Skip to main content

Full text of "Tijdschrift van het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde"

See other formats


Google 



This is a digital copy of a bix>k thal was preserved lor gcncralions on library shelves bel ore il was carefully scanned by Google as part ofa project 

to makc the world's books discovcrable onlinc. 

Il has survived long enough Tor ihe copyright lo expire and the book to enter the public domain. A public dom ai n book is one that was never subject 

to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 

are our gateways to the past. representing a wealth ol'history. culture and knowledge that 's ol'len dillicult to discover. 

Marks. notations and othcr marginalia present in the original volume wil] appcar in this lile - a reminder of this book's long journey from the 

publisher to a library and linally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries lo digili/e public domain malerials and make ihem widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merel y iheir cuslodians. Neverlheless. ihis work is expensive. so in order lo keep providing ihis resource, we have laken sleps lo 
prevent abuse by commercial parlics. iiicliiJmg placmg lechnical reslriclions on aulomated querying. 
We alsoask that you: 

+ Make non -commercial u.se of the files We designed Google Book Search for use by individuals. and we requesl ihat you usc these files for 
personal, non -commercial purposes. 

+ Refrain from tmtointiteil //nerying Do nol send aulomaled queries of any sorl lo Google's syslem: II' you are conducling research on machine 
translation. oplical characler recognilion or olher areas where access lo a large amounl of lexl is helpful. please conlacl us. We encourage the 
use of public domain malerials lor these puiposes and may bc able to help. 

+ Maintain attribution The Google "walermark" you see on each lile is essenlial for inlbrming people aboul ihis project and hclping them lind 
additional malerials ihrough Google Book Search. Please do nol remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use. remember that you are responsible for ensuring ihat whai you are doing is legal. Do nol assume that just 
bccausc we believe a book is in ihc public domain for users in the Uniied Staics. thai the work is also in ihc public domain for users in other 

counlries. Whelher a book is slill in copyright varies from counlry lo counlry. and we can'l offer guidancc on whelher any specilic use of 
any specilic book is allowed. Please do nol assume ihal a b(K>k's appearance in Google Book Search means it can be used in any manncr 
anywhere in the world. Copyright infringemenl liability can bc quite severe. 

About Google Book Search 

Google 's mission is lo organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover Uie world's books while lielpmg aulliors and publishers ivacli new audiences. You eau search llirougli ihe lïill lexl of this book uu ihe web 
al |-\:.:.^: / / böökj . qooqle . com/| 



Google 



Dil is een digitale kopie van een boek dal al generaties lang op hihliollieekplanken heeft gcslaan. maar iili zorgvuldig is gescand dooi" Google. Dal 

doen we omdat we alle boeken ter wereld on line k-se hik baar willen maken. 

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het bock nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 

domein behoort, is een boek dal nooit onder het auteursrecht is gevallen, ol' waarvan de wettelijke auleursrechllemiijn is verlopen. Het kan per land 

verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stern uit het verleden. Ze vormen een bron van 

geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in hel origineel stonden, worden weergegeven in dil bestand, als herinnering aan de 

lange reis die hel boek heelt gemaakt van uilgever naar bibliotheek, en uileindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen mei bibliotheken om materiaal uit hel publieke domein te digitaliseren, zodal het voor iedereen beschikbaar wordl. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan hel publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst ie kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals hel plaatsen van technische beperkingen op 
automatisch zoeken. 
Verder vragen wc u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-conunerciêle doeleinden We hebben Zoeken naar boeken mei Cioogle ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niel-coniniercië.le doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar hel systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische lekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u loegang nodig heefl lol grole hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uil hel publieke domein ie gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendouisvurklaring staan liet "watermerk"' van Google dal u onder aan elk bestand ziet. dient om mensen informatie over het 

project Ie geven, en ze te helpen eslra materiaal Ie vinden met Zoeken naar boeken mei Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wal u ook doel. houd er rekening mee dal u er zelf verantwoordelijk voor beni dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uilgaan dal wanneer een werk beschikbaar lijkt ie zijn voor het publieke domein in de Verenigde Slaten. hel ook publiek domein is 
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust. verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dal u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google slaat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informatie wereld wijd toegankelijk en bruikbaar Ie maken. Zoeken naar boeken met Google helpl lezers boeken uit 
allerlei landen ie ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dil boek doorzoeken 
op het web via |http: //books .google .com| 



TIJDSCHRIFT 



VAN HKT 



KONINKLIJK NEDERLANDSCH GENOOTSCHAP 



VOOR 



MUNT EN PENNINGKUNDE 



TIJDSCHRIFT 

VAN HET 

KONINKLIJK NBDKRLANDSCH GENOOTSCHAP 

VOOR 

MUNT- en PENNINGKUNDE 

ONDER DE ZINSPREUK 

„Concordia res parvae crescunt" 

TE 

AMSTERDAM 




12 e Jaargang. 

AMSTERDAM 
JOHANNES MULLER 

1904 



SC HU LMAN 



RT 



CJ 






T44a 



%JL' 



.KP2 

7^. IZ 



Nederlandsche Penningen 1864—1898, 

DOOR 

W. K. F. ZWIERZINA. 
Deel II, 1879 — 1890. 



652. 1885. x 3 Juli. 

Opening van het Rijksmuseum te Amsterdam. 

Vz. Het rijksmuseum in vogelvlucht gezien. 
Omschrift in parelrand : ^ ryks • mvsevm • te • 

AMSTERDAM • ONDER • DE • REGEERING • VAN • 
KONING • WILLEM • III • GEOPEND • 13 • JVLI • 1885 

Kz. De faam, in de rechterhand een bazuin, 
in de linker een lauwertak, vliegt naar rechts. 
Omschrift in parelrand: >)c minister • van • 

BINNENLANDSCHE • ZAKEN - M* • J • HEEMSKERK • Al 
# ARCHITECT • P • J • H • CUYPERS 

Onder tegen den rand : l. jonger, d. j. p. m. menger, f. 
Brons, 66 m.M. Verz. Z. 
Oranjepenningen 1373. 

Het K. B. d.d. 4 Maart 1883, regelende de organisatie van het 
rijksmuseum, bepaalt, dat dit omvat: a. het rijksmuseum van schil- 
derijen, b. het rijkskabinet van prenten en teekeningen, c. het 
nederlandsch museum van geschiedenis en kunst, d. de rijksveria- 
meling van kunstwerken van moderne meesters, e. het aan Amsterdam 
behoorende museum-VAN der Hoop, /. de van die gemeente in 
bruikleen ontvangen kunstvoorwerpen en oudheden, g. de van ver- 
eenigingen en partikulieren in bruikleen ontvangen kunstvoorwerpen, 

I 



h. de rijksverzameling gipsafgietsels van beeldhouwwerken, j. de tot 
een boekerij vereenigde boek- en plaatwerken, behoorende bij de in 
het museum opgenomen verzamelingen en instellingen. Voor het te 
stichten gebouw werd een prijskamp uitgeschreven tusschen de archi- 
tekten Cuypers, Ebrrson en Vogel. Het ontwerp van eerstgenoemde 
werd gekozen. 

Het gebouw, gelegen aan de Stadhouderskade, is in baksteen 
opgetrokken, gebouwd op een plein van 30,000 M 2 en heeft eene 
oppervlakte van 10,000 M s ; het rust op 8000 palen en werd op 
13 Januari 1885 (den geboortedatum van Karel den Groote) ingewijd, 
een half jaar later voor het publiek geopend en kosteloos toegan- 
kelijk gesteld, van 1 Mei — 31 Augustus, uitgezonderd Maandags, van 
10 — 5, verder van 10—4 uur, Zondags van I2 l j^ tot het sluitingsuur. 

652 \ Als voren. 

In den Cat. Schulman, 19 Dec. 1898, vind 
ik een tinnen proef vermeld van een niet-uit- 
gegeven penning met de faam en de op- of 
omschriften: if onder de regeering • v. z. m. 

KONING • WILLEM • III • M R . J. HEEMSKERK • A z . 
MINISTER • V. BINNENL. ZAKEN • ZYNDE — IN 1877 
BEGONNEN • EN • GEOPEND • l8 • JVLI • 1885. 

71 m.M. 

053. 1885. 13 Juli. 

Ter eere van Dr. P. J. H. Cuypers, 

bouwmeester van 

het Rijksmuseum te Amsterdam. 

Vz. Zijn links gewend borstbeeld, daaronder: 

L. JONGER. D. 

Op de afsnede van den hals : j. p. m. f. 
Omschrift in parelrand : * petrus • josephus • 

HUBERTUS • CUYPERS • GEBOREN • TE • ROERMOND • 
l6 • MEI • 1827. 



Kz. In parelrand, omgeven door een lauwer- 
krans : 

DEN 

ONTWERPER EN 

BOUWMEESTER VAN 

HET RYKS MUSEUM 

TE AMSTERDAM 
BIJ DE VOLTOOIING 

EN OPENING 

VAN DAT GEBOUW 

AANGEBODEN 

Brons, 50 m.M., Verz. Z. Kz. door W. 

SCHAMMER. 

Tijdschrift 1894, blz. 28. 

P. J. H. Cuypers werd geboren te Roermond 16 Mei 1827 en 
maakte zijne bouwkundige studiën te Antwerpen, waar hij in 1849 
met den prix d'excellence werd bekroond; later bekwaamde hij zich 
onder Viollkt-le-Duc. Tal van kerken en schoolgebouwen, zoowel 
in Nederland als in België, Duitschland en Noorwegen kwamen naar 
zijne ontwerpen tot stand, de bouw van het Centraal-Station te 
Amsterdam, de restauratie van den kruisgang aan den dom te Utrecht, 
van het kasteel de Haer, van beroemde kerken, als de dom te 
Worms en die te Mainz, werden hem opgedragen. Hij werd den 
22««n Juni 1885 door de universiteit van Utrecht benoemd tot doctor 
honoris causa in de wis- en natuurkunde In 1897 werden hem bij 
gelegenheid van zijn 7o»ten verjaardag, zoowel te Amsterdam als te 
Roermond, warme ovaties gebracht, terwijl H. M. de Koningin- Weduwe 
hem benoemde tot kommandeur in de Orde van den Nederlandschen 
Leeuw, aldus met het gansche land hulde brengend aan dezen grooten 
Nederlander. 

«54. 1885. 18—23 Juli. 

7 de Eeuwfeest der stichting van 
's-Hertogenbosch. 

Vz. De stedemaagd en face, staande tusschen 



8 

het oude en het nieuwe wapen der stad, op den 
achtergrond de St. Janskerk en andere gebouwen. 

Boven op een banderol: 

I 185 :+: S. HERTOGENBOSCH >(C 1885 

Kz. Omschrift: feestviering van het 700 -ja- 
rig BESTAAN DER STAD. 

In een lauwerkrans in het veld: 

HULDEBLIJK 

NAMENS 

DE BURGERIJ AAN 

DE 

FEESTCOMMISSIËN 

l8 — 23 JULI 1885 

Goud, zilver en brons, 45 m.M., Verz. 
Snoeck, Bijdragen, 2 dc druk, n°. 570. 

Geslagen werden 2 ex. in goud, 8 ex. in zilver, 19 ex. in brons, 
daarna werden de stempels vernietigd. Ze werden naar een ontwerp 
van L. C Hezenmans vervaardigd in de fabriek van van Kempen 
te Voorschoten. (Zie Tijdschrift 1898, blz. 36 e. v.) Ze waren ver- 
gezeld van eene oorkonde (kalligrafie Th. van Kempen), vertoonende 
boven in de omlijsting bet bossche wapen tusschen de jaartallen 
1 185 en 1885, onder de spreuk: „De Stadt, die hare vromen, wijsen, 
vernuften, borgeren eert, eert haerselven meest" en luidt: De Bur- 
gerij van 's Hertogenbosch, bij het sluiten van het zevende eeuwfeest 
der Stad, op Donderdag 23 Juli 1885, hulde brengend aan de waar- 
dige en voortreffelijke wijze, waarop uit feest is ontworpen en ten 
einde gebracht, 

heeft goedgevonden, 

als bewijs van erkentelijkheid aan de feestcommissien die zich zoo 
uitstekend van die taak kweten, 

aan te bieden deze huldeblijken. 

(Volgen de namen der leden van de kommissien en de ondertee- 
keningen der 15 leden van de huldeblijkkommissie. 



655. Als voren. 

Vz. Het gekroonde wapen van 's-Hertogen- 
bosch, waarnaast: r. v. & l. (rouppe van der 

voort en LEWIN.) 

Omschrift : 

's-HERTOGENBOSCH 
* i 185 — 1885 * 

DER 

+ GOUD- * 

EN 

Tin, 28 m.M., Verz. Z. Bijdragen, 2^ druk, 
n°. 569. 

(Slechts 5 ex. in brons werden geslagen.) 

Deze penningen werden verkrijgbaar gesteld gedurende den his- 
torischen optocht, voorstellende bet ontstaan, den bloeitijd en den 
tegen woordigen tijd der stad 's-Hertogenbosch, gehouden op Maandag 
20 Juli 1885 {Tijdschrift 1898, blz. 35 e. v.) 

Bij gelegenheid van dit feest werd aan de gemeente den Bosch, 
door het Departement van de Maatschappij „tot Nut van het Alge- 
meen" aldaar, eene wandschildering aangeboden, vervaardigd door 
den bosschen kunstschilder J. Derkinderen, voorstellende de stichting 
der stad, welke 22 Januari 1893 w-rd onthuld en geplaatst is tegen 
den linker-zijwand van de vestibule van het stadhuis. Nederlandsche 
kunstminnaars en vermogende Bosschenaren droegen den schilder 
later op, ook den rechter-zijwand van eene muurschildering te voor- 
zien, welke hoofdzakelijk betrekking hebbende op den bouw der 
kathedraal van Sint Jan, 26 November 1896 plechtig onthuld en aan 
de gemeente overgedragen werd. 

's-Hertogenbosch werd in 1185 (volgens anderen in 1184) gesticht 
door hertog Godfried III in de nabijheid van het hertogelijk jachtslot 
aan de Dieze, in 1 196 werd met den bouw der vestingmuren door 
hertog Hendrik I begonnen en in 1280 den bouw der St Janskerk 



IO 



aangevangen. Jan II stichtte in 1302 de waag, terwijl Jan III in 
1324 de weekmarkten invoerde. Ondanks zware branden (14 18, 
1419 en vooral 1463), groote sterfte (1421), pestziekte (1439— 1442), 
watervloed (1446), oorlog en oproer, benevens zware geldelijke 
opofferingen voor hare hertogen, bloeide de stad toch telkens weder 
op. De onstuimige tijd der hervorming ging voor haar vrij rustig 
voorbij. In 1577 schaarde zij zich aan de zijde van den Prins van 
Oranje, doch gaf zich 20 December 1579 weder aan de spaansche 
partij over, werd in 1601 en 1603 te vergeefs belegerd door prins 
Maurits en eerst 14 September 1629, na sedert 30 April te voren 
belegerd te zijn geweest, door prins Frederik Hendrik genomen. 
In 1672 en 1673 trachtten de franschen te vergeefs de stad te ver- 
overen; beter slaagden zij in 1794, toen de stad door Pi c heg RU werd 
ingenomen, doch 5 Januari 18 14 werden zij door de burgerij ver- 
dreven (zie n'\ 2), waarna de stad nederlandsch bleef en hoofdstad 
der provincie Noord-Brabant werd. 

Een gedenksteen, geplaatst in een der wanden van het boven - 
portaal van het raadhuis, bewaart de herinnering aan dit 7de eeuwfeest. 

656. 1885. 3 Augustus. 

Festival te Helmond. 

Vz. Links gewend hoofd van Z. M. Koning 
Willem III, daaronder staat : ch. wurden, brussel. 

Omschrift: willem ui koning der Neder- 
landen g. h. v. L. 

Kz. Een lier, omgeven door twee saam- 
gebonden lauwertakken, waardoor zich een 
lint slingert, daarboven een stralenschietende 
vijfpuntige ster. 

Op het lint: 3 aug festival helmond 1885 

Brons verzilverd, met oog en ring, 51 m.M., 
Verz. Z. Bijdragen, 2 dc druk, n°. 571. 

Elk der deelnemende fanfarekorpsen ontving een dergelijken pen- 
ning voor zijn vaandel. Volgens mededeeling van den heer Aug. 
Sassen te Helmond, werden 40 ex. geslagen. Het festival ging uit 
van de fanfare „Phileutonia". 



II 

657. 1885. 8 Augustus. 

i stc Partieel e bondsuitvoering van het Neder- 
landsch Gymnastiekverbond te Enschedé. 

Vz. Het gekroonde wapen van Enschedé, 
met twee leeuwen als schildhouders. 

OmSChrift : GYMNASTIEK- EN SCHERM-VEREENIGING „ACH1LLES" 

ENSCHEDE 

Kz. De links gewende gekroonde neder- 
landsche leeuw, met zwaard en pijlbundel. 

Omschrift: * eerste partiëele bondsuit- 
voering TE ENSCHEDE ir 8 AUGUSTUS 1885 

Tin en koper verguld, 30 m.M. 
Eigendom van het N. G. V. 

658. 1885. 31 Augustus. 

5 dc Verjaardag van Prinses Wilhelmina. 
Vz. Borstbeeld der Prinses bijna en face. 
Omschrift binnen parelrand: 

PRINSES WILHELMINA 
31 AUGUSTUS 

Kz. Glad veld, omgeven door een parelrand. 
Zilver, met oog, 16 m.M., Verz. Z. 
Oranjepenningen 1374. 

Werd veel aan de z.g. bedelarm banden gedragen; op het gladde 
veld werd dan de naam van den schenker of de schenkster 
gegraveerd. 

659. 1885. 9 en 10 September. 
Prijspenning der roei- en zeilvereeniging 

„de Amstel", te Amsterdam. 
Vz. Het klubgebouw, met drie vlaggen 
getooid. 



12 

Omschrift : 

ROEI- EN ZEILVEREENIGING DE AMSTEL 

• AMSTERDAM • 

Kz. Glad. 

Zilver, met oog en ring, 22^m.M. Eigendom 
van B. C. Schouten, te Alfen. (Gouwesluis.) 

Deze penning is uitsluitend geslagen en uitgereikt bij gelegenheid 
der tweedaagsche roei- en zeilwedstrijden, op 9 en 10 September 1885, 
bij de inwijding van het verenigingsgebouw en het elfjarig bestaan 
der vereeniging. 

„De Amstel", opgericht 11 September 1874, nam de in 1875 
opgerichte roeivereeniging „Fortuna" in 1891 in zich op. 

660. 1885. 20 September. 

Partiëele bondsuitvoering van het Neder- 
landsch Gymnastiekverbond te Purmerend. 
Vz. = n°. 637. 

Kz. Het gekroonde wapen van Purmerend. 
Omschrift : 

PARTIEELE BONDSUITVOERING, 20 SEPTEMBER 1885 
TE PURMEREND <*> 

Brons, met oog en ring, 40 m.M. Eigen- 
dom van het Nederlandsch Gymnastiekverbond. 

661. 1885. 25 September. 

50-jarig Huwelijk van 

M R . L. N. Graaf van Randwijck en 

Jonkvrouwe C. J. H. Ph. van Vredenburgh, 

te 's-Gravenhage. 

Vz. De borstbeelden (accolés) van het gouden 
echtpaar rechts gewend, daaronder : j. p. m. menger, f. 



13 

Omschrift: S> god was en blijve met ons. 
Kz. In het veld, onder een lauwerkrans: 

GOUDEN BRUILOFT 
VAN 

GRAAF VAN RANDWIJCK 

EN 

J™. VAN VREDENBURGH 

25 SEPTEMBER 
1885. 

Omschrift: 8> met 4 kinderen 3 behuwd 

EN 9 KINDSKINDEREN GELUKKIG EN DANKBAAR 
GEVIERD 

Brons, 51 m.M., Verz. Teijler. 

Mr. Louis Napoleon graaf van Randwijck werd geboren te 
Amsterdam 2 Mei 1807, was lid der ridderschap van Gelderland en 
achtereenvolgens staatsraad-gouverneur van Drenthe en van Gelder- 
land, 12 Oktober 1846 — I Januari 1848 Minister van Binnenlandsche 
Zaken, daarna tot 25 Maart 1848 van Buitenlandsche Zaken en lid 
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hij was grootmeester 
van het huis van H. M. Koningin Sophie, kommandeur Nederland- 
sche Leeuw, ridder eerste klasse gouden Leeuw van Nassau, groot- 
kruis Eiken kroon en overleed te VGravenhage, 4 December 1891. 
In Middelburg huwde hij 25 September 1835 met Jonkvr. Claire 
Julie Helene Philippinb van Vredenburgh, geboren te Amsterdam, 
1 Februari 181 1, dame du palais der Koninginnen Anna Paulo wna 
en Sophie, overleden te 's-Gravenhage 1 Juli 1899. 

661 A 1885. 1 Oktober. 

Bedevaart naar S l . Willibrord 

Vz. Het kerkje van S l . Willibrord, daar- 
onder in de afsnede : sint willibrord 

E. V. W. B. 

Omschrift : 

WEES DUIZENDMAAL GEGROET MARIA 



Kz. Een in een grot staand, door een stralen- 
krans omgeven Mariabeeld, waarvoor een 
vrouw geknield ligt. 

In de afsnede: 

IK BEN DE ONBEVLEKTE 
°*TVANGEtf lS 

Ovaal, met oog, 21 bij 17 m.M., Verz. 
Snoeck. Tijdschrift 1894, blz. 212 en Bij- 
dragen 2 de druk, n°. 622. 

In 1841 werd het vroeger beruchte Rucphensche Heike met een 
90-tal omliggende woningen onder de gemeenten Rucphen en Sprundel, 
Etten en Leur, en Hoeven en St. Maartenspolder vereenigd tot eene 
zelfstandige parochie, welker onder patronaat van den H. Willi- 
urordus gestelde kerk 20 December 1841 werd ingewijd. Nabij 
die kerk werd in 1885 een grot gebouwd in navolging van die te 
Lourdes, waar de geloovigen ter bedevaart heengaan en als herin- 
nering het boven beschreven draagpenninkje medebrengen. 

662. 1885. 17 Oktober. 

Prijspenning van het concours hippique 

te Amsterdam. 

Vz. Het gekroonde wapen van Amsterdam 
tusschen twee saamgestrikte eike- en lauwer- 
takken. 

Kz. Een aan een strik hangende cartouche, 
met langwerpig vierkant glad schild. Omschrift : 

CONCOURS HIPPIQUE 

AMSTERDAM. 

Zilver verguld, 58 m.M. 
Door 's rijks stempelsnijders. 



15 

Eigendom van den Heer Arnold Jurgens 
te Nijmegen. 

663. 1885. 18 Oktober. 

Herroeping van het edikt van Nantes, 

en toelating der fransche uitgewekenen in de 

Vereenigde Provinciën, na 200 jaar herdacht. 

Vz. De nederlandsche leeuw, in de rechter 
voorpoot speer met vrijheidshoed, in de linker 
pijlbundel, links gewend, staande in een z. g. 
hollandschen tuin. 

Omschrift : 

RÉVOCATION REKUGE RECONNAISSANCE 

Onder den tuin staat : t. kuon. f. 

Kz. In een krans van doornen en leliën: 

1685 

l8 OCT E 
1885 

Omschrift: aux provinces unies terre de 

REFUGE DE NOS ANCÊTRES 

Zilver en brons, 55 m.M., Verz. Z. 

Hendrik IV gaf in het in April 1598 te Nantes bekend gemaakte, 
in 1599 door de parlementen geverifieerde en daardoor tot rijkswet 
verheven edikt, aan de hervormden het recht tot vrije godsdienst- 
uitoefening op bepaald aangegeven plaatsen, gelijke rechten als andere 
staatsburgers, erkenning en bezoldiging hunner predikanten, enz. 
Lodewijk XIV begon met dit edikt op allerlei wijze te ontduiken 
en herriep het ten slotte in Oktober 1685, op grond dat zijne 
bemoeiingen, om de afvalligen weder tot de kerk terug te brengen, 
zulk een goeden uitslag hadden gehad, dat het grootste en beste 
deel zijner onderdanen reeds tot de kerk was teruggekeerd en het 
edikt dus overbodig was geworden! Alle kerken moesten verwoest 



i6 



worden, godsdienstoefening, zelfs in de huizen, werd op verbeurte van 
het geheele vermogen verboden, de predikanten, die hun geloof niet 
wilden afzweren, moesten binnen 14 dagen Frankrijk verlaten hebben, 
of werden anders naar de galeien verwezen. Omstreeks 450,000 
vlijtige en goede burgers ontvluchtten hun vaderland, voornamelijk 
naar Nederland, Brandenburg en andere streken van Duitschland, 
waar zij met open armen werden ontvangen. 

«64. 1885. Oktober. 

Tentoonstelling in den Planten- en Dierentuin, 

te Batavia. 

Vz. als n°. 56. 

Kz. In een lauwerkrans: 

PLANTEN- EN DIERENTUIN 

TM 

BATAVIA 

Brons, 40 m.M., Koninklijk kabinet. 
Tijdschrift 1895, blz. 40. 

665. 1885. 8 December. 

500-jarig bestaan van het Waterschap 

Heykop, genaamd „Lange Vliet". 
Vz. In het veld : 

*°* *% 

^ GEVIERD •/ 

Os '/ 

A 8 DECEMBER * 

1885 

Kz. In het veld: 



i7 



WATERSCHAP 

HEYKOP 

GENAAMD LANGE VLIET 

„GHECONSENTEERT" 

DOOR 

FLORIS 

VAN WEVELINCHOVEN 

8 DECEMBER 

1385 

Brons, 51 m.M., Verz. Z. 

Geslagen aan 's rijks munt, in 35 ex. uitsluitend in brons en, ten 
huize van den toenmaligen hoogheemraad Mr. du Marchie van 
Voorthuijzen, uitgereikt aan den dijkgraaf, de 16 hoofdingelanden, 
de besturen van de in het waterschap gelegen kleinere waterschappen 
West-Raven, Nedereind van Jutfaas, Oudenrijn en IJselveld, benevens 
aan drie oud-hoogheemraden, twee oud-sekretarissen, een oud-kameraar 
en den algemeenen opzichter van het waterschap, eindelijk aan 
Mr. S. Muller, te Utrecht. 

Dit oudste waterschap in de provincie Utrecht, gelegen onder de 
gemeenten Utrecht, Jutfaas, IJselstein, Oudenrijn, Veldhuizen, Vleuten, 
Kockengen, H aarzuil n, Laagnieuwkoop, Breukelen, Teraa, Ruwiel 
en Loenen, groot pi. m. 4000 Hektaren en door twee stoomgemalen 
hemalen, werd bij open brief van 8 December 1385 opgericht door 
Floris van Wevkunchoven, die van 1379 — 1394 bisschop van 
Utrecht was en veel voor de verbetering der waterstaats- toestanden 
in zijn bisdom deed. In 1900 verscheen bij J. van Druten te 
Utrecht, ecne door den sekretaris-penningmeester van de „Lange 
Vliet", F. A. R. A. Baron van Ittersum bewerkte geschiedenis van 
dit oude waterschap. 

060. 1885. 22 December. 

Gouden penning, door de gemeente Heusden 
aangeboden aan het kamerlid H. Serkt. 

Vz. Het gekroonde wapen van Heusden. 



i8 



Kz. De 

GEMEENTE HEUSDEN 

AAN DEN 
VOLKSVERTEGENWOORDIGER 

den Heer H. Seret, 

NAAR AANLEIDING 

VAN DE AANNEMING VAN 

DIENS AMENDEMENT 

BRUG MAASMOND 

OP 22 DECEMBER 
1885. 

Goud, (29 gram), 40 m.M. , gegraveerd. 
(Uniek.) 

Bijdragen, 2 de druk, n°. 575. 

Zie de wet van 25 Januari 1886, {Staatsblad n<>. 29), tot vast- 
stelling van het 9de Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 
1886, „art. 40a, kosten van den bouw eene brug te Heusden ... 
Memorie." 

De penning is volgens de Prov. Noordbr. en 's-/fert. Courant, 
d.d. 2 Maart 1886, no. 25, 2c blad, den 25»*« n Februari 1886, den 
Heer Seret aangeboden, in sierlijk palisanderhouten doosje met 
begeleidend schrijven. 

6«7. 1885. December. 

Opening van het nieuwe gymnasium 

te Amsterdam. 

Vz. Het gekroonde wapen van Amsterdam. 
Omschrift: * gymnasium * 

AMSTELODAMENSE 



19 



Kz.: 



AAN DE 

OPENING 

VAN HET 

NIEUWE GYMNASIUM 

Zilver, 23 m.M., ook in tin met oog, aan 
zwart-rood lint. Verz. Z. 

<W»8. 1873— 1885. 

Oorlog op Atjeh. 
Gesp, als beschreven onder n°. 127, met het 
opschrift : 

atjeh 1873 — 1885. 

K. B. 6 Juli 1886, no. 33. De gerechtigden zijn bevoegd dezen 
te verwisselen tegen den bij K B. d.d. 21 Juni 1897, no. 31, inge- 
stelden gesp met opschrift: atjeh 1873 — 1896. 

«69. 1884— 1885. 

Tooneelwedstrijd te Wageningen. 
Vz. In het veld: 

WAGKNINGEN 
1884— 1885 

* A ' G K2ELLIG W>* 

Kz. In het veld: 



20 



HERINNERING 

WEDSTRIJD 

1884— 1885 

Brons, 41 m.M., Verz. Roest. 

670. 1885. 
Prijspenning der gemeente Nijmegen. 

Vz. De met de keizerskroon gedekte dub- 
bele adelaar, met het nijmeegsche wapen op 
de borst, daaronder in boog: 

GEMEENTE NIJMEGEN 

Kz. Glad veld, omgeven door zeer fraaien 
rand. 

Goud, zilver en brons, 42 m.M., door Begeer. 

671. 1885. 

TiLANUS-medaille, uitgereikt wordende door 

het Genootschap ter bevordering van Natuur-, 

Genees- en Heelkunde, te Amsterdam. 

Vz. Het iets naar links gewend borstbeeld 
van Prof. Tilanus, ter zijde : j. elion, f. 
Omschrift : 

* C. B. TILANUS CHIR. PROF. AMSTELOD. * 
NAT. MDCCXCVI OBIIT MDCCCLXXXIII. 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. Omschrift: 

SOCIETAS • CHIRÜRGICA • AMSTELiEDAMENSIS • 

INITA • MDCCXC. 

Brons, 55 m.M., Kon. Kabinet. 



21 



Christiaan Bernard Tilanus werd 13 December 1796 te Har- 
derwijk geboren, studeerde te Utrecht en pi omo veerde aldaar in 
1819, waarna hij zijne studiën te Parijs voortzette en zich te Arnhem 
als geneesheer vestigde. In 1828 benoemd tot hoogleeraar in de 
heel- en verloskunde te Amsterdam, bleef hij dit ambt tot 30 Sep- 
tember 1873 bekleeden en overleed te Amsterdam, 8 Augustus 1883. 

Het Genootschap ter Bevordering van Natuur-, Genees- en Heel- 
kunde te Amsterdam, waarvan hij zoo vele jaren een der uitstekendste 
leden was, stelde als hulde aan zijne nagedachtenis deze medaille in, 
welke om de 5 jaren wordt uitgereikt aan dengene, die in de afge- 
loopen 5 jaren het meest in Nederland heeft bijgedragen tot de 
bevordering der heelkundige wetenschappen in de ruimste beteek enis 
van het woord, o. a. in 1900 uitgereikt aan C. de Mooij, gepens. 
dir. officier van gezondheid, te 's-Gravenhage. 

De Kz. is die van den ouden penning, beschreven bij van Loon, 
verv. n<>. 791. Zie de noot bij n<>. 534. 

672. 1885. 

Prijspenningen der Geldersch-Overijsselsche 
Maatschappij van Landbouw. 

Vz. De wapens van Gelderland en Over- 
ijsel, gedekt door een kroon, omgeven door 
een krans van eikeloof en korenaren. 

Ümschrift : 

GELDERSCH OVERIJSSELSCHE MAATSCHAPPIJ 
VAN LANDBOUW • 1846 1883 • 

Kz. Glad veld, waarin boven een lauwer- 
krans, onder een ploeg. 

Brons, 48 m.M., Verz. Z. Vz. door W. 
Schammer. Kz. door J. P. M. Menger. 

673. Als voren. 

Geheel gelijk aan den vorigen, doch groot 

35 mM - 

2 



22 

Leidsch penningkabinet. 

Deze maatschappij werd opgericht in 1845 en stelt zich ten doel 
het bevorderen der belangen van akkerbouw, tuinbouw, houtteelt, 
veeteelt en zuivelbereiding. 

H. M. de Koningin-Moeder is beschermvrouw. 

674. 1885. 

Prijspenning der Arnhemsche Vereeniging 
ter Beoefening van Terreinrijden. . 

Vz. Een rechts staand gezadeld paard, daar- 
onder het wapen van Arnhem. 

Omschrift : 
ARNHEMSCHE VEREENIGING ter 

BEOEFENING van TERREINRIJDEN 

Brons, 40 m.M., door J. A. de Vries. Verz. 
Roest. 

675. 1885. 

Familiepenning. 

Vz. Drie vazen met oranje Pboomen. 
Omschrift: wol dem der frevde an seinen 

KINDERN BELEBT 

In de afsnede: das hilf herr 

ZEBAOTH 

Kz. Op twee geschiedtafelen : 

DV AVF 

SOLD 

DAS 
DEINEN 

VATER DIRS 

VND 

WOIIL 
MVTTER 

EHREN GEHE 



Brons, 22 m.M., Leidsch penningkabinet; in 
1885 aan \s Rijks munt geslagen naar een 
penninkje in het bezit van Mr. C. W. B. 
Scholten te Amsterdam. 

676. 1885. 

Eerepenning der maatschappij van 

Canarivogels, door A. C. 

Zilver, 35 m.M. Cat. Smits van Nieuwer- 
kerk, n°. 3694. 

Te vergeefs opgevraagd in het Tijdschrift. 

676\ 1885. 

Land- en tuinbouwtentoonstelling te Echt. 

Vz. Het wapen van Echt, hangend aan een 
lint, dat door een rechts gewenden, staanden, 
gekroonden leeuw wordt vastgehouden. 

Omschrift: landbouw casino te echt 

Kz. Geheel gelijk n°. 649 A , doch met het 
jaartal 1885. 

Brons verguld, 40 m.M., door E. Alard. 

676*. 1885. 

Penninkje met de borstbeelden van het 

Koninklijk gezin. 

De tegenover elkander geplaatste borst- 
beelden van HH. MM. Koningin Emma en 
Koning Willem III (in generaals-uniform), onder 
omgeven door een bloemguirlande. 



24 

Omschrift boven, op twee regels: 

WILLEM III KONING EN EMMA KONINGIN 

DER NEDERLA NDEN 

Alles in parelrand. 

Kz. In versierden cirkel het aanziend borst- 
beeld van prinses Wilhelmina. 

Omschrift : wilhelmina kroonprinses der 

NEDERLANDEN 

Alles in parelrand. 

Zilver, 24 m.M., Verz. Wigersma. 

Het borstbeeldje op de Kz. schijnt bewerkt te zijn naar hetzelfde 
portret, dat voor n». 658 heeft gediend, waarom deze penning op 
1885 is geplaatst. 

676 c . 1885. 

Prijspenning der Vereeniging „de Postduif', 

te Eindhoven. 

Vz. Het gekroonde wapen van Eindhoven 
tusschen saamgeknoopte lauwertakken. 

Omschrift: vereeniging de postduif 

* eindhoven * 

Kz. Glad veld, omgeven door samenge- 
strikte lauwer- en eiketakken. 

Brons, 42 m.M., Verz. Z. 

Ontbreekt in Bijdragen^ 2<ie druk. Uitgeloofd voor een wedvlucht 
van Orleans, op 21 Juni 1885, blijkens gegraveerd opschrift op 
de Kz. 

677. 1886. 17 Februari. 

ioojarig bestaan der vrijmetselaarsloge 
„de Geldersche Broederschap", te Arnhem. 



25 

Vz. Binnen een koord zonder eind, waarin 
negen knoopen: 

TER 

HERINNERING 

AAN HET 

HONDERDJARIG BESTAAN 

VAN DE 

VRIJMETSELAARSLOGE 

DE GELDERSCHE 

BROEDERSCHAP 

IN HET O .'. VAN ARNHEM 

17 FEBRUARI 

1786. 1886. 

Beneden links : br .-. l. h. eberson. inv. 
en rechts : br .-. de vries. fec. 

Kz. Onder een stralenschietend alziend 
oog, drie vereenigde handen, waaronder twee 
lauwertakken, daaromheen een band met het 
opschrift : 

AMICITIAE FUNDAMENTUM VIRTUS G .'. B .*. 

Boven den band een vijfpuntige ster. 

Het geheel omgeven door twee saamge- 
strikte eike- en akasiatakken. 

Zilver en brons, 49 m.M., Verz. Roest. 

Slechts 3 ex. in zilver en 12 in brons, mede- 
deeling van den Heer L. H. Eberson, door 
wien de penning werd aangeboden. 

Revue beige 1886, pag. 333. 

Roest, Ver 2. Groot-Oosten, blz. 20. 



26 

678. i886. 9 Maart. 

50-jarig huwelijk van Jhr. B. de Jong van 
Beek en Donk en J. A. van der Colff. 

Vz. De saamgestrikte wapens van de Jong : 
links gewend hoofd van blauw op gouden 
veld, en van der Colff: drie faasgewijze 
kolven van groen, boven een Salomo's zegel 

van op zilver veld, gedekt door de jonk- 

heerskroon, daaronder: 

aurea ridenti maneat 

concordia vultu 

auces cat domus soboles 

optata perennet 

Omschrift: 

® JOHANNA ALBERTA VAN DER COLFF ET 
JH R . BENJAMIN DE JONG VAN BEEK EN DONK 

Kz. Onder een stralenschietend alziend 
oog, een lauwerkrans rustende op een hart, 
hetwelk steunt op twee saamgevouwen handen. 
Daaronder een altaar, waartegen twee hoorns 
van overvloed bevestigd zijn en waarop het 
getal: 50 

In de afsnede: ix mart 

mdccclxxxvi 
Omschrift: aureum hunc aureis sacramus 

NUPTIIS NUMMUM. 

Brons, 42 m.M., door W. Schammer. Verz. 
Snoeck. 



27 

Tijdschrift 1896, blz. 169 en afgebeeld 
PI. V, n*. 2. 

Bijdragen, 2 de druk, n°. 573. 

«7». 1886. 27 Maart. 

250-jarig bestaan der Utrechtsche Hoogeschool. 

Vz. De verlichting, in de gedaante eener 
zittende vrouw, en face, met ster op het hoofd, 
in de rechterhand een brandende fakkel, in 
de linker een gedenksteen, waarop: 

1636 

1886 
* 
Opschrift: lvcet non vrit 

In de afsnede : c. j. begeer utrecht ed. 

Kz. Een vlammende zon, waarvan de bol 
de kleuren der stad Utrecht vertoont, omgeven 
door het opschrift: :+: sol justitia illustra nos 

Omschrift : 

IN V. SEMISAEC. VNIV. RHKNO-TRAIKCT 
%. CIDIDCCCLXXXVI ^ 

Zilver en brons, 50 m.M., Verz. Z. Afgebeeld 
in Eigen Haard 1886, blz. 365, n°. 1. 

«80. Als voren. 

Vz. Minerva, links gewend, heft de rechter- 
hand naar de zon, in de linker lans en palmtak. 
Rechts het nederlandsche wapen, links dat van 



28 

de stad Utrecht, beide in met linten versierde 
lauwerkransen, in het veld: 

SOL IVSTITIjE 

ILLVSTRA NOS 

Omschrift: favsta • svb • lvce 

LjETA • S^CVLA • SVRGANT $> 

In de afsnede : w. schammrr. f. 
Kz. In een eikeloof krans : 

CELEBRANDIS 

QVINTIS SEMIS./ECVLARIB. 

VNIV. RHENO-TRAIECT. 

AVSPICIIS R. AVG. GVILIELMI III 

P. P. F. 
A°. MDCCCLXXXVI 

Brons, 57 m.M., Verz. Z. 
Oranjepenningen 1375. 

De penning werd ontworpen door Jhr. Mr. 

VlCTOR DE STUERS. 

Bij deze gelegenheid werd door de burgerij in aansluiting aan 
de gemeente en de staten der provincie Utrecht besloten, als feest- 
gave een fonds bijeen t • brengen tot stichting van een waardig 
universiteitsgebouw, waarvoor men hoopte in de feestweek de eerste 
steen te kunnen leggen. Door tegenwerking van regeeringswege 
kon dit echter eerst zes jaren later y in 1892 geschieden. 

In 1586 werden de 5 oude kapittelscholen van de sUd door de 
regeering opgeheven, waarna de stad en de provincie in 1634 te samen 
de Schola Ulustris stichtten, welke tengevolge van de bemoeiingen der 
burgemeesters G. van dkr Hoolek en J. van Asch van Wijk, den 
26«tcn Maart 1636 tot Universiteit werd uitgebreid. In 1672 gebruikten 
de franschen de gehoorzalen als kazerne en kon het onderwijs eerst 
1674 hervat worden, in 181 1 wilde Napoleon haar opheffen, hetgeen 
door den rector J. Heringa gelukkig werd verijdeld. Zij werd 
5 November 18 15 als Rijksuniversiteit heropend. 



29 

681. i886. 28 Maart. 

Mr. J. Dirks te Leeuwarden, 50 jaar lid 
van het Friesch Genootschap voor Geschied-, 

Oudheid- en Taalkunde. 

Vz. Zijn borstbeeld bijna en face. 

Omschrift: m r jacob dirks 

1836 28 MAART — 1886 

Kz. In een lauwerkrans: 

LID 

28 MAART 1836 

PENNINGMEESTER 

5 APRIL 184I 

voorzitter 
8 juli 1852 

Omschrift: ^c de leden van het friesch 

GENOOTSCHAP VOOR GESCHIED- OUDHEID- EN 
TAALKUNDE AAN DEN VOORZITTER 

Zilver en brons, 63 m.M., Verz. Friesch ge- 
nootschap. 

Zie Tijdschrift 1893, blz. 10 e. v. (de beschrij- 
ving van dezen penning op blz. 17.) 

Onze diepbetreurde Dirks werd 19 Juni 181 1 te Leeuwarden 
geboren, waar hij de latijnsche school bezocht, hij studeerde te Fra- 
neker en Leiden in de rechten; 25 Juni 1835 promoveerde hij op 
eene, de algemeene aandacht trekkende dissertatie „Dt Judkiis 
Vemieis" tover de Veemgerichten\ en vestigde zich ais advokaat te 
Leeuwarden. In 1848 door Franeker, in 1850 door Leeuwarden 
afgevaardigd ter Tweede Kamer, maakte hij tot 1866 deel uit van 
de wetgevende macht, waarna hij zich in het ambteloos leven terug- 
trok, zich aan zijne geschied- , munt- en penningkundige studiën 
wijdende, steeds opgeruimd en levenslustig, jong met de jongeren, 
oud met de ouderen, een man, die men nooit bezocht, zonder weder 



3° 

veel van hem geleerd te hebben. Het 2<k gedeelte der Vervolgen op 
van Loon, de Beschrijving der Neder landsche penningen van 
1813 — 1863, die der Noord- Neder lancU t he gildepenningen, het Penning- 
kundig Repei'toriutn y en tal van bijdragen in 9 /ie Vrije Fries" en in 
de %y Revue de la Numis+natique Beige" verschenen van zijne hand. 
Van 1869 tot zijn dood was hij lid van den gemeenteraad van zijn 
geboorteplaats, welke funktie hij nog enkele dagen voor zijn over- 
lijden op 25 November 1892 vervulde. Op de eerste vergadering 
van het Nederlandsch Genootschap van Munt- en Penningkunde, 
12 Juni 1892, werd hij tot Eerelid benoemd, helaas voor korten tijd : 
wij mochten het geluk, hem op een onzer vergaderingen te zien, 
niet smaken. 

Van het Friesch Genootschap was hij sedert 5 Oktober 1886 
eerelid, sedert 4 Oktober 1892 eere- voorzitter voor het leven. 

«82. 1886. 19 Mei. 

Prijspenning van de Algemeene Turn- 
vereeniging te Rotterdam. 

Vz. In lauwer- en eikekrans : 

19 MEI 

VAN IJZEREN 

MEDAILLE 

1886 

Kz. Glad veld, omschrift tusschen twee 
parelcirkels : 

ALGEMEENE TURNVEREENIGING 
^ ROTTERDAM >|C 

Brons, 28 m.M., met oog en ring, door 
Begeer. 

Door de Algemeene Turnvereeniging wordt ieder jaar bij genoeg- 
zame deelneming een „van Ijzerenconcours" gehouden, ter nagedach- 
tenis aan een der verdienstelijkste leden der vereeniging, den Heer 
A. van IJzeren Jr., overleden 19 Mei 1886; in welk jaar het „van 
IJzeren Medaillefonds" tot stand kwam. Aan elk der mededingers 
die 4 / s van het gestelde aantal punten behaalt, wordt deze medaille 
in brons uitgereikt. 



3i 

«S3. 1886. 1 Juni. 

Nederlandsche Schutterijkaderbond. 

Prijspenningen. 

Vz. De letter W// rustende op tropee van 
zes geweren, vier vlaggen, twee kanonnen en 
twee sabels, waarboven in stralend licht een 
koningskroon. 

Omschrift : 

NKDERLANDSCHK SCHUTTKRYK ADER-HOND 

* I. JUNI l886 * 

Kz. Cirkel, omgeven door een eikekrans, 
waarop over de geheele breedte van den pen- 
ning een banderol voor opschrift. 

Zilver, met oog en ring, 33 m.M. Verz. 
Aug. Sassen. 

•83 \ Als voren. 

Vz. Tropee, bestaande uit banier, twee 
vlaggen, twee geweren, twee sabels, twee 
fleuretten en patroontasch. 

Omschrift : 

NKDERLANDSCHK SCHUTTERIJ KADERBOND 

I JUNI l886 

Kz. Glad veld, omgeven door twee samen- 
gestrikte eiketakken. 

Zilver, met oog en ring, 45 m.M» 

0*3». i8cS6. 13 en 14 Juni. 

Festival te Maastricht. 
Vz. Het gekroonde wapen van Maastricht, 



32 

rustend op saamgeknoopte eike- en lauwer- 
takken, aan linten vastgehouden door een 
daarachter staanden engel, daaronder: e. alaad. 
Omschrift boven : de stad Maastricht 
Kz. Cirkelvormig medaillon, rustend op een 
harp, waarboven een lauwerkrans; rechts en 
links vaandels, bekkens, vier blaasinstru- 
menten, trom en pauken; onder muziekboek. 
In het medaillon, op- en omschrift: 

SOCIËTEIT APOLLO MAASTRICHT 

FESTIVAL 

13 EN 14 

JUNY 

• 1886 • 

Koper verguld, 46 m.M., Verz. Z. 

684. 1886. 20 en 21 Juni. 

Gymnastiekuitvoering en wedstrijd te 

Roermond. 

Vz. Naakte gebaarde man met een beeren- 
huid omhangen, waarvan de kop hem het 
hoofd bedekt, met de rechterhand een knots 
over den schouder houdende, met de linker 
steunende op een schild, waarop: 

VRIJ. 
VRANK. 
VROOM. 
VROED. 

De linkervoet rust op een halter. 



33 
Kz. Omschrift : 

SCHERM EN GYMNAST1EKVEREENIGING CONCORDIA 

$ ROERMOND $> 
In het veld binnen een lauwerkrans: 

UITVOERING 

MET 

INTERNATIONALEN 

WEDSTRIJD 

20 • 21 • JUNI 

1886. 

Ter zijden van den krans staat: weber verviers 
Brons verguld, met oog, gevormd door een 

eikekrans, 51 m.M. 

Eigendom van het Ned. Gymn.-Verbond. 

685. 1886. 23 Juni. 

Ter herinnering aan Graaf Jan van Nassau. 

Vz. De nederlandsche leeuw naar links 
gaande, met speer en vrijheidshoed in de rechter 
en pijlenbundel in de linker voorpoot, in een hol- 
landschen tuin, waarop van voren het wapen 
van graaf Jan van Nassau is aangebracht. 

Links: opgaande zon, waarvan de bol de 
kleuren der stad Utrecht vertoont. 

Kz. Opschrift: johannes 

COMES NASSOVIENSIS 

A. cididlxxix 

PROVINCIIS BATAVIS 
FOEDERIS INEVNDI 

AVCTOR. 

MEMORIA RENOVATA 

A. CI3IJCCCLXXXVI 

C. J. BEGEER UTRECHT 



34 

Brons, 42 m.M., Verz. Z. 

Geslagen bij gelegenheid der maskerade, voorstellende de Unie 
van Utrecht (1579), stichting der Hoogeschool (1636) en vrede van 
Utrecht (17 13); de hoofdpersoon Jan van Nassau werd voorgesteld 
door Jhr. B. C van Merle. 

Afgebeeld in Eigen Haard 1886, blz. 365, n°. 2. 

686. 1886. 3 Juli. 

Prijspenning der Roei- en Zeilvereeniging 
„de Hoop", te Amsterdam. 

Vz. Een door een kabeltouw omslingerd 
anker, waarop gekruist een antieke roeispaan 
en een drietand. 

Omschrift: * amsterdamsche roki- en zeil- 

VKREENIGING DE HOOP. 

Kz. Glad. 

Brons, 30 m.M., Leidsch penningkabinet, 
door W. Schammer. 

Deze, op één na de oudste der nog bestaande zeil- en roeivcr- 
eenigingen, werd in 1848 opgericht. 

687. 1886. 14 Juli. 
Nationale wielerwedstrijd te Harlingen. 

Vz. Een gevleugeld wiel op een wolk, 
boven de schuins geplaatste, tegen elkaar 
rustende wapens van Harlingen en Nederland. 

Daaronder : begeer utrecht 

Kz. Omschrift : 

NATIONALE WIELERWEDSTRIJD 

>K 14 JULI 1886 >(C 



35 
In het veld: 

COMMISSIE 

VOOR 

VOLKS VERMAAK 

HARLINGEN 

Brons, 42 m.M., Verz. Z. 

«88. 1886. 20 Augustus. 

Velocipede-wedstrijd te Utrecht. 

Prijspenning der Utrechtsche Velocipede-Club 

„Seniores". 

Vz. Het gekroonde wapen der gemeente 
Utrecht in een lauwerkrans. 

Omschrift: utrechtsche velocipede-club 

„SENIORES" 

Kz. Omschrift: velocipede-wedstrijd te 

UTRECHT. 

In het veld: prijs 

Brons, 25 m.M., door Begeer. 

•88 \ 1886. 21 September. 

Landbouw tentoonstelling te Venloo. 

Vz. Gezicht op een boerderij, links op den 
achtergrond spoortrein en rivier met scheepje. 
Een man en eene vrouw werken op het land, 
hier en daar staan en liggen landbouw-werk- 
tuigen. Op den voorgrond paard, koe, schaap, 
kalf en zwemmende eenden. 

Daaronder: k. alari». 



36 

Kz. In de bovenste helft van het door 
een parelcirkel omgeven veld : 

VENLO 

21 SEPTEMBER l886 

Omschrift op matten rand : 

MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW 
* IN LIMBURG * 

Brons, 46 m.M-, Verz. Z. 
Bestaat ook met op de Kz. in het veld 
alleen geslagen: 

^OONST Et ^ G 
TE 

en verder gegraveerd, o. a. van Beek 1888. 
Brons, Verz. du Crocq. 

«S9. 1886. September. 

Landbouwtentoonstelling te Stratum. 

Vz. Geheel gelijk n°. 641. 

Kz. Het gekroonde noord-brabantsche wapen, 
waaronder : m. jansskn. brkda 

Omschrift op 2 regels: 

NOORDBRABANTSCHE MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW 

• SEPT*. l886 • 
S> AFD G . EINDHOVEN ONDERAFD G . STRATUM 

Brons, 42 m.M., Verz. Z. 
Bijdragen, 2 de druk, n°. 574. Revue 1887, 
blz. 285. 

(Wordt vervolgd.) 



Bijdrage tot de kennis van het Middeleeuwsch 

Geld- en Muntwezen, geput uit de Cameraars- 

rekeningen van Deventer. (1337-1384). 



Op kosten der gemeente Deventer worden sedert 
1887 in regelmatige volgorde uitgegeven de Ca- 
meraarsrekeningen van Deventer. De uitgave 
werd achtereenvolgens bezorgd door de archiva- 
rissen mr. J. I. van Doorninck, dr. J. de Hullu 
en mr. J. Acquoy. Vijf lijvige deelen, beginnende 
met de rekening over 1337 — 1338, zijn reeds ver- 
schenen. Van het zesde deel zag het eerste stuk, 
loopende tot 1383 — 1384, bereids het licht. De 
uitgaaf geschiedt op waarlijk vorstelijke wijze. 
Op zwaar Hollandsch papier gedrukt, zal het boek 
in zijne vele deelen voor Deventers vroede mannen 
van onzen tijd blijven een onvergankelijk monu- 
ment van hun onbekrompen geest en van eene 
belangstelling in ,,'slands historiën", waarvan de 
wedergade wel moeielijk zal te vinden zijn. Op 
niet minder royale wijze wordt het kostbare werk, 
dat „niet in den handel" is, geschonken aan genoot- 
schappen en aan particulieren, van wien men mag 
veronderstellen, dat zij uit het werk nut zullen 
kunnen putten. Ook ik mocht tot die uitverkorenen 
behooren. Het is mij eene bepaalde behoefte daar- 

3 



3» 

voor het Gemeentebestuur van Deventer bij deze 
openlijk dank te brengen. 

De Cameraars waren de ambtenaren, die met 
het beheer der stedelijke geldmiddelen waren 
belast. Zij hebben in hunne rekeningen inkomsten 
en uitgaven geboekt met die naïve uitvoerigheid, 
welke haast elke middeleeuwsche rekening maken 
tot eene rijke bron der geschiedenis. Het ligt 
niet in mijn voornemen den rijkdom der Came- 
raarsrekeningen van Deventer als zoodanig hier 
in het bijzonder aan te toonen. Mr. van Doorninck 
heeft dit bereids in zijne „Inleiding" tot de uitgaaf 
gedaan, terwijl mr. J. A. Sillem in zijn hierna 
genoemd „Onderzoek" de waarde dier rekeningen, 
als kostbare bron ook voor de kennis van politieke 
en maatschappelijke toestanden in de middeleeuwen, 
meer in het breede heeft uiteengezet. Door mij 
zijn die rekeningen nauwkeurig onderzocht alleen 
in zooverre zij licht konden geven in den nog 
immer duisteren nacht van het middeleeuwsche 
munt- en geldwezen. Mr. J. A. Sillem, lid der 
Koninklijke Akademie van Wetenschappen, heeft 
vóór mij een nagenoeg gelijken arbeid verricht en 
de uitkomsten daarvan nedergelegd in het „Onder- 
zoek naar loonen en prijzen van levensmiddelen in 
14' eeuwsche Neder landsche Bronnen" zooals dit 
is opgenomen in de Verslagen en Mededeelingen 
der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, 
A/deeling Letterkunde 4° Reeks, Deel II, blz 237- 
270. Het onderzoek van mr. Sillem naar het 
munt- en geldwezen is naar eene andere methode 



39 

geschied en minder volledig dan het mijne en 
heeft, — Mr. Sillem zal na kennis te hebben 
genomen van mijn onderzoek zeker de eerste zijn 
om dit te erkennen — , ten deele tot onjuiste uit- 
komsten geleid. 

Mr. Sillem zegt in zijne verhandeling, dat de 
weg van zijn onderzoek liep „door eene woestijn 
van becijferingen". Dit is zeker niet te sterk 
uitgedrukt. Ook door mij moesten honderden vellen 
papier met berekeningen worden volgeschreven, 
eer ik de uitkomsten van mijn onderzoek behoorlijk 
kon samenvatten en formuleeren. Dat alles heeft 
mij vervuld met ongeveinsde bewondering voor 
de werkkracht en de nauwgezetheid der middel- 
eeuwsche klerken, voor zoover ik die niet reeds uit 
andere bronnen had leeren waardeeren. En met 
ontzetting haast, durf ik zeggen, moeten wij terug- 
zien naar het eindeloos en tijdroovend gecijfer, 
waartoe zij gedoemd waren. Vooral de herleiding 
van de eene muntsoort in de andere, die telkens 
noodzakelijk was, kostte, — zeker als het om groote 
bedragen ging — , iederen keer eene uitvoerige 
berekening. Ik wil dit hier met een enkel voor- 
beeld staven door af te schrijven den navolgenden 
post uit de stadsrekening van Gent a° 1 344 : Somme 
. . . in maerken 3793 maerc 3 vierdonge, die 
maken, elke maerc gherekent 31 fi 4 et hallepaye, 
dat es, elc groet tornoys over 20 et, 5943 ^ 10 JJ 
10 ët, dat compt 297 tf 3 fi 6 l /2 êt gr., den scilt 
gherekent over 21 gr., die maken 3396 scilde ende 
6 1 /* gr., die maken 311 « 6 fi 6 &gr., den scilt ghere- 
kent over 22 gr., dat comt in onsen payemente 



40 

12453 * 2 ° ^- O Dit alles wil, — in onze taal 
overgebracht — , zeggen: 3793 8 /4 mark ad 31 fi 4 d 
of 376 et hallegeld maken 5943 <K 10 J3 10 (t halle- 
geld; aangezien 20 et van dit hallegeld gelijk zijn 
aan 1 groot Tournoisch, is evenbedoelde som 
hallegeld gelijk aan 297 <R 3 J3 6W2 d groot Tour- 
nooisch; de schuld is aangegaan in een tijd toen 
21 groot Tournooisch gelijk was aan één schild; 
evenbedoelde som is alzoo gelijk aan 3396 schilden 

plus 6i/ 2 groot of — - schild; ten tijde der rekening 

gold het schild 22 groot Tourn.; evenbedoelde som 
schilden hielden toen alzoo in 311 <8 6 JJ 6 et gr., 
maakt in paiement, waarvan 40 et gelijk zijn aan 
1 gr.: 12453 ^ 20 (t paiement. 

Om tot deze uitkomst te komen, was de vol- 
gende berekening noodig: 

3793 8 /4 X 376 = 1426450 

i 4 2Ó450_ = 22l 

20 

21 21 

3396^-' X 22 = 74718V2 

7471 8 Va X 40 = 2988740 

= 12453 met 20 tot rest 



2988740 



240 

In Engeland, waar nog immer met pounds, shil- 
lings en pences gerekend wordt, bestaan gedrukte 



(I) Nap. de Pauw en Jul. Vuylsteke. De rekeningen der stad Gent. 
1 336— ! 349- ded II, Mz. 432. 



4* 

boekjes, waarin, telkens met één pence opklimmend, 
geheele reeksen van sommen zijn uitgedrukt, eerst in 
«, JJ en d en daarnaast alleen in et. Dergelijke lijsten 
dienen om de berekeningen te vergemakkelijken. 
De vraag is gesteld of de middeleeuwsche klerken 
ook van ïulke lijsten hebben gebruik gemaakt. 
Het tegendeel is nauwelijks denkbaar, hoewel het 
vreemd is dat, — voor zoo ver mij bekend althans — , 
in geen enkel archief of elders zoodanige lijst is 
teruggevonden. In de Cameraarsrekeningen van 
Deventer a°. 1363 evenwel is sprake van taeflen 
met behulp waarvan zekere Henric Bolten ren- 
danten narekende 1). Niet onwaarschijnlijk zijn 
die taeflen lijsten geweest gelijk ik hiervoor bedoelde. 
Ook uit den geciteerden post der stadsrekening 
van Gent mag men met eenigen grond opmaken, dat 
de ontvangers dergelijke lijsten hebben gekend. 
De in den loop der berekening verkregen produc- 
ten en quotiënten toch zijn telkens in 1*, JJ en d 
opgegeven hoewel de herleiding dier producten en 
quotiënten in <8, J3 en d voor de rekening overbodig 
was. Toch hebben rendanten die herleiding ter 
controle vermeld en daarentegen de uitkomsten in 
d weggelaten, wat alleen zijn nut kon hebben en 
het overzicht niet kon bemoeielijken, indien met 
behulp van taeflen onmiddellijk kon worden nage- 
gaan, hoeveel denarii de som inhield en omgekeerd. 



I) Des disucdaghes vor Sente Afargreten do Gosen ettde Herbert % eeme- 
ners y den seefenen hoer yrster rekemnghe hadde ghedaen van eoste den sy 
te samen verteerden 5 'ft 8 & 4 d. Up den s elven doch na der rekeninghen 
die Henric Belten vyt sine taejlen rekende H den seepenen 5 tt' 4 d (III 221 
Zie ook III 188. 322 450. 



42 

Zooals ik reeds gezegd heb, het is merkwaardig, 
met welk eene uiterste nauwkeurigheid de middel- 
eeuwsche klerken hebben gerekend. Slechts bij 
hooge uitzondering kan men hen op eene vergissing 
betrappen, — hoe ingewikkeld de rekening dan ook 
dikwijls was. Het klinkt daarom vreemd, als wij 
mr. S. Muller Fz. hooren klagen over „de oner- 
varenheid der klerken in het tellen ,, i) of mr. J. A. 
Sillem hooren spreken van „de middeleeuwsche 
rekeningen met al hare schrijf- en rekenfouten". 2) 
Beslist durf ik hier verklaren, dat de vergissingen 
wel haast altijd zullen zijn aan de zijde van den 
even geleerden als nauwkeurigen archivaris van 
Utrecht en van het lid der Koninklijke Akademie 
van Wetenschappen. 3) 

Een enkel woord over de methode van mijn 
onderzoek. Ik heb niet veel meer gedaan dan het 
ontleedmes gebruikt, de deelen van het ingewikkeld 
organisme blootgelegd, die deelen logisch gerang- 
schikt en ze ia hun onderling verband beschouwd. 
Een onderzoek naar de metaalwaarde der verschil- 
lende geld- en muntsoorten en eene vergelijking 
van hare waarde met de waarde van het tegen- 
woordige geld heb ik achterwege gelaten. Ik 



1) Registers tn rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325 — 1336. Inleiding 
blx. LXI. 

2) Onderzoek, blz. 238. 

3) B. v. : Op blz. 266 van zijn Onderzoek leest men in noot I : „Er 
staat 35 wat echter blijkens de herleiding.. . moet zijn 34I/2". Nu staat er 
overeenkomstig het handschrift in de uitgaaf (III, 2, 16) duidelijk 34 l/g! Der- 
gelijke kleine vergissingen heeft mr. Sillem er vele ge -naakt. 



43 

achtte dit onderzoek in deze mijne verhandeling 
niet op zijn plaats. 

Ik heb in het hiervolgend opstel steeds zooveel 
mogelijk den tijd met juistheid aangeduid. Wan- 
neer ik spreek van de rekening van 1356, dan 
bedoel ik daarmede de rekening die, volgens 
haren tekst loopt suó anno domim milUsimo tre- 
centesimo quinquagesimo sexto a die beati Petriad 
ca the dram usque in eundem diem anno revo/uto, 
dat is van 22 Februari 1356 tot 22 Februari 1357. 
De vraag dient nu te worden gesteld: welken 
jaarstijl hebben de Cameraars gebruikt? Mr. 
van Doorninck laat in zijne „Inleiding" tot de 
uitgaaf, waar hij spreekt over den jaarstijl, de 
vraag onbeantwoord. Mr. Sillem zegt in eene 
noot op blz. 239 van zijn „Onderzoek", dat het 
jaar met Paschen begon. Dit laatste is onjuist. 
De in de landtaal geschreven rekeningen vermelden, 
in tegenstelling met die, welke in de latijnsche taal 
zijn gesteld, meermalen, behalve den naar den 
Heiligen-Kalender opgegeven dag, ook den dag 
der week. Met behulp dezer dubbele opgaven is 
met zekerheid te bepalen, dat het jaar in elk geval 
op of vóór 22 Februari begon, want overal komt 
het aldus naar onze tijdrekening voorgesteld jaar 
overeen met het jaar, dat in het hoofd der rekening 
is genoemd 1). Enkele malen bevatten de reke- 



(I) B. r. in de rekening van St. Petrusstoel 1361 tot St. Petrasstoel 
136a komen achtereen vo gens voor: 
ZaUrdagk pp onur vrpuwenavont assumpti* (15 Aug.) 
2*nm€*dagk op Sentt Vutters Jmgk f 10 Oct.) 
Dmrtdfk op Sente Symans en Judtndach f28 Off.) 



44 

ningen nog eenige posten, die in het volgend 
dienstjaar vallen. Zoo loopen in die van 22 Fe- 
bruari 1366 tot 22 Februari 1367 de uitgaven vor 
hincinde tot 18 Maart 1367 (III. 1. 630). Hiermede 
dient rekening te worden gehouden. 

De Cameraars hebben over den geheelen duur 
der rekeningen, voor zoover zij thans zijn uitge- 
geven (1337 — 1383), ontvangsten en uitgaven ver- 
antwoord in eene rekenmunt, die doorgaans 
slechts door de teekens <$, fi en et — de bekende 
verkortingen van libra (pond), solidus (schelling) 
en denarius (penning) — , wordt voorgesteld. 

Op slechts enkele plaatsen wordt de rekenmunt 
meer bepaaldelijk aangeduid als het libra parvorum 
denariorum. Zoo leest men b. v. in de rekening 
van 1337: de ojficio numeratorum 1 50 <$ parvorum 
den. (I. 7.), — in die van 1354: pro 22 bus koet 
conckarum pro quolibet hoet 8 J3 4 d parvorum. 
(II. 284) Een enkele maal (II. 621) betitelt de 
Cameraar de munt, waarin hij rekende, als parva 
pecunia, — eens noemt hij de rekenmunt paymente : . . 
vlem. gr., die maken an paymente . . «. (III, 1. 249), 

Als naar gewoonte was elk pond (libra) verdeeld 
in 20 schellingen (solidi), — elke solidus in 12 
penningen (denarii). 

De vraag, die nu in de allereerste plaats dient 



Manendagk op Sente Nycolausdack (6 Dec.) 
Wonsdagh op onter vrouwendack conceptie (S Dec.) 
Manendagk op Sente Luciindach f13 Dee.) 

Al deze dagen hebben, even als het jaar 1361, de letter C tot Zondags- 
letter. 



45 

te worden overwogen, is deze : hebben de Cameraars 
over geheel het tijdvak 1337 — 1383 gerekend in 
hetzelfde pond? 

Op de meest besliste wijze is deze vraag met 
ja te beantwoorden. Periodieke betalingen toch, 
zooals cijnsen, pachten, bezoldigingen enz., zijn 
telkens voor eene meer of minder lange reeks van 
jaren verantwoord tot een zelfde bedrag per 
jaar. Als bewijs mogen de vier volgende voor- 
beelden hier eene plaats erlangen: 

i°. De inkomsten de censu ter re in Weghelo 
bedroegen over het tijdvak 1337— 1354 de som 
van 57 « 4 fi per jaar. 

2°. De inkomsten de cistis magne domus pan- 
norunty — van den waentkysten op den waenthuus 
bedroegen over het tijdvak 1344 — 1367 de som 
van 51 <£ 12 fi per jaar. 

3 . De inkomsten van der stat lant ghehieten 
Ghere bi Codyke bedroegen over het tijdvan 1363 — 
1371 de som 3 <$ 16 J3 per jaar. 

4 . Over het tijdvak 1369 — 1383 ontving elk 
der schepenen een salaris van 30 ^ 1), — elk der 
raden een salaris van 15 «K en elk der cameraars 
een salaris van 3 <$ per jaar. 

Deze uitkomst van dit mijn onderzoek is van het 
grootste belang. Zij leverde een vaste en ver- 
trouwbare basis, waarop het verder onderzoek kon 
worden voortgebouwd. Zij bewijst tevens de 



i) Nog in 1393 kregen de twelf personen van den Seependcme eiken 
30 1$ per jaar. Verder heb ik mijn onderzoek op dit pont niet voortgezet. 



4 6 

waardevastheid van de rekenmunt. — hare 
standvastigheid in waarde tegenover de 
goederen. 

Over het tijdvak 1352 — 1360, worden nu en 
dan betalingen geboekt in de bekende gr 00 ten. 

