft de sago weer-palmen op
Tidore doen uitroeijen om te voorkomen, dat zijn volk zich aan
het gebruik van palm wijn te buiten zou gaan, doch hun daar-
door tevens een' hunner nuttigste gewassen ontnomen. Zijn ge-
zag is niet minder uitgebreid dan dat van den sulthan van Ter-
nate, hoezeer hij de tweede in rang is der Moluksche vorsten.
Het gouvernement heeft in het rijk van Tidore geen ander
grondgebied, dan hetgeen den sulthan in leen is afgestaan, zoo-
dat geheel het rijk staat onder het onmiddellijke beheer van den
sulthan.
De bezittingen van den sulthan , zijn , voor zooverre ze bij na-
me bekend zijn, de volgende.
1°. De eilanden Tidore, Tilango (Filongia), Siboe, Mareh.
2°. De twee oostelijke schiereilanden van Halmaheira, begrepen
tusschen de in het vorige hoofdstuk gegevene grenzen van het
ternataansche gebied aldaar , waartoe behooren de eilanden Jehoe
op de westkust, Woda, Radja Liawohoe, Tamin, Goratoe, Djodi,
Poeloe Roniri op de westkust , Baija-eh, Kappal, Ef-pakkal, Gee-
eeh, Samedi, Sau, Ef-miloeas, Nailoei-pakkal , Seloton, Saje,
Nasloei-miakol , Man, Belengsel, Lai-lai, Ef-mia, Kapaja, Oroe,
Ingalan, Ota, Tjampanes-moleles , Se-ofi, Lan, Eeöe, Mor,
Moetoe-maja, Oe-ef, Telingi-mendi ; langs Weda-Oewan-wajo-
taw, Liab, Je-ef, Oela-i-ef, Salotan.
3°. Het gedeelte van Nieuw-Guinea , zich uitstrekkende van af
den hoek Seprop-maneh (hoek Bonpland , 140°47' lengte beoosten
Greenwich), op de noordkust , langs die kust, de baai van Wan-
dammen (Geelvinksbaai) , tot den hoek Kain-kain-beba (Kaap de
Goede Hoop) en verder west , zuid en zuidoostelijk tot aan de ,
bij de Proklamatie van 24 Augustus 1828 voorloopig aangeno-
Digitized by
Google
— 217 —
mene grens op 141° oosterlengte op de zuidkust, met inbegrip
van het binnenland; zijnde onder dit gedeelte van Nieuw-Guinea
begrepen, de krachtens de Proklamatie van 14 Augustus 1828
in bezit genomene landstreek , uitmakende de landschappen Wo-
nin di bawa (1) en Namatotta van en met Poeloe Adi tot de bij
die Proklamatie voorloopig aangenomene scheiding op 141° lengte
lengte, waaronder de eilanden: Adi-besar, Adi-ketjil (6 eilan-
den) , Toekarwatoe of Kerwatoe , Selinalam , Boeroe , Mandoeis ,
Namatotta, Saretta, Sagil, Aidoema, Dramaai, de eilanden der
Oeroe Lagoeroe , Lakahia , drie ongenaamde eilanden , Prins Fre-
derik Hendrik-eiland; behoorende verder nog tot het voormelde
gedeelte van Nieuw-Guinea de eilanden gelegen langs de noord-
kust t. w. Pamaris (in de Iintjoebaai) , Leesioe, Oeakedeh, Tabi,
Soerabi, Padima, Bongka, Samit, Nirom, Koeramba of Arimoa,
alsmede de eilanden in en voor de Geelvinksbaai t. w. Mofia
(3 eilanden), Biah en Soök of Mijsole (Willem Schoutens-eiland),
waaronder Korido, Meskaroar, Manor, Pade-ido (15 eilanden),
Mafor , Manim , Jaoer , Soebiba , Mimomin , Jappens ( Jobi) ,
Ansoés (6 eilanden) , Koeroedoe (7 eilanden) , Amboi , Aropin
(5 eilanden) , Wandammen (10 eilanden) , Missian (6 eilanden) ,
Arpai, Woendes, Yob, Roni (3 eilanden), Wammessan, Rem-
bab en een aantal eilanden zonder naam ; voorts Poeloe Doewa (2)
aan de noordwestkust.
4°. De Wageoe-Misool- archipel t. w. Wageoe, Batampele,
Tamagoei, Lontjoe-i, Wagloel, Alioe-keteo, Esmal, Eritopago,
Kamtoem, Aalebas, Fagi, Tip, Keboe, Moeter, Biantji, Bean-
keü, Gof-pial, Gof-kali, Kofani, Kapegog, Gemien, Mangoleh,
Oewoffo, Kapatboes, Boeiem, Ballabollah, Oewajagoe, Metjee,
Jen, Bag, Patjao, Alifin, Oneh, Sipasipa, Mammau, Lau-lau,
(1) Wonin-di-bawa en de eilanden langs de zuidkust van Nieuw-Guinea
van Adi en Namatotta tot 141° o. 1. zyn administratief gebragt tot de resi-
dentie Banda. Merkusoord, met de Tritonsbaai, aan welke het fort Du Bus was
opgerigt, liggen in het westen van de uitgestrekte landstreek Wonin-di-bawa.
(2) De eilanden op de oude Kompagnie's kaarten Amsterdam en Middel-
burg genaamd en onder anderen door Abel Tasraan gezien. Zie de plaat
op bladz. 57 van het 3e deel 2e stuk van Valentijn.
Digitized by
Google
— 218 —
benevens de eilanden zonder namen; voorts Passi (3 eilanden),
Ayoe (9 eilanden); Gebeh, waaronder Ayoe , Oetoe,Tanau, Solil,
Fau, Gag, IJoe; Gagi met Ajoe. De Faam-groep (15 eilanden),
Poeloe Pisang (2 eilanden) , Boh (2 eilanden), Poppa (10 eilanden) ;
Salwatti, waaronder Batanta, IJoef , Wariri, Man, Man-ketjil, Kes-
sim, Djandjaha, Kebiah, Balbil, Maij-maij, Iref, Menil, Moh,
Bih , Messigiet , Gellewoh , Peleh , Labah , Pahan , Denneh , Poe-
loe Jegin (4 eilanden) , Misool , waaronder de groepen Temmee (13
eilanden), Daram (27 eilanden), Oea (24 eilanden) , Mateloh (8
eilanden), Kanari (13 eilanden), Woni-melot (6 eilanden), Ajer-
goenoe in de Berrowbaai (9 eilanden), Mafoe-portih (2 eilanden) ,
Noessa Oelar, Toegoe serang, Botor, Noessa Oelar en Karra-
wari (2 eilanden).
De bovengenoemde talrijke eilanden en eilandgroepen zijn voor
een groot gedeelte aangeduid op de //Kaart van Ternate, Hal-
maheira en omringende eilanden" en de //Kaart der Nederland-
sche bezittingen op het eiland Nieuw-Guinea", beide zamengesteld
door den heer P. Baron Melvill van Carnbee in de jaren 1855
en 1853 en behoorende tot den Geographischen Atlas, waar-
mede deze uistekende zeeofficier thans de kennis van den Indi-
schen Archipel verrijkt.
Ons gezag over die menigte van gewesten bestaat thans wel
slechts door tusschenkomst van den sulthan van Tidore, doch
het gezag van den sulthan , die gezegd wordt in 1638 een leger
van 50000 man te velde te hebben gebragt , heeft sedert lang reeds
onzen steun en onze bescherming noodig. Zonder die bescher-
ming zou het rijk van Tidore waarschijnlijk reeds opgehouden
hebben te bestaan of teruggebragt zijn tot de nabij de hoofd-
plaats gelegene gewesten.
De bevolkingen van de noordkust van Nieuw-Guinea en die
der eilanden van de Geelvinksbaai zijn onderling in onophou-
delijke oorlogen gewikkeld en talrijk zijn hunne pogingen in de
laatste jaren geweest om zich van het juk van Tidore te ontslaan.
Men verlangt er naar onze vestiging en vereert bij voorraad reeds
de door ons geplaatste merkpalenf, omdat zij eerst in onze ves-
tiging een einde zien aan de pi ander- en moordtogten der hongi-
Digitized by
Google
— 219 —
vloten , die , nu ze niet meer gebezigd worden ter uitroeijing der
specerijen, zich slechts schijnen te bemoeijen met het uitroeijen
van eigendommen en menschen. De Tobeliorezen, overigens
zelve een volk van zeeroovers, voeden een' ingeworteldeiï haat
tegen Tidore. Gebeh en de bevolkingen in de nabuurschap,
nog niet lang geleden door Tidore ten onder gebragt, zullen
niet nalaten het juk van Tidore af te schudden, zoodra zij be-
begrijpen, dat zij slechts met Tidore en niet met ons gouver-
nement te doen zullen hebben. En ofschoon het schijnt , dat de
Tidorezen zelve het bestuur van hunnen vorst minder haten dan
de Ternatanen dat van hunnen sulthan , lijdt het geen twijfel of
het rijk van Tidore heeft evenzeer uitgeleefd als zijn tegenwoor-
dige sulthan.
Wanneer men nu echter bedenkt, dat de steun aan den sul-
than van Tidore verleend, de uitwerking heeft, dat de veel-
soortige bevolkingen van het rijk van Tidore overgelaten blijven
aan de willekeur van den vorst, of wat erger is, aan dien van
zijne plaatsbekleeders en van zijne chefs der hongivloten , blijkt
de wenschelijkheid van meerdere dadelijke inmenging van ons gezag
in het beheer der onder Tidore behoorende gewesten. Die wen-
schelijkheid wordt dan ook door het gouvernement weder gevoeld
en er bestaat vooruitzigt , dat binnen kort , althans op de noordkust
van Nieuw-Guinea , eene nederlandsche vestiging zal verrijzen.
Er zal echter meer behooren gedaan te worden dan dat, en
er bestaat veel grond om te vermoeden, dat zulks zal kunnen
geschieden door het aangaan van nieuwe kontrakten, hetzij met
den nog levenden vorst , hetzij met zijnen door het gouvernement
te benoemen opvolger.
De gouverneur generaal Van der Capellen had het nuttige van
het zenden van vertegenwoordigers van ons gezag beoosten Ter-
nate reeds ingezien en op Halmaheira twee adsistent-residenten
geplaatst, een te Galela (aan de oostkust van het onder Ternate
behoorende noordelijke schiereiland) en een te Bitjoli (aan de
noordkust van het onder Tidore behoorende zuidoostelijke schier-
eiland). De kommissaris generaal Du Bus de Gisighnies trok
Digitized by
Google
— 220 -r-
die posten te Galela en Bitjoli in, doch slechts als bezui-
nigingsmaatregel. Hij was zelf overtuigd van de noodzakelijkheid
van onze dadelijke vestiging beoosten Halmaheira en het fort
Du Bus aan de zuidkust van Nieuw-Guinea (aan de Tritonbaai)
werd onder zijn bestuur gesticht. Ook die vestiging is eenige
jaren later weder ingetrokken, niet omdat, zoo als voorgegeven
is, de plaats zoo ongezond was, maar omdat zij als een banne-
lingsoord beschouwd werd, waar bij voorkeur menschen werden
geplaatst, die door kennis en gedrag het minst geschikt waren,
om onzen invloed daar te vestigen en uit te breiden en evenmin
geschikt door hunne levenswijze om daar eene eenigzins duurzame
gezondheid te genieten.
Te dikwijls helaas stuit de vooruitgang der buitenbezittingen
op de ongeschiktheid der daar geplaatste ambtenaren.
Ruim als de werkkring daar in den regel is voor de vertegenwoor-
digers van ons gezag, van onze nationale eer, behooren tot de vervui-
ling er van geroepen te worden mannen van kunde, talent en
veerkracht;- niet, zoo als meermalen is gebeurd, ambtenaren, welke
men liever niet op Java plaatst en die men toch niet , ofschoon
rijp voor pensioenering , zooals men met eene triviale uitdrukking
pleegt te zeggen, aan den dijk wil zetten. Die ambtenaren
hebben dan veelal nog hunne eischen , zijn 'ontevreden, omdat zij
meenen op eene voor hunne belangen betere plaatsing aanspraak
te hebben en het natuurlijke gevolg is geringe ijver in de be-
hartiging der hun toevertrouwde belangen, stilstand of achter-
uitgang van onzen invloed, verzwakking van ons gezag, verwaar-
lozing der inlandsche bevolkingen.
Kundige en talentvolle ambtenaren zijn op de buitenbezittingen
meer nog noodig dan op Java , waar de gang van zaken geregeld
is en routine gebrek aan kennis of talent veel kan vergoeden.
De vraag is, en ik heb haar meermalen door hooggeplaatste
ambtenaren hooren uiten: of men voor die afgelegene posten
wel de geschikte personen zou kunnen vinden?
Het antwoord , dunkt mij , is niet moeijelijk. Vooreerst neem
ik aan, dat het gouvernement over zijne ambtenaren moet kunnen
Digitized by
Google
— 221 —
beschikken , zoo als het werkelijk doet over zijne officieren, dat is,
ze overal kunnen plaatsen , waar het nuttig wordt geacht. Maar
ook zonder dat zal men steeds onder onze minder in leeftijd ge-
vorderdeambtenaren, vooral in den tegenwoordigen tijd, mannen
genoeg vinden van lust en talent, welke, indien gunstige voor-
uitzigten worden geopend , eene plaatsing op de buitenbezittingen
zullen begeeren en zullen trachten zich daar te onderscheiden.
Dit punt is ten opzigte de verheffing van de Molukken uit
hunnen tegenwoordigen toestand van geen ondergeschikt belang
en wel waardig, dat er eene bladzijde aan wordt gewijd.
Ten opzigte van onze kennis der gewesten, welke onder het
gebied van Tidore behooren, ia het nog treurig gesteld. Van
vele weten wij iets, van de meeste niets, tenzij de namen en
de ligging en die nog niet eens voldoende. Tidore naauwalijks
uitgezonderd, weet men, zonderling genoeg, nog het meest van
Nieuw-Guinea. De voornaamste zeereizigers van vroegere en la-
tere tijden hebben Nieuw-Guinea bezocht, Schouten en Le Maire,
Abel Tasman, Vink, Joannes Keijts, Dampier, Cook, Bougain-
ville, d'Entrecasteaux, Forrest, Delano, MacCluer, W. Bam-
pton, B. Alt, Duperrey, Dumont d'Urville, Jacquinot.
In de laatste tijden is door de bemoeijingen van ons gouver-
nement, veel betreffende westelijk Nieuw-Guinea bekend gewor-
den. De bijdragen tot die kennis van Kolff, Modera en Lan-
genberg Kool en van de heeren J. H. Van Boudijck Bastiaanse,
S. Muller en G. F. De Bruijn Kops zijn in verschillende vormen
door den druk bekend gemaakt. Wetenswaardige mededeelingen
omtrent Gebeh en Fow heeft men te danken aan den heer De Bruijn
Kops. Omtrent Halmaheira, zoowel het Ternataansche als het
Tidoresche gedeelte, zullen hieronder eenige mededeelingen volgen.
Aan eene eenigzins der juistheid naderende opgave der sterkte
van de bevolkingen, onder den sulthan van Tidore behoorende,
is in de eerste jaren nog niet te denken. Men kent naauwelijks
met eenige juistheid de cijfers der populatie van het eiland Tidore
zelf, van Mareh en van het tidoresche gedeelte van Halmaheira.
In 1829 vind ik voor de bevolking van Tidore en Mareh te
Digitized by
Google
— 222 —
zamen opgegeven een rond cijfer van 10000 zielen en voor ti-
doreesch Halmaheira van 5000 zielen. In 1836 zou de bevolking
van Tidore met Mareh slechts 5720 en die van Tidoreesch Hal-
maheira slechts 3900 zielen sterk geweest zijn. Van 1836 tot
1845 zou de bevolking van Tidore met Mareh weder tot 7488
en die van tidoreesch Halmaheira tot 4102 zielen vermeerderd
zijn. In de bevolkingsstaten van 1846 zie ik de cijfers voor
Tidore en Mareh voor het eerst gescheiden. Tidore alleen zou
toen 7338 en Mareh 204 inwoners hebben gehad. Later komen
die cijfers weder vereenigd voor en in 1852 werd de geheele
bevolking van het tidoresche grondgebied omgegeven als volgt.
Tidore en Mareh 7316 zielen.
Tidoreesch Halmaheira 4638 //
Nieuw-Guinea, noordelijk gedeelte . 11400 u
Idem, zuidelijk gedeelte met inbegrip
van de eilanden Batoer en Vaoer 3107 »
Idem , binnenland 14000 >/
Te zamen. . 40461 //
In die opgave wordt niet gesproken van de bevolking der tal-
rijke eilanden, welke tusschen Halmaheira en Nieuw-Guinea en
in en voor de Geelvinksbaai zijn gelegen, en het blijft bij de
weinige zorg, waarmede de algemeene verslagen van de residentie
Ternate in den regel zijn opgemaakt onzeker, of die eilanden in
de opgave zijn begrepen. In allen gevalle zijn de cijfers, mis-
schien Tidore (welks bevolking in 1854 tot een cijfer van 8157
geklommen was) slechts uitgezonderd, zeer verre beneden de
werkelijkheid. De eilanden Gebeh, Misool, Batanta, Salwatti,
Wageoe, herbergen een talrijke bevolking eneven zoo verscheidene
eilanden van de Geelvinksbaai. In de Voijage pittoresque autour
du Monde, gepubliceerd onder de leiding van Dumont d'Urville
wordt de bevolking van Wageoe gezegd 100000 zielen sterk te
zijn, welk cijfer schijnt overgenomen te zijn uit de beschrijving
der reis van Forrest in 1775, doch wel in hooge mate over-
dreven zal wezen.
Westelijk Nieuw-Guinea heeft aan zijne kusten talrijke dorpen
Digitized by
Google
_ 223 —
en in zijne binnenlanden eene nog geheel wilde populatie, wel-
ker gezamenlijk cijfer zeker ver de hierboven medegedeelde over-
treft. Amasa Delano spreekt in zijne reizen om de wereld van
eene plaats aan de Golf van MacCluer, welker bevolking hij (in
1791) op 20000 of 30000 zielen schatte. Die schatting was zeker
wel te hoog, maar het is toch buiten twijfel, dat thans nog aan
genoemde golf talrijke dorpen gelegen zijn, even als aan de Geel-
vinksbaai en aan de zuidkust van het zuidwestelijk schiereiland.
De heer S. Muller heeft talrijke dorpen opgesomd, welke in
en om Merkusoord gelegen zijn.
De singadji van h 6ebeh, zou nog niet lang geleden en voordat
hij door den sulthan van Tidore ten onder gebragt is, 300 wel
uitgeruste vaartuigen in zee hebben kunnen brengen. Van het
eiland Misool weet men , dat er minstens 3 negorijen zijn , t. w.
Waigamma, Silinta en Kakap. Salwatti wordt gerekend buiten
de bewoners der negorijen Semeter en Sailolo eene binnenland-
sche bevolking van 4000 zielen te hebben. Batanta zou met min-
stens 1000 zielen bevolkt zijn.
Ten opzigte van hetgeen omtrent den aard, de levenswijze en
de zeden dier bevolkingen bekend is, verwijzende naar de be-
staande geschriften, wil ik hier slechts met een paar woorden
spreken van die van Tidore.
De Tidorezen worden minder verdrukt door hunnen vorst dan
de Ternatanen. De sulthan van Tidore is sedert lang bekend als
spaarzaam. De inkomsten, die hij van Halmaheira en zijne overige
buitenbezittingen trekt, de sago, massooi, karet, tripang en
paradijsvogels , die jaarlijks van de Papoesche eilanden als kon-
tributie door de hongivloten worden aangebragt, gevoegd bij de
jaarlijksche rekognitiegelden ten bedrage van ƒ 12800 , welke het
gouvernement ook na het afschaffen van het extirpatiestelsel der spe-
cerijboomen aan den sulthan blijft uitbetalen, hebben het, bij
de spaarzaamheid des sulthans, niet noodig gemaakt, dat der
bevolking van Tidore de zware lasten werden opgelegd, waar-
aan de Ternatanen zijn onderworpen. De Tidorezen belijden de
mohammedaansche godsdienst en hebben daarin een' ijverigen
voorganger in hunnen vorst. Zij zijn werkzamer en onderne-
Digitized by
Google
— 224 —
inender dan de Ternatanen en genieten ook meer welvaart. De
handel van ïernate wordt voor een groot gedeelte door Tidorezen
gevoed. Den overvloedigen visch, dien zij vangen, brengen zij
te Ternate ter markt. ^ Zij leggen zich met goed gevolg toe op
den landbouw, en hoezeer Tidore door zijne geologische gesteld-
heid niet geschikt is voor den rijstboüw, kweekt men er toch met
goed gevolg verschillende aard- en boomvruchten, tabak, katoen,
muskaatnoten en koffij. In 1852 zouden er 20000 katoenheesters,
3980 muskaatnotenboomen en 15729 koffijheesters op Tidore ge-
teld zijn. De op het zuidelijk aan Tidore grenzende eilandje
Mareh wonende Tidorezen leggen zich met .goed gevolg toe op
het vervaardigen van aardewerk, hetwelk tot ver buiten Tidore
zeer gewild is. Op het eiland Morti, zuidelijk van Mareh ge-
legen, hebben de Tidorezen hunne plantsoenen, niettegenstaande
Morti onder het gebied des sulthans van Ternate behoort. De
Tidorezen zijn bedreven in het breijen van vischnetten. Zij zijn
goede smeden en ondernemen zelfs verre togten om hun smids-
ambacht uit te oefenen, zoo als ik reeds hiervoren, van Manado
sprekende, aangeteekend heb.
Behalve de hoofdnegorij of Soasio heeft Tidore nog eenige
andere negorijen, welke echter meest alle langs de oostkust des
eilands gelegen zijn. Bijzonderheden omtrent die negorijen vind
ik nergens vermeld.
Ten opzigte der flora en fauna van Tidore verkeert men nog
in nagenoeg volkomene onwetendheid. Het eiland schijnt rijk te
zijn aan herten en wilde varkens, doch men weet nog niet tot
welke soorten ze behooren. Van de vogels kent men er tot nog toe
slechts eene kleine soort, de versierde papegaai (Psittacus ovna-
tus Gm.), welke algemeen in de Molukken verbreid is. Reptiliën
en visschen zijn in het geheel nog niet van Tidore bekend geworden ,
tenzij men de visschen van Ternate en Sindangole , wegens de nabij-
heid van Tidore, insgelijks als bij Tidore voorkomende, beschouwe.
Van de ongewervelde dieren kent men tot nog toe geen' enkelen
tidoreschen vorm.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK V.
MAKJAN.
Mareh of Pottebakkers-eiiand. — Motir of Mortï. — Makjan. — Bijzonder-
heden omtrent deze eilanden. — Ngofomofakia en Ngofogita. — Bezoek
van Ngofogita. — Verlangen der Makjanners om onder het dadelijk
bestuur van het gouvernement te komen. — Wenschelijkheid van het
toegeven aan dat verlangen. — Onlusten van 1848 en 1849. — Vertrek
naar Batjan.
Tidore verlaten hebbende zette het reisgezelschap de reis voort
naar Batjan.
De togt derwaarts was als een pleiziertogt , altijd in het ge-
zigt van fraaije landschappen en dikwerf zoo nabij de kusten ,
dat de boomen zich lieten onderscheiden. Zoo passeerden wij
Mareh en Morti.
