Google
This is a digital copy of a bix>k thal was preserved lor gcncralions on library shelves bel ore il was carefully scanned by Google as part ofa project
to makc the world's books discovcrable onlinc.
Il has survived long enough Tor ihe copyright lo expire and the book to enter the public domain. A public dom ai n book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past. representing a wealth ol'history. culture and knowledge that 's ol'len dillicult to discover.
Marks. notations and othcr marginalia present in the original volume wil] appcar in this lile - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and linally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries lo digili/e public domain malerials and make ihem widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merel y iheir cuslodians. Neverlheless. ihis work is expensive. so in order lo keep providing ihis resource, we have laken sleps lo
prevent abuse by commercial parlics. iiicliiJmg placmg lechnical reslriclions on aulomated querying.
We alsoask that you:
+ Make non -commercial u.se of the files We designed Google Book Search for use by individuals. and we requesl ihat you usc these files for
personal, non -commercial purposes.
+ Refrain from tmtointiteil //nerying Do nol send aulomaled queries of any sorl lo Google's syslem: II' you are conducling research on machine
translation. oplical characler recognilion or olher areas where access lo a large amounl of lexl is helpful. please conlacl us. We encourage the
use of public domain malerials lor these puiposes and may bc able to help.
+ Maintain attribution The Google "walermark" you see on each lile is essenlial for inlbrming people aboul ihis project and hclping them lind
additional malerials ihrough Google Book Search. Please do nol remove it.
+ Keep it legal Whatever your use. remember that you are responsible for ensuring ihat whai you are doing is legal. Do nol assume that just
bccausc we believe a book is in ihc public domain for users in the Uniied Staics. thai the work is also in ihc public domain for users in other
counlries. Whelher a book is slill in copyright varies from counlry lo counlry. and we can'l offer guidancc on whelher any specilic use of
any specilic book is allowed. Please do nol assume ihal a b(K>k's appearance in Google Book Search means it can be used in any manncr
anywhere in the world. Copyright infringemenl liability can bc quite severe.
About Google Book Search
Google 's mission is lo organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover Uie world's books while lielpmg aulliors and publishers ivacli new audiences. You eau search llirougli ihe lïill lexl of this book uu ihe web
al |-\:.:.^: / / böökj . qooqle . com/|
Google
Dil is een digitale kopie van een boek dal al generaties lang op hihliollieekplanken heeft gcslaan. maar iili zorgvuldig is gescand dooi" Google. Dal
doen we omdat we alle boeken ter wereld on line k-se hik baar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het bock nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dal nooit onder het auteursrecht is gevallen, ol' waarvan de wettelijke auleursrechllemiijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stern uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in hel origineel stonden, worden weergegeven in dil bestand, als herinnering aan de
lange reis die hel boek heelt gemaakt van uilgever naar bibliotheek, en uileindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen mei bibliotheken om materiaal uit hel publieke domein te digitaliseren, zodal het voor iedereen beschikbaar wordl. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan hel publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst ie kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals hel plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen wc u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-conunerciêle doeleinden We hebben Zoeken naar boeken mei Cioogle ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niel-coniniercië.le doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar hel systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische lekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u loegang nodig heefl lol grole hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uil hel publieke domein ie gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendouisvurklaring staan liet "watermerk"' van Google dal u onder aan elk bestand ziet. dient om mensen informatie over het
project Ie geven, en ze te helpen eslra materiaal Ie vinden met Zoeken naar boeken mei Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wal u ook doel. houd er rekening mee dal u er zelf verantwoordelijk voor beni dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uilgaan dal wanneer een werk beschikbaar lijkt ie zijn voor het publieke domein in de Verenigde Slaten. hel ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust. verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dal u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google slaat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informatie wereld wijd toegankelijk en bruikbaar Ie maken. Zoeken naar boeken met Google helpl lezers boeken uit
allerlei landen ie ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dil boek doorzoeken
op het web via |http: //books .google .com|
TIJDSCHRIFT
VAN HKT
KONINKLIJK NEDERLANDSCH GENOOTSCHAP
VOOR
MUNT EN PENNINGKUNDE
TIJDSCHRIFT
VAN HET
KONINKLIJK NBDKRLANDSCH GENOOTSCHAP
VOOR
MUNT- en PENNINGKUNDE
ONDER DE ZINSPREUK
„Concordia res parvae crescunt"
TE
AMSTERDAM
12 e Jaargang.
AMSTERDAM
JOHANNES MULLER
1904
SC HU LMAN
RT
CJ
T44a
%JL'
.KP2
7^. IZ
Nederlandsche Penningen 1864—1898,
DOOR
W. K. F. ZWIERZINA.
Deel II, 1879 — 1890.
652. 1885. x 3 Juli.
Opening van het Rijksmuseum te Amsterdam.
Vz. Het rijksmuseum in vogelvlucht gezien.
Omschrift in parelrand : ^ ryks • mvsevm • te •
AMSTERDAM • ONDER • DE • REGEERING • VAN •
KONING • WILLEM • III • GEOPEND • 13 • JVLI • 1885
Kz. De faam, in de rechterhand een bazuin,
in de linker een lauwertak, vliegt naar rechts.
Omschrift in parelrand: >)c minister • van •
BINNENLANDSCHE • ZAKEN - M* • J • HEEMSKERK • Al
# ARCHITECT • P • J • H • CUYPERS
Onder tegen den rand : l. jonger, d. j. p. m. menger, f.
Brons, 66 m.M. Verz. Z.
Oranjepenningen 1373.
Het K. B. d.d. 4 Maart 1883, regelende de organisatie van het
rijksmuseum, bepaalt, dat dit omvat: a. het rijksmuseum van schil-
derijen, b. het rijkskabinet van prenten en teekeningen, c. het
nederlandsch museum van geschiedenis en kunst, d. de rijksveria-
meling van kunstwerken van moderne meesters, e. het aan Amsterdam
behoorende museum-VAN der Hoop, /. de van die gemeente in
bruikleen ontvangen kunstvoorwerpen en oudheden, g. de van ver-
eenigingen en partikulieren in bruikleen ontvangen kunstvoorwerpen,
I
h. de rijksverzameling gipsafgietsels van beeldhouwwerken, j. de tot
een boekerij vereenigde boek- en plaatwerken, behoorende bij de in
het museum opgenomen verzamelingen en instellingen. Voor het te
stichten gebouw werd een prijskamp uitgeschreven tusschen de archi-
tekten Cuypers, Ebrrson en Vogel. Het ontwerp van eerstgenoemde
werd gekozen.
Het gebouw, gelegen aan de Stadhouderskade, is in baksteen
opgetrokken, gebouwd op een plein van 30,000 M 2 en heeft eene
oppervlakte van 10,000 M s ; het rust op 8000 palen en werd op
13 Januari 1885 (den geboortedatum van Karel den Groote) ingewijd,
een half jaar later voor het publiek geopend en kosteloos toegan-
kelijk gesteld, van 1 Mei — 31 Augustus, uitgezonderd Maandags, van
10 — 5, verder van 10—4 uur, Zondags van I2 l j^ tot het sluitingsuur.
652 \ Als voren.
In den Cat. Schulman, 19 Dec. 1898, vind
ik een tinnen proef vermeld van een niet-uit-
gegeven penning met de faam en de op- of
omschriften: if onder de regeering • v. z. m.
KONING • WILLEM • III • M R . J. HEEMSKERK • A z .
MINISTER • V. BINNENL. ZAKEN • ZYNDE — IN 1877
BEGONNEN • EN • GEOPEND • l8 • JVLI • 1885.
71 m.M.
053. 1885. 13 Juli.
Ter eere van Dr. P. J. H. Cuypers,
bouwmeester van
het Rijksmuseum te Amsterdam.
Vz. Zijn links gewend borstbeeld, daaronder:
L. JONGER. D.
Op de afsnede van den hals : j. p. m. f.
Omschrift in parelrand : * petrus • josephus •
HUBERTUS • CUYPERS • GEBOREN • TE • ROERMOND •
l6 • MEI • 1827.
Kz. In parelrand, omgeven door een lauwer-
krans :
DEN
ONTWERPER EN
BOUWMEESTER VAN
HET RYKS MUSEUM
TE AMSTERDAM
BIJ DE VOLTOOIING
EN OPENING
VAN DAT GEBOUW
AANGEBODEN
Brons, 50 m.M., Verz. Z. Kz. door W.
SCHAMMER.
Tijdschrift 1894, blz. 28.
P. J. H. Cuypers werd geboren te Roermond 16 Mei 1827 en
maakte zijne bouwkundige studiën te Antwerpen, waar hij in 1849
met den prix d'excellence werd bekroond; later bekwaamde hij zich
onder Viollkt-le-Duc. Tal van kerken en schoolgebouwen, zoowel
in Nederland als in België, Duitschland en Noorwegen kwamen naar
zijne ontwerpen tot stand, de bouw van het Centraal-Station te
Amsterdam, de restauratie van den kruisgang aan den dom te Utrecht,
van het kasteel de Haer, van beroemde kerken, als de dom te
Worms en die te Mainz, werden hem opgedragen. Hij werd den
22««n Juni 1885 door de universiteit van Utrecht benoemd tot doctor
honoris causa in de wis- en natuurkunde In 1897 werden hem bij
gelegenheid van zijn 7o»ten verjaardag, zoowel te Amsterdam als te
Roermond, warme ovaties gebracht, terwijl H. M. de Koningin- Weduwe
hem benoemde tot kommandeur in de Orde van den Nederlandschen
Leeuw, aldus met het gansche land hulde brengend aan dezen grooten
Nederlander.
«54. 1885. 18—23 Juli.
7 de Eeuwfeest der stichting van
's-Hertogenbosch.
Vz. De stedemaagd en face, staande tusschen
8
het oude en het nieuwe wapen der stad, op den
achtergrond de St. Janskerk en andere gebouwen.
Boven op een banderol:
I 185 :+: S. HERTOGENBOSCH >(C 1885
Kz. Omschrift: feestviering van het 700 -ja-
rig BESTAAN DER STAD.
In een lauwerkrans in het veld:
HULDEBLIJK
NAMENS
DE BURGERIJ AAN
DE
FEESTCOMMISSIËN
l8 — 23 JULI 1885
Goud, zilver en brons, 45 m.M., Verz.
Snoeck, Bijdragen, 2 dc druk, n°. 570.
Geslagen werden 2 ex. in goud, 8 ex. in zilver, 19 ex. in brons,
daarna werden de stempels vernietigd. Ze werden naar een ontwerp
van L. C Hezenmans vervaardigd in de fabriek van van Kempen
te Voorschoten. (Zie Tijdschrift 1898, blz. 36 e. v.) Ze waren ver-
gezeld van eene oorkonde (kalligrafie Th. van Kempen), vertoonende
boven in de omlijsting bet bossche wapen tusschen de jaartallen
1 185 en 1885, onder de spreuk: „De Stadt, die hare vromen, wijsen,
vernuften, borgeren eert, eert haerselven meest" en luidt: De Bur-
gerij van 's Hertogenbosch, bij het sluiten van het zevende eeuwfeest
der Stad, op Donderdag 23 Juli 1885, hulde brengend aan de waar-
dige en voortreffelijke wijze, waarop uit feest is ontworpen en ten
einde gebracht,
heeft goedgevonden,
als bewijs van erkentelijkheid aan de feestcommissien die zich zoo
uitstekend van die taak kweten,
aan te bieden deze huldeblijken.
(Volgen de namen der leden van de kommissien en de ondertee-
keningen der 15 leden van de huldeblijkkommissie.
655. Als voren.
Vz. Het gekroonde wapen van 's-Hertogen-
bosch, waarnaast: r. v. & l. (rouppe van der
voort en LEWIN.)
Omschrift :
's-HERTOGENBOSCH
* i 185 — 1885 *
DER
+ GOUD- *
EN
Tin, 28 m.M., Verz. Z. Bijdragen, 2^ druk,
n°. 569.
(Slechts 5 ex. in brons werden geslagen.)
Deze penningen werden verkrijgbaar gesteld gedurende den his-
torischen optocht, voorstellende bet ontstaan, den bloeitijd en den
tegen woordigen tijd der stad 's-Hertogenbosch, gehouden op Maandag
20 Juli 1885 {Tijdschrift 1898, blz. 35 e. v.)
Bij gelegenheid van dit feest werd aan de gemeente den Bosch,
door het Departement van de Maatschappij „tot Nut van het Alge-
meen" aldaar, eene wandschildering aangeboden, vervaardigd door
den bosschen kunstschilder J. Derkinderen, voorstellende de stichting
der stad, welke 22 Januari 1893 w-rd onthuld en geplaatst is tegen
den linker-zijwand van de vestibule van het stadhuis. Nederlandsche
kunstminnaars en vermogende Bosschenaren droegen den schilder
later op, ook den rechter-zijwand van eene muurschildering te voor-
zien, welke hoofdzakelijk betrekking hebbende op den bouw der
kathedraal van Sint Jan, 26 November 1896 plechtig onthuld en aan
de gemeente overgedragen werd.
's-Hertogenbosch werd in 1185 (volgens anderen in 1184) gesticht
door hertog Godfried III in de nabijheid van het hertogelijk jachtslot
aan de Dieze, in 1 196 werd met den bouw der vestingmuren door
hertog Hendrik I begonnen en in 1280 den bouw der St Janskerk
IO
aangevangen. Jan II stichtte in 1302 de waag, terwijl Jan III in
1324 de weekmarkten invoerde. Ondanks zware branden (14 18,
1419 en vooral 1463), groote sterfte (1421), pestziekte (1439— 1442),
watervloed (1446), oorlog en oproer, benevens zware geldelijke
opofferingen voor hare hertogen, bloeide de stad toch telkens weder
op. De onstuimige tijd der hervorming ging voor haar vrij rustig
voorbij. In 1577 schaarde zij zich aan de zijde van den Prins van
Oranje, doch gaf zich 20 December 1579 weder aan de spaansche
partij over, werd in 1601 en 1603 te vergeefs belegerd door prins
Maurits en eerst 14 September 1629, na sedert 30 April te voren
belegerd te zijn geweest, door prins Frederik Hendrik genomen.
In 1672 en 1673 trachtten de franschen te vergeefs de stad te ver-
overen; beter slaagden zij in 1794, toen de stad door Pi c heg RU werd
ingenomen, doch 5 Januari 18 14 werden zij door de burgerij ver-
dreven (zie n'\ 2), waarna de stad nederlandsch bleef en hoofdstad
der provincie Noord-Brabant werd.
Een gedenksteen, geplaatst in een der wanden van het boven -
portaal van het raadhuis, bewaart de herinnering aan dit 7de eeuwfeest.
656. 1885. 3 Augustus.
Festival te Helmond.
Vz. Links gewend hoofd van Z. M. Koning
Willem III, daaronder staat : ch. wurden, brussel.
Omschrift: willem ui koning der Neder-
landen g. h. v. L.
Kz. Een lier, omgeven door twee saam-
gebonden lauwertakken, waardoor zich een
lint slingert, daarboven een stralenschietende
vijfpuntige ster.
Op het lint: 3 aug festival helmond 1885
Brons verzilverd, met oog en ring, 51 m.M.,
Verz. Z. Bijdragen, 2 dc druk, n°. 571.
Elk der deelnemende fanfarekorpsen ontving een dergelijken pen-
ning voor zijn vaandel. Volgens mededeeling van den heer Aug.
Sassen te Helmond, werden 40 ex. geslagen. Het festival ging uit
van de fanfare „Phileutonia".
II
657. 1885. 8 Augustus.
i stc Partieel e bondsuitvoering van het Neder-
landsch Gymnastiekverbond te Enschedé.
Vz. Het gekroonde wapen van Enschedé,
met twee leeuwen als schildhouders.
OmSChrift : GYMNASTIEK- EN SCHERM-VEREENIGING „ACH1LLES"
ENSCHEDE
Kz. De links gewende gekroonde neder-
landsche leeuw, met zwaard en pijlbundel.
Omschrift: * eerste partiëele bondsuit-
voering TE ENSCHEDE ir 8 AUGUSTUS 1885
Tin en koper verguld, 30 m.M.
Eigendom van het N. G. V.
658. 1885. 31 Augustus.
5 dc Verjaardag van Prinses Wilhelmina.
Vz. Borstbeeld der Prinses bijna en face.
Omschrift binnen parelrand:
PRINSES WILHELMINA
31 AUGUSTUS
Kz. Glad veld, omgeven door een parelrand.
Zilver, met oog, 16 m.M., Verz. Z.
Oranjepenningen 1374.
Werd veel aan de z.g. bedelarm banden gedragen; op het gladde
veld werd dan de naam van den schenker of de schenkster
gegraveerd.
659. 1885. 9 en 10 September.
Prijspenning der roei- en zeilvereeniging
„de Amstel", te Amsterdam.
Vz. Het klubgebouw, met drie vlaggen
getooid.
12
Omschrift :
ROEI- EN ZEILVEREENIGING DE AMSTEL
• AMSTERDAM •
Kz. Glad.
Zilver, met oog en ring, 22^m.M. Eigendom
van B. C. Schouten, te Alfen. (Gouwesluis.)
Deze penning is uitsluitend geslagen en uitgereikt bij gelegenheid
der tweedaagsche roei- en zeilwedstrijden, op 9 en 10 September 1885,
bij de inwijding van het verenigingsgebouw en het elfjarig bestaan
der vereeniging.
„De Amstel", opgericht 11 September 1874, nam de in 1875
opgerichte roeivereeniging „Fortuna" in 1891 in zich op.
660. 1885. 20 September.
Partiëele bondsuitvoering van het Neder-
landsch Gymnastiekverbond te Purmerend.
Vz. = n°. 637.
Kz. Het gekroonde wapen van Purmerend.
Omschrift :
PARTIEELE BONDSUITVOERING, 20 SEPTEMBER 1885
TE PURMEREND <*>
Brons, met oog en ring, 40 m.M. Eigen-
dom van het Nederlandsch Gymnastiekverbond.
661. 1885. 25 September.
50-jarig Huwelijk van
M R . L. N. Graaf van Randwijck en
Jonkvrouwe C. J. H. Ph. van Vredenburgh,
te 's-Gravenhage.
Vz. De borstbeelden (accolés) van het gouden
echtpaar rechts gewend, daaronder : j. p. m. menger, f.
13
Omschrift: S> god was en blijve met ons.
Kz. In het veld, onder een lauwerkrans:
GOUDEN BRUILOFT
VAN
GRAAF VAN RANDWIJCK
EN
J™. VAN VREDENBURGH
25 SEPTEMBER
1885.
Omschrift: 8> met 4 kinderen 3 behuwd
EN 9 KINDSKINDEREN GELUKKIG EN DANKBAAR
GEVIERD
Brons, 51 m.M., Verz. Teijler.
Mr. Louis Napoleon graaf van Randwijck werd geboren te
Amsterdam 2 Mei 1807, was lid der ridderschap van Gelderland en
achtereenvolgens staatsraad-gouverneur van Drenthe en van Gelder-
land, 12 Oktober 1846 — I Januari 1848 Minister van Binnenlandsche
Zaken, daarna tot 25 Maart 1848 van Buitenlandsche Zaken en lid
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hij was grootmeester
van het huis van H. M. Koningin Sophie, kommandeur Nederland-
sche Leeuw, ridder eerste klasse gouden Leeuw van Nassau, groot-
kruis Eiken kroon en overleed te VGravenhage, 4 December 1891.
In Middelburg huwde hij 25 September 1835 met Jonkvr. Claire
Julie Helene Philippinb van Vredenburgh, geboren te Amsterdam,
1 Februari 181 1, dame du palais der Koninginnen Anna Paulo wna
en Sophie, overleden te 's-Gravenhage 1 Juli 1899.
661 A 1885. 1 Oktober.
Bedevaart naar S l . Willibrord
Vz. Het kerkje van S l . Willibrord, daar-
onder in de afsnede : sint willibrord
E. V. W. B.
Omschrift :
WEES DUIZENDMAAL GEGROET MARIA
Kz. Een in een grot staand, door een stralen-
krans omgeven Mariabeeld, waarvoor een
vrouw geknield ligt.
In de afsnede:
IK BEN DE ONBEVLEKTE
°*TVANGEtf lS
Ovaal, met oog, 21 bij 17 m.M., Verz.
Snoeck. Tijdschrift 1894, blz. 212 en Bij-
dragen 2 de druk, n°. 622.
In 1841 werd het vroeger beruchte Rucphensche Heike met een
90-tal omliggende woningen onder de gemeenten Rucphen en Sprundel,
Etten en Leur, en Hoeven en St. Maartenspolder vereenigd tot eene
zelfstandige parochie, welker onder patronaat van den H. Willi-
urordus gestelde kerk 20 December 1841 werd ingewijd. Nabij
die kerk werd in 1885 een grot gebouwd in navolging van die te
Lourdes, waar de geloovigen ter bedevaart heengaan en als herin-
nering het boven beschreven draagpenninkje medebrengen.
662. 1885. 17 Oktober.
Prijspenning van het concours hippique
te Amsterdam.
Vz. Het gekroonde wapen van Amsterdam
tusschen twee saamgestrikte eike- en lauwer-
takken.
Kz. Een aan een strik hangende cartouche,
met langwerpig vierkant glad schild. Omschrift :
CONCOURS HIPPIQUE
AMSTERDAM.
Zilver verguld, 58 m.M.
Door 's rijks stempelsnijders.
15
Eigendom van den Heer Arnold Jurgens
te Nijmegen.
663. 1885. 18 Oktober.
Herroeping van het edikt van Nantes,
en toelating der fransche uitgewekenen in de
Vereenigde Provinciën, na 200 jaar herdacht.
Vz. De nederlandsche leeuw, in de rechter
voorpoot speer met vrijheidshoed, in de linker
pijlbundel, links gewend, staande in een z. g.
hollandschen tuin.
Omschrift :
RÉVOCATION REKUGE RECONNAISSANCE
Onder den tuin staat : t. kuon. f.
Kz. In een krans van doornen en leliën:
1685
l8 OCT E
1885
Omschrift: aux provinces unies terre de
REFUGE DE NOS ANCÊTRES
Zilver en brons, 55 m.M., Verz. Z.
Hendrik IV gaf in het in April 1598 te Nantes bekend gemaakte,
in 1599 door de parlementen geverifieerde en daardoor tot rijkswet
verheven edikt, aan de hervormden het recht tot vrije godsdienst-
uitoefening op bepaald aangegeven plaatsen, gelijke rechten als andere
staatsburgers, erkenning en bezoldiging hunner predikanten, enz.
Lodewijk XIV begon met dit edikt op allerlei wijze te ontduiken
en herriep het ten slotte in Oktober 1685, op grond dat zijne
bemoeiingen, om de afvalligen weder tot de kerk terug te brengen,
zulk een goeden uitslag hadden gehad, dat het grootste en beste
deel zijner onderdanen reeds tot de kerk was teruggekeerd en het
edikt dus overbodig was geworden! Alle kerken moesten verwoest
i6
worden, godsdienstoefening, zelfs in de huizen, werd op verbeurte van
het geheele vermogen verboden, de predikanten, die hun geloof niet
wilden afzweren, moesten binnen 14 dagen Frankrijk verlaten hebben,
of werden anders naar de galeien verwezen. Omstreeks 450,000
vlijtige en goede burgers ontvluchtten hun vaderland, voornamelijk
naar Nederland, Brandenburg en andere streken van Duitschland,
waar zij met open armen werden ontvangen.
«64. 1885. Oktober.
Tentoonstelling in den Planten- en Dierentuin,
te Batavia.
Vz. als n°. 56.
Kz. In een lauwerkrans:
PLANTEN- EN DIERENTUIN
TM
BATAVIA
Brons, 40 m.M., Koninklijk kabinet.
Tijdschrift 1895, blz. 40.
665. 1885. 8 December.
500-jarig bestaan van het Waterschap
Heykop, genaamd „Lange Vliet".
Vz. In het veld :
*°* *%
^ GEVIERD •/
Os '/
A 8 DECEMBER *
1885
Kz. In het veld:
i7
WATERSCHAP
HEYKOP
GENAAMD LANGE VLIET
„GHECONSENTEERT"
DOOR
FLORIS
VAN WEVELINCHOVEN
8 DECEMBER
1385
Brons, 51 m.M., Verz. Z.
Geslagen aan 's rijks munt, in 35 ex. uitsluitend in brons en, ten
huize van den toenmaligen hoogheemraad Mr. du Marchie van
Voorthuijzen, uitgereikt aan den dijkgraaf, de 16 hoofdingelanden,
de besturen van de in het waterschap gelegen kleinere waterschappen
West-Raven, Nedereind van Jutfaas, Oudenrijn en IJselveld, benevens
aan drie oud-hoogheemraden, twee oud-sekretarissen, een oud-kameraar
en den algemeenen opzichter van het waterschap, eindelijk aan
Mr. S. Muller, te Utrecht.
Dit oudste waterschap in de provincie Utrecht, gelegen onder de
gemeenten Utrecht, Jutfaas, IJselstein, Oudenrijn, Veldhuizen, Vleuten,
Kockengen, H aarzuil n, Laagnieuwkoop, Breukelen, Teraa, Ruwiel
en Loenen, groot pi. m. 4000 Hektaren en door twee stoomgemalen
hemalen, werd bij open brief van 8 December 1385 opgericht door
Floris van Wevkunchoven, die van 1379 — 1394 bisschop van
Utrecht was en veel voor de verbetering der waterstaats- toestanden
in zijn bisdom deed. In 1900 verscheen bij J. van Druten te
Utrecht, ecne door den sekretaris-penningmeester van de „Lange
Vliet", F. A. R. A. Baron van Ittersum bewerkte geschiedenis van
dit oude waterschap.
060. 1885. 22 December.
Gouden penning, door de gemeente Heusden
aangeboden aan het kamerlid H. Serkt.
Vz. Het gekroonde wapen van Heusden.
i8
Kz. De
GEMEENTE HEUSDEN
AAN DEN
VOLKSVERTEGENWOORDIGER
den Heer H. Seret,
NAAR AANLEIDING
VAN DE AANNEMING VAN
DIENS AMENDEMENT
BRUG MAASMOND
OP 22 DECEMBER
1885.
Goud, (29 gram), 40 m.M. , gegraveerd.
(Uniek.)
Bijdragen, 2 de druk, n°. 575.
Zie de wet van 25 Januari 1886, {Staatsblad n<>. 29), tot vast-
stelling van het 9de Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar
1886, „art. 40a, kosten van den bouw eene brug te Heusden ...
Memorie."
De penning is volgens de Prov. Noordbr. en 's-/fert. Courant,
d.d. 2 Maart 1886, no. 25, 2c blad, den 25»*« n Februari 1886, den
Heer Seret aangeboden, in sierlijk palisanderhouten doosje met
begeleidend schrijven.
6«7. 1885. December.
Opening van het nieuwe gymnasium
te Amsterdam.
Vz. Het gekroonde wapen van Amsterdam.
Omschrift: * gymnasium *
AMSTELODAMENSE
19
Kz.:
AAN DE
OPENING
VAN HET
NIEUWE GYMNASIUM
Zilver, 23 m.M., ook in tin met oog, aan
zwart-rood lint. Verz. Z.
<W»8. 1873— 1885.
Oorlog op Atjeh.
Gesp, als beschreven onder n°. 127, met het
opschrift :
atjeh 1873 — 1885.
K. B. 6 Juli 1886, no. 33. De gerechtigden zijn bevoegd dezen
te verwisselen tegen den bij K B. d.d. 21 Juni 1897, no. 31, inge-
stelden gesp met opschrift: atjeh 1873 — 1896.
«69. 1884— 1885.
Tooneelwedstrijd te Wageningen.
Vz. In het veld:
WAGKNINGEN
1884— 1885
* A ' G K2ELLIG W>*
Kz. In het veld:
20
HERINNERING
WEDSTRIJD
1884— 1885
Brons, 41 m.M., Verz. Roest.
670. 1885.
Prijspenning der gemeente Nijmegen.
Vz. De met de keizerskroon gedekte dub-
bele adelaar, met het nijmeegsche wapen op
de borst, daaronder in boog:
GEMEENTE NIJMEGEN
Kz. Glad veld, omgeven door zeer fraaien
rand.
Goud, zilver en brons, 42 m.M., door Begeer.
671. 1885.
TiLANUS-medaille, uitgereikt wordende door
het Genootschap ter bevordering van Natuur-,
Genees- en Heelkunde, te Amsterdam.
Vz. Het iets naar links gewend borstbeeld
van Prof. Tilanus, ter zijde : j. elion, f.
Omschrift :
* C. B. TILANUS CHIR. PROF. AMSTELOD. *
NAT. MDCCXCVI OBIIT MDCCCLXXXIII.
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans. Omschrift:
SOCIETAS • CHIRÜRGICA • AMSTELiEDAMENSIS •
INITA • MDCCXC.
Brons, 55 m.M., Kon. Kabinet.
21
Christiaan Bernard Tilanus werd 13 December 1796 te Har-
derwijk geboren, studeerde te Utrecht en pi omo veerde aldaar in
1819, waarna hij zijne studiën te Parijs voortzette en zich te Arnhem
als geneesheer vestigde. In 1828 benoemd tot hoogleeraar in de
heel- en verloskunde te Amsterdam, bleef hij dit ambt tot 30 Sep-
tember 1873 bekleeden en overleed te Amsterdam, 8 Augustus 1883.
Het Genootschap ter Bevordering van Natuur-, Genees- en Heel-
kunde te Amsterdam, waarvan hij zoo vele jaren een der uitstekendste
leden was, stelde als hulde aan zijne nagedachtenis deze medaille in,
welke om de 5 jaren wordt uitgereikt aan dengene, die in de afge-
loopen 5 jaren het meest in Nederland heeft bijgedragen tot de
bevordering der heelkundige wetenschappen in de ruimste beteek enis
van het woord, o. a. in 1900 uitgereikt aan C. de Mooij, gepens.
dir. officier van gezondheid, te 's-Gravenhage.
De Kz. is die van den ouden penning, beschreven bij van Loon,
verv. n<>. 791. Zie de noot bij n<>. 534.
672. 1885.
Prijspenningen der Geldersch-Overijsselsche
Maatschappij van Landbouw.
Vz. De wapens van Gelderland en Over-
ijsel, gedekt door een kroon, omgeven door
een krans van eikeloof en korenaren.
Ümschrift :
GELDERSCH OVERIJSSELSCHE MAATSCHAPPIJ
VAN LANDBOUW • 1846 1883 •
Kz. Glad veld, waarin boven een lauwer-
krans, onder een ploeg.
Brons, 48 m.M., Verz. Z. Vz. door W.
Schammer. Kz. door J. P. M. Menger.
673. Als voren.
Geheel gelijk aan den vorigen, doch groot
35 mM -
2
22
Leidsch penningkabinet.
Deze maatschappij werd opgericht in 1845 en stelt zich ten doel
het bevorderen der belangen van akkerbouw, tuinbouw, houtteelt,
veeteelt en zuivelbereiding.
H. M. de Koningin-Moeder is beschermvrouw.
674. 1885.
Prijspenning der Arnhemsche Vereeniging
ter Beoefening van Terreinrijden. .
Vz. Een rechts staand gezadeld paard, daar-
onder het wapen van Arnhem.
Omschrift :
ARNHEMSCHE VEREENIGING ter
BEOEFENING van TERREINRIJDEN
Brons, 40 m.M., door J. A. de Vries. Verz.
Roest.
675. 1885.
Familiepenning.
Vz. Drie vazen met oranje Pboomen.
Omschrift: wol dem der frevde an seinen
KINDERN BELEBT
In de afsnede: das hilf herr
ZEBAOTH
Kz. Op twee geschiedtafelen :
DV AVF
SOLD
DAS
DEINEN
VATER DIRS
VND
WOIIL
MVTTER
EHREN GEHE
Brons, 22 m.M., Leidsch penningkabinet; in
1885 aan \s Rijks munt geslagen naar een
penninkje in het bezit van Mr. C. W. B.
Scholten te Amsterdam.
676. 1885.
Eerepenning der maatschappij van
Canarivogels, door A. C.
Zilver, 35 m.M. Cat. Smits van Nieuwer-
kerk, n°. 3694.
Te vergeefs opgevraagd in het Tijdschrift.
676\ 1885.
Land- en tuinbouwtentoonstelling te Echt.
Vz. Het wapen van Echt, hangend aan een
lint, dat door een rechts gewenden, staanden,
gekroonden leeuw wordt vastgehouden.
Omschrift: landbouw casino te echt
Kz. Geheel gelijk n°. 649 A , doch met het
jaartal 1885.
Brons verguld, 40 m.M., door E. Alard.
676*. 1885.
Penninkje met de borstbeelden van het
Koninklijk gezin.
De tegenover elkander geplaatste borst-
beelden van HH. MM. Koningin Emma en
Koning Willem III (in generaals-uniform), onder
omgeven door een bloemguirlande.
24
Omschrift boven, op twee regels:
WILLEM III KONING EN EMMA KONINGIN
DER NEDERLA NDEN
Alles in parelrand.
Kz. In versierden cirkel het aanziend borst-
beeld van prinses Wilhelmina.
Omschrift : wilhelmina kroonprinses der
NEDERLANDEN
Alles in parelrand.
Zilver, 24 m.M., Verz. Wigersma.
Het borstbeeldje op de Kz. schijnt bewerkt te zijn naar hetzelfde
portret, dat voor n». 658 heeft gediend, waarom deze penning op
1885 is geplaatst.
676 c . 1885.
Prijspenning der Vereeniging „de Postduif',
te Eindhoven.
Vz. Het gekroonde wapen van Eindhoven
tusschen saamgeknoopte lauwertakken.
Omschrift: vereeniging de postduif
* eindhoven *
Kz. Glad veld, omgeven door samenge-
strikte lauwer- en eiketakken.
Brons, 42 m.M., Verz. Z.
Ontbreekt in Bijdragen^ 2<ie druk. Uitgeloofd voor een wedvlucht
van Orleans, op 21 Juni 1885, blijkens gegraveerd opschrift op
de Kz.
677. 1886. 17 Februari.
ioojarig bestaan der vrijmetselaarsloge
„de Geldersche Broederschap", te Arnhem.
25
Vz. Binnen een koord zonder eind, waarin
negen knoopen:
TER
HERINNERING
AAN HET
HONDERDJARIG BESTAAN
VAN DE
VRIJMETSELAARSLOGE
DE GELDERSCHE
BROEDERSCHAP
IN HET O .'. VAN ARNHEM
17 FEBRUARI
1786. 1886.
Beneden links : br .-. l. h. eberson. inv.
en rechts : br .-. de vries. fec.
Kz. Onder een stralenschietend alziend
oog, drie vereenigde handen, waaronder twee
lauwertakken, daaromheen een band met het
opschrift :
AMICITIAE FUNDAMENTUM VIRTUS G .'. B .*.
Boven den band een vijfpuntige ster.
Het geheel omgeven door twee saamge-
strikte eike- en akasiatakken.
Zilver en brons, 49 m.M., Verz. Roest.
Slechts 3 ex. in zilver en 12 in brons, mede-
deeling van den Heer L. H. Eberson, door
wien de penning werd aangeboden.
Revue beige 1886, pag. 333.
Roest, Ver 2. Groot-Oosten, blz. 20.
26
678. i886. 9 Maart.
50-jarig huwelijk van Jhr. B. de Jong van
Beek en Donk en J. A. van der Colff.
Vz. De saamgestrikte wapens van de Jong :
links gewend hoofd van blauw op gouden
veld, en van der Colff: drie faasgewijze
kolven van groen, boven een Salomo's zegel
van op zilver veld, gedekt door de jonk-
heerskroon, daaronder:
aurea ridenti maneat
concordia vultu
auces cat domus soboles
optata perennet
Omschrift:
® JOHANNA ALBERTA VAN DER COLFF ET
JH R . BENJAMIN DE JONG VAN BEEK EN DONK
Kz. Onder een stralenschietend alziend
oog, een lauwerkrans rustende op een hart,
hetwelk steunt op twee saamgevouwen handen.
Daaronder een altaar, waartegen twee hoorns
van overvloed bevestigd zijn en waarop het
getal: 50
In de afsnede: ix mart
mdccclxxxvi
Omschrift: aureum hunc aureis sacramus
NUPTIIS NUMMUM.
Brons, 42 m.M., door W. Schammer. Verz.
Snoeck.
27
Tijdschrift 1896, blz. 169 en afgebeeld
PI. V, n*. 2.
Bijdragen, 2 de druk, n°. 573.
«7». 1886. 27 Maart.
250-jarig bestaan der Utrechtsche Hoogeschool.
Vz. De verlichting, in de gedaante eener
zittende vrouw, en face, met ster op het hoofd,
in de rechterhand een brandende fakkel, in
de linker een gedenksteen, waarop:
1636
1886
*
Opschrift: lvcet non vrit
In de afsnede : c. j. begeer utrecht ed.
Kz. Een vlammende zon, waarvan de bol
de kleuren der stad Utrecht vertoont, omgeven
door het opschrift: :+: sol justitia illustra nos
Omschrift :
IN V. SEMISAEC. VNIV. RHKNO-TRAIKCT
%. CIDIDCCCLXXXVI ^
Zilver en brons, 50 m.M., Verz. Z. Afgebeeld
in Eigen Haard 1886, blz. 365, n°. 1.
«80. Als voren.
Vz. Minerva, links gewend, heft de rechter-
hand naar de zon, in de linker lans en palmtak.
Rechts het nederlandsche wapen, links dat van
28
de stad Utrecht, beide in met linten versierde
lauwerkransen, in het veld:
SOL IVSTITIjE
ILLVSTRA NOS
Omschrift: favsta • svb • lvce
LjETA • S^CVLA • SVRGANT $>
In de afsnede : w. schammrr. f.
Kz. In een eikeloof krans :
CELEBRANDIS
QVINTIS SEMIS./ECVLARIB.
VNIV. RHENO-TRAIECT.
AVSPICIIS R. AVG. GVILIELMI III
P. P. F.
A°. MDCCCLXXXVI
Brons, 57 m.M., Verz. Z.
Oranjepenningen 1375.
De penning werd ontworpen door Jhr. Mr.
VlCTOR DE STUERS.
Bij deze gelegenheid werd door de burgerij in aansluiting aan
de gemeente en de staten der provincie Utrecht besloten, als feest-
gave een fonds bijeen t • brengen tot stichting van een waardig
universiteitsgebouw, waarvoor men hoopte in de feestweek de eerste
steen te kunnen leggen. Door tegenwerking van regeeringswege
kon dit echter eerst zes jaren later y in 1892 geschieden.
In 1586 werden de 5 oude kapittelscholen van de sUd door de
regeering opgeheven, waarna de stad en de provincie in 1634 te samen
de Schola Ulustris stichtten, welke tengevolge van de bemoeiingen der
burgemeesters G. van dkr Hoolek en J. van Asch van Wijk, den
26«tcn Maart 1636 tot Universiteit werd uitgebreid. In 1672 gebruikten
de franschen de gehoorzalen als kazerne en kon het onderwijs eerst
1674 hervat worden, in 181 1 wilde Napoleon haar opheffen, hetgeen
door den rector J. Heringa gelukkig werd verijdeld. Zij werd
5 November 18 15 als Rijksuniversiteit heropend.
29
681. i886. 28 Maart.
Mr. J. Dirks te Leeuwarden, 50 jaar lid
van het Friesch Genootschap voor Geschied-,
Oudheid- en Taalkunde.
Vz. Zijn borstbeeld bijna en face.
Omschrift: m r jacob dirks
1836 28 MAART — 1886
Kz. In een lauwerkrans:
LID
28 MAART 1836
PENNINGMEESTER
5 APRIL 184I
voorzitter
8 juli 1852
Omschrift: ^c de leden van het friesch
GENOOTSCHAP VOOR GESCHIED- OUDHEID- EN
TAALKUNDE AAN DEN VOORZITTER
Zilver en brons, 63 m.M., Verz. Friesch ge-
nootschap.
Zie Tijdschrift 1893, blz. 10 e. v. (de beschrij-
ving van dezen penning op blz. 17.)
Onze diepbetreurde Dirks werd 19 Juni 181 1 te Leeuwarden
geboren, waar hij de latijnsche school bezocht, hij studeerde te Fra-
neker en Leiden in de rechten; 25 Juni 1835 promoveerde hij op
eene, de algemeene aandacht trekkende dissertatie „Dt Judkiis
Vemieis" tover de Veemgerichten\ en vestigde zich ais advokaat te
Leeuwarden. In 1848 door Franeker, in 1850 door Leeuwarden
afgevaardigd ter Tweede Kamer, maakte hij tot 1866 deel uit van
de wetgevende macht, waarna hij zich in het ambteloos leven terug-
trok, zich aan zijne geschied- , munt- en penningkundige studiën
wijdende, steeds opgeruimd en levenslustig, jong met de jongeren,
oud met de ouderen, een man, die men nooit bezocht, zonder weder
3°
veel van hem geleerd te hebben. Het 2<k gedeelte der Vervolgen op
van Loon, de Beschrijving der Neder landsche penningen van
1813 — 1863, die der Noord- Neder lancU t he gildepenningen, het Penning-
kundig Repei'toriutn y en tal van bijdragen in 9 /ie Vrije Fries" en in
de %y Revue de la Numis+natique Beige" verschenen van zijne hand.
Van 1869 tot zijn dood was hij lid van den gemeenteraad van zijn
geboorteplaats, welke funktie hij nog enkele dagen voor zijn over-
lijden op 25 November 1892 vervulde. Op de eerste vergadering
van het Nederlandsch Genootschap van Munt- en Penningkunde,
12 Juni 1892, werd hij tot Eerelid benoemd, helaas voor korten tijd :
wij mochten het geluk, hem op een onzer vergaderingen te zien,
niet smaken.
Van het Friesch Genootschap was hij sedert 5 Oktober 1886
eerelid, sedert 4 Oktober 1892 eere- voorzitter voor het leven.
«82. 1886. 19 Mei.
Prijspenning van de Algemeene Turn-
vereeniging te Rotterdam.
Vz. In lauwer- en eikekrans :
19 MEI
VAN IJZEREN
MEDAILLE
1886
Kz. Glad veld, omschrift tusschen twee
parelcirkels :
ALGEMEENE TURNVEREENIGING
^ ROTTERDAM >|C
Brons, 28 m.M., met oog en ring, door
Begeer.
Door de Algemeene Turnvereeniging wordt ieder jaar bij genoeg-
zame deelneming een „van Ijzerenconcours" gehouden, ter nagedach-
tenis aan een der verdienstelijkste leden der vereeniging, den Heer
A. van IJzeren Jr., overleden 19 Mei 1886; in welk jaar het „van
IJzeren Medaillefonds" tot stand kwam. Aan elk der mededingers
die 4 / s van het gestelde aantal punten behaalt, wordt deze medaille
in brons uitgereikt.
3i
«S3. 1886. 1 Juni.
Nederlandsche Schutterijkaderbond.
Prijspenningen.
Vz. De letter W// rustende op tropee van
zes geweren, vier vlaggen, twee kanonnen en
twee sabels, waarboven in stralend licht een
koningskroon.
Omschrift :
NKDERLANDSCHK SCHUTTKRYK ADER-HOND
* I. JUNI l886 *
Kz. Cirkel, omgeven door een eikekrans,
waarop over de geheele breedte van den pen-
ning een banderol voor opschrift.
Zilver, met oog en ring, 33 m.M. Verz.
Aug. Sassen.
•83 \ Als voren.
Vz. Tropee, bestaande uit banier, twee
vlaggen, twee geweren, twee sabels, twee
fleuretten en patroontasch.
Omschrift :
NKDERLANDSCHK SCHUTTERIJ KADERBOND
I JUNI l886
Kz. Glad veld, omgeven door twee samen-
gestrikte eiketakken.
Zilver, met oog en ring, 45 m.M»
0*3». i8cS6. 13 en 14 Juni.
Festival te Maastricht.
Vz. Het gekroonde wapen van Maastricht,
32
rustend op saamgeknoopte eike- en lauwer-
takken, aan linten vastgehouden door een
daarachter staanden engel, daaronder: e. alaad.
Omschrift boven : de stad Maastricht
Kz. Cirkelvormig medaillon, rustend op een
harp, waarboven een lauwerkrans; rechts en
links vaandels, bekkens, vier blaasinstru-
menten, trom en pauken; onder muziekboek.
In het medaillon, op- en omschrift:
SOCIËTEIT APOLLO MAASTRICHT
FESTIVAL
13 EN 14
JUNY
• 1886 •
Koper verguld, 46 m.M., Verz. Z.
684. 1886. 20 en 21 Juni.
Gymnastiekuitvoering en wedstrijd te
Roermond.
Vz. Naakte gebaarde man met een beeren-
huid omhangen, waarvan de kop hem het
hoofd bedekt, met de rechterhand een knots
over den schouder houdende, met de linker
steunende op een schild, waarop:
VRIJ.
VRANK.
VROOM.
VROED.
De linkervoet rust op een halter.
33
Kz. Omschrift :
SCHERM EN GYMNAST1EKVEREENIGING CONCORDIA
$ ROERMOND $>
In het veld binnen een lauwerkrans:
UITVOERING
MET
INTERNATIONALEN
WEDSTRIJD
20 • 21 • JUNI
1886.
Ter zijden van den krans staat: weber verviers
Brons verguld, met oog, gevormd door een
eikekrans, 51 m.M.
Eigendom van het Ned. Gymn.-Verbond.
685. 1886. 23 Juni.
Ter herinnering aan Graaf Jan van Nassau.
Vz. De nederlandsche leeuw naar links
gaande, met speer en vrijheidshoed in de rechter
en pijlenbundel in de linker voorpoot, in een hol-
landschen tuin, waarop van voren het wapen
van graaf Jan van Nassau is aangebracht.
Links: opgaande zon, waarvan de bol de
kleuren der stad Utrecht vertoont.
Kz. Opschrift: johannes
COMES NASSOVIENSIS
A. cididlxxix
PROVINCIIS BATAVIS
FOEDERIS INEVNDI
AVCTOR.
MEMORIA RENOVATA
A. CI3IJCCCLXXXVI
C. J. BEGEER UTRECHT
34
Brons, 42 m.M., Verz. Z.
Geslagen bij gelegenheid der maskerade, voorstellende de Unie
van Utrecht (1579), stichting der Hoogeschool (1636) en vrede van
Utrecht (17 13); de hoofdpersoon Jan van Nassau werd voorgesteld
door Jhr. B. C van Merle.
Afgebeeld in Eigen Haard 1886, blz. 365, n°. 2.
686. 1886. 3 Juli.
Prijspenning der Roei- en Zeilvereeniging
„de Hoop", te Amsterdam.
Vz. Een door een kabeltouw omslingerd
anker, waarop gekruist een antieke roeispaan
en een drietand.
Omschrift: * amsterdamsche roki- en zeil-
VKREENIGING DE HOOP.
Kz. Glad.
Brons, 30 m.M., Leidsch penningkabinet,
door W. Schammer.
Deze, op één na de oudste der nog bestaande zeil- en roeivcr-
eenigingen, werd in 1848 opgericht.
687. 1886. 14 Juli.
Nationale wielerwedstrijd te Harlingen.
Vz. Een gevleugeld wiel op een wolk,
boven de schuins geplaatste, tegen elkaar
rustende wapens van Harlingen en Nederland.
Daaronder : begeer utrecht
Kz. Omschrift :
NATIONALE WIELERWEDSTRIJD
>K 14 JULI 1886 >(C
35
In het veld:
COMMISSIE
VOOR
VOLKS VERMAAK
HARLINGEN
Brons, 42 m.M., Verz. Z.
«88. 1886. 20 Augustus.
Velocipede-wedstrijd te Utrecht.
Prijspenning der Utrechtsche Velocipede-Club
„Seniores".
Vz. Het gekroonde wapen der gemeente
Utrecht in een lauwerkrans.
Omschrift: utrechtsche velocipede-club
„SENIORES"
Kz. Omschrift: velocipede-wedstrijd te
UTRECHT.
In het veld: prijs
Brons, 25 m.M., door Begeer.
•88 \ 1886. 21 September.
Landbouw tentoonstelling te Venloo.
Vz. Gezicht op een boerderij, links op den
achtergrond spoortrein en rivier met scheepje.
Een man en eene vrouw werken op het land,
hier en daar staan en liggen landbouw-werk-
tuigen. Op den voorgrond paard, koe, schaap,
kalf en zwemmende eenden.
Daaronder: k. alari».
36
Kz. In de bovenste helft van het door
een parelcirkel omgeven veld :
VENLO
21 SEPTEMBER l886
Omschrift op matten rand :
MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW
* IN LIMBURG *
Brons, 46 m.M-, Verz. Z.
Bestaat ook met op de Kz. in het veld
alleen geslagen:
^OONST Et ^ G
TE
en verder gegraveerd, o. a. van Beek 1888.
Brons, Verz. du Crocq.
«S9. 1886. September.
Landbouwtentoonstelling te Stratum.
Vz. Geheel gelijk n°. 641.
Kz. Het gekroonde noord-brabantsche wapen,
waaronder : m. jansskn. brkda
Omschrift op 2 regels:
NOORDBRABANTSCHE MAATSCHAPPIJ VAN LANDBOUW
• SEPT*. l886 •
S> AFD G . EINDHOVEN ONDERAFD G . STRATUM
Brons, 42 m.M., Verz. Z.
Bijdragen, 2 de druk, n°. 574. Revue 1887,
blz. 285.
(Wordt vervolgd.)
Bijdrage tot de kennis van het Middeleeuwsch
Geld- en Muntwezen, geput uit de Cameraars-
rekeningen van Deventer. (1337-1384).
Op kosten der gemeente Deventer worden sedert
1887 in regelmatige volgorde uitgegeven de Ca-
meraarsrekeningen van Deventer. De uitgave
werd achtereenvolgens bezorgd door de archiva-
rissen mr. J. I. van Doorninck, dr. J. de Hullu
en mr. J. Acquoy. Vijf lijvige deelen, beginnende
met de rekening over 1337 — 1338, zijn reeds ver-
schenen. Van het zesde deel zag het eerste stuk,
loopende tot 1383 — 1384, bereids het licht. De
uitgaaf geschiedt op waarlijk vorstelijke wijze.
Op zwaar Hollandsch papier gedrukt, zal het boek
in zijne vele deelen voor Deventers vroede mannen
van onzen tijd blijven een onvergankelijk monu-
ment van hun onbekrompen geest en van eene
belangstelling in ,,'slands historiën", waarvan de
wedergade wel moeielijk zal te vinden zijn. Op
niet minder royale wijze wordt het kostbare werk,
dat „niet in den handel" is, geschonken aan genoot-
schappen en aan particulieren, van wien men mag
veronderstellen, dat zij uit het werk nut zullen
kunnen putten. Ook ik mocht tot die uitverkorenen
behooren. Het is mij eene bepaalde behoefte daar-
3
3»
voor het Gemeentebestuur van Deventer bij deze
openlijk dank te brengen.
De Cameraars waren de ambtenaren, die met
het beheer der stedelijke geldmiddelen waren
belast. Zij hebben in hunne rekeningen inkomsten
en uitgaven geboekt met die naïve uitvoerigheid,
welke haast elke middeleeuwsche rekening maken
tot eene rijke bron der geschiedenis. Het ligt
niet in mijn voornemen den rijkdom der Came-
raarsrekeningen van Deventer als zoodanig hier
in het bijzonder aan te toonen. Mr. van Doorninck
heeft dit bereids in zijne „Inleiding" tot de uitgaaf
gedaan, terwijl mr. J. A. Sillem in zijn hierna
genoemd „Onderzoek" de waarde dier rekeningen,
als kostbare bron ook voor de kennis van politieke
en maatschappelijke toestanden in de middeleeuwen,
meer in het breede heeft uiteengezet. Door mij
zijn die rekeningen nauwkeurig onderzocht alleen
in zooverre zij licht konden geven in den nog
immer duisteren nacht van het middeleeuwsche
munt- en geldwezen. Mr. J. A. Sillem, lid der
Koninklijke Akademie van Wetenschappen, heeft
vóór mij een nagenoeg gelijken arbeid verricht en
de uitkomsten daarvan nedergelegd in het „Onder-
zoek naar loonen en prijzen van levensmiddelen in
14' eeuwsche Neder landsche Bronnen" zooals dit
is opgenomen in de Verslagen en Mededeelingen
der Koninklijke Akademie van Wetenschappen,
A/deeling Letterkunde 4° Reeks, Deel II, blz 237-
270. Het onderzoek van mr. Sillem naar het
munt- en geldwezen is naar eene andere methode
39
geschied en minder volledig dan het mijne en
heeft, — Mr. Sillem zal na kennis te hebben
genomen van mijn onderzoek zeker de eerste zijn
om dit te erkennen — , ten deele tot onjuiste uit-
komsten geleid.
Mr. Sillem zegt in zijne verhandeling, dat de
weg van zijn onderzoek liep „door eene woestijn
van becijferingen". Dit is zeker niet te sterk
uitgedrukt. Ook door mij moesten honderden vellen
papier met berekeningen worden volgeschreven,
eer ik de uitkomsten van mijn onderzoek behoorlijk
kon samenvatten en formuleeren. Dat alles heeft
mij vervuld met ongeveinsde bewondering voor
de werkkracht en de nauwgezetheid der middel-
eeuwsche klerken, voor zoover ik die niet reeds uit
andere bronnen had leeren waardeeren. En met
ontzetting haast, durf ik zeggen, moeten wij terug-
zien naar het eindeloos en tijdroovend gecijfer,
waartoe zij gedoemd waren. Vooral de herleiding
van de eene muntsoort in de andere, die telkens
noodzakelijk was, kostte, — zeker als het om groote
bedragen ging — , iederen keer eene uitvoerige
berekening. Ik wil dit hier met een enkel voor-
beeld staven door af te schrijven den navolgenden
post uit de stadsrekening van Gent a° 1 344 : Somme
. . . in maerken 3793 maerc 3 vierdonge, die
maken, elke maerc gherekent 31 fi 4 et hallepaye,
dat es, elc groet tornoys over 20 et, 5943 ^ 10 JJ
10 ët, dat compt 297 tf 3 fi 6 l /2 êt gr., den scilt
gherekent over 21 gr., die maken 3396 scilde ende
6 1 /* gr., die maken 311 « 6 fi 6 &gr., den scilt ghere-
kent over 22 gr., dat comt in onsen payemente
40
12453 * 2 ° ^- O Dit alles wil, — in onze taal
overgebracht — , zeggen: 3793 8 /4 mark ad 31 fi 4 d
of 376 et hallegeld maken 5943 <K 10 J3 10 (t halle-
geld; aangezien 20 et van dit hallegeld gelijk zijn
aan 1 groot Tournoisch, is evenbedoelde som
hallegeld gelijk aan 297 <R 3 J3 6W2 d groot Tour-
nooisch; de schuld is aangegaan in een tijd toen
21 groot Tournooisch gelijk was aan één schild;
evenbedoelde som is alzoo gelijk aan 3396 schilden
plus 6i/ 2 groot of — - schild; ten tijde der rekening
gold het schild 22 groot Tourn.; evenbedoelde som
schilden hielden toen alzoo in 311 <8 6 JJ 6 et gr.,
maakt in paiement, waarvan 40 et gelijk zijn aan
1 gr.: 12453 ^ 20 (t paiement.
Om tot deze uitkomst te komen, was de vol-
gende berekening noodig:
3793 8 /4 X 376 = 1426450
i 4 2Ó450_ = 22l
20
21 21
3396^-' X 22 = 74718V2
7471 8 Va X 40 = 2988740
= 12453 met 20 tot rest
2988740
240
In Engeland, waar nog immer met pounds, shil-
lings en pences gerekend wordt, bestaan gedrukte
(I) Nap. de Pauw en Jul. Vuylsteke. De rekeningen der stad Gent.
1 336— ! 349- ded II, Mz. 432.
4*
boekjes, waarin, telkens met één pence opklimmend,
geheele reeksen van sommen zijn uitgedrukt, eerst in
«, JJ en d en daarnaast alleen in et. Dergelijke lijsten
dienen om de berekeningen te vergemakkelijken.
De vraag is gesteld of de middeleeuwsche klerken
ook van ïulke lijsten hebben gebruik gemaakt.
Het tegendeel is nauwelijks denkbaar, hoewel het
vreemd is dat, — voor zoo ver mij bekend althans — ,
in geen enkel archief of elders zoodanige lijst is
teruggevonden. In de Cameraarsrekeningen van
Deventer a°. 1363 evenwel is sprake van taeflen
met behulp waarvan zekere Henric Bolten ren-
danten narekende 1). Niet onwaarschijnlijk zijn
die taeflen lijsten geweest gelijk ik hiervoor bedoelde.
Ook uit den geciteerden post der stadsrekening
van Gent mag men met eenigen grond opmaken, dat
de ontvangers dergelijke lijsten hebben gekend.
De in den loop der berekening verkregen produc-
ten en quotiënten toch zijn telkens in 1*, JJ en d
opgegeven hoewel de herleiding dier producten en
quotiënten in <8, J3 en d voor de rekening overbodig
was. Toch hebben rendanten die herleiding ter
controle vermeld en daarentegen de uitkomsten in
d weggelaten, wat alleen zijn nut kon hebben en
het overzicht niet kon bemoeielijken, indien met
behulp van taeflen onmiddellijk kon worden nage-
gaan, hoeveel denarii de som inhield en omgekeerd.
I) Des disucdaghes vor Sente Afargreten do Gosen ettde Herbert % eeme-
ners y den seefenen hoer yrster rekemnghe hadde ghedaen van eoste den sy
te samen verteerden 5 'ft 8 & 4 d. Up den s elven doch na der rekeninghen
die Henric Belten vyt sine taejlen rekende H den seepenen 5 tt' 4 d (III 221
Zie ook III 188. 322 450.
42
Zooals ik reeds gezegd heb, het is merkwaardig,
met welk eene uiterste nauwkeurigheid de middel-
eeuwsche klerken hebben gerekend. Slechts bij
hooge uitzondering kan men hen op eene vergissing
betrappen, — hoe ingewikkeld de rekening dan ook
dikwijls was. Het klinkt daarom vreemd, als wij
mr. S. Muller Fz. hooren klagen over „de oner-
varenheid der klerken in het tellen ,, i) of mr. J. A.
Sillem hooren spreken van „de middeleeuwsche
rekeningen met al hare schrijf- en rekenfouten". 2)
Beslist durf ik hier verklaren, dat de vergissingen
wel haast altijd zullen zijn aan de zijde van den
even geleerden als nauwkeurigen archivaris van
Utrecht en van het lid der Koninklijke Akademie
van Wetenschappen. 3)
Een enkel woord over de methode van mijn
onderzoek. Ik heb niet veel meer gedaan dan het
ontleedmes gebruikt, de deelen van het ingewikkeld
organisme blootgelegd, die deelen logisch gerang-
schikt en ze ia hun onderling verband beschouwd.
Een onderzoek naar de metaalwaarde der verschil-
lende geld- en muntsoorten en eene vergelijking
van hare waarde met de waarde van het tegen-
woordige geld heb ik achterwege gelaten. Ik
1) Registers tn rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325 — 1336. Inleiding
blx. LXI.
2) Onderzoek, blz. 238.
3) B. v. : Op blz. 266 van zijn Onderzoek leest men in noot I : „Er
staat 35 wat echter blijkens de herleiding.. . moet zijn 34I/2". Nu staat er
overeenkomstig het handschrift in de uitgaaf (III, 2, 16) duidelijk 34 l/g! Der-
gelijke kleine vergissingen heeft mr. Sillem er vele ge -naakt.
43
achtte dit onderzoek in deze mijne verhandeling
niet op zijn plaats.
Ik heb in het hiervolgend opstel steeds zooveel
mogelijk den tijd met juistheid aangeduid. Wan-
neer ik spreek van de rekening van 1356, dan
bedoel ik daarmede de rekening die, volgens
haren tekst loopt suó anno domim milUsimo tre-
centesimo quinquagesimo sexto a die beati Petriad
ca the dram usque in eundem diem anno revo/uto,
dat is van 22 Februari 1356 tot 22 Februari 1357.
De vraag dient nu te worden gesteld: welken
jaarstijl hebben de Cameraars gebruikt? Mr.
van Doorninck laat in zijne „Inleiding" tot de
uitgaaf, waar hij spreekt over den jaarstijl, de
vraag onbeantwoord. Mr. Sillem zegt in eene
noot op blz. 239 van zijn „Onderzoek", dat het
jaar met Paschen begon. Dit laatste is onjuist.
De in de landtaal geschreven rekeningen vermelden,
in tegenstelling met die, welke in de latijnsche taal
zijn gesteld, meermalen, behalve den naar den
Heiligen-Kalender opgegeven dag, ook den dag
der week. Met behulp dezer dubbele opgaven is
met zekerheid te bepalen, dat het jaar in elk geval
op of vóór 22 Februari begon, want overal komt
het aldus naar onze tijdrekening voorgesteld jaar
overeen met het jaar, dat in het hoofd der rekening
is genoemd 1). Enkele malen bevatten de reke-
(I) B. r. in de rekening van St. Petrusstoel 1361 tot St. Petrasstoel
136a komen achtereen vo gens voor:
ZaUrdagk pp onur vrpuwenavont assumpti* (15 Aug.)
2*nm€*dagk op Sentt Vutters Jmgk f 10 Oct.)
Dmrtdfk op Sente Symans en Judtndach f28 Off.)
44
ningen nog eenige posten, die in het volgend
dienstjaar vallen. Zoo loopen in die van 22 Fe-
bruari 1366 tot 22 Februari 1367 de uitgaven vor
hincinde tot 18 Maart 1367 (III. 1. 630). Hiermede
dient rekening te worden gehouden.
De Cameraars hebben over den geheelen duur
der rekeningen, voor zoover zij thans zijn uitge-
geven (1337 — 1383), ontvangsten en uitgaven ver-
antwoord in eene rekenmunt, die doorgaans
slechts door de teekens <$, fi en et — de bekende
verkortingen van libra (pond), solidus (schelling)
en denarius (penning) — , wordt voorgesteld.
Op slechts enkele plaatsen wordt de rekenmunt
meer bepaaldelijk aangeduid als het libra parvorum
denariorum. Zoo leest men b. v. in de rekening
van 1337: de ojficio numeratorum 1 50 <$ parvorum
den. (I. 7.), — in die van 1354: pro 22 bus koet
conckarum pro quolibet hoet 8 J3 4 d parvorum.
(II. 284) Een enkele maal (II. 621) betitelt de
Cameraar de munt, waarin hij rekende, als parva
pecunia, — eens noemt hij de rekenmunt paymente : . .
vlem. gr., die maken an paymente . . «. (III, 1. 249),
Als naar gewoonte was elk pond (libra) verdeeld
in 20 schellingen (solidi), — elke solidus in 12
penningen (denarii).
De vraag, die nu in de allereerste plaats dient
Manendagk op Sente Nycolausdack (6 Dec.)
Wonsdagh op onter vrouwendack conceptie (S Dec.)
Manendagk op Sente Luciindach f13 Dee.)
Al deze dagen hebben, even als het jaar 1361, de letter C tot Zondags-
letter.
45
te worden overwogen, is deze : hebben de Cameraars
over geheel het tijdvak 1337 — 1383 gerekend in
hetzelfde pond?
Op de meest besliste wijze is deze vraag met
ja te beantwoorden. Periodieke betalingen toch,
zooals cijnsen, pachten, bezoldigingen enz., zijn
telkens voor eene meer of minder lange reeks van
jaren verantwoord tot een zelfde bedrag per
jaar. Als bewijs mogen de vier volgende voor-
beelden hier eene plaats erlangen:
i°. De inkomsten de censu ter re in Weghelo
bedroegen over het tijdvak 1337— 1354 de som
van 57 « 4 fi per jaar.
2°. De inkomsten de cistis magne domus pan-
norunty — van den waentkysten op den waenthuus
bedroegen over het tijdvak 1344 — 1367 de som
van 51 <£ 12 fi per jaar.
3 . De inkomsten van der stat lant ghehieten
Ghere bi Codyke bedroegen over het tijdvan 1363 —
1371 de som 3 <$ 16 J3 per jaar.
4 . Over het tijdvak 1369 — 1383 ontving elk
der schepenen een salaris van 30 ^ 1), — elk der
raden een salaris van 15 «K en elk der cameraars
een salaris van 3 <$ per jaar.
Deze uitkomst van dit mijn onderzoek is van het
grootste belang. Zij leverde een vaste en ver-
trouwbare basis, waarop het verder onderzoek kon
worden voortgebouwd. Zij bewijst tevens de
i) Nog in 1393 kregen de twelf personen van den Seependcme eiken
30 1$ per jaar. Verder heb ik mijn onderzoek op dit pont niet voortgezet.
4 6
waardevastheid van de rekenmunt. — hare
standvastigheid in waarde tegenover de
goederen.
Over het tijdvak 1352 — 1360, worden nu en
dan betalingen geboekt in de bekende gr 00 ten.
Het pond grooten (libra qrossorum), was
weder verdeeld in 20 schellingen (solidi), elke
solidus weder in 12 penningen (denarii). De penning
heet in het latijn grossus, — in de landtaal groet
en wordt in den regel aangeduid door de letters gr.
De groot was het zestienvoud van den
denarius parvus, waarin de rekening is gedaan.