Het pond grooten (libra qrossorum), was 
weder verdeeld in 20 schellingen (solidi), elke 
solidus weder in 12 penningen (denarii). De penning 
heet in het latijn grossus, — in de landtaal groet 
en wordt in den regel aangeduid door de letters gr. 

De groot was het zestienvoud van den 

denarius parvus, waarin de rekening is gedaan. 

Zie b. v. II. 669 : per 1 5 noctes de qualitbet node 

2 grosas facit 2 <fê. Alzoo : 

2 X 15 of 30 gr. — 2 X 20 X 12 of 480 d parv. 

30 : 480 =1:16. 

Betalingen zijn dikwijls ook geboekt in Bra- 
bantsch geld. 

De Brabant sche mark {mar ca Brabantica) 
was verdeeld in 1 2 schellingen (solidi) elke solidus, 
even als bij de ponden, in 12 penningen (denarii). 
De penning werd in het latijn genoemd Braban- 
tinus, in de landtaal Brabantsche. 

De brabantinus was in waarde gelijk aan een 
vierde van den grossus (later ook aan een 
vierde van den grossus Flandrensis - zie hierna -) 
en dus (tot 1358) het viervoud van den denarius 
parvus. 7az b. v, II. 9 : 80 marck Brab. faciunt 
in libris 192 <£ parvorum. Alzoo : 

80 X 12 X 12 of 1 1520 Brab -=192X20x12 of 46080 (t 
parv. 11 520: 46080 - 1 : 4. 



47 

Na 1359 raakte het libra grossorum buiten 
gebruik. Ook de marca Brabantica komt na dien 
tijd niet meer voor 1) dan enkel en alleen (tot 
1374) om, als van ouds, de hoegrootheid van 
den tijns, die van de waentkysten geheven werd, 
aan te duiden. B. v. a°. 1373 : 27 waentkyster .... 
eiker kysten twe mare maken 129 ^ 12 J5 (IV 38). 

129 « 12 J3 = 31 104 d 
2 X 27 Mrk = 7776 Br. 
7776 : 31104 .» 1 : 4. 

Daarentegen verschijnt, in 1357 (II 471) voor 
het eerst, de grossus Flandrensis, in de landtaal 
Vlemsche groot genaamd. Tot en met 1359 komt 
deze nieuwe munt slechts sporadisch en naast den 
grossus, na evenbedoeld jaar, als de grossus buiten 
gebruik geraakt is, echter zeer veelvuldig voor. 

De Vlaamsche groot wordt, vooral later, 
dikwijls, — na 1367 schier zonder uitzondering enkel 
door de letters gr. aangeduid. 

Naast den Vlaamschen groot verschijnt de 
Brabantsche. Evenals de Brabantinus gelijk 
was aan i' 4 van den grossus, zoo is deze Brabant- 
sche gelijk aan i/ 4 van den Vlemschen groet of 
beter gezegd het woord Brabantsche werd gebruikt 
om het 1/4 van den Vlaamschen groot aan 
te duiden. Veelvouden van Brabantsche n, uit- 
gedrukt in marken of schellingen, komen dan 
ook niet meer voor. 



I) N » 1359 komt de Brabantsche slecht- voor als onderdeel (het '/ 4 ) 
Tan den Vlaamschen groot, — niet meer in de veelvouden van schelling 
of mark. 



48 

* 

Ook van den Vlaamschen groot bestond 
de denarius parvus of het een zestiende 
deel. Slechts een paar maal (in 1365 en 1367) 
komt deze laatste penning in onze rekening voor, 
b. v. op blz. 16 der tweede helft van deel III 
(1367). Daar ter plaatse leest men: Van Werner 
Muten 10 Vlem. <$ maken 9 <8 7 Ji 6 d, ter- 
wijl in diezelfde rekening op blz. 39 b. v, is geboekt : 
twe breve \ elcken boden . . . . to drincghelde 4 gr. 
maken 10 fi. Alzoo: 

9 X 240 + 7X12 + 6 . 10 X 12 _ n 6 
10 X 240 '2X4 

Als dubbele groot verschijnt in 1370 de 
plak op het tooneel. Ter justificatie citeer ik: 
(IV 127) . . vor 5000 talholtes . . vor elc 1000 
12 placken maken 6 <$. 

(IV 233) Jutten . . 60 daghe . . elkes daghes 1 gr. 
maken 3 ^ 

5 X 12 of 60 pi = 6 « 

60 gr — 3 « 
Alzoo : 1 plak - 2 groot. 1) 

Slechts eenmaal en wel in de rekening van 1371 
(III. 2. 396) trof ik den Hollandsche aan als het 
tweevoud van den denarius parvus. 

In 1346 werd de rekenmunt verzwakt. Omdat 
de rekeningen, die in het oorspronkelijk geld waren 



1) Dadelijk na zijne verschijning wordt de waarde der muntstukken 
doorgaans in plakken uitgedrukt. Las men vroeger b.v. . . mot., vor elk 
stucke 26 gr, sedert 1370 leest men geregeld.. . mot. y vor elk stucke 13 
placken. Ook ten opzichte van het schild is dit liet geval. 



49 

begonnen, ook na de verzwakking in datzelfde 
geld moesten worden voortgezet (anders toch waren 
optellingen en recapitulatten onmogelijk geweest) 
en ook, omdat in latere rekeningen nog dikwijls 
betalingen van vroeger aangegane verbintenissen 
moesten worden geboekt, zien wij in de rekeningen 
van 1347, 1348 en 1349 naast de verzwakte munt 
telkens nog de oorspronkelijke munt optreden en 
wordt, — om tot eene behoorlijke recapitulatie te 
kunnen geraken, — de eene munt dan in de andere 
herleid. Ter onderscheiding wordt de oorspron- 
kelijke munt bonum pag amen turn, de latere munt 
mala pecunia 1) genoemd. 

DRIE denarii boni waren in waarde gelijk aan 
VIER denarii in mala pecunia en alzoo stond het 
goed geld tot het slecht geld als 4 : 3. 

Tot staving citeer ik uit de bedoelde rekeningen 
hier de drie volgende posten: 

i°. . . . 3 « 4 J3 boni pagamehti facientes in mala 
pecunia 4 « 5 J3 4 et (II. 23) 

3 <ff 4 J3 = 768 a 

4 « 5 J3 4 d = 1024 d 

768 : 1024 = 3:4 

2 e . . . . 18 <8 boni pagamenti f aciunt in mala 
24 « (II 62) 

18 : 24 — 3 : 4 
3 . ... 566 të 1 2 fi boni pagamenti facit in mala 

755 « 9 .3 4 <1 (II 69) 



ii Het verdient opmerking, dat, — behoudens ééne enkele uitzonde- 
ring (II 55) — bona pentnüi in plaats van bonum pagamtntum evenals 
malum pagamtntum in plaats van ma/a pecunia nimmer voorkomt. 



50 

566 <« 12 fi == 135984 d 

755 « 9 fi 4 * : "-= 181312 (t 
135984 : 181312 et — 3 14. 
De herleiding van goed geld in slecht geld 
werd soms in den hier volgenden vorm gegoten, 
waarop ik hier de aandacht vestig, omdat eene 
dergelijke vermelding er hoogst raadselachtig moet 
uitzien voor hem, aan wiens aandacht het verschil 
tusschen goed geld en slecht geld mocht ont- 
snapt zijn 1). Ik citeer als voorbeeld deze boeking : 
42 <$ 6 ët, brabantino pro 3 ët recepto sed pro 
quatuor cotnputato, facit 56 <$ 8 Aparvorum. (I. 313). 

Om tot een goed overzicht te geraken, ben ik 
verplicht tot den grossus Flandrensis terug te keeren. 

De Vlaamsche groot wordt (sedert zijne ver- 
schijning tot 1372) herleid tot 15 denarii parvi, 
zoodat de Brabantsche gelijk is aan 15 / 4 of 3^4 ët. 

Als bewijsplaatsen citeer ik : 
(III 1, 122) ... 30 vlemsche gr. maken 37 fi 6 ët 

37 fi 6 3 = 450 a 

450 : 30 = 15 : i- 
(III 2. 202) . . . vor 16 daghe . . elckes daghes 

6 Brab. maken 30 3 
30 fi = 360 a 
360 : 6 X 16 = 3 3 /* : 1. 
De hiervoor reeds aangehaalde post uit de reke- 
ning van 1367 (II. 2. 16) verdient om zijn verband 
met hetgeen hier onmiddellijk voorafging op nieuw 
eene plaats : Van Werner Muten 10 vlem. « maken 
9 « 7 fi 6 et 

1) Dit is, onverklaarbaar genoeg, met Mr. Sillem het geval geweest. 



5i 

io « = 2400 d 

9 t 7 J5 6 d 2250 d parv. 
2400 : 2250 = 16 : 15 

Uit dit alles is het volgend staatje op te maken : 



1 . 

~ . iVlaamsche * \ Tl , 

Groot. . a parv. iVlaamsche. 

groot. r I 



I groot 



1 VI. groot 



• 7i. 



4 



16 



«7Vu 



1» 



'/,( 



1 d parv. 



V 



lé 



1 Vlaamsche 



l v 



266 



1 

! I 


IS 


1 l6 


1/ 

/is 


I 


1V1. 


V,. 


15/ 


I 



Voorts volgt uit het bovenstaande nog dat: 
1 <K d parv. - 15 groot. 
1 „ „ „ — = 16 vlaamsche groot. 
1 „ „ „ --= 240 d parv. 
1 „ , t „ -= 256 vlaamschen. 
1 „ vlaamsch 14 Vu groot. 

15 vlaamsche groot. 
-= 225 d parv. (Vergelijk III. 16.) 
240 vlaamschen, 
en 
1 „ (1 parv. i w ls « vlaamsch. 

1 „ vlaamsch - u l6 'tf d parv. 



*i »» 



»» »t 



11 11 



Zooals wij hierboven zagen, komen in onze 
rekeningen voor: 



5* 



de plak als dubbele groot i), 
de Hollandsche als dubbele et parv. 
de Brabantsche als kwart groot i). 
Hieruit is het volgend staatje samen te stellen: 





Plak. 


Groot. 

2 


Brab. 


Holl. 


d parv. 


i Plak = 


I 


8 


IS 


30 


i Groot — - 


V. 


i 


4 


77. 


IS 


i Brab. 


'v. 


'A 


i 


i 7 /a 


37* 


i Holl. - 


Vu 


Vu 


7u 


I 


2 


i S parv. = 


/80 


Vu 


V. 


I 



Uit bovenstaand staatje blijkt, dat een plak 
gelijk was aan 30 d parv. 

In den loop van het jaar 1372 werd de reken- 
munt versterkt. Het pond werd van 8 op 10 
plakken gebracht. Aangezien de rekening over 
evengenoemd jaar was begonnen en dus ook moest 
voleindigd worden in ponden van 8 plak, werden 

I) Zooals hiervoor kon worden opgemerkt, wordt de groot, die waard was 
15 d parv. der rekenmunt, vlaamsche groot genoemd, zoolang hij naast 
den oorspronkelijker! groot (het 16-voud van den d parv.) voorkomt. Nadien 
heet hij enkel groot. Ook in dit opstel zal voortaan slechts kortweg 
groot gebruikt worden als ik op het oog heb den groot, wiens waarde 
ten opzichte der rekenmunt veranderlijk is. 



de ponden van 10 plak aldus, b. v., tot het vorig 
pond herleid : De twelf raden der stad. ... elc 
15 % io pL vor elc punt, maken 225 « (III. 2.451). 
12 X 15 X 10 = 225 X 8 = 1800. 1) 
Als in de rekeningen, gedaan in het pond van 
10 plak, nog eens een enkele maal het pond van 
8 plak voorkomt, wordt dit omgekeerd herleid tot 
het versterkt pond, b. v. : van Lam bert Slickert 
15 V, 8 placken voir elc punt gherekent, maken 
12 <K (IV 6). 2) 

15 X 8 = 12 X 10 = 120. 

De evaluatie van het pond op 10 plak 3) liet 
natuurlijk de onderlinge verhouding van plak, 
groot en Brabantsche onaangeroerd. Eengroot 
bleef gelijk aan Va plak, — een Brabantsche 
aan x / 4 groot. 

Aangezien 1 « of 240 et parv. gelijk is aan 
10 plak, zoo volgt dus hieruit, dat 

1) Dat de versterking der rekenman t de bedoeling had hare waarde 
in overeenstemming te brengen met de waarde der goederen, blijkt duidelijk 
uit dezen post. Elk schepen ontving per jaar 15 %. In den loop van 1372 
wordt het *tÊ gebracht van 8 op 10 plak. Zij werden betaald op het einde 
van het jaar en ontvingen nu niet evenveel plak als het vorig jaar, doch 
zooveel plak dat het ontvangene weder 15 tf was, evenals het vorig jaar. 

2) De eerste rekening van 1372 is gedaan in ponden van 8 plak, — 
de tweede van dat jaar echter in ponden van 10 plak. In die laatste 
rekening zijn de periodieke betalingen gedaan in het zwakke pond en 
dan herleid tot het sterke. Dit heeft ook in de rekening van 1373 nog 
een enkele maal plaats. Mr. Sillem, aan wiens aandacht die herleiding 
ontsnapt is, vraagt zich met verbazing af: „Hoe hij (de scribent) het met 
zijn geweten als comptabel ambtenaar kan overeen brengen die beide ponden 
bij elkaar te tellen als van gelijke waarde, weet ik niet." Het zal hem en 
den lezer nu wel duidelijk zijn. 

3) De waardebepaling van het pond op 10 plak hield stand tot en met 
het jaar 1389, gelijk een onderzoek in het gemeente-archief van Deventer 
mij leerde. 

4 



$4 

i plak r=- 2 fi of 24 et 
1 groot — 1 J3 of 12 d 
1 Brab. = 3 d. 

Ziehier een drietal bewijsplaatsen: 

(IV. 139). Spiet den Gr ever vor 3 ellen ghewaendes 
elc elle 8 plakken, maken 2 tf 8 j3. 

2 <tt 8 JJ =. 576 d 
576:3 X 8 =■ 24: 1. 

(IV. 56.) Piw 12 maenden colen vor elke maende 
*5 /P- maken 9 tt. 

9 = 2160 d 
2160: 12 X 15 = 12 : 1. 

(IV. 137.) .... 35 daghe elkes daghes 2 bra. 
maken 17 J3 6 d. 

17 J3 6 d = 210 d 
210:35 X 2 = 3: 1. 1) 

1 ) Mr. Sillem heeft zich in zijne voor aangehaalde verhandeling (blz. 263) 
aan eene groote vergissing schuldig gemaakt. Hij zegt: „Daar (in de rekening 
van 1372) doen ponden van 10 plarken hunne intrede en aangezien 1 placke 
2 groten vl. is, en constant 2 X 15 et torn. geldt, moet zulk een pond 
van 10 placken niet 240, maar 300 d torn. bevat hebben.'* Zooals de lezer 
reeds zal gezien hebben, is deze redeneering geheel onjuist wat te erger is, 
omdat de fout van Mr. Sillem de fundamenten onzer wetenschap raakt. 
De waarde van het rekenpond, vroeger vastgesteld op 8 plakken, werd 
vrrhoogd tot 10 plakken, dat wil zeggen: het W 240 d zoude voortaan 

waard zijn 10 plakken, 1 plak zoude alzoo voortaan waard zijn T of 24 & 

io 

in plaats van r^ of 30 d gelijk vroeger, de groot _ .* o! 12 d in 

8 2 A 10 

plaat* van - -*° of 15 d gelijk vroeger. Wie zich met de studie van het 

middeleeuwse! 1 geldwezen bezig houdt, moet als grond waarheid voorop 
stellen, dat elk, zegge ELK, rekenpond alt ij d en zonder eenige uitzon- 
dering 240 d bevat, beter gezegd nog, dat hel woord pond 240 d betee- 
kent. Een „pond van 300 3" is, even goed als een „dozijn van 13", 
eene contradictio in terminis 



55 

Ten einde den thans verkregen toestand niet 
den vorigen in één oogopslag te kunnen verge- 
lijken, wordt het volgend staatje hier eene plaats 
verleend : 



\ 


Plak. 


Groot. 


Brab. 


ft parv. 


i Plak = 


i 


2 


8 


24 


i Groot — 


V. 


I 


4 


12 


i Brab. — 


V. 


V* 


I 


3 


i 4 parv. -- 


1 '"• 


Vu 


V. 

1 


I 



De toestand in dit staatje aangetoond, hield 
stand tot en met het jaar 1389. 1) 

De plak ter waarde van 24 et wordt in de rekening 
van 1379 op twee plaatsen goede plack genoemd. 
(V 178, 188.) 

Wij hebben hiervoor gezien, dat de Vlaamsche 
groot, die in 1357 op het tooneel verscheen, sedert 
1367 enkel groot genoemd wordt. Een andere 
Vlaamsche groot ontmoeten wij in de reke- 
ningen van 1374 en 1377. 

In de eerst bedoelde rekening (IV 136) is deze 



i) Tot zoover zijn de rekeningen nog niet uitgegeven. Ik raadpleegde 
in deze echter het handschrift in het archief van Deventer. 



5<S 

post geboekt : . . . . dat weren 2 2 weken ende enen 
dach y elkes daghes 2 vlem. gr., maken 27 « 2 JJóct. 

2 (22 X 7 + 1) = 310 
27 <K 2 JJ 6 et = 6510 et 
310:6510 = 1 : 21. 

In de rekening van 1377 (V 40), lezen wij: 
Johanne Mensen ende Truernyet .... 26 daghe y 
eiken des daghes twe Vlemmsche groten, maken 
9 « 2 JJ. 

2 X 26 X 2 = 104 
9 <B 2 JJ = 2184 et 
104: 2184 = 1:21. 

In beide deze gevallen is deze Vlaamsche 
groot alzoo in waarde gelijk aan 21 et parv. of 
i*/ 4 groot. 

In de rekening van 1363 wordt verantwoord 
eene betaling, gedaan aan de joncvrouwen van 
Elten, vor die pensie van der stad toeln to Co ten 
19 mare oelder groten 3V2 oelt grote min, daer 
Gosen (de Cameraar), elcke 10 oelde groten af 
wisselde vor 30 JJ, maket 102 <ff 18 et (III, 1, 247.) 

Een dezer oude grooten was alzoo in waarde 
gelijk aan 3 JJ of 36 et parv. Dit blijkt bovendien 
nog uit den onmiddellijk volgenden post, waarin de 
kosten der kwitantie enz. ad 2 l / 3 oude groot 
worden herleid tot 7 JJ 6 (t. 

7 x ' 2 ±A = 36 



*7. 

De bovenbedoelde mark bevat 36 oude grooten. 

102 <B 18 et = 24498 et 



57 

244 f 8 _ 6 8oV 9 oude gr. 
3 6 

l? IA. = 36 oude gr. 

Een mark is echter a 1 1 ij d verdeeld in 1 2 J3, elk 
van 12 et, dat maakt 144 (t, terwijl de bovenstaande 
berekening ons leerde, dat de mark gelijk was aan 
slechts 36 oude grooten. Hoe deze schijnbare 
tegenstrijdigheid te verklaren? 

Het staat vast, dat grooten nooit in marken 
maar in ponden, daarentegen Brabantini (in 
dezen tijd wel te verstaan), niet in ponden maar 
in marken worden uitgedrukt, terwijl het voor- 
gaande ons heeft geleerd, dat de Brabantinus 
gelijk was, zoowel oorspronkelijk aan l / 4t groot, als 
later aan l / A Vlaamsche groot. Mark oude 
grooten wil hier alzoo zeggen: mark Bra- 
bantse h in oude grooten, dat is 144 Brabantsche 

of — ^ = 36 oude grooten. 1) 
4 

In de rekening van 1370 (III, 2, 294) worden 64 
Vilvordessche groten herleid tot 4 «. Een dezer 
grooten is alzoo gelijk aan 15 et parv. 

4 X 240 _ IC 
— 6^ " I5 ' 

De waarde dezer Vilvoordensche grooten komt 

hier dus in gezegd jaar overeen met de waarde 



1) Deze afdeeling mijner verhandeling dient met voorbehoud te worden 
aangenomen. Hoewel de redeneering schijnbaar volkomen correct is en door 
de uitkomst wordt gejustificeerd, doen elders geboekte posten bij mij twijfel 
rijten, of ik hier al dan niei door den schijn zoude zijn bedrogen. 



58 

van de Vlaamsche groot, of kortweg groot, 
waarover ik hiervoor breedvoerig heb gehandeld. 
Toch hebben wij hier te doen met twee verschil- 
lende muntsoorten, hetgeen blijkt uit het feit, dat 
de nieuwe Cameraar, vermeldende de kas, die hij 
van den afgetreden rendant had overgenomen, 
meer dan eens (b. v. in 1370, III. 2, 261), spreekt 
van Vilvordessche groten, die hi vor vol ontfanghen 
hadde ende die hi voert vor vol rekende. 

In de rekening van 1378 (V 127), komt voor de 
Vlemessche //(ak) tot eene waarde van 33 9 /n 4 * n 
de rekening van 1379 (V 188) de Camper plak tot 
eene waarde van 2i*/ 6 et. Daar deze berekening 
door geene andere boekingen worden gestaafd, 
gebiedt de voorzichtigheid ze met voorbehoud aan 
te nemen. Schrijf- of rekenfouten van den ren- 
dant 1) en meer nog drukfouten kunnen ons in 
dergelijke op zich zelf staande gevallen, soms 
leelijke parten spelen. 

Het is voor het eerst in de rekening van 1344 
(I. 171), dat het bekend gouden schild, — scu- 
datus aureus meestal (na 1352 zonder uitzondering), 
kortweg scudatus of scilt genoemd, — zich aan de 
oogen van ons onderzoek vertoont. Dit beroemd 
muntstuk heeft daar eene waarde van 328 et parv. 
of 20 1 /» gr. 

In de rekeningen van 1 345 treffen wij het gouden 



1) AU ik in de inleiding heb gesproken van de buitengewone nauw- 
keurigheid der middeleeuwsche klerken, dan is daarmede niet gezegd, dat 
zij onfeilbaar waren. 



59 

schild niet aan. In de rekeningen van 1346 tot en 
met 1349 komt het daarentegen veelvuldig voor; 
het heeft dan doorgaans 1) eene waarde van 432 (t 
parv. {mal. pee) of 108 Brab. {mal. pee.) 2) of 2*] gr. 
{mal. pee.) 

Het schild ging in den loop der bedoelde jaren 
in waarde achteruit, want enkele malen (b.v. I 334 en 
II 55) wordt melding gemaakt van schilden, die werden 
ontvangen voor 20i/« groot, doch uitgegeven voor 
9 JJ Brab., wat een verlies opleverde, dat dan in 
de uitgaven wordt verantwoord. 

Ik schrijf hier een dezer posten af: Item eom- 
putat in expositis de 36 scudatis reeeptis de aqua 
civitates et aliis quos receptt pro 20 grossis et 
dimidio et eos ulterius exposuit pro IX jJ Brab. : 

l & fi 3) (I 334 a ° '346)- Deze boeking kan dienen 
als een sprekend voorbeeld, hoe de leek voor 
onoplosbare raadselen wordt geplaatst, als hij zich 
dergelijke problemen ziet voorgelegd. Hoe men 
hier ook rekent, nooit kan men tot eene bevredi- 
gende oplossing komen, — altijd zal men moeten 
denken aan eene schrijffout, tenzij men weet, — en 
die wetenschap levert de post op zich zelf beschouwd 
niet, — dat 20 1 ■* groot, waarvoor de schilden per 
stuk zijn ontvangen, waren grooten goed geld, 
de 9 schellingen Brabantsch, waarvoor de schilden 

1) De enkele afwijkingen, die wij aantreffen, zijn te wijten aan druk- 
fouten. 

2) Deel II hlz. 83 vermeldt tot t • cemaal de schilden, quolibatfro L X .fl 
krad. cêmpntatc Dat zijn natuurlijk drukfouten, — lees: quol. pro IX j» 
brmb. camp. 

31 In de gedrukte uitgaaf staat 12 .*. Dit is echter eene drukfout. 
Hef handschrift heeft 16 K, ^eliik mij et*ne vriddelijkc medcdeeltnjj van 
Dr. f. PB HUI.I.U, destijds archivaris van Deventer, deed weten. 



. 6o 

zijn uitgegeven daarentegen waren Brab ntschep 
slecht geld, — dat alzoo tusschen de ontvangst 
en de uitgaaf de muntverzwakking heeft plaats 
gehad, waarover ik hiervoor uitvoerig heb gehan- 
deld. Weet men dit echter, dan sluit de rekening 
als een bus : 

2o»/2 gr. bon. pag. = 4 / 8 X 20V2 of 2j l / z gr. mal. pee. 
9 J3 of 108 ft Brab. mal. pee. = 1/4 X 108 of 27 gr. 
mal. pee. Geeft een verschil van Vs S r - ma ^- P ec - 
36 X V» gr. = 12 gr. = 12 X 16 of 192 d= 16 J3 
parv. mal. pec. Hiermede is dan tevens aangetoond, 
dat de rekening van 1346 is gedaan in ma/a pecunia, 
wat overigens uit niets blijkt. 

De rekening van 1350 ontbreekt en in die 
van 1351 komen geen schilden voor. In de reke- 
ningen van al de volgende jaren treffen wij dit 
muntstuk echter in meer of mindere mate aan. Tot 
en met 1356 heeft het constant eene waarde van 
2 2 1/2 gr. of 360 d parv. 

Het is buitengewoon jammer, dat de rekeningen 
van 1350 en 1351 ons ten aanzien van de waarde 
van het schild niets kunnen leeren. Omgekeerd 
toch hadden zij ons wellicht in staat gesteld, het 
ongewone verschijnsel te verklaren, dat het schild 
tusschen 1349 en 1352 zoo aanzienlijk in waarde 
is verminderd, wat al heel moeilijk te rijmen is 
met de ook elders waargenomen aanhoudende 
verzwakking der rekenmunt. Zoude het niet mo- 
gelijk zijn, dat in dien tusschentijd de rekenmunt van 
mala pecunia weder tot bonum pagamentum is 
teruggebracht en dat de hiervoor uitvoerig behan- 
delde verzwakking slechts een tijdelijke maatregel 






is geweest? Het blijkt, helaas, uit niets. Alleen zoude 
de anders zeer ongewone verzwakking van het 
schild dan verklaard zijn, als het onmiddellijke 
gevolg van de versterking van de rekenmunt. 
De waarde van het schild toch zoude dan zijn 
geweest in 

1344 328 d bon* pag. 

1346— 1349 432 d mal. pee. of 324 „ „ 

I35 2 *35 6 3 60 » n 

hetwelk een zeer gewoon verloop is. De onbe- 
duidende waardevermindering van het schild van 
328 op 324 d bom. pag. heeft werkelijk plaats 
gehad, zooals blijkt uit eene boeking van het jaar 
1348 (II 23): C om put at in expositis Wernerus de 
200 libris et 63 libris datis et solutis per eum 
consanguineis Stephani Roberti in scudatis quo- 
libet scudato pro 20 grossis et dimidio recepto et 
pro 20 groszis et uno Brabantino exposito 3 « 4 fi 
boni pagamenti facientes in mala pecunia 4 <£ 5 fi 
4 d. 1) 

Einde 1356 — begin 1357 wordt de waarde van 
het schild gebracht op 24 gr. of 384 d. Dit blijft 
voortduren tot begin 1359. Daarna is en blijft tot 
1388 het schild gelijk aan 24 Vlaamsche groot of 
12 plak. Zoolang het <tt gelijk is aan 8 plak (tot 



I) 363 HÈ = 63120 fl3lf4i=768a4tf5j>4d== 1024 d. 
*> l fr gr = *>ifr X 16 of 328 d. 
20 l f 4 gr. = 20V4 X 16 of 324 d. 
Het Yerlies per sehild bedroeg alzoo 4 d. 
263 HÈ = 63120 of 192 w / 4 i icbild. 

Verliet 4 X 192 of 768 d bon. pag. 
768 d bon. pag. -= */, X 768 of 1024 d mal. pee: 
(De Cameraar beeft de breuk U /«| verwaarloosd.) 



62 

in den loop van 1372) en een plak alzoo gelijk is 
aan ~|— of 30 (t, is het schild 1 2 X 30 of 360 d. 

o 

Daarna, als het $ gebracht is op 10 plak en een 
plak alzoo gelijk is aan -^ of 24 (t, is het schild 

= 12 X 24 of 288 et. 

Van 1356 — 1359 was het schild alzoo gelijk aan 
24 gr. (van 16 d); daarna voortdurend gelijk aan 
24 gr. (van 15, — later 12 (t). 

In de rekeningen van 1360, 1362, 1363, 1364, 
1365, 1367 en 1368 zijn schilden geboekt, die 
nader zijn aangeduid als Scudatus Brugensis of 
Bruxsche schilt. Dit muntstuk wordt over geheel 
dien duur in rekening gebracht voor 24 gr. en is 
dus in waarde gelijk aan het schild. 

Naast het schild van 24 gr. treffen wij in Juli, 
1367 (II 467) een duurder schild aan n. 1, een 
schild van 24 l /g gr. Voor het eerst in November 
van datzelfde jaar (II 473) verschijnt de scudatus 
antiquus, in de Dietsche rekeningen oelde schild 
genoemd. Het blijft zich over het geheele tijdperk, 
waarvan de rekeningen tot nu toe zijn uitgegeven, 
met eene steeds opklimmende waarde 
vertoonen naast het schilt, dat onveranderlijk 
24 gr. blijft gelden en dat in de rekeningen van 
I 37^, 1382 en 1383 ter onderscheiding van het 
oude schild, enkele malen licht schilt wordt genoemd, 
(b. v. IV 254) 

Er bestonden twee verschillende oude schilden n.1. 
het Keizersschild en het Fransche schHd. 



63 

Zij werden meestal geacht te zijn van gelijke 
waarde en eene verbintenis, in oude schilden aan- 
gegaan, mocht in den regel door den schuldenaar 
naar verkiezing in de eene of in de andere munt 
worden betaald i). 

Van 1357 tot en met 1363 wordt het oude schild 
enkel scudatus antiquus of oelde schilt genoemd. 
In het daarop volgend jaar wordt er onderscheid 
gemaakt tusschen het Fransche schild en het 
Keizersschild en dit blijft voortduren tot het 
jaar 1376, waarna het Keizersschild uit onze 
rekeningen verdwijnt. Het Fransche schild 
is daarin altijd een weinig meer waard dan het 
Keizersschild. 

Zooals ik reeds heb opgemerkt, steeg het oude 
schild voortdurend in waarde. In het volgend 
staatje is deze muntversterking aangetoond. Het 
staatje geeft dus tevens een trouw beeld van de 
aan die versterking gepaarde verzwakking der 
rekenmunt. 



I) ... /ent cliynn ptnningke enen gueden gulden schilt der munten 
tkeysers van Romen <*ft sreninet van Vrancrike voer teven en twyntieh 
srilHnghe fayments vcers. Anno 1347 (Nijboff, 11, 30.; 







WAARDE VAN HET 








AANDUIDING 




DEEL 


JAAR. 


DAG. 


VOLGENS 

DE REKENING 


Oud 

Schild. 


Keizers Transche 
Schild. | Schild. 


EN 
BLAD- 
ZIJDE. 








BPr-l * 


g» | * |gr-| * 








NB. Grooten van 15 o* 




1357 


Nov.26 


scud. antiq 


26JJ396 






II- 3-473 


1358 


Juli 27 


scud. antiq. 


26*400 






. S69 


_, 




scud. antiq. 


27 404 






. S74 


'359 




scud. antiq. 


28 420 


1 




. 613 


1360 




scudatus 


28(427! 






. 7" 


1361 


Juli 25 


oelde schild 


3° |4S° 






III. 1. 54 


1363 




oelde schild 


31 4°5 




. 249 


M 




oelde schild 


32 | 4 8o 




. 238 








He! moiht lat GrminghlH 










nul mttr qhildcH dan 








31 Vim. gr. 




1364 ? 


Keysers schild 


32 48O , 


. 357 


" 1 


Vrancrycsche sch. 


1 1 32,1487* 
38 Vr. schild werden uitgegeven 
te Groningen, üe Cameraar verloor 
er uu 16'/, gr. _- 247'/, il. 




I367 ? 


oelde Keysers sch. 


134 Sio 


| 


m. 2. 16 


„ ? 


oelde Keysers sch. 


34ii5i3* 






17 


„ ? 


oelde Keysers sch. 


34* 517* 






, 16 


? 


oelde Vrancr. sch. 








35i 


S28i 


B » 


1368 ' ? 


Keysers schild 




37 


555 






. 97 


„ 




Vrancrycsche sch. 








37* 


562* 


• V 


1369 




olde schild 


39 


S85 








. 160 






olde schild 


40 


600 






, 161 




Juli' 16 


olde Vrancr. sch. 








40 


Soö 


. 252 




„ 28 


olde Vrancr. sch. 






40 


600 








olde ;child 


41 


615 




. 161 


,_, 




olde schild 


42 


630 1 




■ • 






olde schild 


43* 


648 1 


\ 


„ 200 






olde schild 


43* 


652*| 




V * 


T. 




olde Vrancr. sch. 










♦41 


667» 


. 256 



«5 



JAAR. 



DAG. 



AANDUIDING 

VOLGENS 
DE REKENING. 



WAARDE VAN HET 



Oud Keizers 
Schild, i Schild. 



Fransche 
Schild. 



gr- 



gr- 



gr. 



DEEL 

EN 
BLAD- 
ZIJDE. 



I370 



1371 

1372 

* 



1373 

«374 

m 

m 

1376 

Ji 
1» 



•377 
1378 

II 

1» 



oelde Vrancr. sch. 
oeldeKeysers sch. 
oelde Vrancr. sch. 

oelde schild 
Vrancrixsche sch. 

oelde schild 
oelde Keysers sch. 
oelde Keyserssch. 



Feb. 1 1 
April s 

IDec.24 

• 

Juni 14 

Juli 25 

> 



oelde schild 

oelde schild 

Keysers schild 

Vrancrixsche sch. 

oelde Vranc. sch. 

oelde schild 

oelde gol. Keys.s. 

Keysers schild 

oelde schild 

Vrancr. schild 

oelde Vranc. sch. 

oelde schild 

oelde schild 

Vrancrixsche sch. 



Aan het slot der rekening van 
1369 wordt het verlies geboekt 
van 42 alde sch. die vytghegkeven 
warden var 40 gr. ende weder 
ghewisselt vor 41 gr. maken 2% 
12 i 6 d; eveneens van 42 olde 
gr. vytghegheven ver 40 gr. ende 
ghewisselt var 42 gr. maken 5 H£ 
S $ (IH. 2. 259-) 



765 

795 

840 



56 
56 









5i 


J52 


780 


53 


840 1 












56 


840 










56 


840 


57 



In het vervolg 
van 10 pi. k 

56 '672 



855 

ponden 
24 d. 



58 696 



58 1696 



58 1696 



60 720 



60 720 
60 720 



60 
60 



58 
59 



696 
708 



60 



720 
720 



720 



60 I720 



60 1720 



III. 2. 262 



n 

1» 
r) 

* 



339 
396 

435 
450 

468 



IV. 



n 
» 

1» 

1» 

V. 

w 

9 



80 

85 

>93 
89 

140 
271 



285 

317 
1 

128 

168 

169 



66 




WAARDE VAN HET 




JAAR. 


AANDUIDING 




DEEL 1 

EN 
BLAD- 1 


DAG. 


VOLGENS 


Oud Keizers ,Fransche 

Schild. 1 Schild. Schild. 








ZIJDE. 






i gr. | <t 


gr. 


* Jgr. 


i 


1378 


1 1 
? oelde schild : 6i 732 








V. 169 




? oelde Vranc. sch. 




62i 


750 


. "2? 


1379 


Jan. 29 oelde schild , 727* 








. 123 


„ 


Juni 14I oelde schild 60 732 






. 174 


n 




oelde schild [62 744 




. 214 


, 




Vrancr. schild ' 62 


744 


. 253 


1380 




oelde schild |6o 732 






. 270 


„ 




oelde Vranc. sch. , 


62 


711 


• 270 


„ 




oelde schild 62 744 1 






. 349 


1381 


Juni 23 


oelde schild 62 744 1 






• 39S 


„ 


Oct. 18 


oelde schild 62 744 1 






- 394 


B 


- 3i 


oelde Vranc. sch. 




jöS 


744 


■ 395 


1382 


? 


oelde schild 


62 I744 








VI. [7 


1383 


i 


oelde schild 


62 744 








. 58 


1384 


Feb.i 3 


oelde schild 


63 756 

1 








. 85 


In de rekening van 1352 komt op twee plaatsen 


een scudalus novits voor (II. 118. 141) tegen eene 


waarde van 17 gr. of 272 d. Het wordt overigens 


niet aangetroffen. In dezelfde rekening verklaart 


de Cameraar ontvangen te hebben 7 scudatos novem 


brabantinos facit 10 'S 13 JS. (II 1 72). Ik vermoed, 


dat wij hier te doen hebben met eene schrijffout. 


In de rekening 1369 (III. 1. 161) is het Dor- 


drechtsche schilt geboekt, dat wij overigens in de 


uitgaaf niet aantreffen. Het heeft daar eene waarde 


van 38 gr. of 570 ö\ 



«7 



Ik ben nu genaderd tot den mou ton, eene munt, 
die in de middeleeuwen een haast even groote 
rol heeft gespeeld als het schild. 

De mout on wordt in onze rekening motton, 
nvutton of muttoen genoemd en komt het eerst voor 
in een post van 2 Augustus 1360 (II 709) 1). Voor 
de tweede maal is hij geboekt op Kruisdag 1361 
(III, 1, 35). Hij heeft daar eene waarde van 28 gr. 
of 420 et. Tot in het begin van 1364 (III, 1, 133, 
135, 238, 346, 408) treft men hem immer tot een 
zelfde bedrag aan. Dan verschijnt de nye motton 
en wordt de motton zeldzaam. In de rekening van 
1365 wordt hij nog een enkele maal genoemd (III, 
'. 5 2 3i 524). In die van 1367 komt hij nog tot 
eene waarde van 28 gr. voor en wordt daar, ter 
onderscheiding van zijn nieuwen naamgenoot, oelde 
motton genoemd (III, 1, 638). Als wij hem later 
nog zien verschijnen, — het laatst in 1369 (III, 2, 
231), dan duidt men hem aan als motton van 28 gr. 
(III, *3<-) 

De nye motton komt het eerst voor in de reke- 
ning van 1365. In den loop van dit jaar werd de 
munt van 27 gr. of 405 & gezet op 26 gr. of 390 et 
(III. i, 453, 503.) In een post van 30 October 1365 
komt hij nog tegen 27 gr. voor, zoodat de bedoelde 
zetting na dien dag moet zijn geschied. De nye 
motton wordt tot in den loop van 1368 aldus, — 
later alleen motton genoemd. Hij blijft, tot 1376, 
13 plak of 26 gr. gelden. Na dat jaar komt hij 



Dat geeft eene waarde va 
senrijf- of drukfout denken. 



niet meer voor. In dien tusschentijd komt nog 
een enkele maal een motton van 27 gr. voor, o. a.- 
in October 1 368, waar hij goede motton wordt 
genoemd (III, 2, 143). 

Rosckensmottone komen voor: 
anno 1368 tot eene waarde van 26 gr. (III. 2. 115) 

. »7 - (III-2. 157) 

•369 3°è . (UI- 2- 160) 

1370 36 ,. (III. 2. 263) 

29Sept „ „ 36 „ (III. 2. 292) 






Op 28 Februari 1369 1) is een crucekens motton 
geboekt ad 26 gr. of 390 <t (III. 2. ioo). 

Een dubbelden motton komt voor: 

Mei 1369 tegen 56 groot (III. 2. 252) 

57 ., (III. 2. 201) 

30 Oct. 1370 „ 64 „ (III. 2. 292) 

In de rekening van 1373 is geboekt een Dor- 
drechtsche dubbel mott. tot eene waarde van 70 
groot (IV. 86). 

In de rekening van 1346 komt een Jlorenus 
parvus voor ter waarde van 1 ïï (mala pecunia) 

(i. 256). 



1) Het kan ook S Maart 136S zijn. De boeking slaat aan hst einde 
der tekening, die loopt van 21 Februari 1368 tot aa Februari 1369 en is 
jjedüleifrd des viimsd. na den sonnind. Rtminisctri. Zooals ik in de inleiding 
opmerkte, bevatten sommige rekeningen enkele posten, die tot het volgend 
dienstjaar behoöfen. 



69 

In die van 1355 is een fiorenus aureus geboekt 
ad 1 « 3 J3 4 d of 280 d (II 300). 

De ghulden hellingh komt eenige malen voor in 
de rekening van 1365. Hij werd te Keulen uitge- 
geven op 28 Mei en in de rekening verantwoord 
tegen 241/4 Vlaamsche groot op 3631/4 et, — op 
1 Augustus tegen 24 VI. gr. of 360 et en op 20 De- 
cember tegen 27 VI. gr. of 405 et (III. 1.523.524.) 
Op 20 Juli bracht iemand 12 van die muntstukken 
uit Keulen mede. Zij werden te Deventer verkocht 
tegen 23^2 VI. gr. of 353J d het stuk (III. 1.478.) 

De frhulden hellingh komt nog eenige malen 
voor in de rekening van 1383 telkens tegen eene 
waarde van 24 plak of 576 d (VI. 58. 87. 95. 131.) 

De nieuwe Cameraars namen van de Cameraars, 
die 22 Februari 1367 waren afgetreden, 56 Colscher 
groten over ad 25*/ 7 d. Deze werden in den loop 
van dat jaar verkocht tegen 22% d per stuk 

("i. 2. 33). 

Op 11 Oct. 1375 werden beproefd 16 halve 
grote> die tot Vollenhoe (Vollenhove) geslagen 
waren (IV, 216). Zij hadden Cameraars 8 JJ gekost, 
dat maakt 6 et of i£ groot per stuk. 

In de rekening van 1369 zijn verantwoord 2i/ 8 
Engelse he nobele elk stuc van 72 gr. ende 12 
placmouwen maken 12 ^ 15 JJ (III 2. 161). Elke 
placmonw is alzoo gelijk aan 30 d. 

In de rekeningen van 1370 en 1372 komen witte 

5 



penningen voor, waarvan er 14 gelijk zijn aan een 
schild (III. 2. 261, 296, 436). Een wit penning is 
alzoo gelijk aan 25 5 / 7 et. 

Op 28 April 1375 droeg Roelikin die Pi/>er naar 
Avioen (Avignon) 2$francken y waarvoor 60 W wordt 
uitgetrokken (IV. 239). Dat maakt voor 1 frank 
2 « 8 fi of 576 et. 

Uit enkele posten der Cameraarsrekeningen is de 
prijs van het zilver op te maken. Ik meen goed 
te doen mijne berekeningen op dit punt in deze 
mijne studie op te nemen, omdat die prijs in 
onmiddellijk verband staat tot de muntwaarde. 

Het gewicht van het zilver is opgegeven in mar- 
ken en looden, echter zonder nadere aanduiding. 
Gebruikte men in de 14* eeuw te Deventer het 
Trooisch of het Keulse h gewicht om zilver te 
wegen? Ziedaar eene vraag, die ik bij gebrek 
aan bescheiden niet tot oplossing kan brengen." 

Bij besluit in het jaar 1473, genomen door sche- 
penen, raad en oudermans van Utrecht, werd 
bepaald, dat dieghene, die met cleynoten, juwelen, 
gesteente, gout ofte zuivere ommegaen, zullen wegen 
mit Troys ende Coelsch gewiekte als van outs ge- 
woenliken is geweest te weten gout ende gesteente 
mit Troys gewiekte ende zuiver ende ander clcy- 
?to ten ende juwelen mit Colsch gewiekte 1). 

In het laatst der i5 de eeuw werd te Utrecht 
alzoo, als van outs gewoenlichen was, het zilver 
gewogen met Keulsch gewicht. Dat dit aldaar 



X; Mr. Kaspek Bukman. Utrechtse he jaarboeken 1758, III, 89. 



7* 

ook in de i4 de eeuw het geval is geweest, mag 
men behalve uit de even geciteerde woorden met 
heel veel grond besluiten uit de bekende vast- 
houdendheid onzer voorvaderen in dergelijke zaken. 
En om den nauwen band, die tusschen Utrecht en 
Deventer bestond, is het niet onwaarschijnlijk, dat 
ook in deze laatste plaats het zilver met K e u 1 s c h 
gewicht gewogen werd, — ja moeten wij, zoo lang 
het tegendeel niet blijkt, voorloopig aannemen, dat 
dit in waarheid het geval is geweest. 

De Keulsche mark was gelijk aan 233.855 gram 1). 
Zij was verdeeld in 16 lood en een lood wasalzoo 
zwaar 14.6159375 gram. 

In de rekening van 1365 wordt de koopprijs van 
10 lood zilver geboekt, die buiten den arbeyt 
8i/$ 2) Vlaamsche groot gekost hadden (III. 1. 485). 
De mark kostte alzoo 136 VI. gr. of 8'/2 <8, dat 
maakt voor 1 gram 8.723 <f terwijl men voor 1 <$ 27.512 
gram zilver kon koopen. 

In de rekening van 1368 wordt de koopprijs van 
63 lodighe mare silvers geboekt ad 6V2 schild 
(III. 2. 103). De mark kostte alzoo 9*/ 4 <$, dat 
maakt voor 1 gram 10,006 d terwijl men voor 1 V 
23.985 gram zilver kon koopen. 

In de rekening van 1371 wordt de koopprijs van 
1 loet zilvers geboekt op 15 gr. (III. 2. 327). 

De mark kostte alzoo 15 «, dat maakt voor 
1 gram 15.394 <t, terwijl men voor 1 <R 15.59 gram 
zilver kon koopen. 



i> Aldus vastgesteld bij de Duittche muntco ventie van 30 Juli 183. S 
(Preuss. Genet i-Sa mm hing 1839 blz. 18) 

2) lii de uitgaaf staat 9. Dit is echter een drukfout en moet zijn Si 2. 



»» II 

II II 



1* 

Eene vergelijking van de waardevermeerdering 
van het zilver met de waardevermeerdering van 
het oud schild doet ons zien, dat beide vermeer- 
deringen gelijken tred hielden, immers: 

i mark is in 1365 waard 8V2 <8 of 2040 et 
» » i3 68 » 9 3 /4 ff ,» 2340 a 
,, „ 1371 » *5 >» 11 3 600 a 

Deelt men elk der cijfers door 4Y 4 , dan krijgt 
men: 

voor 1365 : 480 et 

n I3 68 : 550 6 /i7 a 
„ 1371 : 847 V 17 i, 

wat merkwaardig overeenstemt met de waarde 
van het oud schild, zooals die in den hier vooraf- 
gaanden staat op de drie bedoelde jaren is aan- 
gegeven. 

Aug. Sassen. 



Gemengde Berichten. 



De muntvondst te Oudwoude en het zwaardje 

van Arum. 

De 2 U afdeeling van het twintigste deel van de Vrije 
Fries bevat zeer merkwaardige bijdragen, ook op numis- 
matisch gebied. 

Wij vermelden in de eerste plaats de uitvoerige beschrijving 
van 62 karolingische denariën door ons medelid, den heer 
S. WiGERSMA Hz. Deze munten zijn in augustus 1902 
in een terp bij Oudwoude gevonden. Zie Tijdschrift 1903, 
blz. 60. 

Ter verduidelijking van den tekst zijn een 24-tal der 
meest merkwaardige variëteiten op ééne plaat, in fraaie, 
door de firma H. KLEINMANN & Co. uitgevoerde lichtdrukken 
bijgevoegd. De vondst bestaat uit 28 denariën van keizer 
LODEWIJK DEN Vrome, type met het vierzuilig tempeltje ; 
30 dito van keizer LOTHARIUS, met het omschrift : DORESTaTVS 
MON; één denarius van Karel DEN KALE te Orleans en 
een dito te Parijs geslagen; — deze laatste is tamelijk 
zeldzaam — eindelijk bevat de vondst nog één enkel 
exemplaar op naam van Carlus REX FR met het omschrift : 

CHRISTIANA RELIGIO. 

Onder de denariën van keizer LODEWIJK komen vele 
variëteiten voor; opmerkelijk is het echter, zegt de heer 
WiGERSMA, dat geen letterteekens of geheime stippen onder 
het tempeltje worden aangetroffen. De dertig exemplaren 
van keizer LOTHARIUS kenmerken zich door zeer verbasterde 
omschriften op de voorzyden. Geen enkel geeft den naam 



74 

des keizers korrekt en volledig weer. Misschien moet men 
hiervan uitzonderen een fragment van een denarius, waarop 

men H LOTA leest (n°. 59). 

In de voorrede geeft de geachte schrijver eenige interessante 
beschouwingen omtrent de friesche terpen en de vindplaats 
der munten 

Hoe talrijk ook de stempelverschillen onder keizer 
LODEWljK's denartén zijn, zij kunnen geen licht geven 
omtrent de plaats van vervaardiging. Dit zouden slechts 
alleenstaande letters, geheime punten of andere teekens, 
onder het tempeltje geplaatst, kunnen doen. En juist deze 
ontbreken in de vondst. Vermoedelijk zal een groot aantal 
dezer stukken in Duurstede zijn geslagen. Het eenmaal 
zoo bekende munthuis was op het einde van LODEWljK's 
regeering reeds in verval geraakt, welk verval onder keizer 
LOTHARIUS zijn hoogtepunt bereikte. De zeer vele bar- 
baarsche omschriften op de denartén uit de vondst bewijzen 
dit ten volle. Zoo onnadenkend waren de stempelsnijders 
onder keizer LOTHARIUS aldaar, dat zij er dikwijls niet 
aan dachten, dat een stempel het omschrift omgekeerd 
wedergeeft, vandaar enkele exemplaren en retrograde. Zie 

n" 3 2 -34. 

Ontzachelijke hoeveelheden denartén met het omschrift: 

^CHRISTIANA religio" door Lodewijk I en II geslagen, 

zijn eeuwen lang in omloop gebleven, evenals dit het geval 

is geweest met de romeinsche munten. 

Veelal neemt men aan, dat zeer verbasterde denartén van 
dit type ook door latere vorsten zijn geslagen. De vondst 
van Oudwoude bewijst echter, dat reeds tijdens het leven 
van keizer LODEWIJK I deze denartén een zeer grooten 
graad van verbastering, vooral wat de omschriften betreft, 
hadden bereikt. 

Volgens onze meening kan de vondst tusschen de jaren 
840 en 850 aan den grond zijn toevertrouwd. Deze data 
vallen in de eerste regeeringsjaren van KAREL DEN KALE. 



75 

De munten van dezen vorst in de vondst aanwezig — 
slechts een tweetal mag men met zekerheid daaronder 
rangschikken — sluiten, wat type betreft, zoo zeer aan 
de munten zijner beide voorgangers aan, dat ze uit zijn 
eerste regeeringsjaren moeten dateeren. 

KAREL's munten met het omschrift „GRATIA - Dl - REX", 
zijn dan ook veel later geslagen 

Opmerkelijk is het, dat in Friesland zoo zelden munten 
van Pepijn den Korte en Karel den Groote worden 
gevonden. In dit opzicht is het klassieke strand van Domburg 
veel rijker; ook dit jaar zijn daar weer twee Piepiè 's f 
zooals de boeren die muntjes betitelen, uit de zwarte 
derrie te voorschijn gekomen. 

Een kort résumé der vondst in de fransche taal aan het 
einde van het artikel stelt ook de numismaten, die het 
nederlandsch niet verstaan, in de gelegenheid er kennis 
mede te maken. 

Even merkwaardig is, wat Mr. P. C. J. A. BOELES ons 
mededeelt, naar aanleiding van een onlangs uitgekomen 
nieuwe lezing van de runen, die het bekende zwaardje van 
Arum versieren; ook wordt de beroemde gouden Hada- 
munt weer op het tapijt gebracht. 

Wat vroeger d-»or den heer Boeles omtrent het zwaardje 
is medegedeeld, komt in het kort hierop neer: 

Miniatuur zwaardje van taxushout, gediend hebbende 
tot symbolisch gebruik, vermoedelijk van angelttaksischen 
of frieschen oorsprong, doch zeer waarschijnlijk in Friesland 
vervaardigd. Het bevat zeven runen, waarvan de drie eerste 
door een vertikale lijn van stippen van de vier laatste zijn 
gescheiden, en door Mr. BOELES als „edaeboda" worden gelezen. 

De aanleiding, dat de heer BOELES op dit merk- 
waardige voorwerp terugkomt, is een nieuwe bespreking 
er van door Dr. Theod. SlEBS, hoogleeraar te Breslau, in 
den tweeden druk zijner Geschichtc der Fr iesischen Liter <tfnr. 



7 6 

Prof. SlEBS is het in de meeste punten met den geleerden 
frieschen oudheidkundige eens, slechts in het lezen der 
runen verschillen hunne meeningen. 

Waar de heer BOELES % edaeboda" leest en misschien in 
de laatste vier letters het friesche boda = bode, meent te 
herkennen, wil Prof. SlEBS er ^edaebodp" in zien. Bodp 
moet, om als woord eenige beteekenis te hebben, tot bodping 
— bodthing worden aangevuld. 

Het komt echter den heer BOELES — en wij zijn het 
volkomen met den geachten frieschen oudheidkundige eens — 
geheel onbegrijpelijk voor, hoe de duitsche geleerde de 
slotrune zóó verkeerd heeft kunnen lezen. Een duidelijk 
uitgevoerde fotografische afbeelding van dat* deel van het 
zwaardje, waarop de runen zijn gesneden, toont onweder- 
sprekelij k aan, dat de lezing van den heer BOELES hier 
de ware is. 

Omtrent de vindplaats van het merkwaardige zwaardje 
krijgen we eenige nauwkeurige opgaven. Wij weten thans 
daaruit, dat het in zwarte terpaarde bij de Grauwe Kat 
onder Arum, 1 5 voet onder de kruin der terp door schipper 
WlEGER SljTSMA is gevonden. 

Ook over de unieke hada-munt, eveneens met runen 
versierd, geeft de heer BOELES op nieuw eenige interessante 
bladzijden te lezen, terwijl ook deze munt uitstekend in 
plaat is weergegeven. Het is thans uitgemaakt, dat er 
„Aada" en niet „hamei" staat. 

Overigens is de kwestie, of dit zeldzame gouden stuk 

door de Friezen of door de Angelsaksers is vervaardigd, 

niet tot verdere oplossing gekomen. 

M. D. M. 

Muntvondst te Loosdrecht. 

In September 1903 werd op het oude voorplein van 
het Huis Sypesteyn te Nieuw-Loosdrecht een aarden 
kannetje opgedolven, inhoudende 23 stuks zilveren munten. 



77 

De verzameling bestaat uit dubbele stuivers van Brabant, 
geslagen door Karel den Stouten, Maria en Filips 

DEN SCHOONEN; 

hahe stuivers en zilveren realen van Karel V; 
dubbele stuivers van Vlaanderen, ten name van FIUPS 

DEN SCHOONEN; 

een dubbel vuur ijzer van Vlaanderen, anno 1475; 

schwertgi oschen van FREDERIK, JOHAN en GEORGE van 
Saksen, tusschen 1500 en 1507. 

De munten zijn begraven in het eerste vierdedeel der 
16** eeuw. 

Later hopen wij in de gelegenheid te zijn eene uitvoe- 
riger beschrijving te geven. 

(Volgens mededeeling van Jbr. C. H C. A. van Sype- 
STEYN, te 's-Gravenhage.) J. E. TER Gouw. 



Aanvulling op Dirks 181 3 — 1863. 

Vz. Een grafmonument, vertoonende een tegen een 
urn rustende zeis op voetstuk, onder een treurwilg. Daar- 
onder: 5605 — 1844 

Kz. Opschrift : 

TER GEDACHTENIS 
GEWYD AAN ONZE GELIEFDE 

OVERLEDENE OUDERS, 

HYMAN MORDECHAI HYMANS, 

GEBOREN TE STICHS VEENENDAAL 

IO NOVEMBER 1772, 

ALDAAR OVERLEDEN \J OCT* 1844. 

ANTJE NATANS, GEBOREN 

TE LEYDEN 4 AUGUSTUS 1 78 1 

TE STICHS VEENENDAAL 

OVERLEDEN 25 OCT* 1836. 

Zilver, geslagen, 55 m.M. 

Medegedeeld door Mr. E. H. Hymans te Tiel. 



78 

Flabbe. 

Met dezen naam bestempelde men in het laatst der zes- 
tiende en den aanvang der zeventiende eeuw breede, dunne 
munten van geringe waarde, meer in 't bijzonder de vier- 
stuiversstukken der stad Groningen, die men afgebeeld 
vindt op plaat 186, n°. 2 en 3 van Verkade. 

't Was oorspronkelijk eene volksbenaming, maar ging 
in den taalschat der wetten en verordeningen over, blijkens 
de Muntwet van 21 Maart 1606, alwaar men leest in 
art. 2 1 : 

Die dubbele Groeninger Flabben tot viij st., die enckele 
Flabben tot iiij st. 

Ook in Overijsel was het woord niet onbekend; de 
breede munten met de beelden van S. Lebuïnus, S. Michaél 
of S. Nicolaas, in 1561 geslagen door het verbond der 
„Drie Steden", droegen den naam van dubbele Flabben. 
(Afgebeeld v. D. Chijs, pi. VII en VIII.) 

Waaruit heeft het woord zijn oorsprong genomen? 

Wij kennen heden ten dage nog een fiab of flap, nl. 
in de minder gekuischte volkstaal : „een flap om de ooren", 
een oorvijg, toegediend met de breede, platte hand. Reeds 
KlLlAAN vermeldt dit woord flabbe, -= vulnus in faciem 
incussum, et alapa, colaphus, dus evenzeer: oorvijg, muil- 
peer, „oplawaaier". Nog een ander flabbe geeft hij met 
de beteekenis van muscarium, d. i. vliegenwaaier, dus alweer 
een breed, vlak voorwerp. Eindelijk kennen wij ook het 
fiab of eendekroos: de breede groene „plakkaten", die in 
de slooten drijven. 

Aan het begrip van breed, plat en dun heeft ook de 
munt haar naam te danken. 

De dubbele Groninger flabben, boven genoemd, ver- 
toonden het beeld van Sint Maarten in bisschoppelijk 
gewaad en heetten daarom Langrok. 

J. E. TER GOUW. 



7X> 

Napoleon ƒ, vervaardiger van valsche munten. 

In de Antiquitaten-Zeitung van 7 Oktober 1903, wordt 
ecne mededeeling gedaan, die zeker aan weinige onzer 
leden bekend zal zijn, namelijk dat de groote Keizer 
Napoleon, dikwijls valsch geld heeft doen vervaardigen. 

Een zijner tijdgenooten, de baron EUGEN DE DlTROLLES, 
vertelt in zijne Gedenkschriften, dat NAPOLEON, vóór het 
te velde trekken naar een te onderwerpen rijk, van dat 
land valsch geld liet slaan, en dit gebruikte om zijne sol- 
daten te betalen, zoodra hij daar als overwinnaar was 
opgetreden. Zoo zou hij valsche Friedrichs d'or hebben 
doen slaan, die in innerlijke waarde veel met de origineele 
verschilden. Maar het was vooral in papieren waarde, dat 
de vervalschingen bestonden. Nagemaakte Weener bank- 
noten, Pruisische staatsobligatièn en Russische papieren 
roebels werden in de respektieve landen door Napoleon 
in grooten getale verspreid. 

Om aan het papier den schijn van een langdurig gebruik 
te geven, moesten policiebeambten het met handschoenen 
wrijven en gebruikten daarbij het vet van paardekammen 
of iets dergelijks. 

Een dezer beambten, PlNGRENON genaamd, vertelde aan 
baron DE DlTROLLES, tijdens diens gevangenschap in 1815, 
dat hij herhaalde malen zes frank per dag verdiend had 
met het aldus vuil maken van nieuw papieren geld. 

M. D., M. 



De oudste munt. 

Naar aanleiding van het uit de Antiquitaten-Zeitung 
van 22 Juli 1903 vertaalde berichtje omtrent de oudst 
bekende munt (aflevering IV, 1903, blz. 325), zond de heer 
J. E. TER Gouw mij een exemplaar der 4 dc aflevering, 
1 Januari 1898, van den 2 1,c " jaargang van La Gazette 



8o 

Numistnatique, bevattende een artikel van zijne hand, 
getiteld: De la haute antiquiti du métal monnayé. Daar- 
aan ontleenen wij, dat volgens Stephanik'S Catalogus 
der verzameling van het Kon. Ned. Oudheidkundig Ge- 
nootschap (1897), de Chineesche keizer FOEH-Ll in 2952 
v. C. reeds munt liet slaan, dat er munten zonder opschrift 
bestaan van (de periode?) T'ai-Hao (2852—2738 v. C), 
dat in de verzameling van het Bataviaansch Genootschap 
van Kunsten en Wetenschappen, een munt van de periode 
Shin-NüNG (2737—2697 v. C.) met opschriften wordt 
gevonden en dat volgens Dr. Eerdmans, (de Gids, Febr. 
1897, blz. 325), zoowel onder NEBUKADNESAR II, als onder 
de eerste dynastie (2300 v. C.) in Babyion reeds gemunt 
geld (caspou canictou) zou zijn geslagen. 

Z. 



Veranderde Stempels. 
(Vervolg van blz. 320, Jaargang 1903). 

Dertigstuiversstuk van Zutfen, anno 1688, veranderd 
in 1689 (Collectie Jhr. P. O. H. Gevaerts yan Simons- 
haven, verkocht Juni 1903). 

Ducaton van Kampen, 1669, veranderd in 1680, toen 
de nieuwe slag reeds overal gevolgd werd. (Dezelfde 
verzameling). 

Rijksdaalder van West-Friesland met den halven man 
van 161 1, veranderd in 161 2. (Mijne verzameling). 

Rijksdaalder van Utrecht, 1664, veranderd in 1669. 

Tusschen 1664 en 1669 zijn hoogstwaarschijnlijk geene 

rijksdaalders geslagen, zie Cat. Muntcollege II, blz. 100. 

(Mijne verzameling). 

J. E. TER Gouw. 



fti 

De Ffilversumsehe Inhuldigingspenning, 

werd niet zooals ik op blz. 329 van aflevering IV, 1903 
mededeelde, aan de schoolkinderen uitgereikt, doch, volgens 
mededeeling van den heer J. E. TER Gouw, tijdens den 
optocht te Hilversum verspreid. 

De feesten bestonden in traktatie der schoolkinderen en 
uitreiking van den herinneringspenning van BEGEER (Inhnl- 
digingspenningen 1898, n*. 31 e. v., zie blz. 44), op 
30 Augustus 1898. 

Taptoe en reveille, aubade, {Kroningslied, woorden 
van den heer TER GOUW), godsdienstoefening, parade der 
schutterij, allegorische optocht, (3* afdeeling, n*. 11: 
werklieden der boekbinderij en linieerderij „De Blaeuwe 
Werelt", direkteur A. VAN HOOFT), planten van een 
gedenkboom, avondkoncert en illuminatie op 3 1 Aug. 1 898. 

Volksspelen, avondkoncert, illuminatie, fakkeloptocht naar 
de Schuttersheide en vuurwerk aldaar, op 1 Sept. 1898. 

Z. 

Munt-verzen. 

Naar aanleiding van het artikel van Mej. DE MAN over 
„Kinderprenten met afbeeldingen van munten", waarin 
gesproken wordt over het Vijftigstuiversstuk of Konings- 
stuk van Lodewijk Napoleon, wensch ik een gedicht 
meé te deelen, dat zich in mijn verzameling bevindt. Het 
is gedrukt op een velletje papier klein postformaat, zonder 
jaartal, maar 't dagteekent blijkbaar van 1810. Bovenaan 
leest men: 

„A 1'occasion de la refonte de la monnaie Neérlandaise, 
(entr'autres des pièces de / 2.50)". 1) 

Nu volgt eene afbeelding, in koper gesneden, van het 
50-stui versstuk van 1808 (VERKADE 192, 5), en verder: 

„on a composé ces lignes: 

I) Uit dit „ƒ 2 50" zou men geneigd zijn af te leiden, dat bet ver» 
dagteektnt op zijn vroegst van 1816. 



8'* 

t-'e plus juste des rois vient d'abdiquer soh tróne, 
Opeuple de Hollande! Unissons nos regrets! 
Cniquement touche du bien de ses sujets, 
•-•1 ne compte pour rien Téclat de la couronne, 
m il ne peut Tillustrer par de constants bienfaits. 

2ous Pavons vu, ce roi, comme un Dieu tutélaire 
>u désastre de Leide, aux ravages des flots, 
^arcourir les débris, soulager la misère, 
On Tentendit enfin nous adresser ces mots: 
* f e peuple hollandais vivra dans ma pensee, 
„Wt mon dernier soupir sera pour son bonheur." 
O, bon roi! la mémoire, a jamais retracée, 
Ze s'eflfacera au fond de notre coeur." 

. Op de keerzijde van het blaadje : ACROSTICHE. 

J. E. TER GOUW. 

Verslag aangaande het Museum van Oudheden 
van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap 
van Kunsten en Wetenschappen over 1902 3. 

Van ons medelid Dr. G. A. HULSEBOS ontvingen we 
bovengemeld verslag omtrent de aan zijne zorgen toever- 
trouwde verzameling. 

Behalve van enkele moderne penningen, waaronder de 
zeldzame en bizonder fraaie op het 50-j'arig huwelijk van 
j. A. G. baron DE Vos VAN STEENWIJK en A. M. F. 
baronesse VAN AKRSSEN Beyf.REN en romeinsche munten, 
mocht de aanwinst geboekstaafd worden van een exemplaar 
van de oudste gouden bisschoppelijke munt n.m. een gou- 
den schild van FLORIS VAN WEVELINCKHOVEN, 1579 - 1 393 
(v D. Chijs, Utrecht, PI. XII n°. 1). 

Ten slotte wordt mededeeling gedaan van onderzoekingen 
omtrent gehalte en samenstelling van sommige enkele en 
dubbele stuivers van Utrecht en van romeinsche bronzen 
munten. Z. 



»3 



Valkenberg of Valkenburg? 



Naar aanleiding van de destijds door de K. v. R. ontvangen 
cirkulaire van den burgemeester van Valkenberg, nam ik 
in mijne Beschrijving der Neder landsche penningen 1863/98, 
bij n°. 6490 (afl. IV 1903 blz. 286), daaruit een en ander 
over, tevens ter toelichting van het verschil in spelling: 
Valkenberg aan het hoofd en Valkenburg op den penning. 

Ons medelid Th. Dorren zond mij een overdruk van 
een opstel door hem voorgedragen op de algemeene ver- 
gadering van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap 
in Limburg den 2p icn Juli 1902 en opgenomen in het 
Jaarboek van het genootschap, waarin hij een lans breekt 
voor de spelling: Valkenbirg. De vreemde en uiteenloopende 
wijze, waarop de Franschen plaatsnamen vertalen bewijst 
niets voor de tiollandsche spelling. De zegels bewijzen al 
evenmin iets; vertoonen die, welke de burgemeester aanhaalt 
een rots, andere (o. a. een van 1285) hebben een burcht; 
ze komen evenveel of beter evenweinig voor met den 
burcht als met de rots, terwijl het aloude wapen den 
rooden dubbelstaartigen leeuw uit het huis van Limburg 
voert Tusschen 1145 en l 39° vindt de schrijver in den 
Codex Diplomaticm Valkenburgensis van ERNST 56 maal 
in de titels der stukken Falkenborg-burg-borc of bourg en 
slechts driemaal Valkenberg; uit tal van geschriften uit de 
13"- 17 eeuw toont hij ain dat Valkenberg hoogst zelden 
en dan nog meest door gelijkheid van klank met Heinsberg 
wordt geschreven — de heeren van Valkenburg waren 
tevens heeren van Heinsberg, welke naam als oudste bezitting 
voorafging in do titelatujr en zoodoende wel tot de schrijf- 
wijze Valkenberg leidde. 

In cen begeleidend se irijven roept de heer Dorren de 
munten als hulptroepen in het strijdperk b.v. de sterling 
van J.w 1 niet valkkuor, van DER Chijs blz. 214, pi. XX, 
de muiit van WALRAMUS DE VALKENliORCH, Revue beige 1854 



84 

p. 79, ze pleiten voor zijne meening; zoo werd de plaats 
als Valkenborg in 1644 bij de zeven provinciën ingelijfd. 
Tevens wijst de heer DORREN op een onjuistheid in de 
cirkulaire, waarin van GOSUINUS - GOZURNUS is gemaakt. 