Mareh is, zooals ik hierboven reeds heb gezegd, met ruim een
200-tal Tidorezen bevolkt, die zich toeleggen deels op de visch-
vangst, deels op het vervaardigen van aardewerk, waartoe de
bodem van het eiland eene goede grondstof levert. Het eilandje
is veel kleiner dan Tidore. Het is ook bekend onder den naam
van Fottebakkerseiland. Het zal zich naar mijne gissing onge-
veer 300 meters boven de zee verheffen. Het kwam mij voor de
meertoppige kruin te zijn van een' thans onwerkzamen vulkaan.
Het eiland Motir of Morti is door eene smalle straat van
Mareh gescheiden. Het is een trachietkegel , even als Ternate
en Tidore, doch kleiner van omvang en minder hoog. Zijne
hoogte schat ik op niet veel meer dan 700 meters. Oostelijk
I. 15
Digitized by
Google
— 226 —
van Motir strekt zich een parelbank tot vrij ver in zee uit.
Tusschen Mareh en Motir is een lage zandbank, welke tij-
dens ons voorbij stoomen op enkele punten droog lag en daar
bedekt was met eene menigte zeevogels, die wij echter we-
gens den te grooten afstand niet konden herkennen! Ik zag
Motir van de noordoost-, oost-, zuid- en zuidwestzijde, omdat
wij, na de ooskust langs gestoomd te zijn, tusschen Motir en
Makjan doorgingen. Het eiland is niet anders bewoond als door
eenige Tidorezen , die er geregelde katoenaanplantigen (te zamen
ongeveer 12000 heesters bevattende) hebben aangelegd. DeTerna-
tanen , aan welke het eiland behoort , verzetten er zich niet tegen.
In het begin der 17 e eeuw, toen hier eene nederlandsche ver-
sterking bestond, was Motir met een paar duizend inwoners be-
volkt , die de Kompagnie deels van Halmaheira , deels van Kajoa
had doen overkomen, 'doch bij het slechten der versterking naar
Makjan deed verhuizen. Aan de zuidzuidwestzijde van Motir ziet
men nog de groote kraterkloof van den berg , die zich van de zee
af tot nabij den top des eilands laat nagaan. Deze kloof is thans,
even als het geheele eiland, met een rijk plantenkleed bedekt.
Tegen 3 uur in den namiddag waren wij bij den noordoos-
telijken hoek van het eiland Makjan. Dit eiland is evenzeer een
vulkanische kegel als Motir, Tidore, Mitarra, Ternate en Hieri.
De kegel is tijdens eene hevige uitbarsting, welke gezegd wordtin
het jaar 1646 plaats te hebben gehad en vele dorpen verwoest
zou hebben, in tweeën gespleten en inderdaad strekt thans de
groote kraterkloof zich niet , zooals bij de meeste vulkanische ke-
gels, slechts naar eene zijde des bergs uit, maar heeft den
top des bergs geheel gespleten, zoodat het eiland, van de zijde
der kloof gezien, twee spitse toppen heeft, welke zich meer dan
1000 meters boven de zeevlakte verheffen. De rigting der groote
kloof is van z. w. naar n. o. De berg van Makjan werd in
1854 door den heer C. De Groot beklommen. Binnen den kra-
ter des bergs moet zich eene kleine eruptiekegel verheffen , welke
geheel begroeid moet wezen en daardoor aanduidt, dat sedert
lang geene uitbarstingen meer hebben plaats gehad.
Digitized by
Google
— 227 —
Makjan is aanmerkelijk grooter en hooger dan Motir, doch
kleiner en lager dan Tidore en Ternate. Het is lang een twist-
appel geweest tusschen Ternate en Tidore en eindelijk onder
Ternate verbleven. De Portugezen en Spanjaarden hebben het
achtereenvolgens in bezit gehad. Meer dan twee eeuwen is het
thans reeds onder onze oppermagt. Nog thans wordt de over-
levering van onze voormalige vestiging op het eiland levendig
gehouden door de overblijfselen der forten, die er in vroegere
tijden zijn gebouwd. Valentijn beschrijft zeer omstandig Mak-
jan's geschiedenis tot op zijnen tijd. Ik zal die geschiedenis
hier niet overschrijven, en verwijs slechts naar de niet onbe-
langrijke mededeelingen , door Valentijn geboekt. Van hetgeen
met Makjan na Valentijn is voorgevallen is weinig bekend.
Makjan heeft eehe nijvere mohammedaansche bevolking, welke,
zooals boven reeds gezegd is, uit meer dan 6000 zielen bestaat.
De Makjanners wonen in groote bloeijende negorijen en leven
van landbouw en vischvangst en handel. De negorijen Ngofomo-
fakia en Ngofogita schijnen tot de voornaamste te behooren. Wij
stoomden digt langs beide heen , eerst langs de negorij Ngofomo-
fakia, die meer in het noordoosten ligt, en toen langs Ngofogita.
De Ambon namelijk hield koers tusschen Motir en Makjan om de
westkust van Makjan te bereiken en dan zuidelijk naar straat
Herberg te stevenen voor welke wij in den vroegen morgen
van den volgenden dag dachten aan te komen.
Bij Ngofogita passeerden wij twee groote praauwen van deze
negorij, versierd met vlaggen en scheppende op het maatgeluid
van tifa en gong. Blijkbaar hadden de Makjanners , kennis dra-
gende van de reis van den opperlandvoogd , de stoomschepen met
hunne versierde en sterk bemande praauwen opgewacht om den
gouverneur generaal bij het voorbij stoomen te begroeten. Nadat
de stoomschepen gepasseerd waren spanden zij alle krachten in
om ze te volgen en niettegenstaande ze veel terrein verloren,
bleven zij trachten de schepen zoolang mogelijk nabij te blijven.
Men meende daarin te zien een blijk van bijzondere belangstel-
ling en gehechtheid en de gouverneur generaal besloot negorij
Digitized by
Google
— 228 —
Ngofogita daarvoor met een bezoek te vereeren De steven werd
alzoo weder gewend naar Ngofogita.
Ngofogita is eene vrij groote negorij, onmiddellijk aan het
strand gelegen. Dadelijk achter het strand verheft zich het ter-
rein met sterke hellingen, zoodat het hoogere gedeelte der negorij
meer dan 100 voeten boven de zee is gelegen. Van zee gezien,
doet de negorij zich zeer bevallig voor. De huigen, achter elkan-
der oprijzende en met vruchtboomen omgeven, zijn van zee af
meest alle zigtbaar. Ik telde er van de Ambon af ruim 80.
Misschien zijn er meer dan 100 en bedraagt het aantal bewoners
ruim 800.
De landing was moeijelijk door de steilte van het strand , dat
van koraalriffen omgeven is. Groote trachietblokken liggen op
het terrein der negorij tusschen de huizen verspreid. Er was
geen sprake van eene wandeling door de negorij, want het
was letterlijk eene beklimming, zoo spoedig rijst er de grond,
welke ook niets anders is als de voet des bergs of beter ge-
zegd, het gedeelte van de berghelling, dat zich nabij de zee-
vlakte bevindt, want de eigenlijke voet des bergs verliest zich
onder de zee. De negorijbewoners waren naar het strand ge-
stroomd om de hooge gasten te zien en begeleidden ons door
het geheele dorp. Vrouwen echter waren er niet te zien, noch
buiten, noch in de huizen welke wij bezochten. Misschien dat
vroegere bezoeken aanleiding hadden gegeven om de vrouwen
niet aan de blikken van vreemde bezoekers bloot te stellen.
De vrouwen hielden zich voor het oog verborgen en trokken
zich, wanneer wij de huizen binnen gingen, op de zolderingen
terug of verlieten ze door eene achterdeur. De mannen echter
toonden zich zeer vrolijk en vertrouwvol en waren zelfs luidruch-
tig. Men leidde het daarheen , dat men het hooge reisgezelschap,
na de beklimming der negorij, bragt in het huis van het dorps-
hoofd. Men had dat in der haast zoo feestelijk mogelijk inge-
rigt, de wanden behangen met wit lijnwaad en gezorgd voor de
noodige muziek, althans voor de noodige instrumenten om geraas
te maken. Ook aan ververschingen ontbrak het niet. Er was
Digitized by
Google
— 229 —
geen twijfel aan of men was zeer verblijd over de eer, door den:
opperlandvoogd Ngofogita aangedaan.
Makjan is sedert lang de heerschappij van Ternate moede.
Het verlangt niet liever dan onder het dadelijk beheer van
het gouvernement te komen. In 1848 kwam het in openlijk
verzet tegen Ternate, verjoeg den oetoesan van Ternate, riep,
hoezeer vergeefs, de hulp in van Tidore om het ternataansche juk
af te schudden en gaf den resident van Ternate te kennen het
verzoek om door een' ambtenaar van ons gouvernement beheerd
te worden. De Makjanners erkenden gaarne het gezag van een'
door den resident van Ternate naar hun eiland gezonden' beambte,
doch wilden niets weten van onderwerping aan den sulthan van
Ternate. Gebonden als wij waren door de kontrakten met de
vorsten, moesten wij den sulthan wel hulp verleenen tegen de
opstandelingen en in Julij 1849 vertrok van Ternate derwaarts
eene expeditie, bestaande uit de brik de Zwaluw en eenige korra-
korra's van Ternate, aan boord hebbende een detachement in*
fanterie van het garnizoen te Ternate en een aantal vrijwilligers
van de ternataansche schutterij, alsmede eenige honderden tenra*
taansche krijgslieden van den sulthan. De tegenstand der Mak-
janners had weinig te beduiden en de hoofdschuldigen werden
den derden dag na de aankomst der expeditie uitgeleverd , waar-
mede de opstand gedempt was.
Het verschijnsel is treurig genoeg en bewijst hoe noodig het
is, dat de kontrakten met de sulthans gewijzigd worden. Wij
hebben, om getrouw te zijn aan die kontrakten, een volk moeten
tuchtigen, dat, willekeur en afpersing moede, ons aanhangt en
ons bestuur en onze bescherming zoekt.
Het kan niet moeijelijkzijn, door minnelijke schikking met den
sulthan van Ternate, het beheer van Makjan geheel op ons te doen
overgaan. Wij hebben er bovendien het regt toe , want het gou-
vernement heeft zich voorbehouden , om ten allen tijde de in leen
afgestane gewesten volkomen tot zich te trekken en er ambtenaren
te plaatsen waar het zal verkiezen. De tijd schijnt reeds lang
gekomen te zijn, om van dat regt gebruikte maken, indien eene
Digitized by
Google
— 230 —
minnelijke schikking niet in het vooruitzigt niogt liggen, wat ik
echter geenszins betwijfel. Een beter beheer zou de nijvere bevol-
king van Makjan ontheffen van de drukkende lasten , die zij nu
in produkten en heerendiensten zonder erlanging van betaling moet
opbrengen en het eiland is volkrijk en vruchtbaar genoeg, om
het gouvernement schadeloos te stellen voor de kosten , die zijne
dadelijke bescherming noodwendig zou veroorzaken.
Makjan werd gezegd het vaderland te zijn der nagelen , die er
sedert 1655 door het extirpatiestelsel der Kompagnie zijn uit*
geroeid. De kuituur er van is er welligt met goeden kans van
slaging weder in te voeren. Makjan levert uitmuntenden tabak op,
die heinde en ver in den eigenlijken Moiukschen archipel zeer
gewild is. De koffijkultuur en de muskaatnotenkultuur zijn er
waarschijnlijk met goed gevolg op eene eenigzins belangrijke schaal
in te voeren. Aard- en boomvruchten tieren er weelderig.
In oude tijden moet Makjan veel sterker bevolkt geweest zijn
dan thans. Men leest van 9000 mannen, welke in vorige eeu-
wen daar zouden hebben gewoond en van nog 2220 mannen in
het jaar 1627. In het begin der vorige eeuw waren er nog 14
negorijen. Aardbevingen en berguitbarstingen hebben de bevol-
king dikwerf geteisterd en van het eiland verjaagd.
In den laatsten tijd echter moet de bevolking er weder vrij
aanmerkelijk toegenomen zijn , althans indien de desbetrekkelijke
opgaven eenig vertrouwen verdienen. Van 1836 tot 1846 zou zij
ongeveer stationnair gebleven zijn en nog geene 4000 zielen sterk
geweest zijn. Van 1852 af komt zij echter voor met een cijfer
van meer dan 6000, in 1853 met een cijfer van 6326 en in
1854 met dat van 6152 zielen. In meerdere negorijen langs de
kusten des eilands verdeeld, moet deze bevolking gemakkelijk
onder een geregeld bestuur zijn te brengen, wat voor den billijk
geëischten arbeid een billijk loon en eene behoorlijke bescherming
zal over stellen.
Tegen 5 uur in den namiddag waren wij aan boord van de
Ambon terug en werd de reis naar Batjan vervolgd.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK VI.
BATJAN.
De Goearitji-eilanden. — Kajoa. — Straat Herberg. — Aanzien van Groot
Tawalli en Batjan van de noordzijde. — De kapitein laut en sekretaria
van Batjan. — Nagelboomen. — Mandioli. — De sulthan van Batjan aan
boord van de Ambon. — Aankomst te Laboeha. — De negorij Laboeha. —
Fort Barneveld. — Bevolking van Batjan. — Inlandsche christenen. —
Togt naar Mombia. — Kali Amasing. — Etablissement voor de ont-
ginning van steenkolen. — Rykdom van Batjan aan kolen, goud en
koper. — Zandsteenheuvelfl. — G-oud wasscherij door Chinezen te Soengei-
Poang. — Chinesche ballingen te Laboeha. — Toekomst van Batjan. —
Wenschelijkheid van een nader onderzoek van Batjan.
Tusschen Makjan en Batjan ligt. eene groep van vrij talrijke
eilanden, welke wel met den algemeenen naam van Goearitji-
eilanden worden aangeduid, ofschoon daartoe gewoonlijk slechts
gebragt worden de westelijke onbewoonde eilandjes der groep,
Laijgoma, Goenange, Sikoa, Lealij, enz. De oostelijke eilanden
der groep liggen nagenoeg regt ten zuiden van Makjan en zijn
grooter t. w. Miskien, Kajoa of Kiouw en Bentjan.
Kajoa is het grootste der geheele groep , schijnt vulkanisch te
zijn en heeft eene bevolking van 500 tot 600 zielen, welke in
vischvangst en rijstbouw , alsmede in de klapperpalmen , waaraan
het eiland rijk moet zijn , de voornaamste middelen van bestaan
vinden. Het eiland staat onder Ternate en is gehouden jaarlijks
Digitized by
Google
— 232 —
75 ponden rijst per huisgezin aan den sulthan op te brengen,
alsmede tripang , paarlen , schildpad en vogelnestjes.
Wij stoomden s'nachts tusschen de eigenlijke Goearitji's en
Miskien en Kajoa en Bentjan door en zagen er alzoo weinig van.
Met het aanbreken van den dag, den 29en September, hadden
wij Bentjan niet ver van ons in het noordoosten en het eiland
Klein Tawalli, dat reeds tot de Batjan-eilanden gerekend wordt,
nabij ons in het noordnoordwesten. De noordelijke ingang van
Staat Herberg zagen wij duidelijk regt voor ons in het zuiden.
Straat Herberg is de enge zeeweg, welke het eiland Batjan
scheidt van de westelijk nabij hetzelve gelegene eilanden. Men
kan zich naauwelijks meer schilderachtige natuurtooneelen voor-
stellen, dan die, welke zich in deze zeeëngte voordoen. De rijk
begroeide heuvelachtige kusten van Batjan en Groot Tawalli of
Kasiroeta en de talrijke overige kleinere, de straat westelijk begren-
zende, eilandjes omgeven een bekken, dat nu eens zich meervor-
mig verbreedt en nergens eene opening bespeuren laat , dan we-
der zich riviervormig vernaauwt, zoodat de tegenover elkander
liggende kusten weinig meer dan een honderdtal ellen van el-
kander zijn verwijderd.
Batjan en Kasiroeta, van Straat Herberg gezien, hebben meer
een heuvelachtig dan een bergachtig voorkomen. Het zijn eilan-
den van eene oudere, geheel andere vorming dan de eilanden-
reeks tusschen Hieri en Makjan. Nergens ontwaart men op
Tawalli en de noordelijke helft van Batjan de kegelvormige ge-
daanten, welke vulkanen zoo gemakkelijk op groote afstanden,
zelfs door weinig deskundigen, doen herkennen, en welke wij aan
den ingang van Straat Herberg nog ver achter ons aanschouw-
den in de zich boven den horizon verheffende toppen van Mak-
jan en Tidore.
Het gebergte van noordelijk Batjan heeft geene bijzonder ge-
kenmerkte toppen en zal zich weinig meer dan 300 meters bo-
ven de zeevlakte verheffen. De hoogste plaatsen op het noord-
westelijke gedeelte van Batjan noemt men Boekit Sembakeh en
Boekit Loid,
Digitized by
Google
— 238 —
Groot Tawalli en de omliggende kleinere eilanden zij nog lager.
Maar waar het oog op de kusten of verder in het binnenland
van beide eilanden blikt , ontwaart het geen plekje , wat niet met
een rijk plantenkleed is bedekt, een plantenkleed , dat door zijn
veelvuldig geschakeerd groen en heerlijke groepering het oog be-
koort, vooral aan enjui de nabijheid der kust, van welke wij
nergens in de geheele Straat Herberg meer dan een of een paar
palen verwijderd waren , en welke wij dikwerf geen geweerschot
afstands nabij ons hadden.
Neemt men aan, dat Straat Herberg zich uitstrekt van af de
noordkust van Batjan tot aan de zuidelijke opening der baai van
Laboeha of den zuidoostelijken uithoek van het eiland Mandioli,
dan kan men haar verdeelen in drie groote bekkens , welke men
zou kunnen noemen hèt bekken van Tawalli, het bekken van
Soengei-Poang en het bekken van Laboeha. Het bekken van Ta-
walli is het noordelijkste. Het schijnt ook wel straat Sembaki
genoemd te worden. Is men het van de noordzijde een eindwegs
binnengedrongen, dan verbeeldt men zich ligteüjk zich op een
fraai meer te bevinden, dat, behalve met zijne groenende heuvel-
achtige oevers, prijkt met enkele kleine geheel met vegetatie
bekleede eilandjes en rotsen. Nergens ziet men dan een' uitgang,
die zou kunnen aanwijzen, welken koers te volgen om weder uit
het bekken te geraken.
Toen wij dit bekken naauwelijks waren binnen gestoomd , kwam
eene met vlaggen versierde praauw op óns aanhouden. Het was
een vaartuig van den sulthan van Batjan, aan boord hebbende
den kapitein laut en den rijksbestierder des sulthans, alsmede
den batjanschen loods. De beide eerstgenoemde autoriteiten
kwamen den opperlandvoogd namens den sulthan verwelkomen
en mededeelen , dat de sulthan zelf nabij den ingang van de baai
van Laboeha, de Ambon opwachtte om daar aan boord te ko-
men. De afgevaardigden des sulthans en de loods bleven aan
boord van de Ambon, terwijl hunne praauw op sleeptouw werd
genomen.
De kapitein laut, gekleed in onze uniform van kapitein lui-
Digitized by
Google
— 234 —
tenant ter zee, maakte met zijnen persoon en zijne kleeding een'
minder gunstigen indruk op ons dan de kapiteins laut van Ter-
nate en Tidore. Hij deelde mij eenige bijzonderheden mede
omtrent het gebied van Batjan, welke mededeelingen mij echter
voorkwamen niet veel vertrouwen te verdienen, daar hij b.v.
zelfs met de namen der eilanden, welke wij later passeerden en
tusschen Groot Tawalli, Batjan en Mandioli zijn gelegen, niet
goed bekend bleek te zijn.
In het zuiden van het bekken van Tawalli, langs de kust
van Groot Tawalli, strekt zich eene vrij groote parelbank uit.
Groot Tawalli en Batjan zelf moeten nog rijk zijn aan nagelboo-
men , welke er overvloedig in het wild zouden groeijen , doch door
gebrek aan bevolking geene voordeelen afwerpen. Het schijnt ook ,
dat zich hier geene bevolking durft vestigen uit vrees voor de
zeeroovers, die hier tusschen de talrijke nabijliggende eilandjes
veilige schuilplaatsen vinden en nog weinige maanden voor onze
komst vele menschen van Batjan hadden weggevoerd.
Het bekken van Tawalli is van dat van Soengei-Foang gescheiden
door een zeer smalle zeeëngte, welker breedte niet meer dan
100 meters zal bedragen. Deze engte, straat Herberg in en-
geren zin, reeds zeer nabij gekomen zijnde, bespeurden wij
er nog niets van. De Vesuvius, welks kommandant, de heer
Valentini, straat Herberg reeds vroeger had bezocht, ging voor
de Ambon uit. Eensklaps zagen wij dat stoomschip tusschen
het geboomte verdwijnen. De engte maakt namelijk een' hoek
met het bekken van Tawalli en opent zich westelijk in het bekken
van Soengei-Poang. Zij wordt gevormd door Batjan zelf en het
eilandje Tambeli, dat noordelijk door eene enge straat van Groot
Tawalli is gescheiden, welke men echter van het bekken van
Tawalli naauwelijks kan herkennen, omdat Tawalli zich achter
Tambeli nog een eind wegs zuidelijk uitstrekt, zoodat beide
eilanden slechts een enkel schijnen uit te maken. Ook wij waren
weldra in de engte tusschen Tambeli en Batjan. De kust was
aan beide zijden niet verder dan een steenworp van de Ambon
verwijderd. Wij konden als het ware van het schip af botaniseren.
Digitized by
Google
— 235 —
Spoedig echter veranderde weder het tooneel. Wij waren nu in
het midden-bekken van straat Herberg. Dit is wijder en niet
zoo besloten als het bekken van Tawalli. Westelijk is het be-
grensd door het zuidelijke gedeelte van Groot Tawalli, door Tam-
beli en door een aantal kleine eilanden, welke zich tusschen
Tawalli en Mandioli uitstrekken en slechts door naauwe straten
van elkander zijn gescheiden. In dit bekken opent zich de rivier
Poang of Poean van Batjan, de Soengei Poang, welke weldra
eene meerdere bekendheid zal erlangen door de rijke goudgronden,
welke zij doorstroomt en met welker ontginning reeds een begin
is gemaakt. De lengte van het bekken van Soengei-Poang verschilt
niet veel van dat van Tawalli. Botangloman en Mamboeat en
nog enkele kleinere eilandjes , Poeloe Ra en Poeloe Dekat, schei-
den het van de baai van Laboeha.
Wij gingen tusschen Botangloman en Batjan door. Dit ge-
deelte der straat wordt ook wel straat Mamboeat of Botangloman
genoemd. Daar kwam een praauw des sulthans van Batjan ons
te gemoet scheppen, den sulthan zei ven aan boord hebbende,
alsmede eene kommissie, bestaande uit den officier van gezond-
heid der 2e klasse den heer Bernelot Moens en den ingenieur
der mijnen den heer Schreuder, de eenige Europeanen van
eenigen rang, welke zich op Batjan bevonden.