Zie b. v. II. 669 : per 1 5 noctes de qualitbet node
2 grosas facit 2 <fê. Alzoo :
2 X 15 of 30 gr. — 2 X 20 X 12 of 480 d parv.
30 : 480 =1:16.
Betalingen zijn dikwijls ook geboekt in Bra-
bantsch geld.
De Brabant sche mark {mar ca Brabantica)
was verdeeld in 1 2 schellingen (solidi) elke solidus,
even als bij de ponden, in 12 penningen (denarii).
De penning werd in het latijn genoemd Braban-
tinus, in de landtaal Brabantsche.
De brabantinus was in waarde gelijk aan een
vierde van den grossus (later ook aan een
vierde van den grossus Flandrensis - zie hierna -)
en dus (tot 1358) het viervoud van den denarius
parvus. 7az b. v, II. 9 : 80 marck Brab. faciunt
in libris 192 <£ parvorum. Alzoo :
80 X 12 X 12 of 1 1520 Brab -=192X20x12 of 46080 (t
parv. 11 520: 46080 - 1 : 4.
47
Na 1359 raakte het libra grossorum buiten
gebruik. Ook de marca Brabantica komt na dien
tijd niet meer voor 1) dan enkel en alleen (tot
1374) om, als van ouds, de hoegrootheid van
den tijns, die van de waentkysten geheven werd,
aan te duiden. B. v. a°. 1373 : 27 waentkyster ....
eiker kysten twe mare maken 129 ^ 12 J5 (IV 38).
129 « 12 J3 = 31 104 d
2 X 27 Mrk = 7776 Br.
7776 : 31104 .» 1 : 4.
Daarentegen verschijnt, in 1357 (II 471) voor
het eerst, de grossus Flandrensis, in de landtaal
Vlemsche groot genaamd. Tot en met 1359 komt
deze nieuwe munt slechts sporadisch en naast den
grossus, na evenbedoeld jaar, als de grossus buiten
gebruik geraakt is, echter zeer veelvuldig voor.
De Vlaamsche groot wordt, vooral later,
dikwijls, — na 1367 schier zonder uitzondering enkel
door de letters gr. aangeduid.
Naast den Vlaamschen groot verschijnt de
Brabantsche. Evenals de Brabantinus gelijk
was aan i' 4 van den grossus, zoo is deze Brabant-
sche gelijk aan i/ 4 van den Vlemschen groet of
beter gezegd het woord Brabantsche werd gebruikt
om het 1/4 van den Vlaamschen groot aan
te duiden. Veelvouden van Brabantsche n, uit-
gedrukt in marken of schellingen, komen dan
ook niet meer voor.
I) N » 1359 komt de Brabantsche slecht- voor als onderdeel (het '/ 4 )
Tan den Vlaamschen groot, — niet meer in de veelvouden van schelling
of mark.
48
*
Ook van den Vlaamschen groot bestond
de denarius parvus of het een zestiende
deel. Slechts een paar maal (in 1365 en 1367)
komt deze laatste penning in onze rekening voor,
b. v. op blz. 16 der tweede helft van deel III
(1367). Daar ter plaatse leest men: Van Werner
Muten 10 Vlem. <$ maken 9 <8 7 Ji 6 d, ter-
wijl in diezelfde rekening op blz. 39 b. v, is geboekt :
twe breve \ elcken boden . . . . to drincghelde 4 gr.
maken 10 fi. Alzoo:
9 X 240 + 7X12 + 6 . 10 X 12 _ n 6
10 X 240 '2X4
Als dubbele groot verschijnt in 1370 de
plak op het tooneel. Ter justificatie citeer ik:
(IV 127) . . vor 5000 talholtes . . vor elc 1000
12 placken maken 6 <$.
(IV 233) Jutten . . 60 daghe . . elkes daghes 1 gr.
maken 3 ^
5 X 12 of 60 pi = 6 «
60 gr — 3 «
Alzoo : 1 plak - 2 groot. 1)
Slechts eenmaal en wel in de rekening van 1371
(III. 2. 396) trof ik den Hollandsche aan als het
tweevoud van den denarius parvus.
In 1346 werd de rekenmunt verzwakt. Omdat
de rekeningen, die in het oorspronkelijk geld waren
1) Dadelijk na zijne verschijning wordt de waarde der muntstukken
doorgaans in plakken uitgedrukt. Las men vroeger b.v. . . mot., vor elk
stucke 26 gr, sedert 1370 leest men geregeld.. . mot. y vor elk stucke 13
placken. Ook ten opzichte van het schild is dit liet geval.
49
begonnen, ook na de verzwakking in datzelfde
geld moesten worden voortgezet (anders toch waren
optellingen en recapitulatten onmogelijk geweest)
en ook, omdat in latere rekeningen nog dikwijls
betalingen van vroeger aangegane verbintenissen
moesten worden geboekt, zien wij in de rekeningen
van 1347, 1348 en 1349 naast de verzwakte munt
telkens nog de oorspronkelijke munt optreden en
wordt, — om tot eene behoorlijke recapitulatie te
kunnen geraken, — de eene munt dan in de andere
herleid. Ter onderscheiding wordt de oorspron-
kelijke munt bonum pag amen turn, de latere munt
mala pecunia 1) genoemd.
DRIE denarii boni waren in waarde gelijk aan
VIER denarii in mala pecunia en alzoo stond het
goed geld tot het slecht geld als 4 : 3.
Tot staving citeer ik uit de bedoelde rekeningen
hier de drie volgende posten:
i°. . . . 3 « 4 J3 boni pagamehti facientes in mala
pecunia 4 « 5 J3 4 et (II. 23)
3 <ff 4 J3 = 768 a
4 « 5 J3 4 d = 1024 d
768 : 1024 = 3:4
2 e . . . . 18 <8 boni pagamenti f aciunt in mala
24 « (II 62)
18 : 24 — 3 : 4
3 . ... 566 të 1 2 fi boni pagamenti facit in mala
755 « 9 .3 4 <1 (II 69)
ii Het verdient opmerking, dat, — behoudens ééne enkele uitzonde-
ring (II 55) — bona pentnüi in plaats van bonum pagamtntum evenals
malum pagamtntum in plaats van ma/a pecunia nimmer voorkomt.
50
566 <« 12 fi == 135984 d
755 « 9 fi 4 * : "-= 181312 (t
135984 : 181312 et — 3 14.
De herleiding van goed geld in slecht geld
werd soms in den hier volgenden vorm gegoten,
waarop ik hier de aandacht vestig, omdat eene
dergelijke vermelding er hoogst raadselachtig moet
uitzien voor hem, aan wiens aandacht het verschil
tusschen goed geld en slecht geld mocht ont-
snapt zijn 1). Ik citeer als voorbeeld deze boeking :
42 <$ 6 ët, brabantino pro 3 ët recepto sed pro
quatuor cotnputato, facit 56 <$ 8 Aparvorum. (I. 313).
Om tot een goed overzicht te geraken, ben ik
verplicht tot den grossus Flandrensis terug te keeren.
De Vlaamsche groot wordt (sedert zijne ver-
schijning tot 1372) herleid tot 15 denarii parvi,
zoodat de Brabantsche gelijk is aan 15 / 4 of 3^4 ët.
Als bewijsplaatsen citeer ik :
(III 1, 122) ... 30 vlemsche gr. maken 37 fi 6 ët
37 fi 6 3 = 450 a
450 : 30 = 15 : i-
(III 2. 202) . . . vor 16 daghe . . elckes daghes
6 Brab. maken 30 3
30 fi = 360 a
360 : 6 X 16 = 3 3 /* : 1.
De hiervoor reeds aangehaalde post uit de reke-
ning van 1367 (II. 2. 16) verdient om zijn verband
met hetgeen hier onmiddellijk voorafging op nieuw
eene plaats : Van Werner Muten 10 vlem. « maken
9 « 7 fi 6 et
1) Dit is, onverklaarbaar genoeg, met Mr. Sillem het geval geweest.
5i
io « = 2400 d
9 t 7 J5 6 d 2250 d parv.
2400 : 2250 = 16 : 15
Uit dit alles is het volgend staatje op te maken :
1 .
~ . iVlaamsche * \ Tl ,
Groot. . a parv. iVlaamsche.
groot. r I
I groot
1 VI. groot
• 7i.
4
16
«7Vu
1»
'/,(
1 d parv.
V
lé
1 Vlaamsche
l v
266
1
! I
IS
1 l6
1/
/is
I
1V1.
V,.
15/
I
Voorts volgt uit het bovenstaande nog dat:
1 <K d parv. - 15 groot.
1 „ „ „ — = 16 vlaamsche groot.
1 „ „ „ --= 240 d parv.
1 „ , t „ -= 256 vlaamschen.
1 „ vlaamsch 14 Vu groot.
15 vlaamsche groot.
-= 225 d parv. (Vergelijk III. 16.)
240 vlaamschen,
en
1 „ (1 parv. i w ls « vlaamsch.
1 „ vlaamsch - u l6 'tf d parv.
*i »»
»» »t
11 11
Zooals wij hierboven zagen, komen in onze
rekeningen voor:
5*
de plak als dubbele groot i),
de Hollandsche als dubbele et parv.
de Brabantsche als kwart groot i).
Hieruit is het volgend staatje samen te stellen:
Plak.
Groot.
2
Brab.
Holl.
d parv.
i Plak =
I
8
IS
30
i Groot — -
V.
i
4
77.
IS
i Brab.
'v.
'A
i
i 7 /a
37*
i Holl. -
Vu
Vu
7u
I
2
i S parv. =
/80
Vu
V.
I
Uit bovenstaand staatje blijkt, dat een plak
gelijk was aan 30 d parv.
In den loop van het jaar 1372 werd de reken-
munt versterkt. Het pond werd van 8 op 10
plakken gebracht. Aangezien de rekening over
evengenoemd jaar was begonnen en dus ook moest
voleindigd worden in ponden van 8 plak, werden
I) Zooals hiervoor kon worden opgemerkt, wordt de groot, die waard was
15 d parv. der rekenmunt, vlaamsche groot genoemd, zoolang hij naast
den oorspronkelijker! groot (het 16-voud van den d parv.) voorkomt. Nadien
heet hij enkel groot. Ook in dit opstel zal voortaan slechts kortweg
groot gebruikt worden als ik op het oog heb den groot, wiens waarde
ten opzichte der rekenmunt veranderlijk is.
de ponden van 10 plak aldus, b. v., tot het vorig
pond herleid : De twelf raden der stad. ... elc
15 % io pL vor elc punt, maken 225 « (III. 2.451).
12 X 15 X 10 = 225 X 8 = 1800. 1)
Als in de rekeningen, gedaan in het pond van
10 plak, nog eens een enkele maal het pond van
8 plak voorkomt, wordt dit omgekeerd herleid tot
het versterkt pond, b. v. : van Lam bert Slickert
15 V, 8 placken voir elc punt gherekent, maken
12 <K (IV 6). 2)
15 X 8 = 12 X 10 = 120.
De evaluatie van het pond op 10 plak 3) liet
natuurlijk de onderlinge verhouding van plak,
groot en Brabantsche onaangeroerd. Eengroot
bleef gelijk aan Va plak, — een Brabantsche
aan x / 4 groot.
Aangezien 1 « of 240 et parv. gelijk is aan
10 plak, zoo volgt dus hieruit, dat
1) Dat de versterking der rekenman t de bedoeling had hare waarde
in overeenstemming te brengen met de waarde der goederen, blijkt duidelijk
uit dezen post. Elk schepen ontving per jaar 15 %. In den loop van 1372
wordt het *tÊ gebracht van 8 op 10 plak. Zij werden betaald op het einde
van het jaar en ontvingen nu niet evenveel plak als het vorig jaar, doch
zooveel plak dat het ontvangene weder 15 tf was, evenals het vorig jaar.
2) De eerste rekening van 1372 is gedaan in ponden van 8 plak, —
de tweede van dat jaar echter in ponden van 10 plak. In die laatste
rekening zijn de periodieke betalingen gedaan in het zwakke pond en
dan herleid tot het sterke. Dit heeft ook in de rekening van 1373 nog
een enkele maal plaats. Mr. Sillem, aan wiens aandacht die herleiding
ontsnapt is, vraagt zich met verbazing af: „Hoe hij (de scribent) het met
zijn geweten als comptabel ambtenaar kan overeen brengen die beide ponden
bij elkaar te tellen als van gelijke waarde, weet ik niet." Het zal hem en
den lezer nu wel duidelijk zijn.
3) De waardebepaling van het pond op 10 plak hield stand tot en met
het jaar 1389, gelijk een onderzoek in het gemeente-archief van Deventer
mij leerde.
4
$4
i plak r=- 2 fi of 24 et
1 groot — 1 J3 of 12 d
1 Brab. = 3 d.
Ziehier een drietal bewijsplaatsen:
(IV. 139). Spiet den Gr ever vor 3 ellen ghewaendes
elc elle 8 plakken, maken 2 tf 8 j3.
2 <tt 8 JJ =. 576 d
576:3 X 8 =■ 24: 1.
(IV. 56.) Piw 12 maenden colen vor elke maende
*5 /P- maken 9 tt.
9 = 2160 d
2160: 12 X 15 = 12 : 1.
(IV. 137.) .... 35 daghe elkes daghes 2 bra.
maken 17 J3 6 d.
17 J3 6 d = 210 d
210:35 X 2 = 3: 1. 1)
1 ) Mr. Sillem heeft zich in zijne voor aangehaalde verhandeling (blz. 263)
aan eene groote vergissing schuldig gemaakt. Hij zegt: „Daar (in de rekening
van 1372) doen ponden van 10 plarken hunne intrede en aangezien 1 placke
2 groten vl. is, en constant 2 X 15 et torn. geldt, moet zulk een pond
van 10 placken niet 240, maar 300 d torn. bevat hebben.'* Zooals de lezer
reeds zal gezien hebben, is deze redeneering geheel onjuist wat te erger is,
omdat de fout van Mr. Sillem de fundamenten onzer wetenschap raakt.
De waarde van het rekenpond, vroeger vastgesteld op 8 plakken, werd
vrrhoogd tot 10 plakken, dat wil zeggen: het W 240 d zoude voortaan
waard zijn 10 plakken, 1 plak zoude alzoo voortaan waard zijn T of 24 &
io
in plaats van r^ of 30 d gelijk vroeger, de groot _ .* o! 12 d in
8 2 A 10
plaat* van - -*° of 15 d gelijk vroeger. Wie zich met de studie van het
middeleeuwse! 1 geldwezen bezig houdt, moet als grond waarheid voorop
stellen, dat elk, zegge ELK, rekenpond alt ij d en zonder eenige uitzon-
dering 240 d bevat, beter gezegd nog, dat hel woord pond 240 d betee-
kent. Een „pond van 300 3" is, even goed als een „dozijn van 13",
eene contradictio in terminis
55
Ten einde den thans verkregen toestand niet
den vorigen in één oogopslag te kunnen verge-
lijken, wordt het volgend staatje hier eene plaats
verleend :
\
Plak.
Groot.
Brab.
ft parv.
i Plak =
i
2
8
24
i Groot —
V.
I
4
12
i Brab. —
V.
V*
I
3
i 4 parv. --
1 '"•
Vu
V.
1
I
De toestand in dit staatje aangetoond, hield
stand tot en met het jaar 1389. 1)
De plak ter waarde van 24 et wordt in de rekening
van 1379 op twee plaatsen goede plack genoemd.
(V 178, 188.)
Wij hebben hiervoor gezien, dat de Vlaamsche
groot, die in 1357 op het tooneel verscheen, sedert
1367 enkel groot genoemd wordt. Een andere
Vlaamsche groot ontmoeten wij in de reke-
ningen van 1374 en 1377.
In de eerst bedoelde rekening (IV 136) is deze
i) Tot zoover zijn de rekeningen nog niet uitgegeven. Ik raadpleegde
in deze echter het handschrift in het archief van Deventer.
5<S
post geboekt : . . . . dat weren 2 2 weken ende enen
dach y elkes daghes 2 vlem. gr., maken 27 « 2 JJóct.
2 (22 X 7 + 1) = 310
27 <K 2 JJ 6 et = 6510 et
310:6510 = 1 : 21.
In de rekening van 1377 (V 40), lezen wij:
Johanne Mensen ende Truernyet .... 26 daghe y
eiken des daghes twe Vlemmsche groten, maken
9 « 2 JJ.
2 X 26 X 2 = 104
9 <B 2 JJ = 2184 et
104: 2184 = 1:21.
In beide deze gevallen is deze Vlaamsche
groot alzoo in waarde gelijk aan 21 et parv. of
i*/ 4 groot.
In de rekening van 1363 wordt verantwoord
eene betaling, gedaan aan de joncvrouwen van
Elten, vor die pensie van der stad toeln to Co ten
19 mare oelder groten 3V2 oelt grote min, daer
Gosen (de Cameraar), elcke 10 oelde groten af
wisselde vor 30 JJ, maket 102 <ff 18 et (III, 1, 247.)
Een dezer oude grooten was alzoo in waarde
gelijk aan 3 JJ of 36 et parv. Dit blijkt bovendien
nog uit den onmiddellijk volgenden post, waarin de
kosten der kwitantie enz. ad 2 l / 3 oude groot
worden herleid tot 7 JJ 6 (t.
7 x ' 2 ±A = 36
*7.
De bovenbedoelde mark bevat 36 oude grooten.
102 <B 18 et = 24498 et
57
244 f 8 _ 6 8oV 9 oude gr.
3 6
l? IA. = 36 oude gr.
Een mark is echter a 1 1 ij d verdeeld in 1 2 J3, elk
van 12 et, dat maakt 144 (t, terwijl de bovenstaande
berekening ons leerde, dat de mark gelijk was aan
slechts 36 oude grooten. Hoe deze schijnbare
tegenstrijdigheid te verklaren?
Het staat vast, dat grooten nooit in marken
maar in ponden, daarentegen Brabantini (in
dezen tijd wel te verstaan), niet in ponden maar
in marken worden uitgedrukt, terwijl het voor-
gaande ons heeft geleerd, dat de Brabantinus
gelijk was, zoowel oorspronkelijk aan l / 4t groot, als
later aan l / A Vlaamsche groot. Mark oude
grooten wil hier alzoo zeggen: mark Bra-
bantse h in oude grooten, dat is 144 Brabantsche
of — ^ = 36 oude grooten. 1)
4
In de rekening van 1370 (III, 2, 294) worden 64
Vilvordessche groten herleid tot 4 «. Een dezer
grooten is alzoo gelijk aan 15 et parv.
4 X 240 _ IC
— 6^ " I5 '
De waarde dezer Vilvoordensche grooten komt
hier dus in gezegd jaar overeen met de waarde
1) Deze afdeeling mijner verhandeling dient met voorbehoud te worden
aangenomen. Hoewel de redeneering schijnbaar volkomen correct is en door
de uitkomst wordt gejustificeerd, doen elders geboekte posten bij mij twijfel
rijten, of ik hier al dan niei door den schijn zoude zijn bedrogen.
58
van de Vlaamsche groot, of kortweg groot,
waarover ik hiervoor breedvoerig heb gehandeld.
Toch hebben wij hier te doen met twee verschil-
lende muntsoorten, hetgeen blijkt uit het feit, dat
de nieuwe Cameraar, vermeldende de kas, die hij
van den afgetreden rendant had overgenomen,
meer dan eens (b. v. in 1370, III. 2, 261), spreekt
van Vilvordessche groten, die hi vor vol ontfanghen
hadde ende die hi voert vor vol rekende.
In de rekening van 1378 (V 127), komt voor de
Vlemessche //(ak) tot eene waarde van 33 9 /n 4 * n
de rekening van 1379 (V 188) de Camper plak tot
eene waarde van 2i*/ 6 et. Daar deze berekening
door geene andere boekingen worden gestaafd,
gebiedt de voorzichtigheid ze met voorbehoud aan
te nemen. Schrijf- of rekenfouten van den ren-
dant 1) en meer nog drukfouten kunnen ons in
dergelijke op zich zelf staande gevallen, soms
leelijke parten spelen.
Het is voor het eerst in de rekening van 1344
(I. 171), dat het bekend gouden schild, — scu-
datus aureus meestal (na 1352 zonder uitzondering),
kortweg scudatus of scilt genoemd, — zich aan de
oogen van ons onderzoek vertoont. Dit beroemd
muntstuk heeft daar eene waarde van 328 et parv.
of 20 1 /» gr.
In de rekeningen van 1 345 treffen wij het gouden
1) AU ik in de inleiding heb gesproken van de buitengewone nauw-
keurigheid der middeleeuwsche klerken, dan is daarmede niet gezegd, dat
zij onfeilbaar waren.
59
schild niet aan. In de rekeningen van 1346 tot en
met 1349 komt het daarentegen veelvuldig voor;
het heeft dan doorgaans 1) eene waarde van 432 (t
parv. {mal. pee) of 108 Brab. {mal. pee.) 2) of 2*] gr.
{mal. pee.)
Het schild ging in den loop der bedoelde jaren
in waarde achteruit, want enkele malen (b.v. I 334 en
II 55) wordt melding gemaakt van schilden, die werden
ontvangen voor 20i/« groot, doch uitgegeven voor
9 JJ Brab., wat een verlies opleverde, dat dan in
de uitgaven wordt verantwoord.
Ik schrijf hier een dezer posten af: Item eom-
putat in expositis de 36 scudatis reeeptis de aqua
civitates et aliis quos receptt pro 20 grossis et
dimidio et eos ulterius exposuit pro IX jJ Brab. :
l & fi 3) (I 334 a ° '346)- Deze boeking kan dienen
als een sprekend voorbeeld, hoe de leek voor
onoplosbare raadselen wordt geplaatst, als hij zich
dergelijke problemen ziet voorgelegd. Hoe men
hier ook rekent, nooit kan men tot eene bevredi-
gende oplossing komen, — altijd zal men moeten
denken aan eene schrijffout, tenzij men weet, — en
die wetenschap levert de post op zich zelf beschouwd
niet, — dat 20 1 ■* groot, waarvoor de schilden per
stuk zijn ontvangen, waren grooten goed geld,
de 9 schellingen Brabantsch, waarvoor de schilden
1) De enkele afwijkingen, die wij aantreffen, zijn te wijten aan druk-
fouten.
2) Deel II hlz. 83 vermeldt tot t • cemaal de schilden, quolibatfro L X .fl
krad. cêmpntatc Dat zijn natuurlijk drukfouten, — lees: quol. pro IX j»
brmb. camp.
31 In de gedrukte uitgaaf staat 12 .*. Dit is echter eene drukfout.
Hef handschrift heeft 16 K, ^eliik mij et*ne vriddelijkc medcdeeltnjj van
Dr. f. PB HUI.I.U, destijds archivaris van Deventer, deed weten.
. 6o
zijn uitgegeven daarentegen waren Brab ntschep
slecht geld, — dat alzoo tusschen de ontvangst
en de uitgaaf de muntverzwakking heeft plaats
gehad, waarover ik hiervoor uitvoerig heb gehan-
deld. Weet men dit echter, dan sluit de rekening
als een bus :
2o»/2 gr. bon. pag. = 4 / 8 X 20V2 of 2j l / z gr. mal. pee.
9 J3 of 108 ft Brab. mal. pee. = 1/4 X 108 of 27 gr.
mal. pee. Geeft een verschil van Vs S r - ma ^- P ec -
36 X V» gr. = 12 gr. = 12 X 16 of 192 d= 16 J3
parv. mal. pec. Hiermede is dan tevens aangetoond,
dat de rekening van 1346 is gedaan in ma/a pecunia,
wat overigens uit niets blijkt.
De rekening van 1350 ontbreekt en in die
van 1351 komen geen schilden voor. In de reke-
ningen van al de volgende jaren treffen wij dit
muntstuk echter in meer of mindere mate aan. Tot
en met 1356 heeft het constant eene waarde van
2 2 1/2 gr. of 360 d parv.
Het is buitengewoon jammer, dat de rekeningen
van 1350 en 1351 ons ten aanzien van de waarde
van het schild niets kunnen leeren. Omgekeerd
toch hadden zij ons wellicht in staat gesteld, het
ongewone verschijnsel te verklaren, dat het schild
tusschen 1349 en 1352 zoo aanzienlijk in waarde
is verminderd, wat al heel moeilijk te rijmen is
met de ook elders waargenomen aanhoudende
verzwakking der rekenmunt. Zoude het niet mo-
gelijk zijn, dat in dien tusschentijd de rekenmunt van
mala pecunia weder tot bonum pagamentum is
teruggebracht en dat de hiervoor uitvoerig behan-
delde verzwakking slechts een tijdelijke maatregel
is geweest? Het blijkt, helaas, uit niets. Alleen zoude
de anders zeer ongewone verzwakking van het
schild dan verklaard zijn, als het onmiddellijke
gevolg van de versterking van de rekenmunt.
De waarde van het schild toch zoude dan zijn
geweest in
1344 328 d bon* pag.
1346— 1349 432 d mal. pee. of 324 „ „
I35 2 *35 6 3 60 » n
hetwelk een zeer gewoon verloop is. De onbe-
duidende waardevermindering van het schild van
328 op 324 d bom. pag. heeft werkelijk plaats
gehad, zooals blijkt uit eene boeking van het jaar
1348 (II 23): C om put at in expositis Wernerus de
200 libris et 63 libris datis et solutis per eum
consanguineis Stephani Roberti in scudatis quo-
libet scudato pro 20 grossis et dimidio recepto et
pro 20 groszis et uno Brabantino exposito 3 « 4 fi
boni pagamenti facientes in mala pecunia 4 <£ 5 fi
4 d. 1)
Einde 1356 — begin 1357 wordt de waarde van
het schild gebracht op 24 gr. of 384 d. Dit blijft
voortduren tot begin 1359. Daarna is en blijft tot
1388 het schild gelijk aan 24 Vlaamsche groot of
12 plak. Zoolang het <tt gelijk is aan 8 plak (tot
I) 363 HÈ = 63120 fl3lf4i=768a4tf5j>4d== 1024 d.
*> l fr gr = *>ifr X 16 of 328 d.
20 l f 4 gr. = 20V4 X 16 of 324 d.
Het Yerlies per sehild bedroeg alzoo 4 d.
263 HÈ = 63120 of 192 w / 4 i icbild.
Verliet 4 X 192 of 768 d bon. pag.
768 d bon. pag. -= */, X 768 of 1024 d mal. pee:
(De Cameraar beeft de breuk U /«| verwaarloosd.)
62
in den loop van 1372) en een plak alzoo gelijk is
aan ~|— of 30 (t, is het schild 1 2 X 30 of 360 d.
o
Daarna, als het $ gebracht is op 10 plak en een
plak alzoo gelijk is aan -^ of 24 (t, is het schild
= 12 X 24 of 288 et.
Van 1356 — 1359 was het schild alzoo gelijk aan
24 gr. (van 16 d); daarna voortdurend gelijk aan
24 gr. (van 15, — later 12 (t).
In de rekeningen van 1360, 1362, 1363, 1364,
1365, 1367 en 1368 zijn schilden geboekt, die
nader zijn aangeduid als Scudatus Brugensis of
Bruxsche schilt. Dit muntstuk wordt over geheel
dien duur in rekening gebracht voor 24 gr. en is
dus in waarde gelijk aan het schild.
Naast het schild van 24 gr. treffen wij in Juli,
1367 (II 467) een duurder schild aan n. 1, een
schild van 24 l /g gr. Voor het eerst in November
van datzelfde jaar (II 473) verschijnt de scudatus
antiquus, in de Dietsche rekeningen oelde schild
genoemd. Het blijft zich over het geheele tijdperk,
waarvan de rekeningen tot nu toe zijn uitgegeven,
met eene steeds opklimmende waarde
vertoonen naast het schilt, dat onveranderlijk
24 gr. blijft gelden en dat in de rekeningen van
I 37^, 1382 en 1383 ter onderscheiding van het
oude schild, enkele malen licht schilt wordt genoemd,
(b. v. IV 254)
Er bestonden twee verschillende oude schilden n.1.
het Keizersschild en het Fransche schHd.
63
Zij werden meestal geacht te zijn van gelijke
waarde en eene verbintenis, in oude schilden aan-
gegaan, mocht in den regel door den schuldenaar
naar verkiezing in de eene of in de andere munt
worden betaald i).
Van 1357 tot en met 1363 wordt het oude schild
enkel scudatus antiquus of oelde schilt genoemd.
In het daarop volgend jaar wordt er onderscheid
gemaakt tusschen het Fransche schild en het
Keizersschild en dit blijft voortduren tot het
jaar 1376, waarna het Keizersschild uit onze
rekeningen verdwijnt. Het Fransche schild
is daarin altijd een weinig meer waard dan het
Keizersschild.
Zooals ik reeds heb opgemerkt, steeg het oude
schild voortdurend in waarde. In het volgend
staatje is deze muntversterking aangetoond. Het
staatje geeft dus tevens een trouw beeld van de
aan die versterking gepaarde verzwakking der
rekenmunt.
I) ... /ent cliynn ptnningke enen gueden gulden schilt der munten
tkeysers van Romen <*ft sreninet van Vrancrike voer teven en twyntieh
srilHnghe fayments vcers. Anno 1347 (Nijboff, 11, 30.;
WAARDE VAN HET
AANDUIDING
DEEL
JAAR.
DAG.
VOLGENS
DE REKENING
Oud
Schild.
Keizers Transche
Schild. | Schild.
EN
BLAD-
ZIJDE.
BPr-l *
g» | * |gr-| *
NB. Grooten van 15 o*
1357
Nov.26
scud. antiq
26JJ396
II- 3-473
1358
Juli 27
scud. antiq.
26*400
. S69
_,
scud. antiq.
27 404
. S74
'359
scud. antiq.
28 420
1
. 613
1360
scudatus
28(427!
. 7"
1361
Juli 25
oelde schild
3° |4S°
III. 1. 54
1363
oelde schild
31 4°5
. 249
M
oelde schild
32 | 4 8o
. 238
He! moiht lat GrminghlH
nul mttr qhildcH dan
31 Vim. gr.
1364 ?
Keysers schild
32 48O ,
. 357
" 1
Vrancrycsche sch.
1 1 32,1487*
38 Vr. schild werden uitgegeven
te Groningen, üe Cameraar verloor
er uu 16'/, gr. _- 247'/, il.
I367 ?
oelde Keysers sch.
134 Sio
|
m. 2. 16
„ ?
oelde Keysers sch.
34ii5i3*
17
„ ?
oelde Keysers sch.
34* 517*
, 16
?
oelde Vrancr. sch.
35i
S28i
B »
1368 ' ?
Keysers schild
37
555
. 97
„
Vrancrycsche sch.
37*
562*
• V
1369
olde schild
39
S85
. 160
olde schild
40
600
, 161
Juli' 16
olde Vrancr. sch.
40
Soö
. 252
„ 28
olde Vrancr. sch.
40
600
olde ;child
41
615
. 161
,_,
olde schild
42
630 1
■ •
olde schild
43*
648 1
\
„ 200
olde schild
43*
652*|
V *
T.
olde Vrancr. sch.
♦41
667»
. 256
«5
JAAR.
DAG.
AANDUIDING
VOLGENS
DE REKENING.
WAARDE VAN HET
Oud Keizers
Schild, i Schild.
Fransche
Schild.
gr-
gr-
gr.
DEEL
EN
BLAD-
ZIJDE.
I370
1371
1372
*
1373
«374
m
m
1376
Ji
1»
•377
1378
II
1»
oelde Vrancr. sch.
oeldeKeysers sch.
oelde Vrancr. sch.
oelde schild
Vrancrixsche sch.
oelde schild
oelde Keysers sch.
oelde Keyserssch.
Feb. 1 1
April s
IDec.24
•
Juni 14
Juli 25
>
oelde schild
oelde schild
Keysers schild
Vrancrixsche sch.
oelde Vranc. sch.
oelde schild
oelde gol. Keys.s.
Keysers schild
oelde schild
Vrancr. schild
oelde Vranc. sch.
oelde schild
oelde schild
Vrancrixsche sch.
Aan het slot der rekening van
1369 wordt het verlies geboekt
van 42 alde sch. die vytghegkeven
warden var 40 gr. ende weder
ghewisselt vor 41 gr. maken 2%
12 i 6 d; eveneens van 42 olde
gr. vytghegheven ver 40 gr. ende
ghewisselt var 42 gr. maken 5 H£
S $ (IH. 2. 259-)
765
795
840
56
56
5i
J52
780
53
840 1
56
840
56
840
57
In het vervolg
van 10 pi. k
56 '672
855
ponden
24 d.
58 696
58 1696
58 1696
60 720
60 720
60 720
60
60
58
59
696
708
60
720
720
720
60 I720
60 1720
III. 2. 262
n
1»
r)
*
339
396
435
450
468
IV.
n
»
1»
1»
V.
w
9
80
85
>93
89
140
271
285
317
1
128
168
169
66
WAARDE VAN HET
JAAR.
AANDUIDING
DEEL 1
EN
BLAD- 1
DAG.
VOLGENS
Oud Keizers ,Fransche
Schild. 1 Schild. Schild.
ZIJDE.
i gr. | <t
gr.
* Jgr.
i
1378
1 1
? oelde schild : 6i 732
V. 169
? oelde Vranc. sch.
62i
750
. "2?
1379
Jan. 29 oelde schild , 727*
. 123
„
Juni 14I oelde schild 60 732
. 174
n
oelde schild [62 744
. 214
,
Vrancr. schild ' 62
744
. 253
1380
oelde schild |6o 732
. 270
„
oelde Vranc. sch. ,
62
711
• 270
„
oelde schild 62 744 1
. 349
1381
Juni 23
oelde schild 62 744 1
• 39S
„
Oct. 18
oelde schild 62 744 1
- 394
B
- 3i
oelde Vranc. sch.
jöS
744
■ 395
1382
?
oelde schild
62 I744
VI. [7
1383
i
oelde schild
62 744
. 58
1384
Feb.i 3
oelde schild
63 756
1
. 85
In de rekening van 1352 komt op twee plaatsen
een scudalus novits voor (II. 118. 141) tegen eene
waarde van 17 gr. of 272 d. Het wordt overigens
niet aangetroffen. In dezelfde rekening verklaart
de Cameraar ontvangen te hebben 7 scudatos novem
brabantinos facit 10 'S 13 JS. (II 1 72). Ik vermoed,
dat wij hier te doen hebben met eene schrijffout.
In de rekening 1369 (III. 1. 161) is het Dor-
drechtsche schilt geboekt, dat wij overigens in de
uitgaaf niet aantreffen. Het heeft daar eene waarde
van 38 gr. of 570 ö\
«7
Ik ben nu genaderd tot den mou ton, eene munt,
die in de middeleeuwen een haast even groote
rol heeft gespeeld als het schild.
De mout on wordt in onze rekening motton,
nvutton of muttoen genoemd en komt het eerst voor
in een post van 2 Augustus 1360 (II 709) 1). Voor
de tweede maal is hij geboekt op Kruisdag 1361
(III, 1, 35). Hij heeft daar eene waarde van 28 gr.
of 420 et. Tot in het begin van 1364 (III, 1, 133,
135, 238, 346, 408) treft men hem immer tot een
zelfde bedrag aan. Dan verschijnt de nye motton
en wordt de motton zeldzaam. In de rekening van
1365 wordt hij nog een enkele maal genoemd (III,
'. 5 2 3i 524). In die van 1367 komt hij nog tot
eene waarde van 28 gr. voor en wordt daar, ter
onderscheiding van zijn nieuwen naamgenoot, oelde
motton genoemd (III, 1, 638). Als wij hem later
nog zien verschijnen, — het laatst in 1369 (III, 2,
231), dan duidt men hem aan als motton van 28 gr.
(III, *3<-)
De nye motton komt het eerst voor in de reke-
ning van 1365. In den loop van dit jaar werd de
munt van 27 gr. of 405 & gezet op 26 gr. of 390 et
(III. i, 453, 503.) In een post van 30 October 1365
komt hij nog tegen 27 gr. voor, zoodat de bedoelde
zetting na dien dag moet zijn geschied. De nye
motton wordt tot in den loop van 1368 aldus, —
later alleen motton genoemd. Hij blijft, tot 1376,
13 plak of 26 gr. gelden. Na dat jaar komt hij
Dat geeft eene waarde va
senrijf- of drukfout denken.
niet meer voor. In dien tusschentijd komt nog
een enkele maal een motton van 27 gr. voor, o. a.-
in October 1 368, waar hij goede motton wordt
genoemd (III, 2, 143).
Rosckensmottone komen voor:
anno 1368 tot eene waarde van 26 gr. (III. 2. 115)
. »7 - (III-2. 157)
•369 3°è . (UI- 2- 160)
1370 36 ,. (III. 2. 263)
29Sept „ „ 36 „ (III. 2. 292)
Op 28 Februari 1369 1) is een crucekens motton
geboekt ad 26 gr. of 390 <t (III. 2. ioo).
Een dubbelden motton komt voor:
Mei 1369 tegen 56 groot (III. 2. 252)
57 ., (III. 2. 201)
30 Oct. 1370 „ 64 „ (III. 2. 292)
In de rekening van 1373 is geboekt een Dor-
drechtsche dubbel mott. tot eene waarde van 70
groot (IV. 86).
In de rekening van 1346 komt een Jlorenus
parvus voor ter waarde van 1 ïï (mala pecunia)
(i. 256).
1) Het kan ook S Maart 136S zijn. De boeking slaat aan hst einde
der tekening, die loopt van 21 Februari 1368 tot aa Februari 1369 en is
jjedüleifrd des viimsd. na den sonnind. Rtminisctri. Zooals ik in de inleiding
opmerkte, bevatten sommige rekeningen enkele posten, die tot het volgend
dienstjaar behoöfen.
69
In die van 1355 is een fiorenus aureus geboekt
ad 1 « 3 J3 4 d of 280 d (II 300).
De ghulden hellingh komt eenige malen voor in
de rekening van 1365. Hij werd te Keulen uitge-
geven op 28 Mei en in de rekening verantwoord
tegen 241/4 Vlaamsche groot op 3631/4 et, — op
1 Augustus tegen 24 VI. gr. of 360 et en op 20 De-
cember tegen 27 VI. gr. of 405 et (III. 1.523.524.)
Op 20 Juli bracht iemand 12 van die muntstukken
uit Keulen mede. Zij werden te Deventer verkocht
tegen 23^2 VI. gr. of 353J d het stuk (III. 1.478.)
De frhulden hellingh komt nog eenige malen
voor in de rekening van 1383 telkens tegen eene
waarde van 24 plak of 576 d (VI. 58. 87. 95. 131.)
De nieuwe Cameraars namen van de Cameraars,
die 22 Februari 1367 waren afgetreden, 56 Colscher
groten over ad 25*/ 7 d. Deze werden in den loop
van dat jaar verkocht tegen 22% d per stuk
("i. 2. 33).
Op 11 Oct. 1375 werden beproefd 16 halve
grote> die tot Vollenhoe (Vollenhove) geslagen
waren (IV, 216). Zij hadden Cameraars 8 JJ gekost,
dat maakt 6 et of i£ groot per stuk.
In de rekening van 1369 zijn verantwoord 2i/ 8
Engelse he nobele elk stuc van 72 gr. ende 12
placmouwen maken 12 ^ 15 JJ (III 2. 161). Elke
placmonw is alzoo gelijk aan 30 d.
In de rekeningen van 1370 en 1372 komen witte
5
penningen voor, waarvan er 14 gelijk zijn aan een
schild (III. 2. 261, 296, 436). Een wit penning is
alzoo gelijk aan 25 5 / 7 et.
Op 28 April 1375 droeg Roelikin die Pi/>er naar
Avioen (Avignon) 2$francken y waarvoor 60 W wordt
uitgetrokken (IV. 239). Dat maakt voor 1 frank
2 « 8 fi of 576 et.
Uit enkele posten der Cameraarsrekeningen is de
prijs van het zilver op te maken. Ik meen goed
te doen mijne berekeningen op dit punt in deze
mijne studie op te nemen, omdat die prijs in
onmiddellijk verband staat tot de muntwaarde.
Het gewicht van het zilver is opgegeven in mar-
ken en looden, echter zonder nadere aanduiding.
Gebruikte men in de 14* eeuw te Deventer het
Trooisch of het Keulse h gewicht om zilver te
wegen? Ziedaar eene vraag, die ik bij gebrek
aan bescheiden niet tot oplossing kan brengen."
Bij besluit in het jaar 1473, genomen door sche-
penen, raad en oudermans van Utrecht, werd
bepaald, dat dieghene, die met cleynoten, juwelen,
gesteente, gout ofte zuivere ommegaen, zullen wegen
mit Troys ende Coelsch gewiekte als van outs ge-
woenliken is geweest te weten gout ende gesteente
mit Troys gewiekte ende zuiver ende ander clcy-
?to ten ende juwelen mit Colsch gewiekte 1).
In het laatst der i5 de eeuw werd te Utrecht
alzoo, als van outs gewoenlichen was, het zilver
gewogen met Keulsch gewicht. Dat dit aldaar
X; Mr. Kaspek Bukman. Utrechtse he jaarboeken 1758, III, 89.
7*
ook in de i4 de eeuw het geval is geweest, mag
men behalve uit de even geciteerde woorden met
heel veel grond besluiten uit de bekende vast-
houdendheid onzer voorvaderen in dergelijke zaken.
En om den nauwen band, die tusschen Utrecht en
Deventer bestond, is het niet onwaarschijnlijk, dat
ook in deze laatste plaats het zilver met K e u 1 s c h
gewicht gewogen werd, — ja moeten wij, zoo lang
het tegendeel niet blijkt, voorloopig aannemen, dat
dit in waarheid het geval is geweest.
De Keulsche mark was gelijk aan 233.855 gram 1).
Zij was verdeeld in 16 lood en een lood wasalzoo
zwaar 14.6159375 gram.
In de rekening van 1365 wordt de koopprijs van
10 lood zilver geboekt, die buiten den arbeyt
8i/$ 2) Vlaamsche groot gekost hadden (III. 1. 485).
De mark kostte alzoo 136 VI. gr. of 8'/2 <8, dat
maakt voor 1 gram 8.723 <f terwijl men voor 1 <$ 27.512
gram zilver kon koopen.
In de rekening van 1368 wordt de koopprijs van
63 lodighe mare silvers geboekt ad 6V2 schild
(III. 2. 103). De mark kostte alzoo 9*/ 4 <$, dat
maakt voor 1 gram 10,006 d terwijl men voor 1 V
23.985 gram zilver kon koopen.
In de rekening van 1371 wordt de koopprijs van
1 loet zilvers geboekt op 15 gr. (III. 2. 327).
De mark kostte alzoo 15 «, dat maakt voor
1 gram 15.394 <t, terwijl men voor 1 <R 15.59 gram
zilver kon koopen.
i> Aldus vastgesteld bij de Duittche muntco ventie van 30 Juli 183. S
(Preuss. Genet i-Sa mm hing 1839 blz. 18)
2) lii de uitgaaf staat 9. Dit is echter een drukfout en moet zijn Si 2.
»» II
II II
1*
Eene vergelijking van de waardevermeerdering
van het zilver met de waardevermeerdering van
het oud schild doet ons zien, dat beide vermeer-
deringen gelijken tred hielden, immers:
i mark is in 1365 waard 8V2 <8 of 2040 et
» » i3 68 » 9 3 /4 ff ,» 2340 a
,, „ 1371 » *5 >» 11 3 600 a
Deelt men elk der cijfers door 4Y 4 , dan krijgt
men:
voor 1365 : 480 et
n I3 68 : 550 6 /i7 a
„ 1371 : 847 V 17 i,
wat merkwaardig overeenstemt met de waarde
van het oud schild, zooals die in den hier vooraf-
gaanden staat op de drie bedoelde jaren is aan-
gegeven.
Aug. Sassen.
Gemengde Berichten.
De muntvondst te Oudwoude en het zwaardje
van Arum.
De 2 U afdeeling van het twintigste deel van de Vrije
Fries bevat zeer merkwaardige bijdragen, ook op numis-
matisch gebied.
Wij vermelden in de eerste plaats de uitvoerige beschrijving
van 62 karolingische denariën door ons medelid, den heer
S. WiGERSMA Hz. Deze munten zijn in augustus 1902
in een terp bij Oudwoude gevonden. Zie Tijdschrift 1903,
blz. 60.
Ter verduidelijking van den tekst zijn een 24-tal der
meest merkwaardige variëteiten op ééne plaat, in fraaie,
door de firma H. KLEINMANN & Co. uitgevoerde lichtdrukken
bijgevoegd. De vondst bestaat uit 28 denariën van keizer
LODEWIJK DEN Vrome, type met het vierzuilig tempeltje ;
30 dito van keizer LOTHARIUS, met het omschrift : DORESTaTVS
MON; één denarius van Karel DEN KALE te Orleans en
een dito te Parijs geslagen; — deze laatste is tamelijk
zeldzaam — eindelijk bevat de vondst nog één enkel
exemplaar op naam van Carlus REX FR met het omschrift :
CHRISTIANA RELIGIO.
Onder de denariën van keizer LODEWIJK komen vele
variëteiten voor; opmerkelijk is het echter, zegt de heer
WiGERSMA, dat geen letterteekens of geheime stippen onder
het tempeltje worden aangetroffen. De dertig exemplaren
van keizer LOTHARIUS kenmerken zich door zeer verbasterde
omschriften op de voorzyden. Geen enkel geeft den naam
74
des keizers korrekt en volledig weer. Misschien moet men
hiervan uitzonderen een fragment van een denarius, waarop
men H LOTA leest (n°. 59).
In de voorrede geeft de geachte schrijver eenige interessante
beschouwingen omtrent de friesche terpen en de vindplaats
der munten
Hoe talrijk ook de stempelverschillen onder keizer
LODEWljK's denartén zijn, zij kunnen geen licht geven
omtrent de plaats van vervaardiging. Dit zouden slechts
alleenstaande letters, geheime punten of andere teekens,
onder het tempeltje geplaatst, kunnen doen. En juist deze
ontbreken in de vondst. Vermoedelijk zal een groot aantal
dezer stukken in Duurstede zijn geslagen. Het eenmaal
zoo bekende munthuis was op het einde van LODEWljK's
regeering reeds in verval geraakt, welk verval onder keizer
LOTHARIUS zijn hoogtepunt bereikte. De zeer vele bar-
baarsche omschriften op de denartén uit de vondst bewijzen
dit ten volle. Zoo onnadenkend waren de stempelsnijders
onder keizer LOTHARIUS aldaar, dat zij er dikwijls niet
aan dachten, dat een stempel het omschrift omgekeerd
wedergeeft, vandaar enkele exemplaren en retrograde. Zie
n" 3 2 -34.
Ontzachelijke hoeveelheden denartén met het omschrift:
^CHRISTIANA religio" door Lodewijk I en II geslagen,
zijn eeuwen lang in omloop gebleven, evenals dit het geval
is geweest met de romeinsche munten.
Veelal neemt men aan, dat zeer verbasterde denartén van
dit type ook door latere vorsten zijn geslagen. De vondst
van Oudwoude bewijst echter, dat reeds tijdens het leven
van keizer LODEWIJK I deze denartén een zeer grooten
graad van verbastering, vooral wat de omschriften betreft,
hadden bereikt.
Volgens onze meening kan de vondst tusschen de jaren
840 en 850 aan den grond zijn toevertrouwd. Deze data
vallen in de eerste regeeringsjaren van KAREL DEN KALE.
75
De munten van dezen vorst in de vondst aanwezig —
slechts een tweetal mag men met zekerheid daaronder
rangschikken — sluiten, wat type betreft, zoo zeer aan
de munten zijner beide voorgangers aan, dat ze uit zijn
eerste regeeringsjaren moeten dateeren.
KAREL's munten met het omschrift „GRATIA - Dl - REX",
zijn dan ook veel later geslagen
Opmerkelijk is het, dat in Friesland zoo zelden munten
van Pepijn den Korte en Karel den Groote worden
gevonden. In dit opzicht is het klassieke strand van Domburg
veel rijker; ook dit jaar zijn daar weer twee Piepiè 's f
zooals de boeren die muntjes betitelen, uit de zwarte
derrie te voorschijn gekomen.
Een kort résumé der vondst in de fransche taal aan het
einde van het artikel stelt ook de numismaten, die het
nederlandsch niet verstaan, in de gelegenheid er kennis
mede te maken.
Even merkwaardig is, wat Mr. P. C. J. A. BOELES ons
mededeelt, naar aanleiding van een onlangs uitgekomen
nieuwe lezing van de runen, die het bekende zwaardje van
Arum versieren; ook wordt de beroemde gouden Hada-
munt weer op het tapijt gebracht.
Wat vroeger d-»or den heer Boeles omtrent het zwaardje
is medegedeeld, komt in het kort hierop neer:
Miniatuur zwaardje van taxushout, gediend hebbende
tot symbolisch gebruik, vermoedelijk van angelttaksischen
of frieschen oorsprong, doch zeer waarschijnlijk in Friesland
vervaardigd. Het bevat zeven runen, waarvan de drie eerste
door een vertikale lijn van stippen van de vier laatste zijn
gescheiden, en door Mr. BOELES als „edaeboda" worden gelezen.
De aanleiding, dat de heer BOELES op dit merk-
waardige voorwerp terugkomt, is een nieuwe bespreking
er van door Dr. Theod. SlEBS, hoogleeraar te Breslau, in
den tweeden druk zijner Geschichtc der Fr iesischen Liter <tfnr.
7 6
Prof. SlEBS is het in de meeste punten met den geleerden
frieschen oudheidkundige eens, slechts in het lezen der
runen verschillen hunne meeningen.
Waar de heer BOELES % edaeboda" leest en misschien in
de laatste vier letters het friesche boda = bode, meent te
herkennen, wil Prof. SlEBS er ^edaebodp" in zien. Bodp
moet, om als woord eenige beteekenis te hebben, tot bodping
— bodthing worden aangevuld.
Het komt echter den heer BOELES — en wij zijn het
volkomen met den geachten frieschen oudheidkundige eens —
geheel onbegrijpelijk voor, hoe de duitsche geleerde de
slotrune zóó verkeerd heeft kunnen lezen. Een duidelijk
uitgevoerde fotografische afbeelding van dat* deel van het
zwaardje, waarop de runen zijn gesneden, toont onweder-
sprekelij k aan, dat de lezing van den heer BOELES hier
de ware is.
Omtrent de vindplaats van het merkwaardige zwaardje
krijgen we eenige nauwkeurige opgaven. Wij weten thans
daaruit, dat het in zwarte terpaarde bij de Grauwe Kat
onder Arum, 1 5 voet onder de kruin der terp door schipper
WlEGER SljTSMA is gevonden.
Ook over de unieke hada-munt, eveneens met runen
versierd, geeft de heer BOELES op nieuw eenige interessante
bladzijden te lezen, terwijl ook deze munt uitstekend in
plaat is weergegeven. Het is thans uitgemaakt, dat er
„Aada" en niet „hamei" staat.
Overigens is de kwestie, of dit zeldzame gouden stuk
door de Friezen of door de Angelsaksers is vervaardigd,
niet tot verdere oplossing gekomen.
M. D. M.
Muntvondst te Loosdrecht.
In September 1903 werd op het oude voorplein van
het Huis Sypesteyn te Nieuw-Loosdrecht een aarden
kannetje opgedolven, inhoudende 23 stuks zilveren munten.
77
De verzameling bestaat uit dubbele stuivers van Brabant,
geslagen door Karel den Stouten, Maria en Filips
DEN SCHOONEN;
hahe stuivers en zilveren realen van Karel V;
dubbele stuivers van Vlaanderen, ten name van FIUPS
DEN SCHOONEN;
een dubbel vuur ijzer van Vlaanderen, anno 1475;
schwertgi oschen van FREDERIK, JOHAN en GEORGE van
Saksen, tusschen 1500 en 1507.
De munten zijn begraven in het eerste vierdedeel der
16** eeuw.
Later hopen wij in de gelegenheid te zijn eene uitvoe-
riger beschrijving te geven.
(Volgens mededeeling van Jbr. C. H C. A. van Sype-
STEYN, te 's-Gravenhage.) J. E. TER Gouw.
Aanvulling op Dirks 181 3 — 1863.
Vz. Een grafmonument, vertoonende een tegen een
urn rustende zeis op voetstuk, onder een treurwilg. Daar-
onder: 5605 — 1844
Kz. Opschrift :
TER GEDACHTENIS
GEWYD AAN ONZE GELIEFDE
OVERLEDENE OUDERS,
HYMAN MORDECHAI HYMANS,
GEBOREN TE STICHS VEENENDAAL
IO NOVEMBER 1772,
ALDAAR OVERLEDEN \J OCT* 1844.
ANTJE NATANS, GEBOREN
TE LEYDEN 4 AUGUSTUS 1 78 1
TE STICHS VEENENDAAL
OVERLEDEN 25 OCT* 1836.
Zilver, geslagen, 55 m.M.
Medegedeeld door Mr. E. H. Hymans te Tiel.
78
Flabbe.
Met dezen naam bestempelde men in het laatst der zes-
tiende en den aanvang der zeventiende eeuw breede, dunne
munten van geringe waarde, meer in 't bijzonder de vier-
stuiversstukken der stad Groningen, die men afgebeeld
vindt op plaat 186, n°. 2 en 3 van Verkade.
't Was oorspronkelijk eene volksbenaming, maar ging
in den taalschat der wetten en verordeningen over, blijkens
de Muntwet van 21 Maart 1606, alwaar men leest in
art. 2 1 :
Die dubbele Groeninger Flabben tot viij st., die enckele
Flabben tot iiij st.
Ook in Overijsel was het woord niet onbekend; de
breede munten met de beelden van S. Lebuïnus, S. Michaél
of S. Nicolaas, in 1561 geslagen door het verbond der
„Drie Steden", droegen den naam van dubbele Flabben.
(Afgebeeld v. D. Chijs, pi. VII en VIII.)
Waaruit heeft het woord zijn oorsprong genomen?
Wij kennen heden ten dage nog een fiab of flap, nl.
in de minder gekuischte volkstaal : „een flap om de ooren",
een oorvijg, toegediend met de breede, platte hand. Reeds
KlLlAAN vermeldt dit woord flabbe, -= vulnus in faciem
incussum, et alapa, colaphus, dus evenzeer: oorvijg, muil-
peer, „oplawaaier". Nog een ander flabbe geeft hij met
de beteekenis van muscarium, d. i. vliegenwaaier, dus alweer
een breed, vlak voorwerp. Eindelijk kennen wij ook het
fiab of eendekroos: de breede groene „plakkaten", die in
de slooten drijven.
Aan het begrip van breed, plat en dun heeft ook de
munt haar naam te danken.
De dubbele Groninger flabben, boven genoemd, ver-
toonden het beeld van Sint Maarten in bisschoppelijk
gewaad en heetten daarom Langrok.
J. E. TER GOUW.
7X>
Napoleon ƒ, vervaardiger van valsche munten.
In de Antiquitaten-Zeitung van 7 Oktober 1903, wordt
ecne mededeeling gedaan, die zeker aan weinige onzer
leden bekend zal zijn, namelijk dat de groote Keizer
Napoleon, dikwijls valsch geld heeft doen vervaardigen.
Een zijner tijdgenooten, de baron EUGEN DE DlTROLLES,
vertelt in zijne Gedenkschriften, dat NAPOLEON, vóór het
te velde trekken naar een te onderwerpen rijk, van dat
land valsch geld liet slaan, en dit gebruikte om zijne sol-
daten te betalen, zoodra hij daar als overwinnaar was
opgetreden. Zoo zou hij valsche Friedrichs d'or hebben
doen slaan, die in innerlijke waarde veel met de origineele
verschilden. Maar het was vooral in papieren waarde, dat
de vervalschingen bestonden. Nagemaakte Weener bank-
noten, Pruisische staatsobligatièn en Russische papieren
roebels werden in de respektieve landen door Napoleon
in grooten getale verspreid.
Om aan het papier den schijn van een langdurig gebruik
te geven, moesten policiebeambten het met handschoenen
wrijven en gebruikten daarbij het vet van paardekammen
of iets dergelijks.
Een dezer beambten, PlNGRENON genaamd, vertelde aan
baron DE DlTROLLES, tijdens diens gevangenschap in 1815,
dat hij herhaalde malen zes frank per dag verdiend had
met het aldus vuil maken van nieuw papieren geld.
M. D., M.
De oudste munt.
Naar aanleiding van het uit de Antiquitaten-Zeitung
van 22 Juli 1903 vertaalde berichtje omtrent de oudst
bekende munt (aflevering IV, 1903, blz. 325), zond de heer
J. E. TER Gouw mij een exemplaar der 4 dc aflevering,
1 Januari 1898, van den 2 1,c " jaargang van La Gazette
8o
Numistnatique, bevattende een artikel van zijne hand,
getiteld: De la haute antiquiti du métal monnayé. Daar-
aan ontleenen wij, dat volgens Stephanik'S Catalogus
der verzameling van het Kon. Ned. Oudheidkundig Ge-
nootschap (1897), de Chineesche keizer FOEH-Ll in 2952
v. C. reeds munt liet slaan, dat er munten zonder opschrift
bestaan van (de periode?) T'ai-Hao (2852—2738 v. C),
dat in de verzameling van het Bataviaansch Genootschap
van Kunsten en Wetenschappen, een munt van de periode
Shin-NüNG (2737—2697 v. C.) met opschriften wordt
gevonden en dat volgens Dr. Eerdmans, (de Gids, Febr.
1897, blz. 325), zoowel onder NEBUKADNESAR II, als onder
de eerste dynastie (2300 v. C.) in Babyion reeds gemunt
geld (caspou canictou) zou zijn geslagen.
Z.
Veranderde Stempels.
(Vervolg van blz. 320, Jaargang 1903).
Dertigstuiversstuk van Zutfen, anno 1688, veranderd
in 1689 (Collectie Jhr. P. O. H. Gevaerts yan Simons-
haven, verkocht Juni 1903).
Ducaton van Kampen, 1669, veranderd in 1680, toen
de nieuwe slag reeds overal gevolgd werd. (Dezelfde
verzameling).
Rijksdaalder van West-Friesland met den halven man
van 161 1, veranderd in 161 2. (Mijne verzameling).
Rijksdaalder van Utrecht, 1664, veranderd in 1669.
Tusschen 1664 en 1669 zijn hoogstwaarschijnlijk geene
rijksdaalders geslagen, zie Cat. Muntcollege II, blz. 100.
(Mijne verzameling).
J. E. TER Gouw.
fti
De Ffilversumsehe Inhuldigingspenning,
werd niet zooals ik op blz. 329 van aflevering IV, 1903
mededeelde, aan de schoolkinderen uitgereikt, doch, volgens
mededeeling van den heer J. E. TER Gouw, tijdens den
optocht te Hilversum verspreid.
De feesten bestonden in traktatie der schoolkinderen en
uitreiking van den herinneringspenning van BEGEER (Inhnl-
digingspenningen 1898, n*. 31 e. v., zie blz. 44), op
30 Augustus 1898.
Taptoe en reveille, aubade, {Kroningslied, woorden
van den heer TER GOUW), godsdienstoefening, parade der
schutterij, allegorische optocht, (3* afdeeling, n*. 11:
werklieden der boekbinderij en linieerderij „De Blaeuwe
Werelt", direkteur A. VAN HOOFT), planten van een
gedenkboom, avondkoncert en illuminatie op 3 1 Aug. 1 898.
Volksspelen, avondkoncert, illuminatie, fakkeloptocht naar
de Schuttersheide en vuurwerk aldaar, op 1 Sept. 1898.
Z.
Munt-verzen.
Naar aanleiding van het artikel van Mej. DE MAN over
„Kinderprenten met afbeeldingen van munten", waarin
gesproken wordt over het Vijftigstuiversstuk of Konings-
stuk van Lodewijk Napoleon, wensch ik een gedicht
meé te deelen, dat zich in mijn verzameling bevindt. Het
is gedrukt op een velletje papier klein postformaat, zonder
jaartal, maar 't dagteekent blijkbaar van 1810. Bovenaan
leest men:
„A 1'occasion de la refonte de la monnaie Neérlandaise,
(entr'autres des pièces de / 2.50)". 1)
Nu volgt eene afbeelding, in koper gesneden, van het
50-stui versstuk van 1808 (VERKADE 192, 5), en verder:
„on a composé ces lignes:
I) Uit dit „ƒ 2 50" zou men geneigd zijn af te leiden, dat bet ver»
dagteektnt op zijn vroegst van 1816.
8'*
t-'e plus juste des rois vient d'abdiquer soh tróne,
Opeuple de Hollande! Unissons nos regrets!
Cniquement touche du bien de ses sujets,
•-•1 ne compte pour rien Téclat de la couronne,
m il ne peut Tillustrer par de constants bienfaits.
2ous Pavons vu, ce roi, comme un Dieu tutélaire
>u désastre de Leide, aux ravages des flots,
^arcourir les débris, soulager la misère,
On Tentendit enfin nous adresser ces mots:
* f e peuple hollandais vivra dans ma pensee,
„Wt mon dernier soupir sera pour son bonheur."
O, bon roi! la mémoire, a jamais retracée,
Ze s'eflfacera au fond de notre coeur."
. Op de keerzijde van het blaadje : ACROSTICHE.
J. E. TER GOUW.
Verslag aangaande het Museum van Oudheden
van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap
van Kunsten en Wetenschappen over 1902 3.
Van ons medelid Dr. G. A. HULSEBOS ontvingen we
bovengemeld verslag omtrent de aan zijne zorgen toever-
trouwde verzameling.
Behalve van enkele moderne penningen, waaronder de
zeldzame en bizonder fraaie op het 50-j'arig huwelijk van
j. A. G. baron DE Vos VAN STEENWIJK en A. M. F.
baronesse VAN AKRSSEN Beyf.REN en romeinsche munten,
mocht de aanwinst geboekstaafd worden van een exemplaar
van de oudste gouden bisschoppelijke munt n.m. een gou-
den schild van FLORIS VAN WEVELINCKHOVEN, 1579 - 1 393
(v D. Chijs, Utrecht, PI. XII n°. 1).
Ten slotte wordt mededeeling gedaan van onderzoekingen
omtrent gehalte en samenstelling van sommige enkele en
dubbele stuivers van Utrecht en van romeinsche bronzen
munten. Z.
»3
Valkenberg of Valkenburg?
Naar aanleiding van de destijds door de K. v. R. ontvangen
cirkulaire van den burgemeester van Valkenberg, nam ik
in mijne Beschrijving der Neder landsche penningen 1863/98,
bij n°. 6490 (afl. IV 1903 blz. 286), daaruit een en ander
over, tevens ter toelichting van het verschil in spelling:
Valkenberg aan het hoofd en Valkenburg op den penning.
Ons medelid Th. Dorren zond mij een overdruk van
een opstel door hem voorgedragen op de algemeene ver-
gadering van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap
in Limburg den 2p icn Juli 1902 en opgenomen in het
Jaarboek van het genootschap, waarin hij een lans breekt
voor de spelling: Valkenbirg. De vreemde en uiteenloopende
wijze, waarop de Franschen plaatsnamen vertalen bewijst
niets voor de tiollandsche spelling. De zegels bewijzen al
evenmin iets; vertoonen die, welke de burgemeester aanhaalt
een rots, andere (o. a. een van 1285) hebben een burcht;
ze komen evenveel of beter evenweinig voor met den
burcht als met de rots, terwijl het aloude wapen den
rooden dubbelstaartigen leeuw uit het huis van Limburg
voert Tusschen 1145 en l 39° vindt de schrijver in den
Codex Diplomaticm Valkenburgensis van ERNST 56 maal
in de titels der stukken Falkenborg-burg-borc of bourg en
slechts driemaal Valkenberg; uit tal van geschriften uit de
13"- 17 eeuw toont hij ain dat Valkenberg hoogst zelden
en dan nog meest door gelijkheid van klank met Heinsberg
wordt geschreven — de heeren van Valkenburg waren
tevens heeren van Heinsberg, welke naam als oudste bezitting
voorafging in do titelatujr en zoodoende wel tot de schrijf-
wijze Valkenberg leidde.
In cen begeleidend se irijven roept de heer Dorren de
munten als hulptroepen in het strijdperk b.v. de sterling
van J.w 1 niet valkkuor, van DER Chijs blz. 214, pi. XX,
de muiit van WALRAMUS DE VALKENliORCH, Revue beige 1854
84
p. 79, ze pleiten voor zijne meening; zoo werd de plaats
als Valkenborg in 1644 bij de zeven provinciën ingelijfd.
Tevens wijst de heer DORREN op een onjuistheid in de
cirkulaire, waarin van GOSUINUS - GOZURNUS is gemaakt.
Z.
In de Archèologo Portugués beschrijft JULIUS MEILI te
Zurich, de bekende auteur van „das Brasilianische Geldwtsen"
eene merkwaardige wijze van handelen om de waarde van
muntstukken te verhoogen, welke in Brazilië en de eilanden
van Midden-Amerika werd toegepast, hoofdzakelijk ten
opzichte van de te Rio de Janeiro in de 2 e helft der i8 e
eeuw geslagen munten met het borstbeeld en het wapen
van den koning van Portugal. Door het gat in het midden
der zilveren munten dreef men een gouden stift, welke
daarna aan weerszijden platgeslagen en met een klop voorzien
werd. De ter aangewezen plaats tevens afgebeelde munten
moeten thans buitengewoon zeldzaam zijn.