Z. 



In de Archèologo Portugués beschrijft JULIUS MEILI te 
Zurich, de bekende auteur van „das Brasilianische Geldwtsen" 
eene merkwaardige wijze van handelen om de waarde van 
muntstukken te verhoogen, welke in Brazilië en de eilanden 
van Midden-Amerika werd toegepast, hoofdzakelijk ten 
opzichte van de te Rio de Janeiro in de 2 e helft der i8 e 
eeuw geslagen munten met het borstbeeld en het wapen 
van den koning van Portugal. Door het gat in het midden 
der zilveren munten dreef men een gouden stift, welke 
daarna aan weerszijden platgeslagen en met een klop voorzien 
werd. De ter aangewezen plaats tevens afgebeelde munten 
moeten thans buitengewoon zeldzaam zijn. 

Antiquitaten-Zeitung, 29 Juli 1903. 



De Franse he Munt in 1902. 

Aan het zoo juist verschenen Rapport au Ministre des 
Finances van den Directeur de 1'Administration des Mon- 
naies et Médailles, wordt het volgende ontleend: 

In 1902 zijn aan de Munt te Parijs niet minder dan 126.7 
millioen muntstukken geslagen, met eene nominale waarde 
van 97.1 millioen francs, een aantal, grooter dan ooit te 
voren werd bereikt. Hiervan is gemunt voor Frankrijk: 
in goud voor bijna 48.9 millioen francs, in zilver voor bijna 
11.9 millioen francs, in brons voor 800.000 francs. Voor 
de Fransche koloniën, behalve 1200 francs in goud, ruim 
4.7 millioen francs zilver en ruim 65,000 francs aan brons. 

Voor andere rijken, die vooral te Brussel en te Parijs 



85 

gaarne laten werken, zijn nu ten behoeve van Bolivië, 
Brazilië' Bulgarije en Marokko niet minder dan 76.6 millioen 
stuks geslagen in zilver, brons en nikkel, waarvan alleen 60 
millioen bronzen stukken voor Bulgarije. 

Voor den aanmaak van de Fransche zilveren specie zijn, 
in overeenstemming met de Conventie van 29 October 1 897 
tusschen de landen der Latijnsche Unie, zilveren munten 
gebruikt en wel ingetrokken 50 centimesstukken (waarvan 
de jaargangen 1864 tot '69 zijn opgeruimd) en verder 
5-francsst ukken. De vermunting der laatste brengt, wegens 
het lager gehalte der nieuwe munten, nog goed 5 pCt. 
voordeel mede Geen zilver baren zijn tot dit doel verwerkt. 

Het nieuwe nikkelen stuk van 25 centimes (7 gram ge- 
wicht, middellijn 24 mM., gemodelleerd door Patey), waar- 
van nu onlangs de circulatie is begonnen, dient om den 
grooten afstand tusschen het 10 en 50 centimestuk te 
verminderen. Het tusschenliggende zilveren 20 centimestuk 
is na 1869 niet meer geslagen; het was wegens zijn kleine 
afmetingen, 16 mM. middellijn, niet geliefd (ons dubbeltje 
is nog 1 mM. kleiner). Het nieuwe stuk wordt geslagen 
van technisch zuiver nikkel (gehalte boven 98 pCt.) en niet 
van muntnikkel (75 pCt. koper en 25 pCt nikkel), waar- 
van de meeste zoogenaamd nikkelen munten zijn vervaar- 
digd. De innerlijke waarde is daardoor iets hooger, de 
kleur iets, hoewel zeer wrinig, anders, terwijl men meent 
dat de hardheid van zuiver nikkel een weinig grooter en 
dus de slijting nog geringer dan die van muntnikkel zal 
rijn. Ook in Oostenrijk-Hongarije, Italië en voor een enkel 
$tuk (20 Rappen) heeft men ook in Zwitserland aan nikkel- 
zilver de voorkeur gegeven. 

De vervaardiging van medailles, „eet art essentiellement 
francais", en de verkoop daarvan neemt steeds grooter 
afmetingen aan. De opbrengst bereikte in het afgeloopen 
jaar het hooge bedrag van 1,6 millioen francs. Ook nu 
werd wederom aan een drietal kunstenaars het ontwerpen 

6 



86 

van nieuwe medailles of plaquettes opgedragen, die als 
eigendom van de Munt de verzameling hebben vermeerderd, 
waarvan de afslagen publiek verkrijgbaar worden gesteld. 

Talrijke bijlagen betreffende statistiek van het muntwezen, 
productie en verbruik van edele metalen, alsmede over- 
zichten over de muntstelsels van de meeste andere landen 
vergezellen, als gewoonlijk het jaarverslag. 

Af. Rott. Ct. 28 October 1903. 



Te Lissabon is een werkplaats van valse he munters pnt- 
dekt.... in de gevangenis! Een daar opgesloten valsche 
munter was er in geslaagd, met behulp van vriendei) het 
nopdige materiaal en werktuigen te verzamelen Hij zou 
weldra in vrijheid zijn gesteld en zou dan de stukken in 
omloop hebben kunnen brengen. Avondpost. 



Te Rome is de eerste aflevering verschenen van een 
nieuw geïllustreerd tijdschrift: Battaglie di archeologica, 
onder direktie van M. PiCCiONE. Het heeft voornamelyk 
ten doel de tegenwoordige hoogte der archeologische 
wetenschap dienstbaar te maken aan allen, die er belang 
by hebben, echte van vervalschte oudheden te leeren 
onderscheiden ; vervolgens de italiaansche oudheidkundigen 
zelfstandiger te maken in hunne uitspraken ; eindelijk strijd 
te vperen tegen de hedendaagsche muntvervalschers. 

Inhoudsopgaaf van Tijdschriften. 

Revue beige de numismatique, 1903, 4". livr. 

Forrer, L Les signatures de graveurs sur les mé- 
dailles grecques. — Vanden Broeck, E., Numismatique 
bruxelloise. Recherches sur les jetons des receveurs de 
Bruxelles de la familie MENNEN, frappés aux 14/ et 15* 
siècles. — VlSART DE Bocarmk, A., Les jetons de la 
Prévóté de St. DONATIEN a Bruges. — Mélanges. 



Nederlandsche Penningen 1864—1898, 

DOOK 

W. K. F. ZWIERZINA. 
Dkel II, 1879 — 1890. 



847. 1889. 

Ter eere van Mr. N. P. van den Berg. 
Vz. Zijn rechtsgewend hoofd, daaronder 

J. ET L. WIENER 

Omschrift in parelrand: 

M R NORBERTUS PETRUS VAN DEN BERG 

Kz. In twee samengestrikte lauwertakken : 

» 

AAN 

DEN KUNDIGEN 

ONVERMOEIDEN 

EDELEN STRIJDER 

VOOR DE BELANGEN VAN 

NEDERLANDSCH-INDIË 



ZIJNE VRIENDEN EN 

VEREERDERS 

1889 

Brons, 60 m.M. Verz. Z. 

N. P. van den Berg werd geboren te Rotterdam 5 November 
1831, bezocht aldaar het gymnasium en kwam in den handel. In 
1855 ging hij naar Indie als geemplooieerde bij de faktorij der 

6 



88 

Omschrift : 

# ROEI- EN ZEILVEREENIGING „HOLLANDIA" ^ 

OUDSHOORN 

Brons, 34 m.M. Verz. Z. 
Zie omtrent deze vereeniging de noot op 
n°. 620. 

850. 1889. 

Algemeene Nederlandsche Politiebond. 
Draagpenning voor trouwe dienst. 
Vz. Wapen vormig schild, waarop het op- 
schrift : JAAR 

TROUWE 
DIENST 

daarboven linksgewende haan, staande op een 
lint waarop : altijd waakzaam 
Kz. Opschrift : >fc 

ALGEMEENE 

NEDERLANDSCHE 

POLITIEBOND 

* 

Brons, 20 m.M. met oog en ring door Begeer. 

Wordt gegeven in brons voor i o-jarigen dienst, zilver voor 20- 
jarigen en goud voor 30-jarigen dienst, gedragen aan oranje, rood, 
wit, blauw, oranje lint. 

851. 1889. 

Prijspenning voor den Corps wedstrijd 

bij gelegenheid van het 20-jarig bestaan 

der Algemeene Turnvereeniging 

te Rotterdam. 



8 9 

Vz. Omschrift : 

ALGEMEENE TURNVEREENIGING 
^ ROTTERDAM >(C 

In het veld: 20 jarig 

BESTAAN 
1869- 1889 

Kz. In het veld: prijs 

CORPSWEDSTRIJD 

Daarboven een lauwer-, daaronder een 
eiketak. 

Brons, 40 m.M., door Begeer. 

852. 1889. 

Prijspenninkje der Algemeene Turnvereeni- 
ging te Rotterdam. 

Vz. Tropee van gymnastiek-, en schermwerk- 
tuigen, als: brug, ringen, rek, halters, sabel, 
degens, schermmasker en -handschoenen. 

Omschrift: algemeene turnvereeniging 

ROTTERDAM. 

Kz. Glad. 

Brons met oog en ring, 22 m.M. door Begeer. 

853. 1889. 

Medaille-Schietwedstrijd te Amsterdam van 
wege de Koninklijke Studenten-Schietver- 
eeniging. 

Vz. Het gekroonde wapen van Nederland 
met twee leeuwen als schildhouders, rustende 
op een lint met de spreuk : je maintondrai 



go 

Omschrift : 

KONINKLIJKE STUDENTEN SCHIETVEREENIGING 

AMSTERDAM 
Kz. (In boog) MEDAILLE WEDSTRIJD 

CATEGORIE 

PRIJS 

1889 

Brons, met oog en ring, 30m.NI. Verz. Z. 
door Begeer. 

854. 1889. 

Prijspenning Noord-Hollandsche Klub Weg- 
wedstrijd. 

Vz. Het gekroonde wapen van de pro- 
vincie Noord-Holland. 
Omschrift : 

NOORD-HOLLANDSCHE CLUB WEGWEDSTRIJD 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. 
Brons. 28 m.M. door Begeer. Verz. Z. 

855. 1S89. 

Prijspenning van de Scherpschuttersveree- 

niging: Velp Rosendaal. 

Vz. De letters: V. R. als monogram. 
Kz. Glad veld, omgeven door twee saam- 
gestrikte lauwer- en eiketakken. 
Brons, 40 m.M. Verz. Z. 



9i 
Op mijn exemplaar staat gegraveerd: 

MEDAILLE 
189O 

Volgens mededeeling van den heer Th. Wijlhuijzkn, sekretaris 
der voornoemde vereeniging, in 1889 vervaardigd door J. A. DB Vries. 

85A. 1889. 

Prijspenning van het Sport- en Feestterrein 
„de Phoenix" te Haarlem. 

Vz. In parelrand eene uit de vlammen op- 
stijgende phoenix. 

Omschrift : 

* SPORT- EN FEESTTERREIN de PHOENIX * 

HAARLEM 

Kz. Glad veld omgeven door een krans 
met twee linten. 

Brons, 32 m.M. Verz. Teyler. 

857. 1889. 

Prijspenninkje bij het Salvatorfeest, uitge- 
reikt in de bierhalle „SchützenlisT' te Amsterdam. 

Vz. In parelruit : § ^ fl daaronder w. m. 
Omschrift: * trinken ist 

DAS ALLERBEST 
SCHON VOR IOOO 
JAHR GEWEST 



92 

Kz. Opschrift in kabelcirkel: 

ZUM ANDENKEN 
SALVATORFEST 
AMSTERDAM 
1889 

schützenlis'l 

in de hoeken ornamenten. 

Ruitvormig met oog, koper verzilverd, 
hoog 43 m.M. Verz. Koninklijk Oudheid- 

kundig Genootschap te Amsterdam. 

„Diese Münze wurde gelegentlich des Salvatorfestes in den Schüt- 
zenlis'l, (Warmoesstraat 157, jetzt Sportbar) durch den Wirth Matthias 
Veicht solchen Gasten dediciert, welche einen besonders groszen 
Durst entwickelten". (Mededeeling v. d. heer Stephanik). Hertog 
"Willem V de Vrome van Beieren beval in 1623 den bouw van het 
klooster Neudeck, dat door Pauliner-monniken werd betrokken, die 
in 1651 het recht verkregen om bier te mogen brouwen. Telken 
jare werd het nieuwe brouwsel voor het eerst op het ordefeest 
geschonken, d. w. z. op den dag gewijd aan den H. Franciscus a 
Paulo (12 Aprilt, welke de monniken hun Sankt Vater noemden, 
van daar den naam Sankt-Vater-bier, later in Salvatorbier ver- 
basterd. In 1799 werd het klooster opgeheven, de brouwerij werd 
eerst 1799 — 1803 door den Staat, 1803—1806 door de Joh annit er- 
orde uitgeoefend, in laatstvermeld jaar kwam ze in partikuliere 
handen. Nog steeds wordt de eerste proef van het bier aan het 
beiersche hof aangeboden. 

858. 1889. 

Prijspenning der Utrechtsche postduivenver- 
eeniging ,,de Eendracht". 
Vz. Het gekroonde wapen der gemeente 

Utrecht, omschrift: 

UTR. POSTDUIVEN VEREENIGING 
DE EENDRACHT 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. 

Brons, 23 m.M., door Begeer. 



93 

859. 1889. 

Prijspenning van de tentoonstelling van post- 
en sierduiven te Utrecht. 

Vz. Het gekroonde wapen der gemeente 
Utrecht. 

Omschrift: sociëteit de snelpost 
Kz. Opschrift : tentoonstelling 

VAN POST 

en sierduiven 

3 E PRITS 

Brons, 32 m.M., door Begeer. Verz. Teyler. 

800. Als voren. 

Prijspenning voor wedvluchten. 
Vz. Als n°. 859. 

Kz - «* pVLC 'Q5r> 

VAN 

PRIJS 



Brons, met oog en ring, gr. 32 m.M. 
Graveur als voren. 

861. Als voren. 

Vz. als n°. 859, doch met het omschrift: 

POSTDUIVEN SOCIËTEIT 
DE SNELPOST 

Kz. als n°. 860. 

Zilver verguld, 42 m.M. Graveur als voren, 



94 

862. 1889. 

Jacht-, Visscherij- en Sporttentoonstelling 

te Kassei. 

Vz. Linksgewend hoofd van Prins Heinrich 
van Pruisen, op de afsnede van denhals: j. s. f. 

Omschrift: heinrich prinz von preussen 

•x>~+ protector «*♦<>-<- 

Kz. Cartouche met medaillon waarin het 
wapen van Kassei omgeven door attributen 
van jacht, visscherij en sport, visschen en wild. 

Omschrift : 

ALGEMEINE AUSSTELLUNG FÜR JAGD FISCHERKI & SPORT 

X>**» CASSKL 1889 «~o-<- 

Brons, 50 m.M. door Begeer. Verz. Z. 

8ft£. 1889. 

Draagpenning der vereeniging Volksfeest te 
Winterswijk. 

Vz. Het gekroonde wapen van Winterswijk 
omgeven door een parelrand. 

Kz. Omschrift: * volksfeest winterswijk 

In het veld: SL22© 
alles omgeven door parelrand. 

Koper verzilverd (voor de leden) en verguld 
(voor het bestuur) met oog en ring, 28 l /g m.M. 

Verz. Z. Inhuldigingspenningen 1898 n°. 197. 

In 1889 werd deze vereeniging opgericht met het doel den ver- 
jaardag van Prinses Wilhelmina jaarlijks te vieren. Zij had daar- 
voor in eigendom een houten tent met zeil gedekt, groot 840 M*., 



95 



in 1898 vervangen door een steenen gebouw groot 1000 M*., 
30 Augustus van dat jaar feestelijk geopend. Deze penningen werden, 
behalve voor het bestuur, toen ingetrokken. 

862». 1889. 

Draagteeken voor de bestuursleden der 
Weldadigheids vereeniging „Montefiore" 

te Amsterdam. 
Rechtsgewend borstbeeld van Montefiore, 
het hoofd door een kalotje gedekt, in parel- 
cirkel. 
Omschrift : 

WELDADIGHEIDSVEREENIGING 
MONTEFIORE 

Zilver, 281/* m.M. Verz. Z. 
(door A. D. Posthumus). 

De vereeniging. opgericht 6 September 1886, was oorspronkelijk 
een tooneelvereeniging, die voorstellingen gaf, waarvan de opbrengst 
strekte tot ondersteuning van weduwen en weezen; destijds diende 
het draagteeken als best uursinsigne. 

Omstreeks 1892 werd besloten op andere wijze in de geldmiddelen 
te voorzien, t. w. door bijdragen van leden en begunstigers. Over- 
eenkomstig den I2en Mei 1898 goedgekeurde statuten is het doel der 
vereeniging de voorkoming, bestrijding en leniging der armoede van 
weduwen, vrouwelijke weezen boven 17 en weezen van beiderlei 
kunne beneden 18 jaar zonder onderscheid van godsdienst, welke 
langer dan een jaar te Amsterdam hebben gewoond. 

Sir Mozes Montefiore, geboren 1784, overleden 1885, was een 
rijk israelietisch bankier teJLonden, die zeer veel deed ten behoeve 
zijner geloofsgenooten in alle deelen der wereld. 

8«2c. 1889. 

Prijspenning der Bredasche 
Duivenvereeniging „Pro Patria". 
Vz. Links gewende duif, zittend op een 



9 6 

olijftakje, op rond verheven medaillon, hetwelk 
is omgeven door zwaren bloemkrans. 

Kz. Op- en omschrift op dergelijk medaillon. 

BREDASCHE DUIVENVEREENIGING 
PRO PATRIA 

Het medaillon omgeven door twee samen- 
gestrikte lauwertakken. 

Brons, 46 m.M., met oog en ring. 

Verz. Snoeck. 

De vereeniging is opgericht in 1887, deze penning heeft gediend 
voor eene in 1889 gehouden duiven tentoonstelling. 

863. 1890. 3-23 Februari. 

Schietwedstrijd te Amsterdam. 

Vz. Het gekroonde nederlandsche wapen 
met twee leeuwen als schildhouders, rustende 
op een lint met de spreuk: je maintiendrai 

Omschrift: koninklijke studenten 

SCHIETVEREENIGING AMSTERDAM 

Kz. ALGEMEENE SCHIETWEDSTRIJD 

3-23 FEBRUARI 189O 
PRIJS 
AMSTERDAM 

Brons, met oog en ring, 19 m.M. Verz. Z. 
door Begeer. 



97 

804. 1890. 8 Februari. 

Prijspenning Vreemdelingenverkeer Arnhem. 

Vz. De initialen V A. O. dooreengestren- 
geld, omschrift: 

^ VEREEN, tot BEVORD. v. h VREEMD. 
VERKEER in ARNHEM en OMSTR. 

Kz. Glad veld, daaronder: mankus arnhkm. 
Brons, 28 m.M., door Begeer. 

865. 1890. 17 Februari. 

J. W. Guerin 50 jaar werkzaam ter pro- 
vinciale griffie van Gelderland te Arnhem. 

Vz. Het gekroonde wapen van Gelderland, 
omschrift : 

DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND 

Kz. AAN 

J. W. GUERIN 
COMMIESCHEF 

DER TWEEDE AFDBELING 
VAN DE 
PROVINCIALE GRIFFIE 

17 FEBRUARI 
I84O I89O 

Brons, 40 m.M., Verz. Z., door Begeer. 
865a, 1890. 25 — 29 Maart. 

Konferentie ter bescherming der arbeiders 
te Berlijn. 

Vz. Fraai links gewend borstbeeld van 
Keizer Wilhelm II in uniform met bontmantel 



9 8 

Omschrift : * wilhelm ii deutscher kaiser 

KÖNIG VON PREUSSEN 

Kz. Gezicht op Berlijn, daarboven : 

ARBEITER- 

SCHUTZ- 
CONFERENZ 

Langs den bovenrand breed vliegend lint 
met de op lauwertakken rustende wapens, 
blijkens onderschriften, van: belgien, dane- 
mark, DEUTSCHLAND, ENGLAND, FRANKREICH, 
ITALIEN, LUXEMBURG, NIEDERLANDE, OESTR. 
UNGARN, PORTUGAL, SCHWED. & NORW., SCHWEIZ, 

spanien. In de afsnede het wapen van Berlijn 
op een vliegend lint, waarop: 
berlin 1 890 

Brons, 84 m.M., door L. Chr. Lauer 

Nederland werd op deze konferentie vertegenwoordigd door jhr. 
mr. F. P. van der Hoeven, Z. M.*s buitengewoon gezant en 
gevolmachtigd minister te Berlijn, mr. George Snijder van Wis- 
sekerke, referendaris aan het Departement van Justitie en H. W. E. 
Struve, inspekteur van den arbeid. Tot afkondiging van wetten of 
besluiten in het Staatsblad gaf de samenkomst geen aanleiding. 
Zie omtrent het verhandelde : Nouveau recueil ginéral de traites 
etc. van Martens, vervolgd door Feux Stoerk, ze &rie f deel XV t 

*'*• 335- 

805 B . 1890. 6, 10 en 14 Mei 

25-jarig bestaan der Rederijkerskamer 
Joost van den Vondel, te Amsterdam. 

Vz. REDERIJKERSKAMER 

JOOST van den VONDEL 

opgericht 1865 

AMSTERDAM. 



99 
Kz. In lauwerkrans gegraveerd: 

AAN HET 

25 Jarig 

BESTAAN 

Zilver, 35 m.M. 

De heer du Crocq, oud-lid van de Kamer, liet twee exemplaren 
van den gewonen prijspenning met dit opschrift graveeren, waarvan 
een voor de Kamer en een voor zijne verzameling. De vereeniging 
werd opgericht 21 Maart 1865, het 25-jarig bestaan herdacht 6, 10 
en 14 Mei i&Jo. 

806. 1890. 7 Mei. 

Ter eere van Maurin Nahuys. 
Vz. Zijn rechtsgewend borstbeeld, op den 
schouder: fernand dvbois, in het veld: 
m — dccc — xc — * 
Omschrift : 

AV COMTE MAVRIN NAHVYS. 

SES CONFRÈRES ET AMIS. 

Kz. Een monument met aan de weten- 
schappen gewijde steenen met de opschriften : 

NVM1SMATIQVE — HISTOIRE ARCHÉOLOGIE 

HÉRALDIQVE. 

Links borstbeeld van Minerva en romeinsche 
lamp, rechts een boek met : histoire nvm. de 

HOLLANDE - MÉDAILLES - JETONS INÉDITS - VNIFOR- 
MITÉ - MONETAIRE - LEHÉRAVT -d'aRMES -HENRI DE 

nassav. Op de onderste treden van het voet- 
stuk, perkamenten, op een waarvan het wapen 
van Nahuys (gevierendeeld van goud en rood 



JOO 

(Ahaus); over alles heen een doorsneden hart- 
schild : i in goud zeven blauwe dwarsbalken 
en een goud gekroonde leeuw over die balken 
heen (Horstmar), 2 in zilver een rood kasteel, 
getopt met drie roode torentjes elk met drie 
tinnen, in den voorkant en elk der beide 
zijden van het kasteel vier zwarte vensters 
2 en 2 (Borken), 't geheel gedekt door een 
gravenkroon,) inktkoker en munten, rechts op 
den voorgrond eikeboom. Op de plint: 

FERNAND DVBOIS — BRVXELLES 

Zilver en brons, 60 m.M. Verz. Z. 
Médailles historiq. de Belgique n°. 1 o 1 , Médail- 
les et Plaquettes modernes PI. XXXIV n°. 162. 

Maurin Theodore Corneille Florent Napoleon Nahuys werd 
geboren te Utrecht 4 November 1832, als zoon van Mr. Jan Jacob 
Nahuys flater wapenheraut van Z. M. Koning Willem II). Zijn 
vader werd bij K. B. van 27 Maart 1835, no. 94, ingelijfd in den 
nederlandschen adel, doch verviel deze inlijving, daar hij zijn diploma 
niet lichtte, bewerende als afstammende van de graven van Horstmar 
Ahaus recht te hebben op den titel van graaf, welke afstamming 
hij echter in gebreke bleef te bewijzen. Zie hieromtrent verder: 
Adelsarchief 1903 — 1904 blz. 55 e. v. Maurin vestigde zich in 
1871 te Wies baden, later te Bonn, „tot herstel zijner door de hulp 
aan de getroffenen door den watersnood in 1855 en de cholera- 
epidemie van 1866 geschokte gezondheid" {Revue 1895). Hij liet 
zich in Duitschland naturaliseeren en wist aldaar zijne benoeming 
tot graaf te verkrijgen, doch moest zijn adeldiploma ten gevolge van 
inlichtingen der nederl. regeering teruggeven^ waarop hij zich in 
1884 te Brussel vestigde, alwaar hij 17 Juli 1895 overleed. 

Sedert 7 Juli 1857 was hij lid, sedert 2 Juli 1863 eerelid der 
Société Koyale de numismatique de Belgique. Bij zijn 25-jarig eere- 
lidmaatschap werd hem „comme témoignage particulier degratitude" 
een verguld zilveren penning aangeboden : Vz. Linksgewend hoofd 
van Minerva, Kz. la société royale de numismatique de 

BELGIQUE AU COMTE MAURIN NAHUIJS, MEMBRK HONORAIRE, SBANCE 



IOI 

du 7 jüillet 1872, den 6 Juli 1873 ontving hij den presentie- 
penning (no. 267) in goud met het opschrift: Au comie Maurm 
Nakuys voU par atclamation, 6 Juillet 1873. (Zie Revue XXVIII 
bU. 335 en XXIX biz. 566). 

De vaderl&ndsche penningkunde heeft hem te danken voor zijne 
Histcirt numismatique du Royaume de Holland* (1858J en zijne : 
Histoire numismatique de la Holland* pendant la riunion a r empire 
francais (1863). 

867. 1890. 10 Mei. 

Kattententoonstelling te Amsterdam. 

Prijspenning. 

Vz. Aanziende kattekop. 
Omschrift: tentoonstelling katten 

AMSTERDAM. 

Kz. Glad. 

Brons, 34 m M. door Begeer. Verz. Z. 

S«8. 1890 Juni. 

Studentenfeesten te Leiden. 
Vz. 's Konings rechtsgewend hoofd, om- 
schrift: TER HERINNERING AAN HET LEIDSCHE 
STUDENTENFEEST 189O 

Kz. Omschrift : # tot andenken aan de fir 

DE SALON (sic). 

In het veld : van 

A. L. 
BOXEFANG 

Koper, met oog, 24 m.M. Verz. Herman 

VAN RlJCKEVORSEL. 

7 



ro2 

860. 1890. 16 Juni — September. 

Veiligheidstentoonstelling te Amsterdam. 

Vz. Een gevleugelde genius strekt haar 
linkerhand met schild beschermend uit over 
een mijnwerker, haar rechter met vlammend 
zwaard over twee smeden. Links terzijde 
staat : begeer 

Kz. In palm- en lauwertak de door de 
koninklijke kroon gedekte wapens van Neder- 
land en Amsterdam, omschrift: tentoonstel- 
ling TOT BEVORDERING VAN VEILIGHEID EN 
GEZONDHEID IN FABRIEKEN EN WERKPLAATSEN 

AMSTERDAM 1890 

Brons, 58* m.M. Verz. Z. 

870. Als voren. 

Prijspenning der Noord-Hollandsche Veree- 
niging „Het Witte Kruis" te Amsterdam. 

Vz. Schild met een wit kruis op een rood veld, 
waarop een schaal staat met daaruit drinken- 
de slang, het schild rustende op gekruiste palmtak 
en eskulaapstaf, 't geheel omgeven door een 
klimopkrans, binnen een parelcirkel. 

Omschrift: noord-hollandsche vereeniging 

HET WITTE KRUIS. 

Kz. Glad. 

Brons, 59 m.M., door Begeer. 

Uitgeloofd bij gelegenheid der tentoonstelling tot bevordering van 
veiligheid en gezondheid in fabrieken en werkplaatsen, gehouden 
te Amsterdam 1 6 Juni -September 1890. 

De vereeniging opgericht in 1875 heeft ten doel het afwe* 



103 

ren en het beteugelen van besmettelijke ziekten, het verleenen 
van hulp bij epidemieën en gewone ziektegevallen en het helpen 
bevorderen der algemeene gezondheidsbelangen en telde in 1903 74 
afdeelingen met 15498 leden. 

In de vergadering van 17 September 1889 werd besloten ƒ150,000 — 
te besteden voor een herstellingsoord te Hilversum, dat op ,.Heide- 
heuvel" 30 April 1890 plechtig werd geopend. 

Verder bezit de vereeniging een desinfekti e-oven te Alkmaar, in 
elke afdeeling een magazijn van verplegingsartikelen ; in sommige 
barakken en een badhuis. De statuten zijn goedgekeurd bij K. 8. 
3 Juni 1876, laatstelijk gewijzigd 9 Mei 1899, goedgek. 4 Juli 1899. 

871. 1890. 17 Juni. 

100-Jarig bestaan van het Doofstommen- 
instituut te Groningen. 
Vz. Gelijk aan Dirks n°. 563. 
Kz. Tusschen eike- en lauwertakken. 

GAF DEN w 

HONDERDJARIG 

BESTAAN VAN HET 

INSTITUUT 

VOOR DOOFSTOMMEN 

TE GRONINGEN 

1890 

onder den krans staat: W. S. (chammer) 
Brons, 41 m.M. Verz. Z. 

Het doel de^er in 1790 opgerichte instelling is het opvoeden en 
onderwijzen van doofstommen, geboren of wonende in Nederland en 
zijne koloniën. De leerwijze is de zuivere spreekmethode. De kosten 
worden grootendeels gedekt door de kontributien der leden, in 73 
departementen verdeeld. 

De stichter Hknri Daniël Guijot werd in 1753 teTrois Fontaines 
geboren, ontving zijne eerste opleiding te Maastricht en studeerde 
theologie te Franeker, was achtereenvolgens waalsch predikant te 
Dordrecht en sedert 1781 te Groningen. In 1784 ontmoette hij te 



I 

104 

Parijs den abt de l'Epee, een man van groote verdiensten op liet 
gebied van doofstommen-onderwijs en, reeds in 1785 ving hij met 
een jodenjongetje en een christenmeisje zijn liefdewerk in eigen 
woning aan, doch kreeg weldra zoovele aanvragen, dat hij er niet 
meer aan voldoen kon en besloot den bijstand zijner landgenooten in 
te roepen. Dit beroep was niet te vergeefs : in 1790 kwam het 
Instituut tot stand, aanvankelijk op een gehuurde groote kamer, 
later 1792 op een bovenhuis, in 1796 in een aan de Turftorenstraat 
gekocht huis, in 1807 in de voor / 34000 gekochte en gaandeweg 
vergroote en uitgebreide lokalen aan de beplante Ossenmarkt, waar 
een eenvoudig gedenkteeken Guijot's groote verdiensten in herinne- 
ring houdt. 

872. 1890. 18 Februari. 

De slag van Waterloo na 75 jaar herdacht. 
Vz. gelauwerd linksgewend hoofd van Z. M. 
Koning Willem ii. 
ümschrift: 

® Z • K • H • PRINS VAN ORANJE LATER 
Z. M. KONING WILLEM II 

****** »A C 
S AAN \ 

£ DEN HELD ^ 

VAN 

QU ATRE-BRAS 

EN 
WATERLOO 

l8 JUNI 

7 *i 5 - i89° 
Vervaardigd door de rijksstempelsnijders. 
Brons, 44 m.M. Verz. Z. 

Oranjepenningen 1386. 



i°5 

87S. 1890. 21 Juni. 

Roeiwedstrijd te Amsterdam. 

Vz. Het wapen van Njord, omgeven door 
het omschrift : aangeboden door de studenten- 

ROEIVEREENIGING NJORD 

Kz. Omschrift: * aan de koninklijke 

ROEI- EN ZEILVEREENIGING 

in het veld : 1. prijs 

2 RIEMS SENIORES 

21 JUNI 

1890 

Brons met oog en ring, 19 m.M., door 
Begeer. 

Zie omtrent deze vereenigingen de aanteekeningen op nos. 535/7 
en 564. 

S74 1890. 10 Juli. 

50-jarig huwelijk van Jhr. mr. H. Hoeufft 
van Velsen en E. L. Roukens. 

Vz. Onder een kroon, met het helmdek en 
de dekkleeden van het geslacht Hoeufft, de 
door een lint verbonden wapens van Hoeufft 
(in zwart een zilveren Sint-Andrieskruis) 
en Roukens (doorsneden i in zilver, een uit- 
komende rood gekroonde gouden leeuw, 2 
in zilver drie roode voetangels geplaatst 2, 1,) 
met twee omziende gouden griffioenen als schild- 
houders daaronder: 



io6 



JHR. MR. HENDRIK HOEUFFT 
van VELSEN en 
ERNESTINA LUCRETIA 
ROUKENS 

Omschrift : vijftig jarig huwelijk io julij 

i 840 — 1 890 
In het veld : w. schammer 
Kz. Omschrift: hunne dankbare kinderen 

EN BEHUWDKINDEREN 

In het veld onder een rozenkrans : 

H. J. C. S1LLEM 

geb. HOEUFFT 

J. G. SILLEM 

J. P. E. HOEUFFT 

A. HOEUFFT geb. de PEREZ 

J. A. HOEUFFT 

C. H. HOEUFFT 

geb. BACKER 

Brons, 50 m.M. Verz. Teyler. 
875. 1890. 14 Juli. 

50-jarig bestaan van de Harmonie „Musis 
Sacrum" te Dongen. 

Vz. Verschillende muziek-instrumenten tus- 
schen twee lauwertakken, daaronder: 

C. FIELENS - ANV 

Kz. Omschrift: S» musis sacrum $ 

DONGEN 



io7 
In het veld: gouden 

JUBELFEEST 
1890 

Zilver en koper verzilverd, met oog en ring, 
28 m.M., Verz. Snoeck, brons zonder oog en 
ring, Verz. Z. 

Tijdschrift 1896, blz. 126. Bijdragen 2 e 
druk n°. 591. 

870. 1890. 18—21 Juli. 

Prijspenning der Liedertafel Zang en Vriend- 
schap te Haarlem. 

Vz. Zittende vrouw, die haar gezang op 
de lier begeleidt, bijna aanziend. 
Onder staat: begeer 
Kz. Glad veld omgeven door lauwerkrans, 

Omschrift : koninklijke liedertafel zang 

EN VRIENDSCHAP TE HAARLEM 

Brons, 50 m.M., Verz. Z. 

876a. 1890. 10 Augustus. 

i°. Gymnastiekuit voering van het Zuider- 
gewest te Breda. 
Hulde van den Franschen Turnbond aan 
het Nederlandsch Gymnastiek Verbond. 

Vz. Een zuil tusschen geboomte, op den 
achtergrond rechts en links turntoestellen, 
boven de zuil in een stralenkrans: patrie 
links en rechts: courage moralité. 



io8 

Eene vrouwengestalte leunt met de rechter 
hand tegen de zuil en legt met de uitgestrekte 
linker een lauwertak daarop. 
Onder : alphée dubois d'après h. chapu 
Kz. Omschrift : union des sociétés de france 

FONDÉE. 28 7BRE 1873 

In het veld binnen samengestrikte eike- 
en lauwertakken gegraveerd : 



A 



LA 
FÊDÉRATION 
NEERLANDAJSE 

DE 
GYMNASTIQUE 



BREDA 

IO AOÜT 
1890 

Zilver, 59 m.M. Verz. N. G. V. 

877. 1890. 24 Augustus. 

150-jarig bestaan der Utrechtsche processie 

naar Kevelaer. 

Vz. Mariabeeldje, daarboven: 

CONSOLATRIX AFFLICTORUM ORA PRO NOBIS 

Omschrift: >|c broederschap van o. l. vrouw 

VAN KEVELAER GEVESTIGD TE UTRECHT 



io9 

Kz. Het gekroonde wapen der gemeente 
Utrecht, waaronder : begeer, in krans van palm- 
en eiketakken. 

Omschrift: ter herinnering aan het 

1 50 JARIG BESTAAN DER UTRECHTSCHE PROCESSIE 
NAAR KEVELAER 1 74O — 189O. 

Brons, 32 m.M. Verz. Z. 

Het bestaan der processie van Utrecht naar Kevelaer werd door 
Paus Benedictus XIV erkend en met privilegies begunstigd den 
24 Augustus 1740. Paus Gregorius verleende den 14 Juni 1840 
de machtiging om plechtig het honderdjarig bestaan der processie 
te vieren en bevestigde de privilegies. Paus Leo XIII, bij brevet 
van den 20 Juli 1890, schonk zijn bizonderen zegen en voor- 
rechten aan de viering van het honderd-vijftigjarig bestaan. 

878. 1890. 24 — 28 Augustus. 

Schietwedstrijd te Hoorn. 

Vz. Het nederlandsche wapen rustende op 
4 gekruiste geweren, (waarvan eenmetguide- 
vlagje, waarop de letter W) en een vaandel ; 
links patroontasch, rechts trompet, alles om- 
slingerd door eiketakken. 

Opschrift : gedenkpenning 

* VER. v . NED. SCH. * 



Kz. 



* Ar 

*• Q 

> AAN DEN 

WEDSTRIJD ^ 

TE HOORN 

begeer O 

*** , ^ 

A U G- 



Brons, met oog 2 ring. 25 m.M. 



IIO 

879. Als voren. 

Prijspenning der Vereeniging van Neder- 
landsche Scherpschutters. 

Vz. Het nederlandsche wapen, daarboven 
begeer. Omschrift op matten rand: 

# VEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE SCHERP- 
SCHUTTERS 
Kz. ALGEMEEN E WEDSTRIJD (in boog) 

18 - 9 

E PRIJS 
^ O O K * 

Brons, 32 m.M. Verz. Z. 

880. Als voren. 21 m.M. met oog en ring. 

881. Als voren Vz. gelijk n°. 879. 

Kz. RIJKSGEWEER EN RIJKSMUNITIE (in boog) 

PRIJS 

RECORD- 
WEDSTRJJD 

150 M. 
Brons, met oog en ring, 21 m.M. 

882. Als voren. Vz. gelijk n°. 879. 

Kz. Omschrift: 20 schoots nat. record 

WEDSTRIJD M / D FLOBERTBUKS # 

In lauwerkrans: prijs. 

Brons, met oog en ring, 25 m.M. 



III 



883. 1890. 3 1 Augustus. 

Dr. W. Julius 25 jaar direkteur der Rijks- 
Hoogere Burgerschool te Gouda. 

Vz. Zijn linksgewend hoofd, daaronder : 
begeer, omschrift in parelrand : 

Dr. WILLEM JULIUS 

Kz. Tusschen twee saamgestrikte lauwer- 
takken : directeur 

rijks 

hoogere burgerschool 

GOUDA 

1865 — 1890 

alles in parelrand. 

Brons, 48 m.M., Verz. Z. 

Deze penning werd door Anthonee Begeer uit dankbaarheid zijn 
geliefden oud-leermeester bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan 
der Rijks H. B. S , tevens diens 25-jarig direkteurschap, aangeboden. 
Dr. W. Julius vroeg en verkreeg als zoodanig eervol ontslag met 
ingang van I Oktober 1902. 

884. 1890. 31 Augustus. 

40-jarig huwelijk van F. W. Klokke en 

J. Th. van Hilten te Utrecht. 

Vz. Gelijk n°. 440. 

Op de bladen van het boek: 1850 1890 

Kz. Omschrift : 

* 40-jARiGE echtvereeniging * 

UTRECHT 31 AUGUSTUS 1850-1890 



112 

In het veld, in een door een parelcirkel om- 
geven rozenkrans : f. w. klokke 

EN 

J. Th. van HILTEN 

Brons, 51 m.M., Verz. Rijksmunt. 

F. W. Klokke was ambtenaar aan 's Rijks munt, zie op no. 480. 

885. 1890. 4 September. 

30-jarig Huwelijk van J. Meerdink en S. M. 
Koster te Zeist. 

Vz. 30 

jarig 
huwelijk 

VAN 

J. MEERDINK 

EN 

S. M. KOSTER 

Kz. In boog : feestcommissie 

4 sept. 
1890 

Afslag 28 m.M., door Begeer. Verz. Z. 

886. 1890. 4 — 7 September. 

Nationale niet-jachthondententoonstelling te 

Scheveningen. 

Vz. Linksgewende kop van een duitschen 
of ulmerdog, op de afsnede van den hals : h.v. b. 



H3 

Omschrift: ned. vereeniging van liefheb- 
bers EN FOKKERS VAN RASHONDEN „CYNOPHILIA" 

Kz. Opschrift : nationale 

NIET-JACHT 
HONDENTEN-TOONSTELLING 
GEHOUDEN TE 
SCHEVENINGEN 4 — 7 SEPT. 1890 

PRIJS 

Onder staat: begeer 
Brons, 40 m.M., Verz. Z. 

887. 1890. 6 September. 

Prijspenning Wielerwedstrijd-vereeniging te 
te Amsterdam. 

Vz. Het door de keizerlijke kroon gedekte 
wapen van Amsterdam, daaronder: 

beoker, omschrift : 

WIELERWEDSTRIJD-VEREENIGING TE AMSTERDAM 

Kz. Glad veld omgeven door twee saam- 
gestrikte lauwertakken. 

Brons, 32 m.M., Verz. Z. 

Komt ook voor met oog en ring. Verz. Z. 

888. 1890. 5 Oktober. 

25-jarig huwelijk van R. W. J. C. van den 

Wall Bake en S. A. van Walree. 
Vz. Een door bloemen omgeven geknield 



ii4 

engeltje houdt een boek omhoog waarop de 
jaartallen : 1865 — 1890. 

In de afsnede: j. p. m. menger f. 
Kz. In een rozenkrans : 

ZILVEREN BRUILOFT 
VAN 

R. W. J. C. van den WALL BAKE 

EN 

R. A. van WALREE 
1865 £ 1890 

Brons, 50 m.M., verz. Teyler 

88». 1890. 26 Oktober. 

Ter eere van J. H. Smits, ontvanger der 
registratie te Amsterdam. 

Vz. Een engel met een rol perkament, waar- 
van een zegel afhangt, in de linkerhand, houdt 
de rechterhand beschermend uitgestrekt over 
eene zittende vrouw, in weduwkleed met een 
kind op den schoot, rechts voor de vrouw staat 
een knaap tegen haar aangeleund, links zit 
een meisje, op wier schouder haar rechterhand 
rust, op de afsnede staat : begeer. 

Omschrift : >|c pensioenfonds voor weduwen 

EN WEEZEN VAN BURGERLIJKE AMBTENAREN 

Kz. In een lauwerkrans: 



"5 



DE 
BURGERLIJKE 
AMBTENAREN 
IN 

NEDERLAND 

AAN 

J. H. SMITS 
1853 -1899 
59 m M. Beschreven naar de fotografie in 
de verz. Z. 

De penning werd den on vermoeiden strijder voor de belangen van 
weduwen en weezen der niet tot de departementen van algemeen 
bestuur beboorende burgerlijke ambtenaren in goud, zilver en brons 
aangeboden, bij gelegenheid van het tot stand komen der wet van 
9 Mei 1890, St.bL no. 79, waarbij het pensioen der weduwen en 
weezen van burgerlijke ambtenaren werd geregeld. De benoodigde 
gelden werden bijeenverzameld door bijdragen van bedoelde ambte- 
naren te vragen, waarbij een klein maximum was bepaald. 

Aan elk der deelnemers werd eene brochure gezonden, waarin de 
geschiedenis der pensioen beweging werd geschetst. 

8D0. 1890. 3 November. 

Prijspenning der vereeniging „Petit Saint 
Hubert" te 's-Gravenhage. 

Vz. Landschap waarin St. Hubertus naast 
zijn paard en hond geknield ligt voor een hert 
met het kruis tusschen het gewei 

Kz. Twee saamgestrikte lauwertakken. 

Brons, 41 m.M., door Begeer. 

891. Als voren. 

Vz. Als n°. 890. 
Kz. Omschrift : 



n6 



• SCHIETGEZELSCHAP PETIT SAINT HUBERT * 

BEGEER 

In het veld: tir 

REGLEMENTAIRE 

PRIJS 
GEWONNEN DOOR 

Brons, 41 m.M. 

Dit gezelschap werd 4 Juli 1835 in het groot stedelijk badhuis 
te Scheven ingen opgericht onder den naam van Société de Tir dite 
de Scheveningue en nam in 1850 den naam Petit Saint Hubertaan. 
In 1848 werd prins Hendrik der Nederlanden protector, in 
1854 H. D. gemalin prinses Amalia patrones der vereeniging. 

Het insigne bestaat uit een wapen, (in rood een op een bol 
staande ooievaar met aal in den bek, omgeven door het jaar van 

is \ 
oprichting: s fc ,' rustend op twee gekruiste geweren, omgeven door 

een lint waarop: LE petit st. hubert, alles gedekt door een muur- 
kroon met ring, op den ring: wurden. Koper verzilverd, hoog 
zonder ring 43, breed 31 m.M. Kon. kabinet. 

892. 1890. 

Ter eere van R. van Wijck, pastoor 

te Heteren. 
Vz. In een krans van lauwer- en klimop- 
takken : 

DEN HEER 

R. VAN WIJCK 

DE DANKBARE 
PAROCHIANEN 

Kz. Opschrift: 

STICHTING 

PASTORIJ EN KERKHOF 

HETEREN 
1890 
Brons, 37 m.M., door Begeer. Verz. Z. 

(Wordt vervolgd). 



De Munt in de Volkstaal 

DOOR 

J. E. TER GOUW. 



IV. 



(Platbek, Zwaantje, Stooter, Rijder, Paardje, 
Vaantje, Klimmer, Vijfstatenstuivers). 

Dezelfde „Geertruyt de Minne-moer", die wij 
in het eerste hoofdstuk hebben hooren vertellen van 
den blauwen elfpenning, is nog lang niet uitgepraat 
over de goedheid, waarmee zij in haar ouden dienst 
altijd behandeld was. 

Zij vertelt aan Frederyk, welk een best leven 
zij altijd als min bij zijn ouders gehad heeft, hoe 
zij altijd lekkers en geschenken kreeg voor haar 
en haar kinderen met Kermis, met Sint-Niklaas, 
met Kersttijd, met Driekoningen, met Nieuwjaar en 
met Vastelavond. Bijv. 

Asset Sinter-Klaes was, so setten mijn seun tot 
jouwent de schoen, 

Wat pleger jou moer Griet Jans daar en hielle 
hoop goet in te doen, .... 

8 



n8 

Wat stacker een geit in d? Appelen ? een plat- 
beck, een stooter, een rijer, 

Een klimmer, vijf staate stuyvers, dat stack 
hij in zijn spaerpot as en vrijer. 

(G. A. Bredero's 
Moortje, 1615). 

Wat het oude praatgrage bestje nu meer vertelt 
van ,,witte-broots sop", van „een moyen Dueve- 
kater", van haar „peper-huysjes met suycker-erreten" 
kan ons niet schelen ; alleen vestigen wij de aan- 
dacht op de appelen, en wel op die vruchten zelve 
en op 't geen er in zat. De appelen waren eensdeels 
van een klein soort en werden, onder de pepernoten 
en mopjes gemengd, als „strooiappeltjes" door den 
schoorsteen gestro.oid ; andersdeels waren het groote 
roodwangige „bellefleuren", die nu nog, na drie 
eeuwen, voor een kind een even heerlijk geschenk 
zijn als in den tijd van Geertruid's Arent. Maar 
wat de waarde er van nog buitengewoon verhoogde, 
was het geld, voor den spaarpot bestemd, dat men 
in de appelen gestoken had. 

Er worden hier vijf soorten van munten uit 
Bredero's tijd genoemd, t. w.: de platbek, de stooter, 
de rijder, de klimmer en het stuk van vijf staten- 
stuivers. Voor de eerste, den platbek, staan wij 
al dadelijk „met den mond vol tanden". 

Niemand heeft er tot dusver een verklaring van 
geweten, geen enkel woordenboek kent het woord. 
In hetzelfde tooneelstuk komt het nog eenmaal voor, 
en verder nergens. 

Als de oude Lambert naar zijn „bogaart", even 
buiten de stad, gaat wandelen, filozofeert hij over 
de verkwisting zijner tijdgenooten, die 



ii9 

vuer wat 'lulpen, 
Vtier Keijsers kroonen, vuer Hoorentjes en 

vuer Schulpen 
Vuel gelts 
uitgeven 

Ick sel (zegt hij) vuer gien Kistient (gesteente) 
Gien hongdert ponckt bes teen. En 'k machse so 

wel draghen, 
As yetnant van de best, en wie sou ickhetvraghen? 
Ick heb een plat-beck en een moye gouwe hoep, 
Al om de minste kosten, of ick 7 niet luyt en 

roep (-- onder ons gezeid). 
Een „hoep" beteekent een ring, 't is de stam 
van 't woord „hoepel". 

Nog komt „platbek" als bijnaam of toenaam 
voor: eerstens in den Spaanseken Brabander van 
denzelfden dichter (A°. 1617), 

Ick heb hem geloos-panct, en ge~eygen-panct en 

uytte wonnen met recht, 
So doe ick zijn voochdë 00c, Gerret Jansz. 

Plat-bec en Symïï Slecht. 
Tachtig jaar later treffen wij denzelfden bijnaam 
nog aan : 

En Eevert Platbek, hierbuiten in de halve maan, 
Heeft die niet noch kor teling /' Amsterveen an de 

kaek estaen f 
(T. Asselijn, Jan Klaasz. 1684). 
Men vindt in het Woordenboek van J. H. van 
Dale platbek als eene soort van musch genoemd, 
maar dit moet zijn platsnavel: de plat suave Is be- 
wonen alleen het eiland Jamaica, en kunnen dus 
hier buiten aanmerking blijven. 



120 

Platbekken zijn eigenlijk eenden. 

Toen er in 1635 veel Fransche soldaten in Muiden 
ingekwartierd waren, hadden de boeren in den 
omtrek veel te lijden van hunne diefstallen: vooral 
eenden, ganzen en zwanen stalen zij. Hooft schreef 
in dien tijd (23 Dec. 1635) aan van Baerle: 

„De boereneinden boxen zij, bij halve en heele 
douzijnen teffens. Een van die kabouters deedt 
deez' daagen zijn' triomflijke intree, t' onze Roome 
oft ten minsten petit Paris (Muiden) : met zulke 
platbekken, tot elf in getal, die (gelijk het de 
tits onder dat volk is, ongenastelt te loopen) met 
gerekte halzen, onder, booven, achter, voor, ter 
broek uit quaakten". 

Ik geloof, dat wij juist in deze richting den platbek 
hebben te zoeken. Vooraf nog eene opmerking: 
in voorgaande eeuwen was het met de kennis der 
natuurlijke historie bij het volk poover gesteld; 
„schoolplaten" met dieren bestonden er nog niet en 
zoölogische tuinen evenmin. Moge thans de Am- 
sterdamsche jongen, die alle vogels een „mossie" 
of een „vinkie" noemt, eene zeldzaamheid zijn, 
onze betovergrootvaders gaven daarentegen aan 
alle meer of min uitheemsche vogels slechts die 
namen, welke hun bekend waren. Zoo was het 
getal kleine munten, waarop een arend voor- 
kwam, legio, maar die munten werden nooit naar 
den arend benoemd, doch steeds naar inlandsche 
vogels. Bij het volk waren dus alleen bekend: 
Akensche buyssen (de buizerd is een vogel van het 
geslacht der haviken), Reentsche (naar de stad Renen) 
en Deventer ganssen, Hollandsche en Cleefsche 
meeuwen en Groningsche jagers (jag er * s een 



121 

soort van meeuw, ook strontjager i) genoemd), ter- 
wijl al die munten een arend voorstelden. Om 
dezelfde reden heeft men hoogstwaarschijnlijk den 
zwaan voor eene eend aangezien, en moeten wij 
dus door „platbek" eene munt verstaan met de 
afbeelding van een zwaan. En zulk eene was in 
de 15* en i6 c eeuw in ons land algemeen bekend, 
namelijk de Kleefsche stuiver, die herhaaldelijk 
voorkomt als: „die Cleefsche penn. geheyten de 
Swane", ,, Cleefsche stuver mitten Zwan", ,,Cleef- 
schen penninck Zwaen", „Cleffsche stuüs mytten 
Swaen", ,,Swenken", enz. Onder die namen was 
hij door geheel ons land bekend; ook bestonden 
er halven van als: „halfswaentgens". Zulk een 
zwanenstuiver is in bezit van den heer Paul 
Joseph te Frankfort a. M., die mij welwillend 
daarvan de volgende beschrijving gat : op de 
voorzijde een groote zwaan, die het wapenschild 
van Kleef-Mark vasthoudt, met het omschrift: 

* JOHS'. DUX. CLIVENS. Z. CO. MARK' ; 

Keerzijde: een kruis met in de hoeken w-e-s-a 
(Wezel) en daaromheen: an. i>. n. m.ccclxxxv, 
in jjfothische letters. 

Iets anders ziet de zwanenstuiver er uit, dien ik 
in Augustus 1904 in handen kreeg en welke in 't bezit 
is van Mej. M. G. A. de Man te Middelburg. Op 
de keerzijde toch vertoont dat ex. in de hoeken 
van het kruis de letters cliv (Kleef) en het 
omschrift: mon - nova - cliv - ens in goth. letters. 
De voorzijde is gelijk aan den vorigen. 

En vanwaar die zwaan? Hij is eene toespeling 



I) Str°n l strand. Zie Noord en Zuid, 1904, blz. 530. 



122 



op de stamsage van het Kleefsche huis: men 
denke maar aan Lohengrin en Elius. 

Ziedaar dus met groote waarschijnlijkheid den 
platbek ontpopt als Kleef schen zwanenstuiver. Nog 
lang na de i6 e eeuw waren Kleefsche stuivers in 
ons land in omloop en — verboden. Wij hebben 
nog een spreekwoord, dat ons daaraan herinnert: 
„Het geluk wil mij niet verlaten, zei Lourens, en 
hij vond een Kleef schen stuiver \ dus een, die niet 
veel waard was. (Harrebomée II 318) 

Het woord stooter kent ieder nog als vertegen- 
woordigende de waarde van 12W2 cent. 

Bij eenig nadenken doen zich twee vragen bij 
ons voor: i°. Is de stooter ooit eene werkelijke 
munt geweest; zoo ja, welke is zijne herkomst? en 
2'. Wat beteekent het woord? 

Op de eerste vraag kunnen wij zonder eenig 
voorbehoud antwoorden: ,,ja, en van Engelsche 
afkomst' 7 . 

In 1469 had er te Brugge eene conferentie plaats 
tusschen de afgevaardigden van koning Eduard iv 
en die van zijn zwager Karel den Stouten met 
het doel de verhouding te bepalen van de Engelsche 
tot de Nederlandsche muntspeciën: onder meer 
werd daarbij bepaald, dat de stooter of Engelsche 
groot zou gelijk zijn aan vier Vlaamsche grooten 
(zie A. deWitte, Hist. monét. de Brabant II pag. 40). 

In 1478 wordt voor het eerst gesproken van „die 
stoters olde ende nyeuwe 11 st. xvnj myten" ; in 
1482 van ,,olde Henricus stoters ende Eduardus iij 
st." (v. d. Chijs, Gelderland)] als ook „de stooters 



I2 3 

Heniucus ende Edewaerdus 6 grooten" in 1488 
(v. i). Chijs Holland) 

Verder vinden wij in Brabantsche valuatiën van 
1485 en 1486 genoemd: „die Henricüs stooters 
5V0 grooten, die Eduwerdüs stooters 5 grooten. 
In een plakkaat van Keizer Karel v van 1539 
leest men : „de grooten van Ingelandt, die men hiet 
stooters, voir vijff grooten ende een halve" (v. n. 
Chijs, Friesland en Groningen) en in een dergelijk 
plakkaat van 1548: ,,die oude Ingelsche stooters 
voir twee schellingen ( -= stuivers) en 3 penningen. 
Ende aengaende die nyeuwe Ingelsche stooters 
mitten platten aensichte" oorspronkelijk 3 1 2 grooten, 
maar zoo verslechterd, dat zij nu maar waard zijn + 
1 blank en 2 myten (dat is 6 1 /» duit in plaats van 
20 duiten) ,,ende des nyet tegenstaende men ont- 
fanght die dagelicx voor vijff grooten vlemscher 
munte, hebben nu maar loop voor 10 penningen." 
Inderdaad lezen wij bij H. A. Grueber, Handbook 
of the coins ofGreat Britain and Ir e land. London 
1899, dat Hendrik vin in 1544 het zilvergeld ver- 
laagde tot 500 duizendsten en daarna tot 333 7s 
duizendsten (blz. xxxiii). Deze toestand duurde 
tot 1551 onder Eduard vi. 

In Groningen, 1488, hadden ,,Engelsche stoters" 
koers voor „itlick stuck xn placken" en „halve 
Engelsche stoters ellic stuc vin placken". 

In het Groninger archief vindt men eindelijk een 
stuk uit de i6 e eeuw (Zie v. d. Chijs, Friesland 
en Groningen), waarin gezegd wordt: 

„Een schilling engels drie stoeters. Een schilling 
sterling acht stoeters"; en in een ander stuk uit 



124 

denzelfden tijd : „ i stoter sterling = mi peninge, 
in st. brab. 

i schillinck sterling = in stoter, ix st. brab, " 
hetgeen zeggen wil, dat de Engelsche shilling toen 
ter tijd waardig was 9 Brab. stuivers en verdeeld 
in drie stooters, elk a 3 stuivers. De volledige 
indeeling van het Engelsche geld was toen aldus: 
,,1 punt sterling is 18 schillingë sterlincx, 1 schil- 
linck sterling is 3 stoter, 1 stoter sterling is 4 peninge. 

Ergo maket een schillinck twalfif penningen". Uit 
deze opgaaf ziet men ook, dat van der Chijs faalt, 
als hij op blz. 210 {Friesland en Groningen) in 
een noot beweert, dat stooters halve shillings zijn: 
het zijn derde shillings. 

Uit al het vorenstaande blijkt m. i. ten duidelijk- 
ste: i° dat de stooter is een Engelsche munt, zijnde 
V3 shilling, ook genoemd Engelsche groot ; 2 dat 
hij dagteekent uit de regeering van Hendrik vi 
(1422 — 61) en Eduard iv (1461 — 83) 1), 3 dat er 
sprake is van oude en nieuwe, onder welke laatste men 
die van Hendrik viii (1509-47) en Eduard vi (1547 — 
53) moet verstaan, 4 dat er een soort was, die 
men nieuwe stooters met het platte aangezicht (d. i. en 
face) noemde, en die van een slecht gehalte was, en 
dat deze behoorde tot de stooters van Hendrik viii; 
5° dat de waarde in Nederlandsch geld op verschil- 
lende tijden nog al uiteenliep, maar dat in de i6 c 
eeuw de gewone waarde was vijf groot of 2I/2 stuiver. 

1) Men vindt echter reeds groats uit den tijd van Eduard 1(1272-1307) 
met het hoofd en face en het kruis met 12 bollen ; zeker echter van Eduard III 
(1327 — 77) Richard II (1377—99). Hendrik IV (1399 — 1416) en Hendrik V 
(14 13 — 22 j; maar 't is onzeker, of deze grooten in ons land als stooters 
bekend waren. 



Ook te Keulen werd eene munt vervaardigd van 
nagenoeg gelijke waarde, die men noemde 
in 1486: „Koels stoter tot 6V2 groet", 
in 1490: „Coelschen stoter mitte drie cronen", 
in 1491 : „Coelschen stooter tot 1111 stuvers", 
in 1492: „Coelschen stoter tot mi l /$ stuivers", 
alles te Utrecht, terwijl men in Groningen zei in 
1488: „Item Colsche stoters itlick stuck xn plac- 
ken" en „halve Colsche stoters ellic stuc vin 
placken". 

In het straks genoemde werk van Ghueber 
vindt men den stooter van Hendrik VI, onder 
den naam van groat op pi. XI n°. 334, aldus : 
voorz. het gekroonde aanziende koningshoofd met 
de titels tot randschrift; keerz. een kruis, gecan- 
tonneerd met drie bollen, d. i. in eiken kruishoek 
drie, en tot omschrift : posui: deum: adiutorem: 
Meüm. ,,ik heb den Heer tot mijn Helper ge- 
steld" en het binnenomschrift civitas london. 
Ook de n\ 341 en 345 zijn nagenoeg aan dezen 
gelijk. Op pi. XII n s 359 en 366 zien wij degroo- 
ten van Eduard IV en V, ook gelijk aan de vorige, 
behalve in de titels ; verder pi. XIII n°. 369 die 
van Richard III en 378 die van Hendrik VII, alle 
met hetzelfde aanziende hoofd en posvi enz., maar 
dan komt met 389 een ander type van Hendrik VII : 
het gekroonde hoofd naar de rechterhand ziende 
dus en projil en op de kz. het groote Engelsche 
wapen (Frankrijk-Kngeland gekwartileerd) liggende 
op een kruis; tot omschrift posvi enz. 

Hetzelfde type gebruikte ook Hendrik VIII (n* 397, 
409. 410 op pi. XIV) tot 1543. Maar in 1544 nam 



I2Ó 

hij weder aan: het ,, platte aangezicht" of den konings- 
kop en face voor zijne grooten, die slechts een 
derde der wettelijke waarde hadden (n 8 . 428 en 
436). Met Eduard VI komt het hoofd en profil 
weer in gebruik (n°. 444) en dit blijft zoo onder 
Maria en Elizabeth. Volgens de afbeeldingen in 
Grueber's werk, die naar de echte stukken in het 
Britsch Museum gefotografeerd zijn, zien ,,dienyeuwe 
Ingelsche Stooters mitten platten aensichte ,, van 
Hendrik VIII er dan ook recht lomp uit; men kan 
het ze aanzien, dat ze voor een „koopje" gemaakt 
zijn. 

De 2 C vraag betreft den naamsoorsprong. Kiliaan 
geeft ons hierin geen licht; hij zegt: Stooter. Te- 
trobolus, nummus argenteus duobus stuferis et medio 
aestimatus, d. i. vier obolen (of halve denartën) 
zilveren munt, geschat op twee en een halven stuiver. 
De eerste, die, voor zoover mij bekend, eene aflei- 
ding van het woord geeft, is Lambert ten Kate 
in zijne Aenleiding tot de kennisse van het verhevene 
Deel der Nederd. Sprake 1723. Hij zegt: ,, Stooter 
is springhengst, equus admissarius, en vermits men 
van ouds doorgaends beesten op het geld stem- 
pelde, zo vermoede ik dat ons geldstuk stooter 
voormaels met eenen hengst bestempelt zal ge- 
weest zijn". 

Deze meening te wederleggen zal wel even on- 
noodig zijn, als de volgende te weerspreken. 

Frans van Mieris in zijne Bisschoppelijke 
Utrechtsche munten, 1726, en na hem Brender è. 
Brandis in 1786 leiden den naam af van den 
Griekschen Stater, alleen maar op den klank af. 



127 

J. F. Willems, Belgisch Museum, 1837, zegt: „het 
stooterken van instooten", en van der Chijs haalt 
aan: „sommigen zeggen van stuiter, hard geld", 
maar hij zelf betwijfelt het. 

Als wij voor waar mogen aannemen, dat de 
munt uit Engeland tot ons gekomen is en haren 
naam heeft medegebracht, dan is alle zoeken op 
Nederlandschen taaibodem ijdel. 

Evenals de bovengenoemde Keulsche werden 
alle munten, die de waarde van 2^2 stuiver hadden, 
door het volk stooter genoemd, zoodat men in die 
muntsoort eene groote verscheidenheid had. 

Toen Leycester in 1586 den „nieuwen Nederland- 
schen Reael" a 2 gl. 10 stuiv. verordende, behoorden 
daartoe ook de onderdeden, als „die twintichste 
deel des Reaels doen ijz (2V2) stu". Maar in 1606 
{Placcaet der St. Gen.) heette het reeds: ,,het 
Twintichste deel van den silveren Nederlandschen 
Reael ghenaempt Stoters ij st. viij pen." Deze 
stooters zijn het langst als Leycesterstooters bekend 
geweest en bestaan van de jaren 1586 — 95; op 
de eene zijde zag men het gelauwerde borstbeeld 
van den landvoogd, op de andere zijde een bundel 
van zeven pijlen in een versierden rand oi cartou- 
che. Zij werden in 162 1 ook genoemd: ,, de Stooters 
met de pijlkens", omdat er nog andere waren van 
de stad Kampen van 1596 en 97. Deze voerden 
aan de eene zijde het Spaansche wapen met het 
omschrift : moneta • no • civitat • campen, en aan de 
keerzijde een kruis met dominus noster adiutor. 
(Afgeb. Verkade PI. 166 n°2 en 3 naar de ordon- 
nantifcn van 1633). 



128 

De LEYCESTER-stooters bestaan nog in grooten 
getale, die van Kampen zijn in natura bijna geheel 
verdwenen. Eindelijk bestaat er nog een stooter, door 
de drie steden Deventer, Kampen en Zwol in 1577 
geslagen en afgebeeld Verkade pi. 146 n°. 4, terwijl 
de Nijmeegsche stuiver van 1578, 81, 82, 83 door 
genoemden kenner ook, maar onder veel voorbe- 
houd, stooter betiteld wordt. De volgende munten 
werden bovendien nog als stooters beschouwd : 
de twintigste FiLiPsdaalder, de zestiende staten- 
daalder, de halve Spaansche reaal (ook met den 
pijlbundel), het vierde deel van den Engelschen 
shilling van Elizabeth en de halve reaal van 
den aartshertog Albertus, a° 1607. Het is dus 
niet mogelijk met juistheid uit te maken, welke 
dezer munten door Bredero bedoeld werd in de 
aangehaalde verzen. 

Toen in 1565 een groote duurte in de granen 
bestond, was de prijs van een roggebrood een 
stooter, als blijkt uit Een Spel van Sinnen, beroerende 
het Cooren, gemaakt door Lauris Jansz, den 4 dco 
November 1565. 

Daarin zegt een huisman : En daechs behoeff 
ick wel twee roggebroon, Elcxs van een stoter, sal 
ickse gerijven, n.1. zijne zeven kinderen. 

Twee en een halve stuiver voor één ei is een 
zeer hooge prijs, maar 't was ook een tijd van 
hongersnood te Middelburg, toen men schreef: 
Een eye cocht men voor een stootere. 

(De Legende van den Geus en Troubele over 

Zeelant, 1572 — 73/ 

Gewoonlijk waren de eieren veel goedkooper : 



129 

,, Twyntich ayeren om een stuyver" heet het in 
Bredero's Moortje, n.1. in het jaar 1535. 

„En vier eyers even om een stuyver aen geit" in 
een klucht van + 1608. 

„Een halli f pontje speek kost nu wel eenen stooter" 
zei men in 1641 (Godewjjk's Wittebroodskinderen. 1) 

Daar staat tegenover, dat Prins Maurits ten 
jare 1600 in Vlaanderen eene geheele koe voor 
een stooter kon koopen, omdat het vleesch aldaar 
zoo goedkoop was. 't Is te lezen in de Oude Tijd 
1871, bl 255. 

De prijs van een staanplaats in Coster's Acade- 
mie, de voorloopster van den Amsterdamschen 
Schouwburg, was een stooter: 

Kijcker : Hey, ghij rederijeker, 7 kost mij 
oock een stooter aen ghelt, 

En ick stae hier soo bijster verdruckt, dat ick 
niet en kan sien. 

(S. Coster. Tijsken van der Schilden. 

Voorreden 161 3). 

Om zich even te laten scheren, is een stooter 
nog al veel geld, nochtans : 

Maer men swager noghtangx, die lietem Ie stens 
mee eens afstropen, 

Die besteden wel een stooter, in daer was niet 
half soo veul van, 

zei Lammert Meese, de melkboer, die voor „ien 
stuver" was klaar gekomen. 
(A. V. Steyns, Lammert Meese 1661). 



1) Deze en alle dergelijke aanhalingen hebben geen belang, omdat de 
naam der besproken munt daarin voorkomt, maar omdat tij de prijzen der 
levensmiddelen op verschillende tijden doen kennen. 