De sulthan van Batjan, Moehamad Haijatoedien, heeft, niet-
tegenstaande zijnen ruim 60jarigen leeftijd, een nog fiksch en
krachtig voorkomen. Zijne lengte gaat niet boven het middel-
matige en zijne leest nadert het tengere, doch zijne houding is
die van iemand van veel minder rijpen leeftijd en zijn gelaat
vol uitdrukking en innemend. Zijne gehechtheid aan het gou*
vernement is boven allen twijfel verheven en hij gevoelt ook dat hij
zijne kroon geheel aan het gouvernement heeft te danken , zonder
hetwelk zijn rijkje zeker reeds zou opgehouden hebben te bestaan.
Geheel vrijwillig heeft hij het gouvernement de rijkdommen van
zijne landen aangewezen en zich steeds bereid getoond, om bij
de nasporingen naar steenkolen, goud en koper alle mogelijke
hulp te verleenen. Indien hij over eene meer talrijke bevolking
Digitized by
Google
— 286 —
regeerde , zou zeker Batjan reeds in meerdere opzigten meer zijn
vooruitgegaan dan Ternate en Tidore. Maar de geringe bevol-
king en de betrekkelijk talrijke hoofden maken zijne magt niet
noemenswaardig en zijnen invloed beperkt.
De sulthan, aan boord van de Ambon gekomen, wist zich
zeer waardig te gedragen. Hij was zeer goed gekleed, beter
nog dan de sulthans van Ternate en Tidore, in europeesoh ge-
borduurd kostuum, met uitzondering van zijn hoofddeksel, dat
van het voorhoofd af min of meer waaijervormig oprees en met
vederen was versierd. De Moluksche vorsten zijn sedert oude
tijden aan de europesche kleederdragt gewoon.
Tegen 1 uur in den namiddag kwamen wij voor de negorij
Laboeha, welke ook wel Batjan genoemd wordt, ten anker.
Fraai is het gezigt van de reede op de lief aan het strand gele-
gene negorij en het nabijgelegene fort Barneveld, doch fraaijer
nog op het overige kustgedeelte der baai, op het eiland Mandioli
en het gebergte van Zuid-Batjan.
Batjan is als in twee ongelijke helften verdeeld, welke door
eene landtong van eenige palen breedte met elkander zijn ver-
bonden. De noordelijke helft, welke de grootste is en welke
wij in hare geheele lengte waren langs gestoomd, heeft geen
hoog gebergte en schijnt uit nieuwere en oudere bezinkselvor-
mingen te bestaan, in welke goud, steenkolen en koper op
meerdere plaatsen zijn afgezet. Zandsteen en dioriet beslaan er
geheele terreinen en vormen er talrijke heuvels. De zuidelijke
helft van Batjan heeft aanmerkelijk hooger gebergte en schijnt
althans gedeeltelijk vulkanisch te zijn. De Sebela, welke zich op
het zuidwestelijke gedeelte van het eiland het meest verheft, heeft
eene eenigzins kegelvormige gedaante en reikt met zijnen top
tot zeker niet veel minder dan 600 meters boven de zeevlakte.
De landtong, welke beide helften vereenigt en op welker west-
kust de negorij Laboeha is gelegen, is laag land, zoodat men,
Batjan op eenigen afstand uit zee op dit punt aanschouwende,
het zich zou kunnen denken als uit twee eilanden te bestaan.
De gewone welkomstschoten vielen van de Vesuvius (die vóór
Digitized by
Google
— 237 —
de Ainbon de reede bereikt had) en van het fort Barneveld, bij
het ten anker komen en het landen.
De kommandant van de Vesuvius ontving den last om dadelijk
door te stoomen naar Kajeli op het eiland Boeroe, om den ge-
zaghebber aldaar kennis te geven, dat de opperlandvoogd voorne-
mens was ook Kajeli een bezoek te brengen. De heer Bosscher
ging op de Vesuvius over, om te Kajeli met den gezaghebber
aldaar een en ander voor de onverwachte komst van den gou-
verneur generaal te regelen.
Te Laboeha aan wal gekomen zijnde, begaven wij ons dadelijk
naar het nabijgelegene gouvernementshuis , waar de voorstelling
plaats had van de batjansche rijksgrooten en hoofden. Het
kleine garnizoen van Batjan, bestaande uit een paar dozijn man-
schappen en de geringe militaire magt des sulthans reikten naau-
welijks toe, om het kleine eind wegs van het strand tot het
gouvernementshuis te bezetten.
De bevolking van Batjan is bijkans geheel zamengedrongen
in en om de negorij Laboeha en bedroeg in 1854 slechts
ruim 1800 zielen, waaronder 13 blanke Europeanen, 211 Mes*
tiezen en andere kleurlingen, 1421 inlanders en 25 militairen,
zijnde de overigen chinesche bannelingen (ongeveer 25) en in-
landsche veroordeelden. Vroeger moeten er meerdere negorijen
langs de kusten zijn geweest, welke voornamelijk door de vrees
voor zeeroovers zijn opgebroken , doch nooit schijnt de bevolking
zeer talrijk geweest te zijn (1).
(1) Hoezeer ik in het algemeen in dit reisverhaal geene melding maak van
de tallooze verkeerde voorstellingen, by verschillende schrijvers over de Mo-
lukken geboekt, mag ik hier niet verzwygen, dat zoodanige voorstellingen
zelfs voorkomen in de werken van de hoogste achting verdienende schrij vers.
Zoo is b.v. het artikel van den heer Temminck over Batjan (Coup d'oeil.
Tom. III. p. 417, 418) slechts eene opeenhooping van onnaauwkeurigheden.
Deze aanmerking is noodig om te voorkomen, dat het in de bestaande
werken over de Molukken geschrevene , niet onvoorwaardelijk als waarheid
worde aangenomen.
Digitized by
Google
— 238 —
Ik ken, wat deze eeuw betreft, geene vroegere opgaven om-
trent de sterkte der bevolking van Batjan dan die van 1829.
Toen zou de bevolking (waarschijnlijk slechts de inlandsche),
niet sterker geweest zijn dan 1000 zielen. Voor 1838 zie ik
nog hetzelfde cijfer vermeld, doch het is waarschijnlijk dat men
in de dienstverslagen, waaraan ik deze cijfers heb ontleend, de
getallen van vroegere jaren zonder nader onderzoek overnam.
In de verslagen van 1840 komt de eerste splitsing der bevolking
voor in inlanders (mohammedanen) en inlandsche christenen.
De inlanders zouden toen 1111, de inlandsche christenen 161
zielen sterk geweest zijn. Van 1840 tot 1846 nam het cijfer
der inlanders toe tot 1230, dat der inlandsche christenen tot 187.
Voor 1848 zie ik slechts het cijfer 1010 vermeld zonder speci-
fikatie. Voor de jaren 1849, 1850 en 1851 zijn in het geheel
geene cijfers vermeld en voor 1852 is het eensklaps gebragt tot
2863, terwijl het voor 1843 weder gedaald zou zijn tot 1459.
Ik kan niet beoordeelen in hoeverre die vroegere cijfers vertrou-
wen verdienen, maar hecht meer waarde aan die na 1852, ver-
mits sedert dat jaar Batjan meer bekend is geworden door de
ijverige nasporingen van den toenmaligen resident van Ternate
Jkhr C. F. Goldmann, thans gouverneur der Moluksche ei-
landen.
Het christendom bestaat op Batjan reeds sedert vorige eeuwen.
De inlandsche christenen (Mestiezen en andere kleurlingen) ge-
vestigd in de eigenlijke gouvernements-kampong Laboeha, wor-
den ook wel Laboeharezen genoemd. Laboeha werd in 1699
door ons op de Portugezen veroverd, zoodat het ons eigendom
geworden is door het regt van overwinning. De Laboeharezen
staan onder het gezag van een' beambte met den titel van ser-
geant laboeha , die eenige hoofden met den titel van kapala laboeha
onder zich heeft. Deze christenen vormen eene gemeente , welke van
tijd tot tijd bekocht wordt door den zendelingleeraar van Ternate.
Voor het onderwijs is gezorgd door eene school, in welke 40 tot 50
kinderen door een inlandschen schoolmeester onderwezen worden.
De Laboeharezen leven meest alle van den kleinhandel, althans
Digitized by
Google
— 239 —
komen de 53 mannen, welke in 1854 tot deze afdeeling der
bevolking van Batjan behoorden op de dienststaten voor als te
te zijn 1 sergeant laboeha, 9 kapala, 1 vakcinateur en 42 han-
delaars.
De inlanders, waaronder meerdere Ternatanen voorkomen, leven
grootendeels van handel en vischvangst. De landbouw is op
Batjan nog van weinig beteekenis.
De negorij Laboeha heeft een vrij goed voorkomen. De hui-
zen, meest van bamboe gebouwd, hebben veelal ruime met vrucht-
boomen beplante erven en zijn door bamboezen of levende heg-
gen van de breede straten gescheiden. Het paleis des sulthans,
alles behalve paleisachtig van voorkomen, is een onaanzienlijk
gebouw. Het fort Barneveld ligt eenige minuten gaans buiten
de negorij en heeft een goed voorkomen. De infirmerie, welke
wij bezochten en waar ongeveer een 40-tal lijders verpleegd werd,
was vrij goed ingerigt. Wij hadden evenwel den tijd niet om
de negorij in bijzonderheden op te nemen, s' Namiddags ten
een uur aangekomen, moesten wij nog vóór den avond weder
aan boord zijn om naar Boeroe te stevenen , en het vier- tot vijf-
tal uren, wat beschikbaar was, moest besteed worden aan een
togtje per draagstoel naar de zoogenaamde vlakte van Mombia,
een vijf- tot zestal palen binnen s'lands gelegen , waar sedert eeni-
gen tijd belangrijke werkzaamheden waren aangevangen voor de
ontginning van steenkolen.
Zoodra de noodige draagstoelen dan ook gereed waren, ver-
lieten wij , niettegenstaande het regenachtige weder, Laboeha, om
ons naar het kolen-etablissement te Mombia te begeven. De
sulthan en eenige prinsen maakten dit togtje mede.
Van Laboeha gaat een goede kortelings aangelegde weg naar
Mombia. Indien te Laboeha rijpaarden waren aanwezig geweest ,
zouden wij den geheelen weg zeer goed te paard hebben kunnen
afleggen en dan zeker aangenamer dan in draagstoelen, welke,
hoe goed ook ingerigt en hoe goed ook gedragen , toch een onaan-
genaam vervoermiddel zijn. De weg is aangelegd ten behoeve van
de steenkolen-ontginning , daar het nut er van voor de Batjanners
Digitized by
Google
— 240 —
zelve , die slechts aan de kust wonen, niet zou opwegen tegen
de aan het daarstellen en onderhouden er van besteeden arbeid.
Hij volgt den loop der Amasing, eene vrij breede doch ondiepe
rivier, welke te Laboeha zich in zee ontlast. Eene groote bam-
boezen brug geleidt even buiten de negorij over die rivier. De
weg blijft dan een eindwegs aan haren regteroever, om later
over eene andere brug weder op haren linkeroever over te gaan.
Tot op ongeveer drie palen afstands van de hoofdplaats is het
terrein vlak, geheel bedekt met hooger en lager geboomte, tus-
schen welke nog eene veelsoortige vegetatie van bamboe, va-
rens , lianen , aronskelken , enz. wortelt. De Amasing is op vele
plaatsen door het geboomte geheel beschaduwd en heeft hare
ondiepe bedding geheel bedekt met rolsteenen van eene zand-
steenachtige of dioritische geaardheid. .
Nadat wij ongeveer 3 palen wegs hadden afgelegd, werd het
terrein heuvelachtig. De Amasing komt hier uit zandsteenheu-
vels te voorschijn, langs welker hellingen de weg is uitgekapt.
Op meerdere plaatsen heeft men de zandsteenmassa door bus-
kruid moeten doen springen , om den weg geene te groote hellin-
gen te geven. Overal omringde ons eene krachtige vegetatie.
Meerdere edele stammen wachten er nog slechts op den bijl,
om den mensch tot nut te zijn; vele lagen reeds geveld.
Batjan moet rijk zijn aan apen, papegaaijen en reptiliën. Be-
halve enkele apen en vlinders zagen wij echter bijna geen dier-
lijk leven op onzen togt door deze nog woeste natuur.
Na een paar uren gaans, gedeeltelijk per draagstoel, gedeel-
telijk te voet, bereikten wij het etablissement te Mombia.
De zoogenoemde vlakte van Mombia is eene kleine vallei, door
vrij hooge heuvels omsloten. Men meent daar rijke kolenlagen te
zullen aantreffen en heeft daartoe reeds kostbare werken begon-
nen. Men heeft met veel moeite een' weg van 6 palen lengte
aangelegd en duizenden besteed aan den aanleg van en de vervaar-
diging der materialen voor eene zinkput, welke reeds tot op eenige
diepte gevorderd is. Eene goede woning voor den mijningenieur
of voorman is reeds in gereedheid. Evenzoo woningen voor de
Digitized by
Google
— 241 —
arbeiders. De omstreken van het etablissement zijn met veel
arbeid kaal gekapt en forsche boomstammen lagen nog hier en
daar neergeveld.
De gouverneur generaal nam alle bijzonderheden van het eta-
blissement in oogenschouw. Nergens echter was een spoor van
steenkool te ontwaren. Wij vernamen nu, dat de vindplaats der
reeds van Batjan onderzochte steenkolen ongeveer nog 1 — 2 palen
van het etablissement verwijderd was. Voor wie onzer niet in
de geheimen der wetenschap was doorgedrongen, zou het uit-
werking gemaakt hebben, indien men nu te Mombia alleen op
de gegevens der wetenschap af inderdaad kolen gevonden had of
met eenige zekerheid de diepte had kunnen bepalen op welke ze
zouden aangetroffen worden. Toen wij echter uit den mond van den
mijningenieur, den heer Schreuder, vernamen, dat het nog geens-
zins zeker was, dat de zinkput te eeniger tijd op eene kolenlaag
zou treffen , waren de meer eenvoudigen onder ons van oordeel ,
dat het welligt beter ware geweest te beginnen met eene boring
bij wijze van onderzoek, dan eerst een' kostbaren weg aan te
leggen en de kostbare werken te Mombia daar te stellen. Indien
het waar mogt wezen, dat men het verder bouwen der zinkput
heeft gestaakt en boortoestellen heeft ontboden , om alsnog eerst
boringen te bewerkstelligen, zou zulks er voor schijnen te plei-
ten, dat te Mombia noodeloos veel nutteloos werk is verrigt.
Maar zoo wij te Mombia al geene kolen zagen, werd zulks
eenigzins vergoed door het gezigt van eene hoeveelheid van een
ander mineraal, waaraan Batjan bijzonder rijk schijnt te zijn.
De heer Schreuder vertoonde den gouverneur generaal eene hoe-
veelheid goud, te Soengei-Poang gewasschen door eenige Chinezen.
Deze hoeveelheid had de waarde van ongeveer ƒ 1400.
Later is dit goud te Batavia voor rekening van den lande
verkocht.
Het voorkomen van goud op Batjan is sedert lang bekend.
Forrest sprak reeds van het voorkomen van goud op Batjan in
1774. De toenmalige sulthan van Batjan had vroeger reeds de
goudgronden op zijn eiland willen doen ontginnen, doch schijnt
T. 16
Digitized by
Google
— 242 —
daarvan te hebben afgezien, omdat de Kompagnie de uitsluitende
opkooper daarvan wilde zijn. In 1781 had de toenmalige sul-
than van Batjan het goudgraven op zijn eiland verpacht. Later
liet die sulthan goudgravers komen van Gorontalo en Bwool , om
de Batjanners in dit werk te onderrigten. De zaak werd echter
niet lang voortgezet, omdat er gebrek was aan handen en toe-
zigt. Het gegravene goud werd verduisterd.
Het was toen evenwel reeds bekend, dat de goudhoudende
grond zeer uitgestrekt is en zeer gunstig voor de goudwassching
door de aanwezigheid van geschikte rivieren. In 1835 stelde
de toenmalige resident van Ternate Van Olpen voor, om de goud-
graving op Batjan voor gouvernementsrekening door Chinezen
te doen plaats hebben, welk voorstel echter toen zonder gevolg
bleef. In 1848 werd door den oud-kapitein der artillerie F. A.
Neijs op nieuw het voorstel gedaan om de goudgronden van
Batjan voor gouvernementsrekening te bewerken. De sulthan
van Batjan had veel met dat voorstel op, doch de toenmalige
resident van Ternate, wijlen de heer C. M. Visser, adviseerde
er tegen, waarschijnlijk ten gevolge van ongunstige berigten uit
Manado omtrent de verkrijgbaarheid van goudgravers van daar.
In den jongsten tijd echter heeft het gouvernement besloten eene
proef te nemen door 24 chinesche opstandelingen van Borneo ,
gevangen genomen tijdens de expeditie tegen Montrado, naar
Batjan te verbannen en door hen de gouddelving aldaar te
doen plaats hebben.
Het waren deze Chinezen, welke in het laatst van Maart 1855
op Batjan aankwamen , die het te Mombia vertoonde goud had-
den gewasschen.
Uit de ingewonnen berigten was voldoende op te maken, dat
de omstreken van Soengei-Poang veel rijker zijn aan goud, dan
de afgeleverde hoeveelheid zou doen vermoeden. Inderdaad, het
opzigt over de Chinezen , op eene ongeveer 20 palen van Laboeha
verwijderde plaats, op een eiland, waar buiten Laboeha ■ naau-
welijks eenige bevolking is en geen europeesch bestuur, moet
uiterst onvoldoende zijn. De Chinezen, gewezene opstande-
Digitized by
Google
— 243 —
lingen tegen ons gezag en thans bannelingen, zullen zich geens-
zins verpligt achten, om al het goud, wat zij winnen, aan het
gouvernement af te staan en de gelegenheid moet hun niet ont-
breken om het grootste gedeelte van het gewonnen goud te ver-
duisteren en tot op voor hun meer gunstige tijden verborgen te hou*
den of het met inlandsche hoofden te deelen. Bovendien heeft een
der op Batjan aanwezige Europeanen, die Soengei-Poang heeft
bezocht, mij verzekerd, dat hij daar persoonlijk in twee da-
gen tijds, zonder zwaren arbeid, voor eene waarde van / 18
aan goud gewasschen heeft.
De bestaande gegevens schijnen genoegzaam te zijn om vast
te stellen, dat Batjan bijzonder rijk is aan goud. Dit aangeno-
men, zou slechts de vraag te beantwoorden zijn, op welke wijze
van dezen rijkdom het beste partij zal kunnen worden getrokken.
Het schijnt mij toe, dat de goudgraving van wege het gouver-
nement de minst goede wijze is. Steeds zal een groot gedeelte
van de opbrengst het gouvernement worden onthouden. Indien,
wat niet te betwijfelen is, ondernemingen van industrie of land-
bouw in de regel gunstiger uitkomsten opleveren onder beheer van
bijzondere personen of ondernemingen, dan onder, dat van het gou-
vernement , hetwelk altijd genoodzaakt is het beheer toe te vertrou-
wen aan gemagtigden , die niet hetzelfde belang bij die onderne-
mingen hebben als partikulieren, moet zulks in nog hoogere mate het
geval zijn bij goudontginningen, waar de prikkel tot verduistering
van het produkt zoo ligtelijk werkt, niet alleen bij de mijnar-
beiders , maar ook bij wie het toezigt over die arbeiders hebben.
Ik geloof alzoo, dat de goudontginning op Batjan zal behooren
over te gaan op partikuliere ondernemers, onder voorwaarde al-
tijd van afstand van een bepaald deel der winst aan het gouver-
nement of aan den eigenaar van den grond , voor de vergunning ,
de ondersteuning en de bescherming, der onderneming verleend.
Handen voor den arbeid, thans misschien nog moeijelijk te er-
langen , zouden wel gevonden worden , hetzij op of buiten Batjan ,
zoodra het bekend zou wezen, dat de arbeid behoorlijk wordt
beloond en de eigendom der arbeiders geëerbiedigd.
Digitized by
Google
— 244 —
Na het gebruiken van eenige ververschingen te Mombia keer-
den wij langs denzelfden weg, langs welken wij gekomen wa-
ren, naar Laboeha terug.
Ik moet hier nog aajiteekenen dat, alhoewel wij te Mombia
geene steenkolen zagen, er echter niet de minste twijfel be-
staat aan den rijkdom van Batjan aan steenkolen. In de Java-
sche Couranten en in het Natuurkundig tijdschrift voor Neder-
landsch Indië is deze aangelegenheid reeds dikwerf kortelijk ter
ter sprake gebragt. Het zal zeker niet overbodig geacht worden
het daarin desbetrekkelijk voorkomende in het kort te overzien.
Reeds in 1852 werd eene hoeveelheid steenkolen van Batjan
op het stoomschip Vesuvius beproefd. Die kolen waren weinig
bruikbaar. In 1853 werd de eerste mijn geopend op een' heu-
veltop op ongeveer een paar palen afstands van Mombia. Men
ontdekte spoedig ook nog andere kolenlagen, elders op het
eiland. Eene hoeveelheid van 10000 ponden kolen werd op
het stoomschip Etna beproefd en bleek zoo goed te zijn, dat
engelsche kolen in hoedanigheid niet boven ze gesteld wer-
den. Men begon te Amasing, 6 palen ten noorden van Laboe-
ha, kolen te graven voor de stoomboot-onderneming van den
heer Cores de. Vries doch staakte dit weder, vermits de kolen
minder goed bleken te zijn dan men verwacht had. De bewer-
king der mijnen had aanvankelijk plaats met Ternatanen , welke
echter, daar zij niet voldeden, door kettinggangers werden ver-
vangen. Sedert werden de werkzaamheden meer zamengedron-
gen te Mombia, met de bedoeling om door het zinken eener
put de geregelde ontginning der kolenlagen te bespoedigen.
Hierboven heb ik reeds gezegd, dat het nog zeer twijfelachtig
schijnt te zijn of de ingeslagen weg wel het spoedigste tot berei-
king van het doel zal leiden.
De onderzoekingen naar kolen en goud hebben ook op meerde-
re plaatsen kopererts doen ontdekken. Die erts moet vrij rijk
zijn en het koper er in aanwezig in den vorm van malachiet.
Het is echter nog niet gebleken of de kopergronden rijk ge-
noeg zijn om geregeld ontgonnen te worden.
Digitized by
Google
— 245 —
Tusschen 5 en 6 uur in den namiddag kwamen wij te La-
boeha terug. Er bleef slechts nog tijd beschikbaar voor eene
kleine wandeling door de negorij en het bezoek der infirmerie.
De chinesche bannelingen hadden zich voor het gouvernements*
huis verzameld en wierpen zich voor de voeten van den gouver-
neur generaal ter neder, vergiffenis smeekende voor hetgeen zij
tegen het gouvernement hadden misdreven. Van het bijzondere
van hun verzoek werd gelast aanteekening te houden.
Volgens den heer Bernelot Moens is het geheele eiland nog
woest, uitgezonderd Mombia en Laboeha, alsmede eenige ge-
deelten der alluvievlakte van Laboeha , Amasing , Ne-neri , Ajer-
besaar, Indommoet, enz., waar enkele Batjanezen kleine rijst-
velden hebben aangelegd. Sommige inlanders begeven zich nu
en dan naar verschillende plaatsen aan de kusten des eilands
om te visschen, te jagen, dammerhars te verzamelen of sago
te kloppen. Wegen bestaan op Batjan geene andere dan de
genoemde naar Mombia, alsmede een naar Soengei-Poang en een
over Ne-neri naar straat Patientie.