Antiquitaten-Zeitung, 29 Juli 1903.
De Franse he Munt in 1902.
Aan het zoo juist verschenen Rapport au Ministre des
Finances van den Directeur de 1'Administration des Mon-
naies et Médailles, wordt het volgende ontleend:
In 1902 zijn aan de Munt te Parijs niet minder dan 126.7
millioen muntstukken geslagen, met eene nominale waarde
van 97.1 millioen francs, een aantal, grooter dan ooit te
voren werd bereikt. Hiervan is gemunt voor Frankrijk:
in goud voor bijna 48.9 millioen francs, in zilver voor bijna
11.9 millioen francs, in brons voor 800.000 francs. Voor
de Fransche koloniën, behalve 1200 francs in goud, ruim
4.7 millioen francs zilver en ruim 65,000 francs aan brons.
Voor andere rijken, die vooral te Brussel en te Parijs
85
gaarne laten werken, zijn nu ten behoeve van Bolivië,
Brazilië' Bulgarije en Marokko niet minder dan 76.6 millioen
stuks geslagen in zilver, brons en nikkel, waarvan alleen 60
millioen bronzen stukken voor Bulgarije.
Voor den aanmaak van de Fransche zilveren specie zijn,
in overeenstemming met de Conventie van 29 October 1 897
tusschen de landen der Latijnsche Unie, zilveren munten
gebruikt en wel ingetrokken 50 centimesstukken (waarvan
de jaargangen 1864 tot '69 zijn opgeruimd) en verder
5-francsst ukken. De vermunting der laatste brengt, wegens
het lager gehalte der nieuwe munten, nog goed 5 pCt.
voordeel mede Geen zilver baren zijn tot dit doel verwerkt.
Het nieuwe nikkelen stuk van 25 centimes (7 gram ge-
wicht, middellijn 24 mM., gemodelleerd door Patey), waar-
van nu onlangs de circulatie is begonnen, dient om den
grooten afstand tusschen het 10 en 50 centimestuk te
verminderen. Het tusschenliggende zilveren 20 centimestuk
is na 1869 niet meer geslagen; het was wegens zijn kleine
afmetingen, 16 mM. middellijn, niet geliefd (ons dubbeltje
is nog 1 mM. kleiner). Het nieuwe stuk wordt geslagen
van technisch zuiver nikkel (gehalte boven 98 pCt.) en niet
van muntnikkel (75 pCt. koper en 25 pCt nikkel), waar-
van de meeste zoogenaamd nikkelen munten zijn vervaar-
digd. De innerlijke waarde is daardoor iets hooger, de
kleur iets, hoewel zeer wrinig, anders, terwijl men meent
dat de hardheid van zuiver nikkel een weinig grooter en
dus de slijting nog geringer dan die van muntnikkel zal
rijn. Ook in Oostenrijk-Hongarije, Italië en voor een enkel
$tuk (20 Rappen) heeft men ook in Zwitserland aan nikkel-
zilver de voorkeur gegeven.
De vervaardiging van medailles, „eet art essentiellement
francais", en de verkoop daarvan neemt steeds grooter
afmetingen aan. De opbrengst bereikte in het afgeloopen
jaar het hooge bedrag van 1,6 millioen francs. Ook nu
werd wederom aan een drietal kunstenaars het ontwerpen
6
86
van nieuwe medailles of plaquettes opgedragen, die als
eigendom van de Munt de verzameling hebben vermeerderd,
waarvan de afslagen publiek verkrijgbaar worden gesteld.
Talrijke bijlagen betreffende statistiek van het muntwezen,
productie en verbruik van edele metalen, alsmede over-
zichten over de muntstelsels van de meeste andere landen
vergezellen, als gewoonlijk het jaarverslag.
Af. Rott. Ct. 28 October 1903.
Te Lissabon is een werkplaats van valse he munters pnt-
dekt.... in de gevangenis! Een daar opgesloten valsche
munter was er in geslaagd, met behulp van vriendei) het
nopdige materiaal en werktuigen te verzamelen Hij zou
weldra in vrijheid zijn gesteld en zou dan de stukken in
omloop hebben kunnen brengen. Avondpost.
Te Rome is de eerste aflevering verschenen van een
nieuw geïllustreerd tijdschrift: Battaglie di archeologica,
onder direktie van M. PiCCiONE. Het heeft voornamelyk
ten doel de tegenwoordige hoogte der archeologische
wetenschap dienstbaar te maken aan allen, die er belang
by hebben, echte van vervalschte oudheden te leeren
onderscheiden ; vervolgens de italiaansche oudheidkundigen
zelfstandiger te maken in hunne uitspraken ; eindelijk strijd
te vperen tegen de hedendaagsche muntvervalschers.
Inhoudsopgaaf van Tijdschriften.
Revue beige de numismatique, 1903, 4". livr.
Forrer, L Les signatures de graveurs sur les mé-
dailles grecques. — Vanden Broeck, E., Numismatique
bruxelloise. Recherches sur les jetons des receveurs de
Bruxelles de la familie MENNEN, frappés aux 14/ et 15*
siècles. — VlSART DE Bocarmk, A., Les jetons de la
Prévóté de St. DONATIEN a Bruges. — Mélanges.
Nederlandsche Penningen 1864—1898,
DOOK
W. K. F. ZWIERZINA.
Dkel II, 1879 — 1890.
847. 1889.
Ter eere van Mr. N. P. van den Berg.
Vz. Zijn rechtsgewend hoofd, daaronder
J. ET L. WIENER
Omschrift in parelrand:
M R NORBERTUS PETRUS VAN DEN BERG
Kz. In twee samengestrikte lauwertakken :
»
AAN
DEN KUNDIGEN
ONVERMOEIDEN
EDELEN STRIJDER
VOOR DE BELANGEN VAN
NEDERLANDSCH-INDIË
ZIJNE VRIENDEN EN
VEREERDERS
1889
Brons, 60 m.M. Verz. Z.
N. P. van den Berg werd geboren te Rotterdam 5 November
1831, bezocht aldaar het gymnasium en kwam in den handel. In
1855 ging hij naar Indie als geemplooieerde bij de faktorij der
6
88
Omschrift :
# ROEI- EN ZEILVEREENIGING „HOLLANDIA" ^
OUDSHOORN
Brons, 34 m.M. Verz. Z.
Zie omtrent deze vereeniging de noot op
n°. 620.
850. 1889.
Algemeene Nederlandsche Politiebond.
Draagpenning voor trouwe dienst.
Vz. Wapen vormig schild, waarop het op-
schrift : JAAR
TROUWE
DIENST
daarboven linksgewende haan, staande op een
lint waarop : altijd waakzaam
Kz. Opschrift : >fc
ALGEMEENE
NEDERLANDSCHE
POLITIEBOND
*
Brons, 20 m.M. met oog en ring door Begeer.
Wordt gegeven in brons voor i o-jarigen dienst, zilver voor 20-
jarigen en goud voor 30-jarigen dienst, gedragen aan oranje, rood,
wit, blauw, oranje lint.
851. 1889.
Prijspenning voor den Corps wedstrijd
bij gelegenheid van het 20-jarig bestaan
der Algemeene Turnvereeniging
te Rotterdam.
8 9
Vz. Omschrift :
ALGEMEENE TURNVEREENIGING
^ ROTTERDAM >(C
In het veld: 20 jarig
BESTAAN
1869- 1889
Kz. In het veld: prijs
CORPSWEDSTRIJD
Daarboven een lauwer-, daaronder een
eiketak.
Brons, 40 m.M., door Begeer.
852. 1889.
Prijspenninkje der Algemeene Turnvereeni-
ging te Rotterdam.
Vz. Tropee van gymnastiek-, en schermwerk-
tuigen, als: brug, ringen, rek, halters, sabel,
degens, schermmasker en -handschoenen.
Omschrift: algemeene turnvereeniging
ROTTERDAM.
Kz. Glad.
Brons met oog en ring, 22 m.M. door Begeer.
853. 1889.
Medaille-Schietwedstrijd te Amsterdam van
wege de Koninklijke Studenten-Schietver-
eeniging.
Vz. Het gekroonde wapen van Nederland
met twee leeuwen als schildhouders, rustende
op een lint met de spreuk : je maintondrai
go
Omschrift :
KONINKLIJKE STUDENTEN SCHIETVEREENIGING
AMSTERDAM
Kz. (In boog) MEDAILLE WEDSTRIJD
CATEGORIE
PRIJS
1889
Brons, met oog en ring, 30m.NI. Verz. Z.
door Begeer.
854. 1889.
Prijspenning Noord-Hollandsche Klub Weg-
wedstrijd.
Vz. Het gekroonde wapen van de pro-
vincie Noord-Holland.
Omschrift :
NOORD-HOLLANDSCHE CLUB WEGWEDSTRIJD
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans.
Brons. 28 m.M. door Begeer. Verz. Z.
855. 1S89.
Prijspenning van de Scherpschuttersveree-
niging: Velp Rosendaal.
Vz. De letters: V. R. als monogram.
Kz. Glad veld, omgeven door twee saam-
gestrikte lauwer- en eiketakken.
Brons, 40 m.M. Verz. Z.
9i
Op mijn exemplaar staat gegraveerd:
MEDAILLE
189O
Volgens mededeeling van den heer Th. Wijlhuijzkn, sekretaris
der voornoemde vereeniging, in 1889 vervaardigd door J. A. DB Vries.
85A. 1889.
Prijspenning van het Sport- en Feestterrein
„de Phoenix" te Haarlem.
Vz. In parelrand eene uit de vlammen op-
stijgende phoenix.
Omschrift :
* SPORT- EN FEESTTERREIN de PHOENIX *
HAARLEM
Kz. Glad veld omgeven door een krans
met twee linten.
Brons, 32 m.M. Verz. Teyler.
857. 1889.
Prijspenninkje bij het Salvatorfeest, uitge-
reikt in de bierhalle „SchützenlisT' te Amsterdam.
Vz. In parelruit : § ^ fl daaronder w. m.
Omschrift: * trinken ist
DAS ALLERBEST
SCHON VOR IOOO
JAHR GEWEST
92
Kz. Opschrift in kabelcirkel:
ZUM ANDENKEN
SALVATORFEST
AMSTERDAM
1889
schützenlis'l
in de hoeken ornamenten.
Ruitvormig met oog, koper verzilverd,
hoog 43 m.M. Verz. Koninklijk Oudheid-
kundig Genootschap te Amsterdam.
„Diese Münze wurde gelegentlich des Salvatorfestes in den Schüt-
zenlis'l, (Warmoesstraat 157, jetzt Sportbar) durch den Wirth Matthias
Veicht solchen Gasten dediciert, welche einen besonders groszen
Durst entwickelten". (Mededeeling v. d. heer Stephanik). Hertog
"Willem V de Vrome van Beieren beval in 1623 den bouw van het
klooster Neudeck, dat door Pauliner-monniken werd betrokken, die
in 1651 het recht verkregen om bier te mogen brouwen. Telken
jare werd het nieuwe brouwsel voor het eerst op het ordefeest
geschonken, d. w. z. op den dag gewijd aan den H. Franciscus a
Paulo (12 Aprilt, welke de monniken hun Sankt Vater noemden,
van daar den naam Sankt-Vater-bier, later in Salvatorbier ver-
basterd. In 1799 werd het klooster opgeheven, de brouwerij werd
eerst 1799 — 1803 door den Staat, 1803—1806 door de Joh annit er-
orde uitgeoefend, in laatstvermeld jaar kwam ze in partikuliere
handen. Nog steeds wordt de eerste proef van het bier aan het
beiersche hof aangeboden.
858. 1889.
Prijspenning der Utrechtsche postduivenver-
eeniging ,,de Eendracht".
Vz. Het gekroonde wapen der gemeente
Utrecht, omschrift:
UTR. POSTDUIVEN VEREENIGING
DE EENDRACHT
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans.
Brons, 23 m.M., door Begeer.
93
859. 1889.
Prijspenning van de tentoonstelling van post-
en sierduiven te Utrecht.
Vz. Het gekroonde wapen der gemeente
Utrecht.
Omschrift: sociëteit de snelpost
Kz. Opschrift : tentoonstelling
VAN POST
en sierduiven
3 E PRITS
Brons, 32 m.M., door Begeer. Verz. Teyler.
800. Als voren.
Prijspenning voor wedvluchten.
Vz. Als n°. 859.
Kz - «* pVLC 'Q5r>
VAN
PRIJS
Brons, met oog en ring, gr. 32 m.M.
Graveur als voren.
861. Als voren.
Vz. als n°. 859, doch met het omschrift:
POSTDUIVEN SOCIËTEIT
DE SNELPOST
Kz. als n°. 860.
Zilver verguld, 42 m.M. Graveur als voren,
94
862. 1889.
Jacht-, Visscherij- en Sporttentoonstelling
te Kassei.
Vz. Linksgewend hoofd van Prins Heinrich
van Pruisen, op de afsnede van denhals: j. s. f.
Omschrift: heinrich prinz von preussen
•x>~+ protector «*♦<>-<-
Kz. Cartouche met medaillon waarin het
wapen van Kassei omgeven door attributen
van jacht, visscherij en sport, visschen en wild.
Omschrift :
ALGEMEINE AUSSTELLUNG FÜR JAGD FISCHERKI & SPORT
X>**» CASSKL 1889 «~o-<-
Brons, 50 m.M. door Begeer. Verz. Z.
8ft£. 1889.
Draagpenning der vereeniging Volksfeest te
Winterswijk.
Vz. Het gekroonde wapen van Winterswijk
omgeven door een parelrand.
Kz. Omschrift: * volksfeest winterswijk
In het veld: SL22©
alles omgeven door parelrand.
Koper verzilverd (voor de leden) en verguld
(voor het bestuur) met oog en ring, 28 l /g m.M.
Verz. Z. Inhuldigingspenningen 1898 n°. 197.
In 1889 werd deze vereeniging opgericht met het doel den ver-
jaardag van Prinses Wilhelmina jaarlijks te vieren. Zij had daar-
voor in eigendom een houten tent met zeil gedekt, groot 840 M*.,
95
in 1898 vervangen door een steenen gebouw groot 1000 M*.,
30 Augustus van dat jaar feestelijk geopend. Deze penningen werden,
behalve voor het bestuur, toen ingetrokken.
862». 1889.
Draagteeken voor de bestuursleden der
Weldadigheids vereeniging „Montefiore"
te Amsterdam.
Rechtsgewend borstbeeld van Montefiore,
het hoofd door een kalotje gedekt, in parel-
cirkel.
Omschrift :
WELDADIGHEIDSVEREENIGING
MONTEFIORE
Zilver, 281/* m.M. Verz. Z.
(door A. D. Posthumus).
De vereeniging. opgericht 6 September 1886, was oorspronkelijk
een tooneelvereeniging, die voorstellingen gaf, waarvan de opbrengst
strekte tot ondersteuning van weduwen en weezen; destijds diende
het draagteeken als best uursinsigne.
Omstreeks 1892 werd besloten op andere wijze in de geldmiddelen
te voorzien, t. w. door bijdragen van leden en begunstigers. Over-
eenkomstig den I2en Mei 1898 goedgekeurde statuten is het doel der
vereeniging de voorkoming, bestrijding en leniging der armoede van
weduwen, vrouwelijke weezen boven 17 en weezen van beiderlei
kunne beneden 18 jaar zonder onderscheid van godsdienst, welke
langer dan een jaar te Amsterdam hebben gewoond.
Sir Mozes Montefiore, geboren 1784, overleden 1885, was een
rijk israelietisch bankier teJLonden, die zeer veel deed ten behoeve
zijner geloofsgenooten in alle deelen der wereld.
8«2c. 1889.
Prijspenning der Bredasche
Duivenvereeniging „Pro Patria".
Vz. Links gewende duif, zittend op een
9 6
olijftakje, op rond verheven medaillon, hetwelk
is omgeven door zwaren bloemkrans.
Kz. Op- en omschrift op dergelijk medaillon.
BREDASCHE DUIVENVEREENIGING
PRO PATRIA
Het medaillon omgeven door twee samen-
gestrikte lauwertakken.
Brons, 46 m.M., met oog en ring.
Verz. Snoeck.
De vereeniging is opgericht in 1887, deze penning heeft gediend
voor eene in 1889 gehouden duiven tentoonstelling.
863. 1890. 3-23 Februari.
Schietwedstrijd te Amsterdam.
Vz. Het gekroonde nederlandsche wapen
met twee leeuwen als schildhouders, rustende
op een lint met de spreuk: je maintiendrai
Omschrift: koninklijke studenten
SCHIETVEREENIGING AMSTERDAM
Kz. ALGEMEENE SCHIETWEDSTRIJD
3-23 FEBRUARI 189O
PRIJS
AMSTERDAM
Brons, met oog en ring, 19 m.M. Verz. Z.
door Begeer.
97
804. 1890. 8 Februari.
Prijspenning Vreemdelingenverkeer Arnhem.
Vz. De initialen V A. O. dooreengestren-
geld, omschrift:
^ VEREEN, tot BEVORD. v. h VREEMD.
VERKEER in ARNHEM en OMSTR.
Kz. Glad veld, daaronder: mankus arnhkm.
Brons, 28 m.M., door Begeer.
865. 1890. 17 Februari.
J. W. Guerin 50 jaar werkzaam ter pro-
vinciale griffie van Gelderland te Arnhem.
Vz. Het gekroonde wapen van Gelderland,
omschrift :
DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Kz. AAN
J. W. GUERIN
COMMIESCHEF
DER TWEEDE AFDBELING
VAN DE
PROVINCIALE GRIFFIE
17 FEBRUARI
I84O I89O
Brons, 40 m.M., Verz. Z., door Begeer.
865a, 1890. 25 — 29 Maart.
Konferentie ter bescherming der arbeiders
te Berlijn.
Vz. Fraai links gewend borstbeeld van
Keizer Wilhelm II in uniform met bontmantel
9 8
Omschrift : * wilhelm ii deutscher kaiser
KÖNIG VON PREUSSEN
Kz. Gezicht op Berlijn, daarboven :
ARBEITER-
SCHUTZ-
CONFERENZ
Langs den bovenrand breed vliegend lint
met de op lauwertakken rustende wapens,
blijkens onderschriften, van: belgien, dane-
mark, DEUTSCHLAND, ENGLAND, FRANKREICH,
ITALIEN, LUXEMBURG, NIEDERLANDE, OESTR.
UNGARN, PORTUGAL, SCHWED. & NORW., SCHWEIZ,
spanien. In de afsnede het wapen van Berlijn
op een vliegend lint, waarop:
berlin 1 890
Brons, 84 m.M., door L. Chr. Lauer
Nederland werd op deze konferentie vertegenwoordigd door jhr.
mr. F. P. van der Hoeven, Z. M.*s buitengewoon gezant en
gevolmachtigd minister te Berlijn, mr. George Snijder van Wis-
sekerke, referendaris aan het Departement van Justitie en H. W. E.
Struve, inspekteur van den arbeid. Tot afkondiging van wetten of
besluiten in het Staatsblad gaf de samenkomst geen aanleiding.
Zie omtrent het verhandelde : Nouveau recueil ginéral de traites
etc. van Martens, vervolgd door Feux Stoerk, ze &rie f deel XV t
*'*• 335-
805 B . 1890. 6, 10 en 14 Mei
25-jarig bestaan der Rederijkerskamer
Joost van den Vondel, te Amsterdam.
Vz. REDERIJKERSKAMER
JOOST van den VONDEL
opgericht 1865
AMSTERDAM.
99
Kz. In lauwerkrans gegraveerd:
AAN HET
25 Jarig
BESTAAN
Zilver, 35 m.M.
De heer du Crocq, oud-lid van de Kamer, liet twee exemplaren
van den gewonen prijspenning met dit opschrift graveeren, waarvan
een voor de Kamer en een voor zijne verzameling. De vereeniging
werd opgericht 21 Maart 1865, het 25-jarig bestaan herdacht 6, 10
en 14 Mei i&Jo.
806. 1890. 7 Mei.
Ter eere van Maurin Nahuys.
Vz. Zijn rechtsgewend borstbeeld, op den
schouder: fernand dvbois, in het veld:
m — dccc — xc — *
Omschrift :
AV COMTE MAVRIN NAHVYS.
SES CONFRÈRES ET AMIS.
Kz. Een monument met aan de weten-
schappen gewijde steenen met de opschriften :
NVM1SMATIQVE — HISTOIRE ARCHÉOLOGIE
HÉRALDIQVE.
Links borstbeeld van Minerva en romeinsche
lamp, rechts een boek met : histoire nvm. de
HOLLANDE - MÉDAILLES - JETONS INÉDITS - VNIFOR-
MITÉ - MONETAIRE - LEHÉRAVT -d'aRMES -HENRI DE
nassav. Op de onderste treden van het voet-
stuk, perkamenten, op een waarvan het wapen
van Nahuys (gevierendeeld van goud en rood
JOO
(Ahaus); over alles heen een doorsneden hart-
schild : i in goud zeven blauwe dwarsbalken
en een goud gekroonde leeuw over die balken
heen (Horstmar), 2 in zilver een rood kasteel,
getopt met drie roode torentjes elk met drie
tinnen, in den voorkant en elk der beide
zijden van het kasteel vier zwarte vensters
2 en 2 (Borken), 't geheel gedekt door een
gravenkroon,) inktkoker en munten, rechts op
den voorgrond eikeboom. Op de plint:
FERNAND DVBOIS — BRVXELLES
Zilver en brons, 60 m.M. Verz. Z.
Médailles historiq. de Belgique n°. 1 o 1 , Médail-
les et Plaquettes modernes PI. XXXIV n°. 162.
Maurin Theodore Corneille Florent Napoleon Nahuys werd
geboren te Utrecht 4 November 1832, als zoon van Mr. Jan Jacob
Nahuys flater wapenheraut van Z. M. Koning Willem II). Zijn
vader werd bij K. B. van 27 Maart 1835, no. 94, ingelijfd in den
nederlandschen adel, doch verviel deze inlijving, daar hij zijn diploma
niet lichtte, bewerende als afstammende van de graven van Horstmar
Ahaus recht te hebben op den titel van graaf, welke afstamming
hij echter in gebreke bleef te bewijzen. Zie hieromtrent verder:
Adelsarchief 1903 — 1904 blz. 55 e. v. Maurin vestigde zich in
1871 te Wies baden, later te Bonn, „tot herstel zijner door de hulp
aan de getroffenen door den watersnood in 1855 en de cholera-
epidemie van 1866 geschokte gezondheid" {Revue 1895). Hij liet
zich in Duitschland naturaliseeren en wist aldaar zijne benoeming
tot graaf te verkrijgen, doch moest zijn adeldiploma ten gevolge van
inlichtingen der nederl. regeering teruggeven^ waarop hij zich in
1884 te Brussel vestigde, alwaar hij 17 Juli 1895 overleed.
Sedert 7 Juli 1857 was hij lid, sedert 2 Juli 1863 eerelid der
Société Koyale de numismatique de Belgique. Bij zijn 25-jarig eere-
lidmaatschap werd hem „comme témoignage particulier degratitude"
een verguld zilveren penning aangeboden : Vz. Linksgewend hoofd
van Minerva, Kz. la société royale de numismatique de
BELGIQUE AU COMTE MAURIN NAHUIJS, MEMBRK HONORAIRE, SBANCE
IOI
du 7 jüillet 1872, den 6 Juli 1873 ontving hij den presentie-
penning (no. 267) in goud met het opschrift: Au comie Maurm
Nakuys voU par atclamation, 6 Juillet 1873. (Zie Revue XXVIII
bU. 335 en XXIX biz. 566).
De vaderl&ndsche penningkunde heeft hem te danken voor zijne
Histcirt numismatique du Royaume de Holland* (1858J en zijne :
Histoire numismatique de la Holland* pendant la riunion a r empire
francais (1863).
867. 1890. 10 Mei.
Kattententoonstelling te Amsterdam.
Prijspenning.
Vz. Aanziende kattekop.
Omschrift: tentoonstelling katten
AMSTERDAM.
Kz. Glad.
Brons, 34 m M. door Begeer. Verz. Z.
S«8. 1890 Juni.
Studentenfeesten te Leiden.
Vz. 's Konings rechtsgewend hoofd, om-
schrift: TER HERINNERING AAN HET LEIDSCHE
STUDENTENFEEST 189O
Kz. Omschrift : # tot andenken aan de fir
DE SALON (sic).
In het veld : van
A. L.
BOXEFANG
Koper, met oog, 24 m.M. Verz. Herman
VAN RlJCKEVORSEL.
7
ro2
860. 1890. 16 Juni — September.
Veiligheidstentoonstelling te Amsterdam.
Vz. Een gevleugelde genius strekt haar
linkerhand met schild beschermend uit over
een mijnwerker, haar rechter met vlammend
zwaard over twee smeden. Links terzijde
staat : begeer
Kz. In palm- en lauwertak de door de
koninklijke kroon gedekte wapens van Neder-
land en Amsterdam, omschrift: tentoonstel-
ling TOT BEVORDERING VAN VEILIGHEID EN
GEZONDHEID IN FABRIEKEN EN WERKPLAATSEN
AMSTERDAM 1890
Brons, 58* m.M. Verz. Z.
870. Als voren.
Prijspenning der Noord-Hollandsche Veree-
niging „Het Witte Kruis" te Amsterdam.
Vz. Schild met een wit kruis op een rood veld,
waarop een schaal staat met daaruit drinken-
de slang, het schild rustende op gekruiste palmtak
en eskulaapstaf, 't geheel omgeven door een
klimopkrans, binnen een parelcirkel.
Omschrift: noord-hollandsche vereeniging
HET WITTE KRUIS.
Kz. Glad.
Brons, 59 m.M., door Begeer.
Uitgeloofd bij gelegenheid der tentoonstelling tot bevordering van
veiligheid en gezondheid in fabrieken en werkplaatsen, gehouden
te Amsterdam 1 6 Juni -September 1890.
De vereeniging opgericht in 1875 heeft ten doel het afwe*
103
ren en het beteugelen van besmettelijke ziekten, het verleenen
van hulp bij epidemieën en gewone ziektegevallen en het helpen
bevorderen der algemeene gezondheidsbelangen en telde in 1903 74
afdeelingen met 15498 leden.
In de vergadering van 17 September 1889 werd besloten ƒ150,000 —
te besteden voor een herstellingsoord te Hilversum, dat op ,.Heide-
heuvel" 30 April 1890 plechtig werd geopend.
Verder bezit de vereeniging een desinfekti e-oven te Alkmaar, in
elke afdeeling een magazijn van verplegingsartikelen ; in sommige
barakken en een badhuis. De statuten zijn goedgekeurd bij K. 8.
3 Juni 1876, laatstelijk gewijzigd 9 Mei 1899, goedgek. 4 Juli 1899.
871. 1890. 17 Juni.
100-Jarig bestaan van het Doofstommen-
instituut te Groningen.
Vz. Gelijk aan Dirks n°. 563.
Kz. Tusschen eike- en lauwertakken.
GAF DEN w
HONDERDJARIG
BESTAAN VAN HET
INSTITUUT
VOOR DOOFSTOMMEN
TE GRONINGEN
1890
onder den krans staat: W. S. (chammer)
Brons, 41 m.M. Verz. Z.
Het doel de^er in 1790 opgerichte instelling is het opvoeden en
onderwijzen van doofstommen, geboren of wonende in Nederland en
zijne koloniën. De leerwijze is de zuivere spreekmethode. De kosten
worden grootendeels gedekt door de kontributien der leden, in 73
departementen verdeeld.
De stichter Hknri Daniël Guijot werd in 1753 teTrois Fontaines
geboren, ontving zijne eerste opleiding te Maastricht en studeerde
theologie te Franeker, was achtereenvolgens waalsch predikant te
Dordrecht en sedert 1781 te Groningen. In 1784 ontmoette hij te
I
104
Parijs den abt de l'Epee, een man van groote verdiensten op liet
gebied van doofstommen-onderwijs en, reeds in 1785 ving hij met
een jodenjongetje en een christenmeisje zijn liefdewerk in eigen
woning aan, doch kreeg weldra zoovele aanvragen, dat hij er niet
meer aan voldoen kon en besloot den bijstand zijner landgenooten in
te roepen. Dit beroep was niet te vergeefs : in 1790 kwam het
Instituut tot stand, aanvankelijk op een gehuurde groote kamer,
later 1792 op een bovenhuis, in 1796 in een aan de Turftorenstraat
gekocht huis, in 1807 in de voor / 34000 gekochte en gaandeweg
vergroote en uitgebreide lokalen aan de beplante Ossenmarkt, waar
een eenvoudig gedenkteeken Guijot's groote verdiensten in herinne-
ring houdt.
872. 1890. 18 Februari.
De slag van Waterloo na 75 jaar herdacht.
Vz. gelauwerd linksgewend hoofd van Z. M.
Koning Willem ii.
ümschrift:
® Z • K • H • PRINS VAN ORANJE LATER
Z. M. KONING WILLEM II
****** »A C
S AAN \
£ DEN HELD ^
VAN
QU ATRE-BRAS
EN
WATERLOO
l8 JUNI
7 *i 5 - i89°
Vervaardigd door de rijksstempelsnijders.
Brons, 44 m.M. Verz. Z.
Oranjepenningen 1386.
i°5
87S. 1890. 21 Juni.
Roeiwedstrijd te Amsterdam.
Vz. Het wapen van Njord, omgeven door
het omschrift : aangeboden door de studenten-
ROEIVEREENIGING NJORD
Kz. Omschrift: * aan de koninklijke
ROEI- EN ZEILVEREENIGING
in het veld : 1. prijs
2 RIEMS SENIORES
21 JUNI
1890
Brons met oog en ring, 19 m.M., door
Begeer.
Zie omtrent deze vereenigingen de aanteekeningen op nos. 535/7
en 564.
S74 1890. 10 Juli.
50-jarig huwelijk van Jhr. mr. H. Hoeufft
van Velsen en E. L. Roukens.
Vz. Onder een kroon, met het helmdek en
de dekkleeden van het geslacht Hoeufft, de
door een lint verbonden wapens van Hoeufft
(in zwart een zilveren Sint-Andrieskruis)
en Roukens (doorsneden i in zilver, een uit-
komende rood gekroonde gouden leeuw, 2
in zilver drie roode voetangels geplaatst 2, 1,)
met twee omziende gouden griffioenen als schild-
houders daaronder:
io6
JHR. MR. HENDRIK HOEUFFT
van VELSEN en
ERNESTINA LUCRETIA
ROUKENS
Omschrift : vijftig jarig huwelijk io julij
i 840 — 1 890
In het veld : w. schammer
Kz. Omschrift: hunne dankbare kinderen
EN BEHUWDKINDEREN
In het veld onder een rozenkrans :
H. J. C. S1LLEM
geb. HOEUFFT
J. G. SILLEM
J. P. E. HOEUFFT
A. HOEUFFT geb. de PEREZ
J. A. HOEUFFT
C. H. HOEUFFT
geb. BACKER
Brons, 50 m.M. Verz. Teyler.
875. 1890. 14 Juli.
50-jarig bestaan van de Harmonie „Musis
Sacrum" te Dongen.
Vz. Verschillende muziek-instrumenten tus-
schen twee lauwertakken, daaronder:
C. FIELENS - ANV
Kz. Omschrift: S» musis sacrum $
DONGEN
io7
In het veld: gouden
JUBELFEEST
1890
Zilver en koper verzilverd, met oog en ring,
28 m.M., Verz. Snoeck, brons zonder oog en
ring, Verz. Z.
Tijdschrift 1896, blz. 126. Bijdragen 2 e
druk n°. 591.
870. 1890. 18—21 Juli.
Prijspenning der Liedertafel Zang en Vriend-
schap te Haarlem.
Vz. Zittende vrouw, die haar gezang op
de lier begeleidt, bijna aanziend.
Onder staat: begeer
Kz. Glad veld omgeven door lauwerkrans,
Omschrift : koninklijke liedertafel zang
EN VRIENDSCHAP TE HAARLEM
Brons, 50 m.M., Verz. Z.
876a. 1890. 10 Augustus.
i°. Gymnastiekuit voering van het Zuider-
gewest te Breda.
Hulde van den Franschen Turnbond aan
het Nederlandsch Gymnastiek Verbond.
Vz. Een zuil tusschen geboomte, op den
achtergrond rechts en links turntoestellen,
boven de zuil in een stralenkrans: patrie
links en rechts: courage moralité.
io8
Eene vrouwengestalte leunt met de rechter
hand tegen de zuil en legt met de uitgestrekte
linker een lauwertak daarop.
Onder : alphée dubois d'après h. chapu
Kz. Omschrift : union des sociétés de france
FONDÉE. 28 7BRE 1873
In het veld binnen samengestrikte eike-
en lauwertakken gegraveerd :
A
LA
FÊDÉRATION
NEERLANDAJSE
DE
GYMNASTIQUE
BREDA
IO AOÜT
1890
Zilver, 59 m.M. Verz. N. G. V.
877. 1890. 24 Augustus.
150-jarig bestaan der Utrechtsche processie
naar Kevelaer.
Vz. Mariabeeldje, daarboven:
CONSOLATRIX AFFLICTORUM ORA PRO NOBIS
Omschrift: >|c broederschap van o. l. vrouw
VAN KEVELAER GEVESTIGD TE UTRECHT
io9
Kz. Het gekroonde wapen der gemeente
Utrecht, waaronder : begeer, in krans van palm-
en eiketakken.
Omschrift: ter herinnering aan het
1 50 JARIG BESTAAN DER UTRECHTSCHE PROCESSIE
NAAR KEVELAER 1 74O — 189O.
Brons, 32 m.M. Verz. Z.
Het bestaan der processie van Utrecht naar Kevelaer werd door
Paus Benedictus XIV erkend en met privilegies begunstigd den
24 Augustus 1740. Paus Gregorius verleende den 14 Juni 1840
de machtiging om plechtig het honderdjarig bestaan der processie
te vieren en bevestigde de privilegies. Paus Leo XIII, bij brevet
van den 20 Juli 1890, schonk zijn bizonderen zegen en voor-
rechten aan de viering van het honderd-vijftigjarig bestaan.
878. 1890. 24 — 28 Augustus.
Schietwedstrijd te Hoorn.
Vz. Het nederlandsche wapen rustende op
4 gekruiste geweren, (waarvan eenmetguide-
vlagje, waarop de letter W) en een vaandel ;
links patroontasch, rechts trompet, alles om-
slingerd door eiketakken.
Opschrift : gedenkpenning
* VER. v . NED. SCH. *
Kz.
* Ar
*• Q
> AAN DEN
WEDSTRIJD ^
TE HOORN
begeer O
*** , ^
A U G-
Brons, met oog 2 ring. 25 m.M.
IIO
879. Als voren.
Prijspenning der Vereeniging van Neder-
landsche Scherpschutters.
Vz. Het nederlandsche wapen, daarboven
begeer. Omschrift op matten rand:
# VEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE SCHERP-
SCHUTTERS
Kz. ALGEMEEN E WEDSTRIJD (in boog)
18 - 9
E PRIJS
^ O O K *
Brons, 32 m.M. Verz. Z.
880. Als voren. 21 m.M. met oog en ring.
881. Als voren Vz. gelijk n°. 879.
Kz. RIJKSGEWEER EN RIJKSMUNITIE (in boog)
PRIJS
RECORD-
WEDSTRJJD
150 M.
Brons, met oog en ring, 21 m.M.
882. Als voren. Vz. gelijk n°. 879.
Kz. Omschrift: 20 schoots nat. record
WEDSTRIJD M / D FLOBERTBUKS #
In lauwerkrans: prijs.
Brons, met oog en ring, 25 m.M.
III
883. 1890. 3 1 Augustus.
Dr. W. Julius 25 jaar direkteur der Rijks-
Hoogere Burgerschool te Gouda.
Vz. Zijn linksgewend hoofd, daaronder :
begeer, omschrift in parelrand :
Dr. WILLEM JULIUS
Kz. Tusschen twee saamgestrikte lauwer-
takken : directeur
rijks
hoogere burgerschool
GOUDA
1865 — 1890
alles in parelrand.
Brons, 48 m.M., Verz. Z.
Deze penning werd door Anthonee Begeer uit dankbaarheid zijn
geliefden oud-leermeester bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan
der Rijks H. B. S , tevens diens 25-jarig direkteurschap, aangeboden.
Dr. W. Julius vroeg en verkreeg als zoodanig eervol ontslag met
ingang van I Oktober 1902.
884. 1890. 31 Augustus.
40-jarig huwelijk van F. W. Klokke en
J. Th. van Hilten te Utrecht.
Vz. Gelijk n°. 440.
Op de bladen van het boek: 1850 1890
Kz. Omschrift :
* 40-jARiGE echtvereeniging *
UTRECHT 31 AUGUSTUS 1850-1890
112
In het veld, in een door een parelcirkel om-
geven rozenkrans : f. w. klokke
EN
J. Th. van HILTEN
Brons, 51 m.M., Verz. Rijksmunt.
F. W. Klokke was ambtenaar aan 's Rijks munt, zie op no. 480.
885. 1890. 4 September.
30-jarig Huwelijk van J. Meerdink en S. M.
Koster te Zeist.
Vz. 30
jarig
huwelijk
VAN
J. MEERDINK
EN
S. M. KOSTER
Kz. In boog : feestcommissie
4 sept.
1890
Afslag 28 m.M., door Begeer. Verz. Z.
886. 1890. 4 — 7 September.
Nationale niet-jachthondententoonstelling te
Scheveningen.
Vz. Linksgewende kop van een duitschen
of ulmerdog, op de afsnede van den hals : h.v. b.
H3
Omschrift: ned. vereeniging van liefheb-
bers EN FOKKERS VAN RASHONDEN „CYNOPHILIA"
Kz. Opschrift : nationale
NIET-JACHT
HONDENTEN-TOONSTELLING
GEHOUDEN TE
SCHEVENINGEN 4 — 7 SEPT. 1890
PRIJS
Onder staat: begeer
Brons, 40 m.M., Verz. Z.
887. 1890. 6 September.
Prijspenning Wielerwedstrijd-vereeniging te
te Amsterdam.
Vz. Het door de keizerlijke kroon gedekte
wapen van Amsterdam, daaronder:
beoker, omschrift :
WIELERWEDSTRIJD-VEREENIGING TE AMSTERDAM
Kz. Glad veld omgeven door twee saam-
gestrikte lauwertakken.
Brons, 32 m.M., Verz. Z.
Komt ook voor met oog en ring. Verz. Z.
888. 1890. 5 Oktober.
25-jarig huwelijk van R. W. J. C. van den
Wall Bake en S. A. van Walree.
Vz. Een door bloemen omgeven geknield
ii4
engeltje houdt een boek omhoog waarop de
jaartallen : 1865 — 1890.
In de afsnede: j. p. m. menger f.
Kz. In een rozenkrans :
ZILVEREN BRUILOFT
VAN
R. W. J. C. van den WALL BAKE
EN
R. A. van WALREE
1865 £ 1890
Brons, 50 m.M., verz. Teyler
88». 1890. 26 Oktober.
Ter eere van J. H. Smits, ontvanger der
registratie te Amsterdam.
Vz. Een engel met een rol perkament, waar-
van een zegel afhangt, in de linkerhand, houdt
de rechterhand beschermend uitgestrekt over
eene zittende vrouw, in weduwkleed met een
kind op den schoot, rechts voor de vrouw staat
een knaap tegen haar aangeleund, links zit
een meisje, op wier schouder haar rechterhand
rust, op de afsnede staat : begeer.
Omschrift : >|c pensioenfonds voor weduwen
EN WEEZEN VAN BURGERLIJKE AMBTENAREN
Kz. In een lauwerkrans:
"5
DE
BURGERLIJKE
AMBTENAREN
IN
NEDERLAND
AAN
J. H. SMITS
1853 -1899
59 m M. Beschreven naar de fotografie in
de verz. Z.
De penning werd den on vermoeiden strijder voor de belangen van
weduwen en weezen der niet tot de departementen van algemeen
bestuur beboorende burgerlijke ambtenaren in goud, zilver en brons
aangeboden, bij gelegenheid van het tot stand komen der wet van
9 Mei 1890, St.bL no. 79, waarbij het pensioen der weduwen en
weezen van burgerlijke ambtenaren werd geregeld. De benoodigde
gelden werden bijeenverzameld door bijdragen van bedoelde ambte-
naren te vragen, waarbij een klein maximum was bepaald.
Aan elk der deelnemers werd eene brochure gezonden, waarin de
geschiedenis der pensioen beweging werd geschetst.
8D0. 1890. 3 November.
Prijspenning der vereeniging „Petit Saint
Hubert" te 's-Gravenhage.
Vz. Landschap waarin St. Hubertus naast
zijn paard en hond geknield ligt voor een hert
met het kruis tusschen het gewei
Kz. Twee saamgestrikte lauwertakken.
Brons, 41 m.M., door Begeer.
891. Als voren.
Vz. Als n°. 890.
Kz. Omschrift :
n6
• SCHIETGEZELSCHAP PETIT SAINT HUBERT *
BEGEER
In het veld: tir
REGLEMENTAIRE
PRIJS
GEWONNEN DOOR
Brons, 41 m.M.
Dit gezelschap werd 4 Juli 1835 in het groot stedelijk badhuis
te Scheven ingen opgericht onder den naam van Société de Tir dite
de Scheveningue en nam in 1850 den naam Petit Saint Hubertaan.
In 1848 werd prins Hendrik der Nederlanden protector, in
1854 H. D. gemalin prinses Amalia patrones der vereeniging.
Het insigne bestaat uit een wapen, (in rood een op een bol
staande ooievaar met aal in den bek, omgeven door het jaar van
is \
oprichting: s fc ,' rustend op twee gekruiste geweren, omgeven door
een lint waarop: LE petit st. hubert, alles gedekt door een muur-
kroon met ring, op den ring: wurden. Koper verzilverd, hoog
zonder ring 43, breed 31 m.M. Kon. kabinet.
892. 1890.
Ter eere van R. van Wijck, pastoor
te Heteren.
Vz. In een krans van lauwer- en klimop-
takken :
DEN HEER
R. VAN WIJCK
DE DANKBARE
PAROCHIANEN
Kz. Opschrift:
STICHTING
PASTORIJ EN KERKHOF
HETEREN
1890
Brons, 37 m.M., door Begeer. Verz. Z.
(Wordt vervolgd).
De Munt in de Volkstaal
DOOR
J. E. TER GOUW.
IV.
(Platbek, Zwaantje, Stooter, Rijder, Paardje,
Vaantje, Klimmer, Vijfstatenstuivers).
Dezelfde „Geertruyt de Minne-moer", die wij
in het eerste hoofdstuk hebben hooren vertellen van
den blauwen elfpenning, is nog lang niet uitgepraat
over de goedheid, waarmee zij in haar ouden dienst
altijd behandeld was.
Zij vertelt aan Frederyk, welk een best leven
zij altijd als min bij zijn ouders gehad heeft, hoe
zij altijd lekkers en geschenken kreeg voor haar
en haar kinderen met Kermis, met Sint-Niklaas,
met Kersttijd, met Driekoningen, met Nieuwjaar en
met Vastelavond. Bijv.
Asset Sinter-Klaes was, so setten mijn seun tot
jouwent de schoen,
Wat pleger jou moer Griet Jans daar en hielle
hoop goet in te doen, ....
8
n8
Wat stacker een geit in d? Appelen ? een plat-
beck, een stooter, een rijer,
Een klimmer, vijf staate stuyvers, dat stack
hij in zijn spaerpot as en vrijer.
(G. A. Bredero's
Moortje, 1615).
Wat het oude praatgrage bestje nu meer vertelt
van ,,witte-broots sop", van „een moyen Dueve-
kater", van haar „peper-huysjes met suycker-erreten"
kan ons niet schelen ; alleen vestigen wij de aan-
dacht op de appelen, en wel op die vruchten zelve
en op 't geen er in zat. De appelen waren eensdeels
van een klein soort en werden, onder de pepernoten
en mopjes gemengd, als „strooiappeltjes" door den
schoorsteen gestro.oid ; andersdeels waren het groote
roodwangige „bellefleuren", die nu nog, na drie
eeuwen, voor een kind een even heerlijk geschenk
zijn als in den tijd van Geertruid's Arent. Maar
wat de waarde er van nog buitengewoon verhoogde,
was het geld, voor den spaarpot bestemd, dat men
in de appelen gestoken had.
Er worden hier vijf soorten van munten uit
Bredero's tijd genoemd, t. w.: de platbek, de stooter,
de rijder, de klimmer en het stuk van vijf staten-
stuivers. Voor de eerste, den platbek, staan wij
al dadelijk „met den mond vol tanden".
Niemand heeft er tot dusver een verklaring van
geweten, geen enkel woordenboek kent het woord.
In hetzelfde tooneelstuk komt het nog eenmaal voor,
en verder nergens.
Als de oude Lambert naar zijn „bogaart", even
buiten de stad, gaat wandelen, filozofeert hij over
de verkwisting zijner tijdgenooten, die
ii9
vuer wat 'lulpen,
Vtier Keijsers kroonen, vuer Hoorentjes en
vuer Schulpen
Vuel gelts
uitgeven
Ick sel (zegt hij) vuer gien Kistient (gesteente)
Gien hongdert ponckt bes teen. En 'k machse so
wel draghen,
As yetnant van de best, en wie sou ickhetvraghen?
Ick heb een plat-beck en een moye gouwe hoep,
Al om de minste kosten, of ick 7 niet luyt en
roep (-- onder ons gezeid).
Een „hoep" beteekent een ring, 't is de stam
van 't woord „hoepel".
Nog komt „platbek" als bijnaam of toenaam
voor: eerstens in den Spaanseken Brabander van
denzelfden dichter (A°. 1617),
Ick heb hem geloos-panct, en ge~eygen-panct en
uytte wonnen met recht,
So doe ick zijn voochdë 00c, Gerret Jansz.
Plat-bec en Symïï Slecht.
Tachtig jaar later treffen wij denzelfden bijnaam
nog aan :
En Eevert Platbek, hierbuiten in de halve maan,
Heeft die niet noch kor teling /' Amsterveen an de
kaek estaen f
(T. Asselijn, Jan Klaasz. 1684).
Men vindt in het Woordenboek van J. H. van
Dale platbek als eene soort van musch genoemd,
maar dit moet zijn platsnavel: de plat suave Is be-
wonen alleen het eiland Jamaica, en kunnen dus
hier buiten aanmerking blijven.
120
Platbekken zijn eigenlijk eenden.
Toen er in 1635 veel Fransche soldaten in Muiden
ingekwartierd waren, hadden de boeren in den
omtrek veel te lijden van hunne diefstallen: vooral
eenden, ganzen en zwanen stalen zij. Hooft schreef
in dien tijd (23 Dec. 1635) aan van Baerle:
„De boereneinden boxen zij, bij halve en heele
douzijnen teffens. Een van die kabouters deedt
deez' daagen zijn' triomflijke intree, t' onze Roome
oft ten minsten petit Paris (Muiden) : met zulke
platbekken, tot elf in getal, die (gelijk het de
tits onder dat volk is, ongenastelt te loopen) met
gerekte halzen, onder, booven, achter, voor, ter
broek uit quaakten".
Ik geloof, dat wij juist in deze richting den platbek
hebben te zoeken. Vooraf nog eene opmerking:
in voorgaande eeuwen was het met de kennis der
natuurlijke historie bij het volk poover gesteld;
„schoolplaten" met dieren bestonden er nog niet en
zoölogische tuinen evenmin. Moge thans de Am-
sterdamsche jongen, die alle vogels een „mossie"
of een „vinkie" noemt, eene zeldzaamheid zijn,
onze betovergrootvaders gaven daarentegen aan
alle meer of min uitheemsche vogels slechts die
namen, welke hun bekend waren. Zoo was het
getal kleine munten, waarop een arend voor-
kwam, legio, maar die munten werden nooit naar
den arend benoemd, doch steeds naar inlandsche
vogels. Bij het volk waren dus alleen bekend:
Akensche buyssen (de buizerd is een vogel van het
geslacht der haviken), Reentsche (naar de stad Renen)
en Deventer ganssen, Hollandsche en Cleefsche
meeuwen en Groningsche jagers (jag er * s een
121
soort van meeuw, ook strontjager i) genoemd), ter-
wijl al die munten een arend voorstelden. Om
dezelfde reden heeft men hoogstwaarschijnlijk den
zwaan voor eene eend aangezien, en moeten wij
dus door „platbek" eene munt verstaan met de
afbeelding van een zwaan. En zulk eene was in
de 15* en i6 c eeuw in ons land algemeen bekend,
namelijk de Kleefsche stuiver, die herhaaldelijk
voorkomt als: „die Cleefsche penn. geheyten de
Swane", ,, Cleefsche stuver mitten Zwan", ,,Cleef-
schen penninck Zwaen", „Cleffsche stuüs mytten
Swaen", ,,Swenken", enz. Onder die namen was
hij door geheel ons land bekend; ook bestonden
er halven van als: „halfswaentgens". Zulk een
zwanenstuiver is in bezit van den heer Paul
Joseph te Frankfort a. M., die mij welwillend
daarvan de volgende beschrijving gat : op de
voorzijde een groote zwaan, die het wapenschild
van Kleef-Mark vasthoudt, met het omschrift:
* JOHS'. DUX. CLIVENS. Z. CO. MARK' ;
Keerzijde: een kruis met in de hoeken w-e-s-a
(Wezel) en daaromheen: an. i>. n. m.ccclxxxv,
in jjfothische letters.
Iets anders ziet de zwanenstuiver er uit, dien ik
in Augustus 1904 in handen kreeg en welke in 't bezit
is van Mej. M. G. A. de Man te Middelburg. Op
de keerzijde toch vertoont dat ex. in de hoeken
van het kruis de letters cliv (Kleef) en het
omschrift: mon - nova - cliv - ens in goth. letters.
De voorzijde is gelijk aan den vorigen.
En vanwaar die zwaan? Hij is eene toespeling
I) Str°n l strand. Zie Noord en Zuid, 1904, blz. 530.
122
op de stamsage van het Kleefsche huis: men
denke maar aan Lohengrin en Elius.
Ziedaar dus met groote waarschijnlijkheid den
platbek ontpopt als Kleef schen zwanenstuiver. Nog
lang na de i6 e eeuw waren Kleefsche stuivers in
ons land in omloop en — verboden. Wij hebben
nog een spreekwoord, dat ons daaraan herinnert:
„Het geluk wil mij niet verlaten, zei Lourens, en
hij vond een Kleef schen stuiver \ dus een, die niet
veel waard was. (Harrebomée II 318)
Het woord stooter kent ieder nog als vertegen-
woordigende de waarde van 12W2 cent.
Bij eenig nadenken doen zich twee vragen bij
ons voor: i°. Is de stooter ooit eene werkelijke
munt geweest; zoo ja, welke is zijne herkomst? en
2'. Wat beteekent het woord?
Op de eerste vraag kunnen wij zonder eenig
voorbehoud antwoorden: ,,ja, en van Engelsche
afkomst' 7 .
In 1469 had er te Brugge eene conferentie plaats
tusschen de afgevaardigden van koning Eduard iv
en die van zijn zwager Karel den Stouten met
het doel de verhouding te bepalen van de Engelsche
tot de Nederlandsche muntspeciën: onder meer
werd daarbij bepaald, dat de stooter of Engelsche
groot zou gelijk zijn aan vier Vlaamsche grooten
(zie A. deWitte, Hist. monét. de Brabant II pag. 40).
In 1478 wordt voor het eerst gesproken van „die
stoters olde ende nyeuwe 11 st. xvnj myten" ; in
1482 van ,,olde Henricus stoters ende Eduardus iij
st." (v. d. Chijs, Gelderland)] als ook „de stooters
I2 3
Heniucus ende Edewaerdus 6 grooten" in 1488
(v. i). Chijs Holland)
Verder vinden wij in Brabantsche valuatiën van
1485 en 1486 genoemd: „die Henricüs stooters
5V0 grooten, die Eduwerdüs stooters 5 grooten.
In een plakkaat van Keizer Karel v van 1539
leest men : „de grooten van Ingelandt, die men hiet
stooters, voir vijff grooten ende een halve" (v. n.
Chijs, Friesland en Groningen) en in een dergelijk
plakkaat van 1548: ,,die oude Ingelsche stooters
voir twee schellingen ( -= stuivers) en 3 penningen.
Ende aengaende die nyeuwe Ingelsche stooters
mitten platten aensichte" oorspronkelijk 3 1 2 grooten,
maar zoo verslechterd, dat zij nu maar waard zijn +
1 blank en 2 myten (dat is 6 1 /» duit in plaats van
20 duiten) ,,ende des nyet tegenstaende men ont-
fanght die dagelicx voor vijff grooten vlemscher
munte, hebben nu maar loop voor 10 penningen."
Inderdaad lezen wij bij H. A. Grueber, Handbook
of the coins ofGreat Britain and Ir e land. London
1899, dat Hendrik vin in 1544 het zilvergeld ver-
laagde tot 500 duizendsten en daarna tot 333 7s
duizendsten (blz. xxxiii). Deze toestand duurde
tot 1551 onder Eduard vi.
In Groningen, 1488, hadden ,,Engelsche stoters"
koers voor „itlick stuck xn placken" en „halve
Engelsche stoters ellic stuc vin placken".
In het Groninger archief vindt men eindelijk een
stuk uit de i6 e eeuw (Zie v. d. Chijs, Friesland
en Groningen), waarin gezegd wordt:
„Een schilling engels drie stoeters. Een schilling
sterling acht stoeters"; en in een ander stuk uit
124
denzelfden tijd : „ i stoter sterling = mi peninge,
in st. brab.
i schillinck sterling = in stoter, ix st. brab, "
hetgeen zeggen wil, dat de Engelsche shilling toen
ter tijd waardig was 9 Brab. stuivers en verdeeld
in drie stooters, elk a 3 stuivers. De volledige
indeeling van het Engelsche geld was toen aldus:
,,1 punt sterling is 18 schillingë sterlincx, 1 schil-
linck sterling is 3 stoter, 1 stoter sterling is 4 peninge.
Ergo maket een schillinck twalfif penningen". Uit
deze opgaaf ziet men ook, dat van der Chijs faalt,
als hij op blz. 210 {Friesland en Groningen) in
een noot beweert, dat stooters halve shillings zijn:
het zijn derde shillings.
Uit al het vorenstaande blijkt m. i. ten duidelijk-
ste: i° dat de stooter is een Engelsche munt, zijnde
V3 shilling, ook genoemd Engelsche groot ; 2 dat
hij dagteekent uit de regeering van Hendrik vi
(1422 — 61) en Eduard iv (1461 — 83) 1), 3 dat er
sprake is van oude en nieuwe, onder welke laatste men
die van Hendrik viii (1509-47) en Eduard vi (1547 —
53) moet verstaan, 4 dat er een soort was, die
men nieuwe stooters met het platte aangezicht (d. i. en
face) noemde, en die van een slecht gehalte was, en
dat deze behoorde tot de stooters van Hendrik viii;
5° dat de waarde in Nederlandsch geld op verschil-
lende tijden nog al uiteenliep, maar dat in de i6 c
eeuw de gewone waarde was vijf groot of 2I/2 stuiver.
1) Men vindt echter reeds groats uit den tijd van Eduard 1(1272-1307)
met het hoofd en face en het kruis met 12 bollen ; zeker echter van Eduard III
(1327 — 77) Richard II (1377—99). Hendrik IV (1399 — 1416) en Hendrik V
(14 13 — 22 j; maar 't is onzeker, of deze grooten in ons land als stooters
bekend waren.
Ook te Keulen werd eene munt vervaardigd van
nagenoeg gelijke waarde, die men noemde
in 1486: „Koels stoter tot 6V2 groet",
in 1490: „Coelschen stoter mitte drie cronen",
in 1491 : „Coelschen stooter tot 1111 stuvers",
in 1492: „Coelschen stoter tot mi l /$ stuivers",
alles te Utrecht, terwijl men in Groningen zei in
1488: „Item Colsche stoters itlick stuck xn plac-
ken" en „halve Colsche stoters ellic stuc vin
placken".
In het straks genoemde werk van Ghueber
vindt men den stooter van Hendrik VI, onder
den naam van groat op pi. XI n°. 334, aldus :
voorz. het gekroonde aanziende koningshoofd met
de titels tot randschrift; keerz. een kruis, gecan-
tonneerd met drie bollen, d. i. in eiken kruishoek
drie, en tot omschrift : posui: deum: adiutorem:
Meüm. ,,ik heb den Heer tot mijn Helper ge-
steld" en het binnenomschrift civitas london.
Ook de n\ 341 en 345 zijn nagenoeg aan dezen
gelijk. Op pi. XII n s 359 en 366 zien wij degroo-
ten van Eduard IV en V, ook gelijk aan de vorige,
behalve in de titels ; verder pi. XIII n°. 369 die
van Richard III en 378 die van Hendrik VII, alle
met hetzelfde aanziende hoofd en posvi enz., maar
dan komt met 389 een ander type van Hendrik VII :
het gekroonde hoofd naar de rechterhand ziende
dus en projil en op de kz. het groote Engelsche
wapen (Frankrijk-Kngeland gekwartileerd) liggende
op een kruis; tot omschrift posvi enz.
Hetzelfde type gebruikte ook Hendrik VIII (n* 397,
409. 410 op pi. XIV) tot 1543. Maar in 1544 nam
I2Ó
hij weder aan: het ,, platte aangezicht" of den konings-
kop en face voor zijne grooten, die slechts een
derde der wettelijke waarde hadden (n 8 . 428 en
436). Met Eduard VI komt het hoofd en profil
weer in gebruik (n°. 444) en dit blijft zoo onder
Maria en Elizabeth. Volgens de afbeeldingen in
Grueber's werk, die naar de echte stukken in het
Britsch Museum gefotografeerd zijn, zien ,,dienyeuwe
Ingelsche Stooters mitten platten aensichte ,, van
Hendrik VIII er dan ook recht lomp uit; men kan
het ze aanzien, dat ze voor een „koopje" gemaakt
zijn.
De 2 C vraag betreft den naamsoorsprong. Kiliaan
geeft ons hierin geen licht; hij zegt: Stooter. Te-
trobolus, nummus argenteus duobus stuferis et medio
aestimatus, d. i. vier obolen (of halve denartën)
zilveren munt, geschat op twee en een halven stuiver.
De eerste, die, voor zoover mij bekend, eene aflei-
ding van het woord geeft, is Lambert ten Kate
in zijne Aenleiding tot de kennisse van het verhevene
Deel der Nederd. Sprake 1723. Hij zegt: ,, Stooter
is springhengst, equus admissarius, en vermits men
van ouds doorgaends beesten op het geld stem-
pelde, zo vermoede ik dat ons geldstuk stooter
voormaels met eenen hengst bestempelt zal ge-
weest zijn".
Deze meening te wederleggen zal wel even on-
noodig zijn, als de volgende te weerspreken.
Frans van Mieris in zijne Bisschoppelijke
Utrechtsche munten, 1726, en na hem Brender è.
Brandis in 1786 leiden den naam af van den
Griekschen Stater, alleen maar op den klank af.
127
J. F. Willems, Belgisch Museum, 1837, zegt: „het
stooterken van instooten", en van der Chijs haalt
aan: „sommigen zeggen van stuiter, hard geld",
maar hij zelf betwijfelt het.
Als wij voor waar mogen aannemen, dat de
munt uit Engeland tot ons gekomen is en haren
naam heeft medegebracht, dan is alle zoeken op
Nederlandschen taaibodem ijdel.
Evenals de bovengenoemde Keulsche werden
alle munten, die de waarde van 2^2 stuiver hadden,
door het volk stooter genoemd, zoodat men in die
muntsoort eene groote verscheidenheid had.
Toen Leycester in 1586 den „nieuwen Nederland-
schen Reael" a 2 gl. 10 stuiv. verordende, behoorden
daartoe ook de onderdeden, als „die twintichste
deel des Reaels doen ijz (2V2) stu". Maar in 1606
{Placcaet der St. Gen.) heette het reeds: ,,het
Twintichste deel van den silveren Nederlandschen
Reael ghenaempt Stoters ij st. viij pen." Deze
stooters zijn het langst als Leycesterstooters bekend
geweest en bestaan van de jaren 1586 — 95; op
de eene zijde zag men het gelauwerde borstbeeld
van den landvoogd, op de andere zijde een bundel
van zeven pijlen in een versierden rand oi cartou-
che. Zij werden in 162 1 ook genoemd: ,, de Stooters
met de pijlkens", omdat er nog andere waren van
de stad Kampen van 1596 en 97. Deze voerden
aan de eene zijde het Spaansche wapen met het
omschrift : moneta • no • civitat • campen, en aan de
keerzijde een kruis met dominus noster adiutor.
(Afgeb. Verkade PI. 166 n°2 en 3 naar de ordon-
nantifcn van 1633).
128
De LEYCESTER-stooters bestaan nog in grooten
getale, die van Kampen zijn in natura bijna geheel
verdwenen. Eindelijk bestaat er nog een stooter, door
de drie steden Deventer, Kampen en Zwol in 1577
geslagen en afgebeeld Verkade pi. 146 n°. 4, terwijl
de Nijmeegsche stuiver van 1578, 81, 82, 83 door
genoemden kenner ook, maar onder veel voorbe-
houd, stooter betiteld wordt. De volgende munten
werden bovendien nog als stooters beschouwd :
de twintigste FiLiPsdaalder, de zestiende staten-
daalder, de halve Spaansche reaal (ook met den
pijlbundel), het vierde deel van den Engelschen
shilling van Elizabeth en de halve reaal van
den aartshertog Albertus, a° 1607. Het is dus
niet mogelijk met juistheid uit te maken, welke
dezer munten door Bredero bedoeld werd in de
aangehaalde verzen.
Toen in 1565 een groote duurte in de granen
bestond, was de prijs van een roggebrood een
stooter, als blijkt uit Een Spel van Sinnen, beroerende
het Cooren, gemaakt door Lauris Jansz, den 4 dco
November 1565.
Daarin zegt een huisman : En daechs behoeff
ick wel twee roggebroon, Elcxs van een stoter, sal
ickse gerijven, n.1. zijne zeven kinderen.
Twee en een halve stuiver voor één ei is een
zeer hooge prijs, maar 't was ook een tijd van
hongersnood te Middelburg, toen men schreef:
Een eye cocht men voor een stootere.
(De Legende van den Geus en Troubele over
Zeelant, 1572 — 73/
Gewoonlijk waren de eieren veel goedkooper :
129
,, Twyntich ayeren om een stuyver" heet het in
Bredero's Moortje, n.1. in het jaar 1535.
„En vier eyers even om een stuyver aen geit" in
een klucht van + 1608.
„Een halli f pontje speek kost nu wel eenen stooter"
zei men in 1641 (Godewjjk's Wittebroodskinderen. 1)
Daar staat tegenover, dat Prins Maurits ten
jare 1600 in Vlaanderen eene geheele koe voor
een stooter kon koopen, omdat het vleesch aldaar
zoo goedkoop was. 't Is te lezen in de Oude Tijd
1871, bl 255.
De prijs van een staanplaats in Coster's Acade-
mie, de voorloopster van den Amsterdamschen
Schouwburg, was een stooter:
Kijcker : Hey, ghij rederijeker, 7 kost mij
oock een stooter aen ghelt,
En ick stae hier soo bijster verdruckt, dat ick
niet en kan sien.
(S. Coster. Tijsken van der Schilden.
Voorreden 161 3).
Om zich even te laten scheren, is een stooter
nog al veel geld, nochtans :
Maer men swager noghtangx, die lietem Ie stens
mee eens afstropen,
Die besteden wel een stooter, in daer was niet
half soo veul van,
zei Lammert Meese, de melkboer, die voor „ien
stuver" was klaar gekomen.
(A. V. Steyns, Lammert Meese 1661).
1) Deze en alle dergelijke aanhalingen hebben geen belang, omdat de
naam der besproken munt daarin voorkomt, maar omdat tij de prijzen der
levensmiddelen op verschillende tijden doen kennen.
*3°
Wedden kan men om alles, wat men wil, waarom
dan niet om een stooter ?
Hoe bril sel onse Claes staen kijken op aWtete!
'k Wouw om en stooter dat ick 7 hum kon late wete.
(Huygens, Trijntje Cornelis, 1653)
Ontboezeming van een jong meisje :
Mijn walght de rekeljaght (d. i. het gekriel van
vrijers aan mijn deur) Ot, seg ick, kip jer een
'M Stoep met water pot 1) ick loof je selt alleen
Een stoter hebben , kijnt, daer meughje vrij op
bouwen. (J. v. Swol, Mar grietje 1630).
Een vrouw komt in een winkel om een kraan te
koopen voor het biervat en zegt : ik zoek een Mid-
delslag, ik hou niet van die Grooters.
Waarop de koopman antwoordt :
Die is goed \ op mijn woord, die heb je voor vier stoters.
{Gewaande Weuwenaar, laatst der 17* eeuw).
Eene dame, die beweerde, dat zij alles op het
zuinigst aanlegde, zei tot haar man:
Hartje, de potjebeuling sgord geld nou een stoter
het kop, weet jij die ook ergens beter koop f
(Asselijn, de Spilpenning 1693).