*3° 

Wedden kan men om alles, wat men wil, waarom 
dan niet om een stooter ? 
Hoe bril sel onse Claes staen kijken op aWtete! 
'k Wouw om en stooter dat ick 7 hum kon late wete. 
(Huygens, Trijntje Cornelis, 1653) 
Ontboezeming van een jong meisje : 
Mijn walght de rekeljaght (d. i. het gekriel van 
vrijers aan mijn deur) Ot, seg ick, kip jer een 
'M Stoep met water pot 1) ick loof je selt alleen 
Een stoter hebben , kijnt, daer meughje vrij op 
bouwen. (J. v. Swol, Mar grietje 1630). 

Een vrouw komt in een winkel om een kraan te 
koopen voor het biervat en zegt : ik zoek een Mid- 
delslag, ik hou niet van die Grooters. 

Waarop de koopman antwoordt : 
Die is goed \ op mijn woord, die heb je voor vier stoters. 
{Gewaande Weuwenaar, laatst der 17* eeuw). 
Eene dame, die beweerde, dat zij alles op het 
zuinigst aanlegde, zei tot haar man: 

Hartje, de potjebeuling sgord geld nou een stoter 
het kop, weet jij die ook ergens beter koop f 

(Asselijn, de Spilpenning 1693). 
Uit de volgende plaats blijkt, dat in 't midden 
der 1 7 e eeuw de stooter nog als geldstuk in omloop 
was. Trijn zegt tot haar dronken man: 
yey speelt mooi weer, en ick moet van de goeluy leven, 

waarop Kees antwoordt: 
Waervoor heb ick jou lest een oort en vijf stooter s 
egeven? 2) 

1) Deze regel is zeker verminkt. De bedoeling is: „als er een op mijn 
stoep komt, dan giet je den w.p. maar over hem uit". Dit verdedigings- 
middel was trou wens in de I7e eeuw zeer gewoon. 

2) Een oort is een vierde van een rijksdaalder, dus te zamen gaf hij 
25 stuivers. 



ï3i 
(Joost van Breen, Klucht van 't Kalf 1656). 

Ons muntstuk prijkt ook nog in enkele spreek- 
woorden: het eerste, vermeld door Harrebomée, 
„hij is zoo effen (= afgesleten) als een stooter', bewijst 
ons de oudheid der stukken, zoodat er in latere 
jaren slechts afgesleten exemplaren in omloop 
waren. Een paar andere, ook aldaar te vinden, 
herinneren aan de „stooterskraam" op de kermis : 
„hij heeft moed als een stooter spaar dj ë' en „hij 
kraait als een haan van een stooter'. 

Een vierde vindt men bij Jeroense, 1709 : „Gij ziet 
aan 7 stuivertje y hoe 't stooter tje gemunt is ", hetgeen 
beteekent : kinderen openbaren reeds in hunne vroege 
jeugd, wat op lateren leeftijd hun karakter zal zijn. 
(Bij J. echter in anderen zin gebruikt). Het stuivertje, 
dat hier bedoeld wordt, is de „nieuwe Stuyver" 
van 1595, die, evenals de straks beschreven Leyces- 
TERstooter, op de eene zijde den bundel van 7 pijlen 
vertoont. De „pijl- of bezemstuivertjes", die het 
eerst in 1614 verschenen, prijkten wel met den pijl- 
bundel, maar waren geen onderdeden van den 
stooter, noch geleken er eenigszins op; zoodat het 
duidelijk is, dat het aangehaalde spreekwoord reeds 
van vóór 1600 dagteekent. 

En eindelijk nog een zeventiende-eeuwsch spreek- 
woord : 

Als men noch sulcken pekel-vleijs voor een stoter 
koopt, heeft tner geen duurt aan. 

{Uyterse Juffers, Kluchtspel z.j.)(iÓ74 — 1679). 

De derde munt, die in een appel stak, was de Rijer. 
De rijder is genoeg bekend en men denkt daarbij 



l 3 2 



het eerst aan den geranden gouden rijder van 14 
gulden. Nu, deze bestond in Bredero's tijd in 't geheel 
niet, maar wel andere gouden; in de eerste plaats 
de gouden Rijder tot 40 grooten, reeds vermeld 
in een stuk van Albrecht, graaf van Holland, in 
't jaar 1400 (Zie v. d. Chijs, Holland, bl. 249); 
vervolgens de Bourgondische Rijder van Filips den 
Goeden, het eerst geslagen in 1434 voor Brabant, 
Holland, Vlaanderen, enz., waardig naar den tegen- 
woordigen koers een dukaat of ƒ5.75 » ten 3° de 
Gelder sche Rijder van Hertog Aarnoud (1423-72) 
waardig ƒ4.70; ten 4 die van Hertog Karel van 
Gelder, het eerst geslagen in 1 516, waarde: f 3. — ; 
ten 5 de Gelder sche en Friesche Rijders van 1 582 — 
86, waarde : f 4.80 en ten 6° de groote Nederland- 
sche Rijder van 1606, thans waard: ƒ 14.70. 

Geen dezer zes kan door Bredero bedoeld zijn; 
immers, de mensch van toen dacht niet veel anders 
dan de mensch van heden, als het op geven aan- 
komt, en wanneer iemand heden ten dage de kinderen 
van de werkvrouw of de baker met Sint-Niklaas 
eens trakteeren wil, dan zal hij dat niet door middel 
van goudgeld doen, maar zeer verstandig en peda- 
gogisch de kinderen met iets bescheideners tevreden 
stellen, ook al veroorloven zijne middelen hem 
het tegendeel; en in 1600 dacht men er evenzoo 
over als in 1900. De geringste van bovenstaande 
rijders, die van ƒ 3. — naar onze berekening, moet nog 
buiten beschouwing blijven, daar men vóór driehon- 
derd jaren met 3 gld. heel wat meer kon doen dan 
thans. Wij moeten naar een zilveren munt omzien, 
eene van bescheiden waarde, en dan kunnen wij 



133 

volkomen meegaan met Oudemans, die onder rijder 
wil verstaan een peerdeke of paardje. Volgens Ki- 
liaan is een peer deken of peerdken: ander halven 
stuyver of twee blancken, numus sic dictus ab efji- 
gie equitis, munt, zoo genoemd naar het beeld van 
een ridder te paard. 

Werkelijk was het peerdeke als halve of derde 
snaphaanschelling eene algemeen bekende munt in 
de i6 e eeuw. Het oudste is dat van Karel van 
Gelder als onderdeel van den bovenbeschreven 
snaphaan. Behalve dit vindt men ook kleine munten 
met een ridder gestempeld van Nijmegen, Zutfen, 
Roermond, Rekheim, Stevensweerd, 's-Heerenberg 
en andere plaatsen, sommige tot drie stuivers, 
andere van zulk slecht gehalte, dat ze maar ander- 
halven stuiver of minder golden. 

Zoo liet de stad Zutfen in 1582 door haren munt- 
meester Henrick Wijntgens „muntenn eenenn pen- 
ninck, eenn pertgenn geheitenn, dye loep hebbenn 
ind geldenn sall ij st(uivers)". 

In een ander stuk van hetzelfde jaar wordt ge- 
sproken van „den anderhalven st. penninck, het 
peertgen geheitenn". 

In den aanvang der 17* eeuw was het reeds alge- 
meen bekend als een kleine munt, bijv. in de 
Kluchten van G. Hz. van Breüghel 1610 a 161 2: 
lek meende een paertgen te drincken saen, 
Juyst iv er de t een vaen. 

(Een vaan wordt eenige regels lager besproken). 

En verder : Daer isser een (n.1. een spel kaarten), 
speelt ten eersten om een croone ; 
Dan hola ! den loone schrijf ick op een haertgen, 

9 



134 

Vrienden, siet, daer staet effen een paertgen. 
Na het spel komt de afrekening: 
Juyst allegaer vier C ar o lus guldens even. — 
Daer is vier en dry, wilt dry stuyvers weder geven. — 
Dats voor de caerte, die was niet gheschreven. 
Hieruit blijkt zonneklaar, dat een paardje = drie 
stuivers is. 

Bredero vermeldt het ook: 
Ga ick in een smalherberghe om een Trijn, 
ick drinck maar ien paartje. 

(Griane, 1612). 

Nog in het midden der 17* eeuw was dit muntje 

niet vergeten, zooals blijkt uit de volgende plaatsen : 

In H. V. Müyrs, Klucht van Frans Joppen en 

Gerritge de Licht, Gornichem 1644, zegt de 

ketel boe ter: 

Maer nu moet ick de hant aenslaen om t' arbeyden, 
Doch als ick een paertge gewonnen heb, wil icker 

uytscheyden; 
en verder in hetzelfde stuk : 

Hou daer ick brenger u een paertgen, doet mij eens 

bescheyt, 
d. i. een kan bier ter waarde van een paardje. 

Evenzoo in Filibert of Oud Mal, door J. van 
Paffenrode in 1657 gedicht, lezen wij, dat Weer- 
haen, de knecht, oprekent, wat hij al verschoten 

heeft voor een rijtuig: 

Nog heb ik den jongen Bijtebier een paertje vereert, 
die twe banken bij een hing, om gemackelijk te sitten. 
Noch een halve schelling gegeven aen teer, daer de 
wage mee is gesmeer t. 

Bijtebier is hier een eigennaam, die meermalen 
voorkomt. 



135 

Herhaalde malen komt een paardje voor in de 
beteekenis van een kannetje bier. 

Aldus in W. D. Hooft's JanSaly, Amst. 1622: 
Voor mijn 'k wouc mee al bij de vochtlepel was, 
'k Sou wel raet weten om een kan van eenpaertjete 

uyten. 
En in 't zelfde stuk : 
In omdat ick vrij int praten sou wesen heb ie met 

in paertge de borst gaen salve, 
Oock dat de stanck van 7 bier uyt mijn keel niet 

en ruykt 
Heb ick om de lieflyckheit ien deel kruytnageltges 

ebruyekt. 
Alsmede: 
(Jan Saly is des nachts alleen op straat en wel 
een beetje bang.) 

Nou ick wel tedeghen toekijck is het de Ratelwacht, 
Ick mach date lij ck nae haer toe gaen streven, 
En vragen of se mijn thuis willen brenghen, ick 

selder een paertje geve \ 
Genavont manne. — 
Genavont Heerschop. — 
Souje mit me willen gaen, 

In brenghe mijn thuis? een paertie selder vast staen. — 
Graech heerschop, seght maer slechts, waerje meucht 

woonen. 
Verder in Izaak de Vos, Iemant en Niemant, 
Amst. 1645 : 

Terwijl verhief 'er su leken aerdigen krackeeltjen 

Tussen een waert en een kittebreur, die seyd: veugel, 

je hebtme een paertje te veel ' eschreven, veugel, 

ick kenje geest. — 



136 

Daer moet de droes mee s peulen, sey de biertapper . . . 
Wat dunckje, dat al de pintjes en paertjes op jou 
stel lag en , souwense die niet wel onder dr uc ken f — 
In De Koeck-Vreijer, Amst. 1659 ontmoet Thijs 
een heer, die te veel wijn gedronken heeft en zegt : 
Sacht, ick aen een zij wat, Sinjeur hebje dat van een 
paertje ; het kan zijn, maer ick gelooft niet. 
In De Mof door Isaac de Vos, Amst. 1660: 
Wat selse doen? — Maer sel me een mingele 
bier geen halen. — E Brechje, e Brechje — Wat 
sel ick doen? — Loop bij je vaertje. — Wat belief je 
te hebben ? — Hou weer, deer is de kan en haelme 
ien paertje bier hier bij en segh, dat se je geven 
dat moy vars is. 

In Focquenbroch's De Mui in 't Lazarushuis 
(vóór 1666): Waar wild gij henen stappen? 
Of wilt gij in de kroeg een paartje laten tappen ? 

(Uitg. van 1766). 
In Hopman Ulrich door J. van Paffenrode Go- 
rinchem 1661. 
De vent lapten 7 daer in, gelijk in een sak % twee, 

drie bier met eenen teug. 
Ja, hij smet 'er je een paertje binnen en dat schier 

met dr 00 ge lippen. 
Al soetjes, sey ik soo, de kan komt de waerdin 

toe, die most 'er niet me in slippe7i. 
Alsmede : 
' Eer ick haer in 't gat kruypen wou, sat ick liever 

voor een paertje versopen. 

{Uyterse Juffers, 1674-79/ 

Een klinkklaar bewijs, dat een paardje is een 

muntstukje, en dat het niet is: paartje, n.1. een 

paar kannetjes of maatjes bier, vinden wij in de 



137 

Gewaande Weuwenaer met het Bedroge Kermiskind, 
een blijspel uit het laatst der 17* eeuw. 

Een vrouw komt bij Arien Kraan, een winkelier 
en koperslager, om kranen te koopen, zoekt eene 
groote kraan uit en vraagt: „Hoe veel?" waarop 
de winkelier antwoordt: 

Die dienden wel een Paartjen meer te gelden; 
Je zult u niet beklaagen, 7 is een kromme kraan. 
De vrouw : Daar is geld. 

Uit dit alles blijkt, dat een peerdeke oi paardje 
was de naam eener munt van geringe waarde, en 
vervolgens die van eene hoeveelheid bier, welke 
men voor die geldswaarde kon bekomen. 

Hetzelfde geldt ook van een vaan voor een kan 
bier. Ontelbare malen komt dat woord voor. 
Kiliaan vertaalt vaan door: „vier maatjes'' ; dr. 
E. Verwijs zegt: vaen, vaene, vaentje, maat voor 
bier, waarschijnlijk van twee pint". 

P. H. van Moerkerken : „ Vaen (eigenlijk) een 
munt, waarmee men een mengel (twee pintjes) bier 
betaalde, (vervolgens) de hoeveelheid bier zelf". 

Wij zullen uit de menigte een paar voorbeelden 
noemen : 
Hoe staet de Rekeningh f laet sien y een, twee, dry, 

dats vier, 
Een Vaantje voor 't licht, een Vaan voor 'thuys 

en noch een bier .... 
Hij kon vier vaen so haest drincken asse de Meyt 

kon tappen. 
(Bredero, Klucht van de Koe, 161 2). 
En as daer een paer vaens kan is, 
Daer ken ick het me wel of sien voor een uur 

drie of vier . , . 



13» 

En siet ick sel terwijl een vaentje laten tappen. . . 

(Dez. Spaansche Brabander, 1617). 
Daer Pleun daer is een vaen, se meugen jou ien 

kan Henen. 

{List tot Welstandt, Amst. 1660). 

Wel hoeveel vaanen heeft die bier vlieg wel gedronken? 

(Lucas Rotgans, Boerenkermis, 1708). 

Welke munt men een vaantje noemde, is geheel 
en al onzeker: er zijn verschillende soorten, waarop 
een krijgsman of een ridder met een vlaggetje 
aan een lans voorkomt. Prof. Van der Chijs houdt 
er de Vlaamsche en Henegouwsche rijdergrooten 
voor (Zie Taalgids I, 1859, bl. 32). 1) 

Maar keeren wij tot het paardje terug. 

In de Taalgids I, 1859, bl. 31 lezen wij: „Op 
alle Noord- Hollandsche kaasmarkten korten de 
kooplieden aan de boeren bij de betaling, voor 
eiken stapel, te Hoorn dertig en elders vijfentwintig 
centen, waarvoor de verkooper eenige verversching, 
als kofifij, bier, wijn of sterken drank, kan eischen. 
Op de graanmarkt is dit mede gebruikelijk. Deze 
korting draagt den naam van het paardje, en is, 
volgens de overlevering, reeds sedert onheugelijken 
tijd in zwang. Zij moest strekken ten voordeele 
des kasteleins of des winkeliers, in wier huizen de 
betaling geschiedde, omdat de verkooper dikwijls 
uit eigen beweging geen vertering maakte. Deze 
korting wordt nimmer betwist, ook dan niet, als 
de koopman te zijnen huize betaalt. Maar wat 
beteekent nu de zonderlinge naam van paardje? 1 ' — 

En nu komt de schrijver, Mr. I. Pan, tot dezelfde 



1) Zie ook Noord en Zutd 1901. bl. 534. 



139 

slotsom : een paardje is een peerdeken, munt van 
anderhalven stuiver of twee blanken. 

„Nu komt bij ons het vermoeden op", zegt hij 
verder, „dat die biermaat (een mengel of halve 
vaan) in oude tijden anderhalven stuiver kostte, 
en dus hare benaming van dit kleine geldstuk 
bekwam. Voor die korting heeft de boer van het 
bierdrinkend voorgeslacht, toen koffij en sterke- 
drank nog niet in zwang waren, eene maat bier 
genomen". 

De Redactie voegt hierbij deze merkwaardige 
aanteekening uit den Ho IL Spectator van Van 
Effen bij zijn 9i c vertoog: „Hoewel ik niet van 
zins ben den Spectator door Aenteekeningen op 
te helderen, vinde ik hier echter een uitdrukking, 
die in alle Provinciën onzer Nederlanden, zelfs in 
verscheiden steden en daeraen palende Dorpen en 
Landstreken onverstaenbaer, ten minsten zeer dub- 
belzinnig zijn moet. Hij spreekt van een paer tjen te 
houden, dat is, een weddenschap te willen aengaen 
om een paertje. Door dit paertje moet men geens- 
zins verstaen, dat de Boer, die hier de weddenschap 
voorstelde, wedden wilde om een jong of klein 
Paerd, welk voorstel met de vasthoudendheid van 
Boeren, onder malkander, ongetwijfelt geen aengang 
kon vinden. Maer de Boer, die hier onderstelt 
word, spreekt, gelijk Boeren in Rhijnland gewoon 
zijn te spreken van een kannetje Biers, dat één Min- 
gelen of twee Pintjes, bij gevolg een paar pint j es 
houd, en wil derhalve een' weddenschap aengaen, 
die Boeren begelden kunnen. Mijn geheugen zegt, 
dat in andere streken van Zuid-Holland de uit- 
drukking van een paertje in den genoemden zin 



140 

mede plaats heeft; maer in Amsterdam, en in meer 
andere steden, kan ik mij niet erinneren, dat zij 
mij is voorgekomen". 

Men ziet uit dit citaat, dat Van Effen i° het 
oude muntstuk niet meer kende, en 2 ook de boven- 
aangehaalde, echte Amsterdamsche kluchtspelen 
nooit had gezien of gelezen. 1) Dan zou hij ook 
geweten hebben, dat het „wedden om een paardje" 
reeds in 1648 voorkomt: 

Ja ik wed, laat zien, om een paertje, dat Paris 

niet geoordeeld had dat ze mij tot zegsman stelde. 

(M. Gramsbergen, Piramus en Thisbe 1648) 

De vierde munt is de „klimmer". 

Bij dat woord denkt ieder het eerst aan den 
gouden „clemmergulden" van Gelderland en zoo is 
het ook verklaard door Oudemans in zijn Woorden- 
boek op Brldero. Deze gulden heeft zijn naam 
van de twee klimmende leeuwen in het hertogelijk 
wapen op de tegenzijde. Met deze verklaring kunnen 
wij echter geen genoegen nemen om dezelfde reden, 
die wij bij de bespreking van den rijder ontwikkeld 
hebben : men stak zoo maar geen gouden geldstukken 
in appelen, toen niet en nu niet. Maar er is nog 
meer : de gouden munt wordt overal gulden genoemd, 
bijv. in 1496: „Gelreschen gulden geheeten mit 
twee clymmenden leeuwen" en „golden clymmer 
gulden"; in het Thresoor van 1580: ,,Gelderschen 



1) De meerling van Van Effen, dat een paardje of paartje is een paar 
pintjesy wordt schijnbaar gesteund door de volgende plaats bij Van Breughel: 
Daer sal ick u een pijntgen koelen voorwaar ojf wel een paer ; maar dan 
zou een paardje = een vaan zijn (zie boven), hetgeen weersproken wordt 
door den beschonken Jan in hetzelfde stuk: uk meende een paer tgen te drinrken 
saen, juyst werdet een vaen. 



i4i 

clemmergulden" ; in het Plakkaat van 1586: „clem- 
mer gul. xxxiiij st."; in de Plakkaten van 1606 en 
1610: „Clemmergulden xxxix st ", resp, „ij gulden 
ij st.". Bij Bredero staat alleen: „klimmer". Er 
moet ook een zilveren munt van dien naam ge- 
weest zijn, en de bewijzen zijn er. 

In het Middeltiederlandsch Woordenboek door 
Prof. Verdam leest men deze plaats uit de Rechts- 
boeken van Harderwijk: „So wie den anderen vuer 
gerichte will doen bieden, die sal den bade (bode) 
geven van den bieden *2 dimmer ende van den 
panden 1 dimmer', en verder aldaar: „Men sal 
bueren vuer eiken Vlemsgr. V blenken ende enen 
dymmer vuer IIII blenken'. 

In 1540 werd te Zwolle onder het „silveren paye- 
ment" opgenomen: „It. xx clymers = 1 Arnhemsche 
gulden = x stuivers", waaruit volgt één clymmer 
gelijk aan een halven stuiver (Zie Navorscher X. 
bl. 276). Ziedaar dus een zilveren klimmer van 
vier blanken of 24 duiten = 3 stuivers, in de onder- 
stelling dat een „blenke" een blank a 6 duiten is. 
Veiliger mogen wij stellen : een klimmer = 4 /s 
Vlaamsche groot, dat beter klopt met de Zwolsche 
evaluatie: een klimmer gelijk een groot. 

Het kost ons weinig moeite de zilveren munt te 
vinden, die hier bedoeld is. „Klimmer" wijst natuur- 
lijk op de twee klimmende leeuwen; dit ligt meer 
voor de hand, dan te denken aan een werkwoord 
„klimmen" klinken (Zie Woordenboek van Verdam.) 

Door Van der Chijs {Gelderland pi. X n ü . 13) 
is afgebeeld en beschreven de dubbele groot van 
Aarnoüd van Gelder, hebbende op de voorzijde 
twee groote klimtnende leeuwen zonder wapenschild 



142 

en het omschrift: ^ arnold l dux l gelren. z. j v l'z. 
comes z'. — op de keerzijde een kruis met n. r. s. a. 
en het omschrift: moneta I nova gelrensis. Deze 
is dus de stuiver, in 1544 en 1566 verhoogd tot 
9 duiten. De enkele groot en de halve groot vertoo- 
nen dezelfde figuren. Wegens de boven aange- 
voerde Zwolsche waardebepaling houden wij dus den 
groot (v. d. Chijs, pi X. n°. 14) voor den eigenlijken 
klimmer van Bredero i); hij past dan ook in waarde 
het best bij de drie vorige en bij den volgende. 

Eindelijk zijn wij genaderd tot den vijfstaten- 
stuiver, die ons de minste moeite kost. Hiermede 
wordt bedoeld het stuk van 4 stuivers, het achtste- 
deel van den statendaalder van 32 stuivers. Deze 
vierstuiverspenning, geslagen in 1577 en 78, met 
het opschrift pace et justitia en thans zeer zeld- 
zaam, werd in 1606 voor vijf stuivers gangbaar 
gesteld en is dus ontwijfelbaar het stuk van vijf 
statenstuivers. 2) 

De vijf stukken geld, welke Geertruid's Arent 
met Sint-Niklaas kreeg, liepen dus in waarde niet 
veel uit elkander ; zij waren : een platbek of Kleefsche 
stuiver, in tegenwoordige munt zooveel als 5 cent, 
een stooter of 12 1/2 cent, een rijder of peerdeke, 
hoogstens 15 cent, een klimmer of 2 1 o cent en de 
laatste of grootste, een achtste statendaalder of 
25 cent. ( Wordt vervolgd.) 



1) In het bekende Thresoor, uitg. 1580, vindt men deze munt afge- 
beeld, als bewijs, dat zij in dat jaar nog algemeen bekend was. 

2) Zie omtrent dit stuk en een merkwaardig anachronisme van Bredero 
een artikel van mijne hand in Noord en Zuid 1904, bl. 536—538. 



Mijn goed recht tegenover Mr. Sillem gehandhaafd. 



Mr. J. A. Sillem heeft op blz. 64 en volg. van den 
loopenden jaargang van dit Tijdschrift eene Nalezing gegeven 
uit De Catner aarsrekeningen van Deventer 1337 — 1376 
voornamelijk met het doel zich te rechtvaardigen tegenover 
mijne aanmerkingen op zijn ^Onderzoek naar Loonen en 
Prijzen van Levensmiddelen in 14' eeuwsche Neder- 
landsche Bronnen'\ zooals ik die aanmerkingen had 
nedergelegd in mijne „Bijdrage tot de kennis van het 
Middeleeuwse h Geld- en Muntwezen". (Tijdschrift jaarg. 
12, blz. 37 en volg.) 

Om de aandacht niet van de hoofdzaak af te wenden, 
zal ik de bijzaken laten rusten. Zoo zal ik niet verder 
in het krijt treden voor de middeleeuwsche klerken, die 
naar mijne meening geheel ten onrechte van grove slor- 
digheid en van onkunde in het tellen worden beschuldigd. 
Al evenmin zal ik trachten aan te toonen, dat ik destijds 
op zeer goede gronden de veronderstelling waagde, dat 
het verschil tusschen bonum pagamentum en ma/a pecunia 
aan de aindacht van Mr. Sillem was ontsnapt. En zoo 
kom ik dan al aanstonds aan 

HET POND VAN 300 PENNINGEN. 
Mr. Sillem had in zijn Onderzoek geschreven; „Daar" 
(in de rekening van 1 37 1 ) „doen ponden van 10 placken 
„ hunne intrede, en aangezien 1 placke -: 2 groten vl. is, 
„en constant 2 x 1 5 d. torn. geldt, moet zulk een pond 
„van 10 placken niet 240 maar 30O d. torn. bevat hebben. 
„Aanvankelijk onderscheidt de scribent tusschen de twee 
„ tellingen en vermeldt hij uitdrukkelijk of hij de ponden 
„voor 10 of voor 8 placken in rekening brengt, maar 
„allengs verzuimt hij dit te doen, ofschoon door uitreke- 



H4 

„ning van verschillende posten blijkt, dat tot in de reke- 
ning van 1374 enkele keeren nog bij ponden van 8 
„placken of van 240 d. wordt gerekend. Hoe hij het met 
zijn geweten als comptabel ambtenaar kon overeenbrengen, 
die beide ponden bij elkaar te tellen als van gelijke 
„waarde, weet ik niet. Als regel kan men .echter aanne- 
men, dat na 1373 het pond van 10 placken 0f300d.de 
„gewone rekenmunt is geworden". 

Ik heb in mijne Bijdrage omstandig als mijne meening 
te kennen gegeven, dat een pond, dat 300 d. „bevat" of 
in 300 d. verdeeld is, nimmer heeft bestaan en dat de scribent 
nimmer ponden van 8 plakken bij ponden van 10 plakken 
heeft opgeteld, doch dat de ponden van 8 plakken vóór 
de optelling werden herleid in ponden van 10 plakken 
indien de rekening in deze laatste ponden was gedaan en 
omgekeerd. 

Mr. SlLLEM erkent thans de herleiding van het eene 
pond in het andere en laat op dit punt zijn twijfel aan 
de comptable nauwgezetheid der Deventersche Cameraars 
varen, edoch uit zijn desbetreffend betoog blijkt, naar 
mijne meening, dat hij zich ook nu nog geen juist 
begrip heeft gevormd van het pond van 10 plakken. Mijn 
twijfel in zijn juist begrip is gegrond op de iet of wat 
twijfelachtige niet immer streng wetenschappelijke wijze, 
waarop hij zijn betoog heeft opgezet 1) en wordt zeker- 
heid als ik in zijne Nalezing deze woorden zie afgedrukt : 
„Maar er zijn dan toch in de Deventer rekeningen ponden 
„gebruikt, die voor 300 d. p. berekend zijn en dit kan 



1) Zoo leest men, b. v., in de Nale*ing\„ Ik (Mr. Sillem) had moeten 
zeggen, dat in de rekening van 1372 het pond (in vele, niet in alle geval- 
len) voor 300 d. p. in rekening gebracht maar dan herleid wordt tot de ponden 
van 240 d." Niet in sommige gevallen maar bepaaldelijk zoo dikwijls het 
eene betaling gold, gedaan na de verandering van het pond werd het 
nieuwe pond (als elk pond verdeeld in 240 stuks zijne eigene et doch nu 
waardig geworden 300 3 van het oude pond) herleid tot het oude pond, 
waarin de rekening was begonnen en dus ook moest worden voleindigd. 



«45 

.ook de Heer Sassen niet ontkennen, waar hij (blx, 52) 
•het bestaan erkent van ponden van 10 placken & 30 d. p. 
.de plak" 

Indien Mr SlLLEM mijne Bijdrage op dit punt nog 
eens wil nalezen, zal hij tot de ervaring komen, dat ik 
het bestaan van .ponden van 10 placken a 30 d. p. de 
plak** nimmer heb erkend. Eene dergelijke erkentenis 
was trouwens onmogelijk in mij, die wist en nog weet, 
dat de uitdrukking «ponden van 10 placken a 30 d. de 
plak' 1 in zich zelf onzin bevat, is eene contradictio in terminis. 

Een pond van 300 d. hee t nimmer bestaan. Ook de 
uitdrukking «een pond van 300 d" is even goed als „een 
dozijn van dertien" of „een tweeling van drie kinderen" 
eene contradictio in terminis, want pond wil in de taal 
van het muntwezen dezer tijden niets anders zeggen dan 
240 penningen. 

Er waren ponden van verschillende waarde en het is 
dus zeer wel mogelijk, dat een zeker pond op een zeker 
tijdstip in waarde gelijk was aan 300 d. van een 
ANDER, — van een minderwaardig pond maar, nog 
eens, een pond, dat 300 (zijner eigene) d. bevatte. — dat 
in 300 d. was verdeeld, heeft nimmer bestaan, kon niet 
bestaan, want geen ander veelvoud dan 240 werd pond 
penningen ilibra denariorum), bij verkorting pond 
genoemd. 

Op een zekeren niet met juistheid te bepalen dag werd 
het Deventersche pond van 8 plakken gebracht op 10 
plakken. Op datzelfde oogenblik, ipso facto, verkreeg de 
plak, die vóór dien dag 30 d. waard was, eene waarde 
van 24 d. want ■"*' 30 en ^ 24. 

DE VERSTERKING DER REKENMUNT IN 1372. 

Volgens Mr. Sll.LEM is in 1372 „niet het pond reken- 
y^mutit vergroot of versterkt, maar de plak, het werkelijke 



146 

„geldstuk, gelijk staande met 2 grooten vlaamsch of3od p 
„in dier voege verzwakt, dat voortaan 10 plakken werden 
gevorderd voor betalingen, voor welke vroeger maar 8 plakken 
„noodig waren". Hij houdt zich „stellig overtuigd, dat wanneer 
„ooit de ordonnantie voor den dag mocht komen, die tot 
„de aanwending van ponden van 10 plakken .... heeft 
„geleid, daaruit zal blijken, dat niet het pond rekenmunt 
„van 8 op 10 (derzelfde — tusschenvoeging van mij — ) 
„plakken gebracht maar dat het zilvergehalte van een of 
„ander geldstuk, plak, groot of hoe het moge heeten, in 
„de verhouding van 10 tot 8 verminderd is". 

Eene dergelijke ordonnantie zal wel nimmer te voor- 
schijn komen, want zij kan niet bestaan hebben. 

Indien toch de veronderstelde nieuwe plak eene waarde 
zou hebben gehad van 8/10 der oude plak dan zoude, b.v. 
a. een oud schild, dat vóór de verandering waard was 
28 (oude) plak of 56 (oude) groot, na de verandering waard 
zijn geworden 35 (nieuwe) plak of 70 (nieuwe) groot ; 
6. een mouton, die vóór de verandering waard was 13 
(oude) plak of 26 (oude) groot, na de verandering waard 
zijn geworden 161/4 (nieuwe) plak of 32V2 (nieuwe) groot. 
Wat zien wij echter? Het oud schild gold, zoowel 
voor als na de verandering 28 plak of 56 groot. 
— de mouton gold zoowel voor als na de ver- 
andering 13 plak of 26 groot, 

Het aantal plakken, waarvoor men b.v. een oud schild kon 
koopen, bleef vóór en na de verandering gelijk, — daarentegen 
had men noodig vóór de verandering 840 d pof3V2 fom 
een oud schild te koopen, — na de verandering slechts 
672 d. p of 2 4 /ö 'S- Tegen minder ponden kon men even- 
veel goudgeld wisselen als vroeger voor meer. Het pond 
was dus meerderwaardig geworden, met andere woorden 
het was versterkt. 

Ook uit de prijzen van zaken en uit de loonen blijkt, 
dat de plak van na de verandering dezelfde was als de 



147 

plak van vóór de verandering doch. dat het rekenpond 
in waarde was gestegen. 

Als een voorbeeld uit de vele, wijs ik op de prijzen 
der handschoenen, die telken jare aan schepenen en raden 
werden uitgereikt. 

Op Paaschavond (5 April) 1371 kocht de stad 30 paar 
handschoenen en betaalde daarvoor 3 ^ 15 ^ (III. 2.317). 
Op Pinksteravond (4 Juni) 1373 kocht de stad 29 paar 
handschoenen en betaalde daarvoor 2 « 18 $ (IV 53). 

Tusschen de beide evengenoemde dagen in werd het 
pond van 8 op 10 plakken gebracht, ergo in 1371 werd 
de plak gerekend tegen 30 d. p. — in 1373 tegen 24 d. p. 

= 30 d. — 24 d. 



30 J 29 

Wat leert ons deze berekening ? Dat men te Deventer 
een paar handschoenen van een zeker bepaald soort zoo- 
wel in 1371 als in 1373 kon koopen voor 1 plak, doch 
dat men voor het paar, dat in 1371 30 d. p. kostte, in 
1373 slechts behoefde te betalen 24 d. p., omdat onder- 
tusschen de waarde van den d. p. van het rekenpond was 
toegenomen in de verhouding van 8:10 

Zoowel in 1372 als in 1373 ontvingen zoowel de mes- 
selgier als de tichelaars en de pijpers voor hunne rokken, 
laken ad 14 plak de el. In het eerstgenoemde jaar wor- 
den die 14 plakken verantwoord met 420 d. p., — in het 
tweede jaar evenwel met slechts 336 d. p. 

In het algemeen blijkt, behoudens toevallige verande- 
ringen in prijzen en loonen, dat vóór en na de verster- 
king der rekenmunt voor dezelfde zaak of denzelfden 
arbeid eenzelfde som werd betaald, als die som in plakken, — 
minder evenwel als deze in de rekenmunt is uitgedrukt. 

Door dit alles is onwedersprekelijk aangetoond, dat in 
1372 niet de plak door een minderwaardig geldstuk van 
gelijken naam werd vervangen, doch dat de rekenmunt 
werd versterkt. De koopkracht van de plak bleef onver- 



148 

anderd. De koopkracht van den d. p. werd in de verhouding 
van 8: 10 versterkt. 

Ik had kunnen nalaten dit door voorbeelden te staven, 
want de boekingen in de rekeningen van 1372 en 1373 
bewijzen op zich zelf mijne stelling. 

Zoo leest men op blz 45 1 van deel III 2 : De twelf 
raden der stad , , . elc 15 <K (is 12 X 15 = 180 V) 10 
pi. voor elc punt maken 225 <$. 

Van 1369 tot 1383 ontving elke raad eene jaarwedde 
van 15 < \ê. Voortdurend steeg ondertusschen de waarde 
van het goudgeld in verhouding tot de rekenmunt, — het 
oud schild b. v. liep van 585 d. p. op tot 744 d. p. 
Altijd evenwel ontvingen de raden 15 <£ per hoofd en per 
jaar. Sommige geldstukken werden ondertusschen uit de 
circulatie genomen, — andere in omloop gebracht, maar 
hoe ook, gedurende de gezegde 15 jaren ontving elk der 
raden 1 5 <t£ per jaar. En zonder eenige verdere bijvoeging 
werden die 1 5 <\è telkens als 1 5 <&' verantwoord. Nu wordt, — 
volgens Mr. SlLLEM wel te verstaan — , in 1372 de plak door 
een minderwaardig geldstuk van gelijken naam vervangen 
en dit zou voor r endanten eene reden zijn geweest om 
bij sommige posten uitdrukkelijk te vermelden, dat het 
pond niet meer 8 der oude maar 10 der nieuwe plakken 
waard was. Waarvoor zoude dat hebben gediend? Voor 
niets hoegenaamd. De zaak heeft zich toegedragen gelijk 
ik ze in mijne Bijdrage heb voorgesteld. In 1371, toen nog 
het oud pond gold, werd evenals in de twee vorige jaren 
vermeld, dat elke raad 15 <$ had ontvangen. In 1372 
werd het rekenpond versterkt. De rekening over dat jaar 
was begonnen en moest dus voleindigd worden in het 
oude pond. De betaling van 1 5 <ö> per hoofd had plaats, 
toen het rekenpond reeds was versterkt. Die 15 ^ of 
1 5 x 240 = 3600 d. p. der versterkte rekenmunt werden 
herleid tot *% X 3600 = 4500 d. p = i83/ 4 <g der 
vroegere rekenmunt, — die, waarin de rekening is gehouden. 



149 

In de rekeningen van 1373 en volgende jaren, die in het 
pond van 10 plakken zijn gehouden, wordt weder eenvou- 
dig geboekt : aan elk der raden 1 5 % zonder meer. 

De rekenmunt werd in 1372 versterkt in de verhouding 
van 8: 10 ---— 4: 5. Dit werd geheel naar den geest 
dier tijden als het ware tastbaar aangeduid door het zwakke 
pond te noemen <fê van 8 plak, — het sterkere pond 
te noemen & van 10 plak. Het eenvoudige feit, dat 
het oud pond juist 8 plakken, — het nieuw juist 10 
plakken waard was, leidde tot deze wijze van aanduiding. 
Ware het pond versterkt in de verhouding van 8:11 16:22, 
b. v., dan zouden de vroede mannen het oude pond <$ van 
16 grooten, — het nieuwe pond <tè van 22 grooten hebben 
genoemd. Dat deze wijze van aanduiding van zwakke en 
sterke ponden in de middeleeuwen eene heel gewone was, 
zoude ik uit tal van andere bronnen kunnen aantoonen. 

DE VERANDERING DER REKENMUNT 

OMSTREEKS 1360. 

Mr SlLlJEM zegt: „Het merkwaardige in de Deventersche 
„rekenmunt is juist, dat er eenmaal omstreeks het jaar 
„1360 eene verandering in de rekenmunt is te constatee- 
„ren . . . Want de vervanging van de rekenmunt, die de 
„Heer Sassen den bekenden 1) groot k 16 d. p. noemt 
„door de rekenmunt de Vlaamsche groot h. 15 d. p. is 
„wel degelijk eene verandering geweest in den maatstaf, 
^dien men de werkelijke munten aanlegde," 

Mr. SlLLEM vergist zich. Juist hier valt geen veran- 
dering in de rekenmunt te constateeren. Had er veran- 
dering plaats gehad, dan zouden wij herleiding van de 
vroegere in de nieuwe rekenmunt moeten aantreffen. Men 
zal er echter te vergeefs naar zoeken. Natuurlijk. De 



i) Zeker: DE BEKENDE groot, dat is het overal en ten allen tijde bij 
meer dan eene rekenmunt voorkomend zestien voud van den d p. 

(Noot SASSEN). 

IO 



i5o 

groot was het zestienvoud van den denarius parvus. Het 
woord groot diende om dat zestienvoud aan te duiden. 

Zeker, er zijn telkens penningen geslagen en in omloop 
geweest, zoowel te Deventer als elders, gelijk aan den 
groot van het paiement, evenals er somtijds penningen 
zijn geslagen gelijk aan een schelling paiement. De 
eerste penning heette groot, — de tweede schelling, maar 
de woorden groot en schelling werden voornamelijk gebruikt 
respectievelijk in den zin van zestienvoud van den denarius 
parvus of van twaalfvoud van een denarius, onverschillig 
of de groot of de schelling als geldstuk bestond al dan 
niet. „Groot" was in de allereerste plaats een telwoord 
evenals „dozijn", „gros", „boek". Het was een der mid- 
delen om veelvouden aan te duiden, En evenals bij den 
d. p. werd ook het 12-voud van den groot schelling — , 
het 240-voud van den groot pond groot genoemd. 

In 1357 komt te Deventer de Vlaamsdie groot in om- 
loop. Deze groot was hier geen fictie maar een bepaald 
geldstuk. Overal, waar de Vlaamsche rekenmunt gebruikt 
werd, gold ook de regel, dat het zestienvoud van den 
denarius parvus groot genoemd werd. Ook te Deventer 
werd een enkele maal het Vlaamsche geld als rekenmunt 
gebruikt (vergelijk III. 2. 16). Van dat geld was de 
groot (dezelfde die te Deventer in waarde gelijk was aan 
1 5 d. p. van het paiement) het zestienvoud van den d. p. 
vlaamsch. 

In verschillende landen waren munten geslagen gelijk aan 
een Vlaamschen groot. En het was dit geldstuk, dat in 1357 
te Deventer in omloop kwam en waarvan de waarde werd 
bepaald op 1 5 denarii parvi van het Deventersch paiement. De 
Vlaamsche groot was hier geen rekenmunt 1 ) maar, nog eens 



1) De groot als rekenmunt werd bij groote sommen geteld in ponden 
en schellingen. (Zie b. v. I. 119. 146). Te vergeefs zal men echter sommen 
van Vlaamsche grooten in de Deventersche rekeningen in ponden of schel- 
lingen vinden uitgedrukt. Dit deed men alleen met de fictieve munt nooit 
met de werkelijk bestaande geldstukken. 



*5i 

gezegd, een tastbaar geldstuk, gebaseerd op een vreemd 
muntstelsel, welk geldstuk nu toevallig te Deventer in 1 357 in 
waarde gelijk was aan 1 5 d. p. van het Deventersch paiement. 
Het in omloop brengen dezer munt liet den aard en de 
waarde der rekenmunt onaangeroerd. Het feit was van 
geen andere beteekenis en had geen ander gevolg dan het 
in omloop brengen, b.v., van kromstaarten of van botdragers 
zoude zijn geweest of zoude hebben gehad. Van den 
Vlaamschen denarius parvus bleef de Vlaamsche groot 
(de fictie) altijd het zestienvoud, maar ten opzichte van 
de Deventersche fictieve munt wijzigde de waarde van den 
Vlaamschen groot (het geldstuk) zich naar gelang van 
omstandigheden. Telkens als de Vlaamsche denarius parvus 
(rekenmunt) ten opzichte van het goud geld werd verzwakt, 
ging de Vlaamsche groot (rekenmunt) in gelijken tred met 
die verzwakking mede ; hij bleef immer en altijd het zes- 
tienvoud van zijn eigen d. p. Doch toen in 1372 de 
Deventersche rekenmunt werd versterkt, ging het geld- 
stuk Vlaamsche groot met die versterking niet mede. 
Natuurlijk niet. De Vlaamsche groot daalde daardoor 
van 1 5 op 1 2 d. p Deventersch paiement. 

Ik meen nu zeker toch duidelijk en omstandig genoeg 
te hebben aangetoond, dat Mr. SlLLEM zich vergist als 
hij spreekt van de vervanging van den groot ad 16 d. p. 
door den Vlaamschen groot ad 1 5 d. p. en die vervanging 
noemt „eene verandering in den maatstaf, dien men den 
werkel ijken munten aanlegde' 1 . Van vervanging is geen 
sprake. Een nieuw geldstuk was in omloop gebracht. 
Ziedaar alles. Ook na de verschijning van den Vlaamschen 
groot als geldstuk, bleef men nog enkele jaren te Deventer 
het woord groot gebruiken om het 16-voud van den 
Deventerschen d. p. aan te duiden. Langzamerhand echter 
raakte dit woord als telwoord in onbruik. Men kent de groote 
rol, die de Vlaamsche groot in heel het Nederlandsch 
geldwezen ging spelen. De Vlaamsche groot, daar 



152 

waar men in Vlaamsch geld rekende als fictie, — elders 
en ook daar als geldstuk, werd DE groot bij uitnemend- 
heid. Om dubbelzinnigheid te vermijden, liet men in het 
dagelijksch leven, hier wat eerder, ginds wat later, het 
woord gr o o t in de beteekenis van 1 6-voud van den d. p. varen. 

DE WAARDEVASTHEID DER REKENMUNT. 

„Behoefde die bewezen te worden?" vraagt Mr. SlLLEM. 
„Als men", zoo vervolgt hij, „in den loop van vele jaren 
„opgaven vindt van stoffen in Amsterdamsche el ge- 
smeten, moet men zich dan de moeite getroosten te bewijzen, 
„dat die el altijd even lang is geweest ?" Het hier gegeven 
voorbeeld deugt niet als zoodanig. Indien blijkens de 
eene of andere oorkonde eene eeuwigdurende rente van een 
Amsterdamsch mud per jaar was bedongen en men vindt 
nu in de boeken des schuldeischers over eene lange reeks 
vnn jaren de schuldplichtigheid telkens verantwoord als 
één mud rogge, dan mag men daaruit besluiten, dat dit 
mud daar ter plaatse gedurende al die jaren even groot 
is gebleven. Zóó is het geval analoog aan de door mij 
in mijne Bijdrage aangehaalde bewijsplaatsen. 

Uit het feit, dat verschillende periodieke betalingen over 
lange reeksen van jaren werden verantwoord met een 
zelfde bedrag in de rekenmunt per jaar, besloot ik tot 
de waardevastheid van de rekenmunt, tot hare 
standvastigheid in waarde tegenover de 
goederen. Ik meen, dat ik hiermede mijne stelling 
juist heb geformuleerd, al heeft Mr/ SlLLEM mij blijkbaar 
niet begrepen. Hoe ook, ik bedoelde er mee te zeggen, 
dat men aan de rekenmunt (en niet aan de geldstukken) 
eene bestendige koopkracht toekende. Neemt men dit 
aan, dan is daarmede verklaard het feit, dat periodieke 
betalingen, die over lange reeksen van jaren liepen zooals 
jaarlijksche renten, pachten, huren, bezoldigingen enz. bij 
voorkeur en haast zonder uitzondering werden bepaald 



l S3 

door middel der rekenmunt. Alleen wanneer men, b.v., i) 
in slechte tijden, als de stad in geldnood verkeerde en 
weinig crediet had, aan die stad geld leende, dan bedong 
men naast eene hooge rente, de verplichting van de schul- 
denares om de schuld af te lossen in dezelfde geldstukken 
als die men uitgeleend had. Dit wordt dan uitdrukkelijk 
in den titel gestipuleerd. Men bedong zich op die wijze 
een bijzonder voordeel, want men wist, dat men bij de 
voortdurende stijging der waarde van het goudgeld ten 
dage der terugbetaling meer ponden zoude terug ontvangen 
dan men had uitgeleend. Als men b. v. in 1 369 24 oude 
Frankrijksche schilden had uitgeleend om in 1371 24 
dierzelfde schilden terug te ontvangen dan had men die 
schilden in 1369 kunnen koopen voor 60 ft d. p., terwijl 
men de in 1371 terugontvangen 24 oude Frankrijksche 
schilden dan kon wisselen tegen 84 ft d. p. Eene winst 
alzoo van 24 ft. Maar in het gewone geval vergenoegde 
men zich er mede telkens evenveel ponden derrekenmnnt 
te ontvangen. Men ging dus uit van de meening, dat 
b.v. 10 ft over 10 jaren evenveel waard zouden zijn, 
— evenveel koopkracht zouden hebben als 10 ft van 
daag waard waren of koopkracht hadden. 2) Dit wordt 
m. i. onomstootelijk bewezen door het feit, dat de 
bezoldiging der Schepenen van 1369 tot 1393 3) bleef 
bepaald op 30 ft per jaar. Schepenen en raden waren 
zelf wetgevende en uitvoerende macht. Zij konden zelf hun 

1) Ik zeg b.v. Ook bij verbintenissen met korten termijn en in andere 
gevallen werden de te betalen sommen in bepaalde geldstukken uitgedrukt 
zonder dat men altijd bet waarom kan nagaan. Als regel gold, dat eene schuld 
in „sonderlinghe" muntstukken uitgedrukt, in diezelfde munt of tegen de 
waarde dier munt ten tijde der betaling moest worden gekweten. 

2) Ik laat buiten beschouwing de gevallen waarin bij wijzigin in de 
rekenmunt door de overheid werd bepaald, dat periodieke betalingen van 

de oude munt in de nieuwe moesten worden herleid. (Vergelijk b v. van DER 
Chijs, Utrecht, 120). 

3) Wellicht langer. Ik heb evenwel de handschriften bij gebrek aan 
tijd niet verder geraadpleegd. 



'54 

salaris vaststellen en zouden er geen genoegen mede hebben 
genomen telkens slechts 30 <të te ontvangen indien 30 <S 
in het eene jaar niet evenveel waarde had vertegenwoordigd 
als 30 i£ in een ander jaar. Geldstukken kregen zij bij 
voortduring minder. In 1369 1>. v. werden de 30 % uit- 
betaald met \2 oude Frankrijksche schilden, in 1381 met 
slechts o 21 dierzelfde schilden. Het voortdurend anders 
evalueeren der geldstukken had daarom geen ander doel 
dan de waarde der reken munt tegenover de goederen voort- 
durend en zooveel mogelijk constant te houden. Bij elke 
evaluatie moest natuurlijk rekening worden gehouden met 
gepleegde muntverzwakking en muntbesnoeiing. Om eco- 
nomische of politieke redenen werden vreemde muntstukken 
soms naar een anderen maatstaf getarifieerd dan eigen 
muntstukken, maar, nog eens, de evaluatie had ten doel 
de rekenmunt op hare waarde te houden. Omdat invloeden 
van velerlei soort werkzaam waren, geschiedde de waarde- 
verhooging (een enkele maal waarde verlaging) der verschil- 
lende muntstukken niet altijd naar denzelfden maatstaf. Bij 
een en dezelfde ordonnantie werd het eene muntstuk percents- 
gewijze meer, het andere percentsgewijze minder verhoogd of 
verlaagd. Soms bracht men de verhooging of verlaging tot stand 
door een algemeenen maatregel, die alle gangbare munt- 
stukken omvatte en aller waarde naar gelijke mate wijzigde.Dat 
zien wij in Deventer 1337 — 1384 tweemaal gebeuren. 
In 1346 werd de rekenmunt verzwakt in de verhouding 
van 4 tot 3. Men had na dien maatregel alzoo 4 % 
noodig om evenveel geldstukken te verkrijgen als men 
vóór dien tegen slechts 3 <$ kon wisselen. In 1372 daar- 
entegen werd de rekenmunt versterkt in de verhouding 
van 8 tot 10. Men had na dien maatregel alzoo slechts 
8 ü? noodig om evenveel geldstukken te verkrijgen als 
men vóór dien tegen 10 <$ kon wisselen. Schepenen, — 
laten wij voor een oogenblik aannemen, dat zij alleen aan 
eigen zak hebben gedacht — , waren in 1372 van oordeel, 



155 

dat zij niet zooveel ontvingen als hun naar oud herkomen 
toekwam, wanneer de 30 <fê salaris werden uitbetaald met 
8 4 - oud schild, omdat het oud schild met al de andere 
geldstukken naar hun oordeel tegenover de goederen in 
waarde was gedaald. Zij versterkten daarom de reken- 
munt in de verhouding van 8 tot 10 en ontvingen daardoor 
nu io 5 / 7 oud schild, doch noemden die som nog altijd 30^. 

Helmond, Januari 1905. AüG. SASSEN. 



BLADVULLING. 

Nederlandsch Belgische Vereeniging der vrienden 
van de medaille als kunstwerk. 

De N. R Ct. van 3 februari 1905 bracht ons het heu- 
gelijk bericht, dat H. M. de Koningin lid is geworden 
der Nederlandsche Sektie van bovengemelde vereeniging. 

Z. 



156 




Mr. Jacobus Anne van der Chijs werd i Juni 1831 
te Leiden geboren, studeerde en promoveerde in 1856 
aldaar in de rechten en deed daarna te Delft examen 
voor Oost-Indisch ambtenaar. In 1857 vertrok hij naar 
Indtè, werd benoemd tot kommies, later tot referendaris 
ter alg. sekretarie, was daarna als inspekteur bij het inlandsch 
onderwijs werkzaam en werd 28 Januari tot landsarchivaris 
benoemd, na geruimen tijd tijdelijk werkzaam te zijn 
geweest met het klassificeeren enz. van het oud-archief. 
Door zijn zorg zagen belangrijke stukken uit dat archief 
het licht, zooals : Inventaris van 's Lands Archief te 
Batavia (1602 — 18 16), Ned.-Ind. Plakkaatboek, waarvan 
15 dln., loopende tot 1808, zijn verschenen, en Dagh- 
register, gehouden in 't Casteel Batavia. 

Voorts schreef hij o. a. Geschiedenis der stichting der 
Vereen. O.-I. Comp., De Nederlanders te Jakatra, Neer- 
lands streven tot openstelling van Japan voor den wereld- 
handel, üe munten van Ned. Jndie (met NETSCHER) in de 
Verhandelingen van het Bat. Genootschap, enz. 

Mr. VAN DER Chijs' wetenschappelijke arbeid werd ook 
hier te lande zeer gewaardeerd. 

Behalve landsarchivaris was hij konservator van het 
Numismatisch Kabinet van het Bat. Genootschap van 
Kunsten en Wetenschappen, welk genootschap hem des- 
tijds tot eereiid benoemde; Van der Chijs gaf in 1896 
te Batavia bij Albrecht en Prusche en te 's Gravenhage 



157 

bij NljHOFK een uitstekend bewerkten katalogus van deze 
belangrijke verzameling uit, bevattende de becshrijving 
van 149 soorten Ned. -Indische penningen, Uitheemsche 
idem 952, Ned. Indische amuletten 115, Uitheemsche 
idem 134, Ned. Indische munten 575, Uitheemsche idem 
5,148, Ned. Indisch papierengeld 380, Uitheemsch idem 485 
soorten. Verder was hij lid van het kollege van kura- 
toren van het gymnasium WILLEM III te Batavia ; eere-lid 
van de Ned.-Ind. Mpij. van Nijverheid en Landbouw te 
Batavia ; lid van het Indisch Comité voor wetenschappe- 
lijke onderzoekingen enz. 

De nederlandsche regeering erkende zijn verdiensten 
door zijn benoeming tot ridder in de orde van den Ned. 
Leeuw. Verder was de overledene ridder van de orde van 
de Eikenkroon en Officier d'Académie. 

12 Juni 1892 werd hij benoemd tot buitenlandsch lid 
van ons genootschap ; nooit klopte men te vergeefs bij 
hem aan om inlichtingen omtrent de munten en gedenk- 
penningen van Nederlandsch Indtë ; deze en die van om- 
liggende landen en eilanden vormden zijne verzameling. 
Jaargang 1896 van dit Tijdschrift bevat van zijne hand 
eene zeer lezenswaardige bijdrage, getiteld: Particulier 
papierengeld in Nederlandsch Indie. 

In den laatsten tijd zijns levens bijna blind geworden, 
overleed hij 23 Januari 1905. 

Z. 



Gemengde Berichten 



Denarius van Pepijn den Korte, geslagen te Verdun, 

te Domburg gevonden. 

Van dezen zeldzamen denarius zijn mij 3 variëteiten bekend ; 
een — gelijk aan het hierna te beschrijven exemplaar — 
kwam voor in de merkwaardige muntvondst van Imphy 
en is door Gariël afgebeeld op plaat IVn°.75. Het stuk 
behoorde toen tot de bekende verzameling De PONTON 
D' AméCourt. Gariel vermeldt onder n<> s . 76 en 77 twee 
variëteiten van deze munt, de laatste heeft een cirkelvormig 
omschrift. 

Het exemplaar uit de verzameling de PONTON D* AMÉ- 
COURT is later overgegaan aan den franschen numismaat 
Henri Meyer, wiens kollektie in Juni 1902 te Parijs is 
verkocht. Onze munt komt in den katalogus van die 
veiling voor op plaat 1 n°. 68. 

Waar het exemplaar is gebleven, beschreven bij Gariel 
onder n°. 76, is mij onbekend; n\ 77 met het cirkel- 
vormig omschrift maakt deel uit van het muntkabinet van den 
franschen staat te Parijs. De katalogus door den geleerden M. 
PORU bewerkt, vermeldt het onder n°. 142 op plaat IV. Het 
weegt 1.07 gr. In 1902 werd te Domburg een bij uit- 
zondering zeer goed bewaard en gaaf exemplaar van den 
verdunschen denarius gevonden. Dit is, voor zoover wij 
weten, het 4 de , dat tot nu toe bekend is en dus vanwege 
de hooge zeldzaamheid de aankondiging in dit tijdschrift 
wel waard. 

Gewicht : 1.09 gr. 

Voorzijde: RXF (RX aan één) Vóór de R twee stippen. 
Bovenaan een dwarsstreepje. 



159 

Keerzijde : V I R gescheiden door een lijn, gevormd 
DVII 

uit een in balletjes eindigend kruisje, een streep en een 
stip. Alle letters eindigen in bolletjes. Parelrand. Mijne 
verzameling. 

Eene eigenaardigheid van de karolingische munten uit 
het Noorden en Oosten van het frankische rijk is, zegt 
Gariel, het meestal daarop voorkomen van een in bol- 
letjes eindigend kruisje (croix pomm etée) en een groepje 
van drie stippen. Onze munt heeft echter die stippen niet. 

Domburg heeft nog eene andere munt, te Verdun 
geslagen, opgeleverd. Het is een merovingische triens, 
die, jammer genoeg, niet meer voorhanden is. Ik 
vond de beschrijving van dat stukje in Mr. Karel 
KOENRAAD Reitz' (i) Adversaria (blz. 83) bij de „Lijst 
„van eenige penninkjes in Walcheren op het Noorderstrand 
„gevonden, zijnde van die, welke ik zelf bezit, geene beschrij- 
ving gevoegd" Alhoewel het jammer is, dat Mr. REITZ 
de vermelding zijner eigene muntjes heeft weggelaten, 
weten wij toch welke die waren, daar zijne geheele ver- 
zameling in 1836 aan het Zeeuwsch Genootschap is 
gekomen. 

De verdunsche triens, toen in het bezit van Prof. 
Kluit, wordt door Reitz aldus omschreven : 
VIRIDVNO Cl VIT AT, borstbeeld, verbeeldende Karel 
den Groote (sic) — LANDERICVS M, kruis waarin V o 

Een triens van Metz, eveneens het eigendom van 
Prof. Kluit, vertoonde, volgens den heer Reitz, het 
borstbeeld van Lodewijk den Vrome! 

Vervolgens spreekt Reitz van zes muntjes, door som- 
migen voor hunnische muntjes aangezien ; anderen daaren- 



1) Mr. K. K. Reitz 1748 — 1810, aanzienlijk advokaat te Middelburg 
en griffier van het hof van Vlaanderen en van de staten van Walcheren. 
Hij heeft verschillende geschriften uitgegeven. Zie over hem: Nagtglas, 
Levensbeschrijvingen van Zeeuwen, II blz. 498. 



i6o 

tegen meenden Aathtttoover penningen war en! uitkunnen 
niet anders zijn geweest dan angelsaksische sceattas, die, 
al worden ze door niemand meer met den naam van toover- 
penningen betiteld, niettemin door een raadselachtig duister 
zijn omgeven. Reitz echter was van andere meening, 
want, zegt hij, het kruisje, dat er op voorkomt, toont aan, 
dat zij door Christen vorsten zijn geslagen. 

Die hunnische muntjes (sceattas) verschillen onderling, 
zoo vervolgt hij, zeer in gewicht Sommigen wogen 
8/4 engelsch, (1 eng. = 1.538 gr.) anderen daarentegen 
slechts 1/2 engelsch, zoodat de gansche massa van 
36 stuks, welke ik thans 18 Vss OS uit de 40 — zijnde 
aan den een en ander door mij daarvan afgegeven — nog 
bezit, door mij bevonden te wegen 22^/4 eng. schaars, 
makende dus dooreen, elk o/g engelsch omtrent. 

Zooals reeds is gezegd, is het Zeeuwsch Genootschap in 
het bezit gekomen van deze muntjes, alle te Domburg 
gevonden. 

M. D. M. 



Een blijde tijding voor de verzamelaars van 
Neder landsche Gedenkpenningen. 

's Rijks Munt bezit een prachtige verzameling stempels 
tot het maken van historiepenningen gediend hebbende. 
Deze stempels hebben, vermoedelijk door de technisch 
onvolkomener wijze van slaan in vorige eeuwen, veel 
geleden — zij zijn niet meer vlak, doch komvormig uit- 
gehold, zoodat niet alleen de laatste afslagen, die er des- 
tijds mede gemaakt zijn niet bizonder fraai kunnen zijn, 
doch ze ook thans bezwaarlijk zouden kunnen worden 
gebruikt om afslagen te maken, afgezien nog van het 
gevaar, dat deze kostbare stukken zouden loopen, indien 
men daartoe zou willen overgaan. 



i6i 

Zooals bekend, bestaan afslagen van vier oude stempels 
op 's Rijks Munt aanwezig : i°. 1598. Dood van PHILIPS II. 
v. Loon I blz. 508, 2 . 1653. 2 . Dood van Marten Har- 
pertszoon Tromp. v. Loon II blz. 376 n: 2. 3 1676. 
Dood van Michiel Adriaenszoon de Ruiter, v. Loon III 
blz. 186 en 4°. Ter eere van Balthazar Bekker z.j. 
door I. Boskam, niet beschreven of afgebeeld in V. LOON ; 
deze vier stukken zijn tusschen 181 5 en 1838 „op oude stem- 
pels geslagen, en op dringend verzoek van vele liefhebbers 
in den handel gebragt." zie F. L. VAN HEECKEREN van 
Brandenburg. Beschrijving en afbeeldingen van Neder- 
landsche Penningen \ welke sedert 181 5 tot 1838 aan 
's Rijks Munt te Utrecht zijn geslagen en verkrijgbaar 
gesteld. Afd. I n". 1 — 4. 

De 2 r stempelsnijder J. C. WlENECKE was geruimen 
tijd praktisch werkzaam aan de Munt te Parijs en heeft 
daar gewerkt o.a. aan het maken van nieuwe stempels met 
behulp der oude. Daartoe wordt telkens de oude stempel 
met zeer lichten druk op een nieuwen geperst, het weg- 
gedrongen metaal voorzichtig weggekapten deze bewerking 
herhaald tot men een zuiveren poincoen heeft, waarmede 
een nieuwe stempel kan worden gemaakt. Van deletters, 
van op- en omschriften worden letterponsjes getrokken 
en de letters daarmede in den stempel ingeklopt. 

Zoodoende krijgt men niet alleen aan de origineelen 
geheel gelijke, doch tevens volkomen vlakke en technisch 
veel betere stempels, 't Is bekend, dat de Munt te Parijs 
in de laatste jaren /eer fraaie afslagen in den handel heeft 
gebracht van oude penningen, geslagen met behulp van op 
deze wijze gemaakte nieuwe stempels en daarmede ook 
financieel zeer goede resultaten heeft bereikt, 's Rijks 
Munt te Utrecht wil dit voorbeeld thans gaan volgen. 
Onderhanden is een nieuwen stempel voor den penning 
van 1695 door I. Boskam, op het innemen van Kazal, 
met borstbeeld van Willem III Ongetwijfeld zal dit 



IÓ2 

bericht de penningverzamelaars ten zeerste verheugen, 

menig voor hen tot nog toe onbereikbaar stuk zullen ze 

nu, wei niet in originali, doch in een, bet origineel over- 

treffenden afslag, in hunne verzameling kunnen neerleggen. 

Moge 's-Rijks Munt met ijver op den ingeslagen weg 

voortgaan en vooral succes hebben met deze niet genoeg 

toe te juichen poging. 

Z. 



Bijzonderheden over de Penninghistorie van 
Mr. Gerard van Loon, door dezen aan 
P. de la Rue medegedeeld. 

In de ^Mengeling van aantee keningen over zaaken en 
gevallen van verscheiden aard f \ bijeenverzameld door 
P. DE LA RUE. den schrijver van Geletterd en Heldhaftig 
Zeeland, 3 de stuk. M. S. welwillend door den tegenwoordi- 
gen bezitter, den heer Jhr. Mr. E. P. SCHORER, ter inzage 
verstrekt, vond ik eenige bizonderheden omtrent Mr. 
GERARD van LOON medegedeeld, die vermoedelijk aan vele 
lezers van ons Tijdschrift onbekend zijn, al blijft de mogelijk- 
heid niet uitgesloten, dat door anderen het een en ander van 
het hier volgende reeds kan zijn publiek gemaakt. 

„Den 28 en Augustus 1733," zoo schrijft de heer DE LA 
RUE, „hadde ik d'eer, dat de Weledelgebooren heer Mr. 
GERARD VAN LOON, beroemd schrijver der penninghistorie 
van Nederland (oorspronkelijk uit het edel geslagt der 
Luiksche Van LOON, dog geboortig van Delf) één dag 
bij mij doorbragt. Hij liet mij zien het eerste boek van 
zyn nieuw werk van de oude herkoomste en regeerings- 
form van Holland, dat eerstdaags staat gedrukt te worden, 
waaruit alsdan zijn nieuwe Systema yder kenbaar worden 
zal. Hij heeft nog een diergelyk werkje in folio opgesteld, 
ten verzoeke van den hoogedelen Heere VAN KATWIJK, 



!63 

ten betooge dat de Ridderschap van Holland niet afhing 
van de ingeboorenheid, maar van 't bezit eener havezaat 
of riddermaatig goed in dat Land. 

In het jaar 171 1 heeft zijne Weled. opgesteld het Treur- 
spel Plautianus (zie naamrol der Hollandsche tooneelspelen) 
twelk hij naderhand nog vervormd heeft, dog is, in schrift 
nog zynde, weggeraakt. 

De Snyders zyner penninghistorie zyn geweest BLEISWIJK 
en GOEREE in het eerste deel, vervolgens BLEISWIJK en 
FOLKEMA. 1) Het laatste stuk heeft zooveele fouten in de 
spellinge, by feil van een bequaam corrector des druks. 
De plaaten daarin schynen ook slegter, schoon ze meer 
van snyden gekost hebben dan d'andere, meest gedaan 
door FOLKEMA: dog dat is alleen toegekoomen, doordat 
ze door een knoeyer van een plaatdrukker gedrukt zyn 
geworden. De drukkers zyner penninghistorie hebben op 
dat werk wel tagtigduizend guldens gewonnen. Hij zelf 
heeft van hen voor zig gehad f 9000 onzuiver, dat is etlijke 
onkosten voor zijn rekeninge zonder goeddoeninge. 

Dat werk word in Frankrijk vertaald, dog zal het voor 
zyn werk niet erkennen, vermids de vertaaler op sommige 
plaatsen zijne uitdrukkingen niet wel gevat hebbende, hem 
verkeerdelijk overgezet heeft. 

In het gemelde Boek staat dit aan te merken ; dat de 
schrijver op sommige plaatsen eenige uiterlijk eenvoudige 
spreekwijzen gebruikt, dog daar van alleen de kragt en 
innerlijke zin bekend is aan hen, die hem zelven die secrete 
zaaken medegedeeld hadden, waarop die zien. 

't Gebruik der notulen hunner Ed. Gr. Moog, in zyn 
werk overal overvloedig aangehaald, zyn hem by gedeelten 



1) Jacob Folkema, plaatsnijder, geb. te Dokkum, werkte te Amsterdam. 
Hij graveerde clicbé's voor van Loon's penningwerk, en teekende som- 
mige met zijn naam. Zoo vindt men in dl. rv blz. 201, 317, 345, 363, 
364, medailles afgebeeld, gesigneerd: I. Folkema. Hier door werd men 
in den waan gebracht , dat hij ook gedenkpenningen gemaakt heeft. Dit 
is ech er nut het geval. Hij heeft enkel de afbeeldingen in koper gesneden. W. 



164 

ter leen verschaft door een boekverkooper in Holland. Na 
het uitkomen van zyn werk, heeft de heer Mr. Jan de 
Witt, kleinzoon van den Raadpensionaris (over eenige 
jaaren Roomsch geworden) nu Rekenmeester van Brabant, 
den heere schryver zelf gezegd, dat hy alle die Notul- 
boeken door dien boekverkooper aan hem had laaten toe- 
koomen, ten zynen gebruike. 

De heer CORNELIS VAN Alkemade wel een man van 
verdienste, maar tamelyk hebzugtig, geeft in zyne disch- 
plegtigheden veel op van eigen reedsel, 'tgeen hij egter 
van anderen gekreegen had: dus heeft hem de heer VAN 
LOON eenige zaaken op zyne eigene kosten verschaft daar 
hy niet eens van rept. Slegte aardt ! een schryver dien 
iets van een ander tot zyn gebruik bygeset word, moet 
dat cum elogio zelf openbaar erkennen. 