Terwijl het nog dag was gingen wij weder naar boord, om
nog vóór den avond de reis naar Boeroe voort te zetten. De
sulthan en rijksgrooten en de europesche beambten van Batjan
deden den opperlandvoogd tot aan boord uitgeleide.
Batjan belooft veel voor de toekomst. Indien het gouverne-
ment de bezittingen van den sulthan geheel aan zich trekt, der-
waarts bevolking lokt en een geregeld bestuur invoert, laat
zich verwachten, dat Batjan eene belangrijke bezitting zal worden.
De sulthan van Batjan zou waarschijnlijk niet ongenegen be-
vonden worden om zijn leenrijkje geheel aan het gouvernement
af te staan , indien men hem voor dien afstand schadeloos stelde en
hem zijn' titel liet behouden. Hij is thans nog leenheer van de
geheele Batjan groep t. w. van de eilanden Batjan, Mandiolo, Botang
loman, Ora-ora, Embatoe, Waindi (3 eilanden), Yojo, Einba-
tien, Kasiroeta of Groot Tawalli, Wiri, Batoe-ampat, Wai-Apo-
kan, Nanoang, Lintang-barat , Oewah, Bamilajoe, Tambeli, Ti-
wada, Onoh, Beroe, Lintang-timor , Salipogat, Tawalla (3 ei-
Digitized by
Google
— 246 —
landen), Raloeit, Babi, Djilalan, Allang-allang , Roewo, Pigira-
dja, Latta-latta (Lawe en Moring), Towapien, Goranofodjojo en
Kappal. — Maar die eilanden , onbevolkt als zij thans zijn, met uit-
zondering slechts van Batjan zelf, dienen tot niets dan tot verblijf
en schuilplaatsen voor de zeeroovers, die nog pas eenige maan-
den voor onze komst verwoesting en schrik over Batjan ver-
spreid hadden. De sulthan zal zich gelukkig mogen achten,
wanneer het gouvernement hem boven de rekognitie-gelden , die
hij thans geniet, ten bedrage van/ 1920 s'jaars, voor den al-
geheelen afstand van zijn grondgebied eene jaarwedde toekent
of eene som in eens, welke hem in staat zal stellen, om hem
én zijne nabestaanden onbekrompen te doen leven.
Aan bevolking zal het niet behoeven te ontbreken.
Nog slechts weinige jaren geleden verhuisde een vrij groot
aantal Bonoarezen vrijwillig naar Batjan, doch de toenmalige
gouverneur der Molukken, de generaal Cleerens, dwong hen
naar Bonoa terug te keeren.
Men ziet daaruit, dat er wel neiging bestaat bij de bewoners der
omliggende eilanden om zich naar Batjan te verplaatsen. Het
voorbeeld van Bonoa is echter afschrikkend en zal veel kwaad
doen voor den vervolge, tenzij het gouvernement zelf de indruk
er van tracht weg te nemen , door volksverhuizingen naar Batjan
te begunstigen.
Batjan verdient in hooge mate de belangstelling van het gou-
vernement. Zijne rijkdommen zijn nog slechts voor een gedeelte
bekend. Behalve kolen, goud en koper, is er eene menigte
in het wild groeijende specerijboomen , voornamelijk nagelboomen,
welke het extirpatiestelsel hebben overleefd en er thans weder
welig tieren. Aan voortreffelijk bouw- en meubelhout is groote
overvloed. Lang werd reeds uit de bosschen van Batjan ge-
put om in de behoefte aan bouwhout te Ternate te voorzien.
Maar men kent die rijkdommen op verre na nog niet in hun-
ne uitgebreidheid en de rijkste plaatsen aan alle die voortbreng-
selen zijn waarschijnlijk nog niet gevonden.
Batjan is zeker niet minder dan eenig ander van onze Moluk-
Digitized by
Google
— 247 —
sche eilanden waardig om nader en grondiger onderzocht te
worden , dan tot nu toe heeft plaats gehad.
De togtjes van een' mijningenieur of van een' resident zijn
daartoe niet voldoende.
Groote schreden zouden in de kennis onzer uitgestrekte be-
zittingen kunnen worden gedaan, indien het gouvernement kon
besluiten tot de wederoprigting eener Natuurkundige Kommis--
sie in deze gewesten.
Sedert de opheffing dier Kommissie zijn wel andere ligchamen
daargesteld, welker doelwit insgelijks geheel of gedeeltelijk is
uitbreiding der natuurkennis van den Indischen Archipel , zoo als
de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië , de Mijn-
bouwkundige genie , de Landbouw-scheikundige inrigting te Bui-
tenzorg, — en gewis wordt door die instellingen veel goeds
verrigt en veel bijgedragen tot de betere kennis van vele
punten der natuurlijke geschiedenis van deze gewesten. Maar
de Natuurkundige kommissie is daardoor geenszins overbodig
geworden. Er bestaat behoefte aan natuurkundige reizigers,
pionniers der wetenschap, tirailleurs, die de nog niet bekende
terreinen onderzoeken en de schatten ontdekken, welker exploita*
tie dan voor zooveel noodig aan andere ligchamen kan worden
opgedragen.
De fout der voormalige Natuurkundige kommissie lag niet
in de instelling zelve , maar in hare organisatie , in hare leiding.
Er moet een vast plan van werken zijn. De verschillende takken
der natuurwetenschappen moeten in de verschillende leden der
kommissie vertegenwoordigd zijn en de chef der kommissie iemand
van veel talent en veerkracht, en van voldoende omvattende ken-
nis, om te kunnen oordeelen over den gang der nasporingen
van elk lid in het bijzonder. De leden, den aanstoot van den
chef volgende , zouden overigens geheel onafhankelijk moeten zijn in
hunne bijzondere studiën , zoodra zij zich bevinden op het te onder-
zoeken terrein, en geheel moet hun worden gewaarborgd de eer,
die groote prikkel tot ijver voor den wetenschappelijken man,
welke hun voor de gedane nasporingen en ontdekkingen zal
Digitized by
Google
— 248 —
toekomen. Eene zoo zamengestelde kommissie, voorzien van de
noodige hulpmiddelen, zou in betrekkelijk korten tijd tottallooze
ontdekkingen kunnen geraken, afgescheiden nog, dat zij tevens
in een staatkundig opzigt van groot nut zou kunnen wezen in
het aanknoopen van betrekkingen of het sluiten van kontrakten
met vorsten en volken, daar waar zulks noodig of wenschelijk
geoordeeld mogt worden. Ik geloof niet onjuist te zijn , wanneer
ik zeg, dat men b. v. door zoodanige kommissie in eenige maan-
den tijds eene grondige kennis zou kunnen erlangen van het
land, van de natuur en van de bevolkingen van alle voorname
eilanden der groep van Halmaheira. In een paar maanden tijds
zou zoodanige kommissie ineen grondig geologisch, mineralogisch ,
botanisch en zoölogisch onderzoek van Batjan ver gevorderd kun-
nen zijn. De oppervlakte van het eiland zal in uitgestrektheid
niet veel verschillen van de residentie Batavia en ongeveer r * T
van die van Nederland bedragen.
Wat wij thans weten van Batjan in een natuurhistorisch op-
zigt is niet veel meer dan het hierboven medegedeelde.
De flora van Batjan is nog eene terra incognita.
Van de fauna weten wij niet veel meer.
Herten en varkens bevolken Batjan's bosschen, doch wij weten
niet of het elders ook voorkomende of aan Batjan eigene soor-
ten zijn. Er moet ,eene kleine soort van apen voorkomen , welke
evenmin bekend is.
Met de vogels en reptiliën is het niet anders. De heer Bernelot
Moens zond mij eene slang van Batjan, welke ik herkend heb
te zijn Brachijorrhos albus Kuhl.
Van de batjansche visschen weet men nog het meest. De
heeren Goldmann en Bernelot Moens hebben mij in de gele-
genheid gesteld, onze kennis in deze rigting aanmerkelijk te
verrijken, ofschoon ook ten deze nog veel te doen overblijft.
Uit de mij van Batjan gewordene verzamelingen is mij geble-
ken, dat in zijne wateren leven eenige soorten, welke elders
nog niet zijn aangetroffen t. w. Mugil heterocheilos Blkr , Gly-
phisodon batjanensis Blkr en Dascyllus polyacanthus Blkr. In de
Digitized by
Google
— 249 —
zoete wateren ontbreken hier, even als op Celebes, de karperach-
tige visschen, welke er vervangen zijn door soorten van Ambassis,
Dules , Mesoprion , Eleotris enz. , van welke slechts die van Dules
als eigenlijke zoetwatervisschen zijn aan te merken. In het ge-
heel ken ik 149 vischsoorten van dit eiland, welke stellig ech-
ter slechts een gering gedeelte voorstellen van zijne vischfau-
na. Aan het einde van dit reisverhaal zal ik alle de mij tot
nu toe van Batjan bekend gewordene vischsoorten vermelden.
Ten opzigte van de ongewervelde dieren van Batjan bestaat
tot nog toe volstrekte onbekendheid.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK VH.
VAN BATJAN TOT BOEROE.
Afwisseling van tooneelen op de reis. — Rhizos tomen. — Wit water. —
Potvisschen. — De Obi-eilanden. — Obi major. — Reis derwaarts van
den heer Goldmann in 1855. — Ontginning van Obi-major door bijzon-
dere personen. — Natuurly ke geschiedenis van de Obi-eilanden.
In den vooravond van den 29* September stoomden wij uit
de baai van Laboeha. Het weder, dat bijkans den geheelen
namiddag regenachtig was geweest, klaarde op en beloofde een'
aangenamen avondtogt.
De afwisseling in onze togten, nu op het land dan weder
op zee, welke aanhield van de Minahassa af tot op onze te-
rugreis van Banda naar Batavia, droeg niet weinig .bij om de
reis door de Molukken te veraangenamen. Het beeld van een
eiland of van een landschap had zich naauwelijks in onzen geest
geprent of het werd tijdelijk weder verdrongen door andere
tooneelen. Het was alsof die talrijke eilanden als een pano-
rama voor ons heen werden bewogen. Veertien dagen vroeger
waren wij nog te Manado. Acht dagen slechts waren besteed
voor de Minahassa. Zes dagen vroeger waren wij nog te Kenia.
Tifore en Mayo , Mitarra , Ternate en Hieri , Tidore , Mareh en
Makjan , de Goearitji's , Halmaheira en de talrijke eilanden
van Batjan , zij waren als in een' droom ons voorbijgegaan. Wij
Digitized by
Google
— 251 —
hadden moeite om ons in onze voorstellingen van die talrijke
eilanden niet te verwarren, zoo spoedig hadden hunne beelden
zich bij ons verdrongen.
Nog in de baai van Laboeha waren wij getuigen van een be-
langwekkend natuurverschijnsel. Wij zagen de zee rondom ons
schip eensklaps als bezaaid met witte, meer dan vuistgroote, bol-
vormige ligchamen , welke talrijker en talrijker werden en bij het
vallen der duisternis een zacht licht van zich gaven. De helderheid
der zee liet deze ligchamen niet alleen nabij maar tot diep onder
de oppervlakte der zee ontwaren, Millioenen en millioenen dier
bollen deinden met de golven op en neder of volbragten hunne
langzame schommelende bewegingen op grootere diepte. Ik her-
kende ze voor rhizostomen, wortelbekkige zeenetels of kwallen, die
ook elders in de indische wateren leven en in de Java-zee vroe-
ger meermalen door mij werden waargenomen, doch die ik nooit
in zulke uitgebreide en digte scholen had gezien. Ik dacht da-
delijk aan het in de bandasche wateren zoo dikwerf waargenome-
ne en in meerdere wetenschappelijke werken ter sprake gebrag-
te, doch nog niet genoegzaam verklaarde, verschijnsel van het
zoogenaamde witte water, ajer poeti. Ook in de baai van La-
boeha was het water door de millioenen rhizostomen min of meer
wit gekleurd en indien wij het verschijnsel niet slechts in den
laten namiddag en den beginnenden avond hadden gezien maar
in het donkere van den nacht, had het zich zeker aan ons voor-
gedaan zooals het witte water is beschreven. Maar voordat het
nog goed donker was, waren wij deze mijriaden van zeenetels
voorbijgestoomd en bleef niets over dan het gewone lichten van
het kielwater.
In den nacht stoomden wij door den breeden zeeweg, welke
de Obi-eilanden scheidt van den Soela-archipel. Obi-lattoe, het
meest westelijke der Obi-groep , alsmede Obi-major of Groot-Obi
waren s'morgens vroeg nog flaauw te zien. Life-matoela het
meest oostelijk gelegene eiland van den Soela-archipel gingen
wij op grooteren afstand voorbij en kwam niet in het gezigt.
Een potvisch (Phijseter macrocephalus) passeerde vroeg in
Digitized by
Google
— 252 —
den morgen op geringen afstand van het schip. In den na-
middag werden nog enkele walvischachtige zoogdieren gezien
doch op grooteren afstand, zoodat niet bepaald kon worden of
zij behoorden tot de overigens gemakkelijk aan hunnen stompen
hoogen snuit herkenbare potvisschen of tot andere soorten. De
zee om Boeroe schijnt het rijkste aan deze nuttige dieren te zijn
en maakt het verklaarbaar, waarom zij zoo veelvuldig door wal-
vischvaarders wordt bezocht.
Niet zonder leedwezen had ik gestaard op de doffe omtrekken
van de Obi-eilanden en op den horizon , achter welken de Soela's
lagen verborgen.
Zoo gaarne had ik deze lang bekende en toch nog zoo weinig
bekende eilanden een bezoek gebragt.
De Obi-eilanden, zoo ata ik hierboven reeds heb gezegd ge-
heel gouvernements-grond, liggen daar onbewoond en onbenut-
tigd, tenzij door de zeeroovers van Galela en Tabello, die er eene
ververschingplaats van hebben gemaakt op hunne strooptogten.
Nadat de Kompagnie door aankoop meester van de Obi-groep
geworden was , stichtte zij op Groot-Obi of Obi-major eene vesti-
ging, de Bril genaamd, van welke de overblijfselen nog heden
bestaan. De gouverneur generaal Van der Capellen gaf reeds in
1824 last om Obi-major naauwkeurig te doen onderzoeken. Hij
was niet vreemd aan het denkbeeld, dat het zou kunnen dienen
als eene plaats van ballingschap voor misdadigers uit het moeder-
land , een denkbeeld , dat zeker op nieuw overweging zou verdie-
nen, indien het eiland niet aan de partikuliere industrie mogt
worden dienstbaar gemaakt, waartoe reeds aanzoek is gedaan.
Het is mij niet gebleken, welke de uitkomst is geweest van
den last van Van der Capellen.
Ook zie ik vermeld, dat in 1828 een voorstel is gedaan om
de muskaatnotenkultuur van Banda naar de Obi-eilanden over
te brengen en dat in 1829 aan den toen benoemden gouverneur
der Moluksche eilanden Besier opgedragen werd om te dienen
van berigt, in hoeverre zoodanige verplaatsing was aan te raden.
Aan die opdragt is echter nooit voldaan geworden.
Digitized by
Google
— 253 —
In 1847 werden de Obi-eilanden bezocht door een jong ambte-
naar, welke ze afschetste als zeer onbelangrijk, doch zijne rap-
porten, ook over andere gewesten, zijn gebleken weinig ver-
trouwen te verdienen.
De heer Goldmann, gouverneur der Moluksche eilanden, bezocht
Obi-major eenige maanden geleden en bragt van zijn bezoek ver-
slag uit aan het gouvernement. Volgens dit verslag stonden in
April 1855 nog de muren van het fort of blokhuis de Bril en
bevond zich noch eene merkpaal met het naamcijfer der Kompag-
nie nabij die bouwvallen in gaven toestand. De Tabellorezen zijn,
zonderling genoeg, gewoon aan deze merkpaal offerhanden te
brengen, een feit, wat het plaatsen van merkpalen op de kust van
Nieuw-Guinea in 1850 x onder de leiding van wijlen den heer Van
der Dungen Gronovius in een geheel ander dan een bespottelijk
licht stelt, daar het bewijst, dat de eenvoudige inlanders een'
bijgeloovigen eerbied voor zoodanige palen kunnen hebben, dien
zij inderdaad ook thans er nog voor hebben op Nieuw-Guinea.
Het bezoek van Obi-major door den heer Goldmann heeft voorts
nog aan het licht gebragt , dat de omstreken van het oude kom-
pagnie's fort thans nog moerassig zijn en bedekt met uitgestrekte
sagobosschen , die zwervende visschers en ook de zeeroovers uit-
lokken om er hun voedsel uit te trekken. De Galelorezen,
voor zooverre zij vreedzame handelaren of visschers zijn, bezoe-
ken Obi nu en dan om er karet te vangen. Het is voorts ge-
bleken , dat Obi-major , Obi-lattoe en de beide Tapa-eilanden rijk
zijn aan muskaatnotenboomen.
Overigens is van de geologische gesteldheid van de Obi-eilan-
den niets noemenswaardigs bekend } evenmin als van hunne flora.
Wat de fauna betreft is tot nog toe slechts iets bepaald be-
kend geworden betreffende de visschen , welke aan de kusten van
Groot-Obi leven. De heer Goldmann had de goedheid mij 32
vischsoorten van daar te doen geworden , waarover ik berigt heb in
een artikel, geplaatst in het negende deel van het Natuurkundig
Tijdschrift voor Nederlandsch Indië. Ik vond onder die soorten
twee, welke tot nog toe nergens anders dan bij Obi zijn aange-
Digitized by
Google
— 254 —
troffen t. w. Serranus Goldmanni Blkr en Lethrinus Moensii Blkr.
Terwijl ik dit schrijf zal waarschijnlijk reeds eene kommissie
naar Obi-major vertrokken zijn, om de rijkdommen van dit ei-
land op te sporen en te beoordeelen, in hoeverre het wenschelijk
zal kunnen worden geacht om Obi-major ter ontginning af te
staan aan partikulieren.
Den 30 September bragten wij geheel op zee door. s'Nacbts
stoomden wij langzamer , om eerst met het aanbreken van den
dag de baai van Kajeli binnen te stevenen.
Digitized by
Google
HOOFDSTUK VUL
AANÏEEKENINGEN BETREFFENDE HALMAHEIRA, DE SOELA-
ETLANDEN, DE KIJKJES BANGGAAI EN TOxMBOEKOE,
EENIGE EILANDEN VAN DEN PAPOESCHEN
ARCHIPEL EN NIEUW-GUINEA.
Halmaheira. — Fauna en flora van Halmaheira. — Morotai. — Soela-eilan-
den. — Banggaai- Archipel. — Banggaaisch gedeelte van Celebes. Saloe-
wan, Patti patti, Boalemon, Balante, Batoei of Mondono. — Tom-
boekoe. — Boboni. — Manoei. — Tomori. — Bob -eilanden. — Poppa. —
Misool. — Gebeb. — Wageoe. — Salwati. — Batanta. — Nieuw-Guinea. —
Natuurlijke geschiedenis van Nieuw-Guinea. — Dorei. — Massinama. —
Eilanden der Geelvinksbaai. Jobi, Saök, Mafor, Amberpoea, Mias-
war, Run, Ansoes, Koeroedoe. — Tabi.
Alvorens afscheid te nemen van de residentie Ternate , wil ik
nog enkele bijzonderheden mededeelen aangaande eenige der
meer belangrijke eilanden en gewesten , welke tot Ternate behoo-
ren, doch niet door mij bezocht zijn geworden.
Midden in de Moluksche zee (1), op ongeveer gelijken afstand
van Celebes en Nieuw-Guinea, ligt een eiland , het grootste van alle
eilanden der Molukken, weinig in algemeenen vorm verschillen-
de van Celebes, even als Celebes uit 4 schiereilanden zamenge-
steld en met zijne lengte-as van het zuiden naar het noorden
gerigt. Halmaheira wordt gerekend, met de kleine eilandjes
(1) Het gedeelte der Moluksche zee beöosten Halmaheira gelegen, wordt
ook wel de Zee van Halmaheira of Zee van Gilolo genoemd.
Digitized by
Google
— 256 —
die zijne kusten omringen, eene oppervlakte te beslaan van
358 d duitsche mijlen , dat is , veel meer dan de helft der uit-
gestrektheid van Nederland en bijkans dezelfde oppervlakte als
de residentiën Batavia , Bantam , Buitenzorg en Krawang te za-
men. Dit groote eiland heeft, indien men de opgaven eenigzins
mag vertrouwen, slechts eene bevolking van 27£ duizend zielen ,
welke wezenlijk of in naam zijn onderworpen aan de sulthans
van Ternate en Tidore. Het grootste gedeelte van Midden-Hal-
maheira, de beide oostelijke en het noordelijke gedeelte van het
zuidelijke schiereiland staan onder Tidore, — het noordelijke schier-
eiland en de grootste helft van het zuidelijke schiereiland onder
Ternate. Het grondgebied, onder beide rijken behoorende, zal in
uitgestrektheid niet veel van elkander verschillen, maar het ter-
nataansche gedeelte heeft verre weg de grootste bevolking, aan-
gezien van de geheele populatie slechts ruim 4| duizend zielen
gerekend worden als gevestigd op tidoreesch grondgebied.
De negorijen zijn meest aan of nabij het strand gelegen.
Het grootste gedeelte der bevolking woont om de baai van
Dodinga en op het noordelijke schiereiland. Langs de genoem-
de baai liggen de negorijen Kajassa, Tonika, Dodinga en Sin-
dangole. Aan de westkust van het noordelijke schiereiland lig-
gen voorts, gerekend van het zuiden naar het noorden, de ne-
gorijen Djilolo of Djaïlolo, Sahoe, Gamoekoenora, Folofoëo,
Loloda en Toebaro. De bevolkingen dezer negorijen gehoor-
zamen nog het meest de bevelen des sulthans van Ternate, die,
wat Halmaheira betreft, de meeste inkomsten en heeren- en krijgs-
diensten trekt van de inwoners van Dodinga, Sindangole, Djaï-
lolo en Sahoe. Sahoe ligt in eene vruchtbare vlakte, waar
veel rijst wordt verbouwd. In 1848 werden 125 kojangs rijst
van Halmareira op Ternate ingevoerd. De geheele opbrengst
aan rijst van het noordelijke schiereiland van Halmaheira wordt
op 260 kojangs jaarlijks geschat. Sahoe brengt ook een weinig
kruidnagelen op. Een goede weg geleidt van Sahoe naar Djaï-
lolo. Het bergachtige terrein, dat zich bijkans overal tot aan
zee toe uitstrekt, maakt de gemeenschap over land tusschen de
Digitized by
Google
r
— 257 —
verschillende negorijen moeijelijker dan die over zee.
Aan de oostkust van het noordelijke schiereiland wonen de
Galelorezen en Tabellorezen, berucht in de Moluksche wateren
door hunne zeerooverijen. Meer zuidelijk op de oostkust liggen
de negorijen Kaoe en Bab^ne, de laatstgenoemde aan de land-
engte van Dodinga, welke tusschen Dodinga en Babane slechts
een drietal palen of een uur gaans breed is en den handelaren
dient om hunne produkten over te dragen en dus in weinig
tijds van de westkust- naar de oostkust-wateren des eilands en
omgekeerd over te brengen.