Uit de volgende plaats blijkt, dat in 't midden
der 1 7 e eeuw de stooter nog als geldstuk in omloop
was. Trijn zegt tot haar dronken man:
yey speelt mooi weer, en ick moet van de goeluy leven,
waarop Kees antwoordt:
Waervoor heb ick jou lest een oort en vijf stooter s
egeven? 2)
1) Deze regel is zeker verminkt. De bedoeling is: „als er een op mijn
stoep komt, dan giet je den w.p. maar over hem uit". Dit verdedigings-
middel was trou wens in de I7e eeuw zeer gewoon.
2) Een oort is een vierde van een rijksdaalder, dus te zamen gaf hij
25 stuivers.
ï3i
(Joost van Breen, Klucht van 't Kalf 1656).
Ons muntstuk prijkt ook nog in enkele spreek-
woorden: het eerste, vermeld door Harrebomée,
„hij is zoo effen (= afgesleten) als een stooter', bewijst
ons de oudheid der stukken, zoodat er in latere
jaren slechts afgesleten exemplaren in omloop
waren. Een paar andere, ook aldaar te vinden,
herinneren aan de „stooterskraam" op de kermis :
„hij heeft moed als een stooter spaar dj ë' en „hij
kraait als een haan van een stooter'.
Een vierde vindt men bij Jeroense, 1709 : „Gij ziet
aan 7 stuivertje y hoe 't stooter tje gemunt is ", hetgeen
beteekent : kinderen openbaren reeds in hunne vroege
jeugd, wat op lateren leeftijd hun karakter zal zijn.
(Bij J. echter in anderen zin gebruikt). Het stuivertje,
dat hier bedoeld wordt, is de „nieuwe Stuyver"
van 1595, die, evenals de straks beschreven Leyces-
TERstooter, op de eene zijde den bundel van 7 pijlen
vertoont. De „pijl- of bezemstuivertjes", die het
eerst in 1614 verschenen, prijkten wel met den pijl-
bundel, maar waren geen onderdeden van den
stooter, noch geleken er eenigszins op; zoodat het
duidelijk is, dat het aangehaalde spreekwoord reeds
van vóór 1600 dagteekent.
En eindelijk nog een zeventiende-eeuwsch spreek-
woord :
Als men noch sulcken pekel-vleijs voor een stoter
koopt, heeft tner geen duurt aan.
{Uyterse Juffers, Kluchtspel z.j.)(iÓ74 — 1679).
De derde munt, die in een appel stak, was de Rijer.
De rijder is genoeg bekend en men denkt daarbij
l 3 2
het eerst aan den geranden gouden rijder van 14
gulden. Nu, deze bestond in Bredero's tijd in 't geheel
niet, maar wel andere gouden; in de eerste plaats
de gouden Rijder tot 40 grooten, reeds vermeld
in een stuk van Albrecht, graaf van Holland, in
't jaar 1400 (Zie v. d. Chijs, Holland, bl. 249);
vervolgens de Bourgondische Rijder van Filips den
Goeden, het eerst geslagen in 1434 voor Brabant,
Holland, Vlaanderen, enz., waardig naar den tegen-
woordigen koers een dukaat of ƒ5.75 » ten 3° de
Gelder sche Rijder van Hertog Aarnoud (1423-72)
waardig ƒ4.70; ten 4 die van Hertog Karel van
Gelder, het eerst geslagen in 1 516, waarde: f 3. — ;
ten 5 de Gelder sche en Friesche Rijders van 1 582 —
86, waarde : f 4.80 en ten 6° de groote Nederland-
sche Rijder van 1606, thans waard: ƒ 14.70.
Geen dezer zes kan door Bredero bedoeld zijn;
immers, de mensch van toen dacht niet veel anders
dan de mensch van heden, als het op geven aan-
komt, en wanneer iemand heden ten dage de kinderen
van de werkvrouw of de baker met Sint-Niklaas
eens trakteeren wil, dan zal hij dat niet door middel
van goudgeld doen, maar zeer verstandig en peda-
gogisch de kinderen met iets bescheideners tevreden
stellen, ook al veroorloven zijne middelen hem
het tegendeel; en in 1600 dacht men er evenzoo
over als in 1900. De geringste van bovenstaande
rijders, die van ƒ 3. — naar onze berekening, moet nog
buiten beschouwing blijven, daar men vóór driehon-
derd jaren met 3 gld. heel wat meer kon doen dan
thans. Wij moeten naar een zilveren munt omzien,
eene van bescheiden waarde, en dan kunnen wij
133
volkomen meegaan met Oudemans, die onder rijder
wil verstaan een peerdeke of paardje. Volgens Ki-
liaan is een peer deken of peerdken: ander halven
stuyver of twee blancken, numus sic dictus ab efji-
gie equitis, munt, zoo genoemd naar het beeld van
een ridder te paard.
Werkelijk was het peerdeke als halve of derde
snaphaanschelling eene algemeen bekende munt in
de i6 e eeuw. Het oudste is dat van Karel van
Gelder als onderdeel van den bovenbeschreven
snaphaan. Behalve dit vindt men ook kleine munten
met een ridder gestempeld van Nijmegen, Zutfen,
Roermond, Rekheim, Stevensweerd, 's-Heerenberg
en andere plaatsen, sommige tot drie stuivers,
andere van zulk slecht gehalte, dat ze maar ander-
halven stuiver of minder golden.
Zoo liet de stad Zutfen in 1582 door haren munt-
meester Henrick Wijntgens „muntenn eenenn pen-
ninck, eenn pertgenn geheitenn, dye loep hebbenn
ind geldenn sall ij st(uivers)".
In een ander stuk van hetzelfde jaar wordt ge-
sproken van „den anderhalven st. penninck, het
peertgen geheitenn".
In den aanvang der 17* eeuw was het reeds alge-
meen bekend als een kleine munt, bijv. in de
Kluchten van G. Hz. van Breüghel 1610 a 161 2:
lek meende een paertgen te drincken saen,
Juyst iv er de t een vaen.
(Een vaan wordt eenige regels lager besproken).
En verder : Daer isser een (n.1. een spel kaarten),
speelt ten eersten om een croone ;
Dan hola ! den loone schrijf ick op een haertgen,
9
134
Vrienden, siet, daer staet effen een paertgen.
Na het spel komt de afrekening:
Juyst allegaer vier C ar o lus guldens even. —
Daer is vier en dry, wilt dry stuyvers weder geven. —
Dats voor de caerte, die was niet gheschreven.
Hieruit blijkt zonneklaar, dat een paardje = drie
stuivers is.
Bredero vermeldt het ook:
Ga ick in een smalherberghe om een Trijn,
ick drinck maar ien paartje.
(Griane, 1612).
Nog in het midden der 17* eeuw was dit muntje
niet vergeten, zooals blijkt uit de volgende plaatsen :
In H. V. Müyrs, Klucht van Frans Joppen en
Gerritge de Licht, Gornichem 1644, zegt de
ketel boe ter:
Maer nu moet ick de hant aenslaen om t' arbeyden,
Doch als ick een paertge gewonnen heb, wil icker
uytscheyden;
en verder in hetzelfde stuk :
Hou daer ick brenger u een paertgen, doet mij eens
bescheyt,
d. i. een kan bier ter waarde van een paardje.
Evenzoo in Filibert of Oud Mal, door J. van
Paffenrode in 1657 gedicht, lezen wij, dat Weer-
haen, de knecht, oprekent, wat hij al verschoten
heeft voor een rijtuig:
Nog heb ik den jongen Bijtebier een paertje vereert,
die twe banken bij een hing, om gemackelijk te sitten.
Noch een halve schelling gegeven aen teer, daer de
wage mee is gesmeer t.
Bijtebier is hier een eigennaam, die meermalen
voorkomt.
135
Herhaalde malen komt een paardje voor in de
beteekenis van een kannetje bier.
Aldus in W. D. Hooft's JanSaly, Amst. 1622:
Voor mijn 'k wouc mee al bij de vochtlepel was,
'k Sou wel raet weten om een kan van eenpaertjete
uyten.
En in 't zelfde stuk :
In omdat ick vrij int praten sou wesen heb ie met
in paertge de borst gaen salve,
Oock dat de stanck van 7 bier uyt mijn keel niet
en ruykt
Heb ick om de lieflyckheit ien deel kruytnageltges
ebruyekt.
Alsmede:
(Jan Saly is des nachts alleen op straat en wel
een beetje bang.)
Nou ick wel tedeghen toekijck is het de Ratelwacht,
Ick mach date lij ck nae haer toe gaen streven,
En vragen of se mijn thuis willen brenghen, ick
selder een paertje geve \
Genavont manne. —
Genavont Heerschop. —
Souje mit me willen gaen,
In brenghe mijn thuis? een paertie selder vast staen. —
Graech heerschop, seght maer slechts, waerje meucht
woonen.
Verder in Izaak de Vos, Iemant en Niemant,
Amst. 1645 :
Terwijl verhief 'er su leken aerdigen krackeeltjen
Tussen een waert en een kittebreur, die seyd: veugel,
je hebtme een paertje te veel ' eschreven, veugel,
ick kenje geest. —
136
Daer moet de droes mee s peulen, sey de biertapper . . .
Wat dunckje, dat al de pintjes en paertjes op jou
stel lag en , souwense die niet wel onder dr uc ken f —
In De Koeck-Vreijer, Amst. 1659 ontmoet Thijs
een heer, die te veel wijn gedronken heeft en zegt :
Sacht, ick aen een zij wat, Sinjeur hebje dat van een
paertje ; het kan zijn, maer ick gelooft niet.
In De Mof door Isaac de Vos, Amst. 1660:
Wat selse doen? — Maer sel me een mingele
bier geen halen. — E Brechje, e Brechje — Wat
sel ick doen? — Loop bij je vaertje. — Wat belief je
te hebben ? — Hou weer, deer is de kan en haelme
ien paertje bier hier bij en segh, dat se je geven
dat moy vars is.
In Focquenbroch's De Mui in 't Lazarushuis
(vóór 1666): Waar wild gij henen stappen?
Of wilt gij in de kroeg een paartje laten tappen ?
(Uitg. van 1766).
In Hopman Ulrich door J. van Paffenrode Go-
rinchem 1661.
De vent lapten 7 daer in, gelijk in een sak % twee,
drie bier met eenen teug.
Ja, hij smet 'er je een paertje binnen en dat schier
met dr 00 ge lippen.
Al soetjes, sey ik soo, de kan komt de waerdin
toe, die most 'er niet me in slippe7i.
Alsmede :
' Eer ick haer in 't gat kruypen wou, sat ick liever
voor een paertje versopen.
{Uyterse Juffers, 1674-79/
Een klinkklaar bewijs, dat een paardje is een
muntstukje, en dat het niet is: paartje, n.1. een
paar kannetjes of maatjes bier, vinden wij in de
137
Gewaande Weuwenaer met het Bedroge Kermiskind,
een blijspel uit het laatst der 17* eeuw.
Een vrouw komt bij Arien Kraan, een winkelier
en koperslager, om kranen te koopen, zoekt eene
groote kraan uit en vraagt: „Hoe veel?" waarop
de winkelier antwoordt:
Die dienden wel een Paartjen meer te gelden;
Je zult u niet beklaagen, 7 is een kromme kraan.
De vrouw : Daar is geld.
Uit dit alles blijkt, dat een peerdeke oi paardje
was de naam eener munt van geringe waarde, en
vervolgens die van eene hoeveelheid bier, welke
men voor die geldswaarde kon bekomen.
Hetzelfde geldt ook van een vaan voor een kan
bier. Ontelbare malen komt dat woord voor.
Kiliaan vertaalt vaan door: „vier maatjes'' ; dr.
E. Verwijs zegt: vaen, vaene, vaentje, maat voor
bier, waarschijnlijk van twee pint".
P. H. van Moerkerken : „ Vaen (eigenlijk) een
munt, waarmee men een mengel (twee pintjes) bier
betaalde, (vervolgens) de hoeveelheid bier zelf".
Wij zullen uit de menigte een paar voorbeelden
noemen :
Hoe staet de Rekeningh f laet sien y een, twee, dry,
dats vier,
Een Vaantje voor 't licht, een Vaan voor 'thuys
en noch een bier ....
Hij kon vier vaen so haest drincken asse de Meyt
kon tappen.
(Bredero, Klucht van de Koe, 161 2).
En as daer een paer vaens kan is,
Daer ken ick het me wel of sien voor een uur
drie of vier . , .
13»
En siet ick sel terwijl een vaentje laten tappen. . .
(Dez. Spaansche Brabander, 1617).
Daer Pleun daer is een vaen, se meugen jou ien
kan Henen.
{List tot Welstandt, Amst. 1660).
Wel hoeveel vaanen heeft die bier vlieg wel gedronken?
(Lucas Rotgans, Boerenkermis, 1708).
Welke munt men een vaantje noemde, is geheel
en al onzeker: er zijn verschillende soorten, waarop
een krijgsman of een ridder met een vlaggetje
aan een lans voorkomt. Prof. Van der Chijs houdt
er de Vlaamsche en Henegouwsche rijdergrooten
voor (Zie Taalgids I, 1859, bl. 32). 1)
Maar keeren wij tot het paardje terug.
In de Taalgids I, 1859, bl. 31 lezen wij: „Op
alle Noord- Hollandsche kaasmarkten korten de
kooplieden aan de boeren bij de betaling, voor
eiken stapel, te Hoorn dertig en elders vijfentwintig
centen, waarvoor de verkooper eenige verversching,
als kofifij, bier, wijn of sterken drank, kan eischen.
Op de graanmarkt is dit mede gebruikelijk. Deze
korting draagt den naam van het paardje, en is,
volgens de overlevering, reeds sedert onheugelijken
tijd in zwang. Zij moest strekken ten voordeele
des kasteleins of des winkeliers, in wier huizen de
betaling geschiedde, omdat de verkooper dikwijls
uit eigen beweging geen vertering maakte. Deze
korting wordt nimmer betwist, ook dan niet, als
de koopman te zijnen huize betaalt. Maar wat
beteekent nu de zonderlinge naam van paardje? 1 ' —
En nu komt de schrijver, Mr. I. Pan, tot dezelfde
1) Zie ook Noord en Zutd 1901. bl. 534.
139
slotsom : een paardje is een peerdeken, munt van
anderhalven stuiver of twee blanken.
„Nu komt bij ons het vermoeden op", zegt hij
verder, „dat die biermaat (een mengel of halve
vaan) in oude tijden anderhalven stuiver kostte,
en dus hare benaming van dit kleine geldstuk
bekwam. Voor die korting heeft de boer van het
bierdrinkend voorgeslacht, toen koffij en sterke-
drank nog niet in zwang waren, eene maat bier
genomen".
De Redactie voegt hierbij deze merkwaardige
aanteekening uit den Ho IL Spectator van Van
Effen bij zijn 9i c vertoog: „Hoewel ik niet van
zins ben den Spectator door Aenteekeningen op
te helderen, vinde ik hier echter een uitdrukking,
die in alle Provinciën onzer Nederlanden, zelfs in
verscheiden steden en daeraen palende Dorpen en
Landstreken onverstaenbaer, ten minsten zeer dub-
belzinnig zijn moet. Hij spreekt van een paer tjen te
houden, dat is, een weddenschap te willen aengaen
om een paertje. Door dit paertje moet men geens-
zins verstaen, dat de Boer, die hier de weddenschap
voorstelde, wedden wilde om een jong of klein
Paerd, welk voorstel met de vasthoudendheid van
Boeren, onder malkander, ongetwijfelt geen aengang
kon vinden. Maer de Boer, die hier onderstelt
word, spreekt, gelijk Boeren in Rhijnland gewoon
zijn te spreken van een kannetje Biers, dat één Min-
gelen of twee Pintjes, bij gevolg een paar pint j es
houd, en wil derhalve een' weddenschap aengaen,
die Boeren begelden kunnen. Mijn geheugen zegt,
dat in andere streken van Zuid-Holland de uit-
drukking van een paertje in den genoemden zin
140
mede plaats heeft; maer in Amsterdam, en in meer
andere steden, kan ik mij niet erinneren, dat zij
mij is voorgekomen".
Men ziet uit dit citaat, dat Van Effen i° het
oude muntstuk niet meer kende, en 2 ook de boven-
aangehaalde, echte Amsterdamsche kluchtspelen
nooit had gezien of gelezen. 1) Dan zou hij ook
geweten hebben, dat het „wedden om een paardje"
reeds in 1648 voorkomt:
Ja ik wed, laat zien, om een paertje, dat Paris
niet geoordeeld had dat ze mij tot zegsman stelde.
(M. Gramsbergen, Piramus en Thisbe 1648)
De vierde munt is de „klimmer".
Bij dat woord denkt ieder het eerst aan den
gouden „clemmergulden" van Gelderland en zoo is
het ook verklaard door Oudemans in zijn Woorden-
boek op Brldero. Deze gulden heeft zijn naam
van de twee klimmende leeuwen in het hertogelijk
wapen op de tegenzijde. Met deze verklaring kunnen
wij echter geen genoegen nemen om dezelfde reden,
die wij bij de bespreking van den rijder ontwikkeld
hebben : men stak zoo maar geen gouden geldstukken
in appelen, toen niet en nu niet. Maar er is nog
meer : de gouden munt wordt overal gulden genoemd,
bijv. in 1496: „Gelreschen gulden geheeten mit
twee clymmenden leeuwen" en „golden clymmer
gulden"; in het Thresoor van 1580: ,,Gelderschen
1) De meerling van Van Effen, dat een paardje of paartje is een paar
pintjesy wordt schijnbaar gesteund door de volgende plaats bij Van Breughel:
Daer sal ick u een pijntgen koelen voorwaar ojf wel een paer ; maar dan
zou een paardje = een vaan zijn (zie boven), hetgeen weersproken wordt
door den beschonken Jan in hetzelfde stuk: uk meende een paer tgen te drinrken
saen, juyst werdet een vaen.
i4i
clemmergulden" ; in het Plakkaat van 1586: „clem-
mer gul. xxxiiij st."; in de Plakkaten van 1606 en
1610: „Clemmergulden xxxix st ", resp, „ij gulden
ij st.". Bij Bredero staat alleen: „klimmer". Er
moet ook een zilveren munt van dien naam ge-
weest zijn, en de bewijzen zijn er.
In het Middeltiederlandsch Woordenboek door
Prof. Verdam leest men deze plaats uit de Rechts-
boeken van Harderwijk: „So wie den anderen vuer
gerichte will doen bieden, die sal den bade (bode)
geven van den bieden *2 dimmer ende van den
panden 1 dimmer', en verder aldaar: „Men sal
bueren vuer eiken Vlemsgr. V blenken ende enen
dymmer vuer IIII blenken'.
In 1540 werd te Zwolle onder het „silveren paye-
ment" opgenomen: „It. xx clymers = 1 Arnhemsche
gulden = x stuivers", waaruit volgt één clymmer
gelijk aan een halven stuiver (Zie Navorscher X.
bl. 276). Ziedaar dus een zilveren klimmer van
vier blanken of 24 duiten = 3 stuivers, in de onder-
stelling dat een „blenke" een blank a 6 duiten is.
Veiliger mogen wij stellen : een klimmer = 4 /s
Vlaamsche groot, dat beter klopt met de Zwolsche
evaluatie: een klimmer gelijk een groot.
Het kost ons weinig moeite de zilveren munt te
vinden, die hier bedoeld is. „Klimmer" wijst natuur-
lijk op de twee klimmende leeuwen; dit ligt meer
voor de hand, dan te denken aan een werkwoord
„klimmen" klinken (Zie Woordenboek van Verdam.)
Door Van der Chijs {Gelderland pi. X n ü . 13)
is afgebeeld en beschreven de dubbele groot van
Aarnoüd van Gelder, hebbende op de voorzijde
twee groote klimtnende leeuwen zonder wapenschild
142
en het omschrift: ^ arnold l dux l gelren. z. j v l'z.
comes z'. — op de keerzijde een kruis met n. r. s. a.
en het omschrift: moneta I nova gelrensis. Deze
is dus de stuiver, in 1544 en 1566 verhoogd tot
9 duiten. De enkele groot en de halve groot vertoo-
nen dezelfde figuren. Wegens de boven aange-
voerde Zwolsche waardebepaling houden wij dus den
groot (v. d. Chijs, pi X. n°. 14) voor den eigenlijken
klimmer van Bredero i); hij past dan ook in waarde
het best bij de drie vorige en bij den volgende.
Eindelijk zijn wij genaderd tot den vijfstaten-
stuiver, die ons de minste moeite kost. Hiermede
wordt bedoeld het stuk van 4 stuivers, het achtste-
deel van den statendaalder van 32 stuivers. Deze
vierstuiverspenning, geslagen in 1577 en 78, met
het opschrift pace et justitia en thans zeer zeld-
zaam, werd in 1606 voor vijf stuivers gangbaar
gesteld en is dus ontwijfelbaar het stuk van vijf
statenstuivers. 2)
De vijf stukken geld, welke Geertruid's Arent
met Sint-Niklaas kreeg, liepen dus in waarde niet
veel uit elkander ; zij waren : een platbek of Kleefsche
stuiver, in tegenwoordige munt zooveel als 5 cent,
een stooter of 12 1/2 cent, een rijder of peerdeke,
hoogstens 15 cent, een klimmer of 2 1 o cent en de
laatste of grootste, een achtste statendaalder of
25 cent. ( Wordt vervolgd.)
1) In het bekende Thresoor, uitg. 1580, vindt men deze munt afge-
beeld, als bewijs, dat zij in dat jaar nog algemeen bekend was.
2) Zie omtrent dit stuk en een merkwaardig anachronisme van Bredero
een artikel van mijne hand in Noord en Zuid 1904, bl. 536—538.
Mijn goed recht tegenover Mr. Sillem gehandhaafd.
Mr. J. A. Sillem heeft op blz. 64 en volg. van den
loopenden jaargang van dit Tijdschrift eene Nalezing gegeven
uit De Catner aarsrekeningen van Deventer 1337 — 1376
voornamelijk met het doel zich te rechtvaardigen tegenover
mijne aanmerkingen op zijn ^Onderzoek naar Loonen en
Prijzen van Levensmiddelen in 14' eeuwsche Neder-
landsche Bronnen'\ zooals ik die aanmerkingen had
nedergelegd in mijne „Bijdrage tot de kennis van het
Middeleeuwse h Geld- en Muntwezen". (Tijdschrift jaarg.
12, blz. 37 en volg.)
Om de aandacht niet van de hoofdzaak af te wenden,
zal ik de bijzaken laten rusten. Zoo zal ik niet verder
in het krijt treden voor de middeleeuwsche klerken, die
naar mijne meening geheel ten onrechte van grove slor-
digheid en van onkunde in het tellen worden beschuldigd.
Al evenmin zal ik trachten aan te toonen, dat ik destijds
op zeer goede gronden de veronderstelling waagde, dat
het verschil tusschen bonum pagamentum en ma/a pecunia
aan de aindacht van Mr. Sillem was ontsnapt. En zoo
kom ik dan al aanstonds aan
HET POND VAN 300 PENNINGEN.
Mr. Sillem had in zijn Onderzoek geschreven; „Daar"
(in de rekening van 1 37 1 ) „doen ponden van 10 placken
„ hunne intrede, en aangezien 1 placke -: 2 groten vl. is,
„en constant 2 x 1 5 d. torn. geldt, moet zulk een pond
„van 10 placken niet 240 maar 30O d. torn. bevat hebben.
„Aanvankelijk onderscheidt de scribent tusschen de twee
„ tellingen en vermeldt hij uitdrukkelijk of hij de ponden
„voor 10 of voor 8 placken in rekening brengt, maar
„allengs verzuimt hij dit te doen, ofschoon door uitreke-
H4
„ning van verschillende posten blijkt, dat tot in de reke-
ning van 1374 enkele keeren nog bij ponden van 8
„placken of van 240 d. wordt gerekend. Hoe hij het met
zijn geweten als comptabel ambtenaar kon overeenbrengen,
die beide ponden bij elkaar te tellen als van gelijke
„waarde, weet ik niet. Als regel kan men .echter aanne-
men, dat na 1373 het pond van 10 placken 0f300d.de
„gewone rekenmunt is geworden".
Ik heb in mijne Bijdrage omstandig als mijne meening
te kennen gegeven, dat een pond, dat 300 d. „bevat" of
in 300 d. verdeeld is, nimmer heeft bestaan en dat de scribent
nimmer ponden van 8 plakken bij ponden van 10 plakken
heeft opgeteld, doch dat de ponden van 8 plakken vóór
de optelling werden herleid in ponden van 10 plakken
indien de rekening in deze laatste ponden was gedaan en
omgekeerd.
Mr. SlLLEM erkent thans de herleiding van het eene
pond in het andere en laat op dit punt zijn twijfel aan
de comptable nauwgezetheid der Deventersche Cameraars
varen, edoch uit zijn desbetreffend betoog blijkt, naar
mijne meening, dat hij zich ook nu nog geen juist
begrip heeft gevormd van het pond van 10 plakken. Mijn
twijfel in zijn juist begrip is gegrond op de iet of wat
twijfelachtige niet immer streng wetenschappelijke wijze,
waarop hij zijn betoog heeft opgezet 1) en wordt zeker-
heid als ik in zijne Nalezing deze woorden zie afgedrukt :
„Maar er zijn dan toch in de Deventer rekeningen ponden
„gebruikt, die voor 300 d. p. berekend zijn en dit kan
1) Zoo leest men, b. v., in de Nale*ing\„ Ik (Mr. Sillem) had moeten
zeggen, dat in de rekening van 1372 het pond (in vele, niet in alle geval-
len) voor 300 d. p. in rekening gebracht maar dan herleid wordt tot de ponden
van 240 d." Niet in sommige gevallen maar bepaaldelijk zoo dikwijls het
eene betaling gold, gedaan na de verandering van het pond werd het
nieuwe pond (als elk pond verdeeld in 240 stuks zijne eigene et doch nu
waardig geworden 300 3 van het oude pond) herleid tot het oude pond,
waarin de rekening was begonnen en dus ook moest worden voleindigd.
«45
.ook de Heer Sassen niet ontkennen, waar hij (blx, 52)
•het bestaan erkent van ponden van 10 placken & 30 d. p.
.de plak"
Indien Mr SlLLEM mijne Bijdrage op dit punt nog
eens wil nalezen, zal hij tot de ervaring komen, dat ik
het bestaan van .ponden van 10 placken a 30 d. p. de
plak** nimmer heb erkend. Eene dergelijke erkentenis
was trouwens onmogelijk in mij, die wist en nog weet,
dat de uitdrukking «ponden van 10 placken a 30 d. de
plak' 1 in zich zelf onzin bevat, is eene contradictio in terminis.
Een pond van 300 d. hee t nimmer bestaan. Ook de
uitdrukking «een pond van 300 d" is even goed als „een
dozijn van dertien" of „een tweeling van drie kinderen"
eene contradictio in terminis, want pond wil in de taal
van het muntwezen dezer tijden niets anders zeggen dan
240 penningen.
Er waren ponden van verschillende waarde en het is
dus zeer wel mogelijk, dat een zeker pond op een zeker
tijdstip in waarde gelijk was aan 300 d. van een
ANDER, — van een minderwaardig pond maar, nog
eens, een pond, dat 300 (zijner eigene) d. bevatte. — dat
in 300 d. was verdeeld, heeft nimmer bestaan, kon niet
bestaan, want geen ander veelvoud dan 240 werd pond
penningen ilibra denariorum), bij verkorting pond
genoemd.
Op een zekeren niet met juistheid te bepalen dag werd
het Deventersche pond van 8 plakken gebracht op 10
plakken. Op datzelfde oogenblik, ipso facto, verkreeg de
plak, die vóór dien dag 30 d. waard was, eene waarde
van 24 d. want ■"*' 30 en ^ 24.
DE VERSTERKING DER REKENMUNT IN 1372.
Volgens Mr. Sll.LEM is in 1372 „niet het pond reken-
y^mutit vergroot of versterkt, maar de plak, het werkelijke
146
„geldstuk, gelijk staande met 2 grooten vlaamsch of3od p
„in dier voege verzwakt, dat voortaan 10 plakken werden
gevorderd voor betalingen, voor welke vroeger maar 8 plakken
„noodig waren". Hij houdt zich „stellig overtuigd, dat wanneer
„ooit de ordonnantie voor den dag mocht komen, die tot
„de aanwending van ponden van 10 plakken .... heeft
„geleid, daaruit zal blijken, dat niet het pond rekenmunt
„van 8 op 10 (derzelfde — tusschenvoeging van mij — )
„plakken gebracht maar dat het zilvergehalte van een of
„ander geldstuk, plak, groot of hoe het moge heeten, in
„de verhouding van 10 tot 8 verminderd is".
Eene dergelijke ordonnantie zal wel nimmer te voor-
schijn komen, want zij kan niet bestaan hebben.
Indien toch de veronderstelde nieuwe plak eene waarde
zou hebben gehad van 8/10 der oude plak dan zoude, b.v.
a. een oud schild, dat vóór de verandering waard was
28 (oude) plak of 56 (oude) groot, na de verandering waard
zijn geworden 35 (nieuwe) plak of 70 (nieuwe) groot ;
6. een mouton, die vóór de verandering waard was 13
(oude) plak of 26 (oude) groot, na de verandering waard
zijn geworden 161/4 (nieuwe) plak of 32V2 (nieuwe) groot.
Wat zien wij echter? Het oud schild gold, zoowel
voor als na de verandering 28 plak of 56 groot.
— de mouton gold zoowel voor als na de ver-
andering 13 plak of 26 groot,
Het aantal plakken, waarvoor men b.v. een oud schild kon
koopen, bleef vóór en na de verandering gelijk, — daarentegen
had men noodig vóór de verandering 840 d pof3V2 fom
een oud schild te koopen, — na de verandering slechts
672 d. p of 2 4 /ö 'S- Tegen minder ponden kon men even-
veel goudgeld wisselen als vroeger voor meer. Het pond
was dus meerderwaardig geworden, met andere woorden
het was versterkt.
Ook uit de prijzen van zaken en uit de loonen blijkt,
dat de plak van na de verandering dezelfde was als de
147
plak van vóór de verandering doch. dat het rekenpond
in waarde was gestegen.
Als een voorbeeld uit de vele, wijs ik op de prijzen
der handschoenen, die telken jare aan schepenen en raden
werden uitgereikt.
Op Paaschavond (5 April) 1371 kocht de stad 30 paar
handschoenen en betaalde daarvoor 3 ^ 15 ^ (III. 2.317).
Op Pinksteravond (4 Juni) 1373 kocht de stad 29 paar
handschoenen en betaalde daarvoor 2 « 18 $ (IV 53).
Tusschen de beide evengenoemde dagen in werd het
pond van 8 op 10 plakken gebracht, ergo in 1371 werd
de plak gerekend tegen 30 d. p. — in 1373 tegen 24 d. p.
= 30 d. — 24 d.
30 J 29
Wat leert ons deze berekening ? Dat men te Deventer
een paar handschoenen van een zeker bepaald soort zoo-
wel in 1371 als in 1373 kon koopen voor 1 plak, doch
dat men voor het paar, dat in 1371 30 d. p. kostte, in
1373 slechts behoefde te betalen 24 d. p., omdat onder-
tusschen de waarde van den d. p. van het rekenpond was
toegenomen in de verhouding van 8:10
Zoowel in 1372 als in 1373 ontvingen zoowel de mes-
selgier als de tichelaars en de pijpers voor hunne rokken,
laken ad 14 plak de el. In het eerstgenoemde jaar wor-
den die 14 plakken verantwoord met 420 d. p., — in het
tweede jaar evenwel met slechts 336 d. p.
In het algemeen blijkt, behoudens toevallige verande-
ringen in prijzen en loonen, dat vóór en na de verster-
king der rekenmunt voor dezelfde zaak of denzelfden
arbeid eenzelfde som werd betaald, als die som in plakken, —
minder evenwel als deze in de rekenmunt is uitgedrukt.
Door dit alles is onwedersprekelijk aangetoond, dat in
1372 niet de plak door een minderwaardig geldstuk van
gelijken naam werd vervangen, doch dat de rekenmunt
werd versterkt. De koopkracht van de plak bleef onver-
148
anderd. De koopkracht van den d. p. werd in de verhouding
van 8: 10 versterkt.
Ik had kunnen nalaten dit door voorbeelden te staven,
want de boekingen in de rekeningen van 1372 en 1373
bewijzen op zich zelf mijne stelling.
Zoo leest men op blz 45 1 van deel III 2 : De twelf
raden der stad , , . elc 15 <K (is 12 X 15 = 180 V) 10
pi. voor elc punt maken 225 <$.
Van 1369 tot 1383 ontving elke raad eene jaarwedde
van 15 < \ê. Voortdurend steeg ondertusschen de waarde
van het goudgeld in verhouding tot de rekenmunt, — het
oud schild b. v. liep van 585 d. p. op tot 744 d. p.
Altijd evenwel ontvingen de raden 15 <£ per hoofd en per
jaar. Sommige geldstukken werden ondertusschen uit de
circulatie genomen, — andere in omloop gebracht, maar
hoe ook, gedurende de gezegde 15 jaren ontving elk der
raden 1 5 <t£ per jaar. En zonder eenige verdere bijvoeging
werden die 1 5 <\è telkens als 1 5 <&' verantwoord. Nu wordt, —
volgens Mr. SlLLEM wel te verstaan — , in 1372 de plak door
een minderwaardig geldstuk van gelijken naam vervangen
en dit zou voor r endanten eene reden zijn geweest om
bij sommige posten uitdrukkelijk te vermelden, dat het
pond niet meer 8 der oude maar 10 der nieuwe plakken
waard was. Waarvoor zoude dat hebben gediend? Voor
niets hoegenaamd. De zaak heeft zich toegedragen gelijk
ik ze in mijne Bijdrage heb voorgesteld. In 1371, toen nog
het oud pond gold, werd evenals in de twee vorige jaren
vermeld, dat elke raad 15 <$ had ontvangen. In 1372
werd het rekenpond versterkt. De rekening over dat jaar
was begonnen en moest dus voleindigd worden in het
oude pond. De betaling van 1 5 <ö> per hoofd had plaats,
toen het rekenpond reeds was versterkt. Die 15 ^ of
1 5 x 240 = 3600 d. p. der versterkte rekenmunt werden
herleid tot *% X 3600 = 4500 d. p = i83/ 4 <g der
vroegere rekenmunt, — die, waarin de rekening is gehouden.
149
In de rekeningen van 1373 en volgende jaren, die in het
pond van 10 plakken zijn gehouden, wordt weder eenvou-
dig geboekt : aan elk der raden 1 5 % zonder meer.
De rekenmunt werd in 1372 versterkt in de verhouding
van 8: 10 ---— 4: 5. Dit werd geheel naar den geest
dier tijden als het ware tastbaar aangeduid door het zwakke
pond te noemen <fê van 8 plak, — het sterkere pond
te noemen & van 10 plak. Het eenvoudige feit, dat
het oud pond juist 8 plakken, — het nieuw juist 10
plakken waard was, leidde tot deze wijze van aanduiding.
Ware het pond versterkt in de verhouding van 8:11 16:22,
b. v., dan zouden de vroede mannen het oude pond <$ van
16 grooten, — het nieuwe pond <tè van 22 grooten hebben
genoemd. Dat deze wijze van aanduiding van zwakke en
sterke ponden in de middeleeuwen eene heel gewone was,
zoude ik uit tal van andere bronnen kunnen aantoonen.
DE VERANDERING DER REKENMUNT
OMSTREEKS 1360.
Mr SlLlJEM zegt: „Het merkwaardige in de Deventersche
„rekenmunt is juist, dat er eenmaal omstreeks het jaar
„1360 eene verandering in de rekenmunt is te constatee-
„ren . . . Want de vervanging van de rekenmunt, die de
„Heer Sassen den bekenden 1) groot k 16 d. p. noemt
„door de rekenmunt de Vlaamsche groot h. 15 d. p. is
„wel degelijk eene verandering geweest in den maatstaf,
^dien men de werkelijke munten aanlegde,"
Mr. SlLLEM vergist zich. Juist hier valt geen veran-
dering in de rekenmunt te constateeren. Had er veran-
dering plaats gehad, dan zouden wij herleiding van de
vroegere in de nieuwe rekenmunt moeten aantreffen. Men
zal er echter te vergeefs naar zoeken. Natuurlijk. De
i) Zeker: DE BEKENDE groot, dat is het overal en ten allen tijde bij
meer dan eene rekenmunt voorkomend zestien voud van den d p.
(Noot SASSEN).
IO
i5o
groot was het zestienvoud van den denarius parvus. Het
woord groot diende om dat zestienvoud aan te duiden.
Zeker, er zijn telkens penningen geslagen en in omloop
geweest, zoowel te Deventer als elders, gelijk aan den
groot van het paiement, evenals er somtijds penningen
zijn geslagen gelijk aan een schelling paiement. De
eerste penning heette groot, — de tweede schelling, maar
de woorden groot en schelling werden voornamelijk gebruikt
respectievelijk in den zin van zestienvoud van den denarius
parvus of van twaalfvoud van een denarius, onverschillig
of de groot of de schelling als geldstuk bestond al dan
niet. „Groot" was in de allereerste plaats een telwoord
evenals „dozijn", „gros", „boek". Het was een der mid-
delen om veelvouden aan te duiden, En evenals bij den
d. p. werd ook het 12-voud van den groot schelling — ,
het 240-voud van den groot pond groot genoemd.
In 1357 komt te Deventer de Vlaamsdie groot in om-
loop. Deze groot was hier geen fictie maar een bepaald
geldstuk. Overal, waar de Vlaamsche rekenmunt gebruikt
werd, gold ook de regel, dat het zestienvoud van den
denarius parvus groot genoemd werd. Ook te Deventer
werd een enkele maal het Vlaamsche geld als rekenmunt
gebruikt (vergelijk III. 2. 16). Van dat geld was de
groot (dezelfde die te Deventer in waarde gelijk was aan
1 5 d. p. van het paiement) het zestienvoud van den d. p.
vlaamsch.
In verschillende landen waren munten geslagen gelijk aan
een Vlaamschen groot. En het was dit geldstuk, dat in 1357
te Deventer in omloop kwam en waarvan de waarde werd
bepaald op 1 5 denarii parvi van het Deventersch paiement. De
Vlaamsche groot was hier geen rekenmunt 1 ) maar, nog eens
1) De groot als rekenmunt werd bij groote sommen geteld in ponden
en schellingen. (Zie b. v. I. 119. 146). Te vergeefs zal men echter sommen
van Vlaamsche grooten in de Deventersche rekeningen in ponden of schel-
lingen vinden uitgedrukt. Dit deed men alleen met de fictieve munt nooit
met de werkelijk bestaande geldstukken.
*5i
gezegd, een tastbaar geldstuk, gebaseerd op een vreemd
muntstelsel, welk geldstuk nu toevallig te Deventer in 1 357 in
waarde gelijk was aan 1 5 d. p. van het Deventersch paiement.
Het in omloop brengen dezer munt liet den aard en de
waarde der rekenmunt onaangeroerd. Het feit was van
geen andere beteekenis en had geen ander gevolg dan het
in omloop brengen, b.v., van kromstaarten of van botdragers
zoude zijn geweest of zoude hebben gehad. Van den
Vlaamschen denarius parvus bleef de Vlaamsche groot
(de fictie) altijd het zestienvoud, maar ten opzichte van
de Deventersche fictieve munt wijzigde de waarde van den
Vlaamschen groot (het geldstuk) zich naar gelang van
omstandigheden. Telkens als de Vlaamsche denarius parvus
(rekenmunt) ten opzichte van het goud geld werd verzwakt,
ging de Vlaamsche groot (rekenmunt) in gelijken tred met
die verzwakking mede ; hij bleef immer en altijd het zes-
tienvoud van zijn eigen d. p. Doch toen in 1372 de
Deventersche rekenmunt werd versterkt, ging het geld-
stuk Vlaamsche groot met die versterking niet mede.
Natuurlijk niet. De Vlaamsche groot daalde daardoor
van 1 5 op 1 2 d. p Deventersch paiement.
Ik meen nu zeker toch duidelijk en omstandig genoeg
te hebben aangetoond, dat Mr. SlLLEM zich vergist als
hij spreekt van de vervanging van den groot ad 16 d. p.
door den Vlaamschen groot ad 1 5 d. p. en die vervanging
noemt „eene verandering in den maatstaf, dien men den
werkel ijken munten aanlegde' 1 . Van vervanging is geen
sprake. Een nieuw geldstuk was in omloop gebracht.
Ziedaar alles. Ook na de verschijning van den Vlaamschen
groot als geldstuk, bleef men nog enkele jaren te Deventer
het woord groot gebruiken om het 16-voud van den
Deventerschen d. p. aan te duiden. Langzamerhand echter
raakte dit woord als telwoord in onbruik. Men kent de groote
rol, die de Vlaamsche groot in heel het Nederlandsch
geldwezen ging spelen. De Vlaamsche groot, daar
152
waar men in Vlaamsch geld rekende als fictie, — elders
en ook daar als geldstuk, werd DE groot bij uitnemend-
heid. Om dubbelzinnigheid te vermijden, liet men in het
dagelijksch leven, hier wat eerder, ginds wat later, het
woord gr o o t in de beteekenis van 1 6-voud van den d. p. varen.
DE WAARDEVASTHEID DER REKENMUNT.
„Behoefde die bewezen te worden?" vraagt Mr. SlLLEM.
„Als men", zoo vervolgt hij, „in den loop van vele jaren
„opgaven vindt van stoffen in Amsterdamsche el ge-
smeten, moet men zich dan de moeite getroosten te bewijzen,
„dat die el altijd even lang is geweest ?" Het hier gegeven
voorbeeld deugt niet als zoodanig. Indien blijkens de
eene of andere oorkonde eene eeuwigdurende rente van een
Amsterdamsch mud per jaar was bedongen en men vindt
nu in de boeken des schuldeischers over eene lange reeks
vnn jaren de schuldplichtigheid telkens verantwoord als
één mud rogge, dan mag men daaruit besluiten, dat dit
mud daar ter plaatse gedurende al die jaren even groot
is gebleven. Zóó is het geval analoog aan de door mij
in mijne Bijdrage aangehaalde bewijsplaatsen.
Uit het feit, dat verschillende periodieke betalingen over
lange reeksen van jaren werden verantwoord met een
zelfde bedrag in de rekenmunt per jaar, besloot ik tot
de waardevastheid van de rekenmunt, tot hare
standvastigheid in waarde tegenover de
goederen. Ik meen, dat ik hiermede mijne stelling
juist heb geformuleerd, al heeft Mr/ SlLLEM mij blijkbaar
niet begrepen. Hoe ook, ik bedoelde er mee te zeggen,
dat men aan de rekenmunt (en niet aan de geldstukken)
eene bestendige koopkracht toekende. Neemt men dit
aan, dan is daarmede verklaard het feit, dat periodieke
betalingen, die over lange reeksen van jaren liepen zooals
jaarlijksche renten, pachten, huren, bezoldigingen enz. bij
voorkeur en haast zonder uitzondering werden bepaald
l S3
door middel der rekenmunt. Alleen wanneer men, b.v., i)
in slechte tijden, als de stad in geldnood verkeerde en
weinig crediet had, aan die stad geld leende, dan bedong
men naast eene hooge rente, de verplichting van de schul-
denares om de schuld af te lossen in dezelfde geldstukken
als die men uitgeleend had. Dit wordt dan uitdrukkelijk
in den titel gestipuleerd. Men bedong zich op die wijze
een bijzonder voordeel, want men wist, dat men bij de
voortdurende stijging der waarde van het goudgeld ten
dage der terugbetaling meer ponden zoude terug ontvangen
dan men had uitgeleend. Als men b. v. in 1 369 24 oude
Frankrijksche schilden had uitgeleend om in 1371 24
dierzelfde schilden terug te ontvangen dan had men die
schilden in 1369 kunnen koopen voor 60 ft d. p., terwijl
men de in 1371 terugontvangen 24 oude Frankrijksche
schilden dan kon wisselen tegen 84 ft d. p. Eene winst
alzoo van 24 ft. Maar in het gewone geval vergenoegde
men zich er mede telkens evenveel ponden derrekenmnnt
te ontvangen. Men ging dus uit van de meening, dat
b.v. 10 ft over 10 jaren evenveel waard zouden zijn,
— evenveel koopkracht zouden hebben als 10 ft van
daag waard waren of koopkracht hadden. 2) Dit wordt
m. i. onomstootelijk bewezen door het feit, dat de
bezoldiging der Schepenen van 1369 tot 1393 3) bleef
bepaald op 30 ft per jaar. Schepenen en raden waren
zelf wetgevende en uitvoerende macht. Zij konden zelf hun
1) Ik zeg b.v. Ook bij verbintenissen met korten termijn en in andere
gevallen werden de te betalen sommen in bepaalde geldstukken uitgedrukt
zonder dat men altijd bet waarom kan nagaan. Als regel gold, dat eene schuld
in „sonderlinghe" muntstukken uitgedrukt, in diezelfde munt of tegen de
waarde dier munt ten tijde der betaling moest worden gekweten.
2) Ik laat buiten beschouwing de gevallen waarin bij wijzigin in de
rekenmunt door de overheid werd bepaald, dat periodieke betalingen van
de oude munt in de nieuwe moesten worden herleid. (Vergelijk b v. van DER
Chijs, Utrecht, 120).
3) Wellicht langer. Ik heb evenwel de handschriften bij gebrek aan
tijd niet verder geraadpleegd.
'54
salaris vaststellen en zouden er geen genoegen mede hebben
genomen telkens slechts 30 <të te ontvangen indien 30 <S
in het eene jaar niet evenveel waarde had vertegenwoordigd
als 30 i£ in een ander jaar. Geldstukken kregen zij bij
voortduring minder. In 1369 1>. v. werden de 30 % uit-
betaald met \2 oude Frankrijksche schilden, in 1381 met
slechts o 21 dierzelfde schilden. Het voortdurend anders
evalueeren der geldstukken had daarom geen ander doel
dan de waarde der reken munt tegenover de goederen voort-
durend en zooveel mogelijk constant te houden. Bij elke
evaluatie moest natuurlijk rekening worden gehouden met
gepleegde muntverzwakking en muntbesnoeiing. Om eco-
nomische of politieke redenen werden vreemde muntstukken
soms naar een anderen maatstaf getarifieerd dan eigen
muntstukken, maar, nog eens, de evaluatie had ten doel
de rekenmunt op hare waarde te houden. Omdat invloeden
van velerlei soort werkzaam waren, geschiedde de waarde-
verhooging (een enkele maal waarde verlaging) der verschil-
lende muntstukken niet altijd naar denzelfden maatstaf. Bij
een en dezelfde ordonnantie werd het eene muntstuk percents-
gewijze meer, het andere percentsgewijze minder verhoogd of
verlaagd. Soms bracht men de verhooging of verlaging tot stand
door een algemeenen maatregel, die alle gangbare munt-
stukken omvatte en aller waarde naar gelijke mate wijzigde.Dat
zien wij in Deventer 1337 — 1384 tweemaal gebeuren.
In 1346 werd de rekenmunt verzwakt in de verhouding
van 4 tot 3. Men had na dien maatregel alzoo 4 %
noodig om evenveel geldstukken te verkrijgen als men
vóór dien tegen slechts 3 <$ kon wisselen. In 1372 daar-
entegen werd de rekenmunt versterkt in de verhouding
van 8 tot 10. Men had na dien maatregel alzoo slechts
8 ü? noodig om evenveel geldstukken te verkrijgen als
men vóór dien tegen 10 <$ kon wisselen. Schepenen, —
laten wij voor een oogenblik aannemen, dat zij alleen aan
eigen zak hebben gedacht — , waren in 1372 van oordeel,
155
dat zij niet zooveel ontvingen als hun naar oud herkomen
toekwam, wanneer de 30 <fê salaris werden uitbetaald met
8 4 - oud schild, omdat het oud schild met al de andere
geldstukken naar hun oordeel tegenover de goederen in
waarde was gedaald. Zij versterkten daarom de reken-
munt in de verhouding van 8 tot 10 en ontvingen daardoor
nu io 5 / 7 oud schild, doch noemden die som nog altijd 30^.
Helmond, Januari 1905. AüG. SASSEN.
BLADVULLING.
Nederlandsch Belgische Vereeniging der vrienden
van de medaille als kunstwerk.
De N. R Ct. van 3 februari 1905 bracht ons het heu-
gelijk bericht, dat H. M. de Koningin lid is geworden
der Nederlandsche Sektie van bovengemelde vereeniging.
Z.
156
Mr. Jacobus Anne van der Chijs werd i Juni 1831
te Leiden geboren, studeerde en promoveerde in 1856
aldaar in de rechten en deed daarna te Delft examen
voor Oost-Indisch ambtenaar. In 1857 vertrok hij naar
Indtè, werd benoemd tot kommies, later tot referendaris
ter alg. sekretarie, was daarna als inspekteur bij het inlandsch
onderwijs werkzaam en werd 28 Januari tot landsarchivaris
benoemd, na geruimen tijd tijdelijk werkzaam te zijn
geweest met het klassificeeren enz. van het oud-archief.
Door zijn zorg zagen belangrijke stukken uit dat archief
het licht, zooals : Inventaris van 's Lands Archief te
Batavia (1602 — 18 16), Ned.-Ind. Plakkaatboek, waarvan
15 dln., loopende tot 1808, zijn verschenen, en Dagh-
register, gehouden in 't Casteel Batavia.
Voorts schreef hij o. a. Geschiedenis der stichting der
Vereen. O.-I. Comp., De Nederlanders te Jakatra, Neer-
lands streven tot openstelling van Japan voor den wereld-
handel, üe munten van Ned. Jndie (met NETSCHER) in de
Verhandelingen van het Bat. Genootschap, enz.
Mr. VAN DER Chijs' wetenschappelijke arbeid werd ook
hier te lande zeer gewaardeerd.
Behalve landsarchivaris was hij konservator van het
Numismatisch Kabinet van het Bat. Genootschap van
Kunsten en Wetenschappen, welk genootschap hem des-
tijds tot eereiid benoemde; Van der Chijs gaf in 1896
te Batavia bij Albrecht en Prusche en te 's Gravenhage
157
bij NljHOFK een uitstekend bewerkten katalogus van deze
belangrijke verzameling uit, bevattende de becshrijving
van 149 soorten Ned. -Indische penningen, Uitheemsche
idem 952, Ned. Indische amuletten 115, Uitheemsche
idem 134, Ned. Indische munten 575, Uitheemsche idem
5,148, Ned. Indisch papierengeld 380, Uitheemsch idem 485
soorten. Verder was hij lid van het kollege van kura-
toren van het gymnasium WILLEM III te Batavia ; eere-lid
van de Ned.-Ind. Mpij. van Nijverheid en Landbouw te
Batavia ; lid van het Indisch Comité voor wetenschappe-
lijke onderzoekingen enz.
De nederlandsche regeering erkende zijn verdiensten
door zijn benoeming tot ridder in de orde van den Ned.
Leeuw. Verder was de overledene ridder van de orde van
de Eikenkroon en Officier d'Académie.
12 Juni 1892 werd hij benoemd tot buitenlandsch lid
van ons genootschap ; nooit klopte men te vergeefs bij
hem aan om inlichtingen omtrent de munten en gedenk-
penningen van Nederlandsch Indtë ; deze en die van om-
liggende landen en eilanden vormden zijne verzameling.
Jaargang 1896 van dit Tijdschrift bevat van zijne hand
eene zeer lezenswaardige bijdrage, getiteld: Particulier
papierengeld in Nederlandsch Indie.
In den laatsten tijd zijns levens bijna blind geworden,
overleed hij 23 Januari 1905.
Z.
Gemengde Berichten
Denarius van Pepijn den Korte, geslagen te Verdun,
te Domburg gevonden.
Van dezen zeldzamen denarius zijn mij 3 variëteiten bekend ;
een — gelijk aan het hierna te beschrijven exemplaar —
kwam voor in de merkwaardige muntvondst van Imphy
en is door Gariël afgebeeld op plaat IVn°.75. Het stuk
behoorde toen tot de bekende verzameling De PONTON
D' AméCourt. Gariel vermeldt onder n<> s . 76 en 77 twee
variëteiten van deze munt, de laatste heeft een cirkelvormig
omschrift.
Het exemplaar uit de verzameling de PONTON D* AMÉ-
COURT is later overgegaan aan den franschen numismaat
Henri Meyer, wiens kollektie in Juni 1902 te Parijs is
verkocht. Onze munt komt in den katalogus van die
veiling voor op plaat 1 n°. 68.
Waar het exemplaar is gebleven, beschreven bij Gariel
onder n°. 76, is mij onbekend; n\ 77 met het cirkel-
vormig omschrift maakt deel uit van het muntkabinet van den
franschen staat te Parijs. De katalogus door den geleerden M.
PORU bewerkt, vermeldt het onder n°. 142 op plaat IV. Het
weegt 1.07 gr. In 1902 werd te Domburg een bij uit-
zondering zeer goed bewaard en gaaf exemplaar van den
verdunschen denarius gevonden. Dit is, voor zoover wij
weten, het 4 de , dat tot nu toe bekend is en dus vanwege
de hooge zeldzaamheid de aankondiging in dit tijdschrift
wel waard.
Gewicht : 1.09 gr.
Voorzijde: RXF (RX aan één) Vóór de R twee stippen.
Bovenaan een dwarsstreepje.
159
Keerzijde : V I R gescheiden door een lijn, gevormd
DVII
uit een in balletjes eindigend kruisje, een streep en een
stip. Alle letters eindigen in bolletjes. Parelrand. Mijne
verzameling.
Eene eigenaardigheid van de karolingische munten uit
het Noorden en Oosten van het frankische rijk is, zegt
Gariel, het meestal daarop voorkomen van een in bol-
letjes eindigend kruisje (croix pomm etée) en een groepje
van drie stippen. Onze munt heeft echter die stippen niet.
Domburg heeft nog eene andere munt, te Verdun
geslagen, opgeleverd. Het is een merovingische triens,
die, jammer genoeg, niet meer voorhanden is. Ik
vond de beschrijving van dat stukje in Mr. Karel
KOENRAAD Reitz' (i) Adversaria (blz. 83) bij de „Lijst
„van eenige penninkjes in Walcheren op het Noorderstrand
„gevonden, zijnde van die, welke ik zelf bezit, geene beschrij-
ving gevoegd" Alhoewel het jammer is, dat Mr. REITZ
de vermelding zijner eigene muntjes heeft weggelaten,
weten wij toch welke die waren, daar zijne geheele ver-
zameling in 1836 aan het Zeeuwsch Genootschap is
gekomen.
De verdunsche triens, toen in het bezit van Prof.
Kluit, wordt door Reitz aldus omschreven :
VIRIDVNO Cl VIT AT, borstbeeld, verbeeldende Karel
den Groote (sic) — LANDERICVS M, kruis waarin V o
Een triens van Metz, eveneens het eigendom van
Prof. Kluit, vertoonde, volgens den heer Reitz, het
borstbeeld van Lodewijk den Vrome!
Vervolgens spreekt Reitz van zes muntjes, door som-
migen voor hunnische muntjes aangezien ; anderen daaren-
1) Mr. K. K. Reitz 1748 — 1810, aanzienlijk advokaat te Middelburg
en griffier van het hof van Vlaanderen en van de staten van Walcheren.
Hij heeft verschillende geschriften uitgegeven. Zie over hem: Nagtglas,
Levensbeschrijvingen van Zeeuwen, II blz. 498.
i6o
tegen meenden Aathtttoover penningen war en! uitkunnen
niet anders zijn geweest dan angelsaksische sceattas, die,
al worden ze door niemand meer met den naam van toover-
penningen betiteld, niettemin door een raadselachtig duister
zijn omgeven. Reitz echter was van andere meening,
want, zegt hij, het kruisje, dat er op voorkomt, toont aan,
dat zij door Christen vorsten zijn geslagen.
Die hunnische muntjes (sceattas) verschillen onderling,
zoo vervolgt hij, zeer in gewicht Sommigen wogen
8/4 engelsch, (1 eng. = 1.538 gr.) anderen daarentegen
slechts 1/2 engelsch, zoodat de gansche massa van
36 stuks, welke ik thans 18 Vss OS uit de 40 — zijnde
aan den een en ander door mij daarvan afgegeven — nog
bezit, door mij bevonden te wegen 22^/4 eng. schaars,
makende dus dooreen, elk o/g engelsch omtrent.
Zooals reeds is gezegd, is het Zeeuwsch Genootschap in
het bezit gekomen van deze muntjes, alle te Domburg
gevonden.
M. D. M.
Een blijde tijding voor de verzamelaars van
Neder landsche Gedenkpenningen.
's Rijks Munt bezit een prachtige verzameling stempels
tot het maken van historiepenningen gediend hebbende.
Deze stempels hebben, vermoedelijk door de technisch
onvolkomener wijze van slaan in vorige eeuwen, veel
geleden — zij zijn niet meer vlak, doch komvormig uit-
gehold, zoodat niet alleen de laatste afslagen, die er des-
tijds mede gemaakt zijn niet bizonder fraai kunnen zijn,
doch ze ook thans bezwaarlijk zouden kunnen worden
gebruikt om afslagen te maken, afgezien nog van het
gevaar, dat deze kostbare stukken zouden loopen, indien
men daartoe zou willen overgaan.
i6i
Zooals bekend, bestaan afslagen van vier oude stempels
op 's Rijks Munt aanwezig : i°. 1598. Dood van PHILIPS II.
v. Loon I blz. 508, 2 . 1653. 2 . Dood van Marten Har-
pertszoon Tromp. v. Loon II blz. 376 n: 2. 3 1676.
Dood van Michiel Adriaenszoon de Ruiter, v. Loon III
blz. 186 en 4°. Ter eere van Balthazar Bekker z.j.
door I. Boskam, niet beschreven of afgebeeld in V. LOON ;
deze vier stukken zijn tusschen 181 5 en 1838 „op oude stem-
pels geslagen, en op dringend verzoek van vele liefhebbers
in den handel gebragt." zie F. L. VAN HEECKEREN van
Brandenburg. Beschrijving en afbeeldingen van Neder-
landsche Penningen \ welke sedert 181 5 tot 1838 aan
's Rijks Munt te Utrecht zijn geslagen en verkrijgbaar
gesteld. Afd. I n". 1 — 4.
De 2 r stempelsnijder J. C. WlENECKE was geruimen
tijd praktisch werkzaam aan de Munt te Parijs en heeft
daar gewerkt o.a. aan het maken van nieuwe stempels met
behulp der oude. Daartoe wordt telkens de oude stempel
met zeer lichten druk op een nieuwen geperst, het weg-
gedrongen metaal voorzichtig weggekapten deze bewerking
herhaald tot men een zuiveren poincoen heeft, waarmede
een nieuwe stempel kan worden gemaakt. Van deletters,
van op- en omschriften worden letterponsjes getrokken
en de letters daarmede in den stempel ingeklopt.
Zoodoende krijgt men niet alleen aan de origineelen
geheel gelijke, doch tevens volkomen vlakke en technisch
veel betere stempels, 't Is bekend, dat de Munt te Parijs
in de laatste jaren /eer fraaie afslagen in den handel heeft
gebracht van oude penningen, geslagen met behulp van op
deze wijze gemaakte nieuwe stempels en daarmede ook
financieel zeer goede resultaten heeft bereikt, 's Rijks
Munt te Utrecht wil dit voorbeeld thans gaan volgen.
Onderhanden is een nieuwen stempel voor den penning
van 1695 door I. Boskam, op het innemen van Kazal,
met borstbeeld van Willem III Ongetwijfeld zal dit
IÓ2
bericht de penningverzamelaars ten zeerste verheugen,
menig voor hen tot nog toe onbereikbaar stuk zullen ze
nu, wei niet in originali, doch in een, bet origineel over-
treffenden afslag, in hunne verzameling kunnen neerleggen.
Moge 's-Rijks Munt met ijver op den ingeslagen weg
voortgaan en vooral succes hebben met deze niet genoeg
toe te juichen poging.
Z.
Bijzonderheden over de Penninghistorie van
Mr. Gerard van Loon, door dezen aan
P. de la Rue medegedeeld.
In de ^Mengeling van aantee keningen over zaaken en
gevallen van verscheiden aard f \ bijeenverzameld door
P. DE LA RUE. den schrijver van Geletterd en Heldhaftig
Zeeland, 3 de stuk. M. S. welwillend door den tegenwoordi-
gen bezitter, den heer Jhr. Mr. E. P. SCHORER, ter inzage
verstrekt, vond ik eenige bizonderheden omtrent Mr.
GERARD van LOON medegedeeld, die vermoedelijk aan vele
lezers van ons Tijdschrift onbekend zijn, al blijft de mogelijk-
heid niet uitgesloten, dat door anderen het een en ander van
het hier volgende reeds kan zijn publiek gemaakt.
„Den 28 en Augustus 1733," zoo schrijft de heer DE LA
RUE, „hadde ik d'eer, dat de Weledelgebooren heer Mr.
GERARD VAN LOON, beroemd schrijver der penninghistorie
van Nederland (oorspronkelijk uit het edel geslagt der
Luiksche Van LOON, dog geboortig van Delf) één dag
bij mij doorbragt. Hij liet mij zien het eerste boek van
zyn nieuw werk van de oude herkoomste en regeerings-
form van Holland, dat eerstdaags staat gedrukt te worden,
waaruit alsdan zijn nieuwe Systema yder kenbaar worden
zal. Hij heeft nog een diergelyk werkje in folio opgesteld,
ten verzoeke van den hoogedelen Heere VAN KATWIJK,
!63
ten betooge dat de Ridderschap van Holland niet afhing
van de ingeboorenheid, maar van 't bezit eener havezaat
of riddermaatig goed in dat Land.
In het jaar 171 1 heeft zijne Weled. opgesteld het Treur-
spel Plautianus (zie naamrol der Hollandsche tooneelspelen)
twelk hij naderhand nog vervormd heeft, dog is, in schrift
nog zynde, weggeraakt.
De Snyders zyner penninghistorie zyn geweest BLEISWIJK
en GOEREE in het eerste deel, vervolgens BLEISWIJK en
FOLKEMA. 1) Het laatste stuk heeft zooveele fouten in de
spellinge, by feil van een bequaam corrector des druks.
De plaaten daarin schynen ook slegter, schoon ze meer
van snyden gekost hebben dan d'andere, meest gedaan
door FOLKEMA: dog dat is alleen toegekoomen, doordat
ze door een knoeyer van een plaatdrukker gedrukt zyn
geworden. De drukkers zyner penninghistorie hebben op
dat werk wel tagtigduizend guldens gewonnen. Hij zelf
heeft van hen voor zig gehad f 9000 onzuiver, dat is etlijke
onkosten voor zijn rekeninge zonder goeddoeninge.
Dat werk word in Frankrijk vertaald, dog zal het voor
zyn werk niet erkennen, vermids de vertaaler op sommige
plaatsen zijne uitdrukkingen niet wel gevat hebbende, hem
verkeerdelijk overgezet heeft.
In het gemelde Boek staat dit aan te merken ; dat de
schrijver op sommige plaatsen eenige uiterlijk eenvoudige
spreekwijzen gebruikt, dog daar van alleen de kragt en
innerlijke zin bekend is aan hen, die hem zelven die secrete
zaaken medegedeeld hadden, waarop die zien.
't Gebruik der notulen hunner Ed. Gr. Moog, in zyn
werk overal overvloedig aangehaald, zyn hem by gedeelten
1) Jacob Folkema, plaatsnijder, geb. te Dokkum, werkte te Amsterdam.
Hij graveerde clicbé's voor van Loon's penningwerk, en teekende som-
mige met zijn naam. Zoo vindt men in dl. rv blz. 201, 317, 345, 363,
364, medailles afgebeeld, gesigneerd: I. Folkema. Hier door werd men
in den waan gebracht , dat hij ook gedenkpenningen gemaakt heeft. Dit
is ech er nut het geval. Hij heeft enkel de afbeeldingen in koper gesneden. W.
164
ter leen verschaft door een boekverkooper in Holland. Na
het uitkomen van zyn werk, heeft de heer Mr. Jan de
Witt, kleinzoon van den Raadpensionaris (over eenige
jaaren Roomsch geworden) nu Rekenmeester van Brabant,
den heere schryver zelf gezegd, dat hy alle die Notul-
boeken door dien boekverkooper aan hem had laaten toe-
koomen, ten zynen gebruike.
De heer CORNELIS VAN Alkemade wel een man van
verdienste, maar tamelyk hebzugtig, geeft in zyne disch-
plegtigheden veel op van eigen reedsel, 'tgeen hij egter
van anderen gekreegen had: dus heeft hem de heer VAN
LOON eenige zaaken op zyne eigene kosten verschaft daar
hy niet eens van rept. Slegte aardt ! een schryver dien
iets van een ander tot zyn gebruik bygeset word, moet
dat cum elogio zelf openbaar erkennen.
Al dit hebbe ik vernomen uit gemelden heere VAN
Loon zelven". M. D. M.
Index batavicus of naamrolvan de batavise
en Hollandse schrijvers. Van JULIUS CESAR
af, tot dese tijden toe. Met kopere aj beeldsels
door Adr. Pars. Tot Leiden bij Abr. DE
Swart 1701
Boeken over munten en penningen in den
naamrol vermeld.