Al dit hebbe ik vernomen uit gemelden heere VAN 
Loon zelven". M. D. M. 



Index batavicus of naamrolvan de batavise 
en Hollandse schrijvers. Van JULIUS CESAR 
af, tot dese tijden toe. Met kopere aj beeldsels 
door Adr. Pars. Tot Leiden bij Abr. DE 
Swart 1701 

Boeken over munten en penningen in den 

naamrol vermeld. 

Zïq hier met welke hoogdravende bewoordingen ter eere 
van het vaderland, PARS, genoemden naamrol inleidt : „Dat 
is, den algemenen vaderlande. Het puikje van de beroemste 
en gesegendste gewesten des gantsen aardbodems. Het 
batavisme of der aalouden Katten. Gemenebeste. De wieg 
en bakermat der oude en nieuwe helden. De markt van 
Europa. Het pakhuis van oosten en westen in 't welke 



i65 

men de gehele werelt schier koopt en verkoopt. De ver- 
wondering en verbaastheid der wereld. De schrik én 
wangunst harer vijanden. De edelste en hoofdstof 
der gedenkboeken van alle eeuwen in alle talen. De 
herberg der bannelingen. De toeloop van haar verdrukte 
en mishandelde geloovsgenoten. De schaav en vijl der 
woester volken. De schole van ouds des oorlogs en ook 
der wijsheid. De oeffenplaats van alle beste konsten en 
cierlijkste wetenschappen. Sy desen geringen arbeid. De lijst 
harer braavste schrijvers de schelle basuinen harer groot- 
heden op het eerbiedigste toegewijd en geheiligd. Van 
een van hare getrouwe en dankbare inboorlingen en ver- 
wonderaars. Adriaan Pars". 

Pars vermeldt in zijn naamrol de volgende schrijvers 
over munten en penningen : 

i. Erasmus van Hou welingen 1597; er bestaat ook 

een Rotterdamsche druk van, van 1627. 

2. Alkemade. Pars kreeg ter beschrijving het exem- 
plaar van v. ALKEMADE zelf door hem in het net geschreven, 
en de penningen „verwonderlijk cierelijk met de pen door 
zijn Ed. geteekend " 

3. PARS zag in 1695 in het „verwonderlyk muntkabinet 
en seldsame Boekkamer van dh. JACOB DE WlLDE te 
Amsterdam een werk vol cierelijke met de pen geteekende 
penningen van den heer JOACHIM OUDAAN, dog niet gang- 
bare, maar reken- of liever hoffelijke penningen, die het 
weelderige Huis van Bourgondtèn, den anderen in haar 
tijden, in plaats van Brieven, wisselden, welke behelsden 
ongemene, aardige, diepsinnige en raadselagtige versjes, 
steek- en schimpspreuken, daarvan OudaaN voornam een 
boek te maken en de penningen uitteleggen, dat met zijn 
dood is onvoltrokken gebleven en nu voordaan de wereld zal 
moeten onbekend blijven, dewijl regte voord ligt niemand 

II 



i66 

in Holland is, die den uitleg van dien magtig is uit te 
vinden." (i) 

4. BlSOT fransch 1687. hollandsch 1690. 

Vervolgens vermeldt Pars de volgende schrijvers over 
uitleggingen van penningen : 

MELCHIOR Barlaeus, de oom of oudoom van KASPARUS 
Barlaeus. 

ROKUS VAN DEN HONART, raadsheer in den Haag, 
waarop HUIGHENS in 1634 een vers maakte. 

De Ridder van Wouw Andries Jacobss. 

Gerard Schaap, burg. van Amsterdam en gesant in 
Engeland 1650. 

Ant. TlSlUS, hoogleeraar in de Hoge Schole tot Leiden 

BEUKEL VAN SANTEN, raad en vroedschap tot Haarlem, 
d°g geen van alle in 't ligt gekomen, maar voor en in 
de geboorte gesmoord. 

Heer Hendr. D'ACQUET, borgemeester tot Delf, groot 
lievhebber der Vad. oudheden en munten, had de beleefdheid 
hem tot het beschouwen van zyn Ed. Kabinet te nodigen, 
op den 16 Lentemaand deses jaars 1700. 

Nederlands leggeld of rekenpenningen in aftekeningen 
vertoond, in 4. Door de pen net uitgevoerd en door zijn 
Ed. eigen hand, met eenige aantekeningen en uitleggingen 
geschreven. 

Sylloge numismatum elegantiorum, quae diversi Impe- 
ratores, Reges, Principes, Comités Respublicae, diversas 
ob causas ab a" 1500 ad Annum usque 1600 cudi fecerunt, 
concinnata et historica narratione (sed brevi) illustrata, 
opera ac studio JOHANNIS Jacobi Luckii, Argentoratensis. 
Argentinae, Typis Reppianus 1620. Sumptibus ipsius 
Authoris. Quorum justam partem faciunt Belgarum et 
Batavia*. M. D. M. 



I) In Jac. Catsii et aliorum poet. Ze land aliquot Carmina XIII inscripta 
D'Adriano Hoffero, aan het Zeeuwsch Genootschap toebehoorende , komt 
een in oud hollandsch schrift geschreven kopie voor van Joach. Oudaen's 
Uytduytsel over e*nige Legpenninghen. 



i67 

De proefslagen voor munten der Bataaf sche 

Republiek. 

Voor het Koninklijk Penningkabinet is een buitengewoon 
belangrijke aankcpp kunnen gedaan worden, namelijk het 
stel proefslagen van munten der Bataafsche Republiek. 

In Mei 1799 besloot het Uitvoerend Bewind van de 
Bataafsche Republiek de verschillende munthuizen op te 
heffen en één Munt te Amsterdam te vestigen, tevens 
werden toen proefslagen vervaardigd van den driegulden, 
gulden, tien stuivers, vijf stuivers en twee stuivers. 

De Tweede Kamer nam dit voorstel niet aan en dus 
bleven alleen de proeven bestaan, waardoor zij uiterst 
zeldzaam zijn. Er zijn drie stel geweest, een daarvan is 
verloren gegaan met uitzondering van het tienstuiverstuk, 
het tweede stel is in een Parijsche verzameling, (naar we 
vermeenen van baron DE ROTSCHILD), het derde, thans,na 
te zijn geweest in handen der heeren GoGEL, KEER 
RlJNBENDE en STEPHANIK, in het Penningkabinet. 

De munten zijn geslagen op gladgemaakte oudere munten 
van dezelfde waarde, wat o.a. aan het drieguldenstuk nog 
zeer goed te zien is. Aan den voorgrond van dit stuk ziet 
men een gevleugelden genius met een pijl in de linkerhand 
de rechter rust op een omlauwerden hoed, geplaatst op 
een altaar, waartegen aangebracht zijn een anker en dolfijn, 
op den achtergrond een zon. Het omschrift luidt : EEN 
EN ONDEELBAAR STERK. In de afsnede 1800. Aan de 
keerzijde in eikekrans : 3 Gl., om den krans: BATAAFSCH 

GEMEENEBEST. 'T 6 JAAR. 

Van den gulden en het tienstuiverstuk bestaan alleen 
proeven der keerzijde met vermelding der waarde en 

BATAAFSCHE REPUBLIEK 6 JAAR. 

Aan de voorzijde van het vijfstui verst uk staat een altaar 
met omstraalden hoed en opschrift EEN EN ONVERDEELD 
STERK. De keerzijde bevat weder de omkranste waarde- 



168 

aanwijzing en dezelfde vermelding als op de reeds genoemde 
munten. Het dubbele stuiverstuk is kleiner, volkomen 
gelijk aan het zooeven genoemde vijfstuiverstuk. 

(N. R. CL) 

Wij wenschen den ijverigen direkteur van het Kon. 
Kabinet van harte geluk, dat hij er in geslaagd is, dit 
stel hoogst zeldzame nederlandsche munten voor Nederland 
te bewaren. 

Naar wij vermeenen te weten, was bij de veiling RljNBENDE 
voor den aankoop ten behoeve van het Rijk een krediet 
van ƒ iooo toegestaan, thans gold het stel f 1 8 10 zonder 
het opgeld. Z. 



Nieuwe Dubbeltjes. 

Blijkens het Muntverslag over 1903, blz. 15 werd door 
den 2 en stempelsnijder WlENECKE in dat jaar voor de Vz. 
van het 1 o-centstuk een nieuwe reduktie van het modelé 
PANDER vervaardigd, waardoor een technisch betere 
stempel werd verkregen. 

Deze nieuwe stempel is voor het eerst voor den munt- 
slag van dubbeltjes in 1904 gebruikt. 

Het kopje is kleiner, de overgang van wang naar hals en 
de haarpartij zijn minder vlak, de diadeem komt meer uit, 
de hals is beter van vorm. Door de verkleining van het 
kopje ontstond gelegenheid het omschrift in anderen letter- 
vorm en minder ineengedrongen te plaatsen, zoodat alles 
bijeengenomen de Vz. der nieuwe dubbeltjes een groote 
verbetering mag genoemd worden. Z. 



i6g 

Veiling der Muntverzameling Joh. W. Stephanik 

te Amsterdam. 

De tijding, dat de fraaie verzameling munten, toebe- 
hoorende aan den heer J. W. STEPHANIK, in het Rijks 
Museum tentoongesteld, weldra in openbare veiling zou 
worden verkocht, viel als een bom in de wereld der numis- 
maten. Men twijfelde dan ook aan de waarheid van dat 
bericht, tot dat het verschijnen van den met zeer veel 
zorg bewerkten katalogus aan alle hoop tot behoud der 
verzameling den bodem insloeg. Opmerkelijk is het, dat, 
zoover wij weten, niet één enkele stem in het publiek is 
opgegaan tot het behoud dier zeldzame kollektie voor ons 
land. Hoe dit ook zij, thans zijn de merkwaardige munten 
naar alle oorden heen verspreid. 

Gelukkig is de katalogus er van door de firma FREDERIK 
Muller en ClE., meer bepaald door haar medelid den heer 
Ant. W. M. MENSING, zoodanig bewerkt, dat Stephanik'S 
werk van jaren lang, het bijeenverzamelen van zoovele 
munten, toch van blijvend nut zal zijn ; want de opnoe- 
ming der stukken gaat vergezeld van zeer vele merk- 
waardige aanteekeningen en van afbeeldingen, in fraaie 
lichtdrukken, der meest belangrijke munten. 

Zelden komen angelsaksische sceattas in openbare veiling 
voor, vandaar dat sommige dier uiterst merkwaardige muntjes 
betrekkelijk goede prijzen hebben behaald. Veel minder 
is dit het geval geweest met * de karolingische munten, 
waaronder toch zeldzame denarii voorkwamen. 

Onder n°\ 956—965 vermeldt de katalogus muntjes 
van de abdij van Egmond, die tot nu toe niet aan deze 
waren toegekend. De heer STEPHANIK doet het opgrond, 
dat graaf DlRK VI, tijdens zijn verblijf in Rome in 1 138, 
van paus INNOCENTIUS II, wist te bewerken, dat de abdijen 
van Egmond en Rijnsburg voortaan onafhankelijk zouden 
zijn van de bisschoppen van Utrecht, ze zouden onmiddellijk 



*7° 

onder het oppertoezicht van den Heiligen Stoel staan. 
Dit voorrecht bracht o. a. het recht mede tot het slaan van 
eigen munt. Voor de abdij van Rijnsburg zijn deze 
muntjes teruggevonden, voor die Van Egmond tot heden 
niet. In het voordeel van deze hypothese is de omstandigheid, 
dat de bewuste muntjes gevonden zijn in de St. Adelbertusput 
te Egmond. 

Plaatsgebrek maakt, dat we hier niet voort kunnen gaan 
met de bespreking der meest zeldzame der geveilde muntjes, 
het zou zijn, zooals de geijkte term in vele verkoopkatalogi 
luidt : „refaire Ie catalogue", en dat willen wij niet doen. 

Onder de serie noodmunten kwam heel wat belangrijks 
voor. Vooral de zilveren en gouden exemplaren behaalden 
hooge prijzen. Zoo is het 4 dukatenstuk van Middelburg 
voor / 580 van de hand gedaan ; het 2 dukatenstuk, dat 
bijna even zeldzaam is, kon slechts f 52 behalen ; om 
een staaltje te geven, hoe vele stukken ver boven, andere 
ver beneden hunne waarde zijn geveild, diene, dat de 
serie veelvuldig voorkomende munten, die in 1573 ge- 
stempeld zijn, ter verhooging harer waarde, zeer duur zijn 
verkocht, terwijl o. a de zeldzame halve Filipsgulden van 
Zeeland van 1 580, voor slechts f 5 ons eigendom is ge- 
worden. De geheele opbrengst ^er verkooping bedroeg 
ruim f31.000. Naar wij vernemen is de afdeeling „Indes 
Orientales" voor f5100 in massa gekocht door iemand, 
die voorloopig nog onbekend wenscht te blijven 

Laten wij hopen, dat ten minste deze prachtafdeeling 
voor ons land of voor onze koloniën behouden is gebleven. 

M. D. M. 

Plakket ter eere van Koningin Emma 

Het in 1904 meest op den voorgrond tredende feit in 
de nederlandsche geschiedenis, het heugelijke feit, dat 
H. M. Koningin Emma gedurende 25 jaren niet volgens 
het burgerlijk recht alleen, maar in waarheid nederlandsche 



«71 

was,- dit feit was als vanzelf aangewezen als onderwerp 
voor den in dat jaar door de nederlandsche sektie der 
Nederlandsch-Belgische Vereeniging voor de Vrienden der 
Medaille als Kunstwerk aan een vaderlandschen kunstenaar 
ter vervaardiging op te dragen penning ; het voorstel daar- 
toe werd dan ook met algemeene toejuichingen aangenomen. 
H.M., zelve lid dier vereeniging, was zoo welwillend voor den 
heer J. C. WlENECKE te poseerenen i o December jl. mocht het 
bestuur H. M. de plakket ter Harer eere aanbieden, welke 
enkele dagen later aan de leden werd verzonden. De 
Vz. vertoont H.M's links gewend borstbeeld met diadeem 
en af hangende n sluier, op de afsnede : 

EMMA 

KONINGIN MOEDER 

De Kz. toont ons een geschiedboek : NEDERLANDS 
GESCHIEDENIS 1 879 — 1 904, omkranst met klimop ; 
tusschen band en bladeren zijn een lichtende toorts, lauwer- 
en oranjetakjes gestoken; daaronder den datum: 23 JANUARI 
en de opdracht: hulde der nederlandsch-belgische 

VEREENIGING DER MEDAILLEVRIENDEN. 

H. M's portret is goed geslaagd, ook de streng eenvou- 
dige Kz. maakt een gunstigen indruk. Reduktie en slag 
zijn van de Kon. Utr. Fabriek van Zilverwerken, firma 

C. J. Begeer. 

Z. 



Blindheid van den franschen penning kundige 

Peller in. \) 

In K. K. Reitz, Adversaria komt het volgende voor, ge- 
nomen uit het maandwerk V esprit des journaux van 1778: M. 



I) Bekend franse h penningkundige. Schrijver o.a. van de volgende werken : 
Recveil des médailles grecques, des rois % peuples, et villes. Paris 1 762-1778, 9 vol 
in 4« y cempris les supplément*- 



172 

PELLERIN, privé de la vue et agé de 96 ans vient de 
publier ce nou vel ouvrage: Additions aux IX volumes de 
Recueils de médailles des rots etc. 4". 1778, qui doit être 
place h. la suite du sa van t Rccueil de médailles qu'ü nous 
a donné en sept volumes in 4°. 

On ne comprendra point, comment dans eet état, il 
peut avoir entrepris et rédigé un pareil ouvrage, qui est 
rempli de mots de différentes langues et de passages assez 
longs, tirés d'auteurs anciens. Mais la nécessité est in- 
dustrieuse et les besoins excitent Ie génie. M. PellkRIN, 
peu accoutumé h. dicter et lassé d'employer cette pratique, 
a cherché de queue maniere il pourrait écrire lui-même. 

Pour cela il s'est servi de petites bandes de papier fort 
étroites, pliées séparément, ou les unes sur les autres; les 
tenant et conduisant de la main gauche, par Ie tact, une 
des bandes sous un crayon, il la remplissait d'une ligne 
entière, et suivait Ie même procédé, pour toutes les autres 
bandes. Une main étrangère les a rassemblées et en a 
formé une suite, qu'on a pu relire h Tauteur. 

M. D. M. 



Over yapansche Munten en nog wat % 

De eerste Japansche munten waren schelpen, het chi- 
neesche teeken voor munt is schelp ; daarna volgden waar- 
schijnlijk bronzen of met goud overdekte bronzen ringen. 
In de 6e eeuw na Chr. komen de eerste koperen munten 
met een gat in het midden en onduidelijke symbolen, geen 
letters. Tusschen 708 en 958 werden de twaalf oudste sen 
gemaakt, (sen-chineesch is iets dat vloeit), uit een alliage 
van koper, tin en zink. Ze hadden een gat in het midden 
en droegen in letters hun naam b.v. „De loopende schat 
van tienduizend jaren", „De oorspronkelijke schat van den 
vrede", „Nieuwe schat van Goddelijke verdienste". „De 



173 

eeuwige schat van voorspoedigen vrede". „De Goddelijke 
schat van Gezondheid en lang leven". 

Tot 1587 vinden we slechts naslagen dier oude Sen 
of chineesch geld of de Shima Sen, waarschijnlijk uit China 
ingevoerd speciaal voor de behoefte van Japan, misschien 
ook aldaar geslagen. 

Verschillende muntslagen volgen elkaar na 1 587 op, 
waaronder die gediend hebben voor betalingen tijdens 
bepaalde oorlogen en expedities of van werkloonen der 
arbeiders aan den tempel van Nikko enz. Een der be- 
kendste typen is de Kwan Ei Isoe Ho, (voortdurende 
schat van de voortdurende vrijgevigheid), geslagen 1624-1859 
in talrijke varianten ; zij waren rond met een gat, waarom 

4 karakters Bekend zijn ook de langwerpige groote stukken, 
voortdurende schat van de hemelsche bescherming genaamd. 

Daarnaast bestonden provinciale munten. In de periode 
1573—1592 vindt men platte ovale gouden platen, (Oban 
of Koban), gedeeltelijk gestempeld, gedeeltelijk met O. I. 
inkt beschilderd. In 1765 werden zilveren sieraden als 
overdreven luxe verboden en onteigend om er munten 
(langwerpig vierkant) van te maken. 

In 1868 is het muntwezen hervormd en zijn munten 
van europeesch type ingevoerd, gouden van 20, 10, 5, 2, 
en 1 yen. zilveren van 1 yen, 30, 20, 10, 5 sen; nikkel 

5 sen; koperen van 2, 1, 1/2, en V10 sen. 

Nevens de gewone bestonden nog tal van gelegenheids-, 
tempel- en amulet-munten, aldus vertelt ons Dr. H. J. 
de Dompierre de Chaufepié aan de hand van Neil. 
Gordon Munroe (Coins of 5^^«-Jokohama 1904) in de 
N. R. Ct. ie blad C. van 21 Januari 1905. Hij besluit zijn 
numismatisch uitstapje naar het verre Oosten met het 
wonderbare verhaal, hoe INOUY Gf.NI er toe kwam, om 
expert en munthandelaar te worden. 

n lNOUY Geni was eens een rijk man, maar zijn zaken 
gingen achteruit en hij verarmde. Troosteloos ging hij in 



174 

een tempel liggen bidden, om aan de Goden te vragen, 

hoe hij er weder bovenop zou komen. 

Plotseling voelt hij iets kouds langs zijn rug glijden, 

't was een uiterst zeldzame munt ! Bij vergissing had een 

bijziende oude vrouw, die een munt in een offerblok wilde 

werpen, dat stuk doen glijden in het kleed van INOUY 

Geni. Dat was een openbaring! De Goden wilden, dat hij 

munthandelaar en expert worden zou; hij deed dit en 

werd weder een rijk man. Een leuke reproduktie van een 

Japansche prent geeft dit voorval weder, men ziet den 

knielenden aanstaanden munthandelaar en de oude vrouw 

haar munt werpend". 

Z. 

Valscke Guldens. 

In de Rijnlandsche Courant kwam in Januari 1905 het 
volgende berichtje voor: 

Boskoop. Er zijn valsche guldens in omloop, 
enkele winkeliers zijn er reeds de dupe van geworden. 
Wanneer men goed kijkt is er verschil genoeg in, 
want het is een gedenkpenning waarop aan de eene 
zijde de Koningin en aan de andere zijde, een wapen, 
en daar boven WILHELMINA VEREENIGING ALFEN 
A/D RIJN 1899. Dus laat men voorzichtig zijn. 

Toen ik, oprichter en voorzitter der genoemde vereeni- 
ging, in 1 902 deze penningen bij BEGEER liet maken, heb 
ik zeker niet kunnen droomen, dat ze nog eenmaal als 
valsche munt zouden fungeeren ! Z. 



Iets over gedenkpe nningen betreffende de belegering 

van Groningen in 1672. 

In den Gr on. Volksalmanak voor 1905 wijdt ons mede- 
lid J. DE Waard een 24-tal blz. aan bovenstaand onderwerp 
en geeft daarbij een 4-tal goed uitgevoerde platen. 



175 

Op populaire wijze bespreekt hij in korte trekken de 
gestempelde penningen en de noodmunten. Omtrent de 
laatste zegt hij, dat toen in 1672 langs het Reitdiep al 
het noodige kon worden aangevoerd, er geen geldgebrek 
kon geheerscht hebben en de z. g. noodmunten z. i. na 
afloop van het beleg als „gedachtenis" zijn geslagen; hij 
vindt hiervoor steun in de op sommigen voorkomende 
woorden: toen sloegh men deze Munt tot een gedachtenis, 
of wel: thoen sloeg men — Vierkant geit tot een gedagtenis, 
als eindregels van de bekende versjes. Voornamelijk aan de 
gegraveerde verzen en afbeeldingen op de noodmunten 
en aan de gegraveerde penningen wijdt de schrijver zijn 
aandacht. 

Eigenaardig dat ook hij tot de gevolgtrekking komt, 
reeds meermalen door andere schrijvers in ons Tijdschrift 
t. o. van andere nederlandsche penningen gemaakt, dat 
platen en prenten met voorstellingen op Groningens beleg, 
RABENHAUPT enz. betrekking hebbende, den graveurs 
kennelijk tot voorbeeld hebben gestrekt. 

Op pi. IV wordt afgebeeld de fraaie gegraveerde penning, 
welken wij kennen door pi. XIX (n°. 11 17) uit deel Ivan 
den Catalogus der Nederlandsche en op Nederland be- 
trekking hebbende Gedenkpenningen, aanwezig in het Kon. 
kabinet. De schrijver meent in dit prachtige stuk te zien 
een geschenk der stadsregeering van Groningen aan den 
luitenant-generaal Carel Rabenhaupt. 

Wij wenschen den geachten schrijver geluk met deze wel- 
geslaagde proeve van populaire numismatiek en hopen 
zijn naam (behalve op de Ledenlijst), ook in ons Tijdschrift 
spoedig te mogen begroeten. Z. 



176 



Amis de la Médaille d Art. 



Door het missen van de aansluiting te Leiden op Zater- 
dagmiddag 4 Maart jl., kwam een onzer eerst op het Kon. 
Penningkabinet aan, toen de weinige leden, die de verga- 
dering der nederlandsche sekt ie der Amis de la Médaille 
d'Art bijgewoond hadden, het gebouw verlieten, terwijl de 
ander door ongesteldheid verhinderd was die bij te wonen. 

Wij vernamen tot onze groot e verbazing, dat besloten was 
den penning voor 1905 op te dragen aan L. Zijl Hoe 
men dit besluit kon nemen, is ons onverklaarbaar. We 
kennen van Zijl den bepaald afschuwelijk-leelijken portret- 
penning van AFFOURTIT, (een prijspenning voor kruidkundigen 
1894), den prijspenning der vereeniging „Amsterdam 
vooruit" en den penning, dien men gewaagd heeft H. M. 
de Koningin bij Haar huwelijk aan te bieden. Op de 
beide laatsten (evenals op Vz. van de nieuwe Beurs — 
welk een veelzijdigheid !) ziet men twee mannen met de 
onmogelijkste tronies in een schuit, de een met een om- 
gekeerden trechter (of is het een papieren steek, 't kan ook 
een clownshoed zijn) op het hoofd, versierd met een 
afgekloven visch ais pluim, (afgebeeld in het Oranje 
Nassau-Mec kienburg Sc hw erin Gedenkboek). 

Vergelijk met deze treurige parodie op het oude wapen 
van Amsterdam de behandeling door Boskam (van Loon 
IV blz. 213 No. 3) of door Geerts (Zwierzina No. 395). 

De Kz. van den 2 en penning is al even ongelukkig : een 
juffrouw op rijpen leeftijd houdt met moeite een kroon 
op haar muts in evenwicht, terwijl ze op een vilders-knol 
op den verlaten Dam rond galoppeert ... 't welk moet 
voorstellen de stedemaagd van ons Noordsch Venetië. Van 
dezen penning zeide de N. Rt. Ct. terecht, dat het beter 
was te zwijgen, daar hij een groote mislukking was èn 
als penning èn als kunstwerk. Met het opdragen van het 
modelleeren van een penning, aan den man, die getoond heeft 



177 

te Utrecht, waar hij reeds in 1845 tot lector in de geologie en mi- 
neralogie en twee jaren later tot hoogleeraar in de wiskunde werd 
benoemd. De meteorologie trok hem echter het meeste aan en alt 
meteoroloog bad hij een wereldberoemden naam, zelfs is een wet op 
dat gebied van wetenschap naar hem de „BinjSBALLOTiaw" genoemd. 

Hij was hoofddirektenr van bet Kon. Nederlandsen Meteorologisch 
Instituut, dat evenals het Astronomisch en het Physisch laboratorium 
op zijn initiatief tot stand kwam. Hij overleed 3 Februari 1890. 

Naar aanleiding van voormeld 40-jarig feest werd 10 Maart 1888, 
de „Buijs-Ballot medaille" ingesteld, welke 5 jaar later en vervol- 
gens om de 10 jaren zal uitgeloofd worden aan hem, die in de me- 
teorologie het voortreffelijkste zal geleverd hebben, (voor het eerst 
in 1893 uitgereikt aan Prof. Dr. JuuuS Hann te Weenen.) Den 
on Juli 1900 werd aan het meteorologisch instituut te de Bilt, nabij 
Utrecht, het door Pier Pander vervaardigde beeld van Btnjs Bal- 
lot onthuld. 

754. 1887. 26 en 27 November. 

Zangwedstrijd der Utrechtsche Mannen- 

Zangvereeniging. 

Vz. Een lier met muziekblad en lauwertak, 
daarboven* een vijfpuntige ster, daaronder het 
onderscheidingsteeken der vereeniging, met 
het gekroonde monogram : U. M. Z. 

Omschrift: utrechtsche mannen zancTver- 

EENIG1NG ZANGWEDSTRIJI) 20 — 27 NOV. 1887 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. Onder staat : begeer utrecht 
Brons, 46 m.M., Verz. Z. 

755. 1887. 3 December. 

Mr. C. Gerlings, 25 jaar lid van het 

bestuur van het Collegium Musicum Ultra- 

jectum. (Stadskoncerten te Utrecht.) 



i 7 8 



Inhoudsopgaaf van Tijdschriften. 



Revue beige de Numismatique, 1905, i e . livr. 

Forrer, L., Les signatures de graveurs sur les médail- 
les grecques. — De Jonghe, V* B., Un denier noir frappe 
a Ypres par Gui DE Dampierre, comte de Flandre 
(1280— 1305). — Bernays, E., Un demi-gros de Jean 
de Bavière, duc de Luxembourg (141 8 — 1425). — Van- 
den BROECK, E., Numismatique bruxelloise. — Les jetons 
des seigneurs-trésoriers de Bruxelles du XVIP siècle 
(1620 — 1698). — Bordeaux, P., Jeton franco-allemand de 
la première république et méreaux mayencais contremar- 
qués de 1792 a 18 14. — Peny, E., Jetons et méreaux 
de charbonnages. — Hainaut. — Hamal-Mouton, M., 
Médaillon et décoration liégeois, 1789 et 1794. — Mélanges. 

La gazette de nnmismatique, 9* année, 3 et 4. 

CERRATO, G., Une médaille savoyarde inédite. — De 
Witte, A., Le graveur Théodore Victor van Berc- 
KEL. Essai d'un catalogue de son oeuvre. — Un projet 
d'union monetaire universelle. — Justice, J., Variétés 
inédites de jetons des Pays-Bas. — La monnaie de fer 
des Spartiates. — Nouvelles diverses. — Ventes. — 
Trouvaille. 



179 

geknield de H. Servatius, met sleutel in de 
rechter- en model van de Sint-Servatiuskerk 
te Maastricht in de linkerhand; links geknield 
de H. Willebrordus, in de rechterhand model 
van den Dom te Utrecht, aan zijne voeten 
ligt zijn bisschopsstaf; beide in bisschopsgewaad. 
Om deze voorstelling een lint, waarin gestem- 
peld: BENED1C • PATER • OPT • S • S • SERVATII • ET • 
WILLIBRORDI • PROGENIEM • 

Ter zijde staat: j. p. m. menger, p. 
Onder de afsnede: 

NEERLANDIA • CATHOLICA • 

ANNO • CHRISTIANO • 

MDCCCLXXXVII 

Alles in parelrand. 
Brons, 50 m.M., Verz. Z. 

757. Als voren. 

Vz. 's Pausen aanziend borstbeeld in ornaat. 

Omschrift: LEO XIII POIOT. JIJ. 

Kz. 's Pausen wapen, gedekt door de 
S'. Pieterssleutels en de tiara, rustende op een 
bisschopsstaf en driedubbel kruis; ter zijden 
staat: kissing menden 

Omschrift: * ter herinnering a. h. 50JAR. 

PRIESTER-JUBILÉ Z. H. PAUS LEO XIII 
A. 31 DEC. 1887 

Koper verguld met oog en ring, 32 m.M. 
Verz. Z. 



i8o 



758. Als voren. 

Vz. 's Pausen linksgewend borstbeeld in 
ornaat. 

Omschrift: * leo xiii pontifex maximus 
Kz. De pauselijke kroon op twee gekruiste 
sleutels; daaronder: 

anniv: 

sacerd : 

L. die 

xxxi dec: 

mdccclxxxvii 

't Geheel omgeven door twee palmtakken, 

waarop beneden het pauselijk wapen rust. 

Tin, 30 m.M., Verz. Joh. Brinkgreve, te 
Deventer. 

759. Als voren. 

Vz. 's Pausen linksgewend borstbeeld in 
ornaat. 

Omschrift: leo xiii pont. max. 

20 feb. 1878 

Kz. 's Pausen wapen, gedekt door de tiara, 
rustende op twee gekruiste sleutels. 

Omschrift : 50-j. priesterschap van z. h. paus 

LEO XIII • 31 DEC • 1887 • 

Zilver en geel koper, met oog en ring, ovaal 
25 bij 21 m.M., Verz. Z. 

760. Als voren. 

Gelijk n°. 759, doch op de Kz. alleen het 
opschrift: 



i8i 



5°-J 

PRIESTERSCHAP 

VAN Z. H. PAUS 

LEO • XIII 

31 • DECEMBER 

1887 

Zilver, Verz. Z. 

Joachmo Pecci, van moederszijde een afstammeling van Rome's 
laatsten volkstribuun Cola di Rienzi, werd 2 Maart 18 10 te Carpineto 
bij Anagni geboren. Achtereen volgens pronotarius, huisprelaat van 
Gregorius XVI (1837), legaat in Benevento, Spoleto en Perugia, 
aartsbisschop van Damiate in partibus infidelium, nuntins te Brussel 
( lft 43)« werd hij 19 Januari 1846 aartsbisschop van Perugia en voor- 
loopig kardinaal en 19 December 1853 definitief als zoodanig benoemd. 
In 1876 pauselijk kamerheer te Rome, werd hij 20 Februari 1878 
tot paus gekozen en 3 Maart 1878 als zoodanig gekroond. 

Herhaaldelijk gaf hij blijken van inschikkelijkheid en toonde daardoor 
zijn vredelievenden aard. Zijne meest opmerkelijke daden zijn voor- 
aeker de Encycliek t de Rere mevarum", den weg wijzende, hoe de 
sociale kwestie volgens de leer van Christus moet worden opgelost, 
een ontegenzeggelijk zéér veel goeds bevattend geschrift, en zijne po- 
gingen om de engelsche, grieksche en andere afgescheiden Christe- 
nen weder met de R. C. kerk te vereenigen. Hij overleed 20 Juli 1903. 

?•!. 1887. 

Tentoonstelling van voedingsmiddelen te 
Amsterdam. Bekroningspenning. 

Vz. Ceres met korenschoof in de rechter- 
arm, op haar schoot een mand met vruchten, 
in de linkerhand een druiventros, gezeten 
tusschen hert, vogel en nest met eieren (rechts), 
koe, kool en bijenkorf (links). Haar rechter- 
voet hangt in het water, waarin een visch 
zwemt. Links ter zijde : i. hjon. f. 



l82 

Kz. Omschrift : 

TENTOONSTELLING VAN VOEDINGSMIDDELEN 

In lauwerkrans: 

AMSTERDAM 
1887. 

Brons, 56 m.M., nal. J. Elion. 

De tentoonstelling werd gehouden op het terrein achter het 
Rijksmuseum. De zg. „clou" was het oud-hollandsche marktplein. 

762. 1887. 

Nationale Tuinbouwtentoonstelling, 
te Winschoten. 

Vz. Eene vrouw met bloemruiker in de 
hand, waaruit enkele bloemen vallen, staande 
bij een op twee trappen geplaatst altaar, 
waarop bloemen liggen en op welks voorzijde 
boven twee lauwertakken, het wapen van 
Winschoten is gebeiteld. 
Op de onderste trap : begeer utrecht 
Omschrift : 

nationale tuinbouwtentoonstelling 
winschoten 1887. 
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. 

Zilver en brons, 53 m.M. Verz. Teyler. 

763. 1887. 

Nationale Tuinbouwtentoonstelling 
te Leeuwarden. 

Vz. Zittende vrouw, naar links gewend, met 



i83 

de linker elleboog rustende op het wapen van 
Friesland, met de rechterhand een op haar 
schoot gelegen ontrold perkament houdende. 

Links: Hoorn van overvloed, waaruit vruchten 
en een bloemtak te voorschijn komen, rechts: 
vaas met bloemen op voetstuk, bloempot met 
plant (Aaronskelk), gieter en spade. 

Omschrift: friesche tuinbouwvereeniging. 

Kz. In lauwerkrans: 

NATIONALE 

TUINBOUW 

TENTOONSTELLING , 

LEEUWARDEN. 
1887 

Zilver en brons, 37 m.M., Verz. H. Kuipers. 

764. 1887. 

Tentoonstelling te den Helder. 

Vz. Het gekroonde wapen van den Helder. 
Kz. Opschrift: tentoonstelling 

HELDER 
1887. 

Onder staat : j. f. manikus 

Brons, 53 m.M., door Begeer. Verz. Teyler. 

7«5. 1887. 

Prijspenning der Landbouwtentoonstelling 

te Zierikzee. 

Vz. De wapens van Zierikzee, Schouwen 



184 

en Duiveland * in een krans van korenaren, 
mais, vruchten, wortelen enz. 
Omschrift : 

3JC CENTRALE TENTOONSTELL1NGSVEREENIGING # 

LANDBOUWBELANG. 



Kz. 



(een lauwerkrans) 
AAN 



BEGEER 1887 UTRECHT 

Brons, 40 m.M., Verz. Teyler. 

* Het gouden schildhoofd behoort, volgens Smallegange, niet in 
het wapen van Duiveland te huis, dat alleen de geeren op een 
zilver veld heeft, het schildhoofd behoort in de wapens van Ouwer- 
kerk en Nieuwerkerk thuis. (Mededeeling van Mej. de Man.) 

7G0. 1887. 

Nieuwe prijspenning van het Legaat Hoelfft. 

Vz. Zie Dirks n°. 616, de houding en klee- 
ding der figuren, (De poëzie een dichter met 
lauweren kronend), eenigszins gewijzigd. 

In de afsnede : j. r. menger, f. 

Omschrift: ckrtamina poeskos latinak 

Kz. In een zwaren lauwerkrans: 

ACADEMIA REGIA 
DISCIPLINARUM 
NEDERLANDICA 

EX LEGATO 

1ACOBI HENRICI 

HOEVFFT 



i85 

Brons, 75 m.M., Verz. Z. 
Tijdschrift 1894, blz. 29, Bijdragen 2 e druk 
n°. 584. Kz. door W. Schammer. 

Jacob Hendrik Hoeufkt, geboren te Dordrecht 29 Juli 1756, 
promoveerde 1777 te Leiden, vestigde zich 1780 als advokaat te s-Graven- 
hagc, kort daarop te Dordrecht; in 1793 vertrok hij naar Breda, 
waar hij 14 Februari 1843 overleed. Hij was een verdienstelijke 
letterkundige en werd op later leeftijd de nestor der latijnsche 
dichters in Nederland genoemd. Bij uiterste wilsbeschikking besprak 
hij aan het Kon. Ned. Instituut (thans Kon. Akademie van Weten- 
schappen) een legaat, waarvan de inkomsten bij voortduring moeten 
strekken tot het toekennen van gouden en zilveren penningen aan hen, 
die verdienstelijke latijnsche gedichten inzenden. 

(Hoeufft bezat een uitgebreide munt- en penningverzameling.) 

7«7. 1887. 

Prijspenning van het Regiment Schutterij, 

te Amsterdam. 

Vz. Het wapen van Amsterdam met twee 
leeuwen als schildhouders, gedekt door de 
keizerlijke kroon. 

Omschrift : regiment - schutterij - Amsterdam 

Kz. Glad veld, omgeven door twee saam- 
gestrikte lauwertakken. 

Onder staat : begeer utrecht 

Brons, 50 m.M., Verz. Begeer. 

7«*. 1887. 

Prijspenning van het Koninklijk Nederlandsch 
Handelsmuseum te Amsterdam. 

Vz. Het koninklijk wapen, gedekt door een 
gekroonden helm, met dekkleeden; een leeuw 
tusschen twee olifantstrompen als helmteeken 



i86 

en twee leeuwen als schildhouders ; daaronder 
op een lint: je maintiendrai 

Omschrift: koninklijk nederlandsch han- 
delsmuseum AMSTERDAM 

Kz. Een sierlijke cartouche, waarin boven 
Mercuriuskop met gevleugelde muts en onder 
twee lauwertakken. 

Brons, 41 m.M., Verz. Teyler. 

Vz. door W. Schammer, Kz. door J. P. 
M. Menger. 

Het Kon. Ned. Handelsmuseum werd opgericht als uitvloeisel 
van de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel-ten toonstelling te 
Amsterdam in 1883. Het doel wordt als volgt beschreven in eene 
cirkuhüre in 't fransch, die de heeren F. W. Westeroven van 
Meeteren, W. J. P. Travaglino en W. A. Engelbrecht Dr. Jut., 
in September 1883 (Amsterdam) rond zon den. In dit blaadje leest 
men, volgens mededeeling van den heer Joh. W. Stephandc, o. a.: 

I. En principe il était décidé depuis longtemps que 1'Exposition 
coloniale et d'exportation générale d' Amsterdam servirait de point 
de dé part pour 1'établissement d'un Musée de Commerce Néerlandais. 

II. Ces musées ont pour but de renseigner les manufacturiers et 
les négociants sur la marche des affaires dans les pays étrangers et 
de leur faciliter les transactions commerciales avec les consommateurs 
et les producteurs de ces contrées .... En mème temps ils doivent 
faciliter a 1'importeur d'outremer et a Pexporteur de 1'Europe de faire 
leur choix entre les produits de producteurs de premier ordre et de 
faire leurs achats dans les meilleures conditions possibles. 

III. Pour atteindre ce but il a fallu chercher a composer les 
collections, au tan t que possible de ce que les divers fabricants et 
leurs agents auront exposé . . . 

La cotisation qui (1'exposant) est demandée pour remplacement de 
ses échantillons peut être peu élevée parce que. ... La source prin- 
cipale des revenus du Musée doit étre la commission sur les com- 
mandes qui seront faites par son intermediaire.... Le Musée 
Commercial Néerlandais se composera: 

a. d'un bureau de renseignements donnés sur les articles exposés 
et sur leurs producteurs, apprét toilette et emballage des articles, 



i8 7 

moyens de transport, coutumes des différents marchés, biblio- 
thèque, almanachs, catalogues, journaux techniques, prix-courantsetc. 
b. d'une exposition permanente, qui comprendra les éléments sni- 
vants: échantillons de matières premières, échantillons de denrées 
d'importation, échantillons de prodnits d'exportation. 

7«9. 1887. 

Prijspenning der Amsterdamsche vereeniging 
ter bevordering van Jacht- en Terreinrijden. 

Vz. Tusschen twee lauwertakken, waarop 
twee karwatsen, jachthoorn en hoefijzer liggen, 
een paard enkop ; daaronder staat : j. p. M.(enger) 

Kz. Glad veld, met het omschrift: 

S> AMST. VER. TOT BEVORDERING VAN JACHT- 
EN TERREINRIJDEN 

Brons, 40 m.M., Verz. Teyler. 

770. 1887. 

Prijspenning der Geldersche Harddraverij- 

en Renvereeniging. 

Vz. Een op twee gekruiste karwatsen 
geplaatst schild, een paardekop vertoonende, 
gekroond door een jockeypet; aan het schild 
hangen twee hoofdstellen. 

Omschrift: 

GELDERSCHE HARDDRAVER1J EN RENVEREENIGING % 

Kz. Onder het gekroonde wapen van Gel- 
derland, een geschiedrol, rustende op een eike- 
en lauwertak. 

Onder staat : bkgkir utrecht 

Brons, 50 m.M., Verz. Begeer. 



i88 

771. 1887. 

Prijspenning van de 

Bredasche harddraverij-vereeniging. 

Vz. Een burcht met vijf torens, waarboven 
het wapen van Breda met twee leeuwen als 
schildhouders, daarboven een engel ten halven 
lijve. 

Omschrift: bredasche harddraverij en 

RENVEREENIGING 
Onder Staat: w. s.(chammer) 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. 

Brons, 40 m.M., Verz. Snokck. 
Bijdragen, 2 C druk, n°. 583. 

772. 1887. 
Prijspenning van de Koninklijke 

Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging 

te Amsterdam. 
Vz. Gekroond anker, waarom een kabel is 
geslingerd. 

Omschrift: $ koninklijke nederlandsche 

ZErL- en roei-vereeniging 
Kz. Een aan linten hangend bord, waarop: 

eerste prijs 
Omschrift: roei wedstrijd Amsterdam 
Brons, 39 m.M., Verz. Teyler. 
Vz. door W. Schammer, Kz. door J. P. M. 
Menger. 

Zie omtrent deze vereeniging de aanteekening bij n u . 564. 



189 

773. 1887. 
Prijspenning der Zeilvereeniging 

te Lekkerkerk. 

Vz. Het wapen van Lekkerkerk. 
Omschrift: zeilvereeniging lekkerkerk 

1887 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. 

Brons, met oog en ring, 27 m.M., Verz. Z., 
door Begeer. 

774. 1887. 

Prijspenning der vereeniging „Avicultura", 
(vogelkweeking) te Utrecht. 

Vz. Naar links ziende arend met uitgespreide 
vleugels, zittende op een korenaar; op zijn 
borst het nederlandsche wapen, alles bestraald 
door lichtstralen. 

Omschrift: f nederlandsche vereeniging 

„avicultura" 

Kz. Een krans gevormd door twee koren- 
aren, op elk daarvan zit een vogel, onder op 
den krans staan een haan en hen tegenover 
elkander, daarachter een korenveld. 

Onder staat : de vries ARNH.(em) 
Brons, 40 m.M., Verz. Z. 

In 1902 door een nieuwen penning van Begeer vervangen. 

h 



190 

775. 1887. 

Prijspenning der Scherpschuttersvereeniging 
„Helmond", te Helmond. 

Vz. Het door een muurkroon gedekte 
wapen van Helmond, daaronder : c. wurden 

BRUSSEL 

Omschrift: scherpschutters vereeniging 

„HELMOND" • HELMOND • 

Kz. Glad veld, onder omgeven door twee 
saamgestrikte lauwertakken. 

Zilver en brons, met oog en ring, 32 m.M., 
Verz. Snoeck. 

770. Als voren. 

Zonder den naam des graveurs. 
Zilver en brons, met oog en ring, 23 m.M., 
Verz. Z. 

Bijdragen 2 e druk, n°. 585. 

777. 1887. 

Prijspenning der gemeente Heeswijk. 

Vz. Het wapen van de gemeente Heeswijk, 
omgeven door een driedubbelen parelcirkel. 

Omschrift tusschen de beide binnenste parel- 
cirkels : GEMEENTE HEESWYK 

Kz. Glad veld, omgeven door parelcirkel. 
Brons, 39 m.M., Verz. Snoeck. 



I9i 

Bijdragen 2 e druk, n°. 581. Tijdschrift 
1898, bl. 135 en PI. I, n°. 3. 

Bedoelde penning werd op voorstel van Jhr. van den Bogaerde 
van Moergestel aan den toenmaals met het restaureeren van het 
kasteel Heeswijk bezig zijnden architekt Petrus M. F. Snickers, 
voor het belangeloos maken der teeken ingen enz., voor den verbouw 
der gemeenteschool, door den raad van Heeswijk in goud, zilver, 
brons en papier aangeboden, met het gegraveerde opschrift aan 
de Kz. : 

HULDE 

AAN DEN HEER 

P. M. F. SNICKERS 

ARCHITECT 

WEGENS VERBOUW DER 

OPENBARE SCHOOL 

1887. 

Deze bood de penningen aan Jhr. van den Bogairde aan, 
welke zich in de verzameling op het kasteel Heeswijk bevonden. 
De stempels werden daarna terstond gebroken (Mededeeling van 
Jhr. M. A. Snoeck). 

Hoe verschaft men zich kosteloos unieke penningen? 't Recept 
hierboven ! 

778. 1887. 

Prijspenning, (volgens mededeeling van 

den Heer Mr. L. W. A. Besier, bestemd 

geweest voor een gymnastiekwedstrijd 

te 's-Gravenhage). 

Vz. Het gekroonde nederlandsche wapen 
met twee leeuwen als schildhouders, rustende 
op een ornement, waaraan een lint hangt met 
de spreuk: je maintiendrai. 



192 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. 

Brons, 40111.M., Verz. Rijksmunt. Vervaardigd 
door 's Rijks stempelsnijders. 

779. 1887. 

Land- en tuinbouwtentoonstelling 
in Luxemburg. 
Vz. In verdiept veld, omgeven door een 
kabelrand het gekroonde wapen van Luxem- 
burg; daaronder: hart 

Omschrift: $> cercle agricole & horticole 

DU GRAND DUCHE DE LUXEMBOURG 

Kz. Tegen een cirkelvormig, door een 
bijenkorf gedekt medaillon leunen twee staande 
vrouwefiguren, links de tuinbouw met spade 
en snoeischaar, rechts de landbouw met een 
zeis, een krans houdende boven den bijen- 
korf; onder het medaillon hoorn van overvloed, 
harken, ploeg, landrol, bloemen, vruchten enz 

In het medaillon: 

=,vnoN C, Éffjf 

^ DE ^ 

1887 

Links onder het geheel: hart. 

Zilver, 47 m.M. Veiling Schulman, Febr. 1902. 

780. 1888. 8 Februari. 

J. B. Schone te Amsterdam, gedurende 
50 jaren handelsessayeur. 



193 

Vz. Een wapenschild waarin Mercuriusstaf, 
omgeven door de letters: I. B. S., daaronder 
staat: begeer utrecht 

Omschrift: jan bernd schone 

$> AMSTERDAM S> 

Kz. In een eike- en lauwerkrans: 

TER 

HERINNERING 

AAN HET 

50 JARIG 

JUBILEUM 

8 FEBRUARI 
1838— 1888. 

Brons, 41 m.M., Verz. Teyler. 

J. B. Schone, geboren te Amsterdam 7 Juli 1822, overleden te 
Haarlem 27 Januari 1891, was door den aard van zijn beroep gemak- 
kelijker dan vele anderen in staat eene keurige verzameling pen- 
ningen en munten bijeen te brengen. Zijne verzameling werd 
10 — 12 Oktober 1892, door G. Theod. Bom & Zoon geveild. De 
katalogus telt 1728 nummers, behalve de boeken. 

Gerrit Schone, grondlegger der zaak, werd in 1729 als poorter 
van Amsterdam ingeschreven en in 1739 na afgelegd examen, als 
essay eur bij de wisselbank aangesteld. 

Van dezen tijd dagteekent het optreden der steeds van vader op 
zoon overgaande, in bloei en omvang toenemende zaak, die tot 1881 
in de Kal verst raat gevestigd was en toen door uitbreiding naar het 
Rokin 83 werd verplaatst. Zie de beschrijving der zaak in Eigen 
Haard 1895, blz. 635 e. v. 

781. 1888. 29 April. 

25-jarig Huwelijk van 
den Heer en Mevrouw J. Cockuijt — Kelk, 

te Utrecht. 



194 

Vz. TER 

HERINNERING 

AAN HET 

ZILVER HUWLIJKSFEEST 

V. D. HEER en MEVR 

J. COCKUYT— KELK. 

Kz. 29 APRIL 

1863— 1888 

Brons, 38 m.M., door Begeer. Verz. Teyler. 

Jacobus Cockuijt en Maria Elisabeth Kelk, laatstgemelde 
overleden te Utrecht 20 September 1903, waren de schoonouders 
van ons medelid C. L. J. Begeer, van 1 Juli 1895 — 1 Juli 1903 
firmant van de Kon. Utrechtsche fabriek van Zilverwerken, firma 
C. J. Begeer, thans eigenaar van de Stichtsch e Fabriek van Zilverwerken. 

782. 1888. 1 Mei. 

50-jarig bestaan van het genootschap 

„Natura Artis Magistra", te Amsterdam. 

Vz. Op een lauwerkrans rusten de saam- 
gestrikte wapens van Nederland en Amsterdam, 
links liggende tijger, rechts leeuwenkop, boven 
staande olifant, achtergrond een heuvelachtig 
terrein. 

Kz. In het veld: 1838. 

1 MEI 

1888. 
Daaronder twee saamgestrikte lauwertakken; 
omschrift op matten rand: 

• KONINKLIJK ZOOLOGISCH GENOOTSCHAP 
NATURA ARTIS MAGISTRA 

Brons, 43 m.M., Verz. Z. 



195 

782 A - Als voren. 

Prijspenning. 

Geheel = n°. 782, doch zonder datum en 
jaartallen op de Kz. 

Brons, 43 m.M., Verz. Begeer. 

In 1828 werd te Londen door de Zoological Society de eerste 
publieke diergaarde opgericht en drie amsterdamsche vrienden 
w en se h ten ook voor Amsterdam eene dergelijke instelling in het 
leven te roepen, t. w. Gerardus Frederik Westerman, geboren 
8 December 1808 te Amsterdam, boekverkooper; (zie n°. 442), Johann 
Wilhelm Heinrich Werlemann, geboren te Wesel 6 Januari 1807, 
overleden te Oosterbeek 18 Oktober 1877 en Johannbs Wilhelmus 
WrjSMULLER, geboren te Amsterdam 16 September 1806, overleden 
aldaar 23 Juni 1882, horlogemaker. 

Dank de tegenwerking van het gemeentebestuur van Amsterdam 
mislukten de door eerstgenoemden in 1836 bij Z. M. Koning Willem I 
aangewende pogingen om diens hulp in te roepen. In 1837 huurden 
zij de Nieuwe Stadsherberg in de Middellaan bij de Prinsengracht, 
om een zekeren R. Draak in staat te stellen, zijne verzameling 
opgezette dieren ten toon te stellen, in het volgende jaar reeds ver- 
kregen zij den in erfpacht uitgegeven tuin Middenhof, schuin daar tegen- 
over gelegen, stonden hunne eigen verzamelingen (Westerman bezat 
eene uitgebreide verzameling vogels) af en openden 1 Mei 1838 eene 
sociëteit ter bevordering van de kennis der natuurlijke historie, 
onder den naam „Natura Artis Magistra", welks ledental in de eerste 
maand van haar bestaan reeds tot 125 klom; in 1839 was dit 
reeds zoo gestegen, dat voor / 34,000. — de bekende groote mena- 
gerie van van Aken kon worden aangekocht en ondanks de 
belachelijke tegenwerking van het gemeentebestuur, dat de plaatsing 
der wilde dieren aanvankelijk slechts in een gebouw van steen met 
ijzeren dak umder (Uuren of vensters wilde toestaan, mocht Amsterdam 
er zich, dank het flinke doorzetten harer drie kranige burgers, op 
beroemen de eerste diergaarde op het vasteland te hebben tot stand 
gebracht. 

Den 2den December 1882 werd het Aquarium geopend. 

783. 1888. 15 Mei. 

25-jarig huwelijk van 
H. F. C. Gerlings en A. D. J. Kruseman. 



196 

Vz. Hunne fotografische portretten in me- 
daillons tusschen krullen. 

Boven: 15 mei, onder: 1863 — 1888 
Kz. In het veld: 

DEZE MEDAILLE 

HEEFT 
GEEN KEERZIJDE 

Verzilverd papier, 44 m.M., Verz. Teyler. 

784. 1888. 27 Mei. 

70 stc Verjaardag van Professor F. C. Donders. 

Vz. Zijn rechts gewend hoofd, waaronder 
staat : l. jünger. d. j. p. m. menger, f. Omschrift : 

* FRANCISCVS CORNELIVS DONDERS * 
D • XXVII MAII A • MDCCCXVIII — MDCCCLXXXVIII 

Kz. In lauwerkrans: 

PER 

VARIAS GENTES 

ILLVSTRIS BATAVI 

ADMIRATIONE 

JVNCTI 

Omschrift: in memoriam diei qvo conditvm 

PIVM CORPVS IPSIVS NOMINE INSIGNE $> 

Onder staat : w. schammer. f. 
Brons, 66 m.M., Verz. Z. 
Bij dr ag €7i 2 e druk, n°. 587, Médailles et 
Plaquettes Moderties PI. XXXII, n°. 149. 

Zie omtrent Donders de aanteekening op n°. 254. Bij deze 
gelegenheid werd hem een feestbundel van natuur- en geneeskundige 
onderzoekingen aangeboden. 



197 

785. i888. 31 Mei— 30 Juni. 

Tentoonstelling te Breukelen. 
Ter eere van L. C. Dudok de Wit. 

Vz. Het familiewapen van Dudok de Wit: 
in blauw een gouden keper, vergezeld van 
drie gouden rozen (op den penning staan 
drie zespuntige sterren), gouden schildhoofd 
beladen met een arend met uitgeslagen vleu- 
gels, met helm en dekkleeden ; daaronder: begeer 

Omschrift: ingezetenen van breukelen 

-* AAN L. C. DUDOK DE WIT *«- 

Kz. Het gekroonde wapen van Breukelen 
in een lauwerkrans. 
Omschrift : 

TER HERINNERING AAN DE TENTOONSTELLING 
ANNO - VECHTENHOFF - l888 

Brons, 47 m.M. Verz. Begeer. 

Léonard Corneille Dudok de Wit werd geboren te Amsterdam 
3 Oktober 1843 als afstammeling van een patricisch amsterdamsch 
geslacht. Hij was bestemd zijn grootvader als makelaar in suiker 
op te volgen, doch het kantoorleven beviel hem niet en hij wilde 
zich eerst in Indie op de hoogte van de suikerkul tuur stellen, waai toe 
hij zich in Maart 1865 op de „Bal timore" te Nieuwe Diep inscheepte 
en 24 Juni 1865 op Java aankwam. 

Ook daar geen rust! De beroemde reis om de wereld werd 
begonnen, 1 Juli 1865—10 Januari 1866 door Oost- en Midden-Java 
te paard of met rijtuig. 16 Januari— 6 Februari naar de Molukken, 
waar tot 14 Maart de Minahassa werd doorwandeld. 

1 Mei — 2 Nov. 1866 wandeling van Banjoewangie, over Anjer 
naar Batavia, van waar terstond de tocht naar diverse plaatsen in 
Indie, China. Japan en Noord- Amerika werd aanvaard, 30 Juni 1867 
te Amsterdam terug. Amerika werd nog 3 maal bezocht in 1874, 1 876 
en 1879; 1 — 9 J un i I&74 werd de bekende wandeltocht gemaakt 



198 

naar Parijs, i Mei — 26 Mei 1875 die van Amsterdam naar Weenen. 
De heer de Wit is nog steeds groot liefhebber van wandeltochten 
en zwemmen. Hij woont op het buitengoed Slangen vecht te Breu- 
kelen, (door hem zelf genoemd Huize „Vroeg-, Loop- en Zwemlust" ook 
Huize „Afdoen van Zaken") waar een museum, prijkende met de namen 
der 5 werelddeelen, zijne kostbare verzamelingen van reisherinneringen 
bevat. Hij kent ons geheele land en ieder kent hem als „Kees de 
de wandelaar, Kees de tippelaar" of zooals hij zelf zich soms teeken t 
„de levenslustige landlooper Kees". 

De hiervoor beschreven penning werd hem bij gelegenheid van 
de tentoonstelling zijner verzamelingen, ten bate der behoeftigen aan- 
geboden met eene oorkonde met fraaie randversiering luidende: 

TOEWIJDING. 

Op heden den 24<=n September 1888 is namens ingezetenen van 
Breukelen-Nijenrode en Breukelen-St. Pieters aan den Heer Leonard 
Cornkille Dudok de Wit eene zilveren en eene gelijke bronzen 
medaille, benevens dit geschrift aangeboden, waartoe aanleiding 
gevonden werd in de overweging: 

i°. dat de Heer Dudok de Wit zich bij voortduring heeft be- 
ijverd om nuttig te zijn voor de maatschappij en voor zijne medeburgers 
te Breukelen in het bijzonder; 

2°. dat eene nieuwe kroon voor dit streven is verworven door de 
tentoonstelling, die de Heer Dudok de Wit beraamd en den 
31 en Mei 1888 op den huize Vecht enhofl" geopend heeft, eene ten- 
toonstelling, van zeldzaamheden, plaatwerken enz. op zijne reizen in 
Ned. Oost-Indie, China, Japan, Noord- Amerika, Midden-Europa bijeen 
gebracht en voor welke tentoonstelling hij alle kosten heeft gedragen, 
terwijl hij onvermoeid en op de meest verplichtende wijze den be- 
zoekers alle mogelijke inlichtingen verschafte; 

3 n . dat de He?r Dudok de Wit de geheele opbrengst heeft bestemd 
om behoeftige ingezetenen van Breukelen te ondersteunen en aan 
werkeloozen gedurende den winter werk te verschaffen. 

Ten Oorkonde van het door hoogachting en waardeering genomen 
besluit is dit geschrift geteekend en bezegeld op genoemden 24 Sep- 
tember 188S. 

(Volgen tal van handteekeuingen) 

786. 1888. 2 Juni— Oktober. 

Tentoonstelling van oude en nieuwe 

Kunstnijverheid, in den Hertenkamp (z. g. 

Koekamp), te 's-Gravenhage. 



199 

Vz. De kunst, onder de gedaante eener 
gevleugelde zittende vrouw, boven welker 
hoofd een vijfpuntige stralen-schietende ster, 
reikt met de rechterhand een lauwerkrans, in 
haar linkerarm een palmtak. Aan hare voeten 
een engeltje de bazuin blazende en met de 
rechterhand op een antiek schild wijzende. 

Omschrift : 

NATIONALE TENTOONSTELLING 

VAN OUDE EN NIEUWE KUNSTNIJVERHEID 

*S GRAVENHAGE l888 

Ter zijde staat: bart v AW hove sc 
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
tak met lint. 
Onder staat: begeer utrecht 
Brons, 59 m.M., Verz. Z. 

787. 1888. 9 Juni. 

Internationale roeiwedstrijd te Deventer. 
Vz. Het gekroonde wapen van Deventer. 

Omschrift: internat, roeiwedstrijd 

* DEVENTER 9 JUNI l888 * 

Kz. Glad veld, omgeven door lauwer- en 
eikekrans; daaronder: begeer 

Brons, met oog en ring, 25 m.M. 

788. 1888. 30 Juni— 1 Juli. 

Kegelconcours te Utrecht. 
Vz. Het einde eener kegelbaan, de negen 



200 

kegels omgeworpen door een bal, (alle negen) 
daaronder het wapen van de stad Utrecht, 
in versierden, door eike- en lauwerloof 
omgeven rand. 

Kz. Cartouche rustende op palmblad, waarop: 
i prijs, omgeven door een lint, waarop: 

KEGELCONCOURS te UTRECHT 
SOCIËTEIT DE VËREENIGING 

Brons, 46 m.M., Verz. Z., door Begeer. 

789. 1888. 14 Juli. 

Prijspenning van de Roei- en Zeilvereeniging 

„de Maas M te Rotterdam, voor zeilwedstrijden. 

Vz. Het wapen der vëreeniging (rood 
kruis op een zilveren veld), gedekt door eene 
in drie zeilende scheepjes uitloopende kroon, 
met als schildhouders: links Neptunus met 
drietand, rechts meermin met de vlag der 
vëreeniging (rood kruis op wit veld), 't geheel 
rustende op twee saamgebonden lauwerbundels. 

ümschrift : 

roei en zeilvereeniging de maas 

c. wurden ROTTERDAM brvssel 

Kz. Glad veld, omgeven door een zwaren 
lauwerkrans. 

Zilver en brons, 50 m.M., Verz. Z. 

Voor het eerst uitgereikt op den Internationalen Zeil- en Roei- 
wedstrijd van 14 Juli 1888. 

De vëreeniging is opgericht in 1851, in 1901 vierde zij haar 
50-jarig bestaan en ontving zij het predikaat „Koninklijke"; thans 
voert zij de koninklijke kroon, op witte liggende ruit in het 
midden van het rood e kruis in haar vlag. 



201 

790. Als voren voor Roeiwedstrijden. 

Vz. Wapen der vereeniging (geheel als op 
n°. 789), daaronder: wurden 
Omschrift : 

ROEI EN ZEILVEREENIGING DE MAAS 

ROTTERDAM 

Kz. 14 JULI 

1888 

Brons, met oog en ring, 22 m.M., aan rood 
wit rood lint, breed 1 1 m.M. In Verz. Z. met: 
30 juni 1901. 

Deze penning uitgereikt wordende aan de roeiers en stuurlieden 
van de winnende booten, is voor het eerst in 1881 uitgeloofd ; telken- 
male wordt de datum op de Kz. met nieuwen stempel geslagen. 

791. 1888. 1 Augustus. 

Ter eere van A. Smit, bij zijn aftreden als 
burgemeester van Vlissingen. 

Vz. Omschrift: dankbare herinnering aan 

HET NEGENJARIG BESTUUR VAN 

In een eike- en lauwerkrans : 

BURGEMEESTER 

AR1E SMIT 

1879- 1888. 

Kz. Het wapen van Vlissingen, rustende 
op een Mercuriusstaf, bijlbundel en drietand. 
Rechts en links een dolfijn, onder een kamrad. 

Daaronder op een lint: 1879 1888 

Onder staat: begeer 



202 

Omschrift: de ingezetenen van vlissingen 
Brons, 40 m.M., Verz. Begeer. 

Arie Smit vroeger scheepsbouwmeester te Slikkerveer, is de 
stichter der Kon. Maatschappij „de Schelde", die I November 1875 
begon te werken, en waarvan hij president-kommissaris is. Bij het 
25-jarig bestaan, 1 November 1900, werd hem een penning met zijn 
borstbeeld aangeboden. 

7!>2. 1888. 1—6 Augustus. 

Prijspenning van de Wielertentoonstelling 

te Nijmegen. 
Vz. Omschrift : 

WIELERTENTOONSTELLING 
* NIJMEGEN •* 

In het veld: 

I 6 • AUGUSTUS 

1888 

daarboven en daaronder een lauwertak. 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwer- 
krans. 

Brons met oog en ring, 32 m.M., door 
Begeer en in diens Verz. 

79:J. 1888. 14 Augustus. 

Prijspenning van den Nederlandschen 

Zwembond. 

Vz. In versierden rand het gekroonde neder- 
landsche wapen met twee leeuwen als schild- 
houders, rustende op een lint met de spreuk: 
je maintiendrai, daaronder: begeer utrecht 



203 

Omschrift op matten rand, tusschen twee 
parelcirkels : 

<8> NEDERLANDSCHE ZWEMBOND <8> 
OPGERICHT 14 AUGUSTUS l888 

Kz. Glad veld, omgeven door twee saam- 
gestrikte lauwertakken. 

Brons, 40 m.M. 
704. 1888. 24 Augustus. 

Bezoek van de „Holland Society of New- York' ' 

aan Utrecht. 

Vz. Het wapen der kunst, (drie zilveren 
schildjes op een rood veld), rustende op een 
tropee van zilversmidsgereedschap, daarboven 
een kroontje ; omschrift : 

UTRECIITSCHE FABRIEK VAN ZILVERWERK 

# C. J. BEGEER * 

Kz. Opschrift : 

IN 
REMEMBRANCE 

OF THE 

HOLLAND SOCIETY 

OF NEW YORK's 

VISIT 

TO 

UTRECHT 

aug. 24™ 88 

Brons, 28 m.M., Verz. Z. 
795. Als voren. 

Dezelfde komt ook voor met gladde keer- 
zijde als adrespenning der firma Begeer. 
Verz. Z. 



204 

De „Holland Society of New- York" werd in 1885 opgericht en 
stelt zich ten doel de berinnering aan het voorgeslacht levendig te 
houden en de oud-hollandsche deugden onder hare leden te bevor- 
deren en aan te kweeken. Voorts vergadert zij bouwstoffen tot het 
samenstellen eener geschiedenis van de Hollanders in Amerika, om 
daarin in het bizonder aan te toonen den invloed, die deze op de 
instellingen en den vooruitgang van Amerika hebben uitgeoefend. 
Slechts zij worden als lid aangenomen, die eene achtenswaardige 
positie in de maatschappij bekleeden en regelrecht in de mannelijke 
lijn afstammen van de hollandsche kolonisten, die vóór 1675 in 
New- York of in eenige andere amerikaansche volksplanting gevestigd 
waren (Pelgrim Fathers). Hun draagteeken is een zilveren geuzenpenning 
met afhangende napjes aan oranje lint met zilveren gesp, waarop: 

THE HOLLAND SOCIETY 
OF NEW YORK. 

Een exemplaar van dit draagteeken vond ik in de Ven. de Man. 

796. 1888. 16 September. 

Prijspenning der Amateur Fotografen - 
Vereeniging te Amsterdam. 

Vz. Een op een driepoot gesteld fotografie- 
toestel, daarachter opkomende zon. 

Omschrift : 

AMATEUR FOTOGRAFENVEREKNIGING 

AMSTERDAM 

Kz. Glad veld, omgeven door twee saam- 
gebonden lauwertakken 

Onder staat : begeer utrecht 

Brons, 46 m.M., Verz. Z. 

Deze vereeniging . erd opgericht i September 1887 en goedge- 
keurd bij K. B. dd. 16 Januari 1890. Ze heeft haar vereenigings- 
lokaal en atelier in de Hand hoogstraat n n . 2, te Amsterdam. 

(Wordt vervolgd.) 



Twee merkwaardige Oranje-penningen. 



Bij het rangschikken en beschrijven der Oranje- 
penningen van het munt- en penningkabinet 
in het Friesch Museum, vond ik nog i) twee 
onbeschreven stukken, welke om hunne zeldzaam- 
heid vermelding verdienen. 

Het zijn geslagen penningen, die uit een artistiek 
oogpunt volstrekt niet belangrijk zijn. Zij ontleenen 
hunne waarde aan het feit, dat zij in penningwerk 
noch katalogus voorkomen en, voor zoover mij be- 
kend, alleen aanwezig zijn in het kabinet van het 
Friesch Genootschap te Leeuwarden. 

Onze eerste penning heeft veel overeenkomst 
met dien, vermeld bij de Vries en de Jonge, 
deel II, n°. 4. 

Deze draagt het jaartal 1568, terwijl de onze in 
het jaar 1573 geslagen is en van stempel verschilt. 