Het noordelijke schiereiland van Halmaheira is meer bekend
geworden door een belangrijk artikel van den heer T. J. Willer
getiteld: n Aanteekeningen omtrent het noorderschiereiland van
het eiland Halmaheira" en geplaatst in het eerste deel van den
eersten jaargang van het Indisch Archief. Volgens dit artikel is
het schiereiland verdeeld in 10 distrikten, welke staan onder
het beheer van ternataansche babatto's, djoeroetoeli's , kalaodi's,
luitenants of oetoesans, onder welke halmaheirasche hoofden met
de titels van sengadji's, kimelaha's, ngofamanira's of kolano's
het gezag voeren. Van de 10 distrikten of djiko's liggen 7 aan
de westkust, t. w. Dodinga, Djaïlolo, Sahoe, Gamoekoenora,
Toebaroe, Folofoëo en Loloda, en 3 aan de oostkust t. w. Ga-
lela , Tabello en Kaoe. Deze distrikten zouden, ongeveer 8 jaren
geleden, bevolkt geweest zijn met 20684 zielen, t. w. Dodinga
met 75 , Djaïlolo met 200 , Sahoe met 4649, Gamoekoenora met
1070, Toebaroe met 4400, Folofoëo met 260, Loloda met 1100,
Galela met 4200 , Tabello met 2234 en Kaoe met 2460 zielen.
Omtrent den aard der bevolking van deze distrikten , hare talen,
maatscbappelijken toestand, godsdienst en gewoonten heeft de
heer Willer talrijke bijzonderheden medegedeeld, welke der na-
lezing overwaardig zijn. Men weet daaruit, dat bij de alfoeren
van het noordelijke schiereiland, behalve die van de djiko's
Dodinga, Djaïlolo en Sahoe, de gewoonte van het koppensnel-
len nog in volle kracht is.
Het zuidelijke schiereiland van Halmaheira behoort ongeveer
I. 17
Digitized by
Google
— 258 —
van de hoogte van het eiland Tidore tot op de hoogte van
de noordkust van Batjan of tot aan Straat Patientie, onder
den sulthan van Tidore. Aan de westkust van dit gedeelte lig-
gen, van het noorden naar het zuiden, de negorijen Kalam,
Taoena, Gita, Pajali, Maidi en Wama, en aan de oostkust de
negorijen Weda en Taja. Het geheele gedeelte van Halmaheira,
oostelijk van Straat Patientie, is weder ternataansch. Aan Straat
Patientie ligt de negorij Sakitta en aan den zuidelijken ingang
der straat , Talangami , terwijl de negorijen Maffa , Osia en Ganc-
diloir aan de oostkust zijn gelegen.
Het noordoostelijke schiereiland heeft aan zijne noordkust de
negorijen Jofongo, Wassilee en Lolobato en aan zijne zuidkust
aan de vereenigingsplaats met het zuidoostelijke schiereiland de
negorij Maba.
Het zuidelijke schiereiland eindelijk heeft aan zijne noordkust
de negorijen Tawia, Gottowassia en Bitjoli, aan zijne oostkust
Gali, Kokawari, Dolafeij, Tippalaho, Gemia en Patani en aan
zijne zuidkust Kobi, Koje, Walli, Maïssa, Dote en Ganimasoengi.
Ik heb de namen dezer negorijen ontleend aan de // Kaart van
Ternate , Halmaheira en omringende eilanden door P. Baron Mei-
vill van Carnbee." Op de //Kaart der Moluksche eilanden en
vaarwaters door F. A. A. Gregory," komen die negorijen ge-
deeltelijk met andere namen voor , terwijl er meerdere andere ne-
gorijen zijn aangeduid, van welke op de kaart van den heer
Melvill van Carnbee geen gewag is gemaakt.
Zeker is het geen verblijdend verschijnsel , dat deze uitmuntende
arbeiden van twee uitstekende officieren , kaarten , vervaardigd op
geheel nabij elkander liggende tijdstippen, ten genoemden opzigte
nog zoo weinig overeenstemmen en zeker is zulks toe te schrijven
aan de nog volstrekt onvolledige en onzekere kennis, welke wij
van Halmaheira en zijne bevolking bezitten.
Inderdaad, dat groote eiland, sedert meer dan twee eeuwen
onder onze opperheerschappij, ligt, wat drie zijner schiereilanden
betreft, nog daar als een' land, waarvan wij niet veel meer kennen
dan de omtrekken. Onze vroegere vestiging te Bitjoli blijkt niet
Digitized by
Google
— 259 —
de kennis van de oostelijke schiereilanden eenigzins vermeerderd
te hebben en zelfs zijn van die tijden (1825 — 1827) geene dienst-
verslagen in de gouvernements archieven te Batavia aanwezig.
Op ternataansch zoowel als op tidoreesch Halmaheira moeten
veel muskaatnotenboomen voorkomen, welker vruchten men zich
evenwel de moeite niet geeft te verzamelen, of welker aanplanting,
voor zooveel tidoreesch Halmaheira betreft , door den sulthan van
Tidore, in navolging zeker der Kompagnie, wordt tegengegaan
om den prijs van het produkt niet door zijne hoeveelheid te schaden.
De muskaatnoot van Halmaheira is van eene mindere hoedanig-
heid dan die van Banda en zelfs dan die van Amboina , doch haalt
te Makassar nog p. m. ƒ 50 de pikol , terwijl zij op Halmaheira
slechts ƒ 25 kost in ruil tegen lijnwaden of andere goederen.
Halmaheira is nog niet door natuurkundigen bezocht gewor-
den, tenzij Sindangole door Forsten.
Bijzondere soorten van zoogdieren van Halmaheira zijn mij nog
niet bekend geworden. Waarschijnlijk echter zijn meerdere halma-
heirasche zoogdieren door Forsten naar ons groot Nationaal Museum
van Natuurlijke Historie te Leiden verzonden. Herten en wil-
de zwijnen schijnen op Halmaheira in menigte voor te komen.
De van dit groote eiland bekend gewordene vogels zijn nog
weinig talrijk. Zij bepalen zich tot eenige soorten van papagaaijen
(Eclectus grandis Wagl., Geoffroyus cyanicollis Bonap., Platycercus
hypophonius S. Müll., Eos riciniata Bonap., Plyctolophus aequato-
riaüs Bp., Tanygnathus macrorhynchos Wagl.), eene groote soort
van Centropus (Centropus goliath Temm.), eene groote soort van
Pitta (Brachyurus maximus Bp.), een paar duiven (Ducula basilica
Bp., Janthoenas albigularis J.) en voorts nog enkele raven,
jaarvogels en honigzuigers (Corvus pyrrhopterus Temm., Corvus
validus Temm., Calao ruficollis Bp., Nectarinia eques Schl. Müll.),
alsmede Lamprotornis obscura Forst., Tropidorhynchus güolensis
Temm., Cinnyris zenobia Less. en Graucalus magnirostris Forst.
Van de reptiliën kent men van Halmaheira nog slechts een
schildpad (Testudo Forstenii Schl. Müll.) en een paar leguanen
(Varanus bivitltatus DB. en Varanus chlorostigma DB.).
Digitized by
Google
— 260 —
Het meest weet men nog van de aan de kusten van Halma-
fa eira levende visschen , welke ik door de verzamelingen , welke de
heer Goldmann te Sindangole en Sahoe gemaakt heeft en mij
welwillend ten geschenke gegeven, althans gedeeltelijk heb kunnen
vermelden. Het geheele aantal mij bekend gewordene vischsoor-
ten van Halmaheira bedraagt echter nog slechts 89. Eenigen dier
soorten, zooais Helotes polytaenia Blkr, Cichlops trispilos Blkr,
Scarus macrocheilos Blkr en Belone brachyrhynchos Blkr, zijn tot
nog toe nergens anders aangetroffen en zijn welligt aan Halma-
heira eigen. Alle die soorten zijn opgesomd in mijne Nieuwe
Bijdrage tot de kennis der ichthyologische fauna van Halmaheira,
opgenomen in het 9e deel (1855) van het Natuurkundig Tijd-
schrift voor Nederlandsch Indië.
Wat de ongewervelde dieren van Halmaheira betreft, laat onze
kennis nog alles te wenschen over. Ik zie geene andere soort
van daar vermeld als Octopus indicus Rapp.
De flora van Halmaheira is nog minder bekend dan de fauna.
Muskaatnotenboomen en nagelboomen groeijen er nog in het wild.
De sagopalm tiert er op meerdere plaatsen, doch daar het
eiland bijkans geheel bergachtig is en de bergribben zich veelal
tot aan zee toe uitstrekken, zijn er slechts weinige vochtige vlak-
ten, waar de sagopalm geschikten bodem heeft. In het noordelijke
schiereiland is hij thans slechts eene kultuurplant , welke trouwens
der bevolking goede winsten afwerpt.
De geologische gesteldheid van Halmaheira is evenmin nog
onderzocht. Men weet alleen, dat zich talrijke vulkanen op het
eiland verheffen.
Zoo stuit men, de Mol ukken doorreizende, bijkans overal op
eilanden, van welke de bestaande kennis nog nagenoeg in alle
opzigten te wenschen overlaat en welker bevolkingen, indien zij
er al zijn, nog op een' uiterst lagen trap van beschaving staan en
bij sommige van welke koppensnellen of menschenroof tot de
deugden behooren, zonder welke een jong man zelfs niet waar-
dig geacht wordt een huwelijk aan te gaan.
Digitized by
Google
— 261 —
Een ruime werkkring is daar geopend voor onze zendelingen.
Noordoostelijk van het 'hoorderschiereiland van Halmaheira ligt
een ander eiland, wel veel kleiner dan Halmaheira, doch onge-
veer even groot als de Minahassa. Morotai of Moro schijnt vul-
kanisch te zijn. Er is een vuurberg, de Tolo, die in vorige
eeuwen hevig gewerkt moet hebben. Het eiland moet vroeger
eene vrij talrijke bevolking hebben gehad doch thans onbewoond
zijn. Slechts de Galelorezen of Tabellorezen houden er nu en
dan slechts tijdelijk verblijf in gehuchten aan de westkust.
Vestigen wij een' blik op de kaart op het westelijke gedeelte
der Moluksche zee, dan zien wij daar twee eilandengroepen, bekend
onder de namen van Soela-eilanden en den Banggaaischen ar-
chipel.
De Soela-eilanden zijn in den laatsten tijd een weinig nader
bekend geworden door den kapitein ter zee C. Van der Hart,
welke hoofdofficier ze in 1850 met de schepen van oorlog Argo
en Bromo bezocht. De voornaamste dier eilanden zijn 4 in getal
Taliaboe, Mangoeli, Lifa-matoela en Soela-besi. Taliaboe is het
grootste , Soela-besi het belangrijkste. De bevolking dezer eilanden ,
welke te zamen eene uitgestrektheid hebben van ongeveer 67 a duit-
sche mijlen, is zeer schaarsch. Men vindt vermeld, dat zij in
vroegere tijden eene bevolking hadden van ongeveer 40000 zielen,
doch thans is zij nog geene 6| duizend zielen sterk. Sedert
1836 is dit cijfer zoowat blijvende, zijnde het in 1853 tot slechts
7193 gestegen. Mangoeli en Lifa-matoela zijn onbewoond even
als de talrijke kleinere om Mangoeli en Taliaboe gelegene eiland-
jes. De kapitein luitenant Valentini, de Soela's in 1855 be-
zoekende met Z. M. stoomschip Vesuvius, vond aan den zuid-
westhoek van Mangoeli eene schoone baai , zeer geschikt als an-
kerplaats voor schepen. Taliaboe, het grootste der Soela's, heeft
slechts 4 negorijen , Soela-besi 1 1 aan de oostkust bijeenliggende
negorijen of kampongs met ongeveer 2500 inwoners.
De Soela's staan, zooals ik reeds hierboven gezegd, heb onder
Digitized by VjOOQIC
den sulthan van Ternate, die met betrekking tot de geringe
bevolking vrij groote inkomsten van de Soelarezen geniet in den
vorm van rijst, sago, meubelen en vaartuigen. Het gezag van
Ternate wordt er namens den sulthan uitgeoefend door een'
ambtenaar met den titel van salakakan, die op Soela-besi ge-
vestigd is. Op Taliaboe heeft deze salakakan een alftris onder
zich, die verblijf houdt in de negorij Likitabiop Lekitobi , welke
aan de zuidkust des eilands gelegen is en bevolkt met meer dan
600 zielen, grootendeels mohammedanen. De bergbevolking van
Taliaboe 7 welke het oostelijke gedeelte van het eiland bewoont,
is naar gissing ongeveer 2000 zielen sterk , erkent het gezag des
sulthans niet , is zeer schuw en onbeschaafd , gaat geheel naakt en
heeft bijkans nooit eenige gemeenschap met de strandbewoners.
Taliaboe moet uitgestrekte sagobosschen bezitten. Men rekent
dat de Soela's jaarlijks 240 kojangs rijst opbrengen, van welke
een groot gedeelte aan den sulthan wordt opgebragt.
De Soelarezen zijn bekend niet alleen als goede landbouwers maar
ook als goede scheepsbouwers. Hunne eilanden zijn rijk aan voor-
treffelijke houtsoorten. De sulthan van Ternate heeft er schooners
laten bouwen, en ook voor Amboina zijn op de Soela's in den
jongsten tijd grootere vaartuigen aangebouwd voor de vaart op
de Zuidwester-eilanden.
De bevolking is zwaar belast, nog niet zoozeer door de ged wongene
opbrengst in produkten , en door den handel in lijnwaden en andere
artikelen , welke een monopolie is des sulthans en der prinsen ,
maar door kwellende heerendiensten, boutveilingen, koeliewerk,
het bouwen en herstellen van de vaartuigen des sulthans, enz.
Indien ons gezag op de Soela's meer dadelijk werkte door een
onzer ambtenaren, zouden vermoedelijk de bevolking, de nijver-
heid, de handel en 's lands schatkist er door worden gebaat.
De Badjorezen en Mandharezen bezoeken dikwerf de Soela's
voor de tripang- en karetvangst.
Van de natuurlijke gesteldheid der eilanden heeft men geene
andere gegevens, dan dat zij meestal hoog land zijn, met rijke
bosschen bekleed. Zij leveren eenig was en vogelnestjes en de
riffen schildpadden en tripang.
Digitized by
Google
— 263 —
De Banggaai-archipel ligt tusschen het noordoostelijke (of zoo
men wil het midden-oostelijke) schiereiland van Celebes en de
Soela's. Deze groep is in de jongste jaren bezocht door de
heeren C. Van Der Hart en C. Bosscher en P. A. Matthij-
sen, welker bevindingen, zooals ik hierboven reeds heb aan-
gestipt, tot openbare bekendheid zijn gebragt. Zij behoort tot
het rijk van Banggaai, waartoe ook de grootste helft van het
noordoostelijke schiereiland van Celebes gerekend wordt te be-
hooren. Volgens de heeren Bosscher en Matthijsen bestaat de
groep uit een veertigtal eilanden, van welke slechts de grootere,
Peling, Banggaai, Laboibo en Bankoeloe bewoond zijn. De ove-
rige eilanden zouden zijn : — ten zuiden van Banggaai ; Bankoeli,
Kanau , Tompakka , Melappa , Popiesti , Mololiessi , Tongoe , Boe-
kan (vroeger bewoond), Timpoes, Marsoni, Piloekoe, Boeloe,
Bianko , Manika , Malamboeloenge en Tanawanna ; — ten westen
van Banggaai: Paonoe, Bandoe, Baloenana, Poeloe Sagoe, Boe-
auw, Tankoeta , Pokka , Tolonbondo , Delapan en Sosopoean ; —
ten noorden van Banggaai : Bankallan , Mattawoeloe besar , Mat-
tawoeloe ketjil , Sendiri , Poewat en Basinpelan ; — ten oosten van
Banggaai : Tongopilla en Klappa. Deze namen komen geenszins
overeen met de op bladzijde 184 vermelde, welke ontleend
zijn aan de gouvernementsomschrijving van het gouvernement
der Molukken, bevat in het regeringsbesluit van den 30 Julij
1848. Te vergeefs zoekt men de meeste dezer namen zelfs op de
nieuwste speciale kaarten , zooals de // Kaart van Noorden Oost-
Celebes door P. Baron Melvill van Carnbee ,> (1854) en de // Kaart
van de Oostkust van Celebes met aangrenzende vaarwaters
door H. D. A. Smits en P. Baron Melvill van Carnbee" (1855).
De zaak is, dat onze kennis van deze eilandengroep, de groote
eilanden uitgezonderd, meer nominaal dan wezenlijk is.
Volgens de nasporingen van de heeren Bosscher en Matthijsen,
welke nieuwer zijn dan die van den heer Van der Hart en wel-
ker uitkomsten weinig met de mededeelingen van den heer Van
der Hart overeenstemmen, warende vier grootere Banggaai-eilan-
den in 1853 bevolkt met 7024 zielen, waarvan 5881 op Peling,
Digitized by
Google
— 264 —
690 op Banggaai, 166 op Labobo en 280 op Bankoeloe. Peling
is verdeeld in 17 distrikten, t. w. Seasea (906 inwoners), Bolagi
(1291 inwoners), Tomboelak (74 inwoners), Kananda (142 in-
woners), Paisiloenoe (191 inwoners), Tinanko (200 inwoners),*
Sopessi (343 inwoners), Totikan (419 inwoners), Sembioe (314
inwoners), Kobotokan (298 inwoners), Pondipondi (252 inwoners),
Tatakolaij (215 inwoners), Pilila (383 inwoners), Bonitam (66
inwoners), Tanato (244 inwoners), Bansama (110 inwoners) en
Mowala (440 inwoners).
Het eiland Banggaai geeft 5 negorijen, Soasio (231 inwoners),
Tanan-bonoa (96 inwoners), Gonggong (87 inwoners), Doedong
(115 inwoners) en Bontonge (161 inwoners).
De eilanden Labobo en Bankoeloe schijnen elk slechts één
negorij te hebben.
Alle deze eilanden staan onder een' radja. De radja bezit
dit rijk in achterleen, zijnde hij ondergeschikt aan den sulthan van
Ternate, die zelf al zijne landen in leen heeft van het gouver-
nement. De tegenwoordige radja heet Kaitjil Tatoetong. De sul-
than van Ternate heeft er zijnen oetoesan , sekretaris en alfieri's ,
alsmede eenige ternataansche soldaten , ter handhaving zijner belan-
gen, welke geenszins zijn die der bewoners.
De toestand der Banggaai-eilanden schijnt allertreurigst te zijn.
De inheemsche bevolking gaat er gedrukt onder de banggaaische en
ternataansche gezaghebbers en de vreemdelingen (Tabellorezen,
enz.), die er zich gevestigd hebben, plegen ongestoord menschenroof
op de omliggende kusten en verkoopen hunnen buit aan andere
vreemdelingen, die ten dien einde Banggaai bezoeken. Omtrent bij-
zonderheden moet ik verwijzen naar de bovenaangehaalde berigten
van de heeren Van der Hart, Bosscher en Matthijsen. De ge-
gevens daarin voorkomende betrekkelijk de natuurlijke geschiedenis
der Banggaai-eilanden hebben voornamelijk slechts betrekking tot
eenige opgaven omtrent kultuurgewassen , de schildpad-, visch-
en tripangvangst en de was-inzameling. De landbouw staat er
op een' lagen trap. De visscherij laat men grootendeels over aan
Badjorezen en Mandharezen.
Digitized by
Google
— 265 —
Het grootste eiland van den Banggaaschen archipel, Peling,
is slechts door de smalle straat Balante van het noordoostelijke
schiereiland van Celebes gescheiden.
Dit schiereiland behoort voor een gedeelte tot het vroeger reeds
vermelde en tot de residentie Manado behoorende rijkje Todjo
en voor een ander gedeelte tot het rijk Tomboekoe. Het overige
schiereiland, gelegen beoosten eene lijn, welke men zich getrok-
ken kan denken tusschen Tandjong Api (in de Tominibogt) en
het eilandje Tegonteja (westelijk van den zuidwesthoek van het
eiland Peling), heeft den naam van tot Banggaai te behooren.
De gegevens, welke men omtrent het banggaaische gedeelte
van het schiereiland bezit, zijn nog weinig voldoende.
Langs de noordkust (aan de Tominibogt) liggen de gewesten Sa-
loewan , Pattipatti en Boealemon , welke nog in het 1853 gerekend
werden onder de residentie Manado te behooren. Deze gewesten
zijn nog uiterst weinig bekend. In een verslag van de afdeeling
Gorontalo over het jaar 1852 vind ik aangeteekend , dat aan de
baai van Pattipatti, ruim 20 jaren geleden, eene negorij heeft
gestaan, welker bewoners destijds naar het binnenland zijn ver-
huisd, dat in Boealemon de bevolking door de gedurige invallen
van de Tabellorezen en van de magindanaosche zeeroovers ver-
strooid is en dat men er eerst na anderhalve dagreis binnens-
lands hier en daar eene woning aantreft; en voorts nog, dat
de alfoeren, die het gebergte van af Boealemon tot aan de ri-
vier Posso bewonen, zeer talrijk zijn en voornamelijk leven van
rijst en djagong, die zij zelve verbouwen.
Omtrent de gewesten der zuid- en oostkust van het banggaai-
sche gedeelte van Celebes weten wij iets meer door de reizen
der reeds meergenoemde heeren. Aan de oostkust ligt het ge-
west Balante , aan de zuidkust het landschap Batoei of Mondono.
Deze landschappen schijnen eene vrij talrijke, vreedzame en
nijvere landbouwende bevolking te bezitten , welke zich echter
grootendeels van de kusten heeft teruggetrokken uit vrees voor
de zeeroovers. Men verbouwt er rijst, djagong, de katoen- en
indigoplant en suikerriet, weeft er kleedjes en bouwt er praau-
Digitized by
Google
— 26C —
wen, de laatste echter meer om ze te verkoopen, dan er zelf
gebruik van te maken wegens de onveiligheid der zee. De rijst-
bouw zou er jaarlijks 400 tot 500 kojangs voor den uitvoer
leveren. Sagopalmen zijn in sommige streken in overvloed aan-
wezig. Men heeft er voorts karbouwen, wilde runderen en geiten,
doch geene paarden. De bevolking woont in geregelde negorijen ,
in welke de huizen, op hooge palen gebouwd, aan meerdere
gezinnen tot verblijf dienen. De heer Van der Hart hoorde het
cijfer der bevolking van Balante en Mondpno op 40000 tot 50000
zielen begrooten. De heeren Bosscher en Matthijsen, welke de
negorij Mondono bezochten, spreken van 8 negorijen in het
landschap of distrikt Mondono alleen, welke te zamen op het
einde van 1852 eene bevolking zouden gehad hebben van 9843
zielen. Onder die negorijen zouden er zijn met eene bevolking
van ruim 3000 (La-inang barat) en ruim 4000 zielen (La-inang
timor). De negorij Mondono, welke als zeer bloeijend wordt
afgeschetst , zou toen bevolkt geweest zijn met 575, de negorij
Batoei met 606, Tankean met 234, Kintow met 306, Lantio
met 451 en Loeok met 561 zielen.
Ook in deze gewesten wordt de druk van het gezag van Ter-
nate gevoeld. Te Mondono is een ternataansch hoofd gevestigd
met den titel van sekretaris. Deze is ondergeschikt aan den
oetoesan van Banggaai.