Zïq hier met welke hoogdravende bewoordingen ter eere
van het vaderland, PARS, genoemden naamrol inleidt : „Dat
is, den algemenen vaderlande. Het puikje van de beroemste
en gesegendste gewesten des gantsen aardbodems. Het
batavisme of der aalouden Katten. Gemenebeste. De wieg
en bakermat der oude en nieuwe helden. De markt van
Europa. Het pakhuis van oosten en westen in 't welke
i65
men de gehele werelt schier koopt en verkoopt. De ver-
wondering en verbaastheid der wereld. De schrik én
wangunst harer vijanden. De edelste en hoofdstof
der gedenkboeken van alle eeuwen in alle talen. De
herberg der bannelingen. De toeloop van haar verdrukte
en mishandelde geloovsgenoten. De schaav en vijl der
woester volken. De schole van ouds des oorlogs en ook
der wijsheid. De oeffenplaats van alle beste konsten en
cierlijkste wetenschappen. Sy desen geringen arbeid. De lijst
harer braavste schrijvers de schelle basuinen harer groot-
heden op het eerbiedigste toegewijd en geheiligd. Van
een van hare getrouwe en dankbare inboorlingen en ver-
wonderaars. Adriaan Pars".
Pars vermeldt in zijn naamrol de volgende schrijvers
over munten en penningen :
i. Erasmus van Hou welingen 1597; er bestaat ook
een Rotterdamsche druk van, van 1627.
2. Alkemade. Pars kreeg ter beschrijving het exem-
plaar van v. ALKEMADE zelf door hem in het net geschreven,
en de penningen „verwonderlijk cierelijk met de pen door
zijn Ed. geteekend "
3. PARS zag in 1695 in het „verwonderlyk muntkabinet
en seldsame Boekkamer van dh. JACOB DE WlLDE te
Amsterdam een werk vol cierelijke met de pen geteekende
penningen van den heer JOACHIM OUDAAN, dog niet gang-
bare, maar reken- of liever hoffelijke penningen, die het
weelderige Huis van Bourgondtèn, den anderen in haar
tijden, in plaats van Brieven, wisselden, welke behelsden
ongemene, aardige, diepsinnige en raadselagtige versjes,
steek- en schimpspreuken, daarvan OudaaN voornam een
boek te maken en de penningen uitteleggen, dat met zijn
dood is onvoltrokken gebleven en nu voordaan de wereld zal
moeten onbekend blijven, dewijl regte voord ligt niemand
II
i66
in Holland is, die den uitleg van dien magtig is uit te
vinden." (i)
4. BlSOT fransch 1687. hollandsch 1690.
Vervolgens vermeldt Pars de volgende schrijvers over
uitleggingen van penningen :
MELCHIOR Barlaeus, de oom of oudoom van KASPARUS
Barlaeus.
ROKUS VAN DEN HONART, raadsheer in den Haag,
waarop HUIGHENS in 1634 een vers maakte.
De Ridder van Wouw Andries Jacobss.
Gerard Schaap, burg. van Amsterdam en gesant in
Engeland 1650.
Ant. TlSlUS, hoogleeraar in de Hoge Schole tot Leiden
BEUKEL VAN SANTEN, raad en vroedschap tot Haarlem,
d°g geen van alle in 't ligt gekomen, maar voor en in
de geboorte gesmoord.
Heer Hendr. D'ACQUET, borgemeester tot Delf, groot
lievhebber der Vad. oudheden en munten, had de beleefdheid
hem tot het beschouwen van zyn Ed. Kabinet te nodigen,
op den 16 Lentemaand deses jaars 1700.
Nederlands leggeld of rekenpenningen in aftekeningen
vertoond, in 4. Door de pen net uitgevoerd en door zijn
Ed. eigen hand, met eenige aantekeningen en uitleggingen
geschreven.
Sylloge numismatum elegantiorum, quae diversi Impe-
ratores, Reges, Principes, Comités Respublicae, diversas
ob causas ab a" 1500 ad Annum usque 1600 cudi fecerunt,
concinnata et historica narratione (sed brevi) illustrata,
opera ac studio JOHANNIS Jacobi Luckii, Argentoratensis.
Argentinae, Typis Reppianus 1620. Sumptibus ipsius
Authoris. Quorum justam partem faciunt Belgarum et
Batavia*. M. D. M.
I) In Jac. Catsii et aliorum poet. Ze land aliquot Carmina XIII inscripta
D'Adriano Hoffero, aan het Zeeuwsch Genootschap toebehoorende , komt
een in oud hollandsch schrift geschreven kopie voor van Joach. Oudaen's
Uytduytsel over e*nige Legpenninghen.
i67
De proefslagen voor munten der Bataaf sche
Republiek.
Voor het Koninklijk Penningkabinet is een buitengewoon
belangrijke aankcpp kunnen gedaan worden, namelijk het
stel proefslagen van munten der Bataafsche Republiek.
In Mei 1799 besloot het Uitvoerend Bewind van de
Bataafsche Republiek de verschillende munthuizen op te
heffen en één Munt te Amsterdam te vestigen, tevens
werden toen proefslagen vervaardigd van den driegulden,
gulden, tien stuivers, vijf stuivers en twee stuivers.
De Tweede Kamer nam dit voorstel niet aan en dus
bleven alleen de proeven bestaan, waardoor zij uiterst
zeldzaam zijn. Er zijn drie stel geweest, een daarvan is
verloren gegaan met uitzondering van het tienstuiverstuk,
het tweede stel is in een Parijsche verzameling, (naar we
vermeenen van baron DE ROTSCHILD), het derde, thans,na
te zijn geweest in handen der heeren GoGEL, KEER
RlJNBENDE en STEPHANIK, in het Penningkabinet.
De munten zijn geslagen op gladgemaakte oudere munten
van dezelfde waarde, wat o.a. aan het drieguldenstuk nog
zeer goed te zien is. Aan den voorgrond van dit stuk ziet
men een gevleugelden genius met een pijl in de linkerhand
de rechter rust op een omlauwerden hoed, geplaatst op
een altaar, waartegen aangebracht zijn een anker en dolfijn,
op den achtergrond een zon. Het omschrift luidt : EEN
EN ONDEELBAAR STERK. In de afsnede 1800. Aan de
keerzijde in eikekrans : 3 Gl., om den krans: BATAAFSCH
GEMEENEBEST. 'T 6 JAAR.
Van den gulden en het tienstuiverstuk bestaan alleen
proeven der keerzijde met vermelding der waarde en
BATAAFSCHE REPUBLIEK 6 JAAR.
Aan de voorzijde van het vijfstui verst uk staat een altaar
met omstraalden hoed en opschrift EEN EN ONVERDEELD
STERK. De keerzijde bevat weder de omkranste waarde-
168
aanwijzing en dezelfde vermelding als op de reeds genoemde
munten. Het dubbele stuiverstuk is kleiner, volkomen
gelijk aan het zooeven genoemde vijfstuiverstuk.
(N. R. CL)
Wij wenschen den ijverigen direkteur van het Kon.
Kabinet van harte geluk, dat hij er in geslaagd is, dit
stel hoogst zeldzame nederlandsche munten voor Nederland
te bewaren.
Naar wij vermeenen te weten, was bij de veiling RljNBENDE
voor den aankoop ten behoeve van het Rijk een krediet
van ƒ iooo toegestaan, thans gold het stel f 1 8 10 zonder
het opgeld. Z.
Nieuwe Dubbeltjes.
Blijkens het Muntverslag over 1903, blz. 15 werd door
den 2 en stempelsnijder WlENECKE in dat jaar voor de Vz.
van het 1 o-centstuk een nieuwe reduktie van het modelé
PANDER vervaardigd, waardoor een technisch betere
stempel werd verkregen.
Deze nieuwe stempel is voor het eerst voor den munt-
slag van dubbeltjes in 1904 gebruikt.
Het kopje is kleiner, de overgang van wang naar hals en
de haarpartij zijn minder vlak, de diadeem komt meer uit,
de hals is beter van vorm. Door de verkleining van het
kopje ontstond gelegenheid het omschrift in anderen letter-
vorm en minder ineengedrongen te plaatsen, zoodat alles
bijeengenomen de Vz. der nieuwe dubbeltjes een groote
verbetering mag genoemd worden. Z.
i6g
Veiling der Muntverzameling Joh. W. Stephanik
te Amsterdam.
De tijding, dat de fraaie verzameling munten, toebe-
hoorende aan den heer J. W. STEPHANIK, in het Rijks
Museum tentoongesteld, weldra in openbare veiling zou
worden verkocht, viel als een bom in de wereld der numis-
maten. Men twijfelde dan ook aan de waarheid van dat
bericht, tot dat het verschijnen van den met zeer veel
zorg bewerkten katalogus aan alle hoop tot behoud der
verzameling den bodem insloeg. Opmerkelijk is het, dat,
zoover wij weten, niet één enkele stem in het publiek is
opgegaan tot het behoud dier zeldzame kollektie voor ons
land. Hoe dit ook zij, thans zijn de merkwaardige munten
naar alle oorden heen verspreid.
Gelukkig is de katalogus er van door de firma FREDERIK
Muller en ClE., meer bepaald door haar medelid den heer
Ant. W. M. MENSING, zoodanig bewerkt, dat Stephanik'S
werk van jaren lang, het bijeenverzamelen van zoovele
munten, toch van blijvend nut zal zijn ; want de opnoe-
ming der stukken gaat vergezeld van zeer vele merk-
waardige aanteekeningen en van afbeeldingen, in fraaie
lichtdrukken, der meest belangrijke munten.
Zelden komen angelsaksische sceattas in openbare veiling
voor, vandaar dat sommige dier uiterst merkwaardige muntjes
betrekkelijk goede prijzen hebben behaald. Veel minder
is dit het geval geweest met * de karolingische munten,
waaronder toch zeldzame denarii voorkwamen.
Onder n°\ 956—965 vermeldt de katalogus muntjes
van de abdij van Egmond, die tot nu toe niet aan deze
waren toegekend. De heer STEPHANIK doet het opgrond,
dat graaf DlRK VI, tijdens zijn verblijf in Rome in 1 138,
van paus INNOCENTIUS II, wist te bewerken, dat de abdijen
van Egmond en Rijnsburg voortaan onafhankelijk zouden
zijn van de bisschoppen van Utrecht, ze zouden onmiddellijk
*7°
onder het oppertoezicht van den Heiligen Stoel staan.
Dit voorrecht bracht o. a. het recht mede tot het slaan van
eigen munt. Voor de abdij van Rijnsburg zijn deze
muntjes teruggevonden, voor die Van Egmond tot heden
niet. In het voordeel van deze hypothese is de omstandigheid,
dat de bewuste muntjes gevonden zijn in de St. Adelbertusput
te Egmond.
Plaatsgebrek maakt, dat we hier niet voort kunnen gaan
met de bespreking der meest zeldzame der geveilde muntjes,
het zou zijn, zooals de geijkte term in vele verkoopkatalogi
luidt : „refaire Ie catalogue", en dat willen wij niet doen.
Onder de serie noodmunten kwam heel wat belangrijks
voor. Vooral de zilveren en gouden exemplaren behaalden
hooge prijzen. Zoo is het 4 dukatenstuk van Middelburg
voor / 580 van de hand gedaan ; het 2 dukatenstuk, dat
bijna even zeldzaam is, kon slechts f 52 behalen ; om
een staaltje te geven, hoe vele stukken ver boven, andere
ver beneden hunne waarde zijn geveild, diene, dat de
serie veelvuldig voorkomende munten, die in 1573 ge-
stempeld zijn, ter verhooging harer waarde, zeer duur zijn
verkocht, terwijl o. a de zeldzame halve Filipsgulden van
Zeeland van 1 580, voor slechts f 5 ons eigendom is ge-
worden. De geheele opbrengst ^er verkooping bedroeg
ruim f31.000. Naar wij vernemen is de afdeeling „Indes
Orientales" voor f5100 in massa gekocht door iemand,
die voorloopig nog onbekend wenscht te blijven
Laten wij hopen, dat ten minste deze prachtafdeeling
voor ons land of voor onze koloniën behouden is gebleven.
M. D. M.
Plakket ter eere van Koningin Emma
Het in 1904 meest op den voorgrond tredende feit in
de nederlandsche geschiedenis, het heugelijke feit, dat
H. M. Koningin Emma gedurende 25 jaren niet volgens
het burgerlijk recht alleen, maar in waarheid nederlandsche
«71
was,- dit feit was als vanzelf aangewezen als onderwerp
voor den in dat jaar door de nederlandsche sektie der
Nederlandsch-Belgische Vereeniging voor de Vrienden der
Medaille als Kunstwerk aan een vaderlandschen kunstenaar
ter vervaardiging op te dragen penning ; het voorstel daar-
toe werd dan ook met algemeene toejuichingen aangenomen.
H.M., zelve lid dier vereeniging, was zoo welwillend voor den
heer J. C. WlENECKE te poseerenen i o December jl. mocht het
bestuur H. M. de plakket ter Harer eere aanbieden, welke
enkele dagen later aan de leden werd verzonden. De
Vz. vertoont H.M's links gewend borstbeeld met diadeem
en af hangende n sluier, op de afsnede :
EMMA
KONINGIN MOEDER
De Kz. toont ons een geschiedboek : NEDERLANDS
GESCHIEDENIS 1 879 — 1 904, omkranst met klimop ;
tusschen band en bladeren zijn een lichtende toorts, lauwer-
en oranjetakjes gestoken; daaronder den datum: 23 JANUARI
en de opdracht: hulde der nederlandsch-belgische
VEREENIGING DER MEDAILLEVRIENDEN.
H. M's portret is goed geslaagd, ook de streng eenvou-
dige Kz. maakt een gunstigen indruk. Reduktie en slag
zijn van de Kon. Utr. Fabriek van Zilverwerken, firma
C. J. Begeer.
Z.
Blindheid van den franschen penning kundige
Peller in. \)
In K. K. Reitz, Adversaria komt het volgende voor, ge-
nomen uit het maandwerk V esprit des journaux van 1778: M.
I) Bekend franse h penningkundige. Schrijver o.a. van de volgende werken :
Recveil des médailles grecques, des rois % peuples, et villes. Paris 1 762-1778, 9 vol
in 4« y cempris les supplément*-
172
PELLERIN, privé de la vue et agé de 96 ans vient de
publier ce nou vel ouvrage: Additions aux IX volumes de
Recueils de médailles des rots etc. 4". 1778, qui doit être
place h. la suite du sa van t Rccueil de médailles qu'ü nous
a donné en sept volumes in 4°.
On ne comprendra point, comment dans eet état, il
peut avoir entrepris et rédigé un pareil ouvrage, qui est
rempli de mots de différentes langues et de passages assez
longs, tirés d'auteurs anciens. Mais la nécessité est in-
dustrieuse et les besoins excitent Ie génie. M. PellkRIN,
peu accoutumé h. dicter et lassé d'employer cette pratique,
a cherché de queue maniere il pourrait écrire lui-même.
Pour cela il s'est servi de petites bandes de papier fort
étroites, pliées séparément, ou les unes sur les autres; les
tenant et conduisant de la main gauche, par Ie tact, une
des bandes sous un crayon, il la remplissait d'une ligne
entière, et suivait Ie même procédé, pour toutes les autres
bandes. Une main étrangère les a rassemblées et en a
formé une suite, qu'on a pu relire h Tauteur.
M. D. M.
Over yapansche Munten en nog wat %
De eerste Japansche munten waren schelpen, het chi-
neesche teeken voor munt is schelp ; daarna volgden waar-
schijnlijk bronzen of met goud overdekte bronzen ringen.
In de 6e eeuw na Chr. komen de eerste koperen munten
met een gat in het midden en onduidelijke symbolen, geen
letters. Tusschen 708 en 958 werden de twaalf oudste sen
gemaakt, (sen-chineesch is iets dat vloeit), uit een alliage
van koper, tin en zink. Ze hadden een gat in het midden
en droegen in letters hun naam b.v. „De loopende schat
van tienduizend jaren", „De oorspronkelijke schat van den
vrede", „Nieuwe schat van Goddelijke verdienste". „De
173
eeuwige schat van voorspoedigen vrede". „De Goddelijke
schat van Gezondheid en lang leven".
Tot 1587 vinden we slechts naslagen dier oude Sen
of chineesch geld of de Shima Sen, waarschijnlijk uit China
ingevoerd speciaal voor de behoefte van Japan, misschien
ook aldaar geslagen.
Verschillende muntslagen volgen elkaar na 1 587 op,
waaronder die gediend hebben voor betalingen tijdens
bepaalde oorlogen en expedities of van werkloonen der
arbeiders aan den tempel van Nikko enz. Een der be-
kendste typen is de Kwan Ei Isoe Ho, (voortdurende
schat van de voortdurende vrijgevigheid), geslagen 1624-1859
in talrijke varianten ; zij waren rond met een gat, waarom
4 karakters Bekend zijn ook de langwerpige groote stukken,
voortdurende schat van de hemelsche bescherming genaamd.
Daarnaast bestonden provinciale munten. In de periode
1573—1592 vindt men platte ovale gouden platen, (Oban
of Koban), gedeeltelijk gestempeld, gedeeltelijk met O. I.
inkt beschilderd. In 1765 werden zilveren sieraden als
overdreven luxe verboden en onteigend om er munten
(langwerpig vierkant) van te maken.
In 1868 is het muntwezen hervormd en zijn munten
van europeesch type ingevoerd, gouden van 20, 10, 5, 2,
en 1 yen. zilveren van 1 yen, 30, 20, 10, 5 sen; nikkel
5 sen; koperen van 2, 1, 1/2, en V10 sen.
Nevens de gewone bestonden nog tal van gelegenheids-,
tempel- en amulet-munten, aldus vertelt ons Dr. H. J.
de Dompierre de Chaufepié aan de hand van Neil.
Gordon Munroe (Coins of 5^^«-Jokohama 1904) in de
N. R. Ct. ie blad C. van 21 Januari 1905. Hij besluit zijn
numismatisch uitstapje naar het verre Oosten met het
wonderbare verhaal, hoe INOUY Gf.NI er toe kwam, om
expert en munthandelaar te worden.
n lNOUY Geni was eens een rijk man, maar zijn zaken
gingen achteruit en hij verarmde. Troosteloos ging hij in
174
een tempel liggen bidden, om aan de Goden te vragen,
hoe hij er weder bovenop zou komen.
Plotseling voelt hij iets kouds langs zijn rug glijden,
't was een uiterst zeldzame munt ! Bij vergissing had een
bijziende oude vrouw, die een munt in een offerblok wilde
werpen, dat stuk doen glijden in het kleed van INOUY
Geni. Dat was een openbaring! De Goden wilden, dat hij
munthandelaar en expert worden zou; hij deed dit en
werd weder een rijk man. Een leuke reproduktie van een
Japansche prent geeft dit voorval weder, men ziet den
knielenden aanstaanden munthandelaar en de oude vrouw
haar munt werpend".
Z.
Valscke Guldens.
In de Rijnlandsche Courant kwam in Januari 1905 het
volgende berichtje voor:
Boskoop. Er zijn valsche guldens in omloop,
enkele winkeliers zijn er reeds de dupe van geworden.
Wanneer men goed kijkt is er verschil genoeg in,
want het is een gedenkpenning waarop aan de eene
zijde de Koningin en aan de andere zijde, een wapen,
en daar boven WILHELMINA VEREENIGING ALFEN
A/D RIJN 1899. Dus laat men voorzichtig zijn.
Toen ik, oprichter en voorzitter der genoemde vereeni-
ging, in 1 902 deze penningen bij BEGEER liet maken, heb
ik zeker niet kunnen droomen, dat ze nog eenmaal als
valsche munt zouden fungeeren ! Z.
Iets over gedenkpe nningen betreffende de belegering
van Groningen in 1672.
In den Gr on. Volksalmanak voor 1905 wijdt ons mede-
lid J. DE Waard een 24-tal blz. aan bovenstaand onderwerp
en geeft daarbij een 4-tal goed uitgevoerde platen.
175
Op populaire wijze bespreekt hij in korte trekken de
gestempelde penningen en de noodmunten. Omtrent de
laatste zegt hij, dat toen in 1672 langs het Reitdiep al
het noodige kon worden aangevoerd, er geen geldgebrek
kon geheerscht hebben en de z. g. noodmunten z. i. na
afloop van het beleg als „gedachtenis" zijn geslagen; hij
vindt hiervoor steun in de op sommigen voorkomende
woorden: toen sloegh men deze Munt tot een gedachtenis,
of wel: thoen sloeg men — Vierkant geit tot een gedagtenis,
als eindregels van de bekende versjes. Voornamelijk aan de
gegraveerde verzen en afbeeldingen op de noodmunten
en aan de gegraveerde penningen wijdt de schrijver zijn
aandacht.
Eigenaardig dat ook hij tot de gevolgtrekking komt,
reeds meermalen door andere schrijvers in ons Tijdschrift
t. o. van andere nederlandsche penningen gemaakt, dat
platen en prenten met voorstellingen op Groningens beleg,
RABENHAUPT enz. betrekking hebbende, den graveurs
kennelijk tot voorbeeld hebben gestrekt.
Op pi. IV wordt afgebeeld de fraaie gegraveerde penning,
welken wij kennen door pi. XIX (n°. 11 17) uit deel Ivan
den Catalogus der Nederlandsche en op Nederland be-
trekking hebbende Gedenkpenningen, aanwezig in het Kon.
kabinet. De schrijver meent in dit prachtige stuk te zien
een geschenk der stadsregeering van Groningen aan den
luitenant-generaal Carel Rabenhaupt.
Wij wenschen den geachten schrijver geluk met deze wel-
geslaagde proeve van populaire numismatiek en hopen
zijn naam (behalve op de Ledenlijst), ook in ons Tijdschrift
spoedig te mogen begroeten. Z.
176
Amis de la Médaille d Art.
Door het missen van de aansluiting te Leiden op Zater-
dagmiddag 4 Maart jl., kwam een onzer eerst op het Kon.
Penningkabinet aan, toen de weinige leden, die de verga-
dering der nederlandsche sekt ie der Amis de la Médaille
d'Art bijgewoond hadden, het gebouw verlieten, terwijl de
ander door ongesteldheid verhinderd was die bij te wonen.
Wij vernamen tot onze groot e verbazing, dat besloten was
den penning voor 1905 op te dragen aan L. Zijl Hoe
men dit besluit kon nemen, is ons onverklaarbaar. We
kennen van Zijl den bepaald afschuwelijk-leelijken portret-
penning van AFFOURTIT, (een prijspenning voor kruidkundigen
1894), den prijspenning der vereeniging „Amsterdam
vooruit" en den penning, dien men gewaagd heeft H. M.
de Koningin bij Haar huwelijk aan te bieden. Op de
beide laatsten (evenals op Vz. van de nieuwe Beurs —
welk een veelzijdigheid !) ziet men twee mannen met de
onmogelijkste tronies in een schuit, de een met een om-
gekeerden trechter (of is het een papieren steek, 't kan ook
een clownshoed zijn) op het hoofd, versierd met een
afgekloven visch ais pluim, (afgebeeld in het Oranje
Nassau-Mec kienburg Sc hw erin Gedenkboek).
Vergelijk met deze treurige parodie op het oude wapen
van Amsterdam de behandeling door Boskam (van Loon
IV blz. 213 No. 3) of door Geerts (Zwierzina No. 395).
De Kz. van den 2 en penning is al even ongelukkig : een
juffrouw op rijpen leeftijd houdt met moeite een kroon
op haar muts in evenwicht, terwijl ze op een vilders-knol
op den verlaten Dam rond galoppeert ... 't welk moet
voorstellen de stedemaagd van ons Noordsch Venetië. Van
dezen penning zeide de N. Rt. Ct. terecht, dat het beter
was te zwijgen, daar hij een groote mislukking was èn
als penning èn als kunstwerk. Met het opdragen van het
modelleeren van een penning, aan den man, die getoond heeft
177
te Utrecht, waar hij reeds in 1845 tot lector in de geologie en mi-
neralogie en twee jaren later tot hoogleeraar in de wiskunde werd
benoemd. De meteorologie trok hem echter het meeste aan en alt
meteoroloog bad hij een wereldberoemden naam, zelfs is een wet op
dat gebied van wetenschap naar hem de „BinjSBALLOTiaw" genoemd.
Hij was hoofddirektenr van bet Kon. Nederlandsen Meteorologisch
Instituut, dat evenals het Astronomisch en het Physisch laboratorium
op zijn initiatief tot stand kwam. Hij overleed 3 Februari 1890.
Naar aanleiding van voormeld 40-jarig feest werd 10 Maart 1888,
de „Buijs-Ballot medaille" ingesteld, welke 5 jaar later en vervol-
gens om de 10 jaren zal uitgeloofd worden aan hem, die in de me-
teorologie het voortreffelijkste zal geleverd hebben, (voor het eerst
in 1893 uitgereikt aan Prof. Dr. JuuuS Hann te Weenen.) Den
on Juli 1900 werd aan het meteorologisch instituut te de Bilt, nabij
Utrecht, het door Pier Pander vervaardigde beeld van Btnjs Bal-
lot onthuld.
754. 1887. 26 en 27 November.
Zangwedstrijd der Utrechtsche Mannen-
Zangvereeniging.
Vz. Een lier met muziekblad en lauwertak,
daarboven* een vijfpuntige ster, daaronder het
onderscheidingsteeken der vereeniging, met
het gekroonde monogram : U. M. Z.
Omschrift: utrechtsche mannen zancTver-
EENIG1NG ZANGWEDSTRIJI) 20 — 27 NOV. 1887
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans. Onder staat : begeer utrecht
Brons, 46 m.M., Verz. Z.
755. 1887. 3 December.
Mr. C. Gerlings, 25 jaar lid van het
bestuur van het Collegium Musicum Ultra-
jectum. (Stadskoncerten te Utrecht.)
i 7 8
Inhoudsopgaaf van Tijdschriften.
Revue beige de Numismatique, 1905, i e . livr.
Forrer, L., Les signatures de graveurs sur les médail-
les grecques. — De Jonghe, V* B., Un denier noir frappe
a Ypres par Gui DE Dampierre, comte de Flandre
(1280— 1305). — Bernays, E., Un demi-gros de Jean
de Bavière, duc de Luxembourg (141 8 — 1425). — Van-
den BROECK, E., Numismatique bruxelloise. — Les jetons
des seigneurs-trésoriers de Bruxelles du XVIP siècle
(1620 — 1698). — Bordeaux, P., Jeton franco-allemand de
la première république et méreaux mayencais contremar-
qués de 1792 a 18 14. — Peny, E., Jetons et méreaux
de charbonnages. — Hainaut. — Hamal-Mouton, M.,
Médaillon et décoration liégeois, 1789 et 1794. — Mélanges.
La gazette de nnmismatique, 9* année, 3 et 4.
CERRATO, G., Une médaille savoyarde inédite. — De
Witte, A., Le graveur Théodore Victor van Berc-
KEL. Essai d'un catalogue de son oeuvre. — Un projet
d'union monetaire universelle. — Justice, J., Variétés
inédites de jetons des Pays-Bas. — La monnaie de fer
des Spartiates. — Nouvelles diverses. — Ventes. —
Trouvaille.
179
geknield de H. Servatius, met sleutel in de
rechter- en model van de Sint-Servatiuskerk
te Maastricht in de linkerhand; links geknield
de H. Willebrordus, in de rechterhand model
van den Dom te Utrecht, aan zijne voeten
ligt zijn bisschopsstaf; beide in bisschopsgewaad.
Om deze voorstelling een lint, waarin gestem-
peld: BENED1C • PATER • OPT • S • S • SERVATII • ET •
WILLIBRORDI • PROGENIEM •
Ter zijde staat: j. p. m. menger, p.
Onder de afsnede:
NEERLANDIA • CATHOLICA •
ANNO • CHRISTIANO •
MDCCCLXXXVII
Alles in parelrand.
Brons, 50 m.M., Verz. Z.
757. Als voren.
Vz. 's Pausen aanziend borstbeeld in ornaat.
Omschrift: LEO XIII POIOT. JIJ.
Kz. 's Pausen wapen, gedekt door de
S'. Pieterssleutels en de tiara, rustende op een
bisschopsstaf en driedubbel kruis; ter zijden
staat: kissing menden
Omschrift: * ter herinnering a. h. 50JAR.
PRIESTER-JUBILÉ Z. H. PAUS LEO XIII
A. 31 DEC. 1887
Koper verguld met oog en ring, 32 m.M.
Verz. Z.
i8o
758. Als voren.
Vz. 's Pausen linksgewend borstbeeld in
ornaat.
Omschrift: * leo xiii pontifex maximus
Kz. De pauselijke kroon op twee gekruiste
sleutels; daaronder:
anniv:
sacerd :
L. die
xxxi dec:
mdccclxxxvii
't Geheel omgeven door twee palmtakken,
waarop beneden het pauselijk wapen rust.
Tin, 30 m.M., Verz. Joh. Brinkgreve, te
Deventer.
759. Als voren.
Vz. 's Pausen linksgewend borstbeeld in
ornaat.
Omschrift: leo xiii pont. max.
20 feb. 1878
Kz. 's Pausen wapen, gedekt door de tiara,
rustende op twee gekruiste sleutels.
Omschrift : 50-j. priesterschap van z. h. paus
LEO XIII • 31 DEC • 1887 •
Zilver en geel koper, met oog en ring, ovaal
25 bij 21 m.M., Verz. Z.
760. Als voren.
Gelijk n°. 759, doch op de Kz. alleen het
opschrift:
i8i
5°-J
PRIESTERSCHAP
VAN Z. H. PAUS
LEO • XIII
31 • DECEMBER
1887
Zilver, Verz. Z.
Joachmo Pecci, van moederszijde een afstammeling van Rome's
laatsten volkstribuun Cola di Rienzi, werd 2 Maart 18 10 te Carpineto
bij Anagni geboren. Achtereen volgens pronotarius, huisprelaat van
Gregorius XVI (1837), legaat in Benevento, Spoleto en Perugia,
aartsbisschop van Damiate in partibus infidelium, nuntins te Brussel
( lft 43)« werd hij 19 Januari 1846 aartsbisschop van Perugia en voor-
loopig kardinaal en 19 December 1853 definitief als zoodanig benoemd.
In 1876 pauselijk kamerheer te Rome, werd hij 20 Februari 1878
tot paus gekozen en 3 Maart 1878 als zoodanig gekroond.
Herhaaldelijk gaf hij blijken van inschikkelijkheid en toonde daardoor
zijn vredelievenden aard. Zijne meest opmerkelijke daden zijn voor-
aeker de Encycliek t de Rere mevarum", den weg wijzende, hoe de
sociale kwestie volgens de leer van Christus moet worden opgelost,
een ontegenzeggelijk zéér veel goeds bevattend geschrift, en zijne po-
gingen om de engelsche, grieksche en andere afgescheiden Christe-
nen weder met de R. C. kerk te vereenigen. Hij overleed 20 Juli 1903.
?•!. 1887.
Tentoonstelling van voedingsmiddelen te
Amsterdam. Bekroningspenning.
Vz. Ceres met korenschoof in de rechter-
arm, op haar schoot een mand met vruchten,
in de linkerhand een druiventros, gezeten
tusschen hert, vogel en nest met eieren (rechts),
koe, kool en bijenkorf (links). Haar rechter-
voet hangt in het water, waarin een visch
zwemt. Links ter zijde : i. hjon. f.
l82
Kz. Omschrift :
TENTOONSTELLING VAN VOEDINGSMIDDELEN
In lauwerkrans:
AMSTERDAM
1887.
Brons, 56 m.M., nal. J. Elion.
De tentoonstelling werd gehouden op het terrein achter het
Rijksmuseum. De zg. „clou" was het oud-hollandsche marktplein.
762. 1887.
Nationale Tuinbouwtentoonstelling,
te Winschoten.
Vz. Eene vrouw met bloemruiker in de
hand, waaruit enkele bloemen vallen, staande
bij een op twee trappen geplaatst altaar,
waarop bloemen liggen en op welks voorzijde
boven twee lauwertakken, het wapen van
Winschoten is gebeiteld.
Op de onderste trap : begeer utrecht
Omschrift :
nationale tuinbouwtentoonstelling
winschoten 1887.
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans.
Zilver en brons, 53 m.M. Verz. Teyler.
763. 1887.
Nationale Tuinbouwtentoonstelling
te Leeuwarden.
Vz. Zittende vrouw, naar links gewend, met
i83
de linker elleboog rustende op het wapen van
Friesland, met de rechterhand een op haar
schoot gelegen ontrold perkament houdende.
Links: Hoorn van overvloed, waaruit vruchten
en een bloemtak te voorschijn komen, rechts:
vaas met bloemen op voetstuk, bloempot met
plant (Aaronskelk), gieter en spade.
Omschrift: friesche tuinbouwvereeniging.
Kz. In lauwerkrans:
NATIONALE
TUINBOUW
TENTOONSTELLING ,
LEEUWARDEN.
1887
Zilver en brons, 37 m.M., Verz. H. Kuipers.
764. 1887.
Tentoonstelling te den Helder.
Vz. Het gekroonde wapen van den Helder.
Kz. Opschrift: tentoonstelling
HELDER
1887.
Onder staat : j. f. manikus
Brons, 53 m.M., door Begeer. Verz. Teyler.
7«5. 1887.
Prijspenning der Landbouwtentoonstelling
te Zierikzee.
Vz. De wapens van Zierikzee, Schouwen
184
en Duiveland * in een krans van korenaren,
mais, vruchten, wortelen enz.
Omschrift :
3JC CENTRALE TENTOONSTELL1NGSVEREENIGING #
LANDBOUWBELANG.
Kz.
(een lauwerkrans)
AAN
BEGEER 1887 UTRECHT
Brons, 40 m.M., Verz. Teyler.
* Het gouden schildhoofd behoort, volgens Smallegange, niet in
het wapen van Duiveland te huis, dat alleen de geeren op een
zilver veld heeft, het schildhoofd behoort in de wapens van Ouwer-
kerk en Nieuwerkerk thuis. (Mededeeling van Mej. de Man.)
7G0. 1887.
Nieuwe prijspenning van het Legaat Hoelfft.
Vz. Zie Dirks n°. 616, de houding en klee-
ding der figuren, (De poëzie een dichter met
lauweren kronend), eenigszins gewijzigd.
In de afsnede : j. r. menger, f.
Omschrift: ckrtamina poeskos latinak
Kz. In een zwaren lauwerkrans:
ACADEMIA REGIA
DISCIPLINARUM
NEDERLANDICA
EX LEGATO
1ACOBI HENRICI
HOEVFFT
i85
Brons, 75 m.M., Verz. Z.
Tijdschrift 1894, blz. 29, Bijdragen 2 e druk
n°. 584. Kz. door W. Schammer.
Jacob Hendrik Hoeufkt, geboren te Dordrecht 29 Juli 1756,
promoveerde 1777 te Leiden, vestigde zich 1780 als advokaat te s-Graven-
hagc, kort daarop te Dordrecht; in 1793 vertrok hij naar Breda,
waar hij 14 Februari 1843 overleed. Hij was een verdienstelijke
letterkundige en werd op later leeftijd de nestor der latijnsche
dichters in Nederland genoemd. Bij uiterste wilsbeschikking besprak
hij aan het Kon. Ned. Instituut (thans Kon. Akademie van Weten-
schappen) een legaat, waarvan de inkomsten bij voortduring moeten
strekken tot het toekennen van gouden en zilveren penningen aan hen,
die verdienstelijke latijnsche gedichten inzenden.
(Hoeufft bezat een uitgebreide munt- en penningverzameling.)
7«7. 1887.
Prijspenning van het Regiment Schutterij,
te Amsterdam.
Vz. Het wapen van Amsterdam met twee
leeuwen als schildhouders, gedekt door de
keizerlijke kroon.
Omschrift : regiment - schutterij - Amsterdam
Kz. Glad veld, omgeven door twee saam-
gestrikte lauwertakken.
Onder staat : begeer utrecht
Brons, 50 m.M., Verz. Begeer.
7«*. 1887.
Prijspenning van het Koninklijk Nederlandsch
Handelsmuseum te Amsterdam.
Vz. Het koninklijk wapen, gedekt door een
gekroonden helm, met dekkleeden; een leeuw
tusschen twee olifantstrompen als helmteeken
i86
en twee leeuwen als schildhouders ; daaronder
op een lint: je maintiendrai
Omschrift: koninklijk nederlandsch han-
delsmuseum AMSTERDAM
Kz. Een sierlijke cartouche, waarin boven
Mercuriuskop met gevleugelde muts en onder
twee lauwertakken.
Brons, 41 m.M., Verz. Teyler.
Vz. door W. Schammer, Kz. door J. P.
M. Menger.
Het Kon. Ned. Handelsmuseum werd opgericht als uitvloeisel
van de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel-ten toonstelling te
Amsterdam in 1883. Het doel wordt als volgt beschreven in eene
cirkuhüre in 't fransch, die de heeren F. W. Westeroven van
Meeteren, W. J. P. Travaglino en W. A. Engelbrecht Dr. Jut.,
in September 1883 (Amsterdam) rond zon den. In dit blaadje leest
men, volgens mededeeling van den heer Joh. W. Stephandc, o. a.:
I. En principe il était décidé depuis longtemps que 1'Exposition
coloniale et d'exportation générale d' Amsterdam servirait de point
de dé part pour 1'établissement d'un Musée de Commerce Néerlandais.
II. Ces musées ont pour but de renseigner les manufacturiers et
les négociants sur la marche des affaires dans les pays étrangers et
de leur faciliter les transactions commerciales avec les consommateurs
et les producteurs de ces contrées .... En mème temps ils doivent
faciliter a 1'importeur d'outremer et a Pexporteur de 1'Europe de faire
leur choix entre les produits de producteurs de premier ordre et de
faire leurs achats dans les meilleures conditions possibles.
III. Pour atteindre ce but il a fallu chercher a composer les
collections, au tan t que possible de ce que les divers fabricants et
leurs agents auront exposé . . .
La cotisation qui (1'exposant) est demandée pour remplacement de
ses échantillons peut être peu élevée parce que. ... La source prin-
cipale des revenus du Musée doit étre la commission sur les com-
mandes qui seront faites par son intermediaire.... Le Musée
Commercial Néerlandais se composera:
a. d'un bureau de renseignements donnés sur les articles exposés
et sur leurs producteurs, apprét toilette et emballage des articles,
i8 7
moyens de transport, coutumes des différents marchés, biblio-
thèque, almanachs, catalogues, journaux techniques, prix-courantsetc.
b. d'une exposition permanente, qui comprendra les éléments sni-
vants: échantillons de matières premières, échantillons de denrées
d'importation, échantillons de prodnits d'exportation.
7«9. 1887.
Prijspenning der Amsterdamsche vereeniging
ter bevordering van Jacht- en Terreinrijden.
Vz. Tusschen twee lauwertakken, waarop
twee karwatsen, jachthoorn en hoefijzer liggen,
een paard enkop ; daaronder staat : j. p. M.(enger)
Kz. Glad veld, met het omschrift:
S> AMST. VER. TOT BEVORDERING VAN JACHT-
EN TERREINRIJDEN
Brons, 40 m.M., Verz. Teyler.
770. 1887.
Prijspenning der Geldersche Harddraverij-
en Renvereeniging.
Vz. Een op twee gekruiste karwatsen
geplaatst schild, een paardekop vertoonende,
gekroond door een jockeypet; aan het schild
hangen twee hoofdstellen.
Omschrift:
GELDERSCHE HARDDRAVER1J EN RENVEREENIGING %
Kz. Onder het gekroonde wapen van Gel-
derland, een geschiedrol, rustende op een eike-
en lauwertak.
Onder staat : bkgkir utrecht
Brons, 50 m.M., Verz. Begeer.
i88
771. 1887.
Prijspenning van de
Bredasche harddraverij-vereeniging.
Vz. Een burcht met vijf torens, waarboven
het wapen van Breda met twee leeuwen als
schildhouders, daarboven een engel ten halven
lijve.
Omschrift: bredasche harddraverij en
RENVEREENIGING
Onder Staat: w. s.(chammer)
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans.
Brons, 40 m.M., Verz. Snokck.
Bijdragen, 2 C druk, n°. 583.
772. 1887.
Prijspenning van de Koninklijke
Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging
te Amsterdam.
Vz. Gekroond anker, waarom een kabel is
geslingerd.
Omschrift: $ koninklijke nederlandsche
ZErL- en roei-vereeniging
Kz. Een aan linten hangend bord, waarop:
eerste prijs
Omschrift: roei wedstrijd Amsterdam
Brons, 39 m.M., Verz. Teyler.
Vz. door W. Schammer, Kz. door J. P. M.
Menger.
Zie omtrent deze vereeniging de aanteekening bij n u . 564.
189
773. 1887.
Prijspenning der Zeilvereeniging
te Lekkerkerk.
Vz. Het wapen van Lekkerkerk.
Omschrift: zeilvereeniging lekkerkerk
1887
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans.
Brons, met oog en ring, 27 m.M., Verz. Z.,
door Begeer.
774. 1887.
Prijspenning der vereeniging „Avicultura",
(vogelkweeking) te Utrecht.
Vz. Naar links ziende arend met uitgespreide
vleugels, zittende op een korenaar; op zijn
borst het nederlandsche wapen, alles bestraald
door lichtstralen.
Omschrift: f nederlandsche vereeniging
„avicultura"
Kz. Een krans gevormd door twee koren-
aren, op elk daarvan zit een vogel, onder op
den krans staan een haan en hen tegenover
elkander, daarachter een korenveld.
Onder staat : de vries ARNH.(em)
Brons, 40 m.M., Verz. Z.
In 1902 door een nieuwen penning van Begeer vervangen.
h
190
775. 1887.
Prijspenning der Scherpschuttersvereeniging
„Helmond", te Helmond.
Vz. Het door een muurkroon gedekte
wapen van Helmond, daaronder : c. wurden
BRUSSEL
Omschrift: scherpschutters vereeniging
„HELMOND" • HELMOND •
Kz. Glad veld, onder omgeven door twee
saamgestrikte lauwertakken.
Zilver en brons, met oog en ring, 32 m.M.,
Verz. Snoeck.
770. Als voren.
Zonder den naam des graveurs.
Zilver en brons, met oog en ring, 23 m.M.,
Verz. Z.
Bijdragen 2 e druk, n°. 585.
777. 1887.
Prijspenning der gemeente Heeswijk.
Vz. Het wapen van de gemeente Heeswijk,
omgeven door een driedubbelen parelcirkel.
Omschrift tusschen de beide binnenste parel-
cirkels : GEMEENTE HEESWYK
Kz. Glad veld, omgeven door parelcirkel.
Brons, 39 m.M., Verz. Snoeck.
I9i
Bijdragen 2 e druk, n°. 581. Tijdschrift
1898, bl. 135 en PI. I, n°. 3.
Bedoelde penning werd op voorstel van Jhr. van den Bogaerde
van Moergestel aan den toenmaals met het restaureeren van het
kasteel Heeswijk bezig zijnden architekt Petrus M. F. Snickers,
voor het belangeloos maken der teeken ingen enz., voor den verbouw
der gemeenteschool, door den raad van Heeswijk in goud, zilver,
brons en papier aangeboden, met het gegraveerde opschrift aan
de Kz. :
HULDE
AAN DEN HEER
P. M. F. SNICKERS
ARCHITECT
WEGENS VERBOUW DER
OPENBARE SCHOOL
1887.
Deze bood de penningen aan Jhr. van den Bogairde aan,
welke zich in de verzameling op het kasteel Heeswijk bevonden.
De stempels werden daarna terstond gebroken (Mededeeling van
Jhr. M. A. Snoeck).
Hoe verschaft men zich kosteloos unieke penningen? 't Recept
hierboven !
778. 1887.
Prijspenning, (volgens mededeeling van
den Heer Mr. L. W. A. Besier, bestemd
geweest voor een gymnastiekwedstrijd
te 's-Gravenhage).
Vz. Het gekroonde nederlandsche wapen
met twee leeuwen als schildhouders, rustende
op een ornement, waaraan een lint hangt met
de spreuk: je maintiendrai.
192
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans.
Brons, 40111.M., Verz. Rijksmunt. Vervaardigd
door 's Rijks stempelsnijders.
779. 1887.
Land- en tuinbouwtentoonstelling
in Luxemburg.
Vz. In verdiept veld, omgeven door een
kabelrand het gekroonde wapen van Luxem-
burg; daaronder: hart
Omschrift: $> cercle agricole & horticole
DU GRAND DUCHE DE LUXEMBOURG
Kz. Tegen een cirkelvormig, door een
bijenkorf gedekt medaillon leunen twee staande
vrouwefiguren, links de tuinbouw met spade
en snoeischaar, rechts de landbouw met een
zeis, een krans houdende boven den bijen-
korf; onder het medaillon hoorn van overvloed,
harken, ploeg, landrol, bloemen, vruchten enz
In het medaillon:
=,vnoN C, Éffjf
^ DE ^
1887
Links onder het geheel: hart.
Zilver, 47 m.M. Veiling Schulman, Febr. 1902.
780. 1888. 8 Februari.
J. B. Schone te Amsterdam, gedurende
50 jaren handelsessayeur.
193
Vz. Een wapenschild waarin Mercuriusstaf,
omgeven door de letters: I. B. S., daaronder
staat: begeer utrecht
Omschrift: jan bernd schone
$> AMSTERDAM S>
Kz. In een eike- en lauwerkrans:
TER
HERINNERING
AAN HET
50 JARIG
JUBILEUM
8 FEBRUARI
1838— 1888.
Brons, 41 m.M., Verz. Teyler.
J. B. Schone, geboren te Amsterdam 7 Juli 1822, overleden te
Haarlem 27 Januari 1891, was door den aard van zijn beroep gemak-
kelijker dan vele anderen in staat eene keurige verzameling pen-
ningen en munten bijeen te brengen. Zijne verzameling werd
10 — 12 Oktober 1892, door G. Theod. Bom & Zoon geveild. De
katalogus telt 1728 nummers, behalve de boeken.
Gerrit Schone, grondlegger der zaak, werd in 1729 als poorter
van Amsterdam ingeschreven en in 1739 na afgelegd examen, als
essay eur bij de wisselbank aangesteld.
Van dezen tijd dagteekent het optreden der steeds van vader op
zoon overgaande, in bloei en omvang toenemende zaak, die tot 1881
in de Kal verst raat gevestigd was en toen door uitbreiding naar het
Rokin 83 werd verplaatst. Zie de beschrijving der zaak in Eigen
Haard 1895, blz. 635 e. v.
781. 1888. 29 April.
25-jarig Huwelijk van
den Heer en Mevrouw J. Cockuijt — Kelk,
te Utrecht.
194
Vz. TER
HERINNERING
AAN HET
ZILVER HUWLIJKSFEEST
V. D. HEER en MEVR
J. COCKUYT— KELK.
Kz. 29 APRIL
1863— 1888
Brons, 38 m.M., door Begeer. Verz. Teyler.
Jacobus Cockuijt en Maria Elisabeth Kelk, laatstgemelde
overleden te Utrecht 20 September 1903, waren de schoonouders
van ons medelid C. L. J. Begeer, van 1 Juli 1895 — 1 Juli 1903
firmant van de Kon. Utrechtsche fabriek van Zilverwerken, firma
C. J. Begeer, thans eigenaar van de Stichtsch e Fabriek van Zilverwerken.
782. 1888. 1 Mei.
50-jarig bestaan van het genootschap
„Natura Artis Magistra", te Amsterdam.
Vz. Op een lauwerkrans rusten de saam-
gestrikte wapens van Nederland en Amsterdam,
links liggende tijger, rechts leeuwenkop, boven
staande olifant, achtergrond een heuvelachtig
terrein.
Kz. In het veld: 1838.
1 MEI
1888.
Daaronder twee saamgestrikte lauwertakken;
omschrift op matten rand:
• KONINKLIJK ZOOLOGISCH GENOOTSCHAP
NATURA ARTIS MAGISTRA
Brons, 43 m.M., Verz. Z.
195
782 A - Als voren.
Prijspenning.
Geheel = n°. 782, doch zonder datum en
jaartallen op de Kz.
Brons, 43 m.M., Verz. Begeer.
In 1828 werd te Londen door de Zoological Society de eerste
publieke diergaarde opgericht en drie amsterdamsche vrienden
w en se h ten ook voor Amsterdam eene dergelijke instelling in het
leven te roepen, t. w. Gerardus Frederik Westerman, geboren
8 December 1808 te Amsterdam, boekverkooper; (zie n°. 442), Johann
Wilhelm Heinrich Werlemann, geboren te Wesel 6 Januari 1807,
overleden te Oosterbeek 18 Oktober 1877 en Johannbs Wilhelmus
WrjSMULLER, geboren te Amsterdam 16 September 1806, overleden
aldaar 23 Juni 1882, horlogemaker.
Dank de tegenwerking van het gemeentebestuur van Amsterdam
mislukten de door eerstgenoemden in 1836 bij Z. M. Koning Willem I
aangewende pogingen om diens hulp in te roepen. In 1837 huurden
zij de Nieuwe Stadsherberg in de Middellaan bij de Prinsengracht,
om een zekeren R. Draak in staat te stellen, zijne verzameling
opgezette dieren ten toon te stellen, in het volgende jaar reeds ver-
kregen zij den in erfpacht uitgegeven tuin Middenhof, schuin daar tegen-
over gelegen, stonden hunne eigen verzamelingen (Westerman bezat
eene uitgebreide verzameling vogels) af en openden 1 Mei 1838 eene
sociëteit ter bevordering van de kennis der natuurlijke historie,
onder den naam „Natura Artis Magistra", welks ledental in de eerste
maand van haar bestaan reeds tot 125 klom; in 1839 was dit
reeds zoo gestegen, dat voor / 34,000. — de bekende groote mena-
gerie van van Aken kon worden aangekocht en ondanks de
belachelijke tegenwerking van het gemeentebestuur, dat de plaatsing
der wilde dieren aanvankelijk slechts in een gebouw van steen met
ijzeren dak umder (Uuren of vensters wilde toestaan, mocht Amsterdam
er zich, dank het flinke doorzetten harer drie kranige burgers, op
beroemen de eerste diergaarde op het vasteland te hebben tot stand
gebracht.
Den 2den December 1882 werd het Aquarium geopend.
783. 1888. 15 Mei.
25-jarig huwelijk van
H. F. C. Gerlings en A. D. J. Kruseman.
196
Vz. Hunne fotografische portretten in me-
daillons tusschen krullen.
Boven: 15 mei, onder: 1863 — 1888
Kz. In het veld:
DEZE MEDAILLE
HEEFT
GEEN KEERZIJDE
Verzilverd papier, 44 m.M., Verz. Teyler.
784. 1888. 27 Mei.
70 stc Verjaardag van Professor F. C. Donders.
Vz. Zijn rechts gewend hoofd, waaronder
staat : l. jünger. d. j. p. m. menger, f. Omschrift :
* FRANCISCVS CORNELIVS DONDERS *
D • XXVII MAII A • MDCCCXVIII — MDCCCLXXXVIII
Kz. In lauwerkrans:
PER
VARIAS GENTES
ILLVSTRIS BATAVI
ADMIRATIONE
JVNCTI
Omschrift: in memoriam diei qvo conditvm
PIVM CORPVS IPSIVS NOMINE INSIGNE $>
Onder staat : w. schammer. f.
Brons, 66 m.M., Verz. Z.
Bij dr ag €7i 2 e druk, n°. 587, Médailles et
Plaquettes Moderties PI. XXXII, n°. 149.
Zie omtrent Donders de aanteekening op n°. 254. Bij deze
gelegenheid werd hem een feestbundel van natuur- en geneeskundige
onderzoekingen aangeboden.
197
785. i888. 31 Mei— 30 Juni.
Tentoonstelling te Breukelen.
Ter eere van L. C. Dudok de Wit.
Vz. Het familiewapen van Dudok de Wit:
in blauw een gouden keper, vergezeld van
drie gouden rozen (op den penning staan
drie zespuntige sterren), gouden schildhoofd
beladen met een arend met uitgeslagen vleu-
gels, met helm en dekkleeden ; daaronder: begeer
Omschrift: ingezetenen van breukelen
-* AAN L. C. DUDOK DE WIT *«-
Kz. Het gekroonde wapen van Breukelen
in een lauwerkrans.
Omschrift :
TER HERINNERING AAN DE TENTOONSTELLING
ANNO - VECHTENHOFF - l888
Brons, 47 m.M. Verz. Begeer.
Léonard Corneille Dudok de Wit werd geboren te Amsterdam
3 Oktober 1843 als afstammeling van een patricisch amsterdamsch
geslacht. Hij was bestemd zijn grootvader als makelaar in suiker
op te volgen, doch het kantoorleven beviel hem niet en hij wilde
zich eerst in Indie op de hoogte van de suikerkul tuur stellen, waai toe
hij zich in Maart 1865 op de „Bal timore" te Nieuwe Diep inscheepte
en 24 Juni 1865 op Java aankwam.
Ook daar geen rust! De beroemde reis om de wereld werd
begonnen, 1 Juli 1865—10 Januari 1866 door Oost- en Midden-Java
te paard of met rijtuig. 16 Januari— 6 Februari naar de Molukken,
waar tot 14 Maart de Minahassa werd doorwandeld.
1 Mei — 2 Nov. 1866 wandeling van Banjoewangie, over Anjer
naar Batavia, van waar terstond de tocht naar diverse plaatsen in
Indie, China. Japan en Noord- Amerika werd aanvaard, 30 Juni 1867
te Amsterdam terug. Amerika werd nog 3 maal bezocht in 1874, 1 876
en 1879; 1 — 9 J un i I&74 werd de bekende wandeltocht gemaakt
198
naar Parijs, i Mei — 26 Mei 1875 die van Amsterdam naar Weenen.
De heer de Wit is nog steeds groot liefhebber van wandeltochten
en zwemmen. Hij woont op het buitengoed Slangen vecht te Breu-
kelen, (door hem zelf genoemd Huize „Vroeg-, Loop- en Zwemlust" ook
Huize „Afdoen van Zaken") waar een museum, prijkende met de namen
der 5 werelddeelen, zijne kostbare verzamelingen van reisherinneringen
bevat. Hij kent ons geheele land en ieder kent hem als „Kees de
de wandelaar, Kees de tippelaar" of zooals hij zelf zich soms teeken t
„de levenslustige landlooper Kees".
De hiervoor beschreven penning werd hem bij gelegenheid van
de tentoonstelling zijner verzamelingen, ten bate der behoeftigen aan-
geboden met eene oorkonde met fraaie randversiering luidende:
TOEWIJDING.
Op heden den 24<=n September 1888 is namens ingezetenen van
Breukelen-Nijenrode en Breukelen-St. Pieters aan den Heer Leonard
Cornkille Dudok de Wit eene zilveren en eene gelijke bronzen
medaille, benevens dit geschrift aangeboden, waartoe aanleiding
gevonden werd in de overweging:
i°. dat de Heer Dudok de Wit zich bij voortduring heeft be-
ijverd om nuttig te zijn voor de maatschappij en voor zijne medeburgers
te Breukelen in het bijzonder;
2°. dat eene nieuwe kroon voor dit streven is verworven door de
tentoonstelling, die de Heer Dudok de Wit beraamd en den
31 en Mei 1888 op den huize Vecht enhofl" geopend heeft, eene ten-
toonstelling, van zeldzaamheden, plaatwerken enz. op zijne reizen in
Ned. Oost-Indie, China, Japan, Noord- Amerika, Midden-Europa bijeen
gebracht en voor welke tentoonstelling hij alle kosten heeft gedragen,
terwijl hij onvermoeid en op de meest verplichtende wijze den be-
zoekers alle mogelijke inlichtingen verschafte;
3 n . dat de He?r Dudok de Wit de geheele opbrengst heeft bestemd
om behoeftige ingezetenen van Breukelen te ondersteunen en aan
werkeloozen gedurende den winter werk te verschaffen.
Ten Oorkonde van het door hoogachting en waardeering genomen
besluit is dit geschrift geteekend en bezegeld op genoemden 24 Sep-
tember 188S.
(Volgen tal van handteekeuingen)
786. 1888. 2 Juni— Oktober.
Tentoonstelling van oude en nieuwe
Kunstnijverheid, in den Hertenkamp (z. g.
Koekamp), te 's-Gravenhage.
199
Vz. De kunst, onder de gedaante eener
gevleugelde zittende vrouw, boven welker
hoofd een vijfpuntige stralen-schietende ster,
reikt met de rechterhand een lauwerkrans, in
haar linkerarm een palmtak. Aan hare voeten
een engeltje de bazuin blazende en met de
rechterhand op een antiek schild wijzende.
Omschrift :
NATIONALE TENTOONSTELLING
VAN OUDE EN NIEUWE KUNSTNIJVERHEID
*S GRAVENHAGE l888
Ter zijde staat: bart v AW hove sc
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
tak met lint.
Onder staat: begeer utrecht
Brons, 59 m.M., Verz. Z.
787. 1888. 9 Juni.
Internationale roeiwedstrijd te Deventer.
Vz. Het gekroonde wapen van Deventer.
Omschrift: internat, roeiwedstrijd
* DEVENTER 9 JUNI l888 *
Kz. Glad veld, omgeven door lauwer- en
eikekrans; daaronder: begeer
Brons, met oog en ring, 25 m.M.
788. 1888. 30 Juni— 1 Juli.
Kegelconcours te Utrecht.
Vz. Het einde eener kegelbaan, de negen
200
kegels omgeworpen door een bal, (alle negen)
daaronder het wapen van de stad Utrecht,
in versierden, door eike- en lauwerloof
omgeven rand.
Kz. Cartouche rustende op palmblad, waarop:
i prijs, omgeven door een lint, waarop:
KEGELCONCOURS te UTRECHT
SOCIËTEIT DE VËREENIGING
Brons, 46 m.M., Verz. Z., door Begeer.
789. 1888. 14 Juli.
Prijspenning van de Roei- en Zeilvereeniging
„de Maas M te Rotterdam, voor zeilwedstrijden.
Vz. Het wapen der vëreeniging (rood
kruis op een zilveren veld), gedekt door eene
in drie zeilende scheepjes uitloopende kroon,
met als schildhouders: links Neptunus met
drietand, rechts meermin met de vlag der
vëreeniging (rood kruis op wit veld), 't geheel
rustende op twee saamgebonden lauwerbundels.
ümschrift :
roei en zeilvereeniging de maas
c. wurden ROTTERDAM brvssel
Kz. Glad veld, omgeven door een zwaren
lauwerkrans.
Zilver en brons, 50 m.M., Verz. Z.
Voor het eerst uitgereikt op den Internationalen Zeil- en Roei-
wedstrijd van 14 Juli 1888.
De vëreeniging is opgericht in 1851, in 1901 vierde zij haar
50-jarig bestaan en ontving zij het predikaat „Koninklijke"; thans
voert zij de koninklijke kroon, op witte liggende ruit in het
midden van het rood e kruis in haar vlag.
201
790. Als voren voor Roeiwedstrijden.
Vz. Wapen der vereeniging (geheel als op
n°. 789), daaronder: wurden
Omschrift :
ROEI EN ZEILVEREENIGING DE MAAS
ROTTERDAM
Kz. 14 JULI
1888
Brons, met oog en ring, 22 m.M., aan rood
wit rood lint, breed 1 1 m.M. In Verz. Z. met:
30 juni 1901.
Deze penning uitgereikt wordende aan de roeiers en stuurlieden
van de winnende booten, is voor het eerst in 1881 uitgeloofd ; telken-
male wordt de datum op de Kz. met nieuwen stempel geslagen.
791. 1888. 1 Augustus.
Ter eere van A. Smit, bij zijn aftreden als
burgemeester van Vlissingen.
Vz. Omschrift: dankbare herinnering aan
HET NEGENJARIG BESTUUR VAN
In een eike- en lauwerkrans :
BURGEMEESTER
AR1E SMIT
1879- 1888.
Kz. Het wapen van Vlissingen, rustende
op een Mercuriusstaf, bijlbundel en drietand.
Rechts en links een dolfijn, onder een kamrad.
Daaronder op een lint: 1879 1888
Onder staat: begeer
202
Omschrift: de ingezetenen van vlissingen
Brons, 40 m.M., Verz. Begeer.
Arie Smit vroeger scheepsbouwmeester te Slikkerveer, is de
stichter der Kon. Maatschappij „de Schelde", die I November 1875
begon te werken, en waarvan hij president-kommissaris is. Bij het
25-jarig bestaan, 1 November 1900, werd hem een penning met zijn
borstbeeld aangeboden.
7!>2. 1888. 1—6 Augustus.
Prijspenning van de Wielertentoonstelling
te Nijmegen.
Vz. Omschrift :
WIELERTENTOONSTELLING
* NIJMEGEN •*
In het veld:
I 6 • AUGUSTUS
1888
daarboven en daaronder een lauwertak.
Kz. Glad veld omgeven door een lauwer-
krans.
Brons met oog en ring, 32 m.M., door
Begeer en in diens Verz.
79:J. 1888. 14 Augustus.
Prijspenning van den Nederlandschen
Zwembond.
Vz. In versierden rand het gekroonde neder-
landsche wapen met twee leeuwen als schild-
houders, rustende op een lint met de spreuk:
je maintiendrai, daaronder: begeer utrecht
203
Omschrift op matten rand, tusschen twee
parelcirkels :
<8> NEDERLANDSCHE ZWEMBOND <8>
OPGERICHT 14 AUGUSTUS l888
Kz. Glad veld, omgeven door twee saam-
gestrikte lauwertakken.
Brons, 40 m.M.
704. 1888. 24 Augustus.
Bezoek van de „Holland Society of New- York' '
aan Utrecht.
Vz. Het wapen der kunst, (drie zilveren
schildjes op een rood veld), rustende op een
tropee van zilversmidsgereedschap, daarboven
een kroontje ; omschrift :
UTRECIITSCHE FABRIEK VAN ZILVERWERK
# C. J. BEGEER *
Kz. Opschrift :
IN
REMEMBRANCE
OF THE
HOLLAND SOCIETY
OF NEW YORK's
VISIT
TO
UTRECHT
aug. 24™ 88
Brons, 28 m.M., Verz. Z.
795. Als voren.
Dezelfde komt ook voor met gladde keer-
zijde als adrespenning der firma Begeer.
Verz. Z.
204
De „Holland Society of New- York" werd in 1885 opgericht en
stelt zich ten doel de berinnering aan het voorgeslacht levendig te
houden en de oud-hollandsche deugden onder hare leden te bevor-
deren en aan te kweeken. Voorts vergadert zij bouwstoffen tot het
samenstellen eener geschiedenis van de Hollanders in Amerika, om
daarin in het bizonder aan te toonen den invloed, die deze op de
instellingen en den vooruitgang van Amerika hebben uitgeoefend.
Slechts zij worden als lid aangenomen, die eene achtenswaardige
positie in de maatschappij bekleeden en regelrecht in de mannelijke
lijn afstammen van de hollandsche kolonisten, die vóór 1675 in
New- York of in eenige andere amerikaansche volksplanting gevestigd
waren (Pelgrim Fathers). Hun draagteeken is een zilveren geuzenpenning
met afhangende napjes aan oranje lint met zilveren gesp, waarop:
THE HOLLAND SOCIETY
OF NEW YORK.
Een exemplaar van dit draagteeken vond ik in de Ven. de Man.
796. 1888. 16 September.
Prijspenning der Amateur Fotografen -
Vereeniging te Amsterdam.
Vz. Een op een driepoot gesteld fotografie-
toestel, daarachter opkomende zon.
Omschrift :
AMATEUR FOTOGRAFENVEREKNIGING
AMSTERDAM
Kz. Glad veld, omgeven door twee saam-
gebonden lauwertakken
Onder staat : begeer utrecht
Brons, 46 m.M., Verz. Z.
Deze vereeniging . erd opgericht i September 1887 en goedge-
keurd bij K. B. dd. 16 Januari 1890. Ze heeft haar vereenigings-
lokaal en atelier in de Hand hoogstraat n n . 2, te Amsterdam.
(Wordt vervolgd.)
Twee merkwaardige Oranje-penningen.
Bij het rangschikken en beschrijven der Oranje-
penningen van het munt- en penningkabinet
in het Friesch Museum, vond ik nog i) twee
onbeschreven stukken, welke om hunne zeldzaam-
heid vermelding verdienen.
Het zijn geslagen penningen, die uit een artistiek
oogpunt volstrekt niet belangrijk zijn. Zij ontleenen
hunne waarde aan het feit, dat zij in penningwerk
noch katalogus voorkomen en, voor zoover mij be-
kend, alleen aanwezig zijn in het kabinet van het
Friesch Genootschap te Leeuwarden.
Onze eerste penning heeft veel overeenkomst
met dien, vermeld bij de Vries en de Jonge,
deel II, n°. 4.
Deze draagt het jaartal 1568, terwijl de onze in
het jaar 1573 geslagen is en van stempel verschilt.
Het Kon. munt- en penningkabinet te 's-Graven-
hage bezit een exemplaar met het jaartal 1568,
vermeld onder n°. 4, in „De Historiepenningen en
Munten, betrekking hebbende op de geschiedenis
van het Stamhuis van Oranje-Nassau" en afge-
beeld op het titelblad.
(I) In de „Vrije Früs % ' 1902, beschreef ik een drietal gegraveerde
Oranje-penningen uit dezelfde verzameling.