Het Kon. munt- en penningkabinet te 's-Graven- 
hage bezit een exemplaar met het jaartal 1568, 
vermeld onder n°. 4, in „De Historiepenningen en 
Munten, betrekking hebbende op de geschiedenis 
van het Stamhuis van Oranje-Nassau" en afge- 
beeld op het titelblad. 



(I) In de „Vrije Früs % ' 1902, beschreef ik een drietal gegraveerde 
Oranje-penningen uit dezelfde verzameling. 

15 



20Ó 

Dit stuk wijkt, zooals wij zullen zien, in velerlei 
opzicht af van onzen penning en van dien afge- 
beeld bij de Vries en de jonge, i) 

De voorzijde van onzen penning (zie de afbeelding 
PI. IV, n°. i) vertoont eene wolk, waaruit een arm 
te voorschijn komt, gewapend met een zwaard, dat 
door hemellicht bestraald wordt. Het omschrift 
luidt: » JUSTICE S> MAINTIENDRA » 1573 © 

Op de keerzijde ziet men eenen oranjeboom 
waaraan vijf vruchten (geen bloesem). 

Omschrift: L'ORANGE $> FLEURIRA » G » 
D $> N © P # (Guillaume de Nassau, Prince). 

Aan beide zijden roosjes tusschen de woorden. 

Van een oog of gaatje is niets te bespeuren. 

Het onderscheid tusschen het stuk uit de verza- 
meling te Leeuwarden en dat afgebeeld bij de Vries 
en de Jonge bestaat, wat de voorzijde aangaat, in 
't jaartal, 't kortere zwaard en de grootere letters. 
De keerzijde verschilt door den boom. Die op 
het onze draagt enkel vijf vruchten. De afbeel- 
ding in bovengenoemd werk geeft eenen bloeien- 
den boom met drie vruchten. De afscheiding der 
woorden is anders en er staat een muntteeken op. 2) 



1) DlRKS vermeldt in lijn Repertorium, &&\ I, no. 470, den penning van 
het Kon. Kabinet, want hij verwijst naar het verslag daarvan over 1876. 

2) Onze penning heeft geen muntteeken. Op de afbeelding pi. VII, 
n°. 4, bij de Vr. en de J. ziet men tusschen de woorden ORANGER en 
FLEURIRA een takje met bladen en vrucht, dat 't muntteeken voorstelt. 

Deze gebrekkige figuur zal vrij zeker moeten voorstellen, een oranjetak 
met appel, zooals de strooipenningen van Prins Maurits (van Loon I, 
396 — 397 en 398) vertoonen. 

Zie ook het muntteeken op de munten van Zalt-Bommel (Verkade, pi. 36, 
1, 2 en 3 en van Loon, I, blz. 529, 2.) 



207 

Tusschen den penning van het Haagsch Kabinet 
en dien in het Friesch Museum valt grooter ver- 
schil op te merken. 

Door vergelijking der afbeeldingen valt dit terstond 
in het oog. Zie b. v. de wolk waaruit de arm te 
voorschijn komt, de afscheiding der woorden, den 
bodem waarop de oranjeboom staat en vooral den 
boom. 

De stukken zijn bovendien van zeer verschillend 
fabrikaat. De muntschijf van het Haagsche is 
dunner, het relief hooger. Het doet meer denken 
aan eenen gegoten, geciseleerden historie-penning, 
terwijl het Friesche meer de eigenschappen van 
een geldstuk vertoont. 

Het eerste heeft eene middellijn van 32.5 m.M., 
een muntveld van 25 m.M. en een gewicht van 
8.1 10 gram. Het onze meet 31 m.M., het veld 
23 m.M. en weegt 14.300 gram. 1) De groote 
overeenkomst in stijl en bewerking van onzen pen- 
ning met den door de Vries en de Jonge beschre- 
venen pleit voor zijne echtheid. 2) 

De verklaring door bovengenoemde schrijvers 
bij hunne afbeelding gegeven kan ons niet voldoen. 

De vraag, door wien en waar de penning geslagen 
is, wordt niet beantwoord. 



Revue Beige dt numismatiqut \ 3 Série, tom. VI, pg. 474. 
Het wordt daar granaatappel genoemd. 

1) Door de hulpvaardigheid van den Direkteur van het Kon. Munt- en 
Penningkabinet, ben ik in staat deze nauwkeurige vergelijking te maken. 

2) De grootte, het lettertype, de wolk, die den arm geheel omringt, de 
vorm van den boom en de met gras begroeide bodem rijn punten van over- 
eenkomst tusschen onzen penning en dien bij db Vries en de Jonge. 



208 

Over den uitleg van de keerzijde zijn wij het 
met hen bepaald oneens. Zij meenen, dat de drie 
vruchten aan den boom doelen op de broeders van 
Prins Willem I. De vruchten aan den Oranjeboom 
zijn Oranjes. Aan 's Prinsen broeders, die Vorsten 
van Nassau waren, kan hier niet gedacht worden. 

De drie oranjeappelen aan den boom op den 
penning van 1568 en de vijf vruchten aan dien op 
het stuk van 1 573 duiden op de kinderen van den Prins. 

Laat ons zien of dit uitkomt. Filips Willem werd 
geboren 19 December 1554, Maria 7 Februari 1556, 
Anna in 1562, Maurits in 1567. Den 13°" Fe- 
bruari 1568 werd Filips Willem opgelicht van de 
hoogeschool te Leuven en naar Spanje gevoerd. 

Zijn vader heeft hem niet mogen terugzien. 1) 

Men schijnt hem, onder den indruk der benarde 
tijdsomstandigheden, als verloren te hebben be- 
schouwd. Blijkbaar miste men den moed hem 
nog mee te tellen. 2) 

Op den penning van 1568 kon men dus slechts 
drie vruchten afbeelden. 



1) Lees het verhaal der ontvoering bij Bor, Deel i, blz. 222, hij 
Ruth. Pitnam, „Willem de Zwijger," deel 1, blz. 248, en in: Het Leven 
van Willem i te Leyden 1732, blz. 36. 

2) In 1568 werden de Graven van Egmond en Hoorn onthoofd en 
verspreidde zich in de Nederlanden het gerucht dat Koning Filips zijnen 
eenigen zoon Don Carlos had doen ombrengen. De hoop op het behoud 
van Filips Willem, den zoon van den gehaten Zwijger, zal toen vrij zeker 
zwak zijn geweest. 

Zie : GACHARD. Corrcspondanee de Guillaume Ie Taciturne, tome 1 1 1, pg. 1 3. 

Het Leven van Willem i, te Leyden 1732, dl. 11, blz. 54 en 55. 

Bor. De Neder landsche Historiën dl. 1 „Antwoorde des Pr ineen van 
Orangien opte brieven van dagementc van den Procureur generaal" blz. 
223, b. en in het Bijvoegsel van Autentieke stukken: „Verantwoording des 
Princen van Oranje in den Jijre 1568 uitgegeven" blz. 14, b. 

Zie de zinneprent op den toestand in Nederland in 1568, in de Platen- 
atlas van de Boer en Hettema. Fig. 80, blz. 28. 



209 

Den io* 1 April 1569 zag Prinses Emilia het le- 
venslicht. Toen dus in 1573 de toekomst wat 
minder donker was en men de hoop koesterde 
des Prinsen oudsten zoon, door uitwisseling van 
gevangenen of op andere wijze te kunnen behou- 
den, kon de Oranjeboom met vijf vruchten prijken. 

In het verslag over 1876 van het Kon. Penning- 
kabinet wordt, naar aanleiding van dezen penning, 
een citaat vermeld uit de „Studiën en schetsen' 
van Bakhuizen yan den Brink. 

In het opstel over Andries Bourlette, deel 1, 
2 stuk, blz- 326, vermeldt die schrijver, naar aan- 
leiding van eene spreuk van Monluc: i) „Geteekend 
volk vecht felst, " dat de Prins er voor gezorgd 
had, dat zijne partijgangers sprekende kenteekenen 
hadden. En op blz. 327: 

„Ook droegen in 1568 sommige van 's Prinsen 
ruiters aan een zwart zijden koord eenen penning, 
op welks eene zijde een oranjeboom met drie of vier 
appelen stond, en het randschrift: FloriraTorangier." 

„Aan de keerzijde was eene hand, met een zwaard 
gewapend en het randschrift: Maintient justice." 

Ofschoon er o. i. niet aan te twijfelen valt, dat 
hier sprake is van den penning vermeld door 
de Vries en de Jonge, en wij aannemen, dat som- 
mige van die stukken als onderscheidingsteeken 
gebruikt zijn, is daarmede nog niet aangetoond, 
dat dit de oorspronkelijke bestemming is geweest 2) 



1) Monluc, Fransch krijg>»o*erste, een ijverig en wreed vervolger der Cal- 
vinisten in Frankrijk. (1501—77). Schrijver van de „Commentaires prieieux". 

2) De vermelding bij Dirks {Reptrtorium I, n<>. 470,) eindigt met de 
woorden: „Schijnt het ons toe eene gewone medaille te zijn'* 



2IO 

Wel blijkt er uit, dat ze in de onmiddellijke 
omgeving van den Prins zijn uitgedeeld. Immers 
in 1568, het jaar der uitgifte, versierden zij reeds 
de borst der prinselijke ruiters. 

De voorzijde komt ons voor eene aanschouwe- 
lijke voorstelling te geven van het begrip, dat 
onder begunstiging des Hemels de rechtvaardige 
zaak zal zegevieren. 

Het omschrift: „JUSTICE MAINTIENDRA" 
spreekt van vast geloof in het goed recht van den 
strijd. In deze opvatting worden wij versterkt door 
hetgeen de schrijver in de bovengenoemde studie op 
blz. 316 vermeldt van een boekje, door 's Prinsen veld- 
prediker, den later zoo befaamden Leidschen hoog- 
leeraar Adriaan Saravia opgesteld, waarin „de 
geloofsgenooten onder den volke tot eene plechtige 
voorbede werden opgewekt, om den wonderdadige?* 
arm Gods over den aanstaanden krijg in te roepen/' 1) 

Ook de „ Waerschouwinge des Princen van Oran- 
gien, aan de Ingesetenen en Ondersaten van den 
Nederlanden 1 2) ademt denzelfden geest, namelijk 

1) Wat dunkt U van den titel van dat boekje ? 

Eene hertgrondighe begheerte van den Edelen, Lanckmoedigen, Hoochghe- 
boren Prince van Oraengien. mitsgaders alle sijne Christelijke, edele, vrome 
bontghenooten op alle menschen begeert, van wat condicie oft qualiteijt sij 
zijn, die den Heere liefhebben ende vreezen, ende ooc beminnende sijn 
de welvaert van onsen ghenadigen hoochgeboren Koninck Philips van 
Spaengien, Nederlanden, mitsgaders oock dat Keijserlijcke Rijcke: welcke 
landen nu soeckt te bederven ende heel te ruineeren onder 't schijn van 
bescherminge, eenen ghenaemt Duca de Alba: In wiens harte noch verbor- 
gen ligt een onuitsprekelijcke bioetdorstige tijrannije, die hij volbrengen sal, 
soo verre hij d'overhant crijcht, so ghij in dit clein Boexken wel sult 
bevinden, dat het warachtich is. 

Aan het einde leest men: Ghemaeckt bij mij Adrianum Zaraphija, 
dienaer des Goddelijcken Woorts bij den edelen Prince van Oraengien. Datum 
1568, den 21 «e» September. 

2) Te vinden bij Bor. Xed. Hist. d. i, Bijvoegsel, blz. 12 1. 



21 1 

de overtuiging van de noodzakelijkheid van het 
verzet tegen Alva. 

Op de strooipenningen van Prins Maürits i) 
zien wij eene gelijksoortige voorstelling, waardoor 
het randschrift „JE MAINTIENDRAI" wordt gesym- 
boliseerd. Op onzen penning luidt dit „JUSTICE 
MAINTIENDRA." Moet hier gedacht worden aan 
eene wijziging van het prinselijk devies, met het oog 
op den uitersten nood des vaderlands? Of wilde 
men te kennen geven te vertrouwen op de hoogste 
Rechtvaardigheid ? 

De keerzijde getuigt eveneens van geloof en hoop. 
De Oranjeboom zal bloeien. 
De letters G. D. N. P. voor Guillaume de Nassau 
Prince, geven aan het Fransche omschrift, als 
't ware, eene onderteekening. Zou Prins Willem 
de op den penning vermelde woorden gesproken 
hebben ? 

Of zou het initiatief tot dezen muntslag van hem 
zijn uitgegaan? Het is mij niet gelukt op deze 
vragen het antwoord te vinden. 2) 

Er is nog eene bijzonderheid op te merken. Deze 
penning is niet, zooals dikwijls gebeurt, een latere 
afslag van dien van 1568, waarbij enkel het jaar- 
tal is veranderd. De stempel is geheel nieuw 
gesneden en verschilt in onderdeden belangrijk 
van den vorigen. 



1) Zie Van Loon, deel I, blz. 396, 397 en 398. 

2) Justice maintiendra, 

L'orange fleurira! 
GuiLl-AUME de Nassau, Prince 

Dit omschrift in de hoftaal, geeft iets persoonlijks aan dezen van geest- 
drift getuigen den penning. 



212 

Hieruit blijkt, dat de reden, waarom de penning 
in 1568 werd geslagen, zich in 1573 heeft herhaald 
of bevestigd. 

Zoo kan de eerste gebruikt zijn om, bij het be- 
gin van den grooten strijd, den moed te doen 
ontvlammen. 

Na een vijftal uiterst moeilijke en donkere jaren, 
diende de tweede wellicht om, bij den dageraad 
onzer vrijheid, in 't vooruitzicht van betere tijden, 
tot nieuwen moed aan te vuren. 

Ofschoon ik overtuigd ben, dat deze penning uit 
een onzer provinciale munthuizen is voortgekomen, 
blijf ik, evenals de beschrijvers van het stuk van 
1568, op de vragen waar en door wien hij 
geslagen werd, het antwoord schuldig. Den Gor- 
diaanschen knoop heb ik niet doorgehakt. Maar 
nu ik de aandacht der numismaten op dit stuk 
gevestigd heb, vlei ik mij tot die ontknooping 
eenigszins te hebben bijgedragen. 

Tusschen 1573 en 1743 ligt het mooiste het 
voornaamste, deel onzer geschiedenis besloten. Het 
zooeven beschreven stuk is uit het begin onzer 
vrijmaking. 

Daarop volgde een tijdperk van buitengewone 
krachtsontwikkeling en grooten bloei. In het jaar 
1743 is de reaktie reeds ingetreden. Friesland is 
onder het stadhouderlijk bestuur gebleven. Willem 
Karel Hendrik Friso, Prins van Oranje en Nassau 
had in 1731 het erfstadhouderschap aanvaard. Bij 
's Prinsen huwelijk in 1734 hadden de Friezen blijk 
gegeven van groote liefde en gehechtheid aan 
hunnen Stadhouder. 



213 

Bij de geboorte van Prinses Carolina heerschte 
eene algemeene vreugde, i) 



I) In Hit Leven van Willem dtn IV, Prince d* Orange en Nassau , 
int. door C. V. L. Te Leijden bij Hendrik van den Deijster, 1752, 
Deel U, blz. 15, vindt men het volgende over de geboorte en den doop 
van Prinses Carouna : 

„Den Prince zag die onaangename ontmoeting wel haast door een veel 
aangenamer uitkomst verzoet, die de Patriotten en Reminnaars van het Huis 
van Orange met waare vreugde vervulden, want Haare Koninklijke Hoogheid, 
Deszelvs Vorstelijke Gemalinne beviel, den 28*0 Februari 1743, te Leeuwarden, 
van eene Princesse; waar van Zijne Hoogheid, onder anderen, bij Missive 
kennisse gaf aan Haar Hoog Mogende. 

Den io*n Maart, wiert die Princesse in de groote of Jacobine Kerk te 
Leeuwarden, door den oudsten Predikant, den Eerwaarden Heer Sickama 
gedoopt, en Carolina genaamt, na wijlen Haar Groot-Moeder, de Konin- 
ginne van Groot Britannie ; hebbende tot Peter, Haar Groot- Vader George 
den Tweeden, Koning van Engeland, Schotland, Vrankrijk en Ierland, enz. 
en tot Meeters, de Koninginne van Pruissen Haar Oud-Muij, en de Princesse 
Douariere van Orange en Nassau, Haar Vaderlijke Groot-Moeder. Deeze 
Plechtigheid geschiedde op de navolgende wijze. De Princesse Douariere, 
van Orange en Nassau, zeer prachtig gekleed, en zo aan 't Hoofd als aan 
de Borst met een groote meenigte fraaije en kostbaare Diamanten vercierd. 
reed, in een superbe koets van Staat, met zes paarden bespannen na de Kerk : 
Hier op volgde Zijne Doorluchtige Hoogheid te voet; zijnde den Prins ver- 
gezeld door een ongelooffelijk getal Heeren van den eersten Rang, meeren- 
deels gekleed in Fluweel, met Goud en Zilver geborduurd en gegalloneerd. 
Haare Hoogheden, in de Kerk gekomen zijnde, begaven zich in de Con- 
sistorie, alwaar een overheerlijk Tapijt gehangen en een rood fluweel kussen 
met goud gezoomd op de grond gelegd was, waarop rij nederknielden : op 
het einde der Predicatie wierd de jonggeboore Princesse, in een Draagkoets, 
omringd van de Guardes du Corps, in de Kerk gebragt, en door een der 
Hof-Dames aan de Princesse Douariere overgegeven, die het Kind aan 
Zijn Hoogheid overgaf, Dewelke hetzelve ten Doop presenteerde. De toe- 
loop van Menschen, jom deeze Plechtigheid te zien was onbeschrijffelijk en 
de vreugde algemeen. Zijne Hoogheid gaf honderd goude Pistolen (Gouden 
pistool is het na 1730 in Duitschland veel geslagen gouden 5-thalerstuk). 
voor den Armen ; dog Haare Hoogheid, de Princesse Douariere, niet 
graag hebbende, dat men Haare Liefdegaven weet, maar groot vermaak 
vindende om die in 't geheim te doen, gaf maar twee goude Pistolen, met 
bijvoeging dat Zij die gifte in 't geheim zoude vergrooten: en naderhand 
hoorde men, dat die considerabel was geweest. 

Des avonds, na deeze Plechtigheid, was het geheele Hof, zo wel als de 



214 

De tweede Oranje-penning, dien ik te beschrijven 
heb, is geslagen ter herinnering aan deze ge- 
beurtenis. 

Op de voorzijde ziet men tegen den Oranjeboom 
de wapenschilden der Vorsten, gedekt door eene kroon. 

Aan den horizont rijst stralend de zon. Naast 
den boom: CARO-LINA. 

Omschrift: LEMMA. GEMMA. STEMMA. 
(Schat. Kleinood. Kroon). 

In de afsnede: 17 ^ 43. (Datum der geboorte) 

De keerzijde heeft het volgende opschrift, dat 
tevens de jaarspreuk is: 

prInCIpLs 103 

aVrIaC.-e 106 

genItaLIsprIMa 1053 

CorVsCa S/EpIVs 211 

aC pLVres 155 

faVsta re Verte 10 

VICes. 106 

1744 

(Geboortedag van de Prinses van Oranje keer 
meermalen blijde en met voorspoed weer ! ) 

(Zie afbeelding, PI. IV. n°. 2). 

Het stuk is geteekend: N. V. S. Dus gemaakt 
door Nicolaas van Swinderen, graveur te 's-Gra- 
venhage. Evenals de meeste penningen uit dien 
tijd, heeft ook deze weinig kunstwaarde. 



Huizen der Stad geïllumineerd ; op verscheide plaatzen wierden Vuurwerken 
afgestoken ; en voor het Hof liepen Fonteinen van Roode en Witte Wijn 
voor het Volk." 



215 

Van Swinderen was een handig stempelsnijder, 
maar geen kunstenaar, i) 

De voorzijde vertoont eene stempelscheur, en 
op de keerzijde is eene fout in de jaarspreuk. Die 
wijst 1744 in plaats van 1743 aan. 

Wij hebben hier dus vrij zeker met eenen afge- 
keurden proefpenning te doen, waarvoor de grootere, 
vermeld in het Vervolg op Van Loon (n°. 176), 
is in de plaats gekomen. 



1) Immerzeel noemt hem „een niet onverdienstelijk graveur, die herhaal- 
delijk voor den Erfstad ouder Willem IV werkzaam was." 

S. W. Hz. 



BLADVULLING. 

In een artikel, getiteld: ^Zoo ik minister was", schrijft 
de geestige directeur van het Handelsblad (zie het „Van 
Dag tot Dag" van Maandag 21 Maart 1904) over het 
gevaar, dat drijvende wrakken op den oceaan voor stoom- 
en zeilschepen opleveren. Aan het slot geeft hij een 
nieuwen naam aan onze mooie gouden munt in deze 
bewoordingen: „En zoo ik niet alleen minister van marine, 
maar tevens assuradeur was, dan loofde ik een beurs met 
gouden Wilhclmina 's uit aan den zeeman, die, op uitkijk 
zijnde, een wrak of verlaten schip het eerst ontdekte." 

En zeer te recht. Het woord ^gouden Wilhelmina" 

klinkt ruim zoo welluidend als tientje en vervangt het nu 

verouderde ^gouden Willem" 

J. E. T. G. 



2l6 



NASCHRIFT. 



{Braspenning, kruis. Zie Tijdschrift 1904, 

blz. 140 e. v.) 

De heer H. J. Westerling te Amsterdam, 
maakt mij de opmerking, dat reeds vóór 1418 de 
braspenning vermeld wordt. Hij schrijft mij name- 
lijk, dat „Vrid. na Agnetis 1416" de Raad van 
Utrecht eene muntregeling vaststelde, waarin o. a. 
bepaald werd: „6 l/ 2 borghoen-penningen, gheheten 
braspenning, 30 wit. Item, als men de braspen- 
ninghen beneden enen gulden wtgheeft, soe sel men 
elc stuc gheven voer 18V/2 doytken." Ook meent 
genoemde geschiedvorscher, dat er wel munten 
geweest zijn, die kruis heetten, en grondt zijne 
meening op de volgende aanteekening: „op St. Mi- 
chielsavont int jaer van XC (1390)" ordonneert de 
Utrechtsche Raad: „Voert so en sijn die corte cruce 
penninghen y die ghene leliaers en sijn, die tot Oyen, 
tot Gennep ende tot Meghen gesleghen sijn, niet 
beter dan een Dortrechtsche placke." Ik kan daar- 
uit echter niets anders lezen dan : penningen met 
een kort kruis, dat is zulk een, dat niet tot aan 
den buitenrand der munt reikt, maar binnen den 
z. g. binnenrand blijft; en niet penningen, geheeten 
kruis. Zoo vinden wij in de muntwetten van 1586 
en 1606 nog vermeld: „De Croone van Portugael 
metten corten cruyce M en dezelfde „metten langhen 
cruyce. ,, 

J. E. ter Gouw. 



/■"«^■s^-^y-. s~* - 



Afleiding en Verbinding. 
Het Pond Groot van f 63.00 en enkele andere. 

i. 

Het Pond Groot van / 63.00. 

Met dit en volgende overzichten bestaat tweeerlei 
oogmerk ; ten eerste wenschen wij daarmede aan te toonen 
het onwrikbaar verband, dat tusschen de in vroeger eeuw 
gebruikte ponden bestond, en ten andere willen wij daar- 
mede trachten duidelijk te maken, dat de gang van het 
Schild, bepaald op ƒ 3.15, in de laatste tijden niet werd 
veranderd. Het pondenwezen vormde ook geen cirkelgang ; 
het bewoog zich afdalend, rechtlijnig voort, om onder 
vaststaande verhoudingen, gegrond op het Schild, te ein- 
digen in een alsnog bekend pond. 

Het Scilt of Schild wordt in de bescheiden meestal uit- 
gedrukt of bepaald in grooten, — in de kleinste onderdeden 
van het pond. Het kleinste aantal van deze, waarop men 
het Schild vindt bepaald, bedraagt 12. Daarna klimt het 
aantal van deze eenheden voor die munt tot 1 26 en steeds 
in evenredigheid van de daling der ponden, met welke zij 
opnieuw in betrekking werd gesteld. En daar nu het 
kleinste aantal grooten, waarin men het Schild vindt uit- 
gedrukt, juist overeenkomt met dat, gevorderd voor den 
schelling, zoo moet het pond, bestaande uit 20 schellingen, 
ook gelijk zijn geweest aan het bedrag van 20 Schilden. 
Was de schelling of het Schild bekend, dan lag de 
waardebepaling van het Pond Groot als voor de hand: 
het vertegenwoordigde dan een bedrag van twintigmaal 
dat Schild of van 20 x f 3.15 ƒ 63.CO. 



218 

Velerlei beschouwingen en berekeningen zijn noodig 
geweest tot bepalingen van den gang van het Schild, en 
inzonderheid moeielijk viel deze te geven, wijl het door- 
gaand verband tusschen de ponden en de munt niet zoo 
opvallend was. 

Het Pond Groot van f 63.00, waarvan wij bij deze 
beschouwingen uitgaan, is hoogstwaarschijnlijk reeds in 
1 1 80 in gebruik gesteld. Daarmede werd veel gerekend ; 
zijn denarius stond lang nadat het buiten gebruik was 
geraakt zelfs nog als de groot van den Koning van Frankrijk 
bekend, en het Schild werd nog lang schelling genoemd. (1) 

Een Pond Groot bestond altoos uit zes munten, elk van 
40 grooten; het kwam mitsdien steeds overeen met een 
bedrag van 240 grooten. Dan, dit aantal grooten in elke 
rekeneenheid vervat, was ook gegrond op de verdeeling 
daarvan in 20 schellingen en de schelling in 12 grooten. 

In betrekking tot het hier bedoelde Pond Groot dan 
had men: 

Het Pond Groot van 6 munten elk van 
40 grooten, of van 6 x ƒ 10.50 = / 63.00. 

Verder was : 

1 £ —- f 63.00. 
1 £ — 20 $ 

1 1* --= ƒ 3-I5- 
1 ff — 12 gr. 
1 g r - - f 0.2625 met een dubbele 
groot of plak genaamd van f 0.525. 

Het Schild stond in betrekking tot dit pond gelijk met 
6 plakken, want: 6 x / 0.525 -- f 3.15. 

Het hier bedoelde pond was niet alleen gelijk aan 20 
Schilden, het kwam ook volgens de bescheiden overeen 



(1) Mr. Georges Cumont. Monnaies dans les chartes du Brabant sous 
les Règnes de Jean III et de Wcnceslas, pag. 46. 



219 

met 24 andere munten, Moutons of Lammen genaamd, elk 
ter waarde van /' 2.625 en daarom ook was 24 x ƒ2.625 

- / 63.- 

Het pond was tevens gelijk aan 30 der later 200 bekende 
Guldens van Gewicht van f 2.10, weshalve deszelfs waarde 
ook kon worden uitgedrukt door 30 X / 2.10. 

Op een van deze hoofdmunten, op het Schild, het Lam 
of op den Gulden van Gewicht, waren de ponden doorgaans 
gegrond. Sommige waren veelvouden van één, andere van 
twee, doch slechts weinige van al de drie genoemde geld- 
stukken, zooals in het onderhavige geval met het Pond 
Groot van ƒ 63.00. 

Deze rekeneenheid toch was zoowel gelijk aan 20 x / 3.1 5 
als aan 24 x f 2.625 of aan 30 X f 2.10. 

Uit het gelijk staan van het pond met 20 Schilden, 
met 24 Lammen en met 30 Guldens van Gewicht, vloeien 
merkwaardige verhoudingen voort. 

Uit : 20 Schilden = 24 Lammen toch volgt, dat 5 Schil- 
den evenveel deden als 6 Lammen. 

En uit 20 Schilden - 30 Gld. van Gewicht, leidt men 
af dat 2 Schilden gelijk stonden met 3 Guldens van Gewicht. 

Deze verhoudingen vindt men in de bescheiden terug, 
en de laatste komt zelfs in tal van stukken voor. 

Eene andere munt, waarop enkele malen ponden 
zijn gegrond geweest, was de Gulden van Florence, 
die ook voorkomt als kleine Gulden, als Gulden Halling 
en als Gulden Halling van licht gewicht. Ook komt de 
munt voor als Parvus Florenus en, wat merkwaardig is, 
vier stuks daarvan vindt men gelijk gesteld met de waarde 
van drie Schilden, eene verhouding, waaruit volgt dat die 
munt gang moet hebben gehad voor / 2.3625. 

Het dubbele bedrag van dezen Gulden, of ƒ 4.725, was 
de waarde van een der oude Engelen of van den ook in 
't begin van de XIV' eeuw aangemunten Zetelaar. 



220 

Het tweevoud van het Lam, het Dubbele Lam, was de 
Aureus, met een gang van f 5.25, en het tweevoud daar- 
van leverde het, bedrag op van een der zes munten, waaruit 
het Pond Groot geacht werd te bestaan. 

Het bedrag van ƒ 10.50 vormde in vroeger eeuw ook 
de Mark van 10 schellingen Keulsch en had reeds als 
zoodanig gang tegenover de Mark van f 12.60 of van 
12 schellingen Keulsch, van de Mark van dit Pond Groot 
van f 63.00. 

Het Schild was als schelling in betrekking tot het pond 
van f 63.00 munt van 12 grooien; het Lam deed daar- 
bij 10 en het Dubbele Lam 20 grooten; de Gulden van 
Gewicht gold voor 8, en de Gulden van Florence voor 9 
grooten ; voor elk der dubbelen daarvan werd natuurlijk 
ook het dubbeltal dezer eenheden gevorderd. 

Nog was bij het gebruik van dit Pond Groot een munt 
in omloop. Kroon genaamd, ter waarde van 14 grooten. 
Alzoo dan was in de XII eeuw bij het gebruik van 
deze rekeneenheid : 

het Schild munt van 12 grooten 

„Lam „ „ 10 „ 

de Aureus „ „ 20 „ 

„Gld. van Gewicht „ .. 8 „ 

„Gld. van Florence „ „ 9 „ 

„Engel of Zetelaar „ „ 18 „ 

..Kroon „ ,, 14 

En den gang dezer geldstukken in onze munt uitdrukkende, 
blijkt, dat bij het gebruik van het pond van ƒ 63.00 gold: 
het Schild . . . voor 12 x f 0.2625 of f 3.15. 

r Lam ,, iox „ 0.2625 „ . 2.625. 

de Aureus . . . „ 20 x „ 0.2625 „ „ 5 25. 
Gld. van Gewicht „ 8x, 0.2625 „ „2.10. 
Gld. van Florence „ 9 X T 0.2625 . w 2.3625. 
„Engel of Zetelaar „ 18 x „ 0.2625 „ „ 47 2 5- 
w Kroon „ 14 X „ 0.2625 v „ 3.675. 



v 



221 

Al deze bedragen zijn in overeenstemming met de waar- 
den, waarop ook in later eeuw genoemde munten, zij het 
ook enkele malen onder gewijzigde benaming, in betrekking 
tot andere ponden worden bepaald. 

Uit de aantallen grooten voor de geldstukken bepaald, 
blijkt, dat slechts een drietal dezer betrekking hadden op 
dit pond, of daarvoor kunnen zijn aangemunt. Deze waren 
het Schild als schelling van 12 grooten; het Lam, als 
munt voor het Mytenpayement voor 10 grooten, en het 
Dubbele Lam als geldstuk voor het Parisis van 20 grooten. 

De overige munten, geen bekende deelen van het pond 
vertegenwoordigende, waren vreemd daaraan. 

Men treft slechts enkele opgaven aan, welke alsnog op 
het gebruik van het oude Pond Groot van / 63.00 wijzen. 

Toch blijkt uit bescheiden van de XIV' eeuw, dat het 
Scutum, het Scilt of Schild nog als schelling, of als munt 
van 12 grooten, werd gekend; dat ook de waarde van de 
groot alstoen volstrekt nog niet in vergetelheid was geraakt ; 
maar bepaalde stukken, waarin van die rekeneenheid een 
doorgaand gebruik is gemaakt, zijn waarschijnlijk niet meer 
voorhanden. 

Een treffende verwijzing naar het gebruik van het oude 
pond treft men alsnog aan in het Kondichboeck der stad 
Zutphen. Daarin toch leest men: *3tlse ban bie mure gele? 
grt is, 80 magtj l)ij sr boen tellen, l)oe menict) busent steens 
borraen geleget is; unbe rlr busent ?ol men rebenen uorr 2 sril 
linglie olber iroten of roer 2 olbe srijbr af gljrlijr paqemrnt boer- 
totit." (1) 

Hier dus spreekt men nog van twee oude schellingen, 
die gezegd worden gelijk te staan met twee oude Schilden, 
een en ander, zooals men dat in betrekking tot het pond 
van f 63.00 hierboven vindt bepaald. 

In een charter van 10 Augustus 1358, waarbij hertog 



1) Mr. C. Pijnacker Hordijk. Rechtsbronnen der stad Zutphen, bladz. 24. 

16 



222 

Albrecht van Beieren, Engelbert, heer van der Mark, 
aanneemt tot leenman, wordt het scutum nog gesteld op 
12 grooten. i) 

In andere bescheiden wordt men op gelijke wijze aan 
het gebruik van het oude pond herinnerd, en enkele 
malen vindt men zelfs nog van een of ander payement of 
rekenpond gebruik gemaakt. 

Vooral met het Hollandsen van het pond werd lang 
gerekend. Het werd ruim anderhalve eeuw na de vaststel- 
ling van het pond nog gebruikt als „payement." 

Van dit Hollandsen, bestaande uit het achtste gedeelte 
van het Pond Groot, waren de schellingen natuurlijk ook 
achtmaal zoo klein, als die van het Pond Groot. Het Schild 
gold daarbij dus niet voor één Schelling, maar voor acht 
van die in waarde zoo verschillende, doch gelijknamige munten. 

Het Hollandsen van het pond van f 63.00 stond daarom 
ook bekend als het payement, waarbij het oude Schild 
overeenkwam met de waarde van 8 schellingen. 

In het volgende vindt men van dit rekenpond gebruik 
gemaakt. Ook daarin heet het nog het payement, waar- 
van 8 schellingen het bedrag opleverden van het Schild. 

Anno 1345. 3trm up $intr törrgorius boel) tr roorstfrljusen 
brtoilt om ten rort porrb tot mtrstrr pirtrr's uinrrsrals befyoef, 
3 £ 7 er. pnijmmts, ttn srilt oorr S se, brlorpt 8 srilbr rnbe 3 se. 
pnijmmts uorre IBahrn VI sr fii/2 b* 9t. <i mitrn. 2) 

De rekening voor het paard bestond uit 3 £ 7 ( i van 
dit payement. De verantwoording, die daarmede overeen- 
stemt, geschiedde met 12 { i 6 d. gr. en 6 myten van een 
ander pond. 

Nu staat 3^7^ gelijk met 804 deniers van het gebruikte 
payement of met 804 : 8 ^ iool-o d. gr, van het betrek- 
kelijke Pond Groot. 



1) F. van Mieris. Groot charterboek. Deel III, folio 50. 

2) Dr. H. Ci. Hamaker De Rekeningen der Grafelijkheid van Holland 
onder het Henegouwsche Huis. Deel III, bl. 367. 



223 

De verantwoording bestond uit i50 3 / 4 d. groot. Beide 
geldelijke bepalingen, aldus i*i gelijknamige eenheden uit- 
gedrukt, stonden tot elkander als 100I/2 : 150^/4, als 
402 : 603 of als 2 : 3. 

Hieruit blijkt, dat voor de verantwoording een kleiner 
pond is gebruikt, dan dat, hetwelk tot grondslag lag van 
de rekening; de betrekkelijke Ponden Groot moeten zich 
omgekeerd hebben verhouden als 3 : 2. 

Tweemaal het zwaardere, bekende pond, of tweemaal 
ƒ 63.00 leverde dus hetzelfde bedrag op, als driemaal het 
lichtere voor de verantwoording. Het laatste moet alzoo 
eene waarde hebben gehad van f 42.00/ 

{Wordt vervolgd). 

Tholen, Januari 1904. A. HOLLESTELLE. 



BLADVULLING. 

Een eigenaardige penning 

werd vervaardigd bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan 
van de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Deventer. 
Dit eenzijdige stuk is nl. gemaakt van .... terra-kotta! 
Het vertoont het gebouw der kweekschool met het 
omschrift : 

RIJKSKWEEKSCHOOL VOOR ONDERWIJZERS TE DEVENTER 

en onder het gebouw: 

1877 

6 FEBRUARI 
I902 

omgeven door opstaanden rand. In de gladde Kz. is 
ingekrast L. G. Grootte 110 m.M. Gemodelleerd door 
W. G. VAN Poorten, beeldhouwer, en gebakken door 
L. J. GROLLEMAN, terra-kotta-fabriekant, beide te Deventer. 
Mijne Verz. Z. 



- -- _- \-^ ' 



Gemengde Berichten. 



Onze pasmunt. 

Het februari-nummer van : Vragen des Tijds bevat 
een zeer lezenswaardig artikel van ons medelid, Dr. C. 
HoiTSEMA, getiteld: Onze pasmunt. Het hoofddoel daar- 
van is, te wijzen op het voordeel, dat het vervaardigen 
van pasmunt voor den Staat kan hebben, wanneer deze 
in een daartoe geschikt metaal worden vervaardigd. Tijdens 
de Republiek waren het de muntmeesters, die dit voordeel 
trokken, thans doet het de Staat. Tot het jaar 1902 
echter werd op het aanmunten van zilveren pasmunt 
verloren, omdat in hoofdzaak ingetrokken zilveren stand- 
penningen tot dat doel werden versmolten, en men bij 
gevolg niet kon profiteeren van den lagen prijs van het 
zilver, door het aankoopen van baren. 

Een zeer geschikt alliage voor zilveren pasmunt wordt 
door den schrijver op 72 pCt. zilver en 28 pCt. koper 
gesteld. 

Meer voordeel gaf het aanmunten van brons. Van af 
1884, toen de vroegere koperen specie buiten omloop 
was gesteld, tot aan 1902 werd op de nieuwe bronzen 
munten eene winst voor den Staat behaald van ƒ 637,537. — . 

Vervolgens wijst de Heer Hoitsema op het groote 
voordeel van nikkel als muntmetaal, vooral als men daartoe 
het muntnikkel gebruikt, dat uit 75 pCt. koper en slechts 
25 pCt. nikkel bestaat. Zwitserland is in 1850 daarmede 
begonnen ; 37 staten hebben daarna dit voorbeeld gevolgd. 



225 

Frankrijk het laatst, in 1903. In eene tweede afdeeling 
bespreekt de Heer HoiTSEMA hoe nuttig en voordeelig het 
zou zijn onze dubbeltjes en stuivertjes — beide onprak- 
tische geldstukken door hunne geringe afmetingen — door 
nikkelmetaal te vervangen. Het stuivertje is bijna uit den 
omloop verdwenen, maar ook het dubbeltje is onhandig 
klein, zegt de schrijver, daarbij slijt het, tengevolge van 
zijn alliage spoedig af, zoodat dikwijls slechts een dun 
plaatje zilver overblijft. De schrijver deelt vervolgens 
mede, dat de sedert 1848 geslagen dubbeltjes, „plusminus 
5500 Kg. metaal hebben verloren, gelijkstaande met eene 
waarde van f 310,000. — aan zilver, wanneer men dit 
tegen een gemiddelden prijs van f 88. — per Kg. voor het 
afgeloopen tijdperk berekent." Zie hier nog eenige sprekende 
cijfers: Van 1848 tot 1903 zijn geslagen 64.5 millioen 
stuks 1 o-centstukken, hiervan zijn door slijting 10.3 mil- 
lioen ingetrokken, vele andere zijn verloren gegaan. Thans 
mag men aannemen, dat er nog 40 a 45 millioen stuks 
in omloop zijn. Tegen ƒ40. — per Kg. vertegenwoordigt 
dit eene waarde aan fijn zilver van f 1,360,000 — h. 
f 1,520,000.—. Werd nu, zegt de Heer HoiTSEMA, het 
1 o-centstuk vervangen door eene munt van muntnikkel, 
wegende 6 gram, dan zou dit aan materiaal-aanschaffing 
slechts ƒ 560,000. — kosten. Ging men tevens over tot 
het aanmaken van een 5- centstuk in nikkel, dan werd 
de te behalen winst uit den aard der zaak nog veel 
grooter. M. n. M. 

Aanvulling op Dirks 181 3 — 1863. 

I. Eereprijs voor Handboogschutterijen, uitgeloofd 
door Z. M. Koning Willem III in 1852. 

Vz. Op een ondergrond van stralen rust een krans van 
lauwer- en eiketakken, op deze (horizontaal) een hand- 
boog en twee gekruiste pijlen, op dit alles een sierlijke 



2 2Ó 



cartouche met het nederlandsche wapen, waarboven een 
koningskroon; alles in hoog relief, de kanten uitgesneden. 
Kz. Gladde ondergrond, waarop rust een door de kz. 
van de koningskroon gedekte jarretière, dragende op matten 
grond het opschrift: VOOR HET KONINGSCHIETEN VAN 
WEGE DEN OPPER-BESCHERMHEER. Binnen de jarretière 

8 




op het gladde veld gegraveerd: 

Zilver, hoog 93, breed 85 m.M., een door den bol van 
de kroon loopend groot oog, 55 gram. Verz. Jhr. M. 
A. Snoeck. 

Dit hoogst zeldzame stuk — tot heden waren slechts 
2 ex. bekend, waarvan een gesmolten is — werd aan 
oranjelint om den hals gedragen. 

II. Eereprijs voor Scherpschutters, uitgeloofd door 
Z. M. Koning Willem III in 1852. 

In het Jaarboekje voor Nederlandsche Scherpschutters 
voor 1855, (Delft, H. KOSTER, 1855), vinden we op 
PI. VIII een geheel gelijk eereteeken afgebeeld, alleen 
met dit onderscheid, dat boog en pijlen door twee gekruiste 
geweren zijn vervangen. 

Het werd in zilver voor de Scherpschuttersgilden, in 
zilver verguld voor de Koninklijke Scherpschutterijen uit- 
geloofd en gedragen onderscheidenlijk aan blauw met zilver 
en oranje met zilver lint, en was ingevolge cirkulaire, 
d.d. Maart 1852, geteekend door 's Konings Kamerheer, 
Jhr. H. M. MOLLERUS, „namens de Commissie belast met 
de verordeningen der Koninklijke Wedstrijden op het 
Loo" bestemd om, daar in 1852 geen Koninklijke Wed- 
strijden op het Loo zouden worden gehouden, aan elke 
Scherpschutterij te worden uitgereikt om te dienen als 
persoonlijken prijs voor dien schutter, die, op een uit- 
sluitend hiertoe bij elk gilde vóór 1 Juli 1852 te houden 
wedstrijd, het grootste aantal punten in 1 5 schoten zou 
behaald hebben. 



227 

Eenige regelen omtrent dien wedstrijd werden tevens bij 
de cirkulaire vastgesteld In Juni 1852 bepaalde Z. M. nader, 
dat bij overlijden van den winnaar of diens uittreden uit 
het gild, het eereteeken als blijvend aandenken aan het 
vaandel of den standaard van het gezelschap zou gehecht 
worden, nadat het met den naam van den scherpschutter, 
die het gedragen heeft, zou voorzien zijn geworden. 

19 Schutterijen hielden een dergelijken wedstrijd; van 
al de overwinnaars behaalde A. G. Baron Taets VAN 
AMERONGEN, van het Utrechtsche Collegie „S*. Hubert, 
het midden zij ons doel" de meeste (186) punten. 

De winnaars ontvingen tevens een sierlijk, met de 
afbeelding van het eereteeken prijkend diploma. 

T. a. p. vinden we verder op PI. VII afgebeeld het 
onderscheidingsteeken voor eiken schutter opgekomen op 
het „Concours met de Buks naar de Schijf", op het Loo 
gehouden den 27*" Juni 1 85 1 . Dit zou eerst den 
22 llcn Juni 1850 hebben plaats gehad, maar werd toen, 
wegens het overlijden van Z. K. H. Prins MaüRITS DER 
Nederlanden, uitgesteld. 

10 Scherpschuttersgezelschappen namen elk met 5 leden 
aan den wedstrijd deel. Het door de koningskroon 
(zonder kruis) gedekte draagteeken bestaat uit een strik, 
welks groote lussen een mat veld omgeven en welks 
einden links en rechts in het midden uitsteken, op het lint: 

(bovenlus) KONINKLYKE WEDSTRYD 

(slippen) VOOR DE 

(onderlus) SCHERPSCHUTTER YEN 

Een liggend ovaal medaillon met het jaartal: 1851, 
rustend op twee saamgestrikte lauwertakjes en twee 
gekruiste buksen bedekt den knoop van den strik. Naar 
de afbeelding breed 57 en met de kroon hoog 65 m.M., 
aan ring en (oranje?) gewaterd zijden lint. Ook dit 
draagteeken ontbreekt bij DlRKS. Z. 



228 



Valsche spaansche pesos of piasters in 1 796 te 
Birmingham, met oogluikend toelaten der engelsche 

regeering, vervaardigd. 

In de Revue fran$aise, 4 de afl. 1903, deelt ons medelid 
de heer P. Bordeaux een onuitgegeven brief mede, 
gericht aan De Las Casas, spaansch ambassadeur te 
Londen, en gedateerd van 19 Mei 1 796, waarin dezen werd 
bericht, dat te Birmingham op groote schaal de vervaardiging 
plaats had van enorme hoeveelheden valsche spaansche pesos 
of piasters, en wat het ergste was, dat dit met medeweten 
der engelsche regeering geschiedde. Herhaaldelijk was 
de toenmalige verantwoordelijke minister Lord HAWKES- 
BURY van het feit in kennis gesteld, zelfs door een zekeren 
BOLTON of BOULTON, die nog wel door de regeering was 
aangesteld tot het bewerkstelligen in zijn partikuliere munt 
te Soho bij Birmingham, van eene geheele overstempeling 
met den engelschen beeldenaar van twee millioen stuks 
echte spaansche dollars 1); niets hielp. De regeering liet 
het vervaardigen van valsch spaansch geld toe. Wat het 
spaansch gouvernement betrof, dit was machteloos, daar 
het sedert 1796 op voet van oorlog met het Britsche Rijk 
stond. Zie hier de stukken, die in Birmingham werden 
vervaardigd : 

1. Echte peso of piaster. Deze werd door persing in 
volume vergroot, daarna op de juiste grootte afgesneden, 
en op nieuw gemunt. Op ieder stuk werd 5 sols verdiend. 

2. Een stuk koper werd aan beide zijden belegd met 
de afgezaagde of afgevijlde voor- en keerzijde van een 
echten piaster. Met behulp van eene machine werd er 
een rand rond gemaakt, zoodat deze piasters niet van de 
echte waren te onderscheiden. Daar ook de klank uitstekend 
was, bleef slechts het gewicht over tot het ontdekken van 



1) Zie Tijdschrift 1901, blz. 150 en vlg. 



229 

het bedrog. Niet minder dan 7 / 8 van ^ et metaal werd door 
den vervalscher op deze stukken gewonnen. 

3. Geheel valsche piaster uit zilver en veel koper 
bestaande. 

4. Een stuk koper, aan beide zijden met dunne plaatjes 
zilver belegd. Afgesneden zijnde op de juiste grootte, 
werd de munt geslagen en van een rand voorzien. 

5. Piaster geheel van tin vervaardigd. 

Het meerendeel dezer valsche munten werd door een 
engelsch handelshuis in Noord- en Zuid-Amerika, Indtë, 
maar vooral in China ingevoerd. Tengevolge van den 
oorlog, waarbij Engeland als zeevarende mogendheid een 
groote rol speelde, werd het binnensmokkelen van deze 
valsche piasters, die meest alle het borstbeeld van KAREL IV 
dragen, zeer vergemakkelijkt. 

De heer Bordeaux geeft als zijne meening te kennen, 
dat de oorzaak van het met chineesche letters stempelen 
van buitenlandsche munten door beambten van het Hemel- 
sche Rijk, in deze vervalschte piasters is te zoeken. 

In het begin der I9 dt eeuw, toen de valsche piasters 
overal uit Amerika werden geweerd, moet China als het 
ware er mede overstroomd zijn geweest. Vandaar dat de 
Chineezen begonnen zijn de goede stukken te stempelen 
en voor inlandsch gebruik gangbaar te stellen. Deze 
gestempelde munten komen zelden in Europa voor. 

M. D. M. 



UIT DE PERS. 

Nieuwe Neder landsche Penningen. 

De Wereldkroniek van 23 April 1904 bevat afbeel- 
dingen van den grooten gouden penning, aangeboden aan 
de firma Joh. Enschedé & Zonen te Haarlem, bij haar 
2 de eeuwfeest, werk van onzen landgenoot, den beeldhouwer 



230 

AuG. FALISE te Wageningen, en van den penning met 
het borstbeeld van d r . Abr. Kuiper, Minister van Bin- 
nenlandsche Zaken, een fraaie proeve van het talent van 
den te Parijs wonenden medailleur Tony Szirmaï De 
Neder landsche Spectator 1904, n°. 18, gaf een vrij zoute- 
looze parodie op laatstgemelden penning. Z. 

Munten van Gualamala. 

De Gartenlaube 1904, n°. 7, brengt afbeeldingen van 
een peruaanschen sol en een chileenschen peso, beide in 
het midden ingestempeld met een ronden klop aan weers- 
zijden. De eene zijde vertoont een zittende vrouw met het 
omschrift: REPUBLICA DE GUATAMALA, in de afsnede: l o 
REAL, de andere zijde een perkament op gekruisde gewe- 
ren (?) en takken en het jaartal 1894. 

Deze stukken zullen in zéér weinige verzamelingen voor- 
komen, daar men niet alleen in Guatamala bijna geen 
zilvergeld ziet, doch daarenboven de uitvoer daarvan streng 
is verboden en men bij het verlaten van het land nauw- 
keurig wordt gevisiteerd. Z. 

Nederlandsch Belgische Vereeniging van de vrien- 
den der Medaille als Kunstwerk. 

Den 19"' Maart 1903 had te 's-Gravenhage in de Tre- 
vezaal de driejaarlijksche algemeene vergadering plaats, 
bijgewoond door een 25 tal leden, waaronder verschillende 
belgische De voorzitter Alph. de Witte, opende de 
vergadering en gaf het woord aan den sekretaris d r . H. 
J. de Dompierre de Chaufepié, die verslag uitbracht 
over de werkzaamheden der vereeniging. Als voorzitter 
werd gekozen laatstgemelde, als sekretaris de heer E. DE 
BREIJNE, ambtenaar aan het algemeen archief van België te 
Brussel, de overige bestuursleden zoomede de juryleden 
werden herkozen. 



231 

De vereeniging telt nu 1 16 belgische en 67 nederlandsche 
leden, nog een 20 tal behoeven slechts toe te treden om 
jaarlijks 2 penningen te kunnen uitreiken. 

De voorzitter stelde voor hulde te brengen aan de 
vorstelijke eereleden de prinsen ALBERT VAN BELGlR en 

Hendrik der Nederlanden en aan het lid H. M. 

Koningin Emma, voor den steun door haar toetreden aan 
de vereeniging geschonken, welk voorstel met luide in- 
stemming werd begroet. 

Hij wees er verder op, dat mede door het streven der 
vereeniging men zich in de beide landen in meerdere mate 
ging toeleggen op de kunst van penning- ver vaardiging, 
d. w. z. reduceeren, slaan en patineeren, en spoorde daar- 
om aan om voor de penningen van wege de vereeniging 
zoo eenigzins mogelijk niet naar het buitenland ter markt 
te gaan, maar de belgische en nederlandsche ateliers dit 
werk te doen verrichten, bijvoorbeeld die, waarvan leden 
onzer vereeniging aan het hoofd staan; ook dit voorstel 
vond algemeene instemming. 

Na de lunch werd een bezoek gebracht aan het koninklijk 
kabinet, waar de direkteur een fraaie verzameling moderne 
medailles en plakketten ter eere van de leden der vereeni- 
ging had uitgelegd, alfabetisch gerangschikt naar de namen 
der medailleurs. Onder de 570 nummers, die de fr.iai 
uitgevoerde, met een 8 tal afbeeldingen prijkende katalogus 
omvatte, zagen we niet minder dan 44 stukken van 
O. ROTY en 81 stukken van A. SCHARKK. Bizonder fraai 
werk van J. Devreese spande de kroon onder de bel- 
gische penningen, van de Hollanders waren ACHTENHAGEN, 
Baars, Begeer, Elion, Faddegon, Falise, van Hove, 
Jünger, Menger, Pander, Edema van derTuuk, Voet, 
Werner, Wienecke, Wortman en Zijl vertegenwoor- 
digd; van al hun werk vond ik Faddegon's plakket: 
Catharina Isabella Six het mooiste. Z. 



232 

Verslag van het Munt- en Penningkabinet van 
het Friese h Genootschap (1902 — 1903). 

Onder de aanwinsten van het onder de hoede van ons 
medelid S. WlGERSMA Hzn. staande kabinet, merken we 
op een penning van een weversgild, vermoedelijk van 
Leeuwarden, een gildepenning wellicht van Bolsward, een 
dito met een wapen z. j. en een brandspuitpenning van 
Workum, alle onbeschreven stukken. 

Onder de munten trekken de aandacht een onbeschreven 
bronzen merovingische imitatie van den tiers de sol van JüS- 
TINJANUS I, (527 — 565) op ware grootte en vergroot 
afgebeeld, gevonden in de terp te Woudsend, een dito gouden 
gevonden in de Winsumer terp en een variant van den 
ruitergroot van Jan, heer van Kuinre, (1328 — 1337), 
verg. van der Chijs, II— 33. Z. 



Koninklijk Penningkabinet, verslag over 1902. 

Belangrijke aanwinsten mocht de ijverige Direkteur van 
het Koninklijk Kabinet, in 1902 te boek stellen : grieksche 
munten uit de verzameling Six, waaronder bizonder de 
seriën munten van Lesbos in Klein-Azië" in het oog vallen, 
gouden merovingische munten uit de muntvondst te Nietap 
(1901) en verschillende moderne buitenlandsche penningen; 
in het bizonder verdienen verder vermelding een gedenk- 
penning ter eere van Karel V (1530), de goudguldens 
van GlJSBERT IV van Batenburg (1516— 1525) en van 
Willem III van 's-Heerenberg (1506 — 1511), de toursche 
groot van GlJSBERT van BRONKHORST voor 's-Heerenberg, 
de St. ANDRlESgulden van Holland van FlLlPS II 
0558 — iS^i), een onbekende proefslag van een gulden (?) 
Vz. Het gekroonde wapen van Holland Omschrift : & MON • 
NOV • HOLLAND • ET • westfris £? 1 670. Kz. Driemaster 
met den hollandschen leeuw op den spiegel en op de 



233 

vlaggen. Omschrift : <$ vigilate • DEO • CONFïdentes & 
en een daalder van GEERTRUIDA van BRONKHORST, vrij- 
vrouw van Vianen van 1577, waarvan slechts 2 ex. bekend 
zijn. 

Muntvondsten werden gedaan te Noord wij kerhout (meest 
noord- en zuid-nederlandsche munten einde I5 dc eeuw tot 
1572), Driewegen (zie Kat. Auktie SCHULMAN Febr. 1903) 
en twee vondsten te Amersfoort, meest noord- en zuid- 
nederlandsche munten, i6 d * en 17** eeuw. Een drietal 
platen geven afbeeldingen van de voornaamsten der aan- 
winsten. Z. 



Verslag van de kommissie ter verzekering eener 

goede bewaring van gedenkstukken van 
geschiedenis en kunst te Nijmegen, over 1902. • 

De muntaanwinsten zijn niet zeer talrijk. De aandacht 
trekt een niet beschreven daalder z. j. Vz. CAROLUS * 

V * ROMANO * IMPE * SEMPER * AUGUSTU * 
Kz. INSIGNIA * URBIS * IMPKRIALIS * NOVIMAGE 7 . 

Penningen van eenig belang werden niet verkregen. 

Z. 

Verslag 1903 van het Museum van Oudheden 

te Groningen. 

Het museum werd o. a. verrijkt met een onbeschreven 
en unieken goudgulden der stad Groningen van 1 591 . 
Vz. Borstbeeld van JOHANNES DEN DOOPER, met omschrift : 
MONETA • NO • AUR • GRONINGENSIS, Kz. Stadswapen met 
omschrift: RUDOLPH • II • ROMA • IMP • AUGUST • Ook 
onder de verdere aanwinsten op numismatiek gebied zagen 
we fraaie stukken vermeld. Z 



234 



Inhoudsopgaaf van Tijdschriften. 



Revue Beige de numismatique, 1904. 2' livr. 

Forrer L. Les signatures sur les médailles grecques. 
de Saxe Cobourg et Gotha, Ie prince Ph. Deux mon- 
naies inconnues du rebelle RüM MüHAMMAD (1626/7). 
Bordeaux, P. La pièce de 20 francs de Louis XVIII, 
frappée a Londres en 181 5. Van den Broeck, E. 8 
Jetons de trésoriers de Bruxelles du 1 7* siècle. HACHEZ F. 
Les méreaux des heures canoniales de Téglise de St. Julien 
a Ath. MAZEROLLE F. NlCOLAS BRIOT, tailleur général 
des monnaies (1606/25). Necrologie (Aug. DE Meunynel). 
Mélanges. 

Rivista italiana di Numismatica, 1903 fase. 2-4. *) 

Lanza, M. C. Spiegazione storica della monete di Agri- 
gento. Babelon, E. Les monnaies de Septime Sévère, 
de CARACALLA et de GÉTA relatives al'Afrique. HAEBER- 
lin, E. J. Corpus mtmorum aeris gravis: Allocuzione al 
Congresso Internazionale di scienze storiche in Roma. 
• GNECCHI, E. Appunti di Numismatica Italiana. Uno scudo 
di GlAN BATTISTI Spinola principe di Vergagni. COR- 
RERA, L. Osservazioni interno ad una moneta di Neapolis. 
Ambrosoli, S. A proposito delle cosidette „restituzioni" 
di Gallieno o di Filippo. De Witte A. Les relations moné- 
taires entre Tltalie et les provinces belges au moyen age et 
a Tépoque moderne. RlCCl, S. Relasione intorno ai lavori 
della Sezione Numismatica al Congresso Internazionale di 
Scienze Storiche. Dattari, G. Appunti di Numismatica 
Alessandrina. GNECCHT, F. Appunti di Numismatica 
Romana. Mowat, R Un essai de denier romain avant la 
lettre. Gabrici E., Th. Mommsen, Ambrosoli, S. Il 
ripostiglio di Monte Cuore. RUGGERO, G. Annotazioni 



*) Van 1 Juni 1903— 1 April 1904 ontvingen wij geen tijdschriften van 
het bestuur. Red. 



235 

numismatiche italiane. VALERENI, F. Monete inedite o 
rare del Monferrato. AMBROSOLI S. Le monete dei conti 
di Ventimiglia. Mattoi, E. Una medaglia inedita di 
Giuditti Pasta. KüNZ, C. Adelchi principe di Benevento. 
Denari e sigillo di Volchero. Della moneta ossidionali di 
Brescia, Trieste en Trento. 

Mitteilungen der Bayerischen Num. Gesellschaft. 1903/4. 

VON BüRKEL, Dr. L. Die Bilder der Süd-Deutschen 
breiten Pfennige. (Halb-brakteaten). KüLL, J. V. Reper- 
torium der Münzkunde Bayerns. 

Bulletin international de Numismatique, 1903, 4. 
Gohl, E. Les collections publiques de monnaies et de 
médailles en Hongrie. Trouvailles. Sociétés. Musées. Nou- 
velles diverses. Bibliographie. 

Bulletin de Numismatique, Novembre, Decembre 1903. 

Correspondance. Martin, E. Les monnaks obsidionales 
d'Anvers (1814). Bibliographie. Revue des revues. Revues 
nouvelles. Médailles nouvelles. Lectures. Trouvailles. Necro- 
logie. 

Vjesnik hrvatskoga arheoloskoga drustva, 1903/4. 

Bevat op numismatisch gebied: CELESTIN, V. In Osijek 
(Essek) gefundene griechische und römische Colonialmünzen. 

La gazette numismatique, 1903/4. 3. 4. 

ALVIN, F. Un méreau de 1' Abbaye de Val-Dieu. MöLLER, 
H. Godefroid Devreese. DE Witte, A. La médaille au 
salon triennal. Ordres de chevalerie. BELLET, D. La nou- 
velle monnaie de nickel FOURNIER, L. Tlndustrie mone- 
taire en France. Bibliographie. Nouvelles diverses. 

Monatsblatt der Num. Ges. in Wien, No 245-247 *). 

Tarraco oder Ticinum? Macrianus Caesar. Ueber lykische 
Münzen. Münzenfunde. Verschiedenes. 

•) Afgebeeld wordt in N°. 247 een fraaie plakket, ter eere van 
den Oostenrijkse hen medailleur Scharff f ! 9°3» d°° r Pa wijk. 
Vz. Zijn borstbeeld. Kz. Het verlaten atelier in de „HauptmQnze", 
te Weenen. 



Handelingen van de Jaarlijksche Vergadering 

GEHOUDEN TE OUDSHOORN, l8 JUNI 1904. 



Aanwezig zijn de heeren: Burggraaf B. DE JONGHE, 

Dr. de Dompierre de Chaufepié, Sassen, Battaerd, 
Jhr. Mr. M. W. Snoeck, Stephanik, du Crocq, Zwjer- 
zina, Mr. Deketh, Jhr. Ridder Baronet Speelman, 
Wigersma, Jhr. Mr. F. Beelaerts van Blokland, Jhr. 
Mr. Hora Siccama, Corn. L. J. Begeer, Van Lis, 
Wienecke, Achtenhagen, Mr. Hijmans, Schulman, Van 
Doorninck, Jhr. H. M. Speelman, Ruijs de Perez, 

VlSART DE BOCARMÉ en DEVREESE. 

Afwezig met kennisgeving: Mejuffrouw DE MAN, de heeren 

Besier, Jhr. van den Brandeler, Anth. Begeer, Bruijne- 
steijn, Jhr. Kam, Van Rijckevorsel, De Witt Hamer, 
Hollestelle, Karreman, Van der Hoop, J. W. Menso, 
J. C. P. E. Menso, Van Belle, Labouchère, Van 
Kerkwijk en Mr. Saaijmans Vader. 

De notulen worden goedgekeurd en de verslagen van 
Sekretaris en Konservator in dank aanvaard. De Voor- 
zitter grijpt deze gelegenheid aan om den afgetreden Kon- 
servator, den heer H. G. DU Crocq, dank te zeggen voor 
de vele diensten aan 't Genootschap bewezen en voor zijne 
talrijke geschenken aan de verzamelingen. 

Op voorstel van de Kommissie voor 't nazien der rekening, 
bestaande uit de heeren Dr. BRAAKENBURG VAN BACKUM 
en ZwiERZiNA, wordt de rekening goedgekeurd onder 
dankbetuiging aan den Penningmeester. Het batig saldo 
bedraagt ƒ 4.870. 

De Kommissie voor de Redaktie, wijst bij monde van 



237 

den heer ZwiERZlNA op den bloeienden toestand van 
't Tijdschrift en vraagt met 't oog op de vele artikelen 
een subsidie van ƒ 800. — aan. Besloten wordt dit te 
verleenen indien de kasmiddelen 't toestaan Zoo niet dan 
zal 't gewone budget van ƒ700. — niet mogen overschreden 
worden. 

De Voorzitter brengt hulde aan den ijver der redakt ie- 
leden, in 't bizonder aan mejuffrouw De Man, die op 
17 Juni 1894 benoemd, dus 10 jaren in de redaktie zitting 
beeft. Benoemd worden tot gewoon lid, de heeren: Jhr. 

Mr. F. Beelaerts van Blokland en A. O. van Kerk- 
wijk, beide te 's-Gravenhage ; tot buitengewoon lid, de 
heeren: F. L. G. D'AUMERlE, 's-Gravenhage; Dr. W. H. 
Bakhuis, Utrecht; J. F. H. Bouchette. Arnhem; Dr. E. 
COHEN, Utrecht; AüG. Falise, beeldhouwer, Wageningen; 
G. M. Kam, Nijmegen; Jhr. Mr. J. H. van Reenen, 
's-Gravenhage; J. A. RODBARD, Dordrecht en L. Welman, 
Brielle. 

Zonder stemming worden de heeren Dr. H. J. de Dom- 
PIERRE DE CHAUFEPIÉ als Voorzitter en W. K. F. ZwiER- 
ZINA als lid der Kommissie van Redaktie herkozen. 

De vergadering besluit in 1905 naar Hoorn te gaan, op 
een stoomboot te vergaderen en te Volendam te maal- 
tijden. Aan 't einde der vergadering doet de heer SCHULMAN 
mededeeling van een tot dusver onbekenden rijdenden 
snaphaan van den utrechtschen bisschop HENDRIK VAN 
BEIEREN, en laat de heer WlGERSMA een onbekend friesch 
muntje rondgaan, dat hij aan de regeering van George 
en Hendrik van Saksen (1500— 1504) toeschrijft. 

De heer DEVREESE en de Voorzitter bieden verschillende 
penningen voor de verzameling aan. 

Na de rondvraag sluit de Voorzitter de vergadering. 

(Uittreksel uit tfe Notulen.) 



2 3 8 

Vóór de vergadering werd te Leiden een bezoek gebracht 
aan het munt- en penningkabinet, aanwezig in het Museum 
van Oudheden en aan het Sint-Anna-hofje. De reis van 
Leiden naar Oudshoorn werd gedaan per extra stoomboot, 
welwillend aangeboden door de stoomboot-maatschappij 
„de Volharding." 

Na de vergadering werden onder leiding van den heer 
W. M. C. Regt, de gebrandschilderde ramen (1666 — '71) 
in de Ned. Herv. kerk te Oudshoorn bezichtigd, en daarna 
een gedeelte der verzameling van ons medelid, den heer 
ZwiERZlNA (Oranje-penningen en fraaie moderne stukken.) 
Ten huize van den heer ZwiERZlNA had tevens de begroeting 
plaats door het bestuur der Vereeniging tot Bevordering 
van het Vreemdelingenverkeer „de Rijnstreek", dat elk 
der leden een gedenkpenning aanbood, als blijvende 
herinnering aan hun bezoek. 

Na een officieele ontvangst ten raadhuize door B. en W. 
van Alfen, werd de maaltijd gehouden in 't hotel Sint Joris \ 
waar de harmonie „Beethoven" een serenade bracht. 

Joh. W. Stkphanik. 



Nederlandsche Penningen 1864—1898, 

DOOR 

W. K. F. ZWIERZINA. 
Deel II, 1879 — 1890. 



796 A . 1888. 20 September. 

70ste Verjaardag van Dr. J. C. de Man 

te Middelburg. 
Vz. en Kz. = Vervolg van Loon n°. 432 A . 
In het veld op de Kz. gegraveerd: 

Jano cornelio 

de Man 

Optime de Societate 

MERITO 

Anno aetatis lxx 
A. D. xii Kal. Oct. 

MDCCCLXXXVIII 

Goud, 60 m.M., 90 gram. 

Dr. Jan Cornelis de Man, geboren te Middelburg 20 Sept. 1818, 
bleef, na zijn studiën te Leiden en elders volbracht te hebben, steeds 
als geneesheer te Middelburg wonen. Zijne anatomische studiën als 
lektor in de anatomie waren oorzaak, dat hij zich wijdde aan kra- 
niologische onderzoekingen omtrent Zeeland. 

Het Zeeuwsch Genootschap, waarvan hij sinds 1845 lid is en vele 
malen bestuurslid en vijf jaren voorzitter was, bood hem den gouden 
eerepenning aan, niet alleen wegens zijne verdiensten als konserv.itor, 
maar vooral omdat men aan hem de verzameling van zeeuwsche 
schedels en zeeuwsche diersoorten en voor een groot deel de bekende 
antieke kamer te danken had. 

Zie verder onder no. 804 a. 

17 



\ 



240 

797. 1888. September. 

Landbouwtentoonstelling te Boxtel. 

Vz. als n°. 641. 

Kz. als n°. 641, doch het binnen-omschrift 
luidende: eerste alg. prov. tentoonstelling 

AFD. BOXTEL. 

en de datum: sept r 1888. 
Bijdragen 2 e druk, n°. 588. 

798. 1888. 9 November. 