Uitgestrekter dan het banggaaische gedeelte van Celebes is
het rijk van Tomboekoe. Dit rijk beslaat een groot gedeelte
van de oostkust van Celebes , grijpt in het noordoostelijke schier-
eiland tot aan het landschap Batoei (Mondono) en in het zuid-
oostelijke schiereiland tot het rijkje Lawoei. De golf van Tomini
scheidt dit rijk in twee ongelijke helften, van welke de zuidelijke
verreweg de grootste is.
Ook omtrent dit rijk zijn de nieuwste openbaar gemaakte
berigten, die van de heeren Bosscher en Matthijsen.
Tomboekoe is, niet minder dikwerf dan Banggaai, in verzet
Digitized by
Google
— 267 —
geweest tegen den sulthan van Ternate. Meerdere hongitogten
zijn nog in de latere tijden noodig geweest om er het gezag
des sulthans te herstellen. De opstand van Tomboekoe van het
jaar 1842 tegen Ternate is niet gedempt, dan nadat eene aan-
zienlijke vloot van korra-korra's derwaarts was gezonden en 500
.Ternatanen er het leven gelaten hadden. Sedert is het er zel-
den rustig geweest.
De radja van Tomboekoe, verkiesbaar door de rijksgrooten van
Tomboekoe doch slechts benoembaar door den sulthan van Ter-
nate, is evenzeer leenpligtig aan den sulthan als de radja van
Banggaai, en de sulthan heeft er evenzeer zijnen oetoesan en
andere beambten, officieren en soldaten, die even als elders, de
bevolking meer onderdrukken en afpersen dan de sulthan kan
wenschen en weinig aan het gezag van den radja overlaten.
De tegenwoordige radja heet Kaitjil Baba.
Tomboekoe is verdeeld in de 4 distrikten Tomboekoe, Bahoe-
solo, Toeeppeh en Tqffi, welke te zaïnen op het einde van
1852 bevolkt geweest zouden zijn met 15030 zielen, of, het
eiland Manoei niet medegerekend , met 13411 zielen, een uiterst
gering cijfer, wanneer men in het oog houdt, dat Tomboekoe
meer dan de dubbele uitgestrektheid beslaat van de Minahassa.
Noordelijk Tomboekoe, dat is, het aan Mondono grenzende gedeelte,
schijnt weinig of niet bewoond te zijn. De distrikten Toffi en Toe-
eppeh liggen om en nabij de golf van Tomori, Tomboekoe meer
naar het zuiden en het distrikt Bahoe-solo het meest zuidelijk.
Het distrikt Tomboekoe, uitmakende bijkans het geheele kust-
land van het rijk, t. w. van de grenzen van Banggaai tot aan de
kaap Tapoe-oeloeno, waar de negorij Faja gelegen is, had op
gezegd tijdstip 18 negorijen met 9687 inwoners t. w. Lanona of
de hoofdplaats Tomboekoe met (1438 inwoners), Wosso (200 inw.),
Kolono (418 inw.), Tanda-oüo (83 inw.), Bahoe (75 inw.),
Faro (74 inw.), Faja (126 inw.), Betteh-betteh (28 inw.), Am-
boenoe (30 inw.), Bahoe-eja (115 inw.), Tafaroe (518 inw.),
Talabahoe (634 inw.), Tokondidi (170 inw.), Topogaroe (379
inw.) Tokonoewa (263 inw.), Tonkalla en Teronga en Bahoe-
soeaai (86 inw.) , te zamen 5060 inwoners.
Digitized by
Google
— 268 —
De hoofdnegorij van Tomboekoe is in dit jaar verplaatst van
Lanona naar Sakita, wat zuidelijker aan de oostkust.
Het distrikt Bahoe-solo beslaat het zuidelijke kustgedeelte van
het rijk , strekt zich uit van kaap Tapoe-oeloeno tot tegenover het
eilandje Lambiki (Labenke), waar La woei begint, en had in 1852
slechts 5 negorijen op de vaste kust met 423 inwoners t. w. Mata-
rape (74 inw : ), Bahoe-inso (53 inw.), Bahoe-solo (136 inw.), Tomofi
(57 inw.) en Bilalo (103 inw.). Tot dit distrikt behoort het
bovengenoemde eiland Manoei, gelegen oostelijk van het rijkje
Lawoei, eenige mijlen uit den wal. Dit eilandje heeft meer bevol-
king dan het eigenlijke distrikt Bahoe-solo, t. w. 1619 zielen,
welke in 9 negorijen wonen, t. w. Manoei (304 inw.), Tofoni
(373 inw.), Boelelee (74 inw.), Tana-eteh (84 inw.), Labota (47
inw.), Toelang-batoe (372 inw.), Toerete (125 inw.), Mintasalla
(180 inw.) en Falantea (60 inw.).
De Manoeiërs vervaardigen goede praauwen en padoeakans,
van welk bedrijf velen hunner leven.
Het distrikt Toe-eppeh ligt ten westen van Bahoesolo , wordt
zelf westelijk en zuidelijk begrensd door het rijk Loefoe en
noordelijk door het distrikt Tomboekoe en het landschap Tomo-
ri en had in 1852 10 negorijen met 2186 inwoners t. w. Toro-
oeta (187 inw.), Padabahoe (204 inw.), Tafaro (236 inw.)
Tarongtong-doea (160 inw.), Masara (160 inw.), Topodoie (3S6
inw.), Tiferano (413 inw.), Tifijaö (140 inw.), Fatoepali (169 inw.)
en Tapodidi (131 inw.).
Het distrikt Toffi ligt westelijk van de golf van Tomori, sluit
zich noordelijk aan het noordelijke gedeelte van het distrikt Tom-
boeko en zuidelijk en oostelijk aan Tomori. Het had in 1852 slechts
3 negorijen met 1115 inwoners, t. w. Toffi (411 inw.) Tambi-
lalan (480 inw.) en Tapada (224 inw).
De Tomoriërs hebben dit distrikt sedert eenige jaren over-
heerd. Tot nog toe is de magt van den radja van Tomboekoe,
gesteund door die van den sulthan van Ternate, niet voldoende
geweest, om Toffi den Tomoriërs weder te ontweldigen.
Het distrikt Toe-eppeh lijdt insgelijks door de invallen der
Digitized by
Google
— 269 —
Tomoriërs, die er in 1853 meerdere negorijen verwoest en de
inwoners weggevoerd hebben. Zonder onze hulp is ook hier de
sulthan van Ternate niet in staat zijn gezag te handhaven. Ter-
wijl ik dit schrijf, wordt gevolg gegeven aan eene reeds se-
dert een paar jaren bestaand plan, om eene militaire expeditie
naar Toraboekoe te zenden, ten einde het gezag van Tomboekoe
tegenover de Tomoriërs te handhaven.
De negorijen van Tomboekoe staan onder tomboekoe'sche sen-
gadji's, welken echter, indien de negorijen groot zijn, een ter*
nataansche ambtenaar ter zijde staat, die ondergeschikt is aan
den oetoesan ter hoofdplaatse.
Het bovenvermelde bevolkingscijfer van Tomboekoe (15030)
drukt nog geenszins uit de geheele hoegrootheid der populatie.
Van de binnenlanden van de noojdelijke helft van Tomboekoe is
het cijfer der bevolking niet bekend en zelfs nog niet gegist.
Bovendien is het eiland Boboni bewoond, zonder dat ik ergens
iets omtrent de sterkte der bevolking aldaar zie opgegeven. Zij
schijnt vrij talrijk te zijn, vermits het eiland jjezegd wordt over-
vloed te hebben aan aard- en andere vruchten, karbouwen en
geiten , terwijl het voorts roode en zwarte rijst , rotan en klappers
zou opleveren. Ook het eiland Lenoei (wat ik echter op geene
der mij beschikbare kaarten vermeld zie, — misschien hetzelfde
als Manoei), moet volgens den heer Bosscher bewoond zijn en
dezelfde voortbrengselen opleveren als Boboni.
De bevolking van Tomboekoe, aan de stranden gedeeltelijk
mohammedaansch , is in de binnenlanden grootendeels heidensch.
Zij woont in op hooge palen gebouwde huizen. In meerdere
streken van Tomboekoe wordt rijst verbouwd. Ook vindt men
er djagong, katoen, tabak, verschillende aard vruchten , sago-,
klapper- en pisangpalmen enz. IJzer wordt in overvloed in het
distrikt Toe-eppeh en het aangrenzende rijk Loefoe gevonden.
Onder de Tomboekoerezen bevinden zich vrij goede wapensme-
den. De Badjorezen vangen veel tripang op de riffen der tal-
rijke nabij de zuidkust van Tomboekoe gelegene eilandjes. Voor
elke praauw, die er komt visschen , wordt een regt van / 2 geheven.
Digitized by
Google
— 270 —
Van de natuurlijke geschiedenis der oostkust van Celebcs is
nog uiterst weinig bekend.
Van de geologische en mineralogische gesteldheid weet men
niet veel meer dan niets.
De flora is nog geheel te onderzoeken en wat de fauna be-
treft weet men niet veel meer dan dat er (behalve de tamme
dieren, karbouwen, varkens en herten) eenige zoogdieren ge-
vonden worden, welke ook elders op Celebes voorkomen, zooals
de tonggallong of timpoes , de anoa of anoenang (Anoa depressi-
cornis), de babiroessa, en voorts apen, wilde varkens, herten,
ratten enz. welker soorten uit de oppervlakkige opgaven daarom-
trent niet te bepalen zijn. Sawa-slangen en krokodillen schijnen
in het Tomboekoesche veel voor te komen. De visschen van de
oostkust van Celebes zijn nog t volstrekt onbekend. Even zoo de
ongewervelde dieren.
Omtrent talrijke nadere bijzonderheden, de oostkust van Ce-
lebes betreffende, moet ik verwijzen naar de aangehaalde wer-
ken van de heeren Van der Hart, Bosscher en Matthijsen.
In de rapporten van beide laatstgenoemde heeren werd de
beklagenswaardige toestand van land en volk in Tomboekoe
toegeschreven aan het wanbestuur van den radja, aan de zee-
rooverijen der Magindanaozen en Tabellorezen. De tomboekoe-
sche zoowel als de ternataansche hoofden bleken met de zee-
roovers te heulen. Zekere oe toesan Abdoel Rachman had zelfs
metRobodoij, een' beruchten zeeroover, die zich later aan ons on-
derwierp, een verbond van vriendschap aangegaan en aan zijne
vrouwen en kinderen eene schuilplaats te Banggaai verleend , ter-
wijl hij in de golf van Tomini op een' rooftogt was. Sedert
zijn de wateren van Tomboeko nog bekruist geworden door een
onzer oorlogsstoomschepen , de zeeroovers daar ten onder ge-
bragt en verjaagd, de ternataansche oetoesan van Tomboeko ge-
vangelijk naar Ternate opgebragt, de nieuwbenoemde radja van
Tomboekoe , Kaitjil Baba in zijn gezag bevestigd , enz. De toe-
stand van Tomboekoe werd daardoor veel verbeterd, doch de
invallen der Tomoriërs houden een gedeelte der bevolking steeds
in onrust en angst.
Digitized by
Google
— 271 —
Hiervoren heb ik reeds een en ander aangeteekend betreffende
de eilanden, gelegen oostelijk van Halinaheira en de eilanden en
landstreken van Nieuw-G uinea, welke tot de bezitttngen van den
sulthan van Tidore behooren. Ik wil hier nog enkele aantee-
keningen bijvoegen, gedeeltelijk getrokken uit een officieel ver-
slag van een' togt derwaarts door den heer Goldmann in de
eerste helft van 1855 ondernomen, verwijzende ik overigens
naar de over die gewesten reeds openbaar gemaakte geschriften.
De belangrijkste eilanden tusschen Halmaheira en Nieuw-Gui-
nea zijn Gebeh, Wageoe, Batanta, Salwatti en Misool.
Ook de kleine Boh-eilanden , gelegen te midden van den zuide-
lijken ingang der zee van Halmaheira verdienen eenige vermelding,
omdat zij bevolkt zijn en rijk aan visch en klappers. Zooook
nog het eiland Poppa (gelegen tusschen de Boh-eilanden en
Salwatti), waarop zich de negorijen Moepalli en Mata bevinden.
Misool moet ongeveer 11 duitsche mijlen lang zijn en 5 breed.
De negorij Kakap of Koppop ligt aan de oostzijde des eilands aan
eene diepe baai , Silinta aan de zuidzijde en Waigamma aan de
noordzijde, laatsgenoemde plaats aan eene uitmuntendendebaöi,
welke eene menigte schepen kan bevatten. Het eiland staat
onder een' radjah, leenman van Tidore.
Gebeh ligt te midden der oostelijke Moluksche zee, welke ook wel
zee van Gilolo of Halmaheira genoemd wordt. Het eiland is ongeveer
6£ duitsche mijlen lang doch veel smaller. Het verheft zich ongeveer
140 tot 150 meters boven de zeevlakte en heeft aan de zuid-
oostkust, waar het eilandje Fow ligt, eene goede ankerplaats in
eene veilige baai. Drinkwater en brandhout zijn daar in over-
vloed te verkrijgen, even als schoone lolaroestammen voor mast-
hout, aard- en boomvruchten, enz. De sengadji van Gebeh staat
wel onder den sulthan van Tidore doch bekommert zich weinig
om zijne bevelen. Engelsche en amerikaansche walvischvaar-
ders doen nu en dan Gebeh aan, waardoor het verklaarbaar is,
Digitized by
Google
— 272 —
dat de bevolking , deels Ternatanen , deels alfoeren , zeer vrij is in
haren omgang met Europeanen en dat meerderen onder haar het en-
gelsch verstaan en ?elfs een weinig spreken. Men teelt er ook
djagong en suikerriet.
De kennis der fauna van Gebeh bepaalt zich tot die van ee-
nige weinige vogels t w. Barita tibicen QG., Alecthelia Urvillei
Less , Dacelo Gaudichaudii QG , Lorius guebeënsis Less., Chal-
copsitta rubigirlosa Bonap., Columba Pinon QG. en Megapodius
Freycinetii QG. Een zeenetel, Pontocardia cruciata Less., stelt
al onze kennis voor van de ongewervelde dieren, welke zich bij
of op dit eiland ophouden.
Wageoe, ongeveer 16 duitsche mijlen lang, is meer bekend
geworden , zelfs wat zijne natuurlijke geschiedenis betreft, door de
reizen van Dampier, Bougainville, Forrest, Sonnerat, d'Entrecas-
teaux, De Freycinet, Duperrey en Dumont d'Urville. Quoy en Gai-
mard, welke als naturalisten De Freycinet vergezelden, en Lesson,
de reisgenoot van Duperrey , hebben vooral de zoölogische merk-
waardigheden van dit eiland toegelicht. Quoy en Gaimard heb-
ben in hunne zoölogie der Uranie en Lesson in zijne beschrijving
der reis van de Coquille en in de zoölogie dier reis menig be-
langrijk artikel, tot de fauna van Wageoe betrekking hebbende,
openbaar gemaakt (1).
(1) Men kent thans de volgende diervormen van Wageoe.
Zoogdieren. Babyrusa alfurus Less. (twijfelachtig) , Perameles ? kalubu Less.,
Cuscus maculata Less., Cuscus macrourns Less., Phalangista Quoyi G.
Vogels, Calao ruficollis Bp., Calao plicatus Bp., Barita tibicen QG., Para-
disea rubra VieilL, Cicinnurus regius VieilL, Nectarinia eques Schl. MütL,
Dacelo Gaudichaudii QG., Microglossus aterrimus Wagl., Trichoglossus or-
natus Vig., Psittacus Stavorini Less., Psittacodis paragua, Psittacodis mag-
nus Wagl., Lorius tricolor Less., Eclectus puniceus Bp., Megapodius Froy-
cineti QO., Columba aenea Lath., Columba Pinon QG.
Reptilicn. Varanus chlorostigma DB.
Visschen. Psammoperca waigiensis Blkr, Serranus punctulatus CV., Serra-
nus merra CV., Serranus guttatus CV., Mesoprion vitta T. Schl., Mesoprion oc-
tolineatus Blkr, Mesoprion olivaceus CV., Mesoprion semicinctus CV., Mesopri-
Digitized by
Google
— 273 —
Salwatti staat even als Wageoe en Misool onder een' radja,
die aan den sulthan van Tidore leenpligtig is. Volgens de den
heer Goldmann tijdens zijn bezoek van het eiland gewordene
on olivaceus CV., Mesoprion Sebae Blkr, Myriodon scorpaenoides Bris. Barn.,
Holocentrum leo CV., Upeneus waigiensis CV, Dactylopterus orientalis CV.,
Pterois antennata CV, Platycepbalus isacantbus CV., Scorpaena vaigiensis
QG., Scorpaena rawakensis QG., Pelor maculatum CV., Synanceia brachio CV,
Diagramma Lessonii CV., Scolopsides temporalis CV., Scolopsides margaritifer
CV., Scolopsides cancellatus CV., Dentex tolu CV., Lethrinus reticulatus CV.,
Lethrinus waigiensis CV, Gerres argyreus CV., Holacanthus semicirculatus
CV., Pimelepterus marciac QG., Scomber loo CV., Caranx Forsteri CV., Ca-
ranx melampygus CV., Equula filigeraCV., Acanthurus lineatus Lac, Acan-
thurus nummifer CV, Naseus fronticornis Coram., Naseus bracbycentron
CV., Mugil melanochir K. v. H., Atberina cylindrica CV., Atherina lacuno-
8a CV., Periophthalmus Koelreuteri CV., Periophthalmus argentilineatus CV.,
Eleotris nigra QG., Pomacentrus emarginatos CV., Glypbisodon unimacula-
tus CV., Glyphisodon antjerius E. v. H. (Glypbisodon zonatu3 CV.), Xy-
ricbtbys macrolepidotus CV., Scarus vaigiensis CV., Scarus longiceps CV.,
Callyodon vaigiensis CV., Plotosus anguiilaris CV., Saurida tombil CV., Rhom-
bus pantberinus Rüpp., Anguilla Elpbinstonei Syk., Opbisurus rostratus QG.,
Muraena canina QG., Muraena marmorata QG., Balistes praslinus Lac, Alu-
tarius personatus Less., Scyllium ? ferrugineum Less., Cbiloscyllium plagiosum
MU., Cbiloscyllium malayanum MH., Carcbarias (Priodon) melanopterus
QG., Taeniura lymma MH.
Schaaldieretu Cyclocarcinus pinnotberoides Guër., Palaemon ornatus Oliv.
Spinnen. Gastracantha rubrospinis Guër, Scorpio waigiensis Gerv.
Insekten. — Schildvleugeligen. Tberates labiata Fab., Tricondyla aptera
Oliv., Anomala aeruginosa d' Urv., Anomala assimilis Dej., Cetonia bifas-
ciata QG., Cetonia papua Guër. (Lomaptera papua Gor. Percb.), Lam-
prima fulgida Dup., Tmesisternus spinicollis d' Urv., Altica cbalybeipen-
nis (Podagrica cbalybeipennis Dej.), Pbyllocbaris sinuata Oliv., Hispa spe-
ciosa d'Urv., Galeruca subsulcata d'Urv. (Monolepta subsulcata d* Urv.),
Caliistola speciosa d' Urv., Lycus parallelus Guër., Lycus crocicollis Boisd.
(Lycus ruücollis Guër.), Lampyris marginipennis Guër. (Colopbotia mar-
ginipennis Dej.), Cantbaras acuüpennis Boisd. (Telepborus acutipennis Guër.),
Lagria castanea Guër., Oedemera substriata Guër., Aporbina spinosa d'Urv.,
Pacbyrbyncbus aeneus Guër., Rhynchaenus dorypborus QG., Coccinella si-
gnatipcnius d'Urv. — Halfvleugeligen. Pentatoma crassula Guër., Halys Win-
tbemii Guër., Nematopus flaviceps Guër., Alydus annjulicornis Guër., Scutel-
lera Billardieri Fabr., Scutellera papua Guër., Flata pyralis Guër. — Schubvleu-
geligen. Ornitboptera priamus Boisd., Ornitboptera bellen Boisd., Ornitboptera
I. 18
Digitized by VjOOQlC
— 274 —
opgaven moet de bevolking in de binnenlanden van Salwatti 8000
tot 10000 zielen sterk zijn. Deze alfoeren komen weinig met
de strandbewoners in aanraking. De hoofdplaats van Salwatti,
waar de zetel is van den radja , heet Samateis en ligt in een
Urvilleanus Guér., Papüio axion Boisd., Papilio ormenus Guér., Papilio eroc-
theus Donov., Papilio sarpedon L., Pieris bajura Boisd., Pieris gabia Boisd., Da-
mis coritus Guér., Damis Sebae Boisd., Simoethes rex Boisd., Simoethes panda
Boisd., Arhopala meander Bobd., Lycaena Duponchelii God., Hamadryas zoilus
Boisd,, Hamadryas assarlcus Bobd., Nymphalis nais Guér., Euploea Herbstii
Boisd., Euploea aglicide Boisd., Euploea melina Boisd., Euploea alcathoë Bobd.,
Danais sobrina Boisd., Danais meganira God., Danais juventa GocL, Argynnis
lampetia God., Argynnis erymanthis God., Cyresiis acilia Boisd., Yanessa
algina Boisd., Vanessa amelia Guér, Mynes leucis Boisd., Mynes Geoftroyi
Guér., Limenitis melaleuca Boisd. , Limenitis venilia Boisd., Cyllo constantia
Boisd., Satyrus manipa Boisd., Satyrus remulia Boisd., Satyrus osirus Boisd.,
Hyadesjairus Boisd., Thymelea odix Boisd., Thymelea orida Boisd., Glaucopis
irius Boisd., Leptosoma aëres Boisd., Leptosoma agacles Boisd., Leptosoma
artemis Boisd., Hazis militaris Boisd., Hazis agotrias Boisd., Hazis mars
Boisd., Chelonia saucia Boisd. (Euprepia saucia Blkr), Phyllodes conspicil-
lator Boisd., Aganais caricae Boisd., Damias elegans Boisd., Damias dicbroa
Boisd., Callimorpba rawakensb QG. — Peesvleugeligen. — Agrion australis
Guér. — V liesvleug êlixf en. Bracon concinnus Brul!., Formica macra Guér.,
Formica sericata Guér., Formica sexspinosa Latr. — Tweevleugeligen. Calli-
phora papua Guér., Sarcopbaga musea Guér. (Myopbora musea Desv.), Chry-
sosoma maculipennis Guér., Musea mirabilis Guér. (Rutilia mirabilis Guér.),
Calobata indica Guér. (Neria indica Bob. Desv.) — Duizendpooten. Julus
dorsalis Le Guill., Julus longipes Le Guill.
Ringwormen. Homopneusis frondosus Less.
Gastropoden. Helix rawakensis Fér., Helix circumdata Fér., Helix cris-
tula Fér., Helix argilacea Fér n Helix zonaria L., Helix zonalis Fér., Helix
exclusa Fér., Helix citrina L., Scarabus castaneus Less., Scarabus undatus
Less., Scarabus imbrium Montf., Scarabus Petiverianus Desb., Oncbidium
vaigiense QG., Auricula Judae L., Melania setosa Swains., Melania inermis Less.,
Melania offacbiensis Less., Melania waigiensis Less., Neritina undata Desb.,
Neritina sumatrensis Sow., Neritina pulligera Link, Neritina waigiensis Less.,
Turbo marraoratus Lam., Turbinelia racemosa Less., Ceritbium sulcatumLam.,
Delpbinula laciniata Lam., Hipponix acuta QG., Dolabella truncata Rang, Do-
labella ecaudata Rang, Doris eolida QG*
Schelpdieren. Tridacne gigas Lam., Cyrena Eeraudreni Less., Cyrena papua
Less., Salpa informis QG.,
Stekelhuiden. Hololhuria (Phallusa) quadrangularis Less., Holotburia (Phal-
lusa) timaraa Less., Holotburia (Phallusa) edulis Less.