15
20Ó
Dit stuk wijkt, zooals wij zullen zien, in velerlei
opzicht af van onzen penning en van dien afge-
beeld bij de Vries en de jonge, i)
De voorzijde van onzen penning (zie de afbeelding
PI. IV, n°. i) vertoont eene wolk, waaruit een arm
te voorschijn komt, gewapend met een zwaard, dat
door hemellicht bestraald wordt. Het omschrift
luidt: » JUSTICE S> MAINTIENDRA » 1573 ©
Op de keerzijde ziet men eenen oranjeboom
waaraan vijf vruchten (geen bloesem).
Omschrift: L'ORANGE $> FLEURIRA » G »
D $> N © P # (Guillaume de Nassau, Prince).
Aan beide zijden roosjes tusschen de woorden.
Van een oog of gaatje is niets te bespeuren.
Het onderscheid tusschen het stuk uit de verza-
meling te Leeuwarden en dat afgebeeld bij de Vries
en de Jonge bestaat, wat de voorzijde aangaat, in
't jaartal, 't kortere zwaard en de grootere letters.
De keerzijde verschilt door den boom. Die op
het onze draagt enkel vijf vruchten. De afbeel-
ding in bovengenoemd werk geeft eenen bloeien-
den boom met drie vruchten. De afscheiding der
woorden is anders en er staat een muntteeken op. 2)
1) DlRKS vermeldt in lijn Repertorium, &&\ I, no. 470, den penning van
het Kon. Kabinet, want hij verwijst naar het verslag daarvan over 1876.
2) Onze penning heeft geen muntteeken. Op de afbeelding pi. VII,
n°. 4, bij de Vr. en de J. ziet men tusschen de woorden ORANGER en
FLEURIRA een takje met bladen en vrucht, dat 't muntteeken voorstelt.
Deze gebrekkige figuur zal vrij zeker moeten voorstellen, een oranjetak
met appel, zooals de strooipenningen van Prins Maurits (van Loon I,
396 — 397 en 398) vertoonen.
Zie ook het muntteeken op de munten van Zalt-Bommel (Verkade, pi. 36,
1, 2 en 3 en van Loon, I, blz. 529, 2.)
207
Tusschen den penning van het Haagsch Kabinet
en dien in het Friesch Museum valt grooter ver-
schil op te merken.
Door vergelijking der afbeeldingen valt dit terstond
in het oog. Zie b. v. de wolk waaruit de arm te
voorschijn komt, de afscheiding der woorden, den
bodem waarop de oranjeboom staat en vooral den
boom.
De stukken zijn bovendien van zeer verschillend
fabrikaat. De muntschijf van het Haagsche is
dunner, het relief hooger. Het doet meer denken
aan eenen gegoten, geciseleerden historie-penning,
terwijl het Friesche meer de eigenschappen van
een geldstuk vertoont.
Het eerste heeft eene middellijn van 32.5 m.M.,
een muntveld van 25 m.M. en een gewicht van
8.1 10 gram. Het onze meet 31 m.M., het veld
23 m.M. en weegt 14.300 gram. 1) De groote
overeenkomst in stijl en bewerking van onzen pen-
ning met den door de Vries en de Jonge beschre-
venen pleit voor zijne echtheid. 2)
De verklaring door bovengenoemde schrijvers
bij hunne afbeelding gegeven kan ons niet voldoen.
De vraag, door wien en waar de penning geslagen
is, wordt niet beantwoord.
Revue Beige dt numismatiqut \ 3 Série, tom. VI, pg. 474.
Het wordt daar granaatappel genoemd.
1) Door de hulpvaardigheid van den Direkteur van het Kon. Munt- en
Penningkabinet, ben ik in staat deze nauwkeurige vergelijking te maken.
2) De grootte, het lettertype, de wolk, die den arm geheel omringt, de
vorm van den boom en de met gras begroeide bodem rijn punten van over-
eenkomst tusschen onzen penning en dien bij db Vries en de Jonge.
208
Over den uitleg van de keerzijde zijn wij het
met hen bepaald oneens. Zij meenen, dat de drie
vruchten aan den boom doelen op de broeders van
Prins Willem I. De vruchten aan den Oranjeboom
zijn Oranjes. Aan 's Prinsen broeders, die Vorsten
van Nassau waren, kan hier niet gedacht worden.
De drie oranjeappelen aan den boom op den
penning van 1568 en de vijf vruchten aan dien op
het stuk van 1 573 duiden op de kinderen van den Prins.
Laat ons zien of dit uitkomt. Filips Willem werd
geboren 19 December 1554, Maria 7 Februari 1556,
Anna in 1562, Maurits in 1567. Den 13°" Fe-
bruari 1568 werd Filips Willem opgelicht van de
hoogeschool te Leuven en naar Spanje gevoerd.
Zijn vader heeft hem niet mogen terugzien. 1)
Men schijnt hem, onder den indruk der benarde
tijdsomstandigheden, als verloren te hebben be-
schouwd. Blijkbaar miste men den moed hem
nog mee te tellen. 2)
Op den penning van 1568 kon men dus slechts
drie vruchten afbeelden.
1) Lees het verhaal der ontvoering bij Bor, Deel i, blz. 222, hij
Ruth. Pitnam, „Willem de Zwijger," deel 1, blz. 248, en in: Het Leven
van Willem i te Leyden 1732, blz. 36.
2) In 1568 werden de Graven van Egmond en Hoorn onthoofd en
verspreidde zich in de Nederlanden het gerucht dat Koning Filips zijnen
eenigen zoon Don Carlos had doen ombrengen. De hoop op het behoud
van Filips Willem, den zoon van den gehaten Zwijger, zal toen vrij zeker
zwak zijn geweest.
Zie : GACHARD. Corrcspondanee de Guillaume Ie Taciturne, tome 1 1 1, pg. 1 3.
Het Leven van Willem i, te Leyden 1732, dl. 11, blz. 54 en 55.
Bor. De Neder landsche Historiën dl. 1 „Antwoorde des Pr ineen van
Orangien opte brieven van dagementc van den Procureur generaal" blz.
223, b. en in het Bijvoegsel van Autentieke stukken: „Verantwoording des
Princen van Oranje in den Jijre 1568 uitgegeven" blz. 14, b.
Zie de zinneprent op den toestand in Nederland in 1568, in de Platen-
atlas van de Boer en Hettema. Fig. 80, blz. 28.
209
Den io* 1 April 1569 zag Prinses Emilia het le-
venslicht. Toen dus in 1573 de toekomst wat
minder donker was en men de hoop koesterde
des Prinsen oudsten zoon, door uitwisseling van
gevangenen of op andere wijze te kunnen behou-
den, kon de Oranjeboom met vijf vruchten prijken.
In het verslag over 1876 van het Kon. Penning-
kabinet wordt, naar aanleiding van dezen penning,
een citaat vermeld uit de „Studiën en schetsen'
van Bakhuizen yan den Brink.
In het opstel over Andries Bourlette, deel 1,
2 stuk, blz- 326, vermeldt die schrijver, naar aan-
leiding van eene spreuk van Monluc: i) „Geteekend
volk vecht felst, " dat de Prins er voor gezorgd
had, dat zijne partijgangers sprekende kenteekenen
hadden. En op blz. 327:
„Ook droegen in 1568 sommige van 's Prinsen
ruiters aan een zwart zijden koord eenen penning,
op welks eene zijde een oranjeboom met drie of vier
appelen stond, en het randschrift: FloriraTorangier."
„Aan de keerzijde was eene hand, met een zwaard
gewapend en het randschrift: Maintient justice."
Ofschoon er o. i. niet aan te twijfelen valt, dat
hier sprake is van den penning vermeld door
de Vries en de Jonge, en wij aannemen, dat som-
mige van die stukken als onderscheidingsteeken
gebruikt zijn, is daarmede nog niet aangetoond,
dat dit de oorspronkelijke bestemming is geweest 2)
1) Monluc, Fransch krijg>»o*erste, een ijverig en wreed vervolger der Cal-
vinisten in Frankrijk. (1501—77). Schrijver van de „Commentaires prieieux".
2) De vermelding bij Dirks {Reptrtorium I, n<>. 470,) eindigt met de
woorden: „Schijnt het ons toe eene gewone medaille te zijn'*
2IO
Wel blijkt er uit, dat ze in de onmiddellijke
omgeving van den Prins zijn uitgedeeld. Immers
in 1568, het jaar der uitgifte, versierden zij reeds
de borst der prinselijke ruiters.
De voorzijde komt ons voor eene aanschouwe-
lijke voorstelling te geven van het begrip, dat
onder begunstiging des Hemels de rechtvaardige
zaak zal zegevieren.
Het omschrift: „JUSTICE MAINTIENDRA"
spreekt van vast geloof in het goed recht van den
strijd. In deze opvatting worden wij versterkt door
hetgeen de schrijver in de bovengenoemde studie op
blz. 316 vermeldt van een boekje, door 's Prinsen veld-
prediker, den later zoo befaamden Leidschen hoog-
leeraar Adriaan Saravia opgesteld, waarin „de
geloofsgenooten onder den volke tot eene plechtige
voorbede werden opgewekt, om den wonderdadige?*
arm Gods over den aanstaanden krijg in te roepen/' 1)
Ook de „ Waerschouwinge des Princen van Oran-
gien, aan de Ingesetenen en Ondersaten van den
Nederlanden 1 2) ademt denzelfden geest, namelijk
1) Wat dunkt U van den titel van dat boekje ?
Eene hertgrondighe begheerte van den Edelen, Lanckmoedigen, Hoochghe-
boren Prince van Oraengien. mitsgaders alle sijne Christelijke, edele, vrome
bontghenooten op alle menschen begeert, van wat condicie oft qualiteijt sij
zijn, die den Heere liefhebben ende vreezen, ende ooc beminnende sijn
de welvaert van onsen ghenadigen hoochgeboren Koninck Philips van
Spaengien, Nederlanden, mitsgaders oock dat Keijserlijcke Rijcke: welcke
landen nu soeckt te bederven ende heel te ruineeren onder 't schijn van
bescherminge, eenen ghenaemt Duca de Alba: In wiens harte noch verbor-
gen ligt een onuitsprekelijcke bioetdorstige tijrannije, die hij volbrengen sal,
soo verre hij d'overhant crijcht, so ghij in dit clein Boexken wel sult
bevinden, dat het warachtich is.
Aan het einde leest men: Ghemaeckt bij mij Adrianum Zaraphija,
dienaer des Goddelijcken Woorts bij den edelen Prince van Oraengien. Datum
1568, den 21 «e» September.
2) Te vinden bij Bor. Xed. Hist. d. i, Bijvoegsel, blz. 12 1.
21 1
de overtuiging van de noodzakelijkheid van het
verzet tegen Alva.
Op de strooipenningen van Prins Maürits i)
zien wij eene gelijksoortige voorstelling, waardoor
het randschrift „JE MAINTIENDRAI" wordt gesym-
boliseerd. Op onzen penning luidt dit „JUSTICE
MAINTIENDRA." Moet hier gedacht worden aan
eene wijziging van het prinselijk devies, met het oog
op den uitersten nood des vaderlands? Of wilde
men te kennen geven te vertrouwen op de hoogste
Rechtvaardigheid ?
De keerzijde getuigt eveneens van geloof en hoop.
De Oranjeboom zal bloeien.
De letters G. D. N. P. voor Guillaume de Nassau
Prince, geven aan het Fransche omschrift, als
't ware, eene onderteekening. Zou Prins Willem
de op den penning vermelde woorden gesproken
hebben ?
Of zou het initiatief tot dezen muntslag van hem
zijn uitgegaan? Het is mij niet gelukt op deze
vragen het antwoord te vinden. 2)
Er is nog eene bijzonderheid op te merken. Deze
penning is niet, zooals dikwijls gebeurt, een latere
afslag van dien van 1568, waarbij enkel het jaar-
tal is veranderd. De stempel is geheel nieuw
gesneden en verschilt in onderdeden belangrijk
van den vorigen.
1) Zie Van Loon, deel I, blz. 396, 397 en 398.
2) Justice maintiendra,
L'orange fleurira!
GuiLl-AUME de Nassau, Prince
Dit omschrift in de hoftaal, geeft iets persoonlijks aan dezen van geest-
drift getuigen den penning.
212
Hieruit blijkt, dat de reden, waarom de penning
in 1568 werd geslagen, zich in 1573 heeft herhaald
of bevestigd.
Zoo kan de eerste gebruikt zijn om, bij het be-
gin van den grooten strijd, den moed te doen
ontvlammen.
Na een vijftal uiterst moeilijke en donkere jaren,
diende de tweede wellicht om, bij den dageraad
onzer vrijheid, in 't vooruitzicht van betere tijden,
tot nieuwen moed aan te vuren.
Ofschoon ik overtuigd ben, dat deze penning uit
een onzer provinciale munthuizen is voortgekomen,
blijf ik, evenals de beschrijvers van het stuk van
1568, op de vragen waar en door wien hij
geslagen werd, het antwoord schuldig. Den Gor-
diaanschen knoop heb ik niet doorgehakt. Maar
nu ik de aandacht der numismaten op dit stuk
gevestigd heb, vlei ik mij tot die ontknooping
eenigszins te hebben bijgedragen.
Tusschen 1573 en 1743 ligt het mooiste het
voornaamste, deel onzer geschiedenis besloten. Het
zooeven beschreven stuk is uit het begin onzer
vrijmaking.
Daarop volgde een tijdperk van buitengewone
krachtsontwikkeling en grooten bloei. In het jaar
1743 is de reaktie reeds ingetreden. Friesland is
onder het stadhouderlijk bestuur gebleven. Willem
Karel Hendrik Friso, Prins van Oranje en Nassau
had in 1731 het erfstadhouderschap aanvaard. Bij
's Prinsen huwelijk in 1734 hadden de Friezen blijk
gegeven van groote liefde en gehechtheid aan
hunnen Stadhouder.
213
Bij de geboorte van Prinses Carolina heerschte
eene algemeene vreugde, i)
I) In Hit Leven van Willem dtn IV, Prince d* Orange en Nassau ,
int. door C. V. L. Te Leijden bij Hendrik van den Deijster, 1752,
Deel U, blz. 15, vindt men het volgende over de geboorte en den doop
van Prinses Carouna :
„Den Prince zag die onaangename ontmoeting wel haast door een veel
aangenamer uitkomst verzoet, die de Patriotten en Reminnaars van het Huis
van Orange met waare vreugde vervulden, want Haare Koninklijke Hoogheid,
Deszelvs Vorstelijke Gemalinne beviel, den 28*0 Februari 1743, te Leeuwarden,
van eene Princesse; waar van Zijne Hoogheid, onder anderen, bij Missive
kennisse gaf aan Haar Hoog Mogende.
Den io*n Maart, wiert die Princesse in de groote of Jacobine Kerk te
Leeuwarden, door den oudsten Predikant, den Eerwaarden Heer Sickama
gedoopt, en Carolina genaamt, na wijlen Haar Groot-Moeder, de Konin-
ginne van Groot Britannie ; hebbende tot Peter, Haar Groot- Vader George
den Tweeden, Koning van Engeland, Schotland, Vrankrijk en Ierland, enz.
en tot Meeters, de Koninginne van Pruissen Haar Oud-Muij, en de Princesse
Douariere van Orange en Nassau, Haar Vaderlijke Groot-Moeder. Deeze
Plechtigheid geschiedde op de navolgende wijze. De Princesse Douariere,
van Orange en Nassau, zeer prachtig gekleed, en zo aan 't Hoofd als aan
de Borst met een groote meenigte fraaije en kostbaare Diamanten vercierd.
reed, in een superbe koets van Staat, met zes paarden bespannen na de Kerk :
Hier op volgde Zijne Doorluchtige Hoogheid te voet; zijnde den Prins ver-
gezeld door een ongelooffelijk getal Heeren van den eersten Rang, meeren-
deels gekleed in Fluweel, met Goud en Zilver geborduurd en gegalloneerd.
Haare Hoogheden, in de Kerk gekomen zijnde, begaven zich in de Con-
sistorie, alwaar een overheerlijk Tapijt gehangen en een rood fluweel kussen
met goud gezoomd op de grond gelegd was, waarop rij nederknielden : op
het einde der Predicatie wierd de jonggeboore Princesse, in een Draagkoets,
omringd van de Guardes du Corps, in de Kerk gebragt, en door een der
Hof-Dames aan de Princesse Douariere overgegeven, die het Kind aan
Zijn Hoogheid overgaf, Dewelke hetzelve ten Doop presenteerde. De toe-
loop van Menschen, jom deeze Plechtigheid te zien was onbeschrijffelijk en
de vreugde algemeen. Zijne Hoogheid gaf honderd goude Pistolen (Gouden
pistool is het na 1730 in Duitschland veel geslagen gouden 5-thalerstuk).
voor den Armen ; dog Haare Hoogheid, de Princesse Douariere, niet
graag hebbende, dat men Haare Liefdegaven weet, maar groot vermaak
vindende om die in 't geheim te doen, gaf maar twee goude Pistolen, met
bijvoeging dat Zij die gifte in 't geheim zoude vergrooten: en naderhand
hoorde men, dat die considerabel was geweest.
Des avonds, na deeze Plechtigheid, was het geheele Hof, zo wel als de
214
De tweede Oranje-penning, dien ik te beschrijven
heb, is geslagen ter herinnering aan deze ge-
beurtenis.
Op de voorzijde ziet men tegen den Oranjeboom
de wapenschilden der Vorsten, gedekt door eene kroon.
Aan den horizont rijst stralend de zon. Naast
den boom: CARO-LINA.
Omschrift: LEMMA. GEMMA. STEMMA.
(Schat. Kleinood. Kroon).
In de afsnede: 17 ^ 43. (Datum der geboorte)
De keerzijde heeft het volgende opschrift, dat
tevens de jaarspreuk is:
prInCIpLs 103
aVrIaC.-e 106
genItaLIsprIMa 1053
CorVsCa S/EpIVs 211
aC pLVres 155
faVsta re Verte 10
VICes. 106
1744
(Geboortedag van de Prinses van Oranje keer
meermalen blijde en met voorspoed weer ! )
(Zie afbeelding, PI. IV. n°. 2).
Het stuk is geteekend: N. V. S. Dus gemaakt
door Nicolaas van Swinderen, graveur te 's-Gra-
venhage. Evenals de meeste penningen uit dien
tijd, heeft ook deze weinig kunstwaarde.
Huizen der Stad geïllumineerd ; op verscheide plaatzen wierden Vuurwerken
afgestoken ; en voor het Hof liepen Fonteinen van Roode en Witte Wijn
voor het Volk."
215
Van Swinderen was een handig stempelsnijder,
maar geen kunstenaar, i)
De voorzijde vertoont eene stempelscheur, en
op de keerzijde is eene fout in de jaarspreuk. Die
wijst 1744 in plaats van 1743 aan.
Wij hebben hier dus vrij zeker met eenen afge-
keurden proefpenning te doen, waarvoor de grootere,
vermeld in het Vervolg op Van Loon (n°. 176),
is in de plaats gekomen.
1) Immerzeel noemt hem „een niet onverdienstelijk graveur, die herhaal-
delijk voor den Erfstad ouder Willem IV werkzaam was."
S. W. Hz.
BLADVULLING.
In een artikel, getiteld: ^Zoo ik minister was", schrijft
de geestige directeur van het Handelsblad (zie het „Van
Dag tot Dag" van Maandag 21 Maart 1904) over het
gevaar, dat drijvende wrakken op den oceaan voor stoom-
en zeilschepen opleveren. Aan het slot geeft hij een
nieuwen naam aan onze mooie gouden munt in deze
bewoordingen: „En zoo ik niet alleen minister van marine,
maar tevens assuradeur was, dan loofde ik een beurs met
gouden Wilhclmina 's uit aan den zeeman, die, op uitkijk
zijnde, een wrak of verlaten schip het eerst ontdekte."
En zeer te recht. Het woord ^gouden Wilhelmina"
klinkt ruim zoo welluidend als tientje en vervangt het nu
verouderde ^gouden Willem"
J. E. T. G.
2l6
NASCHRIFT.
{Braspenning, kruis. Zie Tijdschrift 1904,
blz. 140 e. v.)
De heer H. J. Westerling te Amsterdam,
maakt mij de opmerking, dat reeds vóór 1418 de
braspenning vermeld wordt. Hij schrijft mij name-
lijk, dat „Vrid. na Agnetis 1416" de Raad van
Utrecht eene muntregeling vaststelde, waarin o. a.
bepaald werd: „6 l/ 2 borghoen-penningen, gheheten
braspenning, 30 wit. Item, als men de braspen-
ninghen beneden enen gulden wtgheeft, soe sel men
elc stuc gheven voer 18V/2 doytken." Ook meent
genoemde geschiedvorscher, dat er wel munten
geweest zijn, die kruis heetten, en grondt zijne
meening op de volgende aanteekening: „op St. Mi-
chielsavont int jaer van XC (1390)" ordonneert de
Utrechtsche Raad: „Voert so en sijn die corte cruce
penninghen y die ghene leliaers en sijn, die tot Oyen,
tot Gennep ende tot Meghen gesleghen sijn, niet
beter dan een Dortrechtsche placke." Ik kan daar-
uit echter niets anders lezen dan : penningen met
een kort kruis, dat is zulk een, dat niet tot aan
den buitenrand der munt reikt, maar binnen den
z. g. binnenrand blijft; en niet penningen, geheeten
kruis. Zoo vinden wij in de muntwetten van 1586
en 1606 nog vermeld: „De Croone van Portugael
metten corten cruyce M en dezelfde „metten langhen
cruyce. ,,
J. E. ter Gouw.
/■"«^■s^-^y-. s~* -
Afleiding en Verbinding.
Het Pond Groot van f 63.00 en enkele andere.
i.
Het Pond Groot van / 63.00.
Met dit en volgende overzichten bestaat tweeerlei
oogmerk ; ten eerste wenschen wij daarmede aan te toonen
het onwrikbaar verband, dat tusschen de in vroeger eeuw
gebruikte ponden bestond, en ten andere willen wij daar-
mede trachten duidelijk te maken, dat de gang van het
Schild, bepaald op ƒ 3.15, in de laatste tijden niet werd
veranderd. Het pondenwezen vormde ook geen cirkelgang ;
het bewoog zich afdalend, rechtlijnig voort, om onder
vaststaande verhoudingen, gegrond op het Schild, te ein-
digen in een alsnog bekend pond.
Het Scilt of Schild wordt in de bescheiden meestal uit-
gedrukt of bepaald in grooten, — in de kleinste onderdeden
van het pond. Het kleinste aantal van deze, waarop men
het Schild vindt bepaald, bedraagt 12. Daarna klimt het
aantal van deze eenheden voor die munt tot 1 26 en steeds
in evenredigheid van de daling der ponden, met welke zij
opnieuw in betrekking werd gesteld. En daar nu het
kleinste aantal grooten, waarin men het Schild vindt uit-
gedrukt, juist overeenkomt met dat, gevorderd voor den
schelling, zoo moet het pond, bestaande uit 20 schellingen,
ook gelijk zijn geweest aan het bedrag van 20 Schilden.
Was de schelling of het Schild bekend, dan lag de
waardebepaling van het Pond Groot als voor de hand:
het vertegenwoordigde dan een bedrag van twintigmaal
dat Schild of van 20 x f 3.15 ƒ 63.CO.
218
Velerlei beschouwingen en berekeningen zijn noodig
geweest tot bepalingen van den gang van het Schild, en
inzonderheid moeielijk viel deze te geven, wijl het door-
gaand verband tusschen de ponden en de munt niet zoo
opvallend was.
Het Pond Groot van f 63.00, waarvan wij bij deze
beschouwingen uitgaan, is hoogstwaarschijnlijk reeds in
1 1 80 in gebruik gesteld. Daarmede werd veel gerekend ;
zijn denarius stond lang nadat het buiten gebruik was
geraakt zelfs nog als de groot van den Koning van Frankrijk
bekend, en het Schild werd nog lang schelling genoemd. (1)
Een Pond Groot bestond altoos uit zes munten, elk van
40 grooten; het kwam mitsdien steeds overeen met een
bedrag van 240 grooten. Dan, dit aantal grooten in elke
rekeneenheid vervat, was ook gegrond op de verdeeling
daarvan in 20 schellingen en de schelling in 12 grooten.
In betrekking tot het hier bedoelde Pond Groot dan
had men:
Het Pond Groot van 6 munten elk van
40 grooten, of van 6 x ƒ 10.50 = / 63.00.
Verder was :
1 £ —- f 63.00.
1 £ — 20 $
1 1* --= ƒ 3-I5-
1 ff — 12 gr.
1 g r - - f 0.2625 met een dubbele
groot of plak genaamd van f 0.525.
Het Schild stond in betrekking tot dit pond gelijk met
6 plakken, want: 6 x / 0.525 -- f 3.15.
Het hier bedoelde pond was niet alleen gelijk aan 20
Schilden, het kwam ook volgens de bescheiden overeen
(1) Mr. Georges Cumont. Monnaies dans les chartes du Brabant sous
les Règnes de Jean III et de Wcnceslas, pag. 46.
219
met 24 andere munten, Moutons of Lammen genaamd, elk
ter waarde van /' 2.625 en daarom ook was 24 x ƒ2.625
- / 63.-
Het pond was tevens gelijk aan 30 der later 200 bekende
Guldens van Gewicht van f 2.10, weshalve deszelfs waarde
ook kon worden uitgedrukt door 30 X / 2.10.
Op een van deze hoofdmunten, op het Schild, het Lam
of op den Gulden van Gewicht, waren de ponden doorgaans
gegrond. Sommige waren veelvouden van één, andere van
twee, doch slechts weinige van al de drie genoemde geld-
stukken, zooals in het onderhavige geval met het Pond
Groot van ƒ 63.00.
Deze rekeneenheid toch was zoowel gelijk aan 20 x / 3.1 5
als aan 24 x f 2.625 of aan 30 X f 2.10.
Uit het gelijk staan van het pond met 20 Schilden,
met 24 Lammen en met 30 Guldens van Gewicht, vloeien
merkwaardige verhoudingen voort.
Uit : 20 Schilden = 24 Lammen toch volgt, dat 5 Schil-
den evenveel deden als 6 Lammen.
En uit 20 Schilden - 30 Gld. van Gewicht, leidt men
af dat 2 Schilden gelijk stonden met 3 Guldens van Gewicht.
Deze verhoudingen vindt men in de bescheiden terug,
en de laatste komt zelfs in tal van stukken voor.
Eene andere munt, waarop enkele malen ponden
zijn gegrond geweest, was de Gulden van Florence,
die ook voorkomt als kleine Gulden, als Gulden Halling
en als Gulden Halling van licht gewicht. Ook komt de
munt voor als Parvus Florenus en, wat merkwaardig is,
vier stuks daarvan vindt men gelijk gesteld met de waarde
van drie Schilden, eene verhouding, waaruit volgt dat die
munt gang moet hebben gehad voor / 2.3625.
Het dubbele bedrag van dezen Gulden, of ƒ 4.725, was
de waarde van een der oude Engelen of van den ook in
't begin van de XIV' eeuw aangemunten Zetelaar.
220
Het tweevoud van het Lam, het Dubbele Lam, was de
Aureus, met een gang van f 5.25, en het tweevoud daar-
van leverde het, bedrag op van een der zes munten, waaruit
het Pond Groot geacht werd te bestaan.
Het bedrag van ƒ 10.50 vormde in vroeger eeuw ook
de Mark van 10 schellingen Keulsch en had reeds als
zoodanig gang tegenover de Mark van f 12.60 of van
12 schellingen Keulsch, van de Mark van dit Pond Groot
van f 63.00.
Het Schild was als schelling in betrekking tot het pond
van f 63.00 munt van 12 grooien; het Lam deed daar-
bij 10 en het Dubbele Lam 20 grooten; de Gulden van
Gewicht gold voor 8, en de Gulden van Florence voor 9
grooten ; voor elk der dubbelen daarvan werd natuurlijk
ook het dubbeltal dezer eenheden gevorderd.
Nog was bij het gebruik van dit Pond Groot een munt
in omloop. Kroon genaamd, ter waarde van 14 grooten.
Alzoo dan was in de XII eeuw bij het gebruik van
deze rekeneenheid :
het Schild munt van 12 grooten
„Lam „ „ 10 „
de Aureus „ „ 20 „
„Gld. van Gewicht „ .. 8 „
„Gld. van Florence „ „ 9 „
„Engel of Zetelaar „ „ 18 „
..Kroon „ ,, 14
En den gang dezer geldstukken in onze munt uitdrukkende,
blijkt, dat bij het gebruik van het pond van ƒ 63.00 gold:
het Schild . . . voor 12 x f 0.2625 of f 3.15.
r Lam ,, iox „ 0.2625 „ . 2.625.
de Aureus . . . „ 20 x „ 0.2625 „ „ 5 25.
Gld. van Gewicht „ 8x, 0.2625 „ „2.10.
Gld. van Florence „ 9 X T 0.2625 . w 2.3625.
„Engel of Zetelaar „ 18 x „ 0.2625 „ „ 47 2 5-
w Kroon „ 14 X „ 0.2625 v „ 3.675.
v
221
Al deze bedragen zijn in overeenstemming met de waar-
den, waarop ook in later eeuw genoemde munten, zij het
ook enkele malen onder gewijzigde benaming, in betrekking
tot andere ponden worden bepaald.
Uit de aantallen grooten voor de geldstukken bepaald,
blijkt, dat slechts een drietal dezer betrekking hadden op
dit pond, of daarvoor kunnen zijn aangemunt. Deze waren
het Schild als schelling van 12 grooten; het Lam, als
munt voor het Mytenpayement voor 10 grooten, en het
Dubbele Lam als geldstuk voor het Parisis van 20 grooten.
De overige munten, geen bekende deelen van het pond
vertegenwoordigende, waren vreemd daaraan.
Men treft slechts enkele opgaven aan, welke alsnog op
het gebruik van het oude Pond Groot van / 63.00 wijzen.
Toch blijkt uit bescheiden van de XIV' eeuw, dat het
Scutum, het Scilt of Schild nog als schelling, of als munt
van 12 grooten, werd gekend; dat ook de waarde van de
groot alstoen volstrekt nog niet in vergetelheid was geraakt ;
maar bepaalde stukken, waarin van die rekeneenheid een
doorgaand gebruik is gemaakt, zijn waarschijnlijk niet meer
voorhanden.
Een treffende verwijzing naar het gebruik van het oude
pond treft men alsnog aan in het Kondichboeck der stad
Zutphen. Daarin toch leest men: *3tlse ban bie mure gele?
grt is, 80 magtj l)ij sr boen tellen, l)oe menict) busent steens
borraen geleget is; unbe rlr busent ?ol men rebenen uorr 2 sril
linglie olber iroten of roer 2 olbe srijbr af gljrlijr paqemrnt boer-
totit." (1)
Hier dus spreekt men nog van twee oude schellingen,
die gezegd worden gelijk te staan met twee oude Schilden,
een en ander, zooals men dat in betrekking tot het pond
van f 63.00 hierboven vindt bepaald.
In een charter van 10 Augustus 1358, waarbij hertog
1) Mr. C. Pijnacker Hordijk. Rechtsbronnen der stad Zutphen, bladz. 24.
16
222
Albrecht van Beieren, Engelbert, heer van der Mark,
aanneemt tot leenman, wordt het scutum nog gesteld op
12 grooten. i)
In andere bescheiden wordt men op gelijke wijze aan
het gebruik van het oude pond herinnerd, en enkele
malen vindt men zelfs nog van een of ander payement of
rekenpond gebruik gemaakt.
Vooral met het Hollandsen van het pond werd lang
gerekend. Het werd ruim anderhalve eeuw na de vaststel-
ling van het pond nog gebruikt als „payement."
Van dit Hollandsen, bestaande uit het achtste gedeelte
van het Pond Groot, waren de schellingen natuurlijk ook
achtmaal zoo klein, als die van het Pond Groot. Het Schild
gold daarbij dus niet voor één Schelling, maar voor acht
van die in waarde zoo verschillende, doch gelijknamige munten.
Het Hollandsen van het pond van f 63.00 stond daarom
ook bekend als het payement, waarbij het oude Schild
overeenkwam met de waarde van 8 schellingen.
In het volgende vindt men van dit rekenpond gebruik
gemaakt. Ook daarin heet het nog het payement, waar-
van 8 schellingen het bedrag opleverden van het Schild.
Anno 1345. 3trm up $intr törrgorius boel) tr roorstfrljusen
brtoilt om ten rort porrb tot mtrstrr pirtrr's uinrrsrals befyoef,
3 £ 7 er. pnijmmts, ttn srilt oorr S se, brlorpt 8 srilbr rnbe 3 se.
pnijmmts uorre IBahrn VI sr fii/2 b* 9t. <i mitrn. 2)
De rekening voor het paard bestond uit 3 £ 7 ( i van
dit payement. De verantwoording, die daarmede overeen-
stemt, geschiedde met 12 { i 6 d. gr. en 6 myten van een
ander pond.
Nu staat 3^7^ gelijk met 804 deniers van het gebruikte
payement of met 804 : 8 ^ iool-o d. gr, van het betrek-
kelijke Pond Groot.
1) F. van Mieris. Groot charterboek. Deel III, folio 50.
2) Dr. H. Ci. Hamaker De Rekeningen der Grafelijkheid van Holland
onder het Henegouwsche Huis. Deel III, bl. 367.
223
De verantwoording bestond uit i50 3 / 4 d. groot. Beide
geldelijke bepalingen, aldus i*i gelijknamige eenheden uit-
gedrukt, stonden tot elkander als 100I/2 : 150^/4, als
402 : 603 of als 2 : 3.
Hieruit blijkt, dat voor de verantwoording een kleiner
pond is gebruikt, dan dat, hetwelk tot grondslag lag van
de rekening; de betrekkelijke Ponden Groot moeten zich
omgekeerd hebben verhouden als 3 : 2.
Tweemaal het zwaardere, bekende pond, of tweemaal
ƒ 63.00 leverde dus hetzelfde bedrag op, als driemaal het
lichtere voor de verantwoording. Het laatste moet alzoo
eene waarde hebben gehad van f 42.00/
{Wordt vervolgd).
Tholen, Januari 1904. A. HOLLESTELLE.
BLADVULLING.
Een eigenaardige penning
werd vervaardigd bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan
van de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Deventer.
Dit eenzijdige stuk is nl. gemaakt van .... terra-kotta!
Het vertoont het gebouw der kweekschool met het
omschrift :
RIJKSKWEEKSCHOOL VOOR ONDERWIJZERS TE DEVENTER
en onder het gebouw:
1877
6 FEBRUARI
I902
omgeven door opstaanden rand. In de gladde Kz. is
ingekrast L. G. Grootte 110 m.M. Gemodelleerd door
W. G. VAN Poorten, beeldhouwer, en gebakken door
L. J. GROLLEMAN, terra-kotta-fabriekant, beide te Deventer.
Mijne Verz. Z.
- -- _- \-^ '
Gemengde Berichten.
Onze pasmunt.
Het februari-nummer van : Vragen des Tijds bevat
een zeer lezenswaardig artikel van ons medelid, Dr. C.
HoiTSEMA, getiteld: Onze pasmunt. Het hoofddoel daar-
van is, te wijzen op het voordeel, dat het vervaardigen
van pasmunt voor den Staat kan hebben, wanneer deze
in een daartoe geschikt metaal worden vervaardigd. Tijdens
de Republiek waren het de muntmeesters, die dit voordeel
trokken, thans doet het de Staat. Tot het jaar 1902
echter werd op het aanmunten van zilveren pasmunt
verloren, omdat in hoofdzaak ingetrokken zilveren stand-
penningen tot dat doel werden versmolten, en men bij
gevolg niet kon profiteeren van den lagen prijs van het
zilver, door het aankoopen van baren.
Een zeer geschikt alliage voor zilveren pasmunt wordt
door den schrijver op 72 pCt. zilver en 28 pCt. koper
gesteld.
Meer voordeel gaf het aanmunten van brons. Van af
1884, toen de vroegere koperen specie buiten omloop
was gesteld, tot aan 1902 werd op de nieuwe bronzen
munten eene winst voor den Staat behaald van ƒ 637,537. — .
Vervolgens wijst de Heer Hoitsema op het groote
voordeel van nikkel als muntmetaal, vooral als men daartoe
het muntnikkel gebruikt, dat uit 75 pCt. koper en slechts
25 pCt. nikkel bestaat. Zwitserland is in 1850 daarmede
begonnen ; 37 staten hebben daarna dit voorbeeld gevolgd.
225
Frankrijk het laatst, in 1903. In eene tweede afdeeling
bespreekt de Heer HoiTSEMA hoe nuttig en voordeelig het
zou zijn onze dubbeltjes en stuivertjes — beide onprak-
tische geldstukken door hunne geringe afmetingen — door
nikkelmetaal te vervangen. Het stuivertje is bijna uit den
omloop verdwenen, maar ook het dubbeltje is onhandig
klein, zegt de schrijver, daarbij slijt het, tengevolge van
zijn alliage spoedig af, zoodat dikwijls slechts een dun
plaatje zilver overblijft. De schrijver deelt vervolgens
mede, dat de sedert 1848 geslagen dubbeltjes, „plusminus
5500 Kg. metaal hebben verloren, gelijkstaande met eene
waarde van f 310,000. — aan zilver, wanneer men dit
tegen een gemiddelden prijs van f 88. — per Kg. voor het
afgeloopen tijdperk berekent." Zie hier nog eenige sprekende
cijfers: Van 1848 tot 1903 zijn geslagen 64.5 millioen
stuks 1 o-centstukken, hiervan zijn door slijting 10.3 mil-
lioen ingetrokken, vele andere zijn verloren gegaan. Thans
mag men aannemen, dat er nog 40 a 45 millioen stuks
in omloop zijn. Tegen ƒ40. — per Kg. vertegenwoordigt
dit eene waarde aan fijn zilver van f 1,360,000 — h.
f 1,520,000.—. Werd nu, zegt de Heer HoiTSEMA, het
1 o-centstuk vervangen door eene munt van muntnikkel,
wegende 6 gram, dan zou dit aan materiaal-aanschaffing
slechts ƒ 560,000. — kosten. Ging men tevens over tot
het aanmaken van een 5- centstuk in nikkel, dan werd
de te behalen winst uit den aard der zaak nog veel
grooter. M. n. M.
Aanvulling op Dirks 181 3 — 1863.
I. Eereprijs voor Handboogschutterijen, uitgeloofd
door Z. M. Koning Willem III in 1852.
Vz. Op een ondergrond van stralen rust een krans van
lauwer- en eiketakken, op deze (horizontaal) een hand-
boog en twee gekruiste pijlen, op dit alles een sierlijke
2 2Ó
cartouche met het nederlandsche wapen, waarboven een
koningskroon; alles in hoog relief, de kanten uitgesneden.
Kz. Gladde ondergrond, waarop rust een door de kz.
van de koningskroon gedekte jarretière, dragende op matten
grond het opschrift: VOOR HET KONINGSCHIETEN VAN
WEGE DEN OPPER-BESCHERMHEER. Binnen de jarretière
8
op het gladde veld gegraveerd:
Zilver, hoog 93, breed 85 m.M., een door den bol van
de kroon loopend groot oog, 55 gram. Verz. Jhr. M.
A. Snoeck.
Dit hoogst zeldzame stuk — tot heden waren slechts
2 ex. bekend, waarvan een gesmolten is — werd aan
oranjelint om den hals gedragen.
II. Eereprijs voor Scherpschutters, uitgeloofd door
Z. M. Koning Willem III in 1852.
In het Jaarboekje voor Nederlandsche Scherpschutters
voor 1855, (Delft, H. KOSTER, 1855), vinden we op
PI. VIII een geheel gelijk eereteeken afgebeeld, alleen
met dit onderscheid, dat boog en pijlen door twee gekruiste
geweren zijn vervangen.
Het werd in zilver voor de Scherpschuttersgilden, in
zilver verguld voor de Koninklijke Scherpschutterijen uit-
geloofd en gedragen onderscheidenlijk aan blauw met zilver
en oranje met zilver lint, en was ingevolge cirkulaire,
d.d. Maart 1852, geteekend door 's Konings Kamerheer,
Jhr. H. M. MOLLERUS, „namens de Commissie belast met
de verordeningen der Koninklijke Wedstrijden op het
Loo" bestemd om, daar in 1852 geen Koninklijke Wed-
strijden op het Loo zouden worden gehouden, aan elke
Scherpschutterij te worden uitgereikt om te dienen als
persoonlijken prijs voor dien schutter, die, op een uit-
sluitend hiertoe bij elk gilde vóór 1 Juli 1852 te houden
wedstrijd, het grootste aantal punten in 1 5 schoten zou
behaald hebben.
227
Eenige regelen omtrent dien wedstrijd werden tevens bij
de cirkulaire vastgesteld In Juni 1852 bepaalde Z. M. nader,
dat bij overlijden van den winnaar of diens uittreden uit
het gild, het eereteeken als blijvend aandenken aan het
vaandel of den standaard van het gezelschap zou gehecht
worden, nadat het met den naam van den scherpschutter,
die het gedragen heeft, zou voorzien zijn geworden.
19 Schutterijen hielden een dergelijken wedstrijd; van
al de overwinnaars behaalde A. G. Baron Taets VAN
AMERONGEN, van het Utrechtsche Collegie „S*. Hubert,
het midden zij ons doel" de meeste (186) punten.
De winnaars ontvingen tevens een sierlijk, met de
afbeelding van het eereteeken prijkend diploma.
T. a. p. vinden we verder op PI. VII afgebeeld het
onderscheidingsteeken voor eiken schutter opgekomen op
het „Concours met de Buks naar de Schijf", op het Loo
gehouden den 27*" Juni 1 85 1 . Dit zou eerst den
22 llcn Juni 1850 hebben plaats gehad, maar werd toen,
wegens het overlijden van Z. K. H. Prins MaüRITS DER
Nederlanden, uitgesteld.
10 Scherpschuttersgezelschappen namen elk met 5 leden
aan den wedstrijd deel. Het door de koningskroon
(zonder kruis) gedekte draagteeken bestaat uit een strik,
welks groote lussen een mat veld omgeven en welks
einden links en rechts in het midden uitsteken, op het lint:
(bovenlus) KONINKLYKE WEDSTRYD
(slippen) VOOR DE
(onderlus) SCHERPSCHUTTER YEN
Een liggend ovaal medaillon met het jaartal: 1851,
rustend op twee saamgestrikte lauwertakjes en twee
gekruiste buksen bedekt den knoop van den strik. Naar
de afbeelding breed 57 en met de kroon hoog 65 m.M.,
aan ring en (oranje?) gewaterd zijden lint. Ook dit
draagteeken ontbreekt bij DlRKS. Z.
228
Valsche spaansche pesos of piasters in 1 796 te
Birmingham, met oogluikend toelaten der engelsche
regeering, vervaardigd.
In de Revue fran$aise, 4 de afl. 1903, deelt ons medelid
de heer P. Bordeaux een onuitgegeven brief mede,
gericht aan De Las Casas, spaansch ambassadeur te
Londen, en gedateerd van 19 Mei 1 796, waarin dezen werd
bericht, dat te Birmingham op groote schaal de vervaardiging
plaats had van enorme hoeveelheden valsche spaansche pesos
of piasters, en wat het ergste was, dat dit met medeweten
der engelsche regeering geschiedde. Herhaaldelijk was
de toenmalige verantwoordelijke minister Lord HAWKES-
BURY van het feit in kennis gesteld, zelfs door een zekeren
BOLTON of BOULTON, die nog wel door de regeering was
aangesteld tot het bewerkstelligen in zijn partikuliere munt
te Soho bij Birmingham, van eene geheele overstempeling
met den engelschen beeldenaar van twee millioen stuks
echte spaansche dollars 1); niets hielp. De regeering liet
het vervaardigen van valsch spaansch geld toe. Wat het
spaansch gouvernement betrof, dit was machteloos, daar
het sedert 1796 op voet van oorlog met het Britsche Rijk
stond. Zie hier de stukken, die in Birmingham werden
vervaardigd :
1. Echte peso of piaster. Deze werd door persing in
volume vergroot, daarna op de juiste grootte afgesneden,
en op nieuw gemunt. Op ieder stuk werd 5 sols verdiend.
2. Een stuk koper werd aan beide zijden belegd met
de afgezaagde of afgevijlde voor- en keerzijde van een
echten piaster. Met behulp van eene machine werd er
een rand rond gemaakt, zoodat deze piasters niet van de
echte waren te onderscheiden. Daar ook de klank uitstekend
was, bleef slechts het gewicht over tot het ontdekken van
1) Zie Tijdschrift 1901, blz. 150 en vlg.
229
het bedrog. Niet minder dan 7 / 8 van ^ et metaal werd door
den vervalscher op deze stukken gewonnen.
3. Geheel valsche piaster uit zilver en veel koper
bestaande.
4. Een stuk koper, aan beide zijden met dunne plaatjes
zilver belegd. Afgesneden zijnde op de juiste grootte,
werd de munt geslagen en van een rand voorzien.
5. Piaster geheel van tin vervaardigd.
Het meerendeel dezer valsche munten werd door een
engelsch handelshuis in Noord- en Zuid-Amerika, Indtë,
maar vooral in China ingevoerd. Tengevolge van den
oorlog, waarbij Engeland als zeevarende mogendheid een
groote rol speelde, werd het binnensmokkelen van deze
valsche piasters, die meest alle het borstbeeld van KAREL IV
dragen, zeer vergemakkelijkt.
De heer Bordeaux geeft als zijne meening te kennen,
dat de oorzaak van het met chineesche letters stempelen
van buitenlandsche munten door beambten van het Hemel-
sche Rijk, in deze vervalschte piasters is te zoeken.
In het begin der I9 dt eeuw, toen de valsche piasters
overal uit Amerika werden geweerd, moet China als het
ware er mede overstroomd zijn geweest. Vandaar dat de
Chineezen begonnen zijn de goede stukken te stempelen
en voor inlandsch gebruik gangbaar te stellen. Deze
gestempelde munten komen zelden in Europa voor.
M. D. M.
UIT DE PERS.
Nieuwe Neder landsche Penningen.
De Wereldkroniek van 23 April 1904 bevat afbeel-
dingen van den grooten gouden penning, aangeboden aan
de firma Joh. Enschedé & Zonen te Haarlem, bij haar
2 de eeuwfeest, werk van onzen landgenoot, den beeldhouwer
230
AuG. FALISE te Wageningen, en van den penning met
het borstbeeld van d r . Abr. Kuiper, Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, een fraaie proeve van het talent van
den te Parijs wonenden medailleur Tony Szirmaï De
Neder landsche Spectator 1904, n°. 18, gaf een vrij zoute-
looze parodie op laatstgemelden penning. Z.
Munten van Gualamala.
De Gartenlaube 1904, n°. 7, brengt afbeeldingen van
een peruaanschen sol en een chileenschen peso, beide in
het midden ingestempeld met een ronden klop aan weers-
zijden. De eene zijde vertoont een zittende vrouw met het
omschrift: REPUBLICA DE GUATAMALA, in de afsnede: l o
REAL, de andere zijde een perkament op gekruisde gewe-
ren (?) en takken en het jaartal 1894.
Deze stukken zullen in zéér weinige verzamelingen voor-
komen, daar men niet alleen in Guatamala bijna geen
zilvergeld ziet, doch daarenboven de uitvoer daarvan streng
is verboden en men bij het verlaten van het land nauw-
keurig wordt gevisiteerd. Z.
Nederlandsch Belgische Vereeniging van de vrien-
den der Medaille als Kunstwerk.
Den 19"' Maart 1903 had te 's-Gravenhage in de Tre-
vezaal de driejaarlijksche algemeene vergadering plaats,
bijgewoond door een 25 tal leden, waaronder verschillende
belgische De voorzitter Alph. de Witte, opende de
vergadering en gaf het woord aan den sekretaris d r . H.
J. de Dompierre de Chaufepié, die verslag uitbracht
over de werkzaamheden der vereeniging. Als voorzitter
werd gekozen laatstgemelde, als sekretaris de heer E. DE
BREIJNE, ambtenaar aan het algemeen archief van België te
Brussel, de overige bestuursleden zoomede de juryleden
werden herkozen.
231
De vereeniging telt nu 1 16 belgische en 67 nederlandsche
leden, nog een 20 tal behoeven slechts toe te treden om
jaarlijks 2 penningen te kunnen uitreiken.
De voorzitter stelde voor hulde te brengen aan de
vorstelijke eereleden de prinsen ALBERT VAN BELGlR en
Hendrik der Nederlanden en aan het lid H. M.
Koningin Emma, voor den steun door haar toetreden aan
de vereeniging geschonken, welk voorstel met luide in-
stemming werd begroet.
Hij wees er verder op, dat mede door het streven der
vereeniging men zich in de beide landen in meerdere mate
ging toeleggen op de kunst van penning- ver vaardiging,
d. w. z. reduceeren, slaan en patineeren, en spoorde daar-
om aan om voor de penningen van wege de vereeniging
zoo eenigzins mogelijk niet naar het buitenland ter markt
te gaan, maar de belgische en nederlandsche ateliers dit
werk te doen verrichten, bijvoorbeeld die, waarvan leden
onzer vereeniging aan het hoofd staan; ook dit voorstel
vond algemeene instemming.
Na de lunch werd een bezoek gebracht aan het koninklijk
kabinet, waar de direkteur een fraaie verzameling moderne
medailles en plakketten ter eere van de leden der vereeni-
ging had uitgelegd, alfabetisch gerangschikt naar de namen
der medailleurs. Onder de 570 nummers, die de fr.iai
uitgevoerde, met een 8 tal afbeeldingen prijkende katalogus
omvatte, zagen we niet minder dan 44 stukken van
O. ROTY en 81 stukken van A. SCHARKK. Bizonder fraai
werk van J. Devreese spande de kroon onder de bel-
gische penningen, van de Hollanders waren ACHTENHAGEN,
Baars, Begeer, Elion, Faddegon, Falise, van Hove,
Jünger, Menger, Pander, Edema van derTuuk, Voet,
Werner, Wienecke, Wortman en Zijl vertegenwoor-
digd; van al hun werk vond ik Faddegon's plakket:
Catharina Isabella Six het mooiste. Z.
232
Verslag van het Munt- en Penningkabinet van
het Friese h Genootschap (1902 — 1903).
Onder de aanwinsten van het onder de hoede van ons
medelid S. WlGERSMA Hzn. staande kabinet, merken we
op een penning van een weversgild, vermoedelijk van
Leeuwarden, een gildepenning wellicht van Bolsward, een
dito met een wapen z. j. en een brandspuitpenning van
Workum, alle onbeschreven stukken.
Onder de munten trekken de aandacht een onbeschreven
bronzen merovingische imitatie van den tiers de sol van JüS-
TINJANUS I, (527 — 565) op ware grootte en vergroot
afgebeeld, gevonden in de terp te Woudsend, een dito gouden
gevonden in de Winsumer terp en een variant van den
ruitergroot van Jan, heer van Kuinre, (1328 — 1337),
verg. van der Chijs, II— 33. Z.
Koninklijk Penningkabinet, verslag over 1902.
Belangrijke aanwinsten mocht de ijverige Direkteur van
het Koninklijk Kabinet, in 1902 te boek stellen : grieksche
munten uit de verzameling Six, waaronder bizonder de
seriën munten van Lesbos in Klein-Azië" in het oog vallen,
gouden merovingische munten uit de muntvondst te Nietap
(1901) en verschillende moderne buitenlandsche penningen;
in het bizonder verdienen verder vermelding een gedenk-
penning ter eere van Karel V (1530), de goudguldens
van GlJSBERT IV van Batenburg (1516— 1525) en van
Willem III van 's-Heerenberg (1506 — 1511), de toursche
groot van GlJSBERT van BRONKHORST voor 's-Heerenberg,
de St. ANDRlESgulden van Holland van FlLlPS II
0558 — iS^i), een onbekende proefslag van een gulden (?)
Vz. Het gekroonde wapen van Holland Omschrift : & MON •
NOV • HOLLAND • ET • westfris £? 1 670. Kz. Driemaster
met den hollandschen leeuw op den spiegel en op de
233
vlaggen. Omschrift : <$ vigilate • DEO • CONFïdentes &
en een daalder van GEERTRUIDA van BRONKHORST, vrij-
vrouw van Vianen van 1577, waarvan slechts 2 ex. bekend
zijn.
Muntvondsten werden gedaan te Noord wij kerhout (meest
noord- en zuid-nederlandsche munten einde I5 dc eeuw tot
1572), Driewegen (zie Kat. Auktie SCHULMAN Febr. 1903)
en twee vondsten te Amersfoort, meest noord- en zuid-
nederlandsche munten, i6 d * en 17** eeuw. Een drietal
platen geven afbeeldingen van de voornaamsten der aan-
winsten. Z.
Verslag van de kommissie ter verzekering eener
goede bewaring van gedenkstukken van
geschiedenis en kunst te Nijmegen, over 1902. •
De muntaanwinsten zijn niet zeer talrijk. De aandacht
trekt een niet beschreven daalder z. j. Vz. CAROLUS *
V * ROMANO * IMPE * SEMPER * AUGUSTU *
Kz. INSIGNIA * URBIS * IMPKRIALIS * NOVIMAGE 7 .
Penningen van eenig belang werden niet verkregen.
Z.
Verslag 1903 van het Museum van Oudheden
te Groningen.
Het museum werd o. a. verrijkt met een onbeschreven
en unieken goudgulden der stad Groningen van 1 591 .
Vz. Borstbeeld van JOHANNES DEN DOOPER, met omschrift :
MONETA • NO • AUR • GRONINGENSIS, Kz. Stadswapen met
omschrift: RUDOLPH • II • ROMA • IMP • AUGUST • Ook
onder de verdere aanwinsten op numismatiek gebied zagen
we fraaie stukken vermeld. Z
234
Inhoudsopgaaf van Tijdschriften.
Revue Beige de numismatique, 1904. 2' livr.
Forrer L. Les signatures sur les médailles grecques.
de Saxe Cobourg et Gotha, Ie prince Ph. Deux mon-
naies inconnues du rebelle RüM MüHAMMAD (1626/7).
Bordeaux, P. La pièce de 20 francs de Louis XVIII,
frappée a Londres en 181 5. Van den Broeck, E. 8
Jetons de trésoriers de Bruxelles du 1 7* siècle. HACHEZ F.
Les méreaux des heures canoniales de Téglise de St. Julien
a Ath. MAZEROLLE F. NlCOLAS BRIOT, tailleur général
des monnaies (1606/25). Necrologie (Aug. DE Meunynel).
Mélanges.
Rivista italiana di Numismatica, 1903 fase. 2-4. *)
Lanza, M. C. Spiegazione storica della monete di Agri-
gento. Babelon, E. Les monnaies de Septime Sévère,
de CARACALLA et de GÉTA relatives al'Afrique. HAEBER-
lin, E. J. Corpus mtmorum aeris gravis: Allocuzione al
Congresso Internazionale di scienze storiche in Roma.
• GNECCHI, E. Appunti di Numismatica Italiana. Uno scudo
di GlAN BATTISTI Spinola principe di Vergagni. COR-
RERA, L. Osservazioni interno ad una moneta di Neapolis.
Ambrosoli, S. A proposito delle cosidette „restituzioni"
di Gallieno o di Filippo. De Witte A. Les relations moné-
taires entre Tltalie et les provinces belges au moyen age et
a Tépoque moderne. RlCCl, S. Relasione intorno ai lavori
della Sezione Numismatica al Congresso Internazionale di
Scienze Storiche. Dattari, G. Appunti di Numismatica
Alessandrina. GNECCHT, F. Appunti di Numismatica
Romana. Mowat, R Un essai de denier romain avant la
lettre. Gabrici E., Th. Mommsen, Ambrosoli, S. Il
ripostiglio di Monte Cuore. RUGGERO, G. Annotazioni
*) Van 1 Juni 1903— 1 April 1904 ontvingen wij geen tijdschriften van
het bestuur. Red.
235
numismatiche italiane. VALERENI, F. Monete inedite o
rare del Monferrato. AMBROSOLI S. Le monete dei conti
di Ventimiglia. Mattoi, E. Una medaglia inedita di
Giuditti Pasta. KüNZ, C. Adelchi principe di Benevento.
Denari e sigillo di Volchero. Della moneta ossidionali di
Brescia, Trieste en Trento.
Mitteilungen der Bayerischen Num. Gesellschaft. 1903/4.
VON BüRKEL, Dr. L. Die Bilder der Süd-Deutschen
breiten Pfennige. (Halb-brakteaten). KüLL, J. V. Reper-
torium der Münzkunde Bayerns.
Bulletin international de Numismatique, 1903, 4.
Gohl, E. Les collections publiques de monnaies et de
médailles en Hongrie. Trouvailles. Sociétés. Musées. Nou-
velles diverses. Bibliographie.
Bulletin de Numismatique, Novembre, Decembre 1903.
Correspondance. Martin, E. Les monnaks obsidionales
d'Anvers (1814). Bibliographie. Revue des revues. Revues
nouvelles. Médailles nouvelles. Lectures. Trouvailles. Necro-
logie.
Vjesnik hrvatskoga arheoloskoga drustva, 1903/4.
Bevat op numismatisch gebied: CELESTIN, V. In Osijek
(Essek) gefundene griechische und römische Colonialmünzen.
La gazette numismatique, 1903/4. 3. 4.
ALVIN, F. Un méreau de 1' Abbaye de Val-Dieu. MöLLER,
H. Godefroid Devreese. DE Witte, A. La médaille au
salon triennal. Ordres de chevalerie. BELLET, D. La nou-
velle monnaie de nickel FOURNIER, L. Tlndustrie mone-
taire en France. Bibliographie. Nouvelles diverses.
Monatsblatt der Num. Ges. in Wien, No 245-247 *).
Tarraco oder Ticinum? Macrianus Caesar. Ueber lykische
Münzen. Münzenfunde. Verschiedenes.
•) Afgebeeld wordt in N°. 247 een fraaie plakket, ter eere van
den Oostenrijkse hen medailleur Scharff f ! 9°3» d°° r Pa wijk.
Vz. Zijn borstbeeld. Kz. Het verlaten atelier in de „HauptmQnze",
te Weenen.
Handelingen van de Jaarlijksche Vergadering
GEHOUDEN TE OUDSHOORN, l8 JUNI 1904.
Aanwezig zijn de heeren: Burggraaf B. DE JONGHE,
Dr. de Dompierre de Chaufepié, Sassen, Battaerd,
Jhr. Mr. M. W. Snoeck, Stephanik, du Crocq, Zwjer-
zina, Mr. Deketh, Jhr. Ridder Baronet Speelman,
Wigersma, Jhr. Mr. F. Beelaerts van Blokland, Jhr.
Mr. Hora Siccama, Corn. L. J. Begeer, Van Lis,
Wienecke, Achtenhagen, Mr. Hijmans, Schulman, Van
Doorninck, Jhr. H. M. Speelman, Ruijs de Perez,
VlSART DE BOCARMÉ en DEVREESE.
Afwezig met kennisgeving: Mejuffrouw DE MAN, de heeren
Besier, Jhr. van den Brandeler, Anth. Begeer, Bruijne-
steijn, Jhr. Kam, Van Rijckevorsel, De Witt Hamer,
Hollestelle, Karreman, Van der Hoop, J. W. Menso,
J. C. P. E. Menso, Van Belle, Labouchère, Van
Kerkwijk en Mr. Saaijmans Vader.
De notulen worden goedgekeurd en de verslagen van
Sekretaris en Konservator in dank aanvaard. De Voor-
zitter grijpt deze gelegenheid aan om den afgetreden Kon-
servator, den heer H. G. DU Crocq, dank te zeggen voor
de vele diensten aan 't Genootschap bewezen en voor zijne
talrijke geschenken aan de verzamelingen.
Op voorstel van de Kommissie voor 't nazien der rekening,
bestaande uit de heeren Dr. BRAAKENBURG VAN BACKUM
en ZwiERZiNA, wordt de rekening goedgekeurd onder
dankbetuiging aan den Penningmeester. Het batig saldo
bedraagt ƒ 4.870.
De Kommissie voor de Redaktie, wijst bij monde van
237
den heer ZwiERZlNA op den bloeienden toestand van
't Tijdschrift en vraagt met 't oog op de vele artikelen
een subsidie van ƒ 800. — aan. Besloten wordt dit te
verleenen indien de kasmiddelen 't toestaan Zoo niet dan
zal 't gewone budget van ƒ700. — niet mogen overschreden
worden.
De Voorzitter brengt hulde aan den ijver der redakt ie-
leden, in 't bizonder aan mejuffrouw De Man, die op
17 Juni 1894 benoemd, dus 10 jaren in de redaktie zitting
beeft. Benoemd worden tot gewoon lid, de heeren: Jhr.
Mr. F. Beelaerts van Blokland en A. O. van Kerk-
wijk, beide te 's-Gravenhage ; tot buitengewoon lid, de
heeren: F. L. G. D'AUMERlE, 's-Gravenhage; Dr. W. H.
Bakhuis, Utrecht; J. F. H. Bouchette. Arnhem; Dr. E.
COHEN, Utrecht; AüG. Falise, beeldhouwer, Wageningen;
G. M. Kam, Nijmegen; Jhr. Mr. J. H. van Reenen,
's-Gravenhage; J. A. RODBARD, Dordrecht en L. Welman,
Brielle.
Zonder stemming worden de heeren Dr. H. J. de Dom-
PIERRE DE CHAUFEPIÉ als Voorzitter en W. K. F. ZwiER-
ZINA als lid der Kommissie van Redaktie herkozen.
De vergadering besluit in 1905 naar Hoorn te gaan, op
een stoomboot te vergaderen en te Volendam te maal-
tijden. Aan 't einde der vergadering doet de heer SCHULMAN
mededeeling van een tot dusver onbekenden rijdenden
snaphaan van den utrechtschen bisschop HENDRIK VAN
BEIEREN, en laat de heer WlGERSMA een onbekend friesch
muntje rondgaan, dat hij aan de regeering van George
en Hendrik van Saksen (1500— 1504) toeschrijft.
De heer DEVREESE en de Voorzitter bieden verschillende
penningen voor de verzameling aan.
Na de rondvraag sluit de Voorzitter de vergadering.
(Uittreksel uit tfe Notulen.)
2 3 8
Vóór de vergadering werd te Leiden een bezoek gebracht
aan het munt- en penningkabinet, aanwezig in het Museum
van Oudheden en aan het Sint-Anna-hofje. De reis van
Leiden naar Oudshoorn werd gedaan per extra stoomboot,
welwillend aangeboden door de stoomboot-maatschappij
„de Volharding."
Na de vergadering werden onder leiding van den heer
W. M. C. Regt, de gebrandschilderde ramen (1666 — '71)
in de Ned. Herv. kerk te Oudshoorn bezichtigd, en daarna
een gedeelte der verzameling van ons medelid, den heer
ZwiERZlNA (Oranje-penningen en fraaie moderne stukken.)
Ten huize van den heer ZwiERZlNA had tevens de begroeting
plaats door het bestuur der Vereeniging tot Bevordering
van het Vreemdelingenverkeer „de Rijnstreek", dat elk
der leden een gedenkpenning aanbood, als blijvende
herinnering aan hun bezoek.
Na een officieele ontvangst ten raadhuize door B. en W.
van Alfen, werd de maaltijd gehouden in 't hotel Sint Joris \
waar de harmonie „Beethoven" een serenade bracht.
Joh. W. Stkphanik.
Nederlandsche Penningen 1864—1898,
DOOR
W. K. F. ZWIERZINA.
Deel II, 1879 — 1890.
796 A . 1888. 20 September.
70ste Verjaardag van Dr. J. C. de Man
te Middelburg.
Vz. en Kz. = Vervolg van Loon n°. 432 A .
In het veld op de Kz. gegraveerd:
Jano cornelio
de Man
Optime de Societate
MERITO
Anno aetatis lxx
A. D. xii Kal. Oct.
MDCCCLXXXVIII
Goud, 60 m.M., 90 gram.
Dr. Jan Cornelis de Man, geboren te Middelburg 20 Sept. 1818,
bleef, na zijn studiën te Leiden en elders volbracht te hebben, steeds
als geneesheer te Middelburg wonen. Zijne anatomische studiën als
lektor in de anatomie waren oorzaak, dat hij zich wijdde aan kra-
niologische onderzoekingen omtrent Zeeland.
Het Zeeuwsch Genootschap, waarvan hij sinds 1845 lid is en vele
malen bestuurslid en vijf jaren voorzitter was, bood hem den gouden
eerepenning aan, niet alleen wegens zijne verdiensten als konserv.itor,
maar vooral omdat men aan hem de verzameling van zeeuwsche
schedels en zeeuwsche diersoorten en voor een groot deel de bekende
antieke kamer te danken had.
Zie verder onder no. 804 a.
17
\
240
797. 1888. September.
Landbouwtentoonstelling te Boxtel.
Vz. als n°. 641.
Kz. als n°. 641, doch het binnen-omschrift
luidende: eerste alg. prov. tentoonstelling
AFD. BOXTEL.
en de datum: sept r 1888.
Bijdragen 2 e druk, n°. 588.
798. 1888. 9 November.
W. J. Fortuijn Droogleever, 50 jaar lid
van den gemeenteraad van Gouda.
Vz. Zijn aanziend borstbeeld.