W. J. Fortuijn Droogleever, 50 jaar lid 

van den gemeenteraad van Gouda. 
Vz. Zijn aanziend borstbeeld. 

Omschrift : 

WILLEM JACOBUS FORTUIJN DROOGLEEVER 
50 JAREN RAADSLID 

Kz. In een lauwerkrans: 

9 • NOVEMBER 

1838— 1888 

Omschrift : 

HULDE VAN DEN RAAD, SECRETARIS EN ONTVANGER 
VAN GOUDA 

Brons, 44 m.M., door Begeer. Verz. Z. 

Fortuijn Droogleever was notaris te Gouda, doch bedankte 
later als zoodanig. Hij werd 12 Juni 1892 buitengewoon lid van 
het Nederlandsen Genootschap voor Munt- en Penningkunde en over- 
leed te Gouda 6 Januari 1897. 

799. 1888. 17 November. 
Nederland's 75-jarige onafhankelijkheid 

herdacht. 



241 

Op een verhevenheid van drie treden staat 
de Nederlandsche Maagd met speer en vrij- 
heidshoed, ter weerszijden een schildhoudende 
leeuw ; op de schilden medaillons met staanden 
leeuw. 

Omschrift: 17 november 18 13 — 1888 

Eenzijdig ovaal met oog. 

Tin, 25 bij 21 m.M. Verz. Z. 

800. Als voren. 

Gekroond wapenschild, waarop de letters: 

met twee leeuwen als schildhouders. 

o A H 

Lood draagteeken, pi. m. 23 m.M. Verz. Z. 

801. Als voren. 

Gekroond wapenschild, gedeeld door een 
schuinen balk. 

Op den balk : oranie bove (v en e aaneen). 

In het veld boven links: 18 13 

Onder rechts: 1888 

Zilver draagteeken met oog en ring, 30 bij 
20 m.M. Verz. Z. 

802. Als voren. 

Dasspelden, koper en koper verzilverd. Schild, 
waarboven een lint, waarop de koninklijke 
kroon rust. 

Op het lint: god zij met ons 

Het schild gedeeld door een schuinen balk 
waarop: 181 3 — 1888 



242 

De velden: boven links rood, onder rechts 
blauw gekleurd. Verz. Z. 

803. Als voren. Te Dordrecht gevierd. 

Vz. Omschrift: VERLOSSING V. H. 
FRAWSCHE, in het veld een juk, waar- 
boven 181 3, onder 1888 

Kz. Opschrift: IJZERGIETERIJ 

PEVIVL 

BAUDUIW 

DORDRECHT 

Lood met oog, 38 m.M. Verz. Z. 

Uitgereikt tijdens den aldaar gehouden gekostumeerden optocht. 

804. Als voren. 
Wapenschild waarop : Feestcomité 18 13- 1888, 

daartusschen het wapen der gemeente Dordrecht. 

Kat. Smits van Nieuwerkerk, n°. 3707. 

Te vergeefs opgevraagd in het Tijdschrift. 
804 A . 1888. 22 December. 

Het Zeeuwsch Genootschap der Weten- 
schappen te Middelburg aan J. A. Frederiks, 
bouwkundige aldaar, voor de belangelooze 
diensten betoond bij den verbouw van het 
nieuwe genootschapsgebouw. 

Vz. en Kz. = van Loon, vervolg n°. 432 A . 

Opschrift gegraveerd: 

jano adriano 

frederiks 

optime de societate 

MERITO 

A. D. XI KAL. JAN. 

MDCCCLXXXIX 



243 
Verguld zilver, zilver en brons, 60 m.M. 

Uit het in 1765 te Vlissingen opgerichte Genootschap ter Bevor- 
dering van Nuttige Kansten en Wetenschappen, waarvan Prins Willem V 
in 1768 het protektoraat aanvaardde, ontstond in 1769 het Zeeuwsen 
Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen, dat later (1801) zijn 
zetel naar Middelburg overbracht, waar het gevestigd was in het 
gebouw van het Natuurkundig Gezelschap. In 1888 verkreeg het de 
fondsen tot aankoop en inrichting van het perceel Wagenaarstraat 
E, Nr. 285, grootendeels door schenking van Mr. G. N. de Stop- 
pelaar. Het nieuwe gebouw werd 22 December 1888 plechtig 
geopend en een aan den schenker gewijd trapraam in gebrand glas 
onthuld, waarna vorenbedoelde penning werd aangeboden aan den 
architekt. 

804 *. 1888. 

Richard Hol, io jaar direkteur 
der Koninklijke Zangvereeniging „Cecilia", 

te 's-Gravenhage. 

Geheel gelijk n°. 525, behalve de omschriften, 
die ditmaal gegraveerd zijn en luiden: 

Vz. DE KONINKLIJKE ZANGVEREENIGING CECILIA 

'S GRAVENHAGE 
Kz. AAN HAREN DIRECTEUR RICHARD HOL 

1878— 1888 

Goud, 51 m.M., mij welwillend ter beschrij- 
ving gezonden door den heer Hol. 

Richard Hol werd geboren te Amsterdam 23 Juli 1825, de 
vaderlandsche liederen gezongen in 1830 zijn zijn eerste heugenis van 
muziek, van zijn 5de — 12de jaar kreeg hij les van den organist Martens 
en ging daarna naar de Koninklijke Muziekschool te Amsterdam 
onder leiding van J. G. Bertelman. „Om Vadtrland" (1850) was 
zijn eerste uitgegeven werk. In 1856 werd hij direkteur van Amstels 
Mannenkoor (zie n°. 204), in 1858 schreef hij in écne nacht %y Hollands 
GloriS' voor eene serenade op 4 September 1858, bij de meerder- 
jarigheid van den kroonprins, en werd in hetzelfde jaar direkteur 
der Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. In 1863 verhuisde 



244 

hij naar Utrecht, werd direkteur der stadskoncerten, der zangver- 
eeniging van „Toonkunst" en richtte in 1875 aldaar een muziekschool 
op, van welke drie hij tot zijn dood direkteur was. 

In 1869 werd hij organist van de Domkerk, en 1878 direkteur 
van „Cecüia". Zijne voornaamste werken zijn viersymfonien en eenige 
ouvertures voor orkest, het oratorium „David" en twee opera's „Floris V" 
en „Uit de branding\ beide op teksten van Marie Boddarrt. 

Zijne verdiensten werden in binnen- en buitenland erkend, hij was 
ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw, de Eikenkroon, den 
Gouden Leeuw van Nassau, officier de 1'Académie enz. 

In Juni 1901 nam hij ontslag als direkteur van „Cecilia" en werd 
hem het eeredirekteurschap aangeboden; in 1903 vierde hij zijn 
40-jarig direkteurschap der stadskoncerten te Utrecht en werd hem een 
penning met zijn borstbeeld vereerd. Hij overleed 14 Mei 1904 te 
Utrecht, waar hij zich kort te voren op nieuw gevestigd had, na 
eenige jaren te 's-Gravenhage te hebben gewoond. 

805. 1S88. 

Prijspenning voor den Nationalen Zang- 
wedstrijd Amsterdam, bij gelegenheid van 
het 30-jarig bestaan der Liedertafel 

„Zanglust". 
Vz. Sint-Cecilia van een in de linkerhand 
gehouden muziekblad zingende, met de rechter- 
hand de maatslaande, staat onder eene stralende 
vijfpuntige ster. Zwevende engeltjes rechts 
met fluit, links met harp torschen een bloem- 
guirlande, in de afsnede j. elion f. 

Omschrift: LIEDERTAFEL ZANGLUST 

1858 1888 

Kz. Verdiept glad veld omgeven door twee 
saamgestrikte lauwertakken. 

Omschrift: nationale zangwedstrijd 

# AMSTERDAM # 

Brons, 51 m.M. (Zie n°. 619). 



2 45 

806. 1888. 

Internationaal concours te Tilburg uitge- 
schreven door de Nieuwe Koninklijke Harmonie. 

Vz. Geheel gelijk n°. 452 

Kz. Binnen een zwaren met linten omwonden 
lauwerkrans, waaronder: wurden 

Omschrift: internationaal concours 

* 1888 * 
In het veld: S> 

NIEUWE KON. 

HARMONIE 

TILBURG 

Brons verguld met oog en ring, 50 m.M. 
Verz. Herm. v. Rijckevorsel. 
Bijdragen 2* druk n\ 590. 

S07. 1888. 

Prijspenning der gemeente Deventer. 

Vz. Het wapen van Deventer door een 
keizerskroon met afhangende linten gedekt, 
daaronder: j. p. m. M.(enger), alles in parelrand. 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwer- 
krans, in parelrand. 

Mat zilver en brons, 50 m.M. Verz. Rijks munt. 

80*. 1888. 

Prijspenning van het Utrechtsche 
Studentenkorps. 
Vz. Het wapen der gemeente Utrecht op 
een vlammende zon. 



246 

Omschrift: sol jüstitiae illustra nos 
Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans. 
Omschrift: utrechtsch studentencorps 
Brons met oog en ring, 41 m.M., door 
Begeer. Verz. Teyler. 

809. 1888. 

Prijspenning van de Amsterdamsche Sportklub. 
Vz. Een aan linten hangend bord. 

Omschrift : amsterdamsche 

sportclub 
Kz. Het wapen van Amsterdam, tusschen 
twee saamgestrikte lauwertakken. 
Brons met oog en ring, 27^ m.M. 
Leidsch penningkabinet. 

(Geslagen op stempels geleverd door de firma Hoeker & Zn. 
te Amsterdam). 

810. 1888 

Prijspenning der Schietvereeniging 
„Bogardus" te 's-Gravenhage. 

Vz. Opschrift: tir 

REGLEMENTAIRE 

Daaronder tusschen lauwer- en eiketakken: 

PRIJS 

Omschrift: schietvereeniging „bogardus" 

's gravenhage 

Kz. Een op glazen ballen schietend persoon, 
achter hem een tafeltje, in het verschiet een 
landschap met kerk en toren. 



247 

Links staat : begeer 

Brons, 41 m.M. Verz. Begeer. 

811. 1888. 

Prijspenning van de Scheveningsche 

Wielerbaan. 

Vz. Wielrijder op hoogen tweewieler rijdende, 
op den achtergrond boomgroep en toeschou- 
wende menigte. 

Omschrift: scheveningsche wielerbaan 

Kz. Glad veld omgeven door eike- en 
lauwertakken waarop beneden het haagsche 
wapen rust. 

Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z. 

812. Als voren. 

Vz. Minervabuste op sokkel, waarom een 
lauwerkrans hangt en waartegen een hooge 
tweewieler leunt, omschrift: 

SCHEVENINGSCHE WIELERBAAN 

Kz. als de vorige. 

Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z. 

81». 1888 

Prijspenning der Wielrijdersvereniging 

's-Gravenhage. 
Vz. De door één kroon gedekte wapens 
van Zuid-Holland en 's-Gravenhage. 
Omschrift: wielrijders vereeniging 

# 's gravenhage * 



248 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans. 
Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z. 

814. 1888. 

Prijspenning van den Noord-Brabantschen 

Wielrijderskring. 

Vz. De letters N. B. W. als monogram. 
Omschrift: noord-brabantsche wielrijders 

KRING * 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans. 
Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z. 
Zie Tijdschrift 1896, blz 126, Bijdragen 
2 . druk n°. 610. 
Komt ook voor met oog en ring. Verz Snoeck. 

815. 1888. 

Prijspenning van het Geldersch-Overijselsch 

Klubverbond. 

Vz. De tegenelkaar geleunde wapens van 
Gelderland en Overijsel, daaronder een wapen- 
schild, waarin een op wolken rustend gevleu- 
geld wiel. 

Omschrift : geldersch-overijselsch 

CLUBVERBOND 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans. 
Brons, 28 m M., door Begeer. 

810. 1888. 

Prijspenning der Nijmeegsche 
Wielrijders vereeniging „Velocitas". 



249 

Vz. Het door een koningskroon gedekte 
wapen van Nijmegen. 

Omschrif t : * nijmeegsche wielrijders veree- 

NIGING VELOCITAS 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwer- 
krans, daaronder : begeer utrecht 
Brons met oog en ring, 28 m.M. 

817. 1888. 

Prijspenning der Scherm- en Gymnastiek- 
vereniging „(Min" te Delft. 

Vz. Omschrift: onderling concours 

# delft 1888 * 
In het veld: S. & G. G. 

ODIN 
Kz. In een lauwerkrans: 

PRIJS 

RINGEN 

SENIORES 

Onder staat: begeer utrecht 

Zilver met oog en ring, 28 m.M., Kon. Kab. 

818. Als voren. 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwer- 
krans (zonder naam van den graveur). 
Brons met oog en ring, 28 m.M. 

810 1888. 

Prijspenning der rederijkerskamer 
„de Génestet" te Utrecht. 

Vz. Zijn links gewend hoofd. 



250 

Omschrift : petrus augustus — de génestet 
Kz. Glad veld, omgeven door een eike- 
en lauwerkrans. 

Omschrift: rederijkerskamer de génestet 

>)C UTRECHT >(C 

Brons, 42 m.M. Verz. Teyler. 

P. A. de Génestet, bekend lyrisch dichter, werd geboren te 
Amsterdam 21 November 1829, werd aldaar 1847 student aan het 
seminarium der remonstrantsche broederschap en aan het atheneum; 
na zijne studiën te hebben voltooid werd hij in December 1852 
predikant te Delft, doch vroeg zijn emeritaat na den dood zijner 
vrouw (November 1 859) en vestigde zich te Amsterdam, 's zomers 
te Bloemendaal. Hij overleed te Rozendaal 2 Juli 1861. 

820. 1888. 

Prijspenning der Harddraverij-vereeniging 

„de Volharding ,, te Kralingen. 
Vz. Het gekroonde wapen van de (voor- 
malige) gemeente Kralingen, tusschen twee 
saamgestrikte lauwertakken. 

Kz. Glad veld met het omschrift: 
kral. harddr. vereen. 
•:• „de volharding" •:• 
Brons, 42 m.M. Kon. Kabinet. 

821. 1888. 

Prijspenning van het Purmerender 

Mannenkoor. 

Vz. Het gekroonde wapen van Purmerend 
met twee leeuwen als schildhouders. 
Omschrift: purmerender mannenkoor 

* 1888 * 



251 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans, onder staat: begeer utrecht 
Brons, 47 m.M. 

822. 1888. 

Prijspenning der Maatschappij tof Exploitatie 
van het gebouw „Tivoli", te Rotterdam. 

Vz. MAATSCHAPPIJ 

TOT 

EXPLOITATIE 

VAN HET GEBOUW 

TIVOLI 

ROTTERDAM 

Kz. Cartouche, omgeven door eike- en 
lauwertakken, rechts ter zijde staat: b. u. 
47 m.M., tinnen proefslag in verz. Z. 

822\ 1888. 

35-jarig bestaan der Franeker Kaatspartij. 

Vz. Het gekroonde wapen van Franeker 
met twee mannen als schildhouders. 
Kz. Omschrift : 

* HERINNERING AAN HET ♦ 
35 JARIG - BESTAAN 

In het veld: van de 

FRANEKER 

KAATSPARTIJ 
1853— 1888 
Goud met oog en ring, gegraveerd, 29 m.M., 
Verz. Wigersma. 

Zie de noot bij no. 621. 



252 

822«. x888 

Bloemententoonstelling in het Oranjepark 

te Utrecht. 
Vz. Het wapen der gemeente Utrecht onder 
een kroon. * 

Kz. Omschrift : 

BLOKMEN TENTOONSTELLING 
* ORANJE PARK * 

In het veld: prijs 

UITGEREIKT AAN 

Brons, 42 m.M., Verz. Friesch Genootschap. 

822 c . 1889. 12-28 Januari. 

Internationaal billard-concours te Amsterdam. 

(American Bar.) 
Vz. Twee leeuwen houden een schildje met 
het opschrift: 

N tfERic 4Ar 

BAR 

boven het schild steken twee keu's uit, waar- 
tusschen een kroontje, 't geheel rustend op 
een ornement, waaronder gekruiste eike- en 
lauwertakken waardoor zich een lint slingert 
met de data: 12 — 28 jan. 1889 

Kz. Omschrift: ° internationaal billard 
concours 

Boven in het door een tulpkrans omgeven 
veld het woord : prijs 

Zilver, 39 m.M., Verz. Friesch Genootschap. 



253 
!£. 1889. 16 Maart. 

Mr. J. A. Vaillant, 25 jaren dijkgraaf 

van Schieland. 
Vz. Zijne linksgewend borstbeeld. 
Omschrift : 

M R . JACOB ANDREAS VAILLANT DIJKGRAAF VAN 
SCHIELAND 

* 1864. J 6 Maart 1889 * 
Kz. Het wapen van Schieland. 
Omschrift op een lint: 

HET HOOG HEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND 

Brons, 53 m.M. door Begeer. 

824. 1889. 17 Maart. 

Overlijden van J. A. Alberdingk Thijm te 
Amsterdam. 

Vz. Zijn links gewend borstbeeld, daaronder 

L. JÜNGER. D. J. P M. MENGER. F. 

Omschrift: xp • 13 • aug • 1820 • josephüs • 

ALBERTUS • ALBERDINGK • THIJM + 17- MAART • 1889 

Kz. Binnen een lauwerkrans: 

HULDE 

AAN DEN MAN VAN 

IÏOOGE BEGAAFDHEID 

ONWRIKBARE OVERTUIGING 

EN EDEL KARAKTER 

ZIJNE VRIENDEN EN 

VEREERDERS. 

Brons, si m.M., Verz. Teyler. 



254 

Thijm was hoogleeraar aan de Rijks-akaderaie van Beeldende 
kunsten, verdienstelijk letterkundige en vurig vereerder van Vondel 
en Bilderdijk. Tal van gedichten, romans en letterkundige opstel- 
len verschenen van zijne hand. Overtuigd katholiek, • wijdde hij 
zijne pen gaarne aan de eer en glorie zijner kerk; oud-burger van 
Amsterdam, kende hij zijne vaderstad door en door en gaf vele bij- 
dragen over hare bizonderbeden. 

825. 1889. 9-1 1 April. 

Poppententoonstelling te Utrecht ten 
voordeele van het Kinderziekenhuis aldaar. 

Vz. Een cartouche waarop: 

POPPEN 

TENTOONSTELLING 

APK IL 1889 

vastgehouden door drie poppen: gelaarsde 
kat, chinees en dame, daaronder saamge- 
bonden lauwer- en rozetak. 

Kz. Een kind, ziek te bed liggend, daarnaast 
nachttafeltje met medicijnflesch en glas. 

Brons en komp., 50 m.M., Verz. Z. 

Door Begeer, door wien de penningen kosteloos werden afgestaan 
om op de tentoonstelling ten voordeele van het kinderziekenhuis te 
worden verkocht. 

In een alleraardigst kinderboek „(ü Groote Poppenvergadermg te 
Utrechf door F. H. van Leent, vindt men de meest opvallende 
poppen afgebeeld en beschreven, op den achterkant van den band 
staat de Vz. van dezen penning afgebeeld. 

82». 1889. 20 April. 

100-Jarig bestaan van de firma van Vloten 
en de Gijselaar, kommissionnairs in effekten 

te Amsterdam. 



255 
Vz. In het veld: 20 april 1789 

A. YAN VLOTEN W ZN . 
M R . P. DE GIJSELAAR. 

Kz. In het veld: 20 april 1889 

F. P. M. DE GIJSELAAR 

J. L. N. DE GIJSELAAR 

B. W. VAN VLOTEN 

Omschrift op Vz. en Kz., omgeven door 
een parelrand: 

<8> VAN VLOTEN EN DE GIJSELAAR 

Brons, 43 m.M., Verz. Z. 

827. 1889. 12 Mei. 
40-jarige regeering van Z. M. Koning 

Willem III. 
Vz. Zijn rechtsgewend gelauwerd borst- 
beeld, daaronder : begeer utrecht 

Omschrift: willem ui koning der ned. 

G. H. V. L. 

Kz. Het gekroonde nederlandsche wapen 
met schildhouders en wapenspreuk, op een car- 
touche rustend op fakkel, zwaard en schepter, 
omgeven door een palm- en een oranjetak. 

Daarboven: 12 mei 1849 

Daaronder: 12 mei 1889 

Brons, 50 m.M. Verz. Z. 

Oranjepenningen 1383. 

Door Begeer aan Z. M. den Koning aangeboden. 

828. Als voren. 

Vz. 's Konings rechts gewend hoofd, daar- 
onder: J. P. M. MENGER. F. 

18 



256 

Omschrif t : mdcccxlix • willem • 111 koning • 

DER • NED • G • H • V • L • MDCCCLXXXIX $> 

Kz. De vrede, voorgesteld als een half- 
naakte vrouw, reikt de gerechtigheid de linker- 
hand en houdt met de rechter een palmtak 
boven haar hoofd. De gerechtigheid is voor- 
gesteld als eene geblinddoekte vrouw met 
zwaard en weegschaal in hermelijnen mantel 
met kroon op het hoofd. In de afsnede: 

J. P. M. MENGER. F. 

Omschrift: 

OSCULATiE • SVNT • PAX • ET • IVSTITIA • 

Brons, 51 m.M. Verz. Z. 
Oranjepenningen 1382. 

829. Als voren. 

Eenzijdig draagteeken. 

De gekroonde koninklijke mantel, waarop 
's Konings rechts gewend hoofd, omgeven door 
een lauwer- en een oranjetak is aangebracht, rust 
op gekruist zwaard en schepter ; op een om het 
geheel geslingerd lint leest men : 

40 JARIGE REGEERING van Z. M. WILLEM III 

Zilver, met oog en ring 30 bij 28 m.M. 
Verz. Z. 

Z. M. richtte op dezen feestdag tot zijn volk de navolgende: 

PROCLAMATIE. 
Geliefde Landgenooten en Onderdanen ! 

Heden zijn veertig jaren voorbijgegaan sedert den dag waar op 
Ik plechtig de Regeering van het Nederlandsche Volk heb aanvaard. 



257 

Zal Mijn Volk van 'Mij getuigen, dat Ik Mijn Koninklijk woord heb 
gestand gedaan? Ik weet, dat in lief en leed, in blijde en droeve 
dagen, Mijn volk getrouw is gebleven aan Mij en Mijn Huis 

Bc heb er steeds naar gestreefd, de welvaart en den bloei van 
ons Vaderland te bevorderen. 

Met innigen dank jegens den Almachtige zie Ik op het vervlogen 
tijdperk terug. Zijn zegen heeft het oud verbond van Oranje en 
Nederland bevestigd. 

Over de toekomst van Mijn Huis en Mijn Volk roep Ik op dezen 
plechtigen dag dienzelfden zegen in. De herinnering aan het verleden 
is Mij een waarborg voor de toekomst : Oranje en Nederland onder 
Gods tegen één, krachtig en vrij! 

Het Loo % 12 Mei 1889 WILLEM. 

830. Als voren. 

Hulde aan de feestkommissie te Delft. 
Vz. Het gekroonde wapen van Delft. 
Daaronder : begeer 
Omschrift: hulde aan de feestcommissie 

VAN DELFTSCH (sic) BURGERS 

* 1849 MEI 1889 * 

Kz. In een lauwerkrans: 

TER 

HERINNERING 

AAN DE 

40 JARIGE REGEERING 

VAN 

Z. M. WILLEM III 

Zilver en brons, 32 m.M. Verz. Z. 
Oranjepenningen 1384. 

831. 1889. Mei. 

25-jarig bestaan der Mannenkongregatie 

te Utrecht. 
Vz. Een achter een tafel staande man, 



258 

links daarvan is een spinnende vrouw gezeten, 
daarvoor staat een kind met een bezem, alle 
met een aureool om het hoofd, (de H. Familie) 
links rozenstruik, rechts leliën, op den achter- 
grond een planken schutting. 
Kz. Opschrift : 

HERINNERING 

AAN 

HET ZILVEREN FEEST 

DER 

MANNENCONGREGATIE 

OPGERICHT 

IN DE PAROCHIEKERK 

VAN DEN H. DOMINICUS 

DOOR DEN 

ZEER EERW. HEER 
D. J. V. ZEELAND 

s: ord: praed: 

MEI 1864- 1889 
UTRECHT 

Brons 37 m.M., door Begeer, Verz. Z. 
832. 1889. 26 Juni. 

Prijspenning van het concours hippique te 

Utrecht. 

Vz. Het gekroonde wapen van Utrecht op 
twee gekruiste zweepen, op het schild een 
karwats, waaraan twee hoofdstellen hangen. 

Links lauwer-, rechts eiketak, 

onder staat: begeer 

ümschrift: concours hippique utrecht 



259 

Kz. Glad veld omgeven door een lauwer- 
krans, beneden staat : begeer utrecht, osk : car- 
touche omgeven door samengestrikte eike-, 
lauwer- en palmtakken. 

Proefslagen, 50 m.M. beide in verz. Z. 

832\ 28 en 29 Juni. 

Eeuwfeest der Nederlandsche Israëlitische 

gemeente te Utrecht. 

Vz. In geslagen lauwerkrans een opgelegd 
zg. zegel van Salomo, (twee dooreengestoken 
gelijkzijdige driehoeken), opschrift gegraveerd 

boven in hebreeuwsche karakters: 

5549 5649 

Onder: 1789 1889 

Kz. Opschrift gegraveerd: 

100 

JARIG BESTAAN 
DER 

Ned. Israëlitische 

Gemeente 

te Utrecht 

herdacht 

28 en 29 Juni 

1889. 

Rechts onder langs den rand : p. l. fecxt 
Zilver, 40 m.M., Verz. Dirks (Friesch Gen.). 

Volgens een daarbij gevoegde aanteekening van Me. J. Dirks, zijn 
behalve dit exemplaar nog twee stuks vervaardigd, waarvan een voor 
een partikulier en* een voor het gemeente-archief te Utrecht 



2ÓO 



832 B . 1889. 30 Juni. 

Limburg gedurende 50 jaar met Nederland 

vereenigd. 
Vz. De gekroonde wapens van Valkenberg 

en Limburg, daaronder : e. alard 

Omschrift onder langs den rand : 

VALKENBURG - LIMBURG 

Kz. Omschrift : 

LIMBURGS VIJFTIGJARIGE HEREENIGING 
* MET NEDERLAND * 

In het door een parelcirkel omgeven veld 
een zware drukletter W, omgeven door sa- 
mengestrikte lauwertakken, daarboven : 
1839 juni 1889 

daaronder in boog: 

GEVIERD TE VALKENBURG 

Koper verguld, 46 m.M., eigendom van mej. 
Betsy Perk te Arnhem. 

Zie den penning op het teruggeven van Venloo 22 Juni 1839 bij 
Dirks no. 551. Den 30 Juni 1889 werd te Valkenberg een gedenk- 
teeken onthuld, gebouwd voor rekening der Ver. „het GeuldaP\ 
ontworpen door Dr. P. J. H. Cuypers, in den vorm van een kleinen 
toren prijkende met opschriften, de wapens van Nederland, Limburg 
en die van Valkenberg, Horn, Gelder en Gulick — de landstreken, 
waaruit de tegenwoordige provincie is samengesteld. 

833. 1889. 8 Juli. 

Tentoonstelling van Zeeuwsche Nijverheid 

te Middelburg. 
Vz. Gelijk n°. 541. 

Kz. In lauwer- en eikekrans een cirkel met 
het omschrift: 

ZEEUWSCHE NIJVERHEID TENTOONSTELLING 1889 



2ÓI 

Onder de krans: hart 

Brons, 46 m.M., Verz. de Man. 

De tentoonstelling was geopend van 30 Mei — 8 Juli. 

833a. 1889. 13 en 14 Juli. 

Gymnastiekfeest te Veendam. 

Vz. Linksgewende gekroonde leeuw met 
zwaard en pijlbundel. 

Omschrift : 2. gewestelyke uitvoering noor- 
dergewest TE VEENDAM 13 EN 14 JULY 1889 

Kz. opschrift : * 

GYMNASTIEK 

EN SCHERM- 

VEREENIGING 

LUBACH= 

VEENDAM 

onder langs den rand: a. webrr vrrvirrs 

Koper verguld, met oog en ring, 24 m.M. 
Verz. Z. (Zie n°. 572 en 633) 

834. 1889. *i Juli. 

25-jarig huwelijk van J. S. 't Hooft en 

J. P. Andriessen te Utrecht. 
Vz gelijk n°. 440. 
Op de bladen van het boek: 1864 1889 

Kz. Omschrift: 

:£ 25 JARIGE ECHTVEREENIGING # 
UTRECHT 21 JULI 1864 — 1889 

In het veld, in een door een parelcirkel om- 
geven rozenkrans: 



2Ó2 



J. S. T HOOFT 
EN 
J. P. ANDRIESSEN 

Brons, 51 m M. Verz. Rijksmunt. 

835. 1889. 27 Juli. 

Prijspenning Wielerwedstrijd te Tiel, 
Vz. 



^ RWEDS X 

UTILE DULCI 



Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans, ter zijde staat : b. u. 

Brons, met oog en ring, 32 m.M. Verz. 
Roest. 

836. 1889. 1 Augustus. 

25-jarig- bestaan der afd. Utrecht van de 

Ver. ter Bevordering van Fabrieks en 

Handwerksnijverheid. 

Vz. Het schild van het S l . Lukasgilde, be- 
laden met een kelk, graveerstift en teekenpen, 
daarachter régulateur en kamrad, links hamer, 
rechts retort. In de afsnede het wapen der 
gemeente Utrecht op een tang en een hamer rus- 
tende. 

Omschrift: vereeniging ter bevordering 



VAN FABRIEK.S EN HANDWERKSNIJVERHEID IN 
NEDERLAND >f: 

Kz. onder een vijfpuntige ster: 

25 JARIG 

BESTAAN DER 

AFDEELING UTRECHT 

1864— 1889 

daaronder een lauwertak. 

Brons, 46 m.M., door Begeer. 

Zie omtrent deze vereeniging de aanteekening bij n°. 15. 

Deze vereeniging en Ss Nederlandsche Maatschappij ter Bevorde- 
ring van Nijverheid vereenïgden zich en vormen sedert 1 Januari 190a 
de Maatschappij van Nijverheid. 

VHK 1889. 11 Augustus. 

Prijspenning van den Nederlandschen 
Postduivenbond. 

Vz. Het gekroonde nederlandsche wapen 
met schildhouders en wapenspreuk, omgeven 
door een kabelcirkel. 

Omschrift: * nederlandsche postduivenbond 

Kz. Glad veld, omgeven door twee saam- 
geknoopte lauwertakken. 

Brons, 37 m.M., Verz. Z. 

De Nederlandsche Postduivenbond, opgericht II Augustus 18S9, 
heeft ten doel het juist africhten van postduiven voor het geval van 
mobilisatie, het bekendmaken van het nut dier dieren, bevordering van 
goede verzending en bescherming bij de wet van postduiven. Het 
orgaan van den bond 15 „de Ncderlandichc Pvstdui/"; wedvluchten 
en tentoonstellingen worden door den bond georganiseerd. 

$37. 1889. 25 Augustus. 

25-jarig bestaan der Harmonie „Orpheus" 
te Tilburg, Goirke. 




264 

Vz. De drie torens uit het wapen van Til- 
burg, tusschen twee lauwertakken, waarop 
onder een opengeslagen muziekboek rust, 
(opgelegd). 

Kz. Gegraveerd : 

itf HET 2c r 

jF* der ° ^ 

<^X Harmonie 4 

^ „ORPHEUS" * 

yfioirke Tilburg" 

18-T- 8 9 

Zilver, met oog en ring bevestigd aan een 
ornement, waarboven een lier, 49 m.M., met 
de versiering 66 m.M. 

Orpheus was volgens de grieksche mythologie een beroemd zanger, 
die door de tooverkracht zijner muziek zijne vrouw Euridice uit de 
onderwereld bevrijdde. 

838. 1889. 29 Augustus. 

Prijspenning der harddraverijvereeniging 

te Groningen. 

Vz. Een op de achterpooten staand rechts- 
gewend paard, met de voorpooten rustende op 
het wapen der provincie Groningen met den 
linkerpoot tevens een lauwerkans houdende. 

Omschrift: harddraverij-vereeniging te 

GRONINGEN 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
en eikekrans, waardoor een karwats is gestoken. 
Brons, 50 m.M., door Begeer. 



265 

839. 1889. 3° Augustus. 

25-jarig bestaan der firma Gebr. Stoffers 

te Amsterdam. 

Vz. Omschrift : 

© 25-jARiG jubileum S 

AMSTERDAM 

In parelrand in het veld: 

VAN 

GEBR*. 
STOFFERS 

SIGAREN 
FABRIKANTEN 

Kz. In het veld in parelrand: 

1864 

30 AUGUSTUS 
1889 

Omschrift: © het oost indische huis 98 

OUDE HOOGSTRAAT 4 

Koper verzilverd met oog, 29 m.M., Verz. 
Enschedé. 
839\ 1889. 31 Augustus. 

9 e Verjaardag van H. K. H. prinses 

WILHELMINA. 

Rood, wit, blauw veld omgeven door oranje 
rand. Op de witte baan in oranje een gekroonde 
W tusschen: 1880 1888 (roode cijfers) 

daaronder in zwartdruk: 31, augustus. 

Karton, rond met gat, 51 m.M., Verz. van 
Sypesteyn. 



266 



840. 1889—6 September. 
25-jarig huwelijk van L. Smulders en 

C. M. Franken te Utrecht. 
Vz. Omschrif t : 

25-JARIG ECHTVEREENIGING 
1864 6 SEPT. 1889 

In het veld : van 

L. SMULDERS 

EN 

C. M. FRANKEN 

Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer- 
krans. 

Brons, 32 m.M., door Begeer. Verz. Z. 

841. 1889. 20 September. 

50-jarig bestaan van den eersten spoorweg 

in Nederland. 
Vz. Een rechtsgewende getrouwe afbeel- 
ding van de nieuwste lokomotief, de frans hals, 
daarachter: w. schammer. 

Boven in boog: hollandsche 
Onder: ijzeren spoorweg 

maatschappij 

Daaronder twee lauwertakjes. 

Kz. Een krans gevormd door twee lauwer- 
takken en de wapens van: Amsterdam, Delft, 
Leiden, Rotterdam, Amersfoort, Alkmaar, 
Apeldoorn, Woerden, Hoorn, Zutfen, Utrecht, 
Schiedam, den Haag en Haarlem. 

Daarbinnen : mdcccxxxix 

XX SEPTEMBER 
MDCCCLXXXIX 



2Ó7 

Onder staat: w. s. 

Zilver en brons, 44 m.M., Verz. Z. 

Door de Maatschappij aan haar personeel uitgereikt. Van dezen 
penning bestaat slechts één ex. in goud, hetwelk door den Raad van 
Administratie aan het Kon. kab. ten geschenke werd gegeven. 

Bij deze gelegenheid werd ook een groot 40 Gedenkboek uitgegeven 
met tal van platen, kaarten en tabellen. 

I Juni 1836 werd aan de heeren L. J. I. Serrurier, L. le Chkvalier, 
en W. C. Brade de eerste koncessie tot aanleg van een spoorweg — 
de lijn Amsterdam-Haarlem — verleend en deze werd overgedragen 
aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij met een kapitaal 
van f 1.300.000.—, die 20 September 1839 gemeld lijntje feestelijk 
opende (zie den penning Dirks 553) met 4 treinen daags in beide 
richtingen en 2 lokomotieven „Snelheid" en „Hoop". 22 Juni 1840 
werd koncessie verleend tot verlenging der lijn via Leiden, VGraven- 
hage en Delft naar Rotterdam, welke lijn ondanks allerlei tegenwer- 
king 3 Juni 1847 werd opengesteld voor het verkeer. 

Behalve deze lijn en enkele lokaaltreincn en stoomt ram wegen 
exploiteert de maatschappij thans de lijnen Rotterdam — Esschen 
(België en Frankrijk); Rotterdam— Hoek van Holland (Engelandl ; 
Rotterdam — Nijmegen — Arnhem — Emmerik ; Amsterdam — Utrecht — 
Winterswijk (Duitschland) en Amsterdam en Rotterdam — Rheine (id).. 
Amsterdam— Helder ; Amsterdam — Leeuwarden (stoomboot Enk hui- 
zen — Stavoren). Hoorn Medemblik; Ruurloo en Winterswijk naar 
Zevcnaar en Hengeloo en Oldenzaal; Hattem — Dieren. 

842. 1889. 27 September— 3 Oktober. 

Hulde aan de Schutterij te Rotterdam, bij 
gelegenheid der onlusten aldaar, tijdens de 
werkstaking van de sjouwers en bootwerkers. 

Vz. Het gekroonde wapen van Rotterdam, 
daaronder in boog: 

2 • 7SEPTEMBKR — 3 • OCTOBKR 1889 

Kz. Een muurkroon, daarboven; 

HUT-DE 

VAN 

DE BURGERS 



268 



Daaronder : 

AAN DE SCHUTTERIJ 

VAN 

ROTTERDAM 

Onder staat : van kempen rotterdam 

Zilver, 33 m.M. Verz Z. 
84tf. 1889. September. 

Landbouwtentoonstelling te Breda. 

Geheel als n°. 641, doch het binnenomschrift : 
op de kz. : 

TENTOONSTELLING 8 E AFDEELING BREDA 

en het jaartal 1889. 

Brons, 42 m.M., Verz. Snoeck. 

Bijdragen 2* druk, n°. 589. 
844. 1889. 6 Oktober. 

25-jarig Huwelijk van Mr. L. W. A. Besier 
en E. C. van Hall, te Utrecht. 

Vz. = n°. 440. Op de bladen van het boek 
1864—1889 

Kz. Onder een eikekrans in het veld : 

ZILVEREN BRUILOFT 

VAN 

Mr. L. W. A. BESIER 

EN 

E. C. VAN HALL 

6 OCTOBER 
1889 

Omschrift op matten rand: aangeboden door 

DE AMBTENAREN VAN 's RIJKS MUNT # 

Brons, 51 m.M. Verz. Teyler. 
Eén ex. in zilver en slechts enkele in brons 
zijn geslagen. 



2 69 



Louis Willem Alexandkr Besier werd geboren te Makassarop 
Cclebes. 22 Mei 1829, promoveerde in de rechten te Utrecht in 1852 
en werd weldra benoemd tot adjunktkommies bij het departement 
van Koloniën, voor rekening van welk departement hij van 1 Okto- 
ber 1855 tot 1 Oktober 1860 tijdelijk werkzaam was ter sekretarie 
van 's Rijks Munt, aan welke instelling hij weldra voor goed zou 
worden verbonden en wel achtereenvolgens als kommies (K. B. 
18 Januari i86i t n°. 48), referendaris (K. B. 21 Juni 1871, n<>. 18), 
referendaris met den personeelen titel van adviseur (K. B. 20 Decem- 
ber 1878. n<>. 9), lid van het Muntkollege, belast met de werkzaam- 
heden van waardijn, (K. B. 2 Maart 1894, n °- f 8> en voorzitter van 
dat kollege (K. B. 9 Augustus 1897, no. 48). 

Tengevolge van de wet van 28 Mei 1901, Stbl. n<>. 130, hield het 
Muntkollege den 31e»» December van dat jaar op te bestaan en trad 
Besier in het ambteloos leven terug, bij welke gelegenheid hem 
een fraaie plakket met zijn borstbeeld werd aangeboden. 

Hij was het eerstbenoemde gewone lid van het Ned. Genootschap 
voor Munt- en Penningkunde (12 Juni 1892), waarvan hij van 
1893 — 1898 onder- voorzitter was. In het Tijdschrift schreef hij over 
het werk van 's Rijks stempelsnijders. De Catalogus der verzameling 
van medaille-stempels aan *s Rijks munt werd door hem bewerkt. 

Hij overleed te Utrecht 31 Augustus 1904. 

845. 1888. 6 Oktober. 

70 e . Verjaardag W. A. Scholten te Gronin- 
gen, tevens 50 jaar industriëeel. 

Vz. Zijn aanziend borstbeeld. 

Omschrift: willem albert scholten 

• 1839 6 OCTOBER 1889 ir 

Rechts in het veld : j. p. m. menger, f. 
Kz Binnen een eikekrans: 

HULDE 

NA 50 JARIGE 

WERKZAAMHEID 

OP 

INDUSTRIEEL 

GEBIED 

Onder den krans: w schammer 



270 

Omschrift: handel, nijverheid, landbouw, 

EN SCHEEPVAART IN DE PROVINCIE GRONINGEN °& 

Brons, 60 m.M., Verz. Z. 

W. A. Scholten werd als predikantszoon geboren te Loenen op 
de Velnwe 6 Oktober 1819, stichtte 1838 te Warns veld, later in 1 841 
te Foxhol een verfstoffen- en aardappel meelfabriek, na enkele jaren in 
een aardappelstroopfabriek veranderd. Later stichtte hij nog tal van 
fabrieken in Nederland, Pruissen, Gallicie, Polen enz. De N. A. S. 
M. werd door hem krachtig ondersteund, een harer booten werd ook 
naar hem genoemd. 

Hij overleed te Groningen 1 Mei 1892. 

84tt. 1889. 1 November. 

30-jarig bestaan van het Studentengezelschap 
„Amicitiae Sacrum", te Utrecht. 

Vz. Twee saamgestrengelde handen. 

Omschrift: amicitiae sacrum 

1859 1 nov. 1889 

Kz. Het op eene stralende en vlammende 
zon rustende ongekroonde wapen van de 
gemeente Utrecht; daaronder in boog: 
sol justitiae illustra nos 

Zilver en brons, 34 m.M. door Begeer. 
Verz. Z. 

840*. 1889. 

Penninkje ter eere van prinses Wilhelmina 

In verdiept veld, omgeven door zigzagcirkel, 
het aanziend, hoog opliggend borstbeeld van 
H. K. H. Prinses Wilhelmima. 

Zilver, eenzijdig, 17 m.M., door gebrs. Leih 
te Amsterdam. 

Verz. du Crocq. 

(Wordt vervolgd). 



Eenige opmerkingen over gedenkpenningen uit 
de eerste helft der 16° eeuw. 



Uiterst moeilijk is het, om met zekerheid den 
vervaardiger aan te wijzen van niet gemerkte ge- 
denkpenningen. 

De medailleurs uit het begin der i6 e eeuw 
vonden het blijkbaar onnoodig, hunne stukken te 
merken. 

De geschiedenis der medailleurkunst van dien tijd 
blijft daardoor onvolledig. 

Boeken en archieven geven weinig licht in deze 
duisternis. 

Door vergelijking der gedenkpenningen, door het 
groepeeren van stukken, die overeenkomst van 
stijl en techniek vertoonen, of die dezelfde gebre- 
ken hebben, komt men somtijds tot een resultaat. 

Eén gemerkt stuk kan op deze wijze eene geheele 
reeks bepalen. 

Alexandre Pinciiard heeft dit stelsel gevolgd 
in zijn werk: „Histoire de la gravure des medailles 
en Belgique, depuis Ie XV siècle jusquen 1794". 

Te vergeefs raadpleegden wij dit werk bij de 
beschrijving van de penningplaat met het borst- 
beeld van Jan van E(;mond, van 1520. 1) 

In „L'art du medaille ur en Belgique' van 
Dr. Jülien Simonis was evenmin eene oplossing te 



1) Van Mikris, dl. II, l>lz. 37. 

19 



272 

vinden van de vraag, wie de vervaardiger van dit 
stuk is geweest. (1) 

Beide schrijvers erkennen het als verdienstelijk 
werk van Vlaamschen oorsprong. (2) 

In de verzameling van het Friesch Genootschap 
te Leeuwarden zijn twee exemplaren van dezen 
penning. 

Één in zilver is blijkbaar valsch, misschien in het 
midden der i8 e eeuw, handig gemaakt naar de af- 
beelding bij Van Mieris. Het andere in brons 
gegoten, lijkt mij toe een oud afgietsel van de 
penningplaat te zijn. Voor origineel durf ik het 
niet verklaren. Maar in elk geval is dit een prach- 
tig specimen van klein-plastiek. Sober van lijn, 
levendig van uitdrukking, een uitnemend gemode- 
leerd profiel. (3) Zie plaat I, N°. 1. 

Het zoeken was vruchteloos tot het toeval een 
spoor aanwees. 

Voor de beschrijving van eenige Oranje-penningen 
hebben wij onlangs de „Medallic illustrations of 
British history' door Franks, aangekocht. Bij het 
doorbladeren van dit werk vonden wij, op blz. 32, 
de reproductie eener penningplaat met het portret 
van Hendrik VIII, die ons onmiddellijk herinner- 
de aan de beeltenis van Jan van Egmond. 

Eene nauwkeurige vergelijking van onze penning- 
plaat met deze afbeelding overtuigde ons, dat beide 
stukken van dezelfde hand moeten zijn. 



1) Dr. Julien Simonis, „Vart du médailleur en Belgiaue", blz. 78 en 133. 

2) A. PlNCHARD, „Flistoirc de la gravure des médailles en Belgiqtie" % h\z.%. 

3) In den stijl van Bartel Brham, schilder en graveur te Neurenberg, 
1502- 1540. Zie zijne portretten van Karel V en van diens broeder Ferdinand. 
{Bartsek 61.) 



273 

Stijl, teekening, houding- en modelé van het profiel, 
indeeling, letterfries en lettertype van den pen- 
ning zijn volkomen gelijk. Op plaat I lieten wij 
gemakshalve ook de penningplaat van Hendrik VIII 
afbeelden naar de prent bij Franks. Zie plaat I, N°. 2. 

Franks vermeldt daarbij : „This portrait, which 
is in the form of a medal, is in opaque blue glass 
imitating lapis lazuli, but no specimen in any metal 
is known. A comparison of this piece with the 
medals by Michakl Mercator of himself shows 
a very similarity in style and workmanship. 

The treatment of the portrait is similar, and 
what in medals is a strong mark of identification, 
the lettering is alike in character. This, therefore 
may be one of the medals which, Puteanus says, 
Mercator executed for Henrv VIII: but of which, 
hitherto, no specimen or copy has been known. 
The age of the portrait appears to be of the time 
of Mercator's arrival in England." 

Op blz. 9, bij Pinchard, vinden wij dat de his- 
torieschrijver Henrt van de Putte of Puteanus 
in zijne biographie van Mercator mededeelt, dat 
deze aan het Engelsche hof werkzaam was, en dat 
Koning Hendrik VIII alleen door hem op eenen 
penning wilde afgebeeld worden. 

Wij mogen, op grond van deze beide uitspraken, 
aannemen dat de penningplaat, onder N°. 18 door 
Franks vermeld, gemaakt is door Michael Mer- 
cator van Venloo. 

Hieruit volgt dan, op grond der overeenkomst van 
stijl enz., dat ook de penning met het profiel van 
Jan van Eomond van zijne hand is. 



274 

Tot versterking van dit beweren kan dienen, dat 
de medailleur vóór zijn vertrek naar Engeland, 
in dienst was van, of werkte voor Floris van 
Egmond graaf van Buren. Wij vonden dit feit, op 
blz. 42, bij Franks aldus vermeld: „but from do- 
cuments it would seem that Mercator was under 
the protection of Floris d'Egmoxd, Count of Buren, 
a strong imperialist, and a determined opponent to 
the Duke of Guelders, and who speaks of him in 
1527 as „mon orfebre." 1) 

Floris van Egmond was een neef van Jan graaf 
van Egmond, wiens portret op onzen penning prijkt. 
Floris was „a strong imperialist" en Jan was ka- 
merheer van Karel V, (2) dien hij op al zijn 
reizen vergezelde. (3) Beide neven waren dus de- 
zelfde staatkundige richting toegedaan. De goud- 
smid van graaf Floris kan zeer goed het portret 
van graaf Jan van Egmond hebben gemaakt. 

Bij Pinchard vonden wij eene verwijzing naar 
het opstel „Michel Mercator de Venloo, ciseleur 
de médailles du seizième siècle, door C. P. Skrrure, 
in de Revue de la uumismatique beige, i c série, 
t. V. p. 1 1 3." De Heer Serrure schrijft daar 

1) Het schijnt dat Mercator ook voor staatkundige doeleinden naar 
Engeland gezonden werd. Zie hierover Franks, blz 42. 

2) Vergelijk met onze afbeeldingen op plaat 1, Nos. I en 2 de penning- 
plaat met het portret van Karel V, bij Van Mieris dl. II, blz. 142- 1. 
Het draagt het jaartal 1521. 

3) Jan, graaf van Egmond, geboren in 1499, erfgenaam van zijns vaders 
heerlijkheden Egmond, Hoogwoucle, Aart woude en Baar. Hij werd kamerheer 
van Keizer Karel V, die hem de Guldenvliesorde schonk, en dien hij op 
zijne tochten naar Spanje, Italië, Duitschland, Engeland en de Nederlanden 
vergezelde. Hij werd op een dier reizen te Ferrara ziek en stierf te Milaan 
den I9 en April 1528. 

A. J. Van der Aa, Biographisch woordenboek. 



275 

(blz. 120): „Peut-être y a-t-il quelques renseignements 
k puiser dans les ouvrages qui traitent de thistoire 
des beaux-arts en Angleterre. Problablement par- 
viendra-t-on bientót k pouvoir lui attribuer quelques- 
unes des médailles qui remontent k son époque." 
En verder: „Van Mieris, t. II, p. 37, donne 
encore une autre médaille, que nous sommes tenté 
d'attribuer également k Mercator; c'est celle qui 
offre les traits de Jeax, comte d'Egmond. Comme 
celle-ci paratt avoir été exécutée vers Tannée 
1520, il a pu la ciseier avant son départ pour 
T Angleterre." 1) 

Het zou zeer opmerkelijk zijn, zoo deze profetie, 
door den Heer Serrure in 1849 geschreven, ein- 
delijk vervuld werd. Dat die penningkundige ook 
de overeenkomst van stijl met de stukken van den 
Venlooschen ciseleur heeft opgemerkt, bevestigt ons 
zeker in onze meening. 

Allerminst beelden wij ons in, hiermede wiskun- 
stig te hebben bewezen, dat de penningplaat van 
Jan van Egmond vervaardigd is door Michael 
Mercator; al houden wij ons zelf daarvan voldoen- 
de overtuigd. 

Wij hebben alleen de waarschijnlijkheid van dit 
feit versterkt, door te wijzen op de volkomen ge- 
lijkheid van stijl en modelé met den portret-penning 
van Hendrik VIII, en door de mededeeling, dat 
Mercator als goudsmid en medailleur in dienst 
was van het geslacht der Egmonds. 

I ) Vergelijk mot on/e afbeeldingen ook de |>ortret-pennin^en van plaat IV 
in de Rmut. Met deze stukken is eveneens de stijlverwantschap gemakke- 
lijk aan te wijzen. 



276 

Een uitnemend voorbeeld van Italiaansche plastiek 
is de penning, vervaardigd door Leone Leoni van 
Arezzo, i) afgebeeld in het 2 e deel van Van Mieris, 
blz. 376, en op onze plaat I, N os . 3 en 4. 2) De 
beeltenis van Andreas Doria, hertog van Genua, 
admiraal in dienst van keizer Karel V, versiert 
het voorstuk. Op de keerzijde vertoont zich eene 
keizerlijke galei. Naast het schip ziet men een 
bootje en een figuurtje, schrijlings zittende op eenen 
dolfijn. Van Mieris vermeldt, dat deze penning 
gemaakt is ter herinnering aan de overwinning, 
welke de Admiraal op de Turken behaalde, en 
dateert hem op 1532. Van de voorstelling der 
keerzijde geeft hij geen verdere verklaring. 

In de verzameling van het Friesch Genootschap 
is een uitmuntend bewaard exemplaar in zilver van 
dezen penning aanwezig. 

Bij de beschrijving der Italiaansche penningen 
gebruiken wij de „Monographien des Kunstgewer- 
öes % IX. Medaillen der italiaiischen Renaissance" 
von Corneliüs von Fabriczy. Op blz. 100 geeft 
deze auteur, in eene interessante beschrijving van 
het avontuurlijk leven van den kunstenaar, de 
volgende bijzonderheden over den bovenvermelden 
penning: „Aus Eifersucht gegen seinen Rivalen 
Cellini, veranlasst er dessen Verhaftung, (1538) un- 
ter dem Vorwand, er habe zur Zeit des Sacco die 



1) Leone Leoni van Arezzo (i 509-1590.1 was een door zijne tijdgenooteu 
hooggewaardeerde beeldhouwer in marmer en brons. 

2) Wij lieten dezen sclioonen penning opnieuw afbeelden, omdat de tegen- 
woordige wijze van reproduceeren de goede hoedanigheden van het stuk 
meer doet uitkomen. 



277 

p&pstlichen Juwelen entwendet. Benvenuto gelingt 
es, sich von der Anklage zu reinigen, und kurz 
darauf (1540) kommt Leuni selbst wegen einer 
an dem deutschen Goldschmied Waldener verüb- 
ten Gewaltthat auf die Galeeren. Durch die Pro- 
tektion Andrea Dorias erhalt er indes bald seine 
Befreiung und formt aus Dankbarkeit (1541) in 
Genua die Medaille seines Retters, eine seiner le- 
bensvollsten Arbeiten. Auf der einen ihrer zwei 
verschiedenen Kehrseiten hat er sein von den Ket- 
ten des Galeerenstraflings umrahmtes Selbstbildnis, 
auf der andern die Galeere und einen Kahn, der 
ihn von dieser entführt, dargestellt." 1) 

Door deze nieuwe verklaring van den penning 
vervalt die van Van Mieris, en wordt het stuk 
gedateerd op 1541, in plaats van op 1532. Ook 
wordt ons nu de beteekenis duidelijk van de figuur- 
tjes op de keerzijde. 

Een bronzen exemplaar van dezen penning, met 
portret van Leone Leoni, als galeislaaf, hebben wij 
onlangs voor onze eigene verzameling aangekocht. 
De afbeelding van dit zeldzame stuk vindt men 
op plaat I, N°. 5. 2) 



1) Von FABRICZY schrijft met grooten lof over Leoni's kunstvaardigheid, 
ook als beeldhouwer. Over zijn karakter is zijn oordeel zeer ongunstig. 

2) Deze penning is niet afgebeeld bij Van Mieris en ook niet in de 
MonographU. 



278 

Oorspronkelijkheid hebben alleen de kunstenaars 
bij de gratie Gods, de uitverkorenen. 

Vele artisten vullen door vaardigheid aan, wat 
zij aan genialiteit te kort komen. Tot deze laatsten 
kunnen de meeste medailleurs gerekend worden. 

Er bestaan enkele sublieme, vele mooie en zeer 
vele leelijke gedenkpenningen. 

Men houde in het oog, dat wellicht geen kunst- 
vak door grooter verscheidenheid van menschen is 
beoefend, dan de medailleurkunst. In den tijd der 
Renaissance: door beeldhouwers en schilders, later 
door goudsmeden, ciseleurs, drijvers, stempelsnij- 
ders, graveurs en plaatsnijders. 

De uitgebreide verzameling kopergravures, voor- 
namelijk die der portretten, in het Friesch Museum, 
is ons van veel nut bij de beschrijving der gedenk- 
penningen. 

Vergelijking met die prenten brengt aan het licht, 
dat de beeltenissen en voorstellingen op zeer vele 
penningen aan schilderijen, gravures of andere kunst- 
werken zijn ontleend. Het ontwerp van beeld of 
voorstelling was dikwijls niet van den medailleur. 

Bij voorbeeld: de prachtige penning met het 
portret van Luther in monnikspij, een schitterend 
gevormd basrelief, (zie : Van Mieris II, blz. 1 1 5, N°. 2,) 
vertoont veel overeenkomst met de gravure van 
Daniël Hopfer, van 1523. (Bartsch 86.) 1) 



1) Daniël Hopfer, geb. te Augsburg 1490, gest. 1536. Zijne gravure 
met het portret van Luther, is misschien ook slechts eene kopie. Wij 
vonden in yy Der Kupf er stick" van Friedrich Lippman, 1896, over hem het 
volgende : „Mehr oder weniger getreu, jedoch in stark vergrobernder Weise, 
kopiert er Stiche von Dürer, Jacopo de Barbari u. a." 



279 

Het Museum te Leeuwarden bezit dezen penning. 

Het groote verschil tusschen voor- en keerzijde 
valt dadelijk in het oog. Een kunstenaar, die 
zoo'n uitstekend portret teekent, maakt een veel 
mooiere keerzijde. De man, die de keerzijde 
ontwierp en goedkeurde, was niet in staat een 
zoo levendig profiel te scheppen. Bij de por- 
tret-gravures van Luther ontdekten wij dan ook 
spoedig zijn voorbeeld. 

De gedenkpenning met het borstbeeld van den 
Italiaanschen dichter Lodewijk Ariosto (Van Mieris 
II, blz. 377, N° 2.) is vervaardigd door Pastorino 
de Pastorini, (i 508-1 592) „maestro di stucchi" in 
dienst van den groothertog Frans van Toskane. 

Voor dezen eenvoudigen maar zeer natuurlijk ge- 
boetseerden mannënkop heeft de artist zich vrij 
zeker geïnspireerd op de gravure van Enea Vico. i) 
(Bartsch 241.) 

Zoo heeft de gravure met het portret van den 
kardinaal Pietro Bembo van denzelfden plaatsnijder, 
(Bartsch 242.) als voorbeeld gediend voor den 



Misschien moet de oorspronkelijke gravure onder de prenten van Dor ER 
gezocht worden. 

In de iy BwgrafhicaI dictionary of medallists" by L. FoRRER, 1904, vol. 
II, pag. 488, vindt men over dezen penning: „H. (*. iGerm.) Signature of 
a (ierman Medallist of the sixteenth century. It occurs on a beautiful Por- 
trait-medal of Luther, 1521, which is copied from an engraving by Höpfnkr, 
not by Cranacii, as stated by Erman, in iy Deutsrhe Medailleure", p. 48. 
A specimen of this mcdal, from the VöLCKER-Collection, was sold for 
2705 Marks at the Salc of the Winderly-von Muralt Collection. (Part. IV, 
April 1900.) The signature is engraved in the incuse, as is the date also." 
Onze penning is niet gemerkt. 

1} Enka Vico, een bekwaam plaatsnijder, geboren te Parma, werkte tus- 
schen 1540 en 1560. 



2ÖO 

fraaien penning door den kunstvaardigen goudsmid 
Benvenuto Cellini (i 500-1 571) gemaakt. 

De Duitsche penningen met bijbelsche voorstel- 
lingen uit het begin der i6 c eeuw, vertoonen sterke 
stijlverwantschap met de houtsneden en kopergra- 
vures uit dien tijd. 

De Aanbidding der Herders op een dezer stuk- 
ken is eene vrij getrouwe kopie van het vierde 
blad van Albrecht Dürers „Kleine Passion" 
(Bartsch 20.) Zie plaat I, N°. 6. 

Het sterkst echter komt dit navolgingssysteem 
uit bij den penning met het borstbeeld van Jan 
Beukelsz. van Leiden, koning der Wederdoopers te 
Munster, afgebeeld bij Van Mieris, dl. II, blz. 411, 
N°. 2. Deze vrij goed gevormde penning is eene 
nauwkeurige kopie van de kopergravure van Hein- 
rich Aldegrever i) (Bartsch N°. 182.) Zelfs het 
onderschrift der gravure is op den penning 
overgenomen als randschrift. De rijksappel met 
kroon en zwaarden in den linker-bovenhoek der 
prent prijkt op het ruggestuk. Op plaat II vindt 
men eene verkleinde reproductie van de gravure; 
men vergelijke die met den penning. 

In „Die Medaillen und Plaketten der Kunstsamm- 
lungvon W. P. Metzler" door Dr. Julius Cahn 1898; 
wordt dit stuk toegeschreven aan Hans Reinhart 
te Leipzig. Van hem wordt gezegd (op blz. 33.) : 
„Die Technik der Medailleurkunst ist durch Hans 



1) Heinrich Aldegrever, bekwaam schilder en plaatsnijder, geboren te 
Paderborn 1502, tot 1555 werkzaam te Soest in Westpbalen, was een vurig 
aanhanger der Hervorming. 



28 1 

Reinhart auf eine Höhe gebracht worden, welche 
sie seitdem nicht wieder in Deutschland erreicht hat, %% 

Men ziet het een technisch zeer kunst vaardig 
man, doch een kopiist. 

De Nederlandsche medailleurs maken in deze 
geene uitzondering. Ik geloof, dat ik de voorbeel- 
den voor de portret-penningen der Oranjevorsten 
van Pieter van Abeele niet te vergeefs zal zoeken 
bij de gravures van Willem Jacobsz. Delff i) en 
Chrispijn van Queborn, gesneden naar de schilde- 
rijen van Mierevelt en anderen. 2) 

En de vier deftige burgemeesters van Amsterdam 
op den grooten penning, 3) gedreven door Wouter 
Muller, 4) zijn eenvoudig „geschaakt" van de 
schilderij „De burgemeesters van Amsterdam in 
1638" door Thomas de Keijser, 5) of van de prent, 
naar die schilderij in 't koper gesneden door Jonas 

SUIJDERHOEF. 6) 

Maar deze stukken behooren tot een later tijdperk. 

Van Mieris en Van Loon hebben de gedenk- 
penningen als verluchting der geschiedenis ge- 
bruikt, of de geschiedenis zoo geschreven, dat de 



i) Willem Jacobsz. Delff, bekwame plaatsnijder ( 1580 1638.Ï Hij gra- 
veerde de portretten van Mierevelt op voortreffelijke wijze in 't koper. 
Crtspijn van Queborn, geb. 1604 te 's-Gravenhage, zeer l>ekwaam plaatsnijder 

2) Michiel Mierevelt portretschilder geb. te Delft 1567, gest. 1641. 

3) Van Loon, dl. II, blz. 373 en de Vries en de Jonük, pi VII, No. 6. 

4) Wouter Muller, graveur en goudsmid „in de vergulde Dolphijn" 
te Amsterdam, 1653 — 1668. 

5) Thomas de Keijser, geb. te Amsterdam 1596. gest. 1667, zoon van 
den architect-beeldhouwer Hendrik de Kkyskr. De schilderij hangt in het 
Mauritshuis te 's-Gravenhage. 

6) Jonas Suijderhoef, uitnemende hollandsche graveur, werkte 1641-1669. 



282 

hun bekende penningen daarin konden worden op- 
genomen, i) 

Het historische feit, waaraan men het ontstaan 
van den gedenkpenning meent te kunnen toeschrij- 
ven, wordt daardoor meer op den voorgrond ge- 
plaatst dan het metalen gedenkstuk. 

Eene geschiedenis van den gedenkpenning, eene 
kunsthistorische beschrijving, zou voor de numisma- 
tiek groote waarde hebben. 

Wij poogden den schepper van een kunstwerk 
aan te wijzen. 

Van een ander vermeldden wij het feit, dat 
aanleiding gaf tot zijn ontstaan. 

Over den oorsprong van portretten en voorstel- 
lingen op gedenkpenningen gaven wij het resultaat 
onzer nasporingen. 

Zou door wederzijdsche mededeeling van zulke 
gegevens in dit tijdschrift onze kennis der kunst- 
historie van den gedenkpenning niet bevorderd 
kunnen worden? 

Leeuwarden 6/4 1904. S. Wigersma Hz. 



1) Zelfs zijn er in het begin der 18e eeuw penningen gemaakt om feiten 
uit het midden der 16e te herdenken, bijv. die op de overhandiging van het 
smeekschrift der edelen in 1566. (Van Loon. I, 80.) 



Gegraveerde Penningen. 



Er was een tijd, dat naast de geslagen of 
gedreven medailles de gegraveerde stukken in 
hooge eer waren. Wie denkt niet aan de uitste- 
kende fraaie Nederlandsche penningen, die met 
groote kunstvaardigheid en smaak tooneelen weer- 
gaven, ontleend aan de Heilige Schrift, de mythologie 
of het familieleven dier dagen? 

Wie herinnert zich niet de fraai gegraveerde 
schepen in volle zee of de aardig bewerkte emblemen 
van liefde en trouw? 

Het was een mooie intieme kunstuiting, die in 
den loop der I9 de eeuw sliep, om in den aanvang 
der 2<> ste glorierijk te herleven. De eer van die 
herleving komt in ons land toe aan den heer 
E. Voet Jr., te Haarlem. Door hem zijn in de 
jaren 1902 — 1904 een drietal uitnemende penningen 
gegraveerd, die men gerust kan plaatsen naast 
de oude Nederlandsche stukken. 

Vooreerst is het de herdenking van het huwe- 
lijk van Willem Jan Voet en Anna Mathilda 
Westerveld. 

Aan de voorzijde is afgebeeld een zeilend schip, 
op de wimpels vinden wij de data, de initialen W 
en A en het wapen van Haarlem, daaromheen de 
namen: Willem Jan Voet en Anna Mathilda 
Westerveld. In de vier hoeken zijn emblemen 
aangebracht: bovenaan de Phoenix, terzijde aan 
beide kanten een hert en onderaan een gevleugeld 
brandend hart. 



284 

De keerzijde draagt in het midden Vondel's 
bekende woorden: Waar - weró oprechter - trouw, 

DAN TUSSCHEN - Man EN VROUW - TER WaERELT 

ooit - gevonden. Daaronder de initialen van den 
maker, E. V. Jr., fee. Het omschrift luidt: Te 
Haarlem in den echt verbonden den 4 en Sept. 1902. 

Ook hier zijn de hoeken met emblemen gevuld: 
bovenaan twee verbonden handen een bloem hou- 
dend, aan de beide zijhoeken twee brandende 
toortsen en onderaan de pelikaan, haar jongen 
voedend. 

Met grooten smaak en soberheid is deze penning 
uitgevoerd, zeer verdienstelijk zijn ook de letters. 

Een tweede penning werd in 1903 door Voet 
vervaardigd. In dat jaar werd in den Haag de 
dag herdacht, waarop de rector van het gymna- 
sium, Dr. Tn. P. H. van Aalst, voor vijf en 
twintig jaar te Leiden promoveerde. 

Curatoren van het Gymnasium boden den jubi- 
laris eenen gegraveerden penning aan. Aan de 
voorzijde prijkt middenin het Haagsche Gymnasium, 
„Palladis Haganae Sedes", zooals het omschrift 
zegt. Boven in den hoek het Haagsche wapen, 
ter zijde links een ATHENA-kop, rechts een Apollo- 
kop, beiden gecopieerd naar oud-grieksche munten, 
onderaan Atiiene's uil. Het geheel symboliseert 
dus de wetenschap en de kunst, waarvoor de Haag- 
sche school de jonge gemoederen voorbereidt. 
Aan de keerzijde in het middenvak het opschrift: 

EST ANIMÜS - TIBI RERUMQUE - PRUDENS ET SECUN - 

dis temporibus - DUBiisQUK - RECTüs. Het omschrift 
zegt: Curatores v° Doctiss Th. P. H. van Aalst 
Rectori Gymn e . Boven in den hoek de lamp, die 



285 

pleegt het studeervertrek van den geleerde in de 
nachtelijke uren te verlichten, onderaan de capsa 
met handschrift, waarop: „historia", aanduidend 
het geliefde studievak van Dr. van Aalst. Ter 
zijde staan de jaartallen 1878 — 1903. 

Een derde penning herdenkt den ouden waar- 
digen heer H. J. Scholten, Teyler's conservator, 
die onlangs zijn tachtigsten verjaardag vierde. 

Op het hoofd vlak staat keurig gegraveerd het 
stadhuis te Haarlem. 

Het omschrift zegt : • ars • longa • • vita • brevis • In 
hoeken zijn de emblemen geplaatst, dierbaar aan 
S T . Lucas. Bovenaan gevleugelde koeienkop en 
ster, in de beide zijvlakken: palet en penseelen, 
onderaan het wapen. De keerzijde vertoont de 
opdracht: Aan - H. J. Scholten - is deze gedenk- 
penning - aangeboden op zijn - 80" 1 Verjaardag - 
Haarlem - 19 "- 04. Er omheen: • vita -longa • 
• ars • longior • De hoeken zijn aldus gevuld: boven- 
aan het Amsterdamsche wapen, onderaan dat van 
Haarlem, aan ieder der zijden teekenpen en ets- 
naald. De drie penningen zijn alle van zilver en 
op ware grootte afgebeeld. 

Daar de heer Voet nog jong is, zal het hem 
misschien gegeven zijn nog veel dergelijk mooi en 
smaakvol werk te leveren, hij heeft in deze drie 
eerste penningen de gelegenheid gehad drie schoone 
zaken te symboliseeren: de Liefde, de Wetenschap 
en de Kunst. Van harte wenschen wij hem veel 
werk toe, reeds nu is wat hij gepresteerd heeft 
van zeer veel belang voor de geschiedenis der 
medaille in ons land. 