Digitized by VjOOQIC
— 275 —
moerassig terrein op de noordooskust. Zij heeft 85 niohamme-
daansche ingezetenen. Het bestuur van het eiland bestaat, be-
halve uit den radja, uit een djoegoegoe, majoor, sengadji, ka-
pitein, iman en hoekom. De sulthan van Tidore laat zich op
Salwatti vertegenwoordigen door een' alferes. Aan de zuidwest-
kust van Salwatti ligt nog eene mohammedaansche negorij, Sailo
genaamd, welke beheerd wordt door een' kapitein laoet, bijge-
staan door een' djoegoegoe en iman. De waardigheden van rad-
ja en kapitein laut zijn erfelijk in de familie volgens volkskeuze,
welke keuze de bekrachtiging noodig heeft van den sulthan van
Tidore en, volgens de bestaande kontrakten, ook die van het gouver-
nement. De radja benoemt de overige volkshoofden onder nadere
goedkeuring des sulthans.
Onder Salwatti behooren de landstreken Assi en Megga op
het noordwestelijke schiereiland van Nieuw-Guinea , waar de
fraaiste paradijs vogels gevonden worden. Salwatti is gehouden
als gewone schatting aan den sulthan van Tidore jaarlijks op
te brengen 100 paradijs vogels en 100 pakken sago. Er is ta-
melijk veel handel tusschen Salwatti en Wageoe. Veel sago
wordt uitgevoerd naar Ceram. Men schat dezen uitvoer op on-
geveer 200 kójangs in het jaar. De jaarlijks uitgevoerd wor-
dende schildpad schat men op 50 katti's en de tripang op 400
pikols.
Batanta schijnt wel waardig te zijn nader onderzocht te
worden. Het schijnt tamelijk wel bevolkt te zijn, doch men
heeft daaromtrent slechts weinige gegevens. Batanta heeft eene
negorij nabij den zuidoosthoek. De bevolking woont er grooten-
deels aan de zuidkust en leeft voornamelijk van sago en visch.
Zeevaarders vinden er goede gelegenheid om zich te voorzien
van goed drinkwater, vruchten en gevogelte.
Op de genoemde eilanden en langs de westkust van Nieuw-
ZeeneteU. Discus hydropotes Less. , Bursarius cy thereae Less., Turris papua
Less., Cephea papua Less., Microstoma ambiguus Less., Aequorea mitra Less.
Poli/pen. Sarcophinanthes papillosus Less., Actinia Novae Hiberniae Less.,
Actinantha florida Less.
Digitized by
Google
— 276 —
Guinea moet een levendige handel in wilde muskaatnoten gedreven
worden. Wijlen de heer Visser schatte de jaarlijksche uitvoer
van die streken op ruim 2000 pikols. Massooi levert Nieuw-
Guinea in overvloed.
De natuurlijke geschiedenis van de beide westelijke schiereilan-
den van Nieuw-Guinea is door meerdere natuurkundigen toege-
licht. Het noordwestelijke schiereiland is ten dezen opzigte meer
toegelicht door fransche naturalisten, het zuidwestelijke schier-
eiland door nederlandsche natuuronderzoekers.
De fauna is beter onderzocht dan de flora.
Men kent ongeveer 12 zoogdiervormen (1) van Nieuw-Guinea,
waarvan bijkans de helft buideldieren en drie zeezoogdieren.
Het aantal van Nieuw-Guinea bekend gewordene vogels (2) be-
(1) Petaurus sciurus S. Müll. (Belideus aiïel Gould), Cuscus maculata Loss.
(Phalangista maculata Temm.), Dendrolagus ursinus 8. Müll. (Hypriprymnus
ursinus Temm.), Dendrolagus inustus S. Müll., Dorecopsis asiaticus Gr.
(Hypsiprymnus Brunii S. Müll.), Perameles doreyanus QG., Phascogplea me-
las S. Müll., Sus papuensis Less., Halicore australis Owen, Delphinus Peronii
QG., Physeter polycyphus QG..
(2) Platycercus dorsalis QG., Platycercus tabuensis Less., Charmosiua pa-
puensis Wagl., Trichoglossus ornatus Vig., Trichoglossus placentis Temm.,
Trichoglossus capistratus Temm., Chalcopsitta Novae Guineae Bp., Chal-
copsitta sclntillatus Bp., Cyclopsitta diophthalma Hombr. Jacq., Eos ruber
Wagl., Lorius tricolor Less., Lorius domicolla Briss., Lorius guebensis
Levaill. , Eclectus grandis Wagl. , Eclectus puniceus Bp. , Psittacodis magnus
Wagl , Tanygnathus macrorhynchos Wagl, Tanygnathus Mülleri Bp. , Ge-
oflroyus personalus Bp. , Pionus fuscicapillus WagL , Pöittacuia diophthalma
Hombr. Jacq., Psittacula Desmarestü Garn., Nasiterna pygmaea Wagl., Mi-
eroglossus aterrimus Wagl., Microglossus gigas Wagl., Mieroglosus alecto Bp.,
Calyptorliynchus funereus Shaw, Plyctolophus goliath VieilL, Plyctolophus ga-
levita Vieill., Plyctolophus aequatorialis VieilL, Plyctolophus triton Temm.,
Dasyptilus Pecquetii WagL, Haliastur ponticcrianus Bp., Haliaetus bla-
grus Bp., Astur Novae-Hollandiae Bp., Astur longicauda Bp., Athene hu-
merulis Hombr. Jacq.. — Podargus papuensis QG. f Podargus ocellatus QG.,
Dendrochelidon mystaceus Bp., Calao ruficollis Bp., Calao plicatus Bp., Eu-
dynamis punctatua Müll., Hierococcyx leucolophus Bp., Chrysococcyx lucidus
Bp., Centropus violaceus QG., Centropus menebiki Less. Garn., Edolisoma
Marescoti Puch., Pteruthius spinicaudus Puch., Rectcs strepitans Puch., Rectes
fcrnigineus Bp., Ptiladela Boycri Puch., Chrysocalcptcs cardinalis Bp., Melidora
Digitized by
Google
— 277 —
draagt reeds minstens 170, hoezeer ook ten deze nog talrijke ont-
dekkingen te maken zijn. Nieuvv-Guinea is het land der paradijs-
vogels, papagaaijen en duiven bij uitnemendheid. Van de pa-
EuphrosiaeLess., Syma torotoro Less., Dacelo Gaudichaudii QG., Todiramphus
collaris Bp., Todiramphus saurophagus Bp , Tanysiptera dea Vig., Ceyx
lepida Temm., Alcyone solitaria Bp., Alcyono pus il la Temm., Alcyone azurea
Bp., Alcedo meninting Horsf., Merops monachus Luth., Coracia9 Temrainc-
kii WagL, Coracias gularis Bp. , Peltops BlainvÜlei WagL, Turdirostris mu-
rinus Temm., Eupetes ajax Temm., Eupetes coerulescens Temm. . Brachyu-
rus Mackloti Bp., Brachyurus Novae Guineae Bp., Rhipidura threnotliorax
S. Müll. , Rhipidura gularis S. MülL, Rhipidura rufïventris S. Müll., Muscïpeta
Gaimardi Bp, Monarcha velata Bp., Monarcha guttata Gr., Arses telesc-
ophthalma Garn. Less., Arses chrysomela Garn. Less., Hirundo neoxena Gould,
Herse nigricans Bp., Artamus papuensis Bp, Mimeta melanotis Bp., Mimeta
Mülleri Bp., Sericulus au reu 9 Bp., Sericulus anais Less., Dicrourus carbonarius
Bp. , Dicrourus megarhynchus Gr., Campephaga cinnamomea Gr., Campephaga
melas Gr. , Campephaga plumbea Gr , Graucalus melanops Bly th , Graucalus
fasciatus Bp., Graucalus papuensis Bp, Graucalu9 Desgrazii Gr., Ceblepyris
schisticeps Hombr. Jacq., Myiolestes megarhyncha Bp., Myiolestes pulveru-
lentus S. MülL, Cracticus varius Bp., Phonygama viridis Bp., Phonygama
Keraudreni Less., Phonygama atra Less., Ptilorhynchus buccoides Bp., Cor-
vus orru S. Müll., Gymnocorvus senex Bp., Tropidorhynchus Novae Guineae
S. Müll., Ptilotis similis Hombr. Jacq. , Ptilotis fïimata S. Müll. , Glyciphila
ocularis Gould, Myzomela chermesina Gr. et Mitch., Zosterops albiventer
Hombr. Jacg., Dicaeum papuense Gr., Dicaeum pectorale S. MülL, Nectarinia
eques Schl. MülL, Cinnyris frenata Bp., Cinnyris zenobia Less., Cinnyris aspasia
Less. , Arachnothera Novae Guineae S. MülL, Epimachus magnus Bp., Ptiloris
Victoriae Gould , Craspedophora magnificus Bp. , Seleucides alba Bp., Paradisea
apoda L., Paradisea papuana Bechst., Paradisea rubra VieilL, Diphyllodes mag-
nificus Bp., Diphyllodes respublica Bp., Cicinnurus regitis VieilL, Lophoriua
superba VieilL , Parotia aurea Bp. , Astrapia nigra Bp. , Parad igalla carun-
culata Less , Lamprotornis cantor Temm., Gracula Dumontii WagL, Me-
gapodius Duperi'eyi Less. Garn., Megapodius rufipes., Tallegallus Cuvieri Less.,
Hemipodius thoracicus Temm., Columba rufigaster QG, Columba puella
Less., Columba zoë Less., Columba humeralis , Columba pulchella Temm.,
Columba perlata Temm., Columba Mülleri Temm., Columba nana, Colum-
ba viridis, Columba (Peristera) javanica Less., Columba (Ptilinopus) cyauo-
virens Less., Columba (Ptilinopus) virens Less., Columba (Ectopistes) Reia-
wardtii Less., Trugon terrestris Hombr. Jacq., Megapelia coronata Kaup, Me-
gapelïa Steursii v. d. Hoev., Megapelia Victoria Fras., Ardea virescens, Ardea
heliosyla Less., Oedicnemus magnirostris Shaw, Haematopus ustralegus, Nu-
Digitized by VjOOQIC
— 278 —
pagaaijen kent men er reeds meer dan 80, van de paradijs vogels
ongeveer 10 en van de duiven minstens 10 soorten.
De van Nieuw-Guinea bekend gewordene kruipende dieren (1)
bedragen nog slechts een veertigtal soorten , waaronder 3 schild-
padden, 1 krokodil, 2 leguanen, 4 gekko's, 3 hagedissen, 8
skinken, 17 slangen en 3 kikvorschen.
Uit de klasse der visschen (2) kent men tot nu toe ongeveer
100 soorten van Nieuw-Guinea.
menius phaiopus Less., Totanus hypoleucos, Himantopu9 leucocephalus Gould,
Himantopus melanopterus , Tringapusilia, Trioga minuta Leisl., Sterna velox
Rüpp. , Sterna melanauchen Temm. (Ter opsomming van de vogels van Nieuw
Guinealieb ik slechts van zeer onvolkomens hulpmiddelen gebruik kumen maken).
(1) /Schildpadden., Chelonia midas Schw. f Chelonia imbricata Schw.,
Chelonia virgata Dum. — Hagedissen. Crocodilus biporcatus Cuv., Varanus
chlorostigma DB., Varanus prasinus DB., Platy dactylus bivittatus DB.,
Hemidactylus baliolus A. Dumér. , Gymnodactylus marmoratus Cuv., Phyi-
lodactylus Lesueurii DB., Brachylophus fasciatus Cuv., Lophyrus dilophus,
DB. , Tribolonotus Novae Guineae DB. , Gongylus (Eumeces) Baudinii DB.
Gongylus (Eumeces) Freycinetii DB., Gongylus (Eumeces) OppeUii DB.,
Gongylus (Euprepes Physicae DB., Gongylus (Lygosoma) melanopogon
DB., Gongylus (Lygosoma) smaragdinum DB., Gongylus (Lygosoma) Mul*
leri DB., Dibamus Novae Guineae DB. — Slangen. Onychocephalus muit il i-
neatus DB., Enygrus carinatus Wagl. , Brachyorrhos albus Kuhl. , Chersydrus
fasciatus DB. , Lycodon cucullatum DB. , Dendrophis picta H. Boie, Tropidono-
tus picturatus Schl. , Tropidonotus semicinctus DB. , Hemiodontus leucobalia
DB, Cerberus boaeformis DB. , Triglyphodon Drapiezü DB., Pseudelaps Mülleri
DB. , Pseudelaps squamulosus DB. , Trimeresurus ophiophagus DB. , Platu-
rus fasciatus Daud. (Pelamis bicolor Daud.), Hydrophis pelamidioides SchL ,
Hydrophis gracilis SchL — Kikvorschen. Hyla cyanea Daud. , Cornufer unicolor
Tschudi, Ceratophrys turpicola S. Muil.
(2) Apogon fraenatus Valenc, Apogon Novae Guineae Yalenc, Serranus boe-
lang CV., Serranus myriaster C V., Serranus Quoyanus CV., Serranus Gai-
maidi CV., Mesoprion fulviflamma Blkr, Mesoprion octolineatusBlkr, Mesoprion
macolor Blkr, Mesoprion rufolinealus Blkr, Mesoprion bottonensis Bikr,Ho-
locentrum argenteum CV. , Holocentrum binotatum QG. (Holocentrum leonoïdes
Blki?), Upeneus crassilabris CV., Mulloides zeylonicus Blkr, Pterois zebra
CV. , Platycephalus pristiger CV. , Scorpaena diabolus CV. , Scorpaena Novae
Guineae CV. , Scorpaena papuensis CV. , Synanceia brachio CV. , Synan-
ceia astroblepa Richds. , Scoiopsides lycogenis CV., Scolopsides tempora-
lis CV., Heterognathodon bifasciatus Blkr, Malacanthus taeniatus CV.,
Digitized by
Google
— 279 —
Ook ten opzigte van de kennis der ongewervelde dieren van
Nieuw-Guinea heeft men in de laatste tientallen jaren groote
voortschreden gemaakt.
Voor zoover ik uit de mij beschikbare hulpmiddelen heb kun-
nen nagaan, zijn van de ongewervelde dieren als bewoners van Nieuw-
Guinea bekend geworden 14 schaaldieren (1), 16 spinnen (2), een
Dentex tolu CV., Lethrinus anatarius Richds. , Lethrinus waigiensis CV.,
Lethrinus reticulatus CV. , Lethrinus sordidus CV. , Lethrinus latidens CV. ,
Gerres filamento3U3 CV. 9 Chaetodon princeps CV., Chaetodon ephippium
CV., Heniochus macrolepidotus CV., Drepane punctata CV., Holacanthus
dux Lac. , Platax vespertilio Cuv. , Platax Gaimardi CV. , Platax teira
CV., Pimelepterus altipinnis CV., ToxotesjaculatorCV. , Scomber loo C V. ,
Auxis taso CV., Selar Hasseltii Blkr, Selar Novae Guineae Blkr, Caranx
Les3onü CV., Caranx Forsteri CV., Carangoides citula Blkr, Carangoides coe-
ruleopinnatus Blkr, Seriolichthys bipinnulatus Blkr, Amphacanthus vulpinus
Muil. Schl., Amphacanthus vermiculatus CV. , Amphacanthus lineatus CV.,
Acanthurus hepatus BI., Acanthurus doreënsls CV, Acanthurus ctenodon CV.,
Acanthurus strigosus Benn. , Acanthurus scopas CV., Naseus brevirostris CV.,
Axinurus thynnoides CV., Mugil axillaria C V., Atherina endrachtensis CV., Pe-
troskirtes filament o 3us Rüpp. , Gobius elegans K. v. H. , Gobius criniger CV. ,
Gobius sphynxCV., Gobius papuensis CV, Periophthalmus Koel reu teri CV.,
Periophthalmus Freycineti CV., Periophthalmus argentilineatus CV., Antenna-
rius marmoratus Blkr, Antennarius raninus Cant. , Amphiprion laticlavius CV.,
Amphiprion percula CV, Glyphisodon rahti CV., Glyphisodon antjerius K. v. H.
(Glyphisodon biocellatus CV , Glyph. zonatus CV.), Heliases lepisurus CV. ,
Heliases coeruleus CV, Labrichthys ? Arago Blkr, Julis (Julis) dorsalis QG. ,
Xyrichthysmacrolepidotus CV., Cheilinus radiatus Blkr, Hemiramphus Quoyi
CV., Chirocentrus dorab CV., AlbulaneoguinaicaCV. , Albula seminuda CV.,
Alausa melanurus CV., Saurus synodus CV., Saurida nebuk>3a CV., Leptocep-
halus taenia Less. , Muraena siderea Richds. , Muraena lita Richds., Balistes
conspicillum BI. Schn., Balistes maculatus BI. Balistes rectangulus BI. Schn.,
Alutarius personatus Less., Alutarius Berardi Less., ïropidichthys mappa
Blkr, Diodon coeruleus QG., Diodon n o vem maculatus Cuv., Pegasus natans
L., Carcharias (Hypoprion) Macloti ME, Carcharias (Prionodon) pleur o taenia
Blkr, Taeniura lymma MH., Tiygon Kuhlii MH.
(1) Schaaldieren. Cyclograpsus Audouinit M. Edw. (anvar Cyclogr. punctat.
M. Edw?), Leucosia urania Lichtenst, Camposcia retusa Leach, Pagurus an-
nulipes M. Edw., Pagurus tomentosus M. Edw., Pagurus setosus M. Edw.,
Erichtus narwal Guér., Alima tetracanthura Latr., Alima laticauda M. Edw.,
Alima incisa M. Edw., Phyllosoma Freycinetit Guër., PhyUosoma laticorne
Leach , Phyllosoma afflnis GuéY., Phyllosoma longicornis Guér.
(2) Spinnen, Attus ruber Walck., Attus d'ürvillei Walck., Attus doreyanus
Digitized by> -
— 280 —
groot aantal iusekten (1) , waaronder meer dan 140 torren , meer dan
Walck., Attus lepidus Walck. (Saltieus lepidus Guér.), Clastes Freycinetü Walck.
Epeira alveata Walck., Epeira grata Guér., Epeira doreyana Walck., Epeira
aetherea Walck., Epeira prudens Walck., Plectana variegata Walck., Plectana,
praetextata Walck., Plectana taeniata Walck., Tetragnatha granulata Walck. ,
Drassus dysderiformis Guér., Gastracantha Thesii Guér.
(1) Schildvleugeligen. Cicindela Urvillei Dej. , Cicindela Latreillii Guér.,
Cicindela funerata Boisd. , Therates labiata Dej. , Therates festiva Dup. ,
Therates basalis Dej., Tricondlya aptera Oliv., Passalus australis Boisd.,
Passalus compergus Boisd., Passalus timoriensis Perch. , Scapanes australis
Burm. (Oryctes aus tralis Boisd.), Lomaptera papua Gor. Perch. , Oryctoderes
latitarsis Boisd. , Celidia marginata Dej. , Pyronota rcfulgcns Boisd. , Luca-
nus cancroides Fabr., Buprestis aurofoveata Guér. , Buprestis arrogans Boisd. ,
Buprestis foveicollis Boisd., Buprestis laevipennis Boisd., Buprestis Lottinü
Dup. , Buprestis bipustulata Boisd. , Acanthocinus fastidiosus d'Urv. , Ceram-
byx dorycus Boisd. , Tmesisternus jaspideus d'Urv. , Tmesisternus mirabilis
Boisd. , Tmesisternus biciuctus d' Urv. , Tmesisternus unipunctatu3 Guér. ,
Tmesisternus distinctus d'Urv. (Tmesisternus marmoratus Guér. ?), Tmesi-
sternus oblongus d'Urv., Tmesisternus tesseliatus d'Urv., Coptop3 fastidiosa
d'Urv., Gnoma giraffa Donov. , Gnoma affinis Guér., Gnoma antilope Dej. ,
Colobothea picta Boisd. , Splienura viridi-signata d'Urv. , Saperda elongatu-
la Dup. , Saperda festiva d'Urv. , Saperda vittifera Boisd. , Saperda rubro-
punctata Guér. , Saperda Lefebvrii Guér. , Lamia punctatissima Boisd.,
Dytiscus flavocinctus Guér., Saerangodes suleicollis d'Urv., Nyctozoïlus
obesus Guér. , Upis Lottinü Dup. , Upis janthina Dup. , Amarygmus cu-
preus Guér., Deloyala divisa d'Urv., Coptocycla sexguttata d'Urv., Cop-
tocycla diomma Boisd. , Adorium ponticum Dej. , Adorium melanocephalum
d'Urvr, Adorium basale Guér., Adorium posticale Guér., Crioceris unifas-
ciatus Guér. , Hispa Fabricii Guér. , Podontia splendens Guér. , Eumolpus
cyanellus Dej., Callipepla postica d'Urv., Callipepla sexsignata d'Urv.,
Aulacophora cyanoptera d'Urv. , Aulacophora dorsata d'Urv. , Aulacopliora
vicina d'Urv. , Aulacophora viridipennis Dej. , Raphidopalpa bipes ChcvroL,
Cerotoma melanura Oliv. , Monolepta argutula Dej. , Monolepta basimargi-
nata Dej. , Philocalis pulchra d'Urv. , Promechus splendidus d'Urv., Typo-
phorus cyanellus d'Urv. , Cassida novaeguineënsis Boisd., Cassida punctum
Fabr. , Cassida Guérini Boisd., Cassida sexguttata Dej. , Cassida diomma
Boisd. , Cassida divisa Dej. , Lema doryca Boisd. , Lema bicolora Boisd. ,
Lema cyanesthis Boisd. , Galeruca melanoptera Dej. , Galeruca psittacina
Boisd., Galeruca pallia ta Fabr., Galeruca flaveola Dej., Altica azurea Latr n
Altica Chevrolatii Buér., Promechus splendidus Dej., Colaspis corinthius
Boisd., Telephorus praeustus Buér., Arrhenodes puncticollis d'Urv., Arrhe-
nodes digrarama Boisd. , Leptorhynchus bicolor Guér. , Leptorhynchus an-
Digitized by VjOOQIC
— 281 —
30 halfvleugeligen , meer dan 30 regtvleugeligen , ongeveer S0
gustatus Boisd., Geonemus Geoffroyi Guér., Geoneraus Cuvieri Guér., Geonemus
avrogans Boisd., G eonemus striatopunctatus Guér., Eupholus Schönherri Boisd.,
Eupholus Petitii Guér., Eiythrogonus griseus Guér., Amycterus trisfis Schoenh.,
Lixus australis Dej. , Lixus fkrinosus Dup, , Alcides australis Dej. , Alcides
luctuosus d'Urv. , Alcides dealbatus Boisd. , Alcides praeustus Guér. , Otior-
hynchus luctuosus d'Urv. , Otiorhynchus australis Boisd., Mecopus strigatus
d'Urv., Mecopus triliueatus Guér., Sphaeropterus albolineatus Guér., Stenocerus
Garnotii Guér., Pachyrhynchus aeneus Guér., Coptorhynchus bombilius Guér. ,
Rhinaria variegata Boisd. , Laemosaccus australis Dup. , Arachnobas striga
Boisd., Arachnobas gazella OÜv., Zygops Boisduvalii Dup., Cleogonus rubri-
collis Scboenb., Sipalus Burmeisteri Bobem., Malacbius beterocerus d'Urv., La-
gria aureopilosa Le Guill., Lagria longicollis Dup., Lagria pulchelia Guér., Sta-
pbylinus apicicornis Dej., Callirbipis Dejeanii Latr., Cryptocbilus melanoptera
Latr. , Pterotarsus marmoratus Guér. , Lycus thoracicus Fabr. , Bycus do-
rycus Boisd. , Cladopborus dimidiatus Guér. , Cladopborus suturalis Guér. ,
Cladopborus collaris Guér. , Metriorbyncbus funestus Guér. , Metriorbyncbus
epbippiger Guér. , Lucciok ruficollis Guér. , Dictyoptera dicbroma Boisd. ,
Mordella deceniguttata Boisd. , Mordella Bottinii Dup. Boisd. , Mordelia
Urvillei Boisd. , Apate religio3a Dej. , Epilachna signatipennis d*Urv. , Epi-
bicbna baemorrboa d'Urv. , Coccinella uudecimvariolata Boisd. , Coccinella
arcuata Fabr. , Cocciueila lunata Fabr. , Coccinella signatipennis d*Urv. ,
Coccinella doryca Boisd., Coccinella baematomelas Boisd., Coccinella ptero-
melas Boisd. , Coccinella baemorrboa Dej. , Coccinella endomycina Dup. —
Halfvleugeligen. Pentatoma melacantbus Boisd., Pontatoma Le Reddi Le
Guill. , Pentatoma Fallenii Guér., Ilalys Wintbemii Guér., Tesseratoma
flavicorne Boisd. , Megymenum dentatum Guér. , Megymenum crenatum La
Guill, Megymenum afline Boisd., Plataspis nigriventris Hope, Lygaeus
atrorufus Guér. , Dysdercus pyrocbroa Boisd. , Helonotus tuberculatus Guér. t
Pristbesancus doiycus Boisd., Zelus dorycus Boisd., Nematopus altitborax
Boisd. , Alydus annulicornis Boisd. , Gonocerus collaris Guér. , Anisosceiis
macromerus Guér., Astacops australis Boisd. , Astacop3 dorycus Boisd. , Pe-
logonu3 laticollis Guér., Cicada doryca Boisd., Cicada microcephala Le
Guill. , Cercopis discolor Boisd., Cercopis xantborhina Boisd., Flata doryca
Boisd. , Flata io Boisd. , Apbaena fuscata Guér. , Ricania trimaculata Guér. ,
Ricania iodipennis Guér., Ricania splendida Guér., Ricania oculata Guér., —
Regtvleugeligen. Mantis Novae Guineae DH. , Pbasma (Ectatosoma) tiaratum
Macl. , Phasma (Pbyiiium) siccifolium L., Pbasma (Cypbocrania) maculatum
Oliv. , Pbasma (Cypbocrania) Reinwardtii DH., Pbasma (Pachymorpba)
coronatum DH. , Phasma (Euryacantba) borridum d'Urv. , Pbasma (Cypbo-
crania) goliath Gr. , Acridium (Pyrgomorpba)) Novae Guineae DH. , Acri-
Digitized by
Google
— 282 —
vlinders, slechts 14 vliesvleugeligen , slechts 10 tweevleugeligen ,
en 7 duizendpooten.