Omschrift :
WILLEM JACOBUS FORTUIJN DROOGLEEVER
50 JAREN RAADSLID
Kz. In een lauwerkrans:
9 • NOVEMBER
1838— 1888
Omschrift :
HULDE VAN DEN RAAD, SECRETARIS EN ONTVANGER
VAN GOUDA
Brons, 44 m.M., door Begeer. Verz. Z.
Fortuijn Droogleever was notaris te Gouda, doch bedankte
later als zoodanig. Hij werd 12 Juni 1892 buitengewoon lid van
het Nederlandsen Genootschap voor Munt- en Penningkunde en over-
leed te Gouda 6 Januari 1897.
799. 1888. 17 November.
Nederland's 75-jarige onafhankelijkheid
herdacht.
241
Op een verhevenheid van drie treden staat
de Nederlandsche Maagd met speer en vrij-
heidshoed, ter weerszijden een schildhoudende
leeuw ; op de schilden medaillons met staanden
leeuw.
Omschrift: 17 november 18 13 — 1888
Eenzijdig ovaal met oog.
Tin, 25 bij 21 m.M. Verz. Z.
800. Als voren.
Gekroond wapenschild, waarop de letters:
met twee leeuwen als schildhouders.
o A H
Lood draagteeken, pi. m. 23 m.M. Verz. Z.
801. Als voren.
Gekroond wapenschild, gedeeld door een
schuinen balk.
Op den balk : oranie bove (v en e aaneen).
In het veld boven links: 18 13
Onder rechts: 1888
Zilver draagteeken met oog en ring, 30 bij
20 m.M. Verz. Z.
802. Als voren.
Dasspelden, koper en koper verzilverd. Schild,
waarboven een lint, waarop de koninklijke
kroon rust.
Op het lint: god zij met ons
Het schild gedeeld door een schuinen balk
waarop: 181 3 — 1888
242
De velden: boven links rood, onder rechts
blauw gekleurd. Verz. Z.
803. Als voren. Te Dordrecht gevierd.
Vz. Omschrift: VERLOSSING V. H.
FRAWSCHE, in het veld een juk, waar-
boven 181 3, onder 1888
Kz. Opschrift: IJZERGIETERIJ
PEVIVL
BAUDUIW
DORDRECHT
Lood met oog, 38 m.M. Verz. Z.
Uitgereikt tijdens den aldaar gehouden gekostumeerden optocht.
804. Als voren.
Wapenschild waarop : Feestcomité 18 13- 1888,
daartusschen het wapen der gemeente Dordrecht.
Kat. Smits van Nieuwerkerk, n°. 3707.
Te vergeefs opgevraagd in het Tijdschrift.
804 A . 1888. 22 December.
Het Zeeuwsch Genootschap der Weten-
schappen te Middelburg aan J. A. Frederiks,
bouwkundige aldaar, voor de belangelooze
diensten betoond bij den verbouw van het
nieuwe genootschapsgebouw.
Vz. en Kz. = van Loon, vervolg n°. 432 A .
Opschrift gegraveerd:
jano adriano
frederiks
optime de societate
MERITO
A. D. XI KAL. JAN.
MDCCCLXXXIX
243
Verguld zilver, zilver en brons, 60 m.M.
Uit het in 1765 te Vlissingen opgerichte Genootschap ter Bevor-
dering van Nuttige Kansten en Wetenschappen, waarvan Prins Willem V
in 1768 het protektoraat aanvaardde, ontstond in 1769 het Zeeuwsen
Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen, dat later (1801) zijn
zetel naar Middelburg overbracht, waar het gevestigd was in het
gebouw van het Natuurkundig Gezelschap. In 1888 verkreeg het de
fondsen tot aankoop en inrichting van het perceel Wagenaarstraat
E, Nr. 285, grootendeels door schenking van Mr. G. N. de Stop-
pelaar. Het nieuwe gebouw werd 22 December 1888 plechtig
geopend en een aan den schenker gewijd trapraam in gebrand glas
onthuld, waarna vorenbedoelde penning werd aangeboden aan den
architekt.
804 *. 1888.
Richard Hol, io jaar direkteur
der Koninklijke Zangvereeniging „Cecilia",
te 's-Gravenhage.
Geheel gelijk n°. 525, behalve de omschriften,
die ditmaal gegraveerd zijn en luiden:
Vz. DE KONINKLIJKE ZANGVEREENIGING CECILIA
'S GRAVENHAGE
Kz. AAN HAREN DIRECTEUR RICHARD HOL
1878— 1888
Goud, 51 m.M., mij welwillend ter beschrij-
ving gezonden door den heer Hol.
Richard Hol werd geboren te Amsterdam 23 Juli 1825, de
vaderlandsche liederen gezongen in 1830 zijn zijn eerste heugenis van
muziek, van zijn 5de — 12de jaar kreeg hij les van den organist Martens
en ging daarna naar de Koninklijke Muziekschool te Amsterdam
onder leiding van J. G. Bertelman. „Om Vadtrland" (1850) was
zijn eerste uitgegeven werk. In 1856 werd hij direkteur van Amstels
Mannenkoor (zie n°. 204), in 1858 schreef hij in écne nacht %y Hollands
GloriS' voor eene serenade op 4 September 1858, bij de meerder-
jarigheid van den kroonprins, en werd in hetzelfde jaar direkteur
der Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. In 1863 verhuisde
244
hij naar Utrecht, werd direkteur der stadskoncerten, der zangver-
eeniging van „Toonkunst" en richtte in 1875 aldaar een muziekschool
op, van welke drie hij tot zijn dood direkteur was.
In 1869 werd hij organist van de Domkerk, en 1878 direkteur
van „Cecüia". Zijne voornaamste werken zijn viersymfonien en eenige
ouvertures voor orkest, het oratorium „David" en twee opera's „Floris V"
en „Uit de branding\ beide op teksten van Marie Boddarrt.
Zijne verdiensten werden in binnen- en buitenland erkend, hij was
ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw, de Eikenkroon, den
Gouden Leeuw van Nassau, officier de 1'Académie enz.
In Juni 1901 nam hij ontslag als direkteur van „Cecilia" en werd
hem het eeredirekteurschap aangeboden; in 1903 vierde hij zijn
40-jarig direkteurschap der stadskoncerten te Utrecht en werd hem een
penning met zijn borstbeeld vereerd. Hij overleed 14 Mei 1904 te
Utrecht, waar hij zich kort te voren op nieuw gevestigd had, na
eenige jaren te 's-Gravenhage te hebben gewoond.
805. 1S88.
Prijspenning voor den Nationalen Zang-
wedstrijd Amsterdam, bij gelegenheid van
het 30-jarig bestaan der Liedertafel
„Zanglust".
Vz. Sint-Cecilia van een in de linkerhand
gehouden muziekblad zingende, met de rechter-
hand de maatslaande, staat onder eene stralende
vijfpuntige ster. Zwevende engeltjes rechts
met fluit, links met harp torschen een bloem-
guirlande, in de afsnede j. elion f.
Omschrift: LIEDERTAFEL ZANGLUST
1858 1888
Kz. Verdiept glad veld omgeven door twee
saamgestrikte lauwertakken.
Omschrift: nationale zangwedstrijd
# AMSTERDAM #
Brons, 51 m.M. (Zie n°. 619).
2 45
806. 1888.
Internationaal concours te Tilburg uitge-
schreven door de Nieuwe Koninklijke Harmonie.
Vz. Geheel gelijk n°. 452
Kz. Binnen een zwaren met linten omwonden
lauwerkrans, waaronder: wurden
Omschrift: internationaal concours
* 1888 *
In het veld: S>
NIEUWE KON.
HARMONIE
TILBURG
Brons verguld met oog en ring, 50 m.M.
Verz. Herm. v. Rijckevorsel.
Bijdragen 2* druk n\ 590.
S07. 1888.
Prijspenning der gemeente Deventer.
Vz. Het wapen van Deventer door een
keizerskroon met afhangende linten gedekt,
daaronder: j. p. m. M.(enger), alles in parelrand.
Kz. Glad veld omgeven door een lauwer-
krans, in parelrand.
Mat zilver en brons, 50 m.M. Verz. Rijks munt.
80*. 1888.
Prijspenning van het Utrechtsche
Studentenkorps.
Vz. Het wapen der gemeente Utrecht op
een vlammende zon.
246
Omschrift: sol jüstitiae illustra nos
Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans.
Omschrift: utrechtsch studentencorps
Brons met oog en ring, 41 m.M., door
Begeer. Verz. Teyler.
809. 1888.
Prijspenning van de Amsterdamsche Sportklub.
Vz. Een aan linten hangend bord.
Omschrift : amsterdamsche
sportclub
Kz. Het wapen van Amsterdam, tusschen
twee saamgestrikte lauwertakken.
Brons met oog en ring, 27^ m.M.
Leidsch penningkabinet.
(Geslagen op stempels geleverd door de firma Hoeker & Zn.
te Amsterdam).
810. 1888
Prijspenning der Schietvereeniging
„Bogardus" te 's-Gravenhage.
Vz. Opschrift: tir
REGLEMENTAIRE
Daaronder tusschen lauwer- en eiketakken:
PRIJS
Omschrift: schietvereeniging „bogardus"
's gravenhage
Kz. Een op glazen ballen schietend persoon,
achter hem een tafeltje, in het verschiet een
landschap met kerk en toren.
247
Links staat : begeer
Brons, 41 m.M. Verz. Begeer.
811. 1888.
Prijspenning van de Scheveningsche
Wielerbaan.
Vz. Wielrijder op hoogen tweewieler rijdende,
op den achtergrond boomgroep en toeschou-
wende menigte.
Omschrift: scheveningsche wielerbaan
Kz. Glad veld omgeven door eike- en
lauwertakken waarop beneden het haagsche
wapen rust.
Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z.
812. Als voren.
Vz. Minervabuste op sokkel, waarom een
lauwerkrans hangt en waartegen een hooge
tweewieler leunt, omschrift:
SCHEVENINGSCHE WIELERBAAN
Kz. als de vorige.
Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z.
81». 1888
Prijspenning der Wielrijdersvereniging
's-Gravenhage.
Vz. De door één kroon gedekte wapens
van Zuid-Holland en 's-Gravenhage.
Omschrift: wielrijders vereeniging
# 's gravenhage *
248
Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans.
Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z.
814. 1888.
Prijspenning van den Noord-Brabantschen
Wielrijderskring.
Vz. De letters N. B. W. als monogram.
Omschrift: noord-brabantsche wielrijders
KRING *
Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans.
Brons, 28 m.M., door Begeer. Verz. Z.
Zie Tijdschrift 1896, blz 126, Bijdragen
2 . druk n°. 610.
Komt ook voor met oog en ring. Verz Snoeck.
815. 1888.
Prijspenning van het Geldersch-Overijselsch
Klubverbond.
Vz. De tegenelkaar geleunde wapens van
Gelderland en Overijsel, daaronder een wapen-
schild, waarin een op wolken rustend gevleu-
geld wiel.
Omschrift : geldersch-overijselsch
CLUBVERBOND
Kz. Glad veld omgeven door een lauwerkrans.
Brons, 28 m M., door Begeer.
810. 1888.
Prijspenning der Nijmeegsche
Wielrijders vereeniging „Velocitas".
249
Vz. Het door een koningskroon gedekte
wapen van Nijmegen.
Omschrif t : * nijmeegsche wielrijders veree-
NIGING VELOCITAS
Kz. Glad veld omgeven door een lauwer-
krans, daaronder : begeer utrecht
Brons met oog en ring, 28 m.M.
817. 1888.
Prijspenning der Scherm- en Gymnastiek-
vereniging „(Min" te Delft.
Vz. Omschrift: onderling concours
# delft 1888 *
In het veld: S. & G. G.
ODIN
Kz. In een lauwerkrans:
PRIJS
RINGEN
SENIORES
Onder staat: begeer utrecht
Zilver met oog en ring, 28 m.M., Kon. Kab.
818. Als voren.
Kz. Glad veld omgeven door een lauwer-
krans (zonder naam van den graveur).
Brons met oog en ring, 28 m.M.
810 1888.
Prijspenning der rederijkerskamer
„de Génestet" te Utrecht.
Vz. Zijn links gewend hoofd.
250
Omschrift : petrus augustus — de génestet
Kz. Glad veld, omgeven door een eike-
en lauwerkrans.
Omschrift: rederijkerskamer de génestet
>)C UTRECHT >(C
Brons, 42 m.M. Verz. Teyler.
P. A. de Génestet, bekend lyrisch dichter, werd geboren te
Amsterdam 21 November 1829, werd aldaar 1847 student aan het
seminarium der remonstrantsche broederschap en aan het atheneum;
na zijne studiën te hebben voltooid werd hij in December 1852
predikant te Delft, doch vroeg zijn emeritaat na den dood zijner
vrouw (November 1 859) en vestigde zich te Amsterdam, 's zomers
te Bloemendaal. Hij overleed te Rozendaal 2 Juli 1861.
820. 1888.
Prijspenning der Harddraverij-vereeniging
„de Volharding ,, te Kralingen.
Vz. Het gekroonde wapen van de (voor-
malige) gemeente Kralingen, tusschen twee
saamgestrikte lauwertakken.
Kz. Glad veld met het omschrift:
kral. harddr. vereen.
•:• „de volharding" •:•
Brons, 42 m.M. Kon. Kabinet.
821. 1888.
Prijspenning van het Purmerender
Mannenkoor.
Vz. Het gekroonde wapen van Purmerend
met twee leeuwen als schildhouders.
Omschrift: purmerender mannenkoor
* 1888 *
251
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans, onder staat: begeer utrecht
Brons, 47 m.M.
822. 1888.
Prijspenning der Maatschappij tof Exploitatie
van het gebouw „Tivoli", te Rotterdam.
Vz. MAATSCHAPPIJ
TOT
EXPLOITATIE
VAN HET GEBOUW
TIVOLI
ROTTERDAM
Kz. Cartouche, omgeven door eike- en
lauwertakken, rechts ter zijde staat: b. u.
47 m.M., tinnen proefslag in verz. Z.
822\ 1888.
35-jarig bestaan der Franeker Kaatspartij.
Vz. Het gekroonde wapen van Franeker
met twee mannen als schildhouders.
Kz. Omschrift :
* HERINNERING AAN HET ♦
35 JARIG - BESTAAN
In het veld: van de
FRANEKER
KAATSPARTIJ
1853— 1888
Goud met oog en ring, gegraveerd, 29 m.M.,
Verz. Wigersma.
Zie de noot bij no. 621.
252
822«. x888
Bloemententoonstelling in het Oranjepark
te Utrecht.
Vz. Het wapen der gemeente Utrecht onder
een kroon. *
Kz. Omschrift :
BLOKMEN TENTOONSTELLING
* ORANJE PARK *
In het veld: prijs
UITGEREIKT AAN
Brons, 42 m.M., Verz. Friesch Genootschap.
822 c . 1889. 12-28 Januari.
Internationaal billard-concours te Amsterdam.
(American Bar.)
Vz. Twee leeuwen houden een schildje met
het opschrift:
N tfERic 4Ar
BAR
boven het schild steken twee keu's uit, waar-
tusschen een kroontje, 't geheel rustend op
een ornement, waaronder gekruiste eike- en
lauwertakken waardoor zich een lint slingert
met de data: 12 — 28 jan. 1889
Kz. Omschrift: ° internationaal billard
concours
Boven in het door een tulpkrans omgeven
veld het woord : prijs
Zilver, 39 m.M., Verz. Friesch Genootschap.
253
!£. 1889. 16 Maart.
Mr. J. A. Vaillant, 25 jaren dijkgraaf
van Schieland.
Vz. Zijne linksgewend borstbeeld.
Omschrift :
M R . JACOB ANDREAS VAILLANT DIJKGRAAF VAN
SCHIELAND
* 1864. J 6 Maart 1889 *
Kz. Het wapen van Schieland.
Omschrift op een lint:
HET HOOG HEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND
Brons, 53 m.M. door Begeer.
824. 1889. 17 Maart.
Overlijden van J. A. Alberdingk Thijm te
Amsterdam.
Vz. Zijn links gewend borstbeeld, daaronder
L. JÜNGER. D. J. P M. MENGER. F.
Omschrift: xp • 13 • aug • 1820 • josephüs •
ALBERTUS • ALBERDINGK • THIJM + 17- MAART • 1889
Kz. Binnen een lauwerkrans:
HULDE
AAN DEN MAN VAN
IÏOOGE BEGAAFDHEID
ONWRIKBARE OVERTUIGING
EN EDEL KARAKTER
ZIJNE VRIENDEN EN
VEREERDERS.
Brons, si m.M., Verz. Teyler.
254
Thijm was hoogleeraar aan de Rijks-akaderaie van Beeldende
kunsten, verdienstelijk letterkundige en vurig vereerder van Vondel
en Bilderdijk. Tal van gedichten, romans en letterkundige opstel-
len verschenen van zijne hand. Overtuigd katholiek, • wijdde hij
zijne pen gaarne aan de eer en glorie zijner kerk; oud-burger van
Amsterdam, kende hij zijne vaderstad door en door en gaf vele bij-
dragen over hare bizonderbeden.
825. 1889. 9-1 1 April.
Poppententoonstelling te Utrecht ten
voordeele van het Kinderziekenhuis aldaar.
Vz. Een cartouche waarop:
POPPEN
TENTOONSTELLING
APK IL 1889
vastgehouden door drie poppen: gelaarsde
kat, chinees en dame, daaronder saamge-
bonden lauwer- en rozetak.
Kz. Een kind, ziek te bed liggend, daarnaast
nachttafeltje met medicijnflesch en glas.
Brons en komp., 50 m.M., Verz. Z.
Door Begeer, door wien de penningen kosteloos werden afgestaan
om op de tentoonstelling ten voordeele van het kinderziekenhuis te
worden verkocht.
In een alleraardigst kinderboek „(ü Groote Poppenvergadermg te
Utrechf door F. H. van Leent, vindt men de meest opvallende
poppen afgebeeld en beschreven, op den achterkant van den band
staat de Vz. van dezen penning afgebeeld.
82». 1889. 20 April.
100-Jarig bestaan van de firma van Vloten
en de Gijselaar, kommissionnairs in effekten
te Amsterdam.
255
Vz. In het veld: 20 april 1789
A. YAN VLOTEN W ZN .
M R . P. DE GIJSELAAR.
Kz. In het veld: 20 april 1889
F. P. M. DE GIJSELAAR
J. L. N. DE GIJSELAAR
B. W. VAN VLOTEN
Omschrift op Vz. en Kz., omgeven door
een parelrand:
<8> VAN VLOTEN EN DE GIJSELAAR
Brons, 43 m.M., Verz. Z.
827. 1889. 12 Mei.
40-jarige regeering van Z. M. Koning
Willem III.
Vz. Zijn rechtsgewend gelauwerd borst-
beeld, daaronder : begeer utrecht
Omschrift: willem ui koning der ned.
G. H. V. L.
Kz. Het gekroonde nederlandsche wapen
met schildhouders en wapenspreuk, op een car-
touche rustend op fakkel, zwaard en schepter,
omgeven door een palm- en een oranjetak.
Daarboven: 12 mei 1849
Daaronder: 12 mei 1889
Brons, 50 m.M. Verz. Z.
Oranjepenningen 1383.
Door Begeer aan Z. M. den Koning aangeboden.
828. Als voren.
Vz. 's Konings rechts gewend hoofd, daar-
onder: J. P. M. MENGER. F.
18
256
Omschrif t : mdcccxlix • willem • 111 koning •
DER • NED • G • H • V • L • MDCCCLXXXIX $>
Kz. De vrede, voorgesteld als een half-
naakte vrouw, reikt de gerechtigheid de linker-
hand en houdt met de rechter een palmtak
boven haar hoofd. De gerechtigheid is voor-
gesteld als eene geblinddoekte vrouw met
zwaard en weegschaal in hermelijnen mantel
met kroon op het hoofd. In de afsnede:
J. P. M. MENGER. F.
Omschrift:
OSCULATiE • SVNT • PAX • ET • IVSTITIA •
Brons, 51 m.M. Verz. Z.
Oranjepenningen 1382.
829. Als voren.
Eenzijdig draagteeken.
De gekroonde koninklijke mantel, waarop
's Konings rechts gewend hoofd, omgeven door
een lauwer- en een oranjetak is aangebracht, rust
op gekruist zwaard en schepter ; op een om het
geheel geslingerd lint leest men :
40 JARIGE REGEERING van Z. M. WILLEM III
Zilver, met oog en ring 30 bij 28 m.M.
Verz. Z.
Z. M. richtte op dezen feestdag tot zijn volk de navolgende:
PROCLAMATIE.
Geliefde Landgenooten en Onderdanen !
Heden zijn veertig jaren voorbijgegaan sedert den dag waar op
Ik plechtig de Regeering van het Nederlandsche Volk heb aanvaard.
257
Zal Mijn Volk van 'Mij getuigen, dat Ik Mijn Koninklijk woord heb
gestand gedaan? Ik weet, dat in lief en leed, in blijde en droeve
dagen, Mijn volk getrouw is gebleven aan Mij en Mijn Huis
Bc heb er steeds naar gestreefd, de welvaart en den bloei van
ons Vaderland te bevorderen.
Met innigen dank jegens den Almachtige zie Ik op het vervlogen
tijdperk terug. Zijn zegen heeft het oud verbond van Oranje en
Nederland bevestigd.
Over de toekomst van Mijn Huis en Mijn Volk roep Ik op dezen
plechtigen dag dienzelfden zegen in. De herinnering aan het verleden
is Mij een waarborg voor de toekomst : Oranje en Nederland onder
Gods tegen één, krachtig en vrij!
Het Loo % 12 Mei 1889 WILLEM.
830. Als voren.
Hulde aan de feestkommissie te Delft.
Vz. Het gekroonde wapen van Delft.
Daaronder : begeer
Omschrift: hulde aan de feestcommissie
VAN DELFTSCH (sic) BURGERS
* 1849 MEI 1889 *
Kz. In een lauwerkrans:
TER
HERINNERING
AAN DE
40 JARIGE REGEERING
VAN
Z. M. WILLEM III
Zilver en brons, 32 m.M. Verz. Z.
Oranjepenningen 1384.
831. 1889. Mei.
25-jarig bestaan der Mannenkongregatie
te Utrecht.
Vz. Een achter een tafel staande man,
258
links daarvan is een spinnende vrouw gezeten,
daarvoor staat een kind met een bezem, alle
met een aureool om het hoofd, (de H. Familie)
links rozenstruik, rechts leliën, op den achter-
grond een planken schutting.
Kz. Opschrift :
HERINNERING
AAN
HET ZILVEREN FEEST
DER
MANNENCONGREGATIE
OPGERICHT
IN DE PAROCHIEKERK
VAN DEN H. DOMINICUS
DOOR DEN
ZEER EERW. HEER
D. J. V. ZEELAND
s: ord: praed:
MEI 1864- 1889
UTRECHT
Brons 37 m.M., door Begeer, Verz. Z.
832. 1889. 26 Juni.
Prijspenning van het concours hippique te
Utrecht.
Vz. Het gekroonde wapen van Utrecht op
twee gekruiste zweepen, op het schild een
karwats, waaraan twee hoofdstellen hangen.
Links lauwer-, rechts eiketak,
onder staat: begeer
ümschrift: concours hippique utrecht
259
Kz. Glad veld omgeven door een lauwer-
krans, beneden staat : begeer utrecht, osk : car-
touche omgeven door samengestrikte eike-,
lauwer- en palmtakken.
Proefslagen, 50 m.M. beide in verz. Z.
832\ 28 en 29 Juni.
Eeuwfeest der Nederlandsche Israëlitische
gemeente te Utrecht.
Vz. In geslagen lauwerkrans een opgelegd
zg. zegel van Salomo, (twee dooreengestoken
gelijkzijdige driehoeken), opschrift gegraveerd
boven in hebreeuwsche karakters:
5549 5649
Onder: 1789 1889
Kz. Opschrift gegraveerd:
100
JARIG BESTAAN
DER
Ned. Israëlitische
Gemeente
te Utrecht
herdacht
28 en 29 Juni
1889.
Rechts onder langs den rand : p. l. fecxt
Zilver, 40 m.M., Verz. Dirks (Friesch Gen.).
Volgens een daarbij gevoegde aanteekening van Me. J. Dirks, zijn
behalve dit exemplaar nog twee stuks vervaardigd, waarvan een voor
een partikulier en* een voor het gemeente-archief te Utrecht
2ÓO
832 B . 1889. 30 Juni.
Limburg gedurende 50 jaar met Nederland
vereenigd.
Vz. De gekroonde wapens van Valkenberg
en Limburg, daaronder : e. alard
Omschrift onder langs den rand :
VALKENBURG - LIMBURG
Kz. Omschrift :
LIMBURGS VIJFTIGJARIGE HEREENIGING
* MET NEDERLAND *
In het door een parelcirkel omgeven veld
een zware drukletter W, omgeven door sa-
mengestrikte lauwertakken, daarboven :
1839 juni 1889
daaronder in boog:
GEVIERD TE VALKENBURG
Koper verguld, 46 m.M., eigendom van mej.
Betsy Perk te Arnhem.
Zie den penning op het teruggeven van Venloo 22 Juni 1839 bij
Dirks no. 551. Den 30 Juni 1889 werd te Valkenberg een gedenk-
teeken onthuld, gebouwd voor rekening der Ver. „het GeuldaP\
ontworpen door Dr. P. J. H. Cuypers, in den vorm van een kleinen
toren prijkende met opschriften, de wapens van Nederland, Limburg
en die van Valkenberg, Horn, Gelder en Gulick — de landstreken,
waaruit de tegenwoordige provincie is samengesteld.
833. 1889. 8 Juli.
Tentoonstelling van Zeeuwsche Nijverheid
te Middelburg.
Vz. Gelijk n°. 541.
Kz. In lauwer- en eikekrans een cirkel met
het omschrift:
ZEEUWSCHE NIJVERHEID TENTOONSTELLING 1889
2ÓI
Onder de krans: hart
Brons, 46 m.M., Verz. de Man.
De tentoonstelling was geopend van 30 Mei — 8 Juli.
833a. 1889. 13 en 14 Juli.
Gymnastiekfeest te Veendam.
Vz. Linksgewende gekroonde leeuw met
zwaard en pijlbundel.
Omschrift : 2. gewestelyke uitvoering noor-
dergewest TE VEENDAM 13 EN 14 JULY 1889
Kz. opschrift : *
GYMNASTIEK
EN SCHERM-
VEREENIGING
LUBACH=
VEENDAM
onder langs den rand: a. webrr vrrvirrs
Koper verguld, met oog en ring, 24 m.M.
Verz. Z. (Zie n°. 572 en 633)
834. 1889. *i Juli.
25-jarig huwelijk van J. S. 't Hooft en
J. P. Andriessen te Utrecht.
Vz gelijk n°. 440.
Op de bladen van het boek: 1864 1889
Kz. Omschrift:
:£ 25 JARIGE ECHTVEREENIGING #
UTRECHT 21 JULI 1864 — 1889
In het veld, in een door een parelcirkel om-
geven rozenkrans:
2Ó2
J. S. T HOOFT
EN
J. P. ANDRIESSEN
Brons, 51 m M. Verz. Rijksmunt.
835. 1889. 27 Juli.
Prijspenning Wielerwedstrijd te Tiel,
Vz.
^ RWEDS X
UTILE DULCI
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans, ter zijde staat : b. u.
Brons, met oog en ring, 32 m.M. Verz.
Roest.
836. 1889. 1 Augustus.
25-jarig- bestaan der afd. Utrecht van de
Ver. ter Bevordering van Fabrieks en
Handwerksnijverheid.
Vz. Het schild van het S l . Lukasgilde, be-
laden met een kelk, graveerstift en teekenpen,
daarachter régulateur en kamrad, links hamer,
rechts retort. In de afsnede het wapen der
gemeente Utrecht op een tang en een hamer rus-
tende.
Omschrift: vereeniging ter bevordering
VAN FABRIEK.S EN HANDWERKSNIJVERHEID IN
NEDERLAND >f:
Kz. onder een vijfpuntige ster:
25 JARIG
BESTAAN DER
AFDEELING UTRECHT
1864— 1889
daaronder een lauwertak.
Brons, 46 m.M., door Begeer.
Zie omtrent deze vereeniging de aanteekening bij n°. 15.
Deze vereeniging en Ss Nederlandsche Maatschappij ter Bevorde-
ring van Nijverheid vereenïgden zich en vormen sedert 1 Januari 190a
de Maatschappij van Nijverheid.
VHK 1889. 11 Augustus.
Prijspenning van den Nederlandschen
Postduivenbond.
Vz. Het gekroonde nederlandsche wapen
met schildhouders en wapenspreuk, omgeven
door een kabelcirkel.
Omschrift: * nederlandsche postduivenbond
Kz. Glad veld, omgeven door twee saam-
geknoopte lauwertakken.
Brons, 37 m.M., Verz. Z.
De Nederlandsche Postduivenbond, opgericht II Augustus 18S9,
heeft ten doel het juist africhten van postduiven voor het geval van
mobilisatie, het bekendmaken van het nut dier dieren, bevordering van
goede verzending en bescherming bij de wet van postduiven. Het
orgaan van den bond 15 „de Ncderlandichc Pvstdui/"; wedvluchten
en tentoonstellingen worden door den bond georganiseerd.
$37. 1889. 25 Augustus.
25-jarig bestaan der Harmonie „Orpheus"
te Tilburg, Goirke.
264
Vz. De drie torens uit het wapen van Til-
burg, tusschen twee lauwertakken, waarop
onder een opengeslagen muziekboek rust,
(opgelegd).
Kz. Gegraveerd :
itf HET 2c r
jF* der ° ^
<^X Harmonie 4
^ „ORPHEUS" *
yfioirke Tilburg"
18-T- 8 9
Zilver, met oog en ring bevestigd aan een
ornement, waarboven een lier, 49 m.M., met
de versiering 66 m.M.
Orpheus was volgens de grieksche mythologie een beroemd zanger,
die door de tooverkracht zijner muziek zijne vrouw Euridice uit de
onderwereld bevrijdde.
838. 1889. 29 Augustus.
Prijspenning der harddraverijvereeniging
te Groningen.
Vz. Een op de achterpooten staand rechts-
gewend paard, met de voorpooten rustende op
het wapen der provincie Groningen met den
linkerpoot tevens een lauwerkans houdende.
Omschrift: harddraverij-vereeniging te
GRONINGEN
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
en eikekrans, waardoor een karwats is gestoken.
Brons, 50 m.M., door Begeer.
265
839. 1889. 3° Augustus.
25-jarig bestaan der firma Gebr. Stoffers
te Amsterdam.
Vz. Omschrift :
© 25-jARiG jubileum S
AMSTERDAM
In parelrand in het veld:
VAN
GEBR*.
STOFFERS
SIGAREN
FABRIKANTEN
Kz. In het veld in parelrand:
1864
30 AUGUSTUS
1889
Omschrift: © het oost indische huis 98
OUDE HOOGSTRAAT 4
Koper verzilverd met oog, 29 m.M., Verz.
Enschedé.
839\ 1889. 31 Augustus.
9 e Verjaardag van H. K. H. prinses
WILHELMINA.
Rood, wit, blauw veld omgeven door oranje
rand. Op de witte baan in oranje een gekroonde
W tusschen: 1880 1888 (roode cijfers)
daaronder in zwartdruk: 31, augustus.
Karton, rond met gat, 51 m.M., Verz. van
Sypesteyn.
266
840. 1889—6 September.
25-jarig huwelijk van L. Smulders en
C. M. Franken te Utrecht.
Vz. Omschrif t :
25-JARIG ECHTVEREENIGING
1864 6 SEPT. 1889
In het veld : van
L. SMULDERS
EN
C. M. FRANKEN
Kz. Glad veld, omgeven door een lauwer-
krans.
Brons, 32 m.M., door Begeer. Verz. Z.
841. 1889. 20 September.
50-jarig bestaan van den eersten spoorweg
in Nederland.
Vz. Een rechtsgewende getrouwe afbeel-
ding van de nieuwste lokomotief, de frans hals,
daarachter: w. schammer.
Boven in boog: hollandsche
Onder: ijzeren spoorweg
maatschappij
Daaronder twee lauwertakjes.
Kz. Een krans gevormd door twee lauwer-
takken en de wapens van: Amsterdam, Delft,
Leiden, Rotterdam, Amersfoort, Alkmaar,
Apeldoorn, Woerden, Hoorn, Zutfen, Utrecht,
Schiedam, den Haag en Haarlem.
Daarbinnen : mdcccxxxix
XX SEPTEMBER
MDCCCLXXXIX
2Ó7
Onder staat: w. s.
Zilver en brons, 44 m.M., Verz. Z.
Door de Maatschappij aan haar personeel uitgereikt. Van dezen
penning bestaat slechts één ex. in goud, hetwelk door den Raad van
Administratie aan het Kon. kab. ten geschenke werd gegeven.
Bij deze gelegenheid werd ook een groot 40 Gedenkboek uitgegeven
met tal van platen, kaarten en tabellen.
I Juni 1836 werd aan de heeren L. J. I. Serrurier, L. le Chkvalier,
en W. C. Brade de eerste koncessie tot aanleg van een spoorweg —
de lijn Amsterdam-Haarlem — verleend en deze werd overgedragen
aan de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij met een kapitaal
van f 1.300.000.—, die 20 September 1839 gemeld lijntje feestelijk
opende (zie den penning Dirks 553) met 4 treinen daags in beide
richtingen en 2 lokomotieven „Snelheid" en „Hoop". 22 Juni 1840
werd koncessie verleend tot verlenging der lijn via Leiden, VGraven-
hage en Delft naar Rotterdam, welke lijn ondanks allerlei tegenwer-
king 3 Juni 1847 werd opengesteld voor het verkeer.
Behalve deze lijn en enkele lokaaltreincn en stoomt ram wegen
exploiteert de maatschappij thans de lijnen Rotterdam — Esschen
(België en Frankrijk); Rotterdam— Hoek van Holland (Engelandl ;
Rotterdam — Nijmegen — Arnhem — Emmerik ; Amsterdam — Utrecht —
Winterswijk (Duitschland) en Amsterdam en Rotterdam — Rheine (id)..
Amsterdam— Helder ; Amsterdam — Leeuwarden (stoomboot Enk hui-
zen — Stavoren). Hoorn Medemblik; Ruurloo en Winterswijk naar
Zevcnaar en Hengeloo en Oldenzaal; Hattem — Dieren.
842. 1889. 27 September— 3 Oktober.
Hulde aan de Schutterij te Rotterdam, bij
gelegenheid der onlusten aldaar, tijdens de
werkstaking van de sjouwers en bootwerkers.
Vz. Het gekroonde wapen van Rotterdam,
daaronder in boog:
2 • 7SEPTEMBKR — 3 • OCTOBKR 1889
Kz. Een muurkroon, daarboven;
HUT-DE
VAN
DE BURGERS
268
Daaronder :
AAN DE SCHUTTERIJ
VAN
ROTTERDAM
Onder staat : van kempen rotterdam
Zilver, 33 m.M. Verz Z.
84tf. 1889. September.
Landbouwtentoonstelling te Breda.
Geheel als n°. 641, doch het binnenomschrift :
op de kz. :
TENTOONSTELLING 8 E AFDEELING BREDA
en het jaartal 1889.
Brons, 42 m.M., Verz. Snoeck.
Bijdragen 2* druk, n°. 589.
844. 1889. 6 Oktober.
25-jarig Huwelijk van Mr. L. W. A. Besier
en E. C. van Hall, te Utrecht.
Vz. = n°. 440. Op de bladen van het boek
1864—1889
Kz. Onder een eikekrans in het veld :
ZILVEREN BRUILOFT
VAN
Mr. L. W. A. BESIER
EN
E. C. VAN HALL
6 OCTOBER
1889
Omschrift op matten rand: aangeboden door
DE AMBTENAREN VAN 's RIJKS MUNT #
Brons, 51 m.M. Verz. Teyler.
Eén ex. in zilver en slechts enkele in brons
zijn geslagen.
2 69
Louis Willem Alexandkr Besier werd geboren te Makassarop
Cclebes. 22 Mei 1829, promoveerde in de rechten te Utrecht in 1852
en werd weldra benoemd tot adjunktkommies bij het departement
van Koloniën, voor rekening van welk departement hij van 1 Okto-
ber 1855 tot 1 Oktober 1860 tijdelijk werkzaam was ter sekretarie
van 's Rijks Munt, aan welke instelling hij weldra voor goed zou
worden verbonden en wel achtereenvolgens als kommies (K. B.
18 Januari i86i t n°. 48), referendaris (K. B. 21 Juni 1871, n<>. 18),
referendaris met den personeelen titel van adviseur (K. B. 20 Decem-
ber 1878. n<>. 9), lid van het Muntkollege, belast met de werkzaam-
heden van waardijn, (K. B. 2 Maart 1894, n °- f 8> en voorzitter van
dat kollege (K. B. 9 Augustus 1897, no. 48).
Tengevolge van de wet van 28 Mei 1901, Stbl. n<>. 130, hield het
Muntkollege den 31e»» December van dat jaar op te bestaan en trad
Besier in het ambteloos leven terug, bij welke gelegenheid hem
een fraaie plakket met zijn borstbeeld werd aangeboden.
Hij was het eerstbenoemde gewone lid van het Ned. Genootschap
voor Munt- en Penningkunde (12 Juni 1892), waarvan hij van
1893 — 1898 onder- voorzitter was. In het Tijdschrift schreef hij over
het werk van 's Rijks stempelsnijders. De Catalogus der verzameling
van medaille-stempels aan *s Rijks munt werd door hem bewerkt.
Hij overleed te Utrecht 31 Augustus 1904.
845. 1888. 6 Oktober.
70 e . Verjaardag W. A. Scholten te Gronin-
gen, tevens 50 jaar industriëeel.
Vz. Zijn aanziend borstbeeld.
Omschrift: willem albert scholten
• 1839 6 OCTOBER 1889 ir
Rechts in het veld : j. p. m. menger, f.
Kz Binnen een eikekrans:
HULDE
NA 50 JARIGE
WERKZAAMHEID
OP
INDUSTRIEEL
GEBIED
Onder den krans: w schammer
270
Omschrift: handel, nijverheid, landbouw,
EN SCHEEPVAART IN DE PROVINCIE GRONINGEN °&
Brons, 60 m.M., Verz. Z.
W. A. Scholten werd als predikantszoon geboren te Loenen op
de Velnwe 6 Oktober 1819, stichtte 1838 te Warns veld, later in 1 841
te Foxhol een verfstoffen- en aardappel meelfabriek, na enkele jaren in
een aardappelstroopfabriek veranderd. Later stichtte hij nog tal van
fabrieken in Nederland, Pruissen, Gallicie, Polen enz. De N. A. S.
M. werd door hem krachtig ondersteund, een harer booten werd ook
naar hem genoemd.
Hij overleed te Groningen 1 Mei 1892.
84tt. 1889. 1 November.
30-jarig bestaan van het Studentengezelschap
„Amicitiae Sacrum", te Utrecht.
Vz. Twee saamgestrengelde handen.
Omschrift: amicitiae sacrum
1859 1 nov. 1889
Kz. Het op eene stralende en vlammende
zon rustende ongekroonde wapen van de
gemeente Utrecht; daaronder in boog:
sol justitiae illustra nos
Zilver en brons, 34 m.M. door Begeer.
Verz. Z.
840*. 1889.
Penninkje ter eere van prinses Wilhelmina
In verdiept veld, omgeven door zigzagcirkel,
het aanziend, hoog opliggend borstbeeld van
H. K. H. Prinses Wilhelmima.
Zilver, eenzijdig, 17 m.M., door gebrs. Leih
te Amsterdam.
Verz. du Crocq.
(Wordt vervolgd).
Eenige opmerkingen over gedenkpenningen uit
de eerste helft der 16° eeuw.
Uiterst moeilijk is het, om met zekerheid den
vervaardiger aan te wijzen van niet gemerkte ge-
denkpenningen.
De medailleurs uit het begin der i6 e eeuw
vonden het blijkbaar onnoodig, hunne stukken te
merken.
De geschiedenis der medailleurkunst van dien tijd
blijft daardoor onvolledig.
Boeken en archieven geven weinig licht in deze
duisternis.
Door vergelijking der gedenkpenningen, door het
groepeeren van stukken, die overeenkomst van
stijl en techniek vertoonen, of die dezelfde gebre-
ken hebben, komt men somtijds tot een resultaat.
Eén gemerkt stuk kan op deze wijze eene geheele
reeks bepalen.
Alexandre Pinciiard heeft dit stelsel gevolgd
in zijn werk: „Histoire de la gravure des medailles
en Belgique, depuis Ie XV siècle jusquen 1794".
Te vergeefs raadpleegden wij dit werk bij de
beschrijving van de penningplaat met het borst-
beeld van Jan van E(;mond, van 1520. 1)
In „L'art du medaille ur en Belgique' van
Dr. Jülien Simonis was evenmin eene oplossing te
1) Van Mikris, dl. II, l>lz. 37.
19
272
vinden van de vraag, wie de vervaardiger van dit
stuk is geweest. (1)
Beide schrijvers erkennen het als verdienstelijk
werk van Vlaamschen oorsprong. (2)
In de verzameling van het Friesch Genootschap
te Leeuwarden zijn twee exemplaren van dezen
penning.
Één in zilver is blijkbaar valsch, misschien in het
midden der i8 e eeuw, handig gemaakt naar de af-
beelding bij Van Mieris. Het andere in brons
gegoten, lijkt mij toe een oud afgietsel van de
penningplaat te zijn. Voor origineel durf ik het
niet verklaren. Maar in elk geval is dit een prach-
tig specimen van klein-plastiek. Sober van lijn,
levendig van uitdrukking, een uitnemend gemode-
leerd profiel. (3) Zie plaat I, N°. 1.
Het zoeken was vruchteloos tot het toeval een
spoor aanwees.
Voor de beschrijving van eenige Oranje-penningen
hebben wij onlangs de „Medallic illustrations of
British history' door Franks, aangekocht. Bij het
doorbladeren van dit werk vonden wij, op blz. 32,
de reproductie eener penningplaat met het portret
van Hendrik VIII, die ons onmiddellijk herinner-
de aan de beeltenis van Jan van Egmond.
Eene nauwkeurige vergelijking van onze penning-
plaat met deze afbeelding overtuigde ons, dat beide
stukken van dezelfde hand moeten zijn.
1) Dr. Julien Simonis, „Vart du médailleur en Belgiaue", blz. 78 en 133.
2) A. PlNCHARD, „Flistoirc de la gravure des médailles en Belgiqtie" % h\z.%.
3) In den stijl van Bartel Brham, schilder en graveur te Neurenberg,
1502- 1540. Zie zijne portretten van Karel V en van diens broeder Ferdinand.
{Bartsek 61.)
273
Stijl, teekening, houding- en modelé van het profiel,
indeeling, letterfries en lettertype van den pen-
ning zijn volkomen gelijk. Op plaat I lieten wij
gemakshalve ook de penningplaat van Hendrik VIII
afbeelden naar de prent bij Franks. Zie plaat I, N°. 2.
Franks vermeldt daarbij : „This portrait, which
is in the form of a medal, is in opaque blue glass
imitating lapis lazuli, but no specimen in any metal
is known. A comparison of this piece with the
medals by Michakl Mercator of himself shows
a very similarity in style and workmanship.
The treatment of the portrait is similar, and
what in medals is a strong mark of identification,
the lettering is alike in character. This, therefore
may be one of the medals which, Puteanus says,
Mercator executed for Henrv VIII: but of which,
hitherto, no specimen or copy has been known.
The age of the portrait appears to be of the time
of Mercator's arrival in England."
Op blz. 9, bij Pinchard, vinden wij dat de his-
torieschrijver Henrt van de Putte of Puteanus
in zijne biographie van Mercator mededeelt, dat
deze aan het Engelsche hof werkzaam was, en dat
Koning Hendrik VIII alleen door hem op eenen
penning wilde afgebeeld worden.
Wij mogen, op grond van deze beide uitspraken,
aannemen dat de penningplaat, onder N°. 18 door
Franks vermeld, gemaakt is door Michael Mer-
cator van Venloo.
Hieruit volgt dan, op grond der overeenkomst van
stijl enz., dat ook de penning met het profiel van
Jan van Eomond van zijne hand is.
274
Tot versterking van dit beweren kan dienen, dat
de medailleur vóór zijn vertrek naar Engeland,
in dienst was van, of werkte voor Floris van
Egmond graaf van Buren. Wij vonden dit feit, op
blz. 42, bij Franks aldus vermeld: „but from do-
cuments it would seem that Mercator was under
the protection of Floris d'Egmoxd, Count of Buren,
a strong imperialist, and a determined opponent to
the Duke of Guelders, and who speaks of him in
1527 as „mon orfebre." 1)
Floris van Egmond was een neef van Jan graaf
van Egmond, wiens portret op onzen penning prijkt.
Floris was „a strong imperialist" en Jan was ka-
merheer van Karel V, (2) dien hij op al zijn
reizen vergezelde. (3) Beide neven waren dus de-
zelfde staatkundige richting toegedaan. De goud-
smid van graaf Floris kan zeer goed het portret
van graaf Jan van Egmond hebben gemaakt.
Bij Pinchard vonden wij eene verwijzing naar
het opstel „Michel Mercator de Venloo, ciseleur
de médailles du seizième siècle, door C. P. Skrrure,
in de Revue de la uumismatique beige, i c série,
t. V. p. 1 1 3." De Heer Serrure schrijft daar
1) Het schijnt dat Mercator ook voor staatkundige doeleinden naar
Engeland gezonden werd. Zie hierover Franks, blz 42.
2) Vergelijk met onze afbeeldingen op plaat 1, Nos. I en 2 de penning-
plaat met het portret van Karel V, bij Van Mieris dl. II, blz. 142- 1.
Het draagt het jaartal 1521.
3) Jan, graaf van Egmond, geboren in 1499, erfgenaam van zijns vaders
heerlijkheden Egmond, Hoogwoucle, Aart woude en Baar. Hij werd kamerheer
van Keizer Karel V, die hem de Guldenvliesorde schonk, en dien hij op
zijne tochten naar Spanje, Italië, Duitschland, Engeland en de Nederlanden
vergezelde. Hij werd op een dier reizen te Ferrara ziek en stierf te Milaan
den I9 en April 1528.
A. J. Van der Aa, Biographisch woordenboek.
275
(blz. 120): „Peut-être y a-t-il quelques renseignements
k puiser dans les ouvrages qui traitent de thistoire
des beaux-arts en Angleterre. Problablement par-
viendra-t-on bientót k pouvoir lui attribuer quelques-
unes des médailles qui remontent k son époque."
En verder: „Van Mieris, t. II, p. 37, donne
encore une autre médaille, que nous sommes tenté
d'attribuer également k Mercator; c'est celle qui
offre les traits de Jeax, comte d'Egmond. Comme
celle-ci paratt avoir été exécutée vers Tannée
1520, il a pu la ciseier avant son départ pour
T Angleterre." 1)
Het zou zeer opmerkelijk zijn, zoo deze profetie,
door den Heer Serrure in 1849 geschreven, ein-
delijk vervuld werd. Dat die penningkundige ook
de overeenkomst van stijl met de stukken van den
Venlooschen ciseleur heeft opgemerkt, bevestigt ons
zeker in onze meening.
Allerminst beelden wij ons in, hiermede wiskun-
stig te hebben bewezen, dat de penningplaat van
Jan van Egmond vervaardigd is door Michael
Mercator; al houden wij ons zelf daarvan voldoen-
de overtuigd.
Wij hebben alleen de waarschijnlijkheid van dit
feit versterkt, door te wijzen op de volkomen ge-
lijkheid van stijl en modelé met den portret-penning
van Hendrik VIII, en door de mededeeling, dat
Mercator als goudsmid en medailleur in dienst
was van het geslacht der Egmonds.
I ) Vergelijk mot on/e afbeeldingen ook de |>ortret-pennin^en van plaat IV
in de Rmut. Met deze stukken is eveneens de stijlverwantschap gemakke-
lijk aan te wijzen.
276
Een uitnemend voorbeeld van Italiaansche plastiek
is de penning, vervaardigd door Leone Leoni van
Arezzo, i) afgebeeld in het 2 e deel van Van Mieris,
blz. 376, en op onze plaat I, N os . 3 en 4. 2) De
beeltenis van Andreas Doria, hertog van Genua,
admiraal in dienst van keizer Karel V, versiert
het voorstuk. Op de keerzijde vertoont zich eene
keizerlijke galei. Naast het schip ziet men een
bootje en een figuurtje, schrijlings zittende op eenen
dolfijn. Van Mieris vermeldt, dat deze penning
gemaakt is ter herinnering aan de overwinning,
welke de Admiraal op de Turken behaalde, en
dateert hem op 1532. Van de voorstelling der
keerzijde geeft hij geen verdere verklaring.
In de verzameling van het Friesch Genootschap
is een uitmuntend bewaard exemplaar in zilver van
dezen penning aanwezig.
Bij de beschrijving der Italiaansche penningen
gebruiken wij de „Monographien des Kunstgewer-
öes % IX. Medaillen der italiaiischen Renaissance"
von Corneliüs von Fabriczy. Op blz. 100 geeft
deze auteur, in eene interessante beschrijving van
het avontuurlijk leven van den kunstenaar, de
volgende bijzonderheden over den bovenvermelden
penning: „Aus Eifersucht gegen seinen Rivalen
Cellini, veranlasst er dessen Verhaftung, (1538) un-
ter dem Vorwand, er habe zur Zeit des Sacco die
1) Leone Leoni van Arezzo (i 509-1590.1 was een door zijne tijdgenooteu
hooggewaardeerde beeldhouwer in marmer en brons.
2) Wij lieten dezen sclioonen penning opnieuw afbeelden, omdat de tegen-
woordige wijze van reproduceeren de goede hoedanigheden van het stuk
meer doet uitkomen.
277
p&pstlichen Juwelen entwendet. Benvenuto gelingt
es, sich von der Anklage zu reinigen, und kurz
darauf (1540) kommt Leuni selbst wegen einer
an dem deutschen Goldschmied Waldener verüb-
ten Gewaltthat auf die Galeeren. Durch die Pro-
tektion Andrea Dorias erhalt er indes bald seine
Befreiung und formt aus Dankbarkeit (1541) in
Genua die Medaille seines Retters, eine seiner le-
bensvollsten Arbeiten. Auf der einen ihrer zwei
verschiedenen Kehrseiten hat er sein von den Ket-
ten des Galeerenstraflings umrahmtes Selbstbildnis,
auf der andern die Galeere und einen Kahn, der
ihn von dieser entführt, dargestellt." 1)
Door deze nieuwe verklaring van den penning
vervalt die van Van Mieris, en wordt het stuk
gedateerd op 1541, in plaats van op 1532. Ook
wordt ons nu de beteekenis duidelijk van de figuur-
tjes op de keerzijde.
Een bronzen exemplaar van dezen penning, met
portret van Leone Leoni, als galeislaaf, hebben wij
onlangs voor onze eigene verzameling aangekocht.
De afbeelding van dit zeldzame stuk vindt men
op plaat I, N°. 5. 2)
1) Von FABRICZY schrijft met grooten lof over Leoni's kunstvaardigheid,
ook als beeldhouwer. Over zijn karakter is zijn oordeel zeer ongunstig.
2) Deze penning is niet afgebeeld bij Van Mieris en ook niet in de
MonographU.
278
Oorspronkelijkheid hebben alleen de kunstenaars
bij de gratie Gods, de uitverkorenen.
Vele artisten vullen door vaardigheid aan, wat
zij aan genialiteit te kort komen. Tot deze laatsten
kunnen de meeste medailleurs gerekend worden.
Er bestaan enkele sublieme, vele mooie en zeer
vele leelijke gedenkpenningen.
Men houde in het oog, dat wellicht geen kunst-
vak door grooter verscheidenheid van menschen is
beoefend, dan de medailleurkunst. In den tijd der
Renaissance: door beeldhouwers en schilders, later
door goudsmeden, ciseleurs, drijvers, stempelsnij-
ders, graveurs en plaatsnijders.
De uitgebreide verzameling kopergravures, voor-
namelijk die der portretten, in het Friesch Museum,
is ons van veel nut bij de beschrijving der gedenk-
penningen.
Vergelijking met die prenten brengt aan het licht,
dat de beeltenissen en voorstellingen op zeer vele
penningen aan schilderijen, gravures of andere kunst-
werken zijn ontleend. Het ontwerp van beeld of
voorstelling was dikwijls niet van den medailleur.
Bij voorbeeld: de prachtige penning met het
portret van Luther in monnikspij, een schitterend
gevormd basrelief, (zie : Van Mieris II, blz. 1 1 5, N°. 2,)
vertoont veel overeenkomst met de gravure van
Daniël Hopfer, van 1523. (Bartsch 86.) 1)
1) Daniël Hopfer, geb. te Augsburg 1490, gest. 1536. Zijne gravure
met het portret van Luther, is misschien ook slechts eene kopie. Wij
vonden in yy Der Kupf er stick" van Friedrich Lippman, 1896, over hem het
volgende : „Mehr oder weniger getreu, jedoch in stark vergrobernder Weise,
kopiert er Stiche von Dürer, Jacopo de Barbari u. a."
279
Het Museum te Leeuwarden bezit dezen penning.
Het groote verschil tusschen voor- en keerzijde
valt dadelijk in het oog. Een kunstenaar, die
zoo'n uitstekend portret teekent, maakt een veel
mooiere keerzijde. De man, die de keerzijde
ontwierp en goedkeurde, was niet in staat een
zoo levendig profiel te scheppen. Bij de por-
tret-gravures van Luther ontdekten wij dan ook
spoedig zijn voorbeeld.
De gedenkpenning met het borstbeeld van den
Italiaanschen dichter Lodewijk Ariosto (Van Mieris
II, blz. 377, N° 2.) is vervaardigd door Pastorino
de Pastorini, (i 508-1 592) „maestro di stucchi" in
dienst van den groothertog Frans van Toskane.
Voor dezen eenvoudigen maar zeer natuurlijk ge-
boetseerden mannënkop heeft de artist zich vrij
zeker geïnspireerd op de gravure van Enea Vico. i)
(Bartsch 241.)
Zoo heeft de gravure met het portret van den
kardinaal Pietro Bembo van denzelfden plaatsnijder,
(Bartsch 242.) als voorbeeld gediend voor den
Misschien moet de oorspronkelijke gravure onder de prenten van Dor ER
gezocht worden.
In de iy BwgrafhicaI dictionary of medallists" by L. FoRRER, 1904, vol.
II, pag. 488, vindt men over dezen penning: „H. (*. iGerm.) Signature of
a (ierman Medallist of the sixteenth century. It occurs on a beautiful Por-
trait-medal of Luther, 1521, which is copied from an engraving by Höpfnkr,
not by Cranacii, as stated by Erman, in iy Deutsrhe Medailleure", p. 48.
A specimen of this mcdal, from the VöLCKER-Collection, was sold for
2705 Marks at the Salc of the Winderly-von Muralt Collection. (Part. IV,
April 1900.) The signature is engraved in the incuse, as is the date also."
Onze penning is niet gemerkt.
1} Enka Vico, een bekwaam plaatsnijder, geboren te Parma, werkte tus-
schen 1540 en 1560.
2ÖO
fraaien penning door den kunstvaardigen goudsmid
Benvenuto Cellini (i 500-1 571) gemaakt.
De Duitsche penningen met bijbelsche voorstel-
lingen uit het begin der i6 c eeuw, vertoonen sterke
stijlverwantschap met de houtsneden en kopergra-
vures uit dien tijd.
De Aanbidding der Herders op een dezer stuk-
ken is eene vrij getrouwe kopie van het vierde
blad van Albrecht Dürers „Kleine Passion"
(Bartsch 20.) Zie plaat I, N°. 6.
Het sterkst echter komt dit navolgingssysteem
uit bij den penning met het borstbeeld van Jan
Beukelsz. van Leiden, koning der Wederdoopers te
Munster, afgebeeld bij Van Mieris, dl. II, blz. 411,
N°. 2. Deze vrij goed gevormde penning is eene
nauwkeurige kopie van de kopergravure van Hein-
rich Aldegrever i) (Bartsch N°. 182.) Zelfs het
onderschrift der gravure is op den penning
overgenomen als randschrift. De rijksappel met
kroon en zwaarden in den linker-bovenhoek der
prent prijkt op het ruggestuk. Op plaat II vindt
men eene verkleinde reproductie van de gravure;
men vergelijke die met den penning.
In „Die Medaillen und Plaketten der Kunstsamm-
lungvon W. P. Metzler" door Dr. Julius Cahn 1898;
wordt dit stuk toegeschreven aan Hans Reinhart
te Leipzig. Van hem wordt gezegd (op blz. 33.) :
„Die Technik der Medailleurkunst ist durch Hans
1) Heinrich Aldegrever, bekwaam schilder en plaatsnijder, geboren te
Paderborn 1502, tot 1555 werkzaam te Soest in Westpbalen, was een vurig
aanhanger der Hervorming.
28 1
Reinhart auf eine Höhe gebracht worden, welche
sie seitdem nicht wieder in Deutschland erreicht hat, %%
Men ziet het een technisch zeer kunst vaardig
man, doch een kopiist.
De Nederlandsche medailleurs maken in deze
geene uitzondering. Ik geloof, dat ik de voorbeel-
den voor de portret-penningen der Oranjevorsten
van Pieter van Abeele niet te vergeefs zal zoeken
bij de gravures van Willem Jacobsz. Delff i) en
Chrispijn van Queborn, gesneden naar de schilde-
rijen van Mierevelt en anderen. 2)
En de vier deftige burgemeesters van Amsterdam
op den grooten penning, 3) gedreven door Wouter
Muller, 4) zijn eenvoudig „geschaakt" van de
schilderij „De burgemeesters van Amsterdam in
1638" door Thomas de Keijser, 5) of van de prent,
naar die schilderij in 't koper gesneden door Jonas
SUIJDERHOEF. 6)
Maar deze stukken behooren tot een later tijdperk.
Van Mieris en Van Loon hebben de gedenk-
penningen als verluchting der geschiedenis ge-
bruikt, of de geschiedenis zoo geschreven, dat de
i) Willem Jacobsz. Delff, bekwame plaatsnijder ( 1580 1638.Ï Hij gra-
veerde de portretten van Mierevelt op voortreffelijke wijze in 't koper.
Crtspijn van Queborn, geb. 1604 te 's-Gravenhage, zeer l>ekwaam plaatsnijder
2) Michiel Mierevelt portretschilder geb. te Delft 1567, gest. 1641.
3) Van Loon, dl. II, blz. 373 en de Vries en de Jonük, pi VII, No. 6.
4) Wouter Muller, graveur en goudsmid „in de vergulde Dolphijn"
te Amsterdam, 1653 — 1668.
5) Thomas de Keijser, geb. te Amsterdam 1596. gest. 1667, zoon van
den architect-beeldhouwer Hendrik de Kkyskr. De schilderij hangt in het
Mauritshuis te 's-Gravenhage.
6) Jonas Suijderhoef, uitnemende hollandsche graveur, werkte 1641-1669.
282
hun bekende penningen daarin konden worden op-
genomen, i)
Het historische feit, waaraan men het ontstaan
van den gedenkpenning meent te kunnen toeschrij-
ven, wordt daardoor meer op den voorgrond ge-
plaatst dan het metalen gedenkstuk.
Eene geschiedenis van den gedenkpenning, eene
kunsthistorische beschrijving, zou voor de numisma-
tiek groote waarde hebben.
Wij poogden den schepper van een kunstwerk
aan te wijzen.
Van een ander vermeldden wij het feit, dat
aanleiding gaf tot zijn ontstaan.
Over den oorsprong van portretten en voorstel-
lingen op gedenkpenningen gaven wij het resultaat
onzer nasporingen.
Zou door wederzijdsche mededeeling van zulke
gegevens in dit tijdschrift onze kennis der kunst-
historie van den gedenkpenning niet bevorderd
kunnen worden?
Leeuwarden 6/4 1904. S. Wigersma Hz.
1) Zelfs zijn er in het begin der 18e eeuw penningen gemaakt om feiten
uit het midden der 16e te herdenken, bijv. die op de overhandiging van het
smeekschrift der edelen in 1566. (Van Loon. I, 80.)
Gegraveerde Penningen.
Er was een tijd, dat naast de geslagen of
gedreven medailles de gegraveerde stukken in
hooge eer waren. Wie denkt niet aan de uitste-
kende fraaie Nederlandsche penningen, die met
groote kunstvaardigheid en smaak tooneelen weer-
gaven, ontleend aan de Heilige Schrift, de mythologie
of het familieleven dier dagen?
Wie herinnert zich niet de fraai gegraveerde
schepen in volle zee of de aardig bewerkte emblemen
van liefde en trouw?
Het was een mooie intieme kunstuiting, die in
den loop der I9 de eeuw sliep, om in den aanvang
der 2<> ste glorierijk te herleven. De eer van die
herleving komt in ons land toe aan den heer
E. Voet Jr., te Haarlem. Door hem zijn in de
jaren 1902 — 1904 een drietal uitnemende penningen
gegraveerd, die men gerust kan plaatsen naast
de oude Nederlandsche stukken.
Vooreerst is het de herdenking van het huwe-
lijk van Willem Jan Voet en Anna Mathilda
Westerveld.
Aan de voorzijde is afgebeeld een zeilend schip,
op de wimpels vinden wij de data, de initialen W
en A en het wapen van Haarlem, daaromheen de
namen: Willem Jan Voet en Anna Mathilda
Westerveld. In de vier hoeken zijn emblemen
aangebracht: bovenaan de Phoenix, terzijde aan
beide kanten een hert en onderaan een gevleugeld
brandend hart.
284
De keerzijde draagt in het midden Vondel's
bekende woorden: Waar - weró oprechter - trouw,
DAN TUSSCHEN - Man EN VROUW - TER WaERELT
ooit - gevonden. Daaronder de initialen van den
maker, E. V. Jr., fee. Het omschrift luidt: Te
Haarlem in den echt verbonden den 4 en Sept. 1902.
Ook hier zijn de hoeken met emblemen gevuld:
bovenaan twee verbonden handen een bloem hou-
dend, aan de beide zijhoeken twee brandende
toortsen en onderaan de pelikaan, haar jongen
voedend.
Met grooten smaak en soberheid is deze penning
uitgevoerd, zeer verdienstelijk zijn ook de letters.
Een tweede penning werd in 1903 door Voet
vervaardigd. In dat jaar werd in den Haag de
dag herdacht, waarop de rector van het gymna-
sium, Dr. Tn. P. H. van Aalst, voor vijf en
twintig jaar te Leiden promoveerde.
Curatoren van het Gymnasium boden den jubi-
laris eenen gegraveerden penning aan. Aan de
voorzijde prijkt middenin het Haagsche Gymnasium,
„Palladis Haganae Sedes", zooals het omschrift
zegt. Boven in den hoek het Haagsche wapen,
ter zijde links een ATHENA-kop, rechts een Apollo-
kop, beiden gecopieerd naar oud-grieksche munten,
onderaan Atiiene's uil. Het geheel symboliseert
dus de wetenschap en de kunst, waarvoor de Haag-
sche school de jonge gemoederen voorbereidt.
Aan de keerzijde in het middenvak het opschrift:
EST ANIMÜS - TIBI RERUMQUE - PRUDENS ET SECUN -
dis temporibus - DUBiisQUK - RECTüs. Het omschrift
zegt: Curatores v° Doctiss Th. P. H. van Aalst
Rectori Gymn e . Boven in den hoek de lamp, die
285
pleegt het studeervertrek van den geleerde in de
nachtelijke uren te verlichten, onderaan de capsa
met handschrift, waarop: „historia", aanduidend
het geliefde studievak van Dr. van Aalst. Ter
zijde staan de jaartallen 1878 — 1903.
Een derde penning herdenkt den ouden waar-
digen heer H. J. Scholten, Teyler's conservator,
die onlangs zijn tachtigsten verjaardag vierde.
Op het hoofd vlak staat keurig gegraveerd het
stadhuis te Haarlem.
Het omschrift zegt : • ars • longa • • vita • brevis • In
hoeken zijn de emblemen geplaatst, dierbaar aan
S T . Lucas. Bovenaan gevleugelde koeienkop en
ster, in de beide zijvlakken: palet en penseelen,
onderaan het wapen. De keerzijde vertoont de
opdracht: Aan - H. J. Scholten - is deze gedenk-
penning - aangeboden op zijn - 80" 1 Verjaardag -
Haarlem - 19 "- 04. Er omheen: • vita -longa •
• ars • longior • De hoeken zijn aldus gevuld: boven-
aan het Amsterdamsche wapen, onderaan dat van
Haarlem, aan ieder der zijden teekenpen en ets-
naald. De drie penningen zijn alle van zilver en
op ware grootte afgebeeld.
Daar de heer Voet nog jong is, zal het hem
misschien gegeven zijn nog veel dergelijk mooi en
smaakvol werk te leveren, hij heeft in deze drie
eerste penningen de gelegenheid gehad drie schoone
zaken te symboliseeren: de Liefde, de Wetenschap
en de Kunst. Van harte wenschen wij hem veel
werk toe, reeds nu is wat hij gepresteerd heeft
van zeer veel belang voor de geschiedenis der
medaille in ons land.