H. J. de Dompierre de Chaufepié. 



286 




Toen wij de drukproeven ontvingen van de 
eerste twee vellen dezer aflevering, werden wij tot 
eene aanvulling genoopt, die wij zoo gaarne hadden 
achterwege gelaten. Op blz. 269 toch gaven we 
bij den penning op zijn 25-jarig huwelijk een korte 
levensschets van Mr. Lodewijk Willem Alexander 
Besier en we moesten die nu aanvullen met de 
woorden: „Hij overleed te Utrecht, 31 Augus- 
tus 1904." We kunnen hier volstaan met naar 
deze levensschets te verwijzen, maar niet zonder 
daaraan toe te voegen eene uiting van onze groote 
smart, dat ons oudst-benoemde gewoon lid, onze 
oud-ondervoorzitter, onze steeds zoo hulpvaardige 
mede-beoefenaar der munt- en penningkunde, ons 
is ontvallen. 

Z. 



Gemengde Berichten. 



Middenbrons van den Romeinschen Keizer Didius 
Julianus, gevonden te Reimerswaal. 

Onlangs kwam mij in handen i ) een middenbrons van den 
romeinschen Keizer Didius Julianus, wiens volle namen 
waren: Marcus Didius Severus Julianus. Het stuk 
was gevonden in de slikken, op de plaats waar oudtijds 
de stad Reimerswaal heeft gelegen. 

De munten van Keizer D. JULIANUS zijn zeldzaam, ver- 
klaarbaar door het feit, dat hij slechts van 28 Maart tot 
I Juni 193 heeft geregeerd 

De voorzijde van het met eene groene patina bedekte 
muntstuk vertoont het borstbeeld van den Keizer met 
stralenkroon ; van het omschrift is goed leesbaar : — M • 
DID-JULIAN- AVG. 

Op de keerzijde ziet men FORTUNA, links gewend, in 
de linkerhand een hoorn des overvloeds vasthoudende, 
en in de rechter het roer van een schip. 

Omschrift: P. M. Tr. P. Cos. (Coiien N°. 13). 

DIDIUS JULIANUS, die reeds aanzienlijke betrekkingen in 
staatsdienst had bekleed, kwam op geheel onverwachte wijze 
aan de regeering. 

Zie hier de toedracht der zaak: 

Na den moord, gepleegd op zijn voorganger PERTINAX, 
kwam men te Rome op het zonderlinge denkbeeld, de 
keizerlijke waardigheid aan den mcestbiedende te verkoopen. 

Ken soldaat maakte van den wal der legerplaats de uitloving 
bekend, en toen DIDIUS JULIANUS, volgens sommigen op 
aandringen zijner heerschzuchtige vrouw Manlia Scantilla 

I) Thans eigendom van hel Zeeuwsen (iciitxH.schap. 

20 



288 

en zijne niet minder naar aanzien hakende dochter DlDlA, door 
het aanbieden van 5000 sestertii aan iederen soldaat, elk 
record had geslagen, werd hij tot keizer uitgeroepen. Dit 
gebeurde den 28 Maart 193. 

Ware nu D. JULIANUS een zeer kundig mensch geweest of 
een handig praktikus, zoo zou men mogelijk over het onna- 
tuurlijke zijner verkiezing een tijdlang zijn heengestapt, nu 
echter het tegendeel waar was, en de senator D. JULIANUS 
in de verste verte niet voor de moeilijke taak van romeinsch 
Keizer berekend was, stonden, bijna onmiddellijk na zijne 
verkiezing, van drie zijden de legioenen tegen hem op. Hij 
moest het onderspit delven en werd door Skptimius 
SEVERUS in de keizerlijke waardigheid opgevolgd. 

D. Julianus werd op last van den Senaat den 1 Juni 
193 vermoord. 

Zie hier hoe Abr. Bogaert i) dezen Keizer in verzen 
heeft bezongen: 

't Was Juliaan, die, toen 't bezit van Romens troon, 
Door 't krygsvolk, ieder een voor geld wierd aangeboón, 
De trotse tytel dorst van Roomsche Keizer koop en. 
Doch wat stond hem van een gekochte troon te hopen, 
Als ieders woeden, en de naam van een tieran? 
De Raad getreden in een heimlijk eedgespan, 
Kan zyn verwaantheid niet verdragen, noch gedoogen. 
Elk ziet zyn staatzucht aan met schele en nydige oogen, 
Des hy aan alle kant verlegen en benart, 
Den schelmzen LETUS 2), en ook Marcea, door 't hart 
Laat booren, maar niets kon 's volks razerny betoomen 
Als 't haatlyk bloed, dat uit zyn wonden kwam te stromen 
Scantilla, 3) aan wiens pen moet ik geloof nu slaan, 

1) S. SCHIJ.WOETS, Miintkabinet der roomsche Keizers en Keizerinnen^ 
In vaarzen beschreeven door Abraham Bogaert. Met 70 Kopere Plaaten 
verciert. Amst. 1695. 

2) Laetüs was de moordenaar geweest van Commodus en Pertinax. 

3 MANLIA SCANTILLA, VTOUW van JULIANUS. 



289 

Is 't Spartianus, zeg, of is 't Herodiaan i) 
Die ik moet volgen in uw leven te beschryven? 
Gy weet op 't naaktste alleen de grond van uw bed ry ven ; 
Doch ik verwerp heel d' eerste en volg de laatste na. 
Gy hebt uw bedgenoot met uwe Didia, 
Toen 't Krygsvolk 't roomsche ryk voor 't hoogste bod 

[wou geven 
Als een verwaande van de tafel afgedreven, 
Op dat hy handelen zou, met haar van \ Keizerryk ; 
Maar hoe verschrikte uw ziel, toen u 't mishandelt lyk 
Van JULIAANUS, door SEVERUS, wierd gezonden, 
Herdenkende, dat gy waard d' oorzaak van zyn wonden. 

M. D. M. 



Eereprijs voor Handboogschutterijen> 1852. 

{Tijdschrift, blz. 225.) 

Een exemplaar van verguld zilver berust in het Stedelijk 
Museum te Alkmaar. C. W. B. 



Landbouwtentoonstelling te Aarlanderveen. 

Ons medelid W. K. F. Zwierzina behaalde op de ten- 
toonstelling van land-, tuinbouw en veeteelt van wege de 
afdeeling Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen, in laatst- 
gemelde gemeente gehouden op 23 — 25 Augustus jl., een 
bekroningspenning met zijne inzending van 169 penningen 
op landbouw, tuinbouw en veeteeltbetrekking hebbende, of 
met aan een dier takken van nijverheid ontleende 
emblemen prijkende. 



1) IIkkudianus geeft «Ie >chuld van alles aan Scantilla, terwijl Spartianus 
Termeldt, dat zij, Julianus ondergang voor oogen ziende, het hem heeft 
afgeraden. 



290 

Nieuw uitgekomen Penningen. 



Vervolg van Tijdschrift 1903, blz. 314. 

Addenda, 1° Op blz. 315 van jaargang 1903 bij: 
Plakket VAN BEUNINGEN, toe te voegen: gemodelleerd 
door Corns. L. J. Begeer. 

2° Op blz. 318 aldaar bij: Herinnering aan den Zuivel- 
kursus te ? te lezen : Meerkerk 5 Augustus — 4 September 
1902. 

1900. 

1 Mei. 50-jarig bestaan der Onderlinge Brandwaarborg- 
maatschappij voor de gemeente Leeuwarden. Goud, gegra- 
veerd 53 m.M. 

15 — 17 Juni. Hondententoonstelling „Nimrod" te Arnhem, 
ruit, hoog 67 m.M., door Voet. 

SwAMMERDAM-medaille, Genootschap ter Bevordering van 
Natuur-, Genees- en Heelkunde te Amsterdam. 

Goud, 56 m.M. (Bronzen afslag in Verz. Z.). 

De deelneming van Nederland aan de wereldtentoon- 
stelling te Parijs. Plakket, 88 bij 54 m.M., koper verzilverd, 
door H. KAUTSCH. 

1901. 

9 April. 25-jarig bestaan der Studentenroeivereeniging 
„Laga" te Delft. Zilver, met oog en ring, 21 m.M, 
ateliers BEGEER. 

Oktober. Plakket met borstbeeld van Mevr. de Wed. 
S. LENS-ENDERS te Utrecht. Brons, 130 bij 175 m.M., 
door Corns. L. J. Begeer. 

1902. 

6 Februari. 25-jarig bestaan der Rijkskweekschool voor 
onderwijzers te Deventer. Terra cotta, 110 m.M., door 

W. G. van Poorten. 



291 

23 — 3 1 Augustus. Landbouwten toonstelling te Leeuwar- 
den. Zilver en brons, 62 m.M., door FADDEGON (JANVIER) 

1 September, 2 5-jarige vriendschap tusschen M R . S. baron 
Creutz en P. I. B. Ruys de Perez. 

Plakket in brons, 190 bij 130 m.M. Ateliers BEGEER. 

4 September. Huwelijk van W. J. VOET en A. M. WESTER- 
VELD te Haarlem, zie blz. 283 hiervoor. 

7 September, 6 dc Jaarvergadering van den Nat. Bond 
voor Vreemdelingenverkeer Zilver draagt eeken, 22 m.M. 
Ateliers BEGEER. 

Plakket met borstbeeld van zijn zoontje C. J. BEGEER. 

Brons, 135 bij 190 m.M., door CoRNS. L. J. BEGEER. 

Nieuwe Vz. der Rijksprijspenningen voor verdienstelijke 
scheepsjournalen. Zilver 50 m.M., goud 36 m.M., door 

J. C. WlENECKE. 

1903 

1 Januari. C. SCHILLEMANS 40 jaar eigenaar der uitgevers- 
firma W. J. Thieme & Co. te Zutfen. 

Zilver, 50 m.M. Ateliers Begeer. 

19 Januari. RlCHARD Hol 40 jaar direkteur der Stads- 
koncerten te Utrecht. Zilver en brons, 58 m.M. idem. 

21, 22 Januari. 2 C Wapenfeest van den Onderofficiers- 
Schermbond te Amersfoort. Brons, 47 m.M., idem. 

24, 25 Januari. Hondententoonstelling te Haarlem. 

5-Jarig bestaan der Kynologenklub „Amsterdam". 

Brons, 42 m.M., door F. J. Werner (Gerritsen). 

2 Februari. 250-jarig bestaan van New- York als zelfstan- 
dige gemeente, (met beeld van Peter Stuyvesant), brons, 
50 m.M. 

22 Februari. Schietwedstrijd ,, Eendracht maakt Macht" 
te Oud-Kralingen, verguld zilver, zilver en brons, 30 m.M. 

door van Kempen. 

Alsvoren, verguld zilver en zilver, 50 m.M. door idem. 



292 

*) 3 Maart. 25 e Gedenkdag der kroning van paus Leo XIII, 
brons, ovaal 23 bij 21 m.M., door AUG. FALISE (GERRITSEN). 

16 Maart. 50-jarig huwelijk van Mr. J. H. C. baron 
de Vos van Steenwijk en A. M. F. baronesse van 
Aerssen Beyeren van Voshol, zilver, 60 m.M. door 
G. Devreese. 

16 Maart. Gevel wedstrijd te Haarlem, 2 verschillende, 
I verguld zilver, 1 geöksideerd zilver, 50 m.M., door 
E. Voet Jr. (uniek) 

1 April. J. van Lokhorst, 25 jaar rijksbouwkundige. 
Goud, zilver, brons, 51 m.M., door J. C. WlENECKE. 

April. Spoorwegstaking. Hulde van de Amerfoortsche 
burgerij aan de politie, zilver, 20 m,M Ateliers BEGEER. 

April. Prijspenning van den Volksbond, Vereeniging 
tegen Drankmisbruik. Brons, 35 m.M., idem. 

8 — 10 Mei. Hondententoonstelling Cynophilia te Amster- 
dam. Brons, 41 m.M., idem. 

21 Mei. Festival te Oudewater, brons, 46 m.M., idem. 

23 — 25 Mei. Hondententoonstelling Kynologenvereeniging 
Nederland te Rotterdam. Brons, ovaal 50 bij 40 m M., 

door van Kempen. 

*) 27 Mei. Opening van de nieuwe beurs te Amsterdam. 
Zilver en brons. 60 m.M. door F. J. Werner (Gerritsen). 

15 Juni — i September. Tentoonstelling van nijverheid 
en kunstindustrie te Groningen. Brons, 50 m.M., door 
van Kempen. 

19 — 21 Juni. Hondententoonstelling Nimrod te Utrecht, 
brons, ruitvormig, hoog 67 m.M., ateliers BEGEER. 

21 Juni 2 C Eeuwfeest der drukkerij van de firma JOH. 
Enschedé en Zonen te Haarlem. 

A. Aangeboden door het personeel, goud, zilver en 
brons, 59 m.M., ateliers BEGEER. 

B. Aangeboden door eene kommissie, goud, 90 m.M., 
door AUG. Falise. 



•) In den handel. 



293 

13 — 1 8 Juli. Maskerade te Delft, brons, 28 m.M., ateliers 

Begeer 

Als voren. Prijspenning van het Delftsche Studenten- 
korps, zilver en brons, 58 m.M., idem. 

14 Juli. Mr. W. C. baron van Pallandt van Waar- 
denburg en NEER1JNEN treedt af als dijkgraaf van Tieler- 
waard, brons, 60 m.M., door W. ACHTENHAGEN, ateliers 

Begeer. 

4 — 12 Augustus. Schiet wedstrijd te Loosduinen, 25-jarig 
bestaan der Vereeniging Oranje-Nassau. 

A. Rozenprijs. Plakket, zilver en brons, 45 bij 35 m.M. 
door A. F. Gips. 

B. Penning Volksbaan, brons, 32 m.M. 

C. Penning „Wedstrijd Medaille Cartonbaan" 32 m.M., 
alle drie van de ateliers BEGEER. 

8 en 9 Augustus. Gymnastiekwedstrijd te Veendam, 
verguld koper, 23 m.M. 

11 Augustus. J. J. PLUGGE 25 jaar gemeente-geneesheer 
te Oost- en West-Souburg. Verg. zilver, gegraveerd, 
59 m.M. (uniek). 

14 — 16 Augustus. Hondententoonstelling Nederlandsche 
Duitsche-Doggenklub te Zutfen. Zilver, 41 m.M., ateliers 

Begeer 

3 1 Augustus. Prijspenning der Centrale kommissie voor 
nationale feesten te Zwolle. Brons, 3 5 m.M., ateliers door 

Begeer. 

1 September. De gemeente Groningen aan het hoofd- 
bestuur der tentoonstelling aldaar, zilver, 45 m.M. 

2 September. Mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe 
SLOOTEN, 25 jaar kommissaris van Friesland. Brons, 60 m.M. 
door Achtenhagen en van Goor, (ateliers Begeer). 

2 September. Landbouwtentoonstelling te Oosterbeek, 
brons, 47 m.M., ateliers BEGEER. 

II September. 25-jarig feest der reorganisatie van de 
brandweer te Venloo, goud, zilver en brons, 32 m.M., idem. 



294 

3 Oktober. Landbouwfeesten te Leiden, brons, 45 m.M., 
door van Kempen. 

3 November. Eeuwfeest der wederoprichting van het 
St. Hubertsgild te 's-Gravenhage, zilver, 30 m.M., ateliers 

Begeer. 

19—21 November. 4" Eeuwfeest der Sociëteit „Trov 
moet blycken" te Haarlem, zilver 21 m.M., door Voet. 

26 November. De ambtenaren der gemeente Maastricht 
aan Jhr. Mr. Ch. Ruys DE BEERENBROUCK, goud, 50 m.M. 
(gegraveerd, uniek). 

12 December. Eeuwfeest van het Wandsbecker Husaren- 
regiment Koningin WILHELMINA der Niederlande, kanon- 
nenbrons, 40 m.M. (naar foto). 

26 December. 30-jarig bestaan der Vereeniging van 
Nederlandsch-Indische Oud-Strijders van Land- en Zee- 
macht „Je maintiendrai" te Rotterdam, a. kruis 34 m.M. 
goud, door een kroon gedekt, penning b. goud, 2j\ m.M., 
c. idem zilver, 30 m.M. Alles gegraveerd door A. T. VAN ROOIJ. 

Zonder datum. Penning met borstbeeld van Dr. Abr. 
Kuyper, minister van binnenlandsche zaken. Verzilverd 
brons, 50 m.M., door TONY SziRMAï. 

25c Gedenkdag der promotie van Dr. Th. P. H. VAN 
AALST, rektor van het gymnasium te 's-Gravenhage, zie 
blz. 284 hierover. 

Plakket met borstbeeld van Mevr. M. J. BEGEER- STRAVER, 
brons, 200 bij 320 m.M., door CORNS. L. J. BEGEER. 

Plakket met borstbeeld van P. J. DOUWES DEKKER 
te VGravenhage, gips, 87 bij 115 m.M , door J. C. WlENECKE. 

Bond van Rotterdamsche Schietvereenigingen, brons, 
30 m.M., door van Kempen. 

Prijspenning der Vereeniging tot Verfraaiing van Rotter- 
dam en tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer, 
brons, 60 m.M., door VAN KEMPEN. 

Penninkje ten dienste van de Postspaarbank in Neder- 
landsch Indtë, brons, 30 m M., ateliers BEGEER. Z. 



295 

Het Braziliaansche geldwezen. 

Van ons medelid JULIUS Meili ontvingen wij het 3 e deel 
van zijne beschrijving van 't geldwezen in Brazilië. 

Het i e deel verscheen in 1897 in 't duitsch en werd 
toen door ons uitvoerig besproken (zie jaargang VI, 1898 
bl. 62). Dat bevatte de munten tot 1822 (Brazilië als 
portugeesche kolonie). 

Het 2 C deel, de munten van 't keizerrijk en van de 
republiek, ligt persklaar en zal over eenigen tijd het licht zien. 

Het 3 C deel, de beschrijving van 't papieren geld, in 't 
portugeesch geschreven, ligt thans voor ons. 

Het is een fraai, groot kwarto deel op zwaar papier, met 
274 bl. druks en 192 in kleuren gedrukte platen. 

De schrijver maakte ditmaal gebruik van de portugeesche 
taal, omdat hij is julgando que este terceiro volume interes- 
sere especialmente aos „Brazileiros mesmos." 

Wij gelooven echter, dat niet alleen de Brazilianen, maar 
alle verzamelaars van papieren geld, dit werk ten hoogste 
zullen waardeeren. Want niet alleen is de bewerking van 
't onderwerp zoo haarfijn uitgesponnen, zijn de geschied- 
kundige bizonderheden zoo pijnlijk juist opgespoord en 
blootgelegd, maar ook de weelderige behandeling der 
platen dwingt ons een oogenblik bij dit werk stil te staan. 

Ziehier hoe de schrijver zijn stof heeft ingedeeld. Na 
een voorwoord, inhoudsopgaaf, lijst der vermelde verzame- 
lingen en uittreksel van de wetgeving op 't papieren geld, 
maakt hij twee groote rubrieken: wettige uitgiften en 
onwettige. 

1 De wettige uitgiften worden onderverdeeld in: 

A. Biljetten van de diamant-wasscherijen in Tejuco in 

de jaren 1 771 -1841. 

B. „ ter bevordering van 't handelsverkeer in 

Minas Geraes 1808. 

C. „ voor 't ruilverkeer van goudstof in Minas 

Geraes 1808-20. 



296 

D. Biljetten van de Banco do Brazil 1810-35. 

E. „ van de finantieele kommisie te Cearó 1826. 

F. „ voor de inwisseling van 't kopergeld in 

Bahia 1828. 

G. „ voor de inwisseling van 't kopergeld in 't 

geheele rijk 1833 
H. „ voor de inwisseling van 't kopergeld in de 

Republiek van Rio Grande 1838. 
J. „ van het rijk 1835-90. 

K „ van verschillende handelsbanken 1836-55. 

L. „ van de Banco do Brazil 1854-92. 

M. „ van provinciale banken 1857- 1900. 
N. O. Biljetten uitgegeven door den staat en betaalbaar 

in goud 1889-90. 
P. Biljetten van de Banco do Republica do Brazil 1892-96. 
Q. Obligaties van eenige banken op aandeden 1891. 
R. Biljetten uitgegeven door de douane-kantoren 1890 

en 1899. 

Daarna volgen de onwettige uitgiften : 

S. Biljetten van eenige provincies. 

T. „ van eenige steden. 

U. „ van verkeersmiddelen. 

V. „ van genootschappen en partikulieren 

De onder U en V ingedeelden, zouden wij ook abonne- 
mentskaarten of papieren ^tokens" kunnen noemen. 

Ten slotte geeft het aanhangsel eene beschrijving van 
reklame-kaarten en verlotings-biljetten, die hier en daar 
tijdelijk als betaalmiddel dienst deden. 

De 192 prachtige fotokollografie-platen van de firma 
BRUNNER & C° te Zurich vertoonen ons de stukken met 
al hunne vouwen, scheuren en vlekken, alsof wij de oorspron- 
kelijke stukken voor ons hadden. 

Wij wenschen ons medelid geluk bij 't voleinden van 



297 

zijn moeilijke taak en hopen, dat hij van 't nog te verschijnen 
tweede deel evenveel voldoening moge hebben als van 
deze studievrucht. 

Ze is een sieraad van onze bibliotheek. 

Joh W. Stephanik. 



Les médailles et plaquettes modernes. 

Afl. XIV brengt ons aibeeldingen van zeer knap werk 
van F. Vernon en T. Szirmaï, (waaronder de penningplaat 
met borstbeeld van Dr. A. KüYPER.) Onafgewerkt, soms 
bepaald leelijk komen ons de afgebeelde stukken voor van 
H. NOCQ. Het werk, afkomstig van de ateliers BEGEER 
draagt thans meerendeels de namen van de medailleurs 
aan die ateliers verbonden, ons medelid W. Achtenhagen 
en J. VAN GOOR. De aan dit werk gewijde plaat der nieuwe 
aflevering bevat nevens eenige handelspenningen, (zwemmen, 
tennissen, schaatsenrijden, voetbal,) de penningen op het 
25-jarig jubilee van Mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe 
SLOOTEN, het 50-jarig vrijmetselaarschap van J. H. DE 
GROOT, ter eere van Mr. W. C. baron van Pallandt 
van Waardenburg en Neerijnen, op het eeuwfeest van 

het St. Hubertsgild te 's-Gravenhage en prijspenningen van 
den Haarlemschen voetbalbond en het Delftsche studenten- 
korps. De afbeeldingen zijn alle goed verzorgd. Z. 



ERRATUM. 

Even wil ik u meódeelen, dat op pag. 77 van afl. I van 
het Tijdschrift, 1 2 e Jaargang, „ainvulling op DlRKS" een 
drukfout is ingeslopen: „Natans" moet zijn „Nathans." 

Tiel. E. H. HlïMANS. 



298 

Medische penningen enz. 

Dr. H. R. Storer, 58 Washingtonstreet, New-Port, 
Rhode-Island, geeft reeds sedert ruim 15 jaren in het 
American Journal of Numismatics een lijst van: The medals, 
jetons and tokens illustrative oj the Science of medicine, 
waarvan hij er reeds meer dan 1000 beschreef. Het ver- 
langen deze lijst zoo volledig en nauwkeurig mogelijk te 
maken deed hem een beroep doen op de medewerking der 
nederlandsche penning verzamelaars, om hem te wijzen op 
onverhoopte onjuistheden of aan zijn werk ontbrekende 
nederlandsche stukken, welk verzoek wij bij deze over- 
brengen en ondersteunen. S. en Z. 



Verslag van de kommissie ter verzekering eener 

goede bewaring van gedenkstukken van Geschiedenis 

en Kunst te Nijmegen, over 1903. 

Onder de weinige munten, die voor de verzameling zijn 
aangekocht, is slechts de volgende van veel belang: 

Denarius van Karel DEN Kalen (840 — 877) met het 
karolingisch monogram in het veld. 

Omschriften: GRATIA DEI REX en SCI STEPHANI 
MONE, de laatste twee letters in monogram. 

Een variëteit van dezen denarius komt voor bij PROU, 
^Monnaies Carolingiennes" ', pi. XXII, n°. 962, en wordt 
door dien schrijver gerangschikt onder de ^ateliers indé- 
t er mines" 



H. N. Stuart. Catalogus der munten en amuletten 
van China, Japan, Korea en Annam, behoorende tot de 
numismatische verzameling van het Bataviaasch Genoot- 
schap van Kunsten en Wetenschappen. Batavia en 's-Gra- 
venhage, 1904. 

De geleerde schrijver vermeldt in de voorrede van dezen 



299 

met groote nauwgezetheid uitgevoerden katalogus, dat de 
verzameling chineesche, japansche, koreaansche en annami- 
tische munten sedert 1896 verviervoudigd is. De verza- 
meling, door den heer Stuart bewerkt, is niet strikt 
kronologisch behandeld, zoodat men nu een overzicht 
heeft „over de munten, die door tegelijkertijd regeerende 
dynastieën in het chineesche rijk zijn geslagen en tevens 
over die van opeenvolgende vorstenhuizen en hunne respec- 
tieve vertegenwoordigers." 

Rijk zijn de oudste chineesche munten in den katalogus 
vertegenwoordigd, waarvan vele door ons medelid, den 
heer MOQUETTE aan het Bataviaasch Genootschap zijn 
geschonken. Deze munten hebben veelal stippen, maantjes 
en streepjes als bizonder kenmerk. Alhoewel de betee- 
kenis daarvan nog niet geheel is opgehelderd, heeft het 
uitgebreide beschikbaar materiaal den lieer STUART geleid 
tot de zekerheid, dat „bij de plaatsing dier teekens een 
bepaald systeem heeft voorgezeten, en dat bepaalde series 
van die teekens, volgens een vooraf beraamd samengesteld 
figuur gebruikt werden." Een afzonderlijk tableau is in 
het begin van den katalogus van de op deze chineesche 
munten voorkomende stippen, maantjes en strepen, met de 
daaruit samengestelde kombinatie-figuren, opgenomen. 

Merkwaardig is het te zien, dat het swastika of haken- 
kruis ook in enkele figuren vertegenwoordigd is. Zie n°*. 
18 en 19. M. DE M. 



Essai sur les jetons et médailles des monnaics francaises 
par M. Jules Florange. Extrait des annales des mines. 
Livraison de Février 1904. 

Een goed denkbeeld van den schrijver was het, eene 
lijst uit te geven van alle munten en penningen, die be- 
trekking hebben op het fransche mijnwezen. 

Aanleiding tot dit werk was de verzameling penningen, 



300 

die in 1900, op de groote tentoonstelling te Parijs door de 
Sociétê de Combustibles was ingezonden. 

Wij vinden merkwaardige stukken op allerlei gebied in 
den katalogus. De schrijver verdeelt zijn boek in de vol- 
gende rubrieken: I Surintendants généraux des mines. II 
Mines de charbon. III Mines de fer. IV Mines métalli- 
ques. V Salines. VI Mines de bitume et d'asphalte. 
Ardoisières et carrières. VII Ecoles, Collectivités, Sociétés 
savantes, Ingénieurs, etc. en geeft van alle eenige munten 
en penningen ten beste. Deze bestaan voornamelijk uit 
legpenningen, waarvan sommige reeds uit den tijd van Maria 
VAN BOURGONDIË dateeren, met wapenschilden derrespek- 
tieve mijnintendanten, noodgeld, penningen op beroemde 
personen, enz. 

De heer Florange heeft het voornemen de numisma- 
tiek van het mijnwezen buiten Frankrijk op zijn ^Essai" 
te laten volgen. Volgens den schrijver zal die tweede 
monografie vele merkwaardige munten en penningen 

bevatten. 

M. DE M. 



Inhoudsopgaaf van Tijdschriften. 

Revue Beige de numismatique 1904, 3 e livr. 

FORRER, L. Les signatures de graveurs sur les médailles 
grecques. 

Bernays, Ed. Un gros au chatel tournois de GuiLLAUME 
I, comte de Namur. 

Mubarek Ghalib bey. Une monnaie d'argent du Mahdi. 

V. D. BROECK, E. Numismatique bruxelloise. 

Mazerolle, F. Nicolas Briot, tailleur général des 
monnaies. 

De Jonghe, Ie Vte B. Le sceau de la haute cour de 
la comté d'Agimont Liégeois. 

Correspondance. Mélanges. 



3°i 

Rivista italiana di numismatica, 1904 fase. I en II. 

GNECCHI, F. Appunti di numism, Romana LX — LXII. 

Lanza Carusa. Spiegazione storica delle monete di 
Agrigento. 

Maurice Jules. L'atelier monetaire de Sirmium pendant 
la période constantinienne. 

Ceratto Giacinto. Uno scuto di Carlo Emanuele 
1, Duca di Savoia. 

Marchisio, A. F, Uu obolo di Carlo Gio. Amedeo 
VI, Duca di Savoja. 

POMA C. Il nuovo sistema monetario Cinese. 

SlMONETTl, A. I tipi delle antiche monete greche. 

Dattari, G. Esame critico circa una nuova teoria 
sulla monetazione Allessandrina di AüGUSTO. 

VlTALlNl, O. Di un asse Reatino. 

Blanchet, A. Le congiarium de César et les monnaies 
signées PALIKANVS. 

CiANl, G. Il ripostiglio di Rocchette. 

FRANCO, A. Nelle zecche d'Italia. II Lo stellino di 
Duca CosiMO 

GNECCHI, F. Filippo triplo di Antonio Gaetano 
Trivulzio. 

Marchisio, A. F. Studi sulla numismatica di Casa 
Savoja. 

Ambrosoli. S. Le medaglie di GlUSEPPE VERDI. 

RlCCi S. Le medaglie in onore di S. A. R il Duca 
degli Abruzzi. 

Papadopoli, N. Sul modo di collocamento delle 
collezioni pubbliche. 

Revue Suisse de numismatique, 1904 i c livr. 

Dannenberg, H. Die Münzen der deutschen Schweiz 
zur Zeit der sachsischen und frankischen Kaiser. Erster 
Nachtrag. 

Iklk- Steinlin, A Münzzeichen aufSt. Galler Münzen 
des XVI und XVII Jahrhunderts. 



302 

GRUNAU Dr G. Die Inseimedaille und ihre Geschichte. 

Van Muyden A.-St. Notice sur un plappart de la ville 
de Soleure. 

GRUNAU Dr. G. Die Hallermedaille und ihre Geschichte. 

Chronique des falsifications. III. Monnaies et médailles 
suisses inédites Mélanges. 

Numismatische Zeitschrift der numismatischen Gesellschaft 
in Wien. Erstes und zweites Semester 1903. 

Graf Dr. J. Die Münzverf&lschungen im Altertum. 

Nagl. Dr. A. Der griechische Abakus. 

GOHL E. Die Münzen der Eravisker. 

Richter G. Die Jüdischen Münzen bis zum ersten 
Aufstande unter Kaiser Nero. 

Egger R. Ein weihgeschenk der Metaponter. 

BRUNSMID J Unedierte Münzen von Dazien und Moe- 
sien im Nationalmuseum in Agram. 

Luschin von Ebengreuth Dr. A. Denkmünzen Kaiser 
MAXIMILIANS I auf die Annahme des Kaisertitels. 

Elze Dr. Tn. Die Münzen und Medaillen des Hauses 
Anhalt der neueren Zeit. 

FlALE E. Die altesten Raitpfennige Joachimsthals. 

Bulletin international de Numismatique, 1904 n°\ 1 en 2. 
Zay, E. Le sou colonial de 1767, a la Guadeloupe. 
BLANCHET, A. Monnaies non frappées. 
Trouvailles. Sociétés. Musées. Nouvelles diverses. Bi- 
bliographie. 

Bulletin de numismatique, 1904, r livr. 

Correspondance numismatique. Picces inédites. A propos 
des médaillons d'or d'Aboukir. Bibliographie. Trouvailles. 
Sociétés. Necrologie. 

La Gazette numismatique, 1904, nos. 9 en 10. 



303 

De Witte, A. Une médaille de Sainte Wivine, Abbesse 
de Grand- Bigard. 

Van den Broeck, E. Numismatique bruxeiloise: Re- 
cherches sur les jetons des Receveurs de Bruxelles, postérieurs 
k la charte de 1421. 

De Witte A. Un patagon de Charles II, roi d'Es- 
pagne, frappe k Tournay en 1667. Bibliographie. Nouvel- 
les diverses. 



21 



Jaarverslag van den Sekretaris over 1903. 



Met genoegen kan ik wijzen op 't feit, dat ons Genoot- 
schap zich in bloeienden staat bevindt. 

LEDEN. 

Het ledental klom van 137 tot 138. (In 't vorig jaar- 
verslag, afgedrukt Tijdschrift 1903, blz. 337 is blijkbaar 
de drukfout 136 ingeslopen.) 

Na uwe stemming op de Jaarvergadering te 's-Gravenhage, 
werd 't lidmaatschap aanvaard door de heeren: 

P. N. van DOORNINCK, Bennebroek, 

T. A. HOEFER, Hattem, 

Jhr. H. M. Speelman - Wassenaar, 

W. O. SWAVING, Middelburg en 

Dr. F. C. Wieder, Amsterdam, 
terwijl Uw Bestuur, door 't buitenlandsch lidmaatschap 
aan ons verbond de heeren: 

Godefroid Devreese, Brussel en 

George Macdonald, Glasgow, 

Daarentegen ontvielen ons door den dood de leden: 
Mr. F. A. J. van Lanschot, 's Hertogenbosch (f Juni,) 
Charles van Schoor, Brussel (f Maart,) A. de Meunijnck, 
Rijssel (f December,) AUGUST HöHN, Wiesbaden (f Maart) 
en traden uit onzen kring de heeren : BERN. J. M. DE BONT, 
JAC. ANKERSMIT, beide te Amsterdam en GlULlO Sambon, 
Milaan. 

BESTUUR. 

Dit was zamengesteld uit de heeren: 

Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepié, Voorzitter ( 1 904,) 

Aug. Sassen, vice Voorzitter (1905,) 

JOH. W. Stephanik, Sekretaris (1906,) 



3°5 

C. H. F. A. Corbelijn Battaerd, Penningmeester 

(1907) en 
Jhr. Mr. M. W. Snoeck, Konservator (1908.) 

VERGADERINGEN. 

De Jaarvergadering werd gehouden te 's-Gravenhage en 
met genoegen herinneren wij ons den merkwaardigen en 
aangenamen dag onder leiding van onzen Voorzitter en 
van den heer Mr. A. E. GOEKOOP aldaar doorgebracht. 

Van de bestuursvergaderingen gehouden op 13 Februari 
en 18 Juni zal 't Tijdschrift U de notulen bekend maken. 

REKEiNING. 

Deze loopt nu van 1 Januari — 1 Januari en levert 
blijkens mededeeling van onzen Penningmeester een batig 
saldo op van ƒ4.87 5 . 

TIJDSCHRIFT. 

Ook dit jaar bestond de Kommissie voor de Redaktie 
uit Mejuffrouw M. G. A. DE Man en de heeren W. K. F. ZwiER- 
zina, Aug. Sassen en S. Wigersma Hzn. Deze laatste als 
tijdelijk 4 C lid (Huish. Regl. art. 14.) 

Aan H. M. de Koningin en H. M. de Koningin-Moeder 
werd een gebonden exemplaar van den jaargang van ons 
Tijdschrift aangeboden. Behalve 't beantwoorden der gewone 
vragen van numismatischen aard, die bijna dagelijks binnen- 
komen, verleenden wij onze medewerking aan de Boston 
Medical Library voor 't verkrijgen van afgietsels van den 
Swammerdam-penning en bewerkten wij de afdeeling „Neder- 
landsche numismatiek" voor 't Handbook to learned Societies, 
dat de Carnegie Institution te Washington zal uitgeven. 

Mijn dank aan die heeren, en 't zijn er velen, die mij in 
1903 wel hun hulp wilden verleenen. 

Joh. W. Stephanik. 
Amsterdam, 1 Juni 1904. 






VERGADERINGEN 

VAN HET 

Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor 

Munt- en Penningkunde 

IN 1904. 



(Uittreksel uit het Notulenboek). 

3?' Bestuursvergadering 21 Maart 1904. Aan den heer 
H. G. DU Crocq wordt décharge verleend en dank gezegd 
voor zijne nauwkeurige waarneming van 't konservatorschap. 
Het 12I /o-jarig bestaan van 't Genootschap zal niet feestelijk 
herdacht worden, aangezien de kasmiddelen zulks niet 
veroorloven. 

Het bestuur maakt gebruik van 't laatste lid van art. S 
Statuten en schrapt den heer \V. J. FkEDZESS, thans zonder 
bekende woonplaats, van de ledenlijst. 

Het Genootschap zal lid worden van de Nederlandsen-Bel- 
gische Vereeniging der Vrienden van de Medaille als 
kunstwerk. 

I3 C Jaarlijksche Vergadering 18 Juni 1904 te Oudshoorn 
(zie hierboven blz. 236.) 



Aanwinsten Bibliotheek over 1903. 



Verschillende afleveringen van de Gazette numismatique. 

Geschenk Charles Dupriez. 

N.B. Ondergeteekende heeft zich met den Heer DUPRIEZ 
in verbinding gesteld om ook de ontbrekende n**. te 
mogen ontvangen. 

Un numismate Provencal J. LANGIER. Sa biographie 
par baron GuiLLEBERT. (Extr.) 

Geschenk van den schrijver. 

Trois monnaies luxembourgeoises inédites par vicomte 
B. de Jonghe. (Extr.) 

Geschenk van den schrijver. 

La numismatique du siège de Middelbourg de 1 572 — 74, 
par MadUe. M. de Man. (Extr.) 

Geschenk van de schrijfster. 

Verslag van het Koninklijk Penningkabinet met afbeel- 
dingen. 

Geschenk Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepié. 

De munt in de volkstaal, door J. E. TER Gouw. 

Geschenk van den schrijver. 

Moedas Portuguesas de ouro, carimbadas ou cravejadas 
nas Indias occidentals e non continente Americano. 

Geschenk Julius Meili. 

La molette d'Eperon différent de Tatelier monetaire de 
Saint Quentin de 1384 en 1465, par M. Paul Bordeaux. 

Geschenk van den schrijver. 

Numismatique Bruxelloise. 

a. cinq jetons de magistrats Bruxellois pour des fonc- 
tions restant a déterminer. (Extr.) 



3 o8 

b. recherche sur les jetons des anciens receveurs tré- 
soriers. (Extr.) 

c. recherches sur les jetons des seconds receveurs de 
Bruxelles, des années 1456, 1457, 1458. (Extr.) 

d. un jeton inédit de deux receveurs de Bruxelles, du 

XIV siècle. 

Geschenk van den schrijver Ed. V. D. BROECK. 

The american Numismatic and archaeological society 
proceedings and papers, forty fifth annual meeting 1903. 

Bulletin numismatique. 

Geschenk Veuve R. Serrure. 

Verslag Gemeente-Museum Nijmegen 1902. 

Numismatisches Litteratur-Blatt, 131 — 136. 

Geschenk M. Bahrfeldt. 

SOLONE AMBROSOLI. Una medaglia pora nota di Papa 
Pio IV. (Extr.) 

Geschenk van den schrijver. 

Berliner Münzbl&tter 13—18. 

Geschenk Redaction. 

Bulletin international de numismatique, Tomes 1 — 3, 2 — 3. 

Geschenk A. Blanchet. 

Une médaille du XX siècle k 1'effigie de CHARLES VII, 
roi de France 7 par W. K. F. Zwierzina. 

Geschenk van den schrijver. 

Répertoire général de médaillistique 626 — 850. 

Geschenk P. C. STROEHLIN. 

The numeral letters on imperial coins of Syria printed 
from the numismatic Chronicle. 

Geschenk George Macdonald. 

Repertorium zur Münzkunde Bayern's, von J. V. KUELL, 
2 de Druk. 

Geschenk Numismatische Gesellschaft. 

Antiek ncderlandsch goud- en zilversmidswerk, tentoon- 
gesteld te Leeuwarden in 190O. (Extr.) 



309 
Appunti di numismatica romana 48 en 49. FRANCESCO 

Gnecchi. 

Geschenk van den schrijver. 

Kinderprenten met afbeeldingen van munten, door Mej. 
M. de Man. 

Geschenk van de schrijfster. 

Manuale di Numismatica dell Dr. SOLONE AMBROSOLI. 

Geschenk van den schrijver. 

Catalog eines berühmten alten Münzen-und Medaillen- 
Cabinets. 

Geschenk O. Heldring. 

Battaglie di Archeologica Anno I, num. I. 

Geschenk la Direzione. 

American Journal of numismatic. 

Geschenk Dr. HORATIO STORER. 

Note sur un tiers de sou frappe dans une localité du 
nom de Ressons (Aisne ou Oise). 

Geschenk Mej. M. DE Man. 
La monete di Verona. Quintilio PlRlNl. 

Geschenk van den schrijver. 

Verslag Museum van Oudheden te Groningen. 

Geschenk Mr. J. A. Feith. 

Verkoopscatalogi van: 

F. de Nobele, C. Dupriez, A. E. Cahn, Ruppaport, 
Merzbacher, Dr. Hirsch, Tyer, Jozsef, Helbeng, Mer- 
CHios Mayer en G. Koch. 

Door ruiling: 

Revue beige de numismatique. 

Revue suisse de numismatique. 

Ri vista italiana. 

Numismatische Zeitschrift. 

Monatsblatt Numism. Gesellsch. Wien. 

Kroatisch Archaeolog. Gesellsch. Agram. 

Bulletin Nederl. Oudheidkundige Bond. 



3io 



Algemeen Nederl. Familieblad. 

Mittheilungen der Bayerischen Numism. Gesellschaft. 



Aanwinsten numismatische verzameling. 

Gedenkpenning Mr. VENING MEINESZ aangeboden bij 
zijn aftreden als burgemeester van Amsterdam. 

Geschenk Mr. H. Verkouteren. 

Brandspuit-penningen van Amsterdam, Hillegom en 
Alkmaar. 

Afgietsel zegel gouden bui van 1356. 

Geschenk Dr. Braakenburg v. Backum. 

Jhr. M. W. Snoeck. 



3 I I ft? I ft I ft 3,8 




312 



LEDENLIJST 

(September 1904) 



Achter de namen der leden is vermeld welk gedeelte van de munt- 
en penninghinde door hen beoefend wordt. 

EERE-LEDEN. 

Dagteckening der benoeming. 
Z. M. Victor Emanuel III, Koning van Italië. 16 Juni 1901. 

Vicomte 6. de Jonghe, Président de la Société royale 
de Numismatique.de Belgique, me du Tróne 60, 
Ixelles. 17 Juni 1894. 

(België, nederlandsche provinciën Limburg en 
Noord-Brabant, verder gallische, merovingische, 
karolingische en oud-grieksche M.) 1) 

GEWONE LEDEN 

* C. H. F. A. Corbehjn Battakrd, Notenboomstraat 83, 

Groenloo. 

•Adriaan Bom, Heerengracht 542, Amsterdam. 
*Jhr. mr. J. M. H. J. de Grez, rue Belliard 18, 

Bruxelles. 

♦Jhr. M. A. Snoeck, Kamerheer i. b. d. van H. M. 
de Koningin, Bestuurder van 't Prov. Genootschap 
van K. en W. in Noord-Brabant, C. 22, Hintham. 
(Prov. Noord-Brabant, M., G., noodmunten, lood- 
jes, draagteekens.) 

'Joh. W. Stephanik, Konservator van 't Munt- en 

Penningkabinet van 't Kon. Oudheidk. Genootschap 
te Amsterdam, Keizersgracht 414. 
(Turkije en Atjeh, M.) 



z) De afkortingen beteekenen: M. = munten, G = gedenkpenningen, * = 
lid-oprichter. 



3i3 

C. W. Bruinvis, Voorzitter der Kommissie voor 't 

Stedelijk Museum, Oudegracht 184, Alkmaar. 12 Juni 1892. 

(Stad Alkmaar en Alkmaarders, M., G., nood* 
munten, loodjes, draagteekens.) 
J. Geradts, Burgemeester, Kasteel Aerwinkel, Pos- 
ter holt (L.) - 
(Nederlandsche prov. Limburg, M., G.) 
O. G. H. Heldring, Gep. Luit. -Kolonel der Infanterie, 

Utrechtsche straatweg 3, Renkum. — 

(M., G. in 't algemeen). 
Mejuffrouw Marie de Man, Konservatrice van 't Munt- 
en Penningkabinet van 't Zeeuwsen Gen. der 
Wetenschappen, St. Pieterstraat 39, Middelburg. — 

(Graafschappen Holland en Vlaanderen M. — 

Prov. Zeeland, M., G., noodmunten, loodjes, 

draagteekens, muntvondsten — Nederland, loodjes.) 

Jhr. C. H. C. A. van Sypesteyn, Parkstraat 87, 's-Gra- 

venhage. 

(Steden 's-Gravenhage en Haarlem, G., penningen 
en penningplaten uit 't oogpunt van kunst). 
Mr. J. A. Feith, Rijks- Archivaris, Martiniplein 181, 

Groningen. 18 Juni 1893. 

(Nederland, in 't bizonder piovincie en stad 
Groningen, M., G.) 
Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepié, Direkteur 
van het Koninklijk Kabinet van Penningen en 
Gesneden Steenen te 's-Gravenhage, Javastraat 76. 17 Juni 1894. 
H. G. DU Crocq, Leidschegracht 11, Amsterdam. — 

(Nederland en Koloniën. België tot 1830. G.) 
Jhr. L. C. van den Brandf.ler, Luit. -Kol. bij het Regt. 
Gren. en Jagers, ie %'an den Bnschstraat 37, 
's-Gravenhage. 16 Juni 1895. 

(Nederland na 1576, M.. G.) 
W. K. F. Zwierzina, Ontvanger der Registratie en 

Domeinen, Wilhelminastraat 39, Alfen (Z.-H.). — 

(Nederland. (J. en draagteekens, in 't bizonder 
die geslagen na 1863). 
Mr. P. Dekkth, Piet Heinstraat 3, 's-Gravenhage. 16 Juni 1896 

(Nederland en Koloniën na 1576, M.) 
Jhr. II. M. Ridder baronet Speelman. Ou-l-burge- 
meester van Harlingen. Darena, Molla.ui, Bloe- 
men daal. — 

(Nederlamlschfc kolomen, provinciën Friesland 
en Groningen, M.) 



Aug. Sassen, No 
(Nederland. 

nmntgewichije 
Jhr. mr. M. W. 

Min. 



s. Stee uweg, Helmond. 

nuntsludie der middeneeuwen ; 

prov. Noord-Brabant, M., G ) 
M. W. Snoeck, Ambtenaar van 't Open b. 
bij 'I kan! oii gerecht. Linden gracht, Hee* 

Dr. L. J. A. Bbaakenburg van Backijm, lloogland- 
sche Kerkgracht 13, Leiden. 

(Buteegels der pausen en der dogen, M. der 
Johanniter Orde|. 
j. E. tee Gouw, Oud-honM der school, Nassaulaan 8. 
Hilversum. 
{Nederland en Koloniën, België, M.) 
Jhr. mr. P. L. van Meeuwen, Advokaat-prokureur, 
Stationsweg, 's-IIertogenboscli. 
(Prov. Nooril-Ürabant. M., G.) 
Anth. Beoeer, Omlegracht 17, Utrecht. 
J. Pk. M. Menokr. Stcmjwkniidei aan 's- Rijks- Munt, 

Voorstraat 35, Utrecht 
S. Wigersma HïN., Bestuurslid van 't Friesch Ge- 
nootschap, Niuiw iSo. Leeuwarden. 1 

(Nederland, in 't biionder Friesland. M., Fries- 
land en 80-jarige oorlog, G. ; Hids Oranje-Nassau, 
M. G. met portretten.] 
Jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, Kommies-griffier 
2= Kamer State n-Generaal, Koninginnegracht 62, I 
VGravenhage. 

(Nederland, G., in 't biionder familiepenningen) 

A. O VAN Kerkwijk, Bankastrnat I IJ, 's-Gravenhage, 

BUITENGEWONE LEDEN 

D. C. Meijer Jr., Bestuurslid van het Kon. Oudheidk. 
Gen., Vondelstraat Si, Amsterdam. ï: 

{Stad Amsterdam, G. tot 1600; G. der Luther- 
sche Kerk, hu wel ijkspenningen]. 

B. J. A. BkUYNesteYn, 2'- S wee line k straat 5S, 's-Graven- 

hage. t 

(Nederland, in 't bizonder Holland, M.) 
Mr. W. M. van Lanschot, Ververstraat 299, 's-Her- 
togenboseb. 
(Prov. Noord-Brabant, M. en G.) 
F. H. Baron van Verschuil*, Willcin*|ikiri 2, Arnhem. 



3i5 

Jhr. H. E. Ram, Ingenieur, Biltstraat 97, Utrecht. 17 Juni 1894. 

(Prov. Utrecht, M. en G.) 
Jhr. mr. W. C. G. van Eysinga, Wirdumerdijk 9, 

Leeuwarden. 16 Juni 1895. 

Jan Hordijk jACzn., Voorstraat 410, Dordrecht. — 

Mr. C. G. J. Bijleveld, Konservator van het Stedelijk 

Museum, Nassausingel 2, Nijmegen. 16 Juni 1896. 

(Gelderland, in 't bizonder Nijmegen M., G. 
loodjes enz.) 
Mr. H. J. D. D. Enschedé, Zijlstraat 27, Haarlem. — 

Ds. H. A. J. Lütge, Keizersgracht 717, Amsterdam. — 

H. J. M. H. van Rijckevorsel, Huize Leeuwenstein, 

Vucht. 16 Juni 1897. 

(Prov. Noord-Brabant, M. en G.) 
Jhr. mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt, Raadsheer 
in 't Gerechtshof, Oranje-Nassaulaan, 's-Herto- 
genbosch. — 

H. D . de Witt Hamer, Lange Kerkstraat 30, Goes. — 

(M. en G. in 't algemeen). 
A. Hollestelle, Lid van de Provinciale Staten van 

Zeeland, Oudelandsche straat 436, Tholen. 16 Juni 1898. 

(Nederland, muntstudiën). 
Corn. L. J. Begeer, Predikheerenkerkhof 5, Utrecht. 16 Juni 1899. 
Mr. R. Fruin Th.Az., Rijksarchivaris van Zeeland, 

Balans 6, Middelburg. — 

(1'rov. Zeeland, Muntstudie.) 
R. I. M. M. A. Graaf de Geloes, Kamerheer i. b. d. 

van H. M. de Koningin, Burgemeester, Eijsden. — 

]". Karreman, Hoofd der school, Kerkstraat 251, 

Oud-Beierland. — 

(Nederland tot heden, België tot 1648, G.) 
H. Oortman Gerlings, Kruisstraat 13, Utrecht. — 

Mr. N. G. Pierson, Oud-minister van financiën, 's-Gra- 

venhage. — 

Jhr. mr. J. H. Hora Siccama, Oud-Referendaris bij 

B. Z., Bezuidenhout 13, 's-Gravenhage. — 

(Nederland G.) 
Jan de Waard, Poelestraat 14a, Groningen. — 

(Prov. en Stad Groningen, M. en G.) 
J. van de Water, Hoogstraat 657, Gorkum. — 

(Prov. Holland, M.; Huis Oranje-Nassau, G.) 
C. A. van Woelderen, ie Luit.-Adj. bij de Artillerie- 



3i6 

Schietschool, Zwolle, ('s -zomers Legerplaats bij 
Oldenbroek). 16 Juni 1899. 

(Nederland, M. en G,; Rome, M.) 
Jhr. mr. C. Beelaerts van Blokland, Heerenstraat 

27, Utrecht. 9 Juni 1900. 

(M. in 't algemeen). 
J. A. A. Gerritsen, N. Z Voorburgwal 252, Amsterdam. — 

(Nieuwere penningen en draagteekens.) 
A. van der Hoop, Grimhoek 206, Oud-Beierland. — 

(Nederland, M. G. ridderorden en draagteekens). 
J. Houwink Gz., Lemmer weg 119, Sneek. 
H. Labouchère, Villa Doornveld, Doorn. — 

I. W. Menso, Wassenaarsche weg 35, 's-Gravenhage. — 

(Nederland en Koloniën na 1576, M. en G.) 
J. C. P. E. Menso, Jur. cand., Koninginnegracht 25, 

's-Gravenhage. — 

(Nederland, M.j 
Mr. J. A. Sillem, Heerengracht 577, Amsterdam. — 

(Nederland, muntstudiën ; Koopkracht der edele 
metalen, beteekenis der rekenmunten.) 
Jhr. mr. D. F. Teixeira de Mattos, Alexanderstraat 9, 

's-Gravenhage. — 

(Nederland, uitsluitend gouden M. der XIX© eeuw. ) 
J. M. M. van Belle, Haarlemmerdijk 104, Amsterdam. 16 Juni 1901. 

(M. der Oud-Helleensche volken.) 
Mr. N. P. van den Berg, President der Nederland- 

sche Bank, Oude Turfmarkt 3, Amsterdam. — 

Mr. S. van Gijn, Dordrecht. — 

J. M. J. van Lis, Kandidaat-Notaris, Langestraat, 86, 

Hilversum. — 

(Zeeland M., P., loodjes.) 
Hidde Nyland, Dordrecht. — 

Prof. jhr. dr. J. Six, Heerengracht 5 1 1 , Amsterdam. — 

(Grieksche munten uit 't oogpunt van beeldenbe- 
schrijving. Nederland G. uit 't oogpunt van kunst.) 
Jhr. mr. Victor de Stuers. Parkstraat, 's-Gravenhage. — 

Bas Veth, Van Oldenbarneveldtlaan 20, Scheveningen. — 

T. C. Wienecke, 2 e Stempelsnijder aan 's-Rijks-Munt 

te Utrecht, Admiraal van Ghehtstraat 9. — 

(Onderzoekingen en studiën van technischen aard.) 
W. Achtenhagen, Lijnmarkt 37, Utrecht. 16 Juni 1902. 

D. C. Berg, Lijnbaansgracht 89, Amsterdam. — 

(M. G., in 't bizonder draagteekens.) 
G. D. Bom H.Gz., Warmoesstraat 35, Amsterdam. — 



3 J 7 

(G. zeevaart en handel, marine, koopvaardij, wa- 
terstaat, zeeverzekering, watersport, luchtvaart 
reddingmaatschappijen, zeemanscolleges, beurzen.) 16 Juni 1902. 
G. J. Brenkman, Aalst 32, Lienden, G. — 

(Holland, Utrecht, Gelderland, M. tot 1576, alle 
stukken, die in de Betuwe gevonden zijn.) 
H. J. von Brucken Fock, Kromme Nieuwegracht 78, 

Utrecht. — 

Fred. Caland, Wilhelminastraat 53, 's-Gravenhage. — 

Th. M. H. Dirix, Veldstraat 19, Roermond. — 

Th. Dorren, Valkenberg. — 

N. Gilissen Lemaire, Markt 74, Maastricht. — 

(Maastricht en omliggende Heerlijkheden M., G.) 
Mr. A. E. H. Goekoop, Laan van Meerdervoort 55, 

's-Gravenhage. — 

(M. van Griekenland. Europa na 1800, gouden M.) 
Prof. W. Goossens, Seminarie, Rolduc. — 

(Limburg M G. tot einde der 18e eeuw.) 
Dr. A. H. L. Hensen, Warmond. — 

Dr. C. Hoitsema, Contr.-gen. 's-Rijks Munt, Bilt- 

straat 200, Utrecht. — 

(Nederland valsche M.) 
Dr. G. A. Hulsebos. Konservator van 't Prov. 
Utrechtsen Gen. van K. en W., Vleutenscheweg II, 
Utrecht. — 

Mr. E. H. Hijmans, Weerstraat 21, Tiel. — 

(M. G. in 't algemeen ) 
Emile Kocken, Vlijtstraat 1, Arnhem. » — 

^G. in 't algemeen.) 
Mr. W. J. Saaijmans Vader, Burgemeester, Vrijenban. — 

T. Schulman, Keizersgracht 448, Amsterdam — 

(In Nederland geslagen nabootsingen van vreemde 
munten. Neder' andsch-Indie M. G.) 

E. Voet Jr., Anegang 15, Haarlem. — 

(Nederland en Koloniën 1576- 1840 M. G.) 
H. L. A. van den Wall Bake, Muntmeester, Utrecht. — 

P. N. van Doorninck, oud-burgemeester. Duinlaan, 

Bennebroek. 18 Juni 1903. 

Dr. P. Doppler. Achter 't Vleeschhuis 17. Maastricht. — 

(Studie van limburgsche muntkunde.) 

F. A. Hoefer, 2e voorzitter van Gelre, Hattem. — 

(Overijsel M.» 
Jhr. H. M. Speelman, Wittenburg, Wassenaar. — 



3i8 

W. O. S wa ving, Gemeente- Archivaris, Middelburg. 18 Juni 1904. 
Dr. F. C. Wieder. Overtoom 185, Amsterdam. — 

F. L. G. d'Aumerik, Pieter Bothstraat 65, 's-Gravenhage. — 
Aug. Falise, Beeldhouwer, Wapeningen. — 

G. M. Kam, Nijmegen. — 
T. A. Rodbard, Voorstraat, Dordrecht. — 

BUITENLANDSCHE LEDEN 

E. Van den Broeck, rue du Commerce 70, Bruxelles. 12 Juni 1892. 
(Stad Brussel, M., G., nood munten, loodjes, 

draagteekens.) 
Cav. Ercole Gnecchi, via Gesü 8, Milano. — 

Cav. Fco. Gnecchi, via Filodrammatici 10, Milano. — 

Comte Th. de Limburg-Stirum, rue de la Loi 166, 

Bruxelles. — 

Alph. de Witte, Ingénieur, rue du Tróne 55, Ixelles. — 

(Hertogdom Brabant, M. ; legpenningen der XVII 

Nederlanden en Frankrijk; muntgewichtjes.) 
Baron Jean Bethun e, Oost-Roosbeke. 9 Aug. 1892. 

(Vlaanderen, in 't bizonder Brugge, M. en G.) 
Arthur Engel, rue de TAssomption 66, Paris-Passy. — 

V. de Munter, Agent de la Banque nationale de 

Belgique, Lei 15, Louvatn. — 

Dr. Hans Riggauer, Conservator des Kon. Munzkabi- 

nets, Neuhauserstrasse 5, München. — 

AmÉdée de Roissart, Conseiller de la cour d'appel 

de Bruxelles, avenue de la Couronne 12, Ixelles. — 

P. I. B. Ruijs de Perez, Chateau de Tolimont, la 

Hulpe (Belgique). 18 Juni 1893. 

(Noodmunten.) 
Geoffrey Ch. Adams, Broadway 29, Nev: York. 8 Sept. 1893. 

Maurice Barbey, Manoir de Valleyres, Valleyres 

(Suisse). 
Roger Vallentin du Cheylard, Officier de Pln- 

struction publique, Receveur des Domaines, St. Pé- 

ray (France). — 

P. Bordeaux, Advocat, i» adjoint au maire, Bou- 
levard Maillot 98, Neuilly-sur-Seine. 24 Mei 1894. 
John Evans, Nash Mills, Hemel Hempstead (England). — 
Paul Ch. Strcehlin, Président de la Société suisse 

de numismatique, route de Chêne $4, Genève. 17 Juni 1894. 



3 J 9 

Albert Visart de Bocarme, rueSt.Jean 16, Bruges. $ Juli 1894. 
JULIUS Meili, Alpenquai 36 11 , Zürich. 14 Nov. 1897. 

Dr. Horatio R. Storbr, Washington-Street 58,Ne\r- 

port (R. I.) U. S. A. — 

Fred. Alvin, rue van Volsera 17, Ixelles. 26 Jan. 1898. 

Pier Pander, Beeldhouwer en Medaljeur, via No- 

mentana 143, Roma. 8 Okt. 1899. 

Paulin Tasset, graveur en médailles et monnaies, 

rue Séguier 3, Paris. — 

Baron Philippe Prisse, Ingénieur en chef, Directeur des 

Ponts et Chaussées, Boulevard Léopold 159, Anvers. 22 Mei 1900. 
J. P. Moquette, Prarabon (over Soerabaja). — 

(Ned.-Indie, M. in den meest uitgebreiden zin; 
G. uit den Hindoe-tijd.) 
J. M. Faddegon, Graveur, Villa du franc parleur, 

Montrouge sur Seine. 2 Juni 1901. 

Solone Ambrosoli, Conservatore del R. gabinetto 

numismatico di Brera, Milano. 16 Juli 1901. 

J. Chr. Lauer, Kleinweidenmuhle 12, Nurnberg. — 

F. Mazerolle, Directeur de la Gazette num. franc. 

et de corresp. histoire et archéol, rue Singer 2, 

Paris XVIe. — 

Godefroid Devreese, rue Quinaux n, Bruxelles. 18 Juli 1903. 

Grorge Macdonald, Headkceper of Hunter's Museum, 

Lilybank gardens 41, Glasgow. — 



22 



INHOUDSOPGAVE. 



i . Artikelen. 

Blz. 

Nederlandsche penningen 1864 — 1898. Deel II, 1879 — 

1890, door W. K. F. Zwierzina . .5, 87, 173, 239 
Considérations sur trois sceattas anglo-saxons identi- 
ques du cabinet numismatique de la Société frisonne 

k Leeu warde, door Mej. M. de Man 119 { 

De munt in de volkstaal, door J. E. TER GOUW. • 136 

Naschrift hierop. (Braspenning, kruis) 216 

Twee merkwaardige Oranjepenningen, door S. Wl- 

gersma Hz 205 

Eenige opmerkingen over gedenkpenningen uit de 

1* helft der 16e eeuw, door S. WlGERSMA Hz. . 271 
Gegraveerde penningen, door D r . H. J. DE DOMPIERRE 
de Chaufepié 283 

2. Bouwstoffen voor eene geschiedenis van het Neder- 
landsche Geld- en Muntwezen. 

Bijdragen tot de kennis van het middeleeuwsch geld- 
en muntwezen, geput uit de Cameraarsrekeningen 
van Deventer, (1337— 1384), door Aug. Sassen . 37 

Afleiding en verbinding Het Pond Groot van / 63. — 
en enkele anderen, door A. HüLLSTELLE. . . . 217 

3. In Memoriam. 
E. Ph. Erfmann 159 



321 

Th. Mommsen 160 

Mr. L. W. A. Besier 286 

4. Gemengde berichten. 

De muntvondst te Oudwoude en het zwaardje van 
Arum. — Muntvondst te Loosdrecht. — Aanvulling 
op Dirks 181 3— 1863. — Flabbe. — Napoleon I, 
vervaardiger van valsche munten. — De oudste 
munt — Veranderde stempels. — De Hilversumsche 
Inhuldigingspenning. — Munt-verzen. — Verslag 
Museum Utrechtsch Genootsshap. — Valkenberg of 
Valkenburg? — Munten met verhoogde waarde. — 
De fransche munt in 1902. — Een valsche munters- 
werkplaats in de gevangenis. — Een nieuw tijd- 
schrift. — Inhoudsopgaaf van Tijdschriften . . . 73 

Napoleon I, vervaardiger van valsche munten. — 
Aanvulling op DlRKS 181 3 — 1863. — Scheepjes- 
schelling. — Prijsvraag Arti et Industriae. — Een 
oordeel uit Duitschland over nederl. penningen. — 
Ned.-Belg. Ver. der vrienden van de medaille als 
kunstwerk. — Matapan. — Ergerlijke geldstukken. — 
Echte en nagemaakte St. Georgedaalders. — Kon. 
Kabinet. Katalogus Ned. penningen I. — Amsterd. 
huwelijks-penningen 18'" eeuw. — Les médailles et 
plaquettes modernes. — Een verlies voor het Rijks- 
museum. — Vorstelijk bezoek aan het Koninklijk 
Kabinet. — Inhoudsopgaaf van Tijdschriften. . . 161 

Onze pasmunt. — Aanvulling op DlRKS 181 3 — 1863. 
(Eerepenningen voor handboog- en scherpschutters 
van 1852). — Valsche spaansche peso's of piasters 
in 1 796 te Birmingham vervaardigd. — Uit de pers. 
(Nieuwe nederlandsche penningen. Munten van 
Guatamala.) — Ned.-Belg. Vereeniging van de 
vrienden der medaille als kunstwerk. — Verslag 
Friesch Genootschap 1902,03. — Verslag Koninkl. 



322 

Bk 

Kabinet 1902. — Verslag Museum Nijmegen 1902. — 
Verslag Museum Groningen 1903. — Inhoudsopgaaf 

van Tijdschriften 224 

Middenbrons van den romeinschen keizer DlDlUS 
Julianus, gevonden te Reimerswaal. — Eereprijs 
voor Handboogschutterijen 1852. — Landbouwten- 
toonstelling te Aarlanderveen. — Nieuw uitgekomen 
penningen. — Het Braziliaansche geldwezen. — Les 
médailles et plaquettes modernes. — Erratum. — 
Medische penningen, enz. — Verslag Museum Nij- 
megen over 1903. — H. N. Stuart, Catalogus der 
munten en amuletten van China, Japan, Korea en 
Annam, behoorende tot de num. verz. van het 
Bat. Gen. v. K. en W. — Essai sur les jetons et 
mddail'es des monnaies fran^aises, par J. FLORANGE. 
Extr. des annales des mines. — Inhoudsopgaaf 
van Tijdschriften, 287 

5. Bladvulling. 

Gouden Wilhelmina's 215 

Een eigenaardige penning 223 

6. Mededeehngen betreffende het Genootschap. 

Verslag der algemeene vergadering te Alfen Oudshoorn 

op 18 Juni 1904 236 

Jaarverslag van den Sekretaris 304 

Vergaderingen in 1904 306 

Aanwinsten Bibliotheek 307 

„ Numismatische Verzameling 310 

Rekening van den Penningmeester 1903 311 

Ledenlijst 312 

Inhoudsopgave van den jaargang 320 

Verwijzing der platen 323 



323 



VERWIJZING DER PLATEN. 



Plaat 



»» 



»i 



» 



•> 



w 



n 



»» 



I 


tegenover 


blz. 


5- 


II 


H 


i» 


119. 


III 


M 


i» 


173- 


IV 


»l 


ii 


205. 


V 


»> 


i» 


271. 


VI 


II 


ii 


280. 


VII 


II 


tt 


283. 


VIII 


II 


ii 


285. 



'ijiisclir. v. mimi- en ftgnningk 




753. Lichtdruk van H. K.L1LINMMW & Co., \\»m\™. iy». 



Tijdsckr. V. munt- en penningk. jaarg. 1904. 






♦ 



r. 



'jtlschr. v. munt- en penniugk jaarg. 1904. 




Tijdschr. v. mUnt- en pemiingk. jaarg. 1904 



IOHAN- VA- LEIDEN- CV- KONÏ^CK DER-WEDERDOPER- 
TI lO-.WONSTERW'A^^Éil^^fcJ-.RHAFTICH- cStF-R. 




{ 



» 
i 



Tijdschr. v. munt- en penningk, jaai-g. 19 






Lichtdruk van H. KLE1NMANN * Co., Haarlem. 



Tijdschr. v. munt- en penningk. jaarg. 1904. 




n 



■Tijdacfir. v. munt- en penningk jaarg. 1904. 




Lichtdruk "« II. KUUNMM<H » Co.. W»«\™ 



•T^dsehr. v. munt- en penningk jaarg. 1904. 




.ichidrnlt tui II. KUUKMMW * Co.. VtaaüVo* 



Tijdschr. v. munt- en pentüngk. jaarg. 1904. 



IniiAM.VX-l FIDF.X FY- KO NfXCK ' DERAXT.DERDOTER.- 

FRHAFTICH- t:*TTF.R- 




H^.CFACiESHic-CVT.T\'5 -KKAI'-CV StPTKVTENE/ 
REX- 'OCVOCÏScXöTt SCSf» 5 tT>- BREVE -T"E.PV'5 EGO 

HENPJCV5ALDÏlGKE.VFJ<-ÜVXATiE!FAGiE,BAT' 

■Anno-m • d - xxxvl- 

OOTTES- A\ACHT-iST-JWYN- CBACHT- 






11 II. Kl.KtNMANN & t 



Tijdschr. v. munt- en penningk. f'aarg. 1904. 






Lichtdruk van H. KLEINMANN * Co., Haarlem.