dium (Pyrgomorpha) brachypterum DH., Acridium ( Acridium) consanguineum
S., Acridium (Oxya) unistrigatum DH., Acridium (Hymenotes) arcuatum DH.,
Acridium (Tetrix) breve DH. , Acridium (Tetrix) emarginatum DH., Locua-
ta Novae Guineae DH. , Locusta laticeps DH., Locusta megacephala DH. ,
Locusta (Phaneroptera) adusta DH. , Locusta (Gonocephalus) Troudeti Gharp. ,
Locusta (Phyllophora) Gaimardi Charp. , Locusta (Phyllophora) speciosa
Thunb., Locusta (Phyllophora) Habasqui Charp., Locusta (Locusta) loboën-
sis DH., Locusta (Locusta) pectinata Guër., Locusta (Gryllacris) rubrinervosa S.,
Locusta (Rhaphidophorus) picea L., Locusta (Rhaphidophorus) marmorata
DH., Gryllus (Eneoptera) cinereus DH., Gryllus (Platydactylus) Novae Guineae
DH., Gryllus (Platydactylus) GaimardiS., Forficula (Psalidophora) rufitarsis S.,
Schubvleugeligen. Ornithoptera priamus Boisd. , Ornithoptera tithonus DH.,
Papilio ambrax Boisd., Papilio erectheus Donov M Papilio euchenor Guër.,
Papilio aegeus Boisd., Papilio codrus Fabr. , Papilio severus Cram. , Papi-
lio phestus Boisd. , Papilio ormenus Guër. , Papilio amanga Boisd. , Papi-
lio axion Boisd. , Papilio eurypilus L. , Papilio puella Boisd. , Idea Urvillei
Boisd., Pieris philyra God., Pieris aruna Boisd., Pieris teutonia God.,
Pieris ada God. , Pieris celestina Boisd. , Terias candida Boisd. , Emesis
leosida Boisd. (Argynnis pulchra Guër.), Damis epicoritus Boisd., Damis
Sebae Boisd., Damis coritus Guër., Damis hylas Guër., Simoethes rex
Boisd. , Arhopala phryxus Boisd. , Lycaena ? cilinde Boisd. , Lycaena dio-
nijsius Boisd., Hamadryas zoilus Boisd., Euploea callithoë Boisd., Euploea
Herbstii Boisd., Euploea melina Boisd., Gethosia cydippe God., Argynnis
erymantlüs God. , Gyrestis acilia Boisd. , Yanessa cardui Latr. , Yanessa
algina Boisd., Lexias europus Boisd., Minetra nodrica Boisd., Minetra syl-
via Boisd. , Amathusia nacer Boisd. , Limenitis Brebissonii Boisd. , Limeni-
tis venilia Boisd. , Diadema lasinassa Boisd. , Cyllo constantia Boisd. , Sa-
tyrus shiva Boisd., Satyrus mahadeva Boisd., Satyrus dorycus Boisd.,
Satyrus cyamitis Boisd. , Hyades j ai rus Boisd. , Hyades indra Boisd. , Thy-
mejea dichroa Boisd., Thymelea triton Boisd., Thymelea lugubris Boisd.,
Thymelea phalos Boisd., Agarista? megisto Boisd., Urania orontes Boisd.,
Macroglossa alcedo Boisd., Gocytia d'Urvillei Boisd., Glaucopis irius Boisd.,
Ophideres princeps Boisd., Phyllodes inspicillator Guër., Phyllodes conspi-
cillator Boisd., Aganais caricae Boisd., Aganais strigosa Boisd., Aganais
dama Boisd., Aganais doryca Boisd., Aganais australis Boisd., Aganais
versicolor Boisd., Leptosoma annulatum Boisd., Leptosoma aëres Boisd.,
Leptosoma artemis Boisd. , Gallimorpha lesne Boisd. , Cypra delicatula Boisd.,
Damias elegans Boisd. , Urapteryx equestraria Boisd. , Urapteryx caudifera-
ria Boisd. — Vliesvleugeligen. Bracon tricolor Guër., Bracon marginellus
Digitized by
Google
— 283 —
Eene Borlasia en een Dentalium zijn alle ringwormen (1),
van Nieuw-Guinea tot nog toe ter onzer kennis gekomen.
De groote afdeeling der weekdieren (2) is van Nieuw-Guinea
reeds voor een vrij aanmerkelijk gedeelte vertegenwoordigd , voor-
namelijk de klasse der gastropoden. Uit deze klasse kent men
BrulL, Stephanus coronator Boisd., Pompilus ichneumoneus Guér. , Macro-
meris violacea St. Farg., Sphex dorycus Guér., Ehopalidia maculiventris
Guér. t Ischnogaster fulgipennis Guér. , Polistes Lefebvrii LeGuill. , Formica
grisea Le Guill. , Pimpla crassipes Brull. , Ophion flavolinea BrulL , Ischno-
oeros? dimidiatus BrulL, Labium bicolor Brull. — Tweevleugeligen. Cleita-
mia Astrolabei Boisd., Ortalis Astrolabei Boisd., Cruphiocera sp?, Nerius
cyaneus Guér., Pangonia lasiopbthalma Macq. , Laphria cyanea Macq.
Laphria coerulea Meig. Boisd., Lampria claripennis Le GuilL, Dasypogon
dorycus Boisd., Agonosoma fasciata Guér., Anthrax dorycus Boisd. — 7>w-
zendpooten. Poly desmus denticulatus Le GuiU., 'Polydesmusjimpressus Le
GuilL , Polydesmus Brandtii Gerv. , Julus Blainvillei Le Guill. , Julus spinosus
Julus doreyanus Gerv., Julus Roissyi Le GuilL
(1) Ringwormen, — Dentalium Lessonii Desh., Borlasia quinquelineata QG.
(2) Cephcdopoden. — Onychoteuthis Banksii, Sepia latimanus QG. , Sepioteu-
this guineënsis GQ. , Sepioteuthis Lessoniana Fér. , Loligo brevitentaculata
QG., Octopus membranaceus QG.
Gastropoden. Kamkieuwigen. Strombus papilio Chemn., Strombus lentigino-
sus Lam., Strombus luhuanus Lam., Strombus plicatus Lam., Conus citri-
nus Gm. , Conus guinaicus Brug. , Conus janus Brug. , Conus striatus Lam.,
Conus pulicarius Lam., Conus arenatus Lam., Conus textilis Lam., Clava-
tula sinensis Hinds, Clavatula spurca Hinds, Clavatula debilis Hinds,
Clavatula rubida Hinds, Clavatula laeta Hinds, Clavatula nitens Hinds.,
Clavatula fimbriata Hinds, Clavatula donata Hinds, Clavatula dentifera
Hinds., Clavatula glumacea Hinds., Conopieura stnata Hinds, Daphnella
marmorata Hinds, Daphnella ornata Hinds, Mangelia cinnamomea Hinds,
Mangelia oriza Hinds , Defrancia linearis Hinds , Pleurotoma violacea Hinds,
Pleurotoma babylonia Lam., Pleurotoma echinata Lam., Pleurotoma tenuis
Gr. , Buccinum thyrsites (wordt als sieraad gebruikt), Buccinum coronatum
Lam., Buccinum commaculatum Gm. , Terebi*a violascens Hinds , Cancella-
ria antiquata Hinds, Turbinella rbinoceros Lam., Turbinella lineata Lam.,
ïurbinella nassatula Lam., Turbinella rustica Lam., Tritonium anus Cuv.,
Columbella pardallna Lam. , Purpura sertum Lam. , Purpura buccinea Desh.,
Purpura violacea Kien. , Cassis cornuta Lam. , Voluta diadema (wordt door
de vrouwen gebezigd om voor de schaamdeelen te hangen), Voluta vespertilio
Lam., Voluta cymbium, Mitra corrugata Lam., Mitra lutea Q. , Mitra
Digitized by VjOOQIC
— 284 —
reeds ongeveer 173 vormen van Nieuw-Guinea en voorts uit de
klasse der cephalopoden 6, uit die der schelpdieren ongeveer 17,
uit die der zakdieren 4 soorten, terwijl men van de draad voeten
nog slechts een' enkelen vorm kent.
adusta Lam., Mitra stigmataria Lam., Oliva elegans Lam., Oliva erythros-
stoma Lam., Oliva sanguinolenta Lam., Oliva textilina Lam., Harpa ven-
tricosa Lam., Cypraea arabica L. Cypraea variolaria Lam., Cypraea oli-
vacea Lam., Ovulum oviforme Lam., Ovulum gallinaceum Hinds, Ovu-
lum corrugatum Hinds, Triphoris corrugatus Hinds, Triphoris (Ino) gi-
gas Hinds, Triphoris (Ino) asperrimus Hinds, Triphoris (Ino) micans
Hinds, Pirena atra Lam., Pirena tereoralis Lam. , Cerithium taeniatum
QG. , Cerithium vertagus Lam., Cerithium rugosum Kien., Cerithium tur-
ritella QG. , Cerithium sulcatum Lam. , Melania erosa Less. , Méiania papuensis
Q. , Melania setosa Swns., Melania spinescens Less., Melania terebra Less., Me-
lania aspera Less. , Melania doreyana Less. , Melania Blosseviileana Less. , Me-
lania graciosa Less. , Littorina angulifera Q. , Planaxis brevis Q. , Planaxis de-
collata Q. , Valvata hebraica Less. , Paludina tricostata Less., Solarium fragile
Hinds, Solarium fulvum Hinds , Solarium virgatum Hinds, Solarium fenestratura
Hinds , Scalaria vestalis Hinds , Scalaria creberrima Hinds , Natica ma-
rochiensis Lam., Natica melanostomoides QG. , Siphonaria viridis QG. —
JSchildkieuwigen. Nerita doreyana QG., Nerita reticulata QG., Nerita Novae
Guineae Less., Nerita papuana RécL, Nerita guttata Récl., Nerita trifascia-
ta Récl., Nerita corrosula Hinds, Neritina pulligera Lam., Neritina lugu-
bris Lam. , Neritina morio Swb. , Clithon coronoïdes Less. , Clithon variabilis
(Neritina brevispina Lam.) , Navicella depressa Less. — Kringldeutoigen. Chiton
aculeatus Gm., Chitonellus oculatus QG. — Bedektkieuwigen. Aplysia stria-
ta Q.G., Bulla lutea Q.G. — Longslakken. Helix papua Less., Helix plan-
orbis Less., Helix lituus Less., Helix Rangii Less., Helix cheiri Less.,
Helix lemniscata Less., Helix translucida QG., Helix explanata QG., He-
lix exclusa Fér., Helix Baudinü Desh., Helix granulata QG., Helix mul-
tizona Less. , Helix aeuta Q. , Helix Gaberti Less. , Helix tortilabia Less. ,
Helix purpurostoma Le Guill., Helix Fouillioyi Le Guill., Helix undulata
Le Guill., Helix tritoniensis Le Guill., Helix spiralis Le Guill., Helix ar-
rowensis Le Guill., Helix Biainvillei Le Guill., Helicogenia Ferrusacii
Less., Partuia grisea Less., Partuia bulimoides Less., Auricula fasciata Desh.,
Auricula Midae Lam., Cyclostoma multilabris QG., Cyclo3toma distomella
Sowb., Cyclostoma Massena Less., Cyclostoma vitrea Less., Cyclostoma
papua Q. , Cyclostoma cancellata Wood , Helicina lutea Less. , Helicina mar-
garitacea Less., Pupina aurea Hinds, Onchidium ater Less., Onchidium punc-
tatum QG., Onchidium ferrugineum Less. — Naakt lieuwigen. Doris tuberculo-
Digitized by
Google
— 285 —
Onze kennis van nieuw-guinesche dieren uit de nog lagere
klasse is nog van uiterst geringe beteekenis en bepaalt zich tot
die van eenige weinige stekelhuiden, zeenetels en polypen (1).
De geologische kennis van beide schiereilanden is nog niet noe-
menswaardig.
Ik ben in het bezit geweest van de rijke botanische nalatenschap
van Zippelius, bestaande uit een groot aantal beschrijvingen van
planten van Merkusoord, Aidoema en Nainatotte, Timor, Am-
boina, enz. met talrijke fraaije afbeeldingen dier planten. Ik heb
die nalatenschap eenige jaren geleden door tusschenkomst der Na-
tuurkundige Vereeniging in Nederlandsch Indië doen aanbieden
aan den hoogleeraar Blume te Leiden , nadat vooraf de verzeke-
ring was verkregen, dat de heer Blume genegen was die nala-
tenschap voor de pers te bewerken en van de uitkomsten daar-
saQG., Dorïs atromargïnata Cuv. , Doris scabra Cuv. , Doris cruenta QG. , Do-
ris magnifica QG., Aeolis annulata QG., Scyllaea fulva QG., Nerea punc-
tata Less., Phyllidia trilineata, PhylBdia pustulosa. — Kielpootigen. Atlanta
Keraudrenii Less., Pterotracfaea placenta Less., Pterosoma plana Less.
Schelpdieren, Cyrena papua Less., Cyrena cyprinoïdes QG., Venus aspe-
ra QG., Donax australis Lam., Donax cardioldes Lam., Corbula albuginosa
Ilinds, Corbula eburnea Hinds, Neaera elegans Hinds, Neaera Gouldiana
Illnds, Neaera rosea Hinds, Nucula Cumingii Hinds, Nucula lata Hinds,
Nucula recta Hinds, Perna isognomum, Pecten asper Sowb., Lima lingua-
tula Lam., Lithodomus laevigatus QG.
Zakdiere*. Ascidia aurata QG., Salpa monotoma QG., Salpa emarginata
QG., Pterolyra beroïdes Less.
Draadvoeten. Trilasmis eburnea Hinds.
( l) Stekelhuiden, — Culcita Novae Guineae MUIL Trosch., Goniosdiscüs Sebae
MUIL TrosclL, Synapta (Fistularia) punctulata QG., Synapta (Fistularia) dorey-
ana QG., Holotburia quadrangularis Less., Holothuria ophidiana QG.
Zeenetels. Melitra brachyura, Less. , Aegina semirosea Less. , Marsupia-
lis flagellata Less. , Bursarius cytbereae Less. , Cephea papua Less, , Eury-
ale dubia Less. , Sarooconus foliaceus Less. , Lemniscus marginatus Less. ,
Beroe (ldya) macrostoma Péron, Dipbyes cuoullus QG. , Eudoxia triangu-
laris Eschh. , Porpita cbrysocoma Less. , Velella oblonga Ghamiss. , Yelella
emarginata QG. — Poli/pen. Goniopora pedunculata QG. , Ammothea ramo-
sa Desh., Eumenides ophiseocoma Less. , Actinodendron arboreum Blv., Acti-
nia papuana QG., Actinia doreënsis QG. , Actinia aurora QG. , Actinia
arborca QG., Actinia vagans Less.
Digitized by VjOCK?IC
— 286 —
van de genoemde vereeniging kennis te doen dragen. Hand-
schriften en platen zijn aan den heer Blume, thans ruim vier jaren
geleden verzonden, maar ik heb sedert niets meer daarvan ver-
nomen. De wetenschap mag alzoo waarschijnlijk nog veel, de
flora van Nieuw-Guinea , Timor, enz. betreffende, van den 'heer
Blume te gemoet zien.
Het bezoek van den heer Goldmann van Dorei, aan den
noordoostelijken hoek van het noordwestelijke schiereiland van
Nieuw-Guinea is het laatste, waaromtrent mij enkele bijzonder-
heden bekend zijn. Dorei is dikwerf door Europeanen bezocht gewor-
den en in verschillende werken vermeld.
De aandacht van het gouvernement is sedert lang op Dorei
gerigt, als een punt, welligt geschikt voor eene meer dadelijke
vestiging van ons gezag.
Dorei wordt door den heer Goldmann echter weinig geschikt
geacht voor zoodanige vestiging. Het gebergte, dat zich langs de
noordkust van het noordelijke schiereiland van Nieuw-Guinea uit-
strekt, heeft meerdere toppen van 2000 — 3000 meters hoogte en
gaat in een steil en onherbergzaam kustland over, het land van
Amberbaki, dat zich oostelijk tot ten zuiden van Dorei uitstrekt,
waar de Arfak met zijnen 2900 meters hoogen top het gebergte
kroont. Hooge deining en branding maken Dorei, volgens den
heer Goldmann , voor inlandsche vaartuigen schier ongenaakbaar.
De heer De Bruijn Kops, die Dorei in 1850 bezocht, heeft
evenwel een gunstiger oordeel over Dorei als plaats eener ves-
tiging en haven.
Het komt den heer De Bruijn Kops voor, dat Dorei of het
voor de baai van Dorei gelegen bewoonde eilandje Massinama
voor eene nederzetting aan. de noordkust van Nieuw-Guinea het
eerst in aanmerking dient te komen. De gunstige ligging van
Dorei aan en nabij baaijen van goede diepte, waar de schepen
ten allen tijde veilig liggen en met alle winden gemakkelijk
binnen kunnen loopen door zuivere en diepe vaarwaters ; de over-
vloed aan goed drinkwater; de vruchtbaarheid van den bodem;
de gesteldheid van de landstreek, eenigzins bergachtig zonder
moerassen ; de geringe moeite , welke het zou kosten om eene
groote vlakte ter bebouwing geschikt te maken wegens de zach-
Digitized by VjOOQIC
— 297 —
te helling en dunne begroeijing van het terrein; het voor de gezond-
heid gunstige klimaat ; de zachte geaardheid der bevolking ; de han-
delsartikelen, die vooral in China eene voordeelige markt vinden ;
de nabijheid van verschillende eilanden in de Geelvinksbaai en
van de westkust over de smalle landtong beoosten de Telok-be-
• rouw (golf van MacCluer) ; overvloed van bouwhout en kalk , —
alle deze omstandigheden worden door den heer De Bruijn Kops
opgesomd, om Dorei als een geschikt punt voor eene nederzet-
ting aan te bevelen. Bij het bestaande verschil van meening om-
trent Dorei is het te meer wenschelijk , dat het gouvernement
een nader onderzoek doe plaats hebben en eene kommissie zende
van kundige personen, om de gesteldheid van Dorei nader te
onderzoeken en de noodige nasporingen te doen, ook in andere
der meest bevolkte landstreken aan de Geelvinksbaai.
De binnenlandsche bevolking van Amberbaki moet vrij talrijk
zijn en zich op den landbouw toeleggen. Ook langs de oostkust
van de Geelvinksbaai moet het land sterk bevolkt zijn. Er schijnt
een levendig handelsverkeer met de bevolkingen der kusten en
eilanden van de Geelvinksbaai te bestaan.
De zendelingen Ottow en Geisler hadden zich in 1855 bij Dorei
gevestigd en waren door de inlandsche bevolking, te Dorei zelf
250 — 300 zielen sterk, wel gezien. Een dier zendelingen heeft
echter deze plaats weder moeten verlaten wegens eene gevaarlijke
ziekte. De ander is er gebleven, niettegenstaande hij insgelijks
met ziekte had te kampen.
Van de talrijke eilanden , in en voor de Geelvinksbaai gelegen ,
hebben meerdere eene belangrijke grootte en bevolking. Jobi is
meer dan 22 duitsche mijlen lang. Saök en Biah hebben te zamen
eene uitgestrektheid van meer dan 15 duitsche mijlen. Mafor
(Myfore), Misnoem, Amberpoea, Miaswar (Muismar), Run, An-
soes en Koeroedoe, hoezeer kleiner, huisvesten eene bevolking,
welke tot het levendig verkeer in de groóte baai veel bijbrengt.
De bevolkingen dier eilanden erkennen het gezag van Tidore
slechts uit vrees voor de hongivloten en zelfs zijn deze schrik
en verwoesting verspreidende vloten daartoe niet voldoende en
zetten daar, waar de bevolking meer binnenlands gevestigd
Digitized by VjOOQIC
I
H
I