H. J. de Dompierre de Chaufepié.
286
Toen wij de drukproeven ontvingen van de
eerste twee vellen dezer aflevering, werden wij tot
eene aanvulling genoopt, die wij zoo gaarne hadden
achterwege gelaten. Op blz. 269 toch gaven we
bij den penning op zijn 25-jarig huwelijk een korte
levensschets van Mr. Lodewijk Willem Alexander
Besier en we moesten die nu aanvullen met de
woorden: „Hij overleed te Utrecht, 31 Augus-
tus 1904." We kunnen hier volstaan met naar
deze levensschets te verwijzen, maar niet zonder
daaraan toe te voegen eene uiting van onze groote
smart, dat ons oudst-benoemde gewoon lid, onze
oud-ondervoorzitter, onze steeds zoo hulpvaardige
mede-beoefenaar der munt- en penningkunde, ons
is ontvallen.
Z.
Gemengde Berichten.
Middenbrons van den Romeinschen Keizer Didius
Julianus, gevonden te Reimerswaal.
Onlangs kwam mij in handen i ) een middenbrons van den
romeinschen Keizer Didius Julianus, wiens volle namen
waren: Marcus Didius Severus Julianus. Het stuk
was gevonden in de slikken, op de plaats waar oudtijds
de stad Reimerswaal heeft gelegen.
De munten van Keizer D. JULIANUS zijn zeldzaam, ver-
klaarbaar door het feit, dat hij slechts van 28 Maart tot
I Juni 193 heeft geregeerd
De voorzijde van het met eene groene patina bedekte
muntstuk vertoont het borstbeeld van den Keizer met
stralenkroon ; van het omschrift is goed leesbaar : — M •
DID-JULIAN- AVG.
Op de keerzijde ziet men FORTUNA, links gewend, in
de linkerhand een hoorn des overvloeds vasthoudende,
en in de rechter het roer van een schip.
Omschrift: P. M. Tr. P. Cos. (Coiien N°. 13).
DIDIUS JULIANUS, die reeds aanzienlijke betrekkingen in
staatsdienst had bekleed, kwam op geheel onverwachte wijze
aan de regeering.
Zie hier de toedracht der zaak:
Na den moord, gepleegd op zijn voorganger PERTINAX,
kwam men te Rome op het zonderlinge denkbeeld, de
keizerlijke waardigheid aan den mcestbiedende te verkoopen.
Ken soldaat maakte van den wal der legerplaats de uitloving
bekend, en toen DIDIUS JULIANUS, volgens sommigen op
aandringen zijner heerschzuchtige vrouw Manlia Scantilla
I) Thans eigendom van hel Zeeuwsen (iciitxH.schap.
20
288
en zijne niet minder naar aanzien hakende dochter DlDlA, door
het aanbieden van 5000 sestertii aan iederen soldaat, elk
record had geslagen, werd hij tot keizer uitgeroepen. Dit
gebeurde den 28 Maart 193.
Ware nu D. JULIANUS een zeer kundig mensch geweest of
een handig praktikus, zoo zou men mogelijk over het onna-
tuurlijke zijner verkiezing een tijdlang zijn heengestapt, nu
echter het tegendeel waar was, en de senator D. JULIANUS
in de verste verte niet voor de moeilijke taak van romeinsch
Keizer berekend was, stonden, bijna onmiddellijk na zijne
verkiezing, van drie zijden de legioenen tegen hem op. Hij
moest het onderspit delven en werd door Skptimius
SEVERUS in de keizerlijke waardigheid opgevolgd.
D. Julianus werd op last van den Senaat den 1 Juni
193 vermoord.
Zie hier hoe Abr. Bogaert i) dezen Keizer in verzen
heeft bezongen:
't Was Juliaan, die, toen 't bezit van Romens troon,
Door 't krygsvolk, ieder een voor geld wierd aangeboón,
De trotse tytel dorst van Roomsche Keizer koop en.
Doch wat stond hem van een gekochte troon te hopen,
Als ieders woeden, en de naam van een tieran?
De Raad getreden in een heimlijk eedgespan,
Kan zyn verwaantheid niet verdragen, noch gedoogen.
Elk ziet zyn staatzucht aan met schele en nydige oogen,
Des hy aan alle kant verlegen en benart,
Den schelmzen LETUS 2), en ook Marcea, door 't hart
Laat booren, maar niets kon 's volks razerny betoomen
Als 't haatlyk bloed, dat uit zyn wonden kwam te stromen
Scantilla, 3) aan wiens pen moet ik geloof nu slaan,
1) S. SCHIJ.WOETS, Miintkabinet der roomsche Keizers en Keizerinnen^
In vaarzen beschreeven door Abraham Bogaert. Met 70 Kopere Plaaten
verciert. Amst. 1695.
2) Laetüs was de moordenaar geweest van Commodus en Pertinax.
3 MANLIA SCANTILLA, VTOUW van JULIANUS.
289
Is 't Spartianus, zeg, of is 't Herodiaan i)
Die ik moet volgen in uw leven te beschryven?
Gy weet op 't naaktste alleen de grond van uw bed ry ven ;
Doch ik verwerp heel d' eerste en volg de laatste na.
Gy hebt uw bedgenoot met uwe Didia,
Toen 't Krygsvolk 't roomsche ryk voor 't hoogste bod
[wou geven
Als een verwaande van de tafel afgedreven,
Op dat hy handelen zou, met haar van \ Keizerryk ;
Maar hoe verschrikte uw ziel, toen u 't mishandelt lyk
Van JULIAANUS, door SEVERUS, wierd gezonden,
Herdenkende, dat gy waard d' oorzaak van zyn wonden.
M. D. M.
Eereprijs voor Handboogschutterijen> 1852.
{Tijdschrift, blz. 225.)
Een exemplaar van verguld zilver berust in het Stedelijk
Museum te Alkmaar. C. W. B.
Landbouwtentoonstelling te Aarlanderveen.
Ons medelid W. K. F. Zwierzina behaalde op de ten-
toonstelling van land-, tuinbouw en veeteelt van wege de
afdeeling Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen, in laatst-
gemelde gemeente gehouden op 23 — 25 Augustus jl., een
bekroningspenning met zijne inzending van 169 penningen
op landbouw, tuinbouw en veeteeltbetrekking hebbende, of
met aan een dier takken van nijverheid ontleende
emblemen prijkende.
1) IIkkudianus geeft «Ie >chuld van alles aan Scantilla, terwijl Spartianus
Termeldt, dat zij, Julianus ondergang voor oogen ziende, het hem heeft
afgeraden.
290
Nieuw uitgekomen Penningen.
Vervolg van Tijdschrift 1903, blz. 314.
Addenda, 1° Op blz. 315 van jaargang 1903 bij:
Plakket VAN BEUNINGEN, toe te voegen: gemodelleerd
door Corns. L. J. Begeer.
2° Op blz. 318 aldaar bij: Herinnering aan den Zuivel-
kursus te ? te lezen : Meerkerk 5 Augustus — 4 September
1902.
1900.
1 Mei. 50-jarig bestaan der Onderlinge Brandwaarborg-
maatschappij voor de gemeente Leeuwarden. Goud, gegra-
veerd 53 m.M.
15 — 17 Juni. Hondententoonstelling „Nimrod" te Arnhem,
ruit, hoog 67 m.M., door Voet.
SwAMMERDAM-medaille, Genootschap ter Bevordering van
Natuur-, Genees- en Heelkunde te Amsterdam.
Goud, 56 m.M. (Bronzen afslag in Verz. Z.).
De deelneming van Nederland aan de wereldtentoon-
stelling te Parijs. Plakket, 88 bij 54 m.M., koper verzilverd,
door H. KAUTSCH.
1901.
9 April. 25-jarig bestaan der Studentenroeivereeniging
„Laga" te Delft. Zilver, met oog en ring, 21 m.M,
ateliers BEGEER.
Oktober. Plakket met borstbeeld van Mevr. de Wed.
S. LENS-ENDERS te Utrecht. Brons, 130 bij 175 m.M.,
door Corns. L. J. Begeer.
1902.
6 Februari. 25-jarig bestaan der Rijkskweekschool voor
onderwijzers te Deventer. Terra cotta, 110 m.M., door
W. G. van Poorten.
291
23 — 3 1 Augustus. Landbouwten toonstelling te Leeuwar-
den. Zilver en brons, 62 m.M., door FADDEGON (JANVIER)
1 September, 2 5-jarige vriendschap tusschen M R . S. baron
Creutz en P. I. B. Ruys de Perez.
Plakket in brons, 190 bij 130 m.M. Ateliers BEGEER.
4 September. Huwelijk van W. J. VOET en A. M. WESTER-
VELD te Haarlem, zie blz. 283 hiervoor.
7 September, 6 dc Jaarvergadering van den Nat. Bond
voor Vreemdelingenverkeer Zilver draagt eeken, 22 m.M.
Ateliers BEGEER.
Plakket met borstbeeld van zijn zoontje C. J. BEGEER.
Brons, 135 bij 190 m.M., door CoRNS. L. J. BEGEER.
Nieuwe Vz. der Rijksprijspenningen voor verdienstelijke
scheepsjournalen. Zilver 50 m.M., goud 36 m.M., door
J. C. WlENECKE.
1903
1 Januari. C. SCHILLEMANS 40 jaar eigenaar der uitgevers-
firma W. J. Thieme & Co. te Zutfen.
Zilver, 50 m.M. Ateliers Begeer.
19 Januari. RlCHARD Hol 40 jaar direkteur der Stads-
koncerten te Utrecht. Zilver en brons, 58 m.M. idem.
21, 22 Januari. 2 C Wapenfeest van den Onderofficiers-
Schermbond te Amersfoort. Brons, 47 m.M., idem.
24, 25 Januari. Hondententoonstelling te Haarlem.
5-Jarig bestaan der Kynologenklub „Amsterdam".
Brons, 42 m.M., door F. J. Werner (Gerritsen).
2 Februari. 250-jarig bestaan van New- York als zelfstan-
dige gemeente, (met beeld van Peter Stuyvesant), brons,
50 m.M.
22 Februari. Schietwedstrijd ,, Eendracht maakt Macht"
te Oud-Kralingen, verguld zilver, zilver en brons, 30 m.M.
door van Kempen.
Alsvoren, verguld zilver en zilver, 50 m.M. door idem.
292
*) 3 Maart. 25 e Gedenkdag der kroning van paus Leo XIII,
brons, ovaal 23 bij 21 m.M., door AUG. FALISE (GERRITSEN).
16 Maart. 50-jarig huwelijk van Mr. J. H. C. baron
de Vos van Steenwijk en A. M. F. baronesse van
Aerssen Beyeren van Voshol, zilver, 60 m.M. door
G. Devreese.
16 Maart. Gevel wedstrijd te Haarlem, 2 verschillende,
I verguld zilver, 1 geöksideerd zilver, 50 m.M., door
E. Voet Jr. (uniek)
1 April. J. van Lokhorst, 25 jaar rijksbouwkundige.
Goud, zilver, brons, 51 m.M., door J. C. WlENECKE.
April. Spoorwegstaking. Hulde van de Amerfoortsche
burgerij aan de politie, zilver, 20 m,M Ateliers BEGEER.
April. Prijspenning van den Volksbond, Vereeniging
tegen Drankmisbruik. Brons, 35 m.M., idem.
8 — 10 Mei. Hondententoonstelling Cynophilia te Amster-
dam. Brons, 41 m.M., idem.
21 Mei. Festival te Oudewater, brons, 46 m.M., idem.
23 — 25 Mei. Hondententoonstelling Kynologenvereeniging
Nederland te Rotterdam. Brons, ovaal 50 bij 40 m M.,
door van Kempen.
*) 27 Mei. Opening van de nieuwe beurs te Amsterdam.
Zilver en brons. 60 m.M. door F. J. Werner (Gerritsen).
15 Juni — i September. Tentoonstelling van nijverheid
en kunstindustrie te Groningen. Brons, 50 m.M., door
van Kempen.
19 — 21 Juni. Hondententoonstelling Nimrod te Utrecht,
brons, ruitvormig, hoog 67 m.M., ateliers BEGEER.
21 Juni 2 C Eeuwfeest der drukkerij van de firma JOH.
Enschedé en Zonen te Haarlem.
A. Aangeboden door het personeel, goud, zilver en
brons, 59 m.M., ateliers BEGEER.
B. Aangeboden door eene kommissie, goud, 90 m.M.,
door AUG. Falise.
•) In den handel.
293
13 — 1 8 Juli. Maskerade te Delft, brons, 28 m.M., ateliers
Begeer
Als voren. Prijspenning van het Delftsche Studenten-
korps, zilver en brons, 58 m.M., idem.
14 Juli. Mr. W. C. baron van Pallandt van Waar-
denburg en NEER1JNEN treedt af als dijkgraaf van Tieler-
waard, brons, 60 m.M., door W. ACHTENHAGEN, ateliers
Begeer.
4 — 12 Augustus. Schiet wedstrijd te Loosduinen, 25-jarig
bestaan der Vereeniging Oranje-Nassau.
A. Rozenprijs. Plakket, zilver en brons, 45 bij 35 m.M.
door A. F. Gips.
B. Penning Volksbaan, brons, 32 m.M.
C. Penning „Wedstrijd Medaille Cartonbaan" 32 m.M.,
alle drie van de ateliers BEGEER.
8 en 9 Augustus. Gymnastiekwedstrijd te Veendam,
verguld koper, 23 m.M.
11 Augustus. J. J. PLUGGE 25 jaar gemeente-geneesheer
te Oost- en West-Souburg. Verg. zilver, gegraveerd,
59 m.M. (uniek).
14 — 16 Augustus. Hondententoonstelling Nederlandsche
Duitsche-Doggenklub te Zutfen. Zilver, 41 m.M., ateliers
Begeer
3 1 Augustus. Prijspenning der Centrale kommissie voor
nationale feesten te Zwolle. Brons, 3 5 m.M., ateliers door
Begeer.
1 September. De gemeente Groningen aan het hoofd-
bestuur der tentoonstelling aldaar, zilver, 45 m.M.
2 September. Mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe
SLOOTEN, 25 jaar kommissaris van Friesland. Brons, 60 m.M.
door Achtenhagen en van Goor, (ateliers Begeer).
2 September. Landbouwtentoonstelling te Oosterbeek,
brons, 47 m.M., ateliers BEGEER.
II September. 25-jarig feest der reorganisatie van de
brandweer te Venloo, goud, zilver en brons, 32 m.M., idem.
294
3 Oktober. Landbouwfeesten te Leiden, brons, 45 m.M.,
door van Kempen.
3 November. Eeuwfeest der wederoprichting van het
St. Hubertsgild te 's-Gravenhage, zilver, 30 m.M., ateliers
Begeer.
19—21 November. 4" Eeuwfeest der Sociëteit „Trov
moet blycken" te Haarlem, zilver 21 m.M., door Voet.
26 November. De ambtenaren der gemeente Maastricht
aan Jhr. Mr. Ch. Ruys DE BEERENBROUCK, goud, 50 m.M.
(gegraveerd, uniek).
12 December. Eeuwfeest van het Wandsbecker Husaren-
regiment Koningin WILHELMINA der Niederlande, kanon-
nenbrons, 40 m.M. (naar foto).
26 December. 30-jarig bestaan der Vereeniging van
Nederlandsch-Indische Oud-Strijders van Land- en Zee-
macht „Je maintiendrai" te Rotterdam, a. kruis 34 m.M.
goud, door een kroon gedekt, penning b. goud, 2j\ m.M.,
c. idem zilver, 30 m.M. Alles gegraveerd door A. T. VAN ROOIJ.
Zonder datum. Penning met borstbeeld van Dr. Abr.
Kuyper, minister van binnenlandsche zaken. Verzilverd
brons, 50 m.M., door TONY SziRMAï.
25c Gedenkdag der promotie van Dr. Th. P. H. VAN
AALST, rektor van het gymnasium te 's-Gravenhage, zie
blz. 284 hierover.
Plakket met borstbeeld van Mevr. M. J. BEGEER- STRAVER,
brons, 200 bij 320 m.M., door CORNS. L. J. BEGEER.
Plakket met borstbeeld van P. J. DOUWES DEKKER
te VGravenhage, gips, 87 bij 115 m.M , door J. C. WlENECKE.
Bond van Rotterdamsche Schietvereenigingen, brons,
30 m.M., door van Kempen.
Prijspenning der Vereeniging tot Verfraaiing van Rotter-
dam en tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer,
brons, 60 m.M., door VAN KEMPEN.
Penninkje ten dienste van de Postspaarbank in Neder-
landsch Indtë, brons, 30 m M., ateliers BEGEER. Z.
295
Het Braziliaansche geldwezen.
Van ons medelid JULIUS Meili ontvingen wij het 3 e deel
van zijne beschrijving van 't geldwezen in Brazilië.
Het i e deel verscheen in 1897 in 't duitsch en werd
toen door ons uitvoerig besproken (zie jaargang VI, 1898
bl. 62). Dat bevatte de munten tot 1822 (Brazilië als
portugeesche kolonie).
Het 2 C deel, de munten van 't keizerrijk en van de
republiek, ligt persklaar en zal over eenigen tijd het licht zien.
Het 3 C deel, de beschrijving van 't papieren geld, in 't
portugeesch geschreven, ligt thans voor ons.
Het is een fraai, groot kwarto deel op zwaar papier, met
274 bl. druks en 192 in kleuren gedrukte platen.
De schrijver maakte ditmaal gebruik van de portugeesche
taal, omdat hij is julgando que este terceiro volume interes-
sere especialmente aos „Brazileiros mesmos."
Wij gelooven echter, dat niet alleen de Brazilianen, maar
alle verzamelaars van papieren geld, dit werk ten hoogste
zullen waardeeren. Want niet alleen is de bewerking van
't onderwerp zoo haarfijn uitgesponnen, zijn de geschied-
kundige bizonderheden zoo pijnlijk juist opgespoord en
blootgelegd, maar ook de weelderige behandeling der
platen dwingt ons een oogenblik bij dit werk stil te staan.
Ziehier hoe de schrijver zijn stof heeft ingedeeld. Na
een voorwoord, inhoudsopgaaf, lijst der vermelde verzame-
lingen en uittreksel van de wetgeving op 't papieren geld,
maakt hij twee groote rubrieken: wettige uitgiften en
onwettige.
1 De wettige uitgiften worden onderverdeeld in:
A. Biljetten van de diamant-wasscherijen in Tejuco in
de jaren 1 771 -1841.
B. „ ter bevordering van 't handelsverkeer in
Minas Geraes 1808.
C. „ voor 't ruilverkeer van goudstof in Minas
Geraes 1808-20.
296
D. Biljetten van de Banco do Brazil 1810-35.
E. „ van de finantieele kommisie te Cearó 1826.
F. „ voor de inwisseling van 't kopergeld in
Bahia 1828.
G. „ voor de inwisseling van 't kopergeld in 't
geheele rijk 1833
H. „ voor de inwisseling van 't kopergeld in de
Republiek van Rio Grande 1838.
J. „ van het rijk 1835-90.
K „ van verschillende handelsbanken 1836-55.
L. „ van de Banco do Brazil 1854-92.
M. „ van provinciale banken 1857- 1900.
N. O. Biljetten uitgegeven door den staat en betaalbaar
in goud 1889-90.
P. Biljetten van de Banco do Republica do Brazil 1892-96.
Q. Obligaties van eenige banken op aandeden 1891.
R. Biljetten uitgegeven door de douane-kantoren 1890
en 1899.
Daarna volgen de onwettige uitgiften :
S. Biljetten van eenige provincies.
T. „ van eenige steden.
U. „ van verkeersmiddelen.
V. „ van genootschappen en partikulieren
De onder U en V ingedeelden, zouden wij ook abonne-
mentskaarten of papieren ^tokens" kunnen noemen.
Ten slotte geeft het aanhangsel eene beschrijving van
reklame-kaarten en verlotings-biljetten, die hier en daar
tijdelijk als betaalmiddel dienst deden.
De 192 prachtige fotokollografie-platen van de firma
BRUNNER & C° te Zurich vertoonen ons de stukken met
al hunne vouwen, scheuren en vlekken, alsof wij de oorspron-
kelijke stukken voor ons hadden.
Wij wenschen ons medelid geluk bij 't voleinden van
297
zijn moeilijke taak en hopen, dat hij van 't nog te verschijnen
tweede deel evenveel voldoening moge hebben als van
deze studievrucht.
Ze is een sieraad van onze bibliotheek.
Joh W. Stephanik.
Les médailles et plaquettes modernes.
Afl. XIV brengt ons aibeeldingen van zeer knap werk
van F. Vernon en T. Szirmaï, (waaronder de penningplaat
met borstbeeld van Dr. A. KüYPER.) Onafgewerkt, soms
bepaald leelijk komen ons de afgebeelde stukken voor van
H. NOCQ. Het werk, afkomstig van de ateliers BEGEER
draagt thans meerendeels de namen van de medailleurs
aan die ateliers verbonden, ons medelid W. Achtenhagen
en J. VAN GOOR. De aan dit werk gewijde plaat der nieuwe
aflevering bevat nevens eenige handelspenningen, (zwemmen,
tennissen, schaatsenrijden, voetbal,) de penningen op het
25-jarig jubilee van Mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe
SLOOTEN, het 50-jarig vrijmetselaarschap van J. H. DE
GROOT, ter eere van Mr. W. C. baron van Pallandt
van Waardenburg en Neerijnen, op het eeuwfeest van
het St. Hubertsgild te 's-Gravenhage en prijspenningen van
den Haarlemschen voetbalbond en het Delftsche studenten-
korps. De afbeeldingen zijn alle goed verzorgd. Z.
ERRATUM.
Even wil ik u meódeelen, dat op pag. 77 van afl. I van
het Tijdschrift, 1 2 e Jaargang, „ainvulling op DlRKS" een
drukfout is ingeslopen: „Natans" moet zijn „Nathans."
Tiel. E. H. HlïMANS.
298
Medische penningen enz.
Dr. H. R. Storer, 58 Washingtonstreet, New-Port,
Rhode-Island, geeft reeds sedert ruim 15 jaren in het
American Journal of Numismatics een lijst van: The medals,
jetons and tokens illustrative oj the Science of medicine,
waarvan hij er reeds meer dan 1000 beschreef. Het ver-
langen deze lijst zoo volledig en nauwkeurig mogelijk te
maken deed hem een beroep doen op de medewerking der
nederlandsche penning verzamelaars, om hem te wijzen op
onverhoopte onjuistheden of aan zijn werk ontbrekende
nederlandsche stukken, welk verzoek wij bij deze over-
brengen en ondersteunen. S. en Z.
Verslag van de kommissie ter verzekering eener
goede bewaring van gedenkstukken van Geschiedenis
en Kunst te Nijmegen, over 1903.
Onder de weinige munten, die voor de verzameling zijn
aangekocht, is slechts de volgende van veel belang:
Denarius van Karel DEN Kalen (840 — 877) met het
karolingisch monogram in het veld.
Omschriften: GRATIA DEI REX en SCI STEPHANI
MONE, de laatste twee letters in monogram.
Een variëteit van dezen denarius komt voor bij PROU,
^Monnaies Carolingiennes" ', pi. XXII, n°. 962, en wordt
door dien schrijver gerangschikt onder de ^ateliers indé-
t er mines"
H. N. Stuart. Catalogus der munten en amuletten
van China, Japan, Korea en Annam, behoorende tot de
numismatische verzameling van het Bataviaasch Genoot-
schap van Kunsten en Wetenschappen. Batavia en 's-Gra-
venhage, 1904.
De geleerde schrijver vermeldt in de voorrede van dezen
299
met groote nauwgezetheid uitgevoerden katalogus, dat de
verzameling chineesche, japansche, koreaansche en annami-
tische munten sedert 1896 verviervoudigd is. De verza-
meling, door den heer Stuart bewerkt, is niet strikt
kronologisch behandeld, zoodat men nu een overzicht
heeft „over de munten, die door tegelijkertijd regeerende
dynastieën in het chineesche rijk zijn geslagen en tevens
over die van opeenvolgende vorstenhuizen en hunne respec-
tieve vertegenwoordigers."
Rijk zijn de oudste chineesche munten in den katalogus
vertegenwoordigd, waarvan vele door ons medelid, den
heer MOQUETTE aan het Bataviaasch Genootschap zijn
geschonken. Deze munten hebben veelal stippen, maantjes
en streepjes als bizonder kenmerk. Alhoewel de betee-
kenis daarvan nog niet geheel is opgehelderd, heeft het
uitgebreide beschikbaar materiaal den lieer STUART geleid
tot de zekerheid, dat „bij de plaatsing dier teekens een
bepaald systeem heeft voorgezeten, en dat bepaalde series
van die teekens, volgens een vooraf beraamd samengesteld
figuur gebruikt werden." Een afzonderlijk tableau is in
het begin van den katalogus van de op deze chineesche
munten voorkomende stippen, maantjes en strepen, met de
daaruit samengestelde kombinatie-figuren, opgenomen.
Merkwaardig is het te zien, dat het swastika of haken-
kruis ook in enkele figuren vertegenwoordigd is. Zie n°*.
18 en 19. M. DE M.
Essai sur les jetons et médailles des monnaics francaises
par M. Jules Florange. Extrait des annales des mines.
Livraison de Février 1904.
Een goed denkbeeld van den schrijver was het, eene
lijst uit te geven van alle munten en penningen, die be-
trekking hebben op het fransche mijnwezen.
Aanleiding tot dit werk was de verzameling penningen,
300
die in 1900, op de groote tentoonstelling te Parijs door de
Sociétê de Combustibles was ingezonden.
Wij vinden merkwaardige stukken op allerlei gebied in
den katalogus. De schrijver verdeelt zijn boek in de vol-
gende rubrieken: I Surintendants généraux des mines. II
Mines de charbon. III Mines de fer. IV Mines métalli-
ques. V Salines. VI Mines de bitume et d'asphalte.
Ardoisières et carrières. VII Ecoles, Collectivités, Sociétés
savantes, Ingénieurs, etc. en geeft van alle eenige munten
en penningen ten beste. Deze bestaan voornamelijk uit
legpenningen, waarvan sommige reeds uit den tijd van Maria
VAN BOURGONDIË dateeren, met wapenschilden derrespek-
tieve mijnintendanten, noodgeld, penningen op beroemde
personen, enz.
De heer Florange heeft het voornemen de numisma-
tiek van het mijnwezen buiten Frankrijk op zijn ^Essai"
te laten volgen. Volgens den schrijver zal die tweede
monografie vele merkwaardige munten en penningen
bevatten.
M. DE M.
Inhoudsopgaaf van Tijdschriften.
Revue Beige de numismatique 1904, 3 e livr.
FORRER, L. Les signatures de graveurs sur les médailles
grecques.
Bernays, Ed. Un gros au chatel tournois de GuiLLAUME
I, comte de Namur.
Mubarek Ghalib bey. Une monnaie d'argent du Mahdi.
V. D. BROECK, E. Numismatique bruxelloise.
Mazerolle, F. Nicolas Briot, tailleur général des
monnaies.
De Jonghe, Ie Vte B. Le sceau de la haute cour de
la comté d'Agimont Liégeois.
Correspondance. Mélanges.
3°i
Rivista italiana di numismatica, 1904 fase. I en II.
GNECCHI, F. Appunti di numism, Romana LX — LXII.
Lanza Carusa. Spiegazione storica delle monete di
Agrigento.
Maurice Jules. L'atelier monetaire de Sirmium pendant
la période constantinienne.
Ceratto Giacinto. Uno scuto di Carlo Emanuele
1, Duca di Savoia.
Marchisio, A. F, Uu obolo di Carlo Gio. Amedeo
VI, Duca di Savoja.
POMA C. Il nuovo sistema monetario Cinese.
SlMONETTl, A. I tipi delle antiche monete greche.
Dattari, G. Esame critico circa una nuova teoria
sulla monetazione Allessandrina di AüGUSTO.
VlTALlNl, O. Di un asse Reatino.
Blanchet, A. Le congiarium de César et les monnaies
signées PALIKANVS.
CiANl, G. Il ripostiglio di Rocchette.
FRANCO, A. Nelle zecche d'Italia. II Lo stellino di
Duca CosiMO
GNECCHI, F. Filippo triplo di Antonio Gaetano
Trivulzio.
Marchisio, A. F. Studi sulla numismatica di Casa
Savoja.
Ambrosoli. S. Le medaglie di GlUSEPPE VERDI.
RlCCi S. Le medaglie in onore di S. A. R il Duca
degli Abruzzi.
Papadopoli, N. Sul modo di collocamento delle
collezioni pubbliche.
Revue Suisse de numismatique, 1904 i c livr.
Dannenberg, H. Die Münzen der deutschen Schweiz
zur Zeit der sachsischen und frankischen Kaiser. Erster
Nachtrag.
Iklk- Steinlin, A Münzzeichen aufSt. Galler Münzen
des XVI und XVII Jahrhunderts.
302
GRUNAU Dr G. Die Inseimedaille und ihre Geschichte.
Van Muyden A.-St. Notice sur un plappart de la ville
de Soleure.
GRUNAU Dr. G. Die Hallermedaille und ihre Geschichte.
Chronique des falsifications. III. Monnaies et médailles
suisses inédites Mélanges.
Numismatische Zeitschrift der numismatischen Gesellschaft
in Wien. Erstes und zweites Semester 1903.
Graf Dr. J. Die Münzverf&lschungen im Altertum.
Nagl. Dr. A. Der griechische Abakus.
GOHL E. Die Münzen der Eravisker.
Richter G. Die Jüdischen Münzen bis zum ersten
Aufstande unter Kaiser Nero.
Egger R. Ein weihgeschenk der Metaponter.
BRUNSMID J Unedierte Münzen von Dazien und Moe-
sien im Nationalmuseum in Agram.
Luschin von Ebengreuth Dr. A. Denkmünzen Kaiser
MAXIMILIANS I auf die Annahme des Kaisertitels.
Elze Dr. Tn. Die Münzen und Medaillen des Hauses
Anhalt der neueren Zeit.
FlALE E. Die altesten Raitpfennige Joachimsthals.
Bulletin international de Numismatique, 1904 n°\ 1 en 2.
Zay, E. Le sou colonial de 1767, a la Guadeloupe.
BLANCHET, A. Monnaies non frappées.
Trouvailles. Sociétés. Musées. Nouvelles diverses. Bi-
bliographie.
Bulletin de numismatique, 1904, r livr.
Correspondance numismatique. Picces inédites. A propos
des médaillons d'or d'Aboukir. Bibliographie. Trouvailles.
Sociétés. Necrologie.
La Gazette numismatique, 1904, nos. 9 en 10.
303
De Witte, A. Une médaille de Sainte Wivine, Abbesse
de Grand- Bigard.
Van den Broeck, E. Numismatique bruxeiloise: Re-
cherches sur les jetons des Receveurs de Bruxelles, postérieurs
k la charte de 1421.
De Witte A. Un patagon de Charles II, roi d'Es-
pagne, frappe k Tournay en 1667. Bibliographie. Nouvel-
les diverses.
21
Jaarverslag van den Sekretaris over 1903.
Met genoegen kan ik wijzen op 't feit, dat ons Genoot-
schap zich in bloeienden staat bevindt.
LEDEN.
Het ledental klom van 137 tot 138. (In 't vorig jaar-
verslag, afgedrukt Tijdschrift 1903, blz. 337 is blijkbaar
de drukfout 136 ingeslopen.)
Na uwe stemming op de Jaarvergadering te 's-Gravenhage,
werd 't lidmaatschap aanvaard door de heeren:
P. N. van DOORNINCK, Bennebroek,
T. A. HOEFER, Hattem,
Jhr. H. M. Speelman - Wassenaar,
W. O. SWAVING, Middelburg en
Dr. F. C. Wieder, Amsterdam,
terwijl Uw Bestuur, door 't buitenlandsch lidmaatschap
aan ons verbond de heeren:
Godefroid Devreese, Brussel en
George Macdonald, Glasgow,
Daarentegen ontvielen ons door den dood de leden:
Mr. F. A. J. van Lanschot, 's Hertogenbosch (f Juni,)
Charles van Schoor, Brussel (f Maart,) A. de Meunijnck,
Rijssel (f December,) AUGUST HöHN, Wiesbaden (f Maart)
en traden uit onzen kring de heeren : BERN. J. M. DE BONT,
JAC. ANKERSMIT, beide te Amsterdam en GlULlO Sambon,
Milaan.
BESTUUR.
Dit was zamengesteld uit de heeren:
Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepié, Voorzitter ( 1 904,)
Aug. Sassen, vice Voorzitter (1905,)
JOH. W. Stephanik, Sekretaris (1906,)
3°5
C. H. F. A. Corbelijn Battaerd, Penningmeester
(1907) en
Jhr. Mr. M. W. Snoeck, Konservator (1908.)
VERGADERINGEN.
De Jaarvergadering werd gehouden te 's-Gravenhage en
met genoegen herinneren wij ons den merkwaardigen en
aangenamen dag onder leiding van onzen Voorzitter en
van den heer Mr. A. E. GOEKOOP aldaar doorgebracht.
Van de bestuursvergaderingen gehouden op 13 Februari
en 18 Juni zal 't Tijdschrift U de notulen bekend maken.
REKEiNING.
Deze loopt nu van 1 Januari — 1 Januari en levert
blijkens mededeeling van onzen Penningmeester een batig
saldo op van ƒ4.87 5 .
TIJDSCHRIFT.
Ook dit jaar bestond de Kommissie voor de Redaktie
uit Mejuffrouw M. G. A. DE Man en de heeren W. K. F. ZwiER-
zina, Aug. Sassen en S. Wigersma Hzn. Deze laatste als
tijdelijk 4 C lid (Huish. Regl. art. 14.)
Aan H. M. de Koningin en H. M. de Koningin-Moeder
werd een gebonden exemplaar van den jaargang van ons
Tijdschrift aangeboden. Behalve 't beantwoorden der gewone
vragen van numismatischen aard, die bijna dagelijks binnen-
komen, verleenden wij onze medewerking aan de Boston
Medical Library voor 't verkrijgen van afgietsels van den
Swammerdam-penning en bewerkten wij de afdeeling „Neder-
landsche numismatiek" voor 't Handbook to learned Societies,
dat de Carnegie Institution te Washington zal uitgeven.
Mijn dank aan die heeren, en 't zijn er velen, die mij in
1903 wel hun hulp wilden verleenen.
Joh. W. Stephanik.
Amsterdam, 1 Juni 1904.
VERGADERINGEN
VAN HET
Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor
Munt- en Penningkunde
IN 1904.
(Uittreksel uit het Notulenboek).
3?' Bestuursvergadering 21 Maart 1904. Aan den heer
H. G. DU Crocq wordt décharge verleend en dank gezegd
voor zijne nauwkeurige waarneming van 't konservatorschap.
Het 12I /o-jarig bestaan van 't Genootschap zal niet feestelijk
herdacht worden, aangezien de kasmiddelen zulks niet
veroorloven.
Het bestuur maakt gebruik van 't laatste lid van art. S
Statuten en schrapt den heer \V. J. FkEDZESS, thans zonder
bekende woonplaats, van de ledenlijst.
Het Genootschap zal lid worden van de Nederlandsen-Bel-
gische Vereeniging der Vrienden van de Medaille als
kunstwerk.
I3 C Jaarlijksche Vergadering 18 Juni 1904 te Oudshoorn
(zie hierboven blz. 236.)
Aanwinsten Bibliotheek over 1903.
Verschillende afleveringen van de Gazette numismatique.
Geschenk Charles Dupriez.
N.B. Ondergeteekende heeft zich met den Heer DUPRIEZ
in verbinding gesteld om ook de ontbrekende n**. te
mogen ontvangen.
Un numismate Provencal J. LANGIER. Sa biographie
par baron GuiLLEBERT. (Extr.)
Geschenk van den schrijver.
Trois monnaies luxembourgeoises inédites par vicomte
B. de Jonghe. (Extr.)
Geschenk van den schrijver.
La numismatique du siège de Middelbourg de 1 572 — 74,
par MadUe. M. de Man. (Extr.)
Geschenk van de schrijfster.
Verslag van het Koninklijk Penningkabinet met afbeel-
dingen.
Geschenk Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepié.
De munt in de volkstaal, door J. E. TER Gouw.
Geschenk van den schrijver.
Moedas Portuguesas de ouro, carimbadas ou cravejadas
nas Indias occidentals e non continente Americano.
Geschenk Julius Meili.
La molette d'Eperon différent de Tatelier monetaire de
Saint Quentin de 1384 en 1465, par M. Paul Bordeaux.
Geschenk van den schrijver.
Numismatique Bruxelloise.
a. cinq jetons de magistrats Bruxellois pour des fonc-
tions restant a déterminer. (Extr.)
3 o8
b. recherche sur les jetons des anciens receveurs tré-
soriers. (Extr.)
c. recherches sur les jetons des seconds receveurs de
Bruxelles, des années 1456, 1457, 1458. (Extr.)
d. un jeton inédit de deux receveurs de Bruxelles, du
XIV siècle.
Geschenk van den schrijver Ed. V. D. BROECK.
The american Numismatic and archaeological society
proceedings and papers, forty fifth annual meeting 1903.
Bulletin numismatique.
Geschenk Veuve R. Serrure.
Verslag Gemeente-Museum Nijmegen 1902.
Numismatisches Litteratur-Blatt, 131 — 136.
Geschenk M. Bahrfeldt.
SOLONE AMBROSOLI. Una medaglia pora nota di Papa
Pio IV. (Extr.)
Geschenk van den schrijver.
Berliner Münzbl&tter 13—18.
Geschenk Redaction.
Bulletin international de numismatique, Tomes 1 — 3, 2 — 3.
Geschenk A. Blanchet.
Une médaille du XX siècle k 1'effigie de CHARLES VII,
roi de France 7 par W. K. F. Zwierzina.
Geschenk van den schrijver.
Répertoire général de médaillistique 626 — 850.
Geschenk P. C. STROEHLIN.
The numeral letters on imperial coins of Syria printed
from the numismatic Chronicle.
Geschenk George Macdonald.
Repertorium zur Münzkunde Bayern's, von J. V. KUELL,
2 de Druk.
Geschenk Numismatische Gesellschaft.
Antiek ncderlandsch goud- en zilversmidswerk, tentoon-
gesteld te Leeuwarden in 190O. (Extr.)
309
Appunti di numismatica romana 48 en 49. FRANCESCO
Gnecchi.
Geschenk van den schrijver.
Kinderprenten met afbeeldingen van munten, door Mej.
M. de Man.
Geschenk van de schrijfster.
Manuale di Numismatica dell Dr. SOLONE AMBROSOLI.
Geschenk van den schrijver.
Catalog eines berühmten alten Münzen-und Medaillen-
Cabinets.
Geschenk O. Heldring.
Battaglie di Archeologica Anno I, num. I.
Geschenk la Direzione.
American Journal of numismatic.
Geschenk Dr. HORATIO STORER.
Note sur un tiers de sou frappe dans une localité du
nom de Ressons (Aisne ou Oise).
Geschenk Mej. M. DE Man.
La monete di Verona. Quintilio PlRlNl.
Geschenk van den schrijver.
Verslag Museum van Oudheden te Groningen.
Geschenk Mr. J. A. Feith.
Verkoopscatalogi van:
F. de Nobele, C. Dupriez, A. E. Cahn, Ruppaport,
Merzbacher, Dr. Hirsch, Tyer, Jozsef, Helbeng, Mer-
CHios Mayer en G. Koch.
Door ruiling:
Revue beige de numismatique.
Revue suisse de numismatique.
Ri vista italiana.
Numismatische Zeitschrift.
Monatsblatt Numism. Gesellsch. Wien.
Kroatisch Archaeolog. Gesellsch. Agram.
Bulletin Nederl. Oudheidkundige Bond.
3io
Algemeen Nederl. Familieblad.
Mittheilungen der Bayerischen Numism. Gesellschaft.
Aanwinsten numismatische verzameling.
Gedenkpenning Mr. VENING MEINESZ aangeboden bij
zijn aftreden als burgemeester van Amsterdam.
Geschenk Mr. H. Verkouteren.
Brandspuit-penningen van Amsterdam, Hillegom en
Alkmaar.
Afgietsel zegel gouden bui van 1356.
Geschenk Dr. Braakenburg v. Backum.
Jhr. M. W. Snoeck.
3 I I ft? I ft I ft 3,8
312
LEDENLIJST
(September 1904)
Achter de namen der leden is vermeld welk gedeelte van de munt-
en penninghinde door hen beoefend wordt.
EERE-LEDEN.
Dagteckening der benoeming.
Z. M. Victor Emanuel III, Koning van Italië. 16 Juni 1901.
Vicomte 6. de Jonghe, Président de la Société royale
de Numismatique.de Belgique, me du Tróne 60,
Ixelles. 17 Juni 1894.
(België, nederlandsche provinciën Limburg en
Noord-Brabant, verder gallische, merovingische,
karolingische en oud-grieksche M.) 1)
GEWONE LEDEN
* C. H. F. A. Corbehjn Battakrd, Notenboomstraat 83,
Groenloo.
•Adriaan Bom, Heerengracht 542, Amsterdam.
*Jhr. mr. J. M. H. J. de Grez, rue Belliard 18,
Bruxelles.
♦Jhr. M. A. Snoeck, Kamerheer i. b. d. van H. M.
de Koningin, Bestuurder van 't Prov. Genootschap
van K. en W. in Noord-Brabant, C. 22, Hintham.
(Prov. Noord-Brabant, M., G., noodmunten, lood-
jes, draagteekens.)
'Joh. W. Stephanik, Konservator van 't Munt- en
Penningkabinet van 't Kon. Oudheidk. Genootschap
te Amsterdam, Keizersgracht 414.
(Turkije en Atjeh, M.)
z) De afkortingen beteekenen: M. = munten, G = gedenkpenningen, * =
lid-oprichter.
3i3
C. W. Bruinvis, Voorzitter der Kommissie voor 't
Stedelijk Museum, Oudegracht 184, Alkmaar. 12 Juni 1892.
(Stad Alkmaar en Alkmaarders, M., G., nood*
munten, loodjes, draagteekens.)
J. Geradts, Burgemeester, Kasteel Aerwinkel, Pos-
ter holt (L.) -
(Nederlandsche prov. Limburg, M., G.)
O. G. H. Heldring, Gep. Luit. -Kolonel der Infanterie,
Utrechtsche straatweg 3, Renkum. —
(M., G. in 't algemeen).
Mejuffrouw Marie de Man, Konservatrice van 't Munt-
en Penningkabinet van 't Zeeuwsen Gen. der
Wetenschappen, St. Pieterstraat 39, Middelburg. —
(Graafschappen Holland en Vlaanderen M. —
Prov. Zeeland, M., G., noodmunten, loodjes,
draagteekens, muntvondsten — Nederland, loodjes.)
Jhr. C. H. C. A. van Sypesteyn, Parkstraat 87, 's-Gra-
venhage.
(Steden 's-Gravenhage en Haarlem, G., penningen
en penningplaten uit 't oogpunt van kunst).
Mr. J. A. Feith, Rijks- Archivaris, Martiniplein 181,
Groningen. 18 Juni 1893.
(Nederland, in 't bizonder piovincie en stad
Groningen, M., G.)
Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepié, Direkteur
van het Koninklijk Kabinet van Penningen en
Gesneden Steenen te 's-Gravenhage, Javastraat 76. 17 Juni 1894.
H. G. DU Crocq, Leidschegracht 11, Amsterdam. —
(Nederland en Koloniën. België tot 1830. G.)
Jhr. L. C. van den Brandf.ler, Luit. -Kol. bij het Regt.
Gren. en Jagers, ie %'an den Bnschstraat 37,
's-Gravenhage. 16 Juni 1895.
(Nederland na 1576, M.. G.)
W. K. F. Zwierzina, Ontvanger der Registratie en
Domeinen, Wilhelminastraat 39, Alfen (Z.-H.). —
(Nederland. (J. en draagteekens, in 't bizonder
die geslagen na 1863).
Mr. P. Dekkth, Piet Heinstraat 3, 's-Gravenhage. 16 Juni 1896
(Nederland en Koloniën na 1576, M.)
Jhr. II. M. Ridder baronet Speelman. Ou-l-burge-
meester van Harlingen. Darena, Molla.ui, Bloe-
men daal. —
(Nederlamlschfc kolomen, provinciën Friesland
en Groningen, M.)
Aug. Sassen, No
(Nederland.
nmntgewichije
Jhr. mr. M. W.
Min.
s. Stee uweg, Helmond.
nuntsludie der middeneeuwen ;
prov. Noord-Brabant, M., G )
M. W. Snoeck, Ambtenaar van 't Open b.
bij 'I kan! oii gerecht. Linden gracht, Hee*
Dr. L. J. A. Bbaakenburg van Backijm, lloogland-
sche Kerkgracht 13, Leiden.
(Buteegels der pausen en der dogen, M. der
Johanniter Orde|.
j. E. tee Gouw, Oud-honM der school, Nassaulaan 8.
Hilversum.
{Nederland en Koloniën, België, M.)
Jhr. mr. P. L. van Meeuwen, Advokaat-prokureur,
Stationsweg, 's-IIertogenboscli.
(Prov. Nooril-Ürabant. M., G.)
Anth. Beoeer, Omlegracht 17, Utrecht.
J. Pk. M. Menokr. Stcmjwkniidei aan 's- Rijks- Munt,
Voorstraat 35, Utrecht
S. Wigersma HïN., Bestuurslid van 't Friesch Ge-
nootschap, Niuiw iSo. Leeuwarden. 1
(Nederland, in 't biionder Friesland. M., Fries-
land en 80-jarige oorlog, G. ; Hids Oranje-Nassau,
M. G. met portretten.]
Jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, Kommies-griffier
2= Kamer State n-Generaal, Koninginnegracht 62, I
VGravenhage.
(Nederland, G., in 't biionder familiepenningen)
A. O VAN Kerkwijk, Bankastrnat I IJ, 's-Gravenhage,
BUITENGEWONE LEDEN
D. C. Meijer Jr., Bestuurslid van het Kon. Oudheidk.
Gen., Vondelstraat Si, Amsterdam. ï:
{Stad Amsterdam, G. tot 1600; G. der Luther-
sche Kerk, hu wel ijkspenningen].
B. J. A. BkUYNesteYn, 2'- S wee line k straat 5S, 's-Graven-
hage. t
(Nederland, in 't bizonder Holland, M.)
Mr. W. M. van Lanschot, Ververstraat 299, 's-Her-
togenboseb.
(Prov. Noord-Brabant, M. en G.)
F. H. Baron van Verschuil*, Willcin*|ikiri 2, Arnhem.
3i5
Jhr. H. E. Ram, Ingenieur, Biltstraat 97, Utrecht. 17 Juni 1894.
(Prov. Utrecht, M. en G.)
Jhr. mr. W. C. G. van Eysinga, Wirdumerdijk 9,
Leeuwarden. 16 Juni 1895.
Jan Hordijk jACzn., Voorstraat 410, Dordrecht. —
Mr. C. G. J. Bijleveld, Konservator van het Stedelijk
Museum, Nassausingel 2, Nijmegen. 16 Juni 1896.
(Gelderland, in 't bizonder Nijmegen M., G.
loodjes enz.)
Mr. H. J. D. D. Enschedé, Zijlstraat 27, Haarlem. —
Ds. H. A. J. Lütge, Keizersgracht 717, Amsterdam. —
H. J. M. H. van Rijckevorsel, Huize Leeuwenstein,
Vucht. 16 Juni 1897.
(Prov. Noord-Brabant, M. en G.)
Jhr. mr. A. F. O. van Sasse van Ysselt, Raadsheer
in 't Gerechtshof, Oranje-Nassaulaan, 's-Herto-
genbosch. —
H. D . de Witt Hamer, Lange Kerkstraat 30, Goes. —
(M. en G. in 't algemeen).
A. Hollestelle, Lid van de Provinciale Staten van
Zeeland, Oudelandsche straat 436, Tholen. 16 Juni 1898.
(Nederland, muntstudiën).
Corn. L. J. Begeer, Predikheerenkerkhof 5, Utrecht. 16 Juni 1899.
Mr. R. Fruin Th.Az., Rijksarchivaris van Zeeland,
Balans 6, Middelburg. —
(1'rov. Zeeland, Muntstudie.)
R. I. M. M. A. Graaf de Geloes, Kamerheer i. b. d.
van H. M. de Koningin, Burgemeester, Eijsden. —
]". Karreman, Hoofd der school, Kerkstraat 251,
Oud-Beierland. —
(Nederland tot heden, België tot 1648, G.)
H. Oortman Gerlings, Kruisstraat 13, Utrecht. —
Mr. N. G. Pierson, Oud-minister van financiën, 's-Gra-
venhage. —
Jhr. mr. J. H. Hora Siccama, Oud-Referendaris bij
B. Z., Bezuidenhout 13, 's-Gravenhage. —
(Nederland G.)
Jan de Waard, Poelestraat 14a, Groningen. —
(Prov. en Stad Groningen, M. en G.)
J. van de Water, Hoogstraat 657, Gorkum. —
(Prov. Holland, M.; Huis Oranje-Nassau, G.)
C. A. van Woelderen, ie Luit.-Adj. bij de Artillerie-
3i6
Schietschool, Zwolle, ('s -zomers Legerplaats bij
Oldenbroek). 16 Juni 1899.
(Nederland, M. en G,; Rome, M.)
Jhr. mr. C. Beelaerts van Blokland, Heerenstraat
27, Utrecht. 9 Juni 1900.
(M. in 't algemeen).
J. A. A. Gerritsen, N. Z Voorburgwal 252, Amsterdam. —
(Nieuwere penningen en draagteekens.)
A. van der Hoop, Grimhoek 206, Oud-Beierland. —
(Nederland, M. G. ridderorden en draagteekens).
J. Houwink Gz., Lemmer weg 119, Sneek.
H. Labouchère, Villa Doornveld, Doorn. —
I. W. Menso, Wassenaarsche weg 35, 's-Gravenhage. —
(Nederland en Koloniën na 1576, M. en G.)
J. C. P. E. Menso, Jur. cand., Koninginnegracht 25,
's-Gravenhage. —
(Nederland, M.j
Mr. J. A. Sillem, Heerengracht 577, Amsterdam. —
(Nederland, muntstudiën ; Koopkracht der edele
metalen, beteekenis der rekenmunten.)
Jhr. mr. D. F. Teixeira de Mattos, Alexanderstraat 9,
's-Gravenhage. —
(Nederland, uitsluitend gouden M. der XIX© eeuw. )
J. M. M. van Belle, Haarlemmerdijk 104, Amsterdam. 16 Juni 1901.
(M. der Oud-Helleensche volken.)
Mr. N. P. van den Berg, President der Nederland-
sche Bank, Oude Turfmarkt 3, Amsterdam. —
Mr. S. van Gijn, Dordrecht. —
J. M. J. van Lis, Kandidaat-Notaris, Langestraat, 86,
Hilversum. —
(Zeeland M., P., loodjes.)
Hidde Nyland, Dordrecht. —
Prof. jhr. dr. J. Six, Heerengracht 5 1 1 , Amsterdam. —
(Grieksche munten uit 't oogpunt van beeldenbe-
schrijving. Nederland G. uit 't oogpunt van kunst.)
Jhr. mr. Victor de Stuers. Parkstraat, 's-Gravenhage. —
Bas Veth, Van Oldenbarneveldtlaan 20, Scheveningen. —
T. C. Wienecke, 2 e Stempelsnijder aan 's-Rijks-Munt
te Utrecht, Admiraal van Ghehtstraat 9. —
(Onderzoekingen en studiën van technischen aard.)
W. Achtenhagen, Lijnmarkt 37, Utrecht. 16 Juni 1902.
D. C. Berg, Lijnbaansgracht 89, Amsterdam. —
(M. G., in 't bizonder draagteekens.)
G. D. Bom H.Gz., Warmoesstraat 35, Amsterdam. —
3 J 7
(G. zeevaart en handel, marine, koopvaardij, wa-
terstaat, zeeverzekering, watersport, luchtvaart
reddingmaatschappijen, zeemanscolleges, beurzen.) 16 Juni 1902.
G. J. Brenkman, Aalst 32, Lienden, G. —
(Holland, Utrecht, Gelderland, M. tot 1576, alle
stukken, die in de Betuwe gevonden zijn.)
H. J. von Brucken Fock, Kromme Nieuwegracht 78,
Utrecht. —
Fred. Caland, Wilhelminastraat 53, 's-Gravenhage. —
Th. M. H. Dirix, Veldstraat 19, Roermond. —
Th. Dorren, Valkenberg. —
N. Gilissen Lemaire, Markt 74, Maastricht. —
(Maastricht en omliggende Heerlijkheden M., G.)
Mr. A. E. H. Goekoop, Laan van Meerdervoort 55,
's-Gravenhage. —
(M. van Griekenland. Europa na 1800, gouden M.)
Prof. W. Goossens, Seminarie, Rolduc. —
(Limburg M G. tot einde der 18e eeuw.)
Dr. A. H. L. Hensen, Warmond. —
Dr. C. Hoitsema, Contr.-gen. 's-Rijks Munt, Bilt-
straat 200, Utrecht. —
(Nederland valsche M.)
Dr. G. A. Hulsebos. Konservator van 't Prov.
Utrechtsen Gen. van K. en W., Vleutenscheweg II,
Utrecht. —
Mr. E. H. Hijmans, Weerstraat 21, Tiel. —
(M. G. in 't algemeen )
Emile Kocken, Vlijtstraat 1, Arnhem. » —
^G. in 't algemeen.)
Mr. W. J. Saaijmans Vader, Burgemeester, Vrijenban. —
T. Schulman, Keizersgracht 448, Amsterdam —
(In Nederland geslagen nabootsingen van vreemde
munten. Neder' andsch-Indie M. G.)
E. Voet Jr., Anegang 15, Haarlem. —
(Nederland en Koloniën 1576- 1840 M. G.)
H. L. A. van den Wall Bake, Muntmeester, Utrecht. —
P. N. van Doorninck, oud-burgemeester. Duinlaan,
Bennebroek. 18 Juni 1903.
Dr. P. Doppler. Achter 't Vleeschhuis 17. Maastricht. —
(Studie van limburgsche muntkunde.)
F. A. Hoefer, 2e voorzitter van Gelre, Hattem. —
(Overijsel M.»
Jhr. H. M. Speelman, Wittenburg, Wassenaar. —
3i8
W. O. S wa ving, Gemeente- Archivaris, Middelburg. 18 Juni 1904.
Dr. F. C. Wieder. Overtoom 185, Amsterdam. —
F. L. G. d'Aumerik, Pieter Bothstraat 65, 's-Gravenhage. —
Aug. Falise, Beeldhouwer, Wapeningen. —
G. M. Kam, Nijmegen. —
T. A. Rodbard, Voorstraat, Dordrecht. —
BUITENLANDSCHE LEDEN
E. Van den Broeck, rue du Commerce 70, Bruxelles. 12 Juni 1892.
(Stad Brussel, M., G., nood munten, loodjes,
draagteekens.)
Cav. Ercole Gnecchi, via Gesü 8, Milano. —
Cav. Fco. Gnecchi, via Filodrammatici 10, Milano. —
Comte Th. de Limburg-Stirum, rue de la Loi 166,
Bruxelles. —
Alph. de Witte, Ingénieur, rue du Tróne 55, Ixelles. —
(Hertogdom Brabant, M. ; legpenningen der XVII
Nederlanden en Frankrijk; muntgewichtjes.)
Baron Jean Bethun e, Oost-Roosbeke. 9 Aug. 1892.
(Vlaanderen, in 't bizonder Brugge, M. en G.)
Arthur Engel, rue de TAssomption 66, Paris-Passy. —
V. de Munter, Agent de la Banque nationale de
Belgique, Lei 15, Louvatn. —
Dr. Hans Riggauer, Conservator des Kon. Munzkabi-
nets, Neuhauserstrasse 5, München. —
AmÉdée de Roissart, Conseiller de la cour d'appel
de Bruxelles, avenue de la Couronne 12, Ixelles. —
P. I. B. Ruijs de Perez, Chateau de Tolimont, la
Hulpe (Belgique). 18 Juni 1893.
(Noodmunten.)
Geoffrey Ch. Adams, Broadway 29, Nev: York. 8 Sept. 1893.
Maurice Barbey, Manoir de Valleyres, Valleyres
(Suisse).
Roger Vallentin du Cheylard, Officier de Pln-
struction publique, Receveur des Domaines, St. Pé-
ray (France). —
P. Bordeaux, Advocat, i» adjoint au maire, Bou-
levard Maillot 98, Neuilly-sur-Seine. 24 Mei 1894.
John Evans, Nash Mills, Hemel Hempstead (England). —
Paul Ch. Strcehlin, Président de la Société suisse
de numismatique, route de Chêne $4, Genève. 17 Juni 1894.
3 J 9
Albert Visart de Bocarme, rueSt.Jean 16, Bruges. $ Juli 1894.
JULIUS Meili, Alpenquai 36 11 , Zürich. 14 Nov. 1897.
Dr. Horatio R. Storbr, Washington-Street 58,Ne\r-
port (R. I.) U. S. A. —
Fred. Alvin, rue van Volsera 17, Ixelles. 26 Jan. 1898.
Pier Pander, Beeldhouwer en Medaljeur, via No-
mentana 143, Roma. 8 Okt. 1899.
Paulin Tasset, graveur en médailles et monnaies,
rue Séguier 3, Paris. —
Baron Philippe Prisse, Ingénieur en chef, Directeur des
Ponts et Chaussées, Boulevard Léopold 159, Anvers. 22 Mei 1900.
J. P. Moquette, Prarabon (over Soerabaja). —
(Ned.-Indie, M. in den meest uitgebreiden zin;
G. uit den Hindoe-tijd.)
J. M. Faddegon, Graveur, Villa du franc parleur,
Montrouge sur Seine. 2 Juni 1901.
Solone Ambrosoli, Conservatore del R. gabinetto
numismatico di Brera, Milano. 16 Juli 1901.
J. Chr. Lauer, Kleinweidenmuhle 12, Nurnberg. —
F. Mazerolle, Directeur de la Gazette num. franc.
et de corresp. histoire et archéol, rue Singer 2,
Paris XVIe. —
Godefroid Devreese, rue Quinaux n, Bruxelles. 18 Juli 1903.
Grorge Macdonald, Headkceper of Hunter's Museum,
Lilybank gardens 41, Glasgow. —
22
INHOUDSOPGAVE.
i . Artikelen.
Blz.
Nederlandsche penningen 1864 — 1898. Deel II, 1879 —
1890, door W. K. F. Zwierzina . .5, 87, 173, 239
Considérations sur trois sceattas anglo-saxons identi-
ques du cabinet numismatique de la Société frisonne
k Leeu warde, door Mej. M. de Man 119 {
De munt in de volkstaal, door J. E. TER GOUW. • 136
Naschrift hierop. (Braspenning, kruis) 216
Twee merkwaardige Oranjepenningen, door S. Wl-
gersma Hz 205
Eenige opmerkingen over gedenkpenningen uit de
1* helft der 16e eeuw, door S. WlGERSMA Hz. . 271
Gegraveerde penningen, door D r . H. J. DE DOMPIERRE
de Chaufepié 283
2. Bouwstoffen voor eene geschiedenis van het Neder-
landsche Geld- en Muntwezen.
Bijdragen tot de kennis van het middeleeuwsch geld-
en muntwezen, geput uit de Cameraarsrekeningen
van Deventer, (1337— 1384), door Aug. Sassen . 37
Afleiding en verbinding Het Pond Groot van / 63. —
en enkele anderen, door A. HüLLSTELLE. . . . 217
3. In Memoriam.
E. Ph. Erfmann 159
321
Th. Mommsen 160
Mr. L. W. A. Besier 286
4. Gemengde berichten.
De muntvondst te Oudwoude en het zwaardje van
Arum. — Muntvondst te Loosdrecht. — Aanvulling
op Dirks 181 3— 1863. — Flabbe. — Napoleon I,
vervaardiger van valsche munten. — De oudste
munt — Veranderde stempels. — De Hilversumsche
Inhuldigingspenning. — Munt-verzen. — Verslag
Museum Utrechtsch Genootsshap. — Valkenberg of
Valkenburg? — Munten met verhoogde waarde. —
De fransche munt in 1902. — Een valsche munters-
werkplaats in de gevangenis. — Een nieuw tijd-
schrift. — Inhoudsopgaaf van Tijdschriften . . . 73
Napoleon I, vervaardiger van valsche munten. —
Aanvulling op DlRKS 181 3 — 1863. — Scheepjes-
schelling. — Prijsvraag Arti et Industriae. — Een
oordeel uit Duitschland over nederl. penningen. —
Ned.-Belg. Ver. der vrienden van de medaille als
kunstwerk. — Matapan. — Ergerlijke geldstukken. —
Echte en nagemaakte St. Georgedaalders. — Kon.
Kabinet. Katalogus Ned. penningen I. — Amsterd.
huwelijks-penningen 18'" eeuw. — Les médailles et
plaquettes modernes. — Een verlies voor het Rijks-
museum. — Vorstelijk bezoek aan het Koninklijk
Kabinet. — Inhoudsopgaaf van Tijdschriften. . . 161
Onze pasmunt. — Aanvulling op DlRKS 181 3 — 1863.
(Eerepenningen voor handboog- en scherpschutters
van 1852). — Valsche spaansche peso's of piasters
in 1 796 te Birmingham vervaardigd. — Uit de pers.
(Nieuwe nederlandsche penningen. Munten van
Guatamala.) — Ned.-Belg. Vereeniging van de
vrienden der medaille als kunstwerk. — Verslag
Friesch Genootschap 1902,03. — Verslag Koninkl.
322
Bk
Kabinet 1902. — Verslag Museum Nijmegen 1902. —
Verslag Museum Groningen 1903. — Inhoudsopgaaf
van Tijdschriften 224
Middenbrons van den romeinschen keizer DlDlUS
Julianus, gevonden te Reimerswaal. — Eereprijs
voor Handboogschutterijen 1852. — Landbouwten-
toonstelling te Aarlanderveen. — Nieuw uitgekomen
penningen. — Het Braziliaansche geldwezen. — Les
médailles et plaquettes modernes. — Erratum. —
Medische penningen, enz. — Verslag Museum Nij-
megen over 1903. — H. N. Stuart, Catalogus der
munten en amuletten van China, Japan, Korea en
Annam, behoorende tot de num. verz. van het
Bat. Gen. v. K. en W. — Essai sur les jetons et
mddail'es des monnaies fran^aises, par J. FLORANGE.
Extr. des annales des mines. — Inhoudsopgaaf
van Tijdschriften, 287
5. Bladvulling.
Gouden Wilhelmina's 215
Een eigenaardige penning 223
6. Mededeehngen betreffende het Genootschap.
Verslag der algemeene vergadering te Alfen Oudshoorn
op 18 Juni 1904 236
Jaarverslag van den Sekretaris 304
Vergaderingen in 1904 306
Aanwinsten Bibliotheek 307
„ Numismatische Verzameling 310
Rekening van den Penningmeester 1903 311
Ledenlijst 312
Inhoudsopgave van den jaargang 320
Verwijzing der platen 323
323
VERWIJZING DER PLATEN.
Plaat
»»
»i
»
•>
w
n
»»
I
tegenover
blz.
5-
II
H
i»
119.
III
M
i»
173-
IV
»l
ii
205.
V
»>
i»
271.
VI
II
ii
280.
VII
II
tt
283.
VIII
II
ii
285.
'ijiisclir. v. mimi- en ftgnningk
753. Lichtdruk van H. K.L1LINMMW & Co., \\»m\™. iy».
Tijdsckr. V. munt- en penningk. jaarg. 1904.
♦
r.
'jtlschr. v. munt- en penniugk jaarg. 1904.
Tijdschr. v. mUnt- en pemiingk. jaarg. 1904
IOHAN- VA- LEIDEN- CV- KONÏ^CK DER-WEDERDOPER-
TI lO-.WONSTERW'A^^Éil^^fcJ-.RHAFTICH- cStF-R.
{
»
i
Tijdschr. v. munt- en penningk, jaai-g. 19
Lichtdruk van H. KLE1NMANN * Co., Haarlem.
Tijdschr. v. munt- en penningk. jaarg. 1904.
n
■Tijdacfir. v. munt- en penningk jaarg. 1904.
Lichtdruk "« II. KUUNMM<H » Co.. W»«\™
•T^dsehr. v. munt- en penningk jaarg. 1904.
.ichidrnlt tui II. KUUKMMW * Co.. VtaaüVo*
Tijdschr. v. munt- en pentüngk. jaarg. 1904.
IniiAM.VX-l FIDF.X FY- KO NfXCK ' DERAXT.DERDOTER.-
FRHAFTICH- t:*TTF.R-
H^.CFACiESHic-CVT.T\'5 -KKAI'-CV StPTKVTENE/
REX- 'OCVOCÏScXöTt SCSf» 5 tT>- BREVE -T"E.PV'5 EGO
HENPJCV5ALDÏlGKE.VFJ<-ÜVXATiE!FAGiE,BAT'
■Anno-m • d - xxxvl-
OOTTES- A\ACHT-iST-JWYN- CBACHT-
11 II. Kl.KtNMANN & t
Tijdschr. v. munt- en penningk. f'aarg. 1904.
Lichtdruk van H. KLEINMANN * Co., Haarlem.